de honderd artikelen in alfabetische rangschikking, en per afzonderlijke auteur chronologisch
Wim van Anrooij, ‘Recht en rechtvaardigheid binnen de Antwerpse School’ 1994
Guido de Baere, ‘Van Groenendaal anno 1359 naar Utrecht anno 2000. De tekstuitgever als bruggenbouwer’ 2000
Hartmut Beckers, ‘Die volkssprachige Literatur des Mittelalters am Niederrhein’ 1995
Evert van den Berg, ‘Genre en gewest. De geografische spreiding van de ridderepiek’ 1987
Evert van den Berg en Bart Besamusca, ‘De Karelepiek in vogelvlucht’ 1992
Bart Besamusca, ‘De Vlaamse opdrachtgevers van Middelnederlandse literatuur: een literair-historisch probleem’ 1991
Bart Besamusca, ‘The Medieval Dutch Arthurian Material’ 2000
Jos A.A.M. Biemans, ‘Willem de Vreese en de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta. Over een Vlaamse geleerde en zijn levenswerk’ 1989
Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgeving van het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’ 1999
André Bouwman, ‘Taaldaden. Over intertekstualiteit in “Van den vos Reynaerde”’ 1998
Frank Brandsma, ‘Gathering the Narrative Threads. The Function of the Court Scenes in the Narrative Technique of Interlace and in the Insertion of New Romances in the Lancelot Compilation’ 2000
Herman Brinkman, ‘Het wonder van Molenbeek. De herkomst van de tekstverzameling in het handschrift-Van Hulthem’ 2000
A.M.J. van Buuren, ‘“Soe wie dit lietdkyn sinct of leest”. De functie van de Laatmiddelnederlandse geestelijke lyriek’ 1992
G.H.M. Claassens, ‘Dat en is sonder reden niet. Over de zeven vragen van Seghelijn van Jherusalem’ 1998
Dirk Coigneau, ‘Matthijs de Castelein: “excellent poëte moderne”’ 1985
Dirk Coigneau, ‘Mariken van Nieumeghen: fasen en lagen’ 1991
Dirk Coigneau, ‘Bedongen creativiteit. Over retoricale productieregeling’ 2000
Rik Van Daele, ‘Die burse al sonder naet. Scabreuze elementen in Van den vos Reynaerde’ 1993
J. Deschamps, ‘Handschriften van Jan Frans van de Velde in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel’ 1993
Hans van Dijk, ‘The Drama Texts in the Van Hulthem Manuscript’ 1994
J.B. Drewes, ‘Het interpreteren van godsdienstige spelen van zinne’ 1978-1979
A.M. Duinhoven, ‘De diachrone studie van Middelnederlandse teksten’ 1989
Bob W.Th. Duijvestijn, ‘Middelnederlandse litteratuur in Duitse overlevering. Een arbeidsveld voor neerlandici’ 1989
A. van Elslander, ‘Letterkundig leven in de Bourgondische tijd. De rederijkers’ 1959
B.H. Erné, ‘Rederijkersballaden oude en nieuwe stijl’ 1972
Veerle Fraeters, ‘Visioenen als literaire mystagogie. Stand van zaken en nieuwe inzichten over intentie en functie van Hadewijchs Visioenen’ 1999
Dirk Geirnaert, ‘“Membra disiecta”: banden met het versneden verleden’ 2000
W.P. Gerritsen, ‘Les relations littéraires entre la France et les Pays-Bas au Moyen Age. Quelques observations sur la technique des traducteurs’ 1967
W.P. Gerritsen, ‘Kritische kanttekeningen bij de inleiding tot Heeroma's editie van het Gruuthuse-liedboek’ 1969
W.P. Gerritsen, ‘Geschiedverhaal of schetskaart’ 1975
W.P. Gerritsen, ‘Hoofsheid herbeschouwd’ 2001
Annelies van Gijsen, ‘Love and Marriage: Fictional Perspectives’ 1999
J. Goossens, ‘Oudnederlandse en Vroegmiddelnederlandse letterkunde’ 1982
