Neerlandia. Jaargang 26 logo_neer_01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van jaargang 26 van Neerlandia uit 1922. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren beijvert zich voor het verkrijgen van toestemming van alle rechthebbenden; eenieder die meent enig recht te kunnen doen gelden op in dit tijdschrift opgenomen bijdragen, wordt verzocht dit onverwijld aan ons te melden (dbnl.auteursrecht@kb.nl). p. 12: GFAAFLAND →GRAAFLAND. p. 24: de kop ‘Allerlei’ is tussen vierkante haken toegevoegd. p. 43: de kop ‘Prins Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands’ is tussen vierkante haken toegevoegd. p. 109-110: de ‘Kantteekeningen van het Hoofdbestuur’ zijn bij de bijbehorende nootverwijzingen in het voorafgaande artikel op p. 107-109 geplaatst. p. 126, 139, 164: de verbeteringen zijn doorgevoerd in de lopende tekst. De opgave ervan staat hieronder bij de weggelaten tekstgedeelten. _nee003192201_01 DBNL-TEI 1 2012 dbnl eigen exemplaar dbnl Neerlandia. Jaargang 26. Geuze & Co, Dordrecht 1922 Wijze van coderen: standaard Nederlands Neerlandia. Jaargang 26 Neerlandia. Jaargang 26 2011-12-01 KE colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Neerlandia. Jaargang 26. Geuze & Co, Dordrecht 1922 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_nee003192201_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==I==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} NEERLANDIA MAANDBLAD VAN HET Algemeen Nederlandsch Verbond. 26ste JAARGANG (1922). N.V. GEUZE & CO'S DRUKKERIJ, DORDRECHT. {==II==} {>>pagina-aanduiding<<} Inhoud van den 26sten Jaargang (1922). Antillen, Groep Ned. - Van de Groep 89 Prinsessedag te Philipsburg 89 Been, Joh. - Het Geuzensprookje van Den Briel 46 Beets, Dr. A. - Dr. Sigismond Nagy † 74 Blok, Prof. dr. P.J. - België en Nederland 1 Blokzijl, Max - Nederlandsche belangen in Duitschland 4 Botha e.a., Philip L. - ‘Scheiding’ 107 Burger, Dr. C.P. - De taal van de wetenschap in Nederland 155 Calmeyer, M.R.H. - De Taak van het Verbond in Oost-Indië 21 Cohen Stuart, H.G.C. - Gunstige teekenen? 25 Groep Duitschland 123 Cool, P. - Verkeer tusschen Oost- en West-Indië 124 Elout, C.K. - Washington en wij 31 Everdingen, Dr. W. van - Christiaan Rudolph de Wet 29 Boekencommissie 55 Gaay Fortman, Dr. B. de - Een bestaansvoorwaarde voor het A.N.V. 71 Verklaring 87 Gebhardt, F.E.H. - Jaarverslag Afd. Nieuw-Nederland 75 Geyl, Prof. dr. P. - Nederland en Vlaanderen 16 Graafland, Jhr. J. - Een levensbeschrijving van Jhr. Gilles Graafland 12 Have, J.v.d. - Ned. Indië op zijn best 25 Hemert, Ph.L.v. - In Nederland Nederlandsch 123 Hoofdbestuur - Hoofdbestuursvergadering van 17 Dec. 1921 2 Begrooting 1922 3 Rouwbeklag 30 Hoofdbestuursvergadering van 4 Febr. 32 Jaarverslag over 1921 57 Hoofdbestuursvergadering van 22 April 72 Rapport inzake spellingvereenvoudiging 73 Een Scheiding 85 Rekening en Verantwoording over 1921 88 Hoofdbestuursvergadering van 24 Juni 1922 101 Kantteekeningen op het ingezonden stuk ‘Scheiding’ 109 Naschrift op het ingezonden stuk: De toestand van Groep Nederland 122 Herdenking van het 25-jarig bestaan (1 Mei 1923) 127 Hoofdbestuursvergadering van 30 Sept. 1922 143 Brieven aan den Minister van Onderwijs 144 Opwekking 156 Aan de Kamer van Afgevaardigden te Brussel 156 De zaak Dr. Tack 157 Het 20-jarig bestaan der Boekencommissie 163 Jager, Luit. P.J. - Een goed woord voor Suriname 160 Johannes. - Zuidafrikaansche Brieven 118, 150, 162 Jongeliedenafdeeling Rotterdam. - Prijsvraag 157 Knappert, Prof. Dr. L. - Nationale herdenking 44 De Vrije Staat der Vereenigde Nederlanden 61 Loenen, J.B. van - ‘De taal is gansch het volk’ 123 Lugard, W.J. - Waarom geen Nederlandsch? 83 Lens, Dr. Th. - Reizende Tentoonstelling voor Volksgezondheid 51 Leys, J.J. - Reenbertus Aloïsius Tammenga † 78 Lier Ez., S. van - Comité voor Ned. kinderen in den Vreemde 14, 27, 42, 56, 70, 84, 98, 112, 126, 139, 154 In naam van Oranje 40 Eerste-Aprilherdenking 64 Lingen, Dr. W. van - Goede boeken over Insulinde 6 Hollandsche boeren op Java 8 Kromo Blanda 21 Is is mei sizzen net te dwaen 22 Het daghet in het Oosten 22 Intellectueele werkkrachten 37 Een nieuwe naam voor Nederlandsch Oost-Indië 37 Alarm geblazen 52 Personeelsvoorziening 52 Hoe groot is Insulinde? 65 Dat mag wel eens gezegd worden 77 Levensschetsen van vooraanstaande Indonesiërs 90 ‘Indische Lezingen en leergangen’ in 1921 104 Nog eens de (Brusselsche) Standaard over Insulinde 104 De nieuwe landordening voor Indië en.... een zonderling verwijt 105 Insulinde een pesthol? 116 Eén oorlogsschip minder? 117 Vereeniging Kartinifonds 117 In België juist als in Nederland 118 ‘Indische gezondheid’ 130 Een flink woord in ‘De Indische Courant’ 131 Minnaert, M. - Uitwisseling van Hollandsche en Vlaamsche kinderen in de Zomervacantie 83 Nederland, Groep - Groepsraadsvergadering 14 Jan. 18 Van de Afdeelingen 19, 36, 51, 64, 76, 104, 158 Groepsdag 127, 146 Gedenkraam Den Briel 158 Noord-Amerika, Groep - Groepsvorming 94 Afd. Paterson 94 Algemeene Vergadering 119 Oudendijk, K.E. - Het Nederlandsche Kinderlied 40 De taak en de roeping van het A.N.V. 141 Oordt, Mr. J. van - De Nederlanders te St. Moritz 33 Oudschans Dentz, Fred. - Jaarverslag 1921 Groep Suriname 79 Picard, Leo - Federatie en nog wat 12 Redactie. - St. Nicolaasfeest te Essen 4 Nederlandsche Feestavond te Zürich 6 Nederlandsch havenwerk in China 6 Rosa de Guchtenaere 8 Gunstige teekenen 9 De Kon. Ned. Schouwburg te Gent 9 Dr. R. Fruin † 10 Bladvullingen 10, 12 14, 49, 128, 134 Uit New-York 10 Mededeelingen en Allerlei 13, 25, 40, 55, 68, 83, 96 111, 124, 137, 152, 153, 157, 164 {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} Redactie. - Naschriften 12, 21, 52, 123, 124, 137, 156 164 Nieuwe leden 28, 41, 55, 70, 84, 98, 112, 125, 140, 153 Laat onze vlag 1 April wapperen 29 Roemenië 34, 75 Nederland op zijn best 35, 89 Prof. Dr. H. Blink gehuldigd 36 De Brielsche feesten 64 Frankfort a/d. Main 75 Bucarest 75 Van Riebeek se aankoms herdink 81 Waardeering 87 ‘Nederland in den Vreemde’ 88 Studiefonds voor Z.-Afr. Studenten 88 Het feest van Enkhuizen 89 Nederland op z'n best 89 C.P. Hoogenhout † 93 Amsterdamsche Stoomvaart 103 De Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer 114 Afd. Bremen 120 Holland-Instituut te Frankfort a/d. Main 120 Koninklijk bezoek aan Scandinavië 129 Uit Budapest 130 Algemeen beschaafd Nederlandsch 133 30-jarig bestaan der Nederlandsche Vereeniging te Johannesburg 133 Afdeeling Kaapstad 134 Hugo Verriest † 153 Derde Koloniale Vacantieleergang voor Aardrijkskundigen 158 Rippe, J. - De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging te Stockholm 5 Nederlandsche Kunst te Stockholm 50 Ritter Jr., Mr. P.H. - Tuchteloosheid en Vruchteloosheid 136 S., P. - Martinus Teunis Steyn 99 Algemeen beschaafd Nederlandsch 133 ‘Schelde, De’ - Met Nederlandsch komt men nergens 160 Schelven, Prof. Dr. A.A. van - De Watergeuzen 45 Schepers, Dr. J.B. - Het Alg. Ned. Verbond en het Spellingvraagstuk 11 1572 - 1 April - 1922 50 De begrafenis van Generaal De Wet 54 Bemoedigende verschijnselen 81 Verzuimd Brasil 94 Dr. F. Buitenrust Hettema † 145 Schoch, Mr. Dr. C.F. - De grenzen van Suriname 23 Schoeler, J.L. - Berichten uit Kaapstad 9 Jaarverslag 1921 Afd. Kaapstad 67 Verbondsavonden der Afd. Kaapstad 93 Die Waspoor 106 Eendrag maak mag 137 Schönstedt, W.C. - Groepsraadsvergadering 14 Jan. 1922 18 Simons, L. - De toestand van Groep Nederland 122 Snoek, H.F.R. - Nederlandsche Monsterkamers in Amerika 164 Son, C. van - Een zinrijke teekening 15 Prof. G.J.P.J. Bolland † 35 Tentoonstelling De Mensch 76 Boekenaankondiging: ‘Leven’ 120 De Nederl. Kolonie in Argentinië en nog iets 129 De Groepsdag van 14 October 146 Suriname, Groep - Van de Groep 23 Reenbertus Aloïsius Tammenga 78 Jaarverslag over 1921 79 Ned. Kunstavond te Paramaribo 90 Lezingen 118 Taalcommissie. - 13, 23, 39, 68, 82, 95, 121, 135, 151, 163 Antwoord op Ingezonden stuk: Tuchteloosheid en Vruchteloosheid 137 Veen-Brons, A.C. - Een mooi en practisch St. Nicolaasgeschenk 135 Vlaanderen, Groep - Tak Brussel 20, 53, 66, 80, 92, 106 132, 149, 160 Klacht 20 Vlaanderen in 1922 20 De laster achterhaald 21 Uit de Takken 38, 150 Een sympathieke daad van den Ned. Gezant te Brussel 38 Vlaamsche wetenschappelijke Congressen 39, 93, 114 De vernederlandsching van de Universiteit te Gent 39, 92, 149 Genootschap van Vlaamsche Componisten 39 Het Vlaamsche Front 39 Het Hooge-schoolvraagstuk in de Kamer 53, 106 Een motie van de Vlaamsche Hooge-schoolcommissie 53 Dr. J.O. de Gruyter 65 Vlaamsche Toeristenbond 66 Pallieter 67 Gent of niets 80 In verdrukking 80 Klokkenspel te Mechelen 92 Verbond van Vlaamsche Nationalisten 92 Herdenking van den Sporenslag 93, 106 Bijeenkomst van Vlaamsche en Hollandsche letterkundigen 132 Hoopvolle vooruitzichten 133 Lodewijk-de-Raetherdenking 149 Tak Lokeren 150 De Nederlandsche school te Brussel 150 Cultureele toenadering 150 Hugo Verriest † 159 De hulde aan Lodewijk de Raet 159 Warssel van Cingelshouck, Dr. H. de - Taal-Bolsjewisme 40 {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} Afbeeldingen. Nederlandsch Sint-Nikolaasfeest te Essen 5 Opening der (Nederlandsche) havenwerken te Chefoo 7 Nederlanders te Chefoo 7 De Drie Barken 15 Christiaan de Wet 29 De Wet als Boerengeneraal 30 De Nederlandsche ijsbaan te St. Moritz 34 Mr. B.C.J. Loder 35 Prof. Bolland 36 Prins Willem van Oranje 43 Geuzenpenning 45 Geuzenvlaggen 47 Inneming van Den Briel door de Watergeuzen 48 Penning ter herinnering aan het Verbond der Edelen, het weigeren van den tienden penning en de inneming van Den Briel 49 Titelprent van het feestprogramma der Afd. Amsterdam 50 Dr. J.O. de Gruyter 66 Dr. Sigismond Nagy † 74 Reenbertus Aloisius Tammenga † 78 Standbeeld van Albrecht Rodenbach met den blauwvoet 81 M. Ng. Wahidin Soedirohoesodo † 90 Mas Aboekassan Atmodirono † 90 De Mangkoe Nagaransche societeit te Soerakarta 91 Nederlandsche Voetballers te Tampico (Mexico) 97 Gedenkteeken van President Steyn 99 Het IJ met zeilschepen 103 Nederlandsch Handelsetablissement te Port Said 103 Groep deelnemers aan de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen te Brugge 113 Inlichtingenkantoor der A.N.V.V. te 's-Gravenhage 115 Onze Vertegenwoordiging bij de onthulling van het Steyn-gedenkteeken te Deventer 126 Nederlandsche Tooneelclub te Buenos Aires 129 Poort van het Begijnhof te Lier 132 In het Begijnhof van Lier 133 Netherlands Commercial Museum, San Francisco 139 Deelnemers aan den Groepsdag 147 De verwoeste Hollandsche Kerk en het Hollandsch Kerkhof in Smyrna 152 De Nederlandsche Vereeniging in Mexico bij een maaltijd aangeboden aan den Ned. Gezant, Baron van Asbeck 154 Gedenkraam Den Briel 158 Postoor Hugo Verriest † 159 Koninginnedag te Philipsburg (St. Martin) 164 {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 1. Januari 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Laten we nooit vergeten, dat het een Hollander was, die zijn landgenooten voorhield: Despereert nimmer. INHOUD: België en Nederland. - Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 17 Dec. - Buitenland: Nederlandsche belangen in Duitschland, door Max Blokzijl. - St. Nikolaasfeest te Essen. - De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging te Stockholm, door J. Rippe. - Nederlandsche Feestavond te Zürich. - Nederlandsch havenwerk in China. - Oost-Indië: Goede boeken over Insulinde. - Hollandsche boeren op Java (Slot), door Dr. W. van Lingen. - Vlaanderen: Roza de Guchtenaere. - Gunstige teekenen. - Koninklijke Nederlandsche Schouwburg te Gent. - Zuid-Afrika: Berichten uit Kaapstad, door J.L. Schoeler. - De Hollandsche Kerk in Z. Afr. - Amerika: Uit New-York. - Ingezonden: Het A.N.V. en het Spellingvraagstuk, door Dr. J.B. Schepers. - Federatie en nog wat, door Leo Picard. - Een Levensbeschrijving van Jhr. Gilles Graafland, door Jhr. Graafland. - Taalcommissie. - Mededeelingen en Allerlei. - Comité voor Nederl. kinderen in den Vreemde. - Advertentiën. België en Nederland. Prof. P.J. Blok uit Leiden heeft voor de Delftsche studentenafdeeling van het A.N.V. eene rede gehouden over België en Nederland. Hij begon met te wijzen op de waarde van historische studie voor de kennis der wording van het tegenwoordige, bestaansgrond voor de geschiedenis als wetenschap. Dit beginsel werd toegepast met een beschouwing in vogelvlucht over de geschiedenis van Noord en Zuid ter aanwijzing van het vooral tijdens de Belgische immigratie in en ook na den oorlog door ieder duidelijk gevoeld nationaal en rasverschil. Spr. begon met den Romeinschen tijd, toen Gallia Belgica overwegend Keltisch, het halfwilde Noorden Germaansch was en het Zuiden veel sterker geromaniseerd. Belgica is nog 16 eeuwen vóór gebleven. Het Christendom overheerschte van Frankrijk uit in het Zuiden reeds in de 7de eeuw, in het Noorden onder Iersch-Angelsaksischen invloed eerst in de 9de eeuw. De Noreninvallen waren in het Noorden veel talrijker en intensiever. Feodale maatschappij, ridderwezen, industrie, handel, stedelijke ontwikkeling waren in het Z. ouder en krachtiger. Middeleeuwsch-Fransche beschaving kwam eerst later in het achterlijke N., vooral aan de Henegouwsche en Beiersche vorstenhoven, de Fransche staatsvorm kwam een eeuw later; Brugge en Antwerpen waren veel krachtiger dan Dordt en Amsterdam nog in de 16e eeuw; Vlaamsche gilden-industrie was in de 12de eeuw al ontwikkeld, Hollandsche eerst in de 14de eeuw. Leuven was vóór 't begin der 17de eeuw (Leiden) wetenschappelijk middelpunt. Dit alles wijst er op, dat het Z., zetel der centrale regeering, tot einde 16de eeuw veel meer ontwikkeld en ook verfranscht was dan het N. Dan komt in het N. veel krachtiger de Hervorming, in het Z. spoedig onderdrukt, in het N. sedert den opstand van Holland en Zeeland zegevierend. Willem I tracht nog door de Pacificatie den Bourgondischen staat bijeen te houden, maar het gehoorzame Katholieke Z. (Atrecht 1579) staat scherp tegenover het rebelsche N. onder Protestantsche leiding (Utrecht). Nationale consolideering begint ± 1600 onder de Aartshertogen in het Z., terwijl het N. snel en schitterend omhoog streeft en het Z. niet slaagt maar zinkt, de goede kans daar verliezend en terugkeerend onder het Spaansch gezag, dan stilstaand op ieder gebied. Het N., de beste krachten van het Z. door immigratie opzuigend, krijgt eigen nationale ontwikkeling; het Z. verliest die meer en meer, (slagveld van Europa). Daar tegenover de Republiek, groote mogendheid, die het Z. door de Schelde-sluiting en later door de oorspronkelijk veel sterkere Barrière knevelt en onder houdt, daardoor ook scherpe nationale tegenstelling bevorderend. Te dien tijde is er nog geen Belgische natie, wèl een Nederlandsche, steeds verder naar staatseenheid strevend. België werd in 1794 door Frankrijk geannexeerd en is niet onwillig, de Bat. Rep. spartelt tegen, blijft nationaal ook tijdens 1810-'13. Dan bevrijdt het N. zichzelf met Engelsch Pruisische hulp, het Z. moet veroverd worden en wordt aan het N. toegevoegd. Deze verbinding werd een totale mislukking, niet alleen door de fouten der Regeering, maar ook door inwendig verschil (godsdienst, economische en staatskundige ontwikkeling, overheerschende taal). Zoo werd de {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} scheiding 1830 noodzakelijk, want het waren duidelijk twee natiën. Onder invloed van den taalstrijd, tweede helft 19de eeuw, vooral in congresstemming, ontstaat bij vele Vlamingen soms verlangen naar hereeniging, in het N. meestal koeltjes bejegend. Er is cultureele samenwerking vooral met het Vlaamsche volksdeel, maar dit is iets anders dan nationale. ‘Groot-Nederland’ moet geen politieke maar een cultureele gedachte zijn. België en Nederland vormen dus twee natiën, aangewezen op goede nabuurschap te midden der groote, op vriendschappelijke samenwerking. Deze te bevorderen is ook de taak van het Alg. Ned. Verbond,, met krachtige versterking van den cultureelen band. Geen inmenging in zaken van Belgische binnenlandsche politiek van onzen kant! Geen annexatie-lust van den anderen. Dit eischt veel beleid en zeemanschap, omdat juist de taalstrijd een politieke strijd in België is geworden: maar van onze zijde is geen inmenging in den politieken taalstrijd aan te bevelen, wèl steunen van de taal. Dat is een moeilijke taak, die dikwijls zal aanleiding geven tot kritiek van heetgebakerden, maar in beider belang niet mag worden verstoord, veel minder opgegeven. Men ziet reeds de resultaten dezer verstandige zelfbeheerschende houding van het A.N.V., in den oorlogstijd en onmiddellijk daarna, in de beginnende herleving der Belgische afdeelingen, deelen als vanouds van het A.N.V. Daarom sta men ook in de politiek van weerszijden niet onwrikbaar op wenschen en rechten, waar levensbelangen op het spel staan van beide zijden, maar wete te geven en te nemen, te schikken en te plooien. (Wielingen, Schelde, kanalisatie Maas enz.) Spreker eindigde met een beroep te doen op de jongelingschap, de menschen, de leiders van de toekomst, ernstig radende niet te overhaasten, maar te gelooven in de uiteindelijke zegepraal en het nuchterder Nederlandsch-Germaansch verstand niet te laten overheerschen door het opbruisende Belgisch-Keltische gevoel. Zoo kan Groot-Nederland een band vormen tusschen Nederland en België, gelijk tusschen Nederland en Zuid-Afrika, met volledige handhaving der staatkundige zelfstandigheid van de drie staten zelf. Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 17 Dec. te 's-Gravenhage. Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter, Mr. B. de Gaay Fortman, Secr. Penningm., Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink, Dr. W. van Lingen, Kapt. K.E. Oudendijk, Th.G.G. Valette en C. van Son, Administrateur. Punt I. Notulen der vergadering van 5 November 1921. Goedgekeurd. Punt II. Begrooting 1922. De Penningmeester wijst er op, dat het loopende jaar zal sluiten met een groot te kort, voornamelijk gevolg van de omstandigheid, dat Groep Ned. Indië over de laatste jaren niet heeft afgedragen. Het onvermijdelijk gevolg is, dat ook voor 1922 een te kort wordt verwacht. De Voorzitter ziet den geldelijken toestand van het oogenblik ook niet rooskleurig in. In de Begrooting spiegelt zich echter het overgangstijdperk af, waarin we verkeeren. Het zwijgen van Groep Indië op alle brieven, zelfs telegrammen acht spr. onverantwoordelijk. Ook de toestand van Groep Nederland eischt dringend ingrijpende maatregelen. Toch zal de toestand zich geleidelijk wel herstellen, wanneer het Groepsbestuur de propaganda in Nederland zelf ter hand neemt. Voorts is in het buitenland algemeen een krachtige werkzaamheid merkbaar om tot nieuwe organisatie van Groepen van het Verbond te komen. De heer Van Lingen gelooft, dat Groep Nederland in beter toestand zou komen, als het stelsel van vertegenwoordigers werd doorgevoerd, zonder Afdeelingsbesturen, de groote steden uitgezonderd. De kas zou daar wel bij varen en vanuit het centrale punt van het Groepsbestuur zou een krachtige actie kunnen worden gevoerd. Punt III. De toestand der Boeken-Commissie. De brief hierover van Dr. Van Everdingen wordt voorgelezen. Daaruit blijkt, dat geldgebrek noodzaakt tot tijdelijke opschorting der werkzaamheden. Betreurd wordt dat deze nuttige onder-afdeeling van 't A.N.V. ook onder de tijdsomstandigheden te lijden heeft, nog meer dat het Hoofdbestuur thans niet kan bijspringen, omdat het zelf voor geldelijke moeilijkheden staat. Punt IV. Voorstellen van den heer Oudendijk. a. In aansluiting met hetgeen op de vorige vergadering is besproken, overwege het Hoofdbestuur op welke wijze aansluiting kan worden verkregen met andere, in nationale richting werkende vereenigingen. 1) b. Bij het Bestuur van Groep Nederland dringe het Hoofdbestuur er op aan, dat het de noodige stappen doe, opdat onze Kalender op de scholen worde verspreid. De. Voorzitter zegt met genoegen deze voorstellen te hebben gelezen. Zelf deed spr. reeds stappen bij de Ned. Zuid-Afr. Vereeniging. Spr. hecht vooral veel waarde aan het plan der samensmelting van vereenigingsorganen. Vreemdelingenverkeer voelt er wel voor. In elk geval verdient het denkbeeld der concentratie in den vorm van geregelde vergaderingen der Voorzitters en Secretarissen van verwante vereenigingen alle aanbeveling. De heer Oudendijk acht door het schema, dat hij bij zijn voorstel heeft gevoegd, veel toelichting overbodig. Spr. hoopt dat het Dag. Bestuur stappen in de bedoelde richting zal doen. Besloten wordt, dat het Dag. Bestuur zal trachten verwante vereenigingen tot samenwerking te krijgen. Aan Groep Nederland zal worden gevraagd of haar bestuur goedvindt, dat het Hoofdbestuur tracht den A.N.V. Kalender 1922 op Ned. scholen te verspreiden met medewerking der Regeering. Punt V. Bevordering van de Nederlandsche toonkunst. Besloten wordt een beweging op touw te zetten om de Ned. toonkunst in de belangstelling aan te bevelen van allen, die invloed oefenen op de samenstelling van programma's van Ned. muziek- en zanguitvoeringen. Punt VI. De moties der Studenten-Afd. Delft. Deze luiden: 1. De huidige geest en leiding van het Algemeen Nederlandsch Verbond zijn niet meer in overeenstemming met een juiste opvatting van de Groot-Nederlandsche idealen. Ook zijn de studenten-afdeelingen {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} niet voldoende in staat, zelfstandig werkzaam te zijn binnen het Verbond, met name in geldelijk opzicht. 2. Wanneer de pogingen der Studenten-afdeelingen om hierin verandering te brengen, falen, is het in het eerste opzicht wenschelijk, en in het tweede opzicht noodzakelijk om ons af te scheiden van het Algemeen Nederlandsch Verbond en vanaf 1 Januari 1922 een afzonderlijke organisatie te vormen. Gewezen wordt op het lichtvaardige van zulke moties. Elke toelichting ontbreekt. Toch worden ze maar in kranten openbaar gemaakt tot nadeel van onzen naam. 't Zal wel zoo'n vaart niet loopen, want de studenten hebben reeds ingezien dat de moties weinig zin hebben. De heer Oudendijk acht de geluchte grief ‘oud zeer’. De tegenwoordige toestand en werkwijze tegenover de stamverwanten is veel verbeterd. Punt VII. Brieven van den heer Van Welderen Baron Rengers in zake onzijdigheid van Neerlandia ten opzichte der verschillende Vlaamsche stroomingen. Medegedeeld wordt, dat deze zijn ingekomen naar aanleiding van enkele berichten in Neerlandia, die een politieke strekking zouden hebben. De briefschrijver oordeelt, dat alle stamverwanten, onverschillig tot welke partij zij behooren, het A.N.V. even lief moeten zijn en het terrein der binnenlandsche stampolitiek in Vlaanderen en Zuid-Afrika door 't Verbond en zijn orgaan zorgvuldig dient te worden vermeden. De vergadering betuigt in het algemeen haar instemming met deze beschouwingen. Punt VIII. Nederlandsche sprekers voor Brussel. De Voorzitter deelt mede, dat voor dit doel geld is bijeengebracht buiten bezwaar van het A.N.V. Punt IX. Verschillende aanvragen om steun voor St. Nicolaasfeesten van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland. Medegedeeld wordt, dat hieraan zooveel mogelijk is voldaan en verscheidene dankbetuigingen zijn ingekomen. Inmiddels is van belangstellende zijde de raad ingekomen voortaan niet meer op al die zelfstandige aanvragen van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland in te gaan, maar alles op dit gebied te laten loopen over den Bond van Ned. Vereenigingen in West-Duitschland. De vergadering vereenigt zich hiermede. Punt X. Aanvraag van de Nederlandsche Vereeniging te Emmerik om leerboekjes voor de Nederlandsche taal, ten einde de jeugd niet te laten verduitschen. Het Dag. Bestuur zal nagaan op welke wijze aan dit verzoek het best kan worden voldaan, o.m. door aan leeraren en onderwijzers in de Ned. taal vorige drukken van leerboekjes te vragen. Punt XI Verzoek der Nederlanders te Hamburg om de stichting eener Nederlandsche school aldaar voor te bereiden. Medegedeeld wordt, dat hierover onderhandelingen worden gevoerd in overleg met onzen vertegenwoordiger te Hamburg en dat dezerzijds de medewerking van den Minister van Onderwijs zal worden ingeroepen. Punt XII. Verzoek om een bijdrage voor de Hermann Bossdorf-stichting te Hamburg. De vergadering besluit afwijzend hierop te beschikken daar het geen zaak betreft van zuiver Nederlandsch belang. Punt XIII. Aanvraag van Prof. Van der Meer te Frankfort a/d. M. om medewerking voor de uitgave ‘Flämischer Städtebau’ door dr. Friedrich Levy te Freiburg. De vergadering besluit hierop niet in te gaan, omdat deze zaak buiten ons werkterrein ligt. Punt XIV. De toestand der Noord-Amerikaansche Afdeelingen. Brief uit Chicago. Medegedeeld wordt, dat een der twee Chicago'sche Afdeelingen wordt opgeheven. Daar haar Voorzitter zich bereid heeft verklaard mede te blijven werken, is aan het Bestuur der werkzame Afd. Nieuw-Nederland gevraagd zich met hem in verbinding te stellen. Ook is een schrijven gericht aan onzen Gezant te Washington, Mr. Everwijn, om zijn medewerking in te roepen voor de vorming eener Groep N. Amerika en behoud der Chicago'sche Afdeeling. Punt XV. Voorstel om bij te dragen aan de huldiging van Prof. Dr. H. Blink. Goedgekeurd. Punt XVI. Verzoek van den Bond voor Evangelisatiën om een steun-adres te zenden aan het verzoek de in werking getreden successiewet niet van toepassing te doen zijn op giften en legaten voor vereenigingen. Besloten wordt een steun-adres te zenden, daar het A.N.V. er ook schade van zou kunnen ondervinden als schenkers van legaten niet de zekerheid hadden, dat hun schenking geheel aan het Verbond kwam. Punt XVII. Voorstel van het Dag. Bestuur om den heer Ir. Mathijsen Gerst te benoemen tot Vertegenwoordiger op Trinidad. Goedgekeurd. Punt XVIII. Mededeelingen ter kennisneming. 1.Afwijzend schrijven van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken over Nederlandsche tijdschriften voor Buitenlandsche Universiteiten. De Minister meent, dat op dit gebied door de regeering al genoeg wordt gedaan. 2.Aan Mej. De Guchtenaere is een gelukwensch gezonden bij haar invrijheidstelling. 3.In zake het Vereenvoudigde spelling-compromis is een bijeenkomst uitgeschreven met Nederlandsche en Vlaamsche voorstanders. 4.Van den Nedderdütschen Bund is een boekenschenking ontvangen. 5.Te Düren (Rheinland) wordt met medewerking van het A.N.V. poging gedaan tot oprichting van een Nederlandsche Vereeniging. 6.Het Dag. Bestuur wendt voor een A.N.V. organisatie te Londen pogingen aan. Begrooting van het Hoofdbestuur 1922. Inkomsten: Bijdragen Groepen: a. Nederland f 6516.50 Saldi id Memorie b. België f 200.- c. Oost-Indië f 1400.- d. Suriname f 197.- e. Nederl. Antillen f 385.50 Zelfstandige Afdeelingen f 1077.- Bijdragen Groep Nederland voor kantoorwerkzaamheden f 2000.- Achterstallige bijdragen Memorie Rente in Rekening-Courant f 100.- Steunfonds f 5000.- Regeeringssubsidie f 10000.- Opbrengst uitgaven f 100.- Diversen f 100.- Te kort f 6577.91 _____ f 33653.91 Uitgaven: Te kort 1921 f 1000.- Salarissen f 7350.- Kantoorhuur enz f 750.- Drukwerk enz f 1000.- Verschotten Hoofdbestuur f 750.- Kantoorinrichting f -.- Neerlandia f 12000.- Boeken-Commissie f 2400.- Druk en herdruk van geschriften f 400.- Lidmaatschappen f 500.- Nederl onderwijs in den vreemde f 1000.- Pensioenpremie f 1003.91 Arbeid in het buitenland f 5000.- Buitengewone uitgaven f 500.- _____ f 33653.91 {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Buitenland. Nederlandsche Belangen in Duitschland. Zeer gaarne voldoe ik aan het verzoek van de redactie van ‘Neerlandia’ om maandelijks de lezers op de hoogte te houden van de Nederlandsche beweging in Duitschland, die inderdaad getuigt van zooveel geestdrift voor de eigen taal en voor het eigen land, dat zij de eer van een vaste rubriek ten volle verdiend heeft. Ruim een jaar geleden herinnerde zich de Vereeniging ‘Nederland en Oranje’ te Berlijn, die in de 34 jaren van haar bestaan vrijwel uitsluitend weldadigheids- en gezelligheidsvereeniging was, dat zij als derde hoofdpunt in haar statuten ook het voorschrift ‘verlevendiging van het stambewustzijn’ heeft, en eenigszins beschaamd over de weinige aandacht, die zij in al die jaren aan dit punt gewijd had, meende zij de schade niet beter te kunnen inhalen dan door een zoo krachtig ingrijpen, dat thans, ruim 12 maanden later, een ‘Nederlandsche Bond in Duitschland’ bestaat met 40 aangesloten vereenigingen, met een eigen bondsorgaan ‘De Post van Holland’, dat alle 14 dagen in dagbladvorm verschijnt en een schitterend propagandamiddel gebleken is, en een hoofdkantoor in Berlijn onder leiding van een bezoldigd administrateur. Deze jonge Bond hield reeds tweemaal Nederlandsche Congressen in de stad Essen - ‘Neerlandia’ berichtte er uitvoerig over - en heeft voor de toekomst groote plannen, waartoe behoort: het maken van regelingen voor het geven van onderwijs in de eigen taal aan in Duitschland wonende Nederlanders, het steunen van behoeftige landgenooten, het bepleiten van Nederlandsche belangen bij de Duitsche overheden, het verspreiden van Nederlandsche dagbladen, weekbladen en boeken onder de Hollandsche kolonies, het ineenzetten van rondreizen door Nederlandsche kunstenaars, redenaars, lezers enz., het bekend maken van Hollandsche films en lichtbeelden tot opwekking van de belangstelling in het eigen land, het gezamenlijk plaatselijk vieren van nationale feestdagen, bij voorkeur de verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis, het verleenen van voordeelen voor de Bondsleden bij het verkrijgen van passen, het betalen van schoolgelden aan Duitsche scholen, enz. enz. Het blijkt uit deze opsomming voldoende, dat de Bond noodig is en uitnemend veel nuttig werk verrichten kan. Laten we eerst eens kort nagaan wat op dit gebied reeds gedaan is. Groote nationale feesten hebben plaats gehad in Berlijn, Hamburg, Essen, Frankfort en tal van andere plaatsen. Gedeeltelijk in samenwerking met de Nederlandsche Kamer van Koophandel voor Duitschland traden bekende sprekers op als Mr. Dresselhuys, Dr. den Hartogh, Prof. van Gijn, e.a. Beroemde kunstenaars als Albert Vogel, Louis de Vries, mevr. Duymaer van Twist, mevr. Elise Menagé Challa, J.H. Speenhoff e.a. traden in 1921 voor de Nederlandsche Vereenigingen op, meestal op uitnoodiging van het ‘Berlijnsch Comité tot Verlevendiging van het Stambewustzijn’, waarin, onder leiding van den Eere-Voorzitter, onzen Gezant baron Gevers, en den Voorzitter, kolonel Jhr. Wittert, de meeste voormannen der beweging vereenigd zijn. Aangezien de stand der valuta tegenwoordig het betalen van Hollandsche krachten te duur maakt, heeft men in Berlijn voorloopig plaatselijke krachten in beweging gezet voor het houden van lezingen en voor dezen winter staan o.a. op het programma: lezing over ‘Nederlandsch-Indië’ door Max Blokzijl, over Nederlandsche literatuur’ door Wenzel Frankemöller, en over ‘De Nederlandsche Taal’ door H.J. Nassau Noordewier. De lezing over Indië had reeds plaats voor een zeer talrijk publiek, waaronder de Gezant en echtgenoote en de Consul-Generaal Wolff, en groote belangstelling werd getoond voor de rolprenten over ‘Indië’ en de lichtbeelden door de ‘Vereeniging Nederland in den Vreemde’ ter beschikking gesteld. Men ziet, de beweging lukt en het welslagen lijkt verzekerd. En toch is er nog geen reden om al te vroeg verheugd te zijn. Het mag in ‘Neerlandia’ gerust neergeschreven worden door iemand, die zich persoonlijk voor deze stambewustzijnbeweging de grootste moeite gegeven heeft, dat wij Nederlanders voor zulke dingen uiterst moeilijk warm te krijgen zijn. Dat in Duitschland toch iets bereikt is, en wel voornamelijk in Berlijn door voornoemd ‘Comité’, in Frankfort door den ijver van prof. dr. van der Meer met zijn Holland-Instituut en in Rijnland-Westfalen door den reeds vroeger bestaanden ‘Nederlandschen Bond in West-Duitschland’, hangt nog steeds te zeer van enkele geestdriftigen af. Van een werkelijke behoefte der Nederlanders in het buitenland om zich als zoodanig te laten gelden is helaas nog weinig sprake. Wanneer 10% belangstelling toont en daarvan de helft zich aansluit uit werkelijk nationaal beginsel en niet door vriendelijke overreding, zoo is daarmee met vrij groote juistheid de toestand weergegeven. Het moet eerlijk erkend worden, dat de Nederlander in het buitenland zich weinig of niets van zijn land aantrekt zoolang hij daarvan geen stoffelijke voordeelen verwacht. Onze nuchterheid in dit opzicht dreigt waarlijk tot een minderwaardige eigenschap te worden. Wij hebben een teekenend-Hollandsche volksuitdrukking: ‘flauwekul’, die daarbij een gevaarlijk-groote rol speelt. Wij hebben de gewoonte alles wat ons land, wat pogingen tot warmhouden van het saamhoorigheidsgevoel betreft, met dit woordje af te doen. En daarbij lachen we dan zoo'n beetje geringschattend, alsof we zeggen willen: daar staan we vèr boven verheven. Zooiets staat machtig flink en je toont er mee, dat je een wereldburger bent en dat je je land en je taal Gode zij dank niet noodig hebt. Of omgekeerd dat land jou noodig heeft en naar jouw woorden en daden beoordeeld wordt is natuurlijk van minder belang. Het is tegen ‘flauwekul’ en tegen het minachtend glimlachje, dat wij hier vechten. Bijna een gevecht tegen windmolens, want deze nationale lauwheid uitroeien kunnen wij niet, dat kan alleen in Nederland zelf gebeuren en wel op de scholen, bij het allereerste onderwijs. Hier kunnen wij alleen al die uit valsche schaamte om elke geestdriftuiting lachenden overtuigen, dat zij, door zich niet aan te sluiten, werkelijke tastbare voordeelen misloopen. En we hebben een kleine, heel kleine hoop, dat we een vasten kern zullen kunnen vormen, die er voor zorgen zal, dat de beweging in leven blijft en zich uitbreidt. En dan rekenen we op een andere goed-Hollandsche eigenschap, n.l. dat onze waarde landgenooten gaarne ‘de kat uit den boom kijken’, maar, als ze eenmaal ontdekt hebben, dat een onderneming ‘solide’ is, er ook gaarne hun blijvenden steun aan verleenen. Het werd hoog tijd, dat van particuliere zijde werd aangevangen in deze voor Nederland hoogst schadelijke leemte te voorzien. MAX BLOKZIJL. St. Nikolaasfeest te Essen. Op Maandagmiddag, 5 December, den in ons Vaderland zoo bekenden datum, heeft dan dè gebeurtenis voor de 300 tot 400 Nederlandsche kinderen der ‘Nederlandsche Vereeniging Essen’ plaats gevonden en laat ons er maar dadelijk bijzeggen, dat ze op alle manieren geslaagd mag heeten. Reeds geruimen tijd van te voren had het wakkere bestuur, krachtig gesteund door de hulp van onzen Consul Schmid, de noodige voorbereidende maatregelen getroffen: in het Vaderland toonde men voor de zooveelste maal een groote mildheid, waardoor in het bij- {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} zonder dit bij uitstek Nederlandsche feest mogelijk gemaakt werd. De menschen, die op den bewusten dag de zaal binnenstroomden, konden om te beginnen genieten bij het gezicht der keurig aangerichte tafels met geschenken, die door welwillende dames- en heerenleden der vereeniging in orde gebracht waren. Later op den middag werd de aantrekkelijkheid voor deze toeschouwers natuurlijk verhoogd door de allerwege van vreugde stralende kindergezichten. De voorzitter, de heer Van Engelshoven, heette de aanwezigen hartelijk welkom. Selma Goecker droeg daarna op voortreffelijke wijze een proloog voor, welke gevolgd werd door een St. Nikolaasstukje, waarmede de regisseur, de heer L. Jansen, en de jeugdige spelertjes alle eer inlegden. Intusschen had het Nederlandsche mannenkoor verdienstelijk eenige Nederlandsche liederen ten beste gegeven. {== afbeelding Nederlandsch Sint-Nikolaasfeest te Essen.==} {>>afbeelding<<} Hierop volgde het lang verbeide oogenblik. Sinterklaas, wiens rol door den Consulaatssecretaris Schwering op even komische als uitnemende wijze vervuld werd, deed met zijn stoet zijn intrede. Consul Schmid sprak vervolgens eenige hartelijke woorden tot de kinderen, waarbij hij er hen vooral op wees, onze taal te onderhouden. Henkie Schmid gaf - begeleid door zijn zusje Doortje en hun leeraar, den concertmeester F. Hetzel - een vioolsolo ten beste, waarmede hij een verdiend succes oogstte. Het spreekt vanzelf, dat Sinterklaas niet vertrekken kon, zonder eenige opwekkende en vermanende woorden gesproken te hebben. Hij werd hartelijk door zijn jeugdige vrienden uitgeleide gedaan. Het hoogtepunt van den avond kwam echter nog; de door deskundigen op dat gebied gekochte geschenken werden onder de kinderen verdeeld; van boven gezien deed dit tafereel veel denken aan ‘het gestoorde mierennest’. Ten slotte zij nog vermeld, dat tal van autoriteiten door hun aanwezigheid den luister van het feest verhoogden; behalve Consul Schmid kon men o.a. opmerken de H.H. Barciszewski en Edwards respectievelijk den Poolschen consul en den Britschen vice-consul met hun personeel, eenige officieren der controle-commissie, de vertegenwoordigers der stedelijke en politieautoriteiten en niet te vergeten Mej. Van Heusden, de tweede secretaresse van het Comité voor Ned. kinderen in den Vreemde. De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging te Stockholm. Bovengenoemde vereeniging hield hare jaarlijksche feestelijke bijeenkomst den 5en December. Een 80tal dames en heeren hadden aan de oproeping van het bestuur gevolg gegeven. Na eene openingsrede door den voorzitter, Oud-Minister Ericson, waarbij o.a. hulde werd gebracht aan de nagedachtenis van het onlangs overleden bestuurslid Professor Oscar Montelius, den man met Europeesche vermaardheid, den grooten vereerder van Nederland en der Nederlandsche kultuur, werd het woord gegeven aan den voorlezer voor dien avond, den heer S. van Scholander, over ‘Reisindrukken van Java’. De voorlezing werd verduidelijkt door lichtbeelden. De heer Scholander bewees, zijne oogen en ooren goed den kost te hebben gegeven. Langeren tijd stond de spreker stil bij de meest merkwaardige onderwerpen, zooals beschrijvingen over Boro-Boedoer, Bromo, 's Lands Plantentuin, het hofleven te Solo en Djokja enz. De geachte spreker spaarde ook geen kritiek, waarbij hij deed uitkomen, dat in Indië ook niet alles goud is, wat blinkt. Nu en dan sloeg hij de plank wel eens mis, een gewoon verschijnsel bij vluchtige reisindrukken. Voor ons Nederlanders is het intusschen wel eens belangwekkend te hooren hoe buitenlanders ons Indië beoordeelen. De Heer Scholander besloot zijne voordracht met eenige Maleische volksliederen, waarvan de tekst in de Maleische taal gezongen, en daarna in het Zweedsch werd vertaald. Een gezellige avondmaaltijd, gevolgd door dans, be- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} sloot dezen zeer geslaagden avond.... onzen Sint Nicolaasavond. Het doel der Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging, propaganda maken voor ons land en zijne koloniën, blijft echter het hoofdstreven van het bestuur en dit is er steeds op uit, geschikte personen te zoeken, die over het een of ander belangrijk onderwerp, over Nederland of Nederlandsch-Indië, voorlezingen willen en kunnen houden. Het eenvoudigste ware natuurlijk in Nederland zijn keus te doen, doch men stuit op de onoverkomelijke bezwaren der dure reis- en verblijfkosten. Het bestuur moet zich dus wel in hoofdzaak wenden tot Zweden, die langeren of korteren tijd in Nederland of Indië hebben vertoefd, en die tevens beschikken over het noodige materiaal, zooals films, lichtbeelden enz. Misschien zijn er onder de leden van het A.N.V. wel, die zich bij een verblijf in Zweden voor het goede doel willen beschikbaar stellen. Hun aanbod zal door het bestuur steeds dankbaar worden aanvaard. J. RIPPE Vert. A.N.V. Stockholm, December 1921. Nederlandsche Feestavond te Zürich. Men meldt ons uit Zürich: 10 December j.l. vond in de welbekende ‘Tonhalle’ te Zürich wederom een Hollandsche feestavond plaats, als naar gewoonte op touw gezet door de Nederlandsche Studentenvereeniging ‘Hollandia’, in samenwerking met het Consulaat en de Nederlandsche Kamer van Koophandel aldaar. Ditmaal werd de aantrekkelijkheid van het feest nog verhoogd door een echt Hollandsche kermis, tot welker welslagen verschillende in Nederland gevestigde firma's hun belanglooze medewerking hadden verleend. Onder de vroolijke klanken van een Hollandsche boerenkapel werd hier den bezoekers gelegenheid geboden met een aantal Hollandsche artikelen kennis te maken. Naast likeuren van Bols, Hulstkamp en Wijnand Fockink trof men uitstallingen van Utermöhlens kaas, Rademaker's hopjes, Lensvelt's Haagsche beschuitjes, Verkade's producten, Huifkar sigaren en aardewerk van Willem Brouwer aan. Jhr. van Panhuys, Hr. M's Gezant en diens echtgenoote, waren met den Gezantschapsattaché Jhr. Baud voor deze gelegenheid uit Bern overgekomen en werden bij het binnenkomen door onzen Consul, den heer Gerth van Wijk, officieel begroet met een toespraak. De officieele vertegenwoordigers der kantonale- en stedelijke regeering, deelden in die welkomstwoorden. De aanwezigheid van bijna alle leden van het Züricher consulaire corps gaf aan den avond mede een officieel karakter. Namens de Nederlandsche kolonie werd een telegram van hulde aan Hare Majesteit de Koningin verzonden. Een afwisselingsrijk programma bestaande uit plastische dansen, uitgevoerd door eenige Delftsche studenten, die voor dit doel waren overgekomen, en een vlot gespeeld blijspel benevens een zeer druk bezocht concert, waar Hollandsche composities en oud Nederlandsche liedjes ten gehoore werden gebracht door de welbekende, in Zürich gevestigde Hollandsche musici Johan Hoorenman, Willem de Boer en diens echtgenoote gingen het geanimeerde bal vooraf. De feestavond, die door ruim duizend personen werd bezocht, kan als volkomen geslaagd beschouwd worden en zal er zeker niet weinig toe bijdragen om de goede verstandhouding, die reeds zoo lang tusschen Zwitsers en Hollanders bestaat, te bevestigen. Niet onvermeld blijve hier het werkzame aandeel dat ook de heeren Dr. Schim van der Loef, Directeur van het Nederlandsche paspoortenkantoor te Zürich en Charles de Vries, Secretaris der Nederlandsche Kamer van Koophandel aan de voorbereiding van het feest hadden. Nederlandsch havenwerk in China. Onze vertegenwoordiger te Chefoo, de heer B. van Exter zond ons bijgaande foto's met de mededeeling, dat het voorloopig wel de laatste maal zal zijn geweest, dat Nederlanders daar een gemeenschappelijken feestmaaltijd hebben gehouden, daar in de volgende jaren wel geen Nederlanders te Chefoo gevestigd zullen zijn. De aldaar sinds het midden van 1915 wonende landgenooten zijn namelijk allen in dienst van de Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken, welke aannemersmaatschappij in deze plaats uitvoerde het bouwen van een ½ mijl langen golfbreker in zee en een meer dan een mijl langen havendam, alsmede een 600 Engelsche voet lange kaaimuur voor zeeschepen. Ook behoorden de baggerwerken in de havenkom en de toegangen tot de beide havenmonden tot deze werken, welke voor een gezamenlijk bedrag van 4.300.000.- Mexicaansche Dollars (thans ongeveer f 7.000.000.-) aangenomen werden. Op den 14den September werden de havenwerken feestelijk geopend door Sir Francis Aglen, K.E.B., Inspecteur-Generaal van den Chineeschen Douanedienst, terwijl de Nederlandsche Gezant, Zijne Excellentie W.J. Oudendijk, de plechtigheid met zijn tegenwoordigheid vereerde, evenals vele Chineesche en Europeesche autoriteiten. De Chefoo Daily News bracht een geestdriftig verslag over de feestelijkheden, waarin de roem der Hollanders als waterbouwkundigen gezongen werd. De Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken hoopt in den loop van dit jaar weer met den bouw van een groote haven, gelegen tusschen Shanghai en Tsingtao (nabij Haichow) aan het einde van de Lunghai spoorweg, aan te vangen. In deze havenplaats, waar tot nog toe geen vreemdelingen gevestigd waren, zal dan de te Chefoo begonnen traditie om op den 31en Augustus feest te vieren, gehandhaafd worden. Oost-Indië. Goede boeken over Insulinde. Zij die verzuimen hunne kennis van Nederlandsch-Indië op peil te brengen of te houden, kunnen zich niet verontschuldigen met de klacht, dat de gelegenheid niet voldoende geboden wordt om die kennis te verrijken. De pers toch heeft het bijna zoo druk met uitgaven over Indië als de bankbiljettenpers in Midden-Europa met het maken van geld (dat niet geldt!) Voor mij ligt een stevig boek in mooien, sober versierden zwart-linnen band: Beknopte Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, naar den tweeden druk der Encyclopaedie van Ned.-Indië bewerkt door Prof. T.J. Bezemer te Wageningen; uitgave van Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage en E.J. Brill te Leiden; 1921; prijs f 12.50. Bestaat de groote Encyclopaedie uit drie deelen, deze kleinere vormt een handig boekdeel van 632 blz. De bekwame bewerker, prof. Bezemer, zegt over het doel der uitgave: ‘Voor elk, die zich meer in 't bijzonder met Indische zaken bezig houdt; voor regeeringsinstellingen, ambtenaren, bibliotheken, redacties, leiders van Indische ondernemingen, enz. is de groote uitgave onmisbaar - de beknopte uitgave tracht, zoowel door omvang als prijs, te voorzien in de behoefte van allen, die in Ned.-Indië belang stellen of daarbij belang hebben, hetzij in Nederland gevestigd of in Indië. Daarom is er naar gestreefd bij veel beknopter omvang den inhoud even {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} betrouwbaar en belangwekkend te doen blijven, terwijl - wat het eerste gedeelte betreft - zooveel mogelijk de gegevens zijn bijgewerkt, tot op het tijdstip van het {== afbeelding Opening der (Nederlandsche) havenwerken te Chefoo.==} {>>afbeelding<<} verschijnen dezer uitgave, waarbij in aanmerking dient genomen, dat de eerste vellen reeds in den loop van 1918 bewerkt en in laatsten vorm vastgesteld werden.’ Bij het doorbladeren van dit werk zullen kenners van Indië wel den vollen indruk erlangen, dat de bewerker zijn boven omschreven doel ten volle bereikt heeft. De degelijkheid en betrouwbaarheid hebben door de beknoptheid niet geleden en het publiek, waaraan bij de bewerking gedacht is, vindt hier een voldoend vloeiende {== afbeelding Nederlanders te Chefoo. Achterste rij (staande): A.T.v. Wijngaarden, A. Westerhout, N P. Rozemond, Ir. A H. Nijland, J H. Corver, P J Schluper. Middelste rij (zittend): G. Brummer, Mevr Schluper, Mevr. Van Exter, Mevr. Huisman, Mevr Van Wijngaarden, Ir B van Exter, Mevr. Brummer Voorste rij. L van Elzelingen, Ir J J. Huisman, C G van Zante.==} {>>afbeelding<<} bron van kennis. Het nuttige boek vinde een plaats in alle volksbibliotheken en leeszalen en ook in de boekenkast van allen, die er een bescheiden bibliotheekje op na houden; ook voor de bibliotheek van 't Alg. Ned. Verb. is 't een belangrijke aanwinst (weshalve dank aan de Uitgevers voor het recensie-exemplaar!) Dat bij 't ‘bijwerken’ de ontwikkelingsgang toch moeilijk kan worden bijgehouden, blijkt o.a. uit de opgave van het aantal van de ter hoofdplaats Bandoeng wonende Europeanen; wij lezen 't cijfer van 2100, terwijl er nu reeds meer dan 10000 zijn. Moge spoedig een 2e druk noodig blijken, waaruit dan kan blijken, hoe snel de ontwikkelingsgang van Indië in menig opzicht is. Ten slotte een opmerking over de lettersoort; die is wel klein, wat natuurlijk niet anders kan; toch laat de compresse druk zich zeer aangenaam lezen. ‘Tropical Holland’, door H.A. van Coenen Torchiana; uitgegeven door The-University-of-Chicago-Press. Tijdens den grooten, rampzaligen oorlog, zijn tusschen {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Amerika en Nederlandsch Oost-Indië banden aangeknoopt, die niet weer verbroken, integendeel, versterkt zullen worden. Amerika is, met Japan, toen de toevlucht geworden voor den Indischen handel en die toestand blijkt bestendigd te worden. Is dat allesbehalve in 't voordeel van Europa, meer in 't bijzonder van 't Moederland, voor Indië, dat daar een steeds groeiende markt heeft gevonden voor vele voortbrengselen, is het gewenscht, dat in de Sterrenrepubliek steeds meer de aandacht gevestigd worde op de beteekenis van Insulinde als een zich steeds meer ontwikkelend Gemeenebest, dat Amerikaansche belangstelling en dollars heel goed kan gebruiken. Als de Indische Regeering in Amerika een belangrijke leening zal plaatsen, dan is dit wel beschamend en sneu voor Nederland, maar Indië zal er in menig opzicht wel bij varen; immers, hoe meer geld de groote republiek in Indië vastlegt, hoe meer bestendig de aandacht op ‘Tropical Holland’ zal gevestigd blijven. De wakkere consul-generaal van Nederland te San Francisco, de heer H.A. van Coenen Torchiana, deed een paar jaar geleden een reis door geheel Indië en schreef het bovengenoemde werkje om de Amerikanen voor te lichten. Men kan zijn werk wat al te geestdriftig-Nederlandsch vinden - dat is voor het doel meer te loven dan te laken. Moge ook dit boek een vruchtbare zaadkorrel zijn, opgroeiende tot een stevige plant, die rijke vruchten voor Insulinde afwerpt. ‘Kromo blanda’. Over 't vraagstuk van ‘het wonen’ in Kromo's groote land; deel IV (met aanhangsel op Deel I en register op de Deelen III en IV). Door H.F. Tillema, oud-fabrikantapotheker; oud-lid van den gemeenteraad te Semarang. Niet in den handel. (Hierover nader in een volgend nr.) Hollandsche boeren op Java. (Slot.) 1) Nog een enkel woord over latere kleine pogingen. Die werden aangewend, de eerste door de Regeering van Ned. Indië ten behoeve van oud-militairen (naar Romeinschen trant); de laatste door vereenigingen, die verarmde Indo-Europeanen aan een bestaan wilden helpen. Van die drie pogingen kwam niet veel terecht. De nieuwe landbouwers voor het doel al heel weinig geschikt, het doel te onvast; de steun te gering. Besluit. De bedoeling van het doen opnemen van mijn kleine artikeltjes over Hollandsche boerderijen op Java - of in Indië in 't algemeen - was alleen om nog eens met nadruk de aandacht te vestigen op de wenschelijkheid, dat vele Nederlanders zich daar blijvend vestigen. II. Aan het oprichten van boerderijen naar Hollandschen trant, blijven bezwaren verbonden, welke te overwinnen groote moeite zal kosten; toch kan bij al de tot dusver gedane pogingen gemakkelijk worden aangetoond, waarom zij slechts ten deele of in 't geheel niet slaagden. weshalve men den moed niet mag opgeven. III. De eenzijdige bergcultures, waarbij men alle kansen op één kaart - d.i. op één stapelproduct voor de wereldmarkt - zet, waardoor wel vaak groote winst wordt gemaakt, maar even vaak (misschien vaker) millioenen verloren gaan, zouden, misschien voor een deel kunnen worden omgezet in boerderijen met veelzijdige cultures en veeteelt. Fabrieken zouden in centra opgericht kunnen worden, ter verwerking van de op de boerderijen gekweekte producten. IV. Zij, die zich daar op ooftteelt willen toeleggen, zouden, gesteund door flink kapitaal, een goede toekomst hebben. Vele uitmuntende Indische vruchten wachten op de geschikte hand en 't noodige kapitaal om een stroom van conserven op de wereldmarkt uit te storten. Men deed daaraan tot dusverre zoo goed als niets. 1) V. Ik behoef den lezers geen vergiffenis te vragen, omdat ik nu al zoo lang, van maand tot maand iets over dit vraagstuk in 't midden bracht. Ik deed dit in de hoop, dat de ‘aanhouder wint’ en in de overtuiging, dat het voor het achteruitgaande Nederland een uitkomst en voor het voortschrijdende Indië een gewin zal zijn, terwijl de oorspronkelijke bewoner van Indië niet verdrongen behoeft te worden, maar integendeel, er goede vruchten van zal plukken. VI. Ik eindig hiermede de reeks mijner eenvoudige artikeltjes over dit onderwerp, maar hoop er elders meer uitvoerig op terug te komen. 's-Gr. v.L. Vlaanderen Roza de Guchtenaere. Weer vrij! Dat was het blijde bericht, 1 December door de pers wereldkundig gemaakt. En nù was het waar. Te Gent is deze edele Vlaamsche vrouw 4 Dec. gehuldigd, te Antwerpen 11 Dec. En ook uit Nederland zijn haar vele gelukwenschen toegezonden. Het Hoofdbestuur van het A.N.V. liet zich evenmin onbetuigd. Toen zij in April 1919 veroordeeld werd tot 15 jaar dwangarbeid, schreef onze toenmalige voorzitter in Neerlandia o.m.: ‘Jarenlang heb ik de eer gehad met Mejuffrouw de Guchtenaere deel uit te maken van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, zij als vertegenwoordigster van Groep Vlaanderen. In dien tijd heb ik haar leeren kennen als een buitengewoon hoogstaande vrouw, met hart en ziel de Vlaamsche zaak toegedaan; van een bescheidenheid, eerlijkheid en toewijding, die eerbied en genegenheid afdwongen, een vrouw van ongewone karaktergaven. Haar de hooge achting ontnemen van wie haar hebben gekend vóór den oorlog, dat heeft het gerecht niet gekund.’ Nu is zij vrij en kan weer gaan medearbeiden aan de opvoeding van het Vlaamsche volk. Moge zij het beleven, dat dit nog eenmaal volle recht geschiede, dan zal haar vrijheidsoffer niet te vergeefs zijn gebracht. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Gunstige teekenen. Bij de opening der Belgische Kamer is het Vlaamsche element beter dan ooit naar voren gekomen. Nadat de tijdelijke voorzitter de zitting had geopend, werd voorlezing gedaan van eenige protesten, die tegen zekere verkiezingen waren ingekomen. De protesten werden in de beide landstalen voorgelezen, wat een novum is. Dat het Vlaamsch element weer is versterkt, bleek al dadelijk bij de eedsaflegging en vooral viel daarbij op, dat vele Kamerleden, die in Vlaamsche districten werden gekozen, thans Nederlandsch spraken, terwijl zij zich twee jaar geleden nog van het Fransch bedienden. De vierentwintig gekozenen uit de provincie Antwerpen kwamen het eerst aan de beurt en allen legden zij den eed in het Nederlandsch af. Toen minister Franck en de katholieke afgevaardigde Segers (Van Cauwelaerts tegenstander) het voorbeeld der anderen volgden, ging er een ironisch hoera'tje op. Daarna volgde Limburg. Ook de vertegenwoordigers van deze provincie legden zonder onderscheid van partij den eed in het Nederlandsch af. De afgevaardigden van Brabant (Brussel, Leuven, Nijvel) spraken Fransch, maar toch zijn er tien van de zevenendertig, onder welke één liberaal en twee socialisten, die Nederlandsch spreken. Naar men weet, mogen de Belgische gemeenten, als een zeker deel der inwoners er vóór is, om een tweetalige administratie verzoeken. Na Gent, heeft men nu te Ostende 6000 handteekeningen op een adres daartoe verzameld. Volgens de wet zijn er voor een dergelijke plaats 5000 noodig, zoodat de gemeentelijke administratie aldaar in het Vlaamsch en het Fransch zal moeten worden gevoerd. Verschenen is het eerste nummer van de Muziek-Warande, maandblad voor muziekminnende Vlamingen, onder algemeene leiding van Emiel Hullebroeck. Wij wenschen deze pers-zuster een snellen bloei en voorspoedig bestaan. De Vereeniging Kindergeluk te Brussel, heeft een welgeslaagd Sinterklaasfeest gegeven. Tweeduizend Vlaamsche kinderen, wier ouders grootendeels aanwezig waren, zijn onthaald en met geschenken gelukkig gemaakt. 't Is goed dat ook de Vlaamsche jeugd in saamhoorigheid wordt opgevoed. De Kon. Ned. Schouwburg te Gent. (1871-1921.) Gent heeft de vorige maand het vijftig-jarig bestaan van zijn Nederlandsch Tooneel gevierd. Door het tooneel kreeg de beschaving vat op de groote massa der bevolking. Te Gent bracht de geneesheer, Hippoliet Van Peene, als schrijver, en zijn vrouw, als tooneelspeelster, het Vlaamsch tooneel tot hooge populariteit. In alle steden en dorpen kwam er herleving. Het Vlaamsche tooneel was echter de Asschepoes der officieele wereld. Men moest dikwijls in onmogelijke zalen spelen en de gemeentekas bleef gesloten, terwijl Fransche operatroepen over prachtige stadsschouwburgen en jaarlijksche toelagen van tienduizenden franken beschikten. Prof. Paul Fredericq schreef in ‘Vlaamsch België sedert 1830’, als volgt: ‘Meer dan vijftig jaar lang zou de nederige Minardschouwburg dienst moeten doen voor het nationaal tooneel van het volk, tegenover den rijkgestoffeerden en rijkbezoldigden Franschen Schouwburg der hoogere standen, in eene stad waar de overgroote meerderheid der bevolking Franschonkundig was.’ In 1871 werd op voorstel van Julius Vuylsteke door den Gentschen gemeenteraad de grondslag gelegd van het bezoldigd Nederlandsch tooneel. Het tegenwoordig gebouw dagteekent van 1 Sept. 1899. Er voor prijkt het gedenkteeken van Jan Frans Willems, den vader der Vlaamsche Beweging. Zuid-Afrika. Berichten uit Kaapstad. De heer F. James, een landgenoot uit Nederlands Indië, was hier op bezoek op weg naar Nederland. De heer James heeft veel gereisd in China en andere Aziatiese landen en is in 't bezit van een uitnemende verzameling schuifplaten voor het geven van lichtbeelden, vooral met betrekking tot zeer belangwekkende gedeelten van China. Hij bood ons goedwillig aan een lezing met vertoning van zijn platen te geven, welke vriendelike en welnemende aanbieding dankbaar werd aanvaard. Het Hoofd van 't plaatselik Opleidingskollege stond ons de elektriese lantaarn af en de heer Crayé, de welbekende elektro-technikus, zorgde voor de lichtlevering, gelijk hij dit ook bij vorige gelegenheden op de meest welwillende wijze heeft gedaan. Een talrijk en uitgelezen publiek, waaronder ook de waarnemende Konsul, de heer Fein en zijn echtgenoote, vulde de zaal. Onze Afrikaner vrienden waren ruim vertegenwoordigd en er heerste een aangename, gezellige stemming. Jammer dat men de heer James niet beter kon verstaan. Het vertoonde was zeer belangwekkend. De heer Groeman, de nieuwe Nederlandse konsul voor Kaapstad, wordt eerlang hier verwacht. Reeds weken geleden kondigde 't Verbond aan, dat het zijn voornemen was het St. Nikolaasfeest op aardige en waardige wijze voor klein en groot te herdenken. De koeranten hadden 't aangekondigd en die kennisgeving werd verleden week herhaald. Ondertussen vernam 't Bestuur, dat ook van andere zijde een feestelikheid op touw werd gezet. Een vergadering werd gehouden op 28 November, waarin ook deze zaak ter sprake kwam en 't gevoelen scheen te zijn, dat 't niet waardig was in dergelike aangelegenheden een soort van mededinging aan te wakkeren, waardoor in dit geval, wellicht de kleintjes minder genoegen zouden hebben. Het Bestuur besloot dus eenparig van 't houden van een St. Nikolaasfeest af te zien en aanstonds door een buitenfeest, hetwelk in dit warme jaargetij verkiesliker is, de kleintjes het gemis van het Verbondfeestje, dat zij zo goed kennen en steeds gewaardeerd hebben, te vergoeden. De Afdeling tracht onderlinge regelingen te treffen, voor het vermijden van het houden van voordrachtavonden door verschillende verenigingen op dezelfde datum. Met de Oranje Club en de Wetenskaplike Vereniging is het Bestuur hierover reeds in verbinding getreden en naar men hoopt zal dit goede voorbeeld gevolgd worden. Het ledental neemt steeds toe. Op de laatste bestuursvergadering werden er wederom een achttal voorgesteld, die zich geheel vrijwillig hadden aangemeld. De voorbereidingen in verband met de weder-instelling van een Groep Zuid-Afrika zullen voorzeker goede gevolgen hebben. J.L. SCHOELER. Aan de laatste brieven van den ijverigen Secretaris der Afd. Kaapstad ontleenen we nog de volgende mededeelingen: Tans hebben wij het zó ver gebracht, dat men slechts een Engelse koerant behoeft op te slaan, om te ontwaren, {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} op de meest duidelijke wijze, het nieuwe leven, dat te Kaapstad in de Hollandse samenleving gekomen is. Slaan wij b.v. op de ‘Cape Argus’ van 12 November, dan lezen wij in 't dageliks nieuws, dat de heer Postmus van de Nederlandse Bank van Pretoria te Kaapstad is aangekomen; dat de heer Nieuwenhuys van de Hollandse Stoomvaart Maatschappij van Durban voor zaken te Kaapstad is, dan lezen wij van de voorspoedige en aangename reis van de ‘Bloemfontein’, die met vele passagiers en aanmerkelike lading van Europa is gekomen, en van de ‘Randfontein’ die van de kustreis terug, nu, geheel vol, naar Europa zal vertrekken .... Dan lezen wij van de aankomst van Dr. Lorentz, de nieuwe Konsul-Generaal, die, terwijl de ‘Bloemfontein’ te Kaapstad is, enige dagen in het Grand Hotel vertoeft, en daar vele vrienden ontvangt, die hem en zijn gade en kinderen welkom heten. De Konsul reist door naar Durban, van waar hij zich naar zijn standplaats, Pretoria, begeeft; en dan lezen wij van het grote tuinfeest, dat die dag ten huize van de heer en mevrouw Loopuyt, te Rondebosch, door het A.N.V. zal gegeven worden. Nog korte tijd geleden zou zulk een opsomming van ‘Dutch items’ in een Kaapse ‘out-and-out’ Engelse koerant onmogelik geacht zijn. Het is het resultaat van de aanhoudende en volhardende pogingen van het Bestuur van het A.N.V. in de goede richting. Het is inderdaad merkwaardig, hoeveel bijval en medewerking men ondervindt, als men werkelik streeft naar vreedzame verhoudingen en vriendschap. Er ligt een tijd van misverstand achter ons....men hoorde hier dat lelike woord ‘Hollanderhaat’. Was er oorzaak voor? Ik weet het niet; ik geloof het niet. Doch op de een of andere manier scheen men elkander niet te verstaan... 