‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’. Briefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935 bezorgd door S.A.J. van Faassen logo_letm_01 GEBRUIKT EXEMPLAAR eigen exemplaar dbnl ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van ‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’. Briefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935 bezorgd door S.A.J. van Faassen uit 1996. Het betreft aflevering 28 van de reeks Achter het boek. REDACTIONELE INGREPEN Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. VI, 30) zijn niet opgenomen in de lopende tekst. [pagina ongenummerd (I)] Achter het Boek - 28 {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [pagina ongenummerd (II)] Letterkundig Museum, Den Haag / Bas Lubberhuizen, Amsterdam 1996 [pagina ongenummerd (III)] ‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’ Briefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935. Bezorgd door Sjoerd van Faassen Achter het Boek - 28 [pagina ongenummerd (IV)] Achter het Boek Redactie: Gillis Dorleijn, Sjoerd van Faassen, Anton Korteweg, Nop Maas, Marita Mathijsen en Dick van Vliet. Redactieadres: Prinses Irenepad 10, 2595 BG 's-Gravenhage. Ontwerp: - lambooy - ontwerp, Polsbroek (Renske Lambooy) Druk: Hooiberg, Epe ISBN: 90-73978-65-3 © Letterkundig Museum. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Beeldrecht te Amsterdam. De uitgevers hebben er naar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Degenen die menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich alsnog tot de uitgevers te wenden. Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd op welke wijze don ook, behoudens hetgeen door de wet is toegestaan. [pagina ongenummerd (IV)] Inhoudsopgave 1 Inleiding 29 Afkortingen 31 Dossier 93 Verantwoording 103 Bijlage I (Concordantie) 104 Bijlage II (Varianten) 107 Bijlage III (Overleveringsgeschiedenis) 116 Bijlage IV (Chronologie) 119 Bibliografie 122 Register 2007 dbnl / S.A.J. van Faassen _gro002svan01_01 yes S.A.J. van Faassen (ed.), ‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’. Briefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935. Letterkundig Museum, Den Haag / Bas Lubberhuizen, Amsterdam 1996 DBNL-TEI 1 2007-03-09 DH colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: S.A.J. van Faassen (ed.), ‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’. Briefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935. Letterkundig Museum, Den Haag / Bas Lubberhuizen, Amsterdam 1996 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_gro002svan01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Inleiding Het is jammer dat de befaamde interviewer G.H. 's-Gravesande het voorjaar van 1935 uitkoos om J. Greshoff te ondervragen. 1 Had hij een half jaar gewacht dan had Greshoff hem heet van de naald kunnen inlichten over het resultaat van zijn in de loop van 1935 ondernomen pogingen tot reorganisatie van het maandblad Groot Nederland, waarvan Greshoff sinds begin 1933 redacteur was. Nu moest de geïnteresseerde lezer tot eind 1938 wachten, toen Adriaan van der Veen een tipje van de sluier kon oplichten. 2 Het dossier dat Van der Veen daarbij ten dienste stond, wordt nu volledig uitgegeven, aangevuld met andere relevante documenten over de reorganisatie van het tijdschrift. De kern van deze uitgave wordt gevormd door een in opdracht van Greshoff door zijn toenmalige secretaris Arthur van Rantwijk aangelegd ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’, waarmee Greshoff indertijd, onder meer ten behoeve van de uitgever van het tijdschrift, de poging heeft willen documenteren die hij had ondernomen om de redactie van het voornamelijk door Frans Coenen en hemzelf geredigeerde Groot Nederland uit te breiden met een vertegenwoordiger van de groep rond het in verval verkerende tijdschrift Forum. Greshoffs voorkeur ging daarbij uit naar Menno ter Braak of H. Marsman, maar als compromis legde hij zich na bezwaren van Coenen welgemoed neer bij een redacteurschap van S. Vestdijk. Van de kant van sommige Forum-medewerkers ging de overstap naar Groot Nederland niet van ganser harte; op 7 juli 1935 schreef Ter Braak daarover aan Doeke Zijlstra, de uitgever van Forum: ‘wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’ Liefhebbers van machiavellistische spitsvondigheden komen bij het lezen van de in dit dossier opgenomen correspondentie aan hun trekken, want in die brieven worden onbekommerd potentiële redactieleden {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Van januari 1923 tot en met december 1932 verscheen Groot Nederland met een typografisch omslagontwerp van Jan van Krimpen.==} {>>afbeelding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen elkaar uitgespeeld en worden ongegeneerd getalsverhoudingen binnen de redactie in stelling gebracht, vangen de redactieleden elkaar sluw vliegen af, worden de dubbelhartige manoeuvres achter de schermen van de uitgever van het tijdschrift belicht, en wordt tenslotte duidelijk hoe elk der redacteuren zijn eigen tactische hulptroepen in stelling bracht om zijn zin door te drijven. Het belang van het nu gepubliceerde dossier is echter groter dan deze petite histoire. De reorganisatie van Groot Nederland kwam op een tijdstip dat - niet alleen door interne, redactionele strubbelingen, maar mede onder druk van de tijdsomstandigheden - enkele toonaangevende tijdschriften verdwenen of van karakter veranderden. Sommige literaire tijdschriften verkondigden tijdens de periode tussen beide wereldoorlogen soms terloops, maar ook vaak met nadruk een mening over buiten-literaire zaken en leverden commentaar op de politieke, sociale en economische ontwikkelingen. Een aantal tijdschriften, zoals het door A.A.M. Stols uitgegeven en uitsluitend aan poëzie gewijde tijdschrift Helikon (1931-1939), speelde in het intellectuele debat door hun aard geen rol, maar de algemenere literaire tijdschriften die in meerdere of mindere mate een ideologie vertegenwoordigden, deden dat, daarbij de onderlinge polemiek niet schuwend, wel degelijk. Bij die tijdschriften ontbraken socialistische literaire tijdschriften, omdat die na Nu (1929-1930) en Links Richten (1932-1933) niet meer bestonden. Van de tijdschriften die bij het intellectuele debat wel een rol speelden, zag het rooms-katholieke De Gemeenschap (1925-1941) eind 1933 belangrijke redacteuren en medewerkers als Albert Kuyle en A. den Doolaard vertrekken naar het al snel in fascistisch vaarwater komende De Nieuwe Gemeenschap (1934-1936); De Gemeenschap voegde zich vervolgens onder leiding van Anton van Duinkerken meer naar de traditie. 3 Opwaartsche Wegen (1923-1940) koos er voor vanaf februari 1935 zijn protestants-christelijke karakter sterker te benadrukken en raakte daardoor onder meer een toonaangevend redactielid als Klaas Heeroma kwijt. 4 Met deze verzuilde tijdschriften had de groep rond Forum weinig affiniteit. 5 Datzelfde gold {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} voor het oude, want sinds 1837 bestaande, deftig-liberale tijdschrift De Gids, dat bovendien eind 1933 in een diepe crisis verkeerde, die het vertrek van Martinus Nijhoff en A. Roland Holst uit de redactie veroorzaakte; zij werden vervangen door J.W.F. Werumeus Buning en Anton van Duinkerken, die in literair opzicht een weinig spectaculair beleid voerden. 6 Met het humanitair-expressionistische tijdschrift De Stem (1921-1941), dat onder leiding stond van Dirk Coster en Anthonie Donker, waren de verhoudingen gespannen, zeker nadat E. du Perron in 1933 met zijn Uren met Dirk Coster de vloer had aangeveegd met Coster; 7 en hoewel een aantal van de leden van de groep rond Forum incidenteel meewerkte aan het door Donker geredigeerde Critisch Bulletin (1930-1957), verliepen ook de contacten met dit bijblad van De Stem niet altijd even soepel. Het tijdschrift De Vrije Bladen (1924-1949), dat aanvankelijk de spreekbuis was van de jongere generatie waartoe ook de groep rond het latere Forum behoorde, verscheen vanaf 1931 in cahiervorm en had daarmee veel van zijn actualiteit en zijn gezag verloren; bovendien waren de verhoudingen binnen de groep verstoord sinds het verschijnen in 1930 van Prisma, een programmatisch bedoelde bloemlezing uit de Nederlandse poëzie na 1918 door D.A.M. Binnendijk, en de daarop losgebrande polemiek. 8 Het meest ingrijpend was echter eind 1935 de verdwijning van Forum. Voor hun boekuitgaven konden de schrijvers die tot de groep rondom dat tijdschrift gerekend werden nog steeds terecht bij uitgevers als Nijgh & Van Ditmar, Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Stols en in een enkel geval P.N. van Kampen & Zoon, maar al sinds eind 1933 hing het voortbestaan van hun eigen tijdschrift aan een zijden draad. Daarmee dreigden zij een belangrijke spreekbuis kwijt te raken. Vandaar dat groot belang werd gehecht aan vergroting van hun invloed op Groot Nederland door middel van Greshoffs reorganisatieplannen. Op 6 september 1935 zou Greshoff aan Coenen schrijven: ‘Ik ken de litteraire kaart van Nederland als mijn zak en ik wéét dat er voor een tijdschrift als G.N. (al of niet met Forum vereenigd), tusschen De Gids en De Stem in, een plaats en een publiek is’ (nr. 5). {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Het maandblad Groot-Nederland (na 1932 zou het verbindingsstreepje uit de naam worden weggelaten) was in 1903 opgericht door Cyriel Buysse, Louis Couperus en de criticus W.G. van Nouhuys, die daartoe een maatschap aangingen met S. Warendorf jr. en A.B. van Holkema, de vennoten van de uitgeverij Van Holkema & Warendorf te Amsterdam, en die dus mede-eigenaar van het tijdschrift waren. In 1914, na het overlijden van Van Nouhuys, trad Frans Coenen (1866-1936) tot de redactie toe; hij maakte echter blijkens het in oktober van dat jaar tussen Van Holkema & Warendorf, Couperus en Buysse enerzijds en Coenen anderzijds opgestelde contract geen deel uit van de in 1902 opgerichte maatschap. 9 Net als in de periode dat Van Nouhuys het redactiesecretariaat voerde, speelden Couperus en Buysse ook nu een voornamelijk representatieve rol en kwamen de redactiewerkzaamheden in de praktijk op de schouders van Coenen neer. Coenen was sinds 1895 conservator van het museum Willet-Holthuysen te Amsterdam, een positie die als sinecure beschouwd kan worden. Na Couperus' dood in 1923 werd diens weduwe, Elisabeth Couperus-Baud (1867-1960), in de redactie opgenomen, hoewel zij blijkens het contract daarop formeel geen recht kon doen gelden. 10 Het tijdschrift, dat tot 1936 de ondertitel ‘Maandblad voor den Nederlandschen Stam’ zou dragen, zou gedurende zijn gehele bestaan worden uitgegeven door Van Holkema & Warendorf te Amsterdam. Vanaf 1925 werd de uitgeverij, die in dat jaat werd omgezet in een naamloze vennootschap, geleid door A.B. van Holkema (1873-1953) en M.E.H. Warendorf (1896-1994), de zoon van de in 1918 overleden S. Warendorf jr. In juli 1932 overleed Buysse, die Groot Nederland mede had opgericht en vanaf het begin van de redactie had deel uitgemaakt. In zijn plaats werd de dichter en criticus J. Greshoff (1888-1971) benoemd, die van januari 1933 tot en met oktober 1941 redacteur zou zijn. Op het tijdstip van Greshoff benoeming bestond de redactie van Groot Nederland uit Frans Coenen en Elisabeth Couperus-Baud, die haar pro forma redactielidmaatschap eind 1935 opgaf. De onderhandelingen over Greshoffs redacteurschap begonnen onmiddellijk na Buysses dood, en {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Niet uitgevoerd ontwerp van J. Greshoff voor het omslag van de nieuwe jaargang van Groot Nederland, eind 1932.==} {>>afbeelding<<} {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} leidden er aanvankelijk toe dat Greshoff uitsluitend verantwoordelijk zou worden voor de in Groot Nederland opgenomen poëzie; in december 1932 stond hij voor het eerst als zodanig in het colofon vermeld, maar zijn werkzaamheden was hij al eerder begonnen. Op 2 november 1932 schreef Coenen hem: ‘De HH uitgevers hebben er zich “bij neergelegd”, wat reeds op weinig geestdrift duidde. Doch het voornaamste is het “neerleggen”. Ik wacht nu nog even consent van mevrouw C.[ouperus], dat natuurlijk niet twijfelachtig is, doch dient afgewacht.’ 11 Greshoff woonde sinds 1927 in Brussel, waar hij als correspondent voor Het Vaderland, Nieuwe Rotterdamsche Courant en Haarlems Dagblad werkzaam was; ook was hij medewerker voor Franse literatuur van De Groene Amsterdammer. Vanaf begin 1934 redigeerde Greshoff daarnaast het Hollandsch Weekblad voor België. Naast zijn redactielidmaatschap van Groot Nederland zou Greshoff vanaf november 1936 bovendien deel uitmaken van de redactie Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur. Voor zichzelf maakte hij echter een duidelijk onderscheid tussen zijn verschillende activiteiten. Zo schreef hij op 2 maart 1937 aan Giacomo Antonini: ‘Wil je er goed rekening mee houden dat Gr.N. andere eischen stelt, dan K.K.K. Voor K.K.K. is journalistieke informatie gewenscht, voor G.N. verwacht ik een studie: beknopt en in de diepte.’ Leo Braat, Greshoffs mederedacteur en oprichter van Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur beleefde Greshoffs taakopvatting anders, omdat hij gemerkt had dat Greshoff lustig met kopij heen en weer schoof: ‘Al redigerend maakte hij het, vond ik destijds, wel eens wat bont. Ik had gezien hoe hij in zijn Brusselse stamcafé de Pourquoi Pas over drie stoelzittingen kopy verdeelde, bestemd voor het door hem mede-geredigeerde Groot Nederland, het idem Hollands Weekblad, en de Kroniek. Achterdocht begon in mij te kroelen... Even later betrapte ik hem er op, een artikel [...] bestemd voor ons, naar het Hollands Weekblad te willen overhevelen.’ 12 De romanschrijfster Eva Raedt de Canter (pseud. van Anna Elisabeth Johanna de Mooy, 1900-1975) werd door Coenen gelijktijdig met Greshoffs komst tot tweede redactie-secretaresse gebombardeerd, maar zij maakte geen deel uit van de redactie. Greshoff vertelde tegen Van der {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Veen dat Coenen vervolgens herhaaldelijk probeerde haar in de redactie opgenomen te krijgen, maar dat hij en de door hem in januari 1934 als mederedacteur binnengehaalde Jan van Nijlen zich tegen die pogingen steeds met succes wisten te verzetten ‘omdat wij meenden, dat zij daartoe alle bekwaamheid miste. Zij was door Coenen eigenmachtig op de omslag geplaatst als 2de secretaresse. Zij had echter geen stem en woonde de redactievergaderingen niet bij, maar verlichtte Coenen's correspondentie-arbeid.’ 13 Greshoff zou later op zijn beurt veel van het administratieve redactionele handwerk overlaten aan zijn secretaris, Arthur van Rantwijk (1910-1993). Het aanbod van Groot Nederland aan Greshoff was eervol. Het tijdschrift stelde zich vanaf de oprichting op een breed standpunt en had daardoor een sterk anthologisch karakter. Coenen omschreef bij het vijfentwintig jarig bestaan in januari 1928 in Groot Nederland het programma als ‘voor Holland en Vlaanderen een gematigd litterair tijdschrift, dat voor den gemiddeld intellectueelen lezer onderhoudende lectuur zou brengen van de beste auteurs, zonder onderscheid van richting of school’ en tekende daarbij aan dat het programma zich in de loop der jaren had uitgebreid tot toneel, beeldende kunst en filosofie. Ook al was het tijdschrift enigszins in kwaliteit teruggelopen, vroeger was het een toonaangevend tijdschrift geweest, en in potentie was het dat nog wel. De uitgever had met de redactiewijziging een voornamelijk economisch motief, want het tijdschrift was verlieslijdend: in 1935 was er een verlies van ruim tweeduizend gulden, in 1936 zou het verlies nog altijd vijftienhonderd gulden bedragen, en 1937 werd afgesloten met een minimale winst. 14 Greshoff was (niettegenstaande het door Coenen in november 1932 gesuggereerde gebrek aan enthousiasme voor zijn komst bij Van Holkema & Warendorf) mede door de uitgevers van het tijdschrift in de redactie gehaald om het een modernisering te laten ondergaan en zodoende een breder publiek aan te spreken. Dat ook onvrede met de rol van Coenen bij de uitgevers een rol speelde, blijkt uit de brief van 5 april 1935 van Van Holkema & Warendorf aan Greshoff waarmee zij {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding J. Greshoff (midden) voor zijn huis met de redactie van Forum. V.l.n.r.: Everard Bouws, Maurice Roelants, Greshoff, E. du Perron en Menno ter Braak, Brussel 12 november 1932.==} {>>afbeelding<<} hem lieten weten ‘dat ons ook niets liever is dan den gang van zaken bij Groot Nederland zoo te wijzigen, dat hiermede een bevredigende oplossing voor alle partijen wordt verkregen’ (nr. 1); deze brief was kennelijk het slotstuk van een al eerder begonnen gedachtenwisseling. Tijdens de beraadslagingen over Greshoffs redactielidmaatschap van Groot Nederland - toen verjonging kennelijk al wenselijk werd geacht - had Coenen hem op 15 september 1932 geschreven: ‘En wat nu de “jongeren” betreft? Ik heb, zover mij bewust, altijd voor hen “open gestaan”. Marsman werkte indertijd mee, Du Perron “droeg” vaak “bij”. Ik begrijp niet goed, dat zij nu Uw intermediair behoeven, want natuurlijk wil ik graag hun medewerking. Maar ik vond het ook niet meer dan natuurlijk, dat zij hun eigen “organen” hadden en liever bij elkaar zaten. Wij hebben tenslotte ook maar weinig ruimte en... Gr.N. is allesbehalve een post d'avant garde. Zoo zal er op stuk van zaken nog maar weinig van hun vele producten in ons tijdschrift te plaatsen zijn. Wat tot teleurstelling kan leiden en de meening, dat het mij aan waardeering en goeden wil ontbreekt. Als gij Uw vrienden voor dit alles wilt waarschuwen, zie ik verder niet in waarom gij ze niet naar Gr.N. zoudt verwijzen.’ Coenen had aan het begin {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} van de jaren twintig, toen hij zijn tweewekelijkse blad De Nieuwe Kroniek redigeerde, daarin bijdragen van de hand van latere Forum-medewerks als Marsman, J. Slauerhoff en Victor E. van Vriesland opgenomen en ook waren sommige Forum-medewerkers zijn collega bij het weekblad De Groene Amsterdammer, waaraan Coenen sinds 1927 was verbonden; desondanks was Coenens houding tegenover het tijdschrift Forum gereserveerd. 15 Na Greshoffs toetreding tot de redactie lukte de beoogde verjonging, mede door de geringe tijd die hij aanvankelijk aan het tijdschrift besteedde, maar moeizaam. Wel zou nog vanaf januari 1934, de net als Greshoff in Brussel woonachtige, Vlaamse dichter Jan van Nijlen (1884-1965) de redactie van Groot Nederland komen versterken, maar gezien diens leeftijd zal zijn komst toch wel niet als verjonging bedoeld zijn. Greshoff kende Van Nijlen al sinds 1909 en had, zeker nadat hij in 1927 naar Brussel was verhuisd, een intensief contact met hem. 16 Het is daarom niet onlogisch te veronderstellen dat Van Nijlen op voorspraak van Greshoff ter vervanging van de in 1932 overleden Buysse als Vlaamse redactielid de gelederen van Groot Nederland kwam versterken; vanwege zijn gezondheid heeft Van Nijlen nooit veel aan de redactionele werkzaamheden kunnen bijdragen. De eerste jaren na Greshoffs komst in de redactie van Groot Nederland heerste er een soort patstelling: Van Holkema & Warendorf hadden hun bedenkingen tegen Coenens redactiepolitiek, maar durfden dat (mogelijk ook omdat Coenen verbonden was aan het ook door hen uitgegeven weekblad De Groene Amsterdammer) niet bij hem aan de orde te stellen; ze wensten bovendien een verjonging van het tijdschrift, mede om hun economische belangen veilig te stellen. Coenen op zijn beurt beleed met de mond het streven naar verjonging, maar wenste tegelijkertijd geen grote veranderingen. Greshoff ten slotte wilde Groot Nederland omvormen tot een breed tijdschrift voor zijn generatiegenoten, wier belangen hij wilde veilig stellen. In september 1935 zou Greshoff aan Coenen in een terugblik schrijven: ‘Toen je mij vroeg om zitting te nemen in de redactie van Gr.N. heb je mij royaal gezegd dat je er niets voor voelde groote wijziging in de loop der zaken te brengen. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Je stelde mij het zoo voor, dat ik er goed aan zou doen die zetel in beslag te nemen, opdat niet een ander er zich in nestelen zou’ (nr. 5). In november 1931 was de eerste aflevering van het tijdschrift Forum verschenen. De redactie van her door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven maandblad werd gevormd door Ter Braak, Du Perron en Maurice Roelants, bijgestaan door Everard Bouws als redactiesecretaris mer slechts een adviserende stem. Bij de oprichting van Forum was Greshoff wel nauw betrokken geweest, maar hij nam geen zitting in de redactie. Al eind 1930, na het mislukken van pogingen De Vrije Bladen te reorganiseren, hadden Du Perron en Bouws plannen gehad voor een nieuw tijdschrift, iets ‘tusschen De Gids en De Vrije Bladen in’, zoals Du Perron aan Constant van Wessem, de toenmalige redactiesecretaris van De Vrije Bladen, schreef. 17 Aan het einde van de tweede jaargang werd Forum gereorganiseerd. Verschil van inzicht over de taak van de redactie en over de toelaatbaarheid van onderlinge controle speelde voortdurend, maar de doorslag gaf de weigering van Nijgh & Van Ditmar Du Perrons Uren met Dirk Coster uit re geven. Weer was er sprake van een samengaan met De Vrije Bladen, maar uiteindelijk werd gekozen voor een ten opzichte van elkaar autonome Vlaamse en Nederlandse redactie. Vanwege de reorganisatie ruimden eind 1933 Du Perron en Bouws beiden het veld. De Vlaamse redactie zou naast Roelants bestaan uit Marnix Gijsen, Raymond Herreman en Gerard Walschap, terwijl de Nederlandse reductie werd uitgebreid met Vestdijk en Van Vriesland. 18 Vestdijk werd eind 1933 eveneens genoemd als mogelijke redacteur van De Gids; 19 Van Vriesland was sedert januari 1932, als opvolger van Marsman, redacteur van De Vrije Bladen en zou dat tot en met december 1938 blijven. Er werd op dat moment al overwogen Groot Nederland om te vormen tot het orgaan van de Forum-groep. Aanvankelijk wilde Ter Braak - die per november tot redacteur van het Haagse dagblad Het Vaderland was benoemd - het voorbeeld van Du Perron volgen, maar hij bedacht zich tot teleurstelling van Greshoff toen Doeke Zijlstra, de directeur van Nijgh & Van Ditmar, Forum toch bleek te willen voortzetten. {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Op 21 oktober 1933 schreef Du Perron aan Ter Braak: ‘Heeft Jan [Greshoff] je geschreven van de reorganisatie-plannen van Gr. Nederland? Als men werkelijk iets van dat tijdschrift maken kan, dan lijkt het mij niet 10 × maar 100 × verkieslijker dat jij met Jan in die redactie gaat, dan met Van Wessem [...] in de V.B. Je kunt dan ook voor “ons” oneindig meer doen, dunkt mij.’ Een dag later drong Du Perron daarop nog eens aan bij Ter Braak met de woorden dat hij in Ter Braaks plaats honderd maal liever met Greshoff samen in de redactie van Groot Nederland zou gaan zitten, omdat: ‘1o heb je daar een veel belangrijker plaatsruimte, 2o is het dan Coenen die ontkracht wordt, want niet alleen is hij oud en au fond onverschillig, maar Jan en jij samen vormen daar dan de meerderheid. Het schijnt dat Holkema en Warendorf er heel veel voor voelen om van Gr. Ned. juist een “actueeler” literair blad te maken.’ Ter Braak wees hem echter op de onzekerheid van de plannen met Groot Nederland; ‘En dan: Met Coenen in een redactie lijkt me ook niet erg {== afbeelding V.l.n.r.: H. Marsman, J. Greshoff en E. du Perron, Schaerbeek 1936.==} {>>afbeelding<<} leuk’. Toen Greshoff Ter Braak het redacteurschap van Groot Nederland aanbood, weigerde hij. Greshoff voelde dat in eerste instantie als verraad; Du Perron voelde dit met hem mee, want op 23 november schreef hij aan Ter Braak: ‘Gisteravond thuiskomende [...] vond ik hier een wanhopige brief van Jan [Greshoff] over het gebeurde. Hij heeft alles gedaan om je in de red. van Gr. Ned. te krijgen en nu laat je hem in den steek; hij vindt dat je hem een figuur laat slaan tegenover Coenen, en dat je “de onzen” het tegendeel van {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} een dienst bewijst. Ik wacht nu op een brief van jou voor ik me hierover een opinie vorm, en in ieder geval weet ik één ding zeker: je hebt je natuurlijk nooit zoo verbonden gevoeld tegenover Jan, als hij het gevoeld heeft. Maar als het waar is dat hij je tot het laatste toe op de hoogte heeft gehouden en dat jij hem tot het laatste toe gezegd hebt dat je er wel voor voelde, is de manier waarop je met hem omspringt toch wat kras [...] in ieder geval wisten wij allemaal toch dat Jan zich heelemaal toelegde op het nemen van jou in Gr. Ned.! Hij had een absoluut vertrouwen in je, en ik kan me voorstellen dat hij zich nu lamgeslagen voelt.’ Du Perron schreef voorts dat hij Greshoff zou laten weten zelf wel beschikbaar te zijn voor een redacteurschap van Groot Nederland. 20 Voor hij deze brief verzond, berichtte hij inderdaad aan Greshoff: ‘Ik raad Menno in ieder geval aan om èn Forum èn Gr. Ned. te nemen, als dat gaat; maakt men daar bezwaren tegen, dan kan hij nog kiezen en waarom niet Gr. Ned. kiezen, after all? [...] Ik wou heelemaal dat ik iets doen kon in deze penibele historie; ik zou me zelfs beschikbaar stellen om Menno te vervangen op de post die hij open laat, maar daar zal wel geen schijn van kans op zijn? Als ze voor Menno [ter Braak] al niet veel voelden, hoeveel te minder dan voor mij.’ 21 Greshoff schreef later in een terugblik: ‘Op dat ogenblik heb ik vele en lange gesprekken met Menno [ter Braak] gehouden en hem, mede uit naam van mijn vriend Frans Coenen, een preponderante plaats in de redactie van Groot Nederland aangeboden [...]. Tenslotte besloot Ter Braak het voorstel van Groot Nederland af te wijzen [...]. Uit dit noodlottig besluit kwam Forum-tweede-formule tot stand. Vormde Forum gedurende de eerste jaren van zijn bestaan een eenheid, nu zou het in het vervolg gesplitst worden in een Nederlands en zogenaamd Vlaams gedeelte.’ 22 Van Holkema & Warendorf, de uitgevers van Groot Nederland, hadden op 21 november al aan Greshoff bericht dat Ter Braak weigerde tot de redactie van Groot Nederland toe te treden, maar deelden mee dat ‘de heer Ter Braak veel lust gevoelde om het volgend jaar alsnog tot de redactie van Groot Nederland toe te treden’. Aan die mededeling verbonden ze het voorstel de reorganisatie van Groot Nederland nu maar te laten rusten tot het jaar daarop, maar, schreven zij, ‘uw plan om met den heer {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Coenen te gaan spreken om het volgend jaar een verjongingskuur te ondergaan, juichen wij van harte toe’. Dat spoorde met Ter Braaks voornemens. Op 26 november 1933 schreef hij aan Du Perron: ‘Het lijkt me nu toch nogal logisch, dat ik dit jaar probeer Forum door te zetten; gaat het niet, dan laten we het ding vallen en jij of ik gaat als redacteur in Gr. Ned. zitten, al dan niet in den vorm van een fusie met Forum.’ 