Een gedicht belicht
Over De nachtfoto's van Lans Stroeve
- De nachtfoto's
- Hier draag je laarzen en zachte witte tanden. Natuurlijk heb je
- een hond. Twee. Binnen je schaduw volgen ze. Je houdt onze gedeelde
- tijd rechthoekig klem onder je arm als een geladen geweer. Hier ruik je
- naar slagkracht en gerookte aarde. Lage, trage zon met kwikstaarten.
- Je aait de takken van braamstruiken en je breekt
- de schalen van eitjes open en de naakte jongen vliegen. Je honden likken
- kruitdamp en manhaftigheid van je handen. Hier schop je de stoel terug
- onder de strop terwijl je zacht grapt en lacht: Nee. Natuurlijk niet.
- Je maakt verblind door het flitslicht nachtfoto's om op de tast te bevestigen
- op een niet meer bestaande boom.
- Lans Stroeve, ‘De nachtfoto's’. In: Awater. Jaargang 9. Stichting Poëzieclub, Amsterdam 2010, p. 28
Dit is een aangrijpend gedicht. Het gaat over een zelfmoord of een poging daartoe. Over een je-figuur die een stoel terugschopt ‘onder de strop’. Ondertussen maakt hij er grappen over. Misschien ziet hij wel van zijn morbide plan af.
Het gedicht heet ‘De nachtfoto's’ en niet ‘Nachtfoto's’. Het lidwoord ‘De’ is hier letterlijk en figuurlijk bepalend. Het suggereert dat de nachtfoto's al een tijdje bestaan. In een album of in een envelop en dat de ik-figuur ze weer eens uit een lade pakt en denkt: ‘Ach ja, daar zijn ze weer, de nachtfoto's.’
Maar wat zijn nachtfoto's precies? Zijn het foto's die 's nachts zijn gemaakt of zijn het foto's die de nacht verbeelden? Ook 's nachts kan er veel licht zijn, terwijl je overdag wel eens foto's kunt maken die een nachtelijke sfeer oproepen. Of zijn het foto's die met een nachtcamera zijn gemaakt? Met een extra gevoelige film, voor degenen onder ons die nog vertrouwd zijn met het analoge fotograferen.
De dichter heeft structuur aan het gedicht gegeven door driemaal het woordje ‘hier’ te herhalen. Alsof driemaal een foto ter hand wordt genomen waarop de je-figuur te zien is. Op de eerste foto staat hij (het kan ook een zij zijn) samen met twee honden die zich in zijn schaduw bevinden. Waarschijnlijk zijn we buiten (vanwege de schaduw), maar dit is niet zeker. Op de tweede foto zijn we in de natuur, de je-figuur ‘aait’ de takken van de braamstruiken. Op de derde foto zijn we mogelijk weer binnen, want daar trapt de je-figuur de stoel weg terwijl hij ‘zacht grapt en lacht’.
De vraag is natuurlijk wie deze foto's heeft gemaakt. In het huidige selfie-tijdperk denken we meteen aan de mogelijkheid dat de je-figuur dit zelf heeft gedaan. Maar het gedicht stamt uit 2010 en was de selfiemanie toen al losgebarsten? Daarbij komt dat het zo goed als onmogelijk is om een foto van je eigen zelfmoord, of poging daartoe, te maken. Ware dat al mogelijk, dan zou dit wel heel gruwelijk en cynisch zijn.
De vraag wie de fotograaf was wordt nog complexer door de laatste zin: ‘Je maakt verblind door het flitslicht nachtfoto's om op de tast te bevestigen / op een niet meer bestaande boom.’ Is het mogelijk om foto's te maken terwijl je verblind wordt door flitslicht? Van waar komt dat flitslicht? Is er iemand die jou fotografeert, met behulp van een flitscamera, en maakt degene die gefotografeerd wordt vervolgens zelf een foto? Misschien wel drie foto's? Verwarrend is ook dat in deze slotregel de nachtfoto's worden gemaakt, terwijl we dachten dat we die al in handen hadden en bekeken.
Misschien zit de oplossing - zo daar al sprake van kan zijn - in het idee dat de dichter al schrijvende foto's probeert te maken van de nacht waarin de je-figuur verkeert. Op de gelijkenis tussen poëzie en fotografie is al vaker gewezen, beide zijn momentopnamen. Het zijn oplichtende momenten tussen een in duister gehuld verleden en een nog onbelichte toekomst. Misschien vallen de nachtfoto's samen met de dichtregels die ze beschrijven, zijn het de pogingen van de dichter om met woorden door te dringen tot iets wat zich uit de aard der zaak het liefst in duister hult.
Of moeten we dat flitslicht anders duiden? Is het eerder een lichtflits? Ziet de zelfmoordenaar op het moment dat hij de stoel een schop geeft een lichtflits en maakt hij met behulp van dat licht foto's die hij als een verlate boodschap voor de achterblijvers ‘op een niet meer bestaande boom’ wil bevestigen?
Afgezien van de eerdere natuurbeelden was er in dit gedicht nog geen sprake van een boom, alleen van struiken. Blijkt nu dat ook de derde foto een buitenopname laat zien? Hangt de strop aan de tak van een boom? De gestorvene probeert de boom ‘op de tast’ aan te raken, zonder succes, want hij verkeert inmiddels in een andere wereld. Voor hem bestaat de boom niet meer.
Het fascinerende van dit gedicht is de totale afwezigheid van een ik-figuur. Er is slechts één keer sprake van ‘onze’, voor de rest laat de ik-figuur zich enkel vermoeden in observaties als ‘Hier draag je laarzen’ en ‘Hier ruik je naar slagkracht’. Maar het gaat ook niet om de ik-figuur. Het is de je-figuur die handelend wordt voorgesteld en de afwezige ik-figuur probeert die handelingen te doorgronden. Ergens op de achtergrond klinkt wel verbazing mee, als de je-figuur ‘onze gedeelde / tijd rechthoekig klem onder je arm als een geladen geweer’ houdt, als hij de braamstruiken aait, de ‘schalen van eitjes’ openbreekt, als hij zijn nachtfoto's maakt.
De je-figuur is dus een handelende figuur, een doelgericht persoon, wat nog eens versterkt wordt door de associaties met de wereld van de jacht (laarzen, honden, geladen geweer, slagkracht, kruitdamp, manhaftigheid). Tegelijk is dit doelgerichte handelen iets wat vaak wordt gezegd van mensen die eenmaal het besluit hebben genomen om hun leven te beëindigen. Alsof er dan een moedeloosheid wegvalt, een onrust ook. Er hoeft alleen nog maar gehandeld te worden.
Er valt nog veel meer te zeggen over dit confronterende gedicht, over de opvallende vormgeving met de vele witregels, de nuchtere toon (‘natuurlijk heb je een hond’), de fraaie contrasten (‘zachte witte tanden’). Maar de kracht van het gedicht zit toch vooral in de ongrijpbaarheid van het beschrevene, ondanks de plastische beelden, en in de poging van de dichter om desondanks grip te krijgen op het ongrijpbare. Een poging die misschien al bij aanvang vergeefs was, maar die toch moest worden gedaan. De dichter had geen keuze. De foto's moesten gemaakt, het gedicht moest geschreven.
Peter Swanborn, januari 2020