Monumenten IN NEDERLAND Monumenten `Monumenten in Nederland' is een reeks waarin per provincie een overzicht wordt gegeven van alle cultuurhistorisch waardevolle monumenten in Nederland. De serie komt tot stand in nauwe samenwerking met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Naast de oudere bouwkunst krijgt de bouwkunst uit de periode 1850-1940 ruime aandacht. Per dorp of stall wordt een samenhangend overzicht van de bebouwde omgeving gegeven. De heschrijvingen van de historische kernen worden voorafgegaan door een aantal inleidingen waarin geschiedkundige en architectuur-historische aspecten aan de orde komen. Tevens zullen per afzonderlijke regio de eigen (historische) landschaps- en bebomvingskarakteristieken nailer worden uitgewerkt. Plattegronden. bouwtekeningen en vele foto's, grotendeels speciaal voor deze reeks gemaakt, begeleiden de duidelijke beschrijvingen. Fen literatuur- en termenlijst alsmede registers completeren het boek. Waanders Uitgevers, Zwolle Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist Monumenten I IN NEDE~L.AND:J GRONINGEN INHOUD Voorwoord 7 Ten geleide 8 Historie 12 Stijl en verschijningsvorm 20 Materiaal en constructie 35 Regio's 41 Steden, dorpen, monumenten 61 Beknopte literatuuropgave 246 Verklaring van enige termen 251 Topografisch register 257 Register van personen 261 Verantwoording van de afbeeldingen 271 Afb. pag 2: Uithuizermeeden, Herv. kerk (1983) Alb. pag 4: Stedum, Herv. kerk, interieur (1983) Afb. pag 6: Kiel-Windeweer, Veenkoloniaal landschap VOORWOORD Het omvangrijke cultuurhistorische erfgoed van de provincie Groningen wordt in dit deel van de serie Monumenten in Nederland in kaart gebracht. Wetenschappelijk opgezet, maar voor het brede publiek op een toegankelijke wijze en rijk geillustreerd gebracht. Monumenten in Nederland biedt de lezer een boeiend en gevarieerd beeld van de cultuurhistorisch meest waardevolle structuren en objecten. De serie is niet bedoeld als reisgids en de delen bevatten dan ook geen routebeschrijvingen of wandelkaarten. De reeks vormt een beknopt naslagwerk, een bron van informatie voor zowel de wetenschappelijk geinteresseerde lezer als voor hen die over het culturele erfgoed kort en bondig willen worden geinformeerd. Omdat niet alleen de Ilassieke' bouwkunst ruimschoots aandacht krijgt, maar ook de architectuur uit de periode 1850-1940, komt de grote verscheidenheid aan bouwwerken in Groningen goed tot uitdrukking. Naast het meesterwerk ook de anonieme utiliteitsbouw. Van heel oud tot redelijk recent en van mooi tot merkwaardig. Alle categorieen passeren de revue. Met als resultaat een veelkleurig beeld van de aanwezige cultuurhistorische waarden in de Groningse steden en dorpen. Voorafgaand aan het overzicht van de bestaande bebouwde omgeving wordt ingegaan op het karakter van de provincie en de kenmerken van de zes regio's, die tezamen de provincie Groningen vormen. De historisch-geografische ontwikkelingen en de bebouwingskenmerken staan daarbij voorop. De vele foto's, waarvan de meeste speciaal voor deze uitgave zijn gemaakt, tonen heel duidelijk het eigen karakter van de provincie. Monumenten in Nederland, Groningen is samengesteld door vier ervaren architectuur- en bouwhistorische onderzoekers: dr. ing. R. Stenvert, dr. ing. Chr. J. Kolman, drs. B. Olde Meierink en mw. drs. S.T. Broekhoven. Voor het samenstellen van de historische inleiding kon een beroep gedaan worden op de historicus drs. R.H. Alma. Het voor deze reeks gevormde redactieteam bestaat naast de vier auteurs uit drs. A.G. Schulte, drs. F.C.A. van der Helm, jhr. R.J.A. van Suchtelen van de Haare, ing. B.HJ.N. Kooij en mw. J.P.M. van den Heuvel namens de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Verder hebben drs. A. Reinstra, drs. F.P. Don en de andere medewerkers van de afdeling Collecties van de RDMZ ieder vanuit zijn of haar specialisme bijgedragen aan de totstandkoming van deze publicatie. Drs. B. Stamkot van het bureau MAP stelde de overzichtskaarten en de stadsplattegronden samen, jhr. ir. R.G. Bosch van Drakestein verzorgde de kasteelplattegronden, ing. B.H.J.N. Kooij en H.F.G. Hundertmark de kerkplattegronden en H. IJsseling van Flying Focus de luchtfoto's. De fotografen van de RDMZ, met name IJ.Th. Heins en J.P. de Koning zijn verantwoordelijk voor de fotografie. Het naslagwerk Monumenten in Nederland wil bijdragen aan de kennisoverdracht, maar beoogt door zijn vormgeving ook de belangstelling op to wekken voor ons cultureel erfgoed. De directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg Fons Asselbergs TEN GELEIDE Monumenten in Nederland is een naslagwerk over de waardevolle objecten en structuren in de verschillende provincies, en in dit geval de provincie Groningen. Het is geen reisgids en bevat dan ook geen routebeschrijvingen of wandelingen. Daar waar voor enkele steden een plattegrond wordt gegeven, is die vooral bedoeld om de onderlinge situering van objecten visueel duidelijk te maken. Het boek geeft een breed overzicht van bestaande, cultuurhistorisch interessante objecten en structuren, waarbij op beknopte wijze de relevante feitelijke informatie wordt vermeld. Het boek geeft informatie op verschillende niveaus. De inleidende hoofdstukken plaatsen de gegevens in een groter verband en schenken aandacht aan het karakteristieke van de provincie Groningen. In deze hoofdstukken worden relaties gelegd met belangrijke ontwikkelingen in het verleden. De eerste inleiding bevat een algemene historische schets van de provincie. De twee volgende hoofdstukken besteden respectievelijk aandacht aan de stijlen en vormen van de gebouwen en aan de toegepaste materialen en constructies. De vierde en laatste inleiding behandelt de eigenheid van de zes regio's die samen de provincie Groningen vormen. Daarbij wordt vooral gekeken naar historisch-geografische ontwikkelingen en de bebouwingskarakteristiek. De hiernaast opgenomen overzichtskaart toont de regio-indeling van de provincie. De kaart geeft verder een overzicht van de belangrijkste gemeenten, steden en dorpen, zoals die aan bod komen in het op de inleidingen volgende onderdeel Steden, Dorpen, Monumenten. Dit meest omvangrijke deel van het boek bevat een alfabetisch geordende beschrijving van alle steden en vrijwel alle dorpen in Groningen. Voor de indeling zijn niet de gemeentegrenzen bepalend, maar de afzonderlijke bebouwingsconcentraties – de kernen – zoals ze historisch zijn gegroeid. In de praktijk is onderscheid gemaakt in hoofdkernen, kernen, geincorporeerde kernen, omgevingskernen en omgevingsobjecten. Hoofdkernen zijn kernen die tevens hun naam aan een gemeente geven. Bij een gewone kern wordt in de aanhef steeds verwezen naar de gemeente waartoe deze behoort, bijvoorbeeld: Onstwedde (gemeente Stadskanaal). De zogeheten geincorporeerde kernen zijn in de loop van hun geschiedenis deel gaan uitmaken van een grotere kern. Zo zijn bijvoorbeeld de dorpen Solwerd en Opwierde na de Tweede Wereldoorlog opgenomen in de uitbreidingswijken van Appingedam. Deze geincorporeerde kernen worden behandeld als onderdeel van het grotere geheel, zij het dat bij de vermelding van adressen ook de naam van de oorspronkelijke kern wordt genoemd. Voor kernen die in de loop van de tijd aan elkaar zijn gegroeid is deze methode eveneens gehanteerd. Deze kernen zijn in de regel onder hun huidige plaatsnaam te vinden; dit geldt voor Hoogezand- Sappemeer, maar ook voor Termunten en Termunterzijl. Omgevingskernen zijn nederzettingen die wel genoemd moeten worden maar waarvan de informatie over de bebouwing slechts een of enkele objecten betreft. Ze worden dan onder een nabijgelegen, vaak grotere kern vermeld: zo staat Jukwerd bij Appingedam, Sint-Annen bij Thesinge en Scharmer bij Harkstede. De beschrijvingen van omgevingskernen zijn niet alfabetisch terug te vinden, maar kunnen via het topografisch register achter in het boek worden gevonden. Omgevingsobjecten zijn de op het platteland gesitueerde gebouwen als kapellen, kloosters, kastelen, molens en boerderijen. Deze worden beschreven bij de meest nabije kern binnen de gemeente, bijvoorbeeld de steenfabriek Tivelmonde' bij Delfzijl of de 'Olinger Koloniepolder' bij Appingedam. Elke kern heeft een eigen inleiding waarin de historische ontwikkeling en de topografische of stedenbouwkundige veranderingen kort worden behandeld. Van de belangrijkste steden is een plattegrond opgenomen, waarop de interessantste objecten zijn aangegeven. Typen objecten die veel voorkomen, zoals woonhuizen, winkels of pakhuizen, zijn niet in de plattegronden opgenomen, tenzij ze als een opvallend groot voorbeeld of als complex de aandacht trekken. De nummers op de plattegrond verwijzen naar het bijschrift, dat weer een verwijzing bevat naar de paging van de objectbeschrijving. De nummers uit de plattegrond staan ook vermeld bij de beschrijving zelf. Per kern is gezocht naar de meest geeigende indeling en volgorde om de objecten te beschrijven. De gekozen TEN GELEIDE rangorde in de beschrijvingen wordt bepaald door het historische centrum van een kern en begint met het oudste en/of voor de ontwikkeling van de kern belangrijkste gebouw. Doorgaans gaat het daarbij om de kerk, maar soms is het een kasteel. Afzonderlijke objecten en structuren worden als het ware in `schillen' vanuit de dorpskern besproken, waarbij Brie hoofdregels zijn aangehouden: van publiek naar particulier, van oud naar jong en van binnen naar buiten. Vergelijkbare objecten en gebouwtypen zijn zoveel mogelijk na elkaar geplaatst of bij elkaar verzameld. Het boek bevat in principe alle waardevolle objecten en structuren in de provincie. De enorme verbreding van het spectrum, met name door het opnemen van de jongere bouwkunst, maakt het evenwel onvermijdelijk om keuzes te maken. De uiteindelijke selectie is dan ook die van de auteurs en het is mogelijk dat anderen die keuzes niet tot in detail delen. Bij de selectie staan de informatiewaarde en het belang als karakteristiek element voorop. Objecten kunnen zijn opgenomen omdat ze kenmerkend zijn voor een breder voorkomend verschijnsel of juist omdat ze een uniek of zeldzaam voorbeeld van iets zijn. Beslissende criteria bij de selectie zijn: gaafheid, historische betekenis, architectonische kwaliteit of bouwhistorisch belang. In het algemeen worden objecten opgenomen die van voor de Tweede Wereldoorlog dateren. Een enkele keer worden gebouwen van na 1940 belicht, bijvoorbeeld als de wederopbouw een duidelijke stempel op een bepaalde kern heeft gedrukt. Met het opnemen van de modernste architectuur is grote terughoudendheid betracht. Het boek geeft een overzicht van de bestaande gebouwde omgeving. Er wordt dus geen aandacht geschonken aan objecten die in het (recente) verleden zijn verdwenen. Cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die met sloop of totale wijziging bedreigd worden – in de dagelijkse praktijk is dat helaas nog al eens het geval – zijn opgenomen als ze op het moment van het afsluiten van het manuscript nog aanwezig waren. Aan archeologische monumenten wordt geen expliciete aandacht besteed, tenzij dat voor het begrip van de ontwikkeling van een kern noodzakelijk is. De teksten in dit boek zijn grotendeels gebaseerd op de officieel gepubliceerde literatuur, waaronder het deel over Oost-Groningen van de Nederlandse Monumenten van geschiedenis en Kunst, en verder op de bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voorhanden zijnde gegevens, zoals de per gemeente in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) opgestelde rapporten. Ook van het uit het MIP voortgekomen Monumenten Selectie Project (MSP) konden wij gebruik maken. Voor de beschrijvingen van diverse kerkinterieurs is gebruik gemaakt van informatie berustend bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland. Ondanks alle zorg die eraan besteed wordt, kan het boek inhoudelijke onvolkomenheden bevatten. De auteurs onderkennen de beperking dat voor sommige objecten niet altijd alle inzichten beschikbaar zijn via de door hen gebruikte kanalen. Aanvullend bronnenonderzoek of het uitputtend nalopen van de `grijze literatuur' lag evenwel niet in de opdracht en het publicatieschema besloten. Wel zijn op grond van eigen waarnemingen ter plekke waar nodig verbeteringen of aanvullingen op de bestaande literatuur aangebracht. Om het omvangrijke cultuurhistorische erfgoed van de provincie Groningen binnen de voor het boek gestelde ruimte te kunnen behandelen was het nodig de objecten beknopt te behandelen. De nadruk ligt op feitelijke gegevens over de bouwgeschiedenis en de huidige situatie van het object, zoals: adres, functie, ontwerp- en bouwdata, namen van opdrachtgevers en architecten, ontwerpers en uitvoerende kunstenaars. Verder wordt zoveel mogelijk de bouwstijl vermeld, of bij minder typerende voorbeelden de bepalende architectuurelementen. De beschrijving van het uiterlijk van objecten blijft beperkt tot de belangrijkste kenmerken. Waar nodig voor een beter begrip komen ook de toegepaste materialen en constructies ter sprake. Bij de belangrijkste objecten en structuren wordt de historische ontwikkeling kernachtig behandeld. Informatie over interieur en inventaris van de gebouwen wordt in beperkte mate verstrekt; gegevens daarover zijn slechts opgenomen wanneer ze van uitzonderlijk belang TEN GELEIDE zijn. Musea zijn alleen opgenomen indien het gebouw vermelding verdient; de museale collecties krijgen in dit boek Been aandacht. Restauraties en verbouwingen aan de objecten zijn in principe alleen vermeld als die tot belangrijke wijzigingen hebben geleid. De huidige functie van gebouwen wijkt vaak of van de oorspronkelijke bestemming. De nieuwe situatie wordt enkel vermeld als er sprake is van een opvallend ander gebruik van het object, maar aangezien gebouwen tegenwoordig vrij snel van functie veranderen is ook hierin terughoudendheid betracht. Een belangrijk onderdeel van het boek wordt gevormd door de foto's, die een representatieve selectie van de objecten en structuren in de provincie geven. Belangrijke criteria voor de keuze van de of te beelden objecten en structuren zijn hun ouderdom, hun verspreiding over de provincie en de verdeling over de verschillende soorten objecten. De foto's weerspiegelen steeds zo veel mogelijk het karakter van de desbetreffende kern. Gezien de hoeveelheid besproken objecten en kernen is het onmogelijk om van elk afzonderlijk object een afbeelding op te nemen. De meeste foto's zijn speciaal voor dit boek gemaakt. Waar dit niet het geval is, staat het jaartal van de foto in het bijschrift vermeld. In het boek is order van een aantal belangrijke kerken, kastelen en andere objecten een plattegrond met bouwfasen opgenomen. In de legenda is voor de aanduiding van die bouwfasen soms gebruik gemaakt van de verkorte architectuurhistorische dateringsmethode, waarbij Romeinse cijfers eeuwen aangeven, gevolgd door de hoofdletters A en B die staan voor halve eeuwen of de kleine letters a, b, c, d voor kwart eeuwen en m voor midden: XVIIa betekent eerste kwart van de 17de eeuw. Achter in het boek staat een beknopte literatuurlijst met de gebruikte algemene literatuur aangevuld met de voor de provincie belangrijkste publicaties op architectuurgebied. Verder zijn een verklarende woordenlijst, een topografisch register en een index op (kunstenaars)namen toegevoegd. Voor hun hulp bij de totstandkoming van dit boek danken wij als auteurs onze opdrachtgever de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn directie, de leden van de projectgroep, de afdeling cultuurwaardenonderzoek en de fotografen van deze dienst, alsmede de medewerkers van de bibliotheek en van het foto- en tekeningenarchief, met name mw. J.P.M. van den Heuvel, en ten slotte de uitgever. Voor de hulp die wij vanuit de provincie mochten ontvangen gaat onze dank uit naar P.W. Havik van Welstands- en Monumentenzorg Groningen. Daarnaast zijn wij dank verschuldigd aan Herma M. van den Berg, W.J. Berghuis, R.H. Alma, Eric Blok, Albert Reinstra, Dirk J. de Vries en Leo Dubbelaar. Bij deze worden ook de eigenaars en beheerders van kerken en andere gebouwen die van binnen zijn bezocht bedankt voor hun medewerking. Voor hun hulp bij het afwerken van het manuscript bedanken wij Joos Leistra, Marieke Knuijt, Jeroen van Meerwijk en Eric Strijbos. Utrecht, juli 1998 Ronald Stenvert Chris Kolman Ben Olde Meierink Sabine Broekhoven HISTORIE Voorbijgaand aan de prehistorische bewoning op de oude kweldergronden en aan de beperkte Romeinse invloed op het gebied van de huidige provincie Groningen, is een continditeit in bewoning en cultuur van dit gewest aantoonbaar vanaf de 7de eeuw. De oudst bewoonde gebieden kenmerkten zich door wierden op de oever- en kwelderwallen ten noorden van de stad Groningen langs de mondingen van enkele rivieren, zoals de Hunze en de Fivel. De zandgronden kwamen later tot ontwikkeling. Omstreeks 777 begon de kerstening van het gebied, ter hand genomen door de Angelsaks Willehad en vervolgens met succes voltooid door de Fries Liudger en door Bonifatius. De bekering van de heidense bevolking was door hun werkzaamheden weliswaar formeel een feit – mede omdat zij hand in hand ging met de vestiging van de Frankische macht op wereldlijk gebied -, maar in de praktijk nam de volledige doorwerking van het Christendom nog eeuwen in beslag. Vanaf de 8ste eeuw viel het gebied van de huidige provincie Groningen onder het gezag van de Frankische koning. In de overleveringen kreeg Karel de Grote de belangrijkste rol toegedicht. Aan hem werden immers de latere wetten en de Friese vrijheid toegeschreven die van toepassing waren op Groot-Friesland, in feite een verzameling van autonome staatjes tussen Vlie en Weser. Even legendarisch is de invloed van de Noormannen rond het jaar 1000. In de bronnen zijn verschillende verwijzingen naar Vikinginvallen te vinden en de heiligen Waifridus en Radfridus zouden volgens hun latere levensbeschrijvingen het slachtoffer van Noorse invallers zijn geweest. De aan hen gewijde kerk en kapel te Bedum waren tot aan de Reformatie doel van bedevaartgangers. Een lappendeken van staatjes De verbinding tussen stad en platteland lijkt in weinig provincies zo nauw te zijn als in Groningen. De provincie draagt de naam van haar hoofdstad, die als een spin in een web van (spoor)wegen en kanalen ligt. Toch is dit gebied pas in de 19de eeuw als eenheid gaan functioneren. Vanaf de 16de eeuw bestond weliswaar een gewest onder de naam Stad en Lande, maar de stad Groningen en de Ommelanden die dit gewest vormden, stonden – zoals deze naam al aangeeft – als twee samenstellende delen naast en, nog vaker, tegenover elkaar. \TO& de vorming van het gewest was de versnippering nog groter. Tot 1559, toen de bisschoppelijke herindeling zijn beslag kreeg, viel het gebied onder drie verschillende bisdommen: het Gorecht met de stad Groningen onder de bisschop van Utrecht, Westerwolde onder die van Osnabruck en de rest van het gebied met het Friese Achtkarspelen (aan de westzijde van de Lauwers) onder die van Munster. Op wereldlijk gebied waren de stad Groningen en het Gorecht in de middeleeuwen eveneens onderworpen aan het gezag van de bisschop van Utrecht, Westerwolde aan dat van de bisschop van Munster, terwijl de Friese landen tot de 12de eeuw te maken hadden met het grafelijk gezag van ver weg zetelende landsheren; in de praktijk hebben deze hun invloed nauwelijks doen gelden. Het platteland vormde ook in bestuurlijk-juridisch opzicht een lappendeken, met de souvereine gebieden Hunsingo (Marne, Middag, Halfambt, Oosterambt, Ubbega, Innersdijk), Fivelingo (Westerambt, Oosterambt en Duurswold), Humsterland, Langewold, Vredewold, Klei- Oldambt, Wold-Oldambt en Reiderland. Deze indeling wisselde sterk in de loop van de tijd, al naar gelang centraliserende of decentraliserende krachten de overhand hadden. De provinciegrenzen zijn pas in de late middeleeuwen ontstaan, evenals de idee dat men tot een gewest behoorde. De ligging van de stad Groningen op de floordelijke punt van de Hondsrug geeft al aan dat haar geografische orientatie oorspronkelijk zuidwaarts was. Vrij laat, pas in 1192, werd het eerste inheemse klooster op Groninger grond gesticht: de cistercienzerabdij Aduard. In de eeuw daarna volgde een groot aantal stichtingen, waarvan de benedictijnerabdij te Selwerd en het premonstratenzerklooster Bloemhof te Wittewierum wel de bekendste waren. Naast deze drie Orden kregen ook johannieters, kruisheren, franciscanen, dominicanen en augustijner heremieten vestigingen. De meeste van deze Kaart van Stad en Ommelanden die de situatie weergeeft aan het eind van de 17de eeuw. De open verbinding van Groningen via het Reitdiep ('t Loopen Diep) met de zee is duidelijk zichtbaar, evenals de uitgestrekte veengebieden in het zuidoosten 14 HISTORIE kloosters speelden een coOrdinerende rol bij de ontwikkeling van waterstaat, bestuur en rechtspraak, hetgeen niet in de laatste plaats hun eigen welvaart ten goede kwam. Ten tijde van de Reformatie was ongeveer een kwart van de cultuurgrond in het gewest in eigendom van de verschillende Groninger kloosters, waarvan Aduard verreweg het rijkste was. Daarbij zijn nog niet eens de bezittingen van de kerken en de bezittingen van kloosters buiten Groningen meegeteld. Met name in de hoge middeleeuwen leidde de relatief hoge bevolkingsdichtheid – in de vruchtbare kleistreken geconcentreerd rond dorpswierden – tot een groot aantal kerkstichtingen. Het gebied van de huidige provincie kende aan het einde van de middeleeuwen zo'n 180 parochies. Na de Reformatie werden vele kleinere parochies samengevoegd en kerken gesloopt. In de meeste gevallen werd het initiatief tot een kerkstichting door de lokale bevolking genomen, die daarmee ook het recht kreeg tot benoeming van de kerkelijke functionarissen: pastoors, later predikanten, kosters, schoolmeesters en dergelijke. Tot in de 19de eeuw bleef dit zogeheten collatierecht grotendeels bij particulieren. Vanouds kende het gewest slechts een tot voile ontwikkeling gekomen stad, die in later tijd haar naam deed hechten aan het gehele gewest en daarbinnen ook kortweg als `Stad' bekend staat. De stad Appingedam kwam beduidend later op. Deze werd in 1327 in juridische zin losgemaakt uit het omringende platteland om zich vooral in de 15de eeuw te ontwikkelen. Door politieke verwikkelingen en vooral de tegenwerking van de stad Groningen werd deze ontwikkeling in de 16de eeuw gefrustreerd. De handel werd aan banden gelegd en Appingedam ontsteeg de status van een vlek met beperkte regionale centrumfunctie niet meer. De vestiging van bedelordekloosters in Winsum en Reide duidt erop dat ook deze plaatsen potentie hadden tot een stad uit te groeien maar daarin uiteindelijk niet slaagden. Reide ging ten onder bij de dijkdoorbraken en stormvloeden die aan het eind van de middeleeuwen de Dollard deden ontstaan. Vete en recht Over de sociaal-economische, kerkelijke en politieke verhoudingen zijn wij pas beter ingelicht vanaf de 13 de eeuw. De maatschappij was toen vormgegeven rond de vete als voornaamste rechtsmiddel. Deze geformaliseerde vorm van eigenrichting kon ontstaan bij gebrek aan een overheid die het recht met machtsmiddelen kon handhaven. De vroegere grafelijke organisatie, voor zover die de Friese maatschappij al beinvloed mag hebben, had plaatsgemaakt voor een rechterlijke organisatie vanuit de bevolking zelf, waarbij zeggenschap beperkt was tot diegenen die op grond van hun goederenbezit, status en geboorte volgerechtigd waren. Een speciale positie werd hierbij ingenomen door de adel, hoofdelingen genaamd, die functioneerde als lokale machthebbers en als natuurlijke militaire leiders van familie, dorp of gebied. Het recht was erop gericht de vete te stroomlijnen. Overtrad men de regels, dan liep men het risico de gehele bevolking tegenover zich te vinden. Dat de maatschappelijke structuur vormgegeven was rond de macht waarover een persoon of familie beschikte, uitte zich in de bouw van veel borgen en steenhuizen. Ook ontstonden om die reden verdedigbare kerken, pastorieen en andere gebouwen van geestelijke instellingen. De geestelijkheid trachtte de invloed van de vete te beknotten. Ook de hanzestad Groningen had er belang bij de rechtspraak op `modernere' leest te schoeien. Ten bate van haar positie als handelsstad dienden kooplieden of boeren die producten in de stad op de markt brachten over een vrije toegang te beschikken en moesten schul- den invorderbaar zijn. Door middel van verdragen met de Ommelanden, waarbij beroepsinstanties ingesteld werden en wederzijdse hulp bij executie