~gTERP. , G War/ ~ ~ ~ J \ \ ~~ /' ~y l1 ~ 11#44aO ~ vTAl I 4 -7W auen9~~ee9Q~a~~ 1'4#40 GEUZENLIEDBOEK 1940-1945 I VERANTWOORDING Deze herdruk bij het dertigjarig jubileum der bevrijding van het nazi-juk op 5 mei 1945 werd mogelijk gemaakt door een subsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (C.R.M.), tat een her-uitgave wenste tegen uiterst lage prijs . De bladzijden 1 tot 264 zijn fangs fotogra fische weg gereproduceerd en bleven dus geheel ongewijzigd. Ter gelegenheid van het jubileum is de anonimiteit van de dichters, de redactie en de drukkers, voorzover mogelijk, opgeheven, en werden voor- en achterin gegevens aan het boek toegevoegd . De redactie kon in de korte tijd waarin zij haar werk moest doen geen gelegenheid vinden alle auteurs of hun nabestaanden toestemming to vragen het werk opnieuw to publiceren . Zij rekent er gaarne op tat deze stilzwijgend words gegeven terwille van het nationaal belang tat met de uitgave beoogd worth . Mei 1975 II Geuzenliedboek 1940-1945 onder redaclie van Dra . M . G. Schenk en H . M . Mos Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 1975 I III INLEIDING Een yolk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen - dan doof t het licht Hendrik Mattheus van Randwijk (1909-1966) `Het onbeholpen vers door een ongeletterde binnen de gevangenismuren (of daarbuiten - red .) geschreven ; het sonnet van den hoogleeraar die in het gevloekte Buchenwald - maar hoeveel heerlijk Nederlandsch gemeenschapsleven werd daar gegrondvest - voor het eerst bemerkte dat hij dichter was ; het lied van de haat en het lied van het onbuigbare vertrouwen ; kortom het nieuwe geuzenlied doet ons het Nederlandsche yolk kennen zoals het was en is in dezen na den tachtigjarigen oorlog zwaarsten tijd van zijn bestaan . Daarom is de uitgave van Geuzenliedboeken een daad van zoo groote betekenis voor het heden, omdat duizenden daarin hun eigen gevoelens weerspiegeld vinden voor de toekomst, als onmisbare bijdrage tot de kennis van de volkspsychologie van dezen, onzen tijd' . Zo staat het in het Voorwoord tot het `Geuzenliedboek, derde vervolg', dat in het oosten van het land op de pers lag, toen dit deel van Nederland bevrijd werd en dat dus niet meer illegaal verspreid behoefde to worden zoals de beide vooraf gaande dezen . Nu, dertig jaar later, denken wij wel jets genuanceerder ; de `ontmythologisering' heeft - terecht - geen halt gehouden bij de houding van het Nederlandse yolk . Wij weten nu dat velen zich tamelijk afzijdig hebben gehouden ondanks hun of keer van de bezetters, omdat die hun rustige bestaan verstoorden. Maar evenzeer weten wij dat er Nederlanders zijn geweest, die al sinds 1933 het gevaar van het nazisme onderkenden en die zich daartegen van meet of aan to weer hebben gesteld . Naarmate de wreedheden van het nazisme toenamen, groeide ook het inzicht in de absolute verwerpelijkheid van deze ideologie (prof . Nagel, de schrijver J . B . Charles, betwijfelde in april 1975 of het nazisme wel de kwalif icatie `ideologie' waard was) . Dit inzicht leidde tot verzet en een van de vormen waarin het zich uitte, was het verzetsgedicht . Tijdens de bezetting hebben deze geuzenliederen zeer velen een moreel en geestelijk steuntje gegeven . Zij weerspiegelen inderdaad de gejroelens, die ons toen bezielden . Dit is de reden waarom wij `ja' hebben gezegd, toen wij de vraag kregen een herdruk van het Geuzenliedboek 1940-1945 to maken . Helaas kon dit niet meer het oorspronkelijke team zijn . De drukker (de man die het grootste risico liep!) Allard Honingwerd bij een overval op zijn drukkerij gearresteerd, want daar lag - bij hem natuurlijk ! - illegaal V drukwerk op de pers . Hij is in een concentratiekamp bezweken . De heer Honing was diep-gelovig ; zijn geloof dwong hem onmiddellijk stelling to nemen tegen het heidense nazisme en alle risico's daarvan bewust to aanvaarden . De auctor intellectualis van de Geuzenliedboeken, de heer Ge L. Tichelman, die tot over de oren in het illegale werk zat, is in 1962 overleden . Hij verrichtte dit illegale werk vanuit zijn kamer in het Koloniaal Instituut (nu Koninklijk Instituut voor de Tropen), dat voor het grootste deel een bolwerk van de SS was . Er is wel gezegd dat Tichelman, alias Schroeder, alias Hackfort, op een bundel van een Geuzenliedboek twee handgranaten cadeau gaf ! Hij gedroeg zich als conservator van het Instituut zo hautain tegenover de aanwezige SS-ers, dat zelfs geen van de schildwachten het ooit gewaagd heeft hem to gelasten de inhoud van zijn aktentas to laten zien . Was dat wel gebeurd, dan zou hij vermoedelijk ter plaatse zijn neergeschoten . Hij heeft op kenmerkende wijze de `Radf ahrer'-mentaliteit van de nazi's aan de kaak gesteld : trappen naar beneden, buigen naar boven . Tichelman, in wezen een in-goedige bescheiden man, gedroeg zich tegenover de SS alsof hij de hoogste autoriteit van het Koloniaal Instituut was, die zo genadig was de SS in `zijn gebouw' to dulden . Daartegen was geen SS-er opgewassen. In 1969 is ook de heer 1. B. Th. Spaan overleden . Hij heeft de `redactievergaderingen' en andere besprekingen in het Koloniaal Instituut noon bijgewoond, omdat hij dit een overbodig risico achtte . Als Intelligence-medewerker, die voor de illegale pers en de regering in Londen antler nieuws gaarde dan de kranten meldden, liep hij al meer dan gedoeg gevaar ; de eerste ondergetekende kon wel als zijn koerierster en zegsvrouw optreden . Wij overgeblevenen hebben geaarzeld of wij zonder meer een herdruk van het Geuzenliedboek 1940-1945 konden geven . Die aarzeling sprout voort uit twee overwegingen . In de eerste plaats staat er heel wat in, dat onmogelijk als `gedicht' kan worden gekenschetst, wat - naar een uitdrukking van Yge Foppema - louter berijmde propaganda is . In de tweede plaats scheren heel wat `dichters' alle Duitsers over een kam en komen daardoor tot kwalifikaties, die ongerechtvaardigd zijn . Maar het aantal Nederlanders die ook tijdens de oorlog onderscheid maakten tussen nazi's en andere (goede of in elk geval niet slechte) Duitsers was zeer gering . Mannen en vrouwen die fel anti-nazi warm, maar even hardnekkig weigerden anti-Duns to worden genoemd, warm er niet zo veel . Moesten wij deze `gelijkschakeling' van alle Duitsers nu nog voor onze rekening nemen'! Ons antwoord ligt besloten in onze overtuiging dat ook deze liederen de VI gevoelens van het grootste deel van het Nederlandse yolk weerspiegelden. Daarom ook hebben wij - in overleg met de uitgever - besloten tot een facsimile-herdruk, compleet met zetf outen en andere vergissingen . Het enige wat wij aan deze herdruk hebben toegevoegd is deze inleiding en een `toelichting' . Uiteraard verschenen tijdens de bezetting de Geuzenliedboeken illegaal ; de anonimiteit is gehandhaafd in de uitgave direct na de bevrijding . Na de verschijning van deze uitgave zijn er in de postbus die aan het eind van de Verantwoording was vermeld, heel wat brieven binnengekomen met bijzonderheden over bepaalde gedichten . Deze bijzonderheden en hetgeen wij zelf al wisten hebben wij verwerkt in de aan het slot van de uitgave-1975 opgenomen toelichting . Ook dit is gebeurd in de vorm waarin wij een en antler in 1945 en 1946 hebben genoteerd . Het gevolg is dat die toelichting zeer onvolledig is en dat er veel in staat wat wij toen vanzelf begrepen, maar waarvoor de jongeren by. de boeken van dr L . de Jong zullen moeten naslaan . Later is nog wel iets meer ontdekt, maar het volledige `geheim' van de Geuzenliedboeken uit de tweede wereldoorlog zullen toekomstige geschiedschrijvers evenmin geheel kunnen onthullen als dat van de oorspronkelijke uit de tachtigjarige oorlog . Om een voorbeeld to noemen, wij weten niet wie de schrijver is van het voorwoord van het derde vervolg . Daarvoor heef t de heer Tichelman in de hongerwinter gezorgd toen ook wij nauwelijks meer contact konden hebben . Wij kunnen alleen zeggen, dat het sterk de gedachten van Tichelman zelf weergeeft . Ondanks deze onvolkomenheden blijven wij het nuttig vinden er in 1975 aan to herinneren dat het een goede zaak is, dat een yolk dat onder tirannen zucht zich ook verzet met het woord, dat op de lange duur altijd machtiger is . Dra. M. G. Schenk H. M. Mos VII Beschrijving van het facsimile van het titelblad der uitgave van 1588, opgenomen op de bladzijde hiernaast . Het titelprentje stelt het portret van Filips II voor ; daarnaast de bedelaarstas en twee ineengeslagen handers als zinnebeeld van de trouw der Geuzen, en rechts een kalebasf lesje en de bedelnap . De zinspreuk er boven luidt : Vive le Gues ([eve de Geus) . Boven het prentje staat : Een nieu Geusen Lieden-Boecxken (waerinne begrepen is den gantschen handel der Nederlandtscher geschiedenissen flees voorleden Jaeren tot noch toe gheschied t wijlen in Druck uitghegaen/eensdeels nu nieu by-ghevoecht . Nu nieulick vermeerdert ende verbetert . Er onder : Vive Dieu, La Sante du Roy, & la Prosperite des Geus, 1588 (Leve God, de gezondheid van de koning, en de voorspoed der Geuzen) VIII fen ~L(ebc,n2oeckcn x,L~ 1~facrfnne G cprn igOtn Q1mufc~at 14 t~anacl acr #~rDrrIettDtfr~n Qclr}ta ~, Ocrnatrt i bar voo:tc~ut 3acrtn cot ~J~ iuochtgc JcrchftDt r" ` tufJTrn~jur& tutQ1JcQanvtutL bttL~ flu iltfu Up-gjt bDC4jL. + Su nlwttck betmeetbect alt brt5etett. ViILC Dicu,La Santc dii Roy, do Ia Pro1pcritc dcs Getis . z pR 8. Afbeelding van het titelblad van de Uitgave van 1~SS IX De redactie en de uitgeverontvingen op 19 februari 1946 van H . M. Koningin Wilhelmina de mededeling dat Zij met bewondering van menig gedicht had kennis genomen, en Zich verheugde dat deze prachtige verzameling verzetsliederen binnen ieders bereik werd gebrachi . X1 Achter de inhoudsopgave die op bladziide 264 eindigt, volgen aantekeningen bij de gedichten XII GEUZENLIEDBOEK 1940-1945 Niet doet mij meer erbarmen In mijnen wederspoed, Dan dat men ziet verarmen Des Konings landen goed . VERANTWOORDING. Nauwelijks was de stijfsel achter de eerste Duitsche propaganda-af f fiches in den zomer van 1940 droog, of geheel Nederland las en verspreidde bet lied van „vliegers die genade kennen" . Ons yolk beroof d van vliegtuigen, kanonnen en geweren, had een geheim wapen ontdekt : bet lied . En dat wapen beef t bet den geheelen oorlog door gehanteerd: geen schanddaad werd door de Duitschers beraamd of bedreven, of er deed een berijmd protest de ronde. Daarnaast kwamen er de liederen, die den Nederlanders cooed wilden inspreken, die hen wilden doordringen van de waarde van bet eigene om hen zoo sterk to doen staan in den strijd tegen den overweldiger . In bet najaar van 1942 rees bet plan de verzets-poezie to verzamelen en zoo opnieuw onder ons yolk to brengen . Het gelukte: niet lang daarna zag het Geuzenl~iedboek, het eerste vervolg op de geuzenliedboeken uit den tijd van den tachtigjarigen oorlog, bet licht. Het was een sein geweest: flu verschenen van alle kanten de lied boeken, 'het een f raaier uitgevoerd dan bet ander, maar alle dienstbaar aan een Joel : ons yolk sterken in en prikkelen tot verzet, verzet en nog eens verzet . Deze liedboeken bevatten een machtig stuk geschiedenis van onze vijfjarige worsteling ; bier vindt men de reacties op nederlagen en overwinningen, op barbaarsche wreedheden en kranige staaltjes van verzet ; bier vindt men de uitingen van bewondering voor wie ons yolk dienden en de zweepende hoop tegen den vijand en zijn volgzame handlangers . En al die reacties zijn ontstaan „beet van de naald" door een bezield dichter of door een door woede en verbetenheid tot spreken 9ebracht rijmelaar onder den onmiddellijken indruk der gebeurr tenissen . 'D.it maakt deze verzen tot een kostbaar bezit, ook flu zij bun directe doel niet langer behoeven to dienen. De latere geschiedschrijver, die bet epos van bet 3 Nederlandsche verzet tegen den Duitschen nationaalsocialistischen tyran wil schrijven, zal uit de nieuwe geuzenliederen veel kunnen leeren . Maar ook ons geheele yolk kan er flu na de bevrijding nog prof ij t van trekken; de liederen kunnen een dage~ lijksche verm'aning vormen, herinnerend aan de hooge normen :tijdens het verzet gesteld, herinnerend aan den drang naar samenwerking, welke ons toen bezielde, aan de begeerte peal to staan voor de hooge menschelijke en goddelijke waarden, aan het vaste voornemen to hebben afgerekend met kleinzieligheid en benepenheid, met vitterij en vliegen-af-vangerij . Daarom verschijnt er flu na de vrijwording van ons land een „Geuzenliedboek 1940-'45" als een geschenk van alien, die tijdens de bezetting met de dichter-pen gestrer den hebben, aan alien, die door het lied tot den strijd zijn aangevuurd . Zooals de K .P.-er zijn onverschrokkenheid gaf in den strijd, zooals de retoucheur en photograaf hun kundigheid ter beschikking stelden van de PBC, zooals de technici meehielpen aan de organisatie van een geheimen berichtendienst, zoo hebben de dichters zonder aarzeiing het beste wat zij konden seven, ten strijd gewijd. Zoomin als het KP-er, retoucheur of technicus sing orn persoonlijke eer, zoomin is het den dichters daarom gegaan en zoo verschijnt ook thans dit liedboek anoniem : niet de dichters en verzamelaars, niet de drukr keys en uitgevers zijn belangrijk, belangrijk is alleen, dat Nederlanders zich ook op deze wijze to wee- hebben gesteld. Mocht de af gedrukte tekst niet meer geheel kloppen met de woorden, die de dichter schreef, dan is dat alleen het bewijs, dat zijn lied onder ons yolk geleefd heef t en dat het is doorgegeven . Met deze uitgave is seen enkel zakelijk belang gemoeid ; de opbrengst komt --- zooals dat met die der illegale uitgaven het geval was - geheel ten goede aan de slachtof f ers van het Nederlandsche verzet ; zij zal 4 ter hand worden gesteld aan de Stichting 19401945 . Voor latere geschiedschrijving kan het van belang zijn de historie van het ontstaan der geuzenliederen en ook de dichters to kennen . Hieraan heef t de commissie tegemoet willen komen en d'aarom zal er in enkele groote bibliotheken een exemplaar van dit boek worden gedeponeerd, waarin zooveel mogelijk biografische en historische aanteekeningen worden opgenomen . Ten einde deze commentaar zoo volledig mogelijk to waken stelt de commissie er prijs op bericht to ontvangen van of over alien van wie eenig werk in dit boek is opgenomen (postbus 363 Amsterdam) . WORDT WAKKER WANT DE NOOD IS GROOT IK SLA DE TROM k sla de from en dreun de droomers wakker . Wie droomt verraadt zijn vrouw, zijn kind, zijn Geen eerlijk man kan zich gelukkig voelen [makker. Als zijn gelijken, die het goed bedoelen En nooit hun stuggen nek hebben gebogen, Door liederlijke landsknechten bespoten, Getrapt, geslagen worden totterdood . Wordt wakker, want de nood is groot. 1k sla de from, het is geen tijd voor zingen, Voor maanlicht, minnepijn en mooie dingen, Als de gerechten, onze zielsgenooten In donkre martelkampen weggesloten Verteren zonder hoop op beter morgen, Als dronken loeders godenzonen worgen, Het beste yolk geprangd wordt totterdood . Wordt wakker, want de nood is groot . Ik sla de from, het voordeel van deze aarde Verloor, voor wie een hart heel t, alle waarde . Wie denkt aan ketenen en ballingsoorden Veracht muziek en gruwt van groote woorden ; Zoolang de besten in hun cellen zuchten, Dweept men niet met opalen avondluchten, Het leven is verbitterd door den dood . Wordt wakker, want de nood is groot . Ik sla de from, stroomt samen, wij zijn velen . Mijnwerkers komt met bijlen en houweelen, Gij boeren scherpt Uw zeisen en Uw grepen, Matrozen neemt de haken van Uw schepen, En jagers laadt met scherp Uw jachtgeweren, Wij zijn de laatsten en wij moeten 't keeren . Boven den knoet verkiezen wij den dood . Wordt wakker, want de nood is groot. Ik sla de from, we zijn in 't nauw gedreven, Wij die in vrede en vriendschap wilden leven, Werden een zee van purperroode vlammen Die zich een weg baant door betonnen damniien : Bezielde mannen die voor vrijheid vechten Zijn sterker dan een troep betaalde knechten . Wij vreezen niets, den duivel noch den dood . Wordt wakker, want de nood is groot . S Ik sla de from; eens komt een eind aan 't lijden, Na deze ellenden rijzen zachte tijden . Dan bouwen we weer onze luchtkasteelen . Dan mogen onze kinderen weer spelen, Dan glij den weer op 't meer de blonde barken, Dan vrijen weer de paren in de parken Het leven wins het eindlijk van den dood! Mcar words flu wakker, want de nood is groot. T VOOR WEST EUROPA, rok adel zich in verre wolken voor goed terug? en zijn er geen manbare droomen to vertolken meet over, dan die waan alleen van overeind, maar zonder vechten, to sterven als een dorre stack? Een yolk van knechten komt de wereld knechten, aangevoerd door een brullende onderkaak . Van hier, waar Geuzen, waar Oranje, de jood Spinoza, en Rembrandt, en tachtig jaren tegen Spanje geboekt staan, vanuit dit oud land ziet men Europa's grootheid slechten voor slaventoekomst-in-de-mask : een yolk van knechten komt de wereld knechten tot onderworpenheid aan de onderkaak . 't Vrij Derde Rijk, waar geen drie Burgers meer vrij zijn, stelt de wet, en stelt leugens, geharnast, aan. tot wurgers van den nabuur, die stad en veld, terwijl hij zieltoogt,ziet ontrechten door 't Onrecht, dat van vreugde blaakt . Een yolk van knechten konit de wereld knechten ter eere van een bluffende onderkaak . Waar bleven de overwolksche maten van Beethoven en Holderlin? Cohorten derderangsch kordaten, door wanhoop niet meer to overzien, doen de aarde dreunen, en verrichten daaglijks hun toegesnauwde task . Een yolk van knechten komt de wereld knechten, en zang words overblaft door de onderkaak. 9 En waar die onderkaak orakelt daar houdt de geest zich als een muffs, en wordt het kruis gelijkgeschakeld onder een ratelend hakenkruis, tot al wat echt bleef aan de onechten ten proof valt in hun lage wrack : een yolk van knechten komt de wereld knechten tot onderworpenheid aan de onderkaak . En 't Westen? veilig verontwaardigd tot het gevaar het overvalt? en geen meer weet waar het scherp zwaard ligt? Dan kom.t met bnderwolksch gebral dat yolk van knechten onze wereld knechten, en voor wij sterven gunt het ons tot task gehoorzaam nog een zegekrans to vlechten voor een laag voorhoof d en een onderkaak . O DEDIT FRUCTUS EORUM LOCUSTAE 1) ns staan van koorn De velden wit Neemt Gij, in Llwen toorn, al dit? Nog blij f t ons, vrij en vol bezit, Van Uwe min 't Zielseigen pand, Dit erf domein, ons Nederland! Geheng, o, Heer, die 't Al regeert, Die uit Uw wolk Onze oogst verteert, Dat ik mijn Volk In pijn en nood Getrouw mag zijn Tot in Den dood! 1) Hij geeft de vruchten hunner handen over aan den sprinkhaan . 10 Maart-April 1939. NIBUW NEDERLANDSCH LIED 1940. Nederlandsch is : niet to kniezen Aan de boorden van het verdriet, Niet u zelven to verliezen, Waar gij goed verloren ziet, Dat gij graag had meegedragen Tot het of scheid van den tijd . Nederlandsch is : niet versagen Als ze u vragen wie gij zijt. Beter dan in blijde dagen Weet de Nederlandsche man, Dat hij, waar de tijden plagen, Dragen moet zooveel hij kan, Doch niet slaaf s en niet verbijsterend, Niet gehavend naar het hart : Dapper als het lot hem teistert, Draagt de Nederlander smart . Beter dan in blijde uren Voelt de Nederlandsche vrouw, Dat zij haar gezin besturen Nloet, als ware daar geen rouw . Wat ter wereld al teloorgaat, Ook al schroomt het hart to slaan, Doorgaan, zooals 't leven doorgaat, Is een wet van 't volksbestaan. Als de zee van 't Noorden wild wordt, Luidt de stormklok ons bij een, Zorgt, dat dan geen kracht verspild wordt Aan verdeeldheid ondereen! Slaat de handen uit de mouwen, Iedereen voor 't eigen werk . In gemeenzaamn Godsvertrouwen Samenwerken maakt u sterk . Wat de vaadren heef t gebonden Ten geboortestond van 't land, Binde ons heden ongeschonden! Wie zieh opstelt aan den kant, Luistert naar zijn eigen eerzucht, Waar 't om aller welvaart gaat, Of wanhopig elk verweer vlucht, Is geen ware kameraad. 1 1 Kallen is onnoozel mallen, Zooveel handen : zooveel werk ; Arbeid moet er zijn voor alien! Bleef ons yolk gezond en sterk . Leer het zelf zijn kracht weer voelen! Gun de geldmacht geen voogdij! Wie alleen zichzelf bedoelen Voeren ons in slavernij . Nederlandsch is : een verleden, Dat ons rechten heel t geborgd, Waar wij f ier vooruit mee treden, Door 't geledene onbezorgd . Words een beetre tijd geboren Achter bet woeden van den strijd, Laat dan aan de wereld hooren, Dat gij Nederlanders zijt! DE SEDITIEUSE EN POLITIEKE LIEDEKENS. Des onderdrukkers wreede hand Drukt zwaar op 't uitgeplunderd land . Nog in der menschen zielen brands Het leed van d' ondergane schand . Met weergalooze felheid ~gaat, Door '~t lage Land het vuig verraad . 't Vertrapte yolk ondergaat De f oltering der derde graad . Ai, hoe wij 't schreeuwend onrecht haten! Mijn God, waarom hebt G' ons verlaten? Help nu u zelf, houdt hoog en koel het hoof d ; kruit droog Wat ook gebeur' . 't Ontembaar yolk bukt niet . Uit het benarde hart des lands stij gt het omhoog Het lied van het verzet, het Geuzenlied . 1 2 EEN PRINCE VAN ORANGIEN . . . 13 MEI 1940, Neen, 't was geen vlucht die U deed gaan Maar volgen, waar God riep ; 'k Vraag niet, was in U is doorstaan, Een strijd hoe zwaar, hoe diep. Wij knielen naast en met U neer, Tot God de blik, de hand ; Geef Neerland aan Oranje weer, Oranje aan Nederland . En kome dan was komen mag, W'aanbidden, zwij gen stil . De nacht zij zwart, omfloerst de dag, Geschiede Heer, Uw wil! KONINGINNEDAG 1940. 't s f eest, maar zonder f eestgegons, Der golven klotsen zings verlangen: De zee is tusschen haar en ons, In weemoed blij f t ons hart gevangen . Eens zong mijn mond een ander lied, Toen 't groot gezin was ongebroken . 0 weelde! Als ons oog U ziet, Is weelde in armoe weggedoken . 't Is f eest, maar zonder Neerlands vlag! Der golven klotsen zings ; „Gelooven! Eens komt de dag, de gouden dag, Klinkt blij : „Oranje, Oranje boven"! 0 gouden dag, o wonder f eest! Ontplooi Uw glanzend blanke veder, Breng ons de dauw, die 't hart geneest : Breng ons de Koninginne weder! Nlijn Koningin! ik kus Uw hand, Aan U denk ik in mijn gebeden, Aan U en 't vrije Nederland! Behoed' U God, leid' Hij Uw schreden! 14 31 AUGUSTUS 1940, Wil'mina van Nassouwe Ben ik van Dietschen bloed Het vaderland getrouwe Blijf ik tot in den dood . Prinsesse van Oranje Ben ik, vrij, onverveerd, 't Bewind van 't oud Germanje Heb ik altijd geeerd . n vree met elk to leven Heb ik altijd betracht, Nochtans ben ik verdreven, Om land, om luid gebracht, Maar God zal mij regeeren Als een goed instrument, Dat ik zal wederkeeren In mijnen regiment . Laat vreemd geweld ons drukken En neerslaan wat weerstreef t, Toch kan 't mnij niet ontrukken, Wat diep in 't harte leef t ; Dat is de lief d' en trouwe Door mijn geslacht verpand, Wat kwaad de vijand brouwe Aan 't dierbaar vaderland . Het stormgetij moog' wassen, De golven molten woen, De vuurmond moge bassen En alles daav'ren doen ; Toch schrijf ik op mijn vane, Ontplooit op Britsche ree, Hoort toe, mijn onderdanen : E 't Aloud „JE MAINTIENDRAI". n waar mij God moog' leiden, Hoe lang mijn zwerftocht duur, 'k Blij f niettemin verbeiden, Het blij bevrijdingsuur . Eens klinkt „Oranje boven" Weer uit der mijnen mond, Dan zal ons danklied loven, Hem, die verlossing zond . 1 5 Langs onbegrepen wegen, Voert vaak der volk'ren lot, Maar 't eind wordt immer zegen, Waar 't biddend klimt tot God . Laat dan de Heer maar waken, 't Is de wijsheid, wat Hij doet . Zoo zal hij alles maken, Dat g'u verwond'ren moet. Met al hun dapper vechten, Met al hun stout lawijt, Zij zullen ons niet knechten De machten van deez' tij d ; Tenzij het Woord des Zwij gers, Moedwillig werd verzaakt: 'k Heb met den Heer der Heeren, Een vast verbond gemaakt . k wek U op to blijven Vertrouwen t'allen stond, Dan zullen wij verdrijven, Die nu ons hart doorwondt, God zal 't ons doen gelukken op zij n bepaalden tij d, Zijn hand zal ons ontrukken Van 's vijands macht en nijd . Na 't zuur zal ons verblij den Het zeer begeerde zoet, Gelouterd door het lijden, Zien wij het einde goed . Ik keer dan tot u weder, Wat lijkt die toekomst schoon, En 'k leg dan met U neder Mijn danklied voor Gods troop . Aan u, mijn onderdanen, Mijn vorstelijk saluut, Totdat mijn Leeuw verdrijve Der Nazi's attribuut. Straks wij ken 's vijands hoyden, Straks zwijgt het droef geween, Als 't weer zal zijn geworden : ORANJE EN NEERLAND: EEN 16 31 AUGUSTUS 1940. w yolk verdrukt, vernederd en verslagen ; U .--De oorzaak is bekend, maar zij hier niet gezegd!--- Verdroeg die smaad reeds 109 dagen, Het door den Souverein der souvereinen opgelegd . 't Verdroeg dien smaad, deels blind van hate, Deels met geduld, waar 't wist van Wien bet kwam ; Maar hoe 't ook droeg, nog zijn daar uw soldaten, De vuist gespannen en het hart in vlam . En niet alleen zij, die uw veldgrijs dragen, Maar heel uw yolk op zijn verraders na - Wacht op uw woord, om weer het bloed to wagen, Opdat het grommende den aanrander versla . Het is vandaag de dag, dien wij in andre jaren, Vierden met vlagvertoon en vaderlandsch gezang, Met veel oranjebitter en Schiedamsche oude klare En met het volksche lied „Wij zijn niet bang" . Men heef t ons dit betoon van trouw en vreugd verboden, - Gij weet het immers zelf --r op straff e van geweld . Weerloos ontwapenden durf t men laf hartig dooden, Weerloos ontwapenden heef t men ,,de wet" gesteld . Maa~r, wat de vij and doet, hij kan ons hart niet tref f en, Wij dragen toch uw kleur, niet op maar in de borst ; En wij gij hoort het immers toch - wij hef f en Het strijdlied aan van d'eerste Oranjevorst . Wilhelmus van Nassau! Het schalt in alle steden En alle dorpen en het plant zich voort, 0, Koningin, ons strijdlied van 't verleden, Het wordt vandaag en morgen toch gehoord . En als gij na uw ballingschap weer voet aan wal zult op den bevrijden vaderlandschen grond, [planten Haalt m n u juichend in, van alle, alle kanten, En draagt u zingend op de schouders rond . Uw waning is bewaard en uw soldaten waken, De angst kruipt reeds den vij and worgend naar de keel . Gij komt! Uw standaard zal weer wapp'ren van de daken . Gij komt! Roep ons to wapen en beveel . 1 7 BIJ EEN FOTO VAN PRINSES IRENE EN PRINSES BEATRIX. Prinsesje, Prinsesje, wat word je ail groot! Wat is het toch lang reeds geleden, Dat wij je, hier, zelve hebben gezien Helaas! r-- het kan niet in 't ~heden . Dat onlangs je Vader je even bezocht, Veel f oto's toes ook heef t genomen, Dat juichte een ieder hier hartelijk toe, Zij zijn goed overgekomen. Je speelt hier zoo rustig met blokken en zoo En Beatrix wil j:e graag helpen . Wat zal, als je keert, Prinsesseke kind, De vreugd ons dan overstelpen . Heel Nederland tooit zich met rood-wit-enrblauw, Elk zal met Oranj e zich sieren. Wij zullen met heel ons Koninklijk Huis Spontaan het Oranjef eest vieren . ZON VAN ORANJE. Zon van Oranje, symbool van de vrijheid, Giet weer Uw stralen over ons nit . Licht in de harten van vrede en blijheid Is wat Uw schijnsel voor alien beduidt . Laat weer weldadig Uw gloed op ons dales, Breng ons bevrijding, Uw roeping getrouw . Zon van Oranje, giet weer LIw stralen Over ons dierbare rood, wit en blauw. Schenk weer aan onze geheiligde kleuren d'Aloude schittering door LIwen glass. Zon van Oranje, o, last het gebeuren Dat zij weer waaien van toren en traps . Nu is het nacht en alom is het duister, 't Land is gedekt door een donkere vlag. Breng ons weer spaedig in heerlijke luister, Zon van Oranje, het licht van den dag . 1 8 G KONINGINNEDAG 1942. ij zijt van ons, wij zijn van u, Al scheiden ons de zeeen nu ; Geen Fi hrer kan dit rooven . Geen vijand die ons overwon, Geen executie-peloton, Het blijft: Oranje boven! Want daarbij zijn wij opgevoed, Het zit in ons, in ziel en bloed, Wat anderen ook bouwen . Geen Mussert met z'n kliek erbij, Geen N.S.B., al stelen zij Mijn schild ende betrouwen . Zoo naadren wij den grooten dag, Ten spijt van hakenkruis en vlag Blij ft het zooals to voren. Geeft d'N .S.B.rer u de bops : Wij zijn van u, gij zijt voor ons De Koningin-geboren . Wij, Wilhelhmina, Koningin Der Nederlanden, het heef t zin Uw j aardag te gedenken, Met dank voor wat God in u gaf, Al wil men met terreur en graf Ons volksbewustzijn krenken . Oranje-volk en - Vaderland, Geworden uit Uw Vaderhand : Daar willen wij voor waken! Oranje hier en wij weer vrij, Opdat die dag weer toogdag zij : God! Wil zoo toekomst maken! AVONDSAMENKOMST, 31 Augustus 1942 . Dees dag van diep herdenken mag haar uren Niet neer doen glijden in der tijden school, Voordat hij ons, zij 't binnen d'eigen muren Gelegenheid tot peen belijden bond. 19 Hoe drukt toch d'af gedwongen stilte heden op d'.anders steeds zoo luid doorzongen dag . In straten, vol en kleurig in 't verleden, Hangs flu geen enk'le rood-wit~blauwe vlag . Toch bleef vandaag met ied're vezel hangen Ons hart aan Neerlands Koninklijke Vrouw . Dit was een dag van levendig verlangen, Dit words een avond van hernieuwde trouw . 't Verdrukt gemoed vindt steeds weer nieuwe wijzen Om uit to zeggen, was het diepste leis . Daags overwegen rijpt in 't avondgrijzen Tot rooden gloed van grooter innigheid . Wat in 't geluid van 't juichen ging verloren, Words hoorbaar, nu het f eestrumoeren zwij gt . In stilte ~alleen kan men den hartstoon hooren Waardoor ons samenzijn nu wijding krijgt . Ons samenzijn een enkele gedachte Een zwijgen dan, een zachtgezong.en lied Maar toen we vroeger open hulde brachten Was ons gebed om U zoo innig niet Was 't niet, om voor ons alien to bewaren Het Recht op Vrijheid, drat Ge zijt gegaan ; En dat ten derden maal ge gingt verjaren Ver van het Volk, dat U blij f t toegedaan? AAN PRINSES JULIANA, Gidie aan verre kusten toe£t, En eenzaam zijt en hevig met ons lijdt, Draag, sterk als wij, uw lot, wees niet bedroef d, Elk leed kent zijnen tijd . Elk uur hee£t zijnen zin en words Ons eens geopenbaard ; Gij, die nu verre zijt van ons en staart Aan vreemde kusten, waar het hart verdort in eenzaamheid, U zij bewaard Het weten, dat dit yolk, in tweedracht eeri, Waar het gelds het hoogste goed, beklijft In hou en trouw, vat Satan ook bedrij f t ; Oranje in 't hart, Oranj' in merg en been! 20 BIJ DE GEB0012TE VAN ONCE JONGSTE PRINSES. Prinsesje, dat ons werd geboren In den schrikkelijken tijd Van een wereld, schier verloren In al Godverlatenheid. Prinsesje, dat ons werd gegeven Ver van het vaderlandsche huffs, Ver van uw erf en yolk verdreven ; In ons hart hebt ge al uw thuis . Tusschen onze angst en nooden Was uw allereerste schrei, 't T eeken, dat uit duizend dooden 't Leven triornf eerend zij . Bloesem in de woestenij en Van ons zwaar geteisterd land, Komt g' ons van de ban bevrij den, Van de wanhoop en de schand . Prinsesje, als g' uw eerste schreden In de lage landen zet, Zal uw yolk u tegentreden Onbelast en onbesmet . Tusschen puin van Neerlands steden, Zal 't verraad gebannen zijn, Zal de storm zijn uitgestreden, Holland zal weer Vrijland zijn . Prinsesje, welk een moedvol hopen Stroomt door ons gef olterd ,hart . Hoe de vij and storm zal loopen, Hoe zijn woede ons ook benard', Taaier zal de weerstand groeien, Feller ons verbeten zijn, Tot gij bij ons op zult bloeien Onder vredes zonneschijn . 2 1 31 AUGUSTUS 1943 . Nog is het uur van weerzien niet gekomen, Maar ons verlangen zwol tot zekerheid, en wat ons door den vijand werd ontnomen, niet onze liefde tot uw wijs beleid, niet onze trouw, die in het laff a dreigen van straf en dood nog groeide, rijk en diep, en niet de blijdschap, die wij voelden stijgen, als ons van ver uw stem ten strijde riep . En nu wij heden weer uw f eest gedenken, gaan onze harten juichend tot u uit ; zelf s grooter vreugde wil de dag ons schenken, want volley weten wij wat hij beduidt . Volley dap vroeger in den tijd' van vrede toen ons alleen geluk met u verbond, want wat wij alien met en om u leden brandt dieper nog in 's harten diepsten grond . Verbindt geluk, verdriet smeedt hechter banden, en onze lief de, door ons feed verrijkt, brengt u vandaag een enkele of f erande dat zij, wat ook mag woeden, niet bezwijkt . Dat zij, hoe ook de vijand met verwaten of gunst en haat ons yolk kastij den zal, u en uw troop gecn hartslag zal verlaten en trouw zal blijven tot zijn zeek'ren val . Opdat wij u straks in het uur van vrede, van zegepraal der ware menschelijkheid, met open oogen kunnen tegentreden en zeggen kunnen ; In den zwaarsten strijd bleven wij uw standvastige getrouwen, standvastig om uw troop en voor uw eer . Uw lief de, Wilhelmina van Nassouwe, was het verbond, waarop wij konden bouwen, zij blijve ons hoeden, nu en immermeer . 22 wIJ HOOREIV BW MEKAAR NE RLAND-INDONESIA, V hooren bij mekaar! Wij gingen zoolang, zoolang samen . . . Wij vochten met mekaar, Voordat de goede dagen kwamen . Wij bouwden met mekaar, Aan 't grootsche werk gestadig samen . Wij groeiden met mekaar. Toen kwamen Hun en Jap . Ontnamen Ons goed en geeselden met schorpioenen . Wij streden hier, wij streden daar, wij streden zij aan zij . Nooit zullen w' ons met dit gebroed verzoenen . Nooit buigen wij, nooit zullen w' aan de barre tyrannie [gewennen. Wij vielen hier, wij vielen daar, wij vielen zij aan zij . Ons bloed vloeit door mekaar, wij zijn thans een en [willen dat bekennen . EUROPA, VERNIETIG JAPAN. E uropa, verni.etig Japan! Nu! nu het nog kan . De zuivere wil van uw blanke gewest, het sap van uw zwellende vruchten, uw wuivende wolkige 1uchten, uw vrouwen van 't wetende west, herinner u wel : 't is al op het spel gezet van den Aap en den Man . Europa, vernietig Japan! Eens heef t er een klok door Europa geluid, er heef t een heraut getrompetterd, en ze zeiden, de man die daar schettert, is een komediant en een ij deltuit : die schalde de banroep der levenden uit : „Beschut, Europa! uw heerlijkste goed, de barnende bron van uw bruisende bloed!" en ze zeiden, de man die daar bralt door 't land 24 is een ijdeltuit, een komediant hij zag hoe de roode zon kwam gerezen aan 't strand van de vale, zoo vale Chineezen, hoe ze kwamen gegleden vain d' overkant, en kropen met speren en sabels aan land. Hij zag, en hij sloeg zich de pralende borst, en riep : „Zie! ik zie!" en ze zeiden: Hansworst! kom niet zoo parmantig gehuppeld . Ze hebben hem doodgeknuppeld, De gelen waren tevreden . De gelen kwamen gegleden . Europa, vernietig Japan! Nu! flu hat nog kan . uw stormende wildheid wassender j aren, de koelte' uwer klare vergevende mildheid, uw trouwe van man jegens man, herinner u wel : 't staat al op hat spel . Vernietig Japan! Ze komen, Europa, ze komen gegleden, ze komen hun schamel verleden uit, hun erf deal is klein, en ze komen om buit uw morgen verschromp'len in 't heden . Ze komen gegleden van d' overkant en kruipen met speren en sabels aan land, aan 't strand van de vale, zoo vale Chineezen . Ze hebben al uw boeken gelezen, en nooit een geheim vermoed noch ontsluierd ; ze hebben de eeuwen der jeugd verluierd, ze zijn verhongerd en oud . Maar ze hebben al uw boeken gelezen en hun ziellooze brain, dat de bloesem verlept en verdort hat zaad, hat onthoudt elke formula en ieder recept . Het mijmerend yolk der zoovele Chineezen, zij zullen hat jagen en zullen hat deelen in compagnieen en regimenten, en elk zal zoo'n schrompelend wezen bevelen . Dat zullen hun vechtende slaven zijn . Europa, Europa, de bloei uwer lenten, de vrucht van uw bongerd, uw milden wijn, t moat al in de vraat van die zwermen versmachten ; 25 ze zullen uw weten en wij sheid niet achten, ze komen om kennis en schoonheid niet, en niet om uwe beelden en niet om uw lied, z~ komen om de roof van uw renten, uw kudden, uw oogsten, uw voedend gewas, de weelde geteeld van uw duizend talenten, om al wat honger en koude genas. Ze zijn geen barbaren, ze zijn niet jong, dood is de god, die hun wiegelied zong, ze hebben niets om u to brengen, geen bloed om aan uw bloed to mengen, ze zijn ontschraald aan wat Wordt, ze zijn voor het Menschrzijn verdord . Ze komen om roof, maar om niets to vernieuwen, ze komen om vraat, maar om telen noch huwen, om to wonen, maar niet om to bouwen, reeds huiv'ren uw wetende vrouwen : ze komen uw heden en toekomst bederven; maar kunnen u nimmer en nimmer beerven ; want hun vraat is uw goed en hun drank is uw bloed, zoo moeten ze met u sterven . Europa, vernietig Japan! Nu! flu het nog kan . De zuivere wil van uw blanke gewest, het sap van uw zwellende vruchten, uw wuivende wolkige luchten, uw vrouwen van 't wetende west herinner u wel : 't is al op het spel genet van den Aap en den Man . Vernietig Japan! 26 DEN VADERLAND GETROUWE, GEBLEVEN TOT DER DOOD BIj HET GRAF VAN DEN NEDERLANDSCHEN ONBEKENDEN SOLDAAT . Gevallen in de Nleidagen 1940 . Dit graf is al wat er aan Nederlandschen grond Ons nog gebleven is om Nederland to noemen ; Alleen hier waait de vlag en ademt vrij de mond, Alleen hier schept het voorjaar Nederlandsche bloemen . Zoekt troost hier, Nederland . De bij en, die hier zoemen, Schrijven zoemend uw naam om 't naamloos graf in 't [road. Wees trotsch, Kondt gij voorheen u ooit meer beroemen Dan op hetgeen een zoon om uwentwil doorstond? 't Was Pinksteren : waarlijk Pinksteren dit keer . De vuurdoop, door uw sterfelijke zoons ontvangen, Doopte u, o land, o moeder, met onsterf lijk vuur . Beklim het duin, of zet op bronzen heide u neer, Of daar waar wolken diep in spieg'lend water hangen, En sla u, zingende, 't kleed om van 't wij d azuur, GROET DER MARTELAREN. O zon van Nederland, die zelden Zoo hel en heet scheen als vandaag, Wij groeten u, die moeten sterven : Reeds opent zich de sarcophaag Waar alle duurzame gedachten Van Laaglands yolk staan opgebaard - Wij zullen zwijgend overnachten tot eens de dageraad weer klaart . En blinkt in 't kristallijn geflonker Van oude tranen lang gedroogd --- Dan ook ontstij gen wij het donkey En reiken naar wat werd beloof d : Het eeuwig leven in uw kleuren 0 vrije vlag van Nederland, Die straks de harde handen beuren Boven het vrijgevochten strand . 28 VERLAAT HEN MET ! Verlaat hen niet o Heer, Wees aan hun zijde, Wees met Uw gunst en lief de in hun cel . Weest Gij hun steun en kracht, maakt alles wel, Nu zij voor uwen naam en Eere lijden . Zij waren steeds U de geharnast' strijders, Zij vreesden niets en niemand, hielden fier, Als vaandrig Gods uw strij dbanier En toonden zich Uw dappere belijders . Nu woodt hun stem gesmoord door grauwe kerkermuren, Wij hooren niet hun woord, dock weten : Gij hoort ieder woord, hoort elke zucht, die zij tot hunnen Koning zend' in stille bange uren . Verlaat hen niet, o Heer, verlaat hen niet o Koning, Bestier hun gang, hun weg, hun mond, hun lot, Vervul hun cel met Uw nabijheid God, Dat die hun Bethel zij, een goddelijke woning . Geef als het moet hun kracht om to betuigen, En laat elk, die ootmoedig bidden leerd' en Uw bestuur en leiding obedieert, to hulpe voor Uw knecht zich biddend voor U buigen . Niet vrucht'loos zullen wij Uw hulp en bijstand vragen . Wij weten ---- en Uw knechten weten 't mee r Hoe ook de wereld woedt, Gij geef t het hart Uw vree, En Gij schikt alles naar Uw God'lijk welbehagen, OPDRACHT VAIN BEN GEFUSILLEERDE . geschreven door een rnoeder, wier zoon gefusilleerd werd . Den strijd ge`vijd - in oorlogstijdl Val vreemden heerschers nooit ten knie . Wees onbekwaam tot compr~mis . Geef geen respijt - zoolang gij zijt . Schuw f elle pijn noch wrang verdriet . Bezie de dingen vn het groot : Zoovelen boetten met den dood, Waarom zij wel - waarom gij niet? 29 Vraag niet hoelang men leef t, dock hoe! Wat men presteert, wat men volbrengt, Wat men bewust de menschheid schenkt, Het tij dsbestek doet er niet toe . Wanneer het eindsignaal weerklinkt, 't Zij vroeg - 't zij last, ontplooi de vaan . Maak dat gij f ier van hier kunt gaan : „Present! ik heb mijn plicht gedaan!" BIJ DEN DOOD VAN JORIS DE HEIIS. Ions de Heus van Westmaas werd in September 1940 gefusilleerd, omdat hjj een Engelsch piloot geholpen had . Ruim vijf weken zat hij gevangen in een cel aan het Haagsche Veer to Rotterdam . Hij was een Nederlander en hielp een Engelsch piloot . De Gestapo nam hem gevangen en veroordeelde hem ter dood . Hij had een vrome moeder en heette Joris de Heus . Het bloed sloeg door zijn lichaam als het bloed van een watergeus . Hij za~t vijf weken gevangen in een cel aan het Haagscre Veer . Bij het luchten, iederen morgen, liep hij met mij op en neer. Wij zagen naar de wolken, die kwamen van over Westmaas . Het heef t ons niet geholpen . Wolken zijn week, helaas . 30 Hij had zijn geloof verloren en deed er net meer aan, mnaar in die laatste weken is veel door hem heen gegaan . Hij hield veel van zijn moeder, maar zei bitter neen tegen God . Hij kon den dood niet aanv+aarden en lag overhoop met zijn lot. Maar op een van de laatste dagen bleef Joris voor mij staan, zag mij, die zijn vriend was geworden, zoo vreemd en wonderlijk aan . 1k heb mijn kop gebogen al heeft hat veel gekost. Nu hen ik, zei hij bewogen, door Jezus Christus verlost . Maar als ik tegen den muur sta, houd ik mijn kop recht in de zon . Ik bee niet bang voor den dood meer, nu ik het levee won . Vertrouwend zal ik loopen mijn hart en mijn levee bien . Nooit zullen de lammelingen een traan in mijn oogen zien. Dat zei hij, dien laatsten morgen . 1k zag mijn vriend nooit meer . Dit waren zijn laatste woorden, dien allerlaatsten keer . Hij was een Nederlandier en hielp een Engelsch• piloot. De Gestapo nam hem gevangen en veroordeelde hem ter dood . 3 1 HET VONNIS VAN 13 MAART 1941, s het een troost to weten dat zij vielen Voor recht en vrijheid en ons hoogste goed, En flat hun flood ons Volk weer zal bezielen Met nieuwe zekerheid en nieuwen cooed? De zekerheid : Wij zullen flit niet dragen De heerschappij van hun verdoemde wet! Wij zijn verraden, wij zijn niet verslagen! Steeds sterker groeit alom het f el verzet! Wat bates muren en betonnen cellen Om to versmoren 't beste van ons land? Zij zijn de bron, die wateren doet wellen Tot stormvloed, briiisend buiten sand en band! Wat baat de moord aan al flit jonge lever? Zij dronken kort, maar diep, uit 's levers bron! Zij hebben door hun sterven meer gegeven Dan veler j area som ons geven kon . Zij vielen naamloos ; maar wat zijn hun names? Zij zijn ons deel, zij zijn ons bloed, zij zijn ons zaad, Om deze korrels bait een vuist zich samen, In voor van bloed ontkiemt uit hen : de daad! 13 MAART 1941, Zij trades aan bij 't eerste morgenklaren, Zonder een woord . Zoo hebben hen de knechten der barbaren Haastig vermoord. Achttien der onzen, zwijgend aangetreden op 't laatst bevel . Het salvo viel . Hun strijd was uitgestreden . God hield appel . Gees krans, gees vlag dekte de ruwe barer, Gees doodsbericht Verkondt den volke, wie de achttien wares Van flit gericht. 32 3 Het licht glijdt aan over de page landen Van wad tot yen . En wij, gebukt under het juk der schande, Gedenken hen . Gedenken hen, die toen het yolk verslagen En machtloos scheen, De vaan der vrijheid hoog hebben gedragen Door alles heen. Die 't f iere wachtwoord hebben doorgegeven Van mond tot mond : Dat eens de tyrannie zal zijn verdreven, Die 't hert doorwondt. Iederen morgen, als de zon komt rijzen op Hollands wei, En elken avond, als het licht gaat grijzen Gedenken wij . Maar 't licht in onze oogen wordt niet dof f er, Noch zwak de hand, Wanneer wij denken aan hun bloedig offer Voor 't Vaderland, Tegen de tyrannie, die zij bestreden, Vechten ook wij . Naar 't doel richten wij dan ook onze schreden, Wij zweren trouw de lens, die zij beleden : „Nederland vrij!!" E DE ACHTTIEN DOODEN, en cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien . 33 0 lief lij kheid van lucht en land van Hollands vrije kust eens door den vijand overmand, vond ik geen uur meer rust ; wat kan een man, oprecht en trouw, flog doen in zulk een tijd? Hij trust zijn kind, hij trust zijn vrouw en strijdt den ijdelen strijd . Ik wist de task die ik begon een task van moeiten zwaar, maar 't hart dat bet niet laten kon schuwt nimmer het gevaar ; het weet hoe eenmaal in dit land de vrijheid werd geeerd, voordat een vloekb're schennershand het anders heel t begeerd, voordat die eeden breekt en bralt het misselijk stuk bestond en Hollands gronden binnenvalt en brandschat zijnen grond, voordat die aanspraak maakt op eer en zulk germaansch gerief, een land dwong onder zijn beheer en plunderde als een diet. De rattenvanger van Berlijn pijpt flu zijn melodies zoo waar als ik straks dood zal zijn, de lief ste niet meer zie en niet meer breken zal het brood noch slapen mag met haar verwerpt al wat hij bied~t of bond, die sluwe vogelaar! Gedenkt, die deze woorden leest, mijn makkers in den flood en die hen nastaan 't allermeest, in hunnen rampspoed groot, gelijk ook wij hebben gedacht aan eigen land en yolk, - er komt een dag na elken nacht voorbij trekt ied're wolk . 34 lk zie, hoe 't eerste morgenlicht door 't hooge venster draalt -- mijn God, mask mij het sterven licht, en zoo ik heb gef aald, gelijk een elk wel f alen kan, schenk mij dan uw gena, opdat ik heenga als een man als 'k voor de loopen sta VIRELAL Helaas, Jan Remko Theodoor, Wat hebben wij van jou gehoord : Nooit klinkt je stem ons weer in 't oor? De nazi's hebben j e vermoord? Wat head je dan toch wel misdaan, En was je schuld zoo levensgroot, Alleen to delgen met je dood? „Ik ben den rechten weg gegaan, Ik hielp mijn makkers in den nood En bracht een opgejaagden jood Het land uit, en alleen daarvoor Weed ik gegrepen en verhoord En opgesloten in dit goor, Vuns hok hier - maar ik hield mijn wooed!" Helaas, Jan Remko Theodoor, Wat hebben wij van jou gehoord : Nooit klinkt je stem ons weer in 't oor? De nazi's hebben je vermoord? „Wat ka,n een man, oprecht en trouw, Vroeg ik, nog doers in dezen tij d? En zei : hij strij d.t den ij d'len strijd Dien streed ik, en mij trof hun klauw; Ik ben van cel naar kamp g~eleid En -daar op sterven voorbereid Met koud' en honger - ja, ik hoot Al hoe de dood mijn adem stoort ; Ik voel, hij woelt mijn borstkas door, Ik zie hem, waar weer vrij heid gloom!" Helaas, Jan Remko Theodoor, Wat hebben wij van jou gehoord! Nooit klinkt je stem ons weer in 't oor, De nazi's hebben je vermoord! 35 TWEE EN ZEVENTIG. Een salvo klinkt - de daad is slechts een kogel, En niem.and weet wie hen begraven zal, Tegen de eeuwigheid is het zoo weinig, Maar ttivee en zeventig is hun getal . Zij waren trotsch het Vaderland to dienen, Wat is gevaar in hun vereend geval? r Hun lief de was hun schild ende betrouwen, Maar twee en zeventig is hun getal . Zij meenden, dat geen macht hun kon beletten, - De vrijheid van het land ging bovenal, .-r Er is zoo groote blijdschap in bet offer Maar twee en zeventig is hun getal . Een salvo klinkt - hun tack vond geen genade, Doch wee dengeen, die hen vergeten zal, ^- Tegen de eeuwigheid zijn zij zoo weinig, - Maar twee en zeventig is hun getal . AAN MAARTEN VAN GILSE, Je keert niet weer van waar je heen zult gaan, Je staat eerstdaags wel voor het peloton, Dat, sinds de oorlog in alit land begon, Zoo menigmaal zijn slagen wist to slaan . J e keert niet weer, je bent al haast gegaan, Kent al niet meer de warmte van de zon, Verloor de vrouw, die je door liefde won En weet den muur, waartegen j e zult staan. Toch zal j e, in de steenen, grij ze cel Je speelsche hoop tot op het laatst genieten . Je leerde bij de Franschen 't lichte spel En bij de Spanjaarden het zuiver schieten, En bleef als Hollander je woord gestand, Verbeten vechtend voor dit kleine land . 36 TUSSCHEN MUUR EN GEWBERLOOP, Laa,t-- hoeft mgiosesdc hziiejnn goeowke evsetr,k eoenrzde -daden, voor hooger doel ons to of f eren hebben wij tenminste geleerd . Is dit niet de zin van het leven en misschien ook van den dood --- te leeren ons zelven to seven in alley nood? 1-5-1942 Het noodlot. Sinds lang heb ik het geweten, het noodlot klopt aan mijn deur, vaak trachtte ik het to vergeten maar het noodlot bleef staan voor mijn deur . Het wachtte er zoo geduldig tot eindelijk het oogenblik kwam, dat ik, j a, heel voorzichtig de klink van de deur wegnam . Zoo anders kwam het mij tegen, dan ik het ooit had verwacht, 's nachts heb ik in doodsangst gelegen maar het kwam o zoo zacht . Bescheiden, haast ongemerkt trade het mijn leven in, toch heef t het hef tig gewerkt en ik weet precies het begin . Nu heef t het de leiding genomen . Ik loop als een kind aan de band ; wij zijn haast aan het eind gekomen, daar wacht mij een ander land . W at blij[t. Steeds losser worden de banden, en was aan het leven mij binds . De blik reeds gericht op de landen, die ik aan d'overzij vind . Toch zijn er banden die blijven, die houden de binding in stand, tusschen hen die achterblijven en die reist naar dat andere land . - 37 Het zijn niet de gesproken woorden, niet de blik van oog in oog, het is het voelen, het weten van wat onze harten bewoog . 2-5-1942 Wat helpt het to treuren, wees dankbaar voor dezen dag . 't Had gisteren kunnen gebeuren, wees blij, dat je leven mag . Al wat wij nog ontvangen is zuivere winst voor ons . Zet opzij je verder verlangen, verheug je in 't flu met ons. 3--51942 Lente . Zon op de plassen, strakrblauwe lucht, bloeiende boomen, vogelgerucht, de lente gaa't komen, al zie ik het niet, thuis bloeien de boomen en groent 't verschiet . Maar ook is gekomen de Lent' in mijn ziel, toen na donkere droomen Gods licht binnenviel . 3-5-1942 Mijn God, ik kan niet gelooven, dat dit het einde moet zijn . Het leven ging zooveel beloven, was alles slechts zilveren schijn? Waarom moest ik haar dan ontmoeten, die voor mij de toekomst ontsloot? Waarom moet zij hiervoor boeten, wiji toch reeds beschikt was mijn dood? 38 Ach, Heer, wil mij vergeven mijn twijfelend gemoed . 'k Weet, U zijn dood en leven, Wat Gij doet, dat is goed . 4--r5-1942 Het is heel eenvoudig Oppermachtig to zijn, 't Heelal to besturen Gods gelijke to zijn . Het eenige wat ge moet willen, is willen wat Hij wil, dan zal ander willen gaan wijken voor uw wil . Ach, het is zoo eenvoudig, Oppermachtig to zijn . Ge moet steeds U zelven vergeten, vergeten om „ik" to zijn . 5-5---1942 Laat herinnering steeds schooner blinken, last verlangen f eller mij slaan, laat in mijn ziel de strijdroep weerklinken van 't hart dat niet onder wil gaan . Want niet wil het in grauwheid verzinken, in dof f e berusting van wat schijnt beschikt, neen, tot het laatst zal de strijdkreet weerklinken, al weet ik heel goed, dat de mensch enkel wikt . Daarom o God, laat mij branden in 't vuur van herinnering en wil met gloeiende banden mij binden aan het leven dat ging . Want dan alleen zal ik weten dat in mij dit leven nog bloeit . 6---5---1942 MIJN HANDKOFFER, k heb hier in mijn stille cel een goede, oude metgezel ; mijn handtasch, die me zacht vertelt waarheen ze me heel t vergezeld . Zij bracht me in de kille cel het plakportret van een hotel, waarmee ze mij tot troost vertoont, waar ik eens vroeger heb gewoond . Mijn trouwe tasch! Ik weet het well Tot hier ben jij mijn metgezel . Iii kunt des levens zin verstaan : altijd bereid op refs to gaan! Wij hebben slechts een zekerheid in 't staag verloop van levenstijd, als einddoel van dit aardsche lot ; dat elke rein ons voert naar God! 39 Als ik dit aardsche tranendal straks zonder jou verlaten zal, blij f t jets dat staf f elijk ons verbindt : ik heb dit leven zoo bemind! SOLDATENSCHOOL. Dit is de nuchtere school, waar Gij regeert, en in de cel geduldig, zonder klacht, door de genade van Uw vaderhart een zwakken mensch Uw tien geboden leert . De vloer is aangeveegd, en voor de celdeur staat - gelijk als bij den linker en rechterman - de vuilnisemmer en de waterkan met het genummerd blikken celrprivaat . Zoo heb ik in dit grille morgenuur mijn ziel beproef d bij U, op eigen schuld, die Gij niet in Uw legerzonen duldt, op straf f e van bet heil van Uw bestuur . Nu in den grauwen morgen wil ik zijn als deze cel, die 'k knielend heb geveegd : streng, hard en sterk, van alle vuil geleegd, en door de ootmoed van mijn knielen rein! En ook het minste, dat ik nog vergat uit de toegevendheid voor 't dierbaar Zelf moet uitgekeerd! „Ik zie uw wil en delf" 't Was in Uw huffs, dat ik vanmorgen bad . Van verre, uit het wezen van de stad klinkt vaag een juichend marschlied tot mijn cel . Daar gaan soldaten in Uw wijs bestel en ondoorgrondelijkheid, op 't morgenpad . ALLERZIELEN. O Dooden, Hollands Dooden, onze Dooden, Dit is uw dag . Ootmoedig komen wij Met onze bloemen, blauwe, witte, roode. Gedenken: Meii 40 Niet tevergeefs hebt gij uw bloed gegeven! Gij maakt ons yolk voor alle eeuwen vrij! Want kunnen wij den vijand ooit vergeven : Den tienden Nlei? Nu bloesemen op ieder graf de gaven, Maar - Rotterdam gaf nooit zijn dooden vrij! Nog duizenden zijn onder 't puin begraven Van veertien Mei! Van duizenden bleven ons zelf s geen namen . Toch vielen ze voor ons, voor u, voor mij . En in ons hart houden wij stand, to zamen, Als toen in Mei! DE BALLADS VAN DE TER DOOD VEROORDEELDEN, „God, help mijn vrouw en kinderen! Ik kom wet terecht!" Haastig met potlood gekrabbeld opschrift op den binnenkant van een celdeur in het Binnenhof to 's-Gravenhage . Een zware hand legde zich op zijn schouder En onderbrak zijn dagelijkschen gang . Heel even ging zijn adem wat benauwder, Toen ging hij rustig mee . Hij was niet bang . Dat dit eens komen moest wist hij allang . Wie, die den atrijd aanbindt, schuwt de gevaren? Menig soldaat sterft in zijn beste jaren . Maar toen het land riep, volgde hij dien drang . Op 't Binnenhof heeft hij heel zacht gezegd : „Heer, help de mijnen! 1k kom wel terecht!" Er zat een jonge man in Scheveningen, Die had g:esaboteerd en opgeruid, Wapens gesmokkeld en nag andere dingen, Tot hij verraden werd . Toen was het uit. En een paar cellen verd~er zat zijn bruid . Zij waren altijd in elkaars gedachten . Een vonnis, en zes kogels tot besluit, lederen avond hebben zij gezegd : „Heer, help den ander! 1k kom wel terecht!" 4 1 En in de cel daarnaast een jonge jongen, Die eens de vreugde van zijn ouders was . Toen hij thuis was, had hij altijd gezongen. Zijn oogen waren klaar als zuiver glas . Hij nam zijn beven toen het nag maar pas Begon en wierp het in de schaal der vrijheid . Hij offerde het met dezelfde blijheid Waarmee hij door zijn jeugd gedarteld was . Steeds beef t hij dit gebed voor God gelegd : „Heer, help mijn ouders! lk kom wel terecht!" Allen, alien : de man met grijze Karen, Die elken avond psalm zingt in zijn cel, De jeugdigen, en die op rijper jaren, Gehoorzaamden bet innerlijk bevel Zij stonden op bun post en wisten wel : Wij zijn gering in aantal, weinig krachtig, De vijand is barbaarsch en overmachtig, En als hij toeslaat, tref t zijn wrack ons f el En bet vergaat ons en den onzen slecht God sta hen bij! Wij komen wel terecht! Prinsesse van Oranje, hoop verheven, Die het symbool van ons verlangen zijt, Wij weten wel : dit kost ons straks bet leven, Wij zien bet licht nog slechts een korten tijd . Maar als wij aanstonds vallen in den strijd En eenzaam sterven op de hei in Haren, Dan willen wij een laatsten zucht bewaren Voor dit gebed op weg naar de eeuwigheid : Heer, Uw sold,aat, die sneuvelt in 't gevecht, Smeekt U: help Holland! lk kom wel terecht. G1 EBBE 1943. Een open, vergeten plek in bet bosch : Een helm en twee schoenen overwoekerd door mos En de groenrkoperen huts van een kleine granaat, God weet hoe dit roerlooze beeld volstaat Opdat - bet rustige weten ten spij t Dat de aarde eenzelf de graf toebereidt Aan hem die voor meer dan bet leven screed En aa~n den barbaar die niet beter weet -- Opdat gij en ik nooit en nimmer vergeet Dat een moordenaar en geen eerlijk soldaat Met zijn schennenden tred door de landen gaat . 42 TER DOOD VEROORDEELD, k heb zooveel geleerd in deze maanden, ik heb zoo veel gekregen bovendien en kan daardoor het leven en de menschen, flu met meer zin en zoo heel anders zien . 1k heb het diep beleef d en nu begrepen, in „Einzelhaf t" van alles schier beroof d, wat 't zeggen wil en hoe het kracht kan geven, wanneer je diep en vast in God gelooft. Dan vallen alle aardsche muizenissen ver van je, daar je zooveel dieper ziet, en kan ik, ondanks alles toch nog dichten, ja, zing van tijd tot tijd zelfs nag een lied . En dat geef t kracht en cooed als nooit to voren voor alles, wat nog verder komen gaat en ik aanvaard het met een groot vertrouwen ondanks mijn „vroeger" ben ik niet to last! 0 God, heb dank voor wat Gij hebt gegeven, blijf mij nabij en schenk mij ook die kracht, tot 'k, wat van mij g'evraagd wordt in dit leven, met Uw hulp goed ten einde heb gebracht . DOLF'S BEVRIJDING. Na zestien maanden van vernedering en lij den, Werd hij, door Gods genade, uit zijn leed bevrijd . Toen kwam een einde aan zijn funk en dapper strijden, Aan 's Heeren hand trad hij in 't Licht der Eeuwigheid . Hij heeft, voor wat hem 't hoogste was, zijn jonge leven, Met overtuiging en vertrouwen of gestaan . Zoo is hij tot het einde ongeschokt gebleven En is in 't leven en den dood ons voorgegaan . Hij vroeg ons : Weest niet bitter, wilt om mij niet treuren, Vertrouwt op Hem, want spoedig ben ik eeuwig vrij . De Heere zij geloof d! Niets kan hem meer gebeuren, Hij is nu eind'lijk vrij, j~a, vrijer nog dan wij . 15 Augustus 1943. Van een vader, wiens zoon gefusilleerd is. 43 NAAML00S VERS VOOR DE NAAMLOOZEN. Het was een gewone jongen, Misschien was de mond wat to breed En de houding jets to gewrongen, Een man die het nog niet weet . Een eenvoudige zoon van zijn vader, Van zijn moeder en van zijn land, Die niet wist flog : wat is er nader, Lier of beitel, aan deze hand? Die uit veelheid veel heel t gezwegen, Het woord was to zwaar en to groot ; Die zich koos uit vele wegen Een weg uit en die liep dood . In angstuur en heen-enrweerrloop Werd onzekerheid tot beslist, En een kind tusschen muur en geweerloop Een man die to sterven wist . Geen beitel, geen her was hem nader Dan het hart onder eigen hand . Nooit stierf er een vastherader Met den blik, die de blik was van vader, Van moeder en van zijn land . HEILIGE MIS VOOR EEN GEVALLENE. Nu buigen wij ons leven Over LIw grooten dood Al wat wij kunnen geven Komt uit den barren hood Ons naar de lippen wellen En wordt tot klank en stem En rinkelt in de schellen Van 't heilig requiem En heel t ons opgeheven Tot wien uit barren nood Verhief Uw kleine leven Tot vaderlandschen dood . 44 AAN HEN DIE VALLEN. Blift bij hen, Heer, haast daalt de donk're nacht ; diep wordt het duister, wees hun trouwe wacht, als machteloos vrienden wijken ver van hen ; 0 Gij, die helpen kunt, blijf hun nabij . Snel ebt hun jonge leven naar den dood ; vreugde gaat onder - kil in 't avondrood ; verderf en ondergang staan aan hun zij ; Gij, Onverganklijke, blijf hun nabij! Heer, draag hen door Uw tegenwoordigheid! Uw arm verwinn' den Booze in den strij d ; Wie is een Gids, een Helper, Heer als Gij? Gij blij f t dezelf de Heer, blij f hun nabij . Geen vijand duchten zij, door Uwe kracht . Gij droogt hun tranen, stilt hun bitt're klacht . Waar is, o dood, uw prikkel, waar uw eer? Meer dan verwinnaar zijn zij in den Heer . Houdt Gij Uw kruis hoog voor hun brekend oog, een lichtend teeken, wijzend naar omhoog, Schaduwen vlien ; Gods eeuwig licht daagt blij ; In sterven, stervensnood, blijf hun nabij . EXECUTIE. Een grauwe schaduw onder grauwen hemel, Schijn zonder leven op een blinden muur, Zoo staat hij met den dood reeds in zijn oogen, En weet alleen : geen zon, dit laatste uur . En weet alleen : dit kept hij nog van vroeger, Dit eenzaam staan, een uitgeworpen kind, --- Met in zijn rug een nvuur, die hem moet steunen, En om to spelen niemand dan de wind . En ziet opnieuw dezelfde harde oogen, ^- Waren zij wel zijn hunk'rend kijken waard? En hoort opnieuw de spottend wreede stemmen : „Je bent een Jood en je bent dood verklaard" . 2 October 1943 45 „En je bent flood verklaard", flat weet hij zeker, - Hier is iets oud-bekends, flat hem beroert, - Het vonnis, flat zij flu aan hem voltrekken, Werd op zijn kinderspeelplaats reeds volvoerd. Er ligt geen leven tusschen toen en heden, Een kleine stag --- is flit hetzelf de land? - Toen was er zon en blauw en zilv'ren luchten, En een vertrouwde stuiter in zijn hand . Heef t hij kwaad gedaan zonder to weten? Ze vielen op hem aan, er was een slag En toen hij zich verweerde : honderd armen, En angst om hun verschrikkelijken lack . „En je bent flood verklaard", flat weet hij .zeker, Zoo stond hij eens en wachtte op het uur, En zag het peloton zich op hem richten Toen viel zijn kleine schaduw op den muur . ALLEEN ZIJN, O Jezus, als ik U aanschouw, Dan leef t weer, flat ik van U hou En flat ook Uw hart mij bemint, Nog wel als Uw bijzond're vrind . Al vraagt mij flat meet lijdensmoed, Och, alle lijden is mij goed . Omdat ik daardoor U gelijk En flit de weg is naar Uw rijk . Ik ben gelukkig in mijn leed, Omdat ik het geen leed meet weet . Maar 't alleruitverkorenst lot, Dat mij vereent met U, o God . Och last mij hier maar stil alleen, Het kil en koud zijn om mij heen . En last geen menschen bij mij toe : 't Alleen zijn word ik hier niet moe . Want Gij, o Jezus, zijt bij mij ; Ik was U nimmer zoo nabij . Blij f bij mij, bij mij, Jezus zoet, Uw bij zijn maakt mij alles goed . 46 AAN JOHANNES POST, die aan het hoofd van zijn K .P, bij een poging tot bevrijding van politieke gevangenen, werd doodgeschoten . Gij gaaf t uw geld, uw goed, uw leven . Gij spraakt : Ik kende slechts mijn plicht . Maar wat heelt u hiertoe gedreven Den dood to zien in 't aangezicht? Gij waart de grootste onzer helden Die met een onuitputbren geest Ons telkens weer tot schande stelde ; Gij zijt een levend licht geweest! J a, in uw sterven bruist het leven Van al wat achter u zich schaart En dat denzelfden prijs wil geven Wanneer het donkey daardoor klaart . En met uw sterven is het duister Plots door een heldren glans verlicht . Straks staat heel Holland weer in luister, De harten dankend opgericht . Zoo hebt gij door uw doen en derven Uzelf in Godes kracht gesteld, Daar, waar ge, helaas, nu ook moest sterven, Waar heel uw staf haast is geveld . 0, alles to mogen verliezen als gij Voor het dierbaarste goed ons gegeven En dan nog to kunnen sterven zoo blij Met een glimlach ten groet aan het leven! DE DOOiDEN. een, onze dooden neemt niemand ons af," „ Zeiden wij tot elkaar . „Dit groote lijden Nlaakte ons tot een yolk : niemand kan scheiden, Die staan vereenigd om eenzelf de graf ." Hoe weinig rnaanden en gij ligt terzijde . . . Zijn wij voor de herinnering to laf? Hebt gij vergeef s gestreden? Zal uw graf Onvruchtbaar blijven voor den oogst der tijden? 47 Ach, wij zijn klein, die U met bloemen eeren, Gevoed door ons herdenken : ach, zij zullen, Gelijk uw eigen leven, ras vergaan . Nlaar gij, die trouw waart tot den dood, zult keeren En onzen bodem met uw bloei vervullen En elken Mei waken voor ons bestaan! IK KAN NIET ZINGEN MEEK. oor ons gaat de zonne nooit onder" ; „ Dat was het ref rein van ons lied . Ons lied tat daar vroolijk moest klinken, Al ging weer een leven teniet . Het was toch zoo'n vroolijke wijze, Gezongen door vierduizend man; En vroolijk ook moest het gezongen : Daar hielden de beulen zoo van . Vandaag wortt een Pool opgehangen, Hij staat voor het front van de troep . Daarom moeten we heden weer zingen : Hij hoort reeds den dood in die roep . Hoe kan men die wreedheid bedrijven? Erbarm U over hem Heer, Die daar onschuldig op worth gehangen: lk kan, ik kan niet zingen m,eer! ZIJ ZAGEN 'T DOEL. AIs straks bevochten is de overwinning, Dan vallen druk en spanning van ons af, Dan lijkt, in overpeinzing en bezinning, Een booze droom, al wat ons zorgen gaf. Dan denken wij met eerbied en met tranen, Aan die hun leven gaven in den strijd, Om ons, door donk'ren tijd, den weg to banen, Die naar den vrede en de vrijheid leidt! Al mochten zij op aard' niet meer aanschouwen, Den rijken zegen van hun grootsche daad, Zij zagen 't doel - en gingen met vertrouwen . God heef t de hooge tack hun opgedragen . - De mensch vergeet, als 't leven verder gaat, --- Maar God geeft eeuwig hun Zijn welbehagen . 48 TANK, t is sa swier Fen hus sa f ier, Yn barmen to forkearen . Hird is it lot My j own troch God, Mar 't is de wei des Hearen . Hy j owt my kref t ; Syn jok is sef t; Mei Him is 'two! to dragen . Hy draecht myn smert, Hy treast myn hert, By tuzenen fen f ragen . Haw tank, o Hear, J ou Namme ear, For Jou genede en trouwe . Lit my mar fest, En hiel gerest, op Jo allinne bouwe . D LANGSTME, e sinne skynt, It swirk sa klear It fugelt' sjongt Fen God de Hear . De Maitiid ropt! Hird streamt myn bloed : Myn langst is great, Mar lyts myn cooed Myn siele skreaut Nei loft en ljocht, De sel is ing, To lyts for nocht . Ho lang noch God, Lit' Jo det ta? Hwennear wer frij? Ik langje sa! 49 Jow my de kreft Om rj ucht to gean, En om Yens rie H j it to f orstean. jo komme f est, Mar op jou tiid Dat jowt my cooed, En makket blind! DOODVONNIS, 10 Juni 1944, ter nagedachtenis van Gerrit van der Veen en enkele zijner kameraden . Het vonnis is geveid, De kogel heef t gef loten Zijn kort en hevig lied En heef t hun lij f doorschoten, Die loam terneder lag Die staande heef t gestreden, Ook hem trot flu het lot Dat nooit hij heef t vermeden, Dat nooit hij heef t gevreesd In zijn manhafte leven, Waarvan hij helder wist Voor wie hij het zou geven, Voor wie en welke zaak Zoo koninklijk voorvochten Door hem en die het trof, Dat zij hem bijstaan mochten . Hem zal dit lage land Als straks de zon gaat schijnen, Wel bitter derven gaan. Want met hem ging verdwijnen, Een man die zinnebeeld Was van ons alley streven, Een man die tot het laatst Ons voorbeeld is gebleven, 50 0 kogel die hem trof 0 hand, die durf de vuren op wie daar neder lag Reeds in zijn laatste uren, Wij zullen nimmermeer Vergeven noch vergeten, Dat wie de dader was Wel zeker heeft geweten, Dat hij ons alien trof In die verlamd gebleven En machtelooze held Die meer had dan zijn leven : Het heilige geloof Dat eens zou verpletten Het malende geweld Der u gehate wetten Van vrijheid en van recht, Dat hecht in onze handen Gedreven worden zal Door deze lage landen . IN MEMORIAM. D De Gestapo vermoordde een van haar leden en nam daarvoor wrack op 29 Nederlanders . e rozen en de steenen zijn van aardes liefste, teed're schijn nu zij elkander vinden waar zij, die laf zijn omgebracht ons yolk, ten strij d bij dag en nacht, tot in den flood beminden . Zij hielpen bij het groote werk opd.at ons Holland, vrij en sterk, in orde goed zou leven, tot plots zij bij hun schoone daad verstoten door het laf verraad van N,S .B.-ers bleven. 51 Eerst woken Lang verhoord, geprest door hen die hot sadistisch nest van Himmler's groenen eerden, in honger, kou, onzekerheid, maar trots in hun verbetenheid die vrijheid, recht, begeerde . Zij hoorden in hun kleine cel de vluchten van de luchtvloot wel die dag en nacht hen sterkten bij 't schaars gesmokkelde bericht, met elke dag vat meerder licht van die daar buiten werkten . Maar verder stilte -en de pijn om wat er thuis gebeurd kon zijn met vrouw, familie, kind'ren . En dan hot kloppen van hot hart, dat door der wereld nacht'lijk zwart nog kracht naar kruis moest vinden . Tot plots een moord des avonds laat in 't eigen nest van blood en haat hot zwart gebroed deed beven : een nazi word vermoord, o, schand, door eigen nazi-broederhand! zoo'n moord eischt veler leven! De zwarte bloedraad school bij een en, naar traditie van hun veem was 't laag besluit genomen: een nazi-moord op nazi-blood moot door hot Neerlands yolk geboet, hot blood der onschuld stroome! En in hot morgenschemeruur sleurt, trouw aan bodem-blaed-cultuur, de mof zijn offers samen . Geboeid, geslagen, onverhoord trekt uit zijn cel hot troepje voort langs al de duist're ramen . Nog eenmaal zien zij straat aan straat en zoeken naar een lief gelaat vergeef s in zooveel stilte . Nog eenmaal houdt hun oude stad hen m~achteloos tot hulp omvat, doorhuiverd van de kilte . 52 Dan gaan zij door die straat wier naam nag spreekt van Duitschlands grootste faam ; „als broeders saam to leven' f. Maar 't n~azi~anti-Duitsch gebroed dorst enkel naar wat menschenbloed, moord is hun hoogste streven! Een hard geschreeuw, een kort bevel . Het troepje staat. Nog even snel het hoof d omhoog geheven . Maar eer een vraag nog words gehoord kraakt reeds het schot dat hen doorboort en neemt de dood het leven . Neen, schilder niet hun laatsten strijd spreek pies van wie ter vlucht bereid, daar een reeds was doorschoten, pies verder kwamen dap de plaats waar door de bloedraad des verraads het leven was gevloden . Want woord noch beeld van menschenhand bewaart wie hier voor Nederland na zooveel smart en lijden zoo smadelijk zijn omgebracht als offer van ons yolk dat smacht cm zelf voor recht to strij den! Maar denk, hoe telkens, nacht op nacht, der lief de trouw haar bloemen bracht die zacht de steenen kleurden, waar urenlang in 't openbaar de schoot der vaderstad als baar het lij f der helden beurde! En weet dap, hoe ook gij moet zijn als steep zoo hard in smaad en pijn om dezen die hier vielen . En als een bloem vol teed're pracht die gij bij nacht hier hebt gebracht ter eere van hun zielen . 53 HET SCHOT. Over het naamloos duister in de kruinen Verwaait de echo van een enkel schot . Geblinddoekt, in den schoot der winterduinen, Moet er weer een op het vervloekt schavot. Gevallen is een dier ontelbaar velen Wier haatste snik voor God een wilde schreeuw Verzweeg in plotseling verstijf de kelen . Een wit gelaat zinkt peinzend in de sneeuw En ik, die aan het raam der kleine kamer In de gebroken stilte stiller sta, Voel klaar hoe, koel maar steeds onherbergzamer, Dit hart zich sluit voor mildheid en gena. EXECUTIE WETERINGPLANTSOEN. Amsterdam, 12 Maart 1945 9.15-9 .35 . k heb het niet gezien . Men heel t het mij verteld : Zij werden tiers om tiers voor 't peloton gesteld . Men schoot ze haastig neer . Het salvo vuur en food keerde tot viermaal weer, toen waren alien dood . En ieder, die de plek vol schrik en pijn ontweek, werd (slag in burst en nek) gedwongen, dat hij keek en zag hoe man en kind neerzeeg in bloed en dood ; hij werd op slag hun vrind, hun broer, hun deelgenoot. Hij vindt mij aan zijn zij . Een die niet rust aleer hij staat voor 'n and're rij met een gericht geweer. 54 Een, die met vaste hand op het commando wacht en recht pleegt in dit land en vuurt en vuurt en lacht . .. Ik heb het wel gezien . Ik heb het goed gehoord : Zij werden tien om tien in het plantsoen vermoord . Ik ben niet wraakbelust, maar vol vain bitt're pijn . Het hart, zo diep ontrust wil weer genezen zijn. En daarom zal ik staan, met een gericht geweer. En rustig leg ik aan en rustig schiet ik neer. HAARLEM, MAART 1945. Zestien jonge mannen stonden op 't Houtplein . Van het waarom had niemand iets gehoord Na twee aan twee gebonden to zijn, Werden ze in koelen bloede vermoord . Een vrouw viel gillend in zwijm op 't plein, Toen de droge knallen werden gehoord . Ze bleven liggen, na omgetuimeld to zijn, Waar ze in koelen bloede werden vermoord . Hoort, yolk van laf aards, hoort! Nu het oude Geuzenvolk spreken gaat: Tallooze onschuldigen hebt Gij vermoord In lust en overmoed . Het is de Zonde van het [„Vuige Beest," Waar geen vergeving voor bestaat, Omdat dit de Zonde is tegen den Heiligen Geest! 55 H HELDEN DER VRIJHEID. elden der vrijheid, to jong gestorven, Wij brengen plechtig -u nog een groet, Gij hebt nog meer onze achting verworven, Toen gij den beulen toonde uw cooed . Nag niet genoeg van het laf hartige moorden, Dompelen zij uw leven in vuil . . . Hun valsche leugens en stinkende woorden Het klonk er als een hyenagehuil . Wij mannen, vrouwen, uw makkers sinds jaren, Weten to goed, wat gij hun hebt gezegd . In onze gedachten zien wij u verklaren, Dat gij een strij d beleed voor het recht . Wij weten, dat gij hun durf de trotseeren, Dat heel hun machtswellusrt u niet bewoog, Dat gij hun wees op de kansen, die keeren, En dat toen gij viel, uw vuist was omhoog . Rust zacht maar Broeders, uw vuist was omhoog . Gij hebt met bloed onze vrijheid betaald . Wij eeren u met voorwaarts to treden, 5lechts op de wegen, die gij hebt bepaald . uw dood zullen wij eens uw beulen vergelden, Als hier het land van zijn druk is bevrijd ; Rust zacht dan, moedige, sobere helden, Gij blijft een voorbeeld voor ons in den strijd . PLICHTEN RECHTEN. Plichten - rechten, rechten r plichten : Wie wil richten, die heef t plichten, Wie wil rechten, die moet vechten Tegen laf f e Hitlerknechten, Oogendienaars, Mof f envrinden, Die hun loon hieronder vinden ; Wie zijn erven wil verwerven Moet bereid zijn om to sterven ; Wie wil leven die moet sneven, Om to beter nog to leven . 56 BIj DE TERECHTSTELLING VAN DEN ,,MOORDENAAR" VAN SEYFFARDT. Aan de nagedachtenis van J. W. Verleun in eerbied en dankbaarheid . Hij schoot op Seyf f ardt, - j a maar was dat moord? Een of f icier, die het gegeven woord Aan Koningin en Vaderland verbreekt, Die zijn seniele ijdele beenen steekt Onder de taf el van Europa's ploert En naar bevelen van dien schreeuwerd loert, Die jongens van zijn land (al zijn ze gek) Hoog toespreekt bij hun walglijk vertrek Onder de vleugels van den adelaar Die 't eigen yolk verslindt met huid en haar, Verrader van het inf antielste snort, Verkooper van ons yolk in daad en woord, --- Zelf s wie met tegenzin van dooden spreekt Voelt bij zijn naam een pijn, die to diep steekt, Zoodat hij niet kan zwijgen en zijn stem Verhef t met steeds meer woede, steeds meer klem . Is hij een moordenaar, die deze schof t Zijn redelijk loon tusschen de ribben plof t? Is hij een moordenaar, die als hij ziet Hoe heel zijn yolk in wanhoop en verdriet Zich tegen Hitlers beulentroep verzet Zoo'n overlooper straf t naar eigen wet? Is hij een moordenaar, die Nederland Niet wil bezoedeld zien door schennershand? Een moordenaar, die op zijn tanden bijt Bij zooveel blinde, valsche ijdelheid? Die denkt : met dezen bendergeneraal Gebeurt het ons nooit meer, geen enkelen maal? Een moordenaar, die -- vol van heilig vuur Zijn land dient in het bitterst, donkerst uur, Die alles op het spel zet, leven, goed, Omdat zijn hart hem dwingt, omdat het moet? Omdat zijn yolk, in doodelijk gevaar Hem noodig heef t, - is dat een moordenaar? 5' Neen, schof t, die flu dit walglijk oordeel velt, Jij bent de moordenaar, - hij is een held . En wij, die hem ter slachtbank lieten gaan, Wij blijven droef, vol warmen eerbied staan, Wij zien hem na, zijn moedig voorbeeld is 4ns als een weerlicht door de duisternis, Een weerlicht, f el en hoop, dat gansch de nacht Vervult met glued van ongemeten kracht Dat ons bezielt tot ongebroken strijd Voor Neerlands recht en onafhankelijkheid! 58 EN NIEMAND STAAT ONS BIJ IN DEZEN NOOD AAN PROFESSOR CLEVERINGA . oen de Joodsche ambtenaren, op bevel van hoogerhand, Van hun ambt ontheven waren, Gistte het in Nederland . In het land, waar steeds voor ieder Plaats naar zijn bekwaamheid was, Liet de heerscher, de gebieder, Mannen vallen om hun „ras" . Zeker is van alle kanten Energiek geprotesteerd, Ook al hebben de couranten Dit niet steeds gepubliceerd. Het was bij de jonge menschen, Dat 't actief verzet begon ; Zoo f orsch uitten zij hun wenschen Dat de pers niet zwij gen kon . Er is openlijk gestreden Voor de vrijheid van den geest In de academiesteden, En in Delft en Leiden 't meest . In die steden, aan die grachten, In de harten van de jeugd, Leven Nederlands gedachten ; Vaderlanders, weest verheugd! Laat de vijand ons dan knechten, Tot de hemel hem verdrij f t ; 't Vaderland verwint zijn rechten, Waar het bloed zoo Neerlands blijft . Maar ook bij de prof essoren Waren mannen uit een stuk ; Wat ons Cleveringa deed hooren Gaf ontroering en geluk . Hooggeleerd' aanvaard de hulde, LI door 't vaderland gebracht ; Voor wie zoo zijn task vervulde, Wijkt des vijands brute kracht . 60 Ja,,hij shoot u in den kerker ; Sterk is hij in machtsvertoon . 't Rein geweten maakt u sterker, Wat gij deed was goed en schoon. JOODSCH KIND, Zij wacht hem elken avond aan den trein Het meisje met d'on~arisch zwarte Karen, met oogen, die verstrakken in een sta-ren of vader gauw de tunnel door zal zijn . Forensen schuiflen Tangs de binnendeur en schieten van de trap in daag'lijksch jachten, Het donkre kind kan enkel staan en wachten vlak bij het hokje van den conducteur . Dan zwaait een mannenarm een verren groet, op 't klein gezicht bloeit plotseling herkennen, Ze moet op slag hard naar haar vader rennen, Hij bukt zich laag en zoent haar smalle toet . Nu gaan ze samen door den laten dag, De man gebogen en van zorg gebeten, Het ratelstemm~etje wil erg graag weten waarom ze nog niet naar h .et zwembad mag 0 Heer, ik heb vandaag een bede maar ; Elk Joodsch gezin wordt haast vaneengereten, Laat de Gestapo deze twee vergeten, Laat die in Jezus' naam toch bij elkaar . AAN DE JOODSCHE DOCTOREN NAAR DUITSCHLAND TERUGGEROEPEN. De vuile schof ten, die u eens verdreven, U knuppelden uit eigen vaderland, Roepen u terug en stellen lij f en leven, in uwe hand! Hoe is zoo laf f e laagheid to doorgronden, Hoe zijn uw beulen bang voor eigen dood . Dat zij bij eigen Teed en eigen wonden, u roepen, Jood! 61 Zij hebben u beroof d van al uw eigen! Al uw bezit vernield, vertrapt tot gruis! Wat nood! Nu zal de Jood vergoeding krijgen: vrij reis naar huffs! Toch zult gij gaan! Zij dreigen al uw panden Met nieuwe marteling en nieuwe straf! $uig u nag eens voor deze nieuwe schande en neem uw straf Maar: deze noodkreet zij u sevens teeken, Hoe 't krakend scheurt in hun verdoemd bestel, Totdat uw dag - als d'onze aan zal breken, Tat gij - als wij --- u glorierijk zult wreken! Moed, Israel! EEN EERELINT, De Jodenster. Men grijpt uw kind, men steels uw zaken, Men neemt u alles, alles af. Om paria's van u to waken. Men brengt u tot den bedelstaf. Maar van uw borst daar blinks van verre, Het Davidsschild, de Jodensterre. Gij zijt gesmaad, gekrenkt, belogen, En uw gezin uiteengerukt, Toch zijn uw schouders niet gebogen, Uw moede hoof d nog niet gebukt. Want op uw borst daar prij kt van verre, Het Davidsschild, de Jodensterre . Gij gaat door diepe, donkere dalen, Groot is uw leed en fel uw pijn, Maar immer zal de opzet f alen, Want God zegt : Eeuwig zult gij zijn! En uit uw harte licht van verre, Het Davidsschild, de Jodensterre . Gods hand zal 't zijn, die straft de beulen, Zij n toorn komt over ieders hoof d, Vann hen, die met uw vijand heulen, En alles hebben u ontroof d . Zie, van uw borsten blinks van verre, Het eerelint, de Jodensterre . 62 V AFSCHEID DER JODEN VAN NEDERLAND . aarwel, vaarwel, gij lieve lage landen, waar ons geluk gewoond heef t en ons leed ; waar wij den golf slag hoorden aan de stranden, en 't karretje, dat langs een zandweg reed . Wij trekken zwijgend door de duistre straten . Wij zijn ontworteld . En bij elken stag kwelt ons de pijn om wat wij achterlaten op dezen harden weg der ballingschap . Wij staren om ons heen, bepakt met zorgen . Op een perron wuif t vaag een vriendenhand . Zacht belt een boot door dezen grauwen morgen . Het is het afscheid van ons vaderland . Vaarwel, vaarwel dan Door een mist van tranen zien wij weer alley, wat ons dierbaar was, ons lichte huffs, bebloemde duine-banen en 't wuivend net fangs de Westeinder-plas. Wij zien de volgeladen wolke-luchten boven een strakke rood-en-grijze stad, een rechte vaart, een bongerd zwaar van vruchten Nooit hebben wij dit land zoo lief gehad . Vaarwel, goed land, het denken geef t ons sterkte aan d'oude havens van ons voorgeslacht, de stoere stad, waar Rembrandt's vrienden werkten en 't stifle dorp, waar eens Spinoza dacht . Hier schilderde Israels zijn visschersmenschen, Mender da Costa hieuw er Chris de Wet, 0 land van veler daden, veler wenschen, ook ons klein stempel is op u gezet . De trein raast in den nacht, door vale heiden ; hoe sleurt ons zijn geweld over een brug . Wij zien de donk're bosschen fangs ons glijden . Een slapend dorp Keeren wij ooit terug? De grens. Een laatste blik naar onz' landouwen, en nieniand staat ons bij in dezen nood - Vaarwel, vaarwel, het vaderland getrouwe, zijn wij tot in den dood. 63 EENZAAMHEID, Een Joodsche vrouw, innig gelukkig getrouwd, gaat uit . . . keert niet weer. Razzia, opgepakt, Westerbork, Polen . Haar man, geen „dichter" tracht uitdrukking to geven aan zijn verdriet: Je lippen, die ik heb gekust, je Karen, donkey en verward, En dan je hart, je jonge hart, Waaraan 'k zoo heerlijk heb gerust Ik denk: het heef t zoo moeten zijn . Sours is 't, alsof j e bent gestorven . Wie weet, hoe ver, in leed en pijn Wij zullen hebben rondgezworven, Voordat wij veer tezamen zijn . Een lentemorgen trail je uit ons huffs, In een dun bloesje, zonnig en tevreden En geen van beiden hoorde 't zacht geruisch Of zag de vale schaduw neergegleden Van 't noodlot wiekend boven ' .t jonge hoof d, Dat glimlachend zich nog eens naar me wendde Ik heb een ganschen nacht en dag geloof d, Dat ik die vlotte, lichte tred herkende En toen niet meer . Toen kwam het formulier Met naam en stempel, nummer van barak, Verzoek our warme kleeren . Ach, toen brak Mijn hart natuurlijk niet . Mijn oogen zagen Jou ergens ver, aan een rivier Van Babylon de slavenketen dragen . Dan rijst in het menschenhart het zwaar verlangen our to gaan tot de verlorene en de herinnering aan sprookjes uit de kinderjaren spreekt : Had ik van Aladin de wonderlamp, Het zweef tapij t van khalief s en sultanen, lk zou een weg mij door de wolken banen, Totdat ik neerstreek in je jodenkamp . Mijn armen zouden je zoo vast omsnoeren, Alsof ik je niet los meer laten kon En door de sterrenluchten zou 'k je laten voeren 64 Naar 't eiland van Epipsychidion : Orplid, Ogygie, vergeten stranden, En daar zouden wij rusten bij elkaar En dan zou ik je kussen : eerst je handen, Waarmee je hebt geboend, gedweild, geschrobd, Kannen geschuurd, de vuile wasch gesopt : J e handen eerst . En dan je donk're haar . Ach, wie zegt, dat er nog een weerzien is? Wie weet niet, dat de folteringen ginds een doel slechts kennen : afsnoering van den Ievensdraad, vaak maar zoo kort gesponnen? En toch: Wie zou kunnen leven zonder hoop? Misschien mag ik nog eenmaal vinden, Het oord, dat eens mij scheen beloof d, Waar zacht en spelend gaan de winden En rijp en geurig hangs het ooft En zij, die 1k zoo diep beminde Nlij streelen zal het moede hoof d. De laatste kus duurde een seconde : Het of scheid tusschen jou en mij . 't Gleed in 't contact van onze monden Vluchtig, een glimlach kort, voorbij . Peinzend de trage gang der uren op 't weerzien, dat mijn hart verbeidt, Weet ik flu reeds, hoe fang zal doyen Onze eerste kus : een eeuwigheid JODEN-VERVOLGING. De menschenrnood schreit achter gesloten ruiten, de koude vensteroogen staren me aan ; maar deze nach,t zijn deuren open gebroken en 'k hoorde kreten schril door de stilte slaan . Overval-wagens reden door de straten en zijn voor weerlooze huizen blijven staan ; de nacht was donkey ; machteloos hoorde ik 't aan en leed met hen, die alles achter moesten laten om levend een graf van jammer in to gaan . Nu is 't weer rustig ; de dag is aangebroken Maar o, de Joden,, Waar zijn ze heen gegaan? De levensdeur is achter hen gesloten . Juni 1943. 65 5 WESTERBORK, O Westerbork, o Westerbork, J e was nog kort geleen in Drente een vergeten dorp -- Nu kept je iedereen . Veel gingen er naar Westerbork Te werken in het veld . Maar wat er kwam na Westerbork Heef t niemand nog verteld . Vanmorgen zag ik een transport, Vannacht droomd' ik ervan, Omdat ik dit, hoe oud ik word, Nooit meer vergeten kan . Want op het Amsterdamsch station Zag ik, vanmorgen vroeg, Dat de politie Tangs 't perron Menschen als beesten joeg . En ik zag midd~en in die troep Die strompelde en viel, Een man die in een dekentje Een heel klein kindje hield Zoo gingen zij naar Westerbork, En dit weet ieder wel : Achter de hei van Westerbork Ligt enkel nog de hel . Toen, door dit dekentje van blauw, Dacht ik opeens weer aan, Mijn buurm~an, aan zijn kind en vrouw En hoe zij moesten gaan - Ze werden naar bet kamp gebracht, Toen het nog pas begon, Zij moesten midden in den nacht Zich melden aan 't station . Zij wisten nog niet hoe het was, Het was pas in 't begin . Zij liepen nog met zak en tasch, En alles zat er in : Papier, een inktpot en een pen, Een trui voor weer en wind, Werklaarzen, vitamines en Wat speelgoed voor het kind 66 Dat kleine kind - het was voor mij Het lief ste was ik zag, Want altijd als hij Langs kwam, zei Hij lachend mij gedag . En toen lien nacht zich achter hem De deur sloot met een slag, Hoorde ik nog zijn ijle stem Door 't donkey roepen : „Dag!" Terwille van dit kleine lam, Zijn lack, zijn lief gezicht, Zijn stemmetje dat of scheid niam, Heb ik dit lied gedicht . Hij ging ook mee naar Westerbork Nu is 't of hij mij roept : „Om was ik leed in Westerbork Moet Hitler zijn vervloekt!" PROGROM. aar eenmaal de engel des doods fangs de nachtelijke muren schreed om to vrijwaren alles waar joodsch het bloed aan de deurposten kleef d', sluipen thans door den kreunenden nacht hyena's en jakhalzen rond . In het schroeiende spoor van den dood en de brandende stad van den nacht rooks het bloed van den Jood . Alles immers is beter dan dit! Zou ons hart niet moeten vergaan van wroeging en schaamte, dat dit ongestraf t kan bestaan? Want geen onzer heeft nets gedaan cm met zijn bestaan to bezweren, dat er bloed ~aan de handen klit en het tuig uit de onderwereld de vulkanische tronen bezit . 67 Z MODERNS KINDERKRUISTOCHT, ij hadden een stem in den nacht vernomen, Die scheurde het web van hun kinderdroomen . Daar gingen ze, weenende, een voor een, Verloren in nacht, verlaten, alleen ; Zwervende zonder gids, zonder duel, Verbijsterden in het .geweldig gewoel . In de armen hield een der kinderen op Een dierha~ar stuk speelgoed, een oude pop . De menschen haastten aan hen voorbij, De wrack 'beef t geen tij d voor medelij . Verjoegen hen, lachend our den Jood, Die zoo laid lamenteert en misbaart in nood . Want niernand dien nacht beef t bet wooed verstaan ; „Zoo wat gij hun duet, dat hebt gij Mij gedaan ." Zij zijn bij de grens op een hoop gaan staan, En drongen zich dicht tegen elkander aan . Geen ster scheen omlaag in den donkeren nacht, Geen maan doorlichtte de droeve wacht . Sours sliep er een in en riep met een stem Verstikt door zijn tranen „Jeruzalem .". . . Zoo stonden zij daar toen de dag begun En stonden er nag in de avondzon . Sail stonden zij d~aar als een kudde klein vee Verjaagd uit de kooien, gelaten, gedwee . . . Want wie Jood is en Jahwe belijdt, Moet zwerven op aarde in eeuwigheid . Elk kind draagt dit leed in zijn wezen mee, - „Domine infantium libera me -" Het hart van de menschen is koud en boos, „Pater inf antium liberet vos 68 Zoo slaaf van de wereld en goddeloos, „Domine infantium libera nos Dat zij de zonde zich zelfs niet schamen, - „Libera nos a malo . Amen" --- D JODENKIND. it mooie kind, dit kleine jodenkind, ik most het brengen naar het tramstation ; vandaar gaat het weer verder. Waarheen het gaat? ik zou 't niet kunnen zeggen, en waar vandaan? ik west het niet, en wie het verder brengt? het is mij onbekend . . . Dit kleine kind, waarheen, vanwaar? ik west het niet, maar, o, ik houd van haar! Ze is zoo lief ontroerend mooi en teer ; haar huid is glanzend en volkomen gaaf, de oogen danker en diep, de wimpers lang, gebogen en glinst'rend zwart . Ik neem haar koude hand die koud is en heel zacht ; ze kijkt me aan en yacht er beef t iets in mijn hart Ach, waar is mijn verstand, m'n koel verstand gebleven? ik vecht en slik iets weg en voel dan heete tranen in bei' m'n oogen beven . 69 DE JODEN TOT HITLER . O beul, we vloeken je zelf s niet, we lachen om je ongenade . Wij gaan al eeuwen bangs de pad~en van roem en hoop, vreugd en verdriet . Voor ons is dit het oude lied . Maar dat je Duitschlan~d hebt verraden, en dat jouw waan je yolk moet schaden - dat, beul, vergeven we je niet . Wij zien het land van zooveel grooten, van Bismarck, Beethoven en Kant, we zien je heerlij,k vaderland een graf kuil worden voor heloten. Wij trekken voort met d'oude lamp. Jij leidde Duitschland naar zijn ramp. Februari 1943 . 