Louis Grijp, ‘De zingende Hadewijch. Op zoek naar de melodieën van haar Strofische Gedichten’ 1992
J.P. Gumbert, ‘De datering van het Haagse handschrift van de Limburgse Sermoenen’ 1987
Dini Hogenelst en Saskia de Vries, ‘“Die scone die mi peisen doet...” De vrouw als opdrachtgeefster van middeleeuwse literatuur’ 1982
Erwin Huizenga, ‘Middelnederlandse chirurgieën en hun maatschappelijke context. Een introductie op het belang van oud-Nederlandse, medische teksten’ 1999
W.M.H. Hummelen, ‘Types and Methods of the Dutch Rhetoricians' Theatre’ 1981
W.M.H. Hummelen, ‘Het tableau vivant, de “toog”, in de toneelspelen van de rederijkers’ 1992
W.N.M. Hüsken, ‘1 augustus 1541: De klucht “Tielebuys” van Willem Vrancx wordt als welkomstspel gespeeld op het landjuweel van Diest. De kluchtentraditie in de Nederlanden’ 1996
Ria Jansen-Sieben, ‘Middelnederlandse vakliteratuur’ 1974
Ria Jansen-Sieben, ‘Iets over Artes in verzamelhandschriften’ 1996
Jozef D. Janssens, ‘Een pleidooi voor Beatrijs' geliefde. “Die ionghelinc sach op die suverlike, Daer hi ghestade minne toe droech” (vv. 340-1)’ 1996
Jozef D. Janssens, ‘Subtiel vertellen. Middeleeuwse epiek in de Lage Landen’ 1998
Jozef D. Janssens, ‘Wereldse literatuur in het dertiende-eeuwse Vlaanderen’ 2000
Ludo Jongen, ‘Uit het oog, uit het hart? Over twee heilige maagden: Lutgard en Liedewij’ 1997
Hans Kienhorst, ‘De Wrake van Ragisel-fragmenten. Lay-out en opkomst van het literaire handschrift in de dertiende eeuw’ 1999
Dirk Kinable, ‘Een wereldbeschouwelijke spiegel voor de leek: codex Marshall 29’ 2001
Jan Willem Klein, ‘“Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk”. Een herijking van de dateringen van de handschriften en fragmenten met Middelnederlandse ridderepiek’ 1995
Jan Willem Klein, ‘(Middelnederlandse) handschriften: productieomstandigheden, soorten, functies’ 1995
Mikel M. Kors, ‘Epistolaire aspecten van de geestelijke brief (ca. 1350-1550)’ 1993
Willem Kuiper, ‘Lombarden, paragraaf- en
semiparagraaftekens in Middelnederlandse epische teksten’ 1980-1981
Erik Kwakkel, ‘Ouderdom en genese van de veertiende-eeuwse Hadewijch-handschriften’ 1999
Orlanda S.H. Lie, ‘What is Truth? The
Verse-Prose Debate in Medieval Dutch Literature’ 1994
Orlanda S.H. Lie, ‘Middelnederlandse literatuur vanuit genderperspectief. Een verkenning’ 2001
G.I. Lieftinck, ‘Pleidooi voor de philologie in de oude en eerbiedwaardige ruime betekenis van het woord’ 1965
F.J. Lodder, ‘Spreken of zwijgen? Over schuld en dilemma's in “De borchgravinne van Vergi”’ 1998
F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’ 1967
Erwin Mantingh, ‘“...twelke al gheviel int Spel van Strasengijs”. Naar aanleiding van een ongekend drama in Oudenaarde anno 1373’ 2000
Theo Meder, ‘Gepast gedrag. Ethiek en ethische motivaties in de “Boeken van Zeden”’ 1994
Th. Mertens, ‘Lezen met de pen. Ontwikkelingen in het laatmiddeleeuws geestelijk proza’ 1989
Th. Mertens, ‘Boeken voor de eeuwigheid. Ter inleiding’ 1993
Paul Mommaers, ‘De Brabantse mystiek. Alleen met God op een berg? En dan?’ 2000
Pieter Obbema, ‘De overlevering van de literaire handschriften’ 1976
J.B. Oosterman, ‘Tussen twee wateren zwem ik. Anthonis de Roovere tussen rederijkers en rhétoriqueurs’ 1999-2000