23 Greshoff had Ter Braak enkele dagen daarvoor geschreven: ‘Wij kunnen dus rustig een jaar afwachten en dan verder zien. Over een fusieplan spreek ik met niemand. Hoe dat eventueel zou moeten geschieden, kunnen wij op ons gemak bespreken wanneer je bij ons bent.’ Begin december besprak Greshoff de mogelijkheden van een toekomstig redacteurschap van Ter Braak nog met Coenen. Hij schreef op 9 december 1933 aan Ter Braak: ‘Wij waren en zijn er nog van overtuigd dat jij de ware man was om op het ogenblik in de redactie te treden. Ook zou Coenen niet ongeneigd zijn geweest om op je te wachten, zooveel prijs stelde hij op je aanwezigheid, maar dan alleen wanneer je je vast kon verbinden om 1 Januari '35 in functie te treden. We hebben deze zaak samen besproken toen je hier was. Ik weet dat je, ten eerste, die verzekering niet geven kunt en ten tweede dat je zelf even goed inziet als ik dat wij niet ongelimiteerd kunnen wachten. Daarna zijn alle mogelijke persoonlijkheden de revue gepasseerd en ik heb voortdurend, wanneer alle kwaliteiten besproken werden, gedacht aan de waarde die de betrokkene had voor ons; ik bedoel in hoeverre de betrokkene een waarborg zou zijn dat onze menschen aan het woord zouden komen. Slauerhoff, Marsman, Donker, Kelk, etc. etc., niemand voldeed aan alle eischen. Coenen had Eddy [du Perron] wel gewild, maar ik meen dat daarmee niemand gebaat zou zijn omdat ik een samenwerking van Eddy met Coenen eenvoudig onmogelijk acht. [...] We hebben ten slotte, vastknoopende aan de traditie, dat een van de directeuren een Vlaming moest zijn, Jan van Nijlen gekozen. Ik geloof niet dat het mogelijk is een betere keuze te doen, eenmaal aangenomen dat jij elders gebonden bent.’ De posities van Greshoff en Ter Braak beleven dus zoals zij waren. {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} In 1935 ontstonden er opnieuw moeilijkheden bij Forum, nu tussen de formeel gescheiden Vlaamse en Nederlandse redacties. Steen des aanstoots was de novelle ‘Virginia’ van Victor Varangot, de voorganger van Arthur van Rantwijk als Greshoffs secretaris. Met Gijsen op kop meende de rooms-katholieke meerderheid van de Vlaamse redactie dat deze novelle strijdig was met haar roomse moraal; op grond daarvan dacht ze de met de Nederlandse redactie overeengekomen autonomie wel te mogen en zelfs te moeten schenden. 24 Al eerder had de Vlaamse redactie dergelijke bezwaren laten gelden bij de opname van een bijdrage. Begin 1934 zou Tsjip van Willem Elsschot in Forum verschijnen. Ook bij de publicatie van die roman maakten Gijsen en Walschap bezwaar tegen het in hun ogen beledigende karakter van een enkele passage. Al zou Elsschot de gewraakte passage uiteindelijk bij de tijdschriftpublicatie supprimeren, om haar daarna in de bij P.N. van Kampen & Zoon te verschijnen boekuitgave weer op te nemen, de Forum-redactie was in zijn geval uiteindelijk bereid geweest de passage voor lief te nemen. De publicatie van Tsjip in Forum was overigens tegen de zin van Greshoff, die met instemming en zelfs ondersteuning van Elsschot zelf nog pogingen in het werk stelde de roman voor Groot Nederland te bemachtigen. 25 In het geval van Varangots novelle bood Greshoff eveneens plaatsruimte in Groot Nederland als oplossing van het gerezen conflict. Ter Braak besloot echter, mede op sterke aandrang van Du Perron, het been stijf te houden, en niet te wijken voor de druk van de Vlaamse redactie. Hij zag in haar eis af te zien van publicatie van ‘Virginia’ met recht een aanslag op zijn vrijheid van meningsuiting waaraan principiële kanten verbonden waren. Dat betekende het einde van Forum, ook al omdat Nijgh & Van Ditmar uit angst voor het verlies van de Belgische abonnees de zijde van de Vlaamse redactie koos. Het hoeft, gezien de gebeurtenissen van eind 1933 toen Greshoff geprobeerd had Ter Braak in de redactie van Groot Nederland op te nemen, geen verbazing te wekken dat Greshoff de plannen op de een of andere manier een verbintenis tussen Groot Nederland en Forum aan te gaan en Ter Braak als redacteur aan Groot Nederland te verbinden, nieuw leven inblies. 26 {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Voorstel van Van Holkema & Warendorf N.V. aan J. Greshoff over de te volgen tactiek bij de reorganisatie van Groot Nederland, 5 april 1935.==} {>>afbeelding<<} {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} Zodra de strijd over Varangots ‘Virginia’ ontbrandde, begon Greshoff zijn manoeuvres om de boedel van Forum te redden, hoewel hij daarvoor eerst de verwachte tegenstand van Coenen moest zien te overwinnen. Na overleg met Van Holkema & Warendorf besloot Greshoff de gewenste wijzigingen in de redactie van Groot Nederland opnieuw met Coenen te bespreken. De suggestie van Van Holkema & Warendorf behoefde Greshoff geen tweemaal gedaan te worden. Want, hoewel hij waardering voor Coenen en zijn werk had, ergerde hij zich mateloos aan Coenens manier van het redigeren van Groot Nederland. In het interview dat Van der Veen Greshoff in 1938 afnam, zei Greshoff later over Coenen: ‘Hij was in de omgang de hartelijkste en betrouwbaarste man die men zich kan denken, maar hij toonde in de laatste jaren in Gr.N. een eigengereidheid die het tijdschrift niet ten goede kwam. Hij was omgeven door een soort hofhouding, die wel eens misbruik maakte van zijn grenzelooze goedheid. Tallooze bijdragen werden door hem geplaatst, niet omdat hij ze waardeerde, doch omdat de auteurs hun nood bij hem kwamen klagen.’ 27 Ten tijde van dit interview schreef Greshoff, al weer wat milder dan uit zijn besprekingen met Van Holkema & Warendorf bleek, in een kort levensbericht van de in 1936 overleden Coenen: ‘Het is in jarenlange vriendschappelijke samenwerking mij nimmer gelukt een litterair argument te doen gelden, wanneer Frans Coenen zich aan een menselijk motief gehecht had. In alle andere gevallen konden wij gedaan krijgen wat wij maar wenschten en hij zou zijn eigen belangen gaarne achtergesteld hebben om ons ter wille te zijn; doch wanneer “hij of zij het zoo bitter noodig had”, viel er niets meer met hem te beginnen, dan werd alles ter zijde geschoven; helpen ging voor. Ik zou niet gaarne volhouden dat met deze opvatting een tijdschrift gediend is’, besloot Greshoff, om er aan toe te voegen dat ze wel pleitte voor Coenen. 28 Vestdijk, aan wie gezien zijn betrokkenheid bij de latere reorganisatie van Groot Nederland een zekere partijdigheid niet valt te ontzeggen, schreef in zijn herinneringen dat Greshoff, toen hij tot de redactie van Groot Nederland toetrad, Coenen ‘zoal niet verving, dan toch tot een strikt noodzakelijke onbeduidendheid doemde, zulks op verzoek van {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} de uitgever van het tijdschrift. Coenen namelijk vulde de afleveringen alleen nog maar met vervolgromans van literaire vriendinnen en vrouwelijke noodlijdenden (“Ze heeft het zo nodig”), en verwaarloosde zijn redacteurstaak [...] dermate, dat men na de dood van deze sympathieke en begaafde parasiet een kist vond vol ongeretourneerde bijdragen, onbeantwoorde brieven, expresse-brieven, brandbrieven en telegrammen, alles van Groot-Nederland. Maar Coenen was een groot stoïcijn, hij bleef gewoon met Greshoff, Van Nijlen en mij in de redactie [...]’. 29 Maar ook de Coenen niet ongenegen schrijfster Annie Salomons herinnerde zich over hem: ‘Hij was ook redacteur van Groot Nederland en dit gaf dikwijls aanleiding tot drama's: hij stopte bijdragen in een diepe la, waar hij ze niet meer vinden kon; hij maakte lijvige handschriften weg en verzuimde soms jarenlang een inzender te antwoorden.’ 30 Tijdens de schermutselingen over en weer, op 7 juli 1935, schreef Ter Braak aan Zijlstra: ‘Verdwijnt Forum, dan wordt de situatie voor de schrijvers van onze generatie zeer hachelijk. Er is nog maar één practische mogelijkheid: Groot Nederland, en ik voel er al buitengewoon weinig voor om bij Holkema & Warendorf onderdak te gaan zoeken voor mijn publicaties in tijdschriftvorm. Er zou een of ander belabberd compromis met Coenen moeten worden gesloten om nog iets te bereiken; en dan nog, wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’ Een maand eerder had hij aan Du Perron geschreven: ‘Ik vraag mij nu ook weer af, of er toch niet iets met Groot Nederland te doen is. Zonder enthousiasme, maar zuiver en alleen als noodschot. Kon Coenen maar worden weggewerkt en Vestdijk in zijn plaats worden gecoöpteerd, dan was er veel gewonnen.’ 31 Op dit moment was Greshoff met Vestdijk gebrouilleerd vanwege het feit dat deze het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden had geaccepteerd, hoewel het bestuur van deze zelfde Maatschappij tegen het advies van de Commissie voor Schoone Letteren geweigerd had Marsman de C.W. van der Hoogt-prijs 1935 toe- {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} te kennen voor diens bundel Porta Nigra. 32 Greshoffs respect voor Coenen was er mogelijk de reden voor dat hij, voorzover is na te gaan, niet rechtstreeks op het wat jezuïtische voorstel van 5 april 1935 (nr. 1) van Van Holkema & Warendorf inging, maar in plaats daarvan Coenen na geruime tijd rechtstreeks benaderde. De brief van Greshoff (nr. 5) is echter wel doortrokken van dezelfde overwegingen als welke hij in het interview met Van der Veen te berde zou brengen. In zijn brief bracht hij Coenen het fusieplan van twee jaar tevoren in herinnering. De met vertegenwoordigers van Forum uitgebreide redactie Groot Nederland zou dan moeten bestaan uit Ter Braak, Coenen, Greshoff, Vestdijk en een Belg. Voor die laatste plaats suggereerde Greshoff een zekere dr. A. Brulez. 33 Kort hierop, op 10 september, lichtte Ter Braak Greshoff in over de stand van zaken met ‘Virginia’ en drukte hij hem op het hart toch in elk geval de hervorming van Groot Nederland door te zetten. Van Holkema & Warendorf reageerden met instemming op Greshoffs voorstel tot reorganisatie aan Coenen. Zo niet echter Coenen zelf, die goed in de gaten had dat Greshoffs voorstel hem zou terugdringen in een volmaakt ondergeschikte en te verwaarlozen positie. In zijn antwoord van 15 september schreef Coenen aan Greshoff: ‘En nu je voorstel van fusie met Forum. Ik voel er niets voor, vriend, om de volgende redenen. Gr.N. kan commercieel leven en Forum niet. Dat breng ik voor een goed deel terug op de wijze van redactie, op de scherpte van richting, op de hatelijke polemiek, het extremisme enfin, dat de lezer van het gewone soort tegenstaat. Dit te introduceren bij ons lijkt mij volmaakt ongewenscht [...]. Alle deze Forummedewerkers kunnen immers bij ons terecht, maar ik zou hun geen beslissende stem willen geven. Wat gebeuren zou, als ik alleen tegen jullie drieën of vieren stond. Gr. Nederland zou dan eenvoudig in Forum op- en mèt F. ondergaan. Daarbij verheel ik niet, dat Ter Braak, met alle erkenning van zijn gaven, mij niet sympathiek is [...]. Maar wèl voel ik [...] voor een redacteurschap van Vestdijk, die mij een eenvoudig mensch en een begaafd auteur lijkt’ (nr. 9). Menno ter Braak (1902-1940) die van Du Perron {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Op het moment dat J. Greshoff de reorganisatie van Groot Nederland begon, verscheen het tijdschrift met een typografisch omslagontwerp van A.A.M. Stols, dat met de komst van Greshoff in de redactie in januari 1933 tot en met december 1935 gebruikt werd.==} {>>afbeelding<<} {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} hoorde dat Coenen bezwaar tegen hem maar niet tegen Simon Vestdijk (1898-1971) maakte, adviseerde kort daarop Greshoff geen rekening met hem te houden en maar met Vestdijk genoegen te nemen, ook al omdat die iemand was ‘wiens karakter het midden houdt tusschen dat van jou en Coenen [...]; misschien een heel geschikte trait d'union’ (nr. 14). Greshoff, die immers brouille had met Vestdijk, stelde vervolgens - voor het geval Coenen zijn veto met betrekking tot Ter Braak mocht handhaven - H. Marsman (1899-1940) voor als redacteur in plaats van Vestdijk. 34 Marsman werd door Coenen als fini beoordeeld, ‘niet zoozeer een actieve kracht meer’ (nr. 17), reden voor hem aan Vestdijk de voorkeur te blijven geven, al kon hij ook heel goed zonder Vestdijk verder en kon de vernieuwing van Groot Nederland wat hem betreft nog wel wat wachten. Met dat laatste wenste Greshoff geen genoegen te nemen, maar bij het eerste legde hij zich neer. Op dat moment overwoog Em. Querido's Uitgeversmaatschappij de uitgave van een nieuw tijdschrift om de door de opheffing van Forum dreigende leemte te vullen. Vestdijk, die met onder meer Marsman en Ter Braak de beoogde redactie zou gaan vormen, schreef Ter Braak Greshoff voorlopig niet van deze plannen op de hoogte te brengen (nr. 18). Daarnaast circuleerden er nóg enkele plannen. Vestdijk stipte bij Ter Braak verder de mogelijkheid aan van een door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven combinatie van Forum en Den Gulden Winckel en van een (opnieuw) gereorganiseerd De Vrije Bladen (nr. 24). Bij al deze plannen was Vestdijk betrokken. Vestdijk schreef in oktober 1935 aan Ter Braak dat ook Nijhoff, die immers eind 1933 uit de redactie van De Gids was getreden, tegen hem gezegd had er voor te voelen een nieuw tijdschrift op te richten. 35 Ook het poëzietijdschrift Helikon lonkte met begerige blik naar de boedel van Forum. Op 27 november 1935 schreef Jo Landheer, de pas aangetreden redacteur van dit door A.A.M. Stols uitgegeven tijdschrift: ‘Mijns inziens is de omvang nog altijd te groot en zou het beter zijn die nog iets te verkleinen. Het aantal goede bijdragen is uiterst gering, dat is mij erg tegengevallen. Maar misschien zal de opheffing van Forum aan Helikon ten goede komen.’ 36 {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Frans Coenen, ca. eind jaren twintig.==} {>>afbeelding<<} Al deze plannen liepen op niets uit. Vestdijk moest uiteindelijk genoegen nemen met Groot Nederland. Vanaf januari 1936 maakte hij deel uit van de redactie. Van een fusie tussen Forum en Groot Nederland is evenmin iets gekomen, al zijn er exemplaren bekend van de januari- en februari-aflevering van Groot Nederland waarop de titel op de voorzijde luidt: ‘Groot Nederland // vereenigd met Forum’ // Letterkundig Maandschrift / onder leiding van Frans / Coenen, J. Greshoff, Jan / van Nijlen en S. Vestdijk' (afb. p. 82). Vermoedelijk is Groot Nederland in deze vorm gedurende twee afleveringen gezonden aan de voormalige abonnees van Forum ten einde hen te bewegen hun abonnement voort te zetten in de vorm van een abonnement op Groot Nederland. {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} De vernieuwde voorzijde van de gewone oplage draagt als titel: ‘Groot Nederland // Letterkundig Maandschrift onder leiding van // Frans Coenen / J. Greshoff / Jan van Nijlen / S. Vestdijk’ (afb. p. 78). Frans Coenen zou op 23 juni 1936 overlijden. Een maand later gaf Eva Raedt de Canter, al dan niet na zachte aandrang, haar functie bij het tijdschrift op. In het in memoriam dat de overgebleven redacteuren in juli in Groot Nederland publiceerden, schemerde iets van de strubbelingen in de redactie door, toen zij schreven: ‘De meenings- en waardeeringsverschillen, welke in een veelhoofdige redactie bestaan moeten, omdat zij getuigenis van leven zijn, werden door onzen nestor met een onnavolgbare humor opgelost en hij aarzelde nimmer zich te laten overtuigen, wanneer hij de waarde der argumenten erkende. Het is kenmerkend voor Coenen's nobel wezen, dat de eenige tegenstelling, welke in onzen kleinen redactiekring wel eens tot uiting kwam, die was tusschen gemoed en verstand. Bij hem, hoezeer ook met critisch vernuft begaafd, lag steeds het accent op het hàrt’. Er spreekt een piëteit uit deze woorden die ongetwijfeld gemeend was, maar dat neemt niet weg dat er nog tot voor een maand onenigheid over het tijdschrift was geweest tussen Coenen enerzijds en Greshoff en Vestdijk anderzijds. Greshoff had op 27 mei bij Coenen bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen plaatsing van ‘Op onbekend terrein’ van Andrea Brevis, dat Vestdijk, Van Nijlen en hij niet onder ogen hadden gehad: ‘Vind je het nu waarlijk te verdedigen, dat wij drieën met onze volle naam op het omslag aansprakelijk moeten zijn voor de publicatie van een bijdrage, welke wij verafschuwen en meer dan rot vinden? Wij laten ons niet leiden door eenig vooroordeel en wij zijn alle drie bezield met de oprechte en hartelijke wensch je in alles zooveel mogelijk ter wille te zijn. Heusch, wanneer we de bijdrage in quaestie niet erg goed vonden, zouden wij er niet over gekikt hebben. Maar het is hier niet te doen om “niet erg goed”, maar om een tienkeer zoo sterke afkeuring. Dit gaat naar onze smaak en voor ons gevoel alle perken te buiten. En nu rijst de vraag: heeft dan het oordeel van drie bonafide schrijvers, die je vrienden en trouwe medewerkers zijn, geen enkele waarde voor je? Is de een {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} of andere vage debutant voor Groot Nederland van méér belang dan drie vierden van de heele redactie???? Ik verzoek je te bedenken, dat het publiek van onze interne verhoudingen niets afweet en dus wel degelijk ons evenzeer voor de plaatsing aansprakelijk stelt als jou en een dergelijke abdicatie van ons letterkundig eergevoel is méér dan je redelijker wijze van ons mag eischen. Hier voeg ik nog bij de overweging, dat nu we bezig zijn Groot Nederland met vereende krachten tot het beste Nederlandsche tijdschrift op te werken, een dergelijke terugval in staat is ons het vertrouwen van vele lezers te ontnemen, hetgeen het tijdschrift, dat toch al een moeilijke periode doormaakt, ongetwijfeld schaden zal.’ Twee dagen later retireerde Coenen, maar, voegde hij daar - inderdaad met ‘onnavolgbare humor’ - aan toe, ‘ik houd een beetje mijn hart vast, als ik lees, dat je van plan bent Groot-Nederland tot het beste Nederlandsche tijdschrift op te werken. Een uiterst gevaarlijke onderneming! Het laatste jaar zijn wij danig in de schuld gekomen en ik prefereer nog altijd een levenden hond boven een dooden leeuw.’ Het verhaal van de onbekende, maar ongetwijfeld uiterst aantrekkelijke Andrea Brevis zou niet in Groot Nederland verschijnen. Na Coenens dood bleek het tijdschrift een aanzienlijk tekort te hebben. Op 4 juni 1938 schreef Greshoff aan Garmt Stuiveling, met wie hij op dat moment onenigheid had over de hoogte van het honorarium voor een omvangrijke bijdrage van diens hand: ‘Toen ik na Coenen's dood de erfenis overnam bleek er een zes duizend gulden schuld te zijn. 37 Hetgeen dus zeggen wilde, dat het tijdschrift alléén bleef bestaan bij de gratie van HH schuldeischers. Ik heb toen krasse maatregelen moeten nemen om het van een wisse ondergang te redden. Allereerst door het honorarium van de redacteur-secretaris af te schaffen. [...] Verder schafte ik het uitzonderingshonorarium voor redactioneele bijdragen af. [...] Ook schafte ik de maatregel af, dat boekbesprekingen, door de red.-secr. (i.c. Coenen) geschreven, met tien gld. betaald werden. Op die manier ben ik tot een nog wel labiel, maar toch niet onbevredigend evenwicht gekomen en is GN voorloopig gered.’ Tot november 1941 zou de naam van Greshoff als redacteur in de colofon {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} van Groot Nederland vermeld, blijven; met ingang van die datum werd zijn naam op aandrang van de Duitse bezetter uit de colofon verwijderd. Sinds zijn vertrek in mei 1939 naar Zuid-Afrika had hij echter geen directe bemoeienis meer met het tijdschrift gehad, al diende hij de redactie van afstand nog wel van advies. In Greshoffs plaats zou vanaf februari 1940 Van Rantwijk waarnemend redacteur-secretaris van Groot Nederland zijn; hij zou pas met ingang van november 1941 officieel als zodanig in het tijdschrift worden vermeld. Nadat eind 1941 het door Van Loghum Slaterus te Arnhem uitgegeven tijdschrift De Stem wegens papierschaarste niet meer kon verschijnen, werden de abonnees van De Stem (blijkens een bij het januari-nummer van 1942 van Groot Nederland gevoegde circulaire) naar Groot Nederland overgeheveld. In 1943 werd Groot Nederland overgenomen door de Germaanse SS. Het zou tot en met juli 1944 blijven verschijnen. 38 Na de oorlog heeft Greshoff, eerst in samenwerking met Vestdijk en Warendorf en later met behulp van Stuiveling - die hij in 1935 een redacteurschap nog niet waardig keurde - geprobeerd Groot Nederland nieuw leven in te blazen of het tijdschrift te laten fuseren met het Nieuw Vlaams Tijdschrift, maar van die pogingen is niets terecht gekomen. 39 De jaren 1936 tot en met 1939 waren jaren waar Greshoff later met weemoed en heimwee naar terugkeek: ‘Wat mijzelf aangaat: de eenige tijd waarin ik het gevoel van doelbewuste samenwerking met een groep geestesverwanten had, was van 1936-1939, toen ik mij met Groot Nederland bezighield. Daarvoor had ik een aantal letterkundige vrienden (die ik nog heb) maar onze verhouding was een strikt persoonlijke en berustte nooit in een gezamenlijk ópgaan in één ideaal.’ 40 Dat lijkt iets te sterk uitgedrukt. Ter Braak schreef tijdens de beraadslagingen over het al dan niet opheffen van Forum op 3 oktober 1935 aan Nijgh & Van Ditmar: ‘Dat ik “ruggespraak” hield met diegenen, die mij bij de oprichting van Forum hebben gesteund en die van den aanvang aan tot de kern van Forum hebben behoord, dat ik het tijdschrift van geen belang meer achtte, wanneer de heeren Greshoff en du Perron hun (moreelen of actieven) steun aan Forum zouden onttrekken, {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Elisabeth Couperus-Baud, ca. eind jaren twintig.==} {>>afbeelding<<} ontken ik geen oogenblik. [...] Forum zou een verwaterde “Gids” of een verbeterde edite van “Groot Nederland” zijn geworden, wanneer het den steun van de principieele Forumpersoonlijkheden zou hebben moeten ontberen’. Dat duidt toch op iets meer distantie dan uit Greshoffs herinnering spreekt. Toen Du Perron in april 1936 bij Greshoff informeerde naar de mogelijkheid redactie-secretaris van Groot Nederland te worden, 41 liet Vestdijk daarop Greshoff weten: ‘We moeten eerst nu eens zien hoe Frans C.[oenen] reageert op onze verjonging. Ik geloof nier, dat hij ernstige sabotage zal willen plegen, en ik hoop het evenmin [...]. Als je Eddy schrijft, breng hem dan vooral volledig op de hoogte van de zeer on-Forumachtige verhoudingen en mogelijkheden!’ Niettemin slaagde Groot Nederland er na de reorganisatie in een spreek- {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} buis voor de Forum-generatie te worden, al besefte Greshoff goed dat het nooit het programmatische karakter van Forum zou evenaren. Greshoff streefde daar ook niet naar. In 1935, tijdens zijn onderhandelingen met Coenen, verzekerde hij hem herhaaldelijk zich bewust te zijn van de verschillen. Zo schreef hij Coenen op 10 november dat het niet in zijn bedoeling lag van Groot Nederland een ‘filiaal’ van Forum te maken: ‘Forum was een strijdtijdschrift met een zeer bepaalde beteekenis in een bepaalde periode: G.N. daarentegen mag geen strijdtijdschrift worden. Het moet zoo algemeen mogelijk een beeld geven van de actualiteit der Nederlandsche litteratuur. Iedere eenzijdigheid is uit den booze. Het mag niet afhankelijk gesteld worden van een richting, een strooming, een school, een groep, een vriendenkring’ (nr. 43). Dit standpunt herhaalde Greshoff ook in het al eerder geciteerde interview met Van der Veen: ‘Er zijn nu eenmaal twee soorten tijdschriften: Forum dat een bepaald letterkundig doel bezat in dienst van scherp bepaalde beginselen en idealen en dat dan ook een vooropgezette werkzaamheid in het geestelijk geheel te vervullen had. Groot Nederland dat zuiver anthologisch is. Het geeft, vanzelfsprekend bepaald door smaak en inzicht van de redactie, al wat belangrijk en goed geacht wordt. In Gr.N. werken katholieken, communisten, liberalen en marxisten broederlijk samen [...].’ 42 Niettemin schreef Du Perron op 5 december 1936 aan Greshoff: ‘Wat dat gezeur met Gr. Ned. betreft, inderdaad voor de eer of zoo hoef je 't niet te doen. Maar het is op het oogenblik ons eenig orgaan. Waar moeten menschen als wij anders nog aan het woord komen?’ 43 {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding J. Greshoff, Schaerbeek 1933 (foto Massardo)==} {>>afbeelding<<} {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Afkortingen Ter Br. Menno ter Braak C. Frans Coenen Eddy E. du Perron E., E.R., Eva, Eva R. Eva Raedt de Canter F. Forum F.C., Frans, Fr.C. Frans Coenen GN, G.N. Groot Nederland Gr. J. Greshoff Gr.N., Gr. Ned., Gr. Nederland, Groot-Ned. Groot Nederland Gulden W., G.W. Den Gulden Winckel H. & W. Van Holkema & Warendorf J.G. J. Greshoff Maurice Maurice Roelants M. ter Br. Menno ter Braak van N., v.N. Jan van Nijlen N. & v.D., Nijgh & V.D. Nijgh & Van Ditmar Q. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij R., R.-de C. Eva Raedt de Canter Rien Rien Marsman-Barendregt Simon, Simon V., S.V. S. Vestdijk Truida Truida Varangot-ter Braak V. S. Vestdijk V.B. De Vrije Bladen Vic Victor E. van Vriesland V.N. Jan van Nijlen van W. Constant van Wessem Z. Doeke Zijlstra {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} Dossier 1 Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) aan J. Greshoff, 5 april 1935 Naar aanleiding van onze besprekingen te Brussel deelen wij U mede dat ons ook niets liever is dan den gang van zaken bij Groot Nederland zoo te wijzigen, dat hiermede een bevredigende oplossing voor alle partijen wordt verkregen. Evenals het moeilijk voor U is om den heer Coenen te attaqueeren, zijn er ook voor ons bezwaren om zonder meer met den heer Coenen te gaan spreken. De beste oplossing lijkt ons de volgende: U schrijft ons een brief op pooten, waarvan wij dan wel weten dat U het niet zoo erg bedoelt, maar met welk schrijven U duidelijk Uw bezwaren aan ons kenbaar maakt; desgewenscht met de mededeeling dat als het zoo door gaat, U uit de redactie zult treden. U kunt daarbij dan alle vriendelijkheden schrijven, die U aan het adres van den heer Coenen wilt zeggen en dat Uw vriendschappelijke verhouding met hem de reden is dat U zich niet tot hem, maar tot ons wendt. Die brief van U kan dan voor ons aanleiding zijn om eens met den heer Coenen te gaan praten, waarvan dan, naar wij hopen, het resultaat is, dat er een bespreking plaats heeft op vrij korten termijn van de geheele redactie met de uitgevers, waarbij alles nauwkeurig kan worden geregeld. 2 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 7 augustus 1935 Mocht Forum verdwijnen, dan moet er zoo spoedig mogelijk gepraat worden over een algeheele reorganisatie van Groot Nederland. We zullen het daar eens rustig over hebben. {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} 3 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 7 september 1935 De brief aan Coenen netjes getikt gaat nu Maandag in zee. Je krijgt er een afdruk van en daarmede kun je dan naar goeddunken, zoo diplomatiek mogelijk, handelen. 