van vonnissen overeengekomen werd, trachtte de stad de rechtzekerheid te vergroten. Binnen de stad werd recht gesproken volgens het 14de-eeuwse stadboek door de raad en door vertegenwoordigers van de bisschop. Door het graven van het Reitdiep, Schuitendiep en Damsterdiep bevorderde de stad in de late middeleeuwen haar toegankelijkheid ten behoeve van de handel. In het gebied tussen Eems en Lauwers maakte de vetemaatschappij omstreeks 1400 plaats voor het primaat van rechtsprekende organen en personen. Deze ontwikkeling was vooral het gevolg van de schaalvergroting van lokale partijtwisten. Toen verschillende groepen aansluiting zochten bij landsheren van buiten het gebied, zoals bij de graaf van Holland, de graaf van Gelre en de Oostfriese hoofdelingen, bleek de zelfregulerende werking van de vete niet opgewassen tegen deze nieuwe krachten. Een korte tweepartijenstrijd in Groningen en Ommelanden – in de latere literatuur naar de Westerlauwerse partijen algemeen aangeduid als de strijd tussen Schieringers en Vetkopers – werd in 1421 beeindigd met een verzoening, die tevens het einde van de vetemaatschappij in de Ommelanden markeerde. Na enkele mislukte pogingen van Oostfriese hoofdelingen om hun macht tot de Ommelanden uit te breiden, keerde de rust weer terug. De wording van Stad en Lande Voor zover in de rest van de 15de eeuw strijd geleverd werd, betrof dat de onderwerping van enkele machtige hoofdelingen in het Oldambt (Gockinga en Houwerda) en Westerwolde (Addinga). De vrede tussen de stad Groningen en de overige Ommelanden werd door middel HISTORIE van verbonden bewaard. De eeuw kenmerkte zich door economische voorspoed. De stad ontwikkelde zich in korte tijd tot een stadsstaat die haar zeggenschap deed Belden over het Oldambt en het Gorecht, alsmede in Oostergo met behulp van kasteleins, ambtmannen en drosten. Het gezag van de Utrechtse bisschop werd niet langer erkend. Groningen beschouwde zich als vrije hoofdstad van Friesland tussen Vlie en Eems. De schijnbaar onaantastbare positie van de stad in Friesland leidde tot een reactie. In het nauw gedreven door de Vetkopers en de hen gunstig gezinde stad Groningen, zochten de Friese Schieringers steun bij een buitenlandse vorst: hertog Albrecht van Saksen, die zich door de keizer met de Friese landen liet belenen. Nadat deze Friesland onder zijn heerschappij gebracht had, trok hij in 1498 de Lauwers over. Hij en, na zijn flood in 1500, zijn zonen slaagden er niet in de stad Groningen onder hun macht te brengen, merle doordat andere buitenlandse vorsten zich in de strijd mengden. Noodgedwongen nam de stad Groningen in 1506 graaf Edzard van Oost-Friesland als landsheer aan. Toen diens positie in het machtsspel achteruitging, stelde de stad zich in 1514 onder de heerschappij van hertog Karel van Gelre om zich tegen de Saksische hertog te weer te kunnen stellen. In 1521 werd de Gelderse hertog ook als heer van de Ommelanden gehuldigd. In 1536 werd, zoals wij nu weten, de staatkundige positie van Groningen en Ommelanden definitief verbonden aan de meeste andere gewesten die het huidige Nederland vormen: Karel V werd als nieuwe heer binnengehaald. In plaats van de bedreigingen door vreemde landsheren trail nu de strijd tussen de Ommelanden en de stad Groningen op de voorgrond. Inzet van de strijd waren vooral het stapelrecht – het gedwongen in de stad Groningen op de markt brengen van Ommelander producten -, de rechtsmacht van de door de stad gevormde hoofdmannenkamer en de positie van Appingedam. In 1575 werd het in 1482 gesloten verbond tussen Groningen en de Ommelanden door de laatste opgezegd. Andere ontwikkelingen overschaduwden deze actie. In 1566 had op verschillende plaatsen de Beeldenstorm gewoed en in 1568 deed Lodewijk van Nassau een inval in het gewest. De komst van Alva en de instelling van de Bloedraad polariseerden de tegenstellingen tussen Staatsen Spaansgezinden, protestanten en katholieken, Ommelanden en Stad. De Pacificatie van Gent (1576) en het verdwijnen van de Spaanse troepen uit de stad (1577) – bij de feestelijkheden brandde de top van de Martinitoren af– leken tot enige ontspanning te Leiden. In 1579 tekenden de Ommelanden de Unie van Utrecht, waaraan de stad Groningen overigens niet deelnam. De verhouding tussen Stad en Ommelanden polariseerde nog order toen in 1580 de stadhouder Rennenberg door een coup de stad weer in Spaanse handen bracht. Aan de daaropvolgende strijd, die voornamelijk rond de vele yestingen werd uitgevochten, kwam definitief een einde met de verovering van de stad door Maurits in 1594. De stad werd alsnog gedwongen met de Ommelanden verenigd in het gewest Stad en Lande onder de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Na de Reductie De eerste helft van de Gouden Eeuw vormde voor Stad en Lande een periode van economische bloei. De voormalige kloostergoederen vielen toe aan de Provincie, die daarmee verreweg de grootste landeigenaar werd. Dit had tot gevolg dat zij sterk bijdroeg aan de ontwikkeling van het Groninger beklemrecht, een vorm van pacht waarbij de pachter (meier) eigenaar was van de gebouwen en opstallen. Door het beklemrecht, dat ook voor de landerijen van andere eigenaars gelding kreeg, was het zowel voor de landheer als voor de pachter onvoordelig om de beklemming op te zeggen, wat de continuiteit van de exploitatie bevorderde en de grondprijzen deed dalen. Verder werd Noord-Nederland niet langer geteisterd door oorlogsgeweld, waardoor de handel kon opbloeien. De belastingen en accijnzen konden efficienter geheven worden en worden aangewend om de waterwegen te verbeteren. Op het platteland werd de welvaart zichtbaar door de oprichting en verbouwing van vele borgen ten behoeve van het woongenot. De vroeger zo belangrijke verdedigbaarheid van de stenen huizen was door de veranderde maatschappijstructuur en ontwikkeling van militaire technieken overbodig geworden. Op enkele na zijn alle borgen in de daaropvolgende eeuwen gesloopt of verbouwd tot boerderij. Het cultuurareaal van de provincie werd vanaf de middeleeuwen uitgebreid door inpolderingen en bedijkingen van delen van de Lauwerszee, de Dollard en de Waddenzee en door vervening van het zuidelijk Westerkwartier. Ook de systematische vervening van de Veenkolonien ten zuidoosten van de Stad leidde vanaf de 17de eeuw tot een grote uitbreiding van het cultuurland in de provincie en daaraan gepaard gaande bevolkingsgroei. Aan het einde van de 18de eeuw waren de agglomeraties Veendam-Wildervank, de beide Pekela's en Hoogezand-Sappemeer na de stad Groningen de grootste bevolkingscentra van het gewest. In 1619 kocht de Stad de heerlijkheid Westerwolde, waarmee haar positie in het oosten van het gewest vergroot werd. De pogingen van het Oldambt om zich met steun van de Ommelanden aan de greep van Groningen te ontworstelen, mislukten. Zelf werd de stad rond 1660 geplaagd door interne onrust. De gilden waren ontevre STIJL EN VERSCHIJNINGSVORM Inleiding Elk gebouw heeft een eigen vorm, indeling en decoratie en is op een bepaalde wijze geconstrueerd met de beschikbare bouwmaterialen. Al die elementen zijn in de loop der tijd aan verandering onderhevig geweest. Als vingerafdrukken van hun tijd tonen ze gezamenlijk een architectonische ontwikkeling, waarin smaak en functie, ofwel stijl en verschijningsvorm bepalend zijn. Gezien de nadruk op de bestaande cultuurhistorische waarden ontbreekt helaas hier de ruimte om deze ontwikkeling meer dan oppervlakkig met de achterliggende architectuurtheorie in verband te brengen. Dateren en benoemen van een stijl is makkelijker dan het verklaren van de achterliggende ontwikkeling. Over de naamgeving van de stijlen valt op details te twisten. Wij hebben gekozen voor een consistente naamgeving conform Botrzystijlen in Nederland (1040-1940). Twee van de drie daar genoemde begrippenparen verdienen hier kort de aandacht: intentie en verwatering. Vormen zijn slechts zelden louter decoratie. Niet altijd kan achteraf de juiste betekenis achterhaald worden, maar veel vormcombinaties zijn bewust met een bepaalde betekenis toegepast. Verwatering treedt op als het uitdrukkingsmiddel sleets wordt. Parallel aan de bovenstroom met toparchitectuur bestaat een soberder onderstroom. Het verschil wordt veelal bepaald door de financiele middelen die, indien ruim voorhanden, tot stijlzuivere architectuur leiden en anders tot gebouwen met stilistische invloeden of ontwerpen waarin slechts details in stijl aanwijsbaar zijn. De trendsettende bovenstroom krijgt in dit boek ruime aan dacht, maar de trendvolgende onderstroom wordt niet vergeten. Immers, het gros van de gebouwde omgeving behoort tot deze laatste categorie. Romaans, romano-gotiek en gotiek Uit het eerste millennium van onze jaartelling zijn nagenoeg geen zichtbare resten bewaard. De oudste kerken werden in tufsteen opgetrokken, zoals te Leermens waarvan het schip rond 1000 tot stand is gekomen. Het tufstenen schip van de kerken van Holwierde en Leens stamt uit het einde van de 11 de eeuw. Uit de 12de eeuw dateren de tufstenen schipmuren te Baflo, Usquert, Zuidhorn, Siddeburen en Niekerk. Aan de tufstenen toren van Zuidwolde (rond 1200) zijn de voor het romaans kenmerkende rondbogen en rondboogfriezen goed zichtbaar. De tufstenen torens van Bedum (mogelijk nog middenllde- eeuws) en Doezum hebben beide een zogeheten gereduceerd westwerk; een toren met zijruimten en op de verdieping een kapel die in open verbinding met het schip staat. Vergelijkbaar, maar in baksteen uitgevoerd, is de toren te Bierum (eerste kwart 13de eeuw). Vereenvoudigde varianten zijn te vinden te Oostum en Marsum. De eerste geheel bakstenen kerken in Groningen ontstonden in het tweede kwart van de 13 de eeuw. Goede voorbeelden zijn de kerken van Oosterwijtwerd en Eenum. Vergelijkbaar, maar uit het begin van de 14de eeuw, is de romaanse zaalkerk met smaller, halfrond gesloten koor te Marsum. Een smaller, rechthoekig koor hebben de kerken van Tolbert en Hoogkerk uit de eerste heeft van de 13 de eeuw. Uit dezelfde tijd stammen het vijfzijdig gesloten koor van de kerk van Marum en de kerken te Nuis en Niehove. De meeste van deze kerken staan in het Westerkwartier. Vooral op het Hogeland verrezen vanaf 1240 kerken met kenmerken van de romano-gotiek, zoals een recht gesloten koor, een rijke muurgeleding en meloenvormige koepelgewelven (meloengewelven). Omdat toen in dit gebied de invloed van de bisschop van Munster toenam, spreekt men wel over Westfaalse' koepelgewelven. Het vroegste voorbeeld is het rond 1240 gebouwde, vierkante koor van de kerk te Leermens. In zijn eenvoudigste vorm leidde de toepassing van meloengewelven in de 13 de eeuw tot de bouw van kerken van drie traveeen, waarvan een travee als koor client. In feite is het de eenvoudigste variant van het romaanse gebonden stelsel, die hier wordt bepaald door de vierkante plattegrond van de meloengewelven. Deze indeling komt uitwendig duidelijk in de gevelgeleding tot uiting. De best bewaarde voorbeelden zijn: Krewerd, Westeremden, Ulrum en Opwierde (bij Appingedam). Vier en meer traveeen hebben onder meer de kerken te Den Andel, Ten Boer en Winschoten. Westerwijtwerd, Zandeweer en Huizinge vertonen nog een aparte sterke onderlinge overeenkomst, maar de laatstgenoemde kerk heeft geen rechtgesloten koor, maar een STIJL EN VERSCHIJNINGSVORM plannen van A.J. Sanders en de openbare leeszaal te Appingedam (1911). Rationalistische kenmerken bezit ook een groep Gereformeerde kerken. Daarvan is de belangrijkste de Zuiderkerk te Groningen (1900), naar plannen van Tj. Kuipers en Y. van der Veen. Zij ontwierpen in dezelfde stall ook de synagoge (1905), waarbij naast rationalistische elementen tevens orientaliserende vormen zijn toegepast. Van der Veen gebruikte de Zuiderkerk als model voor de kerk van Spijk (1905); ook zijn kerken te Garrelsweer (1908), Schildwolde (1911) en Siddeburen (1912) lijken sterk op elkaar. De kerk te Winschoten (J. van Lenning, 1901) diende aannemer C. Linzel als voorbeeld voor die van Sappemeer (1904) en Stadskanaal (1908). Krachtiger van vorm is weer het ontwerp van de Gereformeerde kerk te Wildervank (Tj. Kuipers, 1910). Als reactie op jugendstil en rationalisme ontstond een stroming die wordt aangeduid als herorientatie of nieuwe historiserende stijl. In de vormgeving sloot deze aan bij de internationale traditie van barok en classicisme. Ze kende vooral haar toepassing bij kantoorpanden, villa's en landhuizen en er zijn onder meer Engelse en Duitse invloeden in te onderscheiden. De Engelse invloed staat bekend als cottagestijl en de Duitse als 'Um 1800'-stijl. Voorbeelden van cottagestijl zijn Hoofdstraat 33 te Leens (1912), naar plannen van T Reitsema, en het bouwhuis te Veendam (1918). Voorbeelden van 'Um 1800'-stijl zijn de villa's Buitenwoelkade (Veendam, 1911), Ithaca (Loppersum, 1915) en Nijverheidskade 91 (Wildervank, 1911), de laatste van de hand van J. Siccama. Te Veendam zijn de Rijks Hogere Burger School (1910, J.A.W. Vrijman) en de MULO-school (1915, J. Stuivinga) in deze statige stijl gebouwd. Voorbeelden van de Hollands-classicistische variant van de 'Um 1800' stijl zijn het Chemisch Laboratorium (Groningen, 1910) en Huize de Kempenaar (Haren, 1910). Expressionisme, functionalisme en traditionalisme Na de Eerste Wereldoorlog werd vooral in Amsterdam volkswoningbouw gerealiseerd in een expressieve baksteenarchitectuur, waarin de structuur van de hoofdvorm voorop stond. De hieruit voortvloeiende stijl staat bekend als expressionisme, maar wordt ook Amsterdamse School genoemd. In Groningen werd relatief veel in deze stijl gebouwd. De Rijks Hogere Burger School te Ter Apel (1924, G. Westerhout) is hier een goed voorbeeld van, evenals het kantoor van Gemeentewerken te Groningen (1928, S.J. Bouma). Woonhuizen in zeer expressieve vormen zijn: Molenweg 18 (Haren, circa 1925), Finhil (Hoogezand, 1934) en Breidablok (Loppersum, 1929), de laatste voor en door de architect T. van Hoorn. Andere voorbeelden zijn het landbouwmechanisatiebedrijf Unicum (Bierum, 1934), naar ontwerp van D.H. Top en de baarhuisjes van de begraafplaatsen te Garsthuizen en Oosterwijtwerd uit 1931. Van de kerken moeten genoemd worden de Gereformeerde kerken te Lutjegast (1922, J. de Haan), Appingedam (1926, E. Reitsma), Oostwold (1930, B. Jager), Kantens (1932, B. Jager), Onderdendam (1932, A. Wiersema) en Westeremden (1934, A. Wiersema). Na 1925 werden de vormen soberder en ontstond een variant die onder invloed van het werk van W.M. Dudok kubistisch (of zakelijk) expressionisme wordt genoemd. Hier springen scholen het meest in het oog; te Groningen de Hendrik Westerschool (1927) en de Rabenhauptschool (1928), beide naar plannen van S.J. Bouma, en te Delfzijl de zeevaartschool (1934, C.C.J. Welleman). Andere voorbeelden zijn de villa Omnia Vanitas (Wildervank, 1937) en de door W. Reitsema ontworpen woonhuizen te Zuidhorn (circa 1933) en Aduard (1936). Te Groningen ontwierp E. Reitsma in 1928 de dubbele villa's (Nassaulaan 4-6), waarna hij te Haren voor zichzelf een sterk vergelijkbaar woonhuis liet bouwen (Rijksstraatweg 342). Een volledig gebouw in art deco-stifl is het kantoorgebouw van de Groninger bank te Groningen (1917, J.G. en A.D.N. van Gendt). Tussen 1920 en 1935 ontstond de internationale moderne stijl, in Nederland bekend onder de naam het Nieuwe Bouwen, ook wel Nieuwe Zakelijkheid of functionalisme genoemd. Het meest karakteristieke voorbeeld is wel de Nijverheidsschool te Groningen, met haar kenmerkende wit gepleisterde wanden, platte daken en doorlopende stalen vensters. Deze werd in 1922-'23 opgetrokken naar plannen van L.C. van der Vlugt en constructeur J.G. Wiebenga. Andere voorbeelden zijn de villa Linea Recta (Zuidhorn, 1924) en het dubbele woonhuis U. Wilkenstraat 15-17 (Veendam, 1933). Zeer karakteristiek met gepleisterde rechthoekige bouwvolumes is de villa Dr. P. van Dijkstraat 4 te Winschoten (1936, H.P.C. de Haan). Als tegenhanger van het modernisme ontstond eveneens in de jaren twintig het traditionalisme, ook wel bekend als de Delftse School. Niet de strakke lijnen en het platte dak, maar de vaderlandse baksteenbouw en het hoogopgaande dak stonden centraal. Op de grens van beide stijlen staat de woning met atelier Oosterstraat 58 (Warffum) ontworpen in 1930 met moderne en traditionele elementen door Job Hansen voor kunstschilder Ekke Kleima. De villaboerderij Oudelaan (Wadwerd) met hoogopgaand dak en twee erkers werd in 1924 gebouwd naar ontwerp van C. de Groot. Ook de villa De Gast 16 (Zuidhorn, 1938) is een goed voorbeeld van traditionalisme. Van de kerken noemen we de (Geref.) Goede Herderkerk te STIJL EN VERSCHIJNINGSVORM Copijn gereconstrueerd. Ook de tuinen bij Verhildersum (Leens), de Ennemaborg (Midwolda) en Rusthoven (Wirdum) zijn recentelijk gerenoveerd. Het mooiste park is dat van de Fraeylemaborg te Slochteren, oorspronkelijk kort na 1691 in formele Franse stijl aangelegd met zowel aan voor- als achterzijde een centrale zichtas. In het park zijn rond 1781 al enkele partijen aangelegd in vroege landschapsstijl, een Engels beinvloede tuinstijl die een geidealiseerd natuurlijk landschap nabootste. Rond 1820 werd het geheel naar plannen van L.P. Roodbaard omgevormd in rijpe landschapsstijl met hoogteverschillen, boomgroepen, slingerpaden en serpentinevijvers. Ook het park van Huis Ekenstein (Tjamsweer) kreeg in 1827 een aanleg in deze stijl door Roodbaard. Andere voorbeelden van rijpe landschapsstijl zijn te vinden bij huis Welgelegen (Glimmen, 1853) en de Buitenwerf (Winschoten, 1872). De tuin van de buitenplaats Groenestein (Groningen) werd in 1871 aangelegd naar plannen van H. Copijn. Tot de late landschapsstijl behoort de tuin van Hoofdstraat West 70 (Winsum) uit 1911. Deze stiji was tevens geschikt voor het omvormen van oude vestingwerken, zoals te Groningen het Sterrebos (1882), naar plannen van L.P. Zocher, en het Noorderplantsoen (1882), door H. Copijn. Het Stadspark (1913) te Groningen, naar ontwerp van L.A. Springer en J.A. Mulock Houwer, kreeg ook recreatieve elementen, zoals sportvelden en een ren- en drafbaan. Een gemengde tuinstijl hebben het Hertenkamp te Veendam (circa 1916) en het naar plannen van J. Vroom jr. aangelegde Julianapark te Stadskanaal (1922). Een fraaie tuinaanleg is ook te vinden op de begraafplaatsen van onder meer Veendam, Winschoten, Finsterwolde en Groningen (Esserveld, 1924). Ook kept de provincie Groningen een aantal tuindorpen: de Halmbuurt (1914) en de Suikerbuurt (1919) te Hoogkerk, het Ago-dorp te Ter Apel (1915), De Hoogte te Groningen (1917) en het tuindorp te Onnen (1920), de laatste naar ontwerp van J. Vroom jr. De boerentuinen bevatten vanouds praktische onderdelen als een windkering (of mantel), een gracht (drinkwater voor het vee), een boomgaard (of appelhof), een moestuin en een bleekveld. De voortuin kreeg veelal een vormgeving in een (Groningse) landschappelijke stijl. Tot de oudste behoren die van Poortweg 1 te Nieuweschans (1857) met vijver en heuvel en die van R. Abdenaweg 1 te Midwolda (1858). Tot de tweede periode, gekenmerkt door mozakkperken, behoren Huningaweg 15 (1890) en Goldhoorn 33 (1894), beide te Oostwold, en Hoofdweg 165 te Bellingwolde (1895). Veel van de boerentuinen uit de jongste groep, herkenbaar aan een losser padenverloop, heestergroepen en vijverpartijen, werden ontworpen door J. Vroom sr. Voorbeelden zijn te vinden bij: de Meiborg te Scheemda (1912), de tuin bij het woonhuis Verlengde Hoofdweg 3 (1913) en de Ebelsheerd (1914) beide te Nieuw Beerta, en verder bij Goldhoorn 33 (1915) te Finsterwolde en Hereweg 118 te Meeden. Gebouwtypen Naast een onderscheid in bouwstijlen bestaat er ook een functionele differentiatie in gebouwtypen. Gebouwen met een godsdienstige of woonfunctie zijn van alle tijden en kwamen al aan de orde. De bouwkundige weerslag van de agrarische functie is dermate streekgebonden dat ze bij de regio's behandeld wordt. Wat blijft is de functionele differentiatie bij openbare gebouwen, bijzondere bouwsels en bedrijfsgebouwen. Van de oudste gebouwen voor het openbaar bestuur resteren de stadhuizen van Appingedam (1630) en Groningen (1810), evenals een van de beide rechthuizen van Westerwolde, namelijk die te Bellingwolde (1643). Andere rechthuizen staan te Slochteren, Westeremden (beide 17de eeuw) en Onderdendam (1804). Bij de raadhuizen (gemeentehuizen) is het kenmerkend dat ze veelal in eerste instantie onderdak vonden in hotels. Zo hebben Grootegast, Loppersum en Bedum nog steeds hun 'hotel gemeentehuis'. In de perioden 1906-'11 (Winsum, Kan- tens en Ten Boer) en 1924-'29 (Loppersum, Midwolda en Nieuwolda) verrezen vele nieuwe raadhuizen In de 17de eeuw was al tegen de kerk in Zeerijp een schooltje gebouwd, maar pas na de onderwijswet van 1806 kreeg het onderwijs zijn eerste eigen gebouwen. Vroege voorbeelden zijn die in Sint-Annen uit 1806 (verbouwd 1890) en te Uithuizen (1822). Het Schoolbesluit van 1880 en de Leerplichtwet van 1901 leidden tot nieuwe impulsen in de scholenbouw, zoals te zien te Winsum (1883), Harkstede (1884), Warffum (1887) en Ten Post (1907). Vooral de Schoolwet van 1920 gaf aanleiding tot de bouw van een groot aantal scholen; confessionele te Bierum (1921) en Thesinge (1921) en rijk uitgevoerde openbare te Haren aan de Waterhuizerweg (1922) en de Kerkstraat (1927). In de Stad verrezen enkele fraaie scholen waaronder de Simon van Hasselt- school (1926) en de Hendrik Westerschool (1927). Na de invoering van de Wet op het hoger onderwijs in 1863 kwamen de eerste Hogere Burger Scholen tot stand. In de Stad bouwde men er in korte tijd twee (1864 en 1868). Het mooiste voorbeeld is echter die te Sappemeer (1868), later het dr. Aletta Jacobslyceum genoemd naar haar belangrijkste leerlinge. Andere openbare gebouwen zijn de gerechtsgebouwen te Appingedam (1844), Zuidhorn (1882) en Zuidbroek (1882) en de belastingkantoren te Zuidhorn (omstreeks 1920) en Winschoten (1922). Kenmerkend zijn ook de marechausseekazernes te Nieuweschans (1918), Belling REGIO'S INLEIDING Op grond van zijn fysisch-geografische gesteldheid kan Groningen grofweg in drieeen verdeeld worden; zeeklei in het noorden, voormalige veengebieden in het zuidoosten en zandgronden ten zuiden van de stad Groningen. In de voorlaatste ijstijd van het Pleistoceen (het Saalien) baanden uit Scandinavia afkomstige lobben landijs zich een weg door Noord-Nederland. Het meegevoerde zand, leem en keien (keileem), vermengde zich met de bestaande ondergrond en werd opgestuwd tot langgerekte heuvels of stuwwallen. Dit leidde tot de vorming van de langgerekte Hondsrug. Kleinere ruggen onstonden bij het latere Noord- en Zuidhorn, maar ook bij Schildwolde, Noord- en Zuidbroek en de gebieden rond Winschoten en Onstwedde. Bij het smelten van het ijs vormde zich een brede smeltwaterrivier: de Oer-Hunze. Deze vloeide aan de oostzijde van de Hondsrug in noordwestelijke richting. Arctische winden zorgden in de laatste ijstijd (het Weichselien) voor de vorming van dekzanden tussen de stuwwallen, wat uiteindelijk leidde tot een naar de Noordzee athellend, zwak golvend landschap. Na de ijstijden – in het Holoceen – ontstonden in de lagere gedeelten, waar het water door het keileem slecht weg kon, omvangrijke aaneengesloten hoogveengebieden. Met de geleidelijke stijging van zeespiegel werd in het lager gelegen noordelijke deel van de provincie het veen weggeslagen en bier kwam een kweldergordel met jongere zeeklei tot ontwikkeling. Bij de benedenlopen van de Lauwers, Hunze, Fivel en Eems ontstonden zeeboezems bestaande uit zand met daarop een laag klei en een randgebied van veen met een kleidek. Vanaf de 13 de eeuw werd de noordwestelijke kweldergordel door dijken aan banden werd gelegd. In het Eem- en Dollardgebied geschiedde dit pas na de grootste uitbreiding, door de Cosmas- en Damianusvloed in 1509. Gaandeweg werden niet alleen de zeeboezems maar ook het noordelijke waddengebied steeds verder ingepolderd. Bodemgesteldheid en menselijk ingrijpen hebben geleid tot een gevarieerd cultuurlandschap. Bij de bespreking hiervan wordt gebruik gemaakt van de gangbare indeling van de provincie Groningen in een aantal regio's die elk naast algemene overeenkomsten ook een eigen karakteristiek hebben. Begonnen wordt met de grootste regio, het Hogeland. Daarbij ligt de nadruk op de ontwikkeling van het wierden- en dijkenlandschap. Vervolgens zal aandacht worden geschonken aan Gorecht, met de stad Groningen als belangrijkste nederzetting. Hier wordt ook plaats ingeruimd voor een behandeling van de infrastructuur. Bij de bespreking van het Oldambt zal de agrarische ontwikkeling kort