70 MET MYNES HEERES KRACHT BIJ HET B014IBARDEIKENT VAN LONDEN . k kan het niet helpen, mijn hart is bij Londen En bonst zoo rebelsch bij zijn waanzinnige lot. lk heb zooveel fiefs fangs zijn straten gevonden, Dat alles gaat nu door lompe bommen kapot . Ik ging door de wijde Abdij van Westminster, En liep over haar graven, verweerd en vergrauwd, Nlijn adem werd kramp in het achteloos hoekje, Waar stage schaduw rondom Shakespeare's beeld rouwt . Ik strekte mijn hand en een duff streek er neder, Parmantig als ware de wereld van hem ; Een klok overdreunde den polsslag der city En 't dier hief zijn kop op naar die bonzende stem . Geholde treden van de Kathedraal van St . Paul Ontvingen mijn aarz'lenden stof f igen voet . En 'k steeg in 't visioen van herrezene eeuwen Haar koepel in schaduwloos licht tegemoet . En 's avonds op 't asfalt dat glom in den regen VercLroomde ik mijn tijd achter wazemend glas, En de wielen der voortijlende autobus droegen Een mensch met een heimwee, dat goddelijk was . Londen, echo van mijn verteederste uren, In uw teistering wordt mijn lief de gestaald, Ik bid voor Uw menschen, Uw kerken, LIw pleinen, Telkens wanneer een motor zijn moordtuig door de [luchten heenhaalt! Amsterdam 1940 . KONTNG PETER. De Quislings tieren welig in die staten, Waar 't burgervolk zich machtloos heel t geweerd, En overmacht van bommen en granaten De laatste kans van 't strij dend leger keert . 72 voor Greet . 0, hoe zij gluipen, hoe zij gladjes gluipen, En 't gif uitspuwen van hun vuil gekal! Hoe zij als sluwe slibberslangen sluipen En lokken tot den diepsten zondeval . Zij slif feren tot aan de hoogste toppen, Waar 's vijands vuist de besten heel t gestort . Gespleten tong sist uit geschubde koppen En splijt het yolk, waar dat geslagen --- mort . Hoe konden wij in d~eze zwartste tijden, In dezen nacht van donkerdiep verraad, Tegen zoo vuigen vijand blijven strijden, Die eerloos gluipt en schendt den eigen staat! Hoe konden wij nag op bevrijding hopen Waar zulke nacht de dagen overwon? Daar stoot een jonge knaap de poorten open, En binnen gutst de goede gouden zon! AAN FRANKRIJK. Frankrijk, ik denk aan u in lange nachten, A1s aan iets liefs, verloren voor altijd, In diepen weemoed om dit onverwachte Roemlooze einde van zoo zwaren strij d! Wij zijn verslagen, maar niet zoo verslagen! Wij zijn verr.ederd, maar niet zoo vol smaad! Wij weren ons en zullen 't juk niet dragen! In ons yolk smeult tot f elle vlam de haat! Maar gij - hoe hebt ge na 't verloren vechten Met zulk een vijand willig u verstaan? Beter dan leven als een yolk van knechten, Is in hardnekkig strijden ondergaan! Waar is de glorie van uw Marne, waar de Verbetenheid van 't leger, dat om u Zich eenmaal tot een schans van helden schaarde? Waar zijn zij, die wij eerden als Poilu's? 73 Waar is de kracht van C1 menceau, den Tij ger? Waar maarschalk Foch, de dapperste van al? Gij volgt Petain, een bijna kindschen krijger, U leidt als landverrader een Laval! Frankrijk, sta op! Wij smachten naar het dagen Van dezen nieuwen morgenstond, Dat gij den vuigen vijand helpt verjagen En zweepen zult van Frankrijks heil'gen grond! Zijn er millioenen weg, millioenen zijn gebleven! Waar is de stormvlag van uw burgerij? Beter is sterven dan in smaad to leven! Te wapen, burgers! Ranselt Frankrijk vrij! NACHTVLUCHT. Nu komt de nacht met vliegtuigronken hoop boven 't wakend hoofd, dat wacht en wacht en hecht blij f t vastgeklonken aan heel die zwerm, die zwaar van bowmen aartsvijands land straks krimpen doet . 0, was de wrack niet immer zoet wee, wie die roepstem doer verstommen en ins zijn duister hart gesloten de j uichkreet houdt, door zulke vloten, die dreunend door het luchtruim zeilen, gewekt diep in zijn heimlijk leven. 0 vreugde, droomend wee to ijlen en ergens, na een duizend mijlen aartsvijands hart to voelen beven . TOULON, Vergis u niet, toeschouwer, in dit doodsch kwartier . Zoekt gij het graf van Frankrijk, zoekt niet hier, Wel zonk de vloot en zwegen de kanonnen, Maar Frankrijk leeft en dat is hier begonnen, Nu wascht de zee ons van de smetten van Vichy Honneur a France et honte a 1'ennemi . 74 STALINGRAD, SEPTEMBER 1942 . Voor Alexander Werth. Zwarte smock strijkt over de rivier . Regen striemt door d'eerste winterkou . Bij het water staan een oude vrouw en een kleine blonde pionier . Zakken vullen zij met oeverzand, borstweer voor de sterke barricaden, waar het werkersbataljon houdt stand, handgranaat paraat, geweer geladen, Mannen knielen bij een mitrailleur in een grijzen nevel van beton, en de korte loop van een kanon vuurt borsch blaf f end longs een kelderdeur . Stuka's komen gierend neergedoken ; in een puinstraat explodeert een born ; negen Sovjet-burgers komen om : negen burgers worden straks gewroken . Want daar zwenken zwaar en triomfant Nieuwe tanks door 't hek van de f abriek ; hun gedaver is een krij gsmuziek ; Ziet - met vrouwen zijn zij goed bernand . Stalingrad stort 1n en schiet en vecht door met dynamiet . Strij dtumult zwelt tot een koor : Nazi's komen hier niet door . En de wereld vraagt verbaasd: Hoe kan 't zijn, dot men welhaast nimmer zag zoo kloek verweer? Waarom zijn juist zij zoo zeer heldenmoedig? --- En dit is t antwoord der geschiedenis : Ziet, zoo leven communisten, ziet, zoo strij den communisten, ziet, zoo sterven communisten voor hun sterke ideaal, voor der vrijheid zegepraal . 75 Ziet, zoo vechten waarlijk vrijen voor hun machtige f abrieken, voor hun kunst, hun boekerij en, voor hun parken, hun klinieken voor hun huizen en hun pleinen, voor hun lichte sportterreinen, voor hun bosschen en hun stroomen, voor hum dapp're toekomstdroomen, voor hat latere geluk van hun kind'ren, vrij van druk . Ziet, zoo vechten Sovjet-helden, ongenoemden, ongetelden, voor hun Russisch vaderland, voor hun dierbaar Wolga-strand, voor hun eigen rooden staat, voor hun roemrijk Stalingrad . HET ZESDE LEGER . Mci 1940 Januari 1943 NEDERLAND STALINGRAD De gouden morgen lag op 't vredig rustend land, Llit klaren lentenacht, in zonneschijn geboren . Voor al wat leeft op aard, voor mensch, voor dier en plant Began, in argeloos geluk, de dag to gloren . Het yolk van Nederland zou echter in die pracht, Dien mooien lentedag, ons door Gods hand gegeven, Zich niet verblijden, want een ruwe, sterke ma :cht, Een overweldiger stand hat dien dag naar 't leven . Des vijands harden stroomden over 't arme land . In ongelijken strijd verbloedden d' oorlogdagen . „Hat zesde lager" spuwd' op steden staal en brand, Totdat ten leste onze dapp'ren weerloos lagen . Daarna schroeid' in ons bloedend hart een hevig vuur, 'tVerlangen heel hat groote lijden to vergelden En straks, als zeker slaan zal 's vijands laatste uur, Te denken aan ons land en onze doode helden . Maar zoo wend niet beslist in Godes Hoogsten Raad, „Aan Mij de wrakei" heef t het God'lijk Woord [gesproken, Het zesde lager ward vernield bij Stalingra ;d, - Zoo warden onze helden en ons land gewroken. 76 DE ELASTISCH AFGEGRENDELDE PENETRATIE, Opgedragen aan den samensteller van een Weermachtbericht . yjanhopig zwoeger van de pers, Wat heb je toch veal zorgen! De uitkomst is niet al to versch Van 't ploetren iederen morgen Eerst was je dagelijksche preek: Het Oostf rout is elastisch . Maar je herhaalde 't week ma week, Dat ward ons to f antastisch! Toen schreef je iederen dag wear trouw Van kleine penetraties, En ach, wie dat gelooven zou, Hij lead aan aberraties! Nu heb je wear een nieuwen zin : Het front is afgegrendeld . Maar neen, daar trappen wij niet in, Wij zij n to vaak bezwendeld . Je bent hier niet in Nazi-land! Wij hebben zelf ook oogen En wij gebruiken ons verstand, Dat heeft ons nooit bedrogen . Want j a, dat front van elastiek, Dat lap ik aan mijn zolen : Het rekte heel de moffenkliek Van Stalingrad naar Polen! En kleine penetraties ook, -- Krijg je daarvoor provisie? De mof f en trekken wag als rook Voor een Sovj etrdivisie . En wat die grendeling beoogt, Moat ik j e dat ook leeren? 't Is een soldaat, die hopeloos poogt Een legercorps to keeren! 77 Dus spaar je toch de moeite, man Het wil hier toch niet lukken! Een yolk, dat zelf nog denken kan, Behoef t geen Duitsche krukken . Wees maar voorzichtig! Gauw is 't uit, Dan wordy niet meer gezwendeld, Dan penetreeren wij je huid En words je zelf gegrendeld . Al ben je dan van elastiek, We zullen je toch krijgen, En brengen jou en heel je kliek Eens en voorgoed tot zwij gen! DE RUSSEN STAAN IN POLEN. Zoo hebt Gij eind'lijk, Heer, Het Duitsche beest geslagen . Gij kondt niet langer meer Zijn rauw geweld verdragen . Gij hebt van Stalingrad Zijn vlucht tot hier bevolen . Vandaag klonk door de straat : „De Russen staan in Polen." Europa ademt op, In nood en dood gevangen . De vrijheid staat in knop En wil den bloei ontvangen . Heer, zend Uw milde zon, Te lang ons reeds ontstolen, Nu dat de roep begon : „De Russen staan in Polen ." Heer, schut Uw rechterhan.d Weer om de oude aarde. Bluscht Gij den f ellen brand, Waar wij de stof voor gaarden . Dempt Gij van onze haat De stinkende riolen, Nu 't door de wereld slaat : „De Russen staan in Polen ." 78 Zend Gij uw vrede neer Die wij zoo grof verkrachtten. Laat recht en waarheid weer op aarde overnachten . Versterk ons moe geduld, On~tdek ons nukkig dolen, Nu ons de hoop vervult . . . „De Russen staan in Polen." Bij de intrede van het Nieuwe Jaar, 1944 . VLAANDERENS VERZET. V oor Jan Moed wii. Men kan opstandig zijn in lange schreden, die vier-kwarts dreunen op een harde straat . Gij, Vlaanderen, zij,t trouw aan uw verleden : gij zijt opstandrg in drie-achtsten-mast . Uw oprmarcheeren is een daps van haat tegen de beulen, die uw recht vertreden . Uw toekomst gloort : een ongetemde staat ; en toornig~lachend geeselt gij het heden . 0, Vlaandren, wij zijn een: Ook onze vromen en strijders worden door den mof gemoord . Ziet, wij zijn een : ook onze toekomstdroomen zetten verlangen van 't verleden voort . Ziet wij zijn een : Ook onze tranen stroomen, als uilenspiegel Klokke Roelant hoort . Januari 1944 . 6 JUNI 1944 DECISION DAY. Zullen de linden weer als vroeger geuren, En wordt de nacht weer rustig en vertrouwd, En valt het f loers weer of van zon en kleuren, En scheurt het u~eb dat ons gevangen houdt? Ergens ter wereld leven vrije menschen, Geen veldgrijs en green groen besmet hun straat, - Het lijkt zoo ver, zoo buiten alle wenschen, Alsof het op een vreemde ster bestaat, 79 Stil ,--- : de granaten spatten door den nacht. Een tires wordt in den grauwen wal geslagen Waarmee de Hun ons huffs en hart omsloot Nog staat hij en geloof t in eigen kracht . Te l~aat. - De schemering licht op bij vlagen : De wrekers zijn gedaald in 't morgenrood . 80 UIT DIEPTEN VAN ELLENDE IN ANGST ROEP 1K TOT U . , . , n angst roep ik tot U, o God! Gij hebt het menschenrwereldlot Alleen in Llwe handen . Ai, red de wereld uit haar nood, Het menschenleed is diep en groot Tot aan de verste stranden . Wij hebben zwaar gezondigd, Heer! Wij leef den gansch niet tot uw eer, Nlaar kozen eigen wegen . . . Gij kwaamt om ons to straf f en, Heer, Met Uwe roede op aarde neer, 0, laat 't ons zijn ten zegen. Ons yolk, het keere weer tot God, Het legge heel het smadelijk lot Aan Uwe voeten neder. Geef Gij, o God, voor wat nog wacht Ons land en yolk de dragenskracht, Keer met Uw vrede weder . Behoed ons yolk voor 't wreed geweld Des vijands, die geen perk zich stele, En 't land wil onderdrukken . Hij heeft het op uw eer gemunt . Wij smeeken, dat Gij 't hem niet gunt Dat hem dit zal gelukken . Houdt Gij ons dicht bij 't Goddelijk Woord, Leidt aan Uw Vaderhand ons voort, Langs Uwe heilige wegen . Blij f Gij Uw yolk in dezen tij d Waarin het 'toch zoo smartelijk lijdt Nabij met troost en zegen . Redt Gij ons uit den wereldbrand, Door Uwe Goddelijke hand En doe ons alle dagen Hetzij Gij ons van ramp bevrijdt Of nog door dieper d+alen leidt Van Llwe trouw gewagen . 82 WIE ROEPT ONS ? yy'ie roept ons, wie roept ons? De stem uit den tijd Van 't roemrijk verleden, Van hen, die toen streden, Van ,tachtig jaar strijd . Wie roept ons, wie roept ons? Een yolk, dat nog lijdt, Het roept om bevrijding Het wacht op de tijding : „Sta op, het is tij d!" Wie roept ons, wie roept ons? Een land nog in nood, Met zorg nog beladen, Het vraagt ons om daden, Komt, maakt het weer groot! Wie roept ons, wie roept ons? De stem van de trouw, Zij vraag,t ons bewijzen Ons land moet herrijzen Met 't rood, wit en blauw! Wie roept ons, wie roept ons? De stem van ' i. verzet, Zij vraagt ons to geven Als 'it moet, zelf s ons leven, Ons land moet gered! Wie roept ons, wie roept ons? De stem van den Heer, Hij geeft ons Zijn zegen, De vrijheid herkregen, ORANJE keert weer! EEN DING ZAL NIET VERKEEREN, Een ding zal niet verkeeren, de lief de blij f t de bron, al kraken de geweren, al buldert het kanon. 83 Geen honderd dwingelanden, al slaan zij duizend keer met roof en moord en branden, slaan ooit die macht terneer. Al moeten volken bloeden door een waanzinnig man, eens eindigt het wild woeden van Hitler, den tyran . Het vuur, dat overrompelt brandt even valsch als f el . tot vliegende asch verschrompelt dit tijdelijk bestel . De beul zit reeds to vlechten aan 't eigen galgetouw, al hebben de beulsknechten dit land nog in hun kla'uw. BEDS, eer, geef de vrijheid aan de Nederlanden „ En zegen al wat daartoe strekken moet Zelf s als de steden rondom ons verbranden . ,,Maar blijf genadig voor 't onschuldig bloed Als straks de bommen en granaten gi;eren : Verkort het oordeel dat Gij kornen doet! „En wees het yolk van Holland goedertieren : Al hebben duizenden Hw Naam miskend, Er zijn ook velen die Hem daaglijks vieren, „Vergeef wie zich van u heef t of gewend, Toon U zoo onweerstaanbaar in 't bevrijden Dat van mijn yolk u hoofd voor hoofd erkent! „Zie neer op wie aan de bezetting lijden, Zie onze rouw en onze angst en n-ood En zend Uw Engel om voor ons to strijden! 84 „Breek onze boeien en hergeef ons brood! Wil uit de huizen alle onrust weren En perken stellen aan geweld en flood! ,,Maar doe ons ook de milde wijsheid leeren Die het vergeven tot een vreugde maakt, Opdat wij in den vijand U niet deren . „Geef ons een overheid die daarvoor waakt En innerlijk aan elk van ons den vrede Die zuiverder dean alle vrijheid smaakt . „Neem, Heer, flit schamel snoer van mijn gebeden ; lk leg ze n~eer in Uwer handen schulp En schaam mij voor hun onvolkomenheden . „Want mijn geloof is als een wankel wulp En kan zulk kleingeloof verhooring hopen? Heer, kom Gij zelf mijn ongeloof to hulp!" 0 HEER, DIE DAAR O Heer, Die in den hoogen hemel troont, De vijand heeft Uw Goddelijk rech .t gehoond En is bij ons zijn goddeloos werk begonnen, Geholpen door verraders en spionnen . De N .S .B. Werkt met hem mee, Die ons geheele land Met groot gerucht Vanuit de lucht Bedreigt met moord en brand . 0 Heer, Die daar des hemels tente spreidt, Wij zijn ons recht en onze vrijheid kwijt . De Fuhrer heelt zijn „woord van cer" gebroken, Uw erf verwoest en Rotterdam in brand gestoken . Nu siaan wij 't oog Tot U omhoog, Die ons in angst en pijn Verlossen kondt Te alter stond En Neerlands God woudt zijn. 85 Als gij, o Neerland, dikwijls hebt geklaagd, Gelooft flu zeker, dat verlossing daagt, Belij dt voor God uw nationale zonden En last uw stem opnieuw Zijn lof verkonden, Dan zal de Heer, Hem zij de eer, Uw vij and vast versla;an . Met Hitler's macht, Met Duitschlands kracht Is het welhaast gedaan . GEBED VOOR HET NEDERLANDSCHE VOLT, O Heer, Die ons does leven in een tijd, Waarin de aarde dreunt van zwaren strij d, Waarin ons Vaderland door overheersching lijdt, En volken beven . Voor U belijden w'onze groote schuld . Gij hadt voor ons een eindeloos geduld, Wees over ons toch niet met toorn vervuld - Wil ons vergeven. W'erkennen, groote God, dat Gij het zij t Die in Uw heilige gerechtigheid De aarde en ons Vaderland kastij dt Met deze plagen, Maar smeeken U ootmoedig ifi deez' stond: „Bewaar ons Volk toch voor de groote zond' Om, was ons alien heden overkomt U aan to klagen". Vernieuw ons Volk door uwen Geest, o Heer . Breng 't tot Uw dienst en tot de Waarheid weer En geef het Uwen grooten Naam ter eer, Voor u to strijden . Sla neer de trotsche onbekeerlijkheid, Roei uit de vuile ongerechtigheid En leer ons Volk flu in ootmoedigheid Uw Naam belijden . Zie, Heer, het onrecht, dat ons words gedaan . Zie, hoe wij machteloos en zonder waapnen staan, Zie uit den Hemel d'onderdrukking aan, Die ons does lij den . Zie, hoe de macht'ge vij'and zich verheft, Zie, hoe hij goddeloos het oude Bondsvolk tref t, Zie, hoe wij alien flu reeds zijn geknecht Wil ons bevrijden . 86 0 God, die Nederlands Bescherm~er zijt, Die ons voorheen van Spanje hebt bevrijd, Die met Oranje, in dien fellen vrij'heidsstrijd Ons bond tezamen ; Die ons daarna bevrij dde keer op keer, Zie in genade ook nu op ons ter neer - Schenk ons de Vrijheid en Oranje weer! Verhoor ons! Amen . HOLLAND. Holiand, Heer, hebt Gij geschapen, Holland leef t door Uwe macht, Holland draagt een leeuw in 't wapen, Holland kreeg van U zijn kracht ; Holland had de zee tot moeder, Holland heef t een rein blazoen, Holland bouwt op zijn behoeder, Holland handhaaf t f ier en koen . Holland, Heer, kreeg uwe gaven, Holland leef t voor lief de en recht, Holland zal zijn of komst staven, Holland lijdt, tot Gij beslecht . Holland bidt met stil vertrouwen, Hollands hart beukt immer aan, Holland zal zijn leed verstouwen, Holland dooden, 't zal niet gaan . KERSTNACHT 1940 . De Kerstnacht siddert boven donkre landen . Door 't puin der steden vlaagt de f elle wind . Nu kwam een oud symbool voor goed tot schande : De vrede cm het Kleine Kind . In dezen oorlog is geen kind meer heilig, Bij deze massarmoorden redt geen vlucht . Om barenden is zelf s geen stal meer veilig Voor bommen, bonkend uit de lucht . In dezen Kerstnacht zal geen engel zingen . Daar straalt geen ster in deze donkerheid . Daar is geen vrede tusschen stervelingen, Noch vreugd, die tot bevrijding leidt . 87 Wij hebben allerzijds den strijd verloren . Heel onze wereld stoat :tot puin ineen . Het Kleine Kind weed tevergeef s geboren, Wij zijn verloren en alleen . GOEDE VRIJDAG 1941. Een is gestorven en Zijn flood werd leven, Zijn lijden troost, Zijn dorst verzadiging ; Het kruis, waaraan Zijn trillend lichaam hing, Werd tot het teeken van de hoop verheven . Nu leven heerschers, die een waafn beving, Zij worden door hun demon voortgedreven, En waar een yolk voor hen tenonder ging, Staat in het puin hun dor embleem geschreven . En velen werden dienaars van de stof En sterven in den roes van het geweld, En and'ren zinken tot een stow en dof Berusten voor het lot, flat hen niet telt ; En hen, voor wie het oude kruis nog gelds, Beklemt de wanhoop van de olijvenhof . BEDS VOOR NEDERLAND. eer keert de lente en weer nadert Mci ; D'aarde gaat bloeien en bloemen nu dragen 't Zonnegoud stuift door den hemel . Maar wij, Zwaar in den ban van herinnering geslagen, Denken weer terug aan die voorjaarsche dagen, Wreed eens gestoord door de krijgsrazernij . Heer, zie ons yolk ontsteld, Een horde van barbaren Kwam over 't land gevaren En Neerland iced geweld! Plots, met verkrachting van rechten en wet Stortte de stroom van de pantserverbanden, Sterk door verraad van volkseigen sujet, Donderend over de slapende landen . Overmacht, burgerleed, steden die brandden, Dwongen to staken 't gewapend verzet . 88 Heer, die Uw trouwen telt, Doe dezen storm bedaren, Wil ons en d'onzen sparen Nu Neerland lijdt geweld! d'Eer was gered, want Neerlandsche grond. Dronk stroomen bloeds van de of f erbereiden En der gevall'nen flu zwij gende mond Zal voor de volk'ren en komende tijden Altoos doordringender blijven belijden ; „Onrecht deed hij, die ons grondgebied schond!" Heer, die het kwaad vergeldt, Laat 't onrecht niet verj arena Wilt Gij ons Recht bewaren Want Neerland lijdt geweld! Dra na den dag, dat gestrekt werd het zwaard, - Toeh nog to kort duurde 't uitzichtloos vechten Werd ons door leugenmond vleiend verklaart Dat men nvet breken zou d'aloude rechten, Dat Neerland vrij 't eigen lot kon beslechten . ( Spoedig bleak weer, wat een Duitsch woord was [waard!) God, uit Wien Waarheid welt Ziet, hoe door 't valsch verklaren Der gladde leugenaren Trouw Neerland lijdt geweld! Ziet nu, hoe Vrijheid en Recht hirer vervlood . Waarom de werkers hun land uitgestooten, Waarom die roof van ons geld, goad en brood? Waarom in kampen en kerkers gesloten Schuldloos zooveel? Waarom jagen de schoten Daaglijks de bloem van ons yolk in den dood? Heer, die de wetten stelt Die onze wetten waxen, Gedenkt de martelaren . Ach, Neerland lij dt geweld! Zwaar gaan de dagen en lang is de duur, Dat wij gedrukt door hat juk der vandalen, Smachtende wachten hat naderend uur, Waarop het licht van de Vrijheid zal stralen, Waarop hat Recht als een Zon weer zal pralen . Neerland blijf sfierk en houd brandend hat Vuur! 89 Ons hart, op U gesteld, 0 Heer der legerscharen, Verwacht Uw morgenklaren, Nu Neerland lijdt geweld! Mei 1941 . OUDEJAAR 1941. Verduisterd ligt mijn Amsterdam, Ontluisterd in den nacht to klagen Om 't gruwlijk lot van Rotterdam En het ontkroonde 's-Gravenhage - Een feed dat nog geen einde nam . Dof als een golf in den mist, Grauw van het uitzichtloos gaan Koppig, wilskrachtig toch is 't Zooals mijn yolk recht blijft staan : $ukkend, geknecht noch gekist . De mythe words levend beeld : Een bodem, gedrenkt in bloed, Het bloed in zichzelf verdeeld --- Hit moordlust en overmoed Zoo bodem als bloed verspeeld . Een slagveld : staal en bloed en slijk ; Een stad: ruines, lijken, ;drek ; lie volken : slaaf en slaaf-gelijk ; De Leider : een enorme bek En -dan een duizendjarig Rijk? HET HOOFD OMHOOG ! Het hoofd omhoog, al schrijnt uw hart Van al 'die namelooze smart . .. A1 words g' ook doodens-toe gesard, Dan nog dien wreeden beul getart, Zij zullen ons niet krijgen! Het hoofd omhoog, ook als het bloedt, Omhoog naar God, die u behoedt, En mrartelaarsbloed gedijen doer! Het hoofd omhoog, met f ieren cooed ; Zij zullen ons niet krijgen. 90 GEBED, Wij zijn zoo moe van lung to wachten, God, Zoo moe van to Lang pijn en to lang dragen, - Wij zijn den weg naar U verloren, God, En durven niet meer om Uw bijstand vragen . Wij zijn zoo moe van to veel hopen, God, Zoo moe van to veel angst en to veel zwij,gen, r Wij zijn ontwend tot U to bidden, God, En durven niet ons hoof d voor U meer neigen . Wij zijn zoo moe van to diep haten, God, Zoo moe van to diep wrok en to diep schamen, - Wij zijn bevreesd voor Uwe lief de, God, En durven niet Uw groot gebod beamen . Wij zijn zoo moe van to bang wachten, God, Zoo moe van to lang strijd en to fang smeeken, .-- Nlaar zoo Gij ons alsnog verlost, o God, Geef, dat wij voor diep dag niet zijn bezweken . GOD GEEF ONS TROUW God, geef ons kracht als wij, in wanhoop, klagen, In onbegrepen leed van donk're dagen . Geef ons dan kracht om vol to houden, ook al zou Rondom ons alles wankelen, God, geef ons trouw! God, gee£ ons inzicht, als wij angstig raden Naar de bedoeling van Uw grootsche Daden, Geef ons geloof om te vertrouwen, ook al zou Rondom ons elkeen twijfelen, God, geef ons trouw! God, geef ons eerbied voor de hoogste waarden, Die land en yolk, de eeuwen door, vergaarden . Geef eerbied voor geloof en vrijheid, ook al zou De duivel zelf ze dreigen, God, geef ons dan trouw! God, geef ons moed voor 't Vorstenhuis to strijden, Voor Vaderland en Volk, als 't moet, to lijden . Geef ons dean moed ons lot to dragen, ook al zou Het grootste offer plicht zijn, God, geef ons dan trouw! 9 1 NOG! Nog drukt des vij ands voet ons zwaar beproef de land, Nog ligt ons yolk ter neer, vernederd en geslagen, Nog dreigt bij dag en nacht de ruwe ijz'ren hand, En grijpt de helden aan, die tot verzet zich wagen . Nog wordt ons huffs vernield en wordt ons yolk beroofd, Ons voedsiel weggesleept, gevoerd naar 's vijands landen, Nog zuchten w'onder 't juk en wordt ons vuur gedoofd, En beiden wij den tijd, met stil gevouwen handen . Nog worden man en vrouw als slaven weggebracht, Moraal en christenplicht, God's wil en Zijn geboden, Nog worden zij vertrapt en wordt het recht verkracht, Nog meerd'ren met den dag ons lijden, onze nooden! Nog! nog! ja, nog! maar Straks gaat keeren het getij! Straks zal, met Godes hulp, ons yolk 't gebroed verlagen, En schudt het moedig of des duivels tiranny, Straks gaat het vrijh'eidslicht, 'd'Oranjezon weer dagen! Nag! nog! ja, nog! maar spoedig klinken plechtig weer, 't Wilhelmus en het oude lied : „Wilt heden flu treden," Als God de Heer: „Daer onzen vijand slaet terneer"! Dan loven wij Zijn Naam in onze dankgebeden! MENSCHEN IN NOOD. Wi lijden verdrukking en plagen, Wij lijden, maar zullen niet klagen . Wij hebben den cooed tot bet strijden En worden al sterker door 't lijden . Wij kennen geen vrees en geen pijn Wij weten gedragen to zijn . --- Wij geven ons over aan God En dragen met f ierheid ons lot . Wij tarten het beuken der golven ; Wij willen niet worden bedolven . Wij laten ons ninlmer verslaan, En zullen ten onder niet gaan . Mei 1942. 92 BALLADS VAN DE WAARHEID, YTanneer de Waarheid niet meer wordt gezeid, gelijkt de ziel een landschap zonder regent de grond versmacht, de bloei is voor den tijd verdord, verschrompeld en de lucht staat tegen, Als een rivier, die alles rijk bevloeit en voortstroomt langs de zelf gebaande wegen, zoo is de Waarheid, vrij en onbesnoeid - maar leugen staat den Nederlander tegen . Toen Jezus in het rechthuis werd gebracht, gegeeseld als een boef, bespot, bespogen, bleef hij gewapend met die eene kracht : de Waarheid als een vuursteen in Zijn oogen . Zijn landvoogd en Zijn rechter zag hem aan : „Waar is de waarheid" klonk het laf verlegen . Wij alien zien de Waarheid voor ons staan .-a en leugen staat den Nederlander tegen . Oranje bond den strijd met Philips aan en liet gelaten een rebel zich heeten, voor Waarheid is een yolk toen opgestaan, voor Waarheid en de vrijheid van geweten . Zoo menig held van 't lieve, lage land heef t voor zijn heeren ongelijk gekregen : 1hij nam zijn lot, hij bleef zijn zaak verpand want leugen staiat den Nederlander tegen . Nog nimmer is de Waarheid zoo ontkend, zoozeer verminkt en listiglijk bemanteld met veil gepraat, waaraan 't gemeen zich went, als in dit uur, waarin een tij dperk kantelt . De leugen zit ten troop en heef t de straat, zij grijnst ons aan langs de vertrouwde wegen, de leugen ranselt Waarheid in 't gelaat - maar leugen staat den Nederlander tegen . Prins Jezus, Die ons alley harten kept, de nieren proef t en de tirannen ment, wij hebben van dat gif genoeg gekregen . Versla den vijand, die de Waarheid schendt! de leugen staat den Nederlander tegen . 93 GEEN UITKOMST. k heb om mij heen gekeken en zooveel ellende gezien - ik kan het n.iet meer vergeten, waar moet ik heen met dit weten, er is geen uitkomst to zien . Wat moet ik doen om to helpen dragen het menschen-lot? Hour 't feed in de straten klagen, zie 't vale verdriet van de dagen, en ik schiet in alles to kort . M'n leege handen zijn krachtloos, m'n hart is zondig en boos, m'n leven is zwak en machtloos . - 0, Heere, erbarm U, verzacht nog on$ leed ; red het leven zoo broos . WEES STIL, \y7ees stil en wacht En spaar je kracht, En hoor naar Gods geluiden . Zij brengen troost, Van West tot Oost Van 't noarden tot het zu,iden . Wees stil en sterk En bid en werk, A1 is het zwaar to dragen . Het licht breekt door En wijst ons 't spoor - Wij volgen, zonder vragen . Wees stil maar blijf Rechtop van lij f ! Blik f ier de toekomst tegen . Ervan bewust Dat onze rust Door God's hulp is verkregen . Wees stil de tijd, Zoo lang verbeid, Is spoedig aangebroken! Dan, hand in hand, Voor 't Vaderland! De hoof den opgestoken! 94 Wees dan niet stil, Maar toon je wil Eendrachtig saam to streven, En blijf het waard, Naar onzen aard, In Neerland vrij to leven! KERSTMIS 1943. Dit zijn de stifle donk're dagen, De laatste dagen van een stervend jaar, Vol stomme smart en bange vragen . Het ging voorbij . 0 mensch, bewaar Uw krachten voor de lichte tijden, Wier gloed de verre kim reeds klaart ; Brengt 't nieuwe jaar een eind aan 't lijden? Wees sterk, mijn hart, eens is 't gebeurd . . . HET NIEU:WE JAAR 1944. Het oude jaar gaat heen - wij staan met rouw in 'thart, Omdat veel dlerbaars onherstelbaar ging verloren . Zal ook het nieuwe brengen niets dan zorg en smart, Of wordt uit al dit feed een bet're tij d geboren? Ook dit jaar heerschten onderdrukking en geweld, Het was to veel haast, Heer, om ~alles funk to dragen ; Maar toch wij weten het, dat Gij de grens straks stelt, En dat op Uw bevel opnieuw het licht zal dagen . Ja, flu verstreken is de donk're kortste dag, Gaan wij weer naar het licht - Nu moeten w'ons bezinnen, Hoe kunnen wij, al trof ons dit jaar slag op slag, Met cooed en hoop in 't hart, het nieuwe jaar beginner? 0, God, met vast vertrouwen en geloof in H, Zoo kunnen wij alleen de toekornst rustig wachten, Zoo staan w' ootmoedig met gevouwen harden nu, En gaan in 't komend jaar met hoopvolle gedachten . Wij staan gereed, bereid, de tanden op elkaar, „Gij zijt, o, God de Heer, ons schild ende betrouwen!" Zoo wachten wij „de Vrijheid" in het nieuwe jaar, Zoo zullen w'aan de toekomst van ons volk gaan bouwen! 95 BIJ DE JAARWISSELING 1943-1944. Nog bloedt ons dierbaar yolk uit vreeselijke wonden, Nog words het recht vertrapt, nog words de eer [geschonden, Nog mist de vrouw haar man, nag mist het kind zijn [vader, Nog staat er de tiran, nog leef t hier de verrader . Maar 't 'lijden neemt een end, de vrijheid is aan 't dagen . 0, Volk van Nederland, dat zoo Uw smart kon dragen, Een yolk, dat hopen blijft, kan niet ten gronde gaan, Geen vijand die deez' macht kan rooven of verslaan! Weer is een j aar voorbij ! Maar sterk is wie kan wachten! De wijze beidt zijn tijd en zamelt thans zijn krachten! OUDEJAARSAVOND 1943. Hoevelen staan weemoedig daar En denken aan al was zij missen . De slagen van het oude jaar het leed niet uit to wisschen . De armen en rijken zij kregen hun deel Van den druk der moorderide tijden . Maar de armsten der .armen, zij leden het meest . De honger verhoogde hun lijden. En toch onder hen - en dat verblijdt --- Was hulpvaardigheid dubbel to vinden . De hood was het hoogst, de hulp het bereidst, Al was 't middel ook moeilijk to vinden . Wij die nog bezitten 'gedenken dus wel, Dat daar waar het meest werd geleden, De helpende hand ook het eerst words gereikt, 't Werd vergeten, to veel in 't verleden . Staat rijken en armen thans pal naast elkaar, Laat broederschapsgeest U thans vinden . Geen klasseverschil flu ellende is daar, In u zelf zal belooning zich vinden . En als gij des avonds de oogen sluit, Bedenkt was gij vraagt voor uw kinderen . In 't hart van iedere moeder spreekt ; Ook zij bids - God laat het mij vinden . 96 7 HET WONDER VAN ELIA, O God, houd flu uw yolk in stand, Zooals Gij eens door Uw prof eet, Toen honger heerschte in het land, Een eeuwig wonder deed! Elia nam zijn wandelstaf En reisde, aan Gods woord getrouw, Een bedelaar, naar Zarf at oaf En zag de wed~uwvrouw . Die sprokte tot haar laatsten nood Een handvol hoot, zoo arm was zij . En toch zei God : deel van haar brood, Zoo gaat de dood voorbij . En zij eerst : Heer, ik heb niet meer Dan wat gij in mijn handen ziet . Maar hij weer: geef mij tot Gods eer En het vermindert niet, Want er zal olie in uw f lesch En er zal meet zijn in uw kruik: Wie God geeft, houdt een rijke rest Tot dagelijksch gebruik . Toen voelde zij het wonder aan Haar hart en zij weerstond het niet, Maar zij heef t naar Gods wil gedaan En zoo is het geschied : Haar f lesch was niet van olie leeg En in haar kruik ontbrak geen meet, Hoe lang de honger duurde, kreeg leder daarvan zijn deel 0 God, die eeuwig wondren wekt En ook de dood voorbij doet gaan, Gij hebt haar dood hart toegedekt En levend op doers staan! Hoe menigmaal, dat ik dit las Was het een ver en schoon verhaal . Hoe komt het dat ik het nu pas Schuw voor mijzelf vertaal? 97 Omdat, als ik aan den prof eet En aan die vrouw denk, huivren kan, Dat ik niet doen, zal als zij deed, Dat ik het zoo niet kan . Want nu de honger en de kou Ons dreigen, vrees ik voor het uur Dat ik ook ronddwaal als die vrouw En sprok voor 't Zaatste vuur. Maar als ik, klein in eigen nood, De laatste olie, 't laatste meet Spaar tot een ditstel van mijn dood, Dan, God, eischt Gij uw deel Heer, weet hoe klein dit hart nog is, Hoe traag dit oog in die Gij zendt Als deelgenooten aan den disch Uw eigen komst herkenti Vergeef het ons, mask ons bereid, Opdat ons oog niet words verrast, En kom tot onze schamelheid En woon er als een gast! • als Gij bij ons wonen wilt, Za1 ook op deze dorre stee Al onze honger zijn gestild Met brooden vij f en visschen twee! • wonder van Uw spijziging, Wijd naar het eeuwige verschiet! • yolk in uw vertwij f eling, Eet, eet flu want het minders niet! ZONDAG. Het is vandaag de dag des Heeren. Het yolk genies bewust Na langen tij d van vlij tig werken Een welverdiende rust . Je kleedde later dan gewoonlijk Jezelf heel langzaam aan ; En na 't on.tbijt werd opgebroken Om naar de kerk to gaan . 98 De Zondagsrust hoort tot 't verleden, Men komt gejaagd uit bed En vraagt of sours 'n troepje mof f en De stad heel t of gezet. Heel vroeger werd op Zondagmorgen (Je lag nog fijn in bed) Een kopje thee met een beschuitje op 't nachtkastje genet. Zoo was het vroeger, flu is 't anders! De Duitsche parasiet Pleegt onze Zondag to verwoesten (Want anders is het niet) . Gaat men ter kerk, men wordt gewaarschuwd : „Ga maar gerust naar huffs, „De menschenjacht is weer begonnen! „Het is weer heel niet pluis ." Zoo viert men thans den dag des Heeren . De dag van menschenjacht! Zoo is de Zondag van den Duitscher, Die zelf s Gads dag verkracht! GEBED OP KERSTMIS 1944 . Denk aan de burgers in hun grooten nood En denk, Heer, aan de tallooze soldaten, Alleen de knoeier kan nog hardop praten De dichter zwij gt : nog staan de loopen rood . Wat doen wij meer dan hongeren en haten, Nu na vijf jaar? Nooit was de nood zoo groot ; Wij vragen slechts Uw vrede en Uw brood En dat :de kommer eindlijk of mag laten . Het water neemt ons 't land, de vijand 't goed En Gij, Heer, neem ons als Gij wilt het leven Maar mask dat hier de vijand worth verdreven . In 't donkey wordt Uw kind opnieuw geboren, Wij hebben nooit de hoop op U verloren Dat Gij ons tot het uiterste behoedt. 99 M DIET VERGEEFSCH, aar als ik leven mag tot de bevrijding En juichen op het overwinningsf eest, God, doe mij dan dit weten : wat voorbij ging Aan nood en leed is niet vergeefsch geweest . Laat hier een yolk herrijzen, wijzer, schooner Dan toen het neerdaald' in het doodsgebied, Dat van Uw aard' opnieuw een vrij bewoner Staag naar de kom van Uw voleinding zieti Omdat dan van dit land de horizonnen Rijp werden door Uw licht van eeuwigheid, Omdat Uw martelaars hier overwonnen En met het bloed de bodem is gewijd Laat hun dit land zoolang Uw zon zal schijnen, God, doe het ons ontvangen nit hun hand! Laat ons slechts wat zij wonnen met hun pijnen Herboren worden tot een vaderland.! 100 CONCENTRATIEKAMP HOLLAND W „KONZENTRATIONSLAGER, HOLLAND", idie voor al vervolgden en verdrukten Eens openzetten wijd der grenzen poort, Wij, die in recht nooit voor het onrecht bukten, Vrij in ons does, ons denken en ons woord, Hoe zijn wij nu zoo smadelijk geslagen In der onvrijheid kluisterende klamp! Hoe slijten wij, gevangen, onze dagen In dit omheinde concentratiekamp! Nu schuif elen wij schichtig onze ronden Binnen der grenzen onverbreekbren muur. Wij worden vroeg naar donkre cel gezonden En beiden lang het kille wakens-uur . Wij speuren rood en f luisteren was zachter Als wij een vriend ontmoeten in de straat, Bang voor de blikken van den Duitschen wachter, Bang voor in eigen kring het bar verraad . Wij, in dit land van room en honingraten, Wij kennen voedselnood op elk gebied . Wij eten en wij drinken surrogates, De rest van 't maal dat ons de vijand lies. Steeds vaster, vaster draaien zij de schroeven Van hun vervloekt systeem, naar nazi-wet . De vingerafdruk stempelt ons tot boeven, Nag blij f t ons niets dan lij deli] k verzet! Maar •-- kijk naar Amsterdam! Zie hoe de glorie Van 't Hollandsch yolk langzaam den maker heft Van 't Amsterdamsche dok begins victorie Wee, wien zoo zwaar de haat van Holland tref t! CONCENTRATIEKAMP. Niets dan de stem van een kind op den weg Is genoeg om volkomen gevangen to zijn . Achter het prikkeldraad wuiven de heesters, Wat verder staan boomen en rein 102 In den lucht van den zomer klinkt eensklaps daarachter Het heldere hooge geluid Van 't kind, dat plezier heef t, en 't weet niet, hoe zeer hat Voor alien de vrij heid beduidt . Dit lijkt op hat heldere schellen der huisbel Na schooltijd, als 't Zaterdag is : Dan komen de stoeiende vragen aan Vader Waar morgen direct na de Mis De wandeling heen gaat. Zij maken hun plannen ; Het huffs is to klein voor 't geluk, En luid breekt de geestdrif t der schoone verwachting De ernst der studeerkamer stuk . Wat bast het, van kind',ren en vrijheid to droomen, Terwijl men toch vruchteloos tuurt Om achter de heesters een glimp to betrappen Van hat leven? --- Gevangenschap duurt Niet korter, wanneer men zijn eigen geluk zoekt . We zijn meer dan zeshonderd man . Een kind op den wag heef t gelachen . Wij hoorden 't En elk ward er eenzamer van . WILDZANG. Wij zijn hat wild, dat gij nu jaagt . Gij zij t hat die de wapens draagt, De netten sleeps, de horde hoedt, Die ons, benarden, drijven moat Naar waar uw schrikkelijk geweld Ons knevelt en ons nedervelt . Bedreigden wij, bij nacht omslopen Vervolgden, duikend voor den dag - Waar lieht en duister ons verkoopen ; Wat scheidt ons van den laatsten slag, Die ons zal zijn en ons zal blijven? De f elheid onzer veege lijven J aa~gt straks door heel hat continent, Hoe of gij u ook keert of wends : U wurg~t een band van broederhanden Gemartelden van alle landen, Vereenigt u! Het uur der wrake Zal straks hat wild tot jager maken . 103 REBEL, MIJN HART. Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht, die aan de tralies van den alrdag rukt, weest om Uw tijd'lijk lot geenszins bedrukt, al zijn Uw kluisters hard, de muren hecht . Want in den aanvang ward hat U voorzegd, dat het aan enkelen steeds gelukt hat juk to breken, dat hun schouders drukt, laat dus niet of, maar vecht en vecht en vecht . Breekt uit en blaast de doove sintels aan, die zijn verdoken onder rookend puin ; vaart storm-gelijk over den lagen tuin, die Holland heat : slaat dood'lijk toe en snel, opdat het kwaad schrikk'lijk zal ondergaan, o hart, mijn hart, o bloedroode rebel . DE WUIVENDE. Geschreven door een getnterneerde in St . Michielsgestel na een bezoek van zijn vrouw . Mivrouw is de wuivende, die met haar zakdoek In 't 1'icht bangs het korenveld gaat . Zij zendt mij een uiterste teeken van lief de Nu zij mij gedwongen verlaat . Wie weet voor hoe lang zij vertrekt? Ik bleef eenzaam, Doch j.ubel slaat op in mijn bloed. Ik voel mij niet langer gevangen ; rondom mij Is haar alom wuivende groet . Mijn God in den hemel, die 't ziet en die weet Hoe ik nooit voor maj zelven jets vroeg, Al wat Gij mij gaaf t, heb ik dankbaar aanvaard En Gij gaaf t mij geluk genoeg . Verhoor voor vandaag en de rest van mijn leven Een enkele bade van mij : Dat altijd mijn vrouw, als uw teeken van liefde Voor mij daze wuivende zij . 104 Haar simpel bewegen der hand bij haar of scheid Zendt mij het geheim tegemoet Waarom Gij uw engel zijn boodschap liet zenden, Beginnende met „Wees gegroet!" Want al wat beweegt hier op aarde, in de zee, Langs uw heem'len vol heerlijkheid, Is niets dan een wuivende groet aan de ziel Om to zeggen, hoe goed Gij zijt, Wie God wil begrijpen, die heeft niet genoeg Aan ons vorschende menschenverstand, Hij ziet naar het dansen van sterren en golven En het wuiven der dierbaarste hand . Al wat ik geloof en belijd, vat ik samen In deze mijn opperste wet : Mijn ziel zij een wuivende groet aan mijn God Want ik heb geen volmaakter gebed . Mijn ziel zij een net aan den stroom der genade En een wuivende golf slag, die spoelt Langs de zoetheid der kust, een graanveld in zon, Dat de tocht van den zomerwind welt. Nlijn ziel zij gelijk aan de ziel van de vrouw Die mij toezond uw goddelijken groet, Want zij is de wuivende, die Gij mij gaaf t En ik dank U : Het leven is goed. REIS NAAR DEN BOSCH . Gevangenen uit Amers[oort, thans ondergebracht in kampen to V ught, gaan iederen dag naar 's-Hertogenbosch op transport, waar ze steenen moeten sjouwen . y7ie naar Den Bosch reist, kan het zien, vv _ Om nooit meer to vergeten, Voor het to last zou zijn misschien .-- Wat heel ons yolk moot weten : Een lange, zwaarbewaakte stoet, Vermagerd en in lompen, Van wie op ongeschoeiden voet En anderen op klompen ; 1 05 Een mitrailleur, de loop omJaag, Rij dt voor de eerste rij en . Van de bewakers klinkt gestaag Het stampen op de keien . Wie ook, een vingerbreedte slechts, Uit het gelid durf t wijken, Ontvangt een striem van links naar rechts, Een stomp, die om waagt kijken . Het zijn, die, eerst in Amersfoort Mishandeld, murw geslagen En naar den geest voorgoed vermoord, Het uiterste verdra~gen . Als schapen, machteloos en stow, Verduren ze dit lijden . En niemand, die het aandurf t om Ze aanstonds to bevrijden . WAAROM Het kind: Moeder, waarom heb ik honger En krij g ik maar zoo weinig vet? Waarom zegt U „zuinig an doen", Als U 't brood op taf el zet? Waarom geef t de melkboer, moeder, Minder dan hij vroeger dee? Waarom drinkt U nooit geen kof f ie En zoo nu en dan eens thee? Waarom is nu bij den slager Alles op en alles leeg, En zegt hij, als U gaat koopen, Dat hij zelf geen stukkie kreeg? Vroeger liepen toch de weiden Vol met vette koeien, moe, Waar is alles toch gebleven? Waar is 't eten toch naar toe? De moeder: Kind, dat moet je mij niet vragen, je brengt moeder in gevaar, De dieven, die het kwamen stelen, Zeggen Loch „Es ist nicht water" 106 Het kind: Moeder, moeder, waarom zie ik Alrnaar vreemden op de straat, En hoe komt het, dat U altijd Stil en of U bang bent, praat? Moesje hoeft niet bang to wezen, Ze heef t toch geen kwaad gedaan! Waarom zijn die vreemde mannen Uit hun eigen land gegaan? Waarom zie 'k ze altijd loopen Met een pakje of een dons? Eten zij wat ik moest hebben? Moesje, maar dan word ik boos! De moeder: Kind, dat zal je weinig oaten, "t Recht der zwakken telt niet meer, En die vneemden zijn soldaten, En die hebben een geweer Het kind: Moeder, weten die soldaten Dan waar onze pappie is? Kan je dan niet met ze praten En zeggen ., dat ik hem zoo mis Moeder, nou moet ik gaan schreien De moeder: Kind, als groote menschen lijden Voor een zaak die edel is, Zijn ze in hun droefheid blij en Zijn ze rijk in hun germs ; Laat de ~andren machtig worden, Eens verdwijnen ze als sneeuw, Deze dag behoort den horden, Maar aan ons de eeuw! Het kind: Moesje, dat kan 'k n.iet begrijpen De moeder: Maar je leert het, jongen.-mijn ; Kijk, de zon doet vruchten rijpen, Een mensch rijpt door pijn ! 107 SONNET, Tegen het voederuur staan wij gevieren Dicht bij het luikje, de oogen worden grout . Wij worden door den hunger weer als dieren, En loeren naar elkanders soep en brood . De vrijheid zien wij slechts door nauwe kieren . Op leege harden weegt de dag als load. Bij onze uitwerps'len lever wij hier en De mensch is geest, het scheppingsplan was groot. Achter de ~and're deuren staan de and'ren, Wier trekken oak van dag tot dag verand'ren, En zijn als wij op voedsel Eel belust . Sommigen zinger door den Zondag psalmen . 1k denk aan bloemen en aan korenhalmen, En trek de knieen op en ga terust . GEBED VOOR DE GEVANGENEN, \YT aar de cel zoo klein is En het verlangen grout : God, zet de deuren open En geef hun alien brood . Geef hun weer eigen stemmen, Schenk hun opnieuw het woord, Geef hun weer licht in d'oogen En mask hun hart bekoord. Wie denkt meer aan dit lever Dan zij hier in hun cel? Van de velden trekt de revel, Maar weten zij het wel? Zij kleumen en verhong'ren En huilen om een groet, Het is zoo'n kleine moeite En 't minste wat men duet . God, maakt de ruimten open, 't Verlangen is zoo grout, Geef hun de open keuze : Het lever of de flood . 