4 J. Greshoff aan Frans Coenen, 7 september 1935 Hierbij de aangekondigde brief met desiderata. De aanvang is wat vreemd. Ik begon namelijk dadelijk na mijn thuiskomst te schrijven en liet het stuk toen weer liggen, omdat er allerlei ander dringend werk te doen viel. Ook aarzelde ik nog. Ik ben namelijk doodsbang voor misverstand, omdat ik daar in mijn leven al zoo veel narigheid van gezien heb. Ik hoop nu maar dat je deze brief op de juiste wijze zult opvatten: ik ben aan de eene kant bang onbescheiden te zijn en aan de andere kant hindert de situate mij zoo, dat ik ze onmogelijk prolongeeren kan. Ik stel mij voor, dat het je mogelijk moet [+zijn] je daarin te denken. Zou jij er veel voor voelen het vijfde rad aan een wagen te zijn? Daar zie ik je niet voor aan! Overweeg alles rustig en zonder vooroordeel en laat mij spoedig je beslissingen weten. 5 [I] J. Greshoff aan Frans Coenen, 6 september 1935 Door de overstelpende drukte, waarin ik in de eerste helft van het jaar 1935 geleefd heb, liet ik allerlei dingen, welke van belang voor mij waren, rusten. Onder andere: Groot Nederland. En toen je de laatste keer bij mij was, miste ik ten eenenmale de opgewektheid en de energie om de zaak eens grondig met je te bespreken. Ik heb nu de gelegenheid gehad alles rijpelijk te overdenken. Ik stel dit nu op schrift, hetgeen mij het allerbeste lijkt, omdat deze brief dan de basis kan vormen voor een nadere gedachtenwisseling. Voor ik mijn bezwaren en wenschen uiteenzet, moet ik er nadrukkelijk op wijzen, dat de kwestie zuiver zakelijk beschouwd moet worden. Onze alleraangenaamste, kame- {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} raadschappelijke, persoonlijke verhouding blijft hier buiten geding. Toen je mij vroeg om zitting te nemen in de redactie van Gr.N., heb je mij loyaal gezegd, dat je er niets voor voelde groote wijziging in den loop der zaken te brengen. Je stelde het mij zoo voor, dat ik er goed aan zou doen die zetel in beslag te nemen, opdat niet een ander er zich in nestelen zou. Ik heb dus de aanvankelijke toestand als provisoir beschouwd. Maar zoo langzamerhand dreigt, gelijk dat zoo dikwijls gaat, het provisoire bestendigd te worden en in elk geval drukt mij mijn positie dermate, dat ik er weinig voor voel op denzelfde voet door te blijven gaan. Ik begrijp heel goed hoe de verhouding ontstaan is. Couperus en Buysse gaven het tijdschrift een machtige steun door hun reputatie en hun prestige tegenover het lezerspubliek en zij konden dus met een gerust geweten het dagelijksche redactioneele werk aan jou overlaten met de daaraan verbonden beslissingen, zonder zichzelf overbodig te voelen. Maar met mij is het iets héél anders. Ik bezit niet die reputatie, noch dat prestige en wanneer dan het redactioneele werk volmaakt buiten mij omgaat, kan het niet anders of ik heb het gevoel, dat ik voor spek en boonen meedoe. Dat is niet zoo erg eventjes, in afwachting van een betere, definitieve regeling, maar op den duur mis ik toch alle animo voor die rol. Er is nog een andere kant. Het feit, dat mijn naam met koeien van letters op een tijdschrift staat, wekt bij de buitenwereld onvermijdelijk de indruk, dat ik mede verantwoordelijk ben voor de inhoud daarvan. Een verantwoordelijkheid, die ik toch werkelijk moeilijk aanvaarden kan met een zoo minimale invloed op de samenstelling der nummers. Ook hier geldt wat ik zoo juist opmerkte: voor een oogenblikje, in een overgangsperiode, is dat niet zoo erg, maar op den duur kan ik het werkelijk niet met mijn waardigheid in overeenstemming brengen, arbeid te signeeren, welke uitsluitend door jou verricht wordt. Er bestaat op dit oogenblik misschien een kans door een algeheele reorganisatie een normale toestand te scheppen, zooals die aan alle mij bekende tijdschriften heerscht. Het is lang niet onmogelijk, dat de uitgevers van Forum in overleg met de redactie thans bereid zijn in te gaan op een fusieplan, dat twee jaren geleden tusschen de heeren Holkema en Warendorff en Dr. Menno ter Braak onder het oog gezien, wenschelijk en mogelijk werd geacht. Volgens mijn kijk op de zaak zou de {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eerste blad van Frans Coenens reactie op het reorganisatievoorstel van J. Greshoff, met daarop een handgeschreven aanwijzing van Greshoff voor Arthur van Rantwijk, 15 september 1935.==} {>>afbeelding<<} {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} redactie van het nieuwe tijdschrift het best gevormd kunnen worden door twee man van G.N., jij en ik, twee man van Forum: Ter Braak en Vestdijk, en door een Belg, waarover nader overleg gepleegd kan worden. Onze vriend Jan van Nijlen, wiens gezichtsvermogen nog steeds afnemende is, kan zich onmogelijk inderdáád met redactioneele aangelegenheden bemoeien en daarom leek mij Dr. A. Brulez de aangewezen man. Bij dit detail zullen we echter nier langer stilstaan. Deze vijfhoofdige redactie moet dan ook werkelijk en ernstig het redactioneele werk ter hand nemen. Alle bijdragen behooren, gelijk dat overal geschiedt waar een meerhoofdige redactie aanwezig is, te circuleeren en van het oordeel van alle redacteuren afhankelijk gesteld te worden. Dit is natuurlijk een conditio sine qua non. Ter Braak noch Vestdijk en evenmin Brulez zullen geneigd zijn een figurantenrol op zich te nemen, gelijk die mij thans zoo zwaar op de schouders weegt. Ik kan me trouwens niet indenken, dat een dergelijke democratiseering van de redactie niet de volle instemming zou hebben van een vijand van alle dictatuur als jij bent. Ik acht een eventueele fusie met Forum buitengewoon wenschelijk. De economische basis van ons tijdschrift wordt er door versterkt en verbreed en het aantal tijdschriften verminderd, hetgeen eveneens een voordeel is. G.N., wanneer ik de laatste drie jaar beschouw, is langzamerhand een beetje buiten de belangstelling van het jongere publiek gekomen. En van de jonge menschen moet men het toch hebben, indien men met de toekomst rekening houdt. Ik heb de vaste overtuiging dat een radicale verandering van G.N. noodig is, wanneer wij niet langzaam maar zeker willen sterven. Er moet versch bloed in en er moet een nieuwe methode van werken worden geaccepteerd. Er moet in de eerste plaats gebroken worden met een funeste opvatting, die zich zoowel bij jou als bij mij heeft vastgezet en volgens welke allerlei persoonlijke motieven, de opname van bijdragen bepalen. Na de zéér voorloopige bespreking, welke Ter Braak twee jaar geleden had met Van Holkema en Warendorf, heb ik de zaak alléén nog even met hem, zeer vaag, behandeld in een recente bijeenkomst. Hij heeft nog geen ruggespraak met zijn mederedacteuren en zijn uitgever gehouden. Om de zaak dus niet in de war te sturen is de alleruiterste discretie noodzakelijk. Beschouw dus dit schrijven als zeer vertrouwelijk. {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} Indien onverhoopt de plannen met Forum mochten misloopen, dan blijf ik overtuigd, dat een radikale wijziging in de samenstelling der redactie en in de werkwijze noodzakelijk is om het verval van G.N. te stuiten. Ook in dat geval zou ik komen met het voorstel van een driehoofdige redactie, die persoonlijk van alle bijdragen kennis zou nemen om er over te kunnen beslissen. Wanneer je onverhoopt, om redenen waarvan ik mij niet kan voorstellen, dat ze bestaan, niet zou voelen voor deze verandering door mij absoluut noodzakelijk geacht, kom ik in een zeer moeilijke positie, zoowel ten opzichte van mijzelf als tegenover het publiek en uitgevers. Je kunt me moeilijk verwijten, dat ik overijld ben te werk gegaan. Ik heb drie jaar kalm de kat uit de boom gekeken, geprobeerd een beetje invloed uit te oefenen, aldoor hopende dat je zelf zoudt beseffen hoe scheef en pijnlijk mijn positie op den duur werd. Ik ken de litteraire kaart van Nederland als mijn zak en ik wéét, dat er voor een tijdschrift als G.N. (al of niet met Forum vereenigd), tusschen De Gids en De Stem in, een plaats en een publiek is. En ik zou niets liever doen dan dat tijdschrift zoo goed en zoo breed mogelijk te maken. Maar dat kan alleen wanneer het redactioneel op een normale basis wordt gebracht. Gebeurt dit niet bijtijds, dan raken we steeds meer bezijden de stroomingen en wordt het steeds moeilijker het roer om te gooien. Het voorstel, dat ik je doe, werd mij gedicteerd door wat ik het belang van ons tijdschrift acht èn door mijn persoonlijk verlangen een einde te maken aan een positie, welke indruischt tegen mijn temperament en mijn karakter en welke ik uitsluitend aanvaard heb, omdat je ze mij als tijdelijk voorstelde. Ik heb gemeend dat, waar deze brief over de toekomst van ons tijdschrift beslist een afschrift daarvan gezonden moest worden aan de heeren Van Holkema en Warendorf. Verder verzond ik een afschrift, in strikt vertrouwen, aan Dr. M. ter Braak, omdat hij met het oog op de zeer mogelijke en wenschelijke fusie alle elementen voor een oordeel in zijn hand moet hebben. Doe mij het plezier, waarde Frans, deze brief rustig te overwegen. Ik heb de overtuiging, dat ik niets onredelijks eisch. Het zou mij veel plezier doen, indien het bleek dat je mijn situatie begreep en dat je volledig zou willen medewerken. Deze correspondentie kan dan aanleiding worden tot nadere besprekingen, mede met den uitgever en de Forummenschen. We hebben nog ruim drie maanden de tijd voor het {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} nieuwe jaar en ik hoop van harte, dat dan het eerste nummer van een verjongd en grondig gewijzigd G.N. her licht zal zien. 6 Menno ter Braak aan J. Greshoff, 10 september 1935 Vanmiddag heeft de Ned. redactie van Forum met Zijlstra vergaderd. Ik haast me je daarover in het kort even te schrijven, omdat mij daarbij is gebleken, dat van een combinatie als door ons beoogd helaas geen sprake zal kunnen zijn. Immers: toen ik aan de hand van je brief (die ik niet in details heb behandeld noch voorgelezen) het plan uiteenzette, reageerde Zijlstra daarop absoluut afwijzend. Hij verklaarde een samenwerking met een anderen uitgever voor de uitgave van het tijdschrift voor hem onmogelijk. Zijn belang bij Forum, aldus Z., is de relatie-mogelijkheid; die wordt een illusie, als hij haar met een ander moet deelen. Ik heb natuurlijk getracht hem tot andere gedachten te brengen, maar het bleek mij al dadelijk, dat het hier een commercieele onmogelijkheid betreft. Z. zei nog, dat volgens hem alleen een overname van Forum door H. & W. of een overname van Groot Ned. door N. & v.D. een reëele basis zou zijn, maar voor het eerste voelt hij uiteraard niet, terwijl voor het tweede H. & W. zonder twijfel niet voelen. Dus hiermee ligt het plan ondersteboven, gezien het feit, dat de redactie van Forum niet beschikt over den naam. Trouwens, als dat wel het geval was, zou ik toch niet met dien naam weg willen loopen, dat begrijp je wel. Het spijt me heel erg en de toekomst van Forum zie ik nu duister in. Zijlstra heeft een m.i. bombastisch plan om de basis van het blad te versterken, maar aangezien eerst de volgende week de Vlamingen nog geconsulteerd moeten worden, laat ik me daarover maar verder niet uit, omdat ik aan de verwezenlijking te sterk twijfel. [...] Tracht in ieder geval toch Groot-Ned. te hervormen, zou ik zeggen. Mocht Forum op de flesch gaan, dan is er tenminste iets. 7 (II) Van Holkema & Warendorf aan J. Greshoff, 11 september 1935 Met belangstelling hebben wij Uw brief aan Mr. Coenen gelezen en het {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} spreekt wel vanzelf - gezien onze besprekingen van eenigen tijd terug - dat wij het van A tot Z met U eens zijn. Wij kunnen dan ook niet nalaten U dank te zeggen voor de juiste wijze, waarop U den toestand heeft geschilderd en nieuwe voorstellen onder de aandacht van Mr. Coenen heeft gebracht. Met dit begin is zeer zeker het belang van het tijdschrift gediend en waar noch redactie, noch uitgevers financieel voordeel bij de uitgave hebben, zooals dit thans geschiedt, is het onze plicht om niets na te laten om althans het blad zoo goed mogelijk te doen verschijnen. Ook lazen wij met belangstelling hetgeen U schrijft over een fusie met Forum. Gezien de aangename onderhandelingen van twee jaar geleden, verklaren wij ons gaarne bereid die zaak nader in overweging te nemen. 8 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 12 september 1935 Hartelijk dank voor je lange brief. Es wär zu schön gewesen! Wij bekijken zulke dingen met het oog op de litteraire wenschelijkheid, maar de Zijlstra's hebben lak aan litteratuur en kijken alleen maar naar hun portemonnaie. Vandaar dat eeuwige misverstand en de weerzin, welke wij telkens ondervinden wanneer wij met die handelslieden te maken hebben. Ik laat nu verder de zaak rusten tot jij je over dat ‘wonderplan’ van Zijlstra kunt uitlaten. Er is geen haast bij dit alles, maar er moet toch ook weer niet getraineerd worden, want het is gauwer dan we denken weer 1 Januari 1936! [...] Laten wij één ding steeds voor oogen houden bij al deze onderhandelingen: aangezien wij geen enkel handelsbelang dienen, moeten wij er voor zorgen ten minste één orgaan in Nederland te scheppen, dat onze denkbeelden dienen kan. Gr.N. hangt mij al van den beginnen aan meters de keel uit. Maar ik ben er tegen mijn zin steeds in gebleven, denkende: vandaag of morgen hebben de vrienden en ik een orgaan noodig. Forum biedt nooit zekerheid. Want welk plan Zijlstra ook hebben moge, er zullen wel geen vijfhonderd nieuwe abonnés aan vastzitten! Het kan dus nooit anders zijn dan het rekken van een precair bestaan. Simon heeft zeker belang in den striksten zin des woords bij {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Mededeling van Menno ter Braak aan J. Greshoff over de opheffing van Forum en de te volgen tactiek met betrekking tot Groot Nederland, 3 oktober 1935.==} {>>afbeelding<<} {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} een reorganisatie van Gr.N. in onzen zin. Hij die van zijn pen leeft, heeft een tien keer zoo vaste basis in GN, als in Forum. Zuiver economisch gesproken. Er is nu kans om een behoorlijk gefundeerd tijdschrift voor ons te veroveren. Laten wij die kans niet laten voorbijgaan door onze persoonlijke tegenzin in dat gedoe, dat inderdaad allervervelendst is! Ik kàn natuurlijk alleen in GN het maximum voor ons bereiken wanneer ik in de nieuwe redactie behoorlijk gesecundeerd word. 9 (III) Frans Coenen aan J. Greshoff, 15 september 1935 Ik heb een beetje geaarzeld je uitgebreid epistel te beantwoorden, omdat ik er wat van geschrikt was en den toon, eerlijk gezegd, niet erg plezierig vond. Vergis ik mij, als ik meen, dat er zeker wrevelig ongeduld uit klonk? Een soort ultimatum, dat ik gewis niet verwachtte en mij onredelijk lijkt. Ik zei, dat ik je protest onredelijk acht en ziehier waarom. Een paar jaar geleden, zond je mij een ongeveer gelijke klacht. Je wilde niet ‘voor spek-en-boonen’ mee doen, en dat billijkte ik toen volkomen, want je besliste alleen over plaatsing van wat versjes. Maar sedert is er een essentieele verandering gekomen. Samen met mij en gedeeltelijk Jan van Nijlen, hebben wij in dat volgende jaar telkens drie nrs. in elkaar gezet. Wil je dat wel herinneren? Ik liet je de poëzie, maar stuurde mijnerzijds je het proza ter beoordeeling, tenzij het evident onnoodig was. En wat jij aanbracht van jongere auteurs werd zonder bedenken door mij geplaatst! Slauerhoff, Du Perron, Vestdijk, jijzelf, Ter Braak. Bovendien heb ik brief over brief van je ontvangen met aanwijzingen, zoowel voor verzen als voor recensies en artikelen (bijv. van Besançon en anderen), aanwijzingen, die ik rigoureus en schier gedwee opvolgde. Mij dunkt, wat wil je meer? Bij den aanvang van de vacantie gaf je mij nog op welke verzen je precies voor Juli, Augustus en September hadt gereserveerd. En zoo is geschied. Intusschen had je beloofd korte artikelen te schrijven over Vestdijk, Du Perron, Ter Braak, alsmede poëzie-recensies, die hoog- en {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} broodnoodig waren. En zie, ik ontving niets voor het tijdschrift dan deze wrokkige klachten, die volkomen vergeten schijnen, dat je door overmaat van journalistiek werk dit jaar niets, maar ook niets voor Gr.N. hebt gedaan, behalve dan wat vaag kennisnemen van den inhoud. Heb je in dien tijd één commentaar geleverd? En is die rubriek niet door jou ingesteld, om het tijdschrift meer te doen mousseeren? Zie, ik neem je dit alles niet kwalijk, want ik weet, dat je niet anders kondt, dat je leven moest en geld verdienen. Maar kom dan ook niet met de voorstelling of het alles mijn overheerschersschuld is en de toestand, van begin af aan verkeerd, nu eindelijk onhoudbaar is geworden. Want in Juli dacht je er blijkbaar nog niet zoo over. Je brieven met redactioneele aanwijzingen en adviezen zijn daar om dat te bewijzen. Ik kreeg na lezing van je epistel inderdaad het gevoel, dat je niet uitgerust was in je vacantie, en eigenlijk in hooge mate nerveus en prikkelbaar. Het gesprek met Ter Br. zal daaraan geen goed gedaan hebben. En nu je voorstel van fusie met Forum. Ik voel er niets voor, vriend, om de volgende redenen. Gr.N. kan commercieel leven en Forum niet. Dat breng ik voor een goed deel terug op de wijze van redactie, op de scherpte van richting, op de hatelijke polemiek, het extremisme enfin, dat de lezer van de gewone soort tegenstaat. Dit te introduceeren bij ons lijkt mij volmaakt ongewenscht, behalve dan commercieel, ook uit hoofde van mijn eigen tegenzin. Alle deze Forummedewerkers kunnen immers bij ons terecht, maar ik zou hun geen beslissende stem willen geven. Wat gebeuren zou, als ik alleen tegen jullie drieën of vieren stond. Gr. Nederland zou dan eenvoudig in Forum op- en mèt F. ondergaan. Daarbij verheel ik niet, dat Ter Braak, met alle erkenning van zijn gaven, mij niet sympathiek is. Je behoeft hem dat niet te zeggen, maar het is zoo. Redactioneele samenwerking met hem, zou mij absoluut niet aanstaan. Daarbij vind ik vijf redactieleden ook te veel. Het heen-en-weer sturen van toch en somme onbelangrijke schrifrstukken wordt dan zeer omslachtig en kostbaar. Maar wèl voel ik - alsdan onze vriend Jan van Nijlen werkelijke hors de combat moet zijn - voor een redacteurschap van Vestdijk, die mij een {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding J. Greshoff (links) en Menno ter Braak, Den Haag ca. 1935.==} {>>afbeelding<<} eenvoudig mensch en een begaafd auteur lijkt. En wèl voel ik - zoo je nu werkelijk dit jaar den tijd hebt! - voor een redactie van drie op grond van volledige kennis van zaken. Een redactie dus, die van al het inkomende gelijkelijk kennis neemt en er over besluit, proza als poëzie. Indien jou dit voldoet, mij voldoet het zeker, want ik ben met den tegenwoordigen gang van zaken ook maar matig tevreden en zou mij zeer verheugen, als de redactie zelve evenwichtiger en elk nr. interessanter en beter ingedeeld kon worden. Dit zou trouwens vanzelf gekomen zijn, als je in dit jaar meer aandacht en tijd voor Gr.N. overhadt. Mijn bezoeken aan Brussel hadden immers geen ander doel dan samenwerking. Dat je op het laatst zelfs voor bespreking te moe was, duidt er klaarlijk op dat je mij de redactie - noodgedwongen - overliet. Zeker echter niet met mijn wil en voorkeur. {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar laat ons nu - afziende van een noodlottige Forumfusie en den heer Ter Braak - trachten ons leven te beteren ten bate van het tijdschrift, dat ons beiden - in elk geval mij - ter harte gaat. En schrijf mij wat jou dunkt van Vestdijks redacteurschap, zoo het werkelijke vaststaat, dat V.N. niet meer mee kan. Kunnen wij hem zijn redacteursschap niet eenvoudig laten, honorifiek? 't lijkt mij anders zoo hard. Enfin laat mij je meening kennen, zoo dat wij tot een toestand komen, die je verantwoorden kunt tegenover jezelf, het publiek en de uitgevers. Ik wil je niet graag missen als mederedacteur, indien n.l. je, gelijk in het laatste jaar, niet voor spek en boonen blieft mee te doen. Het spek en de boonen waren jouw schuld mijn waarde, niet de mijne en het ligt volkomen in je macht aan dat treurig maal een einde te maken. Ik wil waarachtig niets liever. 10 (IV) J. Greshoff aan Frans Coenen, 16 september 1935 Hartelijk dank voor je uitvoerige uiteenzetting. Ik zal je er uitvoerig op antwoorden en ik twijfel er niet aan of we zullen tot een alleraangenaamste oplossing komen, welke ons beide bevredigt. Ik zit nu midden in de rommel van het weekblad en had niet de tijd mij even rustig met je argumenten bezig te houden. Ik haast mij echter je te schrijven, dat van eenige geprikkeldheid mijnerzijds geen sprake was. Wanneer je die in mijn brief ondekt hebt, heb ik mij ongelukkig uitgedrukt of jij hebt die er in geïnterpreteerd. Integendeel, ik heb die brief waar ik al lang van zwanger ging, zoo lang mogelijk uitgesteld, om vooral alle gemoedsbewegingen er uit te bannen. Laat mij je dus nu de positieve verzekering geven, dat er van eenige geprikkeldheid, zelfs van de allerlichtste geen sprake is. Daar bestaat ook geen reden voor. Het is een zakelijke aangelegenheid, waarin ik meende van inzicht met je te verschillen en waarover we, eveneens zakelijk, in het reine moeten en zullen komen. Over de zakelijke dingen dus overmorgen. Ik zal dan uitvoerig punt voor punt behandelen en als we het dan in beginsel eens zijn, wip ik over om de rest mondeling af te doen. Deze brief dient uitsluitend om de atmosfeer te zuiveren en om een verkeerde psychologische interpretatie van mijn schrijven weg te werken! {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} 11 (V) Frans Coenen aan J. Greshoff, 17 september 1935 Wat onze particuliere zaken betreft: antwoord mij maar niet te uitvoerig. Wij zullen toch beiden wel ongeveer op onze argumenten blijven staan en van eenige fusie wil ik per se niet weten. Wel van een redactie-reorganisatie. Met het Nov.-nr. worden nu alle vervolgstukken opgeruimd en is er ongeveer schoon schip. Wij konden dan eens samen komen. Ik breng dan ter tafel al wat er nog ligt, opdat wij dit verdeelen over het volgende jaar. 12 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 26 september 1935 Ik kan je nog steeds niets over Gr.-N. melden, omdat ik nog geen antwoord van Coenen heb. Dat is niet de schuld van den ouden heer, doch de mijne. Ik heb namelijk, door allerlei omstandigheden lang getalmd met een antwoord op zijn lange brief. Over de Forumgeschiedenis hoor ik natuurlijk wel het een en ander van Eddy. Truida berichtte, dat Maurice na Zijlstra's bezoek heel kwaad was! Tant mieux! Hoe kwaayer hoe beter. 13 Menno ter Braak aan J. Greshoff, 27 september 1935 Forum hangt nog (evenals blijkens je brief de zaak Coenen). Het verdriet me bijzonder. Wat de Vlamen, die aan Zijlstra hun uittreden hebben aangekondigd nog doet treuzelen om dat ook aan de Ned. redactie officieel mee te deelen, weet ik niet. Misschien wordt er nog met den monseigneur onderhandeld. [...] Eddy vertelde me, dat Coenen bezwaar zou maken tegen een ev. redacteurschap van Gr.N. van mij, maar niet tegen Vestdijk. Mocht het met Forum misgaan en mocht je Vestdijk willen nemen, houd dan geen rekening met mij! Ik vind het best om alleen medewerker te zijn, en Vestdijk zal zeker wel in de redactie willen. Maar even de Forumhistorie afwachten. {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} 14 Menno ter Braak aan J. Greshoff, 3 oktober 1935 Vandaag is de beslissing gevallen; Forum verdwijnt. Ik ontving een brief van Zijlstra, waarin hij mij bericht, dat gezien de weigering van de Vlamingen om in de redactie te blijven Nijgh & v.D. de uitgave aan het eind van den loopenden jaargang staken. Daarmee is Forum na een periode van 4 jaar dus ter ziele. [...] Nu komt dus de lacune aan de orde, die door het wegvallen van Forum zal ontstaan. Ik hoop van harte, dat het nu mogelijk zal zijn alle krachten op Groot-Nederland te concentreeren door b.v. Vestdijk in de redactie te brengen. In alle opzichten zou mij dat gelukkig lijken. Ik zelf, je weet het, ben redactioneel zeer vermoeid; als ik (gegeven dat Coenen er iets voor had gevoeld) na het opheffen van Forum in Gr.N. was gegaan, had ik het gedaan om jou een vriendendienst te bewijzen. Maar oneindig liever blijf ik medewerker. Vestdijk is bovendien een man, wiens karakter het midden houdt tusschen dat van jou en Coenen, lijkt me; misschien een heel geschikte trait d'union. 15 (VI) Frans Coenen aan J. Greshoff, 4 oktober 1935 In den loop dezer maand zend ik je een volledige lijst van al wat hier voor het tijdschrift in voorraad ligt, met de vermoedelijken omvang in Gr.N. er bij. Wij hebben dan overzicht en kunnen allereerst dit oude opruimen. Het zal vervolgens wel eens noodig zijn elkaar te ontmoeten om de distributie voor de volgende nrs. vast te stellen. Wij kunnen dan ook eens ‘uitpraten’ over de andere aangelegenheden. Het ware mij lief, als je zoo begin November eens kondt overkomen. Wat dunkt je daarvan? 16 (VII) J. Greshoff aan Frans Coenen, 7 oktober 1935 Ik kom inderdaad spreken maar voordien moeten we nog even correspondeeren. Ik stelde mijn brief lang uit om vooral niet overijld te {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eerste blad van J. Greshoffs brief aan Menno ter Braak over de stand van zaken in de onderhandelingen met Frans Coenen over de reorganisatie van Groot Nederland, 13 oktober 1935.