aan de orde komen, gekoppeld aan een bespreking van de verschillende Groninger boerderijtypen. Bij de behandeling van de ontginningen in de Veenkolonien zullen tevens de Groninger nijverheid en industrie belicht worden. Na de bespreking van het Westerkw artier komt bij de afsluitende regio Westerwolde tevens de ontwikkeling van de verdedigingswerken aan de orde. HOGELAND De grootste regio van Groningen is het in het noorden van de provincie gelegen Hogeland, dat van ouds bestond uit Hunsingo in het westen, Fivelingo in het oosten en Duurswold in het zuidoosten. De streek maakt deel uit van een zich langs de gehele kuststrook van Noord-Holland tot Denemarken uitstrekkend waddengebied met aangrenzende kweldergordel. Het gebied wordt gekenmerkt door vele honderden terpen, of wierden zoals ze in Groningen genoemd worden. Kwelders en wierden Waar de naar het noorden aflopende pleistocene zandbodem de branding ontmoette, vormden zich zandruggen. De toppen daarvan werden gaandeweg opgehoogd door duinvorming en groeiden uiteindelijk uit tot de huidige waddeneilanden, waaronder Rottumeroog. Verder landinwaarts kwam een brede kweldergordel tot ontwikkeling, waarvan de vorming in belangrijke mate werd bepaald door perioden waarin de zee opdrong en er veel klei en zand werd afgezet, de zogeheten transgressiefasen. Deze werden gevolgd door regressiefasen waarin de zee zich weer wat terugtrok. REGIO'S genoemd. Oostelijk van Sauwerd is deze verkaveling nog goed zichtbaar. Het Duurswold werd ontgonnen vanuit de wierden ten noorden van het Damsterdiep en vanuit het zuiden vanaf de zandrug Siddeburen-Slochteren. Door de inklink was ook hier een leidijk nodig, de Graauwedijk genoemd. Deze is nog voor een deel zichtbaar bij Overschild. De belangrijkste zandrug lag aan de zuidrand van de Woldstreek (Duurswold). Vanaf de 11 de eeuw werd deze zandrug permanent bewoond en ontstond hier wat wel de `Zeven Wolden' genoemd wordt; een lange aaneenschakeling van de zeven streekdorpen Harkstede, Scharmer, Kolham, Slochteren, Schildwolde, Helium en Siddeburen. Het nabijgelegen ontgonnen drassige land was in eerste instantie enkel geschikt voor veeteelt. De afwatering van dit gebied werd aanmerkelijk verbeterd door de aanleg van het in 1869-'71 gegraven Afwateringskanaal van Duurswold. Grondverbetering, niet in het minst door het opbrengen van wierdegrond, maakte het gebied vanaf eind 19de eeuw ook geschikt voor akkerbouw. GORECHT Het gebied rondom en ten zuidoosten van de stad Groningen wordt Gorecht genoemd en bestaat uit twee delen; Go, het Groninger deel van de Hondsrug, en het Wold, het aangrenzende veengebied. Stad, zand en veen Het Groninger deel van de Hondsrug werd al rond 2500 voor Christus bewoond, getuigde het nog in Groningen bestaande hunebed op de Noordlaarderes, ten westen van Noordlaren. Ook op de Glimmeres zijn resten van twee hunebedden gevonden. De aanwezige open plekken op de hogere arme zandgronden werden pas vanaf 700 na Christus opnieuw in cultuur genomen. Geleidelijk werd dit bouwland uitgebreid door het kappen van meer bos, waardoor aaneengesloten complexen bouwland ontstonden, de zogeheten essen. Door intensiever grondgebruik was extra bemesting noodzakelijk. Op de akkers werd regelmatig een mengsel van mest en heideplaggen opgebracht. De agrarische bebouwing groepeerde zich in esdorpen of esgehuchten. Deze worden gekenmerkt door een wijdmazig net van straten en paden met daartussen boerderijen op ruime erven; de kerk bevindt zich veelal aan de rand van het dorp. Het Groninger deel van de Hondsrug bestaat uit een hoofdrug met daarop de esdorpen Haren, Harenermolen en Glimmen en een parallel lopende rug met daarop Essen, Felland, Onnen en Noordlaren. Met uitzondering van Noordlaren zijn de grotere esdorpen alle later uitgegroeid tot forenzendorpen. Bij de noordelijke uitloper van de Hondsrug kwamen twee riviertjes samen; de aan de oostzijde van de Hondsrug stromende Hunze en de Drentse A, die langs de westflank van de Hondsrug liep. Gezamenlijk stroomden de beide riviertjes verder als Reitdiep. De Jigging van het esdorp Groningen, op de grens met meer vruchtbare veen- en kleigronden en vooral aan de open verbinding met de Noordzee via het Reitdiep vormde de basis voor de ontwikkeling tot een machtig marktcentrum. Als een spin in een web is de stad Groningen het geografische en economische middelpunt van de provincie, dat zich in de vorm van een ruime halve cirkel om de stad uitstrekt van De Wilp in het westen tot Ter Apel in het zuidoosten. Ten oosten van de Hondsrug lag het Wold-gedeelte van Gorecht, bestaande uit uitgestrekte veengebieden. Vanaf de 12 de eeuw werd deze vanuit de esdorpen op de Hondsrug ontgonnen. Dit leidde tot een slagenlandschap met opstrekkende verkaveling en een achterkade waarop later streekdorpen ontstonden: Kropswolde, Foxhol, Westerbroek, Engelbert en Middelbert. Aan de westzijde van de Hondsrug lag een klei-op-veengebied, dat voornamelijk in de 19de eeuw werd ontgonnen, waarbij de methode van natte vervening of het slagturven werd gebruikt. De turf werd gebaggerd uit trek- of petgaten en vervolgens to drogen gelegd op de legakkers of ribben daartussenin. Dit heeft geresulteerd in de petgaten Sassenhein, Friescheveen, Paterswolder- en Hoornse meer. Infrastructuur De belangrijke waterwegen leidden alle naar de stad Groningen. Rond 1350 werd in de stad het Schuitendiep gegraven, waarbij de oostelijk langs de stad lopende Hunze om de noordzijde van de oude stad werd geleid, waar ze door middel van spilsluizen en de Noorderhaven met het Reitdiep in verbinding stond. In aansluiting op het Schuitendiep werd in 1424 het Damsterdiep gegraven. De stad kreeg hierdoor een scheepvaartverbinding met de Eems. De omstreeks 1576 gegraven vaarweg naar Friesland werd in 1655-'56 omgevormd tot het Hoendiep. Kort daarvoor, in 1635, verlengde men het Schuitendiep aan de zuidoostelijke zijde en kwam de belangrijke verbinding met het Winschoterdiep tot stand, waariangs de turf uit de Veenkolonien via de stad werd doorgevoerd naar zijn uiteindelijke bestemming. In het midden van de 17de eeuw werden de kanalen en trekwegen verbeterd. Naar het noorden groef men in 1653 het Boterdiep, de verbinding met Bedum die zich verderop bij Onderendam splitste. De oostelijke tak ging naar Middelstum, Kantens en uiteindelijk Uithuizen. De westelijke tak ging door als Winsumerdiep, om voorbij REGIO'S bij de eerste grote ontginningen werd gebruik gemaakt van natuurlijke waterlopen, zoals bij de Pekel Aa, die in 1608 door Feico Aliens Clock werd gekanaliseerd. In 1613 werd vanuit Foxhol het eerste veenontginningskanaal gegraven naar het Sappemeer, dat in 1621 werd drooggelegd. In 1628 bereikte dit kanaal – het latere Winschoterdiep – Zuidbroek. Voor de verdere ontginning van het Oostmoer was het noodzakelijk om de grens tussen Drenthe en Groningen definitief vast te stellen. Dit geschiedde in 1615 door de landmeters Jan Sems en Jan de la Haye. Deze zogeheten Semslinie liep – uitgaande van de Groninger Martinitoren – van Wolfsbarge bij het Zuidlaardermeer tot Ter Haar boven Ter Apel. In 1635 kwam het gehele veengebied in handen van de stad Groningen en ontstonden de eerste veenontginningen, volgens een vooropgesteld plan. Onder leiding van de Stad werden door kolonisten en compagnieen veenontginningskanalen gegraven met dwars daarop wijken. Daarbij hield men rekening met het beoogde gebruik van de uitgeveende gronden voor de landbouw. De bovenste veenlaag (bolster) werd met zand uit de kanalen vermengd en teruggestort. Om die arme laag te verrijken werd ze vermengd met stadsvuil. In de 19de eeuw werd hiervoor wel grond van afgegraven wierden gebruikt gebruikt totdat de komst van kunstmest dit overbodig maakte. Vooral de aardappelteelt was in de Veenkolonien belangrijk. In 1635 kwam de verbinding van de stad Groningen met het Winschoterdiep gereed. Naar het zuiden voltooide men in 1637 aan de westzijde het Kielsterdiep en, halverwege, het Muntendammerdiep. Tussen beide diepen ontstonden de veenontginningen Borgercompagnie (1647) en de Tripscompagnie (1648). In 1647 pachtte Adriaen Geerts Wildervanck stukken hoogveen aan weerszijden van de Oude Ee. Dit gebied werd in 1649 via het Meedenerdiep met de andere kanalen verbonden en kreeg de naam Veendam. De veenontginningen Zuidwending (1650) en Ommelanderwijk (1653) ontstonden als oostelijke takken en in 1659 groef men een zuidelijke tak, waaraan Wildervank kwam te liggen. Nadat in 1763-'64 de venen ten zuidoosten van Wildervanck waren aangekocht door de Stad werd die zuidelijke tak doorgetrokken tot het gehucht Bareveld aan de Semslinie, om vervolgens evenwijdig aan die linie als Stadskanaal verder te gaan. Rond 1760 werd ook een kanaal vanuit Nieuwe Pekela zuidwaarts doorgetrokken tot Boven Pekela. Een verdere verlenging van het Stadskanaal volgde in 1784, toen een brede strook veen van de marke Onstwedde werd gekocht. Pas in 1817 werd de definitieve grens tussen Drenthe en Groningen tussen Stadskanaal en Ter Apel vastgesteld, waarna in 1819 het Stadskanaal met een knik in zuidoostelijke richting werd doorgetrokken tot Musselkanaal. In 1856 werd dit deel van het kanaal verlengd tot Ter Apel, waarna het Oostmoer bijna geheel was verveend. Van de laatste veenont ginningen aan de westzijde, in het gebied Tange-Alteveer, resteert een plaggenhut in het Openluchtmuseum te Arnhem. Nederzettingen De eerste Veenkoloniale nederzettingen, zoals Kiel-Win deweer, bestonden uit een kanaal met aan de kant van de naastgelegen doorgaande weg de meeste bebouwing. Jongere Veenkoloniale dorpen kregen een achterdiep of een dubbel kanalenstelsel. Stadskanaal is een goed voor beeld van een dorp met achterdiep, of boerendiep, waar aan vooral boerderijen lagen. Aan weerszijden van het hoofddiep bevonden zich vooral de woon- en bedrijfs functies en de openbare gebouwen. Ook Veendam had een dergelijke verkaveling. Wildervank is een goed voor beeld van een dubbel kanalenstelsel met de dorpsbebouwing als een eiland in het midden en aan de buitenkant van beide kanalen op regelmatige afstand boerderijen. Na de vervening kregen de Veenkoloniale dorpen een agrarisch karakter, zoals nog zichtbaar is bij Nieuwe Pekela, Tripscompagnie, Borgercompagnie en vooral Kiel-Windeweer. Door de industrialisatie in de tweede helft van de 19de eeuw groeiden Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Stadskanaal en in mindere mate Oude Pekela uit tot regionale centra. Handel en nijverheid De gewonnen turf werd via de stad Groningen doorgevoerd. De Veenkolonien handen de drukstbevaren kanalen van Nederland. Deze binnenvaart leidde tot een belangrijke zeevaart op Holland en Noord-Duitsland en later op Scandinavia, de Baltische landen en Engeland. Op de heenreis vervoerde men turf, aardappelen en graan en op de terugreis hout. De zeevaart was vooral tot de eerste helft van de 19de eeuw van belang. Nog in 1858 was bijna de helft van de Nederlandse koopvaardijvloot afkomstig uit de Groninger Veenkolonien, maar na 1870 ging dit achteruit en werden de vaarten te smal voor de nieuwe, grotere, ijzeren schepen. Rond 1650 ontstonden de eerste scheepswerven in Hoogezand-Sappemeer, Oude Pekela, Veendam en later Wildervank en Stadskanaal waar nog twee scheepswerven voor houten schepen bewaard zijn gebleven. Aileen te Hoogezand-Sappemeer konden scheepsbouwers als Pattje en Van Diepen blijven bestaan, door over te schakelen op de bouw van ijzeren schepen. Daartoe verplaatsten ze hun bedrijven na 1880 naar de Groninger zijde van de Maartenshoekster sluis. 60 REGIO'S lingwolderzijl in de Westerwoldse Aa versterkt (Oude Schans) en Bourtange aangelegd, waardoor de omsingeling van Groningen compleet was. In 1594 viel de stad. Het Twaalfjarig Bestand werd gebruikt om de stad van een nieuwe verdedigingsgordel te voorzien. Ook versterkte men de vestingen aan de oostzijde; Bourtange werd in 1607 en 1645 verder versterkt en ten noorden van Oude Schans kwam in 1628 Nieuweschans tot stand. Na een eerste inval in 1666 volgde in 1672 een nieuwe inval van de troepen van de Munsterse bisschop Bernard van Galen (Bommen Berend'), die zonder Bourtange te kunnen veroveren het beleg voor Groningen sloegen. Door innundaties van het omliggende land kon de aanval enkel geschieden vanaf de smalle, hoger gelegen, Hondsrug. Al na zes weken was de bisschop genoodzaakt het beleg van de stad op te breken. Op de Hondsrug werd vervolgens tussen 1698 en 1730 naar plannen van Menno van Coehoorn de Linie van Helpman aangelegd. Tevens werd Nieuweschans in 1744 van voorwerken voorzien en kreeg Bourtange in 1738-'42 onder meer een natte horizon. Beide schansen gingen aan het eind van de 18de eeuw deel uitmaken van de Eerste Linie van de Eems. Toenemende verdroging van het moeras noopte tot de aanleg van redoutes bij Barnflair (1796) en Lethe bij Bellingwolde (1797), alsmede het voorwerk De Linie bij Bourtange (1796). De linie werd, evenals de vesting Bourtange, in 1851 opgeheven, de vesting Nieuweschans werd in 1870 en de vestingen Groningen en Delfzijl in 1874 opgeheven. De mobilisatie in 1939 leidde tot de bouw van kazematten van het type stekelvarken op de weg naar Duitsland bij Bourtange en bij de brugovergangen in het Ruiten- Aa- en het B.L. Tijdenskanaal. In 1943-'44 bouwden de Duitsers in de omgeving van Delfzijl nog enkele bunkers voor de Stiitzpunktgruppe Delfzijl van de vesting Emden. De laatste bunkers kwamen in 1952-'57 tot stand bij Holwierde als navigatiestation van de Koninklijke Luchtmacht, dat tot 1964 dienst deed. Afb. pag 61: Termunterzijl, sluizen in het Termunterzifidiep STEDEN, DORPEN, MONUMENTEN Groningen, Binnenstad 1 (Herv.) Martinikerk (zie p. 99) 2 (Herv.) Der Aa-kerk (p. 101) 3 Olde Convent of Geestelijk Maagdenhuis (p. 102) 4 (Hem.) Noorder- ofNieuwe kerk (p. 103) 5 Evang. Luth. kerk (p. 103) 6 Doopsgez. kerk (p. 103) 7 Remonstrantse kerk (p. 104) 8 R.K. St.-josephkerk (p. 104) 9 Zuiderkerk (p. 104) 10 klooster De Tuin (p. 104) 11 Synagoge (p. 104) 12 Noorderkerk (Geref. Vrijgemaakt) (p. 105) 13 (Geref.) Oosterkerk (p. 105) 14 Doofstommeninstituut Guyot (p. 105) 15 Provinciehuis en Rijksarchief (p. 105) 16 Ommelanderhuis (p. 106) 17 Corps de garde (p. 107) 18 Goudkantoor (p. 107) 19 Gerechtsgebouw (p. 107) 20 Stadhuis (p. 108) 21 Korenbeurs (p. 108) 22 Gemeentelijk ontvangerskantoor Oude Boteringestraat 19 (p. 109) 23 Stadsschouwburg (p. 109) 24 societeit De Harmonie (p. 109) 25 Groningsch Museum van Oudheden (p. 109) 26 Postkantoor (p. 109) 27 kantoor Gemeentewerken (p. 109) 28 Groninger Museum (p. 110) 29 Academiegebouw (p. 110) 30 Hygienisch Pharmacologisch Laboratorium (p. 111) 31 Pharmaceutisch Laboratorium (p. 111) 32 Botanisch Laboratorium (p. 111) 33 Physisch Laboratorium (p. 111) 34 Mineralogisch-Geologisch Instituut (p. 111) 35 Poortgebouw Academisch Ziekenhuis (p. 111) 36 Fysiologisch Laboratorium (p. 111) 37 Chemisch Laboratorium (p. 111) 38 (eerste) Rijks Hogere Burgerschool (p. 111) 39 (tweede) Rijks Hogere Burgerschool (p. 111) 40 Stedelijk of Praediniusgymnasium (p. 111) 41 Zuiderbewaarschool (p. 111) 42 Westelijke Bewaarschool (p. 111) 43 Openbare lagere school Nieuwe Kijk in't jatstraat 3 (p. 112) 44 Openbare lagere school Radesingel 6 (p. 112) GRONINGEN 45 Chr. Willem Lodewijkgymnasium (p. 112) 46 Ambachtsschool (p. 112) 47 Industrieschool (p. 112) 48 Nijverheidschool (p. 112) 49 Prinsenhof(p. 112) 50 Heilige Geest- of Pelstergasthuis (p. 113) 51 Geertruits- of Pepergasthuis (p. 113) 52 St.-Annen ofMepschegasthuis (p. 114) 53 St. Jacob- en St.-Annagasthuis (p. 114) 54 St.-Anthoniegasthuis (p. 114) 55 Doopsgez. Gasthuis (p. 114) 56 Pieternella-gasthuis (p. 115) 57 Sint-Martinusgasthuis (p. 115) 58 Middengasthuis (p. 115) 59 Remonstrantsch Gasthuis (p. 115) 60 Typografengasthuis (p. 115) 61 Odd Fellowhuis (p. 126) 62 Nuts-Hulpbank (p. 127) 63 agentschap van de Nederlandsche Bank (p. 127) 64 Groninger Crediet- en Handelsbank (p. 128) 65 Julius Oppenheimbank (p. 128) 66 Rotterdamsche Bank (p. 128) 67 Algemeene Groningsche Scheepshypotheek Bank (p.128) 68 Groninger Bank (p. 128) 69 N. Incassobank (p. 128) 70 Friesch-Groningsche Hypotheekbank (p. 128) 71 Nieuwsblad van het Noorden (p. 128) 72 kantoor met hotel-restaurant De Faun (p. 128) 73 cafe De Beurs (p. 128) 74 brouwerij De Sleutel (p. 130) 75 Regulateurshuis ga.sfabriek (p. 130) 76 koffie- en theehandel H. Smith (p.130) 77 meubelmagazijn firma J.A. Huizinga (p. 130) 78 meubelfabriek firma .7.B. Wachters (p. 130) 79 Melkinrichting Stad en Lande (p. 130) 80 Station (p. 130) 81 watertoren Noord (p. 131) 82 Westerhavensluis (p. 131) 83 havenkantoor Noorderhaven 64a (p. 132) 84 Poelebrug (p. 132) 85 Trompbrug (p. 132) 86 Noorderbad (p. 132) 87 bioscoop Grand Theatre (p. 132) 88 Noorderplantsoen (p. 133) dersborg tot stand, in de jaren zestig in het noordwesten gevolgd door de wijken Selwerd, Paddepoel – met ten noorden daarvan het nieuwe universiteitscentrum – en Vinkhuizen. De meest recente wijken liggen verder van de stad, voornamelijk in noordoostelijke richting (Beijum, Lewenborg, De Hunze). De gevechtshandelingen tussen Canadese en Duitse troepen bij de bevrijding van de stad in april 1945 brachten grote schade toe aan de noord- en de oostzijde van de Grote Markt. De wederopbouw van dit gebied, waarvoor M.J. Granpre Moliere (1947) en later de commissie H. van Tijen, H.W. van Boven en A. van der Steur (1950) de nodige plannen maakten, kwam maar ten dele tot stand. De oostwand van de Grote Markt werd tien tot vijftien meter teruggelegd, waardoor vanuit de Oosterstraat goed zicht op de Martinitoren ontstond. Ten westen van het stadhuis werden de Waagstraat en de oostwand van de Guldenstraat niet herbouwd. De daar in 1962 voltooide uitbreiding van het stadhuis naar ontwerp van JJ.M. Vegter is inmiddels vervangen door een woon- en winkelbouwproject naar ontwerp van A. Natalini (1996); hierin is ook het 17de-eeuwse Goudkantoor opgenomen. Een recent bouwproject dat de gemoederen danig bezig heeft gehouden is het opvallende nieuwe Groninger Museum, dat in het begin van de jaren negentig tot stand kwam op een eiland in het Verbindingskanaal. De (Herv.) Martinikerk (Martinikerkhof 1-3) [1] heeft een zeszijdig gesloten koor met kooromgang, een hallenschip met ingebouwd transept, een noordkapel met sacristie en een grote westtoren. De Martinikerk wordt voor het eerst genoemd in 1215. Op de plaats van het huidige gebouw werd echter rond 800 al een kleine houten kerk opgericht, die in de 10de eeuw plaats maakte voor een eenbeukige tufstenen kerk. Deze voorgangers waren mogelijk gewijd aan de heilige Otger. Waarschijnlijk rond 1220 en in ieder geval voor 1245 werd een nieuwe, romano-gotische kerk voltooid. Van die kerk resteren in het huidige gebouw het muurwerk van het transept, de meloenvormige koepelgewelven van het transept en de twee oostelijke gewelfvakken van het middenschip met het aansluitend muurwerk. GRONINGEN bevat 18de-eeuwse interieuronderdelen. Het brede, onderkelderde herenhuis Ossenmarkt 6 met dwars zadeldak tussen topgevels met schoorstenen heeft een statige neoclassicistische lijstgevel uit 1801. Voor de omlijste ingang ligt een brede stoep met natuurstenen banken en ijzeren leuningen. Van een eerdere verbouwing getuigt het jaartal 1722 in de achtergevel, waartegen twee lage kabinetten zijn uitgebouwd. Het interieur bevat zowel 17de-, 18de- als 19deeeuwse onderdelen. De tuinkamer en een zijkamer zijn beide voorzien van een beschilderd plafond. Een vergelijkbare, maar minder harmonische voorgevel heeft Lopende Diep 6. De rond 1800 gebouwde voorgevel van het in de kern oudere huis Po elestraa t 29 heeft prominente natuurstenen hoekblokken en een hoge kroonlijst met daarin lage zoldervensters. Het timpaan – versierd met een arend die een festoen in de snavel draagt – en de consoles zijn uitgevoerd in Lodewijk XVI-vormen. Voorbeelden van kroonlijsten met vergelijkbare consoles zijn Turftorenstraat 7, Herestraat 28-30 en Steentilstraat 38. 19de-eeuwse huizen Het oorspronkelijk waarschijnlijk 18deeeuwse, dwarse eenlaagspand Noorderhaven 15-1 7 heeft bij een verbouwing in het tweede kwart van de 19de eeuw het verhoogde middendeel met open balustrade en de gesloten balustrade langs de rest van de kroonlijst gekregen. Het nu als hotel in gebruik zijnde huis Oude Boteringestraat 43 heeft een 17de-eeuwse kern. Bij een verbouwing in 1837 werd een ernaast gelegen osendrop bij het pand getrokken en kreeg het een nieuwe voorgevel met ramen voorzien van gesneden zwikken. Het onderkelderde dwarse huis Poelestraat 37, met een hoog opgaand schilddak voorzien van hoekschoorstenen, heeft waarschijnlijk een 18deeeuwse kern maar kreeg in het midden van de 19de eeuw zijn apart gedetailleerde bepleistering. Het hek langs de kelderverdieping stamt van omstreeks 1840. Het in 1984 gerestaureerde huis Schuitendiep 53 heeft een eenvoudige neoclassicistische lijstgevel en een ingangsomlijsting met halfrond gesloten bovenlicht; volgens een gevelsteen dateert de gevel uit 1856, maar hij staat model voor een aantal andere exemplaren uit de eerste helft van de 19de eeuw. Langs de bordestrap en voor het souterrain langs staat een fraai gesmeed ijzeren hekwerk. In de kern dateert het huis nog uit de 16de eeuw, met name de kelder met tongewelf. Een aardig voorbeeld van een ingangsomlijsting met halfrond gesloten bovenlicht uit het begin van de 19de eeuw is to vinden bij het gepleisterde pand L op ende Diep 8. HetpandMartinikerkhof 10 kreeg rond 1869 in opdracht van jhr. WJ. Quintus zijn huidige vorm, bestaande uit een hoger opgaand middendeel met lagere zijvleugels. Door stucomlijstingen rond de vensters en een omgaande kroonlijst is eenheid gebracht in een gebouw dat veel verbouwingen heeft gekend. De middenbouw bevat het res- ten van de oorspronkelijk midden-l5deeeuwse pastorie of weeme van de Martinikerk. Van een ingrijpende verbouwing in 1729 resteren de festoenen met alliantiewapen, de toegangsdeur en het hordes. Het interieur van de huidige horecagelegenheid bevat 15de-eeuwse bouwsporen en verschillende 19deeeuwse interieurelementen. Tegen de achtergevel bevindt zich een aanbouw in chaletstijl. In de tuin staat aan de Popkenstraat een van elders overgebrachte en herbouwde tuinpoort, gedateerd 1642. Karakteristiek voor de tweede helft van de 19de eeuw zijn de gevels waarin de vensters een gestucte omlijsting met kuif krijgen. Zowel gepleisterde als bakstenen gevels werden voorzien van dergelijke eclectische vensteromlijstingen. De rijkste gevels hebben grote kuiven, gepleisterde hoekblokken, deuromlijstingen met pilasters en kroonlijst en decoratieve consoles onder de gootlijst. De vensters hebben vaak afgeronde hoeken maar kunnen ook een rechte of getoogde vorm hebben. Voorbeelden van panden met gepleisterde eclectische gevels van rond 1870-'80 zijn: Turftorenstraat 13, Turftorenstraat 15,Schuitendiep 39,Lage der A 14-Dwarsstraat 1 en Z w a n e s t r a a t 26. Bakstenen gevels in eclectische vormen hebben onder meer Nieuwe Ebbingestraat 45,Spilsluizen 30 en Gelkinges t ra a t 21. Een rijk uitgewerkt voorbeeld is Vism a rk t 26. Eclectische vor men hebben ookPetrus Campersingel 33 (1885), een eenlaags woonhuis met hoger middendeel, gebouwd bij een niet meer bestaande fabriek, en het blokvormige, eenlaags woonhuis Buitenhof (Friesestraatweg 18) met hoog afgeknot schilddak, gebouwd in 1893 voor D. Bolt. Na de ontmanteling van de vestingwerken kwamen aan de zuidzijde van de oude stall enkele singels tot stand, waarvan de noordelijke gevelwanden een aaneengesloten bebouwing van drielaags herenhuizen in diverse stijlen kregen. In neorenaissance-stijl uitgevoerd zijn de drie herenhuizen Praediniussingel 17,19 en 21, gebouwd in 1896 in opdracht van de gebroeders Th. en P. Hovingh. Ander voorbeelden van herenhuizen met neorenaissance-invloeden zijn Ubbo Emmiussingel 19-21 (1883), naar ontwerp van G. Schnitger gebouwd voor C.C. Geertsema en jhr. WJ. Quintus, Ubbo Emmiussingel 65-69 (1885) voor H. Tjaden, A. van der Want en G. Schnitger, Praediniussingel 5-7 (1896), voor aannemer en architect P. Belgrave naar eigen ontwerp, en Radesingel 13-19 (1899-1900), eveneens gebouwd door P. Belgrave. In eclectische vormen kwam in 1890 het pand Heresingel 36 tot stand, naar ontwerp van G. Nijhuis voor de firma H. Behrens. Aanvankelijk diende het als hoedenmagazijn met bovenwoningen. Andere eclectische huizen zijn Ubbo Emmiussingel 23 (1885), gebouwd voor J.T. Vos, en de vier herenhuizen Ubbo Emmiussingel 29-35 (1887) naar ontwerp van N.W. Lit voor J.J. Beeten. Laatstgenoemd pand heeft bij de borstwering van de