't verschil tusschen Afrikaners en Nederlanders scheen groter te zijn dan door omstandigheden gerechtvaardigd kon worden. Deze onnatuurlike scheidsmuur verdwijnt meer en meer...... is wellicht reeds verdwenen. De verrichtingen van het A.N.V. worden steeds gesteund door de meest invloedrijke Afrikaners van verschillende politieke richtingen. En zoals gezegd, onze Engelse vrienden bewijzen ons alle mogelike beleefdheid en de kolommen van de meest gereserveerde partijbladen staan voor ons open. Deze algemene achting hebben wij ook te danken aan buitengemeen bekwame en zaakkundige konsulaire vertegenwoordiging, zoals wij die ondervonden hebben van b.v. Dr. von Oven en zijn echtgenote. Het A.N.V. vervult een taak en het groeit steeds. Het A.N.V. te Kaapstad is een belangrijke instelling en wordt algemeen als zodanig erkend en gewaardeerd. Dr. R. Fruin. † Uit Kaapstad bereikte ons de vorige maand het bericht dat Advokaat Dr. R. Fruin is overleden. Als lid van het Verbond heeft deze Nederlander, die zich zoo goed bij onze Afrikaansche stamverwanten had aangepast, steeds groote belangstelling voor onze beweging getoond. De overledene bekleedde verschillende belangrijke posten: in 1916 organiseerde hij een Nederlandsch Handelsbureau en Toonkamer. Later was hij ook secretaris van de Nederlandsche Kamer van Koophandel, waarvoor hij in Mei 1920 bedanken moest wegens de aanvaarding der betrekking van ‘Hollandse wetopsteller aan die Departement van Justitie’ te Pretoria. De Nederlandsche stam verliest in hem een waardig vertegenwoordiger, die onzen naam in het buitenland hoog hield. Hebt gij al een A.N.V.-Kalender besteld? Samenstellers: Joh. H. Been en C. van Son. Omvang 53 bladen met platen, kernwoorden en geschiedkundige aanteekeningen. Pr. f 1.90. Amerika. Uit New-York. De ijverige secretaris der Afd. Nieuw Nederland onderhoudt een uitvoerige briefwisseling met het Hoofdbestuur waardoor dit goed op de hoogte blijft van den stand der Nederl. beweging in Noord-Amerika. Neerlandia is te klein van omvang om de brieven van den heer Gebhardt geheel op te nemen. Wij volstaan ditmaal met een bloemlezing. De vorige week (half November) hebben de Dames Irene Gebhardt en M. Bender, in den Bronx, de Noordelijkste der 5 ‘boroughs’ van N.Y. City in het auditorium van School No. 13 doen vertellen wat Nederland al bij Amerika's ‘making’, zooals men de reeks voorstellingen noemt, gedaan heeft. Daartoe werd een School in Nieuw-Amsterdam 240 jaar geleden alhier voorgesteld. Alle kinderen (Amerikaantjes) waren in Oud-Hollandsch kostuum gekleed, evenals de meester. Een zee van veelkleurige tulpen omvatte de groep van ± 50 kinderen op oude schoolbanken gezeten. Eerst begon men met: ‘Wilt heden nu treden’ uit Valerius Gedenk-Clanck, daarna stelde de meester de kinderen vragen, waarin alles beantwoord werd, te veel om op te noemen en met een aantal grappen tusschendoor, zooals in een vroegere school konden voorvallen. Een koor van 100 kinderen en een klein orkest begeleidde de liederen. Ten slotte het ‘Oude Wilhelmus,’ waarop een donderend applaus volgde, zooals geen der andere natiën te beurt viel. Niet alleen was het auditorium, berekend voor ruim 3000 kinderen geheel bezet, door ouders en vrienden der Bronx-kinderen, maar op zij en van achteren stond het propvol, zoodat de deuren gesloten moesten worden. Aardig er in was ook de Bronk-legende: Jonas Bronk in Denemarken geboren, vertrok jong naar Amsterdam, trouwde eene schoone Amsterdamsche en kwam in 1639 naar Nieuw-Amsterdam, Hollandsch sprekende en zich Hollander noemende. Hij zocht ten Noorden van de Haarlem-rivier een goede plek om zich te vestigen; terwijl hij zoo rondliep, hoorde hij de kikkers kwaken: Bronk, bronk, bronk! en weer herhaaldelijk: Bronk, Bronk, zoodat hij het terrein bij het Bronks riviertje uitkoos. Naar hem heet New-York City ten Noorden der Harlem-Rivier: Bronx. 5 Nov. was ik als afgevaardigde op het feest van de Ver. Neerlandia, te Hoboken, die zich steeds uitbreidt. Het onlangs opgerichte mannenkoor gaf niet onverdienstelijk het ‘Roeierslied’ van de Vlieg en andere Nederl. liederen. Voor de niet-danslustige bezoekers vooral was het een aangename afwisseling, evenals enkele voordrachten. De beste leden van Neerlandia zijn lid van het A.N.V., maar vele jongeren hebben door de vele bals en kegelwedstrijden nog geen tijd om er over te denken; zij begrijpen niet dat Eendracht macht maakt of passen dit te veel uitsluitend binnen de stad hunner inwoning toe. De Holland Dames Vereeniging Harmonie van Garfield N.J. hoopt 19 November te Paisaic N.J. op te voeren de ‘Rijke Oom,’ Kluchtspel door Ida Boers Bloem. Krachtige propaganda voert de Afdeeling voortdurend. Zij zendt opwekkingen aan niet-leden van den volgenden inhoud: Waarde Landgenoot, Het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat een band wil leggen tusschen de velen van Nederlandschen stam, die verspreid wonen over de wereld, is in de Ver- {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} eenigde Staten van Amerika tot dus ver te kort geschoten in zijn streven. Het telt hier slechts vier afdeelingen met te zamen weinig meer dan vijfhonderd leden. Het is niet aan te nemen dat de Nederlander, in zijn aangenomen land, het oude vaderland zoo licht vergeet. Help ons bewijzen dat dit niet zoo is. Treed toe tot de afdeeling ‘Nieuw Nederland’ en schenk ons uw gewaardeerden steun. De secretaris houdt zich aanbevolen voor toezending van uw naam, uw adres, en de jaarlijksche bijdrage van ten minste $ 2.-. Elk lid ontvangt een exemplaar van de statuten, de ledenlijst, het geïllustreerd maandblad ‘Neerlandia’, en kleinere geschriften. Namens het Bestuur voorz. A.J. BARNOUW secr. F.E.H. GEBHARDT-v.R. 179 So. Trenchard St., Yonkers, N.Y. Zondag 4 September vierden de afdeelingen Nieuw-Nederland en Paterson en omstreken Koninginnedag op het landgoed van ons gastvrij medelid den heer Gantvoort te Beacon N.Y. Zooals het vorig jaar was het huis ‘Weltevreden’ met de beeltenis van H.M. de Koningin en de nationale kleuren versierd. Na binnenkomst hieven alle gasten het Wilhelmus aan. Na uitreiking van ververschingen en een pic-nic bezagen allen het landgoed en de nieuwe fabriek, waarop de gastheer de vele dames in auto's de omstreken liet zien, terwijl de heeren in ‘Weltevreden’ vaderlandsche liederen zongen. Er waren afgevaardigden der Damesvereeniging ‘Harmonie’ van Garfield en ‘Neerlandia’ van Hoboken, terwijl de N.Y. vereeniging ‘Eendracht maakt Macht’, wier beste leden bij ons ook lid zijn, vanzelf vertegenwoordigd waren. Ingezonden. Het Alg. Nederlands Verbond en het Spellingvraagstuk. (Een raad.) Nu Neerlandia van Des. meedeelt, dat de Voorzitter van het Verbond zich met de spelling heeft beziggehouden na het verschijnen van het Ontwerp-Kluyver-Muller, is het wel gewenst vast te stellen, welke houding het Verbond in dezen past. Deze zaak raakt in de allereerste plaats Nederland zelf en evenmin als het Verbond als officieel lichaam iets gedaan heeft voor onze eenheid in spellingopzicht met het ons voorbijstrevende Zuid-Afrika, evenmin ligt het nu op onze weg ons te schikken naar het ver achter ons aankomende Vlaanderen. Nederland moet zelf zijn weg zoeken en het Verbond moet in dezen als lichaam niets doen. Dit is de zuiverste logika. Wil het toch iets doen, dan moet het als het juiste midden tussen een veel radikaler Zuid-Afrika en een veel konservatiever Vlaanderen immers toch gedoemd zijn tot stilstand, tenzij het - en daar is het nu nog de tijd niet voor, vrees ik, nu de politieke hartstochten nog zo in beroering zijn - de elementen van een Vlaamse openbare meening alle zou kunnen uit elkaar houden, van ieder element de mening kunnen vernemen en daarvan de waarde schatten. Immers, als men nù alleen b.v. op de Vlaamse Akademie afging, zou men een geheel ander antwoord krijgen dan wanneer men de onderwijzers zelf vroeg, vooral die in bedreigde punten als Brussel. Ik waarschuw hiervoor, omdat ik zelf te Brussel indertijd bij gelegenheid van het daar gehouden Taal en Letterkundig Kongres alle afdelingen heb zien leegstromen naar die van onderwijs, waar het spellingvraagstuk aan de orde was; omdat ik zelf daar heb ondervonden hoeveel belangstelling en genegenheid te Vlaanderen was onder openbare en biezondere onderwijzers voor de Vereenvoudigde Spelling, zodat een geweldige meerderheid zich verklaarde voor de invoering daarvan in beide landen; en omdat ik voel, dat de hoofdgrond voor deze instemming, het meer en meer opdringen van het Frans, in de loop der jaren er sedert niet zwakker op geworden moet zijn; integendeel, het Frans laat zich hevig voelen op elk gebied; dat kunnen wij als buitenstaanders zelfs wel in onze kranten merken. Dus het Vlaamse onderwijs zal anders denken over deze zaak, wanneer de onderwijzers er kennis van nemen, dan taalgeleerden als de Vlaamse Akademie bevat. Hoe presies, weten we nu nog niet en zullen wij pas over wie weet hoeveel tijd kunnen vernemen; maar dan mogen wij nu ook niet ons laten drijven in een of andere richting door een klein gedeelte van de Vlamingen en wel door hen, die het minst in aanraking komen met het Lager onderwijs. En waar de anderen zwijgen, is het dus zaak onze eigen weg te gaan. Dat wil dus zeggen: òf het Bestuur van Groep Nederland moet het initiatief nemen, òf het Hoofdbestuur moet zeggen: ‘Wachten willen wij niet langer: het is al welhaast 30 jaar geleden, dat de voorzitter van het Arnhemse Taal en Letterkundig Kongres een warm pleidooi hield vóór het invoeren van de Vereenvoudigde Spelling; de Staatskommissie van 1916-1918 heeft dezelfde beginselen als de vereenvoudigers tot de hare gemaakt, met enkele uitzonderingen; het plan-Muller, om daarbij een voor allen bindende “beknopte” lijst te maken met zgn. mannelike woorden, die n's van lidw,, bijv. nw. en voornw., is volgens eigen getuigenis mislukt (zie Inleiding “Ontwerp” blz. 19); het plan-Kluyver-Muller: om “een grotere lijst” te maken van die woorden en de strikte toepassing daarvan te eisen “in alle ambtelijke stukken”, terwijl “de leerlingen van Middelbaar en Voorbereidend Hoger onderwijs.... met die lijst in kennis gesteld (worden), om er zich op nader te bepalen wijze van te bedienen (een slaafs van buiten leeren is hierbij vanzelf uitgesloten)”, maar daarentegen 95% van ons volk, die niet hoger in onderwijs komen dan de Lagere school, (van welke 95% echter de ambtenaren weer - zie vóór - moeten afgetrokken) het met een eenvoudiger geslachtsregeling moeten stellen, met alleen de mann. personen, en die mannetjes-dieren, wier wijfje een andere naam heeft, als woorden om van n's in bepaalde gevallen te worden voorzien; dat oneenvoudige plan, dat geheel op willekeur berust en - vooral! - het Nederlandse volk in drie kasten verdeelt, de 1e die der Ambtenaren, de 2e die der H.B.S.'ers en Gymnasiasten en 3e al de anderen, die verdeling, die regeling, die een chaos veroorzaken zal, willen wij ook niet: er blijft ons dus niets anders over dan om te beslissen, òf wij de Minister van Onderwijs zullen vragen om alsnog de regeling van de Staatskommissie 1916-1918 in te voeren, die de letterkundigen hebben goedgekeurd; dan wel zullen zeggen: Excellentie, probeer het gerust met de Vereenvoudigde Spelling, zoals die daar ligt en al dertig jaar lang de toets van het gebruik heeft doorstaan, zoals twee derde van alle leraren begeert.’ Ziedaar dunkt me de juiste gedachtengang van het Alg. Nederl. Verbond. Dus om samen te vatten: òf Groepsbestuur van Nederland òf het Hoofdbestuur vrage de Minister: 1.Bezie de zaak van Nederlands standpunt alleen; laat Vlaanderen en Zuid-Afrika weg. 2.Beslis tussen de Vereenvoudigde Spelling zonder meer, of die van de genoemde Staatskommissie 1916-1918, d.w.z. de Vereenvoudigde Spelling met uitzonderingen. Verwerp dus geheel het ‘ontwerp-Kluyver-Muller’. 3.En dan vooral: - Kluyver en Muller lieten dit na - stel een herzienings-kommissie in, die alle 10 jaren over wenselike veranderingen verslag uitbrengt, zodat we eens en vooral voor verdere spellingstrijd bewaard blijven. Het kan nu zo wel. J.B. SCHEPERS. {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Het is natuurlijk, dat een konsekwent voorstander en onvermoeid strijder als Dr. Schepers zoo oordeelt en zijn raad zal zeker in ernstige overweging worden genomen. Mocht er een oplossing komen dan verdient punt 3 zeker alle aanbeveling. Intusschen meenèn wij, waar het verlangen tot een compromis uit Vlaanderen kwam, het best te doen door de gevolgen van de door het Hoofdbestuur voorbereide samenkomst af te wachten. Red. Federatie en nog wat. Den Haag, 3 Dec. 1921. Zeer geachte Redactie, Uit het Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 5 Nov. in het laatste nr. van Neerlandia blijkt dat de strijd voor de federatie van het Algemeen Ned. Verbond wordt voortgezet. Mag ik daarom nog eens herhalen wat ik in een ingezonden stuk van 1917 in uw tijdschrift reeds zeide, namelijk dat de federatie - of juister: verdere federatie (het Verbond is immers reeds een federatie) - feitelijk het einde van het Alg. Ned. Verbond beteekent. De stichters van het Verbond wilden juist den nadruk gelegd hebben op het algemeene; thans verlangt men hier in Nederland, dat men het accent zal leggen op het bizondere. De ‘federalisten’ zijn blijkbaar vol goeden wil en blakend van ijver; zij wenschen meer actief te kunnen optreden en zijn daarom voorstanders van een reorganisatie, die hun meer vrijheid laat op het speciaal-Nederlandsche arbeidsgebied. Zij verdienen allen lof voor hun ijver maar zouden ook geduld moeten leeren oefenen. Nog een beetje geduld. Wanneer binnenkort de normale toestand hersteld zal zijn en de laatste naweeën van den oorlog verdwenen; wanneer dan de beteekenis van de Nederlandsche taal in het tweede grootste gebied waar men die taal spreekt - door de werking van de Vlaamsche bestuurswet, door de binnenkort waarschijnlijk veroverde wet op de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool, door de werking van de meer dan ooit Vlaamsche gemeente- en provincieraden, door de werking ook van een jonge partij, die de Vlaamsche zaak als het ware gespecialiseerd heeft - wanneer er dan meer dan ooit behoefte zal zijn aan een organisme dat, buiten de regeeringen om, zorg draagt voor tal van belangen, welke uit de taal- en cultuurgemeenschap voortvloeien, dan zal men een nieuw Algemeen Ned. Verbond moeten stichten wanneer de Nederlandsche tak van het tegenwoordige verbond inderdaad een nationalistische Nederlandsche vereeniging in den engeren zin van het woord zou geworden zijn. Ik overdrijf misschien. Dit kan ter wille van de duidelijkheid zijn nut hebben. In ieder geval zouden de ‘federalisten’ m.i. goed doen de gevolgen van hunne actie nog eens ernstig te overwegen. Nu nog een tweede opmerking. De toekomst van het Algemeen Ned. Verbond hangt ten deele af van de wijze waarop men hier in 't Noorden de Belgische toestanden beoordeelt. Is Neerlandia zelf echter wel altijd voldoende objectief? Het laatste nummer b.v. brengt een verheerlijking van van Cauwelaert. Volkomen terecht! Van Cauwelaert verdient de hulde en den dank der Nederlandschgezinden. Maar waarom wordt er in het berichtje over de verkiezingen niet eens melding gemaakt van den strijd en het succes der frontpartij? Van Cauwelaert's succes is voor een niet onbelangrijk deel te danken aan de agitatie der activisten en der frontpartij. Zonder frontpartij ware hij thans niet eens burgemeester (wie de samenstelling van den Antwerpschen gemeenteraad kent, kan dit op zijn vingers natellen) en zonder de activisten zou hij wellicht nu nog evenals in 1917 het recht opeischen om met zijn Belgische oorlogsvloot heen en weer te varen op de Nederlandsche Schelde, wat toch ook in den weg zou staan aan een hulde in Neerlandia. Wij herhalen het: van Cauwelaert verdient hulde en dank maar de frontpartij verdient niet verzwegen te worden, en wanneer wij dit schrijven dan is het niet omdat het zoo bijzonder aangenaam zou zijn voor ons om iets over die jonge partij in Neerlandia te lezen, maar omdat het voor de toekomst van de Vlaamsche beweging volstrekt noodig is, dat hare vrienden in het Noorden objectief oordeelen. Met de meeste hoogachting Uw dw. d. LEO PICARD. Naschrift der Redactie. Wat de eerste opmerking van den heer Picard betreft, het kan zijn nut hebben dat van Vlaamschen kant op de schaduwzijde van federatie wordt gewezen. Wat wij over den heer Van Cauwelaert schreven was niet meer dan een betuiging van ingenomenheid met het feit dat Antwerpen een Vlaamsch voorman tot burgemeester heeft gekregen. Ware een Fronter benoemd, dan had Neerlandia evengoed zijn portret met bijschrift opgenomen. De verdiensten der Frontpartij voor de Vlaamsche Beweging zijn dezerzijds nooit ontkend. Op het terrein van het A.N.V. kunnen alle voorstanders der Vlaamsche Beweging meewerken aan de verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam en de verwezenlijking der Groot-Nederlandsche idealen. In Zuid-Afrika begrijpt men dat uitmuntend. Een Kaapsch blad schreef dezer dagen nog: ‘Het groote kenmerk van deze steeds krachtiger wordende instelling is de vredelievende geest, die er van uitgaat, Personen, die, wat politieke en andere meningen betreft, wellicht lijnrecht tegenover elkaar staan, ontmoeten elkander op dit neutrale terrein, en de meest uiteenlopende elementen worden samengesmolten tot een broederlik geheel.’ Dit besef moet over heel de linie doordringen om door middel van ons Verbond de beteekenis en den invloed van onzen stam te doen stijgen. Een levensbeschrijving van Jhr. Gilles Graafland. (1854-1921). Het ligt in het voornemen van ondergeteekende om einde 1922 een levensbeschrijving te laten verschijnen van Jhr. Gilles Graafland, Ridder der Militaire Willemsorde 3e klasse, Luitenant-Kolonel O.I.L. Hiervoor is noodig, dat ondergeteekende voor een half jaar in bezit komt van alles, wat op Gilles Graafland betrekking heeft en hetgeen vooral bij zijne thans nog levende tijdgenooten zal berusten. Ik bedoel drukwerken van en over hem, photo's en terreinkaarten van Atjeh, persoonlijke brieven met aangeving van wat voor openbaarmaking geschikt is enz. Alleen met deze gegevens is een volledige levensbeschrijving mogelijk. Hierbij doe ik dus een beroep op zijne tijdgenooten om mij deze gegevens ongeveer een half jaar tegen bon in bruikleen af te staan en tevens vraag ik van hen, die rechtstreeks onder hem gediend hebben, een bijdrage te willen leveren, zijnde een schets van zijn karakter en van een typeerend voorval met hem beleefd. Maastricht, Rechtstraat No. 1E. GRAAFLAND. Aan de Administratie van het Algemeen Nederlandsch Verbond, Groenmarkt 9, Dordrecht. Ondergeteekende wenscht zijn jaarbijdrage voor het Alg. Ned. Verbond te verhoogen van f . . , . . tot f . . , . . {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Mevr. B.-S. te A'dam. - De T.C. kan zich begrijpen, hoe ingenomen uw zoon is met de vinding van luisteraar voor stethoscoop. Kent uw zoom niet de benaming hoorbuis er voor: voor dezen naam voelt de T.C. meer. Wel gelooven we, dat de H.H. geneeskundigen (en van hen moeten we het in dezen allereerst hebben) blijven gebruiken stethoscoop. Taal- en stijlzuivering. Nader bericht ons de Boekhandel Ons Vaderland (Brussel, Markt 16), dat 't boek van H. Meert, Distels, weer te krijgen is voor f 3.-. Tevens kregen wij de toezegging, dat Tak Brussel zijn best er voor zou doen, dat het Germanisme verplichtend op de Belgische briefkaarten wordt vervangen door verplicht. Een nieuwe indringer? Woonwagens kennen we reeds lang; de woningnood, door den oorlog veroorzaakt, bracht sommigen er toe schepen of schuiten te gaan bewonen; terecht noemden zij die woongelegenheden woonschepen of woonschuiten. In den laatsten tijd schijnen enkelen te meenen, dat huisboot daarvoor de goede naam is. Weten zij wel, dat dit een Anglicisme is, namaak van het Engelsche houseboat? Goed Nederlandsch is en blijft woonschip of woonschuit. Ban daarom huisboot! Dan doet toch zeer weldadig aan, dat een eetgelegenheid in deze zelfde stad verkrijgbaar stelt Dagschotels (plat du jour) bestaande uit blinde vink, stoofsalade en versche aardappelen. Eekbom. (Mändschrift för plattdütsch Sprak un Art.). We kregen de uitnoodiging de aandacht der leden van het A.N.V. voor dit aardige tijdschrift te vragen. We doen dit met graagte, omdat Fritz Reuter, die Platduitsch schreef, bij al onze taalgenooten wel bekend is en de inhoud van dit tijdschrift hun, die het nog niet weten, toont, hoe groot de overeenkomst tusschen Nederduitsch, de volkstaal, die eenmaal heerschend was in de Germaansche laagvlakten, waaruit Platduitsch, d.i. de volkstaal der laagvlakten in Duitschland en Nederduitsch, later Nederlandsch, de volkstaal ‘in de lage landen bider see’ ontstonden. Uitgave van Richard Hermes te Hamburg; inteekenprijs 2.50 Mark het kwartaal. pa Encore le Limbourg (pas) cédé. Een aangenaam geluid drong van daar tot ons door. Een Maastrichtenaar zendt ons een rondzendbrief van de Banque centrale du Limbourg, die geheel in het Fransch is gesteld; en de beheerders, zegt deze brief. heeten Monsieur en ieder hunner signera. De inzender wijst er op, dat banken als de American Express Cy, Standard Bank of South Africa, Von der Heijdt Kersten's Bank, Proehl en Gutmann (onderafd. van de Dresdener Bank) hun mededeelingen aan Nederlanders (van wie zij toch hun zaken moeten krijgen), in het Nederlandsch stellen. ‘De Belgische bank voor “le Limbourg cédé”, weet het beter,’ zegt hij. En verder: ‘wij krijgen nu de ‘pénétration pacifique’. (Nederland, let op u saeck, let op u tael. - T.C.) Dàt is het; nu begrijpen we, waarom velen vooral zoo graag Fransch bezigen! Le Néerlandais et la Mouette. Un des collaborateurs d'une feuille flamingante qui se publie à Bruxelles, vient d'entrer dans une belle colère dont les éclats encombrent les colonnes de sa feuille. Il vient de découvrir qu'en Belgique le ‘vloms’ qu'on écrit ressemble à du néerlandais comme une casquette ressemble à un tigre. Pour trouver une consolation à ses peines le susdit collaborateur s'est jeté sur le Haagsche Post du 1er octobre, espérant, écrit-il, y trouver du néerlandais... Il y a trouvé dans un seul article les phrases suivantes qu'il soumet à ses lecteurs: ‘Ze gaan divorceeren; de zaak is geëntameerd; ze maken afscheids-visites, dat is absoluut fashionabel, absoluut novum. Het is een logische coroce. Men maakt wel engagements-visites... Wel zien vrienden liever divorceeren dan engageeren. 't Laatste kost complementjes en cadeaux; 't eerste is gratis, al kost het een condoleantie....’ Le collaborateur ne se demande pas encore si l'on écrit quelque part le néerlandais, mais il est bien près de croire que le français c'est du néerlandais mal connu. Et voilà pourquoi il déteste le francais, conclut l'Etoile, qui relève cette histoire. Miskenning van het eigene of... aanmatiging? Onlangs schreef iemand, geboortig uit een Friesche stad, tot verkrijging van den graad van Doctor (in de geneeskunde) aan een Nederlandsche hoogeschool een proefschrift in het Duitsch. Staat deze taal voor wetenschappelijke doeleinden hooger dan Nederlandsch? Had deze heer zijn proefschrift in het Friesch geschreven, dan zouden we er nog fierheid in gevonden hebben, maar nu....? Gecamoufleerd. Sprak men vroeger en spreekt men tegenwoordig ook nog wel van verkapt als men beter deed of doet het Hollandsche vermomd te gebruiken, thans is een andere indringer uit den vreemde bezig onze taal te bederven. Het is het woord gecamoufleerd. Voor de beknoptheid behoeft men het niet te gebruiken, maar waarom dan wel? Al te vaak vindt men in onze bladen een soort van Nederlandsch, dat afwijkt van de algemeene volkstaal en slechts in enkele kringen tehuis behoort. Tot dat soort van Nederlandsch behoort ook gecamoufleerd. C.B. Mededeelingen en Allerlei. Goed voorgaan.... Hebben Groep Suriname en Ned. Antillen op aanschrijving van het Hoofdbestuur de afdracht per lid aan de Verbondskas verhoogd, de Afdeeling Kaapstad heeft op haren in dit nummer vermelden feestavond £ 12.- voor hetzelfde doel bijeengebracht en nog eene nalezing in uitzicht gesteld. Hulde aan Kaapstad, met Nieuw-York en 's-Gravenhage almee een der werkzaamste afdeelingen. Om te onthouden. Het kantoor van 't A.N.V. is gevestigd Groenmarkt 9, te Dordrecht. Ons Postrekening-nr. is 38825. Onmiddellijke betaling bij aanbieding der kwitantie voor het lidmaatschap bespaart veel kosten en moeite. Vlugge en nauwkeurige opgaaf van adresverandering is een eerste eisch voor een ordelijke administratie. Leden werven is een lidmaatschapsplicht! Nederland op zijn best. De Deli-Courant geeft van het sleepen van een scheepje van Rotterdam naar Sabang een geestdriftige beschrijving, waaraan het volgende is ontleend: {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Den 25sten Oct. is op Sabang aangekomen de motorboot Jhr. van der Does de Bye, op eigen kracht uit Holland hierheen gekomen voor de Singkep Tin Mij. Het slechts 78 netto ton groote bootje (150 bruto ton), zoo groot dus als een tjalk van de Hollandsche binnenvaart, stond onder de zeevaartkundige leiding van twee oud-gezagvoerders der K.P.M., de heeren Baasbank en Steenburg, die het, ondanks hun 60 jaren met 30 jaren dienst in de tropen, aandurfden als een paar jonge kerels uit Hollands besten tijd, om met een dergelijken notedop de groote reis te maken. Dat is de geest, die Nederland groot heeft gemaakt en dien we thans in Holland en Indië teveel missen. Holland en Amerika. Bijna alles, wat duidelijk en eigenaardig Amerikaansch is, schijnt te zijn voortgekomen uit de Republiek der Ver. Nederlanden en werd hier naar toe overgebracht, niet enkel door de Hollanders, maar ook door de Pilgrim Fathers, de Liberale Puriteinen, de Walen, de Hugenoten en de Britsche Whigs, die bijna allen in Holland hadden gewoond of gestudeerd. Iedere natie heeft groote mannen en vrouwen, of een of ander nuttig element bijgedragen tot de vorming van de Vereenigde Staten; doch wat betreft den regeeringsvorm, zoowel voor stad en staat als natie, en wat daarin kenschetsend Amerikaansch is, hebben wij meer aan de Hollanders uit de Nederlanden ontleend, dan aan welk ander land of sociale organisatie ook. - ‘The Dutch of the Netherlands in the making of America’. (H.P.) Vlaamsche onderwijzers naar Ned.-Indië. Volgens de Brusselsche correspondent van de Maasbode heeft de vorige maand een afvaardiging van het Nederlandsche Ministerie van Koloniën, bestaande uit de heeren Helwig, Lekkerkerker en Dom, in België een onderzoek ingesteld naar het Vlaamsche onderwijs, ten einde te beoordeelen in hoeverre dit onderwijs zich aanpast in Nederlandsch-Indië en voor het geval het onderwijs voldoet, keuze te doen onder de Vlaamsche onderwijzers, om die naar Indië te zenden. De commissie ondervond de grootste medewerking der Belgische autoriteiten. Postzegel-Afdeeling. Zendingen ontvangen van Mej. M.H.M. te 's-Gr., W.H. te Rotterdam en James Eades & Co., Yokohama (Japan). Op een vraag van laatstgenoemde antwoorden wij: die perzik smaakt naar meer. Vlaamsch Woordenboekfonds. Bijdragen ontvangen van De S. te St. Gilles, Dendermonde, fr. 5.-; H.C. te Boom, fr. 5.-; R.v.d.H. te Antwerpen, fr. 5.-; C. te Berchem St. Agatha, fr. 5.-; J.H. Sr. te Brussel fr. 30.-; Willemsfonds, tak Brussel, fr. 10.-; Tak Antwerpen A.N.V. fr. 100.-. De opgaaf J.H. te Tongeren, fr. 10,- in de vorige verantwoording, moet zijn J.Th. (Volksvertegenwoordiger). Men zende giften aan den heer Joh. Kesler, Dethystraat 47, St. Gilles-Brussel. Nederl. Vereeniging te Leuven. Te Leuven is 11 Dec. j.l. een Ned. Vereeniging opgericht met 80 leden. Het Hoofdbestuur heeft zich met haar in verbinding gesteld. Nieuwe leden!! Vroeger werd elke maand in Neerlandia de lijst der nieuwe leden openbaar gemaakt. Gebrek aan plaatsruimte was oorzaak, dat die goede gewoonte geruimen tijd moest worden gestaakt. Thans hopen we er weer een begin mee te maken. In het Febr.-nr. zullen worden opgenomen de leden na 31 Dec. toegetreden. Zorg nu eens, blijvende garde, dat die eerste lijst groot kan worden. Verzoek aan taalonderwijzers. Meermalen bereiken ons aanvragen om toezending van eenvoudige taalboekjes, die ouders van Nederlandsche kinderen in het buitenland in staat kunnen stellen hun kinderen het Nederlandsch niet te doen vergeten. Wij zouden hen gaarne in dat prijzenswaardig streven steunen en verzoeken daarom leeraren en leeraressen, onderwijzers en onderwijzeressen, die b.v. vorige drukken van dergelijke boekjes beschikbaar hebben, ze te zenden aan het kantoor van het A.N.V., Groenmarkt 9, Dordrecht. Studiereis. De heer J.L. Schoeler, Sekretaris van de Kaapsche Afdeeling van het A.N.V., zal naar wij vernemen eerlang, met een van de booten van de Hollandsche Lijn een zeereisje maken langs de Oostkunst van Kaapstad naar Lourenço Marques en terug, en dus de havens Port-Elizabeth (Algoa), Oost Londen, Durban (Natal) en Lourenço Marques (Delagoa) bezoeken. Van zijn bevinding ten opzichte van ons stamleven in die streek zal hij een en ander in Neerlandia openbaar maken. 's-Gravenhage en omstreken. Als secr.-penningmeester dezer Afdeeling is opgetreden de heer M.H. Kolff. Borneostraat 9. Friedrichstadt in beeld. Naar aanleiding van de artikelen, die in Neerlandia over dit oud-Hollandsche stadje a.d. Eider zijn verschenen, zond de heer Anton Rosz aldaar ons eenige proeven van papieren noodgeld, dat zeer gunstig afsteekt bij onze leelijke zilverbons, en voor verzamelaars bijzondere waarde zal hebben. In fraaien kleurendruk vertoonen de briefjes karakteristieke Hollandsche topgeveltjes, zooals er nog verscheidene in het door Hollandsche uitgeweken Remonstranten gestichte Friedrichstadt zijn bewaard. De heer Rosz geeft gaarne aan belangstellenden nadere inlichtingen. Naam en stad zijn als adres voldoende. Comité voor Nederl. kinderen in den Vreemde. Wij hebben een maand van flinke ontvangsten achter den rug, n.l. f 12358.18 en Mrk. 370.-, maakt in totaal sedert vorige opgaven f 405530.03½ en Mrk. 35718.-. Deze flinke ontvangsten hebben wij in hoofdzaak te danken aan den krachtigen steun van eene instelling N. R. te N.N. (ruim f 7000.-), die onbekend wenscht te blijven, en ons nog eenmaal kan steunen. Daarna zullen wij onze reserve, die wij nu weer hebben kunnen aanvullen, duchtig moeten aanspreken. Van het Centraal Comité tot steun voor Nederlanders in het Buitenland ontvingen we f 2000.- voor melkvoorziening. Wij konden een groot aantal kisten melk ter beschikking van de Nederlandsche consulaten stellen. Onze uitgaven in de afgeloopen maand bedroegen ongeveer f 6000.- en Mrk. 2000.-. Als steeds worden bijdragen gaarne ingewacht door den Penningmeester S. VAN LIER Ezn., Nassaukade 358. Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. Hebt gij Uw jaarbijdrage voor 't A.N.V. al verhoogd? Zie hoofdartikel Dec.-Nr. {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 2. Februari 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Sluit onze stam zich binnen Schelde en Dollart op, dan blijven we klein. Dr. ABR. KUYPER. INHOUD: Een zinrijke teekening, door v.S. - Nederland en Vlaanderen, door Prof. dr. P. Geyl. - Nederland: De Groepsvergadering te Utrecht, door Gen. W.C. Schönstedt. - Van de afdeelingen. - Vlaanderen: Tak Brussel. - Klacht. - Vlaanderen in 1922. - De laster achterhaald. - Oost-Indië: De taak van het Verbond in Oost-Indië, door Luit. M.R.H. Calmeyer. - Kromo Blanda.’ - ‘It is mei sizzen net te dwaen.’ - Het daghet in het Oosten, door Dr. W. van Lingen. - West-Indië: De grenzen van Suriname, door Mr. C.F Schoch. - Taalcommissie: Jaarverslag. - Allerlei. - Ingezonden: Gunstige teekenen? door H.G.C. Cohen Stuart, met naschrift der Red. - Ned.-Indië op zijn best, door J. van den Have. - Mededeelingen. - Nieuwe Leden. - Advertentiën. Een zinrijke teekening. Voor elk goed lid van ons Verbond, waar ter wereld hij of zij ook leeft en werkt, hebben de letters A.N.V., 't zij gehoord of gelezen, een bijzonderen klank, een eigen beteekenis. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Ze zijn het herkenningsteeken, het wachtwoord voor de medewerkers aan de verwezenlijking der idealen van den Nederlandschen Stam. Heeft men er wel eens aan gedacht, dat die drie letters ook de drie hoofdbestanddeelen van den Nederlandschen stam aanduiden: Afrika, Nederland en Vlaanderen? Zoo beschouwd krijgt de naam Algemeen Nederlandsch Verbond dubbele beteekenis. Hulde aan het vernuft, dat deze heeft vastgelegd in de teekening, welke de vorige maand de Mededeelingen van de zeer werkzame Haagsche afdeeling sierde. Het zijn drie barken, die met gezwollen zeilen eenzelfden koers volgen. We zouden er gaarne de woorden van ons uit Vlaanderen stammend Verbondslied aan zien verbonden: Geen nood, in onze zeilen blaast Er thans een goede wind. Deze zinrijke titelprent, ook ontworpen door een Vlaming, den bekenden schilder Emiel Jacques, geeft veel te denken: N(ederland) geflankeerd door A(frika) en V(laanderen), zeilend één koers, hoe bemoedigend die gedachte en hoe mogelijk ook, als alle goedwillenden, met terzijdestelling van kleingeestigheid en particularisme, samengaan naar het groote doel, dat toch allen bij verschil van meening en taktiek helder voor oogen staat. De zeilen staan bol, hangen niet slap langs den mast. Geen verslapping dus in den strijd voor handhaving en verbreiding der Nederlandsche cultuur op het groote gebied van onzen stam. De tijdsomstandigheden mogen ongunstig zijn, bij de pakken neerzitten helpt niet. Niet stilliggen dus, doorzeilen, maar.. gedrieën één. De prent laat elk schip los van de andere zeilen, wijst dus ook op de mogelijkheid d.i. het gevaar van uit elkaar geslagen te worden als een smaldeel. Ideaal blijft voor Afrika, Nederland en Vlaanderen, met behoud zooveel mogelijk van eigen zelfstandigheid, in gevechtsorde voorwaarts, de stevens gericht op het doel: groei, bloei en voorspoed van den geheelen Nederlandschen stam. Eenswillende werkkracht en niet-verflauwende geestdrift mogen de zeilen bol houden; dan zal weer komen de blijheid, waarvan Jan {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Prins gewaagt in een zijner schilderachtige verzen, waarin hij zijn groote liefde voor Holland uitzingt, blijheid omdat de jonge werelwind de blanke zeilen fel bemint, en dringend met zijn vollen druk hen trillen doet van diep geluk. v.S. Nederland en Vlaanderen (naar aanleiding van Prof. Blok's lezing). Mijn hooggeschatte leermeester, Prof. Blok, zal niet verwonderd zijn, als hij van mijn hand een bestrijding lezen moet van de beschouwingen vervat in zijn Delftsche lezing, waarvan in het laatste nummer van Neerlandia een verslag voorkwam. Ik zou me evenwel tot een rechtstreeksche en openlijke bestrijding nooit hebben vermeten, ik zou hoogstens bij onze volgende ontmoeting gelijk bij onze laatste, toen Prof. Blok me van zijn plan tot deze lezing vertelde, met hem geschertst hebben over de omstandigheid dat meester en leerling lezingen hielden over deze groote kwestie van zoo diametrale tegenovergesteldheid, als ik me door de plaatsing van dit verslag als hoofdartikel in het orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond niet tegen wil en dank gedrongen voelde te getuigen. Op deze wijze toch worden de beschouwingen van Prof. Blok aangediend als de eenig mogelijke historische grondslag voor de idealen van het Verbond. Maar mijns inziens is het een grondslag, die hun niet de minste vastheid biedt, en hoezeer ik me ook bewust ben van de miniemheid van mijn aanspraken op de eerenaam van historicus vergeleken met die van Prof. Blok, ik gevoel toch, dat het minste waartoe mijn persoonlijke overtuigingen ten deze me verplichten, een bescheiden poging is om in het licht te stellen, dat de geschiedenis op een geheel andere wijze geinterpreteerd kan worden. De opvatting van Prof. Blok over de verhouding tusschen Nederland en België is sinds lang zeer in eere geweest zoowel bij Nederlandsche als Belgische historici, en het is vooral Pirenne geweest, een van de bekwaamste vijanden in België van onze stam en onze beschaving, die ze in onze tijd heeft gesystematiseerd en daarmede haar propagandistische kracht vertienvoudigd. Het is, in 't kort samen gevat en misschien wat verscherpt, de opvatting, dat het huidig Nederland en het huidig België volkomen natuurlijke historische producten zijn, beide normale en volgroeide nationale staten; dat geen ander resultaat dan de toestand, die wij thans voor oogen hebben, op natuurlijke wijze uit de politieke en nationale ontwikkeling der Nederlandsche gewesten had kunnen voortkomen; dat dus in het bizonder de twee scheuringen, die van het einde der 16e eeuw en die van 1830, verklaard moeten worden als natuurlijke, ‘onvermijdelijke’ gebeurtenissen, bepaald door de innerlijke factoren der Noord- en Zuid-Nederlandsche ontwikkelingsgeschiedenis. Ik houd het ervoor, dat deze wijze van de geschiedenis te zien zelve met de nationale gevoelens der gschiedschrijvers ten nauwste samenhangt. De generaties, die ons onmiddellijk zijn voorafgegaan, bezaten bitter weinig van dat ‘algemeen Nederlandsch’ stamgevoel, dat dit Verbond tracht op te wekken: voor de verfranschte Belgen, de eenigen die telden in het Zuiden, was de idee van een volmaakte Belgische nationaliteit een inspireerend politiek programma; terwijl een sterk en uitsluitend Hollandsch, een klein-Nederlandsch nationaliteitsgevoel in het Noorden de natuurlijke vrucht was van de roemrijke geschiedenis der Republiek en van de teleurstelling van 1814-30. Dat de historici te hulp kwamen om die gevoelens te ondersteunen, heeft niets bevreemdends. Heeft niet Seeley opgemerkt, dat ‘historici vatbaar zijn voor dat eigenaardig soort van optimistisch fatalisme’, dat hen b.v. in het geval van de Amerikaansche vrijheidsoorlog deed betoogen, ‘dat het verlies van onze koloniën niet alleen onvermijdelijk, maar zelfs een geluk voor ons geweest is’? Ik wil echter een andere voorstelling van de nationale ontwikkeling der volken, die de Nederlandsche gewesten bewonen, formuleeren; ik wil Prof. Blok's argumentatie op twee punten (want ik moet me beperken) onderzoeken; en ik wil ten slotte kort aangeven, hoe veel natuurlijker die andere voorstelling bij de oogmerken en idealen van het Verbond schijnt te passen. (Het spreekt vanzelf dat ik in dat laatste geen criterium voor de juistheid van een historische theorie zie; ik wil er slechts nogmaals mee verklaren, hoe het verschijnen van Prof. Blok's beschouwingen in de vorm van een hooldartikel van Neerlandia aanhangers van het andere inzicht moest schokken.) Volgens mij dan, moet men in de wordingsgeschiedenis van onze en de Belgische staat de inwendige factoren, die ik de natuurlijke zou willen noemen, scherp van de uitwendige, of toevallige, onderscheiden. Die laatste spelen in de wordingsgeschiedenis van alle naties een grooter rol, naarmate elk hunner zwakker en hun buren sterker waren, naarmate zij op een meer blootgestelde plek in de wereld waren gelegen. Met de ontwikkeling nu van weinig naties heeft het buitenland zich zoo ingelaten als met die van de onze. Het is onnoodig in détail te gaan over de middeleeuwen. Onze middeleeuwsche geschiedenis wordt bekroond door de staatvorming der Bourgondiërs, die eindigde met alle 17 gewesten te omvatten, en {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} ik zie geen enkele reden, waarom men dat niet als een natuurlijke ontwikkeling zou beschouwen. Verschillen als die tusschen Noord en Zuid vóór die eenwording, welke Prof. Blok aanwijst, vindt men in de middeleeuwsche geschiedenis van alle moderne eenheidsstaten. Zelfs rasverschillen (1) bestaan b.v. in Frankrijk en Groot-Brittannië zonder, daar ze niet door taalverschil worden geschraagd, de nationale eenheid aan te tasten. Maar de scheuring van dit Bourgondisch rijk, daar heeft de vreemdeling de hand in gehad! De onzalige connectie met Spanje heeft het de Nederlanders onmogelijk gemaakt zich naar hun wensch te ontwikkelen (tegengaan der hervorming) en zelfs nadat ze, in weerwil van toen reeds kunstmatig verscherpte godsdienstverschillen, gezamenlijk waren opgestaan (1576), is het de gedeeltelijke terugverovering door Parma geweest, die de scheuring heeft teweeg gebracht. ‘Het gehoorzame Katholieke Zuiden (Atrecht 1579) staat scherp tegenover het rebelsche N. onder Protestantsche leiding (Utrecht)’; aldus het verslag van Prof. Blok's lezing. Zeker, er zijn in 1579 te Atrecht gewesten afgevallen: maar dat waren enkel de Waalsche. Brabant en Vlaanderen bleven weerstand bieden en zijn stad voor stad veroverd moeten worden. Dat ze veroverd kònden worden, kwam vooral door het feit dat ze het eerst aan de beurt lagen en niet gelijk het Noorden een bolwerk hadden in de rivieren. Om de scheuring uit het godsdienstverschil af te leiden is oorzaak en gevolg verwarren. Aanvankelijk was de hervorming vrij gelijkmatig over de Nederlanden verspreid. (2) Na de herovering echter werden de Zuidelijke Nederlanden stelselmatig gerekatholiciseerd, hun Protestantsche uitwijkelingen versterkten het Protestantsche element in het Noorden, dat bovendien van zijn kant, zij het iets minder stelselmatig, geprotestantiseerd werd. Zoo werd de groote cultureere kloof tuschen Nederland en Vlaanderen, die het denkbeeld van een hereeniging in de 17de en 18de eeuw bijna deed ondergaan en het in de 19de nog zoo moeilijk voor uitvoering vatbaar maakte, gegraven door uitwendige omstandigheden, door inmenging van een vreemde mogendheid, Spanje, geenszins door verschil in ras of aanleg in de boezem der Nederlandsch sprekende gemeentschap. Een woord over het tweede punt, de scheuring in 1830. Prof. Blok meent, dat er in 1830 duidelijk twee natiën tegenover elkander stonden. Zeer zeker was er door de ontwikkeling sinds het einde der 16de eeuw een groot verschil ontstaan tusschen Nederlanders en Vlamingen. Afgescheurd van hun Noorderbroeders waren de Vlamingen, vooral in de periode onmiddellijk aan 1814 voorafgaande, intensief verfranscht. Een Belgisch nationaal bewustzijn bestond echter nog zeer weinig. Als het aan Holland niet gelukte om gedurende de vereeniging de Vlamingen terug te winnen, dan was dat behalve aan het godsdienstverschil (dat zeker minder telde dan in de 17de en 18de, maar toch meer dan in de 20ste eeuw), alsook aan de fouten der regeering en aan het intens klein-Nederlandsch patriottisme der toenmalige Hollanders, zeker niet in de laatste plaats te wijten aan de omstandigheid, dat de aantrekkingskracht van Frankrijk met die van Holland wedijverde. De doorslag is ook toen gegeven van buiten. De revolutie van 1830 was het werk van de Walen en de Brusselaars, sterk door de moreele steun van Frankrijk. Zij sleepten de Vlamingen mee, ofschoon vrij wat aarzeling overwonnen moest worden. En België, het resultaat van die revolutie, is dan ook een staat geworden, waarin tot op de huidige dag de Vlamingen zich niet geheel thuis gevoelen. Zal mijn conclusie nu zijn, dat Prof. Blok ongelijk heeft met te waarschuwen tegen inmenging in België's binnenlandsche politiek? Volstrekt niet. Wat gebeurd is, is gebeurd. De Nederlandsche stam is politiek gescheiden en geen verstandig Hollander zal zelfs maar denken aan een politiek van irredentisme. Maar voor leden van het A.N.V., welks beginselverklaring inhoudt, dat zij beoogen ‘de verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van de Nederlandsche stam’ te bevorderen o.a. door ‘het wekken van eenheidsbewustzijn... onder Nederlanders en stamverwanten’, moet het toch natuurlijk zijn om in de beschouwing van de gemeenschappelijke geschiedenis van Nederland en Vlaanderen het oog te richten op wat ons vereenigt liever dan op wat ons scheidt. De stellers van die beginselverklaring meenden blijkbaar, dat als de Vlamingen zich doordringen van het besef, dat hun vereeniging met de Walen en hun scheiding van de Hollanders de gevolgen zijn van uitwendige omstandigheden meer dan van natuurlijke uitverkiezing, hun volkskracht zoowel als die der Noord-Nederlanders er bij winnen zou. Dat is een inzicht, waarmee ik mij ten volle vereenig. {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} België zal er niet minder om kunnen bestaan, als het Vlaamsche volksdeel zich meer en meer bewust wordt van een eigen nationaliteit te bezitten, die door de verfransching verstikt dreigde te worden. Maar het zal, als ik ook even aan de Nederlandsc-Belgische geschillen mag herinneren, waaover Prof. Blok sprak op het eind van zijn lezing, het zal een België zijn, waarmee het voor Nederland aangenamer samenleven zal zijn. Wie is vergeten, hoe anders de Vlaamsche pers zich na de wapenstilstand tegenover ons gedroeg dan de Fransch-Belgische? Londen, 10 Jan. 1922. P. GEYL. Nederland. Notulen van de Groepsraadsvergadering gehouden te Utrecht op 14 Januari 1922. De Voorzitter opent te half elf de Vergadering en heet de aanwezige afgevaardigden welkom; hij deelt mede dat hij - in verband met het tijdstip dezer vergadering - zijn ontslagneming als voorzitter heeft uitgesteld tot 1 Februari e.k. en geeft verder een kort overzicht van den toestand van Groep en Verbond. Ofschoon de Groep in alle opzichten aan hare geldelijke verplichtingen jegens het Hoofdbestuur heeft voldaan en er over 1921 - dank zij het zuinig beheer en het uitmuntende werk van den penningmeester - boven de verplichte afdracht nog enkele honderden guldens in de Verbondskas zullen gestort worden - wijst de begrooting van het Hoofdbestuur voor het jaar 1922 op een tekort van meer dan f 6000.-. Rooskleurig is de toekomst dus nog niet. Ingekomen is een schrijven van Mevrouw A.C. Veen-Brons, kennisgevende dat zij wegens drukke bezigheden verplicht is haar ontslag te nemen als vertegenwoordigster van de Groep in het Hoofdbestuur. Wordt besloten aan mevrouw Veen-Brons een schrijven te richten en haar dank te zeggen voor al hetgeen zij in het belang van Groep en Verbond in het Hoofdbestuur heeft verricht. Notulen van de vorige vergadering. Deze worden na een eenigermate verward debat, waarbij de Sted. Stud.-Afd. Amsterdam zich beklaagt dat de volgorde der behandelde punten niet juist is weergegeven, goedgekeurd. Begrooting voor het jaar 1922. Na eenige mededeelingen en toelichtingen van den penningmeester en nadat de voorzitter den heer S. van Lier Ez., hulde heeft gebracht voor zijn beheer, wordt de begrooting goedgekeurd. Bespreking omtrent al- of niet wenschelijkheid van reglementsherziening. De Voorzitter wijst er op, dat hij steeds op reglementswijziging heeft aangedrongen. Aanvankelijk wachtte hij met het indienen van een ontwerp tot een in uitzicht gestelde herziening van de Verbond-Statuten een feit zou zijn geworden. Nu deze weder voor onbepaalden tijd van de baan is, omdat men op de herinrichting van Groep Vlaanderen wil wachten, meende hij niet langer te moeten wachten en heeft in Dceember j.l. een ontwerp aan de Afdeelingen gezonden. Het is nu de vraag of men alsnog op Statutenwijziging wil wachten of zoo spoedig mogelijk de reglementsherziening wil ter hand nemen. De heer Oudendijk ('s-Gravenhage) verklaart zich tegen onmiddellijke herziening, maar ten einde aan eenige bezwaren tegemoet te komen, stelt hij namens zijn afdeeling voor, in beginsel slechts eenmaal per jaar den Groepsraad bijeen te roepen, tenzij bepaalde omstandigheden meer bijeenroepingen noodzakelijk maken. In dit voorstel ligt een bewijs van vertrouwen in het bestuur en aanneming daarvan zal den geldelijken toestand ten goede komen. Nadat nog verschillende afgevaardigden het woord hebben gevoerd, wordt met 23 tegen 3 stemmen beslist, dat niet tot onmiddellijke herziening van het reglement zal worden overgegaan. De Afdeeling Rotterdam dient thans een motie in luidende: De vergadering van den Groepsraad...... van oordeel dat de reorganisatie van Groep Nederland geen uitstel gedoogt; dat echter die rorganisatie moet wachten op de door het Hoofdbestuur voorgenomen Statutenwijziging; verlangt dat het H.B. in dit spoedeischend geval binnen den kortst mogelijken tijd eene Algemeene Vergadering belegge tot vaststelling van nieuwe statuten. De Afdeeling 's-Gravenhage verzet zich krachtig tegen deze motie, terwijl de Voorzitter er op wijst dat, waar een Statutenwijziging in het Hoofdbestuur pas is afgewezen, er al heel weinig kans is, dat genoemd Bestuur door zulk eene motie tot andere gedachten zal komen. De Jongel.-Afd. Rotterdam verbaast zich, dat hier door de Burger-Afd. Rotterdam zulk eene motie wordt ingediend, daar zij meent te weten, dat laatstgenoemde Afdeeling feitelijk geen bestuur meer heeft. De heer Mr. De Gaay Fortman (vertegenw. van de Groep in het Hoofdbestuur) heeft ook op Statutenherziening aangedrongen en is ten opzichte van eene herleving van de Groep België - waarop herziening van de Statuten zou moeten wachten - vrij pessimistisch gestemd. De motie van de Afd. Rotterdam in stemming gebracht, wordt verworpen met 15 tegen 12 stemmen. Daarna komt het voorstel van de Afd. 's-Gravenhage in stemming (zie hierboven). Het voorstel wordt aangenomen met 17 tegen 10 stemmen. Zonder buitengewone omstandigheden zal de Groepsraad in 1922 dus nog slechts eenmaal bijeengeroepen worden. * * * Na de pauze wordt overgegaan tot bespreking van de motie met uitgebreide toelichting, ingediend door de Studenten-Afdeelingen Amsterdam, luidende: De Groepsraad enz. enz. overwegende het bij herhaling gebleken gemis van werkdadigheid bij de leiding van het A.N.V. in aangelegenheden van Grootnederlandsch stambelang; overwegende, dat telkens wanneer men op dit gemis de aandacht vestigt, van verantwoordelijke zijde te kennen wordt gegeven, dat geldgebrek hiervan de eenige oorzaak is; spreekt als zijn meening uit, - evenwel in het midden latende de al- dan niet-gegrondheid van dit argument -, dat in die omstandigheden een verruiming van de geldmiddelen de eenige uitweg moet zijn uit de moeilijkheden, waarmede het A.N.V. thans te kampen heeft, en draagt het Dagel. Bestuur van Groep Nederland op een voorstel tot verhooging tot minstens vier gulden van de thans in het Groepsreglement vastgestelde minimum-contributie voor gewone leden binnen den kortst mogelijken tijd aanhangig te maken. (De motie was met uitgebreide toelichting, gedrukt aan de Afdeelingen toegezonden). De heer Van Son - Administrateur van het Verbond - heeft met de grootste verbazing - om geen sterker {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} woord te gebruiken - kennis genomen van de motie en hare toelichting. Die stukken verraden zulk een onkunde omtrent den arbeid van het Verbond, dat hij zich afvraagt of de studenten wel ooit kennis nemen van den inhoud van ‘Neerlandia’. Wat kan hun aanleiding gegeven hebben zulk een stuk op te stellen en verspteiding daarvan te eischen? Hij geeft verschillende voorbeelden van onjuistheden en averechtsche beweringen in de ‘toelichting’ voorkomende en wijst er op hoe een dergelijk optreden slechts leiden kan tot miskenning van den arbeid van het Verbond en tot verdeeldheid. De Voorziter sluit zich hierbij aan en zegt zich schriftelijk gewend te hebbben tot de Amsterd, studenten, ten einde hun in overweging te geven, hun motie enz. niet door te zetten, maar zij wilden daarvan niet weten; nu ondervinden zij de gevolgen van hun onstuimig optreden. De Afd. Zwolle stelt bij monde van Dr. Buitenrust Hettema voor het laatste gedeelte van de motie te vervangen door: ‘draagt het Dagel. Bestuur van Groep Nederland op maatregelen te beramen om den geldelijken toestand van de Groep te versterken en in de volgende vergadering daartoe voorstellen in te dienen.’ Deze wijziging wordt door de Stud.-Afdeelingen Amsterdam overgenomen. Mede komt ter sprake het voorstel van de Jongel.-Afd. Rotterdam, luidende: ‘Art. 11 van het Groepsreglement worde zoodanig veranderd, dat de jaarlijksche afdracht der Jongel.-Afdeelingen komt te vervallen.’ Na eenig debat wordt dit voorstel verworpen met 20 tegen 2 stemmen en 4 blanco. De heer Schaap (Groningsche Stud.-Afd.) heeft intusschen voorgesteld eene Commissie te benoemen, die aan den Groepsraad voorstellen zal indienen betreffende de door Stud.- en Jongel.-Afdeelingen te betalen jaarbijdragen, de verstrekking van het orgaan ‘Neerlandia’ aan zulke Afdeelingen, de vereffening der oude schulden enz. De Stud.-Afdeelingen kunnen zich hiermede vereenigen. De Voorzitter acht zulks een gelukkig denkbeeld en stelt voor, dat in die Commissie zullen zitting nemen één lid van het Dagel. Bestuur, één lid van den Groepsraad, benevens één vertegenwoordiger van de studenten en één van de jongelieden. Aldus wordt besloten. Desgevraagd verklaren de heeren Lugard, Oudendijk en Van Soest, zich bereid in die Commissie zitting te nemen; een vertegenwoordiger van de Jongel.-Afdeelingen zal nader worden aangewezen. De motie der Stud.-Afdeelingen Amsterdam vervalt hierdoor. Verkiezing van een lid van het Bestuur, wegens aftreden van den Voorzitter. Gekozen wordt Dr. S.L. van der Vegte te Zwolle met 22 stemmen; 1 stem is uitgebracht op den heer Oudendijk en 4 stemmen zijn blanco. De heer Van der Vegte verklaart zich bereid de benoeming te aanvaarden en neemt de gelukwenschen van den Voorzitter en de Vergadering in ontvangst. Verkiezing van een vertegenwoordiger in het Hoofdbestuur, wegens aftreden van mevr. Veen-Brons. Worden uitgebracht: 16 stemen op Mr. Phaff ('s-Hertogenbosch), 7 op Dr. Buitenrust Hettema, 3 op Dr. Van Weel en 1 blanco. De heer Mr. Phaff is dus gekozen en verklaart zijn benoeming aan te nemen. Verkiezing van een Voorzitter en Secretaris in het Dagelijksch Bestuur. De Voorzitter doet ter zake eenige mededeelingen. Het Bestuur is er tot nu toe niet in geslaagd een geschikt persoon te vinden, die genegen is het voorzitterschap te aanvaarden. Nieuwe besprekingen zijn echter ingeleid. Intusschen is de heer Mr. Phaff bereid tijdelijk het voorzitterschap waar te nemen. Hij vertrouwt, dat de vergadering met deze oplossing zal instemmen; Mr. Phaff kent het Verbond en de Groep door en door en zijn bezadigd karakter is zeker een waarborg, dat de Groepsarbeid door hem in juiste banen zal worden geleid. Het algemeen applaus bewijst, dat de vergadering met deze woorden instemt en bij acclamatie wordt de heer Mr. Phaff als tijdelijk Voorzitter van de Groep gekozen. De heer Mr. Phaff dankt de vergadering voor het in hem gestelde vertrouwen, doch meent er op te moeten wijzen, dat hij op grond van zijne vele werkzaamheden en zijne gezondheid, slechts tijdelijk de waardigheid van Voorzitter kan aanvaarden. Daar Dr. Van der Vegte zich bereid verklaard heeft - daartoe gekozen - wel het Secretariaat van de Groep te willen aanvaarden - wordt deze mede bij acclamatie als zoodanig aangewezen. Verder wordt beslist, dat de plaats voor een vertegenwoordiger in het Hoofdbestuur, die opengevallen is door de ontslagneming van den Groepsvoorzitter, opengehouden zal worden tot definitief een nieuwe Voorzitter is gekozen. Rondvraag. De heer Van Lier Ez. wijst er op, dat het op 1 April a.s. 350 jaar geleden zal zijn, dat Den Briel aan de Spanjaarden werd ontrukt en roept de belangstelling van de afgevaardigden in voor de alsdan te organiseeren herdenkingsfeesten. Wordt beslist, dat de Groep op de een of andere wijze van hare belangstelling zal doen blijken. Door het Dagel. Bestuur is f 50.- voor dit doel toegestaan. Nog enkele andere punten worden door verschillende afgevaardigden ter sprake gebracht; het Dagel. Bestuur zal de geuite denkbeelden nader overwegen. Niets meer aan de orde zijnde, verleent de Voorzitter het woord aan den heer Oudendijk, die zulks verzocht heeft. In hartelijke bewoordingen richt deze zich - terwijl de aanwezigen zich van hun zetels verheffen - tot den Voorzitter en dankt hem - mede namens de afgevaardigden - voor de toewijding, die hij gedurende de twee jaren, dat hij het voorzitterschap bekleedde - heeft aan den dag gelegd. Hij wenscht hem het beste toe en vertrouwt, dat zij ook in de toekomst de belangstelling in Verbond en Groep niet zal verliezen; krachtige toejuichingen onderstreepten het gesprokene. De Voorzitter dankt den heer Oudendijk voor zijn gevoelvolle woorden en de vergadering voor de wijze, waarop zij met die woorden instemming betuigde. Zijn taak was niet altijd even gemakkelijk, maar dank zij de medewerking van de andere bestuursleden - die hij daarvoor zijn hartelijken dank brengt - werden vele bezwaren overwonnen en met genoegen stelt spr. vast, dat de vergadering van heden schoone vooruitzichten heeft geopend ten opzichte van samenwerking en onderling begrijpen. Ten slotte dankt hij de afgevaardigden voor het in hem gestelde vertrouwen, wenscht een ieder het beste toe in zijn persoonlijke omstandigheden en uit zijn goede wenschen voor den bloei van Groep Nederland en het Algemeen Nederlandsch Verbond. Na den voorzittershamer aan den heer Mr. Phaff te hebben overgedragen, sluit de Voorzitter de vergadering en neemt van de afgevaardigden afscheid. De waarn. Secretaris: SCHÖNSTEDT. Van de Afdeelingen. Afd. 's-Gravenhage. 17 Jan. trad voor deze Afdeeling op mej. Joh. W.A. Naber met een belangwekkende rede over ‘de beteekenis van het nationaal bewustzijn in dezen tijd’, welke de lezers van Neerlandia de volgende maand als hoofdartikel zullen kunnen genieten. Na de rustpoos las mevr. Ovink - Soer twee harer Indische schetsen voor. {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Groningen (Stud.-Afd.) Bestuur: H.P. Schaap, voorzitter, J. Nijhoff, Secretaris (Heereweg 44a), J. Siertsema, penningmeester, J.S. Steyn en H. de Haan. 's-Hertogenbosch. Den 20sten Januari heeft de afdeeling 's Hertogenbosch e.o. in vereeniging met de hier bestaande afdeeling van ‘Onze Vloot’ een Indischen avond op touw gezet met de krachtige hulp van den Directeur van het Luxor-theater. De avond is volkomen geslaagd. Rolprenten, toegelicht door Overste Kroon, betreffende het leven van Europeanen en inlanders in Oost-Indië werden vertoond, waarna Raden Wibisana, begeleid door den Heer Theo van der Pas, ons schitterende proeven van Javaansche danskunst te zien gaf. Eenige Javaansche bedienden van te Amsterdam liggende mailbooten der Stoomvaartmaatschappij Nederland, gaven aan den avond een exotisch karakter. Rotterdam (Jgl.