de honderd artikelen in alfabetische rangschikking, en per afzonderlijke auteur chronologisch
J.J.M Aerts, ‘Het poëtisch wereldbeeld van Jos De Haes’ 1965
W.J. van den Akker, ‘Inleiding (bij Een dichter schreit niet, 1985)’ 1985
W.J. van den Akker, ‘Dichter in het grensgebied’ 1994
W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn, ‘Poetica en literatuurgeschiedschrijving’ 1991
W.J. van de Akker en G.J. Dorleijn, ‘Consensus en conflict. Over de literatuurgeschiedschrijving van Nederland en Vlaanderen’ 1999
Bernd Albers, ‘“Verstaanbaarheid ligt niet meer voor de hand”. De novelle “De reis van de douanier naar Bentheim” van Willem Brakman in relatie met het postmodernisme’ 1995
Ernst van Alphen, ‘Een kind droomt zich af. Postmodernistische aspecten in “Een weekend in Oostende”’ 1985
Ernst van Alphen, ‘Naar een theorie van het postmodernisme, over de postmoderne postmodernisme discussie’ 1989
Ton Anbeek, ‘Liaisons dangereuses. Literatuurstudie tussen kunst en wetenschap’ 1997
Hans Anten, ‘Knorrende beesten’ 1996
Sander Bax, ‘Het literaire tijdschrift De Revisor en het postmodernisme. Reactie op een beschouwing van Jaap Goedegebuure’ 2002
Klaus Beekman, ‘Armando & Jan Cremer’ 1995
Klaus Beekman en Mia Meijer, Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers 1973
Harry Bekkering, [selectie uit] Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk 1989
Hugo Bousset, ‘Over A.F.Th. van der Heijden I+II+III’ 1993
Erica van Boven, ‘Het pseudoniem als strategie. Pseudoniemen van vrouwelijke auteurs 1850-1900’ 1998
J.C. Brandt Corstius, ‘De nieuwe beweging. Haar internationale karakter en het aandeel van Noord- en Zuid-Nederland’ 1957
Hugo Brems, ‘Niets aanraken, niets maken’ 1981
Hugo Brems, De dichter is een koe. Over poëzie 1991
W.J.M. Bronzwaer, ‘Tussen muziek en literatuur. Een hoofdstuk uit Simon Vestdijks poëtica’ 1989
Geert Buelens, ‘Een avantgardist is (g)een groep. Over de wankele avantgardestatus van de flaminganten tijdens het interbellum’ 2002
F. Bulhof, ‘Contrast en realiteit: het debat over het modernisme in de Nederlandse literatuurwetenschap’ 1995
Ineke Bulte, ‘De reis van de douanier en de poëtica van een vertegenwoordiger van algemene belangen’ 1985
Paul Claes, ‘Hans Faverey. Een (de)constructie’ 1985
Theo D'haen, ‘Paul van Ostaijens modernism: a paint that encompasses all of man's consciousness’ 1989
Theo D'haen, ‘Boon postmodern?’ 1994
Tom van Deel, ‘Als ik tekenen kon. Beeldgedichten van Willem van Toorn’ 1985
Nel van Dijk, ‘Ter Braak over Willem Elsschot’ 1994
Nel van Dijk, ‘Een onverbiddelijke bestseller! De promotie van literair werk in de twintigste eeuw’ 1999
Nel van Dijk en Susanne Janssen, ‘De reuzen voorbij. De metamorfose van de literaire kritiek in de pers sedert 1965’ 2002
G.J. Dorleijn, ‘“... Maar van niets het meest”. Muziek en poëzie bij Faverey’ 1997
G.J. Dorleijn, Sjoerd van Faassen en Ageeth Heising, ‘Inleiding (bij Schepelingen van De Blauwe Schuit, 2003)’ 2003
F. Drijkoningen, ‘Inleiding (bij Historische avantgarde, 1982)’ 1982