tweede verdieping in stuc twee reeksen medaillons met in hoogrelief wapenschilden en koppen van 16de-eeuwse vorsten. Herenhuizen in neoclassicistische stijl zijn bijvoorbeeld Heresingel 30 (1883), gebouwd voor J.P. Alofs naar plannen van J. Maris, en He r e s i n g e l 10 (1882). Aan de op de singels en het Emmaplein aansluitende Stationsstraat verrezen herenhuizen in eclectische stijl, zoals het hoekpand Stationsstraat 11 (1881), met pilasters, balkons en een hoekpartij met afgeknot tentdak, Stationsstraat 9 (1882) en het drielaags hotel Stationsstraat 7 (1882). De NIEUWOLDA NIEUWOLDA (gemeente Scheemda) Wegdorp, ontstaan in het begin van de 17de eeuw als dochternederzetting van Midwolda op de in 1545 aangelegde Dollarddijk. Het dorp werd ook wel Midwolderhamrik genoemd. Ten zuiden van het dorp groef men in 1601 het Termunterzijldiep; ten zuiden daarvan ontstond in 1626 een van de eerste Dollardpolders. De Herv. kerk (Kerksingel 1) is een door lisenen gelede zaalkerk met driezijdige sluiting, de ongelede toren heeft een achtzijdige bakstenen lantaarn en een ingezwenkte naaldspits. De kerk werd in 1718 gebouwd met behulp van een legaat van Tymen Harmens en kreeg in 1765 een toren. De kerk is in 1904 onder lei- ding van C.H. Peters gerestaureerd en in 1976-'78 opnieuw. Het interieur wordt overdekt door een gestuct houten tongewelf. Tot de kerkinventaris uit de bouwtijd behoren een fraaie preekstoel, naar plannen van Allert Meijer en met snijwerk van Jan de Rijk, en de banken met knoppen. Het orgel met front in Lodewijk XVI-vormen werd in 1787 gebouwd door J.F. Wenthin. Op het kerkhof liggen enkele fraaie zerken. Het voorm. r a a d h u i s (Hoofdstraat 113) is een sober gebouw met het oude gemeentewapen. Het is in 1929 gebouwd in kubistisch-expressionistische vormen. Woonhuizen. Het in neorenaissance- vormen uitgevoerde huis Hoofdweg Oost 20 stamt uit circa 1900. De uit 1908 daterende rentenierswoning Hoofdweg Oost 28 vertoont jugendstil- elementen. Eenvoudige, maar goed gedetailleerde, expressionistische elementen heeft het pand Hoofdstraat 113 uit 1930, gebouwd naar plannen van E. Rozema. Boerderijen. In het dorp staat een aantal belangrijke boerderijen die alle tot het Oldambster type behoren. Van de op een omgracht terrein gelegen R . R ienkesheerd (Hoofdweg West 21) dateren de oudste delen uit 1717. De in 1771 gebouwde boerderij Langeweg 2 heeft nog een ingebouwde woning. Hoofdweg West 27 werd in 1806 gebouwd voor de familie Koppius en heeft een tuitgevel en zaadzolderven sters. Boerderij D e B re e (Kerkelaan 1), bestaat uit een schuur uit 1789, gebouwd voor Jan Hendriks Groen, en een voorhuis uit 1839 – met jaartalsteen boven de zaadzoldervensters -, gebouwd voor Geertje Fockens, weduwe van PH. Harmens. De imposante onderkelderde boerderij De Blinke (Hoofdweg Oost 1) werd in 1876 opgetrokken voor T. Hermans en K. Toxopeus in eclectische vormen. De villaboerderij Hoofdweg West 25 heeft een voorhuis in eclectische vormen uit 1905. NIEZIJL (gemeente Zuidhorn) Zijldorp, ontstaan bij een zeesluis in het Niezijlsterdiep, dat in de tweede helft van de 16de eeuw is gegraven voor de afwatering van het gebied. Wegens de strategische ligging aan de verbindingsweg (Hoofdstraat) van Groningen naar Friesland werd hier in de Tachtigjarige Oorlog een schans aangelegd, die later weer is opgeruimd. De Herv. kerk (Hoofdstraat 54) is een door pilasters gelede, recht gesloten zaalkerk met dakruiter, gebouwd in 1661 De dakruiter dateert uit 1862. Het interieur wordt gedekt door een balkenzoldering. Tot de kerkinventaris uit de bouwtijd behoren een preekstoel met klankbord, vervaardigd door Augustin Thomas, en een doophek van wellicht dezelfde maker. Verder is er een herenbank waarin 17de-eeuwse onderdelen zijn verwerkt. Van het orgel dateren delen van de kast uit circa 1660. Het orgel is vernieuwd en gewijzigd in 1820 en 1870 (door E. Leichel). Rond 1920 is het van de Herv. kerk in Eerbeek naar deze kerk verplaatst. Woonhuizen. Uit de 17de eeuw dateert Hoofdstraat 27-29, een dwars eenlaags pand met hoog zadeldak, aan de ene zijde afgewolfd en aan de andere zijde eindigend tegen een topgevel. De voorgevel wordt geleed door pilasters. Het diepe huis Dude Haven 1 4 stamt uit de 18de eeuw. Het heeft een lang voorhuis, een onderkelderd middendeel en daarachter een achterkamer met schuurvormige aanbouw. Poldermolen 'De Zwakkenburger' (Hoendiep N.Z. ong.), gelegen ten zuiden van het dorp, is een met golfplaten beklede achtkante bovenkruier op veldmuren, voorzien van vijzel. De molen werd gebouwd in 1865 ter ontwatering van de Zwakkenburger- en Ellertsvelder polder. Kommerzijl. Dit dijkdorp ten noorden van Niezijl is ontstaan bij een laat 16de-eeuwse zeesluis in de Hogedijk- Oosterwaarddijk. Omstreeks 1650 werd hier een tweede sluis aangelegd, waar het latere Kommerzijlsterdiep in zee uitmondde. Het Waterschap Westerkwartier verving de Kommerzijl, die na 1876 Been functie meer had, rond 1900 door het huidige sluiscomplex (bij Pamaweg 1), dat client als keersluis, waterkering en waterdoorlaat. Bij de sluis horen een sluisbrug en een eenlaags sluiswachterswoning (Pamaweg 1) uit 1902. Buiten het dorp Kommerzijl ligt een aantal 19de-eeuwse b o e rde rije n. De `Grevestins' (Oosterwaarddijk 1) is een boerderij van het Oldambtster type met onderkelderd eenlaags voorhuis, gebouwd omstreeks 1850. De 19deeeuwse kop-hals-romp-boerderij Heereburen 7 heeft een groot voorhuis met zadeldak tussen topgevels. Van hetzelfde type is de vroeg-19de-eeuwse boerderij `Oude Bosch' (Heereburen 17) met een lang voorhuis met zadeldak tussen topgevels en een dwars op de boerderij geplaatste bijschuur. NOORDBROEK (gemeente Menterwolde) Wegdorp, ontstaan in de hoge middeleeuwen op een dekzandrug op de westelijke grens van het Oldambt. In de 19de eeuw bouwde men in het langgerekte dorp diverse grote boerderijen en aan de zuidzijde haaks daarop linten landarbeiderswoningen (Havenstraat, Scheemderstraat). Na de Tweede Wereldoorlog kwam ten noordwesten van deze kruising nieuwbouw tot stand. In 1962 vonden in de omgeving de eerste aardgasboringen plaats. De Herv. kerk (Noordersingel 1) is een kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en een vrijstaande klokkentoren. De kerk verrees in de eerste helft van de 14de eeuw in een combinatie van romanogotische en gotische elementen. De geleding met nissen en de verdeling in een werkte toren in de binnenhoek, kwam in 1911 tot stand naar plannen van S. Blokzijl, met Berlage-invloeden en jugendstil- details. Het is nu een kantoor annex woonhuis. De voorm. lagere school (Gaykingastraat 17) is een fors U-vormig panel, gebouwd in 1890 voor de Chr. afgescheiden gemeente. Woonhuizen. In opzet wellicht nog 18de-eeuws is het diepe woonhuis H. Westerstraat 1 3 , met van vlechtingen voorziene puntgevels. Het eenvoudige woonhuis B o e rs ter w eg 12, uitgevoerd met krimpen, kan uit omstreeks 1860 stammen en heeft als tolhuis gediend. Uit omstreeks 1870 stamt Wigboldstraat 1, een dorpswoonhuis in neoclassicistische vormen met opgaand middenrisaliet. In chaletstijl uitgevoerd is het woonhuis met werkplaats Wigboldstraat 2 uit omstreeks 1905. Dokter W. Reddingius liet in 1905 de R e ddin c k h of (Gaykingastraat 19) bouwen, een in jugendstil-vormen uitgevoerde, grote vrijstaande villa met koetshuis. Boerderij en. Aan de rand van de wierde staan nog twee grote kop-rompboerderijen. De boerderij H. Westerstraat 24 heeft een diep woongedeelte met afgewolfde gevel uit omstreeks 1860, met daarachter een grote schuur uit ongeveer dezelfde tijd. Het geheel is tot winkels verbouwd. De uit omstreeks 1870 stammende boerderij H. Westerstraat 2 6 heeft een dwars geplaatst woongedeelte; de ingang bevindt zich in de overgang tussen woon- en bedrijfsgedeelte. Voor de boerderij, die sinds 1977 in gebruik is als raadhuis, staat het beeld van de onderwijshervormer H. Wester (1752-1821), gemaakt in 1952 door A.J. Melker. Windmolens. De in 1839 gebouwde stellingmolen De Widde Meulen (Boltweg 16) heeft een hoge, taps toelopende, bakstenen molenromp. Vanaf 1855 heeft hij als koren- en pelmolen dienst gedaan. In 1936 is de molen van kap en stelling ontdaan. Dichtbij staat de Bovenrijge (Boltweg ong.), een in 1903 door G. van Dijk uit liefhebberij gebouwde houtzaagmolen. Nadat hij in 1976 is ingestort, heeft men de molen rond 1985 op zijn huidige plaats herbouwd. TEN BOER De Dijkshornerklap (VVolddijk 7), gelegen ten noordoosten van Ten Boer, bestaat uit een ophaalbrug met vlakbij een sluis in de Westerwijtwerdermaar. De sluisdeuren van deze in 1928 gebouwde sluis worden door middel van kettingen en katrollen opgehesen in deels in vakwerk uitgevoerde ijzeren hefportalen. TEN POST (gemeente Ten Boer) Komdorp, ontstaan langs het rond 1425 gegraven Damsterdiep op de kruising van de weg van Stedum naar Wittewierum. Tussen de dorpsbebouwing en de verkeersweg naar Delfzijl verrees na de Tweede Wereldoorlog een uitbreidingswijk. De H e rv. kerk (B. Kuiperweg 14) is een eenvoudige zaalkerk met dakruiter uit 1870. De voorgevel is later vernieuwd. Tot de inventaris behoort een 17de-eeuwse preekstoelkuip. DeGeref. kerk (Oude Rijksweg 197), een sobere door lisenen gelede zaalkerk, kwam in 1870 tot stand naar plannen van C. Huizinga en P. Post. Ze verving een uit 1845 stammende voorganger. De kerk, waarvan de dakruiter is verdwenen, is een van de oudste overgebleven Geref. kerken in de provincie. De ernaast gelegen school stamt uit omstreeks 1920. Deopenbare lagere school (Eestumerweg 31) dateert uit 1907 en is een sobere, maar nog gave gangschool met een ernaast gelegen onderwijzerswoning (Eestumerweg 29). Woonhuizen. Het eclectische woonhuis Eestumerweg 1, met opgaand middenrisaliet, werd rond 1870 gebouwd. Het voorm. woon- en winkelpand 0 ude Rijksweg 213, kwam rond 1905 tot stand in neorenaissancevormen. Windmolen de '011e Widde' (Eestumerweg 37) is een gepleisterde, geheel bakstenen ronde stellingmolen met lage stelling op standvinken. De molen werd voor 1828 gebouwd als rogge- en pelmolen. De pelstenen zijn in 1927 verwijderd. De molen is 1961 gerestaureerd. De hefbrug over het Damsterdiep (bij B. Kuiperweg 2) stamt uit omstreeks 1935 en heeft vier staanders voorzien van katrolhuizen voor de stalen hefkabels. Winneweer. Dit dijkdorp aan het Damsterdiep ten noordoosten van Ten Post kwam vanaf het midden van de 19de eeuw tot ontwikkeling na de komst van een houthandel en een steenfabriek. Het neoclassicistische woonhuis Rijksweg 277, met opgaand middenrisaliet, stamt uit omstreeks 1870. Van de in 1858 door D. Nanninga gestichtestoomhoutzagerij, die in 1981 failliet ging, resteert de directeurswoning (Stadsweg 86) uit omstreeks 1880. Van de in 1902 opgerichtestoom-, steen- en buizenfabriek `De Onderneming' (Stadsweg 88) zijn nog enkele gebouwen en een schoorsteen over. TER APEL (gemeente Vlagtwedde) Dorp, ontstaan op de zuidelijke punt van de dekzandrug die tussen de Mussel-Aa en de Ruiten-Aa ligt. Het door moeras sen en woeste gronden begrensde gebied werd het 'Apell' genoemd en bleek vooral geschikt voor bosbouw. In 1458 kwamen de gronden in handen van Jaco bus Wiltinck, vicaris te Loppersum, die het in 1464 aan de kruisheren schonk. Na de Reformatie werd de heerlijkheid Westerwolde, inclusief het kruisheren klooster, uiteindelijk in 1619 bezit van de stad Groningen. In 1851-'56 werd het veenontginnings kanaal langs de in 1817 vastgestelde provinciegrens tot Ter Apel doorgetrokken om met een oostwaarts gerichte knik (de Wieke) zijn weg te vervolgen naar Munnekemoer. Langs dit Ter Apelkanaal ontwikkelde zich een veenkoloniale lint bebouwing. Het centrum van het dorp verschoof van het klooster naar de Hoofdstraat aan de Wieke. Aan de noordzijde van het Ter Apelkanaal, te Jipsingboermussel, ontstond in 1904 de aardappelmeelfabriek 'Musselkanaal e.o.', nog steeds een van de hoofdvesti gingen van het Avebe-concern. Aan de oostzijde van Ter Apel verrees rond 1915 een tuindorp met de naam Agodorp. Voor het gebied ten noorden van de Hoofdstraat maakte de ingenieur der Stadsbezittingen, C.L. de Vos tot Nederveen Cappel, rond 1919 een uit BEKNOPTE LITERATUUROPGAVE Van alle voor dit boek geraadpleegde literatuur kan hier slechts een Bering deel genoemd worden. De literatuuropgave is eerder een hulpmiddel voor de lezer die zich verder in de materie wil verdiepen, dan als verantwoording van de inhoud van dit boek. In de onderstaande lijst is de gebruikte algemene literatuur opgenomen, aangevuld met de voor de provincie belangrijkste publicaties op architectuurgebied. Geschiedenis en archeologie Aa, AJ. van der, Aardrijkskundigwoordenboek der Nederlanden, Gorinchem 1839-1851 (dertien delen). Bloemers, J.H.F. e.a., Verleden land: Archeologische opgravingen in Nederland, Amsterdam 1981. Blok, D.P. e.a., Algemene geschiedenis der Nederlanden, Haarlem 1977-1983 (vijftien delen). Boekholt, P.Th.F.M. & J. van der Kooi, Spiegel van Groningen: Over de schoolmeesterrapporten van 1828, Assen 1996. Boersma, J.W.J.FJ. van den Broek & G.J.D. Offerman (red.), Groningen 1040: Archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen, Bedum 1990. Feenstra, H., Adel in de Ommelanden: Hoofdelingen, Jonkers en Eigenerfden van de late middeleeuwen tot de negentiende eeuw, Groningen 1988. Formsma, W.J. e.a. (red.), Historie van Groningen: Stad en Land, Groningen 1981. Helfrich, K.J.F. Benders & WA. Casparie (red.), Handzaam bout uit Groninger grond, Groningen 1995. Hoekman, P., J. Houkes & 0. Knottnerus (red.), Een eeuw socialisme en arbeidersbeweging in Groningen 1885-1985, Groningen 1986. Loenen, H.W.W. e.a. (red.), Hervonden stad: Jaarboek voor archeologie, bouwhistorie en restauratie in de gemeente Groningen, Groningen 1996 en 1997. Monte Verloren, J.Ph. de, De rechterlijke organisatie van Humsterland en die van de Marne in de Middeleeuwen, Utrecht 1948. Nijhoffi Geschiedenislexicon: Nederland en Belgie, 's-Gravenhage/Antwerpen 1981. Pathuis, A., Groninger gedenkwaardi gheden: teksten, wapens en huismerken van 1298-1814, Assen/Amsterdam 1977. Vey Mestdagh, J.H. de (red.), joden in Noord-Oost Groningen: De joodse gemeenschappen in Appingedam, Bierum, Delf zijl, Kantens, Loppersum, Middelstum, Stedum, Ten Boer, Termunten, Uithuizen, Uithuizermeeden, Usquert, 't Zandt en omliggende dorpen, Groningen 1980. Historische geografie en stedenbouw Barends, S. e.a. (red.), Het Nederlandse landschap: Een historisch geografische benadering, Utrecht 1990. Boer, J. de, Dorpen in Groningen, Groningen 1987. Groenendijk, H.A., 'Het ontstaan van het Veenkoloniale landschap', in: Voogd, H. e.a., Van het verleden naar de toekomst: de Groninger Veenkolonien in historischgeografisch- en economisch opzicht tijdens het Keuningscongres van 26 en 27 mei 1989 to Veendam, Groningen 1989, 20-47. Hartman, T. & F.C. Kornack, Groningen: Gids voor cultuur en landschap, Groningen 1994 (tweede druk 1996). Kuyper, J., Gemeente Atlas van de Provincie Groningen naar officieele bronnen bewerkt, Leeuwarden 1867 (herdruk 1987). Schroor, M. & J. Meijering, Het Groninger Landschap, Utrecht 1988. Smook, R.A.F., Binnensteden veranderen: Atlas van het ruimtelijk veranderingsproces van Nederlandse binnensteden in de laatste anderhalve eeuw, Zutphen 1984. Steegh, A., Monumenten Atlas van Nederland: 1100 Historische Nederzettingen in kaart, Zutphen 1985 (tweede herziene druk). Stol, T, Wassend water, Dalend land: Geschiedenis van Nederland en het water, Utrecht/Antwerpen s.a. Taverne, E. & I. Visser (red.), Stedebouw: De geschiedenis van de stad in de Nederlanden van 1500 tot heden, Nijmegen 1993. Ven, G.P. van de, Leefbaar laagland: Geschiedenis van de waterbeheersing en landaanwinning in Nederland, Utrecht 1993. Vervloet, J.AJ., Inleiding tot de historische geografie van de Nederlandse cultuurlandschappen, Wageningen 1984. LITERATUUR Stijl en verschijningsvorm Blaauw, S. de, `Neogotiek in de provincie Groningen', Groninger Kerken, 9 (1992) 1, 6-29. Blijdenstijn, R.K.M. & R. Stenvert, Bouwstijlen in Nederland (1040-1940), Utrecht/Antwerpen 1994. Dunk, T.H. von der, 'Twee klassieke eenlingen in het Noorden: De toren van de Der Aa-kerk in Groningen en de kerktoren van Uithuizermeeden architectuurtheoretisch nader bezien', Groninger Kerken, 12(1995)4, 125-133. Fanelli, G., Moderne architectuur in Nederland 1900-1940, 's-Gravenhage 1978. Fockema Andrea, SJ., E.H. ter Kuile & R.C. Hekker, Duizendjaar bouwen in Nederland, Amsterdam 1948-1957 (twee delen). Groenendijk, P. & P. Vollaard, Gids voor moderne architectuur in Nederland, Rotterdam 1998 (vijfde druk). Juk, T, 'De "Meister" toren: Bouw en wederopbouw van de toren van Uithuizermeeden', Groninger Kerken, 7(1990)4, 105-114. Neurdenberg, E., 'Het ornament aan de topgevels uit de eerste helft der zeventiende eeuw in de stad Groningen', Bulletin (K)NOB, 3e serie 11 (1931), 155-166. Schmidt, V.M., `Deugdzaamheid voor de buitenwacht: de gevel van het huis Cardinaal to Groningen', Bulletin KNOB, 91(1992)1, 15-20. Vermeulen, FA J., Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandsche bouwkunst, 's-Gravenhage 1928-1941 (drie delen). Materiaal en constructie Janse, H., Houten kappen in Nederland 1000-1940, Delft 1989. Janse, H. & DJ. de Vries, Werk en merk van de Steenhouwer: Het steenhouwersambacht in de Nederlanden voor 1800, Zwolle/Zeist 1991. Janse, H. & G.W.C. van Wezel, ‘Kappen uit de twaalfde en dertiende eeuw in de provincie Groningen', Groninger Kerken, 2(1985)2, 32-41. Maarschalkerwaart, H.M.C.M. van, J. Oosterhoff & GJ. Arends, Bruggen in Nederland 1800-1940: Vaste bruggen van ifzer en staal, Utrecht 1997. Monumenten en bouwhistorie (Jaarboek Monumentenzorg 1996), Zwolle 1996. Oosterhoff, J. (red.), Bouwtechniek in Nederland I: Constructies van jzer en beton: Gebouwen 1800-1940, Delft 1988. Slinger, A., H. Janse & G. Berends, Natuursteen in Monumenten, Zeist/Baarn 1980. Stokroos, M., Zink in Nederland, Amsterdam 1983. Stokroos, M., Gietijzer in Nederland, Amsterdam 1984. Stokroos, M., Terra Cotta in Nederland, Amsterdam 1985. Stokroos, M., Lood in Nederland, Amsterdam 1988. Stokroos, M., Koper in Nederland, Amsterdam 1990. Stokroos, M., Bouwglas in Nederland, Amsterdam 1994. Monumenteninventarisaties Berg, H.M. van den & R. Steensma, Nederlandse monumenten in beeld: Groningen, Friesland en Drenthe, Baarn 1974. Beschermde stads- en dorpsgezichten ingevolge artikel 20 van de Monumentenwet, toelichting bij het besluit tot aanwijzing als beschermd dorpsgezicht, zoals die voor diverse dorpen zijn geschreven. Ozinga, M.D., De Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst: Geillustreerde beschrijving: De Provincie Groningen: Oost Groningen, 's-Gravenhage 1940 (herdruk Arnhem 1971). Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten voor Geschiedenis en Kunst, deel XI De Provincie Groningen, 's-Gravenhage 1933. Regio's Abrahamse, J. & E. Jonkheid m.m.v. N. van den Broek, Het Reitdiepgebied: Boedelbeschrijving van een rijke erfenis, Groningen 1994. Dijk, J.D.R. van & W.F. Foorthuis, Vierhonderdjaar Groninger Veenkolonien in biografische schetsen, Groningen 1994. Keuning, HJ., De Groninger Veenkolonien: Een sociaal-geografische studie, Groningen 1989 (herdruk diss. 1933). Knottnerus, 0.5., `Oldambt: het Puukje van de geheele Provincie', Jaarverslag SHBO, (1995), 34-55. Ligtendag, WA., 'De ontginnings geschiedenis van de gemeente Slochteren opnieuw bezien', Gronings Historisch Jaarboek 1994, 9-16. Ligterink, G.H., Tussen Hunze en Lauwers: Kultuurhistorische schetsen uit het Groninger Westerkwartier, Groningen 1968. Muntinga, J.E., Het landschap Westerwolde: Een landbouwkundige studie, Groningen/ Batavia 1945. Schroor, M., Wonen op hoogten: het terpenlandschap van Middag- Humsterland', Historisch-Geografisch Tijdschrift, 16(1998)3, 115-126. Stol, T, 'Turf als brandstof: het veenkoloniale landschap', Historisch- Geografisch Tijdschrift, 16(1998)3, 127-140. Groninger architectuur Beek, J. van der (red.), Architectuurgids Groningen 1900-1990, Groningen 1990. Hacquebord, L.T. & R.M.H. Overbeek, Architectuur en stedebouw in de gemeente Groningen, Zwolle/Zeist 1994. Havik, W. & A. Blonk, Architectuurgids Provincie Groningen, Groningen 1994. Hekkema, H. & R. Overbeek, Art Noveau-Architectuur in Groningen, Groningen 1988. Mondfrans, E. van, Zeven op een rij: Van Hoogezand tot Stadskanaal, Schagen 1990. Panman, M. & J. Possel, Architectuur en stedebouw in Groningen 1850-1940, Zwolle/Zeist 1992. Peters, C.H., Oud-Groningen: Stad en Lande, Groningenis-Gravenhage 1921. Vrieze, P.L. de, Moderne bouwkunst in Groningen, Groningen 1969. Groninger architecten Hekkema, H., S.J. Bouma 1899-1959, Groningen 1992. Hekkema, H. & M. Martin, job Hansen, een architect binnen de Ploeg, Groningen 1984. Juk, T., 'De Lopster architect Oeds de Leeuw Wieland', Lopster kroniek, 5 (1995), 20-26. Karstkarel, P. & R. Terpstra, 'De gebroeders Kuipers, architectuur in een overgangstijd: Neostijlen van rond de eeuwwisseling van dichtbij bekeken', Wonen-TA/BK, (1975)24, 5-15. Ligtenberg, C., Evert van Linge, architect, Groningen 1993. LITERATUUR Woud, A. van der, 1.F. Scheepers (18181886), Architect te Groningen', Bulletin KNOB, 74(1975)2, 55-70. Groninger gemeenten Blaauw H., Siddeburen in woord en beeld, Bedum 1990. Boekholt, P.Th.EM. e.a., Geschiedenis van Zuidhorn, Bedum 1986. Bos, ER., Muntendam 600: Beeldverslag voormalige gemeente Muntendam, Bedum 1992. Buiskool, H. e.a., Oudeschans, Scheemda 1983. Dik, J., Uit de geschiedenis van Appingedam, de oude hoofdplaats van Fivelingo, Assen 1956. Dongen, A. van & J. Dijkema, Bedum door de eeuwen been, Groningen 1983. Een klooster, drie dorpen: Geschiedenis van Aduard, Den Ham en Den Horn 11921992, Bedum 1992. Felbrugge, J.B.T. (red.), Geschiedenis van Zuidhorn, Noordhorn, Briltil, Bedum 1986. Formsma, WJ. (red.), Winsum, gedenkboek 1982, Groningen 1982. Formsma, WJ., Grijpskerk: De geschiedenis van een Groninger gemeente, Groningen 1986. Hoft, A., Vissen rond de Floem: Een bijdrage tot het historisch-topografisch onderzoek van de ontwikkeling van de stad Appingedam tot 1810, Groningen 1990. Meischke, R. & M.C. Scheers, `De pastorie te Warffum', Jaarboek Monumentenzorg 1990, 99-126. Mulock Houwer, J.A., 'De groei van Groningen onder het functioneeren der Woningwet', De Ingenieur, 36 (1921), 707-717. Neurdenberg, E., De Historische Schoonheid van Groningen, Amsterdam 1942. Ploeg, W.H. van der, Twee eeuwen Stadskanaal, Den Haag 1977. Potjewijd, T, Winschoten, vlek, vesting, provinciestad, Winschoten 1976. Potjewijd, T., Leven en werken in Winschoten in de negentiende eeuw, Winschoten 1977. Schuitema Meijer, A.T., Groningen vroeger en nu, Bussum 1969. Smedes, JJ., De Nieuwe- of Langakkerschans: Geschiedenis van een vesting, grensdorp en zeehaven aan en van de Dollard, Zaltbommel 1975. Smid, G.L., Kerk op hoogte: Geschiedenis van de grote kerk van Hoogkerk, Groningen 1972. Streurman, G.H. e.a. (red.), Veendam 300: Gedenkboek in opdracht van het Gemeentebestuur uitgegeven bij het 300jarigbestaan van Veendam 1655-1955, Assen 1955. Teule-Veldkamp, A.M., J.D. Wildeman & G. de Wit, Een terugblik op Tien Eeuwen Schildwolde, Bedum 1994. Timmer, J.H. & F.C. Oostman, Uit Winschoten's Verleden, Winschoten 1950. Kerken, kloosters en synagogen Agt, J.F. van & E. van Voolen, Nederlandse synagogen, Weesp 1984. Berg, H.M. van den, 'Het Olde convent en zijn kapel met nonnengallerij te Groningen', Bulletin KNOB, 59 (1960), kol. 221-232. Berg, H.M. van den, `De Sint-Donatuskerk te Leermens', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1969-1974), 79-94. Berghuis, WJ., `De N.H. Kerk te Leegkerk', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1974), 5-18. Berghuis, WJ., 'De kerk van Westerwijtwerd', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1978), 225-254. Berghuis, WJ., `De toren van Uitwierde', GroningerKerken, 8(1991)4, 112-118. Berghuis, 'De kerk van Marum: Beschouwingen bij een bescheiden gebouw', Groninger Kerken, 13 (1996) 3, 73-82. Berghuis, W.J. & C. Scheffer, `De _ geschiedenis van de kerk van Heveskes', GroningerKerken, 6(1989)1, 7-22. Deijk, A. van, `Groninger kerken en hun lage vensters: Enkele onderzoeksresultaten', GroningerKerken, 6 (1989) 4, 113-129 en 7(1990)3, 80-82. Deijk, A. van, Romaans vademecum: Een tocht langs het Romaans in de Eems Dollard Regio, Bedum 1993. Deijk, A. van, Romaans Nederland, Amsterdam 1994. Deijk, A. van, Kerken in Groningen, Zutphen 1995. Dubbeling, A.Th., B. Raangs & H.G. de Olde, 'De Nederlandse Hervormde Kerk te Thesinge', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1976), 101-117. Hefting, E.J. & P. Vink, Kloosterkerk