Neerlandia. Jaargang 21 logo_neer_01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van jaargang 21 van Neerlandia uit 1917. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren beijvert zich voor het verkrijgen van toestemming van alle rechthebbenden; eenieder die meent enig recht te kunnen doen gelden op in dit tijdschrift opgenomen bijdragen, wordt verzocht dit onverwijld aan ons te melden (dbnl.auteursrecht@kb.nl). p. 41: de kop ‘Ingezonden’ is tussen vierkante haken toegevoegd. p. 153, 185: op deze pagina's staat in het origineel tekst binnen notenbalken afgedrukt. In deze digitale versie is de bijbehorende tekst twee keer weergegeven: eenmaal in een plaatje met de notenbalken en eenmaal als tekst. Hierbij is, waar in het origineel de dichtregels van verschillende coupletten per notenbalk onder elkaar staan, voor deze digitale versie de juiste volgorde van de coupletten hersteld. p. 185: het artikel ‘Zeeuwsch Vlaamsch Volkslied.’ onderbreekt in het origineel het eraan voorafgaande artikel. In de digtiale versie is het ná dat artikel, op p. 186 geplaatst. _nee003191701_01 DBNL-TEI 1 2011 dbnl eigen exemplaar dbnl Neerlandia. Jaargang 21. Geuze & Co, Dordrecht 1917 Wijze van coderen: standaard Nederlands Neerlandia. Jaargang 21 Neerlandia. Jaargang 21 2011-11-25 KE colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Neerlandia. Jaargang 21. Geuze & Co, Dordrecht 1917 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_nee003191701_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==I==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} NEERLANDIA MAANDBLAD VAN HET Algemeen Nederlandsch Verbond. 21ste JAARGANG (1917). N.V. GEUZE & Co's DRUKKERIJ, DORDRECHT. {==II==} {>>pagina-aanduiding<<} Inhoud van den 21sten Jaargang 1917. Bladz. Abendanon, Mr. J.H. - De Julianascholen in Nederlandsch-Indië 205 Amerika. - 59, 100, 101, 120, 121, 148, 210 Ansoul, K. - Uit Mexico 111 Antillen, Groep Ned. - Verslag over het jaar 1916 117, 172 Verslag Alg. Vergadering 137 Australië 112 Barends, B. - Ingezonden 40 Beyderwellen, W. - Het besturen van Jongelieden-Afdeelingen 193 Berlijn 78, 92, 93, 133, 165, 204 Blommestein, Mr. A.L. van - Verslag der Alg. Vergadering van Groep Nederland 79 Bloemfontein 118 Bremen 52 Buenos Aires 92 Chicago 102 Chumaceiro, H.M. - Verslag over 1916 der Groep Ned. Antillen 117, 172 Daman Willems, J.A.L. - Naar aanleiding van ‘Karakter der Jongel.-Afd.’ 159 Davos 78 Deys, P. - Afrikaansch Wiegeliedje 153 Dinger Jr., J.Th. - Nederland roept U! 155 Emants, Marc. - Naschrift op het artikel ‘Bezwaren tegen de zoogenaamde Vereenvoudigde Spelling’ 42 Essen 154 166 Folker, J. van - Afd. ‘Nieuw-Nederland’ te Nieuw-York 148 Ham, Mr. W.N.M.v.d. - Jaarverslag over 1916 uit Buenos Aires 92 Hamel, Prof. Mr. J.A. van - Ingezonden 41 Heetwinkel, J.J. - Nederlandsch leven te Essen 154 Heusden, W.F. van - Comité voor Ned. kinderen in den vreemde 41, 62, 85, 106, 154, 216 Hoofdbestuur - Overzicht Vergadering van 6 Januari 19 Begrooting voor 1917 27 Levensmiddelen voor Nederlanders in den vreemde 52, 163 Jaarverslag over 1916 71 Overzicht vergadering van 21 April 90 Overzicht vergadering van 4 Augustus 146 Rekening en Verantwoording over 1916 162 Japan 93, 164, 203 Karsen, Ed. - Verweer 43 Ketwich Verschuur Mr. Dr. E. van - Open brief aan den heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge 124 Kiewiet de Jonge, Dr. H.J. - President Steyn † 1 Rede ter openin. van de Algem. Verg. van Groep Nederland 69 Antwoord op Open brief van Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur 125 Professor Kern † 131 Koning, Mr. P.W. de - De welluidendheid van ons Nederlandsch 195 Korndorffer, J.J. - Karakter der Jongelieden-afdeeling 142 Naar aanleiding van ‘Karakter der Jongelieden-afdeeling’ 158 Leipzig 53 Lier Ez., S. van - Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde, 13, 27, 49, 67, 86, 106, 130, 144, 162, 179, 202, 215 Lingen, Dr. W. van - Gemis aan belangstelling in Nederlandsch-Indië 87 Overzicht Oost-Indië 114, 134, 148, 169 De Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging in 1916 139 Mexico 111 Muller, Dr. Hendrik - Marthinus Theunis Steyn 4 Muller, H.C. - Bezwaren tegen de zoogenaamde Vereenvoudigde Spelling 42 Ned. Kinderen in den Vreemde. Comité voor. - 13, 27, 49, 67, 86, 106, 130, 144, 162, 179, 202 Nederland, Groep - Van de Afdeelingen 9, 33, 55, 83, 96, 126, 168, 186, 196, 204 Aan onze medeleden 29 Algemeene Vergadering 30, 53, 79 Begrooting voor 1917 33 Rede van den Voorzitter ter opening der Algemeene Vergadering 69 Jaarverslag en rekening en verantwoording over 1916 94 Beknopt verslag vergadering Groepsbestuur 26 Mei 134 Buitengewone Groepsvergadering 163, 182 Besluiten genomen op verg. van 5 Sept. 13 en 20 October 186 Oost-Indië. - 10, 35, 37, 56, 76, 98, 109, 112, 114, 134, 136, 148, 151, 154, 169, 205, 207, 208 Ou-Boet. - Zuid-Afrikaansche Brieven 138 Oudschans Dentz, Fred. - Suriname 250 jaar Nederlandsch 15 Suriname herdacht 39 Gedenkdag. Wat Neerlandia voor een GrootNederlander beteekent 141 Peski, F.W.A.J. - Holland op zijn malst 212 {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} Bladz. Petersburg 53 Plantenga, P. - Jaarverslag over 1916 uit Davos 79 Prins, R. - Prof. Van Noppen over Nederland en de Nederlanden 101 Redactie. - Nederlandsch hooger onderwijs in Duitschland en Engeland 6 Mededeelingen en Allerlei. 10, 26, 43, 63, 84, 104, 126, 143, 161, 176, 196, 213 Nieuwe leden. - 12, 46, 65, 107, 128, 180, 200, 214 Ned. Gymnastiek-Ver. te Stockholm 22 Nederlandsch in Rome 22 Afrikaansche Taal en Letteren 23 Uit het Interneeringskamp Harderwijk 34 Naschriften 35, 41, 43, 112, 158 Bladvulling 42, 50, 62, 103, 106, 111, 120, 154, 168, 175 Neerlandia 51 Afdeeling Bremen 52 Afdeeling Leipzig 53 Uit Petersburg 53 Uit Hollandsch-Amerika 59 Verantwoordingslijst van giften voor Volksopbeuring 68 Verantwoordingslijst van giften voor de Hollandsche Kolonie te Roodebeeke 68 ‘Indië’, Geïllustreerd Weekblad voor Nederland en Koloniën 76 's Lands Plantentuin te Buitenzorg 77 Nederlandsche Vereeniging te Berlijn 78 Uit Berlijn 92, 93, 133, 165 Uit Japan 93 Suriname 99, 116 Onze West 99 Afdeeling Kaapstad 100 Modest Lauwerijs 100 Nederlandsch leven in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika 100 Uit Chicago 102 Indië Weerbaar 109 Uit Australië 112 Ned. Zuid-Afrikaansche handel 117 Afdeeling Bloemfontein 118 In den trant van Potgieter 120 De Nederlandsche samenleving in Amerika. 121 Melt Brink gehuldigd 139 Ned. Kamer van Koophandel te Pretoria 140 Groep Suriname. Herleefde belangstelling 151 Wat de Afrikaansche tuinbouw aan de oude Hollanders verschuldigd is 152 Redactie. - Vrije studie in Zuid-Afrika 152 Nederlandsche Herinneringen in Japan 164 Koninginnedag te Essen-Ruhr 166 Vreemdelingenverkeer 166 Studiebeurzen voor West-Indië 172 Het Hollandsch in Zuid-Afrika 176 Afdeeling Potchefstroom 177 Statistiek van het Nederl. Consulaatwezen 178 Zeeuwsch-Vlaanderen 185 Onze West in beeld en woord 190 Nieuw Collegegebouw der Chr. Geref. Kerk te Grand-Rapids, Mich. 192 Aankoop en kultuur van grond Ned.-Indië 207 Afdeeling Buitenzorg 208 Rome 22 Schepers, Dr. J.B. - Een Indiese avond 10 Schoch, Mr. Dr. C.F. - Een standaardwerk 24 Schorremans, Edmond - Vlaamsch leven in 't Kamp te Zeist 188, 208 Simons, L. - Vreemdelingen in ons midden 61 Naar aanleiding van de briefwisseling van Ketwich Verschuur-Kiewiet de Jonge 143 Peters en Meters voor Vlaamsche krijgsgevangenen in Duitschland 196 Snoek, H.F.R. - De eerste Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht 8 Son, C. van - Algemeene Vergadering van Groep Nederland 30, 53 Nederl. Tooneelschrijvers en Nederl. Tooneeldirecties 54 Jaarverslag van Groep Nederland over 1916 94 De waarde van Neerlandia 145 Buitengewone Groepsvergadering 163 Huldiging Dr. H.J. Kiewiet de Jonge 182 Stoke Jr., Melis - Amerikaansche brieven 120 Stockholm 22 Suriname 15, 39, 98, 116, 151 Taalcommissie 39, 63, 83, 103, 123, 173, 187, 211 Tillema, H.F. - Voor Kromoblanda III 85 Waarom kent men Indië zoo slecht? 154 Valette, Th.G.G. - Jan Dinger † 35 Hygiënische toestanden in Ned.-Indië 35, 56 Mr. C.Th. van Deventer-Stichting 98 Bevestiging van Tillema's woorden 98 Onze Oost-Indische Koloniën 112, 136 Vlis, Ch.C. van der - Naar aanleiding van ‘Karakter der Jongelieden-Afdeeling’ 158 West-Indië 24, 172 Wierts, J.P.J. - Afrikaansch Wiegeliedje 153 Yperlaan, J. - Kinderverzorging 196 Zuid-Afrika 23, 117, 138, 139, 140, 152, 153, 172, 210 {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} Afbeeldingen. Bladz. President Steyn † 1 A.J. de Villiers 6 Sluitzegel Jaarbeurs 8 Kaartje van Suriname 16 Plantage Peperpot 17 Plantage Waterland 17 Gezicht o/h Gouvernementsplein te Paramaribo 18 Leden der Ned. Gymnastiek-Ver. te Stockholm 22 Jan Dinger † (1853-1917) 35 Ouderwetsche, gezonde Europeesche woning 36 Ongezonde Kampongwoning 36 Kijkje in een Indische achterbuurt 37 Markt te Paramaribo 38 Plantage Leonsberg 38 Woningen met door bandjirwater doorweekte aarden vloeren 56 Inlandsche vrouwen, die zich wijden aan ziekenverpleging 57 Huis (?) met dak van oude petroleumblikken 57 Palembang, schilderachtig maar ongezond 58 Z. Ex. Mr. Th.B. Pleyte, Minister van Koloniën 76 Dr. E. Moresco, Secretaris-Generaal van het Departement van Koloniën 77 Ingang van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg 77 Groepsbestuurders, Afdeelingsvertegenwoordigers en belangstellenden in ‘Musis Sacrum’ te Arnhem (Alg. Verg. van Groep Nederland) 81 Graf van den schilder Du Chattel te Yokohama 93 Kolonel de Groot, bevelhebber van het Leger des Heils in Japan 93 Modest Lauwerijs 100 Afbeelding uit ‘Nijver Nederland’ 105 Kaart van Ned.-Indië op die van Europa 110 Bewoners van de Mentawei-eilanden (Sumatra's westkust) 113 Groep van Inlanders te Rantau (Borneo), die juist de godsdienstoefening van het Hadjifeest hebben verricht 113 De tegenwoordige Nederlandsche Monsterkamer te Johannesburg 119 Straat te Johannesburg, waar de Ned. Monsterkamer is gevestigd 119 Professor Kern † (1833-1917) 131 Melt Brink 139 Afrikaansch Wiegeliedje 153 Brug over het Hollandsch Diep bij Moerdijk 167 Haven met Heffers (Elevators) te Rotterdam 167 President Steyn als student te Deventer 176 Dr. H.J. Kiewiet de Jonge 181 Zeeuwsch Vlaamsch Volkslied 185 Gouvernementshuis te Paramaribo 191 Militair Hospitaal te Paramaribo 191 Vrouwen en meisjes in kottokostuum op weg naar een trouwhuis 191 Bacoven (bananendrogerij) op plantage Kronenburg 191 Calvin College te Grand Rapids (Michigan) 192 Antoon van Wouw, Afrikaansch Beeldhouwer 198 Borstbeeld van Generaal Koos de la Rey 198 Juliana-Stichting 206 Tooneel-Afdeeling van den West-Vlaamschen Bond in het Interneeringskamp te Zeist 209 {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 1. Januari 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND De tijd en heeft nooit weggenomen Den naam en 't overschot der vromen, Want na dat zij zijn overleên Zoo blinkt hun deugd voor iedereen. Vondel. INHOUD: President Steijn †, door H.J. Kiewiet de Jonge. - Martinus Theunis Steijn, door Dr. Hendrik Muller - Ned. hooger onderwijs in Duitschland en Engeland - Nederland: De eerste Ned Jaarbeurs te Utrecht. door H.F.R. Snoek - Van de Afdeelingen - Een Indiese avond, door Dr. J.B. Schepers Mededeelingen en Allerlei - Nieuwe Leden - Verantwoording Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde, 2de lijst - Advertentien. President Steijn. † De volle beteekenis van zijn {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} dood zal eerst langzaam doordringen. Zelfs kost het moeite op zoo'n afstand zich daarvan de werkelijkheid in te denken. De geest van Steijn is voor de wereld buiten hem onafhankelijk geworden van zijn stoffelijk bestaan. Niet gebonden aan de wetten der traagheid, zal die geest de verre toekomst doordringen, want zijn naam zal onsterfelijk zijn onder de menschen. Waardoor? Niet door zijn geleerdheid, niet door roemruchtige daden; - in den Boerenoorlog waren Kruger, de Wet, de la Rey, Botha, Cronjé, meer op de lippen dan hij. Spotprenten op Steijn, ik herinner ze mij niet behalve een uit Pick-me-up, in een dolhuis, met een papieren kroon schuin op het hoofd en een lange korenaar als koningsstaf: incurably mad. De pers en de teekenaars hielden zich weinig met hem bezig. Maar die eene spotprent, die is dan toch een bewijs dat men hem in verband bracht met grootsche plannen, wijde zichten, al was het spottend. En bij het zien van dat prentje, kan men zich niet losmaken van de gedachte, dat had Engeland de Republieken de eerlijke kans gegeven zich zelf te zijn, van zelf een grooter Afrikanerrijk had kunnen worden geboren, met Steijn als hoofd. Onder 't presidentschap van Boshoff verluidde al de begeerte om Transvaal, Vrijstaat en de jonge republiek Lijdenburg, tot één gemeenebest te vereenigen. Dat was kort voor 1860, het jaar dat Pretorius, de Transvaler, juist door die Unie-partij, met het oog op nauwere aansluiting, in den Vrijstaat tot president werd gekozen. Maar Engeland dreigde met herroeping van het verdrag van Bloemfontein, waarbij in 1854 de republiek onafhankelijk was verklaard, en wat nog erger was, de Vrijstaters verbraken den band met de Transvalers, die elkaar onderling gingen bevechten. Tweedracht in het huis van den buurman, maakte schuw en voorzichtig. {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Na Amajuba, in '81, kwam er weer samenwerking. Door de geschiedenis met de diamantmijnen zelf ook wijzer geworden, zag de Vrijstaat steeds duidelijker den toeleg van Engeland om Transvaal den adem af te nijpen, steeds duidelijker ook den toeleg van Rhodes om de republieken van elkaar te vervreemden, zag het den Jameson-Raid, met zijn onrechterlijk naspel in Engeland, en het bloed kroop waar het niet gaan kon: Transvaal en Vrijstaat sloten in '97 een aanvallend en verdedigend verbond. Steijn was toen in de volle kracht van zijn leven, veertig jaar omtrent, Kruger twee en zeventig. Wat sedert dien is gebeurd, weet ieder. Ook dat Steijn nooit zijn handteekening zou hebben gezet op een vrede zonder behoud van volkomen onafhankelijkheid; liever den dood dan die vernedering. Had hij de bijeenkomst te Vereeniging tot het laatst kunnen bijwonen, 't parool zou niet onwaarschijnlijk doorvechten zijn geweest. Zou dit doorvechten de vrijheid en de eenheid hebben gebracht? IJdele vraag. Maar zoo ja, Marthinus Theunis Steijn zou het door allen in liefde en vertrouwen begeerde hoofd zijn geweest. Geen kroon, geen koningsstaf. Wel af en toe een korenaar in de hand, om de korrel te toetsen. Want in zijn rijk zou hij in den grooten eenvoud die hem kenmerkte, Boer zijn gebleven, een in wien al de deugden van zijn volk waren vereenigd tot een harmonisch geheel. Natuur schiep in hem het toonbeeld van den gaven modernen man. Stein's volle beteekenis voor zijn volk en voor de menschheid, kon nog niet geschreven zijn *). Maar wat ook uit archieven en verspreide stukken, brieven vooral, in het vervolg moge blijken, de toekomstige levensbeschrijver zal niet kunnen ontberen wat er ongeschreven thans nog van hem zonder opsiering in omloop is, en wat van mond tot mond zal gaan van geslacht op geslacht. Men zij in Zuid-Afrika en ook hier te lande bijtijds er op bedacht stelselmatig, met historisch inzicht, alle gegevens te verzamelen, die het in de toekomst aan een meesterhand mogelijk zullen maken, Steijn in zijn meest uiteenloopende maar altijd nobele openbaringen, als harmonisch geheel voor oogen te stellen. Dat zal een standbeeld zijn, waardevoller nog dan wat ongetwijfeld in erts of steen zichten tastbaar hem ter eere zal verrijzen. Want het zal de geheele wereld over in handen kunnen komen van allen, die zich graag verdiepen in het leven en de werken van de grootsten onder de menschen. Dien levensbeschrijver wacht een zeer zware taak. Steijn toch ging schuil achter zijn openbaringen, in een bescheidenheid die Profeten kenmerkt. Sla Mendelssohn op, South African Biography, het meest volledige overzicht van wat tot 1910 over Zuid-Afrika is geschreven. Op Steijn's naam staan daar vijf kleine geschriften; op dien van Kruger negen-en-twintig, waaronder zeer lijvige. Daaruit besluiten dat Kruger niet eenvoudig en bescheiden was, zou hoogst onrechtvaardig wezen. Tot den oorlog toe stonden de twee republieken tot elkaar als de rusteloos opgejaagde ever staat tot het vreedzaam grazend hert. Het eerste beteekent vervolging, altijd vervolging, tot eindelijk moe gesard de ever stand houdt, slachting aanricht onder de honden en ten slotte voor de overmacht bezwijkt. Het vreedzaam grazende hert is een idylle. De gelukkige Vrijstaat had tot 1897 geen geschiedenis. Wie Kruger en Steijn dan ook naast elkaar stelt als gelijksoortig, kan nooit geraken tot een juiste oordeelvelling. Beiden weerspiegelen de omgeving waarin zij werden geboren en opgevoed. Beiden, getogen uit het Afrikaansche volk, verleenen aan dat volk en bij uitbreiding aan den geheelen Nederlandschen stam, een roem, die nooit verwelkt. Vierledig is zijn leven, dat reikt van 2 October 1857 tot 28 November 1916: jeugd en studietijd, rechterschap en presidentschap, presidentschap en oorlog, zieke jaren. Hij sproot uit een der oudste Boerengeslachten. In 1668 kwam Douwe Gerbrand Steijn uit Leeuwarden naar Zuid-Afrika; hij trouwde 19 Augustus 1685 met Maria Lozee, eene Nederlandsche van onbekende woonplaats. Zij kregen vier kinderen. Ziedaar het begin van den Afrikaanschen stamboom der in Afrika wijdvertakte Nederlandsche Steijn's. En van hetzelfde jaar stammen de Bezuidenhout's, de van der Bijl's, de Faassen's, de Jansen's, de Schalkwijk's en de Verwey's, allen getrouwd met Nederlandsche vrouwen. Onze Steijn's vader was een vriend van President Brand en lid van den Vrijstaatschen Volksraad, getrouwd met een dochter van Wessel Wessels, een naam hier te lande zeer bekend uit het driemanschap Fischer, Wolmarans en Wessels. Marthinus kreeg een goede maar zeer strenge opvoeding. Na het Grey-College te hebben afgeloopen, de beroemde Bloemfonteinsche school van Dr. Brill, zou hij eerst boer worden, doch ging ten slotte naar Nederland om verder te studeeren, bezocht het Deventersche gymnasium, maar 't admissie-examen was hem te tijdroovend en een korter weg moest worden ingeslagen. Hij ging naar Londen en studeerde daar in ruim drie jaar voor de rechten af. Toen terug naar Bloemfontein, advocaat, rechter en eindelijk na Reitz President van den Vrijstaat. Dat was in 1895. Het staat er zoo nuchter, zoo'n opsomming van wel meer voorkomende feiten. Maar ik vraag mij af hoe het mogelijk is dat ik President nooit heb gevraagd naar meer bijzonderheden nog dan Rompel, die toch zoo prettig uitvoerig schrijft, over zijn reis met vriend Vels in de postkoets door Basoetoland over het Drakengebergte naar Durban. Zeker was zoo'n rit nog niet zonder gevaar in dien tijd. Tenminste wat wij gevaar zouden noemen, de Boeren dachten daar anders over. En dan hun beider samen reizen van Durban naar Europa met {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} President Kruger en Dr. Jorissen, die naar Engeland gingen vanwege de naasting van de Z.A.R. door Sir Theophilus Shepstone. In het algemeen kan het zoo spijten dat men in rustig samenzijn niet meer heeft gevraagd van zoogenaamde onbelangrijke dingen, die toch inderdaad den juisten kijk op de verhoudingen geven. President was zoo gul met zijn antwoorden, niet dat hij vlug en gemakkelijk sprak, integendeel, hij sprak wat zwaar en daardoor langzaam, zoodat zijn rustig zich rijgende woorden den bedachtzamen gedachtengang bijbleven, niet vooruitliepen en daardoor altijd den indruk gaven van bezonkenheid. Hem in de rede vallen, was onbestaanbaar; men luisterde onder den ban van zijn stadig woord en hing aan zijn lippen. Daar de gesprekken nooit liepen over zijn persoonlijk leven, is dat misschien de reden dat dit ook nooit ter sprake werd gebracht. Maar in Afrika zal men al die bijzonderheden wel weten en wij zullen ze zeker vernemen te eeniger tijd. Alles van Steijn zullen wij vernemen, want Afrika zal ook in dit opzicht zijn eereschuld aan President met liefdevolle zorg trachten te delgen. Vóór zijn Presidentschap was naar verluidt, Steijn wel niet een alledaagsche, maar toch ook niet een buitengewone verschijning. Het portret uit zijn Londenschen tijd, toen hij aan de Inns of Court studeerde, wekt dan ook enkel den indruk van een onbedorven, vriendelijken jongen man, volstrekt niet een althans wien men een zoo voortreffelijke leiderschap van een volk zou aanzien. Voordat de gebeurtenissen Steijn's innerlijke kracht ten volle ontplooiden, had hij zich reeds een naam verworven, den heelen Vrijstaat door, van te zijn een uiterst betrouwbaar, vriendelijk, rechtschapen man. Door zijn rondreizen als rechter kende hij iedereen en iedereen hem. Hij was een volksman geworden in den allerbesten zin des woords. Toen President Reitz aftrad, werd Steijn dan ook met overgroote meerderheid tot diens opvolger verkozen. In Mei '96 aanvaardde hij zijn hooge ambt, maar hij bleef dezelfde, eenvoudige, bescheiden man. Poultney Bigelow vertelt hoe hij bij den President aanbelde en hem door een dienstmeisje werd opengedaan; hoe bij een gastmaal daar ten huize, enkel door meisjes werd bediend. ‘Stel u voor, zegt hij, een Engelschen Gouverneur zonder zijn stoet van mannelijke bedienden uit Engeland meegebracht. Het is iets onmogelijks!’ En voor het gebouw soldaten noch politie. Steijn voelde zich geen hoogwaardigheidsbekleeder, hij voelde zich burger onder de burgers, altijd voor iedereen gelijkelijk toegankelijk. Zoo was Kruger ook; diens stoep is beroemd geworden. Beiden waren als herdervorsten, begeerende met iedereen in vrede te leven. Maar bereid tot het alleruiterste als de beslissende ure kwam, voor rust, veiligheid, vrijheid. Die ure kwam en zij kwam niet onverwacht. De Boerenoorlog had voor Transvaal een lang, voor den Vrijstaat een kort voorspel. Het zou zijn water dragen naar de zee om over dat alles en over Steijn's aandeel aan den oorlog als aanvoerder en staatsman, uit te weiden. Zijn onkreukbare trouw aan volk en bondgenoot, zijn open, eerlijke uiteenzetting van grieven, zijn waardig onaantastbaar tegenbetoog aan den vijand, dat alles en nog veel meer maakt zijne proclamaties en zijne toespraken gedurende den oorlog, tot weinig geëvenaarde uitingen van schier volmaakte menschelijkheid. Steijn's openbaar woord uit dien tijd is van alle tijden; het is wat hem zal doen voortleven, nu zijn stem voor altijd is verstomd. Maar wien Nederland het meest heeft liefgehad, dat is niet geweest de held, niet de staatsman, dat is geweest de zieke, van 1902 af de zieke, toch altijd de ziel van het Hollandsch-Afrikaansche volk, de raadsman, dien de hoofden der staatkundige partijen in moeilijke oogenblikken tot scheidsrechter kozen, de vader des volks, eerbiedig geliefd als nooit een gekroond hoofd geëerd is geworden. En naast hem rijst voor ieders oog, van wie het groote voorrecht hebben gehad haar te hebben leeren kennen, President's vrouw, zij die lief en leed met hem heeft gedragen, wier eigen bescheidenheid en smart evenwel niet duldt dat hier over haar wordt uitgeweid. Weinig menschenparen hebben geleefd, die zoo een toonbeeld waren van samen opgebouwde en samen betrachte hooge levensopvatting. Steijn is onverhoeds door den dood aangeraakt, terwijl hij een vergadering van Afrikaansche vrouwen toesprak, dicht bij het gedenkteeken, dat niet het minst ook door zijn zorgen verrezen is ter nagedachtenis van de in de hongerkampen omgekomen Afrikaansche vrouwen en kinderen. Hij, de groote, forsche man, nog in de kracht van zijn leven, plotseling ontvallen aan verwanten en vrienden, aan geheel zijn volk, aan geheel den Nederlandschen stam, aan geheel de wereld. ‘Eilaes, 't moet al gestorven sijn!’ Maar Steijn zoo jong nog, en dan zoo plotseling. En de gedachte gaan naar andere dooden van het den laatsten tijd zoo zwaar beproefde Zuid-Afrika, onsterfelijk ook in de geschiedenis der menschheid, ook door de felle dood gegrepen in hun volle kracht. De la Rey doodgeschoten als een dief in den nacht, en niet weet men door wien en niet weet men waartoe. Fourie doodgeschoten na zulk een vonnis, als de eeuwen door van tijd tot tijd het rechtsgevoel der menigte diep hebben beleedigd. Beyers verdronken, vluchtend voor vervolgers uit eigen volk. Die drie gedenkende prijzen wij Steijn gelukkig dat zijn dood niet is geweest een geweldadig afbreken van nog stuwkrachtig leven, maar het einde omdat het leven zich had uitgeleefd. Aan mevrouw Steijn-Fraser, aan Collin Steijn, den zoon, die hier te lande zooveel vrienden heeft, aan verder de kinderen, aan heel het Hollandsch-Afrikaansche volk, breng ik uit naam van ontelbaar velen de betuiging van onzen diepgevoelden rouw. H.J. KIEWIET DE JONGE. {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Marthinus Theunis Steyn. De Nederlandsche stam heeft een zijner edelste loten verloren, Zuid-Afrika zijn grootsten en dierbaarsten schat. Eerbiedig en vol dank staat al wat Nederlandsch spreekt en denkt aan het graf van dezen edelen onder de edelen, van den laatsten staatspresident van het laatste Hollandsche gemeenebest. Onze gedachten gaan dwalen door het verleden; en dan ontrolt zich voor ons oog een leven van alzijdige en ongerepte schoonheid, een leven zonder eenige smet, een leven bestuurd door blijmoedige toewijding aan den plicht tegenover God, tegenover het vaderland en tegenover het gezin. Dat is de volgorde der krachten geweest die den gestorvene hebben geleid. Eerst een jeugd, gesleten op het platteland, in het boerenbedrijf, onder de vroolijke krachtbrengende zon van het Vrijstaatsche hoogeveld, een jeugd die hem een stalen gezondheid schonk, een machtige, volledige lichaamsontwikkeling en een opgeruimden geest. De eenzaamheid der oneindige vlakten bracht hem tot bespiegeling; en toen zijn jongelingsjaren waren aangebroken had hij zijn karakter gerijpt, zijn levensweg gekozen en zijn ideaal vastgesteld. Hij is er trouw aan gebleven, zijn leven lang. Niet op de zegenrijke stichting van President Jan Hendrik Brand, het Grey-College te Bloemfontein, dat onder de voortreffelijke leiding van den Nederlander Dr. Jan Brill den Vrijstaat en ook anderen Zuid-Afrikaanschen gewesten tal van jonge mannen heeft geschonken, in staat en bereid om mede te werken aan 's lands bestuur en ontwikkeling, had de jonge Theunis Steyn - want bij zijn tweeden, echt Nederlandschen naam werd hij genoemd - zijn opvoeding genoten. Dit was in die dagen de eenige inrichting voor middelbaar onderwijs in de beide republieken, en hij voelde nu zijn kennis onvoldoende. Toen nam hij het groote besluit om trots zijn bijna 20-tal jaren, in Nederland schoolonderwijs te gaan zoeken om tot de rechtsstudie te worden opgeleid. Een paar jaren woonde hij daarvoor te Deventer en ging toen voor zijn universitaire vorming naar Londen wegens de tijdsbesparing, die zijn leeftijd wenschelijk maakte. Enkele jaren als pleitbezorger te Bloemfontein volgden en daarna een benoeming tot rechter. Toen nu hardnekkige slapeloosheid den edelen staatspresident Reitz tot aftreden dwong, werd Steyn met overweldigende meerderheid tot diens opvolger gekozen in het begin van 1896, toen pas Dr. Jameson de zusterrepubliek had trachten te overrompelen. De Vrijstaters, die den spoorweg door hun lànd hadden zien misbruikt voor verborgen aanvoer van wapens voor de opstandelingen in Transvaal, verlangden een staatspresident, die aan de zijde zou staan van de bedreigde zuster, een staatkunde, die onze geliefde doode met hart en ziel was toegedaan. President Steyn wenschte geen vijandschap met Engeland, noch verkorting van deszelfs billijke aanspraken. Zooveel mogelijk wilde hij den machtigen nabuur ontzien. En toen hij door mij een verdrag had doen sluiten met Duitschland, dat wenschelijk was zoowel voor de economische ontwikkeling van zijn staat als ter uitdrukkelijke handhaving der algeheele onafhankelijkheid, ging hij niet in op het aanbod, dat een tweede groote mogenheid, Oostenrijk, tot mij richtte, om zich op haar beurt door een verdrag van vriendschap en handel met den Vrijstaat te verbinden. De President wenschte elken aanstoot, die niet dringend noodzakelijk was, te vermijden; en nooit heeft dientengevolge de Vrijstaat een vast, blijvend-geaccrediteerd gezantschap, waar ook, ingesteld, al had hij daartoe het volkomenste recht. Het is voor kleine staten niet de zaak gelijk te hebben maar gelijk te krijgen. Bij herhaling wees hij mij er op, bij mijn arbeid voor het gemeenebest toch vooral niet te vergeten, dat Zuid-Afrika is een kooi met een Hollandschen vogelerin en tegelijkertijd een Britschen, die daarin voor goed zijn opgesloten en wier belang het dus is in vrede saam te werken. Maar hij eischte voor den eigen vogel het leven en den onverletten wasdom. Dat is het grondbeginsel geweest van zijn staatkunde. Overgelukkig waren de Vrijstaters met Zijn HoogEdele, titel van den bestuurder der vaderen, den gouverneur-generaal onzer Oost-Indische Compagnie. Hij was de eerste ‘seun van die land’ die aan hun hoofd kwam, want al zijn voorgangers waren Kapenaars geweest. Temidden van henzelven was hij geboren en getogen; en zoowel zijn vader als zijn moeder behoorde tot een Vrijstaatsch geslacht, dat der Wessels. Ook een echte Vrijstaatsche had hij tot echtgenoote verkregen, die met hart en ziel gestaan heeft aan de zijde van haar uitverkorene en van beider volk. 's Presidenten huwelijk is voor alle betrokkenen een onverdeelde zegen geweest en niets dan liefde en toewijding hebben in zijn gezin geheerscht. Ook zijn uiterlijk steunde hem. Groot en krachtig van bouw, kaarsrecht, met reuzenschouders, maar de kleine handen en hooggewreefde voeten van verre Fransche voorzaten, den langen baard der Boeren, maakte hij een statigen indruk, steeds meer naarmate de zorgen voor zijn staat haar stempel op hem drukten. Geen vorstenuiterlijk wekte meer eerbied dan dat van den president, nadat zijn land hem was ontnomen. Zijn vormen waren gelijk aan die der meest beschaafde kringen, waar ter wereld ook. Rustig en weloverwogen was zijn woord, zijn optreden vriendelijk en eenvoudig, waardig maar wars van alle praal. Zoo wilde het ook zijn volk. Toen ik, niet wenschende dat een andere vreemde regeering hem het eerst zou onderscheiden, van den Nederlandschen minister Röell de machtiging verkreeg, hem het grootkruis aan te bieden van den Nederlandschen Leeuw, schreef hij mij, dit aanbod ‘zeer hoog te waardeeren. Echter hoop ik, dat het mij niet ten kwade zal worden geduid indien ik U zeg, dat ik niet ééne decoratie zal aannemen, zijnde die in strijd met het gevoel {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} van het Vrijstaatsche volk alsmede met mijn eigen beschouwing omtrent republikeinsche beginselen.’ Toch droeg hij een Hollandsch lint; zijn breede oranje statie-sjerp, de eenige uiterlijke aanduiding van zijn ambt, was Haagsch maaksel en het erop geborduurde wapen van den staat was ontworpen en geschonken door onzen laatsten Vorst. In zijn ambt is hij gegroeid. In den aanvang stemde de HoogEdele Volksraad herhaaldelijk zijn voorstellen af, ook al bepleitte hij die in de zitting. Hij zeide mij zelfs toen, dat de Vrijstaters liever hem zouden missen dan dr. Brill, omdat die onmisbaar was en hij niet. Hij voelde zich toen meer de uitvoerder van den wil des volks dan de leider daarvan. En de man, wiens wil wet was omdat het heele volk in hem zijn meerdere erkende, is hij eerst geworden gedurende den Boerenoorlog en na de inneming van zijn hoofdstad. Het samengaan met Transvaal dagteekent niet van hem, maar van 1889, toen President Reitz het zoogenaamde ‘eerste politieke verbond’ met Krüger sloot. Maar wel heeft hij dat bevestigd, uitgebreid en krachtiger gemaakt. En toen Engeland het mes zette op de keel van de Zuid-Afrikaansche republiek, heeft hij al de krachten van zijn staat, van zijn hoofd en van zijn hart in haren dienst gesteld. Geen poging liet hij achterwege voor een vredelievende oplossing, Doch toen niets baatte, loste hij het gegeven woord in met het wagen van zijn leven en met het bestaan van zijn staat. ‘Ik verbeur liever mijn leven dan mijn eer’, sprak hij tot zijn Volksraad, in die roerende rede waarin hij, krachtens het gesloten verbond, den Vrijstaat opriep te wapen. Toen trok hij op met de Vrijstaatsche commando's; en hij is te velde gebleven temidden zijner mannen, meestal bij het commando van Christiaan Rudolph de Wet, tot de doodsklok luidde voor wat hem dierbaarder was dan het leven, 's lands onafhankelijkheid. Geen enkele poging, geen enkel offer mocht geschuwd worden om die te behouden; maar het geweten moest schoon blijven, het verbodene vermeden en het volkenrecht nauwlettend in acht genomen. Geen oorlog is ooit op menschlievender wijze gevoerd dan door de Boeren. Bij onzekere vraagstukken werd onveranderlijk beslist ten voordeele van den vijand. Generaal den Beer Poortugael's ‘Oorlogsrecht’, dat ik hem kort te voren gestuurd had, heeft hem gedurende den geheelen oorlog nauwelijks verlaten. Daar op het veld, gedurende meer dan 2½ jaar rijdens en strijdens, in welke de president van den staat niet één nacht voor het hoofd een ander stutsel had dan zijn zadel, is hij gegroeid tot den afgod zijn volks. Zoolang hij vocht bleef de hoop. Toen na de inneming van Bloemfontein en van alle andere Vrijstaatsche dorpen, luisterenswaardige stemmen spraken van neerleggen der wapens, voordat ook Transvaal zou zijn verwoest, verzond hij daarheen dat merkwaardige telegram, betoogende dat thans eerst het oogenblik was gekomen om te toonen dat men een man was en een vaderlander en om te zorgen dat men het nageslacht fier in de oogen zou kunnen zien. Hij heeft stand gehouden tot het einde, tot de eik gekraakt terneder lag. De zware zorgen, deernis met de vrouwen en kinderen in de concentratie-kampen, verontwaardiging en bekommering, de onzekerheid omtrent zijn gezin, de eindelooze vermoeienissen knaagden aan zijn gestel. Lang zwoegde hij in de blakende zon onder kleeren, te velde vervaardigd uit een paardedeken, omdat hij te groot was voor de buitgemaakte pakken der Engelschen; totdat ik eindelijk een Haagsch stel kleeren van zijn maat door de linies kon krijgen. Ten slotte gaf bedorven voedsel den genadeslag. Kort voor den vrede deelde hij des morgens bij het opbreken in het halfduister een stuk worst uit zijn zadeltasch met de naast hem rijdenden. ‘Wat eet president daar?’ riep toen ontsteld Cornelis Dupreez, zijn trouwe adjudant, ziende dat dit voedsel niet meer deugde. Doch het was te laat; en vergiftigd moest weldra de geestelijke leider in een wagentje worden vervoerd, te ziek om mede te onderhandelen te Vereeniging over den vrede. Hij werd gedragen aan boord. En toen hij te Scheveningen terneer lag, was het niet mogelijk hem zonder ontroering te aanschouwen. Zelfs de hand kon hij nauwelijks opheffen en de lippen waren tot het vormen van woorden niet meer in staat. Toen is het wonder geschied. Dank zij den Amsterdamschen hoogleeraar Winkler en niet minder zijn voortreffelijke gade is hij weer opgestaan en heeft na een lang verblijf in Nederland, te Reichenhall en te Cannes, zich weer opgericht. De hulp, de vriendschap en hoogachting, in die dagen in Nederland ondervonden, hebben hem, die trouw en erkentelijk was, dubbel gehecht aan het land zijner vaderen, voor 1668. Doch de kracht was gebroken. Wankel bleef de gezondheid. Inspanning was onmogelijk, de oogen bleven half geloken, de hand niet in staat tot voortgezet gebruik. Hij moest zich terugtrekken op de kleine plaats, die hij voor den oorlog te Kaalspruit nabij Bloemfontein had gekocht. Zes jaren dienst aan het hoofd van den staat hadden hem geen fortuin bezorgd, maar integendeel zijn klein bezit versmolten, en aan eenige vrienden viel nu de eer te beurt hem daar een eenvoudige woning te bouwen; een eer, want liet hij niet antwoorden op zeker aanbod: ‘President sal lieverster hooi eet dan die geld aanneem’? Hij noemde de plaats ‘Onze Rust’ en die heeft hij er genoten, in ruime mate, bestraald door geluk. Want hij had geleerd en leerde ons, te berusten in den wil van den Allerhoogsten, wiens wegen, vermaande hij, immers ondoorgrondelijk zijn en die beter weet dan wij wat goed voor ons is. Zijn kinderen zag hij opgroeien in zijn geest, zijner waardig, twee dochters zich vereenigen met gelijk gezinde fluksche Vrijstaters, een derde aan het hoofd der Oranje-school zorgen dat de {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} jonge moeders van de toekomst worden opgevoed in vaderlandschen geest. En hij voelde zich omringd door de liefde van zijn volk. Deelneming aan het staatkundig leven heeft hij daar zooveel mogelijk vermeden, omdat, verklaarde hij mij, hij zich niet meer gerechtigd achtte woorden te spreken, die zijn lichaamskracht niet meer toeliet in daden om te zetten. Maar een uitzondering heeft hij gemaakt voor het grootsche gedenkteeken ter eere en gedachtenis van de tientallen duizenden vrouwen en kinderen, die omgekomen zijn in de concentratie-kampen, vele malen talrijker dan de gesneuvelden te velde. Dat gedenkteeken, door hem aan een Nederlandschen beitel toevertrouwd, is aan zijn aandrang en vasthoudendheid te danken. En dan heeft hij zijn wankele lichaamskrachten niet ontzien om de Zuid-Afrikaansche Unie te vestigen en de zelfregeering. Zonder hem ware zij niet tot stand gekomen, noch de gelijkstelling tusschen de beide talen, in de grondwet. Samenwerking, trouw aan 's lands godsdienst, taal en zeden, fierheid op het eigen bloed en voorgeslacht, aan beide zijden van den Oceaan, dat was het wat hij voor en van zijn Afrikaners wenschte; en thans nog is dat de weg, door zijn lichtend voorbeeld gewezen. President Steyn, - want President is hij gebleven voor zijn geheele volk, in aanspraak en in gevoel, - had een helder, scherpzinnig verstand, dat zich in klimmende mate ontwikkeld had en hij is een uitnemend bestuurder geweest; zelfs de Engelschen noemden den Vrijstaat ‘the model republic’. Maar het waarlijk grootsche in hem was zijn karakter. Tot een slechte daad, een lage gedachte, een ruwheid zelfs, was hij niet in staat. Men werd beter door zijn omgang, was trotsch op zijn goedkeuring, verlegen onder zijn dank, omdat het immers een eer was, hem ter zijde te staan. Men zag op tot hem in liefde en ontzag. Wij Nederlanders hebben, reeds vóór jaren, zijn beeltenis geplaatst in de eerehal van 's rijks museum, onder één dak met den grootsten Oranje, met Rembrandt, Tromp en de onwaardeerbare schatten onzer historie. Zoo zal ook te eeniger tijd ongetwijfeld in zijn land een gedenkteeken voor hem verrijzen. Maar noodig om hem te doen voortleven bij zijn volk is dat niet; want als op hem gedicht is het woord van Vondel op onzen grooten Maerten Tromp: ‘Hij heeft zichzelv' in 't hart der burgren uytgehouwen.’ De rots van Bloemfontein is neergezonken in de aarde en stut ook daar de pijlers van het Hollandsch-Afrikaansche volksbestaan. Dr. HENDRIK MULLER. Leden, gij bespaart het A.N.V. onnoodige kosten door bij eerste aanbieding der kwitantie uw bijdrage te voldoen. {== afbeelding A.J. de Villiers.==} {>>afbeelding<<} Nederlandsch hooger onderwijs in Duitschland en Engeland. In de Kreuzzeitung heeft een opmerkelijk artikel gestaan over het Nederlandsch als leervak in Duitschland, blijkbaar afkomstig van bevoegde hand. Het is een pleidooi om in Duitschland de beoefening van onze taal aan te moedigen. De aanleiding is het verkeer met de Vlamingen geweest. Het is toch zonderling, zegt de schrijver, dat de Duitschers in België over het algemeen beter met de Walen konden praten dan met de taal- en stamverwante Vlamingen. En waar de Duitschers op geestelijk gebied de Vlamingen niet weer uit het oog kunnen verliezen, is meer kennis van het Nederlandsch, dat als schrijftaal met het Vlaamsch samenvalt, in Duitschland gewenscht, aangezien immers de taal het beste middel is om met elkaar betrekkingen te onderhouden. Maar ook in het algemeen, vervolgt de schrijver, verdient het Nederlandsch de bizondere belangstelling van de Duitschers. En dan komt een uitspraak, die ons te meer genoegen doet, omdat het streven van ons Verbond tijdens dezen oorlog in andere kringen dikwijls miskend is: ‘De Groot-Nederlandsche taal- en cultuurbeweging heeft een zuiver wetenschappelijk en literair karakter. Zij wil niet veroveren, maar het bestaande Nederlandsche taalbezit in Vlaanderen, Zuid-Afrika, Amerika en Indië door geestelijk en persoonlijk verkeer met het Nederlandsche kernland behouden en voor verwildering vrijwaren.’ Dan komt een gedeelte, waarin de schrijver zich {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} beklaagt, dat er in Duitschland zoo weinig aan de beoefening van onze taal is gedaan. Er zijn slechts aan twee hoogescholen, te Bonn en te Munster, professoren in het vak. Laatstelijk is er, naar de schrijver meent, ook te Leipzig een hulpkracht voor het Nederlandsch aan de universiteit verbonden. Iedere universiteit moest ten minste een lector in onze taal hebben, zegt de schrijver. Ook in de Duitsche filologische tijdschriften wordt aan het Nederlandsch te weinig aandacht gewijd. Billijkheidshalve mogen wij na deze klacht de opmerking niet achter houden, dat, moge de schrijver ook gelijk hebben, dat onze taal in zijn land te weinig is beoefend, Duitschland van de landen van andere sprake zich toch nog het meest om het Nederlandsch heeft bekommerd, hetgeen natuurlijk ook een gevolg is van de verwantschap tusschen de twee talen. In geen ander land hebben meer geleerden zich onze taal eigen gemaakt om Nederlandsche wetenschappelijke werken te kunnen lezen dan in Duitschland, waarvan de Duitsche wetenschappelijke tijdschriften kunnen getuigen. En de Nederlandsche filologie heeft aan het onderzoek van Duitsche geleerden heel wat te danken. Maar dat de kennis van het Nederlandsch en daardoor van ons volk in Duitschland grooter kan zijn, is ook onze meening. Wat de beteekenis van het Nederlandsch voor den handel betreft, zegt de schrijver weer belangwekkende dingen. Wij halen aan: ‘Tegen de invoering van het Nederlandsch op de handelshoogescholen kan misschien worden ingebracht, dat de beteekenis van deze taal in den wereldhandel gering is en dat de Nederlandsche kooplieden het Duitsch gewoonlijk voldoende beheerschen. Dit laatste is ongetwijfeld juist. De ekonomische beteekenis van de Nederlandsche taal mag men echter niet onderschatten. De uitbreiding ervan overtreft, wat het aantal sprekenden betreft, die van alle Skandinavische staten bij elkaar. Zij heeft een aanzienlijke literatuur op het gebied van handelstechniek en vooral van koloniale ekonomie. Eenige Hollandsche kranten, als het Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamsche Courant, zijn wereldbladen, die iedere moderne koopman van tijd tot tijd ter hand moet nemen. Ook mogen wij wel hopen, dat voortaan in Antwerpen, waar het Fransch zich als handelstaal genesteld had, het oude Nederlandsch weer in verkeer en op kantoor tot eere zal komen. Ten slotte is echter ook voor den koopman de vreemde taal niet alleen een werktuig, maar ook een middel om het karakter van een volk te leeren kennen.’ Hier zegt de schrijver voor ons vleiende dingen, maar toch ook pijnlijke, - pijnlijke, waar hij ons herinnert aan een tijd, dat het Hollandsch in den wereldhandel een heel andere beteekenis had dan nu, en ook, waar hij ons herinnert, dat onze eigen kooplieden en industrieelen, ondanks onze aanzienlijke literatuur op gebied van handel en ekonomie, zich uit voorliefde of uit onkunde niet van den rijken Nederlandschen woordenschat in hun vak bedienen, maar van een leelijk mengelmoes van Nederlandsche en vreemde vaktermen. En dan de verdringing van het Vlaamsch door het Fransch! Ook het slot van schrijvers betoog is de moeite waard. Wij laten het zonder opmerkingen volgen: ‘Het grootste belang bij het leeren van het Nederlandsch hebben natuurlijk die streken van Rijnland, Westfalen, Hannover, die aan het Nederlandsche taalgebied grenzen, en ook de Noordwest-Duitsche handelshavens. Men moest daarmede rekening houden in de hoogste klassen van bepaalde gymnasia en hoogere burgerscholen. De streken langs de Hollandsche grens, waarvan het dialect meer Nederlandsch dan Duitsch (Platduitsch) is, zijn in de laatste tientallen van jaren wel zeer gekrompen, maar zij bestaan altijd nog. Voor 1866 pleegden vele Oost-Friezen, vooral theologen, in Groningen te studeeren. Het gymnasium in Kleef heeft tot het midden van de vorige eeuw door facultatief onderwijs de betrekkingen met den Westelijken nabuur gaande gehouden. In den tijd van de nationale vereeniging en om de algemeene verbreiding van het Hoogduitsch te bevorderen, heeft men deze draden verbroken. Thans bestaat er geen gevaar meer dat onze eenheid van taal daardoor zou kunnen lijden.’ De schrijver legt er ten slotte nog den nadruk op, dat men bij de invoering van het Nederlandsch als leervak zonder dwang en met beperking te werk moet gaan. Hij meent, dat men met weinige lesuren reeds veel zal bereiken. Dit wat Duitschland betreft. Uit Engeland vernemen wij, dat het University College te London, een hoogeschool van de Londensche Universiteit, een reeks lezingen over Nederlandsche taal en letteren heeft geopend. De eerste lezing was van den welbekenden heer J.A.J. De Villiers, hoofd van de afdeeling kaarten van het Britsche Museum en zoon van een Kapenaar. Hij gaf schetsen uit onze geschiedenis. Onze gezant Jhr. Mr. R. de Marees van Swinderen leidde den spreker in en vele leden van de Nederlandsche kolonie waren er bij tegenwoordig. Die lezing had nog een ander belang dan om de persoon van den spreker en zijn onderwerp. Men is namelijk bezig geld bijeen te brengen, en vertrouwt te zullen slagen, om aan University College een leerstoel, althans van een ‘Reader’ of lector, in het Nederlandsch en de Nederlandsche geschiedenis te verkrijgen. Men hoopt, naar het heet, aldus bij Engelsche studenten belangstelling voor onze geschiedenis te wekken. Engeland en Nederland hebben in het verleden inderdaad elkaar op zoo menig gebied ontmoet, dat een nadere kennis van de Nederlandsche geschiedenis en het Nederlandsche standpunt in Engeland nut kan hebben. Er is nog een ander belang aan den leerstoel verbonden. Er studeeren in Londen vrij wat Afrikaanders. Voor hen, die in Zuid-Afrika de rechtspraktijk willen volgen, is de opleiding daar nog de aangewezen weg. Dat er dikwijls voor de {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} mannen, die later in Zuid-Afrika een leidende rol zullen spelen, buitengewoon veel van afhangt of ze hun hooger onderwijs in Engeland, in een Engelsche sfeer, hebben gehad, dan wel in ons land in een Nederlandsche sfeer, valt gemakkelijk met voorbeelden aan te toonen. Steijn en Hertzog hebben in ons land hun eerste indrukken van Europa gekregen, Smuts en Malan, de minister, hebben in Engeland gestudeerd. Als die Afrikaanders te Londen ook Nederlandsch en Nederlandsche geschiedenis kunnen leeren, heeft de studie daar een aantrekkelijkheid te meer. Dat dit bij de mannen, die voor de stichting werken, heeft gewogen, blijkt uit de kwestie, die er reeds is, of het Nederlandsch van dien leerstoel het zgn. Hoog-Hollandsch dan wel het Afrikaansch zou zijn. De Afrikaansche studenten verlangden, dat het Afrikaansch zou zijn. Schreiner, de hooge commissaris van Zuid-Afrika te Londen, is er in gemoeid en naar het schijnt denkt men aan deze oplossing, dat de benoemde iemand zal wezen, die ook het Afrikaansch kent. Dit zou ook het voordeel hebben, dat Engelschen, die van zins zijn in Zuid-Afrika een loopbaan te zoeken, zich vertrouwd kunnen maken met de taal, die de Afrikaanders spreken en meer en meer schrijven. Hoe deze moeilijkheid echter ook opgelost wordt, wij verheugen ons over het plan om de letteren en de geschiedenis van ons land in Londen gelegenheid te geven zich te laten gelden. Nederland De Eerste Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Het plan tot het houden van jaarbeurzen is uitgegaan van de Vereeniging ‘Nederlandsch Fabrikaat’, de Maatschappij v. Nijverheid en de Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen, op welker aanstichten de Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland is opgericht. Dat nu de eerste jaarbeurs in de oude Bisschopstad zal worden gehoudon is 't gevolg hiervan, dat 't initiatief in der tijd is genomen door de afdeeling Utrecht der Vereeniging ‘Nederlandsch Fabrikaat’, en van den beginne af gaf het Utrechtsche Gemeentebestuur de meest krachtige medewerking. Hoewel het oorspronkelijk in de bedoeling lag de jaarbeurs te houden in het najaar van 1916, bleek al spoedig, dat de tijd van voorbereiding te kort zou zijn, en ook een groot bezwaar was de onmogelijkheid haar in zoo korten tijd voldoende bekend te maken in het buitenland, zoodat werd besloten, dat de beurs zou worden gehouden in het vroege voorjaar van 1917, en wel van 26 Februari tot 10 Maart. De bedoeling is meer bekendheid te geven aan voortbrengselen van Nederlandschen bodem; daarom mogen alleen die van Nederlandsche of van Nederlandsch-Indische herkomst worden verhandeld. Dat meer onderlinge bekendheid tusschen den Nederlandschen fabrikant en den tusschenhandel hoog noodig was, is bekend genoeg. Als bezoekers worden slechts handelaren toegelaten. De geheele opzet is trouwens zakelijk, met vermijding van alles wat naar een tentoonstelling overhelt. Natuurlijk is het niet de bedoeling, dat de fabrikant geen monsters zou mogen uitstallen; de huurders van de monsterkamers of van de tafels worden hierin geheel vrij gelaten. Met opzet is het woord ‘jaarBEURS’ en niet het woord ‘jaarmarkt’ gekozen, welke laatste benaming allicht aanleiding zou kunnen geven tot de gedachte aan eene tentoonstelling. In de daarvoor ingerichte monsterkamers, die alle geheel gelijk zijn, en 16 vierk. M. oppervlakte hebben, kunnen de fabrikanten hunne waren, monsters of teekeningen uitstallen en rustig de zaken met hunne afnemers bespreken. Evenals verkoop in 't klein is de verkoop van artikelen van vreemden oorsprong verboden. 's Avonds en 's nachts worden de gebouwen gesloten, voor bewaking zal worden zorg gedragen. Groepeering in gelijksoortige industriën zal voor een snelle afdoening van zaken zooveel mogelijk plaats hebben. Hoewel het eerst in de bedoeling lag de Jaarbeurs in te richten op het Vreeburg en in de daar staande Gemeentegebouwen, bleek, dat door de groote deelneming nog naar ander geschikt terrein moest worden uitgezien. Het gevolg is geweest, dat ook het geheele Janskerkhof in beslag is genomen. Wie niet geheel vreemdeling in Utrecht is, weet hoe buitengewoon gunstig gelegen beide terreinen zijn. Het Vreeburg heeft een oppervlakte van 14.214 vierk. M., inbegrepen de oppervlakte van Handelsbeurs en Fruithal, groot 1670 vierk. M. Hiervan wordt 5441 vierk. M. bebouwd. Het Janskerkhof heeft een oppervlakte van 6450 vierk. M., hiervan wordt 2678 vierk. M. bebouwd. Voor de noodige eetgelegenheden op de terreinen wordt gezorgd, ook wordt een tijdelijk post- en telegraafkantoor opgericht met de noodige telefooncellen. Het aantal deelnemers bedroeg op 16 December 623! Streng wordt er door de Commissie van Toelating op toegezien, dat alleen Nederlandsche fabrikanten vertegenwoordigd worden. Winstbejag is van de zijde der Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland geheel uitgesloten. Haar eenig doel is belangloos steun te bieden aan de Vaderlandsche Nijverheid en den nationalen handel, in den harden tijd van inspanning, {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} welke na den oorlog voor de Nederlandsch nijverheid en handel zal aanbreken, in welk streven de Vereeniging van den aanvang af krachtig is gesteund door Rijks- en Stadsoverheid. Nadrukkelijk zij de aandacht erop gevestigd, dat de Jaarbeurs niets te maken heeft met verschillende plannen tot het houden van permanente of tijdelijke tentoonstellingen in Utrecht of andere steden, het tot stand komen van handelspaleizen, of hoe deze anders genoemd mogen worden. Het is gebleken, dat bij de Nederlandsche fabrikanten veel, heel veel belangstelling bestaat. Mogen door ruim bezoek *) de Nederlandsche en ook de buitenlandsche handelaren bewijzen, dat de belangstelling niet van één zijde is gekomen. Bedriegen de voorteekenen niet, dan behoeft voor gebrek aan belangstelling van deze laatste zijde geen vrees te bestaan. 's-Gravenhage, Dec. 1916. H.F.R. SNOEK. Van de Afdeelingen. Amsterdam. Mej. Ant. van Dijk en de heer Hans Franco Mendes hebben voor de leden dezer afdeeling een uitstekend geslaagden Nederlandschen zang- en muziekavond gegeven, volkomen iets naar den geest van het Verbond, zooals de verslaggever van Het Nieuws van den Dag schreef en aan wiens zeer waardeerende bespreking we nog de volgende zinnen ontleenen: Mejuffrouw van Dijk heeft op een geheel eigen, pakkende en bekorende wijze laten hooren, en eigenlijk ook laten zien, wat er zooal opgedolven is uit den vrijwel vergeten schat van liederen, die in vroeger tijd veel gezongen werden. Laten hooren door haar stem en laten zien, door een bij den tijd van het lied passend gewaad aan te trekken. Bij een reeks Minneliedjes begeleidde zij zich bovendien op de luit. Zooals zij daar zat in een zeventiende-eeuwsch rood met bont omzoomd oppergewaad, de luit om de schouders gehangen, geleek zij een levend geworden schilderij van Gerard Dou of Teniers. Ook de Middeleeuwsche balladen, de liederen uit de 17de en 18de eeuw, eveneens in tijdskostuum, en later gezongen hedendaagsche Hollandsche liederen (o.a. van Tetterode en mevrouw Manna de Wijs-Mouton) hadden veel bijval. De heer Franco Mendes begeleidde dit alles, behalve de luitliedjes, zeer nauwgezet. Hij droeg zelf een vijftal oud-Hollandsche boerenliedjes uit den bundel van Julius Röntgen voor en ontplooide zijn volle kracht in de voordracht van vier Symphonische Preludes van hemzelven. Dat was gezonde, frissche muziek, die terecht warm toegejuicht werd. 's-Gravenhage. De vorige maand heeft deze afdeeling twee vergaderingen gehouden, één gewijd aan het vraagstuk der afschaffing van het Fransch als leervak op de Lagere school. Na de doorwrochte inleiding van den heer G. van Dorsten, had over dit onderwerp een opgewekte leerzame gedachtenwisseling plaats. De andere vergadering gaf gelegenheid tot afhandeling van huishoudelijke aangelegenheden en het bespreken van voorstellen voor de algemeene vergadering van Groep Nederland. 6 Jan. treedt voor de Burger- en Jongel. Afd. in de groote bovenzaal der Oranjesocieteit op: prof. Bodenstein, met het onderwerp: Het nationale leven in Zuid-Afrika. Harderwijk. Als secretaris der Burger-Afdeeling is opgetreden de heer S.P. Timmers, arts. Nijmegen. De heer J.F. Burgersdijk, secr. dezer Afd. schrijft: Het bestuur van de afdeeling Nijmegen en omstreken heeft zich terstond, nadat het Comité voor Ned. Kinderen in den Vreemde zich had gevormd, bereid verklaard mede te werken, daar het doel geheel en al strookt met geest en bedoeling van het Verbond. Wij meenen hierop in Neerlandia te mogen wijzen, daar wij van meening zijn dat ook alle andere afdeelingen zich voor deze zaak dienen te beijveren. De Nijmeegsche werkwijze zij met een enkel woord vermeld. Eerst werd een vrij uitvoerige oproeping in de plaatselijke bladen geplaatst, wier administraties evenals de leden van ons bestuur zich bereid verklaarden gelden in ontvangst te nemen. Na eenige dagen bleek dat zoodoende het beoogde doel niet te bereiken was. Er werden toen ongeveer 600 omzendbrieven aan de voornaamste inwoners van stad en omstreken gezonden. Persoonlijk gevraagd bleken velen bereid tot geven en in korten tijd kwam een flink bedrag in. Toen ons door den heer S. van Lier in het begin van November mededeeling werd gedaan van de som die tot eind October was ontvangen, bleek dat meer dan een tiende gedeelte door ons was bijeengebracht. In het geheel werd na aftrek van verschillende onkosten f 1175.30 afgedragen aan den penningmeester van het Comité. Wageningen. De heer A.B. Wigman heeft in Ceres een krachtige oproeping gericht tot de studenten der Landbouwschool om zich aan te sluiten bij het A.N.V. en zijne beginselen in en buiten Nederland hoog te houden. In het volgend nr. werd een artikel over doel, werking en inrichting van het A.N.V. geplaatst, ingezonden door den heer M.A.F. Dijkmans, schrijver der Stud.-Afdeeling. O.m. door zijn bemoeiïng is te Wageningen een burgerafdeeling opgericht. {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Een Indiese avond. *) (14 Nov. 1916). De Afd. Haarlem en O. heeft in samenwerking met de Afd. Oost en West een avond in elkaar gezet om de leden op de hoogte te brengen van de gedachtenstromingen in onze Oost. Daartoe hebben wij drie Inlanders S. Surya Ningrat, de banneling Soewardhi, lid van de Voormalige ‘Indiese partij’ op Java, Ratu Langie, een in Den Haag werkend hoog ontwikkeld Minnahasser en de Javaanse Dichter Noto Soeroto uitgenodigd en het was werkelik iets biezonders. De eerste zette uiteen de redenen, die leidden tot het stichten van Verenigingen als Boedi Oetomo, Sarikat Islam, Indiese partij, en wees op de betekenis van ‘Indie weerbaar’; hij was de terughoudendste, die maar even iets van zijn gloed liet merken, toen hij het over 't verbod van Idenburg had, dat zij drieën (Douwes Dekker, Dr. Tjipto en hij) langer in de Oost zouden vertoeven. Ratu Langie, die dezelfde zaken van de kant van de buitenbezittingen bekeek, was levendiger in zijn manier van zeggen, uitbundiger, zou ik haast zeggen, als dat woord in Indië paste. Hij ook wilde bij aanval van een buitenlandse vijand ten strijde trekken en verklaarde dat de Minnahassers naar Java zouden vliegen om dit te verdedigen. Dit laatste in debat met de gep. Overste Kooy, die eveneens met bevredigende tijdingen uit Indië o.a. uit Atjeh kwam en ze bij ons in het midden bracht. Maar ook hij, Ratu Langie, was niet tevreden en de Molukse Dr. Tehupejory, die ik sprak, al evenmin, om dezelfde reden: bij de volken die de buitenbezittingen te verdedigen zouden krijgen werden de Ambonnezen niet genoemd. N.B.! Zij de trouwste bestanddelen van ons leger. Ik denk dat dit een vergissing is. Maar bovenal wees Ratu Langie op de betekenis van goed onderwijs en hij noemde sijfers van belangstelling in vele streken b.v. in de Menang Kabause landen, waarbij 't gebrek aan plaatsruimte lelik afstak. Ook het grote belang van het Maleis als algemene voertaal overal van het onderwijs werd aangetoond, omdat hij uitging van de gedachte: wij moeten de meest ontwikkelde volken als Minnahassers, Ambonnezen, Menang Kabauers enz. als soldaten hebben, als verdedigers van Indië. Zo wees dus ook hij op de gemeenschappelike zucht om in geval van nood te wapen te vliegen, vóór en met Nederland. Immers nog vele ‘decenniën’ had men ons nodig. Deze toon klonk in beider redevoeringen door en het is aan ons, Nederlanders, zou ik zeggen. om te zorgen dat onze belangen in deze ‘decenniën’ zo geheel samengroeien, dat men ten slotte, ook bij het komend zelfbestuur van Indië ons als helpers en leermeesters ten zeerste gewenst blijft vinden en vooral - als vrienden van de kleine Maleiers. Onze pioniers, mannen als de gep. overste Kooy, zullen in Indië nooit gemist kunnen worden. Uit een andere richting liet Noto Soeroto op dit alles weer nieuw, ander licht vallen. Hij sprak dichterlik-filo-theosofies over de oorlog en wees ons op de onoverkomelike ellende, als we daar niets van overhielden dan rijkdom en zucht naar meer. Wij moesten ons ‘ik’ doen uitgaan tot de wereld, maar niet in haat, niet om in te pakken. Wij moesten geven, niet nemen. Onze liefde moest uitgaan tot dat land dat zoveel voor Nederland gedaan had. Hij somde maar op. Wij moesten er ontwikkeling brengen, maar meteen zorgen, dat er geen voorbarige vijand kwam, die onze goede plannen in de war stuurde. Zo kan men zich voorstellen, hoe belangrijk dit een en ander was om aan te horen en hoe warm wij andere Afdelingen aanbevelen op deze zelfde manier belangstelling te wekken. Ook hij, een enkele maar, hoop ik, voor wie deze vraagstukken van geen betekenis zijn, maar die van zijn Nederlands houdt, kan genieten en zich verbazen over de kranigheid, helderheid en dichterlikheid bij het hanteren van onze taal door deze drie vreemde sprekers. De Javaanse dichter Noto Soeroto vergastte ons ten slotte ook nog op een paar diep gevoelde gedichten. Een pracht van een avond! Haarlem. J.B. SCHEPERS. Mededeelingen en Allerlei. Telegrammen. Aan mevrouw Steijn, Onze Rust bij Bloemfontein, werd de vorige maand het volgend telegram verzonden: ‘Het Algemeen Nederlandsch Verbond rouwt met U, Uw kinderen en Uw volk.’ Naar Washington werd het volgende getelegrafeerd: ‘Het Algem. Nederl. Verbond brengt diepgevoelde hulde aan President Wilson voor diens pogingen om klaarheid te brengen in de internationale verwikkelingen. Kiewiet de Jonge, Voorzitter.’ Een Nederlandsche feestavond te Stockholm. Onze vertegenwoordiger te Stockholm, de heer J. Rippe, schrijft: Ter eere der alhier op hare terugreis uit Rusland, vertoevende Nederlandsche ambulance, gaven Consul-generaal en Mevrouw Immink eene avondpartij in de feestzalen van Restaurant Rosenbad alhier. De familie Immink had ook de vriendelijkheid, de leden der Nederlandsche kolonie met hunne dames, daarbij uit te noodigen, waardoor dezen in {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} de gelegenheid werden gesteld, met de leden der ambulance (18 dames en heeren, onder leiding van Dokter Wiederhold) eenige recht aangename uren door te brengen. Het was een echt Hollandsch-gezellige avond. Het toeval wilde dat het juist Sint Nicolaasavond was, wat er niet weinig toe bijdroeg, de aangename stemming te verhoogen. Een opgewekt bal besloot dezen feestavond, waarvan de familie Immink alle eer heeft en die bij alle genoodigden ongetwijfeld eene aangename herinnering heeft achtergelaten. Pater Spee †. Het Centrum meldde dezer dagen dat den 30en October te Siena (Italië) de Nederlandsche priester Felix Spee is overleden, ‘die bij vele Nederlanders, vooral bij hen, die Italië bezochten, geen onbekende is. Pater Felix Spee immers was gekend en bemind in het vaderland en allen, die eenige jaren geleden Assisi en het heiligdom van Loreto bezochten, hebben een blijvende herinnering aan den ijvervollen en gedienstigen landgenoot, dien zij daar ontmoetten.’ ‘Lange jaren bracht Pater Spee door in het heilig convent van Assisi, waar hij een echte hulp was voor al degenen, die daar kwamen voor Franciscaansche studiën of alleen maar de plaatsen kwamen bezoeken, waar de groote ordestichter geleefd had en waar zijn verheerlijkt graf gevonden wordt. Siena heeft den vreemdeling, die daar slechts kort vertoefde, eene indrukwekkende begrafenis bereid, hierdoor bewijs afleggende, welke achting en liefde de bevolking voor dezen kloosterling koesterde.’ Dr. Lydia van Niekerk. ‘De Unie’, het Afrikaansche maandschrift voor school en huis, geeft in zijn November-afl. o.m. het portret van Mej. Dr. Lydia van Niekerk, thans voor goed aan het Hug. Kollege te Wellington verbonden. Zij is de eerste Afrikaansche, die het vorig jaar den graad van doctor in de Ned. Letteren verwierf. De titel van haar proefschrift luidt: ‘De eerste Afrikaansche Taalbeweging en zijn letterkundige voortbrengselen.’ Aanvulling Sprekerslijst. Voor afdeelingsavonden hebben zich nog bereid verklaard: Mej. Antoinette van Dijk, P.C. Hooftstraat 112, Amsterdam: Het Nederlandsche lied van de oudste tijden tot op heden, voorgedragen in kleederdracht behoorende bij de verschillende tijdperken; met geschiedkundige toelichting. (Enkele liederen met luitbegeleiding.) Everbard Beverwijk, blind pianist, Amsterdam. Uittreksels uit zeer gunstige binnen- en buitenlandsche beoordeelingen worden op aanvraag toegezonden. De heer en mevr. Albert Vogel, Delfzijl. Nederlandsche voordrachtavond. Verbetering. In het verslag van de laatste Groepsbestuursvergadering wordt als laatste ingekomen stuk genoemd een brief van den heer Leo Meert. Deze was echter geschreven ook namens den heer Karel van den Oever en bevatte het verzoek om van wege het A.N.V. het Algem. Handelsblad te wijzen op het den Vlamingen vijandig geschrijf van de door het Algem. Hbl. uitgegeven ‘Echo Belge’. Comité voor Ned. kinderen in den vreemde. Tot het Comité zijn nog als leden toegetreden de heeren Jul. Heidtmann, consul der Nederlanden en J.A. de Lanoy, beiden te Dusseldorp. Te Bremen is een onder-Comité opgericht, waarin zitting hebben de heeren: H.L. Baron, Consul der Nederlanden, Adr. van Meeteren, koopman en H.F.W. Perizonius; laatstgenoemde als Secretaris-Penningmeester. Ook de besturen der Burger- en Jgl. Afd. 's-Gravenhage hebben een plaatselijk comité gevormd. Secretaris-penningmeester is de heer W.F. Gerdes, Oosterbeek, 2e Schuytstraat 247. Nederlandsche uitvinding. De heer Frans Osse, een Zwollenaar van geboorte heeft in Amerika een nieuw soort motorrijwiel uitgevonden. Het is bekroond en wordt onder den naam ‘Motor Frans’ in den handel gebracht. Ned. kerkelijk leven in Amerika. De Ned. Geref. Kerk te Poughkeepsie, de oudste gemeente in Dutchers' County, in den Staat Nieuw-York, heeft, naar de N.R. Ct. meldt, haar 200-jarig bestaan gevierd met een aantal stichtelijke en feestelijke bijeenkomsten, waarbij op de Hollandsche afkomst groote nadruk werd gelegd. Zoo heette een der avondbijeenkomsten ‘Nederlandsche avonddienst’. De heer H. Spakler, consul-generaal der Nederlanden, die daartoe uit Nieuw-York was overgekomen, sprak er enkele toepasselijke woorden. Ook voerde daar het woord Cornelius Brett, predikant der Old Bergen Reformed Church te Jersey City. Het onderwerp zijner rede was: ‘Hollands bijdrage in Amerika’. De Nederlandsche avonddienst had een Hollandsch karakter, zoowel door de hulde, gebracht aan onze voorvaderen als door het zingen van gezang ‘To our Redeemer's Glorious Name’, op de wijze van het Wien Neerlandsch Bloed. De gemeente te Poughkeepsie werd op 16 Oct. 1716 door ds. Petrus Vas der oude Hollandsche kerk van Kingston opgericht. Het programma bevatte een chronologische lijst van de in Amerika opgerichte gemeenten der Ned. Geref. Kerk tot het jaar, waarin de kerk te Poughkeepsie werd opgericht. Wegens plaatsgebrek moeten o.m. eenige ingezonden stukken tot een volgend nummer blijven liggen. pa Red. {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Nederland. Begunstigend lid. Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, Mariastraat 25, Den Haag. Beschermende leden. H.P. Krull, arts, ‘Leeuwenhoek’, Velp. Firma H. Kooy, steenkolenhandel, Weerdjesstraat 106, Arnhem. Jhr. D. Rutgers van Rozenburg, Sweerts de Landasstraat 2, Arnhem. P. Stijnman, beheerder Theeschenkerij ‘Sonsbeek’, Arnhem. H.J.U. Hupkes, grossier in koloniale waren, Turfstraat, Arnhem. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. Mr. W.C.A. Baron van Haersolte, Utrechtscheweg 36, Arnhem. Gewone leden. J.G.H.F.W. Snijders, direct. Woningbureau, Hoofdstraat D 192, Velp. F.B. Smits, boekhandelaar en uitgever, Hoofdstraat, Velp. J. Kooy, Hotel Overbeek, Velp. H.A. Hooftman, apotheker, Velp. M.P.D. Baron van Sytzama, Op Rinsma State, Velp. A.L.W. van Dobben, oud-notaris, Overbeekpark 151, Velp. G.J. Albertz, Arnhemschestraat 87, Velp. A. Thiele, uitgever, Parkstraat, Velp. Firma Mekkink & Zonen, Biljoenscheweg D 45a, Velp. Mevr. de wed. A.L.H. Obreen van Palst, Havelaarstraat 50, Velp. J.A. Reyken, fabrikant, Vijzelstraat 4, Arnhem. P.M. Vroemen, lederhandelaar, Coehoornstraat 1, Arnhem. W. Mekking, boekhandelaar, Koningstr. 73, Arnhem. H.A. Scheers, in instrumenten, Rijnstr. 23, Arnhem. C.H.C. Bijvanck, Utrechtscheweg 38, Arnhem. G.C.J. van Heuven, accountant, Groote Oord 11, Arnhem. W.H. de Loos, wijnkooper, Eus. Binnensingel 1a, Arnhem. J.S. Gans, direct. Nederl. Bandweverij ‘De Nijverheid’, Bakkerstraat 56, Arnhem. M.IJ. Bruns, Etalage-Mij., Vossenstraat, Arnhem. J.J.W. IJsselmuiden, accountant, Jansbinnensingel 24, Arnhem. Mevr. A. Eck, Ketelstraat 31, Arnhem. H.J. Jebbink, onderwijzer, Bothaplein 8, Arnhem. Th.H.H. Witte, Zijpendaalscheweg 85a, Arnhem. J.E. van Beynum, Burg. Weertstraat 91, Arnhem. J. Verwoerd, Hulkesteinscheweg 13, Arnhem. J.G.S. Noble, Boulevard 127, Arnhem. J.W.C. van Riemsdijk, Electr. Techn. Bureau, Kerkstraat 3, Arnhem. Dr. H. Wagenvoort Jr., leeraar, Burg. Weertstraat 87, Arnhem. G.D. Harmsen, autohandel, De Wetstr. 13, Arnhem. C. Houttuin, autohandel, Ernst Casimirlaan 4, Arnhem. I.G.K.v.d. Sande, houthandelaar, Tivolilaan 4, Arnhem. Mejonkvr. C. Gravin van Limburg Stirum-Nijenburgh, Eusebiusbuitensingel 97, Arnhem. Th.J. Sikkink, kachelfabrikant, Nieuwstad 40, Arnhem. C.A. Jolles, Zijpscheweg 51c, Arnhem. B.W. Kraake, gep. officier, Apeldoornscheweg 63, Arnhem. S. Engelsman, meubelmagazijn, Oeverstr. 53, Arnhem. J.W. Croes, Zijpscheweg 83, Arnhem. Jhr. Mr. G.A. Nahuis, Bouriciusstraat 11, Arnhem. A.H.R.E. Paap, drukker, Boulevard 92, Arnhem. D. van Heuven, Sweerts de Landasstr. 22, Arnhem. J.C. Koningsberger, Apeldoornscheweg 39, Arnhem. B.W. de Waal, direct. Handelsbank, Van Pallandtstraat 50, Arnhem. Mr. J.F. Versteeven, direct. Onderlinge Hyp. Bank, Sweerts de Landasstraat 68, Arnhem. P.v.d. Steeg, Rijnkade 58a, Arnhem. G. van Zadelhoff Gz., Acethyleen-Mij., Rijnkade 51, Arnhem. Firma Robbers & v.d. Hoogen, wijnhandel, Rijnkade 10, Arnhem. H. Boissevain, Burg. Weertsstraat 106, Arnhem. L.A.I. Terwindt, direct. Nat. Bankvereeniging, Utrechtschestraat 15, Arnhem. J.L. Mogendorff, fabrikant van reukwerken, Kastanjelaan 42, Arnhem. K. Nieukerk, koopman, Steenstraat 2, Arnhem. F. Woudstra, fotograaf, Beekstraat 15a, Arnhem. J.M. Folmer, direct. Gen. der Pitmanschool, Bergstraat 15, Arnhem. Th.J van Oostveen, handel in bukskins, Kerkstraat 27, Arnhem. R.A.H. Misset, handelsdrukkerij, Zwanenstraat 25, Arnhem. H. van Santen, zaadhandelaar, Bakkerstr. 58, Arnhem. H. Melchers, groothandel in kunstmeststoffen, Velperweg 89, Arnhem. P. van Hooydonk, Bakkerstraat 76, Arnhem. J.V.C. Tresling, direct. der Amsterdamsche Crediet-Vereeniging, Van Lawick van Pabststraat 34, Arnhem. B. Pollmann, in galanteriën enz., Arnhem. C.F. Troost, notaris, Kippenmarkt 4, Arnhem. B.T.A. Westerouwen van Meeteren, Boulevard Heuvelink 112, Arnhem. C. Schrievekamp, handel in instrumenten, Vijzelstraat 7, Arnhem. G.J.C. Caderius van Veen, Groote Markt, Arnhem. G.J. Kloosterman Jr., grossier in kolinale waren, Turfstraat 20, Arnhem. Firma P.C. Küpper & J. Perquin, Boulevard Heuvelink 184, Arnhem. N.V. Van Mastrigt & Verhoeven, handelsdrukkerij, Nieuwstraat 44, Arnhem. M. Gans, grossier in fournituren, Bergstr. 13, Arnhem. H.H. Hes van Zweeden, wapenmagazijn, Oeverstraat 55, Arnhem. J. Reinders, porcelein- en cristalmagazijn, Weverstraat, Arnhem. A.J.A. Koninchs, direct. van de ‘Sphinx’, Hommelstraat 38-40, Arnhem. J. Willems, grossier, Markt 10, Arnhem. P.M. Hoefsloot, manufacturier, Bakkerstraat 35, Arnhem. L. Penning, red. Arnh. Dagblad, Dijkstr. 18, Arnhem. J. Lensink, houthandel, Rietgrachtstr. 47 Arnhem. W.A. Lensink, in bouwmaterialen, Boulevard H No. 30, Arnhem. J.M. Hupkes, N.V. Cartonnagefabriek ‘Concordia’, Arnhem. M. Mogendorff, papierhandel, Broerestraat, Arnhem. G.J. IJbes, wijnkooper, Betuwestraat 3, Arnhem. Mevr. A. Wanders-Ramaer, Prins Hendrikstraat 3, Arnhem. N. Koster, vischhandel, Steenstraat 15, Arnhem. Jac. Bouhuys, Chem. Stoomververij ‘Rammelweide’, Arnhem. Mr. B.F. Everts, adv. en proc., Parkstr. 70, Arnhem. A.B. van Dam, notaris, Diergaardelaan 2b, Arnhem. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. J.M. van Tiel, Hotel des Pays Bas, Groote {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Mej. M.H. Krayer van Aalst, Ochterveldstraat 52, Rotterdam. Opg. door den heer D.J. Tijssens, Rotterdam. Mevr. Viruly-Dalen, Willemskade, Rotterdam. Opg. door mej. E. Baelde, Rotterdam. J.v.d. Wall, Korte Wijnstraat 8, Rotterdam. H.H. Borel, Ochterveldstraat 41a, Rotterdam. E.V. Wernink, Ochterveldstraat 41a, Rotterdam. A.W. Pikaar, Schiekade 26, Rotterdam. M. Deurvorst, Nieuwe Binnenweg 256a, Rotterdam. H.W. van Marle, Claes de Vrieselaan 150e, Rotterdam. A.v.d. Goes, 's-Gravendijkwal 89b, Rotterdam. Ketelaar, Saftlevenstraat 9a, Rotterdam. D.J. van Bijsterveld, Westerstraat 13, Rotterdam. D.H.M. van Lessen Jr. Cl. de Vrieselaan 153b, Rotterdam. J.A. Laman de Vries, Heemraadsingel 282b, Rotterdam. P.H. van Dusseldorp, Pompenb.singel 20a, Rotterdam. E. Laurillard, Rochussenstraat 229, Rotterdam. Coster, Linker Rottekade 145c, Rotterdam. C.J.W. Middelbeek, Vierambachtstr. 33a, Rotterdam. J.F. Posthuma, Saftlevenstr. 36b, Rotterdam. R.v.d. Weyde, res. 2de Luit. der Veld-Artillerie, Prins Mauritslaan 44, Den Haag. J.G.R. de Joncheere, Van Hovenstr. 82, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Stud.-Afd. Rotterdam. C. Smidt, kassier, Brink 25, Assen. Opg. door mevr. de wed. A. Hanssen, Assen. Mej. A.H. van Nahuys, Burgem. de Raadtsingel 8, Dordrecht. J.A. Sandhaus, Rustenburcherweg 1, Bloemendaal. (Wordt vervolgd). Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. (Hoofddoel: Verzorging in Nederland). 2de opgave van ontvangen bijdragen van 1 Nov. tot 30 Nov. 1916. Algem. Nederl. Verbond, algem. leden. J.F. f 0.50, D.L. de G. f 0.50, beiden te Hellevoet. L. f 0.50 te Kloeddijk. W.v.M. f 1.- te Hoorn. H.M. f 1.- te Tilburg. B.W.F.v.d.B. f 1.-, v.B. f 5.-, L.V. f 10.-, allen te Helder. M.E.K. f 1.- te Nieuwenhoorn. M.K.B. f 1.- te Hoogezand. D.J. de C. f 1.- te Gorinchem. P.D.G. f 1.-, J.H.R. f 2.50, beiden te Utrecht. L.J.S. f 1.- te Bergen op Zoom. C.V. f 1.- te De Bilt. C.M. f 1.50 te Tricht. J.G.t.H. f 2.- te Winterswijk. Dr. J.S.S. f 2.- te Grouw. Mevr. S.M. f 2.- te 's-Gravenhage. L.v.L. f 2.- te Sassenheim. C.J.Z. f 2.50 te Helmond. A.C.S. f 2.50 te Sepp. M.I.S. f 2.50, J.N.R. f 2.50, beiden te Dongen. Ph.R. f 2.50 te Coevorden. G.v.B.v.H. f 2.50 te Vlaardingen. I.K.M. f 2.50, M.M.D. f 2.50, beiden te Maassluis. J.v.d.B. f 2.50 te Alphen. G.A.D. f 2.50 te Katwijk aan Zee. J.D. f 2.50 te Zevenbergen. J.O. f 2.50 te Emmen. v.d.W. f 2.50 te Doorn. B.M.B. f 2.50 te Naarden. Mej. B. f 2.50 te Tiel. S.K. f 2.50, A.L.C.t.B. f 10.-. te Bussum. J.R. f 2.50 te Amersfoort. A.K. f 2.50 te Oud-Beijerland. G.S.H.v.S. f 2.50 te Bergen. M.M. f 2.50, S.G. f 2.50, mej. A.M. f 5.- allen te Herwijnen. H.K. f 5.- te Steenwijk. G.M.v.K. f 5.- te... K.M.W. f 5.- te Meppel. B. f 5.- te Dennenoord. N.N. f 5.- te Puttershoek. Familie G. f 5.- te Gouda. Dr. K.B. f 5.-, G.A.v.H. f 10-, Dr. N.L. de G. f 10.-, J.B.K. f 25.-, J.v.L.T. f 25.-, mevr. K. f 10.-, allen te Hilversum. J.M.V.v.Z. f 10.- te Veenenburg. Jhr. S.v.L. f 5.- te Wijk aan Zee. Mej. C.P. f 10.- te Woerden. Notaris P. f 10.- te Goes. H.P.G. f 10.- te Oldenzaal. H.v.K. f 10.- te Voorschoten. K.v.d.L. f 10.-, M.W. f 25.-, beiden te Amsterdam. J. de S. f 10.- te Brunen. Mr. F.S.S. f 10.- te Zuidbroek. E.G.F. f 10.- te Vorden. R. de H. f 10.- te Oldenzaal. Mevr. de wed. Z.v.O. f 10.- te...... Mevr. A.v.H. f 10.- te Voorst. Mevr. J.E.H.B. f 10.- te Uitgeest. H. Brn. S.v.H. f 25.- te Vollenhoven. De V.v.S. f 50.- te De Wijk. Jhr. S.B. f 2.50 te Zierikzee. Fr. de B.K. f 60.- te Amersfoort. Mevr. Z. f 100.- te Bussum. Te zamen f 617.50. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Amsterdam. 2de bijdragen der leden. Dames O. f 20.-, J.H.F.S. f 5.-, Mr. R.v.d.W. f 25.-, Dr. J.A.B. f 5.-, mevr. J.K.v.d.H. f 25.-, A.G. f 2.50, Mr. P.P. f 5.-, S.K. f 10.-, Pr. A.J.v.H. f 10.-, M.J.C. f 2.50, Pr.v.L. f 2.50, A.G.C.v.D. f 10.-, A.W.V. f 25.-, Mr. F.S.v.N. f 5.-, H.R. de M. f 50.-, M. & Co. f 50.-, T.K. f 3.-, G.H.B. f 5.-, Ds. R.J.v.d.M. f 1.-. 2de lijst, Ed. K. f 37.50. Lijst J.M.M. f 107.80. Te zamen f 402.80. Maakt met vorige opgave f 902.80. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Rotterdam f 25.-. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Deventer, inzameling f 1100.-. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Nijmegen, inzameling f 125.30, maakt met vorige opgave f 1175.30. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Den Bosch f 99.21½. Inzameling J. Blooker te Huis ter Heide. Gebr. V.d.B. f 50.- te Oss. J.W. f 30.- te Amsterdam. Mevr. P.G. f 25.- te Baarn. Mej. L.J.v.d.H. f 25.-, mej. A.J.F. f 10.-, mevr. Vr. P. f 2.50, Jhr. C.F.v.T. f 50.-, Mr. C.P.v.K. f 75.-, allen te Zeist. R.v.S. f 25.-, J.C.S. f 25.-, M.N. f 50.-, J.C.V. f 25.-, mevr. v.R.d.L. f 5.-, J.H. de P. f 10.-, v.V. f 5.-, B.S. f 5.-, C.B.P.M. f 5.-, A.H.B. f 5.-, allen te Huis ter Heide. A.A.H.B. f 100.- te Lage Vuursche; te zamen f 527.50. Inzameling Dames Willekens te Voorst f 160.-. Inzameling mej. Adolphine Bello te Lochem f 57.50. C. de J. f 5.-, mevr. P.P. f 5.-, M.G. f 150.-, V. f 1.-, J. de S. f 10.-, G.H. f 10.-, C.P.v.S. f 2.50, G. f 2.-, J.H.R.Hz. f 5.-, H.d.V. f 10.-, A.E.B. f 2.50, P.A.P. f 10.-, J.M.H. f 2.-, J.O. f 25.-, mevr. E.L.H.v.H. f 2.50, mevr. de wed. Dr. W.P. f 2.50, M.B. f 5.-, Mr. E.F. f 10.-, E.S. f 10.-, J.H.G. Wz. f 100.-, G.R. f 1.-, X.Y.Z. f 1.-, D.N.K. f 10.-, C.D.S. f 100.-, J.A.M. f 10.-, N.N. f 1.-, H.M.B. f 200.-, N.N. f 10.-, Jhr. Mr. Q.v.U. f 5.-, mevr. P.H. f 2.50, F.E.G. f 10.-, J.V. f 100.-, Dr. B. f 2.50, Dr. J.D.O. f 5.-, mevr. de wed. Ch.v.L. f 2.50, L v.L. f 1.-, L. f 1.50, N.N. f 10.-, K.R.A. f 2.50, mevr. E.G. f 10.-, mevr. de wed. A.B. f 10.-, N.S.H. f 5.-, M. f 5.-, W. f 1.-, J.W. f 10.-, M.J.G. de B. f 25.-, J.F. f 5.-. mevr. N. f 2.50, W.v.d.L. f 2.50, A.D.S. f 3.-, S.v.d.B. f 5.-, Dr. J.v.W. f 5.-, J.v.S. f 10.-, wed. H.G.v.T.S. f 2.50, Firma K.N.C. f 2.50, O.E. f 2.50, L.M. & C. f 5.-, J.L.K. f 2.50, M.R. f 3.-, mevr. V.d.M. f 2.-, M.V. f 10.-, M.L.R. f 25.-, Mr. F.H.G.B. f 2.50, P.E.T. f 100.-, A.Z. f 5.-, S.L.T. f 2.50, H.N.N. de C. f 8.-, D. f 2.50, P.V. f 10.-, Dames W. en W. f 2.-, D.M. de V. f 10.-, K.R.G. f 2.50, M.J.B. f 2.50, mevr. J.M.L. f 2.50, Mr. E.Ph. f 100.-, S.A. f 5.-, C.J.S. f 5.-, A.G. & Co. f 10.-, H.J.D. f 5.-, Mr. N.P.v.d.P. f 10.-, A.J.v.L. f 1.-, J.H.G. f 3.-, mevr. Th.v.D.S. f 10.-, Dr. J.H.S. f 1.50, J.D.B. f 10.-, P.M. en K. f 10.-, C.S.E. f 25.-, W.S. f 5.-, G.C.W. f 5.-, F.J.J. f 2.-, mej. M.H.v.d.V. f 60.-, {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} H.B. f 10.-, F.D. f 5.-, W.D.N. f 2.50, A.M.A.R. f 5.-, J.A.M. f 5.-, J.F. f 2.50, P.G.X. f 25.-, L.X. f 10.-, A.E.D.v.H. f 10.-, Mr. A.P. f 10.-, N.N. f 1.-, Mr. A.W. f 10.-, V.W. f 5.-, v.K. f 10.-, Mr. J.H.L.B. f 10.-, W.H.B. Kolenhandel f 25.-, M.J.K. f 10.-, O.B. de H. f 25.-, mej. N.B. f 2.50, Prof. B. f 10.-, Mr. J.K. f 10.-, P.B. de H. f 25.-, C.E. f 2.50, S.N.L. f 10.-, wed. K.F. f 5.-, V. & K. f 10.-, K.v.L. f 10.-, L.A.W. f 2.50, H.v.H. f 25.-, N.V.C.H. f 2.50, J.L.C. f 0.50, P.V. f 1.50, A.M.v.d.V. f 2.50, P.J.W. f 100.-, J.L.P. f 50.-, mevr. de wed. W.S. f 10.-, mevr. de wed. Ch.Z.V. f 5.-, G.v.W.C. f 2.50, J.J. f 10.-, Pr. R.C.B. f 10.-, W.J. f 2.50, E.J. f 1.-, mevr. L.C. f 2.50, mevr. A S.H. f 5-, A.K.S. f 25.-, P.J.S. f 2.50, Th.S. f 5.-, J.S. f 3.-, M.D. f 5.-, R.H. f 2.50, H. f 2.50, H.M.S. f 10.-, L. & Co. f 5.-, J.K. f 2.50, A.G.V. f 1.-, E.A.v.P. f 3.-, H.v.D. f 5.-, Gebr. D. f 5.-, J.C.v.d.B. f 10.-, N.N. f 1.-, wed. J.L. f 5.-. G.H.L. f 25.-, R.J.C. f 100.-, G.M. f 1.-, J.B. W. f 2.50, W.K. f 5.-, S. Mij. f 15.-, Dames W. f 5.-, Vereen. Stoom Werktuig f 10.-, B.K. & Co. f 10.-, J. & Zn. f 1.-, J.v.C.S. f 2.50, E.A.L. f 3.-, L.F. & Co. f 3.-, H.S. f 10.-, F.H. de K. f 2.50, A.B. f 2.-, K. & Co. f 2.50. M.v.d.K. f 5.-, mevr. S.E.v.d.S., f 20.-, N.V. Mij. B. f 25.-, Nederl. Zeepfabriek f 25.-, mevr. S. de B.B. f 1.-, M.Z.B. f 2.50, A.T. f 10.-, J.H. O.B. f 2.50, C.F.P. f 10.-, J.W.W. f 1.-, R. H.S.W. f 1.-, J.H.v.d.B. f 1.-, M.v.R. f 2.-, Dames B. f 20.-, mej. O.B. f 5.-, D.v.d.B. f 2.50, J.S. f 20.12, N.C.S. f 1.-, C.R. f 2.50, F.J.G. f 2.50, N.N. f 2.-, H.J.G. f 5.-, mevr. J.v.L. f 25.-, J.N. f 0.50, J.M. f 5.-, J.L. f 1.-, H.C.L.N. f 1.- C.B. f 5.-, eenige vrienden en kennissen Gebr. De W. f 5.-, M.J. f 3.-, allen te Amsterdam. Rott. S. en Ch. Fabriek f 25.-, C.E.P. f 10.-, mej. S. f 10.-, Dr. J.L. f 25.-, mevr. H.C.v.Y. f 5.-, V.v.W. f 50.-, Dames P.J. en G.J.P. f 20.-, mevr. C.v.S. f 10.-, mevr. de wed. W.E S.C. f 25.-, J.J.K. f 5.-, mevr. de wed. P.D. f 10.-, E.B. f 5.-, M.N. f 10.-, E.V. f 5.-, N.D. f 50.-, N.N. f 10.-, Mr. G.J.C.S. f 50.-, H.P. f 2.50, P.G. f 2.50, J.H. f 10.-, Mr. E.J. f 10-, J.M.R. f 2.50, mej. M.J.M. f 10.-, Dr. L.P. de N. f 2.50, H.S. f 10.-, Mr. H.J.K. f 10.-, W.S. f 25.-, mevr. de wed. C.E.D. f 5.-, allen te Rotterdam. G.L.H. f 10.-, J.S. de J. f 10.-, E.S.B. f 10.-, Dr. H.B.S. f 5.-, Dr. J.v.H. f 25.-, mej. N.S. f 2.50, Dr. A.L.C.F. f 2.50, J.J.v.D. f 1.50, mevr. H.L.P. f 10.-, M.v.d.V. f 0.25, allen te 's-Gravenhage. E.A.C. f 1.-, F.W.N. f 1.-, wed. Mr. J.C.M. f 2.50, F. f 10.-, mevr. W.D.A.d.L.P. f 10.-, mej. C.W.A.d.L.P. f 10.-, E.v.T. f 2.50, Ned. R.v.P.P. f 5.-, A.S.D. f 2.50, Dames W. f 5.-, N.v.S.L. f 1.50, J.C.A.d.S. f 20.-, A.J.B. f 25.-, J.H.M. f 1.-, P.t.W. f 2.50, A.R. f 1.-, F.M. f 1.-, W.F.C.A.B. f 5.-, Dames, A. f 1.-, Dr. H.J.C. f 5.-, D.F. f 2.50, mevr. v.M.B. f 10.-, L.M.J.O. f 3.-, mevr. de wed. en dames B.d.H. f 45.-, Dr. J.P.G. f 5.-, Dames K. f 10.-, W.F. van K. f 1.-, J.P.d.J.d.J. f 2.50, L. f 1.-, H.v.W. f 10.-, P.F. van V. f 10.-, Dr. W.E.M. f 10.-, mej. v.B. f 25.-, A.v.Gz. f 20.-, allen te Haarlem. C.J.v.H. f 100.- te Weesp. H.P.K. f 5.- te Alkmaar. M.A.v.A.H. f 60.-, Mr. J.C.K. f 5.-, beiden te Velp. K.P.v.L. f 2.50 te Hoogezand. Dr. A.W.v.G. f 2.50, F.H.B. f 1.-, beiden te Heemstede. H.H. f 25 - te Bosch en Duin, N.N. f 1.- te Barneveld N.N. f 10.- te Rhenen. v.H. f 10.-, E.H.B.B. f 20.-, mevr. W.v.d.V. f 100.-, mevr. S. f 25.-, allen te Bloemendaal. N.V. Ber. S. f 10.- te Meppel. v.d.E. f 10.- te Sloterdijk. J.S. f 10.-, A.G.D.v.d.L. f 100.-, A.E.V. f 25.-, C.J.K.A.M.V. f 15.-, mevr. Z. f 100.-, allen te Bussum. N.N. f 10.- te Loenen. L.S. f 2.- te Wateringen. C.G.K. f 5.- te Dongen. C.P. f 25.-, C.M.B. f 25.-, mevr. Dr. S. f 10.-, mevr. E.Ph.H. f 25.-, J.E.d.B. f 25.-, allen te Hilversum. Mej. F. f 25.- te Franeker. E.B. f 4.-, W.v.H. f 20.-, beiden te Oosterbeek. B. f 10.- te Rijswijk. W.F.K. f 1.- te Raamsdonkveer. Lezeres Hbld. f 5.- Prof. J.F.K. f 10.-, beiden te Delft. G.H. f 5.-, Fort bij Velthuis. M.v.M. f 5.- te Maastricht. Ned. Fabr. van L. & D. vh.G.P. f 50.-, te Eibergen. J.H.K.Hz. f 5.- te Stadskanaal. S. f 5.- te Leiden. N.V.A. & M. fabr. vh. O.J.M. f 5.- te Zuidwending. Mej. L.S. f 10.- te Santpoort. M.S. f 1.- te Zutphen. V.M. f 10.- te Goor. M.G.H. f 10.- te Breda. P.d.C. f 25.- te Veenwouden. C.v.E. f 10.- te Zwijndrecht. N.V.V.G.F. f 100.- te Princenhage. F.S. f 25.- te Amersfoort. E.W. f 10.- te Delden. N.W. f 5.- te Beverwijk. Dr. J. f 2.- te N... N.N. f 40.-, Fr. F. B. f 7.50, Mr. G.v.L. f 10.-, allen te Zwolle. Mij. G. f 5.- te Neede. G.Z.H.K. f 40.- te Baarn. V. & S. f 10.-, Dr. P.H.M.v.L. f 10.-, Dr. C. E.B. f 20.-, Chem. Fabr. H.B. f 20.-, allen te Utrecht. K.d.W. & C. f 1.- te Dordrecht. F.M.A. f 50.- te Zuidlaren. G.N.B. f 25.- te Scheveningen. N.N. f 1.- L.v.d.G. f 1.50, beiden te Arnhem. A.J.v.d.F. f 15.-, N.B. f 3.-, J.C. T. f 25.-, J.S. f 5.-, allen te Overveen. Meelfabr. E. f 25.- te Trips. Companie wed. A.H. f 100.- te Assen. Coöp. Ver. Centr. A. & M. fabr. f 50.- te Coevorden. Mevr. A.T.M.V. f 100.-, A.K. f 2.50, D.H. f 0.50, allen te Groningen. L.H. f 5.-, Chem. W.H.R. & Co. f 15.-, beiden te Roermond. Firma M.A.B. f 5.- te Leeuwarden. H.V.G. f 5.- te Steenwijk. Mr. J.C.S. f 100.-, C.H.G. f 1.-, J.L. f 5.-, A.H.R. f 1.-, E.v.B. f 1.-, Wed. A.B. & Z. f 2.50, M.D. f 2.50, C.J.J.V. f 5.-, J.V. f 5.-, Wed. C.H.v.K.M. f 2.50, allen te Dordrecht. C.D. f 1.-, M.J.v.H. f 10.-, beiden te Beverwijk. D.B. f 1.- te Velsen. J.M.V. & Z. f 10.- te Voorschoten. Tezamen ontvangen in November f 7981.19, maakt met vorige opgave in het geheel f 19050.91. Hartelijk dank aan allen, die ons wederom steunden door versterking onzer kasmiddelen, en op andere wijze. Wij zagen daardoor onze middelen flink stijgen, zoodat wij met meer moed en vertrouwen onzen veel o mvattenden arbeid konden voortzetten. Nu reeds worden ongeveer drie honderd kinderen door ons verzorgd en nog veel meer arme kleintjes strekken verlangend hunnen armpjes naar ons uit. Zij die hier zijn, zijn reeds zoo gelukkig en tevreden en gaan zoo flink vooruit. Wanneer onze Comitéleden hen komen bezoeken, klinkt ons weer een echt Hollandsche lach tegen en worden de vaderlandsche liederen uit volle borst gezongen. Daar wij, behalve de zorg voor huisvesting en voeding, ook die voor kleeding, school- en godsdienstonderwijs (in elke richting) dragen, worden onze geldelijke verplichtingen steeds grooter. Onze kreet ‘Helpt Ons’ klinke niet te vergeefs! Ons Comité rekent op alle warm voelende Nederlanders, groot of klein, man of vrouw. Elke gave is welkom. Bijdragen worden gaarne in ontvangst genomen door den penningmeester, S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Ons kleedingmagazijn is Achter Oosteinde 8, Amsterdam. Hebt ge iets te missen? Wij ontvangen het gaarne! {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 2. Februari 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Het schoone Suriname moet voor ons een tweede java worden. Koning Willem III. INHOUD. Suriname 250 jaar Nederlandsch (1667-1917), door Fred. Oudschans Dentz. - Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 6 Januari. - Suitenland: Ned. Gymnastiek-Ver. te Stockholm. - Nederlandsch te Rome. - Zuid-Afrika: Afrikaansche Taal en Letteren. - West-Indië: Een Standaardwerk, door Mr. Dr. C.F. Schoch. - Mededeelingen en Allerlei - Begrooting van het Hoofdbestuur voor 1917. - Comité voor Ned. aanleren in den vreemde. - Advertentiën. Suriname 250 jaar Nederlandsch. 1667. - 27 Februari. - 1917. De 17de eeuw is voorzeker een heldentijdperk van Nederland geweest, een tijdperk, waarin het groote koloniaal bezit werd gevestigd, dat ons land nog de 3e plaats onder de koloniale mogendheden doet innemen. Op de stoere, doortastende mannen, door dit kleine gemeenebest voortgebracht, kan men niet anders dan met trotsch en dankbaarheid na eenige eeuwen terugzien; zij hebben Nederland groot gemaakt, al zijn nu de bladeren vergeeld, waarop hun heldenfeiten en daden zijn geschreven. Bijna geen deel der wereld, of onze vaderen, die in voorbijgegane eeuwen de aarde omzeilden, en nederzettingen stichten in verre gewesten, hebben sporen van hun verblijf achtergelaten, al vielen die in den loop der eeuwen door den wedstrijd der volken in handen van krachtiger mededingers of ontvielen zij ons - door verzuim en door den slappen geest der nazaten. Nederlandsche durf, Nederlandsche ondernemingsgeest, Nederlandsche herinneringen kleven aan zooveel plaatsen van den aardbol. 1) Zij kleven aan onze tegenwoordige koloniën, zoo vele. vele malen grooter dan het kleine, dikwijls miskende moederland tusschen de machtige naburen. Een dier koloniën is Suriname! Een tropisch kostelijk bezit, vijf malen grooter dan het eigen bezit in Europa, grooter dan Java, aan de Noordkust van Zuid-Amerika, een werelddeel in opkomst, waarvan het weliswaar een zéér klein deel uitmaakt, doch een deel dat niettemin voor de toekomst veel belooft. Over enkele weken zal deze kolonie twee en halve eeuw, - met uitzondering van drie korte Engelsche tusschentijdperken - ongestoord aan Nederland verbonden zijn geweest. Bij velen, in en buiten de landspalen, zal de naam van Suriname op de lippen komen den 27sten Februari, althans dit is onze wensch. En van zelf komt dan de naam op den voorgrond van den man, den zeeheld, nog maar weinig in Nederland bekend, een tweede De Ruyter: Abraham Krijnssen, een zoon van het stoere Zeeland. De geschiedenis van Suriname, vóórdat deze volksplanting op de Engelschen veroverd werd, mag bekend geacht worden, doch moet hier kortelijks in herinnering gebracht worden, terwijl de vele tot nu toe niet bekende geschiedkundige bijzonderheden, elders uitvoerig zullen worden medegedeeld. De kust van Guyana, voor Philips de II van Spanje in 1593 plechtig in bezit genomen, werd echter spoedig door de Spanjaarden verlaten. De kolonisatie van Guyana, het fabelland, hetwelk in het laatst van de 16e en het begin van de 17e eeuw het aantrekkingspunt vormde van de Europeesche fortuinzoekers, om er het nieuw ontdekte Manao del Dorado te zoeken, de gouden stad aan het onbekende meer Parima gelegen, waar de onnoemelijke schatten der Peruaansche Inca's verborgen lagen, werd door Spanjaarden beproefd, die faalden, door Franschen, wien hetzelfde lot trof, door Zeeuwen en Engelschen die slaagden. De Hollanders zijn de eerste Europeanen geweest, die zich aan de Suriname hebben gevestigd. In 1613 hebben zij reeds een kleine Amsterdamsche factory in Paramaribo, (2) en onderhouden een geregeld handelsverkeer. Daarna komen Engelschen, Franschen, Joden. In 1650 rust Francis Lord Willoughby, graaf van Parham, Gouverneur-Generaal der Eng. West-Ind. eilanden, op het eiland Barbados, eene expeditie uit naar de kusten van Guyana. De nederzetting ‘Willoughbyland’ wordt eene {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} geordende landbouwkolonie met vele suikerplantages en hij vertoeft er zelf eenigen tijd. Koning Karel II van Engeland schenkt bij giftbrief van 2 Juni 1662 den vollen eigendom der landen en kusten in Suriname aan Lord Willoughby en Laurens Hide en hunne nakomelingen of rechtverkrijgenden. Portugeesche Joden, via Cayenne uit Brazilie afkomstig, versterken nu de kolonie in 1666. Krachtig, en met {== afbeelding Kaartje van Suriname.==} {>>afbeelding<<} den tropischen landbouw vertrouwd, worden zij aanzienlijke plantagebezitters en kapitalisten en vormen van dien tijd af een notabelen-kern van de Surinaamsche burgerij. Tusschen de beide machtige, zeevarende koloniseerende mogendheden, Engeland en Nederland, breken oorlogen uit en zij trachten elkaar zooveel mogelijk afbreuk te doen. Nieuw-Nederland wordt door schout bij nacht Sir Robert Holmes in 1664, namens den Hertog van York, broeder van den Engelschen Koning genomen. De Ruyter neemt dat jaar de kust van Guinea (Afrika), doch zijn aanval op Barbados in 1665 mislukt. Tobao was eigendom der erven en gebroeders Lampsius Bij tractaat van 17 Nov. 1664 vergeeft de Koning van Engeland dit aan den Hertog van Koerland (Jacob von Niettler), in ruil voor zijn nederzettingen aan de kust van Guinea. In den aanvang van 1666 bewerkstelligt de gouverneur van Jamaica de verovering van Tobago. Nu komt de vergeldings-maatregel tegen het veroveren van Tobago en Nieuw-Nederland. In 1666 schrijft de raadpensionaris Pieter de Huybert aan Jan de Witt, waarbij het intiatief tot den tocht, - een ‘raid’ naar West-Indië - wordt ontvouwd. De overige admiraliteiten weigeren daaraan deel te nemen, doch de Zeeuwsche admiraliteit zet in het geheim krachtige pogingen op touw en voert ze uit. Hun man is Krijnssen (of Crijnssen of Quirijnssen), vermoedelijk een zoon van den Zeeuwschen kapitein van dien naam. Hij was kapitein ter admiraliteit van Zeeland op het jacht ‘Prins te Paert’, onderscheidt zich in 1666 en wordt Luitenant Admiraal van Zeeland. {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Plantage Peperpot.==} {>>afbeelding<<} Het doel - zooals gezegd - is de Engelschen zooveel mogelijk afbreuk te doen en de belangen der Zeeuwsche plantage-eigenaren te bevorderen. Als voorbeeld hoe populair onze kolonie eenmaal bij de Zeeuwen was, diene volgend gedichtje, waarin de ‘papa’ van het aangebeden meisje als voorwaarde voor zijn toestemming stelt, dat de beminnende jongeling ‘voeraf een rijs naar Surinaeme doet’. ‘Gij waerde vrint begeert mijn dochter tot u zoete lief, Ik zal haer wel seecker geven tot u gerief; Maar toon mij eerst, dat ghij besit als man goeden moet, En dat ghij vooraf de rijs naar Surinaeme doet, Zooals van outs ieder opregt Zeeuws joncman past Dien eene Zeeuwsche maeght door haar schoonheijt heeft verrast’. Op 30 December 1666 zeilde Krijnssen van Vere uit als Commandeur van 7 vaartuigen n l. ‘de Zeelandia’ (van 34 st. en 150 koppen gemonteert) als vlaggeschip, de ‘West-Cappel’ en de ‘Zeeridder’ van gelijk charter, resp door Simon Loncke en Pieter de Maurignault gecommandeerd, het jacht ‘Prins te paert’, Kapitein Salomon Le Sage, de hoekerboot ‘Wester-Souburgh’, Kapitein Rochus (Roys) Bastaert, de ingehuurde fluit ‘Aerdenburg’ als victualieschip, en een snauw als adviesvaartuig. Het aantal opvarenden zal omstreeks 700 man bedragen hebben, waarvan 225 soldaten der landmilitie onder Kapiteins Philip Julius Lichtenbergh en Maurice de Rame (de Raem). Ter versterking werd hem nagezonden in Januari 1667 ‘de Visschersherder.’ Op 26 Februari zeilde onze commandeur de rivier de Suriname op, heesch de nationale vlag en eischte voor de Staten van Zeeland van den Gouverneur William Byam de onmiddellijke overgave van het (houten) Willoughby fort bij Paramaribo. Diens weigering duurde slechts 24 uur. Op Zondag 27 Februari 1667 gaf Byam zich over en verkreeg eervollen aftocht. Het fort werd herdoopt in ‘Zeelandia’, en Maurice de Raem als Commandeur van Suriname aangesteld. De expeditie had slechts 1 menschenleven gekost! ‘Een groote gesegende overwinninge, gesegende, omdat daer in so veel opsichten van God sonderlingen segen is te bespeuren geweest, als voor eerst omdat het sijnde daer in de regenmaenden, een tijd op welck het daer soo sterck gewoon is te regenen, dat het Landt door den overvloet des waeters bijna onbruijckbaar is, soo heeft integendeel den tijt, dat de onse aldaer hebben v- rkeert, soo schoon en drooch weder geweest, dat sommige onder de Engelse dit merckende, Godt lasterlyck seiden: Dat Godt niet meer Engels maar geheel Zeeuws was geworden’. Zoo schrijft Abrahamus à Westhuysen, predikant aan boord van de ‘Visschersherder’ aan zijn broeder op 19 Mei in een pamflet gedrukt bij Johannes Rammazeyn, boekdrukker, wonende op de Stadssingel over de nieuwe Haven in 1667, onder den titel van: ‘Waerachtich Verhael van de heerlijke overwinning van Pirmeriba’ enz., het eenige verhaal dat van den tocht van Krijnssen bestaat van Nederlandsche zijde. Het officieele rapport is wel in handen van den raadpensionaris te Breda aangekomen, doch verloren geraakt. De overdracht van de geheele Kolonie had plaats bij tractaat van 6 Maart: ‘in 't schip Zeelandia in de reviere van Serenam’. De verovering van Suriname was een represaillemaatregel geweest, schreven wij, en dit kan worden aangetoond uit het 31e en 43e artikel van de Instructie van Abraham Crijnssen, vastgesteld in het hof van Zeeland te Middelburg op 23 Dec. 1666, uit de Secrete notulen van de Ed. Mo. Heeren Staten van Zeeland den 4en December 1666, en de verdere reeks brieven. (3) {== afbeelding Plantage Waterland.==} {>>afbeelding<<} {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} De plantages van Willoughby werden verbeurd verklaard, alsmede die zijner landgenooten, die in het moederland woonden. De brandschatting bedroeg 100.000 pond suiker. Daarna vertrok Krijnssen naar Tobago en bezette dit. Op 20 Mei had een zeeslag plaats bij het eiland Nevis, tusschen de Engelschen en de vereenigde Zeeuwen en Franschen, welke onbeslist bleef. Den 24en Augustus kwam Krijnssen in 't Vaderland terug. {== afbeelding Gezicht op het Gouvernementsplein te Paramaribo.==} {>>afbeelding<<} De Staten van Zeeland lieten zich niet onbetuigd. In de vergadering van 22 September werd Abraham Krijnssen en den zijnen hulde gebracht en aan hem en Lichtenbergh een gouden keten met medaille vereerd, terwijl alle kapiteins een dergelijke gouden medaille-kregen. De Engelschen heroverden Suriname 8 October 1667, doch een tweede tocht van den Zeeuwschen vlootvoogd bracht haar op 1 Mei 1668 weer aan Zeeland terug. Bij den vrede van Breda, 31 Juli 1667, was Suriname evenwel aan Nederland afgestaan, als zijnde vóór 10 Mei t.v. veroverd. Zoo kwamen Nieuw-Amsterdam en Nieuw-Nederland aan Engeland en werden bij het tractaat van Westminster, 9 Februari 1674 de rechten van de Republiek der Vereenigde Nederlanden op de Kolonie Suriname definitief erkend en bevestigd. Waar en wanneer Krijnssen is gestorven, is niet bekend. Zijn graf kennen wij niet, zoomin als zijn beeltenis. De rekenkamer van Zeeland verantwoordt zijn traktement als Gouverneur tot 18 November 1668, met dien datum gaat dit over op Lichtenbergh. In een franschen brief van Nicolas Combé (4) over verantwoording van materieel aan de H.H. Staten van Zeeland, geschreven 14 Februari 1670 staat: ‘feu M. Crijnssen de bonne mémoire’. De tocht naar Chattham, die een druk moest uitoefenen om den vrede van Breda tot stand te brengen, overschaduwde Krijnssens tocht, die echter eene blijvende waarde had! {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Twee tijdperken was Suriname weer onder Engelands bestuur n.l. van 1799-1802 en van 1804-1816, welke tijdperken ongetwijfeld van beteekenis zijn geweest. Suriname, het gezonde, schoone, vruchtbare, rijke land wordt terecht de meest Nederlandsche Kolonie genoemd. Wanneer na 250 jaren de balans wordt opgemaakt en afgevraagd wat Nederland heeft gewrocht en van zijn bezitting heeft gemaakt, dan zwijgen wij liefst. Er is veel gezondigd, veel verzuimd, en veel te kort geschoten in de Kolonie, maar niet minder door het Moederland, dat de slavernij eerst 54 jaren geleden afschafte. Engelsche naburen strekken ons tot voorbeeld helaas, van wat practische ontwikkeling eener Kolonie vermag. En al mag dankbaar worden gewaagd van 7 onderzoekingstochten in het binnenland in een tijdsverloop van 10 jaren, waardoor de witte plek van de kaart verdween en met groote voortvarendheid ingehaald, wat gedurende een paar eeuwen verzuimd was, toch blijft de bevolkingarme Kolonie krachtige maatregelen eischen voor de ontwikkeling harer natuurlijke hulpbronnen. Een land, dat, overeenstemmende met Brazilië, tal van mineralen in den schoot verbergt, behalve goud, aluminium, kwikzilver; waar petroleum, ijzererts, porceleinaarde, diamanten zijn aangetoond, een land dat suiker, cacao, koffie, rijst mais, rubber, vezelgewassen, kostbare hout oorten, geneeskundige kruiden, looi- en verfstoffen. vlechtstroo, harsen, gommen, oliën voortbrengt, een overvloed van vruchten, specerijen, enz, waar duizenden hectaren land op ontginning wachten, en de thans in ontginning zijnde landen op voldoenden steun om door de moeilijke tijden heen te komen, dat land zou een lastpost moeten blijven! Neen, geldelijke onafhankelijkheid van het moederland moet op den duur mogelijk zijn, wanneer de Nederlandsche natie inziet, dat kapitaal niet alleen voor Oost-Indië noodig is om de Kolonie te ontwikkelen en de Regeering daarin voorga, zooals nu te verwachten is. Dan zijn de ongeveer 25 millioen niet nutteloos uitgegeven, waarmede Nederland in 100 jaren (1816-1916) Suriname heeft bijgesprongen; het was eene eereschuld voor de schatten, welke de Kolonie in vorige eeuwen in den schoot heeft geworpen van het moederland en zéér vele Nederlandsche familiën. En dan kunnen misschien bewaarheid worden de woorden van Koning Willem III: ‘Het schoone Suriname moet voor ons een tweede Java worden’; tot heil van Moederland en Kolonie beiden. FRED. OUDSCHANS DENTZ. 's-Gravenhage, Februari 1917. Voor meer gegevens betreffende Suriname, raadplege men het belangrijke Suriname-nummer van Neerlandia door het A.N.V. uitgegeven in Sept / Oct. 1903. Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 6 Januari. Aanwezig: de heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, voorzitter, mej. E. Baelde, onder-voorzitster, en de heeren P.J. de Kanter (alleen middagvergadering), J.S.C. Kasteleyn, Dr. W.v. Lingen, Jhr. Mr. G. Michiels van Kessenich, Mr. Dr. C.F. Schoch, Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler en N.J. Roelfsema, secretaris-penningmeester. Afwezig met kennisgeving: de Heeren Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink, Prof. Dr. J. Boeke, Kapt. J.A. Snijders Jr., Th.G.G. Valette en de Vlaamsche leden. De voorzitter opent de vergadering met een gelukwensch aan de aanwezigen bij de intrede van het nieuwe jaar en wijst er op dat 1917 voor het A.N.V. een zeer belangrijk jaar kan worden, een jaar waarin het op een tweesprong kan komen te staan. Wat zal de naaste toekomst voor onze Vlaamsche Groep brengen? Zal zij, als in Belgie weer normale toestanden heerschen, in haar ouden vorm kunnen worden gehandhaafd? Of zal een ingrijpende hervorming noodzakelijk en mogelijk blijken? Jammer dat geen der Vlaamsche Hoofdbestuurders aanwezig is om uiteen te zetten hoe de toestand thans in België is. Wij zullen den loop der dingen moeten afwachten en inmiddels volharden in onze onzijdige houding, dus noch ter linker noch ter rechter zijde mogen afwijken van onze gedragslijn. Het doet spr. genoegen den heer Michiels van Kessenich te kunnen verwelkomen en hem een aangename samenwerking toe te wenschen in den kring der hoofdbestuurders, waarin bij uiteenloopende meeningen toch steeds een prettige toon heerscht. De heer Michiels van Kessenich dankt den Voorzitter voor de tot hem gesproken woorden. Het streven van het A.N.V. is hem sympathiek en spr. hoopt dat het hem gegeven zij in het belang van het Verbond werkzaam te kunnen zijn. Punt I. Notulen der vergadering van 11 October 1916. Deze worden met enkele redactie-wijzigingen goedgekeurd. Punt II. Ingekomen stukken en mededeelingen. Telegrammen aan mevr. Steijn en Pres. Wilson. De voorzitter deelt mede dat, toen de droevige tijding kwam dat Pres. Steijn was overleden, het Dag. Bestuur besloot een telegram van rouwbeklag te zenden. Spr. legt er den nadruk op welk een ontzaglijk verlies de geheele Nederlandsche stam door Steijn's dood heeft geleden. Enkel zij, die het groote voorrecht hadden, hem persoonlijk te kennen, kunnen naar waarde die grootsche figuur schatten Spr. kan zich Z.-A. niet denken zonder President Steijn. In Amsterdam heeft de N.Z.A.V. {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn uitvaart plechtig herdacht, en spr. heeft er het Verbond vertegenwoordigd. Hij twijfelt niet of de vergadering zal het telegram goedkeuren. Algemeene instemming. De Voorzitter wijst verder op het telegram aan President Wilson verzonden. Het geschiedde op verzoek van den Ned.-Anti-Oorlograad. In het zoo eenvoudig mogelijk gesteld telegram 1) is alleen een gevoel van menschelijkheid tot uiting gekomen zonder eenige inmenging in politiek. De vergadering keurt ook dit telegram goed. Gift van den heer J.v.d. Wall te Parijs. De Voorzitter deelt mede dat de heer Van der Wall, die tegen het einde van elk jaar een gift aan het A.N.V. doet toekomen, thans f 200.- voor het Kapitaalfonds en f 75.- voor de gewone kasmiddelen heeft gezonder. Namens het Hoofdbestuur is dank betuigd voor zijn opnieuw betoonde belangstelling. Zedelijke steun en medewerking, gevraagd door de Vereeniging voor Correspondentie-onderwijs te Amsterdam. Na een uiteenzetting der bedoeling, wordt besloten dat het Hoofdbestuur een afgevaardigde zal zenden naar een door het Nut bijeen te roepen vergadering van belangstellenden in dit onderwerp. Punt III. Begrooting voor 1917 2). De Secretaris-Penningmeester geeft een uitvoerig overzicht van den stand der kasmiddelen. Spr. komt daarbij tot het besluit, dat de geldelijke toestand voor het oogenblik wel niet zorgwekkend is, maar dat toch groote zuinigheid geboden blijft en dat het - ook uit een geldelijk oogpunt beschouwd - voor het Verbond van veel belang zal zijn, als het aantal der leden, in het bijzonder ook die in Nederland, weder toeneemt. De begrooting wordt in haar geheel goedgekeurd. Een lid vraagt nog of er een vaste verhouding bestaat tusschen de belasting der Groepen en den post onder de uitgaven: Steun aan de Groepen. Uit de cijfers blijkt dat niet ten volle. Spr. zou als beginsel willen zien gehandhaafd dat bij elke begrooting opnieuw werd bepaald of elke Groep aanspraak kan maken op een tegenpost als steun. * * * De Voorzitter brengt na de rust het eerst ter sprake de ontslagaanvrage van den heer Roelfsema. De vergadering zou gaarne zien dat de heer Roelfsema aanbleef, tot het gelukt is een geschikt opvolger te vinden. De heer Roelfsema zegt het voor en tegen van zijn aanblijven ernstig te hebben overwogen. De uitbreiding van zijn persoonlijke werkzaamheden veroorlooft spr. tot zijn spijt niet op zijn ontslagaanvrage terugkomen, al waardeert hij ten volle de goede zijde aan zijn tegenwoordig ambt verbonden, waaronder zeker op den voorgrond treden de aangename kennismaking en samenwerking met zijn medeleden en de gelegenheid om als lid van het bestuur een blik te slaan op vele zaken en toestanden, die hem anders onbekend zouden zijn gebleven. De Voorzitter brengt hierna ter sprake wat de dagbladen hebben gemeld over de vergadering der Afd. Amsterdam op Woensdagavond 3 Januari. Volgens sommige verslagen zou de Afdeelings-Voorzitter, Prof Te Winkel, zich in dier voege hebben uitgedrukt, dat de stipte politieke onzijdigheid van het Hoofdbestuur in twijfel zou kunnen worden getrokken. Besloten wordt staande de vergadering aan Prof. Te Winkel te telegrafeeren: ‘Vergaderde Hoofdbestuur verzoekt U beleefd omgaand te melden of volgende aanhaling uit courantenverslagen over Afdeelingsvergadering Amsterdam het door U gesprokene juist weergeeft: ‘.....dat de meerderheid van het Hoofdbestuur zeer zeker niet pro-Entente was en Prof. Van Hamel juist een goed tegenwicht voor deze meerderheid zou vormen.’ Nadat het antwoord is ingekomen zal een bericht voor de Pers door het Dagelijksch Bestuur worden opgesteld en aan de leden der vergadering ter goedkeuring worden toegezonden 1). Punt IV. Poging tot vermeerdering der kasmiddelen. Het lid, dat verzocht had dit punt op de dagorde te plaatsen, wijst op de telkens terugkeerende klachten over te geringe geldmiddelen, waardoor de groote en grootsche belangen van het A.N V. te weinig kunnen worden behartigd. Naar spr's meening teren de Groepen en Afdeelingen te zeer op de hoofdkas. Om meer middelen te verkrijgen ter bereiking van de mooie idealen, stelt spr. voor een oproeping te doen tot alle leden, om ten minste een halven gulden als bijzondere bijdrage voor het Verbond af te zonderen. {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} Vanwege het Dagel. Bestuur wordt gewezen op de pogingen, die thans door het Hoofdbestuur in den persoon van den Administrateur worden aangewend, om een Kapitaalfonds bijeen te krijgen. Het Hoofdbestuur heeft in zijn goede dagen zelf den grondslag gelegd voor zulk een fonds door telkens wat af te zonderen en zoo heeft het nu uit eigen middelen bijna f 5000.- bijeen. De pogingen van den Administrateur zijn reeds voor een deel geslaagd; hij werkt gestadig aan het plan. Waar bovendien in den laatsten tijd voor twee belangrijke doeleinden geld is gevraagd: Vlaamsche Volksopbeuring en steun aan Nederlandsche kinderen uit het Buitenland, is het niet gewenscht thans voor de algemeene kas nog eens een beroep op de leden te doen. Punt V. Oost- en West-Indië. Is uitbreiding van bemoeiingen van het Verbond ten bate onzer Koloniën mogelijk? De Voorzitter acht deze uitbreiding mogelijk en gewenscht en wijst op een viertal punten: 1. Het gebrek aan Ned. personeel voor verschillende betrekkingen in Indië. Er heerscht in Nederland nog te zeer een vooroordeel tegen Oost- en West-Indië. In Neerlandia kon het aanvaarden van betrekkingen in Indië in korte pakkende stukjes meer worden aangemoedigd. Spr is daarin versterkt door het lezen van het boek over Mr. Van Deventer door de heeren Dr. Colenbrander en Stokvis uitgegeven. 2. In ons land worden in den laatsten tijd tooneelstukken vertoond, spr. denkt o.m. aan ‘Blank en Bruin’ van Marisini en enkele stukken van Fabricius, die een valsch licht werpen op Indische toestanden. De verhoudingen zijn niet zooals ze daarin worden voorgesteld. Het gevaar ligt hier in het onvermogen van het groote publiek om den afstand te meten tusschen tooneel en werkelijkheid. Nooit geeft een tooneelstuk werkelijkheid; dat doet geen enkele uiting van kunst. In de toepassing echter is het op effect berekend uitbeelden van Indische toestanden, die zoo ingewikkeld zijn en zooveel takt bij goeden wil vereischen, niet zonder bedenking. Het tooneel is een macht ten goede, maar kan het ook zeer ten kwade zijn. 3. Het optreden van den nieuwen goeverneur van Suriname, Z.Exc. Staal, van wiens bestuur alle goeds mag worden verwacht en die o m. bij de aanvaarding van zijn ambt een vernieuwde inspanning voor de welvaart der Kolonie in uitzicht heeft gesteld. 4. Een bijdrage van den heer Oudschans Dentz in de Indische Gids, waarin ook het denkbeeld van meer Ned. jongelui naar Indië wordt aanbevolen. Het A.N V. kan door zijn verspreiding en door Neerlandia er veel toe bijdragen dat jonge Nederlandsche dokters, ingenieurs, ambtenaren worden aangespoord het gebrek aan Indisch personeel te verminderen en te voorkomen dat vreemdelingen de plaats innemen, die voor Nederlanders bestemd waren. Niet dat spr. geen schaduwzijden erkent van het leven in de tropen, maar schaduwzijden heeft voor jongelui het leven hier te lande ook. Spr. vraagt of de Indische afgevaardigden eens overleg willen plegen over de beste wijze, waarop uitbreiding onzer bemoeiingen in dezen kan geschieden. Een lid merkt op, dat aanneming van voldoende personeel in Nederland voor den Indischen dienst tegenwoordig een punt van bijzondere zorg is van het Ministerie van Koloniën, dat tal van maatregelen treft, welke zulk een aanneming kunnen helpen bevorderen Koloniën zal ongetwijfeld de medewerking van het A.N.V. in die richting op prijs stellen en allicht bereid zijn om steun te verleenen. Een ander lid deelt nog mede dat er een nieuw populair tijdschrift over Indië zal verschijnen met medewerking van Koloniën. Nog wordt gewezen op het werken van ‘Oost en West’ in deze richting. De vereeniging organiseert cursussen, geeft handige boekjes uit en heeft een inlichtingsbureau, dat juist op personeelgebied goede diensten bewijst. Ook het Koloniaal Instituut verricht in dezen goed werk. Besloten wordt dat de Indische afgevaardigden dit onderwerp nog eens nader zullen bestudeeren en zoo mogelijk met een bepaald voorstel zullen komen. Punt VI. Suriname. De toestand der Groep. Na eenige beraadslagingen over de middelen om deze groep te reorganiseeren, wordt de verwachting uitgesproken, dat het optreden van den nieuwen gouverneur de herleving in de hand zal werken. Punt VII. Nederlandsche Antillen. Dit punt wordt tot een volgende bijeenkomst uitgesteld. Punt VIII. Zuid-Afrika. 1. Schrijven van de N.Z.A.V. betreffende de propaganda van het Nederl. Lied door Mevr. Tilanus-Griethuyzen in Zuid-Afrika. Medegedeeld wordt dat de berichten over deze propagandareis gunstig luiden en de steun van het A.N.V. dus nuttig blijkt. 2. Nog is een brief ingekomen van de N.Z.A.V. waarin gewezen wordt op het belang van Hollandsche Toneelvoorstellingen in Z.-Afr., zooals de proef door Louis de Vries en zijn gezelschap, genomen bij hun terugkeer uit Indië, bewezen heeft. Gewezen wordt op hetgeen Ou-Boet in het Dec.-nr. van Neerlandia over deze voorstellingen heeft geschreven. Jammer genoeg gaan onze mailbooten niet meer om de Kaap en een rechtstreeksche Stoomvaartverbinding ligt nog ver in het verschiet. Besloten wordt aan de N.A.Z.V. te antwoorden dat het A.N V. deze zaak in het oog houdt. Een lid merkt op dat het aanbeveling zou verdienen, als iemand zich voor een kunstreis door Z.-A. weer aanbiedt, te trachten in Z.-A. zelf een waarborgfonds bijeen te brengen. De Voorzitter deelt nog mede, als bewijs van {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} doorwerking der A.N.V.-denkbeelden in Z.-A., dat in Elizabethstad (Kongo) een nieuwe Afdeeling is gesticht. 3. Van Afd. Kaapstad is een schrijven ontvangen als toelichting op de in de vorige vergadering behandelde aanvraag om steun. Besloten wordt £ 10.- toe te staan aan deze werkzame afdeeling. Buitenland. Ned. Gymnastiek-Ver. te Stockholm. De heer J. Rippe, onze vertegenwoordiger te Stockholm, schrijft: Het groote nut der Zweedsche gymnastiek mag wel als wereldbekend worden verondersteld. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Uit alle landen stroomen jaarlijks dames en heeren naar Zweden's hoofdstad om het diploma alsgymnastiekleeraar of leerares te verwerven. Dat ook de belangstelling in Nederland niet ontbreekt, bewijst het steeds toenemend bezoek der voornaamste leerscholen op dat gebied, door Hollandsche jonge dames, die later in het vaderland teruggekeerd, door het uitoefenen van een nuttigen werkkring, zich tevens een onafhankelijk bestaan konden verschaffen. Ook in de Nederlandsche kolonie te Stockholm is de belangstelling voor deze nuttige sport ontwaakt, zoodat het gelukt is, eene, uit den aard der zaak kleine gymnastiekvereeniging (dames en heeren) uit haar midden op te richten. De oefeningen hebben eenmaal 's weeks onder leiding eener Zweedsche leerares plaats. Wellicht wekt het goede voorbeeld dier kleine vereeniging tot navolging, zoowel in Nederland als in den vreemde. De Zweedsche gymnastiek is thans reeds zoozeer verbreid, dat wel overal eene geschikte leerares of een leeraar te vinden is. Nederlandsch in Rome. De Romeinsche correspondent van het Centrum schrijft: ‘Gedurende het Octaaf van het Driekoningenfeest is het de gewoonte elken dag, tegelijk met eene H. Mis van een vreemden ritus een predicatie in eene vreemde taal te doen houden in de dan druk bezochte kerk van den H. Andreas. Reeds vele jaren heeft men er te vergeefs op aangedrongen, dat er te dier gelegenheid ook in de Nederlandsche taal zou gepredikt worden. Daar nu wegens den oorlog het Duitsch verbannen is ook in de godsdienstoefeningen, heeft men er eindelijk toe besloten ook eene Nederlandsche predikatie te doen plaats hebben. Dinsdag 9 Januari heeft de Belgische Pater Fredegandus Callay, algemeen archivaris van de Orde der Minderbroeders Capucijnen de Nederlandsche predikatie gehouden voor ongeveer een honderdta! Belgische en Hollandsche toehoorders, onder wie de Nederlandsche en Beigische gezanten bij het Vatikaan waren. De gewijde redenaar bracht meermalen in zijne predikatie het droevig lot te pas dat België getroffen heeft. Het feit is van beteekenis voor onze Nederlandsche taal. Nu ze eenmaal onder den mooien koepel van Sint Andreas della Valle geklonken heeft, zal het moeilijk zijn ze een andermaal uit te sluiten. Het ware echter beter geweest op de aankondigingen te vermelden dat er in 't Nederlandsch gepredikt zou worden en niet gelijk nu het geval was, in 't Vlaamsch, des te meer daar de predikant zuiver Nederlandsch spreekt en het Nederlandsch de taal is van Vlamingen en Hollanders.’ De opmerking van bovenstaanden briefschrijver, aan het slot, is zeer juist. Neerlandia heeft over die kwestie al dikwijls geschreven. Daarom verwondert men zich des te meer dat in de Nederlandsche Post-, Telegraaf- en Telefoongids, 2e afdeeling Telegramdienst, dezelfde fout wordt gemaakt. Daar staat nl. ‘Benevens in de Nederlandsche of in de Fransche taal kunnen uitgestelde telegrammen gewisseld met de in onderstaande lijst genoemde landen, ook gesteld zijn in de daarnevens vermelde taal of talen En dan komt voor Congo (Belgische .... Vlaamsch.’ Hier is dus Vlaamsch een andere taal dan het Nederlandsch. Het woord Nederlandsch heeft twee beteekenissen, die met het oog op het woord Hollandsch buiten onze grenzen o.a. in Zuid-Afrika, wel eens aanleiding hebben gegeven tot verwarring. Het bedoelt iets algemeens en iets bijzonders. In het eerste geval {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} omvat het alles wat op Nederland als verzamelwoord, dat is op alles wat van Nederlandschen oorsprong is, wat dus tot den Nederlandschen stam behoort, betrekking heeft, en wordt het in de laatste jaren door sommigen verduidelijkt tot Groot-Nederlandsch, een woord, dat anderen, ook ons, voor onzen landaard wat te parmantig toeschijnt. Neerlandia zelf zal het dan ook nooit gebruiken. In den engeren zin is het nagenoeg alleen de officieele benaming voor het algemeen gebruikelijke woord Hollandsch. Nu is er onmiskenbaar een verschil tusschen het beschaafde Vlaamsch en het beschaafde Hollandsch, maar niet meer dan tusschen het beschaafde Groningsch, Drentsch of Achterhoeksch en het beschaafde Hollandsch. Toch noemt men deze zonder onderscheid Nederlandsch, in engeren zin; streekspraken uit een en hetzelfde land. In den algemeenen zin zijn Vlaamsch en Afrikaansch eveneens Nederlandsch. De beschaafden van den Nederlandschen stam binnen en buiten ons land, spreken in nagenoeg dezelfde verhouding een zelfde taal, als de beschaafden in ons land de zelfde spreken: er is wijziging, geen verschil zoodanig dat geestelijk verkeer ernstig wordt belemmerd. De spreektaal aller Vlamingen en Afrikaanders is niet elken Hollander gemeenzaam, maar die van alle Groningers, Drenthen enz., is het elken Hollander evenmin, en dat zijn nog wel zijn landgenooten, op kleinen afstand. Alles te zamen is wat de leden van den Nederlandschen stam spreken dus Nederlandsch. Vlaamsch is dus Nederlandsch en door onderscheid te maken tusschen Nederlandsch en Vlaamsch, hebben de aankondigers van de Nederlandsche spreekbeurt in Rome en de samensteller van de Postgids in den Haag medegewerkt tot bestendiging van een niet onschadelijke onjuistheid. Zuid-Afrika. Afrikaansche Taal en Letteren. Het Afrikaansch zet in Zuid-Afrika zijn zegevierenden tocht voort. Het behaalt op het Nederlandsch overwinning na overwinning, in de hoop zich, na het volledig te hebben verslagen, tegen het Engelsch te kunnen staande houden en - wie weet? - ook dit te verdringen. In het volgende jaar zal in Vrijstaat en Transvaal het Afrikaansch op de lagere school worden ingevoerd; misschien volgt de Kaapkolonie weldra, en mettertijd ook, met de noodige beperking, Natal. Wij kunnen voor het Afrikaansch slechts hopen, dat het bij het onderwijs in Zuid-Afrika niet zoo stiefmoederlijk zal worden behandeld als het Nederlandsch. Dr. D.F. Malherbe heeft te Bloemfontein op een congres van onderwijzers in een belangwekkende rede, het gewicht van die overwinning van het Afrikaansch laten voelen. Hij noemde haar eén mijlpaal in de geschiedenis van het onderwijs in Zuid-Afrika en wierp een blik achterwaarts op den weg, dien het Afrikaansch heeft doorloopen. Hij gewaagde van de oude Patriot-beweging, waarvan ds. S.J. du Toit de ziel was en die nog door drie andere werd geleid: C.P. Hoogenhout, D.F. du Toit en A. Pannevis, een Nederlander van geboorte. Dr. Malherbe ziet in dien Pannevis ‘die kiem van die beweging, omdat hij,’ zoo zie dr. Malherbe, ‘taalgeleerde wat hij was, al dadelik na sijn aankoms in Suid-Afrika (1866) die taaltoestand hier begrijp het en deur stil invloed eerste bij die jong S.J. du Toit geesdrif vir Afrikaans gewek het, n invloed wat hom ook bij ander laat gelde het, hoewel niemand in die begin sijn idee met erns opgevat het nie So seer was die oortuiging al gevestig dat 'n strijd teen Engels 'n hopelose saak was. Hoe is uit die mosterdsaadjie van toen 'n heerlike boom opgegroei!’ Sprekende over de letteren merkt dr. Malherbe op: ‘Die poësie van die laatste dertig jaar in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland is grotendeels lyries, en ons digkuns, hoewel deur en deur Afrikaans, is lyries in ooreenstemming met die algemeene sielsontwikkeling van die moderne mens. Maar als ons digters skrijwe om gelees en geniet te word, om die volk op te voed, dan word dit tijd dat die bakens verset word, dat daar meer speelruimte kom, dat die groot lewensmomente van die nasie in kragtige tekening verheerlik word, sodat dit voortleef in die volksbewustsijn. Dit word tijd dat die maatskappelike lewe, en die vraagstukke wat daaruit voortspruit in ons kuns plastiese uitbeelding vind, sodat ander mag sien die werkelikheid en geroer word. Die lyriek omvat 'n te eng stofgebied, sijn motiewe is te beperk en sijn snare raak te gouw uitgepeel. Dan verbleek wat kleure rijkdom had in die begin tot vaal gedaantes, en die woordkuns wat sig verloor in gemaakte verfijning oorleef sigself. Dan ontbreek die verrassende beeld en die gedig wat oorloop van pure rijkdom van woordklank seh niks nie, omdat jij al dieselfde snaar duizendmaal hoor speel het. Hoe welkom die verskijning van die nederlandse lyriek van na 1880 ook al was, die frisheid daarvan is ondergegaan in vormverfijning, dit verkwik nie meer nie, om van die toon van lewensmoeheid nie te praat nie. ‘Vorminvloed van Nederland, woordsamestelling en woordvorme, is in ons afrikaanse poësie aan te wijs. Dit is 'n natuurlike element in die bruikbaarmaking van ons taal vir hoër kunsdoeleindes. Gelukkig is ons besig om daar heeltemaal aan te ontgroei. Eg afrikaanse vorm eg afrikaanse lewenstoon, en dit alleen - daarin leh die krag van ons opkomende kuns. En als ons digters die grense verwijd in die richting van die epiek, van die verhaal en so aansluit bij 'n element wat kragtig is vir ons volkslewe - die lus en sin vir die vertelling, vir die storie - als hulle die afrikaanse karakter eenvoudig maar sterk uitbeeld, dan sal 'n {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} werkelike volkskuns ontstaan, 'n kuns vir die volk, 'n kuns wat die volk in sal lewe.’ Hier zijn, dunkt ons, voortreffelijke dingen in uitgesproken. Maar is de Afrikaansche dichter en schrijver in zijn lyriek en ook in den aard van zijn vertellingen niet een echte zoon van den Nederlandschen stam gebleken, bepaaldelijk van den Noord-Nederlandschen tak? En is ons volk de epiek niet maar half afgegaan? Het heldendicht van den tachtigjaiigen oorlog heeft in onze letteren zoomin als in onze schilderkunst sterk uitdrukking gevonden. Het ging aan onze dichters enschilders voorbij. Zij vonden het groote in het kleine. Het is of het onze Afrikaansche broeders ook zoo gaat. Dr. Malherbe heeft bij al zijn liefde voor het eigen Afrikaansch toch gevoel voor de verwantschap met de beschaving van Nederland en Vlaanderen. ‘Die ideaal van nouwer stamverband zal bespoedig word,’ zegt hij, ‘deur 'n deugdelike skoolstelsel, waarin die afrikaanse kind van 'n seker standerd of die nederlandse taalvorm sal aanleer alleen met die oog op lektuur, iets wat met baing min moeite sal geskied omdat woordeskat en idioom so na verwant is. Dan sal die nederlandse boek vir die afrikaanse kind eens 'n lus word omdat hij hem nie meer hoe te bekommer oor die vreemde uitgange en vorme nie; dan sal hij beter leer verstaan inhoud en waarde omdat sijn aandag volkomen gevestig sal wees op die wesenlike; dan sal hij eers smaak krij vir wat hom vandag dikwels teensin inboesem.’ Zoo zal er zich. vertrouwt hij, ‘'n levende sielsband met ons nederlandse en vlaamse broeders’ vormen. * * * Een verwachte brief van Ou-Boet over de begrafenis van President Steijn heeft ons zeer tot onze spijt niet bereikt. West-Indië. Een standaardwerk. Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië, onder redactie van Dr. H. Benjamins en Joh. F Snel leman, uitgever te 's-Hage Martinus Nijhoff en te Leiden de N.V. Boekhandel en Drukkerij, voorheen E, J Brill. Onder dezen titel kondigde ik in September van het oorlogsjaar 1914 de verschijning van de Encyclopaedie aan, nadat ik de gelegenheid had gehad van vier reeds verschenen afleveringen kennis te nemen. Reeds toen meende ik te mogen schrijven, dat de nieuwe encyclopaedie een hoogst nuttig werk was, dat in elke goede bibliotheek behoorde aanwezig te zijn en dat ik die vooral ook gaarne onder het bereik zou zien gebracht van hen, die betrokken zijn bij m u.l.o., middelbaar en gymnasiaal onderwijs en bij de kweekscholen Wij zijn nu meer dan twee jaren verder en nog in 1916 is de twaalfde aflevering verschenen, waarmede feitelijk het werk compleet is. In een dertiende aflevering zullen nu nog een reeks aanvullingen en verbeteringen worden opgenomen, een namenregister, eenige kaarten en - verwonder u niet lezer - ook het voorwoord. Dat het voorwoord het laatst komt, lijkt meer ongewoon dan het feitelijk is. Zoo schijnen de schrijvers algemeen te werken, en dat is wel logisch ook. Eerst als een boek af is, kan men het in zijn algemeenheid overzien en daarvan in een voorwoord een overzicht geven onder mededeeling van de leidende gedachte, die men gevolgd heeft. Het is nu maar te hopen, dat die laatste aflevering zóó zal verschijnen, dat de inteekenaren de gelegenheid zullen hebben het voorwoord uit die aflevering los te maken en op zijn plaats te brengen achter het titelblad. De indruk, dien de lezing der eerste afleveringen gaf, is bij de kennisneming der volgende afleveringen in alle opzichten bevestigd en versterkt. De samenstellers hebben inderdaad de wetenschap verrijkt met een standaardwerk. De meeste stukken over het een of ander belangrijk onderwerp, uitgedijd tot keurige monographieën, geven voor den lezer, die met West-Indië bekend is, bewijzen te over, dat het deskundigen waren, die door de redactie tot medewerking zijn uitgenoodigd. In eene encyclopaedie als de hier besprokene, moet natuurlijk de alphabetische volgorde worden in acht genomen. Daardoor moet ieder woord in zijn gelid staan. Men zou anders zoo gaarne een paar artikelen uit de rij hebben genomen en vooraan geplaatst. Ik bedoel de artikelen bij de woorden ‘Suriname’ en ‘Curaçao’. Die artikelen munten uit door duidelijkheid en geven bij hun beknoptheid toch een volledig beeld van de twee koloniën. Het zijn twee artikelen, die men goed doet het eerst ter hand te nemen, als men iets algemeens over die koloniën wil weten. Soms wordt de liefde voor zijn geboorteland den eersten redacteur te sterk, als hij het heeft over de schoonheid van de Noordkust van Z.