108 Nlaar laat hen niet zoo zitten op dezen kleinen rand Van doodrzijn en niet sterven En reik hun nu de hand . Dit kan men nergens koopen, Het levers of de flood . God, zet de deuren open, 't Verlangen is to groot . W GEVANGENISKERK, ij treden een voor een de hokjes binnen, De sleutel knarst en ieder zit alleen En tuurt door 't ijzerrvlechtwerk voor zich heen Naar 't spreekgestoelt' . De kerkdienst gaat beginners . De dienaar van het Woord komt opgetreden . Twee ernstige cipiers f lankeeren hem . En in de vreemde stilte spreekt de stem Van dezen man voor ons de zegenbede . Voor mij, voor hem, dien 'k niet kan onderscheiden, Voor ieder in de eigen traliekast, Voor ieder met zijn eigen leed en last Gaat hij den nieuwen flag des Heeren wijden. Is flit zoo anders flan op and're dagen, Als in de kerk een ieder eenzaam bidt En in den ban van eigen zonden zit, Qok dan wanneer w'elkander biddend zagen? En 't is opeens als weken alle wanders En werden al die traliehokjes een ; God ziet ons aan, wij zijn niet meer alleen In flit verbond van de gevouwen handers . Twee oogen zien vanaf dien kansel alien, Die, elk voor zich, zoo vreemmd gescheiden zijn, De muur van Jericho is op het sein Van Gods bazuin in puin en gruis gevallen . 109 DE GEVANGENEN VAN VLEUGEL D . Van hen die met mij daar gevangen waren Is er het kleinste deel nog maar in leven. Gevangnen vleugel D. En de schare Werd in dien tijd ten doode opgeschreven . Ik zie hen man voor man. In later jaren Blij f t het mij bij, en hier shaan zij beschreven Die met mij op denzelf den vleugel waren, Van hen is flog een klein deel maar in leven . Zij waren door den dood reeds aangeraakt, Maar men besef t, zoo dicht nog bij het leven, Nog niet dat men ten doode is opgeschreven En dat men in een draaikolk is geraakt . Nog geen jaar later weed dit neergeschreven : Van vleugel D een klein deel nog in leven . BI) DE NEDERLANDSCHE POLITIEKE GEVANGENEN IN DE SS. BARAKKENr GEVANGENIS TB SCHEVENINGEN . Hier krijgt de Duivel volop vleesch en bloed! Hij triompheert in 't Kwaad en spuugt op 't Goed . De borst hoog opgezet, vermeit hij zich in snauwen, Tergt waar hij tergen kan, en klampt zijn kille klauwen op 't zwakke en 't hulpelooze, 't lief ste, trapt en slaat, En likkebaardt, bij 't jammeren, van lust en haat . Zoo zijn zijn wreedheid en zijn willekeur ten eenenmale [vreemd Aan al wat naar rechtvaardigheid en mededoogen [zweemt. 1Vlaar tegelijkertijd heel t God's verheven macht Heel dit satanisch spel tot ijdel n i e t s gebracht! Het stort zich op een schaar van wakk're landgenooten . In alles ongelijk, maar allen onverdroten. Op alley voorhoof d glanst een stille schijn : Je maakt mij toch niet bang! Je krijgt ons toch niet klein! In alley oogen loenscht gelaten 't leedvermaak: Wat ook verm-orzeld words, vermorzeld n i e t Gods [zaak. 1 10 Al heeft de Booze dus, met al zijn kwade geesten, Van een millioenenvolk gemaakt een bende beesten, En hulp daartoe gekregen ook van onze kleinheid, Zoo maken we hem nu klein, met mannenmoed en [reinheid! Daar moet veel strijd gevoerd. Daar moet veel leed [geleden . Daar moet veel werk gedaan en veel gebed gebeden . Maar 't Hemelsche gerecht tref t eenmaal 't recht besluit : De Vijand in 't gevang, en 't vrije Volk eruit. AVOND IN DE CEL . Het is het uur van zinnen Nu, flu de avond daalt, Wanneer het licht van binnen Ons wezen overstraalt. Een cel, vier witte muren De deur wel stevig dicht ; In deze late uren Schijnt een gematigd licht. 1k vouw mijn heete handen Ik sluit mijn oogen dicht ; Ik voel de pijn zoo branden 1k zoek het eeuwig licht . Mijn ziel tracht naar de reden Van haar verlatenheid ; Ik hunker naar den vrede In deze eenzaamheid . Het zonlicht gnat nu dalen ; Het is het laatste uur: 1k zie de zwakke stralen Tegen den blinden muur. De muur, dat is de orde Rondom ons eenzaam oord En van de wet der horde Het allerlaatste woord . Het is het uur van zinnen Nu de avond is gedaald En nu het licht van binnen Mijn wezen overstraalt . 1 11 HET WONDER LILT DEN HOOGE, Het wonder in mijn oogen Zoek ik den hemel af, of ergens uit den Hooge Het Leven antwoord gaf . Vanuit de top der berken Klinkt plots een f ij n gerucht En plechtig op hun vlerken Gaan reigers door de lucht . Een merel zingt zijn streven De late wereld in Ik voel het f elle Leven, Dat ik zoo zeer bemin . Ik zie veer al de vriend .en, Die mij ter zijde staan . Met hen ben ik Tangs verblinden Den rechten weg gegaan . Ik zie de oogen lichten Der liefste kameraad, Niets kan ons onheil stichten Ons hart slaat eene maat . Al gark op of onder, Het blijft mij flu gelijk : Ik voel het heilig wonder, Ik weet het Leven rijk . ONTWAPEN ONS. Voor 't slapen gaan ontsluiten ze mijn cel En voor den nacht wordt mij 't tafelmes ontnomen, Want van de wanhoopsdaad, waar angstigen toe komen, Weet men waarschijnlijk binnen deze muren wel . In 't eerst heb i.k bevreemd mijn mesje afgegeven, Maar in de stilte achter de gesloten deur Heef t de af schuw'lijkheid van 't nuchter felt een kleur Van bitt're schaamte naar mijn aangezicht gedreven . 1 1 2 8 1k ben de zwakke, dien de naaste niet vertrouwt En dien hij aldus dwingt in zwakheid voort to leven, Opdat hij Gods geschenk, in 't leven hem gegeven, Niet roekeloos verspilt, maar 't in zijn handen houdt! En mijn gedachten gaan naar broeders in hun cellen, Die, zonder messen, reizen in den duist'ren nacht En wakend gruwen van hetgeen hun vrees verwacht En zich met 't eigen beeld van de verschrikking kwellen . Gij, Vader, die ons kept in onzen nood en schande, Maak 't in dit stille huffs inn alle harten stilt Ontwapen ons! Uw wil geleide ons alley wil En niemand nerve uit vrees zijn lot in eigen handen! LUCHTEN, Wij tred-en uit de stile deter muren Thans een voor een het nuchter daglicht in, Een spanne tijds in 't traag verloop der urea Zijn wij tezamen als een huisgezin . En elk verhaalt de eigen avonturen Van zijn reizen in het geestesrijk . En broeders zijn de lang gescheiden buren, Want al die reizen zijn elkaar gelijk! Wanner ze ons veer in de cellen sturen, Lijkt het daar minder eenzaam om ons heen . De tijd hervat den tragen stroom der uren, Maar, voor een etmaal, zijn wij niet plleen . Hoe lang en zwaar ook de beproeving dure ; Er is een troost die eenzaamheid verzoet! Wij reizen samen in de stille uren Het licht van Gods genade tegemoet! 113 H NA VIJF EN TWINTIG DAGEN. et doel van mijn verlangen is In deze strafgevangenis, Dat streepje lucht daarboven . Sours mistig, grijs bewolkt en grauw En somtijds stralend, zonnig blauw, Waarlangs de wolken schoven . Wat heb ik vaak omhoog gestaard En 'k heb het uitzicht trouw bewaard Als het duister zich verdichtte ; Een stukje pannendak, ommuurd, Waarop ik uren heb getuurd, Na 't dooven van de lichten . De discipline van den dag, De barschheid van 't gesteld gezag, De kale steep der muren, En 't kort bevel op hoogen Loon : 't Is mij reeds alles doodgewoon En niet meer avonturen! Hoe kan het zijn, dat 's menschen aard Den gang van zoo'n bestaan aanvaardt, Zoodat 't hem niet kan raken En niet verbittert van verdriet? 't Zijn de omstandigheden niet, Maar wat ze van ons waken! Het doel van mijn verlangen' is In deze straf gevangenis, Dat streepje lucht daarboven . Want de vertroosting van mijn lot Ligt in het leven van mijn God Waardoor ik blijf gelooven! D NA HET MORGENAPPIL, reigend grauw plein in stervenden nacht ; Vervloekte appelplaats, vervloekt ied'ren dag! Verlaten door werkers, nog niet ontkracht, Gevuld met stervenden en den honenden lack Van sadisten, die trappen op buik en op nieren Van onmachtige zieken en zwakken, our macht Over leven en sterven wellustig to vieren . Dreigend grauw plein in stervenden nacht . .. 1 1 4 D AVOND IN DE CEL, it is het zwaarste uur van heel den dag . De scheem'ring kruipt langs wanden van de cel, Van buiten klinken stemmen, hard en schel, Wat tramgerinkel en een luiden lack . 't Gej uich van kinder~avondspel schalt op ; Joelt in zijn vrijheid na een dag van plicht. Nu is de heide wijd, de hemel licht -- Verlangen laait in f elle vlammen op . 0, nu to zitten bij het schemervuur In eigen kring tehuis, zoo stil vertrouwd - 0 God, hoe worth mij nu dit graf benauwd! Geef mij Uw licht in dit zoo donkere uur. Weer is een zware dag traag weggevloeid. Waarom, o God, kwam over mij dit leed? Maakt gij mij stille, Vader, dat ik weet, dat uit elk kwaad door U een zegen groeit . CELWAGEN. De dievenwagen stopt voor het station, Geelgrij ze auto op gloednieuwe banden . Vier jonge mannen met geboeide handen Staan plotseling in 't licht van d'ochtendzon . Ben tilt een oogenblik zijn wit gezicht naar lang ontbeerde ze.eg'ning van dit stralen . De tweede blij f t onwennig even dralen, Dan slaat een marechaussee de deuren dicht. De derde proef t opeens eer, bloemengeur, Hij ziet een venter met een mand vol rozen -r (Sie haben gegen Wehrmacht sick verstossen) De haat brandt aan zijn kop met koorts'ge kleur . De vierde wou dat 't einde nu maar kwam, Hij hoort de tram hard door een railsbocht gillen en ziet de stad - zijn dunne lippen trillen, Zoo neemt hij afscheid van zijn Amsterdam 1 1 5 „Die snuiters hebben vast wat uitgevoerd", „Ze deejen niks dan oov'ral fietsen gappe", „Nou motte ze hun jaartjes op gaan kna~ppe", „Ze binne jong" --- „Afijn" --- „'t Is toch beroerd" . H.oog boven dit geroddel straalt de zon, Ze denken : straks zal die onz' angst genezen, Waar zal het salvo in de hei op wezen? Recht op ons hoof d? - Nee, dwars door 't hart als 't kon . CELBRIEF. 1 n memoriam H . Nu ~ga ik niet alleen : Gisteren kwam hij er bij . Wij zijn als broeders een En straks gaat hij met mij . Hij noemde mij zijn naam, Keek de vier muren om, Toen naar het tralieraam En 1achte om de zon. Ik zei: „Jij die zoo lacht, Je ziet de zon misschien, Maar wat je hebt verwacht Zul je toch nooit meer zien. Ik heb geloof gehad En op mijn plaats gestaan, En ach, hoe weinig! - Toen een daad scheen gedaan En ik heb niet gebeef d, Toen deze celdeur sloot, Want slechts wie vrij is, leef t, Dacht ik : vrijheid of dood! Maar nu ik al zoo l~ang Tuur naar wat ik verloor, En alles gaat zijn gang, Denk ik zoo vaak : waarvoor? Waartae een cel en dan Dood op een doodstil plein? Jij die nog lachen kan Om een reep zonneschijn, Zeg het mij Loch . Men sloot Jou en mij in een cel : Heerscht over ons de dood? Wint hij dit duivelsch spel, Die ons maar ~a~ltijd door I16 Vrij held en leven roof t? $roeder, waar sterf ik voor? Zeg mij wat jij geloof t!" Plots wordt dan onze cel Licht, want hij lacht naar mij : „God overwon de hel", Zegt hij, „voor jou en mij" . Jij, die de vrijheid zocht, Streed in een goeden strijd. God heel t je vrij gekocht, Hij wil geen dienstbaarheid . Zal bij een goed begin Ook niet hat eind goad zijn? Treed tot de vrijheid in! Lach om den zonneschijni" Nlorgenvroeg als ik ga, Ga ik samen met hem Dien ik door Gods gena Nu als mijn broader ken . En met een blijden lack Graeten wij dan elkaar : Dit is de vrijheidsdag! Dit is hat jubeljaar! De Zon der eeuwigheid Omstraalt ons zoo vol licht, Dat wij, voorgoed bevrijd, Aad'n en met oogen :dicht. Achter ons zinkt de muur, Ver is bet peloton, En als een stem roept : vuur! Zien wij alleen de Zon . De lucht is hier zoo warm, Dat wij, als vallend graan Gevangen in Gods arm, Liggen en slapen gaan . DE CEL-INSPECTEUR. Dit is een deal van Gods gerecht gericht : Een Holland .sch man doet onze celdeur open . Zijn laarzen komen op ons toegeloopen, Zijn uniform en zijn verwoest gezicht. 1 1 7 Verwoest van eenzaamheid ; het schuwe hopen In oogen bruin (maar juist een tint to licht), Verraadt hoe zeer vergif tigd en ontwricht Een ziel wordt, die -door ieder is to koopen . Zijn branierpet, revolvertasch en plicht, Het roode lintje om een der middenknoopen, Vormen zijn iaatste heul. Hij bloost en zwicht En goat schoorvoetend omen blik oniJoopen . Zijn laarzen keeren en de dear valt dicht : Een dief, voor zijn herkenning weggekropen . CONCENTRATIEKAMP. Een steenen vloer en kaal geschuurde wanden, Een stank van schimmel, gif tig-groen en zwart, Het durend bloeden van zijn rauwe h.anden, En muren, muren, muren rond zijn hart . Een maal, dat hij met honderden moet deelen, Een hongerpijn, die alle kwelling tart, De nooit gestilde eenzaamheid van velen, En muren, muren, muren rond zijn hart . Een zware task in hitte, koude, regen, Een stem, die in zijn slaap nog vloekt en sari, - De wanhoop, onvoorwaardelijk verzwegen, En muren, muren, muren rond zijn hart . Een f oltering, die niets ooit kan verzoenen, Een niet-meer-weten, dat zijn ziel verwart En dan de dood in duizend visioenen op muren, muren, muren rond zijn hart . 1 1 8 VERGEET HET NIET HOLLANDS VOLK IS MET HAATDRAGEND, Hollands yolk is niet haatdragend . Toen de catastrof e kwam, toen het noodweer, f el en vlagend losbrak, heef t het zich geweerd, tot het troosteloos, weeklagend roepen klonk uit Rotterdam . Hollands yolk is niet haatdragend, maar het heef t de haat geleerd . Hollands yolk is niet weisprekend, maar sinds dat onmenschelijk pleit zich voltrok, hard en hartbrekend maakte het zijn karige taal ongenadig, veelbeteek'nend, zwij gt het, en het beidt zijn tij d . Hollands yolk is niet welsprekend, maar zijn kern van 't hardste staal . Hollands yolk is niet bloeddorstig . Voor tirannenhand het schond leefde 't gastvrij en rondborstig . Sindsdien weet het al to goed welk wreed j uk het kreeg to torsen : dagelijks feller schrijnt de wond . Hollands yolk is niet bloeddorstig, maar flu proef t het bloed . WRAAK. Bbed en geest der oude Geuzen kept ons hart geen and're keuze dan de Vrijheid en geen wet die door Himmler's bloedrbandieten wij ons welgevallen lieten, die ons naar hun nukken zet. Wraak noch dwang zal ons weerhouden, onze kracht in stand to houden, Hoe de Nazi ons verdrukt, eenmaal breken cel en kerker dank zij d'illegale werker ^- dank zij 't yolk dat nimmer bukt . 120 Arme Nazi's - diep gehaten, veilig waant gij stad en straten! Wist gij, hoe de liefde brand! Angstig werd uw hart to moede in dit schijnbaar rustig-goede, maar van wrack vervulde land . ONTBOEZEMING. Na het Duitsche progrom ; na de proteststaking en vOor de Duitsche invasie, die in Engeland plaats zou vinden . Duitschland won alleen „bezetten", Spande echter kaper-netten . Duitschland kwam ons land „beschermen", Werd gelijk can sprinkhaan-zwermen . Duitschland ging veel goeds beloven ; Sloeg geraf f ineerd can 't rooven . Duitschland sprak de schoonste woorden, Nlaar zijn daden werden moorden . Duitschland brengt de nieuwe geest, Doch gedraagt zich gals een beest. Duitschland in ons vrij gewest Is nog erger dan de pest . Duitschland met zijn legerbenden Kan slechts heil'ge eeden schenden . Duitschland doet in persbericht!en Waarheid voor de leugen zwichten . Duitschland toont, wanneer ik stack, D'aller allerlaagste wrack . Duitschland, Staat van wreed geweld, Dat geen rnenschenleven telt . Duitschland, een Teutonen-horde, Presenteert de nieuwe orde . Duitschland wil Euroop' beschaven ; Heef t een brunt daarvoor dc gaven? Duitschland sterve op het strand Van het fiere Engel~and!! 1 21 HEINIANA. enk ich an Deutschland in der Nacht, „ So bin ich um den Schlaf gebracht " Schreef eenmaal Heinrich Heine . Dat gelds voor deze tij den, maar Die Heine is verboden waar, Vom Ostm.ark bis zum Rheine. Want Heine is een vuile jood! Gelukkig is hij jaren dood En kan hij niet meer schaden, Terwijl des Fuhrers Gott :esmacht Het nieuwe heil ons heel t gebracht, Waarin wij daaglijks baden . Toch is het vreemd, - zoo'n simpel woord Leeft in ons zondig harte voort En zal daar blijven leven, Zelfs als het bijbelboek ,,Mein Kampf" Al lang vervluchtigd is in Dampf, Als waar' het nooit geschreven . Hoe toch zoo'n liedje dwingen kan! lk doe die Heine in de ban! Sieg Heil de nieuwe orde! Toch weet ik : als in 't Naziland, De laatste koe is platgebrand En 't vrede is geworden Dan blij f t, in was eens Duitschland was, Een vonk nog gloeien in de asch, Zoo tusschen Schi tt en Steine, Van Hitters heilig oorlogsf eest! Een vonk, van was er is geweest, Aan Duitsche schoonheid, Duitschen geest ; Een vonk - misschien van Heine! HET NUIV MER. Ondanks Uw gummistok en uniform Ondanks Uw brallen over brand en storm Zijt gij een machtelooze worm . De slavendrijver slaat U in den vorm En stelt zichzelf als norm . 122 Gij zult niet denken, want de vrije geest Is ~altijd een abjecte kwaal geweest Waarvan uw leider u geneest ; Het ideaal der nieuwe jeugd is : bek en leest Van een verscheurend beest . Wie lief de zegt, gebruikt een smerig woord Dat telkens weer de discipline stoort, Het sentiment moet overboord ; Een kerel met een hart zooals het hoort Verlangt alleen naar moord . Hij kept de vreugde die slechts opengaat Voor menschen van een koninklijken staat, Voor helden van achttien karaat ; Als hij r-- natuurlijk troepsgewijze op straat . . . Een jood to pletter slaat . Wie f luistert daar iets van rechtvaardigheid, Van medelijden met een mensch die lijdt? Dat is niet meer van dezen tij d: De bekkensnijder die het beste snijdt, Wint nu voor God het pleit . Een lichte droom van 't leven op zijn best Een gear van schoonheid, is wat ons nog rest . .. Op de aarde door 't gezag verpest ; Nlaar wodanstelgen in een leeren vest Besnuf felen liever mess . Zou het niet beter zijn om weg to gaan Uit dit krankzinnig en gerneen bestaan Om ergens in een oceaan Een land to zoeken zonder leuze of vaan En zonder Caesar's waan? Het is nog beter om to blijven hier Temidden van het dronkemansgetier Tot het apocalyptisch dier In 't lauwe braaksel stikt van bloed en bier . . . Maar dan ook: geen kwartier . De flood die orde schept, stelt paal en perk Ook aan uw haat, uw roes, uw lederwerk, Want hij alleen is werkelijk sterk . Geen naam of voornaanm komt er op uw zerk : Een nummer . ., en een zinloos merk . 123 HOE DUITSCHLAND WONDEN HEELT. Duitschland heeft ons zwaar geslagen, Toch is Duitschland lang niet kwaad, Iedereen kan toch getuigen, Van zij.n lief devolle daad . Kind'ren moesten naar de Oostmark, Vond u dat geen prachtig plan? Daarmee is toch klaar bewezen, Dat het wonden heelen kan! Wat is Duitschland toch lief dadig, 't Heef t de ouders niets gekost, Slechts de Bank der Nederlanden, Heeft het van wat geld verlost . Die liefdadigheid van Duitschland, Kostte ons maar vier millioen, Hoe voordeelig, wanneer Duitschland Aan liefdadigheid gaat doen! Kind'ren drinken in de Oostmark, Heerlijk daar Van Nelles thee, En zij krijgen bij hun weggaan, Nog een C . en A..-tje mee . Zeg flu niet : 't is makkelijk geven Als men eerst van and'ren steelt, Foei, betoon u toch erkent'lijk Wanneer Duitschland wonden heelt! Treinen vol met zwakke kind'ren, Kwamen eens in Holland aan . Holland heel t toen voor die stumpers, Zoo ontzaglijk veel gedaan . 't Gaf die kind'ren voedsel, kleeding, Nlaar . . . die was n,iet eerst gegapt . En wij hadden niet den buurman Eerst vernederd en vertrapt . Ons vernederen en vertrappen, Nederlandsche Bank begappen, Voedsel rooven, kleeding stelen, Dat aan kind'ren uit to deelen, „Dat noemt Duitschland wonden heelen ." 1 24 WAARHEID EN LEUGEN. ie bommetjes, die Engeland Laat vallen op Berlijn, Dat schijnen leuke bommetjes, die huppelen to zijn . Die vallen neder op de stad, Doch hupp'len landwaarts toe, Naar een niet-militair object, Een paard, een geit, een koe . Die bommetjes, die Engeland op Holland vallen last . Die doen, wat domme vliegers toch, Alleen maar burgers kwaad . Nooit las ik in de kraut : er viel Een born op Schiphol neer, En als de B .B.C, dat zegt, Nu ja, dan liegt ie weer . In Ouddorp vielen bommen neer; Een Ouddorpsch boertje zei : „Wanneer het vliegveld is vernield, Denkt u er dat m,aar bij ." Dat dacht ik toen natuurlijk niet, 'k Dacht enkel : boereman, Ik vind het vreeselijk dat jij Zoo schand'lijk liegen kan . Wann.eer men mij zegt : Ypenburg, Dat raakte men geducht, Dan denk ik bij mijzelf Och kom, dat 's vast een boos gerucht . 'k Beluister steeds met goed geloof, Het eerlijk A.N.P. Dat moet u ook doen, want dat deelt Alleen de waarheid mee . Als men in 't of f icieele nieuws De waarheid dikwijls mist, Denkt u toch, hoop ik, niet, Dat men opzet'lijk zich vergist . LI weet toch wel, dat Duitschlands strijd Een strijd voor waarheid is, En dus het of f icieele nieuws, Glasheldere waarheid is . 1 25 't Is met de Duitsche waarheid als Met het bezet gebied . De ware waarheid wordt beschermd, Want anders deugt ze niet . En wanneer Duitschland jets beschermt, Dat tref t mij telkens weer, Dan drukt het zijn beschermeling, Steeds met geweld terneer . VERGELDING. Hoe zal 't Germanendom vergolden worden wat het onschuldigen heef t aanged'aan? Haast zullen zij in 't hart van Duitschland staan de „Bolsjewistische Marxistenhorden" De Wehrmacht ligt dan uit elkaar geslagen, De laatste Focke Wulff omlaag gehaald, De Onderwereld heef t f inaal gefeald en 't einde zal de bittre fasten dragen . Nu is 't al uit met volk'ren to chanteeren, met overvallen midden in den nacht, 't Onoverwinn'lijk leger vlucht, ontkracht, Wij zien met elken dag de kans meer keeren . Uit 't Derde Rijk wordt flu reeds hier vernomen: „Ons arme yolk heef t d'oorlog niet gewild, Geen Duitsch gemoed dat niet van of schuw rut om gal het feed den nabuur overkomen" . Wij passen voor de krokodillentranen die z'in hun angst met tuiten snott'ren gaan, Laat ze maar stiekum in hun boethemd staan; Geen straf to zwaar voor Hitler's onderdanen, voor het gespuis, dat Holland leeg kwam stroopen, dat ons gebrandsch~at heef t en uitgemoord, Wij luist'ren niet naar 't Duitsche huichelwoord Zij zullen 't hoof d voor hoof d met nood en dood [bekoopen . 1 26 Hetzelf de wurgsysteem, Bat de bezette landen heef t uitgemergeld tot het laatste kind, zal dan als voorbeeld dienen van 'n bewind Bat Duitschland snoert in ijz'ren knechtschapsbanden . De Leiders, de Partei, S .S,rbandieten, Het groen Politieplebs, de Hitlerrjeugd kan dan gezamenlijk met Kracht en Vreugd van 'n enkle-refs Siberie genieten, En Todt kan aan den Donetz op gaan bouwen wat eens het leger daar aan brokken sloeg, Daar is voor Duitschland Lebensraum genoeg Daar kan het Herrenvolk gaan steenen sjouwen . En toch - en toch, wat Duitschland heef t misdreven, Welk duivelsch kwaad het and'ren heef t gedaan, Gaf Een de wereld eens niet to verstaan: „Gij zult, als Ik, Uw vijanden vergeven?" VERLOREN. Hoe zal het yolk van Duitschland ooit ontwaken Uit dezen Broom naar deze zekerheid : Daar is geen pad ,-- niet een uit deze hel to raken, Wij zijn verdoemd voor alle eeuwigheid! Wij zijn verdoemd, wij zijn vervloekt, wij zijn verloren! Voor goed vernederd is de Duitsche staat! Daar is geen yolk - niet een - Bat onzen roep zal Door deze muren heen van dezen haat! [hooren Wij waanden ons tot Herrenvolk vergeven, Dat met het zwaard zijn wet to stellen scheen . Daar is geen land r niet een - Bat zal vergeven ; Wij zijn verloren en voorgoed alleen! DUITSCHLAND, Dit land, waar men de vrijhei.d steelt, waar d'een den ander dwaas beveelt, die d'edelsten van zijn geslacht verjaagd heeft of om hals gebracht, den mensch maakt tot kanonnenvoer, noemt vrijheid „quatsch'' en slavernij „kultur" . 1 27 VERGEET MIJ MET, Geloof ze niet, wanneer ze u verkonden, Dat Duitschland 't zwaard beschermend heel t [gestrekt . Zij hebben keer op keer hun heilig woord geschonden, Hun meineed heelt ons toen, tien Mei, gewekt . Herinner u, hoe hun vandalen~horden Staten schof f eerden tot „bezet gebied", Terwille van Neuropa's nieuwe orde ! Vergeet het niet! Herinner u de duizendtallen Joden, - Sinds eeuwen burgers van het Duitsche land Die voor de schof ten met hun knuppels vloden Als weerloos wild voor f ellen heidebrand . Herinner u de slachting, de inf ame Pogroms aan 't edelste op velerlei gebied . Herinner Einstein u, en Freud, en andre namen! Vergeet het niet! Herinner u hun concentratiekampen, De marteling, door mensch aan mensch begaan! Hoe krijgsgevangenen, door gifgasdampen, In hun f abrieken, blind, fen onder gaan! Herinner u, hoe met hun helsche krachten, Als stoomwals plettend elk neutraal gebied, Zij niets dan honger en verarming brachten! Vergeet het niet! En: Rotterdam : Bedenk to alien tijde Hoe onze stad verwoest werd en verbrand! Denk: Rotterdam, wanneer sours medelijden Met enkelingen van 't vijandig land U mocht bevangen! Denk : „Zij hiel,pen spreiden Die namelooze ellende op elk gebied" Weiger hun hand! Dit moet ons eeuwig scheiden! Vergeet het niet! NOOIT. Gij hebt ons door verraad en bruut geweld doen [buigen Ons vrije volksbestaan werd wreed omver gegooid, Gij tracht met nazirleugens ons to overtuigen, Maar toch o dwingeland - ons hart verkrij gt ge [nooit! 1 28 R REEDS VERTROKKEN, ommel is flu opgerukt Naar het westen . 't Lijkt hem, als hem tit gelukt Wel het beste . 't Leger uit elkaar geplukt Tot wat resten, Is door Britten weggedrukt LIit zijn veste . Rommel is in de woestijn Om to vluchten, Want hij hoord' en 't kan wel zijn Bij geruchte, Dat de Britsche milicien Is to duchten . En de leug'naar in Berlijn Zit to zuchten . Rommels legerhorde kan Niet verwijlen . Het bevel luidt voor elken man : Ijlen, ijlen. 't Achtste leger met elan Schiet zijn pij lee, En de Britten met hue span, Vreten mijlen. Lange weg en tijdsduur kort, Onverschrokken Achteruit, want anders worth Alles brokken . Hij plaatst in elk ledig fort Lange stokken Met de woorden op een bord : Reeds vertrokken. KORT PAROOL. eet een ding goed : Mof knecht ook de kunst . Hij maakt haar slaafs, gewetenloos, ontoonbaar . Wie kruipt en likt en knoeit verwerft zijn guest . Vecht daarom voort! Half heid is onverschoonbaar Sinds hier Cultuur worth tot Kultur verklunst . Vecht voort! en maak de wereld weer bewoonbaar Voor vrij a kunstenaars en vrij e kunst! 1 29 A HET ANGSTIG VOORRECHT, chter uw vriendelijk comediespelen Zie ik uw haat, uw achterdocht en nijd ; Zie ik de angsten, die ge wilt verhelen, uw oaf guest en uw minderwaardigheid . Uw wrang systeem van heerschen en verdeelen, Uw smal fatsoen, uw platte vroolijkheid, Uw redeloosheid en uw wettig stelen, En heel 't complexental, waaraan ge lijdt . God heeft mij op mijn zwerftocht door dit levee Als een bijzonder voorrecht meegegeven, Dat ik den mensch doorzie en schatten kan . 1Vlaar wees niet bang, ik zal u niet verraden ; Afzijds van uw gedachten en uw daden Speel 'k met u mee en walg ervan . HELDENTUM. Ze kwamen 's nachts, toen alle menschen sliepen en smeten onverwacht hun bommen af, Recruten, die nog om hun moeder riepen, ze vielen van hun stroozak in hun graf . Eerst later werd gevochten aan de slooten en op de lentehei van 't vaderland, Granaten barstten en kartetsen f loten, Groot-Duitschland stak heel Holland in den brand . Den Luchtmaarschalk began het to verdrieten, dat 't taai verzet flu flog geen einde nam, Hij zag zich haast het ijz'ren kruis ontschieten en gaf 't bevel : Vernietig Rotterdam . Die slag was hem . Het Volk had wel gezworen : „Elk vecht tot vechtende de Dood hem vindt en tot de laatste man zal zijn verloren" Wij gunden Duitschland niet ons laatste kind . 1 30 Toen, zwij geed, werd tot d'overgaaf besloten . Wij hebben God alleen ons leed verteld, „Das Militar" zong met zijn bondgenooten vain „Deutschland uber alles in der Welt" . Sindsdien zijn w'allen in ons land aan 't zoeken hoe men dit „Heldentum" in 't Hollandsch noemt, Wij vinden 't niet in onze woordenboeken, dit f raais, waarop de nabuur zich beroemt . Al denk je ook aan vunze kelderslekken, die kruipen in hun kwijlend slijmrig spoor, aan pissebedden en aan schurf t'ge plekken, Je vindt er nooit een def initie voor . Zoo'n lage schurkendaad valt niet t' omschrijven, Zoo iets kan in geen woorden vastgelegd. Moet onze taal dit woord dan schuldig blijven? Toch niet - 't is Duitsch daar 's alles mee gezegd . E ROOFGIERIGE WOLVEN. (V ry naar Jacob van Lennep) . llendige Mof f en, verachtelijke benden, Wier moordlust de wereld verbijsterd doer staan ; Door 't slechte to eeren, het schoone to schenden, Hebt gij nu reeds jaren afschuw'lijk misdaan . Vervloekt moogt ge wezen, roof gierige wolven! Vervloekt zij uw luchtmacht, uw leger, uw vloot! Verderf zij uw deel in de lucht, op de golven ; Op 't land sterv' uw leper een roemlooze dood. Het driemanschap : Hitler met Goebbels en Goering, Het worde verslagen, vernietigd, verbrand ; Dan kome de chaos, dan kome de scheuring, De oorlog van Mof tegen Mof in uw land. Dan zullen de Mof f en de Mof f en vermoorden, Dan is er het leven geen „pfennig" meer waard ; Een jubelende juichkreet vervult alle oorden, Een walgelijk yolk is verdwenen van d'aard! 1 31 PRATEN ? A Aan de „Deutsche Zeitung in den Niederlanden", die met ons praten will is Hitters nek gebroken is En Rotterdam gewroken is, Berlijn tot puin gebombardeerd, Ons leger door je land marcheert, Als Gobbels opgehangen is En Seyss-Inquart gevangen is, Als heel die vuile rooversbend' Genadeloos komt aan zijn end, Als Streicher, Mussert en de rest, Die heel de wereld thans verpest, Is uitgeroeid en of geslacht, D'N.S.B. om zeep gebracht, Als alles, wat flu moordt en roof t Den lagen schedel is gekloof d, De wereld weer gerust kan zijn! Dan praten wij ! Nou weet j e 't, zwij n! GEEN MOP MEEK. Wanneer de mof f en zijn vertrokken, Zoowel de broeken als de rokken, Dan eischen wij van onzen kant, Geen mof meer in ons vaderland . Al mag hij hier ook taken drijven, Een Duitscher kan in 't land niet blijven . Nadrukk'lijk is het onze wensch . De mof f en over d' oostergrens . Het past altijd in 't moffenkader, Hij is spion of een verrader . Hij meestert over and'ren graag, Hij likt omihoog en trapt omlaag . En daarbij zijn er die bij tijden Aan zware heimat .sehnsucht lijden . De drang naar 't groote vaderland, Is als een vuur, dat in hen brandt . 1 32 Daarom is 't eerste wat wij vragen, Dat 't Wilhelmina moog' behagen, Wanneer zij keert uit ballingschap, Dat zij den mof geef t d' eersten trap . Maar Mussert en zijn vuile bende Mag zij niet naar Duitschland zenden . Die krijgen voor hun woest geblaf Een levenslange kettingstraf. T DUITSCHE BESCHAVING. oen Hollanders waren gekomen Tot menschenbewustzijn op aard, Toen hing nog de mof in de boomen Te sling'ren aan pooten en staart . Hij schreeuwt en hij blert in het heden Van bodem en bloed en van ras, Toont hiermee dat in het verleden Een brulaap zijn voorvader was . Toen Holland met Tromp en de Ruyter De zeeen der wereld bevoer, Was 't mof f ie een heel kleine kluiter En kroop hij nog over den vloer . Toen Hollanders voeren in 't kielzog En zwierven van noord weer naar zuid, Kwam 't mof f ie to diet tij de schriel nog Pas boven zijn luierbroek uit . Ze loopen met laarzen to stappen Vol spijkers en maken kabaal . Zij kunnen niet anders dan gappen : De sprinkhanen vreten ons kaal . En dat wil beschaving ons leeren . Wij zijn ze veel eeuwen vooruit . Snoef nog een klein poosje voort, heeren, Het spelletje raakt spoedig uit . REIZIGER DOET BERLIJN, Geen week geled.en kwam ik hier En vond een stad vol ijlend leven . Nu kijk ik weer uit het pottier: Verrek, waar is Berlijn gebleven? 1 33 WANNEER, 0 ENGELAND ? Het boek van Rauschning : Hitlers eigen woorden, Die waanzin, in een monotoon ref rein, Had het niet voor de volken, die het hoorden, Het teeken en een leidraad moeten zijn? Maar wie kon denken, dat dit paroxysms Van machtswellust en blinden eigenwaan, Die mengeling van domheid en sadisme, In eenig land zou kunnen voortbestaan? En nu is het to laat: een gangsterbende Regeert net massamoord, met zweep en bijl! Wie 't yolk van denkers en van dichters kende, Houdt zich de ooren toe bij dit Sieg Heil! Hier vechten moordenaars en geen soldaten! Dit is een laf f e sluipmoord uit de lucht op burgers, weerloos in der steden straten, Onder het gnuivend mom : vergeldingsvlucht . 0, Engeland, sla toe, dat zij het voelen! Verwoest ook Duitschlands steden, spaar er geen! En zoek niet langer meer naar oorlogsdoelen, Want elks Duitscher is er immers een! Waar nog een nazi leef t, zal onheil leven! Waar er twee blijven leven, tiert verraad! Waar maar een spoor van schimmel is gebleven, Doorziekt die rotting den gezonden staat! Wreek, Engeland, uw zwaar getrof f en steden! Verwoest hun steden, zonder onderscheid! Doe aan die schof ten, als ze aan u deden! Wanneer, o Engeland! Is 't nog geen tijd? DE VERDERVERS. Niet zij, die hun armzaal'ge schatten teeden, Niet de benevelden van 't wreede goud, En ook niet zij, de door een lust gekwelden, Wier schaam'le droom een valsche wereld bouwt, 1 34 Zijn de verdervers, maar de plompe helden, In wier gelaat de dood zichzelf aanschouwt, De ziels-verminkten, door geen leed benauwd, Dwazen, die and'ren nog barbaren schelden . De mensch moet leven tusschen goed en kwaad En licht en donkey voeren eeuwig strijd, Maar overheerscht het kwaad een wank'len tijd, Dan wee den mensch, die zich ontzielen laat. Weert dezen dood ; waakt, tot de of zich .t'lijkheid Door ingeschapen onmacht weer vergaat . ZIJ EN WIJ. Zij gebruiken dezelf de woorden : „Mensch en wereld, leven en lot" Maar weten niet, wat ons behoorde Sinds eeuwen door Gods gebod . Zij vieren hun overwinning Met duizenden in 't gelid ; Aran ons blijft de pijn der bezinning, Aan ons nag een stem, die bids . Zij juichen om hun tyrannen, Om steden in puin gelegd ; Wij houden de harten gespannen, In hoop op waarheid en recht. Al kreunen wij dagen en nach'ten Door geweld, dat ons blindelings slaat, Wij blijven gelooven en wachten En elke slag voedt de haat . Zij noemen zich meesters en heeren, Doch knielen voor wie hun gebiedt ; Wij willen in vrijheid vereeren, Onze zang zij een vrijheidslied . A1 knechten zij honderd volken In bitterste slavernij, AI ontbreken ons zwaarden en dolken, Wij weten : de slaven zijn zij . 1 35 HET GAAT NIET MEEK. Neen geen genade, geen verschooning. Geen preeken over : hebt geduld, Want op de daad volgt de belooning : Het gansche Duitsche yolk draagt schuld . De zielen onder Gods altaren, Zij roepen: Heer hoelang? Qntwaak, Het bloed van vele martelaren, Het schreit ten hemel, schreit om wraak . Zij hebben duizenden van Joden En ook nietrjoden wreed vermoord . Zij sleepten, die nog weerstand boden En and'ren werden opgespoord . Ze namen vaders weg en zonen, Zij sloegen hen als beesten neer . Hoelang nog moeten wij het hoonen Van hen verdragen? 't Gaat niet meer! Er wordt een stem gehoord in Rama, Een kreet, een klacht, een droef geween . Af schuw'lijk is het groote drama, flat zich flu of speelt om ons heen . Niets is meer veilig, geen positie Bekleed in stad of maatschappij, 't Is erger nog dan d' inquisitie In vroeg're Spaansche dwing'landij . Wij yolk van Neerlands vrije stranden, Wij kunnen het niet langer aan . Komt Britsche legers, komt hier landen, Wij zullen helpen rack to slaan . Dean zullen wij nog eenmaal knielen En bloemen strooien op het graf Van hen, die voor de vrijheid vielen, Van die voor vrijheid 't leven gaf . 136 IK SNAK NAAR EEN DAG, VOL VAN ROOD, WIT EN BLAUW! LIIT HET DIEPST VAN MIJN HART. k snak naar een dag, vol van rood, wit en blauw, Met den zwier van Oranje er boven, 1k snak naar 't Wilhelmus, zijn hou en zijn trouw, Waarin HOLLANDERS kunnen gelooven . Ik snak naar een echte, roncl Hollandsche kraut, Die haar meening weer ronduit kan schrijven, Ik snak weer naar daden in Hollandschen trant, Ik, die NEERLANDER ben en wil blijven . lk snak naar het uur, dat het valsche geluid Van dien valschen prof eet za1 verstommen . En 't geweld van die vrees'lijke stem words gestuit En geen rug er zich meer voor zal krommen . Ik snak naar den dag, dat het vuigste verraad Door het vuigste geboefte bedreven, Aan de galgen dan boet zijn onhollandsche daad En zijn laatste uur zal beleven . Ik snak naar het uur, dat de stad Rotterdam, De „cultuurdaad" zal worden gewroken, Die dat duivelsch gebroed tegen haar ondernam En haar puinhoopen flu nog does rooken . Ik snak naar den dag, dat de laatste Germaan, Zonder Sieg, zonder Heil, naar zijn Heimat zal gaan En zijn giftige viag, die ons land thans besmeurt, Als een vunzig vuil vod door de goot words gesleurd . 1k snak naar dien dag, dat hij kome heel gauw, Ik snak naar een land vol van rood, wit en blauw . VOORWAARTS VADERLAND, Voorwaarts Vaderland! Hoog de oude vaan . De stormklok luidt de opstand . De Geuzen breken baan : Par-ti-saan! 1 38 Voorwaarts Vaderland! Nu geldt een gebod . Gejaagd door eenen vijand, Gelouterd door een lot : Pa-tri-ot! Voorwaarts Vaderland! Een voor een rebel . Het davert door de kampen . Het echo't in de cel : Groot-appel! Voorwaarts Vaderland! Riemen om de kin. Met God door bloed en tranen Een schooner tijdperk in : Ko-nin-gin! Voorwaarts Vaderland! Vult de bandelier. De klok luidt stormend verder . Wij volgen Uw banier : Ze-gervier! Z ZIJ ZLiLLEN HET 1vIET HEBBEN . ij zullen het niet hebben ons oude Nederland . Het blijft, als is 't verslagen geborgen in Gods hand . Zij zullen het niet hebben de machten van den tijd, al is ons goede Holland zijn recht en vrijheid kwijt. Zij zullen het niet hebben ons oude Nederland al hebben zij misdadig heel Rotterdam verbrand . Al hebben zij in Zeeland De Lange Jan vernield, nooit wordt ons oude Neerland Door Hitlers geest bezield . 1 39 De Duitschers hebben Holland door overmacht geveld en trachten het to knechten met leugen en geweld . Zij zullen het niet winnen voor Hitlers derde rijk, Wij houden onze lief de voor 't eigen koninkrijk . Zij zullen het niet hebben, al worden wij geknecht, Wij blijven toch getuigen voor vrijheid en voor recht . Geen anti-semitisme wordt hier geaccepteerd, al wordt het door Seyss-Inquart bij ons geimporteerd . Met al haar schoone woorden, met al haar stom Hou-zee, zij zal ons toch niet hebben de valsche N .S.B. Al tracht zij ons to winnen voor Hitlers yolk en staat, het zal haar niet gelukken, Wij kennen haar verraad . Zij zullen ons niet hebben zoo lang Oranje leef t, zoo lang aan Wilhelmina een yolk zijn liefde geeft, zoo lang de jeugd blijft zingen het oud Oranjelied, zoo lang krijgt Adolf Hitler ons oude Holland niet . WANNEER ? (vrij naar Da Costa) . Kan het zijn, dat de Leeuw, die slechts vijf dagen [brulde Nu plotseling zijn machtige stem weer verhef t? Dat de klauw, die zijn f unctie zoo kort slechts vervulde, Als vroeger den booswicht weer vreeselijk tref t? 1 40 Kan het zijn, dat de cooed, die opeens was verloren, Terug is gekeerd met verdubbelde kracht? Dat de Hollandsche natie, vol geestdrif t herboren, Zich weder verweert, zich bewust van haar macht? Kan het zijn, dat het bloed, dat zoo lauw was gaan [stroomen, Nu bruisend en wild door de aad'ren ons jaagt? Dat de dag van het vlammende zwaard is gekomen, Dat Holland weer vecht tegen wie het belaagt? Tegen wie het belaagt met on-Hollandsche leuzen? Ja, Holland is wakker, het is weer paraat! Het is weer als eenmaal : het land van de Geuzen, Oat wie het to na komt, verplett'rend verslaat! DE DAG BREEKT AAN, Dit gaat voorbij, dit alles gaat voorbij! Weer zullen steden uit het puin herrijzen . Er zullen huizen kom:en voor paleizen, Maar 't zullen huizen zijn, veilig, voor u en mij! Dit kan niet duren! Eens, nog onverwacht, Zal zich der wereld haat een uitweg banen, Zooals de lava, kokend in vulkanen, Naar buiten breekt met niet to stuiten kracht! Nog kunnen wij niets doers, geen enkel ding! Door 't hartbeklemmend nachtspook neergeslagen, Liggen wij roerloos, smachtend naar het dagen, En zien een glimp van verre schemering . En weten 't nauw, van zulk een angst bevaan! Maar langzaam aan, in weifelend beginners, Worden wij wakker tot een nieuw bezinnen, En rechten ons, want zie : de dag breekt aan! Nog is 't een bleek en triestig schijnsel maar . Wij zijn geslagen met to wreede wonders, Ons land, ons levers, werd to zeer geschonden, Nog drukt de Duitsche hiel ons smadelijk en zwaar . 141 Maar toch, wij weten : dit gaat voorbij . Zoo zware storm slaat neer, maar kan niet duren! Zoo f elle brand doof t zelf s de f elste vuren! Nu gaat het dagen, ook voor u en mij! Zie maar het Oosten! Zie, de dag breekt aan! Nu recht zich 't slapend yolk in de bezette landen, Feller klauwt Albions Leeuw en toont zijn tandem En ver, in Frankrijks puin, begint een jonge haan! Z ZIJ ZULLEN HEM NIET KNECHTEN, ij zullen hem niet knechten, Den Nederlandschen Leeuw, Al schonden zij zijn vrijheid Met bommen en geschreeuw! Zij zullen hem niet knechten, Al is hij overmand! Eens zal hij weer bevechten Den vijand van ons land! Al pleegden laf f e ploerten, Die zich, tot schand' en smaad, Eens Hollands burgers noemden, Een Iasterlijk verraad . Zij zullen hem niet knechten, Al schonden zij zijn vree! Eens zal hij weer bevechten Duitschland en d' N.S.B.! A1 zijn ook onze steden Verwoest en platgebrand, Al vielen onzen helden De wapens uit de hand, ^- Zij zullen hem niet knechten, Noch dwingen onder 't juk! De Leeuw zal blijven vechten, Ons redden uit den druk! Om Hollands land to redden, Toen het verslagen lag, Is vechtend hij geweken, Maar onder Hollands vlag! Zij zullen hem niet knechten! Strij dend naast Albion, Zal hij zoo Lang nog vechten Tot hij den oorlog won . 142 NIMMER ZLILLEN WIJ ONS BLiKKEN . 't ranjelied is nu verstild, De vreugdezangen zijn verstorven, Maar niet de liefde is verkild ; Wij wachten op den nieuwen morgen . Want ook de nieuwe morgen komt, De blijde dag van ons verlangen Als 't heele yolk naar voren dromt Om nogmaals zijn vorstin t'ontvangen . Nlaak voor dien dag u reeds bereid! Nooit lang kan brunt geweld ons drukken . Verwonnen zijn wij ! voor een tij d Maar nimmer zullen wij ons bukken! D HET ONMISBARE. e koe moet kunnen loeien, De bij ter bloem ingaan, De gems verlangt zijn rotsgrond, De visch zijn waterbaan . De krekels willen sjirpen Onzichtbaar diep in 't gras, Rendier verlangt zijn steppe, Kikvorsch zijn poel en plas . De leeuw'rik stijgt ten hemel daar vindt hij zingens f eest. En de mensch, cm to leven, Behoeft vrijheid het meest . Wij mogen niet meer fluisteren Wij mogen niet meer luisteren Wij mogen slechts verduisteren! Wij mogen niet veel eten Wij mogen niet veel weten Wij moeten heel veel meten! Wij mogen niet meer haten En lief st maar niet meer praten In tuinen en op straten! 143 Najaar 1941 . Wij mogen niet meer vechten Wij hebben geene rechten En mogen niet beslechten! Wij mogen niet .meer klagen En nergens meer n+aar vragen Het leed in stilte dragen! Wij mogen niet meer vlaggen Wij kunnen niet meer lachen Wij krijgen haast geen vetten Je moet op alles letten, Dat noemt men nu „bezetten" . Dat noemt men nu „BEZETTEN" . VIIJHEID, O vrij to zijn, de nieuwe vrijheid eten Met grage beten, als van gul, goed brood, De vrijheid drinken, drinken en vergeten Het schroeien van then dorst, zoo brandend groot . Weer wakker worden en, de oogen open, Zich to bezinnen : ja, het is voorbij! En 's avonds door verlichte straten loopen, Niet langer tastend, maar weer f ier en vrij . Niet langer luisteren met gesloten deuren, Naar sterke troost van 't vechtend Engeland, En geen geschrif ten lezen en verscheuren, Geen Duitsche leugens lezen in verduitschte kraut, Geen kamp meer en geen celstraf voor de sterken, Voor wie er zeggen durf de, wat hij dacht . Weer met de Joden samen mogen werken En niet meer bukken in der schoften macht . Geen vette Duitschers meer, die pakjes sjouwen, Geen Gestapo beluisterend elk gesprek, Geen hakenkruizen meer op groene mouwen, Noch van de vreemde vlag de vuile plek . En niet meer bang zijn voor die besmetten, Die zonder bel en zonder kleppen gaan, Die 't gif verspreiden van hun Duitsche wetten Om vreemd idool het eigen yolk verra'en . 144 0, vrij to zijn, o vreugde ongemeten, Van eigen land en eigen yolk alleen, Elkaar in de oogen zien en woordloos weten : „Wij droegen 't samen en zoo zijn wij eeni" ESN DOEL, Dit is geen tijd voor onderling verdeeld zijn . Hier geldt een doel : den vijand to verslaan, En, of ook Hollands wonden niet geheeld zijn, Met nieuwen cooed naast Engeland to staan! Hier wijkt al weif eling voor deze keuze : Te kruipen laf, - of pal staan in den storm! of Engeland of Duitschland zij de leuze, of mensch to zijn of slaaf, is nu de norm . `1 Vie Holland lief heelt, moet dit Duitschland haten, Hier past geen wikkend wegen van hun leer, Hier kan ons geen verdraagzaamheid meet baten : Als Duitschland wint, is er geen Holland meet! Er blijf t ons dit : in vast vertrouwen wachten Tot winnen zal 't verbonden Engeland! Wie met den Duitscher heult, zult gij verachten! Wie Holland liefheef t, staat aan Eng'lands kant! D LUCTOR ET EMERGO. e leeuw rijst boven 't water, Een wapen en een woord Van voorheen en voor later En voor het kleinste oord . De Noordzee deed zijn golvcn Als legloenen gaan. Hij heel t het land bedolven, Het haast to nit gedaan . Het zinkende vertrouwen Van het beangste kind, Het noodschreien der vrouwen Verdwenen in den wind . 