Ten Boer, Bedum 1986. Holstein, K. & W Friso, De kerk te Noorddijk: Geschiedenis en de restauratie 1995-1997, Groningen 1997. Jong, G. de & K. van der Ploeg, `Gereformeerde kerken in de provincie Groningen', GroningerKerken, 10 (1993) 2, 50-69, 10 (1993) 3, 90-107. Kalf, J., De katholieke kerken in Nederland, Amsterdam 1906-1912. Kooij, P.B., 'Een bronnenonderzoek van de geschiedenis van de kerk en toren van Westeremden', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1976), 81-98. Olde, H.G. de, 'De Nederlandse Hervormde Kerk te Noordbroek', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1975), 49-79. Ozinga, M.D., De Protestantsche Kerkenbouw in Nederland, Amsterdam 1929. Ozinga, M.D., 'het voormalig klooster Ter Apel', Bulletin KNOB (OudheidkundigJaarboek), (1934), 1-12. Peters, C.H., 'De kerk der Nederduitsch hervormde gemeente te Winschoten', Groningsche Volksalmanak, (1908), 1-29. Ploeg, C.P.J. van der, `Vijfveenkoloniale kerken uit de 17de eeuw', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1974), 33-48. Ploeg, K. van der, `Gereformeerde kerken in de provincie Groningen: een late nalezing', GroningerKerken, 14 (1997) 3, 95-99. Rosenberg, H.P.R., De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, 's-Gravenhage 1972. Scheffer, C., 13de eeuwse rechthoeki ge zaalkerkjes in Noord-Groningen, Leiden 1996. Schuitema Meijer, A.T, Het klooster Ter Apel, Groningen 1966. Steensma, R., Vroomheid in bout en steen: Middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, Baarn 1966. Steensma, R., Langs de oude Groninger kerken, Baarn s.a. (derde druk). Steensma, R. & C.A. van Swigchem, Honderdvijfi-igjaar gereformeerde kerkbouw, Kampen 1986. Taverne, E., Er staat nog een sjoel in de Folkingstraat, Groningen 1976. Werff, E.O. van der, De Martini: Kerk en toren in hartje stad, Groningen 1991. Kerkinterieurs Brandsma, T, `Doxalen in de Groninger Ommelanden', Groninger Kerken, 11 (1994)3, 103-118, 11(1994)4, 141-151. Falize, JJ., Neoklassieke preekstoelen in Groningen', Groninger Kerken, 1 (1984)1, 3-9. Falize, JJ., 'De Neoklassieke preekstoel in de doopsgezinde kerk te Sappemeer' Groninger Kerken, 1(1984)4, 92-93. Falize, JJ., 'De Neoklassieke preekstoel in de doopsgezinde kerk te Uithuizen', Groninger Kerken,7 (1990)1, 12-13. Friso, W., `Usquert, De Preekstoel'. Groningerkerken, 6(1989)2, 56-58. Friso, W, `Vogels en bloemen in bout: De preekstoel in de Nieuwe Kerk in Groningen en een opzetstuk met wapens op een bank in de kerk van Garmerwolde', Groninger Kerken, 11 (1994) 1, 20-24. Friso, W. & M. Knol, 'Leven en werken van Casper Struiwig, beeldhouwer', Groninger Kerken, 4 (1987) 4, 93-120. Harreveld, J.F.N. van & R. Steensma, `De preekstoel van Tinallinge en aanverwante typen', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1969-1974), 115-120. Meischke, R., 'Het kleurenschema van de middeleeuwse kerkinterieurs van Groningen', Bulletin KNOB, 65 (1966) 3-4, 58-91. Pathuis, A., ‘Rouwborden in de Ommelander kerken', Publicatiemap Stichting Oude Groningerkerken, (1975), 49-78. Scholten, FT., Rombout Verhulst in Groningen: Zeventiende-eeuwse praalgraven in Midwolde en Stedum, Utrecht 1983. Schoneveld, J., Groninger kerken en hun schilderingen, Utrecht 1991. Veldman, FJ., `Allert Meijer en Jan de Rijk: Het kerkelijk oeuvre van een kistemaker en een beeldsnijder rond 1700', Publicatiemap Stichting Oude Groninger kerken, (1981) (ook als aparte publicatie, Groningen 1981). Veldman, FJ., 'Leven en werk van Jan de Rijk, beeldhouwer', Groninger Kerken, 12(1995)1, 5-18, 12(1995)2, 55-68. Torens, klokken en orgels Besselaar, J.H., Torens van Nederland, Bussum 1972. Gunnik, L., Repertorium van de orgels gebouwd door Petrus van Oeckelen, orgel- LITERATUUR maker te Harendermolen (Groningen), Zwolle 1990. Lehr, A. & J.W.C. Besemer, Zingende Toren: Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel, Zutphen 1993. Stichting Groningen Orgelland, Het Groninger orgelbezit van Adorp tot Zifidijk, Groningen 1994-1998. Openbare gebouwen Bruijel-Van der Palm, H.F. e.a., Scholen in Groningen: De ontwikkeling van het schoolgebouw voor het lager onderwijs in stad en land 1800-1940, Utrecht 1986. Hermus, J., Het Provinciehuis: Van Latijnse school tot bestuurscentrum, Groningen 1987. Hermus, J., Het stadhuis: Centrum op de Grote Markt, Groningen 1989. Hermus, J. & M. Voorhoeve, Het Academiegebouw: Hart van de universiteit, Groningen 1989. Overbeek, R. (red.), Roode Weeshuis: of burger weeshuis, Groningen s.a. Peet, C. van der & G. Steenmeijer (red.), De Rijksbouwmeesters: Twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers, Rotterdam 1995. Schuitema Meijer, A.T, De raadhuizen van de stad Groningen, Groningen 1962. Visser, H. & K. Buist, Groninger gemeenten van 1808 tot 1992, Groningen 1992. Woud, A. van der (red.), De innige betrekking tussen stad en hogeschool: architectuur en stedebouw van de Rijksuniversiteit Groningen, 1950-1984, Groningen 1984. Borgen, buitenplaatsen, parken en tuinen Feith, J.A., De Ommelander borgen en hare bewoners in de zeventiende en achttiende eeuw, Groningen 1906. Formsma, W.J. e.a., De Ommelander borgen en steenhuizen, Assen 1973 (tweede druk 1987). Janssen, HJ.J.M.M. Kylstra-Wielinga & B. Olde Meierink (red.), 1000 jaar kastelen in Nederland: Functie en vorm door de eeuwen been, Utrecht 1996. Kamphuis, H., Groninger borgen en Drentse havezaten, Zutphen 1995. Meulenkamp, W, Follies: Bizarre bouwwerken in Nederland en Belgie, Amsterdam/Antwerpen 1995. Oldenburger-Ebbers, C.S., A.M. Backer & E. Blok, Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, Deel Noord (Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland), Rotterdam 1995. Renaud, J.G.N., 'De borg te Wedde', Berichten ROB, 7(1956), 89-94. Timmer, A.C., Buitenhuizen in Haren: Wonen op stand, Haren 1995. Tromp, H.MJ., Ekenstein bij Appingedam, Zeist 1982. Veldman, FJ. & L. Veldman-Planten, De Menkemaborg, Zutphen 1984 (nieuwe druk 1996). Vrieze, P.L. de, De Rensumaborg te Uithuizermeeden: Geschiedenis en restauratie, Groningen 1977. Zijlstra, B., Nederlandse Tuinarchitectuur 1850-1940, Amsterdam/Zutphen 1991. Woonhuizen, volkswoningbouw en hofjes Broekhuizen, P.H., H. van Gangelen & K. Helfrich, Van boerenerf tot bibliotheek: historisch, bouwhistorisch en archeologisch onderzoek van het voormali gWoltersNoordhoff- Complex te Groningen, Groningen 1992. Duursma, J. & J. van Geest, Door vlijt en spaarzaamheid: met moed uit niet getoogen: sociale woningbouw in de stad Groningen 1850-1994, Groningen 1994. Meijering, J., Tandarbeidershuisjes', Stad & Lande,2 (1993) 4, 17-20. Meischke, R. & HJ. Zantkuijl, Het Nederlandse woonhuis van 1300-1800, Haarlem 1969. Overbeek, R., 'In geuren en kleuren: Geschiedenis van de voormalige De Gruyter-winkelpanden in Groningen', Hervonden Stad 1997, 95-106. Overbeek, R. & G. Kortekaas, Werk aan de winkel: winkelpuien in Groningen, Groningen 1992. Prak, Niels L., Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1940, Delft 1991. Reinstra, A. & FJ. van der Waard, Bouwhistorisch onderzoek Martinikerkhof 10 (het Feithhuis), 's-Hertogenbosch 1994. Reinstra, A. & FJ. van der Waard, Guyot- complex Groningen: Bouwhistorisch moifologisch onderzoek, Groningen 1994. Reinstra, A. & EJ. van der Waard, De drie Vlasblommen: Bouwhistorisch onderzoek van Hoge der A 7 Groningen, Groningen 1995. Woningbouw te Groningen', De Bouwwereld, 16(1917), 161-164. Boerderijen Voor diverse Groninger gemeenten bestaan boeken over de boerderijen en hun bewoners, uitgegeven door de plaatselijke afdeling van de Groninger Maatschappij van landbouw. Albers, L.H., S. Bakker-Weenink & M.B. SchOne, Boerenerven in het Oldambt, Utrecht 1990-1991. Berends, G., Historische houtconstructies in Nederland, Arnhem 1996. Havik, P.W., Boerderijen in Groningen, Utrecht 1988. Havik, P.W., `Oldambtster boerderijen', jaarverslag SHBO, (1995), 56-68. Hekker, R.C., 'De Saksische hoeve in Westerwolde', A.B. Driemaandelijkse Bladen (n.·), 4(1931), 97-108. Hekker, R.C., 'Het Oldambster Boer'n spul', Maandblad Groningen, 30 (1948) 3, 84-96. Hekker, R.C., 'De ontwikkeling van de boerderijvormen in Nederland', in: Fockema Andreae, SJ., E.H. ter Kuile & R.C. Hekker, Duizendjaar bouwen in Nederland, dl. 2. De bouwkunst na de middeleeuwen, Amsterdam 1957, 195-316. Hekker, R.C., `Historische boerderijtypen', in: Atlas van Nederland, 's-Gravenhage vanaf 1963, X-1. Klooster-Mallon, E., Historisch waardevolle Groninger Boerderijen: Een inventarisatie-aanzet, Groningen 1986. Scholtens, N.H., `Oldambtster boerenerven', jaarverslag SHBO, (1995), 69-78. Industrieel erfgoed en molens Boer Sap, S. de, Spoorwegen in Groningen, Utrecht 1987. Houwink, P., Watertorens in Nederland (1856-1915), Nieuwkoop 1973. Knoop, W.H. (samenst.), Monumenten van bedrijf en techniek in Groningen, Groningen s.a. Kooij, P., Groningen 1870-1914: Sociale verandering en economische ontwikkeling in een regionaal centrum, Groningen 1986. Lourens, P. & J. Lucassen, Lipsker op de Groninger tichelwerken: Een geschiedenis van de Groningse steenindustrie met bijzondere nadruk op de Lipper trekarbeiders 1700-1900, Groningen 1987. Mooij, J., 'Van vormen, branden en LITERATUUR bouwen: honderd jaar steenbakken door de firma Strating te Oude Pekela en Winschoten', Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek, 1(1984), 216-230. Nijhof, P., Oude fabrieksgebouwen in Nederland, Amsterdam/Dieren 1985. Overbeek, R. & G. Kortekaas, Van Londen tot Libau: pakhuizen in Groningen, Groningen 1991. Paddenburgh, L. van & J.G.C. van de Meene, Spoorwegstations in Nederland: Van Outshoorn tot Schelling en Van Ravesteyn, Deventer 1981. Panman, M. & J. Possel, `"Drinkt wat Klaer is": Waterleidingarchitectuur van de N.V. Waterleidingmaatschappij voor de Provincie Groningen 19301940', jaarboek Monumentenzorg 1994, 34-44. Prins-Schimmel, M.A., De korenbeurs in Groningen: Historie en toekomst, Diemen 1994. Romers, H., De spoorwegarchitectuur in Nederland 1841-1938, Zutphen 1981. Veen, B. van der, Groninger Molenboek, Groningen 1981. Veen, H. van der, Watertorens in Nederland, Rotterdam 1989. Zwijnenberg, E. (samenst.), Het Nederlandse molenbestand: Overzicht van alle nog aanwezige wind- en watermolens gerangschikt per provincie en alfabetisch op plaatsnaam, Alkmaar 1998. Verdedigingswerken Abrahamse, J., `Luchtwachttorens in Noord-Nederland: landschapselementen uit de koude oorlog', Noorderbreedte, 19(1995)5, 183-189. Bruijn, C.A. de & H.R. Reinders, Nederlandse vestingen, Bussum 1967. Heijligenberg, N. & G. Overdiep, `Geschiedenis van de vesting Bourtange', Bulletin KNOB, 67 (1968) 2, 30-41. Lepage, J.-D., Vestingen en schansen in Groningen: Eeuwenlang de hoeksteen van de Nederlandse defensie, Utrecht 1994. Overdiep, G. & H.RJ. Conens, De vesting Bourtange herbouwd, Groningen 1993. Rolf, R., Bunkers in Nederland, Den Helder 1982. Sneep, J., H.A. Treu & M. Tydeman (red.), Vesting: Vier eeuwen vestingbouw in Nederland, 's-Gravenhage 1982. Kleine monumenten en straatmeubilair Brouwer, T., Grenspalen in Nederland, Zutphen 1978. Brouwer, T., Stoepen, stoeppalen, stoephekken, Zutphen 1985. Luursma, E., 'De ontstaansgeschiedenis van het monument voor graaf Adolf van Nassau te Heiligerlee', De negentiende eeuw,, 9(1985), 1-24. Vrieze, P.L. de, Tuinkoepels en theehuizen in de provincie Groningen, s.l. 1986. Begraafplaatsen Broek, A. van den & K. Groen (red.), Hun laatste rustplaats, Baarn 1985. Jongeling, K. & J. Brilleman, joodse begraafplaatsen in Groningen en Oost- Friesland 1, Groningen 1977. Raak, C. van, Dodenakkers: Kerkhoven, begraafplaatsen, grafkelders en grafmonumenten in Nederland, Amsterdam/ Antwerpen 1995. Stokroos, M., `Gietijzeren graftekens in de provincie Groningen', Groninger Kerken,2(1985)1, 4-13, aanvulling 3(1986)1, 16-17. Stokroos, M., Tunerair gietijzer: Enige opmerkingen over de productie van Nering Bogel en Enthoven', Bulletin KNOB, 86(1987)5, 221-228. Termen en begrippen Haslinghuis, EJ. & H. Janse, Bouwkundige termen: Verklarend woordenboek der westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden 1997 (derde bewerkte druk). Mohr, A.H., Vestingbouwkundige termen, Zutphen 1983. Zwiers, L. (red.), Bouwkundig woordenboek, Amsterdam s.a. VERKLARING VAN ENIGE TERMEN De bouwkundige termen worden in de tekst zoveel mogelijk gebruikt overeen komstig de gangbare terminologie in de provincie of de regio. aanzetsteen eerste Steen aan weers zijden van een gemetselde boog, doorgaans uitgevoerd in natuursteen. absidiool kleine absis, vaak een halfronde sluiting van een zijbeuk. afwolven afschuinen van het uiteinde van een zadeldak; het aldus ontstane dakschild boven de dan afgeknotte topgevel heet wolfeind. afzaat schuin aflopend bovenvlak van een horizontale lijst, ter voorkoming van mwatenng. alliantiewapen huwelijkswapen, waarin het wapen van de man en van de vrouw verenigd zijn onder het helmteken van de man. ankerbalkgebint gebint waarbij de gebintstijlen doorsteken en de dekbalk ertussen is bevestigd. a p s i s nisvormige sluiting van schip, koor, zijbeuk of kapel op halfcirkelvormige of veelhoekige plattegrond. a r a b e s k naturalistisch gestileerde plantenrank, vaak ontspruitend uit een vaas en toegepast ter decoratie van een pilaster. arcade rij zuilen of pilaren verbonden door bogen. a r c h i t r a a f onderste dragende deel van een hoofdgestel, meestal direct rustend op kapitelen. a t t i e k verhoging boven de kroonlijst, vormgegeven als borstwering voor het dak of als lage bovenste verdieping met kleine vensters. b a a n d e r dubbele inrijdeur bij een boerderij die toegang geeft tot de deel. baluster vaasvormige spijl in leuning, hekwerk of balustrade. balustrade opengewerkte borstwering bestaande uit een reeks vaak rijk bewerkte spijlen. bandwerk vlak, als het ware uitgezaagd, bandvormig versieringsmotief verwerkt aan geveltoppen of in beslagwerk (zie ook rolwerk). basement voetstuk van een zuil, kolom of pilaster. b a s i l i e k kerk waarvan de middenbeuk ver boven de zijbeuken uitrijst; de middenbeuk ontvangt licht door boven de scheibogen aangebrachte vensters. bastion bolwerk, vijfhoekige uitbouw van een vestingmuur of -wal. beklampen het aanbrengen van een bekleding van metselwerk tegen een muur. bel-etage hoofdverdieping van een aanzienlijk huis, meestal boven een souterrain. b e s 1 a g w e r k een van siermetalen verankering van juwelen afgeleide decoratie, vaak ook met aanduidingen van spijkergaten. b e u k zie zijbeuk. binnenhaard laag woon- en eetvertrek of keuken met stookplaats tussen voorhuis en achterhuis. blokbepleistering pleisterwerk voorzien van getrokken schijnvoegen in een bepaald verband, natuursteen suggererend. blokpilaster weinig uitspringende, van een basement, schacht en kapiteel voorziene muurpijler, waarbij de schacht uit blokken bestaat. bolkozijn kozijn met twee naast elkaar geplaatste vensters. boogfries horizontale reeks uitgekraagde boogjes op kraagstenen; een variant is het Ilimmende' boogfries, dat met schuin boven elkaar geplaatste boogjes de hellende lijnen van de geveltop volgt. boogveld vulling van een blinde boog. Behalve met beeldhouwwerk kan het ook verfraaid zijn met bakstenen vlechtwerken en mozaiek. Ook timpaan genoemd. b o r d e s verhoogd platform bereikbaar via een aantal treden, dan wel een platform ter onderbreking van de trap. borstwering tot borsthoogte opgetrokken muur ter afzetting van balkon, terras of galerij. b o u w h u i s bedrijfsgebouw behorend tot een adellijk huis of buitenplaats, dikwijls ter weerszijden van het voorplein, geplaatst haaks op de voorgevel van het hoofdgebouw (in Groningen schathuis genoemd). bovenlicht raam direct boven een voordeur. b r a n d m u u r scheidingsmuur, doorgemetseld tot aan of buiten het dak, ter voorkoming van het overslaan van brand. buitenhuis buitenverblijf buiten de stad, veelal de kern uitmakend van een buitenplaats. buitenplaats landhuis met bijgebouwen en toebehoren gelegen in een park, waarin huis en park een ondeelbaar geheel vormen. bundelpijler pijler bedoeld om bogen uit verschillende richting to ondersteunen; bestaat uit een kern bezet met halfzuilen, colonnetten en schalken. cannelure verticale groef in de schacht van zuil of pilaster. c a r t o u c h e vlak met inscriptie binnen een versierende omlijsting. cassette verdiept rechthoekig vlak, ter indeling van een plafond. c e n o t a a f grafmonument voor een overledene wiens stoffelijke overschot zich elders bevindt. c e n t r a a l b o u w symmetrisch bouwwerk op grond van een cirkel, veelhoek of Grieks kruis. c i p p u s vierkante spits toelopende grafzuil. colonet (kolonnet) kleine kolom of zuil. composiete orde combinatie van ionische en corinthische orde. consistorie ruimte in of bij een protestantse kerk; vergaderplaats van de kerkenraad. TERMEN console kraagsteen of houten kraagstuk ter ondersteuning van een balk, een lijst of een uitstekend deel van een gebouw; vaak voorzien van een profiel. cordonlijst uitspringende horizon- tale lijst langs de gevel, ter accentuering van de verdiepingen. corinthische orde slanke orde, waarvan het kapiteel versierd is met de omgekrulde bladeren van de acanthus. crypte (krocht), ruimte onder een verhoogd koor, plaats voor relieken van een bijzonder vereerde heilige. d a g k a n t loodrecht op het muurvlak staande dan wel afgeschuinde kant van een venster- of deuropening. d a k e r k e r zie Vlaamse gevel. dakkapel klein, hoog in het hellend dakvlak aangebracht uitspringend venster met eigen dakdekking. d a k m o e t bouwspoor dat aangeeft waar ooit een dak tegen een muur eindigde. dakruiter siertorentje op de nok van een zadeldak of viering van een kerk, meestal in de vorm van een klokkentorentje. d a k s c h i 1 d vlak van zadel- of schilddak. dekbalkgebint gebint waarbij de dekbalk (iets overstekend) op de gebintstijlen ligt. d i e p huis huis met zijn nokrichting haaks op de straat en de ingang aan de korte zijde. doekfestoen (lambrekijn), zie festoen. d o m zie kathedraal. d o o p h e k afsluitend hek van de rechthoekige ruimte rondom de preekstoel waarbinnen in protestantse kerken de loop wordt toegediend (dooptuin). dorische orde forse, wat gedrongen orde, met een onversierd kapiteel en oorspronkelijk in de Griekse oudheid met gecanneleerde zuil zonder voetstuk. d o r p e 1 horizontale deel van een houten of stenen deur- of vensterkozijn. Men onderscheidt boven-, tussen- en onderdorpels (zie ook kale. doxaal zie oksaal. d ri e p a s een in drie boogjes verdeelde boog als gotisch versieringsmotief; evenzo vierpas. d w a r s huis (langshuis) huis met zijn nokrichting evenwijdig aan de straat en de ingang aan de lange zijde. d w a r s a r m (transeptarm) ter weers • n • zijden van het middenschip gelegen deel van het dwarsschip. dwarsschip (transept) langwerpige ruimte die het middenschip loodrecht kruist en daarmee in open verbinding staat. empire-venster venster met verdikte middenstijl. entablement zie hoofdgestel. e p i t a a f grafschrift, veelal in gebeeldhouwde omlijsting, boven het graf aangebracht tegen muur of pijler. e r k e r kleine ronde, veelhoekige of vierkante uitbouw aan een gevel, veelal beginnend boven de begane grond; bedoeld voor meer licht en beter uitzicht naar buiten. e s d o r p dorp ontstaan op de zandgrond nabij het gemeenschappelijke bouwland. ezelsrug rij onder een hoek staande bakstenen ter afdekking van een muur of geveltop. façade voorgevel, voornaamste buitengevel. festoen loof- of bloemslinger van vruchten, bloemen of draperieen ter versiering boven vensters en ingangen, in frontons, tegen pilasters of in plinten en onder vensterdorpels. Ook uitgevoerd als doekfestoen (lambrekijn). fiaal (fioel) zie pinakel. flamboyant benaming voor een late ontwikkeling in de gotiek, gebaseerd op vlamvormige onderverdelingen van de vensters. fliering (jukplaat) horizontaal gelegen langsbalk ter ondersteuning van de sporen. folly romantisch sierbouwwerk, vaak als compositorisch element in een landschapspark toegepast. fries bandvormig gedeelte van het hoofdstel, tussen architraaf en kroonlijst; versierd met metopen en triglieven of met doorlopend relief; in ruimere zin: versierde horizontale band, bijvoorbeeld ter afsluiting van een muurvlak. frontaal versimpelde wimberg (in torenbekroning), zie wimberg. fronton lage driehoekige, boogvormige of segmentboogvormige versiering boven deuren, ramen of Bevels. Het omsloten boogveld beet timpaan. g a 1 e r i j overdekte gang waarvan een zijde een open arcade vormt; kleine decoratieve galerijen aan buitengevels heten dwerggalerijen. gebint juk met verticaal geplaatste stijlen, zie juk. g e b 1 o k t voorzien van natuurstenen of stucwerk blokken. gebonden stelsel bouwwijze van een kerkgebouw gebaseerd op de maten van een travee van het middenschip. gekoppelde vensters vensters, die slechts door een smalle muurdam, stijl of houten tussenlid aan elkaar zijn verbonden. g e m e n e muur gemeenschappelijke muur, waarin de balken van beide aangrenzende woonhuizen opliggen. gereduceerd westwerk westtoren met smalle zijvleugels die in open verbinding staan tot de middenruimten. De toren bevat een kapel op de verdieping. gesinterde steen steenwaar tijdens het bakproces aan een zijde een begin van smelting is ontstaan zodat deze daar gladder en donkerder van kleur is. Vaak gebruikt in middeleeuws siermetselwerk. g e w e 1 f stenen overkluizing van een ruimte; ook wel in bout uitgevoerd. gordelboo g brede ribbenversterking tussen twee gewelfvlakken of delen van een tongewelf. g o r d i n g licht gekantelde langsbalk tussen topgevels of jukken waarop direct dakbeschot aangebracht kan worden in de schuinte van het dak. grafrij stenen stenen met nummers in de kerkmuur die de corresponderende rijen met graven op het aangrenzende kerkhof aangeven. grafsteen verticaal geplaatste steen aan het hoofdeinde van een graf (zie ook zerk). g r a t e n zie kruisgewelf. grieks kruis kruis met vier armen van gelijke lengte. Groninger vensters zie kloostervensters. guirlande zie festoen. h a a n h o u t (hanebalk) horizontale verbindingsbalk tussen twee tegenover elkaar staande sporen. h a l l e n h u i s gebouw met vrijstaande gebintconstructie die het huis in drie beuken verdeelt. hallenkerk kerk bestaande uit schepen van gelijke hoogte waardoor het middenschip geen direct licht ontvangt. halsgeve1 gevel waarvan het middendeel hoger is opgetrokken tot een rechthoekige top, meestal gevat tussen twee klauwstukken en bekroond door een fronton. hangkoepel vereenvoudige vorm van een meloengewelf, waarbij door de opgaande muren als het ware van een halve bolvorm segmenten worden afgesneden. h a r n a s het geheel van stijlen en tracering in een gotisch venster. h e r m e naar onderen taps toelopende pijler of pilaster waarvan het bovenste deel de vorm heeft van het bovenlichaam van een menselijke figuur. hoekrisaliet vooruitspringende partij op de hoek van een gebouw. hoofdgestel (entablement) klassiek horizontaal lijstwerk bestaande uit architraaf, fries en kroonlijst. hoofdschip zie middenschip. hoornwerk buiten de vesting gelegen verdedigingswerk met twee halve bastions. imitatie speklagen in plaats van in natuursteen, in stucwerk uitgevoerde horizontale banden in het baksteenmuurwerk. impost dekplaat van pijler of kapiteel tussen deze en de boog, of plaat bij boogaanzet. insteek tussenvloer in het achterste gedeelte van een hoog stadswoonhuis met daaronder de binnenhaard. De kamer boven de insteek wordt wel hangkamer genoemd. ionische orde sierlijke orde, vaak met cannelures en een kapiteel met krul aan weerszijden. j u k (gebint, spant) dragende houtconstructie, bestaande uit een dekbalk, twee verticale of schuingeplaatste stijlen (jukbenen) en daartussen schoren (korbelen). Bij verticaal geplaatste stijlen spreekt men van gebint. k a 1 f horizontale tussendorpel van een kruiskozijn, schuifvenster of dwarsregel tussen een deur en haar bovenlicht. kapiteel decoratieve verbreding boven op zuil of pilaster ter vergroting van het draagvlak. kapittelkerk (collegiale kerk) kerk waaraan een kapittel, een college van TERMEN kanunniken of koorheren, verbonden is. kapittelzaal (kapittelhuis) plaats waar een kapittel in vergadering bijeenkomt. kariatide dragende zuil in de vorm van een gebeeldhouwde vrouwenfiguur. kathedraal hoofdkerk van een bisdom met bisschopszetel (kathedra). k a z e m a t bomvrije ruimte waarin het geschut staat opgesteld. k i s t w e r k muurwerk bestaande uit twee evenwijdige vlakken, opgevuld met mortel en breuksteen, die op gezette hoogten onderling verbonden zijn. k 1 a u w s t u k in- en uitgezwenkt zij- of vleugelstuk aan weerszijden van een topgevel of dakkapel. k l o k g e v e l gevel waarvan de top gevormd wordt door een ingezwenkte afdekking in de vorm van een klok. kloostergang (kruisgang) galerij rondom een vierkante binnenplaats aansluitend aan een kloosterkerk. kloostermop groot formaat middeleeuwse baksteen. kloostervenster venstermettwee openingen boven elkaar; boven met glas en onder met een luik gesloten (in Groningen ook Groninger vensters genoemd). kolom vrijstaande verticale ondersteuning voor horizontale liggers. kolonnet kleine kolom of zuil. kolossale orde pilasters of halfzuilen die tegen de volle hoogte van de gevel of tenminste over meerdere verdiepingen omhoog gaan. koor aan de oostzijde gelegen kerkgedeelte waar zich het (hoofd)altaar bevindt. Het kan recht, rond of veelhoekig gesloten zijn en is soms voorzien van een kooromgang met straalkapellen. koorhek houten hek ter afscheiding van koor en schip (zie ook oksaal). koorlantaarn van vensters voorzien bovenste deel van het koor in een basilicale kerk. kop-romp-boerderij boerderij waarbij het woongedeelte in zijn geheel smaller is dan het bedrijfsgedeelte. korbeelstel houtconstructie bestaande uit een muurstijl, een korbeel en een sleutelstuk, die samen een onvervormbare driehoek vormen; toegepast ter versterking van de draagkracht van een balk en ter versteviging van de stabiliteit van een gebouw. korfboog boog lijkend op een halve liggende ellips. k o z i j n omlijsting van een ingang of lichtopening bestaande uit een onderdorpel, bovendorpel en twee stijlen, waarin een deur, raam of luik is bevestigd. kraagsteen in een muur gemetselde, uitstekende steen die dient om een balk of een boog to ondersteunen. krimpen (krimpenboerderij) inwaartse sprongen van muurwerk die voor de over- gang zorgen van het bredere bedrijfsgedeelte van een boerderij met het smallere woongedeelte. kroonlijst bovenste licht uitstekende horizontale beeindiging van een hoofdgestel. k r u i s g e w e 1 f stelsel van elkaar loodrecht kruisende rondbogige of spitsbogige gewelven; de snijlijnen van een kruisgewelf heten graten. Wanneer de snijlijnen op tevoren over de traveeen gemetselde diagonale en loodrechte bogen (ribben) rusten spreken we van een kruisribgewelf. Bij een net-, een ster- of een waaiergewelf zijn niet-dragende, decoratieve ribben toegevoegd. k r u i s k e r k kerk met een transept. kruisvenster vensterinvieren verdeeld door middenstijl en tussendorpel (kale; boven met glas, onder met luiken gesloten. kriisselwarck hoogopgaand dwarsgeplaatst voorhuis met zadeldak tussen topgevels. lambrisering wandbetimmering, meestal bestaande uit panelen aangebracht tegen het onderste gedeelte van wand of interieur. lancetboog langgerekte spitsboog. landschapsstijl in Engeland ontstane tuinstijl waarbij een geidealiseerd natuurlijk landschap wordt nagebootst. 