-Amerika en bijv. onder het hoofd Guiana laat afdrukken: ‘In natuurschoon wordt Guiana door geen ander land overtroffen’. Zoo wordt ook met voorliefde door den oud-inspecteur van het Surinaamsche onderwijs het onderwijs in de kolonie in 17 kolommen druk behandeld en toch kon het resultaat van dat onderwijs, m.i. ten onrechte, niet de goedkeuring verwerven van de zoogenaamde Suriname-Commissie. Er zijn artikelen, welke men met de grootste belangstelling van het eerste tot het laatste woord leest. Ik wil als zoodanig hier noemen de artikelen over: Financiën, Grondpolitiek, Goudindustrie, Handel en Scheepvaart, Immigratie, Muntwezen, Nederlandsche Handelmaatschappij, Negotiatiën, Onderzoekingstochten, Slavenhandel en Slavernij, naast vele andere. De bij elk artikel aangehaalde litteratuur toont {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} hoeveel er in den loop der jaren over West-Indië geschreven is, dat bij het Nederlandsche lezend publiek eenvoudig onbekend bleef. Die litteratuur zou te zamen een vrij uitgebreide bibliotheek vormen. De samenstellers hebben zooveel mogelijk getracht de gegevens onder de beste hoofden te ordenen. Het spreekt van zelf, dat hun dit niet altijd is ge lukt en wanneer ik op enkele leemten ga wijzen, dan vloeit dit alleen voort uit den wensch om hen te steunen in hun streven om iets te leveren, dat de scherpste critiek kan doorstaan. Deze bedoeling zit ook bij mij voor, als ik, bij wijze van voorbeeld, op enkele leemten zal wijzen. Omtrent het sterftecijfer in Suriname heeft men in Nederland - dat bleek mij herhaaldelijk - weinig gegevens. Natuurlijk sloeg ik, toen ik daaromtrent mij weder eens cijfers in het geheugen wilde roepen, de encyclopaedie op i.v. ‘Statistiek’ en ‘Sterfte’, maar vond niets. Al lezende vond ik de gewenschte gegevens onder het hoofd ‘Paramaribo’ en nog beter onder het hoofd ‘Suriname’. ‘John Godden’, de Engelsche millionair, die schatten heeft verdiend aan de phosphaat op Curaçao, vond ik evenmin onder zijn naam als de ‘Santa Barbara Mijn’, vanwaar hij zijn phosphaat haalde. Een en ander komt voor onder het hoofd: ‘Financiën’ van Curaçao en ook onder het hoofd ‘phosphaat’. ‘Verbond’, de naam, waaronder de niet wettelijk gesanctionneerde, door de Hernhutter zendelingen in de vorige eeuw tusschen negers voltrokken huwelijken bekend staan, treft men aan onder het hoofd: ‘Broedergemeente’. Behalve eene zelfstandige vermelding had er naar verwezen kunnen worden onder; ‘prostitutie’. Nog enkele aanteekeningen mogen mij vergund zijn. Petroleum. Dit woord mis ik noode, nu de Bataafsche een groote installatie op Curaçao aan het inrichten is welke dat eiland zal maken tot centrale dirtributiehaven van geheel Midden-Amerika. Greshoff. Hierbij had kunnen worden vermeld, dat er, vergis ik mij niet, na zijn dood een Greshoff's Rumphius fonds is gesticht, voor het natuurwetenschappelijk onderzoek der Molukken, waaruit een Greshoff medaille wordt toegekend. Immigratie. Aan den op blz. 377 genoemden bundel van immigratievoorschriften ware meer gezag gegeven, wanneer daarbij de naam van den bewerker Mr. Dr. A.J. van der Houven van Oordt ware genoemd, den in 1902 aan de gele koorts bezweken jongen sub-agent voor de immigratie. Kleurlingen. Dat tot deze rubriek van personen niet zouden behooren afstammelingen van Chineezen of Britsch-Indiërs met negers, kunnen de samenstellers niet bedoeld hebben. Grenzen. De Engelsche Regeering neemt sedert ruim 20 jaren, indien mijn geheugen mij niet bedriegt, als vaststaande aan, dat er geen grenskwestie is tusschen Suriname en Demerary. Van die zijde zal dus niet worden erkend de juistheid van de woorden op blz. 331 1ste kolom onderaan ‘Deze grenskwestie is nog niet beëindigd’. Koffie. Dit artikel is van 1914. Zoo gaarne had ik den schrijver gegund de productie en de prijzen van de laatste twee jaren te vermelden, waarop de hooge verwachtingen voor de toekomst van de kolonie voor een deel gebouwd zijn. De Braziliaansche valorisatie-maatregel had als een der oorzaken kunnen vermeld zijn van de prijsstijging, die in deze eeuw aanleiding gaf om weder de koffiecultuur op meer uitgebreide schaal aan te vatten na de teleurstellingen van het laatst der 19e eeuw. Kon. West-Indische Mail. In dit door, blijkens de initialen, bij uitstek bevoegde hand geschreven artikel mist men de mededeeling, dat de groote Koninklijke Stoomboot-Maatschappij de ‘holding Company’ is van de aandeelen K.W.I.M. en daardoor de kracht van deze maatschappij in de laatste jaren enorm is toegenomen. Vermoedelijk was het artikel reeds geschreven vóór die samensmelting. Lepra. Bij de beschrijving van deze ziekte komt de neerdrukkende uitspraak voor: Tot dusver is er geen geneesmiddel tegen de ziekte bekend, ofschoon men telkens daarvan hoort en het is twijfelachtig of er ooit een geval van genezing is voorgekomen van werkelijk geconstateerde lepra’. Op de aflevering, waarin dit voorkomt, staat het jaartal 1914 gedrukt. Jammer, dat niet de verschillende middelen genoemd zijn, waarmede ook reeds in 1914 op uitgebreide schaal proeven genomen werden. In 1915 zijn drie lepralijders, die eenige jaren tevoren door de daartoe aangewezen Surinaamsche Commissie van deskundigen melaatsch waren verklaard, door diezelfde Commissie gezond verklaard. Zij waren alle 3 verpleegden in het asyl Bethesda van de Protestantsche Lepravereeniging en hadden gebruikt het middel Aïouni, door zendeling Delord gevonden in Australië en sedert over de geheele wereld bekend. Deze gezondverklaring heeft in den kring der zieken eene groote moreele uitwerking gehad en velen, die leefden onder den druk van het zich verloren gevoelen voor dit leven, kregen weder een lichtstraal van hoop in hun armzalig bestaan. Lobi-Siengi. Vergis ik mij niet, dan is deze dans als onzedelijk van overheidswege verboden. Haagsche Maatschappij. Zoo wordt in het kort genoemd de sedert 1829 te 's-Hage gevestigde: ‘Maatschappij ter bevordering van het godsdienstig onderwijs in de kolonie Suriname’. Deze maatschappij, die nog steeds krachtig het door de Hernhutters aan de negers gegeven bijzonder onderwijs steunt, met eenige duizende guldens per jaar en welker organisatie over geheel Nederland verspreid is. had wel recht om met een enkel woord vermeld te worden onder haar eigen naam of onder Onderwijs of Broedergemeente. Vermoedelijk was haar bestaan aan den oud-inspecteur van het onderwijs niet bekend. Malaria. Met genoegen las ik de mededeeling, dat het niet afdoende bewezen schijnt, dat men {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} niet malarialijder kan worden ook op andere wijze dan door den beet van den Anopheles. Eigen ervaring heeft mij geleerd, dat ook de wind uit zekere richting, moeraswind, malariaaanvallen kan veroorzaken bij volkomen afwezigheid van muskieten. Nederlandsch. Naast dit woord, doet het herhaaldelijk gebruikt woord Hollandsch in het daarop volgend artikel over ‘Neger Engelsch’ eenigszins vreemd aan. Phosphaat. De productiestaat van phosphaat op blz. 561 hangt, zonder opschrift, wonderlijk in de lucht. Posthouder. Voor de volledigheid ware hier ook te vermelden geweest de plaatsing van een onderwijzer, tevens officieel schrijver bij het grootopperhoofd Oseisie tusschen 1890 en 1900 (J.G. Spalburg). Oost en West. De samenstelling van een West-Indische Commissie in deze Vereeniging in 1916 geschiedde blijkbaar na het ter perse gaan van het artikel over deze nuttige Vereeniging. Er zijn aanwijzingen, dat deze Commissie nog veel goeds voor de kolonie zal kunnen tot stand brengen. Maar waarom zal ik verder in bijzonderheden treden? Ik kan niet anders dan de bestudeering van het werk ten zeerste aanbevelen. Juist nu in dezen tijd op initiatief van Gouverneur Staal van verschillende zijden pogingen worden gedaan, om na kennisneming van de koloniale toestanden, iets voor Suriname te doen, is deze encyclopaedie de aangewezen bron om allerlei gegevens te verschaffen. Het zij mij vergund ten slotte eene gedachte neer te schrijven, die bij mij opkwam, nadat ik de lezing van het werk had beëindigd. Onwillekeurig kwam mij voor den geest de royale maatregel, eenige jaren geleden door de Regeering genomen, toen de wenschelijkheid bleek om eene platen-uitgave der koloniën, naar groote photographische opnamen, waarvan de prijs voor de onderwijsinstellingen te hoog was, toch succes te verzekeren, door voor de scholen een bepaalden prijs vast te stellen en het meerdere uit de schatkist bij te passen. Als men nu eens aan de Departementen van Koloniën en Binnenlandsche Zaken de van allen kant uitgesproken en gewenschte meerdere propaganda voor onze West-Indische koloniën in een daad omzette door voor de bibliotheken van openbare en bijzondere instellingen voor middelbaar onderwijs, voor gymnasia en kweekscholen een exemplaar beschikbaar te stellen bijv. voor den halven prijs en het ontbrekende uit 's lands kas bij te passen, dan zou die daad m i. niet anders dan geprezen kunnen worden en zeker de bedoelde koloniën ten goede komen. Hoe dit ook ga, ik wensch de redactie zeer bijzonder geluk met de door haar verkregen resultaten en hoop dat de encyclopaedie, weldra voorzien van een flinken band, in handen van het Nederlandsche publiek een goede ontvangst zal ondervinden. Mr. C.F. SCHOCH. Mededeelingen en Allerlei. Algem. vergadering van Groep Nederland. In overleg met Afdeeling Arnhem, die zich bereid verklaard heeft de Algemeene vergadering dit jaar te ontvangen, is de dag bepaald op Zaterdag 14 April. De beschrijvingsbrief zal in het Maart-nummer verschijnen. Gedenkteeken voor President Steijn. De bladen melden, dat bij eenige heeren hier te lande het denkbeeld is gerezen, om een gedenkteeken op te richten voor President Steijn. Zij hebben zich daartoe in verbinding gesteld met het Hoofdbestuur der Nederl. Zuid-Afrik. Vereeniging, Dr. Hendrik Muller, en den voorzitter van het Algem. Nederl. Verbond. Het ligt in de bedoeling eene uitgebreide commissie voor dit doel te vormen. Friesch vee in Zuid-Afrika. De heer H. Altmann, voorzitter van de afdeeling Potchefstroom, zendt ons een paar krantenuitknipsels met berichten over de verkooping van rasvee op de jaarlijksche veiling der Goevernementsproefplaats te Potchefstroom, waaruit blijkt dat het Friesche veeslag op nieuw heeft bewezen het meest gewild te zijn. De hoogste prijs die besteed werd, 22c guineas, was voor een ‘Frieslandbul.’ De prijzen gaan elk jaar omhoog en er is voor het Friesche vee in Z.-A. een groote toekomst. Volksopbeuring. Het vervolg der verantwoording van ingekomen gelden moet tot een volgend nummer blijven liggen. In het geheel werd reeds ontvangen ongeveer f 13.000 en 2100 frs. Aanvulling Sprekerslijst. Kitty Ament, Apeldoorn. Indische kunst en muziek, voordracht met lichtbeelden en aanschouwingsmiddelen. Mevr. Aleida Roelofson, Pieter Both.straat 24, Den Haag Voordracht van middeleeuwsche en moderne dicht- en prozawerken. Ellen Wiarda en Johan Schmidt, Rustenburgerstraat 320, Amsterdam. Voordrachten en Tooneelstukjes. Het adres van den blinden pianist Everhard Beverwijk, in het vorig nr. genoemd is: 3e Kosterverlorenkade 32, Amsterdam. Wegens plaatsgebrek konden eenige stukken, waaronder de rubrieken: Nieuwe Leden, Taalcommissie en Ingezonden, niet in dit nummer opgenomen worden. Red. {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} Begrooting van het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond voor 1917. Ontvangsten: 1. Opbrengst achterstallige bijdragen over de jaren 1914, 1915 en 1916. Memorie. 2. Bijdragen van de groepen: Nederland, saldo van rekening f 10000.- België Memorie Ned. Indië f 1150.- Ned. Antillen f 350.- Suriname Memorie f 11500.- 3. Bijdragen Zelfstandige Afdeelingen f 1146.- 4. Gekweekte rente f 100.- 5. Subsidie Ned. Regeering f 3600.- 6. Buitengewone ontvangsten f 50.- 7. Opbrengst uitgaven A.N.V. f 50.- 8. Rente legaat Mej. Rikkers f 79.90 9. Bijdragen van nieuwe leden aangebracht door den gemachtigde van het Hoofdbestuur f 100.- _____ f 16625.90 Uitgaven: 1. Algemeene kosten: a. Salarissen ½ f 1975.- b. Kantoorhuur en onderhoud ½ f 275.- c. Drukwerk, kantoorbehoeften, porti enz. f 500.- d. Verschottenbestuursleden en afgev f 450.- f 3200.- _____ 2. Subsidie aan Neerlandia f 7000.- 3. Subsidie aan de Boeken-Commissie f 2400.- 4. Druk en herdruk uitgaven A.N.V. f 200.- 5. Lidmaatschappen enkleine bijdragen f 350.- 6. Propaganda f 1300.- 7. Subsidies aan Groepen f 700.- 8. Subsidies aan Zelfst. Afdeelingen f 600.- 9. Rente legaat Mej. Rikkers f 79.90 10. Ondersteuningen en tegemoetkom. f 500.- 11. Ned. onderwijs in den vreemde f 100.- 12. Bijdrage aan het Kapitaalfonds Memorie 13. Onvoorziene uitgaven f 196.- _____ f 16625.90 Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. (Hoofddoel: Verzorging in Nederland). 3de opgave van ontvangen bijdragen van 1 Dec. tot 31 Dec. 1916. Hare Majesteit de Koningin-Moeder f 100.-. Algem. Nederl. Verbond, Algemeene Leden. M. de B. f 10.- te Hilversum. H.A. f 2.50 te Abcoude. J.E.v.d.L. de C. f 10.- te Schuddebeurs. C.J.K. f 2.50, H.J.E.W. f 5.-, beiden te Den Haag. G.J.C.H. f 2.50 te De Wijk. N.N. f 1.- te Almelo. Mej. H.v.d.W. f 10.- te Zevenbergen. J. de J. f 1.- te Hoogkarspel. Dames P. f 15.- te Winschoten. P.B. Kz. f 2.50 te Hoogezand; tezamen f 62.-; maakt met vorige opgaven f 679.50. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Haarlem f 25.-. Algem. Nederl. Verbond, Jongel.-Afd. Amsterdam f 34.11; maakt met vorige opgave f 124.11½. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Zwolle f 360.-. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Assen f 66.-; maakt met vorige opgave f 166.-. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Alkmaar f 101.46. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Deventer f 442.-; maakt met vorige opgave f 1542.13. (Onder dit bedrag zijn begrepen f 239.95, ingezameld te Twello door mevr. W.J. Lugard; f 129.-, ingezameld te Voorts door mejuffr. J.H. Mentz en f 44.25, ingezameld te Terwolde door mevr. S. Schotanus). Plaatselijk Comité Zaltbommel f 119.-. Best. Pl. Groep T.O. Raad te Opsterland f 70.-. Inzamel. mevr. Dr. Riemers te Amsterdam f 70.-. Inzameling Haagsche Onderwijzers-Zangvereeniging te Den Haag f 400.-, op eene uitvoering van de Vereeniging ter beoefenening van Vocale en Dramatische Kunst, onder leiding van mejuffr. G. Esser. Inzameling mej. W. Bosch te Bussum f 13.-. Inzamel. jongejuffr. E. Torchiana te Utrecht f 15.50. L.B. f 10.-, A.H. f 10.-, N.v.H.v.S. f 5.-, Dames v.O.B. f 10.-, P.H. Garde f 3.- L.K. & Co. f 10.-, v.K. f 10.-, v.C. f 5.-, D.S. & Co. f 5.-, E.J.L. f 10.-, v.K. f 10.-, C.W. f 2.50, J. Mpij. T. f 10.-, v.H. & Co. St. Fab. f 5.-, M.K. f 1.-, G.H.W. f 1.-, A.E.W. f 40.-, W. de G. f 10.-, E. & Co. f 10.-, C.J.W. f 50.-, mevr. C.J.D.V. f 10.-, B.O. f 2.50 v.A. f 5.-, I.S. f 1.-, H.J.W. f 2.50, J.M. f 5.-, E.v.O. f 1.-, R. Bank Ver. f 100.-, De L.K. f 2.50, E. le M. f 5.-, Dr. G.G. f 2.50, J.H.E. Pz. f 1.25, H.E.B. f 10.-, J.E. f 5.-, A.G. f 2.50, Mevr. E.F. f 10.-, J.G. f 10.-, A.B. f 5.-, H.M. & Co. f 50.-, G. f 1.-, B.C.S. f 1.-, A.F. f 5-, P.E.M. f 25.-, P.J.A.C. f 5.-, M. f 2.50, N.N. f 2.-, M.A. f 5.-, Wed. Dr. L. f 2.50, J.M.V. f 5.-, v.W. f 10.-, Mr. E.Ph. f 100.-, J.P. f 10.-, J. de V. f 1.-, D.v.O. Hz. f 1.-, A.J.P.H. 5.-, Dr. J.v.R. f 25.- D.H.S. f 2.50, J.M. 3de maandelijksche bijdrage f 5.-, R.v.S. f 10.-, J.A.M. f 25.-, Mevr. v.d.M. f 2.-, allen te Amsterdam. N.N. f 5.-, mej. G.B.H. f 10.-, M.v.M. f 10.-, E.H. Jr. f 10.-, mevr. A.v.d.H. f 10.-, Dr. W.v.E. f 2.50, A.W. f 25.-, Constr. W.L.W. Fab. N.S.I. f 25.-, G.K. Jr. f 2.50, mevr. M.v.C.G. f 50.-, v.E. & R. f 10.-, P.H.v.D. f 100.-, Com .v. Gr. H. f 100.-, v.C. & F. f 25.-, allen te Rotterdam. Mej. F. te B. f 25.-, Prof. A.E.R. f 1000.-, M.A.v.W. f 1.-, mej. G.M.H. f 1.-, G.H.B. f 1.-, W.C. f 5.-, T.J.v.E.H. f 1.-, D.D.C. f 2.50, T. f 1.-, P.A.V. f 10.-, K.S. f 3.-, wed. A. de M.G. f 10.-, mevr. E.H.K. f 5.-, C.M.T.B. f 10.-, G.A.v.D. f 5.-, Oud-President f 5.-, E.A.E. f 5.-, A.G.v.M. f 5.-, J.K.S. f 5.-, A.S. f 10.-, G.v.d.H. f 5.-, Bss. D.A.v.O. f 2.-, C.J.v.V. f 1.-, mevr. Ch. f 1.-, U. f 1.-, J.J.R. f 2.50, E.A.v.G.v.d.S. f 1.-, U. f 2.50, De K. f 2.50, wed. J.A.V. f 10.-, Mr. G.H.B.L. f 10.-, G.L.A. f 10.-, H.B.v.d.K. f 2.50, A.P.D.D.v.d.L. f 2.50, J.v.J. f 2.50, Familie H. f 15.-, Jhr. M. de J. f 5.-, Mr. E.L.v.E. f 2.50, Mr. H.Z. f 2.50, P. {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} J.v.V.V. f 100.-, Jhr. Mr. O.D.v.d.S.v.P. f 25.-, mevr. K. f 10.-, J.A.C. f 10.-, N.N. f 10.-, Familie B.H. f 7.50, Jhr. Mr. J.W.A.v.S. f 5.-, M J.T. f 1-, Mr. C.v.B.v.O. f 1.-, v.A. f 1.-, Dr. W.J.L. f 1.- mevr. B.S.D. f 1.-, A. de S. f 1.-, mej. S.C.v.D. f 1.-, wed. W.J.B.J. f 1.-, N.v.L. f 5.-, E.W. f 2.-, mej. A.M. f 1.-, Mr. C.V. f 25.-, Mr. v.B. f 2 50, mej. M.v.S. f 1.-, C.Th.V. f 2.50, mej. v.R. f 2 50, B.W.M. f 10.-, D.v.d.O. f 1.50, Mr. B.M.V.H. f 10.-, mevr. D. f 10.-, J. f 2.50, mevr. wed. C.H.P. f 1.-, C.P.S. f 1.-, G.J.W.K.B. f 5.-, S.A.M. f 5.-, W.J.J. f 3.-, wed. E.v.D. f 5.-, allen te Den Haag. H. de L. f 10.-, W.S. f 2.50, W.K. f 1.-, Mr P.D.H. f 10-, S.R.A.v.d.M. f 25.-, Dour. Q.H. f 10.-, K. f 2 50, W.H.M.S. f 100.-, Mr. H.A.M. f 5-, A.W. f 0.50, W.V.M. f 10.-, G.J.P. f 3.-, Dr. J.W.Z. f 40.-, A.H.G. f 2.-, G.A.v W.C. f 25.-, C.V. f 1.-, Dames M. f 3.-, mej. v.M. f 5.-, mevr. A.A. de R. de W.M. f 2.-, G.B. f 5.-, H. de B.N. f 5.-, M.K. f 2 50. S.K.S. f 10.-, H C.N.D. Bank f 50.-, C J.M.L. de K. f 2 50, B.C. te B. f 3.-, mevr. de V. f 1.-, E.P.F. f 5.-, J.E.S. f 1.-, mevr. T. f 5.-, allen te Haarlem. Dr. R. f 25.-, S.H.R. f 10.-, N.N. f 10.-, mevr. M.H.v.d. f 5.-, J.C.B. f 2.-, Dr. J.C.S. f 25-, wed. S.v.L. f 2 50, V N.G. f 10.-, P.H. f 2 50, wed. J.M. f 1.-, S.K. f 2 50, mevr. v.V. f 2 50. G.H.B. f 25-, J.B. de M. f 5-, B.A.S f 2.50, Dr. D.S. f 2-, J.B f 2 50, Ph.v.N. f 2 50. C.J.D.L f 2.50, J.J.D.v P. f 15.-, E.A.O. f 1.-, M.J.v B.v.E. f 2.50, wed. K.v.H f 5-, J.Th.W. f 7 50, N.N. f 10.-, allen te Bussum. P.J. de K. f 5.-, mej. P. f 3.-, H J.B. f 1.50, F.A.v.M. f 5.-, C.H.v.N. f 3 50, Dr. A.v.O. f 10.-, Dr. W.J.M v.S. f 2.50, mevr. E.L.G. f 10.-, J.K. Jr. f 2.50, Mr. T. f 2 50, J.Ch.E.B. f 2.-, A. f 2.-, C.A. f 2.-, M.E.V. f 10.-, C. de W. f 1.-, A.A.H.E.G.K. f 10.-, allen te Dordrecht. v.V. St. D.B. f 10.-, Firma v.d.F. f 25-, K. f 2.-, Jhr. D.P.M.G. f 10.-, Dames D. f 2.50, J.P. f 2 50, J.W. & Zn. f 1.-, L.T. f 2.50, allen te Utrecht. W.E.C. f 5.-, A.E.I.v.d.S. f 10.-, B.E.B. f 2.50, G.v.M. f 2.50, Jhr. G.J.C.v.P. f 10.-, mevr. wed. J.v.G.T. f 100.-. mevr. I. f 5-, C. f 10.-, C.L.J.J. f 5.-, T.A.J. f 5.-, allen te Baarn. J.v.P. f 5.-, mej. M.C.T. f 2.50, J.A.B. f 25.-, Dour. v.A. f 5-, Mr. C. de G. f 5.-, Mr de N. f 2.-, mevr. Th.W.J.B.C.L. f 25.-, J.P.G. f 25.-, allen te Hilversum. G. f 2-, W.T.K. Jr. f 1.-, M.E. f 10.-, C. de R. f 1.-, L.V. f 3.-, J.H. f 1.-, S.N. f 2 50, mevr. S. f 1.-, J.C.L. f 1.-, mevr. S.P. f 1.-, allen te Alkmaar. A.T. f 1.-, A.M. f 2 50, S.O. f 2.50, J.M.C.L. f 10.-, C H v H. f 10.-, A.v.S. f 2.50, allen te Rozendaal. K. f 2.-, J.C.A.v.A. f 1.-, v.R. f 5.-, allen te Naarden. S.v.E. f 5-, N.P. f 10.-, A. de D. f 10.-, allen te Katwijk. Mevr. S. f 25-, mej. C.K. f 5.-, J.v.B. f 25.-, allen te Scheveningen. H.J.F. f 2.50 te Amersfoort. Mr. K.M.P. f 2.50, J.A.T. f 5.-, beiden te Den Bosch. B. f 2.50, H.v.d.C. f 10.-, beiden te Roermond. D.W.v.W.P. f 100.- te Hengelo. Dames L. f 10.- te Laren. Mevr. L.R. f 5.- te Eindhoven. D.C.v.L.M. f 1.- te Apeldoorn. N.M.D. f 5.- te Maassluis. Mej. A.C. f 8.- te Vervey (Zwitserland). D.V. Jr. f 10.- te Velp. L.Z. f 1.- te Zutphen. E.C.C.D. f 10.- te Bloemendaal. M.G.B. f 4.- te Doesburg. J.V. (v.H.H.) f 25.-, M.A. de W. f 1.-, beiden te Oudenbosch. D. f 5.- te Doetinchem. W. & L. f 5.- te Eindhoven. N.M. f 10.- te Nijmegen. P. de V. Gz. f 2.65 te Zaandam. L.J.S. f 2.- te Lochem. J.A. f 5-, A.v.M. f 1.-, beiden te Coevorden. M.W.C. de K. f 15.-, Dames B.K. f 5-, beiden te Apeldoorn. P.C.A. f 10.-, A.B. f 1.-, beiden te Heemstede. M.V. f 10.- te Hees. Mevr. R. f 5.- te IJmuiden. Mevr. v.K. f 1.50 te Watergraafsmeer. Mr. P.J.C. f 10.- te Laag Keppel. Dames W. f 2 50 te Blaricum. A.E.B. f 10.- te Martenshoek. N.V.N. f 10- te Winsum. Ph.E. f 1.- te Nispen. P. de R. f 2 50, N.V. Visscherij-Mpij. P. f 10.-, beiden te IJmuiden. Dr. v.d.H. f 20.- te Eefden. H.H. f 25.-, N.V.Z.S. f 25.-, beiden te Os. N.V.G.M.G f 25.-, S.v.d.V. f 2.50, beiden te Gouda. B.W. & H. te K. f 100.-, St. Wev. N. f 10.-, beiden te Enschedé. F. de B. f 3.- te Tilburg. Coöp. Aardm. Fab. de W. f 25.- te Schipwolde. S.B. f 2 50 te Steenwijk. L. de H. f 5.- te Doorn. (Verbetering: In vorige opgave stond vermeld: Wed. A.H. te Assen f 100.-; dit moet zijn: Afd. Algemeen Nederlandsch Verbond Assen f 100.-). Tezamen ontvangen in December f 6352.06½, maakt met vorige opgave f 25102.97½. Wat schijnt dit veel, ruim f 25 000.-, doch wat is het weinig tegenover de steeds grooter wordende verplichtingen van ons Comité! Wij zijn hartelijk dankbaar voor alle goede gaven en giften, zoowel kl in als groot, doch nog niet voldaan. Vele Afdeelingen van het A.N.V. helpen ons krachtig, niet alleen door flinke inzameling, doch ook door het verschaffen van adressen voor huisvesting, het geven van inlichtingen, het houden van toezicht bij gezinsverpleging enz., enz. Telkens worden nieuwe onder afdeelingen van ons Comité opgericht, die onzen arbeid veel verlichten en daardoor mogelijk maken, en wier arbeid wij niet genoeg kunnen waardeeren, doch verschillende Afdeelingen van het A.N.V. lieten zich bij dezen, zoo echt nationalen, arbeid nog geheel, of nagenoeg geheel, onbetuigd. Wij rekenen en vertrouwen op aller steun, binnen en buiten het A.N.V. Iedere Afdeeling, ieder lid werke in hare (zijne) omgeving en drage een steentje - of een rots - bij, anders komen wij er niet en moeten wij ons werk. half voleindigd staken. Bestaat er wel één Nederlander, die daaraan medeschuldig wil zijn? Wij wachten weder een nieuw transport, de nood is nijpend; welhaast zal het getal onzer verzorgde kinderen 400 zijn, en vele honderden wachten nog. Op dus allen ter leniging van den nood onzer kleine stamgenootjes! Zij roepen om hulp en vertrouwen op U! De kleinen, die reeds hier zijn, gaan prachtig vooruit, zij zijn zoo gelukkig en tevreden en schrijven dit naar huis aan hun ouders, broerties, zusies en makkertjes, die nu des te meer naar hun vaderland verlangen en niet achter gesteld mogen worden. Het onderwijs is reeds in vollen gang; onze kinderen voelen zich weder Nederlanders. De kleeding, waarvoor nu een ijverige Dames-Commissie te Amsterdam, Achteroosteinde 8, dagelijks bezig is, baart ons zeer veel zorg. Giften, groot en klein (liever groot) worden gaarne ontvangen door den Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Uit Petersburg kwam bij het ter perse gaan bij het Hoofdbestuur een gift in van f 2000.- voor bovengenoemd Comité en f 2100.- voor Volksopbeuring. Red. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 3. Maart 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Dit hoop ik, dat de Nederlanders steeds zullen blijven: edel, vernuftig en vrij. Dr. Henry van Dyke. INHOUD: Aan onze medeleden van Groep Nederland - Dagorde der Alg. Verg. van Groep Nederland - Begrooting van Groep Nederland voor 1917 - Van de Afdeelingen - Uit 't Interneeringskamp Harderwijk - Oost-Indië: Jan Dinger †, door Th.G.G Valette - Hygienische toestanden in Ned-Indie, door Th G G. Valette - Suriname: Suriname herdacht, door Fred. Oudschans Dentz - Taalcommissie - Ingezonden, door B. Barends, W.F. van Heusden, J.A. van Hamel, H.C. Muller, Marc. Emants, Ed. Karsen en Red. - Mededeelingen en Allerlei - Nieuwe Leden - Comité voor Ned. kinderen in den vreemde. - Advertentiën. Aan onze medeleden van Groep Nederland. Getrouw aan de na rijp beraad vastgestelde gedragslijn, heeft Uw bestuur zich tot nu toe onthouden van gedurende dezen vreeselijken oorlog rechtstreeks tot U te spreken over den toestand van ons land, naar binnen en naar buiten. Ook thans zal het zich niet begeven in vraagstukken van staatkundigen en maatschappelijken aard, die ons allen elk uur van den dag met grooten ernst vervullen. Wij hebben den plicht vertrouwen te stellen in de rechtschapenheid en kunde van de mannen die de leiding over ons hebben. Wij bedenken daarbij hoe de steeds weer rijzende, altijd grootere moeilijkheden, voorzieningen eischen, waartegen geen mensch ter wereld, hoe krachtig van geest en lichaam, geheel is opgewassen; waartegen groepen zelfs van de allervoortreffelijksten gedeeltelijk of volslagen machteloos staan. Maar met dat al, Nederland doorleeft een zorgelijken tijd, die van elk zijner burgers het beste eischt dat in hem is. Ook als lichtpunt een tijd van zelfopvoeding! Wij worden bescheidener in onze eigen eischen en erkennen dat onze levenstoon te hoog was, en dat wij met iets minder even gelukkig en tevreden kunnen zijn. Ons volk doorleeft in al zijn zorgen een leerschool, die wij zeer noodig hadden. Maar wij zijn nog lang niet aan het eind van de proef, waarop ook wij zullen worden gesteld! Moeilijker dagen staan te wachten, in welke hetgeen wij tot nu toe hebben ondervonden, kinderspel zal kunnen blijken. Nog is het offer dat ieder in zijn kring, de een meer de ander minder, brengt o zoo klein in vergelijking bij wat het worden kan, niet noodzakelijk worden moet. Den loop echter der groote gebeurtenissen om ons heen en in ons eigen midden, hebben wij Nederlanders niet in onze hand. Wij ondergaan, niet lijdelijk, maar onmachtig toch om het opdringend noodlot te keeren. Elken dag meer kan van ons gevraagd worden bereidheid tot steeds grootere offers. En met opgewektheid, niet neerzittende bij de pakken, moeten wij in rustige vastberadenheid die bereidheid toonen. Onze innerlijkste kracht, de kracht van ons volk en onzen stam, moet alom aan den dag treden door blijk van moed en vertrouwen. Eendrachtig moeten wij staan naast onze Koningin, die met haar gansche ziel in de allerhoogste toewijding, voor en over ons aller belangen waakt, en wie weet hoe verder voor ons land en de heele menschheid een zegen zal blijken. Eendrachtig moeten wij staan naast onze regeering, afleggende die zelfzucht en eigengerechtigheid, die in slappe tijden als schuim drijven op onze tuchtelooze vrijheidsliefde. Wij moeten zijn Nederlanders, ten volle bewust van onze mooie plaats onder de volkeren en ons roemrijk verleden, een van wil om te handhaven voor nu en later, onverkort eigen nationale leven en eigen nationalen aard. Als wij zóó zijn, flink, onverzettelijk, oprecht, dan kome het ergste, wij zullen niet desespereeren en houden volle couragie! 21 Februari 1917. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Algemeene Vergadering van Groep Nederland. De jaarvergadering zal ditmaal gehouden worden op Zaterdag 14 April te Arnhem in Musis Sacrum. Dagorde: I. Opening door den Voorzitter te half elf. II. Jaarverslag van den Secretaris. III. Rekening en Verantwoording over 1916 en Begrooting voor 1917 1) door den Penningmeester. IV. Verkiezing van 3 afgevaardigden in het Hoofdbestuur voor de open plaats van Prof. Mr. D.P.D. Fabius, van den heer N.J. Roelfsema en van Mej. E. Baelde. De beide eersten stellen zich niet herkiesbaar. Dubbeltallen: 1.A.W.F. van Idenburg, 's-Gravenhage. Dr. J. van der Valk, Rotterdam. 2.Prof. dr. P.J. Blok, Leiden. Prof. mr. J.A. van Hamel, Amsterdam. 3.Mej. E. Baelde, Rotterdam (aftr.) Mej. M. van der Willigen, 's-Gravenhage. V. Verkiezing van 5 leden van het Groepsbestuur. Dubbeltallen: 1.Dr. F. Buitenrust Hettema, Zwolle (aftr.) W.J. Lugard, Deventer. 2.Marcellus Emants, Den Haag (aftr.) Jhr. Dr. C.G.S. Sandberg, Haarlem. 3.Dr. N. Mansvelt, Amsterdam (aftr.) H.W.J. Sannes, Apeldoorn. 4.Prof. Dr. J. te Winkel, Amsterdam (aftr.) Gep. Luit.-Kol. H.A. Kooij, Haarlem. 5.Mevr. W. van Hooff - Gualtherie van Weezel, Deventer. Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur, Amsterdam. 6.S.L. van de Vegte, Zwolle. A.J. van Vessem, Utrecht. VI. Voorstellen van het Groepsbestuur. a. Artikel 14 van het Groepsreglement, 1e lid, worde aldus gewijzigd: Het Groepsbestuur bepaalt elk jaar tijd en plaats, waar de volgerde Algemeene Vergadering tusschen 1 Maart en 30 Juni zal worden gehouden. Toelichting. De ondervinding heeft geleerd dat het houden van Algemeene Vergaderingen telkens in een andere plaats veel grooter propagandistische waarde heeft. Dordrecht kan om de twee jaar niet telkens bijzonder werk maken van de ontvangst, andere plaatsen kunnen voor eenmaal in vele jaren zich daartoe beter inspannen. Ook voor de Afgevaardigden en Bestuurders is het aantrekkelijker telkens in een andere plaats te vergaderen en de Afdeelingen zullen het ongetwijfeld op prijs stellen, dat zij elk spoediger aan de beurt komen. b. 1e. De eerste zinsnede van art. 11 van het Groepsreglement worde aldus gewijzigd: Het Groepsbestuur beschikt over de geldmiddelen der Groep volgens eene begrooting, welke vóór den aanvang van het jaar in het orgaan wordt opgenomen. 2e. In art, 14 vervallen de volgende woorden: ‘3e. de begrooting van het loopende jaar;’ en in verband daarmede wordt de nummering in dit artikel voor zooveel noodig gewijzigd. Toelichting. De eerste zinsnede van het tegenwoordig artikel 11 bepaalt, dat het Groepsbestuur binnen de grenzen der begrooting beschikt over de geldmiddelen der Groep. Nu wordt, volgens de tegenwoordige werkwijze, de begrooting voor eenig jaar vastgesteld op eene in Maart van dat jaar te houden Algemeene Vergadering. Vóór dien tijd is er dus geen wettelijk vastgestelde begrooting. Hieruit volgt echter, dat aan het aangehaald voorschrift in art. 11, voor zooveel betreft het tijdvak van 1 Januari tot aan den dag in Maart, waarop de jaarlijksche Algemeene Vergadering wordt gehouden, geen gevolg kan worden gegeven. Zoolang er geen begrooting is, kan ook het Bestuur niet ‘binnen de grenzen der begrooting’ over de geldmiddelen van de Groep beschikken. Deze redeneering zal nog meer klemmen, indien het voorstel wordt aangenomen, volgens hetwelk het Groepsbestuur geheel wordt vrijgelaten om te bepalen, wanneer de Algemeene Vergadering zal plaats hebben. (Zie a). c. Motie. ‘De Algemeene Vergadering van Groep Nederland, gezien het rapport der Propaganda-Commissie, draagt aan het Groepsbestuur en de Propaganda-Commissie op elk drie leden uit hun midden aan te wijzen om in onderling overleg een ontwerp op te maken voor de verdere werkwijze van onze Groep en hare verhouding tot andere vereenigingen; en van een en ander zoo spoedig mogelijk een rapport uit te brengen, opdat dit in een bizondere najaarsvergadering kan behandeld worden’. VII. Voorstellen, moties en vragen der Burger-Afdeelingen. Amsterdam. De Afdeeling Amsterdam wenscht van het Hoofdbestuur te vernemen, waarom het is afgeweken van {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn gedragslijn, om zich niet met politieke zaken bezig te houden, door aan President Wilson hulde te brengen voor zijn bekende nota. Voorlichting. Het Groepsbestuur verwijst naar het overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 6 Jan. in het Febr.-nr. blz. 20, waarin de Voorzitter meedeelt, dat in bedoeld telegram alleen een gevoel van menschelijkheid tot uiting is gekomen zonder eenige politieke bedoeling. Het Hoofdbestuur keurde eenstemmig het zenden van het telegram goed. Het Groepsbestuur ontraadt hierop thans nog terug te komen. Arnhem. 1e. Aan eene door het Groepsbestuur te benoemen deskundige commissie worde opgedragen een onderzoek in te stellen aangaande de wenschelijkheid en mogelijkheid om op vele lagere scholen meer tijd te besteden aan de Nederlandsche taal; 2e. indien de uitslag van dat onderzoek daarvoor door het Groepsbestuur gunstig wordt geoordeeld, bij de Regeering aan te dringen op het nemen van de noodige maatregelen in den aangegeven zin. Toelichting. De Afd. is van oordeel dat het op den weg van het A.N.V. ligt te bevorderen dat op vele lagere scholen zoo mogelijk meer tijd aan het onderwijs van de Nederlandsche taal worde besteed. De aanstaande herzieningen op onderwijsgebied zullen vermoedelijk gelegenheid kunnen geven ook eene wijziging in dezen zin tot stand te brengen, zoodat het thans de goede tijd schijnt om dit onderwerp van de zijde van het Verbond bij de Regeering aanhangig te maken. Voorlichting. Het Groepsbestuur kan zich met het voorstel Arnhem vereenigen. 's-Gravenhage. Moties: a. De vergadering acht het wenschelijk dat Neerlandia in den vervolge, naast zakelijke mededeelingen betreffende de Groot-Nederlandsche stambelangen, ruim gelegenheid geve voor het uitspreken van onderling verschillende meeningen dienaangaande. Toelichting. Deze motie is het gedeelte van de motie, welke de Afd. op de Groepsvergadering van 18 Maart 1916 voorstelde (zie Neerlandia van Maart 1916 blz. 50), maar dat zij moest intrekken om het 1e gedeelte der motie niet in gevaar te brengen. Aangezien sedert Neerlandia voortgegaan is met zich stelselmatig te onthouden van bespreking van zaken, die voor onze stambelangen van het hoogste gewicht zijn, meende de Afdeeling haar voorstel opnieuw aan de orde te moeten stellen. Voorlichting. Het Groepsbestuur stelt voor dit punt te verwijzen naar de Commissie voorgesteld in VI c. b. De vergadering acht het wenschelijk dat een Commissie van redactie voor Neerlandia van drie leden worde ingesteld. Toelichting. Het is tot dusver aan de Afd. onbekend wie voor de redactie van ons maandblad verantwoordelijk is, wie beoordeelt of een stuk al dan niet geplaatst zal worden. Daarom acht de Afd. het goed dat een bepaalde commissie van redactie worde ingesteld, een commissie, die in voldoende mate rekening houdt met den wensch, uitgedrukt in de op de vorige Groepsvergadering aangenomen Haagsche motie, en indien de thans voorgestelde motie (a) wordt aangenomen, ook met den daarin uitgedrukten wensch. Voorlichting. Als bij a. c. De vergadering acht het wenschelijk, dat teruggekomen worde op het voornemen om Neerlandia in te krimpen. Toelichting. Juist in deze tijden, nu op ons gebied zooveel te doen is, moest Neerlandia eer uitgebreid, dan ingekrompen worden en is het naar het oordeel der Afd. misplaatste zuinigheid om van Neerlandia een blaadje van enkele bladzijden te maken. Trouwens als de redactie inderdaad met de wenschen in de toelichting onder b genoemd rekening wil houden, dan is het een eerste eisch, dat het blad voldoende plaatsruimte biedt. Voorlichting. Het Groepsbestuur deelt mede, dat de Redactie van Neerlandia reeds in het begin van het jaar aan het Hoofdbestuur heeft verzocht op zijn besluit inzake inkrimping van Neerlandia terug te komen en dat zij het recht kreeg zoo noodig Neerlandia weer met den gewonen omvang te doen verschijnen. d. Het bestuur van Groep Nederland wende zich tot het Hoofdbestuur met het voorstel, dat het A.N.V. zich stelle op het standpunt van bestuurlijke scheiding van België. Toelichting. De onafgebroken verdrukking en tegenwerking van de Vlaamsche taal sedert het ontstaan van het Koninkrijk door de Waalsche machthebbers, hebben alle hoop ontnomen, dat aan het Vlaamsch na het herstel van België recht zal worden gedaan. Dit kan alleen verwacht worden van een afzonderlijk bestuur van het Vlaamsche gedeelte van het Koninkrijk. Voorlichting. Het Groepsbestuur is van oordeel dat het Groep Nederland niet betaamt om zich in een dergelijk staatkundig Belgisch vraagstuk te mengen. Het verwijst bovendien naar de verklaring in het Januari-nummer van 1916 openbaar gemaakt, waarin de Vlaamsche leden van het Hoofdbestuur ons nadrukkelijk verzoeken geen partij te kiezen tusschen de verschillende stroomingen, die thans onder de Vlamingen bestaan. e. Neerlandia houde de lezers op de hoogte van hetgeen er van belang te melden is, aangaande de Vereenvoudigde spelling. Toelichting. De bedoeling van deze motie is dat Neerlandia in den vervolge niet stelselmatig alle artikelen zal weigeren, die vóór of tegen de invoering van de Vereenvoudigde spelling als stambelang, worden {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} aangeboden en dat ons maandblad de voornaamste zaken op dit gebied zal overnemen uit het blad ‘Vereenvoudiging’, dat haar geregeld wordt toegezonden. Voorlichting. Het is onjuist, dat Neerlandia stelselmatig alle artikelen over de V.S. weigert. Het Groepsbestuur verwijst o.m. naar het artikel van Dr. J.B. Schepers in het Mei-nr. 1916 en naar de gedachtenwisseling over de V.S. in de laatste nummers van Neerlandia opgenomen. Het oordeelt dat aan de Redactie de beslissing over opneming ook wat stukken over de V.S. betreft moet blijven overgelaten. VIII. Wenschen der Studenten-Afdeelingen. Van de Vereenigde Besturen der Studenten-Afdeelingen: a. De Vereenigde Besturen der Studenten-Afdeelingen zouden het zeer op prijs stellen, wanneer het Groepsbestuur er toe zou kunnen besluiten een nieuwe voor alle Studenten-Afdeelingen geldende geldelijke regeling vast te stellen. De toestand is thans zoo dat door het Groepsbestuur aan enkele afdeelingen op haar verzoek reeds een of meermalen heeft toegestaan alle contributiegelden voor propaganda of bijzondere doeleinden (Vluchtelingen e.d.) te behouden, terwijl andere Afdeelingen een zeer groot gedeelte moeten afdragen. Onzes inziens zou het Groepsbestuur een billijken toestand scheppen door een gelijkvormige regeling. Het zou de Stud. Afdn. zeer verplichten door het af te dragen bedrag vast te stellen op den prijs, die Neerlandia netto kost. Het Groepsbestuur gelieve in overweging te nemen de groote kosten van de zeer actieve propaganda der Studenten-Afdeelingen, die onmiddellijk de Burger-Afdeelingen ten goede moet komen. De leiders toch der toekomstige maatschappij in 't algemeen en de Burger-Afdn. van ons Verbond meer in 't bijzonder, worden voor een zeer groot gedeelte door de Studenten-Maatschappij in 't algemeen en de Stud.-Afdn. van ons Verbond in 't bijzonder gevormd. b. De vaststelling van het ledenaantal op 1 Januari, zooals tot dusver geschiedt voor de berekening der af te dragen gelden, is door de volgende bijzondere omstandigheid voor de Stud. Afdn. steeds nadeelig, vaak zéér nadeelig. 1 Januari toch is het aantal leden, ten gevolge van de doeltreffende propaganda in het begin van den cursus (1 October) gevoerd, het hoogst. Afgezien nog van 't feit dat gewoonlijk een niet gering percentage door weigering der (post)kwitantie het lidmaatschap opzegt, een weliswaar onhebbelijke maar niettemin gebruikelijke studenten-gewoonte, waar niets tegen te doen valt, is tegen 't begin van den nieuwen cursus het ledental weer een heel eind gedaald, hetzij door afstudeeren, hetzij door gewoon bedanken. Aangenaam zou het ons zijn, indien het aantal leden hetzij op 1 Mei, hetzij 1 Aug. van 't vorig jaar als maatstaf werd genomen voor de berekening van het af te dragen bedrag. c. Het Groepsbestuur zou de Vereenigde Besturen der Stud.-Afdn. verder aan zich verplichten door de wenschelijkheid te overwegen van het wederom inruimen van een vaste student-bestuursplaats in zijn midden. Wij zeggen ‘wederom’, want bij onderzoek is ons gebleken dat dit indertijd het geval was en van deze goede gewoonte slechts is afgeweken door het in verband met de tijdsomstandigheden en den toestand der Stud.-Afdn. door het Groepsbestuur wenschelijk geachte aanblijven van een oud-student-bestuurslid in zijn midden. De Vereenigde Besturen der Stud.-Afdn. zullen gaarne een voordracht indienen. Voorlichting. Het Groepsbestuur merkt op dat het Groepsreglement geen Vereenigde Besturen van een groep Afdeelingen kent. Het is echter in beginsel niet tegen een afzonderlijke regeling voor de Studenten-Afdeelingen en stelt voor dat aan het Dagel. Bestuur volmacht worde gegeven om in overleg met de Stud.-Afdn. de bijzonderheden van een dergelijke regeling vast te stellen. Afd. Vrije Universiteit. Moties: a. De vergadering acht het wenschelijk dat voor Neerlandia eene afzonderlijke commissie van Redactie worde ingesteld, bestaande uit ten minste drie leden. Toelichting. De Afd. acht dit gewenscht met het oog op het zwijgen der tegenwoordige Redactie over verschillende belangrijke vraagstukken het Nederlandsche stambelang rakende, zooals de wegvoering van Vlaamsche werklieden naar Duitschland en het eenzijdig-nationaal drijven der ‘Vaderlandsche Club’, dat het Verbond afbreuk doet. Voorlichting. Het Groepsbestuur stelt voor ook dezen wensch over te brengen aan de Commissie, voorgesteld in VI c. (zie boven). b. Het Groepsbestuur dringe bij de Regeering aan op het zooveel mogelijk benoemen van Nederlandsch-sprekende consuls, die in staat zijn den Nederlandschen handel in hun standplaats te bevorderen. Voorlichting. Het Groepsbestuur heeft de overtuiging dat het Hoofdbestuur in dezen steeds waakzaam is en dat het streven der tegenwoordige Regeering is om zooveel mogelijk Nederlanders tot consulaire ambtenaren te benoemen, maar dat de moeilijkheden, die zich daarbij dikwijls voordoen, slechts door haar ten volle kunnen worden beoordeeld. Het Groepsbestuur acht daarom een nieuw adres aan deze Regeering overbodig. {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} IX. Voorstel der Jongelieden-Afdeeling 's-Gravenhage e.a. Art. 23 bis d. 2e lid worde veranderd in: ‘Studenten aan een der Hooge Scholen kunnen, zelfs al hebben zij den 21-jarigen leeftijd nog niet bereikt, lid worden van de aan die Hooge School bestaande Afdeeling.’ Toelichting. Zij zou dit gaarne zien op de volgende vier punten: 1e. Door de bepaling van genoemd lid zijn zij, die aan een Hoogeschool studeeren, uitgesloten van het lidmaatschap van een Jongelieden-Afd. en van een Burger-Afdeeling. 2e. Iemand, die zijn woonplaats heeft in een andere stad dan die, waarin de H.S. is gevestigd, kan van de Stud. Afd. weinig verwachten, en omgekeerd heeft zulk een afdeeling dan ook weinig aan genoemde leden. 3e. De bijdrage voor een Stud.-Afdeeling is hooger dan die voor een Jongelieden-Afdeeling. 4e. Men kan verwachten dat de verandering van dit artikel enkele Studenten-Afdeelingen tot grootere werkzaamheid zal prikkelen. Voorlichting. Het Groepsbestuur stelt voor de beslissing over deze wijziging over te laten aan het Dag. Bestuur in overleg met de belanghebbende partijen. Rotterdam. Art. 4 laatste alinea van het Groepsreglement worde als volgt: Elk lid heeft het recht de bijeenkomsten bij te wonen van elke Afdeeling buiten het gebied der zijne op dezelfde voorwaarden als de leden der Afdeeling, doch zonder stemrecht en met uitzondering der huishoudelijke vergaderingen. Voorlichting. Het Groepsbestuur is van oordeel dat de leden van een bepaalde Afdeeling toch altijd den voorrang moeten behouden. Het stelt voor dit punt te verwijzen naar de Commissie voor reglementswijziging. X. Gemeenschappelijke maaltijd in Musis Sacrum te 6 uur 1). Opgaaf van deelneming vóór 7 April aan den Afdeelings-Secretaris, den heer W.G. Wieringa, Velperplein 21 a. XI. Tooneelvoorstelling in den Schouwburg, aangeboden door de Afd. Arnhem 1). Eerste opvoering door ‘Het Tooneel’, onder leiding van Willem Royaards, van Minnebrieven, blijspel van Marc. Emants. De Secretaris van Groep Nederland, C. VAN SON. Dordrecht, 21 Februari 1917. Begrooting van Groep Nederland voor 1917. Ontvangsten: 1. Bijdragen der Afdeelingen volgens Groepsreglement, berekend naar het aantal leden op 1 Dec. 1916 f 10425.74 2. Bijdragen der leden, niet bij eene Afd. aangesloten, naar het aantal op 1 Dec. 1916 f 2370.- 3. Bijdragen der leden buiten Nederland, niet tot eene andere Groep of Zelfst. Afdeeling behoorende, naar het aantal op 1 Dec. 1916 f 2339.47 _____ f 15135.21 Uitgaven: 1. Algemeene onkosten: a. Salarissen ½ f 1975.- b. Kantoorhuur, onderhoud, verwarming ½ f 275.- c. Drukwerk, Kantoorbehoeften, portienz. f 550.- d. Verschotten bestuursleden en afgev f 550.- f 3350.- _____ 2. Geldelijke ondersteuning aan de Afdn. en afschrijvingen op verplichte afdrachten aan de Groepskas f 1500.- 3. Toelagen en lidmaatschappen: Alg. Ned. Ver. v. Vreemdelingenverkeer f 50.- Tucht-Unie f 10.- Ned. Fabrikaat 1) f 25.- f 85.- 4. Crediet Taalcommissie f 100.- 5. Buitengewone uitgaven f 100.21 6. Voordeelig saldo, volgens art. 17 der Statuten af te dragen aan het Hoofdbestuur f 10000.- _____ f 15135.21 Van de Afdeelingen. Amsterdam, (Jongel. Afd.) Het bestuur is er in geslaagd de beschikking te krijgen over een zaaltje, boven ‘De Karseboom’ in de Kalverstraat, waar Woensdagavond om de 14 dagen bijeenkomsten worden gehouden. Alle leden worden uitgenoodigd door bijdragen op wetenschappelijk of kunstgebied deze avonden belangrijk te maken. Deventer. De heer C.J. de Bruyn Kops heeft bedankt als voorzitter en bestuurslid. Het bestuur werd aangevuld tot vijf leden en is thans als volgt samengesteld: W.J. Lugard, Voorz.; W. van Hooff - Gualthérie van Weezel, Secretares-Penningm.; Dr. H.H. Zeylstra, C.A. Goldenberg en W.A. Heynings. {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} Dinsdag 16 Januari hield de heer M.C. van Vooren Jr. uit Rotterdam een lezing over doel, werking en inrichting van het A.N.V. Hiervoor waren verschillende leerlingen van scholen, z.a. gymnasium, H.B.S., Rijkskweekschool enz. uitgenoodigd, de zaal was goed bezet. De lezing werd afgewisseld door zang enz. Verschillende liederen werden door de aanwezigen medegezongen. Het doel: het stichten van een Jongelieden-afd. werd bereikt en de voorloopige commissie uit de jongeren: Mej. M. Nijland en de heeren A.P.v.d. Water en H. Groenenberg kon 43 leden voor ‘Jong Nederland’ boeken. Het werk voor het Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde, gaat uitstekend. Reeds f 1693.25 werd bijeengebracht en 20 December kwamen 21 kinderen hier aan, sedert vermeerderd met 10, die in verschillende gezinnen werden ondergebracht. 't Is aandoenlijk te zien, hoe hartelijk de pleegouders voor onze Nederlandertjes uit den vreemde zijn, en ook aandoenlijk de brieven te lezen, die vader of moeder schrijft naar hier. De Afd. Deventer wekt alle afdeelingen van het A.N.V. op tot krachtig werk voor dit Comité. Zamel geld in, want veel zal er noodig zijn, willen de kinderen lang kunnen blijven, zoek gezinnen, waar de kinderen een prettig thuis zullen vinden. 't Is dankbaar werk. Dordrecht. Woensdag 14 Februari heeft Prof. A. Pulle van Utrecht voor de leden dezer Afdeeling en die der Ned. Z.-Afr. Ver. bij een aantal prachtige lichtbeelden een belangwekkend reisverhaal gegeven over de bestijging van den Wilhelminatop op het sneeuwgebergte van Nieuw Guinea, waaraan hijzelf als botanicus deelnam. Haarlem. De secretares schrijft: In Vereeniging met de Afdeeling Haarlem van de Zuid-Afr. Vereen. had onze Afd. den heer Modest Lauwerijs uitgenoodigd op 12 Januari hier te komen spreken over Zuid-Afrikaansche letterkunde. We hadden reeds zooveel goeds van den heer Lauwerijs gehoord, dat we er ons veel van voorstelden. Maar, waarlijk, hij overtrof alle verwachtingen. ‘Oom Gert vertel’ o.a. was een groot succès en 't is onbegrijpelijk, hoe een jong geluid een half uur lang in onze ooren kan klinken, als een totaal uitgeleefde goede oude stem. Ik zou lust hebben over alle gedichten afzonderlijk iets te zeggen, maar Zuster-Afdeelingen, ik raad U, vraag Lauwerijs zelf bij U te komen. 't Zal U gaan als ons, na afloop hebt ge 't gevoel, dat ge nader gekomen zijt, bij veel van Zuid-Afrika, wat ge tot dusverre niet verstond. Ge hebt iets leeren begrijpen van de natuur van dat land, maar bovenal van alles, wat daar geleden en gestreden is en wordt. Een gelukkige reis (want Lauwerijs hoopt naar Zuid-Afrika te gaan) en behouden thuiskomst wenschte onze Voorzitter den heer Lauwerijs uit aller naam toe. Leeuwarden. In het begin der vorige maand trad voor deze Afd. op Mevr. De Wijs - Mouton met haar reeds populaire liedjes. De Secretares schrijft: ‘Algemeen heeft men genoten van deze echt Hollandsche kunst, zoo frisch en geestig voorgedragen.’ Uit Interneeringskamp Harderwijk. Aan het Jaarverslag van den Studiekring tot uitbreiding van de ‘Werkschool’, onder eere-voorzitterschap van den heer K. Praats, is het volgende ontleend: Op 12 November 1915 werd door enkele geinterneerden uit het Kamp te Harderwijk overgegaan tot de stichting van een ‘Studiekring tot uitbreiding van de Werkschool’. Als doel stelden ze zich voor: de zelfontwikkeling van de geinterneerden te bevorderen, op allerlei wijze aan deze vakopleiding mede te werken. Er bestond reeds een Werkschool met een zeer groot aantal leerlingen. Toch waren er nog te veel onverschilligen. De oprichters van den nieuwen kring gingen zich bezig houden met onderwijs, dat zich in de eerste plaats richtte tot de minst intellectueel bedeelden. Vier leergangen voor de analphabeten werden ingesteld, twee leergangen van lager Nederlandsch, drie van lager Fransch, vier van lager rekenen. Voor spraakgebrekkigen werd ook een cursus geopend. De kring won elken dag nieuwe leden. Op 1 Januari 1916 bereikte hij zijn hoogste ledenaantal: 790. Tengevolge van de drukke tewerkstelling is dit cijfer op 550 teruggevallen. Van de maandelijksche bijdragen werden vakboeken gekocht. De Vakbibliotheek telt nu 488 werken in 617 boekdeelen en 4 tijdschriften in 34 deelen. Tijdschriften mochten er wel meer zijn, maar ze zijn duur. Die boeken kosten ons fl. 928.94. De Belgische Regeering via den heer Poullet, Minister van Wetenschappen en Kunsten, gaf ons 150 gulden. Van een onbekende, door bemiddeling van den heer O. Buyse, Afgevaardigde bij de Centrale Commissie, ontvingen we twee maal 100 gulden. Dat alles werd aan boeken verbruikt. Er wordt een druk gebruik van gemaakt. Na opheffing van de interneering - dat komt wel eens! - zullen de boeken onder de leden worden verdeeld. Een resultaat waarover de Kring zich vooral meent te mogen verheugen, is het volgende: vrij talrijke leden kochten voor eigen rekening één of meer boeken. Door onze bemiddeling werd op die manier bijna fl. 250 besteed aan technische werken over werktuigkunde, electriciteit, bouwkunde, land- en tuinbouw, veeteelt, taalkunde, wiskunde en allerlei andere wetenschappen. Veertig lezingen over technische en wetenschappelijke onderwerpen werden gehouden. {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} Oost-Indië. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} 1853. - Jan Dinger † - 1917. Indië en Java in 't bijzonder heeft een van zijn achtenswaardigste bewoners verloren, sinds Jan Dinger is heengegaan. De overledene stond bij velen in hoog aanzien en werd door allen geacht. Gedurende zijn verblijf in Indië - en dat is het grootste deel van zijn leven - heeft hij altijd door hard gewerkt en vooral op het gebied van handel en bankwezen vele en groote dingen gedaan. De cultures op West- zoowel als op Oost-Java werden krachtig door hem gesteund. Hij was een stoer werker, die veel van zijn tijd en krachten eischte, maar daarom ook veel van anderen en dit heeft hem wel eens vijanden bezorgd. Zelfs gedurende zijn herhaalde reizen naar Nederland gunde hij zich weinig rust en op de boot zette hij zijn bedrijvig leven voort, alsof hij te Batavia op zijn kantoor zat. Gedurende mijn 14-jarig verblijf te Batavia heb ik Jan Dinger herhaaldelijk in verschillende vergaderingen ontmoet; hij nam deel aan alles wat hij voor Indië nuttig en wenschelijk hield en waar zulks noodig was, deed hij dit niet slechts met raadgevingen, die altijd door zijn medebestuursleden op hoogen prijs gesteld werden, maar ook met de daad en dan op vorstelijke wijze. Ik zal over het vele goede, dat Jan Dinger aan tal van instellingen, maar ook aan tal van enkelingen bewezen heeft, hier niet verder uitweiden; ik weet maar al te goed, dat ik daarmede in zijn geest handel! Een man als hij, op ende op een man van karakter, zooals men er helaas niet zoo heel veel aantreft, deed goed zonder om te zien, maar bovenal zonder het aan de groote klok te hangen. Moge de algemeene sympathie, die Jan Dinger genoot, zijne treurende echtgenoote en kinderen eenigermate tot troost strekken in deze voor hen zoo droevige dagen! Th.G.G. VALETTE. 's-Gravenhage, Febr. 1917. Op zijn portret dat de overledene als ondervoorzitter der Groep Ned.-Indië, ons indertijd zond, schreef hij: Forsche taal wekt moed, Zachte stemt 't gemoed, Zuivre taal kweekt goede zeden, Veel kwaad wordt door gebruik van 't juiste woord voorkomen en vermeden. Red. Hygiënische toestanden in Nederlandsch Indië. I. Over 't vraagstuk van ‘het Wonen’ in Kromo's groote land, door H.F. Tillema, Apotheker, oud-lid van den Gemeenteraad van Semarang. Dat er in de laatste jaren heel wat gedaan is om Nederlandsch Oost-Indië gezonder te maken, is vrijwel bekend. Maar ook, dat er op dit gebied nog oneindig veel meer moet en kan gedaan worden, wil Nederland zijne plichten als voogd over Indië ten volle nakomen. Mannen als Dr. de Vogel, Dr. W.A. Kuenen, Dr. J.J. van Lochem en de heer D.J.A. Westerveld, om slechts deze te noemen, hebben in het Koloniaal Instituut te Amterdam en in het Indisch Genootschap te 's-Gravenhage hunne stem doen hooren om aan te dringen op verbetering der hygiënische toestanden in onze Koloniën. Zij hebben daarmede, zij het dan ook in beperkten kring, het oog gevestigd op wat er tot nu toe verzuimd werd op het gebied der algemeene gezondheid en hunne woorden zullen niet te vergeefs zijn gesproken! Maar de heer Tillema sloeg in 1916 een anderen weg in. Hij wendde zich tot geheel het intellectueele gedeelte van Groot-Nederland om de noodzakelijkheid van een spoedig ingrijpen en handelen aan te toonen door woord, statistiek en beeld. Zijn werk zal op hygiënisch gebied voor Indië een standaardwerk blijven, waarmee allen hun voordeel kunnen doen, die geroepen zijn Indië te besturen en vooruit te helpen. Groot-Nederland is den heer Tillema dank en hulde verschuldigd voor dit zijn werk! In deel I - en thans zullen wij het uitsluitend {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} hierover hebben, doch in een volgend nummer ook iets over deel II zeggen - begint de Schrijver met te vertellen wat men niet mag nalaten om een werelddeel tot ontwikkeling te brengen. Hij wijst daarbij niet alleen op wat verbetering behoeft, maar toont ook aan, wat op hygienisch gebied reeds verricht werd of in de naaste toekomst zal verricht worden. Uit alles blijkt echter, dat er nog o zoo weinig ten goede is gedaan. ‘Het sterftecijfer in de groote steden van Indië is hoog, vecl hooger dan dat der binnenlanden, waar het ook reeds hoog is’ (blz. 16). Slechts door goede watervoorziening, goeden faecaalafvoer, straat- en erfreiniging, drainage van den bodem, decentralisatie op woninggebied kan dit veel te hooge cijfer aanzienlijk verlaagd worden. Dat zulks mogelijk is heeft onder anderen Deli bewezen, waar de machtige en rijke tabaksmaatschappijen reeds lang den weg ter verbetering gewezen hebben. ‘Nederland zal de landen, waar thans 40.000.000 menschen leven - doch waar plaats is voor 400.000.000 en voedsel ook - tot ontwikkeling brengen, mits aan de hygiene voldoende aandacht wordt gewijd!’ (blz. 28). Hoofdstuk II, het belangrijkste gedeelte van deel I, is gewijd aan ‘Wasch-, Bad- en Drinkwater.’ Dat goed drinkwater een eerste vereischte is voor een goeden gezondheidstoestand, zal wel door niemand in twijfel worden getrokken, al blijkt ook in de praktijk, dat daaraan niet de noodige zorg wordt besteed. Zelfs niet in Europa, zooals wij weinige jaren geleden in een der grootste steden van Duitschland hebben kunnen waarnemen. Bij de groote cholera-epidemie te Hamburg, waar het onzuivere Elbewater werd gedronken, stierven 8200 menschen, terwijl in dien tijd in het aan Hamburg grenzende Altona slechts enkelen overleden. En in Indië? ‘In Semarang stierven bij de voorlaatste epidemie 3500 menschen, gedurende de laatste 5000. Semarang heeft nog geen 100.000 inwoners, {== afbeelding Ongezonde Kampongwoning.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Ouderwetsche, gezonde Europeesche woning.==} {>>afbeelding<<} Hamburg pl m. 500.000’ (blz. 33). Hier is alleen sprake van drinkwater, maar hetzelfde geldt voor al het andere. Alle water, zegt de schrijver, waarvoor ook gebruikt in de huishouding, moet rein zijn. En daar waterleidingen en hydranten op zeer vele plaatsen ontbreken, of slechts in zeer geringen getale voorhanden zijn, moeten de bewoners van Indië wel gebruik maken van rivierwater of van putten. Maar juist deze bronnen worden door geheel Indië op de ergerlijkste wijze verontreinigd en besmet. Van de rivieren zegt de heer Tillema: ‘De faeces met hun milliarden bacillen blijven voor een deel aan de oevers hangen, aan gras en andere vegetatie en vormen een voortdurend gevaar voor allen, die benedenstrooms wonen, want allen baden er in, wasschen er hun kleeren in, drinken er uit. Zelfs bovenstrooms bestaat dit gevaar!’ (blz. 33). Met de putten is het niet veel beter gesteld. Deze bevinden zich naast of achter de huizen in de onmiddellijke nabijheid der beerputten, waardoor het water zoo mogelijk nog meer gevaar oplevert dan dat van de rivieren. Hier is maar één redmiddel, maar ééne afdoende verbetering: overal ruime watervoorziening van overheidswege en dan het volstrekte verbod ‘niet meer in de kali, putten dicht!’ Een in 1914 ingesteld zeer uitgebreid onderzoek, zich uitstrekkende over geheel Nederlandsch Indië, voor zoover gegevens verkrijgbaar waren en verstrekt werden, heeft den Schrijver in staat gesteld met cijfers en tabellen en kaarten aan te toonen (blz. 60-177) hoe bitter weinig in Insulinde nog gedaan is om in deze allernoodzakelijkste behoefte aan zuiver drink-, bad- en waschwater te voorzien. ‘Hier is 't wat minder erg, daar wat erger, maar in geen enkele stad in Indië, zelfs niet in Soerabaja en Semarang, Kotaradja en Medan, de eenige steden in Indië die een waterleiding bezitten, met een vrij ontwikkeld stadsnet, {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} is de toestand dragelijk, nergens beschikt de bevolking over voldoende bad-, wasch- en drinkwater!’ (blz. 41). De beschikbare ruimte in dit nummer laat niet toe ook maar een zeer beknopt overzicht te geven van dit in alle bijzonderheden afdalende onderzoek en de verkregen gegevens. Wij halen er slechts een paar voorbeelden uit aan, die voor een geheel boekdeel spreken. Het gewest Batavia met eene bevolking van ruim twee millioen zielen bezit 27 artesische putten zonder leidingnet. Ten opzichte van de afdeeling Meester-Cornelis gewaagt het decentralisatieverslag 1911-1912 van den zorgelijken toestand, waarin de watervoorziening aldaar verkeert. In het gewest Besoeki met ruim een millioen zielen is per 30.000 inwoners één hydrant geplaatst. De residentie Djokjakarta met 1.171.471 inwoners verheugt zich in het bezit van 1 (zegge één) hydrant. In de Preanger Regentschappen is de toestand ook al weinig rooskleurig: ‘De rivier Tjandjoer kan men beschouwen als openbare W.C., openbaar urinoir en algemeene vischplaats’ (blz. 86). Soerakarta met 1.730.832 inwoners heeft in de hoofdplaats een 20-tal openbare hydranten; verder wordt het bad- en huishoudwater uit de rivieren gehaald. Geen wonder dat bij de vele staaltjes van verwaarloozing op hygienisch gebied, die uit de verkregen gegevens maar al te duidelijk blijkt, de Schrijver zoo nu en dan bittere woorden richt tot hen, die daarvoor verantwoordelijk zijn. Wie, die iets voor Indie gevoelt, zal hem daarover een verwijt durven maken. Wij aarzelen niet hem een woord van hulde toe te roepen voor de wetenschappelijk degelijke en practische wijze, waarop hij aller oogen geopend heeft voor het groote gevaar dat schoon Insulinde bij voortduring bedreigt, als hier niet met krachtige {== afbeelding Kijkje in een achterbuurt.==} {>>afbeelding<<} hand wordt ingegrepen! ‘Nog ontzettend veel moet in de Indische steden gedaan worden. Letterlijk alles wacht op voorziening: gezondheidsdienst, kampongverlichting.... stadsreiniging, doorbraken der vele veel te dicht bebouwde buurten, verbetering der volkshuisvesting, bodemdrainage, faecaalafvoer, voedingsmiddelen-contrôle enz. enz.; letterlijk niets is er nog in orde!’ (blz. 179). Wij hopen dat dit prachtig uitgevoerde werk met zijn vele officieele gegevens, keurige kaarten en afbeeldingen van landen volk, er in zal slagen het begrip ‘de zorg voor de gezondheid is een minstens even gewichtige taak als die voor orde en recht’ te doen doordringen èn tot de bestuurders van Indië, èn tot de bestuurders dier bestuurders: ‘de inwoners van Nederland.’ (blz. 180.) Als dit bereikt wordt, dan zal zulks de schoonste belooning zijn, die de Heer Tillema zich maar kan wenschen voor de moeite, den tijd en de groote kosten (het werk is niet in den handel, doch werd ten geschenke gegeven aan allen, die belang stellen in onze Koloniën), die hij zich getroost heeft om een edel en schoon doel te bereiken! Th.G.G. Valette. 's-Gravenhage, Januari 1917. Afdeeling Buitenzorg. Deze werkzame afdeeling heeft een mooie lichtbeelden-verzameling welke wordt beheerd door een Commissie bestaande uit de heeren Mr. A.B. Cohen Stuart, H. Huijsman en J.M. Kiveron. De instelling bezit zelf de volgende reeksen: 's Lands Plantentuin; Nederland in den aanvang der twintigste eeuw; Michiel Adriaensz. de Ruijter; Vestiging der Hollanders in Indië; Bouwkunst in Nederland; Insekten en bloemen; Suriname in woord en beeld; Zuid-Afrika (In en om Kaapstad, Zuid westelijk deel der Kaap-Provincie, Zuiden en Oosten der Kaap-Provincie, Binnenland van de Kaap-Provincie, Oranje-Vrijstaat, Natal, Lagerveld en Pretoria, Johannesburg, Varia); Nederlandsch Indië (Landschappen en gebouwen op Java en Madoera, Vulkanen, Rivieren, Buitenbezittingen, Plantengroei, {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Markt te Paramaribo.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Onderneming Leonsberg.==} {>>afbeelding<<} {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} Suiker, Rijst, Klappercultuur, Bevloeiing, Verkeerswezen, Nijverheid, Rechtswezen, Onderwijs, Kaarten); Japan; Aladin's wonderlamp; Roodkapje; De gelaarsde Kat; Padvinders (In het Kamp met Baden Powell, Velddienstoefeningen, De Ridderlijkheid der padvinders en hun wet); Indische landbouw, (koffie, thee, tabak, rubber). Suriname. Suriname herdacht. De herdenking van het 250-jarig bezit van Suriname heeft in Februari plaats gehad - in Suriname zelf, vertrouw ik, door samenkomst van vele belangstellenden - in Nederland in de allereerste plaats te Leiden op 2 Februari in de Vergadering van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, alwaar de heer F.E. baron Mulert, gep. Kapt. t/zee, eene voordracht hield over ‘de verovering van Suriname voor 250 jaar’ en ondergeteekende, als gast, het woord voerde over ‘de Kolonisatie van Guyana’. De eerste spreker had zijn voordracht verdeeld in de aanleiding, de uitvoering en de gevolgen van dit geschiedkundig feit: de tweede spreker behandelde de Kolonisatie van Guyana vóór de inbezitneming door Abraham Krijnnssen, de Kolonisatieproeven en Kolonisatieplannen van 1667 tot heden en de noodzakelijkheid van Kolonisatie van de bevolkingarme Kolonie. Den 26sten Februari, hadden zij het voorrecht deze lezing te mogen houden voor de Haagsche afdeeling van de vereeniging Oost en West, ditmaal met lantaarnplaatjes. Sprekers ondervonden veel belangstelling - waarvoor zij dankbaar zijn. Moge hierdoor de stoot worden gegeven tot bekendmaking der vele onuitgegeven stukken op deze belangrijke gebeurtenis betrekking hebbende, belangrijk uit een koloniaalen geschiedkundig oogpunt. De aandacht is voorzeker op Suriname gevestigd geweest en Krijnssens naam aan de vergetelheid ontrukt. Alom in den lande heeft men over Suriname gelezen. Vele groote bladen en tijdschriften hebben aan de Kolonie artikelen gewijd en de zaak van deze door de natuur zoo rijk gezegende, door het moederland zoo dikwerf veronachtzaamde en voor de groote meerderheid der Nederlandsche bevolking zoo onbekende Kolonie, heeft een goede opwekking verkregen. De schokkende wereldgebeurtenissen mogen bange dagen brengen voor Nederland en Koloniën, laten wij aan Surinames toekomst niet wanhopen. De handen nu aan den ploeg geslagen! FRED. OUDSCHANS DENTZ. 's-Gravenhage, Februari 1917. Verbetering van het artikel in het Febr.-nr.; Voor Tobago lees: Tabago. Voor Lampsius lees: Lampsins. Voor K. Niettler lees: Ketteler. Voor Maurignault lees: Mauregnault Voor 10 Mei lees: 10 Mei O.S. of 20 Mei Nieuwe Stijl. Voor 25 millioen lees: 30 millioen. Taalcommissie. Brievenbus. De Commissie ontvangt gaarne mededeelingen omtrent het misbruik van vreemde woorden en uitdrukkingen aan het adres: 2de Schuytstraat 247, 's-Gravenhage. Die mededeelingen zende men dus niet naar het Hoofdkantoor te Dordrecht. Inzenders wordt beleefd verzocht naam en woonplaats te vermelden en hun bijdragen zoo mogelijk persklaar in te zenden; dit verlicht het werk der Commissie en heeft bovendien het voordeel, dat de inzendingen geheel volgens de bedoeling der inzenders in Neerlandia komen. * * * De lijdende vorm in de Grondwet. In het laatst van het vorig jaar las men in de bladen: Met betrekking tot het wetsontwerp tot het in overweging nemen van een voorstel van verandering in de Additioneele Artikelen der Grondwet, is door de Regeering een Nadere Nota van Wijziging ingezonden. enz. Nog wordt o.a. voorgesteld aan de Additioneele Artikelen der Grondwet toe te voegen: Artikel XIII, luidende: Binnen drie jaren na de afkondiging van de wetten houdende veranderingen in de Grondwet, worden door den Koning de noodige wetsvoorstellen voorgedragen ter uitvoering van het aangaande het algemeen vormend lager onderwijs bepaalde in artikel 192, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid der Grondwet. Bij een gezonde zinsbouw zou het artikel luiden: Binnen drie jaren na de afkondiging van de wetten houdende veranderingen in de Grondwet draagt de Koning de noodige wetsvoorstellen voor ter uitvoering enz. Men vertale die in de lijdende vorm omgedraaide zin eens in een andere taal, om het dwaze en onbeholpene van zulk een zinsbouw te zien. Zeker om in de toon te blijven, kondigen een paar zinnen in de lijdende vorm het wetsvoorstel aan (is door de Regeering.... inge- {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} zonden in plaats van heeft de Regeering.... ingezonden, en Nog wordt o.a. voorgesteld, in plaats van Nog stelt zij o.a. voor.) P. VAN MEURS. De Commissie heeft zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gewend, met het verzoek om, zoo mogelijk, den bedrijvenden, in plaats van den lijdenden vorm te bezigen in de te wijzigen artikelen van de Grondwet. * * * Een Nederlandsche(?) aankondiging uit het weekblad Onze Tuinen. Voor den St. Nicolaas. Ter kennismaking verzenden wij als Sint-Nicolaascadeau onze nieuwste model kamerbloempotten. Deze potten stellen in hare artistieke bewerking eene moderne schoonheid en doelmatigheid voor, het schoonste wat men nog ooit gezien heeft, en durft niemand verzuimen van dit bijzonder verrassend cadeau gebruik te maken. Aanbevelend,..... Den Haag. * * * Holland op z'n malst. - Op het ‘menu’ van een hotel, met een echt Nederl. naam, te Nijmegen vonden wij o.a. huitres de veau. De ‘Ober’ wiens aandacht wij op dit fraaie fransch vestigden, vroeg met een medelijdend lachje of wij niet wisten dat oesters huiters en kalf veau in 't fransch was, welnu dan is kalfoesters toch huitres de veau! - Schiedam is een echt Nederl. zaak rijk: The Dutch faience and pottery work. - Giessendam doet niet onder voor de groote plaatsen in ons land. Men vindt daar een Magazijn van: Galanterien, Kramerijen en Bouchiteriën, Garen, Band, Papierwaren, Sigaren, speciaal in Anzichtkaarten. * * * Huwelijk. Jongmensch, ± 38 j. first class familie, Lebemann, moderne talen vloeiend sprekend, zeer bereisd, uitst. humeur, mannelijk voorkomen, later vermogen, zoekt huiselijke haard om gezellig verder samen te leven. Lieftallig, opgeruimd en vermogen vereischt. Op discretie kan en tous cas staat worden gemaakt. Br. Motto ‘Ernst’ Bureau van dit blad. Deze verlokkende advertentie meenen we ook onder de aandacht van de lezeressen van Neerlandia te moeten brengen. Zoo'n algemeen ontwikkeld man, die blijkbaar goed z'n talen kent! En, denk eens even aan, meneer is een Lebemann!! Als dit geen aanbeveling bij de dames is, weten we het niet meer. K.E.O. Verwerpelijk Germanisme. Meer en meer wordt in de pers het woord spervuur gebezigd. Dit is geen Nederlandsch woord. ‘Sperren’ bestaat niet, wel ‘versperren’. Aan het leelijke woord ‘sperfort’ hebben we al genoeg, laat nu niet zoo'n germanisme in onze taal ingang vinden. Vindt men het woord ‘versperringsvuur’ niet mooi, dan kan men van afsluitingsvuur spreken. Dit laatste woord geeft wellicht nog beter het karakter van het vuur weer. Nog een veelvuldig voorkomend Germanisme is m.i. om wapening in plaats van verwapening. K.E.O. Ingezonden. Hooggeachte Redactie. In het Augustus-nummer van Neerlandia, op blz. 162, 2e kolom, komt een artikel voor, hetwelk, daar het niet geteekend is, en direct nà de oproeping ten gunste der Volksopbeuring staat, beschouwd moet worden als officieele uiting der Redactie, dus als in overeenstemming zijnde met de overtuigingen van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Met den hoogen lof, in dat artikel gebracht, stemmen zeker alle Nederlanders in. Dat echter deze lof door de Redactie gebracht wordt onder vermelding van de ‘onschatbare diensten’ en met verwijzing naar mogelijkheden, indien deze diensten niet bewezen waren, geeft aan het artikel eene kleur, die niet meer onpartijdig genoemd kan worden. Herhaaldelijk is er in Uw blad op aangedrongen het Nederlandsch- en Stambegrip toch vóór alle andere gevoelens te doen gelden, met vermijding van elke partijkiezing, die steeds een gedeelte der leden kwetsen moet, daar het bekend is, dat de meeningen verdeeld zijn. Het valt echter niet te ontkennen, zooals uit de bewoordingen, waarin het artikel gesteld is, is af te leiden, dat er in Uw blad eene zekere partijdigheid bestaat, die wel niet scherp op den voorgrond treedt, doch die zich zoo nu en dan toch uit. In het belang van ons Verbond, meen ik niet te mogen nalaten, er op aan te dringen, dat de stiptste onzijdigheid betracht worde, en er van onschatbare diensten, die bewezen zijn, niet gesproken worde. Met beleefd verzoek deze regelen, als zijnde een terugwijzing der in het genoemde artikel doorgeslopen partijkiezing, wel in Uw blad te willen opnemen, verblijf ik, met de meeste hoogachting, Uw Dw. Dn., B. BARENDS, Vert. van het A.N.V. te Antofagasta. {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} Een uiting van zoo verre, in zoo waardeerenden toon vooral, ze kan voor Neerlandia niet anders dan welkom zijn. Vooral wanneer ze getuigt van zooveel juist begrip van hetgeen voor het Verbond in deze tijden plicht is. Of echter de opvatting van het bedoelde artikel ‘België's onafhankelijkheid’ juist is, mag ernstig worden betwijfeld. Door er over uit te weiden, zou de redactie evenwel gevaar loopen juist in de fout te vervallen, die de heer Barends terecht wil zien vermeden. Bij herlezing zal deze merken dat enkel België rechtop werd gedacht en gehouden, redder als het is geweest van Frankrijk en Engeland en onverdiend slachtoffer van Duitschland. Het heeft onafwijsbare aanspraak op ruime erkentelijkheid voor vrijwillig gebrachte offers eenerzijds, anderzijds op ruime vergoeding voor verbijsterend lijden. Het Verbond als zoodanig kent België niet anders dan zooals het was, voor den oorlog, vrank en vrij; het denkt zich België na den oorlog evenzoo. Hoofdzaak van het artikel echter is de afwijzing voor België van een eenige rol in de geschiedenis der kleine volken tegen geweldige overmacht. Ook Nederland zelf heeft die rol vervuld tegen een wereldrijk, maar dat is lang geleden. Versch echter in het geheugen ligt de strijd der Afrikaansche republieken tegen een wereldmacht bij uitnemendheid. Niet om ons te verhoovaardigen, maar wel om ons gevoel van eigenwaarde te stalen, wees de redactie op die drie worstelingen, alle glorierijk bestaan door deelen van den Nederlandschen stam! Wat de lichte bedenking aangaat tegen al meer tekortkomingen van de Redactie inzake de beoogde onzijdigheid, zij wacht met belangstelling de stellige vingerwijzing af naar de plaats waar zij dat euvel moet zoeken. Opzettelijk partijdig is zij nooit geweest. Red. Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. (Hoofddoel: Verzorging in Nederland). De samenwerking tusschen de afdeelingen van het Alg. Ned. Verbond en het Comité voor Nederl. Kinderen in den Vreemde, dat daarin zijn ontstaan vond, heeft tot dusver een prachtig gevolg gehad. Verschillende afdeelingen brachten groote sommen gelds bijeen, waardoor het Comité in staat gesteld werd, sedert 3 Nov. 1916 300 Nederl. kinderen uit Duitschland naar Nederland over te brengen, die gevoed en gekleed worden en aan het Nederlandsch onderwijs deelnemen. De stoffelijke en zedelijke kracht, die het Alg. Ned. Verbond bij onze stamgenooten tracht te bevorderen, is nooit zichtbaarder in praktijk gebracht, dan door de werkzaamheid van dit Comité gedurende den oorlog. Het getal van 300 kinderen is evenwel betrekkelijk klein in verhouding tot het aantal, dat in de aangrenzende landen nog wacht om naar het vaderland te worden overgebracht. Daarom is het noodig, dat de werkzaamheden der afdeelingen worden uitgebreid. Het gaat thans niet meer alleen om het inzamelen van gelden, maar ook om de bezorging van huisvesting voor die kinderen. Het Comité wijst op de noodzakelijkheid, dat elke afdeeling in haar stad en omgeving een onder-comité opricht tot opsporing van geschikte degelijke gezinnen, die bereid zijn, één of méér kinderen tot na den oorlog kosteloos op te nemen. Een behoorlijke voeding, ligging en zedelijke opleiding moeten gewaarborgd zijn. Bij uitzondering kan het Comité een geldelijke vergoeding daarvoor toestaan, naar de plaatselijke omstandigheden van f 2.50 tot f 3.- per kind en per week, maar tot regel mag deze vergoeding niet worden, tenzij de afdeelingen zooveel geld bijeen brengen, dat de kosten voor huisvesting daaruit bestreden kunnen worden. De kinderen uit Duitschland behooren voor het grootste deel tot den R.K. Godsdienst, waarmede met de opsporing van gezinnen rekening moet worden gehouden. Het beste is, dat eenige dames zich daarmede belasten, die een goeden blik hebben op de zindelijkheid en de moraliteit der gezinnen. In de boven aangeduide richting hebben verschillende afdeelingen, in het bijzonder die van Deventer, prachtig werk geleverd. Het Comité hoopt spoedig van de onderafdeelingen te vernemen, dat ze bereid zijn, dit voorbeeld te volgen, om eindelijk eenige honderden kinderen, die reeds lang wachten, dezelfde weldaad te laten genieten, waarover de hier aanwezige zich sedert eenige maanden verheugen. Het Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. W.F. VAN HEUSDEN, Secretaris. Amsterdam, Nicolaas Maesstraat 43. De Kleedingcommissie van bovenstaand Comité is samengesteld uit de volgende dames: Mevr. J.C. te Winkel-Lodeesen, mevr. H. van Heusden-Pruis, mevr. A.M. van Lier-Derks en mevr. A.C. Boom-Blooker. Het kleedermagazijn is gevestigd Achter-Oosteinde 8, Amsterdam. [Ingezonden] Amsterdam, 6 Februari 1917. Den Heer Secr. v/h. Algem. Nederl. Verbond, Dordrecht. In aansluiting bij hetgeen op blz. 20 van Neerlandia no. 2, Februari 1917 uit de Hoofdbestuursvergadering wordt medegedeeld, stel ik er prijs op te verklaren, dat ik onder geen beding als een ‘pro-entente candidaat’ voor het Hoofdbestuur zou willen figureeren. Ook weet ik, mij slechts door pro-Nederlandsche gevoelens te hebben doen kennen. Wel ben ik overtuigd, dat het belang van den Nederlandschen stam en van Nederland in het {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} bijzonder, het moge door politieke onzijdigheid worden gediend, daarom nog niet door politieke onverschilligheid of kortzichtigheid kan worden bevorderd. Als zoodanig eischen dus m.i. de belangen van den Nederlandschen stam en van het Nederlandsche volk in het bijzonder wél, dat men eene meening durft uit te spreken omtrent de verschillende thans in den oorlog tegenover elkaar staande partijen, en de invloeden die Nederland van hen te duchten heeft. Mijne inzichten daaromtrent mag ik bekend veronderstellen. Ik heb ze o.a. uiteengezet in mijne brochure: Grondslagen van Nationale Politiek (Holkema en Warendorf) (blz. 10 en volgende). Hoogachtend, Uw dv. Prof. mr. J.A. van Hamel. Bezwaren tegen de zoogenaamde Vereenvoudigde Spelling. In Neerlandia van Dec. bepleit de heer Marcellus Emants de invoering in Indië der zoogenaamde vereenvoudigde spelling. Dit hangt trouwens ten nauwste samen met invoering daarvan in Nederland, waarvan hij al sedert lang een der woordvoerders is. Het zij mij vergund hiertegen eenige bezwaren te berde te brengen. De heer Emants haalt met instemming een brochure van Rottier aan, waarin o.a. gezegd wordt: Het Engelsch is niet gemakkelijker dan het Hollandsch (beter: Nederlandsch), iedere taal is moeielijk, maar de onze is veel moeielijker te leeren, omdat hij (zij) anders onderwezen wordt dan men hem (haar) spreekt.’ Deze uitlating doet mij geen hoogen dunk krijgen van de geheele brochure van den heer Rottier. Weet deze heer dan niet dat in het Engelsch de spelling, de orthographie, hemelsbreed afwijkt van de uitspraak? Ware de spelling inderdaad, zooals sommigen beweren, het hoofdbezwaar bij het aanleeren eener taal, dan zou het Engelsch zeker minstens even moeilijk te leeren zijn als onze vaderlandsche taal. Ik voor mij, om dit terstond er aan toe te voegen, dweep niet met de spelling van de Vries en Te Winkel, maar de voorstanders der Kollewijnsche of vereenvoudigde spelling overdrijven dikwijls zeer. Daarenboven zijn er tegen hun stelsel gewichtige bezwaren aan te voeren. Schrijf zooals gij spreekt, is een fraai klinkende spreuk, maar een spreuk die niet zonder allerlei voorbehoud mag worden aanvaard. De meeste menschen spreken slordig, verhaspelen de taal. Ook bestaat er volstrekt niet, afgezien nog van de tongvallen, ééne gelijkluidende spreekwijze. Er zijn in sommige opzichten tal van verschillende spreekwijzen. Welke moet nu als richtsnoer worden aangenomen? Hier wordt voor allerlei verwarring en stelselloosheid de deur wijd geopend. Één voorbeeld, uit honderden. De heer Emants schrijft, met de voorstanders der vereenvoudigde: deugdelik en ondeugdelik. Want, zoo zeggen zij, in dien uitgang wordt geen ij (meer) gehoord. Dit is half waar. Vooreerst heb ik sedert jaren op onze taalkongressen door vele Vlamingen den ijklank wel degelijk hooren uitspreken. Ten tweede wordt thans in dezen uitgang geen zuivere i-klank gehoord, maar een soort van doffe e-klank, zoodat de verbetering al zeer twijfelachtig is. Ik bepaal mij tot deze korte aanmerking, maar over de zaak ware veel meer te zeggen. Een ander groot bezwaar tegen de zoogenaamde vereenvoudigde spelling is dat zij kan leiden tot groote verruwing en verslordiging onzer rijke en schoone moedertaal. Men moge nog zooveel demokraat zijn als men wil (en ik voor mij wensch het te zijn en te blijven), er moet mijns inziens allereerst in de taal en de letterkunde een soort van intellectueele aristokratie, men vergeve mij de bastaardtermen, blijven bestaan. Wij schrijvers moeten de massa, den grooten hoop, opvoeden, naar boven trekken, ontwikkelen, onderwijzen. Dit doen wij niet als wij ons plaatsen op het standpunt van den grooten hoop, die in het staatkundige meestal blindelings oordeelt, en in het taalkundige meestal onnadenkend, onbedachtzaam, vormeloos spreekt. Tegen zulk een realisme, dat helaas ook in onze nieuwere en nieuwste letterkunde voortkankert en voortwoekert, kom ik op met al de kracht die in mij is. Daartegenover stel ik mij, zelfs ook in de spellingkwestie, op een idealistisch standpunt. Laat men de spelling van de Vries en Te Winkel verbeteren, mij best, zij is verre van onfeilbaar, maar tegen het stelsel: schrijf zooals men spreekt, heb ik nog veel meer overwegende bezwaren. H.C. Muller. Aan de Redaksie van Neerlandia. U vraagt mij of ik eenige opmerkingen te voegen heb bij bovenstaand opstel van Dr. H.C. Muller. Eigenlik niet. Dr. Muller heeft de brosjure van Rottier niet gelezen; over de Indiese toestanden laat hij zich niet uit; aan de Vereenvoudigers dicht hij de leer toe: ‘schrijf zooals gij spreekt’, welke leer zij al talloze malen verklaard hebben niet te aanvaarden. Wat zal ik dus antwoorden? Vergun mij te volstaan met de opmerking, dat ik het geheel eens ben met de vijf laatste zinnen van het artikel, al acht ik het woord realisme daar minder juist gebezigd. Hoogachtend, Marc. Emants. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt Volksopbeuring en het Comité voor Nederl. kinderen in den vreemde. {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} Verweer! Naar aanleiding van een kort verslag in de Nieuwe Courant over een artikel van Prof. Dr. C.G.N. de Vooijs in: De Beweging, over de oplossing van het spellingsvraagstuk en de benoeming der Staatscommissie, en waarvan de gevolgtrekking luidt: De voorstellen van de Commissie te wachten, zullen dan zeer dicht naderen tot de ‘Vereenvoudigde spelling’, meen ik het volgende te mogen zeggen: Mijn hart krimpt als ik er aan denk dat dit beteekent gelijkwording van onze Schrijftaal aan het z.g.n. Algemeen beschaafd gesproken Nederlandsch. De triomf dezer halsstarrige en smakelooze schoolmeesterij moet worden voorkomen. Deze bedreiging van onzen schoonsten schat moet worden bestreden. Door de bedoelde kortwieking wordt middelijk en onmiddelijk het wezen en ook de schoonheid onzer taal, dus onze beschaving aangerand. Elk beschaafd volk heeft eene schrijftaal en vele spreektalen; van deze laatsten is bij ons de z.g.n. beschaafde, wel de meest onschoone. De taal is het gereedschap en het materiaal voor kunsten; niet voor de dichtkunst alleen. Door deze ‘eenvoudigheid’ (einfältigkeit) zal dit materiaal worden ingekrompen. Er zal schade worden gedaan aan maat en rijm en aan nàdrukkelijkheid. Het verlies aan nadrukkelijkheid zal op den duur het karakter des Volks aantasten. Ook de klank der taal zal er onder lijden. Schrijven en drukken behoorden van oudsher tot de kunsten. De beschrevene en de bedrukte bladzijde zullen door deze spelling bijna of althans veel van haar schoon voorkomen moeten verliezen. Wij zullen erdoor, meer dan noodzakelijk is, van onze groote schrijvers worden vervreemd. De taal wordt op de school wel aan ons voorgesteld, maar eerst later leeren wij haar kennen. De argumenten ten bate van onze koloniën en van Zuid-Afrika aangevoerd, zijn ònvoldoende. Afrikaanders hebben de macht en het recht en naar het mij toeschijnt ook den wil, om zich van ons te verwijderen, of ons dit àl of niet verstandig lijkt. Maar waar ter wereld is het voorgekomen dat eene beschaafde en ontwikkelde moeder zich blijvend voegde naar gewoonten en manieren der kinderkamer? Dit zoude immers eene averechtsche en mislukte opvoeding ten gevolge hebben. De takken groeien aan den boom en niet omgekeerd. Het zoude ons belachelijk staan, daar waar het Nederlandsch is verworden, het na te loopen inplaats van daar waar het mogelijk is en gewenscht eene poging te doen tot herstel. Klemmende betoogen ertegen, werden en worden door taal- en letterkundigen, zoowel als door opvoeders aangevoerd. Moge de in gebruik zijnde spelling ook niet zijn volmaakt, zij is nochtans verre verkieselijk boven de aangebodene. ‘Je zult er wel aan wennen,’ wordt tegengeworpen. Jawel, zooals een dief aan het hangen. Het argument-der tegenpartij dat: slechts ouderen nog zullen handhaven, is voorbarig en het bewijst geenszins dat voor het jongere geslacht een goede ruil zal worden gedaan. Laten wij niet, terwijl om ons de storm woedt, ons schip van binnen sloopen. Amsterdam, Dec. 1916. ED. KARSEN. Naschrift der Redactie. Met betrekking tot ingezonden stukken over de Vereenvoudigde Spelling verzoeken wij inzenders voor zij reeds vele malen weerlegde bezwaren in het midden brengen, het geschrift: Vereenvoudigersarsenaal van Dr. R.A. Kollewijn te lezen en voor 't overige het rapport der Staatscommissie af te wachten. Neerlandia heeft vooreerst geen plaats meer voor beschouwingen omtrent de Vereenv. Spelling. Mededeelingen en Allerlei. Koninklijke steun. De heer S. van Lier Ez., penningmeester van het Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde te Amsterdam, mocht het volgend schrijven ontvangen. 's-Gravenhage, den 14 Februari 1917. Hare Majesteit de Koningin heeft mij opgedragen ter kennis te brengen van het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde, dat Hare Majesteit met belangstelling en ingenomenheid heeft kennis genomen van den oproep in Neerlandia van Februari 1917, Orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond en gaarne een bedrag van vijf honderd gulden heeft beschikbaar gesteld, voor verzorging dier kinderen in Nederland. De Particulier Secretaris van H.M. de Koningin, (w g.) VAN GEEN. Steun voor de Holl. Kolonie te Roubaix. Ongeveer twee jaren geleden werd voor de Hollandsche Kolonie te Roubaix niet tevergeefs een beroep gedaan op de welgezindheid van hen, die belang stelden in het lot onzer stamgenooten daarginds. Doch de middelen zijn thans geheel uitgeput. Geen mogelijkheid is er voor die arme lieden om iets te verdienen, daar handel en nijverheid (meerendeels waren onze stamgenooten welgestelde opzichters of arbeiders in de bekende groote weverijen) stilstaan. Er is dringend nieuwe steun noodig. {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} De heeren Mr. A.J.E.A. Bik, Carnegielaan 11, Den Haag; J.M. Pijnacker Hordijk, Nassauplein 30, Den Haag; H.J. Knottenbelt, Zuidblaak, 72, Rotterdam en Mr. H.K. Westendorp, Weteringschans 75, Amsterdam, hebben zich tot een commissie vereenigd en nemen gaarne gaven in ontvangst. H.M. de Koningin-Moeder ging reeds voor met een mooie gift. Neerlandia vestigt gaarne de aandacht op dit stambelang. Nederlandsch Muziekleven. Tot directeur van de Rotterdamsche Muzieks: school van de Mij. tot bevordering der Toonkunst is benoemd de heer Wouter Hutschenruyter (geb. 1851), die zich te Utrecht als orkestleider steeds zulk een voortreffelijk Nederlander heeft betoond, door de Nederlandsche muziek de eer te geven die haar toekomt. Tot directeur van het Residentie-orchest is in de plaats van den aftredenden Mr. Viotta, benoemd Peter van Anrooy (geb. 1879), de toondichter der Piet Hein-rhapsodie. Leest Neerlandia! Een belangstellend(?) lid zond ons een uitknipsel uit het Alg. Hbld. ter overneming in Neerlandia. Hij had het daarin reeds kunnen lezen, want het Hbld. nam het met vermelding van bron uit Neerlandia over. Sommar Kombuistaal? Bij de viering van Dingaansdag te Melsetter 1) hield Ds. van Heerden 2) een voordracht over ‘Die opvoeding van ons kinders’. Uit het verslag in ‘de Burger’ van 3 Jan. knippen wij dit mootje: ‘Handelende oor ons taal se die dominée, dat 'n mens hoor so dikwels vra: Ja, maar wat is nou hul taal? Dis nie Hollands, dis nie Engels nie, dis Sommar Kombuistaal. Dit kom daar nie op aan nie wat die taal is. Dis mij moedertaal. Wat beteken dit mij moedertaal? Dis die taal wat ons die eerste bij moeders knie gebruik het. En dis die taal wat vandag op die spel staan. Ds. van Heerden vertel ons toe hij in Engeland was, was hij een dag in 'n gesprek met 'n dogter van 'n miljonair, se sij: “Maar meneer, ek sie nie waarom U soo bekommer is oor Uw taal.” Ons is bekommer oor ons taal, omdat dit ons taal is wat ons volk aan mekaar hou. Praat een kind met sijn moeder Engels, dan kom daar dadelik een gevoel van verwijdering. Ons moedertaal is die voertuig van ons gedagte. Omdat ons 'n volk is, is daar geen ander voertuig om uitdrukking te gee aan ons gevoelens.’ Waarom hij bedankte. Een uit Indië komend lid kreeg, zooals alle naar het vaderland keerende buitenlandsche leden, het verzoek zich bij Groep Nederland aan te sluiten. Hij weigerde en bedankte gelijk om ‘de allerdroevigste houding van een zuiver Nederlandsche vereeniging ten opzichte van het arme, diep verongelijkte België (in casu Vlaanderen). Daar was nu eens een schitterende gelegenheid om Groot-Nederland te doen optreden in vlammende protesten tegen 't brute geweld’... enz. enz. Wij zullen het bij deze enkele aanhalingen, die voldoende den verwarden gedachtengang van het bedankende lid kenschetsen, laten; maar nemen gaarne een gedeelte van een brief over, welke een der Hoofdbestuurders naar aanleiding van bedoeld protest schreef: ‘Het zijn de gebruikelijke verwijtingen, welke van den aanvang van den oorlog af van zekere zijden in Nederland gericht zijn tegen het Hoofdbestuur en tegen de Redactie van Neerlandia. Daartegenover hebben Hoofdbestuur en Redactie hun standpunt uiteengezet en verdedigd o.m. in de Neerlandia-nummers van November 1914, Februari 1915 en Januari 1916. Daarbij werd instemming betuigd door Prof. De Louter in het Januari-nr. 1915, en, wat ongetwijfeld het meeste gewicht in de schaal legt, door de vertegenwoordigers van het Verbond uit Vlaanderen blijkens hunne verklaring in het nummer van Januari 1916. De heer...... had van ons gewenscht vlammende protesten tegen de handelingen van Duitschland; opzweeping der hartstochten van dien aard, schijnt het, dat Nederland tegen Duitschland ware opgesprongen, zonder acht te geven op de kans van zelfvernietiging, als wanneer men onder de puinhoopen van Nederland zou hebben aangetroffen, met de wapens in de hand, het lijk van den “fieren” briefschrijver. Juist omdat het Verbond Algemeen is, is het standpunt dat zijn Bestuur heeft in te nemen van uiterst kieschen teeren aard, mag het niet lichtvaardig de eene partij in den Nederlandschen stam tegenover een andere stellen, wanneer geen van beiden met grond mogen verdacht worden van anti-Nederlandsche drijfveeren. Integendeel, aangenomen moet worden dat beiden uiteenloopende inzichten meenen te kunnen gronden op hunne liefde voor Neerland's taal en stamgemeenschap. In plaats van laf genoemd te worden, verdient het Hoofdbestuur eerder den lof, tegen allerlei bedreigingen in, pal te staan op het standpunt, dat het als het eenige juiste beschouwt.’ Tram. In het weekblad ‘Van onzen Tijd’ geeft Dr. H.H. Knippenberg zijn steun aan de afleiding van het woord tram uit het oud germaansch. ‘Wat nu de Nederlandsche uitspraak van dit woord aangaat,’ schrijft hij, ‘of men moet uitspreken {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} tram of trem, ik voor mij verkies de uitspraak tram met de Limburgers en de Friezen. In oorsprong is het woord reeds in het middelhoogduitsch en ook in het oud Zweedsch met een a-klank; het gewone volk spreekt zoowel in Friesland als in Limburg, twee gewesten, waar deftigheidsmotieven betrekkelijk weinig opgeld doen, van tram; voorzoover ik weet, is de uitspraak trem bijna uitsluitend beperkt tot de groote steden, waar men graag pronkt met een mondvol Fransch of Engelsch.’ In een tweede artikel over de kwestie struikelen we over het volgende: ‘Waarom ik geene Engelsche bronnen aanhaalde? Eerstens omdat ik voor mijn bewijsvoering in een aanteekening meende reeds voldoend materiaal geleverd te hebben. Tweedens omdat ik oogenblikkelijk geen gezaghebbend werk van Engelsche zijde bij de hand had. Bij mijn studie heb ik me meer met oud- en middelhoogduitsch bezig gehouden....’ Dat is merkbaar. Las Abejas is de naam van een werk door onzen vertegenwoordiger te Mexico den heer J. de Boer in het Spaansch over de bijenteelt geschreven en door het Mexicaansche departement van Landbouw en Handel uitgegeven. Volkswezen en Volkskracht. Onder dezen titel heeft de heer L. Simons in de reeks Handboekjes ‘Elck 't beste’ vier herdrukte opstellen laten verschijnen, van welke vooral ‘Nederland en Vlaanderen’ en ‘Stambelangen en Volkskracht’ de lezing waard zijn. Hoewel reeds meer dan 16 jaar oud, zijn deze opstellen vooral in verband met de huidige crisis merkwaardig. De Spelling Kollewijn is de titel van een boekje, indertijd geschreven door J.W. Engelkes, van 't welk Dr. J.A. vor der Hake thans den 7en druk heeft verzorgd als ‘verkorte, herziene uitgave’ met toestemming van den schrijver. De heer Julius Ed. Gerzon, die zoo men weet adverteert in vereenvoudigde spelling, heeft een propaganda-brochure voor den Handel geschreven. Koloniaal Instituut. Deel III is verschenen van het werk ‘Pandecten van het Adatrecht,’ het is bewerkt door de heeren Mr. J.F. Cornelis, Mr. F.M. van Exter, W.H. Alting von Geusau, Mr. J.E. Jonkers, J.A. Jonkman en Mr. D.H. Recter. Bekendmaking der Nederl. nijverheid. Het bestuur van Tak Harderwijk (geïnterneerden) heeft den wensch te kennen gegeven, dat voor de Vlamingen in het Kamp voordrachten zullen gehouden worden over Nederlandsche nijverheid, met behulp van lichtbeelden of films. Het Dagel. Bestuur van Groep Nederland heeft daarvoor reeds de medewerking van enkele grootindustrieelen en sprekers weten te verkrijgen en roept eigenaars van fabrieken, die op deze wijze hun nijverheid bekend wenschen te zien gemaakt, op, zich tot het kantoor van het Algem. Nederl. Verbond te Dordrecht (Wijnstraat 81) te wenden. Het Nederlandsch en de zang. Het Nederlandsch is evengoed geschikt om gezongen te worden als elke andere taal. Zing in Uw Moedertaal. Die taal kunt gij en het publiek begrijpen en gevoelen. Het Volkslied is de onsterfelijkheid in de muziek. Het is de plicht van hen, die het kunnen, om ons Volk bekend te maken met onze Nederlandsche liederen in onze schoone Moedertaal. Men moet ons Volk leeren durven zingen. Dit zijn enkele gedachten uit de reeks, die Arnold Spoel geeft in zijn ‘Handboek voor Tooneelkunstenaars.’ ‘Het Nederlandsch Lied’. Deze vereeniging heeft aan hare leden weer eenige bundels Liederen van Groot-Nederland, verzameld door F.R. Coers Frzn. gezonden en wel: Kerstliederen, 4e, 5e en 6e reeks en een Vlaamsche bundel. Jongens- en Meisjesbibliotheek. De heer A. Schabeek heeft 'n reeks eenvoudige, geillustreerde boekjes voor kinderen doen verschijnen, welke slechts tien cent per stuk kosten, hoewel ze drie vel druks beslaan. Vele bekende kinderschrijvers en -schrijfsters werkten er aan mee. Men herkent in de samenstelling den leider van de Handelsblad-kinderkrant, welke jammer genoeg, tijdens den oorlog ophield te verschijnen. Uit Port. West-Afrika. Uit een brief van onzen vertegenwoordiger te Luimbole (Mombolo), den heer P.v.d Smit: Voor den oorlog betrok deze kolonie een groot deel zijner benoodigde artikelen van Duitschland; nu natuurlijk niets meer. Zou het voor de Hollandsche handelaars en fabrikanten niet mogelijk zijn om een deel van de markt hier te veroveren? De Boerenbevolking breidt zich steeds uit, vasthoudende aan taal, zeden, gewoonte en godsdienst en dit zoo goed als zonder verband met Z.-A. en zonder degelijk onderwijs. Er is geen gevaar dat de Holl.-Afr. bevolking zich zal vermengen met of opgaan in de Portugeesche bevolking, want het onderscheid tusschen deze twee rassen is te groot. We verwachten echter dat met den vrede niet alleen de kaart van Europa, maar ook die van Afrika wel zal veranderen, en dan wellicht dit land ook een andere kleur kan krijgen. Steunt eigen Handel en Nijverheid! {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Nederland. Dr Lamers, apotheker, Stationstraat 10, 's-Hertogenbosch. Jhr. Mr. G.E.F.J. de Kuyper, adv. en proc., Postelstraat, 's-Hertogenbosch. L. Franken, ont. Directe Belastingen, Koningsweg 1, 's-Hertogenbosch. H.F.E.C. Smeulders, Brugstraat 2, 's-Hertogenbosch. Mr. Ch.M.J. Witlox, adv. en proc. en cand.-notaris, Achter 't Wild Varken, 's-Hertogenbosch. R.C.H. Schüngel, inspect. van de Volksgezondheid, Markt 11, 's-Hertogenbosch. Mr. Dr. J.G. Gratama, Raadsheer aan het Gerechtshof, Hotel Groenhuis, 's-Hertogenbosch. Dr. L. de Bruyn, arts, Koudewater. Allen opg. door het Bestuur der Afd. 's-Hertogenbosch. J.C. Ankersmit, C.T. Storkstr. 37, Hengelo (O.). Opg. door den heer A. Plate Hz., Hengelo (O.). J. van Mouwerik, Zuiddijk 255, Zaandam. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Zaanstreek. J.A.M. Temmink, Lawicksche Allée 114, Wageningen. L. van Lennep, Lawicksche Allée 114, Wageningen. C. Coolhaas, Havenstraat 51, Wageningen. A.W. Huidekooper, Lawicksche Allée 91, Wageningen. P. Vermeulen, Lawicksche Allée C 100, Wageningen. Allen opg. door het Bestuur der Stud.-Afd. Wageningen. Mej. E.M. Koning, Vossiusstr. 49, Amsterdam. Mej. J.C. Koning, Vossiusstraat 49, Amsterdam. Mej. M.B.L. Burger, Keizersgracht 317, Amsterdam. Mej. T. Burger, Keizersgracht 317, Amsterdam. L. van Schalkwijk, Nassaukade 369, Amsterdam. M.M. Nolte, Nassaukade 369, Amsterdam. Mej. N. Frederikse, P.C. Hooftstr. 65, Amsterdam. Mej. H.J.J. Ribbink, 3de Helmersstr. 16h, Amsterdam. G.S.v.d. Merwe, Nassaukade 369, Amsterdam. Allen opg. door het Bestuur der Stud.-Afd. Amsterdam. W.S. de Vries. theol.-stud., Keizersgr. 162, Amsterdam. J.C. Houtzagers, theol.-stud., Bilderdijkstraat 3huis, Amsterdam. Beiden opg, door den heer W.A. Vrolijk, Amsterdam. P.C. Wagenaar, Koninginneweg 227, Amsterdam. Opg. door den heer C.C. Bender, Haarlem. A. Lutomirski, Amstel 64, Amsterdam. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Amsterdam. I. Heymans, Saxen Weimarlaan 2, Amsterdam. Opg. door mej. S. Heymans, Amsterdam. Mr. E. Fennema, Sophialaan 33, Amsterdam. J.C. Houbaer, jur.-stud., Langestr. 70, Amersfoort. F.W. Elsinger, Oudwijkerlaan 19bis, Utrecht. H.M. Bruna A.W.z., boekhandel, Utrecht. Beyerink, Kapitein, Adm. v. Ghentstr. 40, Utrecht. Opg. door den heer A.v.d. Velde, Utrecht. P.B. Kodder, jur.-stud., Mariaplaats 38bis, Utrecht. J.A. Grothe, jur.-stud., Nieuwe Gracht 32, Utrecht. J.C. Baak, jur -stud., Catharijnesingel 24, Utrecht. C.B. Burger, theol.-stud., Lange Nieuwstr. 6, Utrecht. H. Doeve, jur.-stud., Oude Gracht T.Z. 120, Utrecht. H.J. Gerlach, theol.-stud., Minrebroederstr. 23, Utrecht. H.W. Obbink, theol.-stud., W. de Zwijgerstr. 16, Utrecht. W.A.v.d. Noorda, jur.-stud., Nieuwe Gracht 8, Utrecht. J. Post, med.-stud., Catharijnesingel 27bis, Utrecht. C.D. Brandt, litt.-stud., Tolsteegsingel O.Z. 25bis, Utrecht. C.D. Grijns, med.-stud., Burg. Reigerstr. 81, Utrecht. A.L.W. van Heel, jur.-stud., Oud Kerkhof 45, Utrecht. C.Jonker, jur.-stud., Lange Viestraat 10, Utrecht. J. Mortier, theol.-stud., Lange Nieuwstr. 6, Utrecht. A. Michiels van Kessenich, jur.-stud., Utrecht. M. Wolf, med.-stud., Oude Gracht T.Z. 132, Utrecht. J.Th.A. Enthoven, jur.-stud., Emmalaan 1, Utrecht. J.v.d. Giesen, theol.-stud., K. Nieuwstr. 23, Utrecht. W.O. de Kat Angelius, jur.-stud., Bregittenstraat 4, Utrecht. E. W Stheeman, med.-stud., Justus van Effenstraat 80, Utrecht. L. Stoltz, med.-stud., Pieterskerkhof 20, Utrecht. L. Gonggrijp, med.-stud., Nobelstraat 2bis, Utrecht. A.M.C. Sandberg, jur.-stud., Van Wijckskade 22bis, Utrecht. M. Dirkzwager, jur.-stud., L. Nieuwstr. 27bis, Utrecht. R.H de Waard, phil.-stud., Biltstr. 101a, Utrecht. W. Portheine, med.-stud., Catharijnesingel 12, Utrecht. P.J. Duetz, jur.-stud., Catharijnesingel 12, Utrecht. H.A.J. Hotz, Nieuwe Gracht 57, Utrecht. H. Loudon, jur.-stud., Achter St. Pieter 23, Utrecht. J.R. Bakker, med.-Stud., L. Jansstr. 6, Utrecht. J. Dommisse, med.-stud., Justus van Effenstraat 42bis, Utrecht. A. van Doorn, med.-stud., Justus van Effenstraat 36bis, Utrecht. Allen opg. door het Bestuur der Stud.-Afd. Utrecht. H.F. Wagenaar Reisiger, Bosch en Vaartstraat 10, Haarlem. Opg. door Dr. J.B. Schepers, Haarlem. Dr. M. Bruyel, Tempelierstraat 14, Haarlem. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Haarlem. J.J.P.C. van Kuyk Dennenweg 54, Den Haag. C.W. Insinger, Groothertoginnelaan 42, Den Haag. Th.M. Insinger, Groothertoginnelaan 42, Den Haag. Allen opg. door mevr. Insinger-Schiff, Den Haag. A.A. Doyer, manufacturier, Binnensingel 84, Deventer. Mej. Dr. J.M. Keyman, leerares, Kerkstr. 12, Deventer. J.B. ten Hove, fabrikant, Keizerstraat 8, Deventer. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Deventer. A.v.d. Wiel, 2de Luit. Artillerie, Nieuwstraat 19, Woerden. Opg. door den heer M.J. Pont, Amsterdam. H. Torf, hoofdtreinconducteur aan Belgische S.S., Vluchtoord Gouda. Van Ingen Schouten, Kapt. Inf., Res. Bat. VIII. Opg. door mej. A. Aalstius den Appel, Arnhem. Jongelieden-Afdeelingen. K.H. Tusenius, Laan van N.O.-Indië 231, Den Haag. Mevr. M.J. Tusenius, Laan van N.O.-Indië 231, Den Haag. K. Gijsberts, Rijswijkscheweg 393, Den Haag. H. Labrijn, Koningstraat 44, Den Haag. E.E. Verton, Van Boetzelaerlaan 112, Den Haag. J.H. Akveld, Morschweg 13, Leiden. J. Verboom, West Havenplaats 35, Vlaardingen P.C.v. Roest, Binnensingel 21, Vlaardingen Mej. E.H.v.d. Schaar, Binnensingel 64, Vlaardingen W. Pruis, Plein 8, Vlaardingen C.v.d. Berg, Streefkerk. P. Oosthoek, Katreinesingel 8, Utrecht. H. de Sterke, Schiekade 152, Rotterdam A.J.H. Vermetten, Plantageweg 91, Rotterdam Joh. Heyman, Proveniersingel 87b, Rotterdam H. Bermann, Bergweg 180a, Rotterdam P. de Jongh, Pr. Hendriklaan 45a, Rotterdam Mej. A. Griss, Walenburgerweg 47a, Rotterdam A.J. Vieijra, Mauritsweg 36, Rotterdam Mej. A. de Hondt, Molenwaterweg 66, Rotterdam J. van Zwet, Slotlaan 37, Rotterdam Mej. H. Heroma, Schiekade 160, Rotterdam J.P. van Bruggen, Vierambachtstr. 81a, Rotterdam G. van Willigen, Hilledijk 137, Rotterdam J. van Aartsen, Hondiusstraat 34, Rotterdam Mej. J. Gnodde, Lieve Verschuierstr. 57, Rotterdam W.J. Kolijn, Zwaerde Croonstr. 26b, Rotterdam M. Karreman, Pijnackerplein 18, Rotterdam J. Nonnekens, Voorschoterlaan 64, Rotterdam H.A. Flothuis, Mathenesserlaan 399a, Rotterdam {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} Mej. N. Landheer, Schoonebergerweg 108, Rotterdam. H. van Dael, Kruisstraat 6b, Rotterdam. W. Brümer, Harddraverstraat 31b, Rotterdam. A. van IJperen, Bergsingel 58, Rotterdam. C. de Goederen, Hugo de Grootstr. 12, Rotterdam. W. Donker Pz., Ged. Binnenrotte 178, Rotterdam. Ant. Hörburger, Burg. Meineszlaan 32, Rotterdam. Arn. Hörburger, Burg. Meineszlaan 32, Rotterdam. Mej. R. Smet, Burg. Hofmanplein 21, Rotterdam. A. Goedendorp, Rochussenstr. 239, Rotterdam. A.F. Ziesen, C.P. Tielestraat 1b, Rotterdam. J.H.G. Nachtwerk, Claes de Vrieselaan 153, Rotterdam. Mej. J. Mudde, Claes de Vrieselaan 15, Rotterdam. Mej. M. Klebe, Tuinderstraat 117, Rotterdam. J.A. van Rijn, Agniessestr. 115a, Rotterdam. J.A. Corbeau, Eendrachtstr. 19b, Rotterdam. W. Vermaas, Mathenesserlaan 359, Rotterdam. Mej. D. Stayer, Westland 9, Rotterdam. Mej. A. van Bork, Wijnhaven 85b, Rotterdam. Mej. M. van Bork, Wijnhaven 85b, Rotterdam. J. Verschoof, Pr. Hendriklaan 34, Rotterdam. W. Kouwenhoven, Hoevestraat 10b, Rotterdam. Mej. E. Mayer, Noordsingel 143, Rotterdam. Mej. W. Kouwenhoven, Hoevestraat 10b, Rotterdam. Mej. Ameling, 2de Lombardstraat 3a, Rotterdam. H.v.d. Schalie, Taborstraat 69, Rotterdam. Mej. A.v.d. Hart, Wilhelminakade 76, Rotterdam. H. Broer, Claes de Vrieselaan 139, Rotterdam. H.C. de Rouville, Lambertusstr. 10, Rotterdam. Voorhoeve, 's-Gravendijkwal 111, Rotterdam. J. Elffrich, Schietbaanlaan 87a, Rotterdam. A. de Heer, Opzoomerstraat 58c, Rotterdam. Mej. M. Mooser, Snellinckstr. 15, Rotterdam. J.J. Hess, Van Oosterzeestraat 39 Rotterdam. J.W.C. Verheul, Duyststraat 21b, Rotterdam. Mej. R. Korendijk, Diergaardelaan 66b, Rotterdam. C. Koolsbergen, Schermlaan 20a, Rotterdam. J.v.d. Staal, Schiedamscheweg 4c, Rotterdam. C.N. Keehnen, Oppert 138a, Rotterdam. W. Wolfsbergen, Hoogstraat 335, Rotterdam. H.F. Grimeyer, Oostzeedijk 173a, Rotterdam. Mej. J.H. Berkhout, Burg. de Roostr. 49, Rotterdam. Mej. E.M. Schrevel, Schiedamscheweg 188, Rotterdam. C.W. van Genderen, Coolsingel 7, Rotterdam. K.A. Graafland, Boezemsingel 24c, Rotterdam. P.A.v.d. Berg, N. Binnenweg 393a, Rotterdam. Mej. S. Hartman, Haagsche Veer 32, Rotterdam. Mej. M. Schuller, Pr. Hendrikkade 156, Rotterdam. A.J. Hofman, Lijnbaanstraat 13b, Rotterdam. W. Blitz, Delftsche Straat 17b, Rotterdam. Mej. R. Kersbergen, Hondiusstraat 6, Rotterdam. Mej. C. Kersbergen, Essenburgsingel 12a, Rotterdam. Mej. J. Heymans, Blokmakerstraat 101, Rotterdam. Mej. A. Bruinsma, Pr. Hendriklaan 163, Rotterdam. Th. Wittenhorst, Essenburgsingel 12a, Rotterdam. Mej. M. Schelling, Heemraadsplein 21, Rotterdam. G. Smits, Beukelsdijk 53b, Rotterdam. Mej. L. Ziessen, C.P. Tielestraat 1, Rotterdam. M. de Jong, Bergschelaan 180, Rotterdam. W. Wels, N. Binnenweg 288, Rotterdam. Mej. H. Müller, Schoonebergerweg 96, Rotterdam. J. Mol, Rodenrijschestraat 29, Rotterdam. C.J. Hen, Vrouw Jorissenstraat 39, Rotterdam. A.J.M.v.d. Brandt, Schiebroekschelaan 43b, Rotterdam. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Rotterdam. B. Kroon, Joh. Willem Frisostr. 1, Utrecht. H. Nieuwenhuizen, Maliebaan 106, Utrecht. J.S. Bax, Bleijenburgkade 17, Utrecht. Allen opg. door den heer A.v.d. Velde, Utrecht. J.W. Schuit, Burg. Reigerstraat 71, Utrecht. Opg. door den heer W. Staal, Utrecht. Mej. B. Boekbinder, Mauritsstr. 55, Utrecht. Opg. door den heer H. Koops, Assen. Mej. E. Portheine, Willem de Zwijgerstr. 11, Utrecht. Mej. O. Portheine, Willem de Zwijgerstr. 11, Utrecht. W. van Lier, Mauritsstraat 103, Utrecht. K. van Lier, Mauritsstraat 103, Utrecht. J.J.I.M. Swane, Mariaplaats 22, Utrecht. A Looten, Weistraat 47b, Utrecht. E. Dekhuyzen, Biltstraat 109, Utrecht. W. Janzen, Mauritsstraat 123, Utrecht. W.C. Bedding, Weerdsingel O.Z. 26, Utrecht. J. Begeer, Kr. Nieuwe Gracht 18, Utrecht. Mej. L. Arendsen Hein, Emmalaan 17, Utrecht. Mej. M. Brand, Weistraat 91, Utrecht. A. Brandwijk, Steenweg 11, Utrecht. G.J. Blanke, Mariastraat 45, Utrecht. A. Borggreve, Justus van Effenstr. 12bis, Utrecht. Mej. M. Bresser, Stadhouderslaan 15, Utrecht. Mej. M. Brandwijk, Steenweg 11, Utrecht. S. Boonzaaier, Jagerskade 1, Utrecht. Mej. L. Berents, Bem. Weerd O.Z. 9, Utrecht. Mej. T. Berents, Bem. Weerd O.Z. 9, Utrecht. Mej. A.M.v.d. Berkhof, Valkstraat 23bis, Utrecht. Mej. C.C.v.d. Berkhof, Nieuwe Kade 17, Utrecht. Mej. J.A. Bolk, Sweelinckstraat 5, Utrecht. Mej. S. Brouwer Nijhoff Kr. Nieuwe Gracht 84, Utrecht. Mej. A. Broers, Maliesingel 35, Utrecht. G.v. Beusekom, Justus v. Effenstr. 10bis, Utrecht. C.J. Begeer, Kr. Nieuwe Gracht 18, Utrecht. Mej. A. Bitter, Choorstraat 16, Utrecht. Mej. S. Belger, Van 's-Gravezandestr. 6, Utrecht. Mej. T. Cos, Havikstraat 30bis, Utrecht. Mej. G. van Dijk, Corn. Houtmanstraat 4, Utrecht. Mej. T. Fentener van Vlissingen, Wilhelminapark 27, Utrecht. H. Froonhof, Lange Smeestraat 16, Utrecht. G. Groenhof, Elizabethstraat, Utrecht. Mej. A. van Gellicum, Stadhouderslaan 43, Utrecht. J. Gerth, Trans 7, Utrecht. Mej. A. Goettsch, Burgstraat 57, Utrecht. F.W. Honig, Van Hogendorpstraat 1, Utrecht. G.G. Heijdeman, Catharijnesingel 20, Utrecht. R. Houwink, J.W. Frisostraat 8, Utrecht. J. Hordijk, Stadhouderslaan 37, Utrecht. Mej. E.J. Hordijk, Stadhouderslaan 37, Utrecht. C. Haaslers, Koningslaan 32 Utrecht. Mej. M.G Janssen, Fred. Hendrikstr. 56, Utrecht. P.N. Janssen, Maliesingel 48bis, Utrecht. M.A. Kan, Wittevrouwensingel 1, Utrecht. J. Kam, W. Barendsstr. 43, Utrecht. O. Kettlitz, Nieuwe Gracht, Utrecht. Mej. E. Lebret, Oude Gracht T.Z. 190, Utrecht. Mej. C. Lebret, Oude Gracht T Z. 190, Utrecht. S.A. Leenders, Leidscheweg 32, Utrecht. Mej. H.J.C. Lamberts, Sweelinckstr. 5, Utrecht. Mej. M. Lindner, Wittevrouwensingel, Utrecht. F. Meyer, Leidsche Kade 26bis, Utrecht. Mej. S.v.d. Meulen, Maarten H. Trompstr. 12, Utrecht. Mej. G. van Nooten, Van Brakelstraat 10, Utrecht. G.P. Nanninga, Weerdsingel O.Z. 63bis, Utrecht. Mej. L.F.C. Nieuwenhuyzen, Oude Gracht T.Z. 100bis, Utrecht. Mej. C. Overklift, Maliebaan 11, Utrecht. H. van Oord, Oude Gracht, Utrecht. Mej. A.A. Otten, Weistraat 27, Utrecht. A. Reisbergen, Oude Gracht T.Z. 15, Utrecht. J.S. Rienks, W. Barendtzstraat 62, Utrecht. Mej. L. Revers, Stadhouderslaan 64, Utrecht. Mej. M. Remme, Oude Gracht 172, Utrecht. F. Rahr, Achter St. Pieter, Utrecht. M.G. Reisinger, Hopakker 21, Utrecht. Mej. G. de Ridder, Weerdsingel W.Z. 38bis, Utrecht. J.G. Spruit, Koekoekstraat 63bis, Utrecht. Mej. C. Snoek, Maliebaan 94, Utrecht. J.P. Schoonheim, Vinkenburgstraat 3, Utrecht. Mej. D.A.G. Snoek, Mauritsstr. 42, Utrecht. Z.J.W. van Schreven, Van Hogendorpstr. 23, Utrecht. Mej. F. Tholen, J.v. Effenstraat 22, Utrecht. Joh. Vruink, Hendr. de Keizerstr. 23, Utrecht. Mej. M.M. Vellinga, Koningslaan 4, Utrecht. Mej. G.N.A. Verweij, Maliebaan, Utrecht. {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} Mej. A.E. Viersma, Stationsstraat 2, Utrecht. J. de Vries, Da Costakade 22, Utrecht. Mej. C. Vos, Bem. Weerd 7, Utrecht. J.J. Verschoof, J.v. Effenstraat 2bis, Utrecht. J. Wester, Fr. Hendrikstraat 36, Utrecht. Mej. J. Wester, Fr. Hendrikstraat 36, Utrecht. Mej. A Wester, Fr. Hendrikstraat 36, Utrecht. H.P. Wienhoven, Stadhouderslaan 51, Utrecht. P. Wendling, Biltstraat 31, Utrecht. Mej. L.v.d. Zee, Biltstraat 192, Utrecht. J.H. Everaar, Oudenrijn. O. Schrijver, Oudenrijn. Mej. S. Pilaar, De Bilt. Mej. N. Knock, Rijsenburg. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Utrecht. Mej. J. Janssen van Raay, Oranjekade 29, Haarlem. E. van Gogh, Frans Halsstraat 8, Haarlem. Mej. W. Janssen van Raay, Oranjekade 29, Haarlem. Mej. L. Chins, Kweekschool voor Onderwijzeressen, Haarlem. Mej. M.C. Wiekkes, Kweekschool voor Onderwijzeressen, Haarlem. H. Raven, Schouwtjesplein 8, Haarlem. J. Winkler, Leidsche Vaart 88, Haarlem. W. Hiense, Verspronckweg 8, Haarlem. J.S. Galjart, Aelbertsbergstr. 12, Haarlem. Braakenburg, Prinsen Bolwerk 2a, Haarlem. H. Jacobsen, Plein 18, Haarlem. G. van Hout, Dyserinckstraat 64, Haarlem. Mej. A.E. Bouwmeester, Kleverparkweg 86, Haarlem. A.A. Aaltsz, Schotersingel 7 Haarlem. W. Veenhoven, Frans Halsstraat 5, Haarlem. Mej. E. Conradie, Westerhoutstr. 7, Haarlem. Mej. M.v.d. Sleen, Westerhoutpark 16, Haarlem. Mej. B. Veth, Haarlemmerhoutpark 27, Haarlem. Mej. L. Stork, Jordensstraat 78, Haarlem. Mej. P.M. Loosecaat Vermeer, Wilhelminastr. 11, Haarlem. Mej. R.v.d. Berg, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. B. Bossen, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. H.W. du Bruy, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. W.v.d. Tuuk Adriani, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. A. Schippers, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. G.J. ten Cate, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. C.P. de Weerd, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. G.C. Uden Masman, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. M.C.W. Cense, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. K. Vlug, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. G. Lindveld, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. J. Sorgdrager, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. C. Brouwerens, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. S. Posthuma, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. R. Bouman, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. G. Snuif, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. T. Numkes, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Mej. R. Ternenne, Kweeksch. v. Onderw., Haarlem. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Haarlem. H.D. van Meeteren, Cadettenschool, Alkmaar. J.A.E. Duynstee, Cadettenschool, Alkmaar. W.K. Boogh, Cadettenschool, Alkmaar. H.M.G.J. Lentz, Cadettenschool, Alkmaar. J.W.D. Meihuizen, Cadettenschool, Alkmaar. J. Daniëls, Cadettenschool, Alkmaar. H.J. Scheffer, Cadettenschool, Alkmaar. Th. Canter Visscher, Cadettenschool, Alkmaar. W. van Exter, Cadettenschool, Alkmaar. L.J. van Haasbergen, Cadettenschool, Alkmaar. A.M. Groenewegen, Cadettenschool, Alkmaar. E.P. van Stenis, Cadettenschool, Alkmaar. J.A. Scheffelaar, Cadettenschool, Alkmaar. J.M. Somer, Cadettenschool, Alkmaar. G.J. de Vries, Cadettenschool, Alkmaar. J.J. de Vries, Cadettenschool, Alkmaar. E.J. van Zon, Cadettenschool, Alkmaar. R.W.v.d. Gronden, Cadettenschool, Alkmaar. Ch. Bogaerts, Cadettenschool, Alkmaar. P.C. Blom, Cadettenschool, Alkmaar. H.J. Veenendaal, Cadettenschool, Alkmaar. B.G. Peereboom, Cadettenschool, Alkmaar. A.J. Tieleman, Cadettenschool, Alkmaar. F. Mollinger, Cadettenschool, Alkmaar. G.C.O. Beelaarts v. Emmichoven, Cadettenschool, Alkmaar. H.H.W. Kaag, Cadettenschool, Alkmaar. F.S. Mennes, Cadettenschool, Alkmaar. J. Makkink, Cadettenschool, Alkmaar. J. Busch Geertsema, Cadettenschool, Alkmaar. H.J.W. Scheffer, Cadettenschool, Alkmaar. J.W. Heemskerk, Cadettenschool, Alkmaar. J. van Waning, Cadettenschool, Alkmaar. Th.J. Heitink, Cadettenschool, Alkmaar. J. Barth, Cadettenschool, Alkmaar. A.F.J. Brummer, Cadettenschool, Alkmaar. M. Schults, Cadettenschool, Alkmaar. J.P. Ilcken, Cadettenschool, Alkmaar. S.J. van Royen, Cadettenschool, Alkmaar. P.L. van Boven, Cadettenschool, Alkmaar. J. Ferree, Cadettenschool, Alkmaar. J.C.W. Ot, Cadettenschool, Alkmaar. A.v.d. Minne, Cadettenschool, Alkmaar. W.G. van Voss, Cadettenschool, Alkmaar. J.W. van Marle, Cadettenschool, Alkmaar. J. Schott, Cadettenschool, Alkmaar. E.K. Poels, Cadettenschool, Alkmaar. B. Frank, Cadettenschool, Alkmaar. A.J. Steenhouwer Cadettenschool, Alkmaar. P. Doyer, Cadettenschool, Alkmaar. J.J. Wafelbakker, Cadettenschool, Alkmaar. C. Giebel, Cadettenschool, Alkmaar. J. Holst Pellekaan, Cadettenschool, Alkmaar. H.M.A. Korten, Cadettenschool, Alkmaar. J.J. Ceuvel, Cadettenschool, Alkmaar. J.J. Hasselbach, Cadettenschool, Alkmaar. B.P. de Vries, Cadettenschool, Alkmaar. J. Stegeman, Cadettenschool, Alkmaar. Sutherland, Cadettenschool, Alkmaar. D.H. Dekkers, Cadettenschool, Alkmaar. Ketelaar, Cadettenschool, Alkmaar. Staring, Cadettenschool, Alkmaar. J. Hofker, Van Blankenburgstr. 13a, Den Haag. Mej. G. Brunt, Pieter Bothstr. 36, Den Haag. F.D.v.d. Broek, Charlotte de Bourbonstraat 216, Den Haag. F.D.W. Hoenderop, Oranjeplein 37, Den Haag. W.H.H. Krul, De Perponcherstr. 36, Den Haag. J. Steendam, Copernicusstr. 28 Den Haag. De Goede, Bezuidenhout, Den Haag. Mej. T. van Houweningen, Theresiastr. 116, Den Haag. Mej. L. van Nieukerken, Van Speykstr. 38, Den Haag. P G. van Kuyk, Leeuwendaallaan 3, Rijswijk. Th.J. van Kasteel, Weimarstr. 100, Den Haag. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd, Den Haag. Mej. M. Bode, Weesperzijde 40, Watergraafsmeer. Mej. M. Hartman, Gijsbr. v. Amstelstr. 3, Amsterdam. Mej. J.v. Dongen, 1ste Oosterparkstr. 120II, Amsterdam. Mej. A.E. Hopman, Zeeburgerdijk 7, Amsterdam. Mej. Hemelreyk, Weesperstr. 93, Amsterdam. F. Weegeman, Overtoom 561, Amsterdam. K.C. Sombogaart, Prinsengracht 310, Amsterdam. C.A.J. Vixseboxse, Vijzelgracht 10, Amsterdam. Mej. L. Hartog, Staalkade 6, Amsterdam. Mej. L. Meyers, Keizersgracht 310, Amsterdam. Mej. E. Vos, N. Keizersgracht 110, Amsterdam. Mej. H. Deering, Marnixstr. 191, Amsterdam. Mej. W.H. Deering, Marnixstr. 191, Amsterdam. Mej. C. Boas, Vrolikstraat 154, Amsterdam. A.F.J. Appelboom, Rozengracht 57, Amsterdam. J. Havermans, Prinsengracht 405, Amsterdam. Mej. J.H. de Haas, N. Achtergracht 24, Amsterdam. Mej. N. Daniëls, Overtoom 440, Amsterdam. Mej. M. Vos, N. Prinsengracht 24, Amsterdam. M. Brouwer, Rhijnvis Feithstr. 23, Amsterdam. P.A. Bromberg, Prinsengracht 51, Amsterdam. Mej. Jac. van Ameringen, Heerengracht 67, Amsterdam. {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} Mej. T. Ooymans, Bilderdijkpark 16huis, Amsterdam. Mej. J. de Jong, Jac. Catskade 24, Amsterdam. Mej. M. Brinkers, Planciusstraat 26, Amsterdam. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Amsterdam. Groep Nederl. Oost-Indië. J. Admiraal, chef fabr. Albrecht & Co., Weltevreden. C.P. Velds, hoofd der school, Soerabaia. Mr. G.G. van Kleeff, buitengew. Voorzitter Landraad, Bandjirnegara. A. Mühlenfeld, adj. leider v.d. volkstelling, Bandoeng. H.H. Crevels, onderwijzer 1ste kl., Koeta-Radja. Ds. J. Rooker, predikant, Weltevreden. J.F.W. van Schaik, p/a. Scheepsagentuur, Tandjong Priok. W. Rugers beambte K.P.M., Weltevreden. R.P.J. Reiman, proc. firma E. Tänzer & Co., Cheribon. G.Ch. Lavell, direct. Kweekschool, Oengaran. A.A. van der Kolk, Weltevreden. C.J. Adamse, Gewestelijk Secretaris, Teloh Betong. R.M. Soemitro, adj. adm. P.H.D., Weltevreden. W. de Cock Buning, makelaar, Weltevreden. Mevr. De Cock Buning, geb. De Cock van Leersum, Weltevreden. J. Mooi, onderwijzer 1ste kl., Poerwakarta. Mej. C. Voorneman, V.O. Karang Dinoio, Post Paree, Java. M. van Driel, ass. fabrikatie chef der V.O. Karang Dinoio, Post Paree, Java. Beiden opg. door den heer G. Reisinger, Post Paree, Java. J.v. Doorn, Ploempoeng bij halte Semboeng S.S.O.L. Opg. door mevr. L.E. Julius Meyer Cluwen, Den Haag. H.G. Straatman, hoofdonderwijzer der Holl. Inlandsche School, Priaman (Sum. Westk.). Opg. door den heer S. Bouman, Priaman. Buitenland. W. Hovy, Carolina (Transv.). N.E. Hellmund, Apartado 120, Caracas (Venezuela). W.M. Hellmund, Apartado 120, Caracas (Venezuela). Opg. door den heer S.F. Duwaer, Maracaibo. H.B. Driessen Jr., Schillerstr. 7, Berlijn-Lichterfelde. P. van Leeuwen, Dorotheenstr, 34III, Berlijn N.W. 7. F. Pappenheim, Schönhauser Allée 165, Berlijn N. 37. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Berlijn. Alb W. Vermey, Mainzerstr. 17, Keulen. P. Heslenfeld, Virchowstr. 3, Keulen, Lindental. A. Dejchmann, Werderstr. 22, Keulen. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Keulen. A. van Servellen, No. 1085, Park Ave, Nieuw-York (N.-Y.). Opg. door het Bestuur der Afd. Nieuw Nederland. Mevr. A. Kamerling - Rozelaar, Mozartstr. 5, Bremen. Opg. door het Bestuur der Afd. Bremen. Mej. Minnie Wijma, 10565 Wentw. Av., Chicago-Roseland. H. Houtsma, 33 E, 103 Pl., Chicago-Roseland. W. van Dijk, 64 E, 103 Pl., Chicago-Roseland. Mej. J.P. Hooning 10625 Mich. Av., Chicago-Roseland. B. Blaauw Sr., 214 W, 111 Str., Chicago-Roseland. C.v.d. Lippe, 214 W, 111 Str., Chicago-Roseland. I. Jurjaanz, 11130 Eggleston Av., Chicago-Roseland. J.v.d. Sijs, 50 W, 108 Str., Chicago-Roseland. J. Collee, 7150 Dobson Av., Chicago-Roseland. Th.v.d. Bol, 7251 Dobson Av., Chicago-Roseland. John P. Kensen, 14 W, 110 Pl, Chicago-Roseland. A.N. Vermeulen, 11536 Princeton Av., Chicago-Roseland. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Chicago-Roseland. G.K. Graaf v. Hogendorp, gep. Kapt. Luit. ter Zee, Sturegatan 6 IV, Stoskholm. Mej. M. Holzhaus, Sturegatan 6 IV, Stoskholm. Joh. J. Boelstra, ingenieur, Karlaplan 6, Stoskholm. Allen opg. door den heer J. Rippe, Stoskholm. Gert Groesbeek, Caconda (Afr. Occ. Port.). Opg. door den heer P.M. Greshoff, Caconda. Vraag om inlichting. Wie kan het juiste adres meedeelen van: H. Meester, onderwijzer, vroeger Hartebeestfontein (Transvaal). P. Moerdijk, onderwijzer, vroeger Postk. Vlakhoek (Transvaal). W.J.M. Schwab, vroeger Mainzerstr. 13, Bingen a/R. P. Tool, vroeger Schmittstr. 67, Bingen a/R. Mej. W. Maas, vroeger Meisjes Hogere School, Wijnberg bij Kaapstad. Jan Six, vroeger Amstel 218, Amsterdam (thans in Indië). F. van Konijnenburg, vroeger Eindenhoutstraat 38, Heemstede (thans in Indië). J.S.J. Robles de Vries, arts, vroeger Nieuw Amsterdam (Suriname). J A. Post van der Burg, vroeger Schiedamsche Singel, Rotterdam. J.v.d. Berg, vroeger Van Overzeestraat 35, Rotterdam. Jan Prange, vroeger Wijerstraat, Amersfoort. A. Buchter, vroeger Huygenspark 39c, Den Haag. E.M. Jurgens, vroeger Hohestr. 31, Duisburg. Mevr. J. Bergsma - Van Gorkom vroeger Laan van Heldenburg 54, Voorburg. P.L. du Pon, vroeger adm. Ondern. Tjipetir, Tjibadak. A.F.J. Bianchi, vroeger Suikerfabr. Sroeni bij Soerabaia. T. de Meester, vroeger vertegenw. Java-China-Japan lijn, Hongkong. H. Beelaerts van Blokland, vroeger Westersingel 8, Amersfoort. Th.J. van Lookeren Campagne, vroeger Apothekersdijk 27, Leiden. D.J. Focquin de Grave, notaris, vroeger Soekaboemi. G.A. Hooy, vroeger Bennekom (thans in Indië). Jos. Wahlen, vroeger Schmittstr. 67, Bingen a/d. R. Victor Berger, vroeger Schmittstr. 31, Bingen a/d. R. A.G. Bouten Jr., vroeger N. Boschstraat, Breda. H.R. Beukelman, vroeger Bentinckstr. 3, Den Haag. J.J. Broek, vroeger Smidstr. 87, Bingen a/d. R. J.A. Gelderblom, vroeger fabricatiechef, Karandinojo, Paree (Nederl. Indië). L.F. Weich, vroeger Zeilstr. 4, Amsterdam (thans in Zuid-Afrika). N.J. Beversen, vroeger p/a. United Fruit Co., Bocas del Toro (Rep. Panama). H. Steeghs, vroeger p/a. A. Stoltenberg, R.R. 1, Iowa (Noord-Amerika). H.V. de Chijs, vroeger Kaufmannshaus, Hamburg. Geo C. Groenewegen, vroeger c/o. Rice-farm, Nederland (Texas). Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. (Hoofddoel: Verzorging in Nederland). 4de opgave van ontvangen bijdragen van 1 Jan. tot 31 Jan. 1917. Algemeen Nederlandsch Verbond. Algemeene leden. G.C.A.F. f 2.50, Hartskamp M. f 2.50; maakt met vorige opgave f 684.50. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Arnhem f 1024.50. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Zwolle f 32.50; maakt met vorige opgave f 382.50. {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} Algem. Nederl. Verbond, Afd. Stockholm f 74.37. Ned. Herv. Kerk te Petrograd f 2000.-. Inzameling J. Blooker te Huis ter Heide f 586.65; maakt met vorige opgave f 1114.15. Haagsch Comité voor Belgische vluchtelingen in Nederland, kassaldo f 50.50. M.K. & Zoon f 2.50, Dr. H.F.R.H. f 25.-, E. de L. f 10.-, G.K. f 10.-, L. van G. f 250.-, Dr. J.J.H.D. f 5.-, E.V. de G. f 2.-, mevr. E.B.K.v.H. f 10.-, J.M. 3de maandelijksche bijdrage f 5.-, D.H. de V. f 15.-, wed. M.J.S. f 10.-, allen te Amsterdam. Dames M. f 50.-, G. van R. Bbr. f 10.-, W. & N. f 2.50, H.W.D.H. f 25.-, A.A.H.S. f 10.-, N.V. Kon. St. K. Fabr. v/h. Hv. Y. f 25.-, Ned. K. & K. Fabr. f 10.-, allen te Rotterdam. Belangstellende f 2.50, N.N, f 5.-, R.W.A.K. f 3.-, d'A. G. f 2.-, Mr. A.L.S. f 10.-, Mr. Dr. J.C.W. f 2.50, W.V.S. f 2.50, mevr. de B. f 2.50, wed. Van der M. f 2.50, L.A.E.N. f 3.-, mevr. de wed. E.H. de L. f 10.-, Mr. L.C.B. f 5.-, Dames van W. f 1.-, M. f 10.-, Dr. A.V. f 2.50, Gr. Hot. Cent. f 10.-, D.E.C.K. f 5.-, Jhr. H.v.E. f 5.-, C.G.C. f 1.-, V.B.v.B.R. f 2.50, mej. R.v.d.W. f 10.-, A.R. f 2.50, Dr. v.L. f 5.-, A. & Co. f 10.-, P.M. f 3.-, P.W. f 3.-, I. de Ch. de B. f 10.-, mevr. B. f 2.50, allen te 's-Gravenhage. J.v.G. f 5.-, Dr. G.S. f 2.50, R.K.v.d.B. f 35.-, Dr. W.F.B. f 2.50, W.G.M.v.d.H. f 2.50, R. f V.B. f 1.-, mevr. K.B. f 2.50, mevr. B. f 2.50, H.K. f 2.50, Dr. K.L. f 5.-, K. & Co. f 5.-, Prof. K. f 25.-, wed. P.L. f 1.-, W.H.S. f 2.-, v.d.K. f 25.-, M.H. de K. f 1.-, E.K. f 2.50, J.V.W. f 1.-, P.J.G.S. f 5.-, H.F. f 2.-, L.M.R.V.R. f 20.-, Ch. Ins. Fabr. f 5.-, Jhr. Mr. L.H.J.H.A.v.W. f 5.-, M. f 0.50, Ch. Fabr. Holl. Bk. f 2.50, B.A. de W. f 10.-, Ph.K. f 2.50, K. f 2.-, Mr. F.A. Br. van L. f 20.-, mej. A. de L. f 10.-, allen te Utrecht. Dr. H. f 2.50, B. & v.L. f 5.-, J.G.B. f 5-, A.D. f 2.50, J.E.J.Z. f 2.50, S.J.D. f 5.-, S.v.d.B.v.S. f 1.-, de J. f 1.-, Ph.G.G. f 15.-, Mr. H.P.v.C f 10.-, N.N. f 1.-, R.G.R. f 3.-, Th.M.S.v.D. f 1.-, H.K. f 25-, H.v.W.H. f 10.-, v.R. f 5.-, allen te Zutphen. Burger Weeshuis f 200.-, W. Gr. v.R.L. f 25-, R.E.v.E.S. f 1.-, H.C.G. f 1.-, C.E.B. f 2.50, G.J. f 2.50, J.J.G.S. f 1.-, C.R. f 3.-, C.J.H.v.d.B. f 50.-, N.N. f 2.-, mej. Ot. N. f 2.50, M.B.v.V. & Z. f 5.-, W. f 1.-, Mr. W.M.V. f 5.-, Dr. H.B. f 25.-, mej. M.S. f 2.50, N.N. f 1.-, B.B. f 2.-, N.N. f 2.50, S. f 20.-, W. de V. f 2.-, M.V.D. f 2.50, A.M. f 2.50, N.N. f 1.50, W.G.T.T. f 1.-, J.F.W. f 2.50, F.J. f 2.50, J.L.E.S. f 3.-, J.H.K. f 1.-, mej. H.V. & J.H. f 5.-, H.K. Jr. f 5.-, J.E.v.B. f 2.50, v.O. & Co. f 25.-, N.M.M. f 25.-, Mr. F.M. f 10.-, W.L. f 2.-, W.S. f 10.-, Dour. v.d.F. f mevr. J.C. de B. f 2.50, A.M.B. f 10.-, allen te Arnhem. C.A. f 2.50, N.v.C. f 5.-, J.G.W.B. f 2.50, J.W.R. f 1.-, B.O. f 2.50, H.B. f 2.50, H.B.O. f 2.50, N.N. f 1.-, Jhr. H.J.R.v.D. f 10.-. G.J.v.d.L. f 1.-, allen te Den Helder. Mevr. M.C.v.d.H. f 20.- te Baarn. Mevr. G.M. f 5.- te IJmuiden. J.K. f 25.- te Leeuwarden. P.S. f 2.50, C.H. f 2.50, beiden te Koegras. N.V.H. f 10.- te Vlaardingen. J.W.R. f 2.-, A.H.v.H. f 10.-, bejden te Enschedé. W.B. f 10.-, H.P. f 1.-, beiden te Apeldoorn. W.H. f 10.- te Alkmaar. Dr. F.D. f 25.-, O. Fabr. C. f 250.- te Delft. E.J.P.B. f 10.-, R.A.J.v.D. f 15.-, A.B.E.v.L. f 50.-, allen te Hilversum. P.S. f 2.- te Bussum. D.L. f 40.80 te Dusseldorf. Mr. O. f 12.50 te Wassenaar. M.K. f 1.- te Oisterwijk. B.B. ten B.C. f 5.- te Almelo. Mej. C.V. f 10.-, J.H. f 1.-, H.J.R. f 2.-, allen te Schiedam. T.L. f 25.- te Blarikum. G.C. f 10.- te Roozendaal. G.B.W.t.K. f 20.-, J.F.S. & Z. f 25.-, H.H. f 2.50. mej. J.S. f 100.-, allen te Enschedé. Jhr. Mr. M.V.S. f 6.- te Laren (Geld.). N.V.C. Fabr. W.K. f 25.- te Roermond. J.R.V. f 2.50 te Santpoort. Dr. R.L. f 15.- te Groningen. v.H.C.M. & Co. f 10.- te Naarden. S.L. f 10.- te Herwijnen. J.H.M. & Zn. f 5.- te Winterswijk. J.v.H. f 50.- te Lonneker. C.L.J. f 5.- te Wouw. J.E.B. f 1.- te Veghel. J.P. f 2.-te Sappemeer. J.M.S. f 10.- te Hooge Zwaluwe. J.M. f 1.- te Hoogezand. G.J.M. f 2.50 te Diepwal bij de Leek. Mej. T.t.b.v.K. Pr. f 30.- te Krimpen a-d. Lek. Bsse v.I. f 5.-, Mr. F.J.V.H. f 2.-, mej. de H. f 10.-, Rijkskantoorgebouw f 1.50, A.K. f 1.-, Fr. C.A.v.d.F. f 2.50, S.N.K. f 10.-, Z.Z. f 15.-, Baron v.R.O. f 2.50, allen te Assen. W.v.W.P. f 25 -, M.G. f 2.50, mej. A.C.P.R. f 1.-, Fam. B. f 2.50, allen te Hengelo. Te zamen ontvangen in Januari f 5893.12; maakt met vorige opgave f 30996.09 ½. Weder kunnen wij op een flinke stijging onzer middelen wijzen, hoewel wij in den beginne bijna den moed verloren, want de bijdragen kwamen minder flink en minder veelvuldig in dan de vorige maanden. Dank echter den goeden steun door de inzameling van de Afdeeling Arnhem van het A.N.V. en de inzameling van den heer J. Blooker, en niet het minst door de groote bijdrage van de Ned. Herv. Kerk te Petrograd, werd weder een mooi cijfer bereikt. Als steeds doen wij een dringend beroep op alle goede Nederlanders, en vooral op de leden van het A.N.V., die ons, in hun eigen omgeving werkende, goed kunnen helpen. Morgen komen weder 61 kinderen uit Dusseldorf en omgeving, terwijl onze onderafdeeling te Bremen 2 transporten gereed heeft, die wij binnen eenige dagen verwachten, en steeds komen nieuwe aanvragen in. Om allen, die ons noodig hebben te helpen, is veel noodig; dit kan ons Comité niet alléén. Gaarne erkennen wij. dat de steun en samenwerking der verschillende Afdeelingen van het A.N.V. steeds flinker en degelijker wordt, doch nog altijd zijn er Afdeelingen, die weinig, of in het geheel niets van zich laten hooren. Opgaven voor gezinsopname zullen ons zeer welkom zijn, daar wij welhaast de vacantie-kolonie-huizen zullen moeten ontruimen. Aan onder- en bovenkleeding is groote behoefte. Onze Kleeding Commissie, Achter-Oosteinde 8, Amsterdam, ontvangt gaarne gebruikte of ongebruikte kleedingstukken. De ijverige dames dier Commissie weten alles met rappe hand bruikbaar te maken. Giften worden gaarne in ontvangst genomen door den Peningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Amsterdam, 15 Februari 1917. Uiterste Wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbevolen: Ik vermaak aan het Algemeen Nederlandsch Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninklijke Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van.............................................................. gulden, uit te keeren binnen.......................... maanden na mijn overlijden, vrij van alle rechten en kosten. {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 4. April 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Dit hoop ik, dat de Nederlanders steeds zullen blijven: edel, vernuftig en vrij. Dr. Henry van Dyke. INHOUD. Neerlandia. - Buitenland: Levensmiddelen voor Nederlanders in den vreemde. - Afd. Bremen. - Afd. Leipzig. - Uit Petersburg. - Nederland: Alg. Verg. van Groep Nederland. - Nederlandsche tooneelschrijvers en Nederlandsche tooneeldirecties. - Van de Afdeelingen. - Oost-Indië: Hygiénische toestanden in Nederlandsch Indie II (Slot), door Th.G.G. Valette - Amcrika: Uit Hollandsch Amerika - Ingezonden: Vreemdelingen in ons midden, door L Simons - Comité voor Ned kinderen in den vreemde, door W.F. van Heus en - Mededeelingen en Allerlei - Taalcommissie - Nieuwe Leden - Comité voor Nederl Kinderen in den vreemde - Volksopbeuring - Hollandsche Kolonie te Roodebeeke. - Advertentïen. Neerlandia. Op de Algemeene vergadering van Groep Nederland 1) zal weer de vraag aan. de orde komen of Neerlandia ruimte zal geven voor de behandeling van onderwerpen, waarover de leden het oneens zijn en die, hier komt het eigenlijk op neer, met den oorlog in verband staan. Daargelaten nu of de groepsvergadering de plaats is om over deze zaak te beslissen - Neerlandia is niet het maandblad van Groep Nederland - en gezwegen van ons bekende bezwaar, dat verscheiden kwesties, die men wil behandelen, misschien wel alle de verdeeldheid tusschen de leden van ons Verbond bedenkelijk zouden verscherpen en tot afscheiding kunnen leiden, hebben wij dit tegen het voorstel, dat de gewenschte gedachtenwisseling weinig zal opleveren en uitermate onbelangrijk zal zijn. Wij zeggen niet, dat die vraagstukken op zich zelf niet belangrijk zijn. Dat zij verre. Ze zijn inderdaad zeer belangrijk. De bestuurlijke scheiding in België; de Gentsche hoogeschool; het beslag op onze brievenmalen gelegd; het in den grond boren van onze koopvaardijschepen; de opheffing van het vrije handelsverkeer van ons land met onzijdige landen en zelfs met onze koloniën; de opstand in Zuid-Afrika en zoo meer, het zijn alle voor ons volk of voor onze stamverwanten in België en Zuid-Afrika, en ten slotte voor heel onzen Nederlandschen stam zaken van groot gewicht. Maar er is een reden, waarom een behandeling van althans de meeste dier kwesties voor Nederlanders op het oogenblik weinig zou opleveren. De groote meerderheid - dit bedoelen wij - staat in den ban van haar sympathie of antipathie voor de oorlogvoerenden. Men is voor de centralen of voor de entente. En dat bepaalt aanstonds de opvatting van die kwesties. Is men anti-Duitsch dan vindt men het in den grond boren van onze schepen en het vliegen van zeppelins boven ons gebied heel erg, en het ingrijpen van Engeland in onzen handel, onze nijverheid, ons brievenvervoer enz. niet zoo erg. Is men anti-Engelsch dan andersom. Is men pro-Duitsch dan vindt men voor het meewerken aan de Gentsche hoogeschool, voor de bestuurlijke scheiding alles te zeggen en voor het wegvoeren van Belgen en Franschen uit hun woonsteden aanmerkelijk wat te pleiten. Is men anti-Engelsch dan andersom. Zoo kunnen wij van A, B of C, van wie bekend is dat zij pro of anti zijn, al vooruit zeggen, hoe zij over de bewuste kwesties zullen oordeelen. En is hun gezindheid niet vooruit bekend, dan merken wij haar aan hun schrijven al heel gauw. Of zoo neen, dan verdenken wij hen, dat ze hun pro- of anti-gevoelens behendig weten te verbergen, maar besluiten er uit hun standpunt ten opzichte der behandelde vraagstukken toch toe. Hij is tegen bestuurlijke scheiding, tegen de Gentsche hoogeschool, hij is natuurlijk anti-Duitsch; hij komt in verzet tegen Engelands optreden, hij is natuurlijk anti-Engelsch. Dat zou wel eens onbillijk zijn. Er zijn onder onze landgenooten nog wel menschen van onpartijdig vrijen zin - enkelen in de massa - maar het zou moeilijk zijn ze te herkennen, want zij behooren niet tot de schrijflustigen. En nu vragen wij: wat geeft een gedachtenwisseling tusschen zoo zeer, wij mogen wel zeggen, zoo heftig en tegelijk zoo vast bevooroordeelden als deze oorlog verre de meesten ten onzent heeft gemaakt? Tot welk goed doel zal het leiden? Is het niet beter, is het niet geraden te wachten tot de gemoederen zijn bedaard en men weer uit heldere oogen kan zien? Dit geldt ook de Vlamingen, ja dit geldt hen in nog hoogere mate, aangezien zij lichter bewogen {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} en heviger van ontroering zijn dan wij. Kan iemand waarlijk meenen, dat Neerlandia, dat ons Verbond, dat het belang van den Nederlandschen stam er bij gebaat is, dat de felle strijd, dien de partijen in hun eigen bladen voeren, wordt overgebracht naar het blad van het Verbond, dat juist moet trachten samen te houden? Mannen van gezag van beide partijen hebben immers ook gezegd, dat Neerlandia en het Verbond goed deden, er buiten te blijven! Ook hierom zou de beoordeeling van de artikelen onzuiver en hun waarde twijfelachtig worden. Ons dunkt, dat deze overweging mede moet strekken om het onraadzaam te maken, den strijd over al die oorlogskwesties naar Neerlandia over te brengen. Buitenland. Levensmiddelen voor Nederlanders in den vreemde. Het Dag. Bestuur heeft de vorige maand het volgend schrijven verzonden: Dordrecht, 15 Maart 1917. Aan Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken, 's-Gravenhage. In het laatst uitgebracht jaarverslag van de Afdeeling Leipzig van het Algemeen Nederlandsch Verbond, komen de volgende zinsneden voor, welke betrekking hebben op het verzenden van levensmiddelen uit ons land aan Nederlanders in Duitschland: ‘Het Bestuur onzer Vereeniging heeft in den loop van het jaar met den Nederlandschen Gezant in Berlijn en met de Nederlandsche Regeering in den Haag eene uitvoerige briefwisseling gehad wegens het betrekken van levensmiddelen uit Nederland door hier wonende Nederlanders. Ofschoon intusschen de Nederlandsche Gezant met de Zentral-Einkaufsgesellschaft in Berlijn eene regeling getroffen heeft, volgens welke Nederlandsche gezinnen in Duitschland alle 6 weken geschenkpakketten met levensmiddelen van Nederlandsche familieleden uit Holland mogen ontvangen, heeft het Bestuur onzer Vereeniging gepoogd daarin in zoover verandering te brengen, dat de bepaling, volgens welke de levensmiddelen cadeau gegeven moesten zijn, opgeheven werd, daar vele Nederlanders niet in staat waren zich levensmiddelen te laten schenken, en verder, dat de bepaling, volgens welke Nederlandsche gezinnen alle 6 weken eene zending mochten ontvangen, in zoover gewijzigd werd, dat alle personen van Nederlandsche nationaliteit alle 6 weken eene zending zouden kunnen ontvangen. Tot nu toe heeft echter onze correspondentie evenmin als persoonlijke bespreking met de Nederlandsche Regeering in den Haag door de heeren Roos en Rompelman, daartoe door het Bestuur gemachtigd, geen resultaat gehad. Het Bestuur gaat voort met zijne bemoeiingen: gunstigere regeling voor het betrekken van levensmiddelen uit Holland te verkrijgen.’ Mocht Uwe Excellentie de juistheid dezer bewering erkennen, dan zij het vergund in dit verband nog te wijzen op het artikel getiteld: ‘Hulp aan landgenooten in den vreemde’, opgenomen in het avondblad C van de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 24 Februari j.l. Immers ook uit dit artikel mag worden afgeleid, dat er alleszins aanleiding bestaat om in meerdere mate dan thans geschiedt tegemoet te komen aan de wenschen van de in Duitschland gevestigde Nederlanders met betrekking tot de toezending uit het eigen land. Dit zou te meer klemmen, waar de onderdanen van andere neutrale landen in dit opzicht blijkbaar meer voorrechten genieten, dan aan de Nederlandsche onderdanen in Duitschland zijn toegestaan. Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond neemt de vrijheid de aandacht van Uwe Excellentie op deze aangelegenheid te vestigen en Haar eerbiedig te verzoeken om zoo noodig stappen te willen doen, ten einde voor zoover mogelijk verbetering te brengen in de voorwaarden, welke thans gelden voor de toezending van levensmiddelen uit ons land aan Nederlanders in Duitschland. Namens het Hoofdbestuur voornoemd, (w.g.) H.J. KIEWIET DE JONGE, Algemeen Voorzitter. N.J. ROELFSEMA, Algemeen Secr.-Penningm. Afd. Bremen. Aan het Jaarverslag over 1916 dezer Afd. is het volgende ontleend: De Afd. telde op 1 Januari 1917 18 leden. Op de eenige in het afgeloopen jaar gehouden Algemeene Vergadering in Januari, werden Bestuur, Commissarissen en Boeken-Commissie herkozen. De gewone Maandagavondbijeenkomsten werden geregeld door de leden met hunne dames bezocht, er heerschte steeds een aangename geest. Tengevolge van den oorlogstoestand werd er in 1916, evenals in 1915, van afgezien ter gelegenheid van de verjaardagen van de Koningin en Prinses Juliana feestelijkheden te houden en bleef het St. Nicolaasfeest eveneens achterwege. Van de Boekerij werd evenals in vorige jaren een spaarzaam gebruik gemaakt. De ondersteunings-commissie had in 1916 weinig te doen, deels doordat vele behoeftige landgenooten naar het Vaderland terugkeerden. De kas had op 31 Dec. een saldo van M. 61. {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} Een ondercomité Bremen van het te Amsterdam gevestigde Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde, werd opgericht, waarin de heeren Baron, Perizonius en Van Meeteren zitting namen. De heer Heinen, die gedurende een 5-tal jaren onze consul te Bremen was en steeds getoond had een warm hart en een open hand voor de belangen zijner landgenooten te hebben, nam in het vorige jaar zijn ontslag als zoodanig, waarop de heer Baron als zijn opvolger werd aangewezen. Ofschoon wij den heer Heinen met leedwezen dien post zagen verlaten, kunnen wij met voldoening vaststellen, dat hij een waardig opvolger kreeg, die op voorbeeldige wijze voor de hem toevertrouwde belangen optreedt. Afd. Leipzig. Het Jaarverslag dezer Afdeeling over 1916 bevat een klacht over het verstrekken van levensmiddelen aan Nederlanders in Duitschland, die het Hoofdbestuur aanleiding was zich tot den Minister van Buitenlandsche Zaken te wenden. 1) Het afdeelingsbestuur trad in onderhandeling met den Nederlandschen consul te dezer stede met het doel hem te bewegen zijne paspoorten, die tot nu toe in de Fransche taal opgesteld waren, voor het vervolg tweetalig en wel in het Nederlandsch en in het Duitsch uit te vaardigen en daaraan tevens in overeenstemming met de door het Ministerie in Den Haag uitgegeven paspoorten boekvorm te geven. De Nederlandsche Consul is in beginsel voor het voorstel en heeft zich dienaangaande tot het Nederlandsche gezantschap in Berlijn gericht. Het aantal leden steeg tot 21. De Nederlandsche Consul, de heer Ch. de Liagre, is door zijn vroegere gift-in-eens blijvend donateur overeenkomstig art. 8 van het reglement. De heer de Liagre verheugde het Bestuur dit jaar met een bizondere gift van Mk. 200. De heer Dr. Jummel bleef ook dit jaar donateur. De bibliotheek kon, mede door de hulp der Boeken-Commissie, uitgebreid worden tot 283 nrs. De voortdurende geregelde bijdragen van een aantal leden stelden het bestuur in staat het ondersteuningswerk, waarvan reeds het vorige jaar sprake was, ook dit jaar voort te zetten. Het bestuur der Afdeeling bleef bestaan uit de heeren H.H. ter Meer, voorzitter, Otto Rompelman, secretaris, N. Jacobs, penningmeester en Dr. A. Reclaire, 4e bestuurslid. Uit Petersburg. De heer M. Mohr, onze Vertegenwoordiger, schrijft d.d. 1 Dec. 1916: De door U mij toegezonden oproeping om steun aan ‘Volksopbeuring’ en aan het ‘Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde’ heb ik aan den kerkeraad der Ned. Herv. Kerk alhier voorgelegd met het verzoek om een bijdrage; tengevolge daarvan heeft genoemde raad, zooals de predikant mij meedeelde, frs. 5000. - toegestaan. De Nederlandsche Vereeniging alhier is, daar hare statuten niet waren goedgekeurd, tijdelijk met het oog op den oorlogstoestand gesloten; wij zijn nu bezig het reglement voor de overheden te brengen om officieele goedkeuring te verkrijgen. Zoodra zulks geschied zal zijn, hopen wij weer een clublokaal te openen. Het laat zich wel aanzien, dat, vooral na den oorlog, er weer heel wat leven in de Nederlandsche kolonie zal komen. Het bondsbestuur zal er ten slotte belang in stellen te hooren, dat wij bereikt hebben, dat er op de school der drie gereformeerde gemeenten alhier, reeds het tweede jaar aan Nederlandsche kinderen onderwijs in de Nederlandsche taal, vaderlandsche geschiedenis en aardrijkskunde van Nederland gegeven wordt, terwijl de Kerk een tweede onderwijzeres heeft aangenomen voor huisonderwijs aan kleine kinderen. Nederland Algemeene Vergadering van groep Nederland te Arnhem. In verband met de Jaarvergadering 14 April te Arnhem te houden brengt het Bestuur nog ter kennis van de Afgevaardigden: 1. De stemming geschiedt door stembriefjes, welke een half uur voor den aanvang der vergadering aan de afgevaardigden worden uitgereikt na teekening van de presentielijst. Men stemt door aanstreping van de namen der verlangde personen of door bijschrijving, wanneer men buiten de aanbevolen dubbeltallen wenscht te gaan. 1) 2. Het eerste voorstel van het Groepsbestuur is minder juist gesteld en moet luiden: Het Groepsbestuur bepaalt elk jaar den dag waarop en de plaats waar het volgende jaar, tusschen 1 Maart en 30 Juni, de Gewone Groepsvergadering zal worden gehouden. 3. De Jongelieden-Afd. Rotterdam heeft de volgende toelichting op haar voorstel, afgedrukt in het Maart-Nr. blz. 33, nagezonden: Onze Afdeeling geeft voordrachtavonden, waarvan de kosten gedekt worden door een toegangsprijs voor niet-leden. Zijn wij verplicht {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} alle leden van Burger- en Studentenafdeelingen op dezelfde voorwaarden als onze eigen leden toe te laten, dan is het mogelijk dat zeer weinig of geen plaatsen voor niet-leden beschikbaar blijven, waardoor dan de inkomsten tegenover de hooge uitgaven onvoldoende zijn. Van de Jongel. Afd. Rotterdam is ook nog een verzoek bij het Groepsbestuur ingekomen, om ontheffing der verplichting van art. 23bis, waarbij de leeftijdsgrens voor het lidmaatschap der Jongelieden-afdeelingen op 21 jaar gesteld is. 4. De gemeenschappelijke maaltijd zal niet gehouden worden in Musis Sacrum, maar in Hotel de Zon, Oude Kraan 83. Het noenmaal heeft plaats in Musis Sacrum, waar de vergadering wordt gehouden. 5. Het Afdeelingsbestuur zorgt niet voor nachtverblijf. Zij die zulks verlangen, hebben keuze tusschen de volgende hotels: Grand Hotel des Pays Bas, Groote Markt f 3.25, f 3.75. Hotel Bristol (Stationsplein) f 2.50. Hotel Oranje Nassau (Stationsplein) f 2.25, f 2.50, f 2.75. Hotel De Zon, Oude Kraan 83, f 2.25. Hotel De Pauw, Pauwstraat, f 2.-. 6. Leden van het Groepsbestuur en afgevaardigden hebben vrij toegang tot de Tooneelvoorstelling, mits zij vóór 8 April den wensch tot bijwoning bekend maken aan den Afdeelingssecretaris, den Heer W.G. Wieringa, Velperplein 21a, Arnhem. De Secretaris, C. VAN SON. Nederlandsche Tooneelschrijvers en Nederl. Tooneeldirecties. In het algemeen zijn onze directies meer gediend van vertaalde dan van oorspronkelijke stukken. De redenen zijn: 1. Vreemde stukken kan de directie eerst in het buitenland gaan zien en hun kans op succes beoordeelen (wat echter volstrekt geen aanwijzing is, dat ook ons publiek van zulk een werk gediend zal zijn). 2. Buitenlandsche schrijvers bezorgen geen last aan de spelleiders. Die kunnen er in kappen, den geest van het stuk wijzigen, de rollen verdeelen, korten tijd nemen voor instudeeren, zonder dat de schrijver over de belangen van zijn stuk kan waken. Alleen vragen zij meer betaling. Nederlandsche schrijvers laten, tegenwoordig althans, minder met hun stukken sollen. Voor directie en spelleiders zijn zij dus lastposten. 3. De kritiek is gemeenlijk minder streng tegen, over buitenlandsch werk. Een Nederlandsch auteur, die den overmoed heeft zijn werk te laten spelen, wordt het meest geducht ingepeperd, als hij nien heel en al naar de zeer bizondere inzichten va elk der beoordeelaars gewerkt heeft. Het spelen van Nederlandsch werk is dus voor een directie altijd wat gevaarlijker, vooral als er tusschen schrijver en kritikus ‘iets zit’. Alleen als de verhouding omgekeerd is, kan het vertoonen van een werk van zulk een auteur ‘veelbelovend’ zijn. 4. Een deel van ons publiek staat tegenover oorspronkelijk werk nog steeds als tegenover ‘Nederlandsch fabrikaat.’ Het wil alleen bewonderen wat uit het buitenland komt, een uitheemschwereldsch tintje heeft. * * * Het bestuur van Groep Nederland heeft in zijn jongste vergadering gaarne gevolg gegeven aan de opwekking, te trachten het ten tooneele brengen van oorspronkelijke Nederlandsche stukken te bevorderen. Een eigen Nederlandsche tooneelkunst moet allereerst uitgaan van onze Nederlandsche tooneelschrijf kunst; hààr vertolking is het, waardoor onze tooneelspeelkunst zich zelf het zuiverst zal kunnen ontwikkelen, omdat beide spruiten uit eenzelfden gemoeds- en geestesaanleg. Het Groepsbestuur heeft met onderstaanden brief zich gericht tot onze Tooneelbesturen (ook die der Nederlandsche Opera, die, merkwaardig, tot heden het vertoonen van Nederlandsche muzikaal-dramatische kunstwerken overliet aan de Fransche Opera, in de Fransche taal!) Maar om met vrucht onze tooneeldirecties in die richting voort te stuwen, moesten wij meteen het uitgaand publiek zelf opwekken, het vertoonen van Nederlandsche werken te steunen door trouw bezoek. Vandaar ons schrijven aan onze Afdeelingsbesturen voor onze leden, dat ook niet-leden mogen ter harte nemen en opvolgen. Het Groepsbestuur wil hierbij geen uitsluiting van buitenlandsch werk. Mits het waarde heeft is het stellig evenzeer verrijkend voor onze cultuur. Het Groepsbestuur miskent evenmin wat reeds nu door verschillende tooneeldirecties voor onze eigen tooneelkunst gedaan wordt, vooral dit laatste tooneeljaar. En het verheugt zich er over, dat één directie (Heijermans en Musch te Amsterdam) dit jaar zich schier uitsluitend aan Nederlandsch werk gewijd heeft, en een jong directeur in het aanstaand Speelseizoen voor zijn plannen uitgaat van het geloof juist ook in de ‘trekkracht’ van oorspronkelijk werk. Maar juist daarom meent het Groepsbestuur met zijn dubbele opwekking thans op het zielkundig oogenblik te komen. En mogen onze critici - al wordt allerminst van hen gevergd het Nederlandsch werk kritiekloos toe te juichen omdat het ‘oorspronkelijk’ is - {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} bedenken dat zonder tijdige waardeering voor het eigene, geen kunst kan groeien en tot bloei geraken! * * * Dordrecht, Maart 1917. Aan de Nederlandsche Tooneelgezelschappen. In de jongste vergadering van het Bestuur van Groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbond werd de opmerking gemaakt, dat de Nederlandsche Tooneelgezelschappen, (al hebben zij in den laatsten tijd ettelijke oorspronkelijke stukken gebracht) in het algemeen nog te dikwijls de voorkeur geven aan stukken uit den vreemde en de Nederlandsche tooneelschrijvers te weinig in de gelegenheid worden gesteld hun werken te zien opgevoerd. Het is daarom dat wij ons tot U wenden met het verzoek op de speellijst van Uw gezelschap zooveel mogelijk aan de Nederlandsche kunst de voorkeur te geven, mits die natuurlijk in waarde en speelbaarheid bij buitenlandsche kunst niet blijkt achter te staan. Daar wij weten hoezeer onze directies bij de keuze van hun repertoire afhankelijk zijn van den steun van het publiek hebben wij ons gewend tot onze Afdeelingen met het verzoek in de plaats harer inwoning de opvoering van goede Nederlandsche stukken en het bezoek eraan te willen bevorderen. Hopend dat U met bovenstaanden wensch voortaan rekening zult willen houden, hebben wij de eer te zijn. Hoogachtend, enz. * * * Aan de Besturen der Afdeelingen van Groep Nederland. In de jongste vergadering van het Groepsbestuur is de vraag ter sprake gekomen, op welke wijze het A.N.V. de opvoering van goede Nederlandsche tooneelstukken en opera's zou kunnen bevorderen. Er werd gewezen op het groot aantal stukken uit den vreemde, dat op de speellijst onzer meeste tooneelgezelschappen voorkomt en op de moeite die vaak Nederlandsche tooneelschrijvers hebben hun werk te zien opgevoerd. De wenschelijkheid werd uitgesproken, dat niet alleen de gezelschappen meer aandacht zullen wijden aan eigen kunst, maar dat ook het publiek toone haar te willen bevorderen. Men wees er op dat de Afdeelingen in dezen ook een taak hebben te vervullen. Het is daarom dat wij ons tot U wenden met het verzoek, de vertooning van goede Nederlandsche tooneelstukken in de plaats Uwer inwoning te bevorderen en de leden der Afdeeling en het verdere publiek door aanschrijving of door middel van de plaatselijke pers aan te sporen ze te gaan bijwonen en aldus metterdaad de eigen kunst te steunen. Namens het Groepsbestuur, C. VAN SON, Secretaris. Van de Afdeelingen. Alkmaar. Het Bestuur dezer Afdeeling is thans als volgt samengesteld: G.H. Honing, Voorzitter; Dr. G.G. Kloeke, Emmastraat 77, Secretaris; Mej. C.E.C. Bruining, 2e Secretares; A.J.M.H. Schillings, Penningmeester; Dr. R.G.C. Schröder, 2e Penningmeester. Amsterdam. (Jongel. Afd.) 28 Februari hield Dr. Zijderveld een lezing over de Germaansche Poëzie in de middeleeuwen, mede ter voorlichting van de Nieuwe Nederlandsche Dichtkunst. Hiervoor waren uitgenoodigd de leerlingen van de Openbare Handelsschool. Er was veel belangstelling en aandacht. In de pauze sprak de voorzitter over het doel van het A.N.V. met het gevolg, dat zich weder eenige nieuwe leden aanmeldden. Haarlem. De Secretares schrijft: Donderdag 22 Februari hadden we nogmaals in vereeniging met ‘Oost en West’ een Indischen avond. Ditmaal waren het twee dames, die ons de eer en het genoegen deden voor onze leden op te treden. De zaal zag er feestelijk uit, behangen met indische sarongs en doeken en op 't podium een mooie verzameling voortbrengselen van Indische kunst. Op prettige wijze vertelde mej. Kitty Ament uit Apeldoorn ons allerlei over Indische Kunst en Muziek. Jammer genoeg moest zij zeer bekorten, daar de tweede helft van dezen avond voor Mevr. Kooy-van Zeggelen was, die ons voorlas uit een door haar geschreven boek, zóó mooi, als alleen de schrijfster zelf dat zal kunnen doen. De heer dr Schepers sprak zeker uit aller naam, toen hij beide dames bedankte voor wat ze ons gegeven hadden. Haarlem. (Jongel. Afd) De voorzitter schrijft: Mejuffrouw Freddy Lado heeft 7 Maart voor onze afdeeling een voordrachtavond gehouden, die èn voor de spreekster èn voor onze afd. een groot succes is geweest. Het eerste gedeelte van 't programma bestond uit een fragment uit ‘De kleine Johannes’, eenige gedichten van Adama van Scheltema, waaronder ‘Te Wapen’, ‘De Sterretjes’, ‘Holland’, ‘De Wilgen’ en ‘'t Schalksche Cupido'tje’ en een schets van Heijermans, welke nummers door Mej. Lado, die over een buigzaam, klankrijk stemgeluid beschikt, en daarbij 'n mooie, levendige voordracht heeft, blijkbaar tot volle tevredenheid van de aanwezigen werden vertolkt. Na de rust kwamen twee Vlaamsche en twee Afrikaansche gedichten aan de beurt, waarvan vooral Pol de Mont's ‘'t Hia van m'n ezelken’ in den smaak viel. Maar nog dankbaarder was {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} het publiek voor de meesterlijke weergave van de dikwijls fijn-geestige, scherp geziene tooneeltjes uit planten- en dierenwereld van Jules Renaud, de ‘Natuurlijke historietjes’ in de vertaling van Carel Scharten. Een schets van dr. de Hartog, die in Geldersche dracht werd voorgedragen, besloot den avond. Vlot en gemakkelijk het Geldersch sprekend, deed Mej. Lado ook deze eenvoudige dorpsgeschiedenis ten volle tot haar recht komen. De aanwezigen gaven door herhaald handgeklap van hun ingenomenheid en dankbaarheid blijk. Delft. (Stud. Afd.) Deze afdeeling heeft weer een bestuur, dat als volgt is samengesteld: de heeren H.G.C. Cohen Stuart, voorzitter, F.M.C. Berkhout, Oude Kerkstraat 10, 1e schrijver, J. Heijkoop, penningmeester, Mej. J.A.v.d. Spek, onder-voorzitster, en mej. E. Smit, 2e schrijfster. Deventer. (Jongel. Afd.) Op 2 Februari j.l. werd de eerste vergadering van deze nieuwe Afdeeling gehouden. Het voorloopig bestuur bestaande uit: A.P.v.d. Water, voorzitter, Mej. M.C. Nijland, secretares, J.C. Groenenberg, penningmeester, werd gemachtigd dan pas een voordracht te doen voor een vast bestuur, wanneer het meent door nadere kennismaking met de leden een goede keuze te kunnen doen. Het reglement werd vastgesteld. Men besloot de Boeken-Commissie in haar werk te steunen. Vrijdag 2 Maart werd een bijeenkomst gehouden, waarop Mej. P. Frijlinck op zeer boeiende wijze sprak over Zuid-Afrikaansche poëzie, waarna de heer J.M. Levie mededeelingen deed over Suriname. Voordrachten voltooiden dezen avond, die op 16 Maart door een tweeden werd gevolgd. Voor de pauze sprak toen de heer Van de Water over Guido Gezelle en na de pauze maakten vele leden zich verdienstelijk door voordracht, zang en muziek. De Afd. telt thans 61 leden. Wageningen. Het Bestuur dezer jongste afdeeling is samengesteld als volgt: de heer S.H. Hylkema, voorzitter, S.P. Ham, onder-voorzitter, Mevr. Wed. H. de Mandt - de Kat, penningmeesteres, Mevr. douairière A. Schnitger geb. Bare van Hoëvell, Dr. J. Valckenier Suringar en Mr. A.C. van Daalen (Bennekom) schrijver. Zutphen. Het Bestuur dezer Afd.-is thans als volgt samengesteln: Dr. J.v.d. Hoeven, Voorzitter; D. Toekamp Lammers, Eefde, Secretaris; Mej. A.A. Labrijn, Penningmeesteres; C.J.G.L. van den Berg van Saparoea; Mevr. A. Wildervanck de Blécourt van Royen; Mej. A.A. Henny. Leden, werft leden! Oost-Indië. Hygiënische toestanden in Nederlandsch Indië. II. (Slot) ‘Kromoblanda’. Over 't vraagstuk van ‘het Wonen’ in Kromo's groote land, door H.F. Tillema. 2e deel. 1916. In ons vorig artikel (zie Neerlandia, No. 3, blz. 35) hadden wij het alleen over Deel I van het uiterst belangrijke werk van den heer H.F. Tillema, {== afbeelding Woningen met door bandjirwater doorweekte aarden vloeren. (Foto Hoek.)==} {>>afbeelding<<} thans moeten wij ook het tweede deel aan onze Lezers bekend maken, zij het dan ook slechts in vogelvlucht. Het eerste hoofdstuk handelt ‘Van ziekten en van bandjirs.’ Van de vele ziekten, die ons schoon Insulinde voortdurend teisteren wordt natuurlijk in de eerste plaats ‘de ziekte’, d.w.z de cholera asiatica genoemd en de ellende er van beschreven, vooral van de epedemieën van 1897, 1902, 1903, 1910, 1911, 1912 en 1913, in welke jaren Schrijver getuige was van de verwoesting, die de cholora te Semarang en elders aanrichtte. Maar behalve de cholera eischen ook tal van andere ziekten hare slachtoffers en dragen er toe bij, dat de sterfte in Indië soms onrustbarend hoog is. Dit {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} is in de verschillende jaren op de verschillende plaatsen en onder de verschillende rassen zeer uiteenloopend, zooals wij in de sterftestatistiek (blz. 11) over de jaren 1905-1910 kunnen zien. Om dit verschil te doen uitkomen kiezen wij de jaren 1907 en 1910, waarin de sterfte per 1000 bedroeg: onder de Europeanen 30.2 en 30.6, onder de Bengaleezen 63.6 en 50.8, onder de Chineezen 45.3 en 52.3, onder de Arabieren 59.1 en 71.6, onder de inlanders in de stad Soerabaja 60.3 en 57.3 en onder die in het onderdistrict Krambangan 174 en 88.5. {== afbeelding Inlandsche vrouwen, die zich wijden aan ziekenverpleging. (Foto mevr. Lim).==} {>>afbeelding<<} Bij al die ziekten komen dan nog de telkens zich herhalende bandjirs, waarvan het achtergelaten water een kweekplaats vormt voor de malaria verspreidende muskieten, welke malaria de menschen verlamt en ze rijp maakt voor de aanvallen der vele andere organismen, die op hen loeren. Hoofdstuk II is gewijd aan ‘De zorg voor het levende kapitaal’ en voor 't grootste deel een vervolg op het hoofdstuk ‘Van ziekten’. In de Minahassa gaat de bevolking achteruit, in de Molukken en op Nieuw-Guinea is de bevolking ten ondergang gedoemd, de levenskracht der Dajaks wordt ondergraven vooral door malaria, syphilis en gonorrhoë, op Celebes is de kindersterfte zeer groot, Midden-Borneo is dun bevolkt, de kindersterfte op Java moet wel groot zijn, zoo luidt in 't kort de afdeeling van {== afbeelding Huis (?) met dak van oude petroleumblikken. (Foto Dr. Terburgh).==} {>>afbeelding<<} bevolking en ziekten. En dat alles is in hoofdzaak te wijten aan de verregaande onkunde der bevolking en aan het gemis van een goed ingerichten geneeskundigen dienst. Op de instelling daarvan is door meer dan één deskundige met klem aangedrongen, zoo nog in 1915 in het Koloniaal Instiuut door Dr. de Vogel, die tevens aangewezen heeft hoe die moet ingericht zijn en hoe die moet werken. (bladz. 23 31). ‘Maar er is meer: de bevolking moet ook opgevoed worden tot de kunst ziekten te voorkomen’. Uit een groot aantal aanhalingen uit verschillende Indische bladen (blz. 36-78) blijkt meer dan voldoende hoe intreurig de toestanden op hygienisch gebied nog in geheel Indië zijn. Van die vele aanhalingen geven wij er hier slechts ééne weer (Sumatra Post, 22 November 1915): ‘De volksgezondheid en dus de volkswelvaarthebben beide te zamen, en niet elk afzonderlijk, van noode de hygiënische revolutie en het onderwijs. De eerste om in den erbarmelijken toestand verbetering te brengen, het laatste om haar te houden tot ze in het volksbrein als norm wordt beschouwd’ (blz. 77). Dat de toestanden niet erbarmelijk behoeven te zijn, bewijst ons Sumatra en meer in 't bijzonder Deli, waar de tabakmaatschappijen reeds lang met de daad hebben aangetoond wat er bereikt kan worden op hygiënisch gebied met goeden wil en {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} geld; deze beiden zijn in menig opzicht, maar vooral op dit gebied onafscheidelijk aan elkaar gebonden. In hoofdstuk III komt ‘Het toilet der Indische steden’ ter sprake. Het eerste gedeelte hiervan had tot ondertitel kunnen hebben: De malariamuskieten, hare verspreiding en bestrijding. In de laatste jaren is men met grooten ernst begonnen strijd te voeren tegen de gevaarlijke muskieten en op tal van plaatsen met goed gevolg. Maar de strijd zal zich over geheel Indië moeten uitbreiden en nog lang moeten worden volgehouden, alvorens wij van ‘de laatste der muskieten’ zullen hooren gewagen. Ook in dezen strijd staat Deli weer in het eerste gelid, want de heer Tillema vermeldt op blz. 120: ‘dat men in Deli onder de auspiciën van Kuenen-Schüffner muskietvrije slaapkamers maakt, zoodat men er geen klamboes noodig heeft’. Behalve de muskiet worden besproken: de vloo (de rattenvloo die de pest verspreidt), de wandluis, de menschelijke luis, de mijt die de schurft veroorzaakt, de kakkerlak en de huisvlieg. Het tweede gedeelte van dit hoofdstuk is gewijd aan het reinigen van de stad en de faecaliënkwestie. Deze laatste werd in algemeenen zin ook reeds in deel I besproken, maar moest in verband met de reiniging opnieuw aan de orde komen. Niet ten onrechte wordt aan de reiniging en de zindelijkheid van wegen, straten, kampongs en steden het grootste deel van dit hoofdstuk gewijd, want een goed georganiseerde reinigings- en besproeiïngsdienst is onmisbaar voor de verbetering van den algemeenen gezondheidstoestand. Dat ook op dit bijzondere gebied nog de ergerlijkste dingen voorkomen, wordt met schrille kleuren den lezer duidelijk gemaakt en geeft den Schrijver aanleiding te zeggen: ‘dat er ook te Soerabaja toestanden op hygiënisch gebied heerschen, die een schande zijn voor ons Nederlanders!’ (blz. 225). En als dit in een der hoofdsteden uit eigen aanschouwing gebleken is, {== afbeelding Palembang, schilderachtig maar ongezond. (Afbeelding uit Insulinde, Reisindrukken door Em. Hullebroeck)==} {>>afbeelding<<} hoe moet het dan wel in de meeste kampongs zijn! In hoofdstuk IV geeft de heer A. Cats, scheikundig Ingenieur, eene zeer belangrijke beschrijving van ‘De verwerking der vaste afvalstoffen’, in hoofdzaak van de verschillende wijzen van vuilverbranding. Aan het slot van dit 2e deel geeft de Schrijver in zijne ‘Samenvatting’ nog eens een beknopt overzicht van wat hij behandelt heeft. Hij eindigt deze met de woorden: ‘Ik hoop recht hartelijk, dat het mij gelukt is, aan te toonen, hoe droevig de toestanden zijn en hoe gering de daadwerkelijke zucht tot verbetering is èn van de zijde der Nederlandsche natie èn van den kant der regeering in Nederlandsch-Indië. Men bedenke wel, dat Batavia is de meest ongezonde stad der tropen en sub-tropen. Soerabaja streeft haar op zijde en hoe het met Semarang gesteld is, dat kan men zien uit een bijgaande kaart, en uit die tegenover bladz. 43! Indiërs, Nederlanders, waeckt Uw saeck!’ Wij zijn van meening, dat het den heer Tillema terdege gelukt is de aandacht te vestigen op de toestanden in ons mooi eilandenrijk van Oost-Azië. Nog slechts weinige dagen geleden hoorden wij bij de behandeling van de Indische begrooting den heer Mr. Marchant zeggen: ‘... ook ik breng in het voorbijgaan hulde aan de waarschuwende stem, die ten koste van groote offers de heer Tillema laat hooren...’ Wel een bewijs, dat zijne stem niet verloren is gegaan te midden van de vele zaken, die in het Moederland dringend om afdoening vragen. Hoe dit ook zij, de heer Tillema, als warm vriend van Indië en de Indiërs kan met een gerust geweten zeggen, meer dan elk ander Nederlander: ik heb mijn plicht gedaan, doet Gij, Nederlanders, thans den Uwe! Th.G.G. VALETTE. 's-Gravenhage, 19 Maart 1917. {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} Amerika. Uit Hollandsch Amerika. Aan Dr. A. Kuyper, wij herhalen het telkens met dankbaarheid, komt de eer toe Hollandsch Amerika voor het moederland te hebben ontdekt. Hij heeft daarheen gebracht het A.N.V. en zoo een band gelegd over en weer van stadige samenwerking. Dat is een feit in de geschiedenis van den Nederlandschen stam, waarvan de beteekenis voor de toekomst moeilijk kan worden overschat. Nu, bijna twintig jaar later, zet Mejuffrouw Cath. Kuyper het werk haars vaders voort. Op 23 Nov. l.l. woonde deze, ook in Vlaanderen zoo hooggewaarde Nederlandsche vrouw, de eerste vergadering bij, ten huize van onzen bekenden, hooggeachten Consul Jakob Steketee te Grand-Rapids, van hen die in West-Michigan een leerstoel voorbereiden in Ned. Geschiedenis en Letterkunde aan de Universiteit van Ann Arbor. De engere commissie tot dit doel bestaat uit de Heeren G.J. Diekema 1), Holland, Mich, Henry Hulst en Jacob Steketee te Grand Rapids, terwijl het secretariaat met de grootste toewijding - dit blijkt ons uit brieven - wordt vervuld door Mevr. Henry Hulst. Mej. Kuyper sprak in die bijeenkomst 2) op eene tot haar gerichte uitnoodiging, woorden die haar vader na zijn bezoek aan Michigan in 1898 had neergeschreven 3). Die woorden achtte men bij uitstek geschikt om in die eerste bijeenkomst leiding te geven aan de gedachten en plannen. ‘Als hoogste eisch’, zoo dan sprak zij, ‘geldt de studie der Ned. Taal, der Ned. historie. Met volle intellectueele macht moet de nationale uiting van het Nederlandsche leven in Amerika onder de mannen der Hoogeschool aan het woord komen. Op dit oogenblik staat het zoo dat men vereenigingen, die van de Nederlandsche historie studie maken, wel onder de Engelsche, maar niet onder de Hollandsche Amerikanen vindt. De Engelsche Amerikanen vinden onze historie zoo overbelangrijk dat zelfs Damesclubs, als die in Rochester, er een ver van oppervlakkige studie van maken. Een vijftigtal lezingen over allerlei bijzonderheden uit onze historie stonden op het program van deze Engelsche Damesclubs voor één jaar. En dien weg moet het ook onder de Kolonisten op. We wijzen ook op 't hoog belang van 't nationale volkslied en op de viering van nationale herrinneringsdagen, hetzij dien van den Briel of van de Unie van Utrecht of van Leiden's ontzet. En op dien dag moet de oude driekleur, saam met de starrenvlag worden uitgestoken, moeten er historische optochten zijn en moet in zoo breed mogelijken kring een feestdisch worden aangericht. Heel de omgeving moet weten dat het volk van “Old Dutch extraction” dan feestviert. Van harte hopen we dan ook, dat de tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond, die er thans gevestigd is, tot dit alles het noodige initiatief neme. Want tot dusver ontbrak aaneensluiting. Thans daarentegen is er een middelpunt.’ Zoo, onder meer, sprak Mejuffrouw Kuyper haar vaders geschreven woorden. En zij voegde er aan toe: ‘Het treft mij diep dat de denkbeelden door hem neergeschreven bij zijn bezoek aan dit land feitelijk tot uiting komen in deze beweging. Ongetwijfeld zal het een groote vreugde zijn in zijn ouderdom, als hij hoort welke groote dingen gij hier onderneemt, want hij zal daaruit zien dat het zaad dat hij hielp uitzaaien, gerijpt is voor den oogst.’ Dat heeft dan tijd gekost, een kleine twintig jaar, zal wellicht iemand denken. Ja, dat heeft tijd gekost, maar wat zou dat? Of liever, kon het anders? Waar tot in het laatst der vorige eeuw op gebied van geestelijke toenadering onderling en tot Nederland, ook in Hollandsch Amerika letterlijk alles woest en ledig was, is het daar wonder dat een eerste groote oogst zoo lang moest uitblijven? De arbeid van het A.N.V. was steeds gericht op eene natuurlijke ontwikkeling en de natuur laat zich niet dwingen. Geen breede gebaren of groote woorden, geen: ik zou dits en ik zou dats, kunnen dien eenig mogelijken ontwikkelingsgang verhaasten. Uit de Hollandsch Amerikanen zelf moest komen de overtuiging, dat een verwezenlijking van de wenschen van Dr. Kuyper, die de doeleinden zijn van het A.N.V., een dure plicht is. En in Holland moet de overtuiging steeds nog veld winnen, dat ginds en hier zulke groote belangen gemeenschappelijk zijn. Wij moeten met al onze sympathie de verdere ontwikkeling volgen van wat ginds door eigen krachten moet tot stand komen, bereid om wanneer dat vast staat, blijk te geven van die sympathie. De Hollandsch Amerikanen zijn Amerikanen, hun omgangstaal is het Engelsch, maar naast hun nieuwe vaderland en hunne nieuwe taal, moeten zij in hun hart als tweede vaderland ons land behouden en daarbij zoover mogelijk kennis van onze taal verwerven, zeker echter kennis van de historie en het geestelijke leven van hunner vaderen land. Eere daarom aan de mannen en vrouwen van Hollandsche afkomst, die het sein hebben gegeven tot het stichten van een Nederlandschen leerstoel in Ann Arbor, de Universiteit van Michigan Een verblijdend teeken is dat de President dier Universiteit, Professor Hutchins, alles wil doen wat in {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn vermogen is, om de plannen te steunen. Plaatselijke commissies zullen gelden inzamelen in Grand Rapids, Holland, Zeeland, Muskegon, Grand Haven, Kalamazoo, Detroit enz. ‘Wij hopen, zoo eindigt de Commissie haar oproep, ook op bijstand van het A.N.V. en van de Regeering der Nederlanden, als de aandacht van dezen op ons werk zal worden gevestigd.’ * * * Uit een brief van 30 November l.l. van den heer P.A.F. Appelboom, Professor aan de Universiteit van Kansas, het volgende: ‘Het Nederlandsch Verbond stelt ongetwijfd belang in de pogingen, welke door de Nederlanders in den vreemde worden aangewend, om ons land en onze taal meer bekend te maken Sedert ik aan deze Universiteit verbonden ben, heb ik gelegenheid gehad door lezingen, hier en in de omliggende steden, de belangstelling in ons land op te wekken. Tegelijkertijd met dit schrijven zend ik U een exemplaar van onze Universiteitscourant, waarin U zult lezen dat het Nederlandsch het volgend jaar in de Universiteit van Kansas zal worden onderwezen. Deze Universiteit is de eerste in Amerika, na Columbia New York, welke de studie onzer taal en letterkunde op haar programma stelt. Ik beschouw het als een groote overwinning, waarin U zich ongetwijfeld met mij zult verheugen.’ Ongetwijfeld is dat zoo. In wijde kringen zal men dit feit met groote waardeering vernemen, erkentelijk aan den man, die in de verte zijn talenten dienstbaar stelt aan de belangen van zijn land. Want nog is het zijn geboorteland, het land ook waar hij is groot gebracht. Uit de University Daily Kansas blijkt dat hij benoemd is op voordracht van het Departement van Germaansche talen Hij verklaarde in een persgesprek dat hij overtuigd was van het groote practische nut der studie van het Nederlandsch voor de studenten in de historie bij het onderzoek naar den invloed van Nederland op de geschiedenis van Amerika. 1) Studenten in de letterkunde zullen er groote baat bij vinden, omdat onze taal staat tusschen Engelsch en Duitsch en de invloed der Nederlandsche letterkunde op die van Engeland niet kan worden geloochend Voor diplomatieke- en handelsstudie is ze ook van groot belang, daar ze niet enkel in Nederland zelf wordt gesproken, maar ook in België en Zuid-Afrika, terwijl de Nederlandsche Koloniën een wijd veld vormen voor onderzoek. Met andere woorden, Nederlandsch wordt gesproken in een der belangrijkste handelsgebieden ter wereld. In hoever het juist is wat de University Daily zegt, dat de heer Appelboom veel heeft gereisd, ‘both as an officer in the Dutch navy and in commercial capacities’, kunnen wij voor het oogenblik niet beoordeelen. Misschien kan een onzer leden ons hieromtrent nader inlichten. * * * In ‘de Hope’ van 9 Jan. l.l. schreef de heer A. Raap uit Holland Michigan, een voor ons Nederlanders zeer belangrijk artikel, dat een kijkje geeft op de groote moeilijkheden waarmee een onderwijzer van Hope College, een inrichting tot opleiding van predikanten, te worstelen heeft. Wij laten het in zijn geheel volgen. De Nederlandsche Taal in Hope College. Wordt het Nederlandsch onderwezen in Hope College en in hoeverre? Bijna sedert het begin der College in 1866 is de Hollandsche taal onderwezen in deze inrichting. Eerst door Prof. C. Doesburg tot 1899, daarna voor een jaar door Rev. P. Siegers, toen voor drie jaren door Rev. A.W. de Jonge en sedert 1903 door ondergeteekende. We weten niet welke methodes gevolgd werden door onze voorgangers. Dit alleen wenschen we te zeggen, dat wij zijn doorgegaan op het voetspoor gevolgd door Rev. A.W. de Jonge. Deze broeder, zelf een onderwijzer, opgeleid in Nederland, die hier, als wij, de Amerikaansche taal moest aanleeren, begreep zeer goed de behoeften der jonge Amerikanen uit Hollandsche ouders geboren, en met lof wordt door zijne leerlingen gesproken van het onderwijs van hem ontvangen. In het jaar 1903 werd ondergeteekende verzocht door den Council van Hope College de taak van onderwijs te geven in de Hollandsche taal en letterkunde op zich te nemen. ‘Geen gemakkelijk werk,’ werd ons gezegd. ‘Een reuzentaak’ voegde een ander er aan toe. ‘Het vereischt extra ordinaire gaven’ zoo liet De Volksvriend zich uit ‘Een verloren zaak,’ weer een ander ‘Geen belangstelling.’ hernam een vijfde. ‘En daarbij niet verplichtend’ werd ons toegevoegd Niet erg bemoedigend, voorwaar! Toch meenden we de benoeming te moeten opvolgen. Ons werd twee uur per dag toegestaan. En dan alleen voor de studenten der twee hoogste klassen, studenten van het zevende en achste leerjaar. Deze zoogenaamde Junior- en Senior-klassen varieeren van 20 tot 45, en in aanmerking genomen dat er Amerikaansche jongelui onder zijn, dat is, kinderen van geheel Amerikaansche ouders, niet van Hollandsche afkomst, is het voor ons door al deze jaren bemoedigend geweest, dat een betrekkelijk groot getal deelnamen aan deze lessen; en bijna zonder uitzondering, studenten, die zich vóórbereiden tot het predikambt, om straks de westersche kerk te dienen. Behalve dezen waren er vaak in andere klassen, die ons aanzochten hun de gelegenheid te geven eenige kennis op te doen van de taal hunner {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} vaderen. Gedurende zeven jaren hebben we dezulken de gelegenheid gegeven van half acht tot acht uur des morgens en van 25 tot 40 studenten kwamen geregeld deze lessen bijwonen. De behoefte aan meer kennis van het Hollandsch bleef echter gevoeld. Een verzoek aan de faculteit, door de leden der Ulfilasclub, eene Hollandsche vereeniging van studenten, dat een derde jaar zou worden toegevoegd aan de twee jaren alreeds verleend, werd toegestaan, echter met dien verstande, dat twee klassen gecombineerd zouden worden, opdat het niet noodig zou zijn een derde uur te vinden voor dit werk. Tevens werd aan de studenten van het zesde leerjaar (de Sophomores) de vrijheid gegeven, desverkiezende ook de lessen in het Hollandsch bij te wonen. Zoo hebben de studenten dus nu de gelegenheid gedurende drie jaren één uur per dag de lessen in het Hollandsch te volgen. En te beginnen met aanstaande jaar krijgen ook de studenten van het vijfde leerjaar (de Freshmen) de gelegenheid Tevens zijn we van plan als dan, indien noodig een cursus in te voeren voor hen, die van de taal in 't geheel niets weten en dus geheel van den bodem op moeten beginnen. Geen verloren zaak dus! Integendeel! Meer belangstelling dan vóór dertien jaren Bemoedigend voorzeker! En wat de resulaten betreft, daarover laten we het oordeel aan de gemeenten over, ‘'t Kon nog wel beter!’ hoor ik iemand zeggen. Oordeelt niet te haastig, vrienden. Bedenkt dat gij zelf het Hollandsch met de moedermelk hebt ingezogen, terwijl de jeugdige leeraars uwer gemeenten de taal hebben moeten aanleeren, zooals gij uw Engelsch Uw Engelsch kon zeker ook nog wel beter? En nu, wat krijgen onze studenten in de Hollandsche klas? Gedurende het eerste jaar een cursus in de studie der Nederlandsche taalkunde, en van letterkundige producten. Door oefeningen en het schrijven van opstellen trachten we hun woordenschat zooveel mogelijk te vermeerderen. Het tweede jaar zetten we dat werk voort, meer uitgebreid Studenten worden verzocht oraties te schrijven, te leeren en te spreken, boeken te lezen en daarover beschouwingen te geven, enz. En het derde jaar krijgen ze de studie van de Nederlandsche Geschiedenis. Ze leeren hunne lessen in het Hollandsch, we spreken alleen Hollandsch in de klas en de studenten schrijven opstellen in het Hollandsch En daarop volgt eene studie van de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde op dezelfde manier, afgewisseld door het lezen, bestudeeren van stukken van Neerlands beste schrijvers, als Vondel, Bilderdijk, Da Costa, De Genestet e.a. Sedert 1887 bestaat er in de College eene Hollandsche vereeniging, de Ulfilas Club. Deze vereeniging vergadert elken Maandagavond. Daar wordt den studenten gelegenheid gegeven zich te oefenen in het spreken en voordragen van Hollandsche stukken. En aan het eind van het jaar geeft deze vereeniging eene uitvoering, die zeer op prijs wordt gesteld, getuige het feit, dat 1200 of meer personen dien avond het ruime Carnegie-gymnasium vullen. Enkele jaren geleden heeft wijlen de consul George Birkhoff van Chicago ter bemoediging van de studie van het Hollandsch een jaarlijkschen prijs van $ 25.00 beloofd voor het beste opstel door een der studenten geschreven in het Hollandsch over een letterkundig onderwerp. Hier hebben de jongelui dus eene kans zich met elkander te meten, en al winnen ze den prijs niet, toch is de studie en de arbeid verbonden aan het schrijven van zulk een opstel van groot nut voor de deelnemers in den wedstrijd. Daartoe in staat gesteld door giften van vrienden hebben we een aantal Hollandsche werken van letterkundige waarde aangeschaft voor de bibliotheek der College, waarvan onze studenten vrijelijk gebruik kunnen maken. Het A.N.V. zond ons een groot aantal werken van denzelfden aard, Dr. William E. Griffis van Ithaca, N.Y. schonk aan Hope College zijn kostbare bibliotheek van ongeveer 700 van de kostbaarste werken op het gebied der Nederlandsche Geschiedenis en Letterkunde, zoodat we gerust mogen zeggen, dat Hope College de beste en uitgebreidste en volledigste bibliotheek van Nederlandsche boeken heeft in Amerika. Ziehier een kort overzicht van de studie der Nederlandsche taal en letterkunde in Hope College. We houden ons verzekerd, dat onze vrienden dit artikeltje met belangstelling zullen lezen. Immers het betreft eene zaak, waarbij we als gemeenten het hoogste belang hebben. Dat het ertoe moge bijdragen meerdere belangstelling te wekken voor de school, die reeds een warme plaats heeft in de harten van ons Gereformeerd volk, en welke reeds zooveel gedaan heeft voor de bevordering van 's Heeren zaak in ons eigen land en daarbuiten. Ingezonden. Vreemdelingen in ons midden. De oorlog heeft ons ook de buitenlandsche propaganda binnen onze landspalen gebracht: Duitsche, Fransche, Engelsche om beurten. En elk dier buitenlandsche groepen heeft aanstonds een groepje Nederlanders gevonden, bereid om hen daarbij te helpen niet alleen, maar ook zich zelf, naar zij meenden, bovenal te onderscheiden door in die vreemde talen te gaan parlevinken, dat het een aard had! Natuurlijk moesten die buitenlanders dus wel gaan meenen, dat het voor ons, Nederlanders, de hoogste glorie was, in hun vreemde taal te worden aangesproken. En men kan het hun nauwelijks kwalijk nemen, dat zij aldus met die buitenlandsche stroop {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} de Nederlandschsche vinken trachten te lokken. Wie er nu evenwel, buiten alle oorlogspsychose om, nog prijs op stelt, in Nederland het Nederlandsch te handhaven, doet m.i. goed, dit standpunt tegenover die buitenlanders te doen gelden. En nu het Office Français des Pays-Bas uitnoodigingen in het Fransch verstuurt, om haar leeszaal te komen bezoeken, heb ik mij dan ook veroorloofd de Directie er op te wijzen, dat internationale wellevendheid vordert dat men, als vreemdeling in een uitheemsch land zich tot de bevolking daarvan richtend, dit doet in de taal van dàt land. Naar ik hoop zullen velen in ons land zich met ons aldus tegenover deze buitenlandsche propaganda stellen. Alleen door stug verzet tegen al die hinderlijke verfranschings- verduitschings- en verengelschings-pogingen - de eerste en laatste vooral - kunnen wij op den duur ons zelf handhaven. Ik behoef niet te zeggen, dat dit stug verzet voor ons geen opsluiten in een eng nationalisme beteekent L. SIMONS. Den Haag, Maart 1917. Comité voor Ned. kinderen in den vreemde. Dank zij de geldelijke bijdragen, die van alle zijden gegeven werden, kon het Comité den 3den November 1916 het eerste kindertransport van Duitschland naar Nederland overbrengen. Het bestond uit 83 kinderen, allen uit Dusseldorf en omgeving, waarvan 20 naar het Hervormde Weeshuis te Schiedam gingen. Als eerste onder de Weeshuizen had het College van Regenten de toezegging gedaan deze kinderen 6 weken kosteloos te zullen huisvesten, welke termijn later tot 3 maanden verlengd werd. Dertig kinderen verzorgde het Comité voor eigen rekening in het Huis ‘Henriette’, Den Dolder, daartoe welwillend door de Amsterdamsche Vereeniging voor Vacantie- en Gezondheidskolonies afgestaan. De overige 33 kinderen vonden een tehuis in ‘Zonneheuvel’ bij Oudenbosch, waar verreweg de meesten nog zijn Ook deze kindergroep onderhoudt het Comité zelf. Toen de eerste moeilijkheden overwonnen waren, volgde spoedig een tweede groep, bestaande uit 187 kinderen, die over 9 plaatsen in ons land verdeeld werden. Alweer waren het de weeshuizen, die het mogelijk gemaakt hadden een zoo groot getal kinderen naar Nederland te laten komen en ze te voeden. Het D.I.A. Weeshuis der Nederlandsch Hervormde Gemeente te Amsterdam bood aan 15 jongens vrij logies voor 3 maanden; het Hervormde Weeshuis te Nijkerk aan 9 kinderen eveneens voor 3 maanden, het Hersteld Evang. Luthersche Weeshuis te Amsterdam aan 6 jongens voor ruim 2 maanden; het Hervormde Weeshuis te Almelo aan 3 jongens voor 4 maanden; het R.K. Weeshuis te 's-Gravenhage aan 20 kinderen, voor 30 dagen Tien kinderen nam de Johanna Elisabeth Stichting der Doopsgezinde Gemeente te Koog-Zaandijk welwillend op en houdt ze, naar het Comité hoopt, nog langen tijd. Drie Vacantie- en Gezondheidskoloniehuizen verleenden hunne hooggewaardeerde medewerking. Het Comité kon daardoor in het Huis te Bosch en Duin van de Utrechtsche Vereeniging voor Gezondheidskolonien 41 kinderen en in het Huis ‘De Stompert’ te Soesterberg van de O.R.K. Aalmoezenierskamer te Utrecht 8 meisjes voor eigen rekening onderhouden. Begaan met het lot van de kinderen onzer landgenoten in Duitschland besloot de Nederlandsche Slagersbond 30 kinderen te voeden in zijn Huis ‘Berkenhof te Ede’. Twee maanden genoten de Hollandertjes uit den vreemde de gastvrijheid van dien bond en de liefderijke verzorging der jonge dames, dochters der bestuursleden. Daarna bracht het Comité voor het eerst een aantal kinderen ter verzorging in gezinnen onder. Mevr. Heringa-Lasonder en Mevr. Ledeboer-Stroink te Almelo wisten voor 24 kinderen kostelijke huisvesting te verkrijgen. Ze zijn er nog de kleinen, maar...... er is aanzegging gekomen, dat ze uiterlijk 11 April weg moeten. Waar dan heen? Aan de Afdeeling Deventer van het A.N.V. was het beschoren de eerste te zijn, niet alleen veel geld in te zamelen, maar tevens de huisvesting der kinderen als een evenzoo gewichtigen taak te beschouwen. Ze koestert binnen Deventer's muren op het oogenblik reeds 31 kinderen; koesteren in den waren zin des woords. Mogen de andere afdeelingen in ons land spoedig en op flinke wijze dit voorbeeld volgen. Namens het Comité, W.F. VAN HEUSDEN, Secretaris. Amsterdam, Nic. Maesstraat 43. Uiterste Wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbevolen: Ik vermaak aan het Algemeen Nederlandsch Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninklijke Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van.............................................................. gulden, uit te keeren binnen ........................... maanden na mijn overlijden, vrij van alle rechten en kosten. {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} Mededeelingen en Allerlei. Nederlandsche lezingen te Londen. Onze Londensche Vertegenwoordiger, de heer J.A.E. Reyneke van Stuwe heeft 5, 12 en 19 Februari voor de Londensche Universiteit lezingen gehouden, waartoe hij eenigen tijd geleden was aangezocht. Die lezingen stonden niet in rechtstreeksch verband met de voorgenomen oprichting van een leerstoel in het Nederlandsch, waaraan de Hollandsche Kolonie al haar gedachten wijdt. De lezingen waren als volgt ingedeeld: I.Oorsprong der Hollandsche letterkunde, Renaissance en Humanisme. De gouden eeuw van Vondel, Hooft, den Muiderkring, Cats, Huygens en anderen. Vondel's Lucifer en Paradise Lost. II.Verval van de Ned. Letterkunde in de 18e eeuw. Opleving in de 19e eeuw. De letterkundige beweging van 1880. Invloed van Shelley en Keats. De tegenwoordige tijd. Letterkunde van Vlaanderen en Zuid-Afrika III.Hollandsch als tak van de Germaansche taalgroep. Ontwikkeling tot cultuurtaal. Verplaatsing van het centrum der taal van Vlaanderen naar Holland in de 16e eeuw. Hedendaagsch Hollandsch. Vreemde invloed, Fransch, Duitsch, Engelsch. De stand van Vlaamsch en het Kaapsch-Hollandsch. Deze lezingen zijn zeer geslaagd en kunnen van verstrekkend nut blijken. Nederlandsche Jaarbeurs De eerste Nederlandsche Jaarbeurs, de vorige maand te Utrecht gehouden, heeft zooveel belangstelling gewekt en zulke gunstige gevolgen voor onze nijverheid opgeleverd, dat onmiddellijk besloten is tot een herhaling in 1918, waarvoor zich reeds vele deelnemers hebben aangemeld. Roubaix-Roodebeeke. Een belangstellend lid vraagt of de oproep voor steun aan de noodlijdende Nederl. kolonie te Roubaix in Noord Frankrijk niet evengoed den Vlaamschen naam van deze plaats had kunnen vermelden? Wij maken van deze opmerking gaarne melding omdat ze ons gereede aanleiding is nogmaals de vraag om steun in herinnering te brengen. Tak-Antwerpen. De werkzaamheden van den Antwerpschen Tak gaan geregeld verder. De afdeeling Liederavonden voor het Volk vergadert alle Woensdagen en zet haar liederenaanleeringen voort aan een steeds talrijker wordend publiek. De afdeeling Hooger Onderwijs voor het Volk opende de lessenreeks van dit jaar met een rede van den Hoogleeraar Dr. Claus over Psychiatrie. Door Dr. Edgard Peters werden vier lessen gegeven over: De rol van de scheikunde bij de lijkbeschouwingen (met proefnemingen). Dr. Jan Denucé geeft 4 lessen over De Renaissanse in Vlaanderen. In den loop van den zomer zullen verder optreden Hoogleeraars Dr. Godée Molsbergen, Dr. J. Versluijs, Dr. Antoon Jacob e.a. Volksvoordrachten komen eveneens aan de beurt. Schoonmaak. Wie bij den schoonmaak goede boeken of tijdschriften (ook losse nummers) ontdekken, welke zij willen missen, doen een goed werk ze te zenden aan het Boekenhuis onzer Boeken-Commissie, v.d. Duynstraat 63, Rotterdam. Verbeteringen. - De gedachten over de waarde van Nederlandschen zang, in het vorig nummer, waren uit het Handboek voor Toonkunstenaars, door Arnold Spoel. - In de advertentie van Pool & Zoon in het Maart-Nr., staat een halve flacon Odol tegen f 0,75 geprijsd, dit moet zijn f 0,575. Taalcommissie. Brievenbus. A.v.d.F. te N. - Thermogène wordt blijkbaar in Duitschland gemaakt. En dan valt het te loven, dat de Duitsche fabrikant zijn artikel - zij het dan ook in slecht Nederlandsch - hier aldus aanbeveelt. Er zijn wel Nederlandsche fabrikanten, die het in eigen land nog niet eens in slecht Hollandsch kunnen, maar hun waren in grappig Koeterwaalsch aanbevelen. K. Sch. te G.R. (Mich.) V.S.A. - Daar onze Commissie, door Groep Nederland ingesteld, alleen voor Nederland werkt, kunnen we van Uw mededeeling slechts met dank voor Uw belangstelling kennis nemen. Sch. te W. (Java). - ‘Nederlage’ is thans opnieuw in gebruik; 't was uit onze taal met de bet. van opslagplaats verdwenen en verschijnt er nu als Germanisme, op zijn mooist als archaïsme. Voor de toezending van het door U bedoelde artikel uit het Bat. Hbld. houdt de Commissie zich aanbevolen. Mej. M.S. te A. - Tot onze spijt kunnen wij U niet helpen, omdat het buiten onze bevoegdheid gaat (zie Brievenbus No. 2). Wend U eens tot den secretaris van Groep Nederl.-Indië. * * * Stijl- en Taalbloempjes uit een rondzendbrief van een Nederlandschen wijnhandel: De emballage wordt {gefactureerd}. - Retour vracht wordt gerestitueerd. - Bruikbare flesschen worden aan de helft der gefactureerde prijzen vergoed. - Prijzen waar aan de {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} embal age gefactureerd wordt. - Proefflesschen worden aan de gewone prijzen in rekening gebracht. - De factureering gaat in bij het reserveeren. - Over het factuurbedrag wordt gedisponeerd. Neemt deze zaak ook genoegen met betaalmiddelen van dezelfde valschheid als dit Nederlandsch? * * * Ambtelijk (?) Nederlandsch (uit een provinciestadje!). Het door U wegens verschuldigde plaatselijke belasting over 19... niet op den bepaalden tijd zijnde aangezuiverd, zoo verwittig ik U, dat enz.... ten mijnen kantore behoort te voldoen. Waarom niet: Daar uw belasting niet enz. * * * De reclameplaatjes voor Molenaar's Kindermeel leeren zuigelingen en ouderen (!) van dagen in 't Duitsch, wat goud is! Mooi zoo! * * * Voornààm! Onze veiligheid verzorgt de politie. Voor dit vreemde woord wisten en weten we niet zoo gauw een goed Nederlandsch. Dat de ambtenaren in dit dienstvak dientengevolge zonderlinge namen dragen, bewijst o.m. de naam sous-chef, of in de Kollewijnsche spelling: soes-sjef! Wat is het toch jammer, dat wij die oude benamingen van schout, onder- en hoofdschout niet meer hebben! * * * Manchette. Een onzer leden vraagt, wat we er van denken, om het woord manchette door polsboord te vervangen? Wij hebben er niets tegen. Kan het hierboven bedoelde lid er de fabrikanten niet eens op opmerkzaam maken. * * * Het Nederlands op de Nederlandse Jaarbeurs. In het Nieuws van den Dag van 3 Maart 1917 las men het volgende stukje over de Nederlandse jaarbeurs: De Eerste Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht. V. Bij het snuffelen langs monsterkamers of stands naar den invloed van de tijdsomstandigheden op onze industrie, stuit men soms op wel zeer eigenaardige toestanden. Er is, om een voorbeeld te noemen, welhaast geen product, waarbij het groote publiek zóó gaarne den landaard als stempel van het ware aan den naam van het artikel pleegt te verbinden, dan bij pepermunt. Wie iets goed verlangt, vraagt Engelsche’. En wat zien wij in Rotterdam gebeuren? Daar bloeit een pepermunt industrie, die behalve op een uitgebreide export naar andere werelddeelen, kan wijzen op een zeer belangrijken invoer van haar product in Engeland. Hier te lande heeft de fabriek van den heer Felix Vaal het terrein al vrijwel geheel gewonnen, want er is geen plaats of plaatsje, of de Naval-pepermunt is er verkrijgbaar. De bekende rechthoekige blokjes hebben zich weten in te burgeren; in Naval reglissé à la violette brengt de fabriek een hoestpastille; Naval anisée is haar naar anijs smakend product, terwijl de Kolamint een pastille is voor sportbeoefenaars, die daaruit een zeker uithoudingsvermogen kunnen putten. De Naval in rollen draagt niet voor niets de aanwijzing ‘extra strong’. Zoo hangt het publiek aan het ‘Engelsche product, dat vaak een rol of een ons extra strong wordt gevraagd, zonder meer. Als apothekers-pepermunt voert de fabriek dan nog de Naval dubbel sterk in doos, terwijl zij goedkoopere soorten, minder krachtig, onder het merk ‘Vital’ de wereld inzond. Eigenaardig, nietwaar - die duizenden rolletjes of rechthoekige pakjes ‘Engelsche pepermunt’, die men zoo dagelijks ontmoet, een zuiver Hollandsch product! Want niet alleen de verwerkte suiker is van Hollandschen oorsprong. Ons land bezit in Polaks frutal works, te Amersfoort, tevens een fabriek van pepermuntolie - de eenigste hier op dit gebied, die pepermuntolie bereidt, die voldoet aan de eischen der pharmacopee. Voor den oorlog waren Duitschland, Rusland en Engeland daarvan voorname leveranciers. In de laatste jaren echter heeft he Amersfoortsche firma zich toegelegd op de bereiding van allerhande etherische oliën, vruchten-extracten, essences en chemische producten voor de parfumeering van voedings- en genotmiddelen enz. Hare producten, onder de luxe-artikelen vallende, vragen als vanzelf sprekend er naar: op meer of minder luxueuze manier geïntroduceerd te worden. Vandaar dat zich de fabrieken, als de parfumerie Caraba, te Amsterdam, die zich de Hollandsche grondstoffen ten nutte maakte, tevens aanpaste aan de luxe-eischen voor verpakking enz. Naval pepermunt, naval reglissé à la violette, naval anisée, kolamint, extra strong, vital, Polaks frutal works, caraba,... de deelnemers aan de jaarbeurs die deze namen voor hun voortbrengselen bedachten, mogen sterke voorstanders van Nederlandse rijksdaalders en guldens zijn, van achting of liefde voor de Nederlandse taal leveren deze benamingen geen bewijs. P. VAN MEURS. * * * Damestaal? Dikwerf wordt beweerd, dat de Vlaamsche taalstrijd het moeilijkst is, waar hij stuit op het verzet der ‘dames’, die in het daaglijksche leven liever Fransch dan Vlaamsch spreken. Nu, ik geloof het gaarne, want... in den grond der zaak is het hier te lande niet beter! Niet, omdat onze dames liever Fransch dan Nederlandsch spreken, maar, omdat zij niet kunnen nalaten, onze taal met een regen van vreemde woorden te besproeien en dus te verknoeien. Dit verschijnsel, spiegelt zich onder meer af in de ‘damesrubrieken’ van dag- en weekbladen. De lichte damesstijl, - of moet ik zeggen: den légèren toon? - tracht men daarin meestal te verkrijgen door een overvloedig gebruik van Fransche en Engelsche woorden. Als een heel erg - en, naar ik hoop, afschrikwekkend - staaltje van dit anti-nationale misbruik volgt hier een uitknipsel uit een Modebrief in De Haagsche Post. Ik spatieer daarin alle te veel aanstootgevende woorden: ‘Hoe in-gezellig dat jullie ook hier zijn, ik vind het heusch een crime, alleen te moeten lunchen!’ ‘Hemeltje! Wat heb jij vanmorgen allemaal gekocht?’ vroeg Evelyne, een blik op de vele pakjes werpende. ‘Hoe indiscreet!’ plaagde ik. ‘Eh bien! Onder andere heb ik bij Révillon frères een lange avond cape uit persianer met breede luipaard randen besteld’, vertelde ons Vivette ‘en tevens heb ik uit zijn après-midi-mantel-collectie een model gekozen van loutre met een... raad eens kinderen, wàt voor een garneering?’ ‘Oh! Natuurlijk weer lapin argenté’, riep Evelyne. ‘Mis! Met een singe-garneering!’ triompheerde Vivette. ‘Wàt? Van een aap?’, riep ik verschrikt uit. ‘Juist, lieve. Eindelijk is er hoop voor het verdwijnend konijnenras!’, lachte Vivette en beet smakelijk in een sandwich. ‘Vervolgens heb ik voor de aanstaande muzikale soirée bij mevrouw Stern, een zwart fluweelen Empire creatie gekozen uit de Chéruit-fairy-tale, waarop gouden roosjes bloeien; het corsage is slechts een {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} gouden wolk van tulle. De décoration de tête, welke ik er bij zal dragen, is van Bask, een enorme wuivende zwarte struisveder, op een met goud bestikt Baskisch kapje. Enz. enz. Dus dit is de taal, die bij de Nederlandsche dames het beste ‘inslaat’?!... K.E.O. * * * Uit de Nieuwe Courant van Woensdag 14 Maart: Donderdagavond zal het Cabaret-Ensemble Pisuisse in ‘Diligentia’ een soiree mondaine geven. Hieraan werken mede: Pisuisse, conférencier; Antoinette van Dijk, moderne Hollandsche chansons; Hein Raven, Nederlandsche cabaret-zanger; Willy Corsari, internationale chansons aan het klavier; Tshet Schorke en Lizzy Marheineke, dans fantasten; Lola-Cornero-Drawingroom Entertainer from the U.S.A.; Oud-Hollandsche boerenliederen, in kostuum; Pisuisse en Hemsing in hun internationaal programma: orkest, solisten-ensemble. Place aux jeunes. Decors van Steelink. Waarom werken onze groote dagbladen niet mee om fatsoenlijk Nederlandsch te drukken? Zijn misschien ‘Chansons’ fraaier dan ‘liederen’ of ‘liedjes’, om van de verdere dwaasheden niet te spreken? S. * * * In Het Vaderl. van 13 Febr. vroeg ‘een zeer ingevoerde grossiersfirma’ een stadsreiziger. * * * Al even mooi maakte het de Directeur van een Concert- en Theaterbureau, die voor eenige maanden aan het Hoofdkantoor A.N.V. schreef, dat zijn Bureau zich aanbeval voor het leveren van kunstenaren aller zijden, dat het zich uitsluitend met kunstenaren van het eerste plan bemoeit. Aan het verzoek om ‘dit schrijven in handen van de betrokken Commissie te zenden’ voldeed het Hoofdkantoor door het in handen der Taalcommissie te stellen. Of dit de bedoeling was van den briefschrijver? * * * De lijdende vorm. De heer Van der Meulen heeft in den Haagschen Gemeenteraad geklaagd over den ‘deelwoordenjammer’ van de inkleeding van voorstellen en verzocht den redacteurs in overweging te geven wat aandacht te schenken aan het onderhoud van het meest belangrijke monument van Nederland, de Nederlandsche taal. Getuige o.a. de vraag in 't aanslag-biljet der Hondenbelasting: Hoe groot is het aantal der door u gehouden wordende honden? inplaats van: Hoeveel honden houdt u? Nieuwe leden. Groep Nederland. Beschermende leden. Mr. W.C.A. Baron van Haersolte, Utrechtscheweg 36, Arnhem. N.V. Arnhemsche Fayencefabriek, Arnhem. J. Hedeman, fabrikant, Arnhem. N.V. Arnhemsche Verbandwattenfabriek, Arnhem. Firma Wed. M.A. Bilderbeek, Groote Markt 15 a Arnhem. H. van Dijl, houthandelaar, Schoonhoven. J.V. Wierdsma, Stationsweg, Oosterbeek. J.v.d. Veen, Oude Gracht 289, Alkmaar. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. A. Veenstra, Junusstraat A 105 b, Wageningen. Opg. door den heer M.A.F. Dijkmans, Wageningen. F.J. Diephuis, adj. purser Holl. Am. Lijn, P.B. 351, Rotterdam. C.J. Laan, direct. Kon. Wessanensfabr., Wormerveer. Opg. door den heer Heyme Vis, Zaandam. J. Blooker, Nieuw Zandbergen, Huis ter Heide. Opg. door den heer S. van Lier Ez., Amsterdam. H.F. Tillema, Boschstraat 10, Groningen. Gewone leden. Mevr. Ph.E. Schipper, Jordenstraat 73, Haarlem. F.W.J. Loudon, Villa Rozenhof, Roosendaal. Ds. C. Beets, Weststraat 6, Arnhem. W.N. Klaassen, handelsdrukkerij, Arnhem. F.J. Kramer, direct. Firma Coers & Roest, Arnhem. H. Venema, Hotel de Doelen, Arnhem. G. Bergmann, Koningstraat 20, Arnhem. R.P. Hoedt, Amsterdamscheweg 34 d, Arnhem. H. IJsselmuiden, architect, Arnhem. J.H. Mansveld, Vijzelstraat, Arnhem. W.H.M. de Bruyn, Stationsweg F 22, Oosterbeek. Mr. A.A. Loopuyt, Gemeente-Secretaris, Oosterbeek. V.H.S. Carstens, Stationsweg 19 b, Oosterbeek. A.J.J. Salm, effectenkantoor, Ede. H. Binksma, direct. Nationale Bankvereeniging, Heerenveen. A.B. Dam, Diergaardelaan 2 b, Ro terdam. W. Stroink, Wilhelminalaan 21, Alkmaar. Jhr. Mr. D. van Foreest, Langestraat B 78, Alkmaar. Mr. A.J.M. Leesberg, Oude Gracht 277, Alkmaar. J. Cloeck, Hofdijkstraat 7, Alkmaar. Joh. J.P. Ensink, Laat 108, Alkmaar. Jhr. Mr. J.M. van Asch van Wijk, griffier, Alkmaar. A. Fortuin, Langestraat 14, Alkmaar. J.M. de Sonnaville Langestraat 68 Alkmaar. H. Schoonhoven & Zn., Langestraat B 100, Alkmaar. P. Smit Jr., kunsthandel, Alkmaar. Mr. N.H. de Lange, Langestraat 55, Alkmaar. F.L.J. Buschgens, Langestraat 45, Alkmaar. Mr. C.J. de Lange, Langestraat 49, Alkmaar. J. de Lange C.Jzn., Langestraat 53, Alkmaar. F.C.J. Lissone, grossier, Alkmaar. Firma Gebr. Spanjaard, Langestraat 88, Alkmaar. J.J. Swets Bz., Stoombootkantoor, Alkmaar. E.G. Wentink, Luttik-Oudorp C 2, Alkmaar. D.A. Wisselink, Kennemerstraatweg 55, Alkmaar. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. H.M. David Richard, Parkstraat 42, Wageningen. Opg. door den heer M.A.F. Dijkmans, Wageningen. Dr. J. Valckenier Suringar, leeraar, Wageningen. Mevr. Dr. J. Valckenier Suringar, Wageningen. Mevr. Dour. A. Schnitger, Baronesse Van Hoevell, Wageningen. S.P. Ham, leeraar, Wageningen. Mevr. S.P. Ham, Heerenstraat, Wageningen. F.J.H.M. Thijs, leeraar, Wageningen. Mevr. F.J.H.M. Thijs, Bergstraat, Wageningen. J.H. Aberson, leeraar, Wageningen. Cd. Bergacker, Wageningen. J. Haringhuijzen, leeraar, Wageningen. Ds. A. van Gulik, Wageningen. Mevr. S. Lako Jansen, Marktstraat A 384, Wageningen. H.C. Reimers, leeraar, Wageningen. Ds. A.J. van Loghem Slaterus, Lawicksche Allée, Wageningen. Dr. A.H. Berkhout, direct. R.H.L.T. en B. School, Wageningen. L. Broekema, oud-direct. R.H.L.T. en B. School, Wageningen. Mr. Hesselink van Suchtelen, burgemeester, Wageningen. J. Spinosa Catella, leeraar, Wageningen. Mevr. Niemeyer, Marktstraat, Wageningen. Dr. G. Slothouwer, direct. H.B.S., Wageningen. {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} J.M. Brants, Majoor Artillerie, Bennekom. L. Koenen, leeraar, Bennekom. G. Gilhuys, Bennekom. E.P. Dutilh. Bennekom. Mevr. A.J. van Daalen Sichterman, Bennekom. J.v.d. Graaff, Bennekom. Mevr. Hijlkema-Heeg, Huize ‘Zonnewende’, Renkum. T.A. van Dijken, jur.-stud., Emmastr. 14, Amsterdam. Opg. door het Bestuur der Afd. V.-U., Amsterdam. Mej. J.M. Honig, Koninginneweg 189, Amsterdam. A. Sonke, Gemeente-Secretaris, Harderwijk. Opg. door Mr. W.H. Gesner v.d. Voort, Dordrecht. M.J. Priems, Sweelinckstraat 2 bis, Utrecht. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Utrecht. H. Mondt, Korte Nieuwstraat 7, Utrecht. L.W. van Esveld, Oude Gracht T.z. 173, Utrecht. C.M. Paap, Kr. Nieuwe Gracht 38, Utrecht. Allen opg. door het Bestuur der Stud.-Afd. Utrecht. Prof. Dr. A. Pulle, W. Barentzstraat 83, Utrecht. Mej. A. Muller, Jordensstraat 34, Haarlem. Opg. door Dr. J.B. Schepers, Haarlem. Joh. P. Laan, Wormerveer. J.J. Laan, Wormerveer. Beiden opg. door den heer H.P. Dekker, Wormerveer. G. Doorman, Kapt. Command. 2de Comp. 1ste Bat. 3de Reg. Vest.-Artil., Voorstraat 184 rood, Dordrecht. Mej. E. van Biene, Klein Coolstraat 4 b, Rotterdam. Opg. door mej. C. Hoogewerff, Rotterdam. M.S. van Praagh, Stationsweg 22 a, Rotterdam. J. Gort, 1ste Carnissestraat 7, Rotterdam. Mej. J.M.v.d. Poll, K 270, Tiel. Mevr. M. Mathol de Jongh-v.d. Wall, Middelburg. Opg. door den heer A.W.E. Gelderman, Deventer. J. Rademaker, hotelhouder, 's-Hertogenbosch. Mr. C.A.G.W.v.d Pol, Julianapl. 33, 's-Hertogenbosch. Jos. E.A.M. Meyringh, Markt, 's-Hertogenbosch. Allen opg. door het Bestuur der Afd. 's-Hertogenbosch. H.P. Welsch, Julianaplein 23, 's-Hertogenbosch. P. van Hoeckel, Vuchterstraat 44, 's-Hertogenbosch. D. van Leeuwen, electr. techn.-ingen., 's-Hertogenbosch. Allen opg door Mr. K.M. Pha f, 's-Hertogenbosch. Mej. J.Q. van Regteren Altena, Loolaan, Apeldoorn. Mej. K. Amens, Mr. van Rhemenslaan, Apeldoorn. Familie Prakke, Huize Marialust, Apeldoorn. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Apeldoorn. W.A.H. Doorman, J.v. Nassaustr. 91, Den Haag. Opg. door den heer J.P.C. Hartevelt, Arnhem. Mej. Dr. A.J. Portengen, Valeriusstr. 5, Den Haag. Opg. door Dr. H.C. Los. Den Haag. Mevr. A. Wildervanck de Blécourt-van Royen, Warnsveld. Opg. door het Bestuur der Afd. Zutphen. Firma O. de Leeuw, Diezerstraat 72, Zwolle. Opg. door het Bestuur der Afd. Zwolle. R.D. Storm Buysing, Kapt. Artillerie, Fort Kijkduin. Opg. door Ritm.-Adj. A.W.E. Gelderman. H.H.J. 't Hoen, Koornmarkt 54, Leiden. J. Rienks, Koornmarkt 54, Leiden. Th.R. Seldenrath, Oostsingel 65, Leiden. Allen opg. door het Bestuur der Stud.-Afd. Leiden. Groep België. J. Luyckx, Ballaerstraat 55 Antwerpen. W.v.d. Ven, Alb. van Barystraat 13, Antwerpen. Mej. I. de Jans, Schulstraat 38, Antwerpen. Mej. M. van Suetendae, Diepestraat 132, Antwerpen. E. Kauch, Congresstraat 12, Antwerpen. L.v.d. Velden, Lamorinièrestraat 192, Antwerpen. G. Achiel, Riemstraat 21, Antwerpen. J. de Jaeger, Bijlstraat 53 Antwerpen. J. Caberghs, v.d. Nestlei 34, Antwerpen. J. van Extergem, Montignystraat 174, Antwerpen. H.v.d. Broeck, Guldensporenstraat 78, Antwerpen. F. Henderickx, Alb. v. Barystraat 10, Antwerpen. K. Quistwater, Louizalei 48, Hoboken Vlaamsche Kring, IJzerenweglaan 20, Cappellen. Groep Nederl. Antillen. P. Jansen, direct. van de Curaçaosche Petroleum-Maatschappij, Curaçao. H. Perret Gentil, direct. Curaçaosche Handel-Maatschappij, Curaçao. P. Vierhout, militair-apotheker O.-I. L., Curaçao. Allen opg. door het Bestuur van Groep Nederl. Antillen. W.J. de Vries, 1ste Luit.-Adj., Curaçao. Opg. door Kapt. H.L. Bierman, Curaçao. Ernesto Pardo, koopman, Curaçao. Opg. door den heer Art. de Jongh, Curaçao. Buitenland. Mevr. Leonhardt, geb. H. Tappenbeck, Leipzig. Opg. door den heer O. Rompelman, Leipzig. J.H. Rencker, Lindenthalerstr. 13, Leipzig. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Leipzig. J. Bakker, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. Ir. W.R.C. Boers, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. J.H. Corver, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. L. van Elzelingen, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. C.v.d. Eyk, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. J.J.C. de Leuw, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. A.T.v. Wijngaarden, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. C.G. van Zante, Neth. Harb. Works Co., Chefoo. Allen opg. door den heer B. van Exter, Chefoo. J.A. de Lanoy, Köningsallée 38, Dusseldorf. Opg. door den heer S. van Lier Ez., Amsterdam. J.M. Bolle, Bmé Mitre 300, Buenos-Aires. Opg. door Mr. W.N.M.v.d. Ham, Buenos-Aires. M.N. Leon, P.B. 545, Alexandrië. Opg. door den heer G. Vogel, Caïro. F.C. Dominicus, St. Andrews College, Grahamstad. J.H. Molendijk, 1825 South Boulevard, Broux, Nieuw-York. Opg. door het Bestuur der Afd. Nieuw-Nederland. A.D.R. Bisschop, Centraal 275, Pretoria. Opg. door het Bestuur der Nederl. Z.-Afr. Vereeniging, Amsterdam. E. Lunon, Römerstr. 16, Bremen. J.M. Bosman, Buchenstr. 50, Bremen. B. Disbergen, An der Gehte 37, Bremen. J. Stöver, Von den Steintor 39, Bremen. J. Kool, Hastedter Heerstr. 263, Bremen. H.O. Köhler, Auf den Häfen 64, Bremen. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Bremen. J.J. Heetwinkel, Gustavstr. 30, Essen-Ruhr. Opg. door den heer Chr. Schmid, Essen-Ruhr. Jongelieden-Afdeelingen. J.C. Groenenberg, Bolwerksweg 1, Deventer. H. van Ketel, Zwolsche Weg 66, Deventer. D.E. Kluyt, Sandrasteeg 5, Deventer. J.M. Levie, Gr. v. Burenstraat 15, Deventer. G.F. Franken. Bolwerksweg 1, Deventer. A. Destree, Piquersbaan, Deventer. P.A. van Merkesteyn 2de Weerdsweg 23, Deventer. F.A. Bartstra, Polstraat 63, Deventer. F.J. Schoemaker, Pothoofd 25, Deventer. J. Arensma, Brinkgreverweg 15, Deventer. A.J.W. Mackenzie, Brinkgreverweg, Deventer. Van den Berg, Brinkgreverweg Deventer. Derens, Brinkgreverweg Deventer. G.A.Ch. Maas, Singelstraat 12, Deventer. J.W.A. Kleykamp, St. Jurriënsstraat 16, Deventer. K. Meyer, Polstraat, Deventer. E. Burlage, Singel, Deventer. J. Bloemink, Deventer. F.A. Dryver, Noorderplein, Deventer. P. Tjalsma, Oosterstraat 1, Deventer. {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} N.S. Blom, Gr. van Burenstraat, Deventer. A.M. Ingenegeren, Zwolsche Weg 49, Deventer. H. van Vreeswijk, Sandrasteeg 5, Deventer. G.J. Dudock, Deventer. Van Wickevoort Grommelin, Gr. v. Burenstr., Moormans, Polstraat 63, Deventer. Van Woudenberg, Polstraat 63, Deventer. Meys, Deventer. P.H.J.D. Erlee, Nieuwstraat 78, Deventer. W. Lugard, Twello. Lugard, Twickelostraat 1, Deventer. Rooseboom, Singelstraat 16, Deventer. Klumper, Epse, Gorsel. A.P. van de Water, Binnensingel 12, Deventer. K. Blankevoort, Noorderplein, Deventer. Kruyf, Sandrasteeg 5, Deventer. J.W.C. Kern, Singel, Deventer. R. de Vries, Deventer. F. van Stam, Deventer. J.R. Bussemaker, Walstraat, Deventer. A. Ruys, Gr. Kerkhof 33, Deventer. (Wordt vervolgd). Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. (Hoofddoel: Verzorging in Nederland). 5de opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot 28 Februari 1917. H.M. de Koningin f 500.-. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Deventer f 94.51, maakt met vorige opgave f 1636.64. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Apeldoorn f 500.-. Algem. Nederl. Verbond, Afd. Zwolle f 13.50; maakt met vorige opgave f 396.-. Onder-Comité Keulen f 318.-. Onder-Comité Bremen f 503.26. Onder-Comité Dusseldorp f 40.75. Comité voor Duitsche Kinderen, Afd. Eerbeek f 25.-. Kon. Nationaal Steuncomité Den Haag f 4590.-. Provinciaal Comité voor Vluchtelingen te Assen f 150.-. H.L. f 1000.-, Dames O. f 25.-, M.R.v.W. f 5.-, C.v.d.L. f 5.-, H.M. & Co. f 5.-, E.d.T. f 10.-, mevr. A. f 2.50, H.K. f 5.-, H.d.V. f 2.50, W.L.D. f 5.-, M.S. f 5.-, v.S. f 10.-, E.A.L. f 5.-, J.v.H. f 10.-, Mr. M.H.v.L. f 5.-, Fam. S.J.d.V. f 2.50, Dames K. f 10.-, A.A.K. f 25.-, A.V. f 25.-, M.O.d.V.D. f 5.-, mevr. v.d.M. f 1.-, Mr. v.d.M. f 2.50, Ch. f 50.-, d.M.O. f 25.-, G.L.T. f 25.-, H.A.v.d.B. f 1.50, E.B. f 1.-, A.P.G.d.T. f 25.-, J.v.d.H. f 200.-, J.F. f 10.-, A.M. f 1.50, mevr. S. f 5.-, A.M. f 100.-, mevr. W.d.C.K. f 2.50, C.H.B.S. f 5.-, J.B.C.v.K. f 10.-, J.R. f 3.50, J.A.B. f 2.50, J.C.A. f 2.50, K.S. f 25.-, S.v.A. f 1.-, Mr.v.W.H. f 5.-, mevr. E.H.P. f 2.50, W.M. Jr. f 10.-, H.v.H. f 2.50, E.J.L. f 10.-, J.L.T. f 6.-, J.G. f 25.-, F.S. f 5.-, mevr. C.B. f 2.50, W.S. f 1.-, Mr. H.A.v.N. f 10.-, Mr. M.F.d.M. f 5.-, mej. A.E.M.C.K. f 2.-, H.J.E.G. f 2.50, H.W.v.M. Jr. f 25.-, J.S. f 10.-, Z.K. f 25.-, mevr. P.v.d.G. f 5.-, Mr. W.P.S. f 5.-, Dames C. f 2.50, J.A.B. f 20.-, R.A.E. f 2.50, M.G. f 10.-, J.H.R. H C.Zn. f 25.-, J.H.R. f 25.-, Wed. H.V. f 2.50, W.G. f 2.50, M.W.S. f 10.-, J.N. & D.B. f 1.-, mevr. L. f 10.-, N.M. f 5.-, D.B. f 1.-, mej. H.P.L. f 5.-, F.J.A.C. f 5.-, v.d. W. f 15.-, L.S. f 25.-, G.v.W.C. f 2.50, P.M.J. f 2.50, allen te Amsterdam. Mr. J.K. f 10.-, Dour. v.V. f 25.-, G.D.U. f 100.-, H.H.v.B.v.H. f 10.-, G.O. f 15.-, E.P. f 10.-, W.R. f 5.-, N.N. f 2.-, Mr. G.A.P.B. f 5.-, B. f 10.-, S.L.v.W.B. f 2.50, mevr. v.W. f 2.50, A.J.C.v.S. f 1.-, D.V. Jr. f 10.-, H. f 10.-, Mr. J.W.K. f 5.-, G.J.v.d.Z. f 2 50, Mr. A.F.v.V. f 10.-, Bsse. v.W.v.R. f 10.-, G.W.d.R. Jr. f 2.50, J.H.B.A. f 25.-, A.H. f 1.-, Jhr. W.L.T. f 1.-, W.C.K. f 5.-, S. f 10.-, D.W.v.H. f 5.-, T.T. f 2.50, N.E. f 10.-, mevr. de wed. C.H.K., H.C.L. en H.Ph.K. f 15.-, Dr. L.B.d.C.F. f 25.-, G.H.B. f 5.-, Dr. v.A.v.W.v.V. f 10.-, Th.J.v.S. f 10.-, A.K. f 25.-, Jhr. J.P.J.v.d.J.d.B. f 10.-, C.F.E. f 10.-, Jhr. A.d.V.v.S. f 50.-, J.A.S. f 10.-, Dour. B.v.B.K. f 10.-, mevr. Ch.E. f 100.-, P.J.B. f 3.-, Jhr. P.v.G. f 5.-, C.H.T. Gr. D. f 5.-, Jhr. W.R. ff 25.-, A.v.R. f 2.50, Mr. H.J.d.V. f 5.-, M.A.v.T. f 5.-, J.S.d.J.R. f 10.-, P.J.Ph.D. f 5.-, mej. G. f 25.-, M.J.H.T.L. f 2.50, Dr. v.d.G. f 10.-, mevr. E.B.S. f 10.-, E.R. f 60.-, J.K. f 2.50, M.d.N. f 5.-, D.R. f 2.-, mej. L.v.H. f 5.-, wed. P. f 1.-, J.H.B. f 2.50, mevr. P.P. f 10.-, M.H.H.B. f 25.-, Dr. J.P.K. f 5.-, J.M.C.B. f 10.-, Jhr. W.H. f 5.-, L.J.H.S. f 5.-, N.N. f 3.-, H. & N. f 5.-, H.J.v.d.W. f 5.-, mevr. A.E.B. f 25.-, Dr. M.H.d.M. f 10.-, J.J.F. f 5.-, M.v.V. f 2.50, J.Ph.Th.v.d.K. f 1.-, Dr. H.M.C.K. f 2.50, mevr. v.d.T. f 2.50, A.S. f 10.-, W.C.v.d.M. f 10.-, C.G. f 25.-, Jhr. J.M.S.v.d.S. f 75.-, W.R. f 20.-, A.D.D. f 5.-, mevr. v.H.v.R. f 25.-, Dr. S. f 1.-, Mr. H.L.D. f 25.-, I.H. f 1.-, J.P.M. f 5.-, G.R.v.N.L. f 5.-, mevr. de wed. J.J.T. f 5.-, F. f 10.-, mej. C.B. f 25.-, M.P. f 1.-, mevr. S.M. f 2.50, mej. W.B. f 50.-, Br. f 12.-, Jhr. Mr. F.W.A.B.v.B. f 5.-, R.D.v.H.B. f 2.50, Fam. B. f 7.-, J.G. f 3.-, allen te 's-Gravenhage. H.v.D. f 2.50, A.v.d.L. f 100.-, mej. J.v.d.H. f 10.-, Mij. t.E.C.L.R. f 25.-, allen te Rotterdam. J.S.G. f 2.50, Dr. H.A.V. f 10.-, L. de L. f 2.50, F.H. Br. v.V. f 100.-, P.J.S. f 2.50, mevr. B. f 10.-, allen te Arnhem. Mej. A.F.v.B. f 2.50, E.K. f 25.-, mej. J.C.H. f 25.-, allen te Scheveningen. N.N. f 2.50, Mr. Dr. J.v.B. f 2.50, G.G. f 2.50, allen te Eindhoven. A.A.C.v.d.M. f 25.- te Kampen. P.R. & N.J. f 25.-, P. f 1.-, d.Z.v.R. f 50.-, allan te Vlaardingen. J.K.D. f 1.-, H.J.A. f 2.50, N.F.E.D. f 5.-, allen te Schiedam. J.J.F. f 25.-, M.d.W. f 2.50, allen te Hengelo. Gebr. E. f 2.50 te Apeldoorn. Mej, F.R.C.v.L. f 2.50, H.J.B. f 2.50, beiden te Dordrecht. J.P. f 5.- te Slikkerveer. C.S. f 1.-, J.J.L. f 10.-, wed. de H. f 1.-, wed. J.G.v.R. f 1.50, allen te Utrecht. D.L. & D. Fabr. f 10.-, mevr. E.G.V. f 25.-, beiden te Delft. A.R. & Z. f 5.- te Budel. Jhr. v.N.v.S. f 2.75 te Uden (Veldleger). Firma J.A.K. f 10.- te Amersfoort. A.A.B.v.G. f 10.- te Alphen (N.-Br.). A.N. f 2.-, E. f 10.-, beiden te Nijmegen. Mevr. I.S. f 2.50 te Leiden. Mevr. E.v.E.S. f 2.- te Nieuwediep. M. & C.M. f 10.- te Dongen. G.A.N. f 10.-, Gebr. R. f 2.50, beiden te Gilsen. W.A.T.v.V. f 40.- te Beek. C.G.v.d.L. f 5.-, M.W. f 3.-, beiden te Den Heider. A.Ph. f 2.50 te Zutphen. A.R. f 2.50 te Oosteind bij Oosterhout. Wed. A.H. f 2.50 te Oosterhout. D.W.H.P. f 25.-, mej. A.G.d.L. f 1.- te Baarn. Gebr. P. f 15.- te Lochem. Dr. H.d.J. f 5.- te Leeuwarden. J.B. f 1.-, te Herwerden. De W. f 12.50, M.F. f 1.-, L. & C. f 5.-, allen te Haarlem. Ds. H. f 2.- te Zeist. Mevr. de B.K. f 4.- te Doorn. {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} Cons. J.H. f 40.30 te Dusseldorp. B.B. f 5.-, P.B. f 2.50, beiden te Mannheim. Te zamen ontvangen in Februari f 10780.07, maakt met vorige opgave f 41776.16½. Met groote vreugde kunnen wij in deze opgave een gift van H.M. de Koningin vermelden *). Met ‘ingenomenheid en belangstelling’ heeft H.M. kennis genomen van onzen oproep. Hartelijk dankbaar zijn we daarvoor. Wij hebben het onzen kleintjes verteld. ‘Mogen wij het naar huis schrijven?’ was algemeen de opgetogen vraag. Zij voelen de belangstelling van hun Koningin in hun lot. Steeds inniger wordt de band met het vaderland, de brieven van de ouders getuigen daarvan. In Dusseldorp staan weder 170 kinderen gereed en ons Onder-Comité te Bremen wordt ook al ongeduldig. Onze middelen zijn slechts toereikend, om hen die hier zijn, nog drie maanden te huisvesten, te kleeden, te voeden en te doen onderwijzen. Wij moeten nog veel meer hebben om met vertrouwen onzen arbeid te kunnen voortzetten en uitbreiden. Helpt ons! Ook hebben wij een doorgangshuis noodig, om onze kleintjes bij aankomst aldaar eenige weken te kunnen verplegen, vóór de overbrenging naar gezinnen. Wie brengt ons het blijde bericht dat hier of daar een flink huis te onzer beschikking is? De Penningmeester: S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Volksopbeuring. (4de Verantwoordingslijst van giften). A. de C. te Aerdenhout f 5.-. J.F.M. f 1.-, Dr. R.G.C.S. f 2.50, C.E.S. f 2.-, allen te Alkmaar. H.M. te Alphen a/d. Rijn f 1.-. Wed. Mr. J. de K.v.d.L. f 50.-, Mr. P.W. de K. f 10.-, C.M. f 2.50, P.F.S.O. f 1.-, mevr. Ch.D. f 10.-, allen te Amsterdam. Mr. W.C.A. Baron v.H. te Arnhem f 25.-. C.M.v.d.B. f 2.50, E. f 5.-, beiden te Baarn. A.S. f 100.-, H.J.G.J.v.R. f 5.-, beiden te Bloemendaal. Firma K.L. te Breda f 1.-. E.A.v.H. f 2.50. T.R. f 1.-, beiden te Bussum. F.S. Jzn. te Deventer f 10.-, J.v.O. te Dokkum f 1.-. G.v.W. te Dongen f 2.50. A.v.H. te Empe f 10.-. R.J.H.N. f 2.50, I.v.E. f 5.-, F.G.K. f 2.-, H.J.E.W. f 5.-, Jonkvr. W.F. f 1.-, Ds. P.H. f 5.-, mej. A.C.H. f 5.-, Mr. J.P. f 10.-, Mr. De B. f 10.-, H.D.H.B. f 32.- en f 40.-, J.N. f 5.-, F.P. ter M. f 3.-, R. Jr. f 1.-, R. f 25.-, mej. B. f 2.50, N.N. f 10.-, Sub-Comité f 537.68½, allen te 's- Gravenhage. P.J.C.v.H. te Groenloo f 2.50. J.F.Th. zn. f 25.-, G.D. f 1.-, H. f 2.50, allen te Groningen. H.J.D. te Halfweg f 1.-. J.L.F.B. te Heerlen f 5.-. Door bemiddeling van Mr. K.M.P. te 's-Hertogenbosch f 5.-. Mevr. de wed. Z.v.O. f 2.50, A.V. f 2.50, beiden te Hilversum. M.K.B. te Hoogezand f 1.-. T.K. te Leeuwarden f 5.-. A.P. Kzn. f 5.-, mevr. G. de G. f 3.-, C.v.d.M. f 1.-, N.M.D. f 3.-, W.R.U. f 2.50, N.N. f 1.-, allen te Maassluis. X 18 Nov. f 10.-, P.R.M. f 10.-, Mr. W.T.S. f 5.-, allen te Rotterdam. P.I.M.R. te Rijsenburg f 1.-. M.M.v.d.S. te Schiedam f 25.-. E.J.F.v.D. te Stratum f 1.-. Mr. C. de W. f 2.-, Mr. A.J.S.v.L. f 1.-, J.L.H. f 25.-, Dr. H.F.J. f 2.50, N.O.E. & Co. f 10.-, allen te Utrecht. L. IJ f 25.-, Firma P. de J. f 2.50, X f 5.-, A. de J. f 5.-, mej. C.V. f 10.-, L.A.M. f 3.50, v.P. f 10.-, allen te Vlaardingen. K.S. te Zwolle f 2.50. P.J.M.B. te Zorgvliet f 2.50. Door bemiddeling van den heer S.F. Duwaer, vertegenwoordiger van het A.N.V. te Maracaibo f 240.50 van F.H.D. 20 Bs., J.M.H. 20 Bs., A. de J. 20 Bs., A.O. 20 Bs., J.S.E.P. 10 Bs., J.T. de P. 20 Bs., J.B.A.G.N. 20 Bs., J.F.N. 20 Bs., A.C.M. 20 Bs., S.F.D. 100 Bs., H.L.P. 50 Bs., L.W.C.v.E. 20 Bs., H.v.H. 20 Bs., J.L.H. 20 Bs., J.A. 5 Bs., G.S.V. 20 Bs., D.L.H. 20 Bs., G.D. 10 Bs., G.S.v.E. 20 Bs., D.J.P. 26 Bs. Ned. Herv. Kerk te Pelrograd f 2100.-. Samen f 3519.68½, met vorige opgaven f 12432.48 en fr. 2000.-. Hollandsche Kolonie te Roodebeeke. Opgave van ontvangen bijdragen: In December 1916 bijdragen als Kerst- en Nieuwjaarsgift f 250.- Gezonden op 27 Dec. 1916 f 500 à f 42.25 f 211.25 _____ Blijft f 38.75 In 1917: van H.M. de Koningin-Moeder f 100.-. Ontvangen door den heer J.M. Pijnacker Hordijk te 's-Gravenhage: Van J.A.v.D. f 25.-, mevr. D.C-V.B. f 10.-, D.L.v.A. f 100.-, A.M.v.E. f 2.50, A.F.J. d'A. G. f 2.-, mevr. J.B.v.G.-W. f 100.-, J.M.P.H. f 100.-, allen te 's-Gravenhage; C. de V. te Amsterdam f 5.-; J.A.v.d.K. te Delft f 2.50; Th.J.S. te Middelharnis f 5.-; A.S.N. te. Nijmegen f 5.-; te samen f 357.-. Door Mr. A.J.E.A. Bik te 's-Gravenhage: J.A.v.d.S. f 10.-, I.v.W. f 25.-, W.K.v.G. f 10.-, J.A.S. f 1.-, Dames v.d.Ch. f 5.-, mevr. Pr. W. ff 1.-, Firma H. & P. f 100.-, allen te 's-Gravenhage; J.P. te Parijs f 100.-; mevr. V.-G. O. te Leeuwarden f 2.50; N.N. te Nijmegen f 2.50; A.v.O. te Dordrecht f 10.-; J.M.M. te Helmond f 10.-; Mr. E.Ph. te Amsterdam f 10.-; Mr. J.A.G.G. te Groningen f 5.-; N.N. te Dordrecht f 2.50; Dr. J.B. de la F. te Leeuwarden f 2.50; Glasfabr. de S. te Schiedam f 10.-; Fam. B. te Bloemendaal f 6.-; W.H.D. te Amsterdam f 100.-; E.F.J.J.M. te Haarlem f 10.-; te samen f 423.-. Door den heer H.J. Knottenbelt te Rotterdam: C. Bn. S. de L.W. f 25.-, Firma A.K. & Co. f 25.-, Mr. Th.R. f 10.-, Ph.v.O. Jr. f 10.-, W.C. f 10.-, mej. M.C.v.P. f 2.50, R.E. f 25.-, allen te Rotterdam; Mr. H.H.B. te 's-Gravenhage f 10.-; mevr. en Jonkvr. Q.v.U. te Haarlem f 10.-; te samen f 127.50. Door den heer H.K. Westendorp te Amsterdam: N.N. f 2.50, C.H.G. f 10.-, mevr. v.G. f 5.-, Mr. v.d.S. f 10.-, v.W. f 25.-, Dames de N.O. f 10.-, A.G.v.L. f 10.-, Mr. G.V. f 25.-, H.M. f 10.-, Mr. G.H.M.D. f 10.-, N.N. f 10.-, G. f 5.-, E.S.L. f 10.-, N.N. f 2.50, Dames W. f 5.-, Dames G. f 20.-, K. f 10.-, E. f 25.-, W. f 10.-, B. f 25.-, B. f 25.-, allen te Amsterdam; wed. Ds. E.G.W. te Oegstgeest, f 2.-; S.B. te Breda f 25.-; Dr. L.C.Q.v.U. te Utrecht f 12.50; te samen f 304.50. Door den heer F.G. Beekman te Amsterdam: J.W.N. f 25.-, A.J.d.C.v.d.B. f 10.-; te samen f 35.-. In het geheel kwam dus een som in van f 1385.75, waarvan werd verzonden: Op 3 Februari 1917 fr. 500 à f 42.20 = f 211.- Op 27 Februari 1917 fr. 1000 à f 42.50 = f 425.- Op 12 Maart 1917 fr. 1000 à f 42.40 = f 424.- _____ Te samen f 1060.- Blijft over (f 1385.75- f 1060.-)= 325.75. Den Haag, 21 Maart 1917. {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 5. Mei 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Niemand die van nabij den gang van zaken heeft beschouwd, zal durven ontkennen, dat de toenadering van Afrikaner tot Hollander in de laatste jaren rassche schreden heeft gedaan. Prof. Bodenstein. INHOUD Rede van den voorzitter voor de Alg. Verg. van Groep Nederland. - Jaarverslag van het Hoofdbestuur over 1916. - Oost-Indië: Indie, geillustreerd weekblad voor Nederland en Kolonien. - 's Lands Plantentuin te Buitenzorg. - Buitenland: Afdeeling Berlijn. - Jaarverslag uit Davos, door P. Plantenga. - Nederland: Verslag der Alg. Verg. van Groep Nederland, door Mr. A.L. van Blommestein. - Van de Afdeelingen. - Taalcommissie - Mededeelingen en Allerlei. - Ingezonden: Voor Kromoblanda III, door H.F. Tillema. - Comité voor Nederl. Kinderen in den vreemde, door W.F van Heusden en S. van Lier Ez. - Advertentien. Rede van den voorzitter ter opening van de Algem. Verg. van Groep Nederland, op 14 April 1917 te Arnhem. Toen in het begin van 1915 uw Voorzitter een herbenoeming als lid van uw Bestuur aanvaardde, geschiedde dit uit overweging dat een spoedig aanstaand gedachte statutenherziening door hem nog zou kunnen worden geleid. Weinig hebben wij toen kunnen vermoeden dat hij voor de derde maal in dezen oorlog uwe bijeenkomst zou openen, zonder dat een dergelijke herziening aan uwe goedkeuring werd onderworpen. Het is hem dan ook zeker niet euvel te duiden dat hij zich ten leste ontslagen acht van eene toezegging, die in 1915 slechts voor één jaar was bedoeld. Waar het eind van den oorlog en van de daarop volgende ontreddering van Groep België, door niemand kan worden voorzien, meent hij dat onzekere tijdstip niet langer te moeten afwachten, maar zijn plaats in uw bestuur en daarmede de leiding uwer Groep voortaan aan een ander te moeten overlaten. De vraag is echter bij hem gerezen of het niet gewenscht zou zijn, dat men althans het reglement onzer Groep ten spoedigste zoodanig wijzige, als gebleken zal zijn in het belang te wezen onzer vereeniging. Vergun hem als inleiding daarop een enkel woord. Ons Verbond is een le end organisme, zich openbarende in de voortdurende wilsuiting van gelijkgestemden. Als al wat leeft, heeft het een verleden, heden en toekomst. Het werd geboren en zal sterven. Zijn levensduur wordt bepaald door zijn afstamming en de uitwendige invloeden. Wat bij een mensch afstamming is, zijn bij ons Verbond de overwegingen en stemmingen waaruit het is geboren, die lang daarvoor reeds zich geleidelijk hebben ontwikkeld, zonder tot uiting te komen. En wat bij een mensch de karakteraanleg is, zijn hier de beginselen. Die beginselen nu zijn goed, want zij zijn voor alle tijden. Zij zijn ruim, want zij stellen de Nederlandsche beschaving open voor alles wat van buiten goeds, het minderwaardige bij ons, kan verdringen. Zij beschouwen de natie niet als laatste verschijnsel in den ontwikkelingsgang der menschheid. Zij willen vereenigen wat op kerkelijk en staatkundig gebied verdeeld houdt. Met zulke beginselen begiftigd, kan ons Verbond een lang en nuttig leven voor zich hebben, mits de omstandigheden waaronder het opgroeit, gunstig zijn voor zijn ontwikkeling. Onder de ongunstige omstandigheden, dus die den groei van het Verbond belemmeren of tegengaan, reken ik onevenwichtige tijden als deze, waarin stemmingen kunnen worden gewekt, leidende tot besluiten, die indruischen tegen het wezen van het Verbond. Vóór alles moet dit zich zelf gelijk blijven. Als voorbeeld noem ik het vraagstuk, dat op den duur een levenskwestie is, namelijk een eigen bezoldigd secretariaat. Jarenlang reeds is dit herhaaldelijk door mij in de verschillende besturen besproken en ook in het openbaar gezegd, dat ons Verbond zich niet naar de mate van zijn inwendige kracht kan ontwikkelen, wanneer het niet blijvend iemand aan zich verbindt, voor wien in samenwerking met den Administrateur, de Verbondsarbeid een levenstaak zal zijn geworden. Zoo iemand moet met volle overtuiging de beginselen van het Verbond aanhangen, en door zijn ontwikkeling en karakter waarborg geven voor hun zuivere toepassing. Met den Administrateur moet hij het Verbond dragen. Dit is ook de eenige manier om op den duur een Alg. Voorzitter te vinden, want op dit oogenblik vervult die de rol van Voorzitter en van onbezoldigd eerste beambte van het kantoor. Dat dit zoo is, is een onvermijdelijk gevolg geweest van de wording en den groei van het Verbond, maar kan in de toekomst niet zoo blijven. Van niemand anders kan voortaan worden gevergd, dat hij een taak, die heel {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} wat meer omvat dan het zuivere Verbondswerk, voor langen tijd met onvermijdelijke opoffering van tijd en levensrust vervult. Om misverstand te voorkomen, zal ik de beide titels Secretaris en Administrateur vervangen door dien van Directeur. Volgens mijn lang gevestigde overtuiging zou ons Verbond dus twee Directeuren moeten hebben, met een voldoend kantoorpersoneel. Die twee Directeuren, die in rang volkomen gelijk zouden moeten staan, verdeelen onderling het werkterrein, in dier voege dat een van hen meer in het bijzonder Directeur voor Groep Nederland is, en de ander Directeur voor den Nederlandschen stam buiten Nederland. Zij zijn de uitvoerders van de besluiten der besturen, maar tevens ook verplicht voortdurend naar nieuwe wegen en middelen te zoeken, om de beginselen van het Verbond in de praktijk te verwezenlijken. Naast die twee Directeuren blijven Hoofd- en Groepsbesturen bestaan, met eigen Voorzitter, Secretaris en Penningmeester. Het aantal leden van het Groepsbestuur zou daarbij aanzienlijk kunnen worden ingekrompen. Deze in hoofdzaak inderdaad onmisbare nieuwe regeling, dient te worden ingericht op volkomen zakelijke wijze. Wat aan het Verbond in dienstverband meewerkt, moet hebben rechtszekerheid en aanspraak op pensioen. Daarvoor moet geld zijn, allereerst voortkomende uit de renten van een te vormen vast kapitaal, en verder uit hetgeen Groep Nederland uit hare ontvangsten daarvoor als eerste en vaste post zal moeten afstaan. Indien op deze wijze een goed geregeld kantoor, onder waarborg van voortreffelijke leiding in den geest en naar de beginselen van het Verbond, op hechte grondslagen wordt gevestigd, dan waarborgt het een mooie en nuttige toekomst niet alleen voor het Verbond in zijn geheel, maar ook voor Nederland als hoofdgroep. Want ook het vraagstuk van Neerlandia zou dan op bevredigende wijze kunnen worden opgelost. Immers er moet eenheid blijven tusschen ons maandblad en ons uitvoerend bestuur. Zonder dat zou Neerlandia een tijdschrift worden van anderen, die hoe verdienstelijk ook, er onvermijdelijk een persoonlijk stempel op zouden drukken en op den duur het orgaan van de Verbondsleiding zouden vervreemden. Waar wij naar decentralisatie moeten trachten voorzoover het de uitvoering betreft van daartoe aangewezen besluiten, moeten wij vasthouden aan centralisatie voorzoover het de trouwe toepassing betreft van de beginselen zelf van het Verbond. In dezen oorlogstijd is gebleken hoe gevaarlijk het zou zijn geweest de centrale leiding uit handen te geven. Tot de ongunstige invloeden dus, die den levensduur en den bloci van het Verbond ernstig zouden schaden, reken ik de losmaking van Neerlandia van de leiding. Maar er is iets anders dat ook als een zeer schadelijke invloed moet worden beschouwd. Dat is, als het Verbond zich vastlegt aan een instelling, waarvan de strekking slechts gedeeltelijk overeenkomt met die van het Verbond, en waarvan voor een ander deel de doeleinden en de werkmiddelen met de onzen in strijd zijn. Oogenschijnlijk b.v. zou eene samenwerking met een nieuwe instelling als het Nationaal Secretariaat geheel in onzen geest liggen, maar datgene wat daarvan in beginsel door ons zou kunnen worden aanvaard, moeten wij zelf doen, uitsluitend met de middelen die ons Verbond ten dienste staan; de uitvoering moeten wij toevertrouwen aan personen door ons zelf met groote nauwgezetheid gekozen. Ook hier moeten wij zorgen dat een belangrijk deel van het Verbondswerk niet overgaat op anderen, die hoe hoog staand ook en met welke voortreffelijke bedoelingen bezield, blijk hebben gegeven, niet altijd hetzelfde te beoogen, als wat voor ons Verbond volgens zijn beginselen toelaatbaar is. Waar wij aan den eenen kant dus uiterst voorzichtig moeten zijn met aansluiting, daar kunnen wij tegenover andere vereenigingen voetstoots de samenwerking aanvaarden. En dat hebben wij reeds jarenlang gedaan. Wij werken samen onder meer met Oost en West, de N.Z.A.V., de Tucht-Unie, Onze Vloot, Coers' Liederenkoor, de Koorveeniging, Landverhuizing, Vreemdelingenverkeer, Nederlandsch Fabrikaat, het Nut, Volksweerbaarheid, Koloniale Congressen, Bureau van Handels-inlichtingen, enz. Wij zullen dat ook moeten doen met de Vereeniging tot Verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde. Onjuist is de bewering als zou uw Bestuur hier wederom verzuim hebben gepleegd, door zelf niet tijdig in die leemte te hebben voorzien. Dat nu en dan van buitenaf plotseling een taak wordt opgevat, die volgens zijn beginselen, ook op den weg ligt van het Verbond, zal noot te vermijden zijn en ook nooit te betreuren. Het geldt hier een vereeniging, die een rechtstreeksch gevolg is van ons Verbond, en zich tot ons heeft gewend met het verzoek om van onze organisatie voor haar eigen inrichting gebruik te maken. Zonder onzen voorbereidenden arbeid zou misschien geen harer stichters ooit op de gedachte zijn gekomen, dat hier een gewichtige nationale taak te vervullen valt. Zeer gaarne stelt het Verbond zich hier beschikbaar; in de eerste plaats toch is het er om te doen dat iets gebeurt in onzen geest, niet of het precies van onszelf uitgaat. Ons Verbond mag evenmin zich zelf zoeken als zijn leden dit mogen doen. Bovendien, wie gelooven haasten niet. De tijd zal komen dat een dergelijke vereeniging een nog nauwere aansluiting bij het Verbond zal zoeken, zooals een kleinere grensstad als het juiste oogenblik daar is, samensmelt met de metropool. Wanneer wij zorgen dat ons Verbond op streng zakelijke wijze, met degelijke werkkrachten is ingericht, en het op die wijze een gezonde toekomst waarborgen, dan kunnen wij bij voortdurende toewijding, vertrouwen hebben in de natuurlijke evolutie van ons Verbond en in zijn steeds toenemenden invloed. De oorlogstijd dien wij beleven, heeft ons duidelijker dan wij ooit hadden gedacht, voor oogen gesteld hoe oneindig veel er aan den nationalen zin en de nationale {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} eenheid van ons volk ontbreekt. De taak van ons Verbond is zwaarder gebleken dan wij konden vermoeden. Wij vertegenwoordigen vandaag weer Groep Nederland, maar onze gedachten gaan verder en wij denken aan het wreed en onverdiend geteisterde Vlaanderen, aan zijn mooie nu verwoeste oude steden, aan onze vele goede Vlaamsche vrienden, die onschuldig lijden, en ieder onzer doet wat hij kan om hun ellende te verzachten. Wat er van de Vlamingen op dit oogenblik is, we weten het niet. Wie behoefte hebben om in het openbaar te zeggen dat zij het weten, weten het ook niet. Uiteengeslagen is het Vlamingdom, zonder onderling verband; het huist in zijn mannelijksten vorm aan den Yzer, maar van de strijders hooren wij slechts nu en dan enkele stemmen, die van eigen inzicht spreken of van eigen kleine omgeving, al of niet onder voorbijgaande indrukken. Wie verder in Engeland zijn, niet groepsgewijs, maar verspreid, en in de kampen in ons land en verspreid, en in de gevangenkampen van Duitschland, en wie in Belgie zijn in het bezette gebied, van die allen kunnen wij zelfs niet vermoeden hoe de geestesgesteldheid zal zijn, wanneer zij met de meest uiteenloopende ervaringen opnieuw te zamen gebotst worden in de kleine ruimte van hun Vlaanderenland. Wij kunnen ook slechts vermoeden hoe tegenover hen in het vervolg de regeerende kringen in België zullen staan, als dat weer zich zelf zal zijn. Hier echter nadert het vermoeden de persoonlijke zekerheid, dat de Vlamingen zullen krijgen wat hun goed recht is, want geen Belgische regeering zal na zooveel ernstige ervaringen de herkregen staatseenheid opnieuw in de waagschaal willen stellen van inwendige twist en tweedracht. De Vlamingen zelf zouden het niet dulden, tot welke ook der thans zich openbarende schakeeringen zij behooren Het A.N.V. kan daarbij niet anders doen dan afwachten, niet onaangedaan, allerminst onaandoenlijk; het moet afwachten zooals millioenen en millioenen menschen in hun besef van onmacht, afwachten tot deze oorlogsorkanen zijn uitgewoed. Nu reeds zijn duidelijk de teekenen waarneembaar dat latere geslachten, die de ellende niet hebben gekend van deze tijden, zullen spreken van loutering en vrijwording, die niet dan door geweldige schokken uit hun kluisters konden worden bevrijd. En wij zijn zeker dat die loutering en vrijwording het duur gekochte loon zullen zijn, ook van het Vlaamsche volk. En onze gedachten zijn ook in Zuid-Afrika. De verhoudingen daar zijn eenvoudiger, minder samengesteld, dus gemakkelijker te overzien voor wie zijn aandacht rustig aan de gebeurtenissen daar kunnen wijden. De Hollandsch-Afrikaners staan sterker dan ooit - maar een van hen is ‘te kooi ekropen’, die het minst van allen juist in deze dagen kon worden gemist. De Kluizenaar van Onze Rust, Marthinus Theunis Steijn, heeft voor altijd zijn volk verlaten. Doch enkel wat zichtbaar was aan hem, ging heen. Hij leeft voort ook na zijn dood, in stillen luister, zoolang de Afrikaners heugenis zullen hebben aan dien edelen man, die opperste leider was in den onafhankelijkheidsoorlog en aller vertrouwde raadsman nadien. Hij is gebleven President tot zijn dood toe, niet uit voortstuwende kracht van dien eenmaal door de Vrijstaatsche burgers geschonken titel, maar omdat geen woord beter uitdrukte dat hij was gebleven het hoofd van zijn volk, in liefde en vertrouwen hooger geplaatst dan de met het hoogste gezag bekleeden. Ook wij Nederlanders en Vlamingen hebben in hem een onzer beste vrienden verloren, zoodat de geheele Nederlandsche stam in zijn dood een onherstelbaar verlies betreurt. Wij zullen hem altijd met eerbiedige en liefdevolle bewondering gedenken, en wanneer de tijden rustiger zijn geworden, zullen wij allen ook gaarne uiting geven aan het verlangen om zijne nagedachtenis een blijvende hulde te bewijzen, in al den eenvoud die hem steeds heeft gekenmerkt. Jaarverslag van het Hoofdbestuur over 1916. Inleiding. In het afgeloopen jaar werden aan de verbinding tusschen het Hoofdbestuur eenerzijds en de Groepen en Zelfstandige Afdeelingen buiten Nederland anderzijds, wederom veel moeilijkheden in den weg gelegd. Dientengevolge kon de algemeene leiding, welke het Hoofdbestuur aan den gang van zaken heeft te geven, niet altijd in de gewenschte mate tot uiting komen. Toch zijn er, uit hetgeen in het verslagjaar voorviel, nog wel feiten van beteekenis te boeken. En indien de tijdsomstandigheden, gelijk we hopen, spoedig een gunstige wending mochten nemen, zal allicht het volgend jaarverslag van een opgewekter en werkzamer Verbondsleven kunnen getuigen. Hoofdbestuur. De samenstelling van het Hoofdbestuur onderging in 1916 weinig verandering. Wijlen Ds G. Haspels kon zijn benoeming tot afgevaardigde van Groep Nederland in het Hoofdbestuur niet aannemen wegens gezondheidsredenen, zoodat de vacature Prof. Fabius open bleef. Dr. W. van Lingen nam de plaats in van den heer J.M. Pijnacker Hordijk, die 14 jaren zitting had voor Groep Ned. Oost-Indië en aan wien het A.N.V. veel verschuldigd is. Ook als oud-Hoofdbestuurder blijft hij met raad en daad de belangen van ons Verbond behartigen. Thans moet het Hoofdbestuur weder een kracht missen, die dagelijks met onvermoeiden ijver en belangstelling medebestuurde, den heer N.J. Roelfsema. Als Secretaris-Penningmeester volgde hij den heer Mr. W. Dicke in 1912 op en zette diens arbeid op waardige wijze voort. Het Verbond is den heer Roelfsema veel dank verschuldigd voor de nauwgezette wijze, waarop hij het Algem. Secretaris- {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} en Penningmeesterschap waarnam en zijn medeleden, in het bijzonder die van het Dagelijksch Bestuur, zullen de aangenaamste herinneringen behouden aan de samenwerking. Het Hoofdbestuur verrichtte vooral nuttigen arbeid op het gebied der liefdadigheid voor landgenooten en stamverwanten. Voor vier doeleinden: Steun aan Watersnoodslachtoffers, Volksopbeuring in Vlaanderen, Nederlandsche kinderen uit den Vreemde en de Ned. Kolonie te Roodebeeke was het in 1916 werkzaam. Het stelde daarvoor zijn geheele organisatie beschikbaar en de verantwoordingslijsten in Neerlandia bewijzen elke maand, hoe een over heel de wereld verspreide vereeniging als het A.N.V. goed werk kan verrichten, als hulp noodig is voor Nederlanders en stamverwanten. Ook voor de onvoldoende voedselvoorziening van de Nederlanders in Duitschland sprong het Hoofdbestuur in de bres. Het te dier zake aan den Minister van Buitenlandsche Zaken gericht adres is in het jongste April-nummer van Neerlandia opgenomen. Het Hoofdbestuur meende goed te doen, als zoovele vereenigingen, op uitnoodiging van den Anti-Oorlog-Raad een telegram van instemming te zenden aan President Wilson voor zijn vredespogingen. Aan dit telegram lag geenerlei politieke bijbedoeling ten grondslag; de houding van strikte onzijdigheid welke het Hoofdbestuur steeds heeft gevolgd, werd ook in dit geval niet uit het oog verloren. Toen in een vergadering der Afd. Amsterdam de veronderstelling werd geopperd, dat de meerderheid van het Hoofdbestuur blijk zou hebben gegeven dat haar sympathie in een bepaalde richting zou gaan, heeft het in de bladen geprotesteerd, evenals tegen het eigenmachtig optreden van enkele Studenten-Afdn. bij de opening der Vlaamsche Hoogeschool. Ook dit lag in de eenmaal aangenomen lijn van strikte onzijdigheid. Verschillende vereenigingen, wier streven aan het onze verwant is, ontvangen steun van het A.N.V., voor het minst wordt waar mogelijk samenwerking gezocht. Wij noemen de Kamers van Koophandel in het buitenland, de Ned. Zuid-Afr. Vereeniging, Het Nederlandsch Lied, Koloniaal Onderwijs Congres, Vereeniging Het Buitenland, Landverhuizing, Wilhelmina-Hospitaal te Smyrna, Ned. Aardrijkskundig Genootschap, Kon. Aardrijkskundig Instituut, Juliana-Scholen, Vereen. voor Correspondentie-onderwijs, Studiefonds voor Zuid-Afrikaansche studenten, Oost en West. Wat het Hoofdbestuur voor de groepen deed, vindt men bij deze afzonderlijk vermeld. Het Hoofdbestuur was als volgt samengesteld: Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Dordrecht, voorzitter; Mej. E. Baelde, Rotterdam, onder-voorzitster; N.J. Roelfsema, 's-Gravenhage, secretaris-penningmeester; P.J. de Kanter, Dordrecht; Jhr. Mr. G.A.H. Michiels van Kessenich, Roermond; allen zitting hebbende voor Groep Nederland. A.C.v.d. Cruyssen, Antwerpen; Mej. R. de Guchtenaere, Gent-Brugge; Joh. C. Kesler, St.-Gilles-Brussel; H. Meert, Brussel; Mr. W. Thelen, Brussel; Mr. Em. Wildiers, Antwerpen; allen zitting hebbende voor groep België. Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink, Rijswijk; J.S.C. Kasteleijn, 's-Gravenhage; Dr. W. van Lingen, 's-Gravenhage; Th.G.G. Valette, 's-Gravenhage; allen zitting hebbende voor Groep Nederl. Indië. Prof. Dr. J. Boeke, Leiden; Kapt. J.A. Snijders Jr., Arnhem; beiden zitting hebbende voor Groep Ned. Antillen. Mr. Dr. C.F. Schoch, Amsterdam; Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, 's-Gravenhage; beiden zitting hebbende voor Groep Suriname. Groep Nederland. Zie Jaarverslag dezer Groep 1).. Groep België. Waar in de beide eerste jaren van den oorlog sommige Vlaamsche Hoofdbestuurders nog wel eens gelegenheid hadden een Hoofdbestuursvergadering bij te wonen, bleef deze aanraking den laatsten tijd geheel uit. Ook schriftelijk kon slechts weinig verbinding worden verkregen. Wel bereikte ons nu en dan een bericht over de hervatte en geregeld plaats hebbende werkzaamheden van eenige Vlaam, sche Takken, vooral Antwerpen, Brussel en Gentmaar van een algemeen Verbondsleven werd niets gemerkt. Dit kon ook moeilijk, daar de Vlamingen zoowel in eigen land als daarbuiten meer dan ooit in verschillende kampen verdeeld zijn en de statuten van het Verbond nooit richtsnoer konden zijn in zulke nimmer te voorziene wereldgebeurtenissen. Het gelukte de Administratie geregeld Neerlandia aan de Antwerpsche leden te doen toekomen. Aan enkele andere adressen in België werden ook geregeld Neerlandia-nummers toegezonden, maar meermalen bleek, dat van geregelde ontvangst geen sprake was. Het lijvige verslag der werkzaamheden van Tak Antwerpen, in 1916 verschenen, was niet alleen merkwaardig als bewijs van Nederlandsch leven in de Scheldestad ook in deze tijden, maar evenzeer om de uitspraak dat ‘het A.N.V. moet staan boven en buiten alle partijen, groepjes, kliekjes en kapelletjes.’ Groep Ned. Oost-Indië. De vooruitgang van het ledental dezer Groep wijst op meer belangstelling in ons streven. Met dankbaarheid mag het feit worden vermeld, dat de Regeering in Nederlandsch-Indië blijk gaf van waardeering en medewerking aan het streven der Groep, in het bijzonder haar ijveren voor Volksleesgezelschappen en boekerijen, door haar een jaarlijksche subsidie van f 2000.- toe te kennen. Nuttig werk verrichtte de Groep ook door het inrichten van avondcursussen voor Inlanders, die {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} in aanmerking komen om onderwijs in het Nederlandsch te ontvangen. Het Groepsbestuur huldigde de nagedachtenis van Mr. C.Th. van Deventer door de inschrijving te openen voor een gedenkteeken te zijner eere op te richten. Vooral van inlandsche zijde werd daartoe bijgedragen. Het Groepsbestuur bracht een belangrijk rapport uit betreffende aanvangsbezoldigingen voor ambtenaren en aanneming van buitenlanders in Indischen dienst, het onderwerp dat de Afd Haarlem aanhangig had gemaakt. Het rapport, met groote kennis van zaken samengesteld, kwam tot de slotsom, dat er voor het A.N.V. geen aanleiding bestond om bij de Regeering op verandering van beginsel in dezen aan te dringen. De Groep had het verlies door den dood te betreuren van een zijner beste bestuurders, den alom geeerden heer Jan Dinger. Door vertrek naar Nederland, waar hij de betrekking van Secretaris-Generaal van het Departement van Koloniën aanvaardde, verloor het Groepsbestuur zijn uitnemenden voorzitter Dr. E. Moresco. De lichtbeeldenafdeeling der Groep bleef onder de leiding van Mr. A.B. Cohen Stuart haar nuttig ontwikkelingswerk voortzetten. Voor zoover de plaatsruimte het toeliet maakte Neerlandia in woord en beeld meermalen reclame voor Indië en thans overweegt het Hoofdbestuur uitbreiding der bemoeiïngen van het Verbond ten bate onzer Koloniën, o.m. door te bevorderen dat meer Nederlanders dan tot dusver Indische betrekkingen aanvaarden en door uitbreiding van de kennis onzer Koloniën op onze scholen. Groep Suriname. Deze Groep kon nog altijd niet gereorganiseerd worden. De tijdsomstandigheden bleven ook in dit gebied belemmerend werken. Intusschen vond het Hoofdbestuur gelegenheid de belangen van het Verbond in deze kolonie te bepleiten bij den nieuwen gouverneur, den heer G.J. Staal, en er bestaat reden om te hopen, dat Suriname spoedig weer in de rij onzer Groepen zal kunnen plaats nemen met een nieuw krachtig bestuur, dat den verzuimden tijd moge inhalen. De 250-jarige herdenking van Suriname als Nederlandsche Kolonie zal zoowel in moederland als kolonie de overtuiging hebben verlevendigd dat ook in West-Indië nog veel goeds te verrichten is, mits met allen ernst en gebruikmaking van alle beschikbare krachten aan den heropbloei van Suriname gewerkt wordt. Voor den band met het moederland kan een sterke Groep Suriname van het A.N.V. van groote waarde zijn. Het kort geleden gestichte Studie- syndicaat voor Suriname, waarin twee onzer hoofdbestuurders zitting hebben, zal een nauwere aansluiting zeker bevorderen. Groep Nederlandsche Antillen. Deze Groep vormt nog steeds een rustig werkende kracht in het Verbond. Door Bestuurs- of leden-bijeenkomsten, door studiebeurzen te verleenen, waartoe de gouvernementssubsidie haar grootendeels in staat stelt, houdt zij de belangstelling in Nederlandsch leven wakker. De Curaçaonaar J.H. Sprockel, die vijf jaren grootendeels voor rekening van het A.N.V. in Nederland had gestudeerd, ging weer naar zijn geboortegrond terug als onderwijzer 1e klasse, als hoedanig hij op Curaçao veel zal kunnen doen om den Ned. Stam tot nut te zijn. Het A.N.V. heeft veel genoegen aan dezen pupil beleefd. Over de stichting eener boekerij en leeszaal op Curaçao is het Hoofdbestuur nog in onderhandeling o.m. met het Kon. Aardrijksk. Instituut, dat duplicaten van historische geschriften beschikbaar stelde. Zuid-Afrika. Ook hier blijft het Verbondsleven lijden onder den oorlog en Afdeelingsnieuws komt schaars in, wat nog met wil zeggen dat het niet verzonden wordt. De enkele malen, dat er wat doorkomt, blijkt dat de Afdeelingen toch ‘doortrappen’, al vragen ze van het Hoofdbestuur tegemoetkoming en geduld met betrekking tot het nakomen harer verplichtingen. Zoo schreef kort geleden de Secretaris der Afdeeling Nijlstroom: ‘Wij waren juist voor het uitbreken van de groote oorlog bezig de Tak achtermekaar te maken, door een flink Hollandsch Afrikaansch konsert te geven, doch door de oorlog is alles in duigen gevallen en wordt slechts alleen van de bibliotheek gebruik gemaakt. Ik ben dan ook niet in staat geweest met mijne vrienden iets te doen terwijl eenige inkomsten gebruikt zijn voor aankoop van Afrikaansche literatuur voor de bibliotheek. De H.H. Leden hebben dan ook niet hunne bijdragen mij afgedragen, terwijl ik thans met mijn nog niet geheel volledig bestuur niet bij machte ben dit te doen. Ik meen met alle vrijmoedigheid er bij U te moeten op aandringen ons verschuldigd bedrag voorloopig maar af te schrijven, terwijl ik U verzoek de eens opgegeven leden als zoodanig te blijven beschouwen, want zeker houdt de geregelde ontvangst van Neerlandia de beweging gaande. U moet niet vergeten dat bij ons allen op de voorgrond staat het aanwakkeren van Afrikaansch-Hollandsch als taal en daarin werken de leden van ons Verbond hier allen te samen en heeft ons Verbond dus steeds goede uitkomsten, al wordt dat niet in groote vergaderingen verkondigd. U weet wat onze moeilijkheden zijn geweest en Waterberg-district heeft daarvan zijn deel zeker gehad, doch nog maar geduld.’ Met geduld betere tijden afwachten voor nieuw eendrachtig samengaan blijve de leus van de Afrikaners. Met het Afrikaansch staat het er beter dan ooit voor. Neerlandia heeft er ook in 1916 meermalen bewijzen van bijgebracht. Voor de propaganda van het Nederl. Lied in {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} Zuid-Afrika stelde het Hoofdbestuur f 300.- beschikbaar. Ook besloot het Nederlandsche tooneelvoorstellingen in Zuid-Afrika te bevorderen. Met de Nederlandsche Vereeniging te Pretoria onderhandelden wij over de oprichting van een Afdeeling van het A.N.V. aldaar. Voorloopig werd verkregen, dat een aantal Neerlandia's geregeld tegen betaling aan genoemde Vereeniging voor haar leden worden gezonden. Moge deze aanknooping tot aansluiting leiden. Aan Afd. Kaapstad werd steun verleend ten bate eener leeskamer. Toen de treurmare van President Steijn's plotselingen dood Nederland bereikte, zond het Hoofdstuur een telegram van rouwbeklag aan Mevr. Steijn. Bevoegde pennen hebben de buitengewone verdiensten van dezen grooten Afrikaner in Neerlandia geschetst. Buitenland. Uit vele oorden bereiken ons herhaaldelijk, zij het in dezen tijd spaarzaam, de bewijzen dat men meeleeft met den kleinen staat aan de Noordzee die tot heden te midden van den wereldbrand zijn neutraliteit wist te handhaven. Opmerkelijk is ook hoe de kennis van Nederland en zijn taal meer en meer beoefenaars vindt in Amerika, Duitschland, Engeland en andere streken; Neerlandia gaf er herhaaldelijk in uitvoerige artikelen of mededeelingen blijk van. Ons land heeft nog altijd een goeden naam over heel de wereld Dat een man als de heer Knobel, die in verscheiden landen als Nederl. Consul of Gezant werkzaam was, onlangs nog getuigde van den belangrijken arbeid van het A.N.V. in den vreemde tot behoud en versterking van den Nederlandschen geest, pleit zeker wel voor onzen invloed en de doorwerking onzer beginselen. De verslagen, onzer buitenlandsche vertegenwoordigers stellen dat mede herhaaldelijk in het licht, terwijl de vele vragen om inlichtingen op allerlei gebied het bewijs leveren dat onze leus: met raad en daad voor volk en stam, niet ijdel is. Het Verbond bestaat uit: 5 Groepen: Nederland, België, Ned. Oost-Indië, Ned. Antillen en Suriname; 17 Zelfstandige Afdeelingen, zetelend te: Berlijn (Duitschland), Bingen a/d R. (Duitschland), Bloemfontein (O.V.S.), Bremen (Duitschland), Chicago (N.-Amerika), Chicago-Roseland (N.-Amerika), Johannesburg (Transvaal), Kaapstad (de Kaap, Z.-A.), Keulen (Duitschland), Leipzig (Duitschland), Nieuw-York (Noord-Amerika), Nijlstroom (Transvaal), Potchefstroom (Transvaal), Boekarest (Rumenië), Smyrna (Kl.-Azië), Stellenbosch (de Kaap Z.-A), Ventersdorp (Transvaal); 50 Vertegenwoordigers: Ahwaz (Perzie): P.P. ter Meulen. Antofagasta (Chili): B. Barends, Casilla 931. Archangel (Rusland): J. Smith, Nederl. Consul. Bangkok (Siam): W. Blankwaardt Jr. Barcelona (Spanje): Ary Kriens, Consejo de Siento 345. Basic City (Virginie): Emil Uyldert, Dir. der Mij. ‘Virginia’. Bethlehem (O.V.S): P. van Gent. Budapest (Hongarije): A. van Hoogstraten, Sekretär fur Ungarn L.V.G. ‘Dordrecht’ Gebaude ‘Dordrecht’. Buenos Aires (Argentinie): Mr. W.N.M.v.d. Ham. Bmé Mitre 250 piso 3. Cairo (Egypte): G. Vogel, P.B. 461. Chefoo (China): B. van Exter, Netherlands Harbour Works Co. Chinde (Port. O.-Afr.): J. van Geldere, Villa Fontes Sugar Estate. Claremont (Western-Australië): Mevr. A. Semmens-Siebenhaar, ‘Boschhek’, Rileyroad. Colon (Rep. Panama): J.J. Ecker Sr., Koopman, Vice Consul der Nederlanden. Davos Platz (Zwitserland): P. Plantenga, Consul der Nederlanden, Haus am Ried. Duinkerken (Frankrijk): Emil Descamps, Groot Synthen bij Duinkerken. Genua (Italie): G.H. van Straaten, Corso Principe Amedeo 9, Interno 4. Hamburg (Duitschland): F.D. Rincker, Neue Gröningerstr. 13. Havana (Cuba): M.M. Pinedo, Consul der Nederlanden, Garcia Gonzalez, Calle Cuba 87. Hongkong (China): M.J. Herbschleb, p/a Ned. Handels Maatschappij. Humpata (Angola, Port. W.-Afr): Herman Smit Azn., Randfontein. Kansas City (Missouri): Mr. H. Visscher, c/o Kansas City Southern Railway Co. Kobe (Japan): Jhr. C.F.J. Quarles van Ufford, p/a Java-China-Japan lijn. La Guaira (Venezuela): I.J. de Hart, Kassier b/d firma Hellmund & Co. Leysin s/Aigle (Zwitserland): Dr. G.S. Overdiep, Chalet des Grisons. Londen (Engeland): J.E.A. Reyneke van Stuwe, Ty Canol, 34 Alwijne Road, Wimbledon, London S.W. Luimbale (Mombolo, Port. W.-Afrika): P.v.d. Smit. Luxor (Egypte): J.H. Insinger, Palmenburg. Manaos (Brazilie): H.E. Weytingh, Caixa No Correio 13 A. Maracaibo (Venezuela): S.F. Duwaer, firma Breuer Möller & Co. Melbourne (Australië): J. Droste, Steamship Buildings, Collins str. 509. Mexico D.F. (Mexico): Karel Ansoul, Apartado 567. Panama (Rep. Panama): Herman Pinedo, P.B. 14. Para (Brazilie): W.E. Weytingh c/o J. Marques, Caixa No Correio 700. St. Petersburg (Rusland): M. Mohr, Alexandrofski Prospect 23. Port Moresby. Papua (Nieuw Guinea): D. Krabman, c/o British New Guinea Dev. Co. {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} Pretoria (Transvaal): Fred. Rompel, P.B. 389. Puerto Cabello (Venezuela): C.C. Debrot. Rome (Italië): Dott. C. Fledderus, Direttore Banca Italiana di Cauzioni, Piazza delle Terme. Rosario (Argentinie): J. Lanser, Barrio Belgrado. San Juan Bautista (Mexico): Wm. C. de Wit. San Francisco (Californië): E.J.F. van Hanswijk Pennink, Batterijstr. 425. Santa Fé (Argentinie): J.A. Benraadt, Ingenieur, Calle Gobernador Vera 273. Shanghai (China): J.A. Deknatel, c/o Netherlands Trading Society, The Bund 21. Singapore (Engelsch Indië): S. baron van Heemstra, Agent Kon. Paketvaart Mij. Stockholm (Zweden): J. Rippe, Gep. Kapt. Inf. O.I.L. Fryxelsgatan 4. Sydney (Australië): M.P. Cordia, p/a Java- Australialijn, G.P.O. Box 217. Teheran (Perzië): J.P. de Hoog. Venetië (Italië): L. Bizio Gradenigo, Consul Gen. der Nederlanden. Winnipeg (Canada): L. Drooglever Fortuyn, Dir. Ned. Transatl. Hypotheekbank, 400 Garry Building. Boeken-Commissie. Veel sterker dan in 1915 ondervond de Commissie in 1916 den terugslag der tijdsomstandigheden. De inkomsten bleven ongeveer gelijk, mede door het aanwerven van nieuwe leden, waardoor ondanks het bedanken van enkele het getal toch iets vooruitging Toch is deze vermeerdering minder dan ooit te voren. De uitgaven bleven door sterke vermindering der werkzaamheden ver beneden die van het vorig jaar. Het voordeelig saldo is dus grooter en zal de Boeken-Commissie in betere tijden uitnemend te stade komen bij de verwachte sterke opleving harer werkzaamheden na den oorlog. Het aantal verzonden kisten of die ter verzending gereed staan bedroeg slecht 55, waarvan de meeste bestemd waren voor militaire bezettingen hier te lande. Aanvragen voor militairen komen nog slechts weinig voor; wel aanvullingen naar reeds bekende adressen. Het aantal militaire adressen, waarmee de Boeken-Commissie sinds 1 Aug. 1914 in betrekking staat bedraagt 321 en betreft: Nederl. forten, stellingen en liniën, garnizoenen, bezettingen enz; hospitalen van het Roode Kruis, interneerings-depots, verblijfplaatsen voor Belgische vluchtelingen, gevangenkampen van Vlamingen in Duitschland en plaatsen aan het Belgische front. Het geheele aantal kisten aan al deze adressen verzonden bedraagt 551. Het aantal adressen van Zeemanshuizen en kolonies van Nederlanders in den vreemde vermeerderde tot 311. Onze Boeken-Commissie kwam ook in verbinding met de Vereeniging tot verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde. In de samenstelling der Boeken-Commissie kwam eenige verandering, doordat de heer J.H.J. Vink, sedert vele jaren medewerker en de laatste jaren een der Toeziende Leden, wegens verandering van woonplaats als zoodanig ontslag nam. Grooten dank is het Verbond hem schuldig voor wat hij voor de Boeken-Commissie gedaan heeft. Datzelfde kan getuigd worden van de correspondente voor de Kaap-Provincie, die thans als Mevr. Bloem-Maas in Nederland woont. De Afd. Kaapstad verloor in haar een uitstekend Secretares. Neerlandia. Ons maandblad handhaafde zich aanvankelijk in den gewonen omvang, maar heeft eindelijk ook onder den invloed der hooge papierprijzen eenige beperking moeten ondergaan. Pennestrijd over de brandende kwesties van den dag werd zooveel mogelijk vermeden, daar de meeningen te zeer uiteenloopen om te verwachten dat breedvoerige gedachtenwisseling er over eenig praktisch nut zou opleveren. Bovendien wenschte de redactie niet af te wijken van den tot heden gevolgden stelregel, de vertegenwoordigers der Groepen te laten oordeelen over de opneming van desbetreffende stukken. En voeling, in het bijzonder met Vlaanderen, bleek ook dit jaar zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk. Binnen deze beperking bleef Neerlandia zooveel mogelijk in woord en beeld getuigen van wat er op Nederlandsch gebied hier en elders omgaat Geldmiddelen. Uit de rekening en verantwoording over 1916, welke in ontvangst en uitgaaf sluit met een som van f 17833.22, blijkt dat ook nu nog met een batig saldo kon worden gesloten. De Nederlandsche Regeering steunde ons wederom met een subsidie van f 3600.-. Nu en dan toonden belangstellende leden door extra-giften, hoezeer zij begrijpen, dat voor de behartiging der aan het Verbond toevertrouwde belangen veel geld noodig is. Aan een hervorming der organisatie, die groote geldelijke offers eischt, kan niet worden gedacht, zoolang het Verbond niet over een vast bedrijfskapitaal beschikt van zoodanige grootte, dat de daaruit te kweeken rente een beduidende bron van inkomsten vormen. De door het Hoofdbestuur gelegde grondslag zette uit tot f 4962.59½ door rente-bijschrijving en enkele nieuwe giften. Tot onze groote voldoening verklaarde de Administrateur op onze uitnoodiging zich bereid krachtige pogingen in het werk te stellen om een groot fonds bijeen te brengen. Hoewel zijn beperkte tijd hem niet de gelegenheid bood onafgebroken aan de verwezenlijking van dit denkbeeld te werken, mocht het hem toch gelukken reeds verscheiden mooie toezeggingen van vermogende Verbondsvrienden te verwerven. Hij hoopt dezen zomer nog beter te mogen slagen en rekent daarbij op den steun van allen, die hem in dezen met wegwijzing of aanbeveling van dienst kunnen zijn. {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} Ledental. Groep Nederland 7337 Groep België (schatting) 1200 Groep Ned.-Oost-Indië 1180 Groep Suriname 170 Groep Nederl. Antillen 219 Zelfstandige Afdeeling Berlijn 52 Zelfstandige Afdeeling Bingen 9 Zelfstandige Afdeeling Bloemfontein 53 Zelfstandige Afdeeling Bremen 28 Zelfstandige Afdeeling Chicago 41 Zelfstandige Afdeeling Chicago-Roseland 167 Zelfstandige Afdeeling Johannesburg 176 Zelfstandige Afdeeling Kaapstad 101 Zelfstandige Afdeeling Keulen 21 Zelfstandige Afdeeling Leipzig 21 Zelfstandige Afdeeling Nieuw York 55 Zelfstandige Afdeeling Nijlstroom 34 Zelfstandige Afdeeling Potchefstroom 80 Zelfstandige Afdeeling Rumenië 52 Zelfstandige Afdeeling Smyrna 10 Zelfstandige Afdeeling Stellenbosch 30 Zelfstandige Afdeeling Ventersdorp 28 Algemeene leden in het buitenland 748 Geïnterneerde Vlamingen 167 _____ Samen 11979 Hoewel bovenstaande cijfers niet geheel betrouwbaar zijn, omdat de postverbindingen slecht zijn, wijzen zij toch weder op eenigen vooruitgang en vooral uit het buitenland komen herhaaldelijk bewijzen, dat men meeleeft met het Verbond en het een onmisbaar middenpunt en verzamelplaats acht voor de verspreide deelen van den Nederlandschen Stam. Oost-Indië. ‘Indië’, Geillustreerd Weekblad voor Nederland en Koloniën. Den 11en April verscheen het eerste nummer van dit nieuwe tijdschrift, onder Redactie van Dr. H.H. Zeijlstra Fzn., Prof. Dr. A.W. Nieuwenhuis, Prof. D.G. Stibbe en M. Joustra. Wat dit nieuwe weekblad wil? Vooreerst meer bekendheid geven aan het leven en werken zoowel van de inheemsche bevolking als van de Europeanen en vreemdelingen uit andere werelddeelen, die in Indië een bestaan gezocht en gevonden hebben. Deze beschrijvingen zullen door vele photo's en teekeningen verduidelijkt worden. Ook de tropische natuur, in al haar schoonheid, zal in beeld en woord weergegeven worden. Van de voornaamste gebeurtenissen op koloniaal gebied zal geregeld een overzicht worden gegeven. Verder zal het weekblad inlichtingen verstrekken omtrent alles wat van belang is voor Nederlandsche jongelieden, die van plan zijn eene {== afbeelding Z Exc. Mr. Th.B. PLEYTE, Minister van Koloniën. (Afb. uit ‘Indië’).==} {>>afbeelding<<} betrekking in onze Koloniën te zoeken; ten slotte zal eene vragenbus gelegenheid bieden om ten opzichte van elk met de Koloniën in verband staand onderwerp vragen te stellen. ‘Indië’ zal dus voor ieder Nederlander, in het moederland zoowel als in de koloniën, een vraagbaak zijn. Uitgevoerd in kwarto formaat, op fraai kunstdrukpapier en wat cliché's en druk betreft, verzorgd door de firma Joh. Enschede en Zonen te Haarlem, is het blad zoowel in het salon, als in de eenvoudigste huiskamer op zijn plaats. De prijs behoeft daarbij voor niemand een bezwaar te zijn, zich de geregelde toezending van dit koloniale weekblad te verzekeren. De prijs bedraagt bij inteekening f 8.- per jaargang, voor de Koloniën en het Buitenland verhoogd met de verzendkosten. Het eerste nummer is versierd met verscheiden geslaagde af beeldingen. Als losse plaat is hierbij gevoegd een fraai portret van H.M. Koningin Wilhelmina naar een photo van P. Clausing te Haarlem. In den tekst komen de portretten voor van Z.E. Mr. Pleyte, Minister van Koloniën, van Dr. E. Moresco, Secretaris-Generaal van het Departemeet van Koloniën, van Z.E. den G.-G. van Nederlandsch-Indië en Gravin van Limburg Stirum, van de Deputatie van het Comité ‘Indië Weerbaar’, van een groepje Europeanen te Deli vóór een assistentswoning, afbeeldingen van een Minangkabausch erf met familiehuis en rijstschuur, van {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} een gezicht op Paramaribo en van een ‘Hollandsch’ landschap in Suriname, benevens een paar goed geslaagde teekeningen. De tekst is mede goed verzorgd. Na een inleidend woord van de Redactie en Koloniaal nieuws in drie regels, vinden wij een zeer leerrijk artikel over het Minangkabausche huis en zijne bewoners door M. Joustra. Verder schetsen over Suriname door den bij de lezers van Neerlandia wel bekenden Fred. J. Oudschans Dentz; het eerste stuk van een interessant verhaal ‘Oud-Atchin’ door de in Nederland bekende schrijfster Mevr. M.C. Kooy-van Zeggelen; het eerste stuk van ‘Welke loopbaan staat voor Jong-Holland open? Is Deli een geschikt land voor onze jongelui?’ door E. Roodhuyzen; vragen en antwoorden (de vragenrubriek) en ten slotte ‘Ministerie van Koloniën’, Mededeelingen van de Afdeeling personeele zaken (burgerlijke dienst). Wij aarzelen niet dit nieuwe weekblad eene aanwinst voor onze koloniale letterkunde te noemen. Het blad zal er zonder twijfel veel toe bijdragen, dat onze Koloniën meer in Nederland gekend en laten wij er bij voegen meer gewaardeerd worden en dat onze jongelui iets anders hooren dan de sprookjes, die niet zelden door grappenmakers worden rondgestrooid, of het afkeurende oordeel, dat een in de Koloniën mislukte - en die zijn er helaas ook - ten beste geeft en menigeen afschrikt om zich naar de Koloniën te begeven. Wij begroeten dan ook met vreugde dit tijdschrift en hopen, dat het in zijn voornemen moge slagen om Oost- en West-Indië beter te doen kennen, want het ‘onbekend maakt onbemind’ geldt ook voor de Koloniën! {== afbeelding Dr. E. MORESCO, Secretaris Generaal van het Departement van Koloniën. (Afb. uit ‘Indië’).==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Ingang van 's Lands Plantentuin==} {>>afbeelding<<} 's Lands Plantentuin te Buitenzorg. Het is deze maand honderd jaar geleden dat te Buitenzorg de werkzaamheden begonnen voor den aanleg van een botanischen tuin op aanstichting van den Amsterdamschen hoogleeraar C.G.L. Reinwardt, die in 1815 benoemd was tot Directeur van Landbouw, Kunsten en Wetenschappen in Nederl.-Indië. Vele mannen van wetenschap en vakkennis hebben sinds aan de uitbreiding en volmaking van dit beroemde natuur-museum hun krachten gewijd. Onder die allen zijn er twee, wier verdiensten die der anderen overschaduwen. Het zijn de tuinman van den Gouverneur-Generaal Van den Bosch, J.E. Teysmann, die in Januari 1830 naar Java kwam en die eerst als hortulanus later als directeur de feitelijke grondlegger der grootsche stichting mag worden genoemd, en ten tweede Dr. Melchior Treub, onder wiens directeurschap (1880-1909) 's Lands Plantentuin een ontzaglijke uitbreiding en verbetering onderging. Prof. Went, die in 1915 de geschiedenis van den botanischen tuin te Buitenzorg heeft beschreven *) getuigt van hem: ‘Treub had 29 jaar te Buitenzorg gewerkt; wat hij daar vond is vroeger reeds vermeld, wel al een groote instelling, maar nog in de verste verte niet hetgeen er door zijn genie van geworden is, een wereldinstituut, dat zeker tot het belangrijkste behoort, wat Nederland in zijn koloniën heeft tot stand gebracht. Wie in dezen tijd in Nederlandsch-Indië reist, zal veel vinden waarop hij als Nederlander trotsch kan zijn, maar weinig wat de vergelijking kan doorstaan met 's Lands Plantentuin en het daaruit voortgekomen Departement van Landbouw. Zoowel op het gebied van de zuivere wetenschap, {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} als waar het betreft de toepassing van wetenschap op landbouwgebied, neemt het in de wereld een eerste rang in; geen enkele koloniale mogendheid bezit iets, wat daarmee ook maar in de verte te vergelijken is.’ De eigenlijke botanische tuin omvat een terrein van ongeveer 58 H A. waaraan allerlei afdeelingen, instituten, laboratoria en cultuur-instellingen verbonden zijn. Een geheele staf van wetenschappelijke medewerkers staat den directeur, thans Dr. J.C. Konigsberger, ter zijde en geleerden van alle landen komen herhaaldelijk in Buitenzorg samen om de tropische natuur te bestudeeren. Voorwaar een instelling, waarop Nederland trotsch mag zijn. Buitenland. De Nederl. Vereeniging te Berlijn. De nadeelige invloed van dezen verschrikkelijken oorlog is natuurlijk ook in de Nederl. Vereeniging hier in Berlijn voelbaar. Vele leden, waaronder de oud-voorzitter, de heer van Heusden en de gewezen penningmeester, de heer Clerkx, zijn naar het vaderland teruggekeerd en wachten daar betere tijden af. Het vijftigtal leden, dat de vereeniging nog trouw gebleven is, heeft zich in den laatsten tijd onder leiding van het nieuwe bestuur inniger aan elkaar gesloten, zoodat de wekelijksche bijeenkomsten, die geregeld elken Woensdag in het Lehrervereinshaus op den Alexanderplatz gehouden worden, goed bezocht zijn. Het moet dan ook gezegd worden, dat het bestuur, onder aanvoering van zijn voorzitter, den heer Jos. Schellekens, alle moeite doet, om de bijeenkomsten zoo gezellig en prettig mogelijk te maken. Met recht worden zij als een oase in de woestijn van neergedrukte steramingen en hinderlijke oorlogsmaatregelen aangezien. Tot tien uur 's avonds zit het grootste gedeelte der bezoekers om de gezellige praattafel en deelen hun indrukken mede, die ze in den loop der week in dezen veelbewogen tijd ontvangen hebben. Gelukkig is de periode van het hartstochtelijke ‘pro’- en ‘contra’-oorlogsdebat voorbij. Men heeft zich zoo langzamerhand aan den toestand gewend en..... zich met eenige berusting met de aan den horizont opdagende vooruitzichten vertrouwd gemaakt. Anderen spelen een Hollandsch pandoertje, terwijl een paar krijgsphilosophen zich in het ‘vreedzame’ oorlogspel op het schaakbord verdiepen. Klokslag tien heeft het uurtje van ‘Fidelitas’ geslagen. De ‘Hauskapelle’ slaat de eerste accoorden aan en..... het volkslied klinkt, waarop luim en scherts, voor zoover ze in deze. donkere tijden nog frisch gebleven zijn, hun lustig spelletje spelen. Met het Wilhelmus of een ander vaderlandsch lied wordt de avond gesloten, en ieder gaat voldaan, d.w.z. naar hart en hoofd, huiswaarts. Zoo zijn ongeveer de avondjes der Nederlandsche Vereeniging in Berlijn ingericht. Wij gelooven, dat wij elken Nederlandschen inwoner van Berlijn en ook elken Nederlander, die tijdelijk hier vertoeft, met recht het bezoeken er van kunnen aanbevelen. Doch niet alleen heerscht er actie op het z.g. ‘inwendige front’, ook het ‘uitwendige front’ wordt in het werkprogram van het nieuwe bestuur niet vergeten, of, wil de vreedzame lezer liever geen oorlogstermen: de meer algemeene actie der Nederlandsche Vereeniging behoeft voor de meer huishoudelijke niet terug te treden Zoo staat op het algemeen werkprogram: krachtige propaganda, zoowel naar binnen als naar buiten; in de laatste ledenvergadering is reeds een desbetreffend propagandacomitee benoemd; informatiebureau; arbeidsbeurs en ondersteuningsfonds. Natuurlijk kunnen deze nuttige instellingen eerst langzamerhand opgebouwd en door en in de practijk groeien, doch de ideeën zijn gevormd en de theoretische grondslagen gelegd, zoodat het slechts een kwestie van tijd en vooral van ongestoorden vredestijd is, om ze tot bloei te brengen. In elk geval is in de Nederlandsche Vereeniging in Berlijn een nieuwe vruchtbare geest gekomen, die, naar wij hopen, het streven der vereeniging in 't bijzonder en dat van het ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ in 't algemeen ten goede zal komen. * * * Donderdag 19 April l.l. vierde de Nederlandsche Vereeniging te Berlijn den verjaardag van Z.K.H. den Prins der Nederlanden. Ofschoon deze nationale feestviering meer een intiem karakter had, luisterden toch vele Nederlanders het avondje met hunne tegenwoordigheid op. Nadat de voorzitter, de heer Jos. Schellekens, de aanwezigen begroet, het aan Z.K.H. afgezonden telegram voorgelezen en de beteekenis van den dag in 't kort uiteengezet had, klonk o.m. geestdriftig het ‘Wien Neerlandsch bloed’. En dan volgde voor de jongeren een genot, dat deze in langen tijd niet konden smaken: een danspartij. Voordrachten en nationale liederen, cotillonartikelen en een kleine verloting wisselden de dansen af. Het was een prettig en genotvol avondje, dat den aanwezigen nog langen tijd in aangename herinnering zal blijven en voor de vereeniging als middelpunt van nationale bijeenkomsten te Berlijn een mooie gelegenheid voor propaganda bood. Jaarverslag uit Davos over 1916. Het aantal Nederlandsche bezoekers van Davos nam in 1916 weder gestadig en vrij sterk toe, doch staat natuurlijk nog bij lange na niet op de hoogte, welke in vredestijd bereikt wordt. De zieken en herstellenden, die hetgeen zij in het bijzonder voor hunne gezondheid noodig hebben, in Neder- {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} land, hetzij in het geheel niet, hetzij niet in gelijke mate kunnen vinden, komen naar het hooggebergte niettegenstaande de bezwaren, aan de meer omslachtige en meer voorbereiding eischende reis verbonden. Doch de vele sportbezoekers uit het vaderland, die in steeds grooter getale in het heerlijke winterklimaat eenige weken kwamen doorbrengen, zullen tot het einde van den oorlog wel thuis moeten blijven, te meer daar de toestemming voor de doorreis door Duitschland in zoodanige gevallen door de Duitsche overheid veelal wordt geweigerd. Het Sanatorium voor weinig vermogende Nederlandsche longlijders te Davos was tegen het eind van 1916 voor het eerst sedert Augustus 1914 wederom zoo goed als geheel bezet, en het laat zich aanzien, dat in 1917 evenals vroeger het aantal aanvragen tot opneming dat der beschikbare plaatsen (63) belangrijk zal overtreffen. Onze Nederlandsche inrichting in Zwitserland ondervindt helaas tengevolge van den oorlog in steeds toenemende mate den druk der tijden. Door de voortdurende stijging der prijzen van alle voor het bedrijf noodige zaken, is de som welke de exploitatie van het Sanatorium meer kost dan de verpleegden betalen, van ongeveer fr. 15000.