-Afd.) Deze afdeeling heeft het nieuwe jaar weer goed ingezet Voor een stampvolle Nutszaal heeft de heer Emiel Hullebroeck op den 3en Januari zijn nieuwe Zuid-Afrikaansche en Vlaamsche liedjes voorgedragen. Na een gloedvolle propaganda-rede ten gunste van onze Jongelieden-Afdeeling van het Verbond, door den heer Hullebroeck, werd de avond besloten met het staande zingen van de Vlaamsche Leeuw en het Wilhelmus. Ongeveer 60 nieuwe leden traden toe. De volgende avond is vastgesteld op 20 Februari, waarop Mevronw Manna de Wijs-Mouton voor de afdeeling zal optreden. Aan de Afdeelingen van Groep NEDERLAND. Welke Afdeelingen zijn bereid met ons mede te werken teneinde in Maart of begin April een rondreis van den Vlaamschen schrijver Herman Teirlinck mogelijk te maken? De voorwaarden zijn te vinden in het schrijven van den heer Van Son betreffende het Prosper van Langendonck Fonds. De Afdeelingen, welke den heer Teirlinck zouden kunnen ontvangen, worden verzocht ons dit vóór 12 Februari te willen berichten. Namens het Bestuur der Jongelieden-Afd. Rotterdam, ANS v.d. BERG, secretaresse. Vlaanderen Tak Brussel. Tak Brussel hield 13 Januari j.l. zijn jaarlijksche algemeene vergadering in de bovenzaal van het koffiehuis ‘In den Vos’, Groote Markt. Nadat de heer J.B. Lotens, w.n. voorzitter, de aanwezigen had verwelkomd, deed de heer M.J. Liesenborghs, secretaris van den tak, lezing van het jaarverslag. Uit deze uiteenzetting mocht blijken, dat sedert de hervatting der werkzaamheden, in December 1920, flinke resultaten werden geboekt. Dank zij een krachtig doorgezette propaganda kon het ledental van.... 13 op meer dan 250 worden gebracht, waarvan een groot aantal Noord-Nederlanders. Het verloopen jaar was er vooral een van voorbereiding en organisatie, doch het bestuur liet het daar niet bij en richtte verscheidene Groot-Nederlandsche feestavonden in o.m. een Hullebroeckavond gewijd aan het Groot-Nederlandsche lied, een declamatie-avond, met Modest Lauwereys, die werk van Hollandsche, Vlaamsche en Zuid-Afrikaansche dichters en prozaschrijvers voordroeg, alsook Hollandsch-Vlaamsche uitstapjes naar het Zoniënwoud, naar Zuid-Brabant enz. Verder werd steun in geld verleend aan het werk ‘Kindergeluk’, het Nestor de Tièrecomité, het Van Langendonckfonds, het Brusselsche Gulden-Sporencomité. ‘Kindergeluk’ kreeg ook nog twee groote kisten met kinderboeken van de boeken-commissie van het A.N.V. enz. Het bestuur van tak Brussel deed ook stappen bij de andere takken ten einde ze wat nieuw leven in te blazen; vermoedelijk zullen Antwerpen en Gent binnenkort dan ook wel weer iets van zich laten hooren. Na den secretaris gaf de heer Joh. Kesler, penningmeester, een overzicht van den geldelijken toestand. Afgezien van de aandeelen en stadsloten, welke het reserve- en spaarfonds uitmaken, bleef er, op 31 December, niettegenstaande de hooge druk- en propagandakosten, nog een flink batig saldo over. Beide verslagen werden door de vergadering, zonder wijziging goedgekeurd, waarna overgegaan werd tot de verkiezing van een nieuw bestuur van 7 leden. Werden gekozen: de heeren Ommer Wattez, M.J. Liesenborghs, Joh. Kesler, Rob. de Snerck, Dr. W. van Eeghem, Mr. Thelen en J. van der Leest. Na het zingen van het lied van het A.N.V., het ‘Wilhelmus’ en ‘De Vlaamsche Leeuw’ ging de vergadering in de beste stemming uiteen. Klacht. De Vlaamsche ambtenaren en bedienden klagen steen en been over het niet toepassen van de nieuwe wet tot regeling van het gebruik der talen in de takken van openbaar bestuur. Hoewel deze wet reeds 1 Januari j.l. in werking moest treden, hebben de betrokken departementen tot nog toe geen maatregelen getroffen om de uitvoering er van te verzekeren. Talrijke hooge ambtenaren meenden zelfs ‘mondeling’ bevel te moeten geven de wet voorloopig niet in acht te nemen. De Vlaamsche pers gewaagt van ‘een ongehoord schandaal’ en ‘een nieuwen hoonenden kaakslag voor de Vlamingen.’ Ook wordt gemeld, dat de secreteris van de Katholieke Vlaamsche kamerfractie de regeering zal interpelleeren over dit machtsmisbruik. Vlaanderen in 1922. Mr. Jules Hoste, de hoofdredacteur van ‘Het Laatste Nieuws’ heeft in het Nieuwjaarsnummer een beschouwing ten beste gegeven over den toestand van België, waarin hij o.m. zegt: ‘Een land, aardrijkskundig gelegen als België, en dat de verhoudingen onder Vlamingen en Walen niet kan grondvesten op het recht, brengt zijn eigen bestaan in gevaar. Evenzeer als wij de diepe overtuiging hebben. dat een moedwillige onderdrukking van de Vlamingen slechts de uiteenbrokkeling van België zou kunnen veroorzaken, even beslist houden wij het er voor, dat elk rechtsherstel, waardoor de Vlamingen verkrijgen wat hun toekomt, als cement van de Belgische onafhankelijkheid dient beschouwd. Twee feiten stemmen ons op dat gebied hoopvol: 1e. de inwilliging van den Vlaamschen eisch in zake bestuur in eigen taal; 2e. de gunstige uitkomsten op taalgebied van de laatste verkiezingen. Als men nu maar ophouden wil de Vlamingen te beleedigen en de Walen door leugens op te hitsen, dan komen er goede dagen in België. 1922-1923 zal voor de Vlamingen het jaar zijn van de Vlaamsche Hoogeschool.’ {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} Jammer, dat het hoofdartikel ontsierd wordt door het opschrift ‘Goed Heil’. Er blijkt uit, dat ook de Vlamingen hebben te waken tegen germanismen. De laster achterhaald. Naar aanleiding van de ontvangst in het nieuwe gebouw van het Nederlandsch Gezantschap te Brussel op Nieuwjaarsdag hebben twee Antwerpsche kranten beweerd, dat de plechtigheid op Fransche leest was geschoeid en er niets dan Fransch werd gesproken, en zoo meer. Het eene blad knoopte daaraan de beschouwing vast, dat Nederland alleen de activisten steunt, terwijl het andere er liever op wees, dat ook Nederlanders de voorkeur geven aan hat Fransch, wat voor de Vlamingen wel een les mocht zijn. De Brusselsche berichtgever van het ‘Hbld.’ heeft deze praatjesmakers aldus afgestraft: ‘In den grond opzettelijk gestook, want de bewering, als zou de receptie een Fransch vertoon zijn geweest, mist elken grond. Ik was aanwezig en heb niets dan Nederlandsch gesproken en hooren spreken met de vele kennissen, uitsluitend Nederlanders, die ik er heb ontmoet. Men voelde zich wel degelijk op een stukje Nederlandschen grond, in een onvervalscht Nederlandsche omgeving. Ik had zoo juist gelegenheid om de twee bedoelde berichten aan Jhr. Van Vredenburch voor te leggen. De Gezant kon er slechts om lachen en maakte alleen deze enkele opmerking: “Wij Nederlanders spreken Nederlandsch onder elkaar en niets dan Nederlandsch. Wij zijn trotsch op onze taal, en het is ten eenenmale onbegrijpelijk, dat er menschen zijn, die meenen, dat zij hun moedertaal moeten snobeeren.”’ Hulde aan onzen Gezant voor deze kloeke woorden. Oost-Indië. De Taak van het Verbond in Oost-Indië. Sinds een paar maanden ben ik nu in de tropische gewesten van Groot-Nederland, en reeds is deze korte tijd in vele opzichten eene openbaring geweest. Wat weet zelfs een trouw lezer van de Indische rubrieken der moederlandsche bladen weinig van al, wat in deze bewogen tijden hier woelt en gist en de verhouding zoekt te bepalen, waarin in de toekomst Indië tot Nederland zal staan. Voor mij althans was de strijd der meeningen hier, waarvan zoo weinig in Holland doordringt en verstaan wordt, vrijwel nieuw, en met de ontwakende belangstelling hiervoor kwam het begrip van de groote taak, die ons Verbond hierbij vervullen kan en krachtens zijn beginselen vervullen moet. Kan deze taak vervuld, dan dient zij eerst omlijnd en twee vijanden van onze beweging teekenen zich naar mijne meening hierbij af. De eerste komt van buiten af en wordt met vreugde ingehaald door de kleine harten, die als kinderen grijpen naar alles wat vreemd is. In Holland noemden wij dezen de ‘Engelsche Ziekte’. Hoe deze hier kan woeden in menschen, staande van aangezicht tot aangezicht tegenover een Nederlandsche kolonisatie-arbeid, die, ondanks fouten en gebreken, één der grootste blijft, die ooit de wereld zag, dat kan alleen begrijpen, wie eigen leegte vullen moet, met wat oneigen is. De tweede komt van binnen en sprak door het Indo-Europeesche, dus Nederlandsche, Volksraadslid, dat onlangs namens zich en geestverwanten zeide: ‘Holland is ons vaderland niet, Tromp en de Ruyter zijn niet onze helden.’ Niet onbeantwoord bleef dit woord en veel weerklank wekt het zeker niet, maar ik miste in de bladen het vlammende protest van Groep ‘Indië’ van ons Verbond. ‘Politiek ligt niet op onzen weg’ is een beginsel van het A.N.V., maar zooals alles is m.i. ook dit woord betrekkelijk, want één politiek is er, die wel degelijk op onzen weg ligt en die wij afdringen moeten van dezen weg, dat is de politiek, die tegen het vaderland is, onder welken vorm zij zich ook voor mag doen. Hoe deze vijanden bestreden moeten worden? Door o.a. de Mij. ‘Nederland’ te verzoeken, nièt om de spijskaarten ten behoeve der vele Engelsche passagiers niet langer ook ten deele in het Engelsch te drukken, doch wel om ze ten behoeve der Nederlanders in het Nederlandsch te drukken. Door aan de groote bladen te verzoeken een kleine rubriek te openen, zij het slechts eens per week verschijnende, waarin een A.N.V. er aan de kaak stelt, al wat indruischt tegen de woorden van Melt Brink: ‘Ik min mijn land, ik min mijn volk, Ik min mijn eigen taal.’ Door lezingen te doen houden, niet over onderwerpen, die met het streven van het A.N.V. geheel niet of onmerkbaar voeling houden, zooals ik onlangs zag, doch over de vele zaken die dit streven ten nauwste raken. Door te zorgen dat ‘Neerlandia’ in geen der in Indië zoo talrijke en welbekende leestrommels ontbreekt. Door de vele middelen, die zich opdoen als er werkelijke samenwerking en bezieling is, zij het slechts bij een kern der leden van het A.N.V. in Indië. M.R.H. CALMEYER. Mr. Cornelis. December 1921. Met groote waardeering plaatsen wij dit opwekkend woord met de nuttige wenken van Luit. Calmeyer, die als propagandist van het A.N.V. in Nederland, zij 't slechts kort, reeds zulk goed werk heeft gedaan en nu, in ons mooie Indië aangekomen, onmiddellijk in de voorste rij der vrijwilligers heeft plaats genomen. Het verheugt ons, dat dit samenvalt met den terugkeer van den heer Brunet de Rochebrune, die zijn taak als secretaris-penningmeester der Groep aanstonds weder heeft opgevat. Beiden zullen ongetwijfeld krachtig medewerken om de Groep tot nieuwen bloei te brengen. Hun voorbeeld moge anderen prikkelen tot navolging en mede strijden. Red. ‘Kromo Blanda’. ‘Kromo blanda’. Over 't vraagstuk van ‘het wonen’ in Kromo's groote land; deel IV (met aanhangsel op deel I en register op de Deelen III en IV). Door H.F. Tillema, oud-fabrikantapotheker; oud-lid van den gemeenteraad te Semarang. Niet in den handel. In de Juli-afl. van 1921 (blz. 91 v.v.) werd deel III besproken. De toen gebezigde waardeerende bewoordingen aan 't adres van den werkkrachtigen schrijver zijn ook ten volle van toepassing op deel IV. Dat vierde deel mag er weer zijn: Een kloek folio-formaat - 460 bladzijden - mooi papier en prachtige druk - 250 foto's (waarbij de schrijver nog de verontschuldiging voegt, dat enkele niet scherp genoeg zijn en dat hij niet steeds foto's had van 't object in den tekst behandeld; ‘dan zou men een vakfotograaf heel het uitgestrekte gebied moeten laten bereizen; dit gaat boven mijn finantieel kunnen’.) De inhoud bestaat uit Hoofdstuk XI, waarvan de inleiding, 192 blz. beslaande, werd gegeven in deel III. Dit laatste hoofdstuk handelt over de vraag: {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} Is de bevolking van Indonesië vermeerderd en kon ze in aantal toenemen onder de bestaande omstandigheden? Om deze dubbele vraag te beantwoorden worden achtereenvolgens in 14 paragrafen de volgende onderwerpen besproken: De gezondheid van het individu, enz. - De vrouw. - Tanden inkorten (vijlen). - Kinderen. - Kropgezwellen. - Hondsdolheid. - Oogziekten. - Onreinheid. - Onzindelijkheidsziekten. - Overzicht omtrent het voorkomen van ziekten. - Kleeding. - Voeding (met tabellarisch overzicht). - Zeden, misstanden, gewoonten, godsdienst, toestanden, enz. - Mededeelingen van bestuursambtenaren, missie en zending, omtrent ziekenbehandeling, hygiënische maatregelen, enz. - Dan volgt nog een aanhangsel op deel I over den toestand van wasch- en drinkwater en ten slotte komen eenige uitvoerige registers, waarbij meteen gesproken wordt van een ‘volgend deel’, zoodat 't ons blijkt, dat de schrijver er nog niet aan denkt de pen neer te leggen. Nog eens worde medegedeeld, dat de vier deelen niet in den handel zijn; ze worden gezonden aan Regeering, Volksraad, Staten-Generaal en Pers en zijn ook op aanvraag verkrijgbaar voor bibliotheken, leeszalen en belangstellenden voor zoover de voorraad strekt. Deelen I, II en III zijn (jammer genoeg) niet meer voorhanden, maar alleen antiquarisch verkrijgbaar. Wat bij een vorige gelegenheid gezegd werd, worde thans herhaald: Het is niet wel mogelijk uit den rijken inhoud iets mede te deelen om de uitvoerig behandelde treurige Indische toestanden te leeren kennen. Misschien is daarvoor later plaatsruimte in Neerlandia te vinden, maar dan nog zou 't moeten zijn in zeer beknopten vorm. Het werk van den heer Tillema heeft niet alleen waarde voor Indië, maar het bepleit met geestdrift en vuur de groote waarheid, dat de ellendige kwalen waardoor millioenen van onze medemenschen geteisterd worden, menschen en volkeren verderven en doen ondergaan, zoowel op stoffelijk als geestelijk gebied. Vóór alles: Gezondheid van lichaam en ziel; die is meer waard dan de grootste economische voordeelen. Met waarlijk profetische verheffing en gloed verkondigt de schrijver deze onomstootelijke waarheid, die helaas door de meeste machthebbers niet voldoende wordt begrepen. Wij mogen dus deze korte beschrijving eindigen met het uitspreken van onze overtuiging, dat het werk van den heer T. niet alleen voor Indië, maar voor de geheele menschheid groote waarde heeft. ‘It is mei sizzen net te dwaen’. Onder dit motto: ‘'t is met zeggen niet te doen’ (of te wel: ‘Niet praten maar aanpakken!’) spoort de heer A.G. Mörzer Bruins in de (groene) Amsterdammer van 7 Januari aan tot aanpakken in zake de bestaande werkloosheid. Hij wijst op de toenemende overbevolking van Nederland: ‘Blijft onze bevolking zich uitbreiden, zooals nu het geval is, dan zal Nederland over 50 jaar ruim 50.000.000 zielen tellen; over 100 jaar 78.000.000; over 200 jaar 110.000.000.’ Wij willen ons niet verdiepen in die verre toekomst, maar ons bepalen tot het heden. En dan moet de opmerking gemaakt worden dat Europa en ook Nederland lijden aan een onbegrijpelijke onaandoenlijkheid; 't schijnt dat men de meening is toegedaan: ‘Nubicula est, transibit.’ ('t Is een wolkje, 't drijft over’); ‘als de malaise maar voorbij is, dan wordt alles weer als voorheen.’ Is dat zoo? Mijns inziens moet het betwijfeld worden; de bakens zijn verzet; 't getij is in menig opzicht verloopen.... mischien voorgoed. Een paar vragen aan onaandoenlijken en oppervlakkigen: 1. Zijt gij er zoo zeker van, dat de werkloosheid zal worden overwonnen; dat 't weer zal worden als vroeger? 2. Is het niet meer dan tijd, dat men eens ernstig begint te overwegen wat er gedaan moet worden voor een vestiging van Nederlanders in Insulinde (d.w.z. in het deel buiten Java en Madoera), waar plaats is voor millioenen? Het daghet in het Oosten. Uit het ingezonden artikel van het wakkere Verbondslid, den heer Calmeyer, en niet minder uit de mededeeling van het Hoofdbestuur, dat de nieuwe Groepssecretaris in Oost-Indië zijn taak heeft aanvaard en is begonnen orde op zaken te stellen, is ons de zekerheid geworden, dat Groep Oost-Indië weer is ontwaakt. De heer Calmeyer wijst op de wenschelijkheid, dat de door de afdeelingen gegeven avonden (als die noodig geacht worden) steeds met het doel van ons Verbond verband mogen houden. Dit te recht! Ook in Insulinde redeneerden Afdeelingsbesturen wel eens aldus: Er moeten ‘avondjes’ gegeven worden; anders pruttelen de leden, dat zij niets voor hun geld hebben; en... die ‘avondjes’ moeten zóó gevuld worden, dat de leden zich niet vervelen. Die redeneering is m.i. niet geheel juist. Immers, ook zonder ‘avondjes’ moeten toch de leden blijmoedig 't hunne bijdragen om Nederlandsche en Dietsche belangen te steunen overal waar die in verdrukking zijn en steun noodig hebben. En.... als er ‘avondjes’ gegeven worden, dan moeten die zijn ingericht volgens 't doel van 't Verbond. Er is veel te vertellen op 't gebied van Dietsche taal- en letterkunde, van de geschiedenis van Nederland of Stamverwanten in Nederland, Vlaanderen, Zuid-Afrika, Noord-Amerika en elders; de vaak teruggedrongen Dietsche toonkunst, het Dietsche lied moeten uit de duisternis in 't licht treden. Ziedaar, stof genoeg om de samenkomsten aangenaam en vruchtbaar te maken. En er zijn toch in Insulinde genoeg bevoegde personen om als voorgangers op te treden. De Groep heeft zich reeds zeer verdienstelijk gemaakt door het in stand houden van volksleesgezelschappen en leergangen voor de verbreiding der Ned. Taal. Dat laatste is niet gering te achten te meer omdat daarmede een gretige wensch werd vervuld van Indonesische en Chineesche medeburgers. Als immers in Insulinde de Ned. taal het voertuig is voor verdere ontwikkeling, dan wordt die taal de band, die de gewesten in Indië onderling en met Nederland verbindt. Lang geleden waagde ik het, in dit blad nog een andere taak te noemen voor Afdeelingen, maar ook voor ieder lid afzonderlijk. Die is: Het winnen van 't vertrouwen van den Indonesiër, vooral van hen, die als leiders van hun volk trachten op te treden. Die zijn wel eens voor het hoofd gestooten en verbitterd en daardoor geprikkeld tot wantrouwen. De Europeaan, en niet 't minst de Nederlander, in Indië gaf zoo vaak door woord en houding te kennen: ‘Gij zijt minder dan ik.’ Men had zich moeten beperken tot 't eenig juiste: ‘Gij zijt anders dan ik.’ Een goed woord vindt doorgaans nog wel een goede plaats. Welnu, dat goede woord worde gesproken door de Indische leden van ons Verbond. Zij in de eerste plaats zijn geroepen tot de verbroedering van Oost en West. Ook Neerlandia zal bij de opleving der Groep welvaren; meer dan vroeger zullen berichten en beschouwingen rechtstreeks uit tropisch Nederland gezonden, den lezer bereiken en dan zal 't niet meer voorkomen, dat bijna alle artikeltjes over Insulinde geteekend zijn: 's-Gr. v.L. {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} West-Indië. De grenzen van Suriname. In het Decembernummer van de West-Indische Gids heeft de onvermoeide strijder voor eene oplossing der Surinaamsche grenskwesties, Dr. H.D. Benjamins, weder de aandacht gevraagd voor het onderwerp, dat hem zoo zeer ter harte gaat. Nadat hij, in het Novembernummer van 1920 van hetzelfde tijdschrift een artikel had doen opnemen: ‘De grenzen van Suriname’, waarin hij de geschiedenis der grenskwesties mededeelde, komt de schrijver nu nader op Suriname's westgrens terug onder den titel: ‘Suriname's westgrens und kein Ende’. Voor wie met aandacht de verschillende artikelen heeft gevolgd, die Dr. Benjamins in de laatste 23 jaar aan dit onderwerp heeft gewijd, bestaat er geen twijfel of er zijn voor Suriname nog altijd twee grenskwesties, eene aan de Westzijde en eene aan de Oostzijde. Onder welke benaming de machtige Corantijn op het gebergte ontspringt, als New River of als Cutari, is nog steeds niet officieel met Nederlands' medewerking, althans niet met medewerking van de Staten-Generaal, vastgelegd. Eene vroegere Nederlandsche Regeering kan gezwegen hebben, toen de Regeering te Londen eene grens decreteerde, maar dat kan den Nederlandschen Staat niet binden, evenmin als dit kan doen de arbitrale uitspraak van een grensgeschil tusschen Venezuela en Britsch Guyana in 1899 te Parijs tot stand gekomen, waarbij Nederland geen partij was. En evenmin staat vast onder welke benaming aan de Oostzijde de Marowijne haar water van de bergen ontvangt, als Litanie of als Marowijnekreek. Dat werd in 1891 bij de arbitrale uitspraak van Czaar Alexander III niet vastgelegd. En toch gaat het aan beide zijden van onze kolonie om vrij uitgestrekte gebieden, welke in het Westen Nederlandsch of Engelsch zouden zijn, en in het Oosten Nederlandsch of Fransch. Op de vraag, waarom die grenskwesties zoo weinig de publieke belangstelling hebben, is maar één antwoord mogelijk, omdat n.l. die gebieden nog niet gebleken zijn waardevoile twistappels te zijn. Maar zullen die gebieden dan steeds blijven in den toestand van relatieve waardeloosheid? Ik betwijfel dit. De belangrijke balata-industrie dringt hoe langer hoe meer het binnenland van Suriname, het meest onbekende oerwoud, in, en zal wellicht binnen niet te langen tijd de bedoelde streken bereiken. Ook goudontginners kijken met verlangen naar den Boven-Corantijn, om daar hun ontginningen aan te vangen, naar mij in 1920 in de kolonie door een deskundige werd verzekerd. maar, zoo zeide men mij, in die bovenstreken worden nog geen goudconcessies uitgegeven. De heer Pyttersen is thans met flinke Regeeringssteun een onderzoek begonnen naar de mogelijkheid van cultures in het gedeelte der kolonie, gelegen ten Zuiden van de breede, voor een groot deel reeds in cultivatie genomen, kuststreek. Dit alles wijst er op, dat, wat nu nog theoretische waarde heeft, misschien weldra practische beteekenis zal verkrijgen. Het doet vreemd aan, dat dit van Regeeringswege niet wordt ingezien, en men niet streeft naar eene oplossing, nu alle gemoederen nog kalm zijn. Met eene mededeeling als van Minister Loudon, bij de begrooting over 1914 gegeven, dat er geen grenskwestie tusschen Suriname en Britsch Guyana bestaat, kan natuurlijk zoo maar niet, tegen de bekende feiten in, genoegen worden genomen. En evenmin met de verklaring van den Minister de Graaff, dat Minister van Karnebeek de publicatie wegens den omvang der stukken niet mogelijk acht. Wellicht zou het Kon. Aardrijkskundig Genootschap daarvoor in zijn tijdschrift wel plaats inruimen, of anders het Kon. Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned. Indië, dat reeds herhaaldelijk belangrijke bijdragen, ook over West-Indië, publiceerde. Zullen de pogingen van Dr. Benjamins eindelijk succes hebben? Ik begin te gelooven met Zola's ‘la vérité est en marche’, dat het einde nader komt, nu, na het overlijden van het 2e-Kamerlid, Jhr. Van Doorn, het 1ste-Kamerlid Van Kol zich voor de zaak gespannen heeft. In ieder geval dient de Volksvertegenwoordiging te weten, hoe het inderdaad met de zaak staat, en eene vergunning tot publicatie van wat werkelijk geschiedenis is geworden kan toch moeilijk langer worden tegengehouden. Ik wensch Dr. Benjamins een welverdiend succes toe op zijn pogingen om tot klaarheid te komen. Dat is m.i. een landsbelang. 6 Januari 1922. Mr. C.F. SCHOCH. Van de Groep. 16 Nov. hield de heer E. de Vries, arts te Paramaribo, voor de leden der groep een voordracht over Tropen-eubiotiek, de kunst om in de tropen lang en gezond te leven; 21 Dec. Mr. Dr. H.P.W.G. van den Helm over ‘Vrijheid en gebondenheid in de samenleving.’ Over beide lezingen nader in een volgend nummer. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Verslag van de Taalcommissie. Uit het verslag over 1920 (Neerlandia, Maart 1921) zullen de leden zich herinneren, hoe de T.C. zich er over verheugde, dat ze er in geslaagd was een samenstelling uit inwoners van één plaats (in dit geval Den Haag) te verkrijgen. In den loop van 1921 bleek meermalen, dat het werk der T.C. er dikwijls door vereenvoudigd werd. Dat niets bestendiger is dan de onbestendigheid, ondervond de T.C. zeer tot haar spijt. Want Mej. Dr. A.J. Portengen voelde zich door drukke bezigheden er toe genoopt, als lid onzer Commissie te bedanken. Gaarne lasschen we hier een woord van welgemeenden dank in voor alles, waarin Mej. Dr. Portengen de T.C. van raad en steun diende. De belangrijkste feiten voor het afgeloopen jaar zijn het gehoor bij Z. Exc. den Min. van O.K.W. en de verschijning van den 3den druk der Woordenlijst. Het eerste leerde de T.C., dat haar vraag, om van dezen Minister een voorstel te krijgen, waarbij in opschriften op winkels, enz. het Nederlandsch de eerste (desnoods de eenige) plaats zou innemen, niet van dezen Minister kon uitgaan, omdat de beantwoording er van thuis behoort bij de Ministers van Justitie en Landbouw, Handel en Nijverheid. Met het oog op de verkiezingen in 1922 besloot de T.C. tot den afloop hiervan te wachten, eer zij nieuwe stappen in deze richting doet. De 3de druk van de Woordenlijst was noodig, omdat de 2de was uitverkocht. Voor zoover de T.C. kan beoordeelen, is de belangstelling voor den nieuwen druk nog grooter dan voor zijn voorganger. Noode miste de T.C. hierbij de voorlichting van wijlen Prof. Dr. Verdam en den Heer Marc. Emants. Omtrent den arbeid der T.C. licht Neerlandia de leden van het A.N.V. slechts gedeeltelijk in; van het z.g.n. stille werk merken ze niets, tenzij zij er zelf aan mee doen. Het is der T.C. tenslotte aangenaam te {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} kunnen meedeelen, dat een herlevend volksbewustzijn meer belangstelling in en waardeering van haar arbeid heeft opgewekt. Zoo blijve het! De Taalcommissie, ingesteld door Groep Nederland van het A.N.V. 's-Gravenhage, December '21. [Allerlei] Wat zijn dat? Lunchroomkaasjes per stuk f 1.00. Zijn dit kaasjes voor de ‘lunchroom’? Of roomkaasjes voor de ‘lunch’? Prachtig(e) illustratie voor (voorbeeld van - T.C.) 't gebruik van een vreemd woord. Om. Van sommiger overdreven afkeer van het woordje om heb ik vroeger wel eens staaltjes meegedeeld. Hier geef ik nog een drietal: 1.... een batig saldo.., dat kostelijk kon worden aangewend om de stichting nog meer bruikbaar te maken. 2.Wie weet een goed middel ons aan de hand te doen, om die ééne gulden per lid los te krijgen? 3.Personen die in aanmerking zouden kunnen komen om voorgedragen te worden tot het bekleeden van het ambt van hoogleeraar in de economische geografie aan de Universiteit te Stellenbosch. Mr. C.B. Nogmaals Nederlanders en vreemdelingen. Herhaaldelijk ontvangen wij in den laatsten tijd van Fransche, Engelsche en Duitsche zaken prijslijsten en aanbevelingen in het Nederlandsch. We merkten al eens op, dat, al was het Nederlandsch niet altijd onberispelijk, we het in den vreemdeling prijzen, dat hij er de moeite voor neemt, zich tot Nederlanders in hun taal te richten, vaak zelfs ook geld er voor over heeft. Wij hebben al eenige aanzoeken gehad, om buitenlanders hierin behulpzaam te zijn: dat kost hun alleen briefvracht. Er zijn er evenwel ook, die hun mededeelingen laten vertalen: dat zal heel wat meer kosten! Steekt tegen dit alles niet treurig af een mengelmoes als: Sale van voile blouses tegen enorm verlaagde prijzen in een blousenhuis van een Nederlandsche zaak te Rotterdam? Dr. A. Kuyper over zuiverheid van taal. In zijn lezing Eenvormigheid, de vloek van het moderne leven, op 22 April 1869 in het Odéon te Amsterdam gehouden, merkt dr. A. Kuyper op, dat het niet aangaat alles wat uit vreemde landen komt te weren uit onze taal, om dan aldus voort te gaan: ‘Neen, maar wat we wel van den vreemdeling eischen kunnen, het is, dat hij, 's lands wijs 's lands eer, zich naar onze wetten gedrage. En nu, dat juist wordt gemist. Van Zuid en Oost en West overstroomen ze ons, en zoeken zich ongevraagd als huisvrienden bij ons in te dringen, en eens de deur binnen, dan vergeten ze alle vormen van kieschheid en spelen duchtig den baas, om met hun vreemde fratsen geheel het huishouden onzer taal in verwarring te brengen. En waarlijk, dat vandalisme heeft het in de vernieling onzer taalpracht reeds vèr gebracht. Lees ze maar, die advertentiën onzer lagere handelswereld, dat mengelmoes van een eigen taaltje, doorspekt en doorregen met een stel van dubbel-gekruiste basterdwoorden, die bij hen allen “voorradig” zijn. Om bij gebrek aan advertentiën zich de loef niet te laten afsteken, koelen de kleine courantiertjes hun spijt, door dat soort nieuwmodisch taalgeknoei op zekeren afstand in hun “leadingarticles” na te volgen. Dan komen de heele en halve vertalers van weinig gezochte romans. In menig stichtelijk geschrijf wordt bij voorbaat een proefje van dat ontzinde Hollandsch tot ver naar de achterbuurten gezonden. En zelfs menig geleerd werk, ja niet zelden de stukken van staatswege uitgegeven, leveren maar al te zeer het droevig bewijs, hoe die taalverdervende invloed zich in al wijder en hooger kringen bespeuren laat.’ Mr. C.B. Een Plicht. De consequentie is een plicht Voor ieder menschenkind, En wie die plicht met vreugd verricht Word' rijk en zeer bemind! Wie Hollandsch spreekt in eigen land Schrijv' Hollandsche adressen; Het Fransch menu zett' men aan kant, 't ‘Maison de Modes’ neem' lessen! De buitenlander eert ons niet, Als wij hier maar wat brabb'len; Hij geeft geen greintje meer crediet En lacht wat om ons babb'len! ‘Madame’ of ‘Mrs.’ schrijven wij, Of ‘Frau’, of soms ‘Signora’, Maar náár ons land van klei en hei: ‘Ma'mselle’ aan juffrouw Dora. Wij lezen van het merk N.F., Maar koopen lucifers uit Zweden, En p.p.c., p.c., p.f. Wordt dikwijls niet vermeden. Coiffeur of Cuisinier, tailleur Zijn welbekende vakken. Hoe mooi staat 't Fransch op raam of deur... Voor vreemde-taalmaniakken! Staakt, lieve lezers, toch het spel Met d'eer van 't eigen landje. O! Edward Bok doorzag ons wel, Hij gaf ons toch zoo'n standje! Wie Neêrlandsch is, schrijv' Neêrlands taal, En laat zich niet verdrukken. Wie zelf zich acht, (probeer 't één maal) Is meester van de stukken! Houdt toch uw eigen waarde in stand, Begunstigt niet de dwazen, Die, met miskenning van óns land, Ons met eens ánders taal verbazen. De consequentie is een plicht Voor alle menschenkind'ren, En wie die plicht met vreugd verricht, Laat' zich door niemand hind'ren! J.J.M. Geslachtsonderscheid. Wie zich rekent tot de voorstanders van de schrijfwijze van De Vries en Te Winkel, behoort zich ook wat het gebruik van de en den betreft aan die schrijfwijze te houden. In het dagelijksch leven kan mogelijk met de geslachtsonderscheidingen de hand worden gelicht, wie werkt voor de pers, getrooste zich de moeite, telkens als hij twijfelt aan het geslacht van een woord de woordenlijst te raadplegen. Hoe velen verzuimen dat! In een van onze degelijkste tijdschriften trof ik in een paar stukken, aan wier vorm voor het overige wel zorg besteed was, de volgende ketterijen aan: ‘met vollen kracht’, ‘tegenover een al te ruime voorraad geld’, ‘onder een politieken spits’, ‘duurzamen welvaart verzekeren’, ‘zich op een aanmerkelijke vooruitgang beroemen’ ‘van den voorkeur’, ‘in diepe onvrede'’, door de hartstocht’, ‘in deze Amsterdamsche kring’. Mr. C.B. Moet dit nu heusch Nederlandsch heeten? ‘Het tot stand komen van de P.E.G.E.M. is geheel gebaseerd op het principe, dat concentratie van productie leidt tot goedkoopen opwek van electriciteit.’ Aldus de directeur der G.E.W. (Alg. Hdsbld.) {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} Heel gaarne! De andere solist was een zekere Jan Nelissen, een zanger met een opmerkelijk-mooie bariton; hij zong uitsluitend Italiaansch en Fransch, doch in de pauze verzekerde men mij ten stelligste, dat hij Hollander van geboorte is. Hoe jammer, dat dergelijke begaafde artisten hunne moedertaal geheel verleeren. Hopen we, dat zij bij andere gelegenheden nog eens aan hun Nederlandsch zullen denken, dat zal een succesvollen avond als heden, zeker niet ten nadeele komen. Integendeel! (Vooral ook niet, als de verslaggever dan in zuiverder Nederlandsch verslaat. - T.C.) (De Tijd). Ingezonden. Gunstige teekenen? In 't Januari-no, van ‘Neerlandia’ trof ik onder dit hoofd 't bericht aan, dat in Gent en Oostende, dank zij een volteekend verzoekschrift van een deel der burgerij, het bestuur dier gemeenten niet eentalig Nederlandsch, maar ook in 't Fransch gevoerd zal moeten worden. Het verheugt mij daaraan te kunnen toevoegen, dat ook in Antwerpen 't vereischte aantal handteekeningen is verkregen. (Of dit met of zonder dwang van werkgeverszijde, dus oneerlijk of eerlijk geschiedde, komt er natuurlijk niet op aan). Ook hier is dus verhinderd, dat 't Nederlandsch de eenige officieële taal werd, al mogen kwade tongen beweren, dat Antwerpen 'n door en door Vlaamsche stad is. In dit verband zal 't den leden van 't A.N.V. zeker ook genoegen doen te vernemen, dat op de jongste groepsraadsvergadering (14 Januari te Utrecht) van Groep Nederland, namens de burgerafdeeling Rotterdam 't woord werd gevoerd door een bestuurslid der Alliance Française daar ter stede. Inderdaad prachtige teekenen voor de herlevende Groot-Nederlandsche Beweging! Delft, 18-1-1922. H.G.C. COHEN STUART. Al lokt de schampere toon van den inzender niet tot gedachtenwisseling, toch is het nuttig, onder de aandacht der leden van het A.N.V. te brengen, dat het bewuste bericht ten onrechte onder de rubriek ‘gunstige teekenen’ is opgenomen. Om de beteekenis ervan in het juiste licht te stellen hebben wij inlichtingen in Vlaanderen zelf ingewonnen. Van zeer vertrouwbare zijde schrijft men ons: ‘De wet van 31 Juli 1921 bepaalt uitdrukkelijk, dat het Vlaamsch (Nederlandsch) de officiëele taal is van alle gemeenten, gelegen in de prov. Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en de Brabantsche arrondissementen Leuven en Brussel. Alleen voor de Brusselsche agglomeratie wordt een aparte regeling voorzien. Wat nu het inzamelen van handteekeningen betreft, volgens de wet worden de berichten en mededeelingen, door de plaatselijke diensten van de provinciën en gemeenten of van de daaraan ondergeschikte openbare overheden, in de taal der gemeente of in beide landstalen gesteld. Tweetaligheid is dus altijd toegelaten. Voor deze berichten en mededeelingen is tweetaligheid verplicht in de gemeenten waar dit wordt aangevraagd door 20 pct. van de gemeentekiezers of door ten minste 15.000 gemeentekiezers in de gemeenten met meer dan 70.000 gemeentekiezers. Te Antwerpen, Gent en Oostende is men er in geslaagd het vereischte aantal handteekeningen te verkrijgen. Te Brugge is dit mislukt. Of al deze handteekeningen echt zijn en hoe ze verkregen werden wil ik hier maar liefst in het midden laten. Op de bepaling der wet betreffende de Vervlaamsching van den inwendigen dienst der besturen hebben dergelijke verzoekschriften echter geen vat. Ze slaan alleen maar op de berichten en mededeelingen aan het publiek.’ Wat de Alliance Française betreft, moeten wij er allereerst op wijzen, dat het optreden dezer Vereeniging in België hemelsbreed verschilt van dat in Nederland. Terwijl hier, voor zoover ons bekend, slechts lezingen en voordrachten worden gegeven, die zich bepalen tot de Fransche letteren en kunst, is dat in België geheel anders. Van dezelfde zijde, die we boven reeds aanhaalden, meldt men ons daaromtrent: ‘U vraagt mij hoe de Alliancc Française in Vlaanderen optreedt tegenover ons. Beslist vijandig. Alliance Française, Belgische Nationalisten, Parti de la Renaissance Nationale, Comité de Politique Nationale, 't is hier alles “koek één deeg” zooals het in het Vlaamsch luidt. Onlangs nog, tijdens de kiescampagne, heeft de Alliance Française gemeend een manifest tegen de vernederlandsching van de Universiteit te Gent en de nieuwe taalwet (door de A.F. “loi von Bissing” geheeten) te moeten uitplakken. Alle Braun's, Straussen en andere Vlaamschhaters in Vlaanderen zijn lid van de A.F. Geen enkel Vlaming maakt er deel van uit.’ Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat de Vlamingen geheel anders denken over de Alliance Française dan de meeste beschaafde Nederlanders, die over het algemeen tot dusverre zeker niet bekend waren met de houding dezer vereeniging in België. Elk warmvoelend Nederlander, die de groote beteekenis van een krachtig Vlaanderen voor onzen stam beseft, kan de bovengeschetste houding der Alliance Française niet anders als ten sterkste afkeuren. De sympathie voor deze Vereeniging zal er in Nederland zeker niet door worden verhoogd. Moeten de Nederlanders dan zoo ver gaan, zich het geestelijk voedsel te onthouden, dat de Fransche conférenciers hun brengen? Ieder make dat voor zichzelf uit. Wij weten, dat er onder de Nederlanders, die zich geregeld onder het gehoor dezer conférenciers scharen, vele krachtig nationaal voelenden zijn, die ons Verbond met raad en daad steunen. Red Ned. Indië op zijn best. Reizende met het s.s. ‘Montoro’ van Brisbane naar Darwin, praatte ik met den scheepsdokter over verschillende onderwerpen. Ons gesprek kwam ook op Ned. Indië. En hij zei: ‘I have been all over the Globe, and have studied in different parts of the world the Medical Service, but I can assure you those of the Dutch in Java are the best I ever saw.’ J.v.d. HAVE. Mededeelingen en Allerlei. De voertaal van ons Hooger Onderwijs. De lezers van Neerlandia zullen zich herinneren, dat in jaargang 1914 herhaaldelijk is ter sprake gekomen het geven van colleges aan onze Hoogescholen in een vreemde taal en dat het Hoofdbestuur te dezer zake een adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken zond met dringend verzoek aan den op dit gebied heerschenden misstand een einde te maken. In verband met beschuldigingen uit het anti-Vlaamsche kamp heeft het Hoofdbestuur het vorig jaar nog eens een onderzoek ingesteld naar den toestand der voertaal van ons Hooger Onderwijs. Wij laten hier de antwoorden volgen: Amsterdam (Sted. Univ.): De hoogleeraren in het {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} Fransch, Duitsch en Engelsch geven hun colleges in die taal, de hoogleeraren in het Latijn en Grieksch gedeeltelijk in die talen, één uithoofde van zijn buitenlandsche afkomst in het Duitsch, de anderen doceeren allen in het Nederlandsch. Amsterdam (Vrije Univ.): Van de levende talen wordt alleen in het Nederlandsch onderwezen. Delft: Geen der meer dan 70 hoogleeraren geeft les in een vreemde taal; de privaat-docent in het Spaansch doceert in deze taal. Groningen: Alle 47 professoren doceeren in het Nederlandsch, behalve die in de moderne talen, welke hoofdzakelijk de taal, die zij onderwijzen, gebruiken. Leiden: Geen der hoogleeraren bezigt als voertuig van zijn onderwijs een andere dan de Nederlandsche taal. Rotterdam (Nederl. Handels-Hoogeschool): Alle hoogleeraren geven les door middel van de Nederl. taal. Utrecht: Voertuig Nederlandsch; alleen enkele privaat-docenten in vreemde talen gebruiken de taal. die zij onderwijzen. Na dit zeer gunstig overzicht zal men moeilijk de beschuldiging kunnen handhaven, dat ons Hooger Onderwijs niet ten volle de leus gestand doet: in Nederland Nederlandsch! Nog minder, dat het Nederlandsch niet geschikt zou zijn alle wetenschappen te onderwijzen. Een sympathiek plan. Eenige oudere Zuid-Afrikaansche studenten der Handels-Hoogeschool te Rotterdam hebben zich bereid verklaard om beurte iederen Woensdagmiddag van 2-5 uur ten kantore der Commissie voor den Nederl. Zuid-Afrikaanschen Handel, Bezuidenhoutscheweg 30 te 's Gravenhage, aanwezig te zijn tot het geven van inlichtingen betreffende Zuid-Afrika. Nederland op zijn best. In het begin dezer eeuw werd door het Orthopaedisch Instituut te Bologna de prijs Humbert I ingesteld, welke elke vijf jaar wordt uitgereikt voor het beste wetenschappelijke werk of de beste vinding op het gebied der orthopaedie (behandeling van verkrommingen). De eerste maal werd deze prijs toegekend aan Professor Vulpius te Heidelberg. De vorige maand viel den eersten Nederlandschen arts, Dr. Murk Jansen, privaatdocent in de orthopaedie aan de Leidsche Universiteit, de onderscheiding ten deel. Een Hollandsch-Japansch woordenboek. De Bedrijscourant meldt, dat de Japansche kapitein ter zee, Matsuoba, Secretaris van het Hollandsch-Japansch Genootschap, een Hollandsch-Japansch woordenboek het licht heeft doen zien, dat is opgedragen aan Koningin Wilhelmina. Het is meer dan 100 jaar geleden, sinds in Japan het laatste Hollandsche woordenboek werd gedrukt. Verkeerd ingelicht. Eenigen tijd geleden verscheen in het Trade Supplement van The Times (Londen) een artikel, waarin werd gewezen op de vreedzame binnendringing van Duitschen invloed in Nederlandsch-Indië, als bewijs waarvan onder meer werd gewezen op de vermeende aanwerving van Duitsche leerkrachten voor het Indisch onderwijs. Honderden open plaatsen bij het onderwijs zouden sedert door Duitschers zijn ingenomen, terwijl een goede duizend in Indië korte voorbereidende cursussen zouden volgen. Naar aanleiding van dit bericht kan worden medegedeeld, dat inderdaad eenigen tijd geleden de vraag is overwogen of in verband met het tekort aan onderwijskrachten in Indië niet op beperkte schaal gebruik zou kunnen worden gemaakt van Duitsche leerkrachten. Aan het denkbeeld is echter nimmer uitvoering gegeven, terwijl daarvan sedert geheel is afgezien, in overeenstemming met de wenschen in het adres van het Hoofdbestuur van het A.N.V. aan den Min. van Koloniën gezonden. De Hollandsche kerk in Zuid-Afrika. Voor de leden der Afd. Kaapstad heeft Ds. J.P. van Heerden kort geleden een voordracht gehouden over ‘Enige biezonderheden uit de Geschiedenis van de Grote kerk, Adderleystraat’, waarin een voor ons volk hoogst aangename waardeering tot uiting kwam. De beminde leeraar der gemeente vatte deze aldus samen: ‘Wij mogen en kunnen niet vergeten, dat wij als kerk in Zuid-Afrika oneindig veel verschuldigd zijn aan de moederkerk in Holland. Holland heeft ons 'n Kerk gegeven. Holland heeft ons 'n Bijbel gegeven, en wel de Oude Staten Bijbel, 'n heilig boek, dat voor duizenden tot richtsnoer en troost is geweest, op alle zwerftochten door Afrika's woestijnen.... Dit en zoveel meer dan hier genoemd kan worden, zal de N.G. Kerk in Zuid-Afrika nimmer vergeten!’ Slordigheden. Herhaaldelijk bereiken ons brieven en briefkaarten met onnauwkeurige adressen of onvoldoende - om niet eens te spreken van onleesbare - handteekeningen. Postwissels zonder vermelding van den afzender of doel zijn evenmin zeldzaam. B.v. Iemand zond het vorig jaar 60 ct. per postwissel voor 4 stuks ‘Landkaartjes van België met taalgrens, naar aanleiding van bericht in Aug.-nr.’, maar vergat naam en adres er bij te voegen. Help zoo iemand eens aan het gevraagde! Het mooiste is, dat hij misschien de Administratie van het A.N.V. van nalatigheid beschuldigt. Nog een verzoek, aan onze vrouwelijke leden. Teekent uw brieven voortaan mej. of mevrouw, als ge wilt voorkomen dat U als heer wordt aangemerkt. Er zijn tegenwoordig zooveel dames met mannelijke ‘handen’, dat het schrift geen betrouwbare maatstaf is. Ten slotte een raad aan machineschrijvers en -schrijfsters: Hebt eerbied voor onze Hollandsche ij en vervang ze uit gemakzucht niet door de Grieksche. Het jaarverslag der Ned. K.v.K. voor Zwitserland wemelt ervan. Schuldige natuurlijk de kopij-tikker of -tikster. Nederl, tijdschriften voor het buitenland. Eenigen tijd geleden heeft het Hoofdbestuur zich tot den Minister van Buitenlandsche Zaken gewend met het verzoek abonnementen van Nederl. tijdschriften voor de buitenlandsche Universiteiten beschikbaar te stellen. Dezer dagen heeft het Departement geantwoord, dat blijkens een onderzoek van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen er reeds eene uitwisseling van wetenschappelijke uitgaven bestaat tusschen Nederlandsche en buitenlandsche Universiteiten. Voorts worden door het Nederlandsch Wetenschappelijk Centraal Bureau, gevestigd aan de Bibliotheek der Technische Hoogeschool, alle wetenschappelijke publicaties uit Nederland in ruil tegen vreemde publicaties verzonden, terwijl de Vereeniging ter verstrekking van Nederlandsche Wetenschappelijke Uitgaven aan het buitenland zich ten doel stelt Nederlandsche werken tegen verminderden prijs verkrijgbaar te stellen voor landen met lage valuta. Waar derhalve op dit gebied reeds zooveel wordt verricht, bestaat er voor de regeering geen aanleiding om bovendien nog abonnementen op Nederlandsche tijdschriften aan buitenlandsche Universiteiten te schenken. Nog eens Dr. Malherbe's ‘Gemie.’ Over het door Dr. Schepers in den vorigen jg. besproken wetenschappelijk leerboek van Dr. du Toit Malherbe, geschreven in het Afrikaansch, bevat Die Banier, bijblad van Die Brandwag, een beschouwing van D.J. du Plessis, die o.m. schrijft: {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Wat mij de eerste getref het bij die lees van hierdie boek is die maklike taal en stijl: lang sinne en moeilike woorde word nie gevind nie. Die inhoud word kort weergegee sonder onnodige omskrijwing. Dat die spelling vir dr. Malherbe baie hoofdbrekings gekos het, is seker, as ons net denk aan die veranderings wat die Afrikaanse spelling gedurig ondergaan. Oor die algemeen is die jongste Akademie-spelling gevolg.’ De beoordeelaar heeft wel aanmerkingen, maar zij doen ‘aan die hoge gehalte van die boek niks af’ en hij kan ‘met oortuiging hierdie werkie aanbeveel bij almal, wat belang stel in organiese skeikunde, bij almal, wat daarin onderwijs gee en wat dit bestudeer vir 'n eksamen.’ Landverhuizing. De Nederl. Vereeniging ‘Landverhuizing’, Bezuidenhoutschweg 30, 's-Gravenhage, heeft een geschrift uitgegeven, groot 24 blz. en handelende over ‘De landbouw in Zuid-Afrika en de vooruitzichten voor de vestiging van Nederlandsche landbouwers daar te lande.’ Gebruikte postzegels. Ontvangen zendingen van H.E.v.G., Ellecom; K.E.O., en H.J.V., 's-Gravenhage; Mrs. H.T., Tampico. Vraag om inlichting. Wie kan het juiste adres meedeelen van: J.S. Bosman, vroeger Pieterstraat 4, Utrecht (thans in Z. Afr.) H.H. Dunker, Boekhandelaar vroeger 'sHertogenbosch (thans in Z. Afr.) R. Gaspar, vroeger Sanderstr. 18, Würzburg. M.H. Heuff, vroeger Pension Primevère, Leysin. M. Beversluys, Journalist, vroeger Deventer. Victor Benning, vroeger Kaapstad (Z. Afr.) D.J. Vellema, vroeger ‘De Burger’ Boekwinkel, Kaapstad. I.R.A.W. Weenink, vroeger Pension Bellevue, Amstel 344, Amsterdam (thans in Indië.) Swerissen, vroeger Ingenieur b/d. Mineraloch-werke ‘Rhenania,’ Monheim. A. Sterner, vroeger p/a. Zuid-Ned. Handelsbank, Tilburg. J.J. Snel, vroeger Off. v. Gezondheid, Amersfoort. H. Kromhout, vroeger Vaandrig, Hoofdcursus, Kampen. G. van Lammeren, vroeger Rio de Janeiro. Dr. A.D. Fokker, vroeger Villa ‘Anita’ Arosa (Zwitserland.) J.F. van Hees, Journalist, Den Haag. W. Arntz, Directeur Plantage Voorburg (Suriname) Th.M. Insinger vroeger Heerengracht 11, Leiden. F.L.P. Hekker, vroeger Banco de la Habana, Havana, (Cuba.) Leonard Charles van Noppen, vroeger lecturer a.d. Columbia-University te N.-York. M. Moll vroeger Bergstraat 25b, Wageningen. Dr. A. Martens, vroeger Duinoord 19, Katwijk a. Zee. N.A.J. van Zanten, vroeger Claes de Vrieselaan 7a, Rotterdam. J.P. ter Weeme, Boekdrukker, vroeger Middensteiger 32, Rotterdam. H. Haspers, vroeger Mathenesserlaan 203a, Rotterdam. P. Blanken, vroeger Hendr. Sorchstraat 52, Rotterdam. J.J.v.d. Stadt, vroeger Laan Hofrust 11, Rijswijk. J.J.F.W. Lingmont, vroeger Corn. Trompstr. 5, Delft. G.U. d'Aumale Baron v. Hardenbroek, vroeger Curaçao. Jhr. J.A.E.A. van Panhuys, vroeger Mexico. N. Beets, vroeger Controleur B.B., Pandeglang. B.C. Huyser, vroeger Baarn. P.A.v.d. Werve, vroeger Bellamijstraat 31b, Utrecht. Mej. E. Wijt, vroeger Boezemsingel 218, Rotterdam. Mej. C. Visser, vroeger Eendrachtsweg 62, Rotterdam. Mr. G.H. Everwijn, vroeger Diergaardelaan 54a, R'dam. A.H. Overbeek, vroeger Boezemsingel 112, Rotterdam. H. Altmann, vroeger Wageningen (thans in Indië). Mevr. M. Wolsgaard-Iverson Insinger, vroeger Hellerup (Denemarken). P.J. Duetz, vroeger Sweelinckplein 8, Den Haag. Hendrik Cox, vroeger Noord Einde 10a, Den Haag. Gerard Zalsman, Concertzanger, vroeger Rotterdam. J. Asser, vroeger Prins Mauritslaan 46, Den Haag. F.N.J. Sandbergen, vroeger Avenue Concordia 51b, Rotterdam (thans België). Dr. A. Schillings, vroeger Aleidisstraat 87, Rotterdam (thans Indië). C.P. Visser; F. La Vos; F.D.v.d. Broek; N.H. Beun; J. Sonneveld; allen vroeger p.a. Petr. Mij La Corona, Tampico (Mexico). N.H. Struif, vroeger Winschoterstraat 5, Groningen. M.C.W. Thöne, vroeger Roosendaal. M. Josephson, vroeger Jul. van Stolberglaan 82, Den Haag. R. Callens, vroeger Badhuiskade 10, Den Haag, (thans België). P. Goossens, Handelsagent, vroeger Zuidwal 64a, Den Haag. J.L.P. Doezie, vroeger 527 Willow Ave, Hoboken. H.L. Evers, vroeger p.a. Trans Ocean Co., 32 Broadway, Nieuw York. Dr. J. Kalma, vroeger p.a. ‘The Aberdeen’, 17 West 32e Str. Nieuw York. C. de Witt, vroeger 329 Hudson Str. Hoboken. Jac. A. van Straaten, vroeger 770 5-14 Str. Brooklyn. R.v.d. Wey, vroeger Shepparton (Victoria, Australië). J. Trommels, vroeger c.o. Vestey Bros, Darwin (Austr.) J.L. Doornbusch, vroeger Raylwayconstruction, Nhill (Victoria, Australië). W.G.J. Verbaan, vroeger Hoofdonderwijzer, Haringkade 109, Scheveningen. J.E.A. de Vogel, Ingenieur, vroeger Anth. Duykstr. 60, Den Haag. H.E. Kies, vroeger p.a. Royal Netherl. West India Mail, Cristobal, Canal Zone. G.P. van Dam, vroeger Beambte b.d. Curaçaosche Handel Mij, Caracas (Venezuela). I. de Bruyn, vroeger p.a. fa. Boissevain & Co., 52 Broadway, Nieuw-York. D.v.d. Berg, vroeger 407a Monroe Str. Brooklyn N.Y. A.J.C. Buysman, vroeger Willemstraat 71, Den Haag. P. Das, vroeger Heuvelweg, Soest. W.A.C. Pont, vroeger Pension Groot Hertoginnelaan 143, Den Haag. J. Plügger, vroeger N. Parklaan 5, Den Haag. Ary van Leeuwen, vroeger Postlagerend, Weenen. Hub. Noots, vroeger via Monte Taysco 54, Rome. Mr. P.v. Regteren Altena, Adv. & Proc., vroeger Middelburg. J.G.M. Richter, vroeger Maliesingel 51, Utrecht. Comité voor Ned. kinderen in den Vreemde. 62e Opgave van 1-31 Dec. '21. Dank voornamelijk aan den flinken steun der instelling N.R. te N.N. welke steun weldra ophoudt, konden wij in de afgeloopen maand aan ontvangsten boeken f 9102.15 en Mrk. 420.- hetgeen met vorige opgaven maakt een totaal van f 414632,18½ en Mrk. 36138.- waartegenover stonden de uitgaven in de afgeloopen maand van f 4137.33 en Mrk. 3349.55. De bijdragen van particuliere zijde zijn zeer afgenomen, en bedroegen in deze maand slechts f 1196.25, zoodat wij zonder bovengenoemden kachtigen steun een belangrijk tekort zouden hebben, en dit terwijl de vraag om steun en naar verpleging hier te lande nog onverminderd aanhoudt. Over eenige dagen komt weer een tamelijk groot transport {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} naar het Vaderland; een klein aantal kinderen keert terug naar de ouders. Nu het nieuwe jaar aangebroken is, hopen wij met nieuwe kracht onzen arbeid te kunnen voortzetten en daarom vragen wij opnieuw en dringend steun van elk welgezind Nederlander voor kinderen van Nederlandschen Stam in het belang van die kinderen en in het belang van den Nederlandschen Stam. Men zende zijne bijdragen aan den Penningmeester van het Comité S. VAN LIER Ez. Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. Nieuwe leden. Groep Nederland. Gewone leden. Jhr. Mr. B.D. de Jonge van Ellemeet, Rijksarchivaris, Haarlem. Opg. door den heer H.E. Knappert, Haarlem. Prof. Dr. G.C. van Walsem, Julianastr. 47, Haarlem. Opg. door Prof. Dr. A.A. van Schelven, Haarlem. R.W. Lieve, leeraar H.B.S., Kweekerijweg 22, Haarlem. Opg. door den heer F.W. Niemann, Haarlem. A. Valkenburg, Waldeck Pyrmontkade 29, Den Haag. J. Cohen, Hofwijckplein 14, Den Haag. W.A. Segboer, Elandstraat 73a, Den Haag. A.T.A. Heyting, Gr. Hertoginnelaan 81, Den Haag. Mej. G.W. Stoof, 1ste v.d. Boschstraat 27, Den Haag. Mevr. Belmer, Thomsonlaan 3, Den Haag. Mej. Van Kleef, W. de Zwijgerlaan 33, Den Haag. Mej. A.W. Keukenmeester, Elandstr. 74 II, Den Haag. Jef Hillemans, Hofwijckplein 12, Den Haag. Mej. M. Besanger, Laan v. Meerderv. 374, Den Haag. Dames Rumpt, Papestraat 3, Den Haag. Mevr. M.C.E. Ovink-Soer, Kerkhoflaan 7, Den Haag. Mej. S.N. Bühler, Leuvenschestraat 79, Den Haag. J.P. van Steenes, Chasséstraat 70, Den Haag. W. Maan Jr., L. van Meerdervoort 53 c, Den Haag. J.E. Berkenbosch, Hugo de Grootstr. 33, Den Haag. Tony Kerremans, Prinsenstraat 14, Den Haag. Mej. Eug. v.d. Zweep, Jul. v. Stolberglaan 58, Den Haag. E.J.H.J. Schut, Valkenboschlaan 79, Den Haag. J.G.L. Berlott, Spaarnestraat 4, Den Haag. Mevr. Dolder, geb. v. Meerten, Elandstr. 74, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Afdeeling Den Haag. B. Jacobs, Hoogstraat 41, Wageningen. Opg. door den heer H.F.C. Smeulders, 's-Hertogenbosch. Mej. H.B. Wijtenburg, onderwijzeres, N. Vlissingsche Weg, Middelburg. Opg. door den heer J. Wijtenburg, Middelburg. Mevr. Medenbach de Roy, Annastraat 3, Oosterbeek. Opg. door mej. Pijzel, Oosterbeek. Studenten-afdeelingen. H.H. de Kadt, Lange Nieuwstraat 23, Schiedam. V.L.A. Razoux Schultz, Reinkensraat 70, Den Haag. A.C.J. Huge, Oude Langendijk 7, Delft. Mej. W. van Santen, Hugoplein 1, Delft. Allen opg. door het Best. der Stud.-Afd. Delft. H. de Buck, litt. docts., Oude Kijk in 't Jatstraat 12, Groningen. S. van Niekerk Gouws, N. Boteringestr. 8, Groningen. Opg. door het Best. der Stud.-Afd. Groningen. Groep Ned. Indie. J.C.A. Gabrielse, res.-luitenant O.-I.L., p/a. Dept. van Oorlog, Batavia. Opg. door den heer J. Wijtenburg, Middelburg. R.A.E. Snethlage, ing. S.S., Makassar. Opg. door den heer Gesner v.d. Voort, Dordrecht. Groep Suriname. Mr. K.J.v. Erpecum, advocaat-generaal, Paramaribo. Dr. M. Jessurun, tandarts, Gravenstraat, Paramaribo. Tj. Meurs, koopman, Oranjebazar, Zwartenhovenbrugstraat, Paramaribo. Taytelbaum, student, Paramaribo. P. Terlaak, landbouw-ingenieur, Heerenstr., Paramaribo. J. Curiel, districts-klerk, Combe, Paramaribo. Allen opg. door het Best. van Groep Suriname. Buitenland. Gewone leden. Ir. G.E. Mathijsen Gerst, United British Oilfields of Trinidad, Point Fortin (Trinidad). Louis A. Luhrs, Calle Tacopac 1, San Angel D.F. (Mexico). Dr. J.B. Akkerman, Apartado 991, Mexico D.F. W.F. Witte, Apartado 991, Mexico D.F. I. Haringman, Apartado 991, Mexico D.F. C.F.W. Luca, Apartado 991, Mexico D.F. R.H.v.d. Molen, Apartado 991, Mexico D.F. M.J.v.d. Brink, Apartado 991, Mexico D.F. W.F.J. Keuchenius, Apartado 991, Mexico D.F. A.J. Maal, Sadi Carnot 85, Mexico D.F. G.C. Kolff, 2 a de Mesones 27 altos, Mexico D.F. J.B.A.G. Maat, Sadi Carnot 85, Mexico D.F. A.D. de Roo, Calle Versalles 16, Mexico D.F. Allen opg. door den heer A.C. Zur Haar, Mexico D.F. Lic Francisco G. de Cosio, La Sullivan 9, Mexico D.F. Opg. door den heer P.A.v.d. Mersch, Mexico D.F. W.F. Lommerse, Concord, Mass, N.-Am. J.R. van Julsingha Blinck, Box 1113, Tampa (Florida) V.S.v.A. Jacob Meyer, Moor Haven, Fla (V.S.v.A.). Allen opg. door het Best. der Afd. Nieuw Nederland. B. Sellmeyer, p/a. Astra Romaña, Ploesti (Roemenië). Opg. door het Bestuur der Afdeeling (Roemenië). Mevr. Dal, Bennet Str., East Perth (Australië). Opg. door mevr. A. Semmens-Siebenhaar, Claremont. D.C.F.v. Eendenburg, vertegenw. der Philips' Gloeilampenfabriek, Uggleviksgatan 11, Stockholm. Opg. door den heer J. Rippe, Stockholm. Mevr. J. Zwager, p/a. Capt. J. Steggal, P.O. Napier, Hawkesbay, Nieuw Zeeland. Opg. door den heer J.v.d. Have, Mundulbera. Kolonel Jhr. E.T.M. Wittert, Victoria Str. 12, Berlijn. H. Oswald, p/a. A.C. Le Roux, Derry Road, Rondebosch (de Kaap) Z.-Afrika. George Brebner, Professioneel Assistent van de Kroon, Vervolger Hooggerechtshof, Johannesburg (Transv.). Mevr. A.G. de Jongh v. Polsbroek, ‘Ripley’, Milner Road, Zeepunt, Kaapstad (de Kaap). Mej. M.v.d. Hidde, ‘Ripley’, Milner Road, Zeepunt, Kaapstad (de Kaap). L.A. Gerritsen, Gerritsen's Hotel, Langstraat, Kaapstad (de Kaap) Z.-Afrika. J.J. Fourie, Deanstr. 2 Kaapstad (de Kaap) Z.-Afrika. D.H.P. Breek, p.a. ‘De Burger’, Keeromstr. Kaapstad (de Kaap) Z.-Afrika. Paul Ribbink, Bibliothecaris van het Parlement Kaapstad (de Kaap) Z.-Afrika. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Kaapstad. (Wordt vervolgd). N.B. Een lange lijst van nieuwe leden der Jongel.-Afdeelingen moet tot het volgend nummer blijven liggen. Vraag: Leden van het A.N.V. stond Uw naam al eens in zulk een lijst achter Opg. door? {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 3. Maart 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Het hoogste gemeenschapsgevoel, dat als zuiver menschelijk medegevoel naam mag hebben, zonder dat het zich in het onbepaalde verliest, heet vaderlandsliefde. G.J.P.J. BOLLAND. † INHOUD: Laat onze vlag 1 April wapperen. - Christiaan Rudolph de Wet †, door Dr. W. van Everdingen. - Washington en wij, door C.K. Elout. - Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 4 Februari. - Buitenland: De Nederlanders te St. Moritz, door Mr. J. Oordt. - Roemenië. - Nederland: Nederland op zijn best. - Prof. G.J.P.J. Bolland †, door v.S. - Prof. Dr. H. Blink. - Van de Afdeelingen. - Insulinde: Intellectueele werkkrachten. - Een nieuwe naam voor Nederlandsch Oost-Indië, door Dr. W. van Lingen. - Vlaanderen: Uit de Takken. - Een sympathieke daad van den Ned. gezant te Brussel. - De Vernederlandsching van de Universiteit te Gent. - Vlaamsche wetenschappelijke congressen. - Genootschap van Vlaamsche componisten. - Vlaamsche Front. - Taalcommissie. - Ingezonden: Taal-Bolsjewis me, door Dr. H. de Warssel van Cingelshouck. - Het Nederlandsche Kinderlied, door K.E. Oudendijk. - In naam van Oranje, door S. van Lier Ez. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe leden. - Comité v. Ned. Kinderen in den Vreemde. - Advertenties. Laat onze vlag 1 April wapperen! Den 1en April zal het 350 jaar geleden zijn, dat onze dappere Watergeuzen Den Briel namen. Dit belangrijk feit in onze geschiedenis mag niet onopgemerkt voorbij gegaan worden. Daarom laat de driekleur 1 April wapperen! en wekt Uw vrienden en bekenden op ook dien dag te herdenken. Christiaan Rudolph de Wet. (Geb. 7 Oct. 1854. gest. 5 Febr. 1922). ‘Werk, terwijl dit dag is.’ {== afbeelding CHRISTIAAN DE WET. (Naar een teekening van Thérèse Schwartze)==} {>>afbeelding<<} Het overlijden van generaal De Wet is in de Dietsche landen met groote ontroering, overal elders, niet het minst in Engeland, met belangstelling, ja deelneming, ontvangen. Daar is geen figuur uit den Boerenoorlog zoo bekend als De Wet, geen, wiens romantische avonturen hem meer tot een held, tot een aanvoerder, tot een ontzagwekkend persoon stempelden, naar wien de vereering zijner volgelingen zoo onvoorwaardelijk uitging als naar Oom Chrisjan, the flying Dutchman, the daring beggar, wien de Britsche tegenstander gaarne de hulde bracht van een loyaal vijand te wezen. De Wet was een veldheer bij Gods genade, niet te vergelijken met een Hindenburg, een Foch of een Haig, doch een volstrekteenige bevelhebber onder de vele groote mannen, die den strijd der luttele Boeren tegen het overmachtig Albion met zijn tallooze heerscharen hebben volgehouden. Eenvoudig en sober, onverzettelijk en koen, geloovig en kinderlijk-vertrouwend in het beleid van zijn ‘Vader’, President Steyn, heeft hij niet alleen Vrijstaters. Transvalers en Kapenaars bezield met zijn machtig geloof in de onafhankelijkheid, maar evenzeer de buitenlandsche vrijwilligers van de burgers, die een onvergetelijken indruk van zijn geweldige persoonlijkheid naar huis hebben meegebracht. Zijn gevatheid, zijn geestigheid, zijn gezonde humor waren zelfs onder de Boeren - die terecht den naam hebben deze kostelijke gaven zoo ongekunsteld te kunnen tentoonspreiden - algemeen vermaard. Doch hoog boven al die deugden stond zijn hartstochtelijke liefde tot het vaderland, eerst in den strijd om de onafhankelijkheid, daarna {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} in afhankelijkheid van Engeland, betoond in zoo onvolprezen mate van zelfverloochening, dat de wedergade ervan nimmer en nergens gevonden is. Vóór het sluiten van den vrede van Vereeniging was De Wet de laatste aanvoerder, die daartoe bewogen moest worden, die, schier stervend van smart over den smaad der overgave, wegkrimpend onder het nameloos leed, dat uitlaaide in de onsterfelijke woorden van den edelen De la Rey: ‘Gij spreekt van geloof - wat is geloof? Heere, Uw wil, niet mijn wil geschiede!’ - het zwaarste offer zijns levens gebracht heeft. De Wet heeft het langst van de oude leiders zijn taak volvoerd. De la Rey werd ontijdig uit het leven weggerukt, Botha was tot zijn dood de gevierde Britsche minister, De Wet, de derde van de beroemde trits, die zoovele ouderen van ons gekend, gezien en gesproken hebben, en van wie de jongeren gehoord hebben als de meest roemruchtige vertegenwoordigers van het Hollandsche ras in Zuid-Afrika in dien oorlog op het eind van de negentiende eeuw, De Wet was bestemd om haast nog grooter beproeving te dragen nà den oorlog. In de rebellie van '14 verhief hij zich na lang en ernstig beraad, werd mede rebel, nagejaagd, schier doodgejaagd en gevangengenomen, in den tronk geworpen en veroordeeld - zestig jaren oud, maar nòg een jong kerl, ongebroken en onverzwakt van geloofsovertuiging voor zijn goed recht: ‘Hul het my vir ses jaar gevonnis, maar dis is jammer, dat hulle my nie vir twaalf of dertien jaar gestraf het nie, want dit sou nog meer gehelp het om my volk aanmekaar te ruk.’ Zelfs was hij ontstemd, dat zijn vrienden wisten te bewerken, dat hij geen ‘bandietpak’ hoefde aan te trekken...... Na elf maanden op parool vrijgelaten liet hij geen gelegenheid ongebruikt om zijn volk de verheven geschiedenis der vaderen voor te houden en - evenals President Kruger - de Afrikaners te bezweren de heilige tradities van hun ras ongerept te bewaren. Hoe treffend getuigde hij daarvan aan het graf van zijn welbeminden President Steyn op 3 December '16, en sinds dien nog zoo vele malen. ‘De Wet’ - zoo getuigt de kort geleden verschenen levensbeschrijving van hem - ‘was die ongekunstelde man van die breë vlaktes, wat leef in die sedes en aspirasies en godsdiens van die Voortrekkers.’ Goed en bloed heeft hij op het altaar des vaderlands geofferd - nog in de rebellie verloor hij een zijner zonen - doch nooit heeft het hem doen aarzelen welken weg hij moest inslaan, wijl zijn geweten en zijn vroom gemoed hem duidelijk en onweerstaanbaar tot gids strekten. En nu hij gestorven is, klinkt daar uit het graf van den grooten Afrikaanschen vaderlander, tegelijk waarschuwend en {== afbeelding DE WET ALS BOERENGENERAAL.==} {>>afbeelding<<} toch verzoenend, zijn krachtig en waarachtig woord tot zijn volk: ‘Werk, terwijl dit dag is, maak groot die volk van Suid Afrika - dit kom nie daarop aan van watter afkomst nie, solank hulle Suid Afrika as hulle land beskou.’..... In de Geschiedboeken van den Dietschen Stam zal de naam van Christiaan de Wet met gulden letteren gegrift worden. Hij ruste in den vrede, dien hij bij zijn leven nimmer gezocht heeft.... VAN EVERDINGEN. Beyers-oord, Bilthoven. Rouwbeklag. Het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond heeft de vorige maand den volgenden brief verzonden: Aan Mevrouw Wed. Christiaan de Wet, De Wetsdorp (Zuid-Afrika). Mevrouw, Met groote ontroering hobben wij de doodstijding vernomen van Uw echtgenoot, den door heel de wereld hoog vereerden held uit den Boerenoorlog. In het bijzonder allen, die behooren tot den Nederlandschen stam, hebben tegen hem opgezien als een, die voor de onafhankelijkheid van zijn volk heeft gestreden en geleden als weinigen en zich onvergankelijken roem heeft verworven. Door zijn schitterend voorbeeld heeft hij de Nederlanders en hunne stamverwanten nieuwe kracht gegeven, den moed om verder te strijden voor de verhooging hunner beteekenis in de rij der volken. {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond weet namens al zijn Nederlandsche, Vlaamsche en Afrikaansche leden te spreken, als het U zijn diepgevoelde deelneming betuigt met het groote verlies dat U en de Uwen, dat heel de Nederlandsche stam heeft geleden door het verscheiden van Uw onvergetelijken echtgenoot. Namens het Hoofdbestuur DE KANTER, Algemeen Voorzitter. FORTMAN, Algemeen Secretaris. Dordrecht, 7 Febr. 1922. Washington en wij. Er is wel heel wat veranderd, door den oorlog, in Nederlands positie in Europa. En in de opvatting van ons, Nederlanders, omtrent die positie. Voorheen was het ons aangenaam als Europa ons maar zooveel mogelijk vergat; elk ‘meedoen’ (zooals in de zaak van Venezuela, die van Marokko of die van de Noordzee-conventie) joeg eigenlijk den meesten onzer het kippevel op 't vleesch. Hoe minder we ‘over de tong gingen’, hoe liever. En, gelijk de vrouw in het bekende ouderwetsche gezegde, scheen in onze schatting ook het land 't gelukkigste te zijn waarvan het minst werd gesproken. Dat is door den oorlog veranderd. De geweldige beteekenis van onze strategische ligging werd ons al heel gauw duidelijk, die van onze economische plaats hebben wij zelfs aan den lijve gevoeld. En zooals de bourgeoisgentilhomme, die tot zijn verbazing ontdekte dat hij proza sprak, hebben wij, door den oorlog, ontdekt.... dat we zoowaar wat beteekenden in Europa. En niet zoo heel weinig. Wij, die voorheen niets wilden wezen en genoopt werden te erkennen dat we, ondanks onszelven, toch iets waren, hebben die rol van ‘iets’ toen maar aanvaard. Sedertdien congresseeren we met Europa en de wereld mee, boeken diplomatieke successen in Parijs, economische in Brussel (plan-Ter Meulen), presidiale in Genève, internationaal-rechtelijke in Den Haag (ik vergeet zeker een paar successen) en onze Minister van Buitenlandsche Zaken (wiens voorgangers verstilden in 't hoekje van 't Buitenhof) schiet ons zoo bliksemsnel voorbij op zijn doortochten door ons land van de eene hoofdstad naar de andere, dat het ons weldoet, in de illustraties telkens weer te kunnen gewaren, hoe hij er uitziet. Haast zullen we hem kunnen toezeggen wat Braakensiek in een prent eens door een onderdaan van wijlen Leopold II deed spreken tot dien Koning-van-vele-besognes: ‘Hewel Polleken, als ge seffens weer de Keuning zijt, zullen we oe nie' meer kennen.’ Dit is maar gekheid. 't Is heel goed dat deze Minister niet op zijn stoel blijft zitten en Nederland, in waardigheid en eenvoud, overal laat wezen - waar de anderen zijn. We zijn ‘iets’. Laat ons leven! * * * Zoo hebben we ons dus ook in Washington getoond. Waarachtig, als we ergens moesten wezen, dàn dáár! Daar zouden de problemen behandeld worden, die over den stillen Oceaan gespannen zijn en de bewapening waaraan ze zijn gespannen, en wij, groote Mogendheid daarginds, wier kolossaal gebied ligt op het knooppunt van die spanningen, wij zouden over ons heen moeten laten praten? Die tijd is voorbij. En zoo hebben ook wij onze plaats aan de tafel te Washington gekregen - zij 't ook de bescheidene, die past aan een Aziatische mogendheid, die daar feitelijk zonder bewapening is. Wat heeft nu Washington ons opgeleverd? Tweëerlei algemeen en één bijzonder voordeel. Het eerste algemeene voordeel is dat van de stuiting der maritieme bewapening van de groote Zuidzee-Mogendheden. Ik acht dat het kleinste van de twee algemeene voordeelen, omdat niet de bewapeningen maar de gezindheden de voornaamste aanleidingen tot oorlogen zijn. Veertig jaar lang is Europa tot de tanden gewapend geweest - en bleef nochtans de vrede bewaard.... daar de gezindheid tot oorlog niet sterk genoeg was. Gedurende al dien tijd hebben we in Europa slechts Balkan-oorlogen beleefd. Eerst toen, met het Fransch-Russische verbond, later aangepunt met de Fransch-Engelsche Entente, de machtsverhoudingen geheel werden veranderd, kon de spanning allengs tot óverspanning uitrekken - die ten slotte springen moest. Wij hebben, al dien tijd, veiliger geleefd te midden van de gewapende reuzen dan men 't aan den Balkan deed tusschen de - oorlogzuchtige! - dwergen. Maar een zeker gevaar steekt er in zware bewapening altijd. En daarom beteekent stuiting van bewapening wel eenige vermeerdering van veiligheid... voor den ongewapende, die daartusschen woont. Van veel meer beteekenis voor de rust in de Zuidzee en dus voor de veiligheid van onzen Archipel acht ik echter het tweede voordeel van algemeenen aard dat Washington gebracht heeft: de overeenkomsten, die gesloten zijn tusschen de ‘Big Four’: Engeland, Amerika, Japan en Frankrijk. Overeenkomsten omtrent speciale punten als die betreffende het eiland Yap en de vlootbasis. En de overeenkomst van algemeenen aard, waarbij de vier mogendheden verklaren, elkaars gebied daarginds te willen eerbiedigen, geschillen in onderling overleg te willen {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} oplossen en elkaars gebied tegen aanranding door anderen te willen beschermen. Dit, en misschien vooral het feit, dat deze overeenkomst tusschen alle groote Zuidzee-Mogendheden is in de plaats gekomen van die tusschen Engeland en Japan, welke gevaarlijk voor de twee anderen wezen kon, heft wel niet alle spanningen over de Stille Zuidzee op, maar geeft toch wel zooveel ontspanning, dat hierdoor de naaste toekomst voor onze Oost zeer wezenlijk is verhelderd. Daarbij is voorts, als voordeel van bijzonderen aard voor Nederland, de verklaring gekomen, die door Minister van Karnebeek van elk der ‘Big Four’ is verkregen en waarvan ik het slot, waarop het aankomt, hier letterlijk aanhaal: ‘Aangezien Nederland geen onderteekenaar is van het bedoelde tractaat en de Nederlandsche bezittingen in het gebied van den Stillen Oceaan dientengevolge niet in deze overeenkomst zijn begrepen, wenscht de Regeering van (de Ver. Staten van Amerika 1) begeerig iedere gevolgtrekking, welke in strijd zou zijn met den geest van het verdrag, te voorkomen, te verklaren, dat zij vast besloten is, de rechten van Nederland met betrekking tot zijn insulair bezit in het gebied van den Stillen Oceaan te eerbiedigen.’ Nu kan men in plechtige verklaringen en beloften in de internationale politiek geen onbeperkt vertrouwen stellen. Maar deze verklaring heeft, ook in verband met de overeenkomst tuschen het Groote Kwartet, toch stellig beteekenis. Ze is een rechtstreeksche waarborg voor de veiligheid van Insulinde, gevoegd bij de indirecte van het Viervoudig Verbond. En daarom meen ik te mogen zeggen: Washington heeft een dubbele verheldering van den politieken horizon in 't Verre Oosten gebracht. Waarmee we ons mogen gelukwenschen... En onzen Minister óók! C.K. ELOUT. Overzicht der Hoofdbestuursvergadering van 4 Februari te 's-Gravenhage. Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter; Jhr. Mr. J.L W C. von Weiler, Onder-voorzitter; Mr. B. de Gaay Fortman, Secretaris-Penningmeester; Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink, J.S.C. Kasteleyn, Dr. W. van Lingen, Kapt. K.E. Oudendijk, Mr. K.M. Phaff, C. Statius Muller, Th.G.G. Valette en C. van Son, Administrateur. De Voorzitter opent de vergadering met een woord van welkom aan het nieuwe lid, den heer Phaff, vertegenwoordiger van Groep Nederland. De Voorzitter is ervan overtuigd, dat de heer Phaff zijn beste krachten zal inspannen om ertoe mede te werken, dat het A.N.V. in een goede richting wordt geleid. De heer Phaff betuigt zijn dank voor die woorden en verzekert, dat hij zijn beste krachten aan het welzijn van het A.N.V. zal geven. De Voorzitter wijdt nu eenige woorden van erkentelijkheid aan de leden, die uit het Hoofdbestuur zijn getreden, n.l. Mevr. Veen-Brons en Generaal Schönstedt. Besloten wordt aan beiden namens het Hoofdbestuur een brief te schrijven om hen te bedanken voor het vele, dat zij voor het A.N.V. hebben gedaan. Punt I. De notulen der vorige vergadering worden goedgekeurd. Punt II. Samenwerking met den Bond van Nederl. Vrijwillige Burgerwachten en den Nederl. Bond voor Lichamelijke Opvoeding. De Voorzitter deelt mede, dat het Dag. Bestuur een brief heeft ontvangen van het Bestuur van den Bond van Nederl. Vrijwillige Burgerwachten, behelzende een uitnoodiging voor het houden van een bespreking over de mogelijkheid van samenwerking met het A.N.V. voor het voeren van een krachtige nationale propaganda in ons land. Het Dag. Bestuur stelt voor op het denkbeeld propaganda in te gaan en deze overeenkomstig het verzoek van den Bond voorloopig in handen van het Hoofdbestuur te houden, om later te overwegen of deze arbeid mogelijk beter aan Groep Nederland kan en moet worden toevertrouwd. Na eenige gedachtenwisseling wordt in dien geest besloten. De Voorzitter deelt in verband met deze verkregen samenwerking nog mede, dat het Dagelijksch Bestuur voortgaat te trachten nauwer aansluiting te verkrijgen met andere instellingen, eveneens werkende op nationaal gebied. Thans zal onderzocht worden de wenschelijkheid en mogelijkheid van samensmelting der organen van die instellingen en een proef worden genomen met periodieke samenkomsten van de voorzitters en secretarissen. De vergadering betuigt hiermede haar instemming. Punt III. De herdenking van het 25-jarig bestaan van het Verbond (Mei 1923). De Voorzitter deelt mede, dat de Commissie van voorbereiding der viering van het 25-jarig bestaan het denkbeeld heeft geopperd, de feestelijkheden te Dordrecht te doen plaats vinden. Tegen de keuze dezer stad worden verschillende bezwaren geopperd. Het A.N.V. moet zijn feest vieren op een zoo ruim mogelijk terrein met medewerking van verscheiden kringen. De kans daarop wordt grooter geacht in Den Haag of Amsterdam. Na eenige bespreking wordt Amsterdam gekozen. Ten slotte keurt de vergadering het denkbeeld goed om de tentoonstelling van het A.N.V. zoo mogelijk ook in samenwerking met het plan-Van der Ven te Arnhem te houden. Punt IV. De toestand der Boeken-Commissie. De Voorzitter zegt dat de Boeken-Commissie den laatsten tijd meermalen een punt van bespreking in het Dag. Bestuur heeft uitgemaakt in verband met het stilleggen der werkzaamheden tengevolge van geldgebrek. Het D.B. stelt voor den heer Van Everdingen nogmaals te schrijven dat desnoods met halve kracht doorwerken beter is dan niets doen, waardoor de organisatie noodwendig moet verloopen. Eenige leden vragen inlichtingen over de verhouding der Boeken-Commissie tot het Hoofdbestuur. De Voorzitter antwoordt dat de Boeken-Commissie een instelling is van het A.N.V. en dus aan het Hoofdbestuur de beslissing komt over ingrijpende maatregelen. De vergadering machtigt het D.B. stappen te doen om de B.C. weer in gang te zetten. Punt V. De toestand van Groep Nederland. Bestuurswisseling. De Voorzitter herinnert eraan dat van het Hoofdbestuur meermalen brieven aan het Groepsbestuur zijn uitgegaan {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} om de Groep tot betere organisatie en verhoogde werkzaamheid te brengen. Zoolang de leiding niet in handen is van zeer invloedrijke werkzame personen, zal weinig worden bereikt. Mr. Phaff heeft toegezegd als tijdelijk voorzitter daartoe pogingen aan te wenden, vooral om een goed krachtig voorzitter te krijgen en is daarvoor al werkzaam. Punt VI. Voorstel van Kapt. Oudendijk: De vergadering drage aan het Dag. Bestuur op een brief, in den geest van den navolgenden, te richten tot de besturen der opnieuw gevormde afdeelingen (Takken) van het A.N.V. in Vlaanderen en tot hen, die in Vlaanderen voor de herleving van het A.N.V. werken: ‘De Groep Nederland acht het voor de vervulling van haar taak noodig, dat haar reglement grondig worde herzien. Zij wil daartoe evenwel niet overgaan, voordat de herziening van de Bondsstatuten, die reeds sedert 1916 aanhangig is, haar beslag heeft gekregen. Het Bestuur van Groep Nederland acht het evenwel met het oog op den toestand van de Groep noodzakelijk, dat de reglementsherziening zoo spoedig doenlijk plaats vinde. Het H.B. is eveneens van meening, dat de herziening der statuten spoedig moet plaats vinden, evenwel zoo eenigszins mogelijk met medewerking van de Vlaamsche groep. In verband hiermede geven wij U in overweging, het daarheen te leiden, dat Uw Groep zóó spoedig, zij het ook slechts met enkele takken, weer is opgericht, dat uiterlijk den...... vertegenwoordigers van Uw Groep in het H.B. aan de herziening der statuten kunnen medewerken.’ De Voorzitter verwondert zich eenigszins over het feit, dat dit voorstel van den heer Oudendijk komt, daar deze juist in de vergadering van 5 November 1921, nadat de 2e lezing der nieuw ontworpen statuten in behandeling was genomen, opschorting had voorgesteld om de Vlamingen alsnog gelegenheid te geven na de te verwachten heroprichting der Groep aandeel in de statutenwijziging te kunnen nemen. Het D.B. ontraadt het stellen van een termijn, daar alleen tak Brussel wederom goed is georganiseerd. De Groepsvorming forceeren zou het A.N.V. voor goed schade doen. Het moet een vereenigingspunt worden voor alle Vlamingen die cultureel met Nederland willen samenwerken en daarvoor moeten de invloedrijkste mannen aan het hoofd komen en de leiding nemen. Wij moeten dus afwachten. Niets belet intusschen Groep Nederland haar reglement naar onmiddellijke behoeften te herzien. De heer Oudendijk licht zijn voorstel toe. Het heeft geen andere bedoeling dan de stemming van de laatste Groepsraadsvergadering tot uiting te brengen. De gedachtenwisseling was daar verward en spr. zag in een motie der Afd. Rotterdam een veronachtzaming der Vlaamsche belangen. Na hetgeen door den voorzitter in het midden is gebracht, trekt spr. zijn voorstel in. Men weet dat spr. meer hecht aan krachtig werkende besturen dan mooie reglementen. Dat de hinderende bepalingen van het Groepsreglement kunnen worden onschadelijk gemaakt, blijkt uit het voorstel Den Haag, waardoor de dure bijeenkomsten van den Groepsraad voor 1922 tot één zijn teruggebracht. De Voorzitter dringt er, wat Groep Nederland betreft, nog op aan, dat krachtig een gezonde reorganisatie ter hand worde genomen: Afdeelingen alleen daar waar een opgewekt plaatselijk verbondsleven mogelijk blijkt, de andere opheffen, vooral werken met vertegenwoordigers in verschillende centra van het land en een of meer propagandisten, die met voordrachten, films en dergelijke door het land trekken. De heer Phaff erkent dat dit er op papier mooi uitziet, maar de werkelijkheid is anders. Belangstelling wekken en leden werven - spr. heeft het bij ondervinding geleerd - is in dezen tijd vooral heel moeilijk en de propaganda, zooals de voorzitter zich die denkt, is vóór alles een kwestie van geld, dat er niet is. Toch zal spr. als tijdelijk Groepsvoorzitter in de gewenschte richting sturen. De Voorzitter wijst erop, dat, als volgens zijn denkbeeld wordt gewerkt, het Groepsbestuur over ruimer middelen zal beschikken. Punt VII. Vlaanderen. Mededeelingen van Tak Brussel. Deze tak heeft 13 Januari een welgeslaagde jaarvergadering gehouden. Als voorzitter is gekozen de heer Omer Wattez. Alles wijst er op dat het Bestuur van dezen tak de herleving van het A.N.V. in Vlaanderen in de goede baan leidt. Het heeft om de film Nederland gevraagd en het D.B. zal trachten in dezen zijn medewerking te verleenen. Punt VIII. Groep Ned. Indië. De verbetering van den toestand. Maatregelen voor nieuwe organisatie. De Voorzitter deelt mede, dat er een aanmerkelijke verbetering in den toestand is ingetreden. Een groot gedeelte van de afdracht is binnengekomen en er is weer geregelde verbinding verkregen. Punt IX. Groep Suriname. Steun voor de vervaardiging van een film over deze kolonie. De Voorzitter deelt mede, dat ook bij het D.B. een uiteenzetting van het plan is ingekomen. Het stelt om het belang voor de meerdere bekendheid der Kolonie voor, de onderneming met een bedrag van f 100.- te steunen. Aangenomen. Punt X. Buitenland. 1.Onderhoud met onzen Gezant te Washington, over de vorming van een Groep Noord-Amerika. De Voorzitter deelt mede dat de Gezant zijn steun voor het plan heeft toegezegd. 2.Keulen. Verzoek van den heer Vertin om medewerking voor een filmvertooning betreffende Nederland. Medewerking in overleg met onze afdeeling is toegezegd. 3.Constantinopel. Benoeming van den heer H. Goemans tot Vertegenwoordiger in de plaats van den heer J.H. Kramers. Goedgekeurd. 4.La Guaira. De heer Duwaer, vertegenwoordiger te Maracaibo, heeft voorgesteld den heer A.J.F. de Veer tot vertegenwoordiger te benoemen in plaats van den heer I.J. de Hart, die is verhuisd. Goedgekeurd. 5.Argentinië. Pogingen tot oprichting eener Zelfstandige Afdeeling. De Voorzitter deelt mede dat het D.B. pogingen aanwendt om de Nederlanders in Zuid-Amerika te vereenigen en zich daarvoor o.m. tot den Ned. consul-generaal en onze vertegenwoordigers daar heeft gewend, benevens tot de red. van het sedert eenigen tijd verschijnend Weekblad Nederland te Buenos Aires. Buitenland. De Nederlanders te St. Moritz. Sedert het begin dezer eeuw is de wintersport in het hooggebergte van Zwitserland steeds meer in zwang gekomen, en alle volken van Europa, bovendien niet te vergeten de Amerikanen, betwisten elkaar aldaar den voorrang. Zooals te verwachten was, is Nederland daarbij niet achtergebleven. Bobsleigh en ski mogen ons wat vreemd zijn, de schaats is een onontbeerlijk instrument voor iederen Hollandschen jongen. En wat schaatsenrijden betreft, in het kunstrijden moge menige buitenlander ons de loef afsteken, in het hardrijden bezaten de Nederlanders, en vooral de Friezen, steeds een wereldvermaardheid. Het schaatsenrijden was dus de sport, die gelegenheid gaf tot een echt nationale uiting van het Nederlandsch gevoel van samenhoorigheid in het buiten- {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} land op de ijsfeesten, welke Zondag den 22sten Januari 1922 op de Nederlandsche ijsbanen te St. Moritz gehouden werden. Jaar op jaar vermeerderde het aantal der Zwitsersche badplaatsen, dat ook in den winter zijn hôtels geopend hield, en dus gelegenheid gaf tot het beoefenen der wintersport. De Nederlanders, die aan het opbloeiend wintersportleven deelnamen, kwamen echter meestal in St. Moritz te samen. Het zonnige Engadin is van oudsher goed bekend in Nederland, eigenlijk uit een zeer treurige oorzaak. De talrijke lijders aan tuberculose, die sleepende kwaal welke in Nederland zoovele slachtoffers maakt, vonden vooral in Davos en in St. Moritz liefderijke verpleging, en dikwijls ook genezing. Hunne bloedverwanten en vrienden, die hen daarheen begeleidden of daar kwamen bezoeken, moesten met verbazing bekennen, dat het werkelijk een paradijs op aarde was, in den zomer, doch {== afbeelding DE NEDERLANDSCHE IJSBAAN TE ST. MORITZ.==} {>>afbeelding<<} meer nog in den winter. In het vorige winterseizoen 1920/21 was het getal der Nederlandsche wintersportliefhebbers reeds zoo gegroeid, dat op een hoekje van het meer een terrein voor de Nederlandsche Vereeniging werd vrijgehouden. In dit jaar is men er toe gekomen achter Kulm-Hôtel een geheel eigen ijsbaan voor de Nederlanders in te richten, welke men iederen avond opnieuw kan laten onderloopen, en daar de nachtvorst in die streken zeer streng is (meestal 20o Fahrenheit), is de baan iederen dag geheel vernieuwd. Een dergelijke gelegenheid voor de beoefening van het schaatsenrijden zal men in het vaderland te vergeefs zoeken. Bovendien heeft men niet te kampen met de wisselvalligheden van het weder: dag in dag uit is er heerlijk vriezend weder, ruim drie maanden lang. Ten einde de algemeene aandacht te vestigen zoowel op de wintersport in het algemeen als op die der Nederlanders te St. Moritz in het bijzonder, heeft het Nederlandsche Reisgezelschap Lindeman dit jaar in overleg met de Zwitsersche autoriteiten een Nederlandsch ijsfeest georganiseerd, en een extra-gezelschapreis uit het moederland geleid naar deze nieuwe Nederlandsche winterkolonie. Bij de hardrijderij, waaraan alleen rijders op ‘Friesche’ schaatsen mochten deelnemen, had Z.K.H. Prins Hendrik een beker uitgeloofd, en het Reisgezelschap Lindeman een zilveren schaats. Deze beide prijzen werden door Nederlanders gewonnen, terwijl ook de Nederlandsche kunstrijderes Olga Schiflers in den wedstrijd voor dames als eerste aankwam. Groot was de geestdrift, die onze nationale kleuren bij de talrijk toegestroomde buitenlanders van alle natiën wekte. De Nederlandsche vlag werd gehuldigd onder de tonen van het: ‘Wien Neerland's Bloed’, en ‘Wilhelmus van Nassouwen’. Velen der Nederlandsche deelnemers hadden zich uitgedost in nationale kostuums. In den avond werd een allergezelligst feest gehouden, waarbij men zich als op vaderlandschen bodem gevoelde. Maar..... algemeen werd van de zijde der buitenlanders opgemerkt en ook van Nederlandsche zijde toegegeven, dat Nederland op het gebied van hardrijden niet dat had laten zien, waartoe het in staat was. De gemaakte tijden waren bitter slecht, en Nederland's sportgeest onwaardig. Dit heeft bij den heer B.M. van de Werk, directeur van Lindeman's Reisbureau, het plan doen rijpen, in het volgende jaar zoowel voor Nederlandsche amateurs als beroepsrijders de gelegenheid te scheppen zich op bijzondere voordeelige voorwaarden naar St. Moritz te begeven en aldaar op de Nederlandsche ijsbaan in hun sport te oefenen. Wij hopen, dat dit plan krachtig door de Nederlandsche sportkringen zal worden gesteund, ter eere van Nederland's naam tegenover de verzamelde internationale wintersportwereld! Mr. J.v. OORDT. Roemenië. Men schrijft ons: De meeste Nederlanders in dit koninkrijk zijn verspreid over de plaatsen Boekarest, Ploesti en Campina (de beide laatste petroleum-steden). Toch toonen zij saamhoorigheid en grijpen gaarne gedenkdagen aan om daarvan blijk te geven. Op Nieuwjaar had, gelijk de vorige jaren, onze Gezant, Dr. Hendrik Muller, weder alle Nederlanders in Rumenië {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} bij zich genoodigd aan een maaltijd, door een bal gevolgd, waar een groot aantal onzer, uit verschillende plaatsen, elkander ontmoetten. De zaal was met tal van vaderlandsche vlaggen versierd. Na het heil van het Rumeensche vorstenhuis en volk te hebben gedronken, hield Zijne Excellentie een rede, waarin hij eerst de lotgevallen onzer talrijke kolonie in het afgeloopen jaar naging, dan haar werkkracht, vakkennis en gunstige bekendheid prees en ten slotte, met verschillende aanhalingen van kernachtige woorden van beroemde voorzaten, aanspoorde hen na te volgen en inzonderheid het voorbeeld van onze Koningin. De voorzitter der Nederl. Vereeniging, de heer C.M. Dosy, sprak daarop den algemeenen dank uit voor dit schoone feest, alsmede voor de onvermoeide pogingen, die Zijne Exc. steeds aan de belangen der Nederlanders wijdt en die met zoo goeden uitslag worden bekroond. Hij noemde hem een type van een vaderlandslievend, nationaal man en roemde den invloed, die ook in dit opzicht van hem uitgaat. Vereenigde de heer Dosy, onze consul, verleden jaar de Nederlanders te Boekarest op een partij ten zijnent, dit jaar bood hij hun kinderen een Kerstboom aan, een evenzeer uitstekend geslaagd feest. Met de langzame verbetering der verkeersmiddelen neemt de eenheid onder de zeer verspreid wonende talrijke Nederlanders in Rumenië toe, waartoe bovenstaande bijeenkomsten niet weinig bijdragen. Voornamelijk zijn de Nederlanders werkzaam bij de petroleummaatschappijen, n.l. de Astra Romana, Internationale en Orion, gedeeltelijk echter ook bij andere. Dan werken er verschillende voor eigen rekening in het petroleum-vak. Te Giurqiu aan den Donau staat de Belgische suikerfabriek onder Nederlandsch beheer en het hoofd der administratie van het centrale kantoor dier ondernemingen te Boekarest is ook een Nederlander. Te Giurqiu is een Nederlandsch architect gevestigd, en verder hebben sommige Hollandsche fabrieken hier eigen kantoren onder leiding van landgenooten. Zonder den geduchten val van de muntsoort zouden dergelijke kantoren hier zeker talrijker zijn. In het algemeen gaat het onze landgenooten hier goed. Nederland. Nederland op zijn best. Was het reeds een eer dat Mr. B.C.J. Loder, lid van den Hoogen Raad der Nederlanden, het vorig jaar benoemd werd tot lid van het Permanente Hof van Internationale Justitie, als een hooge onderscheiding voor ons land mag het geboekstaafd worden, dat deze 72-jarige rechtsgeleerde uit het land van Hugo de Groot en Asser 3 Februari j.l. benoemd is tot voorzitter van dit Hof. 15 Febr. had de plechtige openingszitting in het Vredespaleis plaats in tegenwoordigheid van onze Koningin, de Koningin-Moeder, den Prins en vele vooraanstaande hoogwaardigheidsbekleeders uit binnen- en buitenland. Van de redevoeringen trok het meest onze aandacht die van den voorzitter, waaraan deze welsprekende gedeelten zijn ontleend: ‘Het is geen spel van het toeval, dat gedurende den langen weg van voorbereiding, die het Hof heeft doorloopen, zijn stichters er nooit een oogenblik aan hebben getwijfeld, dat dit land als zijn werkelijke geboortegrond moest worden aangewezen. De tuinier. die een kostbare plant, welke hij in hooge waarde houdt, aan de aarde wil toevertrouwen en welker groei hij wil bevorderen, kiest eerst met zorg den grond, die de eigenschappen bezit, welke voor hare ontwikkeling geschikt zijn. Het Permanente Hof van Internationale Justitie is zulk een kostbare plant; haar tuinier is de geheele wereld, die van haar een nieuw tijdperk van geluk verwacht, den bloei van recht en rechtvaardigheid. Maar om haar te doen wortel schieten en ontwikkelen tot een boom met sterken stam, met lange en sterke takken en een gebladerte onder welks schaduw de volkeren kunnen rusten, is noodig een vruchtbare bodem, door de eeuwen heen gedrenkt met de begrippen van orde en vrijheid; vrijheid van geweten en van geest, vrijheid van handelen voor een ieder, orde die altoos het recht van anderen eerbiedigt, zoodat het begrip van vrijheid niet een phrase maar een werkelijkheid wordt. Die bodem is bij uitnemendheid het deel der aarde dat Nederland wordt genoemd. {== afbeelding Mr B C.J. LODER.==} {>>afbeelding<<} Het is evenmin een spel van het toeval dat zoo dikwijls deze grond gekozen is voor de vredelievende bijeenkomsten der volken.’ ‘Het goddeloos sophisme, dat het recht ten slotte niets anders zou zijn dan de georganiseerde en gereglementeerde macht, brutaal en willekeurig in haar wezen, moet in het vervolg worden afgewezen om plaats te maken voor het goddelijk beginsel, dat elk bestaan in deze wereld rusten moet op orde en harmonie, instelling van God en door Hem zelven den menschen opgelegd en dat in één woord het beginsel van het goede en van rechtvaardigheid, een werkelijk bestaan heeft. Rechtvaardigheid gekristalliseerd in de instellingen der menschen en het verkeer van individuen en volken, dat is het Recht.’ Prof, G.J.P.J. Bolland. † Niet als filosoof, ofschoon volgelingen beweren, dat hij een Nederlandsche wijsbegeerte schiep, noch als veelzijdig geleerde worde hier ‘Neerlands meester van zuivere rede’, zooals hij zichzelf noemde, herdacht. In Neerlandia past een woord van erkentelijkheid voor den eerbied, dien hij toonde en opeischte voor het {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} Nederlandsch ook als ‘taal voor hoogere aangelegenheden des geestes’. Hij oordeelde zelfs, in de overdrijving die hem eigen was, dat het zich daartoe beter leent dan andere talen. Voor het Nederlandsch stond hij pal als een ridder zonder vrees of blaam en zijn persoonlijkheid was den Vlamingen een levend argument tegen de bewering hunner haters, die de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool vreezen, dat onze taal voor wetenschappelijk onderwijs ongeschikt zou zijn. Hij oordeelde: ‘Het alledaagsche klappen van den gewonen Vlaming, waarbij ik voor mijn deel mijn hart voel opengaan, moge aan menigeen niet al te schoon in de ooren klinken; dat echter neemt niet weg, dat de spraak van Vlaanderen de taal is van Holland, dat ik mijne moedertaal herkend heb tot in de herbergen van het onder het Fransch bedolvene Brussel, en dat er van eene minderwaardigheid dier taal zoo weinig sprake behoort te zijn, dat zij eene van de hoogst ontwikkelde ter wereld heeft te heeten.’ {== afbeelding PROF. BOLLAND. (teekening van Felix Hess.)==} {>>afbeelding<<} Bolland spaarde de Vlamingen niet, die hij vermuilezelden schold, maar ook meewarig aansprak als ‘Afgesnedene en van Uwe eigenlijke maagschap vervreemde, aan een vreemden geest verkochte en overgeleverde stamgenooten, vreemdelingen Gij in eigen land, het land van den ouden Vlaamschen leeuw, op eigen grond gehoond alsof Uwe taal, onze taal, de taal onzer voorouders, de taal onzer moeders, onze edele Nederlandsche taal niet meer was dan een gebrabbel van knullen en kinkels.’ Geen wonder, dat de leermeester der zuivere rede ook streed voor zuiver houden onzer taal. Als bewijs schrijven we uit zijn spreuken de volgende over: 39-II. De Hollandsche rede laat in hare zuiverheid een zuiver Hollandsche rede hooren, om zooveel doenlijk uitheemsche woorden over te laten aan inheemsche dwaasheid. 198-II. Vreemde woorden, dwaze woorden. Welk een schoon licht werpt ook het door Prof. v.d. Vlugt in de N. Ct. meegedeeld voorval uit den tijd van den Boerenoorlog op het karakter van Bolland. Het gold een prachtige zeer voordeelige aanbieding uit Engeland om als ‘Gifford-lecturer’ op te treden. Maar hoewel het aanzienlijke honorarium hem in staat zou hebben gesteld aan een lang gekoesterden wensch gevolg te geven - het koopen van een beter huis met het oog op de zwakke gezondheid zijner vrouw - sloeg hij het aanbod af. Zijn geweten verbood hem iets te aanvaarden uit de handen dier Britten, die het recht zijner stamgenooten daar ginds vertrapten en er de vrouwen en kinderen vermoordden in de concentratiekampen. Hoe deze geniale geleerde over vaderlandsliefde dacht, kan men in het motto dezer maand lezen. Voorwaar ‘he was a man’, een goed vaderlander, in veel opzichten een voortreffelijk stamgenoot, waarop ons volk tegenover de wereld roem mag dragen. v.S. Prof. Dr. H. Blink gehuldigd. Onder vele blijken van belangstelling en waardeering heeft deze veelzijdige geleerde 12 Februari zijn 70en verjaardag gevierd. Zijn groote wetenschappelijke verdiensten zijn toen allerwege herdacht. In Neerlandia past vooral een woord van groote erkentelijkheid voor de liefde, die prof. Blink steeds voor onze stamverwanten heeft getoond. In zijn tijdschrift Vragen van den Dag, waarin hij de wetenschap vele jaren lang zoo voortreffelijk tot ons volk heeft gebracht, heeft zijn zoon en mederedacteur op zijn beteekenis ook voor Groot-Nederland gewezen. Het Verbond ontbreekt dan ook niet onder de schenkers van het huldeblijk, hem de vorige maand aangeboden, en wenscht hem nog menig jaar arbeids toe aan zijn vruchtbaar levenswerk. Van de Afdeelingen. Herinnering. De Secretaris van het Bestuur van Groep Nederland Dr. S.L.v.d. Vegte, Klein Weezenland 20, Zwolle, herinnert de afdeelingssecretarissen aan art. 13 van het Groepsreglement: Elke Afdeeling is verplicht jaarlijks in Februari aan het Dagelijksch Bestuur der Groep te zenden: a. een door voorzitter en secretaris geteekend afschrift van haar jaarverslag. b. een door voorzitter en secretaris geteekend afschrift van de door haar goedgekeurde rekening en verantwoording van haren penningmeester. c. een ledenlijst der Afdeeling met opgave van adres en bijdrage van ieder lid. Het is noodzakelijk, dat genoemde gegevens ten spoedigste binnenkomen, opdat de secretaris van de Groep op zijn beurt het jaarverslag zal kunnen samenstellen. 's-Gravenhage. 1 Febr. heeft deze afdeeling weder een Dietschen Kunstavond gegeven, in hoofdzaak gewijd aan Nederlandsche en Vlaamsche muziek. Zooals de Voorzitter in zijn inleidend woord zeide, wil het A.N.V. zijn beste krachten inspannen om het onredelijke tekort aan belangstelling en waardeering voor de eigen toonkunst bij de Nederlanders aan te vullen. Dit was ook de bedoeling van dezen avond. Hij voegde er aan toe, dat wanneer Nederlandsche toondichters aanspraak willen maken op waardeering van Nederlandsche zijde, zij moeten beginnen met aan hun werken Nederlandsche namen te geven, doch hieraan ontbreekt nog wel iets. Een wiegelied ‘berceuse’ te noemen, is belachelijk! Het programma werd voor het talrijke gehoor voortreffelijk uitgevoerd door Mej. E.v.d. Zweep (vleugel), de heeren G. Kloos (cello), E. Koning (viool) en Mevr. Steger-van Erven Dorens (voordracht). Utrecht. 17 Febr. hield Ds. van Broekhuizen voor deze Afd. een rede over Generaal de Wet en de toekomst van den Dietschen stam in Zuid-Afrika. Dezelfde maand nog is Z. Eerw. te Leiden gepromoveerd tot doktor in de Godgeleerdheid op een proefschrift over ‘Die wordingsgeskiedenis van die Hollandse kerke in Suid-Afrika, 1652-1804’. {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} Insulinde. Intellectueele werkkrachten. Reeds herhaaldelijk werd er op gewezen, hoe groote behoefte daaraan thans is in 't zich snel ontwikkelende Insulinde. Waar Nederland te kort schoot in 't leveren van goede werkkrachten, nam men de toevlucht - gelijk bekend is - tot het buitenland. Hoe bitter is men teleurgesteld! Reeds moesten eenige Russische Ingenieurs als oproerkraaiers 't land uitgezet worden; en ten slotte blijkt dat het vertrouwen op buitenlandsche diploma's geheel misplaatst was. Een berichtje van 't Bat. Nbld. luidt: ‘De droeve ervaring bij den dienst der S.S. opgedaan met de voor drie of vijf jaar uitgezonden buitenlandsche ingenieurs hebben aanleiding gegeven tot het telegrafisch verzoek aan den minister van koloniën om de uitzending zonder meer stop te zetten.’ ‘Men heeft zoo weinig aan deze ingenieurs, dat een deel hunner alleen maar gebruikt kan worden voor teekenwerk.’ Onwillekeurig vraagt men of men hier te lande vóór de uitzending geen gelegenheid had om er achter te komen of die buitenlanders werkelijk geschikt waren voor 't hun toe te vertrouwen werk. Zóó groot was toch hun aantal niet of men had ze een voor een, wel niet aan een kinderachtig examen, maar toch aan een ernstig onderzoek kunnen onderwerpen. Voor dat doel zijn genoeg Ingenieurs beschikbaar; en in een paar uur kan een practisch man wel zien welk vleesch men in de kuip heeft. Zelfs met de gewone keuring schijnt men 't niet zoo nauw te nemen. Immers vertelt ons een Indisch blad, dat een oorlogsinvaliede al heel spoedig voor den dienst moest worden afgekeurd. We hebben dus voor den zooveelsten keer gehad: een middel erger dan de kwaal. Meteen is hier een goed lesje voor menschen, die meenen, dat in 't buitenland alles zooveel beter is dan in Nederland. De diploma's zullen toch wel niet valsch geweest zijn en waren dan toch maar uitgereikt aan personen, die hun vak niet kenden. 't Is in ieder geval weer een heel dure les geweest en we kunnen niet anders dan wenschen, dat onze Delftsche jongelieden zich mogen aangorden om de plaatsen daarginds te bezetten. Als men dan in Insulinde niet zoo onstuimig voortholt en gelijk gebleken is gansche drommen aanvraagt, die men later blijkt toch minder noodig te hebben, kan de wantoestand spoedig tot 't verledene behooren. Men heeft gelukkig verder den eenig goeden weg ingeslagen door de oploiding in Insulinde zelf met kracht ter hand te nemen: Een verblijdend bericht is het volgende: Het is een gelukkige gedachte geweest, gelet op de groote behoefte, welke in Indië nog steeds bestaat aan gebrevetteerde onderwijskrachten voor het Middelbaar Onderwijs, voor enkele vakken althans de gelegenheid te scheppen, middelbare aktes ook in Indië te behalen. Voor de akte Wiskunde K I was dit tot dusverre nog niet mogelijk. Thans zal aan de Bandoengsche Hoogeschool een cursus voor wiskunde worden gegeven voor niet-studenten, mits in het bezit van einddiploma H.B.S. of lagere akte Wiskunde. De cursus onder leiding van prof. dr. W. Boomstra en dr. W.P.R. Thijssen zal twee jaar duren, zoodat de candidaten ruim gelegenheid tot studie zullen hebben en daarbij gebruik kunnen maken van de hulpmiddelen der Technische Hoogeschool. Het acte-examen zal te Bandoeng worden afgenomen en het diploma geheel gelijkwaardig zijn aan dat, hetwelk in Nederland wordt afgegeven. Zoo blijkt het dat de technische hoogeschool te Bandoeng steeds meer vruchten zal afwerpen voor Insulinde's veelzijdige ontwikkeling door de vorming van intellectueele werkkrachten. Met genoegen lazen wij dan ook, dat, waar voorloopig nog maar een deel der gebouwen in gebruik was genomen, het geheele complex in den loop der vorige maand door den Gouverneur-Generaal plechtig zou worden in gebruik gesteld. Als wij lezen dat boven Bandoeng, te Malabar, een der voortreffelijkste radiostations ter wereld met de heele wereld, tot Spitsbergen toe, gemeenschap heeft 1), dan zij dit een profetie, dat ook de technische hoogeschool een middelpunt van wetenschappelijken arbeid worde, van waaruit lichtstralen over Oost-Azië worden uitgezonden. Een nieuwe naam voor Nederlandsch Oost-Indië. In de namen, die men tot dusver aan Ned. O. Indië gaf, straalde gewoonlijk door, dat men die verre gewesten beschouwde als een bezitting van Nederland en gewoonlijk ging daarmede gepaard de onbewuste overtuiging, dat men natuurlijk met zoo'n bezitting kon doen wat men wilde; aan de rechten der menschen, die op die bezitting woonden, werd nagenoeg niet gedacht. Als de volksmond, kort maar krachtig, sprak van ‘Onze Oost,’ dan werd onbewust in die acht letters de Nederlandsche meening weergegeven over de verhouding van Moederland en Kolonie: Indië is niet een deel van het rijk maar een bezitting. Nu in de laatste jaren èn in Nederland èn in Nederlandsch Indië nieuwe denkbeelden zijn ontwaakt, zocht men ook een nieuwen naam. Men spreekt niet gaarne meer van ‘Nederlandsch Oost-Indië’ (hoewel die uitdrukking vrij onschuldig is); immers. meent men, ligt daarin nog te veel een schijn van Indië's volslagen afhankelijkheid, vooral omdat men er allicht bij denkt: ‘Nederland's Indië.’ Er zijn er ook, die zich ergeren aan 't woord ‘kolonie’ van Nederland, want ook daardoor wordt te kort gedaan aan de waardigheid en zelfstandigheid van het tropenrijk. Vooruitstrevende kinderen des lands, daarin gesteund door Westersche geestverwanten hebben in den laatsten tijd gepleit voor den naam Indonesië en zich zelf noemen zij dan Indonesiërs. De namen inlanders of inboorlingen hebben voor hun gevoel iets minachtends en... zij hebben daarin geen ongelijk, hoewel 't ook hier waar is, dat ‘de toon de muziek maakt’; velen zullen die benaming gebruiken zonder er iets minachtends mee te bedoelen, anderen daarentegen leggen er de beteekenis in van ‘onbeschaafde menschen’ of ‘lieden van een lager staand ras’.... zoo'n soort autochthonen (van zelf uit de aarde gegroeiden), zooals de oorspronkelijke bewoners van Griekenland door de latere werden genoemd. Twee leden van onze Tweede Kamer stelden dan ook voor om reeds nu dien nieuwen naam aan Indië's eilandenrijk te geven, maar hadden bij hun streven geen succes. In de onlangs besproken en aanbevolen Encyclopaedie van N.I. lezen wij onder 't hoofd Indonesië ‘van 't Grieksch nésus = eiland, dus “de Indische eilandenwereld” beteekenend. Deze naam wordt - sinds 1884 door Bastian - veel gebruikt in de wetenschappelijke literatuur over O.I., vooral door ethnologen en taalgeleerden, die ook spreken van Indonesiërs en den Indonesischen taalstam.’ Een andere naam, niet minder gebruikt is de naam ‘Insulinde’. Of 't Multatuli is, die (zooals de Encyclopaedie beweert) dien naam 't eerst gegeven heeft aan den Oost- {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Indischen Archipel, zou ik niet durven bevestigen. Als hij sprak van ‘Insulinde, dat zich slingert om den evenaar als een gordel van smaragd’ heeft hij ongetwijfeld gedacht aan de regels uit B. ter Haar's ‘St. Paulusrots’: ‘O, Java, grootvorstin dier landen, die als met esmerauden banden, zich slingeren om den evenaar.’ In ieder geval, die benaming was hem lief en niet alleen zijne vereerders maar ook anderen gebruiken dien thans gaarne. En.... die naam is vloeiend en mooi; heeft al aanstonds dit voor, dat hij gegeven werd niet aan Indonesië in zijn geheel, maar rechtstreeks aan dat deel, waarop Nederland zijn stempel heeft gedrukt. Ook deze naam beteekent ‘het Indische eilandenrijk’ en is afgeleid van 't Latijnsche woord ‘Insula.’ Het komt mij voor, dat ‘Insulinde’ nu reeds vaker gebruikt wordt, dan het andere ‘Indonésië.’ En als een Multatuli de vader is van 't woord, dan gebruiken wij het met voorliefde, omdat hij toch de eerste geweest is, die Nederland gewezen heeft, en met onweerstaanbaren drang, op de dure verplichtingen jegens de bevolking van het groote Indische eilandenrijk. Het is dus niet onmogelijk dat ‘Nederlandsch Oost-Indië’ in de toekomst wordt: ‘Insulinde’ 1), terwijl het nietszeggende ‘Inlanders’ wordt: Insulindiërs. De verhouding is dan deze, dat Insulinde is een deel van Indonesië, het deel dat eng verbonden is met Nederland. Het is misschien nuttig, dat wij in verband met 't bovenstaande eens de vraag stellen: Wat is dat Indonesië (of Insulinde) toch voor een eilandenrijk? Voor de korte maar duidelijke beantwoording dier vraag worden hier eenige zinsneden ontleend aan een eenvoudig en beknopt maar zaakrijk en degelijk werkje (leerboek) over Indië van de hand van den heer J.F. Niermeyer. 2) Wij lezen daar (blz. 3): ‘De Westkust van den Grooten Oceaan vertoont een verschijnsel, dat eenig is op aarde: een onafgebroken reeks van eilandgordels omzoomt de geheele oostkust van Azië en de noorder- en oosterkusten van Australië, beginnend met de Aleoeten, zich voortzettend tot Nieuw-Zeeland. Waar deze rij van guirlanden den equator nadert, gaat hare hoofdrichting, die in de Philippijnen noord-zuid is, over in een west-oostelijke. Van Sumatra tot de Nieuw-Guineegroep strekken de eilanden zich langs den evenaar en vormen zoo een afzonderlijke schakeling. Dit equatoriale stuk, de Oost-Indische Archipel of Insulinde, het grootste deel der gansche reeks, en naast Japan het belangrijkste, staat grootendeels onder Nederlandsch gezag. Niet tot ons rijk behooren o.a. de beide kleine uitloopers, in 't westen de Audamanen en Nicobaren, in 't oosten de Bismarckarchipel en de Salomonseilanden. Deze Oost-Indische Archipel is de eenige archipel op aarde, waarvan gezegd kan worden ‘dat ze een eigen natuurrijk vormt, zelfstandig tegenover de beide vastelanden, die zij verbindt. Een ware eilandenwereld, de eenige, die bewoond is door een eigen menschenslag, dat zich van daar naar West en Oost over meer dan de halve aardomtrek heeft uigebreid; dit is het Maleische ras, het eilandenras der aarde, dat alleen in Achter-Indië een deel van een vasteland bewoont.’ Wij zien dus: Insulinde is geen samenraapsel van eilanden; het heeft een karakter; het is een eenheid. Aan Nederland de eer (de grootsche taak!) dat reusachtige eilandenrijk te vormen tot een krachtig en bloeiend gemeenebest, door enge vriendschapsbanden met het Moederland verbonden. 's-Gr. v.L. Vlaanderen Uit de takken. Brussel. Het bestuur van tak Brussel is thans, voor het dienstjaar 1922, samengesteld als volgt: Voorzitter: Omer Wattez, bestuurder van de Koninklijke Vlaamsche Academie; ondervoorzitter: Joh. Kesler, rustend leeraar; secretaris: M.J. Liesenborghs, journalist; 2e secretaris: R. de Snerck, beambte; penningmeester: Dr. W. van Eeghem, leeraar aan het Kon. Atheneum te Brussel; boekbewaarder; J. Van der Leest, handelaar; bestuurslid: Mr. W. Thelen, advocaat. Tak Brussel stelt zich voor, dit jaar de nagedachtenis van een zijner ijverigste leden, den tijdens den oorlog gestorven Vlaamschen socioloog en Groot-Nederlander Lodewijk De Raet, op plechtige wijze te huldigen. Door het bestuur van den tak zal, op het graf, een palmtak in gesmeed ijzer worden neergelegd. Aan alle Vlaamsche en Hollandsche vereenigingen zal gelegenheid worden geboden om zich bij deze hulde aan te sluiten. Mechelen. Op aanstichting van het bestuur van tak Brussel worden, te Mechelen, pogingen in het werk gesteld om tot de hervatting der werkzaamheden van dezen eertijds zoo bloeienden, maar door de oorlogsgebeurtenissen fel geteisterden tak, te kunnen overgaan. Een sympathieke daad van den Ned. Gezant. te Brussel. De Brusselsche medewerker van De Maasbode schrijft aan zijn blad: Pater Molkenboer O.P. hield in de zaal Ravenstein voor den Vlaamschen studiekring een lezing over Vondel en Dante. Onder de aanwezigen merkten wij op Minister van de Vijvere, den Nederlandschen gezant Jhr. van Vredenburg en den consul-generaal Dr. van Romburg. De voorzitter der vereeniging, Toussaint, heette allen welkom, in 't bijzonder Minister van de Vijvere, die een bekende Dante-liefhebber en Dante-schrijver in België is en den Nederlandschen gezant. Spreker hoopte dat de gezant zich thuis zou gevoelen in dit midden van vrienden van het gastvrije Nederland. Wij zijn Nederland dankbaar, dat het ons sprekers zendt, die ons geven wat wij verlangen in onze eigen taal. De gezant dankte daarop in hartelijke woorden. Gij kunt overtuigd zijn, zeide spr., dat ik met groot genoegen hier van avond ben gekomen. Ik hoop, dat deze voordrachten meer zullen plaats vinden, want ik ben ervan overtuigd, dat wanneer Nederlandsche sprekers veel hier zullen komen, wij elkander op den duur goed zullen leeren kennen. Spreker hoopt, dat voortaan ook Vlaamsche geleerden in Nederland zullen komen. Wij Nederlanders worden hier in België goed ontvangen. België is een gastvrij land. Ik hoop, dat wanneer uw geleerden bij ons zullen komen, zij even hartelijk zullen worden ontvangen als de onzen hier. Daarna leidde de eerw. heer Bernaerts den spreker in, waarop vervolgens pater Molkenboer aan het woord {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} kwam om zijn bekende lezing over Vondel en Dante te houden. Meer dan anderhalf uur luisterde het gehoor met gespannen aandacht naar den spreker, die eerst verschillende verschilpunten tusschen beide dichters in het licht stelde en daarna de overeenkomst in de Altaargeheimenissen en de Divina Comedia aanwees. De belangwekkende rede oogstte langdurige toejuichingen. Pater Molkenboer was een dag de gast van den Nederlandschen gezant. Vlaamsche wetenschappelijke Congressen. De Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen (21e Congres voor Genees-, Wis- en Natuurkunde; 10e Congres voor Rechtswetenschappen; 5e Congres voor Philologie) zullen dit jaar te Brugge plaats hebben, en wel in de eerste helft van Augustus. Het inrichtend Comité mocht reeds, behalve uit Vlaamsch-België, een aantal toetredingen ontvangen uit Nederland en ook uit Fransch-Vlaanderen. De vernederlandsching van de Universiteit te Gent. De Vlaamsche Kamerleden Van Cauwelaert, Huyshauwers c.s. hebben 2 Februari j.l. het wetsvoorstel betreffende de regeling van het gebruik der talen aan de Belgische Rijksuniversiteiten, waarbij de geleidelijke vernederlandsching van de huidige Fransche Universiteit, te Gent, wordt voorzien, nogmaals ingediend. Dit wetsvoorstel werd reeds een eerste maal ingediend op 31 Maart 1911, een tweede maal op 15 November 1912 en een derde maal op 24 December 1919. De Katholieke Vlaamsche Kamergroep sloot zich, in hare jongste vergadering, eenstemmig bij het wetsvoorstel Van Cauwelaert aan, dat, nog vóór het zomerreces, in de Kamer zal worden besproken. Anderzijds kwam de tegenpartij, welke van geen vervlaamsching van de Fransche Universiteit te Gent wil hooren, met een voorstel aandragen tot oprichting van een nieuwe Vlaamsche Universiteit, te Antwerpen of elders, maar niet te Gent. Waar België slechts twee rijksuniversiteiten telt (Gent en Luik) en, in beide, het Fransch de voertaal is, zou, door de oprichting van een nieuwe Vlaamsche Universiteit, de thans bestaande ongelijkheid (2 Fransche tegen 0 Vlaamsche) niet worden weggenomen, maar wel bestendigd. Meer dan 90 t.h. van de Vlaamsche Kamerleden eischen dan ook, steunend op het in de Troonrede van November 1918 gehuldigde beginsel der ‘gelijkheid in rechte en in feite’ van Vlamingen en Walen, de vernederlandsching van de bestaande Fransche Universiteit te Gent. Van de Waalsche parlementsleden die, te zamen met de verfranschte Brusselaars en een 10-tal afvallige Vlamingen, over de meerderheid in de Kamer beschikken, zal het dus afhangen of al dan niet aan het koninklijke woord een eerste begin van uitvoering zal worden gegeven. Genootschap van Vlaamsche Componisten. Te Antwerpen is dezer dagen opgericht geworden een ‘Genootschap van Vlaamsche Componisten’ dat zich voorstelt den grondslag te vormen van het wederopbloeiend muziekleven in het Vlaamsche Land. Ook wordt reeds, door dit genootschap, aan het stichten van een ‘Vlaamsche Auteursrechtvereeniging’ gedacht. Alle toetredingen dienen ingestuurd bij den heer Em. Hullebroeck, Gerststraat 28, Elsene-Brussel. Vlaamsche Front. Te Antwerpen en te Brussel hebben de plaatselijke afdeelingen van het Vlaamsche Front op plechtige wijze den derden verjaardag der gevangenneming van dr. A. Borms herdacht. Ook werd te Antwerpen, in den El Bardo-schouwburg, een protestvergadering gehouden tegen het in voorarrest houden van den Vlaamschen oud-frontsoldaat: het gewezen Kamerlid voor Antwerpen dr. A. Debeuckelaere. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Brievenbus. J. de B. te Gr. De T.C. is het roerend eens met u over het misbruik van vreemde woorden in o.a. ambtelijke taal. Het komt der T.C. voor, dat u en uw vakgenooten tegen het door u genoemde euvel heel veel zelf kunnen doen. Eendracht maakt macht en de T.C. kan niet alles alleen: anderen moeten haar steunen. H.P. Sch. te Gr. Dat eetmaison zullen wij hier behandelen, omdat het hier is gevestigd. Dit is uit de Telegraaf. Waarom onderteekent u uw inzending niet? Natuurlijk vinden wij overigens met u eetwagen goed, spijswagen een Germanisme Zefanja 3 vs. 15. De verkeerde weet van geen schaamte! Arnhem schijnt wel de stad, waar ze door Fransch nog niet zoo heel erg bedorven zijn. In de Arnh. Ct. van 29 Nov. 1921 komt een aankondiging voor, die dit duidelijk bewijst: Madames! Connessez-vous les parfums: Lilas d'Altesse, la Pasante(?), Swell exet(?) (Nouveauté's). Un élegant et Ubile cadeaux. Kom, studentje, geen fratsen! Een onzer Nederlandsche studenten liet zijn naamkaartje behalve van zijn naam voorzien van de mededeeling comm. stud. Onze berichtgever vraagt ons, of dat comm. beteekent commediant? Wij (de T.C.) willen er ook wel communistisch in lezen, maar verklaren, dat we noch het eerste noch het tweede kunnen begrijpen. Zou onze berichtgever het manneke niet eens tot de werkelijkheid kunnen terugroepen? Verband of verbond? In ‘De Tijd’ van 31 Dec. 1921 komt een oproep aan de Roomsch-Katholieken van Amsterdam voor, onderteekend door het ‘Verband van R.K. Parochiale Armbesturen’. Deze besturen bedoelen toch zeker een verbond; verband is in dezen zin een Germanisme, terwijl het in onze taal bij wonden, enz. wordt gebezigd. Kan ‘De Tijd’ dat niet eens laten verbeteren? In de N. Rott. Courant las ik, dat de regeering te Weenen geëischt had, dat de Entente-commissie de volksstemming zou ‘instellen’! (einstellen). Den Haag. L.S. Hoe zonderling, dat een berichtgever van dit dagblad zoo'n fout maakt en de redactie ze niet verbetert. Want de N.R. Ct. heeft zelf een lijst van Germanismen gemaakt, welke allen, die voor het blad werkzaam zijn, ontvangen. De schrijver van 't bovenstaande bericht bedoelde natuurlijk inrichten. Verbijsterend! Een eethuis te Rotterdam kondigt aan een lunch, een diner en een dagschotel. Waarom niet koffiemaal en middagmaal voor de eerste twee? Dan had het 3 mooie en duidelijke Nederlandsche woorden! Over vreemde woorden. In ‘Het laatste Nieuws’ van 5 Febr. 1922 komt een stukje onder dit opschrift voor, waarin o.m. staat, dat een manie vele Hollanders kenmerkt, welke zich uit in een herhaald gebruik van aan het Fransch ontleende woorden, enz. En ook, dat dit in veler Vlamingen oor belachelijk klinkt. Toch zeker in dat van vele Nederlanders ook, stellig in dat van leden van het A.N.V. * * * Onlangs had ik briefpapier noodig. In den winkel viel mijn oog op een aantal vellen, waarvan het schutblad het Amsterdamsche wapen droeg. Dit was het eenige wat deed denken aan een voort- {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} brengsel van eigen nijverheid behalve dat onderaan zeer bescheiden op het schutblad stond ‘vloeiblad’. De rest was al Engelsch. Men oordeele: Original Marine Paper 1492 100 sheets Original Marine Paper 1492 Blotter. Moet men hier denken aan Engelsch fabrikaat voor Hollandsch gebruik ingericht of aan inheemsch maaksel? In het laatste geval is het Engelsch opschrift toch wel heel dwaas. Den Bosch Mr. K.M.P. Dezer dagen werd ons getoond een keurig gedrukt kaartje van een Maison voor dames- en heerenkleeding naar maat, met buitenop een stempel: Intéressée: N.N., voorheen Coupeur reiziger..... Hoewel het niet veel helpt, dat zulke zotten aan de kaak worden gesteld, willen we het ditmaal toch niet nalaten. Een belangstellend lezer vraagt ons, of de naam Johanniter-orde, die hij overal, zelfs in den Staatsalmanak, tegenkomt, niet een Germanisme is, waarvoor in de plaats moet komen Orde van St. Jan, een vraag, die wij stellig bevestigend beantwoorden. Mededeeling. Door gebrek aan plaatsruimte konden vele inzendingen ditmaal niet opgenomen worden. De T.C. Ingezonden. Taal-Bolsjewisme. Met leedwezen las ik de opstellen van Dr. J.B. Schepers in de beide laatste nummers van Neerlandia en zelfs verstout ik mij te vragen, of zij daarin wel thuis behooren. Zelf reeds voor de uitvinding der Kollewijnsche spelling de meening verkondigd hebbende, dat die van de Vries en te Winkel al te spitsvondig is en te moeilijk, en geen oordeel wenschende uit te spreken over de vraag, of de Kollewijnsche wat ver gaat en geslaagd mag heeten, moet ik verzet aanteekenen tegen Dr. Schepers' meening, als zou de eisch, dat een stelsel van spelling gevolgd worde, welk dan ook, de betiteling verdienen van schoolvosserij. Elke Westersche taal met een oude letterkunde en vorming, een erkende en geachte plaats innemende onder de talen der wereld, heeft een vaste spelling. Nu moge daarin van tijd tot tijd wijziging worden gebracht, maar dan wordt ten minste van de geletterden verwacht, dat deze hetzij de oude, hetzij de nieuwe stiptelijk volgen. Alleen met het arme Nederlandsch wordt tegenwoordig de hand gelicht. Vele tegenstanders der oude spelling hebben, om een Duitsche uitdrukking te gebruiken, het kind met het badwater weggeschud en volgen geen enkelen regel meer, ook niet dien hunner eigen voormannen. Op dezelfde scholen, waar Fransch, Engelsch en Duitsch volgens de regels worden onderwezen en afwijkingen als fouten aangemerkt, wordt den leerlingen met hun eigen taal algeheele vrijheid gelaten. Het gevolg is, dat onder jongeren, zelfs gestudeerden, zelden iemand wordt aangetroffen, die -niet de grofste fouten maakt tegen welke spelregels dan ook van de Nederlandsche taal. Zij moeten daardoor herhaaldelijk hun betrekkingen inboeten. Ik ontving zelfs van een directeur eener openbare handelsschool een brief met deze zinsnede: ‘Mij ontbreekt allen lust’! Ook de zinsvorming schijnt niet meer de aandacht waard. Men schrijft maar raak. Dr. Schepers, doctor in de Nederlandsche letteren nog wel, schrijft in de Januari-aflevering een zin van 16 regels en een andere van 42 regels! En dat in een tijdschrift, hetwelk telkens te velde trekt tegen het gebruik van den lijdenden vorm, vreemde woorden en onwenschelijke uitdrukkingen. Even noodlottig acht ik zijn raad, om onafhankelijk van Hollandsch-Zuid-Afrika en de 5-millioen Nederlandsch sprekenden in België zijn weg te gaan. Juist het tegenovergestelde is wenschelijk in het belang van onze gemeenschappelijke taal. Schrijven dan de Franschen in Canada anders dan die te Parijs of de Amerikanen en Australiërs anders dan Londen? Juist aan de eenheid in hun talen is voor een belangrijk deel de bloei harer letterkunde te danken. Richelieu's streven naar eenheid der Franschen vond in zijn stichting der Académie Française een op den voorgrond tredende uitdrukking, en haar levenskracht spreekt uit haar sedert eeuwen onverwelkten bloei. De hartstocht, waarmede Dr. Schepers, toch een goed vaderlander en gewaardeerd dichter, vereenvoudiging verdedigt, heeft hem verder gevoerd dan zijn oorspronkelijk doel en dreigt aanvankelijke medestanders in sterke bestrijders te veranderen. De beweging, die nuttig had kunnen zijn, heeft tot een nationalen ramp gevoerd. DR. H. DE WARSSEL VAN CINGELSHOUCK. 17 Januari 1922. Het Nederlandsche Kinderlied. Zooals reeds in Neerlandia met een enkel woord is vermeld, heeft de Haagsche afdeeling van het A.N.V. in December een Dietschen Kunstavond gegeven, gewijd aan het Nederlandsche kinderlied. Het kinderkoor van Suze de Wekker uit Leiden werkte aan dien avond mede en zong kinderliederen van J.P.J. Wierts. Het was een heerlijke avond, zoo heerlijk, dat er op veelvuldig verzoek wellicht nog een herhaling van komt, op een namiddag. Ik wijs hierop, omdat thans verschenen is de ‘Derde Band’ 1) van den kinderliederenbundel ‘Kiekjes uit het Kinderleven’ van Wierts, waarin een aantal van die aardige liedjes staan, die blijkens de liefde en de opgewektheid, waarmede de leerlingetjes van Suze de Wekker ze hebben gezongen en het genot, dat de honderden groote menschen ervan hebben gesmaakt, verdienen uit duizenden Nederlandsche kinderkeelen te klinken! Dit moge ik ter aanbeveling even zeggen. K.E.O. In naam van Oranje. Zaterdag-namiddag 1 April zal de Afdeeling Amsterdam in het Feestgebouw Bellevue het feit herdenken, dat het dien dag 350 jaar geleden is, dat onze dappere Watergeuzen den Briel namen. Professor Dr. L. Knapport uit Leiden, zal de feestrede uitspreken. Het verdere programma zal nog nader worden medegedeeld. Leden van andere Afdeelingen zijn hartelijk welkom! De Secretaris S. VAN LIER Ez. Mededeelingen en Allerlei. Nog eens: slordigheden. Ons stukje in het vorig nummer heeft instemming en verzet uitgelokt. Een Amsterdamsch lid zou het afkeuren als dames voortaan gingen onderteekenen: Mej. of Mevr. Dat hebben we ook niet bedoeld. Wij willen alleen, dat ze {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} zullen laten uitkomen tot het vrouwelijk geslacht te behooren om verkeerde adresseering te voorkomen. En dat kan 't best geschieden door te onderteekenen: Uw dienares en op den briefomslag te schrijven Afzendster. Dit lijkt ons praktischer dan het middel door den inzender aangegeven n.l. om den voornaam in de onderteekening mede te vermelden. Hij zal toch ook wel weten dat verscheiden voornamen zoowel voor mannen als vrouwen gelden b.v. Adri, Ko, Mari, Piet, Willy. Een Haagsch lid spreekt zijn voldoening uit over onzen aanval op de grieksche y in Nederlandsche woorden en valt de Nederlandsche Regeering aan omdat zij, hoewel bewerende de spelling De Vries en Te Winkel te volgen, toestaat, dat in officieele stukken gedaan wordt, alsof deze spelling niet bestaat. In de ‘Naamlijst voor den telefoondienst’ van het Hoofdbestuur der Posterij en Telegrafie, in de Alphabetische lijst der rekeninghouders van den Postcheque- en Girodienst, in den Regeerings-Almanak voor Nederlandsch-Indië enz. enz. kan men zien dat de Nederlandsche ij (IJ) en de Grieksche y (Y) door elkaar worden gemengd op eene wijze, die verwondering, maar volstrekt geen bewondering kan wekken! De rechte lijn. De vorige maand is een der booten van de Holland Zuid-Afrikalijn met honderden kisten fruit uit Zuid-Afrika te Rotterdam aangekomen. Vroeger kwamen de Z. Afrikaansche vruchten over Engeland tot ons. Door het aanbrengen van koelruimten in enkele harer schepen kan nu de nieuwe lijn voor rechtstreekschen toevoer zorgen. ‘De rechte lijn’ tusschen stamverwante landen, zoo behoort het! In Nederland Nederlandsch. Dit geldt ook voor muziek en zang, al kan men het vreemde op dit gebied moeilijk weren. Voor het minst mag men den eisch stellen, dat aan Nederlandsche composities ook een plaats op de programma's worde ingeruimd. Een beschamend voorbeeld heeft de Rotterdamsche Koninklijke Orkest-Vereeniging Symphonia, directeur Georg Rijken, gegeven. De heer Tijssens, secretaris onzer afdeeling Rotterdam en bibliothecaris van deze Orkest-Vereeniging zond ons het programma van 6 Februari j.l., dat uitsluitend Nederlandsche werken bevatte van Kerrebijn, Schreuder, Siep en Wagenaar. Hulde! De Moedertaal in den Vreemde. Bij het hooren zijner Landstaal in den vreemde, schreef H.J.M.v.d. Heuvel deze ontboezeming: Wat klinkt ze mij liefelijk in de ooren Die zoete, Noord-Brabantsche taal, Als 't ruischen van 't rijpende koren, Als de groet van den nachtegaal! O stem uit het blijde verleden! Geheel mijn bekoorlijke jeugd Herleeft en strooit mild over 't heden Haar bloemen van vrede en van vreugd. Een lieve gestalte zie 'k naadren Uit dagen, helaas, lang voorbij, Met een groet uit het land mijner vaadren: Een ruikertje purperen hei. Wij troffen deze eenvoudige maar welsprekende dichtregelen aan in Ons Volk Ontwaakt van 3 Febr. Nederlands hulpvaardigheid gehuldigd. 