1 a n t a a r n bekronend torentje of toren met grote (beglaasde) openingen boven koepels of schipkruisingen. 1 a t e i langgerekte balk van natuursteen, hout of ijzer boven een deur of venster; heeft een dragende functie. lessenaarsdak dakovereenbouwonderdeel, in een richting afhellend. lichtbeuk vensterwand aan de bovenzijde van het middenschip van een basiliek. lijstgevel gevel beeindigd door een over de gehele breedte doorgaande kroonlijst. 254 TERMEN liseen vlakke, verticale relief band als wandgeleding in een muurvlak. loggia nisvormige, inpandig gelegen, overdekte ruimte op de verdieping, voorzien van balustrade. luchtboog stenen boog, die de zijdelingse gewelfdruk van de buitenmuur van het middenschip over het zijschip heen op de steunbeer overbrengt. maaiveld bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft. maaswerk zie tracering. makelaar decoratieve verticale bekroning van een houten geveltop. m a n c h e t versierd onderste derde deel van een zuil. mansardedak gebroken dak waarbij de dakschilden geknikt zijn en elkaar aan de bovenzijde onder een stompe hoek in de horizontale nok snijden. mansarde puntgevel puntgevel waarbij de schuine zijden geknikt zijn. mansarde schoudergevel schoudergevel waarbij de schuine zijden geknikt zijn. m a s c a r o n groteske of fantastische mensen- of dierenkop op balkkoppen, boog- en sluitstenen enzovoort. medaillon ronde of ovale gevelversiering, doorgaans voorzien van een portretkop. meloengewelf (meloenvormig koepelgewelf) elipsvormig koepelgewelf met een lage geboorte (aanzet) en, door ribben gescheiden, licht bollende gewelfvlakken. metaarhuis (meta heir) klein gebouw op een Israelitische (Joodse) begraafplaats, bestemd voor alle handelingen die aan een begrafenis voorafgaan. m e z z a n i n o lage 'halve' verdieping, voorzien van een reeks kleine vensters, meestal direct onder het dak (vergelijk attiek). middenrisaliet vooruitspringend gedeelte in het midden van een gevelfront. middenschip (middenbeuk, langsschip), hoofdschip van basiliek of hallenkerk. mikwa ritueel bad nabij de synagoge. m o e t zie dakmoet. m o n t a n t stenen stijl in een kerkvenster. muizentand bakstenen lijst bestaande uit een laag koppen die onder een hoek uitsteken waardoor een reeks spitse tanden ontstaat. muraalboog uitgekraagde boog in een muur, ter ondersteuning van een gewelf of een muurverzwaring. m u u r a n k e r ijzeren constructiedeel om muren aan balken te verankeren, waardoor uitwijken van de muur wordt voorkomen. muurdam muurgedeelte tussen twee openingen, waarvan de hoogte groter is dan de breedte. muurstiji in of tegen een muur geplaatste verticale houten stijl die een balk ondersteunt (zie korbeelstel). negge zie dagkant. n e u t stenen of houten onderstuk waarop een deurstijl rust. nok horizontale snijlijn van twee vlakken. obelisk aan de Egyptische of klassieke oudheid ontleend versieringsmotief, veelal ter bekroning van een gevel. Wat betreft functie een opvolger van de pinakel. oeil-de-boeuf (oculus, osseoog), klein venster van ronde, ovale of achthoekige vorm, doorgaans ter verlichting van een achtergelegen zolder of trap. oksaal (doksaal) houten of stenen bouwsel ter afscheiding van koor en schip. onderslagbalk haaks onder een enkelvoudige balklaag gelegen balk, die een deel van het gewicht van deze balklaag opvangt. ontlastingsboog boogboven venster- of deuropening om bovenliggend metselwerk te dragen en de druk daarvan af te leiden naar de muurdammen. o p k a m e r kamer die enkele treden hoger ligt dan andere vertrekken van dezelfde bouwlaag; dikwijls ingericht boven een half in de grond gebouwde kelder. oranjerie zelfstandig gebouw of serre waarin sinaasappelboompjes en andere zuidelijke gewassen 's winters worden ondergebracht; vaak dient een van de bouwhuizen bij een kasteel of buitenhuis tot oranjerie. o r d e een in de klassieke bouwkunst door volgorde en verhoudingen vastliggende samenstelling van bouwonderdelen. osendrop druipstrook tussen twee huizen; voert het van de daken afstromend water af. o v e r t u i n (overplaats) tuin of park deel uitmakend van een buitenplaats gelegen aan de overzijde van de openbare weg. pandhof (kloosterhof) tuin die door de Brie of vier armen van een kloostergang wordt omgeven. paviljoen vrijstaand tuinhuis en/of klein aanbouwtje aan groter gebouw. penant zie muurdam. pergola loofgang gevormd door een reeks pijlers of palen die raamwerk dragen waarover klimplanten worden geleid. Philibertspant houten boogspant samengesteld uit korte planken. piedestal zie postament. p i 1 a a r (pijler) vrijstaande drager van een gedeelte van een bouwwerk; heeft een vierkante, recht- of veelhoekige doorsnede. pilaster weinig uitspringende, van basement, schacht en kapiteel voorziene vierkante muurpijler ter ondersteuning van hoofdgestel of boog. pinakel in de gotiek gebruikelijke kleine spitse, torenvormige bekroning, bezet met hogels en bekroond door een kruisbloem. Tevens ter verzwaring van de steunbeer in verband met het opvangen van de zijwaartse druk (in Groningen wel `temper genoemd). p i r o n bekroning van de uiteinden van de nok van een dak; gemaakt van lood, zink of aardewerk. piscina-nis in een der wanden van het kerkkoor aangebrachte nis, bestemd voor de berging van de piscina, een reinigingsbekken voor liturgische doeleinden. pleisterwerk afdeklaag van metselwerk, bestaande uit een laag mortel, waardoor een glad oppervlak ontstaat. p 1 i n t onderste deel van een zuilbasement; ook stootlijst onder langs een gevel of wand. Polonceauspant ijzeren kapspant opgebouwd uit twee driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf; soms ook in hout uitgevoerd. portaal uitgebouwde hoofdingang. p o r t i e k naar de straatzijde geopend overdekt portaal, leidend naar de ingangsdeur. postament (piedestal) voetstuk onder zuil of pilaster. potdekselen enigszins overlappend aanbrengen van planken om inwatering te voorkomen. pronkrisaliet rijk gedecoreerd licht TERMEN uitspringend gevelgedeelte waarin doorgaans de ingangspartij is opgenomen. pseudo-basiliek kerkwaarvande middenbeuk weliswaar hoger is dan de zijbeuken, maar toch Been vensterzone bezit. p u i gevelgedeelte behorend bij de begane grond van een huis. puntgevel gevel waarvan het bovendeel driehoekig is, overeenkomstig het erbij aansluitende zadeldak. raam gedeelte van het venster waarin het glas is gevat. r e d o u t e eenvoudig veldwerk met aarden wal ter afsluiting van de toegang tot een bepaald gebied. r i b b e n zie kruisgewelf. risaliet een over de gehele hoogte van een gebouw licht uitspringend gevelgedeelte. rocaille asymmetrisch schelpachtig ornament. roedenvenster (schuievenster met onderverdeling van roeden waarin de ruiten worden aangebracht. roedenverdeling verdelingvan een raam door verticale en horizontale geprofileerde spijlen, waarin de glasruiten zijn aangebracht. rollaag reeks stenen op hun kant, vaak ter afdekking van een muur of topgevel. r o 1 w e r k een plastisch motief vergelijkbaar met uit leer gesneden en omgekrulde vormen (zie ook bandwerk). rondboog boog in de vorm van een halve cirkel. r o n d e e 1 half- of driekwartronde torenachtige uitbouw van een stadsmuur. r o o i 1 i j n scheiding tussen openbare en particuliere grond, die bij het optrekken van bouwwerken niet overschreden mag worden. r o z e t cirkel- of bladvormig versieringsmotief. r u i t d a k torenspits met aan vier zijden puntgevels, gedekt door een overhoeks geplaatst tentdak, waardoor vier ruitvormige dakvlakken ontstaan. r u s t i c a muurwerk van grote steenblokken, aan de buitenzijde ruw gelaten en gemetseld met diepliggende voegen. sacramentshuis in het kerkkoor aangebrachte nis- of torenvormige bewaarplaats voor de geconsacreerde hosties. s a c r i s t i e kleine nevenruimte aan een kerk bij het koor, ter bewaring van gewaden en voorwerpen voor de eredienst. samengestelde balklaag balklaag bestaande uit moer- en kinderbalken. s a r r i e s h u t woning van de toezichthouder op de belasting op het (koren)gemaal. s c h a c h t opgaand gedeelte van zuil of pilaster tussen basement en kapiteel. schalk tegen muur of pilaar staande dunne, veelal ronde, drager van boog of ribbe van een gewelf. schathuis zie bouwhuis. s c h e i b o o g boog van een arcade tussen twee beuken van een kerk of ander gebouw. schilddak dakvorm bestaande uit twee driehoekige aan de smalle en twee trapeziumvormige dakvlakken aan de lange zijde die elkaar in de horizontale nok snijden. schip vrijwel altijd aan de westzijde gelegen gestrekt deel van een kerk, eenbeukig of door in de lengterichting lopende arcaden onderverdeeld in middenschip en zijbeuken. schoon (metsel)werk nietdoor een pleisterlaag afgedekt metselwerk. schoudergevel tuitgevel met horizontale onderbrekingen in de schuine zijde. schuifvenster geheel van kozijn, raam en ruiten, waarbij het boven- en benedendeel van het raam verticaal langs elkaar kunnen schuiven. sedilia priestergestoelte. s e g m e n t b o o g boog met uitsnede van minder dan een halve cirkel. serliana driedelig venster, het middendeel voorzien van een boogvormige en de zijkanten van een rechte afsluiting. s e r r e met glas dichtgezette houten of ijzeren uitbouw van een huis. s h e d d a k (zaagdak) opvolgende reeks parallelle daken met dakvlakken onder verschillende helling, waarvan de steilste van glas voorzien zijn en gericht zijn op het noorden. sieranker rijker versierd muuranker. skeletbouw wijze van bouwen waarbij verticale stijlen en horizontale balken met elkaar verbonden worden en de krachten op geconcentreerde wijze op de onderliggende constructie afgedragen worden. s l u i t s t e e n wigvormige steen als bovenste steen in de kruin van een boog of gewelf, doorgaans van natuursteen. snijr aam bovenlicht met gesneden . versienng. s o u t e r r a i n benedenverdieping, veelal gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen. spaarboog boog boven ondiepe nis. spaarnis nis in metselwerk om materiaal uit to sparen. spant zie juk. speklaag horizontale band van natuursteen of pleisterwerk in metselwerk; ook wel in stucwerk geimiteerd. spitsboog boog gevormd door twee cirkelsegmenten die elkaar aan de bovenzijde onder een scherpe hoek ontmoeten. spoor (dakspoor) rond of rechthoekig bezaagd hout in de schuinte van het dak, dienende voor het dragen van de dakbedekking. s t a n d v i n k stijl, aan twee zijden voorzien van korbelen, ter ondersteuning van een balk. stapelbouw wijze van bouwen waarbij stenen elementen op elkaar gestapeld worden en de krachten op gelijkmatige wijze op de onderliggende constructie afgedragen worden. steekkap klein gewelf boven een hoog venster dat het schipgewelf loodrecht kruist. stekelvarken (S-Kazemat) licht geconstrueerde gewapend beton-kazemat met Brie of meer schietgaten voor een lichte mitrailleur. s t 6 le grafzuil van Griekse oorsprong. steunbeer muurverzwaring ter verbetering van de stabiliteit van het gebouw; bij kerken soms breed en hoog opgemetseld (streefpijler) voor de opvang van een luchtboog. Stijl verticaal onderdeel van een deurof vensterkozijn. s t r e e k d o r p lineaire nederzetting met strokenverkaveling en lintbebouwing van huizen of boerderijen op regelmatige afstand van elkaar. strengperssteen machinaal gevormde steen met een zeer regelmatig oppervlak. stucwerk ornamentaal pleisterwerk. stylobaat (zuilenstoel) verhoogd gedeelte waarop een reeks van zuilen is geplaatst. TERMEN t a n d l i j s t rij van blokjes onder een kroonlijst (vergelijk muizetand). t e n t d a k dak waarvan de vier dakvlakken in een punt bijeenkomen en waarbij de nok ontbreekt. theekoepel tuinhuis voor het drinken van thee en andere dranken, vooral opgericht bij buitenplaatsen. t i m p a a n zie fronton en boogveld. tongewelf tunnelvormig gewelf, in de richting van de lengteas van de ruimte. . toot spitse wlgvorm; versiering aan het ontmoetingspunt van twee boogsegmenten in een spitsboogvenster. topgevel gevel waarvan het bovendeel een driehoekig beloop heeft ter afsluiting van het dak. toskaanse orde ordemetgladde schacht en eenvoudig kapiteel. t r a c e r i n g (maaswerk) stelsel van geprofileerde, gemetselde stenen banden als onderverdeling en versierend element van vensteropeningen en muurvlakken. transept zie dwarsschip. trapgevel gevel waarvan de schuine zijden van de top een trapvormig beloop hebben. travee ruimte-, wand- of geveleenheid, afgebakend door pilaren, steunberen, pilasters of vensters. trekbalk horizontale balk tussen de zijmuren van een gebouw; kan de zijwaartse druk van een kapconstructie en/of gewelf opvangen; in ijzer uitgevoerd trekanker genoemd. tribune boven een zijschip gelegen galerij. trijshuis kleine uitgebouwde kap boven een hijsinrichting. triomfboog de boog waarmee in een kerk het koor is geopend op schip of kruising. t r o g g e w e 1 f gewelf bestaande uit een reeks gemetselde boogvlakken, geslagen tussen houten of ijzeren liggers. tudorboog boogvorm waarvan de segmenten aan de bovenzijde overgaan in rechte, elkaar in een stompe hoek ontmoetende stukken. tuindorp buitenwijk met dorpsgewijze bouw en woningen in kleine groepen, met tuinen eromheen. tuitgevel puntgevel, waarbij top en aanzet zijn voorzien van een smalle horizontale beeindiging. tussenbalkjuk juk waarbij de jukbenen doorsteken en de jukbalk ertussen is bevestigd (vergelijk ankerbalkgebint). T-venster schuifvenster met boven de wisseldorpel een kleiner en er onder een, door een roede in tweeen verdeeld, groter raam. uithof op het platteland gelegen gebouwencomplex van een klooster, bestemd voor agrarische doeleinden. u i t k r a g e n uitsteken van een bouwdeel om een muurverzwaring of uitspringende bouwmassa te ondersteunen. veranda (waranda) open maar overdekte houten galerij voor of om een huis. verblendsteen (blindeersteen) hardgebakken strengperssteen met een gladde en dichte huid. v i e r i n g kruising van midden- en dwarsschip, vaak benadrukt door een vieringtoren of dakruiter. Vlaamse gevel grote stenen dakerker met venster en eigen dakdekking, waarvan de voorzijde gelijkligt met het onderliggend muurwerk. vlechting wigvormig stuk metselwerk, met liggende voegen loodrecht op de schuine zijkant van een bakstenen geveltop; toegepast ter versteviging van het metselwerk (in Groningen ook beitelingen genoemd). vleugelstuk zie klauwstuk vliering op de fliering gelegde vloer in een kapconstructie. volume onderdeel van een gebouw; bouwmassa. voluut spiraalvormige versiering van ionische kapitelen; ook decoratief onderdeel van consoles en klauwstukken. waaierzwikken waaiervormige versiering in de zwikken van een van een rondboog voorzien raam van een schuifvenster. wangen zijstukken, zoals van een schouw of een koorgestoelte. waterlijst horizontale, enigszins uitstekende lijst langs een gevel, bedoeld om het aflopende regenwater van de onderliggende constructie weg te houden. w e g d o r p lineaire nederzetting met aaneengesloten bebouwing van huizen of boerderijen ter weerszijden van de weg. wenkbrauw decoratieve gebogen sierlijst aangebracht boven een venster. w e s t w e r k massief, breed en hoog bouwdeel met twee torens aan de west zijde van een kerk, al dan niet voorzien van galerijen, altaarruimte, crypte en een absis. w i m b e r g steile driehoekige siergevel boven portalen en vensters, vaak afgezet met hogels en bekroond door een kruisbloem. windschoor schuin tussen juk en fliering geplaatst schoor ten dienste van de langsstabiliteit van de kapconstructie. w i n d v e e r plank aangebracht ter bescherming van de zijrand van een rieten of pannendak; tevens gebruikt als `omlijsting' van de geveltop. wolfdak zadeldak dat boven aan een of beide uiteinden is afgeschuind; de afschuining zelf is het wolfeind. zaagdak zie sheddak. zaalkerk rechthoekige, niet door reeksen zuilen of pijlers in beuken onderverdeelde kerk. zadeldak dakvorm bestaande uit twee hellende vlakken die elkaar in de horizontale nok snijden. z a k g o o t goot tussen twee schuine dakvlakken. z e r k horizontale grafbedekking van steen (zie ook grafsteen). zeslichtsvenster schuifvenster met boven een kleiner, door een roede, in tweeen verdeeld raam en onder een door roeden in vieren gedeeld raam. In geval van een verdikte middenstijl een empirevenster genoemd. z i c h t a s zichtlijn in een tuinaanleg gericht op het huis of op een ander visueel belangrijk punt. z i j b e u k kerkruimte, parallel aan het hoofdschip en daarvan gescheiden door zuilen of pilaren. zuil dragend element met een cirkelvormige doorsnede, doorgaans bestaand uit basement, schacht en kapiteel. zuilenorde zie orde. z w i k driehoekig vlak tussen een boog en zijn rechthoekige omlijsting. TOPOGRAFISCH REGISTER In dit register, samengesteld door Jeroen van Meerwijk, zijn behalve de namen van Groninger steden, dorpen, buurtschappen en gehuchten ook de andere Nederlandse plaatsnamen vermeld die in de tekst voorkomen. De vet gedrukte nummers verwijzen naar de bladzijden waarop die kernen uitgebreid aan bod komen. De overige paginanummers hebben betrekking op vermeldingen elders in de tekst. Tevens zijn opgenomen de namen van forten, kastelen, buitenplaatsen en landhuizen. Achtkarspelen 12 Addingaborg 222 Adorp 44, 62, 187 Aduard 12, 14, 30, 43, 56, 62-63, 82, 223 Alberdaheerd, borg 238 Allersma, borg 85 Alteveer 53 Amsterdam 24, 30, 120, 224 Appingedam 14, 15, 21, 23, 24, 26, 28, 30, 31, 32, 34, 38, 39, 40, 54, 55, 63 69, 80, 81, 158, 206, 219 Arum 152 Asinga, borg 161, 162, 211 Assen 46 Aylkumaborg 155 Baatjesborg 70 Baflo 20, 31, 33, 69-71, 186 Bareveld 53, 196, 214, 226 Barnflair 60, 203 Bedum 12, 20, 24, 27, 31, 32, 34, 44, 45, 50, 55, 71-73, 81, 178, 243 Beerta 23, 26, 47, 51, 74 Bellingeweer 206, zie ook Winsum 232 235 Bellingwedde, gemeente 74, 77, 184, 218, 222 Bellingwolde 23, 25, 28, 32, 37, 47, 51, 52, 58, 60, 74-76 Bellingwolder Schans zie Oude Schans Bierum 20, 30, 32, 43, 67, 76-77 Biessum 43, 81-82 Bikkershorn 225 Binnenvenne 227 Blijham 28, 47, 52, 58, 77 Blinke (Nieuwolda) 27 Bolsward 102 Booneschans 171 Borgercompagnie 51, 53, 54, 77-78 Borgh (Scheemda), De 169 Borgsweer 205 Bourtange 33, 59, 60, 78-79, 83, 192, 203 Boven Pekela 53, 170 Boven-Muntendam 214 Bovenrijge 205 Breede 79-80 Breedenborg 79 Briltil 34 Buinermond 196 Buitenvenne 227 Bult, De 232 Burcht, landgoed De 230 Burum 221 Coendersborg 25,176 Coevorden 59 De Wilp 45, 57, 158-159 De Marne, gemeente 83, 144, 147, 151, 160, 168, 185, 211, 221, 240, 245 De Wolf zie Wolf Delfzijl 25, 26, 30, 33, 34, 46, 55, 59, 60, 76, 80-82, 86, 87, 92, 96, 139, 148, 157, 160, 195, 204, 211, 219, 236 Den Andel 20, 82 Den Ham 82-83 Den Horn 63 Den Hoorn zie Wehe-Den Hoorn Dijksterhuis, borg 185, 186, 209 Doezum 20, 38, 56, 83 Dokkum 155, 219 Doodstil 237 Dorkwerd 43, 134, 200 Drachten 96 Drieborg 47 Drouwenermond 196 Eekwerderdraai 235 Eelde 96 Eems zie Linie Eemsmond, gemeente 79, 146, 177, 180, 187,207,210,212,219,237 Eenrum 21, 25, 42, 83-84 Eenum 20, 26, 33, 38, 42, 51, 84-85 Eerbeek (Gld.) 172 Eexta 21, 26, 50, 159, 235, zie ook onder Scheemda 188-190 Ekenstein, Huis 27, 32, 207, 235 Emmen 46, 218 Engelbert 33, 45, 85, 174 Engeweer 225 Enkhuizen 69, 240 Ennemaborg 32, 163 TOPOGRAFISCH REGISTER Enumatil 56, 59, 154-155 Eppenhuizen 238 Euvelgunne 161 Ewer 245 Ewsum, borg 162, 207 Ezinge 26, 42, 43, 56, 70, 85-86 Farmsum 25, 26, 66, 86-87 Farmsum, Huis te 86 Feerwerd 42, 56, 87, 181 Felland 45 Fiemel 205 Finhil, huize 30, 143 Finsterwolde 26, 31, 32, 47, 48, 51, 52, 87-88 Foxham 40, 148, zie ook Hoogezand- Sappemeer 140-144 Foxhol 45, 53, 54, 55, 140, 145, zie ook Hoogezand-Sappemeer Fraeylemaborg 32, 157, 193, 193-194 Fransum 56, 88-89 Ganzedijk (Finsterwolde) 31, 47, 88 Garmerwolde 21, 22, 34, 38, 44, 89 Garnwerd 21, 36, 56, 89-90 Garrelsweer 27, 30, 55, 90 Garsthuizen 30, 50, 91, 181 Gasselternijveenschemond 196 Gerkesklooster 217 Glimmen 27, 32, 45, 46, 91-92 Glimmen, Huis te 91 Godlinze 43, 92-93 `s-Gravenhage 214 `s-Graveschans 193 Grijpskerk 46, 56, 93-94, 175 Groenestein 32, 124 Groningen (stad) 12, 14, 15, 18, 19, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 43, 44, 45, 46, 53, 54, 56, 58, 59, 60, 71, 85, 94-134, 140, 143, 144, 149, 150, 161, 165, 171, 174, 181, 202, 220, 221, 242 Groot Halsum 145 Groot Maarslag 222 Groot Wetsinge 187, 188, 188 Grootegast 32, 56, 83, 134, 157, 167, 182, 191 Haarlem 24 Hallum 229 Halsum zie Groot Halsum Ham (Kolham) 148 Hamdijk (bij Nieuweschans) 31, 47, 51, 52, 171 Hamsterborg 82-83 Hanckemaborg 242 Haren 28, 29, 30, 32, 45, 46, 48, 91, 97, 111, 134-137, 175 Harenermolen 45,134 Harkstede 24, 32, 45, 137-138, 148, 193 Harkstede zie ook Klein Harkstede Harlingen 46 Haykema, borg 86, 238, 239 Hebrecht 59, 79 Heiligerlee 47, 138 Helpman zie Linie Helium 38, 45, 139, 195 Hemert 154 Hemmen, Huis te 135 Heveskes 87, 211 Heythuisen (L.) 101 Hilversum 104 Hoeksmeer 90 Holte 58 Holwierde 20, 21, 38, 60, 139-140, 179, 190 Hongerige Wolf 47, 88 Hoogeland, openluchtmuseum, zie personenregister Hoogezand 15, 24, 26, 40, 46, 54, 148 Hoogezand-Sappemeer 40, 53, 140-144, 146, 149, 224 Hoogkerk 20, 32, 34, 54, 97, 130, 144 Hoorn 159 Hoorn zie ook Wehe-Den Hoorn Horn zie Den Horn Hornhuizen 50, 144-145 Houwerzijl 168 Huizinge 20, 25, 33, 52, 145 Iwemastins 166-167 Jipsingboermussel 200 Jipsingboertange 58 Jipsinghuizen 49, 192 Juckema, borg 238 Jukwerd 69 Kantens 30, 32, 43, 45, 146, 200 Katmis 139 Kerkhorn 77 Kiel-Windeweer 53, 146-147 Klein Wetsinge 187 Klein Harkstede 161 Klein Martijn, borg 137, 193 Klinkenborgh 186 Kloosterburen 27, 50, 147-148 Kloosterwijtwerd 213 Kolham 33, 45, 148 Kommerzijl 56, 172 Koog aan de Zaan 232 Kopstukken 166 Kornhorn 57 Krewerd 20, 23, 148-149 Kropswolde 45, 149 Kruisweg 158 Lammeburen 177 Langakkerschans 170 Lange Leegte 77 Langenhuis 