Anja de Feijter, ‘Exodus. Over de relatie tussen Lucebert en Hölderlin’ 1987
R.L.K. Fokkema, ‘Atonaal als brandpunt van de vernieuwing’ 1979
Eep Francken, ‘De onbekendste Nederlandse bestseller. Bart Nel, de opstandeling van J. van Melle’ 2001
Dirk de Geest, ‘Hugo Claus als experimenteel dichter’ 1996
Dirk de Geest, ‘Literatuur in Vlaanderen tijdens de tweede wereldoorlog. Een onderzoeksvoorstel voor een systemisch-functionalistische benadering’ 1996
Dirk de Geest en Stefaan Evenepoel, Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen. Ontstaan, doorbraak en profilering van een literaire beweging 1992
Frank de Glas, ‘Hebben uitgeverijen invloed op de literaire canon?’ 1992
Willem Glaudemans, ‘“Een dichter kan steeds alle kanten uit”; Over de poëtica en de poëzie van Gerrit Komrij’ 1985
Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1988 1989
Jaap Goedegebuure, ‘Jeuk in een afgezet been. Over het illusoire van de werkelijkheid in “De tandeloze tijd”’ 1990
Jaap Goedegebuure, ‘Jakobsladders. Over Frans Kellendonk’ 1997
Jaap Goedegebuure, ‘Postmoderne modernisten en modernistische postmodernen. Nederlandstalige schrijvers van de twintigste eeuw herlezen’ 2001
Jaap Goedegebuure en Kees Thomassen, ‘Marsmans Porta Nigra (1934)’ 1993
Ralf Grüttemeier, ‘Bordewijk en de Nieuwe Zakelijkheid’ 1999
Paul Hadermann, ‘Vanitas en Loreley. Bij enkele “barokke” gedichten van Paul van Ostaijen’ 1979
J.D.F. van Halsema, ‘Eén druppel wijn. Het einde van de geschiedenis volgens Leopold’ 1991
Odile Heynders, ‘Spoorzoeken in de poëzie van Achterberg’ 1992
Odile Heynders, Langzaam leren lezen. Paul Rodenko en de poëzie 1998
Elrud Ibsch, ‘Carry van Bruggen’ 1984
Elrud Ibsch, ‘Postmoderne (on)mogelijkheden in de Nederlandse literatuur’ 1989
Susanne Janssen, ‘Rutger Kopland’ 1994
Susanne Janssen, ‘Onderzoek naar twintigste-eeuwse uitgeverijen. Een stand van zaken’ 2000
H.U. Jessurun d'Oliveira, Vondsten en bevindingen. Essays over Nederlandse poëzie 1967
Jos Joosten, Feit en tussenkomst. Geschiedenis en opvattingen van Tijd en Mens (1949-1955) 1996
Jos Joosten en Thomas Vaessens, ‘Postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse poëzie. Een verkenning’ 2002
Frans Kellendonk en Maarten 't Hart, ‘Los vast. Frans Kellendonk in dispuut met Maarten ’t Hart’ 1980
Mieke Koenen, ‘Die Eroos in het hart bleef dragen. Plato in het dichtwerk van Ida Gerhardt’ 1998
Wiel Kusters, ‘Sporen van Nijhoff in Nederlandse poëzie na de Tweede Wereldoorlog’ 1995
Maaike Meijer, ‘De grote melancholie. Dichteressen in de jaren vijftig’ 1988
Sipko Melissen, ‘9 mei 1986: Frans Kellendonks roman Mystiek lichaam verschijnt. De literatuuropvatting
van de Revisor-auteurs’ 1993
Anthony Mertens, ‘Postmodern Elements in Postwar Dutch Fiction’ 1988
Lut Missinne, ‘De Vlamingen in “Forum”: een misverstand’ 1999
J.J.A. Mooij, ‘De motivering van literaire waardeoordelen’ 1979
Anne Marie Musschoot, ‘Postmodernisme in de Nederlandse letterkunde’ 1991
