Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland uit 1780. In de titel: ‘beminde.’ → ‘beminde,’ p. 1, 2: gedeelten van de tekst zijn slecht leesbaar. In deze digitale editie is [...] geplaatst. p. 1: ‘zulien’ → ‘zullen’: ‘Wy zullen tegen de Engelscman’. p. 1: ‘Hond’ → ‘Houd’: ‘Houd moed, wy zullen Engeland’. p. 1: het strofenummer 7 is overgeslagen in het origineel, de laatste strofe had een nummer 8 gekregen. p. 2: ‘vergaat’ → ‘vergaan’: ‘Mijn droefheid is in vreugd vergaan’. p. 2: het laatste woord van deze regel is aangevuld en tussen haken gezet: ‘Ja nu leef ik met [plaizier]’. p. 2: het laatste woord van deze regel is aangevuld en tussen haken gezet: ‘In vreugd op Aarden [hier]’. _afs001afsc01_01 DBNL-TEI 1 2011 dbnl DSOLmetadata:yes exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: Lbl KB Wouters 08211 Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland. Z.p., 1780 Wijze van coderen: standaard Nederlands Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland 2011-06-21 MP colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het schip bevind, en met de expeditie moet tegen Engeland. Z.p., 1780 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_afs001afsc01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Afscheids-lied van een jonkman aan zyn beminde, dewelke zig op het Schip bevind, en met de Expeditie moet tegen Engeland. WYS: Al myn Geluk. 1. Het Meisje spreekt. Ag minnaar lief moet gy uw leeven wagen, Ik blyf in nood, aan wien zal ik het klaagen, Gy gaat ter Zee, Gy gaat ter Zee, Waarin gy schept behaagen, En ik blyf in de nood, Myn lyden is zo groot, bis. De Minnaar spreekt. 2. Wys: Van bom, bom. Lief Meisje wees maar niet ontsteld, [...] wees tog maar te vree, Wy zullen vegten waar het geld, Te Land of op de zee, Wy verwinnen als 't kan, Wees niet bedroefd, kom, kom, Wy zullen tegen de Engelscman, Eens dapper bom bom bom. Het Meisje spreekt. 3. Ik arme Maagd waar zal ik troost vinden, [...]y gaat verheugd, maar zult uw [...] ligt vinden, In 't diepst der zee, In 't diepst der zee, Met [...] veel duizend vrinden, Ik wou dat de Vreede eert kwam, Eer gy uw reis aannam bis. De Minnaar spreekt 4. Houd moed, wy zullen Engeland, Wel dwingen tot de Vreê, Of zo men eens gelukkig land, Hoe veilig word de zee, Dan zal de zee en Ambachtsman, Te winnen alles weerom, Wy zullen gaan, den Engelschman Eens leeren van bom. bom. Het Meisje spreekt. 5. zo dit gelukt dat gy mogt triompheeren, Maar ik ben bevreest, de tyd zal alles leeren, Ik blyf in nood, Ik blyf in nood, Ik zien u nooit weer keeren, Myn hart is zo ontsteld, Meer dan myn mond [...] De Minnaar spreekt. 6. Vaarwel myn Lief ik moet nu gaan, 't Kan tog niet anders zyn, Houd uw zo hard als gy maar kan, Als wy aan 't stryden zyn, En zo myn eind daar was genaakt, Dat ik niet kwam weerom, zeg dan myn Lief is dood geraakt, Door Engelands bom, bom, Het Meisje spreekt. 7 Vaart wel Minnaar, hoe hart valt myn dat scheiden, Blyf altoos uw getrouw, den hemel zal uw leiden, In dit gevaar, In dit gevaar, Ik moet en kan niet scheiden, ô God verhoor myn beê. Geeft Eendragt, rust en Vreê EYNDE. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Minne-Klagt van een Jongman en zyn Minnare. Op een bekoorlyke Wys. 1. Daar staat myn tweede ziel, Myn lief myn lot en deel, Ik wil eens tot haar naderen, Onder de groenen bladeren, Ik wil eens tot haar gaan, En spreeken haar eens aan, Wilt verstaan, Ik wil eens tot haar gaan, En spreeken haar eens aan. 2 Minnaar deeze woorden, Die dringen myn zo diep al in myn hert, Jonkman deeze woorden, Die baaten myn zo veel smert, Ik zal u nooit beminnen, Ik stel u uit myn zinnen, Daarom vertek van myn, Want gy doet myn maar saggeryn, Vertek van myn. 3 ô Myn waarde Ziels vrindin, Ontneemt gy myn u nim, Veel liever wil ik sterven, Als u 't moeten derven, Ja dan wil ik doolen gaan, Tot de dood my zal volgen na, Ja wel dra, Ja dan wil ik doolen gaan, Tot de dood myn zal volgen na. 4 Daar gaat hy nu heenen, En hy vliet van myn af, Daar gaat by nu heenen, En zoeken zo naar 't graf, Maar ik wil hem agterhaalen, En met hem gaan dwaalen, In het Bosje waar hy is, En zoeken hem gewis, Waar hy is. 5. Wat zien ik hier naderen, Gints onder 't gedigt van 't geboomt, 't Lykent t' wezen [...] schaduwen, Waar door myn Jonk hert verdooft, Het lykent wel t' weezen, Myn Lief myn uitgeleezen, Die myn hier onrust doet, door knaagen van myn gemoed, Myn liefsten zoet. 6 Ik zal nog wat verder gaan, daar ginds zien ik een graftom staan, Och Hemel wat of het wezen mag, dat ik dat Bloed hier leggen zag, ô Marmeren Graven, Hier onder rust myn braaven, Hier onder deeze Soomers aard, Legt 'er een die is myn alles waard, dat myn droefheid baard. 7 Zeg my eens Minnaar, Hoe dat gy dit voorfont, Hoe kwam dat bloed alhier, Gestort op deezen grond, 't Was laatst op een morgen vroeg dat ik op eer Wiltbraad joeg: Wat vond ik tot myn profijt, Een beesje waar 't bloed hier van [...] Tot mijn spijt. 8 Nu is mijn smert gedaan, Mijn droefheid is in vreugd vergaan. Ik heb mijn Lief gevonden, Haar eertje nog ongeschonden, Nu leef ik met plaizier, En in vreugd op aarden alhier Met Plalzier. Ja nu leef ik met [plaizier] In vreugd op Aarden [hier] EYNDE.