19 Jan. zijn in de Residentiebioscoop te 's-Gravenhage de Nederlandsche ingenieurs Van Heyst, Schönfeld en Sangster gehuldigd voor het aandeel dat zij gehad hebben in den wederopbouw van de in den oorlog verwoeste streken van Frankrijk. De voorzitter van de door de Nederlandsche regeering drie jaar geileden voor dat doel ingestelde commissie, de heer Ir. R.A. van Sandick, heeft daarbij een rede uitgesproken. Daarna werd de film ‘het Hollandsch Tuindorp Lenz’ vertoond. Liever dan aan 's werelds verwoesting, heeft Nederland meegewerkt aan 's werelds opbouw, daarbij een treffend bewijs gevend van breed altruisme. Belangstelling en waardeering. Geen maand gaat er voorbij of de groote en kleine pers neemt uit ons maandblad over, de kleine niet het minst. Wij zijn er dankbaar voor, maar eerst goed voldaan, wanneer, zooals b.v. het Bloemendaalsch Weekblad doet, tegelijk nog eens doel en streven van het A.N.V. wordt vermeld, zelfs het hoofdadres, waar men allerlei inlichtingen kan verkrijgen over het Nederlandsch stamleven en.... zich ook als lid kan aanmelden: Groenmarkt 9, Dordrecht. Albert Vogel in Vlaanderen. Albert Vogel treedt in de eerste helft van Maart in Vlaanderen op, namelijk te Leuven, te Kortrijk, te Zele (Oost-Vlaanderen) en, op Maandag 13, ook te Brussel, voor den plaatselijken tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond, in de ‘Salle Nouvelle’, Ernest Allardstraat. Gebruikte postzegels. Zendingen ontvangen van M.J. te Amsterdam en C.S.B. te Zutphen. Vraag om inlichting. Wie kan het juiste adres meedeelen van: Mr. H. van Wijk Cz., vroeger Mathenesserlaan 466, Rotterdam. Jonkvr. S.I.v. Weede, vroeger Laag Soeren. P.J. Kooreman, vroeger Bezuidenhout 137, Den Haag. J. Lopes Cardoze, vroeger Bentinckstraat 25, Den Haag. J.C. Deking Dura, vroeger Fransche Straat 69, Nijmegen. Jhr. G.M.E. van Suchtelen, vroeger Oranje Nassaulaan 27, 's-Hertogenbosch. F.J.F. Vismans, vroeger Dir. Prov. Bank, Jan Heinstraat 30, 's-Hertogenbosch. Mej. J. Römer, vroeger Willemskade 23, Leeuwarden. Jac. A.J.v. Haaren, vroeger Calle Santa Fé 670, Rosario (Argentinië). J. Roodschild, vroeger Tafi-Viejo C.N.A. (Rep. Argentinië). G.v.d. Zee, vroeger Lange Haven 80, Schiedam. Mevr. A.W.E. Savage-Harloff, vroeger St. Annastraat 152, Nijmegen. B. Besseling, vroeger Adelheidstraat 23, Den Haag. Mej. A. Bergsma, vroeger Laan v. Meerdervoort 25, Den Haag. Mej. H.v. Bommel v. Vloten, vroeger de Wetstraat 14, Arnhem. Mej. J. Bock, vroeger Ridderstraat 1, Arnhem. H.G. Geerlings. vroeger Parkstraat 45, Velp. R.W. Vroon, vroeger Cannonstraat, Londen. J.W. van Lint, vroeger Kimberley (Z. Afr.). G. Haak, vroeger IJmuiden. Nieuwe leden. Groep Nederland. Jongelieden-Afdeelingen. A.C. Pijl, Fahrenhoitstraat 550, Den Haag. Opg. door het best. der Jongel. Afd. Den Haag. {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} L. Grimm, Oostzeedijk 174b., Rotterdam. Ad. Maasbommel, p/a. den Heer A. Adam, Plantageweg 69a., Rotterdam. Mej. J. Lucas, Witte de Withstraat 61b., Rotterdam. L.C. de Kievit, Jericholaan 44, Rotterdam. Mej. L. Eysman, Schietbaanlaan 84, Rotterdam. W.A.v. Setten, Pompenb singel 19a., Rotterdam. G.v.d. Ree, Nw. Binnenweg 142, Rotterdam. D. Vas Visser Jr., Boschje 13b, Rotterdam. H.v.d. Ree, Nwe Binnenweg 142, Rotterdam. F.M. Bückmann, Dijkstraat 127b., Rotterdam. Mej. M. Viverooy, C.P. Tielestraat 1a., Rotterdam. Corn. G. Kooreman, Avenue Concordia 54, Rotterdam. Mevr. Corn. G. Kooreman, Avenue Concordia 54, Rotterdam. Mej. L. van Gelder, Soetendaalscheweg 62a., Rotterdam. Mej. A.M.v. Zuuren, p/a. Kostense, Wildeveenstraat 10a., Rotterdam. Mej. M v. Beek, Beukelsdijk 17b., Rotterdam. Th. Wierks, Sophiakade 61b., Rotterdam. Mej. M.v.d. Wel, Klein Coolstraat 11, Rotterdam. Mej. J.v.d. Wel, Klein Coolstraat 11, Rotterdam. Mevr. G. Kraal, Vierambachtstraat 35, Rotterdam. Bouwens, Lange Warande 30, Rotterdam. Mej. E.M. Westerman, Steiger 29, Rotterdam. Mej. A.J. Westerman, Steiger 29, Rotterdam. M. Westerman, Steiger 29, Rotterdam. Mej. E. Balk, Oostmolenstraat 30, Rotterdam. Schriel, Hooidrift 45, Rotterdam. J. Wijnbergen, Boschje 15, Rotterdam. Mej. J. Crevecoeur, Bergweg 297, Rotterdam. J.W. Wolff, Jonkerfransstraat 3, Rotterdam. C.P.v. Voorst, Bergsingel 180b., Rotterdam. John. Vogelaar, Stationsweg 48a., Rotterdam. O. van Dulken, De Vliegerstraat 51b., Rotterdam. Mej. M. Jansen, van Heusdenstraat 5a., Rotterdam. J. Huyzer, Prinsestraat 47, Rotterdam. Mej. C. Hoogenbergh, Noordsingel 103, Rotterdam. Mej. M. Hoogenbergh, Noordsingel 103, Rotterdam. Mej. M.A. Meyer, Cath. Beersmanstraat 70a., Rotterdam. Mej. A. Apon, Lambertusstraat 79, Rotterdam. Mej. D. Henschal, Annastraat 9, Rotterdam. Mej. A. Weber, Hondiusstraat 47b., Rotterdam. Mevr. E.A. Hoogendoorn, Rozenburglaan 76, Rotterdam. C. Hoogendoorn, Rozenburglaan 76, Rotterdam. Mej. E. van Dijk, 1e Middellandstraat 15a., Rotterdam. Diepenhorst, Vredenoordlaan 9a., Rotterdam. Mej. L. de Goederen, Schiedamscheweg 10a., Rotterdam. Mej. R. Kruywing, Nieuwstraat 10, Rotterdam. J.v.d. Koog, Oude Dijk 265a., Rotterdam. Mej. Jo Schickendantz, Hochestesweg 14, 's-Hertogenbosch. Mej. N. Meyer, Oosterstraat 40, Schiedam Mej. C. Bubberman, Buiten Havenweg 7, Schiedam Mej. J.W. Bubberman, Buiten Havenweg 7, Schiedam Allen opg. door het best. der Jongel. Afd. Rotterdam. Groep vlaanderen. Begunstigende leden (10 fr.) Dr. Fr. Barion, de Robianostraat 83, Schaarbeek-Brussel. Dr. Froidmont, Baljuwstraat 78, Elsene-Brussel. D. Hartog, Th. Verhaegenstraat 195, St. Gillis-Brussel. Joh. Kesler, De Thystraat 47, St. Gillis-Brussel. M.J. Liesenborghs, Eug. Demolderlaan 2, Schaarbeek-Brussel. N.A. Sändker, Begijnenstraat 23, St. Jans Molenbeek-Brussel. Dr. W. Van Eeghem, Aardschotstraat 134, Schaarbeek-Brussel. Allen opgegeven door het bestuur van tak Brussel. Gewone leden (5 fr.) W.S.P. de Campagne, rue des Brasseurs, 23. Luik. H.L. De Man, Vincentius à Paolostraat 20, Jette-Brussel. J. De Laere, Emiel Jacqmainlaan 109, Brussel. M De Lange, Vondelstraat 51, Schaarbeek-Brussel. Eug. De Cuyper, Jan De Greefstraat 51, Ganshoren-Brussel. R. De Meyer-Coumont, Prinses Clementinastraat, Laken-Brussel. R. De Snerck, Schietschijfstraat 26, St. Joost-ten-Oode-Brussel. Doctus J. De Bruyne, St. Jan Nepomucenusstraat 24, Brussel. J. De Pue, postmeester, Maaseik (Limburg). Dr. E. Gooris, Dwarsstraat, 55, Brussel. Houtman, Quinauxstraat 52, Schaarbeek-Brussel. St. Pritchard, Krijgslaan 7, Elsene-Brussel L. Thielemans, Mignonstraat 20, Schaarbeek-Brussel. Van Doorselaere, Seutinstraat 76, Schaarbeek-Brussel. L. Van Helmont, Van der Schrieckstraat 45, Jette-Brussel. W. Van Dessel, Georges Moreaustraat 154, Anderlecht-Brussel. E. Weyns, Tilmontstraat 92, Jette-Brussel. C. Zetteler, Dageraadstraat 9, Brussel. Allen opgegeven door het bestuur van tak Brussel. De leden van tak Brussel en omstreken worden vriendelijk verzocht hun jaarlijksche bijdrage op postcheckrekening no. 73658 (Dr. W. van Eeghem) te storten of te sturen aan het adres van den penningmeester: Dr. Willem Van Eeghem, Aardschotstraat 134, Schaarbeek-Brussel. Comité voor Ned. Kinderen i.d. Vreemde. Er breekt voor ons een moeilijke tijd aan. De Nederlandsche Regeering, de waarde en de noodzakelijkheid van onzen Nationalen arbeid erkennende, heeft ons geruimen tijd gesteund met een bijdrage van 40 cent per dag per kind tot een maximum van 500 kinderen, er mede rekening houdende, dat dit ongeveer een derde onzer kosten zou zijn en dat het Nederlandsche Volk voor zijne lijdende stamgenooten het overige zou bijeenbrengen, hetgeen ook het geval was. De bezuiniging, die van Regeeringswege moest worden ingevoerd, heeft ook ons getroffen en noodgedwongen moest deze steun worden ingetrokken. Deze hield op 31 December 1921, slechts één kwartaal-afrekening hebben wij nog te goed. Intusschen bedroeg de Regeeringsbijdrage lang niet meer een derde onzer kosten, omdat alle uitgaven belangrijk stegen, en bovendien vloeiden den laatsten tijd de giften van particuliere zijde lang niet meer zoo goed. Groote sommen gaan naar het Buitenland. Een uiterst klein deel daarvan aan ons afgestaan, zou het werk in het Buitenland niet schaden, ons voldoende steunen. Men vergete dit niet. Nog beter, men verhooge het bedrag, dat men voor het Buitenland bestemd had, met een klein beetje voor ons. Het Centraal Comité voor Steun aan Nederlanders in het Buitenland, Beschermvrouwe H.M. de Koningin, kon ons in den afgeloopen maand f 10.000.- afstaan; aan verschillende bijdragen ontvingen wij slechts f 1832.65 en Mrk. 3370.-. Het totaal der ontvangsten steeg tot f 426464.83½ en Mrk. 36158.-. De uitgaven bedroegen in de afgeloopen maand ongeveer f 3000.- en Mrk. 3400.-. Wij onttrokken weder 50 kinderen aan een wissen ondergang tengevolge van ondervoeding, door hen in het Vaderland goede huisvesting, voeding, verzorging, kleeding en onderwijs te verschaffen. Om dit te kunnen voortzetten, vooral om niet genoodzaakt te zijn, kinderen terug te zenden, wier weerstandsvermogen nog niet voldoende is, hebben wij hulp van particuliere zijde noodig. Men zende zijne bijdragen aan den Penningmeester S. VAN LIER Ez. Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 4. April 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Streef eendragtig na die geluk wat ons voorgeslag voor gelij en gestrij het en waar hul voor gesterf het. CHRISTIAAN DE WET. [Prins Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands] {== afbeelding (Cliché uit de Platenatlassen, uitgegeven door S.L. van Looy).==} {>>afbeelding<<} {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} Nationale herdenking. Ik hoor trommels, die den geuzenmarsch roffelen: Vive le geus, hout fraeyen moet’; ik zie vlaggen waaien op de zilte bries; de noordenwind blaast over de witgekopte golven en dwingt de schepen te keeren op hun vaart, moede van het worstelen met zijn geweld; lokkend breidt de Maas hare veilige armen en draagt de zwervers van den Oceaan tot vóór de stad, waar uit lei- en stroogedekte huizen St. Catharijne kerktoren zich trotsch ten hemel heft. Het stout bedrijf vangt aan waar 't nakroost van zal spreken in en om de van angst ontzette stad, zonder garnizoen te harer bescherming, waar ieder valt aan 't zakken en pakken en vluchten ter Zuidpoort uit; door u, o Jan Pietersz. Coppelstock ingelicht, landen de geuzen en vóór negen uur in den avond is het pleit beslecht: hoog van de torens waait de Oranjevlag. Aldus verloor op den eersten April duc d'Alve zijn bril. Nu nog na drie en eene halve eeuw gedenken wij dien grooten dag met trotsche dankbaarheid. Het is goed zich in ons glorierijk verleden te verplaatsen, niet voortdurend, want een kapel van bedevaart is geen huis om in te wonen en in het heden ligt onze taak, maar somwijlen, opdat wij ons aan die herinnering sterken en wat de vaderen hebben volbracht ons tot jaloerschheid prikkele. Hier ligt het begin van den vrijen staat der Nederlanden. Wij roemen in deze fiere worden en alles wat zij vertolken. Het zegt niet weinig, dat in de Republiek, uit den kamp om vrijheid geboren, sinds eene vrijheid heeft geheerscht, wel niet volstrekt, niet gelijk wij haar thans bezitten, maar heerlijker toch dan in eenig ander land van Europa en ons door allen benijd. Door haar is het land welvarend, machtig geworden, het heeft zijn fabelachtigen overvloed van groote mannen voortgebracht; meteen heeft het wijd en gastvrij zijne grenzen opengezet voor vluchtelingen uit alle oorden der christenheid en hen onbevreesd laten deelnemen aan eigen arbeid. De Oranjevlag waait over de eerste vrije Nederlandsche stad. Sinds is Oranje het zinnebeeld geworden van volkseenheid boven alle partij en richting. Ook hier soms diepe inzinking, maar niets is toch in feller strijd met onze historie op haar best en niets onwaardiger aan Prins Willems nagedachtenis, dan dat ééne groep zich boven andere met zijn kleuren tooien zou, van hem, die immers wilde dat roomsch en on-roomsch, precies en rekkelijk schouder aan schouder zouden staan in den heiligen strijd. Bij de zeer diepgaande verdeeldheid van het heden ligt in deze gewijde traditie de macht die ons samenhoudt. Heden gedenken wij ook dat ons van de zee dit heil gekomen is. Zeker, onze grootheid ligt op de wateren. De zee heeft ons, door hare golven bespoeld, niet alleen een open weg gegeven tot aan de uiteinden der aarde en ons gebracht naar dat Oost èn West Indië, waaraan wij telkens meer van ons hart en onze krachten geven mogen; de zee heeft ook ons volk opgevoed en zijne kostelijkste eigenschappen wakker geroepen. Rijst op voor onze eerbiedige heugenis, admiralen en matrozen, kooplieden en ontdekkingsreizigers, van uwen roem hebt gij ons geborgd, uwe grootheid is op onze kleinheid afgestraald, uwe toewijding is ons tot beschamend voorbeeld geworden. Wij kunnen hun geen dank meer betalen. Maar hun geslacht is niet uitgestorven en nog hebben wij hen onder ons, de helden van de zee. Draagt de natie hen met haar sympathie, als de storm buldert en zij weten kan, dat er aan onze kusten, op onze eilanden gevochten wordt om levens te redden van den grijpenden dood? Ook hier brengt herdenking tot schuldbelijdenis. Want wij weten, dat er aan dat medeleven, met wat nu nog op onze zeeën en stroomen geleden en gestreden wordt, al te veel ontbreekt. Er is geen herdenking ook zonder gelofte. Wie zich met zijn heele hart verdiept in de groote dingen onzer geschiedenis, gevoelt zijn liefde, warm en sterk, voor land en volk van nu. Het is niet beter dan andere landen, maar het is ons eigen land, het land onzer vaderen en onzer kinderen, waaraan ook zoovelen zijner zonen en dochteren, over de wereld verspreid, in warme aanhankelijkheid denken, en wij weten dat echte liefde tot daden dringt. Wij kunnen voor het nationale leven het onze doen en heden voor onszelven de gelofte vernieuwen, dat wij te zamen zullen waken voor de zuiverheid onzer heerlijke taal, die in hare zoetheid, haar smijdigheid, haar kracht ons te dierbaar is om haar te laten onteeren door zotte modezucht of botte slonzigheid. Dat wij zullen opkomen voor de schoonheden van natuur en kunst in stad en land, door veel vijanden wreed bedreigd, opdat de openbare meening eindelijk krachtig protesteere en zegge: wij willen ons deze nationale schatten niet laten rooven. Dat wij, bij zoo noodlottige verdeeldheid als ons volk teistert, zullen gewagen van wat ons verbindt, één taal, één historie, stam en land, aard en karakter, al dat gemeenschappelijke, in den partijstrijd vaak vergeten of geloochend, maar allerminst denkbeeldig en in dagen van bedreiging openbaar, klaarder dan het licht. Zoo wordt nationale herdenking tot kracht voor het heden en hoop op beter dagen. L. KNAPPERT. Leiden, Maart '22. {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} De watergeuzen. ‘Ik wist niet, dat ik zoo'n brave jongen was’, moet een aangeklaagde eens gezegd hebben, toen zijn advocaat een pleidooi beëindigd had, waarin hij zijn cliënt in een bijzonder gunstig daglicht had trachten te stellen. Of niet de Watergeuzen, stel zij konden de Den Briel-feesten nog eens bijwonen, en zien in welke stemming die werden gevierd, de neiging zouden voelen opkomen, om dat van zooveel zelfkennis getuigende gezegde te herhalen? ‘Wij wisten niet, dat wij zulke brave jongens waren’! Wel te verstaan: de Prins van Oranje, die hun hun kaperbrieven had gegeven, had zeker genoeg zijn best gedaan om het hen te maken. Zooals Groen van Prinsterer meedeelt: er bestond strenge tucht aan boord. En bovendien was er dan nog de bepaling, dat ‘de Capiteinen elk op zijn schip zullen hebben een minister (predikant) om Gods Woord te verkondigen, gebeden te doen, en de soldaten met de schippers te houden in christelijke zedigheid’. Maar of dat alles veel gegeven heeft? Volgens het Geuzenliedje ‘Wij Geuskens’ wel! Hoor maar: ‘Wij Geuskens willen nu singhen In dese Meyes tijt, En van vreuchden opspringhen, Dat ons Godt ghebenedijt, Nu heeft ghegheven reyn Zijnen zeghen machtich, Daerom wij zullen eendrachtich Den Lof Godt gheven certeyn’. Doch, zonder nu bepaald kwaad van de dichters te willen zeggen: zien die de dingen niet wel eens in roziger wolken dan een gewoon proza-mensch dat doet? Ziehier tenminste een paar aanteekeningen, ontleend aan het archief der Evangelisch-Reformierte Kirche te Emden, die ons een heel anderen indruk geven: 19 Sept. 1569, van Aggeus is met droefheid voorgesteld, dat hij op den burg gevangen zit om alliantie en gemeenschap met de vrijbuiters; 13 Nov. 1570, groote ergernis onder de vromen omdat Regner Cant aan het H. Avondmaal is gekomen, niettegenstaande zijn relaties met ‘de fributern, dar doch alle fromen over klagen’; 27 Nov. 1570, men zal Joh. Crispins vrouw bericht zenden, dat ‘se ohne argernisse dat druncken geselschap der frijbuiteren niet kan harbargen unde setten, unde haer drunckenschap tho bedenen’; 28 Aug. 1571 en vervolgens, men voert een tuchtprocedure tegen zekere Tanneke Bleeckster, omdat deze ‘myt vrijbuiteren grote ummeganck holt’ en door ‘looffwerdige broeders’ op de schepen gezien is! Niet alleen een Nurks, niet waar, zou zich in dit gezelschap laten verleiden tot een: ‘Niet veel zaaks’! Is dit een poging onze vrijheidshelden naar beneden te halen? Een poging tot propaganda van het denkbeeld, dat ze met hun rammen van de Noordpoort geen goed werk hebben gedaan en dat wij niet dankbaar moeten wezen voor wat zij volbrachten? Allerminst! Slechts een trachten de grootheid van hun daad zuiver te karakteriseeren. De kwestie of Lumey en de zijnen werkelijk wel zoo heelemaal, menschelijkerwijs gesproken, toevallig op Den Briel zijn losgetrokken als men pleegt aan te nemen, is - sedert Karl Stählin tegen Fruins opinie in deze in verzet kwam - nog niet als uitgevochten te beschouwen. Maar dat ze iets hebben verricht, dat even diep en even heilzaam in het lot van ons vaderland heeft ingegrepen als slechts de feiten van de allereerste orde hebben gedaan, is onweersprekelijk en wordt ook door niemand betwijfeld. En daarom moet hun in het pantheon van onze vaderlandsche groote figuren stellig en zonder aarzelen zelfs een eereplaats worden toegewezen. Slechts is hun grootheid historisch, niet ethisch geweest. Een, die schuilde in het beteekenisvolle en zegenrijke van hun optreden. Niet in het gave daarvan. Teekenachtig zegt het volk, dat God wel eens een rechten slag slaat met een krommen stok. Voelt wie als Christen de gebeurtenissen van 1 April 1572 waarneemt, in het licht van hetgeen ik hier in herinnering bracht, niet onwillekeurig de gedachte aan die spreekwijs opkomen? A.A. VAN SCHELVEN. Haarlem, Maart 1922. {== afbeelding GEUZENPENNING. De opschriften beduiden: In alles getrouw aan den Koning - tot den bedelzak toe. (Cliché uit Ned Historieprenten, door G. van Rijn. Uitg. S.L. van Looy, Amsterdam)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding GEUZENPENNING. De opschriften beduiden: In alles getrouw aan den Koning - tot den bedelzak toe. (Cliché uit Ned Historieprenten, door G. van Rijn. Uitg. S.L. van Looy, Amsterdam)==} {>>afbeelding<<} {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Geuzensprookje van Den Briel Door Joh. H. Been. Niet te deftig en te ongenaakbaar, om nog eens naar een oud verhaal te luisteren? Zoo iets als van het nietige Klein Duimpje, dat den reusachtigen Wildeman te slim af was, of, als ge 't meer bij Andersen houdt, van het leelijke, jonge eendje? 't Is waar, uit de Watergeuzen groeiden geen koninklijke zwanen. Maar leelijk wàren ze, met hun door de zee gezouten tabernakels, hun brutale kijkers onder de harige muts, vooral als er aan hun gezicht een neus of een paar ooren ontbraken, niet te vergoeden door de nerven en lidteekens van secuur aangekomen japen. En jong? Ja, dat waren zelfs de oudsten onder hen. Want ze leefden tijdens de jeugd van ons volk. En omdat geen duim, hoe breed of geweldig ook, op den duur vat kan blijven houden op al wat nog jeugdig jong is, waren ze onder dien ijzeren van Alva weggevlucht, de wijde, vrije zee op. Of.... vluchten? Gelijk een mug, die terugkomt, tergend zoemend en meest ongrijpbaar. Maar of ze dan met eenden te vergelijken waren? In zeker opzicht ja! Omdat zoowel het water als de vaste wal hun element kon zijn. Joeg men ze op, dan gingen zij, net als dat snaterend goedje, te water - om achter je rug weer terug te keeren. Alleen - eenden hebben nu eenmaal den naam van het kruit niet te hebben uitgevonden, en al hadden de Watergeuzen daar evenmin de eer van, ze wisten er weergaasch goed mee om te gaan, evenals met vuurroeren, gekapt lood en gotelingen, hoewel altijd nog minder dan met kortjan, dien ze wat gaarne lieten bliksemen in het zonnelicht. En nu koningin Elisabeth de Engelsche havens voor hen gesloten had, stond hun een volle maag niet in den weg, om het verstand te scherpen, gelijk dat de eenden ook moeten doen, om aan het eten voor het leven te komen. Inderdaad heerschte er op de Geuzenvloot, die in 't eind van Maart 1572 de wijde wereld werd ingejaagd, een nijpend gebrek aan voedsel. Tijd om victualie in te slaan, was niet gegund. Zwalkers langs Gods wijde wateren waren zij nu geworden, doch met de wetenschap, dat op die wateren korenschepen kwamen aanzeilen uit Oosterland, zooals men toen nog de landen om de Oostzee wel noemde. En op de stranden dier wateren lagen visschersdorpen en enkele steden, waar levensvoorraad te verkrijgen of te rooven was. Heel leelijk, om zulke plannen te vormen, en vanzelf onbegrijpelijk voor u, o lezer, die in den Mobilisatietijd wel meer of minder honger geleden, maar nooit gesmokkeld hebt. Van heel verre natuurlijk hebt ge in dienzelfden Mobilisatietijd wel eens gehoord van lieden, die, op de manier van den Wildeman uit het sprookje van Klein Duimpje, al in de verte roken, waar er vleesch en andere eetwaren te verkrijgen waren. Zoo wisten de Geuzen ook, dat er uit Spanje een Vlaamsche koopvaardijvloot, met bestemming naar Antwerpen gezeild was, en in 't laatst van Maart in het Nauw van Calais kon zijn. Daarvan overvielen zij nu de achterhoede, nog wel op Palm-Zondag (30 Maart 1572) en twee rijkbeladen schepen vielen in hun macht. Het eene, waarop Claes Vaer, die van Brouwershaven afkomstig was, het bevel voerde, had de toenmaals ‘peperdure’ specerijen in, uit de Indiën afkomstig en te Lissabon gekocht. Ook waren er twee kisten met geld bij. Het geheel werd door den Franschen gezant in Engeland op een waarde van 60 duizend kronen geschat. En toch ware het koren hun nog dierbaarder geweest! Op het eerste der genomen schepen kwam Marinus Brand als kapitein, en op het andere hopman Daam, gelijk gewoonlijk Adam van Haren geheeten werd. Nog had zich op de kust van Engeland het schip van Bloys van Treslong bij hen gevoegd, dat met groot perikel uit het ijs bij Wieringen ontsnapt was, waar de Spanjaarden het, al op het ijs, onder Jan Simonsz. Rol belegerd hadden. Met alles en alles mee had men nu een vloot van 26 schepen, en daarmee ging het Noordwaarts. Niet om, zooals men wel eens meldt, op Texel te landen of een aanslag op Enkhuizen te ondernemen. Immers admiraal Boshuysen en de straks genoemde kapitein Rol bewaakten van Spaansche zijde daartoe veel te goed dit gedeelte van Noord-Holland en de Zuiderzee. Wat later op het programma mocht komen te staan, zou ook later wel aan de orde komen, maar nu eerst: eten zoeken, de korenvloot in de Sont tegemoet zeilen. Evenwel, de wind stuurde het geheele programma in de war. Een echte draaistorm: eerst Zuidelijk, toen daar doorheen, Zuidwestelijk draaiend, en, al ruimer wordende, in hevigheid toenemende. Waardoor de Geuzen, die zich al op de hoogte van Egmond aan Zee bevonden, terug moesten, omdat zij met hun zeilschepen geheel van den wind afhankelijk waren. En toen deden zij het domste, wat zij met mogelijkheid doen konden, en waardoor zij bewezen, dat althans de aanvoerders voor het meerendeel niet uit gezouten zeelieden bestonden - mèt een Noordwestelijken storm onze gevaarlijke kust naderen en, door den Maasmond in te zeilen, zichzelf daarin op te sluiten. Of - zouden zij, die overal hun spionnen hadden, geweten hebben, dat van Rotterdam uit een koopvaardijvloot zee ging kiezen? Zoo ja, dan hebben zij wederom buiten den Noordwester gerekend. Want pas bespeurden de wel waakzame zeelieden van die koopvaarders, dat er een heel verdacht uitziende vloot den Mond der Maas binnenviel, of zij, die op de Brielsche reede voor anker lagen om een gunstigen wind af te wachten, ontplooiden de zeilen, en gingen voor het lapje terug naar Rotterdam, waar zij de ontstellende mare brachten, dat de Piraten het groote zeegat, waardoor toenmaals Rotterdam in verbinding stond met de Noordzee, waren binnen gevallen. Het was toen, gelijk dat gewoonlijk bij Noordwestenwind geschiedt, helder weer geworden, en ongeveer de klokke twee, toen hopman Daam en kapitein Brand, die een eind de vloot vooruit waren gezeild, het anker wierpen voor de (toenmalige) Brielsche haven. Het eerste, wat toen Marinus Brand deed, was zich te begeven aan boord van hopman Daam, met de vraag, of die niet wat voor hem te eten had. Met een effen gezicht dook die in de kombuis, om tot groot vermaak van de equipage wederom met een stuk kaas op te duiken. het laatste, dat hij aan boord had. Even sober was het op het schip van Treslong gesteld. Het behoeft niet betoogd, dat de mare van de aankomst der Watergeuzen heel den Briel op stelten had gezet. De menschen, die weinig of niets te verliezen hadden stroomden naar het Havenhooofd; maar de veerman Coppelstock, die anders niet achter bleef, als er wat te doen viel hier op zijn gebied, was er niet bij. Die zat met zijn schuit op het Maassluische Havenhoofd, omdat daar de mande aan den paal was opgeheschen, hetgeen zeggen wilde, dat er passagiers naar den Briel moesten worden overgebracht. Want dat ging toenmaals regelrecht van Maassluis naar den Briel, omdat het eiland Rozenburg nog niet bestond. 't Was dus een heele torn om over te varen; kijk maar eens op de kaart. Rustig en wel liet Coppelstock de roeiriemen op en neer gaan, toen in het Westen een heele vloot schepen was zichtbaar geworden. De passagiers gingen er een boom over opzetten. Wat voor schepen konden dat wel zijn? De te verwachten korenvloot uit de Oostzee? Dat kon nog niet, besliste de veerman, die van deze dingen verstand had. Wat dan wel? Er werd gegist en gemist. totdat Coppelstock, die eens scherp uitgekeken had, het uit zijn mond liet vallen, dat het wel eens de Watergeuzen konden zijn. Dat gaf een schrik onder de passagiers, koopluidjes, die wel overgezet wilden worden, om, mocht het zijn, in het Brielslche land goede zaken te doen, maar om den dood niet graag den duivel regelrecht in de armen wilden loopen. Want de rustige burgers waren toen even zoo weinig op de Watergeuzen gesteld, als die van tegenwoordig op de Bolsjewieken, beiden trouwens in hun {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} soort naar eigen overtuiging brave lieden! Daarom moest de veerman hen weer terugbrengen naar het wat veiliger vasteland van Holland, en toen wilde hij er wel eens haring of kuit van hebben, wat dat nu met die schepen beduidde. Bevreesd was hij allerminst. Met zijn heerlijk gezond verstand toch begreep hij wel, dat de Watergeuzen vandaag meer hèm, dan hij hèn noodig hadden. Al voortroeiende zette hij zijn plannetje in elkaar. Op de vloot moest jonker Bloys van Treslong zijn, dien hij kende, omdat de jonker reeds als kind op het Brielsche Havenhoofd bij de booten zat. En daarom vroeg hij naar hèm, bij het eerste schip het beste, waar een leelijke kop over de verschansing heen hem in de gaten hield. Hij kwam, waar hij wezen wilde, en toen hij vroeg, of de Geuzen om den Briel kwamen, vond Treslong dat nog zoo'n gek iedee niet. Spaansche soldaten waren er niet. en de Schutterij was voor een groot gedeelte op de hand der Geuzen. Het kon althans eens geprobeerd worden. Wat ook onder de aandacht van Lumey werd gebracht, voor wien de veerman vervolgens werd geleid. Door den wind moest men hier toch, wie weet hoe lang, nog blijven liggen, wat gevaarlijk was, omdat op het vasteland van Holland, al dadelijk bij Ter Heyden, Spaansche knechten lagen, expres tegen mogelijke overvallen of landingen van de Watergeuzen. En Bossu bevond zich {== afbeelding PRINCE-GEUS. HOLLANDSCHE GEUS. Kleuren: donker gestreept = rood; niet gestreept = wit; licht gestreept = blauw. De Hollandsche Geus werd het meest gebruikt.==} {>>afbeelding<<} in den Haag, en hield niet van lang talmen. Bovendien, als den Briel maar zijn poorten opende, kon men het allernoodzakelijkste eten bekomen, en de rest erbij. Dat zei Lumey niet, maar Treslong, die hem kende en bovendien wist, dat de admiraal elders maar al te goed bekend was. Daarom stelde hij Coppelstock zijn zegelring ter hand, die van zijn vader was geweest, voormaals Baljuw van Voorne. De menschen zouden daaruit begrijpen, dat er nog andere mannen op de vloot waren dan Lumey en diens ‘moedwillige boeven’, zooals de geschiedschrijver Bor de Walen noemde. Met dien ring en de boodschap van Lumey, waarbij de Brielsche Regeering uitgenoodigd werd twee personen te zenden naar een huis halverwege het Havenhoofd gelegen, om een onderhoud met den admiraal en nog een van de vloot, kon de veerman Brielewaarts gaan. Of de lieden op het Havenhoofd naar hem opdrongen, om het naadje uit de kous te weten, het baatte hun bij den stoeren veerman niet, die op elke vraag een raak antwoord had. Hij dacht er in het geheel niet aan, dat hij, door zijn aanraking met de Watergeuzen gevaar kon loopen bij een regeering, die reeds de poorten had doen sluiten. Toen hij binnen de stad gelaten was, had hij er anders een voorproefje van. Want uit de menigte, die ook hier hem opwachtte en voor een groot deel op zijn tocht door de stad vergezelde, gingen stemmen op, die hem voor Geus en verrader scholden. Hij baande zich echter met zijn robuust lichaam en zijn ellebogen de noodige ruimte, en gaf de scheldwoorden met rente terug. Zelfs verloor hij zijn koelbloedigheid niet, toen hij op de groote bovenzaal van het Stadhuis ‘binnen stond’, gelijk toen de term luidde, en waartoe men te maken had met heel gewichtige Stadsboden, die eerst in die geheimzinnige regiones verdwenen, om dan nog gewichtiger terug te komen, en met fluisterwoorden den geroepene tot deze heiligdommen inleidden. Ook hier begreep hij den toestand te beheerschen. Voor het tiental bijeengekomen Magistraatspersonen deed hij rustig en kalm het verslag van zijn ontdekkingstocht en kwam vervolgens met het voorstel van Lumey voor den dag, de verschrikking daarvan bezwerende door het omhoog heffen van Treslongs zegelring. De voorzittend oftewel regeerend Burgemeester Nicker vroeg hem toen, op hoeveel koppen hij de Geuzen schatte, en Coppelstock doorzag dadelijk het gevaarlijke van deze vraag. Indien hij, wat ongeveer met de waarheid overeen kwam en hij wel geweten zal hebben, daarop 500 geantwoord had, zouden deze regeerders het er vermoedelijk wel op hebben durven wagen alle eischen af te slaan. Wel was de vesting niet in een voldoend verdedigbaren toestand, maar de Geuzen hadden geen belegeringswerktuigen, en spoedig genoeg zou, evenals dat bij Loevesteyn geschied was, de Spaansche hulp komen opdagen. Voorzeker konden de Brielsche heeren wel hun testament maken, als de hertog van Alva vernemen zou, dat zij voor een half duizend zeeroovers gezwicht waren, en die uiterste wil hadden hun zelfs niet gebaat, omdat na schavotteering verbeurdverklaring der goederen volgde. Daarom komt den veerman alle hulde toe voor zijn handigheid, om achter dat cijfer een nulletje te zetten. Dàt getal maakte indruk, waarom de regeering besloot, om op het voorstel van Lumey tot een mondgesprek in te gaan. Het kon als bliksemafleider dienen, en verplichtte, als men een beetje handig was, tot weinig of niets. Want veel vertrouwen had men in de Geuzen niet, wier plundertochten van het vorige jaar nog versch in het geheugen lagen. Vermoedelijk zijn het de twee Burgemeesteren geweest, Nicker en Koeckebacker, die vanwege de Stad afgevaardigd werden tot het mondgesprek en ontmoetten zij in het huis halverwege het Havenhoofd, benevens Lumey, vermoedelijk Treslong. Daar had de opeisching der stad plaats in naam van den Prins van Oranje, hetgeen niet de eerste leugen van Lumey was - want hoe teleurgesteld toonde zich later de Prins, toen hij kennis kreeg van het groote Geuzenfeit! - en kregen Burgemeesteren twee uren uitstel ter beslissing, welken tijd de Geuzen gebruikten, om te landen. Volgens de opgaven daarvan geschiedde die landing omtrent te vijf uur, wat wel klopt met het feit, dat het Zaterdag te voren, den 29 Maart, precies te één uur {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} 's namiddags volle maan was geweest en dus nu tegen 5 uur hoog water. In elk geval was het hoog water tijdens den bedenktijd, dien ik, alle omstandigheden nagaande, van half vijf tot half zeven, op zijn vroegst van vier tot zes zou willen stellen. De burgers, die af en toe over de vestingmuren dien kant uit keken, zagen de bootjes heen en weer varen en weldra wemelde het op het Havenhoofd van de Geuskens, die, toen de bedenktijd langer duurde dan hun geduld, zoo dicht de Noordpoort naderden, dat zij het volkje op de vestingwerken konden toeroepen, ‘of men se soude inlaten, dan of sy haer selven in helpen souden moeten?’ In der Stede Huys zaten onderwijl de leden der regeering tusschen twee vuren. Immers wanneer zij de stad aan de Watergeuzen overgaven pleegden zij verraad aan de voor hen wettige regeering, en vooruit wisten zij, dat al heel spoedig de Spaansche knechten, bekend als de beste {== afbeelding INNEMING VAN DEN BRIEL DOOR DE WATERGEUZEN. (Cliché uit ‘Spiegel onzer Vaderlandsche Geschiedenis’, Platenatlas met tekst door E. Molt. Uitgave S.L. van Looy, Amsterdam.)==} {>>afbeelding<<} militairen van Europa, voor den Briel zouden zijn, om die stad te hernemen, als wanneer de wraak verschrikkelijk zou zijn. Weigerde men van den anderen kant, dan zouden de Geuzen zich niet onbetuigd laten en straks de stad bestormen, en vergeten wij niet, dat de Heeren aldoor de 5000 man van Coppelstock in het hoofd hadden. Namen die de stad stormenderhand, dan zou het lot der burgerij niet minder ellendig zijn dan of de Spanjaarden de stad met het zwaard in de vuist veroverd hadden. Goede raad was duur, en van de bovenkamer van het Stadhuis zagen de Heeren, hoe er velen, die liever het zekere voor het onzekere kozen, met hun bezittingen, voor zoover die in enkele oogenblikken te vangen en te grijpen waren, zich den kant op spoeden van de Zuidpoort, om daardoor de gevaarlijke vesting te verlaten en elders een beter onderdak op te zoeken. Toen heeft burgemeester Nicker een middenweg gevonden, waardoor hij om zoo te zeggen twee vliegen in één klap sloeg. De knoop werd doorgehakt, om de stad aan de Geuzen over te geven; vermoedelijk is daarvan ook wel kennis gegeven aan de betrokken partij, maar getalmd werd er met het openen van de Noordpoort. Door deze handelwijze waren de Geuzen van vijanden in vrienden veranderd en tevens hadden de vluchtelingen den tijd om zich uit de voeten te maken. Onder die vluchtelingen behoorde ook burgemeester Koeckebacker, maar Jan Pieterszoon Nicker bleef op zijn post. Intusschen begonnen de Geuzen ongeduldig te worden. Daar straks meldde ik al, hoe er eenigen tot aan de Noordpoort genaderd waren, en dit schijnt meteen een bewijs te zijn voor de waarheid van mijn veronderstelling, dat Nicker reeds het bericht van de capitulatie der stad onder de Geuzen hadden weten te verspreiden; anders waren die lieden toch niet zoo dicht bij de vesting gekomen. Hoe dit zij, het begon Lumey te lang te duren, dat hem de poort geopend werd, en toen hem vermoedelijk ook door middel van lieden op den stadsmuur, die het aan zijn Geuzen zullen toegeroepen hebben, bekend werd, hoe velen uit de stad vluchtten, ontbrandde zijn toorn, en besloot hij onmiddellijk een kort einde aan de zaak te maken. Op zijn bevel trok Treslong met een gedeelte van de Watergeuzen, dat dus ongeveer de helft van de geheele macht der belegeraars zal bedragen hebben, langs de Singels, langs de gesloten Lange- en Piermansche Poorten, en ja, toen men bij de Zuidpoort de Geuzen zag opdagen, sloot men ook die haastig, en was de kans voor al, wat verder nog vluchten wilde, verkeken. Net was er de baljuw, Jhr. Van Duivenvoorde, door gesnapt, die te veel werk had gehad om de f 6000.- in te pakken, welke hij als Rentmeester 's Lands van Voorne onder zijn beheer had. Aan een zijden draadje hing het, of de Geuzen hadden hem het licht uitgeblazen; maar Treslong kwam tusschen beiden, redde hem het leven, maar van zijn geld moest hij afscheid nemen, terwijl hijzelf als gevangene binnen heel korten tijd, en nu met de Geuzen, weer in de stad kwam. Terwijl Treslong door de Zuidpoort een toegang zocht, waren de overige 300 Geuzen op het Haven- {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} hoofd niet werkeloos gebleven. Alles kwam in beweging. Lumey had de bestorming van déze, n.l. de Noordpoort, aan kapitein Roobol opgedragen, die daartoe een tweetal vaatjes buskruit uit de schepen liet opduikelen, tegen de poortdeuren leggen en een loopertje strooien van het korrelige kruit. De Geuskens zorgden op een veiligen afstand te blijven, doch toen, onder een leven als een onweer, de vaatjes kruit in de lucht gevlogen waren, stoven de Geuskens naar de plaats der ontploffing. Maar dat viel hun tegen. Men deed in die dagen nog niet aan revolutiebouw; alles was even stevig en goed afgewerkt. Al wat de ontploffing bewerkstelligd had, was, dat de zware deuren eenigszins ontwricht waren. Wel, dat zou 'm de drommel! Vuur, jongens, vuur! commandeerde Roobol, en zijn Geuskens wisten maar al te goed, wat hij daarmee bedoelde. Géén schoten uit hun lompe vuurroeren, die eigenlijk beter geschikt waren, om, den loop in de stevige knuist, iemand met de met koper omslagen, puntig uitloopende kolf de hersens in te slaan. Neen, het vuur, waardoor men ook onwilligen tot bekentenis wist te dwingen in de duistere holen der gerechtsgebouwen. Van alle hoeken en gaten werd stroo, rijs, en al wat Hollandsche jongens wel samen weten te sleepen als er een vuurtje gestookt moet worden of een wespennest valt uit te branden, bij elkaar gezocht, en weldra kronkelden de vlammen tegen de poortdeuren, vraten daar gaten in en wervelden dan, roodgloeiend door den zwaren smook, hoog de donkere lucht in, vonken uitzendend in den Noordwester, die altijd nog om dit tooneel der verschrikking loeide. Het was toen ongeveer half negen in den avond. De wel reeds afnemende maan, maar toch bijna nog vol was in den morgen van den eersten April te kwart voor zevenen ondergegaan en het zou eerst tegen tien uur 's avonds zijn, eer zij boven den horizon rees om haar bij den opgang bloedrood gelaat af te teekenen in de rimpelingen van de stroomende Maas. En toen.... namen de Geuzen een stuk van een scheepsmast ter hand, bij gebrek aan een eigenlijken stormram. Daar ging het met vereende krachten tegen de poort, half door het vuur ingevreten. Tot eindelijk, onder groot gejuich, de zware deuren weken, en den Briel open lag voor den woesten Watergeus, die nu wèl stormenderhand de stad genomen had. Den Geuzenmarsch pijpende of trommelende; ging het door het Dijkslop heen, het overoude Maerlant over, toen de hoofdstraat in. Daar - hoorde men het geschetter van een horen uit de stad komen. Een oogenblik aarzeling. Een luisteren, waarin geheel de aandacht lag van de altijd waakzame zeelieden. Toen... een schok door het lichaam. Want dàt was het lied, dat geklonken had op de slagvelden, dat de gevangenen gebeden hadden in hun kerker, met de handen vastgeklemd aan de ijzeren staven om uit te zien naar de voortjagende, vrije wolken, het lied, dat om en op de schavotten had geruischt, maar dat de Geuzen hadden medegenomen naar de wijde zee: het lied van Willem van Oranje, het onsterfelijk Wilhelmus. Treslong was het, die van het Zuiden naderde, na zich ook door die poort een toegang verschaft te hebben. Beide afdeelingen ontmoetten elkander in het hart van de stad, het kleine Marktveld voor het Stadhuis De mannen legerden zich daarop, van alles wat zij vinden en grijpen konden een vuurtje stokend, om zich te verwarmen. De hoofden begaven zich op het Stadhuis, om te beslissen over het lot van de genomen stad. Voor Lumey en zijn Walen behoefde er eigenlijk, om te beslissen over het lot van de genomen stad, geen beslissing genomen te worden! Plunderen, het bijeengeroofde naar de schepen laten brengen, vervolgens den rooden haan op de voor een groot gedeelte rieten daken jagen, en dàn met een gunstigen wind het zeegat uitzeilen. Daartegen echter kwamen de Hollandsche en Zeeuwsche en Friesche kapiteins op. Het zijn vooral Treslong {== afbeelding Penning ter herinnering aan het Verbond der Edelen, het weigeren van den tienden penning en de inneming van den Briel (1566-1572). (Cliché uit Ned. Historieprenten door G van Rijn. Uitg. S.L van Looy, Amsterdam)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Penning ter herinnering aan het Verbond der Edelen, het weigeren van den tienden penning en de inneming van den Briel (1566-1572). (Cliché uit Ned. Historieprenten door G van Rijn. Uitg. S.L van Looy, Amsterdam)==} {>>afbeelding<<} en de Rijck, die voor het handhaven der stad gesproken hebben, en wel om van den Briel een tweede La Rochelle te maken. Van zijn kant had Lumey het zoo ver niet mis, om te beweren, dat men dan aan Bossu een kans zou geven, om al de Geuskens als een troep ratten en muizen in hun nest te snappen en meteen uit te roeien. Neen, beter maar weer de zee op, en - we zouden tegenwoordig zeggen: uit militaire noodzaak - den Briel verbrand, om deze veste niet als steunpunt in handen der Spanjaarden te laten. Niet ineens is dit verschil beslecht. Nog dien avond plunderden de Geuzen de kloosters en kerken en den volgenden morgen ging men daarmee voort, ja, liet Lumey alvast het geroofde naar de schepen brengen. Het kan ook zijn, dat hij den buit daar veiliger oordeelde dan in de weldra door de vijanden aan te vallen stad. Doch de andersdenkende kapiteins hielden niet op. De Fries Barthold Enten van Mentheda en de Amsterdammer Dirk Duyvel voegden hun bewijsgronden bij die van Treslong en de Rijck, van wien het mooie woord was, dat hij altijd verlangd had in vaderlandsche aarde begraven te worden, en daarom, als het moest, sneuvelen wilde bij het verdedigen van den Briel. Wat hagel en alle elementen, zoo zal het geraasd hebben, was Lumey dan soms bevreesd voor den Spanjool? Dàt was hij niet, en eindelijk, bezwijkende voor het aandringen van zijn kapiteins, en niet minder ontvlamd door hun moed, besloot hij de op den Brielschen toren als zegeteeken der Watergeuzen uitgestoken vlag der Watergeuzen, het Oranje-banje-bleu, tegen de wereldmacht van Spanje te handhaven. Nu begint eigenlijk het meest belangwekkende van het sprookje. Want handhaven - is dat niet de wapenspreuk der Oranjes! - is zwaarder dan verkrijgen. Dat wil ik u later wel eens vertellen, als de Redactie het mij toestaat. *) Bladvulling. Een onderwijzer, bekend om zijn levendigen verteltrant, had een geschiedenisles gegeven over de inneming van Den Briel in 1572. Nog diep onder den indruk van het rammeien der poort, zwermden de jongens naar buiten, waar juist die week boomen waren gerooid. Een belhamel kwam op de gedachte Watergeusje te spelen. Een zware tak was gauw gevonden. De jongens plaatsten zich links en rechts en onder het zingen van ‘In naam van Oranje, doe open de poort’ renden ze op een oude schuur aan, waarvan de deur het moest ontgelden. De vrijbuiters werden tot de orde geroepen, maar de pret was er niet minder om. {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Titelprent van het feestprogramma der Afd. Amsterdam (teekening van het lid FRANS NACKAERTS).==} {>>afbeelding<<} 1572 - 1 April - 1922. Daar zwalkten zij weer, uit de havens gejaagd Door Engelands eigenbelang: Enkhuizen als doel, maar - tegenwind vlaagd, In 't want zong de stormwind z'n zang. De ballingen, bang voor geen duivel der hel, Met gloed van geloof in de ziel, Ze vloekten: de stormige zee was te fell - Ze dreven naar 't Zuid, naar Den Briel. ‘Dat's ons’, zei wraakzuchtig hun mond, ‘dat wordt buit!’ En ze wenschten elkander geluk; ‘De plunderklok dan maar daarginder geluid: Laat hun ook eens voelen de druk!’ - Maar Treslong zag dieper: een aureool Lichtte uit van die toren, die wal In gloed van Oranje! Weg moest de Spanjool En - vrijheidslicht straalde overal! ‘Wij houden 't’, riep hij ‘voor de Prins’, zei Lumey: ‘Tsa, mannen, de poort gerammeid!’ - Oranje woei uit en 't Wilhelmus klonk blij: En heeft sedert ter glorie geleid. - Zo doemen zij op in 't verleden, die schaar Van ballingen, mannen der daad! Wij juichen: ‘Die Geuzen doorzagen 't gevaar, Gehoorzaamden diepere raad; Staan wij ook met raad en daad elkaar bij, Waar 't aloud Wilhelmus weerklinkt, Zo zorgen wij, sterk in der volkeren rij, Dat wimpel noch vlag ooit weer zinkt!’ J.B. SCHEPERS. Haarlem, 10 Maart 1922. Buitenland. Nederlandsche Kunst te Stockholm. De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging alhier, haar doel getrouw, Nederland in Zweden zooveel mogelijk bekend te maken, heeft o.a. op haar programma het doen houden van voorlezingen over de meest verschillende onderwerpen, Nederland en Insulinde betreffende, niet alleen binnen den engeren kring der Vereeniging, doch nu en dan ook daarbuiten, zoodat ook niet-leden tegen luttele betaling toegang hebben. Eene dezer voorlezingen, ook toegankelijk voor nietleden werd op verzoek van het Bestuur der Vereeniging den 3en Maart j.l. gehouden in de groote gehoorzaal der Christelijke Jongelings-Vereeniging alhier door Dr. Axel Gauffin, Intendant van het National Museum te Stockholm over: ‘De Nederlandsche Zaal in het National Museum’, een en ander verduidelijkt door lichtbeelden. Spreker wees eerst op het groote verschil tusschen de Vlaamsche en Hollandsche school. Terwijl de eerste zich kenmerkt door weelderige kleurenpracht, vertoont de laatste een zekeren ernst, zich weerspiegelend in soberheid der kleuren. De Vlaamsche school gaf stillevens, liefst in rijke omgeving, geschikt voor prachtige zalen, waar schitterende maaltijden worden gegeven, de Hollandsche stillevens zijn ongekunsteld. De Hollandsche kunst trad op als baanbreekster en in scherpe tegenstelling met den toenmaals heerschenden barokstijl, zijn koningsportretten in fladderende mantels en voorstellingen van feestgelagen en dergelijke. Het was in Holland en Frankrijk, dat de nieuwe geest het eerst doordrong. Spreker vertoonde daarop een reeks lichtbeelden, voorstellende heerlijke Hollandsche stillevens, landschappen en figuren, waarbij Rembrandt's doeken meer uitvoerig werden besproken en stond lang stil bij een van de merkwaardigste daaronder, hetwelk zich thans in het National Museum te Stockholm bevindt. Herhaaldelijk omgedoopt, {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} is het thans bekend onder den naam: ‘De samenzwering der Batavieren onder Civilis’. Volgens een bekend Deensch kunstbeoordeelaar zou het doek door een Zweedsch koning besteld zijn en de hoofdfiguur erop de afgod Odin voorstellen. Een en ander is later door Hollandsche onderzoekers weersproken. Krachtige toejuiching van een talrijk en dankbaar publiek beloonde den spreker; een der bestuursleden der Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging dankte Dr. Gauffin uit haar naam. De Nederlandsche kolonie te Stockholm is klein, te klein voor eene zuiver Nederlandsche Vereeniging. Doch er zijn slechts weinige personen met goeden wil noodig, om in den geest der Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging in het buitenland te werken om, ook bij niet-Nederlanders, belangstelling te wekken voor ons land, ons volk, onze geschiedenis en kultuur en voor onze práchtige gewesten in het verre Oosten. Er valt in dit opzicht nog veel, zeer veel te doen. J. RIPPE, Stockholm, Maart 1922. Vertegenw. A.N.V. Nederland. Reizende Tentoonstelling voor Volksgezondheid. Het A.N.V. stelt zich o.m. ten doel de verhooging der zedelijke en stoffelijke kracht van het Nederlandsche volk. Dus mag en moet het belangstelling toonen voor deze tentoonstelling, welke zulke gezonde begrippen over de bevordering der volksgezondheid belooft te verspreiden. Dr. Th. Lens, arts te Aerdenhout, lid van het Hoofdbestuur, had zich bereid verklaard het Verbond en zijn maandblad bij de opening op Donderdag 9 Maart te vertegenwoordigen en schreef het volgende: ‘Het heeft mijne groote voldoening, dat het Nederlandsche Roode Kruis, na afloop van de I.H.T.A. het initiatief heeft genomen tot een reizende hygiëne-tentoonstelling. Ik spreek den wensch uit, dat deze tentoonstelling bij haar bezoeken aan de verschillende plaatsen in den lande, de belangstelling moge hebben van het volk, waardoor het doel bereikt zal worden, dat zij de hygiëne op velerlei gebied zal dienen. Terwijl ik mijn dank betuig aan de Vereeniging en personen, die aan deze tentoonstelling hunne medewerking hebben willen verleenen, uit ik de hoop, dat zij een succesvolle rondreis moge maken.’ Met deze woorden begroette Z.K.H. de Prins der Nederlanden, de plannen voor de ‘R.T.V.’ als bijdrage in haar catalogus en deze woorden geven wording en doel der tentoonstelling op kernachtige wijze weder. Dr. M. de Hartogh heette de genoodigden welkom. In korte woorden schetste hij, hoe het succes der Internationale Hygiëne-Tentoonstelling te Amsterdam in 1921 gehouden, bij eenige bestuurders van het Nederl. Roode Kruis, de heeren De Kanter en Vorstman, de gedachte had doen rijpen door een reizende tentoonstelling het geheele Nederlandsche volk te bereiken. Belangstelling voor hygiënische maatregelen ontwaakt in breedere kringen. Het Hoofdbestuur van het Nederl. Roode Kruis ziet in het kweeken van die belangstelling en in het voorlichten der groote massa een doel voor haar vredespropaganda. Aan Dr. De Hartogh werd verzocht de leiding op zich te nemen van het comité van voorbereiding. Met veel ijver en liefde voor de zaak heeft hij, gesteund door vele personen en vereenigingen, een prachtig geheel bijeengebracht in de groote zaal van het Panorama-Gebouw, door den eigenaar welwillend en kosteloos afgestaan aan deze tentoonstelling als proef, voor zij haar reis zal beginnen. Een uitvoerige beschrijving ligt buiten het bestek van Neerlandia. Toch een enkele aanduiding om de belangrijkheid in het licht te stellen. In de helder verlichte rechthoekige ruimte stappen we dadelijk in een gang van ‘stands’. Bijzondere aandacht verdienen de modellen van een nieuw gemeentebadhuis, de buitenschool te 's-Gravenhage, het ziekenwezen te plattenlande, het Nederl. Roode Kruis, keuringsdienst van levensmiddelen, kleeding, verlichting, tuberculosebestrijding, zuigelingenzorg, tandverzorging enz. enz. Vele belangwekkende voorwerpen, platen en statistieken vinden we in de verschillende uitstallingen, waaronder oude kennissen van de I.H.T.A. De architect A. Grimmon heeft de moeilijkheid, om deze tentoonstelling gemakkelijk naar andere plaatsen te vervoeren en in minder ruime zalen op te stellen, op vernuftige wijze opgelost. De wanden der uitstallingen kunnen gemakkelijk uit elkander worden genomen. De toonbanken zijn de kisten, met schotten voor de platen, lijsten en voorwerpen. Geoefende inpakkers zorgen voor de verzending. De plattegrond der tentoonstelling kan zich schikken naar de beschikbare zaal. Reeds is aan twintig Gemeentebesturen verzocht om gastvrijheid voor de tentoonstelling. Uw verslaggever twijfelt niet of deze zal in de kleinere gemeenten gaarne gegeven worden, nu de bevolking op zoo aanschouwelijke wijze kan worden onderricht in de gezondheidsleer. Van de Afdeelingen. 's-Gravenhage (Jongel.-Afd.). De Secretaris schrijft: Donderdag 23 Febr. heeft Felix Timmermans een lezing gehouden voor onze Afdeeling in de dichtbezette zaal van de Oranjesocieteit. Van het begin tot het eind, dat veel te gauw naar onzen zin kwam, heeft hij ons geboeid; aan één stuk hebben we zitten genieten. Een avond, waar we met veel genoegen op terug kunnen zien. Eigen roem enz., niet waar? Daarom knippen we de laatste regels uit van het verslag in de ‘Haagsche Crt.’: ‘Het is een genot naar hem te luisteren. Het publiek dankte dan ook met een daverend applaus. In één woord: een avond, dien we niet zullen vergeten!’ Haarlem. 15 Maart hield Prof. Dr. W. Martin, directeur van het Mauritshuis, voor de leden dezer Afdeeling een belangwekkende voordracht met lichtbeelden over Frans Hals en zijn werken. Rotterdam (Jongel.-Afd.). Het bestuur dezer Afd. is thans als volgt samengesteld: Ir. G.A. Rosenthal, w.i., 1e voorziter; A. Maasbommel, 2e voorzitter; mej. A.v.d. Berg, Nieuwe Binnenweg 301a, 1e secretaresse; M.A. Cageling Jr., 2e secretaris; I. Isäacs, Hoogstraat 340, 1e penningmeester; J. Hoogendoorn, 2e penningmeester; G. Dorgelo, archivaris. - 20 Febr. gaf deze Afdeeling een liederavond door mevr. Manna de Wijs-Mouton. Met haar talrijke geestige en ernstige liedjes heeft ze het groote aantal toehoorders zeer zeker weten te boeien, wat de warme toejuichingen getuigden. Op verzoek werden vele van haar bekende liedjes voorgedragen, terwijl ook de plat-Haagsche, op pittige wijze voorgedragen, veel bijval vonden. De volgende avond is vastgesteld op 6 April, waarop de heer D.J. van der Ven een lezing zal houden met filmvertooning. {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} Insulinde. Alarm geblazen! Dat deed de welbekende ijveraar voor Nederland's zeevaart, handel en nijverheid, de heer O. Kamerlingh Onnes in een voordracht, gehouden op 24 Febr. j.l. in het Indisch Genootschap. In dank werd door ons een verslag van die voordracht ontvangen, opgenomen in de Zeepost van 28 Febr. j.l. Het behandelde onderwerp is van groot en dringend belang: De gewijzigde positie van Nederl. Indië en het wereldverkeer in de volksvoorlichting hier te lande. De heer K.O. betoogde uitvoerig, dat Nederland zijn roeping om Insulinde krachtig te ontwikkelen nog steeds zeer onvoldoende begrijpt. ‘Ik moet mij beperken, zegt de spreker, maar op bijna ieder gebied zoude zijn aan te wijzen, dat ons Bestuur van Nederlandsch-Indië vooral daarom te kort schiet, omdat het schort aan inzicht, hoe groot Nederl. Indië is, hoe luttel het aantal werkkrachten, dat ieder jaar van Nederland wordt uitgezonden om het groote terrein te ontwikkelen naar de eischen van onzen tijd’ 1). Gewezen wordt op het feit, dat de Uitvoer van Insulinde naar Nederland niet voldoende is toegenomen en dat is een punt van groot belang, want: ‘Voor de positie van een Overzeesch gewest als Indië in het wereldverkeer, komt de onafhankelijkheid het meest naar voren door den uitvoer, want de uitvoer richt zich, in verband met de beschikbare artikelen naar bepaalde landen, terwijl met betrekking tot den invoer eene veel grootere bewegingsvrijheid bestaat. Ik zal mij dus in hoofdzaak tot den uitvoer bepalen.’ Welnu, overzien wij het tijdvak van 1888 tot 1919, ‘dan blijkt in 31 jaren het uitvoercijfer naar Nederland te zijn gestegen tot 351 millioen op een totaaluitvoer van Indië ad. 2,141,000,000, m.a.w. de uitvoer van Indië naar Nederland is achtmaal verveelvoudigd, terwijl de totaaluitvoer van Indië ca. vijftien maal zoo groot werd. Amerika en Australië, in 1888 factoren van nagenoeg geen belang, resp. 7 millioen en 2½ millioen, bereikten in 1908 een cijfer van resp. nagenoeg 50 en ruim 5 millioen, terwijl in 1919 het aandeel voor Amerika reeds was geklommen tot 191 millioen en dat voor Australië tot 82 millioen, m.a.w. in het tijdvak van 31 jaren zien wij den uitvoer naar Nederland achtmaal verveelvoudigd, terwijl die naar de Ver. Staten 26 maal en die naar Australië 31 maal grooter werd.’ Wat dringend noodig is, volgens spr., is volksvoorlichting. Zelf beoogt hij de oprichting in Amsterdam van een Overzeeinstituut, een handelspaleis op den Dam te Amsterdam, waar ieder belangstellende zich volledig op de hoogte kan stellen van Insulinde's voortbrengselen, zoowel als die van andere landen - alles tot krachtige bevordering van den handel 2). Een millioenen-plan, evenals het Koloniaal-Instituut. Nu had de Raad van Amsterdam de noodige terreinen afgestaan, onder voorwaarde, dat duidelijk zou worden aangetoond, dat het plan verwezenlijkt zou kunnen worden. Toen werd de steun der Regeering gevraagd, maar het verzoek werd gewezen van de hand. De tengevolge van die weigering gevoelde teleurstelling, spreekt zich uit in iedere zinsnede van 's heeren K. O's betoog. Wanneer ik mij bescheidenlijk een opmerking mag veroorloven, dan is het deze: Is niet de geweldige toeneming van den uitvoer naar andere landen dan Nederland rechtstreeks een gevolg van den wereldoorlog en mede van de snel wassende zelfstandigheid van Insulinde? Zoo ja, dan mag toch dit verloopen van het getij niet geheel aan laksheid worden toegeschreven. Dit neemt evenwel niet weg, dat de heer K.O. een goed werk heeft gedaan door alarm te blazen. Immers, van alle zijden wordt de welvaart van Nederland bestookt; de tijden zijn zeer ernstig; de toekomst is donker en dreigend. Er mag niet gerust, niet getalmd worden. Alle zeilen bij; alle hens op dek! De straten van onze groote handelssteden mogen niet met gras begroeien. Personeelsvoorziening. Wij berijden voor de zooveelste maal dit oude stokpaardje. Vooral de onderwijsnood 3) blijft zeer hinderlijk voor de uitbreiding en zelfs voor het op peil houden van het onderwijs. 't Is de oude klacht: ‘De oogst is groot, maar de arbeiders zijn weinige’. Nu weer lezen wij in de bladen, dat van de uitzending van Vlaamsche onderwijzers wel niets komen zal, omdat ook in België een belangrijk te kort is aan zoodanige onderwijzers. Men zal dus zeer voorzichtig moeten zijn met het openen van nieuwe scholen; reeds te veel heeft men, om die scholen van onderwijskrachten te voorzien, de reeds bestaande geplunderd; en zoodoende worden oud en nieuw beide onvoldoende. Al te onstuimig vooruit strevenden zullen moeten begrijpen, dat men ook in dezen ‘geen ijzer met handen kan breken’. En.... In 't Sept.