- in gewone tijden, in 1915 gestegen tot fr. 24500.- en in 1916 tot fr. 33400.-. En het is niet onwaarschijnlijk, dat bij het voortduren van den oorlog het hoogtepunt in dezen nog geenszins bereikt is. Komt er niet spoedig vrede, zoo is het gevaar zeer groot, dat de uitkomst van heel wat moeite en ingespannen arbeid voor ons nuttig Nederlandsch werk in Zwitserland zal verloren gaan. P. PLANTENGA, Verteg. A.N.V. Davos-Platz, 13 Maart 1917. Nederland. Verslag der Algem. Vergadering van Groep Nederland, gehouden te Arnhem op 14 April 1917. Aanwezig van het Groepsbestuuur: De heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, voorzitter; de dames E. Baelde, D. Bogaert-De Stürler de Frienisberg, A.C. Veen-Brons, en de heeren: Mr. A.L. van Blommestein, 2de secretaris; Dr. F. Buitenrus Hettema, Marc. Emants, Mr. W.J.L. van Es, J.P.C. Hartevelt, Mr. K.M. Phaff, Th. van Welderen Baron Rengers, L. Simons, C. van Son, 1ste secretaris en Prof. D.J. te Winkel. Vertegenwoordigde Burger-Afdeelingen: Alkmaar, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Deventer, Dordrecht, Gouda, 's-Gravenhage Groningen, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht, Wageningen, Walcheren, Zaanstreek, Zwolle. Stud.-Afdeelingen: Amsterdam (St. Univ.), Amsterdam (Vr. Univ.), Delft, Utrecht en Wageningen. Jongel.-Afdeelingen: Amsterdam, Deventer, 's-Gravenhage, Haarlem, Rotterdam, Utrecht. Voorts eenige belangstellende leden, waaronder Dr. W. van Lingen, lid van het Hoofdbestuur voor Groep Nederl. Indië. De voorzitter opent te half 11 de vergadering en houdt de openingsrede, welke in dit Neerlandia-nummer is afgedrukt. Het gedeelte der rede, aan de nagedachtenis van President Steijn gewijd, wordt door de vergadering staande aangehoord. Na het ei de der openingsrede stelt de heer W.F. Gerdes Oosterbeek, namens de Afdeelingen Den Haag en Amsterdam voor, als de voorzitter bij zijn besluit tot aftreden blijft, hem het eere-voorzitterschap van Groep Nederland aan te bieden. Onder luide toejuichingen keurt de vergadering dit voorstel goed. De voorzitter zegt bij zijn besluit tot aftreden te moeten blijven en het eere-voorzitterschap te willen aanvaarden. De vergadering besluit, op voorstel van den voorzitter, een telegram aan H.M. de Koningin te zenden van den volgenden inhoud: ‘De Algemeene Vergadering van Groep Nederland van het Algem. Nederl. Verbond spreekt tegenover Uwe Majesteit hare betuiging uit van dankbare waardeering voor de leiding en steun, dien het Nederlandsche volk in deze ernstige tijden van Haar mag ondervinden.’ In den loop van den dag kwam daarop het volgend antwoord: ‘Hare Majesteit betuigt hoogstderzelver dank voor in telegram neergelegde gevoelens.’ Vervolgens richt de voorzitter een woord van welkom tot de afgevaardigden van de nieuwe Burger-Afdeeling Wageningen en de nieuwe Jongel.-Afdeelingen Alkmaar en Deventer, tot den heer Van Lingen, Hoofdbestuurslid voor Oost-Indië, tot den heer Van Heusden, oud-voorzitter van de Afd. Berlijn, en tot den heer Dubois, die de geïnterneerde Vlamingen te Amersfoort vertegenwoordigt. Bij de tot dezen laatste gesproken woorden heft de vergadering staande de ‘Vlaamsche Leeuw’ aan. (Voor de uitvoerige omschrijving en toelichting van elk punt van behandeling, wordt verwezen naar de dagorde, opgenomen in het Maart-nr. van Neerlandia). II. Jaarverslag van den secretaris *). De heer Dr. Schepers (Haarlem) breng den secretaris een woord van lof voor het jaarverslag. Naar aanleiding van de lijst van Afdeelingen maakt spr. het bezwaar, dat daarop Afdeelingen voorkomen met minder dan 10 leden, terwijl zulk een Afdeeling toch 1 stem uitbrengt. De voorzitter deelt mede, dat deze kwestie thans van geen praktisch belang is, daar geen der bedoelde Afdeelingen vertegenwoordigd is op deze vergadering. Voor de toekomst zal er in het reglement in voorzien kunnen worden. Mevr. Veen-Brons (G.b.s.) merkt op, dat het kwijnen van een Afdeeling veel afhangt van de meerdere of mindere werkzaamheid van het Afdeelingsbestuur. Overwogen zou kunnen worden, als een Afdeeling kwijnt, een Groepsbestuurslid af te vaardigen om plannen tot grooter werkzaamheid te bespreken. De vergadering keurt dit goed. Ook het jaarverslag wordt goedgekeurd. {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} III. Rekening en Verantwoording over 1916 1), Begrooting voor 1917 2). Beide worden goedgekeurd. IV. Verkiezing van 3 afgevaardigden in het Hoofdbestuur. V. Verkiezing van 6 leden van het Groepsbestuur. De heer Dr. Schepers (Haarlem) acht het gewenscht vóór de stemming enkele punten op te lossen; o.a. of er een speciaal Studentenbestuurslid zal zijn of niet. De heer Van Son (G.b.s.) deelt mede, dat de Stud.-Afdeelingen een plaats in het Groepsbestuur verlangen. Tot nu toe was dit stilzwijgend geschied; het moet nu reglementair vastgesteld worden. Het Groepsbestuur heeft inmiddels met den wensch der studenten rekening gehouden. De heer Schepers (Haarlem) wijst op het geval van een student te Haarlem, die ophield corpslid te zijn en om die reden vanzelf zijn lidmaatschap als lid van de Stud.-Afd. Am terdam van het A.N.V. zou hebben verloren. Dit acht spr. in strijd met de grondslagen van het Verbond. De heer Van Blommestein (G.b.r.) deelt mede, dat zoover hij weet bij geen enkele Stud.-Afd. de bepaling in het reglement voorkomt, dat alleen corpsleden lid kunnen zijn. Mocht dit het geval zijn, dan is dit een groote inbreuk op de grondregelen van het Verbond. Spr. vermoedt dus, dat in het genoemde geval de feiten eenigszins anders zijn. De heer Domela Nieuwenhuis Nijegaard (Stud.-Afd. A'dam) zegt, dat te Amsterdam het initiatief bij de corpsleden was; een bepaling als genoemd werd toen ook opgenomen; later bleek, dat dit in strijd met de statuten was en werd de bepaling niet toegepast. De geheele kwestie is thans vervallen door de nieuwe groepeering der Amsterdamsche studenten in een ‘studieverband’. De heer Van Lier (Amsterdam) heeft groote ingenomenheid met het plan om de studenten een vaste plaats in het Groepsbestuur te verzekeren; maar het is nog niet officieel geregeld, dus mag van toepassing nog geen sprake zijn. De heer Van der Vlis (Jongel.-Afd. Den Haag) houdt een betooging voor een ander verkiezingsstelsel. Hij wil nu de stemmen op denzelfden persoon uitgebracht voor verschillende plaatsen bijelkaar tellen. De heer Van Es (G.b.s.) merkt op, dat voor deze stemming dubbeltallen zijn opgemaakt volgens reglementair voorschrift, doch dat de Afdeelingen geheel vrij blijven te stemmen op wie ze willen; verleden jaar is besloten de dubbeltallen alleen als aanbeveling te doen gelden. Van een bijeentellen der verschillende stemmen kan thans geen sprake zijn; het bestaande stemstelsel is misschien foutief, maar we kunnen nu niet plotseling voor deze stemming een ander stelsel gaan invoeren. Mej. Baelde (G.b.s.) zegt nog, dat alle namen door de verschillende Afdeelingen voor de open plaatsen genoemd, tijdig aan alle Afdeelingen zijn medegedeeld, als men in de Afdeelingsvergaderingen geen namen van andere candidaten dan van het Groepsbestuur wist, dan ligt de schuld daarvan bij de Afdeelingsbesturen. Op voorstel van den heer Schuurmans Stekhoven (Stud.-Afd. Utrecht) wordt na nog eenige gedachtenwisseling besloten het tot nu toe toegepaste stemstelsel nog te doen gelden, doch aan het Groepsbestuur op te dragen een beter stemstelsel te ontwerpen en dit aan de volgende algemeene vergadering voor te leggen. In de commissie voor het opnemen der stemmen worden gekozen: mej. Hoogewerff (Rotterdam) en de heeren E.A. Veen (Zaandam) en H.G.C. Cohen Stuart (Delft). VI. Voorstellen van het Groepsbestuur. a en b. Beide worden na korte bespreking zonder hoofdelijke stemming aangenomen. c. Motie (instelling eener commissie). De heer Gerdes Oosterbeek (Den Haag) stelt als amendement voor, dat zooveel mogelijk rekening gehouden zal worden met de wenschen van deze Groepsvergadering en dat de najaarsvergadering uiterlijk op 1 November 1917 zal plaats hebben. Spr. meent, dat het Groepsbestuur geen besluit van de vergadering had behoeven af te wachten, doch zelf het initiatief had kunnen nemen tot vorming van de thans voorgestelde commissie. Ook ware het beter geweest, indien het rapport vroeger aan de Afdeelingen was rondgezonden; het had dan in de Afdeelingsvergaderingen behandeld kunnen worden. De heer Simons (G.b.s.) deelt mede, dat de Gemengde Commissie rekening zal houden met de wenschen van de Groep. De voorstellen der Propaganda-Commissie konden geen bepaalde meerderheid vinden in het Groepsbestuur. Een kleine commissie kan beter voorstellen doen, die tot leidraad kunnen dienen, en daarom is het niet wenschelijk thans uitvoerige besprekingen te houden. Spr. verzoekt uitdrukkelijk, dat de Afdeelingen voorstellen en plannen bij de nieuwe Commi sie indienen, maar voorloopig verder vertrouwen hebben in de Commissie. De heer Lugard (Deventer) gevoelt meer voor een algemeene bespreking op deze vergadering om zoo tot daden te komen, en niet alles telkens aan een Commissie op te dragen. Mevr. Veen-Brons (G.b.s.) ontraadt dit voorstel van den heer Lugard ten sterkste; in het Groepsbestuur waren reeds de grootste meeningsverschillen, zoodat op deze algemeene vergadering in een kort oogenblik zeker niet tot een welomschreven plan van werken is te komen. Het voorstel wordt aangevuld met het amendement van de Afdeeling Den Haag aangenomen zonder hoofdelijke stemming. VII. Voorstellen, moties en vragen der Burger-Afdeelingen. Afd. Amsterdam (telegram aan Pres. Wilson). De Afd. Amsterdam verklaart genoegen te nemen met de voorlichting in het Maart-nr. van Neerlandia gegeven bij het voorstel. Afd. Arnhem. Benoeming van een Commissie betreffende het onderwijs in de Nederlandsche taal. De heer Schepers (Haarlem) acht het niet wenschelijk, dat het Verbond zich met de onderwijskwestie gaat bemoeien. De heer Ham (Wageningen) betoogt, dat de wetenschappelijke ontwikkeling niet alleen bij het lagermaar ook bij het middelbaar onderwijs slecht is. De heer Hartevelt (G.b.s.) licht het voorstel-Arnhem nader toe. De heer De Koning (Amsterdam) is het eens met het voorstel van de Afdeeling Arnhem, maar wil het aldus wijzigen, dat het onderzoek zal gelden inplaats van meer tijd ‘meer zorg aan de Nederlandsche taal bij het onderwijs te besteden, vooral ook bij het onderwijs van andere vakken en talen.’ Als voorbeeld noemt spr., dat in het buitenland een slechte vertaling in goede eigen taal gesteld wordt boven een goede vertaling in slechte eigen taal. Bij ons niet, en daardoor kent men hier vaak beter de vreemde talen dan de eigen taal. De heer Buitenrust Hettema (G.b.s.) wijst nog op het groot aantal germanismen, dat over- {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} genomen wordt bij het onderwijs in natuurkunde, scheikunde, enz. De heer Schepers (Haarlem) kan zich geheel vereenigen met deze bedoeling van het voorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt het amendement-Amsterdam aangenomen en het geheele voorstel-Arnhem aldus gewijzigd goedgekeurd. Afd. 's-Gravenhage. De voorstellen a, b en c worden zonder hoofdelijke stemming verwezen naar de Commissie, welke zal onderzoeken of een andere werkwijze voor het Verbond mogelijk en wenschelijk is. d. Bestuurlijke scheiding van België. De heer Plokhooy (Den Haag) verklaart, dat het voorstel voornamelijk is gedaan om aan de aanwezigen op deze vergadering gelegenheid te geven zich uit te spreken over dit onderwerp. {== afbeelding Groepsbestuurders, Afdeeliagsvertegenwoordigers en belangstellenden in ‘Musis Sacrum’ te Arnhem.==} {>>afbeelding<<} De voorzitter vraagt of de vergadering bespreking van dit onderwerp goedkeurt. De vergadering antwoordt bevestigend. De heer Plokhooy zegt dan, dat een eerste vraag is, of het Verbond belang heeft bij het activisme. We moeten ons daarbij op zuiver Nederlandsch standpunt stellen, al gaat dit in tegen het belang van Duitschland of Frankrijk. Wij moeten daarbij geheel ons eigen inzicht volgen, al denken de Vlamingen zelf daar anders over. Spr. acht het van het grootste belang, dat de Vlamingen een eigen Vlaamsche Regeering krijgen onder den Koning van België, Albert. en dit is ook het doel van de activisten. Prof. Te Winkel (G.b.s.) acht het verkeerd in deze vergadering het activisme te bespreken, terwijl de Vlamingen ze'f over deze kwestie zoo geheel verschillend denken. De heer Van Son (G.b.s.) is zelf voor de motie-Den Haag, maar ontraadt toch bespreking, omdat de afgevaardigden van Groep België in het Hoofdbestuur ontraden hebben, dat Groep Nederland zich in deze kwestie zou mengen. De heer Buitenrust Hettema (G.b.s.) betwijfelt of we ons nog kunnen houden aan dien raad, maar we moeten er niet over spreken omdat we zitten midden tusschen brandende gebouwen, en de omstanders staan gereed ons huis ook in brand te steken. We kunnen niet vrijuit spreken, en we moeten ons dus niet opwinden en niet noodeloos verdeeld zijn. De heer Plokhooy is tevreden gesteld, dat het activisme eens besproken is; hij wijzigt de motie aldus: ‘Groep Nederland van het A.N.V. spreekt den wensch uit, dat na den vrede er zal zijn een Vlaamsch geregeerd Vlaanderen onder den Koning van België, en dat het Algem. Nederl. Verbond op het daartoe geschikte oogenblik alle pogingen zal aanwenden om daartoe te geraken.’ De heer Van Es (G.b.s.) acht het onmogelijk in dezen tijd in het Verbond een onderwerp te behandelen waar we eigenlijk slechts weinig van weten; de meeste Nederlanders weten er niets van. Spr. heeft daarom dikwijls gewild, dat Neerlandia er over schreef, doch de redactie vond dit te gevaarlijk. Het is gewenscht, dat zulk een belangrijke zaak in Neerlandia althans uiteengezet wordt. De heer Simons (G.b.s.) acht het gewenscht de motie van den heer Plokhooy aldus te wijzigen: ‘Groep Nederland spreekt den wensch uit, dat na den vrede er zal zijn een Vlaamsch bestuurd Vlaanderen in een hersteld België en dat het A.N.V. de Vlamingen in hun rechtmatig streven zal steunen.’ De heer Plokhooy vereenigt zich met deze wijziging. De heer Van Welderen Baron Rengers (G.b.s.) wijst er op, dat we ons met deze moties geheel op politiek terrein bevinden. Het pas verschenen Witboek toont aan hoe nauwkeurig alles bekeken moet worden wil men het Verbond of ons land niet in gevaar brengen. De sympathie in het Verbond voor de Vlamingen is vanzelfsprekend; en onze Regeering moeten we niet meer moeilijkheden in den weg leggen dan er al zijn. Spr. stelt daarom voor de moties niet te behandelen. De voorzitter dringt er ten sterkste op aan {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} niet op onbezonnen wijze en in opgewonden stemming zulk een moeilijke, ingewikkelde kwestie te behandelen. Wat zou een motie in welke richting ook, beteekenen? Het eenige gevolg zou zijn, dat na den vrede aan de Vlamingen de gelegenheid is ontnomen zich weder in het Verbond te vereenigen, als het onpartijdige lichaam. Alle Vlamingen willen niet anders, dan dat het Verbond zich buiten hun partijstrijd houdt, een strijd, die tenslotte behoort tot de binnenlandsche kwesties van een ander land. De heer Lugard (Deventer) wil daden. We moeten niet den schijn van karakterloosheid op ons laden. Het is ook onze zaak; we moeten de Vlamingen steunen. Op voorstel van den heer Heijnings (Deventer) wordt met 96 tegen 34 stemmen en 5 blanco besloten de debatten te sluiten en de moties niet te behandelen. e. Dit voorstel wordt aangenomen. De heer Buitenrust Hettema (G.b.s.) zegt, dat in Neerlandia had medegedeeld kunnen worden, dat de Gouverneur-Generaal van Nederl. Indië besluiten had uitgevaardigd in het belang van de vereenvoudigde spelling. VIII. Wenschen der Stud.-Afdeelingen. Van de Vereenigde Besturen der Stud.-Afdeelingen: Overeenkomstig de voorlichting van het Groepsbestuur wordt besloten z.h. st., dat het Dagel. Bestuur met de Stud -Afdeelingen een regeling als voorgesteld zal vaststellen, welke dan daarna in het reglement kan worden opgenomen. Vrije Universiteit. a. Commissie van Redactie voor Neerlandia. Wordt verwezen naar de Gemengde Commissie (zie VI c). b. Nederlandsch-sprekende consuls. De vergadering vereenigt zich z.h. st. met de voorlichting van het Groepsbestuur. IX. Voorstellen der Jongel.-Afdeelingen: Afd. Den Haag en O. Voorstel betreffende het lid kunnen blijven van studenten van Jongel.-Afdeelingen. De heer v.d. Vlis (Den Haag, Jongel.-Afd.) acht het van groot nadeel, dat jongelieden in het Verbond, die student worden, lid moeten zijn der Stud.-Afdeelingen, vooral als deze ongeveer dood zijn. Die leden gaan dan voor het Verbond verloren. De heer Nieuwenhuijzen (Utrecht, Stud.-Afd.) vreest, dat de leden der Jongel.-Afd. het onaangenaam zullen vinden zooveel ouderen in hun Afdeeling te hebben. Spr. is voor onderling overleg tusschen de Studenten- en Jongel.-Afdeelingen. Besloten wordt, dat ook hieraan de Gemengde Commissie aandacht zal schenken. Uitslag der stemming voor afgevaardigden in het Hoofdbestuur: 1.A.W.F. Idenburg, 's-Gravenhage 127 st. (Gekoz.). Dr. J. van der Valk, Rotterdam 8 stemmen. 2.Prof. Dr. P.J. Blok, Leiden 91 st. (Gekozen). Prof. Mr. J.A. van Hamel, Amsterdam 43 stemmen. F.M. Knobel 1 stem. 3.Mej. E. Baelde, Rotterdam (aftr.) 99 st. (Gekoz.). Mej. M. van der Willigen, 's-Gravenhage 14 st. L. Simons 21 stemmen. Blanco 1 stem. Voor 6 leden van het Groepsbestuur: 1.Dr. F. Buitenrust Hettema, Zwolle (aftr.) 125 st. (Gekozen). W.J. Lugard, Deventer 10 stemmen. 2.Marcellus Emants, Den Haag (aftr.) 134 st. (Gekoz.). Jhr. Dr. C.G.S. Sandberg, Haarlem 1 stem. 3.Dr. N. Mansvelt, Amsterdam (aftr.) 102 st. (Gekoz.). H.W.J. Sannes, Apeldoorn 9 stemmen. Mr. A. Loosjes 24 stemmen. 4.Prof. Dr. J. te Winkel, Amsterdam (aftr.). 122 st. (Gekozen). Gep. Luit.-Kol. H.A. Kooy, Haarlem 13 stemmen. 5.Mevr. W. van Hooff-Gualthérie van Weezel, Deventer 126 stemmen. (Gekozen). Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur, Amsterdam 9 st. 6.S.L. van de Vegte, Zwolle 63 stemmen. A.J. van Vessem, Utrecht 40 stemmen. Mr. A. Loosjes 28 stemmen. Blanco 4 stemmen. Na een vrije herstemming over de laatste plaats wordt de heer S.L. van de Vegte gekozen met 101 stemmen tegen 33 op den heer Van Vessem; Mr. Loosjes kreeg 1 stem. Rondvraag. De heer Van Heusden (Afd. Berlijn) spreekt zijn teleurstelling er over uit, dat het Verbond niet méér gedaan heeft voor huisvesting en verzorging van Nederlandsche kinderden uit den vreemde, waarvoor de Commissie, daartoe gevormd, zooveel hulp en geld kan gebruiken. Na eenig debat sluit de voorzitter de verdere. bespreking over dit onderwerp. De heer Nieuwenhuijzen (Utrecht. Stud.-Afd.) vestigt de aandacht op de landverhuizing. De verwachting is, dat na den oorlog op groote schaal landverhuizing zal plaats hebben. Spr. hoopt, dat het Verbond zijn invloed zal doen gelden om te zorgen, dat de Nederlandsche landverhuizers bij voorkeur naar die streken gaan, waar ze niet verloren zijn voor den Nederlandschen stam, bijv. naar Zuid-Afrika. Mej. Baelde deelt mede, dat het Verbond in voortdurende aanraking is met het Bureau voor Landverhuizing. Sinds 50 jaar is men in Nederland bezig een wet op de landverhuizing te ontwerpen, doch tot nu toe kwam er niets van. De heer Schepers (Haarlem) vestigt de aandacht op de Padvindersvereeniging en hoopt, dat het Verbond ook deze Vereeniging als een in nationalen zin werkende, zal erkennen en steunen. Spr. brengt daarop hulde aan den voorzitter voor de leiding dezer vergadering. De voorzitter sluit met een kort woord de vergadering. Mr. A.L. VAN BLOMMESTEIN. Naschrift. Het Groepsbestuur brengt gaarne een woord van dank aan de Afdeeling Arnhem voor haar ontvangst. Vrijdagavond waren haar Bestuur en het Groepsbestuur gasten van den Afdeelingsvoorzitier, Mr. C.J. Baron van Tuyll van Serooskerken. Na afloop der Algem. Vergadering vereenigden zeer velen zich aan een gezelligen gemeenschappelijken maaltijd in ‘De Zon’. Per extra-trams werden ze te acht uur naar den op alle rangen dichtbezetten schouwburg gereden, waar, nadat de muziek het Verbondslied had gespeeld, de Haghe Spelers van Emants' Door de praatjes een voortreffelijke opvoering gaven. Een inzameling bij het uitgaan van den schouwburg ten bate van het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde, in de pauze door den heer Heijnings van Deventer aangekondigd, bracht f 125.- op. Bericht: Wegens gebrek aan ‘nietjes’ verschijnt Neerlandia voorloopig niet gehecht. Red. {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de Afdeelingen. Amsterdam (Vrije Univ.). Het bestuur is samengesteld uit de heeren: S.L.v.d. Vegte, voorzitter; W. de Roos, onder-voorzitter; W.A. Vrolijk, schrijver; T.A. van Dijken, penningmeester; W. Bakhuis Rooseboom en J.C. Houtzagers, propaganda-commissarissen. Delft. Het bestuur heeft het werken voor het Comité ter verzorging van Nederl. Kinderen uit den Vreemde krachtig ter hand genomen. Deventer (Jongel.-Afd.). Tot bestuurders dezer Afdeeling zijn benoemd: A.P.v.d. Water, voorzitter; J.C. Groenenberg, 2de voorzitter; mej. H. Binkhorst Maaldrink, Geert Grootestraat, 1ste secre ares; P.A. van Merkesteijn, 2de secretaris; mej. M.C. Nijland, penningmeesteres; mej. C. Wernink, 1ste commissares; mej. G. Rensman, 2de commissares. 's-Gravenhage (Jongel.-Afd.). Op 8 Jan. trad voor de Burgerafdeeling en voor onze Afdeeling samen op Prof. H.D.J. Bodenstein, hoogleeraar te Amsterdam. Onderwerp: Het nationale leven in Zuid-Afrika. 24 Febr hield Dr. W. van Schothorst een lezing over Volkskunde. 24 Maart had de jaarvergadering plaats, na afloop waarvan de avond verder feestelijk werd doorgebracht. 13 April bezoek aan het Mauritshuis, onder leiding van mejuffr. G.W. van Kuijk. De weinige deelnemers zullen ongetwijfeld een aangename herinnering aan den aardigen morgen behouden hebben. Het bestuur meent, dat bezoeken aan musea en fiets- of wandeltochten naar historische of natuurschoone plekjes zeer wel passen in het kader der vereeniging en hoopt dus iets dergelijks nog wel eens te ondernemen. Haarlem (Jongel.-Afd.). Het bestuur is als volgt samengesteld: D.J. Kernkamp, voorzitter; mej. B. Jesse, Santpoorterstraat 56, secretares; mej. J. Janssen van Raay, 2de secretares; E.B. Moolenaars Jr., penningmeester; mej. N. Janse, archivares. Harderwijk. Als waarn. secretares-penningm. treedt op mevr. J.F. Vitringa Wieringa, Donkerstraat. Leiden. Tot bestuurslid is gekozen in plaats van het aftredende lid Dr. Boekenoogen, de heer Dr. A.D. Fokker. Het bestuur is thans als volgt samengesteld: Prof. Dr. J.W. Muller, voorzitter; mej. Dr. H.J.A. Ruijs, waarn. secretares; mej. Dr. C. Ligtenberg, penningmeesteres; de heer V. Fahrenbach en Dr. A.D. Fokker. Rotterdam (Jongel.-Afd.). Het bestuur is als volgt samengesteld: J.J. Dijkstra, 1ste voorzitter; L. Bril Jr., 2de voorzitter; mej. R. de Witt, 1ste secretares; H.S. Privé. 2de secretaris; C.V. Visser Jr., 1ste penningmeester; B. Kapteijn, 2de penningmeester; mej. H.v.d. Ven, archivares. Utrecht. In haar jaarvergadering heeft deze Afdeeling tot eerelid benoemd den heer Mr. J. Fockema Andreae, burgemeester van Utrecht, zulks als bewijs van groote waardeering voor zijn bemoeingen om vreemde woorden te doen vervangen door Nederlandsche, waar zulks mogelijk is. Taalcommissie. Winkelopschriften. Ook Eindhoven's burgemeester heeft reeds in Juli van het vorige jaar het goede voorbeeld van den burgemeester van Utrecht gevolgd, naar ons blijkt uit een rondzendbrief van den waarn. burgemeester aan de ingezetenen van Eindhoven; ons door een vriendelijke hand toegezonden. * * * In het land van het Wien Neerlandsch bloed. Een onzer leden, die onlangs een vergadering, waarin een spreker tegen 't gebruik van vreemde woorden opkwam, bijwoonde, teekende uit de rede van dien spreker ongeveer 50 vreemde woorden op. Het bedoelde lid voegt er aan toe, dat de spreker zoo wat 45 minuten het woord voerde, vrij langzaam sprak en dat bijna, zoo niet alle woorden, die hij bezigde, door goede Nederlandsche te vervangen zijn. Zóó weinig is de beschaafde Nederlander vrij van vreemde smetten. Een vraag van ons. Kunnen de leden, die op zoo'n vergadering aanwezig zijn, hun stem daartegen niet verheffen? Of het Bestuur van een Afdeeling de(n) spreker(-ster) vooraf met waarschuwen? * * * High art clothing. Indien we ons niet vergissen, maakten we er nog geen melding van, dat de bovengenoemde zaak onder de leiding van de H.H. Meddens & Zonen dezen gekken naam heeft doen verdwijnen, nu zij een nieuw pand aan den Hofweg betrokken heeft. Wij kennen nu: Meddens en dan weten we hier heusch genoeg. * * * Ambtelijk Nederlandsch. Een officier schrijft ons het volgende: In een ambtelijk stuk, dat de eischen aangeeft voor den vijfkamp voor officieren, wordt bij het schermen weer eens gesproken van vijf touche's! We kennen toch allang in onze reglementen de uitdrukking treffers! O, die vreemde woorden in onze Dienstvoorschriften!!! O. * * * Uit de Nieuwe Rotterd. Courant van Zaterdag 14 April 1917: Schilderijen. Archiveeren en stoffeeren van studies. Restauraties en verschilderingen. Alle genres. Oud en modern. Werken in alle grafische procedees. Affiches. Billijk. Discretie. Door kunstschilder. Behalve de vele vreemde woorden en het onmogelijke archiveeren geeft de steller een onbegrijpelijk woord ‘verschilderen’. Arme Hollander! * * * De invloed der klassieken! In een onzer academiesteden viert een studentencorps zijn lustrum. (Welke student helpt ons deze namen door Nederlandsche vervangen?). Een overheidspersoon houdt bij dat feest een toespraak en spreekt daarin den wensch uit, dat het corps onder zijn zinspreuk ‘cubicula locanda’ in bloei moge toenemen. De man hield er zeker ook een ‘ploerterij’ op na. * * * {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} De redactie van Neerlandia zal de opmerking van N. (?) uit Groningen gaarne ter harte nemen en in het vervolg in plaats van: Oplaag 14.800 ex. op den omslag van Neerlandia plaatsen: Oplaag 14.800 stuks. * * * Het daghet... zelfs in Den Haag! Het Hotel ‘Central’ kondigt thans in de dago'aden in het Nederlandsch aan, dat namiddagthee weer gediend wordt in enz. Als het nu zijn eigen naam ook nog vernederlandschte, zou de ‘Directie’ misschien er toe komen alle vreemde woorden uit de aankondigingen te bannen. Hôtel ‘Central’, Den Haag. Hiermede berichten wij dat van af 1 April de namiddag-thee (van 3-5½) weer gediend wordt in de Serre van het Restaurant. Thee f 0.40 per portie. Van af 9 April Orchestre Ramagnano. De Directie. * * * Een tweede lichtpunt zagen we op de Heerengracht alhier, waar een nieuwe zaak zich als Huis Robertson aandient. * * * Zelfs een derde: een meubelzaak in de Laan van Meerdervoort opent daar een nieuwe zaak met toonkamers. * * * Dit doet goed tegenover al die zaken, die zich ‘Maison’ noemen. Een vroolijk oogenblik hadden wij, toen wij van een Wageningsch student een knipkaart van een barbier ontvingen, waarop aan de eene zijde staat ‘Pour la barbe’ en aan de andere ‘Maison Scheerder’. Kan 't nog dwazer? Zulke ‘Maisons’ geven ook rekeningen enz. in 't Fransch. Wat daaraan te doen is? Het beste is het voorbeeld te volgen van den secretaris van de Burger-Afd. Amsterdam, die op een uitnoodiging, om een Show room te komen bezichtigen, antwoordde, dat hij daarvoor niets voelde, maar dat hij ‘zeer gaarne een bezoek gebracht zou hebben’ aan Uwe toonkamer of toonzaal; of het voorbeeld van het lid A.N.V. te H., die een in 't Fransch gestelde kwitantie weigerde te betalen. De winkelier haastte zich toen een in 't Nederlandsch geschreven kwitantie aan te bieden. Als alle leden zoo handelden, was het spoedig gedaan met die dwaze aanstellerij. Misschien kan ook helpen de lezing van de versjes, die wij hieronder afdrukken. De schrijver, de heer L. Simons, is bereid ze op briefkaarten te doen drukken en aan belangstellenden te zenden. Aan zekere La Hay'sche winkeliers. Ons land is nog niet geannexeerd, En Den Haag niet La Haye geworden! En een Hollander wordt niet meer geëerd, Als hij zich Propriétaire adverteert En Maison op zijn uithangborden! Fn vermits ook een Hollandsch winkelier Zijn zaak moet voor Hollanders drijven, Maakt hij beter geen zotte vreemde zwier, Door zijn werk in het Fransch te omschrijven! ‘In Nederland Nederlandsch’ klinke dus fier, Ook het woord van een Nederlandsch winkelier! Aan onze Tea-room-houders. Nee, ‘Tearoom’ is geen Hollandsche room Die juffrouw Tea komt schenken! Het is maar een uiting van Hollandsche schroom, Om in 't Hollandsch te spreke' en te denken! Het is maar een uittng van Hollandsch gegeur, Een mallig gedoe met uitheemsch geneur, Een zortigheid meer op een Hollandsche deur! Kom, Hollander, toon, dat je Hollandsch wilt zijn, In al wat je doet, hetzij groot of klein! Je bent toch gesteld, Op ons Hollandsch geld! - Dus: ‘Namiddagthee’ op je winkel gesteld! Mededeelingen en Allerlei. Nederlanders en Afrikaners. Prof. Bodenstein heeft in de N.R. Ct. hulde gebracht aan het werken der Nederl. Zuid-Afr. Vereeniging, o.m. in deze bewoordingen: De Nederlanders, die hun tijd en arbeidskracht geven aan de bevordering van onze belangen, kunnen met voldoening constateeren, dat het uitgestrooide zaad wortel heeft geschoten. Aan het hoofd van de nationale beweging in Zuid-Afrika staat een man, die hier te lande zijn opleiding heeft gehad, terwijl de leider van de nationale partij in de Kaap-Provincie een alumnus is van de Utrechtsche Universiteit Een feit is het, dat bijna zonder uitzondering de Afrikaners, die hier mochten kennis maken en zich verrijken met de Nederlandsche beschaving, daar ginds de kampvechters zijn van het Dietsche volk. En nu mag het wel eens gebeuren, dat alles niet loopt, zooals men verwacht; al blijven teleurstellingen niet uit, toch is er geen enkele reden, waarom men niet op denzelfden weg zal voortgaan. De Afrikaner is van aard niet erg demonstratief en zoo komt het, dat zelden openlijk dank wordt gebracht aan de noeste werkers hier in Nederland. Maar wat mag men meer verwachten van den grond dan dat hij het uitgestrooide zaad liefderijk koestert en te zijner tijd tot krachtige plant laat uitgroeien. Dit is de grootste dank, dien hij zou kunnen betuigen aan den zaaier. Studiefonds ten behoevs van studeerende Vlamingen aan Nedert. Hoogescholen. Een Commissie bestaande uit de heeren: Mr. P.W. de Koning, Prof. R.H. Sallet Prof. Mr. H.D.J. Bodenstein, Mr. A.J.M. van Wessem, Mr. H. Verkouteren, Mr. Aug. E.M. Povel en J.H. van de Wall Bake, verspreidt de volgende oproeping om steun: Gedurende den oorlog zijn aan Hollandsche Universiteiten meerdere Vlamingen komen studeeren, gedwongen buiten de grenzen van hun vaderland hunne studiën te beginnen of voort te zetten, toen in België de Hoogescholen gesloten werden. De Nederlandsche Universiteiten getrouw aan hare roeping om de alma mater te zijn van de jonge intellectueelen van den ganschen Nederlandschen stam, hebben evenals voor de Zuid-Afrikaansche studenten gaarne hare deuren opengesteld voor de Vlaamsche studenten. Nederland, waar de Nederlandsche intellectueele cultuur vrij van onderdrukking en overheersching door vreemde elementen groeien en leven kan, helpt gaarne de zonen van de Hollandsch sprekende bevolking van Zuid-Afrika en Vlaanderen, teneinde hen door hooger onderwijs in eigen taal te maken dragers van de Nederlandsche Wetenschap. Door den langen duur van den oorlog beginnen de geldmiddelen van verscheidene Vlaamsche studenten hier te lande te kort te schieten. Teneinde hen in staat te stellen aan de Nederland- {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} sche Universiteiten hunne studiën voort te zetten, doen de ondergeteekenden een beroep op het Nederlandsche volk tot het bijeenbrengen van de noodige fondsen. Giften en toezeggingen worden gaarne in ontvangst genomen door den penningmeester, den heer J.H. van de Wall Bake, Heerengracht 272 te Amsterdam. Neerlandia beveelt dit Studiefonds met warmte in den steun van alle Verbondsleden aan. Levensmiddelen voor Nederlanders in den vreemde. Op het te dezer zake aan den Minister van Buitenlandsche Zaken door het Hoofdbestuur gezonden adres, ontving het volgend antwoord: ‘In antwoord op Uw schrijven, d.d. 15 dezer, heb ik de eer U te berichten, dat de verzorging met levensmiddelen van Nederlanders in Duitschland een ingewikkeld vraagstuk is, waarvan de oplossing op groote moeilijkheden stuit, daar met velerlei bezwaren en tegenstrijdige belangen rekening moet worden gehouden. De kwestie heeft evenwel mijne voortdurende aandacht. Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, (w.g.) HANNEMA.’ Uit Kristiania. 31 Maart is door de vereenigde militaire muziekkorpsen van deze Noorsche hoofdstad een Nederlandsch concert gegeven. Het programma bevatte uitsluitend Nederlandsche muziek. Bijzonderen indruk maakten drie vrijheidszangen van Valerius; krijgszang, afscheid en gebed. Tot slot hief het orkest 't oude Wilhelmus aan. Kaapstad. 5 Maart hield deze Afdeeling haar jaarvergadering in het Afrikaner Koffiehuis op het Kerkplein. Na de behandeling der Verbondszaken volgde uitvoering van muziek, zang en voordrachten. Ingezonden. Voor Kromoblanda III. Groningen, April 1917. Geachte Heer Hoofdredacteur! Mag ik U een plaatsje vragen voor het volgende? Begin 1914 richtte ik mij tot allen, die belang stellen in het wel en wee van Indië. 'k Verzocht hun om mij gegevens te verstrekken, betrekking hebbend op het vraagstuk van het wonen. Die gegevens zou ik dan verwerken tot een verslag voor het in 1915 in Rome te houden Internationaal Woningcongres. De oorlog brak uit; van het houden van een congres was natuurlijk geen sprake! De gegevens, die ik, dank zij veler medewerking, heb kunnen verzamelen, heb ik om die reden echter niet laten liggen. Ik verwerkte ze tot een uitgebreid verslag, dat ik doopte met den naam ‘Kromoblanda’ en waarvan reeds twee gedeelten zijn verschenen. Ik hoop van harte, dat het er toe zal bijdragen het intellectueele deel der bevolking een beteren kijk te geven op verschillende misstanden op hygiënisch gebied, misstanden, die van grooten invloed zijn op de ontwikkeling van Indië en die zeer zeker kunnen worden verbeterd. ‘Willen is in dezen kunnen!’ Velen hebben nog niet leeren inzien, dat meerdere ontwikkeling, oeconomische opheffing, enz., enz., ten nauwste samenhangen met lichamelijk welzijn. Velen begrijpen nog niet, dat er een wisselwerking bestaat tusschen de vele vraagstukken, die zich de Iaatste jaren in Indië hebben aangediend. Velen zien nog niet in, dat al die vraagstukken in elkaar grijpen, dat het ééne het andere beïnvloedt, dat het andere weer het ééne bevordert, dat Indië nooit weerbaar zal worden op oeconomisch en intellectueel gebied, als niet aan het vraagstuk der volksgezondheid meer aandacht wordt gewijd dan tot dusver. Over sommige vraagstukken wordt heel veel gesproken Het gevaar dreigt dat daardoor andere, nie minder belangrijke, zullen worden overstemd. Een daarvan is het vraagstuk der volksgezondheid. Ik vrees, dat dit op den achtergrond zal geraken. Daarom heb ik alle krachten ingespannen om er toe mede te werken, dit te voorkomen. Daarom wijdde ik me in dezen geweldig droevigen tijd geheel aan dat vraagstuk. Onder het bewerken en schiften en rangschikken van de gegevens voor het 3de deel van mijn verslag, dat zal handelen over de woning, het erf, de dessa, de kampong, de stad, merk ik tot mijn spijt, dat het me nog niet mogelijk is een voldoend getrouw beeld te geven van de plaats waar en de wijze waarop blank en bruin en geel in den Indischen Archipel wonen, van de manier waarop ze hun huizen bouwen, zich de materialen daartoe verschaffen en die verwerken, hoe ze hun woningen inrichten en ge- of misbruiken, enz., enz. Alles wat betrekking heeft op het dagelijksch leven, het gewone dagelijksche doen in huis en daarbuiten, houdt verband met het onderwerp, is voor mijn doel geschikt, kan ik gebruiken. Wie der lezers en lezeressen helpt? Foto's gelieve men, bij voorkeur onopgeplakt, voorzien van de noodige toelichtingen, op te zenden. Ik vestig er nog even de aandacht op, dat niet geïllustreerde mededeelingen eveneens hoogst welkom zijn. Indien men dit wenscht, vermeld ik den naam van de(n)geen, die mij inlichtte, niet. Hoogachtend, H.F. TILLEMA. De Redactie voldoet gaarne aan het verlangen van den geachten inzender, wiens werk ten bate der gezondheidstoestanden in Oost-Indië in het Maart- en April-nr. met groote waardeering besproken werd. Zij spoort alle leden van het Verbond, die den heer Tillema van dienst kunnen zijn aan, hem zooveel mogelijk te helpen. Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. Op 20 December 1916, dag van aankomst van het tweede transport, waren 270 Nederlandsche kinderen uit de Rijnprovincie en Westfalen naar ons land overgebracht. Den 23sten Januari kwamen 24 kinderen uit Bremen, Berlijn en Emden, terwijl eenige weken later, op 15 Februari, het derde transport uit de Rijnprovincie en Westfalen over de grenzen werd geleid, waardoor het aantal kinderen, dat het Comité verzorgt, tot ongeveer 400 is aangegroeid. De Afdeeling Leeuwarden van het A.N.V. eene der eersten, die voor de verzorging der kinderen gelden had bijeengebracht, nam uit de laatst aangekomen groep 8 jongens en 4 meisjes tot zich en werd de tweede in de rij der Afdeelingen, die huisvesting hielp verleenen. De reeds vroeger genoemde Wees- en Vacantiekoloniehuizen herbergden 225 kinderen. Daar deze inrichtingen slechts voor een bepaalden tijd ter be- {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} schikking waren gesteld en uiterlijk den 31sten Maart ontruimd moesten zijn, zag het Comité van dag tot dag verlangender uit naar de hulp der andere Afdeelingen van het A.N.V. Het scheen alsof men zich van de zaak niets aantrok; geen meldde zich aan. Niettemin besloot het Comité, alle kinderen voor den duur van den oorlog in het vaderland te blijven verzorgen. Het kon er niet toe komen, hen terug te zenden en op nieuw aan de ellende prijs te geven, waaraan het ze kort geleden had ontrukt. Het hield vast aan het oorspronkelijke plan: de Nederlandsche geest bevruchtend te laten werken op het gemoed der kinderen van Nederlandschen bloede door hen deel te laten nemen aan het Nederlandsche onderwijs, wat dank zij de medewerking der verschillende gemeente- en schoolbesturen gelukt. Inmiddels had de Afdeeling Apeldoorn maatregelen getroffen om een deel der kinderen uit de Vacantiekoloniehuizen naar gezinnen over te plaatsen en daarmede verlichtte ze belangrijk de drukkende zorgen In twee groepen van 19 en 18 verhuisden onze pleegkinderen in het begin van Maart naar Apeldoorn, waar hun een vriendelijke ontvangst bereid werd. Groningen volgde deze Afdeeling op den voet. Na vooraf de benoodigde gelden bijeengebracht hebben, liet de Afdeeling aldaar den 23sten Maart 15 kinderen komen. Het Comité hoopt, dat er plaats gemaakt zal worden voor 50, want de nood is groot onder de kinderen in den vreemde. Ook Zaandam was voor de ontvangst van kinderen bereid. Het ontving er 5, Deventer en Leeuwarden namen nog een aantal op; in nieuwe particuliere pensions werden de overige kleine gasten uitbesteed en zoo hadden ze bijna allen een nieuw dak boven hun hoofd, toen de maand Maart afscheid nam. Thans hebben ook de Afdeelingen in Zwolle en Delft de zaak met ernst aangepakt, waarover in het volgende bericht verslag zal worden uitgebracht. Er moet nog veel gedaan worden, zal het Comité aan de reeds maanden wachtende 300 Nederlandsche kinderen kunnen volbrengen, wat zijn nationale plicht is. Alle man dus aan dek. W.F. VAN HEUSDEN, Secretaris, Nicolaas Maesstraat 43. Amsterdam, April 1917. * * * 6de opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot 31 Maart 1917. Departement van Binnenlandsche Zaken vergoeding reiskosten f 461.10. Tentoonstelling kunstenaars Gebouw Heystee, Amsterdam f 28.10. A.N.V., Afdeeling Rotterdam f 75.-. v.V. & G. f 50.-, C.W.J. f 100.-, W.C.K. f 10.-, mevr. A.J.J.-D. f 25.-, mej. F.L. f 5.-, J.M., 6de maandelijksche bijdrage f 5.-, wed. Dr. S.L.d.V. f 2.50, Dames v.O. f 5.-, Mr. J.E.V. f 2.50, L.G. f 25.-, M.v.G. f 250, Dr. W.C.d.L. f 5.-, J.A.U. f 10.-, J.F.A.H. f 1.-, mevr. C.J.D.t.M. f 10.-, J.F.F. f 10.-, Inzameling D.W. van Vollenhove f 12.50, - wed. E. f 2.-, E.M.d.W. f 2.50, M.L. Jr. f 25.-, Dr. J.H.N. f 10.-, Prof. Dr. K. f 10.-, mevr. S.M. f 25.-, Mr. C.D.S. f 50.-, H.v.d.M.S. f 10.-, mevr. de wed. L.S. f 10.-, mej. F.S. f 10.-, mevr. B.S. f 5.-, E.C. f 10.-, mevr. de wed. J. de K. f 10.-, J.L.L. f 20.-, Prof. Dr. Z. f 25.-, Mr. A.F.v.B. f 5.-, wed. Dr. S.L. f 5.-, H.v.L. f 50.-, mej. A.E.K.v.d.L. f 5.-, J.W.C.T. f 10.-, Dr. D.v.d.B. f 1.50, J.M.B. f 1.-, H.W. f 1.-, H.C.S. f 10.-, A.d.P. f 5.-, mej. H.v.L. f 10.-, E.J. f 1.-, P.E.T. f 100.-, mevr. B.T. f 5.-, N.V. v h.J.K. & Co. f 2.50, E.G. f 10.-, F W.H. f 10.-, C.J.W. f 25.-, Dr. L.C.v.d.M. f 10.-, G.B.d.H. f 25.-, Mr. A.L. f 5.-, G.C.W. f 10.-, mevr. V.v.d.M. f 10.-, F.J.T. f 5.-, H.R.d.M. f 50.-, L.H.d.H. f 2.50, J.E.P. f 2.50, W.J.L.v.d.K. f 5.-, J.H. f 2.50, mevr. v.H. f 2.50, S.S. f 1.-, C.J.F.H. f 5.-, allen te Amsterdam. Burgerweeshuis f 1000.-, mej. J.K. f 1.-, Jhr. J.H. L f 50.-, J.P. f 100.-, Mr. C.B. f 5.-, mevr. N. f 2.50, J.G.v.W. f 10.-, H.v.O. f 25.-, W.H.M. f 10.-, P.J.A. Br. d.S. f 5.-, E.B. f 5.-, Dr. D.L.R. f 25.-, mevr. B.v.B. f 5.-, Prof. L.C.v.d.B. f 2.50, C.M.S. f 2.50, Bsse d.T.v.B. f 5.-, mevr. de wed. J.N.v.d.V. f 2.50, allen te 's-Gravenhage. Mevr. P.E.R.W. f 2.50, C.M.R. f 5.-, J.N. f 1.-, wed. P.S. & Z. f 100.-, L.H.Q.v.U. f 10.-, A.M. f 2.50, C.A.P. f 10.-, Drre L.C.Q.v.U.-W.v.C. f 50.-, H.W.C. f 5.-, C.J.v.P. f 1.-, J.J.v.M. f 1.50, J.A.V. f 5.-, mevr. S.v.H. f 2.50, Mr. J.H.V. f 2.50, Mr. S.M. en mevr. M.L. f 25.-, wed. Dr. M.G.V. f 1.50, Mr. W.L.P.A.M. f 5.-, S. Bsse v.L. f 25.-, allen te Utrecht. Pers. en Dir. Industrieschool f 10.-, G.J.C. f 5.-, Jhr. A.D.H.J.M.v.W. f 25.-, N.N. f 2.50, J.F.R.O. f 2.50, mevr. V.V. f 5 -, Mr. D.C.W.M. f 10.-, H.H.v.Z. f 5.-, mej. A.v.K. f 1.-, Mr. W.J.E.B.v.B. f 5.-, C.J. f 2.50, allen te Arnhem. C.C.v.L.H. f 10.-, M.P. f 2.50, G.B. f 2.-, mevr. de wed. D.G. f 5.-, Drre S. f 10.-, W.V. f 1.-, N.N. f 1.75, allen te Amersfoort. Mej. C.C.d.M. f 10.-, Mr. V. f 10.-, beiden te Rotterdam. L.R. f 2.50 te Acht; mevr. C.B. f 10.- te Alkmaar; F. & Z. f 2.50 te Apeldoorn; A.v.H. f 25.- te Emmen bij Voorst; F.H. f 1.- te Enschedé; D.W.S. f 100.- te Hengelo; M.d.B. f 10.- te Hilversum; mevr. F.H.v.d.M. f 10.- te Leeuwarden; H.V.R. f 2.50 te Oosterhout; N.V.V.K. Fabr. d.L. f 50.- te Oudshoorn; wed. Dr. E.A. W.-L. f 2.50 te Scheveningen; E.J.F.v.D. f 1.- te Stratum; H.B. f 25.- te Stroobos; Mr. F.J.W.G.S. f 100.- te Tiel; E.F.E. f 2.50 te Watergraafsmeer; R.S.P. f 10.- te Workum; Gebrs. S. & C. f 10.- te Zutphen; R. & C. f 10.- te Zwolle. Mevr. W.A.H.N. f 25.- te Lausane; K.A. f 20.- te Mexico-City. Te zamen ontvangen in Maart: f 3566.39, maakt met vorige opgave f 45227.55½. S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. N.B. Sedert bovenstaande opgave werden wij verblijd met de mededeeling, dat de Afdeelingen A.N.V. Groningen ongeveer f 2400.- en Zaandam ongeveer f 1600.- hebben ingezameld. Het in de vorige opgave vermelde bedrag, van het Koninkl. Nationaal Steun-Comité ontvangen, was uitsluitend bestemd voor kleeding en schoeisel. {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 6. Juni 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Waartoe te gaan door verre landen dwalen, Verslijten tijd, geld kwisten, breken wind? Die zonder moeit' en kost in Holland vindt Dat noodig is, wat hoeft hij 't verr' te halen? Simon van Beaumont. INHOUD: Gemis aan belangstelling in Nederlandsch-Indië, door Dr. W. van Lingen. - Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 21 April. - Buitenland: Afd. Berlijn. - Jaarverslag uit Buenos-Aires, door Mr. W.N.M.v.d. Ham, - Uit Japan, door Mevr. Holst - Hendrix. - Nederland: Jaarverslag van Groep Nederland, door C. van Son. - Rek. en Verantw. van Groep Nederland. - Van de Afdeelingen. - Oost-Indië: Mr. C.Th. van Deventer-stichting, door Th.G.G. Valette. - Bevestiging van Tillema's woorden, door Th.G.G. Valette. - West-Indië: Suriname. - Onze West. - Zuid-Afrika: Kaapstad. - Prof Modest Lauwerijs. - Amerika Nederlandsch leven in de V. St. v N.-Am. - Prof. Van Noppen over Nederland en de Nederlanden, door R. Prins. - Uit Chicago. - Taalcommissie - Mededeelingen en Allerlei. - Comité voor Nederl Kinderen in den vreemde, door W.F. van Heusden en S. van Lier. - Nieuwe leden. - Advertentiën. Gemis aan belangstelling in Nederlandsch-Indië 1). Ja, op dat aanbeeld is reeds langen tijd gehamerd. Heeft het geholpen? Misschien wel iets; zeker niet veel. 't Zou vervelend worden, dit nog eens breedvoerig aan te toonen. Dit éene volsta, dat door de meerderheid van onze volksvertegenwoordigers ter nauwernood eenige aandacht aan Oost- en West-Indië wordt geschonken en.... als dit met het ‘groene hout’ 't geval is, hoe moet het dan wel met het ‘dorre’ gaan? Zelfs in ‘beschaafde’ kringen ergert men zich vaak aan de onnoozele vragen over Indische toestanden. De kennis ontbreekt. In de dagbladen kon men 'n paar weken geleden lezen, dat, bij een bezoek aan een onzer scholen, door leden van het Comité ‘Indië Weerbaar’, een elfjarig knaapje de verbazing der bezoekers wekte door zijn kennis van Oost-Indië. Men kan zoo'n berichtje moeilijk zonder een glimlach lezen. Ik wil aannemen, dat die kennis niet ‘expresselijk voor de gelegenheid vervaardigd’ was, maar als dat knaapje nu een beeld moet voorstellen van een doorsneê-Nederlander, dan zoù men zich leelijk vergissen. Ik ben niet op de hoogte van de mate van aandacht, die in onze onderwijsinrichtingen aan Indië geschonken wordt; wel vermoed ik, dat die verre is beneden het gewenschte peil. Hoe dit zij.... de kennis ontbreekt in alle lagen en rangen onzer maatschappij. Men mag die klacht niet overdrijven - gelijk ook wel eens geschiedt. 't Is b.v. in Engeland volstrekt niet beter, misschien nog erger. 't Spreekt van zelf, dat menschen, die dicht bij de Noordpool wonen, en al hun tijd en toewijding noodig hebben om zich in den strijd om 't bestaan op de been te houden, heel weinig aanleg en lust hebben om zich te verdiepen in de toestanden in een eilandenrijk, ‘dat zich daar slingert om den Evenaar’; zoo iets te eischen is onmogelijk, onnatuurlijk. En daarom streve men niet naar het onbereikbare en matige zijn ietwat zeurige klachten over Nederland's onaandoenlijkheid.’ Men erkenne bovendien: Het verkrigen van degelijke kennis is moeilijk, want: ‘Wat ook de wijzen als waarheid verkonden, Steeds komt een wijzer die 't weg redeneert; d.w.z. 't gaat er meê als met het muntvraagstuk; zij, die er van op de hoogte zijn (of meenen te zijn), verschillen geregeld onderling in meening en verbijsteren aldus den leek, die van hen leeren moet Zoo gaat het ook met de voorlichting in Indische zaken; de een stelt 't zoo voor de ander zus; en niet zelden ook wordt door Indisch-gasten duchtig gefantaseerd. Bekend is de anecdote van den oud-militair, die, in zijn heidorp teruggekomen, zijn gehoor boeide door leugenachtige verhalen; die gingen er grif in; maar toen hij vertelde, dat bij den rijstoogst de halmen een voor een met een mesje worden afgesneden, zei z'n moeder verontwaardigd: ‘Nee, jongen, nou lieg je ons iets voor!’ Wat ik maar zeggen wilde, is dit: Het groote publiek ziet toch geen kans om juiste inzichten te verwerven en doet er dan ook maar geen moeite voor. En zelfs zij, die eenige jaren in Indië hebben doorgebracht, hoofdzakelijk met het doel daar hun brood of, als 't kan, rijkdom te verwerven, kunnen daarom nog niet gezegd worden kennis van Indië te hebben. ‘Al stuurt ge een kater naar Parijs, Hij keert terug nog even wijs;’ dat blijkt op de groote meerderheid van toepassing te zijn; men heeft misschien veel verzameld, maar {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} ..... geen degelijke kennis. En 't is velen gegaan als den soldaat, 'n boerejongen, aan wien ik op een mijner lessen vroeg: ‘Heb je wel eens aan een Inlandsch militair gevraagd hoe hij daarover dacht?’ ‘Nee, meneer,’ zei-t-ie - niet zonder verontwaardiging - ‘met die lui hou ik me niet op.’ Zóó de kleinen, zóó de grooten: Ik meen, dat eenige jaren geleden in 's Lands vergaderzaal, toen er gehandeld werd over de kennis van Kawi (Oud-Javaansch), het woord weerklonken heeft: ‘We hebben geen Kawi noodig, maar koffie.’ Waar 't verzamelen van degelijke kennis werkelijk geen kleinigheid is, moeten wij al heel blij zijn, als in de meer ontwikkelde lagen onzer maatschappij een redelijke kennis van ons Insulinde wordt aangetroffen. Maar dat moet dan ook op alle manieren worden bevorderd. Want er is werkelijk gemis aan belangstelling. Of is het daaraan niet te wijten, dat voor verschillende Indische staatsbetrekkingen in Nederland geen gegadigden meer schijnen te zijn en dàt, terwijl hier te lande ontwikkelde lieden zeer moeilijk een bestaan kunnen verwerven en elkaar verdringen op de arbeidsmarkt. Dreigt ook hier niet het spook van ‘het geleerde proletariaat?’ En toch is de Regeering telkens gedwongen vreemdelingen als Indische ambtenaren aan te stellen, omdat de belangstelling voor Indië bij onze Nederlandsche jongelieden schijnt te ontbreken. Bestendig worden vele werkkrachten voor Indië gevraagd. Volgens een opgave in de Nederlandsche Staatscourant van 2 April j.l. nr. 78, bestaat thans gelegenheid tot mededinging voor de volgende betrekkingen: Ambtenaar bij de rechterlijke macht; Ambtenaar bij den bureaudienst; Leeraar in de anatomie; Leeraar in de wiskunde; Leeraar in de plant- en dierkunde; Gouvernementsartsen voor verschillende diensten; Civiel ingenieur voor technisch leeraar; Verpleegster voor mil. hospitalen; Verpleegster voor 't krankzinnigenwezen; Veearts; Bouwkundig ingenieur; Civiel ingenieur bij den Waterstaat. Tijdelijk ingenieur bij den Waterstaat. Jong civiel ingenieur bij den Waterstaat. Opzichter bij den Waterstaat. Tijdelijk bouwkundig opzichtor bij den Waterstaat. Ingenieur bij het mijnwezen; Opziener bij het mijnwezen; Opziener bij de Ombiliën-steenkolenmijnen; Adjunct-landmeter bij het kadaster; Civiel-Ingenieur bij de. Staatsspoorwegen; Werktuigkundig ingenieur bij de. Staatsspoorwegen; Ingenieur voor het signaalwezen bij de. Staatsspoorwegen; Adspirant-ingenieur bij het stoomwezen; Adspirant-ingenieur bij post-, telegr.- en telefoondienst; Commies bij post-, telegr.- en telefoondienst; Onderwijzer 3e klasse; Opzichter bij bevloeiïngswerken; Derde stuurman bij de Gouv. marine; Leerling-machinist bij de Gouv. marine; Baas-leerlooier bij het gevangeniswezen; Adspirant-commissaris van politie. Omdat het aantal mededingers steeds geringer werd, moest de Regeering, gelijk boven gezegd, telkens oproepingen doen in den vreemde, waar men zeer waardeert wat Nederlandsch Indië hun biedt. Maar .... er wordt meer en beter gedaan: Het Departement van Koloniën neemt thans voor tal van betrekkingen jongelieden in opleiding. Dat die taak reeds vrij omvangrijk is geworden moge blijken uit den hier volgenden staat 1): Benaming der in opleiding genomenen. Bedrag der toelage. Duur der toelage. 1. Candidaat-ambtenaren voor Chineesche zaken. In Nederland f 50 's m. Op reis n. China f 150 's m. In China f 312.50 's m. plus, v.e.ch. leerm. f 37.50 's m. 6 jaar. 2. Candidaat-houtvesters. 's Jaars f 1000. 4 jaar. 3. Candidaat-Indische ambtenaren. 's Jaars f 1000. 3 jaar. 4. Candidaat-civiel-ingenieurs. 's Jaars f 1000. 4 jaar. 5. Candidaat-gezaghebbers bij het Binnelandsch Bestuur (OPl. in Indië). Bezoldiging (geen toelage) f 150 's m. (max. f 775 's m. pl. vrije woning. 6. Candidaat-veeartsen. 's Jaars f 900. 4 jaar (of f 2700 in eens). 7. Candidaat-adspirant-verificateur bij de in- en uitvoerrechten en accijnzen. 's Maands f 70 2 jaar. 8. Surnumerairs bij den Indischen Post-, Telegraafen Telefoondienst. 's Maands f 75. 2½ jaar. 9. Candidaat mijn-ingenieurs. 's Jaars f 1000. 6 jaar. 10. Candidaat-rechterlijke ambtenaren. 's Jaars f 1000. 5 jaar. 11. Candidaat-onderwijzers. 's Jaars f 500. 4 à 5 jaar. 12. Candidaat-hoofdonderwijzers. 's Jaars f 800. 2 jaar. 13. Candidaat-bouwkundig ingenieur. 's Jaars f 1000. 4 jaar. 14. Candidaat-ambtenaar voor de beoefening der Indische talen. 's Jaars f 1000. 7 jaar. 15. Gouvernements arts. In 't geheel aan studie en uitrustingskosten f 5000. Het Departement strekt zijne zorgen nog verder uit: Ambtenaren, die Indië goed hebben leeren {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} kennen, houden zitting in de verschillende provinciale hoofdplaatsen; belangstellenden, door de plaatselijke bladen daarmede in kennis gesteld, kunnen dan alle mogelijke inlichtingen erlangen. En dan ook zullen er lezingen gehouden worden met lantaarnplaten, vooral voor de leerlingen van middelbaar onderwijs en gymnasia. Als men dus in den vervolge zegt: ‘Wij wisten niet, dat er zoovele betrekkingen in Indië worden aangeboden’; als het Departement moet voortgaan met telkens en telkens werkkrachten in het buitenland te zoeken, dan geloof ik toch wel te mogen zeggen, dat onze Regeering daaraan geen schuld heeft, waar zij al 't mogelijke heeft verricht om kennis te verbreiden en belangstelling te wekken. * * * Het geldt hier een zaak van zeer groot en dringend belang, zoowel voor Nederland als voor Indië. Nederland heeft er stoffelijk en geestelijk belang bij, dat, zooveel mogelijk, degelijke Nederlanders in Indië een bestaan vinden en... den Nederlandschen naam hoog houden. Ook stoffelijk belang! Laat ons daar rond voor uitkomen! Niet in den krenterigen geest van hen, die altijd door zouden willen spreken van een ‘wingewest’; dat is naar wij hopen voor altijd voorbij. Maar 't spreekt van zelf, dat Nederlandsche industrie, landbouw en handel in Insulinde door 't enge verband met dat rijk steeds toenemen. (Waarom zijn er geen Nederlandsche ondernemingen in Britsch-Indië, op Ceylon en is de handel op die Engelsche koloniën, even als op Zuid-Afrika zoo onbeduidend!) Wel zouden wij de scheiding van Indië op den duur te boven komen - men denke aan landen als Zweden, Noorwegen en Denemarken - maar de overgang zou toch heel drukkend en nadeelig zijn. Bovendien is er een geestelijk belang en 't zou mij leed doen, als iemand dit woord een ‘fraze’ achtte. Nederland heeft in Indië een schoone taak aanvaard; nog maar kort werd het zich van die taak bewust; maar nu is het bewustzijn er toch en wordt steeds krachtiger. Die taak is de ontwikkeling der Indische stammen en volkeren tot een krachtig gemeenebest Insulinde, met onverbreekbare banden aan Nederland verbonden. 't Zou laf zijn, die taak op te geven; met volle kracht en toewijding moet daaraan door het Nederlandsche volk als een eenig man gearbeid worden. Dat is ook in het belang van Indië. Wil men zich daar ginds ontwikkelen tot één krachtige gemeenschap: Insulinde, men wane toch niet dat men daarbij Nederland kan missen; helaas, eenige verblinde ijveraars schijnen dit te meenen en zij weten daarbij niet wat zij doen; zij zien het niet in, dat onstuimig drijven leidt tot groote ellende, uitloopt op tweedracht en bloedstorting. Eene bijna veertigjarige ervaring, opgedaan in alle deelen van Indië, heeft mij geleid tot de vaste overtuiging, dat Westersche energie, frisch Westersch bloed steeds moeten toestroomen om Indië op peil te houden. Dat zal de eerste tientallen van jaren wel noodig blijven; is het daarná niet meer noodig, des te beter! Dan is het opvoedingsdoel bereikt: Moederland en kolonie - moeder en dochter - werken dan, door vriendschap verbonden zelfstandig voort aan de ontwikkeling van de twee gezinnen: Nederland en Insulinde. Wat heeft het Algemeen Nederlandsch Verbond daarmee te maken? Zeer veel! Op de algemeene vergadering van Groep Nederland, gehouden te Arnhem (14 April, j.l.) riep een spreker eenigszins hartstochtelijk uit: ‘Het A.N.V. moet eindelijk eens komen tot daden!’ Welke daden er bedoeld werden, was mij toen niet duidelijk en is mij ook later - hoe ik ook peinsde - niet duidelijk geworden. Ik voor mij zou 't liever zóó voorstellen: Ieder lid van het A.N.V. hebbe moed, karakter en fierheid genoeg om een flink Nederlander te zijn en leze nog eens het pittige stukje van den heer L. Simons in Neerlandia van April j.l. (bl. 61). Dan, en dan alleen, kan er kracht van het A.N.V. uitgaan. En.... een flink Nederlander moet meer belang stellen in Indië dan in den regel het geval is. Kennis en belangstelling moeten worden aangekweekt bij zich zelven en bij anderen. Men zij niet langer zoo onaandoenlijk voor alles wat over Indië geschreven wordt! Als Neerlandia dit mijn geschrijf opneemt, toont het in die richting te willen arbeiden; het heeft dit trouwens aldoor getoond. Edoch.... dit maandblad kan slechts voor een gering deel aan dit doel meewerken en moet dit meer overlaten aan de periodieken, die zich in 't bijzonder met Indische belangen bezig houden. Die periodieken zijn talrijk genoeg. Ik noem er hier alleen drie: De Indische Gids. Het koloniaal weekblad ‘Oost en West’. Het geïllustreerd weekblad ‘Indië’ 1). Die tijdschriften, alle voortreffelijk geredigeerd, vullen elkander aan. Nu hebben de leden van 't A.N.V. hier te lande er maar voor te zorgen, dat die drie op geen enkele leestafel, in geen enkele leesportefeuille ontbreken, al moeten dan misschien Revue's en Rundschau's (onopengesneden, natuurlijk!) er uit verwijderd worden met 't oog op de kosten. Hebben de bondsleden dát gedaan, dan hebben zij een daad verricht, waarop zij fier kunnen zijn. * * * Ten slotte alleen nog maar de opmerking: Het is ons niet te doen om te ‘werven’ voor den dienst in Nederlandsch Oost-Indië. Men wege en wikke bedachtzaam de aangeboden voor- {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} waarden! Men bedenke ook: Niet iedereen is geschikt voor Indië en omgekeerd. Misschien zal de belangstelling van Nederlandsche jongelieden grooter worden als de voorwaarden worden verbeterd. En... langzamerhand zullen Indische jongelieden bij de vervulling van vele betrekkingen meer in aanmerking moeten komen. Maar dit ééne mag nooit meer voorkomen, dat vreemdelingen de plaats in Indië innemen, die even goed door Nederlanders bezet had kunnen worden 1). Dr. W. VAN LINGEN. 's-Gravenhage, 10 Mei 1917. Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 21 April. Aanwezig de heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Voorzitter, Mej. E. Baelde en de heeren J.S.C. Kasteleijn, P.J. de Kanter, Dr. W. van Lingen, Jhr. Mr. G.A.H. Michiels van Kessenich, N.J. Roelfsema, Mr. Dr. C.F. Schoch, Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler. De Voorzitter opent de bijeenkomst en spreekt zijn leedwezen er over uit dat de heer Roelfsema voor het laatst een Hoofdbestuursvergadering bijwoont. Spr. brengt hulde aan den aftredenden Alg. Secretaris-Penningm. en is overtuigd dat deze een goed vriend van het Verbond zal blijven en het, waar mogelijk, met raad en daad zal blijven steunen. De heer Roelfsema zegt dank voor deze waardeerende woorden. Het is spr. geen gemakkelijke taak afscheid te nemen, want hij is het A.N.V. veel verplicht. Als goed Nederlander was de werkkring hem aangenaam en hij dankt er een breeden kijk aan op Vlaamsche, Afrikaansche en andere toestanden en gebieden, die hem te voren weinig bekend waren. Spr. dankt de leden van het Hoofdbestuur en in het bijzonder het Dagelijksch Bestuur voor den aangenamen omgang en beveelt zich in aller vriendschappelijke herinnering aan. Punt I. Notulen der vergadering van 6 Januari 1917. Deze worden onveranderd goedgekeurd. Punt II. Jaarverslag. Na verschillende opmerkingen wordt het vastgesteld zooals het is opgenomen in het Mei-nummer van Neerlandia. Punt III. Rekening en Verantwoording over 1916. De Penningmeester wijst er op dat het saldo sedert het vorig jaar iets verhoogd is. De oorzaak moet gevonden worden in de beperking van Neerlandia, waardoor de voorraad papier, nog voor den ouden goedkoopen prijs gekocht, ook langer duurde. Thans is papier ingeslagen tegen tweemaal zoo duren prijs en dus zullen de exploitatiekosten dit jaar, ook in verband met de verhooging van het arbeidscontract, veel hooger worden. Na nog eenige bespreking over den vorm der rekening en verantwoording en over de beteekenis van het woord subsidie ten opzichte van de Rekening en Verantwoording wordt deze onveranderd goedgekeurd. Punt IV. Ingekomen stukken en mededeelingen. Brief, van den Minister van Buitenlandsche Zaken met verzoek om maatregelen te beramen tegen de vervreemding van Nederlanders in het buitenland. De Voorzitter heeft met voldoening kennis genomen van den brief van den Minister van Buitenlandsche Zaken en diens ambtgenoot van Justitie, waarin de medewerking van het A.N.V. wordt ingeroepen om het Nederlandsch karakter der Nederlanders in het buitenland meer te handhaven en te bevorderen. Het is de erkenning van een leemte, die een gevolg is van verwaarloozing. Het verleden latende rusten, moet het Verbond uitgaan van het heden en trachten een betere toekomst voor te bereiden. Daartoe kan het zijn onderzoek uitstrekken tot wat er thans op Nederlandsch gebied in het buitenland omgaat. Spr. herinnert aan ons dossier ‘Nederlandsch onderwijs in het buitenland’ en het rapport indertijd door den heer Bakhuizen van den Brink daarover uitgebracht. Er bleek toen (in 1913) weinig behoefte aan Nederlandsch onderwijs in het buitenland te bestaan. Ook houdt verband met de vraag van de Ministers de onvoldoende bekendheid van woonplaats en aantal der Nederlanders in de consulaire gebieden. Dit en nog meer kan een belangrijk punt van bemoeiïng zijn voor het A.N.V. Een lid wijst er op dat het Hoofdbestuur tweemaal een onderzoek heeft ingesteld naar de behoefte aan Nederlandsch onderwijs in den vreemde, eenmaal vóór 1913, de tweede maal in 1914, welk laatste onderzoek door den oorlog niet tot een eind is gekomen, maar waarvan de reeds ingekomen antwoorden veel bevredigender luidden. Een ander lid meent dat we de Ministers erkentelijk moeten zijn voor het vertrouwen en dat we ons in verbinding moeten stellen met de Nederlandsche Consuls. Noodig is een nauwkeurige lijst van alle Nederlanders in het Buitenland. Voorts kunnen we den band met het vaderland onderhouden en versterken door vlugschriften, weekbladen, portretten van 't Koninklijk Huis enz. De ouders van Nederlanders in den vreemde moeten doordrongen worden van den plicht hun kinderen in Nederlandschen geest op te voeden. Een derde lid acht verbetering van den consulairen dienst een middel tot verbetering in de bedoelde richting, maar wijst op het verschil {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} tusschen beroeps- en honoraire consuls. Van de laatsten kan men niet zulk een nauwgezetten ijver wachten, vooral als het geen Nederlanders zijn. Uitbreiding van het aantal Nederlandsche beroepsconsuls is ongetwijfeld gewenscht, maar dat is zeer kostbaar. Een vierde lid wijst er op dat al veel gewonnen zou zijn als de honoraire consuls verplicht werden er ten minste een Nederlandsch bediende op na te houden. Anders is het vaak onmogelijk dat Nederlandsche brieven door zulke consulaten worden behandeld. Na nog eenige gedachtenwisseling worden tot leden der Commissie van onderzoek in dezen benoemd de heeren Kiewiet de Jonge, Michiels van Kessenich en Schoch. De Voorzitter wijst nog op een tweeden brief van den Minister van Buitenlandsche Zaken 1) ontvangen als antwoord op het schrijven van het Dag. Bestuur in zake voedselvoorziening van de Nederlanders in het Buitenland, opgenomen in het April-nr. De zaak heeft de volle aandacht van den Minister. In verband hiermede verdient vermelding een briefkaart van den heer J.D. Isaäcson uit Brussel met klacht over gebrek aan voedingsmiddelen onder de Nederlanders te Brussel, ondanks het feit dat ze reeds vroeger geld er voor hebben gestort. Besloten wordt den Minister ook van deze klacht afschrift te zenden. Punt V. Mededeelingen van vertrouwelijken aard. Punt VI. Nederlandsch-Indië. 1. Rapport der Indische afgevaardigden in zake uitbreiding der bemoeiingen van het A.N.V. ten bate onzer koloniën. Een der Ind. afgevaardigden verklaart zich bereid in Neerlandia een maandelijksch beknopt overzicht te geven van het voornaamste wat met betrekking tot Indië voorvalt en geschreven wordt, natuurlijk in verband met het streven van het A.N.V. Wellicht kan dit ook de Groep tot meer werkzaamheid brengen. De vergadering kan zich met de voorgestelde rubriek in Neerlandia vereenigen en aanvaardt dankbaar de bereidwilligheid van den Ind. Afgevaardigde. In overweging wordt gegeven voeling te houden met het Departement van Koloniën vooral voor de betrekkingen, die in Indië steeds om vervulling vragen. Een lid herinnert aan het door de Regeering officieel erkende en gesubsidieerde Informatiebureau van de Ver. Oost en West en wijst ook op het Koloniaal Instituut. De overzichtschrijver zegt dat het in geen geval de bedoeling is eenige vereeniging werk uit de handen te nemen, alleen willen we voorlichting in onzen kring. Een lid wijst nog in verband met het slot van het rapport op de wenschelijkheid in overleg met andere vereenigingen een rondschrijven aan gemeentebesturen en onderwijs-autoriteiten op te stellen, teneinde op de scholen meer zorg te zien besteed aan de kennis omtrent onze Koloniën. Een ander lid zegt toe in de a.s. vergadering van het Koloniaal Instituut het voorstel eener gemeenschappelijke actie in dezen ter tafel te zullen brengen. 2. Tweede Koloniaal Onderwijs-Congres. De Voorzitter deelt mede dat van het Bestuur een verzoek is ingekomen om opmerkingen over het reglement-ontwerp en onderwerpen voor het tweede congres. Dit verzoek is aan de Indische afgevaardigden in het Hoofdbestuur ter kennis gebracht. Enkele opmerkingen en wenschen zijn overgebracht. 3. Indië Weerbaar. De Voorzitter deelt mede dat hij met de Indische afgevaardigden overleg heeft gepleegd over de wenschelijkheid om op eenige wijze verband te zoeken met de leden van Indië Weerbaar, ten einde het streven van het A.N.V. onder hen meer bekend te maken en te trachten samenwerking met hen te verkrijgen. Besloten werd in dezen geest werkzaam te zijn *). 4. Het nieuwe weekblad ‘Indië’. De Voorzitter deelt mede dat exemplaren ter kennismaking zijn ontvangen en de heer Valette voor het volgend nr. van Neerlandia er een waardeerende bespreking aan heeft gewijd. Punt VII. Ned. Antillen. Stichting eener bibliotheek en leeszaal. De Voorzitter deelt mede dat het Kon. Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van N.I. duplicaten van eenige, meest historische geschriften, ter beschikking heeft gesteld. Aan de Boeken-Commissie zou kunnen worden opgedragen een flinke aanvulling te geven. Besloten wordt de verdere behandeling van deze aangelegenheid aan de afgevaardigden voor de Antillen op te dragen. Punt VIII. Zelfstandige Afdeelingen. Berlijn. Medegedeeld wordt dat deze Afdeeling den verjaardag van Prins Hendrik heeft herdacht en ook dien van Prinses Juliana hoopt te vieren. Aan het verzoek om toezending van voordrachten, liederen en portretten is voldaan. Bloemfontein. De arts van het Volkshospitaal, mej. Petronella van {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} Heerden, heeft Hollandsche lectuur aangevraagd. Het verzoek is ter behandeling doorgezonden aan de Boeken-Commissie. Nijlstroom. Verzoek om voorloopig van de verplichte afdracht ontheven te worden. Goedgekeurd. Punt IX. Vertegenwoordigers. Jaarverslagen en mededeelingen van verschillenden aard, voor het meerendeel reeds in Neerlandia verschenen. Punt X. Verkiezing van een Secretaris en Penningmeester. De Voorzitter zou dit punt liefst tot een volgende vergadering zien uitgesteld, als wanneer het Dagel. Bestuur wellicht in de gelegenheid zou zijn een bepaald voorstel te doen. Na eenige gedachtenwisseling wordt besloten dat mej. Baelde voorloopig als waarn. Alg. Secretares, de heer De Kanter als waarn. Onder voorz. zal optreden. Rondvraag. Een lid vestigt o.a. de aandacht op een te verschijnen platen-album ‘Onze West in beeld en woord’, samengesteld door de heeren Oudschans Dentz en Jacobs. Spr. dringt aan op steun vanwege het A.N.V. door bespreking in Neerlandia en verspreiding. Besloten wordt f 50.- beschikbaar te stellen voor bevordering van het welslagen der uitgave. Buitenland. Afd. Berlijn. Het Bestuur meldt ons: Zondag, den 13den Mei vierde bovengenoemde vereeniging haar ‘Julianafeest 1917’. Ondanks het tamelijk vroege begin en het prachtige wandelweer was het bezoek zeer goed te noemen. Wat dan ook geboden werd, was werkelijk de moeite waard gezien en genoten te worden. De voorzitter, de heer Jos. Schellekens, opende den avond met voorlezing der met het koninklijk huis gewisselde telegrammen, een kort woord van welkom en een krachtige onderstreeping van de beteekenis van den 30sten April. Opgewekt klonk daarna o.m. het ‘Wien Neerlandsch Bloed.’ Zeer goede symphoniemuziek luisterde den avond op. Komische duetten, als b.v. het wel is waar al oude, maar daarom hier voor Berlijn juist zeer aanlokkelijke ‘Paartje van Monnikendam’, door mej. en den heer Schellekens heel goed voorgedragen en mooie zangnummers van Mej. Hetty Siekmeyer wisselden elkaar af. Het kluchtspelletje ‘Een Huis met Commensaals’ van Mannoury werd door de dames Zilversmit, Schellekens en van Dinteren en de heeren van Stralen, Riddering, van der Sande en Kemper tot aller tevredenheid opgevoerd. Het slot vormde de ‘Juliana-Beurtzang’ van Jos. Schellekens. De dames v. Dinteren, v. Dooremaal, Riddering, Schellekens, Stroothenke en Zilversmit, in nationale kleederdracht, die ons de provincies Noorden Zuid-Holland, Zeeland, Friesland, Groningen en Noord-Brabant voortooverden, zongen twee openingsverzen, om daarna met een begroetingshymne Vrouwe ‘De Tijd’ (Mej. Hetty Siekmeyer) te verwelkomen, die in korte trekken de historische beteekenis der namen van 't prinsesje bezong. Hierna trad Paul Krüger (de heer W. van Stralen) op, die, uitstekend als zoodanig gegrimeerd, in Tranvaalsch-Hollandsch op zang, de koninklijke familie en het stamverwante land huldigde. Ten slotte trad de Nederlandsche Maagd (Mej. van Dinteren) op, begeleid door een Javaansch en Surinaamsch vorst (de H.H. Kemper en Schoof), om naar de bekende en hier zoo geliefde melodie van het ‘Nederlandsch Dankgebed’ een drietal verzen te zingen, toepasselijk op het feest van den dag. Dit slot, door de heerlijke belichting nog mooier uitkomend, was een ware oogenlust. Wanneer wij nu nog mededeelen, dat de heer van der Sande met z'n bijzonder talent de aanwezigen op een paar aardige voordrachten vergastte en Mevrouw Siekmeyer uitstekend voor de pianobegeleiding van den Juliana-Beurtzang zorgde, dan gelooven wij, dat we niemand, die tot het welslagen van dezen mooien en genoegelijken avond heeft bijgedragen, over het hoofd gezien hebben. De Nederlandsche Vereeniging heeft met dit Julianafeest een levenskracht getoond, die haar in de toekomst zeer ten goede zal komen Buenos Aires. Jaarverslag over 1916. De Nederlandsche belangen in Argentinië hebben zich ook in het afgeloopen jaar gestadig uitgebreid. De Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika, in 1914 te Buenos Aires gevestigd, neemt hier reeds eene belangrijke plaats in onder de buitenlandsche bankinstellingen; nieuwe maatschappijen werden opgericht met het doel den handel tusschen Argentinië en Nederland te bevorderen en tal van Nederlandsche handelaren zonden hun vertegenwoordigers uit, om in Zuid-Amerika een nieuw afzetgebied te zoeken. Een en ander heeft ten gevolge, dat steeds meer landgenooten zich te Buenos Aires vestigen. Het spijt ons echter te moeten mededeelen, dat het onderlinge verband tusschen de hier wonende Nederlanders nog uiterst gering is en dat plannen tot oprichting eener Hollandsche Club nog niet ten uitvoer konden gebracht worden. Een gevoelig verlies leed de Hollandsche kolonie door het overlijden op 31 Augustus l.l. van den {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Graf van den schilder Du Chattel in Yokohama.==} {>>afbeelding<<} algemeen beminden gezant, Zijne Exc. den heer L. van Riet, wiens verdiensten jegens het vaderland reeds vroeger in Neerlandia werden herdacht. Rest ons nog te vermelden dat de Nederlandsche Vereeniging voor Weldadigheid - voor zoover in haar vermogen lag - den nood, die in vele Hollandsche arbeidersgezinnen ten gevolge van werkeloosheid heerschte, lenigde en dat de Hollandsche School te Buenos Aires zorgde voor het onderricht van gemiddeld een veertigtal kinderen van Nederlandschen stam. Mr. W.N.M.v d. HAM, Vert. van het A.N.V. Uit Japan. Mevrouw Henriette Holst - Hendrix schrijft ons uit Yokohama d.d. 8 Maart: Ongetwijfeld heeft het telegrafische bericht van het overlijden van den schilder Du Chattel in Yokohama Holland reeds bereikt. Het is wel jammer, dat de vreugde over de aankomst van een Nederlandsch schip in de haven van Yokohama verduisterd werd door het droevige ongeval. De ‘Kawi’ kwam hier 5 Maart aan en zou 6 Maart om 3 uur 's middags vertrekken. In den morgen waren bijna alle passagiers aan land gegaan om Yokohama en omstreken te bezichtigen. Ook Du Chattel en zijn zoon. Het was toen prachtig zonnig winterweer. Tegen den middag stak echter een hevige storm op, waardoor het voor de passagiers verbazend lastig was in de kleine roeibooten weer aan boord te komen. De heer Du Chattel schijnt bij het uitstappen van zijn bootje uitgegleden of misgestapt te zijn, hij viel echter niet in het water, maar de schrik schijnt hem dusdanig aangegrepen te hebben, dat hij aan boord gekomen, bijna onmiddellijk bewusteloos werd; hij stierf dien avond om 9 uur. De echtgenoote van den schilder was op 15 Januari in Soerabaia gestorven, en de zoon, die een betrekking in Deli heeft, vergezelde zijn vader naar Holland op aanraden van den dokter, daar Du Chattel een zwak hart had. Het vertrek van de ‘Kawi’ werd eerst door den storm uitgesteld, toen wegens het overlijden van den schilder, en in plaats van de overblijfselen van Du Chattel over boord te zetten, heeft de kapitein van de ‘Kawi’, Van Leeuwen, er voor gezorgd, dat deze Nederlandsche kunstschilder een plechtige begrafenis had in Yokohama. * * * Sedert eenige maanden is aan Kolonel De Groot *), een Hollander, het bevel opgedragen over het Leger des Heils in Japan. Het is de eerste maal, dat een Hollander de eer te beurt valt, in het buitenland tot leider benoemd te worden. De hierbijgaande foto is genomen op den dag van de opening van een Sanatorium voor Teringlijders te Tokyo. In het midden van de groep staat Kolonel De Groot, naast hem mevrouw De Groot - De Zwaan, en daarnaast Baron van Asbeck, Nederlandsch Gezant te Tokyo, die met verscheidene Japansche invloedrijke personen bij de opening tegenwoordig was. Berlijn. Het Bestuur dezer Afdeeling is voor het jaar 1917 aldus samengesteld: J. Schellekens, 1e voorzitter, M. Smits, 2e voorzitter, A. Buter (Charlottenburg, Weimarerstr. 10), 1e secretaris, G.C. Dooremaal, 2e secretaris, G.J. Riddering, penningmeester, mevr. C. Siekmeijer, bibliothecares, A. Zilversmit, P.A. Clerkx en J.L. Prins, commissarissen. {== afbeelding Kolonel De Groot (middenin), bevelhebber van het Leger des Heils in Japan.==} {>>afbeelding<<} {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} Nederland. Jaarverslag van Groep Nederland over 1916. Inleiding. Zoolang de wereldoorlog duurt en misschien nog lang daarna zullen de jaarverslagen van bijna alle vereenigingen wel moeten getuigen van den nadeeligen invloed, dien de nood der tijden op haar heeft geoefend. Kon vroeger elk jaar steeds met voldoening gewag worden gemaakt van de aangename samenwerking met de andere groepen, voor zoover wij haar belangen mee konden behartigen, in het bijzonder met Vlaanderen, nu is er nauwelijks eenige aanraking. Het bevorderen der bepaaldelijk aan Groep Nederland toevertrouwde Verbondsbelangen, drieledig omschreven in Art. 2 van het Reglement, 1) gaat met groote bezwaren gepaard, nu er zoo uiteenloopende meeningen heerschen over de wijze, waarop dit in dezen tijd het best kan geschieden. Gelukkig vond de Groep in 1916 ruimschoots gelegenheid zich te wijden aan menschlievenden arbeid, die hieronder nader wordt omschreven. Het Verbondsleven zelf bepaalde zich in de eerste plaats tot de Algemeene Vergadering (18 Maart 1916). Zij werd gehouden te Deventer en ondervond groote belangstelling. Tot afgevaardigden der Groep in het Hoofdbestuur werden toen gekozen de Heeren P.J. de Kanter (oud-Algem. Secr. Penningm) en Jhr. Mr. G.A.H. Michiels van Kessenich, herkozen werd de heer N.J. Roelfsema. De heer G.F. Haspels, sedert overleden, nam zijn benoeming om gezondheidsredenen niet aan. De wijzigingen, die het Groepsbestuur onderging, vindt men bij het betreffende hoofdstuk aangegeven. Voor de genomen besluiten verwijzen we naar het in Neerlandia van April 1916 verschenen verslag. De vergadering ontleende haar belangrijkheid aan drie lezingen, van den heer M. Emants, Prof. Dr. H.D.J. Bodenstein en Leo Meert. De beide laatsten waren uitgenoodigd om tegemoet te komen aan het verlangen van een groep leden om over Afrikaanschen en Vlaamschen strijd te worden ingelicht. Wat deze goed geslaagde Algem. Vergadering vooral kenmerkte, was de bijzonder hartelijke ontvangst door de Afd. Deventer en de met eigen krachten ineen gezette zoo echt-Nederlandsche feestavond. Groepsbestuur. Als Groepsbestuurders werden herkozen de heeren Prof. Dr. L. Knappert en Dr. E.C. Godée Molsbergen; laatstgenoemde bedankte in den loop van het jaar wegens vertrek naar het buitenland. Gekozen werden als lid van het Groepsbestuur de heeren L. Simons en M.A.P.C. Poelhekke; laatstgenoemde nam zijn benoeming wegens drukke werkzaamheden niet aan. Mej. Dr C.C.v.d. Graft nam na 8 jaar lid van het Bestuur geweest te zijn om gezondheidsredenen ontslag. Zij stelde veel belang in het streven van het A.N.V. en heeft ook als lid der Taalcommissie veel bijgedragen om onze beginselen ingang te doen vinden. Het Groepsbestuur bestond op 1 Jan. 1917 nog uit de volgende personen: Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Dordrecht, Voorz.; Marc. Emants, Den Haag, Onder-Voorz.; C. van Son, Dordrecht, Secretaris; Mr. A.L. van Blommestein, Heerenveen, 2e Secr.; N.J. Roelfsema, Den Haag, Penningm.; Mej. E. Baelde Rotterdam; Mevr. D. Bogaert - de Stürler de Frienisberg, Haarlem, Mevr. A.C. Veen - Brons, Zaandam, Dr. F. Buitenrust Hettema, Zwolle; Mr. M.P.M. van Dam, Breda; Mr. W.J.L. van Es, Gouda; J.P.C. Hartevelt, Arnhem; Prof. Dr. L. Knappert, Leiden; Dr. N. Mansvelt, Amsterdam; Mr. K.M. Phaff, 's-Hertogenbosch; L. Simons, Den Haag, Th. van Welderen Baron Rengers, Oenkerk; Prof. Dr. J. Te Winkel, Amsterdam. Werkzaamheden. Het Groepsbestuur vergaderde in 1916 zeven maal, n.l. op 19 Jan., 16 Febr., 4 Mrt., 17 Mrt., 20 Mei, 26 Juli en 28 Oct., voornamelijk ter bespreking van allerlei plannen en meeningsverschillen over de taak van Groep Nederland, voor een groot deel onderwerpen door de Propaganda-Commissie te berde gebracht 1). Haar omvangrijke voorstellen achtte het Groepsbestuur niet geschikt om zonder nadere bestudeering op de gewone Alg. Vergadering van 1916 besproken te worden. Het wijdde er zelf door vergaderen afzonderlijk en met de Propaganda-Commissie en door rapporten aandacht aan. Waarom ze tot heden nog geen practisch gevolg hadden, leeren de uitvoerige stukken over die voorstellen de vorige maand aan de Afd.-Besturen gezonden. De Alg. Vergadering zal hebben uit te maken of ze den grondslag kunnen vormen voor vruchtbaren arbeid van een nieuwe commissie. {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} Niet onopgemerkt mag blijven dat de heer Van de Rivière een beslissing in dezen niet heeft afgewacht maar door middel van zijn orgaan ‘Ons Land’ en door advertenties en rondzendbrieven openlijk is overgegaan tot eigen stichting van een Nationaal Secretariaat met een uitvoerig werkprogramma. Onder de punten, die een bespreking in het Bestuur uitmaakten, kunnen in dit jaarverslag worden genoemd de belangen van Zeeuwsch-Vlaanderen, van welke afgelegen en te weinig met Holland in verbinding staande Nederlandsche streek een ernstige studie werd gemaakt. Het eerste gevolg ervan zal zijn, dat de propaganda voor de Verbondsbeginselen binnenkort door Jhr. Von Bose ter hand zullen worden genomen. Zijn waardige uiteenzetting der Verbondsbeginselen heeft ook het laatste jaar de vermindering van het ledental verhoed door mooie aanwinsten in verschillende streken van ons vaderland. Daarbij stuitte hij meermalen op onbekendheid, wanbegrip en onrechtmatige veroordeeling van onze onpartijdige houding. Het eigenmachtig optreden van sommige elementen als bijv. enkele Studenten-Afdn., die een afgevaardigde zonden naar de Opening der Vlaamsche Hoogeschool bleek in verschillende kringen het Verbond een onverdienden naam van partijdigheid te hebben bezorgd. Het Groepsbestuur heeft dan ook niet geaarzeld met de terechtwijzing der bewuste Stud.-Afdn. door het Hoofdbestuur in te stemmen. Ingrijpende handelingen van Afdn. behooren in een goede organisatie in overleg met het algemeen bestuur te geschieden. Het is een organisatorisch beginsel, waaraan te tornen gelijk staat met ondermijning van de grondslagen. Zooals in de inleiding reeds werd opgemerkt vond onze Groep in 1916 ruimschoots gelegenheid steun te verleenen aan lijdende land- en stamgenooten in den vreemde. Aan Volksopbeuring in Vlaanderen werkte de Groep mee, eveneens aan de inzameling voor de verzorging van Ned. kinderen in den Vreemde. Aan verschillende Afdn. gelukte het voor laatstgenoemd zuiver vaderlandsch doel veel geld bijeen te krijgen. Het ijverige Comité, dat voornamelijk door het Dagel. Bestuur onzer Amsterdamsche Burger-Afd. en den oud-Voorzitter der Afd. Berlijn, werd gevormd, slaagde er in korten tijd in bijna een halve ton bijeen te brengen. De verantwoordingslijsten in Neerlandia getuigen er herhaaldelijk van hoe gul de beurzen onzer welgestelde leden opengaan om den nood onzer stamverwanten in verschillende oorden van de wereld te lenigen. Zoo doenlijk werd ook steun verleend aan geinterneerden en een vraag van den Vlaamschen Tak Harderwijk bracht er het Groepsbestuur toe de Nederlandsche Nijverheid aan te sporen zich in dien kring meer bekend te maken, wat later als deze bannelingen naar hun haardsteden zijn teruggekeerd, van groot nut kan blijken. In verband hiermede mag ook gewezen worden op de Eerste Nederlandsche Jaarbeurs, tot stand gekomen op aanstichting van de Vereen. Nederlandsch Fabrikaat, in welks bestuur een onzer bestuurders zitting heeft, terwijl de heer Emants afgevaardigde voor onze Groep is. Met dergelijke vereenigingen onderhoudt onze Groep aangename betrekkingen. Zoo ook met de Algemeen Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, waarin het Groepsbestuur als nieuw vertegenwoordiger den heer C. Plokhooy benoemde en de Vereeniging Landverhuizing, waarin Mej. Baelde voor het A.N.V. zitting heeft. Het Groepsbestuur steunt deze vereenigingen evenzeer als Tucht-Unie en Heemschut, omdat haar streven het onze steunt, er meer dan men wel vermoedt een uitvloeisel van is. Cok gaf het een bewijs van belangstelling toen in de zoo historische stad Brielle gedenkteekens werden opgericht voor Coppelstock, den veerman, en den laatsten Metalen Kruisridder. Daarnaast mag de steun genoemd worden die het aan verschillende afdeelingen buiten het haar toekomende verleent, wanneer ze blijken nuttig werk te verrichten, werk dat gerust op het te goed der Groep mag geschreven worden, want wat de leden van het lichaam ten bate van het geheel doen, is immers een daad van dat lichaam-zelf als organisatie. Zoo nu en dan blijkt treffend, hoe de beginselen van het Verbond zonder luidruchtig getuigen doorwerken. Als bewijs daarvan mag in de eerste plaats gelden dat er ministerieele aanschrijvingen kwamen om in ambtelijke stukken vreemde woorden en uitdrukkingen, waarvoor goede Nederlandsche termen bestaan, te vermijden. Waardig sluit zich hierbij aan het rondschrijven van den burgemeester van Utrecht aan de handeldrijvende inwoners om in hun winkelopschriften en aankondigingen zooveel mogelijk de Nederlandsche taal te gebruiken. Teekenend is ook dat we nu eindelijk met een in waarheid Nederlandsch paspoort in het buitenland kunnen reizen. Dit zijn mooie overwinningen voor ons Verbond op een gebied, waaraan onze Taalcommissie voortdurend hare aandacht wijdt. Men achte dit onderdeel van onzen strijd niet gering. Wie toch zijn taal in eere houdt, zal ook in zijn heele karakter het volkseigen zooveel doenlijk van vreemde smetten vrij houden. De daad van Utrecht's burgemeester was het Groepsbestuur aanleiding aan de hoofden der voornaamste Nederlandsche gemeenten het verzoek tot navolging te richten. Alleen de burgemeesters van Zwolle en Maastricht voldeden tot heden aan dit verzoek. Ook in taalopzicht zal de leus ‘in Nederland Nederlandsch’ ongetwijfeld steeds meer aanhangers en in praktijk-brengers krijgen. Afdeelingen. Haar aantal bedraagt thans 54, verdeeld als volgt: 37 Burger-Afdn-, 8 Studenten-Afdn. en 9 Jongelieden Afdn. Opgeheven werd de Afd. Eindhoven. Nieuwe Afdeelingen werden gesticht te Wageningen {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} (Burger-Afd.), te Alkmaar (Jongel.-Afd.) en te Deventer (Jongel.-Afd.). Te Gouda is een Jongel.-Afd. in wording. Over het nut onzer Afdeelingen zou een heele verhandeling te schrijven zijn Zijn ze ijverig, dat wil meestal zeggen: hebben ze een werkzaam, geestdriftig bestuur, dan bloeien ze en voeren ze het geheele Verbond nieuwe levenskracht toe. Missen ze krachtige leiders, dan lijden ze een kwijnend bestaan en meenen dat alles van het algemeen bestuur moet uitgaan. Toch is het opmerkelijk hoe in de eene streek het Verbondsleven zooveel beter begrepen wordt dan in de andere en hoe in sommige provincies het streven maar geen krachtigen aanhang kan vinden. De beste illustratie hiervan leveren de Afdeelingsverslagen. 1) Daaruit blijkt hoe bijv. in Noord-Holland een der krachtigste polsen van onze Groep klopt, hoe sommige Jongelieden-afdeelingen als b v Rotterdam haar ouders boven het hoofd groeien en hoe er nieuwe geestdrift komt onder de studenten, al dient er voor gewaakt dat deze niet uit den band springen. Dat zij een afzonderlinge regeling vragen voor hun organisatie, die aan zulke andere regelen gewoon is dan welke in de burgermaatschappij gelden, is begrijpelijk. Het Groepsbestuur wil er gaarne toe meewerken. Hier volgt een overzicht van het ledental der Afdn. volgens den toestand in Maart j l: Burger-Afdn. Leden. Alkmaar 59 Amsterdam 633 Apeldoorn 50 Arnhem 276 Assen 45 Breda 62 Brielle 18 Delft 59 Deventer 139 Dordrecht 269 Enschedé 104 Fivelingo 4 Gouda 32 's-Gravenhage 939 Groningen 95 Haarlem 296 Harderwijk 43 Helmond 38 's-Hertogenbosch 131 Hoogezand - Sappemeer 10 Hoorn 22 Kampen 5 Leeuwarden 83 Leiden 155 Maastricht 36 Meppel 11 Nijmegen 111 Rotterdam 458 Schiedam 40 Sneek 12 Utrecht 214 Wageningen 46 Walcheren 51 Winschoten 13 Zaanstreek 112 Zutphen 52 Zwolle 76 Studenten-Afdn. Amsterdam 125 Amsterdam (Vr. Univ.) 22 Delft 41 Leiden 85 Rotterdam 33 Utrecht 156 Wageningen 20 Groningen? 9 Jongelieden-Afdn. Alkmaar 64 Amsterdam 103 Deventer 61 's-Gravenhage 216 Groningen 10 Haarlem 160 's-Hertogenbosch 51 Rotterdam 367 Utrecht 190 Voorts zijn er onder de geinterneerde Vlamingen 3 Afdeelingen: Amersfoort met 7, Harderwijk met 69 en Zeist met 87 leden. Ledental. Dit bedroeg op 1 Januari 1917 7337 tegen 7215 het vorig jaar. Met de algemeene leden buiten Nederland, telt onze Groep 8085 leden (vorig jaar 7953). Deze cijfers wijzen dus weder op vooruitgang en geven hoop voor een toekomst van nieuwen bloei. De Secretaris, C. VAN SON. Dordrecht, April 1917. * * * Rekening en Verantwoording van Groep Nederland Alg. Ned. Verbond over 1916. Ontvangsten: Bijdragen der Afdeelingen 1) f 9712.07 Bijdragen der Alg. Leden in Nederland f 2528.95 Bijdragen der Alg. Leden in het Buitenland f 691.06 Bijdragen der Vertegenw. 2) f 1478.57 f 2169.63 _____ _____ f 14410.65 Uitgaven: Salarissen ½ f 1947.23½ Drukwerk, Kantoorbehoeften, Porti enz. f 470.56½ Kantoorhuur, Onderhoud en Verwarming ½ f 223.84 Verschotten, Bestuursleden en Afgevaardigden f 533.43 f 3175.07 _____ Geldelijke Ondersteuning aan de Afd. f 641.93½ Toelagen en Lidmaatschappen f 85.15 Crediet Vreemde Woorden Commissie f 36.50 Buitengewone Uitgaven f 123.80 Voordeelig saldo, af te dragen a/h Hoofdbestuur f 10348.19½ _____ f 14410.65 Van de Afdeelingen. Amsterdam. Op 27 April j.l. werd een muziek- en voordrachtavond gehouden met medewerking van Mevrouw Martin Kalff - de Holl, die voordrachten ten beste gaf, terwijl het muzikaal gedeelte was toevertrouwd aan Mej. Christine Cohen, Everhard Beverwijk en Mej. Betsy van Praag. Amsterdam (Jongel. Afdeeling). De heer Leo Meert, voorzitter van het Vlaamsch Handelsverbond hield op 2 Mei l.l. eene lezing over de Sociale Vlaamsche beweging en het Vlaamsch Handelsverbond. {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} 's-Gravenhage. De Secretaris schrijft: Op 16 Mei hield de Afd. 's-Gravenhage en Omstr. een samenkomst, waarin de heer Van Hinloopen Labberton, leider en de heeren Abdoel Moeis en Laoh, leden van de Afvaardiging van het Comité ‘Indië Weerbaar’ spraken over de rol van de Nederlandsche taal in de geestelijke weerbaarmaking van Indië. De aankondiging van deze samenkomst had niet op de gewone wijze plaats, maar geschiedde door middel van een vlugschriftje, dat het bestuur onder den naam ‘Vlugmare der Afd. 's-Gravenhage en Omstr. v.h.A.N.V.’ aan de leden toezond. De bedoeling van de Vlugmare, die op ongeregelde tijden, telkens als er aanleiding voor bestaat, zal worden uitgegeven, is samenwerking tusschen bestuur en leden te verkrijgen en de leden op te wekken om meer dan tot dusverre geschiedde mede te werken tot het bereiken van het doel en tot verbreiding der beginselen van het A.N.V. Behalve de aankondiging der samenkomst deed het bestuur de mededeeling, dat het den heer L. Simons, lid v.h. Groepsbestuur, had aangewezen als voorzitter der Afd., en zulks ter vervanging van Generaal de la Fontaine Schluiter, die in verband met zijn leefiijd den uitdrukkelijken wensch te kennen had gegeven om van het voorzitterschap ontheven te worden. Velen zullen het zeker betreuren, dat Genl. Schluiter, die de Afd gedurende 15 jaren op verdienstelijke en sympatieke wijze heeft geleid, als voorzitter is afgetreden; gelukkig echter behouden wij hem als bestuurslid in ons midden. Voor den verderen inhoud van de Vlugmare verwijzen wij naar de bijdrage der Taalcommissie in dit nummer. *** De samenkomst met ‘Indië Weerbaar’ was inderdaad zeer belangrijk, niet alleen voor onze Afd. maar voor het geheele A.N.V. Uit de doorwrochte, goed gestaafde inleiding van den heer Labberton, maar vooral uit hetgeen de inleider en de beide inlandsche leden van de Afvaardiging naar aanleiding van de gestelde vragen, in het midden brachten, bleek toch ten duidelijkste, dat het A.N.V. op het gebied van onze taal in Indië een mooie taak kan verrichten en dat de ontwikkelden onder de Indische bevolking van ons Verbond steun verwachten om het aanleeren van de Nederlandsche taal in Indië te bevorderen. Wij moeten ons bepalen tot enkele hoofdtrekken van het gesprokene. Voor de bevolking van N.-I. is kennis van de Westersche wetenschappen - vooral van de technische - en van de Westersche beschaving langzamerhand een levensbehoefte geworden. Die kennis kan zij slechts verkrijgen door middel van een der Westersche talen. Noodzakelijk is dus dat de ontwikkelde inlanders zich zulk een taal eigen maken om daarna hun verdere landgenooten met onze wetenschap en beschaving in kennis te brengen, opdat die gaandeweg ook in de landstalen uitdrukking kunnen vinden. Het spreekt vanzelf dat daarvoor in de eerste plaats in aanmerking komt en moet komen: de Nederlandsche taal. Wat de ontwikkelde inlanders nu vragen is hen in de gelegenheid te stellen Nederlandsch te leeren. In plaats dat wij Nederlanders deze gelegenheid met beide handen aangrijpen om den band tusschen moederland en koloniën nauwer toe te halen en om te voorkomen dat de inlandsche bevolking haar heil zal gaan zoeken bij een andere mogendheid dan Nederland, nemen vele Nederlanders een afwijzende houding aan tegenover den drang van den inlander om Nederlandsch te leeren en worden de Nederlandsch sprekende inlanders veelal achtergesteld bij hun rasgenooten, die onze taal niet machtig zijn. Laat het A.N.V. trachten hierin verandering te brengen. Het zou een goed werk doen in 't belang van Nederland en Indië beiden *). 's-Gravenhage (Jongel.-Afd.) Donderdag 26 April hield deze afdeeling een vergadering, gevolgd door een lezing van mejuffrouw A. Salomons over ‘Dichters en hunne gedichten’. De vrij talrijke aanwezigen zullen haar dankbaar blijven voor den bijzonder aardigen en aangenamen avond. Het bestuur is thans als volgt samengesteld: C.Ch. van der Vlis, voorzitter; S.H. van Kuijk, secretares, Leeuwendaallaan 3, Rijswijk; A. Hofland, penningmeester; J. Hofker, 2de secretaris; mej. J. van Emden, mej. H.P. van Nieuwenburg en mej. A. Prins. 's-Hertogenbosch. Voor de afdeeling 's-Hertogenbosch hield op 20 April j.l. de heer T.H. Begemann, fabrikant te Helmond, eene lezing over het onderwerp: Nederland staat er goed voor. De zeer onderhoudende, goed uitgewerkte en overtuigende voordracht, gaf een duidelijk beeld van Nederlands plaats onder de volkeren en de toekomst die het nà den oorlog wacht. De ebbe, die in het leven van alle volkeren voorkomt, ligt in ons land niet ver achter ons, maar thans is de vloed op komst. Spreker deelde o.a. mede, dat er van Aug. 1915 tot Nov. 1916 in ons land 150 nieuwe fabrieken werden opgericht; wees op de werven bij Dordrecht, die een beeld bieden als nergens ter wereld; de plannen voor een nieuwe sluis te IJmuiden, die de grootste ter wereld zal zijn en voerde zijn toehoorders de wereld door om hun te toonen al die groote werken van energie, durf en ondernemingsgeest door Hollanders tot stand gebracht; een werkelijk verbazende feitenreeks. De vraag, of wij in staat zijn in den economischen strijd der volkeren mede te doen, beantwoordde spreker met een volmondig ja en voegde er aan toe dat wij de vergelijking met andere landen schitterend kunnen doorstaan. Rotterdam. Ook deze Afdeeling heeft een vergadering gehouden, onder voorzitterschap van den heer J.J. Korndorffer, waarin afgevaardigden van het ‘Comité Indië Weerbaar’ hun denkbeelden hebben uiteengezet. Zaandam. De Boekencommissie dezer Afd. erkent met dank een gift van f 5.- van Generaal-Majoor Ophorst, als bewijs van waardeering voor het werk ten behoeve van de verschaffing van leesstof voor de gemobiliseerden. {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} Oost-Indië. Mr. C.Th. van Deventer-Stichting. De Raad van Beheer der Vereeniging ‘Kartinifonds’ heeft de voorlichting van deskundigen en belangstellenden ingewonnen omtrent de inrichting aan het onderwijs te geven in de ‘Mr. van Deventer-Stichting’, in het leven geroepen om de nagedachtenis van Mr. van Deventer te huldigen en met het doel het voortgezet onderwijs voor Inlandsche meisjes in Nederlandsch-Indië te bevorderen. In het rondschrijven, dat wij in de vorige maand daaromtrent ontvingen, worden in 10 afdeelingen medegedeeld: Ingekomen adviezen, Schets van het voortgezet onderwijs voor Inlandsche meisjes, Aanvankelijk doel van dit onderwijs, Opleiding van onderwijzeressen voor het Hollandsch-Inlandsch onderwijs, Opleiding van onderwijzeressen voor de Inlandsche school 2e klasse, Onderscheiding van het voortgezet onderwijs naar de vooropleiding, School voor voortgezet onderwijs Type A, aansluitende aan de Hollandsch-Inlandsche school, School voor voortgezet onderwijs Type B, aansluitende aan de Inlandsche school 2e klasse, Voortgezet onderwijs van anderen aard en Het arbeidsveld der Mr. C.Th. van Deventer-Stichting in de naaste toekomst. In de drie bijlagen worden dan nog gegeven: A. Ontwerp eener lijst van leervakken voor de school voor voortgezet onderwijs Type A., - B. Ontwerp eener lijst van leervakken voor voortgezet onderwijs Type B., - C. Résumé van de op Donderdag 25 October 1916 door het Bestuur der Kartini-Vereeniging te Semarang met de besturen van den Regentenbond, Mangoenhardjo, Boedi-Oetomo, Tjahjo-Hardjo en Sarekat Islam gehouden bespreking in zake de oprichting van een school voor voortgezet onderwijs voor Inlandsche meisjes: a) Het al of niet wenschelijke van voortgezet onderwijs voor Inlandsche meisjes, b) Propaganda, c) wat het voortgezet onderwijs zal moeten geven, d) Internaat. Daar Neerlandia geen vakblad is, zullen wij niet in bijzonderheden treden omtrent de verschillende beschouwingen en gegevens, die betrekking hebben op het te geven onderwijs en die daardoor ook den den aard der inrichting bepalen. Wij hebben hierop slechts de aandacht van deskundigen en belangstellenden, voor zoover dit nog noodig mocht zijn, willen vestigen en wijzen er alleen nog op, dat de Raad met het bovenbedoelde onderzoek zijne eerste taak heeft volbracht en nu de aandacht vraagt voor de oprichting van scholen voor het voortgezet onderwijs voor Inlandsche meisjes. Dat hierbij beperking noodig zal zijn, spreekt van zelf; men zal met de ten dienste staande middelen moeten trachten scholen te verkrijgen, waarmede men het spoedigst gunstige uitkomsten kan bereiken. ‘Uit dit oogpunt verdient het aanbeveling, dat de Stichting voorloopig hare aandacht uitsluitend wijdt aan het onderwijs Type A, aansluitende aan het Hollandsch-Inlandsch onderwijs. Aldus kan worden voortgebouwd op den door de Kartinischolen gelegden grondslag; daarenboven mag men de verwachting koesteren voor het voortgezet onderwijs van dezen aard geschikte Europeesche leerkrachten te zullen vinden.’ In een begeleidend rondschrijven zegt de Raad van Beheer verder: ‘In afwachting van hetgeen in Indië zoowel omtrent dit punt als omtrent de inrichting van het voortgezet meisjesonderwijs zal worden beslist, zullen hier te lande reeds de noodige stappen worden gedaan om door het bijeenbrengen van voldoende geldmiddelen de oprichting van ten minste ééne school van het in de nota omschreven karakter mogelijk te maken.’ Op deze zinsnede veroorloven wij ons de bijzondere aandacht te vestigen van allen, die iets gevoelen voor de opheffing van de Inlandsche vrouw; de vele Nederlanders, die in Indie tot welstand geraakten, zullen zich het woord eereschuld van Mr. van Deventer nog wel herinneren. Als wij zoo nu en dan in de bladen lazen hoe in de Vereenigde Staten nu eens hoogescholen, dan weer boekerijen of sterrewachten, ja zelfs onderwijsinrichtingen in vreemde gewesten door rijke Amerikaansche handelaren of industrieelen werden gesticht, kwam telkens bij ons de vraag op, waarom de rijke Indische oudgasten zoo weinig gedaan hebben voor de koloniën, waaraan zij toch zooveel te danken hebben. Welnu hier bestaat een mooie gelegenheid iets van die ‘eereschuld’ in te lossen door den Raad van Beheer der Van Deventer-Stichting de middelen te verschaffen, niet voor ééne school, maar voor ten minste een dozijn scholen! Th.G.G. VALETTE. 's-Gravenhage, 17 Mei 1917. Bevestiging van Tillema's woorden. In verschillende dagbladen lazen wij slechts korten tijd geleden het volgende berichtje, waarop wij nog eens de volle aandacht van het Nederlandsche volk vestigen. Watersnoodcommissie voor Nederl. Oost-Indië. De Gouverneur-Generaal heeft medegedeeld aan Mr. G. Vissering, voorzitter van het Watersnood-Comité voor Nederlandsch-Indië, dat er een overschot was van het destijds door het Comité naar Indië gezonden bedrag van ongeveer f 250.000, welk overschot hij heeft besteed door een gift van f 25.000. aan den Gemeenteraad van Batavia en f 25.000, aan den Gemeenteraad van Semarang, onder bijvoeging, dat dit geld wordt besteed voor verbetering van de hygiënische toestanden in de kampongs binnen bedoelde gemeenten Zijne Excellentie voegt er aan toe, dat hij door persoonlijke aanschouwing ervan overtuigd is geworden, dat op woninggebied onder de arme bevolking dier steden zeer treurige toestanden bestaan, mede door periodieke overstroomingen in den natten moesson. De Gouverneur-Generaal meende daarom, dat deze giften in overeenstemming waren met de {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} bedoeling van de gevers, met welke zienswijze het Comité zich geheel heeft vereenigd. Hier is nu eens niet de heer Tillema aan het woord, maar niemand minder dan de Gouverneur-Generaal in hoogst eigen persoon, die ons komt verzekeren, dat de toestanden op woninggebied in de steden van Batavia en Semarang zeer treurig zijn en dat Z.E. niet door verslagen, maar door eigen aanschouwing tot deze verzekering is gekomen! En als nu blijkt, dat het in Batavia en Semarang zoo treurig is gesteld met den woningtoestand, dan mogen wij nu toch ook wel aannemen, dat de heer Tillema een juist beeld gaf van den toestand van geheel Indië, al ontbrak het voor dezen niet aan menschen, die meenden, dat Tillema in de door ons besproken werken (zie Neerlandia, No. 3, blz. 35 en No. 5, blz. 56) overdreef. Sinds de G.-G. diens woorden zoo duidelijk heeft bevestigd, zal wel niemand meer aan overdrijving van de zijde van Tillema gelooven. Gevolgtrekking ofte wel zedeleer: Wij zijn het geheel eens met den heer Rhemrev, sprekende over Indië Weerbaar, als hij zegt, dat wij eerst volledige zekerheid moeten hebben omtrent de veiligheid van ons Indisch huis, alvorens dit naar behooren in te richten. Wij hopen ook, dat Rhemrev's woorden ingang zullen vinden in de harten van het Nederlandsche volk en vooral van het regeerende deel daarvan; maar als dan en wij hopen spoedig de gewenschte zekerheid is verkregen, dan mag er ook geen minuut gewacht worden met Indië gezond te maken. De heer Rhemrev heeft op loffelijke wijze ons volk gewezen op de gevaren van een vijand buiten de grenzen; de heer Tillema op even loffelijke wijze op den niet minder te duchten vijand binnen de grenzen, in den vorm van allerlei ziekten! Th.G.G. VALETTE. 's-Gravenhage, 17 Mei 1917. West-Indië. Suriname. De wensch, uitgesproken in het Maart-nummer, is vervuld. De herdenking van het 250-jarig bezit der kolonie Suriname heeft aldaar met groote belangstelling plaats gehad en is, zij het dan ook wegens de tijdsomstandigheden ingetogen, tot een nationale feestdag gemaakt. De stadsbevolking werd 's morgens van den 28sten Februari *) verrast door een proclamatie van den Gouverneur gericht, tot de mede-ingezetenen van Suriname, eindigende met de woorden: ‘In het feestelijk en dankbaar gestemde hart, rijpe op dezen plechtigen dag de besliste wil om allen, eensgezind, de kracht te wijden aan het welzijn van Suriname, opdat in den vierbond met Nederland, met Curaçao en met Nederl.-Indië, ook van Suriname helder licht uitstrale in den glans die het Koninkrijk der Nederlanden omgeeft.’ De driekleur wapperde van alle gebouwen, waar dit gebruikelijk is, van de ter reede liggende schepen en particuliere woningen. De scholen hadden vrij en de landskantoren sloten om 12 uur. Een militaire marsch met muziek onder leiding van den Kapitein-Commandant, opende de feestelijkheden. Muziekuitvoeringen hadden op verschillende plekken van Paramaribo plaats. Godsdienstoefeningen werden 's avonds in alle kerken gehouden. De Gouverneur met gade en dochter woonde die in de Hervormde Kerk bij, waar een plechtige dienst gehouden werd, welke begon met de indrukwekkende tonen van het Wilhelmus van Nassauen en eindigde met die van het Wien Neerlandsch Bloed. Tusschen Hare Majesteit de Koningin, den Minister van Koloniën en den Gouverneur werden hartelijke telegrammen gewisseld. Het was een gelukkige gedachte van hen, die de herdenking van dezen nationaal historischen dag hebben bevorderd. De band tusschen Nederland en Suriname is er nauwer door aangehaald. Onze West. Voor onze tot heden zoo weinig bekende bezittingen aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan, komt meer en meer belangstelling. Door de heeren Fred. Oudschans Dentz (administrateur van het Militair Hospitaal te Paramaribo, thans met verlof in Nederland) en Herm. J. Jacobs (oud-hoofd van de Emmaschool te Paramaribo) is de inteekening opengesteld op eene nieuwe door hen te bewerken uitgave getiteld: ‘Onze West in Beeld en Woord’, een platenalbum, bevattende ongeveer 150 afbeeldingen van groote verscheidenheid en naar fraaie foto's, voorstellende: volkstypen, merkwaardige gebouwen, schilderachtige West-Indische landschappen en kijkjes op het gebied van cultuur en nijverheid, keurig uitgevoerd op kunstdrukpapier. Iedere plaat zal worden voorzien van een 4 of 5-tal regels onderschrift, dat de plaat kort en zakelijk toelicht, welke onderschriften te zamen een volledige beschrijving van onze West zullen vormen. Nog zal achterin worden opgenomen een aanhangsel, bevattende eenige statistische gegevens omtrent bevolking, productie, in- en uitvoer, enz. Dit album zal een aangenaam en leerzaam bezit worden, zoowel voor huisgezin, als onderwijsinrichtingen en bibliotheken. Het album zal worden gedrukt bij de firma J.H. de Bussy te Amsterdam en bij inteekening f 1.75 kosten. De verschijning wordt tegen Juli tegemoet gezien. Steunt eigen Handel en Nijverheid! {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} Zuid-Afrika. Kaapstad. Aan het Jaarverslag der Afd. Kaapstad en Omstreken, over 1916, dat begint met een klacht over gebrek aan belangstelling bij de meeste leden, is het volgende ontleend: Nieuw leven moet er in onze afdeling komen, zullen wij niet de weg gaan van zovele verenigingen in Zuid-Afrika, opgericht en opgehouden te bestaan.... Dit zou jammer zijn... Het A.N.V., d.w.z. het Verbond van Nederlanders, Vlamingen en Afrikaners heeft een schoon doel n.m. het bevorderen van onze stambelangen. Wanneer wij dit doel meer najagen kan 't mogelik zijn, dat een nieuw leven onze afdeling in 't komende jaar bezielen zal. Verschillende gezellige bijeenkomsten werden, evenals vorige jaren, in 1916 gehouden. Op 11 April werd een receptie aangeboden aan de terugkerende Goeverneur-Generaal van Nederlands-Indië de heer Idenburg, die op zijn reis naar Holland, Kaapstad bezocht. Toen de nieuwe Goeverneur-Generaal van Nederlands-Indië Graaf van Limburg Stirum, Kaapstad bezocht en de gast van de Unie Regeering was, maakte het bestuur van onze afdeling bij hem zijn opwachting. De officieren van 't Nederlands oorlogschip ‘Noord-Brabant’ werden door 't Verbond op een gezellige avond onthaald, terwijl aan de manschappen een uitstapje naar Campsbaai werd bereid. Dank zijn wij hier verschuldigd aan de heer van Zwieten e.a., die zich veel moeite getroostten om dit uitstapje te doen slagen. Voor de kinderen werd een feestje gegeven te Campsbaai en drie kinderbijeenkomsten werden er in 't geheel gehouden, voor 't slagen waarvan hartelike dank toegebracht moet worden aan Mevrouw Loopuijt en Mevrouw Luijt. Een lezing voor de leden werd gehouden door de heer Graham Botha, archivaris, over: ‘Het leven in Oud-Kaapstad’. Dr. Lorentz hield onder bescherming van het A.N.V. een lezing voor de Vereniging tot hulp aan de gevangenen, over zijn ontdekkingsreizen in Nieuw-Guinea. Door de ijverige bemoeiïngen van Mevr. Luijt werd een wedstrijd in het komponeren van liederen uitgeschreven. Tevens heeft Mevr. Luijt het plan opgevat gratis hollandse zangklassen voor kinderen op te richten en wij hopen, dat zij spoedig er in slagen zal een geschikt lokaal voor dit doel te krijgen. Het bestuur was in 1916 als volgt samengesteld: Dr. R. Fruin, Voorzitter, de heer M. Wattena, Vicevoorzitter, de heer C.J.L. Ruijsch van Dugteren, Sekretaris, de heer G. van Heerden, Penningmeester, mevr. Loopuijt, mevr. Luijt, de heer F. Dormehl, de heer J.A. van Aken, de heer N.R. Huisman, bestuursleden. In de loop van 't jaar bedankte als bestuurslid de heer G. van Heerden. In hem verloor de Afdeling een penningmeester, die immer met onverflauwde ijver zijn werk gedaan heeft. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Prof. Modest Lauwerijs. Prof. J. Modest Lauwerijs in Nederland, België en Fransch-Vlaanderen bekend door zijn voortreffelijke voordracht van oude en nieuwe Nederlandsche verzen en proza-stukken, en die ook meermalen voor Afdeelingen van het A.N.V. optrad, gaat een kunstreis maken door Zuid-Afrika. Deze jonge Vlaming studeerde in zijn geboortestad Antwerpen en na de lessen aan het Kon. Vlaamsch Konservatorium te hebben gevolgd werd hij al spoedig professor in de voordrachtkunst aan deze school. Onze Afrikaansche leden zullen het ongetwijfeld op prijs stellen, dat zij door den heer Modest Lauwerijs op zoo aangename wijze onze letterkunde nader zullen leeren kennen. Amerika. Nederlandsch leven in de Vereenigde Staten van N.-Amerika. In de verschillende bladen, die ons den laatsten tijd uit N.-Amerika bereikten, troffen wij berichten aan, die wijzen op voortdurend nationaal leven, ook in de verschillende kerkgenootschappen. {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} In de Wachter van 6 December 1916 lezen wij in een ingezonden stuk o.a., dat de Hollanders van West Michigan spoedig zullen worden gevraagd om eene bijdrage ten einde een fonds te stichten voor de vestiging van een departement van geschiedenis en letterkunde aan de Hoogeschool te Michigan. Dit plan wordt uitgewerkt door den Consul J. Steketee, Dr. en Mevr. H. Hulst van Grand Rapids en andere personen van beteekenis. Men wil op dezelfde wijze een fonds van een millioen dollar bijeenbrengen als eenmaal geschiedde voor het stichten van een Nederlandschen leerstoel in Ann Arbor, de Universiteit van Michigan. Men wil eene bijdragen vragen gedurende 3 jaren, in welken tijd het recht van bestaan kan beoordeeld worden. Het departement wil aan studenten de gelegenheid verschaffen voor oorspronkelijk werk in Hollandsche geschiedenis, letterkunde en de studie van de Nederlandsche taal. Het plan is om het werk op een breeden grondslag te vestigen, zoodat het studenten van alle nationaliteiten zal aantrekken. Voorts wil men er een museum aan verbinden van Hollandsche Kunst uit verschillende tijdperken en van verschillende scholen; tevens van kostbare manuscripten, enz. Het is niet onwaarschijnlijk, dat gedurende de eerste paar jaren van het bestaan zal gezocht worden naar een uitwisseling van hoogleeraren van een der bekende Nederlandsche Hoogescholen. Het artikel eindigt met deze woorden: Dat Amerika meer aan Nederland verschuldigd is dan het Amerikaansche volk zelf beseft en waardeert is de vaste overtuiging van hen, die deze beweging voortstuwen. Naar hunne meening is dit land niet een directe afstammeling van Engeland, zooals vele Amerikanen aannemen, omdat dezelfde taal in beide landen wordt gesproken. Nooit genoeg is aan het Amerikaansche volk voldoende duidelijk onder oogen gebracht, het aandeel dat Hollandsche instellingen hebben gehad aan de Amerikaansche instellingen als getuigen van het groote Amerikaansche systeem van de Openbare School. Niets zou dit beter kunnen doen dan een departement van bovenstaande strekking aan de Universiteit te Michigan. Het zou aan studenten een gelegenheid geven om een nieuw veld van onderzoek te bearbeiden en dit veld is zoo rijk, dat het de universiteit aanmerkelijk zou versterken, die zulk een departement zou verbinden aan zijn leerplan. Maar de stoot moet van Hollanders zelf komen. Indien zij voldoende belangstelling toonen, dan zal de universiteit de beweging hartelijk steunen. Daarom kunnen allen, die iets wenschen bij te dragen voor de verbreiding der Hollandsche Cultuur in Amerika dit doen in de naaste toekomst, wanneer hun steun daarvoor wordt gevraagd *). * * * De Gereformeerde Gemeente te West-Sayville N.-Y. vierde op 18 December 1916 haar 50-jarig bestaan. Ds. A.J. van Lummel sprak in het Hollandsch over ‘Getrouwheid’. * * * Een andere feestvierende Gemeente was die van Overisel-Mich, die 1 Dec. 1916 de inwijding herdacht voor 50 jaren van haar kerkgebouw. Deze Geref. Gemeente die in Hellendoorn, Prov. Overijsel georganiseerd werd, vestigde zich reeds in 1848 over den oceaan. * * * Op 14 Dec. 1916 werd onder leiding van den predikant Ds. K. Fortuin het 40-jarig bestaan der kerk te Passaic Hope-Ave feestelijk herdacht. * * * In de Wachter van 4 April 1917, die in Holland (Michigan) verschijnt, lezen wij een brief uit Rosaria de Santa Fé, waarin wordt medegedeeld dat Ds. Rijper, die aldaar 18 dagen heeft gewerkt, 13 malen voor de gemeente is opgetreden, 8 keer sprekende in de Hollandsche en 5 keer in de Spaansche taal. Z. Ew. riep tevens eene vergadering samen van alle Nederlanders, die belang stellen in de oprichting van een Hollandsch-Spaansche School, bij welke gelegenheid een bestuur werd gekozen, hetwelk zich door correspondenten in verbinding zal stellen met N.-Amerika en Nederland. * * * Te Rosaria werd - tengevolge van de meerdere belangstelling in de laatste tijden, - een christelijke zangvereeniging ‘Wilhelmina’ opgericht en eene Hollandsche Zondagschool. Prof. van Noppen over Nederland en de Nederlanden 1). We hadden de vorige week Prof. Van Noppen, - Queen Wilhelmina lecturer van de Columbia University te New-York hier, op zijn rondreis langs de Amerikaansche Universiteiten. In een vijftal gloedvolle lezingen, in het Engelsch, bracht Dr. Van Noppen zijn gehoor in kennis met onze groote 17e en 19e eeuwers, - inzonderheid met Vondel en zijn Lucifer, - en deelde het o.a. enkele resultaten mee van zijn studie der bekende overeenkomst tusschen Milton's Paradise Lost en genoemd drama. Andere onderwerpen waren de Voorbereiders der Hervorming, de Renaissance ten Onzent, - Frederik van Eeden en zijn kleine Johannes. - In de Lucifer-lezing, die o.a. door den President der Universiteit en zijn vrouw benevens ettelijke {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} professoren werd bijgewoond, werd het gehoor vergast op Prof. Van Noppen's vertaling van de reizangen aan het eind van het eerste bedrijf en, op diens verzoek, reciteerde ondergeteekende die reien in Vondel's taal. Zoowel onder de aanwezige burgers, als onder de studenten en professoren was meer belangstelling voor ons kleine land en volk van vroeger en thans, dan de Spreker had mogen verwachten aan deze ‘wild Westcoast’, toen, met oorlog in de lucht en sedert dien met al de gewone ‘parades’ met muziek voorop om nieuwen aanvoer voor leger en vloot te werven. Hoe weinigen verstaan hier Hollandsch! Zeker, hier zijn misschien een paar honderd Nederlanders, maar hunne opvoeding en hun levensstrijd hebben hun in den regel geen tijd gelaten onze groote 17e en 19e eeuwers te naderen, evenmin trouwens als dit met de groote massa in Nederland zelf het geval is. - En het tweede geslacht, dat Engelsch leert in de Amerikaansche scholen, verstaat de moedertaal nog amper, maar spreekt ze al niet meer. Natuurlijk zijn hier als overal elders in dit land veel Duitschers, en is ook het German Department aan de University vrij sterk, waaronder zelfs professoren zijn, die Nederlandsch lezen en verstaan. Maar het bleef voor mij niettemin een verrassing op te merken hoe algemeen en warm hier de belangstelling was in al de onderwerpen van Prof. Van Noppen's lezingen, en in de Lucifer niet het minst, en ik ben geneigd dit succes ten minste evenzeer op rekening te stellen van het keurige Engelsch, en de geestdriftige voordracht van den lecturer, als op de sympathie bij de hoorders voor het landje, waaraan Amerika meer onleend heeft, en waarmee het intiemer verwant is, dan zoovelen zich bewust zijn. - Pakkend was vooral zijn voordracht in de groote gehoorzaal voor een overtalrijke studentenschare, over Frederik van Eeden en de tachtigers, toen hij terloops er de aandacht op vestigde hoe Holland's groote mannen op velerlei gebied, al tusschen de 20 en 30 jaren zelfstandig onderzoek verrichten en naam maken, wanneer nog de Amerikaansche studenten aan de jaspanden van hun professoren hangen, die ze vaak hun leven lang niet loslaten. ‘Gij jong volk met Uw 100.000.000 zielen, en Uw rijke hoogescholen, wijs mij Uw groote mannen, die zij hebben afgeleverd, ik zie ze niet,’ riep Spreker, ‘en ik zal U zeggen in wie de 6 à 7 millioen Nederlanders met hun stelsel van vrijheid aan de Universiteit hun oude reputatie handhaven op het terrein van wetenschap, letteren en kunst, en die meer Nobel-prijswinners in hun midden tellen dan niet alleen deze maar elke andere natie. Gij studenten, die verlegen zijt om een onderwerp voor Uw “thesis”, leert Nederlandsch en Gij zult een maagdelijken bodem te ontginnen vinden. Bestudeert den arbeid van de Broeders des gemeenen Levens en velerlei over de Hervorming zult Gij vinden, dat opnieuw moet worden geschreven. Gaat naar Nederlandsch Indië en schrijf een vergelijkende studie over het Nederlandsch koloniale bewind in De Oost en het Amerikaansche in de Philippijnen, - vervolgt de reis naar China en Japan en komt tot de ontdekking dat Nederland er drie eeuwen geleden al zaken deed en gezantschappen heenzond, terwijl Gij nog bezig zijt er den weg te verkennen, dien business zal hebben te volgen.’ Al in een der vorige lezingen had Mr. Van Noppen er op gewezen, hoeveel er Nederlandsch van oorsprong en aard is, wat hier wordt gehouden als afkomstig uit Engeland en hij had in dit verband o.a. herinnerd aan het beginsel van scheiding van Kerk en Staat, vrijheid van drukpers, plaatselijke bestuursinrichting, de regeerders zijn er voor het volk en niet omgekeerd, enz. De totaalindruk van mij en anderen is, dat Prof. Van Noppen door zijne lezingen de Nederlandsche zaak hier en in het algemeen in Amerika een kostelijken dienst heeft bewezen, waarvoor wij en alle Nederlanders hem dankbaar mogen zijn. De onwetendheid hier aangaande alles wat Nederland en Indië betreft is grenzenloos. Dat Dutch en German twee talen zijn is een openbaring voor 90%, - dat Nederland niet een van de vele Duitsche rijkjes is, maar een zelfstandige Staat, dringt pas nu tot velen door, - dat Java alleen, ofschoon in uitgestrektheid de mindere van den Staat Washington, een van de 48 Staten der Unie, bijna half zooveel inwoners telt als heel die Unie, dat wordt aangehoord met groote oogen en een ongeloovig hoofdschudden, en een vraag als ‘kunnen groote schepen ook in Rotterdam laden en lossen’ verbaast ons al niet meer. Nog deze week gebeurde het dat we per telefoon aan het postkantoor inlichtingen vragende over den postpakettendienst tusschen deze kust en Java, aan het andere eind der lijn een ambtenaar vonden, die Java niet op de aardglobe wist te plaatsen, maar die bereid was deze leemte in zijn geographische kennis te vergoeden met zijn bereidwilligheid............... ons intercommunaal met Java te verbinden! En toch kunt ge van 50% van alle Amerikanen vernemen dat ze van Vaders of Moeders zijde van Nederlandsche afkomst zijn, en velen daarvan weten U tevens te verzekeren dat hun voorouders indertijd met de Mayflower zijn overgekomen. Een min of meer Nederlandsch luidende naam - ge zoudt het amper gelooven van dit land van democraten - is hier zooveel waard als een dubbele naam ten Uwent, en dat tikje ijdelheid kan te gelegener tijd nog wel eens worden geëxploiteerd in het belang van de Nederlandsche zaak. Seattle (Wash.) 5 April 1917. R. PRINS. Uit Chicago. Aan het verslag der Afdeeling Chicago over het jaar 1916 is het volgende ontleend: Het ledental onzer Afdeeling is gedurende het verslagjaar gelijk gebleven. {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} In 1916 werden er, behalve de huishoudelijke vergadering in Januari slechts twee openbare vergaderingen gehouden. De eerste had plaats op 22 Maart in de 1e Chr. Ger. Kerk aan de 14e Straat, de andere op Koninginnedag in de Chr. Ger. Kerk aan de 71e Straat. De eerste was tamelijk goed bezocht, de laatste minder goed. In zake den leerstoel voor Nederl. letterkunde en geschiedenis aan de Staatsuniversiteit van Illinois werden dit jaar geen verdere stappen gedaan, daar de tijd er niet rijp voor scheen en het Bestuur door ondervinding weet dat men voorzichtig te werk moet gaan, wil men in deze iets duurzaams tot stand brengen. Een onzer bestuursleden is in briefwisseling getreden met de Vereeniging tot Verbreiding van Kennis over Nederland in den Vreemde, welke Vereeniging het plan heeft, in Amerika een ‘Nederlandsche Week’ te houden. Is er dus in 1916 door onze Afdeeling niet veel tot stand gebracht, in ééne zaak hebben wij ons krachtig doen gelden. Wij hebben n.l. zeer veel bijgedragen tot leniging van den nood in Nederland, veroorzaakt door de overstroomingen aldaar in Januari en Februari van het verslagjaar. De inzameling, op aanstichting onzer Afdeeling hier ter stede voor dat doel gehouden, bracht rijkelijk op, en stelde ons in staat 585 gulden naar het Hoofdbestuur te verzenden. Hierover kregen we dan ook een pluimpje van dat Hoofdbestuur. De bestuursvergaderingen werden vrij geregeld gehouden, en de opkomst op die vergaderingen liet niet veel te wenschen over. In 't begin van 't verslagjaar trad de heer Jacobsma af als Secretaris, na die betrekking gedurende 10 jaren met ijver en bekwaamheid te hebben vervuld. In zijn plaats werd verkozen de heer F. Heeren. In den loop van het jaar had het Bestuur een paar maal een aanbod van bekende Nederlandsche sprekers, om door bemiddeling dezer Afdeeling hier voor een Hollandsch publiek op te treden, natuurlijk tegen betaling. Ofschoon dit wel degelijk op den weg ligt onzer Vereeniging, en de voorstellen ons wel toelachten, moesten wij er van afzien om de kosten. Want, en dit brengt ons tot een ander punt, met de kas onzer Afdeeling was het in 1916 al niet beter gesteld dan in andere jaren, gedeeltelijk veroorzaakt door het niet-betalen van de bijdrage door sommige leden. Gelukkig is daarin, vooral tegen 't einde van 't jaar, een weinig verandering ten goede gekomen. Tegen 't eind van 't jaar werd door 't Bestuur besloten tot wijziging der statuten. Herinnering. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt Volksopbeuring en het Comité voor Nederl. kinderen in den vreemde. Taalcommissie. Taal in het verzekeringswezen. Onmiddellijk na de samenstelling van de commissie, betreffende het aan den Staat brengen van het levensen brand-verzekeringswezen, heeft de Taalcommissie zich tot die commissie gewend, met het verzoek, ook haar aandacht te willen wijden aan de verbetering van de taal op dit gebied. Het is te hopen, dat onze poging slagen zal, want op dit gebied is het inderdaad treurig met de Nederl. taal gesteld. * * * Het bestuur van de Haagsche Afd. v.h.A.N.V. is op het goede denkbeeld gekomen een vlugschriftje uit te geven, ten einde meer samenwerking tusschen leden en bestuur te verkrijgen en de leden op te wekken, om zelf mede te werken tot bereiking van het doel van ons verbond. Met instemming nemen wij uit de eerste ‘Vlugmare’ het gedeelte over, dat op het gebied van onze Commissie ligt: Wat elk lid van het Verbond kan doen. In weinig vereenigingen kan elk lid persoonlijk zooveel helpen bereiken als in ons Verbond. Het staat in dit opzicht gelijk met een Afschaffersen Drankbestrijdingsvereeniging. Wie daar lid van is, begrijpt de drankpest te moeten bestrijden in voorbeeld en woord. Een afschaffer, die drank gebruikt, is een onzinnig wezen. Ons verbond bestrijdt de Hollandsche lamlendigheid, Hollandsche Jan-Saliegeest, Hollandsch gemis aan zelfbesef, Hollandsche vereering van al, wat uit het buitenland komt boven het binnenlandsche, al is dat nog zoo goed. Aan deze bestrijding kàn elk lid, in eigen omgeving, ontzaglijk veel doen. Door zelftucht en vóórgaan. Er zijn vooral in Den Haag nog tal van winkeliers, die door hun zaak met vreemde namen te betitelen, toonen geen prijs te stellen op de klandisie hunner landgenooten. Wie op zijn raam schildert: Palais de fruit(!); Maison X, Confiserie etc.; Tearoom en niet daarboven een Nederlandsche omschrijving van zijn onderneming, bewijst, dat hij alleen buitenlanders bedienen wil en nièt zijn eigen Nederlandsch-sprekende landgenooten. Hij laat dezen laatsten dan ook maar één keus: zijn zaak te vermijden. Als onze leden dit zeer eenvoudig en natuurlijk gevolg uit 's mans houding trekken, zal hij die zeker spoedig veranderen. Wij noodigen onze leden dus dringend uit, aldus te doen. Het kan echter wenschelijk zijn, alvorens daartoe over te gaan, den betrokkene te wijzen op de slotsom, die wij meenden te moeten trekken. Laten dus onze leden ons de namen en adressen van deze zondaars zenden. Wij schrijven hun dan aan en trachten hen tot inkeer te brengen. De uitslag van onze pogingen deelen wij mede in onze volgende Vlugmare. Het ligt toch inderdaad in onze bedoeling, onze {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} leden op ongeregelde tijden een vlugschriftje als dit thuis te zenden, telkens als er aanleiding toe is. * * * Naar aanleiding van deze opwekking kwamen reeds eenige mededeelingen in, o.a. van 4 zijden, dat in de Badhuisstraat te Scheveningen een kapper gevestigd is, die zich noemt: coiffeur du dames. * * * Over het gebruiken en het niet gebruiken van vreemde woorden. 1. Het gebruiken van vreemde woorden. a.In Utrecht zijnde, lazen we op een uitgestald voorwerp: cacipeaux, bedoeld was: cachepot! b.In de Residentie lazen we op een der deuren van een kapper: Entree du Magazijn! (Zetter, vergeet vooral niet een Nederlandsche ij met dikke puntjes er op te zetten!) 2. Het niet gebruiken van vreemde woorden. Tooneel: Een nette winkel in Den Haag. Tijd: 1917. Personen: Eene juffrouw en eene winkeljuffrouw. Juffrouw: Mag ik een boterkoek van u hebben? Winkeljuffrouw: Spijt me zeer, juffrouw, maar boterkoeken hebben we niet. Juffrouw (teleurgesteld): Maar ik dacht toch ze meer dan eens bij u gezien te hebben. (Op een bepaald voorwerp wijzende): En wat is dat dan? Winkeljuffrouw: O! dat is een butter-cake! Th.G.G.V. * * * De studenten aan de Gem. Universiteit te Amsterdam hebben een Amsterdamsch Studieverband opgericht. Wij vermelden dit als afschrikwekkend voorbeeld; om te voorkomen dat studenten elders een..... Studie Vereen zullen gaan stichten. * * * Uit het Rott. Nieuwsblad van 2 Mei '17 nemen we over: Tikschrift. In een prijsvragenlijst van de Leidsche faculteit vinden we medegedeeld, dat de antwoorden moeten worden ingezonden in ‘tikschrift’. Dit Nederlandsche woord voor schrifturen op de schrijfmachine lijkt ons bijzonder gelukkig. Men krijgt dan ook ‘tikschrijfster’ en ‘tikschrijver’. Wij vestigen er de aandacht op *). * * * Alweer een nieuw woord! Te Dordrecht vindt men een banketbakker, die zich ‘fournisseur de la Coup’ noemt. * * * Nieuw Nederlandsch? We kennen in ons land, vooral in de groote steden chocolaterie. In Den Haag, dat zeker wel den toon in 't gebruik van vreemde woorden aangeeft, maakte een snuggerling cacaolaterie. Waarom niet: 't ziet er Fransch uit en dan is in 't orde. * * * Hoe vriendelijk! Maison Française Avis aux Elégantes. Madame......... reçoit régulièrement les dernières nouveautés parisiennes en chapeaux de ville et de soirée. Visitez ses salons: vous ne le regretterez pas. Prix modérés - Transformations, La Haye. Men spreekt ook Hollandsch. Vermelden dergelijke zaken in Frankrijk, dat men ook Fransch, in Engeland, dat men ook Engelsch, enz. enz. spreekt? Ontvangt men daar ook Nederlandsch geld? Mededeelingen en Allerlei. Ons Volkskarakter. Van de hand van den heer Th M. Roest van Limburg, Hoofdcommissaris van Pol tie te Amsterdam, is verschenen 1) een studie in volkspsychologie geheeten: Ons Volkskarakter. Deze studie, die stof heeft geleverd voor verschillende lezingen en voordrachten, o.a. voor de studenten der Rotterdamsche Handelshoogeschool, was oorspronkelijk bestemd om deel uit te maken van een reeks Sociologische Fragmenten in de Gids̀. Daar het opstel echter te lang voor dit tijdschrift was geworden, gaf de heer R.v.L. haar in afzonderlijken vorm uit. Het is eene belangwekkende studie over een onderwerp, dat ieder Nederlander ongetwijfeld belang zal inboezemen en door iemand geschreven die door lange ervaring, een breede kijk op 't leven en het karakter zijner medeburgers in staat is een klaar en duidelijk betoog te geven over ons volkskarakter. Al de factoren, die daarop van invloed zijn, n.l. - zooals de schrijver zegt - de primaire en secundaire invloeden worden besproken Tot de eerste behooren het klimaat, de bodemgesteldheid, de volksvoeding, in het kort het geheele physieke midden, waarin het volk leeft; tot de tweede rekent de schrijver de afstamming en het geheele geestelijke en maatschappelijke midden, waarin het volk verkeert. Achtereenvolgens behandelt de schrijver de natuur, de afstamming, de godsdienst, de politieke, geestelijke en maatschappelijke omgeving, aan wier gegezamenlijken invloed - en nog tal van andere - het volkskarakter onderhevig is. Voorts wijdt schrijver in deze studie van 56 bladzijden, een beschouwing aan onzen kunstzin, ons organisatievermogen, onze verhouding tot het openbaar gezag, onze belangstelling in de politieke zaak, ons gemis aan geest, en de tuchteloosheid. Onder den invloed vooral van twee factoren, beide van internationalen huize: het socialisme en de sport, is er - volgens schrijver - in den laatsten tijd gelukkig weer meer fut, meer geest, meer stijl in ons volk gekomen. Het vlugschrift, dat f 0.75 kost, laat zich aangenaam lezen. Kennis over Nederland. De ‘Vereeniging tot Verbreiding van Kennis over Nederland in den Vreemde’ geeft in haar 2e Jaar- {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} verslag aan wat in 1916 door haar is verricht. Het voornaamste daarvan is de propagandatocht naar Denemarken in Maart 1916, toen in Kopenhagen eene Nederlandsche week werd gehouden. De Vereeniging wier ledental ruim 450 bedraagt, ontving f 3000 subsidie van de Regeering. Binnenkort hoopt zij een boekje met foto's uit te geven, waarin, in de verschillende talen, zeer in 't kort, op geografisch, wetenschappelijk, artistiek en economisch gebied het belangrijkste over Nederland is vermeld. Van de propagandatocht naar Zweden is, wegens omstandigheden, moeten worden afgezien. Met andere vereenigingen werd samenwerking gezocht en verkregen. Bij de vermelding van het werk in de interneeringskampen staat verkeerdelijk vermeld dat de afdeeling Dordrecht van het A.N.V. samenwerking zocht met de Vereeniging; lees hiervoor het Groepsbestuur. Secretaris der Vereeniging is Dr. M. de Hartogh, Plantage Kerklaan 23 te Amsterdam. Zoo schrijft men geschiedenis! In Ons Land, algemeen weekblad voor het Vlaamsche Volk van 21 April 1917, komt het volgend bericht voor over de Alg. Verg. van Groep Nederland, 14 April te Arnhem gehouden: ‘A.N.V. Groep Nederland heeft onlangs in Den Haag een algemeene vergadering gehouden, waar - volgens verslag verschenen in 't ochtendblad van den “Rotterdammer” van 15 l.l. - Prof. Plokhooy een motie voorstelde om het A.N.V. zich eindelijk te doen uitspreken voor een “actieve” richting, die zou beoogen: Een Vlaamsch geregeerd Vlaanderen onder Koning Albert. Een tamelijk verwarde bespreking die daarop volgde, leidde tot het intrekken dezer motie, niet nochtans, dan nadat op zeer beteekenisvolle wijze sympathie betuigd was door de gansche vergadering aan het Zuidelijke Broedervolk. In aanmerking genomen de vorige afzijdige houding, is er stellig vooruitgang aan te stippen. Het zal dus wel waar zijn, wat Leo Meert schreef in zijn stuk “Hollandsch Allerlei”, n.l. dat na de reis naar Berlijn, de Noord-Nederlandsche massa eindelijk gaat inzien, dat het huis van den nabuur aan 't branden is en de belangstelling op schokkende wijze is wakker geroepen. Dat is buiten kijf een stap voorwaarts op de goede baan!’ Toelichting overbodig. Zie het verslag in het Mei-nr. Nederl. Diplomatieke en Consulaire Ambtenaren. Afdeeling Handel van het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel gaf 1 April de bijgewerkte lijst der Nederl. Diplomatieke en Consulaire Ambtenaren uit. Het kantoor van 't A.N.V. geeft gaarne inlichtingen hierover aan belanghebbenden. {== afbeelding Afbeelding uit ‘Nijver Nederland’, onze landbouw, nijverheid en handel in woord en beeld. Uitg. De Bijenkorf, Koog a/d. Zaan.==} {>>afbeelding<<} Nederlandsche Nijverheid in den Vreemde. Volgens de Italiaansche statistiek nam bij den invoer van electrische gloeilampen in 1913, Nederland een 3e plaats in met 1/10 van den geheelen invoer. In 1916 was dit reeds gestegen tot ¼. De Ned. consul te Turijn schrijft: Ofschoon de productie van metaaldraadlampen in Italië nog eene zeer bescheiden plaats inneemt, speelt Nederland bij den invoer van dit artikel zulk eene groote rol, dat het wel geraden is hier een oog in het zeil te houden om bijtijds te kunnen beoordeelen, of een gevaar dreigt en of het niet raadzaam zou zijn vroegtijdig een filiaal in Italië op te richten, zoolang met voorliefde aan bevriende landen, waarvan men geene politieke bijbedoelingen vreest, zooals b.v. Amerika, Nederland en Scandinavië, en aan welker onderdanen men gaarne alle mogelijke faciliteiten toestaat, voor de oprichting van nieuwe ondernemingen, voordeelige voorwaarden worden aangeboden. Nederlandsch kapitaal en ondernemingsgeest kunnen in Italië op goed onthaal rekenen. zoowel bij het publiek als van overheidswege. (Handelsberichten, 10 Mei 1917, No. 530.) Ned. arbeid in Britsch-Guyana. In het April-nummer van Neerlandia 1916 verscheen van de hand van den heer Oudschans Dentz een artikel: Een Nederlandsch belang, Nederlandsche arbeid in Britsch-Guyana, waaruit bleek dat deze kolonie uit Amerika een deskundige had laten uitkomen om maatregelen te nemen voor het onderhoud van zee- en rivierkustbescherming. Wij lezen nu in de Surinaamsche bladen dat het Bestuur dezer Britsche Kolonie aan het Gouvernement van Suriname verzocht heeft den heer Witteveen, ingenieur bij den Nederl. Waterstaat en directeur van het Departement van Openbare Werken en Verkeer te Paramaribo, te vergunnen naar Demerara te komen, om raad te geven over deze kustbescherming. De heer Witteveen is bereids daarheen vertrokken. Ten slotte dus toch een Nederlander, die - opnieuw na een 40 jaren - zijn licht zal laten schijnen over dit voor Br.-Guyana belangrijke onderwerp! Volkszang in dienst der liefdadigheid. 19 April gaf Arnold Spoel, met medewerking van mevr. Anna Klaassen en de heeren Orelio en Goemans, een zangavond in den Dierentuin te 's-Gravenhage, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. Verzoek. Leden van het Verbond, die verhuisd zijn en nog geen opgaaf deden aan het kantoor te Dordrecht, worden verzocht dit zoo spoedig mogelijk te doen. {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. 7de Opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot 30 April 1917. A.N.V., Afdeeling Zaandam f 1422.-. A.N.V., Afdeeling Bangkok f 190.90, ingezameld door den heer W. Blankwaardt, (A.B. 25.-, W.B. 25.-, F.J.O.N. 50.-, F.K. 5.-, W.J.v.H. 100.-, W.P.S v.S.C. 25.- Tikaal.) Inzamel. Schouwburgvoorstelling Arnhem (Groepsvergadering A.N.V.) f 125.-. Inzameling Mevr. Houck-Scholten Almelo f 260.-. H.C. f 25.-, J.C.H.v.S. f 10.-, W.J.v.H.N. f 25.-, A.P. f 1.-, Mevr. de Wed. P.J.W. f 100.-, A.B. f 5.-, A.H.K. f 5.-, Ch.M. f 5.-, W.v.d.T. f 200.-, Jhr. H.L.Q. v U. f 25 -, H.C.R. f 100.-, A.d.G. f 2.-, L.v.d.N. f 5.-, J.K. f 5.-, Mr. Ch.P.v.E. f 100.-, K.G. f 50.-, L.F. & Co. f 25.-, D.H.V. f 100.-, Mevr. de Wed. R. f 50.-, J.H. f 5.-, Mij. Ex. K. f 5.-, G.K. f 10.-, W.S. f 5.-, L.S. f 5.-, J.C.R. f 1.-, J.A.H. f 10.-. N.V.F. f 25.-, Jhr. Mr. v.d.W. f 10.-, A.S.C. f 10.-, Gebr. d.W f 10.-, P. & Co. f 100 -, C.S.E. f 2.-, J.P.K.A. f 5.-, C.H. f 250, J.d.V. f 5.-, M. & Co. f 2.50, eenige inwoners N.W. straat 21 f 3.-, Mevr. H. f 1.50, E.J.M. f 10.-, A.J. f 100.-, C.J.v.L.H. f 2.50, C.E. f 2.-, allen te Amsterdam. J.C. f 1.-, J.H.v.d.M. f 2.-, d.B. f 5.-, v. R.V. f 2.-, C.J.v.A. f 1.-, J.Ph.A.K f 10.-, J.D. & K.P. f 10.-, M.d.P. f 5.-, Bsse. S.v.O. f 5.-, C.M.C. f 5.-, Jhr. B.v.B. f 5.-, allen te Amersfoort. G.V. f 1.-, V.L. f 2.50, Mevr. Dr. F. f 2.-, d. W. f 2.-, Mevr. de Wed T.v.d.B. f 10.-, H.G.G. f 5.-, allen te 's-Hertogenbosch. Dr. J.J.A.W. f 10.-, J.L.v.G. f 10.-, V.S.C. f 5 -, M.W. f 2.-, Mevr. v.A. f 100.-, allen te 's-Gravenhage. H.L. f 2.-, J.S. f 10.-, W.Y. f 1.-, E.v.d. W. f 3.-, J.C.P.v.E. f 1.-, Mej. D.H. f 5.-, allen te Leiden. Mr. C.J.H.S. f 10.-, C.S. Halve opbrengst Kaiserfest f 13.00½, G.H.v.W. f 10.-, d.M. f 1.-, M.v.R. f 5.-, allen te Utrecht. W.L.F. f 10.-, F.A.C. f 25.-, Dr. H.J.v.D.W. f 5.-, allen te Doorn. Wed. R.B. f 2.50, te Arnhem; C.W.C.V. f 25.-, te Bolnes; Mevr G.H. f 10.-, te Breda; J.M.V. f 5.-, W.J.M. f 5.-, beiden te Bussum; L.V. f 10.-, te Delft; H. & v.D. f 25-, te Dordrecht; Mr. A.S.M. f 20.-, H.v.M. f 10 -, beiden te Haarlem; M.Z. f 5.-, te Hengelo; M.d.B.d. f 10.-, te Hilversum; A.v.G. f 5.-, te Leeuwarden; H.P.G. f 10.-, te Oldenzaal; J.M.B. f 2.50, Mej. C.H. f 10.-, beiden te Rotterdam; S.O.C. f 2.50, te Rozendaal; v.H.v.M. f 5.-, te Soesterberg; Jhr. v.N.v.S. f 4.75, Veldleger; J.D.v.d.E. f 2.50, te Werkendam. Te zamen ontvangen in April f 3654.17½, maakt met vorige opgaven f 48,081.73. Dank de flinke bijdrage der Afdeeling Zaandam konden wij in deze maand een goede kasversterking boeken, doch even als in Maart stegen de uitgaven belangrijk, en overtroffen die de inkomsten, zoodat wij nu bezig zijn het in gunstiger maanden overgespaarde op te maken; d.w.z. dan zijn wij aan het eind van onzen arbeid, en dan moeten wij welhaast onze lieve pleegkinderen terugzenden, opnieuw ten prooi aan de ellende der ondervoeding. Dat mag niet!! Den 15den Mei hebben wij weder 138 stakkerdjes in het gastvrije Vaderland gebracht, en nog vele kinderen strekken verlangend hun armpjes naar ons uit Hun lijden is zoo groot! Wie helpt mede dit te lenigen? Het zijn Nederlandsche kinderen! Het Comité stelt gaarne inteekenlijsten ter beschikking om in eigen kring inzameling te houden. Men wende zich tot den Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. * * * Met voldoening kan vermeld worden, dat bij het verschijnen van dit maandblad de helft der sedert maanden wachtende kinderen in Nederland is geplaatst. Groningen ontfermde zich over het twaalftal, dat de afdeeling Bremen weken lang gereed had gehouden. Den 11den Mei overschreed het kleine gezelschap de grens van het vaderland. Een woord van dank voor de toenemende werkzaamheid der afdeeling Groningen moge hier worden uitgesproken. Met lof gewaagt het Comité van de geestdrift, waarmede de afdeeling Delft de zaak der Nederlandsche kinderen heeft aangepakt. Binnen enkele weken bezorgde ze plaats voor 70 kinderen, die er den 16den Mei hun intocht hielden. Ook de afdeeling Zwolle beijverde zich het Comité te steunen en verleende, buiten de reeds aldaar gehuisveste 8, aan 42 kinderen kost en inwoning; ze genoten den 16den van deze maand een vriendelijke ontvangst. In het geheel kwamen op genoemden dag 151 kinderen uit de Rijnprovincie en Westphalen in ons Vaderland. Reeds vroeger vermelde afdeelingen ontvingen er nog eenige kinderen bij, Zaandam b.v. 6, waar nu in het geheel 10 kinderen zijn. Zoo schrijdt het werk gestadig voort tot zegen van de kinderen onzer landgenooten buiten onze grens, tot zegen ook van Nederland zelf, dat eenmaal de vruchten zal zien van het zaad, in dezen bizonderen tijd op zijne eigene wijze uitgestrooid. W.F. VAN HEUSDEN, Secretaris. Nicolaas Maesstraat 43. Uiterste wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbolen: Ik vermaak aan het Algem. Nederl. Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninkl. Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van......................................................... gulden, uit te keeren binnen............................ maanden na mijn overlijden, vrij vsn alle rechten en kosten. {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Nederland. Beschermend lid. P.L. Lucassen, Raadhuisstraat 29, Amsterdam. Opg. door den heer S. van Lier Ez., Amsterdam. Gewone leden. N.J. de Pleijt, goud- en zilversmid, Schoonhoven. W. Hooykaas, goud- en zilversmid, Schoonhoven. E.v.d. Waal, goud- en zilversmid, Schoonhoven. D. Bijlo, postdirecteur, Schoonhoven. F.J.E. Gundlach, Oude Haven 6, Schoonhoven. C. Schoon Thim, Schoonhoven. W.C.v.d. Kop A. Jz., wijnhandelaar, Schoonhoven. Mr. F.W. Fabius, griffier, Schoonhoven. D. Teyinck, notaris, Schoonhoven. C.J.M.v.d. Braak, apotheker, Schoonhoven. H.W. Versteeven, Schoonhoven. A.N. van Zessen, Schoonhoven. Mr. D. Spanjaard, Utrechtscheweg, Arnhem. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. Mevr. de wed. W.E. Hyink-Bakker, Van Broekhuisenstraat 15, Nijmegen. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Nijmegen. H.H.A. Hartogh Heys v.d. Lier, Laan van Overvest 48, Delft. Opg. door het Bestuur der Stud.-Aïdeeling Delft. F. Aronstein, Majoor der Artillerie, Bennekom. Jonkvr. Verheyen-Van Bommel, J. Israëlstraat 84, Groningen. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Groningen. J.Th. Dinger Jr., Westeinde 13, Den Haag G.P. Valette, notaris, Maasland. Opg. door den heer Th.G.G. Valette, Den Haag. J. Aten, Wormerveer. Opg. door het Bestuur der Afdeeling Zaanstreek. Mevr. De Monchy-'s Jacob, Rotterdam. Opg. door mej. E. Baelde, Rotterdam. A.E. Albers Pistorius, burgemeester, Aarle Rixtel F. ten Kate, Steenweg, Helmond. P. Lotichius, Huize Rodestein, Helmond. Mevr. P. Lotichius, Huize Rodestein, Helmond. Allen opg. door het Bestuur der Afdeeling Helmond. Mej. A.W.E. Bähler, Schiekade W.Z. 11, Rotterdam. Opg. door Dr. W. van Everdingen, Rotterdam. Groep Nederl. Antillen. H.J. Michaelis, ingenieur bij de Cur. Petroleum-Maatschappij, Curaçao. Opg. door den heer H. Manuel, Curaçao. Buitenland. Alb. Prein, Rolandstr. 26, Essen. A.P.M. Egelie, Schäferstr. 41, Essen. H.F.C. Janssens, Steelerstr. 169, Essen. Allen opg. door den heer Chr. Schmid, Essen. H. Goossens, Railway Str., Cottesloe (W.-Austr.). Opg. door mevr. A. Semmens Siebenhaar, Claremont. Mej. B. Wijers, Engelbrektsgatan 6 b, Stockholm. Opg. door den heer J. Rippe, Stockholm. Jongelieden-Afdeelingen. Mej. C.M. Lely, Ochterveldstraat 38 a, Rotterdam. Mej. Th. Blommers, Scheepmakershaven 69 a, Rotterdam. J. van Buuren, Willebrordusstraat 45 b, Rotterdam. Mej. B. Zimmerman, Aert van Nesstr. 107, Rotterdam. J.H. Wens, Schiedamscheweg 84 b, Rotterdam. Mej. T. van Krevelen, 2de Middellandstr. 12 a, Rotterdam. Mej. P. Takke, Swart Janstraat 111, Rotterdam. Mej. L. de Groot, Schietbaanlaan 46, Rotterdam. Mej. Chr. Olthof, Eben Haezerstraat 35, Rotterdam. Mej. W. Romeny, Ruivenstraat 7 a, Rotterdam. Mej. B.A. Soetermeer, Boschje 17, Rotterdam. A.L. Hartman, Goudsche Singel 29, Rotterdam. Mej. L. Swart, Goudsche Singel 46, Rotterdam. Mej. H. Hoorman, Snellinckstraat 25, Rotterdam. G.H. Pie erse Jr., Oppert 65, Rotterdam. J.C. Weber, Rosestraat 60, Rotterdam. W.A. de la Bije, Willebrordusstraat 61, Rotterdam. C. Gardenier, Teilingerstraat 37 b, Rotterdam. Mevr. A.M. Gardenier-Van Andel, Teilingerstraat 37 b, Rotterdam. H. Elfferich, Schietbaanlaan 87 a. Rotterdam. P.v.d. Bergh, Van Brakelstraat 8 a, Rotterdam. D. Trijbits, Kipstraat 24 b, Rotterdam. Mej. J. van Eeklenburg, Vierambachtstr. 36, Rotterdam. A.M. Bolle, Hoofdsteeg 26, Rotterdam. Mej. J. Geneuglijk, Lusthofstraat 93, Rotterdam. Mej. P.J. Roukema, Noord Parallelweg 4, Arnhem. Mej. W.v.d. Steen, N. Markt 11, Rotterdam. Kr. Bennik, Schietbaanlaan 71, Rotterdam. Mej. A. Levedag, Voorschoterlaan 143, Rotterdam. H. Hollaar, Diergaardesingel 27, Rotterdam. Mej. M. Schepers, 1ste Pijnackerstraat 33, Rotterdam. Mej. S. ter Brugge, Lloydkade 4, Rotterdam. Mej. L. Goemans, Jonkerfransstraat 87 a, Rotterdam. Mej. J. de Groot, Schietbaanlaan 46, Rotterdam. Mej. J.M.C. Brons, St. Jacobstraat 30, Rotterdam. Mej. W. Boelling, St. Jacobstraat 30, Rotterdam. M. Peters, W. Kruiskade 32 a, Rotterdam. J. Bergman, J. van Geelstraat 45 b, Rotterdam. Mej. J.B.E. Kouwenhoven, Hoevestr. 10 b, Rotterdam. Mej. E.J.M. Kouwenhoven, Hoevestr. 10 b, Rotterdam. F. Weeda, Algidiusstraat 142, Rotterdam. M.C.J. Soetermeer, Prins Hendriklaan 44, Rotterdam. Mevr. A. Soetermeer, Prins Hendriklaan 44, Rotterdam. W. Schatborn, Hertekade 3, Rotterdam. Mej. J. Los, Oostmolenstraat 3 b, Rotterdam. Mej. T. Los, Oostmolenstraat 3 b, Rotterdam. J.J. Wiebes, postkantoor, Maassluis. Mej. J. Gertges, Oostzeedijk 12, Rotterdam. Mej. Chr. Harthoorn, Van Speykstraat 151 a, Rotterdam. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Rotterdam. Mej. J.v.d. Heuvel, Bergweg 119 a, Rotterdam. Mej. J. van Rietbergen, Van Speykstr. 144, Rotterdam. Mej. F. Borreman, Bellevoystr. 58 b, Rotterdam. Mej. A.J.H. de Hoog. Taborstraat 69, Rotterdam. C. Vermaas, Mathenesserlaan 359 b, Rotterdam. J.A. Mennes, Jericholaan 81, Rotterdam. H.J. Mennes, Jericholaan 81, Rotterdam. K. van Noortwijk, Delfgouwstraat 96 a, Rotterdam. P. Pols, H. Sorchstraat 78 b, Rotterdam. W. van Hove, Pijnackerplein 2, Rotterdam. A. Geene, Roentgenstraat 2, Rotterdam. Mej. M. Kans, Oostzeedijk 348, Rotterdam. W.J. van Voorst Jr., Rodenrijschelaan 12 a, Rotterdam. T. Happée, Willebrordusstraat 71, Rotterdam. Mej. C Verduyn, 's-Gravendijkwal 159 b, Rotterdam. P. Verduyn, 's-Gravendijkwal 159 b, Rotterdam. J. Verduyn, 's-Gravendijkwal 159 b, Rotterdam. W.L. van Mierloo, Cadettenschool, Alkmaar. M.A.M. Bouman, Cadettenschool, Alkmaar. H. Peletjer, Cadettenschool, Alkmaar. B.C. Mante, Cadettenschool, Alkmaar. Mej. A. Molenaar, Koningsweg, 's-Hertogenbosch. J. van Swaay, Jan Heinstraat, 's-Hertogenbosch. Beiden opg. door het Best. der Jongel-Afd. 's-Hertogenbosch. Baron F.H.J. van Boecop, Laan van N. Oost-Indië 219, Den Haag. Baron C.Ch. van Boecop, Laan van N. Oost-Indië 219, Den Haag. W.A.H. Pel, Emmastraat 161, Den Haag. E. van Everdingen, Laan van N.O.-I. 206, Den Haag. {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} A.M. Blok, Valkenboschlaan 74 a, Den Haag. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Den Haag. B. Frankfort, Station, Hilversum. Mej. H. Gieskes, Marnixstraat 262, Amsterdam. L. Springer, N. Prinsengracht 98 II, Amsterdam. Mej. R. Dreese. Amstel 153, Amsterdam. B. de Beer, Staalstraat 30, Amsterdam. H.J.C. de Wolff, Fred. Hendrikstr. 180 III, Amsterdam. Mej. N.E. de Leeuw, N. Hoogstraat 6, Amsterdam. Mej. A. Kwant, Javastraat 30-32, Amsterdam. Allen opg. door het Best, der Jongel.-Afd. Amsterdam. Mej. M.C. Nyland, Onder de Linden 4, Deventer. Mej. P. Frylinck, Zwolsche Weg 46, Deventer. Mej. M. van Schilfgaarde, ‘Op Honk’, Diepenveen. Mej. B. Burlage, Singel, Deventer. Mej. A. Kloppenburg, Zwolsche Weg, Deventer. Mej. H. Binkhorst Maaldrink, Geert Grootestr., Deventer. Mej. B. Wagner, Syzenbaanplein, Deventer. Mej. Herta H. Strauss, Nieuwe Markt 20, Deventer. Mej. A. Doyer, Binnensingel, Deventer. Mej. G. Rensman, Gr. van Burenstraat 32 a, Deventer. Mej. G. Bosman, Piquersbaan 32 a, Deventer. Mej. Ch. Dixon, Korte Bisschopstraat 26, Deventer. Mej. C. Sonnenberg, Smedenstraat, Deventer. Mej. Jos. Mendels, Nieuwe Markt 20, Deventer. Mej. D. van Ommen, Brink 92, Deventer. Mej. M. Koppels, Golstraat 105, Deventer. Mej. T. Wernink, Gr. Overstraat, Deventer. Mej. N. Blom, Gr. van Burenstraat, Deventer. Mej. L. Binkhorst Maaldrink, G. Grootestr., Deventer. Mej. A. Klaassen, L. Bisschopstraat, Deventer. F. Haarbrink, Engestraat, Deventer. Marijn, Engestraat, Deventer. A. Visser, Bergschild 4, Deventer. Mej. N. van Groningen, Zwolsche Weg, Deventer. Mej. N. Schuitemaker, Gorsel. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Deventer. Mej. A. Adam, Schenkstraat 116, Den Haag. Mej. A. Sonneville, 1ste v.d. Boschstr. 149, Den Haag. Mej. A.M.v.d. Wal, Valkenboschlaan 144, Den Haag. Mej. D.v.d. Wal, Valkenboschlaan 144, Den Haag. J.J.v.d. Wal, Valkenboschlaan 144, Den Haag. Mej. Jo Westerman, Leuvenschestraat 59, Den Haag. Mej. F. van Lissa, Wald. Pyrmontkade 119, Den Haag. W. Maan, v.d. Spiegelstraat 3, Den Haag. Mej. N. de Graaff, Noordeinde 107, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Jongel.-Afd. Den Haag. Mej. J.v.d. Sluys, Ged. Oude Gracht 8, Haarlem. Mej. J.A. Vlielandt, Ged. Oude Gracht 8, Haarlem. Mej. W. de Kock, Ged. Oude Gracht 8, Haarlem. D. Kernkamp, Duvenvoordestr. 104, Haarlem. Mej. A.C.v. Sloten, Pieter Kiesstr. 60, Haarlem. Wijksenaar, Garenkokerskade 1, Haarlem. F. Janssen van Raay, Oranjekade 29, Haarlem. Mej. C. Aaltsz, Schotersingel 7, Haarlem. Mej. Jo Dogterom, Ged. Oude Gracht 8, Haarlem. Mej. E. Avis, Ged. Oude Gracht 8, Haarlem. L. Koch, Zijlweg 37, Haarlem. Mej. J. Janssen van Raay, Vijverweg 8, Bloemendaal. Mej. B. Blauw, Prinsessekade, Heemstede. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Haarlem. H. van Eersel, Obrechtstr. 30a bis, Utrecht. Mej. Jonkhof, Kievitdwarsstraat, Utrecht. De Visscher, Driebergen. P.G J. Koerts, Bleyenburgkade 3, Utrecht. Mej. M. van Soest, Stadhouderslaan 98, Utrecht. Mej. Vogeding, Poortstraat, Utrecht. Allen opg. door het Bestuur der Jongel.-Afd. Utrecht. Mej. A. Henneman, Heerenstr. 38, Amsterdam. C.J. Schol, Kerkstraat 194, Amsterdam. Mej. H.v.d. Jagt, Heerenmarkt 4, Amsterdam. Beiden opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Amsterdam. Mej. M v.d. Burg, Jonker Fransstr. 30, Rotterdam. Mej. T. de Beukelaar, Heemraadsingel 329, Rotterdam. Mej. A. Hennekam, Zomerhofstr. 22a, Rotterdam. Mej. M. Kapteyn, Ochterveldstr. 56, Rotterdam. L. Moonen, Schiekade 91 b, Rotterdam. Mej. M. van Meel, Groote Markt 21 b, Rotterdam. Mej. C. van Meel, Groote Markt 21 b, Rotterdam. W. van Rosmalen, Rechte Rottekade 51a, Rotterdam. Mej. H. Samuel, Stationsweg 60 b, Rotterdam. Mej. J. Tappert, Alkemadestr. 27, Rotterdam. P.A. de Wit, Heemraadsingel 324 b, Rotterdam. W.A. Geene, Roentgenstraat 2, Rotterdam. H. Breurman, Van Duvenvoordstr. 75, Rotterdam. Mej. B.H. Wens, Schiedamsche Weg 84 b, Rotterdam. D.C. Docter, St. Mariastraat 59 b, Rotterdam. IJ. Swart, Goudsche Singel 46, Rotterdam. W. Blom, Prins Hendriklaan 28, Rotterdam. Mej. T. Vrins, Snellinckstraat 30 b, Rotterdam. Mej. L. Balder, Crooswijksche Kade 26 b, Rotterdam. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Rotterdam. P.J. Corbeau. Eendrachtstraat 19, Rotterdam. Opg. door den heer A. van Nieuwenhuyzen, Rotterdam. Mej. R. Kans, Oostzeedijk 348, Rotterdam. Opg. door den heer C. Mansvelt, Rotterdam. Vraag om inlichting. Wie kan het juiste adres meedeelen van: D.C. de Witte, vroeger Loenen a/d. Vecht. J.G.H. de Bie, monteur, vroeger Curaçao. A.J. Sanders, ingenieur, vroeger Marktplatz 3, Bingen a/R. Dr. F.A. Roelfsema, vroeger Hotel Promenade, Scheveningen. L. de Haas, vroeger c/o. ‘The Limes’ 202 Seabank Road, New Brighton. Alfr. Eck, vroeger Ketelstraat 31, Arnhem. H. Aafjes, vroeger Flowertown Av., Wendmooi, Philadelphia (Pensylvanië). Gerard Peters, vroeger Kainzgasse 5, Weenen. Mr. M.M. van Osch, vroeger Khartoum, Sudan. Mas Kadaroesman, Rotterdam. Emil J. Mooy, vroeger Langstraat 35, Amersfoort. E W.H. Doeve, vroeger Resident, Banjoemas. Mevr. M.G. Koning-Heeley, vroeger De Lairessestraat 40, Amsterdam (thans in Zwitserland). Aug. Remonchamps, vroeger Prins Hendrikstraat 55, Den Haag. Mej. L. van Peski, vroeger Valingtan 18 III, Stock holm. Jan Boes, vroeger Groningen. Mej. J.W. Bax, vroeger klerk Dep. van Financiën, Weltevreden. H.M. Smit, vroeger beambte suikerfabr. ‘Kabat’, Banjoewangi. Mej. F. Merckx, verpleegster, vroeger Zusterhuis, Weltevreden. H.D.A. Götz, officier Paketvaart, vroeger Soengeiliat. B. Strasters, vroeger assist, conservator, Buitenzorg. H.L.v.d. Waarden, vroeger Pakis (Toempang). Schoonmaak. Gedenk de Boeken-Commissie van het Algemeen Nederlandsch Verbond, v.d. Duynstraat 63. Rotterdam Goede boeken en tijdschriften, ook onvolledige jaargangen en losse nummers, zijn steeds welkom. {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 7. Juli 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Als morgen het Afrikaansch zou ophouden te worden gesproken, dan zou het Nederlandsch zich in Zuid-Afrika niet meer kunnen handhaven. E.C. Pienaar. INHOUD: Indie Weerbaar (Uit de rede van Kapt. Rhemrev). - Buitenland: Uit Mexico, door K. Ansoul. - Uit Australie, door Mevr. Semmens. - Oost-Indië: Onze O.-I. Kolonien, door Th.G.G. Valette. - Overzicht, door Dr. W. van Lingen. - Suriname: Van een en ander. - Ned. Antillen: Verslag over 1916, door H.M. Chumaceiro. - Zuid-Afrika: Ned. Z.Afr Handel. - Afd Bloemfontein, door P. Schuur. - In den trant van Potgieter. - Amerika: Amerikaansche brieven III, door Melis Stoke Jr. - De Ned. samenleving in Amerika. - Taalcommissie - Ingezonden, door Mr. Dr. E van Ketwich Verschuur. - Mededeelingen. - Nieuwe leden. - Comité voor Nederl Kinderen in den vreemde. - Advertentiën. Indië Weerbaar. 1) Wat en hoe de gevolgen zullen zijn van het verblijf en het optreden h.t.l. der deputatie ‘Indië Weerbaar’ kan thans nog niet worden vastgesteld. Wel zijn de Nederlanders er meer van doordrongen, dat ‘voortduring van de bestaande weerloosheid van N.I. een misdaad zoude zijn jegens de toekomst van Nederland zoowel als die van N.I.’ De bedoeling van de zending der deputatie naar Nederland was dan ook ‘het overbrengen van het zwaartepunt van de in Indië geboren beweging naar Nederland in de hoop, dat de pers en vereenigingen de actie zullen overnemen en doorzetten in vereeniging met Indië, om te komen tot het gewenschte: eene tijdige en afdoende weerbaarmaking van N.I.’ Tegen iederen vijand, wie hij ook zij, hebben wij ons weerbaar te maken. Het is niet alleen onpolitiek hardop te zeggen tegen welken vijand wij ons weerbaar hebben te maken, maar de vriend van heden kan immers morgen onze vijand zijn. Men wil: 1o. geen bepaald stelsel van verdediging aangeven. 2o. geen politieke actie voeren. De motie, op 31 Aug. 1916 aangenomen in de vergadering van ingezetenen van Ned. Indië, van alle rassen, sedert te bevoegder plaatse in Nederland aangeboden, luidt: ‘Er dreigt direct gevaar. Wij, Minahassa en Ambon, stellen ons zelve, onze kinderen en ons geld onvoorwaardelijk ter beschikking van Holland. Wij zullen eerst toonen met daden, dat wij eventueele politieken rechten hebben verdiend. En zooveel vertrouwen hebben de Minahassa en Ambon in U, Hollanders, dat wij zeer goed weten, dat als wij het verdiend hebben, wij ook van U zullen krijgen de politieke rechten, die wij wenschen.’ Moeten wij Indie weerbaar maken of weerloos laten, zooals nu? Zijn er waarlijk nog Nederlandsche Vrouwen of Mannen voor wie het nog een vraag is: of Indië weerbaar moet worden gemaakt? Weerbaar, d.w.z. zóódanig in staat gesteld om van zich af te slaan, om zich te verdedigen tegen een aanvaller - wie hij ook zij - dat het werkelijk bij machte zal zijn, zich te handhaven? Te handhaven dat Koninklijk parool, waaronder Nederland eenmaal zijn eigen onafhankelijkheid, zijn eigen vrijheid bevocht, de trotsche leuze, waaronder wij allen ons immers hebben geschaard: ‘Ik zal handhaven?’ Zijn er waarlijk nog Nederlanders, die niet voelen zouden onze hooge roeping, om Indië dat ons eenmaal rijk maakte en krachtig, nu óók te beschermen, die niet zouden inzien, dat Indië ook thans nog is de hoeksteen van onze internationale beteekenis, de hoofdvoorwaarde voor het welvaren van ons volk; die niet inzien, dat Indië is de kurk, waarop drijft de Ned. Volkswelvaart? Zijn er inderdaad nog, die kunnen voorbijzien onzen plicht om te blijven behartigen het belang van de Inlandsche bevolking, die wij namen onder onze bescherming en die wij langs lijnen van geleidelijkheid hebben op te voeden en te ontwikkelen ter bevordering van haar geestelijke en stoffelijke welvaart, en dat wij daarom de maatregelen hebben te nemen, die moeten beletten, dat Indië ons afhandig wordt gemaakt? Zijn er soms, die niet voelen dien eere-plicht, die eere-schuld, die bovendien nog is de behartiging van ons eigen volksbelang! Gelukkig de natie, waarvan nog het geweten spreekt. Is het eigenlijk niet bedroevend voor de Nederlandsche natie, dat Indie een deputatie moet afvaardigen om haar te wijzen op haar plichten? Men weet het zéér goed in Austrailë, in Japan, in Amerika, in Engeland, dat er in onzen Archipel {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} actie is gevoerd om aan onze weerloosheid een einde te maken, en om te blijven wat wij gaarne zijn: Nederlandsch en geen ander Indië! Even goed weten zij, dat de beslissing ligt in het hart van het Nederlandsche volk zelve. Meent men, dat het antwoord, dat Nederland geven zal op dezen alarmkreet, onze Aziatische buren onverschillig laat? Het heeft er soms den schijn van, dat het gros van het Nederlandsche volk overgerust geworden is door zijn meer dan 100-jarige rust, te midden der wereldconflicten, en daardoor een groote onverschilligheid ten dezen aan den dag legt ‘Waarom zouden anderen ons verontrusten’? zoo redeneert men. ‘Wij bemoeien ons toch immers ook niet met hun zaken?’ Best mogelijk, maar men vergeet daarbij, dat wij nu eenmaal niet op een onbewoond werelddeel zitten. Evenals in de dagelijksche samenleving, leven wij ook als volk, te midden van de gemeenschap: de gemeenschap der volkeren, waartegenover wij onze rechten hebben, ja, maar ook onze verplichtingen. En wie die plichten meent te mogen verwaarloozen of trotseeren, die maakt zich jegens die gemeenschap onmogelijk en wordt te avond of te morgen verjaagd. Willen wij bereiken ons groote ideaal, d.i. de ongestoorde ontwikkeling van de economische, intellectueele en moreele weerbaarheid, dan moet voorafgaan de militaire weerbaarheid. Nu Indië eenmaal begint te ontwaken, zal het ook, en daaraan twijfelt trouwens niemand, te rechter {== afbeelding De kaart van Nederlandsch-Indië op die van Europa.==} {>>afbeelding<<} tijd alles krijgen, wat het noodig heeft, ook goed onderwijs, ook goede oeconomische toestanden en ook politieke rechten. De Regeering werkt immers reeds in die richting en wij moeten haar daarvoor dank zeggen. Als wij nu maar ook de zekerheid hadden, dat Indië's ontwikkelingsproces ongestoord en geleidelijk zijn gang kan gaan. En juist om die zekerheid te verkrijgen, wordt de actie I.W. gevoerd. Het groote ideaal: de zedelijke, geestelijke en economische weerbaarheid is slechts te verwezenlijken achter een hecht schild van lichamelijke weerbaarheid, d.i. in dezen de militaire weerbaarheid. De vraag is nu: hoe komen wij thans aan de middelen ter uitvoering van wat hoog noodig is? Het antwoord daarop is: door voor Indië een flinke leening te sluiten. Maar dan komt vanzelf de tweede vraag, die is: hoe vinden wij de middelen om de aan zulk eene leening verbonden jaarlijksche renteschuld te betalen? Het antwoord daarop is: door Indië zoo wijd mogelijk open te stellen voor het particulier initiatief en particulier kapitaal en door dit zoo krachtig mogelijk aan te moedigen en te steunen. De toestand in Indië is thans zoo, dat 't handel en industrie steeds moeilijker gemaakt wordt zich te vestigen en te ontwikkelen in plaats dat deze, gelijk zulks in andere, maatschappelijk jongere landen het geval is, als welkome, welvaart-brengende factoren, met open armen ontvangen worden. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} Het gevolg is, dat vele takken van industrie en handel, in hun groei gestuit, ja soms zelfs, zooals met de mijnindustrie 't geval is, geheel gedood worden. Dit nu houdt de ontwikkeling van Indië, niet alleen op economisch, doch ook op maatschappelijk, sociaal en intellectueel gebied, op onverantwoordelijke wijze tegen. Aan deze belemmeringen moet zoo spoedig mogelijk en afdoende, een einde gemaakt worden. Buitenland. Uit Mexico. Een jaar geleden, aan het einde van het rapport over 1915, uitte ik den wensch, dezen keer eens gunstiger berichten te kunnen sturen dan de laatste twee jaren mogelijk was geweest. Gedeeltelijk kan ik daaraan gelukkig voldoen, want, terugkijkend over het zesde revolutiejaar, dat Mexico achter den rug heeft, kan men voor het eerst redenen tot een bescheiden optimisme doen gelden, en ziet men dit land het moeilijke tijdperk van hervorming binnentreden. Dit viel schrijver vooral op, toen hij na een buitenlandsche reis van 5 maanden terugkeerde en een heel anderen kijk op den toestand kreeg. Zeker, normaal zijn hier de toestanden nog op verre na niet, en de vooruitgang zal slechts zeer langzaam zijn: de Europeesche oorlog, die het leven van de heele wereld ontwricht heeft, werkt ook ongunstig in op het ekonomische leven hier, dat voor zijn hervorming geld, veel geld noodig heeft. Doch het begin is gemaakt, vooral ook door de hervatting der sinds 4 jaar afgebroken diplomatieke betrekkingen tusschen Mexico en de Vereenigde Staten. Ondanks deze meer hoopvolle toekomst schijnt mij toch nog niet de tijd gekomen voor Nederlandsch kapitaal, om hier weer belegging te zoeken, of voor landgenooten, om zich hier te gaan vestigen (Tampico natuurlijk uitgezonderd). Later wel, als er na den oorlog, zooals verwacht wordt, veel vreemdelingen naar Europa zullen terug gaan, en er voor den neutralen Nederlander, met grondige talenkennis, een mooie kans open komt. Kapitalisten zullen zeker eerst eens willen afwachten, wat er terechtkomt van het Nederlandsche kapitaal, dat hier vroeger belegd is in sporen en staatsfondsen, waarop sinds ruim 3 jaar geen interest betaald is, en waarvan men nog niet weet, hoe de nieuwe regeering aan die verplichtingen zal voldoen. Zeer zeker is het voor de Hollanders, die hier sinds jaren wonen, geen prettig vooruitzicht, dat de kleine kolonie voorloopig wel niet zal toenemen. En toch zou dit na de verliezen, ook in 1916 weer geleden, dubbel te wenschen zijn. Een der oprichters der Nederlandsche Vereeniging vertrok in April naar Californie, hetgeen door ons allen ten zeerste betreurd werd. En begin November overleed, tamelijk plotseling, de oudste Nederlander hier te lande, de heer G.C. van den Bosch, een flinke Zeeuw, die door zijn werkkracht eerbied afdwong aan landgenoot en vreemdeling, en die, hoewel hij 45 jaren niet in het vaderland was terug geweest, met hart en ziel Nederlander was gebleven, een voorbeeld voor de jongeren. Het kleine klompje Hollanders in de hoofdstad en verspreid in het binnenland (pioniers zou ik ze willen noemen, voortrekkers) blijft zooveel mogelijk met elkaar in aanraking, en men verheugt zich thans meer nog dan vroeger, als er eens bezoek uit het binnenland komt opdagen, of zelfs uit het verre vaderland, wat dit jaar gelukkig een paar keer gebeurde. Dan wordt het hart opgehaald aan wat we van den overkant te hooren krijgen; zooals we immers ook met meer belangstelling de Hollandsche kranten lezen, die wel met groote vertraging aankomen, maar toch een zegen zijn, daar zij ons tenminste op de hoogte houden van het leven in ons vaderland, dat daar zoo gevaarlijk ligt te midden van het strijdgewoel. De belemmeringen, daar zoowel als hier aan den handel in den weg gelegd, deden Mexico geheel in het vergeetboek geraken, en het aandeel van den Nederlandschen handel bij invoer en uitvoer van Mexico is dit jaar al heel gering geweest; statistieken over in- en uitvoer ontbreken thans geheel, zoodat moeilijk uit te maken is, welke Hollandsche goederen hier over New-York het land zijn binnengekomen. Orders op chemische produkten werden in Nederland geplaatst door drogisten hier te lande. Ook het vlagvertoon was in het verslagjaar zeer gering: slechts twee maal kwamen er vrachtbooten der Holland-Amerika-Lijn naar Puerto-Mexico om koffie te laden, terwijl Veracruz, de voornaamste haven van het land, onze vlag geen enkelen keer te zien kreeg. Op een hervatting van den geregelden dienst zooals vroeger, zal voorloopig wel niet te rekenen zijn. Er is echter gelukkig één plaats in het land, waar Nederland flink vertegenwoordigd is; dat is Tampico, de bekende petroleum-stad. Zij kan met haar zich steeds uitbreidende olie-industrie als iets buiten het andere Mexico staande beschouwd worden, waar de vreemdeling overheerscht en vooruitgang het wachtwoord is, in tegenstelling alsnog met de rest van het land. Gelukkig neemt Nederland aan dien vooruitgang deel, en werd er nog kort geleden weer een onderneming met aanzienlijk kapitaal opgericht door de Koninklijke Petroleum Mij. K. ANSOUL, Vertegenw. van het A.N.V. Mexico D.F. Febr. 1917. Boeken, tijdschriften en kranten worden gaarne in ontvangst genomen door de Boeken-Commissie van het A.N.V., Van der Duynstraat 63, Rotterdam. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} Uit Australië. Aan het Verslag over het jaar 1916 van onze Vertegenwoordigster te Claremont (Western-Australië) Mevr. A. Semmens-Siebenhaar is het volgende ontleend: De verwachting, uitgesproken in mijn vorig verslag, is verwezenlijkt en wij hebben weder een Consul die, hoewel een Engelschman, in West-Australië geboren, van Hollandschen stam is. De annalen der familie Wittenoom beginnen in 1619 in Amsterdam. Hij is de eerste consul in dit gewest met een Hollandschen naam, en in ‘wiens aderen Nederlandsch bloed vloeit.’ Ik weet niet of mijn belangstelling in Holland gedeeld zal worden, maar men moet in het oog houden dat een 23-jarig verblijf in den vreemde andere en warmere gevoelens opwekt voor het verre vaderland. Wanneer men steeds de lucht onzer weiden en duinen inademt, kan men het verlangen daarnaar niet zoo goed begrijpen, maar men gevoelt eerst wat men ontbeert, wanneer het buiten ons bereik ligt, en men grijpt dan iedere gelegenheid aan om zich te vereenzelvigen met alles wat er aan herinnert en er betrekking op heeft. Wat de toestand der Hollandsche kolonie betreft, deze kan in een paar woorden geschetst worden, namelijk dat alles bij het oude blijft. Waarschijnlijk zullen eenige gezinnen naar Holland terugkeeren wanneer de zeëen weêr veilig te bevaren zijn, en daarvoor zal het eerst vrede moeten worden. De gezagvoerders van schepen willen de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van vrouwen en kinderen niet aanvaarden, hetgeen zeer goed te begrijpen is. De levensomstandigheden zijn hier niet minder drukkend dan in Europa. De wil om allen die hulp noodig hebben te helpen is goed, maar de middelen ontbreken. Oost-Indië. Onze Oost-Indische koloniën. Naar en in Tropisch Nederland. Aardrijkskundig Lees-Leerboek over Ned Oost-Indië voor de scholen in Nederland door J.W. Croes, Oud Indisch Schoolhoofd. - Eerste deel. Naar Indië. Geïllustreerd. Rijswijk (Z.-H.). Blankwaardt & Schoonhoven. Omtrent het doel van het werk, waarvan wij hier het eerste deel aankondigen, zegt de Heer Croes in het voorbericht: ‘Naast het aanbrengen van aardrijkskundige kennis is het mijn doel geweest bij Jong Holland belangstelling te wekken voor onze Oost-Indische Koloniën en de allerzotste dwaalbegrippen te bestrijden, die hier, helaas in betere kringen zelfs, over Indië bestaan. Juistere kennis van land en volk van het grootere Nederland over de zee, wat Hollands flinke zonen daar om den evenaar hebben gewrocht en nog tot stand brengen, dat zal die belangstelling kunnen wekken en de diepe kloof overbruggen, welke beide rassen, blank en bruin, levende onder dezelfde vlag van elkaar scheidt. Ziedaar de taak, die ik mijzelf heb opgelegd.’ Nu is er in de laatste jaren al heel wat over land en volk van Indië geschreven en toch zal niemand na kennismaking met het boek van den Heer Croes beweren, dat hij overtollig werk heeft verricht. Wij achten den vorm, waarin hij de meest wetenswaardige dingen over Indië en de reis daarheen heeft gegoten zeer gelukkig. Geen dorre opsomming van feiten of getallen, maar alles in den vorm van gesprekken. De Heer van Mageren komt op de gedachte zich aan te melden voor een betrekking bij de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij. Nadat hij den tegenstand zijner vrouw heeft overwonnen, die behept met de gewone vooroordeelen der totoks omtrent Indië aanvankelijk zich sterk tegen het plan van haar man verzet, vergezellen wij de familie op de mailboot, na aankomst te Lissabon op een tochtje door deze stad, op de reis naar Genua en Port-Saïd, door het kanaal van Suez, door de Roode Zee en op het laatste gedeelte n l. de reis in den Indischen Oceaan. Bij elke mogelijke gelegenheid wordt de kennis van de voor 't eerst reizende familie van Mageren vermeerderd en wel zonder te veel in eens te geven en zonder al te veel van hun geheugen te eischen. Daarbij wordt het leeren van zooveel nieuws gemakkelijk gemaakt door kaartjes, o.a. van Azië. Ned. Oost-Indie (met de grootte der eilanden vergeleken met Nederland en het geheel vergeleken met Europa *), van Java, den zeeweg naar Indië, het Engelsche Kanaal, Spanje, Portugal, Egypte en het Suez-kanaal; daarenboven door tal van goed gekozen afbeeldingen uit Europa en Azië. Bij dat alles heeft de schrijver nog gelegenheid gevonden de allereerste beginselen van het Maleisch onder de bedrijven door te onderwijzen. Den schrijver, die op zulk eene aangename wijze veel nieuws bijeen wist te brengen en den uitgevers, die voor een keurig gewaad zorgden van des heeren Croes papieren kind, wenschen wij een groot succes toe met dit werk; als het in vele scholen en ook daarbuiten door vele Nederlanders druk gelezen wordt, zal de kennis van Indië niet onbelangrijk vermeerderd worden onder de Nederl. bevolking. Th.G.G.V. 's-Gravenhage, 13 Juni 1917. Naschrift. Nadat wij het bovenstaande schreven, ontvingen wij van bevriende zijde: ‘Nederlandsch-Indië, Aardrijkskundig Leesboek door J.L. Hooftman en K.G. Houwen’ en nu achten wij ons verplicht in een volgend nummer ook over dit werk iets te zeggen. V. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Bewoners van de Mentawei-eilanden (Sumatra's westkust).==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Groep van Inlanders te Rantau (Borneo), die juist de godsdienstoefening van het Hadji-feest hebben verricht.==} {>>afbeelding<<} {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} Overzicht. In aansluiting aan mijn artikel in het Juni-nummer van Neerlandia (Blz. 87-90), getiteld: ‘Gemis aan belangstelling in Nederlandsch-Indië’, wensch ik voortaan, met goedvinden van de redactie, geregeld een en ander onder de aandacht te brengen, waardoor het peil dier belangstelling op den duur misschien kan verhoogd worden. Het ‘Nationale Tijdschrift Ons Land’ *) geeft in zijn nummer van 31 Mei j.l. een geestdriftig en uitgewerkt artikel over: Een systeem voor Indische reclame. Het blad is, met groote dankbaarheid voor hetgeen in dit opzicht gedaan werd, o.a. door de Vereeniging Oost en West (een lof, waarmede schrijver dezer regelen zich ten volle kan vereenigen), overigens zeer onvoldaan, een stemming, die kernachtig wordt weergegeven in de volgende bewoordingen: ‘Waar vele honderdduizenden hadden moeten zijn, waren er enkele schrale honderden, waar de Staat met tonnen had moeten subsidieeren, deed hij niets of nagenoeg niets. En zoo deelde de propaganda van “Oost en West” het lot van zooveel propaganda en reclame, die te klein is: zij werkte te weinig uit, te weinig in verhouding tot de moeite en de goede denkbeelden, die daaraan besteed waren. Reclame moet krachtig, suggestief, totzekere hoogte overdonderend zijn - of ze is niet. Halve reclame is geen reclame. Elke zakenman weet dat. Die waarheid gaat ook op voor deze “zaak”, die grooter is dan de grootste particuliere. Doch de Nederl. Staat is nu eenmaal als elke Staat een slecht zakenman. En de particulieren hebben er niet voldoende belang bij gehad. En zoo bleef de reclame onvoldoende.’ Als plan van reclame geeft Ons Land de volgende twaalf punten aan, die behoorlijk worden uitgewerkt en toegelicht: 1.Rondgaande grootere tentoonstellingen. 2.Drijvende kleinere tentoonstellingen. 3.Een vasten Indischen tuin in het centrum ('s-Gravenhage). 4.Gelegenheid voor combinaties van dagbladen of geïllustreerde bladen door hen aan te wijzen journalisten gratis te doen reizen. 5.Krachtige organisatie van plaatsing-bureau's. 6.Krachtige reclame voor Nederlandsche toeristen. 7.Schoolpropaganda en betere outilleering van de scholen. 8.Een systeem van rondgaande bioskopen. 9.Reclame in de geïllustreerde bladen. 10.Winkelraam-reclame. 11.Het verspreiden van Indische merkwaardigheden in groot formaat-beeld in tienduizenden. 12.Indische tableaux-vivants en kijkstukken enz.’ Er is bijgevoegd een plattegrond-schets van de inrichting eener tentoonstelling, zoodat alles gereed is...... op 't geld na. Oost en West van 14 Juni bespreekt dit plan met groote waardeering en zegt er o.a. van: ‘Het plan is groot en grootsch, over de uitvoerbaarheid wagen wij het niet reeds een oordeel te vellen. In elk geval, alvorens het dadelijk als onmogelijk te verwerpen, worde hetrijpelijk overwogen. Onze rijke zuster, de vereeninging Het Koloniaal Instituut moge daarover ook eens hare gedachten laten gaan.’ Wij voegen hierbij: Uitvoerbaar is 't zeker, als er maar geld...... heel veel geld is; en, waar dit in onze dagen hier en daar (niet overal, helaas!) nog al stroomt, is 't misschien juist thans de tijd zoo iets te ondernemen. Eenige jaren geleden te Doetinchem wonende, voegde ik aan eene daar gehouden tentoonstelling van huisvlijt eene Oost-Indische afdeeling toe en zelden heb ik van iets zooveel genoegen beleefd: de belangstelling van Gelderland's ‘achterhoekers’ was zeer groot. Toch was er niet zoo veel te zien; alleen voorwerpen in eigen bezit en hier en daar wat geleend, o.a. van Boeatan. Het komt mij voor, dat zoodanige tentoonstelling de kosten geheel of althans voor een belangrijk gedeelte zou goed maken; ook zouden verschillende vereenigingen, die zich op dat gebied bewegen geldelijk kunnen steunen. In de eerste plaats dacht Oost en West (en ik zelf had reeds in dien geest aan de Redactie van Ons Land geschreven) daarbij aan het Koloniaal Instituut te Amsterdam, welke vereeniging door haar aangeduid werd als ‘onze rijke zuster’. Misschien (ik kan dit niet naslaan) is in Neerlandia vroeger wel een en ander over deze vereeniging medegedeeld *), maar dit belet niet, dat ik er thans eens op terug kom. Want...... het is een vereeniging, die er mag zijn en die met groote geld- en geestkracht is opgetreden. De dag der oprichting is 11 Augustus 1910. Het doel (zie art. 3 der Statuten) is ‘in het algemeen: het verzamelen en verbreiden van kennis omtrent onze Overzeesche gewesten; in het bijzonder: de behartiging der handels-, nijverheids-, landbouw- en andere belangen, die zoowel voor het moederland als voor de koloniën uit Nederlandsch koloniaal bezit voortvloeien.’ ‘De Vereeniging tracht dat doel te bereiken: a. door de stichting van een gebouw te Amsterdam, dat in het algemeen dienstbaar gemaakt zal worden aan de bevordering van het door de Vereeniging beoogde doel, waarheen, na verkregen overeenstemming met de Maatschappij van Nijverheid, overgebracht zal worden het te Haarlem door haar opgerichte Koloniaal Museum met bijbehoorende inrichtingen en waarin ook aan andere instellingen, die naar het oordeel van het Bestuur daarvoor in aanmerking komen, lokalen ter beschikking kunnen worden gesteld’; ‘b door het organiseeren en aanmoedigen van voordrachten, lezingen en cursussen, het bevorderen van handelsonderwijs in den meest uitgebreiden zin, het houden van tentoonstellingen, het uitgeven van geschriften, het verschaffen van inlichtingen en het doen of aanmoedigen van wetenschappelijke onderzoekingen’; ‘c. door alle andere wettige middelen, die bevorderlijk kunnen zijn aan het door de Vereeniging beoogde doel; een en ander, hetzij alleen, hetzij in samenwerking met andere instellingen, lichamen of personen.’ {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik meende den lezer een dienst te bewijzen door het breede doel der Vereeniging nog eens onder zijne aandacht te brengen. En, als wij nu het verslag over 1916 doorbladeren, dan kunnen we zien, dat de Vereeniging flink aan 't werk is. Wat er alzoo gedaan is en wordt, kan hier slechts aangestipt worden; dit is wel jammer, want ik zou gaarne den vollen indruk geven van de veelomvattende taak der Vereeeniging. De afdeelingen zijn: Algemeen Secretariaat, kostte in 1916 f 36.626.66 Handelsmuseum kostte in 1916 f 21.008.485 *) Volkenkunde kostte in 1916 f 15.048.725 Tropische Hygiëne kostte in 1916 f 22.597.445 _____ Totaal f 95.281.315 Onder de Afd. ‘Alg. Secretariaat’ wordt gehandeld over de gebouwen, de gehouden voordrachten, bibliotheek, fotografiën en lichtbeeldenverzameling. Bij de Afd. ‘Handelsmuseum’ (in 1916 bezocht door 6941 personen) worden vermeld de aanwinsten; de schoolverzamelingen (er zijn er reeds 2181); de reizende producten-verzameling; de voorlichtingsdienst en het laboratorium. De Afd. ‘Volkenkunde’ omvat de handbibliotheek; wetenschappelijke werkzaamheden; voordrachten; verstrekte inlichtingen; verzamelingen. Hieronder worden ook gerangschikt verschillende zelfstandig werkende onderafdeelingen. Zij zijn: 1. Atjeh-instituut; 2. Bali-instituut; 3. Oostkust van Sumatra-instituut; 4. Zuid-Sumatra-instituut. Onder de Afd. ‘Tropische Hygiëne’ wordt medegedeeld wat verricht is op 't gebied van Onderwijs (Leergangen voor en opleiding van gouvernements- en andere artsen, ook onderwijs aan studenten): voorts worden genoemd de publicatiën der afd.; volbrachte studiereizen; de vestiging van een Leerstoel in tropische hygiëne aan de gemeentelijke Universiteit (Prof. Dr. I.I. van Loghem aanvaardde zijn ambt met het uitspreken van een rede over ‘klimaat en ziekte’); voordrachten; diversen. Ten slotte vindt men de verslagen van het Van Eeden-fonds; het Greshofs Rumphius-fonds en van de Overeenkomst tusschen het Koloniaal-Instituut en de Nederlandsche Entomologische Vereeniging. Ziedaar een vluchtige blik in de uitgebreide huishouding van Oost en West's rijke zuster. Geen wonder, dat die huishouding heel wat kost; 't is er dan ook eene van de Upper-ten! Laat ons eenige cijfers mededeelen: Wij zagen reeds dat de exploitatie over 1916 ongeveer f 100.000 vereischte. De beschikbare middelen op 1 Januari 1917 bedroegen f 1.674.161.16. In 1916 werden ontvangen giften van f 100.000; f 50.000; f 10.000 en f 5.000. 't Monumentale gebouw der Vereeniging wordt opgericht; de onderbouw zou in deze maand gereed zijn, is uitbesteed voor f 132.000, de betonwerken voor f 213.300. De gemeente Amsterdam draagt voor den bouw f 300.000 bij; een stichter zegde f 100.000 toe; nog zijn er twee toezeggingen van f 25.000. De jaarlijksche subsidiën zijn: van Koloniën f 42.500 van Binnenlandsche Zaken f 8.500 van Gemeente Amsterdam f 25.500 van Provincie Noord-Holland f 1.000 van Gemeente Haarlem f 1.000 Een ‘stichter’ moet minstens f 25.000 in eens bijdragen, een ‘donateur’ minstens f 10.000, een gewoon lid minstens f 5000 in eens of f 50.- jaarlijks. Het adres der Vereeniging is vooralsnog: Sarphatistraat 36, Amsterdam. * * * De geduldige lezer, die deze mededeelingen aandachtig gevolgd heeft, kan daardoor tot de overtuiging komen, dat het met de verbreiding van kennis over Indië niet zoo treurig geschapen staat, als sommigen willen doen voorkomen. Er is en wordt nu tenminste een grondslag gelegd, waarop de meest degelijke voorlichting voor het Nederlandsche volk kan opgebouwd worden. ‘Voorlichting’...... niet zoo zeer voor ‘the-man-in-the-street’ maar voor handel, industrie, landbouw en wetenschap - een voorlichting dus, die wij noodig hebben om geestkracht op te wekken en daardoor zoowel voor Indië als voor Nederland ten zegen te zijn. Toch twijfel ik er niet aan of ieder Nederlander, die gaarne betrouwbare inlichtingen wil inwinnen, al zijn die van eenvoudigen aard, zal aan 't bovengenoemde adres in de Sarphatistraat niet tevergeefs aankloppen. Wat de redactie van ‘Ons Land’ zich voorstelt is iets anders: een reusachtige populaire reclame om de menschen, ook ‘the-man-in the-street’ als 't ware te dwingen aan Indië te denken. Als nu Ons Land door Oost en West naar de ‘rijke zuster’ verwezen wordt, dan zal dit toch meer zijn om advies en zedelijken steun, hoewel een matige geldelijke steun of subsidie niet uitgesloten behoeft te zijn. Want die rijke zuster zal zeggen: ‘Ik heb wel veel geld, maar ik heb voor mijn huishouding steeds meer noodig; en voor uw breede plannen zou mijn heele bezitting van bijna twee millioen te nauwernood voldoende zijn.’ 't Zou evenwel voor het tentoonstellingsdenkbeeld, enz. enz. al heel veel waard zijn als Ons Land samenwerking kon verkrijgen, zoowel met O. en W. als vooral met het Kol. Inst. Want samenwerking is noodig en ik meen - langzamerhand de kaart van Nederland weêr leerende kennen - dat nadrukkelijk op bijna ieder gebied, moet worden gewaarschuwd tegen versnippering van krachten. Het aantal vereenigingen, die als paddestoelen aldoor verrijzen, is te groot; ze verdringen elkaar en concurreeren in plaats van samen te werken; de bijeengebrachte fondsen gaan doorgaans geheel op aan kosten van beheer en 't houden van vergaderingen; voor krachtig voortwerken is er dan geen geld beschikbaar. Bedenkelijk is 't vooral, als men verzuimt kennis te nemen van 't geen reeds tot stand gebracht werd op een gebied, dat men gaat betreden. Ik had dan ook gaarne gezien, dat Ons Land in zijn reclameartikel ook eens gemeld had wat door het Kol. {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} Inst. reeds is tot stand gebracht om daarna eigen werkkring daarnevens af te bakenen. Zoo verbaasde mij ook wat ik onlangs in de bladen las van den heer Fokkens te 's-Gravenhage. Deze oud-resident deed een oproeping om een inlichtingsbureau op te richten ten bate van hen, die iets van Indië willen weten. Nu heb ik daar niets tegen, maar vraag toch: Waarom dan niet samengewerkt met O. en W., een Vereeniging, die met geringe middelen op dit gebied heel nuttig werkzaam is en alles behalve is ingeslapen? Aan alle Vereenigingen zou ik wel in overweging willen geven: ‘Concurreert niet met elkaâr, maar beproeft liever samen te werken, en als 't kan, samen te smelten.’ * * * Nu de afgevaardigden van ‘Indië Weerbaar!’ weer op weg zijn naar den Evenaar, mogen wij met een enkel woord de beteekenis van hun bezoek alhier in herinnering brengen. Wij kunnen er van zeggen, dat zij hier overal tegemoetkomend en vriendelijk zijn ontvangen; zij hebben daarover niet te klagen. Zij, hunnerzijds, zijn - ieder naar eigen trant - voor hunne belangen opgekomen, hebben gedaan wat ze konden, verdienen den lof van hun plicht gedaan te hebben. In deze moeilijke tijden volbrachten zij een reis, die niet zonder gevaar was; zij hun terugreis voorspoediger, mogen ze gezond en opgeruimd in hunne familiën terugkeeren! Bezadigde kenners van Indië vreesden een oogenblik, dat men hun hier in Nederland als ‘afgezanten van Insulinde’ 't hoofd op hol zoude brengen, (hier te lande is men daartoe niet zelden geneigd). Gelukkig hebben de talrijke ontvangsten en huldigingen deze afgevaardigden niet uit hun rol gebracht. Ze bleven zich voordoen niet als gezanten, maar als de vertegenwoordigers van enkele belangrijke volksgroepen in Indië (waarvan de Javaansche wel de voornaamste is), die voeling zochten met de openbare meening in Nederland. En dat is hun uitstekend gelukt. Hoe Indië op de meest doeltreffende wijze weerbaar te maken, wij zouden ons aan de beantwoording dier vraag niet wagen, ook al lag die binnen ons bestek - wat niet het geval is *). Liever wijs ik er op, dat wij hier te doen hebben met de aankondiging van een nieuw tijdvak: De verschillende rassen en stammen in Nederlandsch-Indië zich eng aaneensluitende om samen sterk te worden. Hiervan was deze Afvaardiging ons het zinnebeeld. Er is nog wel reusachtig veel te verrichten voor die eenheid is tot stand gebracht, maar zij zal eens komen. Het komt mij voor, dat juist op dit gebied door de leden van het A.N.V. in Indië heel wat werk kan en moet verricht worden. Onderlinge minachting en wantrouwen moeten geleidelijk worden omgezet in waardeering en vertrouwen. 't Is nog niet lang geleden, dat de Nederlandsche pers in Indië voor andere natiën aldaar niets anders had dan scheld- of schimp-woorden: Atjehers: ‘Sloebers’, Inlanders: ‘Bruine broeders’, Chineezen: ‘Staarten’, enz. enz.; en nog wakkert een deel van die pers den rassenhaat aan. Van Inlandsche en Chineesche zijde - vroeger stemmeloos - gaat men niet minder kras daartegen in; men geeft elkander niets toe; welk een onhoudbaren toestand! Als nu de Bondsleden in Indië olie op de golven werpen door - persoonlijk of gemeenschappelijk - niet alleen door protesten, maar door hun geheele optreden in huisgezin, werkkring en op maatschappelijk gebied te toonen, dat het hun ernst is met de waardeering van andere rassen; dat het ons, Nederlanders, thans niet meer te doen is om te overheerschen, maar om op te voeden tot eenheid en ware zelfstandige volkskracht, dan zal dat 1000-tal Bondsleden in Indië wonderen kunnen verrichten. Al de ruwheid en onbeleefdheid, die vele hunner rasgenooten zoo langen tijd over de Indische stammen hebben uitgegoten, zal vergeten worden en het ideaal, het samenwerken van al die volken, rassen, stammen, om een machtig gemeenebest Insulinde te vormen, zal er te spoediger door bereikt worden. * * * Laat ik eindigen met een gelukwensch aan Nederland en Indië! In het geïllustreerd Weekblad Indië las ik een opgewekt artikeltje: ‘Een hart onder den riem!’ De schrijver begroet als een lichtstraal in dikke duisternis het courantenbericht, dat mededeeling doet van welgeslaagde proeven, te Bandoeng genomen, waaruit bleek, dat een rechtstreeksche draadlooze verbinding tusschen Nederland en Indië mogelijk is. Die verbinding zal er dus wel komen. Eindelijk dus eens een tijding waarover men zich verblijden kan. Nu is nummer een op de verlanglijst van den Nederlandschen stam een geregelde stoomvaartverbinding: Nederland-Zuid-Afrika-Indië. Zal die nog eens tot stand gebracht worden? Het Nederlandsche hart verlangt er vurig naar...... hier en ginds niet minder. 's-Gr. 18 Juni '17. Dr. v.L. Suriname. Van een en ander. ‘Arbous is gekomen, de langverwachte’ - aldus Suriname van 16 Maart. ‘In onze samenleving, waar echte kunst zoo weinig doordringt, zijn de herinneringen aan het Hollandsch ensemble (waarvan Arbous zelf deel uitmaakte), dat ons, nu 10 jaar geleden, voor het eerst echte Hollandsche kunst deed genieten 1), en aan Vogel, die al bijna vier jaar geleden Paramaribo veroverde met zijn voordrachten, zoo levendig, dat de aankomst van Gerard Arbous met blijde verwachting werd tegemoet gezien.’ Volgens De West van denzelfden datum dacht Arbous vier avonden voordrachten te geven en daarna een groote voorstelling met medewerking van dilettanten. * * * {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} Bij de lessen met lichtbeelden, die door de Haagsche Commissie van lichtbeelden voor onderwijs, in de school aan de Van Dijckstraat te 's-Gravenhage in Mei zijn gegeven, is eene bespreking gehouden over Suriname door den heer Herm. J. Jacobs (oud-hoofd van de Emma-school in Paramaribo). * * * In de Suriname van 3 April j.l. lezen wij: ‘Het rapport van den heer Witteveen in zake de Seadefence in Britsch-Guyana is verschenen en is er met ingenomenheid aanvaard. Alleen over de vertaling, verricht door een Engelschman in Demerary, is men niet tevreden en aan het Bestuur is gevraagd die te laten overdoen. In de Combined Court is een motie van dankbetuiging aan den heer Witteveen aangenomen en is een som van £ 250 (f 3000) beschikbaar gesteld, met verzoek bij den heer Witteveen aan te dringen deze som als honorarium aan te nemen. Naar het gerucht wilde, zou ons Bestuur niet wenschen, dat de heer W. honorarium voor zijn arbeid ten behoeve van de zusterkolonie aannam.’ * * * ‘Uit onze omgeving’ is de titel van een leesboekje 2) voor Surinaamsche scholen, door de heeren Herm. J. Jacobs (oud-onderwijzer te Paramaribo) en Julius W. Lobato, (Hoofd van de Emma-school te Paramaribo) voor het derde leerjaar bestemd. Een gelukkige gedachte der schrijvers om het Surinaamsche kind leesstof te geven aan zijne omgeving ontleend. Reeds lang bestond hieraan groote behoefte, daar de in gebruik zijnde leesboeken, voor de Hollandsche jeugd geschreven, niet zelden geheel ongeschikt bleken voor de scholen aldaar. De teekenaar Jan Sühl heeft het boekje van aardige duidelijke plaatjes voorzien, die de jeugdige lezers onmiddellijk verplaatsen in het land waarvoor dit goed uitgevoerde leesboekje is bestemd. Een 2e deeltje is - naar wij vernemen - al reeds ter perse. Nederl. Antillen. Verslag over het jaar 1916. Ledental. Dit bedroeg op den 31 Dec. 1916, 29 beschermende leden en 178 gewone leden, verdeeld als volgt: Afd. Curaçao: 29 beschermende leden, Afd. Curaçao: 132 gewone leden. Afd. Aruba: 25 gewone leden. Afd. Bonaire: 11 gewone leden. Afd. Saba: 3 gewone leden. Afd. St. Eustatuis: 4 gewone leden. Afd. St. Martin: 3 gewone leden. Vergaderingen. Er werden gehouden een Algemeene en twee Bestuursvergaderingen. Op de Algem. Vergadering trad op de Nederl. blinde kunstenaar de heer Beverwijk, die een concert op de piano gaf. Bestuur. Door het vertrek van den heer H.P. de Vries, kwam een bestuursplaats open, die welwillend ingenomen werd door den heer H.L. Bierman. Studiebeurzen. Er werden twee studiebeurzen verleend; een aan een jongedame, die in Nederland studeert voor onderwijzeres. Geldmiddelen. De rekening beliep in ontvangst en uitgaaf f 1682.99. Evenals vorige jaren genoten wij van het Gouvernement een subsidie van f 750.-. De Commisssie tot het nazien van de rekening en verantwoording bestaande uit de heeren R.S. de Lannoy, James Corsen en H.W.L. van Meeuwen, heeft deze goedgekeurd. Aan eenige wenken van laatstgenoemde, zal gevolg worden gegeven. De Secretaris, H.M. CHUMACEIRO. Zuid-Afrika. Nederl.-Zuid-Afrikaansche handel. Verschenen zijn de mededeelingen omtrent den arbeid van de Commissie voor den Nederlandsch-Zuid-Afrikaanschen handel. Deze commissie ontstond na de in 1907 te Londen gehouden tentoonstelling van Zuid-Afrikaansche producten, welke later, van 25 Maart-10 April te Amsterdam werd gehouden. De producten van Kaapkolonie, Oranje Vrijstaat, Natal en Rhodesia waren er tentoongesteld, de belangstelling was zeer groot en trok de aandacht in Zuid-Afrika; de beteekenis van Nederland als doorvoerland voor Midden-Europa trad daardoor meer in het licht dan tevoren het geval was geweest. Op voorstel van den toenmaligen minister van Landbouw, Nijverheid en Handel werd bij Kon. Besluit van 8 Januari 1908 No. 6 de bovengenoemde commissie ingesteld. Deze commissie heeft tot taak het bevorderen der ontwikkeling van de Handelsbetrekkingen tusschen beide landen, met name door het houden van tentoonstellingen en door het verstrekken van voorlichting omtrent den afzet van Zuid-Afrikaansche producten in Nederland en van Nederlandsche producten in Zuid-Afrika. Voorzitter was de heer F.C. Stoop te Londen, leden waren de heeren K.F. van den Berg en O. Kamerlingh Onnes te Amsterdam, Mr. W. Roosegaarde Bisschop te Londen en Mr. H.C. Obreen te 's-Gravenhage, de beide laatstgenoemde heeren als secretarissen. {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} De eerste bemoeiïngen der commissie waren er op gericht om den aanvoer van Zuid-Afrikaansch fruit naar Nederland geregeld te verzekeren. De Commissie verleende hare medewerking tot het wekelijks houden van veilingen te Amsterdam, waardoor het Zuid-Afr. fruit meer bekendheid verwierf bij het Nederl. publiek. Te Rotterdam werd met hare medewerking opgericht de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Fruitcompagnie. Ook voor den aanvoer van andere Zuid-Afr. producten, als wol, mais, huiden, enz. trachtte de Commissie zooveel mogelijk belangstelling te wekken. De uitgave werd bezorgd van een reclameboek met platen, getiteld: Zuid-Afrikaansche producten voor Noord- en Midden-Europa, welk geschrift in Zuid-Afrika werd verspreid. Een groot arbeidsveld lag voor de Commissie open ten aanzien van het bevorderen der ontwikkeling van den uitvoer van Nederlandsche Nijverheidsproducten naar Zuid-Afrika. Met voldoening kan de Commissie op haar taak terug zien, waar er - zooals zij mededeelt - hier telande in dien tijd nog een zeker vooroordeel tegen het doen van zaken met die streken bestond en men dit afzetgebied vrijwel beschouwde als tot het verleden te behooren. Met de Kamers van Koophandel in Johannesburg en Pretoria werden betrekkingen aangeknoopt en eene overeenkomst gesloten, waarbij de Commissie uitsluitend de taak op zich zoude nemen om voor het werk der Kamers onder de Nederlandsche fabrikanten propaganda te maken, terwijl dan de Kamers zich geheel zouden kunnen wijden aan de belangen van den Nederl. uitvoer naar Zuid-Afrika. In het midden van 1912 werd het mogelijk de aanvankelijk op zeer bescheiden voet ingerichte monsterkamer van Nederlandsche producten te Johannesburg flink uit te breiden, en over te brengen naar een betere localiteit, op een der beste standen. Voor deze monsterkamer maakte de Commissie in Nederland de noodige reclame, o.a. door de uitgave van een reclameboek met platen, door den secretaris te 's-Gravenhage samengesteld en getiteld: ‘Nederlandsche producten in Zuid-Afrika en de ontwikkeling van de Nederl. monsterkamer te Johannesburg.’ Het aantal leden in Nederland der Kamer van Koophandel te Johannesburg wies gedurig van 105 in 1910 tot 200 in 1912. Het maximumcijfer van den uitvoer uit Nederland werd in 1913 bereikt, n.l. f 10.248 492.-. Ofschoon de oorlog in 1914 met één stoot alles dreigde omver te werpen, kwamen de moeilijkheden der eerste tijden te boven, vooral door den steun van Minister Treub en enkele particulieren, waaronder het bestuur van de vereeniging Z-.A.S.M. De groote vraag voor nijverheidsartikelen van neutrale landen, die in Zuid-Afrika was ontstaan, bleef onverminderd, ja nam toe. De Commissie meent, dat wanneer er geen uitvoerverboden hadden bestaan en de Nederlandsche nijverheid in staat ware geweest al de ontvangen orders uit te voeren, de uitvoercijfers van de oorlogsjaren zeker ver boven het cijfer van 1913 zouden gestegen zijn. Teneinde de Nederlandsche industrieelen meer systematisch op de hoogte te brengen van hetgeen op de Z.-A. markt wordt verlangd, heeft de Commissie in Z.-A. eene verzameling laten bijeenbrengen van monsters van in Z.-A. meest gangbare nijverheidsartikelen, waarbij zijn gevoegd rapporten, aangevend het meest wetenswaardige voor degenen, die naar Z.-A. wenschen uit te voeren. Deze verzameling is in Amsterdam te zien geweest in het gebouw der Tranvaalsche Bank- en Handelsvereeniging en eveneens ter Jaarbeurs te Utrecht. De arbeid der Commissie is gestadig toegenomen. De directe aanvragen welke met iedere mail uit Z.-A. worden ontvangen, zijn zóó talrijk, dat het plaatsen van deze aanvragen het grootste deel van den arbeid van het kantoor in beslag neemt. Dit bewijs van vertrouwen is een zeer verblijdend verschijnsel. Aan het verslag heeft de Commissie, een alphabetische opgave der artikelen toegevoegd, waarover de laatste jaren briefwisseling heeft geloopen. En dit zijn er niet minder dan 159! Een grafische voorstelling van den uitvoer van Nederland naar Zuid-Afrika over 10 jaren (1906 tot en met 1915) verrijkt met eenige afbeeldingen het lezenswaardig verslag. De Commissie bestaat thans uit de volgende heeren: Jhr. H. Loudon, Voorzitter, Mr. W. Roosegaarde Bisschop te Londen en Mr. H.C. Obreen te 's-Gravenhage, Secretarissen, Mr. H. Cosman, Penningmeester, E. Bruchner, Mr. E.J. Everwijn Lange, O. Kamerlingh Onnes en Dr. H. van Beeck Vollenhoven. Het kantoor is gevestigd Lange Houtstraat 36 's-Gravenhage. * * * Nader vernemen wij van de Commissie, dat de belangstelling voor deze verzameling ter Jaarbeurs te Utrecht zóó groot was, dat het aantal leden van de Nederl. Kamer van Koophandel te Johannesburg van 200 tot 260 steeg. Er was bovendien zóóveel belangstelling voor het plan der Commissie om ook te Kaapstad eene Nederlandsche Monsterkamer op te richten, dat na afloop der Jaarbeurs de totstandkoming dezer Monsterkamer vrijwel als verzekerd kon worden beschouwd. Afd. Bloemfontein. Jaarverslag over 1916. Deze afdeling, die zich de laatste jaren voornamelik bezig houdt met het toewijzen van prijzen aan geslaagde kandidaten in de Vrijstaat bij de Taalbond-Eksamens, heeft zich ook dit jaar niet onbetuigd gelaten en de volgende prijzen toegekend: {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De tegenwoordige Nederlandsche Monsterkamer te Johannesburg.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Straat te Johannesburg, waar de Nederlandsche Monsterkamer is gevestigd.==} {>>afbeelding<<} {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} Geschiedenis, Lagere afdeling: 10/- aan Johanna Hefer, Middelbare School, Smithfield; Geschiedenis, Hogere Afdeling: 20/- aan T.G. Skeen, Nonmaalschool, Bloemfontein; Hollands, Lagere Afdeling: 10/- aan E.W. Brummer, Openbare School, Goedemoed; Hollands, Hogere Afdeling: 15/- aan J.P.v.d. Merwe, Middelbare School, Boshof; Hollands, Hoogste Afdeling: 25/- aan N. Anderson, Lindley; Hollands, Diploma Nederl. Letterkunde: 40/- aan Bertha Jappers, Bloemfontein. Het bestuur meende, dat men in de huidige omstandigheden het doel van het Verbond niet beter kon nastreven dan door het toekennen van prijzen bij eksamens in de Hollandse taal. Dit was dan ook de reden dat onze afdeling een prijs van £ 1.1.- beschikbaar stelde voor de recitatiewedstrijd, dit jaar door de O.V.V. te Bloemfontein gehouden. Voor dit bedrag werden hollandse boeken aangekocht en aan de prijswinners uitgedeeld. Om de belangstelling in de afdeling wat op te wekken zond het bestuur een verslag van de jaarvergadering uit met begeleidend rondschrijven, doch het resultaat was teleurstellend. Slechts een paar nieuwe leden traden toe. Daar tegenover staat, dat de afdeling weer 'n paar leden moest missen, onder wie ook ons ere-lid President M.T. Steyn, die zo plotseling in November overleed. De hollandse stam in Zuid-Afrika heeft zijn edelste en krachtigste voorganger in President Steyn verloren, die in liefde tot zijn land en volk voortdurend optrad als een voorvechter van de hollandsche taal. Als blijk van simpathie met de familiebetrekkingen van deze onvergetelike volksheld heeft de afdeling een krans op zijn laatste rustplaats doen neerleggen. Aan de oproeping, in het laatst van het jaar uit Holland ontvangen ter ondersteuning van nederlandse kinderen in den vreemde en voor de leniging van de zedelike en stoffelike nood der vlaamse bevolking werd door de afdeling geen gevolg gegeven. Destijds werden zoveel kollekten voor alle mogelike doeleinden gehouden, dat volgens de mening van het dagelikse bestuur het onbegonnen werk zou zijn geweest nog meer van de liefdadigheid der mensen te vergen. Ingevolge besluit op de vorige jaarvergadering genomen zijn enige leden van de lijst afgevoerd wegens niet-betaling hunner bijdrage. Het ledenaantal bedraagt tans 43. Het bestuur bestaat uit de volgende heeren: J.S.M. Rabie, voorzitter; P.E. Kampfraath, postbus 121, penningmeester; Dr. C.F. Visser; A.C. Boeseken; H.H. van Rooyen; Dr. Pretorius en Fred. P. Schuur, postbus 127, sekretaris. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt Volksopbeuring en het Comité voor Nederl. kinderen in den vreemde. In den trant van Potgieter. Op den Dingaansfeestviering in 1916 in Senekal (Transvaal) hield de heer H.H. van Roijen een toespraak, welke hij ten bate van het Onderwijzers Helpmekaarfonds het licht deed zien. De toespraak heet: ‘Jan Kolonie, seun van Jan Kompanie, als stiefseun van John Bull.’ Het is een geestige en prettige beschrijving in den trant van Potgieters opstel: ‘Jan, Jannetje en hun jongste kind’ op Oudejaarsavond 1916 75 jaren geleden geschreven. De verschillende tijdperken van Zuid-Afrika loopt de schrijver door, van het begin der O.I. Comp. af tot heden. Jan Salie, Jan Papbroek, Jan Kompanie, Jan Kolonie, Geel en zwart Jantjie, John Bull, Jean de la France, Jan Kordaat, Jan Bataaf, Jan Politiek, Jan Historie, welke worden ten tooneele gevoerd. Het slot luidt: ‘Jan doen afstand van sij eie gekose naam Republiek en gaat 'n kompanjonskap aan met kleine Johnnie Bull onder die firmanaam van Union Bros. of Gebroeders Unie. Maar jij Jan Unie, meerderjarig verklaar deur John Bull, wijs vir die wereld dat jij inderdaad ook meerderjarig is en wees jouself!’ Amerika. Amerikaansche brieven. III. Grand-Rapids, Michigan, 24 April 1917. Een oorlog is toch geen onvermengd kwaad, hoeveel rampspoed ook door hem geteeld wordt. Dat blijkt zelfs het geval te zijn op het terrein, waarop het Algemeen Nederlandsch Verbond arbeidt: het Nederlandsch taalgebied. Door middel van den grooten wereldstrijd ontstaat er in Amerika allerwege eene belangstelling in de taal en letterkunde der oorlogvoerende volkeren, die ongekend was in de geschiedenis onzer natie. Wij lezen nu in onze dagbladen van de Ukraniers, Letten en Lithauers en Rutheniers en alle andere soorten van stammen, van welke schier niemand onzer iets af wist in vroeger dagen, en meer en meer wordt er behoefte gevoeld om de taal en letterkunde der Oude Wereld meer aandacht te schenken dan ooit te voren. Ook de Nederlandsche taal wordt daardoor meer bekend. En leerstoelen er voor tracht men in verschillende universiteiten te openen. Reeds doceert Prof. van Noppen in Columbia University en Dr. van Loon is aan Cornell verbonden. Te Seattle, in het verre Washington, maakt men plannen om het voorbeeld van het Oosten te volgen. Ook de groote Leland Stanford Jr. Universiteit van Californië begeert een leerstoel voor de studie der Nederlandsche taal, historie en kunst en verder {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} hoort men van dergelijke plannen aan de Illinois Universiteit, terwijl aan de Kansas Staats-Universiteit te Lawrence alreeds onderwijs daarin gegeven wordt door Prof. P.A.F. Appelboom. Reeds enkele jaren geleden gaf Dr. T. de Vries onderwijs in bovengenoemde vakken aan de groote Chicago University, en als vrucht grootendeels van zijn arbeid aldaar bezitten wij thans de belangrijke werken van zijne pen: ‘Dutch History, Art and Literature for Americans’, (Eerdmans-Sevensma Co., Grand-Rapids, Mich.) 1912, en ‘Holland's Influence on the English Language and Literature’, Chicago, Ill. C. Grenzebach, 1916 1). Ook aan Calvin College te Grand Rapids en Hope College te Holland Mich. wordt natuurlijk les gegeven in de taal en letterkunde der vaderen en grondleggers onzer Hollandsche kolonies, terwijl ook in den staat Iowa de Nederlandsche taal en letterkunde gedoceerd wordt, n.l. aan Grundy Center College der Chr. Geref. Kerk en Central College te Pella, thans onder jurisdictie der Geref. Kerk. Doch wat vooral moedgevend is, is het feit dat de groote staatsuniversiteit van Michigan, waaraan zoovelen van het kroost der grondleggers onzer volksplantingen hunne hoogere opvoeding ontvingen en ontvangen, pogingen worden aangewend tot het oprichten van een leerstoel voor de Ned. taal en letterkunde. De autoriteiten aldaar worden gesteund door eene vereeniging te Grand Rapids en elders in wording, eene beweging die geleid wordt door den consul van Nederland te Grand Rapids, den heer Jacob Steketee, en die ontstond op aanstichting van de dochter van den bekenden Nederlandschen staatsman en geleerde, mej. Catharina Kuyper, die hier thans sinds enkele maanden op bezoek is 2). Tot steun van het op te richten ‘Department of Holland History en Literature at the university of Michigan’, werd er te dezer stede een concert gegeven, dat lang in herinnering zal blijven. Wij bedoelen het optreden van Tilly Koenen, de bekwame Nederlandsche zangeres wier liederen grooten indruk maakten, en Leon Sametini, wiens vioolspel verrukte. Vooral het gezang van Mej. Koenen: ‘O Heer die daer’, met orgelbegeleiding, sloeg in, en toen zij als toegift het ‘Wilhelmus’ begon te zingen kwam heel de vergadering spontaan op de been, en in harten en hoofden trilde zooveel van liefde en geestdrift voor het oude Nederland en zijn doorluchtig stamhuis, dat velen die hier reeds lange, lange jaren als Republikeinen woonden onder de sterren en strepen, niet gedacht hadden dat zulke aandoeningen hunne ziel nog konden overmeesteren. Het was de eerste maal in de zeventigjarige historie onzer Michigan-kolonie, dat beroemde Nederlandsche kunstenaars ons bezochten en deden genieten, en het resultaat van hun optreden is geweest dat de van huis uit Amerikaansche medeburgers onzer stad meer eerbied gevoelen voor de Nederlandsche kunst dan zij tevoren ooit hadden door onbekendheid, terwijl het Hollandsche volk hier, meer dan sinds geruimen tijd het geval was, iets gevoelde van stameenheid, die bindt als een snoer. MELIS STOKE Jr. De Nederl. samenleving in Amerika. Door den Nederlandschen Vice-Consul in San Francisco, de heer J.A. Schuurman, werden in 1916 gegevens verzameld van alle Nederl. instellingen in de Vereenigde Staten. Wij zijn voor deze opgaven dankbaar en ruimen gaarne in Neerlandia een plaats in om meer bekendheid hieraan te geven. Dat het Hollandsche leven in Amerika bloeit, was ons bekend, doch de omvang van het aantal Nederlandsche instellingen heeft ons verrast. Wanneer wij dan allereerst de Vereenigingen noemen, zien wij ze verdeeld over verschillende plaatsen, waarvan Chicago en Nieuw-York de meeste tellen. Er zijn in: Nieuw-York City: De Hollandsche Club, Eendracht maakt Macht, Nederlandsche Weldadigheidsvereeniging. Hoboken: (N.J.) Neerlandia. San Francisco: Nederlandsche Vereèniging in Californië, Nederl. Ondersteuningsvereen. San Diego (Cal.): Nederlandsche Vereeniging. Los Angeles (Cal.): Nederlandsche Vereeniging. San Antonio (Tex.): Holl. Club van Texas. Akron (Ohio): Holland Athletic Club. Grand Rapids (Mich.): Twee Nederlandsche hulpvereenigingen, Fas et Jus (Politieke vereeniging), Credimus et Intellegamus (studenten). Kalamazoo (Mich.): Holl. Onderlinge Hulpvereen. St. Louis (Mo.): De Nederlandsche Vereeniging. Chicago (Ill.): Holland Society of Chicago (vereeniging van Amerikanen van Nederlandsche afkomst), Zelf Hulp, Hulp in Nood, Excelsior, Eendracht maakt Macht, Vriendschap en Trouw, Christian High School Association. Kimberly (Wis.): Neerlandia Club, Holl. Bond. Kamers van Koophandel zijn er twee, n.l. in: Nieuw-York: Nederlandsche Kamer van Koophandel in Amerika, en San Francisco: Nederlandsch-Amerikaansche Kamer van Koophandel. {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} Als Vereenigingen van Afstammelingen van Nederlanders zijn er 6 bekenden en wel in: Nieuw-York City: The Holland Society, The St. Nicholas Society, The Holland Dames. Grand Rapids (Mich.): Knickerbocker Society. Muskegon (Mich.): The Knickerbocker Society. Chicago (Ill.): Holland Society. Er is in Amerika 1 Zeemanshuis te Hoboken (N.J.): Nederlandsch Zeemanshuis. Onderwijsinstellingen worden gevonden in: Holland (Mich.) Western Theological Seminary (Dutch Ref.), Hope College. Grand Rapids (Mich.): Calvin College, Theologische School (Christian Reformed). Ogden (Utah): Nederl. Opvoedkundige Vereen. Nieuw-York City (N.Y.): Queen Wilhelmina Lectureship. Orange City (L.A.): Northwestern Classical Academy (Dutch Ref.) Ripon (Wisc). Wisconsin Memorial Academy (Dutch Ref.). Een 6-tal weldadigheidsvereenigingen en stichtingen zorgen voor minder vermogende landslieden, ouden, gebrekkigen en zieken. Deze zijn in: Nieuw-York City (N.Y.): Tehuis voor onvermogenden (behoort aan de Nederl. Weldadigheidsvereeniging aldaar). Paterson (N.J.): Holland Home voor Bejaarde Landgenooten. Grand Rapids (Mich.): Holland Union Benevolent Association of Grand Rapids (een oude mannen- en vrouwenhuis). Cullerville (Mich.): Christian Asylum for the Insane. Denver (Colo): Bethesda, voor teringlijders. Chicago (Ill.): Tehuis voor Bejaarden, terwijl voor tijdelijke hulpverschaffing nog in het leven werden geroepen een Holland Relief-Committee te Portland (Ore), Chicago (Ill.), Grand Rapids (Mich.). In 14 plaatsen worden 27 nieuwsbladen uitgegeven, waarvan sommige in Nederland wel bekend zijn *). Grand Rapids spant met zijn 7 Hollandsche bladen de kroon, daarna volgt Holland met 6, Orange City met 3 enz.; zij verschijnen in: Chicago (Ill.): Onze Toekomst. Pella (Iowa): Pella's Weekblad (misschien ook een ‘Pella's Nieuwsblad’), De Christelijke Uitdeeler. Orange City (Iowa): De Vrije Hollander, De Volksvriend, De Heidenwereld. Salt Lake City (Utah): De Utah Nederlander. Grand Rapids (Mich.): De Calvanist, Holland Farmer, De Huisvriend (maandblad), Het Ideaal (idem), De Standaard, Holland Home News, Calvin College Chimes. Holland (Mich.): De Gereformeerde Amerikaan, Voor de Zondagschool, Ons Vaandel (The Banner), De Grondwet, De Hope, De Wachter. Kalamazoo (Mich.): De Hollandsche Amerikaan. Paterson (N.J.): De Telegraaf. Passaic (N.J.): Het Oosten De Pere (Wis.): De Volksstem. Moline (Ill.): De Gazette van Moline, (onafhankelijk Vlaamsch Weekblad). Sioux Center (Iowa): Sioux Center Nieuwsblad. Detroit (Mich.): De Detroitenaar. Meer dan in iets anders zijn de Nederlanders in de Vereenigde Staten georganiseerd in hunne Kerken. Deze kerken vormen grootendeels een deel van bestaande kerkgenootschappen, welke ook andere kerken omvatten, waar niet in het Nederlandsch wordt gepreekt. Protestantsche Kerk. Er bestaan verschillende Protestante Genootschappen in de Vereenigde Staten, die voor een kleiner of grooter gedeelte Nederlandsch zijn. Er zijn dus zuiver Nederlandsche kerken, gemengde kerken en zuiver Amerikaansche kerken, die nochtans tot een Nederl. genootschap behooren. De Protestantsche kerken zijn veel talrijker dan de Roomsch-Katholieke. Roomsch-Katholieke Kerk. Er bestaan vele kerken, waar de diensten in de Nederlandsche taal gehouden worden. Ook bestaan er vele, waar de diensten niet in de Nederlandsche taal plaats hebben, maar waar toch een groot aantal Nederl. hoorders komen. Zoowel in de eerste als in de tweede, alsook in nog andere kerken, waar weinig of geen Nederlanders komen, treft men vele Nederlandsche en Vlaamsche priesters aan. Er zijn tal van Nederlandsche en Vlaamsche pastoors, bisschoppen en andere geestelijken, alsmede broeders en kloosterlingen in de Vereenigde Staten. De Roomsch-Katholieke Kerk vat de Nederlanders en de Vlamingen altijd samen. De ‘Catholic Directory’ bevat de namen van ongeveer 300 Nederlandsche en Vlaamsche priesters alleen in de Vereenigde Staten. De Nederlandsche en Vlaamsche geestelijken in de Vereenigde Staten hebben een Priesterbond opgericht (Belgian and Holland Priests Association), waarvan het hoofdkwartier in Rochester (N.Y.) gevestigd is. Van de Centrale lichamen in de verschillende Kerkgenootschappen zoude men wellicht lijsten kunnen krijgen van de onder hen geschikte kerken, Christelijke jongelings- of jongedochters-vereenigingen, zondagscholen, kloosters, en tal van andere instellingen, die van Nederlandschen aard zijn. Mormonen. In den staat Utah leven Nederlandsche mormonen, {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} die ook eene Nederlandsche instelling op kerkelijken grondslag bezitten, alsmede eene Mormoonsche Kerk. Aan het slot een enkel woord over het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat, zoo men weet in Amerika 3 afdeelingen heeft, en wel in Nieuw-York, de afdeeling Nieuw-Nederland en in Chicago (Ill.) de beide afdeelingen Chicago en Roseland-Chicago. Er zijn voorts nog 3 vertegenwoordigers, n.l. een in Kansas City (Mo.) een in Basic City (Va.) en een in San Francisco (Cal.). Onze Boekencommissie voorziet verscheidene verzamelpunten van Nederlanders, die daarom nog niet georganiseerd behoeven te zijn, van boeken, zooals de zeemanshuizen te Newport News (Va.), Nieuw York City (N.Y.), Nieuw Orleans (La.), Philadelphia (Pa.), Charlestown (Mass.), en het tehuis voor bejaarde zeelieden te Nieuw Brighton, Staten Eiland (N.Y.). Taalcommissie. Vermijd zooveel mogelijk zinnen in den lijdenden vorm! Of kwetst een mededeeling als de volgende niet het Nederlandsche taalgevoel: ‘Er werd in de auto's gestapt en door H.M. naar het station N. gereden.’ Vooral de aanhef is kostelijk. * * * Zoo'n domme boer! Die kent niet eens Fransch! Een correspondent deelt ons mede: Men vroeg een inwoner van IJhorst en de Wijk, naar zijn vroegeren predikant dr. Van Senden, die een retraite-huis gaat oprichten. Het antwoord luidde: 't was een beste domineer, alleen hij preekte wat onbegriepelijk en nou gaat-ie met z'n vrouwe wonen in zoo'n retirade-hoes. (Het Vaderland). * * * ‘Indië weert zich voor het Nederlandsch’, zóó zei Indië weerbaar. Onder den invloed van het verblijf hier te lande leerde de Regent van Magelang zeker, dat p.p.c. Nederlandsch is. 't Is niet te hopen, dat hij de Nederl. vertaling er van bedoelde in zijn afscheid in ‘Het Vaderland’: RADEN TOEMENGGOENG Danoesoegondo, REGENT VAN MAGELANG, aan boord van het S.S. Koningin der Nederlanden. p.p.c. * * * A.J.V. te Rotterdam schrijft: Op een speellijst, aangekondigd door de Nederlandsche opera, te spelen door Nederlandsche kunstenaars met aan de eene zijde de banen rood, wit en blauw van de Nederlandsche vlag te moeten lezen een Fransch woord ‘Spectacle coupé’ vind ik diep treurig: hieraan heb ik mij geërgerd. Een Nederlandsch woord?: Van-alles-wat-spel. Klinkt 't in den beginne misschien wat raar; wanneer dit woord burgerrecht heeft verkregen, zal het heel gewoon klinken; ik geef het natuurlijk in plaats voor een beter. * * * ‘Gangen’ of ‘gerechten’. Ik lees in de Haagsche ‘Avondpost’: Een landgenoot die in 't Zuiden van Frankrijk vertoeft komt op tegen het germanisme ‘gangen’, dat wij gebruikten in een opmerking over de beperking der maaltijden in onze eethuizen. Wij vinden dat woord ‘gangen’ evenmin goed Nederlandsch als hij, maar namen het over uit de beschikkingen der Regeering. ‘Gerechten’ is beter en ‘schotels’ nòg beter. Dit laatste woord is ook in de vaktaal gebruikelijk. Wij hoorden nooit een bediende in een eethuis spreken van ‘gerechten’, wel van schotels, waarmee dan hetzelfde bedoeld wordt als het Duitsche ‘Gang’. ‘Gerecht’ zou misschien kunnen leiden tot twistvragen. Onze landgenoot, die zich voorstelt als lange jaren trouw lezer van de ‘Avondpost’, zal overigens wel willen gelooven, dat wij, evenals hij, voorstanders zijn van Nederlandsch in Nederland. Hoe lang zal het nog duren, eer de kellner, die ons in het restaurant 't Fransche menu serveert, is veranderd in een bediende, die in het eethuis de spijslijst afwerkt, in plaats van de ‘rotti’ het gebraad noemt, voor ‘de antremee’ een tusschengerecht brengt, en na de soep met een vleeschschoteltje komt. Maar het slot, de ‘fooi’, is al echt Hollandsch. Eind goed, al goed! Tot dusver het aardige stukje in de ‘Avondpost.’ We veroorloven ons de opmerking, dat 't woord ‘gang’ nog niet zoo kwaad is. Men zou er ook ‘rondgang’ van kunnen maken. Zoo'n gang bestaat niet uit één gerecht of één schotel, maar uit meer dan één saamgevoegd. Voor één rondgang zijn soms ook twee of meer bedienden noodig. In ieder geval geeft ‘gang’ 't minst aanleiding tot misverstand. N.N. Hoewel we het bovenstaande stukje om zijn strekking overnemen, willen we daarmee nog niet zeggen, dat we 't met N.N. geheel eens zijn. Wij blijven de voorkeur aan schotel geven, omdat dit onvervalscht Nederlandsch is. * * * Verfransching. Het groote Haagsche stadsdeel, dat ‘Duinoord’ heet, bleef tot dusver nog al van vreemde smetten vrij. Maar...... lijn 3 schijnt uit 't middelpunt der stad de besmetting over te brengen. Vlak bij halte Reinkenstraat en het Ververschingskanaal wordt een verfrisschingsgebouw (restauratie) opgericht en dat zal heeten l'Espérance. Dit woord doet ons denken aan 't zinnetje Haegsch-Fransch: ‘Prenez sur, Charles, n'escaliez pas dans cette espérance!’ N.N. Zou de ondernemer wellicht uitsluitend prijs stellen op het bezoek van Franschen en Fransch sprekende Belgen? Zoo ja, dan gelooven wij niet, dat l'Espérance erg trekken zal. * * * In de Haegsche tram. (Opgevangen). Levendig gesprek tusschen Indisch heer en dito dame, die elkaar in 20 jaar niet ontmoet hadden. {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} Dame: ‘U moet ons eens opzoeken, ja? Op den derden Woensdag van de maand is 't me zjoer!’ Heer: ‘Wat is dat 'n “zjoer”. Dame: Wel, dan ontvang ik menschen.’ Heer: ‘Ik zal zeker komen kijken; en als U ons wilt bezoeken, wij ontvangen toerlezjoer!’ (Gegiegel van de omzittenden). N.N. * * * AVIS aux Nationaux hollandais à Bruxelles. - Quelques Néerlandais, ayant pris l'initiative de présenter une adresse de remerciement et d'hommage à leur ancien Vice-Consul Monsieur M.G.L. van der Waarden à l'occasion de sa retraite, invitent leurs compatriotes à signer cette adresse au comptoir de la Maison Louis van Gelder, Boulevard du Nord 165 et chez Hulstkamp, Boulevard Anspach 74.’ Dit is een oproep, door Nederlanders tot Nederlanders gericht in een Nederlandsch dagblad (N. Rott. Crt.). Welk een voorbeeld geven zij aan de Vlamingen. Zulke menschen, die zich schamen, zich in den vreemde (en nog wel in België) onder elkaar van hun moedertaal te bedienen, zijn erger dan de ergste Franskiljons! Deze ‘nationaux hollandais’ zijn Hollanders, die hun nationaliteit verraden. (Toekomst.) * * * Een Hagenaar, die ‘reeds 13 jaar lid is van het A.N.V.’ schrijft: Het trof mij zeer, dat in de taalrubriek van Neerlandia niet de aandacht is gewijd aan het feit, dat de gemeente 's-Gravenhage, het Rijk en een aantal dagbladen het in onbruik geraakte goed Nederl. woord bijslag in volle eer hebben hersteld. Het dreigde verdrongen te worden door toeslag, dat, wellicht in het oud-Nederlandsch niet onbekend, in de laatste 20 jaren slechts uit Duitschland in ons taalgebruik is ingevoerd. De meeste hoogleeraren van naam beschouwen toeslag als een afkeurenswaardig germanisme, dat uitgeroeid behoort te worden. Maar ook wanneer men dit sterk standpunt niet deelt, zal men het moeten toejuichen, dat het woord ‘bijslag’, van een wissen ondergang gered, en in de levende taal met kracht is binnengebracht. Doch nu ter zake. De feiten, waarop in Nederland wel de aandacht mag worden gevestigd, zijn de volgende: Het Gemeentebestuur van Den Haag was hier te lande het eerste lichaam, dat in zijn ambtelijke stukken (een praeadvies over de duurtebijslag van 17 November 1916) het woord bijslag bezigde, en sedert in alles ter uitvoering van de regeling op op den duurtebijslag dien term vasthoudt. De Haagsche dagbladen volgden weldra, en ook de Nieuwe Rott. Courant heeft sedert dien met voordacht steeds van ‘bijslag’ gerept. Het Rijk sloot zich daarbij aan. Terwijl de tegemoetkoming in de duurte van 1916 in alle ambtelijke bescheiden als toe slag werd aangeduid, wordt in de regeling van 1917 steeds van bijslag gesproken. Dit begon reeds in de Memorie van Toelichting betreffende die regeling. De ambtenaren van Financiën (Generale Thesaurie) daarvoor alle hulde! Beproefd werd ook bij Amsterdam's vroedschap dien term ‘bijslag’ in te voeren, doch terwijl de, met het ontwerpen der regeling belaste ambtenaren dit woord bezigden, kwam de Regeering toch met het woord ‘toeslag’ bij den Raad. Het eenige blad, dat op verzoek het woord ‘bijslag’ weigerde, was ‘Het Volk’, dat, behalve soms in de woorden van een Haagsch correspondent, hardnekkig ‘toeslag’ blijft gebruiken. Het is niet alleen ter wille van de merkwaardigheid, dat ik het bovenstaande gaarne in Neerlandia zag bekend gemaakt. Ik weet, dat hetgeen in de taalrubriek wordt medegedeeld, wel degelijk invloed heeft. En bovendien moet de goede uitkomst, die de tegen het woord toeslag aangebonden strijd heeft opgeleverd, den bestrijders van taalbederf in 't algemeen moed geven. De Commissie nam het bovenstaande met instemming op, maar kan toch niet nalaten er op te wijzen, dat men niet-ambtelijke stukken veel vaker toeslag dan bijslag gebruikt. Zelfs vonden wij toeslag in een stukje onder het opschrift Duurtebijslag. Gelukkig zijn wij echter op den goeden weg. Ingezonden. Open brief aan den Heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge. WelEdelZeerGeleerde Heer, In de Alg. Vergadering van Groep Nederland op 14 April j.l. is bij motie besloten, aan eene uit leden van Groepsbestuur en propaganda-commissie samengetelde commissie op te dragen, een ontwerp te maken voor de verdere werkwijze van de Groep en hare verhouding tot andere vereenigingen. Deze motie was voorgesteld door het Groepsbestuur en U dus bekend. Desniettemin hebt Gij het oorbaar geacht, in Uwe openingsrede reeds vooraf ex cathedra omtrent de aan de commissie voor te leggen onderwerpen Uw oordeel uit te spreken. De commissie moet voorstellen doen, maar Gij vertelt haar vantevoren, hoe het wezen moet. Mij komt deze Uwe houding volstrekt onjuist voor, doch ik zal haar verder onbesproken laten en mij bepalen tot één onderdeel van Uwe rede: ‘Maar er is iets, dat ook als een zeer schadelijke invloed moet worden beschouwd. Dat is, als het Verbond zich vastlegt aan een instelling waarvan de strekking slechts gedeeltelijk overeenkomt met die van het Verbond, en waarvan voor een ander deel de doeleinden en de werkmiddelen met de onze in strijd zijn. Oogenschijnlijk b.v. zou een samenwerking met een nieuwe instelling als het Nationaal Secretariaat geheel in onzen geest liggen, maar datgene wat daarvan in beginsel door ons zou kunnen worden aanvaard, moeten wij zelf doen, uitsluitend met de middelen die ons Verbond ten dienste staan; de uitvoering moeten wij toevertrouwen aan personen door ons zelf met groote nauwgezetheid gekozen. Ook hier moeten wij zorgen dat een belangrijk deel van het Verbondswerk niet overgaat op anderen, die hoe hoog staand ook en met welke voortreffelijke bedoelingen bezield, blijk hebben gegeven, niet altijd hetzelfde te beoogen, als wat voor ons Verbond volgens zijn beginselen toelaatbaar is.’ Het door U gesprokene heeft natuurlijk betrekking op het voorstel der propaganda-commissie om het {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} Verbond het initiatief te doen nemen tot het stichten van een nationaal secretariaat. Wie heeft dit denkbeeld bestreden en de verwezenlijking ervan tegengewerkt met alle kracht? Gij zult niet ontkennen, dat Gij zelf het zijt geweest. Wij moeten ons vooral niet vastleggen aan een nieuwe instelling als het Nationaal Secretariaat, zegt Gij thans; wij moeten dit werk zelf ter hand nemen en zeer nauwgezet zijn in de keuze der personen, aan wie wij de uitvoering toevertrouwen. Het - ik neem aan onbewust - insinueerende dat in deze laatste toevoeging gelegen is, ga ik stilzwijgend voorbij. Doch ik zeg U dit: Gij weet even goed als ik, dat het thans buiten het Verbond om gestichte Nationaal Secretariaat niet zou zijn opgericht, indien Gij bereid waart geweest ertoe mede te werken om het initiatief der oprichting van het Verbond te doen uitgaan. De propagandacommissie heeft U met allen nadruk gewezen op de voordeelen, die erin gelegen zouden zijn om van het nationaal secretariaat een Verbondszaak te maken, ook op het voordeel dat dan het Verbond vrij zou zijn in de keuze der personen, en de zaak zou kunnen sturen in een richting, overeenkomende met de beginselen van het Verbond. Gij hebt ons daarop steeds geantwoord: Laat hij die het plan bedacht heeft, eerst beginnen; laat hij toonen dat het praktisch uitvoerbaar is door den grondslag te leggen. Het Groepsbestuur, meer voor het denkbeeld voelende dan Gij, verzocht U, met Mr. van de Rivière en mij in nader overleg te treden teneinde te trachten tot overeenstemming te komen. In de daartoe gehouden conferentie hebben wij alles gedaan om U te bewegen, het initiatief te willen doen nemen door het Verbond. Gij bleeft volharden bij Uw standpunt: Laat Mr. van de Rivière eerst in de praktijk de mogelijkheid bewijzen. Ziedaar wat Gij verstondt onder het plegen van overleg. Wilt Gij weten, hoe in den boezem van het Groepsbestuur hierover geoordeeld werd? Ziehier wat een der leden van dat Bestuur mij schreef: ‘De wijze waarop deze aangelegenheid door onzen Voorzitter behandeld is, had zeker niet de instemming van velen onzer. Ik weet wel zeker, dat het niet de bedoeling van een meerderheid onzer was, dat het “overleg” waartoe de Voorzitter werd aangewezen, zou bestaan in het stellen van den eisch aan Uwe Commissie om vooraf te bewijzen, dat het Nationaal Secretariaat mogelijk was; een eisch aan Uwe Commissie gesteld, die immers bij voorbaat het gansche plan tot mislukking gedoemd zou hebben.’ Zie ik wel, dan zijt Gij erin geslaagd, de zaak te doen mislukken. Intusschen heeft Mr. van de Rivière, na meer dan een jaar des wachtens moede, zelf haar aangepakt, nu het Verbond het niet deed. En thans, nu hij dat gedaan heeft en het Nationaal Secretariaat in vele opzichten een ander karakter heeft gekregen dan het geval zou zijn geweest wanneer het als instelling van het Verbond ware tot stand gekomen, komt Gij zeggen: Wij moeten ons vooral met die nieuwe instelling niet inlaten, en fier doet Gij erop volgen: Wij moeten het zelf doen en zorgen, dat niet een belangrijk deel van het Verbondswerk op anderen overgaat. Voor wie den loop der zaak kent, is het eenvoudig verbijsterend, dat Gij, na al wat Gij gedaan hebt om de zaak te doen mislukken, den moed hebt om op deze wijze te spreken. Toch hebt Gij dit alles kunnen zeggen zonder dat ook maar één protest tegen Uwe woorden is geuit. En dit vooral is het, dat mij tot dezelfde conclusie brengt als de heer Sandberg, die mij na de eerste weinig bemoedigende samenspreking van Groepsbestuur en propagandacommissie zijne uittreding uit deze commissie berichtte met de woorden: Ik zie geen heil meer in het inspannen van krachten voor het Algemeen Nederlandsch Verbond. Ik heb de eer te zijn, WelEdelZeerGeleerde Heer, Hoogachtend, Uw dw. dr., E. VAN KETWICH VERSCHUUR. Amsterdam, 23 Mei 1917. * * * Den Weledelgestr. Heer Mr. Dr. E. VAN KETWICH VERSCHUUR. Weledelgestr. Heer, Wat er persoonlijks in Uw schrijven zou kunnen zijn - onbewuste insinuatie is een contradictio in terminis - laat ik ter zijde. In mijn verhouding tot ons Verbond heb ik bij mijn weten nooit iets anders beoogd dan uitsluitend zijn belang. Wat dat betreft kan een uiting als de Uwe mij wel pijnlijk bevreemden maar er mij minder sterk door gevoelen, doe ik niet. Ook Uwe naamlooze aanhaling uit een particulier schrijven van een Groepsbestuurslid, laat ik rusten. Ik zou U schrifturen kunnen toonen en gesprekken vermelden, die van heel wat anders getuigen. Noch het een noch het ander evenwel doet mijns inziens hier iets ter zake, evenmin als het mij bekende oordeel van den heer Sandberg. Ik laat dus aanhaling en oordeel in beider betrekkelijke waarde. Ga ik den overigen inhoud van Uw schrijven na, dan treft mij Uw verbazing dat ik het oorbaar heb geacht in mijn openingsrede te Arnhem, ex cathedra, mijn oordeel uit te spreken omtrent vraagstukken, waarover een commissie ad hoc hare meening nog zou moeten zeggen. Volgens U heb ik aan deze commissie van te voren verteld hoe het wezen moet. Gij wilt er echter niet nader op ingaan. Ik wel, want ik ben het hierin met U geheel oneens. En ik vraag mij zelf, hoe het kan komen dat wij in onze redeneering zoo ver van elkaar afstaan. Ik zie geen andere verklaring dan dat gij U niet kunt verplaatsen naar mijn standpunt. Gij houdt voor ongeoorloofden druk, wat ik als scheidend Voorzitter onzer Groep, niet alleen dit jaar, maar ook het vorige, voor mijn plicht heb gehouden, het wijzen op mogelijkheden en gevaren voor het Verbond. In beide inleidingen heb ik getracht duidelijk aan te toonen wat de toekomst kan zijn van ons Verbond en van onze Groep in het bijzonder, en ik heb dat gedaan meen ik, hoog boven de meeningsverschillen uit, onpersoonlijk en vóór alles zonder bijbedoeling. Wanneer ik mij met volle overtuiging eerst heb verzet, daarna waarschuwend heb uitgelaten, over een overnemen door ons Verbond van een Nationaal Secretariaat, zooals ik mij dat in mijn voorstelling onmogelijk los kan denken van de opvattingen waaruit het bij den ontwerper is ontstaan - dan kan ik dat ten volle verantwoorden. En dan is mijn ‘neen’ evenzeer te eerbiedigen als Uw ‘ja’. De onderstelling dat ik daardoor aan de nog ongeboren commissie van te {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} voren reeds heb verteld hoe het wezen moet, is van U, niet van mij. Ik zou bij voorbaat aan die commissie niet dusdanige onzelfstandigheid hebben durven toeschrijven, dat zij onvoorwaardelijk zou zweren bij het woord van den voorzitter. Dat zij desvereischt te rade zal gaan ook met diens meening, is niet onmogelijk, maar heel wat anders. Zij en na haar het Groepsbestuur, waartoe ik niet meer behoor, en na dit de Groepsvergadering, zullen ook in dezen zonder mij de verantwoordelijkheid dragen voor wat zij besluiten. Ik kan het betreuren dat Uwe zienswijze in dit opzicht met de mijne niet samenvalt. Er is niets dat kan uitmaken wie van ons beiden op dit oogenblik voor het Verbond gelijk heeft, dan de tijd alleen. Laten wij dien afwachten. Mogelijk komt het oogenblik dat een van ons den ander nadert met de bekentenis: ik heb indertijd verkeerd gezien. Kom ik zoover, dan kunt gij er zeker van zijn dat ik het onbewimpeld zal zeggen. Natuurlijk houd ik tot blijk van tegendeel, mijn inzicht voor het juiste. Met de meeste hoogachting, Uw dw. dr., H.J. KIEWIET DE JONGE. Van de Afdeelingen. Delft. Het nieuwe bestuur dezer afdeeling bestaande uit de heeren: E. van Everdingen, voorzitter, J. IJperlaan, penningmeester, Mevr. de Wed. J.W.Th. Cohen Stuart-Abendanon, C.A. van Hees en Jhr. M.J. de Bosch Kemper, secretaris, heeft een omzendbrief onder de leden verspreid om meer belangstelling te wekken voor het afdeelingswerk. Wij komen er in een volgend nummer op terug. Deventer. (Jongel.-Afd.) Door een businzameling tijdens een kampioenswedstrijd kon deze afd. f 75.- aan het plaatselijk comité voor de Nederlandsche kinderen in den Vreemde afdragen. In Mei en Juni werden een vergadering en een fietstocht gehouden, beide slechts matig bezocht. Haarlem (Jongel.-Afd.). Het Bestuur schrijft ons: Einde April sprak Dr. Réné de Clercq voor de 4 schoolverenigingen en 't A.N.V. Hij vertelde ons van z'n leven, toen van z'n land en de vreeselike, maar prachtige strijd voor z'n taal. Die avond hebben we gevoeld wat daar gebeurde in 't Zuiden en Réné de Clercq is toegejuicht zo, als nog geen spreker bij ons toegejuicht werd. 26 Mei vierde onze afdeling haar 10-jarig bestaan met een gezellige bijeenkomst. 't Programma, dat voor een groot deel een indies karakter droeg, werd geheel uitgevoerd door leden en vermeldde o.a. liedjes, voordracht, clingalese dans, krontjong. Een propaganda-toespraak door de penningmeester had tot gevolg, dat een 20-tal nieuwe leden zich opgaven. 't Secretariaat is tot nader aankondiging gevestigd bij E.B. Molenaars Jr., Prinsenbolwerk 22 zw. Haarlem. Helmond. Deze afdeeling hield op 22 Mei een welgeslaagden propaganda-avond, waarbij aan het uitgenoodigde en druk opgekomen publiek het buitengewone voorrecht werd geschonken, den bekenden Vlaamschen zangertoondichter Emiel Hullebroeck te hooren. Jhr. von Bose, door wiens bemiddeling 1½ jaar geleden de afdeeling werd opgericht, zette het doel en streven van het Verbond uiteen, waarna van Hullebroecks gaven rijkelijk werd genoten. Het ledental dezer afdeeling is door dezen avond verdubbeld. Mededeelingen en Allerlei. Aan onze medewerkers. Weest zoo beknopt mogelijk! Zeer verhoogde papierprijs en drukkosten dwingen voorloopig tot beperking van den omvang van Neerlandia. Bijdragen, die na den 19den der maand inkomen kunnen niet meer in het nr. der volgende maand worden opgenomen. Koninklijke steun. H.M. de Koningin-Moeder heeft wederom een gift doen toekomen aan het Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. Nederlandsche Kamer van Koophandel in Londen. Deze instelling herdacht op 16 April 1916 haar 25-jarig bestaan, welke dag niet geheel onopgemerkt voorbijging. Uit de belangwekkende mededeelingen, voorkomende in het ons toegezonden jaarverslag over 1916, vermelden wij, dat het ‘Bedford College for women’ de hulp der Kamer inriep tot het vestigen van een leerstoel voor de Nederlandsche Letterkunde en Geschiedenis aan de Universiteit te Londen. De uitvoering van dit plan, hetwelk door het uitbreken van den oorlog uitstel ondervond, is wederom ernstig ter hand genomen. Het veld werd intusschen aan de Universiteit voorbereid door een reeks ‘Dutch lectures’ in University College en er bestaat redelijke verwachting dat het plan in den loop van dit jaar verwezenlijkt zal worden. Verdiende Hulde. ‘Eigen Haard’ gaf de vorige maand een lied: ‘Als 't vrede is’ woorden van P. van Dijk, muziek van Lina Penaat-Triebart, opgedragen aan den heer R. Metzlar, leider van het Algem. Nederl. Verbondkoor ‘De Straatzangers’ der Afdeeling Leeuwarden. Een vergissing. Van het zeer bruikbare handboek voor gymnasia, hoogere burgerscholen en lycea over de Nederlandsche taal in al haar uitingen en gedaanten is bij S.L. van Looy het tweede stuk van het eerste deel, handelend over zin, woord en klank verschenen. In het hoofdstuk over leenwoorden is Lovendaal's spotliedje op de vreemde-woorden-zucht opgenomen, {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} dat het eerst in Neerlandia verscheen. De schrijver van het taalboek, de heer Joh. Vorrink, vermeldt verkeerdelijk ‘Hollandia’. Nederlanders in Argentinië. Blijkens het verslag van den tijdelijken Nederlandschen zaakgelastigde te Buenos-Aires over het jaar 1916, wonen er in Argentinië 3421 Nederlanders. Nederlandsche ondernemingsgeest. De ‘South African indenting and importing Company’ te Johannesburg - een Nederlandsche onderneming - opent binnenkort een bijkantoor te Kobe, Japan, met den heer M.C. Avis als directeur. Z.-Afr. Studenten in Nederland. Uit het jaarverslag van het Studiefonds voor Zuid-Afrikaansche Studenten blijkt, dat er ondanks de groote moeilijkheden in 1916 geen reden is om over vermindering van belangstelling in de studie h.t.l. te klagen. De stille arbeid gaat voort. Zes nieuwe studenten uit Z.-A. werden verwelkomd en aan een zestal beurzen toegekend. Het verslag geeft een overzicht van het aantal Afrikaners, dat in Nederland studeert: in Amsterdam waren er 36, in Delft 1, in Groningen 12, in Leiden 4 en in Utrecht 4. Secretaris van het fonds is Prof. Dr. J.W. Pont, Willemslaan 28, Bussum. Nederlandsche Vereeniging Landverhuizing. Deze vereeniging, welke een rijkssubsidie van f 10.000.- geniet, zond ons haar derde jaarverslag toe. De werkzaamheden breiden zich uit, hoewel ze in het jaar 1916 ten zeerste werden beperkt door de omstandigheid dat emigratie van Nederlanders is afgenomen en vanzelf de vraag om inlichtingen over emigratie-aangelegenheden. De inlichtingen, welke werden verstrekt, betroffen Canada, de Vereenigde Staten, Zuid-Afrika en vele andere landen. Het Bestuur, welks kantoor gevestigd is te 's Gravenhage, Lange Houtstraat 36, verzamelde en bewerkte gegevens over de vooruitzichten in emigratiegebieden. Een tweetal vlugschriften zijn bewerkt, waarvan een, over Canada, gereed kwam. Nationale Vereeniging voor den Volkszang. Deze Vereeniging mag zich in toenemenden bloei verheugen. Het ledenaantal steeg van 1200 tot 1650 en het aantal afdeelingen van 9 tot 14. Toch was het met de geldmiddelen - volgens het jaarverslag 1916/1917 - minder gunstig gesteld. Een oproeping tot de Nederlandsche Volksdichters om teksten in te zenden voor marsch-liederen had 138 inzendingen ten gevolge, waarvan geen enkele tekst geheel voldeed aan de eischen. Een eervolle vermelding kreeg de heer L.C. Steenhuizen te Haarlem met het lied: ‘Op marsch moet je zingen’. Het bestuur reikte een zilveren eerepenning uit aan het corps dat het best een der zes volksliederen, door de vereeniging voor harmonie en fanfare uitgegeven, ten gehoore bracht. Met de R.K. vereenigingen voor volkszang werd samenwerking verkregen. Algemeen Secretaris van de Vereeniging is Mr. A. Loosjes, Leidsche gracht 117 te Amsterdam. Nederlandsche scheepvaart en het Suezkanaal. De heer Ch.C. van der Vlis zendt ons: Uit onderstaande statistiek blijkt duidelijk, dat de Nederlandsche Scheepvaart, niettegenstaande de moeilijke tijdsomstandigheden, steeds belangrijk toeneemt, en zich meten kan met die van verschillende groote naties. Land. Aantalschepen. Netto ton-inhoud. 1913 1914 1915 1913 1914 1915 Engeland 2951 3078 2736 12 052 484 12.910 278 11 656.038 Nederland 342 347 334 1.287.354 1.389.390 1.334.474 Frankrijk 256 228 171 927 787 799 624 666.122 Japan 68 64 119 343.732 354 376 565 945 Italië 110 131 124 290.576 369.239 363.488 Denemarken 56 42 46 171.848 163 832 166 497 Zweden 33 35 38 122 957 132 027 144.330 Noorwegen 44 41 48 93.313 96.647 135 544 Terwijl Engeland, Frankrijk, enz. een grooten achteruitgang te boeken hadden, wist Nederland zich op de bereikte hoogte staande te houden. De omstandigheid, dat zich onder de opgegeven schepen der oorlogvoerende mogendheden verscheidene troepen-transportschepen bevonden, maakt de cijfers voor Nederland uit een oeconomisch standpunt nog gunstiger. Over 1916 en 1917 zal in bovengenoemde statistiek wel een achteruitgang te wachten zijn, doordat de scheepvaart voor een groot deel om de Kaap ging, en vele booten voor de vaart op Amerika, in verband met de voedselvoorziening, werden aangewezen. Tegen de V.S. Aan de Staatscommissie in zake het spellingvraagstuk is een bezwaarschrift ingediend door een commissie, bestaande uit de heeren Prof. Dr. R.C. Boer, hoogleeraar, Ed. Karsen, kunstschilder; Mr. P.W. de Koning, advocaat; K. van Lennep, particulier; G.A. Loeff, oud-directeur der Registratie en Domeinen; S. van Lier Ez., verzekeraar; H.R. du Mosch, koopman; J. Martin Müller, leeraar aan het Gereformeerd gymnasium; Frans Mijnssen, letterkundige; Mr. F.J. Posthumus Meyjes, directeur der Kas-Vereeniging; H. Wertheim, notaris; Prof. Dr. J. te Winkel, hoogleeraar en Prof. Dr. R.H. Woltjer, hoogleeraar. Meer dan 700 personen uit alle oorden van het het land en uit allerlei kringen hebben hun volle instemming betuigd met de in het adres uitvoerig toegelichte gronden, waarop de V.S. veroordeeld wordt en welke zijn: 1e. De ‘Kollewijnsche’ vereenvoudiging berust op een verkeerd inzicht in de verhouding tusschen schrijftaal en spreektaal; 2e. de voorstanders dier vereenvoudiging gaan stelselloos en inconsequent te werk; 3e. de ‘Kollewijnsche’ vereenvoudiging is niet {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} alleen niet nuttig, doch integendeel schadelijk voor de verspreiding en de handhaving der Nederlandsche taal buiten Nederland; 4e. hare invoering zal nadeelig zijn voor de beschaving van het Nederlandsche volk; 5e. hare invoering zal nadeelig zijn voor het onderwijs op de scholen. Wij gaan vooruit. Zoo men weet heeft het Bestuur van Groep Nederland zich in het voorjaar tot de Nederlandsche Tooneelgezelschappen en de Afdeelingsbesturen van het Verbond gewend met een verzoek, de opvoering en bijwoning van Nederlandsche tooneelstukken te bevorderen. Uit de ingekomen antwoorden blijkt, dat de Tooneelgezelschappen bereid zijn in die richting werkzaam te zijn, mits het publiek ook dat streven blijkt te waardeeren. Het behoeft nauwelijks gezegd dat het Verbond, evenals op nijverheidsgebied, geen overdrijving beoogt en het eigene alleen wenscht bevoorrecht te zien, als het niet minder is dan het vreemde. Teekenend voor den goeden wil der vroeger dikwijls zoo on-Nederlandsche Kon. Ver. Het Ned. Tooneel is, dat zij in één week der vorige maand opvoerde: Kwakzalvers van Henri Dekking, Pomarius van Mr. C.P. van Rossum, Freuleken van Herman Roelvink, Pro Domo van Jhr. van Riemsdijk en Lentewolken van Herman Roelvink. In het afgeloopen seizoen gaf de Koninklijke 180 opvoeringen van Nederlandsche stukken. Handelsbetrekkingen met Egypte. Uit een brief van onzen vertegenwoordiger te Luxor, den heer J.H. Insinger: ‘Hoewel veel artikelen geheel ontbreken op de markt of slechts tegen buitensporig hooge prijzen zijn te bekomen, gewendt het publiek er zich langzamerhand aan, nu de voorraad van Duitschen en Oostenrijkschen oorsprong opraakt, de minder goede Engelsche en Fransche te koopen. Het is mogelijk dat Nederlandsche handelaren en nijveren genoeg in de buurt verdienen dan dat zij zich om de Egyptische markt zouden bekommeren, maar, zoo ooit, dan is nu wel de tijd gekomen eene handelsmissie hierheen te zenden.’ Studiefonds voor Vlaamsche studenten. In het Mei-nr. maakten wij melding van de oprichting van een Studiefonds ten behoeve van studeerende Vlamingen aan Nederlandsche Hoogescholen. Sedert hebben verschillende personen voldaan aan het verzoek tot steun, doch bij bestaande groote behoefte aan hulp blijkt het ingekomen bedrag in de verste verte niet voldoende om zelfs maar aan de eerste dringende aanvragen in eenigszins ruime mate te voldoen. Zij, die geneigd mochten zijn het Studiefonds in zijn nuttig en nationaal werk te steunen, kunnen hunne bijdragen zenden aan den Penningmeester, den Heer J.H. van de Wall Bake, Heerengracht 272, Amsterdam. Verschenen. Wagenrennen in het Hippodroom, voor mannenkoor, getoonzet door Ed. Erdelmann, op woorden van E.H. Lebret. Uitg. Erdelmann, Dordrecht. Vraag om inlichting. Wie kan het juiste adres meedeelen van: J. de Bloeme, vroeger Martiniplein 8, Groningen. J. Moll, vroeger Groningerstraat 84, Assen. P. Boelmans ter Spill, Den Haag. L.R. Doorman, vroeger Theresiastraat 66, Den Haag. W.A. van Freyburg, vroeger Heerenstraat 36 Den Haag. W. Geering, vroeger Archimedestraat 18, Den Haag. A. de Haas Jbz., vroeger Fred. Hendriklaan 35, Den Haag. (thans in Indië). Anton K.J. de Haas, vroeger Frederikstraat 9, Den Haag. Mej. N. Harten, vroeger Groothertoginnelaan 165, Den Haag. J.F. Jansen, vroeger Laan van Meerdervoort 89, Den Haag. H. van Laar, vroeger 2e Emmastraat 168, Den Haag. G.L. Uljee, vroeger v.W.v. Dijkveldstr. 11, Den Haag. Mr. H. Vaillant vroeger Seinpostduin 4, Scheveningen. B.S. Groeneveld, vroeger p/a Dusseau's Boekhandel, Kaapstad. N.K. Huysman, vroeger, Ned. Bank v. Z.-A. Kaapstad. J.L. Schoeler, vroeger ‘de Burger’ Kantoor, Kaapstad. W. Bartels, vroeger handelaar in Choc. en Suikerw. Pleinstraat 102, Kaapstad. Nieuwe leden. Groep Nederland. Beschermende leden. Jhr. Mr. J.J.A. Quintus, Nieuwe Stad 79, Leeuwarden. Jhr. J. Sandberg, Sationsweg 21 a, Rotterdam. Opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose, Den Haag. J.D. Richards, Wormerveer. Opg. door den heer S. van Lier Ez., Amsterdam. Gewone leden. J.A.F. Best, Instrumentmaker, Leeuwarden. Mr. de Vries van Doesburgh, Off. v. Justitie, Leeuwarden. A.H.B. Berssenbrugge, koopman, Leeuwarden. R.N. Otma, ijzerhandelaar, Leeuwarden. J.G. Snijder, in comestibles, Leeuwarden. B. Henny, Direct. Nat. Bank, Leeuwarden. S. Tulp Sr., koopman in koloniale waren, Leeuwarden. B. Stoffels, sigarenhandelaar, Leeuwarden. C.J. Bakker, meubelmaker, Leeuwarden. F.E. van der Linden, in manufacturen, Leeuwarden. J. van der Linden Jr., in manufacturen, Leeuwarden. Gebr. Marcus, in manufacturen, Leeuwarden. Titus Postma, koopman, Leeuwarden. Fa. Gebr. Bekker, loodgieters, Leeuwarden. S.P.B. Taconis, sigarenhandel, Leeuwarden. K.A. Niermeyer, koopman, Leeuwarden. E. Komter, bierhandelaar, Leeuwarden. Mr. T. Binnerts, adv. & proc., Leeuwarden. Mr. S. Boltjes, notaris, Leeuwarden. Leeuwarder houthandel v/h T.W. Overmeer & Zoon, Leeuwarden. Dr. J.G. Cath, Ruiterskwartier, Leeuwarden. H.G.W. Sprenger, Dir. Leeuwarder Courant Leeuwarden. J. Boonsma, Directeur v/h Postkantoor, Leeuwarden. W.F.M. van Schaik, Redacteur Leeuw. Crt. Leeuwarden. {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} J. Halbertsma, p/a Hôtel ‘Phoenix’, Leeuwarden. J. Jonker, eigenaar van Hôtel ‘Phoenix’, Leeuwarden. J. Schuyer, Veestraat 36 b, Helmond. N.V.J.C. van Vliet's Drukkerij, Rotterdam. H.F.J. Harcksen, Mag. van behangselpapieren, Rotterdam. J.C. Klütgen, fabrikant, Rotterdam. G. Vink, brankastenfabrikant, Rotterdam. Max Hakkert, muziekinstrumentenfabriek, Rotterdam. A. Samuel Hzn., lederhandelaar, Rotterdam. F. de Prez, kristalhandelaar, Rotterdam. N.J. Lingmont, caféhouder, Rotterdam. J. Smet, beheerder Societeit, Rotterdam. J.W. Tekenbroek, in heerenmodes, Rotterdam. F.J.E. Gundlach, Oude Haven 6, Schoonhoven. R. Bron, Oude Singel 172, Schoonhoven. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. D. Bontenbal, Koornmarkt 11, Delft. H. van Deinse, Binnenwatersloot 29, Delft. H. Teteris, Buitenwatersloot 43, Delft. W.H. van Ketwich, Delfgauwsche weg 83, Delft. F. Korltandt, Nieuwe laan 66, Delft. A.E. Loen, Piet Heinstraat 13, Delft. A.G. Maris Jr., Simonstraat 60, Delft. K.S. Martens, Breestraat 4, Delft. S. Noyon, Oude Delft 35, Delft. A. van Osenbruggen, Kanaalweg 13, Delft. K.J. Rensen, Piet Heinstraat 5, Delft. J.C. Stans, Nieuwe laan 44, Delft. G. Visser, Binnenwatersloot 14, Delft. H.O.F. Wittstein, Phoenixstraat 31, Delft. H.H.J. 't Hoen, Koornmarkt 54, Delft. J. Rienks, Koornmarkt Delft. Th. Seldenrath, Oostsingel 65, Delft. M. Klapwijk, Rotterdamscheweg 88, Vrijenban. E.C. ten Broeke, Nijverstraat 145, Tilburg. Allen opg. door het Bestuur der Stud. Afd. Delft. J. Yperlaan, Dir. v/h Gereformeerd Weeshuis Delft. Opg. door den heer E. van Everdingen, Rijswijk. H. van Vlissingen, Prins Hendriklaan, Helmond. P. van Vlissingen Wz. Prins Hendriklaan, Helmond. Mevr. de Wed. H.F. van Vlissingen-Hürlimann Helmond. K. Gessner van der Voort, Insp. der belastingen, Helmond. E. Haverkamp Begemann, Kanaaldijk, Helmond. A. Tentener van Vlissingen, Steenweg, Helmond. J. Roos, Kanaaldijk, Helmond. G.B. Praesterink, Beambte S.S. Helmond. C. Dekker, Helmond. J. Dekker, contr. Gem. Belastingen, Helmond. M.M. Vogel, Helmond. P. Cuypers, Café St. Lambert, Helmond. André van de Burgh, Boekhandelaar, Helmond. Verwey (Ramaer & Co.) Helmond. Jos. van Wel Markt, Helmond. Henry Michielsen, Stationsplein 210, Helmond. Luyten, Zuid-Willemsvaart, Helmond. Jos. Raymakers, Helmond. W. Sporenberg, Helmond. A. Vogel, boekhouder fa. Carp, Helmond. L. Beltgens, Inspect. van Politie, Helmond. Mevr. de Wed. Carp-Henny Helmond. A.J. Stalborg, Direct. Stroohulzenfabr. Helmond. J.H. Joosten, Steenweg, Helmond. Otto Dütting, Wilhelminalaan, Helmond. D. Heude, beambte fa. Carp, Helmond. B.D. Kruidenier, stationschef S.S. Helmond. J. Aukes, Kanaaldijk, Helmond. Mevr. Em. Wesselman v. Helmond, Eikendreef Helmond. A. Asselbergs, Leeraar R.H.B.S. Molenstraat, Helmond. A.J.C. Grenu, Kanaaldijk, Helmond. Jan Tentener van Vlissingen. Wilhelmina laan, Helmond. Mej. P. Lotichius, Helmond. Jonkvr. E. Wesselman v. Helmond, Kasteel, Helmond. R.J. Smit, hoofd Bijz. School, Helmond. S. Reynders, kantoorbediende, Helmond. A. Tounder, ontvanger, Gemert. A. Bos, directeur Mij. Helenaveèn, Helenaveen. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Helmond. F.B. Löhnis, 1e Rusthoekstraat 3, Den Haag. A.C. Schipper, Laan v. Meerdervoort 221, Den Haag. H.J. Vermeer, Obrechtstraat 286, Den Haag. Opg. door het Bestuur der Afd. Den Haag. Mevrouw C. Derks v. Wamel, Arnhem. J.H. Ziesel, Med. Stud. Amsterdam. Mej. W. Versteege, Crooswijkschesingel 9a Rotterdam. Philippus Metman, Alexander Boersstr. 31, Amsterdam. Opg. door den heer S. van Lier Ez. Amsterdam. Prof. Dr. A. Eekhof, Witte singel 56, Leiden. Opg. door den hr. Fred. Oudschans Dentz, Den Haag. J.G. Kist, kolonel der Infanterie, Arnhem. Mr. Th. Evekink, Sweerts de Landasstr. 84, Arnhem. Beiden opg. door den heer S. Reijnders, Arnhem. Dr. Ederveen, Hinthamerstraat, 's-Hertogenbosch. J.H.E. Rückert, c.i., dir. van Gem. werken, 's-Hertogenbosch. Beiden opg. door Mr. K.M. Phaff, 's-Hertogenbosch. R.P. Suermondt, Westersingel 26b, Rotterdam. Opg. door den heer F.W.A.J.v. Peski, Rotterdam. F.H. Umbgrove, Comm. der Pontonniers, Dordrecht. Th. Heyblom, res. 2e Luit. der Pontonniers, Dordrecht. Mej. J. Boers, Weeshuisstraat 27, Dordrecht. Mej. C. Borren, Matthijs Balenstraat 13, Dordrecht. Mr. B. de Gaay Fortman, Singel 312, Dordrecht. W.P.H. Riethoff, Schuytstr. 352, Den Haag. Mr. Karel Diepen, Valkenburg (L.) Ferd. Hustinx, Valkenburg (L.) Mej. Mesdag, Ruiterskwartier 125, Leeuwarden. Joh. Vorrink, leeraar Gymn. en C.H.B.S., Kampen. Jongelieden-Afdeelingen. Mej. G. Glaser, Kleverparkweg 69, Haarlem. Mej. H. Prins, Ripperda park 1, Haarlem. W. Stefan, Kleverparkweg 86, Haarlem. Mej. H. Wichering, Ged. Oudegracht 8, Haarlem. L.F. van Westerhoven, Zomerluststr. 5, Heemstede. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Haarlem. H.J. Ziesel, 2e Helmerstraat 79, Amsterdam. Opg. door den heer S. van Lier Ez. Groep Nederl. Antillen. D. Molenkamp, hoofd v/d Post v. Draadl. Tel. Curaçao. Opg. door H. Manuel, Curaçao. J.J.F. Steenbergen, Ingen. b/d Curaçaosche Petr. Mij., Curaçao. Opg. door L. Boersma, Curaçao. Dr. N. Waterman, Chef van den Gezondheidsdienst. Opg. door Luit. W.J. de Vries, Curaçao. Buitenland. C.H. Holdtgrefe, Jens Kofoedsgate 2, Kopenhagen. Opg. door den heer J. Rippe, Stockholm. J.P. Baas, Cangallo 466, Buenos Aires. Opg. door Mr. W.N.M.v.d. Ham, Buenos Aires. G.E.H.J. Brummer, Netherlands Harbour Works, Chefoo (China). H.G. Zahn, Customs Service, Chefoo (China). Beiden opg. door den heer B.v. Exter, Chefoo (China). {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} J.H. Moll, Reitzstr. 10, Bloemfontein. Opgeg. door het Bestuur der Afd. Bloemfontein. J. Koch, Banco Hollandés de la America del Sud, Rio de Janeiro. Opg. door den heer B.M. Verbruggen, Rio de Janeiro. A. de Leur p/a fa. Bos & Heyblom, Ismailia (Egypte). Opg. door den heer B. Kroon. H.H. Aarts, ‘Ons Land’ kantoor, Kaapstad. P.R. Botha, ‘De Burger’ kantoor, Kaapstad. Van Blommaers, ‘De Burger’ kantoor, Kaapstad. H.A. Fagon, ‘De Burger’ kantoor, Kaapstad. E.B. Grosskopf, ‘De Burger’ kantoor, Kaapstad. Mevr. Dr. Marloth, Park Road, Kaapstad. S.J. du Toit, Spoorwegstation, Kaapstad. D. de Vlamingh, ‘De Burger’ kantoor, Kaapstad. Allen opgeg. door het bestuur der Afdeeling Kaapstad. J. Dost, Philippistr. 11, Charlottenburg b/Berlijn. Mevr. van Dinteren, Mühlenstr. 45, Pankow b/Berlijn. Mej. van Dinteren, Mühlenstr. 45, Pankow b/Berlijn. D. Kemper, Theodorstr. 4, Tempelhof bij b/Berlijn. Van Stralen, Kastaniënallee 54, b/Berlijn. J.P. Zondervan, b/Berlijn. Allen opg. door het Bestuur der Afdeeling b/Berlijn. Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. 8ste opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot 31 Mei 1917. Onder-Comitë Keulen f 11.-. Onder-Comité Dusseldorp f 37.65.-. A.N.V. Afdeeling 's Gravenhage: Organisatie F. Fokkens f 775.15½; verschillende giften, en inzameling f 88.-; Zangavond Arnold Spoel f 227.65, te zamen f 1091.80½. A.N.V. Afdeeling Deventer: bate tooneeluitvoering Gerardus Magnus f 122.12, P. f 2.50.-, K.v.d.B. f 7.55, S. f 20.-, te zamen f 30.05.-, maakt met de vorige opgave f 1788.81.-. A.N.V. Afdeeling Zutphen f 1227.92. A.N.V. Afdeeling Breda f 50.-. A.N V. Afdeeling Schiedam f 20.-. Dep. van Binn. Zaken, vergoeding reiskosten Kinderen f 241.-. Th.P.L. f 50.-, J.v.C. Ez. f 5.-, v.C. & T. f 10-, A.J.v.d.B. & Co. Ltd. f 10.-, N.D. & Co. f 5.-, C.G. f 2.50.-, P.G.B. f 2.50.-, S.S.V.d.V. f 10.-, Dames K. f 3.-, Mr. G.J.C. f 5.-, J.v.A. Jz. f 25.-, J.M.B. f 5.-, A.J.v.d.L. f 100.-, W.A.L.H. f 25.-, J.S. f 10.-, M.V. f 10.-, Ph.v.O.J.Z. f 25.-, Dames N.F.H. f 10.-, H.H.v.D. f 10.-, N.V.R. Crt. f 100-, Dr. B.d.H. f 10.-, F.L.H. f 10.-, Mej. D.S. f 2.50.-, H.C.M. f 10.-, Z.N. f 2.50, M.J.d.M. f 25.-, J.H.C.W.v.H. f 2.50, B.S.M.v.D. f 25.-, J.C.v.D. f 2 50, K. f 2.-, B.v.D. f 2.50.-, Mevr. L.E.v.H. f 10.-, L.J. f 10.-, F.B. f 10.-, P.J.M. f 10.-, W.S. Lz. f 100.-, C.H.v.W. f 25.-, Mej. A.J.R. f 5.-, J.P.N. f 5.-, Wed. H.W.V. f 2.50, M.T.S. f 100.-, V.D. f 2.50, D.H.P.Z. f 50.-, H.P.S. f 2.50, N.V.Ch. & Dr. Handel f 100.-, Mevr. C.W.B.v.H. f 25.-, Mej. C.C.S. f 10.-. n/v Ver. Br. & H. f 10.-, E.B.G. f 25.-, G.P.M.d.M. f 10.-, Dr. R.d.J.d.J. f 25.-, A.v.d.S. Zz, f 25.-, S.S.R. v/h J. & A.v.d.S. f 25.-, C.P.B. f 2.50, M.D. f 10.-, Mr. W.F.T.S. f 25.-, L. f 10.-, d.B. f 5.-, Mr. E.J. f 25.-, Fa. J.v.Z. f 25.-, Mevr. v.d.H.v.S. f 10.-, L.H. f 50.-, allen te Rotterdam. Expl. Mij. v/h J. K & Z. f 150.-, Ed. K. f 10.-, W.d.N. f 5.-, J.B. f 2.50, G.v.d.P. & Co. f 10.-, v.E. & v.O. f 10-, B.N.H. f 25.-, J.M. f 10.-, n/v H.M. Fabr. f 10.-, Mej. H. f 25.-, allen te Amsterdam. E. f 2.50, Dames v.K. f 5.-, B.d.K. f 3.-, J.C.D. f 1.-, Prof. V.D.V. f 10.-, M.T. f 5.-, Prof. J.W.M. f 6.-, J.W.v.L. f 10.-, allen te Leiden. J.M.R. f 5.-, n/v S. & Co. M.M. f 2.50, Ned. M. Fabr. f 10.-, J.G.L. f 1.-, allen te Arnhem. G.v.G. f 10.-, W.J.R. f 10.-, Dames D. f 5.-, Dr. W.H. f 10.-, Prof. J.C.N. f 10.-, allen te Utrecht. C.M.A.v.d.B. f 10.-, te Baarn; Mevr. J.M. f 2.5) te Breda; J.N.V. f 5.- te Bussum. Mach. Fabr. R. f 25.- te Delft; F. & H. f 10.-, E. & Fabr. & Y f 10.-, beiden te Enschede; P.A.M.L. f 2.50, mej. A.P. 2.50, beiden te Ginneken; W.d.V.R. f 10.-te Gorinchem; L.O.V. f 10.- te 's-Gravenhage; J.K. f 10.- te Heerlen; J.D.M. f 2.50; L.P.C.L. f 5.-, beiden te 's-Hertogenbosch; M.d.B. f 10.-, J.S. f 10.-, beiden te Hilversum; N.V.L. f 50.-, te Leeuwarden; H K. f 10.-, te Lemmerveld; R.S.P. f 10.-, te Workum; H.H.A. f 25.-, te Zaandijk. Te zamen ontvangen in Mei f 4655.55½, maakt met vorige opgaven f 53585 47½. Dank, voornamelijk aan den krachtigen steun van verschillende Afdeelingen van het A.N V., konden wij weder een flinke ontvangst boeken, die ons weer hoop en moed geeft onzen echt nationalen arbeid tot een goed einde te brengen, want zonder voortdurende regelmatige ontvangsten kunnen wij het op den duur niet bolwerken. Niemand beschouwe dus zijn taak, door de reeds verleende hulp, als afgedaan, doch een ieder blijve ons zijnen steun, dien wij niet ontberen kunnen, geven. De Afdeeling Rotterdam van het A.N.V. stond ons ditmaal terzijde met het verspreiden van onze omzendbrieven; het gunstig gevolg blijkt uit de vele bijdragen, ditmaal uit Rotterdam vermeld. Welke Afdeeling of particulier volgt dit goede voorbeeld elders? Heden werden wij aangenaam verrast door een nieuw bewijs van belangstelling van H.M. de Koningin-Moeder, die ons voor de tweede maal een bedrag deed toekomen, dat in de opgave over Juni zal worden vermeld. Een der groote Rotterdamsche cargadoorsfirma's deed ons heden een toezegging van duizend gulden, een prachtig voorbeeld ter navolging. Giften ontvangt gaarne de Penningmeester, S. VAN LIER Ez., Amsterdam, 13 Juni 1917. Nassaukade 358. Uiterste Wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbevolen: Ik vermaak aan het Algemeen Nederlandsch Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninklijke Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van.............................................................. gulden, nu te keeren binnen.......................... maanden na mijn overlijden, vrij van alle rechten en kosten. {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 8. Aug. 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Het is een onafwijsbare plicht in alle oorden der wereld onze eigen nationaliteit hoog te houden. Prof. Kern. INHOUD. Professor Kern †, door H.J. Kiewiet de Jonge - Buitenland: Afd. Berlijn. - Oost-Indië: Overzicht, door Dr. W. van Lingen. - Onze O-I. Koloniën, door Th.G.G. Valette. - Ned. Antillen: Van de Groep. - Zuid-Afrika: Z-Afr Brieven XLIV, door Ou-Boet. - De Nederl Zuid-Afrikaansche Vereeniging in 1916, door Dr. W. van Lingen. - Melt Brink gehuldigd. - Nederl. K.v.K. te Pretoria. - Ingezonden. Gedenkdag - Wat Neerlandia voor een Groot-Nederlander beteekent, door Fred. Oudschans Dentz. - Karakter der Jongelieden-Afdeeling, door J.J. Korndorffer. - Naar aanleiding van de briefwisseling Van Ketwich Verschuur-Kiewiet de Jonge, door L. Simons - Mededeelingen en Allerlei - Comité voor Nederl Kinderen in den vreemde. - Advertentiën. Professor Kern † 1833-1917. Was hij heengegaan in rustigen tijd van wereldvrede, bij alle beoefenaren zijner wetenschap zou de heele aarde over, de telegraaf op één dag eerbiedige ontroering hebben gewekt over zijnen dood. Want een man is uit de wereldgemeenschap verdwenen, zooals er weinigen worden geteld in een eeuw. Die man was Nederlander. En was hij gestorven in zijn vollen professoralen werkkring, Leiden zou zijn uitvaart hebben aanschouwd, getuigende van veel meer bewijs dan thans, hoe ons land zich bewust is van het groote verlies in hem geleden. Ook de beroemdste hoogleeraren in ruste maken nog bij hun leven, in den gedachtengang der meerderheid plaats voor nieuwe mannen, en het opgekomen geslacht kent nauwelijks hunne namen. Betrekkelijk weinigen dus, toch nog velen, waren op de begraafplaats te Utrecht op 7 Juli aanwezig, om den overledene in het openbaar de laatste hulde te brengen. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Onder de woorden, die toen zijn gesproken en die natuurlijk in Kern vooral den geleerde huldigden, toch den heerlijken mensch ook, was het deze uitdrukking uit den mond van Prof Van Vollenhoven, die mij om haar bondige juistheid ten zeerste trof: ‘hij was in ons land een populaire figuur’. Dat was hij. Niet echter zoo heel ver buiten den kring zijner ambtgenooten, leerlingen en medeleden van genootschappen. Toch waren daarbuiten velen, die hem slechts terloops hadden ontmoet, maar bekoord door zijn aangeboren eenvoud en vriendelijkheid, trotsch waren op hunne bekendheid met den beroemden man. En wien de glimlach van zijn mond en oog had gegolden, vergat dien nooit. De faam, die van hem uitging, stelde in groote bijeenkomsten enkel hen wel eens te leur, die welsprekendheid onafscheidelijk achten van breed gebaar en uitslaanden gloed. Kern's woorden werkten nooit als vuurwerk; zij waren uiting van rustige kracht, rake uitbeelding van vroede gedachtenreeks. Al wat hij schreef of sprak was fijn en scherp, als in metaal gedreven. Zóó bedoeld, kwam mij die uitspraak: ‘hij was in ons land een populaire figuur’, treffend juist voor. Aan die populariteit nu beantwoordde de zichtbare belangstelling niet bij het graf. Wij Nederlanders zijn afkeerig van betoogen; de schaduwkant dier eigenschap was nu niet onwelkom, omdat de eenvoud der plechtigheid in volkomen harmonie was met den eenvoud van den bescheiden mensch. Prof. Kern is van 1897 tot 1903 voorzitter geweest van ons Verbond, de eerste; sedert was hij ons eerelid. Weinigen slechts der tegenwoordige leden hebben hem nog als voorzitter gekend. Maar ieder zal gaarne aannemen dat een persoonlijkheid als hij, die op alles wat hij deed zijn eigen stempel drukte, ook zijn merk heeft gezet op onze vereeniging. Binnen een maand na het Dordtsche Congres, op 25 September 1897 werd ten zijnen huize in Leiden {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} de uitvoerige bespreking gehouden tusschen hem, Prof. Fredericq, Hipp. Meert en mij, over de grondgedachten en inrichting onzer Vereeniging, en werden met volkomen eenstemmigheid de hoofdtrekken onzer Statuten ontworpen. Notulen zijn van die vergadering niet gehouden; de ontworpen statuten kunnen als zakelijk gevolg in dat gemis voorzien. Jammer is echter dat van de werkzaamheden die verder volgden, en van de nadere bijeenkomsten evenmin aanteekening is gehouden. Toen ter tijde werd dat niet noodig geoordeeld, ook al omdat het feitelijke werk over zeer weinigen was verdeeld, en vermijding van al het ontbeerlijke daardoor geboden was. Zoo komt het dat de geschiedenis van het begin van ons Verbond in Nederland, en daarmee ook het aandeel dat Prof. Kern daarin heeft gehad, grootendeels persoonlijke herinnering is. Wanneer er weer voldoende stof was, ging ik als secretaris naar hem toe, en keerde terug na gewoonlijk langdurige bespreking in die onvergetelijke kamer, die ondanks dat zij tot geestelijke werkplaats diende voor een wiens kennis naar algemeene schatting aan het ongeloofelijke grensde, een diep beschamende eenvoud en orde toonde. Een opengeslagen boek op de verder leege uittrektafel met groen kleed, was het eenige zichtbare gereedschap. De overige wijsheid school in gesloten kasten en in dat hoofd dat zooveel geleerdheids borg. Hoe dikwijls heb ik, en hebben door mij anderen, getracht naar zijn voorbeeld, in de studeerkamer den rommel af te schaffen, maar te vergeefs. Is ook niet in dit opzicht Kern wie wil! Zoo geschiedde in den aanvang bijna alles na mondeling overleg en lieten de eerste werkzaamheden in het Verbond weinig sporen na. Op schrift kunnen de herinneringen eerst dan ordelijk worden gesteld, als de tijd van rust daarvoor gekomen zal zijn. Wat naar buiten Kern's onmiskenbaar stempel droeg, was het standpunt van het Verbond tegenover onze Oost. Gevolgd wel, veranderd nooit, is de koers dien hij als opperste zegsman van meet af voorschreef. Krachtiger dan hij het deed, kon aan steeds zich uitbreidende kringen nooit de verachting worden geuit over het domme gedrag van die Indische ambtenaren en particulieren, die in hun gevaarlijken waan - Kern sprak dat woord dan steeds met stemverheffing! - zich verheven achtten boven den inlander. En nooit liet hij na denzulken, en ons allen Nederlanders, den geestesadel voor te houden van die beschaafden onder de Javanen, uit wier brieven in voortreffelijk Nederlandsch, hij zoo gaarne aanhalingen deed. Met welk een kracht ook zweepte hij het landspraatje weg, alsof het hem en dus het Verbond, er om te doen was aan alle inlanders onze taal op te dringen! Altijd maar weer dook die onzinnigheid op, en altijd door moest zij worden bekampt. Dacht men soms dat wij Nederlanders ons geestelijk en maatschappelijk zouden hebben kunnen ontwikkelen, als wij geen vreemde talen hadden geleerd? Welnu, zooals wij Fransch of Duitsch of Engelsch hebben behoefd, maar niet allen, alleen de leergierigen en meest ontwikkelden onder ons, zoo zouden de inlanders behalve hun eigen taal ook onze taal moeten kunnen leeren, als zij door belangstelling en vermogens gedreven worden tot verruiming van hun kennis op geestelijk en maatschappelijk gebied. En triomfantelijk konden die schitterende oogen rondzien, als hij vertelde van wat toen aan zeer velen nieuw was, maar nu gemeengoed voor allen, dat zoo talrijken op Java en Sumatra hunkerden naar onze taal, omdat zij dorst hadden naar meerdere kennis. Noem mij één andere koloniseerende mogendheid, zoo zei hij dan, die dat heeft aanschouwd, dat de inlander vroeg om scholen voor de taal van den overheerscher! Dat is nooit gebeurd, nergens, dan in onze Oost! In Augustus 1899 ging ik als zijn gevolg mee op audientie bij den nieuw benoemden Goeverneur-Generaal Rooseboom, wien hij de bedoeling van het Verbond uitlegde en wiens medewerking in Indië hij vroeg. Nog herdenk ik zijn tevredenheid over het welslagen van dat bezoek. Want hij gaf zich altijd zoo geheel en zoo bereidwillig aan elke taak, alsof niets anders hem bezielde. Daarvan bezat hij als zeer weinigen het mooie geheim. En nooit kon hij niet, of het moest zijn voor een college of anderen ambtsplicht. Tijd had hij altoos, omdat de tijd hem diende en hij elk oogenblik opeischte. Die dag der audiëntie is mij zoo bijgebleven, omdat wij aan den trein nog een bespreking hadden met Dr. Hendrik Muller, of wij niet iets konden doen namens het Verbond voor de naar oorlog op leven en dood gedreven wordende Boeren. En wij besloten naar Amerika te telegrafeeren aan Miss. Dempsey, de toen hier te lande voor ernstig gehouden Queen of the Holland Dames N.Y., en aan Prof. Vos te Princeton N.Y., en aan Prof. Henry Dosker te Holland Michigan. Het telegram luidde: ‘We should appreciate extremely soonest possible meetings and addresses supporting just cause Boers. General Dutch Alliance’, en onderteekend door Voorzitter en Secretaris. Wie Prof. Kern hebben gekend, zullen niet licht verkeerdelijk gissen naar de termen die hij bij het waardeeren van de aanranders der Republieken, in die dagen tot zijn beschikking nam. Zijn Hollandsch kon zoo teekenachtig zijn. Of liever, bij al zijn wetenschappelijke grootheid, waarvan hij zich zoo rustig bewust bleek, omdat hij wist dat het eenvoudig waar was, en waarheid nooit schaadde - bij al die grootheid was hij zoo echt een gewoon mensch. Op niets keek hij neer dan op wat slecht was. Vandaar dat hij in tegenstelling van zoo velen, die toch niet zoo hoog reiken als hij, de Ned. Taal- en Letterkundige Congressen bleef bezoeken als een voortreffelijk middel tot binding van Nederlandsche stamgenooten. Toen hij, altijd nog gaaf als een jongman, tot in zijn gebit toe, tachtig jaar was geworden en omringd van zijn gezin te Utrecht een stille huldiging ontving van zijn vele bewonderaars en vrienden, toen werd er tot hem gezegd: één teleurstelling bracht uw levensboek: het was niet compleet. Want wie er in zocht naar het woord rust, die las: zie elders {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} En als men dan elders opsloeg, dan las men: zie rust. Zoodat men niets wijzer werd. ‘Rust, zie elders’. Bij zijn leven heeft hij haar niet gekend. Nu heeft hij haar gevonden. En met hem is aan ons Verbond de Eerste Voorzitter ontvallen en het Eerelid. Niet zijn mijn woorden geweest een uiteenzetting van wat hij als zoo zoodanig heeft beteekend. Ik heb enkel eenige uiting willen geven van mijn groote achting en genegenheid voor wijlen mijn eersten President. H.J. KIEWIET DE JONGE. Buitenland. Afd. Berlijn. Op het werk- en studieprogramma van deze afdeeling, welke hier als ‘De Nederlandsche Vereeniging’ bij de Hollanders bekend is, staat, behalve het vieren der nationale feestdagen en het houden der Woensdagsche bijeenkomsten in een der zalen van het Berliner Lehrervereinshaus, ook als nieuw punt het inrichten van gezelschapsavonden, die aan kunst, wetenschap en gezelligheid gewijd zullen zijn. De eerste proef had 20 Juni l.l. plaats en was hoofdzakelijk aan zangkunst gewijd. Het bezoek was uitstekend, zoodat de voorzitter, de heer Jos. Schellekens, met een opgewekt woord de talrijke aanwezigen welkom kon heeten, waarna het eerste vers van het Verbondslied werd gezongen. En nu werd een program ten gehoore gebracht, dat werkelijk een genot was. Door de ijverige bemoeiïngen van Mevr. Siekmeijer hadden zich voor dezen avond ter beschikking gesteld de dames: Legoff, Siekmeijer en Schellekens en de heeren: P W.v.d. Sande en Ronet. O.m. werden ten gehoore gebracht ‘Moederke alleen’ van Hullebroeck en ‘Ze wisten 't wel’ van Worp. De aangeboden bloemen en de hartelijke toejuichingen na elk nummer waren slechts een bescheiden uiting der dankbaarheid voor het gebodene. Een aardige afwisseling bood de verloting van kunstvoorwerpen, om niet door de leden bijeengebracht, die de kosten van den avond moest goed maken. Natuurlijk zaten ook de liefhebbers van een dansje niet stil, kortom, deze eerste gezelschapsavond is uitstekend geslaagd. * * * Het is het Bestuur een groot genoegen te kunnen mededeelen, dat de Afd. Berlijn, ondanks den moeielijken tijd, steeds in ledenaantal toeneemt. In de laatst gehouden vergaderingen zijn n l. toegetreden de dames Van Dooremaal, Van Ravenstein, Riddering en Schellekens, terwijl als heerenleden werden aangenomen: Van Gelder, de Haas, v.d. Sande, Schoofs en Van Ravenstein Sr. en Jr. De heer Zondervan is met zijn familie naar het vaderland teruggekeerd. Bij zijn laatste bezoek sprak de voorzitter dit langjarige, trouwe lid een hartelijk woord van afscheid toe. In het bestuur hebben de volgende veranderingen plaats gevonden: Daar de heer Knol de betrekking van eersten secretaris gaarne aan jongere handen overgaf, is in zijn plaats tot secretares gekozen Mevr. Siekmeijer. Gelukkig blijft de heer Knol, die de vereeniging werkelijk vele diensten bewezen heeft, als lid en eerelid voor de afdeeling behouden. De heer Riddering is tot bibliothecaris gekozen, terwijl de heer van Stralen als nieuwe penningmeester de geldelijke zaken der vereeniging beheert. Moge met de vernieuwing van het Bestuur de vereeniging een goede toekomst tegemoet gaan. * * * Aan deze mededeelingen voegt het bestuur nog het volgende toe: Voor zoover ons bekend, bestaat in Holland een vereeniging, die zich tot taak gesteld heeft, de Nederlanders in België het verkrijgen van levensmiddelen uit het vaderland te vergemakkelijken. Een dergelijke organisatie zou ook voor de Nederlanders hier in Duitschland zeer zeker noodig zijn, want een groot aantal onzer landgenooten, die bloedverwanten en bekenden in het vaderland hebben, krijgen desondanks toch geen levensmiddelen, omdat hunne desbetreffende verwanten of bekenden of geen raad weten met de noodige formaliteiten, of omdat deze niet op krachtige wijze optreden. Welnu, als er een dergelijke vereeniging voor ons hier in Duitschland bestond, zouden al deze moeielijkheden wegvallen. Men is toch niet van meening, dat onze landgenooten hier minder noodig hebben dan die in België? Het komt ons voor, dat het juist op den weg van het Algemeen Nederlandsch Verbond ligt, om een dergelijke vereeniging in het leven te roepen. Zij zou daardoor niet alleen den reeds bestaanden afdeelingen hier in Duitschland een grooten dienst bewijzen, maar ook een krachtige propaganda maken, om ook die Hollandsche clubs zich bij het Verbond te doen aansluiten, welke thans nog van verre staan. Naschrift der Redactie. De levensmiddelenvoorziening voor Nederlanders in het buitenland heeft de aandacht van het Hoofdbestuur, wat o.m. blijkt uit het adres aan den Min. van Buitenlandsche Zaken, opgenomen in het April-nr. Bovendien heeft het sedert zich mondeling en schriftelijk met ingekomen klachten tot de Departementen van Buitenl. Zaken en Landbouw gewend. Bericht: Eenige stukken, waaronder de Nieuwe Ledenlijst moeten tot het volgend nummer blijven liggen. Red. {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} Nederland. Van het Groepsbestuur 1). 26 Mei vergaderde het Groepsbestuur onder voorzitterschap van den heer Marc. Emants. Aanwezig waren verder de dames E. Baelde, W. van Hooff-Gualthérie van Weezel en A.C. Veen-Brons en de heeren Dr. F. Buitenrust Hettema, Mr. W. J L. van Es, J.P.C. Hartevelt, Dr. N. Mansvelt, Mr. K.M. Phaff, N.J. Roelfsema, L. Simons, S.L.v.d. Vegte, Th. van Welderen Baron Rengers en C. van Son, secretaris. Behalve verschillende huishoudelijke aangelegenheden werden de volgende punten behandeld: De heer Emants verklaarde zich bereid tot de najaarsvergadering het voorzitterschap der Groep waar te nemen en bracht hulde aan den afgetreden groepspenningmeester, den heer Roelfsema, voor de wijze waar op deze gedurende vier jaren de penningen heeft beheerd. De secretaris verklaarde zich bereid voorloopig het penningmeesterschap waar te nemen. Benoemd werd een commissie voor het onderzoek aangaande de wenschelijkheid en mogelijkheid om op de lagere scholen meer zorg te besteden aan de Nederlandsche taal ook bij het onderwijs in andere vakken en talen. Leden dezer commissie zijn de dames Dra. W.C. Rengers Hora Siccama en M. Maronier en de heeren L.C.F. Bigot, Dr. F. Buitenrust Hettema, J. Koopmans, Dr. W.E. Moller, Dr. M.A. van Weel en J.C. Wirtz. Voor het ontwerpen eener nieuwe regeling ten opzichte der Studenten- en Jongelieden-Afdn. werd een commissie benoemd bestaande uit Mej. E. Baelde en de heeren N.J. Roelfsema en S.L. van der Vegte. De gemengde commissie, die in verband met de voorstellen der Propaganda-commissie onderzoekt of een andere werkwijze voor Groep Nederland mogelijk zal zijn, werd samengesteld als volgt: de dames E. Baelde en W. van Hooff-Gualthérie van Weezel en de heeren Marc. Emants, L. Simons en S.L. van der Vegte. De Taalcommissie werd aangevuld met de heeren Mr. C. Bake en Kapt. K.E. Oudendijk. Besloten wordt nog de propaganda voor het A.N.V. in Zeeuwsch-Vlaanderen ter hand te nemen. Oost-Indië. Overzicht. Met het oog op de verbreiding der Nederlandsche taal in Indië, mag men gerust uitroepen: ‘het daghet in het Oosten’, want in de jongste tien jaren heeft die verbreiding een schier onstuimige vaart genomen. De vraag der Inlandsche bevolking naar onderwijs in 't Nederlandsch is zóó algemeen en zóó dringend, dat de Regeering met den besten wil bezield, onmogelijk allen kan bevredigen. Wat is die ‘ontwaking van het Oosten’ ook in Insulinde snel gegaan! Tot het einde der vorige eeuw werd van Art. 128 van het Regeeringsreglement, hetwelk den Gouverneur-Generaal belast met de zorg ‘voor het oprichten van scholen ten dienste der Inlandsche bevolking’ zeer spaarzaam gebruik gemaakt. De inlander vroeg er niet naar en de openbare meening van Nederlandsche zijde was: de overheerschers moeten hun eindontwikkeling in Nederland zoeken en de overheerschten...... nu ja, enkele kategorien moeten wat lezen en schrijven leeren...... dat kan geen kwaad. Sedert is alles veranderd; de ‘ontwaking’ kwam, niet 't minst ten gevolge van den Japansch-Russischen oorlog en de Regeering gaf toe aan den sterken drang, eerst haars ondanks, later met instemming. 1) De cijfers spreken: Het aantal der lager onderwijs genietende kinderen was in 1900: 128 390, in 1914: 629.000 (zijnde 10 à 11 pCt. van 't geheele aantal kinderen). De kosten der Inspectie van het Inl. Onderw. waren in 1900: f 103 336; in 1916: f 629.500. De kosten van het onderwijs in het algemeen bedroegen in 1900 f 4.150.000; in 1916: f 15.786.000 2). De ontwikkelingsgang was als volgt: Op de begrooting van 1848 was voor 't eerst een post gebracht van f 25.000 voor 't oprichten van scholen voor de Javanen, voornamelijk nog ter opleiding van ambtenaren. In 1893 werden die te breed opgezette scholen in twee klassen gesplitst; de 1e klasse voor de meer aanzienlijken, de tweede voor de eenvoudigen. Maar ook deze vereenvoudiging voldeed niet, want om eenigszins van algemeen volksonderwijs te kunnen spreken zou men tot een bedrag komen van f 56.000.000 (en dat bij een begrooting van 367 millioen). Vandaar de oprichting {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} sedert 1907 van zeer eenvoudige desa(gemeente)scholen, die worden opgericht en grootendeels (ook door de heffing van een matig schoolgeld) bekostigd door de plaatselijke gemeenschappen, terwijl de Regeering in den aanvang geldelijken steun geeft. Zooals de zaak thans is opgezet, kost het volksonderwijs, d.w.z. de desascholen aan de schatkist nog geen f 3.- per jaar per kind, niet meegerekend de uitgaven voor inspectie en wat daarmede verband houdt 1). Het aantal Inlandsche lagere scholen was in 1893 (vóór de splitsing in twee klassen) 504; in 1914 was het aantal der tweedeklassescholen 1169 (waarvan 751 op Java en Madoera). Die uitbreiding wordt geregeld voortgezet; over eenige jaren zal het aantal dezer scholen alleen op Java en Madoera omstreeks 1700 bedragen. Wat de volksscholen betreft, in 1914 waren er op Java en Madoera 3521, in de Buitenbezittingen 791, waarvan 170 in Atjeh. Het aantal der leerlingen bedroeg 289.156. Het onderwijs aan meisjes op afzonderlijke scholen is nog niet door de Regeering ter hand genomen; al waren van de leerlingen der tweedeklassescholen 12½ pCt. meisjes en van die der volksscholen 7 pCt. Wel worden bijzondere meisjesscholen, b.v. die den naam dragen van de edele Javaansche vrouw Raden Adjeng Kartini, gesubsidieerd, welk feit ongetwijfeld een voorbode is van de eigen werkzaamheid der Regeering op dit gebied. * * * Met het bovenstaande meende ik - mede ten dienste van den niet ingewijden lezer - het aan het hoofd dezes aangekondigde onderwerp te moeten inleiden. En nu over het onderwijs in de Nederlandsche taal. Gelijk boven werd medegedeeld, werden te allen tijde ook Inlandsche kinderen tot de openbare Europeesche lagere scholen toegelaten. Dit was evenwel bestendig een bron van groote moeilijkheden, men maakte de voorwaarden van toelating óf te gemakkelijk en dan werd de school door Inlandsche kinderen overstroomd en het peil van het onderwijs omlaag gehaald, óf te moeilijk en dit gaf aanleiding tot ontevredenheid aan Inlandsche zijde. In 1911 werd eene regeling getroffen, die beoogde zoodanige kinderen toe te laten, van wie verwacht kon worden, dat zij voor hun waarschijnlijke maatschappelijke toekomst die schoolontwikkeling zouden noodig hebben en ook voor den noodigen toevoer te zorgen voor de Inlandsche vakscholen (artsenscholen en rechtschool). Dit bleek evenwel toch onvoldoende en zoo ontstond de Hollandsch-Inlandsche school. In 1907 begon men op de 1e klasse Inlandsche scholen van het 3e leerjaar af onderwijs in het Nederlandsch te geven en omdat ook dit niet bevredigde (bij den onstuimigen drang, voortkomende uit de Inlandsche maatschappij zelve) ontstond de reorganisatie van 1914. Van toen af werden scholen opgericht waar het Nederlandsch voertaal is en de leerstof dezelfde is als op de Europeesche lagere scholen met weglating van het Fransch 1) en bijvoeging van het onderwijs in de landstaal en het Maleisch (de algemeene taal in Oost-Azië, d.w.z. men kan er overal mee terecht). Voor deze reorganisatie waren er reeds 16 scholen waar kinderen van Inlanders onderwijs in het Nederlandsch ontvingen (voornamelijk in Ambon en de Minahassa, ook ter O.-kust van Sumatra en ten slotte vijf scholen voor kinderen van Inlandsche militairen uit de Minahassa en Ambon afkomstig 2) en nà de reorganisatie verrezen er spoedig 95 Hollandsch-Inlansche scholen. Het aantal leerlingen op deze 121 (16 + 95) was in 1914: 20842, waaronder 3181 meisjes. Nu nog een woord over de Hollandsch-Chineesche scholen. Voor 't onderwijs der Chineesche kinderen was nooit iets gedaan. Ook al ten gevolge van den Russisch Japanschen oorlog ontwaakte onder deze ‘vreemde Oosterlingen’ nieuw leven. Zij vatten de taak zelf ter hand. Overal werden scholen opgericht door onderwijsvereenigingen als de Tiong Hwa Hwee Koan en meestal werd op die scholen ook het Engelsch (geen Nederlandsch) onderwezen. Seder 1908 begon de Regeering zelve scholen op te richten en met goed gevolg. In 1914 waren er 5203 leerlingen; velen hiervan namen deel aan namiddag-cursussen voor 't Engelsch. Zoo werd ook deze beweging in goede banen geleid. Het aantal der leerlingen, voortkomende uit Inlanders en ‘Vreemde Oosterlingen’, die in Indië onderwijs ontvangen in de Nederlandsche taal is 20842 + 5203 = 26045; waarbij nog vermeld moet worden, dat nog vele Inlanders in namiddagcursussen van particulieren eenige kennis van de Nederlandsche taal trachten te verwerven. Het bovenstaande betreft alleen het lager onderwijs. Om niet te wijdloopig te worden zij hier nog gemeld, dat ook het onderwijs in Nederlandsch aan meisjes de volle aandacht heeft. De vakscholen, waar de Nederlandsche taal als voertaal gebruikt wordt, blijven hier buiten beschouwing; alleen nog de vermelding, dat, waar 't nu {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} reeds onmogelijk bleek onderwijzers te vinden voor al die Hollandsch-Inlandsche en -Chineesche scholen, een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers is opgericht en voor Chineesche id. in voorbereiding is. 't Zal trouwens ook op menig ander gebied noodig zijn, dat Indië zijn eigen arbeidskrachten levert, zoowel omdat de kosten te hoog worden als omdat... Holland uitgeput schijnt! Wij mogen deze opleving in Indië noemen: een heugelijk verschijnsel voor den Nederlandschen stam en voor Nederland in 't bijzonder. Waarom? Daarop hopen wij (uit plaatsgebrek) in een volgende aflevering terug te komen. * * * Naar aanleiding van mijne aanbeveling in de Juni-afl. om voor lees-tafel en -portefeuille geschriften over Indië niet te vergeten, waar men bijna geregeld en overal meer voor 't Buitenland dan voor Indië schijnt te gevoelen, ontving ik eenige brieven om nadere voorlichting. Met die gevraagde voorlichting wil ik mijn overzicht eindigen. Laat ons aanvangen met: 1. Indische Gids; maandschrift, geschikt voor hen, die ernstig bedoelen op de hoogte te komen van onze koloniën, hetgeen daarin geschiedt en daarover gezegd wordt, benevens van koloniale vraagstukken in 't algemeen, Het is dus minder een maandschrift voor iedereen, maar meer voor ontwikkelden, 't meest gelezen door hen, die op een of andere wijze met O.- en W.-Indië in betrekking staan. De prijs is, meen ik, f 12.- p.j. 2. Oost en West, het orgaan van de Vereeniging van dien naam; dat eveneens meer bestemd is voor hen, die meer belangstellen in Indië en zich dus eenige moeite geven om op de hoogte te komen of te blijven. De inhoud komt overeen met de Ind. Gids; uiteraard ontbreken de langere artikelen en beschouwingen. De leden der Vereeniging betalen slechts als minimum f 2.50 p.j. Adres: Heulstraat 17, 's-Gravenhage. 3. In mijn vroegere opgave verzuimde ik te noemen: Nederlandsch-Indië, oud en nieuw; geïllustreerd maandblad, gewijd aan bouwkunst, archaeologie, land- en volkenkunde, kunstnijverheid, handel en verkeer, cultuur, mijnbouw, hygiène. Deze omschrijving duidt genoegzaam aan voor wie 't bestemd is, n.l. voor alle Nederlanders van smaak en ontwikkeling, voor kunstbeminnaars in de eerste plaats. Het blad zal waarschijnlijk in ruimer kring belangstelling wekken dan de sub 1 en 2 genoemde periodieken. 't Kost f 12.- p.j. De 1e jaargang 1916/17 ligt voor mij en zal, gebonden, een prachtwerk zijn. Adres: Jan Luykenstraat 2, Amsterdam. 4. Voor een nog ruimeren kring van lezers geschikt is ongetwijfeld: Indië, geïllustreerd weekblad voor Nederland en Koloniën; fraaie foto's, prettige schetsen, bondige artikeltjes dwingen de onverschilligen om toch niet te volharden in hun......... gemis aan belangstelling. Prijs f 8.- p.j. Adres: Bosch- en Vaartstr. Nr. 10, Haarlem. Dr. v.L. Onze Oost-Indische Koloniën. Nederlandsch-Indië. Aardrijkskundig leesboek, door J L. Hooftman en K.G. Houwen, Hoofden van scholen te 's-Gravenhage. Geillustreerd door W.K. de Bruin, Onderwijzer te 's-Gravenhage. Groningen, J.B. Wolters. Toen wij in het vorige nummer van Neerlandia het werkje van den heer Croes bespraken, dachten wij, dat de door hem gekozen vorm op dit gebied iets nieuws was. Dit is niet zoo! In 1903 verscheen het eerste deeltje van bovengenoemd werk ter beschrijving van de reis ‘Naar Nederlandsch-Indië’. Hier is het de familie Schippers, die naar Java vertrekt en in gesprek en briefvorm leeren wij de reis over zee, alsmede die over land kennen, zooals dit in den goeden ouden tijd, wij bedoelen vóór Augustus 1914, nog algemeen gebruikelijk was. Na Genua bekeken te hebben, worden wij ingelicht omtrent de Middellandsche Zee, Port Saïd, Egypte, het Suez-kanaal en andere groote werken, de Roode Zee, den Indischen Oceaan, Sabang en Batavia. Het tweede deeltje (IIA) ‘Java’, verschenen in 1904, behandelt in denzelfden verhaaltrant: Batavia, woning en toko, een bergbeklimming, eetbare vogelnestjes, de Preanger Regentschappen, een pasar, een dessa, een Javaansche woning, de Javanen, het opium, een tijgerjacht, vermaken, reizen, de Zuidkust, een banjir en een mooie avond, bamboe en klapper. Het derde deeltje (IIB) ‘Java en de Buitenbezittingen’ verschenen 1904, behandelt op dezelfde wijze: een wajang en gamelan, koffie en kina, een theeonderneming, Soerabaja, de rijst, Malang, klimaat en godsdienst, Bali en Lombok, Makassar, Ambon, Banda, de Papoea's, de Minahassa, de reis naar Banka en Palembang, Atjeh, de Dajaks en de Bataks, Deli en de Chineezen. In IIA vindt men eene inleiding van den ‘bekenden geograaf J.F. Niermeijer’, (thans hoogleeraar te Utrecht), die eene zeer gunstige meening heeft over dit werk, waarvan sommige schilderingen zoo treffend zijn, dat men zou denken, dat de schrijvers een groot deel van hun leven in Indië hebben doorgebracht. De heer N. was dan ook niet weinig verbaasd te bemerken, dat hier twee ‘totoks’ of zooals hijzelf zegt: ‘twee Hollanders, die nooit onder de palmen gewandeld hebben’, aan het werk geweest zijn. Wel een bewijs, dat de schrijvers er buitengewoon goed in geslaagd zijn Indië naar waarheid te schetsen. Niermeijer spreekt dan ook als zijne overtuiging uit: ‘dat dit boekje in zijn geheel veel nut kan stichten!’ De Nederlandsche onderwijzers moeten er ook {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} zoo over gedacht hebben, want in 1916-1917 verscheen reeds een zesde en zevende druk van de drie deeltjes. Zij zijn voorzien van kaartjes, teekeningen en gekleurde plaatjes, alles netjes uitgevoerd, zooals wij dat van de Firma Wolters gewoon zijn. Daarbij is de prijs van deze nette uitgave buitengewoon laag, n.l. 45 cents per deel. Moge ‘Nederlandsch-Indië’ nog menigen nieuwen druk beleven! Th.G.G.V. 's-Gravenhage, 17 Juli 1917. Nederl. Antillen. Van de Groep. Donderdag 19 April hield de Groep Ned. Antillen hare Algemeene Vergadering in de Societeit van het Waterfort. Hierover lezen we in de Amigoe: De zaal had een vroolijk feestelijk aanzien. Kleurig vlaggendoek omlijstte de portretten van Koningin en Prins, terwijl de Hollandsche Driekleur als gordijn aan weerszijden der ramen afhing. De Militaire Kapel zette het oude Wilhelmus in, toen de commissie van het Bestuur den Heer Gouverneur en Adjudant binnenleidde. De voorzitter, de Heer C.S. Gorsira J.P. Ez. opende de vergadering, verwelkomde Zijnhoogedelgestrenge en de leden, en benoemde eene commissie tot nazien der rekening en verantwoording. In het kort terugziende op het afgeloopen jaar kon de voorzitter dit niet zeer vruchtbaar noemen. Er werd enkele malen door het Bestuur vergaderd en een Algemeene Vergadering gehouden. De algemeene toestand was er niet naar om in feeststemming te verkeeren. Wel werd gedacht aan het bijstaan van ongelukkigen. Maar toen het bestuur gelden zou bijeenzamelen voor de Belgische kinderen en voor Hollandsche kinderen in den vreemde, bleek een andere Commissie reeds een aanzienlijk bedrag daarvoor bijeengebracht te hebben. De Voorzitter verheugt zich heden avond Kapitein Bierman te mogen inleiden. Deze spreker is niet onbekend bij het publiek. Met groot genoegen zal men Zijnweledelgestrenge weder hooren vertellen van onze Oost, waardoor dit verre land weer dichter bij onze West komt. Van deze gelegenheid maakt de voorzitter gebruik de leden van het Verbond, die in staat zijn een spreekbeurt te vervullen, op te wekken het voorbeeld van Kapitein Bierman te willen volgen. Alvorens deze zijn lezing zal aanvangen, moet echter eerst het woord gegeven worden aan den secretaris tot het uitbrengen van het jaarverslag. De voorzitter eindigde zijn inleidend woord met een heilwensch voor ons vorstenhuis naar aanleiding der verjaring van Z.K.H. den Prins der Nederlanden. Herinnerd werd aan het optreden van den blinden kunstenaar, den heer Beverwijk, aan het verleenen van studiebeurzen 1) en het wederom beschikbaar stellen daarvan. Met dankbaarheid werd de subsidie van het Gouvernement vermeld. De vorige commissie tot nazien der rekening heeft enkele opmerkingen gemaakt. Deze werden door het bestuur ter harte genomen. Steeds houdt het bestuur zich aanbevolen voor wenken en raadgevingen. Door het vertrek van den Heer De Vries kwam een bestuursplaats open, welwillend thans ingenomen door Kapitein Bierman. Deze begon nu zijn lezing met een korte overzichtelijke beschouwing van Oost-Indië. Recht uit zijn hart kwam de oprecht gemeende klacht, dat algemeen zoo weinig geweten wordt van onze Oost. Men is er aan gewend geraakt en vindt het heel gewoon, dat de Nederlanders meester zijn van het rijke Insulinde. Maar hoe weinigen weten, wat door onze voorvaderen is gedaan, geleden en gestreden om het zoo ver te brengen. Het zoeken naar den weg naar Indië is een geschiedenis op zich zelf. Kaarten hadden we niet, de Portugeezen gaven ze niet. We moesten zelf door sneeuw en ijs, door gevangenis en ballingschap, door koene reizen langs onbevaren zeeën den weg verkennen. Het aanknoopen van handelsbetrekkingen met Indië was een tweede groote moeilijkheid. Het rustig en vreedzaam in bezit houden dier uitgestrekte landen een derde. Het beschavingswerk der Nederlanders in Indië is een mooie bladzijde uit onze geschiedenis. Maar de lichtbeelden, die nu vertoond zullen worden bewijzen, dat Holland niet slechts in het verleden groot was, maar ook nu nog is. De gezichten van havenwerken, steden, verkeerswegen, sporen en bruggen, verschillende cultures, administratiegebouwen, ja, alles getuigt, dat de Nederlander zijn ouden aard van durf en doorzetten nog niet verloochend heeft. Met een hartelijk woord van opwekking om toe te treden tot het Algemeen Nederlandsch Verbond sloot Kapitein Bierman zijn onderhoudende, boeiende inleiding. De plaatjes gaven o.a. een kijk op het volksleven, op kina-, thee- en rijstcultuur, waarbij de Kapitein telkens in bewondering geraakte voor de prachtige natuur van Indië. Het is werkelijk hoogst belangrijk iemand te hooren, die er zelf is geweest en alles zelf heeft meegemaakt. De gloed der overtuiging {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} bezielde den spreker, die met het grootste gemak vertelde uit zijn rijke ondervinding. Hartelijke toejuichingen gaven uiting aan de algemeene tevredenheid der vergadering, nogmaals herhaald door den voorzitter in diens slotwoord. De heer Manuel bediende het lichttoestel en maakte zich als van ouds zeer verdienstelijk voor het Verbond. De kapel speelde gedurende de rust volksliederen ter eere van den Prins. Zuid-Afrika. Zuid-Afrikaansche Brieven. XLIV. Pretoria, 26 April 1917. Geen brieven van Ou-Boet, luidt de klacht uit Dordrecht. Het is hier ook maar een deur-mekaarboel, zooals de Afrikaner zegt. Wekenlang krijgen we geen zeepost en dan plotseling een heele verzameling tegelijk. Op een gegeven oogenblik leek mijn werkkamer wel een krantenkiosk. Daar hadden zich Hollandsche, Fransche, Engelsche - bijna had ik gezegd Duitsche bladen, maar die zijn hier ten strengste verboden - opgestapeld tot een rijstebrijberg, waartegen de arme journalist zuchtend opzag en waarbij hij zich elken dag weer afvroeg: ‘Wanneer kom ik daar door?’ Wanneer de zeeposten naar Europa vertrekken, weten wij evenmin. Vroeger ging hij zitten op dien en dien dag van de maand en Ou-Boet schreef zijn brief voor Neerlandia. Nu moet hij maar gaan zitten op dienzelfden dag van de maand en schrijven in de hoop dat zijn brief zal aankomen, en genade vinden in de oogen van den censor. Waar zijn brieven beland zijn, hij weet het niet. Of zij zijn ten offer gevallen aan de haaien, aan de censuur, aan de papiermand, of ergens anders zijn beland, hij weet het niet. Maar het is verdrietig. Ou-Boet is altijd een groote vereerder van President Steyn geweest. Hij zou zeker de laatste zijn geweest om te verzuimen een woord van nagedachtenis en hulde te wijden aan dien grooten Afrikaner. Geen dergelijke gelegenheid zou hij hebben laten voorbijgaan. Maar zijn brief over dezen grooten doode is verloren geraakt. Doch nu genoeg geklaagd. Ou-Boet houdt niet van klagen, vooral niet in dit gezegend land, waar heel den dag de zon schijnt en waar het altijd mooi weer is. En die son steek mij ook so skelm in die oog Als hij agter die randje verdwijn: Hij vraag, hoe ik so dom kan wees Om te treur terwijl hij nog skijn - heeft een Afrikaansche dichter gezongen, en die man wist het. Wij zijn hier in Transvaal al eenigen tijd bezig met Hollandsche en Afrikaansche liedjes in de bladen op te nemen. De Volkstem is daarmee begonnen. De aanleiding was het Dingaanfeest te Nooitgedacht, de plek waar Jopie Fourie gevangen is genomen. Daar had men op de piano een Engelsche song gespeeld, zoo een die hier alle menschen kennen. Op Paardenkraal had de muziek in een marsch eveneens dit lied doen hooren. Verwijten van weerskanten, totdat De Volkstem terecht opmerkte: ‘Laten wij nu de wederzijdsche verwijten staken en naar verbetering zoeken. De fout is dat wij wel Engelsche liedjes kennen, maar niet ons eigen lied.’ En ons regeeringsorgaan begon met de menschen te vertellen hoe zoo iets in Vlaanderen, waar de strijd tegen het Fransche lied zeker even groot is, nooit zou zijn voorgekomen. Het vertelde dan hoe men in Vlaanderen en tegenwoordig ook in Holland de menschen hun eigen lied leerde. Hoe dit gebeurt, behoef ik den lezers van Neerlandia niet te vertellen, die kennen deze zangavonden voor het volk wel. Hier echter is dit iets nieuws. En nu geeft De Volkstem elke week den tekst van een Afrikaansch of Hollandsch lied, en vertelt ze waar dit lied is te vinden. Maar ze blijft er op hameren dat de menschen eerst de woorden zullen leeren. Dit heeft wel gepakt, want toen De Volkstem wegens papierschaarschte - daar lijden we hier ook al aan - die opneming moest staken, kwamen blijkens een mededeeling in dat blad van verschillende kanten vragen, waarom men plotseling daarmee had opgehouden. * * * De vraag intusschen is of dit veel zal helpen. Ik voel dat er iets aan hapert. De strijd is hier zwaar. Ik zie het in eigen omgeving. Ons voornaamste genoegen bestaat hier in het bezoeken van rolprentschouwburgen. Daar speelt de muziek Engelsche volkswijsjes, geen van alle zeer hartverheffend. Onze Hollandsche en Vlaamsche en Afrikaansche liederen zouden het daartegen best kunnen uithouden, maar de wijs ligt gemakkelijk in het gehoor, al heel gauw zingt de heele zaal ze mee. En den volgenden morgen bespeur-je dat je die dreun niet kunt kwijt raken. Als je in een goed humeur bent, betrap-je er jezelf op dat je hem fluit. Straks ken-je de woorden ervan. En dan ben-je verloren. Zoo nu en dan krijgen we een rolprent, waarbij die liedjes door de tooneelspelers worden gezongen, de tekst wordt dan op het scherm geworpen, de muziek zet in en in één avond heb-je dat ding met woorden en al in je hoofd en je krijgt het er niet dan met moeite uit. Het vervolgt je, ik zou bijna zeggen tot in je droomen. In de winkels zie-je dan onmiddellijk voor de uitstalvensters dat lied liggen tegen een verbazend lagen prijs. En de afdrukken gaan er weg als koek. Hollandsche liedjes hooren wij bijna nooit. Zoo nu en dan op een gezelligen avond of op een deftig concert. Maar daar blijft niets van hangen. Daar zingen de menschen niet mee, de voordrager {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} zingt zijn lied niet om de anderen aan het zingen te krijgen, de stemming van den rolprentschouwburg ontbreekt. Maar laat de zanger of zangeres eens een bekend Engelsch liedje inzetten, dan zullen na het eerste vers allen met het refrein invallen. De herinnering aan den rolprentavond wordt dadelijk levendig, de rolprentstemming komt boven. Eens hebben wij hier een Vlaamschen zanger gehad, die in de rolprentschouwburgen optrad. Hij was hooge stem geweest bij den Vlaamschen Schouwburg te Antwerpen. Natuurlijk begon hij met Fransche en zelfs Engelsche liedjes te zingen, totdat wij er hem toe wisten over te halen om Vlaamsche liedjes te geven, waartoe, dit dient tot zijn eer gezegd, niet veel overredingskracht noodig was. Hij zong een geestig Vlaamsch liedje en waarlijk hij kreeg den schouwburg aan het meezingen. Maar ach, dat was maar zoo'n vleug, net drie avonden. Wat baat dat voor het eigen lied? Neen, wij moesten hier ook geregeld Hollandsche rolprenten krijgen, waarin een Hollandsch lied verwerkt was, dat op het doek werd geworpen. De menschen zouden het gauw genoeg leeren, wanneer de muziek het speelde, mits het lied maar pakkend was, opgewekt, een echt volkslied. Ik heb hier de kracht van de rolprent leeren kennen. In Europa gaat men niet zooveel naar deze schouwburgen als hier. Er zijn hier menschen, beschaafde, ontwikkelde menschen, die er ten minste twee maal per week heentijgen. Vandaag leeren die menschen er een Engelsch liedje, morgen zien zij er een rolprent uit een Engelsch boek getrokken. Den dag daarna zingen zij het Engelsche liedje en den volgenden dag koopen zij het Engelsche boek, omdat de rolprent hen geboeid heeft. Wij hebben hier prachtige rolprenten gehad: Les Misérables van Victor Hugo, Germinal van Zola, The last Days of Pompey, Quo Vadis enz. Tegelijk met die rolprenten verschijnen in onze uitstalvensters goedkoope uitgaven van die boeken, gedrukt op slecht papier met slechte letter, maar tegen een buitengewoon lagen prijs. Ik heb mij laten vertellen door den algemeenen bestuurder van deze rolprentondernemingen over geheel Zuid-Afrika, dat b.v. van Les Misérables in enkele maanden tijds meer dan 20.000 boeken in Zuid-Afrika zijn verkocht, en ik kan het gelooven. Wat een veld, wat een heerlijk wijd veld voor de propaganda van Hollandsche boeken, liederen, Hollandsche kunst in het algemeen! Zou er niet eens een kans zijn voor onze Hollandsche rolprentondernemingen om in die richting te werken in overleg met het Algemeen Nederlandsch Verbond bij voorbeeld? Maar men moet de zaak grootsch aanpakken. Als het niet mooi, niet boeiend, niet belangrijk is, doet men beter thuis te blijven. De Engelsche en Amerikaansche Rolprentondernemingen zijn grootsch, maar zij doen ook iets. Onze ‘kultuur’ staat beslist onder den invloed van de bioskoop schouwburgen en zoo is het in bijna alle landen buiten Europa. Dit heb ik vernomen van alle kanten onzer kosmopolitische samenleving. OU-BOET. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Melt Brink gehuldigd. In een Mei-bijeenkomst in de kleine zaal van het Stadhuis was de heer Melt Brink - de Zuid-Afrikaansche Vader Cats bijgenaamd - ter gelegenheid van zijn 75en verjaardag de gast van de Afdeeling Kaapstad van het A.N.V. en de Oranjeclub, waarbij de Zuid-Afrikaansche dichter en tooneelschrijver werd gehuldigd door oud-President Reitz, den voorzitter der Afdeeling. Muziek en voordrachten wisselden elkaar dezen welgeslaagden avond af. De Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging in 1916. De 36e Algemeene Vergadering dezer Vereeniging werd gehouden op 19 Mei j.l. te Amsterdam. Aan de openings redevan den voorzitter ontleenen wij een en ander: Spreker moest wederom achteruitgang van het ledental vaststellen, hetgeen ‘bewijs is, dat de daling van de Nederlandsche belangstelling in Zuid-Afrika, na den boerenoorlog ingetreden, nog niet tot staan is gekomen’ 1). Herinnerd wordt aan twee belangrijke feiten: Ten eerste: Er is in Zuid-Afrika een groei van het nationale zelfbewustzijn als nooit te voren en ten tweede: Wat de taal betreft, is het pleit reeds beslist ten gunste van het Zuid-Afrikaansch. ‘'t Is nu een feit geworden, dat de volksonderwijzer in Zuid-Afrika kennis moet hebben van het Afrikaansch. De Synode van de N.G. Kerk in de {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} Oranje-Vrijstaat en die van de N.H. of Ger. Kerk in Transvaal hebben Afrikaansch aanvaard als kanseltaal; de nationalistische partijen erkennen het als hun officiëele taal; Universiteits-examens kunnen door middel van het Afrikaansch worden afgelegd; Afrikaansche dames - en dames zijn ook in Zuid-Afrika de draagsters van de mode - schrijven romans in 't Afrikaansch. Er zijn een aantal Hollandsch-Afrikaansche populaire aan wetenschap en belletrie gewijde tijdschriften.’ Het Volksblad te Bloemfontein is dag blad geworden; Onze Courant te Cradock ging over naar de nationalistische partij. Het dagblad De Burger werd om zijn partij kiezen voor Nederland door Jingo-adverteerders geboycot en...... dat liep uit op de oprichting van het grootscheeps opgezette ‘Afrikaans handelshuis’; opgericht werd een President Steyn-Studiefonds en...... zoo bruist daarginds het heerlijke nationale leven. Nederland blijft daarbij koel en passief; Universiteiten, vastgeroest in krenterige bepalingen, lokken allerminst studenten uit Zuid-Afrika. De Rotterdamsche handelshoogeschool maakt een gunstige uitzondering. De voorzitter herinnert er ten slotte aan, dat in Nederland Zuid-Afrikaansche rolprenten (films) voor bioscopen verkrijgbaar worden gesteld; dat het Maandblad 1) zooveel mogelijk ter lezing wordt gelegd, waar 't nut kan doen; dat Emiel Hullebroeck een aantal Afrikaansche liederen op muziek zal zetten. Helaas, hij moest er ook bijvoegen, dat het Maandblad uit Zuid-Afrika wordt geweerd. Als wij de stemming der oprechte Afrikaanders kort willen weergeven, dan is deze op taalgebied de volgende: Zij willen niet ‘verengelst’ worden, maar evenmin door de ‘parmantige’ Nederlanders geschoolmeesterd; zij willen zich zelf zijn; maar... met hun gansche hart bieden zij Nederland hun vriendschap aan. Wij mogen met dien toestand tevreden zijn en herinneren aan het motto van Hollandsch Zuid-Afrika: Wij willen niet weder de fout begaan, die onze vaderen een eeuw geleden begaan hebben, door alle verbindingen met onze stamverwanten op geestelijk en stoffelijk gebied te laten varen. Is dat heusch waar, Nederlanders? * * * In diezelfde Alg. Verg. hield de heer onderwijzer E.C. Pienaar eene even geestige als geestdriftige rede over: De toekomstige volkstaal van Zuid-Afrika, Engels, Nederlands of Afrikaans? Het was een kranige rede, door de vergadering zeer toegejuicht. Het doet mij leed, dat plaatsgebrek mij verhindert er een overzicht van te geven. Het staat bij hem vast, dat het Afrikaansch de toekomstige volkstaal moet wezen. Hij is niet tegen het Engelsch, maar wel tegen ‘verengelsing’; hij wil dat die Afrikaansche ‘kombuistaal’ gerugsteund zal worden door het Nederlandsch, en daardoor sterk worden. Innig vurig is zijn geloof: ‘Zoolang er in Zuid-Afrika nog eén Afrikaner is, deze naam waard, zólang zal Engels niet onze volkstaal worden. Met Gezelle houden wij staande: ‘Gij zegt dat 't Vlaams 1) te niet zal gaan: 't en zal! dat 't Waals 2) gezwets zal boven staan: 't en zal! Dat hopen, dat beweren wij, dat zeggen en dat zweren wij, zoo lange als wij ons weren, wij - 't en zal, 't en zal, 't en zal!’ 18 Juli, '17. Dr. v.L. Ned. K.v.K. te Pretoria. Van deze kamer ontvingen wij het tiende jaarverslag (over het jaar 1916). Wij ontleenen daaraan enkele bijzonderheden. In de eerste plaats blijkt de Kamer te bloeien. Het ledenaantal steeg tot 77, het hoogste aantal gedurende haar 10-jarig bestaan. De Zuid-Afrikaansche handel wordt in al zijn onderdeelen behandeld en het blijkt dat Nederland en Koloniën de 5e plaats inneemt onder de landen die in Britsch Zuid-Afrika in 1916 invoerden. De teruggang van de 4e plaats tot de 5e wordt van tijdelijken aard beschouwd en geweten aan het feit dat Nederland, door gemis aan een rechtstreeksche stoomvaartverbinding thans door overscheping en gebrek aan laad-ruimte in zijn uitvoer grootelijks belemmerd wordt. De toenemende invoer uit Japan, dat door het uitzenden van handelsagenten de markt laat bestudeeren, is zeker daaraan en aan de door dat land geopendestoomvaartlijn op Zuid-Afrika toe te schrijven. De Ned. Bank voor Zuid-Afrika opende verschillende bijkantoren in de buitendistricten. Opnieuw wordt de totstandkoming van een stoomvaartlijn Indië-Afrika-Holland bepleit. Als Hollands kans gunstig staat - zegt het verslag - dan is het nu! De handel volgt de vlag en ‘de cost gaet voor de baet uit’, waarbij nog komt, dat in geen ander land ter wereld bij een overwegend groot deel der bevolking de sympathie, geworteld in taal- en stamverwantschap de totstandkoming van eene verbinding met Holland meer zal tegemoetkomen dan in Z -Afr. Bij het vele belangrijke cijfermateriaal is een tabel aantoonende de verplaatsing van den Duitschen invoer over andere landen van herkomst, sedert het begin van den oorlog. Daarbij komen voor Japan, welks invoer naar Zuid-Afrika steeg in waarde van (rond) £ 42000 tot £ 342.000, ruim 8 maal zoo veel, Nederland van (rond) £ 32000 tot £ 250.000 dat is bijna 8 maal zooveel. Hierna volgen de Vereenigde Staten, welker invoer van £ 1.000.000 tot £ 2 millioen toenam. Het Vereenigde Koninkrijk is de laatste in de rij. Zijn invoer nam slechts - om begrijpelijke redenen - toe van £ 10½ millioen tot £ 12½ millioen. {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} Ingezonden. Gedenkdag. Wat Neerlandia voor een Groot-Nederlander beteekent. Bescheidenheid is ongetwijfeld de reden geweest dat de redactie van Neerlandia in de Juli-nummers der laatste jaren verzweeg, dat het blad wederom een nieuw levensjaar was ingetreden. Zij, die het voorrecht hebben de volledige jaargangen van het A.N. V.-maandblad te bezitten - en ondergeteekende is een der weinige die ze heeft - kunnen weten dat het 11 Juli j.l. 21 jaren had bestaan. Ik wensch naar aanleiding van dezen gedenkdag eens in het licht te stellen, wat Neerlandia in die reeks van jaren heeft beteekend, niet alleen voor de vele lezers in het het moederland, doch nog meer voor degenen, die buiten de landspalen wonen, want in beide hoedanigheden, heb ik het leeren waardeeren. Juist tot de laastgenoemden is zeker meer doorgedrongen de beteekenis en het nut van Neerlandia dan tot hen die in Nederland met leesstof worden overvoerd en die helaas niet met dezelfde vreugde onder de uit het dierbaar Vaderland aangebrachte mail, Neerlandia begroeten. Ondergeteekende acht het daarom wel nuttig in het blad zelve eens de aandacht hierop te vestigen, overtuigd dat velen zijn gevoelens zullen deelen en zijn woord weerklank zal vinden. Het ontstaan. Den 11en Juli 1917 was Neerlandia 21 jaren oud. Het eerste nummer toch verscheen op 11 Juli 1896 te Gent in België op den jaardag van den Guldensporenslag bij Kortrijk in 1302. Daarna verscheen het, van Januari 1900 af te Dordrecht, Nederlands oudste stad, sedert 1898 de hoofdzetel van het A.N.V. Neerlandia is ouder dan het A N.V. wiens officieele datum van stichting 1 Mei 1898 is geweest. In het Juli-nummer van 1897 verscheen bij het éénjarig bestaan van het blad een herdenkingsartikel over het ontstaan en de ontwikkeling van 't A.N.V. Tot 1900 werd de oude vorm gehandhaafd, het 1ste nummer van dat jaar verscheen Neerlandia in een nieuw kleed. Nog éénmaal werd het orgaan een nieuw pak aangetrokken. Dat was de 1ste aflevering van het jaar 1905. Sedert bleef deze vorm tot op heden bestaan. Een en twintig jaren heeft het nu over alle landen verspreide maandblad der vereeniging geleefd en is tot vollen wasdom gekomen. De eerste 6 nummers werden niet als jaargang medegeteld. De 1ste jaargang ving derhalve in 1897 aan. Thans beleven wij den 21sten. Inhoud. De eerste levensjaren van Neerlandia, toen voornamelijk de Vlaamsche beweging en de taalstrijd in Zuid-Afrika onder de Boerenrepublieken op den voorgrond traden, dragen nog de sporen van zoeken naar juisten vorm en juiste indeeling van de rijke stof, die als een onontgonnen terrein bearbeid zou worden. Sedert 1900 spiegelde Neerlandia meer en meer het steeds groeiende Verbond met al zijn groepen en vertakkingen over heel de wereld af. In de 21 jaren dat ondergeteekende met de redactie van Neerlandia in aanraking is geweest uit verschillende plaatsen ten Noorden en ten Zuiden van den evenaar, was die band steeds aangenaam. Niet blind voor de gebreken, die elk werk aankleven, heb ik toch duidelijk kunnen waarnemen het ernstig streven naar volmaking van den veelomvattenden en hoogst moeilijken arbeid om Neerlandia te doen beantwoorden aan de wenschen van zoovele leden van het Verbond in Nederland van verschillende richting, neiging en opvatting. Doch ook van de vele stam- en taalgenooten daarbuiten - toch allen behoorende tot den Dietschen stam. De beteekenis. De beteekenis van Neerlandia is in die 21 jaren steeds grooter geworden en in belangrijkheid is het van jaar op jaar geklommen. De bijdragen, die er in werden opgenomen, leggen onmiskenbare getuigenis af van de herleving van den Nederlandschen stam en van de aansluiting van Nederlanders, die elkander zochten op schier alle deelen van de vijf wereldronden. Het bewustzijn van stameenheid tusschen de verschillende deelen van den Nederlandschen stam, Vlamingen, Afrikaners, Nederlanders, Nederlandsche Amerikanen, en de bewoners van tropisch Nederland in Oost en West was gewekt. Niet alleen tot handhaving en verbreiding van de Ned. taal was 't A.N.V. met zijn maandblad de tolk van de duizenden en tienduizenden mannen en vrouwen van den Dietschen stam, doch meer en meer werd ook het oog gericht op verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam, de nationaliseering van Ned. Koloniën en Kolonies, uitbreiding onzer handelsbetrekkingen, de stichting van Nederlandsche boekerijen - welk werk door de onvermoeide boekencommissie te Rotterdam sedert 1902 ter hand was genomen - de verbreiding van het Nederlandsche lied en bevordering van het Nederlandsche onderwijs in den vreemde, terwijl daarbij de ontwikkeling van onze nijverheid, verbetering van ons consulaatwezen en bestrijding van onjuiste aanstijgingen tegen ons volk en onzen stam geenszins werden vergeten. Eene eerbiedwaardige arbeid. Het aantal mannen en vrouwen, bezield met geestdrift voor deze schoone taak, wies gestadig en zij stelden hun waardevolle bevindingen te boek in zoo menig artikel, dat de leden in dit 21-jarig tijdperk hebben kunnen lezen. Verlucht met vaak schoone afbeeldingen is Neerlandia een tijdschrift van beteekenis geworden, naar welks verschijning met verlangen wordt uitgezien door de vele verspreide leden van onzen stam, om te zien wat er omgaat en leeft onder land- en stamgenooten. Aan vele aanvallen heeft Neerlandia ook blootgestaan. Het kan niet anders. Doch vele namen ook den handschoen voor 't A.N.V. en Neerlandia op. Evenals het Verbond zelf, kalm, waardig en bezielend zijn weg volgde, deed dit het maandblad met zijn rijken inhoud, gegevens verzamelend voor het heden en de toekomst uit Oost en West. uit Noord en Zuid. Door Neerlandia vonden velen elkaar in den vreemde terug, zochten elkaar op, sloten zich aan en, wanneer iemand met het A.N.V. onbekend, de wetenswaardige {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} inhoud van het maandblad werd getoond, dan kon men bijna zeker zijn dat met weinig toelichting een nieuwe vriend in den grooten kring zou worden opgenomen. Zoo ging het althans mij. Door het A.N.V. en Neerlandia zijn banden gelegd tusschen vele Nederlanders stam- en taalgenooten. Neerlandia is langzamerhand een vraagbaak geworden voor velen, die in die 21 deelen van het maandblad waardevolle gegevens zoeken en vinden voor studie van geschiedkundige beteekenis over onzen stam. Meermalen heeft de Redactie dit ondervonden. Plannen. Er is - naar ik verneem - dan ook besloten op deze 21 jaargangen een algemeen namen- en zakenregister samen te stellen, dat den arbeid van nasporing aanzienlijk zullen vergemakkelijken, welke maatregel zeker zeer zal worden toegejuicht. Het A.N.V. zij geluk gewenscht met dit plan. Moge Neerlandia nog lang de plaats behouden, welke het thans inneemt, vooral ook bij de Nederlanders in het buitenland en steeds in belangrijkheid winnen met het groeien van het A.N.V. FRED. OUDSCHANS DENTZ. 's-Gravenhage, Juli 1917. Karakter der Jongelieden-afdeeling. In het April-nummer van Neerlandia komt van de jongeliedenafdeeling Rotterdam een voorstel voor om de leeftijdsgrens van 21 jaar voor het lidmaatschap der jongelieden-afdeelingen te laten vervallen. Dit punt kwam op de groepsvergadering van 14 April j.l. niet in behandeling, naar ik vernam, omdat het te laat ingediend was. Als gevolg van dezen gang van zaken bestond er geen gelegenheid tegen eerstgenoemd voorstel op te komen, waartoe de afgevaardigden der burgerafdeeling Rotterdam opdracht hadden. Aanleiding tot genoemde opdracht had o a. gegeven de wetenschap, dat een belangrijk deel van de leden der jongeliedenafdeeling te Rotterdam de leeftijdsgrens somtijds vrij belangrijk, reeds overschreden had, zoodat bovenvermeld voorstel geen ander doel had dan het wettigen van een reeds bestaanden toestand. Later werd vernomen, dat zelfs meerderjarigen, die voorheen nooit lid eener jongeliedenvereeniging geweest waren, ook als lid van genoemde jongeliedenvereeniging aangenomen werden, hetgeen op vrij groote schaal geschied zou zijn. Het komt mij voor, dat juist het tegengestelde moet geschieden van hetgeen de jongelieden wenschen. Men moet niet den bestaanden toestand door wettiging verder ontwikkelen, die toestand moet ook niet blijven, zooals hij op 't oogenblik is, maar hij moet verdwijnen. Het is een onding, dat naast de bestaande burgerafdeelingen nieuwe burgerafdeelingen gaan opkomen, want dat zullen de jongeliedenafdeelingen geleidelijk worden, indien niet aan de grens van 21 jaar wordt vastgehouden. De bestaande grens, de leeftijd waarop de Nederlander meerderjarig wordt en in de daaraan verbonden rechten treedt, is al rijkelijk hoog. Nog verder gaan doet de jongeliedenafdeelingen van karakter veranderen en gaat ver buiten de gedachte, die bij de instelling der jongeliedenafdeelingen heeft voor gezeten. Deze afdeelingen zijn geen ‘doel’ doch ‘middel’. Het doel is verbreiding van de kennis van het A N.V., en van wat daarmee verband houdt, onder dat deel van ons volk, dat door jeugdige geestdrift in 't algemeen meer ontvankelijk is voor ideeële zaken dan de ouderen, voor wie de strijd om het bestaan het gevoel voor het ideeëele dikwijls verloren doet gaan. Dat is dan ook een reden, dat indertijd de oprichting der jongeliedenafdeelingen, hoewel er velen bezwaren tegen hadden, door meerderen met belangstelling en sympathie werd begroet. Het komt mij voor, dat de ervaring de gegrondheid der bezwaren van vroegere tegenstanders niet heeft doen verminderen. Er werd indertijd verwacht, dat de oprichting der jongeliedenafdeelingen een geleidelijke instrooming van nieuw bloed in het Verbond zou tot gevolg hebben. Die verwachting is niet verwezenlijkt; daarmee is een belangrijk deel van het bestaansrecht der jongeliedenafdeelingen, velen zullen zeggen ‘het’ bestaansrecht vervallen. De laatste opvatting lijkt evenwel overdreven. Er ‘kan’ een gunstige invloed van jongeliedenafdeelingen uitgaan, ook al is die invloed niet zichtbaar in de toeneming van het aantal gewone leden van het Verbond. Bij vele Nederlanders heerscht gebrek aan karakter, niet als mensch maar als Nederlander. Het gedurende eenigen tijd verkeeren in een omgeving van jeugdige, geestdriftige menschen ‘kan’ gevoelens wakker doen worden, die anders zouden blijven slapen. Al is het te betreuren, dat die gevoelens niet tot aansluiting bij het A.N.V. leiden, waardeloos uit een oogpunt van Nederlanderschap zijn die gevoelens daarom toch niet. De omstandigheid echter, dat de jongelieden slechts bij hooge uitzondering tot de burgerafdeelingen toetreden, dat dus, wat uitzondering moest zijn, de alles overheerschende regel is geworden, bewijst dat de jongeliedenafdeelingen haar doel vrijwel gemist hebben. Het is verklaarbaar, dat de jongelieden het ook na hun meerderjarigheid gezellig vinden in hun vroegere vereeniging te blijven verkeeren. Dat kan echter m.i. niet geschieden in een vorm, waarbij zij gewone stemgerechtigde leden blijven van hun jongeliedenafd Het aanblijven van meerderjarigen als gewone, stemgerechtigde leden doet n.l., practisch gesproken, nieuwe burgerafdeelingen ontstaan;, dat is uit een oogpunt van organisatie een onding en een ontaarding van het Verbond; een gevolg daarvan is bijv. dat de jongeliedenafd Rotterdam op de laatste groepsvergadering 8 stemmen uitbracht, een aantal stemmen alleen overtroffen door dat der burgerafdeelingen Amsterdam, Den Haag en Rotterdam en belangrijk meer dan dat der overige burgerafdeelingen. Het komt mij voor, dat uit den besproken toestand ook voortvloeit de gedurende de groepsvergadering uitgesproken wensch (voorstel?), om den jongeliedenafdeelingen een plaats in te ruimen in het groepsbestuur. Diezelfde verwarring van denkbeelden zal denkelijk ook oorzaak zijn geweest, dat op de laatste groepsvergadering een vertegenwoordiger van een der jongeliedenafdeelingen met zoo'n gebrek aan bescheidenheid, met een dergelijke aanmatiging optrad, dat groote ergernis verwekt werd. {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} Bedoeld jongmensch, dat vermoedelijk ongeveer gelijk met het Verbond geboren werd, ontzag zich niet in de vergadering en tegen het Bestuur, waarin zich verscheidene oprichters van het Verbond bevonden, op een wijze op te treden, die deed denken aan het gedrag van een foxterrier, wanneer die, opgehitst, een of ander object van begeeren te lijf gaat. Een zoodanig gebrek aan eerbied jegens ouderen en meer in 't bizonder jegens ouderen, waaraan het Verbond zijn ontstaan dankt, wijst op wanbegrippen omtrent de plaats, die de jongeliedenafdeelingen in het Verbond innemen. Het moet voorkomen worden, dat de jongeliedenafdeelingen een woekering gaan vormen op het lichaam van het Verbond. In plaats van verschuiving van de leeftijdsgrens naar boven, moet controe komen op het verlaten der jongeliedenafdeelingen door hen, die meerderjarig worden. De wijze, waarop bij den Wielrijdersbond de instelling van ‘juniores’ is geregeld, kan misschien tot voorbeeld strekken. Men kan de vraag stellen of de aanwezigheid van ouderen in de jongeliedenafdeelingen in alle opzichten verwerpelijk is M.i. is het antwoord neen; in verband met de snelle doorstrooming in de jongeliedenafdeelingen zal de keuze van geschikte bestuurders beperkt zijn en zou het automatisch aftreden dier leden op 21-jarigen leeftijd verlammend kunnen werken. De bevoegdheid moet daarom gegeven worden een enkel bestuurslid ook na 21-jarigen leeftijd nog eenigen tijd te doen aanblijven, - die bevoegdheid mag evenwel niet tot misbruik ontaarden. Het is te verwachten, dat het vestigen der jongeliedenafdeelingen op gezonden grondslag een groot aantal jongelieden voor het Verbond verloren zal doen gaan, m.i. is dat volstrekt geen bezwaar. De besproken afdeelingen zijn geen dansclubs, moeten dat tenminste niet zijn. Het lijkt aanbevelenswaardig, dat door verschillende vermakelijkheden de band tusschen de jongelieden versterkt wordt, - die genoegens moeten echter geen doel worden en geen aanleiding geven. dat zich geleidelijk een nieuwe organisatie ontwikkelt naast de bestaande burgerafdeelingen De meerderjarige jongelieden, die dat niet inzien, moeten dan maar verdwijnen. J.J. KORNDORFFER. Rotterdam, Juli 1917. Naar aanleiding van de briefwisseling Van Ketwich Verschuur-Kiewiet de Jonge. Twee opmerkingen wensch ik hierbij even in het publiek te maken. Ten eerste: Mr. V.K.V. haalt in zijn brief een fragment aan van een door hem niet genoemd lid van het Groepbestuur. Het spijt mij dat hij mij niet even gewaarschuwd heeft, dat dit zijn plan was. Want dan zou ik hem niet alleen gemachtigd, maar ook verzocht hebben, mijn naam te noemen als dien van den schrijver van dien brief. Wat ik - toen door de houding van onzen vroegeren voorzitter de samenwerking tusschen Groepsbestuur en Propaganda-Commissie geheel dreigde spaak te loopen - Mr. V.K.V. meende te moeten schrijven, was niet anders trouwens dan wat ik in het Groepsbestuur verdedigd had. Den heer K. de J kan de indentiteit van den briefschrijver dan ook niet onbekend zijn gebleven. In de tweede plaats: het stilzwijgen in de Alg. Vergadering na de inleidende redevoering van den voorzitter. Nu Mr. V.K.V., en willicht anderen met hem, daaruit afleiden, dat wie zwegen toestemden, wil ik doen uitkomen dat ik na het aanhooren ervan met groote moeite mezelf bedwongen heb, er niet tegen in te gaan. Maar ik voelde dat ik dan ook heel scherp zou worden en gansch het beleid van onzen voorzitter zou moeten aantasten. En hij had ons verklaard dat dit zijn afscheidsrede was. Hem nu in het scheiden aan te vallen, zou ik een onwaardige houding geacht hebben. En volmaakt nutteloos. Daarom zweeg ik, en, naar ik vermoed, anderen met mij. Zoo mag dit zwijgen allerminst als een instemming worden uitgelegd. Den Haag, 5 Juli 1917. L. SIMONS. Mededeelingen en Allerlei. Wie helpt? De heer Jos. van Herp, Asiles des soldats invalides Belges, 362 Wellington Road N., Heaton Chapel, Stockport, Engeland, vraagt wie hem kan mededeelen de juiste technische namen, zooals zij door Hollandsche ingenieurs worden gebruikt, van alle bijzonderheden over het rijwielen- en motorrijwielenbedrijf. Hij zelf heeft van deze termen een Engelsche lijst samengesteld. Verder vraagt de heer Van Herp, of hij in Nederland - en tegen welken prijs en bij wien - kan krijgen de alleenspraken van Karel van Rijn en zoo niet, of iemand hem eene andere verzameling komische en ernstige alleenspraken kan noemen, geschikt voor Belgische vluchtelingen en in soldaten-bijeenkomsten. Landverhuizing. *) Het aantal Nederlanders dat in 1916 het land verliet om zich in den vreemde te vestigen bedroeg 911, t.w. 454 mannen, 264 vrouwen en 193 kinderen beneden 10 jaar. In 23 jaren (1894-1916) vertrokken uit Nederlandsche havens 48023 Nederlanders als landverhuizers. Zijn ze Nederlanders gebleven of voor den Nederlandschen stam verloren gegaan? Het grootste aantal der in 1916 weggetrokken Nederlanders leverde Noord-Holland, daarna volgen Zuid-Holland, Overijsel, Gelderland, Noord-Brabant, Groningen, Zeeland, Friesland, Limburg, Utrecht en Drente. Nationale Vereeniging voor den Volkszang. Wij herstellen gaarne een onjuistheid in het Juli-nummer, waarin werd medegedeeld dat het ledental dezer vereeniging tot 1650 steeg. Dit moet zijn 2188. Begin Juli bedroeg dit aantal reeds 2350 terwijl het aantal afdeelingen inmiddels wederom met 1 toenam en nu 15 bedraagt. {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} Vreemdelingenverkeer. Het 1e jaarverslag (over 1916) van de Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, gevestigd Hooge Nieuwstraat No. 30 's-Gravenhage, vermeldt de samensmelting - met medewerking en volgens den wensch der Ned. Regeering - van den Nationalen Bond voor Vreemdelingenverkeer in Nederland en het Centraal Bureau voor Vreemdelingenverkeer te 's-Gravenhage. De chef van de afdeeling Handel van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel werd door den Minister als Regeeringscommissaris aangewezen. Ontwikkeling in de meest uitgebreide beteekenis van het vreemdelingenverkeer, is het doel der vereeniging en als zoodanig is zij van veel belang voor Nederland. De vereeniging gaf enkele nuttige werken in het licht t.w.: Nederland in het Heden, bewerkt door Jhr. Jan Feith, waarvan een Engelsche, Spaansche en Zweedsche vertaling in bewerking zijn; een Reisboek voor Nederland (Hollandsche Baedeker); een Gids voor de Zomerverblijfplaatsen in Nederland; een Stoombootgids voor Nederland; een officieel zakadresboek van Hotels, Restaurants, enz. in Nederland. Rekening en Verantwoording over 1916. De Commissie, bedoeld in art. 6 der Statuten, heeft de Rekening en Verantwoording van het Algemeen Nederlandsch Verbond over 1916 *) nagezien en in orde bevonden. De Commissie brengt gaarne den Alg. Secretaris-Penningmeester dank voor zijn zorgvuldig beheer. H.J. TIJSSENS, voor groep België. JAN A. STOOP, voor groep Ned.-Indië. J.J. KORNDORFFER, Dordrecht, 1 Juli 1917. voor groep Nederland. Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. 9de opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot en 30 Juni 1917. H.M. de Koningin Moeder f 100.-. 2e bijdrage. Bijdragen Ouders van verpleegde kinderen f 18.32. Comité Wageningen voor Vacantie-kolonies voor kinderen uit Duitschland f 51.25½. Departement van Binnenlandsche Zaken, vergoeding reiskosten kinderen f 107.25. A.N.V. Afdeeling Zwolle f 1191.30, maakt met vorige opgave f 1287.30. A.N.V. Afdeeling Deventer f 14.-, maakt met vorige opgave f 1802.81. A.N.V. Afdeeling Harderwijk f 10.-. J.D. f 5.-, Dr. H.F.R.H. f 25.-, H.v.H. f 25.-, C.H.L. f 1.-, J.C.P. Jr. f 10.-, H.P. f 10.-, M.M.C. f 10.-, A.M.C.B. f 2.-, H.E.S f 2 50, J.H. & Co. f 10.-, H.W.v.C. f 2.50, F.S. f 2.50, C.J.B.d.C.F. f 2.50, J.v.B. & B. f 5.-, M.J.B. f 5.-, Mej. H.M. f 5.-, J.C.A.F.S. f 10.-, M.H. f 5.-, S.E. f 2.-, A.W.V. f 10.-, Mr. A.W.G. f 25.-, Mevr. de Wed. D.v.S.d.H. f 1.-, G.M. Fabr. D. f 5.-, H.M. & Co. f 50.-, S.K. f 5.-, L.P. f 2.50, C.B. f 25.-, Prof. R.C.B. f 5.-, Dames W. f 2.50; allen te Amsterdam. N.G. & Co. f 1000.-, J.C.v.K. f 25.-, Dames E en M.M. f 100.-, C.F.R. f 5.-, W.v.B. f 1.-, C.B. Czn. f 5.-, A.I.H.v.R. & Zn. f 25.-, A.d.H. f 10.-, A.L. f 50.-, G.D. f 25.-, J.C.M. f 1.-, C.v.R. f 5.-, Mevr. A.P.v.d.K. f 5.-, de Heer en Mevrouw N.v.G. f 10.-, J.G.M. f 10.-, A.D.H. f 10.-, Mr. v.d.H. f 10.-, V.v.d.W. f 10.-, A.d.G. 1.-; allen te Rotterdam. Mevr. B.S.B. f 10.-. H.J.K. f 1.-, J.H. f 2.50, Wed. J.J.D. f 2.50, Mr. J.H.v.B. f 10.-, Jhr. H.J.v.d.B. f 10.-, A.P.v.d.K. f 2.50, K.G.A.M. f 2.50, A.L. f 2.50, Mej. N.M.v.d.K.A.B.C. f 2.50, N.N. f 2.50, Mej. C.V. f 2.50.-, D.K. f 6.-, Mr. H.F.F. f 25.-, N.N. f 10.-, d.C.B. f 2.-, Mevr. L.d.K. f 5.-, Wed. J.D. f 2.-, Mej. M.P.B. f 2.50, Mevr. B.S.B. f 25.-, allen te Middelburg. A.F.v.W. f 2.50, Mevr. de Wed. E.H.d.L. f 5.-, n/v M. fabr. J.L.C.B. & Co. f 10.-, A.A.L. f 2.50, allen te 's-Gravenhage. Dr. K.S.d.V. f 5.-, Mr. A.v.d.E. f 5.-, Dr. G.L.V. f 10.-, allen te Leiden. P.B. f 1.-, J.C.D. f 2.-, B.B. f 5.-, A.B.C. f 1.-, Mej. J.G.H.K. f 2.50, D.M.C.v.K. f 2.50, L.E.M.v.R. f 10.-, allen te Vlissingen. A.H.J.d.J. namens belangstellenden f 7.50 te Emmen; M.v.H. f 5.-, te Amersfoort; N.N. f 10.-, te Apeldoorn; Dames S. f 10.-, te Arnhem; M.L.M. f 25.-, te Bloemendaal; M.d.B. f 10.-, O.A.A. f 10.-, beiden te Delft; J.K. f 1.-, te Halsteren; A.B. f 5.-, te Heemstede; B.v.d.V.K. f 2.50, te 's-Hertogenbosch; Mej. J.C.V. f 2.-, te Hilversum; J.v.G. f 2.50, te Leeuwarden; n/v O.M. Fabr. f 5.-; J.P.V. f 5.-, beiden te Oosterbeek; J.W.N. f 50.-, te Overveen; St. Fabr. A. f 5.-, te Schiedam; Ned. Coöp. R.B. f 10.-, te Sliedrecht. Te zamen ontvangen in Juni f 3418.66, maakt met vorige opgave f 57004.13½. Hoogst aangenaam is het ons, in deze opgave een 2e bijdrage van H.M. de Koningin Moeder te mogen vermelden. Moge dit bewijs van vorstelijke belangstelling een aansporing zijn voor alle goede Nederlanders. Dank weder aan de verschillende Afdeelingen van het A.N.V. en onze onder-Comité's, kunnen wij weder op flinke bijdragen wijzen. Wij zijn dankbaar, doch nog niet voldaan. Wat lijkt het veel, ruim zeven en vijftigduizend gulden, maar wat is het weinig, in verhouding tot de groote taak, ons door den dringenden nood onzer landgenooten in den vreemde op de schouders gelegd. Reeds negen maanden trachten wij hun bitter leed te lenigen, reeds negen maanden lang dragen wij de verantwoordelijkheid voor de zedelijke en stoffelijke verzorging van 500 landgenootjes, en nog vele honderden blijven verlangend hunne armpjes naar ons uitstrekken. Wij blijven dus met grooten drang smeeken om steun van alle goede Nederlanders. Onze middelen zijn nog slechts eenigen tijd toereikend, want, dat de kosten van voeding, kleeding en onderwijs niet kunnen bestreden worden uit de inkomsten der laatste maanden, kan een ieder berekenen. Men vergete niet, dat het hier Nederlandsche kinderen geldt! Open Uwe beurs! Giften worden gaarne in ontvangst genomen door den Penningmeester S. VAN LIER Ez. Nassaukade 358, Amsterdam. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 9. Sept. 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND En leer op nietwes staat te maken Als 'tgeen in eigen krachten is. Onno Zwier van Haren. INHOUD De waarde van Neerlandia, door C. van Son. - Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 4 Augustus - Buitenland: Afdeeling Nieuw Nederland te Nieuw York, door J. van Folker. - Oost-Indie: Overzicht, door Dr. W. van Lingen. - Suriname: Herleefde belangstelling - Zuid-Afrika: Wat de Afr. tuinbouw aan de oude Hollanders verschuldigd is. - Vrije studie in Z.-Afr - Afrikaansch Wiegeliedje, door P. Deys en J.P.J. Wieits - Ingezonden Comité voor Ned Kinderen in den vreemde, door W.F. van Heusden. - Nederlandsch leven in Essen, door J. J Heetwinkel, - Waarom kent men Indie zoo slecht? door H.F. Tillema. - Nederland roept U! door J.Th. Dinger Jr. - Naar aanleiding van ‘Karakter der Jongeliedenafdeeling’, door Ch.C. van der Vlis, J.A.L. Daman Willems en J J Korndorffer. - Mededeelingen en Allerlei. - Comité voor Nederl. Kinderen in den vreemde. - Rekening en Verantwoording. - Advertentiën. De waarde van Neerlandia. Bescheidenheid heeft ook de Red. van Neerlandia steeds als een sieraad beschouwd, maar men kan ook te bescheiden zijn en Multatuli heeft terecht eens gezegd: Men moet soms goed van zich zelf spreken om onrechtmatige beschuldigingen te weerleggen. Het waardeerend artikel van den heer Oudschans Dentz in het Aug.-nr. heeft er ons toe gebracht eens een kleine bloemlezing te geven van de vele loftuitingen, die in den loop der jaren bij de Red. zijn ingekomen en een goed tegenwicht vormen voor de nu en dan gehoorde meening, als zou Neerlandia een waardeloos tijdschrift zijn, waarvan geen kracht uitgaat. De laatste tien jaargangen bevatten o.m. bijdragen van: Johan H. Been, Dr. A. Beets, Prof. P.J. Blok, Prof. H.D.J. Bodenstein, Melt I. Brink, Ds. Herm. D. van Broekhuizen, B. Canter, Jan Celliers, Dr. H.T. Colenbrander, Mr. C.Th. van Deventer, Marc. Emants, Mr. W.J.L. van Es, Dr. W. van Everdingen, Prof. P. Fredericq, Dr. C.C. van de Graft, Wouter Hutschenruyter, Prof. Josephus Jitta, Prof. H. Kern, Prof. L. Knappert, Mr. A. Loosjes, G.W. Lovendaal, Pol de Mont, Fred. Oudschans Dentz, Mr. Dr. J.C. Overvoorde. Ds. M.A. Perk, Prof. Pijper, Dr. Max Rooses, Fred. Rompel, Dr. M. Rudelsheim, Dr. Maurits Sabbe, Dr. J.B. Schepers, L. Simons, Jhr. Mr. H. Smissaert, Prof. de Vreese, Maurits Wagenvoort..... Men moet wel een totaal gemis aan waardeering voor het werk van anderen gevoelen om de opstellen van zulke schrijvers waardeloos te noemen. Moge het volgend zeer onvolledige lijstje van waardeeringen doen zien, hoe Neerlandia veelal zijn roeping als orgaan der Nederlanders en stamverwanten over de wereld heeft vervuld. Het steeds met frisschen ijver geredigeerd orgaan van het A.N.V., Neerlandia, gaf dezer dagen een speciaal rijk geïllustreerd Batak-nummer uit. 6 Juli 1909. De Nederlander. Neerlandia, het orgaan van het A.N.V., waaruit we af en toe aanhaalden onder ‘Gemengde berichten’, zullen we voortaan, mede om den rijken inhoud, in dit overzicht ter hand nemen. De Dec.-aflevering bewijst weer opnieuw, met hoe groote volharding in binnen- en buitenland alles wordt nagespeurd, wat maar eenigszins betrekking kan hebben op onzen goeden (of kwaden) naam buiten de grenzen. 29 Dec. 1910. De Nederlander. Het A.N.V. is het, in het niet genoeg te prijzen orgaan Neerlandia, dat aan die zaak den krachtigen stoot geeft. 14 Febr. 1911. De Grondwet (Amerika). Neerlandia altijd op wacht voor de zuiverheid onzer taal. 1 April 1911. Het Vaderland. Neerlandia gewaardeerd. Vooral die speciale nummers over de kolonien. Geef ons meer van zulke nummers. Chicago, 22 Jan. 1912. Ds. HENRY BEETS. Met vreugde lees ik steeds uw blad. Mevr. BREUKINK-v.d. Mandele. Utrecht, 12 Maart 1912. Ik lees dit keurige blad reeds van No. 1 af. R.v. HUIZINGA, 28 Oct. 1912. Dir. Kweekschool Groningen. Het is begrijpelijk, dat de postdag, die me brieven van lieve bloedverwanten en vrienden, zoowel als ons gewaardeerd orgaan Neerlandia brengt, steeds een feestdag voor me is. Guatemala, 6 Febr. 1913. T.H. DOUMA. Met deze, ook namens de vrienden van den Nederlandschen taalstam alhier, mijn hartelijken dank voor de toewijding van uw zeer interessant blad Neerlandia. Duinkerken, 24 Febr. 1913. H. BLOMMAERT. Met genoegen neem ik steeds Neerlandia op. Wie het maandschrift kent, beseft telkens hoe het de broeders van {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} denzelfden Dietschen stam samenbrengt en leert in elkander belang te stellen. 5 Maart 1913. Het Handelsblad (Ch. Boissevain in Van Dag tot Dag). Steeds wil ik u verzekeren, dat mijn sympathie voor het A.N.V. nog onverzwakt is en dat ik met belangstelling Neerlandia lees. Mej. B. DU TOIT. Middelburg (Transvaal), 12 April 1913. Neerlandia blijft steeds voor mij een welkome verschijning. Het is belangwekkend. FRED. OUDSCHANS DENTZ. Paramaribo (Suriname), 27 Juli 1913. Neerlandia is mij altijd zeer sympathiek. Amsterdam, 22 Aug. 1913. S.L. VAN LOOY. Ik wil u toch even laten weten, dat het mij een groot genot geweest is, het Afrika-nr. van Neerlandia te lezen. Calcutta, 8 Oct. 1913. A.A. VERHORST. Het zou mij zeer spijten, als een jaargang van 't orgaan, waarop ik hoogen prijs stel, onvolledig zou zijn. Den Haag, 7 Nov. 1913. H.A.H. SAR. Met de grootste belangstelling volg ik door middel van uw uitnemend geredigeerd orgaan het vruchtbaar werken van het Verbond. Jhr. Mr. T.A.M.A.v. HUMALDA VAN EYSINGA. Deventer, 20 Jan. 1914. Dit keer is Neerlandia nog belangwekkender dan anders. Bloesem en Vrucht 4e jaargang (1914). No. 3. Ik neem deze gelegenheid te baat, om van mijn erkentelijkheid te getuigen ten opzichte van zooveel, dat het Verbond en Neerlandia doen voor taal en stam. Den Haag, 29 Maart 1914. Dr. A. SIKKEL. Hoogst ongaarne zou ik een nummer uit de collectie Neerlandia missen, daar ik dikwijls naar geschiedkundige bijdragen speur. Nijmegen, 8 Aug. 1914. W.A. OOSTERDIJK. Met de eerste post bereikten ons ook de Nov.-nrs. van Neerlandia, welks inhoud op ons allen, die hier ver van het vaderland zitten, een bijzonder opwekkenden indruk maakte in deze voor Nederland zoo moeilijke dagen. Mexico, 11 Dec. 1914. KAREL ANSOUL. Niet alleen dat ik het streven van het A.N.V. bewonder, maar ik weet ook zijn tijdschrift Neerlandia te waardeeren, geen enkel nummer leg ik onvoldaan terzijde; zoowel de tekst als de illustraties stemmen mij dikwerf dankbaar ten opzichte der medewerkers en van de energieke redactie. Amsterdam, 18 Dec. 1914. J. LISSONE Jr. Uw zeer belangrijk orgaan. Maracaïbo, 19 Jan. 1915, OTAMENDI & Co. Met groote waardeering volgen wij in Neerlandia, wat het A.N.V. doet voor de Belgen, de militairen, alsook wat het deed ten behoeve van Chr. de Wet. Moge uw arbeid rijke vruchten afwerpen. 2 Febr. 1915. Bestuur, Afd. Chicago. Als getrouw lid van ons Verbond is het mij een ware behoefte ons orgaan Neerlandia te lezen. Belgisch leger, 22 Febr, 1915. G. ALBERT. Zooeven ontving ik het Zuiderzee-nr. van Neerlandia. Zeer belangwekkend! Dat is onze ‘Kultuur’, vreedzame veroveringen te maken! Bovendien zijn zij goedkooper dan de bloedige. Buda Pest, 13 Juli 1915. A. VAN HOOGSTRATEN. Het Zuiderzee-nr. ziet er keurig uit, is degelijk van inhoud. Gaarne mijn hulde aan de samenstellers. Den Haag, 19 Juli 1915. W.F. GERDES OOSTERBEEK. Neerlandia, dat ik nog tot mijn verheugen geregeld ontvang. Kaapstad, 13 April 1917. C.H. MALAN. Meer dan een lid verklaart zich verheugd over de trouwe toezending der Neerlandia's, nu te meer, terwijl zoovele andere drukwerken uit Europa hun bestemming hier niet bereiken. Brooklijn, 28 Mei 1917. J. VAN FOLKER. Een beperking van Neerlandia zou treurig zijn; stond gelijk aan een ongesmeerd laten van 't raderwerk. Neerlandia is broodnoodig en beantwoordt uitmuntend aan het doel. Parijs, 7 Juli 1917. J. VAN DE WALL. Uw tijdschrift werd te Celle ten zeerste op prijs gesteld. Den Helder, 25 Juli 1917. J. DE JONG. In verband met mijn op handen zijnd vertrek naar Britsch-Indië, deel ik U beleefd mede, dat ik Uw tijdschrift gaarne ook daar zou willen ontvangen. Amsterdam, 17 Aug. 1917. J.Th. MULLER. Wie na lezing dezer getuigenissen nog in het oog houdt, dat ons maandblad een vereenigings-orgaan is, geen wetenschappelijk, letterkundig of verpoozingstijdschrift is, en dat het maar weinig mag kosten, dien zal het zeker niet aan waardeering ontbreken; al erkennen wij gaarne, dat het nog zeer aan belangrijkheid zou kunnen winnen - niet wanneer alle schrijflustigen over kleinigheden het woord willen voeren - maar wanneer alle bekwame leden, die iets belangrijks in goeden stijl hebben mede te deelen, van Neerlandia gebruik maakten om hun gezonde nationale denkbeelden in breeden kring onder Nederlanders en stamverwanten te verbreiden, en.... als alle leden ons maandblad lazen. Dordrecht, Aug. 1917. C. VAN SON. Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 4 Augustus. Aanwezig: Mej. E. Baelde en de heeren Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink en Prof. Dr. J. Boeke, Prof. Dr. P.J. Blok, P.J. de Kanter en Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler. Afwezig met kennisgeving: de heeren Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, J.S.C. Kasteleijn, Jhr. Mr. G.A.H. Michiels van Kessenich, Dr. W. van Lingen, Mr. Dr. C.F. Schoch, Kapt. J.A. Snijders Jr. en Th.G.G. Valette. Voorzitter: de heer de Kanter. Punt I. Notulen der vergaderingen van 21 April en 21 Mei. Deze worden met een enkele redactie-wijziging goedgekeurd. {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} Punt II. Ingekomen stukken en mededeelingen. Bericht van het overlijden van Prof. Kern. Medegedeeld wordt, dat de Voorzitter het Hoofdbestuur bij de begrafenis te Utrecht heeft vertegenwoordigd. Ook in Neerlandia is reeds hulde aan den afgestorvene gebracht. Besloten wordt aan de familie van den overledene een brief van rouwbeklag te zenden, waarin tot uiting komen de gevoelens van groote waardeering voor onzen eersten voorzitter, later ons eerelid, met wien het een voorrecht was samen te werken en die aan de Nederlandsche Wetenschap en in het bijzonder aan het A.N.V. zulke buitengewone diensten heeft bewezen. De voedselvoorziening der Nederlanders in het Buitenland. Medegedeeld wordt, dat naar aanleiding van verschillende klachten van Nederlanders in België en Duitschland in het begin van het jaar een adres is gericht aan den Minister van Buitenlandsche Zaken om aan te dringen op maatregelen waardoor de voedselvoorziening der Nederlanders in het buitenland beter tot haar recht kome. Ook werden verschillende klachten aan den Minister van Landbouw overgebracht. Er blijken tot nu onoverkomelijke beletselen te zijn geweest om in den toestand een gunstige verandering te brengen. Na eenige bespreking wordt besloten met overlegging van klachten een adres aan den Minister van Landbouw te richten en het Dagelijksch Bestuur te machtigen, wanneer het zulks noodig acht, een commissie te benoemen die het voedsel-vraagstuk voor het buitenland verder ter hand zal nemen. Samenwerking met de Vereeniging tot Verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde. Besloten wordt deze zaak naar het Groepsbestuur te verwijzen. Samenwerking met het Nationaal Secretariaat. Er wordt op gewezen dat in de omschrijving van het Nat. Secretariaat in de bekende advententie verschillende programpunten worden genoemd, die voor het A.N.V. samenwerking met het Nationaal Secretariaat onmogelijk maken De vraag is nu echter of toestemming zal worden gegeven naam en doel van het A.N.V. te laten opnemen op een groot reclamebiljet, dat men wil verspreiden. Gevraagd is eerst een voor-ontwerp van die plaat te willen toezenden. Daarop is nog geen antwoord ingekomen. Besloten wordt dit antwoord af te wachten. Het verzoek van den Minister van Buitenlandsche Zaken betreffende de Nederlanders in het Buitenland. Namens den Voorzitter wordt medegedeeld, dat deze na de hem in de vorige vergadering gegeven opdracht gelegenheid heeft gehad persoonlijk nader de bedoeling der Regeering te vragen. Het is hem, na bestudeering ook van de in het Verbondsarchief bestaande dossiers te dezer zake, duidelijk geworden dat de kwestie van het Onderwijs in den Vreemde slechts een bescheiden onderdeel zal uitmaken van het rapport, dat hij eerlang met zijn medeleden, de heeren Michiels van Kessenich en Schoch ter beoordeeling aan het geheele Hoofdbestuur hoopt voor te leggen. Een lid wijst er op, dat ook het punt Landverhuizing en de verbetering der desbetreffende wet de aandacht verdient waar het geldt om de Nederlanders, die het vaderland verlaten, zoo mogelijk te helpen en met raad en daad te blijven dienen, waardoor zij niet voor het vaderland behoeven verloren te gaan. Mededeelingen over het Kapitaalfonds. De Administrateur doet verschillende mededeelingen omtrent zijn reizen voor het Kapitaalfonds. Ongeveer een halve ton is reeds toegezegd en spr. heeft alle hoop het doel, een ton, dit jaar te bereiken. Het vereischt wel veel tijd en moeite, ook in verband met de kantoorleiding, maar de uitslag is zeer bevredigend en op weinige uitzonderingen na ondervindt spr. veel belangstelling. Ook de rijke ervaring, die wordt opgedaan zal het Verbond ten goede komen. De onder-voorzitter brengt warme hulde aan den Administrateur voor hetgeen hij reeds heeft bereikt. Verslag der commissie tot naziening der Rekening en Verantwoording over 1916 (zie blz. 162). Het goedkeurend verslag is reeds in het Augustusnummer van Neerlandia opgenomen. Punt III. België. Ingekomen enkele brieven uit België, waarover getracht zal worden den raad van het Bestuur dezer Groep in te winnen. Medegedeeld wordt dat het Dag, Bestuur steeds doorgaat met studieboeken en prijzen beschikbaar te stellen voor geïnterneerde Vlamingen en Vlaamsche kinderen; zoo werden dezer dagen aan den heer Vermeersch te Zeist voor een cursus in het Nederlandsch weer eenige woorden- en taalboeken geschonken en voor de kinderen van het Belgisch Atheneum te Vlissingen Nederlandsche kinderboeken als prijzen gegeven, en wel om te voorkomen dat door het Belgisch Schooltoezicht Fransche kinderboeken worden geschonken. Punt IV. Ned. Antillen. Bibliotheek voor Willemstad. De afgevaardigden voor deze groep zullen spoedig aan het Dag. Bestuur raad geven wat het A.N.V.h.i. in dezen verder kan doen. Punt V. Zuid-Afrika. Gedenkteeken voor Pres. Steijn te Deventer op te richten. Besloten wordt f 50.- bij te dragen. Medegedeeld wordt nog dat de administratie voor de inzameling der gelden voor het gedenkteeken haar medewerking verleent. Rondreis van Mevrouw Tilanus. Medegedeeld wordt dat de reis van Mevr. Tilanus-van Griethuysen in Zuid-Afrika voor de propaganda van het Ned. Lied, uitstekend doel treft, zooals blijkt uit een brief van haar zelf en krantenverslagen. De som, waarmee het A.N.V. deze rondreis steunde (f 300.-) mag als nuttig gebruikt beschouwd worden. Verzoek der Afd. Kaapstad om Nederlandsche Zangmuziek. Medegedeeld wordt dat dit verzoek ook gericht is aan de Ned. Zuid-Afrikaansche Vereeniging en men in het bijzonder uitgaven der Nederl. Koorvereeniging op 't oog heeft. Besloten hierover in verbinding te treden met de N.Z.A.V. en f 50.- crediet te openen. {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} Punt VI. Vertegenwoordigers. Buenos Aires. De heer van Maanen wordt tot opvolger benoemd van den heer Mr. van der Ham en besloten dezen dank te betuigen voor de goede diensten, welke hij aan het Verbond heeft bewezen. Stockholm. De vergadering spreekt haar waardeering uit over het nuttig werk, dat de vertegenwoordiger, de heer J. Rippe, met betrekking tot te stichten Ned. bibliotheken in Noorsche zeehavens verricht. De Boeken-Commissie trad reeds met hen in verbinding. Punt VII. Rondvraag. Ingekomen is nog een brief van den heer J.J. Heetwinkel te Essen met mededeelingen over het Nederlandsche leven aldaar en plannen tot viering van een Koninginnefeest op 2 September. Aanvraag van mej. Scholten te Rotterdam om nieuwen steun voor verspreiding van de bekende Liederbriefkaarten. - Toegestaan. Ten slotte wordt nog medegedeeld dat de heer Calkoen te Paramaribo een door 60 personen bezochte vergadering heeft geleid, waarop besloten is tot heroprichting der Groep Suriname, van het A.N.V. De heer R.D. Simons deed op die bijeenkomst dienst als Secretaris. Buitenland. Afdeeling ‘Nieuw Nederland’ te Nieuw-York. Jaarverslag over 1916. Voor deze afdeeling is het derde oorlogsjaar zonder bijzonder schokkende gebeurtenissen verloopen. Met bijzondere kalmte werd de jaarlijksche vergadering ten kantore van onzen voorzitter, Mr. H. Baron van Oldenzeel, gehouden, aangezien tengevolge van den ernst der tijden onder de leden geen voldoende verlangen bestond om aan de bijeenkomst eenigerlei feestelijke viering te verbinden. Ook reeds in 1915 heeft dergelijke overweging gegolden. Thans echter, nu de herdenking van het tienjarig bestaan der afdeeling voor ons gaat oprijzen, hoopt een voldoend talrijk aantal leden bij uitzondering wederom de gelegenheid aan te grijpen om - onder de bijzonder te waardeeren aanwezigheid van Harer Majesteits Gezant te Washington, Zijne Ex. Ridder van Rappard, alsook van den Heer Consul-Generaal Spakler en den Heer Vice-Consul Steyn Parvé - zulk een aangenaam samenzijn ter algemeene vergadering te genieten als waarvan ‘Nieuw Nederland’ menigmaal tevoren een roep heeft doen uitgaan Ditmaal echter was onze voorzitter, zoo vaak ons aller gastheer, met groote instemming tot gemeenschappelijk gast gekozen. Gedurende het afgeloopen jaar ontving de afdeeling van het hoofdbestuur een dringende oproeping tot het steunen van het Nederlandsche Comité ten behoeve van Nederlandsche kinderen in den vreemde. Aangezien het denkbeeld om daartoe een algemeene vergadering te beleggen door het ver uit elkaar wonende ledental geen welslagen beloofde, werd de tusschenkomst van ons medelid, de Nederlandsche Vereeniging ‘Eendracht Maakt Macht’ ingeroepen, te meer daar de meerderheid der Verbondsleden alhier ook lid daarvan is. Al was de vergadering van E.M.M., waarin het verzoek ter tafel kwam, slecht bezocht, toch werd daar nog 15.- dollar bijeengebracht en door onzen penningmeester opgezonden. Bij de intrede van 1917 bleek het aantal leden van ‘Nieuw Nederland’ sedert het vorige jaar weinig verandering te hebben ondergaan. Een totaal van 47 leden is feitelijk opvallend gering voor een gebied, omvattende vijf min of meer volkrijke staten der Unie. Echter behooren de meesten onzer landgenooten maar al te veel tot de vlottende bevolking van Nederlandschen oorsprong, welke zich bij voorkeur vestigt in het middelwesten. Indien elk lid echter gehoor gaf aan de aanbeveling in Neerlandia om jaarlijks ten minste één nieuw lid te doen toetreden, dan zou dra een veel grooter cijfer zijn te vermelden. Geleid door haren gewaardeerden voorzitter treedt de afdeeling evenwel vol moed en vertrouwen een nieuw levensjaar in. J. VAN FOLKER, Secretaris. Oost-Indië. Overzicht. In de Augustus-aflevering van Neerlandia werd met cijfers aangetoond, dat de verbreiding van de Nederlandsche taal in Indië in de laatste tien jaren een schier onstuimige vaart heeft genomen; daarbij werd gewezen op het feit, dat, hoeveel ook door de Regeering gedurende dien tijd op dit gebied werd tot stand gebracht, niettemin overal - zoowel op Java als in de ‘Buitenbezittingen’ - de Inlandsche bevolking met groote kracht blijft aandringen op meer onderwijs in de Nederlandsche taal. Zij die geregeld het Koloniaal Weekblad ‘Oost en West’ 1) lezen, worden door de rubrieken ‘Wat de Inlander zegt’ en ‘Wat de Chineesch vertelt’, behoorlijk op de hoogte gehouden van de stemming der Inlandsche en Chineesche bevolking. Vele lezers van Neerlandia evenwel zijn daartoe niet in de gelegenheid en daarom worde hier afgedrukt een knipsel uit Oost en West, {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} ontleend aan het (n.f. Chineesche) blad Sinar Sumatra: Den Batakkers van Siboga wordt aangeraden, zich zelven aan een particuliere school te helpen, waar het Nederlandsch kan onderwezen worden, daar het Gouvernement, naar het schijnt, niet bij machte is om hun voldoende onderwijs te geven. In een vergadering van den kring Pajakombo der vereeniging ‘Insulinde’ gaf de assistent-resident van Tubergen als zijne meening te kennen, dat het niet noodig was voor den landman om het Hollandsch aan te leeren. De conclusie wordt hieruit getrokken, dat de Hollanders 't niet gaarne zien, dat de Inlanders even ontwikkeld worden als zij zelven. Dit is toch dwaas. Indien de Inlanders tot volle ontwikkeling gekomen zijn, zullen zij immers uit dankbaarheid de Hollanders helpen, als deze aangevallen worden. Nu zal dit met dwang plaats hebben. De Duitschers en Russen zien 't anders in. Zij zijn blij, dat de ingelijfde Polen hunne taal willen leeren. Wacht daarom niet op het Gouvernement, maar neemt de zaak van het onderwijs zelf ter hand en bepaalt u niet tot het Hollandsch alleen, maar leert ook het Engelsch, Fransch en Duitsch, want als 't waar is, dat er in Japan reeds een kaart bestaat waar Ned.-Indië aan Japan is toegevoegd, en dat alzoo Holland Indië verliezen zal, dan heeft de kennis van de Hollandsche taal geen nut meer, daar zij geen handelstaal is. Deze en dergelijke uitlatingen van de Inlandsche pers mogen jongensachtig-onstuimig-dreigend zijn en ten slotte nog slechts de uitingen van een klein aantal ‘intellectuals’ en niet van 't gansche volk - zij zijn toch van groote beteekenis en getuigen er met groote kracht van, dat Indië wil Nederlandsch leeren. ‘Indië’... en niet Java alleen. Er is hier sprake van de Batakkers 1), die voor enkele jaren nog in 't geheel niet in aanmerking kwamen... en nu zijn er in 't gewest Tapanoeli alleen 70 auto's. Wij zijn op dit taalgebied een geheel nieuw tijdperk binnengetreden en... Nederland moet daarmede rekening houden. In ons vorige artikel noemden wij dit en wij noemen het nu nog eens: een heugelijk verschijnsel voor den Nederlandschen stam. Waarom? Vooreerst wordt de band tusschen Nederland en Indië daardoor onbreekbaar sterk. Dat behoeft geen uitvoerig betoog. Een volk kan sterk zijn, ook al is het twee- en meer-talig, maar, verbonden door den band van ééne taal, wordt het steeds meer een volkseenheid. En, ziet nu, wat landen als Duitschland, Frankrijk en Engeland trachten te dwingen, dat vragen de Indische volksstammen als een recht aan Nederland. Voorwaar, ‘de velden zijn wit om te oogsten!’ In de tweede plaats is het voor de Nederlandsche taal, voor uitgevers, letterkundigen, schrijvers, een groot voorrecht, dat het aantal lezers van boeken en periodieken dra met een millioen (dat is nog maar 1/40 gedeelte van Insulinde's inwoners) staat vermeerderd te worden. Wat zoo iets beteekent voor de Nederlandsche taal als voertuig van beschaving en wetenschap zal ook wel geen nadere uiteenzetting noodig hebben 1). De grens van het domein der Nederlandsche taal in Indië, getrokken in eene rede van wijlen Prof. Dr. H. Kern 2). gehouden in 1897, is dus nu reeds belangrijk overschreden. Deze onvergetelijke geleerde kwam in die rede wel met nadruk op tegen de ‘kwade gewoonte’ der ‘prestige’-menschen, ‘dat zij inlanders, die hen in 't Hollandsch aanspreken, afsnauwen, in plaats van hen aan te moedigen’; wel vraagt hij ‘of men wijs gehandeld heeft en nog handelt met het Maleisch, al is het Hoog-Maleisch, in te voeren als taal van de school en van den kansel 3) in streken, waar de volkstaal even veel of even weinig op Maleisch gelijkt als Nederlandsch op Russisch’ - maar daarna begrenst Prof. Kern het domein van het Nederlandsch aldus: ‘de kennis van het Nederlandsch is een dringende behoefte voor de hoogere standen, voor Inlandsche ambtenaren en onderwijzers.’ Zeer zeker was deze grens in die dagen al veel te ruim voor de Indische behoudsmannen, wier dogma - bewust of onbewust - luidde: ‘het leeren van het Nederlandsch door Inlanders is uit den booze’, maar het is duidelijk, dat men tegenwoordig al veel verder wil gaan. Hoe men er ook vroeger over gedacht hebbe, de stroom is niet meer te keeren. En waar leidt die stroom heen? Het is, dunkt ons, niet zoo heel moeilijk dien nieuwen loop in de toekomst te volgen: Het laag-Maleisch zal geleidelijk verdrongen worden door het Nederlandsch, dat - zij het eerst, en misschien langen tijd, in gebrekkigen vorm - de algemeene taal wordt van den Archipel. Zelfs de bedienden kunnen zich evengoed van laag-Nederlandsch bedienen als van laag-Maleisch; ze kunnen even goed zeggen: ‘lamp-al-uit’ als ‘lampo soeda mati’. In beteren vorm natuurlijk {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} wordt het Nederlandsch de diensttaal van alle ambtenaren en beambten van Binnenlandsch Bestuur, Post- en Telegrafie, Spoorwegen, enz. enz. Dit is nu reeds ten deele het geval en zal vrij spoedig algemeen zijn. En zoo zal het Nederlandsch, geheel tegen de oorspronkelijke bedoeling der Nederlanders in, de ‘lingua franca’ van den Nederlandschen Archipel worden. Het zou jammer zijn, als dit geschiedde ten koste van de vele Inlandsche talen, die waard zijn te blijven voortbestaan. Dat mag niet. Het is daarbij eigenaardig, dat de bezorgdheid voor den onder- of den achteruitgang dier talen aan den Nederlandschen kant bijna sterker is dan aan de Inlandsche zijde 1). Hoe het zij, het Maleisch zal zijn plaats aan 't Nederlandsch moeten afstaan en worden teruggedrongen, allereerst in de scholen, naar die oorden van Indië waar 't thuis behoort. De lagere scholen in de verschillende gewesten zullen als voertalen moeten hebben, deels het Nederlandsch, deels de gewestelijke taal. Er zal voor moeten gezorgd worden, vooral door 't oprichten van kweekscholen, dat het onderwijs in 't Nederlandsch zoo spoedig mogelijk geheel aan Inlanders kan worden overgelaten. Dit is ook noodzakelijk uit een geldelijk oogpunt. Men draaie in de eerste jaren de examenschroef niet te sterk aan. Dat is veel te vaak 't geval geweest en heeft o.a. de ‘Indo-Europeanen’ zoo teruggeschrikt, dat slechts weinigen zich meer aan de onderwijzers-examens onderwerpen. De Nederlandsche examinatoren waren niet zelden te schoolsch-‘parmantig’ (als in Z.-Afrika) en moeten wat zachter en breeder worden in hun oordeel over 't eenigszins eigenaardig Nederlandsch van Indo's en Inlanders. Ook houde men Potgieter, Staring en dgl. voorloopig wat terug. Het ‘betere mag niet de vijand van het goede worden.’ Zoo voortschrijdende zal de geestelijke ontwikkeling van Insulinde in de volgende tien jaren verbazingwekkend zijn. * * * Naar aanleiding van mijn artikel in de Juniaflevering ontving de redactie een stuk van O.I.A. en stelde dat in mijne handen. Daar de rubriek Oost-Indië natuurlijk aan beknopte plaatsruimte gebonden is, had ik 't voornemen de voornaamste punten van het stuk weer te geven; bij nader inzien evenwel acht ik het - van wege het hooge belang van het onderwerp - toch goed het in zijn geheel op te nemen. Hier volgt het: Een antwoord op: Gemis aan belangstelling in Nederlandsch-Indië. Met heel veel belangstelling las ik het door Dr. W. van Lingen in Afl. 6, Juni 1917, geschreven stuk over het gemis aan belangstelling in Nederlandsch-Indië. Dat het in Nederland met de kennis over Indië vaak slecht gesteld is, is maar al te waar, zoodat men soms van vrij ontwikkelde menschen de vreemdste vragen hoort. Ook is het verkrijgen van degelijke kennis op dat gebied nog al moeilijk, zoodat iedere poging om b.v. door lezingen met lichtbeelden die kennis en die belangstelling te vergrooten, van harte toe te juichen is. Maar vreemd blijft het, dat er door het Departement van Koloniën zooveel uitgegeven wordt om jonge lieden voor bepaalde betrekkingen in Indië op te leiden - een lijstje vindt men in het stuk van Dr. van Lingen - en dat toch de Nederlandsche Regeering steeds werkkrachten moet opzoeken - zie hiervoor het bovengenoemde stuk - en dat door het gemis van belanghebbenden in Nederland vrij veel betrekkingen door buitenlanders vervuld moeten worden. Indië heeft heel veel aan de kennis en energie van buitenlanders te danken; dit dient hier in de eerste plaats gezegd te worden, maar pijnlijk doet het toch een Nederlander aan, dat er, ondanks den steun bij de opleiding, zoo moeilijk Nederlanders van ontwikkeling en beschaving gevonden worden, die geneigd zijn in den Oost te dienen, hoewel toch geldelijk hieraan vele voordeelen verbonden zijn. Zou dit nu heusch enkel en alleen te wijten zijn aan gebrek aan belangstelling in den Oost of door gebrek aan Hollandschen durf? Tegen het laatste pleit m.i. het feit, dat er vrij veel Nederlanders met lof in het buitenland, ook in koloniën van andere naties, werkzaam zijn. Dus moeten er andere redenen zijn, waardoor men voor een betrekking in Indië afgeschrikt wordt. In de eerste plaats is de loonstandaard in Nederland, vergeleken met dien van vroeger, vrij veel verbeterd; dit is dus een prikkel te minder om buitenslands iets te zoeken. Maar ik voor mij geloof, dat er ook een andere zeer belangrijke reden voor een ontwikkeld jongmensch bestaan kan, die belet, dat hij naar Indië gaat. De tijd, dat iemand zonder kennis, louter als gelukzoeker, naar den Oost gaat, is voorbij; voor velen wordt er een bepaalde ontwikkeling geëischt en nauwkeurig vraagt iemand, die naar Indië gaan wil, naar de meening van vrienden en kennissen, die er geweest zijn en dan hoort hij vaak, dat er voor zoo heel vele ondergeschikten in Indië geen recht te krijgen is. In Nederland kan men door tusschenkomst van de Volksvertegenwoordiging meer recht krijgen, maar als stelregel mag in Indië in vele gevallen aangenomen worden, dat de chef, zelfs al weet hij nog zoo weinig van de zaak af, zelfs al is hij bekend door onrechtvaardigheid of door een onaangenaam karakter, altijd en altijd gelijk krijgt. Vooral voor bestuurs-ambtenaren in de Buitenbeztttingen is er zoo weinig recht, maar laat de Regeering zonder onderscheid des persoons eens onderzoeken, waarom energieke, flinke personen voor hun tijd ontslag vragen, waarom er zijn, die van betrekking veranderen en laat dan ook de Regeering zonder onderscheid des persoons oordeelen en krachtig ingrijpen. Anders doodt men zooveel energie en verlaagt het karakter en het gehalte van 's Lands dienaren. In Indië heeft men menschen met karakter noodig! Dit is een algemeen Nederlandsch belang. De Nederlandsche naam dient in Indië, ook wat snel en eerlijk recht betreft, hoog gehouden te worden; daardoor toont men, ook aan den Oosterling, dat er Recht bestaat. Gelooft men niet, dat het op den denkenden Inlander geen indruk maakt, - wat niet in het belang van het Gouvernement is, - wanneer hij ziet dat een rechtschapen, door hem geacht Nederlander ongelijk krijgt, omdat hij geen chef is? Staaltjes van achteruitzetting en onrechtvaardigheid hooren en lezen vrij vele beschaafden in Holland, die familie, vrienden of kennissen in Indië hebben, en ik ken jongelui, die zooiets zoo'n groot bezwaar vonden, dat ze, aangezocht voor den Indischen dienst, liever met een kleiner inkomen in Holland bleven dan aan den Oost hun gewenschte werkkracht te geven. Een ander bezwaar, dat ik van menschen, die in koloniën van andere naties dienden en dat ik als bezoeker van {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} dergelijke koloniën zelf zag, is, dat in onzen Oost alles bij het Gouvernement zoo bureaucratisch ingewikkeld en langzaam geschiedt. Meer heb ik nu niet op het wakker schuddende stuk van Dr. van Lingen te antwoorden. Er is zooveel Westersche energie in Indië noodig, laat dus de ambtenaar er recht en waardeering vinden. Wanneer men het lijstje van aangevraagde ambtenaren ziet - een statige lijst! - en ook het lijstje van ambtenaren, die in hun opleiding geldelijk gesteund worden, voelt men, dat er iets niet in den haak is. Daarom noemde ik eenige feiten, waardoor men voor een ambtenaarsbetrekking in Indië terugschrikken kan. Slechts enkele woorden worden hieraan toegevoegd. Beschouwingen over den rechtstoestand van ambtenaren in het algemeen en van die in Indië in 't bijzonder moeten wij aan juristen overlaten. Zijn de ervaringen van O.I.A. minder gunstig, ondergeteekende deed gedurende zijn 35 jarigen diensttijd louter aangename ervaringen op, al geeft hij daarbij grif toe, dat hij in zekeren zin nooit ondergeschikt diende. Of de rechtstoestand der ambtenaren in Nederland feitelijk gunstiger is, moet betwijfeld worden; mij dunkt dat 't zoo ongeveer hetzelfde is. Alleenlijk kunnen in Indië vanwege de groote uitgestrektheid en vooral omdat men zoo ver verwijderd is van 't gezagsmiddelpunt in Nederland gemakkelijker onbillijkheden voorkomen. Zooveel is zeker, dat een ambtenaar in Indië al heel wat op zijn kerfstok moet hebben voor hij uit 's Lands dienst wordt ontslagen. 15 Aug. '17. dr. v.L. Suriname. Herleefde belangstelling. Als een verblijdend bericht kan worden gemeld, dat de groep Suriname, welke al jaren zieltogend was en welker bezittingen drie en half jaar geleden verkocht werden om de schulden te betalen, is herleefd. Op 29 Mei toch leidde de heer Calkoen, Directeur van de Surinaamsche Bank, een vergadering, welke door een 60-tal personen werd bijgewoond en waarin besloten werd de herinrichting van de groep ter hand te nemen. De gewezen secretaris, de heer R.D. Simons, trad bij deze vergadering als secretaris op. Uit haar assche herrezen! De Groep Suriname, die als 5e groote groep in 1902 werd opgericht, heeft jaren gekend van grooten voorspoed, van bloeiend vereenigingsleven en nam een ongekende vlucht onder leiding van verschillende vooraanstaande mannen in de Surinaamsche samenleving, totdat zij, sedert 1911 steeds meer en meer achteruitging en tenslotte - ofschoon nooit ontbonden - niets meer van zich deed hooren, tot de opzienbarende verkooping plaats greep 1). Misverstand en wrijving zijn toen niet uitgebleven, doch wij zwijgen daarover, ons verheugende dat het den heer Calkoen gelukt is het Nederlandsche element in onze kolonie weer saam te binden. Oude veten zijn vergeten, En gedempt de bron van twist. De herleefde belangstelling in het streven en het werk van 't Verbond is ook in Suriname merkbaar. Dat is een goed teeken. Wij spreken den wensch uit, dat in eendracht nu samengewerkt zal worden om te binden wat was los geworden, dat de handen aan den ploeg worden geslagen om, ondanks de droeve tijden, uiting te geven aan de Nederlandsche gevoelens van trouw en aanhankelijkheid aan het Moederland. Bedriegen wij ons niet, dan is er in Suriname herleving allerwege en steeds groeiende belangstelling voor deze kolonie in Nederland. Moge de band, mede door de groep Suriname van het Verbond, tusschen Moederland en Kolonie steeds hechter worden. * * * Dat ondanks den nood der tijden, het geestelijk leven opbloeit, bewijst, behalve het bovenstaande, ook de oprichting en de opening in Coronie op 5 Juni, van een algemeene lees- en ontspanningszaal, door een Comité uit de de burgerij, onder voorzitterschap van den heer Van der Feen Jr., den Districtscommissaris van dit verafgelegen district in Suriname. De heer Van der Feen, die naast de aanmoediging van den landbouw, den geestelijken en socialen arbeid onder de bevolking niet vergeet, had daarbij den steun van den Inspecteur van het Onderwijs. Bij de opening waren er een 70-tal belangstellenden aanwezig. Het voornemen bestaat in andere districten, Nickerie en Albina, eveneens leeszalen op te richten. Onze Taal in Indië. Om dezelfde redenen, als ik van oordeel ben dat wij den inlander behulpzaam moeten zijn in zijn streven naar verdere ontwikkeling, maar nooit zoo dat hij ontrouw wordt aan zijn taal, zijn aanleg en zijn verleden, om die redenen acht ik het ook een onafwijsbare plicht, dat wij, Nederlanders, in alle oorden der wereld onze eigen nationaliteit hoog houden, dat wij onze moedertaal eeren door ze te gebruiken overal, waar zulks zonder onbescheidenheid en zelfoverschatting kan geschieden. Alleen door ons Nederlandsch, ons Europeesch karakter niet te verloochenen, kunnen wij ons prestige voor langen duur handhaven en een weldadigen invloed op de bevolking van ons overzeesch gebied uitoefenen; alleen wanneer wij ons niet schamen over onze taal die zoo goed als eenige andere is, mogen wij billijkerwijze verwachten, dat grootere en machtiger volken ons niet moedwillig als niet bestaande zullen aanmerken, hetgeen thans maar al te vaak geschiedt. Prof. KERN. {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} Zuid-Afrika. Wat de Afrikaansche tuinbouw aan de oude Hollanders verschuldigd is. De heer H.E.V. Pickstone, Amerikaan van geboorte en opvoeding, wonende te Groot-Drakenstein, Kaapkolonie, heeft een boek over vruchtboomen in Zuid-Afrika geschreven. Hierin begint hij met een overzicht van den Kaapschen tuinbouw in vroeger eeuwen, en hij brengt hulde aan de bestuurders der veelgesmade Oost-Indische Compagnie, die van den beginne af allerlei vruchtensoorten invoerden. De Z.-A. Spectator teekent hierover aan: ‘Wij zijn den heer Pickstone dankbaar voor dit kompliment aan Holland. Op het gebied van waardeering en erkenning zijn de Hollanders hier te lande waarlijk niet verwend! Komende van een onpartijdig en deskundig man als de heer Pickstone, is zulk een kompliment van groote waarde. Het zou ons landbouw-departement geen kwaad doen om het voorbeeld van den heer Pickstone te volgen, en de verdiensten te erkennen van Holland en de Hollanders op landbouwgebied. Het landbouw-departement zou, zoodoende, althans bewijs geven wetenschappelijk eenigszins op de hoogte van zaken te zijn.’ Het genoemde blad vindt het opvallend, dat dit departement de jonge Afrikaners, die over zee willen studeeren op landbouwgebied, zorgvuldig Holland voorbij laat gaan en hun de studie in Holland door de landbouw-ambtenaren wordt ontraden. Van groote waardeering getuigde indertijd de lezing van een Vrijstaatschen boer, den heer G.A. Kolbe, een paar jaar geleden in Nederland gehouden, (n.l. te Apeldoorn op 1 Juli 1914.) Deze toont aan uit de geschiedenis, wat gedaan is op landen tuinbouwgebied door Van Riebeek, die rijst, tarwe, lemoenen, kersen en olijven deed aanplanten en groote groententuinen aanlegde. In 1656, slechts vier jaren nadat Van Riebeek in de woesternij aan Tafelberg geland was, werd reeds bijna iedere tuinplant van Europa en van Indië aan de Kaap gekweekt! Hij plantte vruchtboomen van allerlei soort. Uit Holland werden jonge eiken en dennen gezonden, uit Frankrijk wijnstokken, zelfs aardbeien en bramen uit het vaderland, maïs van Guinea. Als baanbrekers roemt hij nog. Rijklof van Goens, Simon en Willem Adriaan van der Stel. En behalve op land- en tuinbouwgebied, werd niet minder voor de nazaten belangrijk werk gedaan, door de invoering van vele diersoorten als paarden uit Java, varkens, honden, konijnen, pluimvee uit Europa, hengsten en ezels uit Perzië, rammen uit Spanje. In 1656 vormden eenige der ambtenaren van de Oost-Indische Compagnie het plan om voor eigen rekening boerderijen te beginnen. Op 21 Februari stond de Compagnie aan negen dezer personen grond af aan de Liesbeek, te Rondebosch, aan de andere zijde van den Tafelberg. Deze negen personen waren de eerste boeren van Zuid-Afrika. Deze 9 pioniers begonnen hun arbeid aan de uiterste Zuid-Westpunt van Zuid-Afrika. Hun afstammelingen vindt men thans ver ten Noorden van den evenaar zelfs, aan de Kongo, in Duitsch en Britsch Oost-Afrika, in Portugeesch West-Afrika. De heer Kolbe meent dat dit ras van baanbrekers slechts zelden de waardeering krijgt, welke hun toekomt en hij sprak als zijn meening uit, dat hun werk Afrika ten zegen is geweest en nog dagelijks is. De Hollanders zijn de voortrekkers op landbouwen veeteelt-gebied geweest in Zuid-Afrika, op welk gebied zij onder zeer moeilijke omstandigheden uitnemend werk hebben gedaan. Vrije studie in Zuid-Afrika. ‘Maak ons studie vrij’ is de naam van een geschriftje, uitgegeven door de Volkstem-drukkerij te Pretoria, ‘'n beroep op die Ed. Agtb. Volksraad, om Afrikaners in hul eie land nie bij vreemdes agter te stel nie’. Dr. C. Louis Leipoldt, geneeskundig school-inspecteur in Transvaal, toch had beweerd dat Afrikaners in Nederland geen praktijk mochten uitoefenen als geneesheer, na volbrachte studie aldaar, tenzij zij eerst genaturaliseerd worden. Tegen die bewering komen vele inzenders in de Volkstem - volkomen terecht - op. Prof. Dr. J.H. Greyvenstein, voorzitter Z.-A. Hospitaal en Diaconessenhuis Vereeniging schrijft o.m.: ‘Holland is sedert honderde jaren bij uitnemendheid 't land van de vrije gedachte en van vrije instellingen Vreemdelingen waren en zijn in Holland altijd welkom. Zelfs op 't gebied van de handel is Holland, naast Engeland, het enige land dat zijn grenzen niet sluit. Van zulk 'n land tans te zeggen dat 't bekrompen genoeg is, om politieke eisen te stellen in wetenschappelike zaken, is op Holland 'n blaam werpen, waartegen wij ernstig protest aantekenen. Iedere vreemdeling die in Holland de vereiste mediese eksamens aflegt met sukses, mag in Holland en zijn uitgestrekte Koloniën praktiseeren zonder naturalisatie. 't Goede voorbeeld van Holland moge hier navolging vinden!’ De ontevredenheid is hierin gelegen, dat in Zuid-Afrika het Diploma van Holland niet erkend wordt. Dr. J.A. van Niekerk, tandarts te Ermelo, schrijft, dat hij de eerste Afrikaner was die zich in Zuid-Afrika vestigde na alleen in Holland afgestudeerd te hebben en dat zijn verzoek om toelating in de Kaapkolonie en de Vrijstaat botweg geweigerd werd, omdat hij enkel een buitenlandsch diploma bezat. In Transvaal werd hij na veel moeite na 4 maanden wachtens toegelaten en nadat hij de Medische Raad overtuigd had, dat zijn diploma hem het recht gaf in Holland te praktiseeren. ‘Sindsdien - schrijft van Niekerk - 1911, waren wij allen, die in Holland afstudeerden gedwongen ons hier in Transvaal te vestigen, doordat de Kaap en Vrijstaat nog steeds weigeren ons toe te laten.’ {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} Afrikaansch Wiegeliedje. Woorden van P. Deys. Muziek van J.P.J. Wierts. Steeds zacht en niet te vlug. 1 Die skaduws word lang, mij kindje is moe, Sluit jij jou ogies nou rustigjes toe; Die hoenders is almaal reeds in die rus, Slaap - dan mij kindje, slaap jij maar gerus. Slaap - den mij slaap jij maar ge - rus 2 Die Son is nou weg, slaap rustig en sag, Mam - mie is hierso, sij hou oor jou wag; Die skapies is almaal reeds in die Kraal, Slaap - dan mij skatje, die Son is ge - daal. Slaap - dan mij kindje slaap jij maar ge - daal. 3 Die sterre kom uit; nou lekker gaan slaap, Jou ogies is swaar en dik van die vaak; Jij lê hier so warm, al waai ook die wind; Slaap - dan mij hartje slaap rustig, mij kind. Slaap - dan mij hartje, slaap rustig mij kind. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} Ingezonden. Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. Het bleek al dadelijk na de aankomst der eerste Nederlandsche kinderen in November 1916, dat een uitgebreide administratie noodig zou worden. Het Comité richtte daarom door middel van het alom bekende kaartensysteem den soort ‘burgerlijken stand’ in, teneinde in een ommezien van elk kind te kunnen nagaan, waar en bij wien het is gehuisvest, hoe het heet, hoe oud het is, van welken godsdienst, wat de naam en het beroep van den vader alsmede diens woonplaats in Duitschland is. De kartotheek bevat thans 569 kaarten, wat beduidt, dat het Comité sedert November 1916 569 kinderen onder zijn hoede heeft genomen, voor wier huisvesting, lichamelijke- en zedelijke verzorging het de verantwoording draagt. Het wordt daarin bijgestaan door verschillende onder-comité's, die slechts in 7 gevallen afdeelingen van het Algemeen Nederlandsch Verbond zijn. Het Hoofd-comité kan de medewerking van deze onder-comité's niet genoeg op prijs stellen, want zonder hen ware het niet mogelijk geweest, een zoo voorbeeldigen toestand te scheppen zoowel wat de verhoudingen tusschen ouders, pleegouders en kinderen betreft, als wat de zedelijke- en stoffelijke omstandigheden aangaat, waaronder de kinderen thans verkeeren. Verschillende oorzaken leidden ertoe, dat kinderen tot de ouders moesten wederkeeren, ofschoon bij het Comité de gedachte nog altijd voorzit, ze zoolang te verzorgen als de abnormale voedingstoestanden in het buitenland aanhouden. Tot stervens toe zieke ouders, die hun kinderen wenschten te zien, ouders die een sterk verlangen naar hun kinderen hadden, en weer andere, die naar Nederland zijn gekomen om er zich opnieuw te vestigen, gaven aanleiding, dat 114 kinderen van het Comité weder afgevoerd werden, waardoor op dit oogenblik nog 455 worden verzorgd. Hiervan vallen onder de afdeelingen van het A.N.V. te Delft 57, te Deventer 54, te Groningen 25, te Leeuwarden 18, te Zaandam 11, te Zutphen 8, te Zwolle 40. Onder-comité's niet tot het A.N.V. behoorend, huisvesten: te Amstelveen 16 kinderen, te Apeldoorn 23, te Assen 6. Over 42 andere steden van ons land zijn 197 kinderen in particuliere gezinnen, deels ook in weeshuizen en andere inrichtingen ondergebracht. Het Hoofd-Comité bevordert gaarne de oprichting van meer onder-comité's, opdat eindelijk den nog altijd wachtenden Nederlandschen kinderen in Duitschland het voorrecht ten deel valle, door het vaderland te worden opgenomen. W.F. VAN HEUSDEN, Secretaris. Amsterdam, 14 Aug. 1917. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. Nederlandsch leven te Essen *). De Nederlanders in het Ruhrgebied hebben tot dusverre slechts beperkt succes gehad met hun pogingen, om door vereenigingen een aaneensluiting ten behoeve van het behoud van het Nederlandsch karakter te bevorderen. Herhaaldelijk werden vereenigingen opgericht, waarvan er echter vele weder verdwenen door oneenigheden, die gewoonlijk het gevolg waren van een leiding naar Duitsch vereenigingsmodel, waarvoor de Nederlander op den duur niet te vinden is. Het Nederlandsch Nationaal Verbond voor Rijnland en Westfalen werd kort voor het uitbreken van den oorlog opgericht ter versterking der vereenigingen op zichzelf en den Nederlandschen geest in het algemeen. Dit werk zal na den oorlog worden voortgezet. Niettegenstaande een aanzienlijk deel der Nederlanders tijdens den oorlog naar het vaderland is teruggekeerd, bevinden zich hier en in de omgeving duizenden, die bleven. De band tusschen hen en het vaderland loopt wegens de 6-wekelijksche pakjes veelal door de maag en het werd noodzakelijk geacht langs anderen weg de verknochtheid aan Nederland en het Oranje-huis niet te doen insluimeren. Het voorstel van ondergeteekende om den verjaardag van H.M. de Koningin op 2 September a.s. in den bekenden gemeentelijken ‘Saalbau’ te herdenken, viel in goede aarde. Van alle zijden is de belangstelling levendig en nu kan reeds op een goed resultaat worden gerekend, mede ten bate van het Koninklijk Nationaal Steuncomité 1914 en het Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde. Ongeveer 1000 personen zullen gelegenheid vinden op het gebied van muziek, zang en tooneel een heerlijken Nederlandschen avond door te brengen, waarop de vice-consul der Nederlanden alhier, de aanwezigen beloofd heeft te zullen toespreken. Essen, 23 Juli 1917. J.J. HEETWINKEL. Waarom kent men Indië zoo slecht? ‘Wanneer er in een gebied, een land, geen afzet voor een artikel bestaat, is het mogelijk, daar de behoefte er voor te wekken, er een markt voor te scheppen.’ Van deze meening is de Anglo-Saksische zakenman diep overtuigd, ze is me de laatste 3 jaren herhaaldelijk in de gedachten gekomen. Steeds weer was daartoe gelegenheid, wanneer ik 't opmerkte hoe gering de belangstelling van den gemiddelden Nederlander is voor het groote Indië. Reeds meermalen had ik het voornemen opgevat om de gastvrijheid van ‘Neerlandia’ in te roepen met het doel te trachten de oorzaak van dit verschijnsel op te sporen. Maar het bleef er bij. Veel werk op ander gebied hield me er steeds van terug. De lezing van het artikel des heeren Dr. v. Lingen, in Neerlandia Juni 1917 en van een hoofdartikel in de Prov. Gron. Crt. doet den druk te hoog stijgen, er moet stoom worden afgeblazen om de spanning niet nog hooger te laten worden! ‘Indië is zoo weinig bekend hier in Holland’, zucht de heer v. Lingen, en ik kan helaas niet anders doen dan mee gaan zuchten, nog dieper dan de heer v. Lingen 't doet; want ZEd woont in den Haag - een Indische stad bijna - en ik in de provincie, het ‘hooge’ Noorden, waar men van ons mooie {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} Indië alleen weet, dat het er zoo warm is, dat er ‘zwarten’ wonen, dat de peper daar vandaan komt, dat men er zoo apatisch is, en dat een fatsoenlijk mensch eigenlijk gezegd te goed is om naar zoo'n land toe te gaan. Over de geheel verkeerde begrippen die men over land en bevolking koestert, zwijg ik, dat zou te ver voeren. Dat men zoo over Indië denkt, is jammer voor dit mooie land, maar verklaarbaar. Jammer is het, omdat hier heel wat van de ‘bibit’ 1) te vinden is, waar Indië nog jaren lang groote behoefte aan zal hebben, en dan bibit van de goede soort. Tal van flinke, jonge, degelijke, energieke jongelui hokken hier op kantoren en bureaux, komen daar niet tot hun recht, kunnen daar hun energie niet ontplooien, omdat er geen ‘markt’ voor ze bestaat: er is hier een te veel aan dergelijke menschen. Verklaarbaar is het, omdat nog nooit op systematische wijze, door daartoe bevoegden pogingen zijn aangewend, om de markt voor Indië te veroveren, diens behoeften aan te toonen. Wat ik, toen ik nog in Indië was niet wist, n.l. de oorzaak van het verschijnsel, dat het onmogelijk is, om in Indië alle plaatsen bij particulieren, gemeenten, gewesten, gouvernement behoorlijk te bezetten, dat is me nu duidelijk geworden: de oorzaak is gelegen in het feit, dat niet op systematische en flinke wijze door vaklieden pogingen worden aangewend ‘to create the market’. De propaganda deugt niet, de ‘verkoopers’ deugen niet, de organisatie van den verkoop is niet goed of eigenlijk gezegd heelemaal niet behoorlijk georganiseerd, de filialen zijn slecht voorzien, de toevoer hokt, de depôthouders ontbreken. Men doet wel wat, zeker, maar een zakenman zou het heel, heel anders doen! En blijft men doorgaan op de manier, thans gevolgd, dan zal het artikel, dat men aan den man wil brengen, nooit ‘lakoe’ 2) worden. De propaganda-machine loopt niet goed, heeft te weinig capaciteit, wordt niet behoorlijk gesmeerd, niet goed gestookt, de machinerie functioneert dientengevolge slecht. En hoe komt dat? Omdat men niet bevroedt, dat een propaganda-machine is een buitengewoon samengesteld, subtiel mechanisme, dat voortdurend toezicht, altijddurende contrôle, pijnlijke bewaking vereischt. Men begrijpt niet, dat de hoofdmachinist iemand moet zijn, die zijn vak grondig heeft geleerd, theoretisch en praktisch geschoold, bijgestaan door flink personeel, eveneens geschoold en praktisch ervaren. Men ziet niet in, dat het maken van propaganda een beroep is, een vak, dat men moet hebben geleerd, waarvan men ervaring heeft moeten opdoen en dat hierbij niet kan worden volstaan met goeden wil, activiteit en handigheid alleen! Uit de empirische wijze van propaganda maken is de methodische, wetenschappelijke ontstaan. En die wetenschap moet men hebben bestudeerd om ze te beheerschen, gedachtig aan het: ‘pour savoir quelque chose il faut l'avoir appris!’ Met het den boer opsturen tot het houden van voordrachten en lezingen over het artikel komt men er heusch niet! Geen zakenman zal zoo eenzijdig zijn om alleen dáárvan het lakoe worden van zijn fabrikaat te verwachten. De zakenman wendt vele en verschillende middelen aan, terwijl hij er zorg voor zal dragen, dat ze in elkaar grijpen, elkaar beinvloeden. Hij zal doen wat een goed strateeg met zijn staf doet: een volledig plan de campagne ontwerpen. Deze zal niet van één strijdmiddel, b.v. machinegeweren alleen de overwinning verwachten. Net zoo min de groothandelaar fabrikant! En dan zal hij uittrekken niet enkele duizenden guldens, maar vele tienduizenden, desnoods millioenen! Zoo zal het hier ook moeten. En dan zal men aan het hoofd der propaganda-afdeeling een man moeten plaatsen met een staf, alle bestaande uit mannen of vrouwen, die aan groote liefde voor Indië en een grondige kennis van land en volk èn van Indië èn van Nederland paren een uitgebreide kennis van het propagandawezen. Noch die mannen, noch die vrouwen bezit Nederland - maar ze kunnen worden opgeleid, gekweekt - al zal dit heel wat leergeld kosten, en al zullen ze in het begin mistasten. Oefening en studie zullen ook hier de meesters vormen 1) die de markt zullen veroveren. Dat men hierbij niet uitsluitend het oog moet vestigen op de behoeften van het gouvement, ligt zóó voor de hand, dat ik vrees, dat men 't niet zal zien, waarom ik meen hierop de aandacht te moeten vestigen en met die opmerking mijn epistel te kunnen eindigen. H.F. TILLEMA. Groningen, 16-6-'17. Nederland roept U! Wanneer men in deze tijden door de straten in het centrum van Londen gaat, kan men bijna geen hoek omslaan zonder dat de aandacht wordt getrokken door een groot aantal aanplakbilletten, die door het opschrift ‘Your country needs you’ in het oog vallen. Die woorden, maar dan gesteld in onze mooie moedertaal, zouden ook voor ons volk een toepasselijke aanmaning inhouden. Maar, we zijn toch nog niet in oorlog! Maak U niet ongerust, waarde Lezer, Uw land heeft U thans voor een geheel ander doel noodig. Voor een doel, dat zoo nauw samenhangt met het Nederlandsche nationaliteitsgevoel, dat wij Nederlanders er wel eens wat meer van doordrongen mochten worden, dat er ook nog een andere manier is om de Nederlandsche driekleur te dienen, vooral in deze tijden, dan met de wapenen in de hand ons dierbaar stukje grondgebied in Europa tegen een indringer te verdedigen en den vrijen Hollander voor dwang en willekeur te vrijwaren van de zijde van den vreemdeling. Op elken Nederlander rust een dure plicht, die in doorsnee maar al te veel door hem verwaarloosd wordt, namelijk dat zijn Vaderland hem gebiedt de ten koste van zooveel Nederlandsche geestkracht, durf en bloed verkregen koloniën hoog te houden en mede te werken om, wat de Nederlandsche Leeuw in zijn klauwen geklemd houdt, hem door eigen verdiensten als rechtmatig bezit te doen toekennen. Hem, die na korter of langer verblijf in Nederlandsch-Indië of Suriname op den vaderlandschen bodem terugkeert, doet het pijnlijk aan in zijn omgeving een volslagen gebrek aan belangstelling voor onze schoone tropische bezittingen te moeten constateeren. De doorsnee-Hollander stelt zijn kostbaar bezit niet genoeg op prijs en terwijl de naam van Coen op ieders lippen zweeft, dommelt hij voort in {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} den roes van de grootheid van het verleden, zonder te beseffen, dat ook in de tegenwoordige tijden onze koloniën de voornaamste steunpilaren zijn, waarop de Nederlandsche troon rust. Maar ter zake! Waaraan is dit gebrek aan belangstelling toe te schrijven? Aan vele oorzaken, te veel om in een kort artikeltje uiteen te zetten, maar een der voornaamste, ja, de voornaamste daarvan is wel: Het te weinig vestigen van de aandacht op ons koloniaal bezit bij de volksopvoeding. Bij die volksopvoeding komt in de eerste plaats wel het onderwijs ter sprake en over dit laatste zouden wij in dit artikeltje, al is het niet iets nieuws, toch nog eens het een en ander willen zeggen, in de hoop, dat onze bewijsgronden, welke misschien reeds vele malen ook door anderen zijn aangevoerd, in de tegenwoordige omstandigheden wat meer weerklank mogen vinden in het hart van het Nederlandsche volk. Nu ja, wij leeren toch genoeg op school over Nederlandsch-Indië. Ik kan U al de residenties opnoemen van Java, al de rivieren van Sumatra, negen gebergten op Borneo, het meerendeel der eilandjes van de Molukken, twintig plaatsen op het eiland............... Waarde Lezer, ge hebt veel uit Uw schooljaren onthouden, zelfs zooveel, dat menigeen die lange, lange jaren in Indië heeft doorgebracht in aardrijkskundige kennis over onze koloniën bij U ten achter staat, maar mag ik tusschen twee haakjes even opmerken, dat tot ons koloniaal bezit ook Suriname, Curaçao, en nog meer eilanden in de West behooren. Ziehier een teekenend voorbeeld. Wij leeren op school de aardrijkskunde van onze koloniën, wij lezen den Max Havelaar, wij leeren dat Daendels den grooten postweg heeft doen aanleggen, dat Coen Jacatra verwoest heeft en ‘op de puinhoopen’ Batavia stichtte, dat Speelman in de Molukken geweest is, dat Coen gezegd heeft ‘dispereert niet’, enz., enz. Maar als wij in Indië komen en toevallig b.v. eens op het eiland Banda, en wij vinden daar in den wal van de geduchte vesting Belgica een opschrift, dat het fort gebouwd werd door Speelman in dat en dat jaar, dan dwalen wij in gedachten terug naar de schoolbanken. Wij zien weer den leeraar op zijn zetel tronende en een twee in zijn boekje invullen, omdat wij niet wisten in welke jaren Speelman in de Molukken was en wij lachen bij de herinnering, dat wij zoo'n afkeer hadden van het leeren van jaartallen en die ‘lamme’ geschiedenis over Indië van een paar honderd jaar geleden, waarin wij niet het minste belang stelden. En als wij ons neerzetten op de oude muren der vesting en onze blikken laten dwalen over de machtig schoone omgeving. als dan een oud-perkenier zich naast ons zet en vertelt van de grootheid en den val van Banda, van het leven op de notenperken van voorheen en thans, van de gewoonten en tradities aan de streek verbonden, dan vragen wij ons onwillekeurig af: Waarom heeft nu die leeraar ons niet eens wat meer daarover verteld of voorgelezen. Dat zou ik wel onthouden hebben en...... voor mij zelf nader onderzocht! Wat zou ik het gewaardeerd hebben, wanneer hij ons foto's had laten zien van dit wonderschoone eiland en hoe groot zou mijn genoegen geweest zijn, als ik bericht gekregen had daarheen overgeplaatst te zullen worden. En wij denken aan het ruime materiaal daartoe, dat in stoffige archieven door den tand des tijds weggeknaagd, wordt onthouden aan de Nederlandsche jeugd, die toch zoozeer ontvankelijk is voor goede indrukken, maar die haar oogen moede staart op een aantal jaartallen en geschiedkundige feiten, waarvan zij absoluut de beteekenis niet kan waardeeren, omdat die feiten alleen beschouwd in het licht der omstandigheden, waaronder zij plaats hadden, voor ons zoo'n groote waarde hebben. Maar laten wij duidelijk zijn. Ons onderwijs is in den tegenwoordigen vorm weinig geschikt om een diepgaande belangstelling voor onze koloniën op te wekken, terwijl in het algemeen bij dit deel der volksopvoeding te weinig aandacht aan ons koloniaal bezit geschonken wordt. Zou het verloren tijd zijn om die belangstelling langs een anderen weg op te wekken? Zeer zeker zal men in de weinige uren, die daartoe meer aan ons koloniaal onderwijs besteed dienen te worden, een kapitaal vastleggen; dat zijn veelvoud in rente opbrengt. Maar hoe dan? Ik ben geen onderwijzer, geen bevoegd persoon om daarover te oordeelen, maar mag ik toch hieronder eenige punten aanhalen, welke naar mijn bescheiden meening op dit nieuwe programma een plaats zouden kunnen innemen? 1e.Het houden van bevattelijke voordrachten in de school door oordeelkundige personen over eenvoudige onderwerpen. Wat zou menige scholier zich verheugen, wanneer hij zijn leeraar hoorde zeggen, dat morgen de heer N.N. voormalig assistent-resident van Bali, iets zou komen vertellen over het eiland Bali, zijn geschieden's en haar bewoners. Een anderen dag: De heer Z.Z. van de........ maatschappij is bereid bevonden het een en ander uiteen te zetten over de wijze waarop een plantage op Sumatra geopend wordt, hij heeft gezegd veel foto's te zullen meebrengen; of: De heer Y.Y. lid van de firma............ zal een korte voordracht houden over het leven der kantoor-geëmployeerden in de groote plaatsen op Java. Hij is zelf daar tien jaar als kantooremployé werkzaam geweest; of: De heer U.U., onder-directeur van de Stoomvaart-Maatschappij............ komt iets mededeelen over de tegenwoordige scheepvaartverbinding tusschen Nederland en hare koloniën in Oost en West. Kortom, er is stof genoeg. 2e.Het ophangen in de schoollokalen van platen, over verschillende bedrijven in Oost- en West-Indië, zooals de cultures, de nijverheid en de handel. (Ik herinner mij, dat hiertoe een poging is gedaan, maar het resultaat van die poging is nog te klein. Wij moeten op dit punt opnieuw de handen aan den ploeg slaan). 3e.Het onderwijs over onze koloniën gepaard te doen gaan met het toonen van een zoo groot mogelijk aantal foto's, zoodat men zich eenigszins een voorstelling kan maken hoe in werkelijkheid de toestanden zijn en een Indië {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} zooals het is zich vastzet in den gedachtengang van den leerling. Zeker zal menigeen bereid bevonden worden voor een dergelijk doel foto's tijdelijk ter beschikking te stellen. 4e.Het door scholieren bezoeken van die instellingen, welke de kennis omtrent onze koloniën in Oost en West kunnen vermeerderen, zooals musea, tentoonstellingen, boekerijen, enz. Niet een ronddwalen in een museum of tentoonstelling, waarvan de scholier de beteekenis maar ten deele begrijpt, maar in aansluiting op het onderwijs, dat gegeven is, of gegeven zal worden, die gedeelten bezoeken onder oordeelkundige, liefst praktische leiding, die daarop van toepassing zijn. 5e.Het lezen van die boeken, welke uitgaande van de veronderstelling, dat de kennis van tropisch Nederland bij de leerlingen als blank papier is, het mogelijk maakt voor hen een juiste schets te geven van de toestanden in onze bezittingen. Het lezen toch van met eene bepaalde strekking geschreven boeken, als b.v. den Max Havelaar, brengt zulke doorhalingen in die schets, dat het hun onmogelijk wordt uit het geheel een gezonde conclusie te trekken. 6e.Het doen opnemen van bioscoopfilms in onze koloniën en deze films kosteloos voor scholieren op Woensdag- en Zaterdagmiddag b.v. twee maal in de maand te doen vertoonen. Dit behoeft zoo'n groote post niet uit te maken op de begrooting. De films kunnen na gebruik verkocht worden in het buitenland en dus steeds actueel blijven door aanmaak van nieuwe, terwijl men bij uitgifte van concessies voor nieuwe bioscoop-ondernemingen en bij verlenging der oude concessies zou kunnen bepalen, dat de ondernemer verplicht is tweemaal per maand een Regeerings-onderwijsfilm te ver toonen voor schoolgaande kinderen. Aan een meer bevoegde kracht wordt het gaarne overgelaten dit denkbeeld verder uit te werken. 7e.Het onder de scholieren verspreiden van die tijdschriften, waarin artikelen voorkomen over onze koloniën en waarin zij belang kunnen stellen. 8e.Dengenen, die er iets voor voelen de belangstelling van Jong Holland voor de koloniën op te wekken, medewerking verleenen om tot hun doel te geraken, b.v. door hun hulp te verschaffen bij het houden van lezingen in ruimeren zin, als boven bedoeld in de scholen. Men zou daartoe een ruim vertrek ter beschikking moeten stellen, waarin de leerlingen van verschillende scholen kunnen worden samengebracht. Men zou de ouders kunnen uitnoodigen deze lezingen bij te wonen, terwijl een kennisgeving aan de scholieren, dat het gaarne gezien wordt, dat zij op dergelijke lezingen tegenwoordig zijn, wellicht de belangstelling zal doen toenemen. Aan hen, die zich daartoe geroepen voelen, de taak, den weg tot het hart van Jeugdig Nederland te vinden en dat voor altijd aan onze koloniën te binden! 9e.Aan de schoolhoofden op te dragen de leerlingen ervan in kennis te stellen, welke toekomst er voor een jongmensch met gezond verstand en goeden wil in Oost- en West-Indië is weggelegd. Dan eerst zal men met gerustheid mogen zeggen: ‘Holland verwacht dat elke Nederlander, die een school voor M.U.L.O. of eene overeenkomstige school heeft bezocht, weet, wat de koloniën voor hemzelf en voor haar beteekenen.’ Bij het lezen van bovenstaande regelen zullen een menigte bezwaren tegen de vervulling der daarin aangehaalde denkbeelden oprijzen. Zeer terecht zal men opmerken, dat het een stap is op den weg om het onderwijs in een andere richting te leiden, want kan wat hier omtrent het onderwijs van de Koloniën gezegd wordt ook niet van toepassing verklaard worden op menig ander vak? Als men eenmaal dien weg zou inslaan, zal geheel het onderwijs van karakter veranderen. En de tijd om dat onderwijs in zulke nieuwe banen te leiden, wordt van oordeelkundige zijde niet geacht reeds te zijn aangebroken. Wij meenen echter te mogen opmerken, dat het doel van het boven uiteengezette streven niet is om het onderwijs, zooals het tegenwoordig gegeven wordt grondig te wijzigen, doch slechts aan te vullen. Daar dat onderwijs op 't oogenblik niet in dusdanige mate de belangstelling voor ons koloniaal bezit kan opwekken als wel gewenscht is, zouden wij in overweging willen geven daar iets aan toe te voegen, daar de school een gunstige gelegenheid biedt om bij Jong Holland naast het nationaliteitsgevoel een onverbreekbaren band te leggen met onze schoone tropische gewesten. Het betreft hier meer een opvoedkundige dan een wetenschappelijke kwestie. Men tast hier niet, zooals bij het leggen der wetenschappelijke fundamenten, waarop later de leerling, al naar gelang van zijn aanleg, zijn maatschappelijk, zakelijk leven zal moeten opbouwen, in het duister. Het betreft hier een nationaal belang waarvoor elke Nederlander verplicht is een gedeelte van zijn tijd en krachten veil te hebben en juist omdat hij daarvan te weinig doordrongen is, mag men geen enkele gelegenheid laten voorbijgaan om dat plichtsbesef op te wekken. Ook zal men opmerken, dat het schoolprogram toch reeds zòò overvoerd is, dat een aanvulling bezwaarlijk zal gaan en kunnen wij daartegenover slechts een ‘Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen’ stellen. Bovendien behoeft de weg, waarlangs belangstelling voor onze overzeesche bezittingen gekweekt wordt voor den leerling niet te zwaar te zijn en zal zij zeer weinig hersenarbeid van hem verlangen. Integendeel zal zulks een welkome afwisseling vormen voor hem in een onderwijs, dat hoofdzakelijk berust op uit het hoofd leeren en onthouden. Men vraagt hem hierbij namelijk iets anders, iets hoogers, dan zuiver wetenschappelijke kennis. De examens behoeven er voor hem niet zwaarder om te worden. Het doel, dat wij voor oogen houden, het resultaat, dat wij hopen te bereiken is in de eerste plaats meer belangstelling, waaruit een begrip van saamhoorigheid zal ontstaan tusschen Moederland en Koloniën. Het middel daartoe mag niet zijn een meer of minder zware studie en een bepaald afgaan op een zeker doel, zooals het onderwijs op de vakscholen beoogt, doch slechts een oppervlakkige kennis van toestanden in hun ware daglicht gesteld. De persoonlijke invloed zal daarbij een groote {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} rol moeten spelen en daarom hebben wij in boven staande regelen het denkbeeld geopperd door hen, die Indië hebben leeren kennen en liefhebben, die uit ondervinding weten waar wij Nederlanders het meeste belang in stellen en in dienen te stellen en die een vaste overtuiging hebben omtrent hetgeen voor de praktijk van de grootste waarde is, een weg te laten banen voor Jong Holland door den chaos van misverstand en wanbegrippen over onze Koloniën, waarin elke Nederlander geboren wordt en opgevoed. Zij alleen zijn bij machte den sluier van geheimzinnigheid, die voor den ‘totok’ over Insulinde ligt, op te heffen en hem Indië, schoon Indië te doen zien, onder het ware licht der persoonlijke ondervinding. Zeer terecht zal men opmerken, dat de daartoe geschikte personen niet overal in ons land te vinden en ter beschikking zullen zijn, ja, slechts hier en daar in de groote steden zullen worden aangetroffen. Welnu, laat ons beginnen dien weinigen de gelegenheid te bieden en hen aan te moedigen. De eerste stap op den weg is dan gedaan en elke schrede brengt ons met ontwijfelbare zekerheid iets dichter al is het nog zoo weinig, bij ons doel. Onderwijzers, toegerust met een massa wetenschap, zullen er nooit in slagen, wanneer zij zelf niet voldoende belang stellen in onze Koloniën, die belangstelling bij hun leerlingen op te wekken. Zij missen te eenen male het vertrouwen in zichzelf en dat van hunne pupillen, dat alleen door persoonlijk aanschouwen geschonken wordt. Het meerendeel der bovenstaande denkbeelden zal reeds meermalen overwogen zijn en toch hoe weinig resultaat is daarvan thans merkbaar! Dit is dan ook de reden van de gelegenheid gebruik te maken, dat de wereldoorlog den Nederlandschen Leeuw weer eens klaar wakker geschud heeft, om nog eens het vraagstuk betreffende het onderwijs over onze koloniën onder zijne aandacht te brengen, nu, nu zijn nationaliteitsgevoel in hooge mate op den voorgrond treedt. Komt, helpt ons hem te overtuigen, dat het ‘Nederland roept U’ weerklank moet vinden in de eerste plaats in de harten van het opkomende geslacht, dat U daarvoor eenmaal dankbaar zal wezen. Nederland roept U tot den duren plicht, dien elke rechtgeaarde Nederlander met opgewektheid zal vervullen n.l. onze Koloniën, zoowel in Oost als in West hoog te houden en te waardeeren. J.Th. DINGER Jr. 's-Gravenhage, Zomer 1917. Naschrift van de Redactie. De denkbeelden neergelegd in bovenstaand stuk blijven natuurlijk voor rekening van den inzender. Wij achten ze belangrijk genoeg om ze in ons blad op te nemen, al zijn wij het niet in alle bijzonderheden met den schrijver eens. Op onderwijsgebied zullen wij ons hierbij niet begeven; wij laten het denkbeeld van het houden van voordrachten voor onze hoogere burgers en gymnasiasten gaarne aan de beoordeeling der leeraren over. Wel echter willen wij er op wijzen, dat ten deele reeds voldaan wordt aan het verlangen van den schrijver om de groote menigte van ons volk in te lichten omtrent de toestanden in Oost en West. Wij herinneren hier slechts aan de bijzondere nummers van Neerlandia: Surinamenr. (1903), Curaçao-nr. (1905), Bonaire-nr. (1907), Batak-nr. (1909) en Aruba-nr. (1911); verder aan de 10 door de Vereeniging Oost en West uitgegeven voortreffelijke werkjes omtrent 10 verschillende betrekkingen in onze Oost en een populair werkje over ‘Onze West’; aan de twee nummers (97 en 80) van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen: Een boekje over Onze Oost en Onze Oost II; terwijl wij ten slotte nog wijzen op het in het Mei-nummer van Neerlandia aangekondigde nieuwe tijdschrift ‘Indië’, dat met zeer bevattelijke beschrijvingen van Oost en West, verlucht door keurige af beeldingen, medewerkt aan de verspreiding van kennis omtrent onze koloniën. Naar aanleiding van ‘Karakter der Jongelieden-afdeeling’. Als voorzitter van de 's-Gravenhaagsche jongeliedenafdeeling, en als afgevaardigde dier afdeeling naar de laatste Groepsvergadering, acht ik mij verplicht op te komen tegen eenige uitlatingen in bovengenoemd stuk, omdat de heer Korndorffer uit plaatselijke toestanden wapenen smeedt tegen, en eene blaam werpt op de jongeliedenafdeelingen in het algemeen. In de eerste plaats wensch ik op te merken, dat de jong.-afd. het afschaffen van den leeftijdsgrens van 21 jaar niet vragen. Op eene vergadering van besturen der jong.-afd., op 1 Jan. 1.1. te Utrecht gehouden, werd een desbetreffend voorstel van de jong.-afd. Rotterdam niet overgenomen. (Dit voorstel werd later toch, doch te laat, door genoemde afd. ingediend). Het is te dien opzichte dus geheel onjuist om te spreken van ‘hetgeen de jongelieden wenschen’. Ook stemden alle jong.-afd. tegen het voorstel van de R'damsche jong.-afd. om een afgevaardigde voor de jong.-afd. in het Groepsbestuur te benoemen. Zelfs werd dit voorstel door de jong.-afd. Deventer bestreden. Na het lezen van het stuk van den heer K. zou men de meening verkrijgen, dat er een hevige, voortdurende wrijving bestaat tusschen de burger- en jong.-afdeelingen. Dit is onjuist. Over het algemeen is de toestand niet onbevredigend. Te 's-Gravenhage heerscht zelfs de meest innige samenwerking tusschen beide afdeelingen, hetgeen moge blijken uit het geven van gemeenschappelijke avonden, het gezamenlijk vormen van een plaatselijk comité voor Nederl. kinderen in den vreemde, enz. Die samenwerking bleek ook genoegzaam op de laatste Groepsvergadering. Ook doet de heer K. het voorkomen, als zouden de jong.-afd. als dansclubs zijn te beschouwen. Als antwoord hierop moge dienen, dat door de jong.- afd. 's-Gravenhage nog nooit een bal of vermakelijkheid werd gegeven. Slechts avonden worden gehouden, die geheel in den lijn van het Verbond liggen. Reeds eenige maanden geleden werd besloten, het a.s 10-jarig bestaan dezer afdeeling te vieren door het geven van eenige propaganda-uitvoeringen, en niet door het houden van bals e.d. De andere jong.-afd (behalve Rotterdam) zijn op overeenkomstige wijze werkzaam, niettegenstaande zij zich goed bewust zijn, in het tegenovergestelde geval eenige honderden leden meer te kunnen hebben. Uit bovengenoemde mededeelingen blijkt genoegzaam, dat de heer K. zich niet op de hoogte van de toestanden {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft gesteld. Zijn stuk had dan ook gevoegelijk ongeschreven kunnen blijven. Zooals reeds gezegd is, maken de Rotterdamsche toestanden eene uitzondering. Toen door bestuursleden van andere jong.-afd. de werkwijze dier afd. aanmerking werd gemaakt, bleken de R'damsch bestuursleden geheel dezelfde meening toegedaan. Zij wezen echter op de omstandigheid, dat dit het eenige middel is om te Rotterdam leden te winnen. Zijn de jongelieden eenmaal lid, dan worden geleidelijk de A.N.V.-begrippen bijgebracht. Dit maakt een en ander in elk geval begrijpelijk. Ook in onze afd. hebben wij de ervaring opgedaan, dat jongelieden, die om soortgelijke redenen lid waren geworden, later tot de ijverigste A.N.V.ers gingen behooren. Nog zij gewezen op de militaire voorschriften, die bepalen, dat eene minder goede maatregel nog altijd is te verkiezen boven in 't geheel geen. Wat de scherpe tegenstelling tusschen burger- en jong.-afd. te Rotterdam aangaat, is het wenschelijk op te merken, dat, naar men mij heeft medegedeeld, de burger-afd. steeds de uitgestoken hand van de jong.-afd. heeft teruggewezen. Haar treft dus ook een integreerend deel van de schuld. Haar grief, dat de jong.-afd. leden heeft, die haar toekomen, behoeft men niet te keeren tegen alle jong.-afdeelingen, aangezien bijna alle afdeelingen van het A.N.V. leden bezitten in het gebied eener zuster-afdeeling. (Zoo heeft de jong.-afd. Rotterdam verscheidene leden te 's-Gravenhage). Van het wettigen van bestaande toestanden tusschen burger- en jong.-afdeelingen kan daarom geen sprake zijn, omdat als regel geen onwettigheden voorkomen. Het wil mij voorkomen, dat de heer K. hier verkeerd gebruikt maakt van eenige mijner woorden, gebezigd bij de bespreking van art. 23bis, betreffende de verhouding tusschen studenten- en jong.-afd., waarbij de grens van 21 jaar van geen belang is. Is mijn vermoeden juist, dan is de heer K. zelf onderhevig aan verwarring van denkbeelden. Nu rest mij nog de taak eenige insinuaties van den heer K. te ontzenuwen. De heer K. beweert, dat het oprichten van jong.-afd. geen nieuw bloed in het Verbond heeft gebracht. Waar richt hij zich eigenlijk anders tegen dan tegen dien krachtigen stroom van nieuw, versch bloed, die zich ook reeds in verscheidene burger- en studenten-afdeelingen baangebroken heeft? Indien de heer K. gelijk had, zou men zijn betoog nog meer dan thans als een gevecht tegen windmolens moeten beschouwen. Terecht beweert de heer K., dat het oprichten van jong.-afd., slechts ‘middel’ was. (Is het geheele A.N.V. wel iets anders?). De middelen moeten echter zoo doeltreffend mogelijk zijn. In die overtuiging hebben bestuurders van jong.-afd. al het mogelijke gedaan om hunne afd. zoo krachtig mogelijk te maken, en ten deele zijn zij daarin geslaagd, hetgeen blijkt uit het toenemen van het aantal leden, en het daarmee gepaard gaande toenemen van het aantal stemmen ter Groepsvergadering. In plaats van een woord van dank te brengen, spreekt de heer K. nu van ‘ontaarding’, omdat.... de jong.-afd. in grootte verscheidene burger-afd. hebben overtroffen. Wanneer het ledental van de Groep niet zichtbaar toeneemt, kan dit niet anders dan het gevolg zijn van het schrikbarend afnemen van andere afd. Indien de heer K. de werkzaamheden van de jong.-afd. eens vergeleek met die van sommige burgerafdeelingen, zouden de uitkomsten diepbedroevend zijn voor laatstgenoemde (de goede als 's-Gravenhage, Deventer, Haarlem, enz. niet te na gesproken). De ontaarding moet dan ook niet gezocht worden bij de krachtige, zelfbewuste jong.-afd.; maar bij sommige bestuurders van burgerafd.; die door hun laksheid aardig op weg waren om het Verbond te maken tot een lichaam, waar men zich vroolijk over maakt, of, wat nog erger is waar men in 't geheel niet over spreekt. Verbetering moet dan ook niet gezocht worden in het kortwieken van de jong.-afd., maar in eene grondige herziening van sommige burger-afd. Men moet schrijver dezes nu geen gebrek aan eerbied verwijten, want dan geldt als antwoord: Tu l'as voulu, George Dandin! Verder bespreekt de heer K. het z.i. aanmatigend en oneerbiedig gedrag van een der afgevaardigden eener jong.-afd., echter zonder diens naam te noemen. Aangezien in het verslag der Groepsvergadering slechts mijn naam genoemd staat als afgevaardigde eener jong.-afd. is het logisch te veronderstellen, dat alle lezers van ‘Neerlandia’ mij als zoodanig zullen doodverven. Daarom heb ik mij tot den heer K. gewend met verzoek mij mede te deelen welken afgevaardigde hij bedoelde, niettegenstaande ik mij bewust was, slechts zakelijk te zijn geweest, en niet oneerbiedig te zijn opgetreden, wel het allerminst tegen de oprichters van het Verbond, wien ik de meeste hoogachting toedraag, De heer K. antwoordde mij, dat op zijn ‘vraag aan enkele aanwezigen op de Groepsvergadering, wie de woordvoerder was, die zooveel ergenis 1) verwekte,’ hem gezegd is, dat het ‘de vertegenwoordiger van de jongeliedenafd. Den Haag was.’ De hatelijkheden waren dus gericht aan mijn adres. Na de vergadering heb ik in mijne gesprekken met oprichters en ouderen nergens gevoelens als van den heer K. aangetroffen, waarom ik geneigd ben die gevoelens als zeer persoonlijk te beschouwen, zijn oorsprong vindend in het feit, dat men spoedig geneigd is een gemis aan de overbekende Hollandsche lauwheid en lamlendigheid te gaan beschouwen als aanmatiging en oneerbiedigheid Ik neem mij dan ook voor, nog meer dan voorheen van mijn voorzitterschap van de Haagsche jongelieden-, en mijn lidmaatschap van de Delftsche studenten-afdeeling gebruik te maken, om, in het belang van den Nederlandschen stam, te trachten tot samenwerking te komen met die ouderen, die het goed meenen met het A.N.V. (gelukkig zeer vele) en te verdedigen die denkbeelden, die mij de juiste toeschijnen. Maar ik neem mij ook voor den voet schrap te zetten tegen degenen, die, zonder de hand in eigen boezem te steken, meenen de studenten- en jongelieden-afdeelingen te kunnen behandelen als onmondige kinderen, ook al zou men mij dan ook gebrek aan eerbied jegens ouderen verwijten 2). De vergelijking met den fox-terrier is niet onaardig, maar wel eenigszins onjuist. Immers is een dergelijk diertje onderworpen aan de luimen en grillen van zijn meester, terwijl ondergeteekende, niet genoodzaakt zijnde eens andermans brood te eten, zich ook de weelde kan veroorloven zijn eigen woord te spreken. Ondertusschen smaakte het keffertje reeds {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} het genoegen, eenige bestuurders uit hun roestige rust te doen opschrikken, en op te merken, dat ingezonden stukken blijk geven, dat meer aandacht aan zijn geblaf wordt geschonken, dan men wil doen voorkomen. 's-Gravenhage. Ch.C. VAN DER VLIS. * * * Naar aanleiding van het schrijven van den heer J.J. Korndorffer over ‘Karakter der Jongeliedenafdeeling’ wensch ik hier gaarne eenige opmerkingen te maken. De heer K. noemt het een onding, dat er naast de oude, nieuwe burgerafdeelingen (zooals hij de jongel. afd. noemt) opkomen. Bedoelde de heer K. misschien, dat het een onding is, als een jongel. afd. een burgerafd. over het hoofd groeit? Maar dit is toch niet de schuld der Jongel. afd. en evenmin niet te verhelpen door de leeftijdsgrens op 21 jaar te bepalen. Want wat is de reden, dat er voornamelijk in Rotterdam zoo weinigen naar de burgerafd. overgaan? Omdat, (ik gebruik Uwe woorden, mijnheer K.) de jongel. afd. door jeugdige geestdrift meer ontvankelijk zijn voor ideëele zaken, dan de burger-afdeelingen. De verwachting, dat er door de jongel. afd. nieuw bloed in het Verbond zou stroomen, is volgens den heer K. niet verwezenlijkt. Maar wat heeft de jongel. afd. Rotterdam, om alleen maar bij de jaren 1916-'17 te blijven, dan gedaan? Wat waren de lezingen van Dr. Réné de Clercq en van Dr. Frederik van Eeden anders dan ‘propaganda-middelen’ voor het A.N.V.? Zijn de oprichtingen van de jongel. afd. Deventer en Gouda niet door leden der R'damsche Jongel. Afd. bewerkstelligd. En hebben deze personen zich als lid opgegeven, zonder het doel en het werk van het A.N.V. te kennen? Neen, niet waar. Dus is het A.N.V. weer in ruimer kring bekend gemaakt, in meer gezinnen ontvangt men Neerlandia, wat allicht de lezing door de andere gezinsleden ervan veroorzaakt. En dit zal mijns inziens ook voor velen aanleiding zijn, als lid tot het Verbond toe te treden. Op welke manier breidt b.v. de burger-afd. R'dam zich uit? Is het voldoende alléén een kennis, een vriend of een familielid te bepraten? Dan schieten we niet op. Er moet leven in zijn. Het publiek moet telkens en telkens weer onder het oog gebracht worden, dat er een Verbond van Groot-Nederlanders bestaat. Nederlanders van deze eeuw. Géén Nederlanders uit de 18e, de tijd der verslapping. Vóóruit moeten we, op alle mogelijke manieren. En als de burgerafd. R'dam (om bij de afd. te blijven welker werkwijze mij bekend is) dit beter inzag, ook, door haar leden te laten voelen dat zij door éénen band verbonden zijn, dan zouden er véél en véél meer personen naar de burger-afd. overgaan. Maar de burger-afd. R'dam kan niet. De leden zelf zijn vervreemd, blijven meestal lid uit sleur. Bewijs hiervoor: een vergadering. Hoeveel leden toonen hun belangstelling op een Burgervergadering? En op 21-jarigen leeftijd, al is dit dan ook de tijd dat een Nederlander meerderjarig wordt, zullen er velen zijn, die zich nog niet thuis voelen tusschen de ouderen. Zij zullen hun woorden aan banden moeten leggen, om niet beschuldigd te worden van gebrek aan bescheidenheid als zij hun mond open willen doen, waar zoovelen nog ouderen bij zijn. En zij zullen zwijgen en zij zullen meegaan met die verslapping, en als zij dan eindelijk, na jaren oud genoeg zijn geworden om hun mond open te doen, dan zullen zij òòk dood zijn voor het A.N.V., zullen òòk lid blijven uit sleur, zullen òòk afgevaardigden van jong. afd. die te véél jeugdige geestdrift bezitten, voor foxterriers aanzien, zullen ook......... Neen, dat zal niet. Het A.N.V. is een Verbond van Groot-Nederlanders. Het zal inzien, dat de jongel. afd. géén woekering op het lichaam van het Verbond vormen, maar dat zij door hun jeugdige geestdrift bekendheid geven aan het A.N.V. wat hun hoofddoel is. En dat zij om te blijven bestaan van propaganda gebruik moeten maken. (Wat wij niet doen door het oprichten van dansclubs. mijnheer K. Die hebben we nooit gehad en zullen we nooit krijgen in onze afdeeling). En als de burger-afd. R'dam op dezelfde manier gaat werken, dan herhaal ik het, zou het me sterk verwonderen. indien er niet veel meer, zoo niet allen op een gevorderden leeftijd naar de burgerafdeeling overgingen. De leden der burgerafdeelingen, die dat nu nog niet inzien, zullen dan wel verdwijnen. (get.) J.A.L. DAMAN WILLEMS. Rotterdam, Augustus 1917. * * * Het heeft geen zin de stukjes van de heeren Van der Vlis en Daman Willems op den voet te volgen, dat vergde meer plaats dan in overeenstemming zou zijn met het gewicht van het onderwerp, bovendien gaat de inhoud er van grootendeels langs mijn betoog heen, zooals blijkt als men mijn stukje nog eens overleest. De critiek op de burgerafd., die de heeren uitoefenen, heeft wel eenigen grond; dat is echter een geheel ander onderwerp, daar gaat het niet om. Ook heeft in Rotterdam nooit een ‘schrille tegenstelling’ bestaan, is er geen sprake van geweest, dat de burgerafd. ‘steeds de uitgestoken hand van de jongel.-afd. heeft teruggewezen’. Die opmerkingen zijn geheel raadselachtig. Wel heb ik van wrijvingen gehoord in andere plaatsen, maar in Rotterdam niet. Ik zal mijn meening in 't kort samenvatten: Als men niet gevoelt, dat het een ontaarding is, dat meerderjarigen in grooten getale lid blijven van een jongel -afd., dat zelfs meerderjarigen als lid worden aangenomen, dan is het beste er het zwijgen toe te doen. Dat iemand minder gepast zou vinden, dat jongelieden hun meening uiten, is natuurlijk onzin; men kan echter wel opkomen tegen de ‘wijze’ van optreden, die wijze van optreden op de laatste Groepsvergadering was niet gepast in verband o.a. met de leeftijden en de verdiensten van den woordvoerder en de personen, tot wie het gesprokene gericht was. J.J. KORNDORFFER. Hiermee sluit de Red. het debat. Wegens plaatsgebrek moet de bijdrage der Taalcommissie en de Nieuwe Ledenlijst tot het volgend nummer blijven liggen. Red. {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} Mededeelingen en Allerlei. Nederl, Fabrikaatweek te Amsterdam. Het Bestuur der Afdeeling Amsterdam van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat zal in het laatst van September of begin October 1917 in de hoofdstad een Nederlandsch fabrikaat-week inrichten. Gedurende deze week zullen de deelnemers uitsluitend artikelen van Nederlandsch fabrikaat uitstallen; het doel is, op deze wijze bekendheid te geven aan het feit, dat de Nederlandsche artikelen op velerlei gebied eene vergelijking met de buitenlandsche schitterend kunnen doorstaan. De uitstallingen der deelnemers zullen aan een onderscheidingsteeken te herkennen zijn. Het Comité van voorbereiding bestaat uit de heeren: Th.F.A. Delprat, Eere-Voorzitter, Johan Bol, Voorzitter, Mr H.J.A.J. Niemeyer, Stadhouderskade 3, Secretaris, J.H. Bergmann, Mr. G.H.A. Grosheide Jr., E.J. Kuipers, S. van Lier Ez., P.L. Lucassen, C.F. Utermöhlen, L. de Vries Dalberg, W. Wessel Bz. en F.J. Zeegers. Een gids zal worden samengesteld en op groote schaal te Amsterdam en omstreken kosteloos worden verspreid. In de lijst van deelnemers kunnen deze doen vermelden, welke artikelen van Nederlandsch Fabrikaat zij voor het publiek verkrijgbaar stellen. In den gids zal eene beschrijving worden gegeven van verschillende nijverheidstakken. De fabrikanten kunnen daarbij een af beelding hunner onderneming doen opnemen of wel hun naam doen vermelden. De Algemeene Uitgeversmaatschappij te Amsterdam heeft zich belast met de uitgave en verspreiding, welke onder toezicht van het bestuur der Afdeeling Amsterdam zal plaats hebben; de typografische uitvoering is opgedragen aan de N.V. vh. Ipenbuur en van Seldam te Amsterdam. Afrikaansch Liedje. In dit nummer vindt men op woorden van den heer Deys een nieuw Afrikaansch Wiegeliedje, welwillend door den toondichter Wierts ter opneming afgestaan. Men zal zich, dit spelende of zingende, behalve zijn vele Nederlandsche liederen, zijn Afrikaansche Volkswijsjes herinneren. Voor het goed recht van ‘Ons Hollandsch Lied’, leverde hij in een verleden jaar onder dien naam verschenen werk een krachtig pleidooi, waarbij hij tevens gelegenheid had vele wenken te geven over ‘muzikale declamatie.’ Het boek werd aan Cornelie van Zanten ter gelegenheid van haar 40-jarig jubileum opgedragen en is verkrijgbaar bij G. Alsbach & Co., Amsterdam. Waardeering. In ‘Ons Leger’ van 15 Augustus 1.1. wordt in een artikel over het werk der Afdeeling ‘Ontwikkeling en Ontspanning’ van het Alg. Hoofdkwartier gezegd: ‘Op loffelijke wijze hebben vele particulieren, comité's en vereenigingen belangrijk werk verricht, waarvan zeer veel nuttige ontspanningsmiddelen blijvende waarde hebben. Met groote erkentelijkheid moeten genoemd worden het Algemeen Nederlandsch Verbond, de Nederlandsche Vereeniging ‘Ons Leger’ en de Koninklijke Nederlandsche Vereeniging ‘Onze Vloot’. Voor Afdeeligsavonden. 1. Mevr. Marie E. Arntzen-Wafelbakker, Fred. Hendrikplantsoen 96, Amsterdam. Voordrachtavonden: proza en poëzie, ernst en luim. 2. Mevr. Joh. H.M. Engel Wilson, Ceintuurbaan, 113 huis, Amsterdam. Hollandsche en Afrikaansche voordrachten. 3. Emiel Hullebroeck, Hotel Witte Brug, Den Haag. Vlaamsche Liederavonden. 4. Rondreis Schmidt-Wiarda, adres: Rustenburgerstraat 320, Amsterdam. Tooneel- en Voordrachtavonden. 5. Mr. Frans Wittemans, (Advokaat te Antwerpen) Beeklaan 356, Den Haag. Vlaamsch en Waalsch België, verleden en toekomst. Het Land van Guido Gezelle. Desgewenscht met lichtbeelden. Voor meer dergelijke opgaven houdt de Redactie zich aanbevolen. Aan de Afdeelingssecretarissen verzoeken wij. ons steeds tijdig op de hoogte te houden van gegeven avonden, liefst met een beknopt verslag. Een flinke daad. De territoriale bevelhebber in Friesland enz. heeft o.s. schrijven gezonden aan zijn onderhebbende commandanten: ‘In ambtelijke stukken komen hoe langer hoe meer vreemde uitdrukkingen voor; uit sleur of uit de zucht om z.g. “stadhuiswoorden” te gebruiken is elke brief doorspekt met een groot aantal, in hoofdzaak aan het Fransch ontleende woorden, die het lezen bemoeilijken en den inhoud onnoodig onduidelijk maken. Onze mooie taal is waarlijk rijk genoeg voor die woorden Nederlandsch en gewoonlijk betere uitdrukkingen te vinden. Het ligt zeker op den weg van ons officieren om mede te strijden tegen verbasteringen van onze taal en in dezen het goede voorbeeld te volgen van het Departement van Oorlog, dat tegenwoordig “Legerorders” uitgeeft, in plaats van “Recueil-Militair” en “Renseignementen, consideratiën en advies” vervangen heeft door “Bericht, beschouwingen en raad” enz. Het behoeft geen betoog, dat door mij geen overdrijving wordt beoogd en een vreemd woord niet zou mogen worden gebruikt, om eentonigheid te vermijden, indien het Nederlandsche woord van dezelfde beteekenis reeds gebruikt was, terwijl ik niet wensch, dat naar een vertaling gezocht wordt van woorden als: mobilisatie, militair, telefoon, inspectie, cursus, nota, proces-verbaal en dergelijke, of van titels. Wel verzoek ik u in uw ambtelijke briefwisseling onderling en met mij zooveel mogelijk z.g. gallicismen en germanismen te vermijden en niet onnoodig een goed Nederlandsch woord te vervangen door een vreemd woord. Ten einde gemakkelijker aan dit verzoek te kunnen voldoen, zijn hierbij gevoegd eenige lijsten van dergelijke woorden met een goede Nederl. uitdrukking.’ {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. 10de opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot en 31 Juli 1917. A.N.V. Jongelieden Afdeeling Cadettenschool Alkmaar f 10.-. A.N.V. afdeeling Assen f 376.85, maakt met vorige opgave f 542.85. A.N.V. Jongelieden Afdeeling Utrecht f 160 -. A.N.V. Afdeeling Zutphen f 10.-, maakt met vorige opgave f 1237.92. A.N.V. Afdeeling Zwolle f 233,60, maakt met vorige opgave f 1520.90. Bijdragen ouders, Bremen f 18.-, Sub. Comité Dusseldorp Mrk. 1687.90. Dep. van Binnenlandsche Zaken, vergoeding reiskosten kinderen f 582.94½. J.H.E. Baron van Nagell te Arnhem, halve opbrengst Schouwburgvoorstelling f 302.50. J.F.C. f 2.50, S.v.B. f 1.-, M.T. f 1.-, Dr. A. J.B. f 10, A.v.R. f 3.-, N.N. f 10.-, Mr. W.F. K.C.B. f 5.-, J f 2.50, A. v.E.D. f 5.-, N.N. f 3.-, Fam. v. P. van E. f 70.-, N.N. f 25.-, C.E. D. f 10.-, Dames C. f 5.-, v. R. f 2.50.-, A.M. B. f 5.-, M.W.K. f 5.-, v. B. f 5.-, Mej. A.G. v.M. f 5.-, S.A.M. f 10.-, J.S.S.v.A. f 10.-, M.R. f 10.-, Dr J.v.D. f 10.-, Mej. C.V. f 10.-, Dr. A. f 2.50, Dames v.d.L. f 10.-, Mej. J.W.v. B. f 5.-, Jonkvr. F.H. f 2.50, Mevr. H. f 10.-, Dames E V.v.R. f 5.-, Wed. F.P.H.R. f 5.-, Mevr. M.L.H. f 2.50, allen te 's-Gravenhage. S.J.W. f 2.50, Dr. S.B.d.V.R. f 10.-, W.J.D. d.W. f 5.-, Dr. S.v.d.H. f 10.-, H.F. f 10.-, Wed. C.M.V. f 10.-, J.C.F.K. f 2.50, H.G.W. f 2.50, A.F.O. & Zn. f 5.-, N.K. f 3.-, C.d.J. f 5.-, Dr. P.L. f 3.-, W.J.K. f 1.-, allen te Amsterdam. P.V. f 1.-, M.J.v.d.Z. f 2.50, J.F.W. f 2.50, M.D.M. f 2.50 W.N.L. f 20.-, allen te Rotterdam. E.J.B. f 5.-, te Apeldoorn; Bsse. v. W.-v.K. f 40.-, S.Bn.C. f 2.-, beiden te Arnhem; v.d.M. & Co. f 2.50, te Berlikum, B.K. f 2.50, A.J.t.H. f 2.50, C.J.K. f 1.-, allen te Breda; J. & V. f 5.-, te Bussum; H.M.d.B. f 5.-, te Doetichem; W.R. f 25.-, te Groningen; H.K.V. Fabr. f 10.-, de heer en mevrouw S.o.t.N. f 10.-, Mr. A.S.M., 3e bijdrage f 20.-, allen te Haarlem; J.K. f 5.-, te Heemstede; E.H. f 60.-, te Laren; J.S. f 100.-, J.H. f 10.-, Fam. H. f 2.50, allen te Middelburg: G M B. f 100.-, A.E. f 50.-, beiden te Scheveningen; J.B f 2.50, te N.N; L.H.W. f 25.-, te Nieuw-Nickerie; L.B. Wzn. f 1.-, te Sneek; L.H. f 2.50, te Stadskanaal; G.B. f 2.-, te Veendam; A.E.D.v.H. met eenige vrienden aan de eettafel societeit ‘Unitas’ f 16.- te Vlissingen. Totaal ontvangen in Juli f 2571.39 en Mrk. 1687.90, maakt met vorige opgave f 59575,61½, en Mrk. 1687.90. Aanvankelijk sloeg ons in de afgeloopen maand de schrik om het hart, want de giften kwamen druppelgewijze in. Hoewel wij niet willen ontkennen dat wij vele nieuwe bewijzen van belangstelling en steun mochten ondervinden - zelfs uit onze kolonie Suriname kwam een gift in - bleven de ontvangsten toch zeer ver beneden de uitgaven. Wij wijten dit hoofdzakelijk aan het feit, dat in de heerlijke zomermaanden het grootste deel onzer landgenooten rust en verkwikking buiten zoekt; doch dit mag geen reden zijn, zelf genietende, den dringenden nood onzer kleine stamgenooten in den Vreemde te vergeten. Integendeel, het moet een aansporing zijn het nameloos wee van die kleinen te helpen verzachten. Wie he pt mede de groote bres, in Juli in onze kas geschoten, te herstellen? Wie wil lijsten of inteekenbiljetten hebben om in eigen kring te werken? Giften neemt gaarne in ontvangst de Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Rekening en Verantwoording van het Hoofdbestuur van het Algem. Nederl. Verbond over 1916. Ontvangsten: Uitgaven: Voordeelig saldo van 1915 f 1189.825 Bijdragen der Groepen f 11752.695 Idem nog ontvangen over 1915 f 610.30 Bijdragen der Zelfstandige Afdeelingen f 256.21 Idem nog ontvangen over 1915 f 163.01 Subsidie Nederl. Regeering f 3600.- Buitengewone ontvangsten f 75.- Opbrengst uitgaven Alg. Ned. Verbond f 58.75 Gekweekte rente f 47.53 Rente-rekening legaat mej. I. Rikkers f 79.90 _____ f 17833.22 Salarissen ½ f 1947.235 Drukwerk, kantoorbehoeften, porti enz f 461.37 Kantoorhuur, onderhoud en verwarming ½ f 224.94 Verschotten Bestuursleden en Afgevaardigden f 351.25 f 2984.795 _____ Subsidie Neerlandia f 6178.01 Subsidie Boeken-Commissie f 2400.- Subsidie Groepen f 600.- Subsidie Zelfstandige Afdeelingen f 45.- Lidmaatschappen f 309.755 Propaganda f 1437.55 Ondersteuningen en tegemoetkomingen f 1000.- Druk en herdruk uitgaven A.N.V. f 5.50 Buitengewone Uitgaven f 1203.17 Rente-rekening legaat mej. I. Rikkers f 79.90 Voordeelig saldo f 1589.54 _____ f 17833.22 {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 10. Oct. 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Wij meten in getal noch land De grootheid van een volk. INHOUD: Buitengewone Groepsvergadering - Voedselvoorziening voor Nederlanders in het Buitenland. - Buitenland: Nederlandsche herinneringen in Japan, door M.F. Morzer Bruyns. - Afd. Berhjn. - Koninginnedag te Essen-Ruhr. - Nederland: Vreemdelingenverkeer, met 2. afbeeldingen. - Van en voor de Afdeelingen - Oost-Indië: Overzicht, door Dr v. Lingen - Ned. Antillen Verslag over 1916, door H M Chumaceiro - Studiebeurzen voor West-Indie. - Zuid-Afrika: Het onderwijs in Z.-Afr. - Taalcommissie. - Mededeelingenen Allerlei - Comité voor Nederl Kinderen in den vreemde. - Nieuwe Leden - Advertentièn. Buitengewone Groepsvergadering. Buitengewone Algemeene Vergadering van Groep Nederland op Zaterdag 24 November 1917 te half twee, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, Zwarteweg, 's-Gravenhage. Punten van behandeling: I. Rapport der Commissie van overleg met de Propaganda-Commissie in zake de hervormings-voorstellen. Toelichting. Dit rapport, vastgesteld in de Groepsbestuursvergadering van 5 September, werd half September aan de Afdeelingsbesturen ter kennismaking gezonden, met verzoek hun opmerkingen vóór 1 October in te zenden. Het zal, al of niet gewijzigd, in het November-nr. worden afgedrukt en tot grondslag dienen voor de besprekingen op de Algemeene Vergadering. II. Benoeming van een vertegenwoordiger van Groep Nederland in het Hoofdbestuur voor de bestaande open plaats. Dubbeltal: 1. Mr. B. de Gaay Fortman, Dordrecht. 2. J.H. Lebret, Dordrecht. Dordrecht, 21 Sept. 1917. De Secretaris, C. VAN SON Voedselvoorziening voor Nederlanders in het Buitenland. Aan Zijne Excellentie den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is 7 September het volgende adres verzonden: Excellentie, Hiermede nemen wij de vrijheid het volgende onder Uwe aandacht te brengen: Herhaaldelijk hebben ons dit jaar klachten bereikt over de slechte voedselvoorziening der Nederlanders in het buitenland *) en de groote moeilijkheden, die zij ondervinden bij de pogingen, welke zij aanwenden, om geregeld voedsel uit het vaderland gezonden te krijgen. Men wendt zich tot het Algemeen Nederlandsch Verbond, in de hoop, dat wij onzen invloed ten goede zullen gebruiken om nogmaals krachtig aan te dringen op hulp in dezen. Het feit, dat andere neutrale staten hun onderdanen in oorlogvoerende landen gemakkelijker en beter van levensmiddelen voorzien, wekt bij allen groote teleurstelling. Vooral echter beklagen zij zich, die zelven bereid zijn te betalen; ook zijn er die geen verwanten in Nederland hebben, in staat om hun het noodige als geschenk te sturen. Deze laatste bezwarende voorwaarde bestaat voor geen der andere neutrale staten. Het komt ons inderdaad zeer gewenscht voor, dat onze Regeering, zoo eenigszins mogelijk, maatregelen treffe, om aan de redelijke wenschen der Nederlanders tegemoet te komen. Door hen in dezen te helpen, zal de band met het vaderland zeker nauwer worden toegehaald en het besef worden verlevendigd, dat Nederland de belangen zijner onderdanen, ook buiten de grenzen, krachtig behartigt. Wij zijn zoo vrij U hierbij de verschillende bij ons ingekomen klachten over te leggen, in de hoop, dat Uwe Excellentie een middel moge vinden om ten spoedigste in den dringenden nood te voorzien. Mocht het Uwe Excellentie gelukken, dan houden we ons voor mededeeling zeer aanbevolen, opdat wij onzen leden in het buitenland kunnen laten weten, dat zij niet tevergeefs onze bemiddeling hebben ingeroepen. Hetwelk doende enz., Namens het Hoofdbestuur, DE KANTER, wnd. Alg. Voorz. E. BAELDE, wnd. Alg. Secr. {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} Buitenland. Nederl. Herinneringen in Japan. Ons medelid, de heer M.F. Mörzer Bruyns, 1e officier Stoomvaart-Mij. Nederland, die het vorig jaar eenige dagen ter reede van Nagasaki in Japan doorbracht, heeft ons over deze stad en hare omgeving eenige mededeelingen gedaan. De herinneringen, welke bij hem opwelden uit de geschiedenis van 't oude stoere Holland, dat zoo langen tijd aan Japan verbonden was geweest, deden hem vanzelf uitzien naar iets, dat nog van dien tijd zou spreken, doch zijn bevindingen waren zeer teleurstellend. De schoone haven van Nagasaki, een der diepste en veiligste havens van Japan, is aan drie zijden beschut door 300 à 400 M. hooge heuvels, aan de vierde, westelijke zijde door een eiland Takoboko, van welker steile hoogte eenmaal de Hollanders vele honderden Christenen afstieten en het daarom Papenberg noemden. De haven werd sedert 1639 eerst voor de Portugeezen opengesteld en van 1641 tot 1859 slechts voor de Hollanders en Chineezen. Sedert een jaar wordt Nagasaki aangedaan door de booten der Nederl. Stoomvaart-Maatschappij Java-Pacific Lijn, welke van December 1915 af een geregelde, maandelijksche dienst van Java via Manilla, Hongkong op San Francisco onderhoudt en daarbij, op de uit- en thuisreis bovengenoemde havens aandoet als kolenhavens en zoodoende de Nederlandsche vlag vertoont daar, waar ze tot nu toe niet, of nagenoeg niet weer was gezien. Nagasaki, een mooie echt Japansche stad, gelegen aan de fraaie baai van dien naam, wordt door de meeste geregelde trans-pacificlijnen aangedaan, om kolen in te laden, welke daar goed en goedkoop zijn, en bovendien vlug geladen worden. Dit laatste geschiedt door een groot aantal mannen, vrouwen, jongens en meisjes, die elkaar kleine mandjes kolen aangeven, welke in de kolenruimen worden neergestort. Het gaat zóó vlug, dat het aan een machinale beweging doet denken. Menigmaal wordt zoodoende zelfs meer dan 300 ton per uur geladen. Het Nederlandsch Vice-Consulaat, wordt thans door den Britschen consul, tijdelijk, waargenomen. Aan Nagasaki is onafscheidelijk verbonden de naam van 't eilandje Decima, waarop onze voorvaderen een nederzetting hadden gevestigd in de 17de eeuw en waarop de Hollandsche vlag lang heeft gewaaid, ja zelfs, nadat in 1811 de laatste Nederlandsche bezitting in Engelsche handen was gevallen, en de Nederl. driekleur in Europa door de Franschen, daarbuiten door de Engelschen was neergerukt, doch die op Decima, onder het opperhoofd H. Doeff, in dezen uithoek der wereld is blijven wapperen. Het eilandje ligt tegen de stad aan en is er door bruggen mede verbonden. Geen enkel eigenaardig oud-Hollandsch gebouw tusschen de vele loodsen, winkels en huizen, trof het oog van onzen landgenoot. Niets hoegenaamd deed meer aan den ouden tijd denken, hetgeen anders op zoo vele plaatsen in den vreemde het geval is. Wel vernam hij dat de Nederl. Reg. aldaar nog steeds een stuk land in eigendom had. Met twee landgenooten, die onze zegsman ontmoette, de heeren v.D., leeraar aan de Higher Commercial School en J.v.B., koopman, beide reeds vele jaren in Japan woonachtig, tengevolge waarvan de eerste de Nederlandsche taal, bij gebrek aan boeken, reeds aan het vergeten was, werden toen de beide kerkhoven bezocht. Op het eene kerkhof, aan de zuidzijde der stad, vond men enkele Nederlandsche graven uit de tweede helft der 19e eeuw. Dit was een goed onderhouden en in gebruik zijnd kerkhof. Het bezoek aan het andere, - een oud-Hollandsch kerkhof op Inassa, een soort buitenwijk van Nagasaki - aan de Noordzijde, nog uit den oud-Hollandschen tijd van Decima dagteekenend, leverde eveneens teleurstelling op. Dit overblijfsel van onze koloniale geschiedenis verkeert door grove verwaarloozing in ernstig verval en wordt slecht - of liever niet - onderhouden. Op het geheel open terrein trof men o.a. spelende kinderen en huisdieren aan. Het vormde een schrille tegenstelling met het daarnaast gelegen Russische kerkhof, hetwelk bijzonder netjes onderhouden en geheel door een hek omringd was, terwijl ook de boomen en bloemen, die er groeiden, onder tuinmanszorg stonden. Een oude Japanner, die daar woonde, zorgde voor het onderhoud. Het geheel - schrijft onze landgenoot - was een droevig gezicht. Wel maakte het den indruk dat het een enkele maal met een bezem was aangeveegd. De geheele heuvel, waarop het kerkhof lag, was verder met Japansche en Chineesche graven bedekt, die er behoorlijk uitzagen. Men vond voorts nog een oud-Europeesch kerkhof, van allerlei natiën, dat evenwel nog een slechter aanzien had dan het Hollandsche. Enkele grafschriften werden tijdens dit bezoek opgeteekend, o.a.: Hendrik Godfried Duurkoop, Opperkoopman en Opperhoofd vanwege den Handel der Nederlandsche Geoctroieerde O.I.C. geboren te Doornum, O. Vriesland 5 May 1736, overleden op 't schip 't Huys Tespeyk op N.B.......... 15 Augustus 1778. Hier rust het sterflijk deel van den WelEdel Manhaften Heer Thomas van Triet, In sijn WelEdel Leven {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} Capitain ter Zee, Commandeerende het Compagnie's schip ‘Roozenburg’, gestorven ter Eylanden Desima, den 16e October 1787. T.C. Lucas, assistent der 2e klasse, Factory der Nederlandsche Handel op Japan, geboren te Rotterdam 25 October 1817. Gestorven te Decima 11 October 1852. Hendrik de Wijn, Gezagvoerder van het Nederlandsche Koopvaardijschip ‘Wilhelmina en Clara’. Geboren op Texel, overleden op 8 Januari 1857, op reis van Batavia naar Nagasaki. Vrouwe Anna Maria Fischer, Echtgenoote van J.A.C. Gerlach, geboren te Amsterdam, 7 April 1836, op 8 Augustus 1858 Gered van het gestrande schip ‘Cadsandria’, overleden dien tengevolge op 9 Augustus 1858. J.M. Zoetermeer, R.M.W.O. Opperstuurman Z.M. fregat ‘Palembang’ overleden Decima 31 Augustus 1844. Hier rust Symen Schipper, Machinist 1e Klasse Zr. Ms. ss. ‘Gedeh’ 1855. Alle steenen waren met een laag aangegroeid vuil overdekt. Vele waren onleesbaar, eenige gebroken en omgevallen, zelfs waren er enkele, die zoo verweerd waren, dat er niets meer op te lezen of terug te vinden was. Het aantal - waartusschen een drie of viertal Russische en Engelsche graven - bedroeg ongeveer 40 à 50. Daar volgens onzen zegsman voor een paar honderd yen dit kerkhof - dat toch een nationale en geschiedkundige waarde heeft - behoorlijk omrasterd en schoongemaakt kan worden, wordt de wensch uitgesproken dat - in navolging van wat een 10 tal jaren geleden H.M. ‘Friesland’ in Spitsbergen deed - de nakomelingen van die pioniers van den Nederl. Handel en Scheepvaart in het verre Oosten, deze graven uit eerbied voor het verleden zullen doen herstellen en onderhouden. Het is een schuld tegenover het verleden. Nederland heeft op Japan grooten invloed uitgeoefend. Het is de eigenlijke opensteller van dit land, en de andere natien hebben aan Nederland hun eerste handelsbetrekkingen met Japan te danken. Aan Nederlanders komt de eer toe, al het pionierswerk in Japan te hebben verricht. Afdeeling Berlijn. Het bestuur schrijft: Zaterdag 27 Juli 1.1., werd de tweede gezelschapsavond der afdeeling gehouden, die meer in 't bizonder aan scherts en luim was gewijd en waaraan o.a. medewerkten mejuffrouw Schellekens en de heer van der Zande Natuurlijk werd ook de thans zoo schaars beoefende danskunst niet vergeten, waarbij vooral de z.g cotillonartikelen in den smaak vielen, kortom, 't was weer een allergezelligste avond, die niet alleen ‘De Nederlandsche Vereeniging’ alhier een zekere populariteit verschaft, maar ook de kas heel aardig stijft. Jammer, dat de Hollanders hier in Berlijn nog niet meer blijk van belangstelling in het streven der afdeeling geven. Zaterdag 11 Augustus had het bestuur een tuinfeestje voor de leden ingericht in den aardig aangelegden ‘Karoliner Garten’ van den heer van der Eerde. geëxploiteerd door den heer van der Meer, beiden landgenooten. Ook hier ging het allergezelligst toe en was er voor de zooveelste maal een mooie gelegenheid, om den band tusschen de leden onderling nauwer toe te halen. Het antwoord op het den 2en Augustus aan H.M. de Koningin-Moeder gezonden telegram werd met het zingen van 't ‘Wilhelmus’ en 't ‘Wien Neerlandsch bloed’ begroet. * * * De afdeeling toont een opgewekt vereenigingsleven. Pas was het Julianafeest gevierd en waren de eerste en tweede gezelschapsavond gegeven, of de voorbereidingen begonnen voor het Koninginnefeest. En tijdens deze voorbereidende werkzaamheden werden 's Zondags gezellige uitstapjes in de mooie schilderachtige omgeving van Berlijn gemaakt, die den band tusschen de leden onderling al nauwer en inniger doen worden. Op den Koninginnedag was het Bestuur met dames de gast van den consul-generaal der Nederlanden te Berlijn, den heer Jean George, die het gezantschap, de Besturen van Nederland en Oranje, de Nederlandsche Vereeniging en het Algemeen Nederl. Verbond en verschillende invloedrijke Nederlanders in het hotel ‘Esplanade’ op een vijf-uur-thee uitgenoodigd had. In de net versierde, witte zaal zag men vele bekende gezichten. Nadat H.M.'s Gezant, Baron Gevers, in een korte toespraak de beteekenis van den dag herdacht had, werd een program afgewerkt, schitterend van inhoud en uitvoering. Immers, niet minder dan de heer Anton Hekking en de dames Julia Culp en Charlotte {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} Boerlage - Reyers vergastten de aanwezigen op hun heerlijke kunst. 't Was een prachtige namiddag, die de aanwezigen nog lang in 't geheugen zal blijven. De afdeeling zelf bood den volgenden avond 1 September, haar leden en talrijke gasten een meer populair Koninginnefeest aan in de toepasselijk versierde zaal van het ‘Lehrersvereinhaus’. De nieuw opgerichte zangvereeniging ‘Wilhelmina’ trad voor het eerst op en zong heel goed het bekende ‘Dankgebed’ uit Valerius' Gedenckclanck, terwijl de eveneens pas opgerichte tooneelvereeniging ‘Juliana’ met goeden uitslag een blijspelletje met zang van Jos. Schellekens onder den voor dien avond zeer zeker geëigenden naam ‘Koninginsverjaardag’ opvoerde. Ook het ‘tableau vivant’: Hulde aan H.M. de Koningin als Vredesvorstin, kon de algemeene goedkeuring wegdragen. Natuurlijk ontbraken het Verbondslied en onze kernachtige volksliederen niet, kortom, het was een aardige avond, waarop een allerprettigste stemming heerschte. In één van de Woensdag-bijeenkomsten hield de heer Van der Kolk een lezing over de noodzakelijkheid van een betere verzorging van levensmiddelen van de zijde van onze regeering. De afdeeling besloot met alle haar ten dienste staande kracht een uitgebreid adres aan onze regeering met concrete voorstellen dienaangaande te steunen. 't Is te hopen, dat de uitstekend voorbereide en krachtig geargumenteerde pogingen van den heer Van der Kolk, die door ongeveer 500 Nederlanders hier in Berlijn - vooraan onze gezant - ondersteund worden, meer kans van slagen mogen hebben dan de tot nu toe aangewende. In verband met het bekende adres uit Westphalen, dat 1600 handteekeningen draagt, is zeer zeker dit tweede van groote beteekenis. In de laatst gehouden maandelijksche vergadering werden weder eenige nieuwe leden en begunstigers aangenomen. Tevens werd, opdat ook in dit opzicht de Nederlandsche Vereeniging niet bij hare zustervereeniging ten achter sta, een ondersteuningsfonds opgericht. De gezelschapsavonden moeten de middelen opleveren, om dit ondersteuningsfonds de noodige geldelijke kracht te geven. Koninginnedag te Essen - Ruhr. Aan een ons toegezonden verslag is het volgende ontleend: De leden der onderafdeeling van het Kon. Nat. Steuncomité te Essen hadden op aanstichting van hun voorzitter, den heer Heetwinkel, een commissie gevormd ter viering van dit feest op een grootsche wijze, zooals nog nooit te Essen plaats had. Zondagavond 2 September waren in een zaal van den ‘Städtischen Saalbau’ met vice-consul Schmid de vertegenwoordigers der plaatselijke autoriteiten verschenen. De zaal was propvol, zoodat eenige honderden niet konden worden toegelaten. De voorzitter, de heer Heetwinkel, begroette de 5 à 600 aanwezigen, nadat hij zijn orkest een jubelouverture, sluitende met het oude Wilhelmus, had laten spelen. De res. luitenant van het Nederlandsche leger Ten Bosch speelde daarna o.a. de melodie Piet Hein, welke met grooten bijval werd begroet. Onze wd. consul, de heer Schmid, hield daarop de feestrede, waarin hij allereerst het comité en den heer Heetwinkel, den vader van het feest, die niet alleen zelf de voorbereidingen trof, doch zijn geheele orkest beschikbaar stelde en dirigeerde, hartelijk dankte. Wijzende op de samenwerking van volk en regeering en de trouw bij voortduring aan H.M. de Koningin en Haar Huis, eindigde spreker met een driewerf ‘Hoezee!’ op de jarige Vorstin. Ook de heer Heetwinkel en nog anderen voerden het woord. De redevoeringen werden afgewisseld door muzieknummers en voordrachten, terwijl onder de aanwezigen een prettige gezelligheid heerschte. Geen wonder, dat de viering door allen tegelijk in plaats van in de verschillende vereenigingen verbrokkeld, zoozeer beviel, dat besloten werd dergelijke avonden, o.a. een St. Nicolaasfeest voor de kinderen vaker in te richten en het volgende Koninginnefeest in de groote zaal der inrichting te doen plaats hebben. Dankbaar voor het genotene en in de beste stemming verlieten de honderden aanwezigen lang na het officieele sluitingsuur de zaal. Het was inderdaad een prachtig feest, dat nog lang zal heugen en veel tot de eendracht der Nederlanders en het behoud hunner vaderlandsliefde heeft bijgedragen. Nederland. Vreemdelingenverkeer. In het Aug.-nummer gaven wij enkele bijzonderheden uit het jaarverslag van de Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. Daarin vermeldden wij dat de vereeniging enkele nuttige werken in het licht gaf. Wij noemden daarbij: Nederland in het Heden en een Reisboek voor Nederland. Het eerste werk is echter nog niet verschenen, doch in gevorderden staat van voorbereiding. Zoodra de Nederlandsche uitgave van de pers komt, zal een Engelsche, Spaansche en Zweedsche bewerking onder handen worden genomen. Eveneens herstellen wij de mededeeling dat het Reisboek voor Nederland (Hollandsche Baedeker) verschenen is. Ook dit boek is nog in voorbereiding. Door de tijdsomstandigheden is echter spoedige voltooiing niet te verwachten. Gaarne deelen wij over de reeds uitgegeven werkjes iets meer mede. Het zijn: De Gids voor de zomerverblijfplaatsen in Nederland, de Stoombootgids voor Nederland en het Officieele Zakadresboek van Hotels en Restaurants. Verlucht met talrijke af beeldingen en kaarten, handig van formaat en op goed papier, voorzien alle drie werkjes in een werkelijke behoefte. De vele verzoeken om raad in de keuze van een geschikte plaats om de zomervacantie door te brengen, deed de A.V.V.V. besluiten eene commissie {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brug over het Hollandsch Diep bij Moerdijk, 14 spanningen, elk van 100 M.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Haven met Heffers (Elevators) te Rotterdam.==} {>>afbeelding<<} {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} uit te noodigen een gids voor de zomerverblijfplaatsen van Nederland samen te stellen en zij is in haar taak uitstekend geslaagd Behalve bijzonderheden omtrent vereenigingen als de Alg. Ned. Wielrijdersbond en de door deze vereeniging uitgegeven boekjes en kaarten, de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten, de Bond Heemschut, bevat de Gids een schat van wetenswaardigheden en inlichtingen omtrent bagage, fooien, bij de A.N.V.V. aangesloten vereenigingen en hare secretarissen. Het aantal zomerverblijfplaatsen, dat wordt vermeld met eene beknopte beschrijving en de prijzen voor verblijf per persoon en per dag gedurende het geheele seizoen, bedraagt niet minder dan 233. Bij elke plaats is zoo volledig mogelijk aangegeven hoe zij is te bereiken. Voor dezen gids - in den handel voor f 0.25 verkrijgbaar - ontwierp de heer Carel E. Mulertt te Katwijk aan Zee eenige teekeningen en den omslag. De stoombootgids, geschreven door den heer C.H.M. Philippona te Amsterdam, is een boekje van f 0.50 en bedoelt in korte trekken het publiek eenigszins wegwijs te maken, zijn belangstelling op te wekken voor hetgeen op en langs het water te zien is en een aantal dingen te verklaren, die, hoewel schijnbaar doodeenvoudig, toch belangstelling en bewondering verdienen. De populariseering van het verkeer te water, zal door dit werkje ongetwijfeld worden bevorderd. Wie Nederland van de mooiste en meest typische zijden wil leeren kennen, moet over water reizen, omdat de waterwegen vroeger waren, en ook nu nog zijn, de hartaders van ons volksbestaan. Er is dan ook ter wereld wel geen tweede land, dat, gelijk het onze, in al zijn uitgestrektheid en tot in de verste uithoeken te water doorkruist en bezocht kan worden. Met dezen stoombootgids gewapend, welke 29 verschillende tochten beschrijft en bovendien tal van bijzonderheden omtrent waterpeil, onze rivieren, de binnenscheepvaart, de regels van den weg en de signalen geeft, zal de reiziger ongetwijfeld dubbel genieten en veel leeren zien en waardeeren, wat anders aan de opmerkzaamheid van zijn ongeoefend oog zou ontsnappen. Het officieele zak-adresboek van hotels en restaurants in Nederland en in Ned. Oost-Indië, is door den heer Jac.G. Lasschuit samengesteld en beleeft nu zijn 8en jaargang. Het mag daarom bekend worden geacht. Reeds éénmaal verscheen deze uitgave in het Engelsch. Zoodra de tijdsomstandigheden dit wenschelijk maken, zal zij ook in andere vreemde talen worden voorbereid. Bij eene volgende uitgave bevelen wij aan West-Indië eveneens op te nemen. Het adresboek zal daardoor vollediger worden en te raadplegen zijn door hen, die onze Koloniën Suriname en Curaçao willen bereizen. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde!!! Van en voor de Afdeelingen. Afdeeling Wageningen. Het werkzaam bestuur der jonge afd. Wageningen heeft dezen zomer eens een proef willen nemen met een een openluchtfeest ter propaganda van den Volkszang. De datum, daarvoor bepaald, was de verjaardag der Koningin-Moeder en men mocht verwachten dat op 2 Augustus het weer zou meewerken. Het heeft echter niet zoo mogen zijn. Aanhoudende regen vóór en op dien dag heeft zeer tegengewerkt en vele belangstellenden weerhouden naar den Hullenberg te Bennekom van Mr. van Daalen, den Secretaris der Afdeeling, op te gaan. Het Wageningsch Vrouwenkoor en een zangkoor uit Ede hebben niettemin onder leiding van den Heer Joh. Oostveen uit Amsterdam en met begeleiding van de Stafmuziek van het 11e Reg. Inf. uit Ede, het mooie programma met liederen van Valerius, Oostveen, Brandts Buys, Spoel, Oort, Andelhof e.a. tot zijn recht doen komen. De Afdeelingssecretaris klaagt in zijn verslag van de voorbereiding en uitvoering over gebrek aan medewerking en steun, die men van verschillende vereenigingen had gevraagd en mogen verwachten. Een nieuwe proef bij gunstiger weer moge het volgend jaar het groote nut van dergelijke Volkszanguitvoeringen bewijzen. Voor Afdeelingsavonden. Mevr. Flothuis-van Dommelen, Mathenesserlaan 399, Rotterdam. Voordracht van Groot-Nederlandsche verzen en prozastukken uit verschillende tijden. J.D. van Ramshorst, Paulinastr. 51, 'sGravenhage. Tegen vergoeding van reis- en verblijfkosten beschikbaar voor het leiden van zangavonden. André de Ridder, Valeriusstr. 201, Amsterdam. De Vlaamsche poëzie van dezen tijd. Belgische schilder- en beeldhouwkunst. Mevr. Aleida Roelofsen, P. Bothstraat 24, s-Gravenhage. Voordrachtavond: Oude en nieuwe Nederlandsche dichtkunst en tooneel. De Heer Albert Vogel en Mevr. Ellen Vareno (Mevr Vogel), Herman Colleniusstr. 42. Groningen. Avond gewijd aan Voordrachtkunst. Mej. Corry Hartevelt, leerlinge van Mevr. Holtrop - van Gelder, Cronjestraat 9, Arnhem. Voordrachtavond: proza en poëzie. Louis v.d. Swaelmen, Rijksmuseum, Amsterdam. Een geografische, artistieke en letterkundige tocht door België. Villatuinen en Villaparken. De moderne begrippen over publieke tuinen in verband met stedenbouw. Elke voordracht met talrijke, onuitgegeven lichtbeelden opgeluisterd. 's-Gravenhage, (Jongel.-Afd.). Zondag 10 Juni schreef deze afdeeling een fietstocht uit door het Westland. De deelneming was gering, wat niet verhinderde, dat de tocht, onder begunstiging van uitstekend zomerweer, allergezelligst was. {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} Amsterdam (Jongel. Afd.). Het Bestuur dezer Afdeeling is thans als volgt samengesteld: H.L. Couzijn, Voorzitter; R. Tent, Onder-Voorzitter; Mej.J.H. de Haas Nw. Achtergracht 24, 1e Secretares-Penningm.; Mej. S.Ph. Vos, 2e Secretares; H.W. Deering; Mej.J. de Jong; J. Teunissen Wz., Commissaris. Verzoek. De heer J.H. Staal, vroeger Secr. der Afd. Harderwijk, woont sedert het vorig jaar in Groningen en verzoekt geen stukken betreffende de Afd. Harderwijk meer aan hem te zenden. Oost-Indië. Overzicht. In de laatste afleveringen van Neerlandia werden herhaaldelijk de Nederlandsche jongelui gekapitteld, omdat ze zich door vreemdelingen goede betrekkingen in Oost-Indië voor den neus laten wegkapen. Ook de heer Tillema zegt daarover in de jongste aflevering een hartig woord. Nu is het een feit, dat er liefhebbers genoeg zijn, maar velen komen tot hun spijt voor geen enkele staatsbetrekking daarginds in aanmerking en zien ook geen kans om bij landelijke en industrieele ondernemingen geplaatst te worden. Zij zeggen dus: Ik zou wel gaarne willen...... maar....! Zoo willen wij nu eens acht slaan op een stem uit Australië, en naar aanleiding daarvan een en ander in het midden brengen. De Redactie van Neerlandia, die gelijk telkens blijkt. een uitgebreide briefwisseling onderhoudt met de overal op den aardbodem verstrooide deelen van den Nederlandschen stam, ontving een schrijven ddo. 15 April 1917 van de hand van Mevr. Anna E. Semmens uit Claremont (Australie). De zakelijke inhoud van dat schrijven luidt als volgt: De heer H. Wesselman van Port Darwin, Northern Territory, Australië, verzoekt mij eenige opmerkingen te maken, die hij gaarne in Neerlandia zou zien opgenomen teneinde belanghebbenden op feiten te wijzen, die mogelijk met een weinig goeden wil ter algemeene voldoening verholpen konden worden. De heer W. die verscheidene jaren in dit werelddeel heeft doorgebracht en alle moeielijkheden en bezwaren verbonden aan het ‘landleven’ in de wildernis heeft doorgemaakt, wenschte inlichtingen te bekomen omtrent de voorwaarden, vereischt voor den aankoop en de kultuur van grond in Neêrlandsch Indie en wendde zich te dien einde tot de gegadigde autoriteiten Het antwoord op zijn schrijven liet zich meer dan 9 maanden wachten, en was in zulke vage termen vervat, dat hij van verdere stappen in die richting heeft moeten afzien. Hij zegt, en niet ten onrechte, dat de prijzenswaardige pogingen van den heer Valette om Nederlanders op te wekken zich in N I. te vestigen en hun kapitaal daar om te zetten, noodwendig schipbreuk moeten lijden op te weinig initiatief van de zijde der Regeering. De hooge loonen, die in Australie betaald moeten worden, maken het voor den kleinen grondbezitter bijna onmogelijk zijn levensonderhoud in landbouw en veeteelt te vinden, en dus zou Indië de aangewezen plaats zijn voor diegenen, die over een klein kapitaal te beschikken hebben. De redactie pleegt brieven of voorstellen, die Indië betreffen, ter beoordeeling toe te zenden aan de Indische afgevaardigden in 't Hoofdbestuur, tot welke ondergeteekende behoort. En, nu vindt die redactie het zeker wel goed, als ik mijn oordeel maar meteen in deze rubriek ‘Overzicht’ doe afdrukken. Dat oordeel is beslist ongunstig. D.w.z. als iemand met een klein kapitaaltje naar Indië trekt om daarmede dadelijk landbouw te beoefenen. zal hij zeer teleurgesteld worden. Ik kan mij dan ook begrijpen, dat het antwoord, door den heer W. ontvangen ‘vaag’ was, minder, dat men hem 9 maanden liet wachten 1). Liever dan een ‘vaag’ antwoord te geven, evenwel, had men moeten uiteenzetten, dat de heer W. in Indië niet (althans niet dadelijk) zou vinden wat hij zoekt. Indië is geen Australië, Amerika, Canada of zelfs Zuid-Afrika. In alle toegankelijke streken is er de grond toegemeten aan de oorspronkelijke (dichte) bevolkingen of aan de erfpachters, die, als groot-landbouwers, stapelproducten kweeken voor de wereldmarkt. Er zijn dus geen uitgestrektheden maagdelijke grond, die, door spoorwegen toegankelijk gemaakt, wachten op kleine landbouwers. We zouden dus aan personen als de heer W. willen aanraden: ‘Wilt ge in Indië beginnen, ga er dan, ongehuwd zijnde, op de goedkoopste manier heen; tracht eene betrekking te krijgen in 't landelijke, wat u wel zal gelukken, als ge flink zijt; zet uw kapitaaltje zoo veilig mogelijk uit en teer niet in, maar tracht het veeleer te doen aangroeien; doe eenige jaren uw best om op de hoogte te komen van toestanden en cultures.’ ‘Als ge dan goed op de hoogte van alles zijt gekomen, is er misschien gelegenheid te vinden om zelfstandig te beginnen. Gij kunt dan gebruik maken van de voor klein-landbouwers gunstige bepalingen, die in den laatsten tijd zijn gemaakt: Volgens deze regelen kunnen gronden, mits de Inlandsche rechthebbenden met prijsgeving hunner rechten, den grond vrijwillig, hebben verlaten, in erfpacht worden afgestaan (van koopen is geen sprake) tot eene uitgestrektheid van ten hoogste 25 baoe's (één baoe = 7096.49 M2). en voor ten hoogste 25 jaren, welke termijn echter voor verlenging vatbaar is. De pachtsom bedraagt ten hoogste f 1. - per baoe, terwijl, zoo noodig vrijstelling kan worden verleend van de betaling der kosten van opmeting en in kaart brengen van den grond, van zegelrechten en van leges; voorts kan, in den vorm van grond-, bouw- en bedrijfs-cre iet van Staatswege geldelijke bijstand worden verstrekt. Ziedaar hetgeen van Regeeringswege bepaald is om kleinen landbonw mogelijk te maken.’ {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} De tot dusver genomen proeven zijn over 't algemeen nog niet met schitterend gevolg bekroond, omdat die doorgaans werden gedaan door onervarenen zonder eenig kapitaal. Er zijn evenwel voorbeelden van personen, die erdoor tot matigen welstand of zelfs tot welvaart zijn geraakt. Men kan, al naar gelang van bodemtoestand, hoogte en klimaat zich toeleggen op de teelt van koffie, thee, cacao enz. ('t product te leveren aan grootere ondernemingen in de buurt) of ook op veeteelt en tuinbouw (de aardappelteelt is zeer winstgevend). Jaren geleden streed ik voor 't denkbeeld: boerderijen in 't gebergte, gegrondvest op veeteelt en intensief gedreven. 't Zou dunkt mij wenschelijk zijn, als door 't landbouw-departement in Indië een onderzoek werd ingesteld naar de levensvatbaarheid van dezen vorm van bergcultuur; er zijn pioniers geweest; er zijn er (b.v. boven Bandoeng), die tot welvaart zijn gekomen, maar overigens is het terrein onontgonnen. Ik voor mij blijf gelooven, dat in Indië voor flinke boeren nog een toekomst is. Edoch, ik kan hierover thans niet uitweiden. * * * In aansluiting van hetgeen ik in de Aug.-afl. van Neerlandia schreef over den krachtigen opbloei van de Nederlandsche taal in Indië, vestig ik thans - zonder in bijzonderheden te treden - de aandacht op den grooten vooruitgang van het onderwijs in Indië. De oprichting van Inlandsche scholen 2e kl. en van Hollandsch-Inlandsche en-Chineesche scholen. kan men bijna niet bijhouden; kweekscholen voor de opleiding van Inlanders en Chineezen tot onderwijzers verrijzen of worden voorbereid; vak- en meisjesscholen voor Inlanders schieten welig overal op; de hoogere burgerscholen, ook de nieuwe te Bandoeng, hebben een overgrooten toevloed en steeds blijft de sterke aandrang naar vooruit en hooger. Zij het reeds eenige maanden geleden, toch mag hier wel met ingenomenheid gemeld worden de oprichting van het Koninklijk Instituut voor Hooger Technisch Onderwijs in Ned. Indië. Op den 30en Mei j.l. vergaderde het Comité, bestaande uit zeer invloedrijke personen, onder het voorzitterschap van den heer C.J.K. van Aalst, die het doel van het Comité uiteenzette, meer in 't bijzonder daarvan mededeeling doende aan de ter vergadering genoodigde afgevaardigden van ‘Indië Weerbaar’. Na de rede van den heer van Aalst bracht de heer Raden Toemenggoeng Daroe Segordo, Regent van Magelang, den dank van Indië voor die heugelijke mededeeling. Het Comité hoopt in staat te zijn een kapitaal bijeen te brengen voor de stichting der school en de daaraan verbonden internaten en ook voor de stichting van studiebeurzen. Als leerlingen kunnen (voorloopig) worden toegelaten, zij, die met goed gevolg een M.U.L.O. school hebben afgeloopen. 1) De stichters hebben zich overtuigd, dat hun plannen bij de Regeering op instemming kunnen rekenen, waardoor ongetwijfeld hare levensvatbaarheid is verzekerd. Indië zal dus binnen afzienbaren tijd voor een deel zijn eigen ingenieurs afleveren... een geweldige stap vooruit! En dan wordt niet gevraagd of men Europeaan, Inlander of ‘vreemde Oosterling’ is. Geen wonder, dat wij deze stichting blijde begroeten! Had men niet liever dadelijk een schrede verder moeten doen door over te gaan tot de oprichting van een Indisc e Universiteit? Reeds langen tijd is een beweging ten gunste van die oprichting op touw gezet. Er zijn onder hen, die geacht kunnen worden tot oordeelen bevoegd te zijn, vele voorstanders; maar evenveel, waarschijnlijk meer, tegenstanders. In Oost en West van 13 Sept. wordt daarover gehandeld door J.C.H. onder den eenigszins onjuisten titel: Is Indië rijp voor ‘hooger onderwijs?’ Nagaande wat de H.B. Scholen geregeld afleveren, en in de onderstelling, dat de studenten toch in 't bezit zullen moeten zijn van het einddiploma H.B.S., trekt de schrijver de volgende conclusie: Het geheele aantal dergenen, die hooger of daarmee gelijkstaand onderwijs noodig gehad hebben, bedroeg dus 107 in de jaren 1912 tot en met 1914, of gemiddeld 36 per jaar. Voor dat geringe getal zou een inrichting van hooger onderwijs noodig zijn, waar colleges gegeven werden voor de s udie voor arts, jurist, tand- en veearts en O.-I. ambtenaar, terwijl daarnaast een hoogeschool diende te staan voor de technische vakken en voor de landbouwkunde. En dat alles voor een getal van 36 leerlingen per jaar. 2) Zonder verder op de behandeling der vraag in te gaan, moet het dunkt ons verstandig geacht worden, alvast met een deel van het Hooger Onderwijs aan te vangen; later kan dan geleidelijk blijken, welke andere deelen noodig zijn, totdat het geheel is tot stand gebracht......... de Universiteit. Tegelijkertijd kan en moet dan overwogen worden of zoo'n Universiteit in ieder opzicht een kopie behoeft te zijn van zoodanige inrichting in Europa. Dat men nu alvast met het technische begint is ongetwijfeld zeer verstandig. J.C.H. wil voorloopig liever de millioenen, die een Hoogeschool zou kosten, besteden voor de verbetering der dessascholen, waarover wij vroeger (zie Aug.-afl.) schreven. Hij schrijft: Laten eenige millioenen gebruikt worden om die schooltjes, waarvoor ieder onbevangen, ernstig onderwijsman de schouders zal ophalen, ten spoedigste om te zetten in z g. 2de klasse scholen van het oude type voorloopig en men zal aan de Inlandsche bevolking een groote weldaad bewijzen. Opvoedend, ontwikkelend volksonderwijs zal leiden tot verhooging van volkskracht, tot opwekking van volksenergie. {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} Met vreeze en beven lees ik deze woorden. Ik vrees n. 1. dat hier een theoreticus aan 't woord is, die met te hoog opgevoerde schoolprogramma's de Inlandsche maatschappij dreigt te ontwrichten. Misschien bedrieg ik mij en doe beter eens helder te doen uitkomen, in welke richting ik het volksonderwijs geleid zou wenschen te zien. En dan kan gewezen worden op hetgeen reeds bestaat: In de Indische Gids van Juli (blz. 952) wordt weergegeven een artikel van P.d.C. in De Locomotief, getiteld Kris en kras door den Archipel (Atjeh). De schrijver, ongetwijfeld zelf militair, verheerlijkt het militaire bestuur - het ‘sabelrégime’. En als hetgeen hij ons mededeelt niet te mooi gekleurd is, dan doet hij dit met het volste recht. Over het volksonderwijs in Atjeh lezen wij met groote ingenomenheid het volgende: Ik zou er boven willen schrijven: De ware volksontwikkeling. Atjeh vooraan! Men vindt er nu het land bezaaid met honderden kleine schooltjes, onaanzienlijke gebouwtjes allicht, maar alle opgericht op verzoeke van de bevolking, zonder premie van bestuurszijde en grootendeels op haar eigen kosten - dit laatste wil voor den Atjeher, die nog al van penning-zestien is, heel wat zeggen. Er zijn ook afzonderlijke meisjesscholen, waar les gegeven wordt door gediplomeerde volksschoolonderwijzeresjes, meestal niet ouder dan de leerlingen zelve (toch wel een klein beetje, zeker! v.L.) en bijna allen afkomstig van de Padangsche bovenlanden, waar de emancipatie der vrouw reeds zoo ver gevorderd is. Deze scholen hebben zeer snel de sympathie der bevolking verworven, vooral ook, omdat het leerplan ook meer op de vorming der a s. huisvrouwtjes gericht is door handwerklessen en dergelijke, zoodat er nu dan ook reeds vele honderden ‘meisjesstudenten’ in Atjeh zijn. De Atjehsche vrouw, vooral die van Groot Atjeh, munt uit door een knap regelmatig gelaat, waarin men zeer weinig van het meestal onbeduidende grovere, Maleische type, doch eerder de hartstochtelijke schoonheid eener Italiaansche terug vindt. Het is dan ook een aardig gezicht, zoo'n klas vol van die jonge, frisch gekleede deerntjes, met haar eenigszins melancholische fijn besneden trekken en groote, warmglanzende oogen, die vol aandacht de uitleggingen van hun jong onderwijzeresje volgen over de geheimenissen der kantklopperij of van een moeilijke rekensom. Dat is de toekomst van het land, welke men daar ziet! Ook bij het onderwijs voor de jongens wordt, veel meer dan elders, het oog op de practijk gericht, waarbij op den voorgrond staat te zorgen, dat de jeugd niet van het eeuwenoude landbouwbedrijf vervreemdt en naar schrijversbaantjes gaat uitzien. Op verschillende schooltjes maakt de landbouw deel uit van het leerplan en wordt ieder der leerlingen een tuintje toegewezen, waarin verschillende voedingsgewassen kunnen worden aangeplant onder leiding van de volksschoolonderwijzers, die daartoe een landbouwcursus van twee jaren kunnen volgen. Wanneer de jongens in hun tuintjes vol ijver bezig zijn, staan er aan de andere zijde van de pagger (omheining) vaak talrijke volwassenen, die het werk vol aandacht volgen en hun critiek en opmerkingen niet sparen. Niet zelden ontspint zich dan een discussie tusschen het oude en het jonge geslacht over de methoden, welke de laatsten van de volgelingen van Heyl (den landbouwadviseur in Atjeh. v.L.) hebben geleerd. En menig oud Atjehsch boertje, dat zijn heele leven lang op zijn ouderwetsche manier zijn velden heeft bewerkt, is trotsch op het succes van zijn zoontje's schooltuin en begint op zijn beurt van het kind weer de nieuwe begrippen over te nemen. Voor de verbreiding van meer algemeene landbouwkennis dienen de schoolreisjes van leerlingen der volksscholen naar de proeftuinen van den landbouwadviseur en van de Atjehsche landbouwvereeniging en - last not least - de landbouwschool te Beureunoen in de Pedirvlakte, eens een der grootste centra van het verzet. Het doel daarvan is bijzonder sympathiek; voorop zit toch het opleiden van den volleerden volksschoolleerling tot een fermen, vrijen landbouwer; dus niet voor allerlei baantjes, hoewel enkele der leerlingen een goede betrekking als landbouwer-mantri bij de landschappen kunnen vinden. Haar hoofddoel is en blijft: het landbouwbedrijf als volksbestaan en dat wordt degelijk en op practische wijze geleerd. De jongens moeten er de handen uit de mouwen steken en zijn reeds zoover, dat ze grootendeels door hun landbouwbedrijf aan de school zelf, in eigen onderhoud kunnen voorzien. Ze verbouwen er allerlei gewassen, die voor hun keuken dienen, terwijl ze verder onderling een soort coöperatie hebben opgericht, welke de rest der producten van hun arbeid verkoopt ten bate van menage en schoolgenoegens Kost het onderhoud van iederen leerling vroeger ruim f 750 per maand aan het Bestuur, nu is dit bedrag gedaald tot nog geen f 3. -, terwijl de leerlingen, door de tastbare resultaten van hun ijver, liefde voor hun werk krijgen en behouden! Beste menschen, overweegt nu niet langer, maar gaat eens in Kota Radja kijken hoe daar met betrekkelijk geringe middelen heel veel bereikt is voor het grootste der Inlandsche belangen: Ruim landbouwonderricht op practischen grondslag Wat dáár kan, kan elders ook....... mits men er met dezelfde liefde en toewijding voor werke! De uitvoerigheid van deze aanhaling behoeft zeker om hare belangrijkheid geen verontschuldiging. We schreven er boven: ‘Atjeh vooraan!’ en gaarne onderstrepen wij wat de geestdriftige schrijver aan het slot van zijn artikel zegt: ‘Beste menschen, gaat eens in Kota-Radja kijken!’ Bij de invoering van het onderwijs aan eenvoudige Inlanders op Java, Ambon, in de Minahassa en elders zegepraalde de schoolsche theorie; dat onderwijs bracht ten minste evenveel nadeel als voordeel door, zij 't in 't klein, het ‘geleerde proletariaat’ en baantjes-jagerij in 't leven te roepen. Vergis ik mij niet, dan zal voortaan van hoogerhand een geheel nieuwe koers worden ingeslagen, waarschijnlijk mede ten gevolge van de goede ervaringen in Atjeh opgedaan. Men heeft daar niet vergeten, dat de Inlandsche bevolking voor 84 pCt. uit landbouwers bestaat (in Nederland 30 pCt.) Ten slotte: de lezer zal willen toestemmen, dat wij, Nederlanders, door zulk een arbeid dankbaar (mag ik zeggen ‘fier’?) gestemd worden. Er zijn zooveel klagers, bedillers, alarmisten (dat is mode!) dat er wel eens nadrukkelijk op gewezen moet worden: Nederland heeft daarginds een schoone roeping en...... tracht die tegenwoordig ook te volbrengen. Daarginds wordt gewerkt... ook in datzelfde Atjeh, dat vroeger zoo'n ergernis was... ‘gewerkt’ - in dit geval onder de leiding van ‘mannen van de sabel’, die blijken nog iets anders te kunnen dan vechten. Dr. v.L. {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} Ned. Antillen. Verslag over het jaar 1916. Ledental. Dit bedroeg op den 31 Dec. 1916, 29 beschermende leden en 178 gewone leden, verdeeld als volgt: Curaçao 29 beschermende leden en 132 gewone leden. Afd. Aruba 25 gewone leden. Afd. Bonaire 11 gewone leden. Afd. Saba 3 gewone leden. Afd. St. Eustatius 4 gewone leden. Afd. St. Martin 3 gewone leden. Vergaderingen. Er werden gehouden een algemeene en twee bestuursvergaderingen. Op de Algem. Vergadering trad op de Nederl. blinde kunstenaar de heer Beverwijk, die een muziekuitvoering op de piano gaf. Bestuur. Door het vertrek van den heer H.P. de Vries kwam een bestuursplaats open, die welwillend ingenomen werd door den heer H.L. Bierman. Studiebeurzen. Er werden twee studiebeurzen verleend, waarvan een aan een jongedame, die in Nederland voor onderwijzeres studeert. Geldmiddelen. De ontvangsten en uitgaven beliepen f 1682.99. Evenals vorige jaren genoten wij van het Gouvernement een subsidie van f 750. De Commissie tot het nazien van de rekening en verantwoording bestaande uit de heeren R.S. de Lannoy, James Corsen en H.W.L. van Meeuwen, heeft deze goedgekeurd. De secretaris, H.M. CHUMACEIRO. Studiebeurzen voor West-Indië. De oproeping van het bestuur onzer Groep Nederl. Antillen, waarbij studiebeurzen beschikbaar worden gesteld, niet slechts voor kinderen van de eilanden en buitendistricten om in Curaçao M.U.L.Onderwijs te kunnen genieten, aan openbare en bijzondere scholen, maar in de eerste plaats om bij een degelijke vakopleiding in Nederland te helpen, werd in de Curaçaosche bladen besproken. De Amigoe toonde aan dat er een groot tekort bestaat aan flinke ambachtslieden en, nu verschillende industrieën zich in Curaçao in het groot ontwikkelen, is de vraag naar degelijk opgeleide vaklieden zeer groot. Het blad hoopt dat de goede bedoeling van het Groepsbestuur ten volle gewaardeerd zal worden, dat er vele aanvragen inkomen, en, mochten de middelen der Groep niet toereikend zijn om allen te helpen, dan - meent het blad - kunnen er nog andere wegen worden ingeslagen om de vakstudie onder de Curaçaosche jongelui wat meer te bevorderen. Zuid-Afrika. Het Hollands in Zuid-Afrika. In de Zuid-Afrikaansche Onderwijzers-Unie - tak Villiersdorp - werd eenige maanden geleden in eene bijeenkomst het volgende onderwerp behandeld: ‘Hollands op onze scholen’, ingeleid door den heer D.Z. de Villiers, waaraan het volgende is ontleend: 't Hollands leeft nog krachtig voort naast 't machtige Engels, ten spijte van de pessimistiese bewering van Hoofdrechter de Villiers, ongeveer 30 jaar geleden, dat alles het aanwees dat in de loop van jaren 't Hollands in Zuid-Afrika en gevolgelik ook op onze scholen 'n natuurlike dood tegemoet ging. Weliswaar bestond er destijds reden om pessimistiese voorspellingen te maken, doch de mens wikt, maar God beschikt; want uit kwaad werd goed geboren. De Engelsen kwamen in botsing met de Republieken; het gehele Afrikaner volk werd gewekt uit een gevaarlike slaapziekte; 'n machtige en onweerstaanbare herlevingsgolf overstroomde het ganse land van de Kaap tot aan de Zambesie; het nationaliteitsgevoel herleefde weer krachtig; liefde voor eigen volk en taal ontbrandde weer in elk oprecht Afrikaner-hart en men begon opnieuw te ijveren voor zijn eigen taal, alsmede zijn taalrechten te handhaven. Onze Jan slaagde er in door staatsmansbeleid, beslistheid en doordrijvingskracht het recht voor zijn volk te verkrijgen, zijn eigen landstaal in 't parlement te bezigen. De Afrikaner Bond werd gesticht, de Taalbond, Zuid-Afrikaansche Onderwijzers Unie, Afrikaansche Taal Vereeniging en Afrikaansche Christelijke Vrouwen-Vereeniging werden in het leven geroepen. Onderwijzers- en Taalkongressen werden gehouden en sinds de totstandkoming van de Unie van Zuid-Afrika heeft 't Hollands zoveel grond op maatschappelik en schoolgebied gewonnen, dat het vandaag nagenoeg op gelijke voet staat met zijn geduchte mededinger, het Engels. Doch alles is nog niet gewonnen. Wij hebben echter gelijke taalrechten, zwart op wit volgens artikel 137, en wat ons nu te doen staat, is minder te vitten en meer onze taalrechten te handhaven. Het is immers onbillik te verwachten, dat 'n onderwijsstelsel, dat gedurende 'n eeuw op 'n vreemde leest geschoeid was, maar zo plotseling echt nationaal (nationaal in de brede zin des woords) zal worden. Die verandering moet geleidelik geschieden door taktvol, doch krachtig optreden. Alles zal wel recht komen, als ieder maar zijn plicht doet om zijn verkregen taalrechten te handhaven. Wij hebben bijvoorbeeld het recht onderwijs door medium van 't Hollands in alle vakken, behalve het Engels te geven. Laten wij nu gebruik maken van dit recht door 't Hollands, i.p.v. 't {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} Engels als voertaal te gebruiken. Ook dit moet geleidelik geschieden. Laten wij 'n begin maken met de lagere klassen en eerlang zal men ook in de hogere klassen 't Hollands als voertaal kunnen gebruiken. Een afrikaner kind zal zijn natuurkunde, scheikunde, meetkunde, stelkunde en latijn veel spoediger en beter begrijpen in de verstaanbare en ongekunstelde hollandse termen, dan in de onverstaanbare engelse techniese termen. Er zijn geschikte handboeken voor al die vakken in 't Hollands verkrijgbaar, laten alle vak-onderwijzers zich dan zo spoedig mogelik meester maken van de hollandse termen van hun vakken en zij zullen hun volk 'n grooter dienst bewijzen dan door zich te veel met politieke aangelegenheden in te laten. Het is aanmoedigend te vernemen, dat er enkelen te Stellenbosch hun eksamen in 't Hollands afleggen. Vóór de totstandkoming van de Unie was het Hollands op onze scholen 'n ongeneeslike lijder, en wel, omdat het onderwijs ervan meestal gebrekkig en onbevredigend was en omdat het zo stiefmoederlik behandeld werd door het Onderwijs Departement en ook, omdat de gebruikte boeken, meestal uit Holland, geheel en al te moeilik en ongeschikt waren voor Afrikaanse scholen en slechts erop berekend waren het Afrikaner kind een hekel aan 't Hollands te geven i.p.v. het liefde er voor in te boezemen. Thans in 1917 is echter 't onderwijs van 't Hollands tot 'n plezier geworden zowel voor de enthoesiastiese onderwijzer als voor de leerlingen en wel, omdat we nu gelijke taalrechten hebben, zwart op wit en omdat de boeken nu alle gebaseerd zijn op de behoeften van 't Afrikaner kind. En nu, dat het Hollands zijn grote worstelstrijd heeft volvoerd, allengs tot zijn rechten komt en 'n veelbelovende toekomst tegemoet gaat, wordt het weer bedreigd met 'n gewisse dood, en ditmaal door zijn eigen kind, het Afrikaans. Het schijnt onrechtvaardig en jammer, dat 't Hollands op onze scholen juist nu bedreigd wordt door 't Afrikaans verplant te worden. Was het niet om 't Afrikaans, dan zou het Hollands alle kansen gehad hebben binnen 'n 50 jaar de algemene schrijftaal van de Afrikaner Natie te worden. Doch een algemene schrijftaal is nog geen volkstaal en 't Hollands kan onmogelik de volkstaal worden van de Afrikaners, omdat ze het nooit zullen leren spreken. Men kan 'n volk onmogelik 'n taal bevredigend aanleren, want volk en taal worden tezamen geboren en bovendien zal een angeleerde taal maar altijd uiterst gebrekkig wezen en 'n volk gekunsteld en onnatuurlik voorkomen en stremmen in zijn best mogelike, natuurlike, letterkundige en verstandelike ontwikkeling. Hoe onrechtvaardig en jammer het dan ook schijnt, dat 't Afrikaans toegelaten zal worden 't Hollands mettertijd op onze scholen te verplanten, toch is dit een noodwendig kwaad om een groots doel te bereiken n.l. 'n zelfstandig Afrikaner volk met zijn eigen natuurlik ontwikkelde volkstaal en letterkunde. 't Afrikaans is uit 't Hollands gesproten en als zulks is het veel, zeer veel aan 't Hollands verschuldigd. Vandaag nog is 't Afrikaans afhankelik van 't Hollands, want men put gedurig nog uit 't Hollands om de Afrikaanse woordenschat te verrijken en te veredelen. Er bestaat 'n zeer nauw verband tussen 't Hollands en 't Afrikaans en om die reden is 'n grondige kennis van 't Hollands onontbeerlik om 't Afrikaans te kunnen machtig worden, en dus zal men wellicht 't Hollands in de toekomst niet geheel en al uit onze scholen verbannen, maar het een ereplaatsje doen behouden, zoals het Latijn. Wat ons nu te doen staat, is 't Afrikaans op te heffen tot 'n algemene volkstaal, die beide gesproken en geschreven kan worden; 't te zuiveren, te ontwikkelen, en als een drager van 'n hoge beschaving en 'n hoge kunst tot 'n gelijke van 't Hollands en 't Engels te verheffen. Taalcommissie. Een legeraanschrijving over het gebruik van zuiver Nederlandsch. Naar aanleiding van de in het Sept.-nr. opgenomen aanschrijving van den territorialen bevelhebber in Friesland aan zijn onderhebbende commandanten, schrijft Mr. Van Meurs ons: Deze simpatieke aanschrijving kan zeker reeds een goede invloed hebben door ook in legerkringen de aandacht op deze zaak te vestigen, evenals, enige tijd geleden, enkele burgemeesters deden, door de burgerij op het belang van de handhaving van onze taal in opschriften en aankondigingen te wijzen. Dat de territoriale bevelhebber reeds bij voorbaat verklaart, dat hij geen overdrijving wenst, is een bewijs, dat hij zijn Pappenheimers kent. Altijd als de wenselikheid van het gebruik van zuiver Nederlands wordt betoogd of enig voorstel in die richting wordt gedaan, staan er een of meer medevoorstanders, waarvan er twaalf in een dozijn gaan, op met de verklaring, dat zij het wel met de spreker of voorsteller eens zijn, maar dat men zich toch vooral hoeden moet voor overdrijving. 1) Dit is het enige bewijs van belangstelling dat die voorstanders ooit geven. Als de zaak voor het ogenblik afgedaan is, laten zij haar rusten, en, voorzoveel het van hen afhing, zou zij altijd blijven rusten. Hun belangstelling ontwaakt weer, als een ander zich gedrongen gevoelt, de zaak nogmaals op het tapijt te brengen, waarbij zij opnieuw hun waarschuwing laten horen om toch vooral enz. (als boven). Ik zou wel eens willen weten, welke gevallen van overdrijving zij toch voor ogen hebben. Heeft men ooit van een landgenoot gehoord, die overdreven Nederlands sprak, of van een roman- of dagbladschrijver, die overdreven Nederlands schreef? Wel heb ik mij geërgerd aan de voortbrengselen van schrijvers {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} die overdreven in het gebruik van onnederlandse woorden en zinwendingen. De territoriale bevelhebber wil het gebruik van vreemde woorden wel toelaten, ‘om eentonigheid te vermijden, indien het Nederlandsche woord van dezelfde beteekenis reeds gebruikt was.’ Men heeft hier te doen met een zeer algemeen verspreide mening, die ik niettemin als een dwaling beschouw. Zij is als een aksioma aangenomen in de taal van onze pers, in de amtelike taal en in de taal van onze schrijvers. Zo plaatste het Nieuws van den Dag het bericht: ‘Een wetsontwerp is ingediend tot herziening van de wet, regelende de uitoefening van de artsenijbereidkunde’, onder het hoofd: ‘Herziening der Wet op de pharmacie.’ De Avondpost gaf het volgende bericht: ‘In “Stct.” no. 123 is opgenomen een verklaring van de ministers van Buitenl. Zaken, Justitie. Marine, Oorlog en Koloniën, waarin ter kennis wordt gebracht, dat de Nederlandsche Regeering in den tusschen de met Nederland bevriende mogendheden, Italië en Oostenrijk-Hongarije uitgebroken oorlog volstrekte onzijdigheid zal in acht nemen. Ter handhaving van de onzijdigheid zijn bepalingen vastgesteld, welke in de “Staatscourant” zijn opgenomen’, en schreef er boven: ‘Handhaving neutraliteit’. Het blad De Betuwe berichtte: ‘Bij de Tweede Kamer is ingekomen de Memorie van Antwoord nopens het wetsvoorstel van den heer Aalberse tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met een nieuw artikel ter bestrijding van oneerlijke mededinging’, onder het hoofd: ‘Oneerlijke concurrentie!’ Ik geloof niet, dat men een dergelijke gevoeligheid voor ‘eentonigheid’ aantreft bij enig ander volk. Kan men zich voorstellen, dat b.v. een Frans blad, om niet twee- of driemaal hetzelfde woord te gebruiken, het bij afwisseling zou vervangen door het overeenkomende Italiaanse woord, of dat een Engelsman voor het Engelse woord van tijd tot tijd het overeenkomende Russiese zou gebruiken? Men zal hiertegen aanvoeren, dat de andere volken geen vreemde talen kennen, maar dan wordt de kennis van vreemde talen een oorzaak van bederf van de eigen taal en een nadeel en gevaar voor een volk, wat het m.i. inderdaad ook is. Ik heb hier het oog op de onmatige studie van het Frans in Nederland en zelfs in Nederlandsch-Indië, bevorderd door wettelike bepalingen die kennis van het Frans als eis van toelating tot de Nederlandse en Indiese Hogere Burgerscholen stellen en daardoor het Frans opdringen als studievak aan de volksschool (N.B. van een eentalig volk en een school waar de andere vakken reeds niet tot hun recht kunnen komen, omdat de studie met het twaalfde jaar eindigt.) Ter voorkoming van misverstand merk ik op, dat ik de studie van het Frans, overblijfsel van het Napoleontiese tijdvak, alleen als een nadeel beschouw voor het volkskind, dat van het schijntje dat het van de Franse taal leert, slechts gebruik maakt om in zijn verdere leven in gesprekken (rikkemenderen, etaasje, filleseteren, sagrijn, perremeteren, prizzenteren, parmentaasje, ripperaasje, kontrak, rekeningen, opschriften, enz. mee te werken om onze taal naar de kelder te helpen. Dat denkbeeld van ‘eentonigheid’, dat men bij geen enkel ander volk aantreft, ook niet bij de tweetalige volken (heeft men wel eens van een Waals blad gehoord, dat, voor de grotere bevalligheid van zijn stijl, van tijd tot tijd Franse woorden door Vlaamse verving, b.v. neutralité door onzijdigheid?) hangt m.i. ten nauwste samen met het oude taalbegrip, dat de geschreven taal als de ware beschouwde, en de gesproken taal als een minderwaardige, die steeds weer naar terugkeer tot de geschrevene moest streven, een verouderde opvatting, die haar aanhangers ook tot bestrijders van de Vereenvoudigde schrijftaal maakte. Nooit zal iemand in het gesprek er bezwaar in zien, om een woord dat hij reeds een- en andermaal gebruikt heeft, nogmaals te gebruiken, als het in zijn betoog te pas komt Waarom moet daartegen nu wel bezwaar bestaan, als dat gesprek op schrift gebracht wordt? Door deze averechtse taalopvatting krijgt ons proza een stijfheid in plaats van een bevalligheid, die het van het Franse en Engelse onderscheidt. 1) De territoriale bevelhebber heeft met zijn toegeven in geval van gevaar voor ‘eentonigheid’ slechts een algemeen gangbare, hoewel onjuiste opvatting gehuldigd, wat echter aan de strekking van zijn vermaning geen afbreuk doet. Een onmiddellik en algemeen gevolg is natuurlik van deze stap van een overheid in een enkele provinsie niet te wachten. Afdoende verbetering zal slechts verkregen kunnen worden door vervanging van hogerhand van de rechtstreekse Napoleontiese erfenis van vreemde en bastaardwoorden, die onze legertaal evengoed als onze bestuurs- en rechtstaal ontsieren. Wanneer zullen wij ons voetvolk, onze ruiterij, oversten, schepenen, landdrosten, schouten enz. terugkrijgen? PETER VAN MEURS. * * * Men schrijft ons: Hoogovenwerk en Walswerken. ‘In de dagbladen zijn den laatsten tijd verschillende berichten verschenen, meldende dat hier te lande ‘Hoogoven werken’ en ‘Wals werken’ zullen worden opgericht. Men spreekt van drie plannen: een Nederlandsch, een Belgisch-Hollandsch en een plan van de firma de Wendel. Nu zou ik U willen vragen, of het niet wenschelijk is dadelijk krachtdadig in te grijpen tegen het misbruik maken van germanismen in dezen nieuwen tak van nijverheid. ‘In plaats van “Hoogoven werk” kan men spreken van “hoogoven bedrijf” en voor “Walswerk” hebben we het goede Nederlandsche woord “pletterij”, dat geheel in onbruik is geraakt. De werkman die met het walsen zal worden belast kan den goeden Hollandschen naam van “pletter” krijgen en voor “Walzenstrasse” of “train laminoir”, dat naar ik {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} meen in 't Engelsch “rolling mill” heet, kan het Nederlandsche woord “pletmolen” komen.’ De commissie is het hiermede niet eens. Walsen is iets anders als pletten, zoodat voor walswerken niet pletmolen of pletterij in de plaats kan komen. Daarentegen is Hoogovenbedrijf inderdaad beter dan hoogovenwerk. * * * Nederlandsch fabrikaat. Onlangs kwam mij in handen eene aankondiging van een nieuw toestel gevuld met etherische olie bestemd om aan deuren te worden bevestigd. Het toestel wordt daarin bekend gemaakt als ‘Nederlandsch fabrikaat’. Men zou nu ook een Nederlandschen naam verwachten. Doch neen, de Maatschappij, die patent op de nieuwe vinding heeft genomen, noemt zich ‘Compagnie Yada’. Maar wat het zonderlingst klinkt, is dat het toestel in de aankondiging omschreven wordt als ‘generaal automatisch desinfectie apparaat’. Er is geen woord Nederlandsch in! 's-Hertogenbosch. Mr. PHAFF. * * * Paskwillen. Te Utrecht zagen wij: Op een onlangs geopenden winkel van tandheelkundige werktuigen: Dental depot Utrecht. Op een schoenmakerswinkel: Schoenmakerij Moderne. Te 's-Gravenhage: Op een kleermakerszaak: Tayloring. * * * Mr. B zond ons onderstaande kennisgeving, die wij als merkwaardigheid opnemen. Bedienden Kantoor en Bedienden Fotografisch, Weltevreden. Ondergeteekende...... heeft een Bedienden kantoor en Bedienden Fotografisch te........ opgericht. Hij beveelt zich bij het geachte publiek beleefd aan voor de levering van als bedienden nadat de identiteit van wege de politie is vastgesteld, zoodat hunne betrouwbaarheid vaststaat. Ook omdat te Batavia veel bedienden die ontvluchten waren zoodat de politie 't last heeft, heeft men daarom ‘een Bedienden fotografisch’ opgericht. Wanneer de dames en heeren uw bedienden wilt laten fotografeeren, laat ze bij die bovengenoemde fotografisch komen. De onkosten is slechts f 075 per 3 foto's (potret) Beleefd en minzaam aanbevelend. Hoogachtend, .............................. * * * Germanismen. Kaperen? Het werkwoord kapen beteekent van ouds wegnemen, en werd steeds gebruikt voor het rooven van schepen in zee. Een kaper is iemand die kaapt, niet ‘kapert’ Thans heeft de Nederlandsche pers het woord ‘kaperen’ ingevoerd. Waarom? Is dit misschien een germanisme? N.M.L. Zeer zeker. De lagers van...... (een machinedeel) zijn rollagers. De autobiel had twee schijnwerpers. * * * Fraai Nederlandsch. Wij ontvingen een rondzendbrief van de: Cinema Exploitatie N.V. Filmfabriek Hollandia, Princesse schouwburg, Den Haag, (waarom heet die schouwburg toch niet Prinsesse schouwburg?) waaruit wij het volgende overnemen: Aangezien het ons gebleken is, dat het betere publiek in den Haag de gewone bioscopen niet frequenteert........ besloten wij dezen film nog eenigen tijd te prolongeeren. Wij zijn er van overtuigd dat....... U zich een gang naar de Princesse schouwburg niet zult betreuren. Vaderl. 11 Sept. 1917. PRINCESSE SCHOUWBURG. Prinsessegracht. Woensdag 12 Sept. opening van Tearoom en Bodega. Afternoon-Teaconcert van 3.30 tot 5.30 A. Adriaansen, Exploitant. Salons disponibel voor Clubs. * * * Stijlbloempjes: Uit een ambtelijk stuk: ........ liggende het in mijne bedoeling......... de U onderhebbende diensttak. Uit een handelsbrief: Uw schrijven van..... is in ons bezit en namen van den inhoud goede nota. Uit de Militaire Spectator: Moeilijker wordt de zaak, wanneer het zich handelt om een aanval of een ontmoetingsgevecht. Beide partijen voelen zich dikwijls als door een onzichtbare macht tot hen aangetrokken en vormen zij meermalen de brandpunten van den strijd. Het is onmogelijk, onwrikbare regels vast te stellen..... Uiterste wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbevolen: Ik vermaak aan het Algem Nederl. Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninkl. Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van....................................................... gulden, uit te keeren binnen ............................. maanden na mijn overlijden, vrij van alle rechten en kosten. {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} Mededeelingen en Allerlei. {== afbeelding Pres. Steyn als student te Deventer.==} {>>afbeelding<<} Gedenkteeken Pres. Steyn. De leden van het A.N.V. zullen allen nu wel het rondschrijven hebben ontvangen van het Comité, dat zich ten doel stelt te Deventer een gedenksteen voor Pres. Steyn op te richten. Neerlandia heeft deze groote Afrikaansche figuur herhaaldelijk recht laten wedervaren en behoeft dus zijn beteekenis niet nogmaals aan te toonen. Het plaatst alleen, ter aanbeveling der aanvraag om een steentje voor het gedenkteeken bij te dragen, Steyn's portret uit den tijd, toen hij te Deventer studeerde. Aanzien doet gedenken. Oude Neerlandia-nummers. Herhaaldelijk krijgen we bericht dat Neerlandia in het buitenland ongeregeld aankomt en verscheiden nummers aan een jaargang ontbreken. Leden, die gedurende den oorlog Neerlandia ongeregeld ontvingen, kunnen de hun ontbrekende nummers aanvragen aan de administratie, Wijnstraat 81, Dordrecht. Zij ontvangen die dan kosteloos. Van de Boeken-Commissie. In het Juli-nr. worden in het artikel ‘De Nederlandsche samenleving in Amerika’, slechts 5 adressen genoemd, waarmee de Boeken-Commissie in betrekking staat. Dit blijkt een onvolledige opgaaf. Hier volgen de adressen, waarmede de Boeken-Commissie in betrekking staat, zal komen of is geweest: Ann Arbor (Mich.) Fredrik A. Middlebush, North Division 412 str. Charlestown (Mass.) Sailor's Haven. Chicago (Ill.) H. Jacobsma, Afd. A.N.V., Ashland Ave. 1446 str. Grand Rapids (Mich.) Theological School and John Calvin College. Hoboken (N.Y.) Chr. Tehuis voor Nederl. Zeelieden, 310 Hudsonstr. id. (N.Y.) Vereeniging ‘Neerlandia’. Holland (Mich.) J. Bosma, Onderw., 266 E, 14th str. id. (id.) T. Joosten. id. (id.) Prof. Albert Raap, Hope College, 20 East 24th street. Kalamazoo (id.) Ds.E. Troost, 136 E, Duttonstr. New Brighton (Staten Island) Sailor's Smug Harbor. New Orleans, Seamen's Bethel, 2218 St. Thomasstr. New York, Seamen's Church Institute, 25 South str. New York (City) Ned. Vereen. ‘Eendracht maakt Macht’ 49 Bloomfield Avenue Passaic. Newport News, Virginia Mariners Friend Society. Ontario (Or.) Hollandsche Kolonie (Dirk Tensen). Orange City, Iowa, II.P. Oggel. Paterson (N.Y.) Vereen. ‘Vriendenkring’ 24 N. 8th str. Philadelphia Seamen's Friend Society, Front-and Lombardstreet. Roseland Chicago (Ill.) G. Pon, Afd. A.N.V., 402 W. 110th Place. San Diego (Calif.) Holl Vereen., 212 Granger Block. Zenith (N. Dacota) Familie van Leeuwen. Van glorie en lijden is de titel van een bundel sonnetten, door Daan F. Boens gedicht ‘in de loopgraven aan den IJser’ waar het is ‘Al water - met aan d'overzijdschen wal, oneindig-ver, wat boomen, kaal en droeve, ook kruisjes voor hen, die we hier begroeven, en dan kanongerol en vuur-geknal.’ Dr. Paul de Keyser, geinterneerde, heeft er een waardeerende voorrede bij geschreven. De dichter Boens, lid van het A.N.V., was voor den oorlog student aan de Hoogeschool te Luik en voorzitter van het Studentengenootschap ‘Voor onze Moedertaal.’ Dr. de Keyser, Marconistraat 88, 's-Gravenhage, neemt gaarne bestellingen aan voor den bundel, die één gulden kost en zeer net is gedrukt op de werkschool van Kamp Harderwijk. 1) Kon. Ned. Aardr. Genootschap. De vorige maand heeft, dit nuttig genootschap in het Stedelijk Museum te Amsterdam een belangwekkende tentoonstelling gehouden. betrekking hebbend op Hollands Noorderkwartier, in elkaar gezet door de Heeren Dr. A.A. Beekman, Dr. F.C. Wieder en J.W. IJzerman. Laatstgenoemde, voorzitter van het Genootschap, heeft in zijn openingswoord er op gewezen, dat het plan bestaat een reeks van dergelijke tentoonstellingen in te richten met het doel aan verschillende gedeelten van ons land meer bekendheid te geven, een alleszins lofwaardig streven dat aan de leiders van het Genootschap ten volle is toevertrouwd. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} Ned. kerkelijk leven in Amerika. In De Wachter van 1 Augustus 1917 lezen wij dat, niettegenstaande den ernst der tijden, op den 13en Juli d.j. een nieuw keikgebouw te Rudyard (Michigan) is ingewijd, door Ds. P. van Vliet van Lucas. Bij die gelegenheid gaf een der ouderlingen een kort overzicht op rijm van de stichting en de geschiedenis van de gemeente Rudyard. Kon. Vereen.: Het Nederlandsche Lied. Het in Sept. verschenen dertiende jaarverslag der vereeniging is boven de somberheid van de laatste jaren uit. Het ledental in 1915-1916 gezonken tot nauwelijks twee honderd, is 1916-1917 weer op de oude hoogte gekomen: drie honderd zestig! Vrienden in den nood blijken niet zoo'n zeldzaamheid. Over schenkers van aanzienlijke giften, over de actieve medewerking van de Utrechtsche Studenten behelst het jaarverslag woorden van hartelijke erkentelijkheid. In het afgeloopen jaar werden, behalve de gebruikelijke propaganda-exemplaren voor belangstellenden, aan alle leden niet minder dan zes bundels Liederen van Groot-Nederland, verzameld door F.R. Coers Frzn. toegezonden. Daarnaast ontvingen de nieuwe leden de reeds verschenen complete uitgave van Valerius' Gedenek-clanck, deel uitmakend van deze verzameling. Op dit oogenblik zijn weer zes bundels ter perse. Pas verscheen een bundel Oranjeliedjes. In het verslag wordt nog beweerd dat het A.N.V. alleen ‘medewerking op papier’ verleent. Het is maar wat men papier noemt. O m. draagt het Hoofdbestuur van het A.N.V. sedert vele jaren f 50.- per jaar bij. Kol. Tentoonstelling te Semarang 1914. Dezer dagen is in twee dikke octavo deelen verschenen het verslag dezer tentoonstelling. Het werk is rijk verlucht en bevat een schat van artikelen, gegevens, beschouwingen en statistieken over Indische nijverheid en cultures. Het A.N.V. dat ook een inzending had op deze Tentoonstelling, prijkterin met een eervolle vermelding. Het Bankwezen in Ned. West-Indië. Onder dezen titel heeft het Instituut voor Economische Geschriften weder een uitgaaf het licht doen zien, bewerkt door Mr. Dr. G.J. Fabius. De N.R. Ct. eindigde een zeer waardeerende bespreking van dit geschrift aldus: Wie zich van het bankwezen in Nederlandsch West-Indië op de hoogte wil stellen, een begrip wil krijgen van de moeielijkheden, die zich in de practijk voordoen, en een oplossing van die moeielijkheden wil zoeken, kan de studie van Mr. Fabius niet ongelezen laten. Potchefstroom. Uit het ons toegezonden jaarverslag over 1916 van de Afd. Potchefstroom, blijkt dat de tijdsomstandigheden haar belet hebben krachtig op te treden, waardoor ook de geldelijke toestand der Afd. niet gunstig is. Het nieuwe bestuur is als volgt samengesteld: H. Altmann, Voorzitter; Ds. W.J. de Klerk, ondervoorzitter; F.J. le Roux, secretaris; J.M. Roos, penningmeester; Prof. S.P.E. Boshoff, lid. Uit Papua. Aan een brief van onzen vertegenwoordiger te Papua, den heer D. Krabman, is het volgende ontleend: ‘Op den duur en vooral na afloop van den oorlog valt hier uit een oogpunt van handel misschien wel iets te beginnen, hetzij door meer verbinding met Indië of rechtstreeks met Holland. Het volgend jaar hoop ik naar Nederland te komen en dan enkele rechtstreeksche verbindingen aan te knoopen. Het deed mij genoegen meer dan eens den Consul Generaal te Melbourne met inlichtingen van dienst te kunnen zijn. Van het Departement van Handel te Batavia kreeg ik geregeld de statistieken van inen uitvoer kosteloos toegezonden. Het mocht mij gelukken te bewerken, dat er van Java zoo nu en dan goederen betrokken werden, welke eertijds van Australië kwamen. Voor het oogenblik echter is er zeer weinig kans op uitbreiding en wij zullen gunstiger tijden moeten afwachten.’ Hulde aan Louis Bouwmeester. Het Bestuur van Groep Nederland vergaderde 5 September te Rotterdam, den dag dat Louis Bouwmeester zijn 75en verjaardag vierde. Het nam die gelegenheid te baat het volgend telegram te verzenden: ‘Louis Bouwmeester, Amsterdam. Het Bestuur van Groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbond verheugt zich in het feit, dat U heden in het bezit van Uw groote kracht en gaven Uw vijfen-zeventigsten verjaardag moogt vieren, en wenscht U in het belang van Uzelf en van onze Nederlandsche Kunst nog een lange en krachtige werkzaamheid toe. EMANTS, Voorzitter. VAN SON, Secretaris.’ Het verslag van de Bestuursvergadering moet tot het volgend nr. blijven liggen. Nederland en het Middeleeuwsch Italië. Prof. Jhr Dr. J. Six schrijft in de voorrede voor het bij Thieme & Cie. te Zutphen verschenen werk, getiteld: ‘Italië in de Middeleeuwen’: 1) Niet als krijgslieden plachten de Nederlanders naar Italië te trekken. Als pelgrims uit het heilige land kwamen zij de Brenner over naar Venetië. Als Roomvaarders bezochten zij Italië voor hun zieleheil. De ‘Anima’, thans de Duitsche kerk te Rome, is een Nederlandsche stichting. Ook als kooplieden onderhielden zij goede betrekkingen. De Heeren van Arkel hadden hun fortuin belegd in een bank te Genua. Het meesterwerk van Hugo van der Goes werd door een Italiaansch koopman uit Brugge te Florence gewijd. Een altaarstuk van Memling met soortgelijke bestemming kwam slechts door zeeroof bij de Hanze terecht. Ook bezit Brugge van oudsher een vroeg werk van Michelangelo. Mogen soms Nederlandsche kunstenaars hun eigen aard verloochend hebben onder te sterken Italiaanschen invloed, de van Eycken waarschijnlijk en velen na hen, van Rogier van der Weijden tot Terborgh, hebben in het zuiden alleen hun blik verruimd. {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} Vereenvoudiging onzer schrijftaal. Met de voortvarendheid, waarover de Vereeniging tot Vereenvoudiging van onze schrijftaal beschikt, waar het geldt voor haar goed recht te pleiten, heeft haar bestuur een open brief gericht aan de Staatscommissie voor de spelling. ingesteld bij Kon. Besluit van 16 Juni 1916, onder den titel: Een gevaar voor taal en beschaving? Het geschrift is een weerlegging van de vijf bezwaren door een commissie tegen de Vereenvoudiging ingebracht en die in het Juli-nummer van Neerlandia blz. 127 werden vermeld. Hollandsche kerken in Amerika. In Pella (Iowa) is op 24 Mei een nieuwe derde Gereform. Kerk ingewijd, met Ds. P. Braak als leeraar. Statistiek van het Nederl. Consulaatwezen. Uit de volledige ambtelijke lijst der Nederl. diplomatieke en consulaire ambtenaren, blijkt het volgende: Nationaliteit Briefwisseling te voeren in het Nederlanders. Vreemdelingen. Beroeps-Gonsnl. Geen beroeps-Consul Nederlandsch. Fransch *) Engelsch *) Duitsch *). A. Europa. 1. Belgie 8 7 3 12 14 1 - - 2. Bulgarije - 3 - 3 - 3 1 - 3. Denemarken 3 22 1 24 9 4 16 17 4. Duitschland 10 47 1 56 46 5 7 10 5. Frankrijk 8 39 1 46 13 34 15 3 6. Griekenland 1 10 - 11 2 9 1 3 7. Groot Brittannieen Ierl 9 56 3 62 14 15 51 3 8. Italië 3 35 - 38 9 29 11 8 9. Lexemburg - 1 - 1 1 - - - 10. Monaco - 2 - 2 - 2 - - 11. Noorwegen - 22 - 22 2 2 12 13 12. Oostenrijk 3 3 - 6 4 1 1 2 13. Portugal 1 12 - 13 4 7 7 - 14. San Marino - 1 - 1 - 1 - - 15. Servië - 1 - 1 - 1 - 1 16. Spanje 5 30 - 35 7 25 15 1 17. Turkije 1 1 - 2 1 1 - - 18. Zweden 2 19 - 21 11 3 10 7 19. Zwitserland 5 1 - 6 5 1 - 1 59 312 9 362 142 144 147 69 B. Azië. 1. Amerikaansche bezitt 1 - - 1 - - - - 2. Britsche koloniën 13 7 7 13 13 2 5 1 3. China 5 10 4 11 9 1 7 - 4. Fransche koloniën 1 1 - 2 2 - - - 5. Japan 1 6 1 6 3 - 1 4 6. Perzie 1 1 - 2 1 - 1 - 7. Portag. koloniën 1 - - 1 1 - - - 8. Rusland 2 2 - 4 3 1 1 1 9. Siam 2 - 1 1 2 - - - 10. Turkije 4 9 3 10 4 8 1 3 31 36 16 51 38 12 16 9 C. Afrika. 1. Belgische koloniën 1 - - 1 1 - - - 2. Britsche koloniën 12 9 3 18 15 2 5 2 3. Duitsche koloniën - 1 - 1 1 - - - 4. Egypte 3 4 1 6 3 3 2 - 5. Fransche koloniën - - - - - - - - a. Algeriën 1 6 - 7 1 6 - - b. Tunis - 3 - 3 3 1 - - 6. Italiaansche koloniën - 1 - 1 - - 1 - 7. Liberia 2 - - 2 2 - - - 8. Marocco 2 7 1 8 6 2 - 1 9. Portugeesche koloniën 3 1 - 4 3 - 1 - 21 32 5 51 35 14 9 3 D. Amerika. 1. Vereenigde Staten 9 26 3 32 25 - 11 3 2. Argentinie 4 5 1 8 6 1 - 2 3. Bolivia 2 1 - 3 1 1 1 - 4. Brazilie 5 12 1 16 5 0 9 7 5. Britsche kolonien 3 18 1 20 4 7 17 4 6. Chili 3 3 1 5 4 - 2 1 7. Columbia 1 4 - 5 1 2 3 - 8. Costa Rica 1 - - 1 - - 1 - 9. Cuba 1 2 - 3 2 - 1 - 10. Deensche kolonien 1 - - 1 1 - - - 11. Dominik. republiek - 4 - 4 - 3 4 2 12. Ecuador 1 - - 1 1 - - - 13. Guatemala 2 - - 2 2 - - - 14. Haiti 4 - - 4 - 4 2 2 15. Fransche kolonien 4 - - 4 2 1 1 1 16. Honduras - - - - - - - - 17. Mexico 2 4 - 6 3 - 2 2 18. Nicaragua - 1 - 1 - 1 - - 19. Panama 2 - - 2 2 - - - 20. Paragua 1 - - 1 1 - - - 21. Peru - 4 - 4 - 3 1 1 22. Salvador 1 - - 1 1 - - - 23. Uraguay - 2 - 2 1 1 1 - 24. Venezuela 6 3 - 9 6 - 3 1 53 89 7 135 68 30 59 26 E. Australië. 4 14 3 15 6 - 12 - SAMENVATTING: A. Europa 59 312 9 362 142 144 149 69 B. Azië 31 36 16 51 38 12 16 9 C. Afrika 24 32 5 51 35 14 9 3 D. Amerika 53 89 7 135 68 30 59 26 E. Australie 4 14 3 15 6 - 12 - 171 483 40 614 289 200 243 107 654 654 Van de 654 Nederl. consulaire ambtenaren in 1917 waren er slechts 171 Nederlanders, d.i. 26%!! Van de 654 Nederl. consulaire ambtenaren in 1917 waren er slechts 40 beroeps-consuls, d.i. ruim 6%!! Aan 654 Nederl. consulaire ambtenaren in 1917 kan slechts in 't Nederlandsch worden geschreven aan 289, d.i. 42 8%!! Naar de verschillende werelddeelen is de verhouding als volgt: Van de 654 Nederlandsche consulaire ambtenaren waren er in percente: In de wereladdeelen. Nederlanders. Beroepsconsuls. Consulaire ambtenaren met wie in't Nederlandsch, brief-weisseling geoverd kan worden. A. Europa 15.90 2.42 38.27 B. Azie 46.26 23.88 56.71 C. Afrika 42.86 8.92 62.50 D. Amerika 37.32 4.90 47.88 E. Australië 2.22 16.66 33.33 Verbetering. Op blz. 147 van 't Sept.-nr. wordt in het verslag der laatste Hoofdbest.-verg. gesproken van Kinderboeken voor de leerlingen van het Belgisch Atheneum te Vlissingen. Het woord ‘kinder’ moet vervallen, daar de bedoelde instelling een inrichting is voor middelbaar onderwijs in den hoogeren graad en haar leerlingen van 16-18 jaar zijn. {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} Nederl. Handels-Hoogeschool te Rotterdam. Verschenen is het studieplan 1917-'18 dezer Handels-Hoogeschool. Het geeft een overzicht van het algemeen bestuur, de raad van beheer, curatoren, docenten, inrichtingen en verzamelingen. Het doel der Hoogeschool is een algemeene opleiding te geven voor handels-, rekening- en verzekeringwetenschap en den consulairen dienst, terwijl ze tevens gelegenheid biedt tot het behalen van een doctoraat in de handelswetenschap. Het geschrift geeft ook alle inlichtingen over de programma's en examens. Niet alleen voor alle Nederlandsche jongelieden, wier studie in deze richting gaat, maar vooral ook voor onze stamverwanten in het buitenland vestigen wij nadrukkelijk de aandacht op deze Hoogeschool, welke in den korten tijd van haar bestaan haar beteekenis voor de welvaart en ontwikkeling van ons land en zijn wereldhandel reeds heeft bewezen. Volkszangavonden te Rotterdam. Onder leiding van Mej. Cato Scholten zijn de oefeningen deze maand weder begonnen. Zij worden gehouden in de Korte Hoogstraat 13, iederen Dinsdagavond van 8 tot half tien. Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. 11de opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot en met 31 Augustus 1917. Een Vaderlandsche Vereeniging f 4879.-. Bijdragen ouders, door Sub. Comité Bremen f 10.-, door J. Mulder, Denekamp f 22.24, F.K. Keulen f 16.65. Sub. Comité Dusseldorp, R.L. te Munchen Mrk. 500.- Inzameling door Mevrouw R. Sons van Gelder te Amsterdam: S.S.N. f 100.-, N.N. f 10.-, N.N. f 100.-, N.N. f 10.-, Mr. E.P. f 25.-, W.K.A. f 100.-, J.A. f 100.-, S. & Co. T. Hh. f 100.-, J.V.G. f 2.-, N.N. f 1.-, H.B. f 2.50, M.L. f 25.-, D.S.G. f 40.-, G.K. f 25.-, A.F. f 10.-, J.A.d.H. f 10.-, Gebr. v.d.E. f 10.-, H.D. f 10.-. Inzameling door den Heer J. Blooker te Huis ter Heide f 82.22. A.N.V. afdeeling Groningen f 2543.68. A.N.V. afdeeling Zwolle f 121.60. A.N.V. groep Nederl. Antillen f 50.-. Dr. S.v.H. f 25.-, M.K. f 1.-, J.E. f 1.-, J.C.F.K. f 2.50, J.M. f 1.-, H.S. f 1.-, F.K. & Zn. f 5.-, allen te Amsterdam. Mej. J.d.G. f 1.25, E.v.W. en A.P. van R. f 200.-, D.H.H. f 10.-, P.H. f 10.-, S.R.v.R. f 10.-, R.E. f 50.-, J.C.J. f 5.-, allen te Rotterdam. R.L.v.d.P. f 5.-, Dr. M.A.S. f 2.50, J.V. f 5.-, Mr. W.E.M. f 4.- Mr. E.L.v.E. f 1.-, Jhr. A.H.d.S. en Mevr. A.H.v.B.th.K.d.S. f 12.50, Mevr. de Wed. Dr. v.L. f 3.-, L.H. f 25.-, A.d.S. f 10.-, H. f 5.-, Mr. A.F.v.V. f 10.-, Jhr. Mr. A.D.v.d.S.v.P. f 25.-, Dr. W.E.L. f 2.50, D.V. f 2.50. A.P. f 2.50, U.G.D.K. f 5.-, A.H. f 1.50, Mr. E.H.W. f 100.-, H.M.P. f 200.-, C.L.H. f 10.-, Mr. H.Z. f 2.50, v.V. f 5.-, N.N. f 100.-, W.R. f 25.-, H.J.K. f 3.-, D.S. f 10.-, H.E.P. f 100.-, S.B. f 4.-, Mej. Mr. G.J.S. f 2.50, Dr. M.A.v.W. f 1.-, Jhr. J.H.d.K. f 5.-, Mevr. de Wed. J.P.S. f 1.-, Fam. H.C. f 14.50, Gr. H. de M. f 10.-, J.B.v.B. f 5.-, J.W.O. f 15.-, Th.v.W.R. f 25.-, B. My. f 25.-, C.D.E. f 2.50, A.F.S.L. f 10.-, J.A.d.L. f 28.90, allen te 's-Gravenhage. Mevr. B. f 10.-, Wed. F.K. f 10.-, J.H.P. f 2.50, Wed. G.J.v.L.R. en anderen f 17.50, A.M.G. van W. f 2.50, M.L.v.D. f 2.50, Wed. C.K. f 2.50, Dr. F. van W. f 100.-, allen te Apeldoorn. B.v.H. f 5.-, Kapt. S. f 5.-, M.K. f 1.-, S. f 10.-, J.H. f 1.-, allen te Breda. B.J. f 10.-, J.H.v.M. f 10.-, H.M.v.B. f 10.-, P.F.W. f 10.-, allen te Amersfoort. S.J. f 1.- te Groningen, J.W.B. f 25.- te Utrecht, J.P.v.d.E. f 2.50 te Haarlem, M.B.H. f 2.50 te Leiden, H.J.H.A.S. f 2.50 te Alkmaar, Gebr. P. f 25.-, B.F. f 25.-, Mevr. L.S. f 20.-, allen te Almelo, D.C.M. f 2.50 te Laren, Gez. L. f 13.50, W.C.P. f 5.-, Mr. F.C. f 2.50, allen te Ginneken, L.d.B. f 10.- te Doetichem, A.H. f 1.-te Scheveningen, n/v A.H. v/h J.S. f 10.- te Alphen, Th.D. f 5.- te Aalten, G.D.U. f 500.- te Hoog Soeren, Mevr. H.L.d.G. f 1.25, Mevr. S.-P.H. f 2.50, beiden te Naaldwijk. Totaal ontvangen in Aug. f 10400.89 en Mrk. 500.-, maakt met vorige opgave f 69976,50½, en Mrk. 2187.20. Dankbaar en voldaan zijn wij deze maand. Ruim tienduizend gulden konden wij als ontvangsten boeken door de bijdragen, groot en klein, die ons allen even welkom zijn, van vele particulieren, den flinken steun van een ‘Vaderlandsche Vereeniging’ en de bijdragen van de afdeeling Groningen van het A.N.V. De ‘Vaderlandsche’ vereeniging geeft een prachtig voorbeeld, welke Vereeniging met ‘echt Vaderlandsche’ gevoelens volgt? Ook de afdeeling Groningen verdient een woord van dank; jammer echter, dat het geheele bedrag reeds ten goede kwam aan een aantal kinderen van ons Comité, reeds eenige maanden door de afdeeling Groningen verzorgd, zoodat onze kasmiddellen daardoor niet stegen. Deze maand echter kwamen wij niet te kort. Een ieder helpe om ons in staat te stellen met onzen arbeid voort te gaan. Sedert de vorige opgave kwamen weder twee groepen, van te zamen 46 kinderen, uit den Vreemde aan, en nog vele honderden smeken om steun. Op 3 October zal te Amsterdam een bloemendag gehouden worden, ten bate van ons Comité. Een afzonderlijke Commissie is daar voor gevormd onder Eere-voorzitsterschap van Mevr. A.J.J. Tellegen-Fock, Echtgenoote van den Burgemeester van Amsterdam. Er zullen versche heidebloempjes aangeboden worden, in 't Gooi, en elders door Nederl. kinderen ten behoeve van hun noodlijdende makkertjes geplukt. Wij rekenen er op, dat de vele leden van de afdeelingen Amsterdam van het A.N.V. zich dien dag niet onbetuigd zullen laten. Giften neemt gaarne in ontvangst de Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. 19 Sept. 1917. {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Nederland. Beschermende leden. W.F. Dupont, in comestibles, Rotterdam. Opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. S.J.R. de Monchy Jr., Westzeedijk 163, Rotterdam. Gewone leden. Philip Soesman, Casino, Rotterdam. A. Kruisifikx, Boekbinder, Rotterdam. D. Moser Jr., Slager, Rotterdam. H.A. Hanken, Muziekinstrumentmaker, Rotterdam. A.A. Overstrijd, horlogemaker, Rotterdam. H. Schippers, kleermaker, Rotterdam. J.F. Coster, instrumentmaker, Rotterdam. Ed. G. Schürmann, Mauritsweg 28 b, Rotterdam. Jules Schoonheijt, Leuvehaven O.z. 34, Rotterdam. J. Benedictus, drukker & boekhandelaar, Rotterdam. Firma Zuurdeeg, in machineriën, Rotterdam. B. Hooykaas Bzn., Architect, Rotterdam. W.J.J. Ceulen, hotelhouder, Rotterdam. J. Gidding, Aert van Nesstraat 130, Rotterdam. Allen opgegeven door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose. Mr. Jan Nolen, Haringvliet 66 b, Rotterdam. Opgegeven door den Heer D.J. Tijssens, Rotterdam. G.J.R. van der Mey, Oude Delft 219, Delft. G.S. van Krieken, Nieuwe Plantage, Delft. W. Kerremans, Poortlandlaan, Delft. Prof. A.W.M. Odé, Rotterdamscheweg 2 a, Delft. A. Aronsohn, Oude Delft 156, Delft. J.V. de Kat, Brabantsche Turfmarkt 47, Delft. R.J. Nelemans, Rotterdamscheweg 2 e, Delft. Allen opgegeven door het Bestuur der Afd. Delft. W. de Raad, Oud Kerkhof 37, Utrecht. Opgeg. door den heer R.A. Koopmans te Zutphen. M.S. van Dunné, Koningslaan 51, Utrecht. Dr. J.E.L. Kraft, Maliesingel 38, Utrecht. Beiden opgegeven door Dr. E. Slijper, Utrecht. H.J. van Rijssen, 1e Luit. 1e Regt. Huzaren Amersfoort. Opg. door Majoor A.W.E. Gelderman, Deventer. J. Schouten, Ambtenaar t/b Gemt. Ontv. Dordrecht. Opg. door Mr. W.H. Gesner v.d. Voort, Dordrecht. Dr. P. Molenbroek, Groothertoginnelaan 162. den Haag. Opgegeven door Dr. M.A.v. Weel, Den Haag. F.Reus, Van Bleijenburghstraat, Dordrecht. Opg. door den heer C. van Son, Dordrecht. Jongelieden-Afdeelingen. Mej. C.A. Schepers, Ripperdastraat, Haarlem. D. Rosenboom, Berckheydestraat, Haarlem. V. Slors Kenaustraat 5 b., Haarlem. E.A. de Vries, Raamvest, Haarlem. J. ten Houte de Lange, Kenaupark. Haarlem. Mej. R. Cramer, Kleverparkweg 110, Haarlem. M v.d. Ley, Verl. Saenredamstraat 73, Haarlem. A.W.L. Schieffelers, Duvenvoordestraat 14, Haarlem. N. Tuynman, Gierstraat 57, Haarlem. W. Beintema, Coornhertstraat 16, Haarlem. Mej. C. van Wengen, Coornhertstraat 31, Haarlem. F.G. Oei, Frans Halsplein 3, Haarlem. Mej. R. Koster, Zandv. laan 94, Zandvoort. Mej. A. Joles, Duvenvoordestraat 66, Haarlem. Mej. J. Boogaard, Oude Gracht 89, Haarlem. Mej. C. Mooy, Koninginenweg 108, Haarlem. Mej. C. Polderman, Veerpolderstraat 3, Haarlem. Mej. F. Burkunk. Kenaustraat 5 b, Haarlem. Mej. J. Hoogeboom, Heerenweg 144, Haarlem. Allen opg. door het bestuur der Jongel. Afd. Haarlem. Broekers, Smedestraat, Deventer. Mej. B. de Leeuw, Bergschild 10, Deventer. Mej. Dia Hamer, Zwolscheweg, Deventer. Allen opg. door het bestuur der Jongel. Afd. Deventer. L. de Wit, Vijverhofstraat 115 a, Rotterdam. C.L. Hoogeveen, Goudsche Rijweg 87 c, Rotterdam. J. Klevenberg, Henegouwerlaan 30, Rotterdam. G.v.d. Velden, Keizerstraat 8, Rotterdam. Allen opg. door het bestuur der Jong. Afd. Rotterdam. E. Simons, Pl. Muidergracht 69, Amsterdam. Opg. door het bestuur der Jongel. Afd. Amsterdam. D. Barendsen, Lubeckstraat 55, Den Haag. Opg. door het bestuur der Jongel. Afd. Den Haag. Mej. A. Diestelhorst, Fluweelensingel 31, Gouda. Mej. A. Latenstein, Westhaven 31, Gouda. H. Burger, van Beverningklaan, Gouda. A. van Beekum, Oosthaven 6, Gouda. Mej. W. Sloots, Markt 31 a, Gouda. D. Mooyaard, Lange Tiendeweg, Gouda. Mej. L. Quartel, Lange Tiendeweg 45, Gouda. D. Horneman, Groenendaal 71, Gouda. H. van Triet, Fluweelensingel 80, Gouda. Mej. N. van Driem, Crabethstraat 50, Gouda. Mej. M. van Driem, Crabethstraat Gouda. Mej. A.A. Meyer, Markt 68, Gouda. Mej. N. van Houweningen, Krügerlaan, Gouda. F.C. Michaëlis, Boelekade 132, Gouda. Mej. R. de Boer, Gouda. R. Martens. Crabethstraat 8, Gouda. D. Hoogendijk, Oosthaven, Gouda. H. Hagedorn, Kleiweg 92, Gouda. Mej. J. Gabry, Dubbele Buurt 9, Gouda. B. Heusdens, Regentesseplantsoen, Gouda. K. Kortenoever, Wachtelstraat, Gouda. W. de Jong, Groenendaal, Gouda. Mej. B. Vermij, Dubbele Buurt, Gouda. Mej. C. Meijer, Markt 68, Gouda. Mej. Bouwman, Ridder van Catsweg, Gouda. J. Vermij Raam, Gouda. M. Cats, Kattensingel, Gouda. J. de Mol, Turfmarkt, Gouda. W. Overeynder, Peperstraat, Gouda. R. IJsselstijn, Kattensingel, Gouda. Mej. Jo Duym, Peperstraat 40, Gouda. F.C. Geitel, Zeist. A.W. Endtz, Boskoop. Groep Nederl.-Indië. J.J. Copijn, Chef van het Amsterd. kantoor voor Indische Zaken, Soerabaia. Opgegeven door den heer J. Rippe, Stockholm. Buitenland. L. Spiegelberg, kapitein der Mariniers, Peking. Opgegeven door den heer J. Rippe, Stockholm. J. Goedhuis, gezagvoerder der Kon. Paketv. Mij. Craston Flats, Marine Parade, St. Kilda, Melbourne (Victoria-Australië). Jhr. J.K.A. Backer, p/a Kon. Paketv. Mij. Sydney (N.S.W.) H. Eldering, p/a Kon. Paketv. Mij. Sydney (N.S.W.) Allen opg. door den heer M.P. Cordia te Sydney. (Wordt vervolgd). {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 11. Nov. 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Daar's nie naar guns of eer te kijk, Daar's nie naar links of regs te wijk, Daar's net te swijg en aan te strijk. Jan Celliers. INHOUD: Huldiging, door C van Son. - Nederland: Buitengewone Groepsvergadering. - Zeeuwsch Vlaanderen. - Zeeuwsch- Vlaamsch Volkslied. - Van het Groepsbestuur - Van de Afdeelingen. - Taalcommissie Onze voornamen. - Vlaanderen: Vlaamsch leven in 't kamp te Zeist, I. In de werkschool, door Ed. Schorremans. - West-Indie: Onze West in beeld en woord. - Amerika: Nieuw College Gebouw der Chr Geref. Kerk te Grand Rapids. - Ingezonden: Het besturen van Jongel-Afdeelingen, door W. Beijderwellen. - De welluidendheid van ons Nederlandsch, door Mr. P.W. de Koning. - Kinderverzorging, door J. Yperlaan, - Peters en Meters voor Vlaamsche krijgsgevangenen in Duitschland, door L. Simons. - Mededeelingen en Allerlei - Nieuwe Leden - Comitt voor Nederl Kinderen in den vreemde. Huldiging. Een die het volle leven kamp gaf, ongebogen, onversleten, onver vaard tot op dezen dag. Top Naeff. Als 'n professor 70 jaar wordt, wordt hij rustend ambtenaar. In het vereenigingsleven kent men geen officieelen leeftijd voor aftreden. En zoo mag het zijn, dat Dr. Kiewiet de Jonge in het volle genot van een goede gezondheid nog immer den algemeenen voorzitterszetel bekleedt van ons Verbond, dat voor een groot deel zijn levenswerk is. Zijn 70sten verjaardag wilden velen, die jarenlang met hem voor het welzijn van den Nederlandschen Stam mochten samenwerken, wat men noemt ‘niet onopgemerkt laten voorbijgaan.’ En wat de jubilaris zelf het liefst in eigen stillen kring had herdacht, is dientengevolge geworden tot een landsgerucht, want van alle oorden stroomden 29 September in de bekende woning aan de Binnenkalkhaven te Dordrecht, die zoovele jaren talrijke land- en stamgenooten gastvrij ontving, bloemen, brieven, telegrammen en kaartjes binnen. En het werd een lusthof, een huis vol menschen, die behoefte gevoelden eens openlijk te getuigen, hoezeer zij waardeeren wat de thans 70-jarige en zijn trouwe gade voor vele Nederlanders en stamverwanten gedurende de beste jaren van hun leven zijn geweest. De Commissie voor de huldiging bestond uit mej. E. Baelde en de heeren Ch.R. Bakhuizen van {== afbeelding Dr. H.J. Kiewiet de Jonge.==} {>>afbeelding<<} den Brink, Prof. Dr. J. Boeke, Mr. W. Dicke, Marc. Emants, S.M. Hugo van Gijn, P.J. de Kanter, Dr. W.J. Leyds, Dr. N. Mansvelt, Prof. Dr. J.W. Pont, Mr. W. de Ridder, N.J. Roelfsema, N. Roodenburg, C. van Son, en Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler. Als hun woordvoerder trad op de heer De Kanter, die uitvoerig de groote verdiensten van den Alg. Voorzitter schetste en hem ten slotte verzocht zijn portret te willen laten schilderen door een Nederlandsch kunstenaar, een hulde die Dr. Kiewiet de Jonge tot genoegen der Commissie gaarne aanvaardde 1). Daarna bood de heer Marc. Emants met een kernachtige toespraak, waaraan licht en schaduw schakeering gaf, een oorkonde aan, geteekend door den heer K.H. Holthuis (Groningen) en van den volgenden inhoud: In de Algemeene Vergadering van Groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbond, gehouden 14 April 1917 te Arnhem werd Dr. Hermannus Jacob Kiewiet de Jonge, op voorstel der Afdeelingen's Gravenhage en Amsterdam, met algemeene stemmen benoemd tot eere-voorzitter dezer Groep. - Het Groepsbestuur bevestigt hiermede dit eerevoorzitterschap onder betuiging van zijn groote waardeering voor de degelijke, onpartijdige en hoffelijke wijze, waarop Dr. Kiewiet de Jonge, de stichter van het Verbond in Nederland, gedurende 13 jaren de vergaderingen heeft geleid en voor de belangrijke diensten, welke hij aan de Hoofdgroep van het Verbond, dadelijk na de oprichting in 1898 als Secretaris, sedert 1904 als Voorzitter, heeft bewezen. {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} Dr. Leyds legde met een hartelijk vriendenwoord zijn hand als ‘de collectieve hand der Boeren van Zuid-Afrika’ in die van den jarige, een diep treffend oogenblik. Onder de Afdeelingen, die door een bloemstuk van hun waardeering hadden doen blijken, behoorde de Zaanstreek, die een fleurig schip in aanbouw bood, waarbij Mevr. Veen-Brons de volgende dichterlijke opdracht voegde: Een schip in aanbouw is 't Zaandamsche wapen, Symbool van dùrf - èn 't wijst de toekomst in, Het spreekt van moed bij 't allereerst begin, Èn duidt op daden, dingen die nog slapen. En voor ons geestesoog zien wij nu dagen Den man met kloeken wil en rappe vuist, Die 't éérst den hamer door de ruimte druischt, De werf deed dreunen van de mokerslagen. En als hij poost en and'ren verder bouwen, Denkt hij gerust: ‘de kiel heb ik gelegd En 'k weet, mijn hand was vast, mijn werk is hecht, Het is een schip, waarop men kan vertrouwen’. Kiewiet de Jonge beukte d'eerste slagen, Hij legde een kiel op vaderlandschen grond. Bouwmeester van het Nederlandsch Verbond, Uw werk was hecht, 't zal rijke lading dragen! Namens de Afd. Deventer bracht Mevr. Van Hooff-Gualthérie van Weezel een gekruide hulde aan den voorzitter in den vorm van een Deventer koek. Het Hoofdbestuur der Ned. Z.-Afr. Vereeniging, dat der Tucht-Unie en meer algemeene of plaatselijke vereenigingen, in wier besturen onze voorzitter almee tot meerdere eere van het A.N.V. zitting heeft, lieten zich evenmin onbetuigd. Burgemeester en Wethouders van Dordrecht gaven door hun tegenwoordigheid bij de huldiging, blijk van belangstelling. De Commissie weet dat de Algemeene Voorzitter, die zelf mede Neerlandia redigeert, dit alles, het liefst zou hebben geweerd uit de kolommen van ons maandblad, maar aan de geschiedenis van ons Verbond zou daarmee zeer te kort zijn gedaan. De gehuldigde moet zich dit nu maar eens laten welgevallen en mag al blij zijn dat de woorden van waardeering en hoogachting, welke dien zonnigen dag in zoo rijke verscheidenheid gesproken en geschreven werden, hier niet worden herhaald. Mogen alle goede wenschen voor een vreugdigen levensavond, zoo onbekrompen en hartelijk geuit, in vervulling gaan. Namens de Commissie: Dordrecht, October 1917. C. VAN SON. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde!!! Nederland. Buitengewone Groepsvergadering. Buitengewone Algemeene Vergadering van Groep Nederland op Zaterdag 24 November 1917 te half twee, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, Zwarteweg, 's-Gravenhage. Punten van behandeling: I. Rapport der Commissie van overleg met de Propaganda Commissie in zake de hervormingsvoorstellen, gewijzigd in verband met opmerkingen van verschillende Afdeelingsbesturen. Inleiding. De Commissie benoemd om nader overleg te plegen met de leden der Propaganda-Commissie en ten spoedigste voorstellen te ontwerpen, die in de najaarsvergadering der Groep van 24 Nov. 1917 zullen behandeld worden, heeft in zekeren zin haar taak gansch anders moeten opvatten, dan oorspronkelijk in de motie door het Groepsbestuur ter jongste algemeene vergadering der Groep voorgesteld en door deze aangenomen, bedoeld was. Allereerst toch was van een met een afzonderlijke Propaganda-Commissie te houden overleg geen sprake meer. Die Commissie was toch reeds tot drie personen geslonken; twee daarvan waren gekozen in ons Groepsbestuur en de derde, de heer Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur, voelde zich, na de gehouden Groepsvergadering, niet langer geneigd tot medewerken. Ten slotte is dus de Commissie feitelijk er een geworden alleen bestaande uit leden van het Groepsbestuur, waarin twee der vroegere leden der P.C. zitting hadden in dubbele hoedanigheid. In de tweede plaats hadden twee feiten zich voorgedaan, die het buiten beschouwing laten van twee hoofdpunten der P.C.-voorstellen wenschelijk maakten. Die twee hoofdpunten waren: de stichting van een Nationaal Secretariaat en die van een Persschildwacht. Het eerste was reeds door het vroegere lid der P.C., Mr. H.v.d. Rivière, op eigen initiatief, zij het in gewijzigden vorm, tot stand gebracht. En daarnaast had de Vereeniging tot verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde zoowel een begin gemaakt, met het bijeenbrengen van allerlei vereenigingen, waaronder thans ook Groep Nederland behoort, als het doen van het werk van een Nederlandschen Persschildwacht. Mogen wij het nu al betreuren dat, voor een deel door eigen schuld, het initiatief in beide zaken uit de handen van onze Groep genomen was, het spreekt van zelf, dat bij de behandeling der voorstellen van de P.C. deze twee hoofdpunten uitgeschakeld moesten worden. Het heeft naar onze meening geen zin, thans nog eens te gaan overwegen, in hoeverre Groep Nederland hetzelfde zou kunnen gaan doen. {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} Zoo bleven van de in het Rapport der P.C. genoemde punten alleen over: Hervorming van Neerlandia, uitgaaf van Vlugschriften, hervorming van den Raad van Bijstand. De Commissie meende echter, haar opdracht niet tot deze enge grenzen te moeten bepalen, doch te moeten onderzoeken wat, buiten de denkbeelden der P.C., in de werkwijze van onze Groep zou moeten worden veranderd. De uitkomst der besprekingen is neergelegd in bijgaand rapport, waarin opzettelijk alleen de hoofdlijnen zijn aangegeven, om de besprekingen in niet te veel vormbijzonderheden te doen afdalen. Ten aanzien van verschillende punten heeft de Commissie zich tevreden gesteld met het aangeven van mogelijke oplossingen, alweer om te vermijden, dat zulke oplossingen zouden worden aangezien als geschilpunten van beteekenis. Het geheel is dan ook in hoofdzaak bedoeld als leidraad van overleg. Ontwerp-Hervorming Groep Nederland. 1. Groep Nederland van het A.N.V. bestaat uit leden, vereenigd in Afdeelingen. 2. Zij worden verdeeld in: Gewone-, Studenten- en Jongeliedenafdeelingen. Aan het hoofd van elke Afd. staat een Bestuur van ten minste drie leden, die door de leden der Afdn. worden gekozen. 3. Elke Afdeeling wijst jaarlijks een harer Bestuursleden aan, om haar te vertegenwoordigen in den Groepsraad. De Jongel.-Afdn. kunnen zich ook door een Bestuurslid eener gewone Afdeeling doen vertegenwoordigen. 4. Afdeelingen beneden 100 leden hebben 1 stem. Afdeelingen van 100-500 leden hebben 2 stemmen. Afdeelingen boven 500 leden hebben 3 stemmen. Uitgezonderd zijn de Jongelieden-Afdeelingen, wier afgevaardigden gezamelijk twee stemmen uitbrengen en Afdeelingen beneden 20 leden, die geen stem hebben. 5. De Groepsraad heeft de leiding van de Groep. Hij kiest - bij voorkeur uit zijn midden - een Dag. Bestuur van zeven leden, dat belast is met de dagelijksche leiding, de voorbereiding en uitvoering der besluiten van den Groepsraad, en het toezicht op het Groepsbureau. Voorzitter, secretaris en penningmeester zijn terstond herkiesbaar, de overige bestuursleden niet. 6. Het Dag. Bestuur komt op vaste dagen zoo vaak bijeen als het dit noodig acht. De Groepsraad vergadert tenminste eenmaal per vier maanden, eveneens op vaste dagen, ter behandeling van de voorstellen van het Dag. Bestuur of van zijn leden. Het Dag. Bestuur brengt jaarlijks een verslag uit aan den Groepsraad. 7. De Raad van Bijstand, benoemd door den Groepsraad, vergadert tenminste éénmaal 's jaars met den Groepsraad of zooveel meer als de Groepsraad of een der leden van den Raad van Bijstand dit verlangt. De Raad heeft een adviseerende stem. 8. Op voorstel van het Dag. Bestuur van de Groep kan de Groepsraad besluiten een Afdeelingsbestuur, dat, na herhaalde aanmaning van wege het Dagel. Bestuur, verzuimt zijn plichten jegens het Verbond na te komen, te schorsen. Onder voorzitterschap van een der leden van het Dag. Bestuur van de Groep, wordt dan uiterlijk binnen drie maanden na het schorsingsbesluit een vergadering uitgeschreven van de leden der Afdeeling tot het kiezen van een nieuw bestuur. 9. Jaarlijks wordt een Groepsdag door den Groepsraad uitgeschreven. 10. Tot die samenkomst worden alle Verbondsleden uitgenoodigd. Zij behandelt de algemeene leiding van het Verbond, maar neemt geen besluiten. Leden van het Verbond, die denkbeelden op dezen Groepsdag wenschen behandeld te zien, dienen die tijdig bij het Dag. Bestuur van den Groepsraad in. De Groepsraad geeft zoo mogelijk voorlichting daaromtrent. 