==} {>>afbeelding<<} {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} schrijven. De zaak wordt zeer vereenvoudigd doordat een fusie met Forum door Van Nijgh en Ditmar[sic] van de hand gewezen wordt. Wij hoeven er dus niet verder over te spreken, maar het geval Ter Braak kan ik niet onaangeroerd laten. Ik moet je daarbij herinneren aan onze besprekingen van twee jaar geleden, toen Forum zou verdwijnen (nu verdwijnt het definitief). Bij die gelegenheid hebben we allerlei mogelijke persoonlijkheden de revue laten passeeren en toen vond jij in overleg met mij Ter Braak de geschiktste man om de jongeren in de redactie van Groot Nederland te vertegenwoordigen. Van eenige antipathie tegen zijn persoon of werk is daarbij niet gebleken. Ik heb hem toen op jouw verzoek gevraagd redacteur te worden en dat er niets van gekomen is, was slechts te wijten aan een samenloop van omstandigheden. Wat is er in die twee jaar geschied, dat je oordeel over Ter Braak zoo radicaal gewijzigd heeft? Ik zou dat gaarne willen weten. Maar je begrijpt wel, dat ik daar niets van kon vermoeden en toen ik dus weer hoorde van Forum's verdwijnen, wendde ik mij oogenblikkelijk tot Ter Braak, daarbij geheel aansluitende aan de onderhandelingen van twee jaar geleden en in de vaste overtuiging geheel in jouw geest te handelen. Van een soort complot met Ter Braak is geen sprake en ik heb het je kwalijk genomen, dat je daar in je brief op zinspeelde. Ik wendde mij tot Ter Braak, omdat hij de eenige man was waarvan ik wist, dat jij hem gaarne in de redactie zoudt hebben. Van een complot was zoo weinig sprake, dat ik bij Ter Braak de allergrootste tegenstand heb moeten overwinnen en dat hij zich tenslotte alleen beschikbaar heeft gesteld, omdat hij zich door zijn toezegging van twee jaar geleden min of meer gebonden achtte en uit sympathie voor ons. Ik ben van meening, precies als twee jaar geleden, dat Ter Braak nog immer de aangewezen man is als redacteur van G.N.: 1o door zijn talent, 2o door zijn positie en 3o door zijn karakter. Hij is absoluut loyaal en ondanks ietwat bruuske manieren, zeer hartelijk en kameraadschappelijk. Aangezien jij echter plotseling iets tegen hem hebt gekregen en hijzelf voorloopig liefst buiten alle redacties blijft, zal ik niet verder aandringen, maar ik blijf het betreuren dat wij op deze wijze de meest geschikte man zouden laten voorbijgaan. Jij komt nu met Vestdijk. Ofschoon ik mij met hem gebrouilleerd heb, ben ik bereid, om jou een {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} genoegen te doen, mij weer met hem te verzoenen. Hij heeft zeker veel kwaliteiten, maar hij mist ten eenenmale Ter Braak's karaktervastheid en hij is lang niet zoo geschikt in den omgang, hetgeen toch ook wel iets waard is voor een samenwerking. Ik verzet mij, wanneer jij volhardt bij je veto over Ter Braak, niet tegen Vestdijk, maar dan vind ik Marsman toch geschikter. Als romancier haalt hij niet bij Vestdijk, maar hij is toch een litteraire figuur van beteekenis en hij is buitengewoon aangenaam in den omgang. Geheel en al buiten alle persoonlijke overwegingen om en met de hand op het hart, uitsluitend rekening houdend met de huidige en toekomstige belangen van Groot Nederland, kom ik tot de volgende voordracht: 1. Dr. Menno ter Braak, 2. Mr. H. Marsman, 3. S. Vestdijk, arts. Wanneer je Ter Braak verwerpt, is het toch dunkt mij niet te veel gevergd, dat je na het gebeurde van twee jaar geleden, je ommekeer motiveert. Verder zijn we het, geloof ik, in hoofdzaken geheel eens. Ik voor mij blijf er bij, dat ik liever een vijfhoofdige redactie zou zien, maar het is toch geen principieele kwestie en ik ga dus gaarne met je mee. Met Jan van Nijlen, die al weken te bed ligt en nog zal liggen, bespreek ik de kwestie wel wanneer ik jouw standpunt nauwkeurig ken. De diplomaten, die als beginsel hebben alle zaken langzaam af te wikkelen, zijn nog zoo dom niet, want als men de boel laat bezinken, verliezen alle kwesties hun scherpte en hun persoonlijke kant. We zullen het dus ongetwijfeld eens worden op deze wijze, maar ik kan je niet ontveinzen, dat ik toch nog niet heb kunnen heen stappen over wat mij in jouw brief zoo pijnlijk trof: een wantrouwen, dat door niets gemotiveerd is. De zaak is doodeenvoudig. De toestand zooals hij is, bevalt mij niet meer, ten rechte of ten onrechte, daarover valt niet te discussieeren, het feit ligt daar. Wat stond mij dus te doen? Twee dingen: a) het bijltje erbij neergooien, b) een poging tot verandering wagen. Ik koos b. Aangezien ik niet in de ruimte wou praten, maar met een bepaald plan voor den dag komen, vatte ik de onderhandelingen van twee jaar geleden op. Dit alles lijkt mij natuurlijk en normaal en ik kan maar niet inzien wat jou daarin aanleiding heeft gegeven aan een soort complot te denken. Wanneer er tusschen redacteuren van een tijdschrift {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} onderling wantrouwen heerscht, lijkt mij een prettige samenwerking toch heel moeilijk. Ik hoop, beste Frans, dat deze brief alle misverstanden uit den weg ruimt. Wat mijn komst betreft, dit. Ik moet half October naar Parijs en kom pas aan het eind van de maand terug. Ik kan dan niet dadelijk weer naar Holland toe. Het wordt dus ongeveer half November. Wordt dat niet erg laat om voor het komende jaar alles weer op pooten te zetten? Misschien zou ik beter doen om voor mijn vertrek naar Parijs te gaan praten. Antwoord mij dus op je gemak uitvoerig en precies op deze brief. Ik kan dan naar Holland komen en eerst met jou praten en daarna één van het drietal polsen of eerst een van hen polsen en daarna met jou praten, net wat je wilt. Ik zou zoo graag van Groot Nederland, dat, nu Forum weg is, het eenige litteraire maandblad is - De Stem niet meegeteld - iets goeds maken. 17 (VIII) Frans Coenen aan J. Greshoff, 10 oktober 1935 Ik wil over het Forumgeval maar niet napraten, nu het elke actualiteit verloren heeft. Wel even over Ter Braak. Sympathiek vond ik hem nooit. Maar een paar jaar geleden was dit toch minder en dacht ik, toendertijd zeer onder den indruk de innovatie van G.N. vooral niet te mogen tegenhouden, dat ik het toch met hem wel harden zou. Hoewel ik innig tevreden was, toen het bleek, dat Forum bleef bestaan. Sedert echter voel ik minder de noodzaak der vernieuwing als wel der behoorlijke en verzorgde gestie van G.N. en werd Ter Br. mij door zijn geschrijf als anderzins steeds minder sympathiek. Ook als richting, als levensbeschouwing, als drijvende kracht. Ziedaar het antwoord op je vraag. Ik acht hem de ‘ziel’ van Forum en die ziel is mij onaangenaam. Wat nu je voorgesteld drietal betreft: op Vestdijk ben ik ook niet zóó gesteld, dat ik je ‘brouille’ wensch te doorbreken. En Marsman... lijkt mij een beetje fini, niet zoozeer een actieve kracht meer. Zouden wij in Vlaanderen nog niet eens rondzien? Je sprak van Brulez. Met Jan van Nijlen schijnt het dus voorgoed uit te zijn. Arme Jan! Die nieuwe redacteur heeft echter zoo'n haast niet. Wij samen kunnen {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} voorloopig best de boel beredderen en daartoe eerst samenkomen. Zeg maar wanneer het je schikt, dan zal ik mijn gansche bezit etaleeren. Beste vriend, mijn wantrouwen, sproot niet weinig voort uit jouw expediete manier je fusieplannen overal tegelijk en onverhoeds aanhangig te maken. Ik voelde mij inderdaad een beetje ‘verraden’. Mijnerzijds begrijp ik niet, dat je dit niet begrijpt. Maar laat het ‘incident’ gesloten zijn. En wacht met de algeheele innovatie van G.N. nog tot ik weg ben. Als wij dan allen niet weg zijn. 18 S. Vestdijk aan Menno ter Braak, 10 oktober 1935 Ik wou nog even een paar dingen over Forum met je behandelen. Vanmorgen sprak ik Rien Marsman, die meende te weten, dat Querido er wel iets voor zou voelen een dergelijk tijdschrift op te richten. Ze zou mij wel duidelijker gegevens verstrekken, als ik er op in ging; Marsman zelf schijnt er geen tijd voor of lust in te hebben. Wat denk je van deze mogelijkheid en wat moet onze gedragslijn zijn? Mij kwam ter oore, dat achter de geheele Vlamingen-hetze van Duinkerken kan zitten, als defensor fidei en als Gids-redacteur, die Forum weg wou hebben. Dit is natuurlijk niet meer dan een onbewijsbaar gezichtspunt, maar zooveel is zeker, dat het bij mij persoonlijk de woede tegen de Paapschen aanmerkelijk versterkt heeft en voorál de wensch om op eenige manier iets ‘Forum-ähnliches’ voort te zetten. Groot-Nederland, dat we daarom niet moeten verwaarlozen, blijft tweeslachtig, zelfs bij inperking van C.'s macht. Het V.B. plan - waarover Engelman met mij sprak - dito, vooral wanneer Engelman zelf daarin een rol moet spelen, zooals indertijd! Wat nu Q. betreft, zou ik daarmee niet willen beginnen voor we Zijlstra een laatste kans hebben gegeven, maar hoe moeten we dat aanleggen? Denk hier eens over na. Daar alles nog zeer onzeker is, is strikte geheimhouding natuurlijk geboden, óok tegenover Z. Als jij 't beter vindt, direct de onderhandelingen met Q. te openen, vind ik dat ook best. Wil jij dat dan doen, of ik? Heel lang moeten we er niet mee wachten, want er kunnen allerlei kapers op de kust komen; Nijhoff zei ook al, heel in 't algemeen, dat hij er voor zou voelen een nieuw tijdschrift op te richten, hoewel ik niet geloof, dat hij dat nu al wil. Maar {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding J. Greshoff, Brussel maart 1936 (foto Henri Grèce).==} {>>afbeelding<<} zoo kunnen er meer zijn. Een redactie zou kunnen bestaan uit jou, Marsman, mij, en twee niet-literatoren, b.v. Geers. Jouw werk zou natuurlijk desgewenst tot een minimum beperkt kunnen worden, het gaat voornamelijk om het ‘Forum karakter’, dat ik bestendigd zou willen zien, en dat van ons drieën het meest samenvalt met jouw naam. Zooals ik al zei, moeten we daarnaast natuurlijk iedere bres in Groot-Nederland bezetten; desnoods word ik redacteur van beide tijdschriften, wat niet gek is; het gaat er hoofdzakelijk om reserves te hebben. Maar natuurlijk moet Greshoff hier voorloopig buiten blijven, te meer omdat dit alles nog zo in de lucht hangt. 19 (IX) J. Greshoff aan Frans Coenen, 12 oktober 1935 Ik ben je zeer erkentelijk voor je uiteenzetting betreffende Ter Braak. Je zult me echter moeten toegeven, dat ik niet weten kon, dat je zoo over hem denkt, en dat het dus heel natuurlijk was, dat ik mij allereerst tot hem wendde. Over het feit zelf valt weinig te zeggen, het is een kwestie van persoonlijke antipathie, maar ik kan je niet zeggen hoe {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} zeer het mij spijt. Ter Braak is een van de loyaalste, oprechtste en zuiverste kameraden, die ik mijn leven ontmoet heb. Verder begrijp ik werkelijk niet, ook nu zelfs nog niet, je reactie op mijn eerste brief. Ik ben bereid om aan te nemen, dat de fout bij mij ligt, maar ik heb met die zaak maandenlang rondgeloopen om vooral niet overijld te handelen en het zoo te doen, dat jij er vooral niet de minste aanstoot aan kon nemen. Ik kwam tot de conclusie, dat het beste middel daartoe was, geheel en al buiten alle persoonlijke verhoudingen om, de zaak als zaak en dus zoo zakelijk mogelijk te stellen. Ik heb mij hierin dus misrekend, hetgeen mij ten zeerste spijt. Er was in mijn gedachten geen sprake van een overrompeling, geen sprake ook van een complot of een verraad. Nu moet je mij toch nog even toestaan precies te zeggen, wat dan wel mijn opzet is geweest. Terecht of ten onrechte bevredigde de bestaande toestand mij niet. Er stonden mij dus twee dingen te doen: a) het bijltje erbij neer gooien, b) te trachten de toestand conform aan mijn wenschen te maken. a vond ik niet aardig tegenover jou, dus koos ik b, en deed dit (zie boven) in de meening er goed aan te doen, zoo zakelijk mogelijk. Door jouw laatste brief zijn wij weer op ons punt van uitgang gekomen en sta ik wederom voor de keuze: a of b! Wanneer jij mij zegt, dat je de oplossing a verkiest retireer ik mij oogenblikkelijk en sans rancune. Kiezen wij b, dan hou ik je aan je vorige voorstel en vraag je de pertinente toestemming om de onderhandelingen met Vestdijk te openen. Wij hebben dan drie generaties in de redactie vertegenwoordigd, wat met het oog op de toekomst ook wel geschikt is. Het is nu het oogenblik gekomen om op een bepaald punt van je eerste brief terug te grijpen. Je verwijt mij daarin mijn weinige medewerking en je hebt daaraan groot gelijk. De schuld daarvan ligt bij een samenloop van omstandigheden, maar voor een zeer belangrijk deel ook bij iets heel anders: mijn gebrek aan liefhebberij. De toestand bij G.N. was zoo, dat ik werkelijk geen enthousiasme en belangstelling kon hebben en het is bij mij nu eenmaal zoo, dat wanneer die ontbreken ook de liefhebberij tot schrijven verdwijnt. Maar er is in verband hiermede iets anders: men kan een zeer goed tijdschriftredacteur zijn zonder zelf veel te schrijven, maar ik kreeg niet de gelegenheid een goed tijdschriftredacteur te zijn. Vind je het - summa summarum - goed, {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} dat we op de basis van je voorlaatste brief de redactie van G.N. samenstellen: F.C., J.G., S.V.? Wat Jan van Nijlen zal doen hangt af van zijn toestand. Zoodra ik bericht van je heb, zal ik mij naar zijn sponde begeven teneinde eenige zaken rustig met hem te bespreken. In elk geval, ook al zou hij nominaal redacteur blijven, arbeid valt er van hem niet te verwachten, omdat hij absoluut niet lezen kan. Genoemd drietal moet dan volledig deelnemen aan het redactioneele werk, zoodat het tijdschrift de uitkomst van een loyale en hartelijke samenwerking wordt. Als ik je bericht krijg, zie ik oogenblikkelijk in contact te komen met Vestdijk en dan zal ik denkelijk over een dag of tien naar Amsterdam komen om alles met je door te kijken. Ik moet je echter nog één ding nadrukkelijk zeggen. Na al deze misverstanden zou ik niet graag de indruk bij je willen wekken, dat ik je Vestdijk opdring. Wanneer je er bij nader beschouwing en au fond niets voor voelt, geef mij dan mijn vrijheid, hetgeen zooals ik al schreef aan mijn vriendschappelijke gevoelens geen afbreuk behoeft te doen. Groote voordeelen, van economischen, artistieken of moreelen aard zijn er aan het redacteurschap van G.N. niet verbonden. Het eenige wat ik vraag is dan ook: met genoegen en opgewektheid aan het redactiewerk deel te nemen. Wil jij echter een gansch andere regeling, ga dan werkelijk gerust je gang, jij hebt de oudste rechten en ik retireer mij met liefde. Schrijf mij p.o. even, dan kunnen wij, op welke wijze dan ook, spijkers met koppen slaan. Voor het geval jij bij het voorstel Vestdijk blijft, lijkt het mij het best even eerst Vestdijk te polsen en dan direct een gezamelijke bespreking te houden. In elk geval hoop ik dat nu de kwestie van het ‘complot’ uit je geest en gemoed vervluchtigd zij, want werkelijk, ik heb er geen seconde aan gedacht. 20 J. Greshoff ann Menno ter Braak, 13 oktober 1935 Nog steeds ben ik in drukke correspondentie met Coenen gewikkeld. Hij begon n.l. plotseling terug te krabbelen! Ik meldde hem natuurlijk dat zulks niet geaccepteerd werd. Zoodra ik het dossier compleet heb, zend ik het je op. Als ik begin deze week nu eindelijk definitief antwoord van ZEd. krijg, ga ik naar Holland en kom dan ook bij jullie aan. {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} 21 (X) Frans Coenen aan J. Greshoff, 14 oktober 1935 Dank voor je brief. De scherpe kanten onzer dicussie zijn er nu wel afgeslepen, en verder zijn wij eenigszins quitte in het niet-begrijpen. Jij van mijn reactie op je eerste brief, ik van die brief zelf, dewelke mij trof als de bekende donderslag. Ik zou het heel onplezierig vinden als jij je terugtrok. Jij bent de schakel tusschen oud en nieuw, op niet ongematigde wijze. En wien moet ik anders vragen? Dus... blijf liever. Maar waarom moeten wij zoo subiet weer een derde hebben, terwijl v. Nijlen nog niet eens definitief is uitgeschakeld? Ik zou hem er trouwens bij willen houden, zij het als heel stille vennoot. Maar nogeens, waarom zoo overhaast een derde? Deden wij het niet altijd voornamelijk samen? De zaak is dat ik eigenlijk zoo weinig van Vestdijks redactioneele qualiteiten weet. En daarbij ben jij met hem gebrouilleerd! Jij dringt hem gewis aan mij zoo weinig op, als ik hem aan jou niet wil opdringen. Vanwege die brouille! Misschien is er een ander aannemelijker of wenschelijker. Op den duur is het zeker gewenscht, dat de redactie uit drie valiede krachten bestaat. Maar voor de verbeteringen der gestie van het tijdschrift, die jij beoogt, kon dat nog wel even wachten ook. Temeer wat V. betreft, daar ik eenigszins twijfelachtig sta tegenover die hartelijke samenwerking met iemand met wien je gebrouilleerd bent. Aangenomen nog, dat hij de functie aanneemt. In elk geval is het beter, dat ik mij in verbinding met hem stel dan jij. Vindt je niet? Evenwel laat ons de zaak niet overhaasten en kom eerst eens zelf over. Dat kan nu wel, meen ik. 22 S. Vestdijk aan H. Marsman, 14 oktober 1935 Nu over Forum. Mede na Rien's bezoek ben ik besloten geen poging ongedaan te laten om dit tijdschrift in een of andere vorm voort te zetten, desnoods bij Q. Menno, dien ik er over schreef wil graag medewerker zijn, maar geen redacteur; ik moet dus een dringend beroep op jou doen, als 't doorgaat tenminste. Wie de anderen zijn, (Hendrik de Vries? Vic?) zoeken we later dan wel uit, hoofdzaak is om met Q. in contact te komen en daar jij er geen tijd voor hebt, wil ik daar voor wel {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} zorgen. Zou je me dus p.o. even willen antwoorden over het volgende? 1e Moet ik Q. schrijven, dat Rien me dat vertelde, of zoomaar met de deur in huis vallen? 2e Kan ik rekenen op jouw redacteurschap en event. secretariaat? (als dit laatste bij Q. zelf geconcentreerd wordt, heb je er weinig werk mee.) 3e Ook als ik red. van een bij Q. uitgegeven tijdschrift zou worden, wil ik geheel vrij tegenover hem blijven wat de uitgave van mijn boeken betreft. Ik heb niet de minste reden om bij Z. vandaan te gaan en vind 't vervelend om steeds in die richting ‘bewerkt’ te worden. Moet ik dit Q. dadelijk vertellen, of maar afwachten en op zijn beloop laten? Als dit nieuwe ‘Forum’ (misschien kunnen we zelfs de titel wel overnemen) 't volgend jaar verschijnt, voel je er dan niets voor, onze roman eerst als tijdschriftfeuilleton te laten verschijnen [...]. Laat dus spoedig wat hooren, dan schrijf ik Q. en zoek hem event. na de 28e op. 23 (XI) J. Greshoff aan Frans Coenen, 15 oktober 1935 Hartelijk dank voor je brief, die ons echter nog niet tot een definitieve oplossing bracht. Ik zou al lang zijn komen praten, indien een geduchte aanval van mijn oude nierkwaal verplaatsingen niet onwenschelijk maakte. Jij hebt zelf Vestdijk voorgesteld en nu ik op dat voorstel inga, trek je je weer terug. Je vraag: is het noodig een derde man te nemen, werd in mijn eerste brief al, naar ik meen, uitvoerig beantwoord. Ik acht het noodzakelijk: 1o geloof ik, dat het belang van het tijdschrift eischt een verbinding met de jongere generatie tot stand te brengen, vooral nu G.N. een van de weinige uitsluitend litteraire tijdschriften is. 2o echter is die derde man noodzakelijk ter uitvoering van wat je mij zelf uitvoerig en instantelijk hebt toegezegd n.l. een normale redactie met normale redactieverhoudingen, waarbij alle leden evenveel in de melk te brokken hebben. Want hoe wil je dat doen, wanneer wij met zijn tweeën zijn en ik zeg ja en jij nee of jij zegt ja en ik zeg nee. Loten? Er moeten er dus drie zijn en hoewel ik er ook voor ben om onze vriend van Nijlen als eereburger te handhaven, kan hij ons geen uitkomst brengen doordat hij niets lezen kan en dus ook over niets {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eerste blad van J. Greshoffs brief aan Menno ter Braak over het redactielidmaatschap van Groot Nederland van S. Vestdijk, 2 november 1935.==} {>>afbeelding<<} {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn oordeel kan geven. Ik heb er absoluut niets tegen wanneer jij je in verbinding stelt met Vestdijk, wanneer je dat wilt. Sta je et echter niet speciaal op, dan had ik het graag willen doen, omdat er geen betere aanleiding is te vinden om de brouille uit den weg te werken. Deze is, dit ter inlichting, ontstaan doordat ik hem precies gezegd heb, hoe ik dacht over zijn toetreding tot de Leidsche Maatschappij. Zonder een derde man is dus een wezenlijke verandering van onze verhouding niet mogelijk en zonder die verandering zou ik niet mee kunnen doen. Ten slotte kan ik je nog meedeelen, dat Vestdijk als redacteur van Forum zeer heeft voldaan. Hij mist de vastheid van karakter en de openheid van Ter Braak, maar hij is buitengewoon ijverig en scherpzinning. Over aangename samenwerking met hem zul je je zeker niet te beklagen hebben. Vergeef mij de moeite, die ik je bezorg, ik meen dat het het beste is voor G.N. Klim dus nog eens in je penhouder en geef mij definitief bericht. Lang behoeft dat niet te zijn, want ik geloof dat alles nu beiderzijds duidelijk is. 24 S. Vestdijk aan Menno ter Braak, 17 oktober 1935 In haast over de tijdschriftkwestie. We hebben nu de volgende mogelijkheden 1e Forum + Gulden W. bij N. en v.D. 2e Groot-Ned. (Gr. schreef mij, dat hij mij eerstdaags een voorstel zal doen.) 3e De V.B. worden gereorganiseerd: van Wessem vroeg mij in de redactie te komen! 4e Het plan-Q. Marsman was vandaag hier en vertelde, dat Q. veel voor een tijdschrift voelt, maar alleen wanneer hij Forum kon overnemen: naam en abonné's; ook een fusie met de V.B. zou hem lijken. Die mogelijkheid bestaat intusschen ook voor Zijlstra: Forum + G.W. + V.B. (b.v. onder den titel Het Vrije Gulden Forum, of zoo iets). Wat dunkt je van dit alles? Ik voel natuurlijk meer voor Z. dan voor Q. maar zou wel graag vóór 1 Nov. zekerheid hebben over een en ander. Zou jij Vic niet eens kunnen polsen over annexatie v. V.B. bij Forum (+ G.W.)? Maar misschien hebben je plannen met Kramers vastere vorm aangenomen, en dan vervalt Q. automatisch. Er blijft dan alleen voor mij de moeilijkheid wat ik kiezen moet! Groot-Ned, geloof ik al vast niet te mogen afslaan, om de moeite die Gr. zich gaf, èn om de ‘politiek’ (tegenwicht {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen C.). Tegenover van Wessem heb ik bedenktijd gevraagd: wanneer de keuze gaat tusschen V.B. en Forum + G.W., kies ik natuurlijk het laatste, en het is, dunkt mij, geen bezwaar, dat ik redacteur van 2 tijdschriften ben, al ben ik niet zoo gesteld op deze accumulatie, maar in dit geval kan het noodig zijn, te meer als jij zelf niet actief in een redactie wilt optreden. Laat je gedachten eens gaan over dit alles. Volgende week Dinsdagmiddag hoop ik dan bij je te komen om vóor de 28e, als ik terugga, een decizie te kunnen nemen, ook met 't oog op Marsman en Q. (en van W.). Het is wel zeer ingewikkeld allemaal! 25 (XII) Frans Coenen aan J. Greshoff, 18 oktober 1935 Je bent zoo haastig gebakerd, vind ik. Het is geenszins, dat ik een redactie van drie ongewenscht of overbodig vindt, maar waarom hebben we zoo'n haast? Alles trekt zich nu opeens op Vestdijk samen, alsof die de absoluut eenige candidaat was. Let wel, ik acht hem zeer aannemelijk, maar is er niet iemand nog meer aannemelijk? Is er in Vlaanderen heelemaal geen mogelijkheid? Dat wou ik nu eerst eens rustig beraden alvorens weer tot een definitieve keuze over te gaan. Want, inderdaad, rien ne presse! Er ligt voorraad voor een nr. 3, 4 misschien 5. Die dient toch allereerst grootendeels opgeruimd en onze eenige taak is, dat alles geschikt en voor den lezer appetijtelijk te distribueeren. Het groote probleem van 1 voor en 1 tegen doet zich in dien tijd [+niet] voor in eenigszins gewichtig vorm. Het gaat dan om een nr. vroeger of later. Dus stel ik voor de keuze eens derden mans nog een tijd aan te houden, tot wij met ons volle consent kiezen den geschikten man, den heuschen, niet dien bij gebrek aan beter. Edoch en desniettegenstaande dit alles: als jij, redactioneel, niet leven kunt zonder derden en wel dadelijk, schrijf dan aan Vestdijk in de redactie te treden. Ik wil geenszins saboteeren war jij dringend noodig acht. Mij dunkt, dit is een schoone geste. {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} 26 (XIII) J. Greshoff aan Frans Coenen, 19 oktober 1935 Hartelijk dank voor je brief waar ik even op antwoorden wil. Het lijkt mij werkelijk het beste om een nieuwe jaargang met een nieuwe redactie te openen en niet opeens middenin daarmee aan te komen. Bovendien, wanneer men nu eenmaal pricipieel besloten is, heeft uitstel geen enkele zin. Je doet het net voorkomen of ik je tot een overijlde stap aandrijf, terwijl we bijna twee maanden aan het correspondeeren zijn en je ook twee maanden den tijd gehad hebt je gedachten over het onderwerp te laten gaan. Ook lijkt het net uit je brief alsof er een geweldige keuze is. Uitgaande van de gedachte: drie generaties in de redactie vertegenwoordigd, waardoor jouw en mijn tijdgenooten niet in bespreking komen, is het personeel zeer beperkt. Tegen enkele jongeren heb jij bezwaren, tegen enkele andere ik, zoodat de geschikte mannen te tellen zijn. We kunnen toch niet tot het peil van een Kelk of een Den Doolaard gaan afdalen. En rondkijken in Vlaanderen is ook volmaakt overbodig, daar zijn nog veel minder geschikte lieden. De jongeren van belang en met talent zijn zonder uitzondering practiseerend Roomsch (Roelants, Gijsen, Walschap), die door hun Roomschheid het Forum-conflict uitgelokt hebben. Samenwerking met jou en mij, gesteld dat zij die zouden willen, is dus geheel uitgesloten. De eenige vrije man van die generatie is Brulez tegen wie ik niets heb, maar die werkelijk niet op één lijn gesteld kan worden met Vestdijk. Het is mij werkelijk niet duidelijk wat er met wachten te winnen valt. Er komen in die zes maanden toch niet plotseling nieuwe grootheden uit den grond rijzen. Misschien is dus Vestdijk niet de absoluut eenige candidaat, maar nu je Marsman en Ter Braak terzijde hebt geschoven, zou ik althans van zijn tijdgenooten er geen weten, die mij meer of even geschikt lijkt. De kwestie van ‘bij gebrek aan beter’ is hier absoluut niet aanwezig. Ik wensch je toch wel even te bewijzen, dat ik niet in het wilde weg, maar na ernstige overweging spreek. J. Slauerhoff, waar we natuurlijk het eerst aan denken, is door zijn grillig karakter, zijn ongedurigheid en zijn voortdurend op reis zijn, ten eenenmale ongeschikt. Daar behoeft verder niet aan gedacht te worden. Binnendijk is een serieus en bekwaam man, maar die toch niet een litteraire positie inneemt als Vestdijk, noch over diens talent beschikt. {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} Blijstra ongeschikt. Woont bovendien in Spanje. Ter Braak door jou ongeschikt geacht. Leo van Breen ongeschikt. Jan Campert een alleraardigste jongen, maar zonder genoeg prestige. Anthonie Donker, talent genoeg, positie meer dan voldoende, maar volmaakte incompatibilité d'humeur littéraire met mij, zoodat van een eenigszins vruchtbare samenwerking geen sprake zou zijn en ik nu ditmaal mijn veto over hem uitspreek. Engelman, de Graaf en Helman Katholiek. Halbo Kool niet geschikt. Marsman door jou verworpen. Van Oosten ongeschikt. Du Perron door jou verworpen. Garmt Stuyveling [sic] kan toch niet naast Vestdijk in aanmerking komen. H. de Vries, buitengewoon begaafd, magnifieke positie onder de jonge letterkundigen, maar menschenschuw en zeer zonderling, niet voor geregeld redactioneel werk geschikt. Constant van Wessem te oud en ondanks zijn goede wil toch niet van het formaat van Vestdijk. Cola Debrot, begaafd maar te jong. Den Doolaard, Theun de Vries, Kelk, Beversluis, David de Jong, deze wil je toch niet als serieuze candidaten doen gelden? Ik zou wel eens graag willen weten, wie in deze vrijwel volledige lijst der jongeren naast Vestdijk kan gesteld worden, die behalve zijn persoonlijk werk redactie-ervaring heeft, buitengewoon conscientieus is, niets anders te doen heeft en over een groote werkkracht beschikt. Ik herhaal het nogmaals zoo duidelijk mogelijk: ik heb je Vestdijk niet willen opdringen, persoonlijk ben ik van hem vervreemd geraakt, maar een eenvoudig overzicht van zijn litteraire tijdgenooten leert ons, dat hij, wanneer jij a priori Ter Braak, Du Perron en Marsman uitschakelt en ik Donker, hij de eenige zeer geschikte man voor ons doel is. Ik heb de overtuiging, dat ook voor de toekomst het belang van G.N. met zijn toetreding gediend is. Ik kan je natuurlijk ook nog een lijstje Vlamingen voorleggen, maar mij lijken Karel Leroux, R. Herreman, F. de Pillecijn, Lode Zielens niet van genoeg belang. {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eerste blad van J. Greshoffs brief aan Frans Coenen over diens voorstel Eva Raedt de Canter in de redactie van Groot Nederland op te nemen, 7 november 1935.