145 De mannen zijn verdronken, Gestikt in slijk en puin, De boomen werden stronken, Een graf was elke tuin . Maar 't water is geweken, Het land herrees - gelijk Een schip van verre streken En buiten het bereik flan stormen en van noodweer Den ouden koers hervat, Gezegend zij zijn terugkeer In de oude havenstad . De leeuw rijst boven 't water, Waaruit hij zwom en klom . Blazoen voor flu en later : „Ik worstel en ontkom" . EEN NIEUW LIED IN ME! 1942. eer klimt de zon, een nieuwe Mei Roept groen en geur uit 't dorre hour, De vogel heeft zijn nest gebouwd, De wereld wacht een keerend tij, En Nederland, gepijnd, maar recht, Geplaagd, vernederd nog, maar klaar De trotsche blik gevestigd naar Een toekomst, waar het yolk voor vecht, Schept nieuwen cooed en rukt zich vrij --- De zon klimt hoop, weer is het Nlei! Een nieuwe Nlei, een nieuwe dag, Luikt uit de windsels van den nacht, Ontwakend yolk betrekt de wacht En ziet, wat het in droomen zag : Een stralende Oranjezon Beschijnt een vlak land dat bevrijd, In vrede en gerechtigheid Een haast vergeten task begon, Ziet, vrije menschen zijn aan 't werk, Door lijden een! In eendracht sterk! 146 Weer klimt de zon, een nieuwe Mei Versiert ons land gelijk een bruid. Nu breken groen en bloemen uit, De bruigom wacht aan „d'overzij" . Sta op, en maakt u thans gereed, Reinig uw huis van smet en stof ! Nog snauwt in Hollands huis de mof, Zijn rijk heeft uit! Zorg dat hij 't weet! Hier is mijn hand! Waar is uw hand? De zomer komt! Vrij Nederland! 'T ZAL KOMEN Nog dwingt des vijands vuur al wie niet bukken Voor f leemend vleien of voor brute kracht . Als nog uw opstand, Holland, niet mocht lukken, 't Zal komen! Wacht! Ons yolk, dat zelf s de Noordzee net haar brekers Te keeren wist door dijken hecht en goed, Sluit zich aaneen tot schans van f elle wrekers En keert den vloed! Nog niet! Wij moeten wachten . In de straten Woedt tevergeefs de ongelijke strijd . Wat kunnen vuisten tegen handgranaten? Nog is 't geen tijd! Nlaar dag aan dag gedenken wij de dooden, De rechtsverkrachting in den Hoogen Raad, De hondsche marteling van Hollands joden, Der schof ten smaad! Maar dag aan dag wordt apes opgeteekend! Tienvoudig wreken wij 't vergoten bloed Wij wachten 't sein dat apes wordt verrekend! 't Zal komen! Moed! VECHTEN. Vecht tot het einde toe, vech-t onvervaard, Dat is wat elk to doen staat, zwij gend vechten ; De muren sloopen en de bruggen slechten, Totdat de luchten eindlijk zijn geklaard . 147 Slechts strij dend komfi het uur binnen bereik Waarin dit wanregiem ineen zal storten, Met al zij n onbeschrij f lijke cohorten Zijn laffe moorders en zijn stinkend slijk . Vechten aldoor, v aar en wanneer men kan, Vechten opdat dit eenmaal mag voorbij gaan, Vechten - tot in het uur, waarin wij vrij staan, Dat is wat elk to doen heef t, man voor man . O OP 1VIIJN YOLK. p, mijn yolk, ten strijd In deez' lijdenstijd! Draagt der Christ'nen kruis Tot in 't Vaderhuis! Is de weg ook lang En uw hart sours bang, God gaat met u mede, Steunt bij elke schrede. - Op, mijn yolk, ten strijd, In deez' lijdenstijd! 4p, mijn yolk, Zijn Vrede Deelt God aan u mede, Als gij al uw zorgen Hebt in Hem geborgen! Is uw leed ook diep, Hi), die alles schiep, Staat u trouw terzijde In het bitter lij den, Op, mijn voW, Zijn vrede Deelt God aan u mede . Op, mijn yolk, het leven Zal uw God u geven, Als uw zwakke kracht Zijn wil heeft volbracht! Is die kracht to klein En uw ziel niet rein, God vertroost, die viel, Schenkt krachtt aan uw ziel op, mijn yolk, het leven Zal uw God u geven! .--- 14$ HET UI iR DER VRIJHEID ZAL EENS SLAAN, A1 ziet men voor dictators buigen De groote manners van den staat, Die den dictators lof betuigen, Terwijl hun yolk ten on.dergaat ; Al ziet mien voor dictators knielen De vrij a strij ders van weleer, Terwijl zij dan hun slavenrzielen Als wierook branden voor hun heer ; Al ziet men voor dictators bukken De f iere menschen van voorheen, Waarbij zij uit den staat al rukken De vrijheid, die hun kostbaar scheen ; Toch zal geen dictatour het winners, Eens breekt de dag der vrijheid aan . Dan zal het yolk opnieuw beginners, op eigen beenen sterk to staan . Eens zal het uur der vrijheid komen, Eens breken alle boeien stuk, Eens wordt der vrijheid stem vernomen, Als bode van een nieuw geluk . Eens zal de vrijheid triompheeren, Opnieuw ontrollen vrijheidsvaan . Eens zal de vrijheid wederkeeren . Het uur der vrijheid zal eens slaan! HOLLANDSCH LIED, k west, ik west zoo zeker als mijn hart Zijn eigen maatslag kept, Dat Holland, 'thans geteisterd en gesard Herrijzen zal in 'tend . Daar zal geen dag, geen uur meer zijn voortaan, Dat ik niet voor mij zie, Het puin in straten die ik ben gegaan, De dooden die zijn voorgegaan, Weerloos, fangs Maas en Schie . 149 Ik vraag het elken vijand, die oprecht En trouw dient yolk en land : Noemt gij drat Recht, wend dit u toegezegd? Een stad tot op den grond geslecht, Walmend en leeggebrand. Vraag het aan elken vijand, niet aan 't rot, Dat op de borst zich sl .aat, Zich uitverkoren acht en dat verzot Na~aapt, en butter is dan but Zeg dan alleen : verraad! Zoo een gevoel hier gerechtvaardigd zij, Ik zeg: het is de haat, Dien 'k niet begeer, maar anderen dan wij Vergrepen zich aan '~ yolk, dat vrij En frank was in zijn staat . Ik weet, ik weet zoo zeker als het bloed In 't Stich~t en 't Zeeuwsche land, In Brabant, 't Geldersche de voren voedt --- Een is er die mijn yolk behoedt Al schijnt het overmand . Vertrouw gerust daarop, maar laat niet af, Ook al beheerscht ge uw hand, Gedenk de vele dooden in hun graf, Waarvan elk een zijn leven gaf, Voor ons klein Vaderland . Die eenmaal hier geboren werd, hij weet --- En weet dat your altijd - Dat hij een vroege Meimaand nooit vergeet, Vijf dagen zwart van rouw en leed, Hij is ten strij d bereid . TOEIKOMST. Hollands hemel is verduisterd, 't Volk leef t under zware druk ; Hollands wezen is ontluisterd, Onverdraaglijk knelt het juk ; Maar de klokken der Victorie, Zullen in de toekomst slaan : Holland heeft den Speck verwonnen, Holland zal den Mof weerstaan . 150 Landverraders, slavenzielen, Pappen met den vijand aan ; Meiden, die voor Mammon knielen, Ziet men met de schof ten gaan ; Maar de lessen der Historie, Doen hun 't hart vol vreze slaan ; Holland heef t den Speck verwonnen, Holland zal den Mof weerstaan . Duizenden van jonge mannen, Zijn als slaven weggebracht ; Joodse mannen, Joodse vrouwen, Worden langzaam of geslacht ; Maar de lessen der Historie, Worden door den Mof gevreesd : Want het bloed der martelaren, Is steeds het zaad der Kerk geweest . Hollands ware, trouwe zonen, Vechten voor een groots idee, Vrouwen, trouwe kameraden, Helpen door bezieling mee ; Ja, de klokken der Victorie, Zullen in de toekomst slaan : Holland heef t den Speck verwonnen En de Mof zal ondergaan . (Speck was de scheldnaam voor Span jaard in den 80-jarigen oorlo g.) WAT DOE JIJ ? at doe jij, flu je land wordt getrapt en geknecht, Nu het bloedt uit ontelbare wonden, Wat doe jij, flu je yolk worth ontmand en ontrecht Door de zwarte en f eldgraue honden? Wees vervloekt jij, die ~azend op 't goud van den beul Hem zijn roofburchtenbouw helpt volvoeren, Wees vervloekt jij die laf, in het slavengareel, Hem zijn worgstrikken strakker helpt snoeren . Wees veracht jij, die slap van zelfzuchtige angst Tracht de grievendste hoop to negeeren, Wees veracht jij, die jaagt naar gewin en gent Waar je broeders rondom je krepeeren . 1 51 Op de bres voor de vrijheid, jij man van 't verzet Die verbeten 't gespuis blijft belageri, Jij die vecht, jij die valt voor de vrijheid en 't recht, J ij die stand houdt waar velen versagen . Grijpt hem aan waar je kunt, hij die grijpt waar hij kan, Tot de laatste van 't tuig is verdreven . Op! de dood of de vrijheid : de lens van een man, Van een man, die het waard is to leven . DENK OM UW LEVEN. Er zitten duizenden in concentratiekampen, broeders, Er zijn reeds honderden ter dood gebracht, broeders, Doch laat ons zwijgen en voorzichtig zijn, broeders, Denk om uw leven! De joden worden opgejaagd gals schurftige honden, [broeders, Ze worden of geslacht in Polen of verkwijnen in de [loodmijn, broeders, Zeg: 't is verschrikkelijk! maar alleen in dicht [besloten kringen, broeders, Denk om uw leven! Het proletariaat wordt weggevoerd naar Duitschland, [broeders, Om daar voor hongerloon to zwoegen in f abrieken, [broeders, Al wachtend op den dood, hun dreigend uit de lucht, [broeders, Doch last ons zwijgen en een bridge spelen, broeders, Denk om uw leven! Vij f edele burgers, gij zelaars, zijn nu weer doodger Elschoten, broeders, Dat is noodzakelijk om ons bang to houden, broeders, En niet ons to verzetten tegen wreedheid en terreur, [broeders, Gij denkt er toch niet aan verzet to plegen, broeders? Denk om uw leven! De hunger en de moord, zij vieren hoogtij, broeders, De tering en de schurf t, zij volgen ook wel, broeders, Doch gij hebt nog volop to weten, broeders, Dus houd u stil en zwij g in alle talen, broeders, Denk om uw leven! 1 52 Als gij voorzichtig zwij gen blij f t en zegt in stilte mee II te leven, broeders, En u beperkt tot 't koopen van wat extra vet en boter, [broeders, En extra bops, dan of f ert gij meer dan genoeg, o [broeders, Denk om uw leven! In vroeger tijden werden benarden wel geholpen, [broeders, Maar vroeger tijden zijn voorbije tijden, broeders, Het is wel schoon om daar nog van to lezen, broeders, Maar thans is veiliger om stil to bridgen, broeders, Denk om uw leven! Zij t gij daarom lamnalig tuig, broeders? Wat deert u dat, als anderen u zoo noemen, broeders? Die door hun meegevoel gevaar to sterven loopen, [broeders, Dat is toch zeker uwe zaak niet, broeders, Denk om uw leven! I HET JEUGD-REVEIL. n 1Vloffentijd geheim bijeen Om straks als een naar voor to treen ; Te staan voor Koningin en Land, Te wijzen op de eenheidsband, Die ons verbindt, dat waren wij, De jongren van het jeugdrreveil! Gereed om naar de Oost to gaan, Gereed om in Berlijn to staan, Gereed to vechten waar het moet, Zooals een Nederlander doet, Wanneer zijn yolk hem vraagt, staan wij, De jongren van het jeugdrreveil! De held, die aan de Grebbe stond, De marinier en 't burgervolk, Die vielen in Mei-Rotterdam ; De vlieger, die om 't leven kwam In onzen strijd, dien wreken wij, De jongren van het jeugdrreveil! 153 Wanneer straks, na een tweeden strijd, Geheel ons Rijk weer is bevrijd, Dan werken ze aan den nieuwen bouw, op grondslag van plicht, wit en trouw, Aan 't vaderland. Dat ook doen wij, De jongren van het jeugdrreveil! Komt! jonge menschen van ons land, Die werken kunt met hoofd of hand, Komt +a ;llen! sluit je bij ons aan, Om werkklaar voor ons yolk -te staan En roept luid met ons: Ja, hier wij, De jongren van het jeugd'-reveil: October 1943. ZEG JONGENS, WAT WIL JE I eg jongens, wit je SLAVEN zijn? Zonder vrijheid, zonder rechten, Maar geringeloorde knechten, Van een mean die je gebiedt Wat je doen moet en moet laten, Wien je m;innen moet of haten, Of je 't zelf zoo wilt of niet? Jongens, wit je slaaf zijn? Nee! Schuw dan steeds de N.S.B.! Zeg jongens, wit je LAFAARDS zijn? Akelige slappelingen, Die, om Hitters lof to zingen Alles prijzen wat hij doet? Die zelf standig nimmer handlen, Maar aan Hitters handje wandlen, En -dan vragen : „Doen wij 't goed"? Jongens, wit je laf zijn? Nee! Schuw dan steeds de N.S.B.! Zeg jongens, wit je SCHOFTEN zijn? Zonder eer, zonder geweten, Die opzettelijk vergeten, Wat Oranje voor ons deed? Die op Wilhelmina smaden? Haar met taster overladen In haar zoo onpeitbaar teed? Jongens, wit je schoft zijn? Nee! Schuw dan steeds de N.S.B.! 1 54 Zeg jongens, wil je KERELS zijn? Echte stoere Geuzenzonen? En wil je dat daad'lijk toonen Als je hulp straks wordt gevraagd? Want straks kun je met ons strijden Ter bevrijding van het lijden, Als de dag der vrijheid daagt . Dat doet niet de N,S.B,, Maar doen jullie met ons mee! Zeg jongens, wil je STRIJDERS zijn? Wilhelmina's jonge dappren, Die in vrijheid straks last wappren D'oude driekleur : 't rood-wit-blauw? J on'gens, last den cooed niet zinken! Straks zal het signaal weerklinken, En wij reeknen op je trouw! J ullie zult - van vrees geen schijn! - Het ORANJE-KEUR'KORPS zijn! K ODE AAN DE VRIJHEID, omt de zon der vrijheid stij gen, Dan, zooals de Duitschers dreigen, Wacht ons .het water van de zee! Hay, daar dreigt men geuzen mee! Hartebede, Droom der Droomen, Is het groote uur gekomen Dat g' in zilte overdaad Vochtrijk in vervulling gaat? Langverbeide vrijwerklaring, (Aangezegd per versche haring Zwemmend door mijn bovenflat) Springen doen we van de pret! Is per lief'lijker tooneeltje Dan een vet, een malsch m,akreeltje Zoo gezegd als kind aan huffs Spelend rond het gasfornuis? Mits ons Holland weer zichzelf is, Welkom pieterman en schelvisch, Welkom, schol en schar, en zoo, Zwem maar door mijn fits-jumeaux! 1 55 Dankbaar dobb'rend op de deuren Vieren we het grootsch gebeuren, Nageoogd door d' enkeling, Die poseert voor drenkeling . . . Laat de ma~jem vroolijk stijgen en de mof de pest maar krij gen! Met het water van de zee Wast de vloed der vrijheid mee! Liever nat en vrij, dan knechten! Tegen het water kun je vechten, In dien strijd werd Neerland groot! Duitschrzijn? NOOIT. Dan liever dood! TE WAPEN. Vier lange, lange lijdensjaren Een zucht, een snik, een stervenskreet, Uit harten die verbonden waren Door honderdduizendvoudig leed! Heef t ooit een yolk het zwaard zoo wakker, Zoo klaar nog tot den strijd omgord? Werd ooi~t op Neerland's groenen akker Goed Geuzenbloed zoo gul gestort? Waarom, waartoe dit laf f e leven, Als slaven op een strafgalei? 0 God! 't Is zwarte nacht gebleven Na dien gevloekten, zwarten NIei . . . Voor mij, zon, heb j e niet gescheiren, Voor mij ook, lente, niet gebloeid . De ziel, het hart kan zoo versteenen Dat dood noch leven langer boeit, Voor mij, kind, heb je niet gezongen, Voor mij ook, vrouwen, niet gekust . De wa~nhoop aan dit hart ontsprongen, Heef t ook den laatsten gloed gebluscht . De laatste? Neen, dat nooit! dat nimmer! Te wapen Geuzenbataljon! Reeds rijst de dag en dan voor immer, Aan Neerland's purp'ren horizon! I56 D OP DE NADERENDE BEVRIJDING. September 1944 . e vrijheid weerklinkt aan de grenzen Het zuivrend onweer breekt zich baan . 0 jarenlange hartewensch, Nu zult gij in vervulling gaan! Geteisterd Nederland, ten ende Is haast de wanhoop, de ellende. Diep ~ademhalend haakt het yolk Naar 't naderen van den bevrijder . Niet lang meer dat gij lijdt en zucht, Men wijst elkaar de donderwolk, Reeds wijkt de druk, de borst words wijder, Rampzalig Westerbork en Vught . Twee stedennamen springen open Als bloesemknoppen in het licht, Twee namen, daarin brands ons hopen, Dat zijn Eindhoven en Maastricht . Reeds rijst daarin een andre klank . Twee steden zijn weer vrij, Goddank . Een Prince van Oranje stak De Maas eens met zijn leger over, Zijn onuitroeibare geest weersprak Hier taai den dwvingeland, den roover . Thans nadert weer een Prins het land . Verwacht hem, reikt elkaar de hand! Prinses die aan den Oceaan De drift der golven gadeslaat, Gij volgt den tocht van uw gemaal, Een glimlach op bezorgd gelaat. Prinses, de ure is nabij, Het land der vrijheid words weer vrij . DE LAATSTE RONDE, Gespannen de bong en gepunt zij de pijl! Thans nadert de strij d ook Uw woning. Hebt Uw geld en Uw goed en Uw leven veil Voor Uw land en Uw yolk, De bekroning Van alles was g'eens voor Uw Vaderland deed Krijgt ge straks in de dankbare blijheid Die de balsem zal zijn voor 't onpeilbare leed, 1 57 Dat wij droegen om Nederlands vrijheid. Neemt pijl en neemt bong en houdt U bereid, Nu slaat dan de groote stonde . De vrijheid verdient slechts, wie er voor strijdt, op, op voor de laatste ronde, Gewet thans het zwaard en zijn scherpte beproef d Voor gij er Uw strijd mee gaat strijden . 't Is Uw land, dat Uw hart en Uw handen behoef t Om Uw kinderen den weg to bereiden. Weet dat gij het hoogste veroveren moet : De vrijheid, die op deze aarde Slechts verkregen wordt door het of f ren van bloed Dat de keur is der zuivere waarde . Neemt op dan Uw zwaard en weest onversaagd, Verbij t straks de smart om Uw wonde, Geef t ook Uw leven, als Holland dit vraagt . Op, op voor de laatste ronde! Maar voordat gij U naar Uw vijanden spoedt, Bidt tot God dat wanneer gij zult strijden, Gij beset f en blij f t, dat slechts een zuiver gemoed Tot een vleklooze zege zal leiden, Ook flu mag alleen het goede gewild, Geen kwaad leide U straks tot berouwen, Gaat zoo in den strijd desnoods zonder schild, Maar altoos met Godes betrouwen . Gordt U aan tot den strijd, maar knielt eerst voor God, Weest dapper laf heid is zonde. Legt in Zijn Handen Uw menschelijk lot. Op, op voor de laatste ronde! 1 58 MET ly ZIJN HART HET JONGSTE GEUZENLIED DE POORT. Voor ik de stad in trek bedreigt de poort mijn weg, met dubbeltorens en kanteelen . Als jongen kwam ik aan de singels spelen, waar kind'ren stoeiden als ik, ongestoord . Maar eens stonden hier burchten en kasteelen in 't vuur, waarvan de aanval werd gesmoord . Ik heb 't verhaal op school to goed gehoord, dan dat mij 't heden niets zou kunnen schelen . Wie eenmaal voor de vrijheid heeft gestreden, haar baat geproefd, vergeef t het nageslacht de overgave aan den dwingeland niet, Maar is opnieuw ten aanval uitgereden, onder de poort, over de singelgracht, met in zijn hart het jongste geuzenlied . K WINKELMANLIED, ent gij den man vol heldenmoed, Die in benarden tij d, Aan 't hoof d der troepen goed en bloed Der vrijheid had gewijd? Komt broeders, brengt eerbiedig hulde Hem, die bij 't helsche plan, Getrouw zijn plicht en last vervulde : Die man was Winkelman . Deez' kloeke man, deez' kloeke man, Deez' kloeke man was Winkelman . Kent gij den man, die onvervaard, Toen ons 't geweld versloeg, En alles viel voor 't moordend zwaard, De zwaarste lasten droeg? Die, om verslaving to voorkomen, Heeft onder 's vijands ban De leiding van zijn yolk genomen? Kent gij dien kloeken man? Deez' stoere man, deez' stoere man, Deez' stoere man was Winkelman. 160 11 Kent gij den man, die vroom van zin Voor 't heil van Neerland stneed, En tegen Hitters leugens in De waarheid gelden deed? Hiervoor moest hij de vrijheid derven, En wend gevangen man, Toch zal de waarheid nimmer sterven, Schoon zij niet spreken kan . Eer, Neerland, dan, deez' eedlen man ; Gedenk zijn naam: 't is Winkelman . D WINTER IN HOLLANDS TUIN, e laatste appel viel in 't gras, geen vrucht zit in den kalen kruin, die eens vol blad en bloesem was de winter kwam in Hollands tuin . Winter, die in den zwartsten nacht, de mooiste bongerd overviel, waar bloesemgeur en zware dracht van fruit, aan mensch en dier geviel. Sinds zingt geen vroege vogel meer in 't prille hout zijn luide lied, seen vlinder zoekt de kerseleer, geen knaap zoekt met zijn lief het net, waar elke schemer tangs de sloot de wind een nieuw verhaal begon --- Nu heerscht in Hollands tuin de dood, .-y flu wacht heel Holland op de zon! Dan steekt een nieuwe oranjegloed het vuur in dor hour en bederf, dan wordt de oude tuin weer goed en keert de landman tot zijn erf . En in den allerhoogsten boom zingt dan de merel 't zelf de lied als wij flu hooren in den Broom, en wat flu pijn doet is er niet . En wat nu heerscht is dan voorbij! Een zuivre wind waait van het duin! Dan is ons oude Holland vrij! Dan is het zomer in den tuin! 161 HERFST IN HOLLAND, Een mean die aan een Amsterdamsche gracht Ergens zijn kamer houdt, hoort er den regen, Hoort er den wind, hij kept de zware wegen Van Holland die doorweekt zijn dezen nacht . Ik heb dit land, denkt hij, nooit lief gehad Voor het door vreemde troepen werd betreden, Voor dat de tanks over de straten reden Van deze later zoo gekneusde stad . Dan gaat het ,donkey in zijn oogen bloeien; Ziet hij het land, een visioen van bloed . Hij weet dat nu een storm in Holland woedt Die in den nanacht tot orkaan zal groeien. D IN HOLLAND START EEN HUTS. e weiden blinken in de zon, De slooten strak en recht . 0 dat bet weer vrij aadmen kon, Mijn land, mijn land geknecht! Want levee kan een yolk alleen op eigen ademtocht . Mijn land waar moet het met U heen, Zoo wreed, zoo zwaar bezocht. De joden aan het yolk ontrukt, De bloem terecht gesteld . De eigen geest diep onderdrukt, De handel gansch ontsteld . Het yolk vernederd en verarmd, De welvaart snel verteerd . De haardstee weldra onverwarmd, Wat recht was slecht beheerd . Maar wie Aden eed kept en den smaad Hij vreest niet voor den Pruis, Hij weet, al breekt men al wat staat : In Holland staat een huffs . 1 62 NE RLANDS VOLK. Nederlands yolk is moedig en sterk . Nederlands yolk is goed voor zijn werk . Nederlands yolk is sober, houdt mast . Nederlands yolk is er een van de daad . Nederlands yolk, schoon klein, is heel groot . Nederlands yolk vreest lijden noch dood . Nederlands yolk is vroom en eert God . Nederlands yolk draagt dapper zijn lot! VOORJAAR 1943. Dit yolk doet niet mee aan het voorjaarsfeest, Dit yolk kan niet meer zingen . Het sjokt door straten, en siddert en vreest Vol dof f e gedachten aan wat is geweest, Er warren er to veel, die gingen . Zoovelen, die gingen en keerden niet weer . Hun namen stonden sours op de plakkaten . „Het vonnis inmiddels voltrokken!" 0 Heer, Geef geen genezing voor al dit zees In de hasten van hen, die nog niet zijn verlaten . Wie hebben geleden, berusten niet, Doch de anderen neigen tot valsch vergeten . „Ga voorbij, als er ergens onrecht geschiedt! Zwijg stil, treed terzij, gals zag je het niet!" En toch bleef het onrecht gekend en geweten . Daaronl zegt dit yolk de getijden der haat En van vergelding leest het de wetten, Terwijl het met blinde oogen gaat Langs wat zoo uitbundig to bloeien staat . Het laat zich met looze vreugd niet besmetten . Dit yolk is verdord in bitterheid En toch staat het koren der hoop nog to velde, Half vertrapt in den strijd, Half verschroeid door de nij d, Maar er is nog een oogst voor de helden . 1 63 HOLLAND, Toen ik de brag opkwam zag ik het land leeg, uitgebloeid onder de regenluchten . Valsch blikkerden de slooten, wolken viuchtten panisch verschrikt en raaf'lend onderhand . Boven de kim, gebluscht en uitgebrand, de torens van een half dozijn gehuchten . Naast mij het stilstaand kruis van een g~educhten molen, weerbarstig, eenzaam en vierkant . 't Geluid van emmers rink'lend aan de zeelen bewijst het leven kloppend onder 't juk van tij en wind en waakzaam op het teeken : Een nieuw seizoen dat f eilloos aan zal breken . En ik die ga, tegen den wind in buk, zie al de weiden groenen, d'akkers gelen, G MIJN NEDERLAND. ij zult weer vrij zijn, Nederland, Gelijk de wolken die langs uw luchten jagen, Gelijk de wilde storm- en regenvlagen, Die ongebreideld stuiven over 't land . Gij zult weer vrij zijn, Nederland, Gij zult uw scholen kiezen en uw kerken, Gij zult in alle vreugde weder werken En ook uw yolk besturen naar uwen eigen trant . Gij zult weer vrij zijn, Nederland, Omdat gij haat de kruipers en de slaven, Die zich gewillig aan den vijand gaven En met hem teisteren uw steden en uw strand . Gij zult weer vrij zijn, Nederland, Wilt gij in tegenspoed slechts niet versagen, Al zijt gij overwonnen, gij zijt niet verslagen Uw yolk verdraagt geen vreemden heerschersband Gij zult weer vrij zijn, Nederland, En weder groot zijn als in vroeger dagen . Het past u niet to zuchten of to klagen, Eens komt uw vrijheid, veel schooner, weer tot stand Dan zult gij juichen, mijn Vrij Nederland! 1 64 LIEFDE VOOR HOLLAND, Die meenden to marcheeren langs de straten, Te zingen een uitbundig strijderslied, Met hakgeklap en vaandels als soldaten Ze kenden nog de ware lief de niet . Alleen staan in den regen op de heide, Zich op een dijk to buigen in den wind, Gaan 'tusschen bloemen en vogels door de weiden, En door dit land to dwalen als een kind . En wie dan weet, dat onder Hollands luchten Geest, vrijheid en beschaving zijn gegroeid, Wie Holland schuilpbaats weet voor hen die vluchten, Voelt in zijn hart de ware liefde ontbloeid . Hij leert verachten op de mast to schreeuwen, Nu hij zijn land in ware grootte ziet, En, door een beeld bezield van voor vier eeuwen . Zingt hij aandachtig 't oud Wilhelmuslied . EEN IN UW DIEP VERDRIET, Hofland, hoe hebben wij zoovele malen Uw knusse kalmte hekelend, bespot, Hoe spraken wij, verwaten, vreemde talen, En waren zonder aandacht voor uw lot . Maar zie, - flu weten wij ons diep verbonden, Ons brandt eenzelf de smaad, eenzelfde smart, Nu bloeden wij, verscheurd uit eendre wonden, Nu bonkt ons hart mast aan uw eigen hart . Nu liggen wij des nachts in 't donkey wakker En voelen bang het trillen van uw grond, Ms lagen wij dicht mast een ouden makker, Wakend, waar hij ten doode werd gewond . Hoe schrijnt het heimwee, nu w'u zien gehavend, Naar oude stadjes in hun milde rust, En naar uw weiden, dauwend in den avond, En naar het wonder van uw zilvren kust. Naar hooge lanen om een vredig buiten, Naar 't kleppend klokje van een klein gehucht . Naar blanke vaarten, donkre visschersschuiten, En naar de wijdheid van uw wolkenlucht. 1 65 Hoe is het, dat ons hart zoo zelden heugde De blijdschap om dit schoon, vertrouwd verschiet? Holland, -- nu het to last is voor uw vre'ugde, Laat ons dan een zijn in uw diep verdriet! VISIE. n de duinen ver van huffs, staat een kruis ; Eenzaam --- boven stuivend zand, houdt het stand . 't Draagt geen teeken - 't heel t geen merk, noch een zerk . Naamloos rust in 't mulle graf, die zich gaf Geweldd.adig overwon 't peloton . Doch wie sneef t, die bong noch beef d' overleef t. Hem bezoeken mag men niet: „Sperrgebiet Maar het hart kept halt noch heg --- kept den weg. Wind en wolken drijven aan, komen, gaan . Vrije vogels ^- onverstoord - zingen voort ; botten uit, Bonte bloemen, teeder kruid In het zachte zeegerussch zings van thuis . Is ons yolk van slavernij, eenmaal vrij, Kniel ik dankbaar op den woon van zijn zoon . 't Houten kruis in God's natuur licht als vuur, Words een toorts die eeuwig brands op het duin van Nederland. 166 Dli KERN IS GOED DE KERN, Er zijn verraders, lafaards, ploerten, schoften, Er zijn er velen zonder durf en moed, Er zijn er, die verlooch'nen hun geloften, Maar, God zij dank, de kern, de kern is goed! Er zijn er, die aan eigen heil slechts denken, Er zijn er, die geen offers brengen voor hun land, Er zij.n er, die ons, vaderlanders, krenken, Maar, God zij dank, de kern, de kern houdt stand . Er zijn er, die uit angst zich laten vinden, Om 't mof f entuig to helpen met hun kwaad, Er zijn er, die verra~den zelfs hun vrind'en, Nlaar, God zij dank, de kern, de kern die staat! J a, God zij dank, de kern gaat niet verloren, Al zijn reeds vele helden heengegaan, Want uit hen wordt een nieuwe Geest geboren, Waaruit weer strijders voor hun land ontstaan! Zoo steunt op deze kern ons vast vertrouwen, Zoo voeren wij den strijd meet kracht en moed, En blijven op des Heeren Hulp wij bouwen : Want, God zij dank, de kern, de kern is goed! DE TIENDE ME! VAN 1940. Den tienden Meidag zal ik nooit vergeten, Hij ligt geborgen in mijn bloed En kan eerst sterven met mijn eigen leven ; Onthou dat wel, begrijp mij goed! Toen mijn buren op dien morgen riepen : „Sta op! De Duitschers zijn in 't land! Zij kwamen hier, terwijl wij rustig sliepen", En: „Schiphol Schiphol! r staat in brand!" Heb ik en God zal het moeten erkennen Voor dit mijn hart in diepen rouw - Gebeden, dat die heele mof f enbende In Neerla;nds wateren verzuipen zou! 168 Twee dagen lang streden de marinieren In Rotterdam en bleven staan ; De vijanden konden niet zegevieren, En daarom moest het antlers gaan! De stalen kraaien gierden op ten hemel, En onder een neutrale zon Ontlastten zij zich van het vuil der bommen, Zoo beestachtig 'als het maar kon! Ik dwaalde later langs de catacomben, Bij gruwb'ren tooverslag ontstaan, En meer dan veertven zware nachten heb ik Den toren elk uur hooren slaan . Toen zij, die zich „de beste burgers" noemden, „Door God met heerlijkheid bekleed", Hun klok van bloed en schande schonken aan hem, Die Rotterdam mishand'len deed, Heb .ik mijn hersens voelen wank'len, en als Haar stifle hand mij niet genas, Leef de ik heden in de schaduw, omdat 'k Een moordenaar geworden was. Die hand werd sindsdien duizend malen stiller, Een stilte, die geen naam ooit kreeg ; Een Duitsche troep ging zingend onder 't venster, Toen zij voor 't laatst naar adem heeg . 'k Heb mateloos geworsteld met mijzelve, Gebekvecht met een stem in 't bloed, Die mij bezwoer, dat alles in de wereld Geschiedt, zooals 't geschieden moet! God en een doode zijn mij tot getuigen, Zij waren in dien strijd mij bij, En weten hoe ik bad en vocht om waarheid, En nog is 't hart niet twij f elvrij . Maar weet: dien tienden zal ik nooit vergeten, Hij blij f t gebrandmerkt in mijn bloed, En kan eerst sterven meet mijn eigen lichaam : Onthou dit wel, begrijp het goed! 1 69 EEN LIED VOOR DE VROUWEN VAN HOLLAND. Vrouwen van Holland, voor u een lied, een nieuw lied voor u gezongen, ter bemoediging in uw zielsverdriet om uw broeder, uw man, uw jongen . Zij werden geroof d van huffs, van straat, veroordeeld op valschheid en logen, Maar geen heeft in doodsangst het gelaat voor de Duitsche sadisten gebogen . Waar haalden zij den cooed vandaan? Vrij heidsstrij ders in trouwe! Tegen hun hart sloegen harten aan Van f iere Hollandsche vrouwen . Vrouwen van Holland, voor u een lied, een nieuw lied voor u gezongen, uit eerbied voor het diep verdriet, dat gij droegt en hebt verdrongen. Marteling hebben de helden doorstaan, Uw zoon, uw man, uw broeder. Geen twij f el was in hun laatste gaan, aan hun vrouw, hun zuster, hun moeder . Geen vrijheid is zeker, duurzaam, groot, geen toekomst valt to vertrouwen, als mannen niet strijden tot der dood . Dat wist gij, Hollandsche vrouwen . Vrouwen van Holland, voor u een lied, aan ons dankbaar hart ontsprongen . Holland is vrij, of Holland is niet, Een under lied wordt niet gezongen . Houd inoed, de tij d heef t weldra uit, dat beulen uw hart tempteeren . Over de graven juicht nieuw geluid, de vrijheid van Holland zal keeren. Wij zien naar het teeken op in het land van uw cooed, uw geloof, uw vertrouwen . Wat ook bezweek, uw hart hield stand. 0 hart van Hollands vrouwen! 1 70 STA PAL, Zij kunnen ons sarren en knechten, Zij kunnen in boeien ons slaan, Zij kunnen de steden vernielen, Zij kunnen nog verder zelf s gaan . Zij kunnen mishand'len en moorden Het baste was Nederiand heel t, Ben ding kunnen zij nooit toch bereiken, Dat, was in elk Hollander leaf t, De lief de voor Vrede en Vrijheid, De lief de voor Land en Vorstin, Die kunnen de mof f en nooit krij gen, Die zit er to diep bij ons in . „Wij willen onszelf zijn en blijven" Die leus kreeg de Hollander nice . Houd cooed, sta pal, 't begins reeds to dagen : Neem je voor : „Je maintiendrai" . B HET ILLEGALE BLAD, ij alle lead, dat ons flu bukt, bij alle zorg, die ons flu drukt ; geen vet, geen brood met boter, geen jam, geen stroop, geen gort, seen rijst (in vale winkels hangs zoo'n lijst) Maar nooit zoo groot, of in ons hart words het tekort steeds grooter. Maar nooit zoo groot, of in ons hart blijft in hat angstig-nachtlijk zwart een plekje lichtend, warm apart voor 't dappre illegale blad! Voor vale winkeis in de rij en velar beurt gaat steeds voorbij en hat geduld words grooter . Geen vleesch, geen been, geen turf, geen hout, geen licht, geen gas, de kachels koud, tekort aan kleeding grooter . Maar nooit zoo groot, of in ons hart blijft in hat angstig .nachtlijk zwart een plekje lichtend, warm apart voor 't dappre illegale blad! 1 71 Dat draagt de waarheid door het land, onthult de leugens van de kra'nt en zorgt dat iedereen steeds weet wie door de nazirrooverhand gestorven zijn voor yolk en land . Vervolging, nood en zorg en leed, maar nooit zoo groot of in ons hart beef t hoop en cooed in 't nachtlijk zwart, dank zij die fiere, dappre bard, ons eigen illegale blad! DE VROUWEN VAN HOLLAND KLAGEN AAN ! De vrouwen van Holland klagen Onze onderdrukkers aan : „Gij hartelooze tyrannen, wat hebt ge met onze mannen en onze zonen gedaan? Ge haalt ze weg in de nachten of bij 't eerste begin van den dag ; laadt ze in knarsende treinen, verbant ze, waar, ver van de zijnen, elk hunner lijdt bittere pijnen onder de hakenkruisvlag ." De meisjes van Holland klagen de vreemde onderdrukkers aan : „Wat hebt ge met onze broeders en onze verloofden gedaan? Onze gedachten steig'ren als we denken aan die laatste blik . . . weer zien we al nader komen als een monster dat aansluipt in angstdroomen dat bitterste oogenblik . . ." De vrouwen van Holland klagen zonder ophouden aan : „Wat hebt ge met onze kind'ren onze meisjes en knapen gedaan? Hun frissche appelwangen worden wit, hun armen schraal ; het is of hun schouders hangen, er klinkt iets schels door hun taal . Zij schrikken in den voornacht wakker en angstig hun oogjes staan : 172 ,,Moeder die born . . . in den akker." God zaaide in hen het leven, Wij droegen ze in onzen schoot : Gods goedheid had z' ons gegeven Hij zaaide in hen kiemen van leven : Gij zaait in hen kiemen van dood ." De vrouwen van Holland klagen weder en wederom aan : „Hoe waagt aan onze ouden van dagen g' uw roek'looze handen to slaan? Ge jaagt z' uit vertrouwde woning waar heel hun verleden z' omzweef t, beroof t van koest'rende zorgen de ouderdom die geen morgen, enkel een gisteren heel t ." De vrouwen van Holland klagen gestreng hun verdrukkers aan : „Wat hebt ge met onze arme kranken van geest gedaan? Kent ge dan zelf s geen erbarmen met de slachtoff ers van de waan? Wij bouwden hun ruime verblijven in scha'duw van hoop geboomt waar sterker worden de lijven en de warre ziel vredig droomt : wij leerden opnieuw hun den zegen van d' arbeid, en de muziek omzweef de hun donkere wegen met haar milde stralende wiek . Wat we bouwden in jaren, in dagen breekt ge kwaadwillig af. God zal u rekenschap vragen : uw straf zult ge zekerlijk dragen in de eeuwigheid van het graf ." De vrouwen van Holland klagen opnieuw d' onderdrukkers aan: „Wat hebt ge met onze steden, onze trotsche steden gedaan? Door hun zonnige straten joeg uw geweld, een orkaan sloeg in hen kuilen en paten, lies armzalige geraamten -slechts staan ." 173 De vrouwen van Holland klagen de harde geweldenaars aan : „Onze bloeiende bloemvelden zijn door u to niet gedaan . hyacinthen hun zoetzware geuren bedweimen in 't jonge seizoen ; Tulpen, die vlammend beuren hun kelk uit het zachte groen ; door de straten der volkrijke steden ~trok de kooprnan zijn home vracht ; '~t arrnste vrouwtje n'aar huffs briaoht merle een bos, waar de zon in lacht . Ook dat beetje vreugd ging verloren, heel het leven words dor en kaal, Geef antwoord : was hebt ge gedaan met zoo menig bosschage? niets dan stronken lies ge staan . De eiken - der oude Germanen, hoort ge, heilige boom ; de statige beukenlanen rijzend aan der buitens zoom . De dennen, wier ruische' in de nachten scheen de vraag van de zee aan het land, dekkend meet hun groene vrachten het dorre, onvruchtbare zand . God stuurde zon hun en regen j.aar op jaar dichter werd het net der wortels langs paden en wegen ; het stuff zand werd va~s.tgezet . Nu liggen z' als doode dingen ontzield, naast elkander neer ; nooit zal, wien flu leven, omzingen het lommer der bosschen meer ." De vrouwen van Holland klagen de eerlooze movers aan : „Was deeds ge met onze torens, antwoordt : was deeds ge hun aan? Hun bronzen monden zwijgen . . . Waarom werden ze eensklaps stow, roepen, op Zondagmorgen ons niet meer naar Gods heiligdom ; troosten niet meer de benauwde zielen, zingen zoo zacht voor hen, die doorweenden den nacht hun troostlied, het lang vertrouwde?" 174 De vrouwen van Holland klagen met sidderende stemmen aan : „Wat hebt ge met onze harten, onze menschenharten gedaan? Ge hebt ze doorpriemd en doorstoken, ge stampt' ze in uw mortels tot gruis, ge hebt ze geknauwd en gebroken, ge nagelt ze aan het kruis ; - maar uw geweld kan niet waken z' uw slaven, niet laf en niet klein, niet ter aarde hen buigen noch of houden to getuigen „Sursum Corda" Zoo moge het zijn ." De vrouwen van Holland klagen, er trilt iets nieuws in hun stem: „Hoe kunt ge zoo zware schuld dragen? Is in u dan geen rem tegen dierlijke drif ten? Hebt ge geen moeder, geen zonen ; kept ge geen ander f eest dan los to laten het beest in u, om to bij ten en to honen? Kwam nooit in u op het verlangen om, als tusschen menschen ge gaat, in een ander net u gevangen to voelen, dan dat van de haat? 0, keer toch in tot uzelven waar het vertwij f eld verstard! Morgen wordt weder geboren het Goddelijke Kind . Ziet ge de ster niet gloren? Kunt ge 't hemelsch gezang niet hooren dat zijn weg naar de aarde vindt?" Wij ook, wij hebben van noode vergeving van zware schuld ; zondigden tegen hooge geboden, waren van haat - en wrok vervuld . Zouden we elkaar kunnen vergeven? Dat voelen als zoete pij n? 0 Geest, help daarnaar ons streven, heilig onzen dood als ons leven, Amen, - Zoo moge het zijn, 24 December 1942 . 1 75 K KLETS HEN NIET IN DEN DOOD . lets niet, zet een wacht bij uw mond, De verrader loert overal rond! Elk verhaal is een brandende lout Zwij g na volbrachte daad . Vergroot door onnoozel gepraat Niet de kans op f ataal verraad . Het teveel gezegde woord, Door verkeerde ooren gehoord, Leidde al vaker naar Amersfoort . Wat men in geur en kleur Heef t verteld van. dien saboteur, Zwij g r hou S .D. van zijn deur . Wat ge weet aan pikant gerucht, Van den man die nog net is gevlucht, Zwij g .--+ voor hij zit en zucht! Wat ge doet voor den vrind in nood, Voor den opgejaagden jood, Zwij g .-r klets hen niet in den dood . Klets niet, zet een wacht bij Uw mond . De verrader loert overal rond, Elk verhaal is een brandende lout . VERBODEN ZENDER . oorden vuren door den aether, En dringen in de harten der menschen, Die luisteren en hun vijand verwenschen, Door wien ze zijn beroof d en geketend . Ze verlangen en smachten en stuwen naar 't erode, Het erode van hun wachten en lij den . Ze hunkeren naar '~t uur der bevrijding, En zien er naar uit als naar 't licht aan den einder . Ze luisteren gretig naar zwepende woorden, Die brandende zinken in wachtende harten ; En haat ontsteken naast schrijnende smarten, Die ze lijden cm al, wat de vijand vermoordde . 1 76 Ze luisteren voorzichtig, seen vreemd' mag 't hooren, Want als een spook waart Verraad door den lande . De verraders van 't land, ze bezoed'len hun handen Met het bloed van het yolk, waartoe ze behooren . Eens komt de dag, de dag van het einde, Dan komt de groote, de heug'lijke tijding . Maar nu smachten ze nog naar het uur der bevrijding En zien er naar uit als naar 't licht aan den einder . STLIMPERS. Stumpers waren w' en slampampers En we deden alles slecht! kijk den mof, die kan het beter, Is ons keen op keer gezegd . 't Germanendom is nu gekomcn Om to ord'nen in ons land, Al wat was, moet ras verdwijnen, Weg met 't vrije Nederland! Voor ons oog gaat thans verrijzen De perfect-totale staat, Geen gepraat meer en gezemel, 't Is de tijd nu van de daad . D' afsluitdijk, een werk van stumpers, Daartoe was ons yolk in staat . Rotterdam tot puinhoop maken, Dat doen mannen van de daad . Rembrandt, Heijermans, Van Eeden, Vondel, Querido en Poot, Troelstra, Kuyper en Thorbecke, Oldenbarneveldt, De Groot, Slechts een greep uit Hollands suffers, Bouwers van een vrijen staat . Wat presteeren Hitters helden, Zij, de mannen van de daad? Oorlog, ntioord, sadisme, leugen, Armoe, domheid, ]odienhaat, Slavernij van vrije volken, 't Werk van mannen van de daad . Voedsel, kleeding en verwarming, Holland zat voor jaren vol, Maar na enk'le weken ord'nen Door de mannen van de daad, En 't is hier nu mondjesmaat . 177 12' Handel, scheepvaart en bedrijven, Hollands glorie, Hollands lust, Aan,g'eraakt door Duitsche handen, Sluim'ren nu in doode rust . Arbeidsf rout, kultuur, vernieuwing, Winterhilf e, volksdienst, Werkgemeenschap, arbeidsk'a;mpen, Opbouwdienst en arbeidsf rout . Bah, wij kotsen van die leuzen, Van die ersatz in 't kwadraat. Weg dien heilstaat, weg die poenen, Weg die kwijlers van de daad . Dieven, gangsters, butte Hunnen, Idioten van de daad . Als j' eens wist, hoe wij verlangen, Dat je eind'lijk zwemmen gaat . Ga toch gauw naar England varen, Verzuip dan alien in de zee, Neem, 't is onze laatste bede, Alle N.S.B.-ers mee . WAARVOOR WIJ STRIDDEN. ii strijden voor het heilig leven, Voor licht en lucht en boomgeruisch, Voor al wat is van God gegeven, Voor onze kind'ren en ons huffs : Wij strijden voor het arg'loos bloeien Van rozen in den ochtendschijn, Voor tranen, die in stilte vloeien, Voor onze vreugd en onze pijn . Wij strijden voor de goede aarde, Die wezen ons en aanschijn gaf, Die 't merk van onze stof bewaarde ; Wij strijden voor een eerlijk graf . Wij strijden voor beminde oogen, Voor 't Godsgeschenk van brood en wijn, Voor 't zachte warme mededoogen En voor het recht om arm to zij n . Wij strijden voor den zin der woorden, Voor vrijheid in geluk en nood ; Voor 't edelst, dat den mensch behoorde, Of hij een christen is of food . 178 Wij strijden voor ons diepst verlangen, Voor onze rijkste eenzaamheid, Voor zegen in de jeugd ontvangen En later tot een droom gewijd . Wij strijden voor het eeuwenoude, Dat immer zich verjongen moet, Voor het doorleefde en aanschouwde, Voor ons gemeenzaam dierbaar goed : Voor onze akkers, onze stranden, Voor was geduld verwierf, ontgint ; Voor al was in de lage landen De harten en de geesten binds. Zoo voeren wij zwsj gzamen, velen, Den ongelijken langen strijd, En willen smaad en honger deelen En zijn ten doode toe bereid . WAARTEGEN WIJ STRIDDEN, \yjij strijden tegen 't wezenloos geweld, Dat tart de wereld met gedrilde drommen, Tegen gekrijsch waarvoor geen stilte gelds, En tegen slaven die den troop beklommen ; Tegen de heerschzucht, die zich wil vermommen In 't wreede stelsel dat het hart omknelt, Tegen den waan, die zachten does verstommen En elke pick verwoest waar water welt . Wij strijden met de wapens, ons gebleven, Van of schuw en verbittering en haat, Met onzen geest die zich pies knechten last, Met onzen deemoed die zich prijs wil geven, Met ons geloof, dat, wie ook ondergaat, Dit kwaad zal stikken in 't verlossend leven . UIT ONS „VOLK". Meisjes zijn er in Brie soorten : Een slentert fangs kazernepoorten, De tweede werkt een man tilt het land, De derde gaf u deze kraut . 1 79 HET ONRECHT POCHT. Laagheid en onrecht hebben zich verbonden : Een ma;cht, die al wat edel is, vertreedt ; En elken dag ontwaakt men in het feed En vindt het leven in zijn kern geschonden . De leugen schalt fangs wegen wij d en breed, De waarheid stamelt uit vermoeide monden, De laagste leuze heef t geloof gevonden, Duizenden g,aan in een bezoedeld kleed . Het onrecht pocht : ik ben de nieuwe orde, Mijn jeugd verstaat de wet van staal en steep ; De laagheid galmt : aan mij behoort het worden En mijn geweld vaagt last van eeuwen heen . 0 Heer, aanzie wat reeds verdorde, Want uit dit duister redt Uw woord alleen . WINTERAVOND. Eerst verduisterd, Dan geluisterd, Bij de buren aangebeld, Hun het laatste nieuws verteld . Dan de oliepers in actie, Een gedicht voor de redactie ; Met de illegale krantjes Snel fangs al de vaste klantjes . Thuis dap met den onderduiker Een kop thee met zonder suiker, Zonder melk en zonder thee, Dank zij mot en N .S.B. Levensinidd'lenkaarten halen (geen legate, dock speciale) Ook wat tarwe nag gemalen ; 't Zendertje gereviseerd, Accuklemmen ingesmeerd . Om tien uur, juist toen de klok sloeg, Kwam munitie voor de knock-ploeg ; 't Was er een van de politie, Zooiets voel ik bij intuitie. 