F.P. van Oostrom, ‘Achtergronden van een nieuwe vorm: de kleinschalige epiek van Willem van Hildegaersberch’ 1984
F.P. van Oostrom, ‘Schetskaart of geschiedverhaal? Over methode en praktijk van (een) geschiedschrijving van de Middelnederlandse letterkunde’ 1985
F.P. van Oostrom, ‘Heeroma, “Gruuthuse” en de grenzen van het vak’ 1988
F.P. van Oostrom, ‘Maerlant tussen Noord en Zuid. Contouren van een biografie’ 1992
Herman Pleij, De wereld volgens Thomas van der Noot, boekdrukker en uitgever te Brussel in het eerste kwart van de zestiende eeuw 1982
Herman Pleij, ‘Inleiding: op belofte van profijt’ 1991
Herman Pleij, ‘De betekenis van de beginnende drukpers voor de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur in Noord en Zuid’ 1992
Herman Pleij, ‘Anna Bijns als pamflettiste? Het refrein over de beide Maartens’ 2000
Dieuwke E. van der Poel, ‘A Romance of a Rose and Florentine: The Flemish Adaptation of the Romance of the Rose’ 1992
Ad Putter, ‘Walewein in the Otherworld and the Land of Prester John’ 1999
B.A.M. Ramakers, ‘Woorden en daden. Thematiek en dramatiek van “Lanseloet van Denemerken”’ 2000
B.A.M. Ramakers en Hans van Dijk, ‘Spel en spektakel. Ter inleiding’ 2001
R.J. Resoort, ‘Het raadsel van de rijmdrukken’ 1998
J. Reynaert, ‘Hadewijch en de Bijbel’ 1987
J. Reynaert, ‘Leken, ethiek en moralistisch-didactische literatuur. Ter inleiding’ 1994
J. Reynaert, ‘Botsaerts verbijstering. Over de interpretatie van Van den vos Reynaerde’ 1996
J. Reynaert, ‘Spoorzoeken in Gruuthuse. Verklaringsmodellen voor hoofse lyriek getoetst aan het Gruuthuse-liedboek’ 1999
Kurt Ruh, ‘Altniederländische Mystik in deutschsprachiger Überlieferung’ 1964
W.F. Scheepsma, ‘“For hereby I hope to rouse some to piety”: Books of Sisters from Convents and Sister-Houses associated with the Devotio Moderna in the Low Countries’ 1995
Remco Sleiderink, ‘Dichters aan het Brabantse hof (1356-1406)’ 1993
Irene Spijker, ‘Koning Karel. Edele vorst of halsstarrige dwingeland?’ 1992
Robert Stein, ‘Jan van Boendales Brabantsche Yeesten: antithese of synthese?’ 1991
Clara Strijbosch, ‘Himmel, Höllen und Paradiese in Sanct Brandans “Reise”’ 1999
H.W.J. Vekeman, ‘De verhaaltechniek in “Karel ende Elegast”’ 1970-1971
Paul Wackers, ‘“Geschiedverhaal of schetskaart” revisited. Overwegingen bij de studie van de Middelnederlandse letterkunde’ 1989
Paul Wackers, ‘Latinitas en Middelnederlandse letterkunde. Ter inleiding’ 1996
Geert Warnar, ‘Een sneeuwbui in het Zoniënwoud. Middelnederlandse geestelijke letterkunde ten tijde van Jan van Ruusbroec’ 1997
W. Waterschoot, ‘Reinaert over sinen vader’ 1985
J.P. Westgeest, ‘Casteleins code gekraakt’ 1987
Frank Willaert, ‘Inleiding. Middelnederlandse lyriek in context’ 1992
Frank Willaert, ‘Het zingende hof. Ontstaan, vertolking en onthaal van hoofse minnelyriek omstreeks 1400’ 1992
Frank Willaert, ‘Registraliteit en intertextualiteit in Hadewijchs “Eerste Strofische Gedicht”’ 1993
Frank Willaert, ‘Van luisterlied tot danslied. De hoofse lyriek in het Middelnederlands tot omstreeks 1300’ 1995
J.H. Winkelman, ‘Arturs hof en Waleweins avontuur. Interpretatieve indicaties in de expositie van de Middelnederlandse Walewein’ 1986
Roel Zemel, ‘Evax en Sibilie. Een verhaal over liefde en ridderschap in de Roman van Limborch’ 1998
|