==} {>>afbeelding<<} {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik heb er natuurlijk geen bezwaar tegen, wanneer je met een andere naam voor den dag gekomen waart, die had dan de basis voor onze verdere besprekingen kunnen vormen. Maar ik zie nu werkelijk niet in, waarom de beslissing verschoven zou moeten worden. Over zes maanden beschikken wij over het zelfde lijstje jonge letterkundigen en in dien tijd zullen waarschijnlijk niet jouw bezwaren tegen Ter Braak, evenmin als die van mij tegen b.v. Donker verdwenen zijn. Laten we dus de knoop doorhakken, hetgeen dank zij jouw vriendschappelijke slottirade, welke ik op hoogen prijs stel mogelijk is. Tegelijk hiermede gaat dus een brief aan Vestdijk weg om te vragen of hij principieel bereid is. Deze correspondentie, beste vriend, was mij zeer penibel, van het oogenblik af, dat ik bemerkte dar jij niet als ik de noodzakelijkheid van een wijziging voelde. Ik heb echter ook nu nog de overtuiging, dat met dit debat en met deze oplossing G.N., vooral voor de toekomst, gediend is. Heusch, het is noodig! Ik hoop nu alleen maar, dat er geen bitterheid bij je achterblijft en dat je, eenmaal mee deze wending verzoend zijnde, je vriendschappelijke gevoelens te mijnen opzichte niet zult wijzigen. 27 (XIV) J. Greshoff aan S. Vestdijk, 19 oktober 1935 Mede uit naam van mijn vriend Mr. F. Coenen, moet ik je vragen of je in beginsel bereid bent zitting te nemen in de redactie van het maandschrift Groot Nederland. Voorwaarden en bizonderheden worden dan later geregeld. Wil je je antwoord aan mij zenden, dan zal ik het aan Coenen doorsturen. 28 (XIVa) J. Greshoff aan S. Vestdijk, 19 oktober 1935 Ik hoop dat je op bijgaand officieel schrijven bevestigend zult antwoorden. Ik geloof, dat wij goed werk kunnen doen en dat we een economisch behoorlijk onderlegd orgaan kunnen maken, ten bate van de schrijvers, welke ons ter harte gaan. Na het verdwijnen van Forum is {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} zulks absoluut noodzakelijk en van jou hangt hier alles af. Voor we met zijn drieën praten, zou ik je echter eens moeten spreken om je nauwkeurig van de voorgeschiedenis op de hoogte te brengen en om je de geheele situatie van G.N. uit te leggen. Aangezien ik echter voor die conferentie met Coenen en jou toch ook al naar Amsterdam moet en ik het met het oog op een aanstaand vertrek naar het buitenland druk heb en ik ten slotte, lijdend aan het graveel zeer tegen verplaatsingen opzie, zou ik je willen verzoeken deze vertrouwelijke voorbesprekingen te mijnent te komen houden. Dit is dan bovendien een prettige gelegenheid om eenige kleine knoopen in onze persoonlijk verhouding te ontwarren. Het lijkt mij ook voor jou van niet gering belang een der groote litteraire tijschriften tot je beschikking te hebben. Ik doe dus een dringend beroep op je mij voor Donderdag 24 dezer te bezoeken, daar ik den middag van dien dag vertrekken wou. Kom, je bent van harte welkom en ik verheug mij op het weerzien. Ik breng je dan half November mijn tegenbezoek en we gaan samen op naar Coenen en de firma Van Holkema en Warendorf. 29 (XV) J. Greshoff ann Van Holkema & Warendorf, 19 oktober 1935 Na een zeer uitvoerige correspondentie, die mij dikwijls zeer pijnlijk was, omdat ik bij Coenen zoo weinig bereidheid voelde, heb ik nu de zaak zoover gekregen, dat ik U spoedig definitieve plannen kan voorleggen. Het ligt in mijn bedoeling om in de eerste helft van November in Amsterdam te komen voor regeling en afdoening dezer zaak. Ik zou reeds veel eerder zijn gekomen, wanneer de overeenstemming met Coenen eerder bereikt ware. Zoolang echter onze correspondentie zonder resultaat bleef, was een bezoek onnut. 30 (XV) S. Vestdijk aan J. Greshoff, verm. 20 oktober 1935 (Inhoudend zijn aanneming van het tot hem gerichte verzoek; ontbreekt in het dossier.) {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} 31 (XVII) Frans Coenen aan J. Greshoff, 21 oktober 1935 Dank voor je brief. Aan Binnendijk had ik ook gedacht. Doch het is nu goed, dat je de zaak aan het rollen bracht. Ik wil graag aannemen, dat Vestdijk den best mogelijken man is. Als hij het nu zelf maar wil. Wij kunnen dan eens samenkomen. Desnoods halverwege elkaar tegemoet, bijv. in Rotterdam of Dordrecht. Er zal vooral in Dordt, wel een rustig café te vinden zijn om te werken voor of na de lunch. 32 (XVIII) Menno ter Braak aan J. Greshoff, 21 oktober 1935 Het heele Dossier Coenen las ik vanmorgen te bed, als een roman, je tactiek is uitstekend geweest; ik had het, vrees ik, tegen een zoodanigen zaniker afgelegd; bovendien is je defense of ter Braak allervriendschappelijkst. Wat C. tegen mij heeft, laat mij ten slotte ijskoud; misschien is het wel, dat ik hem eens ernstig vernachelde over zijn adoratie voor Taye Aagje Moro. Gelukkig dat zijn antipathie precies klopte met mijn neiging om voorloopig redactieverantwoordelijkheid te schuwen. De tactiek van Coenen lijkt mij overigens duidelijk genoeg; hij wilde door zijn ouwehoeren en uitstellen aan de reformatie ontsnappen om zijn wanbeheer met zijn harem rustig voort te zetten. Alleen jouw dreigement om heen te gaan heeft hem op een inderdaad benepen manier gedwongen zijn toestemming tot het vragen van Vestdijk te geven. Ik kan mij het gedrag van den ouden heer natuurlijk best begrijpen; het is niet prettig om te hooren te krijgen, dat je een wanbeheer voert, maar wat mij het meest ergert, is Coenens volmaakt gemis aan inzicht in de principieele kant van de zaak; dat G.N. langzamerhand een gezellig vuilnisbeltje ging worden, dat het voor de zaak zelf van belang zou zijn, dat er nieuw bloed inkwam: daarvan interesseert hem niets. Enfin de oplossing lijkt mij de best-mogelijke. Vestdijk zal stellig aannemen. Wil je van mij een bijdrage voor het eerste nummer, waarin hij optreedt? Ik heb iets liggen en sta het met geestdrift af. {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 J. Greshoff aan Frans Coenen, 31 oktober 1935 De door jouw ontworpen Dordtsche bijeenkomst lokt mij zeer aan, dan kan ik op één dag heen en weer, hetgeen met het oog op mijn werk bizonder prettig is; zoo omstreeks 15 November. 34 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 2 november 1935 De bijeenkomst met Simon was alleraangenaamst en we zijn vol goeden moed om met hulp der vrienden van G.N. iets dragelijks te maken. Ik wou Woensdag 20 nov. een bijeenkomst beleggen tusschen Fr.C., Simon V. en ik en wel, op voorstel van F.C. te Dordrecht. Ik ga daar grif op in, want C. is véél aardiger en handelbaarder buitenshuis. 35 (XIX) J. Greshoff aan Frans Coenen, 6 november 1935 Ik heb een bezoek gebracht aan Jan van Nijlen en den ganschen Zondagochtend aan zijn sponde gezeten. Deze weken te bed hadden hem veel goed gedaan; hij is wat magerder geworden, ziet er beter uit een toonde zich zeer opgewekt. Ook zijn gezichtsvermogen is iets verbeterd, zoodat hij met zijn vergrootglazen weer iets lezen kan. Ik heb hem uitvoerig en nauwkeurig op de hoogte gebracht van onze correspondentie. Het toetreden van Vestdijk keurt hij niet slechts goed, maar vindt hij buitengewoon prettig. Hij heeft mij medegedeeld, dat de wijziging in de procedure hem eveneens buitengewoon welkom is en hij zal alle bijdragen lezen. Mocht een enkele keer een handschrift hem te klein zijn, dan laat hij het zich voorlezen. In elk geval neemt hij actief en con amore aan het redactiewerk deel. Ik geloof onder ons gezegd, dat dit alles een uitkomst voor hem is. Door zijn ziekte heeft hij in meer dan een jaar niets gewerkt en weinig gelezen en hij begon zich meer en meer uitgesloten te voelen. Door zijn deelneming aan het redactiewerk van G.N. krijgt hij weer direct contact met het litteraire leven en het gevoel, dat zijn bestaan, litterair gesproken, raison d'être heeft. Als er niets bizonders gebeurt, zou hij {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eva Raedt de Canter, Amsterdam midden jaren dertig (foto Godfried de Groot).==} {>>afbeelding<<} deelnemen aan de volgende redactievergadering, wanneer die volgens jouw voorstel in Dordrecht gehouden wordt. Dan kan hij weer betrekkelijk op tijd in Brussel terug zijn. Ik stel je dus voor om met zijn vieren bijeen te komen op Woensdag 20 November om 11 uur in het hotel Ponsen te Dordt. Dit is voor mij de allergeschikste dag, die je maar denken kunt. {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} 36 (XXa) J. Greshoff aan S. Vestdijk, 6 november 1935 Hierbij een doorslagje van mijn brief aan Frans Coenen, waaruit je ziet, dat Jan van Nijlen geheel met onze redactiewijziging accoord gaat en er heel blij mee is. Ik wou, dat nu niet nog eens aan Coenen schrijven, maar hij had ook de pest in de bestaande toestand en vond het ook niet prettig om voor spek en boonen mee te doen. Ik besprak met hem de kwestie van een vijfden redacteur ten einde een oneven aantal te maken, met het oog op het staken van de stemmen. Daar voelde hij niets voor en bij nader inzien terecht. Wanneer wij nu met zijn vieren zijn en Coenen eens het moede hoofd neerlegt, blijven wij drieën tezamen de redactie vormen, hetgeen verreweg het beste is om meer wijzigingen en aanvullingen te voorkomen. In het geval van het staken der stemmen, iets wat natuurlijk niet dagelijks voorkomt, zou ik Coenen de doorslag willen laten geven. In geval op een bijdrage dus twee stemmen voor en twee tegen zijn uitgebracht, wordt hij opgenomen indien een van de twee voorstemmers Coenen is. Dit lijkt mij een kleine compensatie voor de concessies, die hij gedaan heeft en de eenige oplossing van het vraagstuk. Wanneer jij daarmee accoord gaat, zal ik dit op de vergadering dus voorstellen. Laat mij dit even weten. In overleg met Coenen verschijnt in het Decembernummer een inleidende studie over je door Eddy. Ben je al bij Coenen geweest en zoo ja, laat dan een iets hooren. Het zou mij bizonder aangenaam zijn, indien het Coenen schikt, Woensdag 20 November om 11 uur in het hotel Ponsen te Dordt. Van Nijlen komt dan ook. Tracht dien dag vrij te maken of te houden. 37 (XX) Frans Coenen aan J. Greshoff, 6 november 1935 En dan wou ik graag het volgende aan je oordeel onderwerpen: Bij al de vice-versa's onzer laatste onderhandelingen heb ik eigenlijk gansch vergeten dat daar ook nog Eva Raedt was, in de positie van een soort onder-redacteur. Maar nu wij aan deze reorganisatie bezig zijn en een nieuwe aera tegemoet gaan, lijkt het mij niet meer dan gepast ook van haar een redacteur te maken. Zij doet al jaren het meeste werk {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} voor het tijdschrift en is tot een zeer geziene schrijfster gegroeid. Haar nu bij deze nieuwe omzetting weer voorbij te gaan, lijkt mij grievend voor haar en onpractisch, voor mij in het bijzonder. Terwijl ik haar de promotie ook bizonder graag zou gunnen. Wat meen jij hiervan? Het bezwaar van 4 redacteuren hoeft niet zwaar te wegen. Het zal hopelijk en waarschijnlijk maar zelden voorkomen, dat twee tegen twee staan. En als dit zoo is, zal de eene partij of de andere, of beide, toegeven. En mocht het vaker gebeuren.... dan kunnen wij verder zien en desnoods nog iemand bijkiezen. Dus, zou jij er op tegen hebben? Je zoudt er ook mij persoonlijk mee verplichten. Vestdijk, die mij een heel plezierig bezoek bracht, had er principieel niets tegen als ik wel dacht. Ik vond hem een aangename positieve persoonlijkheid, met wien wel te redigeeren zal zijn. In de 2e helft van Nov. zullen wij dan eens samenkomen. Stel eens een dag voor. 38 (XXI) J. Greshoff aan Frans Coenen, 7 november 1935 Teneinde ieder misverstand en alle scheeve voorstellingen te voorkomen, moet ik om te beginnen zeggen, dat hetgeen volgen gaat niets te maken heeft met de persoonlijkheid van Mevrouw Eva Raedt-de Canter. Zij is altijd buitengewoon vriendelijk een aardig tegen mij geweest, hetgeen ik te zeerst waardeer en er is dus geen enkele reden om aan mijn eerbied en genegenheid voor haar te twijfelen Dit gezegd zijnde, moet ik je zeggen, dat ik Mevr. R. de C. niet geschikt acht voor een redacteurspositie en dat ik mij er met hand en tand en tot het laatste toe tegen zal verzetten. Om te beginnen bevat je brief een onjuistheid, welke recht gezet moet worden. Van een halve redacteurspositie is geen sprake, ik begrijp ook niet goed wat dit is. De zaak is zoo, dat de redacteur-secretaris, wien het werk wellicht wat te zwaar viel, iemand bereid gevonden heeft, hem daarin bij te staan. Dit is een volmaakt onofficieele functie en de functionaris is alleen van den redacteur-secretaris afhankelijk en aan hem verantwoording schuldig. Je kan toch moeilijk beweren, dat mijn vriend A. van Rantwijk, die mij helpt en bijstaat een halve redacteurspositie in G.N. inneemt. Dat er dus eenige verplichting (ik spreek niet jouwerzijds, maar onzerzijds) jegens Mevr. R.-de C. {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} zou bestaan ontken ik pertinent. Wat voor redenen zouden wij hebben Mevr. R.-de C. in de redactie op te nemen? Haar litteraire positie is niet van dien aard, dat het onvermijdelijk of een eer zou zijn, haar in ons midden uit te noodigen. Mijn waardeering voor ‘Geboorte’ in weerwil van de slechte schriftuur heb ik indertijd niet verheeld. ‘Bohème’, dat ik wel met eenig genoegen gelezen heb, was toch een stuk minder en wat er na gekomen is, vind ik toch bepaald benenden peil. Haar werkzaamheid aan G.N. geeft mij ook allerminst aanleiding haar in de redactie te wenschen. Ik heb je vroeger al eens vriendelijk en voorzichtig gezegd of geschreven, althans doen begrijpen, dat ik die kleine stukjes achterin een onverantwoordelijk geschrijf achtte. Mevr. R.-de C. kamt de grootste lorrepijperij op ([+er] valt mij nu iets in over Scharten, dat de spuigaten uitliep) en gaat tegen het goede zonder eenige motiveering te keer. Ik denk hier o.a. aan het domme, en kwaadaardige stukje, dat zij schreef over wat algemeen als het belangrijkste debuut van dit jaar beschouwd wordt, Cola Debrot: Mijn Zuster de Negerin. Niemand verlangt dat dit een meesterwerk gevonden wordt, maar wie in zoo een eersteling zulke evidente gaven miskent, acht ik een slecht criticus. Men kan hier niet aankomen met een argument van: smaken verschillen, want hoezeer ik daar ook van doordrongen ben, blijven er toch enkele punten over, die wij wel als vast mogen aannemen. Ik heb natuurlijk niet alle boeken gelezen, waar Mevr. R.-de C. over schrijft, maar telkens wanneer ik er een gelezen heb, blijkt mij dat zij er falikant naast is. Terzijde latende in hoever ik in deze opvatting van Mevr. R.-de C.'s critische gaven gelijk heb, wil ik er alleen op wijzen, dat men van mij niet kan verwachten iemand in de redactie van een tijdschrift te helpen, waar ik zoo over denk. Wat ik haar verwijt is, zooals ik je al zei, het gebrek aan litteraire conscientie, dat mij uit de meeste van die stukjes meer dan duidelijk blijkt. Ik voel er dan ook niets voor haar medezeggenschap te geven over bijdragen, welke ons tijdschrift worden aangeboden. Ik denk daarbij nog iets verder dan den dag van morgen. Wanneer Mevr. R.-de C. eenmaal redactrice is, kan zij dat blijven zoolang zij dat wenscht. De mogelijkheid is niet uitgesloten, aangezien alle menschen sterfelijk zijn, dat Jan van Nijlen, Vestdijk of ik het moede {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Minuut van een brief van S. Vestdijk aan Frans Coenen over het eventuele redactielidmaatschap van Groot Nederland van Eva Raedt de Canter, 9 december 1935.==} {>>afbeelding<<} {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} hoofd of op een of andere wijze de redactie neerleggen. Dan zou het grootste litteraire tijdschrift van Nederland uitsluitend in handen zijn van een tertiair schrijfster, die nimmer blijk heeft gegeven de tijd-schriftaangelegenheden met groote ernst te behartigen. Dit najaar verwierp je een vijfhoofdige redactie, thans levert die volgens jou geen bezwaar meer op. Maar dan gegeven, dat wij een vijftal accepteeren, vraag ik mij af of er in Nederland niet een schrijver of een schrijfster van grooter beteekenis is te vinden dan Mevr. R.-de C. Ik voor mij geloof dat als men à tout prix die vijfde plaats bezetten wil, waar ik geen principieele bezwaren tegen heb, maar toch ook niet voor ben, dat nog verscheiden andere letterkundigen in aanmerking zouden komen, voordat men aan Mevr. R.-de C. toe is. Ik voor mij kan niet inzien, waarom men die anderen zou passeeren en waarom men met het mindere tevreden zou zijn, wanneer men het meerdere krijgen kan. Vergeef mij mijn openhartigheid, beste vriend, ik geloof niet, dat wij een stap verder komen met elkaar knollen voor citroenen te verkoopen. Ik acht Eva Raedt-de Canter niet de geschikte persoon voor een redacteursplaats in G.N., met voorbijgaan van vele anderen, omdat noch haar positie, noch haar werk, noch haar critisch vernuft haar daar eenig recht op geven. Laten we toch in 's hemelsnaam persoonlijke overwegingen buiten de litteratuur en het tijdschrift houden. De grootste eerbied en waardeering voor Mevr. Raedt's persoonlijkheid hoeft toch waarlijk niet te leiden tot de overtuiging, dat zij daardoor meteen geschikt is om de leiding van een groot Nederlandsen tijdschrift op zich te nemen. Ik heb het indertijd op prijs gesteld, dat je ronduit je meening over Ter Braak uitsprak, ofschoon ik die in geen enkel opzicht kon deelen; je zult het mij dus moeilijk ten kwade kunnen duiden, dat ik het zelfde doe. Met dit verschil, dat jij Ter Braak antipathiek en ik Mevr. R.-de C. hoogst sympathiek vind. Ik kan je natuurlijk niet zeggen hoezeer het mij spijt je dit alles te moeten schrijven en je niet het persoonlijk genoegen te doen, dat je mij vraagt. Wat je van mij vergt, gaat echter boven mijn kracht. Ik zou jokken als ik zei, dat ik geen bezwaar heb tegen het redacteurschap van Eva R.-de C. Ik heb er wel bezwaar tegen omdat ik dit niet in het belang van het tijdschrift acht en mijn oprecht verlangen jou zooveel mogelijk tegemoet te komen en een plezier te doen kan mij niet weerhouden precies {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} te zeggen hoe ik erover denk. [...] Ik reken erop, dat deze brief niet weer tot misverstand aanleiding geeft en daarom herhaal ik ten derde male, dat dit een zakelijke schrijven is, gebaseerd op litteraire overwegingen, welke niets uitstaande hebben met de persoonlijkheid van Mevr. R.-de C. en mijn persoonlijke gevoelens te haren opzichte. 39 (XXII) J. Greshoff aan S. Vestdijk, 7 november 1935 Hierbij de copie van een brief, welke ik heden aan Coenen verzend, als antwoord op zijn voorstel Eva Raedt-de Canter in de redactie op te nemen. In zijn brief meldt hij mij, dat jij daar je instemming reeds mee verklaard hebt. Ik kan niet anders doen dan mij met hand en tand en tot het laatste oogenblik daartegen te verzetten. Ze is ten eenenmale ongeschikt, weet van toeten noch blazen en beschouwt het tijdschrift eenvoudig als een melkkoetje. Haar critiekjes zijn beneden ieder peil en haar ignobele stukje tegen Cola Debrot was juist mede aanleiding van mijn reorganisatievoorstellen, omdat ik hoopte dergelijke uitwassen met jouw hulp te kunnen voorkomen. Als wij die dame eenmaal in de redactie hebben raken wij haar ook niet meer kwijt en sleepen we voortdurend dat blok aan ons been mee. Ik vind het hoogst pijnlijk dat Coenen hiermede voor den dag kwam, omdat ik daardoor verplicht werd mijn bezwaren te formuleeren tegen iemand, tegen wie ik geen bezwaar heb zoolang ze maar buiten de redactie blijft. Overweeg mijn brief aan Coenen eens heel ernstig en let op de gevolgen van wat we doen gaan. Ik hoop het noodlot te kunnen voorkomen, maar mocht ik er niet in slagen haar van de redactie verwijderd te houden, dan geloof ik niet, dat ik erin zou blijven. Vertel mij eens iets over je bezoek bij Coenen. 40 (XXII) S. Vestdijk aan J. Greshoff, 6 november 1935 Heden bezocht ik Coenen en vond hem wel geschikt. Hij opende de diplomatieke zettenreeks door mij mede te deelen, dat hij wel graag {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} Eva Raedt in de redactie zou willen hebben; mijn bezwaar dat men dan geen oneven aantal redacteuren had, leek hem niet zoo belangrijk. Mocht het later toch haken en oogen geven, dan zouden wij er wel een vijfde bij kunnen nemen! Wat zeg je hiervan? Hoe moeten wij deze aanval pareeren? Ik heb mijn oordeel in petto gehouden en gezegd, dat jij de wenschelijkheid van Eva R. beter kon beoordeelen. Wat moeten wij doen?! Schrijf hem maar niet hierover; op de redactievergadering evenwel moeten wij natuurlijk een lijn trekken. Als wij er niet slagen hem het plan uit zijn hoofd te praten zit er niets anders op dan dat wij er een vijfden redacteur eischen, die op het oog vrij neutraal schijnt, maar in principe aan onze zijde staat, bijv. een Vlaming, Brulez of zoo. In dat geval zou van Nijlen natuurlijk moeten bedanken. Enfin, misschien weet jij een afdoender verdedigingstactiek. Schrijf mij in ieder geval [+vóór wij] C. ontmoeten, opdat ik weet hoe wij zullen optreden! [...] Schrijf me dus voor de 20. naar hier je oordeel over de kwestie Eva, die door de slang Frans wordt uitgevonden om ons met een appel te verleiden. Twee Adams is teveel, - het spijt mij de allegorie niet beter te kunnen uitwerken! 41 (XXIV) S. Vestdijk aan J. Greshoff, 8 november 1935 Uit mijn brief die je inmiddels gekregen moet hebben, heb je kunnen opmaken, dat ik dolblij ben, dat je onmiddellijk zoo beslist stelling neemt tegen het listige voorstel. Ik kon dit moeilijk doen, de eerste vijf minuten, dat ik bij iemand in huis ben, èn als outsider. Ik sta natuurlijk geheel op jouw zijde (ik bedoel tegenover C.; nu ik de ‘feiten’ ken). Zonder verder bericht ben ik dan 20 Nov. 11 uur op de opgegeven plaats. [...] Mocht er nog wat zijn, schrijf me dan. Mijn gedrag op de vergadering t.o. de kwestie E.R. moet dan maar zijn die van den reinen Tor, inmiddels wegwijs gemaakt. Prettig, dat van Nijlen meedoet! {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} 42 (XXV) Frans Coenen aan J. Greshoff, 8 november 1935 Woensdag 20 Nov. schikt mij het best vanwege de vergadering van de Groene. Ook Donderdags kan ik gewoonlijk niet, maar de overige weekdagen zijn à prendre, en je kunt er naar believen over beschikken. Ik verheug mij er bizonder over, dat van Nijlen wil en kan blijven meedoen. Hadden wij dat eerder geweten, zoo hadden wij ons veel tribulatie kunnen besparen en de zaak onder ons drieën afhandelen. Wat de candidatuur-Raedt betreft, ik begrijp dat het incidenteele en naderhandsche je onplezierig aandoet en ‘stutzig’ maakt. Gewis had ik ook dadelijk om haar moeten denken en er niet zoo overhoeds en achterna mee aankomen. Ik zal de zaak voor het moment laten rusten, mij voorbehoudend er te gelegener tijde en plaatse op terug te komen. Doch waar je precies en uitvoerig aangeeft waarom je haar niet wilt, zal het mij wel geoorloofd zijn te zeggen [+waarom] ik haar wèl wil. Het was, primo, niet juist haar een onderredacteur te noemen, dat erken ik. Maar ten andere is het ook onjuist, haar positie met die van Van Rantwijk te vergelijken. Haar betrekking tot het tijdschrift is veel nauwer, gelijk haar naam op het omslag al onafwijsbaar aantoont, terwijl zij als recensente als jaren lang tot onze medewerkers behoort. Haar persoonlijke titels tot een redacteurschap vind ik in het vele redactiewerk, dat zij deze jaren deed en doet, niet immer aangenaam werk, als zij bijv. versinzenders altijd maar naar den redacteur Greshoff moet verwijzen, die niets van zich hooren laat. Ik alleen weet hoeveel werk het is, dat zij mij uit handen neemt, zonder eenig bezwaar voor het tijdschrift. En dan de korte boeknotities. Ik herinner mij niet, dat je mij, zelfs voorzichtig, je misnoegen te dien opzichte zoudt hebben meegedeeld, want ik zou je dan terstond geantwoord hebben op die stukjes zeer gesteld te zijn. Mij dunken ze gewoonlijk aardig en levendig en vaak geestig, zeer gepast tegenover de weinig respectabele oeuvres die zij onder de oogen krijgt. Zij hebben het voordeel om zelfwil leesbaar te zijn, gelijk tijdschriftlezers, die toch de boeken niet lezen, zeer begeeren. Die notities in 't algemeen zijn het lichte dessert na den zwaren maaltijd van des tijdschrifts eigenlijk lichaam. In den beginne waren zij - die van {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De redactie van Groot Nederland na het overlijden van Frans Coenen. V.l.n.r.: Jan van Nijlen, S. Vestdijk en J. Greshoff, Brussel 1937.