1 80 Tien uur veertig, ha! daar is ie, Om voor zeer speciale missie, Waar zijn echte naam zou falen, Nieuw persoonsbewijs to halen . Middernacht: home service meldt : Moskou d' opmarsch weer versneld . Door de jongste kanonnade Hitler in de retirade. Met een „Heil dat zij ontplof f en, Al die volgevreten moffen", Lig ik weldra op mijn sponde ; Lancasters doen weer de ronde. 'k Wil weer opstaan, beter hooren Zang van schroeven en motoren ; Morpheus echter heeft erbarmen, Neemt mij koest'rend in zijn armen . MENSCHEN KLAGEN AAN. 1 . De burger: k had een vrouw en een kleine meid, ',t Ging ons zoo slecht niet voor dezen tij d . Wij waren niet rijk, maar wij hadden het fijn, Een mensch kan toch maar tevreden zijn . --- En toen moest ik vechten . Dat heb ik gedaan . Vier dagen heb ik aan de Grebbe gestaan! Vier dagen heb ik in een hel geleefd! Nu is het of 't eten een bloedsm,aak beef t . Mijn vrouw klaagt dat ik niet praten wil . 'S Nachts maakt ze me wakker, omdat ik gil 1k kan 't niet zeggen als in een boek, Maar God zal bet weten, dat ik ze vloek! 2. De geleerde: Hun bommen verwoestten mijn vaderstad, En 't huffs, waarin ik mijn kamers had . Het werk, dat bet werk van mijn !even was, Verkoolde in weinig minuten tot asch . En al wat mijn denken der mensehheid bracht, Verging door der menschen verworden kracht . 1 8 1 Waar kennis en weten hun waan niet dekt, Vergruizelt hun hak ieder intellect, En in hun laaiende vuren vergaat Het beste bezit van beschaaf den staat! In naam der beschaving klaag ik ze aan, Om dit, wat der menschheid ze hebben misdaan! 3. De Jood: Ik heb nog maar een van mijn zonen meer . Den oudsten schoten de schof ten neer . Den kleinen, die vlak voor zijn moeder stand, Dien sloegen ze dood als een schurf tigen hond! Toen stampten ze grollend den boel aan gruis, Geen stuk bleef er heel in ons oude huffs . Zij stalen het zilver en ieder ding Van waarde, tot zelfs omen gouden ring! Then hebben ze ons op de straat g~etrapt, Als schooiers zijn wij naar Holland ontsnaptl De zwaarste vloek, der millioenen haat : Vernietig voor eeuwen den Duitschen staat! H HOLLAND ONTWAAK, olland ontwaak, Wrijf de oogen eens uit, Neem een kloek en waardig besluit, En stack! Stack De hulp aan de Hitlerbende, En het gezucht om Uw ellende, Holland ontwaak! Holland ontwaak, Laat niet langer U kneev'len en knechten, Helpt hen, die het monster bevechten, En stack! Stack Het praten en suf fen en droomen, Laat vrij Uw f ier geuzenbloed stroomen, Holland ontwaak! Holland ontwaak, Steek de handen uit de mouwen, Geen razzia's meer op mannen en vrouwen, Stack! 1 82 Stack Valsche ~accoordjes met Uw geweten, Woest door sabotagegedrang bezeten, Holland ontwaak! ALS 'K MET NAAR ENGLAND LUISTREN KON. . . Ais 'k niet naar England luistren kon En van Italie zou lezen, Zou 'k denken, dat een Duitsch soldaat Daar zeker favoriet zou wezen . Maar luister ik om zeven uur, Dean hoor ik weleens anders praten: Ook in Milaan en in Turijn Heef t men de Duitschers in de paten . Als 'k niet naar England luistren kon, En 'k zou dan lezen van de Noren: Zou 'k heusch niet weten, dat die zich Aan Quisling in het minst niet storen . Nu weet 'k dat 't hem als Mussert gaat, En dat char velen van hem gruwen Men vindt zoo'n vent char net als hier : Een mannetje om van to spuwen. Als 'k niet naar England luistren kon, Zou 'k heusch niet weten, drat de Belgen Eendrachtig hunkren naar den dap Om al wat Duitsch is to verdelgen, Maar 'k luister vaak om negen uur, Dan hoor ik sours zoo aardig „kiappen" Dan weet ik, dat ook Belgie Zich heusch niet steeds zal laten trappen, Als 'k niet naar England luistren kon, Zou 'k denken, dat de Duitsche steden Door Groot~Brittanjes vliegerkorps Met opzet steeds werden vermeden . Maar flu weet 'k , hoe haast elken nacht De vliegers 'n vlucht naar Duitschland waken, En hoe ze in het Duitsche rijk Veel militaire doelen raken . 183 Als 'k niet naar England luistren kon, Dan zou ik vast en zeker .denken, Dat daze krij g aan Hitlers macht De overwinnimg eens zou schenken . Maar nu geloof ik daarvan niets, En zie ik 't eind van Hitlers glorie Voor hem en Duitschland wordt de krij g Een pijnigend : Memento mori! Als 'k niet naar England luistren kon, Zou ik drie kwartjes nooit gireeren Om steeds hat Duitsche nieuwsbericht Me daaglijks aan to la;ten smeren . Nu offer ik met veal piezier, - Zult u hat heusch niet verder f luistren? Om elken dag - verraad me niet - Naar Englands nieuwsbericht to luistren . HET LEGER DER GEZOCHTEN, n 't donkey uur met stil gebaar, Bewust van 't dreigende gevaar, Gedreven door den vasten wil Hun plicht to doen, zoo God hat wil . Zoo trokken z' op en vochten, Het lager der Gezochten . Door d' overmacht terneer geveld, Ontrecht, beroof d, bedreigd, gekweld, Gedood, onteerd, tot asch verbrand, Zoo leaf d:en wij in Nederland . Toen trokken z' op en vochten, Het lager der Gezochten. Hun lager groeide tot een macht, Want 't onrecht wekte op tot kraeht, Tot of f erdaad en of f ermoed, Tot of f eren van goad en bloed . Zoo trokken z' op en vochten, Het lager der Gezochten. Hun lager telde rang noch stand, 't verschil vial wag, slechts eene band Verbond hen alien groot en klein, Zij wilden dienen, reddens zijn . Zoo trokken z' op en vochten, Het lager der Gezochten. 1 84 En velen vielen om hen heen . . : Hun rijen sloten weer in een . En steeds opnieuw en onversaagd, Werd aan des vij ands macht geknaagd . Zoo trokken z' op en vochten, Het leper der Gezochten. Al duurd' de strijd nag maanden lang, Al werd het rondom nog zoo bang, Al zagen zij peen uitkomst meer, Toch waagden zij hun leven weer. Zoo trokken z' op en . vochten, Het leper der Gezochten. Eens zullen zij den vij and slaan, Eens breekt het uur der zege aan, Eens heeft hun voorste-linierstrijd Hun land van vij'anden bevrijd . Dan jub'len zij, die vochten, Het leper der Gezochten. D ILLEGALITEIT. aor de stille donkere straten, Gaan enkele vage schaduwen henen, De donkerte bedekt hun .gelaten, Al het herkenbare is verdwenen4 Zij vormen een colonne der vrijheid, Zooals zoovelen dezen nacht. Zij zijn boodschappers der waarheid, In ieder huffs, iedere straat, ied're gracht . Zij brengen het licht der bevrijding, Des bezetters woede ten spij t, Zij strijden zonder verpoozing, Zij drapers van beet'ren tijd. En reeds is de d~ag in zicht, Dat deze colonnes marcheeren, In het voile zonnelicht, Door een bevrijd, gelukkig Nederland . 185 H STAKING IN HET NOORDEN, alt en ieder paard staat stil Als de voerman niet meer wil. Halt, f abriek die zuivel maakt Als de boer de leevring staakt . Ergens is een woord gezegd, Alle werk werd platgelegd . Melk je koeien uit den nood Maar de melk gaat in de sloot, Voor den mof geen boter meer, Want de boer lei 'd arbeid neer; Voor den mof geen melk of kaas, Want de boer is nu de bass . Ergens ging een stil bevel, Maar de boer verstond het wel . Zie, de boer staat op uw pad, Dien ge zoo verheerlijkt hadt, Met de handen in zijn zak, Maling aan't soldatenpak . Hoor, de geest van 't Noordras spreekt Waar de Duitsche dril op breekt, Spreek dit yolk van lafheid vrij : Liever dood dan slavernij! Weermachtman is ook ontwaakt, Door het wonder aangeraakt En hij f luistert : „Sage euch Sind sie f ertig mit dem Zeug N.S.B, and solche Sachen, Werden wir es eben machen Mit der gri nen Polizei, Denn so sind wir alle f rei!" Maar reeds knallen de geweren Twintig, dertig, veertig keeren, En waar de geweren knallen, Moeten vrije mannen vallen 't Volk dat op deez' grooten dag Vrijheids eedlen vleugelslag Langs zijn oogen voelde gaan Kon getroost to sterven staan 1 86 Zegen deze helden saam En bezoedel niet hun naam Door to zeggen dat zij stierven Vruchteloos en niets verwierven Neerland eert hun naam en daad, Zaaiers van dat wondre zaad Waaruit eenmaal, vroeg of last, Vrijheid, vrijheid bloeien gaat! Z ESN VAN DE KNOKPLOEG. e sleepten mij uit het vuurgevecht En brachten me thuis aan mijn duikadres, Een schot in de bulk ; het gaat me slecht, Nlaar het Mof f engespuis kreeg een goede les . Geen kans krij gt het Mof sche schij ngerecht, Want de vrinden ontkwamen alle zes . Voor Nederland komt alles terecht En Mof f rika gaat geheid op de f lesch . Ik hg in de armen van mijn vrouw Om to sterven, maar ik ben niet bang voor den dood . „Wat wordt het donkey! Neem mij dichter bij jou . Wat ben je mooi; wat zijn je oogen groot . Je kunt niet weten, hoe ik jou bemin ; Je zachte lippen kussen mij de Eeuwigheid in ." O ONZE TIJD. nze tij d is een laaiend vuur Vol strijdgewoel, Waarin als helden ons geslacht Zich heef t geworpen . Op ons gelaat de schoone schitt'ring Van de komende overwinning, En het hart klopt ons blijde Als wachtend zijn geliefde . Wij strijden voort met heel ons wezen ; De tij d, de tij d heef t ons van noode, Wijl in den rampspoed van het heden Wij straks gezanten zijn ten zege! 1 87 ALPHEN AAN DEN RIJN, 18 JANUARI 1944. Ach, waar zijn de schoone dagen Waar de tij den van weleer, Toen er nog piraten waren, Kidders, kapers en zoo meer? Ha, die f iere, kloeke helden Vochten haast voor hun plezier, En ze regen je koelbloedig Aan de punt van hun rapier . Maar we zullen niet m+eer zuchten Om wat vroeger is geweest, Want in vele jonge harten Ruischt diezelf de, f iere geest . Zijn we dan wat koel en nuchter, Kinderen van deze eeuw, Nog klopt daar in veler body 't Hart van Hollands fieren Leeuw . Zij het tijdelijk ook gebonden En gekneveld ook misschien, 't Is de Leeuw die nog zijn klauwen Die zijn tanden sours laat zien . Hoe de vijand werd verslagen op zijn eigen grondgebied In het Raadhuis hier ter plaatse Kunt u lezen in dit lied . 't Waren weinig jonge mannen, Kidders zonder vrees of blaam . Hoe ze heeten, wie zal 't zeggen? Want geen mensch weet nog hun naam . Niemand had hen in de paten, Want men werkte rustig voort, Geen gerucht werd daar vernomen En geen mensch heef t hen gehoord . Hoe ze binnen zijn gekomen? Door de deur dat ping zoo glad ; En de dochter van den concierge Kruiste allereerst hun pad . ,,Mondje dicht en stil gaan zitten," Werd gezegd, niet voor de lens, Want ze hielden een revolver Voor het arms kind haar news . Och, wij kunnen zoo begrijpen, Haar ontsteltenis was proof, En haar vader die kwam kijken, Werd er netjes naastgepoot . 188 Ach, de bevende concierge Had toen heelemaal geen praats, Durf de haast geen vin verroeren En kwam heusch niet van zijn plaats . Enk'len hunner gingen verder Naar de telef oonj of f rouw . Vlug de kabel doorgesneden Dat ging allemaal zoo gauw . En de volgende ontmoeting Bracht de jonge mannenschaar In direct contact met onzen Goeien, besten burgervaar. Oei, daar zap de burgemeester Een pistool voor zijn gelaat . Koele, ernstige gezichten Vastberaden en kordaat . Dacht hij toen aan zijn positie? Aan zijn baan? Ik weet het niet . Doch daar rezen reeds z'n handen, Wijl men hem geen keuze lies . Voorwaarts ging het, in het midden Van den jongen heldenstoet Pa Colijn, omhoog zijn handen, Vreeze in zijn zacht gemoed . Waardig schreed de f raaie optocht Naar de ambtenaren~tent . Met hun braven secretaris Waren d' ambtenaars present. Bij het zien dier vreemde schare Was hun vreugde onbegrensd, Ha, dat was nu eens sensatie Die een ambtenaar zich wenscht . Sober is zijn slavenleven, Zoo bij uitstek dor en droop . Opgetogen hieven alien Dus de handen naar omhoog . Ach, wat konden zij verliezen? Kennen zij niet iallemaal Het spreekwoordelijk gezegde : „Als een ambtenaar zoo kaal?" En men zette deze heeren In een kamer achter slot; En liet toen de ambtenaren Rustig over aan hun lot. leder weet wat nu gebeurde Het was alleen maar „landsbelang" . 189 Daarom gingen deze heeren Dan ook ongestoord hun gang, 't Was hun niet om geld begonnen, Winstbejag was er niet bij, 't Grog alleen am d+e regas,ters Van de gansche burgerij . 't Grootst gedeelte van dat register Meest de letters A en B Plus de nieuw gedrukte stamkaart Namen z' en passant ook mee . Daarna zijn ze weer vertrokken Llit ons Alphen aan den Rijn . In 't register der bevolking Meet het flu een janboel zijn . Heelemaal opnieuw beginners Valt voor d' ambtenaars niet mee; Eer dat zaakje voor elkaar is, Stroomt wat water naar de zee . En wie plukt van deze daad flu Het eerst de schoome vruchten van? Ik denk zoo menig jongen Alphenaar Die nu niet naar Duitschland kan. Maar voor onze onderduikers Leek het ook zoo grauw, Want d' ophanden zijnde stamkaart Bracht hen leelijk in het nauw . Zij geen kaart, geen nieuwe bonnen, Dus misere last of vroeg . Wat geluk dat men dit wapen Llit des vijands handers sloeg . Alle onderduikers juichen ; Door die list zoo goed gelukt Is dit nieuwe wreede wapen uit des nazi's klauw gerukt . Zie dit zijn de rijke vruchten ; Dat is nu het resultant Van den heldenrnoed dier manners Voor hun onver'schrokken daad . Ridders die koelbloedig warm In de ure des gevaars Mag ik mee mijn dank betuigen Met de onderduikelaars . Ja, van al die goede burgers Hier in Alphen aan den Rijn Zal de dank voor zulke daden Innig en waarachtig zijn . 190 AAN DE REGEERING IN LONDEN. \YJ ii volgden graag uw wijze raad, dat niemand meer vrijwillig gaat cm voor de nazi-rooverrstaat to spitten en to graven, dat niemand hier zijn krachten geef t opdat het monster verder leef t, dat duizenden verne-derd heel t, ontrecht als arme slaven . Wij hielden ons aan uw bevel, waarop de spoorwegstaking snel, temidden van de oorlogshel, eendrachtig is gekomen . Hoort, hoe de nazi vloekt en dreigt, hoe koppig heel ons Neerland zwijgt, terwijl de hunger het bedreigt en kolen niet meer komen! Wij weten en wij doen wat moet! Ook hier stroomt d.agelijks het bloed van velen die voor 't hoogste goed der vrijheid zijn doorschoten ; door nazi-beul of mof f enknecht vervolgd zijn, buiten elk gerecht, wier naam men f luistrend verder zegt, de vuisten vast gesloten! Maar weet gij ook, (al zegt gij het) hoe moeilijk men zijn kracht inzet, als boter, brood en vleesch en vet, steeds meer, ons zijn onthouden? Als ongewapend, overal bespied, ten proof aan overval men maanden zich, vaak jaren al, vol moeite schuil moet houden? Wees in uw oordeel niet to hard, en vel uw vonnis niet to zwart als eenmaal blijkt, hoe menig hart uit nooddruf t is bezweken! Bedenk dan, hoe gij eens die kreet : „f ascisme is moord!" bestraf f en deed! Zelf s gij wist toen nog niet, welk leed ontkiemde in dat teeken! 1 9 1 D BALLADS VAN DEN BOER, e boer heel t steeds ons alley land Bebouwd zooals ,het hoort, Met tarwe en rogue wel beplant, Zich aan geen krij g gestoord . Toen kwam de bittre hongersnood, Die elke maag doorboort Der ia~rme luiden in de stad, - En de boer hij ploegde voort . In drommen trok men er op uit Naar hof en boerderij, En vroeg: „Och boer, geef voor een duit Een aardappel aan mij!" Doch wat men hem ook bieden wou, Geen bede werd verhoord, Tenzij voor klinkend geld en goud, - En de boer hij ploegde voort. „Ach boer, wij in de groote stad Hebben geen voedsel meer, En komen van heel ver gestapt, De kleintjes hongeren zeer" . - „Ik geef toch niks", zoo sprak hij toen, „Voor mijn part stik de moord, Of geef je kleeren en je schoen!" En de boer hij ploegde voort . „Mijn aardappels heb ik gepoot Om die straks een voor een Voor tientjes van de hand to doen . Kluif flu maar op een steep! Dat ze verrekken in de stad, Is lets wat mij niet stoort, Als in mijn kous maar groeit de schat!" En de boer hij ploegde voort . Wat hem de Man op Golgotha Van barmhartigheid Geleerd heeft, last hem koud en doof, Hij heef t zoo zijn geloof, En kept vandaag een gouden tijd Waarin mere hem het geld toesmijt . Roep van den kansel 't Goddelijk woord, Het wordt vergeef s gezegd Aan wie belij dt en toch niet hoort En de boer hij ploeg't maar voort . 192 NA DEN OORLOG, ij zullen na den oorlog moeten bouwen aan alles wat de waanzin heef t vernield, wij zullen moeten werken, herbezield en opgestooten tot een nieuw vertrouwen . Geen winnaar zal er zijn en geen verwonnen door overmacht van wapengeweld, wij zullen, tot de levenden geteld, als vrije m~enschen staan en klaar-bezonnen weer moeite van den arbeid op ons nemen, iii makker op het land, jij in de mijn, wij zullen alien koningen weer zijn, met zeis en spa, de biiks'mende emblemen van onzen staat - en armen zullen tillen het laatstgeboren kind naar gloed van zon, en harten keeren tot den Levensbron, wiens stroomen wereidbrand in 't eind kwam stillen . 0 Vaderland, rij s op, de luchten rooden, hoor onze torenklokken bonzend slaan, met bronzen tongen kondigen zij aan de vrijheid over levenden en dooden . Ontketend yolk, goof wijd je huizen open en draag een zingen door 't verloste land De stoere werkers van den havenkant, de vrouwen uit de steg.en komen loopen en lied'ren barsten uit hun sterke kelen, de zwoegers van de scheepswerf en fabriek, de mannen van de ploegschaar en de riek, de meisjes uit den schemer van bordeelen, de kinderstemmen met hun grille koren, de burgers aan den 'dijk en van de gracht, de nvalide, die zijn offer bracht, de jeugd van 't atelier en de kantoren . Een yolk, een eenheid van herboren zielen, die tot den doodenakker schrijden komt, waar vreugde tot gedragenheid verstomt, flu elk bij zijn gevalienen mag knielen . 193 13 Diep nijgen neer de vanen van hun handen . Hun :adem zinkt tot een verstild gebed, dan staan ze op en dreunend gaat hun tred door stad en dorp, door wij de polderlanden en lichtend staat op hun gezicht to lezen : Vergeten alle haten, alle pijn, wij menschen zullen voortaan broeders zijn, nooit meer zal oorlog op de aarde wezen. HOLLANDS GLORIE-MARSCH. Gemspireerd door de woorden : 1 n deze ba jes A1 zitten wij gevangen En leven wonder druk Het zal hun niet gelukken : Ze krijgen ons niet stuk! Wij hebben Moed, Vertrouwen, En ons verbindt een band: WBalnitj vweni jt rzoiujwn a„aHno lNleadnedrsl agnldo!rie" bis En wappert vrij dan eenmaal, Weer f ier ons „rood-witrblauw", Geen schooners belooning, Voor onzen Moed en Trouw! Wij eeren dan die vielen, Herstellen d'oude band : Die 't Volk binds aan Oranje En ons d~ierbaar Nederland! 1 94 bis IK WAAG MIJ HAAST NIET IN DIE STRAAT VLIEGERS DIE GENADE KENNEN, Door middel van aanplakbiljetten tracht men ons to suggereeren : Engelsche vliegers kennen geen genade, zij werpen bommen op vreedzame burgers. Neen, dap de Duitsche vliegers! Die kennen genade! DENK MAAR EENS AAN ROTTERDAM! Er kwamen vliegers aangevlogen, Haast als lammetjes zoo zacht ; Die hebben vol van mededoogen, 'n Bezoek aan Rotterdam gebracht . Ze lieten daar hun bommen vallen, Door liefd' en teederheid bezield De vliegers, die genade kennen, Die hebben Rotterdam vernield! Daar werd een ziekenhuis getroffen, (waarop een Roodekruisvlag stond! ) Daar was het, dat men alle eischen van Recht en van Beschaving schond . Daar stonden duizendtallen huizen In weinig tijds in vuur en vlam De vliegers, die genade kennen, Die bombardeerden Rotterdam! Daar werden vrouwen, grijs .aards, kind'ren Door dat GENADIGE geweld, Bij 't ijdel vluchten door de vuurzee, Door vallend steep ter peer geveld. Daar vluchtten angstig opgejaagden Over de vuur'ge straten voort De vliegers, die genade kennen, Die hebben duizenden vermoord! Vanuit de Rotterdamsche puinhoop Stijgt fel en rauw de schelle kreet, „Zie en onthoud, wat hier geschied is, Wie hier genade gelden deed!" Die kreet weerklinke allerwege Door ons geknechte Nederland : De vliegers, die genade kennen, Die hebben Rotterdam verbrand! 196 EEN DOODGEWONE MAN, k ben een doodgewone man, Die moeilijk iemand haten kan, Maar Hitler moet ik haten . 1k haat hem met een wilden haat, 1k wensch lien duivel niets dan kwaad En zal dat nimmer laten . 1k wensch hem, flat hij voor zijn flood, (Niet op een praalbed, in de goot) Zijn rijk ineen ziet vallen . Dat hij, door iedereen gesmaad, Zal sterven, door het slues verraad, Van een van zijn vazallen . 1k wensch hem, drat het laatste woord, Dat hij op deze aard.e hoort, Zal zijn : beest vaar ter helle . Dat men bespuwe zijn gelaat, En flat de zwervers van de straat Hem dan ten doode kwellen . 1k wensch hem, flat zijn brekend oog Geen blik meer slaan kan naar omhoog, Dat molder hem verblinde. Dat, als hij zich tot bidden waagt, Hij 't woord, drat cm vergeving vraagt, Door doodsangst niet kan vinden . 1k wensch hem, flat men 't wreede hart, Terwijl 't nog krimpt en klopt van smart, Hem uit zijn corpus rukke . En flat men 't geve aan een hond, Die langen tijd geen voedsel vond, En die het rukt aan stukken . 1k ben een doodgewone man, Die moeilijk iemand haten kan, Maar Hitler moet ik haten. Dit zegt u, vrind, genoeg misschien : 'k Heb gistren Rotterdam gezien, Vol zingende soldaten! 191 H ROTTERDAM. ae vreemd ligt deze stad flu open, Hoe is zij wonderlijk en licht : De huizenlooze straten loopen Van niets naar niets - toch niet ontwricht . De hemel straalt als nooit to voren op waar der eeuwen bouw verdween De zomer beef t geen glans verloren, De zon schijnt zooals ze altijd scheen . Men gaat in innerlijke afzomdering, Herdenken hoe het is geweest, En vindt zichzelf tot zijn verwondring Geschokt veel minder dan bedeesd . Klaag niet. Steeds bloesemen de tuinen Boven verganklijkheid en wee : Een herder rust thans op de puinen Van Babylon en Niniveh. DOODENMARSCH. k waag mij haast niet in die straat, Waar gloeiend puin in 't donkey staat . De wind loeit om een bouwvaltop, Een schelle vlam schiet suizend op, Belichtend, gals in spotternij, De resten van wat huisgerei. Hier vond wie daaglijks nam en gaf Een ruw en eindloos massagraf. Het werk van hersens, hand en lust, Is even grondig uitgebluseht . Ik wend mij naar den waterkant, De schepen liggen leeggebrand, Het water, d'eeuwenoude b'aan Voert bloed en roet naar d'oceaan . Daar staat de dood nog op de brug, Een zwarte schaduw, recht van rug . Och broeders, hij bleef ongedeerd, Terwijl uw schim hier fangs marcheert, Links, rechts 198 Maar als die stad weer is herbouwd Van staal en gias en steep en hout, Die kleine wereld is hersteld, Bolwerk van koopwaar, zee en geld, Als er gewerkt weer wordt op de asch Van wie voor kort hier werkend was - Dan zullen nog bij nieuwe maan Uw schimmen door de straten gaan . Links, rechts GEBOORTESTAD, s dit mijn stad? De welvaart is voorbij, De schepen liggen rottend in de haven En door het touwwerk vliegen zwarte raven : Het is ged.aan met vloot en visscherij . Waar is het yolk van dit verloopen tij? Men zag het vroeger langs de kaden draven, Het is vergeten nu of reeds begraven, Proof van zijn laatst, onheelbaar averij . Voorgoed gedaan? Vergeef s gekalef aterd? Daar ligt een schip, waarop „Vertrouwen" staat, Ik zie een jongen, turend over 't water. Vertrouw, mijn stad : flog stroomt de Maas voorbij En dit is sterker dap uw averij De trek naar zee, een jongensdroom voor later . ROTTERDAM. Een aanvulling op het Rotterdamsche stedelied. 'k eb u lief Rotterdam, ook in onspoed en druk, En hoe donkey uw heden ook schijn', Eens uit neev'ien en nacht rijst uw dag weer omhoog, Nieuw en groot zal uw glorie weer zijn . In den nood van den tij d groeit uw veerkracht en cooed, Gloeit uw vuur tot een laaiende viam, En uw--hoop wordt vervuld, uw gebed wordt een lied, Want er is toch maar een Rotterdam! 199 25 FEBRUARI 1941 - DAG VAN AMSTERDAM \yjat men uit dezen bittren tijd Aan uur en dag vergeten mag : Nooit dezen onvolprezen dag, Toen 't yolk, dreiging en dood ten spijt, Terwille der gerechtigheid, Opstond voor 't yolk, dat onderia ;g . BEZETTE STAD. De gevels smeeken om een kwaststreek verf, Kozijnkwadraten staan, ontkleurd to bladd'ren, Door open ramen vodgordijnen fladd'ren, De huizen rotten weg aan het bederf, dat twee jaar lang ook aan de Veemen vrat, waaruit de laatste leef tocht werd gestolen, De ratten vluchtten maar de stadsriolen, flu 't Entrepot geen kruimel voer meer had. De etalages zijn vol leeg carton, Een gaaf stuk goed is nergens meer to koopen, al zou je driemaal dwars door Mokum loopen, Het zeer vreet door als 's nachts van elk perron een of geladen trein met kool vertrekt naar 't plebs dat plots een oorlog is begonnen, Dat boter minder achtte dan kanonnen, maar dat gnu aan het Russisch front verrekt . Doorziekt sleept Holland zijn vermolmd bestaan, De kind'ren kleppren op kapotte klompen, Conf ectiepakkies raf elen tot lompen, En Jantje kan zoo naar den bliksem gaan . Het menschenhart staat in de rijpe zweer, Het hoort niet meer den klank van refine accoorden, 't Lief st sloegen wij vandaag nog aan het moorden, Het wachten is alleen maar op den keer, op 't uur dat Duitschland in elkander zakt, Dat ordelooze horden zullen vluchten, dat w'opgekropte woede kunnen luchten, Dat onze bijl in Mof f enkoppen hakt . 200 Voor een ding zijn we nu al meer dan bang : Dat England 't Duitsch gebroed zal in bescherming als het verslagen laf om hulp zal teemen - [nemen . Nee, laat ze hongren, f el en hard en lang! Voorwaar 1k zeg u, yolk van Nederland, Werpt of uw haten, wil uw minnen, Dan voer Ik u mijn stifle vreugden binnen, Gedenk mijn lijden, mijn doorboorde hand . AMSTERDAM. Het was een grijs, een rechthoekig plein met aan een zijde een klein plantsoen . een carillon speeld' het ref rein : een oude stad, een oude roem . Het Damrak aan de noorderzij lag blikk'rend in de helle zon, maar f eller f likkerde het IJ, een schip voer weg, een vliegtuig klom, meer zuidwaarts van de stad omhoog en bong de bocht der grachten na, eer 't westelijk naar zee heen vloog . En zeven torens wezen met hun kanten spits den hemel in en alle menschen zagen het, dit was een nieuw en sc:hoon begin : Een havelooze, zwarte drum gevang'nen stroomd' over den Dam . (Maar trotscher dan een koning kon, zoo liepen zij en vrijer dan een naakt kind loopt in zee en zon . ) Toen vielen alle stemmen stom en een stem zei : Dit 's Amsterdam . . . Zoo zacht alsof hij fluisterde . . . Maar plots barstte als een klaroen het yolk los, dat luisterde : - Dit 's Amsterdam, het groote hart van Nederland, belaagd, gesard, vernederd en met bloed bemorst! Toen voer er ziel in ieder ding, een vogel sloeg in ieders borst en elkeen dacht verbaasd : Ik zing . . .! De stad lag stil of 't Zondag was, en tot een God'lijk doel gewijd, als toen het yolk in staking ging 20 1 en door de pijn die d' ander lijdt van eigen pun en smart genas . En donderend steeg uit de troep gevangenen, als een signaal, de hooge roep: „Gerechtigheid!" uit duizend kelen . .. Maar een taal was het en vie daar stond, vernam de echo in zijn hart . En Neerlands yolk, gepijnd, gewond, geplaagd en tot den dood gesard, scheen in een nieuwen dageraad, tot schooner bloei to zijn ontwaakt . 0 God, Uw vinger schrij f t dit werk, Gij hebt uit niets Uw oogst gemaakt en als Gij zegt : „Het is," zie 't staat! En wat Gij aanraakt, draagt Uw merk . . ." En zeven klokketorens slaan hun tonen aan tot dit gebed en alien die daar samen staan, zij hooren en beamen het. (Uit Celdroom ) . HET CARILLON. k zag de menschen in de straten, hun ~armoe en hun grauw gezicht . - toen streek er over de gelaten een luisteren, een vleug van licht . Want boven in de klokketoren na 't donkey-bronzen urenslaan ving over heel de stad to hooren de beiaardier to spelen aan . Valerius : ^- een statig zin2en waarin de zware klok bewoog, doorstrooid van lichter sprankelingen „wij slaan het oog tot U omhoog ." En een tusschen de naamloos velen, gedrongen aan den huizenkant stond ik to luisteren naar dit spelen dat zong van mijn geschonden land . Dit sprakelooze samenkomen en Hollands licht over de stad, r nooit heb ik wat ons werd ontnomen zoo bitter, bitter lief gehad. 202 E VLIEGTUIG BOVEN AMSTERDAM. r lag een meeuw stil in een gracht Die gevels spiegelde en ruiten Rimpelde en vrouwen . Schuiten Lagen rijp van bloemen, 'k dacht : Hoe Lang al ken. ik deze stad Waar vogels in het water varen ; Een man leer t roekeloos zij n j aren Die vrienden, lief de, toekomst had . 'k Zag het hotel van eenen nacht, De kamer, 't uitzicht op de Dam, 'k Zag maanlicht in mijn ramen staren, Toen gleed een schaduw in de gracht, Vloog loodrecht boven Amsterdam: De laatste stad waar Joden waren. DEN HAAG 1943. De wind waait aan door de verlaten straten, En zoekt en vindt de oude huizen niet, -y En zoekt en vindt slechts steenkoude gelaten, Starend in zielrbeklemmend stow verdriet . Waar menschen woonden staan geschonden muren, En zwarte gaten blakeren den grond, - Hoe Lang, o God, moet deze schennis duren, Waarvoor ons murwe hart geen woorden vond? Waar menschen woonden zwerven brokken steenen En scherven kaatsen duizendvoud het licht, ^- Waarom, o God, zijt Gij hun niet verschenen, Die voor een duivelsch drijven zijn gezwicht? Waar menschen woonden liggen roest en palen En klimop-arabesk rankt Tangs het puin, Zal nu, o God, elk menschenpaar weer dwalen, Onwatardig Uw aanvankelijken Tuin? De wind waait aan door de verlaten straten, En zoekt en vindt niet waar de stad begon En zoekt en vindt slechts maskers van gelaten, En doodenakkers tot den horizon 203 UITTOCHT, c to op en eet met haast uw brood En neem uw reisstok in de hand : Het water stijgt al over 't land En dreigt ons met den dood . Werpt nog een blik - maar ga dan heen Waarmee voor 't laatst gij alles ziet : Ook in den dood bezit gij niet Meer dan het lij f alleen . De doodsengel komit dezen nacht Aan alle deuren en hij slaat Ieder die niet reisvaardig staat En op het teeken wacht. J a, dezen nacht zal ziel en bloed U uitstroomen als water stroomt, En gij zult hooren, of gij droomt, Het stappen van uw voet . Die wel weet wat hij achterlaat, Maar niet weet wat hij vinden zal, Schreit als, verstooten uit zijn stal Een schaap in donkey blaat Maar eet uw brood en neem uw staf : Te zwaar wordt anders u het werk . Eet flu met haast en word weer sterk Van 't brood dat God u gaf . Wie in den nacht uitging en streek Bloeds teeken aan het deurkozijn, Dien zal de dood geen dood meer zijn : Zie hoe het water week: Het water laat hem veilig gaan, Het water heef t op hem geen macht, Maar Pharao met al zijn kracht Moet in den vloed vergaan 0 gij die vlucht door watersnood Of die straks trekt door een woestijn, 't Zal u een weg ten leven zijn, Uw vijanden ten dood! 204 Trek moedig aan en zie niet our : God gaat u voor van uur tot uur, Des nachts leidt, troostend, u Zijnn vuur, Des daags Zijn wolkkolom . Wordt sours uw tij d van slavernij Tot droom van rust en rijken kost, Bedenk dan hoe gij werd verlost En wel Farm zij t maar vrij ! En als het hart dan flog verlangt, Zeg het hoe God Zijn kindren loont, En dat wie hier in tenten woont Ook spijs van God ontvangt. Wien hier het water niet verschrok, Zou aan het eind ook de Jordaan Niet als een poort van zonlicht staan Totdat hij binnentrok? DE VELSER PONT. De zwarte ellend' der roof f entyrannie waarde Door Holland's steden en de honger kroop Al verd.er! Wat doe je dan? Je sleept je naar waar ['t vroeg~er droop Van vele vettigheden dezer aarde, De Noord; eens Holland's zonnig blij de gaarde ; Een land van nattigheid en nevel flu . Een lange, lange [loop! Je zieke vrouw en maagre kindren blijven waar de Kou in leege kamer is . Laat alles maar op z'n beloop En haal to eten : misschien vet, aard~appels, kool en penen . Je duvet je kar! De weg lijkt eindeloos voor je kapotte, [afgematte beenen. J e biedt je gouwe ringen aan, je gouwe klok voor [etenswaar. Geld speelt geen rol . De boeren keuren en taxeeren straf. Maar bij de Velser pout staat die vervloekte Landwacht [klaar En pakt je vloekend al je kostelijke vrete af . Febr./Maart 1945 . 205 BALLADS VAN DE EVACUATIE, k ben benauwd, ja, ik ben doodsbenauwd, Waar zij t ge toeh, van wie ik zooveel houd, Ik ben alleen, zoo jammerlijk alleen, Want ik heb u alleen lief, u alleen ; Ik heb u niet Mij troost de wereld met al wat ze heef t, Nlaar wat ze mij aan bloem van vreugde geeft, Bitterheid is al wat ik mag beleven, Aleeen van u kan God mij vreugde geven ; Ik heb ze niet Als men tezamen is weet men het niet, Gods zweep alleen, en het verdoemd verdriet, En eenzaam'heid, leeren wat fief de is, En to verbranden van de droef enis : Ik heb u niet . Prins Jezus, in het leed roep ik u aan, Ik weet niet eens waar zij is heen gegaan, Verdriet ken ik, het stort als regen neer, God sta mij bij, dat zij nog wederkeer' ; Ik heb haar niet DOODENWEG. Van Leiden, D•en Haag, Rotterdam vandaan De Noord in, naar het voedselrijk platteland heen, Strompelen ze achter brakke karretjes aan In stinkende vodden, vel over been . „Voor vnete mot-je naar het Noorden heen!" Door sneeuwkou en door zwiepende regen .gaan De grauwe processies . Een vrouw zakt ineen Langs den weg ; een kind sterf t : een handkar blij f t staan . Het leven is toch maar een vervloekte gok! SJokke, sjokke, sjokke, sjok De Mof bracht ons ziekte, bracht smart en nood En deze Godschreielijke moeheid . . . zacht is de dood! Door Holland rijdt krakend een zwarte kar, met ['grijnzenden Hemn op de bok, Sjokke, sjokke, sjokke, sjok, Sjokke ssjokke, sjok 206 HITLER EN ZIJN BENT HITLER ZOOALS HIJ IN WERKELIJKHEID IS . In hat najaar van 1940 ward den Nederlanders een boekje toegestuurd, waarin de Duitsche Verf uhrer in allerlei sentimenteele en kwasiheroische standen was a fgebeeld. De meeste Nederlanders hebben dit zeer onsmakelijk geschriftje per keerende post aan Seyss.-In quart teruggestuurd. Kreeg u dat blauwe boekje Van Hitler, den tyran? Nu, er is niet veal an . En hoe gauw gaat om hat hoekje Die Fuhrer, voorheen verver, Nu volksverderver . Zou dat ons harte roeren : Hitler als kind en man? Ah, bah, ik walg ervan! Zulk nutloos ouwe-hoeren Van Hitler, voorheen verver, Nu volksverderver. Want wie vial op een morgen Ons vreed.zaam Holland in, Had niets dan kwaad in 't zin, Bracht ons ellend' en zorgen? 't Is Hitler, eertij ds verver Nu volksverderver . En 't Neerlands bloed moest vloeien Met da.t van landgenoot : En duizenden gedood Moesten zijn naam doen groeien, 0, Hitler, eertijds verver, Nu volksverderver . De burgers deed hij lij den In 't vredig Rotterdam . Wie ging met born en vlam Die weerloozen bestrijden? 't Is Hitler, eertijds verver, Nu volksverderver . 208 !4 Wie stuurt ons Duitsche hoeren, Een bandjen om den arm, Maar onder 'n zieke darm ( En Holland moet ze voeren)? 't Is Hitler, eertijds verver, Nu volksverderver . Er woonden eeuwen Joden In 't vrije Nederland . Wie drukt hen nu aan kant? Brengt hen in duizend dooden? 't Is Hitler, eertijds verver, Nu volksverderver . Wie zond zijn groene honden Te lekken schuldloos bloed, Heeft met zijn moordgebroed Ons Amsterdam geschonden? 't Is Hitler, eertijds verver, Nu volksverderver. Arbeiders wil hij dwingen, Stelt werkloosheid terzij, Door Duitsche slavernij . Doet hong'ren, die niet gingen . Dat 's Hitler, eertijds verver, Nu volksverderver. Wie roofde vleesch en koren En nam ons geld en goed? Wie plaagt met cel en boet' Die zijn woorden niet wil hooren? 't Is Hitler, voorheen verver, Nu volksverderver. Wilt gij de waarheid weten? Hitler, zooals hij is? '.t Bedrag o Seyss, is mis . Neerland zal niet vergeten, Dat Hitler eertijds verver, Is volksverderver . 209 DE NAAKTE WAARHEID. H Naar aanleiding van de brochure over Hitler: „Wilt u de waarheid weten?" itler is een man des vredes! En dat blijkt uit de practijk : Vreedzaam nam hij 't land der Polen, Vreedzaam nam hij 't Noorsche rijk! Vreedzaam Belgie en Neerland 'tt Blijkt uit de geschiedenis, niet uit woorden, maar uit daden, welk een vreedzaam man hij is . Hitler kan men steeds gelooven! Dat bleek in verleden tij d! „Nooit", zoo sprak hij, „zal ik schenden Nederlands onzijdigheid ." 10 Mei kwamen Duitsche vliegers, Rukten Duitsche troepen aan Zoo heef t Hitler waarheidslievend Ons zijn woord gestand gedaan. Hitler haat geen Kerk of God~dienst, Och, dat wisten wij allang! Daarom zit al vele jaren Niemoller in het gevang! Daarom worden predikanten Van hun vrijheid hier beroofd Aan zijn liefde voor den Godsdienst wordt in Neerland sterk geloof d. KAN MEN HITLER GELOOVEN ? Naar aanleiding van de vraag, gesteld in de brochure „Wilt u de waarheid weten?" n Duitschland en in Oostenrijk Is 't fabeltje verspreid ; Op hoog bevel van Engel~and Ging Holland in den strijd . Het kleine landje Nederland Door England aangevuurd, Heef t met Oranj e aan het hoof d op oorlog aangestuurd! Van dat verhaaltje is niets waar! Maar Hitler is geen leugenaar! 2 10 Toen Eng'l~ands koning werd gekroond Stond er een f oto in de kraut : ,,In d'ondergrondsche sliep des nachts ',t Publiek van 't platteland" . Nu zag ik pas die foto weer, Maar wat stond er flu .bij? „Zoo slaapt, beducht voor luchtgevaar 's Nachts Londens burgerij ." 'k Zeg niets daarvan, 'k vraag enkel maar : ,,Is Hitler heusch geen leugenaar?" „Het Leven" had een foto laatst Van een verwoest gebouw, '.t Welk een gevolg van d'aardschok in Roemenie wezen zou . De N.R.C . gaf 't zelf de beeld : Een panel geheel verwoest Nu echter was 't een Londens panel, Dat het ontgelden moest! Ik vind 't voor Hitler pijnlijk, maar: Hij lijkt Loch heusch een leugenaar! De pers geef t ons een prachtig beeld Van Hitler's waarheidszin . Nlaar al liegt Hitler nog zoo hard, Wij trappen er niet in! Al hebben wij geen vrije pers, Ons denken is nog vrij! En bij het lezen van de kraut Denken wij er altoos bij, days vaak ons eenig commentaar : „Het is van Do/f, den leugenaar!" H MENE TEKEL. itler, Goring, Mussolini, Goebbels, Mussert, Himmler, Ley, Schoremer dan Rinaldini, Die was mover, tuig zijn zij. En er zijn nog mind're goden, Daar hun namen zijn bekend, Zullen we z' aan 't f eestmaal nooden Als de kans des krij gs zich wendt. 21 1 Hitler, Goring krijgen stroppen, Ley een harikirirkuur. Mussert zal zich wel verstoppen In een hooiberg of een schuur. Goebbels met zijn manke pootje, Syssie-Inquart, Neerlands pest, 1Vlussi en het verd're zooitje Malen wij dooreen als mest. Maar de dag komt nader, dichter Na het donkey van den nacht . 't Wordt bij 't morgengrauwen lichter, 't Licht breekt door, waar elk op wacht, En verlangend tellers we de uren Wijl de legers storten in, En een hand schrijft op de muren : Mene, tekel, upharsin . KINDERWIJSJE. Hitler wou uit gappen gaan, Bij den boer een schepje graan, Een litertje benzine, En ook nog een machine, En wat hij maar zag staan . Boertje had hem in 't gat Sloeg hem dwars uit Stalingrad. Sloeg hem uit de Oekraine, Zijn billekes deden 'm pine, Als hij op de blaren zat. Hitler schreeuwde moord en brand : Stalin is zoo'n kwaje kwant! Die vent gaat niet ter kerke, En Zondags wil ie werken! Kultuur maakt hij to schand! Boertje lachte in zijn vuist : Zorg dat jij maar gauw verhuist . Verdwijn met jouw ambitie En korporaals intuitie, Barst maar! Rot nazi! Puist! 212 HESS, Hessje zag een vliegmachientje Als een Messerschmidt zoo groot, 't Scheen dat Hessje wou gaan vliegen Schoon zijn Fuhrer 't hem verbood . „Hier is - zei hij - noch mijn Fuhrer, Noch oom Herman die het ziet ; In een land zoo vol barbaren Mist men toch een nazi niet. Ik wil ongehoorzaam wezen, En toch vliegen . 1k vlieg heen . Zou ik om een handvol moff en Hier in Duitschland blijven? Neen ." Voort vloog Hessje, maar een Tommy Zag al gauw dien kleinen Ruud, Kwam hem vlak bij Glasgow tegen, Hangend aan een parachuut . „Kom maar Ruudje zei de Tommy „Kom mijn kleine hartedief, 't Enkeltje gaat wel weer over, Nu heeft Churchill Hessje lief." Er mankeerde hem geen ziertje, Ruudje werd geinterneerd, En de heele wereld j uichte : 't Gaat in Duitschland vast verkeerd . Naar: Hieronymus van Alphen. D ZE STAAN IN DE KOU. e mof f enintendance is goed . Wie zou dit tegenspreken? Het gaat zooals het wezen moet En 't gaat zoo vele weken . En toch als men goed opmerkt, is Er jets niet goed, er gaat jets mis, Want d' oosterf rontsoldaten Zijn in de kou gelaten . De winter griezelig en grauw Komt langzaam toegeslopen . De stakkerds bibb'ren van de kou, Bevriezen stiff bij hoopen . 2 13 Nu gaat de roep de landen rond Om kleederen van wol of bout . En Mussert, de pedante, Gaf 't broekje van zijn tante . Er is iets loos bij d' intendance, Nu tracht men het to plooien . Doordat de leider waagt een kans $ij burgers rond to schooien . Al is een leger stiff en stoer, Een leider, tevens voddenboer, Dan is al van to voren Een kans op winst verloren . N ONE MAN, AND ONE MAID ALONE 1 ) u wreekt zich, o Duce, bet veil verraad : Die laf fe- dolkstoot, Frankrijk in den rug, Toen het ten doode lag gewond . Nu slaat Zij~n wreker terug! Neen! Niet de wil van 't yolk! Het was uw wil Die dwong tot strijden voor de valsche lens! Gij hebt het land verraden aan de spill Het had geen keus . Was het h~et yolk, dat dezen strijd begon En nieuwe levensruimte eischend vroeg? Dat yolk, dat zalig leef de in de zon En had genoeg? Of is 't de vloek dier dictatoren macht . Dat heerschappij tot zieken waanzin wordt, Die 't eigen yolk, met niet to remmen kracht, In d'af grond stort? Hier was geen vad .erland in bittren nood, Dat eischen mocht den laatsten druppel bloed! Hier dreigde riiet des vijands felle stoot, Gij had het goed! En nu? Zie hoe atom verbittring rijst, Hoe grommen mort en vloeken en geween, Hoe de tot groet geheven hand u wijst: „Een man, een man alleen!" 1) Uitlating van Churchill over Italie's oorlogsverklaring . 2 14 0, WAT EEN SCHRIK VOOR DEN DUCE, talie's dictator was pal op het water, Dat stroomt in de Midd'landsch zee, „Die is van ons" vindt Benito dan „En daarom vecht ik desnoods mee ." „Het is Mare nostrum," zegt hij, dock dat kost hem Misschien op het end nog zijn baan : Want met dien oorlog in Griekenland, Schijnt het zoo mooi niet to gaan . Oo! Dat was een schrik voor dien Duce, dien Duce Nou heeft hij ontzettend het land, Oo! Dat was een schrik voor dien Duce, dien Duce, In Griekenland is hij gestrand . Hij dacht : „Ik hoef geen oorlog ooit to vechten, geen [echten," Zijn hemd was zwart, dock zwarter zijn hart, Nu ziet elk fascist, dat zijn bags zich vergist. Co! Dat was een schrik- voor den Duce, den Duce, Nou heel t ie geen zee, maar het land . Zijn schoonzoon Ciano zingt bij de piano Van „Houd er den cooed nog maar in" Doch de dictator van Afrika Bromt maar wat mee in zijn kin . In de woestijnen, daar hollen de zijnen En eten spaghetti met zand . Xomt er een Engelschman achterna, Dan wuiven ze blij met hun hand . Oo! Dat was een schrik voor den Duce, den Duce, Zijn zwarthemden houden geen stand . Oo! Dat was een schrik voor den Duce, den Duce, hij [doet ze Aan Churchill en gros van de hand . Er is met hen geen land meer to bezeilen, ze ijlen . Dan schreeuwt de luit : ,,Marsch, achteruiti" Ze doen net als de vloot, liever laf zijn dan dood . Oo! Dat was een schrik voor den Duce, den Duce, 1ou heelt ie geen zee maar het land . 2 15 Dikke dictator van zand en van water, J e slaat ook een modderfiguur. Nu is 't gedaan met 't imperium, Al vraag je ook hulp ~aan je buur. Zijn generalen verzinnen verhalen En komen daarna in den steun . Als je het zelf moest doen, dan smeerde j' em Maar jij kept slechts deze deun : Oo! Dat was een schrik voor den Duce, den Duce, Zijn schepen zijn ov'ral gestrand . Oo! Dat was een schrik voor den Duce, hij doet ze Aan Adolf goedkoop van de hand . Hij heef t de zee, de zee, de zenuwen, de zenuwen, Per microfoon wascht hij zich schoon ; „Als ik dit had verwacht, had 'k me toch nog bedacht ." Oo! Dat was een schrik voor den Duce, den Duce . Nou heef t ie geen zee en geen land! 26 Juli 1943 Mussolini op den loop! A. Y Dat vervult de ziel met hoop! 't Doet ons hart van vreugde trillen, Want flu gaat de spit verspillen, Alles wat ze roovend won : Uit het duister rijst de zon! 27 Juli 1943 Mussolini of getreden? Af gezet? --- of weggejaagd? -- Naar een woord wordt niet gevraagd . . . Alles zegt toch, dart de Spil, Niet meer draait naar Hitters wit! 21 6 ANTON VAN WERKENDAMME, A nton van Werkendamme Ben 'ck van Germaanschen bloet Een broer van eigen stamme, Heb ick in Dordrecht doet . 'k Ben ingenieur geworden, Heb Waterstaat ghedien;t, Toen 'ck wegginck, niemant morde Geen heef t om mij ghegrient . 