Juffrouw Ruffel en hare zeven geleerde poesjes Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de eerste druk vanJuffrouw Ruffel en hare zeven geleerde poesjes, welke wordt geschat tussen 1870-1880. 17 _juf001juff01_01 DBNL-TEI 1 2010 dbnl exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: BJ 26551 Juffrouw Ruffel en hare zeven geleerde poesjes. Gebr. Van der Post, Utrecht 1870-1880 Wijze van coderen: standaard Nederlands Juffrouw Ruffel en hare zeven geleerde poesjes Juffrouw Ruffel en hare zeven geleerde poesjes 2010-11-08 EB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Juffrouw Ruffel en hare zeven geleerde poesjes. Gebr. Van der Post, Utrecht 1870-1880 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_juf001juff01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} JUFFROUW RUFFEL EN HARE ZEVEN GELEERDE POESJES Met 15 Plaatjes. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} UTRECHT. GEBR. VAN DER POST. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Juffrouw Ruffel. Juffrouw Ruffel van 't Meer, Was wel oud, maar niet krom, Steeds met de naald in de weer Of aan de wasch, in een kom. Tegen ratten en muis Ging ze duchtig te keer, En zeven katten in huis Hield Juffrouw Ruffel van 't Meer. {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Rat en muis vlood ras heen Voor die vlugge armee; Maar ook daardoor meteen Namen ze d' arbeid juist mee. Maar daar zij niet wenscht dat men ledigheid leer', Zendt ze de katten naar school, Juffrouw Ruffel van 't Meer. Nu verveelt ze zich dra, 't Is zoo eenzaam en stil: Ras verlangt zij er na', Dat zij ze thuis hebben wil. Elk in een jol, daar keeren ze weer, Nu is zij weer vroolijk, Juffrouw Ruffel van 't Meer. {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Voor een keurig onthaal Gaat ze even op reis; Doch de poesjes, brutaal, Rijden schaatsen op 't ijs. ‘Straks valt er nog een!.... misschien nog wel meer, Gewed om een gulden!’ zegt Juffrouw Ruffel van 't Meer. Nu bereidt zij 't gebak, Zendt de katten van huis. Maar daar brengen ze strak Een ziek lammetje thuis. ‘Wat zijt gij meedoogend, gij doet mij veel eer, Gij krijgt elk een sprotje,’ zegt Juffrouw Ruffel van 't Meer. {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} De vrouw zat in den brand, Hoe kwam ze aan een min? - De katten.... warmen 't ledikant En leggen 't lam er ook in. Na vruchteloos draven, nu heen en dan weer, Komt ze ademloos thuis, Juffrouw Ruffel van 't Meer. 's Morgens voor dag en voor dauw Vond ze nergens een kat, Die waren, vlug en gauw, Met hun allen op 't pad. Hoe zij nu ook riep: ‘Komt, poesjes! komt weer!’ Geen poes die er antwoordt Juffrouw Ruffel van 't Meer. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Treurig en ontroostbaar Weent ze een tranenvloed. Maar zie, wat verschijnt haar?.... Daar naadren de katten met spoed. Elk op een schaap, te paard als een heer, ‘Weest welkom, mijn liefjes!’ zegt Juffrouw Ruffel van 't Meer. Haar vreugd had geen grens, Nu had ze haar zin. Vervuld was haar wensch, Het lam had een min. En al deed, van de jicht, haar been nog zoo zeer, Zij danst blijde in 't ronde, Juffrouw Ruffel van 't Meer. {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Zoodra de pachter vernam. Wie zijn schapen ontstal, Gezwind hoed en stok nam, Zijn hond de wacht aanbeval. Hij klopt met zijn staf wel meer dan twee keer, En zij keek door 't venster, Juffrouw Ruffel van 't Meer. Hij rijdt de katten naar huis, Leidt zelf 't paard bij den toom, Geeft ze ieder een veldmuis En aardbeienroom. ‘Nu,’ zegt hij, ‘toon 'k u het goed van mijn Heer, ‘Alles ter eere der katten van Juffrouw Ruffel van 't Meer.’ {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} Toen men bij 't hoenderhok stond, En de pachter zich wend', Vloog iedre kat (op een gans) van den grond En maakte zijn compliment. In zee strijken eindlijk de katten ter neer, En druipnat waren de katten van Juffrouw Ruffel van 't Meer. Voor de zorg van zijn lam En hun vroolijk humeur, Gaf hun de pachter een ham En leidde hen uit tot de deur. ‘Vaartwel, lieve katjes! 'k hoop, ik zie u nog weer, Doet vooral mijne groeten aan Juffrouw Ruffel van 't Meer.’ {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Nu zich vergast aan 't maal, Dat de Juffrouw hun schonk. Zij deden eer aan 't onthaal En leegden menigen dronk. ‘Lang mogen wij leven, vernoegd als weleer, ‘Dat wenscht u, mijn liefjes! Juffrouw Ruffel van 't Meer.’ {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<}