-nr. van jaargang 1921 schreven wij: Indië moet meer en meer zichzelf helpen’. Zoo luidt ook de slotsom der overwegingen van de ‘Staatscommissie ter bevordering van de Personeelsvoorziening voor den Indischen Dienst’, geïnstalleerd op 16 April 1921 (en in Neerlandia besproken in het Aug.-nr. van dat jaar). Nieuwe gezichtspunten worden door die Commissie niet geopend, maar ook zij bepleit ‘het aanstellen in ruimere mate van Inlandsch 4) personeel; eerst beperkt tot de lagere rangen. Het moet als beginsel gelden om de in Europa opgeleide werkkrachten - behoudens een tijd van praktisch werken - zooveel doenlijk alleen te bestemmen voor leiding en toezicht’. Ja, voegen wij er bij, en hoemeer Nederlanders zich in Insulinde blijvend vestigen, hoe talrijker - mede dien tengevolge - de opleidingsinrichtingen worden, des te spoediger kan de tijd aanbreken, dat men daarginds in hoofdzaak het buitenland niet meer noodig heeft. ‘In hoofdzaak’! Men zal altijd wel blijven inzien, dat een krachtige invloed van Westersche beschaving en Wetenschap binnen onafzienbaren tijd blijvend wenschelijk is, gelijk de Oostersche invloed (wat gaarne erkend wordt) door 't Westen geenszins versmaad mag worden. Dan zal het voor Nederland en Insulinde gelden: Eendracht maakt Macht. Voor ik van dit onderwerp afstap nog ééne opmerking. {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} Een der bezwaren tegen 't gaan naar Indië is de bewering, dat ‘de sterftekans daarginds veel grooter’ is. Nog onlangs zei mij een Vader, dat hij zijn zoon wel gaarne daarheen zag gaan, maar dat hij die groote sterftekans een zeer groot bezwaar vond. Dit bezwaar is grootendeels denkbeeldig. Ja, in de dagen der ‘Compagnie’ was dat zoo tengevolge van de zeer ongunstige levensvoorwaarden: Gedurende de uit- en t'huisreis van een transport van 3 à 4 schepen 286 dooden, tengevolge van scorbut en dgl. ziekten. Maar dat is alles voorbij. Ik weet niet of de levensverzekering-maatschappijen tegenwoordig nog de tarieven voor ‘den Oost’ hooger stellen dan voor Europa - zooals men vroeger deed. Ik geloof, dat men er van teruggekomen is. De Nederl. Ind. Lev. en Lijfv.-Mij (Nillmij) is een van de meest soliede maatschappij en geenszins duurder dan een van de Europeesche. 't Eenige bezwaar is (en dat blijft altijd bestaan!), dat men in dagen van leed en rouw zoo eindeloos ver van elkaar verwijderd is; maar dat geldt toch evenzeer voor de velen, die naar Zuid-Afrika of Amerika gaan. Over de grootere sterftekans behoeft men zich niet al te bezorgd te maken. 's-Gr. v.L. Vlaanderen Tak Brussel en omstreken. De in ons vorig nummer aangekondigde Albert Vogel-avond, op 13 Maart j.l. door Tak Brussel en omstreken ingericht in de stemmige ‘Nieuwe Zaal’, behaalde een buitengewoon succes. De belangstelling was zóó groot, dat niet alle kijk- en hoorlustige leden met hun gezin plaats mochten vinden en velen met een staanplaats genoegen moesten nemen. De Nederlandsche Gezant, Jhr. Dr. Van Vredenburch, alsook de Belgische Ministers Moyersoen en Ruzette waren, tot hun spijt, dien avond belet aanwezig te zijn, wat zij schriftelijk aan het bestuur hadden laten weten. De heer Vogel werd eerst, met een inleidend woord, door den heer Omer Wattez, voorzitter van den Tak en bestuurder van de Kon. Vlaamsche Academie, aan de leden voorgesteld, waarna de befaamde Nederlandsche declamator drie zangen uit de ‘Goddelijke Comedie’ van Dante (De Hel, 3e zang - Het Vagevuur, 28e zang - Het Paradijs, 33e zang) in de vertaling van Mr. J. Bohl op schitterende wijze voordroeg. Vóór de pauze bracht hij nog de fel inslaande forumscene uit Shakespeare's ‘Julius Caesar’ ten gehoore en, tot slot, de bekende toespraak van Havelaar tot de hoofden van Lebak en het fijn-humoristische ‘Wonderkind’ van Thomas Mann, door Vogel zelf vertaald. Aan het onbedaarlijke applaus scheen wel geen einde te zullen komen en tot vijfmaal toe werd Albert Vogel op het podium teruggeroepen, waarna al de aanwezigen, met den heer Hullebroeck aan het klavier, staande het Wilhelmus aanhieven, den Nederlandschen woordkunstenaar ter eere, en deze vervolgens, op zijn beurt, uit volle borst ‘De Vlaamsche Leeuw’ meezong. Tijdens de pauze waren reeds een aantal nieuwe leden toegetreden en ook na de vergadering kwamen er nog enkele bij. Hoezeer de werking van Tak Brussel van het A.N.V. in de Vlaamsche pers wordt gewaardeerd, mocht blijken uit de artikelen door verschillende bladen, o.m. ‘Het Laatste Nieuws’ en ‘De Standaard’ aan den Albert Vogel-avond gewijd en geïllustreerd met het portret van den voordrachtgever. Ook aan de inrichters werd door deze bladen hulde gebracht. In den loop der maand Mei zal vermoedelijk een zang- en muziek-avond, met medewerking van een kunstzanger uit Nederland, in dezelfde ‘Salle Nouvelle’ worden gehouden. Ook komt deze maand de film ‘Mooi-Nederland’ aan de beurt. * * * Het bestuur van den Tak houdt zich verder onledig met de inrichting, in samenwerking met de Lodewijk de Raet-Vereeniging, van een aantal universitaire en gewone avond-cursussen, welke, zeer waarschijnlijk, reeds begin October zullen kunnen aanvangen. Van vele zijden mocht het bestuur blijken van instemming met de belegde Lod. de Raet-hulde ontvangen. Reeds traden verscheidene Vlaamsche vereenigingen toe; de betooging op het graf van den betreurden Vlaamschen voorman en Groot Nederlander, zal in November plaats hebben. Aan het inrichten van gezellige zomeruitstapjes wordt eveneens van nu af aan, door het bestuur, de noodige aandacht gewijd. Tak Brussel groeit en bloeit als in de beste jaren vóór den oorlog. Mogen de andere, nog niet ontwaakte Takken van Groep Vlaanderen spoedig dit levenwekkende voorbeeld volgen. Het Hoogeschoolvraagstuk in de Kamer. Het voorstel Van Cauwelaert c.s. tot geleidelijke vernederlandsching van de bestaande Fransche Universiteit te Gent werd in de Kamerafdeelingen met 74 (Waalsche en Brusselsche) tegen 64 (Vlaamsche) stemmen verworpen; een ander voorstel, ingediend door een paar franskiljonsche Kamerleden en strekkend tot het oprichten van een nieuwe Vlaamsche Universiteit, elders dan te Gent, b.v. te Antwerpen, onderging hetzelfde lot en haalde met moeite 40 stemmen op 186 Kamerleden! Deze voorstellen zijn daarmede echter niet van de baan en zullen, het tweede evenwel zonder eenige kans op succes, in de Kamer zelf nog worden besproken. Men verwacht, dat eenige leden der Regeering - het Kabinet is zeer verdeeld over deze kwestie en telt zoowel besliste voorstanders als tegenstanders van de vernederlandsching der Rijksuniversiteit te Gent - een nieuw wetsontwerp tot splitsing van de colleges te Gent in Fransche en Nederlandsche cursussen aan de Kamer zullen voorleggen. Intusschen doken de afgevaardigden van het Vlaamsche Front met een ander voorstel tot ‘algeheele en onmiddellijke’ vernederlandsching van de bestaande Fransche Universiteit op en worden, zoowel door het gematigde Algemeen Vlaamsch Verbond, als door de meer voortvarende Fronters of Vlaamsche Nationalisten, een aantal volksvergaderingen belegd, waar deze voor de toekomst van de Vlaamsche Beweging zoo buitengewoon belangrijke kwestie in het openbaar zal worden besproken. Een motie van de Vlaamsche Hoogeschool-commissie. De niet-parlementaire commissie voor de vernederlandsching van de Universiteit te Gent kwam 5 Maart j.l. te Brussel bijeen om er den toestand, geschapen door de stemmingen uitgebracht in de afdeelingen van de Belgische Kamer, grondig te bespreken. Na een uitvoerig debat, aan hetwelk professoren van de vier Belgische Universiteiten: Gent, Luik, Leuven en Brussel, deelnamen, werd de volgende motie eenstemmig goedgekeurd: ‘De Commissie tot vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool, in buitengewone vergadering van 5 Maart 1922, na kennis genomen te hebben van de stemmingen uitgebracht in de afdeelingen der Kamer van Volksvertegenwoordigers; {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} overwegende, dat de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool de eenige oplossing is, die het recht der Vlamingen vrijwaart en practisch uitvoerbaar is; bevestigt krachtdadiger dan ooit het door de Vlamingen aangenomen beginsel der vervlaamsching en verklaart geen vrede te kunnen nemen met de verdubbeling der huidige leergangen, noch met de oprichting van een nieuwe Vlaamsche Hoogeschool.’ Zuid-Afrika. De begrafenis van Generaal De Wet. Als een held, over wiens heengaan de menschheid rouwt, is hij aan den voet van het Vrouwenmonument 8 Febr. ten grave geleid; een zijden Vrijstaatsvlag, door meisjes-studenten van de Oranjeschool bewerkt, dekte de lijkkist. Veel zouden wij uit de lange verslagen der Afrikaansche bladen over de grootsche indrukwekkende plechtigheid willen overnemen, maar de plaatsruimte ontbreekt ons. Dr. Van Broekhuizen heeft in eenige Hollandsche steden, o.a. voor onze Haagsche Afdeeling, zijn nagedachtenis geëerd, hetgeen Dr. Schepers aanleiding was tot het hier volgende gedicht: Generaal C.R. de Wet. † 4 Febr. 1922. Aan mijn vriend, Dr. H.D. van Broekhuizen, predikant te Pretoria. Met diepe weemoed hoorden wij De droeve maar: verloren, hij! De grote held verscheiden! De braafste, kloekste stamverwant! En 't was, als klonk door 't ganse land De echo van droeve tijden. Helaas, De Wet is heengegaan! Als laatste en sterkste bleef hij staan Van de oude Boerehelden; De sterkste ook, toen schier alles vlood, Uit angst maar flauwe weerstand bood Op de eens bevrijde velden. Veel harten trilden moedeloos; Veel denken, kracht- en bloedeloos, Hoopte op een snelle vrede; Een vree met de eer desnoods gekocht En die me' ook snel te kopen zocht: Vree was der kleinen bede. Maar hij, de onwrikbaar stoere held, Vond: ‘Zolang nog één Boer te veld De wapens kan hanteren, Zolang zal 't Afrikaanse land Vrij zijn van de Anglikaanse band: Geloof doet triomferen’. Hij werd de schrik van 't Britse heir, Wist telken maal te ontglippen weer En sloeg zijn rake slagen. Verwoesttë ook zijn eigen erf De vijand, door ging zijn gezwerf: Van winnen, wijken, wagen. - En toen hun God de vrede schonk, Op Zijn bevel hun vrijheid zonk, Toen zweefde vrij daarboven Zijn moed een nieuwe toekomst in: Elk sterkte hij met kloeke zin, Bleef in zijn volk geloven. Hij werkte onverpoosd daarbij, Om 't volk, wanneer 't verkoos, weer vrij De toekomst in te trekken, Moed mee te geven op z'n weg; Hij werkte en dacht met overleg, Om nieuwe hoop te wekken. De dag kwam, dat men onrecht wou: Uit Afrikaanse monden zou Een aanvalskreet voortgalmen! Om buurmans grond met overmacht Te stelen, zou 't geloof verkracht, Al wat men loofde in psalmen! ‘Neen’, zei De Wet, ‘'t geloof verbiedt Dit onrecht: wij vergroven niet! Wij blijven trouw 't verleden En wie ons dan vervolgen gaat, Vreez' dat de Heer verbolgen slaat, Wie ontrouw zijn hun eden!’ De broedervete woedde fel En de eedle strijder moest een sel, Een doodkist schier, verdragen, Dë eenmaal onbedwingbre held, Die de Engelsman nooit ving te veld, - Door eigen volk verslagen! Verslagen? Neen! Daar klonk zijn psalm! - Op vast uur telkens drong de galm De sellen in der vrinden: Geloofskracht hief met vroom geluid Hem uit de ellende, er bóven uit; Daar wist hij troost te vinden. Maar 't lijf verzwakte en kwijnde weg, Tot op zijn duistre lijdensweg Hem zochten eedle vrouwen: Hun held moest vrij, De Wet moest vrij; De voet ter beevaart zetten zij En wonnen wat zij wouen. Helaas! Wie in de sel zijn God Gehoorzaamd had en Zijn gebod In psalmen had doen klinken, Hij zag voortaan Die vrijheid al, Die nooit iets aards ontwijden zal: Hij zag de Hemel blinken. In vol vertrouwen ging hij heen: Het vrijheidswoord, niet Ginds alleen Weerklinkt het, ook op aarde, In 't Afrikaanse wijde veld, Weergalmt het weldra, blijde zwelt Die klank van gulden waarde. En dan, dan zal een stille schaar Eerbiedig, eens van wille, naar De Wet's graf statig schrijden En knielen dankbaar op dit graf Voor de eedle held, die God hun gaf, Voorbeeld voor alle tijden. Zij bidt: ‘Wanneer we ooit bloedeloos, In grote tijden moedeloos, Niet weten, wat wij willen, O Heer, laat dan weer 't woord van hem, Zijn sterke, niet te smoren stem Door 't weiflend hart ons trillen! Dan komt de kracht, de vloek houdt op, Wij springen dan bemoedigd op En zijn bereid tot daden. Zo blijft De Wet der Boeren held En wijst ook in der toekomst veld Ons volk de beste paden’. Haarlem, 18 Febr. 1922. J.B. SCHEPERS. {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} Boeken-commissie. Directie: Bilthoven (U.). Boekenhuis: 63, v.d. Duynstraat, Rotterdam. Nu de Boeken-Commissie met 1 April haar werkzaamheden weer hervatten gaat, vraagt ondergeteekende dringend: 1e. Aan vroegere krantenzenders en hun, die het willen worden, om hun bladen weer naar 't Boekenhuis, 63 v.d. Duynstraat, Rotterdam, te zenden, niet later dan Vrijdagsmorgens. 2e. Jaarlijksche bijdragen of giften in eens, opdat het werk niet opnieuw onderbroken behoeve te worden. De Directeur: VAN EVERDINGEN. Mededeelingen en Allerlei. In Nederland Nederlandsch. Een belangstellend Rotterdamsch lid oordeelt, dat we overdreven, toen we in ons vorig nr. hulde brachten aan de Rotterdamsche Koninklijke Orchest-Vereeniging ‘Symphonia’, die getoond heeft, dat men op muzikaal gebied ook een uitsluitend Nederlandsch programma kan samenstellen. De inzender vraagt, welk nut het zou hebben als buitenlandsche muziek van onze programma's werd geweerd. Dat hebben we ook niet voorgesteld. Wij zouden trouwens niet gaarne de buitenlandsche muziek missen, omdat wij door haar bestudeering en genieting alleen rijker kunnen worden en het cultuurleven van andere volken, zooals August Vermeylen eens gezegd heeft, in ons moeten omwerken tot eigen leven. Wij hebben alleen den eisch gesteld, dat aan Nederlandsche composities óók een plaats op de programma's moet worden ingeruimd. Dat is geen chauvinisme, maar gepast gevoel van eigenwaarde. En dat het dringend noodig is bewijst onder meer de lijst der werken, door de Afdeelingen der Nederlandsche Mij. van Toonkunst elk jaar uit te voeren. Op die van den winter 1921-'22 prijkt... geen enkel Nederlandsch werk. Zoolang zulke vereenigingen doorgaan met de Nederlandsche toonkunst te minachten, zullen wij op het aambeeld onzer eigenwaarde doorhameren en het van de daken prediken: In Nederland (ook) Nederlandsch! Nederlandsche voornamen. ‘Een Amsterdamsch lid’ is niet ingenomen met de reden, die ons deed afraden bij onderteekening van brieven door vermelding van den voornaam te doen blijken of men met een afzender dan wel afzendster te doen heeft. Of een dame er ooit toe te brengen zou zijn te onderteekenen: Pietje Die of Die? De briefschrijver komt er voornamelijk tegen op, dat wij vreemde namen in bescherming nemen. Dat deden wij echter niet; wij stelden alleen het feit vast, dat ze tweeslachtig bestaan. Neerlandia heeft herhaaldelijk aan alle goed Nederlandsche ouders verzocht hun kinderen Nederlandsche voornamen te geven en zelfs een lijst openbaar gemaakt ter raadpleging. Ook in dergelijke schijnbare kleinigheden moeten wij ons als ras ‘handhaven’. Liederen-briefkaarten. De Afd. Rotterdam van de Nat. Ver. voor den Volkszang, leidster mej. Cato Scholten ('s-Gravendijkwal 49b, Rotterdam), heeft met steun van het Algem. Nederl. Verbond wederom een reeks briefkaarten met vaderlandsche liederen uitgegeven, bevattend: Het Lied van ‘Volkszang’, woorden van Mr. J.N. van Hall, muziek van Joh. Oostveen. Ons Lied, woorden van Mr. H.W.v.d. Mey en M.J. Hofland, muziek van L. Adv. v. Tetterode. Marietje, muziek van Theo Bosman. Des winters als het reghent. O, ondoorgrondbre verte, woorden van H.W.v.d. Mey, muziek van Theo Bosman. Wilhelmus (oude zetting). Dit laatste is vooral op verzoek van Nederlanders in den vreemde opgenomen. Voor de Holl.-Afr. Kolonie in Zuid-Amerika. De heer A.C. Sonneveldt te Salamanca (Chubut) heeft in verschillende bladen een oproeping om steun geplaatst, teneinde door goed Nederlandsch onderwijs de nationaliteit der kolonie, bestaande uit 800 zielen, waarvan 200 kinderen, te kunnen handhaven. Reeds 20 jaar bestaat ze en werkt in nationalen geest. Er is een boekerij van het A.N.V. en een zangvereeniging en het kerkelijk leven bloeit, maar er is dringend behoefte aan een centrale kostschool. Gaarne steunt Neerlandia den oproep van den geestelijken leider en daarom opent het een inschrijving voor het Nederlandsch onderwijs in Zuid-Amerika, waarop als eerste bijdragen kunnen worden vermeld: Algem. Nederl. Verbond f 100.- F. f 2.50 Wil en Dora f 1.- Roodebeeke. De in 1860 gestichte Hollandsche Evang. Gemeente te Roodebeeke (Roubaix, Noord-Frankrijk), wier geschiedenis indertijd door haar laatsten voorganger, Ds. F.G. Beekman in Neerlandia is beschreven (zie o.m. Juli-nr. 1910, Sept.-nr. 1911 en Oct.-nr. 1911), is na 8 jaar zonder voorganger te zijn geweest, weder een predikant rijk geworden. De heer J. Rijks, gewezen hulpprediker op Celebes, deed 12 Maart zijn intrede. Behalve door den heer Apetz, namens den kerkeraad, werd de nieuwe predikant o.m. toegesproken door den heer J. Pierson uit Parijs en Ds. P. de Haan uit Voorhout, leden van het ‘Comité voor Roubaix’. De ouderling Apetz, die gedurende den oorlog, daarin gesteund vooral door den heer Pierson, de gemeente heeft in stand gehouden, is tot ridder in de Oranje-Nassauorde benoemd. Voor kwijtschelding. De vorige maand is te Brussel het ‘Algemeen Vrouwencomité voor Amnestie’ gesticht door de afgevaardigden van vele plaatselijke comité's, met het doel kwijtschelding van straf te verkrijgen voor soldaten en politieke veroordeelden. Nieuwe leden. Groep Ned. Antillen. Beschermend lid. Mr. N.J.L. Brantjes, Curaçao. Gewone leden. D.R. Capriles, Curaçao. A.J. Conner, Curaçao. B.J. Hoekstra, Curaçao. {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} J.H.C.v. Eyk v. Voorthuysen, Curaçao. G.K. Geerling, Curaçao. Mej. J.W.D.v. Embden Andres, Curaçao. L.J.K. de Reede, Curaçao. Allen opg. door het Bestuur der Groep Ned. Antillen. Groep Suriname. Begunstigende leden. E. Essed, Distr. Comm., Ephrata. Mr. A. van Traa, dir. Sur. Bank, Gravenstr. A 13, Paramaribo. Beiden opg. door het Bestuur der Groep Suriname. Gewone leden. J.C.F. de la Parra, planter, Fredericistraat 18, Paramaribo. J. Daalen, industrieel, Paramaribo. W. Engelbrecht, apotheker, Steenb.str. 44, Paramaribo. Mej. W. Frerichs, ged. verpleegster, Heerenstraat 6, Paramaribo. J.E. Herrenberg, commies, Wagenwegstraat B 158, Paramaribo. J.S. Morpurgo, kantonrechter, Heerenstr. 68, Paramaribo. J.R.C. Gonggrijp, planter, Clevia. R.J. van Lier, ambtenaar, Heerenstr. 81, Paramaribo. H.F.G. Koli, werktuigkundige, Oranjestr. 5, Paramaribo. J.J. Weeda, chef v. Tractie, Keizerstr. 39, Paramaribo. H.v. Waveren, landbouwleeraar, Wilhelm. combé 2, Paramaribo. H. Corsten, hosp.-schrijver, Jessur.str. 18 B2, Paramaribo. M.F. Malmberg, koopman, Hoogestr. B 47, Paramaribo. J.C. Nunes, bakker, Rust en Vredestr. E 134, Paramaribo. J.W. Wiltink, contr. der Belast., Watermolenstr. 57, Paramaribo. J.A. Huizinga, opzichter O.W., Heerenstr. 89, Paramaribo. Mej. M. Reeberg, vroedvrouw, Wagenwegstraat 19, Paramaribo. P. Emma, waarn. inspecteur v.h. onderwijs, Heerenstraat, Paramaribo. Henri Bosch Jr., Waterkant 14, Paramaribo. L.E. de Vries, opzichter O.W., Weidestr. D 80b, Paramaribo. N.A.M. Haüker, koopman, Waterkant 174, Paramaribo. A.M. Louiszoon, Hofstr. 41, Paramaribo. G.H. Zichem, adj.-comm. G.S., Costerstr. 80, Paramaribo. H. de Granada, waarn. agent-gen., Gravenstr. 27, Paramaribo. A.A. Jessurum, geneesh., Steenbakkerijstr. 44, Paramaribo. A. Keur, adj.-contr., Oranjestr. 7, Paramaribo. J.E. Schoenmann, insp. v. politie, Wanicastr. 7, Paramaribo. Mej. J.P. Greeber, schrijfster Gouv.-Secretarie, Princessestr. 10 B2, Paramaribo. Allen opg. door het Bestuur der Groep Suriname. Groep Vlaanderen. Beschermende leden (25 fr. en meer). E. Kindermans, best. v.d. Volksschouwburg ‘Folies Bergère’, Kruisvaartenstr. 18, Brussel-Noord. J. Poot, best. v.d. Kon. Vlaamschen Schouwburg, Lakenstr., Brussel. Beiden opg. door het Bestuur van Tak Brussel. Begunstigende leden (10 fr.). H.J. Bruinvis, Troonstr. 92, Elsene-Brussel. Mej. Cantillon, Jubelfeestlaan 109, St. Jans Molenbeek-Brussel. De Kock, Moorsledestraat 243, Laken-Brussel. C.J. de Sadeleer, Fabriekstr. 45, Brussel. E. de Veen, St. Geertruidestr. 3, Etterbeek-Brussel. E. Hullebroeck, Gertstraat 28, Elsene-Brussel. Mevr. Leflot-Biliet, De Smet de Naeyerlaan 522, Laken-Brussel. J.B. Lotens, Antwerpsche Steenw. 191, Laken-Brussel. P. Neven, Nieuwe Graanmarkt 5, Laken-Brussel. W. Rijgersberg, De Smet de Naeyerl. 635, Laken-Brussel. E. Sassen, Franklinstraat 125, Laken-Brussel. Mej. Tsjoen, Rogierstraat 97, Schaarbeek-Brussel. Mr. Ed. van Dieren, Lei 23, Leuven. J. van Mulders, Jachtlaan 197, Etterbeek-Brussel. O. van Renterghem, Middaglijnstraat 7, St. Joost-ten-Oode-Brussel. Mevr. C. van de Velde, Voltairelaan 29, Schaarbeek-Brussel. G. van de Velde, Voltairelaan 29, Schaarbeek-Brussel. F. van Eck, Koninginnelaan 277, Laken-Brussel. J. Vits, van Lintstraat 71, Anderlecht-Brussel. Ingr. C.P. Versteegh, Lambermontlaan 73, Schaarbeek-Brussel. O. Wattez, Ooststraat 49, Schaarbeek-Brussel. Wijckmans, 4 Septemberdagenlaan 18, St. Joost-ten-Oode-Brussel. A. Woulff, Em. Jacqmainlaan 109, Brussel. Allen opgegeven door het bestuur van tak Brussel. Het bestuur van Tak Brussel vertrouwt, dat de leden, die tot nog toe hun jaarlijksche bijdrage-1922 niet hebben betaald, deze zoo spoedig mogelijk zullen storten op postcheckrekening No. 73658 (Dr. W. van Eeghem) of sturen aan het adres van den penningmeester: Dr. W. van Eeghem, Aarschotstr. 134, Schaarbeek-Brussel. Comité voor Ned. Kinderen i.d. Vreemde. Het totaal der ontvangsten bedroeg in de afgeloopen maand f 1666.16½ en Mrk. 1020.-, hetgeen met vorige opgaven maakt f 428130.55 en Mrk. 37178.-. De uitgaven bedroegen gedurende Februari f 3018.38 en Mrk. 7020.-, d.w.z.: in de afgeloopen maand overtroffen de uitgaven de inkomsten met ruim f 1350.- en met Mrk. 6000.- en dat in tijden, waarin onze landgenooten over de grenzen, vooral in het Ruhrgebied, waar duizenden Nederlanders wonen, door den invloed der daling van de valuta in steeds grootere moeilijkheden komen om hunnen kleinen en zwakken kinderen het hoogst noodige te geven. Bovengenoemde cijfers spreken voor zichzelf en rechtvaardigen ons dringend verzoek om hulp en steun in het Vaderland. Wie wil eenigen tijd een Nederlandsch kind tot zich nemen, wie stelt ons door geldelijken steun in de gelegenheid de kinderen, die wij hier ondergebracht hebben, te blijven verzorgen en andere kinderen uit te besteden? Giften enz. worden gaarne ontvangen door den Penningmeester S. VAN LIER Ez. Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. H.M. de Koningin-Moeder schonk wederom f 100.- voor het Comité. Bericht. Den Briel vroeg in dit no. zooveel aandacht, dat verscheiden stukken betreffende onze buitenlandsche Groepen en Afdeelingen, alsmede kopij der Taalcommissie en een artikel over Dr. De Gruyter, den nieuwen bestuurder van den Vlaamschen Schouwburg te Antwerpen, tot een volgend nr. moeten blijven liggen. Red. INHOUD: Prins Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands. - Nationale Herdenking, door Prof. Dr. L. Knappert. - De Watergeuzen, door Prof. Dr. A.A. van Schelven. - Het Geuzen-Sprookje van Den Briel, door Joh. H. Been. - 1572 - 1 April - 1922, door Dr. J.B. Schepers. - Buitenland: Nederlandsche Kunst te Stockholm, door J. Rippe. - Nederland: Reizende Tentoonstelling voor Volksgezondheid, door Dr. Th. Lens. - Van de Afdeelingen. - Insulinde: Alarm geblazen. - Personeelvoorziening, door Dr. W. van Lingen. - Vlaanderen: Tak Brussel en omstreken. - Het Hoogeschoolvraagstuk in de Kamer. - Een motie van de Vlaamsche Hoogeschool-Commissie. - Zuid-Afrika: Generaal De Wet, door Dr. J.B. Schepers. - Boeken-Commissie, door Dr. W. van Everdingen. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe leden. - Comité voor Nederl. kinderen in den Vreemde. - Advertentiën. {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 5 Mei 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Ons volk kan niet te hoog zijn eigen goed waardeeren. Omer Wattez. INHOUD: Jaarverslag van het Hoofdbestuur over 1921. - Nederland: De vrije Staat der Vereenigde Nederlanden door Prof. Dr. L. Knappert. - De Brielsche feesten. - Van de Afdeelingen. - Oost-Indië: Hoe groot is Insulinde? door Dr. W. van Lingen. - Vlaanderen: Dr. J.O. de Gruyter, door M. Liesenborghs. - Tak Brussel. - Vlaamsche Toeristenbond. - Pallieter. - Zuid-Afrika: Uittreksel Jaarverslag Afd. Kaapstad, door J.L. Schoeler. - Taalcommissie. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden. - Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde. - Advertentiën. Jaarverslag van het Hoofdbestuur over 1921. Inleiding. Waar de samenleving langen tijd reeds wordt beheerscht door groote moedeloosheid ten gevolge van den ernstigen toestand op economisch gebied en de merkbare verslapping van verantwoordelijkheidsgevoel, ligt het voor de hand, dat het Alg. Ned. Verbond daarvan ook den terugslag ondervonden heeft. De achteruitgang in belangstelling voor ideëel vereenigingsleven is zeer merkbaar. Bovendien kon het Verbond, dat tracht nauwe geestelijke en economische banden tusschen de deelen van den Nederlandschen stam in de verschillende landen aan te knoopen en te versterken, niet ongeschokt blijven, toen de wereldoorlog in zijn gevolgen geen land onberoerd liet, nieuwe internationale vraagstukken naar voren bracht en aan oude nieuw leven inblies. Toch zijn wij doordrongen van het sterkend gevoel, dat het Verbond de moeilijkste jaren achter den rug heeft en de tegenwind aan het luwen is. Het Alg. Ned. Verbond heeft inderdaad levenskracht genoeg getoond om zich te midden van verwarring en verdeeldheid te handhaven en met vertrouwen een tijdperk van nieuwen bloei te mogen verwachten. Er zijn allerlei teekenen, die daarop wijzen en in dit verslag als zonnige plekken tusschen de schaduwen oplichten. De geldelijke toestand van het Verbond is echter zeer ongunstig. Daarover zal afzonderlijk in Neerlandia worden geschreven. Hoofdbestuur. In de samenstelling van het Hoofdbestuur kwam eenige verandering door de ontslagneming van Mevr. Veen-Brons en de heeren Gen. Schönstedt en Mr. Dr. C.F. Schoch. Laatstgenoemde vertegenwoordigde gedurende vele jaren groep Suriname, mede door hem gesticht. Zijn plaats werd ingenomen door Mr. P. Hofstede Crull. De twee eerstgenoemden behoorden tot de afvaardiging van Groep Nederland. De heer Schönstedt aanvaardde twee jaar geleden onder zeer moeilijke omstandigheden het voorzitterschap der Groep; hij wijdde zich geheel aan haar belangen en heeft het schip tusschen de klippen door weten te loodsen. Met Mevr. Veen, door Mr. K.M. Phaff vervangen, ging de laatste vrouw uit het Hoofdbestuur heen. Wij voelen dit als een groot gemis, zoowel om haar persoon, alsook omdat in het Alg. Ned. Verbond vrouwen en mannen gezamenlijk behooren te strijden voor de verhooging der zedelijke en stoffelijke kracht van onzen stam. Aan alle afgetredenen zijn wij grooten dank verschuldigd voor het vele dat zij voor het Verbond hebben gedaan. Het Hoofdbestuur is thans als volgt samengesteld: Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Eere-Voorzitter; P.J. de Kanter, Dordrecht, Voorzitter; Dr. B. de Gaay Fortman, Dordrecht, Secretaris-Penningmeester; Jhr. Mr. G.A.K. Michiels van Kessenich, Roermond; Kapt. K.E. Oudendijk, Den Haag; Mr. K.M. Phaff, 's-Hertogenbosch; allen zitting hebbende voor Groep Nederland; Ch.R. Bakhuizen van den Brink, Rijswijk; J.S.C. Kasteleyn, Den Haag; Dr. W. van Lingen, Den Haag; Th.G.G. Valette, Den Haag; allen zitting hebbende voor Groep Ned. Oost-Indië; Dr. M. Alvares Correa, Amsterdam; Dr. Th. Lens, Aerdenhout; C. Statius Muller, Den Haag; allen zitting hebbende voor Groep Ned. Antillen; Mr. P. Hofstede Crull, Tiel en Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, Den Haag, Onder-Voorzitter, beiden zitting hebbende voor Groep Suriname. Werkzaamheden. Het Hoofdbestuur vergaderde in 1921 zes maal, het Dag. Bestuur zooveel mogelijk maandelijks voltallig, zijn leden te Dordrecht wekelijks, terwijl de Secretaris-Penningmeester met den Administrateur dagelijks de ingekomen stukken behandelt en de belangen der organisatie bespreekt. De werkzaamheden van het Verbond in zijn geheel komen samen in het Hoofdbestuur, dat door zijn samenstelling wel de belangen van alle groepen kan behartigen, maar gesteund moet worden door opgewekt leven der deelen. Waar het Hoofdbestuur thans uitsluitend uit Nederlanders bestaat, in afwachting van de her-inrichting der Groepen in de stam-verwante landen, waardoor weer stamverwanten, niet Nederlanders, in het Hoofdbestuur zitting kunnen nemen, kan de schijn ontstaan, dat dit bestuur meer de Nederlandsche belangen dan die van den Nederlandschen Stam behartigt. Het Hoofdbestuur tracht zich van dien schijn vrij te houden. De omstandigheden werken daarbij echter niet altijd mede, nu Groep Nederland in een tijdperk van overgang verkeert en haar vasten Voorzitter nog niet heeft. Zoo heeft onze Algemeen Voorzitter in de Tweede Kamer met gunstig gevolg de belangen van het Loodswezen op de Schelde behandeld, waarmede de nationale belangen van Nederland nauw betrokken zijn. Het Dag. Bestuur wekte door een rondschrijven reeders en scheepvaartmaatschappijen op, bij het aanvragen van loodsen voor de Scheldemonden de voorkeur te geven aan hunne landgenooten, de kloeke Hollandsche zeelieden, ten volle voor hunne taak berekend. Zoo heeft ook het Hoofdbestuur een plan ontworpen tot samenwerking met andere verwante Nederlandsche vereenigingen, zulks met een tweeledig doel: 1o. de zaken, die daarvoor in aanmerking komen gezamenlijk te behandelen, waardoor meer kracht kan worden ontwikkeld en tegen elkaar inwerken kan worden voor- {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} komen; 2o. bezuiniging door gezamenlijk te doen wat daarvoor in aanmerking komt. Tot heden is het echter bij een vriendschappelijke samenwerking gebleven, wanneer de omstandigheden dat mogelijk maakten. Vele malen werd op het Hoofdbestuur een beroep om steun gedaan, voornamelijk uit het Buitenland. Behalve met studieboeken, Nederlandsche muziek en Koninginneportretten voor Nederlandsche vereenigingen in het Buitenland, werd voor bepaalde doeleinden geldelijke steun verleend, o.m. aan het Hollandsch Instituut te Frankfort, het Nederlandsch Onderwijs te Budapest en te Berlijn, het Nederl. Onderwijs te Salamanca (Zuid-Amerika), den Vlaamschen Toeristenbond, om van den steun aan Groepen en Afdeelingen niet te spreken. Voor de viering van het 300-jarig bestaan van het door Nederlanders gestichte Friedrichstadt werd een bijdrage meegegeven aan Ds. P. Eldering, die het Alg. Ned. Verbond bij de feestviering vertegenwoordigde. Ook elders in dit jaarverslag kan men lezen van steunverleening. Waar van Vlaamsch-vijandige zijde meermalen is beweerd, dat het Nederlandsch als voertaal voor de wetenschap minder geschikt is en aan de Nederlandsche Hoogescholen veelal in vreemde talen wordt gedoceerd, heeft het Dag. Bestuur ten overvloede nog eens een rondvraag tot de Senaten gericht. Uit het onderzoek bleek, dat zeker 99/100 der lessen aan onze Universiteiten het Nederlandsch tot voertaal hebben. Dat het Hoofdbestuur o.a. door een adres aan de Staten-Generaal mede geijverd heeft voor regeeringssteun aan de rechtstreeksche stoomvaartverbinding van ons land met Zuid-Afrika, spreekt vanzelf en het brengt gaarne hulde aan de Firma Van der Eb en Dresselhuys voor haar in dezen betoonde voortvarendheid en volharding. Een groote vaderlandslievende daad achtte het ook de schenking aan den Staat door den heer Deterding van het kostbare beroemde schilderij ‘Het Straatje’ van Vermeer en daarom heeft het den schenker mede hulde gebracht. Met bijzondere ingenomenheid worde hier voorts in herinnering gebracht dat het H.M. de Koningin der Nederlanden behaagde het Hoofdbestuur in gehoor te ontvangen om nader te worden ingelicht over doel en werken van ons Verbond. De leden van het Hoofdbestuur waren zeer getroffen door de groote belangstelling van Hare Majesteit Aan ieder in het bijzonder werden inlichtingen gevraagd omtrent hun bijzondere taak. Dit onderhoud heeft ons gesterkt in de overtuiging, dat vorstin en volk één behooren te zijn in het hooghouden der nationale volkskracht, steunend op onze hechte eeuwenoude vrijheid. Dies achtte het Hoofdbestuur zich ook geroepen te getuigen, toen te Breda een standbeeld werd opgericht voor een der grondleggers van die vrijheid, Stadhouder Willem III. Aan het monument werd een krans neergelegd door den Algemeen Voorzitter. Een geslaagde bescheiden proef in 1920 met een maandkalender genomen, heeft het Hoofdbestuur er toe gebracht uitbreiding aan dit propagandamiddel te geven door in 1921 een weekkalender uit te geven met 53 mooie afbeeldingen van steden- en landschapschoon van Nederland, benevens kernspreuken en geschiedkundige aanteekeningen, samengesteld door de heeren Johan Been en den Administrateur. De waardeering was groot, de verkoop evenwel niet in overeenstemming daarmee, ofschoon slechts de kostende prijs in rekening werd gebracht. Hoewel deze uitgaaf de kas geen voordeel opleverde, is zij als propagandamiddel van zooveel waarde, dat wij ook dit jaar een A.N. V.-kalender hopen te doen verschijnen. Door tijdiger afdrukken en verzenden hoopt de Administratie ditmaal voordeeliger te exploiteeren. Het zou de grenzen van een jaarverslag overschrijden, wanneer in bijzonderheden werd uitgewijd over de medewerking voor het optreden van Vlaamsche sprekers in Nederland, voor de kunstreizen, die onze kunstenaars op muzikaal- of letterkundig gebied in Amerika, Afrika of in Europa wenschen te ondernemen, en bij de voorbereiding van wetenschappelijke lezingen of onderzoekingen in het buitenland. Archief en copieboeken bevatten daarover tal van gegevens. Wie iets wil weten omtrent het buitenland of uit bepaalde streken inlichtingen verlangt op handels- of ander gebied, wendt zich veelal tot het thans in het midden van Dordrecht gelegen hoofdkantoor, Groenmarkt 9, bij het Scheffersplein, of komt er persoonlijk zijn belangen bespreken. Onze vertegenwoordigers of andere buitenlandsche leden, die tijdelijk in het vaderland komen, laten meestal niet na door een bezoek hun belangstelling en waardeering te toonen voor ons werk. Nederland. Over deze groep hangt een schaduw tengevolge der koersverandering in oorlogstijd. Had zij voor dien een flink groeiend ledental en talrijke afdeelingen, verscheidene dezer gingen sedert te niet en van de nog bestaande gaat op enkele uitzonderingen na - wij denken hier in het bijzonder aan de door haar Dietsche Kunstavonden prachtig werkende Haagsche Afdeeling - weinig kracht uit. Bovendien moet er op gewezen worden, dat het nieuwe reglement o.m. met zijn omslachtige, dure Groepsraads-bijeenkomsten, een groote teleurstelling is gebleken; het streven van den wegens vertrek naar het buitenland afgetreden groepsvoorzitter, Gen. Schönstedt, naar vereenvoudiging, moge zijn opvolger (Mr. K.M. Phaff heeft zich slechts tijdelijk als voorzitter beschikbaar gesteld) met aandrang worden aanbevolen. Studenten- en Jongelieden-Afdeelingen achten zich belemmerd in haar werkzaamheid door de eischen, die de Groepskas stelt (waaraan trouwens bijna nooit wordt voldaan). Geldelijk en administratief waren zij meestal een nadeel voor de kas. al maken sommigen, zooals de Rotterdamsche Jongelieden-Afdeeling, die zelfs de slapende Burger-Afdeeling Rotterdam zeer beschaamt, een gunstige uitzondering. De groepsdag te Zaandam wees intusschen op meer eendracht en waar de nauwgezette werkzame Groepspenningmeester, de heer S. van Lier Ez., en de nieuwbenoemde secretaris, Dr. S.L. van der Vegte, hun schouders onder de nieuwe organisatie hebben gezet, mag verwacht worden, dat voor Groep Nederland binnenkort ook weder van meer voorspoed zal kunnen worden gewaagd, wanneer eindelijk de man gevonden wordt, die als voorzitter met krachtige hand de leiding der Groep op zich zal nemen. Boven alles is noodig, dat deze Groep op haar eigen gebied zich rustig en krachtig wijdt aan de groote belangen, die ze te behartigen heeft. In dezen tijd van inzinking, meer dan ooit kan de Groep zooveel doen om bij het Nederlandsche volk het gevoel van saamhoorigheid te versterken, het te prikkelen tot verhoogde werkzaamheid. Bovendien behoort de Groep zich niet minder haar andere taak bewust te blijven, n.l. het Hoofdbestuur te steunen in zijn werk voor de deelen van onzen stam buiten Nederland. Oost-Indië. De ervaring in het afgeloopen jaar met deze eertijds welvarende Groep opgedaan, was vooral in het begin niet bemoedigend, want de verbinding bleef verbroken, ondanks alle pogingen dezerzijds. Het Hoofdbestuur trachtte door samenspreking met oud-bestuurders der Groep, met verlof of voorgoed in Nederland terug, op de hoogte te komen van den waren toestand. Ook drong het bij invloedrijke personen in Indië, zelfs bij den Gouverneur-Generaal op zedelijken steun aan om de Groep tot nieuw leven te wekken. Het bleek dat de voornaamste Groepsbestuurders geen tijd of lust hadden hun taak naar behooren te vervullen, een opvatting die onverantwoordelijk moet worden genoemd, waar zulke groote belangen voor ons op het spel staan, ook geldelijke, want de Groepspenningmeester had {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} in geen drie jaar afgedragen wat de hoofdkas toekwam. Dat een dergelijke laksheid een organisatie ondermijnt, behoeft geen betoog. Wij vreesden dan ook al een totale ontbinding, toen de terugkeer van den oud-secretarispenningmeester, den heer H.J.Ch. Brunet de Rochebrune, een aanmerkelijke verbetering in den toestand bracht. En de hoop op herstel verlevendigde nog sterker, toen althans een groot gedeelte der afdracht te Dordrecht werd ontvangen. Het is te hopen, dat de leden in Indië zelf ertoe zullen medewerken een nieuw krachtig Groepsbestuur te vormen, dat de bijzondere taak van het A.N.V. in Insulinde weer ter hand zal nemen en geregeld in verbinding zal blijven met zijn afgevaardigden in het Hoofdbestuur om den band tusschen Moederland en Kolonie te versterken en wederzijdsche belangstelling aan te wakkeren. Het Hoofdbestuur blijft er op bedacht een afgevaardigde naar Indië te zenden, die door persoonlijke bezoeken en samenspreking de reorganisatie der Groep en versterking harer middelen zou moeten trachten te bevorderen. Het zou er reeds toe zijn overgegaan, als de aanhoudende berichten over malaise ook in de overzeesche Nederlandsche gebieden, het tijdstip niet als te ongunstig hadden gekenmerkt. Inmiddels ging Dr. Van Lingen voort met zijn streven, belangstelling voor Insulinde te wekken. Vooral betoogt hij de wenschelijkheid dat meer Nederlanders daarheen gaan, ook om zich daar blijvend te vestigen. Ook het denkbeeld van kolonisatie met Hollandsche boeren, reeds door J.P. Coen en velen na hem voorgestaan, werd door hem in menig artikeltje belicht. Het is en blijft een zeer moeilijk vraagstuk, maar voor Nederland en Indië van zóó groote beteekenis, dat het in ieder geval verkeerd is, dit zonder meer met een ‘dat kan niet’ op zijde te schuiven. De afgevaardigden der Groep gaven wenken aan de door de Regeering ingestelde staatscommissie voor personeelvoorziening in Indië. Moge het Groepsbestuur in Neerlandia weer spoedig zelf aan het woord komen. Suriname. Dank zij het Bestuur en vooral de onvermoeide werkkracht van den heer Fred. Oudschans Dentz, die, waar hij ook ter wereld vertoefde, steeds een deel van zijn tijd voor de bevordering onzer belangen afstond, blijft deze Groep op peil. Door populaire lezingen wordt de ontwikkeling der bevolking bevorderd. Ook droeg het Bestuur in 1921 door de uitgave van die lezingen bij tot het wekken van belangstelling in de geschiedenis der Kolonie. Voorts verscheen het werkje ‘De vestiging van de Nederlandsche Kolonisten in Suriname herdacht’. Daar het Moederland nog altijd, ondanks de aansporingen van het Suriname-Studie-Syndicaat in gebreke blijft krachtig de ontwikkeling van Suriname ter hand te nemen, was het goed gezien door middel van een film, het moderne aanschouwingsmiddel, wederzijdsche belangstelling te wekken en te onderhouden. Zoo kon in Paramaribo door bemiddeling van het Groepsbestuur de ‘Zegetocht der Koningin’ genoten worden en zal nu Nederland land en volk van Suriname in beweging en bedrijvigheid kunnen zien. Het bestuur verleende zijn medewerking voor de opneming en de film is eigendom geworden van het Alg. Ned. Verbond. Een voorbeeld ter navolging voor andere Koloniën en stamgebieden. Ook gaat Suriname voor, waar het geldt het op peil houden en uitbreiden van het ledental en het verhoogen der inkomsten, want goede groepskassen komen de kas van het Hoofdbestuur ten goede. Een woord van erkentelijkheid past hier aan den heer Mr. J.J.W. Eekhout voor de wijze, waarop hij het voorzitterschap der Groep eenige jaren heeft waargenomen. Zijn vertrek naar Nederland berooft het bestuur van een leidende kracht. Moge zijn opvolger de taak in zijn geest voortzetten. Antillen. Veelvuldige bestuurswisseling is voor de duurzame ontwikkeling eener kolonie nooit bevorderlijk. Vooral Curaçao heeft daarvan nog al te lijden. Zoo bleef de heer Helfrich slechts twee jaar aan het bewind en werd in 1921 als gouverneur opgevolgd door Mr. N.J.L. Brantjes. Het Dag. Bestuur van ons Verbond liet ook ditmaal niet na de belangen onzer Groep Antillen bij den nieuwen landvoogd voor zijn vertrek naar de kolonie te bepleiten. Het ledental bleef ongeveer gelijk. Het zou de Groep ongetwijfeld ten goede komen, wanneer er inniger samenwerking was tusschen de Nederlanders en de geboren Curaçaonaars. Ook hier moeten, gelijk voor al onze verbindingen geldt, kleine verschillen in geaardheid en levenshouding geen belemmering vormen voor eendrachtig ijveren ten bate der welvaart van de kolonie als deel van het Groot-Nederlandsch geheel. Vlaanderen. Dit stamland heeft, ook in figuurlijken zin, het ergst in de vuurlinie gelegen en er zwaar onder geleden. Maar zooals de geteisterde streken langzamerhand weer bewoon- en vruchtbaar worden, richt ook de verwoeste groep zich weder op en Tak Brussel is het hoofdkwartier geworden, waar in 1921 hard gewerkt is om den grondslag voor een nieuwe Vlaamsche organisatie in het A.N.V. te leggen, wat ons te meer verheugt, omdat daar in 1895 de eerste steen van ons gebouw gelegd werd. Men begrijpt daar ten volle dat buigen beter is dan breken en dat de politiek verre buiten onze beweging moet worden gehouden, een der eerste voorwaarden om alle Vlamingen, tot welke partij zij behooren, in het A.N.V. te doen samenwerken. Na het voorloopig voorzitterschap van den heer Lotens, wien wij veel dank verschuldigd zijn voor het begin dat altijd moeilijk is, nam de heer Omer Wattez, de bekende letterkundige, die het vertrouwen van alle partijen heeft, de leiding over en gesteund door den werkzamen secretaris, den heer J.M. Liesenborghs, heeft het bestuur het afgeloopen jaar door lezingen, samenkomsten en tochten bewerkt, dat Tak Brussel wederom een eervolle plaats in onze beweging inneemt. De hoop voor de herleving der Groep vestigt het Hoofdbestuur op de Brusselsche werkers. Dat men in Antwerpen, Gent, Mechelen, Leuven, Ostende, Brugge en overal elders, waar het A.N.V. vroeger vertakkingen had, hun voorbeeld navolge en mogen daarbij de Vlamingen van alle schakeering beseffen, dat voor de cultureele toenadering tusschen Zuid en Noord ons Verbond de aangewezen plaats is, mits daar eendrachtig wordt samengewerkt, welke verschillen hen daarbuiten ook verdeeld houden. In de hoop, dat de taalwetten, hoe ook tegengewerkt, ten slotte rechtvaardig zullen worden toegepast en de oplossing van het Hoogeschoolvraagstuk een versterking van de behoeften aan Nederlandsch geestelijk voedsel zal met zich brengen, heeft het Hoofdbestuur een steunpenning ingesteld voor het samenstellen van een Woordenboek, dat voor de ambtenaren in Vlaanderen een leidraad zal kunnen zijn voor het juiste gebruik van het Nederlandsch. De giften vloeien slechts traag en aan de benoodigde som ontbreken nog enkele duizenden. Waar is de vermogende, die met dit bedrag de uitvoering in één slag mogelijk maakt? Voor een cultureele samenwerking tusschen Noord en Zuid is taaleenheid een tweede eisch. Daar bij het streven naar vereenvoudiging en de neiging bij de Nederlandsche regeering om het spellingsvraagstuk door een compromis op te lossen ook de Vlaamsche belangen in het geding komen, heeft ons Dag. Bestuur een samenkomst uitgelokt met enkele Nederlandsche en Vlaamsche deskundigen, in overeenstemming met den wensch van den Nederlandschen Minister van Onderwijs, wien het rapport met bemiddelingsvoorstellen reeds is toegezonden. {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} Deze beweging is feitelijk een uitvloeisel van het laatste Wetenschappelijk Congres in den nazomer van 1921 te Mechelen gehouden, alwaar ook de nieuwe geestelijke toenadering tusschen Nederland en Vlaanderen èn door de aanwezigen èn door de behandelde onderwerpen zich openbaarde. Zuid-Afrika. Onze hoop, dat Zuid-Afrika zich wederom tot een groep zou ontwikkelen, is ook in het afgeloopen jaar nog niet in vervulling gegaan, ondanks de krachtige pogingen, daartoe door ons en de bloeiende Afd. Kaapstad in het werk gesteld. We stuiten daarbij op de neiging van sommige Nederlanders en Afrikaners in Zuid-Afrika om zich af te zonderen in plaats van, naar het ideaal van Groot-Nederland, innige samenwerking te zoeken. De afzonderlijk werkende Nederlandsche en Afrikaansche vereenigingen in verschillende plaatsen belemmeren op den duur de zoo noodige eenheid. Wij kunnen er niet genoeg op wijzen, dat het algemeen stamgevoel de harten moet doorzinderen om - en we denken hier ook aan de Vlaamsche stambroeders - Afrika, Nederland, Vlaanderen, tot één macht saam te brengen buiten en boven alle politieke stroomingen. Het Afdeelingsleven in het uitgestrekte Zuid-Afrika laat nog veel te wenschen over. Alleen Kaapstad, zooals we reeds opmerkten, bloeit, dank zij vooral de stuwkracht van werkers als Mevr. Loopuyt-Maas, Voorzitster en den heer J.L. Schoeler, Secretaris, welke laatste door zijn beschouwingen in ons maandblad juiste begrippen omtrent Zuid-Afrika verspreidt. In deze Afdeeling zullen de Afrikaners ervaren dat gestreefd wordt naar krachtige samenwerking van alle stamverwanten en de klemtonen van den naam onzer Vereeniging moeten vallen op Algemeen en Verbond, waarbij dan het woord Nederlandsch als oorsprong bedoeld wordt, als stam welker takken hem kunnen overschaduwen, maar wier beider ontwikkeling noodzakelijk is om het geheel gezond en krachtig te maken. De kunstavonden, lezingen, gezellige bijeenkomsten, door het Afdeelingsbestuur met zooveel geestdrift ingericht en het in eere houden van nationale gedenkdagen, ontleenen juist hun beteekenis aan dien geest van samenwerking. Van de andere afdeelingen is het alleen Bloemfontein, die weer teekenen van leven geeft, vooral door de bemoeiing van den heer Fred. Schuur, een beproefde kracht voor het Verbond in Zuid-Afrika. Gewerkt werd in 1921 voor verbetering der emigratie-toestanden, waarvoor ook Kaapstad zich beijverde. Gezellige bijeenkomsten werden gehouden, aan H.M. onze Koningin werd op haar verjaardag een telegram gezonden en voor de Taalbondexamens werden weer prijzen beschikbaar gesteld. Ten behoeve der Vlaamsche beweging werden gebruikte postzegels verzameld. Dat Pretoria en Johannesburg geen bloeiende afdeeling (meer) hebben is een tekortkoming, die spoedig moge worden hersteld. Het D.B. heeft in een samenspreking te 's-Gravenhage met consul-generaal Mr. H.A. Lorentz voor zijn vertrek naar zijn standplaats Pretoria, de belangen van het Alg. Ned. Verbond in het oude Transvaal in zijn medewerking aanbevolen. Buitenland. In dit hoofdstukje wordt aangestipt het Nederlandsche leven buiten de Groepen, voorzoover zich dat in onze organisatie openbaart en het is een der opgewektste bladzijden uit de jaargeschiedenis. De Nederlanders en stamverwanten in de verstrooiing toch blijken vaak meer doordrongen van saamhoorigheidsgevoel dan de bewoners van het Vaderland. Met ingenomenheid dient in de eerste plaats gewag te worden gemaakt van de Nederlandsche beweging in Duitschland, die belooft uit te loopen op de vorming van een Groep Duitschland. Het Hoofdbestuur gaf bewijs van belangstelling, niet alleen door herhaalden geldelijken steun ook voor de in stand houding van het blad ‘De Post van Holland’, sedert kort uitgegeven door den Nederlandschen Bond in Duitschland te Berlijn, maar ook door het zenden van afgevaardigden naar Nederlandsche bijeenkomsten te Essen, Nierenhof en Berlijn. Hierna dient de opleving der Nederlandsche belangstelling in Noord-Amerika te worden geroemd, waar het weer een onvermoeid secretaris is, de heer F.E.H. Gebhardt te Nieuw York, die als opvolger van den betreurden Van Folker, de vele moeilijkheden in zulk een wereldstad met zijn reusachtige afstanden licht tellend, vasthoudt naar den aard der vaderen aan versterking van dezen voorpost onzer beweging op klassieken grond. Met prof. A.v.C.P. Huizinga, eenige jaren voorzitter, werkte hij krachtig aan de uitbreiding der Afdeeling. In 1921 was prof. Barnouw voorzitter, thans weer door eerstgenoemde vervangen. Een nieuwe Afdeeling werd te Paterson opgericht en ook elders worden pogingen aangewend. Wij hier echter zullen niet tevreden zijn voordat Groep Noord-Amerika is gesticht. Over de belangstelling in Mexico kan het Hoofdbestuur eveneens tevreden zijn; daar trekt het A.N.V. evenals in Egypte, de voordeelen van de handels- en nijverheidsondernemingen der Nederlanders. Wij verloren er door den dood onzen wakkeren vertegenwoordiger, den heer Karel Ansoul. In Angola hadden wij het verlies van den heer P.v.d. Smit, een echten pionier, te betreuren. Meestal staan er zelfs in de afgelegenste streken goede Nederlanders gereed om de open plaatsen in te nemen. Op het in Nederlandschen zin eeuwen veronachtzaamde Ceylon met zijn ‘Dutch Burghers’ herleeft weer de belangstelling voor onze beweging; men vraagt er zelfs weer om leerboeken voor het Nederlandsch. Natuurlijk verleent het Hoofdbestuur daartoe gaarne zijn medewerking, evenals het de gelijksoortige verzoeken van verscheiden Nederlandsche arbeidersvereenigingen in Duitschland inwilligt. Het terrein der nederzettingen van Nederlanders en stamverwanten in het Buitenland is zoo uitgestrekt, dat er voor het D.B. nog jaren en jaren ontginningsarbeid vereischt wordt om de zoo hoog noodige eenheid en samenwerking tusschen al deze verspreide deelen van onzen stam te brengen. Op die ontginning legt het zich thans bijzonder toe en rekent daarbij op den steun van vele goede elementen, die onzen naam in het buitenland mede willen hooghouden. Hier volgt een overzicht onzer verbindingen: Buiten de Groepen (Nederland, Vlaanderen, Oost-Indië, Suriname, Antillen) zijn er thans Zelfstandige Afdeelingen in: Amerika: Chicago-Roseland; Nieuw-York; Paterson. Afrika: Bloemfontein; Kaapstad; Potchefstroom; Stellenbosch. Europa: Berlijn; Bremen; Keulen; Leipzig; Boekarest. Vertegenwoordigers heeft het Verbond in: Amerika: Antofagasta (Chili); Barranquilla (Columbia); Buenos Aires (Argentinië); Caracas (Venezuela); Colon (Rep. Panama); Havana (Cuba); Kansas City (Missouri); La Guaira (Venezuela); Manaos (Brazilië); Maracaibo (Venezuela); Mexico (Stad); Panama (Stad); Point Fortin (Trinidad); Puerto Cabello (Venezuela); Rosario (Argentinië); Santa Fé (Argentinië); Tampico (Mexico); Winnipeg (Canada). Afrika: Cairo (Egypte). Australië: Melbourne, Sydney (N.S.W.). Azië: Bangkok (Siam); Basrah (Perzië); Chefoo (China); Colombo (Ceylon); Hongkong (China); Rabaul (Nieuw Guinea); Shanghai (China); Singapore. Europa: Barcelona; Budapest; Constantinopel; Davos-Platz; Duinkerken; Emden; Frankfort; Genua; Hamburg; Londen; Nice; Rome; Stockholm; Venetië; Weenen. Boeken-Commissie. De B.C. verzond in 1921 44 kisten boeken, wat met 8 kisten, die in het voorjaar 1922 naar Brussel gingen, {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} en nog 2 naar elders, een totaal uitmaakt van 1997 kisten sedert 1902, zoodat wij binnenkort het getal 2000 zullen bereikt hebben. Die kisten waren bestemd voor: 1.Nederl. vereenigingen te Gelsenkirchen, Essen, Coalhurst (Can.), Chubut (Arg.), Winnipeg-Elmwoord (Can.), Aken, Hamburg, Hannover en Bochum. 2.Afd. A.N.V. te Batavia en Soerabaja, en Indo-Europ. Verbond. 3.Afd. Willemsfonds te Moerbeke-Waas, Nieuwpoort, Brussel (Kindergeluk en Volksboekerijen). 4.Mijnstreek in Limburg Hoensbroek en Lutterade-Geleen. 5.Bepaalde personen in Berlijn en München, Pretoria (Z.A. Hospitaal) en Potchefstroom (Mej. A.E. Adriani), Stellenbosch (Schoolmuseum), enz. De zendingen van couranten en tijdschriften werden voortgezet tot het einde des jaars en toen voor één kwartaal stopgezet, om met 1 April j.l. weer te beginnen. Gebrek aan middelen was daarvan oorzaak. De inkomsten bedroegen nl. f 4756.99 en de uitgaven f 4618.31 doch een bedrag aan uitstaande schulden van bijna f 1200.