4ijn schilt ende betrouwen Sijt Adolf, ghij, mijn Heer, Die mij niet wilt vertrouwen 't Is trouwens over en weer . Baes hadt ick sullen wesen, Van 't Nederduitsche volck, Men hadt mij sullen vreesen, Als, Fuhrer, Llwe tolck . U hadt ick willen eeren En uw Germaansche ziel, Het Neerlantsch Volck regheeren En likken Uwen hiel . Maer 't en is mij niet ghegeven Waer 't overgroote deel, Nu wil voor mij niet beven 't En geef t geen striem of streel . Seer nazilick ghedreven Mijn N.S.B. gemoet, Maar ghij laet mij maar kreunen En latat mij staan voor schut . Ick, Leider, lees de wetten Het eerst pas in de kraut ; S Waer ick mijn poot moest setten, Staet Seyss' of Rauter's hant . o ghij mij wildet steunen Waar 'ck sit so in de put Standvastig is ghebleven Mijn hart in tegenspoed . Maer thans moet ick belijden : Ghij stelt mij in mijn hemt, 'k En ben niet to benijden Nu 'n iegelijk is ontstemd . 2 17 Edel noch Hooghgeboren Maakte seen mensch stampij Toen 'k in dien hooiberg lag, Te siapen aan mijn zij . Sij is mij trouw ghebleven Toen 'ck in dien hooiberg lag, Waer ick in was ghedreven Wijl niemand m-ij daar zag . Rof stracks mijn onderdanen Ghij volgt ze alien na Verlaet dit dal van tranen Als Koot tot Posthuma . Vaerwel mijn ondersaeten, Die komt in grooten foot ; Stracks bengelt fangs de straeten G' als een pier so door. Tof slot wil ick noch biechten Jets over d' N .S .B.: Het is een groot stel smiechten ; Hoe kwam ik aan dat vee? Dat steets gheboeit wou hooren Naar 't Varken Max Blokzijl . Mijn dageraet sal niet gloren, 'k sterf sonder Sieg of Heil . R RAS ANTON KOEKSA. as Anton Koeksa huist in 't Sticht . Met een verheerlijkt aangezicht Vangt hij den lof van 't sijsje. Hij mocht mee in een luxe-trein Naar Onkel Adolf in Berlijn ; Dat was fog eens een reisje! Zijn meesters stem heeft hij gehoord . Zelf s prevelde hij ook een woord . Hij kreeg zoowaar een handje . De sijs, die 't weten kan, die zei : Zoo min als ik het ben, is hij Verrader van zijn landje . 2 1 8 Sindsdien zijn Antons dagen zoet, Heel 't yolk brengt hens den Koeksa-groet Zoo wil hij f antaseeren, Nog luttel weken, wellicht dagen, Dan zal men hem op handen dragen En als een tsaar vereeren . En als een tsaar regeert hij dan . Zijn standje prof iteert er van ; Ze schrokken vette happen . Zijn Cherubijne-bol staat blijd Van al die dagdroom-zaligheid . Hij hoort de hakken klappen . De nachten zijn veel minder blij . Dan komt een lange geestenrij Zijn eersten sluimer storen . Hij droomt wat wordt dat voorhoof d klam Van Middelburg, van Rotterdam, Van al wat ging verloren . Hij ziet hoe hem de toekomst ziet (Die aanblik is zoo heug'lijk niet) In de livrei der knechten . Hij ziet en 't verft zijn kaken rood -- De vrij a mannen van de vloot Voor Hollands vrijheid vechten . Dagdroomen, droomen in den nacht, Gij hebt Ras Anton hoop gebracht En eer, en schand', en zorgen . 't Volk hoort hem droomen, 't staat verbaasd ; Het heef t geloof, het heef t Been haast, Het wacht den. dag van morgen . Wann,eer streaks nieuwe vrijhe d bli;nkt, De tyrannie in 't niet verzinkt, Dan eindt die vooze glorie . Dan komt ons Toontje om zijn loontje, Dan krijgt Ras Koeksa voor zijn broeksa, En Holland zing~t victorie . 219 HALLO ! Jjallo, hallo, ben jij daar Woudenberg? Hier leider Mussert! Vertel mij kameraad Van het succes van al je propaganda, Hoe het met de arbeiders staat . Het gaat heel goed, heel goed, meneer de leider, Het gaat heel goed, het gaat heel goed, Helaas ik moet, moet u iets laten weten, Een kleinigheid, die er niets toe does . De arbeiders, u kunt het zoo vergeten --- Die willen geen van alien iets van u weten, Maar los daarvan, houzee, meneer de leider, Gaat het heel goed, gaat het heel goed . Hallo, hallo, kan ik dan met Roskam spreken? Ben jij daar Roskam, vertel jij mij terstond, Een half j aar actie is zoowat verstreken, Hoe staat het met Agrarisch front? Dat gaat heel goed, heel goed, meneer de leider, Dat goat heel goed, dat gaat heel goed . Helaas ik moet, ik moet u iets laten weten, Een kleinigheid, die er niets toe does . De boerenstand --- U kunt het ook vergeten --- Heeft louter steenen naar ons hoofd gesmeten, Maar los daarvan, houzee, meneer de leider, Gaat het heel goed, gaat het heel goed . Hallo, hallo, Piet Sondervan, ben jij dat? Die Boerenstand, oh, was een misere! Maar Sondervan, vertel jij me eens iets prettigs, Words de W.A. al populair? Dat gaat heel goed, heel goed, meneer de leider, Dat gaat heel goed, dat gaat heel goed . Helaas, ik 'moet, ik moet U iets verklappen, Een kleinigheid, die mess toe does . Wanneer het yolk ons zoo ziet stappen, Dan wil 't ons allemaal naar Duitschland trappen, Maar los daarvan, houzee, meneer de leider, Gaat het heel goed, gaat het heel goed. 220 Hallo, hallo, bij Hitler, wat een slagen, Ik zie er haast geen gat meer in . 'k Heb nog een kans: ben jij daar Goedewagen? Gaat onze leer er nogal in? Dat gaat heel goed, heel goed', meneer de leider, Dat gaat heel goed, dat gaat heel goed . Helaas, helaas, houzee meneer de leider, Het spijt me, dat ik het bekennen moet . Zij schelden mij alleen maar voor misleider, Wij zijn voor Nederland to goed . Het yolk hier, ik sta verstomd, Geloof t slechts wat uit Londen komt, En het verfoeit het hakenkruis, Is slechts voor democraten thuis . En ziet het Mussert op de straat, Dan schreeuwt het dadelijk „landverraad" . Het gaat slechts met Oranje in zee, En het vervloekt de N .S.B. Maar los daarvan, houzee, meneer de leider, Gaat het heel goed, gaat het heel goed . DE MUSSENBOOM. \y,Tat kwettert het in den mussenboom Bij 't erf van Adolf -oom! Wat hippen ze vief van tak op tak, Groote dief, kleine dief, op hun gemak . 't Duitsche peerd legt malsche vij gen, Waar de mussen hun voer uit krij gen . Ze pikken graantjes, vette baantjes, Worden onder Duitsche meesters Vakbestuurders, burgemeesters, Worden onder Duitsche bazen Dikke opgeblazen dwazen . Hoort hen kwetteren, hoort hen schetteren : „Houzee, joech-hee, houzee! Laat ons dansen op Duitsche wijs, Naar 't pijpen van de sijs!" „Wij mussen in den mussenboom Bij 't erf van Adolf -oom, Wij zijn van een ras, van een arische snort, Zoo zuiver als glas, op ons Mussenwoord! And're vogels zijn veel geler En wij zijn trouwens cultureeler . 22 1 Wij maker rentjes van Jodencentjes, En gaat het om zulk potverteren, Dan kan men ons niet heel veel leeren . Weg met de Joden, wel gantsch bloed! (Maar hun duiten, die zij n goed) . Kijk ons plunderer, kijk ons glunderen! Houzee, joech-hee, houzee! Laat ons dansen op Duitsche wijs Naar 't pijpen van de sijs!" „Wij kwetteraars in den Mussenboom Bij 't erf van Adolf -oom, Is 't land geknecht? Wij lachen er om! Het yolk ontrecht? Maak het maar dom! Onz' boom staat in een Duitsche kooi, Dat vinden wij mussen j uist zoo mooi . Volks-onvrijheid is onz' blijheid . Brave jongens van Hollands vloot, Vechten jullie je maar dood! We geven j e met spitsen bek Een harden pik in jullie nek ( En onze nester worden groot) . Laat ons springen, laat ons zinger : Houzee, joech-hee, houzee! Laat ons dansen op Duitsche wijs Naar 't pijpen van de sijs!" Gij mussen in uw Mussenboom Bij 't erf van Adolfroom! Komt Hollands luister straks weerom, Dan wordt het duister voor uw drom . Dan is 't met kwetteren gedaan, Gaan musse-hartjes laf jes slaan : Reds ons iemand? . . . Er is niemand . . . Komt daar een jager met zijn roer? Haalt men al ons mussewoer? Hooren wij Hollands blij de kreten? Is onze glorie al vergeten?" . . . Uitgesprongen, uitgezongen Van joech-hee en houzee . 't Volk leert u dansen in eigen trant Naar 't pijpen van Nederland . 222 JUDAS. Mussert, akelig gedrochtje, Nliezig kereltje, wat zocht je Bij de heeren in Berlij n, Moest je daar zoo noodig zijn? Ging je daar een baantje leuren, Of je judaspenning beuren? Maakte je sours al vooraf Schuilplaats voor d' aanstaande straf ? Och het helps niet veel hoor ventje, Ook het Duitsche yolk dat kept je . `1Veet, dat als de vrede er is, 't Gaat met jou het eerste mis . Nu mag jij aan hoogmoed lijden, 't Is een ziekte, 'k zie bij tijden, Hoe die heet als in reflex : Nlinderwaardigheidscomplex . Mussert als 'k je naam hoor, kots ik. 'k Krijg in mij 't gevoel als boss ik Tegen een Augiasstal . 't Is als grijp ik in een kwal . In de Hollandsche historie Zal bet zijn voor jouw memorie Bij 't verhaal van wereldbrand : Hij verkocht zijn vaderland . VOLIi RE. De vogels hokken saam in de voliere, Een hupt er van zijn stokje naar den grond, en pikt in 't zand of hij een zaadje vond, Het vogelvoerrantsoen is hun misere . Een groene kakatoe houdt hen er onder, Die speelt brutaal de bags in 't vogelhuis en vreet veel meer dan al de and'ren thuis, Hij gaps de klontjes r jullie doen 't maar zonder . Ze mogen ook niet fluiten was ze willen, Vooral 't parkietenpaar met den gebogen news heef t haast geen leven bij dien laf fen reus, Die zou hen na 't ontveren, 't lief st nog willen villen . 223 Het puttertje moet heel den dag door zwoegen, Dart trekt het water met zijn bekje op, De kakatoe slorpt alles in zijn krop en nooit is het dien beul nog naar genoegen . De weduwvogel laat de pluimstaart hangers, Haar lieve man viel aan den afsluitdijk, Hun levers was zoo best, al hadden ze 't niet rijk Nu zit ze eenzaam in haar smart gevangen . De sijs is steeds rebelsch, last die maar loopen, Die heef t van allemaal het scherpste oor, Hij neurt om kwart voor twee : „wees stil nu, hoor 't Is Purmerend" - de grond van al hun hopen . 't Kanariepietje (vrees'lijk is 't to zeggen) Tript dag en nacht de groene achterna . Piet~piet, let op, wat ik nu zingers ga : Ik moet als eerebruid een eitje van hem leggen . De vogels hokken samen en zij droomen van 't gouden uur van d' overwinningsdag waarop een elk weer vogel' wezen mag en trillers jub'len zal in Hollands boomers. M OED, EER EN TROUW. Mussert heeft besloten een Nederlandsche S.S . op to richten die tot uiting zal brengen de hooge waarden, die de N .S .B. toekent aan de oude ridderlijke deugden : Moed, eer en trouw . Leider, mag ik u wat vragen? Weet u nog wel van 10 Mei? Toen wij vochten tegen Duitschland, Toen waart gij daar toch niet bij? Toen de Nederlandsche jongens Vielen door het Duitsche vuur; Toen hebt gij u laf verborgen Ergens in een boerenschuur . Leider, mag ik u eens vragen, Hoe durf t gij van m o e d gewagen? Leider, hebt gij het verwoeste Rotterdam al eens gezien? En zoo ja, hoe kondt ge Goring Dan de klok van Lunteren biers? 224 15 Als men Neerlands vrijheid afneemt, Doch gij buigt u diep terneer, Kruipend aan des vijands voeten, Vindt u dat een daad van eer? Leider, inag ik u eens vragen : Hoe durft gij van eer gewagen? Leider, gij spraakt in 't verleden Vaak van uw Oranjezin, En gij spraakt met dikke woorden Van uw trouw aan de Vorstin . Doch flu schimpt ge op Oranje En stelt Hitler bovenal . Met uw trouw is het, o leider, Dus een wonderlijk geval. Met wat walg'lijk onbehagen Hoor ik u van t r o u w gewagen . „Leider" moogt ge zelf u noemen, N e e r 1 a n d s leider zijt ge niet . Zelf s niet als de overheerscher U een leidersf unctie biedt. Nimmer zullen w' u erkennen Als den leider van ons land ; Onze cooed en eer en trouwe Blij f t Oranje slechts verpand . Daarvan blij f t tot 't eind der dagen, O Het 0 r a n j e v o 1 k gewagen . LIED VAN DE ..NBS p, trekt op, o gij opportunisten, Volg' deez' vaan! Staakt voorloopig uw onderling twisten, Sluit u aan! Mussert en Meyer, van Rappard en Kruyt, Danst met uw schaar den bevrij der vooruit, Landverraders van alle standen, Sluit u aan! Hier is uw kans op mioorden en branden, Grijpt haar aan! Beukt er die Hollanders weg uit de straat! Zij hebben geen wapens! Aan ons het verraad! 225 Laat verstommen de bronzen kianken Van onze kink! Laat haar Goering voor ons gaan danken, Die uit den drok Ons verloste met oer-Duitsche kracht, En ons den heiligen oorlog bracht . Veilig verstopt achter dikke muren Loert en slaat! Denk aan het heerlijk bevrijdende vuren Van ons verraad, Toen in die dagen van onzen Mei, Strijden wij mochten aan Duitschlands zij! Steekt uw dolken, --- maar doet het verstolen. Naar onzen aard! Is niet een angel ons waardig symbool en Geen blootzwaard? Toont u dan Duitschers in 't grooter verband, Wint weer de Westmark voor 't Vaderland! AAN HET MALLS MANNETJE MUSSERT, ntrigantje, dilettantje, Onverstandje, m .al geval, Arrogantje, dwingelandje, Kwasterige niemendal . Nijdig ventje, valsch serpentje Nlalcontentje, wat een peck . Hitler kept je, want hij zendt je Met een zoethoudertje weg . Hoe j' ook likte, minzaam knikte, je verslikte in een snik ; Hitler wikte en beschikte : De regeerder, die blijf ik . Zwartrood mof je, namaakmof je, Ach wat plot je op den grond . 't Is geen bof je, 'n catastrop~hje, Zielig zoo'n geslagen hond . Stump'rig stukje ongelukje, 't Meesterstukje werd een klucht, Sullig krukje, nog een rukje En je slaakt je laatste zucht . 226 VERGEET HEN MET. VeVragne ewti hlelte kneiuert,! vVaenr gweeetts geene nr eecnhkt'slvee rdkaraadchting! Vergeet het niet, het schunnige verraad Van Land en Volk ; LIw hoop en Uw verachting . Tref t dubbel straks den vuigen onverlaat, Die samenspande met de Nazi-beulen . Vergeet hen niet, als straks onz' ure slaat En wij vertrappen al die met den vijand heulen! Hun lot, o yolk, ligt in Uw wrekend' hand! Vaag uit hun naam! In 't vrije Nederland Is er geen plaats voor Mussert en zijn bende! 0 nader, dag, waarop de tijd zich wende, En Kruyt en Mussert, die ons land verderven Zich krommen onder onze laars en sterven! 0 JEMINEE. Wij ze: Toen onze mop een mopj a was . oen Mussert nog een musje was, Was hid nog heel gedwee, Maar toen de aad'laar binnenkwam Riep hij luidkeels : Hou zee! Ref rein : Hou zee, hou zee, hou zee, hou zee, Riep hij luidkeels hou zee. Maar o, hoe zal dat weldra zijn? 0 je, o jemine . De mus kreeg praatjes, werd brutaal. Maar 't bleef bij veel geschreeuw . En door dat mooie zwarte hemd, Leek hij precies een spreeuw . Ref rein : Hou zee, hou zee, hou zee, hou zee, Leek hij precies een spreeuw . Maar o, hoe zal dat weldra zijn? 0 je, o jemine. Zijn vriend, de bruine Adelaar, Dacht: Ga gerust je gang, Maak jij het sours wat al to bar, Dan krijg ik je wel bang, 227 Ref rein : Sieg hell, sieg hell, sieg hell, sieg hell, Dan krij g ik je wel bang . En bang dat zal hij weldra zijn, Dat duurt heusch niet meet lang . En als de aad'laar vluchten moet, Waar blij f t de zwarte spreeuw? Wel in de klauwen of den bek Van d'n Nederlandschen Leeuw . Ref rein : 0 neen, o j e, o f emine Waar blij f t dat trotsch hou zee? Dat wordt gesmoord in klauw of bek Van d'n N,ederlandschen Leeuw. ONS LAND IS ZOO TEER . A „Ons land is zoo feet. T eerder dan andere landen ." Mussert in zjn Nieuwjaarsrede 1944. ch, Mussert, spaar ons je gevlei, Je zoete praat, je medelij . „Ons land is teer" heb je gezegd, Maar zie, ons yolk staat fier en recht . Het stoort zich niet aan leugenpraat, Is eerlijk in zijn liefde en haat . Al is ons land ook nog zoo teer, Ons yolk buigt voor geen vijand neer . Ons land is teer, j a, maar het hoort Nooit aan een Fi hrer, die zijn woord Verwisselt als een oude j as, Die eerst zweert bij het oude ras En die als hij het Plink verliest ^- Dan plotseling „Europa" kiest! Zoo'n uitvlucht nemen wij niet meet . Ons yolk buigt voor geen vijand neer . Hij kwam hier als een plunderaar En flu is hij een martelaar? Wie eerst een runt aan stukken smij,t En dan zich aan de scherven snijdt, Heef t toch geen recht op ons beklag? Dat is het dwaast dat ik ooit zag . Niet alleen Duitschers hebben „eer"! Ons yolk buigt voor geen vijand neer . 228 Wij houden van ons „teere" land En haten dus de schennershand, Die alles plundert en vernielt, Daar niets dan of gunst hem bezielt . Die onzen volksaard breken wil Met zijn onmenschelijk gedril En zijn barbaarsche wreede leer! Ons yolk buigt voor geen vijand neer. Wij houden van ons land zoo veel, Dat wij het nooit zien als een deel Van een verslaafd Germanendom, Dat stappen moet op Hitlers trom . Wie, Mussert, ooit dat deuntje kiest, Is een, die alle recht verliest Ons ooit to spreken van zijn eer! Ons yolk buigt voor geen vijand neer. Spaar ons dus verder je geklets ; Het is niet meer dan Duitsch gezwets . Hoe je ook zwoegt en zweet en slooft Er is niet een die het geloof t . Al zing je ook bet teerste lied : Wij doen het niet, wij doen het niet! En 'k zeg je voor den laatsten keer : Ons yolk buigt voor geen vijand neer . IN HET PAK VAN DUITSCH SOLDAAT, ,,Ik heb mijn besluit genomen ; als de invasie komt, zal ik order alle omstandigheden in Utrecht zijn . V anmorgen heb ik een nieuw uniform gekregen, die van vrijwillig soldaat b j de Duitsche weermacht. Die uniform zal ik aantrekken, zoodra bier de invasie komen zal (Mussert in 't Concertgebouw op 10 Juni 1944 .) Ha! de Nederlandsche leider (volgens Deutsches Reichspatent) Onze kwasi volksbevrijder Heef t nog eenmaal kleur bekend . Als de driekleur weer zal rij zen Wapperen in elke straat Dan zal hij zijn trouw bewijzen In bet pak van Duitsch soldaat . 229 Als wij straks den nieuwen dag zien En de Koningin komt thuis . Als wij weer de eigen vlag zien En niet meer het hakenkruis Als wij weer ons zelf regeeren Baas zijn in den eigen staat Dan wil Mussert excerceeren In het pak van Duitsch soldaat . Tegen Bolsjewieken vechten Was altijd de schoonste strijd . Maar alleen voor Mussert's knechten; Zelf head hij daarvoor nooit tijd . Maar flu onze jongens komen Nu is Anton ook paraat En hij steekt zich zonder schromen In het pak van Duitsch soldaat . In de allerzwaarste uren (sprak de leider) blijf ik hier . Zoek mij niet in boerenschuren Ik ben in het Hoof dkwartier Daar, omringd van mijn trawanten Tot den laatsten kameraad Hang ik aan de rok van tante In het pak van Duitsch soldaat . Leidertje, nu komt het kwaadste: Wie den wind zaait, oogst den storm ; Steek gerust je in je laatste Operette-uniform Dacht jij van den mof t'ontvangen Leiderschap voor landverraad? Strakjes zullen wij je hangen In het pak van Duitsch soldaat!! D DRIE ENNESBEE1 RTJES. Wijze: Drie kleine kleutertjes. rie Ennesbeeertjes, die zaten op de fiats, Bovenop de f iets, Drie Ennesbeeertjes, die zaten op de fiets, op een wondermooie dag in September! 230 Wel, en wat deden zij, die drie daar op die f iets, Bovenop die fiets? Wel, en wat deden zij, die drie daar op die f iets, op die wondermooie dag in September . Zij vluchtten als een gek, al na let eerst gerucht, Na let eerst gerucht, Zij vluchtten als een gek, al na let eerst gerucht, op die wondermooie dag in September! Pas aan de Duitsche grens, daar hapten zij weer lucht, Hapten zij weer lucht, Pas aan de Duitsche grens, daar hapten zij weer lucht, op die wondermooie dag in September! IN DE GROOTE WIPE WERELD, Wijze : Op de groote, stille heide. n de groote, wijde wereld Dwaalt de Fuhrer moordend road, En zijn opgehitste kudde Volgt hem blind'lings als een hoed En ail dwalend ginds en her, Denkt de Fuhrer: „Och hoe ver, Hoe ver is victorie, Hoe ver mijn victorie, victorie!" In de groote, wijde wereld Sterven menschen zonder tal, Van de longer en de ellende, Moord en doodslag overal . En tevreen met zulk een loon, Roept de Fuhrer: „Ach, hoe schoon, Hoe schoon is victorie, Hoe schoon mijn victorie, victorie!" In de groote, wijde wereld Wonen menschen pas weer fijn Als de nazi's en de mof f en Eindelijk verslagen zijn . En, terugziende op zijn strijd, Huilt de Fuhrer : „Wat een spijt! Hoe naar is victorie, Hoe naar is victorie, victorie!" 231 DE DUITSCHE CULTUUR EN PROF. SCHNEIDER. Kunstschatten verscheuren Ze werpen in 't vuur, De kerken besmeuren, Dat 's Duitsche cultuur . De Jood leeren haten, Is 't vriend ook of buur, Dat -goed dan to praten, Dat 's Duitsche cultuur . Sadisme en leugen, Corrupt het bestuur, Geen leiders die deugen, Dat 's Duitsche cultuur . Slechts dat mogen lezen, Dat gespaard werd door 't vuur, De waarheid steeds vreezen, 'Dat 's Duitsche cultuur . De graanoogsten stelen, Bij iederen buur, Mooi weer daarvan spelen, Dat 's Duitsche cultuur . De Britten doen raken Slechts een geit of een schuur, Zelf Londen doen kraken, Dat 's Duitsche cultuur. Ons land 's nachts besmijten, Met bowmen en vuur, Dat de Britten verwijten, Is Duitsche cultuur, Verraders belasten Met Neerlands bestuur. Hoe slecht ze ook passen, Dat 's Duitsche cultuur . Zelf totaal niets presteeren, Zelf heel geen cultuur, Maar anderen dicteeren, Dat 's Duitsche cultuur . 232 Kanonnen voor etcn, Wie moppert den muur, Zijn buurman leegvreten, Dat 's Duitsche cultuur. Zeg, Schneider, verrader, Jij, Jantje secuur, Verklaar ons toch nader Die Duitsche cultuur . Jij mis'lijke kwijler Moet nimmer aan 't stuur. Jij deugt niet voor pijler, Van Hollands cultuur . Vermolmd en versleten, On-Hollandsch en guur, Wie wil van jou weten En van jouw cultuur! Zeg, Hollandsche knapen, Gestaald door het vuur, Zeg volg je die apen Met hun volksche cultuur? De Hunnen verdwijnen, Reeds nadert het uur, Dat weer zal verschijnen, Onz' eigen cultuur. DE RARE SIJS. elk een rare sijs beheert er Thans ons Holland en re eert er Met decreetjes, potentaatjes, Leugenachtige tractaatjes, Proclamaties, zwart op wit, Waar geen zinnig woord in zit, Valsche klankj es in de lucht, Lastertong en kwaad gerucht, Waarmee hij de waarheid tart - Ach, wat bomt dit hol vat hard . 233 Wil die Sys met Weensche veeren Ons de Duitsche mores leeren? Holland heef t dat niet van doen, Holland past voor Duitsch fatsoen . Kwinkeleert die sys sours dietsch, Hij maakt Hollands yolk niets diets, 't \Vil niet van die f ratsen weten. Pikt de sys het puikste eten Uit het vaderlandsche hok - Jaag hem 't hok uit met een stok! Laat de sys zijn drekjes vallen op uw muren, op uw wallen, En beticht hij fluks den Brit, 't Volk weet waar de waarheid zit . Holland heel t al veel verdragen Van Spanjool en van Fransoos ; Hollands breintje werd zoo loos, Kan ook tegen Duitsche slagen, Duitsch bedrog is ongemeen, Maar wij zien daar dwars dooi~heen . Holland, Holland, houd u wakker . Leen het oor niet aan den rakker Van dien boozen Duitschen schout, Die u in zijn kerker houdt. Slaat men u met ruwe handen, Holland, Holland, toon uw tanden! Kwelt men u met slinksche streken, Holland, blijf toch onbezweken! Vierendeelt men Hollands hart, Holland, hak ,dien sys in kwart . H HOUZEE, KAMERA.AD, ij loopt met het krantje „De Zwarte soldaat". Hij loert op een klantje En stapt op de mast . En een van zijn standje Maakt even een praat . Hij groet met zijn handje : Houzee, kameraad! 234 Ons schitterend Holland Is door hem onteerd . Ons bloeiende bolland Verwelkt en verweerd . Ons kool- en ons knolland Door Roskam beheerd, Wordt zeker een dolland, Als Mussert regeert . Maar hij zal verdwijnen, Eer hij het verwacht, De zorgen en pijnen, Ze worden verzacht . Dan duren festijnen Tot diep in den nacht En worden de zwijnen Gedood en geslacht. H FRANS VERGONET, DE VEER. oort het lied van een verrader, Beeld van schrik voor kind en vader, Hoort verraders mee en let op het zwerven En het sterven Van uw vriend Frans Vergonet . Vergonet had vrouw en kindren, 't Kon de snoodaard niet verhinderen Om met huichelend gezicht Vrije meiden Te verleiden, Hoort wat hij al heef t verricht. Frans zwierf heen naar vreemde steden, Heef t daar lief de en trouw beleden Aan een drietal meisjes zoet, Met zijn oogen Haar bedrogen: Frans ontstal haar geld en goed. In het muf cachot gesloten, Heef t dit Vergonet verdroten, Dacht hij slues : wie waagt die wint. Nieuwe heeren, Andre kleeren : Vergonet werd Duitschgezind. 235 Vergonet speelt schoone troeven, Immers komen zulke boeven 't Mof f enzoodj a zeer van pas, Daar hij sprekend, Uitgeteekend Goed voor de Gestapo was. Eerlijk yolk zucht in de bajes, Maar het godvergeten gajes Stamps met laarzen over straat; Frans zal winners En beginners Aan het diepst en vuilst verraad . Wie daar zwierven, onderdoken Heeft hij valschlijk aangesproken En zijn bijstand toegezegd ; Moet je vluchten Wil niet zuchten, Vergonet brengt jou terecht. Militairen en studenten Bracht hij voor was lieve centers Bij de goede burgers thuis . Hij verliet ze En verriedt ze Prompt aan 't helsche Duitsch gespuis . Groenen kwamen, groenen namen Vluchteling en gastheer samen Mee naar 't wreede moordnaarskamp . Fransje grijnsde, Frans] a peinsde ; Mij het geld en jou de kramp. Vergonet kon 'x nu niet harden In de goede stad Leeuwarden En week snel naar Groningen uit, Gladde vogel, Maar een kogel Blies hem ras bier 't levers uit . 't Was een meisje om kwart voor zeven Die naar 't werk zich zou begeven En zijn zielloos lichaam vond, Frans versteven, Dood gebleven Met een vloekwoord in den mond . 236 Vergonet is niet ontkomen 't Veemgeredht heef t wrack genomen En zijn onontwiykbaar schot Los doers branden Llit de handers Van een eerlijk patriot . En op Lekkums doodenakker Brengt het boevenpak zijn makker, Ziet de Lekkumer verstoord, Hoe de slavers, Frans begraven Daar waar geen verrader hoort, Doch dien nacht, trots groene wolven, Werd 't cadaver opgedolven En geplonst als dooden hoed, Waar in 't water, Nu noch later Mof noch N .S .B.-er 't vond . Frieslands goede en vrije aarde Die sinds eeuwen 't stof bewaarde Van zoo menig Christ~nman, Euveldaders En verraders Spuwt ze uit en gruwt ervan . Zoo ten of schuw van de dorpen Zoo van God en mensch verworpen Was het eind van Vergonet . Ieder vreeze Die dit leeze 's Hemels ijzren wrack en wet . VOOR ZES ROOIE CENTEN, Op den hoek van de straat Staat een N.S.B.-er, 't Is geen man, 't is g%en vrouw, Maar een rasrplebejer! Met een kraut in zijn hand . Staat hij daar to venten ; En verkoopt zijn vaderland Voor zes rooie centers . 237 BUNGELPOItZIE, in het onnavolgbaar geestige orgaan „Volk en Vaderland" verscheen onlangs een spot .- piaat, waarin het oogenblik van onze bevrijding en de terugkeer van onze Koningin op het strand to Scheveningen words uitgebeeld . Een der weinige gemotiveerde onderdeelen van deze teekening last ons Max Blokzijl zien, die aan een boom bengelt, naar aanleiding waarvan onderstaand liedje wend gemaakt, to zingen op de wijze van : „A1 is ons Arinsje nog zoo klein ." A1 is ons Maxje nag zoo klein, Houzee! Toch wil hij persdictator zijn, Houzee! Maar words de vrijheidsboom geplant Dan hangs hij vast als eerste klant . Houzee, houzee, houzee, Houzee, houzee, houzee! Ons Maxje liegt van dag tot dag, Houzee! Zijn kletspraat heeft geen grein gezag, Houzee! En gaat de vrijheidsvlag in top Dan knoopen wij ons Maxje op . Houzee, houzee, houzee, Houzee, houzee, houzee! Ons Maxje does al in zijn broek, Houzee! Hij is zoo bleekjes als een doek, Houzee! De dag der Vrijheid nadert snel En dan enf in, hij weet het wel Houzee, houzee, houzee Dan doer hij niet meer mee! 238 ROMMELPOT PUNTDICHTEN, Op een Bankpresident: Rost pleit voor 't zuiver ras, Hij stuurt de bastaards heen . Maar vraagt gij : geeft dat pas? Zijn spiegel antwoordt : Neen. Op een „burgemeester" : Hij was eerst bang voor de mijnen . Hij is nu bang voor de Hunnen. 't Zal nog wel gebeuren kunnen, Dat hij bang wordt voor de zijnen . Op een SecretarisrGeneraal : Het voertuig van den wangeest onzer dagen Noemt zich --- wat holle trots! een goede wagers . Maar wie zoo Duitsch langs Hollands beemden jaagt, Heef t om 's yolks schimpnaam „rotkar" zelf gevraagd . Op commissaris Backer : Deez' Backer kent zijn yak ; Elkeen schaft hij gebak . Ben poets bakt hij den joodjes, Den Duitschers zoete broodjes . Op een hoof dredacteur: Aan 't kleine vuil hoef ik niet mee to doers, Want in het groote ben 'k voldoende Duitsch . Mijn huik hangt naar den wind van het seizoen . 1k speel dus flu fascist . Mijn naam is Huyts . Op S. L, A . Plekker : Hij kion1 op Tangs de ruggers Van honderdduizend muggers . Nu hoont hem 't yolk : Slaap lekker! Straks dreigt de kreet : Sla Plekker! 240 Op een inzameling: De mof vraagt koper, nikkel, tin en food Om strijd to voeren tegen Neerlands vloot . Hij schiet er onze Jantjes graag mee dood . Kom, Neerland, help dien Mof toch uit den nood . Op w. Hulstyn : y)'eert Wouter van de pers! Want geef hem 't edelst fruit Met akelig gekners Perst hij er leugens uit . Voorjaar 1941 . HET ZINKEN STUIVERTJE . Het zinken stuivertje, pas in gebruik genomen, houdt voor 't bezet gebied een vreugde in : Wat 't cijfer „5" beduidt, kan iedereen wel droomen 5 leden telt ons Koninklijk gezin, dat weer to zijner tijd van over zee zal komen, geescorteerd door schepen vol met graan (u ziet in 't stuivertje dan ook de golvenstroomen en 'n rijpe korenaar in 't zink gegriffeld staan) . De blijde oranje zon zal laaien boven boomen en over driekleur wapprend t'allen kant, Twee paarden voor de koets, met blinkend gouden [toomen. Zoo rijdt de Koningin door 't Vaderland Hebt Gij den diepen zin van dit symbool vernomen? Wat wijst U 'tongeloovig van de hand? Uit England's zender zal bevestiging tot U komen : Golf „19" of de 41 band. Wat ligt er in de prullemand? Volk en Vaderland! Wat ligt er in de W.C .? Het krantje van de N .S.B.! Wat ligt er in de Heerestraat? Hitler's ruggegraat! Wat ligt er op de veemarkt? De kop van Seyss1nquart! 24 1 OOGST 1944, \Y1 waden elken dag door 't zelfde lead, Geen, die hat einde van den oorlog west, Welk ooft zal God steaks van Zijn wereld rapen? Een beurschgehageld hart, dat 't lief st maar gauw Cvergeet. HONGER, Alweer gedroomd van wittebrood met ham, De honger maakt de wildste dieren tam, Maar Holland is door mats kapot to krij gen 'k Wou, dat er 'n postpakket met bruins boonen kwam . DE RUYTER'S PRAALGRAF, (Nieuwe Kerk Amsterdam) . Massief van koop'ren hek komt aardsch rumoeren [weren, Een Nationals Held rust in 't huffs des Heeren, De N.S.B. misbruikt zijn beeld voor plakbiljet De Ruyter most zich in zijn graf omkeeren . OORLOGSWINST. Aan 't surrogatenmaal heb 'k walgende gezeten Maar d'arme heelt altijd hat of val opgevreten . Laat d'oorlogswinst der wereld minstens zijn dat een menschwaard bestaan een elk wordt toegemeten . DE LAATSTE RONDEN. O God, wat worden wij meedoogenloos geslagen, De laatste vrachtenleed zijn bijna niet to dragen, Het land ligt platgebrand, onschuldigen vermoord, De dijkbreuk schreeuwt tot U,verdronken velden klagen . DRAAIORGEL. Sta of gedekt bij de anderen geschoven, Verordnungsblatt D .O. 1k moest er aan gelooven . Beroerd dit nonr~actief, maar o 'k spaar mijn stem Nog even en ik draai wear hard Oranje boven! 242 VERKEERSBUREAU, Voor het verkeersbureau hangt een reclameplaat : Arosa. Sneeuw. Een berg, die tot Gods hemel gaat, En ik, in het bezet gebied gevangen, sta platgeslagen in een nauwe straat . TRAM, (Lijn 13), De tram bonkt door een zondoorkookte stad, Je staat, je zweet, ze drukken je half plat en al mlijn medemenschen ruiken ongewasschen Ik wou, dat ik een koets met 13 pa~arden had . NETS, Of daaglijks mijn voor- en/of achterband knapt, dat hinders mij niet ; 'k word toch telkens gelapt, op mijn enkele velgen als 't moet blijf ik spurten Hup Holland, naar d'eindoverwinning getrapt! BRIEVENBESTELSTER, Om vijf uur 's morgens naar het Postkantoor, de P.T.T.~pet op haar rechteroor. Een leven voor het moederschap geboren gaat aan de cape en brieventasch to loor. ns land is als dit kabinet, Eerst was het vrij en nu bezet . 't Is hier als in de Nederlanden, Geen winst, dock vele of f eranden . Ook hier wacht men in stille wijding op het moment van de bevrijding . Alles, en oak zoo in ons land Komt onder zwnren druk tot stand . Doch onder het zuchten, dat wsj hooren, Words er een groote hoop geboren . Tenslotte gelds voor allebei : Heel spoedig zijn wij weder vrij. Hoe opgelucht zult gij u voelen, Als gij het vuil weer weg ziet spoelen. (in een toilet op het Haagsche H .S.-station) 243 KOE, Koe',s dNiaec hotnsd adnekns sft aell lnei ekto ubinnen wou, Koe, die bij tien graden vorst op het land verblijven dorst . Koe, Gij werdt terneer geveld Door der Britten wreed geweld, Dat - het was voor ons een bof Dieren, maar geen menschen trof . Eed'le Koe, uw schoone dood Benijdt elk dapper volksgenoot . Al zullen wij Uw vleesch niet eten Toch kunnen wij U niet vergeten, 0 Koe Luister toe : Elk yolk had eens een heilig dier : De Jood een kalf, Egypt' een stier . Gij words het in de blijde toekomst hier! W NIEUW-NEDERLAND, anneer Erasmus en Calvijn Verraden en vergeten zijn, Als vader Willems groote strijd Vergeefs blijkt en de liberteijt, De schoonste roem van dit gewest Geruild zal worden voor de pest Van rassendwang en slavernij, Dan is Nieuw-Nederland nabij . interhulp Minder hulp Voor de stulp . De winst van loten En collecte Voor Van Vloten En zijn secte! 244 DE KLOKKEN. Nu gaan de klokken niet naar Rome, zij gaan in 't bodemlooze vat waar straks de bloedrivier zal stroomen, dat Kainshol, dat Zwarte Gat . Want niet alleen aan vette kazen, aan vleesch en boter vreet zich zat het Monster dat daar liigt to razen, oak klokspijs neemt het op de lat . De bronzen stem van onze kerken, die stem van jubel en van rouw, mag straks het bulderen versterken dat aandreunt door de Duitsche gouty. Gewijd metaal, 't is uit met zingen . . . ',t onheiligst vat een mensch verzon, daartoe zal men uw specie dwingen, as tank, als bunker, als kanon. Doch laat ze rooven, 'blasphemeeren, genieten van hun daasgeluid! Kortstondig blijven prollen heeren, hun hooge sprongen zijn haast uit. De maat is vol, de wind wil draaien, het siddert al in den kolos, de Engel gaat zijn hamer zwaaien en slaat de leemen voeten los . Straks worden veer kanonnen klokken die zingen liederen allerhand --- onstuimiger dan ooit getrokken - door ons bevrij de Nederland . Want stem en lied zijn niet to dooden en eeuwiger dan elk metaal, ook in een land met duizend nooden verstaat de ziel die hemeltaal . De klokken worden ons ontnomen, zij gaan in 't bodemlooze vat, maar 't klokkelied zal ons omstroomen alsof het nooit gezwegen had . 't Zal zinderen uit ied'ren toren : Vervloekt de Duitsche slavernij! Schudt of de boeien, words herboren, de zon gaat op, wij zijn weer vrij! 245 WE LOSE IT NOT AS LONG AS WE CAN SIMILE ! (ter gelegenheid van Nieuwjaar 1944) IJ O9 is de menschheid stapelzot En is onprettig veler lot : G elijk u weer, gaat veel kapot, En velen worden uitgerot . Nog anderen zitten achter slot T'wijl ieders vrijheid is beknot . Is niet de wereld in verrot, En heel Europa een schavot? Nag schuilt men weg in kot en krot Voor de SS met 't doodsm.askot . Ik zeg u echter, dat, bij God, En heusch, ik ken 't tweede gebod - Reeds naakt de tij d van 't laatste schot En van het eind van 't boos complot . Neen, denk niet : 't gaat dan dra weer vlot, Veel dieper moet men 't zoeken tot En eer men komt tot waar genot . Ech.ter men is een Don Quichotte, Railleert men den vrede met hautaine spot . Thans nog een zegespreuk tot slot : Indien gij lacht, you lose it not . Gegroet u alien van Ad Pot. uit Othello van Shakespeare . VLISSINGEN - ZOMER 1944. De Ruyter f roust het voorhoof d weer en tuurt Naar zee, over de stroomen . Hij weet, dat hey niet lang meer duurt: We warden vrij, ze komen! 246 A is Adolf, de bron van alle kwaad, B is de burger, die d' ellende ondergaat, C is de censuur, die alle vrijheid smoort, • is het dieventuig, dat niet in Holland hoort, E is de evacuatie, waaraan wij zijn ontsnapt, F is de Fi hrer, die Nederland heef t leeggegapt, • is Goering, het laatste vet der natie, • is de hoop op mislukking der invasie, I zijn de Isaacs ten doode toe geplaagd, J is john Bull, door Hitler uitgedaagd, • is Kraft door Freude (die is steeds zoek ) L zijn de leugens, die staan in kranten to boek . M zijn de Mina's, die naar beneden daalden, • zijn de N .S .B.'ers, die Duitschland binnen haalden . • is oproer, waar iedereen naar smach•t, • is de propaganda, waar iedereen om lacht . • zijn de Quislings, hier Nlussert en N.S .B., R is revanche, die komt nag wel, o wee! $ is het Sijsje, een verrader als de rest, T is de terreur, die ons leven verpest . • is uncle Sam, die vliegmachines geef t, • is de vrijheid, waar heel Nederland naar streeft. w is Winkelman, met eere to melden, x zijn de onbekende Nederlandsche helden, Y is de ijdele hoop Engeland to verslaan, z is de zee, waar de Nazi's in vergaan . ST. NICOLAASVERSJE. Zie ginds komt de stoomboot uit Engeland aan, Hij bren.g t ons Will'mientje, ik zie haar al staan . Hoe waaien de wimpels van rood, wit en blauw, Laat Hitler maar stikken, wij blijven haar trouw . O mijn kleine schildersjongen, Wat ben je nu begonnen! Met j-e zware mitrailleurs en bomrmen Kan je toch lekker niet in England kommen! Jij dacha een brag to vinden, Voor jou en voor je vrinden, Nlaar dat valt je heusch niet mee, Want er is geen brag in zee . Zwemmen, daar moet je aan wennen, Verzuipen in de zee! Wijze: 0, mijn kleine herdersjongen 2 4 7 Hitler's opzet Arbeidsinzet Van A-Z Eischt verzet Tot en met! Ais de groote dag is aangebroken, En de Duitschers naar de Britten gaan En de Noordzee over words gestoken, Gaat het Duitsche leger naar de maan . 0, die nare zee, Want die werkt niet mee . Och, konden wij maar terug, maar terug, maar terug, Want wij spoelen, want wij spoelen, want wij spoelen Aan in Engeland, Engeland, ahoi! n naam van Oranje : de Mof f en er uit! De vloot patrouilleert voor de kust! De Messerschmidts storten bij tientallen neer, De Air Force die guns hen geen rust . De Mof f en er uit, want Oranj e komt veer, Ons leger, het words veer hersteld in zijn eer, De dood aan dat hongerregiem (bis) . Wit siegen zuruck nach eigner Taktik Die Russen, sie f olgen in wilder Panik . Wir locken sie mit ihrem Fuhrer Stalin, Aus Ruszland heraus nach Potsdam and Berlin . Da stehen sie betrogen : Berlin ist nicht mehr, Und so wird zerschlagen das russische Heer . aar de blanke top der duinen Glinstert van het prikkeldraad . Waar op ied're honderd meter Weer zoo'n rotmof voor je staat : Daar zing ik ver van 't breede strand : Ze komen toch nooit in Engeland! 248 Wijze : Wir fahren ARISCH. Een groote laars, een plompe voet, Een barsche mond, een hand met bloed, Een leugentong, een huid van eelt, Een worm, wanneer er een beveelt, Een vechtmachine, dat Arisch is, Da's 't ras, waar Duitschland trotsch op is . Worteltje boven (his) Leve j e weer-wel-wie. Ik mag het niet zeggen (his) Leve je weet-wel-wie. D W is: Wij weten wat wij willen: Wij willen Willemientje weer . uizend kleine Duitschertjes, Die zwommen in de zee. Ze namen hun geweertjes En rubberbootjes mee . Ze zwomimen op hun buikjes, Ze zwommen op hun rug . Ze doken kopje onder en Ze kwamen nooit terug . Nederland is gevallen door verraad ; Engeland kwam natuurlijk weer to last . En die Hitler is een ploert, Die op kleine landen loert . Nederland is gevallen door verraad . (Wijze van het Cowboyliedje: Come along ; Zuid-Afrikaansch : Rij maar an, ossewa, rij maar an) Mof f en liegen A. I En bedriegen Maar het „siegen" Lukt hen niet . Ziet de tij den Van 't bevrij den Liggen in 't verschiet. 249 Een, twee, drie, vier, vij f , zes ; Parmentier geeft vliegerles . Boven Bremen en Berlijn In den held'ren rnaneschijn . Hoor de sirenen loeien! 't Is maar voor de koeien! 'S Morgens lees je in de kraut Er was niets aan de hand . . . H (Wijze: Kruispolka ) ess, die is verdwenen (bis) Hij nam opeens de beenen, (bis) En kwam niet weer terug (bis) Hij nam een Messerschmidtje mee Met veel benzine. Nu zitten ze in 't Mof f enland to grienen! DUITSCHE TROLIW. Geen kwader trouw dan Duitsche trouw, Geen grooter schand dan Duitsche eer, Wie op het woord van Hunnen bouwt, Bouwt op het zand en stort ter neer! De Hollandsche marine, Die draagt een blauwen broek . Een vest met gouden knoopen, Dat staat hun o zoo goed. Een pet met zestien letters Waarop geschreven staat : De Hollandsche marine, Die nooit verloren gaat . Leve de Engelsche gasten, Weg met de Duitsche kwasten. Leve de Engelsche gast, Weg met dien Duitschen kwast. Wijze : Koninklijke voetbalmarsch Dan geven we elkaar de hand, Oranje boven! Dan klinkt het door het gansche land Oranje boven! Dan dansen wij in lange rij Want dan is 't vaderland weer vrij, Vrij is het yolk van Nederland, Oranje boven! 250 DEN STRIJD VOLSTREDEN AAN DE GEVALLEN DRUKKERS. Het vaderland is door den vijand bezet, De vrijheid wordt onderdrukt . Maar de drukker heett toch aan de bokken gezet En het woord van de vrijheid gedrukt . Hij sprak, toen zich niemand meer dorst to uiten, Want overal sloop het verraa~d : Het woord van de vrijheid is niet to stuiten, En ik rust niet, voordat het er staat . En toen de eerste van hen was gevat, Trail dadelijk de tweede naar voren . Toen de derde zij n leven gegeven had, Sprak de vierde : het is niet verloren . Het lood, dat de vijand verschoot in kogels Maakten zij tot de stem van het land . Uit de schuilplaats vlogen de vrije vogels Van de strij dende geuzenkrant . Wie voor het leven der vrijheid vecht Voert een strijd die moet voortgezet . De salvo's knalden . Zij stonden recht . En hun leege plaats werd bezet . In Nederland is zoo lang men zich heugt Het woord van de vrijheid gehoord . Wie vielen herrijz.en in eeuwige jeugd Met de vrijheid van het woord . DICHTERS VAN LATER TIP, Dichters van later tijd, die onze verzen leest, Vervagend bij den wijn en het haardvuur gezeten, Tusschen u en ons in : mist, verleden, de lethe Gij roert uw voet bij 't vuur, de onze is lang ontvleeschd .. Turende door uw ruit tracht onze kranke gees .t Bij het zien van uw disch zijn ijiheid to vergeten, Gij slaat de bladzij om en schijnt zulks niet to weten Dichters van later tij d, denkt aan wat is geweest : 252 Ons hongeren naar recht, ons vechten met bet beest, Ons rukken altij d weer aan de vervloekte keten, Ons schrille noodgeschrei als wij waren bezeten, Bedenkt het was wellicht voor uw bestwil bet meest . Opdat gij zingers mocht met onbezwaard geweten Het vrije lied waarvan geen onzer ooit geneest. En zingt gij glanzender, als van bet licht verlosten Denkt aan de zee van bloed die ons de vrijheid kostte . . . NIEUW WELKOMSTLIED. Date nz iSjtna rzse adnide WSitlrhieplemsu,s Gbolda zesrasv,e the King : zij komen door bet luchtruim razen in bun geduchte werveling, en overzee toch door de maven van 't mijnennet : een huivering van hoop gaat over in extasen : Ze zijn er, die Wilhelmus blazers, en Stars and Stripes, God save the King : Wij zingers mee, bet zijn geen phrasen, maar woorden vol herinnering Binds wij ze in verdrukking lazen --- wij zingers uit een schemering van tranen die onszelf verbazen . En ginds, de Internationals waait uit bet Oosten naderbij van stad naar stad, en telkenmale zingt zij weer nieuwe krachten vrij in alley volken eigen tale op een dezelfde melodij, die steeds meer beef t van een finale : Ginds, boor, de Interna~tionale : bevrijding uit uw slavernij most gij bevechten op 't brutale geweld van vreemde dwinglandij, uw kracht zoo m~achtig in getale als van nature frank en vrij op, makkers, op, ten laatsten male! 253 Niet banger wordt de strijd gemeden : door onze landen klinkt een trom bevrijdend ; boven onze steden en dorpen dreunt het dot gebrom der Liberators, en beneden staan wij to juichen : vrijheid, kom! 0, keer, gerechtigheid en vrede! De strijd wordt eindelijk volstreden, de vrijheid keert in 't land weerom, het worgend leed is haast geleden, maar hoeveel monden blijven stom? Daar staan onzichtbaar aangetreden de dooden, en hun heldendom maant onze vreugde tot gebeden : 0, yolk, mijn yolk, een wolk van tranen hangt 'als een mist op ons gebied, wij zien alleen de roode banen van bloed, maar wij beset f en niet hoe zoo ter kim de zegevanen van een.zonsopgang in 't verschiet het morgenrood zijn doortocht banen. 0, yolk, mijn yolk, die wolk van tranen verduister' ons het uitzicht niet, juist flu de duistre doem g.aat banen en zon haar eerste stralen schiet : de dooden mogen ons vermanen tot cooed veeleer dan tot verdriet, begroet uw dag als jonge hanen! 0, yolk, mijn yolk, het is uw ure van opstand en zelf standigheid, de dooden mogen ons aanvuren in de beslissing van den strijd voor vrijheid die zal moeten duren, voor vrede en gerechtigheid, waarnaar wij vastbesloten turen. Toekomst, wil onze hand besturen, die het patroon van uw tapijt uit al de barre avonturen van ras en nationaliteit moet samenvlechten tot fi-guren die zullen groeien in den tijd, o, yolk, mijn yolk, uit deze ure! 254 I iV H 0 U D (Alfabetisch) A. Aan 't surrogatenmaal heb 'k walgende gezeten 242 Aan 't kleine vuil hoef ik niet mee to doen 240 Ach Mussert, spaar ons j e gevlei 228 Ach, waar zijn de schoone da9en 188 Achter uw vriendelijk comediespelen 130 A is Adolf, de bron van alle kwaad 247 Al is ons 1Maxja nog zoo klein, houzee! 