de artikelen naar genre: poëzie en proza




poëzie          |          proza          


J.J.M Aerts, ‘Het poëtisch wereldbeeld van Jos De Haes’ 1965

W.J. van den Akker, ‘Inleiding (bij Een dichter schreit niet, 1985)’ 1985

W.J. van den Akker, ‘Dichter in het grensgebied’ 1994

W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn, ‘Poetica en literatuurgeschiedschrijving’ 1991

Klaus Beekman, ‘Armando & Jan Cremer’ 1995

J.C. Brandt Corstius, ‘De nieuwe beweging. Haar internationale karakter en het aandeel van Noord- en Zuid-Nederland’ 1957

Hugo Brems, ‘Niets aanraken, niets maken’ 1981

Hugo Brems, De dichter is een koe. Over poëzie 1991

Geert Buelens, ‘Een avantgardist is (g)een groep. Over de wankele avantgardestatus van de flaminganten tijdens het interbellum’ 2002

Paul Claes, ‘Hans Faverey. Een (de)constructie’ 1985

Theo D'haen, ‘Paul van Ostaijens modernism: a paint that encompasses all of man's consciousness’ 1989

Tom van Deel, ‘Als ik tekenen kon. Beeldgedichten van Willem van Toorn’ 1985

Nel van Dijk en Susanne Janssen, ‘De reuzen voorbij. De metamorfose van de literaire kritiek in de pers sedert 1965’ 2002

G.J. Dorleijn, Sjoerd van Faassen en Ageeth Heising, ‘Inleiding (bij Schepelingen van De Blauwe Schuit, 2003)’ 2003

F. Drijkoningen, ‘Inleiding (bij Historische avantgarde, 1982)’ 1982

Anja de Feijter, ‘Exodus. Over de relatie tussen Lucebert en Hölderlin’ 1987

R.L.K. Fokkema, ‘Atonaal als brandpunt van de vernieuwing’ 1979

Dirk de Geest, ‘Hugo Claus als experimenteel dichter’ 1996

Dirk de Geest en Stefaan Evenepoel, Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen. Ontstaan, doorbraak en profilering van een literaire beweging 1992

Willem Glaudemans, ‘“Een dichter kan steeds alle kanten uit”; Over de poëtica en de poëzie van Gerrit Komrij’ 1985

Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1988 1989

Paul Hadermann, ‘Vanitas en Loreley. Bij enkele “barokke” gedichten van Paul van Ostaijen’ 1979

J.D.F. van Halsema, ‘Eén druppel wijn. Het einde van de geschiedenis volgens Leopold’ 1991

Odile Heynders, ‘Spoorzoeken in de poëzie van Achterberg’ 1992

Odile Heynders, Langzaam leren lezen. Paul Rodenko en de poëzie 1998

Susanne Janssen, ‘Rutger Kopland’ 1994

H.U. Jessurun d'Oliveira, Vondsten en bevindingen. Essays over Nederlandse poëzie 1967

Jos Joosten en Thomas Vaessens, ‘Postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse poëzie. Een verkenning’ 2002

Mieke Koenen, ‘Die Eroos in het hart bleef dragen. Plato in het dichtwerk van Ida Gerhardt’ 1998

Wiel Kusters, ‘Sporen van Nijhoff in Nederlandse poëzie na de Tweede Wereldoorlog’ 1995

Maaike Meijer, ‘De grote melancholie. Dichteressen in de jaren vijftig’ 1988

Anne Marie Musschoot, ‘Noord en zuid en de nieuwe, geestelijke kunst van 1890: “Vermenging op voet van gelijkheid” (A. Verwey)’ 1992

Olf Praamstra, ‘De omstreden bloei van de Indisch-Nederlandse letterkunde. Een afbakening van het corpus’ 1997

Harry Scholten, ‘Lyriek is de moeder der politiek. Opvattingen over poëzie en maatschappelijk engagement in de dichtersbeweging der Vijftigers’ 1984

A.L. Sötemann, ‘Poetics and periods in literary history. A first draft’ 1982

A.L. Sötemann, ‘Domburgsch uitzicht van P.C. Boutens. Analyse en interpretatie van een “gebroken” symbolisch gedicht’ 1984

Fabian R.W. Stolk, ‘Ida Gerhardt en Gerrit Achterberg’ 1994

Gert Jan de Vries, ‘Ik heb geen verstand van poëzie’ 1994

C.W. van de Watering, ‘Bedenkingen bij spontaneïteit. Over Cobra en de experimentele poëzie’ 1979

C.W. van de Watering, ‘De vroege poëticale opvattingen van Gerrit Kouwenaar’ 1985-1986

Jean Weisgerber, ‘De sociologie van de avant-garde. Het ontstaan van het Nederlandse experimentalisme’ 1969

Georges Wildemeersch, ‘Hugo Claus en Tijd en Mens: wat voorafging (1947-1949)’ 1999

Ad Zuiderent, ‘22 januari 1980: Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek en Lucebert spannen een kort geding aan tegen uitgeverij Bert Bakker vanwege de bloemlezing van Gerrit Komrij, De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten. Bloemlezen en bakens verzetten’ 1993

Ad Zuiderent, ‘Rutger Kopland: “Ieder mens zou een dier moeten zijn”’ 1994




poëzie          |          proza          


Bernd Albers, ‘“Verstaanbaarheid ligt niet meer voor de hand”. De novelle “De reis van de douanier naar Bentheim” van Willem Brakman in relatie met het postmodernisme’ 1995