- was niet gedekt en kan eerst in den loop van '22 voldaan worden. Bij den overvloed van boeken en tijdschriften, die ons Boekenhuis bezit, is de achteruitgang van de inkomsten dubbel jammer. Verscheidene afdeelingen A.N.V. hebben nimmer of reeds jaren lang niet meer bijgedragen, waaronder van de grootste, andere werden opgeheven of moesten hun bijdrage verminderen, particulieren bedankten of verminderden evenzeer hun steun, terwijl de uitgaven daarmede niet gelijken tred konden houden. Ingrijpende bezuinigingen worden nu in overleg met het Hoofdbestuur getroffen, zonder daarmede het eigenlijke werk te benadeelen. Ook de krantenzendingen zijn gevoelig getroffen: eensdeels, doordat het port verdubbeld werd, andersdeels doordat het velen onzer vrienden, die wekelijks hun bladen aan het Boekenhuis deden toekomen, te machtig werd, wederom door de verhoogde port. Toch is het te hopen, dat deze afdeeling van het werk in stand gehouden kan worden: uit de onlangs verschenen jaarverslagen van tal van consuls bleek opnieuw, hoezeer die zendingen op prijs gesteld worden door Janmaat. Hopen wij, dat herleving onzer volkswelvaart verdubbelde belangstelling ook in onze B.C. moge te weeg brengen! In de laatste maanden des vorigen jaars mocht de B.C. eenige buitengewone giften boeken, in de eerste plaats van H.M. de Koningin, uit eigen beweging geschonken. Daarvoor wordt nogmaals hartelijk dank gezegd, zoo goed als voor de trouw, die vele leden der B.C. blijven toonen! Vooral Rotterdam maakt een schitterend figuur op haar lijst van steuners en reeds jaren lang! Waar de hulp der B.C. bij voortduring in alle deelen der aarde wordt ingeroepen, stelle men haar in staat dien steun ook voortdurend te kunnen blijven verleenen. Ledental op 31 December 1921. Groep Nederland 6047 Groep België (schatting) 500 Groep Ned. Oost-Indië 1400 Groep Suriname 194 Groep Ned. Antillen 245 Zelfst. Afd. Berlijn 54 Zelfst. Afd. Bloemfontein 39 Zelfst. Afd. Bremen 35 Zelfst. Afd. Chicago-Roseland 71 Zelfst. Afd. Kaapstad 190 Zelfst. Afd. Keulen 34 Zelfst. Afd. Leipzig 33 Zelfst. Afd. Nieuw York 240 Zelfst. Afd. Paterson 22 Zelfst. Afd. Potchefstroom 49 Zelfst. Afd. Rumenië 53 Zelfst. Afd. Stellenbosch 34 Algem. leden in het Buitenland 658 _____ Samen 9898 Geldmiddelen. De Rekening over 1921 sluit in uitgaaf en ontvangst met een bedrag van f 32630.99 waaronder een tekort van f 3263.93. Dit laatste bedrag teekent meer dan het geheele jaarverslag de noodzakelijkheid van uitbreiding van inkomsten en ledental. Slotbeschouwing. Wij vertrouwen, dat de lezing van het 24e jaarverslag ook bij alle groepen, afdeelingen en vertegenwoordigers in binnen- en buitenland de overtuiging zal vestigen, dat er geen reden is om bij de pakken neer te zitten. Als allen. die onze beginselen voorstaan, krachtig meewerken voorzoover zij kunnen, krachtig geldelijk steunen als zij persoonlijk niet een werkzaam aandeel aan onze beweging kunnen nemen, dan zal ons Verbond weer de macht van voor den oorlog kunnen ontwikkelen. Er is een nabijliggend doel, dat voor die nieuwe inspanning een krachtige prikkel vormt: de feestelijke herdenking van het vijf en twintig jarig bestaan van ons Verbond in 1923. Zal dat op waardige wijze gevierd worden, dan dient reeds nu ieder lid zich voor te nemen het zijne daartoe bij te dragen. Een wereld-eerecomité is in wording, landcommissies zullen worden gevormd, een gedenkboek en een tentoonstelling worden voorbereid en ook zal een beroep worden gedaan op de offervaardigheid van alle Nederlanders en stamverwanten over de geheele wereld. Als ieder naar de mate zijner krachten daartoe bijdraagt, zal het Algemeen Nederlandsch Verbond eindelijk op vasten geldelijken grondslag komen te staan, een eerste voorwaarde voor vruchtbare geestelijke werkzaamheid op Groot Nederlandsch gebied. Op den gedenkwaardigen eersten April dezes jaars heeft onze Koningin in het Stadhuis van Den Briel de fiere woorden gesproken: ‘Aan ons te toonen, dat wij de hoogste goederen, welke onze voorvaderen ons nalieten, voor heden en toekomst weten te waardeeren, onze schoone tradities wenschen hoog te houden’. Leden, werkt daartoe allen mede, dan kan 1923 een gulden jaar worden in de ontwikkelingsgeschiedenis van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Nederland. De Vrije Staat der Vereenigde Nederlanden 1). Den Briel was de eerste stad, die aan de machtige hand des overweldigers ontworsteld, aan het vaderland werd teruggegeven, en het einde der glorieuse worsteling zal der verbaasde wereld toonen den vrijen Staat der Vereenigde Nederlanden. Fiere woorden, die ons spreken van de eindelijke bekroning van een strijd, die, om des gewetens wille aangevangen, voor immer het goed recht van geweten en eigen godsdienstige overtuiging heeft bevochten en gewaarborgd. Vaak omsluierd in booze dagen van partijzucht en burgertwist; soms geloochend, als bittere ervaringen het tegendeel schenen te getuigen; staat nochtans de waarheid ongedeerd, dat wij het land der vrijheid zijn geweest en hare voorrechten ook anderen natiën hebben geschonken. De woorden, die ik wel gebruiken moet zijn oud en versleten, maar altijd jong en ongerept is onze blijde {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} trots, als wij daaraan gedenken, dat hier eene vrijheid heeft geheerscht van geweten en geloof, van woord en drukpers, van wetenschap en onderzoek, van handel en bedrijf, wel niet volstrekt, maar zóó krachtig toch en zóó heerlijk, als waarop geen ander volk van toen roem dragen kon; dat wel somwijlen, juist op het gebied der religie, die vrijheid scheen verloochend, maar dat nimmer de Republiek gansch ontrouw is geworden aan de geniale, de gezegende beginselen van den grondvester van haar bestaan. Ja waarlijk, wij zijn trotsch op het land, dat, aan zich zelf hergeven, vrij nu om zich te ontplooien en te groeien naar eigen karakter en aangeboren aard; uit zijn midden dien doorluchtigen stoet van mannen voortbrengend, die de wereld hebben verbaasd en nog altijd in verrukking brengen door de wonderbare scheppingen hunner kunst en wetenschap; meteen zijne grenzen openzet, wijd en gastvrij, voor vluchtelingen uit alle oorden van Europa en hen onbevreesd laat deelnemen aan eigen arbeid en gul hen noodigt aan te zitten aan het banket zijner eigen geestelijke geneugten. Zóó hebben de vaderen de hun geschonken goederen ook voor anderen rentegevend gemaakt. Geen hunner ondeugden bemantelen wij, en lang voorbij is de tijd dat vaderlandsliefde slechts een ander woord scheen voor ijdele zelfverheffing. Maar eer vergete onze rechterhand zichzelve eer wij deze onze schitterende geschiedenis niet meer gedenken zouden. En zoo wij in het heden ons soms bedroeven over dingen, die onzen naam schade doen, het is omdat wij ze zoo grootsch een verleden onwaardig achten. Maar evenzeer, als wij ons vaak verheugen over blijken van moed, van trouw, van energie, in het moederland of ginds over de wateren in Oost en West, het is wederom omdat wij er de voortzetting in begroeten van onze schoonste traditiën. Er is meer. Als de Oranjevlag waait van de torens van Den Briel, prediken hare schitterende kleuren ons nog eene andere waarheid. Oranje is het symbool geworden van volkseenheid boven alle partij en richting. Er is wel haast niets wat wij in prins Willem I zóó bewonderen, o meer, zoo hartelijk vereeren en liefhebben als zijn groot, toen door schier niemand begrepen, ideaal van een, in partijen en kerken gescheiden, nochtans ongedeeld volk. Oranje behoort bij geen partij, maar bij de gansche natie, en niets is in feller strijd met onze historie op haar best en niets ook onwaardiger aan prins Willems nagedachtenis, dan dat één groep zich boven andere met zijn kleuren tooien zou. Met Vondel zingen wij: ‘O, hoe zalig is 't te duiken Onder den Oranjeboom,’ juist omdat hij zijn takken uitbreidt over allen. Zou het ooit zoover komen, dat zijn kleuren den vinnigsten partijstrijd dekken zouden, dat Oranje de misbruikte leuze werd om een deel der natie tegen een ander op te hitsen, dat derhalve de Oranjekleur te bekennen niet langer zou zijn de belijdenis onzer éénheid, wij zouden met gansch ons verleden gebroken en ons den weg naar een toekomst van groote en goede daden jammerlijk versperd hebben. Nog is het zóóver niet. En als wij opzien naar de ‘schitt'rende kleuren van Nederlands vlag’ met den Oranjewimpel, waai uit, o dierbaar doek, zeggen wij, over roomsch en onroomsch, over jood en christen, over linksch en rechtsch als over het ééne volk der vrije Nederlanden. Er is nog meer en gij wacht begeerig dat ik daarvan gewagen zal. Van de zee wil ik spreken, van waar uit dien eersten April ons heil gekomen is. Ware het mij gegeven nu het machtig orgel der taal geheel te beheerschen, om haar lof naar hoogen eisch te zingen, van de zee, die ons heeft groot gemaakt! Zeker, onze grootheid ligt op de wateren. Ik gedenk wel dat zij aan onze kusten knaagt, dat zij soms duinen en dijken te pletter slaat en overstroomt de landen, tot vruchtbaarheid geschapen. Maar ook dit kwaad heeft het goede voortgebracht, nademaal juist de rustelooze strijd tegen het geweld der zee onze beste nationale eigenschappen heeft ontwikkeld. Doch nu - wat heil is er dat zij ons niet gebracht heeft, zij de machtige en dienende, de vreeselijke en de liefelijke, de altijd roemrijke zee? Zij heeft ons, door hare golven bespoeld, een open weg geboden tot aan de uiteinden der aarde; zij heeft onze vloten en onze vlag gedragen naar het eeuwig ijs en naar de tooverlanden der altijd stralende zon; schatten heeft zij ons aangebracht en over haar breede wateren zijn wij gekomen naar landen zonder tal, waar wij eigen taal en zeden hebben geplant. Vele ervan behooren niet meer bij ons. maar gij wel, arm West-Indië, dat ons dierbaar zijt, waaraan zoovelen in het moederland nauwelijks gedenken, maar dat wij voor niets ter wereld van ons zouden willen zien losgescheurd; en gij, o Insulinde van sprookjesachtige heerlijkheid! Geene rechten hoegenaamd konden wij op u doen gelden, en al te vaak hebben ruwe handen onder uwen lichten hemel werken der duisternis gepleegd. Doch naar den gang der historie behooren wij bij elkander, onze trots en onze glorie is het deel des Rijks, waartegenover wij onze dure verplichtingen nu wel diep zijn gaan beseffen; dat er niet is om ons, maar om zichzelf en dat wij, gevende en ontvangende, leerende en gaarne onderwezen, uit de afhankelijkheid van het kind begeeren te leiden tot de zelfstandigheid van den man. Niet tot losscheuring aller banden, neen maar tot de vestiging eener nieuwe, schoonere eenheid van Oostelijk en Westelijk Nederland. Doch de zee, in haar koninklijke macht, heeft veel meer nog aan ons gedaan. Zij heeft ons volk opgevoed, zijne kostelijkste eigenschappen wakker geroepen, zijn karakter gestaald. Ziet nog eens onze Watergeuzen. Een jaar na Den Briel wordt Lumey afgezet. Er komt, onder leiding der beide Boisot's, een betere geest onder hen, en de tuchtelooze piraten van vroeger worden, naar des prinsen begeeren, tot die kloeke matrozen, die in de Zeeuwsche wateren, op de Zuiderzee en het verdronken land rondom Leiden de nationale zaak hebben gered. En zij zijn de leermeesters geworden onzer groote zeehelden. Maar de andere, de wezenlijke leermeesteres van al die generatiën van beroemde zeevaarders is de zee zelve geweest. Gewone menschen, hebben zij bij het geweld der baren, onder buien en stormvlagen de kracht van helden getoond; op de breede deining van den Oceaan, die is als zijne zwoegende ademhaling, zijn zij los geworden van wat er engs en bekrompens was in veel toestanden aan den wal; en met de gedachte aan den dood vertrouwd, hebben zij zich gehaast hun onzeker leven te tooien met moed, beleid en trouw. Rijst op voor onze eerbiedige heugenis: admiralen kapiteinen en matrozen, kooplieden, ontdekkingsreizigers, ‘wier blik’ naar een woord van Brugmans, ‘wier blik en wier vloten de wereld omspanden’ en ontvangt den tol onzer dankbare bewondering. Van uwen roem hebt gij ons geborgd. Uwe grootheid is op onze kleinheid afgestraald. Mannen van de daad hebt gij nog bovendien in uwe reisjournalen van sobere schoonheid, van ontroerenden ernst, meteen van rijken humor onzer letterkunde parelen geschonken van het zuiverste water. En, terwijl gij al te vaak in uwe vlucht belemmerd werdt door de bureaucratische botheid van de machthebbers aan den wal, zijt gij heldhaftig voortgegaan op uwe glorieuse paden en aan het einde gevallen voor de vlag, wier eer de uwe geweest was. Voor wat zij groots hebben verricht kunnen wij hun geen dank meer betalen. Maar hun geslacht is niet uitgestorven en nog hebben wij hen rondom ons, op onze oorlogs- en koopvaardijbodems, maar evenzeer op onze loodsvaartuigen en onder wie de lampen ontsteken op onze brandarissen, of de reddingsboot uitbrengen in de kokende branding, of onze lichtschepen bemannen die, vastgeankerd, rijden op de golven, baken en toevlucht voor alle schip in nood. In ons midden hebben wij hen, de helden der zec. Gedenkt de natie hen en hun leven van toewijding? Draagt zij hen met haar sympathie, als de storm buldert en zij weten kan dat er aan onze {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} kusten, op onze eilanden gevochten wordt om levens te redden van den grijpenden dood? Helaas, zij doet het zóó weinig meestentijds als dat zij uit eigen rustige omgeving eene dankbare gedachte laat uitgaan naar die andere helden, ambtenaren, officieren, zendelingen, die, op eenzame posten in ons ontzaglijk eilandenrijk aan den evenaar, ook menigmaal het offer worden van hun plicht. O, ik weet wat gij zeggen wilt. En zeker, als, gelijk onlangs, een reddingsboot met man en muis vergaat, dan schrikken wij op en is onze hand mild genoeg. Maar het loodsvaartuig, dat, wat verder af, hetzelfde gruwzaam lot onderging, vermocht al niet meer de natie uit haar rust te wekken. Wij kunnen niet gewagen van de zee en van wat zij van ons volk heeft gemaakt zonder ootmoedige schuldbelijdenis, zonder de stille gelofte ook van aan de levenden te schenken wat wij den dooden niet meer betalen kunnen. Er is een slotaccoord ook aan het simpelst lied. Wat is dan, eindelijk, het ontroerendste in het gansche drama? Dit, dat'uit zoo klein begin zoo groote dingen ontstaan zijn. Dat het onbedoelde tot zulke uitkomsten van het opperste gewicht heeft geleid. Ja, en dat menschen, van nature en op zichzelf niet beter dan anderen, tot zulk een werk bekwaam gebleken zijn. Als ik staar op de beeltenissen van al die uitnemenden, die in die laatste decenniën der zestiende eeuw de spits hebben afgebeten en voor ons de vrijheid bekampt; die door de stuwkracht van een machtigen tijd boven zichzelven zijn uitgegroeid, stamelaars die tot profeten, kortzichtigen die tot zieners en zwakken die tot maccabeeërs worden, dan zie ik achter hen omhoogrijzen de gestalten van een ander volk van Nederlandschen stam, de boeren van Zuid-Afrika. Ook daar enkelen die, als geboren leiders, door hunne gaven (want gaven zijn de talenten, de geniale eigenschappen, die volgens den psalmist de Heer aan zijn beminden geeft in den slaap) boven allen uitsteken. Bij de begrafenis van Christiaan de Wet heeft de oude president Reitz hem en Steyn te zamen genoemd. Zij zullen worden ‘saam geroem en saam geëer so lank die aarde blij bestaen.’ Zoo zal het zijn, en zeker geven wij zelfs aan een held als De Wet geene te lage plaats, als wij hem naast Steyn stellen, die ons in zooveel, tot in den stijl zijner staatsstukken, aan onzen prins Willem denken doet. Maar al die anderen van het tweede plan, met hun menschelijke zonden en gebreken, tegelijk tot zoo groote dingen bekwaam - het is als eene herhaling van de schoonste bladzijden onzer eigen historie. Nu dan, het onbedoelde met zulk een uitkomst, een mosterdzaad gegroeid tot zulk een boom en zwakke menschen tot zulke daden in staat - wij zien er naar op als naar een aanbiddelijk wonder. In een van de psalmen uit het Oude Testament zingt de verloste gemeente: ‘Dit werk is door Gods alvermogen Door 's Heeren hand alleen geschied, Het is een wonder in onz' oogen, Wij zien het maar doorgronden 't niet.’ En in onzen nationalen psalm legt Marnix aan Oranje op de lippen: ‘Maar God zal mij regeeren Als een goet instrument, Dat ick sal wederkeeren In mijnen regiment.’ Dat is de taal des geloofs, die in alle gebeuren met volk en enkeling Gods almachtige hand speurt en aanbidt. Ik weet, dat zwaarder op ons dan op het oude Israël en op onze vaderen het besef drukt, dat het volstrekte te ontzaglijk is voor deze aarde en dat ook het goddelijke zich niet vatten laat in menschelijk begrip. Niet zoo kinderlijk gemeenzaam meer met de onzienlijke dingen, gevoelen wij dat wijsgeerig inzicht èn diepe schroom onze lippen gesloten houden als wij spreken willen van Gods raad en plan. Doch vreemder en verder nog dan het denkbeeld van een ongesluierd menschelijk inzicht is ons de leer van het altijd toevallige, van het alom onbedoelde in de geschiedenis der menschen. En, terwijl wij het hoofd buigen voor het huiveringwekkend geheimenis van leven en lot, vangt ons hart in diepe ontroering de belijdenis op: ‘Maar de Heer van hierboven. Die alle dinck regeert...’ en wordt ons de zedelijke kracht openbaar van de heroïeke betuiging: ‘Dan dat ick Godt den Heere, Der hoochster Majesteit, Heb moeten obediëeren In der gherechticheyt.’ Van dit ééne heeft een gedenkdag als deze ons weer vaster dan ooit verzekerd, dat wij ons land liefhebben, niet omdat het beter zou zijn dan andere, maar omdat het ons eigen land is, het land onzer vaderen en onzer kinderen, waaraan ook zoovelen zijner zonen en dochteren, over de wereld verspreid, in warme aanhankelijkheid denken. En wij hebben lief met die echte liefde, die altijd tot daden dringt. Het is niet waar dat wij niets zouden vermogen. Zeker, wij hebben maar eene schuchtere stem in den raad der volken. Ook is van de meesten onzer de invloed maar gering op den gang van 's lands zaken en er is veel kwaad op eigen bodem, veel misbruik, veel dwaasheid, waartegenover wij machteloos staan. Toch kunnen wij voor het nationale leven het onze doen. Jaloersch kunnen wij waken voor de zuiverheid onzer heerlijke taal. Veler onverschillige slordigheid benadeelt haar dag aan dag in onze wetten, aan onze ministeriëele departementen, in de pers, in de letterkunde, in de gehoorzaal. En al is het duizendmaal kloppen aan doovemans deur, wij mogen niet aflaten te getuigen, dat taalverminking, -verarming en -ontluistering het innigst, wezenlijkst leven van een volk bedreigt. Wij vechten waarlijk niet alleen tegen vreemde woorden en ik weet niet hoeveel -ismen, wij strijden voor het gebruik van al hare rijkdommen, voor het leeren luisteren naar de muziek der taal, voor het kiezen van het eenig juiste woord voor elk der ontelbare schakeeringen in denk- en gevoelsleven, opdat de taal alzoo naar waarheid de draagster zij van al wat een volk beweegt. Gelukkig hij, die vreemde talen kent en vaardig spreekt; alleen in de eigen taal vermag hij de diepste roerselen zijns gemoeds klank en kleur te geven. O, zij is ons te dierbaar in haar zoetheid, in haar smijdigheid, in haar kracht om haar te laten onteeren en verminken door malle aanstellerij, door even zotte modezucht en door botte slonsigheid. Eene nationale taak vervullen wij, als wij opkomen voor de schoonheden van natuur en kunst in stad en land. Dit is veelal verdrietig werk, omdat de teleurstellingen vele zijn. En de strijd is zoo zwaar, omdat hij deel uitmaakt van het eeuwig conflict tusschen het practischnuttige en het renteloos schoone. Als het moderne verkeersleven niet inderdaad zijne eischen stellen mocht, dan hadden wij licht gewonnen spel. Nu het zich beroept op de noodzakelijkheid van al maar razender snelheid van verkeer; nu velen uit de steden de rust gaan zoeken der natuur, wier rust noch wier schoonheid men hen geleerd heeft te eerbiedigen; nu anderen van oordeel zijn dat wat voor het tegenwoordige nuttig is altijd moet gaan boven wat nog van vroeger dagen overbleef - nu is onze strijd geworden tot een voet voor voet verdedigen van duinzoom en heide, van waterplas en statig woud (Salomo in zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest gelijk één van deze); van die poorten en gevels, van een sierlijk overbrugd grachtje, van een stil pleintje, waar al de schoonheid van vroeger eeuwen droomt. Wij zullen genadeloos verslagen worden, zoo niet de openbare meening al krachtiger protesteert en zegt: ‘wij willen ons de kostelijkste schatten, die een volk bezitten kan, niet laten rooven.’ Maar nationaal bij uitstek noem ik onze taak om, bij eene verdeeldheid, een roekelooze partijzucht, die onze éénheid bedreigen en soms schudden aan de pijlers zelve {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} van ons volksbestaan, al maar weer te getuigen van wat ons samenbindt. Dit is geene opwekking tot verflauwing van grenzen. Het is natuurlijk dat er partijen zijn in den staat, in de maatschappij, in de kerk; het is noodig dat men voor zich eene keuze doe; en het is heilige plicht voor beginselen uit te komen en zich eigene overtuiging niet te schamen - al zal altijd des eenen temperament strijdlustiger zijn dan dat van den ander en tegelijk gemeenlijk gene strijdvaardiger dan deze. Onder ons nu is het aldus, dat brandstof voor tweedracht maar voor het oprapen ligt. Het materiaal aandragen, waaruit de eendracht kan worden opgebouwd, dat is dan wel nationaal bij uitnemendheid. En o, bouwstoffen genoeg, hoe vaak ook in de hitte van den partijstrijd voorbijgezien. Handhaaft loyaal en moedig uwe staatkundige, uwe godsdienstige beginselen - maar acht het niet weinig, dat gij èn die anderen ééne zelfde moedertaal, ééne zelfde geschiedenis hebt, dat dezelfde volksaard uw gemeenschappelijk, aangeboren deel is; dat wij van ééne zelfde kunst genieten en met gezamenlijke krachten de wetenschap dienen kunnen; bovenal dat wij, zoo allen willen, te zamen den strijd kunnen aanbinden tegen zonden, die een gansch volk teisteren en onteeren; te zamen kunnen trachten te redden wat verwaarloosd werd en gevallen is en waaraan immers alle groepen hun contingent leveren; te zamen kunnen arbeiden aan wat veredelt, verfijnt, reinigt en heiligt als aan een nationale schat, waaraan bij te dragen aller voorrecht, aller eer worden moet. Aldus begeeren wij ons geloof te toonen in onze werken. Zoo wij maar met die ontroering, waarmede wij in een vreemd land plotseling de eigen vlag wapperen zien, kunnen belijden, wat in 1872 bij de toenmalige feestviering in Den Briel gezongen werd: ‘'t Hart klopt ons met hooger slagen Holland! bij uw dierb'ren naam.’ L. KNAPPERT. De Brielsche feesten. Hoofd- en Groepsbestuur waren 1 April te Brielle vertegenwoordigd. Ons plan was van de welgeslaagde kerkelijke wijding en de feesten, bij welke het geheele Koninklijke gezin was vertegenwoordigd, een indruk in Neerlandia te geven. Wij missen echter de plaatsruimte, te meer waar de Afdeeling Amsterdam, de eenige die in waarlijk nationalen zin aan de herdenking door eigen feest heeft deelgenomen, voor een verslag in dit nummer de aandacht vraagt en we gaarne hierboven eenige bladzijden beschikbaar stelden voor een gedeelte der schoone Amsterdamsche rede van Prof. Knappert, waarvan we de lezing om de toepassing op het streven van ons Verbond, ten zeerste aanbevelen. Het Groepsbestuur heeft zijn belangstelling in de Brielsche herdenking nog getoond door aanbieding van een gebrandschilderd glas in een der vensters van het oude Stadhuis der Geuzenstad. Van de Afdeelingen. Amsterdam. - Eerste April-Herdenking. Ook te Amsterdam ging de dag, dat het 350 jaar geleden was dat onze dappere Watergeuzen Den Briel namen, niet onopgemerkt voorbij. Het Bestuur der Burger-Afdeeling Amsterdam had zich tot Burgemeester en Wethouders gewend met het verzoek dien dag de driekleur van de torens en van de openbare gebouwen te doen wapperen, alsmede de klokkenspelen der torens en van het Koninklijk Paleis te doen bespelen. Dit verzoek werd gaarne ingewilligd. De Burgerij was door een oproeping in de bladen verzocht eveneens te vlaggen en zoo had Amsterdam dien dag een feestelijk aanschijn. Leden en genoodigden der Afdeeling waren in flink aantal aanwezig in de door nationale vlaggen en wimpels keurig versierde groote Concertzaal van Huize Bellevue en werden bij het binnentreden met Oranje getooid. Een koor van 50 jonge dames, leerlingen van de Stedelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen. onder de bezielende leiding van den Heer H.J. den Hertog, opende de feestelijke bijeenkomst met het zingen van het Wilhelmus, dat door de aanwezigen staande werd aangehoord. De Voorzitter der Afdeeling. Prof. Dr. J. te Winkel, sprak daarop een woord van welkom en bracht dank aan allen, die zoo welwillend hunne medewerking hadden verleend, in de eerste plaats aan de Heeren Prof. Dr. L. Knappert uit Leiden, H.J. den Hertog, diens koor en den Heer J. den Hertog. Prof. Dr. L. Knappert hield een prachtige historische rede, van welke een gedeelte in dit nummer voorkomt, en bepaalde zich niet alleen tot de inneming van Den Briel. Spr. schetste het Nederlandsche Volk van toen tot nu in al zijn eigenaardigheden en grootheid. Hij boeide zijn toehoorders, die geheel onder den indruk van het gesprokene waren en door luide bijvalsbetuigingen hunne waardeering kenbaar maakten. Niet minder waardeering ondervond het koor, dat een aantal schoone Geuzen- en Oud-Hollandsche liederen, op den vleugel begeleid door den Heer J. den Hertog, ten gehoore bracht. Het was geen geringe taak, die de Heer H.J. den Hertog op zich had genomen en die hij op zoo schitterende wijze vervulde. De toehoorders brachten hem warme en welgemeende hulde. S. VAN LIER Ez. - In een op 14 April gehouden drukbezochte vergadering (niet minder dan 88 leden waren aanwezig) werden de aftredende Bestuursleden Dr. C.P. Burger, W.F. van Heusden en J. Martin Muller herkozen. In de Commissie ter herdenking van het 25-jarig bestaan van het A.N.V. zullen voor Amsterdam zitting hebben de Heeren S. van Lier Ez., Secr. der Afdeeling en D. Burger (Stud. S.U.). Delft (Stud.-Afd.). Het bestuur is thans als volgt samengesteld: L.L.W. van Soest, voorzitter; mej. W. van Santen, onder-voorzitster; K.W.H. Leeflang 1e secretaris Piet Heinstraat 57; H.J.M.W. Quartel, penningmeester; T.W.A. Borgesius, 2e secretaris. 's-Gravenhage. 29 Maart en 18 April hebben de laatste Dietsche Kunstavonden van dezen winter plaats gehad; beide waren gewijd aan Nederlandsche muziek en dichtkunst. Den laatsten avond bracht Jhr. von Bose het Bestuur hulde voor zijn voortreffelijk werk en was daarmede zeker de tolk van de vele leden, die op deze populaire avonden, waarop de idealen van het A.N.V. zoo aanschouwelijk en kunstzinnig tot uiting komen, de zaal van Pulchri tot de laatste plaats vullen. Rotterdam (Jgl. Afd.). Namens deze afdeeling is den 1en April j.l. een krans met oranje en rood-wit-blauwe kleuren vóór het vrijheidsbeeld op de Nieuwe Markt gelegd. Op 22 April hield de Afd. in de Officierensocieteit een gezelligen avond. {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} Insulinde. Hoe groot is Insulinde? De meeste Nederlanders hebben wel zoo'n vaag bewustzijn, dat dit eilandenrijk ontzagwekkend veel grooter is dan hun vaderland; misschien zijn sommigen zoo gelukkig, dat eenige cijfers zijn blijven hangen uit de schooljaren. Toch slaat het allen met verbazing, als zij de film aanschouwen, die de kaart van Insulinde langzamerhand doet schuiven over die van Europa, welke laatste er tenslotte voor een groot deel door wordt overdekt als een boomblad door een reusachtige tropische spin. In zulke oogenblikken dringt zich aan den toeschouwer met onweerstaanbare kracht de overtuiging op dat Nederland een wel zware taak heeft om dat zestig maal grootere Insulinde te beheeren en tot cenheid en ontwikkeling te brengen. Tot opfrissching van het geheugen van den lezer geven wij hieronder een vergelijkende staat, ontleend aan een verhandeling van den heer G.J.C.A. Pop, oud-chef van den post-, telegraaf- en telefoondienst in Nederl. Indië. Die verhandeling werd gehouden op het ‘Derde Nationaal Congres voor de weerkracht van het Nederlandsche volk’, op 23 en 24 Sept. 1921, gehouden te Arnhem. Als onderwerp van dit betoog werd omschreven ‘Het verkeerswezen als belangrijke factor voor de economische weerbaarmaking van Nederl. Indië’. Terwijl de spreker, die tengevolge van zijn hoog ambt, geheel Indië door persoonlijke aanschouwing heeft leeren kennen, een uitvoerig en verdienstelijk overzicht geeft van alles wat daar op het gebied van het Verkeerswezen bestaat, doet hij tevens uitkomen, hoeveel er nog verricht moet worden om den rijken bodem van Insulinde nog krachtiger te kunnen ontginnen 1). De heer Pop dan gaf onderstaande vergelijkende staat: Gebieden in onderlinge vergelijking Grootte in K M2 Aantal zielen der bevolking Dichtheid der bevolk per K.M.2 Nederland 32 630 6 200 000 190 0 Ned. Oost-Indiè 1 915 000 45 000.000 24.0 Vereenigde Staten 9.728 000 102 000 000 10 5 Java en Madoera 131 500 35 000.000 266.0 Overig gedeelte van Ned-Indië 1 783.500 10 000 000 5 6 Gebieden in onderlinge vergelijking VERHOUDING Grootte Bevolking Bevolkingsdichtheid per K.M.2 Nederland tot Ned Oost Indie 1 60 1:7 8:1 Nederland tot Vereenigde Staten 1:300 1:16 19:1 Ned. Oost-Indiè tot Vereenigde Staten 1:5 1:2,2 2 3:1 Java tot Nederland 4:1 6 1 1,5:1 De lezer ziet dus, dat Java dichter bevolkt is dan Nederland. Niettemin waren daar veel ‘woeste gronden’, waar de oorspronkelijke bevolking weinig of niets mee deed; deze zijn reeds voor 't grootste deel in beslag genomen door de ‘bergculturen’, die de bevolking niet in den weg zitten; integendeel heel wat geld onder den ‘kleinen man’ en in de schatkist brengen. Geheel anders dan op Java is het met het andere deel van Indië. Dat deel is 56 maal zoo groot als Nederland en de bevolking slechts 1½ maal zoo groot. Er is dus nog plaats voor velen van buitenaf. Reeds zijn er Javaansche kolonisten te vinden in 't Zuiden van Sumatra en 't gaat hun na veel tobben (de Javaan verlaat niet gaarne zijn geboorteland, ook al heeft hij het er minder goed) vrij wel. Onwillekeurig vraagt men: Is daar ook plaats voor inwoners van het overvolle Nederland? Bij de beantwoording dier vraag zal men moeten in 't oog houden, dat ‘alle hout geen timmerhout is’; van die groote uitgestrektheid is ongetwijfeld een groot deel ongeschikt, zelfs voor kolonisatie door inboorlingen. Het zou evenwel zeer gewenscht zijn, dat de Regeering eens een onderzoek liet instellen door de bestuursambtenaren naar woeste gronden, die wat ligging, klimaat en vruchtbaarheid betreft, geschikt kunnen geacht worden voor kolonisatie met Nederlanders 2). Zulk een onderzoek kost geen geld. En - zooals men boven ziet - er behoeft geen sprake te zijn van een verdringen van de inboorlingen, zooals dat b.v. in Amerika en Australië geschied is. Er is nog plaats voor.... millioenen! Hoe men elders de zaak aanpakt, kan men lezen in onderstaande telegrammen in de bladen: ‘Londen, 12 April (H.N.). Sir James Mitchell, de premier van West-Australië, die een onderhoud had met den lord-mayor, heeft meegedeeld, dat het werkelijke doel van zijn bezoek aan Londen is, steun te krijgen van Engeland voor de immigratie gedurende drie jaren van op zijn minst 25.000 Britten per jaar naar West-Australië. Londen, 12 April (H.N.). In een conferentie van den immigranten-bond te Sydney heeft Hughes het woord gevoerd en gezegd, dat de immigranten nu met 30.000 per jaar Australië binnenkomen, tegen 12.000 kort geleden. Hij legde nadruk op het feit, dat de immigranten gewenscht zijn voor het platteland, doch niet voor de steden.’ Zóó handelen de Engelschen: Een stroom van landverhuizers voortstuwen naar alle ‘Dominions’. En wij? Wij deden in dat opzicht nog niets. Zeker, Australië, Canada en Zuid-Afrika zijn voor dat doel veel meer geëigend. Het welslagen in de Tropen is niet verzekerd. Maar.... men zou toch een flinke proef kunnen nemen in Insulinde's hooglanden. Desnoods één oorlogsschip minder en dan een paar millioen aan zoo'n proefneming besteed! 's-Gr. v.L. Vlaanderen Dr. J.O. de Gruyter. Met groote sympathie is in alle Vlaamsche kringen - eenige Vlaamsch- en Nederlandschhaters niet te na gesproken - de benoeming van Dr. J.O. De Gruyter tot bestuurder van den Nederlandschen Schouwburg te {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} Antwerpen begroet geworden. Ook in Nederland is Dr. De Gruyter, die o.m. te Valkenburg herhaaldelijk met het ‘Vlaamse Volkstoneel’ in het openlucht-theater optrad, gewis geen onbekende en zal dit nieuws met voldoening worden vernomen. Reeds in 1909 wist de 23-jarige De Gruyter in Vlaanderen een ‘Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtkunst’ op te richten. Eerst vertoonde dit gezelschap ‘Philoktetes’ en andere klassieke stukken 's zomers in de bosschen van St. Martens Laethem., in de heerlijke Leiestreek nabij Gent, maar het reizen en trekken zat zijn aanvoerder in het bloed en spoedig trok de ‘Vereeniging’ van Oost naar West, heel Vlaamsch-België door, zooals thans nog het ‘Vlaamse Volkstoneel’ onder dezelfde leiding dag aan dag doet. De Gruyter maakte den oorlog als onderofficier mede; {== afbeelding Dr J.O. DE GRUYTER==} {>>afbeelding<<} evenals de meeste Vlaamsche intellectueelen, die in de gelederen van het Belgische Yzerleger stonden, bleek hij - naar de meening van zekere opperofficieren - niet de gewenschte hoedanigheden te bezitten om het tot den rang van officier te brengen. De Gruyter was echter de man niet om zich daaraan te storen; al dadelijk richtte hij te Hoogstade-Linde een studiekring op, die later, als... staatsgevaarlijk, op bevel van de militaire overheid, werd ontbonden: De Gruyter had er namelijk een voordracht over Guido Gezelle gehouden. Na dezen eersten tegenslag, die hem, als alle krachtige naturen, tot verder doorwerken aanspoorde, rijpte bij hem het plan om, naast het Fransche ‘Théâtre du Front’, dat slechts 20 pet. van de Belgische soldaten kon bereiken, voor de 80 pet. Vlamingen ook een ‘Vlaamsch Fronttooneel’ in het leven te roepen. Na talrijke vruchtelooze pogingen, na veel tegenwerking te hebben bekampt en veel verdachtmaking te hebben getrotseerd, mocht deze taaie Gentenaar zegevieren: het Vlaamsche Fronttooneel kwam er en bleef er, alle kleinzielig geknoei en onderduimsche of openlijke tegenkanting ten spijt, tot na den wapenstilstand. Het zou mij te ver brengen wilde ik hier verhalen hoe De Gruyter er in slagen mocht honderden malen, door duizenden en nog duizenden Vlaamsche ‘piotten’, waarvan velen nooit een tooneel hadden gezien, in tochtige barakken of dompige zalen en in de meest ongunstige voorwaarden, ‘Starkadd’ en ‘Freuleken’ te doen smaken. Wat Dr. De Gruyter dáár heeft gedaan voor de Vlaamsche volksziel kunnen alleen de frontsoldaten - en steller dezer enkele regelen behoorde tot hen - die hem achter den Yzer aan het werk hebben gezien, naar waarde schatten. Voor het steeds reizende ‘Vlaamse Volkstoneel’ dat, tot in de kleinste vlekken van Vlaamsch-België goede kunst wist te brengen, en niets anders is dan de voortzetting van het ‘Vlaamsche Fronttooneel’, is de vereerende benoeming, welke zijn leider te beurt mocht vallen, misschien eerder een beproeving dan een weldaad. Toch is het waarschijnlijk te achten dat Dr. O. De Gruyter, als bestuurder van den Nederlandschen Schouwburg te Antwerpen, nog grooter diensten zal weten te bewijzen aan de Nederlandsche beschaving in Vlaanderen dan hij, tot nog toe, als leider van het ‘Vlaamse Volkstoneel’ kon doen. En daarom ook is het, dat alle rechtgeaarde Vlamingen, die zijn taaie wilskracht en zijn hooge artistieke begaafdheid kennen, er zich over verheugen hem op dezen nieuwen en voornamen strijdpost te zien. M.L. Tak Brussel en Omstreken. Maandag 24 April hield Tak Brussel in zijn lokaal ‘Nieuwe Zaal’, Ernest Allardstraat 11-13, Brussel, een uiterst geslaagden ‘Nederlandschen Avond’. Eerst werd het woord gevoerd door senator Mr. Alberic de Swarte, over de ‘Wenschelijkheid van cultureele toenadering tusschen Nederland en Vlaanderen’, waarna de pracht-film ‘Nederland’, welwillend in bruikleen afgestaan door de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ werd afgerold. De heer Martien, pianist, zorgde voor een passende begeleiding. Wegens plaatsgebrek zal een uitvoeriger verslag van dezen druk bezochten feestavond eerst in het volgend nummer van ‘Neerlandia’ kunnen worden geplaatst. Door denzelfden Tak wordt op 29 Mei a.s. een ‘Vlaamsch-Hollandsche muziekavond’ ingericht, met medewerking van den heer Dils, kunstzanger te Utrecht. Liederen van Peter Benoit, Cath, van Rennes, Tinel, Duvosel enz. zullen ten gehoore worden gebracht. Vlaamsche Toeristenbond. Te Antwerpen is een Vlaamsche Toeristenbond tot stand gekomen. Reeds in 1914 bestonden plannen tot het oprichten van een dergelijk organisme, doch de uitvoering ervan werd door het uitbreken van den oorlog verijdeld. Na den wapenstilstand, vooral als gevolg van de anti-Vlaamsche en annexionistische werking van de ‘Touring Club de Belgique’, die geheel in het vaarwater van het beruchte ‘Comité de Politique nationale’ verzeild geraakte, weigerden vele Vlamingen nog langer lid te blijven van deze vereeniging. Vandaar trouwens het succes, dat den nieuwen Vlaamschen Toeristenbond, die reeds meer dan 2500 leden telt, ten deel mocht vallen. Dat het tot stand komen van den V.T.B. het vreemdelingenverkeer tusschen Vlaanderen en Nederland, en omgekeerd, op krachtige wijze zal bevorderen, ligt voor de hand. De V.T.B. beschikt over een bondsorgaan ‘De Toerist’, waarvan het eerste nummer 15 Maart j.l. van de pers kwam en dat om de 14 dagen verschijnt. Door de zorgen van den V.T.B. werd ook reeds een ‘Vlaamsche Toeristendag’ ingericht, die Zondag 23 April j.l. te Mechelen, met veel succes plaats had. {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} Pallieter. Sedert begin April verschijnt, te Brussel, ‘Pallieter’, een humoristisch weekblad, onder redactie van eenige Vlaamsche Journalisten, zonder onderscheid van politieke kleur of godsdienstige richting, dat de dingen van uit een Vlaamsch-radikalen hoek bekijkt. Felix Timmermans en Daenens zorgen voor de caricatuur-teekeningen. Zuid-Afrika. Uittreksel uit het jaarverslag 1921 der Afd. Kaapstad en Omstreken. Gedurende de lange oorlogsjaren had de Afd. te recht zich uitsluitend bezig gehouden met de gewone zaken van 't Verbond; nu werd het tijd tot meer werkdadig optreden in verschillende richtingen. Niet dat men in de oorlogsjaren had stil gezeten; - het vorig jaarverslag getuigt van bedrijvigheid op velerlei gebied, - doch men had zich met gepastheid naar de aard der tijden geschikt. Het bestuur had derhalve middelen beraamd om de gezellige bijeenkomsten van leden talrijker te maken en het onderling verkeer te bevorderen. Reeds op 1 April werd in het Afrikaner Koffiehuis een bijeenkomst gehouden, die door de grote opkomst volkomen bewees dat het trachten van 't bestuur werd begrepen en op prijs gesteld. De daarop volgende bijeenkomst was een nog groter sukses en merkwaardig was, dat op de aankondiging van de Mei-avond reeds de namen van meer dan veertig nieuwe leden, waaronder vele hooggeplaatste personen, vermeld konden worden. Het sukses onzer bijeenkomsten werd van maand tot maand bevestigd en terwijl de verslagen van onze vergaderingen reeds in de dagbladen verschenen, dienen de vele dames en heren, die ons hun welwillende medewerking verleenden, met erkentelikheid vermeld te worden. In de eerste plaats moeten in dit verband genoemd worden de heren Jan Luyt en Pierre de Beer; verder mevr. Luyt en enige van hare leerlingen, mevr. A. Sievers, mevr. Van Loo-De Vries, mevr. Prof. Dr. Le Roux-Engelen, Dr. M.F. Stolk, Ds. M.L. de Villiers van Simonstad, Prof. Jan Celliers, Prof. J.J. Smith, Dr. W.J. Viljoen, Prof. F.S.N. Gie, Ds. J.P. van Heerden, Eerw. Dreyer, Mnr. James, de heren Bremer, Steinmeyer, Schild, mejuffr. Doyer, het jonge meisje Baumgarten en anderen. Dan zijn er nog de dames en heren, die medehielpen om avonden zoals de ‘boekavond’ op 29 Julie of de Wilhelmina-avond op 26 Augustus, - waarbij wederom de naam van President F.W. Reitz met dankbaarheid wordt herdacht, - of het grote en welgeslaagde Wilhelmina-feest voor de kinderen als ook het Juliana-feest, waarbij grote steun werd ondervonden van edelmoedige leden en welwillende plaatselike koophuizen, die de kleinen meer dan rijkelik bedachten, tot een sukses te maken. Het sukses van al deze bijeenkomsten en feesten liet niets te wensen over. Alsnog moet geboekstaafd worden: De kranslegging bij het standbeeld van Jan van Riebeek op 7 April. Het denkbeeld van deze verrichting ging uit van mevr. Loopuyt en dank zij de medewerking van de gehele Kaapse gemeenschap nam deze funktie een zeer aanmerkelike omvang aan en waren er, behalve een groot algemeen publiek, enige Ministers, de burgemeester van Kaapstad, de Provinciale sekretaris, vertegenwoordigende de administrateur, en vele andere autoriteiten bij tegenwoordig. Deze spontane uiting van erkenning van een groot Nederlander door alle lagen der gemeenschap, heeft een diepe en blijvende indruk teweeg gebracht en voorzeker wordt het van het Verbond verwacht, dat het de begeerte, dat deze plechtigheid een jaarlikse gebeurtenis zal zijn. niet zal beschamen. De feestmaaltijd op 30 Aug. ter eere van Neerland's Koningin, onder voorzitterschap van Vice-Konsul Loopuyt, was schitterend. Als voornaamste sprekers traden op Sir Frederic de Waal en Dr. W.J. Viljoen. Onder de ruim honderd overigen waren waarn. Konsul-Generaal en mevr. Von Oven, de burgemeester van Kaapstad, President Reitz, alsook de gezagvoerder en officieren van het Nederlandse schip ‘Jagersfontein’. De hartelike medewerking ook bij die gelegenheid van alle autoriteiten ondervonden, bewees wederom welk een erkende en belangrijke plaats het Algem. Nederl. Verbond in deze samenleving inneemt. Nog wil ik melding maken van het kinderkoncert, onder leiding van mevr. Prof. Dr. Le Roux-Engelen op 4 Julie door onze Onder-Afdeling ‘Ons Lied’ gegeven. Deze poging om onze kinderen bekend te maken met Nederlandse melodiën en woorden, die voor velen een geheel nieuwe wereld openden zal voorzeker voortgezet worden. Bij de in Julie gehouden Eisteddfod werd door het Verbond een bijdrage van £ 3.3 s.o d. toegekend voor een prijs voor de beste voordracht in Nederlands of Afrikaans voor een mededingster die geen officiële prijs had gewonnen. Herdenken wij ten slotte nog het welgeslaagde tuinfeest, gehouden op het terrein van huize ‘Eendragt’, Rondebosch, ten bate van de kas van het Verbond. Met diep leedwezen boekstaaft het bestuur het overlijden van twee zeer geachte medeleden, n.l. Dr. R. Fruin en de heer G. Schild. Het ledental van deze Afdeling is het gehele jaar door aanhoudend toegenomen en het cijfer bij de sluiting van het jaar was ongeveer verdubbeld. Op 31 Dec j.l. bedroeg het 202. Een nieuw lid, de heer W.J. van Wermeskerken, moest wegens zaken weder naar elders vertrekken. Alvorens Kaapstad te verlaten overhandigde hij de sekretaris enige fraaie boekdelen voor onze boekerij. Zulke daden, die waardering te kennen geven, zijn voor het bestuur zeer aanmoedigend. Van het Hoofdbestuur mocht deze Afdeling waarderende brieven ontvangen, tevredenheid te kennen gevende over hetgeen door het bestuur werd gedaan. Aangedrongen wordt op het doen herleven van een Groep ‘Zuid-Afrika’, in verband waarmede het bestuur tans in onderhandeling is met verschillende centra. Juist tegen 't einde van 't vorige jaar ontvingen wij bericht, dat de Afdeling Stellenbosch besloten heeft tot ontbinding en dat alle leden, behorende tot die Tak zich als gewone leden bij onze Tak aansluiten, hetgeen geacht wordt een gunstige regeling te zijn. Het blad Neerlandia geeft in toenemende mate aandacht aan Zuid-Afrikaanse Verbonds-aangelegenheden en het bestuur zal trachten ook van dit maandschrift gebruik te maken om meer met andere Afdelingen in verkeer te blijven. De houding van 't Hoofdbestuur is zeer welwillend en rechtvaardigt de verwachting van een goede en krachtige samenwerking. Gezondheidsredenen nopen onze getrouwe en steeds vol-ijverige penningmeester vele van de vrijwillige werkzaamheden, waarmede hij zich steeds volgaarne heeft belast, neer te leggen. Vele jaren heeft de heer G. van Heerde het Verbond op bekwame wijze bijgestaan, en terwijl het bestuur zijn besluit betreurt, moeten wij het eerbiedigen. Het bestuur hoopt de heer Van Heerde nog vele jaren onder zijn leden te mogen tellen. Dit verslag kan niet gesloten worden zonder een woord van erkentelikheid en dankbare herinnering aan de tans vertrokken Konsul en zijn echtgenote, Dr. en mevr. Von Oven, van wie het Verbond veel steun en medewerking ondervond. Ook aan het bestuur van het Afrikaner Koffiehuis, met name mevr. Basson, komt een hartelik woord van erkentelikheid toe De nieuwe Konsul, Dr. F.H.E. Groenman en zijn echtgenote, die zich onmiddellijk als leden bij onze Tak lieten inschrijven, heten wij hartelik welkom in ons midden. Ten slotte een woord van dank aan alle leden voor de getrouwe opkomst en hartelike samenwerking in 't afgelopen jaar. Meer en meer wordt het duidelik, dat onze Afdeling een belangrijke taak vervult. Op ‘Hollanders {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} aan de Kaap’ rust de verantwoordelikheid de naam van Nederlanders, als mede-leden van deze historiese gemeenschap, hoog te houden en, in innige samenwerking met onze Afrikaner vrienden, de schone, oude tradities te bewaren. 't Bestuur heeft belangrijke plannen en verzoekt om de hulp van allen. En die hulp verwachten wij ook in grote mate van de dames en heren van de pers ...., die ons bij voortduring hun goedgunstige hulp en steun mogen blijven verlenen. J.L. SCHOELER, Sekretaris. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Brievenbus. L.S. te 's-Gr. en A.A.B. te Gr. U keert de zaak om, Dit bericht kwam niet uit een Duitsch blad: dan zouden ook wij schorsen hebben vertaald. Hier is het slordige namaak van Hgd. einstellen, zooals b.v. omkleeden van umkleiden. (Vindt de Heer B. blz. niet Nederlandscher dan pag.?) K. Ct. te K. De T.-C. dankt u voor de toezending van uw blad van 10 Maart en las met zeer veel genoegen de wraking van het gebruik van vreemde woorden. Voor meer houden we ons aanbevolen. Het groote gedicht, dat Mej. A.W.K. ter plaatsing in Neerlandia, ons toezond, heeft wel onze instemming, maar vraagt te veel ruimte in onze afdeeling. Toch willen we met dank voor de zangster enkele strofen er uit opnemen. De eigen taal boven! Eigen taal beteekent vrijheid! Vrijheid is ons dierste goed, Is voor 't hart een bron van blijheid, Eigen taal spreekt tot 't gemoed. Ook vreemde talen kan ik eeren, Mits gesproken, waar het past: Als wij in ander land verkeeren Of in den vreemde zijn te gast. Ook wenscht dit onze Koningsvrouwe En zelf geeft Zij den toon ook aan; Zij wil, dat wij, aan Holland trouwe, In alles 't Hollandsch vóór doen gaan. Haêgsch Nederlandsch! ‘Waar halteert lijn 3’, vroeg onlangs een lid van het schoone geslacht met een duidelijk Haêgsche oeutspgaêk (lees: uitspraak) aan een onzer leden! En deze, domoor als hij is, begreep dat nog niet eens dadelijk! Ter overweging voor vele Nederlanders! In de Prov. Gron. Ct. van Zat. 1 April 1922 meldt de Heer A.J. Bothenius Brouwer, dat in Engeland een strooming bestaat, om te eischen, dat bij alle universitaire examens er ernstig op gelet worde. hoe de ontwikkeling van den candidaat is in zijn moedertaal. Is het ook zoo hier? Nederlandsche trots? Nog wel de Kon. Nederl. Lloyd gaf een kalender voor 1922 uit met de dagnamen in 't Nederlandsch aangeduid, maar met een afbeelding van het ss. Limburgia, waaronder te lezen staat: ‘D. LIMBURGIA IN DEN SCHLEUSEN ZU IJMUIDEN.’ Germanismen. De Taak, Alg. Indisch Weekblad, heeft het in haar nummer van 4 Maart over Gevoel en Daadkracht. (Werkkracht bedoelt De Taak zeker.) Mr. P.H. Ritter Jr. roemt in De Ploeg de daadkracht der Geuzen, die hij terugvindt in den Dietschen stam. De Red. van ‘Allen Weerbaar’ brengt in haar nummer van 7 April hulde aan een ditjarigen vertegenwoordiger. (Lees van dit jaar.) De dure Posterijen! Geen wonder, dat de Postdienst over tekorten klaagt. Als hij franken enz. in guldens omrekent, moet de zaak wel duur worden. Er is natuurlijk bedoeld verrekenen; omkleeden, omheinen e.d. brengen kosten mee, dus ook omrekenen. (Zie in de dagbladen de opgave van de koersen bij den Postdienst.) Moge het baten voor nu en ... voor later! In een stuk over Keltische Sagen in de H.P. gebruikt Dr. A.G. van Hamel het woord ‘melkzuster’. Een lid van het A.N.V. verzoekt ons den Doctor er op te wijzen, dat het Nederlandsche woord is ‘zoogzuster’. Waaraan wij bij deze voldoen. In de N. Ct. van 4 Febr. 1922 staat een stuk van ‘Veritas’ over de onfeilbaarheid van den Paus; in de eerste zinsnede van dit stuk komt iets voor over het standpunt der Kerk tegenover geestelijke en zielige stroomingen. De Opstelraad duidt den schrijver aan als een ernstig man. Wij vinden het zielig, dat iemand, wien een zoo groote feil moet worden getoond, over dit onderwerp zijn licht meende te moeten laten schijnen. R.v.I. In dezelfde krant een aankondiging over conferenties, waaruit blijkt, dat zelfs gestudeerde lieden de gewoonste zaken soms niet weten, in dit geval; dat een conferentie is een bespreking en eene conférence een inleiding of voordracht. R.v.I. Mededeelingen en Allerlei. Verdachtmaking. La Flandre Libérale, die haar naam vaak oneer aandoet, mengt herhaaldelijk het A.N.V. in zijn verwoeden strijd tegen al wat Vlaamsch is. Wij achten haar uitvallen meestal te zot en onze plaatsruimte te kostbaar voor tegenspraak. We moeten echter een uitzondering maken waar het Gentsche Franskiljonsche blad in zijn nr. van 21 Maart het A.N.V. verantwoordelijk stelt voor afschaffing van het Fransch als leervak op de Lagere School. ‘Dans plus d'une localité’ zoo insinueert het, ‘cette décision fut prise par suite des intrigues de quelques sections de l'Algemeen Nederlandsch Verbond’, agissant sous la poussée des traitres flamingo-activistes, réfugiés en Hollande.’ De dagbladschrijversduim der redactie moet al bijzonder groot zijn, dat deze maar steeds nieuwe onwaarheden er uit weet te zuigen. Voor zoover ons bekend is, heeft het A.N.V. noch rechtstreeks noch zijdelings ooit bij de bevoegde macht aangedrongen op afschaffing van het Fransch als leervak op de Nederlandsche lagere scholen, al weet het, dat velen van oordeel zijn, dat men - en dit geldt voor alle volken - een vreemde taal beter leert, wanneer men eerst de moedertaal grondig kent. {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} Elk beschaafd Nederlander stelt er prijs op o.m. de Fransche taal zoo goed mogelijk machtig te zijn. Het gaat dan ook niet tegen de Fransche taal; er is slechts verschil van meening over het tijdstip, waarop de onderwijzer ze het best aan het Nederlandsche kind kan beginnen te onderwijzen. Dit alles heeft natuurlijk niets te maken met het activisme. Maar aan het Gentsche blad is elk middel welkom om zijn haat tegen de Vlamingen te luchten en het neutrale A.N.V. verdacht te maken. J.P. de Hoog. † Onze vertegenwoordiger voor Perzië, de heer J.P. de Hoog, is de vorige maand plotseling te Teheran overleden in den ouderdom van 57 jaar. In 1908 was hij aangesteld tot kanselier bij het Nederlandsch Gezantschap, in 1913 volgde zijn benoeming tot consul. Bijna 20 jaar lang heeft de heer De Hoog als onze vertegenwoordiger de belangen van het A.N.V. in Perzië behartigd. Het Hoofdbestuur is hem grooten dank verschuldigd. De laatste Hollandsche kolonist in Suriname. Op 80-jarigen leeftijd is de heer R A. Tammenga, de laatst overgeblevene der Hollandsche kolonisten, die driekwart eeuw geleden zich in Suriname vestigden, te Paramaribo overleden. Een school werd het vorige jaar, op zijn 80sten verjaardag, naar hem genoemd. De overledene was o.m. lid der Kolonisatie-Commissie van 1892 en lid der Kol. Staten. De Regeering erkende zijne verdiensten door hem het Officierskruis in de Orde van Oranje Nassau toe te kennen. In de artikelen van den heer Oudschans Dentz over de Hollandsche kolonisten in Neerlandia verschenen. heeft men meermalen over hem kunnen lezen! Nederland op z'n best. 28 en 29 Maart heeft prof. Hesseling uit Leiden in de Sorbonne te Parijs lezingen gehouden over de Nieuw Grieksche letterkunde. Hij was de eenige Nederlander, die tot het houden van voordrachten als onderdeel der door het Nieuw Grieksche Instituut ingestelde leergangen was uitgenoodigd. - De Z.Eerw. Heer H.J. Smit, hoogleeraar in de Heilige Schrift aan het Groot-Seminarie te Rijzenburg, is benoemd tot Vicaris Apostolicus van Noorwegen. ‘Deze uitverkiezing’ schrijft De Tijd, ‘zal met groote voldoening worden vernomen door de Nederlandsche Katholieken.’ Ongetwijfeld door vele anderen voegen wij er bij. Mengelberg en de Nederlandsche muziek. Onze wereldberoemde orkestleider heeft in Nieuw-York wederom lauweren geoogst, maar wat ons vooral goed doet, hij heeft aan Nederlandsche muziek een plaats ingeruimd op de programma's. Een halven avond was gewijd aan Dopper, Diepenbrock en Van Goudoever. De Amerikaansche bladen hebben er zich laatdunkend over uitgelaten! Dat deert ons niet. Huidige kritiek blijkt voor de blijvende waarde van een kunstwerk vaak van weinig beteekenis. In elk geval zijn we onzen grooten Mengelberg zeer dankbaar, dat hij voor eigen volk en eigen kunst in de Amerikaansche wereldstad belangstelling heeft gevraagd. Een uiting van gezonde vaderlandsliefde. Mr. C.P. van Rossem, die wel door niemand van bekrompenheid zal verdacht worden, komt in zijn ‘surprises’ in de H.P. weer eens aardig uit den hoek, gelijk hij 't vroeger deed in zijn schetsen uit Noord-Afrika: 't Is naar aanleiding van zijn bezoek aan onzen gezant te Praag, den ‘Benjamin der diplomatie’, Jhr. Mr. Edgar Michiels van Verduynen, reeds op 36-jarigen leeftijd dien hoogen post bekleedende. 't Is aan 't noenmaal: ‘- Je bent en blijft toch altijd Hollander - zegt Michiels me - er is iets, een je ne sais quoi, dat je onherroepelijk naar je vaderland doet terug verlangen. Ja, ik weet zelfs zeker dat ik, uit verlangen naar Holland, mijn heele leven onmogelijk in het buitenland zou kunnen slijten.’ Ziet hier den echt-Hollandschen diplomaat aan het woord zooals ze allen zouden moeten zijn maar zooals ze helaas niet allemaal zijn. We kennen ze allemaal, dat aanstellerige genre van jonge attaché's, in verblinding geknield voor alles wat buitenlandsch is, steeds met een schampere opmerking op de lippen voor de klein-burgerlijkheid van ons land en volk. En ook in de hoogere rangen vindt men er (ze worden gelukkig hoe langer hoe zeldzamer) bij wie de Hollandsche psyche zich geheel in de buitenlandsche atmosfeer heeft opgelost. Ook is er nog iets anders hetwelk me in Praag verblijd heeft. Het is de zoo waardige uiterlijke wijze, waarop we hier, en den laatsten tijd ook elders vertegenwoordigd zijn. De kanselarijen, drie hoog achter of uitkijkend op een ordinaire binnenplaats, ze hebben de één na den ander voor presentabele, ja zelfs meer dan presentabele behuizingen plaats gemaakt. Waar bijv. in Praag het meerendeel der diplomaten in hotelkamertjes huist en sommigen zelfs bridge-avondjes geven in de nabijheid van een gecamoufleerd bed, komt Holland te voorschijn met een Gezantschaps-paleis, dat met zijn royalen opgang, zijn receptie-zalen en zijn kunstzinnig interieur elk land tot een voorbeeld kan gesteld worden. - ‘Geld vermorsen!’ - hoor ik reeds een zuinigheids-maniak mopperen. Pardon; primo is dit een kwestie, die in vele gevallen de particuliere beurs van den diplomaat aangaat en secundo is iedere diplomaat de meest in het oog vallende incarnatie van het vaderland. Gelijk menig stuk staat of valt met den interpreteerenden hoofdpersoon, zoo valt ook onze Hollandsche reputatie dikwijls door den persoon en het savoir vivre van de diplomatische eerste rol. (Een sterk voorbeeld wil me uit de pen druppelen ... Laat ons echter liever zwijgen.) Deze geslaagde eerste rol vindt, als partner op het tweede plan, een linguistisch wonder, Mr. van Son, den secretaris een toren van Babel die ons aanzien verhoogt door Tsjechisch te spreken als zijn moeder-taal. Beiden tellen ze samen ongeveer net zooveel jaren als één gewichtig diplomaat van een ander land.’ Physica. Als een nieuw bewijs, dat onze taal wel degelijk geschikt is voor de bestudeering der wetenschap kan het Nederlandsch tijdschrift voor Natuurkunde ‘Physica’ gelden, dat nu juist een jaar oud is en in studiekringen algemeene waardeering vindt. De belangrijkheid van dit maandschrift onder leiding van de doktoren A.D. Fokker, E. Oosterhuis en B. van der Pol. komt te meer uit, als men bedenkt, dat het hier niet geldt een populair, maar een zuiver wetenschappelijk tijdschrift, dat tevens met de praktijk voeling houdt. Onze beste natuurkundigen werken er aan mee. Als er één terrein is, waarop het moeilijk is het noodeloos gebruik van vreemde woorden te mijden, dan is het zeker wel de technische wetenschap. Te meer zij den leiders aanbevolen het Nederlandsch karakter van het tijdschrift ook in de taal zoo zuiver mogelijk te handhaven. Ned. Taal- en Leesboeken. Deze worden meermalen gevraagd door ouders van verspreid wonende Nederlandsche kinderen in het buitenland. Voorraad is dus altijd gewenscht. Nieuwste druk geen vereischte. In dank ontvangen: pakken van mej. G. te Nijmegen, mevr. H.v.M. de R. te Oosterbeek en J.D.R. te Zaltbommel. {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} Zonnige Jeugd. Dit is de naam van een bij Seyffardts Muziekhandel te Amsterdam uitgegeven zevental kinderliedjes door den Vlaming Arthur Meulemans getoonzet en opgedragen aan de dichteres mevr. Van Hooff-Gualthérie van Weezel, in de rij der bestuurders van het Algem. Nederl. Verbond geen onbekende. Zulk een samenwerking tusschen Noord en Zuid op kunstgebied heeft ook Groot-Nederlandsche cultureele waarde. Het Ned. wetenschappelijke boek in Z.-A. Door bemiddeling van ons Verbond wordt een poging aangewend om Nederlandsche geneeskundige boeken in Zuid-Afrika meer bekend te maken en geregelden invoer te bewerken ten behoeve van Afrikaansche studenten en doktoren. In het najaar zal te Kaapstad een medisch congres worden gehouden, waaraan ook een boekententoonstelling zal zijn verbonden. Wij wekken Nederlandsche uitgevers van geneeskundige werken op, hun uitgaven er heen te zenden daar de kans er een afzetgebied in Zuid-Afrika voor te vinden, groot is. Men wende zich tot Dr. P. Marais, Norwich Union Buildings, Kaapstad. Bezoek aan Venezuela. De Gouverneur van Curaçao heeft het voorbeeld van zijn voorganger gevolgd, en een bezoek gebracht aan Venezuela. Op doorreis naar de Bovenwindsche eilanden kon dit bezoek slechts kort duren. Het Venezuelaansche prenttijdschrift Myriam geeft een plaat van het noenmaal, Dr. Brantjes aangeboden, en eene andere van den Gouverneur te midden van de Nederlandsche kolonie. Hetzelfde nummer bevat afbeeldingen van een danspartij bij den Hollandschen gezant, waarop Curaçaosche en Hollandsche dames en meisjes in kleederdrachten, die aan Holland doen denken. Nieuwe leden. Groep Nederland. Gewone leden. Hendrik Vloemans, Spui 39a, Den Haag. J.H.v.d. Zweep, Jul. v. Stolberglaan 58, Den Haag. Mevr. Baas, François Valentijnstr. 89, Den Haag. D. Swarttouw, Trooststr. 118, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Afdeeling Den Haag. W.P. Bos, surnum. Dir. Belastingen, Schenkweg 104, Den Haag. F. Jacobs, Jan Steenstr. 16a, Zandvoort-Bad. H.L. Baron, v. Breestr. 180a, Amsterdam. Beiden opg. door het Bstuur der Afdeeling Amsterdam. A.C. Raedt, Emmastr. 1, Amsterdam. W.Th. Vernède, surnum. Dir. Belastingen en Accijnzen, Voorschoten. Opg. door Mr. P. de Lange, Den Haag. F.J. Stofberg, Koningslaan 23, Utrecht. Jongelieden leden. W.B.v. Horssen Jr., Doelestr. 18, Rijswijk (Z.-H.). A. Bregman Jr., Achterweg 129, Voorburg. C.B. Meerburg, Laan v. Oostenburg 43, Voorburg. B. Bölger, Laan v.N.O.-Indië 260, Den Haag. P. Floor, Vaillantlaan 433, Den Haag. H. Pestman, v.d. Neerstr. 38, Den Haag. A.L.W. Lanen, Noordeinde 90a, Den Haag. C. Gutwirth, Oranjeplein 94, Den Haag. Allen opg. door het Best. der Jongel.-Afd. Den Haag. Groep Vlaanderen. Gewone leden. (5 fr.) Abeele, Maarschalk Fochlaan 48, Schaarbeek-Brussel. R. Andries, Jubelfeestlaan 144, Molenbeek-Brussel. Mej. V. Autome, Frankrijkstraat 16, Brussel. C. Cortebeek, Gentsche Steenweg, Ste. Agatha-Berchem-bij-Brussel. Dr. P. de Vaere, Albert Giraudlaan 18, Schaarbeek-Brussel. O. de Wette, St. Gillis Voorplein, St. Gillis-Brussel. J.C. de Man Jr., Gerststraat 28, Elsene-Brussel. L. d'Hooghe, Leuvensche Steenweg 172, St. Joost-ten-Oode-Brussel. J.E.A. de Coninck, Kerkstraat, Lebbeke (Oost-VI.) Geervliet, St. Anna Kerkhofstr. 91, Koekelberg-Brussel. R. Ghesquière, Halle (Brab.) W. Hengelmolen, Bondstraat 8, Brussel. J.W. Hengelmolen Jr., Bondstraat 8, Brussel. A. Henderickx, Uurplaatstraat 14, St. Joost-ten-Oode-Brussel. Is. Hildesheim, Kemmelberglaan 32, St. Gillis-Brussel. A. Hein, Postbus no. 3, St. Gillis-Brussel. L.P. Hody van Bremen, Thomas Vinçottestr. 17, Schaarbeek-Brussel. Mej. Klompers, 's Lands roemlaan 43, Ganshoren. lngr. Lauwers, Em. Verhaerenlaan 27. Schaarb.-Brussel. Edw. Lenoir, Leopold II laan 82, Molenbeek-Brussel. Lynen, Coosemansstarat 26, Schaarbeek-Brussel. Mevr. Sondervorst, Voglerstr. 17, Schaarbeek-Brussel. Th. Schepens, Koningdomstraat 60, Laken-Brussel. A. Stevens, G. Moreaustraat 39, Anderlecht-Brussel. A. Timmers Verhoeven, Azaleal. 44, Schaarb.-Brussel. Mej. M. van Deth, Rodenbachstraat 106, Brussel. Mej. R. Van Deuren, Vaartstr. 59, Brussel. Ed. van Geen, Eug. Smitstraat 6, Schaarbeek-Brussel. J. Vervaecke, Vanderborghtstr. 144, Jette-Brussel. Van Houdt, Polenstraat 10, Brussel. Van Parijs, Graaf van Vlaanderenstraat 41, Molenbeek-Brussel. W. van Ursel, Geitenstraat 32, Mechelen. Dr. Verboven, Andergemsche laan 141, Etterbeek-Brussel. L. Vaessen, Savooistraat 69, St. Gillis-Brussel. L. Weytinck, Vaderlandplaats 11, Schaarbeek-Brussel. Allen opgegeven door het bestuur van tak Brussel. Comité voor Ned. Kinderen i.d. Vreemde. In Maart bedroeg het totaal der ontvangsten, met inbegrip der laatste Regeeringsbijdrage van f 5309.20, f 6738.10 en Mrk. 20.-, hetgeen met vorige opgaven een totaal maakt van f 434868.65 en Mrk. 37198.-. De uitgaven waren in die maand bijna f 3000.- en Mrk. 1800.-. Nu wij geen Regeeringsbijdrage meer kunnen verwachten, zijn wij geheel op de offervaardigheid van het Nederlandsche Volk aangewezen. H.M. de Koningin-Moeder toonde opnieuw Hare belangstelling door een gift, waarvan wij met groote erkentelijkheid melding maken. Moge dit Koninklijk voorbeeld algemeene navolging vinden! Men vergete het niet! Wij verplegen uitsluitend Nederlandsche Kinderen uit den Vreemde, wier ouders, noodgedwongen, onze hulp inroepen, omdat zij niet in de gelegenheid zijn hunne lievelingen het meest noodige te geven en hen voor ondergang te bewaren. Die kleintjes zijn er ook zoo dankbaar voor. Zij schrijven het naar huis aan hunne broertjes, zusjes en makkertjes, die ook zoo graag in het Vaderland weer op kracht willen komen, doch zonder geregelden flinken steun is het ons niet mogelijk het aantal pleegkinderen te vermeerderen. Men helpe ons dus en zende zijne bijdrage aan den Penningmeester S. VAN LIER Ez. Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 6. Juni 1922 aNEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Reikt over grens van zee en land Elkaar de trouwe broederhand En dient van ziel en zin gelijk, Groot-Neerlands geestlijk Koninkrijk. LOVENDAAL. INHOUD: Een bestaansvoorwaarde voor het A.N.V., door Dr. B. de Gaay Fortman. - Beknopt verslag der Hoofdbestuursvergadering van 22 April te 's-Gravenhage. - Rapport inzake Spellingvereenvoudiging, door P.J. de Kanter. - Buitenland: Dr. Sigismund Nagy †, door Dr. A. Beets. - Frankfort a.d. Main. - Bucarest. - Uit het jaarverslag der Afd. Nieuw-Nederland, door F.E.H. Gebhardt. - Nederland: Tentoonstelling De Mensch, door C. van Son. - Afd. Amsterdam. - Insulinde: Dat mag wel eens gezegd worden!, door Dr. W. van Lingen. - Suriname: Reenbertus Aloïsius Tammenga †, door J.J. Leys. - Uit het jaarverslag der Groep Suriname, door Fred. Oudschans Dentz. - Vlaanderen: Tak Brussel. - Gent of Niets. - In verdrukking. - Zuid-Afrika: Van Riebeek se aankoms herdink. - Bemoedigende verschijnselen, door Dr. J.B. Schepers. - Taalcommissie. - Ingezonden: Waarom geen Nederlandsch?, door W.J. Lugard. - Uitwisseling van Hollandsche en Vlaamsche kinderen, door M. Minnaert. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden. - Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde. - Advertentiën. Een bestaansvoorwaarde voor het A.N.V. Het jaarverslag van het Hoofdbestuur heeft eenige afzonderlijke beschouwingen over den geldelijken toestand van het Verbond in uitzicht gesteld. De ernst van dezen toestand en de noodzakelijkheid van spoedige en afdoende voorziening noopt tot een krachtig woord, dat nu eens niet alleen gelezen moet worden, maar ook ieder lid moge overtuigen van de noodzakelijkheid, om eens eindelijk tot daden te komen. Niettegenstaande eene versterking der middelen sinds 1920 met meer dan f 10.000.- door de verhooging van den regeeringssteun en de rente van het door den heer Van Son met niet genoeg te waardeeren ijver bijeengebrachte Steunfonds, is de geldelijke toestand van het Verbond zeer ongunstig. De rekening en verantwoording over 1921 geeft een tekort van f 3263.93 en de oorzaak daarvan berust alleen en uitsluitend bij de leden. Het Hoofdbestuur heeft helaas al het mogelijke moeten doen, om dit tekort niet grooter te doen zijn, door bezuiniging: De propaganda kon slechts op uiterst bescheiden wijze gevoerd worden, tal van aanvragen om steun voor arbeid in het buitenland zijn geweigerd moeten worden, het werk der Boekencommissie heeft eenige maanden stilgelegen, van uitbreiding van het personeel, hoewel dringend noodig, is afgezien moeten worden, evenals van verhooging der salarissen. Het Hoofdbestuur heeft dus het zijne gedaan, zij het tot zijn leedwezen, - en de leden - -? Zij hebben het Hoofdbestuur daartoe gedwongen. Aan de oproeping tot verhooging der jaarlijksche bijdragen hebben slechts zeer weinigen gevolg gegeven. Van de propaganda, die ieder in eigen kring zoo gemakkelijk voeren kan, hebben wij bijna niets gemerkt. Wel daartegenover, dat velen meenen, dat, als het op bezuinigen aankomt, het A.N.V. wel het eerste is, waarvoor men bedanken kan. Dezulken beseffen de beteekenis niet van eene vereeniging als het A.N.V., dat pas in de laatste plaats zijn leden recht geeft om te vragen: wat krijg ik voor mijn lidmaatschap? Die beteekenis hier nog eens uiteen te zetten, is niet de bedoeling. Wij mogen veronderstellen, dat ieder, die het laatste verslag gelezen heeft, daarin die uiteenzetting gevonden zal hebben. Het ergste is het gesteld met die leden, die hunne eenmaal op zich genomen verplichtingen niet nakomen. Na ruime afschrijvingen, een gevolg mee van den oorlog, is het bedrag der achterstallige bijdragen nog niet minder dan f 4000.