==} {>>afbeelding<<} E.R. - misschien wat stuntelig, maar allengs zijn zij m.i. heel veel beter geworden. Dar zij nu en dan er naast zou zijn, is zeker zoo erg niet, gezien de subjectiviteit aller huidige critieken, en jij zult met ettelijke bewijzen van incompetentie moeten komen, zal dit argument indruk maken. Ik weet ook wel boeken, die ik persoonlijk hooger of lager aansla dan E.R. gedaan heeft, maar ‘Mijn Zuster de Negerin’ behoort daar zeker niet toe. Jammer voor ons beiden! Wat verder je toekomstbekommernissen aangaat, is het eerstens de vraag of wij verstandig doen verder dan bijv. één jaar vooruit te denken, nu het geen ijdele onderstelling is, dat wij binnen dien tijd een definitieve vorm op ons hoofd krijgen, een dooddoener van alle zorgen. Maar daarvan afgezien, heb je je weleens afgevraagd of ik bizonder gerust ben over de handen en pennen waaraan ik Gr.N. zal nalaten? Dit gaat de heele litteraire richting van jullie groep aan, niet jou alleen, hoewel de verhouding waartoe ons gezamenlijk redacteurschap zich {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} blijkt te ontwikkelen, niet geschikt is mij daaromtrent gerust te stelten. Ik zeg deze dingen vanwege jouw naar mij voorkomt, al te zwaartillende bezorgdheid. En, tenslotte, E. is een schrijfster van zekere reputatie. Dit is al wat en kan in de toekomst veel meer worden. Wou je alleen primatalenten? Waar vindt je die? In de lijst, die je mij conscientieus voorlegde, waren ze niet te vinden. En... zijn wijzelven zoo prima? Of ook maar secundair? Wat tenslotte nog niet zoo te versmaden is. Ziehier, beste vriend, my defence of E.R., ook met de noodige openhartigheid uitgebracht. Nog even dit, dat ik je nooit precies gezegd heb wat ik op M. ter Br. tegenhad. Dat leek mij ook tegenover een vriend niet aangebracht. Ontvang dit schrijven in den zelfden geest, waarin jij het jouwe.. tikte, en leer mij bij gelegenheid eens het ‘persoonlijke’ en ‘zakelijke’ precies uit elkaar te houden. Ik vrees, ik kan 't niet. 43 (XXVI) J. Greshoff aan Frans Coenen, 10 november 1935 Laten we dus deze zaak vootloopig even laten rusten. Ik ben je zeer erkentelijk voor je uiteenzetting, maar je zult wel begrijpen, dat je mij niet overtuigd hebt. Eén ding moet ik ter sprake brengen. Mijn bezwaar ging niet tegen het al of niet levendige der schrijfwijze van de critiekjes, maar tegen de substantie. Maar laten we hierover niet verder redekavelen. Wel doet je brief mij vermoeden, dat het noodzakelijk is nog eenige dingen duidelijk te zeggen. Volgens jou zijn zakelijke en persoonlijke argumenten niet te scheiden, volgens mij wel. Volgens anderen ook, want ik heb indertijd toen A. Roland Holst, een van mijn oudste en beste vrienden, nog redacteur van De Gids was, meermalen verzen teruggekregen. Hier was de persoonlijke verhouding van geen enkele waarde voor het zakelijke oordeel. Ik heb er nooit over gedacht Roland Holst dit kwalijk te nemen. Door de redactie van Forum zijn bijdragen geweigerd van Slauerhoff, Du Perron, Helman, van tal van vrienden en medestanders, omdat men ze niet op peil achtte. Mij lijkt het de normale toestand. De omstandigheid, dat de auteur een van onze vrienden is, die in behoeftige {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} omstandigheden verkeert, moreele steun noodig heeft, mag niet meetellen bij de beslissing over een plaatsing. Er is maar één criterium: het belang van het tijdschrift. Van dat ik door jouw vriendschappelijk vertrouwen in de redactie van G.N. geroepen ben, heb ik telkens waargenomen, hoe extra-litteraire motieven beslissend bleken. Ik geloof, zooals ik je al zeide, werkelijk dat het mogelijk is zakelijk te zijn en wanneer ik morgen als redacteur van G.N. mijn oordeel moet uitspreken over een bijdrage van een van mijn vrienden en ik acht die mislukt, dan belet niets mij om tegen te stemmen. Dan nog iets. Denk er vooral om, dat er zich geen verkeerde meening bij je mag postvatten: het ligt niet in mij bedoeling om van G.N. een filiaal van Forum te maken. Forum was een strijdtijdschrift met een zeer bepaalde beteekenis in een bepaalde periode; G.N. daarentegen mag geen strijdtijdschrift worden. Het moet zoo algemeen mogelijk een beeld geven van de actualiteit der Nederlandsche litteratuur. Iedere eenzijdigheid is uit den booze. Het mag niet afhankelijk gesteld worden van een richting, een strooming, een school, een groep, een vriendenkring. Hoe bonter, hoe beter, maar: in alle richtingen moeten wij naar de kwaliteit zoeken. Ik zou dan ook altijd stemmen voor een bijdrage, die geheel tegen mijn persoonlijke concepties gaat, mits ik erken, dat ze in hun soort goed zijn. Ik kan je zonder overleg gepleegd te hebben, wel haast zeker zeggen, dat zoowel van Nijlen als Vestdijk deze opvatting volkomen deelt. Je behoeft dus nooit bezorgd te zijn, dat G.N. in een bepaald vaarwater komt. Mijn bezwaren tegen Eva Raedt zijn dan ook absoluut geen richtingsbezwaren, maar kwaliteitsbezwaren. Ik hoop, dat hiermede aan onze omvangrijke correspondentie een einde is gekomen. Ik moet je zeggen, dat die mijnerzijds gevoerd werd met hetzelfde gevoel van zakelijkheid, dat ik hierboven omschreef. Ik heb gemeend - terecht of ten onrechte - maar met mijn volle overtuiging, dat een radicale verandering in G.N. voor de toekomst van het blad noodig was. Ik heb daarbij voortdurend geprobeerd onze persoonlijke verhouding buiten spel te laten. Ik heb de alleraangenaamste herinnering aan de uren, die ik in je gezelschap heb doorgebracht en het denkbeeld je onaangenaam te zijn, heeft mij meermalen gekweld. Meer dan eens ook heb ik de neiging gevoeld deze correspondentie {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Omslag van de eerste aflevering van Groot Nederland met vermelding van de redactiesamenstelling na de reorganisatie, januari 1936.==} {>>afbeelding<<} {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} stop te zetten en je te schrijven: laten we het maar bij het oude houden, maar telkens kreeg toch mijn gevoel van de noodzakelijkheid om G.N. te bestendigen door een verjongingskuur de overhand. Ik hoop van ganscher harte, dat je deze gansche geschiedenis, ook al ben je het in menig opzicht niet met mij eens, op de juiste wijze zult willen beoordeelen, nl. even zakelijk als mijn opzet was, wees daarvan overtuigd, waarde vriend, dat nooit om je onaangenaam te zijn, omdat ik meende niet anders te kunnen onderhandelen. Het heeft mij kopzorgen genoeg gekost omdat ik nog altijd bezield ben met dezelfde gevoelens van kameraadschappelijkheid, waardeering en erkentelijkheid te jouwen opzichte. Meldt mij even op een briefkaartje of je Vrijdagmiddag in Dordt kunt komen, 22 November, b.v. om een uur of vier, dan kan ik er 's avonds om een uur of tien weer uit naar Brussel. Schrijf mij p.o. dan kan ik Vestdijk en Van Nijlen verwittigen. 44 (XXVIx) S. Vestdijk aan J. Greshoff, 13 november 1935 Dank voor de doorzending van de corr. Schrijf mij vooral intijds hoe onze gedragslijn nu moet zijn! Is het gewenscht, dat ik C. van te voren even schrijf, dat ik na er over nagedacht te hebben, dezelfde of soortgelijke bezwaren heb als jij? Ik voel er nl. buitengewoon weinig voor om door C. tegen jullie uitgespeeld te worden, zooals je wel begrijpen zult! De kwestie is zeer vervelend, want we kunnen de zaak, nu v.N. meedoet, voorloopig op zijn beloop laten, maar vroeg of laat komt C. er toch op terug. In elk geval vind ik 5 redacteurs te veel, 4 eigenlijk ook, maar in casu vertegenwoordigt van N. - afgezien van zijn eigen verdiensten - Vlaanderen, wat mij toch wel van belang lijkt, ook in de toekomst. Misschien is dit ook de beste tactiek (want C. en jij (en ik) worden het toch niet eens): dezen Vlaamschen redacteur als onontbeerlijk voorstellen, en daarnaast het aantal redacteuren zoo klein mogelijk te willen houden, terwille van een vlottere procedure. Daarnaast - waarmee jij al begonnen bent, - C. geruststellen over de Forumtendenzen, den ‘cénakel’ waarvoor hij vreest, etc. (zijn ‘dubbele stem’ is ook best!) {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} Oef! Mijn roman is al tot 60 pag. gevorderd; ik hoop van harte, dat het doorgaat met plaatsing in G.N. Laat spoedig weten, wanneer en hoe laat en waar wij vergaderen, in verband met mijn vertrek uit Utrecht naar Den Haag. In den middag komt mij beter uit dan 's morgens 11 uur. Noteer mijn adres na 1 Dec: Aders, Nieuwe Gracht 83, Utrecht. 45 (XXVII) Frans Coenen aan J. Greshoff, 13 november 1935 Vrijdagmiddag 22 Nov. schikt mij wel. Ongeveer 4 uur in Dordt bij Ponsen. Daar het mij bleek, dat v. Holkema eenigszins kwaad was over de wijze waarop de nieuwe redacteursbenoeming, zonder medeweten of medewerking der uitgevers, was tot stand gekomen, zal ik hem vragen ook te Dordt aanwezig te zijn, te ongeveer 5 uur. Wij kunnen dan eerst zuiver redactiewerk doen, hij kan vervolgens mededeeling doen over den economischen toestand van het tijdschrift en achterna zijn medetoestemming geven tot Vestdijks toetreden. Ongetwijfeld hebben de uitgevers dit recht van medezeggingsschap. Daar ik Vestdijk's adres heb, kan ik zelf wel hem het plan tot samenkomst melden. 46 (XXVIII) J. Greshoff aan Frans Coenen, 14 november 1935 Dat is in orde, ik zal Vrijdag aanwezig zijn en mij hedenochtend nog met Jan van Nijlen in verbinding stellen. 47 (XXIX) J. Greshoff aan S. Vestdijk, 14 november 1935 Aangezien het Coenen onmogelijk is Woensdag te vergaderen en ik Donderdag niet kan, is het thans gesteld op Vrijdag desnamiddags omstreeks vier uur, liever iets vroeger. Maak je in elk geval vrij. Wij zijn dus om te zeggen kwart voor vieren bij Ponsen aanwezig. Woensdag lunch ik {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} in Arnhem en zou dan graag op mijn doorreis naar Den Haag een onderhoud met je hebben. Ik heb geen spoorboekje bij me, maar dacht, als het kan, een trein te nemen, die zoo ongeveer om twee uur uit Arnhem vertrekt. We zouden dan kunnen afspreken tusschen half vier en vier in het Hotel Terminus tegenover het C.S. te Utrecht. 48 J. Greshoff aan Van Holkema & Warendorf, 14 november 1935 Reeds geruimen tijd geleden kondigde ik U nadere berichten aan en thans verneem ik van Coenen, dat U onaangenaam getroffen is door het uitblijven van mededeelingen. Wanneer U echter kennis neemt van het bijgevoegde dossier zult U merken, dat het mij niet mogelijk was eerder te schrijven. Het leek mij nl. niet nuttig U van iedere stap op de hoogte te houden; ik wilde wachten tot ik een definitief resultaat aan Uw goedkeuring kon voorleggen, en eerst onlangs is er een oplossing gekomen. Het in orde brengen van het dossier heeft toen ook nog eenigen tijd genomen, zoodat het inderdaad niet mogelijk was, U eerder met het verloop der dingen in kennis te stellen. Ik zend U bijgaand dossier in het vertrouwen op Uw absolute discretie. Wanneer U de correspondentie leest, zult U merken, dat Coenen, waarom begrijp ik niet, zeer achterdochtig is. Wanneer die achterdocht dus voedsel zou krijgen, wordt een samenwerking tusschen hem en mij zeer moeilijk. Op onze samenkomst te Dordrecht wordt dus niet bekend, dat U de volledige stukken ter inzage heeft gehad. Daar reken ik op. Tot nogtoe heb ik aan G.N. geen enkel genoegen beleefd. En deze geschiedenis heeft mij zooveel hoofdbrekens gekost, dat ik meermalen al mijn kracht heb moeten aanwenden, om mijzelf te beletten het bijltje erbij neer te gooien. Coenen ziet niet in, dat de wijze waarop het tijdschrift tot nu toe geredigeerd is, noodlottig voor het voortbestaan ervan zou kunnen zijn. Hij heeft van mijn heele actie niets begrepen en voortdurend naar motieven gezocht, die niet aanwezig waren. Toch zijn deze zoo duidelijk als glas; 1o ben ik van meening, dat een algeheele reorganisatie noodzakelijk was, wil G.N. zich handhaven, 2o meen ik, dat een tijdschrift nooit goed kan zijn, wanneer bij de samenstelling persoonlijke overwegingen t.o.v. de medewerkers domineeren en {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Omslag van Groot Nederland zoals dat in januari en februari 1936 aan de voormalige abonnees van Forum werd gezonden.==} {>>afbeelding<<} {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} 3o was het mij niet langer mogelijk voor spek en boonen mee te doen. Het was voor mij pijnlijk deze heele actie te moeten beginnen, omdat ik bezield ben met zeer vriendschappelijke gevoelens tegenover Coenen, die altijd buitengewoon aardig en vriendelijk voor mij is geweest, maar ik meende dergelijke overwegingen te moeten uitschakelen, waar het het belang van het tijdschrift gold. In het vervolg worden nu alle bijdragen aangenomen of verworpen na stemming onder de redactieleden en niet meer zooals tot nu toe het geval was, uitsluitend door Coenen alleen. In geval van staking van stemmen zal ik voorstellen, dat de stem van Coenen doorslaggevend is. Ook de samenstelling der nummers wordt een zaak van de geheele redactie, waarbij ik mij met hand en tand zal verzetten tegen die afschuwelijke manie van vervolgstukken. De laatste nummers van G.N. zijn daardoor onleesbaar. Het ideaal is één roman, die over 8 à 10 nummers verdeeld wordt en verder uitsluitend bijdragen welke in één nummer compleet zijn. Ik verzoek U de stukken met aandacht te lezen en ik hoop, dat U tot de conclusie zal komen, dat de groote moeite welke ik mij gegeven heb, niet tevergeefs is geweest. De toetreding van een nieuwen redacteur was absoluut noodzakelijk om het jongere geslacht aan te trekken (we moeten ook aan de toekomst denken) en om een tegenwicht tegen Coenen's invloed te vormen. De samenstelling is nu zeer goed. Coenen vertegenwoordigt de ouderen, ik de middensoort, Vestdijk de jeugd en J.v. Nijlen Vlaanderen. Het dossier zou ik na gebruik gaarne van U terug ontvangen. Verder kom ik U Donderdag 21 November te 10 ½ uur des morgens even bezoeken. Duidt het mij niet ten kwade, indien ik in het belang van de goede zaak nogmaals erop aandring, dat het dossier strikt vertrouwelijk is. 49 Frans Coenen aan J. van Nijlen, 21 november 1935 Het spijt mij heel erg, dat ik je nu niet zien zal. [...] Intusschen spijt het mij nog meer, dat je niet ter vergadering zult zijn, omdat ik je advies en je stem noodig hadt voor het volgende. Ik vind dat het nu tijd wordt mevr. Eva Raedt van 2e Secretaresse redactrice te {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} maken. Zij doet het voornaamste administratieve werk voor het tijdschrift en werkt geregeld mee. Wie het werk doet - dat niet gering is - dient ook de rechten en den titel te hebben. Acht jij dat ook niet billijk? En haar litteraire ‘standing’ is waarachtig wel hoog genoeg om het redacteurschap van Gr. Nederland te verwerven. Zoo groot is dat ook niet! Zon je mij willen schrijven hoe je over deze promotie denkt? Nu wij toch 4 redacteuren hebben, kunnen wij er beter 5 hebben. 50 Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) aan J. Greshoff, 29 november 1935 Wij mochten nog niets van U vernemen na de conferentie van j.l. Vrijdag. Hadden wij niet afgesproken dat U ons een résumétje zoudt geven, dat wij dan aan de redactieleden zouden rondsturen om een soort van handleiding te hebben voor al hetgeen in het vervolg gebeuren zal? 51 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 30 november 1935 Simon heeft je zeker wel verteld, dat Coenen nu toch weer met Eva op de proppen kwam! Het was een pijnlijke zitting! Na Woensdag a.s. zal ik deze quaestie behandelen: den uitgevers schrijven, Coenen bericht sturen dat ik er niet over denk, Simon op de hoogte stellen van mijn stappen. 52 J. Greshoff aan Van Holkema & Warendorf, 6 december 1935 Indien de vergadering in Den Haag een normaal verloop gehad had, zou ik u p.o. eenige punten van behandeling overgemaakt hebben. Thans werd het werk onderbroken door een plotselinge vraag van den heer Coenen om alsnog Eva Raedt-de Canter in de redactie op te nemen. In zijn laatste brief stond, dat hij de zaak voorloopig zou laten rusten en Vestdijk en ik konden dus niet vetmoeden, dat hij er een week nadien toch weer mee op de proppen zou komen. Wij lieten hem rustig uit- {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} spreken en ik zei toen: ‘wanneer je mij zuiver zakelijk vraagt: acht je de toetreding van Eva R.-de C. wenschelijk en nuttig voor het tijdschrift, dan zeg ik je ronduit neen, maar jij doet net alsof het een sentimenteele geschiedenis is.’ Hierop antwoordde Coenen: ‘dat is het ook voor mij’. Ik zei: ‘het is uiterst pijnlijk omdat je daarmee de zaak op ander terrein brengt. In elk geval kan ik nu geen beslissing nemen.’ Na Coenen's vertrek sprak ik nog met Vestdijk, die er evenals ik vierkant tegen is. De moeilijkheid is echter hoe deze zaak zoo te behandelen, dat wij Coenen, dien wij zeer gaarne mogen, zoo weinig mogelijk pijn doen. Eergisteren werd ik opgebeld door van Nijlen, dien ik sedert mijn terugkeer uit Holland niet gezien had. Hij vertelde mij den dag na de vergadering reeds een brief van Coenen ontvangen te hebben om E.R.de C. in de redactie op te nemen. Coenen had waarschijnlijk gehoopt hem mee te krijgen voor mijn terugkeer, waarbij dan de stemmen 2 tegen 2 zouden zijn, terwijl Coenen's stem dan de doorslag zou geven. Maar Jan van Nijlen voelt er al evenmin iets voor en hij heeft dit Coenen geschreven, gelukkig zonder ruggespraak met mij te houden. De zaak is nu zoo: van de vier redacteuren zijn er drie vierkant tegen en ik geloof dat ook de uitgevers er niets voor voelen. Het zou nu toch wel aangenaam zijn indien Coenen berustte en deze zaak thans als definitief afgeloopen beschouwde, want deze kwestie belemmert een prettige vrije normale samenwerking. De vergadering in Den Haag, ietwat troef begonnen, liep betrekkelijk vlot tor Coenen, waarschijnlijk juist daarom, met die ongelukkige geschiedenis kwam. Dat bedierf weer de geheele stemming. Tal van kwesties zijn daardoor onbehandeld gebleven, omdat wij natuurlijk Coenen niet voortdurend lastig wilden vallen na die geschiedenis. In elk geval is het circuleeren der bijdragen begonnen en wij hopen dat dit op den duur een beetje gesmeerd zal gaan. Hoofdzaak is in elk geval, dat er nu aan het volkomen onafhankelijk optreden van Coenen een einde is gekomen en dat alle redactiezaken thans onderling besproken moeten worden. De volgende bijeenkomst is bepaald op half Januari. Zoudt U mij niet het genoegen willen doen een ander omslag te maken waar vooral de namen niet zoo groot opstaan. Het geheel zou ik dolgraag wat eenvoudiger zien. {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brief van Van Holkema & Warendorf's Uitgevers-Maatschappij N.V. aan J. Greshoff over een krantenbericht dat Groot Nederland en Forum met ingang van januari 1936 gefuseerd zouden zijn, met daarop commentaar van Greshoff en Menno ter Braak, 29 januari 1936.==} {>>afbeelding<<} {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} GROOT NEDERLAND letterkundig maandschrift onder leiding van Frans Coenen, J. Greshoff, Jan van Nijlen, S. Vestdijk No. 1 1936 Men zou dan op de binnenzijde kunnen vermelden G.N. opgericht door etc Dezer dagen zend ik U ontwerp-tekst voor een prospectus. Vergeet U niet op de een of andere wijze, hetzij via Coenen, hetzij direct Mevrouw Couperus op de hoogte te brengen en te verzoeken zich terug te trekken. Ik hoop van U te mogen vernemen hoe Uw houding t.o.v. de gebeurtenissen en in het bizonder de vacature E.R. is. Zooals de toestand nu is, zou haar benoeming zeer waarschijnlijk het aftreden van de drie andere redacteuren tengevolge hebben. 53 J. Greshoff aan S. Vestdijk, 6 december 1935 Hierbij mijn brief aan Coenen en Van Holkema en Warendorf. De laatste stuur ik weg, die aan C. niet voor ik weet wat jij er van denkt. Antwoord dus p.o. en schrijf ook een briefje aan Coenen, het hoeft dunkt mij niet lang te zijn, over deze geschiedenis. Stuur mij copie daarvan s.v.p. Ik kan je niet zeggen hoe blij ik was, dat Jan van Nijlen E.R. afwees zonder mij er in te kennen. Daardoor kan C. niet denken aan een complot. Behandel dit snel, dan hoop ik dat daarmede de zaak definitief van de baan is. 54 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 6 december 1935 Ik heb nog steeds last van Coenen. Nu heeft hij stikum, juist voor 1 Jan., waarop de nieuwe regeling ingaat, een roe romannetje van een van zijn haremvrouwen, Clare Lennaert[sic] aangenomen. Hij deed dit nà dat de heele afspraak gemaakt was met mij. Formeel kan ik er niets van zeggen. Maar het is een echt klein smiechtenstreekje. Ik heb hem nu {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} gemeld, dat ik niets en definitief niets van Eva moet hebben. Dit schreef JvN hem geheel afgescheiden van mij ook en ik heb Simon gevraagd het hem ook te doen weten. Bovendien zijn de uitgevers er vierkant tegen. Ik hoop, dat daarmede nu deze zaak voor goed van de baan is. Maar met Coenen weet je nooit!!! Hij heeft zich in deze heele geschiedenis van een nare kant doen kennen. Overigens kan ik je mededeelen, dat dat tijdschriftengezanik mij ook meters de keel uit hangt. Maar ik voel het als noodzakelijk om van GN te redden wat er te redden valt, anders hebben wij heelemààl geen tijdschrift meer. 55 S. Vestdijk aan Frans Coenen, 9 december 1935 Aan de brief die Greshoff u over de candid. v. mevr. R. de C. toezond en waarvan hij mij een doorslag deed toekomen, heb ik nog eenige opmerkingen van persoonlijken aard toe te voegen. Toen u mij in Amsterdam dat voorstel kenbaar maakte, stond ik in zoover ‘neutraal’ er tegenover, dat ik éen boek van mevrouw Raedt gelezen had en verder vrijwel niets van haar afwist. Zonder te willen beweren, dat ik mij inmiddels volledig gedocumenteerd heb, geloof ik toch met stelligheid te kunnen zeggen, dat ik tegenover een redactioneele samenwerking met haar steeds afwijzend zal blijven staan. Er zouden zich bij voortduring hinderlijke verschillen in appreciatie voordoen. Die verschillen moeten ook wel bestaan tusschen u en mij - hoewel zij, en in ons eerste gesprek reeds, veel en veel geringer bleken te zijn dan ik verwacht had - maar in dit geval worden zij min of meer opgeheven, althans op een geheel ander niveau gebracht door een generatieverschil, dat naar mijn meening wederzijdsch begrip eerder bevordert dan uitsluit. Er is geen sprake van, dat ik u het persoonlijke genoegen niet zou willen doen, en ik hoop dan ook dat deze kwestie geen invloed heeft op onze aangename samenwerking, maar zij is te principiëel voor een andere houding mijnerzijds. {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} 56 J. Greshoff ann Frans Coenen, 10 december 1935 Onze laatste bijeenkomst in Den Haag eischt nog uitsluitsel. Ik vond het zéér pijnlijk, dat je weer op die kwestie Eva Raedt-de Canter terugkwam, nadat ik je zoo positief gezegd had, dat ik er niet voor voelde. Jan van Nijlen belde mij dezer dagen op, omdat hij in zoo lange tijd niets van mij hoorde. Hij vertelde mij, dat jij hem er over geschreven had en dat hij tot zijn groote spijt je had moeten melden, dat hij er niets voor voelde. Ook Vestdijk, die natuurlijk bij zijn eerste optreden zich niet zoo positief kon uitspreken voelt er in wezen niets voor. Je hebt mij zelf gezegd, dat indertijd de uitgevers er evenmin op gesteld waren. Je staat dus geheel alleen tegenover je drie mederedacteuren en de uitgevers. Het argument dat E.R. zooveel werk voor G.N. gedaan heeft gaat niet op. Zij heeft jou veel werk uit de handen genomen door je van een deel van het secretariaat, dat jij op je genomen hebt, te ontlasten. Ik kan begrijpen, dat je er dankbaar voor bent, maar dat schept geen verplichtingen onzerzijds. Geen onzer heeft E.R. uitgenoodigd of verzocht die bezigheden te verrichten. Dat tweede secretariaat is geheel een uitvinding van jou geweest. Begrijp mij goed; ik oefen daar geen critiek op uit, ik wil alleen niet dat het als argument gelden kan om tegen onze zin E.R. in de redactie te brengen. Als je eens wist wat een pijnlijke twijfel je mij met deze geschiedenis bezorgd hebt. Eenerzijds verlangde ik niets liever dan je een plezier te doen, maar anderzijds kan je ook niet verwachten, dat wij alleen om je een plezier te doen een maatregel zouden nemen tegen ons eigen inzicht in, waarvan zich de werking nog zou doen voelen jaren in de toekomst. Ik zou je zeker ter wille zijn geweest, indien hetgeen je mij vroeg mij niet onmogelijk voorgekomen ware. Het zou mij erg spijten indien je mij dit verloop van zaken ten kwade zoudt duiden, maar ik vind dat wij te oud zijn om schuilevinkje te spelen en elkaar voor de mal te houden. Wij zijn allen het meest gebaat met precies te zeggen wat wij denken. {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding V.l.n.r.: Aty Greshoff-Brunt, S. Vestdijk, J. Greshoff, Nini Brunt en Jan van Nijlen, Brussel 1937.==} {>>afbeelding<<} 57 Menno ter Braak aan J. Greshoff, 15 december 1935 Vervelend, dat Coenen zoo chicaneert. Maar het was te verwachten, en ik voorspel jullie meer fraais, het is duidelijk: voor deze persoon is Gr. Ned. allang een middel tot het bedrijven van particuliere liefdadigheid geworden, en daarmee zal zich moeilijk verdragen het door jullie beoogde doel! {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} 58 J. Greshoff aan Menno ter Braak, 23 december 1935 Ik stond aan de grond genageld door die advertentie van ‘De Stem’ midden in ‘Forum’!!!! Uitgerekend: De Stem! En dat terwijl Zijlstra de restanten en de abonnélijst aan Groot Nederland (d.w.z. aan van Holkema & Warendorf) verkwanseld heeft!!! 59 Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) aan J. Greshoff, 29 januari 1936 De heer Coenen maakte ons, eigenlijk zeer terecht, attent op het bericht in de Belgische pers dat Forum zou vereenigd zijn met Groot Nederland. Dit berust natuurlijk op een misverstand. Wij hebben de abonné's van Forum aangeschreven om een abonnement op Groot Nederland te nemen. Zoudt U zoo goed willen zijn uit onzen naam dit bericht van een fusie tegen te spreken? 60 J. Greshoff aan Menno ter Braak, waarschijnlijk januari 1936 Hierbij een staaltje van brutale leugenachtigheid als men niet dikwijls tegen komt! Er staat met dikke letters op het omslag gedrukt[:] vereenigd met Forum Hoe kan dat een misverstand zijn? Dit is het toppunt! 61 Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) aan de redactieleden van Groot Nederland, 29 januari 1936 Om de verzending van de ingekomen copie voor Groot Nederland nu definitief te regelen, hebben wij met den heer Coenen vandaag een en ander afgesproken. Allereerst zal op het tijdschrift vermeld worden dat alle copie gezonden moet worden aan de redactie van Groot Nederland, Keizersgracht 333, Amsterdam. {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} Zoodra copie binnenkomt zenden wij deze aan den heer Greshoff; elk ingekomen stuk in een daarvoor bestemde enveloppe. De heer Greshoff noteert op de enveloppe of het ingekomen stuk al dan niet opgenomen moet worden en geeft het door aan den heer van Nijlen. De heer van Nijlen zendt de enveloppe met zijn beoordeeling daarop aangeteekend aan ons terug. Wij zenden dan deze copie aan Dr. Vestdijk, die ook zijn bevindingen op de enveloppe noteert en het stuk aan ons terugstuurt. Tenslotte krijgt Mr. Coenen alles. Zooals wij met den heer Greshoff afspraken wordt bij staking van stemmen over al of niet opname de beslissende stem aan Mr. Coenen gegeven. Van alle ingekomen copie en van alle heen en weer zendingen wordt op ons kantoor een register gehouden, zoodat men ten allen tijde kan zien waar ingekomen copie zich op dat oogenblik bevindt. {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} Verantwoording Bronnen De kern van deze uitgave wordt gevormd door een in 1935 in opdracht van J. Greshoff door zijn toenmalige secretaris Arthur van Rantwijk aangelegd ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’. 1 Met de vorming van dit dossier heeft Greshoff, onder meer ten behoeve van de uitgever van Groot Nederland, indertijd de poging willen documenteren die hij in 1935 had ondernomen om de redactie van het door Frans Coenen en hemzelf geredigeerd maandblad Groot Nederland uit te breiden met een vertegenwoordiger van de groep rond het kort daarvoor opgeheven tijdschrift Forum. 