Ernst van Alphen, ‘Een kind droomt zich af. Postmodernistische aspecten in “Een weekend in Oostende”’ 1985

Ernst van Alphen, ‘Naar een theorie van het postmodernisme, over de postmoderne postmodernisme discussie’ 1989

Hans Anten, ‘Knorrende beesten’ 1996

Sander Bax, ‘Het literaire tijdschrift De Revisor en het postmodernisme. Reactie op een beschouwing van Jaap Goedegebuure’ 2002

Klaus Beekman, ‘Armando & Jan Cremer’ 1995

Klaus Beekman en Mia Meijer, Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers 1973

Hugo Bousset, ‘Over A.F.Th. van der Heijden I+II+III’ 1993

Erica van Boven, ‘Het pseudoniem als strategie. Pseudoniemen van vrouwelijke auteurs 1850-1900’ 1998

J.C. Brandt Corstius, ‘De nieuwe beweging. Haar internationale karakter en het aandeel van Noord- en Zuid-Nederland’ 1957

Ineke Bulte, ‘De reis van de douanier en de poëtica van een vertegenwoordiger van algemene belangen’ 1985

Theo D'haen, ‘Boon postmodern?’ 1994

Nel van Dijk, ‘Ter Braak over Willem Elsschot’ 1994

Nel van Dijk en Susanne Janssen, ‘De reuzen voorbij. De metamorfose van de literaire kritiek in de pers sedert 1965’ 2002

G.J. Dorleijn, Sjoerd van Faassen en Ageeth Heising, ‘Inleiding (bij Schepelingen van De Blauwe Schuit, 2003)’ 2003

F. Drijkoningen, ‘Inleiding (bij Historische avantgarde, 1982)’ 1982

Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1988 1989

Jaap Goedegebuure, ‘Jeuk in een afgezet been. Over het illusoire van de werkelijkheid in “De tandeloze tijd”’ 1990

Jaap Goedegebuure, ‘Jakobsladders. Over Frans Kellendonk’ 1997

Jaap Goedegebuure, ‘Postmoderne modernisten en modernistische postmodernen. Nederlandstalige schrijvers van de twintigste eeuw herlezen’ 2001

Jaap Goedegebuure en Kees Thomassen, ‘Marsmans Porta Nigra (1934)’ 1993

Ralf Grüttemeier, ‘Bordewijk en de Nieuwe Zakelijkheid’ 1999

Elrud Ibsch, ‘Carry van Bruggen’ 1984

Elrud Ibsch, ‘Postmoderne (on)mogelijkheden in de Nederlandse literatuur’ 1989

Frans Kellendonk en Maarten 't Hart, ‘Los vast. Frans Kellendonk in dispuut met Maarten ’t Hart’ 1980

Sipko Melissen, ‘9 mei 1986: Frans Kellendonks roman Mystiek lichaam verschijnt. De literatuuropvatting van de Revisor-auteurs’ 1993

Anthony Mertens, ‘Postmodern Elements in Postwar Dutch Fiction’ 1988

Lut Missinne, ‘De Vlamingen in “Forum”: een misverstand’ 1999

Anne Marie Musschoot, ‘Postmodernisme in de Nederlandse letterkunde’ 1991

Anne Marie Musschoot, ‘Noord en zuid en de nieuwe, geestelijke kunst van 1890: “Vermenging op voet van gelijkheid” (A. Verwey)’ 1992

A.F. van Oudvorst, ‘De fictionaliteit van “Het land van herkomst”’ 1991

A.F. van Oudvorst, ‘De thematiek van “Het land van herkomst”’ 1991

Carel Peeters, ‘Inleiding achteraf (bij Het hart in het hoofd, 1979)’ 1979

Carel Peeters, ‘Voor en na Mystiek lichaam 1991

Olf Praamstra, ‘De omstreden bloei van de Indisch-Nederlandse letterkunde. Een afbakening van het corpus’ 1997

Frans de Rover, ‘Een wraakneming op de verloren tijd; het schrijverschap van A.F.Th. van der Heijden’ 1986

Frans de Rover, ‘Literatuur is het leven als een droom. Over Patrizio Canaponi’ 1990

Frans Ruiter en Wilbert Smulders, [selectie uit] Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 1996

Erik Spinoy, ‘Logica en esthetica. Notities bij “Het bordeel van Ika Loch” van Paul van Ostaijen’ 1995

Bart Vervaeck, ‘Ziek van mystiek. Woord en vlees bij Frans Kellendonk’ 1993

Bart Vervaeck, ‘Franse gasten in Merelbeke: Stefan Hertmans en het poststructuralisme’ 1999

Bart Vervaeck, ‘Essay en vertelling in postmoderne tijden’ 2001

Jean Weisgerber, ‘De sociologie van de avant-garde. Het ontstaan van het Nederlandse experimentalisme’ 1969

Lies Wesseling, ‘Louis Ferron en de historische roman’ 1987

Lies Wesseling, ‘Postmodernism and History’ 1991

Georges Wildemeersch, ‘Hugo Claus en Tijd en Mens: wat voorafging (1947-1949)’ 1999

Nanske Wilholt, ‘Alexander A.M. Stols. De uitgever als netwerker’ 2001