238 Als de groote dag is aangebroken 248 Als Hitlers nek gebroken is 132 Als 'k niet naar England luistren kon 183 Als straks bevochten is de overwinning 48 Al ziet men voor dictators buigen 149 Alweer gedroomd van wittebrood met ham 242 Al zitten wij gevangen 194 Anton van Werkendamme 217 B. Bloed en geest der oude geuzen 120 Blij f bij hen Heer, haast daalt de donkre nacht 45 Bij alle leed, dat ons flu bukt 171 D. Dan geven we elkaar de hand 250 Dat zijn ze die Wilhelmus blazen 253 De boer heeft steeds ons alley land 192 De dievenwagen stopt voor het station 115 Dees dag van diep herdenken mag haar uren 19 Deez' Backer kept zijn yak 240 De gevels smeeken naar een kwaststreek yen.. . 200 De gouden morgen lag op 't vredig rustend land . . . 76 De Hollandsche )Marine 250 De Kerstnacht siddert boven donkre landen 87 De koe moet kunnen loeien 143 De laatste appel viel in 't gras 161 f De leeuw rest boven t water 145 De menschen-nood schreit achter geslote ruiten . . . 65 De mof f enintendance is goed 213 De mof vraagt koper, nikkel, tin en lood 241 Denk aan de burgers in hun grooten nood 99 Denk ich an Deutschland in der Nacht 122 Den strijd gewijd in oorlogstijd 29 Den tienden 1Meidag zal ik nooit vergeten 168 De Quislings tieren welig in die staten 72 256 De rozen en de steenen zijn 51 De Ruyter f ronst het voorhoof d weer en tuurt 246 De scone skynt 49 Des onderdrukkers wreede hand 12 De tram bonkt door een zondoorkookte stad 243 De vogels hokken saam in de voliere 223 De vrouwen van Holland klagen 172 De vrijheid weerklinkt aan de grenzen 157 De vuile schof ten die u eens verdreven . . . . : 61 De weiden blinken in de zQn 162 De wind waait aan door de verlaten straten 203 De zwarte ellend' der mof f entyrannie waarde 205 Dichters van later tij d, die onze verzen leest 252 Die bommetjes, die Engeland 125 Die meenden to marcheeren langs de straten 165 Dit gaat voorbij, dit alles gaat voorbij 141 Dit graf is al wat er aan Nederlandschen grond . . . 28 Dit is de nuchtere school waar Gij regeert 40 Dit is een deel van Gods gerecht gericht 117 Dit is geen tijd voor onderling verdeeld zijn 145 Dit is het zwaarste uur van heel den dag 115 Dit land, waar men de vrijheid steelt 127 Dit mooie kind 69 pit yolk doet niet mee aan het voorjaarsf eest 163 Dit zijn de stille donk're dagen 95 Door de stille donkere straten 185 Dreigend grauw pleinin stervenden nacht 114 Drie Ennesbeeertjes die zaten op de fiets 230 Duitschland heef t ons zwaar geslagen 124 Duitschland wou alleen „bezetten" - 121 Duizend kleine Duitschertjes 249 Een cel is maar twee meter lang 33 Een ding zal niet verkeeren 83 Een grauwe schaduw onder grauwen hemel 45 Ben groote laars, een plompe voet 249 Een is gestorven en Zijn dood werd leven 88 Een man die aan een Amsterdamsche gracht 162 Een open, vergeten plek in het bosch 42 Een salvo klinkt --- de daad is slechts een kogel 36 Een steenen vloer en kaal geschuurde wanden 118 en, twee, drie, user, vii f , zes 250 Een zware hand legde zich op zijn schouder 41 Eerst verduisterd 180 257 Ellendige Moffen, verachtelijke benden 131 Er kwamen vliegers aangevlogen 196 Er lag een meeuw stil in een gracht 203 Er zitten duizenden in concentratiekampen,broeders 152 Er zijn verraders, laf aards, ploerten, schof ten 168 Europa, vernietig Japan 24 F, Frankrijk, ik denk aan u in lange nachten 73 G. Geen kwader trouw dan Duitsche trouw 250 Geen week geleden kwam ik hier 133 Geloof ze niet, wanneer ze u verkonden 128 Gespannen de bong en gepunt zij de pijl 157 God, geef ons kracht als wij, in wanhoop, klagen 91 Gij, die aan verre kusten toef t 20 Gij gaaft uw geld, uw goed, uw leven 47 Gij hebt ons door verraad en brunt geweld doen buigen 128 Gij zult weer vrij zijn, Nederland 164 Gij zijt van ons, wij zijn van u 19 H. Ha, de Nederlandsche leider 229 Hallo, hallo, ben jij daar Woudenberg? 220 Halt en ieder paard staat stil 186 'k Heb u lief Rotterdam, ook in onspoed en druk .. . 199 Heer, geef de vrijheid aan de Nederlanden 84 Helaas, Jan Remko Theodoor 35 Helden der vrijheid, to jong gestorven 56 Hess, die is verdwenen 250 Hessje zag een vliegmachientje 213 Het boek van Rauschning : Hitlers eigen woorden .. . 134 Het doel van mijn verlangen is 114 Het hoofd omhoog, a1 schrijnt uw hart 90 Het is heel eenvoudig 38 et is het uur van zmnen 111 Het is vandaag de dag des Heeren 98 Het oude jaar gaat geen wij staan met rouw in 't hart 95 Het vaderland is door den vijand bezet 252 Het voertuig van den wangeest onzer dagen 240 Het vonnis is geveld 50 258 Het was een gewone jon-gen 44 Het was een grijs, een rechthoekig plein 201 et wonder in mijn oogen 112 Het zinken stuivertje, pas in gebruik genomen 241 Hier krijgt de duivel volop vleesch en bloed 110 Hitler, Goering, Mussolini 211 Hitler is een man des vredes 210 Hitler's opzet 248 Hitler wou uit cgappen gaan 212 Hoevelen staan weemoedig daar 96 Hoe vreemd ligt deze stad nu open 198 Hoe zal 't germanendom vergolden worden 126 Hoe zal het yolk van Duitsehland ooit ontwaken . . .127 Holland, Heer, hebt Gij geschapen 87 Holland, hoe hebben wij zoovele malen 165 Holland ontwaak 182 Hollands hemel is verduisterd 150 Hollands yolk is niet haatdragend 120 Hoort het lied van een verrader 235 Hij klom op langs de ruggen 240 ij loopt met het krantje 234 Hij schoot op Seyf f ardt, ja maar was dat moord? . . . 57 Hij was een Nederlander 30 Hij was eerst bang voor de m.ijnen 240 I. Ik ben benauwd, ja, ik ben doodsbenauwd 206 Ik ben een doodgewone man 197 Ik had een vrouw en een kleine meid 181 Ik heb het niet gezien 54 Ik heb hier in mijn stille cel 39 k he om mij heen gekeken 94 Ik heb zooveel geleerd in deze maanden 43 Ik kan het niet helpen, mijn hart is bij Londen 72 Ik sla de from en dreun de droomers wakker 8 Ik snak naar een dag vol van rood-wit en blauw . . . 138 Ik waag mij haast niet in die straat 198 Ik weet, ik weet zoo zeker als mijn hart 149 Ik zag de menschen in de straten 202 In angst roep ik tot u, o Goo 82 In de duinen-ver van huffs 166 In de groote, wijde wereld 231 In uitschland en in Oostenrik 210 In Mof f entijd geheim bij een 153 In naam van Oranje : de moffen er uit! 248 259 In 't donkey uur met stil gebaar 184 ntrigantje, i ettantje 226 Is dit mijn stad? de welvaart is voorbij 199 Is het een troost to weten dat zij vielen 32 Italie's dictator was pal op het water 215 It is sa swier 49 J. Je keert niet veer van waar je heen zult gaan 36 Je lippen die ik heb gekust 64 K. Kan het zijn dat de Leeuw die slechts vijf dagen brulde 140 Kent gij den man vol heldenmoed 160 Klets niet, zet een wacht bij uw mond 176 Koe, die ondanks felle kou 244 Komt de zon der vrijheid stijgen . . . . . . . . . . . . . . 155 Kreeg u dat blauwe boekje 20~ Kunstschatten verscheuren 232 L. Laagheid en onrecht hebben zich verbonden 180 Laat herinnering steeds schooner blinken 39 Laat het goed zijn geweest, onze daden 37 Leider, mag ik u vat vragen? 224 Maar als ik leven mag tot de bevrijding 100 Meisjes zijn er in drie soorten 179 Men grijpt uw kind, men steelt uw taken 62 Men kan opstandig zijn in lange schreden 79 Moeder, waarom heb ik honger 106 Mof f en liegen 249 Mussert, akelig gedrochtje 223 Mussolini afgetreden? 216 Mussolini op den loop 216 Mijn God, ik kan niet gelooven 38 Mijn vrouw is de wuivende, die met haar zakdoek 104 N. Na zestien maanden van vernedering en lijden 43 Nederland is gevallen door verraad 249 Nederlandsch is : niet to kniezen 11 260 Nederlands yolk is moedig en sterk 163 Neen, geen genade, geen verschooning 136 Neen, onze dooden neemt niemand ons of 47 Neen, 't was geen vlucht die u deed gaan 14 Niets dan de stem van een kind op den weg 102 Niet zij, die hun armzaal'ge schatten telden 134 Nag bloedt ons dierbaar yolk uit vreeselijke wonders 96 Nog drukt des vijands voet ons zwaar beproefde land 92 Nog dwingt des vijands vuur al wie niet bukken . . . 147 og is de menschheid stapelzot 246 Nog is het uur van weerzien niet gekomen 22 Nu buigen wij ons levers 44 Nu gaan de klokken niet naar Rome 245 Nu ga ik niet alleen 116 Nu komt de nacht 74 Nu wreekt zich, o Duce, het veil verraad 214 0. • beul, we vloeken je zelfs niet 70 • dooden, Hollands dooden, onze Dooden 40 Of daaglijks mijn voor- en/of achterband knapt . . . 243 • God, houd flu uw yolk in stand 97 • God, wat worden wij meedoogenloos geslagen . . . 242 • Heer, Die in den hoogen hemel troont 85 • Heer, Die ons doet levers in een tijd 86 • Jezus als ik U aanschouw 46 0, mijn kleine schildersjongen 247 Om vijf uur 's morgens naar het postkantoor 243 Ondanks uw gummistok en uniform 122 Ons land is als dit kabinet 243 Ons staan van koorn 10 Onze tijd is een laaiend vuur 187 Op den hoek van de straat 237 Op, mijn yolk, ten strijd 148 Op, trek op, o gij opportunisten 225 Over het naamloos duister in de kruinen 54 • vrij to zijn, de nieuwe vrijheid eten 144 • Westerbork, o Westerbork 66 • zon van Nederland, die zelden 28 P. Plichten-rechten, rechten..,plichten 56 Prinsesje, dat ons werd geboren 21 Prinsesje, prinsesje, wat word je al groot 18 26 1 Ras Anton Koeksa huist in 't Sticht 218 Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht 104 Rommel is nu opgerukt 129 Rost pleit voor 't zuiver ras 240 S, endss lang heb ik het geweten 37 'k Sta of gedekt bij de anderen geschoven 242 Sta op en eet met ~haast uw brood 204 Steeds losser worden de banden 37 Stumpers waren w'en slampampers 177 T. Tegen het voederuur staan wij gevieren 108 't Is f eest, maar zonder f eestgegons 14 't Massief van koop'ren hek komt aardsch rumoeren weren 242 Toen de Joodsche ambtenaren 60 Toen Hollanders waren gekomen 133 Toen ik de brug opkwam, zag ik het land 164 Toen Mussert nog een musje was 227 tt ranje ied is nu verstild 143 Trok adel zich in verre wolken 9 u. LIw yolk verdrukt, vernederd en verslagen 17 V. Vaarwel, vaarwel, gij lieve lage landen 63 Van hen die met mij daar gevangen waren 110 Van Leiden, Den Haag, Rotterdam vandaan 206 Vecht tot het einde toe, vecht onvervaard 147 Verduisterd ligt mijn Amsterdam 90 Vergeet het niet! Vergeet geen enk'le daad 227 Vergis u niet, toeschouwer, in dit doodsch kwartier 74 Verlaat hen niet, o Heer, wees aan hun zijde 29 Vier lange, lange lijdensjaren 156 Voor het verkeersbureau hangt een reclameplaat . . . 243 Voor ik de stad intrek, bedreigt de poort 160 Voor ons gaat de zonne nooit onder 48 262 Voor 't slapen gaan ontsluiten ze mijn cel 112 Voorwaarts Vaderland 138 Vrouwen van Holland voor u een lied 170 w. Waar de blanke top der duinen 248 Waar de cel zoo klein is 108 Waar eenmaal de engel des floods 67 Wanhopig zwoeger van de pers 77 Wanneer de moffen zijn vertrokken 132 Wanneer de waarheid niet meer wordt gezeid 93 Wanneer Erasmus en Calvijn 244 Wat doe jij, nu je land wordt getrapt en geknec~ht . . . 151 Wat helpt het to treuren 38 Wat kwettert het in den mussenboom 221 Wat ligt er in de prullemand 241 Wat men uit dezen bittren tijd 200 Weer keert de lente en weer nadert Mei 88 Weer klimt e zon, een nieuwe Men 14 Weert Wouter van de pers 241 Wees stil en wacht 94 Weet een ding goed : Mof knecht of de kunst 129 Welk een rare sijs beheert er 233 Wie naar den Bosch reist, kan het zien 105 Wie roept ons, wie roept ons? 83 Wil'mina van Nassouwe 15 Winterhulp 244 Wir siegen zuri ck nach eigner Taktik 248 Woorden vuren door den aether 176 Worteltje boven 249 Wij, die voor al vervolgden en verdrukten 102 Wij hooren bij mekaar 24 Wij lijden verdrukking en plagen 92 Wij strij den tegen 't wezenloos geweld 179 Wij strijden voor het heilig leven 178 Wij treden een voor een de hokj es binnen 109 ij treden uit de stilte deter muren 113 ij volgden graag uw wljze raad 191 Wij waden elken flag door 't zelf de leed 242 Wij zullen na den oor.log moeten bouwen 193 Wij zijn het wild, flat gij nu jaagt 103 Wij zijn zoo moe van to lang wachten, God 91 z. eg jongens, wil je slaven zijn 154 263 Ze kwamen 's nachts, toen alle menschen sliepen . . . 130 Ze sleepten mij uit het vuurgevecht 187 Zestien jonge mannen ston.den op 't Houtplein 55 Zie ginds komt de stoomboot uit Engeland aan . . . 247 Zon op de plassen 38 Zon van Oranje, sym~bool van de vrijheid 18 Zoo hebt Gij eindlijk, Heer 78 Zullen de linden weer als vroeger geuren 79 Zwarte smook strijkt over de rivier 75 Zij gebruiken dezelfde woorden 135 Zij hadden een stem in den nacht vernom.en 68 Zij kunnen ons sarren en knechten 171 Zij traden aan bij 't eerste morgenklaren 32 Zij wacht hem elken avond aan den trein 61 Zij zullen hem niet knechten 142 Zij zullen het niet hebben 139 264 TOELICHTING Precies een jaar na de nazi-invasie op 10 mei 1940 werd een tiental nieuwe `geuzenliederen' gebundeld en in brochurevorm uitgegeven . Het initiatief hiertoe was uitgegaan van Jan H . de Groot, Gerrit Kamphuis en Henk van Randwijk . Merkwaardigerwijs Meek de tijd voor dit bundeltje nog niet rijp ; men vond het belang verbonden aan de verspreiding ervan niet opwegen tegen het gevaar waarmee dit gepaard ging . Daardoor kreeg deze uitgave weinig bekendheid . In het najaar van 1942 stelde de heer G . L . Tichelman, conservator aan het toen nog zo geheten Koloniaal Instituut to Amsterdam aan dra M . G . Schenk voor, een bundel geuzenliederen uit to geven . Mevrouw Schenk en J . B . Th . Spaan hadden al een verzameling (waaronder die uit 1941), die nu nog op allerlei manieren werd aangevuld . De heer H . M . Mos, werkzaam to Amsterdam en bij de illegaliteit betrokken, nam contact op met drukkerij Allard J . Honing aan de Prinsengracht to Amsterdam, die zich bereid verklaarde het boek to drukken . Albert Helman schreef een voorrede . Najaar 1943 kwam het `Geuzenliedboek, eerste vervolg', dal met tussenpozen vet voor vet gedrukt was, gereed . Nu Meek de tijd er wet rijp voor to zijn, want in minder dan geen tijd was bet volledig `uitverkocht', ondanks het felt dal -behoudens de direct bij de uitgave betrokkenen - niemand op de hoogte was van het adres der `uitgevers' . De opbrengst vormde een welkome aanvulling van de kas voor steun aan slachtoffers van de bezetting, die de heer Mos beheerde . Toen Meek, dal er ook onder de dichters zelf geuzenliederen verzameld werden ; in hun kring heerste enige ontstemming, toen het door niet-dichters verzamelde boek verscheen . Er had daarop een bespreking plaats tussen de samenstellers van het Geuzenliedboek en Henriette van Eyk, Halbo Kool en Han Hoekstra namens de `dichtersgroep' . Afgesproken werd dal er gezamenlijk een tweede vervolg zou worden gemaakt, waartoe de `commissie Geuzenliedboek' al stappen had ondernomen . Deze afspraak werd niet nagekomen ; wet verscheen kort daatop onder de auspicien van de dichtersgroep het `Vrij Nedertands Liedboek' met op artistieke gronden gemaakte keuze van verzetspoezie . De commissie Geuzenliedboek heeft daarna in bet voorjaar van 1944 bet `Geuzenliedboek, tweede vervolg' uitgegeven met een voorwoord van J . W . F . Werumeus Buning. Ook dit deel is nog gedrukt door de beer Honing, die korte tijd later werd gearresteerd en die in gevangenschap is overleden . De illegale uitgeverij DAVID . Meek bereid een derde vervolg uit to geven, dock ten gevolge van de oorlogsomstandigheden heef t dit, in het oosten van bet land gedrukte boek, bet westen niet meer voor de bevrijding bereikt . Na 5 mei 1945 Meek bet gewenst herdrukken uit to geven, daar de illegale oplagen uiteraard slechts beperkt hadden kunnen zijn . Het eerste vervolg had een oplage van 1000 exemplaren ; het tweede een van 2000 exemplaren . Besloten werd er een bundel van to makes : `Geuzenliedboek 1940-1945' ; ook deze verscheen bij DAVID ., die nu Buijten en Schipperheijn heette en geteid werd door Dick van Veen, J . C . Pellicaan en A . Sneep . Begin augustus 1945 lagen de eerste exemplaren in de boekhandet ; bet Geuzenliedboek 1940-1945 bereikte een totate oplage van 25 .000 exemplaren . XIII 6 . 1k sla de trom, door Jan Greshoff, eerder verschenen in zijn bundel `Bruise liedjes' . 9 . Voor West Europa, al voor de oorlog gedicht door A . Roland Hoist . 10 . Ded it fructus eorum locustae, door Geerten Gossaert (prof . dr F . Gerretson), gedicht in de vroege ochtend van 10 mei 1940, toes de dichter in Den Haag uit zijn kamer een brandend vliegtuig naar beneden zag scheren . Het gedicht is tijdens de oorlog verschenen in een herdruk van Gossaerts enige dichtbundel Experimenter ; door de Latijnse bijbeltekst onderkenden de nazi-censoren de bedoeling niet, de Nederlandse lezers echter in overgrote meerderheid wel . 11 . Nieuw Nederlandsch lied, door Aston van Duinkerken (Dit is volgens Van Duinkerken de oorspronkelijke versie . Bij het overtypen in de bezettingsjaren werden teksten vaak verminkt . In het illegaal verschenen Geuzenliedboek, eerste vervolg, is zo'n verminkte tekst opgenomen) . 12 . De seditieuse en politieke liedekens, door G . L . Tichelman . 14 . 13 mei 1940, door ds W . L . Welter, hofpredikant van koningin Wilhelmina . Dit versje is nog legaal gedrukt op een prentbriefkaart met een foto van de koningin, vrijwel onmiddellijk na de capitulatie . Het was de spontane reactie van de hoogbejaarde predikant op het door velen op dat ogenblik ten onrechte als vlucht beschouwde vertrek van koningin Wilhelmina naar Engeland . 15 . .31 augustus 1940, door J . J . Vroegop ; tijdens de bezetting verscheen dit lied order het pseudoniem Marnix . Vroegop was lid van een knokploeg in de omgeving van Den Haag . Het is ook toegeschreven aan Lina Both uit Waalwijk . 17 . 31 augustus 1940, door Bert Bakker . Dit vermoedelijk door zijn oom S . J . P . Bakker to Amsterdam gedrukte gedicht is het tweede gedrukte verzetsvers . De heer S . J . P . Bakker is met vier van zijn medewerkers begin 1945 standrechtelijk gefusilleerd, nadat er in zijn drukkerij een inval was gedaan vlak voor het ogenblik waarop Wim Speelman, van `Trouw', een summer van het volgende to drukken bulletin kwam bespreken en in de val liep : een der zwaarste slagen die Trouw troffen . 21 . Bij d e geboorte van onze jongste prinses, door Jan H . de Groot, een van de eerste medewerkers van Vrij Nederland 24. Neerland-Indonesia, door G . L . Tichelman 24. Europa, vernietig Japan, door Dop Bles, alias J . van Gelderen (al in 1932 gepubliceerd in de bundel Noodklok) . 28 . Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat, door Martinus Nijhof f . 28 . Groet der martelaren . Verschenen in De Vrije Kunstenaar, oktober 1943 ; op muziek gezet door Willem Landre . 29 . Gebed voor prof. dr K . Schilder, door Hemn van Oranje (pseudoniem van A . van Atten, to Rotterdam, die onderduikers aan valse `Ausweise' hielp en het kerkelijk verzet stimuleerde) . 29 . Opdracht van een gefusilleerde, door Elisabeth Hannema-van Maasdijk, moeder van de gefusilleerde Guus Reitsma . 30 . Bij den flood van Joris de Heus, door ds J . J . Busker, die tegelijk met de groep De Heus gevangen zat aan het Haagse Veer in Rotterdam . De Heus is in september 1941 gefusilleerd (1940 is een drukfout) . Dit gedicht is o .a . in februari 1945 verspreid door DAVID . XIV 32. Het vonnis van 13 maart 1941, door Rie Cramer, die een groot aantal geuzenliederen heeft gedicht . 30. 13 maart 1941, door Yge Foppema . Het bericht van de moord op 18 Nederlanders (zie ook `De achttien doden', pag . 33) greep hem zo aan, dat hij voor het eerst van zijn levee een gedicht schreef . Foppema heel t de geschiedenis van dit gedicht, de variaties die er op ontstonden en de weergave ervan door Radio Oranje, beschreven in zijn inleidingop `oudeen nieuweGeuzenliederen' (Bezige Bij, 1947) . 33 . De achttien dooden, door Jan Campers . Dit gedicht van de later omgekomen Jan Campers is op 5 maart 1941 geschreven onder de titel `Het Lied der Achttien Doden', en in 1943 als eerste rijmprent door de illegale Bezige Bij uitgegeven om fondsen to werven voor de hulp aan joodse kinderen . Pas toes werd het algemeen bekend en terecht zeer hoog aangeslagen . 35 . Virelai, door Halbo Kool, als eresaluut aan Jan Campers . 36. Twee en zeventig, door K . H. R . de Josselin de Jong . Zoals Jan Campers spontaan reageerde op de terechtstelling van 18 verzetsstrijders, deed Kitty de Josselin de Jong het op die van 72 ter dood gebrachten . 37 . Tusschen muur en geweerloop, een selectie van in de gevangenis door Jaap Sickenga vervaardigde gedichten . Sickenga werd op 1 I mei 1942 gefusilleerd . Zijn vader gaf zijn gedichten illegaal uit onder de titel Memento vivere. 39 . Mijn handko f f er, door Melis Stoke (pseudoniem van Herman Salomonson) ; uit de bundel `Recrutenschool' . 40. Soldatenschool, door Melis Stoke ; uit dezelfde bundel . 40. Allerzielen, door Rie Cramer 41 . De ballade van de ter dood veroordeelden, door Yge Foppema, die het gedicht schreef in cel 595 van het `Oranjehotel' to Scheveningen . Hij had het motto gezien in een cel op het Binnenhof en het was hem blijven achtervolgen . Door verminking is in de tweede strofe de zevende regel weggevallen . Men moet lezen : `Zij warm altijd in elkaars gedachten, terwijl zij samen op het einde wachtten' . Foppema schreef het gedicht na een gesprek met zijn celgenoot Jan Verhagen uit Haarlem, aan wie het gedicht is opgedragen . Verhagen zat in zorg over het lot van zijn ouders . De f iguren zijn getekend naar lotgenoten uit de gevangenis ; in feite wares zij gees van alien ter dood veroordeeld, maar }gun lot hing wel aan een zijden draad . Tenslotte hebben alien de oorlog overleefd . Evenals in 13 maart 1941 is er een aantal verminkingen in dit gedicht geslopen . In het gedenkraam voor de verzetsslachtoffers in de St Jan in Gouda staat een strofe in verminkte versie . 43. Ter dood veroordeeld, door Adolf Snijders, die in augustus 1943 terecht werd gesteld na een OD-proces (OD was de aanduiding van de illegale ordedienst, de organisatie van ondergedoken militairen o .l .v. de kolonel Jhr . P. J . Six) . 43 . Dolls bevrijding, door Jr G . C . Snijders, de vader van Adolf Snijders . Onder het pseudoniem Gijsbert Cornelius gaf Ir Snijders na de bevrijding een bundel Geuzenliederen uit bij Ten Have in Amsterdam . 44 . Naamloos vers voor de naamlozen, door Gerard den Brabander . 44 . Heilige mis voor een gevallene, door Gerard den Brabander . De gevallene was Sjoerd Bakker . 45 . Executie, door K . H. R . de Josselin de Jong . XV 46. Alleen zijn, door prof . Titus Brandsma S .J . 47 . De dooden, door Muus Jacobse (pseudoniem van Dr . K . H . Heeroma, + 21 nov . 1972) . 48. 1k kan niet Zingers rneer, door Johan Schimmel . Schimmel geboren 7 april 1919 in Amsterdam, studeerde daar economies hij werkte voor de OD . In 1942 werd hij gearresteerd, beticht van het verspreiden van pro-joodse pamf letters . Hij werd via Amersfoort overgebracht naar Neuengamme . De gedichten ontstonden daar tussen 1 September en 3 december 1942 . Hij werd vrijgelaten en begon meteen weer met illegaal werk . Hij nam o .a . deel cars de geslaagde overval op het distributiekantoor to Huizen, op 19 juli 1943 . Hij werd weer gearresteerd en op 23 oktober 1943 gef usilleerd . 49 . Tank en Langstme, door Willem Santema ; geschreven in Vught, waarheen hij was overgebracht na zijn arrestatie in december 1943, en waar hij gefusilleerd is op 5 augustus 1944 . Zijn gedichten zijn uitgegeven in de bundel `Fersen' . 50 . Dood vonnis, door L . J . P . Bract (geschreven op de dag der terechtstelling en afgedrukt in De Vrije Kunstenaar, juni 1944) . 54 . Het schot, door Nel Tergast . 54 . Executie Weteringplantsoen, door tan H . de Groot . Bij deze executie werd dr J . Koopmans, schrijver van `Bijna to laat' (1940) dodelijk getroffen door een verdwaalde kogel . 55. Haarlem maart 1945, door G. L . Tichelman na een standrechtelijke executie . 60 . Aan professor Cleveringa, die voor de juridische faculteit van de Leidse universiteit een protestrede hield tegen het ontslag van joodse ambtenaren, met name van Prof . Dr . Eduard Maurits Meyers, een bril jant rechtsgeleerde . Na die rede werd de Leidse Universiteit door de bezettende macht gesloten . De dichter van dit lied is ons niet bekend . 61 . Joodsch kind, door Henk Fedder (kassier aan de R'damsche Bank, die al voor de oorlog dichtte, dock pas na de oorlog enkele bundels publiceerde) . Dit Jodengedichtje behoort tot de meest geciteerde in de oorlog . Het is opgenomen in Van Vrieslands bloemlezingen-serie van Nederlandse dichters . 6l . Aan de Joodsche Doctoren, naar Duitsland teruggeroepen, door Rie Cramer . 62 : Een eerelint, door de theologische student Jan Vuist . 63 . Afscheid derJoden van Nederland, door Mr . Sem Davids, vroeger redacteur van De Telegraaf, na I945 redacteur van De Groene . Tijdens zijn onderduiktijd in Friesland redigeerde hij, op grond van radioberichten, geheel zelf standig een clandestiene kraut . 64 . Eenzaamheid . Een samenstelling van verschillende gedichten door Prof . Dr J . Presser . 66 . Westerbork, door Muus Jacobse . 67. Progrom, door H . Marsman, verschenen in Tempel en Kruis, 1939, dock zonder deze (foute) titel . Het Russische woord pogrom (verwoesting) words vaak verhaspeld! In de verzamelde gedichten van Marsman (Querido, 1951) staan boven de twee gedichten de nummers XXV en XXVI . 68 . Moderne Kinderkruistocht . Eigen bewerking van Martinus Nijhoff 70 . De Joden tot Hitler, door Mr Sem Davids . XVI 72 . Koning Peter, door Rie Cramer 73. Aan Frankrijk, door Rie Cramer (in de illegale Geuzenliedboeken is aan dit lied een couplet toegevoegd door Albert Helman en G . L . Tichelman) . 74 . Toulon, door H . M . van Randwijk . 75 . Stalingrad, September 1942, door Mr Sem Davids 76. Het zesde Leger, door Ir G . C . Snijders . 78 . De Russen staatl in Polen, door Jan H . de Groot 79. Vlaanderens verzet, door Mr Sem Davids . Opgedragen aan `Jan Moedwil' . Dit was de schuilnaam van Prof . Nand Geersens, een Vlaming in Londen . Hij was een van de meest beluisterde sprekers van de BBC-uitzendingen voor alle Nederlands sprekenden . 79 . 6 Juni 1944 Decision Day, door Theun de Vries 83 . Wie roept ons? . door Ir G . C . Snijders 84 . Belle, door Dr. W. A . P . Smit . Onder het pseudoniem Evert J . Pot gepubliceerd in Dagboek onder 't Kruis . (uitgeg . door de Bezige Bij, febr . '45) . 87 . Kerstnacht 1940, door Rie Cramer 91 . Gebed, fragment uit 'Kerstmis 1944', door K . H . R . de Josselin de Jong 91 . God geef ons trouwl, door Ir . G . C . Snijders 92 . NOG!, door Ir G . C . Snijders 93 . Ballade van de Waarheid, door Jan Engelman (in 1944 gedicht ter ere van het lustrum van de R .K . Utrechtse studentenvereniging Thomas van Aquino . Later bekroond als het beste verzetsgedicht, maar tijdens de bezetting bleef het vrijwel onbekend) 94 . Wees stil, door Ir . G . C . Snijders 95 . Het nieuwe jaar 1944, door Ir . G . C . Snijders 97. Het wonder van Elia, door Muus Jaeobse 98. Zondag . (Uit : De toekomst, Delft) 99. Gebed op Kerstmis 1944, door Max Nord 100 . Niet vergeefsch, door Muus Jacobse . Fragment uit `Op Nebo's Top' (`Margrieten', 1943) . Dit gedicht is tijdens de bezetting onder de titel `Gebed' in Vrij Nederland afgedrukt, en door koningin Wilhelmina voorgedragen in een van haar toespraken via Radio Oranje . Er slopen enkele fouten in dit gedicht . Zeer storend is, in de 8ste regel, het woord `kom' ; dit moest kim zijn . In de 12de regel staat : het bloed ; moest zijn : hun bloed . 'Op Nebo's top' begint met de volgende strofe : Ik denk aan jou, mijn vriend, al zoveel maanden Gemarteld in het concentratiekamp : Hoe lang hou jij je in die hel nog staande Van laffe machtswellust en voetgestamp? 102 . `Konzentrationslager, Holland', door Rie Cramer 102 . Concentratiekamp, door Anton van Duinkerken (pseudoniem van Prof . Dr . W . J. M. A . Asselberg s ) . 103 . Wildzang, door L . J . P . Bract . (in De Vrije Kunstenaar ; augustus 1943) 104 . Rebel, mijn hart, door Jan Campert 104 . De wuivende, door Anton van Duinkerken 105 . Reis naar Den Bosch, door Bert Bakker . Hij schreef dit in Vught, toen hij daar een ontmoeting had met een gijzelaar en de gevangenen, zoals hij ze in dit lied beschrijft op weg zag . (Is niet volledig) XVII 106. Waarom . . ., door H . M . van Randwijk 108 . Sonnet, door Anthonie Donkey (pseudoniem van Prof . Dr. N. A . Don kersloot) . 108 . Gebed voor de gevangenen, door Max Nord 110 . De gevangenen van vleugel D, door Anthonie Donkey 111 . Avond in de eel, door Joop Westerweel . In de bunker in Vught geschreven, vlak voor hij gefusilleerd werd in de zomer van 1944 . Bij dit gedicht behoort `Het Wonder uit den Hooge', dat al heel gauw afzonderlijk begon to circuleren . (I 1-8-'44) 112 . Het wonder uit den Hooge, door Joop Westerweel 112 . Luchten, door Melis Stoke ; (pseudoniem van Herman Salomonson) uit `Recrutenschool' . 114 . Na het morgenappel, door Johan Schimmel 115 . Avond in de eel, door Ds K . A . Beversluis, die op 5 September 1942 gevangen genomen werd, een maand in de Koepel to Arnhem gevangen bleef, waar hij dit vers maakte . 8 oktober vervoerd naar Amersfoort, 8 maart naar Vught gebracht, 8 april '43 thuis . Het was zijn vrouw een raadsel hoe dit vers gedrukt kon worden, daar zij het slechts aan een enkele kennis had meegedeeld . 115 . Celwagen, door Henk Fedder . 116 . Celbrief, door Muus Jacobse 117 . De Cel-Inspecteur, door Jan H . de Groot 118 . Concentratiekamp, door K . H . R . de Josselin de Jong 122 . Heiniana, door Rie Cramer I22 . Het nummer, door Jan Greshoff ; uit Bruine liedjes' . 124 . Hoe Duitschland wonden heels, door H . van Oranje (pseudoniem van A . van Atten) I26 . Vergelding, door Henk Fedder I27 . Verloren, door Rie Cramer 128 . Vergeet mij niet, door Rie Cramer 129 . Kort Parool . Toegeschreven aan Lou Lichtveld en L . J . P . Bract 130 . Het angstig voorrecht, door Koos Schuur . Dit gedicht werd in 1942 in De Girls gepubliceerd en werd niet als anti-Duits herkend, tot het in een Geuzen-liedboek verscheen 130 . Heldentum, door Henk Fedder 133 . Reiziger does Berlijn, door Jan H . de Groot 134 . Wanneer, o Engeland?, door Rie Cramer 138 . Uit het diepst van mijn hart Hiervan worden als dichter genoemd Alex de Jong, Bertus Aaf jes, en een onbekende vrouw uit Rotterdam ; ook mr . J . H . van Doorne uit Utrecht, maar deze laatste gaf een geheel andere versie . Hij schreef aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie `Reeds in 1941 heb ik bijgaand lied gecomponeerd (het andere - dat in het Geuzenliedboek werd opgenomen - was in Amsterdam toen al lang bekend ; red .) . 1k kon toen geen uitgever vinden, dock slaagde erin in September '42 . Toen zijn enkele honderden exemplaren gedrukt en doorgegeven . Dit doorgeven geschiedde met de week, dat in de tweede regel inplaats van `vrede' Oranje moest worden gelezen en dat men de laatste regel van het tweede couplet moest zingen : `de komst van Oranje zal melden' ; en in de laatste regel van het derde couplet weer `vrede' vervangen worden door Oran je . Aldus XVIII gezongen was het lied niet meer zo onschuldig (1k ben zelfs zo brutaal geweest het lied op to sturen naar de Cultuurkamer met het verzoek het door onze mannenvereniging to laten uitvoeren ; het was immers zo onschuldig : vredesverlangens . 1k kreeg ten antwoord dat geen verlof werd gegeven `met het oog op to verwachten reactie van het publiek' .) De tekst van Mr . van Doorne, die onzer het pseudoniem Joh . v . Gestel schreef, luidt : 1k snak naar den dag, vol van rood, wit en blauw, met den vaan van den vrede e rboven . l k hunker naar woorden van hou en van trouw Waar de menschheid weer in kan gelooven . 1k snak naar den dag, dat geen enkele kraut over oorlog een woord nog zal schrijven . Naar vrede en vrijheid in Hollandschen tram, 1k, die Hollander ben en zal blijven . 1k snak naar den dag, dat de driekleur weer frank, Vrij, voluit over Holland zal wapp'ren, Met klapp'rende banen vertolkend den klank Voor den cooed en het bloed onzer dapp'ren . 1k hunker naar 't uur, dat de feestklokken luid Over steden en dorpen en velden van 't oosten en 't westen, van noord en van zuid De weerkomst des vredes vermelden . Moog dra onze driekleur gelouterd, vereeld Over 'n herboren Nederland waaien, Waarin geen partijzucht ons yolk meer verdeelt En waar godsdienst geen haat meer zal zaaien . Ik snak naar den dag, waarop alien spontaan Zij aan zij tot het heil van hun land zullen gaan . Den dag onzer eenheid, in vriendschap en trouw, Den dag vol van vrede, en rood, wit en blauw . 138 . Voorwaarts vaderland . Ook dit lied staat op naam van twee dichters n .l . Gerrit Jan van der Veen, de beeldhouwer, die groots werk in het verzet verrichtte en gef usilleerd werd, en G . J . van der Waal, die na de oorlog directeur werd van de Nat . Documentatiedienst der illegaliteit to Rotterdam . Het is zeer wel mogelijk dat dit lied de ronde heeft gedaan op naam van Gerrit van der Veen, omdat het tegelijk met een (antler) lied van hem verspreid is hetgeen wel vaker gebeurde . Het waarschijnlijkst is, dat het van v . d . Waal is . Van dit lied schreef van der Waal nog : `Dit lied is door mij gemaakt in de winter van 1942143 . Het werd opgenomen in de illegale bundel Frontsector, die gedrukt werd in het Gooi . Dit vers is tweemaal op muziek gezet . Tijdens de XIX bezetting reeds door Van Heuven Goedhart (de latere hoofdredacteur van Net Parool red .) en na de bevrijding door Jos Vrancken Jr . uit Den Haag - beide malen zonder mijn medeweten . De heer van Heuven Goedhart heeft het meegenomen naar Engeland en later zijn er met Engelandvaarders foto's van de Koningin meegekomen naar bezet Nederland, op welke foto's H .M. eigenhandig het vierde couplet had geschreven, dock i .p .v . `Koningin' `Wilhelmina' . Zowel de titel als het onderschrift in de Frontsector waren foul ; de eigenlijke titel is n .l . `Het eerste commando'en het is niet geschreven als antwoord op de door Geelkerken destijds aangekondigde tegenterreur, dock met de bedoeling om het op de straten to zingers tijdens de bevrijding .' 141 . De dag breekt aan, door Rie Cramer 142 . Zij zullen hem niet knechten, door Rie Cramer 144 . Vrijheid, door Rie Cramer 145 . Een doe!, door Rie Cramer 147 . 't Za! komen, door Rie Cramer 148 .Op mijn yolk, door Wilhelmina L . C . Proost . Zij trail in het verzet niet op de voorgrond, maar ging rustig haar gang en maakte nu en dan een rijm . 149 . Het uur der vrijheid za! eens slaan, door J . H . Scheps . Uit `Geloof en Vertrouwen' . 149 . Hollandsch lied, door Jan Campers 1 5 1 . Wat doe jij? door Gerrit van der Veers 154 . Zeg jongens was wil je? door H . van Oranje (A . van Atten) . 155.Ode aan de vrijheid, door Luc . Willink (spontaan gedicht op het ogenblik, waarop de Duitsers begin '45 bekend maakten, dat heel westelijk Holland onder water zou worden gezet) . 157 . De laatste ronde, door A . Kaan, econ . drs to Amsterdam, gedicht bij Dolle dinsdag 1944 . 160 . De poort, door Jan H . de Gooot 160 . Winkelmanlied, door Fedde Schurer . Geschreven na de arrestatie van de generaal 161 . Winter in Hollands tuin, door H . M . van Randwijk 162 . Herfst in Holland, door Paul Lenda 162 . In Holland staat een huffs, door Anthonie Donkey 163 . Neerlands yolk, door Wilh .' L . C . Proost 164 . Holland, door Jan H . de Groot 164 . Mijn Nederland, toegeschreven aan Ed de Neve 165 . Liefde voor Holland, door J . W . Schulte Nordholt (onder het pseudoniem w . S . Noordhoff) 165 . Een in uw diep verdriet, door Rie Cramer 166 . Visie, door Elisabeth Hannema-van Maasdijk 168 . De Kern, door Ir . G . C . Snijders 170 . Een lied voor de vrouwen van Holland, door Jan H . de Groot . Dit gedicht dankt zijn ontstaan aan een uitlating van Hebe Kohlbrugge, een der medewerksters van Vrij Nederland, die in het voorjaar '42 zuchtte : `Steek de vrouwen nu eerst eens een riem onder het hart!' Zelf had zij grote cooed . Zij was 't die de `Zwitserse weg' opende : een weg naar de vrije wereld . Jan H . de Groot hood haar de dag na haar verzuchting dit gedicht aan . Net werd geplaatst in Vrij Nederland, 2e j rg . n r . 15, 4 juni 1942 . XX 171 . Het illegale blad, door J . Geestzwaard (pseudoniem van Jan W . Jacobs) . Uit `Voorwaarts en niet vergeten', uitg . De Distelvink (Ger Soutendijk) - Amsterdam (ook in Vrije Gedachten, nr . 11, 19 febr . 1945) . 172 . De vrouwen van Holland klagetl aan !, door Henriette Roland Hoist 176 . Klets hen niet in den flood, door Han G . Hoekstra 179 . Uit ons `yolk'. Op 5 maart 1944 verscheen in het illegale blad `Ons Volk' flit sarcastische rijmpje, eat in het Geuzenliedboek helaas een verminkte kop kreeg . 180 . Het onrecht pocht . Toegeschreven aan J . Sneep, Amsterdam, die enige tijd een `gedropte' marconist met zender herbergde, en zeif gestencilde gedichten verspreidde onder de kop `Uit de diepte' . 184 . Het l eger der gedochten, door Anton Schweigmann van het Departement van onderwijs . (onder het pseudoniem Toontje Berger . Hij was lid van de kath . l .o .-groep Bilthoven) . Dit gedicht is later opgenomen in `Frontsector' (De oplaag van 30 .000 ex . were verspreid door `Vosje', van Trouw . Under flit pseudoniem verborg zich H . Veldhuis) . 186 . Staking in het noorden, door Fedde Schurer 187 . Een van de knokploeg, door G. L . Tichelman (speciaal gemaakt om de woorden uit die tijd vast to leggen als : duikadres, knokploeg enz . die volgens Tichelman moesten worden bewaard .) 191 . Aan de Regeering in Londen . Uit : Gedachten zijn vrij! een bundel gedichten door `Pier van Amersfoort' = Jan W . Jacobs . Uitgave van Blauwe Lucht' - 1945, april (375 exx .) . 192 . Ballade van den Boer . Een persiflage op de bef aamde ballade van Werumeus Buning `En de boer hij ploegde voort' door een onbekende, die in flit `gedicht' wel bijzonder onbillijk generaliseerde . 193 . Na den oorlog, door H . Feeder 194 . Ho/lands Gl orie-Marsch, door Adolf Snijders . `De woorden `in deze bajes' waren bet begin van bet rijmpje : In deze bajes zit geen gajes, maar Hollands Glorie potverdorie 196 . Vliegers die genade kennen, door Hemn van Oranje (pseudoniem van A . van Atten) . Dit vers is na bet gedicht van Ds Welter (zie biz . 14) bet eerste veel verspreide gedicht : in juni 1940 in Rotterdam verschenen en twee weken later was bet in heel Nederland bekend : van Groningen tot Zeeland en Limburg . 197 . Een doodgewone man, door W. Chr . Minderman, een onbekende Hagenaar ; flit gedicht is ook toegeschreven aan een Utrechtse drukker, dock flit is niet joist . 198 . Rotterdam . door J . C . Bloem 198 . Doodenmarsch, door Ciara Eggink 199 . Geboortestad, door Jan Prins 200. 25 f ebruari 1941 - Dag van Amsterdam. Vermoedelijk door Mr Sem Davids 200. Bezette stall, door Henk Feeder 201 . Amsterdam, door Henk van Randwijk . Fragment uit `Celdroom' . 202. Het carillon, door Ida Gerhardt . Geinspireerd door klokkenspel in Kampen, van de Nieuwe Toren . Ida Gerhardt was daar lerares . XXI 203 . Vliegtuig boven Amsterdam, door Max Nord 203 . Den Haag 1943, door K . H . R . de Josselin de Jong 204. Uittocht, door Muus Jacobse . Uit : Et Sub Aqua (oktober '44) 205. De Velser pons, door G . L . Tiehelman 206. Ballade van de evaeuatie, door J . W. F . Werumeus Buning (ook in zijn `legate' verzamelde werk uitgegeven tijdens de oorlog) . 206. Doodenweg, door G . L . Tiehelman . 208 . Hitler zoals hij in werkelijkheid is, door Gerrit Kamphuis 210. De naakte waarheid, door Hemn van Oranje 210 . Kan men Hitler gelooven?, door Hemn van Oranje 214 . One Man, and one man alone, door Rie Cramer 215 . 0, wet een schrik voor de Duce, door Herman B . Fortuin . Via `De Watergeus', een programme van Radio-Oranje . 216 . 26 juli 1943, door Dr J . R . Callenbach, emeritus-predikant van Rotterdam . Hij schreef deze regels spontaan, meat bet bericht van Mussolini's vlucht hem telefonisch uit Amsterdam was meegedeeld . 218 . Ras Anton Koeksa, door Mr Sem Davids 220 . Hallol, door dr L . de Jong (Radio Oranje) 221 . De mussenboom, door Mr Sem Davids 223 . Voliere, door Henk Fedder 225 . Lied van de N.S .B ., door Rie Cramer 226 . Aan het matte mannetje Mussert, door L . Kruidenier t 1954, gemaakt in januari 1943 na een vergeefs bezoek van Mussert aan Hitler . Kruidenier maakte een 300 verzetsliedjes, zone ze near Engeland en zo kwamen ze weer terug . (Uitvoerige gegevens en compleet `oeuvre' bij Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie) . 229. In het pak van Duitsch Soldaat, door Yge Foppema . Zelf noemde hij het louter berijmde propaganda . 233 . De rare sijs, door Mr Sem Davids 235 . Frans Vergonet, de Verrader, door Fedde Schurer 237 . Voor zes rooie centers . Is ook uit Engeland gekomen . Volgens dr L . de Jong echter door Radio Oranje uit Nederland vernomen . Het were gezongen op de wijs van `Standchen' van Jonny Heykens, uit 1920 . Heykens were later NSB-er . 240. Puntdichten, door Mr Sem Davids 241 . Het zinken stuivertje, door Henk Fedder die ook de tienregelige rijmen van 242 en 243 maakte . 243 .Ons land is als dit kabinet . Hierover schreef J . R . v . d . Valk, arts : `Dit las ik ergens in februari 1941 d .w .z . alleen de eerste vier regels, die toen luidden : Ons land is als dit kabinet, Eerst was het vrij, nu is 't bezel Het is als tussen deze wanders! Geen winst, dock daaglijks offeranden! Ik vond dit to pessimistisch en rijmde verder : Maar dit gelds ook voor allebei : Straks zijn ze vast en zeker vrij! Wat zullen wij ons prettig voelen Als w'al eat vuil den weg zien spoelen!' Kennelijk hebben ook anderen zich op dit theme geworpen . XXII 244. Koe . Dit lied kwam in alle ernst voor in Propria Cures, het blad van de Amsterdamse studenten (in 1941) 244 . Nieuw-Nederland, door Henk van Randwijk 245 . De Klokken, door Jan Engelman 247 . St . Nicolaasversje. Gezongen door Jetty Paerl voor Radio Oranje 249 . Mof fen liegen . . . Variatie op Bilderdijks `Holland' . 250 . Dan geven we elkaar de hand . . . Gezongen door Jetty Paerl voor Radio Oranje 252 . Aan de gevallen drukkers, door Anthonie Donkey (Prof . dr N . A . Donkersloot) 252 . Dichters van later tijd, door Bertus Aaf jes Van de niet in deze toelichting genoemde gedichten zijn auteur en andere bijzonderheden ons onbekend . Dra . M . G . Schenk H . M . Mos XXIII Deze juhileumuitgare van het Geuzenliedboek 1940-1945 is een fotografi .sche reproductie van de tekst ;.oats ;.e in de jaren na de Tweede Wereldoorlog verscheen - een hundeling van de 'vervolgen' op het Geuzenliedboek van 1581 . Uit de inleiding op het tweede vervolg citeren wij : 'In den beginne was het zingende verzet hopeloos en wild . gelijk ales was men deed . Men had het gevoel dat men met onervaren schutterij rocht tegen de ervaren Gestapo . Wat gisteren in het geheiin gesproken was, wist morgen heel 's Gravenhage en Amsterdam . Dat begin is hetaald, met bloed en tranen . Nadien heeft men geleerd het op de ware wijze to doen . Onder den neus ran den adelaar is het eerste deel ran het 'NieuwGeuzenliedhoek'rerschenen . We weten gather heteekende als men er achter kwam : voor de meesten de kogel. Er is weinig sprake van haat in deze nieuwe Geuzenliederen . Hier slaan menschen van wie men vroeger nooit lets hoorde . de groote toon aan . hier klinkt plotseling de stem van een tot nu toe klein dichter . een machtig geluid : hier rinds een yolk zijn stem . Laat het nu en dan onheholpen zijn . het is wat er in ons omgaat . Deze verhorgen vrijheid van pers geeft den burger moed . Men kan de schrijvers en renters van deze liederen de dood aandoen, maar Nederland zal een staat blijven, al was het aleen omdat die vrije vogels erin zongen en deden weten waar de grenzen lagen . Vergeet hen niet . die a dit reeds thans under bedreiging en gevaar Of een vrijen keel hehhen gezongen . omdat hun land hen zoo lief was . Velen hehhen reeds met hun leven hetaald . velen zulen er nog voor hetalen : gij leest een hoek waar hloed aan hangs, een hock vol geloof . Vergeet het niet! (lente 1944)' . Aan die oproep gevolg gevend heeft de redactie voorzover mogelijk de namen der dichters en nadere gegevens in deze herdruk opgenomen . Dankhaar gedenken is zinvol: meer: bet is onze roeping en plicht .