2 Greshoffs voorkeur ging daarbij uit naar Menno ter Braak of H. Marsman, maar na bezwaren van Coenen legde hij zich neer bij S. Vestdijk. Dit uit het archief van Greshoff afkomstige dossier wordt gevormd door getypte afschriften van in een aantal gevallen niet meer in origineel aanwezige brieven betreffende bedoelde reorganisatie en omvat 32 romeins genummerde, grotendeels chronologisch geordende documenten. Deze documenten komen in onderhavige editie overeen met de nrs. 5, 7, 9-11, 15-17, 19, 21, 23, 25-29, 31-32 en 35-47; nr. 30 is in het dossier slechts als regest opgenomen. Bijlage I geeft een concordantie van de romeinse nummering van het dossier en de arabische nummering in onderhavige editie (p. 103). Van dit dossier is een gedeeltelijke doorslag bewaard gebleven, afkomstig uit het archief van Van Rantwijk. Deze gedeeltelijke doorslag omvat op vijf na alle afschriften die deel uitmaken van het originele dossier, in onderhavige editie overeenkomend met de nrs. 5, 7, 9-11, 15-17, 19, 21, 23, 25-29, 31-32 en 35-41 en 43; nr. 30 is ook in de doorslag van het dossier slechts als regest opgenomen. Het originele dossier (dossier A) telt 51 bladen, doorlopend genummerd {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} van 1 tot en met 50; het dossier bevat zowel een blad genummerd 48x als een genummerd 48. De bladen 12 en 33-38 kennen een handgeschreven verbetering in de bladnummering. De bewaard gebleven doorslag van het dossier (dossier B) telt 44 genummerde bladen; er zijn twee verschillende bladen genummerd 11 terwijl een blad genummerd 12 ontbreekt, voorts zijn er twee bladen genummerd 34 waarvan bij een de nummering met de hand veranderd is in 33a, tenslotte ontbreken de bladen genummerd 38 en 42-44. Op de hierboven beschreven verschillen in de paginering na, zijn de tot dossier B behorende doorslagen conform de originele afschriften in dossier A. Het is niet geheel zeker of het verschil in paginering van beide dossiers erop wijst dat het dossier in gedeelten werd samengesteld. Een handgeschreven nummering op de originelen van nrs. 5, 9-11, 15-17, 19, 21, 23 en 25-29 doet echter vermoeden dat het dossier inderdaad in verschillende fasen is gevormd. 3 De aan Van Holkema & Warendorf gerichte brief van 19 oktober 1935 (nr. 29) sluit dan mogelijk de niet als zodanig bewaarde eerste versie van het dossier af, waarvan Menno ter Braak op 21 oktober 1935 aan Greshoff schreef: ‘Het heele Dossier Coenen las ik vanmorgen te bed, als een roman’ (nr. 32). Dossier B eindigt met het van 10 november 1935 daterende document xxvi (nr. 43), en zou dan de tweede versie zijn waarover Greshoff op 14 november aan Van Holkema & Warendorf schreef: ‘Reeds geruimen tijd geleden kondigde ik U nadere berichten aan [...]. Wanneer U echter kennis neemt van het bijgevoegde dossier zult U merken, dat het mij niet mogelijk was eerder te schrijven’ (nr. 48). Dossier A, waarmee dossier B gedeeltelijk parallel loopt, is dan later gecompleteerd met de documenten XXVIx-XXIX (nrs. 44-47); van deze vervollediging zijn geen doorslagen meer aan het bewaard gebleven exemplaar van dossier B toegevoegd. Zowel het originele dossier als de gedeeltelijke doorslag daarvan berusten in de collectie van het Letterkundig Museum te Den Haag (sign. G 893 B3 I-II). Voor deze editie is als basistekst van de in het ‘Dossier van de brief- {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} wisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ opgenomen documenten het originele typescript (dossier A) gekozen. Met uitzondering van de van het dossier deel uitmakende documenten II (nr. 7), XVI (nr. 30), XVII (nr. 43) en XVIII-XIX (nrs. 46-47) zijn handgeschreven of getypte orginelen danwel een of meer doorslagen van originelen weergevonden. Een precieze opgave van de staat van de van het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ deel uitmakende documenten is per document in Bijlage III opgenomen (p. 107-115). Doorgaans blijven afschriften van brieven die niet van de hand van de auteur zijn buiten beschouwing als de originele brief voorhanden is. 4 Omdat hier wordt uitgegaan van het dossier, worden in Bijlage ii de variante versies uit de originelen weergegeven (p. 104-106). Daarbij zijn spelling- en interpunctievarianten, schrijffouten en vormvarianten zonder betekenisverschil genegeerd. Bij de nrs. 5, 9, 10, 16, 26, 28, 32, 35, 40 en 42 komen varianten met mogelijk betekenisverschil voor; bij de overige in het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ opgenomen documenten waarvan de originelen of doorslagen daarvan zijn teruggevonden (nrs. 11, 15, 17, 19, 21, 23, 25, 27, 29, 31, 36-39, 41 en 44-45), komen geen varianten voor. Van het in beide bewaard gebleven exemplaren van het dossier slechts in regest-vorm opgenomen nr. 30 is het origineel niet teruggevonden. Het door Van Rantwijk in opdracht van Greshoff samengestelde ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ geeft slechts die gedeelten van de opgenomen documenten weer die gegevens bevatten over de reorganisatie van het tijdschrift Groot Nederland; de daarop niet betrekking hebbende passages (waaronder consequent datering, aanhef en ondertekening) zijn bij de vorming van het dossier door Van Rantwijk achterwege gelaten. Omdat het hier een thematische uitgave rond de reorganisatie van Groot Nederland betreft, is een dergelijke selectie verdedigbaar. 5 Ze is in onderhavige editie gevolgd. Op grond van het feit dat het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ in opdracht van Greshoff is samengesteld door zijn toenmalige secretaris, kan dit dossier, dat de {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} kern van deze uitgave vormt, als geautoriseerd worden beschouwd. 6 Het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ kan worden gezien als een tot een zeer bepaalde periode beperkte documentenbiografie van het tijdschrift Groot Nederland. 7 Door mij is een poging gedaan het dossier te vervolledigen met relevante documenten over bedoelde reorganisatie van Groot Nederland van de direct daarbij betrokkenen. Dit berreft de nrs. 1-4, 6, 8, 12-14, 18, 20, 22, 24, 33-34 en 48-61, die binnen de ordening van het dossier zijn ingepast. Ter onderscheiding tussen het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ en deze aanvulling is bij de van het ‘Dossier’ deel uitmakende documenten de oorspronkelijke romeinse nummering gehandhaafd naast de door mij aangebrachte doorlopende arabische nummering. Om tot de keuze van deze aanvulling te komen, is onderzocht of er onderlinge correspondentie bewaard is gebleven tussen zittende en potentiële redactieleden, uitgever en redactie-assistenten: Menno ter Braak, Frans Coenen, Elisabeth Couperus-Baud, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman, Jan van Nijlen, Eva Raedt de Canter (pseud. van A.E.J. de Mooy), Arthur van Rantwijk en S. Vestdijk. Bij dat onderzoek zijn brieven achterhaald door Ter Braak gericht aan Greshoff, Marsman, Van Nijlen, Van Rantwijk en Vestdijk; door Coenen gericht aan Greshoff en Van Nijlen; door Couperus-Baud gericht aan Van Holkema & Warendorf; door Greshoff gericht aan Ter Braak, Coenen, Van Holkema & Warendorf, Marsman, Van Nijlen, Van Rantwijk en Vestdijk; door Van Holkema & Warendorf gericht aan Coenen, Greshoff, Van Nijlen, Van Rantwijk en Vestdijk; door Marsman gericht aan Ter Braak, Greshoff en Vestdijk; door Van Nijlen gericht aan Greshoff en Vestdijk; door Raedt de Canter gericht aan Greshoff; door Van Rantwijk gericht aan Ter Braak, Greshoff en Vestdijk; en door Vestdijk gericht aan Ter Braak, Coenen, Greshoff, Marsman en Van Rantwijk. Het is in dit verband van belang te vermelden dat de archieven van Van Holkema & Warendorf en Eva Raedt de Canter niet achterhaald zijn. 8 De gevonden brieven zijn vervolgens beoordeeld op hun mogelijke {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} belang voor deze editie. Voorts is een poging gedaan redactienotulen van Groot Nederland en dagboeken uit de periode rond 1935 of aantekeningen ter zake van de bij de reorganisatie betrokkenen te achterhalen. Dit leverde geen resultaat op. Bij de publicatie van de tijdens bovengenoemd onderzoek gevonden documenten is door mij dezelfde inhoudelijke selectie toegepast als destijds bij de vorming van het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ door Van Rantwijk, d.w.z. dat slechts die gedeelten van de opgenomen documenten weergegeven worden die gegevens bevatten over de reorganisatie van het tijdschrift Groot Nederland. Van de nrs. 6, 18, 22, 24, 34, 49, 51, 55, 57-58 en 60 zijn autografen bewaard; van de nrs. 1-4, 8, 12-14, 20, 50, 54, 56 en 59 zijn getypte originelen bewaard; van de nrs. 33, 48, 52-53 en 61 zijn uitsluitend doorslagen van de originelen achterhaald. Van nr. 55 is slechts de minuut overgeleverd. Als basistekst voor nrs. 1-4, 6, 8, 12-14, 18, 20, 22, 24, 34, 49-51, 54 en 56-60 is het handgeschreven of getytpe origineel gekozen. De basistekst voor de nrs. 33, 48 en 52-53 wordt gevormd door doorslagen van de originelen. Gezien de provenance, de handschriften en de gebruikte typemachine speelt het probleem van autorisatie niet bij de originelen die de basistekst voor de aanvulling vormen. Document nr. 55 is een door Vestdijk geschreven minuut, waarvan, mede door het ontbreken van een antwoord, niet kon worden vastgesteld of ze verzonden is. Gezien de provenance en de gebruikte typemachine is bij de doorslagen evenmin twijfel over de autorisatie mogelijk, met uitzondering wellicht van nr. 33: in het bij het samenstellen van het dossier gesup-primeerde gedeelte is in dit document echter sprake van een bijdrage door G.H. 's-Gravesande voor Groot Nederland, wat de in Bijlage III (p. 112) gereleveerde herkomst van deze doorslag verklaart. Document nr. 61 is een ondertekende doorslag, en kan vanwege die ondertekening als geautoriseerd worden beschouwd. {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} Een precieze opgave van de staat van de als aanvulling op het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ opgenomen documenten is per document in Bijlage III opgenomen (p. 107-115). Omdat deze editie bedoeld is als leeseditie worden geen gegevens verstrekt over papiersoort en -formaat van de onderliggende originelen. Ook is ervan afgezien in de tekst met behulp van cijfers aan te geven uit hoeveel kantjes of losse blaadjes een document bestaat. De bladnummering van Van Rantwijk in zowel het originele dossier (dossier A) als in de bewaard gebleven doorslag van dit dossier (dossier B) is niet overgenomen. Datering De volgorde van het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ is gehandhaafd. De ordening van het dossier is niet in alle gevallen strikt chronologisch: document XXIII (nr. 40) is gedateerd op 6 november 1935, terwijl de documenten XXI-XXII (nrs. 38-39) beide van 7 november dateren. Mogelijk werd de volgorde in het dossier bepaald door het tijdstip van ontvangst van document nr. 40 door Greshoff, kennelijk ná verzending van de nrs. 38-39. De als aanvulling op het dossier opgenomen documenten zijn chronologisch gerangschikt en binnen de ordening van het dossier ingepast. Daarbij zijn de nrs. 3 en 4 van 7 september 1935 geplaatst vóór document I (nr. 5) van 6 september 1935, omdat het eerder geschreven document I als bijlage bij nr. 4 werd verzonden. De datering van de documenten is weergegeven in de geüniformeerde kopregel bij ieder document. Document 15 is in het dossier foutief gedateerd; in de kopregel bij deze brief is de datum van het origineel gegeven. Het origineel van document 37 is foutief gedateerd; in de kopregel bij deze brief is de, op grond van een handgeschreven notitie van Greshoff op het origineel vastgestelde, juiste datum opgenomen. Document nr. 42 is op het origineel en in het dossier foutief gedateerd; de {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} gezien de inhoud juiste datering is in de kopregel bij deze brief gegeven. Een nader overzicht van de afwijkende dateringen wordt per document in Bijlage III opgenomen (p. 107-115). In de als Bijlage IV opgenomen chronologie is de loop van de bewaard gebleven correspondentie na te gaan (p. 116-118). Teksconstitutie Er is gekozen voor de volgende uitgangspunten. Voor deze editie is als basistekst van de in het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ opgenomen documenten het originele typescript (dossier A) gekozen. Bijlage II geeft de variante versies uit de originelen van de tot het dossier behorende documenten, voorzover die achterhaald zijn (p. 104-106). De bladnummering van Van Rantwijk in zowel het originele dossier (dossier A) als in de bewaard gebleven doorslag van dit dossier (dossier B) is niet overgenomen. Als basistekst voor de als aanvulling op het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ opgenomen documenten zijn de handgeschreven en getypte orginelen of doorslagen van de originelen gekozen. Een precieze opgave van de staat van elk document is opgenomen als Bijlage III (p. 107-115). Alle opgenomen documenten zijn door mij doorlopend genummerd. Tussen ronde haken wordt bovendien de oorspronkelijke romeinse nummering van de tot het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ behorende documenten gegeven. In het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ zijn in opdracht van Greshoff slechts die gedeelten van de opgenomen documenten weergegeven die gegevens bevatten over de reorganisatie van het tijdschrift Groot Nederland; de daarop niet betrekking hebbende passages (waaronder consequent datering, aanhef en ondertekening) zijn in het dossier achterwege gelaten. Deze wijze van selectie is in onderhavige editie voor alle opgenomen docu- {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} menten gevolgd. Door Van Rantwijk weggelaten passages in het dossier zijn verantwoord door ‘[...]’; dit is door mij in de als aanvulling opgenomen documenten op dezelfde manier verantwoord. De spelling van dossier en aanvullende documenten is inclusief spellings-eigenaardigheden en -inconsequenties (zelfs binnen één brief) gehandhaafd. Alle verschrijvingen, schrijf- of typefouten zijn stilzwijgend hersteld. Alleen wanneer deze resulteerden in vreemde zinsconstructies, onafgemaakte zinnen of andere onduidelijkheden wordt gebruik gemaakt van de toevoeging ‘[sic]’ om aan te geven dat de daaraan voorafgaande lezing juist is. Spel- of grammaticale fouten vallen hier niet onder. Dubbele aanhalingstekens zijn vervangen door enkele. Onderstrepingen in de tekst van de documenten wordt in cursief weergegeven. De interpunctie van het dossier en de originelen van de als aanvulling opgenomen documenten is gevolgd. Omdat de documenten als een doorlopend geheel worden afgedrukt zijn bladzijdecijfers en aanduidingen als ‘z.o.z.’ niet overgenomen. De alinea-indeling van het dossier en de als aanvulling opgenomen documenten is gehandhaafd. Witregels ter aanduiding van een nieuwe alinea zijn weggelaten. Gezien de aard van deze uitgave is de datering van de documenten uitsluitend in de kopregel bij het betreffende document opgenomen. De plaats van verzending is niet in de kopregel overgenomen. Door de briefschrijvers in de tekst vergeten woorden worden voor een juist begrip tussen teksthaken toegevoegd voorafgegaan door een plus-teken. In de documenten komen weinig doorhalingen, dooreenschrijvingen en (latere) toevoegingen voor. Deze zijn, gezien de aard van onderhavige editie, niet verantwoord. Van voorkomende afkortingen en voornamen wordt in een aparte lijst de oplossing gegeven. Woorden waarvan de lezing onzeker is, worden gevolgd door een vraagteken tussen teksthaken. De bladennummering die in beide exemplaren van het dossier voorkomt, is weggelaten. {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} In deze uitgave worden de volgende diacritische tekens gebruikt: Stuyveling[sic] de schrijfwijze ‘Stuyveling’ is van de briefschrijver afkomstig. [+zijn] ‘zijn’ staat niet in de tekst, maar is door mij toegevoegd. prettig[?] de lezing van ‘prettig’ is onzeker. [...] binnen de opgenomen tekst is een niet op de reorganisatie van Groot Nederland betrekking hebbende passage weggelaten. < het gedeelte links van de spekhaak geeft de tekst van het origineel dat in het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ vervangen is door de tekst rechts van de spekhaak. Commentaar Gezien de aard van de uitgave en het thematische uitgangspunt bij de keuze van de daarin opgenomen documenten is er van afgezien per document commentaar te geven. In de inleiding is de achtergrondinformatie verstrekt die nodig is voor een juist begrip van de context van de documenten. Er is naar gestreefd in de inleiding voorts alle feitelijke vragen te beantwoorden die de tekst van het dossier en de als aanvulling opgenomen documenten bij de hedendaagse lezer zou kunnen oproepen. Waar in de inleiding wordt verwezen naar of geciteerd uit brieven en documenten bevinden deze zich in de collectie van het Letterkundig Museum, tenzij nadrukkelijk een andere vindplaats wordt gegeven. Bijlagen De als Bijlage I opgenomen concordantie geeft een overzicht van de romeinse nummering van de tot het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ behorende documenten waarmee de arabische nummering in onderhavige editie correspondeert (p. 103). Bijlage II geeft de varianten ten opzichte van de originelen in het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ (p. 104-106). Als Bijlage III wordt per document de {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} overleveringsgeschiedenis van alle in onderhavige editie opgenomen documenten en een nader overzicht van de afwijkende dateringen gegeven (p. 107-115). Als Bijlage IV is een chronologie van alle opgenomen documenten toegevoegd, waarin de precieze loop van de in onderhavige editie opgenomen correspondentie is na te gaan (p. 116-118). Bibliografie In de bibliografie is een lijst van de in de inleiding geciteerde secundaire literatuur opgenomen (p. 119-121). Register In het register zijn opgenomen de namen van in de inleiding, dossier, kopregels bij documenten, de verantwoording, bijlagen, noten en bijschriften bij de illustraties al dan niet expliciet genoemde historische personen, instellingen, uitgeverijen, verenigingen, periodieken, series en reeksen, tenzij deze namen deel uit maken van een door mij gegeven verwijzing. De naam van Groot Nederland is daarbij genegeerd. Het register is alfabetisch ingericht. Gehuwde vrouwen hebben een hoofdingang op hun werkelijke naam, met een ‘zie’-verwijzing bij de naam van hun echtgenoot. Schrijvers onder pseudoniem hebben een hoofdingang op hun pseudoniem, met een ‘zie’-verwijzing bij hun werkelijke naam. Dankbetuiging Ten behoeve van deze editie heb ik dankbaar gebruik kunnen maken van de kennis en/of documentatie van de volgende personen en instellingen: Antiquariaat Aioloz (Leiden), Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (Antwerpen), Salma Chen, Gillis Dorleijn, Koninklijke Bibliotheek (Den Haag), Kees Lekkerkerker, Letterkundig Museum (Den Haag), Anita van Oostrom, A.E. van Rantwijk †, Antiquariaat Schuhmacher (Amsterdam), Jan Teeuwisse, Bibliotheek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels (Amsterdam), Adriaan van der Veen en M.E.H. Warendorf †. {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage I (Concordantie) Overzicht van de romeinse nummering van de tot het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ behorende documenten waarmee de arabische nummering in onderhavige editie correspondeert. I 5 II 7 III 9 IV 10 V 11 VI 15 VII 16 VIII 17 IX 19 X 21 XI 23 XII 25 XIII 26 XIV 27 XIVa 28 XV 29 XVI 30 XVII 31 XVIII 32 XIX 35 XXa 36 XX 37 XXI 38 XXII 39 XXIII 40 XXIV 41 XXV 42 XXVI 43 XXVIx 44 XXVII 45 XXVIII 46 XXIX 47 {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage II (Varianten) 1 Varianten ten opzichte van de originelen in het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ 5 (I), r. 5 bespreken < behandelen 5 (I), r. 23-24 aan jou overlaten met de daaraan verbonden beslissingen < met de daaraan verbonden beslissingen geheel aan jou overlaten 5 (I), r. 26-27 wanneer dan het redactioneele werk < wanneer dan bovendien het redactioneele werk 5 (I), r. 44 dat twee jaren geleden tusschen < dat twee jaar geleden op een conferentie tusschen 5 (I), r. 48 twee man van Forum < door twee mannen van Forum 5 (I), r. 77-78 welke Ter Braak twee jaar geleden had met Van Holkema en Warendorf < welke Ter Braak twee jaar geleden had met Van Holkema en Warendorf voerde [sic] 5(I),r.88-89 om redenen waarvan ik mij niet kan voorstellen, dat ze bestaan < om redenen, waarvan ik mij op dit oogenblik niet kan voorstellen, dat ze bestaan 5 (I), r. 94 geprobeerd < gepoogd 9 (III), tussen r. 5-6 mij onredelijk lijkt. Ik zei, dat ik je < mij onredelijk lijkt. Bovendien deed de haast waarmee je een soort ruggesteun bij v.H en W (die je anders gewoon zegt diep te verachten) hebt gezocht, mij gansch nìet aangenaam aan. Evenmin als je zending aan M. ter Braak, die zeer prettig[?] in 't geding is, en nu samen met jou tegen mij schijnt op te trekken... Ik zei, dat ik je {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} 9 (III), r. 14-15 werd zonder bedenken door mij geplaatst! < werd zonder bedenken door mij geplaatst: 9 (III), r. 16 Bovendien heb ik brief over brief < Verder heb ik brief aan brief 9 (III), r. 51 mèt F. ondergaan < mèt F. weer ondergaan 10 (IV), r. 10 uit te bannen. Laat mij < uit te bannen. En ik voegde er op het laatste oogenblik nog dat tweede briefje aan toe om je toch vooral maar te doen gevoelen dat het een principieele kwestie gold, waar zonder eenige nervositeit over gesproken moest worden. Laat mij 10(IV),r.14-16 in het reine moeten en zullen komen. Over de zakelijke dingen dus overmorgen < in het reine moeten en zullen komen. Wat het verzenden van kopieën aan Holkema en Ter Braak betreft, het is mogelijk, dat ik me daarmede vergiste; maar ik meende, dat het elementaire fatsoen eischte, dat ik hen in kennis stelde van een plan, waar zij bij betrokken zijn. N.l. een eventueele fusie. Was mijn bedoeling alléén geweest een redac-tioneele wijziging, ik zou er niet overgedacht hebben anderen er in te betrekken. Het is dus geen kwestie van steun zoeken of iets dergelijks, in mijn oog was het een simpele correctheid. Over de zakelijke dingen dus overmorgen 10 (IV), r. 20 weg te werken! < wèg te werken! Ik was noch ben geprikkeld, ik stel geen ultimatum en, indien ik met de zending der kopieën misdreef, was het omdat ik meende daar niet buiten te kunnen. 16 (VII), r. 13 niet gebleken < niets gebleken 16 (VII), r. 32 door zijn positie < door zijn positie in onze litteratuur 16 (VII), r. 36-37 de meest geschikte man zouden laten voorbijgaan < de meest geschikte man zonder serieuze {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} redenen voorbijgaan 26 (XIII), r. 13-14 het peil van een Kelk of een Den Doolaard < het peil van een Kelk een Campert of een Den Doolaard 28 (XIVa), r. 12-13 te mijnent te komen houden. Dit is dan bovendien < te mijnent te komen houden. Je vindt hier een legerstede, brood en zout. Dit is dan bovendien 28 (XIVa), r. 13 een prettige gelegenheid < een prettige rustige gelegenheid 32 (XVIII), r. 18 van belang zou zijn < van belang kon zijn 35 (XIX), r. 15 uitgesloten < uitgestooten 42(XXV),r.1-2 Woensdag 20 Nov. schikt mij het best vanwege < Woensdag 20 Nov. schikt mij niet best vanwege 42 (XXV), r. 6 tribulatie < turbulentie 42 (XXV), r. 37-38 ettelijke bewijzen van incompetentie < evidente bewijzen van incompetentie 42 (XXV), r. 42 je toekomstbekommernissen < je toekomstbekommeringen 42 (XXV), r. 45 vorm op ons hoofd < bom op ons hoofd {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage III (Overleveringsgeschiedenis) Overleveringsgeschiedenis van alle in onderhavige editie opgenomen documenten en een nader overzicht van de afwijkende dateringen. 1 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B2. 2 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 3 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 4 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 5 (I)Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) en twee doorslagen van dit origineel (afkomstig uit resp. het archief van A.E. van Rantwijk en de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; de eerste van deze doorslagen draagt de, met de hand toegevoegde, nummering ‘I’. In de collectie-Greshoff bevindt zich met dezelfde signatuur voorts een getypte minuut van de hand van Greshoff (afkomstig uit het archief van K.L. Lekkerkerker). 6 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Ter Braak, sign. B 802 B1. 7(II) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. 8 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 9 (III) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1; het origineel van deze brief heeft de met de hand toegevoegde vermelding ‘antw. op I’. 10 (IV) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Doorslag van getypt origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; de doorslag van het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde nummering ‘II’. 11(V) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1; het origineel van deze brief heeft de met de hand toegevoegde vermelding ‘antw. op II’. 12 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 13 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Ter Braak, sign. B 802 B1. 14 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Ter Braak, sign. B 802 B1. 15(VI) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1; het origineel van deze brief heeft de met de hand toegevoegde vermelding ‘tusschen mijn II en III in’. {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} De brief is in het dossier abusievelijk gedateerd: 4 augustus 1935; het origineel draagt als datum: 4 oktober. 16 (VII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) en doorslag van dit origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde nummering ‘III’, terwijl Greshoff op de doorslag heeft geschreven: ‘Mijn eerste brief is die uit Sestri, welke je hebt. Dit is de tweede.’ 17(VIII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1; het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde vermelding ‘antw. op III’. 18 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Vestdijk, sign. V 555 B1. 19 (IX) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) en doorslag van dit origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde nummering ‘IV’. 20 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 21 (X) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1; het ori- {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} gineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde vermelding ‘antw. op IV’. 22 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit het bezit van mevr. R. Marsman-Barendregt) in Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, archief-Marsman, sign. 68 D52, nr. 42. (Eerder gepubliceerd in H. Marsman/S. Vestdijk, Heden ik, morgen gij. Aangevuld met een reeks van brieven met betrekking tot het ontstaan van deze roman [1934-1935] (ed. R. Marsman), Amsterdam 1947, p. 344-345.) 23 (XI) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) en doorslag van dit origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk)in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde nummering ‘V’. 