11. De Groep onderhoudt een eigen bureau. Dit wordt geleid door een al of niet bezoldigd beheerder. Is hij bezoldigd, dan kan hij geen lid zijn van het Dag. Bestuur. Hij is onder toezicht en in overleg met het Dag. Bestuur, belast met de voorbereiding en uitvoering van het Verbondswerk, voor zoover dit van uit dit middelpunt moet worden verricht. Toelichting. Het doel dezer organisatie is, de voeling tusschen de Afdeelingen en de algemeene leiding zoo levend mogelijk te houden, en een werkwijze te vinden, die de stroomingen en wenschen in het Verbond levend, tot in de leiding doet doordringen. Bij de tegenwoordige samenstelling van het Groepsbestuur staan zijn leden, om zoo te zeggen, voor zichzelven, zijn niet vertegenwoordigers van Afdeelingen. Voor een Bestuur is het te talrijk, voor een vertegenwoordiging der Afdeelingen niet groot genoeg. Bij een organisatie als deze komt het voornaamste werk van de tegenwoordige Algemeene Vergadering, hetwelk deze slecht volbrengt, aan den beter samengestelden Groepsraad. De Groepsdag moet dan in hoofdzaak dienen, om leden, die in hun eigen Afdeeling soms met hun wenschen of bezwaren niet terecht kunnen, de gelegenheid te geven die ter sprake te brengen. Aan een aldus samengestelde vergadering kan natuurlijk geen beslissing worden overgelaten, maar dat behoeft dan ook niet. Een punt van gewicht is natuurlijk, of in den Groepsraad de vertegenwoordigers der Afdeelingen elk één stem zullen uitbrengen, dan wel als nu, elke Afdeeling stemmen naar haar aantal. Na rijp beraad is voorgesteld wat in al. 4 is aangegeven. Financiën. In een Verbond als het onze moet de werking zoowel in het middelpunt als in de onderdeelen liggen. De Afdeelingskassen moeten dus niet te veel geplunderd worden voor de algemeene kas. Het lidmaatschap moet ook voor niet gefortuneerden mogelijk zijn. Ondanks voorstellen van enkele Afdeelingsbesturen om wijziging te brengen in de afdracht, oordeelt het Groepsbestuur niettemin dat het grootste deel der bijdragen moet blijven vloeien in de Groepskas, temeer daar werkzamen Afdeelingen meestal buitengewone steun kan worden toegekend. Het stelt voor de tegenwoordige wijze van afdracht te handhaven. Groepsblad - Neerlandia. Het Verbond in het algemeen heeft zijn maandblad Neerlandia, dat onder leiding staat van het Hoofdbestuur. In dat blad heeft Groep Nederland haar bescheiden plaats voor haar mededeelingen. Maar daar het Hoofdbestuur het orgaan geheel als ‘officieel’ behandelt en het bevreesd is, door het opnemen van beschouwingen, welke sommigen leden onaangenaam zouden kunnen zijn, de een of ander van zich te vervreemden, is het gevolg, dat het orgaan volgens sommigen nu kleurloos geworden is, en er te weinig {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} van uitgaat. Juist in de tijden, die wij beleven, een ernstig tekort aan levenskracht in het Verbond. Ook voor hen, die buiten onze landsgrenzen wonen, brengt het niet genoeg. Die zouden een maandblad moeten hebben, dat tenminste spiegel van het beste Nederlandsch leven is, in ruimen en wijden zin. Terwijl nu, zoolang de oorlog voortduurt en een statutenherziening onmogelijk is, Neerlandia als Verbondsorgaan wel zal moeten blijven wat het is, zal Groep Nederland de vraag kunnen onder de oogen zien of het niet tijd wordt, een eigen orgaan in het leven te roepen, dat de belangrijke vragen van deze tijden uit zuiver Nederlandsch en stambelangs-gezichtpunt behandelt. Niet om er partij voor te kiezen, maar om door wrijving van denkbeelden de lezers tot dieper overtuiging en inzicht te brengen, waarbij dan tevens door de Verbondsleden buiten de landsgrenzen gelegenheid bestaat met het moederland mee te leven. Een dusdanig Groepsorgaan wordt gedacht onder een bezoldigd, onafhankelijk redacteur of een Commissie van Redactie van drie leden, waarvan twee lid moeten zijn van het Groepsbestuur en de derde bezoldigd zou wezen en door den Groepsraad benoemd. Naast een klein deel met de onvermijdelijke officieele mededeelingen, zou het overige geheel niet-officieel zijn. Voor dit orgaan dat ook te illustreeren zou wezen, zouden de leden, die het ontvangen willen, moeten betalen. Op dit oogenblik is het uiterst moeilijk een schatting te maken van de kosten van een dusdanig orgaan. Voor de leden zou het verkrijgbaar moeten gesteld worden voor ten hoogste f 2.50 per jaar. De uitgaaf zou alleen moeten worden ondernomen bij voldoende deelneming. Ook de leden van het Verbond, buiten Groep Nederland, zouden het orgaan moeten kunnen ontvangen en buitenstaanders tegen een verhoogd tarief. Het Groepbestuur is echter van oordeel dat met het oog op de tegenwoordige omstandigheden het tijdschriftplan voorloopig moet blijven rusten. Doel en werkwijze. Het groote doel der hier oorgestelde hervorming zal moeten zijn, Groep Nederland tot een zelfstandig en krachtig leven te brengen. Er moet in ons eigen volk meer worden aangekweekt, een gezond, verstandig en toch krachtig zelfbesef. Voorts: eenheidszin, verantwoordelijkheidsgevoel jegens eigen volk en stam en jegens de volkeren, in onze Nederlandsche Koloniën levend. Een nationalisme, dat dus bereid is tot offers, en dat doortrokken is van het besef, dat van een Stam- en Volksgemeenschap ieder enkeling bijdraagt tot haar roep en beteekenis. Een nationalisme, dat het uitheemsche niet verwerpt, maar ook niet dwaselijk voortrekt en het weet aan te wenden tot versterking van eigen wezen. Een loutering en verhooging van de alzijdige volkskracht, op elk gebied. Verhouding van Groepsbestuur tot Hoofdbestuur. In de praktijk was deze verhouding tusschen beide lichamen in zooverre niet gunstig, dat door de versmelting hunner bureaus onwillekeurig het werk van Hoofd- en Groepsbestuur, die de laatste jaren bovendien den zelfden voorzitter hadden, moeilijk uit elkaar te houden was, meermalen ten nadeele van beide. De splitsing der bureaus en het verzekeren van een zelfstandige inrichting van Groep Nederland kan deze laatste de gelegenheid geven zich meer aan eigen ontwikkeling te wijden. Voor de goede verhouding tusschen Groeps- en Hoofdbestuur wordt de volgende regeling voorgesteld: De Groepsraad benoemt uit zijn midden of uit het Dag. Bestuur zijn afgevaardigden in het Hoofdbestuur van het Verbond. De Voorzitter der Groep heeft als zoodanig voor de Groep zitting in dat Hoofdbestuur. Het voorzitterschap van de Groep is onvereenigbaar met dat van het Hoofd(Verb.)Bestuur. De afgevaardigden der Groep in het Hoofdbestuur zijn gehouden geregeld aan den Groepsraad verantwoording te doen van hun werkzaamheid in het Hoofdbestuur en met dezen voeling te houden. De Groepsraad kan hun opdracht verstrekken omtrent in dat Hoofdbestuur te behandelen onderwerpen. II. Regeling met de Studenten-Afdeelingen. Ter laatste Alg. Verg. waren verschillende vragen in handen gesteld van een Commissie uit het Groepsbestuur, Mej. E. Baelde en de heeren N.J. Roelfsema en S.L.v.d. Vegte. Deze Commissie heeft rapport uitgebracht, en het Groepsbestuur heeft daarover vergaderd. Hieronder volgen de vragen, het oordeel van Commissie en dat van Groepsbestuur. Regeling der afdracht. De Studenten-afdn. stellen voor, deze te bepalen op het bedrag van den kostenden prijs van Neerlandia. Commissie en Groepsbestuur raden aan dit voorstel te aanvaarden. Bepaling van het ledenaantal. (Voor de belasting der Afdn.) De Studenten-afdn. wenschen dit te zien bepaald naar het ledental op 1 Mei of 1 Aug. van het afgeloopen jaar. Commissie en Groepsbestuur moeten zulk een regeling, als al te nadeelig voor de Verbondskas, ten sterkste ontraden. Inruiming van een vaste plaats aan de studenten in het Groepsbestuur. In beginsel bestond deze toestand reeds. De voorgestelde grondslagen voor het nieuwe reglement der Groep komen bovendien dit verzoek reeds in de ruimste mate tegemoet. Regeling van het Algemeen Secretariaat der Ver. Besturen van de Studenten-afdeelingen. In de voorgestelde regeling van dit secretariaat lag het gevaar, dat de rechtstreeksche voeling tusschen Groepsbestuur en Studentenafdeelingen zou verbroken worden en dit Secretariaat zou streven naar het winnen van een plaats tusschen Groepsbestuur en Afdeelingsbesturen in; ook zou het zelfstandig ‘optreden naar buiten’ van de Studentenafdeelingen er door in de hand worden gewerkt. Het zou aldus desorganiseerend kunnen werken, wat het Groepsbestuur gevaarlijk zou achten. Het ontworpen nieuwe Groepsreglement kent nu echter aan elke Afd. der Studenten een plaats toe in den Groepsraad, en daarmee vervalt zoowel de noodzakelijkheid als het gevaar van dit Secretariaat. Onder beding dat nadrukkelijk vast blijft staan, dat de Studenten-Afdn. noch alleen noch gemeenschappelijk ‘naar buiten {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} optreden’ zonder toestemming van den Groepsraad, kan, naar Commissie en Bestuur oordeelen, voor het overige aan hen zelf worden overgelaten om, ter vergemakkelijking van hun onderlinge samenwerking, een secretariaat op te richten en in stand te houden. Gedachtewisseling huldiging Gentsche Universiteit. Commissie en Groepsbestuur achten zulk een gedachtewisseling thans overbodig, daar de wederzijdsche opvattingen indertijd voldoende zijn toegelicht. III. De leeftijdsgrens in de Jongelieden-Afd. Rotterdam. Naar dezelfde Commissie was verwezen de kwestie der Jongelieden-Afd. Rotterdam. In strijd met het reglement had deze Afd. haar leden die 21 jaar werden, niet doen overschrijven naar de Burger-Afd., doch ze in haar midden behouden, en zij wenscht dezen toestand thans wettelijk erkend te zien. Commissie noch Groepsbestuur kunnen aanraden, in dit voorstel te treden, dat niet alleen in strijd is met het reglement, maar ook het wezen der Jongelieden-Afdeeling aantast. Voorgesteld wordt de Afd. Rotterdam, en ook andere Jongel. Afdn., waar dit het geval is, ter regeling van den eenmaal geworden toestand, te veroorloven, haar meerderjarige leden alsnog te behouden tot 1 Januari 1919 zonder nochtans nieuwe meerderjarige leden meer aan te nemen. Daarna zal zij tot de voorgeschreven regeling moeten zijn teruggekeerd. IV. Benoeming van een vertegenwoordiger van Groep Nederland in het Hoofdbestuur voor de bestaande open plaats. Dubbeltal: 1.Mr. B. de Gaay Fortman, Dordrecht. 2.J.H. Lebret, Dordrecht. Dordrecht, Oct. 1917. HET BESTUUR. Zeeuwsch-Vlaanderen. Zeeuwsch-Vlaanderen behoort tot die streken van ons vaderland, waarvan men omdat ze tot nog toe voor een deel zijn verstoken van een gemakkelijk regelmatig verkeer met Holland, allicht niet zoo de gevoelens kent, die de bevolking voor het vaderland bezielen. Deze tijd heeft in dergelijke streken echter die gevoelens meer tot uiting doen komen. Dat de zuidelijke Zeeuwen zich goede Nederlanders gevoelen al hebben ze hun rechtmatigen provincialen trots, bewijst o.m. het onlangs verschenen Zeeuwsch-Vlaamsch Volkslied, waarvan samenstellers en uitgever ons veroorloofden de zangstemmen met het eerste vers over te nemen. Het lied heeft door zijn pakkende zangwijze en muzikale bewerking aanstonds ingang gevonden. Het is opwekkelijk te hooren, hoezeer, zooals het refrein {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} luidt, de bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen zich deel van Nederland gevoelen. Onze gemachtigde mocht in September reeds een veertigtal bereid vinden tot het A.N.V. toe te treden. Zeeuwsch Vlaamsch Volkslied. Woorden van Ds J.N. Pattist en J. Vreeken. Muziek van A. Lijsen. Waar eens 't ge - krijsch der zeeu-wen, Ver - stierf aan 't een - zaam strand, Daar schie - pen zich de Zeeu - wen, Uit schor en slik hun land, En kwam de storm - wind woe - den, Hen drei - gend met ver - derf, Dan keer - den zij de vloe - den Van pas ge - won - nen erf Van d'Ee tot Hon - te - nis - se, Van Hulst tot aan Cadzand, Dat was hun ei - gen land - je, Maar deel van Ne - der - land. - {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Van het Groepsbestuur. In de vergadering van 5 September werd o.m. besloten: aan de Stud.-Afd. Utrecht wederom kwijtschelding te verleenen van haar verplichte afdracht aan de Groepskas, ten bate der geinterneerde Vlaamsche studenten; aan de Afd. Wageningen f 50.- te schenken als tegemoetkoming in het tekort, dat de openlucht-Volkszangavond heeft opgeleverd; het aanbod der Afd. 's-Hertogenbosch om de Algem. Vergadering in 1918 te ontvangen, dankbaar te aanvaarden; samenwerking toe te zeggen aan de Vereeniging tot Verbreiding van kennis over Nederland in den Vreemde; den heer Mr. B. de Gaay Fortman te Dordrecht, die zich bereid heeft verklaard het Alg. Secretaris-Penningmeesterschap op zich te nemen, candidaat te stellen voor de open plaats in het Hoofdbestuur. De vergaderingen van 13 en 20 October stelden o.m. vast: Het rapport der Gem. Commissie in verband met de opmerkingen der Afd.-besturen. 1).. Regeling met betrekking tot Studenten- en Jongelieden-Afdeelingen. 2).. Aan het Comité Nederland-Vlaanderen, dat zich ten doel stelt het Nederlandsche volk onpartijdig in te lichten omtrent de Vlaamsche beweging, werd f 150.- steun toegekend. Voor de verspreiding van het Zeeuwsch-Vlaamsche volkslied (zie blz. 185) op de scholen in Zeeuwsch-Vlaanderen werd f 50.- toegestaan. De heeren Dr. Buitenrust Hettema en Prof. L. Knappert hebben ontslag genomen als bestuursleden, de eerste wegens vertrek naar het buitenland, de laatste wegens drukke werkzaamheden. Van de Afdeelingen. Alkmaar (Jongel.-Afd. Cadettenschool). Het Bestuur dezer Afdeeling is samengesteld als volgt: P. Maal, Voorz.; A.F.J. Brummer, Schrijver; J.M. Somer, Penningm.; M.H.J.H. Schuts en G.C.O. Beelaerts van Emmickhoven, leden. Amsterdam (Jongel.-Afd.). Op 12 November a.s. zal het tien jaar geleden zijn, dat de Amsterdamsche Jongelieden-Afdeeling opgericht werd. Het Bestuur heeft besloten dit feit te herdenken, door op Zaterdag 10 November een tooneelavond te houden, gevolgd door bal, ten bate van het Comité voor Nederl. kinderen in den Vreemde. De Tooneelvereeniging ‘Justus van Maurik’ zal een drietal Nederlandsche tooneelstukjes opvoeren, waaronder één van Marcellus Emants. Kaarten zijn op schriftelijke aanvrage onder toezending van postwissel verkrijgbaar, f 1.- per stuk (voor leden en begunstigers der Amsterdamsche Jongel.-Afd. f 0 50 per stuk) bij Mej. S.Ph. Vos, 2de Secr., St. Willebrordusstraat 85, Amsterdam. Deventer (Jongel.-Afd.). 18 Sept. algemeene vergadering. De heer van Vreeswijk werd in de plaats van den heer Groenenberg, die naar Indië is vertrokken, tot onder voorzitter gekozen. Verder werd besloten tot instudeering van één of meer oorspronkelijke tooneelstukken. 25 Sept. eerste propaganda-avond. Behalve veel jongeren waren aanwezig leden van het bestuur der Burger-Afd., Dr. Luyt, leeraar aan het gymnasium alhier en de heer van Heusden, Secretaris van het Comité voor Nederl. kinderen in den Vreemde. De avond werd gevuld met zang, muziek voordracht. Er traden 36 nieuwe leden toe, zoodat de afdeeling thans ongeveer 80 leden telt. 's-Gravenhage (Burger-Afd.). Het Bestuur heeft de vorige maand de 2e Vlugmare uitgegeven en aan de leden doen toekomen, waarin bij genoegzame deelneming goedkoope couponboekjes voor de voorstellingen van het Hofstad-Tooneel worden aangeboden. Ook werd de toegang tegen zeer verlaagde prijzen opengesteld voor een Nederlandschen Muziekavond op 27 October in Diligentia. Voorts vindt men in deze vlugmare iets over vreemde winkelopschriften pittige woorden over nationalisme en gemeenschapszin. 's-Gravenhage (Jongel.-Afd.). Het Bestuur dezer Afd. is als volgt samengesteld: Ch.C. van der Vlis, Voorz.; S.H. van Kuijk, Secr., Leeuwendaellaan 3, Rijswijk; Mej. A.G. de Graafl, Penningm; Mej. H.P. van Nieuwenburg; Mej. A. Prins en G.J. Otten. 29 September hield de heer Dr. Edward B. Koster ‘Voordrachten uit eigen werk’. De diepgevoelde gedichten van spreker werden door de zeer talrijke aanwezigen ten zeerste gewaardeerd. Nijmegen. 9 October gaf de afd. voor de leden een kunstavond, waarover de plaatselijke pers o.m. schreef: ‘Een prachtige kunstavond, waarin de propaganda voor de Nederlandsche woordkunst aan den bekenden voordrachtkunstenaar Albert Vogel en de declamatrice Ellen Vareno uitstekend was toevertrouwd. Zelden zag de Afd. Nijmegen meer waardeering voor haar streven dan gisterenavond, waar de zaal de verzamelplaats was geworden van een uitgelezen en groot gehoor, dat zichtbaar genoot van de geboden kunst. De avond was een groot succes voor het Alg. Ned. Verbond en zal zeker bijdragen om het ledental te vergrooten. Er zal weldra nog een dergelijke avond volgen: wij wenschen het ijverig bestuur, dat dezelfde voldoening ook dan zijn deel zij. Dan zal er een deskundige spreken over ‘Suriname’. Dit laatste werd in de welkomstrede door den voorzitter, Dr. H. van der Velden, aan de aanwezigen medegedeeld. {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} Utrecht (Stud.-Afd.). Het Bestuur is thans als volgt samengesteld: C.F.H. Huysman, Voorzitter; A.G.B. ten Kate, Onder-Voorzitter; J.G.M. Richter, Eerste Schrijver; Justus van Effenstr. 42 bis; J.H. Sebus, Tweede Schrijver; A. Blanson Henkemans, Penningmeester; W. Schuurmans Stekhoven. Taalcommissie. Onze voornamen. Het is voorgekomen, dat iemand zich tot een der leden van onze Commissie wendde met het verzoek hem een lijstje te willen geven van echt Hollandsche namen, ten einde daaruit eene keus te doen bij de geboorte van een aanstaanden wereldburger (of -eres). Daar bij anderen dezelfde wensch zou kunnen opkomen en het in het algemeen gewenscht is, ook in dezen het nationale gevoel levendig te houden of misschien beter te verlevendigen - een schoon voorbeeld in dezen is Scandinavië, waar de voornamen in hooge eer worden gehouden - heeft de Commissie de volgende lijst opgemaakt van Germaansche en Oud-Hollandsche namen, waaruit gegadigden bij voorkomende gelegenheden eene keus zouden kunnen doen. Sommige der hier volgende namen zijn hier en daar bij enkele familien nog in gebruik *).. A. Mansnamen. Adelaart (Allard) Adelbrecht (Albrecht, Albert) Adolf Alfons Alfred Anselm Arnold Arnulf Bernard (Bernhard, Barend) Bertrand Bertold (Bartold) Boudewijn Bode Bernulf Bertram Balderik Bohemond Burkhard Berwout Broer Diemer Dankert Dietmar Diederik (Dirk) Dagobert Douwe Ditlof Ekhard Egbert Everhard (Evert) Ernst (Ernest) Eduard Edzard Edmond Engbert Elbert Erik Ewald Frank Filibert Ferdinand Frederik Fulko Fokko Folkert Folpert Gerhard (Gerard, Gerrit) Gebhard Gildebert (Gilbert) Gerbrand Goderd (Godard) Godfried Goswin (Gozen, Gozewijn) Gunther Gerlof Gobert Gustaaf Gijsbrecht (Gijsbert, Gijs) Hartman Harpert Herman Helmer Hildebrand Hendrik (Hein) Heime Humbert Herbert Hilbert Hidde Hugo Hubrecht (Huibert) Karel Koenraad Lambert Liebrecht Ludolf Landolf Leenhard (Leonard, Leendert) Leopold Lodewijk Lieven Lutger Meinhard (Meindert) Melchert Menno Manhard Nanning Odulf (Olof) Oswald Ogier Otto Otmar Raaf Reindert (Reinier) Reinfried Radboud Reinout Reimond Rembert Rembrand Richard Roeland Rutger Ruprecht (Rupert) Robert Rijk Rijklof Rijnvis Rombout Roemer Rudolf Remko Sebald Siegfried Sievert Sijbrand Sibald (Sebald) Seerp Sasbout Tiebout Tiebert Taco Tijmen Udo Ulfert Ulrik Volkert Warner Wouter (Walter) Walraven Warnfried Walprecht Wilfried Wilhelm (Willem) Wolf Wolfert Wolfram Wibout Wichard {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} Wijbrand Wijnand Willibald Wigbert Wessel Wilbrecht (Wilbert) IJsbrand Zeger Zweder B. Vrouwennamen. Aleid (Adelheid, Aaltje) Aldegonde Altrude Aukje Aartje Begga Brechtje (Berta) Brigitta Badeloch Berlinde Dibberich (Diebrechtje) Dievertje Didje Duifje Elbrigje Engeltje Ermina (Hermina) Emma Folkje Geertrui Guurtje Geesje Godelieve Goedele Hildegonde Hildegarde Hedwig (Hadewij) Heiltje Ida Irmgard Clotilde Kunegonde Lidewij Ludgard Luutje Mabel Machteld Mijntje Niesje Odilde Radegonde Reintje Rijkje Sijtje Sigertje Sjoerdje Volkwij Walburg Welmoed Walrade Wijntje Zwaantje Naschrift der Redactie: Zou de Taalcommissie de lezers van Neerlandia niet willen verplichten door zooveel mogelijk de beteekenis dezer namen eens mee te deelen? Vlaanderen. Vlaamsch Leven in 't Kamp te Zeist. I. In de Werkschool. Bijna drie volle jaren zijn duizenden Belgen in Nederland geïnterneerd. 't Was onverwachts gekomen, schielijk gebeurd. Men stak ze overal: te Amersfoort, Harderwijk, Gaasterland, Zwolle, Assen, Kampen, Oldebroek. Sedert zijn ze in twee kampen: Zeist-Harderwijk, ondergebracht. Ze waren aan zichzelf overgelaten, onberedderd. Allengs kwam er klaarheid in den warboel en met den tijd ontstond van alles wat. Onder dit oogpunt verdient in de allereerste plaats de ‘Werkschool’ de aandacht. Daar wordt van alles onderwezen. Verbeeld u een uitgestrekte heide met bosschen, tegen den einder deinend in heuveltjes, dalen en boomenkruinen, grauw en groen. Middenin een licht glooiende vlakte en een door prikkeldraad omspannen omheining, langwerpig vierkant, ongeveer 1200 300 M. groot; 't kamp dat ik u voorstel. Daarin te midden in de richting der lengte Z Z.W. naar N.N.O. een breede weg met aan weerskanten eene reeks van 30 loodsen tegenover malkaar gelijkelijk gelijnd, op half getal gescheiden door 't sportplein aan de eene zijde en de bureelen der vier afdeelingen: 't beheer, aan de andere: Kamp I en II. Een eigenaardige inrichting onder bizondere omstandigheden werkzaam in een nog meer eigenaardig midden, geboren binst en uit de verschrikkingen van den oorlog door stipte naleving van overeenkomsten getroffen onder staten, waarvan het meerendeel nu als vijand tegenover malkaar, de beschaving deukend, verdedigend, ten kamp staan. Een militaire gemeenschap met niets van militaire doeleinden - tenzij afzonderen - slechts kennelijk aan de kleedij en 't gebrekkig legeren, en eenige Nederlandsche officieren en soldaten ter bewaking, tot handhaving van orde en tucht. Een bonte verzameling van door 't noodlot grilligbijeen-geworpen menschen, meerendeels vaders van familie, die een leven leiden zonder troost en beter door tijdelijke vergetelheid soms zouden zijn geslagen, opdat 't lijden dan min folterend en niet zoo halstarrig kwellend zou zijn, min ingrijpend op 't gemoed, en wien men onderwijsgelegenheid biedt. Deze gelegenheid is feitelijk iedereen gegeven. De Werkschool is niet eenzijdig, doch werkt met het ruimste doel allen voldoening te schenken. Is hij Waal, dan kan hij zijne kennis langs Franschen weg, is hij Vlaming dan in 't Nederlandsch uitbreiden en ontwikkelen. Nu komt het wel vaak voor dat Vlamingen ingeschreven zijn op leergangen voor Walen, omdat ze 't Fransch grondig kennen en ze dan maar in 't voorbijgaan als sterkere oefening benutten. Wij mogen ook met vreugde vaststellen dat het er wel naar lijkt dat belangstelling voor 't Nederlandsch van Belgische hoogere kringen uit aangepredikt wordt. Zoo bijv. op de laatste zitting van het Bestuur der school en der leeraren trok een Belgisch officier met nadruk de aandacht van het onderwijzend personeel tot de noodzakelijkheid voor elken Belg om de twee nationale (niet meer lands-) talen grondig aan te leeren en te kennen. Hij bekende dat op dit gebied de Vlamingen een machtigen voorsprong op de Walen hebben genomen en hem behouden. De officier zou met vreugde deze laatsten tot inzicht willen zien komen {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} en raadde den leeraren plechtig aan de belangstelling voor de Nederlandsche taal bij de Walen in 't leven te roepen, ja, stemming voor 't Vlaamsch te maken. Dit is zeer schoon; 't staat in het teeken des tijds. Wij waardeeren deze woorden ten zeerste en beseffen dat de kennis wederzijds van Vlaamsch en Fransch bij alle Belgen de banden van broederlijkheid derwijze zal toehalen tusschen de beide rassen, die de bevolking van Belgie uitmaken, dat ze zullen onverbreekbaar zijn. Dit ook zou tevens een positieve terugkaatsing op Nederland en zijn cultuur hebben. Het wijst op een ommekeer in gebruiken en gewoonten, die eene belofte in zich kunnen dragen van heil en voorspoed voor 't vrije Vaderland; het kan zijn als het signaal tot verwezenlijking van betrachtingen, die velen zal voldoen en als een zoete balsem 't hart van een groot getal Belgen zal binnendringen. De Werkschool telt een 140 leeraren. Aan haar hoofd staat de bevelhebber van het Interneeringsdepôt Amersfoort-Zeist. Hem is een Nederlandsch officier toegevoegd; verder de ‘Centrale commissie voor onderwijs aan Belgen in Nederland’ en zeven (?) Belgische officieren-inspecteurs. Er wordt onderwijs verstrekt in negen afdeelingen, die zijn: algemeene leergangen, metaal, hout, steen, ALGEMEENE CURSUSSEN. NEDERLANDSCH BETREFFENDE VAKKEN LEERAREN. LEERGANG Graad of Jaargang. Getal uren per week. Getal leerlingen. AANMERKINGEN. Casteels Nederl. aan Vlamingen 3e graad 6 80 Geen boeken. Van den Meersschaut Nederl. aan Vlamingen 2e graad 3 40 Van den Meersschaut Nederl. aan Vlamingen 2e graad 3 55 Lemmens Nederl. aan Vlamingen 2e jaargang 3 36 Lemmens Nederl. aan Vlamingen 2e jaargang 3 36 Roose Nederl. aan Vlamingen 1e graad 2 130 Steenssens Nederl. aan Vlamingen 1e graad 6 44 Steenssens Nederl. aan Vlamingen 1e graad 6 48 Vercammen Nederl. aan Vlamingen - 3 15 Vercammen Nederl. aan Vlamingen - 3 15 Vercammen Nederl. aan Vlamingen 1e jaargang 3 30 Quintens Nederl. aan Vlamingen Middelbaar 3 64 Quintens Nederl. aan Vlamingen Hooger 3 17 Casteels Nederl. aan Walen 3e graad 6 20 Van den Meersschaut Nederl. aan Walen 2e graad 2 42 Lemmens Nederl. aan Walen 1e graad 4 60 Roose Fransch aan Vlamingen 1e jaargang 2 130 Duchesnet Fransch aan Vlamingen 1e graad 2 50 Duchesnet Fransch aan Vlamingen 1e graad 2 50 Duchesnet Fransch aan Vlamingen 2e graad 2 50 Duchesnet Fransch aan Vlamingen 2e graad 2 50 De Backer Engelsch aan Vlamingen 2e jaargang 2 30 Lagast Engelsch aan Vlamingen 1e graad 2 56 Lagast Engelsch aan Vlamingen 2e graad 4 35 Lagast Engelsch aan Vlamingen 3e graad 2 40 Van Lerberghe Rekenen aan Vlamingen 2e jaargang 3 45 Van Lerberghe Rekenen aan Vlamingen 3e jaargang 3 30 Ghijs Rekenen aan Vlamingen 1e jaargang 6 50 Van de Put Rekenen aan Vlamingen 2e jaargang 6 40 Nadoels Rekenen aan Vlamingen 3e jaargang 6 35 Forrest Rekenen aan Vlamingen 1e jaargang 3 34 Forrest Rekenen aan Vlamingen 1e jaargang 2 35 Van Lerberghe Aardrijksk. aan Vlamingen 2e jaargang 2 15 Duchesnet Tolwezen aan Vl. tolbeambten - 3 30 versierende kunsten, opschik, handel, politie en landbouw. Iedere afdeeling heeft een voorzitter en een schrijver. In iederen tak waar geen leergang bestaat, noch voor Franschen, noch voor Vlaamschen, wordt er een geopend zoodra er leerlingen zich melden. Het getal leerlingen is soms zeer groot, soms zeer klein. De Werkschool heeft ongeveer 10,000 inschrijvingen op de verschillende leergangen, wat van haren bijval getuigt, te meer, daar er ten hoogste nog 6000 geïnterneerden in 't kamp zijn en er dus velen op verscheidene leergangen ingeschreven. De meeste manschappen hebben den ouderdom van dertig jaar overschreden, naderen de 40, zijn in hun jeugd weinig op school geweest en hebben des te vroeger gewroet en gezwoegd. Dus zeker wel een zeer eigenaardige, proefondervindelijke poging op zielkundig en vooral opvoedkundig gebied. De afdeeling der algemeene leergangen mag beschouwd als voorbereidend, waar de leerlingen derwijze worden opgeleid dat ze kunnen overgaan naar eene der andere afdeelingen volgens het beroep dat ze uitoefenen of kiezen, en waar ze zich in de voor hen meest geschikte vakken degelijk bekwamen. Het aanleeren der taal wordt bijzonderlijk verzorgd, als zijnde de sleutel tot goed begrip.... Hieronder een kleine, onvolledige tafel der inlichtingen mij door de vermelde leeraren verstrekt. {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} Bovenstaande geeft een duidelijken kijk op den toestand en veroorlooft zich een gedachte te vormen van de noeste vlijt en den grooten moed, die er vereischt wordt vanwege volwassenen om zich uit eigen beweging aan de studie te wijden, ofschoon vele onder hen inderdaad sedert hunne interneering, ja, zelfs sedert het uitbreken van den oorlog, geen nieuws meer hebben ontvangen, noch van hunne familieleden, noch van hunne verwanten. Hoe vaak ben ik 's winters niet door loodsen gewandeld, waar zelfs geen kachel brandt, vochtigheid heerscht en schemerlicht en daar mannen zich zag oefenen, gekleed met kapotjas, gezeten op een paar blokken hout, aaneen gekletst, grof en ruw; met verkleumde handen schreven zij aan hun schooloefeningen, prevelend dat hun lippen ervan beefden, in hun schrijfboek of lei, tot de kou hen opjoeg. Gelukkig zijn sedert dien de verwarmingsloodsen als een zekere redding tot inrichting gekomen, en het meerendeel gaat dan ook daar schuilen. Soms leeren ze in groepjes en 't gebeurt niet zelden dat zich een hunner spontaan tot voorlichter zijner gezellen aanstelt, en een herhalingsles geeft, of vaak met behulp van een nietig bordje ergens in een hoek of kant, schilderachtig tusschen bonte opeenpakkingen gehangen, gemoedelijk aan 't verklaren en uitleggen is. Anderen houden zich onledig met eigen studie. ‘Goed doen en laten praten’, ook ‘Goed doen ter wille van het Goede’ zou men van de werkschool kunnen zeggen. En inderdaad zij heeft veel gewrocht op alle gebied; want, als men nagaat dat er geen leerboeken voor de leerlingen voorhanden zijn, en alles moet gebeuren door middel van den persoonlijken uitleg der leeraren, dan is het stellig zeker dat spijts de geringe middelen, het nut dat wordt gesticht, groot en dubbel verdienstelijk is. Ware het dat slechts eenige uren van gelukkige vergetelheid, voor den bekommerden en beslommerden geest der ongelukkigen, der oogenblikkelijk tot doelloosheid gedoemden, had gebracht, dan nog zou de werkschool reeds als een zeer omvangrijk liefdewerk te prijzen zijn. Jammer dat niet elke leerling in het bezit is van het kostbare boek, waar hij zoo naar hunkert; sommigen wel, zeldzame uitzonderingen. 't Algemeen Nederlandsch Verbond gaf reeds blijken van oprechte belangstelling; 't is iets, 't is niet genoeg. 1).. Er dient nog te worden gezegd dat het korps leeraren gekozen werd onder de meest geschikte elementen der geïnterneerden zelf. In der waarheid is geen hunner, behalve één, in bezit van een diploma dat recht tot dien titel verleent. Echter is hun verdienste daarom ook des te grooter, omdat de gevergde opoffering stijgende is in gelijke verhouding tot den afstand, die hen van de bekwaamheid van den beroepsleeraar scheidt. Laat ik besluiten met te zeggen dat er onder de geïnterneerden geen analphabeten meer zijn. Dat de afgevaardigde van de Belgische Centrale Commissie voor Onderwijs aan Belgen in Nederland de Heer O. Buysse is, stichter van de Hoogeschool van het Werk te Charleroi, vóór den oorlog Bestuurder van het technisch onderwijs en der Schoone Kunsten der stad Brussel, en dat het heele gedoe onder de hooge bescherming staat van onzen hooggeprezen Vorst, Koning Albert I, den Eerlijke. EDMOND SCHORREMANS. West-Indië. Onze West in beeld en woord. Verschenen is het in ons Juni-nummer aangekondigde werk: Onze West in beeld en woord, platenalbum voor het huisgezin en ten gebruike bij het onderwijs aan gymnasia, hoogere burgerscholen, kweek-, normaal- en andere scholen, door Fred. Oudschans Dentz, Adm. v/h Militair Hospitaal te Paramaribo (met verlof h.t.l.) en Herm. J. Jacobs, Oud-hoofd van de Emmaschool te Paramaribo. Uitg. J.H. de Bussy, Amsterdam. 1) Het album omvat al onze West-Indische kolonien. Van Suriname zijn opgenomen 121 af beeldingen met verklarenden tekst, behandelend Paramaribo, de bevolking, cultures en plantages, de districten, het binnenland, de nijverheid, Indianen en Boschnegers. Daarna volgt Curaçao met 44, Aruba met 8, Bonaire met 9, Sint Martin met 6, Sint Eustatius met 3 en Saba met 6 afbeeldingen. De samenstellers van het album zeggen in hun voorwoord het gemis aan een dergelijk werk te hebben gevoeld, een gevoelen dat werd gedeeld door talrijke inteekenaren, en waardeeren de buitengewone bereidwilligheid tot steun, welke hun van verschillende kanten is betoond door vereenigingen, instellingen en particulieren, waarvan met name worden genoemd het Nederl. Aardr. Genootschap en het Alg. Ned. Verbond, die beiden uit hun rijken voorraad cliché's eene keuze lieten doen. Ofschoon dus reeds vele bekende afbeeldingen, die hier en daar verspreid waren en waarvan sommige zeker niet binnen het bereik van koopers van dit album zouden vallen, zijn opgenomen, bevat het werk een groot aantal nieuwe platen, waarvan enkele uit Curaçao en Bovenwindsche eilanden tot de allerlaatste opnamen behooren. De platen zijn alle op duidelijke wijze toegelicht en het blijkt daaruit wel, dat de schrijvers die aan het woord zijn, de omgeving hebben beschreven, waarin zij vele jaren hebben gewoond en welke zij terdege kennen. Aan het werk is een aanhangsel gevoegd: gegevens {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} over land en volk, waarin vele bijzonderheden en cijfers worden geg ven over onze West Indische koloniën, terwijl nog een lijst van boeken betreffende onze West en de onderzoekingstochten in het binnenland, het geheel tot een leerzaam bezit maken. Het album in fraaien omslag is uitstekend verzorgd en zal ongetwijfeld veel bijdragen tot vermeerdering der kennis omtrent onze zoolang verwaarloosde W.-Ind. koloniën. Vooral bij het onderwijs in al zijn lagen kan het van groot nut zijn. Verhoogde belangstelling in onze West zal de beste belooning zijn voor de samenstellers, die zich {== afbeelding Calvin College te Grand Rapids (Michigan).==} {>>afbeelding<<} met zulk een gelukkigen uitslag van hun vaderlandsche taak hebben gekweten. De afbeeldingen, die ons ter opneming werden afgestaan, stellen voor: 1.Het gouvernementshuis te Paramaribo. 2.Het militair hospitaal te Paramaribo. 3.Vrouwen en meisjes in kottokostuum op weg naar een trouwhuis. Op het hoofd dragen ze gebak in servetten. 4.Bacoven(bananen)drogerij op plantage Kronenburg. Amerika. Nieuw College Gebouw der Chr. Geref. Kerk te Grand Rapids, Mich. Men schrijft ons uit Grand-Rapids: De vierde September was een gedenkwaardige dag in de geschiedenis der Christelijke Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika daar op dien dag de publieke ingebruikneming plaats greep van het nieuw en groot gebouw, dat Calvin College en het Seminarie dier Kerk huisvest. De Theologische School te Grand Rapids werd gesticht in het jaar 1876, toen Ds. G.E. Boer, vroeger leeraar der Chr. Geref Kerk te Niezijl, Groningen, optrad als eerste docent dier inrichting. Ruim tien jaren lang voordien was de opleiding van leeraars dier destijds worstelende kerkengroep in de handen geweest van Ds. D.J. van der Werp, die predikant was zoowel als docent. Ds. Boer was de eerste, die uitsluitend belast was met de taak der opvoeding van predikanten. Tot 1882 was hij de eenige professor. Zijn onderwijs gaf hij op de bovenverdieping eener Christelijke School te Grand Rapids, aan Williamsstraat aldaar. In genoemd jaar werd Ds. G.K. Hemkes aan hem toegevoegd als tweede docent, en enkele jaren daarna werd de bekende Dr. Geerhardus Vos benoemd als derde professor. In het jaar 1892 werd door dit drietal hoogleeraren en ongeveer 50 studenten een nieuw gebouw betrokken, aan Madison Ave te Grand Rapids. Met grond en al kostte de nieuwe plaats $ 29 000. Niemand had toen vermoed, dat dit ruime en schoone gebouw binnen een kwart eeuw te klein zou zijn voor het doel, waarvoor het werd opgericht. Toch bleek zulks het geval te zijn. Nadat de Synode van 1900 besloten had om het literarisch departement der Theol. School uit te breiden tot wat men in Amerika een Academy en College noemt, en het onderwijs open te stellen voor studenten van beiderlei kunne, kwam er eerlang zulk een toevloed van leerlingen, dat men genoodzaakt werd om de z.g.n. ‘basement’ of benedenverdieping te gebruiken voor leerzalen Doch mettertijd was ook dat niet genoeg en leeskamer en wachtkamer werden kort daarop evenzeer door de klassen in beslag genomen, terwijl een ander en kleiner gebouw als laboratorium gebezigd even- {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} eens ongenoegzaam bleek wat plaatsruimte aanging voor de ruim 300 studenten. Daarop besloot het curatorium in 1915 tot het oprichten van het gebouw dat in 1917 in gebruik werd genomen. Het kost ongeveer $ 150.000, behalve de grond, tien akkers groot, die door burgers van Grand Rapids werd betaald en namens de stad als geschenk aan de Kerk werd aangeboden. Het gebouw is zoo goed als betaald en een sieraad van de stad. * * * De nestor der Gereformeerde Predikanten in Amerika, Ds. Roelof Duiker is overleden. Hij kwam in 1867 met 70 emigranten naar Grand Rapids, Michigan. Bijna 31 jaren oefende hij in Amerika zijn ambt uit. Als volksleider en dienaar van het Woord vormde hij een gewichtige schakel in de Hollandsche nederzetting tusschen het oude vaderland en het nieuwe werelddeel en tusschen de twee Hollandsche-Gereformeerde Kerkengroepen in Amerika Ds. Duiker was in Drenthe geboren en bereikte den leeftijd van 92 jaren. Ingezonden. Het besturen van Jongel.-Afdeelingen. Toen in 1907 de eerste Jongelieden-afdeeling opgericht werd, verwachtten de stichters veel van ‘het jeugdig vuur en de ideëele gezindheid’ (Prof. te Winkel) van het jongere geslacht, dat daarmede in de gelegenheid werd gesteld zich bij het Verbond aan te sluiten. Nu, tien jaar later, heeft eenerzijds de geschiedenis nog niet bewezen, dat men zich in zijn verwachtingen vergist heeft, maar anderzijds is is de uitslag gering althans in verhouding tot hetgeen hij kon zijn. Naar mijn meening moet men de oorzaak zoeken in de wijze, waarop de jongelieden-afdeelingen bestuurd worden. Ik wil hiermede geen blaam werpen op de bestuursleden, integendeel, ik heb dikwijls hun opoffering leeren bewonderen, maar velen hunner zullen mij toch wel willen toegeven, dat hun vaak het wetenschappelijk inzicht ontbreekt om de moeilijke bestuurstaak op de beste wijze te volbrengen. Er is, voor zoover mij bekend, tot nog toe te weinig geschreven over de verschillende vraagstukken, die zich kunnen voordoen, en als iemand dan door een vergadering gekozen is en zich met hart en ziel aan zijn werk wil wijden, dan voelt hij dadelijk de behoefte aan een geschriftje of artikel, dat hem over zijn bestuursplichten doet nadenken. Al is hij het met het geschrevene niet geheel eens, zijn inzicht zal er door verscherpt worden. Ik ben overtuigd, dat ik in het onderstaande slechts een persoonlijke meening ten beste geef, die ongetwijfeld bestrijding zal vinden, maar hoop, dat mijn beknopte beschouwingen voor bestuursleden haar nut zullen hebben als prikkel tot nadenken. * * * Het doel eener Jongelieden-afd. is gelijkluidend aan dat van het Verbond als geheel: belangstelling en liefde op te wekken voor den Nederlandschen stam, de Nederlandsche taal. Juist in den H.B. S.- en Gymnasiumtijd leert iemand, verheugd over pas verworven kennis, het gemakkelijkst zijn eigen taal en beschaving stellen beneden die van onze grootere naburen. Juist dan went hij zich aan vreemde woorden noodeloos te schrijven en in het gesprek te gebruiken, beeldt hij zich in, dat Nederland zoo jammerlijk klein is en tot niets in staat. En die meening wordt in latere jaren niet zoo gemakkelijk weggewerkt, terwijl omgekeerd een tegenovergestelde meening zich steeds blijft handhaven. Waar de vraag, of men zich tot het A.N.V. voelt aangetrokken of niet, zuiver gevoelszaak is, past hier niet een beschuldiging, als zou men op lateren leeftijd niet meer tot ijveren voor het doel zijn te bewegen, omdat men dan meer levenservaring heeft opgedaan. De propaganda zoekt niet het onontwikkelde verstand, maar het gevoel, dat nog door geen strijd om het bestaan afgestompt is. Indien het volgroeide verstand de liefde voor Groot-Nederland belachelijk vond, zou het gevoel wel moeten wijken, zoodat de leerschool zijn doel had gemist. Een Jongelieden-afd. behoeft geen leden aan de Burger-afd. te leveren. Ook zonder dat kan zij groote waarde hebben. Wel zal geregelde overschrijving van leden, die daarvoor den leeftijd bereiken, voor het nut der afdeeling pleiten, doch het voornaamste nut - behoud en versterking der liefde voor 't Nederlandsch in den tijd, dat deze het meest bedreigd wordt - laat zich daaraan niet toetsen, temeer daar de werkwijze der betrokken Burger-afd. hierbij een groote rol speelt. Is de burgerafdeeling één van de vele, die den leden een slecht bezochte jaarvergadering aanbieden en verder alleen voor de inning der lidmaatschapskaarten zorgen, dan kan men zich gemakkelijk indenken, dat weinigen zich laten overschrijven. De schuld ligt echter ook - zoo niet juist - bij hen, die geen lid der burgerafdeeling worden. Tien - soms zelfs minder - jonge, geestdriftige menschen kunnen een afdeelingsbestuur tot een geheel andere werkwijze dwingen, omdat immers ook in een slecht bezochte vergadering meerderheid van stemmen de beslissing brengt. Het verschijnsel, dat alle burgerafdeelingen zooveel leden hebben, die nooit een vergadering bezoeken, ja, zich nauwelijks herinneren lid te zijn en Neerlandia geregeld ongelezen in de papiermand laten verdwijnen, verdient wel de aandacht. De redenen hiervan zijn, dat het bestuur, behalve de belangstelling en den zedelijken steun van de leden, ook geld vraagt en bovendien de invloed van het Verbond van een groot ledental afhankelijk is. Iemand lid te maken van een vereeniging is soms gemakkelijk, vooral als de naam goed klinkt en het doel vanzelf spreekt, maar iemand lid te maken in den waren zin des woords, d.w.z. in den kring doen opgaan als een gedeelte daarvan, dat het leven van den kring geheel meeleeft, dat is een taak, waarvan menig bestuurslid de moeilijkheid moet inzien. Men kan daarom alle minder ernstige en minder ijverige leden niet weigeren. Wie meer wil doen dan de groote meerderheid der leden, voelt zich daardoor vaak vereenzaamd onder wie steunende geestverwanten moesten zijn, doch het aantal leden weegt zwaarder dan het gehalte. {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} Dit laatste geldt met nog meer klem bij een jongelieden-afdeeling, want hier kan een goede werkwijze dikwijls menig laksch lid tot ijver en belangstelling voeren. Men trachte zooveel mogelijk alle ontwikkelde jongelui lid te maken. Ik geef hier met opzet de beperking ‘ontwikkeld’, omdat het nu eenmaal, althans in ons land, onmogelijk is alle jongeren in één verbond samen te brengen. Vooral in een gemengde vereeniging is standsverschil een beletsel. Bovendien eischt het volgen van de meeste lezingen, die een jongelieden-afdeeling geeft, meer dan de ontwikkeling van iemand, die alleen lager onderwijs heeft genoten, terwijl vrees voor verlies van het Nederlandsch karakter bij iemand, die geen andere talen kent of leert dan de zijne, niet zoo groot behoeft te zijn. In dit verband verdient ook het bedrag der jaarbijdrage eenige aandacht. Naar mijn meening is het verkeerd voor alle afdeelingen eenzelfde contribute voor te schrijven, zooals het Groepsreglement doet (f 0,75). In de eene stad is het wenschelijk een hooge, in de andere een lage jaarlijksche bijdrage te heffen; zulks hangt van de plaatselijke toestanden af. Is er een H.B. S.-bond of andere vereeniging, die den leden f 2.50 's jaars vraagt, dan ontstaat bij de jongelui vaak de meening, dat een vereeniging, die zich met f 0,75 tevreden stelt en daarvoor verschillende avonden geeft, wel ‘minderwaardig’ moet zijn, zoodat in dit geval de jongelieden-afdeeling beter f 1,50 had kunnen eischen. Het lijkt mij trouwens in 't algemeen gewenscht, dat alle leden Neerlandia ontvangen, want het gezamelijk lezen gelukt bij de jongelui beter met verboden romannetjes dan met ons Verbondsorgaan - enkele goeden niet te na gesproken natuurlijk. Indien men echter met het oog op het feit, dat menige leerling van een middelbare school over weinig geldmiddelen beschikt, een lage jaarlijksche bijdrage beter acht, dan is het aan te bevelen een onderscheid te maken tusschen die leerlingen en de oudere leden, b.v. vast te stellen, dat de bijdrage voor leerlingen van gymnasium, H.B.S. en daarmede gelijkstaande scholen f 0.75, voor anderen f 1.50 bedraagt. Een belangrijke vraag voor elk afdeelingsbestuur is: Hoe de propaganda in te richten en nieuwe leden te werven? Het spreekt vanzelf, dat de propaganda moet steunen op het doel van het Verbond, al stelt men zich ook tevreden met leden, die minder voor de goede zaak voelen dan men wel zou wenschen. Toch komt het tegenovergestelde helaas vaak voor. Zoo hoorde ik bijvoorbeeld eens een bestuurslid tot eenige niet-leden ongeveer aldus redeneeren: ‘Onze afdeeling geeft lezingen, uitvoeringen met bal na en gezellige avonden. Hoe komt het, dat wij zooveel leden hebben? De één wordt lid voor de lezingen, de ander voor de muziek- en tooneeluitvoeringen, een derde voor de bals, een vierde voor de gezellige avonden. Als u dus om een van deze dingen iets geeft, moet u lid worden.’ Dit is geen op zichzelfstaand geval, want ik durf gerust te verklaren (en als oud-voorzitter ben ik daartoe wel bevoegd), dat, bij de laagst mogelijke schatting, tenminste een honderdtal der leden van de Jongelieden-afdeeling Rotterdam uitsluitend lid zijn, omdat deze afdeeling bals geeft, en, wat het ergste is, lid zijn gemaakt door menschen, die hun uitsluitend op de bals wezen. De beste wijze van ledenwerving lijkt mij uitnoodiging van de jongelui, die voor het lidmaatschap in aanmerking komen, tot een lezing of andere bijeenkomst, met gelijktijdige toezending van een propagandageschriftje. Hiervoor is uitstekend geschikt Marc. Emants' ‘Waarom moet ons volk zijn taal en nationale eigenaardigheden in ere houden?’, dat de schrijver juist met dat doel voor de Jongelieden-afdeeling Rotterdam samenstelde. Ook Prof. te Winkels ‘Wat wil het A.N.V.?’ is bruikbaar, ofschoon het m.i. voor een propagandageschriftje niet beknopt genoeg is. Voor verdere inlichting omtrent werkwijze en inrichting van het A.N.V. kan men, als de kas zulks toelaat, het propagandaboekje van den heer C. van Son (‘Doel, werking en inrichting van het A.N.V.’) bijvoegen of eenige dagen later nazenden. Als de genoodigde dan op de bijeenkomst verschijnt, behoeft hem alleen gevraagd te worden, of hij wil toetreden, zoodat degeen, die het vraagt, het doel der vereeniging niet telkens opnieuw behoeft uit te leggen, wat met enkele woorden moeilijk duidelijk genoeg kan geschieden. In Rotterdam waren bijna alle leeraressen en leeraars van H.B.S. en Gymnasium, die wij dat vroegen, bereid uitnoodigingskaarten en propagandageschriftjes te verspreiden. Ongetwijfeld zullen andere afdeelingen ook op dien steun kunnen rekenen. Een moeilijke kwestie is natuurlijk voor elk afdeelingsbestuur: welke sprekers men zal uitnoodigen een lezing te houden en hoe andere bijeenkomsten in te richten. Over dit onderwerp zou meer te schrijven zijn dan de plaatsruimte in Neerlandia toelaat, en elke afdeeling en elk bestuurslid heeft op dat gebied zijn eigen meening. Uitstekend geschikt voor een Verbondsavond lijkt mij o.a. een lezing over Nederlandsche letterkunde. Zoo is b.v. de Rotterdamsche afdeeling, met het doel de belangstelling voor Nederlandsche boeken op te wekken en levendig te houden, bezig met een reeks ‘lezingen over Nederlandsche letterkunde door de schrijvers zelf’. Reeds hielden Dr. René de Clercq en Dr. Frederik van Eeden een voordracht, terwijl den leden nog lezingen van Henri Borel, Bernard Canter, Louis Couperus en een tweede avond van Dr. Frederik van Eeden toegezegd zijn 1) Ook een uitvoering met muziek, zang en tooneel is aantrekkelijk voor jongelui, maar niet altijd geschikt als propaganda-avond. De grootste zorg dient dan te worden besteed aan de keuze der zangnummers en tooneelstukken. Ik heb eens de programma's nagelezen van de uitvoeringen, die de Jongelieden-afdeeling Rotterdam de laatste vier jaar gegeven heeft, en heb er mij opnieuw over verbaasd, hoe slecht de keuze soms is geweest. Dat solonummers voor viool en piano overwegend van vreemden oorsprong zijn, is moeilijk te vermijden, maar op het gebied van zang en declamatie zijn er zooveel titels te noemen, die een echt Nederlandsche stemming teweegbrengen, dat m.i. in een bijeenkomst van een Verbondsafdeeling de beste vertolking van een buitenlandsche opera niet op zijn plaats is. Ook wat tooneel betreft is er in R'dam veel tegen den goeden {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} smaak en het karakter van een A.N. V.-avond gezondigd. Naast goede stukken van Frederik van Eeden, Marc. Emants, Herman Heyermans en W. Schürmann werden vaak flauwe kluchten opgevoerd, zooals elk minsterangs lief hebberijgezelschap die zijn leden voorzet; soms zag men daarbij nauwgezet toe, of de schrijver wel een Hollander was en meende men, dat daarmee de keuze gerechtvaardigd was, soms ook niet. Het is de plicht van een afdeelingsbestuur er voor te zorgen, dat de bijeenkomsten Nederlandsche kunst avonden zijn, al komt het daardoor in botsing met sommige medewerkende leden. Misschien zijn er wel oudere Verbondsleden, die het bestuur bij de keuze van tooneelstukken enz. willen voorlichten. Daarmede doen zij een beter werk dan met de veroordeeling van alles wat geen lezing of vergadering is. In een vereeniging van jongelui is er nu eenmaal af en toe behoefte aan ontspanning, zooals een uitvoering geeft, en dat men een dergelijken avond met een bal besluit, is m.i. geen bezwaar, mits het dansen geen hoofdzaak wordt. Zooals ik hierboven reeds schreef, hebben juist leerlingen der middelbare scholen het Verbond noodig. Het afdeelingsbestuur moet daarom alles in het werk stellen om de propaganda onder deze jongelui zoo goed mogelijk te doen zijn en daarbij bedenken, dat hoe jonger iemand lid wordt, hoe beter, want des te langer kan hij lid blijven. Tegen de bepaling van het Groepsreglement, dat de leden niet ouder mogen zijn dan 21 jaar, wordt weliswaar op uitgebreide schaal gezondigd 2), maar het is m.i. wenschelijk, dat het Groepsbestuur tegen deze wetsovertreding strenger dan tot nog toe gaat optreden. Het reglement leent zich trouwens voor een ontduiking wel gemakkelijk. ‘Jongelieden van 15 tot 21 jaar kunnen zich vereenigen tot afdeelingen,’ Zeker, dat klinkt vrij duidelijk, maar een jurist - en die zijn er ook onder de jongelui - leest er uit: Indien men ouder dan 21 jaar wordt, behoeft men niet te bedanken, want alleen voor het oogenblik van toetreding is een leeftijdsbeperking vastgesteld. Bijna iedere schoolvereeniging kent den strijd over het al of niet toelaten van oud-leerlingen, en in den regel wordt het pleit dan ten gunste der toelating beslecht: een bepaling, die de leden op een gegeven oogenblik uit het vereenigingsleven bant, kan moeilijk gehandhaafd worden. De maximum-leeftijdsgrens onzer jongelieden-afdeelingen is echter in het belang van de Groep, de Burger-afdeelingen en de Jongelieden-afdeelingen zelf. Het belang der Groep is vrij prozaïsch: de leden eener jongelieden afdeeling betalen een jaarbijdrage van f 0,75 tot f 1,50, waarvan slechts een gering gedeelte (van 1/10 tot ⅕) aan de Groepskas ten goede komt; die der burger-afdeelingen betalen f 2,50 per jaar, waarvan de Groepskas ⅗ ontvangt. Men kan aannemen, dat op 21-jarigen leeftijd een bijdrage van f 2,50 gerust geeischt kan worden; voor de meeste jongelui is dat juist de leeftijd, waarop men het gemakkelijkst van zijn geld afstand doet. Van het standpunt der burger-afdeelingen beschouwd, verliest de instelling der jongelingen-afdeelingen veel van haar waarde, als men zich niet laat overschrijven en zoodoende juist de frissche krachten in de jongelieden-afdeeling blijven, tot zij een deel van hun geestdrift verloren hebben. Tenslotte eischt vooral ook het belang de jongelieden-afdeelingen zelf handhaving der grens. In de practijk doet zich het gemakkelijk te begrijpen feit voor, dat aan de eene zijde een groot aantal oudere leden liever geen zeer jonge gelijkgerechtigden naast zich zien, welke zienswijze ook menig bestuurslid aantast, en aan de andere zijde voelt een jonger lid zich niet thuis tusschen vele ouderen. Trouwens, de wijze van ledenwerving is vaak deze, dat de leden kennissen tot de een of andere bijeenkomst uitnoodigen, waar men ze dan tracht over te halen toe te treden: oudere leden brengen dan veelal kennissen van denzelfden leeftijd mee. Het gevolg van dit alles is, dat de vele leerlingen van H.B.S. en gymnasia in een plaats, waar een dergelijke verbasterde jongelieden-afdeeling is, nooit Verbondslid worden, dat een groot aantal jonge Nederlanders, in de jaren, dat zij het juist noodig hebben, door een verkeerden toestand in de vereeniging zelf, wier belang het geldt, van toetreden afgehouden worden. De leeftijdsgrens moet dus gehandhaafd blijven. Trouwe leden behoeven dan niet wreedaardig verbannen te worden, als zij den leeftijd van 21 jaar bereiken: indien leden eener burger-afdeeling tevens buitengewoon lid eener jongelieden-afdeeling konden zijn, waarbij zij dus alleen in de afdeeling van ouderen stemrecht hebben, zou deze kwestie geheel opgelost zijn. Een reglements-wijziging is daarvoor niet noodig, overleg tusschen burger- en jongelieden-afdeeling zou voldoende zijn. 1). Als de jongelieden-afdeeling in dat geval voor dergelijke leden een gedeelte der jaarbijdrage ontving, zou men voor het buitengewoon lidmaatschap niet extra behoeven te betalen. Nu weldra het Groepsreglement herzien zal worden, verdient het des te meer aanbeveling de contributieen leeftijdskwestie eens goed te overwegen. W. BEIJDERWELLEN. Amsterdam, Sept. 1917. De welluidendheid van ons Nederlandsch. Geachte Redactie. In wijze voorzorg heeft het Alg. Ned. Verb. eene commissie ingesteld om te waken tegen de onnoodige vreemde woorden en voor de zuiverheid der taal. Er bestaat, U bekend, een genootschap dat optreedt voor de schoonheid van ons land en onze steden, Heemschut geheeten. Telkens weer verheft het waarschuwend den vinger. Wordt het nu geen tijd ook eens een genootschap of wat dan ook op te richten voor de schoonheid en welluidendheid onzer taal; of is het reeds genoeg als zij maar zuiver is en is {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} alleen het kwaad noodlottig dat van buiten komt? Er ontbreekt veel aan den eerbied dien wij koesteren voor de welluidendheid van ons Nederlandsch. Maar (en dit is het eigentlijke doel van mijn schrijven) nergens wordt die wreeder en onnoodiger vermoord, dan waar onze schrijvers tegenwoordig steeds meer de klankvolle woorden ‘wij’ en ‘zij’ door het vreeslijke ‘we’ en ‘ze’ gaan vervangen. Wat drijft hen in 's hemelsnaam tot zulk een wansmaak? Hebben wij soms geen u-klanken genoeg in onze taal? Is het zooveel gemakkelijker e dan ij te schrijven? Is het mooier of beter? Sommigen gaan zoo ver, dat zij op een heele bladzijde geen wij of zij dulden, alsof die de grootste rampen konden veroorzaken. Zelfs waar zij den klemtoon hebben, wordt tegen iedere redelijke zegging in aan het toonlooze de voorkeur gegeven. Ik geloof dat dit een bederf in onze taal is. Het is ieders plicht, maar het meest van onze schrijvers de taal vrij, hoog en open te doen klinken. Haar klankrijkdom te versmoezelen of weg te moffelen ligt op niemands weg. Dat er gevallen zijn, waarin de toonlooze vorm de voorkeur verdient, ook al zijn het niet vele, geef ik gaarne toe. Maar wij en zij te boycotten, dat lijkt, men vergeve mij de uitdrukking, op zuivere aanstellerij. Dat is tienmaal zoo gemaakt als om altijd wij of zij te schrijven. Men denkt los te doen en doet alleen maar slordig. Zouden wij nu deze leelijkste aller taalmodes niet kwijt kunnen raken? Hoogachtend, Uw dw. P.W. DE KONING. Amsterdam, Oct. 1917. Kinderverzorging. Geachte Redactie, Het is met zekeren schroom, dat ik U een plaatsje vraag in Neerlandia. Schroom, omdat de Delftsche Afdeeling volstrekt niet de schijn op zich wil laden van met goede werken te willen pronken; onze afdeeling wil alleen iets vermelden van haar werk, opdat andere afdeelingen misschien zouden gaan zeggen, dat zouden wij ook wel kunnen doen en dan zou er zooveel gewonnen zijn voor een goede zaak. Het bedoelde werk betreft de verzorging van Nederlandsche kinderen uit den Vreemde. Onze afdeeling verzorgt nu ongeveer 5 maanden ± 52 kinderen. 4 maanden kon zij het zelfstandig doen, dank zij ongeveer f 1600.- bijeengebracht door fabrieken en particulieren en ook omdat zooveel pleegouders gevonden werden, die belangeloos de kinderen opnemen wilden. En de meeste hebben er genoegen van gehad of hebben er nog genoegen van. Een tiental werd door de ouders teruggevraagd. Wat zou er door andere afdn. nog niet gedaan kunnen worden, opdat meerdere kinderen hier verzorging zouden kunnen vinden. Mochten zij er zich voor willen spannen, zij zullen er geen spijt van hebben - een weinig moeite zal rijkelijk beloond worden. J. IJPERLAAN, Secretaris v/h Delftsch Comité. Delft, October 1917. Peters en Meters voor Vlaamsche krijgsgevangen in Duitschland. Het Comité in Nederland van ‘Volksopbeuring’ Afdeeling: Soldatentroost doet nog een dringend beroep om steun voor de Vlaamsche krijgsgevangenen in de Duitsche krijgsgevangenenkampen. Terwijl de bloedverwanten en vrienden der gevangenen in Vlaanderen zelf rusteloos voortgaan met het brengen van offers en gestadig ondanks den oorlogsdruk, gelden stoiten om pakketten aan hun verwanten of aan bevriende gevangenen te zenden, blijven er uiteraard onder de laatsten talrijken, die geen dergelijken steun uit hun moederland kunnen verkrijgen, omdat zij of in 't geheel geen vrienden of bloedverwanten bezitten, of geen die hen nog kunnen helpen. Onder die omstandigheden doet gemeld Comité een warm beroep op zijn landgenooten, om steun te verleenen door toe te treden als Peter of Meter. De prijzen der pakketten zijn f 1.80, f 2.75. f 3.60 al naar hun samenstelling. De verbintenis kan geschieden voor uitzending éénmaal per maand of tweemaal per maand. Inlichtingen omtrent de samenstelling der pakketten enz. verstrekt ons bureau gaarne op aanvraag. Dit bureau doet tevens nauwgezet onderzoek naar de werkelijke behoefte, zoodat voorkomen wordt dat hulp van uit Nederland verleend wordt aan degenen, voor wie reeds door bloedverwanten in Vlaanderen wordt gezorgd. Voor het Comité in Nederland, L. SIMONS, Secretaris-Penningmeester, Prinse Vinkepark 42, Den Haag. Mededeelingen en Allerlei. Allen Nederlanders ten voorbeeld. - Voor de derde maal heeft H.M. de Koningin-Moeder door een geldelijke gift bewijs van belangstelling gegeven in het werk van het Comité voor Nederl. kinderen in den vreemde. - Uit de Handelingen van de synode der Ned. Herv. Kerk blijkt, dat de synodale commissie in het voorjaar een schrijven ontving van den partciulieren secretaris van H.M. de Koningin, waarin ter kennis van de commissie werd gebracht, dat Hare Majesteit tegenwoordig was geweest bij een godsdienstoefening op den eersten Paaschdag van dit jaar, waarbij onder de liederen, die een solist ten gehoore bracht, een niet-Nederlandsch lied voorkwam. Als lid van de Ned. Herv. Kerk kwam Hare Majesteit hiertegen op en tevens als beschermvrouwe van verschillende vereenigingen. welke de ontwikkeling der liefde voor de eigen taal beoogen en daarmede streven naar een krachtig nationaal bewustzijn. Waarbij de opmerking werd gevoegd, dat de mooiste kerkelijke en godsdienstige liederen in onze moedertaal ter beschikking staan. Op grond dat de leiding der godsdienstoefeningen in handen der predikanten gelegd is, heeft de synodale commissie aan het ministerie van predikanten der {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} Ned. Herv. Gem. te 's-Gravenhage van dit schrijven mededeeling gedaan, en daarbij haar volkomen instemming met de aanmerking van H.M. de Koningin te kennen gegeven. De commissie heeft hierin tevens aanleiding gevonden onder de aandacht te brengen (in het Weekblad der N.H.K.) dat in openbare godsdienstoefeningen der Ned. Herv. Kerk geen liederen in een vreemde taal door koor- of solozang behooren ten gehoore te worden gebracht. (Westfriesche Kerkbode). Van de Boeken-Commissie. In het Oct -nr. namen wij een lijst van adressen op, waarmee de B.-C. in verbinding stond of staat. Zij hadden alleen betrekking op Noord-Amerika. Voor de prijsuitdeeling op 1 October in het Vluchtoord te Gouda gehouden, zond de B.-C. een mooie verzameling kinderboeken, waarvoor de hoofdonderwijzer dezer dagen zijn hartelijken dank betuigde. O.m. schreef hij: ‘De keuze was uitstekend, ook was de tevredenheid der kinderen groot’. Dezer dagen ontving de Werkschool der geïnterneerde Vlamingen te Zeist een flinke hoeveelheid leerboeken. Aanvragers van het Belgisch front of elders, in Frankrijk, kan de Boeken-Commissie door de tijdsomstandigheden niet rechtstreeks helpen. Zij kunnen zich echter verzekerd houden, dat de Commissie elke gelegenheid aangrijpt om boeken voor hen mee te geven. Nederlandsche leergang A.N.V. te Cheribon. Aan de Locomotief van 4 Aug. is het volgende ontleend: Te Cheribon werd heden op plechtige wijze de Nederlandsche Leergang aan het Alg. Ned. Verbond geopend. Onderwijzers en leerlingen togen gezamelijk naar de kaboepaten. Het was een heele stoet: voorop de drie onderwijzeressen en vier onderwijzers, en daarachter de 275 jongelui, allen Inlanders. In de kaboepaten waren reeds vereenigd: de resident, de regent, de controleur, de voorzitter en andere leden van het comité van toezicht en beheer, de majoor der Chineezen, eenige inlandsche ambtenaren en enkele andere belangstellenden. Allereerst werd het woord gevoerd door den voorzitter van het comité, den heer Jacometti, die zijn vreugde uitte over het zeer groote aantal deelnemers, waarmee begonnen kon worden. Spr. stelde voorts in het licht het nut van den cursus als middel om de minder ontwikkelden te brengen tot meer belangstelling voor het eigen land. De regent sprak vervolgens de deelnemers aan den cursus toe in het Maleisch, hen opwekkende de lessen trouw te bezoeken en er op wijzende, hoe zij - eenmaal in het bezit van het kleinambtenaarsdiploma - hun positie zouden kunnen verbeteren. Vervolgens bracht spr. dank aan het comité en aan allle anderen, die op eenigerlei wijze hadden meegewerkt aan dit groote belang voor de Inlanders. In eenige gloedvolle woorden sprak ook het hoofd van gewestelijk bestuur zijn voldoening uit over den grooten toeloop van leerlingen. Spr. noemde het een merkwaardig, en verheugend teeken des tijds, dat de eerste stoot voor de oprichting kwam van een inlandschen bureauklerk der S.S., die zich eerst verzekerde van de noodige deelneming en daarop de eerste stappen deed bij het Alg. Ned. Verbond. De resident eindigde met de beste wenschen uit te spreken voor het welslagen van den cursus. De cursus begint met vijf eerste klassen, twee tweede, een derde en een vierde. Het is te hopen, dat het gouvernement een flinke subsidie zal geven. Dan kan het schoolgeld belangrijk worden verminderd. Hollandsche poffertjes. Dat Hollandsche poffertjes ver over de grenzen bekend zijn, blijkt uit een mededeeling ‘onder de streep’ in het Alg. Hbld. Een landgenoot, op Ceylon verblijf houdende, zag n. 1. een inlander in een ‘rusthuis’ in de buurt van Batticaloa gelegen aan de Oostkust van het eiland, poffertjes eten. En niet alleen dat 4000 mijlen ver, dit nationaal gebak bekend was en genuttigd werd, doch de naam was zelfs blijven leven. En Ceylon is al meer dan 100 jaar geen Hollandsche kolonie meer. Als Hollandsche poffertjes niet zoo smakelijk waren zouden we kunnen zeggen dat ze een al even taai bestaan hebben als de Hollandsche taal. Hollandsche graven op Decima. Van regeeringswege zijn thans stappen gedaan tot het doen herstellen van de oude graven op het eiland Decima in Japan, waarin de stoffelijke overblijfselen van Nederlanders rusten. Na het artikel van den Heer Mörzer Bruyns in het Octobernummer een dubbel aangename tijding. Verschenen: Programma van het onderwijs voor 1917 - 1918 der Rijks Hoogere Land- Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen, uitgegeven door het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel. Bredero. De uitgever S.L. van Looy bereidt een nieuwe uitgaaf der volledige dichtwerken van Gerbrand Adriaanszoon Bredero voor, bewerker: Ds. J.A.N. Knuttel. Het werk verschijnt in drie kwarto deelen. Het eerste is reeds ter perse. St. Nicolaasfeest te Essen. De heeren J. Heetwinkel, G.A.H. Theelen en Alb. Prein te Essen hebben het plan opgevat aan een 1000-tal Nederlandsche kinderen een St. Nicolaasfeest te bereiden. Zij vragen daarvoor steun aan velen, want er is veel noodig eer ieder wat heeft. Het adres van den penningmeester is Rolandstraat 26, Essen. Postzegelafdeeling. Zendingen gebruikte postzegels ontvangen van Mevr. de B.v.H., Vlaardingen, Mr. A.C. van Blommestein, Rotterdam, H. Enno van Gelder, Amsterdam, Fred. Oudschans Dentz, 's-Gravenhage, Joh. A. Smidt, Soebang. {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Antoon van Wouw, Afrikaansch beeldhouwer. Een zijner laatste werken is het borstbeeld van De la Rey.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Borstbeeld van Gen. Koos de la Rey, door A. van Wouw.==} {>>afbeelding<<} {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} Uit Kaapstad. Aan het Jaarverslag over 1916 van de ‘Hollandsche leeskamer’ te Kaapstad, uitgebracht door de waarn. secretares Mej. E.M.C. Loopuyt, ontleenen wij het volgende: Talrijke wijzigingen in het bestuur en voornamelijk het heengaan van den Secretaris-Bibliothecaris waren oorzaak van den achteruitgang. Het aantal uitgeleende boeken en lezers verminderde sterk. Ofschoon de aanwezige boeken reeds eene mooie verzameling vormen, zullen wederom nieuwe boeken worden aangeschaft, vooral Hollandsche tijdschriften voor de leestafel. Vrijwel alle Afrikaansche bladen en tijdschriften liggen er ter lezing. De catalogus is nu gedrukt. De leeskamer verhuisde naar een ander, minder kostbaar lokaal. De Taalbond steunde de Hollandsche leeskamer met eene geldelijke bijdrage. 2e Ned. Jaarbeurs. Van het Secretariaat van de ‘Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland’ te Utrecht ontvingen wij een keurig uitgevoerd geschrift dezer dagen aan de Nederlandsche fabrikanten toegezonden tot opwekking van deelneming aan de 2e Nederlandsche Jaarbeurs, welke van 25 Febr. - 9 Maart 1918 te Utrecht zal worden gehouden. De eerste Nederl. Jaarbeurs heeft er krachtig toe medegewerkt om niet alleen de aandacht van het buitenland te vestigen op de belangrijkheid en de veelzijdigheid der Nederlandsche industrie, maar vooral om in het eigen land warme belangstelling te wekken voor wat de nationale nijverheid vermag, zoowel ter voorziening in de behoeften van het eigen land, als voor den uitvoer. De Jaarbeurs is een nationale zaak en het algemeen bestuur is er van overtuigd dat de ernst der tijden de Nederlandsche nijverheid niet van deelneming zal weerhouden, integendeel zal aansporen om door haar tegenwoordigheid op de tweede Ned. Jaarbeurs niet alleen aan het buitenland, maar ook aan het eigen volk te toonen, dat in Nederland met rustige kracht wordt voortgearbeid aan de ontwikkeling van onze volkskracht op het gebied van handel, nijverheid en geldwezen. Moge deze tweede Jaarbeurs even goed slagen als de eerste, die eene verrassing is geweest, niet het minst voor de Nederlandsche nijverheid zelve. Voor Afdeelingsavonden. 1. Mej. Antoinette van Dijk, P.C. Hooftstraat 112 Amsterdam. Het Nederlandsche Lied: Zangavonden van liederen uit de oudste tijden tot op heden; geschiedkundig toegelicht en in gewaden uit verschillende tijdperken voorgedragen, met piano- en luitbegeleiding. 2. Mej. Corry Hartevelt, (leerlinge van Mevrouw Holtrop-van Gelder) Cronjéstraat 9, Arnhem. Voordrachtavond: proza en poëzie. 3. J.N. van Pattist, Aardenburg. Zeeuwsch Vlaanderen, geschiedenis, tegenwoordige toestand, volkskarakter enz., met honderd lichtbeelden. Zichzelf zijn. Het plaatselijk comité voor de Nederl. winkelweek de vorige maand te Haarlem gehouden, gaf te dier gelegenheid een reclameboekje uit, waarin o.m. een spotvers voorkwam, waaruit het volgend gedeelte is overgenomen: Hij droeg een hoed van Engelsch makelij, Geen ander soort mocht ooit zijn kruintje dekken. Een Duitsche boord, een Duitsche das van zij, Omdat die soort alleen zijn sympathie kon wekken. Zijn pak was Engelsch(?) weer, van Tilburgsch laken, ‘Zooals ze hier,’ zei hij, ‘toch nimmer kunnen maken’. Fransch was zijn ondergoed, flanel, chemise, Want van het Nederlandsch kon hij wel griezen, En, dat zijn schoen uit Brabant kwam - hoe kon hij 't wanen? Hij droeg ze trouw voor echte Amerikanen! Zijn kop alleen was Neêrlandsch - tot zijn smarte ................... Zoo heeft hij jarenlang de wereld doorgezworven En is ten slotte ergens in een hoek gestorven. En op zijn graf daar grifte men heel klein: Hier ligt een stumprig man, die niet zichzelf dorst zijn. Onze schoone Rechtstaal! Mr. J. Israël de Haan schrijft in ‘De Beweging’: Want de kennis van algemeene taalverschijnselen is bij de Nederlandsche rechtsgeleerden niet groot. Ik heb eens gevraagd aan vijf-en-twintig candidaten in de rechtswetenschap aan de Hoogeschool van Amsterdam, of zij nog wel eens eene spraakkunst gebruikten of een woordenboek. Niemand. En verreweg de meesten hunner hadden nooit gehoord van het Woordenboek der Nederlandsche Taal. De gevolgen van zoo eene wijze van studeeren zijn natuurlijk in de Nederl. rechtspraak goed merkbaar. Teekenend. In Neerlandia's jongste aflevering, onder de rubriek Nieuwe leden zagen wij als zoodanig o.a. aangekondigd den heer J.J. Copijn, chef van het Amsterdamsche kantoor over Indische Zaken te Soerabaja, en den kapitein der Mariniers Spiegelberg te Peking, beiden opgegeven door den heer J. Rippe te Stockholm. Is met dit kleine voorbeeldje niet illustratief de beteekenis aangeduid van het Verbond? (Kamper Courant). Vraag om inlichting. Wie kan het juist adres mededeelen van: K. van den Sigtenhorst, vroeger p/a B.P.M. Balikpapan. J.W.H. van Lookeren, Gep. Afd's Chef S.S. vroeger Soerabaja. D.D.J.C. de Bruyn, vroeger Semarang. A. Plate, Dir. Gem. werken, Semarang. Mej. G. Haarman, vroeger Leerares H.B.S.v.M., Weltevreden. Mej. L. Gerards, vroeger Onderwijzeres, Weltevreden. Mevr. A. Kamerling-Rozelaar, vroeger Mozartstr. 5, Bremen. H.W. van Marle, vroeger Claes de Vrieselaan 150 a, Rotterdam. A.J.N. Reynders, vroeger Leuvehaven 41a, Rotterdam. L.W.v.d. Vegte, vroeger Heemraadsingel 282 a, Rotterdam. J.J. Potten, vroeger Aruba. Th. van Sadelhoff, R K. Geestelijke, vroeger Aruba. John. Scheuerman, onderwijzer, vroeger Curaçao, (thans is Nieuw-York). {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} H. den Hertog, vroeger p/a. E. Verkade, Heerengracht 13, Den Haag. J. Freekenhorst, vroeger Post-Office, Wandering (West-Australië). N.W. Buytendorp, vroeger P.K. Heilbron (O.V.S.) B.C. Janssen, vroeger Bethelehem (O.V.S.) L.J. Baron Taets van Amerongen, vroeger p/a T. Poulsen, Bmé Mitre 250, Buenos-Aires Dr. Z Nagy, vroeger Péterfia utca 73, Debreczen (Hongarije). L.W.v. Giessen, vroeger Nostitzstr. 17{problem} Leipzig. Niedwe leden. Groep Nederland. Beschermende leden. L.J. van der Moer, Notaris, Ter Neuzen. J.A. Dregmans, Notaris, Axel. R.G. Dun & Comp., Coolsingel 22, Rotterdam. Jhr. Mr. A.C.A. Stern, Coolsingel 18 b, Rotterdam. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose, den Haag. F. van Hasselt, Voorburg. Ds. J.A. Prins, Em. Predikant, Plantage 16, Leiden. Gewone leden. K.J.A.G. Baron Collot d'Escury, Burgem. van Hontenisse, Kloosterzande. J. Huizinga, Burgemeester, Heerengracht, Ter Neuzen. L.C. Wabeke, gemeente-secretaris, Ter Neuzen. E.H.T. van Borssum Waalkes, Apotheker, Noordstraat 71, Ter Neuzen. J. van Rossum, koopman, Ter Neuzen. J.J. de Jager, Ter Neuzen. L.T. van Hasselt, Betaalmeester, Ter Neuzen. Ter Neuzensche Courant, Ter Neuzen. L.J. Geelhoedt, Correspondent Ned. Bank, Ter Neuzen. H.J. van den Ouden, Dir. Middenstandsbank Ter Neuzen. H.J.K. Buwalda, Dir. v/h Post- en Tel. kant. Ter Neuzen. R. Nolson, Scheldekade, Ter Neuzen. F.B.G. de Meyer, Reeder-Cargadoor, Ter Neuzen. Dr. W. Middelburg, Leeraar H.B.S. Ter Neuzen. Joh. P. Tazelaar, in IJzerwaren, Ter Neuzen. A.J.M. Nolet, Rijkshavenmeester, Ter Neuzen. A.H. van Nieulande, Dir. Nat. Bankvereen. Ter Neuzen. L.J. van Dalen, Tandarts, Brouwerstraat 13, Ter Neuzen. C. Ribbens, Zeilmaker, Ter Neuzen. Leo van der Lubben, Dir. Electr. Centrale Ter Neuzen. P. van der Meulen, Comm. Post-en Tel. kant. Ter Neuzen. D.H.J. Hendriks, Comm. Post-en Tel. kant. Ter Neuzen. G.J.V. Zimmerman, Dir. Rijks Electr. Centr. Ter Neuzen. L.J. den Hollander, Burgemeester, Axel. L. Boogaert, Prov. Veearts, Axel. A.E.C. Kruysse, Axel. H.W. de Jong, Dir. Post- en Telegraafkantoor Axel. J.M. Oggel, Handelaar, Axel. F.J.L.M. van Waesberghe. Burgemeester, Hulst. B.R. Plasschaert, Dir. Coöp. Suikerfabriek, Sas v. Gent. L.W.G. Hoefnagels, Burgemeester, Sas v. Gent. J.K. Rakhorst, Dir. Postkantoor Sas v. Gent. P.A. Neeteson, Directeur Suikerfabriek, Sas v. Gent. James Polak, Accountant. Heemraadssingel 185, Rotterdam. Mr. M. van Blerkom, Zuidblaak 50, Rotterdam. Mr. Jacq. Dutilh, Schiedamsche singel 57, Rotterdam. Mr. A. Hijman, Leuvehaven, Rotterdam. J.J. Pelt, Rozenburglaan 33, Rotterdam. D. Gerhardt, Apotheker, Schiekade 99, Rotterdam. F. van der Veen, Directeur Pitmanschool, Rotterdam. Gebr. Sutorius & Co., Exp. handel Coolsingel 22 Rotterdam. Mr. W.A. van Traa, Adv. Rozenburglaan 58, Rotterdam. P. van Mens, Grooth. in Tabak, Voorsch. l. 44, Rotterdam. Mr. B. Limburg, Boompjes 46, Rotterdam. Mr. H.A. van der Held, Mathenesserlaan 166 b Rotterdam. Mr H. van Wijk Czn., Mathenesserlaan 466, Rotterdam. Allen opg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose, Den Haag. Karel J. Spanjaard, Fabrikant, Borne (O.) Opgegeven door den heer F. Spanjaard, Den Haag. P.P.J. van Wessem, Weteringschans 90, Amsterdam. Opgeg. door den heer H.P. Dekker, Wormerveer. A. Blussé van Oud-Alblas, 1e Luit. 3e Reg. Huzaren, Riouwstraat 196, Den Haag. Opgeg. door Dr. W. van Everdingen, Rotterdam. Mej. Th. Spierings, Hinthamerstraat's-Hertogenbosch. Opgegeven door Mr. K.M. Phaff, Hinthamerstraat's-Hertogenbosch. Mej. C. Goedkoop, van Bleiswijkstr. 105, Den Haag. Opgegeven door Dr. J. Heinsius, Leiden. J.J.F. van Rijn, Notaris, Wageningen. N.A. van Bijlert, Leeraar, Wageningen. Dames Caland, Wageningen. M. Willemstein, gep. Kolonel, Wageningen. J.D.M. de Voogt, Wageningen. Dames de Voogt, Wageningen. T. Schroevers, Wageningen. A.L. van Beusekom, Comm. van Politie, Wageningen. R. van Eck, Apotheker Wageningen. A. Boonstra, Wageningen. Hioolen, Wageningen. Kniphorst, Boekhandelaar, Wageningen. A. Gildemeester, Renkum. Dr. K. Haverkorn van Rijsewijck, Renkum. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Wageningen. Jhr. Mr. L. van Meeuwen. Pres. v/h Gerechtshof, Oude Dieze, 's-Hertogenbosch. H.P. van Leeuwen, Kassier, Ververstraat 25 's-Hertogenbosch. Beiden opg. door het Bestuur der Afd. 's-Hertogenbosch. Dr. M. Heyer, Canisiussingel 3, Nijmegen. M.F. Buurman, Burgh. v.d. Bergstraat 53, Nijmegen. Mr. A.M.A. Smits, Berg en Dalsche weg 124, Nijmegen. Mej. Conijn, van Nispenstraat 1, Nijmegen. K.C. Barkey, Graafsche weg 55, Nijmegen. C. Barkey, Graafsche weg 55, Nijmegen. W. Mähler Wilhelminasingel 14, Nijmegen. Allen opgegeven door het Bestuur der Afd. Nijmegen. Mevr. Joh. H.M. Engel-Wilson, Ceintuurb. 113, A'dam. V.C. Coster van Voorhout, Stadh. laan 88, Den Haag. Buitengewone leden. Ds. L.N. de Boer, Predikant, Hulst. Opgeg. door Jhr. C.M.E.R.C. von Bose, Den Haag. A.M.M. de Lange, Wageningen. Opgegeven door het Bestuur der Afd. Wageningen. Groep Nederlandsch-Indië. Jhr. J.H.M.W. van den Bosch, Agent Scheepsagentuur, Padang. Mevr. F. Broeder-Adama, Padang. A. Geertsema Beckering, Kol. der Infanterie Padang. A. Goldstein, Venduhouder. Padang. H.J.L. Grader, Beambte ‘Dordtsche’, Padang. W. Koffijberg, Chef Fa. van Houten Steffan & Co. Padang. K.W.J. Michielsen, Agent Javasche Bank, Padang. {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} M. Passer, Proc. N.V. Tels & Co., Padang. P.J. du Puij. Koopman, Padang. D. van Schreven, Kapitein der Infanterie, Padang. J.H.C. Vermeer, Gouvernements Veearts, Padang. F.A. Westerbeek, Architect. W.S. Padang. Mevr. M. de Haan-de Cock Buning, Padang. W.F. Germeraad, Proc. N.I. Esc. Mij., Padang. Mevr. J.M. Germeraad-van Helsdingen, Padang. J.K. Koops Dekker, Majoor der Infanterie, Padang. Mr. W.F.C.J. Baukema, Lid Raad van Justitie, Padang. Mevr. Baukema-van Rossum, Padang. K. Hoedemaker, Proc. N.V. Tels & Co., Padang. Mevr. R. Hoedemaker-de Jong, Padang. G.J. Bon, Officier van Gezondheid 1e klasse, Padang. Mevr. J.C. Bon-Zieck, Padang. J.P.H. Lindner, Dir. Offic. van Gez. 2e klasse, Padang. D. van den Berg, Kapitein der Infanterie, Padang. P.L. Stennekes, Kapitein der Infanterie, Padang. W.L. Lucardie, Kapitein Adj. der Infanterie, Padang. G.L. Buillab, Off. van Gezondheid 2e klasse, Padang. J.F.A. Muzerie, Militair Apotheker 1e klasse, Padang. R.G.W. Farret Jentink, 2e Luit. der Infanterie, Padang. Ch. 1e Rütte, Chef Postkantoor, Padang. Mr. W.H.A. Sarolea, Advocaat & Procureur, Padang. Mevr. L.S. Sarolea-Böttger, Padang. Mevr. C. van Proosdij, Padang. Mr. J.Th. de Lussanet de la Sablonière, President Raad van Justitie, Padang. Mevr. M.A. de Lussanet de la Sablonière - Steenhouwer. Padang. W.J. Hanekuijk, Proc. P.N.M., Padang. Mevr. M.A. Hanekuijck-van der Hoorn, Padang. A. Scholten, Redacteur Sumatrabode, Padang. Mr. Dr. M.A.G. Harthoorn, Lid Raad v. Justitie, Padang. Mevr. M.E.E. Michielsen-Eisinger, Padang. A.H. van der Steur, Electr. Ambtenaar, Padang. Mevrouw van der Steur, Padang. A. Verwoerd, Beambte Geo Wehry & Co., Padang. Mevr. S.W. Verwoerd-Langenberg, Padang. W.J. van der Bilt, Beambte Scheepsagentuur, Padang. Mevr. A. van der Bilt-Leijnen, Padang. Mej. J. Croes, Onderwijzeres 1e klasse, Padang. Mej. M. Berkeljon, Onderwijzeres 2e klasse, Padang. Mej. E. Holtmark v. Dijkerhof, Onderw. 3e kl. Padang. Mevrouw S. van der Veen-Diepenheim, Padang. V. Jockin, c.i., Ingenieur N.I.S. Semarang. Mevr. Chr. Jockin-Mulder, Semarang. J. Hoek, Opzichter B.O.W., Semarang. B.J. Schuil, Opzichter B.O.W., Semarang. H.J.W. van Meurs, Beambte N.H.M. Semarang. Mej. A.S.M.J. de Boer, Onderwijzeres, Semarang. E. Cats, Semarang. Mevr. A.G. Cats-Smalt, Semarang. F. Kruijthof, Onderwijzer, Semarang. Mevr. Kruijthof-van Diggelen, Semarang. P. Lagaaij, 1e Beambte N.H.M., Semarang. Mevr. C. Lagaaij-Heijink, Semarang. F. Smeets. Leeraar H.B.S., Semarang. O. Sunier, Semarang. O. Visser, Hoofd der School, Semarang. J. de Bruyn Kops, c.i., Ingenieur N.I.S. Semarang. J.W.G. Pels Rijcken, c.i., Ingenieur N.I.S. Semarang. P. Beukema, Onderwijzer, Weltevreden. W.A. van der Beek, 2e Luit. der Inf., Weltevreden. H.F. Buine, Onderwijzer Instituut ‘BOS’ Weltevreden. Mej. G. Das, Leerares Salembaschool, Weltevreden. A.M. Kollewijn, Weltevreden. E. van der Molen, Weltevreden. A. Storm, Meester Cornelis. J.H. Ziessen, Beambte Tels & Co., Weltevreden. A. Verheul, Candidaat Gezaghebber B.B. Weltevreden. D.M.G. Gratama, Makelaar, Semarang. P.J. Kloppenburg, Makelaar, Semarang. J.W. de Vaal, Vertegenw. der ‘NEDERLANDEN van 1845’, Semarang. J.M.C. Koert, Admr. Langsa-Sumatra Rubber Maatschappij, Langsa. Mr. M. Bachrach, Leeraar Politieschool, Weltevreden. Mevr. G. Tak-Haarman, Soerabaja. F.H. Wiltschut, p/a Asiatic Petroleum Cy., Singapoera. J. Puister, Asiatic Petroleum Cy., Singapoera. Groep Ned. Antillen. L. Welling, Hoofd der Hendrikschool, Curaçao. Hip. Lamp, Quarantaine loods, Curaçao. Opgeg. door het Bestuur der Groep Ned. Antillen. Luit. van Dijk, 1e Luit. der Infanterie, Curaçao. Opgegeven door Kapitein H.J.L. Bierman, Curaçao. H. van Houweningen, Boekh. Petr. Maatschij Curaçao. G. Roelands, Chef Electricien Petr. Maatschij Curaçao. J.J. van Puffelen, Adm. ‘Mount Pleasant’, Curaçao. Allen opg. door den heer H. Manuel, Curaçao. Mej. C.C.A. Burck, Onderwijzeres, Curaçao. Opgegeven door mej. G. Stel, Curaçao. Groep Suriname. Francis Oniel, Lashley, Balata Expl. Nieuw Nickerie. Opgegeven door den heer Johan Jong, Nieuw Nickerie. Buitenland. Philip van Gelder, Eichendorffstrasse 19, Berlijn. Frits de Haas, Elberfelderstrasse 25, Berlijn. Paul W. van der Sande Markgrafenstrasse 22, Berlijn. S.W. Herm. Schoofs, Markgrafenstrasse 22, Berlijn. S.W. M. van Ravenstein Sr., Am Zircus 3, Berlijn N.W. 6. Louis van Zweden, Prins Charlottenstr. 14, Berlijn-Lichtenberg. Allen opgegeven door het Bestuur der Afd. Berlijn Frans Romer, Machinist, Port of Spain (Trinidad). D. de Bruin, Machinist, Port of Spain (Trinidad). H.E. Herdigein, Esmeralde Estate, (Trinidad). Allen opgeg. door den heer Piet Lely, (Trinidad). C.P. Visser, Tampico (Mexico). C.F.W. Luca, Tampico (Mexico). W. Greiner, Tampico (Mexico). F. La Vos, Tampico (Mexico). M. Haayen, Tampico (Mexico). C. Gorsira, Tampico (Mexico). A.J.v.d. Laar Krafft, Tampico (Mexico). F.G.A. Kraft, Tampico (Mexico). John Palm, Tampico (Mexico). C.F.W. Hellmund, Tampico (Mexico). G.W.F. Hellmund, Tampico (Mexico). C. Hellmund, Tampico (Mexico). C.Z. Gorsira, Tampico (Mexico). Leon Neuman, Tampico (Mexico). John Pietersz, Tampico (Mexico). L de Haseth, Tampico (Mexico). A.C.v.d. Laar Schotborgh, Tampico (Mexico). John Finke, Tampico (Mexico). M. Schaap, Tampico (Mexico). Allen opg. door den heer A.C. zur Haar, Tampico (Mexico). Thomas Slager, 252 W 117 str., Chicago Roseland. Ch. Osinga, 316 W 114 str., Chicago Roseland. L.C. Koopmans, 10406, Wentw. av. Chicago Roseland. {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} Jan Bakker, 114 W. 111 str., Chicago Roseland. J. Hofman, 229 W. 58 str., Chicago Roseland. W. Planje, 138 W. 111 pl. Chicago Roseland. W. Woltil 147 W. 103 str., Chicago Roseland. H. van Huis, 10360 Wallace str., Chicago Roseland. John J. Fisher, 2016 Melrose str., Chicago Roseland. Allen opgeg. door het Best. der Afd. Chicago Roseland. Melcher Hook, 7140 Normal Ave., Chicago (Illinois). Pieter Tazelaar, 1413 61st Ave., Chicago (Illinois). Beiden opg. door het Bestuur der Afd. Chicago. W. Steketee, Myrtenstr. 2, Bremen. Opgegeven door het Bestuur der Afd. Bremen. T. Blok, Kellnerstr. 41, Bloemfontein (O.V.S.) Opg. door het Bestuur der Afd. Bloemfontein. P. Bisschop, Amb. der Holl. Am. Lijn, 24 State str. Nieuw-York (N.Y.) Opg. door het Best. der Afd. Nieuw Nederland. J. Witte van Poelgeest, Industrial Paraguaya, Concepcion (Paraguay). Een omvangrijke nieuwe ledenlijst der Jongel.-Afdn. moet wegens plaatsgebrek tot het volgend nummer blijven liggen. Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. 12de opgave van ontvangen bijdragen van 1 tot en met 30 September 1917. H.M. de Koningin-Moeder f 100.-. Bijdragen Ouders, Bremen f 16.60, Keulen f 70.03, Hochfeld f 6.50, Mulheim f 3.50, Duisburg f 10.-. Departement van Buitenlandsche Zaken vergoeding van transportkosten f 253.45½. A.N.V. Afd. Zutphen f 10.-. A.N.V. Afd. Zwolle f 103.-. Onder Comité Dusseldorp (bijdragen Ouders) M. 514. Onder Comité Delft f 1577.59. Inzameling door Mevrouw R. Sons-van Gelder te Amsterdam: D.H. f 10.-, J.K. f 10.-, H.D. f 50.-, G.S. f 25 -, J.E. f 5.-, d. V.v.B. f 10.-, S. & W.B. f 10.-, N.N. f 5.-, N.N. f 5.-, M.M. f 5.-, P.R. f 5.-, B. f 2.50, C. f 5.-, L.A G. f 1.-, S.K. f 1.-, B. f 1.-, H.S. f 1.-, Max en Nico f 2.-, N.N. f 2.50, J.N. f 2.-, N.N. f 1.-, N.N. f 2.-, N.N. f 2.50. Fab. Y. f 10.-, Gebr. B. f 10.-, J.C.T.K. f 2.50, J.B. f 1.50, H.W. f 2.50, F. de B. f 2.50, F. & S. f 10.-, N.D. & Co. f 5.-, A.v.d.H. f 2.-, A.A.K. f 25.-, J.P.F. f 25.-, C.R.M. f 10.-, J.B. f 10.-, B.Ch. f 1.-, Jb. E.J. f 25.-, C.H.v.E. f 25.-, A.C. f 2.50, A.C. f 5.-, D. & Co. f 10.-, J.J.D. f 1.-, P.E.A.C. f 5.-, H.E. & Co. f 2.50, C.H.v.E. f 25.-, Gebr. F. f 10.-, Mej. V. de G f 2.50, W.H. f 2.50, J.H.v.d.W.B. f 10.-, E.F. f 5.-, T. de F. f 80.-, Dr. G.G. f 2.50, Mej. A.H.T. f 25.-, L.F. f 10.-, H.v.d.W. f 10.-, H. v. H.M.S. Fab. f 25.-, G.H. f 2.50, H.D. f 10.-, allen te Amsterdam. W.S. f 25.-, Mej. E.K. f 2.50, N.N. f 10.-, F M. f 25.- allen te Rotterdam. J.v.B.R. f 3.-, Wed. J.F.S. f 1.-, H.J.F.K. f 3.-, N.N. f 2.50, Mevr. M.W. de B. f 5.-, v.S.G. f 1.-, J.E. f 10.-, M.B. f 25.-, M.S. f 5.-, J.E.v.G. f 10.-, C.B.N. f 1.-, Dames v.d.E. f 2.-, A.G. f 1.-, Mevr. W.G M. f 2.50, Jnkvr. d.l. Bc. f 12.-, Mej. S.H.C. f 20.-, B.H-R. f 2.50, J.C.H. f 2.50, J.J.W.E. f 2.50, J.M.v.T. f 10 -, Mr. W.C.W. f 2.50, Th.S. f 2.50, H.B. f 5.-, Dr. H.B.S. f 5.-, A.G.v.R. f 10.-, R.VD. f 100 -, Dr. W.v.H. f 10.-, S.T. f 2.50, allen te 's-Gravenhage. Mej. H.C.E.v.W. f 10.-, A.E. f 2.50, Mej. P. f 2.50, Ds. H.Z. f 5.-, H.P.M.H. f 2.50, J.C.v.Z. f 1.-, O.J. de H. f 1.-, Dr. E.Z.Z.Q v.H. f 100.-, H.A.V. f 2.-, E.D.v.D. f 2.50, Internen U.I.H.S. f 9 50, Dr. K. f 5.-, Mevr. A.H.M.M. f 10.-, J.J.Z. f 10.-, Dr. C.B. f 5.-, Jhr. J.A.K.v.V. f 10.-, Mevr. J.v.L. f 10.-, Dr Ph.G.G. f 5.-, C.J.v.P. f 1.-, Jhr. F.v.H.t.S. f 10, allen te Utrecht. Eenige tafelgenooten na een feestbezoek f 11.-te Dordrecht. Mevr. N. f 5.- te Nijmegen. N.S. f 5.-, H.J.J. f 25.- te Deventer. Dr. D.C.H. f 10.-, Dr. K. f 2.50 te Leiden; Dr.V.K. f 10.- te Wageningen; N. t. C. f 250 te Den Helder; J.M.V. f 5 - te Bussum; A.S. f 1.50 te Alkmaar; M.J.P.v.H. f 5.-, Dr. E.J.v.d.L. f 2.50 te Apeldoorn; A.J.B. f 2.50, V.E.H.N. f 40.- te Laren; Dr. J.J.N. f 4.- te Purmerend; M. d. B. f 15.- te Doetichem; Mej L.A.S. f 2.50, E. f 2.- te Ginneken; Fam. v.d.P. f 8.40 te Stratum; D.A. f 2.50 te Voorburg; J.A.R. f 1.-te Prinsenhage; Bss. 'd A. d. B. f 10.- te Bennekom; Gebr. D. f 4.- te Watergraafsmeer. Te zamen ontvangen in September f 3508.19½ en M. 514, met vorige opgaven samen f 73484.70 en M. 2701.90. Ten derde male mochten wij van H.M. de Koningin Moeder een gift ontvangen. Voor het vernieuwde bewijs van belangstelling in onzen arbeid van de zijde van ons Vorstelijk Huis zijn wij hartelijk dankbaar. Moge dit een opwekking zijn voor allen om ons in staat te stellen onzen arbeid voort te zetten. De uitgaven overtroffen van September de inkomsten met bijna f 4000.-. De naderende winter baart ons veel zorgen. De behoefte aan winterkleeding, dekens enz. laat zich nu reeds voelen. Wanneer wij al die kosten naast de belangrijke kosten voor verzorgingen uit onze kas moeten besteden komen wij er niet. Ons kleedingmagazijn is Amsterdam Achter-Oosteinde 8. Wie helpt dit vullen? Giften neemt gaarne in ontvangst de Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Uiterste Wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbevolen: Ik vermaak aan het Algemeen Nederlandsch Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninklijke Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van .............................. ................................. gulden, uit te keeren binnen ........................... maanden na mijn overlijden, vrij van alle rechten en kosten. {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} 21ste Jaargang. No. 12. Dec. 1917. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Oprecht en eerlijk nationalisme is onbestaanbaar zonder een diepgegronden gemeenschapszin. Vlugmare der Afd. 's Gravenhage. INHOUD: De Nederlanders te Tokio - Afd. Berlijn. - Nederland: Van de Afdeelingen. - Oost-Indie: De Julianascholen in N.-I. - Aankoop en kultuur van grond in N.-I. - Afd. Buitenzorg. - Vlaanderen: Vlaamsch leven in 't kamp te Zeist, II, door Ed. Schorremans. - Zuid-Afrika: Zuid-Afr. rolprenten. - K.v K. te Johannesburg - Onze taal ‘im Auslande’. - Amerika. - Taalcommissie. - Ingezonden: Holland op zijn malst, door F W.A.J. van Peski. - Een raar woord, door N.M.L. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden - Comitt voor Nederl. Kinderen in den vreemde. - Advertentiën. De Nederlanders te Tokio. Men meldt ons d.d. 15 Sept. uit Tokio: Koninginneverjaardag werd dit jaar in Japan gevierd te Karuizawa, het steeds drukker bezochte zomeroord, gelegen in een schoone bergstreek nabij Japan's meest werkzame vulkaan Asama Yama. De Nederlandsche gezant in Japan, Baron D. van Asbeck, die aldaar, evenals de aan het gezantschap verbonden attaché Dr. Hubrecht en diens echtgenoote gedurende het warmste seizoen verblijf houdt, ontving ten huize van laatstgenoemden op dien dag de ter plaatse aanwezige Nederlanders en Nederlandsche stamverwanten. Het heugelijke feit dat niet minder dan 37 personen ter ontvangst verschenen, verdient wellicht eenige opheldering. Karuizawa is namelijk bovenal het verpoozingsoord der zendelingen in het Verre Oosten en van hunne gezinnen. En nu is een der belangrijkste missies in Japan die van de Nederlandsch Hervormde Kerk in de Vereenigde Staten. Het is bekend genoeg hoezeer de leden dier Kerk, en over 't algemeen hoezeer ook alle Nederlandsch-Amerikanen, zelfs die welke meer dan een geslacht verwijderd zijn van geboorte in Nederland, gehecht blijven aan den Nederlandschen stam en dit vooral toonen door hun vasthouden aan de taal. Hoewel Amerikaansche burgers zijnde spraken dan ook de op 31 Augustus aanwezige leden dezer Amerikaansche zendingsgemeenschap allen vloeiend Hollandsch, en waardeerden zij het om, met hunne gezinnen, in de gelegenheid gesteld te zijn openlijk blijk te. geven van hunne liefde voor het moederland. Voor de aanwezige Nederlanders was het eene groote voldoening, zoowel om eene zoodanige uiting van trouw aan den Nederlandschen stam bij te wonen, als om kennis te maken met deze Amerikaansche dragers van echt Hollandsche namen, in wie de beste eigenschappen der beide rassen vereenigd schenen te zijn. Van de niet zoo talrijk aanwezige Nederlanders - de meeste te Karuizawa verblijf houdende landgenooten waren helaas voor den feestdag alweer afgereisd - mogen in het bijzonder Kolonel en Mevrouw de Groot vermeld worden 1), de sympathieke leiders van het Leger des Heils in Japan. Eerstgenoemde was juist een dag te voren uit Nederland teruggekeerd alwaar hem de eer was te beurt gevallen door de Koningin in bijzonder gehoor ontvangen te zijn. De mededeelingen over den diepen en blijvenden indruk, welke dit onderhoud op hem gemaakt had, werden, zooals te begrijpen is, door de op Harer Majesteit's verjaardag in 't Verre Oosten vereenigden met warme belangstelling vernomen. Nog verdient geboekstaafd te worden dat op denzelfden middag, vóór de ontvangst bij den Gezant, een korfbalwedstrijd gehouden was, waarbij Holland, vertegenwoordigd door een vijftal der Nederlandsch-Amerikanen zich op eervolle wijze aan de tegenpartij ‘De Wereld’ overwonnen moest geven. Aan sympathiebetuigingen voor de dappere verdedigers der Hollandsche kleuren had het niet ontbroken. Terwijl gedurende de rust uit volle borst het ‘Wien Neerland's Bloed’ gezongen werd, weerklonk wanneer de stand van het spel daartoe aanleiding gaf telkens de aanmoedigingskreet van ‘Hope College’, de Nederlandsche Theologische School in Michigan: Tik, tak, tol, De boer die nam een knol Van de wagen Zonder vragen, Tik, tak, tol! waarna volgde de langgerekte slotuitroep: Keeesje! Vooral aan het feit dat met den meest duidelijken nadruk het woord ‘knol’ door de betoogers op de juiste wijze werd uitgeroepen, iets dat voor Angelsaksische monden welhaast onmogelijk is, kon men bemerken met echt-Nederlandsche stamverwanten te doen te hebben. {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} Afdeeling Berlijn. Het Bestuur schrijft: In de Octobervergadering werden verschillende belangrijke besluiten genomen. Zoo werd het ondersteuningsfonds, dat thans reeds de som van 750 Mark bevat, voor goed gevestigd. De statuten werden vastgesteld en een vaste commissie gekozen, bestaande uit de heeren: Jos. Schellekens, voorzitter, W. van Stralen, penningmeester, Ph. van Gelder, J. van der Kruk en mevr. G. Stroothenke, leden. Daar beide Afd.-secretarissen reeds langen tijd door ziekte verhinderd zijn, hunne werkzaamheden waar te nemen, werd tot de aanstaande verkiezing de heer F. Drees tot waarnemend secretaris benoemd. Op voorstel van den heer van Ravenstein werd besloten pogingen in 't werk te stellen een passend vaandel voor de vereeniging te verkrijgen. Te dien einde vormde zich een comité, bestaande uit de dames Schellekens Sr. en Jr., Van Ravenstein, Van Dinteren en Slot. Staande de vergadering kwam reeds ongeveer 100 Mark voor dit doeleinde bijeen. Ook werd op voorstel van den heer van der Kruk besloten, des Zondags in het restaurant van het Berliner Lehrervereinshaus een z.g. ‘Hollandschen Stammtisch’ te stichten, die na dien tijd reeds druk bezocht is, zoodat hiermede werkelijk aan een ‘gevoelde behoefte’ voldaan is. Bij de rondvraag werden nog verschillende andere nuttige zaken in overweging gegeven, die duidelijk bewezen, dat de leden niet alleen aan de hoog noodige gezelligheid denken, maar ook den ernstigen arbeid niet vergeten. 27 October vierde de Afd. haar elfde stichtingsfeest. Ofschoon de opkomst goed was, had zij toch nog beter kunnen zijn. 't Was een prettige, aangename avond, juist vooral daardoor, wijl het sedert langen tijd weer eens een echt intern feestje was, zonder de aanwezigheid van vele vreemde elementen. Natuurlijk vergastten de heeren Van der Zande en Van Ravenstein de aanwezigen weer op een paar pakkende voordrachten. Het zaaltje was met nationale en oranjekleuren toepasselijk versierd. De avond werd natuurlijk met het volkslied geopend, waarna de voorzitter, de heer Jos. Schellekens, in een korte rede de geschiedenis van de vereeniging weergaf, een hartelijk woord van dank aan de oudste leden, de heeren Zilversmit en Van Lokhorst en mevr. Schlegelmilch wijdde en den wensch uitsprak, dat de vereeniging zoo moge groeien en bloeien, dat zij het krachtigste middelpunt voor de Nederlanders hier in Berlijn worde. Nederland. Van de Afdeelingen. Amsterdam. (Jongel.-Afd.) 10 November herdacht deze afdeeling haar tienjarig bestaan, ter gelegenheid waarvan een feestavond werd gehouden ten bate van het Comité voor Nederlandsche Kinderen in den Vreemde. Nadat de voorzitter der Afdeeling, de heer H.L. Couzijn, den aanwezigen het welkom had toegeroepen, nam de heer S. van Lier Ez. het woord namens het Bestuur van de Afdeeling Amsterdam van het A.N.V. Na den voorzitter van harte gelukgewenscht te hebben met den tienden verjaardag der Jongel.-Afd., overhandigde spreker een lauwerkrans met linten in de nationale kleuren. Hierna werd door de tooneelvereeniging ‘Justus van Maurik Jr.’ opgevoerd ‘Verzoend’ van Johan Mulder, en ‘Onder Ons’ van Marcellus Emants. Na de rust jongejande de heer P. de Vries Jr., de verdienstelijke leider van genoemde tooneelvereeniging, nog in een schets van Justus van Maurik. Het geheele programma viel zeer in den smaak van alle aanwezigen en een gezellige danspartij besloot dezen zeer goed geslaagden avond. Delft. (Stud. Afd.) 7 November hield Prof. Dr. H.D.J. Bodenstein een lezing over Zuid-Afrika als land der toekomst. Hij schilderde den grooten rijkdom van Zuid-Afrika op velerlei gebied en wees op de voordeelen die èn Nederland èn Zuid-Afrika zouden hebben van een emigratie van Nederlanders in Zuid-Afrika. Het bestuur dezer Afdeeling is als volgt samengesteld: H.G.C. Cohen Stuart, voorzitter; F.M.C. Berkhout, le schrijver, Oude Kerkstraat 10; J. Heijkoop, penningmeester; Mej. J.A. van de Spek, onder-voorzitster; J.L. Riensk, 2e schrijver. 's-Gravenhage. 27 October werd in Diligentia een Nederlandsche muziekavond gegeven. De leden van het A N.V. hadden voor zeer verlaagden prijs toegang. Mede werkten Mej. Martina Dhont en de heeren P.C. Brederode (zang), Willem Andriessen (piano) en André Spoor (viool). De welgeslaagde uitvoering leverde het bewijs, dat met uitsluitend Nederlandsche muziek een zeer goed programma is samen te stellen. 's-Gravenhage. (Jongel.-Afd.) 3 November gaf de afdeeling een feest tevens propaganda-avond ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan. De avond liep uitstekend van stapel. Van Willem Schürmann werd het tooneelstukje ‘Speculanten’ opgevoerd; zang en voordracht volgden. Jhr. Von Bose hield een propagandarede; het kluchtige eerste bedrijf van ‘Het Nieuwe Systeem’ van Nolst Trenité besloot den avond. Verscheiden jongelui traden als lid toe. 17 November gaf deze Afdeeling een Kunstavond. De Heer en Mevrouw Haus, zoo wel bekend in den Haag om hun uitstekende en geestige wijze van voordragen, bezorgden de afdeeling een welgeslaagden avond. Het aantal nieuwe leden, op of door dezen en den vorigen avond toegetreden, bedraagt 62. Utrecht (Stud.-Afd.). De heer J.H. Sebus, 1e schrijver, zond het volgende verslag in: Het heeft mij - en ongetwijfeld velen met mij - verwonderd dat er zelfs niet het kleinste berichtje {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} in Neerlandia is geplaatst over het van 29-31 Maart 1917 te Utrecht gehouden Nederl. Studenten Congres 1). De grote pers heeft er voldoende over geschreven. Over de voorgeschiedenis is evenwel heel weinig bekend en daarover dus een en ander. Begin September 1916 besloot het bestuur van onze afd. te trachten in Utrecht een Groot-Nederlands Studenten Congres te houden. De vereenigde bestuursvergadering van de Studenten-afdelingen, op 11 Okt. te Rotterdam gehouden, droeg onze afd. op voorbereidende maatregelen te nemen. Intussen deden geruchten de ronde dat verschillende studentengezelschappen, in verband met de tijdsomstandigheden niet hun medewerking tot een dergelijk Congres zouden willen verlenen. Toen besloot ons bestuur aan de vereenigde bestuursvergadering en het Alg. Ned. Stud. Verbond voor te stellen voor ditmaal een Nationaal Ned. Stud. Congres te houden. Aldus is toen besloten. In de commissie van voorbereiding hadden het Alg. Ned. Stud. Verb., het Utr. Stud. Corps, Unitas Stud. Reno-Traj., het Veterinair Stud. Corps ‘Absyrtus’ en onze afd. ieder 2 afgevaardigden, waaruit dus blijkt dat, al heeft onze afd. de plannen gemaakt, zij op 't verloop van 't Congres geen overwegende invloed kon uitoefenen. En zo werd op 29 Maart 1917 het Ned. Stud. Congres geopend in de Aula van de Utrechtse Universiteit, waar voor 338 jaar de Unie van Utrecht gesloten is, die ook niet de gewenste eendracht bracht. De heer F.M. Knobel, oud-consul te Pretoria, sprak op 5 Maart voor ons over ‘Nederland en Indië saamhorig’. Hoewel de bezoekers van de 1ste Ned. Jaarbeurs van deze lezing is kennis gegeven, was hun opkomst nu juist niet talrijk te noemen. Kort na de lezing had een bestuurswijziging plaats en begon het nieuwe bestuur weer - na lange tijd - met het houden van huishoudelike vergaderingen, waar de leden gelegenheid hebben zelf een of ander onderwerp te behandelen en om tevens de kennismaking van de leden onderling bevorderen die nog niet was zo als we wensten. Aan onze eerste gemeenschappelike avondmaaltijd met de geinterneerde Vlaamse studenten op 5 Junie namen tengévolge van de eksamentijd, slechts 14 mensen deel. Toch kunnen we er met grote tevredenheid op terugzien. We begonnen dan ook na de vakansie met het houden van een tweede maaltijd op een èn voor Vlamingen èn voor Zuid-Afrikaners historiese datum - 10 Oktober -; juist was 't 3 jaar geleden, dat de verschillende belgiese legerafdelingen over onze grens trokken en onze interneringskampen gingen bevolken; de Zuid-Afrikaners herdachten de verjaardag van Oom Paul. Bovendien was het bestuur van de Indiese Ver. van Utrechtse Studenten onze gast, waarmee we samenwerking zeer op prijs stellen. Ook voor onze afdeling zelf had deze avond een betekenis. Onze ijverige voorzitter en erelid, de hr. Fr. Huysman, deelde ons mee, dat hij op deze avond voor 't laatst als voorzitter en bestuurslid zou optreden, aangezien hij nu aan 't eind van zijn academiese tijd gekomen was. Zeer waardeerende woorden over zijn onvermoeid werken voor het Nederlands stambelang en zijn buitengewone diensten als propagandist, zijn er van de zijde van de leden en het bestuur gesproken. Met groot leedwezen zien we hem uit ons midden gaan. We wensen hem in zijn verdere leven van harte toe, verwezenliking van de idealen, die hij zich gesteld heeft. Wederom was een bestuurswijziging noodig - ‘mijn verhaal wordt eentonig, lezer!’ - Voorzitter werd de hr. J.G.M. Richter; 1e schrijver de hr. J.H. Sebus, Justus van Effenstraat 30. 14 November sprak Mr. A. Loosjes voor ons over ‘Ons Nederlands Klokkeninstrument’. Voor Afdeelingsavonden. (Vervolg). Christine Cohen en Hans Franco Mendes, Johan Vermeerstraat 49, Amsterdam. Kamermuziekavond (viool en piano), voornamelijk Nederlandsche werken. Ontspanningsavond (tooneel, liederen, voordracht enz.) onder leiding van den Heer Joh. Schmidt, Nieuwe Binnenweg 103, Rotterdam. Het gezelschap bestaat uit één dame en drie heeren. E.C. Pienaar, Transvaalsch student in de Nederl. letteren, Bosboomstraat 16 bis, Utrecht. Hedendaagsche Zuid-Afrikaansche verskunst. Oost-Indië. De Julianascholen in N.-I. 1) Het zal dengenen, die belangstellen in de oprichting van jongevrouwenscholen in Indie volgens het plan ontworpen door mevrouw Hissink-Snellebrand, zijn opgevallen, dat het Bestuur der Vereeniging, hier te lande tot stand gekomen om dit doel te bevorderen, in lang niets van zich heeft doen hooren. Dit was het gevolg van de omstandigheid, dat genoemde dame niet zoo spoedig als zij zich had voorgesteld den Gouvernementsdienst heeft kunnen verlaten, en het Bestuur van oordeel was dat de zaak door niemand met zooveel kans op goede uitkomst ter hand kon worden genomen als juist door haar, van wie het denkbeeld was uitgegaan, en die zich dadelijk bereid had verklaard zich met de uitvoering daarvan te belasten. Met groot genoegen kan het Bestuur thans berichten, dat eene belangrijke schrede voorwaarts is gedaan, sedert mevrouw Hissink-Snellebrand in Maart j.l. op haar verzoek eervol uit 's lands {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} dienst is ontslagen. Zij is dadelijk daarop aan het werk gegaan en wel op de volgende wijze: Mevrouw Hissink-Snellebrand heeft voor eigen rekening te Malang (res. Pasoeroean) een perceel gekocht, groot 12000 M2 met een steenen gebouw, dito bijgebouwen, vele klapperboomen en andere vruchtboomen, een bloemenkweekerij, een weide enz. voor de som van f 15000 met ongeveer f 3000 onkosten. Daar heeft zij zich thans gevestigd, voorloopig met vijf meisjes. Twee waren er reeds, toen haar laatste brief van 11 April j.l. geschreven werd; drie werden verwacht, en nog vijf anderen kunnen dadelijk geplaatst worden, want er is plaats voor tien; voor dit aantal zijn ijzeren kribben aangeschaft uit een bedrag voor rekening der vereeniging door haren vertegenwoordiger te Batavia, den heer Lankhout, verstrekt. {== afbeelding Juliana-stichting.==} {>>afbeelding<<} Aan mevr. Hissink-Snellebrand is voorloopig een crediet geopend van f 150. - 's maands gedurende een jaar. Zij stelt zich voor binnenkort aan de uitbreiding te beginnen, en ziet in het vooruitzichteen groote toeneming van het aantal meisjes. Het Bestuur zal zooveel in zijn macht is steun verleenen, doch meent tevens een beroep te mogen doen op dien van het publiek. Zoolang de uitvoering van het plan nog op zich liet wachten, meende het Bestuur zich van propaganda te moeten onthouden. Nu echter de hand aan den ploeg geslagen is, hoopt het ten zeerste, dat de toegezegde jaarlijksche bijdragen zullen worden verhoogd, en dat haar aantal belangrijk zal toenemen. Het oogenblik tot krachtig en doortastend handelen is gekomen. Het uiterst sympathieke streven van mevrouw Hissink-Snellebrand, dat door haar uiteengezet is in eene lezing in het Indisch Genootschap tijdens haren verloftijd, en dat zij te voren en daarna met menigeen besproken heeft, verdient ten volle bevorderd te worden door allen, die voor den vooruitgang van Ned.-Indië gevoelen, en die weten te waardeeren wat door meergenoemde dame reeds uit eigen middelen is gedaan. Met een enkel woord moge er aan herinnerd worden, dat het streven hierop gericht is om meisjes, behoorende tot de Indo Europeesche maatschappij, in een internaat te vereenigen, waar zij, behalve schoolkundigheden, ook zullen opdoen de kennis van al hetgeen zij noodig hebben voor het maatschappelijk leven, bepaaldelijk op het gebied van land- en tuinbouw, huishoudelijken- en handenarbeid, zoodat zij in de gelegenheid zullen zijn een nuttigen werkkring te verwerven en in eigen onderhoud te voorzien. Ook na het aangaan van een huwelijk zal de vergaarde kennis haar ten goede komen, en zullen zij op haar beurt aan eigen kinderen en aan die van anderen hare practische geoefendheid kunnen overdragen. Aan de thans tot stand gekomen inrichting heeft mevrouw Hissink-Snellebrand den naam gegeven van Juliana-Stichting. Zij verzoekt om toezending van boeken. Vooral die een goed overzicht geven van de Nederlandsche letterkunde en aardrijkskunde. De boeken, bij het vertrek uit Nederland medegenomen, zijn thans in de voor avondschool bestemde lokalen gerangschikt. Zij verzoekt ook huishoudgoed. Het verlangen is mede een aangrenzend perceel voor f 5000. - aan te koopen, dat vroeger een geheel uitmaakte met het reeds aangekochte stuk grond. Op dat perceel staat een huis, dat groot genoeg is voor eene helpster met een twintigtal meisjes. Worden gunstige resultaten verkregen, dan zal het aangewezen zijn, nog andere inrichtingen van dien aard in het leven te roepen. Het Bestuur zal echter voor het oogenblik zeer verheugd zijn, indien voldoende hulp verleend wordt voor de instandhouding van de geopende inrichting, voor het overnemen van het door mevrouw Hissink-Snellebrand aangekochte en voor den aankoop van het daarnaast gelegen perceel. Voor nadere inlichtingen wende men zich tot een der ondergeteekenden. Van bereidwilligheid tot het verleenen van geldelijke bijdragen gelieve men bericht te geven aan mevrouw M. van Humalda van Eysinga-Versteegh, Frans van Mierisstraat 501, te Amsterdam. Den Haag, 26 October 1917. Het bestuur van de Vereeniging tot oprichting van Jongevrou wen-scholen in Ned-Indië: Mr. J.H. ABENDANON, Jan van Nassaustraat 43, Den Haag. Mej. E. BAELDE, Kortenaerstraat 11a, Rotterdam. S.J.W. VAN BUUREN, wnd. Secretaris, Roemer Visscherstraat 20, Amsterdam. Mevr. M. VAN HUMALDA VAN EYSINGA-Versteegh, Penningmeesteres. Frans van Mierisstraat 50, Amsterdam. H. RUD. DU MOSCH Oosteinde 14, Amsterdam. Mevr. A.W.M.E. UHLENBECK-Terwogt, Presidente, Groot Hertoginnelaan 75, Den Haag. {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} Aankoop en kultuur van grond in Nederlandsch-Indië. Naar aanleiding van den brief van den Heer H. Wesselman te Port Darwin, opgenomen in het ‘Overzicht’ onder de rubriek ‘Oost-Indië’ (zie Neerlandia, Oct.-nr. blz. 169) gaf een alleszins tot oordeelen bevoegd oud-O.-I. hoofdambtenaar ons belangrijke inlichtingen. Ter verduidelijking laten we den hoofdinhoud van bedoelden brief hier voorafgaan: De Heer W., die verscheidene jaren in Australie heeft doorgebracht en alle moeilijkheden en bezwaren verbonden aan het ‘landleven’ in de wildernis heeft doorgemaakt, wenschte inlichtingen te bekomen omtrent de voorwaarden vereischt voor den aankoop en de cultuur van grond in Neêrlandsch Indie en wendde zich te dien einde tot de gegadigde autoriteiten. Het antwoord op zijn schrijven liet zich meer dan negen maanden wachten, en was in zulke vage termen vervat, dat hij van verdere stappen in die richting heeft moeten afzien. Hij zegt, en niet ten onrechte, dat de prijzenswaardige pogingen van den heer Valette om Nederlanders op te wekken zich in Nederlandsch-Indie te vestigen en hun kapitaal daar om te zetten, noodwendig schipbreuk moeten lijden op te weinig initiatief van de zijde der Regeering. De hooge loonen, die in Australie betaald moeten worden, maken het voor den kleinen grondbezitter bijna onmogelijk zijn levensonderhoud in landbouw en veeteelt te vinden, en dus zou Indie de aangewezen plaats zijn voor diegenen, die over een klein kapitaal te beschikken hebben. Bedoelde oud-O.-I. hoofdambtenaar nu schrijft: De door den Heer Wesselman gestelde vraag is zoo vaag, dat daarop ook niet anders dan een vaag antwoord kan verwacht worden. De Heer W. vraagt: de voorwaarden vereischt voor den aankoop en kultuur van grond in Nederlandsch-Indië. Het antwoord hierop zou kunnen luiden: voor den aankoop.... geld, en voor de kultuur, ethnografische, geografische, landbouwkundige kennis.... gezond sterk lichaam, heldere geest, opgewekte zin. Maar dit zal wel niet de bedoeling zijn van den Heer W. Hij spreekt van den kleinen grondbezitter, voor wien het van wege de hooge loonen in Australie bijna onmogelijk is, zijn levensonderhoud in landbouw en veeteelt te vinden. Indien het niet de bedoeling is, zelf de handen uit de mouw te steken, maar zich te bedienen van betaalde werkkrachten, zou ik iemand met Indie onbekend, onbekend ook met den aard der bevolking, met den grond, met de eischen van de verschillende cultures niet durven aanraden op goed geluk naar Indië te gaan, om dadelijk zelfstandig in landbouw of veeteelt iets te ondernemen. Laat hij dan trachten eerst op een bestaande onderneming ondergeschikt werkzaam te worden gesteld, en in Indie landwijs en cultuurwijs te worden. Over de verschillende cultures in Indië bestaan vele meer of minder uitgebreide werken; o.m. het groote werk van Dr. K.W. van Gorkom ‘Oost-Indische cultures’, opnieuw uitgegeven door Dr. H.C. Prinsen Geerligs. In de serie: ‘Onze Kolonien’ van de Hollandia-Drukkerij, onder redactie van Van Sandick, zijn meen ik daaromtrent ook practische wenken gegeven. Het vraagstuk omtrent den afstand van grond wordt voor het overige beheerscht door art. 62 van het Regeerings-reglement en de daaruit voortvloeiende agrarische regelingen. In het algemeen wordt in N.-I. door particulieren landbouw gedreven: a.op gronden door het gouvernement afgestaan in erfpacht, b.op gronden door het gouvernement afgestaan in huur, c.op land afgestaan in eigendom, d.op gronden, daartoe bij vrijwillige overeenkomst van de Inlandsche bevolking ingehuurd, e.door opkoop van producten, door de Inlandsche bevolking geteeld, ter bereiding in eigen etablissementen, f.op gronden, daartoe bij contract door Inlandsche Vorsten of Grooten afgestaan. Het meest voorkomende is thans de afstand in erfpacht voor 75 jaren tegen betaling van een canon, een bij openbare inschrijving geboden pachtsom van ten minste f 1.- per jaar en per bouw. 1) De betaling gaat eerst in met het 6e jaar en 10 jaar is men vrij van de verponding of grondbelasting. Ook kunnen perceelen van ten hoogste 25 bouws en voor ten hoogste 25 jaar (behoudens verlenging na afloop) in erfpacht worden uitgegeven, en kan dan aan minvermogenden voor de uitoefening van den kleinen land- en tuinbouw van staatswege geldelijke bijstand worden verleend in den vorm van bouw- en bedrijfscredier. Als erfpachters worden alleen toegelaten Nederlandsche onderdanen, ingezetenen van Nederland of van Nederlandsch Indië en vennootschappen van koophandel, gevestigd in Nederland of in Nederlandsch-Indië. Uitvoerig is een en ander te vinden in den Regeerings-Almanak voor N.-I. van 1916, eerste gedeelte, blz. 185 enz. en verder in een vanwege de Indische Regeering bij de Landsdrukkerij uitgegeven handleiding: Agrarische regelingen met vervolg, verkrijgbaar bij 's Lands dépot van leermiddelen te Batavia. {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} Afd. Buitenzorg. Uit het laatste jaarverslag: Blijkt naar buiten maar weinig van de verrichtingen van het bestuur, des te meer heeft dit zijn belangstelling gericht op de door de afdeelingen beheerde instellingen, als Nederlandsche Leergangen te Buitenzorg en Soekaboemi, volksboekerij, leesgezelschap en lichtbeeldeninstelling. Voorts verdient mededeeling, dat op uitnoodiging van het bestuur een buitengewone bestuursvergadering werd gehouden met afgevaardigden van belangstellende Inlandsche vereenigingen en van de Kartinischolen te Batavia, Cheribon en Buitenzorg ter bespreking van de plannen van het Afdeelingsbestuur om te komen tot de oprichting van een school voor voortgezet onderwijs aan Inlandsche, in het bijzonder Soendaneesche, meisjes met opleiding tot onderwijzeres en met een internaat in West-Java, kortweg Van Deventerschool genoemd. Op deze vergadering, welke werd bijgewoond door vertegenwoordigers van Boedi Oetomo, Perserekatan Goeroe Hindia Belanda, Pasoendan, Poetri Mardika, zoomede door den heer Roessingh van Iterson als afgevaardigde van het groepsbestuur Nederlandsch-Indië van het A.N.V. en waarmede het Hoofdbestuur der Sarekat Islam bij draadbericht zijn instemming had betuigd, werd besloten tot de oprichting van een Van Deventervereeniging, welke zich ten doel stelt de bevordering van voortgezet onderwijs voor Inlandsche meisjes in West-Java. Deze vereeniging staat naast de afd. Buitenzorg van het A.N.V., maar houdt daarmede in zooverre voeling dat het bestuurslid der afdeeling Mr. A.B. Cohen Stuart werd aangewezen om als voorzitter van de op te richten vereeniging op te treden. Voorts richtte het Afdeelingsbestuur tot de vertegenwoordigde Inlandsche vereenigingen en de Kartinivereenigingen en 't Java het verzoek om een lid uit hare besturen aan te wijzen om op te treden als bestuurslid van de nieuwe vereeniging. Aan die uitnoodiging hebben de verschillende vereenigingen gevolg gegeven en bereids hebben eenige voorloopige besprekingen plaats gehad met het Dept. van Onderwijs en Eeredienst. Z. Exc. de Gouverneur-Generaal Mr. J.P. Graaf van Limburg Stirum werd bereid bevonden op uitnoodiging van het bestuur het beschermheerschap der afdeeling te aanvaarden. Het bestuur was als volgt samengesteld: J.Ch.F. Sohns, voorzitter; G.M.J. Swart Jr, secretaris; J.M. Kiveron, penningmeester; Raden Asik Natanegara; D. van Hinloopen Labberton; S. Elze; C.J. Poldermans; Mr. A.B. Cohen Stuart, voorzitter voor de Lichtbeeldencommissie; P.J. Gerke, commissaris voor de Nederlandsche Leergangen te Buitenzorg en Soekaboemi, Boekerij en het Volksleesgezelschap. Leden van 't Algem. Nederl. Verbond, gedenkt het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde!!! Bracht gij dit jaar reeds een nieuw lid aan? Vlaanderen. Vlaamsch leven in het kamp te Zeist. II. Toen de gemterneerden begonnen zich rekenschap te geven dat de oorlog zoo maar volgens hunnen zin niet in eenige maanden zou eindigen, werd gezocht naar afleiding - die kregen ze in de werkschool-in-wording - en uitspanning. Eene proef op gebied van Vlaamsch Tooneel leed schipbreuk. Omstreeks oogst '15 werd de Hr. A. Verbist, vrijwilliger voor den duur van den oorlog, voordien student in de rechten aan de Alma Mater te Leuven, waar hij in October 14 zou promoveeren, nu brigadier bij het vestinggeschut, van de universiteitsschool te Amersfoort naar de legerplaats bij Zeist overgeplaatst. Hij ontmoette er een medestudent met name C. Quintens, alsook den Hr. E. Casteels, en onder hen namen ze het besluit liederavonden op te richten. De bijval, dien ze verwierven, was weldra zoo boven alle verwachting, dat kort nadien kon overgegaan worden tot het stichten van den studiekring. Deze nam spoedig een groote uitbreiding - hij telt nu 600 leden en heeft tot voorzitter den Hr. C. Quintens - had de leiding der liederavonden, eene vertakking voor voordrachten en eenen tak van 't Algemeen Nederlandsch Verbond. Om de week werd 's Zaterdags avonds vergaderd. Men hield aanvankelijk lezingen over alle mogelijke onderwerpen al naar men stof en sprekers voorhanden had: Over Zuid- en Noord-Nederlandsche dichters en schrijvers, over vraagstukken en gebeurtenissen van den dag. De zittingen werden gretig door de mannen bijgewoond en weldra dapper opgevroolijkt door het voordragen van gedichten (vooral de Hr. Casteels munt hierin uit) en vergeestigd door het zingen van een paar liederen. Men moest een eigen orgaan hebben, waarin men het eigenaardig eigen leven zou schetsen, de gebeurtenissen en den geest, die in het kamp heerscht, wou boeken enz. Reeds begin November '15 zag De Kampbode No. 1 het licht en is gebleven het eigen blad der geinterneerden 1) in het kamp geschreven en gedrukt. Zijn prijs is niet duur, kost slechts fl 0.75 per kwartaal. Liefhebbers kunnen zich aan zijn bureel abonneeren! De studiekring groeide en bloeide. Men leerde malkaar kennen. Men werd tot één gezin, één groot geestelijk huishouden. Stilaan beraamde, trof {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} men schikkingen nopens het inrichten van een Vlaamsch Tooneel. Weldra werd overeenstemming verkregen met de Nederlandsche overheden en op het einde van December '15 stak het Vlaamsch Tooneel van wal en scheepte men in met ‘Oorlogsmannen’ door G.B. Shaw! De uitslag was goed, de toekomst meteen verzekerd. - Er was durf toe noodig. Verbist heeft zelfs overschot van durf. Moet ik zeggen dat onder zijn beleid - hij is de gelukkige bestuurder van dit eervolle werk - het Vlaamsch Tooneel slechts buitengewonen bijval op bijval te stapelen heeft gehad? Als men weet dat er 700 plaatsen zijn in den schouwburg! - zaal met banken, eerste rang stoelen, twee reeksen, - de gemterneerden stellig lastige toeschouwers zijn om te voldoen, mag men wel ronduit beweren dat de bijval van 't Vlaam. Tooneel nooit verloochend werd. In het eerst gaf men twee vertooningen in de week. 't Bleek echter niet genoeg en na een paar maanden werken, moest besloten worden tot 3 opvoeringen in de week. 't Langst dat een zelfde stuk duurde, was een veertien dagen. Toch werd soms een reeds gespeeld stuk opnieuw gevraagd. Te vermelden de titels van al de tooneelspelen, die de eer van de planken genoten, is onmogelijk. Liggen hier echter voor mij: Oorlogsmannen, van G.B. Shaw, Freuleken van H. Roelvinck. Eerloos van G. van Nouhuijs. De Schoonzoon van mr. Poirier van Augier & Sandeau. De oude Kassier van R Faassen Mottige Janus van M. Spree. Roze Kate van N. de Tière. De Familie Oberlé van R. Bazin. De Poel van P. van Assche. Wildstroopers van L. Scheltjen. Pleistersziekte enz. enz. van J. Hange, {== afbeelding Tooneelafdeeling van den West-Vlaamschen Bond in het Interneeringskamp te Zeist.==} {>>afbeelding<<} Ik mag erbij voegen dat in 't vooruitzicht zijn: De Goudboer; Maximus Veltman; Gaat en Vermenigvuldigt; De Misdadiger; Spoken, van Ibsen; Zijn Speelgoed enz. Is dit niet het beste pleit voor de leefbaarheid van 't Vlaamsch Tooneel te Zeist? Spijts de duurte der costumes, die moeten gehuurd, en alle onkosten, ofschoon tot een minimum teruggebracht, heeft 't Vlaamsch Tooneel een eigen orkest dat zeer verdienstelijk is. Reken dan ook dat de prijs der plaatsen zeer gering is: 1e rang fl 0.10, 2e rang fl 0.075, 3e rang fl 0.05! en oordeel maar, 't zal, 't moet gunstig uitvallen. Tot zelfs de afdeeling ‘Voordrachten’ heeft haar glorieuse dagen gekend. Vlamingen, Vlaamsche koppen straks, zijn hier komen voordragen en onder hen Dr. Frans van Cauwelaert, vergezeld van onzen Bard Em. Hullebroeck. Deze had dra het genoegen te smaken dat zijne liederen onder de soldaten in hooge gunst staan, Dan nog advokaat J. Hoste Jr. verscheidene malen zelfs, altijd bereid om iemand ‘een riem onder het hart te steken’, Advokaat A. de Groeve van Brugge, bouwmeester H. Hoste, de dagbladschrijver A. Hans en de H.H. Luitenants van het Belgische leger: Beyens en De Raedt. Lijkt dit laatste niet op een ontwaking, het ingaan van nieuwe tijden? En om op de liederavonden terug te keeren; die zijn geweest de bal, die de lawine vormde. Voor eenige maanden gaf ze een bundeltje aangeleerde liederen uit van niet min dan een zeventigtal. Sinds werkt ze immer even bescheiden en nederig voort; en, loopt men door de loodsen, steeds zal men een eenzame hooren den zang zijner ziel luchten, vertolken in de woorden van een liedje, dat hij op de frissche avonden leerde en dat hem bekoort. Eenige titels? Ziehier: Te Kieldrecht, Hij die geen liedje zingen kan, Marleentje, Tineke van Heule, De Gilde viert, Naar Wijd en Zijd, 't Liedje van den Schilder, De Dahlia, De Vlaamsche Leeuw, Groeninghe, O Schelde, De Schutterij, Soldatenliedje, Klokke Roeland. Een Vrouwken gezwind te spinnen zat, Vlaamsche Kermis, Voor 't Kantkussen, Merck toch hoe sterck, 't Liedje van den Beiaardier, enz. enz. Van uit die kringen is dus onbetwistbaar een gezonde en heilzame invloed op de gemterneerden uitgeoefend. Talrijker en talrijker, bij goed en slecht weder, door dik en dun zijn ze steeds getrouw opgekomen naar alle betoogingen, naar alle uitingen van Vlaamsch-Nederlandschen geest. Lang voor het openingsuur reeds staat soms in dichte opeenpakking een lange rij nieuwsgierigen, liefhebbers geduldig te wachten, het oogenblik te verbeiden tot hun ingang binnen de zaal verleend wordt. In den laatsten tijd zijn veel geinterneerden tewerkgesteld. In den studiekring, en den schouwburg merkt men het niet eens, er blijven er altijd evenveel. EDMOND SCHORREMANS. {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} Zuid-Afrika. Zuid-Afrikaansche Rofprenten. Een drietal rolprenten (een gelukkige Afrikaansche vertaling van ‘films’), betrekking hebbende op Zuid-Afrika, worden dezen winter in verschillende plaatsen van ons land vertoond. Ze werden door het Hoofdbestuur der Ned. Z.-Afr. Vereeniging uit Londen besteld, in overleg met het Filmverhuurkantoor van de firma F.A. Nöggerath, die een groot aantal bioscopen hier te lande van rolprenten voorziet. Deze rolprenten zijn dus niet opzettelijk voor Nederland of voor rekening van de Ned. Z.-Afr. Vereeniging gemaakt, maar slechts door het Hoofdbestuur ontboden van een groote firma in Londen. Het doel van het Hoofdbestuur hiermede is, ook op deze wijze Zuid-Afrika in Nederland meer bekend te doen worden en daarvoor meer belangstelling op te wekken of die te verhoogen. De rolprent, die het eerst vertoond wordt, n.l. Pretoria, is de kleinste van de drie. De beide andere zijn aanmerkelijk langer en doen ook het meer typeerende van het Zuid-Afrikaansche landschap en bedrijf gelukkiger uitkomen. De rolprent ‘Oostelijk Transvaal’ geeft heel aardige tafereeltjes uit het Kafferleven. Op verzoek van de N. Z.-Afr. V. heeft ons secretariaat van Groep Nederland alle afdeelings-besturen aangeschreven te willen bevorderen dat de leden van het A.N.V. deze rolprenten gaan zien. Men lette dezen winter on de bioscoop-programma's. Ned. K.v.K. te Johannesburg (1907-1917). Ter gelegenheid van haar 10-jarig bestaan gaf de Kamer van Koophandel te Johannesburg (Transvaal) een geschriftje uit, waarin een blik achterwaarts wordt geworpen langs den weg van inspanning en strijd tot dusver afgelegd. De eerste mijfpaal - het 10-jarig bestaan dezer nuttige instelling - werd 13 November j.l. bereikt. Na een geschiedkundig overzicht te hebben gegeven van deze stichting, waaruit blijkt dat in 1908 de eerste zending monsters voor de Nederl. Monsterkamer te Johannesburg werden ontvangen, wordt een woord gewijd aan den bijval, dien de Kamer ook in Nederland van vele zijden ontving, en aan den groei en hare beteekenis op het gebied van statistiek en practische handels-oeconomie, welker gegevens steeds ter beschikking staan van de Nederl. Nijverheid. De belangrijke plaats, welke de Witwatersrand met Johannesburg als groot handelsmiddenpunt in Zuid-Afrika inneemt, blijkt duidelijk uit de spoorwegen havenkaart van Zuid-Afrika, welke aan het overzicht is toegevoegd. Onze Taal ‘im Auslande’. Mevrouw L. Rompel-Koopman, o.m. schrijfster van ‘Wat mevrouw Joubert vertelt’, heeft dit jaar nieuwe stof verzameld voor de geschiedenis der voortrekkers. Ditmaal heeft zij de oude mevrouw Fick op de plaats ‘De Post’ in de Kaapkolonie uitgevraagd en ook in Grahamstad en Riebeek, plaatsen waar Piet Retief leefde, onderzoek gedaan naar gegevens. De Volksstem van Pretoria bracht reeds verscheiden artikelen hierover. In een brief over haar reizen door de Kaapkolonie, dezer dagen in Holland ontvangen, schrijft mevrouw Rompel: ‘'t is en blijft een merkwaardige sensatie zooveel duizend mijlen van Holland overal je eigen taal te hooren.’ Dit klinkt anders dan de onjuiste bewering van den heer Prell, hoofdredacteur van de ‘Deutsche Wochenzeitung für die Niederlande und Belgiën’: ‘Die Niederländische Sprache wird im Auslande nicht gesprochen und nicht gelesen.’ Meermalen heeft Neerlandia aangetoond dat er buiten de grenzen van Nederland evenveel Nederlandsch sprekenden en lezenden, ongeveer 6.000.000 gevonden worden als daarbinnen. In het Sept.-nr. 1910 van Neerlandia gaven wij een afbeelding van den krantenwand in ons Tentoonstellingspaviljoen te Brussel waaruit bleek, dat er toen verschenen in België ongeveer 700, in Oost-Indië 50, in West-Indië 10, in Zuid-Afrika 60 en in Amerika 20 Nederlandsche bladen. De heer Prell blijkt slecht op de hoogte. Amerika. Bekendmaking van Nederland in Amerika. De belangstelling, welke Nederland bij velen in Amerika geniet, blijkt ons weer uit een schrijven van Mevr. M.A. Wood-van Doorninck te Nieuw-York, waaraan wij het volgende ontleenen: Door een onderwijzeres aan een der Openbare Scholen in Wellington-Del. werd Mevr. Wood uitgenoodigd aan de acht- en negenjarige leerlingen harer klasse een en ander over ons land te vertellen. De belangstelling in ons volk was opgewekt door een leesboekje waarin over Hollandsche kinderen was geschreven. Mevr. Wood hield haar toespraak in de groote zaal der school voor zes klassen van leerlingen van verschillende leeftijden en vertelde de aandachtige toehoorders gedurende vijf kwartier velerlei bijzonderheden over Nederland, beginnende met de Batavieren en eindigende met het St. Nicolaasfeest. Het is te hopen, schrijft Mevr. Wood, dat deze honderden kinderen nu voor de rest van hun leven weten, dat niet alle Hollanders op klompen loopen en in schilderachtige kleederdracht over de straten wandelen. Het A.N.V. stelt het goede werk van Mevr. Wood zeer op prijs en vertrouwt dat deze haar belangstelling in het streven van het Verbond en in haar Vaderland nog menigmaal zal doen blijken. Landverhuizing. Van de Nederlandsche Vereeniging Landverhuizing, Lange Houtstraat 36, 's-Gravenhage, ontvingen wij een ongedagteekend en ongeteekend vlugschrift: No. 16 Over landverhuizing naar de Vereen. Staten, in het bijzonder naar Californië. {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} De vraag, of voor Nederlanders landverhuizing naar Californië is aan te raden, wordt na een lange uiteenzetting ontkennend beantwoord, omdat de arbeidsmarkt in Californië reeds tamelijk wel overvoerd is, de kosten van levensonderhoud hoog en de eischen in vele opzichten geheel anders zijn dan in Nederland. Kerkelijk gouden feest. 9 September 1917 vierde de derde gereformeerde kerk van Holland (Michigan) haar 50-jarig bestaansfeest. Deze kerk, die in 1871 afbrandde en herbouwd werd, werd in het geheel door zeven leeraren bediend, waarvan er vier bij de herdenking nog in leven en tegenwoordig waren. Het kerkgebouw kon de talrijk opgekomen schare op dien feestdag niet bevatten. De stichting dezer kerk was uitgegaan van den bekenden pionier Dr. A.C. van Raalte. Taalcommissie. Adres: 2. Schuytstraat 247, Den Haag. Voornamen. De Commissie ontving in dank van verschillende zijden opmerkingen over de lijst van voornamen, opgenomen in het November-Nr. In het volgend nummer hoopt zij daarop terug te komen. * * * Een reisverhaal. Ze waren van de reis teruggekeerd in het kleine provinciestadje en nu zaten ze met een paar goede kennissen over al hun ervaringen na te praten. ‘Ja, we hebben het goed gehad. Het is toch altijd weer eens wat anders, dat leven in een groote stad. We hebben het goed getroffen met ons hotel, het Hotel des Indes. Er zijn er natuurlijk nog meer goede hotels, bijvoorbeeld Du vieux Doelen of Des deux Villes, maar toevallig kwamen we in het eerste terecht. We hebben het diner niet altijd in het hotel gebruikt, want we wilden vrij zijn in onze bewegingen; zoo bijv. aten we in een Restaurant L'Espérance, of in Riche, enz. over het algemeen heel goed. De menu's zijn, den tijd in aanmerking genomen, nog rijk voorzien. Behalve, dat we nog al eens huitres de Zélande kregen, verschenen meermalen gerechten als: Potage Métropole, Poularde Braisée à la Bonne Femme etc....’ ‘Wat zijn dat voor gerechten?’ vroeg een der kennissen. ‘Ja, eerlijk gezegd, weet ik dat zelf niet meer. Trouwens je weet pas, wat je eigenlijk krijgt, wanneer het gerecht wordt geserveerd. We hebben ook nog inkoopen gedaan; o.a. in de Grand-Bazar de la Paix. Daar maken ze 't je erg gemakkelijk, want je kunt je inkoopen thuis laten bezorgen. De juffrouw. bij wie je wat kocht, gilt dan “Caisse-Adresse!” en aan de Caisse geef je je adres op. Je krijgt dan voor verdere inkoopen een soort boekje mee, waarvan telkens een nummertje wordt afgescheurd en onder de leeggekomen plaats schrijft het juffertje, bij wie je wat kocht, den naam van haar afdeeling bijv. Brosserie, Jouets, Rubans, of zoo iets; dat is gemakkelijk voor den expéditeur. Mijn dochters hebben nog mooie dingen gekocht, o.a. bij La belle Dentellière en ook zijn ze naar aanleiding van een advertentie gegaan naar een corsetière française, (qui) fait n' importe quel modèle. O, ja, en je weet, dat m'n goede vrouw zoo'n weinig mooi wratje op haar neus had? Nu, dat hebben we laten wegnemen in de Académie scientifique de beauté! Maar, mooie dingen hebben we ook gezien en gehoord! Schilderijen hebben we gezien in de zaal Hollando-Belge; we hebben bijgewoond een Représentation du Comité Néerlandais en faveur de la croix de Portugal....’ ‘Och, was er ook een Nederlandsch comité? Hoe aardig!’ ‘En dan hebben we gezien La Vie Bohéme in de de Opéra français; die wordt uit een nationaal oogpunt door de gemeente gesubsidieerd....’ ‘Maar zeg eens, had je niet veel last aan de grenzen, met passen en douanen?’ ‘Aan de grenzen?... Waar denk je dan, dat we zijn geweest?’ ‘Wel, ergens in Frankrijk.’ ‘Wel neen, in Den Haag!’ K.E.O. * * * Men schrijft ons: In ‘de Hotelhouder’ van 26 Mei '17 komt het volgende voor over vereenvondiging van menu's. ‘Als voorbeelden van vereenvoudigde menu's laten we hier thans volgens een serie van 7 lunches, die in een 1e kl. hotel in Amsterdam van 6-12 Mei j.l. zijn geserveerd.’ Er volgen dan 5 spijslijsten in het Fransch en tenslotte de noot: ‘Sorbet is geen meelspijs en is daarom toegestaan. Vruchtensap gegeleerd of aangevroren is niet ontzegd.’ Bij gelegenheid van de algem. vergadering van den Nederl. Hotelhoudersbond, den 22 Mei '17, blijken de H.H. ook samen getafeld te hebben, volgens een spijslijst, waar geen woord Hollandsch op voor kwam. In hetzelfde no. van ‘de Hotelhouder’ staat, onder ‘Gemengde Berichten’, het volgend fraais te lezen. ‘Een hotelhouder te Rijswijk is, naar de Maasbode meldt, de dupe geworden van een chavelier d'industrie. Hij geeft zich uit voor een marchand chevaux. En ten slotte nog het onderstaande. Assen verheugt zich in een slachterij die, ter verduidelijking, heet: van Staay's Bacon Factory, terwijl men uit den trein, van Assen naar het zuiden reizende, te Hoogeveen op een groot gebouw kan lezen: van Velzel's Bacon zouterij! Zou het geen tijd worden te pogen de eigenaars van talrijke inrichtingen te Amsterdam, als: Hack, restaurant de 1er ordre, Monico, Bagatelle, Folies-Bergère enz. enz. (zie aankondigingen in het Handelsblad) aan het verstand te brengen, dat velen uit hunne lokalen weg blijven, omdat zij in het Hollandsch ingelicht wenschen te worden omtrent wat zij voor hun Hollandsch geld daar kunnen krijgen? * * * Pa, Ma, Bonjour. In een uitvoerigen brief, dien wij tot onze spijt niet in z'n geheel kunnen opnemen, vestigt Mr. J. de aandacht