Anne Marie Musschoot, ‘Noord en zuid en de nieuwe, geestelijke kunst van 1890: “Vermenging op voet van gelijkheid” (A. Verwey)’ 1992
Warna Oosterbaan Martinius, Schoonheid, welzijn, kwaliteit. Kunstbeleid en verantwoording na 1945 1990
A.F. van Oudvorst, ‘De fictionaliteit van “Het land van herkomst”’ 1991
A.F. van Oudvorst, ‘De thematiek van “Het land van herkomst”’ 1991
J.J. Oversteegen, ‘Analyse en oordeel’ 1965
J.J. Oversteegen, ‘[selectie uit] Vorm of vent’ 1969
Carel Peeters, ‘Inleiding achteraf (bij Het hart in het hoofd, 1979)’ 1979
Carel Peeters, ‘Voor en na Mystiek lichaam’ 1991
Olf Praamstra, ‘De omstreden bloei van de Indisch-Nederlandse letterkunde. Een afbakening van het corpus’ 1997
C.J. van Rees, ‘Consensusvorming in de literatuurkritiek’ 1985
C.J. van Rees en G.J. Dorleijn, De impact van literatuuropvattingen in het literaire veld. Aandachtsgebied literaire opvattingen van de Stichting Literatuurwetenschap 1993
Frans de Rover, ‘Een wraakneming op de verloren tijd; het schrijverschap van A.F.Th. van der Heijden’ 1986
Frans de Rover, ‘Literatuur is het leven als een droom. Over Patrizio Canaponi’ 1990
Frans Ruiter en Wilbert Smulders, [selectie uit] Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 1996
Harry Scholten, ‘Lyriek is de moeder der politiek. Opvattingen over poëzie en maatschappelijk engagement in de dichtersbeweging der Vijftigers’ 1984
A.L. Sötemann, ‘Poetics and periods in literary history. A first draft’ 1982
A.L. Sötemann, ‘Domburgsch uitzicht van P.C. Boutens. Analyse en interpretatie van een “gebroken” symbolisch gedicht’ 1984
Erik Spinoy, ‘Logica en esthetica. Notities bij “Het bordeel van Ika Loch” van Paul van Ostaijen’ 1995
Fabian R.W. Stolk, ‘Ida Gerhardt en Gerrit Achterberg’ 1994
Bart Vervaeck, ‘Ziek van mystiek. Woord en vlees bij Frans Kellendonk’ 1993
Bart Vervaeck, ‘Franse gasten in Merelbeke: Stefan Hertmans en het poststructuralisme’ 1999
Bart Vervaeck, ‘Vooraf. Over postmodernisme en postmodernisten’ 1999
Bart Vervaeck, ‘Essay en vertelling in postmoderne tijden’ 2001
Gert Jan de Vries, ‘Ik heb geen verstand van poëzie’ 1994
C.W. van de Watering, ‘Bedenkingen bij spontaneïteit. Over Cobra en de experimentele poëzie’ 1979
C.W. van de Watering, ‘De vroege poëticale opvattingen van Gerrit Kouwenaar’ 1985-1986
Jean Weisgerber, ‘De sociologie van de avant-garde. Het ontstaan van het Nederlandse experimentalisme’ 1969
Lies Wesseling, ‘Louis Ferron en de historische roman’ 1987
Lies Wesseling, ‘Postmodernism and History’ 1991
Georges Wildemeersch, ‘Hugo Claus en Tijd en Mens: wat voorafging (1947-1949)’ 1999
Nanske Wilholt, ‘Alexander A.M. Stols. De uitgever als netwerker’ 2001
Ad Zuiderent, ‘22 januari 1980: Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek en Lucebert spannen een kort geding aan tegen uitgeverij Bert Bakker vanwege de bloemlezing van Gerrit Komrij, De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten. Bloemlezen en bakens verzetten’ 1993
Ad Zuiderent, ‘Rutger Kopland: “Ieder mens zou een dier moeten zijn”’ 1994
|