24 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Vestdijk, sign. V 555 B1. 25 (XII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1; het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde vermelding ‘antw. op V’. 26 (XIII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) en doorslag van dit origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde nummering ‘VI’. 27(XIV) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} Doorslag van getypt origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; de doorslag van het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde vermelding ‘bijlage bij VI’. 28(XIVa) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Doorslag van origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; de doorslag van het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde vermelding ‘bijlage bij VI’. 29 (XV) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Doorslag van origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1; de doorslag van het origineel van deze brief draagt de met de hand toegevoegde vermelding ‘bijlage bij VII’. 30 (XVI) De brief is in geen van de bewaarde exemplaren van het dossier aanwezig; in dossier A is een blad opgenomen met daarop de zinsnede ‘Brief van S. Vestdijk aan J. Greshoff. (Inhoudend zijn aanneming van het tot hem gerichte verzoek; ontbreekt in het dossier.)’; in dossier B bevindt zich van dit blad een doorslag. Het origineel, of een afschrift danwel doorslag van dit origineel, is evenmin bewaard gebleven. 31 (XVII) Afgedrukt naar getypt: afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1. 32(XVIII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Ter Braak, sign. B 802 B1. 33 Afgedrukt naar doorslag van origineel (afkomstig uit het archief G.H. 's-Gravesande) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 35 (XIX) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit nalatenschap van Frans Coenen) en doorslag van dit origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 36 (XXa) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Doorslag van getypt origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 37 (XX) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1. De brief is in het dossier gedateerd: 6 november 1935; het origineel is abusievelijk gedateerd 6 oktober, maar draagt een aantekening in de hand van Greshoff dar hij deze brief op 7 november ontvangen heeft. 38 (XXI) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) en twee doorslagen van dit origineel (resp. afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage en het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 39(XXII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Doorslag van getypt origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 40(XXIII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} van Rantwijk) in collectie-Vestdijk, sign. V 555 B1. 41 (XXIV) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Vestdijk, sign. V 555 B1. 42 (XXV) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Geen doorslag van dit afschrift in dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1. De brief is op het origineel en in het dossier abusievelijk gedateerd: 8 oktober 1935; gezien de inhoud moet de juiste datum echter 8 november zijn. 43 (XXVI) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Een doorslag van dit afschrift maakt deel uit van dossier B. 44(XXVIx) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Geen doorslag van dit afschrift in dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit het archief van K.L. Lekkerkerker) in collectie-Vestdijk, sign. V 555 B1. 45(XXVII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Geen doorslag van dit afschrift in dossier B. Handgeschreven origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Coenen, sign. C 322 B1. 46(XXVIII) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Geen doorslag van dit afschrift in dossier B. Doorslag van dit afschrift in dossier A (afkomstig uit het archief van K.L. Lekkerkerker) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 47 (XXIX) Afgedrukt naar getypt afschrift in dossier A. Geen doorslag van dit afschrift in dossier B. Doorslag van dit afschrift in dossier A (afkomstig uit het archief van K.L. Lekkerkerker) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 48 Afgedrukt naar doorslag van getypt origineel (afkomstig uit {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} het archief van K.L. Lekkerkerker) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 49 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit het bezit van mevr. S. Joseph-van Nijlen) in Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen, archief-van Nijlen, sign. C 322 B1. 50 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B2. 51 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 52 Afgedrukt naar doorslag van getypt origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 53 Afgedrukt naar doorslag van getypt origineel (afkomstig uit het archief van A.E. van Rantwijk) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 54 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 55 Afgedrukt naar handgeschreven minuut (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Vestdijk, sign. V 555 B1. 56 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Frans Coenen) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 57 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Ter Braak, sign. B 802 B1. 58 Afgedrukt naar handgeschreven origineel (afkomstig uit de nalatenschap van Menno ter Braak) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1. 59 Afgedrukt naar getypt origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Greshoff, sign. G 785 B1 (omslag Ter Braak). {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} 60 Afgedrukt naar handgeschreven bijschrijving onder document 58. 61 Afgedrukt naar doorslag van getypt origineel (afkomstig uit de Letterkundige Verzameling van de Gemeente 's-Gravenhage) in collectie-Greshoff, sign. G 785 {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage IV (Chronologie) Chronologie van alle opgenomen documenten, waarin de precieze loop van de in onderhavige editie opgenomen correspondentie is na te gaan. 1935 datum afzender ontvanger 1 5 april Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) Greshoff 2 7 augustus Greshoff Ter Braak 3 7 september Greshoff Ter Braak 4 7 september Greshoff Coenen 5 (I) 6 september Greshoff Coenen 6 10 september Ter Braak Greshoff 7 (II) 11 seprember Van Holkema & Warendorf Greshoff 8 12 september Greshoff Ter Braak 9 (III) 15 september Coenen Greshoff 10 (IV) 16 september Greshoff Coenen 11 (V) 17 september Coenen Greshoff 12 17 september Greshoff Ter Braak 13 27 september Ter Braak Greshoff 14 3 oktober Ter Braak Greshoff 15 (VI) 4 oktober Coenen Greshoff 16 (VII) 7 oktober Greshoff Coenen 17(VIII) 10 oktober Coenen Greshoff 18 10 oktober Vestdijk Ter Braak 19 (IX) 12 oktober Greshoff Coenen 20 13 oktober Greshoff Ter Braak {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} 1935 datum afzender ontvanger 21 (X) 14 oktober Coenen Greshoff 22 14 oktober Vestdijk Marsman 23 (XI) 15 oktober Greshoff Coenen 24 17 oktober Vestdijk Ter Braak 25 (XII) 18 oktober Coenen Greshoff 26 (XIII) 19 oktober Greshoff Coenen 27 (XIV) 19 oktober Greshoff Vestdijk 28 (XIVa) 19 oktober Greshoff Vestdijk 29 (XV) 19 oktober Greshoff Van Holkema & Warendorf 30 (XVI) - Vestdijk Greshoff 31 (XVII) 21 oktober Coenen Greshoff 32 (XVIII) 21 oktober Ter Braak Greshoff 33 31 oktober Greshoff Coenen 34 2 november Greshoff Ter Braak 35 (XIX) 6 november Greshoff Coenen 36 (XXa) 6 november Greshoff Vestdijk 37 (XX) 6 november Coenen Greshoff 38 (XXI) 7 november Greshoff Coenen 39 (XXII) 7 november Greshoff Vestdijk 40 (XXIII) 6 november Vestdijk Greshoff 41 (XXIV) 8 november Vestdijk Greshoff 42 (XXV) 8 november Coenen Greshoff 43 (XXVI) 10 november Greshoff Coenen 44 (XXVIx) 13 november Vestdijk Greshoff 45 (XXVII) 13 november Coenen Greshoff 46 (XXVIII) 14 november Greshoff Coenen 47 (XXIX) 14 november Greshoff Vestdijk 48 14 november Greshoff Van Holkema & Warendorf {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} 1935 datum afzender ontvanger 49 21 november Coenen Van Nijlen 50 29 november Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) Greshoff 51 30 november Greshoff Ter Braak 52 6 december Greshoff Van Holkema & Warendorf 53 6 december Greshoff Vestdijk 54 6 december Greshoff Ter Braak 55 9 december Vestdijk Coenen 56 10 december Greshoff Coenen 57 15 december Ter Braak Greshoff 58 23 december Greshoff Ter Braak 1936 59 29 januari Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) Greshoff 60 ongedateerd Greshoff Ter Braak 61 29 januari Van Holkema & Warendorf (A.B. van Holkema) Groot Nederland {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} Bibliografie Aerts, Remieg [et al.], De Gids sinds 1837. De geschiedenis van een algemeen-cultureel en literair tijdschrift, 's-Gravenhage-Amsterdam 1987. Anbeek, Ton/Jan Bank, ‘Verzuilde literatuur. Een verkenning’, in Nederlandse Letterkunde 1 (1996) 2, p. 125-137. Bijvoet, Th.A.P. [et al.], De Gemeenschap 1925-1941, 's-Gravenhage 1986. Bittremieux, Clem, ‘Jan van Nijlen via Jan Greshoff’, in Tirade 191 (november 1973), p. 553-566. Boogaard, Frank van den, Een stoottroep in de letteren. ‘Groot Nederland’, de SS en de Nederlandse literatuur (1942-1944), 's-Gravenhage 1987. Braak, Menno ter/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940 (ed. H. van Galen Last), Amsterdam 1962-1967. Braat, L.P.J., Het voorlaatste woord, Amsterdam [1978]. Colenbrander, Dineke (et al.), Opwaartsche Wegen, 's-Gravenhage [enz.] [1989]. Dijk, C. van, Helikon. Het tijdschrift, de reeks, Oosterhesselen 1990. Dubois, Pierre H., ‘De Brusselse jaren van Jan Greshoff’, in Ons Erfdeel 23 (1980) 1, p. 87-95. Elsschot, Willem, Brieven (ed. Vic van der Reijt/Lidewijde Paris), Amsterdam 1993. Faassen, S.A.J. van, ‘“Ik ben er van overtuigd dat er zelfs met de gedunde gelederen toch nog een zeer behoorlijk tijdschrift te maken is.” Documenten uit de jaren 1945-1947 rond Groot Nederland: Groot Nederland, Nieuw Nederland of Nieuw Tijdschrift?’, in Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek 11 (1990), p. 57-84. Forum. Brieven, citaten, dokumenten en knipsels (ed. Willem Mooijman), 's-Gravenhage-Rotterdam 1969. Goedegebuure, J.L., Op zoek naar een bezield verband. De literaire en maatschappelijke opvattingen van H. Marsman in de context van zijn {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} tijd, Amsterdam 1981. Goedegebuure, J.L., ‘Vestdijk als Forumredakteur’, in Reisgidsen vol Belluno's en Blauwbaarden. Opstellen aangeboden aan Dr. H.A. Wage, Leiden 1976, p. 10-16. Greshoff, J., ‘Frans Coenen’, in Salamanderboek, Amsterdam 1938, p. 18. Greshoff, J., ‘De roman van Forum’, in Het Vaderland 14 mei 1965. Greshoff, J., Verzameld werk [5]. Het boek der vriendschap, Amsterdam 1950. Henrard, R., ‘Forum en Vestdijk’, in Vestdijkkroniek 67 (juni 1989), p. 2-21. Mosheuvel, L., ‘Over de historische context van Prisma’, in Studia Neerlandica 1 (1970) 3, p. 77-94. Oversteegen, J.J., ‘Vestdijk en Forum’, in Raster 2 (1968) 3, p. 292-311. Oversteegen, J.J., Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen, Amsterdam 1969. Perron, E. du, Brieven (ed. Piet Delen [et al.]), Amsterdam 1977-1991. Proost, K.F., Frans Coenen. Een beeld van zijn leven en zijn werk, Arnhem 1958. Roelants, Maurice, Roman van het tijdschrift Forum of Les liaisons dangereuses, Den Haag-Rotterdam [1965]. Salomons, Annie, Herinneringen uit de oude tijd aan schrijvers die ik persoonlijk heb gekend (ed. Harry G.M. Prick), Amsterdam 1984. Sas, Trudy, ‘Forum en De Vrije Bladen’, in SIC 4 (1989) 4, p. 4-20. Sprekende schrijvers. Nederlandsche en Vlaamsche letterkundigen in gesprek met G.H. 's-Gravesande, Amsterdam 1935. Steenhardt Carré, Radboud van, ‘Neutraal of filiaal. De relatie Groot Nederland en Forum’, in Literatuur 6 (1989) 1, p. 30-38. Veen, A. van der, ‘Herinneringen van een tijdschriftredacteur. In gesprek met J. Greshoff’, in Den Gulden Winckel 37 (1938) 11, p. 5-8 en 12, p. 7-10. Vestdijk, S., Gestalten tegenover mij. Persoonlijke herinneringen, Den Haag 1961. Voeten, Jessica, ‘Hoe Simon Vestdijk redacteur werd van Groot Nederland’, in NRC Handelsblad 10 juli 1981. {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} Wispelare, Paul de, Van stem tot anti-stem. Een historisch beeld van het tijdschrift De Stem als brandpunt van humanistische en vitalistische stromingen in de Nederlandse literatuur tussen de twee wereldoorlogen, Antwerpen 1974. {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} Register Aggelen, W.J.Th. van zie: Tai Aagen Moro Antonini, Giacomo 7 Asselbergs, W.J.M.A. zie: Duinkerken, Anton van Barendregt, Rien 50, 54-55 Baud, Elisabeth 5, 7 (mevrouw C.), 26, 93, 96 Besançon, J.B. 40 Beversluis, Martien 60 Binnendijk, D.A.M. 4, 59, 64 Blijstra, Rein 60 Bouws, Everard 9, 11 Braak, Menno ter 1, 9, 11-15, 18-19, 21, 25, 31-33, 35-54, 56-57, 59-60, 62, 64-65, 71, 76, 84, 86-87, 90-91, 93-94, 96, 104-105 Braak, Truida ter 44 Braat, L.P.J. 7 Breen, Leo van 60 Brevis, Andrea 23-24 Brulez, A. 19, 35, 49, 59, 73 Brulez, Ferdinand 19 Brulez, Lucien 19 Brulez, Raymond 19, 35 (A. Brulez), 49, 59, 73 Brunt, Aty 90 Brunt, Nini 90 Buning, J.W.F. Werumeus 4 Buysse, Cyriel 5, 10, 33 Campert, Jan 60, 106 Cassandre 19 Coenen, Frans 1, 4-5, 7-10, 12-14, 18-19, 22-24, 26-27, 31-35, 37-38, 40, 43-46, 49-51, 53-55, 58-59, 61-65, 67-70, 72-74, 76, 79-81, 83-85, 87-94, 96 {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} Coster, Dirk 4 Couperus, Louis 5, 33, 87 Couperus-Baud, Elisabeth zie: Baud, Elisabeth Critisch Bulletin 4 Debrot, Cola 60, 69, 72, 75 (Mijn Zuster de Negerin) Dietsche Warande & Belfort 19 Donker, Anthonie (pseud. van N.A. Donkersloot) 4, 14, 60, 62 Donkersloot, N.A. zie: Donker, Anthonie Doolaard, A. den (pseud. van C.J.G. Spoelstra) 3, 59-60, 106 Dubois, Pierre H. 25 Duinkerken, Anton van (pseud. van W.J.M.A. Asselbergs) 3-4, 50 Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 19 Elsschot, Willem (pseud. van A.J. de Ridder) 15 Engelman, Jan 50, 60 Forum 1, 3-4, 9-11, 13-15, 18-19, 21-22, 25-27, 31, 33, 35-42, 44-45, 47, 49-51, 54-55, 57-59, 62, 76-77, 79, 82, 86, 91, 93, 104-105 Geers, G.J. 51 De Gemeenschap 3 De Gids 3-4, 11, 26, 36, 50, 76 Gijsen, Marnix (pseud. van J.A. Goris) 11, 15, 19, 59 Goris, J.A. zie: Gijsen, Marnix Graaff, Chris de 60 Gravesande, G.H. 's 1, 97 Greshoff, J. 1, 4-28, 31-35, 37-40, 42-46, 49, 51, 53-59, 61-65, 67-68, 72-76, 79-81, 84, 86-95, 98-99 Greshoff-Brunt, Aty zie: Brunt, Aty {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} De Groene Amsterdammer 7, 10 Den Gulden Winckel 21, 57-58 Haarlems Dagblad 7 Heeroma, Klaas 3 Helikon 3, 21 Helman, Albert (pseud. van L.A.M. Lichtveld) 60, 76 Herreman, Raymond 11, 60 Hollandsch Weekblad voor België 7 Holkema, A.B. van 5, 31, 33, 35, 80, 84, 91, 105 Van Holkema & Warendorf 5, 8, 10, 12-13, 16-19, 31, 33, 35, 37, 63, 80-81, 84, 86-87, 91, 94, 96, 104-105 Jong, David de 60 P.N. van Kampen & Zoon 4, 15 Kelk, C.J. 14, 59-60, 106 Klaver, C.H. zie: Lennart, Clare Kool, Halbo C. 60 Kramers, Wijnand 57 Krimpen, Jan van 2 Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur 7 Kuitenbrouwer. L.M.A. zie: Kuyle, Albert Kuyle, Albert (pseud. van L.M.A. Kuitenbrouwer) 3 Landheer, Jo 21 Lennart, Clare (pseud. van C.H. Klaver) 87 Leroux, Karel 60 Lichtveld, L.A.M. zie: Helman, Albert Links Richten 3 Van Loghum Slaterus' Uitgeversmij 25 Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde 18, 57 (Leidsche Maatschappij) Marsman, H. 1, 9-12, 14, 18, 21, 48-51, 54, 57-60, 93, 96 {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} Marsman-Barendregt, Rien zie: Barendregt, Rien Mooy, A.E.J. de zie: Raedt de Canter, Eva De Nieuwe Gemeenschap 3 De Nieuwe Kroniek 10 Nieuwe Rotterdamsche Courant 7 Nieuw Vlaams Tijdschrift 25 Nijgh & Van Ditmar 4, 11, 15, 21, 25, 37, 45, 47, 57 Nijhoff, Martinus 4, 21, 50 Nijlen, Jan van 8, 10, 14, 18, 22-23, 35, 40-41, 43, 48-49, 53-55, 65, 67, 69, 73-75, 79-80, 83, 85, 87-90, 92-93, 96 Nouhuys, W.G. van 5 Nu 3 Oosten, A.J.D. van 60 Opwaartsche Wegen 3 Perron, E. du 4, 9, 11-15, 18, 25-26, 40, 44, 60, 67, 76 Pillecyn, Filip de 60 Em. Querido's Uitgeversmaatschappij 4, 21, 50, 54-55, 57-58 Raedt de Canter, Eva (pseud. van A.E.J. de Mooy) 7-8, 23, 61, 66-77, 83-85, 87-89, 93, 96 Rantwijk, Arthur van 1, 8, 15, 25, 34, 68, 74, 93, 95-100 Ridder, A.J. de zie: Elsschot, Willem Roelants, Maurice 9, 11, 44, 59 Roland Holst, A. 4, 76 Salomons, Annie 18 Scharten, Carel 69 Slauerhoff, J. 10, 14, 40, 59, 76 Spoelstra, C.J.G. zie: Doolaard, A. den De Stem 3-4, 25, 36, 49, 91 Stols, A.A.M. 3, 20-21 Stuiveling, Garmt 24-25, 60 Tai Aagen Moro (pseud. van W.J.Th. van Aggelen) 64 De Tijdstroom 19 {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Vaderland 7, 11 Varangot, Victor 15, 17, 19 (Virginia), 93 Varangot-ter Braak, Truida zie: Braak, Truida ter Veen, Adriaan van der 1, 7-8, 17, 19, 27 Vestdijk, S. 1, 11, 17-19, 21-23, 25-26, 35, 38, 40-41, 43-45, 47-50, 52-60, 62-65, 67-70, 72-73, 74, 79-80, 83-85, 87-90, 92-93, 96-97 Vries, Hendrik de 54, 60 Vries, Theun de 60 Vriesland, Victor E. van 10, 11, 54, 57 De Vrije Bladen 3-4, 11, 12, 21, 50, 57-58 Walschap, Gerard 11, 15, 59 Warendorf, M.E.H. 5, 25, 33, 35 Warendorf jr., S. 5 Wessem, Constant van 11-12, 57-58, 60 Zielens, Lode 60 Zijlstra, Doeke 1, 11, 18, 37-38, 44-45, 50, 55, 57, 91 1 Sprekende schrijvers. Nederlandsche en Vlaamsche letterkundigen in gesprek met G.H. 's-Gravesande, Amsterdam 1935, p. 70-103. 2 A. van der Veen, ‘Herinneringen van een tijdschriftredacteur. In gesprek met J. Greshoff [I-II]’, in Den Gulden Winckel 37 (1938) 11 (november), p. 5-8 en 12 (december), p. 7-10. 3 Th.A.P. Bijvoet [et al.], De Gemeenschap 1925-1941, 's-Gravenhage l986, p. 60-62. 4 Dineke Colenbrander [et al.], Opwaartsche Wegen, 's-Gravenhage [enz.] [1989], p. 67-68. 5 Zie over de verzuiling in de literatuur tijdens het interbellum: Ton Anbeek/Jan Bank, ‘Verzuilde literatuur. Een verkenning’, in Nederlandse Letterkunde 1 (1996) 2, p. 125-137. Forum wordt door hen net als De Gids, Groot Nederland, De Stem en De Vrije Bladen gerekend tot de neutrale zuil. 6 Remieg Aerts [et al.], De Gids sinds 1837. De geschiedenis van een algemeen-cultureel en literair tijdschrift, 's-Gravenhage-Amsterdam 1987, p. 133-140. 7 Paul de Wispelaere, Van stem tot anti-stem. Een historisch beeld van het tijdschrift De Stem als brandpunt van humanistische en vitalistische stromingen in de Nederlandse literatuur tussen de twee wereldoorlogen, Antwerpen 1974, p. 518-559. 8 J.J. Oversteegen, Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen, Amsterdam 1969, p. 261-284; en L. Mosheuvel, ‘Over de historische context van Prisma’, in Studia Neerlandica 1 (1970) 3, p. 77-94. 9 Letterkundig Museum, Den Haag, collectie-Groot Nederland, sign. G 893 P (omslag Contracten). 10 Erfgenamen of rechtverkrijgenden van vennoot-redacteuren kregen, blijkens artikel 11 van de in oktober 1902 opgestelde maatschapsovereenkomst, ‘geen recht zich in te laten met het beheer der maatschap, noch met de exploitatie en redactie van het tijdschrift’. 11 Tenzij nadrukkelijk anders vermeld, bevinden de geciteerde brieven zich in de collectie van het Letterkundig Museum. 12 L.P.J. Braat, Het voorlaatste woord, Amsterdam [1978], p. 69. 13 A. van der Veen, ‘Herinneringen van een tijdschriftredacteur [I]’ (noot 2), p. 7. 14 Letterkundig Museum, Den Haag, collectie-Groot Nederland, sign. G 893 P (omslag Financiële bescheiden). Deze verliezen komen omgerekend naar huidige bedragen globaal overeen met resp. ƒ30.000 en ƒ23.000. (Centraal Bureau voor de Statistiek, Divisie Sociaal-economische Statistieken, Consumentenprijsindexcijfers 1900-1995.) 15 K.F. Proost, Frans Coenen. Een beeld van zijn leven en zijn werk, Arnhem 1958, p. 185-190. 16 Clem Bittremieux, ‘Jan van Nijlen via Jan Greshoff’, in Tirade 191 (november 1973), p. 553-566. 17 Forum. Brieven, citaten, dokumenten en knipsels (ed. Willem Mooijman), 's-Gravenhage-Rotterdam 1969, p. 9; en E. du Perron, Brieven (ed. Piet Delen [et al.]), dl. 2, Amsterdam 1978, p. 306. Zie voorts Trudy Sas, ‘Forum en De Vrije Bladen’, in SIC 4 (1989) 4, p. 4-20. 18 Forum. Brieven, citaten, dokumenten en knipsels (noot 17), p. 193-200. 19 Remieg Aerts [et al.], De Gids sinds 1837 (noot 6), p. 138. 20 Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940 (ed. H.van Galen Last), dl. 2, Amsterdam 1964, p. 192, p. 193-194, p. 199, p. 232 en p. 235. 21 E. du Perron, Brieven, dl. 4, Amsterdam 1978, p. 383. 22 ‘De roman van Forum’, in Het Vaderland 14 mei 1965. 23 Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling (noot 20), p. 242. 24 Vgl. Maurice Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of Les liaisons dangereuses, Den Haag-Rotterdam [1965]; en Forum. Brieven, citaten, dokumenten en knipsels (noot 17), p. 377-387. 25 Willem Elsschot, Brieven (ed. Vic van der Reijt/Lidewijde Paris), Amsterdam 1993, p. 160-176. 26 Zie voor een beperkt overzicht: Jessica Voeten, ‘Hoe Simon Vestdijk redacteur werd van Groot Nederland’, in NRC Handelsblad 10 juli 1981; en Radboud van Steenhardt Carré, ‘Neutraal of filiaal. De relatie Groot Nederland en Forum’, in Literatuur 6 (1989) 1, p. 30-38. 27 A. van der Veen, ‘Herinneringen van een tijdschriftredacteur [I]’ (noot 2), p. 7. 28 ‘Frans Coenen’, in Salamanderboek, Amsterdam 1938, p. 18; hetzelfde fragment, met hier en daar een iets andere woordkeuze, in Verzameld werk [5]. Het boek der vriendschap, Amsterdam 1950, p. 133-134. 29 S. Vestdijk, Gestalten tegenover mij. Persoonlijke herinneringen, Den Haag 1961, p. 90. 30 Annie Salomons, Herinneringen uit de oude tijd aan schrijvers die ik persoonlijk heb gekend (ed. Harry G.M. Prick), Amsterdam 1984, p. 68. 31 Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling, dl. 3, Amsterdam 1965, p. 224. Zie over Vestdijks positie binnen de Forum-generatie: J.J. Oversteegen, ‘Vestdijk en Forum’, in Raster 2 (1968) 3, p. 292-311; J.L. Goedegebuure, ‘Vestdijk als Forumredakteur’, in Reisgidsen vol Belluno's en Blauwbaarden. Opstellen aangeboden aan Dr. H.A. Wage, Leiden 1976, p. 10-16; en R. Henrard, ‘Forum en Vestdijk’, in Vestdijkkroniek 67 (juni 1989), p. 2-21. 32 Nop Maas, ‘De Maatschappij en H. Marsman’, in Nieuw Letterkundig Magazijn 8 (1990) 1-2, p. 8-16; en S. Vestdijk, Gestalten tegenover mij (noot 29), p. 77-78. 33 Het is niet met zekerheid vast te stellen op wie Greshoff doelde. A. Brulez was een volstrekt onbetekenende Vlaamse schrijver. Daarnaast waren er drie broers Brulez die in aanmerking komen. Het meest waarschijnlijk is dat Greshoffs opmerking betrekking had op de romancier Raymond Brulez. Van 1934 tot 1936 verzorgde hij als opvolger van Marnix Gijsen een rubriek over Nederlandse literatuur in het Franstalige weekblad Cassandre. Raymond Brulez werkte in deze periode onder meer mee aan Forum, Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, De Tijdstroom en Dietsche Warande & Belfort. Raymond Brulez' oudste broer Ferdinand Brulez was civiel ingenieur en was tijdens de eerste wereldoorlog als hoogleraar aan de vernederlandste universiteit van Gent verbonden geweest; sinds 1918 woonde hij in Nederland. Een tweede broer, Lucien Brulez, had rechten en wijsbegeerte gestudeerd en was tijdens de eerste wereldoorlog oorlog docent aan de universiteit van Gent; na de oorlog week hij via Nederland naar Duitsland uit, waar hij als hoogleraar in de Franse letterkunde aan de universiteit van Hamburg werkzaam was. 34 Marsman stand op dat moment nog voor de keuze Ter Braaks plaats in de Forum-redactie over te nemen. (Zie J.L. Goedegebuure, Op zoek naar een bezield verband. De literaire en maatschappelijke opvattingen van H. Marsman in de context van zijn tijd, Amsterdam 1981, dl. 1, p. 314-315.) 35 Over deze tijdschriftplannen van Nijhoff zijn geen nadere gegevens achterhaald. 36 Geciteerd naar C. van Dijk, Helikon. Het tijdschrift, de reeks, Oosterhesselen 1990, p. 5. 37 Deze schuld komt omgerekend naar huidige bedragen globaal overeen met ƒ93.000. (Centraal Bureau vaar de Statistiek, Divisie Sociaal-economische Statistieken, Consumentenprijsindexcijfers 1900-1995.) 38 Frank van den Boogaard, Een stoottroep in de letteren. ‘Groot Nederland’, de SS en de Nederlandse literatuur (1942-1944), 's-Gravenhage 1987. 39 S.A.J. van Paassen, ‘“Ik ben er van overtuigd dot er zelfs met de gedunde gelederen toch nog een zeer behoorlijk tijdschrift te maken is.” Documenten uit de jaren 1945-1947 rond Groot Nederland: Groot Nederland, Nieuw Nederland of Nieuw Tijdschrift?’, in Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek 11 (1990), p. 57-84. 40 Brief Greshoff aan Pierre H. Dubais, 6 februari 1956; geciteerd naar Pierre H. Dubois, ‘De Brusselse jaren van Jan Greshoff’, in Ons Erfdeel 23 (1980) 1, p. 88-89. 41 E. du Perron, Brieven, dl. 6, Amsterdam 1980, p. 175. 42 A. van der Veen, ‘Herinneringen van een tijdschriftredacteur [II]’ (noot 2), p. 9. 43 E. du Perron, Brieven, dl. 6 (noot 41), p. 60. 1 Arthur van Rantwijk was in februari 1935 Victor Varangot (1912-1992) opgevolgd als secretaris van Greshoff. In de nalatenschap van Varangot bevindt zich niettemin een brief van Frans Coenen aan Greshoff uit augustus 1935. (Coll. mevr. J.L.W. van der Linden-Pisuisse, Joppe.) Deze brief heeft geen betrekking op de reorganisatie van Groot Nederland. (Med. Kees Lekkerkerker, Amsterdam.) 2 Bij het redactiewerk voor Groot Nederland liet Coenen zich bijstaan door Eva Raedt de Canter en Greshoff door Arthur van Rantwijk. De andere twee toenmalige redactieleden (Elisabeth Couperus-Baud en Jan van Nijlen) speelden om verschillende redenen geen rol van betekenis in de redactie. 3 Zie Bijlage III (Overleveringsgeschiedenis) voor deze hondgeschreven nummering (p. 107-115). 4 Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap, Assen 1995, p. 43. 5 Marita Mathijsen, Naar de letter (noot 4), p. 369. 6 Zie voor de problematiek van autorisatie: Marita Mathijsen, Naar de letter (noot 4), p. 130 en p. 137. 7 Vgl. Heinz Becker, ‘Die Briefausgabe als Dokument-Biographie’, in Probleme der Brief-Edition (ed. Wolfgang Frühwald [et al.]), Boppard 1977, p. 11-25. 8 De schriftelijke nalatenschap van Eva Raedt de Canter is in 1975 na haar dood door haar dochter Anna-Marie Kaas-Kaas (1925-1982?) vernietigd. (Med. van een nicht van Eva Raedt de Canter, mevr. T. Zwagerman-de Mooy, Oss; idem van de verzorgster tijdens Eva Raedt de Canters laatste levensjaren, mevr. M.E. Kraaij-Gorter, Edam.) 1 De varianten worden per document en per regel weergegeven, waarbij het gedeelte voor de spekhaak de tekst van het ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’ weergeeft en het gedeelte daarachter de oorspronkelijke tekst.