238 Langwijk 224 Laskwerd 69 Laude 192 Laudermarke 48, 59, 203-204 Leegkerk 21, 149-150 Leek 27, 33, 57, 150-151, 154, 164 Leens 20, 30, 32, 42, 151-153 Leermens 20, 21, 36, 38, 43, 153-154 Leeuwarden 17, 18, 46, 96, 107 Lellens 24, 33, 43, 154 Lellens, borg 154 Lethe 60 Lettelbert 56, 154-155 Linie van de Eems, Eerste 60, 76, 78, 203 Linie van Helpman 60, 96, 133 Linie zie ook Semslinie Loppersum 22, 26, 28, 30, 32, 33, 40, 43, 67, 84, 90, 91, 145, 153, 155-157, 161, 180, 197, 200, 224, 225, 235, 238, 239 Losdorp 25, 157 Lucaswolde 56 Luinga, borg 76 Lulema, borg 221 Lutjegast 30, 56, 57, 83, 157 Maarhuizen 235 Makkum 40 Marsum 20, 36, 38, 43, 57, 158 Martenshoek 27, 40, 53, 140, 142, zie ook Hoogezand-Sappemeer 140-144 Marum 20, 56, 57, 158-159, 166, 176 Mathenesse, borg 160 Meeden 23, 25, 26, 31, 32, 47, 51, 159160 Meedhuizen 160 Meiborg 29, 32, 52, 189 Melkema, borg 145 Menkemaborg 25, 31, 37, 152, 208-209 Menkeweer 179 Menolda, borg 139 Mensingeweer 160, 234 Menterwolde, gemeente 159, 165, 172, 240 Meppel 46 Middag 56 Middelbert 40, 45, 161, 174 Middelstum 22, 33, 42, 43, 45, 161-163, 207 TOPOGRAFISCH REGISTER Midwolda 25, 32, 47, 51, 163-164, 172, 219 Midwolde 25, 56, 164-165 Midwolderhamrik 172 Molenhorn 77, 227 Monnikenwierde 63 Muntendam 26, 28, 34, 47, 51, 165, 214 Musselkanaal 53, 166 Niebert 56, 166-167 Niehove 20, 33, 43, 167 Niekerk (gem. Grootegast) 167-168 Niekerk (gem. De Marne) 168 Niekerk 20, 34, 38, 56, 57 Nienoord, De 27, 57, 150, 150-151, 165 Nieuw Beerta 26, 27, 29, 32, 47, 52, 168-169 Nieuw Scheemda 47, 169 Nieuwe Compagnie 146 Nieuwe Pekela 34, 53, 169-170, 229 Nieuweschans 32, 33, 46, 47, 51, 54, 60, 96, 170-171 Nieuwolda 27, 32, 47, 51, 52, 172 Niezijl 56, 172 Nittersum, borg 24, 197 Noordbroek 21, 25, 41, 47, 172-174 Noordbroeksterhamrik 174 Noordwijk 25, 97, 174 Noorderhoogebrug 44, 46, 134 Noordhorn 41, 56, 174-175 Noordlaren 38, 45, 48, 175-176 Noordwijk 56, 158 Noordwolde 21, 25, 44, 243, 244 Noordwolde (Finsterwolde) 87 Nuis 20, 25, 56, 176 Obergum 22, 25, zie ook onder Winsum 232-235 Oldehove 50, 56, 176-177 Oldekerk 56, 167, 168 Oldeklooster 50, 147, 148 Oldenzijl 21, 177-178 Oldorp 207 Ommelanderwijk 53, 55, 217 Onderdendam 24, 30, 32, 45, 71, 73, 178-179 Onderwierum 178 Onnen 32, 45, 48, 134, 137 (esdorp), 136 (tuindorp) Onstwedde 22, 41, 49, 53, 58, 179-180, 190, 196 Oost Snelgersma, borg 63 Oosterhuizen, borg 84 Oosterlee 138 Oosternieland 84, 180 Oosterwierum 106 Oosterwijtwerd 20, 30, 36, 38, 91, 180181 Oosterzand 56, 191 Oosterzand 168 Oostrum 20 Oostum 21, 22, 24, 36, 42, 56, 181 Oostwold (gem. Scheemda) 25, 28, 30, 32, 47, 50, 56, 181-182 Oostwold (gem. Leek) 154 Opende 29, 182 Opende-oost 56 Opwierde 25, 28, 65-67 Oterdum 87, 229 Oude Pekela 24, 27, 33, 40, 53, 54, 55, 170, 182-184, 226 Oude Schans 60, 75, 170, 184 Oudedijk 185 Overschild 45, 51, 184-185 Paterswolde 96 Peebos 83 Pekela 15, 34, 170, 182 Pekela zie ook Boven, Oude, Nieuwe Pieterburen 25, 43, 44, 160, 209, 185186 Pietersbierum (Fr.) 144 Pieterzijl 93 Piloersema, borg 82-83 Poll, De 176 Poll, De Kleine 92 Ranum 46, 235 Rasquert 70, 186-187 Reide 14, 46, 59 Reiderland, gemeente 74, 87, 168, 170 Reitsemaheerd 93 Rensumaborg 210 Rienkesheerd 172 Rikkerda, huis 157 Rinsumageest (Fr.) 38 Ripperda, borg 180 Roodeschool 26, 46, 187, 205 Rottum 42, 146, 221 Rottumeroog 40, 41, 44, 221 Rottumerplaat 44 Ruischerbrug 174 Rusthoven 32, 235 Saaksum 177 Saaxum 56 Saaxumhuizen 187 Sappemeer 15, 24, 26, 27, 30, 32, 40, 53, 54, 55, 134 Sappemeer zie ook Hoogezand- Sappemeer 140-144 Sauwerd 44, 45, 46, 187-188 Schaaphok 195 Schaphalsterzijl 46 Scharmer 21, 45, 138, 191 Schatsborg 154 Schattersum, borg 190 Scheemda 21, 23, 28, 29, 32, 33, 34, 47, 52, 54, 138, 163, 169, 172, 181, 188190, 218, 225 Scheemderhamrik 169 Schiermonnikoog 44 Schildwolde 30, 41, 45, 51, 179, 190191, 193 Sebaldeburen 56, 191 Sellingen 36, 38, 58, 191-192 Selwerd 12 Semslinie 53, 196, 226 Siddeburen 20, 30, 38, 44, 45, 192-193 Sint-Annen 32, 206 Slochteren 21, 32, 44, 45, 46, 59, 137, 139, 148, 160, 184, 190, 192, 193-195 Smeerling 49, 58, 180 Sneek 81 Solwerd 25, 65-66, 239 Spijk 30, 33, 43, 195-196 Stadskanaal 26, 30, 32, 40, 46, 53, 166, 179, 184, 196-197 Stedum 21, 40, 42, 43, 67, 197-199 Steentil 63 Steenwijk 59 Stitswerd 146 Stroobos 46 Takkenborg, borg 205 Tange 53, 58 Ten Boer 20, 21, 29, 32, 43, 154, 199200, 200, 205, 236 Ten Post 43, 200 Ter Ape123, 27, 28, 30, 32, 33, 34, 38, 45, 46, 49, 53, 58, 200-203 Ter Borg 49, 192 Ter Borg, hoeve/Huis 222 Ter Haar 53, 79, 203-204 Ter Wisch 33, 49, 204 Ter Weer, borg 206 Ter Wupping 58 Termunten 21, 204-205, 236 Termunterzijl 25, 204-205 Thesinge 21, 22, 26, 32, 44, 199, 205206 Tinallinge 206 Tjamsweer 26, 27, 32, 33, 40, 63, 65, 206-207 Tjuchem-Meedhuizen 33, 160 Tolbert 20, 57, 150 Tonden (Gld.) 54 Toornwerd 42, 43, 163 Tripscompagnie 53, 165 Uiterburen zie Zuidbroek Uithuizen 21, 25, 27, 29, 32, 33, 37, 45, 207-210 Uithuizermeeden 25, 29, 167, 210-211 Uitwierde 25, 26, 43, 211 Ulrum 18, 20, 28, 33, 42, 46, 211-212 Ulsda 74 Usquert 20, 26, 27, 29, 40, 42, 43, 52, 212-214 Utrecht 101, 108 Vaartwijk, veenborg 224 Veelerveen 59, 218-219 Veendam 15, 24, 26, 30, 32, 33, 34, 46, 53, 54, 55, 77, 214-217, 226 Veenhuizen 180 Verhildersum 32, 152 Vierhuizen 43, 44, 212 Vierverlaten 149 Vinckersum 190 Visvliet 217 Vlagtwedde 31, 33, 38, 58, 75, 78, 191, 200, 203, 217-218 Vledderveen 197 Voorveld 29, 135 Vredenhoven, borg 188, 235 Vries (Dr.) 243 Vriescheloo 47, 58, 218-219 `t Waar 169 Wadwerd 30, 214 Wagenborgen 33, 219 Warffum 26, 30, 32, 43, 50, 219-221 Warfhuizen 221-222 Wedde 23, 25, 47, 49, 58, 59, 75, 222223 Wedderveer 223 Weende 58 Wehe-Den Hoorn 31, 42, 223-224 Weiwerd 43, 86, 87, 149 Wester Enzelens zie Garrelsweer 27 Westerbork (Dr.) 133 Westerbroek 45, 46, 224 Westerdijkshorn 44, 73 Westeremden 20, 30, 32, 36, 43, 40, 224-225 Westerlee 47, 225 Westernieland 186 Westerwijtwerd 20, 34, 42, 225-226 Westerzand 56 Wetsinge, zie Groot- en Klein- Wevershorn 227 Wierum 62 Wildervank 15, 24, 25, 28, 30, 31, 33, 53, 196, 226-227 Willemstad (N.Br.) 24, 140 Windeweer zie Kiel-Windeweer TOPOGRAFISCH REGISTER Winneweer 55, 200 Winschoten 20, 21, 26, 27, 28, 30, 32, 33, 34, 40, 41, 46, 47, 54, 59, 75, 188, 227-232 Winsum (en Obergum) 14, 29, 32, 33, 44, 46, 62, 69, 82, 85, 87, 89, 181, 186, 187, 206, 211, 232-235 Wirdum 31, 32, 55, 235-236 Wirdumerdraai 235 Wittewierum 12, 38, 193, 236 Woldendorp 236 Wolf, De 28, 137 Wolfsbarge 53 Wollingboermarke 59 Wollinghuizen 31, 218 Woltersum 33, 44, 236-237 Zandberg 66 Zandeweer 20, 34, 237-238 `t Zandt 21, 25, 36, 51, 67, 238 Zeerijp 22, 24, 32, 43, 86, 238-239 Zevenhuizen 57 Zijldijk 43, 239-240 Zoutkamp 46, 56, 59, 96, 240 Zuidbroek 21, 25, 32, 36, 41, 46, 47, 51, 53, 240-241 Zuidhorn 20, 28, 29, 30, 32, 38, 41, 46, 57, 82, 88, 93, 167, 172, 174, 176, 217, 241-243 Zuidlaren 96 Zuidwending 53 Zuidwolde 20, 44, 243-245 Zuurdijk 43, 50, 245 Zwolle 46, 96 REGISTER VAN PERSONEN In dit register van personen, samengesteld door Jeroen van Meerwijk, zijn tevens de namen opgenomen van stichtingen, verenigingen, maatschappijen en andere groeperingen die als opdrachtgevers of uitvoerenden in de tekst worden genoemd. Aa, Geert van der 24, 137 Aalderink, Saskia en Hein 137 Abrahams, Derck 239 Ackermans, P. 110 Addens, E.R. 75 Addens, H. 75 Addinga, familie 14 Addinga, Egge I 222 Addinga, Haye 222 Adema, Jos. 148 Adema, P.J. 223 Adema & Zn., C.B. 183 Aduard, abdij 204, 223 Aeisens, Wijncko 88 Agnes, Albertine 113 Ahues, abt Gerardus 199 Aken, Jan van 89,191 Akkerman, A. 219 Alberda, familie 90, 145, 178, 185, 207, 208, 213 Alberda, Geertruida 162 Alberda, Gerard 185 Alberda, Gerard Horenken 185 Alberda, Goossen Geurt 185, 187 Alberda, Habbina Elisabeth 86 Alberda, Mello 208 Alberda, Onno Joost 207 Alberda, Reindt 84 Alberda, Unico Allart 208 Alberda, Unico Allard II 209 Alberda van Dijksterhuis, Goossen Geurt van 185, 187 Alberda van Ekenstein, familie 207 Alberda van Ekenstein, Willem 207 Alberda van Ekenstein, Willem Carel Anton 207 Alberda van Menkema, Suzanna Elisabeth 185 Alberda van Menkema, Unico Allart 207, 208, 209 Alberda van Menkema, Wendelina Cornera 142 Alberda-Horenken, Margaretha Josina 239 Alberts, A. 128 Alberts, Frederick 222 Alberts, Werner 92 Albrecht, hertog van Saksen 15 Alderts, mw. 126 Aiken, J.124 Alkmaar, Adriaen Anthonisz van 78, 184 Allersma, Duurt 85 Alofs, familie 133 Alofs, J.P. 122 Alva 15, 95 Amsingh, Eppien 241 Amsingh, Nanno 241 Andreae, Tobias 118 Arents, Jan 241 Armenbestuur, R.K. 123 Atlanta, kantoorboekenfabriek 55 Aubertin, Andre 212 augustijnen 12, 63 Avebe, Cooperatief Aardappelmeelverkoopbureau 54, 200, 214, 217 Aylkuma-In den Ham, familie 156 Baat, J. de 132 Bakker, W. 123 Bailer, Johan van 101 Balles, Jurrien 231 Ballis, Jannis 232 Balthasar, Jurrien 82, 146, 150 Balvert, J. 72 Basse, Anna Jacomina 138 Bazel, K.P.C. de 29, 135 Beckering Vickers, J. 81 Bedum, dienst Gemeentewerken 73 Bedum, Cooperatieve Fabriek van Melkproducten 55, 73 Beeten, JJ. 122 Beetwortelsuikerfabriek, (Suikerunie) Fries-Groningse 54 Beetwortelsuikerfabriek, (C.S.M.) NV Noord-Nederlandsche 54, 144 Behrens, firma H. 122 Bekenkamp, Abraham 25, 87, 88, 157 Bekenkamp, B. 159, 182 Bekenkamp, L. 163 Bekink, C.H. 105 Belgrave, P. 122 benedictijnen 12, 146, 205 benedictinessen.199 Benninga, J. 156, 198 REGISTER VAN PERSONEN Berchuis, Tjaard van 121 Berents, Berent 219 Berge, A.H. ten 91 Bergen, A.H. van 148, 149, 152, 163, 171, 179, 182, 184, 222, 224, 225, 226, 229 Bergen, A. van 66 Bergen, J. van 135, 141, 180 Bergen, firma A.H. van 85, Berghuys, A.H. 121 Berlage, H.P. 29, 93, 97, 104, 120, 123, 128, 134, 146, 200, 213, 216 Bern, Digna Maria van 184 Berum, familie Van 79 Berum, Christina Emerentia van 63 Berum, Everdina Cornelia van 208 Berum, Johan van 140 Berum, Onno Joachim van 76 Berum, Thecla Elisabeth van 244 Beukema & Co, fa H. 54, 143 Beusekom, H. van 124 Beusekom, J.G. van 26, 96, 108, 111, 133 Bevere, J.M. de 40 Bielefeld, H. 152 Bindervoet, familie 242 Birza, H.A. 130 Bitter, Jan 146, 147, 160, 163, 166, 212, 229 Bladergroen, mw. prof. WJ. 92 Blickman, J.A. 149 Bliitz 229 Blokzijl, S. 134, 146, 200 Bock, Folckert 108 Bodewes, werf 140 Boekverkopers, pensioenfonds van het College van 115 Boeles, familie 174 Boer, J.A. 125, 126, 130, 132, 136 Boer, familie De 207 Boerma, P. 123 Boissevain, familie 120 Boiten, N. 229 Bokhorst, E. 191 Bolhuis, D. 229, 230 Bolhuis, Ella Catharina van 237 Bolhuis, H. van 152 Bolhuis, K. 123, 130 Bolmeijer, J.C. 92 Bolt, D. 122 Bolt, M.157 Bolt, PhJ.W.C. 100 Bommen-Berend zie Galen, Bernard van Bonifatius 12 Bonsema, G. 25, 66, 114, 149 Boon, mw R.T. 152 Borch, Willem van 86 Borchardt, Johan 66, 101, 186, 225, 229 Borcherts, ijzergieterij wed. A. 40, 141, 143 Borck, familie 238 Borck-Alberda, Habbina Elisabeth van 239 Borck, Nicolas van 239 Borgesius, J.190 Bos, D.H. 177 Bos, G.T. 181 Bos, H.D. 207 Bos, J. 226 Bos, J.C. 211 Bos, K. 226 Bos, Pieter Jacobs 83 Bos, S.H. 169 Bos, Tj.H. 150 Bos, firma 202 Bos en Berghuis 213, 214 Bosma, G. 65 Bosma, J. 242 Bouman, W.G. 190 Bosscher, H.D. 196 Botjes, J.E. 75 Botjes, E. 182 Bouma, SJ. 30, 107, 109, 112, 115, 125, 126, 131, 132, 133 Bouman, H.P. 159 Bouman, R.G. 74 Bourgonjon, E. 111 Bouwman, familie 159 Bouwvereniging, De 96 Boven, Van 98 Braemsche, Johan de 79 Brederode, K.H. van 189, 231 Bremen, Johannes van 191, 211 Bremer, H. 163 Bremer, Chr. 214 Brill, C. 230 Brittannia, strokartonfabriek 182 Broecke, Hester van den 120 broeders des Gemenen Levens 112 Broek, J.H. van den 216 Brom, atelier 105, 133 Brons, J. 219 Brons, T. 219 Brons, W 219 Brons, aannemer 225 Brons, firma/familie 219 Bronsmotorenfabriek 64, 69 Bronts, H.S. 190 Brontsema, Cornelis 154 Brontsema op Boelsema, Brontheies 154 Brontsema-Mense, Catharina 154 Brouwer, B. 96 Brouwer, J.142 Brouwer, K.H. 88 Bruggen, J.B. van 124 Bruggers, R. 183 Brugma, Jan Dieters 25, 114, 161, 213 Bruining & Lamprecht, A.G. 202 Bruins, M.B. 125 Brunsvelt, Theodorus van 121 BSM, werf 140 Buining, A. 92 Bulder, H. 126 Busch, Reneke 85 Busmann, H. 142 Butler, William 141 Buurma, J.D. 232 Buurma, ds P.R. 163, 164 Buurtspoorlijn Stadskanaal-Ter Apel- Rijksgrens 46, 201 Calker, J,H. van 66 Calmers, familie 116 Canneman, E.A. 113 Caspari, W.R. 126 Cate, T.M. ten 91 92 Ceres, strokartonfabriek 182, 183 Chesnoy, familie Du 120 Christopher, meester 74 cistercienzers 12, 36, 43, 63, 204, 206 Clant, familie 152, 178, 237, 242 Clant, Adriaan 198 Clant, Baudung 242 Clant, Derck 239 Clant, Gratia 152 Clant, Johan 197, 198 Clant, Josina Petronella 210 Clant, Maurits 242 Clant, Melle 66 Clant, Willem 153 Clant van Hanckema, Derck 242 Clant van Stedum, Adriaan 198 Clant-Coenders, Anna 198 Cleve, E.R. 196 Cleveringa, B. 69 Cleveringa, Rudolf Pabus 66, 124 Clinge, Anna Maria 163 Clock, Feico Aliens 53, 182 Cloppenborch, Theodorus 218 Coblenz, Margaretha grafin Von 176 Cock, Abraham de 102 Cock, Anna de 213 Cock, ds. Hendrik de 18, 133, 211 Coehoorn, Menno van 60, 96 Coender, B. 228 Coenders, familie 84, 152, 237 Coenders van Helpen, Abel 107 Coenders, Hyma 176 Coeur, Henric 24, 137 Colinet, E.C.E. 133 Collenius, Herman 106, 150, 209 Compagnie des Bronzes Bruxelles 133 REGISTER VAN PERSONEN Coops & Nieborg, werf 140 Copijn, H. 32, 96, 124, 133, 209 Copijn Utrecht Groenadviseurs 235 Corbusier, Le 105 Cramer, G. 113 Cramwinckel, A.C. 79, 174 Cranenborch, Wijbrandus 222 Crans, Jan 102 Cremer, P.G. 205 Cressant, J. 108 Crone 242 CSM 54, 144 Cuypers, Ed. 217 Cuypers, J.ThJ. 31, 104, 147, 223 Cuypers, P.J.H. 27, 104, 133, 142, 147, 198 Cuypers jr, P. 31, 223 Cuypers-Stoltzenberg, atelier 72, 104, 142, 148, 166 Daan, G. 88, 132 Dallinga, G. 75 Dallinga, H.S. 169, 191 Dallinga, J.P. 88 Dam, Gerrit van den 63 Dam, H.H. 181 Dam, L. van 90, 130, 144 Dam, L. en J. van 93, 145 Dam & Zn., L. van 211, 195 Damste, R. 167 Damstra, D. 86 Deekema, Lucia van 144 Deest, RJ. van 183 Delden, HJ. van 159 Dertien, bouwkundige 213 Dethmers, D.E. 189 Detmers, D.S. 159 Dethmers, W. 183 Deville, Pailliette et Cie, fa 94 Diddens, G.H. 75 Diepen, werf Van 53, 140 Dieren, Egbert van 150 Dieters, H. 165 Dijk, G. van 200 Dijk, G.D. van 89 Dijk, Jacob 114 Dijk, U. van 125 Dijken, H.W. 87 Dijkhuizen, architect 183 Dijkstra, D.E. 232 Dijkstra, Johan 108, 111 Dijkstra, K. 154 Dijkstra, M. 129 Dik, G.P. 154 Dik, H. 218 Dik & Zn, G.P. 83 Dilling, L. 78, 191 Dinckgreve, E.W.W. 124 Dinkla, P.L. 75 Distel, De 126 Dollard, strokartonfabriek De 170 Domela Nieuwenhuis, E 128 dominicanen 12, 232 Dommering 231 Dongen, J. van 196 Doornbos, J.199, 244 Doornbos, K.P. 81 Doornbos, T.L. 207 Doornbosch, molenmaker 79 Doornbusch, J. 113 Dopheide, P.H. 123 Dornum un Withmonde, Gerdt tho 66 Douma, Atke 138 Dreise, J.E 185 Drenth, A. 127 Dresme, J. 135,166 Drewes, L. 72, 105, 125, 126, 128, 130, 135, 136, 187 Drielst, E. van 194 Driesma, H.R. 196 Drijfhout, K. 72 Dudok, WM. 30 Duirsema, Jan 141 Dumonceau, Joannes Baptiste 120 Dumringh, Ede Jans 66 Dusseldorp, WK. 178, 242 Duursma, D. 158 Duut, mej. L. 127 . Duyschot, J. 162 Ebbers, G.A. 66, 166 Ebels, Cornelia 66 Ebels, E.K. 169 Ebels, L.L. 124 Eck, Jan van 115 Edens, A. 231 Edskes, E.A. 164 Edskes, M. 164 Edzard, graaf van Oost-Friesland 15 Edzes, E.H. 159 Eeck, Johan 207, 235 Eedes, Anna 182 Eekman, L. 165 Eelkema, M.G. 125, 129, 130, 132 Eendracht, cooperatieve aardappelmeelfabriek De 54, 64, 146 Eenkema, L.156 Eerden, Van 239 Eerdtman, M. 138 Eerelman, 0. 133 Eersteling, coOperatieve aardappelmeelfabriek De 54, 77 Eertman, M. 63 Eewes, Amse 83 Egenberger, J.H. 138 Eggens, Petrus 218 Eggers, Bartholomeus 164 Eijsbouts, firma 161 Eldering, C.H. 144 Elderkamp, Johan 24, 239 Electra, bemalingswaterschap 56 Electriciteits Maatschappij, Eerste Nederlandse 217 Elema, A.E. 84 Elema, familie 238 Ellens, Jan 148 Elmpt, A.Th. van 28, 29, 104, 105, 123, 124, 125, 126, 128, 130, 144, 242, 243 Elst, W. van de 125 Emmen, Wilhelmus van 114 Emmen, Johannes 201 Engelbarts-Haselhoffs, Magdalena 222 Engels, ds J.P. 177 Ennema, Sebo 163 Entens, Taetken 107 Enthoven & Co, firma U. 40, 108, 169 Erica, strokartonfabriek 182 Essen, J. van 26 Eussink, J. 166 Evenhuis, W.E. 237 Evers, B. 232 Ewsum, familie Van 150 Ewsum, Anna van 150,164 Ewsum, Caspar van 165 Ewsum, Wigbold van 57, 150 Eyck, Ch. van 105 Eysens, familie 140 Faber, Th. 239 Faber, W.D. 87 88 Falck van Neurenberch, Hans 79, 144, 217 Falise, A. 132,142 Feberwee, A. J. 128 Feith, J.A. 133 Ferhildema, Aylko 152 Fernelmont, E.H. de 72, 148, 152, 208 Fleige, H. 202 Fockens, familie 176 Fockens, Geertje 172 Folkersma, G.A. 191 Fongers, familie 133 Fongers, Groninger Rijwielfabriek 96, 130 franciscanen 12 Frater Smid, E. 125 Fremy, Claudius 90, 175, 179, 218, 225 Fremy, Johan 74 Fremy, Mammaeus (Mamees) 66, 75, 88, 93, 179, 225 Freytag, H.H. 74, 76, 88, 149, 154, 173, 182, 238, 241, 242, 245 REGISTER VAN PERSONEN Frieling, JJ. 206 Friesch-Groninsche Hypotheekbank 128 Fristers, Ite 148 FrObel, Wilhelm 111 FrOling Jz, M. 231 Froma, Ballo 235 Froma, Hille 235 Froma, Oede 235 Frooma, Gerbrandt 190 Frydag, B. 170, 229 Gaikinga, familie 152 Galen, Bernard van 16, 60, 96, 108, 192, 222, 223 Gansfort, Johannes Wessel 101 Garbrandts, Anje 231 Garver, J.170 Gasunie 110, 128 Geefs, Josef 138 Geer, Elizabeth de 118 Geertsema, C.C. 122 Geertsema, H. 81 Geertsema, Jan 190 Geertsema, J.H. 176 Geldmaker, M. 130 Gelre, graaf van 14 Gelre, hertog Karel van 15, 222 Gemeentelijk Drinkwaterbedrijf 136 Gemeentelijk Energiebedrijf 132 Gemeentelijk Waterleidingbedrijf 131 Gend & Loos, fa Van 128 Gendt, A.D.N. van 30, 128 Gendt, F.W. van 109 Gendt, J.G. van 30, 128 Gerlacius, Anthonie 141 Gerlacius van Nittersum, Tjaard Adriaan 198 Germeling, Roelof 102 Gerrits, Gerrit 102, 103 Geubels, fa JJ. 127 Geuer, H. 104, 202, 208, 229 Gheyn, Andreas van den 101 Gisius, G. 127 Glas, H.K. 156 Gockinga, T.H.H. 14, 198 Goeman Borgesius, Hendrik 190 Goeverneur, J.J.A. 133 Goossens, Tittie 157, 175 Gosschalk, I. 131 Goukes, E.159 Granpre Moliere, M.J. 98, 219 Grashuis, C. 92 Grijp, familie 93 Groen, Jan Hendriks 172 Groeneveld, A.WB.169 Groeneveld, J. 74, 231 Groenewolt, Gosen 103 Groenier, U.J. 230 Groenwolt, Goossen 89 Groneman, HJ.H. 27, 207 Groningen stall 14, 15, 18, 115, 125, 136, 137, 140, 182, 196, 201, 222, 223 Groningen, bisschop van 112 Groningen, Gedeputeerde Staten van 105 Groningen, Hengelclub 137 Groningen, Rijksuniversiteit 106, 109, 110, 121 Groningen, Vereniging van Handelaren in 128 Groninger Autobusdienst Onderneming (GADO) 46, 76 Groninger Bank 128 Groninger Crediet- en Handelsbank 128 Groninger IJzer- en Metaalgieterij 40, 108 Groninger Kunstkring De Ploeg 110, 220 Groninger Landschap, Stichting Het 164 Groninger Lemmer Stoombootmaatschappij 128 Groninger Locaalspoorweg- Maatschappij zie Locaalspoor Groninger Odd Fellows 126 Groningsche Scheepshypotheek Bank, Algemeene 128 Groot, C. de 30, 214 Groot, J.H. de 165 Grooth, K. de 28, 228, 230 Grovens, Jacob 114 Gruis, Hilbrandt 154 Gruisen, A. van 180 Gruys-Tamminga, familie 154 Gruyter, firma De 127 Guldenen, Z. 130 Guyot, Henri Daniel 105 Haakma Janssonius, A. 118 Haan, H.P.C. de 30, 230 Haan, J. de 30, 157 Hackfort, Berend van 222 Hagenius, R. 241 Halm, strokartonfabriek De 144 Halsema, Jacob 70 Hamers, PhJ. 135, 136 Hamster & Rozeboom, steenfabriek 188 Hansen, Job 30, 220 Hansouwe, Otto ter 114 Hardeman, C. 80 Hardenberch, prior Theodricus 201 Harder, Q. 221 Harderinge, familie 120 Hardeweer, Luwe tho 85 Hardeweer, Allo tho 85 Hardorff, M. 210 Hardorff, W. 169 Harmens, Tymen 172 Harmens, P.H. 172 Haseborg, familie Ter 189 Haseborg, G.P. ter 189 Haseborg, J. ter 189 Hassel, prior Gerhardus van 201 Hasselbach, W.L. 26, 216 Hasselt, J.E. van 132 Hasselt, L.E. van 126 Have, Berent ten 219 Have, H. ten 84, 137,160 Have, H.A. ten 171 Have, H.S. ten 234 Have, T.E. ten 189 Have, W.L. ten 169 Haven, Gerbrand van der 120 Haven, Theodorus van der 120,152 Haverkamp, D.H. 109 Havinga, H. 224 Haye, Jan de la 53 Hazenberg, molenmaker 149, 154 Hazeu, J.P. 28, 69, 115 Hazewinkel, P.H. 216 Hazewinkel, R. 128 Heddema, familie 88 Heddema, Hermannus 88 Heemster, Bauwe 156 Heeswijk, H. van 62 Heide, W. van der 123,193 Heide Maatschappij, Nederlandsche 79 Heikens, architect 66 Helmantel, H. 225 Hemminga, K.T. 164 Hemony, Francois 101, 161, 169, 206 Hemony, Pieter 101 Hendericx, Claes 67 Hendrik III, Duitse keizer 94 Hensen, firma N.C. 120 Heres, J.184 Hermannus, Sibrand, klokkengieter 84, 211, 213, 245 Hermans, T. 172 Herties, Jan 103 Hertoge, Daniel Onno de 83 Hesselink, A. 132, 133 Hesselink, H. 173 Hesselink, Willem Jacobsen 224 Heukelom, G.W. van 101 Heykamp, J.104 Heymans, G. 123 Himmelblau, C. 110 Hindriks, F. 225 Hinsz, A.A. 66, 92, 101, 109, 113, 135, 152, 156, 159, 160, 163, 173, 210, 237 REGISTER VAN PERSONEN Hoekzema, G. 123 Hoekzema, K. 105, 126, 153 Hoekzema, K. en H. 124 Hoekzema, K. en G. 127 Hoffman 128 Holland, graaf van 14 Holman, U. 167 Holsbergen, P. 188 Holte-Clant, Lucia ten 239 Holthuis, H.R. 165, 241 Holthuis, K.H. 28, 115, 130 Holthuis, K.H. en T 129 Holthuis & Ten Horn, firma 170 Holtman, werf 197 Homan, K. 174, 175,191 Hoogeland, openluchtmuseum Het 219, 220, 221 Hoogevest, G. van 179 Hooites, dhr. 142 Hooites-Meursing, J. 123 Hoorenken, Geertruit 154 Hoorn, T van 30, 156 Hooykaas, J.A. 216 Hora, Anna Maria 163, 164, 207 Hora, Wilhelmus 163 Hora Buma, familie 242 Hora Siccama, Johan 163 Hora Siccama van Harkstede, Johan 138 Horenken, Johanna 85 Horinke, Johan 101 Hornekens, Albert 188 Houten, B. en H.J. van 79 Houtman, T.P. 196 Houwerda, Snelger 14, 66 Hoving & Zn, Wed. H., molenmaker 91 Hovingh, P. en Th. 122 Hubscher, J.C. 142 Huinga, Rudolf 210 Huis, H. en J.146 Huisinga, ds. 226 Huisman, HJ. 207 Huisman, JJ. 124 Huisman, J.T. 190 Huizinga. G. 200 Huizinga, T. 220 Huizinga, T.R. 208 Huizinga, firma J.A. 130 Huizingh, J.S. 144 Hulsbergen, P. 159 Hulst, tegelfabriek Van 128 Humbert, H. 169 Huninga, Sebo 74 Huninga, Doede 74 Hunse, molenmaker 179 Husly, Jacob Otten 26, 108 Huurman, P.M.A. 28, 29, 123, 124, 126, 127, 128, 152, 212 Huut, M. van 128 Hylkema, familie 81 Hypotheekbank, Veenkoloniale Westerwoldse 203 IJsbrands, Lucas 40, 143, 161 Ikema, K. van 186 In den Ham, familie 156 In- en Kniphuisen, familie Van 165 In- en Kniphuisen, Carel Hieronymus van 164 In- en Kniphuisen, Georg Wilhelm van 165 In- en Kniphuisen, Karel Ferdinand van 158 In- en Kniphuisen-Lewe, familie 168, 212 Incassobank N.V. 128 Ipema, B. 177 Isbrants, Johan 107 Isselmuiden, Wigbolt van 72 Ittersum, ds H. van 149 Iwema, familie 166 Jacobs, Aletta 141 Jacobs, Eltye 182 Jacobs, Sybolt 118 Jacobs van den Hof, G. 132 Jager, B. 30, 146, 182, 209, 213 Jager, J.W. de 128 Jager, R.W. 127 Jans, J. 84 Jansen, F.X. 104 Jansma, E.M. 177 Janson, weduwe A. 115 Janssen, E 229 Jarghes, Everhardus, pastoor 101 Jarghes, Garment 153 Jarghes, Hermanus 83 Jarghes, Teteka 72 Jelles, E.J. 142 Jelmers, Remke 235 Jelsma, Y. 127 Jensema, S.D. 156 Jeruzalem, klooster 217 jezdieten 223, 242 johannieters 12, 106, 213 Joling, H. 243 Joly, Petrus 158 Jonge, E. de 163 Jonker, A. 166 Jullens, Geertruida J.E. 91 Julsingh, Anna Lucia 89 Julsingh, Bernhard 89 Julsingha, J. van 223 Kalfsbeek, C. 108 Kam, W.H. 107 Kamphuis, molenmaker 169 Kamphuis, E.W. 245 Kappa-Scholten 54, 143 Karel de Grote 12 Karel V 15, 64, 223 Karel, hertog van Gelre 15, 222 Karelse, A.J. 110 Karelse, Th. 88 Kazemier, B. 103, 125, 129, 130 Keiser, I.B. 160 Ketel, firma E. 227 Ketell, Rutger 181 Ketwich Verschuur, E. van 133 Kleima, Ekke 30, 220 Kleve, Elisabeth 115 Klinkhamer, R. 175176 Klipman, E. 166 Klippius, J.191, 226, 244 Kloosterboer, G. 225 Kloosterboer, M.H. 225 Knijpenga, Pieternella en Pieter 115 Knotnerus, 0.5. 182 Knotnerus, TH. 182 Knuttel, G. 136 Kormeling, J. 138 Kocken, atelier H.L.O. 104 Koenen, H. 69 Koerts & Zn, firma JJ. 183 Koets, G. 125 Kolk, J.H. 123 Koning, A.H. 223 Koning, J.S.G. 222 Koning, ijzergieterij HJ. 40, 207 Koolhof, G. 72, 174 Koop Tjuchem, firma 160 Koppius, familie 172 Kornput, Johan van den 101 Kort, J. 211 Kortholt, J. 63 Kortholt, RJ. 138 Koster, H. 125 Koster, werf 197 Kraaijinga, A. 185 Kraak, J.H. 90 Kraft, G.J. 123 Kramer, A.R. 27, 150 Krans, B.H. 181 Kremer, mw. 126 Kremer, P.G. 190 Kroider, M. 202 Kroon, JJ. 126 Kroon, strokartonfabriek De 182 Kropholler 67 Kruger, J.109 Kruijer, J.170, 227 Kruijer, K. 170, 183 REGISTER VAN PERSONEN Kruijer, J. 227 kruisheren 12, 201 Kruisinga, P.E. 94 Kruisinga, R. 93 Kruse, J.E 141 Kruyff, Matthias 106 Kuiler, A.W. 72, 105, 125, 126, 130, 135, 136, 137, 187, 191 Kuipers, Pieterke 234, 237 Kuipers, Tj. 30, 104, 226, 229, 237 Kusemer, proost van 93 Kuyper, G. 182 Laan, A. van der 156 Laer, Jelle van 190 Land, EJ.A. 164 Landbouwmaatschappij Westerwolde 79 Landeweer & Zn, firma D.H. 232 Langelaar, J.J. van 147, 198 Laxten sr en jr, ds. Johan van 140 Le Wei Zhong 137 Lee, A.M. van der 130 Leemhuis, E.H. 169 Leeuw, P.A. de 133 Leeuw Wieland, 0. de 26, 28, 90, 139, 156, 195, 199, 210, 235, 239 Leger des Heils 80 Leichel, E. 172 Lenning, J. van 30, 229 Leur, H.C. van 105 Levie, gebr. 130 Levinghe, Albert 175 Lewe, familie 84, 90, 120, 237 Lewe, Anna Habina 152 Lewe, Evert 168 Lewe, Joan 162 Lewe van Aduard, familie 181 Lewe van Aduard, CJ. 90 Lewe van Aduard, Evert Joost 63 Lewe van Aduard, Jan Evert 40, 133 Ligne de Barbasso, Anna de 101 Linge, E. van 123, 216, 220 Linge, L. van 216 Linnemann, R. en 0. 