enkele belangrijke anoniemen en auteurs

anoniemen

Hans van Dijk, ‘The Drama Texts in the Van Hulthem Manuscript’ 1994

Erwin Mantingh, ‘“...twelke al gheviel int Spel van Strasengijs”. Naar aanleiding van een ongekend drama in Oudenaarde anno 1373’ 2000

B.A.M. Ramakers, ‘Woorden en daden. Thematiek en dramatiek van “Lanseloet van Denemerken”’ 2000

Jozef D. Janssens, ‘Een pleidooi voor Beatrijs' geliefde. “Die ionghelinc sach op die suverlike, Daer hi ghestade minne toe droech” (vv. 340-1)’ 1996

W.P. Gerritsen, ‘Kritische kanttekeningen bij de inleiding tot Heeroma's editie van het Gruuthuse-liedboek’ 1969

F.P. van Oostrom, ‘Heeroma, “Gruuthuse” en de grenzen van het vak’ 1988

J. Reynaert, ‘Spoorzoeken in Gruuthuse. Verklaringsmodellen voor hoofse lyriek getoetst aan het Gruuthuse-liedboek’ 1999

Herman Brinkman, ‘Het wonder van Molenbeek. De herkomst van de tekstverzameling in het handschrift-Van Hulthem’ 2000

Hans van Dijk, ‘The Drama Texts in the Van Hulthem Manuscript’ 1994

Jan Willem Klein, ‘(Middelnederlandse) handschriften: productieomstandigheden, soorten, functies’ 1995

Evert van den Berg, ‘Genre en gewest. De geografische spreiding van de ridderepiek’ 1987

Evert van den Berg en Bart Besamusca, ‘De Karelepiek in vogelvlucht’ 1992

H.W.J. Vekeman, ‘De verhaaltechniek in “Karel ende Elegast”’ 1970-1971

Dirk Coigneau, ‘Mariken van Nieumeghen: fasen en lagen’ 1991

André Bouwman, ‘Taaldaden. Over intertekstualiteit in “Van den vos Reynaerde”’ 1998

Rik Van Daele, ‘Die burse al sonder naet. Scabreuze elementen in Van den vos Reynaerde’ 1993

Willem Kuiper, ‘Lombarden, paragraaf- en semiparagraaftekens in Middelnederlandse epische teksten’ 1980-1981

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’ 1967

J. Reynaert, ‘Botsaerts verbijstering. Over de interpretatie van Van den vos Reynaerde’ 1996

W. Waterschoot, ‘Reinaert over sinen vader’ 1985

auteurs

J.B. Drewes, ‘Het interpreteren van godsdienstige spelen van zinne’ 1978-1979

Herman Pleij, ‘Anna Bijns als pamflettiste? Het refrein over de beide Maartens’ 2000

Wim van Anrooij, ‘Recht en rechtvaardigheid binnen de Antwerpse School’ 1994

Dirk Kinable, ‘Een wereldbeschouwelijke spiegel voor de leek: codex Marshall 29’ 2001

Jan Willem Klein, ‘(Middelnederlandse) handschriften: productieomstandigheden, soorten, functies’ 1995

Orlanda S.H. Lie, ‘What is Truth? The Verse-Prose Debate in Medieval Dutch Literature’ 1994

Herman Pleij, ‘Inleiding: op belofte van profijt’ 1991

Robert Stein, ‘Jan van Boendales Brabantsche Yeesten: antithese of synthese?’ 1991

Dirk Coigneau, ‘Matthijs de Castelein: “excellent poëte moderne”’ 1985

J.P. Westgeest, ‘Casteleins code gekraakt’ 1987

Veerle Fraeters, ‘Visioenen als literaire mystagogie. Stand van zaken en nieuwe inzichten over intentie en functie van Hadewijchs Visioenen’ 1999

Louis Grijp, ‘De zingende Hadewijch. Op zoek naar de melodieën van haar Strofische Gedichten’ 1992

Erik Kwakkel, ‘Ouderdom en genese van de veertiende-eeuwse Hadewijch-handschriften’ 1999

Paul Mommaers, ‘De Brabantse mystiek. Alleen met God op een berg? En dan?’ 2000

J. Reynaert, ‘Hadewijch en de Bijbel’ 1987

Geert Warnar, ‘Een sneeuwbui in het Zoniënwoud. Middelnederlandse geestelijke letterkunde ten tijde van Jan van Ruusbroec’ 1997

Frank Willaert, ‘Registraliteit en intertextualiteit in Hadewijchs “Eerste Strofische Gedicht”’ 1993

Frank Willaert, ‘Van luisterlied tot danslied. De hoofse lyriek in het Middelnederlands tot omstreeks 1300’ 1995

Orlanda S.H. Lie, ‘What is Truth? The Verse-Prose Debate in Medieval Dutch Literature’ 1994

F.P. van Oostrom, ‘Achtergronden van een nieuwe vorm: de kleinschalige epiek van Willem van Hildegaersberch’ 1984

Bart Besamusca, ‘The Medieval Dutch Arthurian Material’ 2000

Orlanda S.H. Lie, ‘What is Truth? The Verse-Prose Debate in Medieval Dutch Literature’ 1994

F.P. van Oostrom, ‘Maerlant tussen Noord en Zuid. Contouren van een biografie’ 1992

Robert Stein, ‘Jan van Boendales Brabantsche Yeesten: antithese of synthese?’ 1991

J.B. Drewes, ‘Het interpreteren van godsdienstige spelen van zinne’ 1978-1979

J.B. Oosterman, ‘Tussen twee wateren zwem ik. Anthonis de Roovere tussen rederijkers en rhétoriqueurs’ 1999-2000

Guido de Baere, ‘Van Groenendaal anno 1359 naar Utrecht anno 2000. De tekstuitgever als bruggenbouwer’ 2000

Th. Mertens, ‘Lezen met de pen. Ontwikkelingen in het laatmiddeleeuws geestelijk proza’ 1989

Paul Mommaers, ‘De Brabantse mystiek. Alleen met God op een berg? En dan?’ 2000

Kurt Ruh, ‘Altniederländische Mystik in deutschsprachiger Überlieferung’ 1964

Geert Warnar, ‘Een sneeuwbui in het Zoniënwoud. Middelnederlandse geestelijke letterkunde ten tijde van Jan van Ruusbroec’ 1997

Hartmut Beckers, ‘Die volkssprachige Literatur des Mittelalters am Niederrhein’ 1995

Frank Willaert, ‘Van luisterlied tot danslied. De hoofse lyriek in het Middelnederlands tot omstreeks 1300’ 1995

Bart Besamusca, ‘The Medieval Dutch Arthurian Material’ 2000

Jan Willem Klein, ‘“Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk”. Een herijking van de dateringen van de handschriften en fragmenten met Middelnederlandse ridderepiek’ 1995