110, 11 Linzel, C. 142, 196 Lit, N.W. 105, 122, 123, 135, 219 Liudger 12 Lo, A.G. van 221 Locaal Spoorwegmaatschapp j Noord- Ooster 46,196, 217 Locaalspoorweg-Maatschappij Winsum- Zoutkamp, Groninger 46, 211, 212 Lohman, Dirck en Gerhard Diederich Lohman, G.W. 141, 244 Lohman, N.A. 139, 162, 193, 212, 244 Lohman & Zn., N.A. 83, 86, 157 Lokhorst, J. van 27, 28, 106, 111 Loning, J. 203 Loodswezen, Bouwkundige Dienst van het 221 Loon, J.H. van 214 Loots, J.J. 212 Lohman, J.G. 129 Louwens, Wiltet 235 Lubsen, J.174 Lucchi, M. de 110 Luchtmacht, Koninklijke 60, 140, 222, 232 Ludolphi, Andreas 119 Luwerts, Egbert 173 Maarschalkerweerd, M. 104, 208, 223 Maas, J.P. 170 Machinefabriek, Noord-Nederlandse 230 Maler, Johan 191 Malsem, Maria van 185 Maniel, Jan Gerard George van 184 Maneil, Warmolt baron van 76 Maneil-Alberda, echtpaar 76 Mansholt, D.R. 159 Mansholt, UJ. 124 Mare, A. de 165 Marees van Swinderen, R.M.A. de 85 Marema, P.E. 208 Maris, J.W. 27, 86, 109, 113, 122, 123 , 124, 150 Markus, A. 220 Marot, Daniel 209 Martens, H. 69 Maurits 15 Meckama, Julius van 144 Meckema van Aylva-Camstra, familie 144 Meddens, G. 126 Medendorp, P. 92, 136 Meer, J. van der 110 Mees-Gockinga, R.A. 123 Meesters, M. 87 Meiborg, W. 189 Meier, firma K.T. 127 Meijer, Allen 25, 70, 92, 102, 103, 106, 138, 152, 162, 165, 167, 172, 185, 194, 198, 207, 209, 210, 226, 241 Meijer, H.B. 163 Meijer, R. 70, 86, 188, 190, 205 Meinen, R. 196 Melker, AJ. 200 Mellema, E. 232 Mendini, A. en E. 110 Mengelberg, atelier EW. 104, 142, 183 Mengelberg, 0. en W. 183 Mepsche, Bawe de 89 Mepsche, Evert de 156 Mepsche, Johan de 82 Mepsche, Rudolf de 89 Mepsche, Syerd de 144 Merkur, werf 140 Mertens, H.E 183, 197, 214 Mesdag, G. 135 Mesdagkliniek, Dr. S. van 109 Metzelaar, W.C. 107, 109, 241, 242 Meulen, P. van der 227 Meursing, F. 141 Meyer, J. 211 Meyer, Titia 188 Mitterreither, J. 223 Modderman, Jan 121 Molanus, Mencke 163, 165, 241 Molen, H.W. van der 186 Molenaar, Nic. 27, 142, 183 Monkhorst, T 191 Motke, aardappelmeelfabriek 240 Muller, Christiaan 181 Muinck Keizer, A. de 135 Mulder, familie 141 Mulder, A. 67, 198 Mulder, H. 10 Mulder, J.N. 173 Mulder, K.R. 205 Mulder, P. 82 Mulder, R.H. 76 Muller, J.S. 88 Muller, P.M. 88 Muller, W. 111 Muller & Co, firma S. 130 Mulock Houwer, J.A. 28, 32, 97, 109, 111, 112, 125, 130, 131, 133 Munster, bisschop van 12, 20 Munster, bisschop zie ook Galen, Bernard van Muntinga, D.E. 171 Muntinga, E. 75 Muntinghe, Petrus 222 Musselkanaal e.o., aardappelmeelfabriek 200 Nannenga, K.H. 159 Nanninga, D. 200 Nanninga, J.H. 167 Nansum, Aylke tho 82 Nanszum, Otto 140 Nantkes, Walrick 74 Nassau, geslacht Oranje- 106 Nassau, graaf Adolf van 138 Nassau, graaf Willem Lodewijk van 59 Nassau, Lodewijk van 15, 138 Natalini, A. 98 Nederland, meubelfabriek 130 Nederlanden, Staat der 135 REGISTER VAN PERSONEN Nederlandsche Bank 127 Nering Bogel, firma 40 Nicolas, J. 72, 105 Nicolas & Zn, F. 148, 165, 166, 183, 202, Nieboer, H.H. 89 Nieland, AJ.L. 88 Niemeijer, Th. 124 Niemeyer Tabaksfabriek 96 Niemeyer Tabaksmuseum 117 Nienhuis, G. 134 Nienhuis, P.K. 208, 213 Nienoord, heer van 58 Nieuwoldt, ds J.H. 141 Nijhof 196 Nijhuis, G. 29, 122, 123, 124, 128, 129, 130, 176 Nittersum, Andelof 198 Noordelijk Scheepvaartmuseum 117 Noordewier, M. 93, 94, 175, 244 Noordhoff, drukkerij 96, 96 Noordhoff, P. 133 Noordhuis, H.A. 84 Noordooster Locaal Spoorwegmaatschappij zie Locaal norbertijnen 147, 218 Nut van het Algemeen, Maatschappij tot 18, 127 Nutsspaarbank 67 Nyeveen, familie Van 233 Obertin, Andre 225 Odd Fellows 126, 142 Oeckelen, P. van 74, 77, 79, 86, 89, 102, 103, 104, 113, 134, 140, 141, 150, 162, 165, 166, 168, 174, 175, 182, 187, 188, 196, 206, 207, 212, 213, 217, 225, 235 Oeckelen & Zn., firma P. van 103, 134 Oeckelen, gebroeders Van 82, 91,147, 150, 176, 186, 193, 201, 205, 224 Oever en J. Koning, ijzergieterij E. ten 40, 160 Oever, E. ten 141 Offringa, H.P. 210 Offringa, P.B. 182, 207 Offringa, R. 65, 145, 156, 161, 173, 198, 204, 235, 236, 238, 239 011ershemius, Bernardus Andreae 158 Olsmeijer, K.G. 139, 234 Omges, G. 207 Ompteda, familie 237 Onderhorst, D. 162 Onderneming, stoom- steen- en buizenfabriek De 200 Onnes, JJ. 159 Onsta, Egbert 162 Onsta, Hidde 152 Ontginningsmaatschappij De Vereenigde Groningsche Gemeente, NV 59 Oomkes, J.188 Oomkes, ds 0. 226 Oomkes, ds Tammo 138 Oost-Groningen, Streekraad 223 Oosterbaan, J.163 Oosterbeek, D.H. 163 Oosterhof, H. 188 Oosterhuis, B.G. 63 Oostfriesland, hoofdelingen van 14 Oppenheim, Julius 128 Oranjeboom, brouwerij 133 Osheer, L. 159 Osnabruck, bisschop van 12 Oterdoon, H. 75 Otten, J.C. 165 Oud, JJ.P. 133 Oudman, K.M. 187 Overney, Petrus 211 Panhuys, jhr. J.A.E.A. van 123, 150 Pathuis, W.H. 90 Pattje, werf 53,140 Payens, familie 133 Pel, KJ. 234 Pelgrom, K.I. 144 Persijn, Adriana Sophia van 141 Petegem, ds J. van 216 Peters, C.H. 28, 109, 135, 142, 172, 183, 189, 211, 216, 228, 230, 241, 242 Peters, Garwer 23, 95, 103, 107, 113, 118 Petit, A. 168 Petit & Fritsen 210 Pfaff, firma 231 Philips 196 Phoenix, strostoffenfabriek 55, 2173 Piccart, ds Gualtherus 148 Piccardt, Henric 137, 138,193 Piccardt-Rengers, Anna Elisabeth 19 Piening, J.197 Pieters, H. 127 Pieters, J.136 Pijttersz, T. 232 Plateelbakkerij zie Distel Ploeg, Groninger Kunstkring De 110, 220 Poll, G.J. 94 Polma Grijs, E.W. 223 Polman, Johan 83 Polonceau, Camille 40 Por, J. 62, 225 Post, P. 200 Posthumus, familie 243 Postma, J. 125 Pothof 195 Pothoven, H.A. 136 Pouderoyen, C. 105 Powels, Gert 89, 244 premonstratenzerinnen 138 premonstratenzers 12, 38, 190, 236 Prins van Oranje, ijzergieterij De 84 Proper, J. 218 Prott, familie 157 Prott, Bernard Johan van 83,157 Prott-Snabel, Albertina Lucretia 157 Provinciaal Drinkwaterbedrijf 137 Provinciale Waterstaat 131,132 Prummel, J. 127 Prummel, H. 192 Prummel, fa H. 227 Pulles, H. 228 Quintus, jhr R.A. 91 Quintus, jhr O.J. 124, 135 Quintus, jhr W.. 122 Raammaker, Harmannus 104, 108, 111 Raammaker, W. 229 Raat-systeem 222, 232 Raatjes, TB. 222 Radfridus 12, 71 Ranitz, S.M.S. de 124 Ranneft, S.B. 124 Rasten, E. 211 Rautenberg, R. 218 Reddingius, W. 200 Reegen, H. ter 230 Reegen, H.A. ter 215, 216 Rees, W. van 184 Reinders, Geert 233 Reitsema, T 30, 82, 153 Reitsema, W. 30, 63, 153, 168, 212, 213, 234, 243, 245 Reitsma, E. 30, 31, 63, 66, 70, 72, 92, 125, 136, 186 Reitsma L.H. 135, 136, 212 Reker, L.G. 100 Reneman, ds Carolus 149 Reneman, F.Z. 91 Rengers, familie 86, 107, 138, 139, 156, 236 Rengers, Anna Elisabeth 137, 138 Rengers, Decia 89 Rengers, Edzardt Lamouraal 236 Rengers, Egbert 139, 236 Rengers, Frans 139 Rengers, Johan 236 Rengers, Judith Wermelo 236 Rengers, Lambertus Schotto 87 Rengers, Swer 236 Rengers, Zeino Henrick 193 REGISTER VAN PERSONEN Rengers van Farmsum, familie 157, 206 Rengers van Ittersum, Anna 139 Rengers-Bentinck, douairiere 87 Rengers-Polman, familie 236 Rengers-Tjarda van Starkenborch, douairiere M.B. 87 Rennenberg 15 Reurschen, Christiaan 210 Reuscher, A. 66 Rhijnvis Feith 123 Riedel, J.P. 227 Riele, W. to 202, 216 Rietema, J. 69 Rijk, Jan de 25, 85, 92, 103, 108, 152, 158, 162, 165, 167, 172, 175, 185, 194, 198, 207, 209, 210, 217, 226, 241 Rijksbetonningsdienst 240 Rijksmuseum 188 Rijksuniversiteit zie Groningen, Rijksuniversiteit Rijnders, S. 67 Ringels, ds Jacobus 160 Ringh, AJ. van 170 Ripperda, familie 86, 139, 149, 176, 238, 242 Ripperda, Carel Victor 181 Ripperda, Elisabeth Sophia 181 Ripperda, Gijsbert Herman 181 Ripperda, Hero Maurits 86, 87 Ripperda, Johan Valck 207 Ripperda, Margaretha Elisabeth 181 Ripperda, Margaretha Josina 242 Ripperda, Maurits 239 Ripperda, Rudolf Luirt 176 Ripperda, Unico 206, 211 Ripperda-Alberda, familie 206 Ripperda-Rengers, Anna Margaretha 139 Ripperda-Ripperda, familie 181 Ritsema, J.F. 226 Rive, Pieter de la 78 Ming, M. 111 Robertus, firma 230, 231 Roelfs, C. 227 Roelfsema, FJ. 169 Roelfsema, P. 207 Roelfsema, R. 123 Roelfssema, W.J. 130 Roelofsz, Coenraet 24, 103, 140 Roffel, F. 123 Ronda, Lammert Jans 152 Roodbaard, L.P. 32, 194, 207 Rookmaker, A.E.C. 75 Rookmaker, N.S. 75 Rots, H. 93, 127 Rovier, Nicolas 212, 225 Royen, AJ. van 179 Rozema, E. 172 Rozema, T 143 Rozenburg, firma 127, 229, 230 Ru, H. de 141 Rubertus, F. 210 Rumrinck, Jan 135 Salm, A. 28, 123, 127 Sanders, AJ. 30, 128, 130 Sandra Veltman, familie De 148 Sandra Veldman, Hendrick de 193, 194, 195 Sannes, ds I. 216 Saville, G. 132 Schaffer, Geert 118 Schaffer-Entens, familie 157 Schaper, J.H.A. 133 Scheepers, J.E 26, 27, 72, 113, 133, 208, 213 Scheepsbouw Maatschappij, Nederlandse 243 Scheltens, aannemer 76 Schenck van Toutenburg, George 64, 223 Schenkel, J.165 Schenkenberg van Mierop, P. 138 Schieringers 14, 15 Schill, Th.G. 109 Schilt, J. 229 Schilt-Geesink, F. 229 Schimmel, G. 134, 213 Schimmelpenninck, (Rutger Jan) 120 Schnitger, Arp 84, 92, 102, 113, 138, 160, 169, 173, 207 Schnitger jr, F.C. 74, 76, 101, 238, 241, 242 Schnitger, G. 27, 28, 122,123 Scholten, familie 19, 123 133 Scholten, J.E. 18, 54, 123 133, 136,144 Scholten, WA. 18, 40, 54, 124, 133, 136, 140, 143, 144, 240 Scholten suiker/stroopfabriek 96 Scholten, Kinderziekenhuis WA. 135 Schonenborch, Johan 161 Schortinghuis, ds Wilhelmus 163 Schotanus, A. 162, 233 Schott, Elisabeth 120 Schram de Jong, A. 111 Schretlen & Co, firma D.A. 40, 124, 221 Schut, H.P.J. 97 Schutte, C. 149 Schuurman, AJ. 166 Schuurman, S.J. 167 Sebastiani, ds Hermannus 89 Seilmaker, Berend Janssen 114 Selbach, Maria van 156 Sellingen & Omstreken, zuivelfabriek 192 Selms, architect 210 Sems, Jan 53 Serlio 23 Seubring, H. 175176 Sibinga, Rense 190 Siccama, J. 28, 30, 77, 160, 216, 227 Siccama, Wiardus 164 Sicherheitsdienst 19 Sichterman, familie 25, 233 Sichterman, J.A. 120 Sickinge, familie 79 Sickinge-van Berum, Thecla Elisabeth 245 Sickmans, Nicolas 152, 177, 205, 232 Siefken, molenmaker 218 Siekman, K. 28, 73, 93, 94, 144, 242, 243 Siemens, Eltjo 88 Siertsema, Martinus 193 Sigault, C. en J.E 105 Sijlman, Lambert 120 Sikkema, ds DJ. 170 Simon, Johannes en Anthonius 158 Sissingh, ds Joannes 207 Sissingh, Jan Hendrik 235 Sitter, R. de 135 Sitter, familie De 175 Slavenburg's Bank 231 Sluchtinge, Eteke 114 Sluiter, J.G. 75 Smid, M.P. 159 Smidt, Hillebrandt 95 Smit, familie 141 Smit, A.D. 156, 163 Smit jr, D. 125 Smit, werf 140 Smith, H.130 Sociaal-Democratische Bond 128 Societe de Fonderies du Val d'Oise, ijzergieterij 124 Solleder, Bernard en Albert 113 Sonius, B.E. 144 Sonoy, Diederick 78, 185 Spiel, Jan Cornelis 142 Spooreman, J. 220 Spoorwegen, zie ook Buurtspoor, Locaalspoor, Staatsspoor en Woldjerspoor Spoorwegen, Nederlandse 46 Spoorwegen, Duitse 171 Springer, L.A. 32, 133, 232 Spronneaux, C. 219 Staatsspoorwegen 171, 189, 231, 241 Star Numan, C.A. 142 Star-Lichtenvoort, familie 140 Starck, Ph. 110 Starkenborgh, familie Van 152 Starkenborgh, Edzard van 152 REGISTER VAN PERSONEN Starkenborgh-Lewe, familie Van 152 Steege, Jacobus van der 121 Steenbrink, H. 205 Steenhuis, dokter 156 Steenhuysen, Henric van 66 Steringa Kuyper, ds B.A. 232 Steun, Tj. van 125 Steur, A. van der 85, 98, 148, 160 Stheeman, U.E. 188 Stichting Werkmanslust 202 Stichting Societeitsfonds, Veri Et Recti Amici 118 Stichting Woningbouw Slochteren 138, 148 Stichting Winschoter Woningbouw 230 StOtterheim, mw 126 Stol, M.D. 206 Stoomtramweg Maatschappij Oostelijk- Groningen 203, 231 Stork, firma 136 Straaten, G. van 202 Strasser, E.E. 213 Straten, W van 225 Strating, G.H. 183 Struif Bontkes, 0. 88 Struiwig, Caspar 25, 66, 135, 146, 152, 156, 160, 162, 166, 178, 212, 229, 237, 241 Struve, J.W. 143 Struve, W.E. 25, 173 Stuivinga, J. 30, 216 Stuyt, J. 105, 147 Sucha, Carl Rabenhaupt baron Von 108 Suikerunie 54 Swartwold, Jan 130 Swinderen, familie Van 85, 175 Swinderen, jhr. 0.QJJ. van 71 Swinderen, Oncko van 210 Symons, R. 190 Tammens, familie 90 Tammes, G. 171 Tamminga, familie 186 Tammijnga, Evertien 233 Tamminga van Alberda, Onno 210 Tamminghe, Allert 144 Tasman, Abel 157 Teenstra, Aedsge Martens 176, 177 Teenstra, Douwe Martens 176,177 Teenstra, M.D. 82 Temminck Groll, C.L. 113 Tepe, A. 27, 72, 229 Ter Apel e.o., aardappelmeelfabriek 203 Tewes, Jacob 209 Theijssen, F. 127 Thomas, Augustin 172 Thomas, Jacob 102 Thomassen-Thuessink van der Hoop, E.J. 195 Thooft en Labouchere, firma 130 Tichelaar, P.W. 90 Tiddens, M. 231 Tideman, Johannes 106 Tijdens, B.L. 59 Tijen, Van 98 Tiktak koffiebranderij 96, 129 Tilbusscher, J. 72, 220 Tilbusscher, P. 162, 220, 225 Timmer, J. 77 Timmer, R. 189 Timpe, J.W. 102, 103, 161, 182, 215, 220 Tipkers, J.G. 138 Tjaden, H. 122 Tjaden Jullens, C.H. 91 Tjarda van Starkenborgh, familie 152, 156 Tjarda van Starkenborgh, Margarita Bouwina 206, 207 Tjarda van Starkenborgh, Edzard 152 Tjarda van Starkenborgh, Edzard Jacob 152 Tjarda van Starkenborgh, Ludolf 152 Toekomst, coOperatieve bakkerij De 130 Toekomst, coOperatieve aardappelmeelfabriek De 146 Toekomst, cooperatieve strokartonfabriek De 54, 190 Tonden, aardappelmeelfabriek 140 Tonella, J.AJ. 126 Tonkens, Ayolt 159 Tonkens, E.H. 159 Tonkens, H.E. 159 Tonkens, N.H. 159 Tonkens, T. 103, 125, 129, 130, 166 Toorop. J. 66 Top, D.H. 30, 77 Toren, G.R. 164 Torringa, familie 245 Torringa, P.J. 186 Tot Christelijke Liefdadigheid, vereniging 219 Toxopeus, K. 172 Toxopeus, P.L. 182 Trammaatschappij Oostelijk Groningen 203, 231 Tramwegmaatschappij Zuidlaren- Groningen 136 Trier, Henrick van 101 Triffterer, W. 216 Trip, Adriaan Joseph 118,141 Trip, Jacob, Louys en Hendrick 165 Trip, H.L. 217 Trooster, B.H. 188 Ubbena, Jan 195 Ubbena toe Spyck, Willem 195 Uiterdijk, C.H. 143 Unicum, landbouw-mechanisatie-bedrijf 77 Uniken, Jan 197 Unikken, E.H. 197 Union, strokartonfabriek 182 Utrecht, Antonius van 185 Utrecht, bisschop van 12, 15, 94 Utrecht, levensverzekeringsmaatschappij De 128 Valcke, Pompejus de 89 Valckx & Van Kouteren 72 Valk, W. 81, 108, 110, 128, 132 Veen, B. van der 235 Veen, J. van der 129 Veen, J.H. van der 82 Veen, Petrus van der 174 Veen, Y. van der 30, 63, 70, 90, 104, 135, 190, 193, 195, 208, 244 Veenhof, A. 210 Veenstra, S.A. 162 Vegter, J.J.M. 98 Velkema, R.A. 171 Veltman, G.W. 232 Veltman, ds T 226 Verbeeck, A. 102 Verburgh, Antoni 25, 201, 204 Verburgh, H. 182 Verdenius, J.W. 202 Vereenigde Groningsche Gemeenten, NV Ontginningsmaatschappij 59 Vereeniging Het Stadspark 133 Vereeniging ter bevordering van de kanalisatie van Westerwolde 59 vereniging Ons Dorpshuis 156 Vereniging Watersport De Twee Provincien 137 Vereniging Watersport Paterswolde 137 Vereniging tot Verbetering der Volkshuisvesting 144 Verhagen, Hermanna 190 Verhagen, P. 216 Verhulst, Rombout 164, 198 Veri, H. 219 Vermeulen, firma 148 Vermeulen, M. 219 Vetkopers 14, 15 Vietor, B. Haitzema 230 Villeroy & Boch, firma 183 Vinckers, familie 233 Vinckers, G. 190 Vinckers, Johan Ments 190 Vingboons, Philips 24, 197 Visscher, H. 104 REGISTER VAN PERSONEN Vissering, familie 91 Vissering, J.D. 91 Vlasblom, Reinder Derks 120 Vlugt, L.C. van der 30, 40, 112, 243 Vogel, H.P. 109 Voort, E. van der 168 Voort, Matthijs van 170 Vos, J.T. 122 Vos, H. 219 Vos tot Nederveen Cappel, C.L. de 200, 201 Vries, J. de 90 Vries, L. de 127 Vries, P. de 186 Vrieze, P.L. de 91, 100, 102, 199, 206, 210, 222, 235 Vrij, Willem Jacobus de 174, 235 Vrijman, J.A.W. 28, 30, 106, 110, 111, 216 vrijmetselaars 106 Vroom, J. 88, 136, 159, 169, 189, 214 Vroom jr, J. 32 Vroom sr, J. 32 Vulpen, gebroeders Van 153 Wachters, firma J.B. 130 Waghevens, J.149 Walcker & Co, firma E.F. 226 Walfridus 12, 71 Walker, HJ.L. 127 Wailes, A. 83, 102 Wailes, M. 83, 102, 145, 156, 185, 187, 210 Walles & Zn, M. 220 Walta, P. 166, 202 Want, A. van der 122 Warnsinck, I. 67, 229 Warringa, E. 197 Wartensleben, Carl Friedrich graaf von 142 Wassenaar, A. 135 Wassenberg, J.A. 178, 209 Waterborg, gebroeders 129 Waterleidingmaatschappij, Provinciale 214 Waterschap Electra 177 Waterschap Westerkwartier 86, 172 Waterschap Westerwolde 223 Waterschap, Winsumer en Schaphalster 178 Waterstaat, Ministerie van 26 Waukesha Dresser Engine Division 69 Weco, firma 143 Wedde, drost van 75 Weeyden Abbesch, C. van 169 Wegewaert, Henrick 63 Welleman, C.CJ. 30, 80, 81 Welsing, W.G. 127 Welt, K.E. 214 Welt, T.E. 213 Welveldt, Johan van 237 Wely, H. van 135 Wenckebach, L.O. 132 Wenthin, J.167 Wenthin, J.E 172 Werf, Stichting H.H. van der 67 Wester, H. 182, 200 Westerhout, G. 30, 202 Westerman, K. 143 Westerwolde, aardappelmeelfabriek 218 Westerwolde, Vereeniging ter bevordering van de kanalisatie van 59 Westerwolde zie ook Waterschap Wiardi, ds. Hermannus 84 Wiebenga, J.G. 30, 40, 112 Wiegman, W.G. 92 Wieringa, familie 239 Wieringa, Franciscus Gerardus 121 Wieringa, G. en W. 73, 144, 187 Wiersema, familie 222 Wiersema, A. 30, 31, 72, 178, A. 225 Wiersema, Aaltje Thomas 93 Wiertsema, J. 69, 148, 223 Wiertsema & Zn, J. 134 Wiertsema, L. 195 Wiertsema, P. 219 Wiertsema Elema, G. 84 Wigboldus, E.R. 89 90 Wigboldus, Willem 112 Wijgchel, familie 190 Wijgchel, H.L. 190 Wijk en D. Broos, C.H. van 112, 176, 187 Wijk, S. 160 Wijkmans, J. 66 Wijnhoud, Jan 25,121 Wijnne, AJ. 129 Wijs, L.E de 174 Wildervanck, Adriaen Geerts 53, 214, 215, 226 Wildeveld, P.G. 234 Wilke & Co Dampfkessel and Gasometer Fabrik Braunschweig 131 Wilkens, familie 142 Willehad 12 Willem III, koning/stadhouder 193 Willem IV, stadhouder 16 Willem V, stadhouder 17, 198 Willem W; stadhouder 112 Willem Frederik, stadhouder 113 Willem I, koning 184 Willems, J.H. 128 Willenbrock, N.A. 149 Wilmink, G.B. 127 Wilschut, T.P. 127 Wilsoor, Aafyn 114 Wiltinck, Jacobus 200 Wiltinck van Dwingel, Gerhardus 217 Wincken-Auwema, Himme 176 Wind, H. 70, 72, 86, 234 Winken to Rengeheim, Haro 211 Winkler Prins, A. 216 Winschoter Expeditie Onderneming 231 Wint, P. van der 93, 125 Wissen, A.L. van 29, 127, 208, 210, 234 Witte, C.G.F. 229 Wittop Koning, A.R. 65, 91, 1125, 128, 136, 137, 138, 156, 190, 198, 204, 209, 236, 237 Woldjerspoorweg 46 Woldring, L.B. 144 Wolters, J.B. 133 Wolters, W.D. 176 Wolters, firma J.B. 96, 116 Wolters-Noordhoff 116 Wolthuis, familie 143 Wolthuis, werf 143 Woningbouwvereniging Bedum 73 Woningbouwvereniging Bellingwolde 219 Woningbouwvereniging Concordia 115 Woningbouwvereniging De Bouwvereeniging 125 Woningbouwvereniging Volkshuisvesting 114 Woningbouwvereniging Werkmanslust 96 Woningbouwvereniging Werkmanssteun 96 Wortelboer, B. 129 Wortmann, RJ. 227 Wou, Geert van 70, 147, 155, 239 Wouthuis, HJ. 177 Wyncken, familie 211 Yperen, Y. van 130 Ypma, D. 152 Zael, G. 86 Zeghebodus 139, 211 Zevenbergen, K. 162 Ziekenhuis, Academisch 131 Zijlker, W.171 Zocher, L.P. 32, 133 Zuiderweg, R.L. 166 zusters van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort 104 VERANTWOORDING VAN DE AFBEELDINGEN Foto's Alle foto's zijn vervaardigd door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (R.D.M.Z.), met uitzondering van die gemaakt door: Flying Focus, Castricum: p. 6, 42, 54, 59, 61, 64b., 81r.o., 86b., 94, 161r.b., 178r.b., 184, 195b., 219, 224o. Plattegronden en opmetingstekeningen B. Stamkot, Cart. Buro MAP, Amsterdam: achterschutblad, p. 9, 64o., 98, 2151., 228, 2331. R.G. Bosch van Drakestein, Utrecht: p. 152o. (naar tekening architectenbureau Ir. Oom en Kuipers, Groningen 1962 en waarnemingen B.HJ.N. Kooij), 193o. (naar tekening H. van der Wal, RDMZ 1971 en aanvulling B.HJ.N. Kooij), 2091.b. (naar tekening architectenbureau ir. P. B. Offringa, Groningen, 1975). Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist (BJ.H.N. Kooij): p. 65b. (naar tekening van WA. Hemsing 1939 en Gemeente Appingedam 1982), 76o. (naar tekening W.A. Hemsing 1931),102b. (naar tekening H. van der Wal 1943 en tekening architectenbureau P.L. de Vrieze, Groningen, Joh. Veldhuis 1971), 103o.(naar tekening RDMZ nr. 13801), 1080. (naar tekening architecten Karelse Van der Meer, Groningen 1996), 229b. (naar tekening H. van der Wal 1938). Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist (W.A. Hemsing): p. 1381.o. (1934), 148 (1932), 197 (1934). Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist (H. van der Wal): p. 100o. (1942, 1956 en 1966), 155o. (1966 naar opmeting van WA. Hemsing 1933) 201b. (1936), 241b. (ca. 1936 naar opmeting WA. Hemsing 1935). Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist (W.J. Berghuis): p. 153o. (1971 naar tekening van WA. Hemsing 1932). WJ. Berghuis, Voorschoten: p. 71o. (1997 naar tekening B.A.I. Groningen 1985). H.F.G. Hundertmark, Oss: p. 142o. (naar tekening architect W. Faber 1989), 183o. (naar tekening Advies- en Architectenbureau Kouwen 1993). Historische topografische afbeeldingen Coll. Groninger Museum, Groningen: p. 17 o. (J. Bulthuis XVIII), 96 (Cornelis Pronk (1754), inv. nr. 1937, 1033, foto John Stoel). Gemeentearchief Groningen: p. 18 (inv. nr. 1269), 21 (C.H. Peters 1921 nr. 206) 80 (Hofsnijder Kroniek, TA 1364 k), 95 (inv. nr. 1341; F. de Wit, Groningen Vulgo Groningen, kopergravure), 97 (1887, Groningen schaal 1:5000). Rijksarchief Groningen: p.13 (F. Halma, Groningen en Westerwolde 1725, kopergravure. VA 12), 19b. (873 rood), 221.b. (ca. 1870, foto 650 zwart). Coll. Fraeylemaborg Slochteren: p. 16 b. (wandkaart van Theodorus Beckeringh 1781, foto RDMZ). Coll. Atlas van Stolk, Rotterdam: p. 17b. (gravure H.I.S., cat. 2448). Bulletin KNOB 65 (1966) 67: p. 36. Ph. Vingboons, Afbeeldsels der voornaemste gebouwen, Amsterdam 1674,11, 59: p. 241.o. J. Kuyper, Atlas van Nederland en de Overzeesche Bezittingen, Leeuwarden 1866 (reproductie Universiteitsbibliotheek Universiteit van Amsterdam): voorschutblad. 272 COLOFON Uitgave: Waanders Uitgevers, Zwolle Vormgeving: Roelof Koebrugge bNO Druk: Waanders Drukkers, Zwolle ISBN 90 400 9258 3 NUGI 923 Auteursrecht voorbehouden © 1998 Uitgeverij Waanders B.V., Zwolle Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, mikrofilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op gehele of gedeeltelijke bewerking. De uitgever is met uitzondering van ieder ander gerechtigd de door derden verschuldigde vergoedingen van kopieren, als bedoeld in artikel 17 lid 2, Auteurswet 1912 en in het K.B. van 20 juni 1974 (Stb. 351) ex artikel 16b Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte op te treden. Copyright reserverd. Subject to the exceptions provided for by law, no part of this publication may be reproduced and/or published in print, by photo copying, on microfilm or in any other way without the written consent of the copyright holder(s); the same applies to whole or partial adaptations. The publisher retains the sole right to collect from third parties fees payable in respect of copying and/or take legal or other action for this purpose. Monumenten IN NEDERLAND I Het vierde deel in de serie Monumenten in Nederland' is gewijd aan de provincie Groningen. De stad Groningen krijgt vanwege de grote hoeveelheid historisch erfgoed uiteraard veel aandacht. De kleinere steden en de vele dorpen en buurtschappen in de provincie komen echter ook ruimschoots aan bod. In totaal worden meer dan 200 historische steden, dorpen en gehuchten behandeld, evenals de zes regio's waarvan zij deel uitmaken: Hogeland, Gorecht, Oldambt, Veenkolonien, Westerkwartier en Westerwolde. Van deze serie zijn de delen over de provincies Utrecht, Noord-Brabant en Overijssel inmiddels verschenen. Na Groningen volgt het deel over de provincie Gelderland. Vervolgens komen delen uit over: Drenthe Friesland Limburg Zeeland Zuid-Holland Noord-Holland Waanders Uitgevers, Zwolle Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist Monumenten in Nederland – Groningen' geeft een bondig en informatief overzicht van alle cultuurhistorisch waardevolle monumenten in de provincie Groningen. Begeleid door 325 afbeeldingen komen bekende, maar ook minder bekende hoogtepunten aan de orde. Van de Martinikerk in de stad Groningen tot de romano-gotische dorpskerken en de kapitale hoerderijen of `heerden' in de Ommelanden. Van de oude wierdedorpen in het noorden tot de veenontginningsdorpen in het zuidoosten. rat 201071006 SBN 90-400-9258-3 sten009monu04 Monumenten in Nederland: Groningen 9 789040 92589