-. Daarbij zijn er van leden, die geregeld Neerlandia ontvangen en schijnen te meenen, dat anderen dit maar voor hen moeten betalen. Er zijn afdeelingsbesturen en vertegenwoordigers, die de onbeleefdheid hebben op onze brieven eenvoudig niet te antwoorden, die jaren en jaren achterstallig zijn in hunne afdracht en maar net doen, of zij niet begrijpen, dat zij hierdoor niet alleen aan ergerlijke nalatigheid schuldig staan. Deze dingen moeten eens ernstig en ronduit gezegd worden. Volstrekt niet, om iemand persoonlijk onaangenaam te zijn; daarvoor stelt het Hoofdbestuur te zeer prijs op allen, die het Verbond willen steunen, - maar omdat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Laat nu ieder, die dit leest - afdeelingsbestuurder, vertegenwoordiger, lid - de hand in eigen boezem steken en zich afvragen niet alleen of hij nalatig is, maar ook wat hem te doen staat. En dan hebben de nalatigen op de eerste plaats al hunne achterstallige verplichtingen aan te zui- {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} veren; allen, voor zoover zij dit nog niet deden, hebben hunne jaarlijksche bijdragen te verhoogen, ten minste te verdubbelen; en allen, zonder onderscheid, hebben in ruimeren of engeren kring eene voortdurende propaganda te voeren tot blijvende en voortgaande versterking van de geestelijke en stoffelijke kracht van het Verbond. Alleen dan zal het A.N.V. zijne taak kunnen blijven vervullen. De cijfers wijzen het uit. Niemand heeft het recht te meenen, dat dit hem niet aangaat, en daarom zij andermaal een tot daden drijvende overdenking van het bovenstaande aan allen aanbevolen. En men stelle die daden niet uit. Het Hoofdbestuur hoopt in de eerstvolgende weken den grooten oogst van bijdrageverhooging en ledenaanwas binnen te halen, en de blijvende uitslagen van eene gestadige propaganda bij voortduring te kunnen boeken. De besturen onzer groepen en zelfstandige afdeelingen mogen deze mededeelingen en den toestand van de Verbondskas een punt van overweging maken in de eerstvolgende vergaderingen; de vertegenwoordigers deze zaak bespreken met hunne leden en ieder zorge, dat van de overweging van het bovenstaande eene spoedige afdoende verbetering van den toestand der Verbondskas het gevolg zij. B. DE GAAY FORTMAN. Dordrecht, Mei 1922. Beknopt verslag der Hoofdbestuursvergadering van 22 April te 's-Gravenhage. Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter; Dr. B. de Gaay Fortman, Secretaris-Penningm.; Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink; Mr. P. Hofstede Crull, J.S.C. Kasteleyn, Dr. W. van Lingen, Kapt. K.E. Oudendijk, Mr. K.M. Phaff, C. Statius Muller en C. van Son, Administrateur. De Voorzitter opent de vergadering, in het bijzonder een woord van welkom richtend tot den heer Hofstede Crull, die voor het eerst een hoofdbestuursvergadering bijwoont. Spr. herinnert aan het feit, dat de nieuwe afgevaardigde der Groep Suriname jaren geleden secretaris dier Groep was, toen spr. algemeen secretaris van het Hoofdbestuur was, en nimmer opgehouden heeft belang te stellen in het wel en wee van het Verbond. Het Groepsbestuur had moeilijk een beter plaatsvervanger voor Dr. Schoch kunnen aanwijzen en spr. is er van overtuigd, dat de heer Hofstede Crull de belangen der kolonie in het A.N.V. op uitnemende wijze zal behartigen. De heer Hofstede Crull dankt voor de waardeerende woorden. Inderdaad heeft spr. altijd hart voor het A.N.V. en voor Suriname gehad en hij heeft dan ook de benoeming met genoegen aangenomen. De belangen van het Verbond en de Groep hoopt hij naar zijn beste weten te dienen. Punt I. Notulen der vergadering van 4 Februari 1922. Deze worden onveranderd goedgekeurd. Punt II. Mededeelingen ter kennisneming. De Voorzitter deelt mede, dat een brief is ingekomen van den heer Correa, waarin deze meedeelt ontslag te nemen als afgevaardigde der Groep Ned. Antillen in het Hoofdbestuur; de hoofdreden is dat hij door zijn praktijk steeds verhinderd is de meestal op Zaterdagen vallende Hoofdbestuursvergaderingen bij te wonen. Op voorstel van spr. wordt besloten den heer Correa een warme dankbetuiging te zenden voor de wijze, waarop deze steeds de belangen der Groep in het bijzonder en van het A.N.V. in het algemeen heeft behartigd. Voorgelezen worden de mededeelingen ter kennisneming, o.m.: Aan den heer A.C. Sonneveldt is voor het Nederl. onderwijs te Salamanca f 100.- subsidie toegestaan bij schriftelijke stemming. Bekrachtigd. Voor het aanschaffen van studieboeken ten behoeve van het Holl. Lectoraat te Giessen is f 50.- toegestaan. Van Mej. Ramondt, die de lessen geeft, kwam een dankbetuiging in. Bekrachtigd. De Vlaamsche Toeristenbond, waarvan het A.N.V. oprichterslid is geworden voor Fr. 250.-, is opgericht en geeft reeds een eigen blad uit. Het Dag. Bestuur is bemiddelend opgetreden voor de voorgenomen vertooning van de film ‘Lente’ (samenstellers de heeren Van de Ven en Röntgen) in Duitsche en Oostenrijksche steden. Aan enkele Nederlandsche Vereenigingen in West-Duitschland werden wederom Koninginneportretten, Nederlandsche muziek en Nederlandsche studieboeken ge zonden. De heer J.S. Willems te Brussel zond voor het archief een groote verzameling geschriften en brieven, vooral betrekking hebbend op den Boerenoorlog. Het Dag. Bestuur verleende zijn medewerking voor de vertooning te Brussel en Leuven van de rolprent ‘Nederland’ der Vereeniging Nederland in den Vreemde, die haar daarvoor welwillend in bruikleen afstond. De nieuwe Nederlandsche predikant te Roodebeeke, de heer Rijks, heeft aangeboden voor het A.N.V. ter plaatse werkzaam te zijn. Voldaan werd aan een aanvraag van het Musée de la guerre te Parijs om voor haar archief alle gedurende den oorlog verschenen nummers van Neerlandia te mogen ontvangen. Medewerking werd verleend aan het pas opgerichte Bataviaasch Tooneelgezelschap (directeur de heer Quix) tot verkrijging van goede tooneelstukken. Den heer A. Verheyen werden inlichtingen verschaft ten behoeve van een door hem met een tooneelgezelschap te ondernemen rondreis in Zuid-Afrika. Dr. P.J. Lotsy, die een wetenschappelijke reis door Amerika onderneemt, werd uitgenoodigd in onze afdeelingen aldaar op te treden, hetgeen hij aannam. Aan het ‘Haagsch Strijkkwartet’ werden inlichtingen verschaft ten bate van een te ondernemen kunstreis door Noord-Amerika. 20 Febr. had de samenkomst plaats i.z. spellingvereenvoudiging. Een rapport werd opgemaakt, dat met den Min. van Onderwijs zal worden besproken. Punt III. Jaarverslag. Dit wordt met eenige redactiewijzigingen en aanvullingen vastgesteld in den vorm, zooals het in het Mei-nr. van Neerlandia is verschenen. Punt IV. Rekening en Verantwoording over 1921. Onder dankzegging aan den Secretaris-Penningmeester goedgekeurd 1). Punt V. Boeken-Commissie. De Voorzitter deelt mede, dat de leden van het D.B. te Dordrecht aldaar een onderhoud hebben gehad met Dr. van Everdingen en na ernstige besprekingen tot overeenstemming zijn gekomen omtrent de juiste verhouding der Boeken-Commissie tot het Hoofdbestuur en de noodzakelijkheid van bezuinigen en weder aanpakken. Op voorstel van het D.B. werd de Administrateur tot plaatsvervangend directeur der Boeken-Commissie benoemd. Punt VI. Deelneming plan 1923. De Voorzitter deelt mede, dat hij met den administrateur de vergadering van 29 Maart te Utrecht, uitge- {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} schreven door de voorloopige commissie bestaande uit de heeren Dr. Jan Kalf, F.A. Hoefer en D.J.v.d. Ven, heeft bijgewoond. Spr. heeft toen gewaarschuwd, dat een nationale herdenking alleen mogelijk zou zijn, als men de eersten in den lande in een commissie bijeen bracht. Reeds twee algemeene Nederlandsche commissies zijn trouwens in wording, één voor een huldeblijk aan de Koningin en één voor de nationale viering. Besloten wordt met den Arnhemschen opzet niet mee te gaan. Punt VII. Aanvraag om f 1000.- crediet voor Groep Nederland ten behoeve der propaganda. De Voorzitter stelt namens het D.B. voor dit crediet goed te keuren. De heer Phaff waardeert als wnd. voorzitter der Groep zeer de tegemoetkomende houding van het D.B. van het Hoofdbestuur, maar meent dat er goedkooper propaganda kan worden gevoerd. Na de laatste Groepsbestuursvergadering te Utrecht heeft spr. daaromtrent een plan voorgelegd. Spr. wil plaatselijke ledenwervers benoemen. In de meeste gemeenten zal wel een geestdriftig jongmensch te vinden zijn, die deze taak met uitzicht op eenig voordeel, zal willen aanvaarden. Besloten wordt het crediet in elk geval ter beschikking te stellen. Punt VIII. Voorstel van het Dag. Bestuur om aan de Stud.-Afd. Delft kwijt te schelden haar schuld over 1921, groot f 333.-. Goedgekeurd. Punt IX. Voorstel van den heer Schaap, Voorzitter der Stud.-Afd. Groningen, om in verbinding te treden met de stamverwanten in Oost-Friesland. Het D.B. stelt voor aan Dr. E. van Ketwich Verschuur, Burgemeester van Groningen, te verzoeken een commissie te willen benoemen ter voorbereiding eener samenwerking met de Oost-Friezen. Aldus besloten. De heer Oudendijk zegt, in aansluiting met dit hem sympathieke plan, juist dezer dagen een bezoek te hebben gehad van Dr. Hans Blunck uit Hamburg, die medewerking kwam vragen voor een prijsvraag, welke de Nedderduutsche Bund heeft uitgeschreven, bestaande in de beantwoording der vraag, in hoeverre er gemeenschappelijk bezit van volksliederen, volksgebruiken, volksoverleveringen en volkssprookjes bestaat tusschen Neder-Saksen en Nederland. Besloten wordt 1500 Mark bij te dragen. Punt X. Voorstellen van den heer Oudendijk. 1. Het Hoofdbestuur overwege, wat het zou kunnen doen ten aanzien van het uitzenden van Vlaamsche onderwijzers naar Indië. 2. Het Hoofdbestuur berame tijdig maatregelen, om zooveel mogelijk te voorkomen, dat Nederlandsche inzenders op de Permanente Tentoonstelling van Nederl. en Ned. Ind. producten te Brussel wederom in hun opschriften de Nederl. taal verloochenen, zooals op de Jaarbeurs te Brussel geschiedde. De Voorzitter deelt mede over punt 1 met den Minister te hebben gesproken. De toestand is thans, dat de scholenbouw in Indië voorloopig is gestaakt en daardoor geen dringende behoefte meer aan nieuwe leerkrachten bestaat. Bovendien zijn er in Nederland vele werkloozen, waaronder er zijn die wellicht tot opleiding voor onderwijzer in Indië in aanmerking zouden komen. Ook tegenover dezen is het gewenscht geen vreemde leerkrachten aan te stellen. Voor punt 2 zegt het D.B. spoedige behartiging toe. Punt XI. Vlaanderen. De Voorzitter deelt mede, dat het D.B. zich naar aanleiding van een artikel van de hand van den heer L. Simons over ‘Noord- en Zuid-Nederlandsche cultureele samenwerking’ in De Ploeg, met den schrijver in verbinding heeft gesteld. Het Dag. Bestuur wil daartoe gaarne meewerken in samenwerking met Tak Brussel, waarin Vlamingen van alle richtingen zich vereenigd hebben. De heer Oudendijk vraagt, of de Letterkundige Congressen hun arbeid niet kunnen hervatten en wie de bestendige Commissie vormen. De Administrateur antwoordt, dat indertijd te Leiden het A.N.V. een bestendige commissie heeft benoemd, waarin zitting hadden de heeren Dr. Kiewiet de Jonge, Dr. Leyds, Prof. Fredericq, Prof. Te Winkel, Karel Alberdingk Thijm (van Deyssel) en Prof. Heeres. In 1914 was Haarlem aan de beurt. Dr. Schepers zou voorzitter zijn. De lidmaatschapskaarten waren al verzonden, de gelden geïnd. Het plaatselijk Comité is nog niet ontbonden. Besloten wordt dit punt op een volgende bijeenkomst te bespreken. Punt XII. Voorstel van het Dag. Bestuur om den Tak Brussel over 1922 een subsidie te verleenen gelijk aan het bedrag der verplichte afdracht. De vergadering kan zich hiermede vereenigen, mits de Tak in het vervolg aan zijn verplichtingen voldoet. Punt XIII. Voorstel van het Dag. Bestuur, om met ‘Oosten West’ aan te koopen een Curacao-film en die te zamen met de Suriname-film te vertoonen. De Secretaris-Penningm. geeft een toelichting. De Suriname-film is de vorige maand te Parijs gereed gekomen. Met den Ned. gezant, aan wien de film afgeleverd zal worden, is overleg gepleegd in zake keuring. Het Dag. Best. vernam tezelfder tijd dat er een Curaçaofilm bestaat, die te koop is voor f 228.- en 285 M. lang is, de Suriname-film is ongeveer 850 M. Het D.B. stelt zich voor den heer Mullens te verzoeken van beide een proefvertooning te geven. De Vereeniging Oost en West is bereid met het A.N.V. de film te koopen. De Voorzitter stelt zich voor deze zaak te bespreken met Mr. Eekhout, oud-voorzitter der Groep Suriname, die juist uit de kolonie is teruggekeerd. De vergadering vereenigt zich hiermede en neemt het D.B.-voorstel aan. Punt XIV. Mededeeling van den Alg. Voorzitter omtrent een onderhoud te Berlijn met vertegenwoordigers van den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland. De Voorzitter zegt met Jhr. Wittert, den voorzitter van den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland te Berlijn, een onderhoud te hebben gehad over de aansluiting van den Bond als Groep Duitschland bij het A.N.V. Zij stuit nog op enkele moeilijkheden, o.a. de geldkwestie en de vraag, of Vlamingen moeten worden toegelaten, daar het hier zuiver Nederlandsche Vereenigingen betreft. Het zal wel najaar worden, voor tot de aansluiting wordt besloten. Punt XV. Voorstel van het Dag. Bestuur, om te benoemen tot Vertegenwoordiger te: Nijlstroom: den heer G. Bakker; Shanghai: den heer E.P. Boode, in plaats van den heer E. Dommisse; Singapore: den heer Dr. R. van Beuningen van Helsdingen in plaats van den heer H.M. Boelen. Allen worden benoemd. Rapport inzake spellingvereenvoudiging. Dordrecht, 12 April 1922. Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 's-Gravenhage. Excellentie, Met instemming van Uwe Excellentie heb ik 20 Februari als algemeen voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Verbond een samenspreking gehad met de heeren prof. dr. J. Vercoullie, Gent; prof. dr. R. Verdeyen uit Luik en prof. dr. C.G.N. de Vooys uit {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} Utrecht, benevens den heer C. van Son, administrateur van het Algemeen Nederlandsch Verbond. De Vlaamsche Academie had, hoewel daartoe aangezocht, door een misverstand geen afgevaardigde gezonden; prof. Vercoullie is echter, evenals prof. de Vooys, lid van de Vlaamsche Academie, maar beiden staan er, voor de Vereenvoudigingszaak, in de minderheid. De besprekingen hebben geleid tot de volgende besluiten: 1. Het is gewenscht, dat zoo spoedig mogelijk een vereenvoudigde spelling worde ingevoerd, die als vergelijk, althans voorloopig, een eind maakt aan den strijd tusschen voor- en tegenstanders der zoogenaamde spelling van Kollewijn. 2. Het is gewenscht dat de vereenvoudiging geleidelijk geschiedt in dien zin, dat zij rekening houdt met de algemeen gangbare opvattingen en verzet van de zijde der tegenstanders van elke vereenvoudiging zooveel mogelijk voorkomt. 3. Uit een oogpunt van stambelang is het gewenscht, dat de hervormingen van dien aard zijn, dat België met Nederland kunne meegaan, daar door verschillende schrijfwijze de cultureele samenwerking tusschen Noorden Zuid-Nederland ernstig zou geschaad worden en aan den geestelijken omgang een hinderpaal meer in den weg zou worden gelegd. 4. Van de 9 grondslagen, waarop de vereenvoudigde spelling berust, worden alleen van regeeringwege overgenomen: a. In open lettergrepen wordt de regel voor de a en u ook toegepast op de e en o, m.a.w. de verdubbeling van deze klinkers in open lettergrepen vervalt, behalve de ee op 't einde van een woord. b. de verbuigings-n voor het mannelijk geslacht in lidwoord en bijvoeglijk naamwoord vervalt, evenals de voornaamwoordelijke onderscheiding bij mannelijke en vrouwelijke (voorwerps) namen; er zijn dus slechts 2 geslachten, het het-geslacht, (zoogenaamd onzijdig) en het de-geslacht; de voornaamwoorden worden voor het laatste in het algemeen hij, zijn, enz., voor de namen van vrouwelijke wezens zij, haar. c. Voor het gebruik van i en ie worde gevolgd de regel aangegeven in het rapport der Staatscommissie van Juni 1916. Zooals door Uwe Excellentie met den ondergeteekende werd besproken, stelt deze zich gaarne met de heeren Willems, Vercoullie, Verdeyen en De Vooys beschikbaar voor mogelijk gewenschte mondelinge toelichting en overleg. Als bijlagen voeg ik hierbij een korte uiteenzetting van de geschiedenis der spellingvereenvoudiging, benevens een verslag van de hierboven bedoelde samenspreking. 1) Van Uwe Excellentie de dienstv. dienaar (w.g.) DE KANTER, Algemeen Voorzitter Algemeen Nederlandsch Verbond. Buitenland. Dr. Sigismond Nagy. † Den 18den April l.l. is te Debreczen, plotseling, tengevolge van hartverlamming overleden Dr. Sigismond Nagy, emeritus-professor van het Protestantsch Hoofdgymnasium aldaar. Zijn vaderland en in 't bijzonder de stad zijner laatste inwoning, verliezen in hem een sieraad van het corps van gymnasiumleeraren; een krachtigen steun (een ‘pilaar’, zegt een van de Hongaarsche bladen) van de Hongaarsche Protestantsche kerk; als staats- en stadsburger een echten ‘stand-Hongaar’, onwrikbaar getrouw aan de beginselen van Kossuth; een geleerde van buitengewone begaafdheid, bekend en vertrouwd met vele talen en literaturen; talentrijk schrijver en publicist; van ongelooflijke werkkracht en onvermoeide werkzaamheid, tot slechts enkele oogenblikken voor zijn onverwachten dood. In Nederland waar Dr. Nagy, uit en sedert zijn studententijd te Utrecht (1881 en volgende jaren) vele vrienden had en waar hij bij zijn latere bezoeken aan ons land, steeds nieuwe vrienden verwierf, is hij, buiten dien vriendenkring, waarschijnlijk algemeen het meest {== afbeelding Dr. SIGISMOND NAGY. † (Portret uit 1903.)==} {>>afbeelding<<} bekend door hetgeen hij voor de kennis en de waardeering van onze taal en onze letterkunde in Hongarije heeft gedaan. Voor de groote Hongaarsche Algemeene Literatuurgeschiedenis (1907) bewerkte hij een zeer uitgebreid artikel (54 blz.) over de geschiedenis van onze letterkunde; hij leerde zijn volk sommigen onzer schrijvers kennen, door vertalingen o.a. van Opzoomer's Wezen der Deugd, van stukken uit de Camera Obscura; door een meesterlijke overzetting van Vondel's Lucifer, welke (zij mag het zich tot een eer rekenen) met den steun van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden in het licht is verschenen (1913). In 1907 heeft deze Maatschappij Dr. N. tot haar buitenlandsch medelid benoemd. Van zijn dichterlijk talent getuigen ook een vloeiende vertaling van Schiller's Lied von der Glocke en een zeker niet minder schoone van de Najaarsmijmering van Nic. Beets. In de moeilijke oorlogsjaren vond Dr. N. kracht en opgewektheid tot een metrische vertaling in het Hongaarsch van den geheelen Horatius. Als patriottisch journalist heeft Dr. N. voor {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn vaderland krachtig gewerkt (o.a. als redacteur van het blad Debreczen) en al sedert 1884 zijn er van zijn hand in verschillende Nederlandsche tijdschriften, dagen weekbladen, stukken en opstellen van allerlei aard verschenen. Hij dacht in het Nederlandsch, en schreef er, bijgevolg, in als een Nederlander. En met Nederlandschen humor. Dr. Nagy werd den 25sten April 1860 te Szolnok geboren. Hij heeft te Budapest en te Utrecht in de godgeleerdheid gestudeerd; is korten tijd hulpprediker geweest (het eerst te Hermannstadt), maar, toen een vaste predikantsplaats te lang op zich liet wachten, vond hij zich genoodzaakt naar het gymnasiaal onderwijs over te gaan; hij promoveerde tot doctor in de letteren, en heeft gedurende vier en twintig jaren voornamelijk Latijn en Duitsch, maar ook Fransch en Hongaarsch onderwezen. Voor docent was hij als geboren. Bij zijn begrafenis hebben verschillende sprekers den edelen vriend, den voortreffelijken leeraar, den begaafden geleerde, den uitnemenden Christen, als ‘een der allerbesten van het Vaderland en van de vaderlandsche Kerk’ een laatsten groet gebracht, onder groote belangstelling uit allerlei kringen. Hier wordt een woord van dankbare gedachtenis gewijd aan den warmen vriend en vereerder van ons Vaderland, dat hij zijn tweede, zijn geestelijk vaderland placht te noemen. Een benoeming tot Hoogleeraar in de Nederlandsche Taal en Letterkunde aan de Universiteit te Debreczen was sedert eenigen tijd in voorbereiding bij de Hongaarsche regeering en werd spoedig aanstaande geacht. Hij heeft dien zonnestraal op zijn vaak moeilijk leven, deze vervulling van een vurigen wensch, de welverdiende bekroning van een zoo welbestede werkzaamheid, helaas, niet mogen beleven. Leiden, April 1922. A. BEETS. Frankfort a.d. Main. 30 April had ter gelegenheid van den verjaardag van Prinses Juliana de Consul-Generaal, de heer A. Marckx, de Nederlandsche kolonie te zijnen huize op een thee uitgenoodigd. Dat de hier woonachtige Nederlanders dit op hoogen prijs stelden, bleek uit de talrijke opkomst. De Consul-Generaal nam eerst het woord, heette de aanwezigen welkom, herinnerde eraan, dat nu reeds langer dan 300 jaar het huis van Oranje met de geschiedenis van het Nederlandsche volk onverbrekelijk verbonden was, sprak de hoop uit, dat door Prinses Juliana het geslacht van Oranje nog lang mocht voortleven. Hij wenschte, dat deze dag mocht bijdragen tot verlevendiging van het stambewustzijn, dat zich vooral uit in aanhankelijkheid aan het huis van Oranje. Hij eindigde met een ‘lang leve Prinses Juliana’, waarmede de aanwezigen geestdriftig instemden. Daarna dankte onze vertegenwoordiger, Prof. Van der Meer, voorzitter van de Vereeniging Nederland, uit naam van de genoodigden den heer Marckx. Hij voegde daaraan toe, dat hij deze uitnoodiging op zoo hoogen prijs stelde, omdat hij hoopte, dat uit deze samenkomst een versterking van het gemeenschapsleven bij de Nederlanders in Frankfort mocht voortspruiten, dat in den laatsten tijd zoo weinig tot uiting was gekomen, terwijl in geheel Duitschland de oprichting van den Bond van Nederlanders in Duitschland en van het orgaan van den Bond, de Post van Holland, getuigde, hoe door en na den oorlog de samenhoorigheid veel meer werd gevoeld. Vooral in Frankfort was dit te meer te verwonderen, omdat deze stad door de Nederlandsche Kamer van Koophandel, die als een groote poliep haar vangarmen over 3/4 van Duitschland uitstrekt en door het Holland-Instituut, dat een groote toekomst te gemoet gaat, meer en meer het middelpunt wordt van Nederlandsche studiën en Duitsch-Nederlandsche verbindingen. Hij richtte vooral aan de zoo talrijke nieuwe en Nederlandsche krachten het verzoek zich aan te sluiten bij den Bond van Nederlanders in Duitschland en de Vereeniging ‘Nederland’, en mede te willen werken aan een vernieuwden bloei van de laatstgenoemde vereeniging. Hij wees er op, dat juist de naam Juliana ons herinnerde aan den grootsten tijd van ons volk, een tijd van machtig geloofsidealisme. Idealisme hebben we ook in dezen tijd broodnoodig. Dit moge zich bij de Nederlanders in het buitenland uiten in aanhankelijkheid aan den Nederlandschen stam en aan het huis van Oranje. De heeren Henri Pusch (piano), Ary Schujer (violoncel) en Anton van Rooy (zang), drie in Frankfort levende Nederlandsche kunstenaars, waarop Nederland trotsch kan zijn, hadden zich geheel belangeloos bereid verklaard, de aanwezigen van hunne kunst te doen genieten. Wat zij ten beste gaven, werd met den grootsten bijval ontvangen. Mevrouw Mientje Lauprecht van Lammen, die zich ook bereid had verklaard mede te werken, was helaas door ziekte verhinderd. Deze dag zal er zeker toe bijdragen, de Nederlanders in Frankfort hun nationaliteit bewuster te doen gevoelen. De heer Marckx verdient onzen warmen dank, dat hij op zulk een schitterende wijze daartoe heeft willen medewerken. Bucarest. De verjaardag van onze Troonopvolgster hebben wij, Nederlanders te Bucarest, op voor ons onvergetelijke wijze gevierd. Onze consul voor Bucarest en voor het grootste deel van Rumenië, de heer Ch.M. Dozy en zijn echtgenoote, evenzeer een echte Nederlandsche, hadden alle in zijn consulair gebied gevestigde Nederlanders uitgenoodigd den avond te hunnent te vieren. De gezant was aanwezig, gelijk overal waar de kolonie bijeenkomt, twee Vlaamsche beminnaars der gezamenlijke taal en afstamming en enkele vreemdelingen. Geen moeite of kosten hadden de heer en mevrou v Dozy ontzien. Voor de gelegenheid hadden zij en de vice-consul, de heer B. Langeveld, een geheele operette vervaardigd in de Nederlandsche taal, spelende in Japan en aan welker uitvoering, behalve de gezantschapsattaché Loudon, zelfs een Rumeensche dame der hoogere klassen medewerkte, die voor die gelegenheid de Hollandsche uitspraak had geleerd. De opvoering had een uitbundigen bijval. Vervolgens verraste consul Dozy ons op de vertooning der juist aangekomen rolprenten van het Koloniaal Instituut, ons hoogst belangwekkende tooneelen ontdekkend uit Nederlandsch-Indië. Het is de bedoeling die vertooning te herhalen in verschillende vaderlandsche kringen in andere Rumeensche steden, alsook voor Rumenen, om daardoor ons Indië meer bekend te maken. De gezant heeft evenzeer bij de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ alle medewerking gevonden; haar rolprenten over het moederland zijn onderweg en zullen een even nuttig gebruik vinden. De consul dronk in een verzorgde rede het welzijn van de Hooge Jarige, getuigenis afleggende van onze dankbaarheid voor Haar bezit. De gezant dankte vervolgens hem en zijn waardige echtgenoote voor dezen schoonen avond en voor hun onvermoeid streven in het belang van de kolonie en van de vaderlandsche belangen, erop wijzende dat geen gelukkiger keuze had kunnen worden gedaan in den dag voor vreugdevol samenzijn. Uit het jaarverslag der Afd. Nieuw-Nederland. In het afgeloopen jaar was er in de vereeniging niet de samenwerking, die er behoorde te zijn en daardoor is veel minder verricht dan mogelijk was. Toch zijn er lichtpunten. ‘Every cloud has its silver lining’. Voor het eerst sinds de oprichting werd ieder lid een reglement en een ledenlijst gezonden; eindelijk kon elk lezen hoe de vereeniging ingericht was en wie de medeleden waren. {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} Den 23sten April richtten onze secretarissen en de 1ste commissaris van toezicht namens N.N. met onze leden in Paterson een nieuwe Afdeeling op, die zal behooren tot de Groep Noord-Amerika. De bloeiende Afdeeling Roseland met ruim 200 leden, nam in Juli het besluit, deel te nemen aan het oprichten dezer Groep, echter verwachtende, dat wij hen voorgaan. Verder traden wij in verbinding met den voorzitter der kleine Afdeeling Chicago, terwijl het Hoofdbestuur eenige algemeene leden, die nog tot geen Afdeeling behoorden, bij ons indeelde, zoodat nu de ruim 500 Verbondsleden op een voorstel tot instelling van een voorloopig bestuur wachten. De Groep N.-A. had reeds opgericht kunnen zijn, een voorloopig reglement goedgekeurd en een voorloopig bestuur gekozen, doch onze beide voorzitters wilden nog wachten. In Mei vertrok onze voorzitter, de heer Schrikker, naar Nederland; deze was, evenals onze oud-voorzitter, Prof. Huizinga, een ijverig voorstander der Groepsvorming. Den 16en Juni kozen wij op een algem. vergadering Prof. Barnouw in zijne plaats, doch deze werd helaas ziek en moest in Nov. en Dec. op reis, zoodat de ondervoorzitter, de heer Scheuerman, hem waar noodig, verving. Den 5en April hield Prof. Martin uit Den Haag op ons verzoek een lezing voor de leden en genoodigden en 4 Sept. maakten wij een boottocht naar Beacon. Het Hoofdbestuur voorzag ons secretariaat in ruime mate van propaganda-drukwerken. Wij tellen op heden 243 leden, hoewel na 23 April onze leden te Paterson op de Afdeeling aldaar over geschreven werden, 16 moesten geschrapt worden, die 2 jaar of langer niet betaalden; een tiental vertrokken naar Nederland, waarbij de heer C. Beeling, steeds een ijverig voorvechter van onzen stam. Een 20-tal verhuisden, zonder dat hun nieuw adres te ontdekken was. De oprichter en ijverige oud-secretaris der Afdeeling, de heer J. de Lauriere Kraats van Folker, overleed, evenals 2 andere leden en één lid te Cioux Centre bedankte, wegens gebrek aan tijd en belangstelling. In andere Staten wonnen wij leden - in Californië zijn nu 13 leden -, verder in So. Dakota, Utah, Florida, Pennsylvania, Ill, Mass. en District of Columbia Ons medelid, de heer Reurs te Boston werkte in New-England om daar te komen tot het oprichten eener Afdeeling, evenals de heer Van Julsingha Blinck te Florida zal doen; de heer Baron G.W. de Vos van Steenwijk hielp ons te Washington, evenals IJsbrant Mostert te Delhi, N.-Y. en anderen in N.-Y.C. Verder zijn wij ook dank verschuldigd aan de bladen: De Hollandsche Amerikaan, De Telegraaf en Het Oosten, die bereidwillig stukken over het Verbond opnamen. Een paar leden hielpen aan de voorbereiding van het Nederlandsch gedeelte der ‘America's Making’-opvoering in de Bronx; onze Afdeeling werd lid van de Vereeniging ‘Oost en West’ en hoopt ook saam te werken met ‘Nederland in den Vreemde’. Nog werd ons bestuur in de gelegenheid gesteld kennis te maken met Z.Exc. Mr. J.C.A. Everwijn, die bijzondere belangstelling toonde in onze Afdeeling en de op te richten Groep Noord-Amerika en het is te verwachten, dat Z.Exc. ons verder zal helpen in den zwaren strijd, dien we hier te voeren hebben. Verder verschafte het secretariaat tal van inlichtingen aan leden en anderen, Nederlandsche en Amerikaansche vereenigingen en autoriteiten om ook dát te doen meewerken ter bevordering van het doel van ons Verbond. * * * Het bestuur der Afd. Nieuw-Nederland is als volgt samengesteld: Dr. A. van Couthen P. Huizinga, voorzitter; S. van Rood, onder-voorzitter; F.E.H. Gebhardt van R., secretaris, 179 So. Trenchard St., Yonkers N.Y.; J.J. Boon, 2e secretaris, 130 Humboldt St., Brooklyn, N.Y.; D.G. Verschuur, penningmeester, 65 Nassau St., Nieuw-York City; J. van Twisk, commissaris van orde; A. Berends en Mej. Marie J. Schuur, commissarissen van toezicht. F.E.H. GEBHARDT, Secretaris. Nederland. Tentoonstelling De Mensch. Neerlandia heeft aandacht en waardeering gehad voor de R.T.V., de Reizende Tentoonstelling voor Volksgezondheid, omdat haar bedoeling evenwijdig liep met het streven van het A.N.V. naar verhooging der zedelijke en stoffelijke kracht van het Nederlandsche volk. De Zaterdag 20 Mei in het Paleis voor Volksvlijt geopende tentoonstelling De Mensch verdient evenzeer, dat wij onze lezers er opmerkzaam op maken. De voorzitter, Dr. M. de Hartogh en Z. Exc. Mr. Aalberse, Minister van Arbeid, hebben er in hun openingsredevoeringen op gewezen, hoe het leidend beginsel is saam te vatten in de spreuk van den tempel van Delphi: ‘Ken u zelf!’, ten dezen vooral toe te passen in stoffolijken zin. Neerlandia is allerminst de plaats voor een wetenschappelijk overzicht en wij gelooven ook niet, dat de tentoonstelling meer dan populaire voorlichting beoogt. Maar wel blijkt bij al de kennis, die er voor den leek over het menschelijk lichaam, zijn eigenschappen, samenstelling en werkzaamheid, is te vergaren, hoe onze wetenschappelijke mannen, door jarenlange studie en proefnemingen, zijn gekomen tot het ontsluieren van veel geheimen, die het zoo ingewikkelde samenstel van ons organisme verborgen hield. En dat juiste kennis van de wetten, die het beheerschen, tot nauwlettende zorg voor de gezonde instandhouding leiden en dus tot verhooging der volksgezondheid, behoeft wel geen nader betoog. Nooit hebben wij in enkele uren zooveel duidelijke aanschouwingsmiddelen bijeen gezien, nooit zoo eenvoudig velerlei verschijnselen van de menschelijke organen zien verklaard. Het ontleedkundig museum van prof. Bolk en het laboratorium van prof. Van Rees te Amsterdam, het anatomisch laboratorium der Rijksuniversiteit te Utrecht, waarvan prof. V.d. Broek directeur is, de oudheidkundige en ethnografische musea uit Leiden en de Röntgenafdeeling van het Binnengasthuis hebben keurige verzamelingen gezonden. Een uitgebreide microscopen-inzending stelt den bezoekers in staat ook de fijnste weefsels te aanschouwen, die voor het menschelijk oog anders verborgen blijven. Door tal van lezingen, de meeste met lichtbeelden of rolprenten, welke 's avonds plaats hebben in het gebouw, wordt deze Tentoonstelling een tijdelijke Volkshoogeschool, waaraan velen verheldering hunner denkbeelden over den mensch als natuurwezen zullen danken. Hulde aan de inrichters! v.S. Afd. Amsterdam. Deze Afd. is een der weinige, die trouw en op tijd haar jaarverslag inzenden. Uit dat over 1921 blijkt, hoe zij de belangen van het Verbond in het algemeen ook met betrekking tot de hoofdstad des lands blijft behartigen. Zoo geeft de secretaris herhaaldelijk op vragen uit het buitenland inlichtingen over studie, handel, huisvesting en andere stambelangen. Vooral voor de Nederlanders in Duitschland heeft de heer Van Lier zich veel moeite gegeven. Jammer dat het ledental der Afd. eenigszins achteruitging; maar een propaganda-commissie is sedert aan het werk getogen om te trachten het vroegere peil weer te bereiken. Daartoe kan trouwens ieder lid meewerken. {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} Insulinde. Dat mag wel eens gezegd worden! 't Is een jammerlijk euvel in onze dagen, dat vele Nederlanders, kortzichtig als ze zijn, al het goede, dat Nederland in Insulinde volbracht, trachten te verkleinen en af te breken. Terwijl het oordeel van vreemdelingen doorgaans uiterst gunstig is, ja, hun lof soms overdreven, zijn het Nederlanders, die de Nederlandsche zaak schaden door hun hoogst eenzijdig en onbillijk optreden. Ook in deze kolommen is van tijd tot tijd genoeg gezegd over de fouten, die ons, de jaren door, aankleefden in onze verhouding tot de ingeborenen van Insulinde. Maar men ga, door valschen waan verblind, niet zoo ver, dat men ‘'t kind met het badwater wegwerpt.’ Een hartig woord, ons uit 't hart gegrepen, zegt daarover de ‘Preangerbode’ naar aanleiding van de gehouden groote vergadering van Ambtenaren van Binnenlandsch Bestuur: ‘Allen - de rapporteerende bestuursambtenaren - kwamen tot de juiste gevolgtrekking, dat het Europeesche B.B. voor Indië onmisbaar is. Ieder, die met belangstelling niet alleen, maar ter zake kundig tevens, de ontwikkeling van Indië gadeslaat en let op hetgeen ons Binnenlandsch Bestuur heeft tot stand gebracht en nog dagelijks voor de bevolking doet, en die daarnaast let op hetgeen, waartoe de Inlandsche bestuursambtenaren zelf in staat zijn, zal de conclusie onderschrijven. 1) Het Nederlandsche volk heeft reden trotsch te zijn op de mannen, die in Indië de bestuurstaak volbrengen, met opoffering van persoonlijk gemak, zonder te letten op eigen voordeel slechts het oog gericht houdend op de belangen van land en volk. Talrijk zijn de gevallen, waarin het Europeesche B.B. voor de bevolking opkomende, in conflict kwam met de Europeesche cultures. De onpartijdigheid van het B.B. staat boven verdenking. De rechtvaardigheid boven bespreking. De bekwaamheid eischt aller lof. Ons Nederlandsche volk, onze Nederlandsche ambtenaren, voor het oog der Inlandsche bevolking neergehaald, belasterd. verguisd door.... Nederlanders! Is het geen jammerlijk teeken van dezen tijd waarin Nederlanders zich stellen aan het hoofd eener beweging, gekarakteriseerd door de drie woorden: “los van Nederland”. Uit het congres onzer B.B. ambtenaren ga een krachtige stem van protest op tegen het onwaardig en staatsgevaarlijk drijven dezer verzakers van eigen landaard.’ Met die waardeering van het corps ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur stem ik van ganscher harte in. Zelf geheel buiten dat corps staande, had ik gedurende bijna 35 jaren gelegenheid in vele gewesten van Insulinde den moeilijken arbeid dier ambtenaren gade te slaan; en nu spreekt 't wel vanzelf, dat ook daar minderen zelfs ongeschikten werden en worden aangetroffen. 2) Maar dat corps heeft gedurende de laatste eeuw een grootsch werk verricht; en dat tegen een uiterst matige bezoldiging en onder meestal zeer moeilijke omstandigheden. Nederlanders, de hoeden af voor dat corps! In verband met hetgeen boven geschreven werd over de waardeering door buitenstaanders van Nederlands' arbeid in Insulinde, vestig ik hieronder de aandacht op oordeelvellingen van Vlaamsche broeders. We kregen inzage van een artikel in de (Brusselsche) Standaard van 19 Maart j.l., geschreven door ‘iemand, die in Ned. Indië een voorname plaats heeft bekleed.’ Het is het eerste van een reeks artikelen over ‘kolonisatie’ en mag ‘bijzonder waardeerend’ genoemd worden. Men oordeele: ‘Het is algemeen bekend, dat Nederland bijzonder goed koloniseert en wanneer men bedenkt, dat de Nederlandsche Oost-Indische koloniën, (we laten West-Indië buiten beschouwing), een oppervlakte hebben, die ongeveer gelijk is aan een derde van Europa, dan moet men erkennen, dat het van een buitengewone gave getuigt, dat Nederland met nog geen zeven millioen inwoners dit land regeert en op zoo een wijze weet te exploiteeren, dat men er van alle kanten komt om te zien hoe zij het doen. Zelfs Engeland, dat anders als koloniseerende mogendheid aan de spits staat, kijkt heel dikwijls eerst hoe Nederland het doet om dan zijn voorbeeld te volgen. Het systematisch wetenschappelijk werken en het hoog houden van den naam en de faam der kolonie - daar ligt de kracht van Holland.’ En verder: ‘Dus Holland legt het erop aan om goede krachten op alle gebied naar Indië te zenden. De gevolgen van die handelwijze zijn in de eerste plaats, dat de kolonie in Holland goed aangeschreven staat. Onder de menschen, die door hun aanleg en hun kennis geroepen zijn om iets tot stand te brengen heerscht volstrekt niet het idee, dat het minderwaardig zou wezen naar de kolonie te gaan, integendeel, het is in vele gevallen een bewijs van initiatief en wilskracht erheen te trekken. Op die wijze weet Holland goede elementen naar Indië te zenden. Indië is dan ook geen kolonie meer, waar alles zoo een beetje willekeurig als bij een onder-onsje, geregeld wordt, maar een land, waar alles goed en stevig georganiseerd is en al is het waar, dat Indië - natuurlijk evenmin als waar ook ter wereld - het middel gevonden heeft om aan alle intrigues en minderwaardige praktijken van sommige ambtenaren den kop in te drukken, het blijft toch een feit, dat de organisatie van Indië voor die van menige Europeesche staat niet hoeft onder te doen.’ Wij Nederlanders zouden bij zooveel lof bijna blozen. In hoofdzaak behelst het bovenstaande de waarheid, al worde gaarne erkend, dat een deel van dien lof nog verdiend moet worden. Een ander Vlaamsch blad, Het Vlaamsche Land, waarvan het nr. van 15 April j.l. mij werd toegezonden, heeft een artikel: ‘Nederlandsch Indië’ en klaagt over de onbekendheid van deze Hollandsche kolonie in België: ‘De Hollandsche Koloniën in het verre Oosten zijn in België nagenoeg onbekend. Wat men er van weet bepaalt zich bij Batavia, de hoofdstad, Max Havelaar, de beruchte roman van Multatuli, en verder: dat er eertijds nog al een tamelijk getal Vlamingen dienst namen in het “Vreemdenlegioen”, die we kenden als de mannen “die in den Oost gingen dienst doen”. Maar ook onze handel en onze industrie weten niets van het rijke arbeidsveld dat daar openligt. Deze streken, het schoonste land der wereld volgens de meening van al degenen die het hebben bezocht, zijn voor een groot deel nog onontgonnen.’ De schrijver wijst er dan op, dat de Northcliffepers in Engeland de taak op zich genomen heeft, om die verre gewesten, met het oog op handel en nijverheid van En- {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} geland, beter te doen kennen. En aan een in de Times verschenen artikel ontleent hij een zaakkundige schets van het ‘Hollandsche koloniale rijk’. Hij eindigt zijne beschouwingen aldus: ‘Nederlandsch-Indië is de aandacht waard van de financieele wereld, van de kooplieden en van de reeders. Ex- en import van deze wondervolle gewesten zullen zeker spronggewijze toenemen. Zij nemen een van de meest gunstige posities in de wereld in en hunne havens zullen van een toenemend belang worden in de wereld-scheepvaart. In afwachting van den toekomstigen voortgang hebben de voorzichtige Nederlanders de voornaamste havens verbeterd of zijn daarmede doende en bereiden deze voor op een vermeerderd verkeer. Het verhaal van den vooruitgang van Java laat zich lezen als een sprookje. Een gelijken vooruitgang zullen ongetwijfeld ook de andere eilanden van den archipel meemaken, en de Belgische zakenwereld zal ten zeerste voordeel trekken uit een uitbreiding van haar relaties, welke ongetwijfeld zal moeten plaats vinden over de geheele groep van deze eilanden.’ De bovenstaande beschouwingen en oordeelvellingen doen ons weldadig aan. Er mag daarbij van onzen kant geen sprake zijn van dwaze vaderlandsliefde of ijdele zelfverheffing. Wij kennen voldoende onze fouten en zwakheden, maar zoo'n oordeel van buitenaf steekt ons toch een riem onder het hart. En dat is het, wat Nederland en Insulinde in deze dagen noodig hebben. Want tengevolge van de drukkende tijdsomstandigheden, van in verwarring gebrachte geesten, van onderling wantrouwen, van eindelooze kibbelarijen enz., dreigt te ontstaan een kleinmoedigheid, die verslappend en ontzenuwend werkt. Men vergete het niet, dat het oog der buitenwereld met waardeering en achting Nederland's arbeid in Insulinde gadeslaat. Dat kan zelfvertrouwen schenken aan de stuurlieden, die met vaste hand het schip moeten binnenloodsen in de haven van toenemende vrede en welvaart. 's-Gr. v.L. Suriname. Reenbertus Aloïsius Tammenga. † Op 2 Maart overleed de heer R.A. Tammenga, de laatste der Nederlandsche Boerenkolonisten, die in de vorige eeuw zich onder leiding van Ds. Van den Brandhoff vestigden op Voorzorg aan de Saramacca. Hij behoorde niet tot de eerste aangekomen groepen van 1845, maar kwam met zijn vader Hendrik Tammenga en zijn moeder Grietje Werkman in '48 in Suriname. Het waren toen slechte tijden in Nederland. Vader Tammenga kon 't in het kleine dorpje Vierhuizen bij de Lauwerzee, gemeente Ulrum, niet harden, en sprak over 't gaan naar Amerika, waarheen destijds zooveel Hollanders togen. Dat waren echter meestal Afgescheidenen, en Tammenga was Hervormd. Daarom raadde Ds. Hofstede de Groot hem aan niet naar Noord-Amerika maar naar Suriname te verhuizen. Reenbertus was toen zeven jaar oud. Ds. Van den Brandhoff dacht in den ouden Tammenga een goeden steun te vinden, en zond hem daarom het volgend jaar naar Holland om propaganda te maken voor de Kolonie. De propaganda-tocht werkte niets uit. Als cathechiseermeester verdiende Tammenga onder de kolonisten een schraal stukje brood. Zijn salaris bedroeg tweehonderd gulden. Hij kon het met Ds. Van den Brandhoff niet best vinden, en toen in 1851 de gele koorts uitbrak, die zijn echtgenoote Grietje Werkman ten grave sleepte, verhuisde hij naar Paramaribo, waar zich reeds enkele kolonisten hadden gevestigd, die het ook niet meer aan de Saramacca konden volhouden. In Paramaribo vatte Tammenga zijn oud vak van bakker weer op en kocht een stukje grond groot 18 H.A., tegenover het oude mannen- en vrouwenhuis Honiface, in de wandeling bekend onder den naam van Landsgrond. Dat stuk grond met het huis er op is in de familie gebleven tot nu toe. Daar is Reenbertus in Maart l.l. gestorven, daar wonen nog diens twee dochters. In 1864 stierf vader Tammenga als bakker-boer. Als bakker had hij een goeden naam. Onder 't bestuur van Gouvern. Schimpf, toen er voedselschaarschte heerschte in de kolonie, bracht hij maisbrood in den handel. Hij wist dat zoo smakelijk te bakken, dat de bevolking het met graagte nuttigde. In 1866 trouwde Reenbertus met Neeltje v. Ravenswaay, eene koloniste van 1845. Hij bemoeide zich aanvankelijk alleen met zijn boerderij en was met Jan van Brussel, {== afbeelding REENBERTUS ALOISIUS TAMMENGA.==} {>>afbeelding<<} ook een kolonist, een der eersten, die naar de goudvelden trok nl.. naar het Wittie Wateraplacer aan de Saramacca. Gelukkig voor hen genazen beide kolonisten heel spoedig van de goudkoorts, deden hun placer over aan Dr. Salomons, en keerden terug naar Paramaribo. Hier werkte Tammenga op zijn boerderij met een of twee nog onder staatstoezicht staande vrijverklaarde slaven. Zijn doorzicht in tal van zaken, zijn gezond oordeel en rijke ervaring hebben hem een plaats bezorgd in tal van commissies. Door zijn kennis van vee en veeziekten kon hij wel eens als veearts dienst doen. In 1897 benoemde de Gouverneur hem tot lid van de Koloniale Staten. In 1911 schonk de Koningin hem de Orde van Oranje Nassau, die zijn borst op bovenstaande foto siert. Na 1912 trok hij zich uit het openbare leven terug en leefde met zijn beide dochters op zijn boerderijtje. De eens welvarende boer was arm geworden. Den 16den {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} April 1921 vierde hij zijn 80sten verjaardag. Gouverneur Rietberg bewees hem de eer hem in persoon te komen gelukwenschen en hem mee te deelen, dat de openbare school aan den tweeden Rijweg van dezen dag af genoemd zou worden de Reenbertus-Aloïsius-Tammenga-school. Na mijn terugkomst van verlof in de kolonie, December '21, zocht ik den ouden voortrekker op. Wat was hij blij, dat ik hem een paar prentbriefkaarten meebracht uit Vierhuizen (Gron.) en vooral voor die eene, waarop zijn geboortehuis was afgebeeld. Vrij plotseling nog stierf hij op 2 Maart 1922. Bij zijn begrafenis liet de Gouverneur zich vertegenwoordigen door zijn adjudant. De lijkstoet bestond bijna uitsluitend uit Nederlandsche kolonisten. De laatste getuige van het kolonistendrama aan de Saramacca is heengegaan. Een drama als dat, zal wel nimmer meer opgevoerd worden. Het Nederlandsche Gouvernement heeft te veel leergeld betaald om zonder voorbereiding zoo'n onderneming op touw te zetten. Een baken in zee blijft die roekelooze poging voor alle volgende besturen. Paramaribo, 16 April. J.J. LEYS. (Eenigszins bekort). Uit het jaarverslag 1921 der Groep Suriname. Het Bestuur was op 31 December samengesteld als volgt: Mr. J.J.W. Eekhout, voorzitter; C.K. Kesler, ondervoorzitter; Fred. Oudschans Dentz, secretaris; A.Ph. Samson, Penningmeester; H.F. Esser, A.A. Heckers, Mr. L.J. Rietberg, R.D. Simons en E. de Vries, leden. De vertegenwoordiger van de groep in het Hoofdbestuur, Mr. Dr. C.F. Schoch, een der medeoprichters van de groep in 1902, bedankte om gezondheidsredenen. In zijn plaats benoemde het bestuur den heer Mr. P. Hofstede Crull te Tiel, oud-secretaris van de groep Suriname. Een woord van warmen dank aan het afgetreden hoofdbestuurslid Mr. C.F. Schoch, een warm vriend van de kolonie, die voor de groep Suriname van het Algemeen Nederlandsch Verbond veel gedaan heeft, is hier zeker op zijn plaats. Het aantal leden groeide aan tot 203. De verdeeling naar de jaarlijksche bijdragen was als volgt: 1 lid van f 25,-, 1 lid van f 12,-, 11 leden van f 10,-, 2 leden van f 7,50, 2 leden van f 6,-, 103 leden van f 5,-, 4 leden van f 4,-, 5 leden van f 3,50, 5 leden van f 3,-, 66 leden van f 2,50 en 3 leden van f 1. Van deze 203 leden hadden eind December 5 hun halve jaarlijksche bijdragen en 3 leden hun heele jaarlijksche bijdragen nog niet voldaan. Deze laatste 3 zijn ingevolge punt 3 van art. 4 afgeschreven wegens wanbetaling. Van de 5 anderen wordt betaling in 1922 verwacht. Tengevolge van den verbeterden geldelijken toestand van de groep door de vrijwillige verhooging der jaarbijdrage van zoovelen onzer leden, was de groep dan ook in staat de afdracht aan de Verbondskas te Dordrecht te verhoogen en daardoor iets bij te dragen tot versterking van de middelen van het Verbond. Evenals in 1920 streefde de groep er naar de leden bijeen te brengen en door het doen houden van nuttige lezingen op verschillend gebied geestelijke ontspanning te bezorgen. Er hadden 6 lezingen plaats en wel: 23 Maart door den heer Mr. Dr. J. Versteeg, secretaris van den Gemeentelijken Woningdienst te Amsterdam, die tijdelijk in de kolonie vertoefde, over het onderwerp: ‘Volkshuisvesting te Amsterdam’. 8 Juni door den heer A. Thierens, beheerder der Koloniale vaartuigen, over: ‘Opvoeding en karaktervorming’. 8 Augustus door den landbouwleeraar te Nickerie N.W. van Leesten, met het onderwerp: ‘Mijne ervaringen op landbouwgebied in Noord-Amerika’. 16 November door den heer E. de Vries, arts, geneesheer in het Militair Hospitaal met: ‘Eenige beschouwin gen over tropen eubiotiek’ (de kunst om in de tropen lang en gezond te leven’). 1) 5 December door den heer J.W. Gonggrijp, de beheershoutvester, over ‘het Orinocogebied’, naar aanleiding van zijn dienstreis naar Venezuela. 21 December door den heer Mr. Dr. H.P.W.G. van den Helm, over: ‘Vrijheid en gebondenheid in de samenleving’. Deze lezing was de inleiding voor de door genoemden heer in 1922 te stichten ‘Leergangen voor algemeene ontwikkeling’, welke zal uitgaan van een comité waarin o.a. onze bestuursleden C.K. Kesler en R.D. Simons zitting hebben genomen. De groote belangstelling, welke deze lezing reeds opwekt, geeft de hoop, dat het plan van Mr. Van den Helm, die van nabij bekend is met het werk der volksuniversiteiten in het moederland, zal slagen. Met den zeer gewaardeerden steun van de firma C. Kersten & Co. verscheen een herdenkingsbundel, waarin alles opgenomen werd, wat had plaats gevonden bij het 75-jarig jubileum der boerenkolonisatie. Het boekje, verlucht met 2 fraai uitgevoerde platen, voorstellende een afbeelding van een groep Nederlandsche kolonisten op de boerderij van den heer Van Brussel ter gelegenheid van het herdenkingsfeest en de godenkpenning aan de gezinshoofden in 1920 uitgereikt, is voor f 0.75 verkrijgbaar gesteld bij de firma C. Kersten & Co. en bij de firma J.H. de Bussy. Van den door het Hoofdbestuur uitgegeven A.N. V.-kalender 1922, ontving de groep, helaas zeer laat, slechts een 25-tal. Het bestuur werkte mede aan de verspreiding o.a. van het geschrift: ‘Wat onze marine in den oorlogstijd heeft gedaan en wat ons volk thans moet doen’. Ten bate van het marinerampenfonds zond de groep een bijdrage. In December ontving het bestuur eene mededeeling van een ter plaatse gevormd comité, dat beoogt van de kolonie een film te doen vervaardigen. De gelegenheid had zich voorgedaan, doordat er een film-operateur van de firma Pathé frères, uitgezonden door de Fransche regeering om in de kolonie Fransch Gyana opnamen te doen, door den Gouverneur van Suriname tijdens zijn verblijf in December in Cayenne werd uitgenoodigd eveneens naar Suriname te komen. Hiervoor werd een overeenkomst gesloten. Deze film zal kosteloos worden afgestaan aan onze Groep onder voorwaarde dat het Hoofdbestuur op zich wil nemen het verhuren in Nederland en elders aan school- en andere bioscopen, en dat hetgeen aan winst daarmede wordt verkregen, aan de filmcommissie zal worden afgestaan tot het bedrag, dat daarvoor is betaald, zal zijn terug gestort. De Commissie was van oordeel, dat met de film doelmatiger en met meer welslagen zal worden gewerkt, wanneer het A.N.V. zich daarvoor spande en men kan niet anders dan dankbaar en met lof de pogingen waardeeren om de kolonie Suriname bekend te maken. In de voorwaarden, op welke de groep Suriname de film heeft overgenomen is een bepaling opgenomen, welke luidt dat het mogelijk overschot van de zuivere opbrengst van de vertooning van de film, zoowel in als buiten de kolonie uitsluitend bestemd zal worden voor het bekostigen van maatregelen ten behoeve van de verbreiding van kennis omtrent Suriname. In de filmcommissie nemen zitting onze bestuursleden R.D. Simons en Fred. Oudschans Dentz. {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} Het voornemen bestaat om in 1922 wedstrijden op de scholen te ontwerpen, waarover bijzonderheden in een volgend verslag zullen bekend worden. De toenemende belangstelling, welke de groep ondervond, geeft ongetwijfeld een waarborg, dat met gerustheid de toekomst kan worden tegemoet gegaan. FRED. OUDSCHANS DENTZ. Vlaanderen Tak Brussel en Omstreken. Zooals reeds in het Meinummer van ‘Neerlandia’ met een paar woorden werd medegedeeld, behaalde de door Tak Brussel op 24 April j.l. ingerichte rolprentvertooning een schitterend succes. De ruime, stemmige ‘Nieuwe Zaal’, in de Ernest-Allardstraat, waar het lokaal van den Tak sedert eenigen tijd is gevestigd, was eivol en, hoewel heel wat stoelen werden bijgeschoven, moesten nog vele kijk- en hoorlustigen met een staanplaatsje genoegen nemen. Vóór de eigenlijke rolprentvertooning nam Mr. Alberic De Swarte, senator voor Brussel, die eenige dagen tevoren in den Senaat over hetzelfde onderwerp een schitterende rede had uitgesproken, het woord. Spreker, zelf een ijverig lid van den Tak, handelde over de ‘Noodzakelijkheid van cultureele toenadering tusschen Nederland en Vlaanderen’. Met toenadering zeide hij niet alleen te bedoelen voorbijgaande ontmoetingen op congressen en vergaderingen, maar ook, en vooral, het dagelijksche samengaan, vooral op cultuurgebied. De aanwezige Vlamingen spoorde hij aan hun vacantiedagen bij voorkeur in Nederland, waar zooveel te zien en te leeren valt, te gaan doorbrengen. Ook van een algemeen Belgisch standpunt beschouwd is toenadering tusschen Noord en Zuid een onontbeerlijk iets; anders gaat België zich nog dood vergapen aan Parijs. De Vlaming, die Nederland kent, is sterker gewapend voor het doorzetten van zijn eischen. In Nederland, riep spreker uit, te Leiden, te Utrecht, te Delft, te Groningen, te Amsterdam, vinden wij de ‘Vlaamsche’ d.i. de Nederlandsche Universiteit, zooals wij er een voor ons, te Gent, in de plaats van de bestaande Fransche, willen. In Nederland ook vinden wij, na de eerste kennismaking, al gauw ons eigen Vlaamsche volkskarakter terug en komen we weldra tot het besluit, dat in den grond Rotterdam zoo Vlaamsch is als Gent en Antwerpen zoo Hollandsch als Amsterdam. Dit gevoel moet ons, radikale Vlamingen, in onzen strijd steunen en sterken, en ons er toe brengen steeds meer en meer met onze stambroeders samen te werken, niet op staatkundig gebied, maar op het gebied van wetenschap, kunst, taal en letteren, handel en nijverheid, in een woord, in alles wat een klein volk groot maakt. Deze rede werd op donderende toejuiching onthaald, waarbij vooral de talrijke aanwezige Hollandsche leden van den Tak zich niet onbetuigd lieten. Onmiddellijk daarop ving de vertooning aan van de rolprent ‘Nederland’, door bemiddeling van het Hoofdbestuur te Dordrecht welwillend ter beschikking van den Tak gesteld door de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’. Voor velen, die Nederland niet of slechts oppervlakkig kennen, was deze vertooning een openbaring, die, naar de Vlaamsche bladen in hun verslag opmerkten, ‘de legende van het kleine Holland op klompen vernietigt en ons toont het grootsche streven van een kloek, rijk volk, dat, in een kader van zeer eigenaardig natuurschoon, als zeevarende mogendheid, nijverheidsland en handelsmiddelpunt, van een gezond en krachtig economisch leven getuigt.’ Voor passende muziek had de heer J. Martien, pianist, die oude en moderne Nederlandsche liederen, vaak door de aanwezigen meegezongen, met veel talent voordroeg, gezorgd. * * * Tijdens en na afloop van den rolprentavond van 26 April trad een dertigtal nieuwe leden toe. Het ledental van Tak Brussel, dat, bij de hervatting der werkzaamheden, in December 1920, niet grooter was dan 13, bedraagt thans 310! * * * Het laatste feest van dit seizoen - waarover meer in een volgend nummer - had 29 Mei j.l. plaats in de ‘Nieuwe Zaal’. De heeren Geert Dils, kunstzanger te Utrecht en J. Martien, pianist te Brussel, verleenden hun medewerking. Het programma bevatte liederen van Bernard Zweers, Peter Benoit, Nicolaï, Lieven Duvosel, Edg. Tinel, Cath. van Rennes, Jef van Hoof enz. * * * Dinsdag 13 Juni zal in het lokaal ‘Nieuwe Zaal’ een algemeene ledenvergadering worden gehouden. Dagorde: 1. Verslag van de vorige algemeene vergadering. 2. Mededeelingen over den toestand en de plannen van den Tak. 3. Voorstellen van twee eereleden: de heeren Lotens en Delpire, uitgetreden bestuursleden. 4. Benoeming van twee toezichters op het geldelijk beleid van den Tak. 5. Ingekomen voorstellen en mededeelingen. Voorstellen, uitgaande van de leden van den tak, worden ingewacht tot 6 Juni a.s. bij den secretaris: M.J. Liesenborghs, Eug.-Demolderlaan 2, Schaarbeek. * * * Van Juni tot einde September richt het bestuur van den tak eenige Zomeruitstapjes in, vermoedelijk naar Zuid-Vlaanderen (Oudenaarde, Tiegem en Ingoyhem met bezoek aan pastoor Hugo Verriest), het Zoniënwoud (van Groenendaal tot de Groote Hut), Zuid-West-Brabant (de IJzeren Man en de Heide te Kester) enz. Gent of niets. Onder deze leuze is thans, door de extra-parlementaire commissie voor de Vervlaamsching van de Gentsche Universiteit, een algemeene beweging op touw gezet voor het bereiken van de eenige oplossing van het hoogeschoolvraagstuk met dewelke alle Vlamingen vrede hebben: de vernederlandsching van de bestaande Fransche Universiteit te Gent. Reeds werd, te Antwerpen, op Zondag 21 Mei j.l., een grootsche volksvergadering gehouden, waar de professoren Aug. Vermeylen (Brussel), Daels en Vercoullie (Gent), Carnoy (Leuven) het woord hebben gevoerd. Verder heeft de partijraad van het Vlaamsche Front besloten, op Zondag 2 Juli, in een twintigtal steden van Vlaanderen gelijktijdig meetings te houden voor de onmiddellijke en algeheele vernederlandsching van de rijksuniversiteit te Gent. De werking, op dit gebied, van het Vlaamsche Front, zal 16 Juli bekroond worden met een nationale volksvergadering en een optocht te Gent. Van Waalsche zijde worden eveneens eenige meetings belegd, echter niet voor maar tegen de vervlaamsching van de Gentsche Universiteit. Nergens in het Vlaamsche land hebben de tegenstanders van het Vlaamsche rechtsherstel het evenwel tot nog toe gewaagd, ook maar één vergadering tegen de vernederlandsching van de Universiteit te Gent in te richten. In verdrukking. Nu België weer gemakkelijker toegankelijk is voor Nederlandsche reizigers en ook weer meer bezocht wordt, vestigen we de aandacht op een werkje, dezer dagen verschenen bij J.N. Voorhoeve te 's-Gravenhage, die zelf de schrijver is van de reisschetsen door ‘geteisterd België’, welke hij onder den titel In verdrukking geillustreerd heeft uitgegeven. {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Standbeeld van ALBRECHT RODENBACH met de blauwvoet.==} {>>afbeelding<<} Vlaanderen's stedenschoon en letterkunde bekleeden er een groote plaats in. Het eerste motto: In Gods wegen Is een zegen, van Gezelle, wijst er reeds op, dat de Christelijke levensbeschouwing een innig bestanddeel is van dit werkje. Zuid-Afrika. Van Riebeek se aankoms herdink. 1652 - 6 April - 1922. In weerwil van die ruk en pluk van die Suidooster het daar gistermiddag om kwart oor vyf 'n skaar van belangstellende om die standbeeld van Van Riebeek bymekaar gekom om hulde te bring aan die nagedagtenis van die groot man. Eweas verlede jaar was die huldeblyk georganiseer deur die ‘Algemeen Nederlands Verbond’. Net 'n oomblikkie van stil staan om terug te dink aan die kloeke daad van Jan van Riebeek, die stoere seun van Nederland aan wie die blanke bevolking van Suid-Afrika sy ontstaan te danke het. Mevr. J. Loopuyt, voorsitster van die Verbond, het die plegtigheid gelei en die uittreksel uit die dagboek van Van Riebeek voorgelees, waarin hy die wens uitspreek, dat 6 April 1652 in ewige nagedagtenis gehou sal word as aandenking aan sy aankoms op die verre, vreemde suiderstrand. Ds. J.P. van Heerden lees vervolgens die gebed van Van Riebeek voor. Min. Malan neem daarna die woord en sê: Paslik is dit vir die nasate van die handjievol stoere manne, wat hierdie volksplanting gestig het, om die nagedagtenis van hul groot leier te herdink. Van Riebeek het 270 jaaf gelede hier aangekom en het ons 'n erfenis van karaktervastheid gelaat. Hy het nie gestuit vir moeilikhede nie, maar steeds vorentoe gegaan. Die beskawing het van 6 April 1652 steeds meer uitgebrei en Suid-Afrika al dieper en dieper ingedring. As ons vandag ooit donker gedagtes kry oor die toekoms van Suid-Afrika en daaraan twyfel of dit 'n groot beskaafde land sal bly, is dit goed om terug te dink aan Jan van Riebeek, die man wat vol vertroue vir die toekoms was, en nie vir moeilikhede teruggedeins het nie. Mnr. Groenman, Nederlandse Konsul, bring as verteenwoordiger van die Moederland hulde aan die nagedagtenis van haar groot soon. Spr. skilder kortliks die moeilike reis in die ‘drie notedopjes op de machtige oceaan’ en sê dat dit by iedereen bewondering afdwing, dat die pioniers van ons grondlegging hul gerieflike wonings verlaat het om hulle na die vreemde, wilde land te begeef. Suid-Afrika sowel as Nederland het alle rede om trots te wees op Jan van Riebeek. Die kranse is daarna op die standbeeld gelê, wat vir die geleentheid mooi skoongemaak is. Vyf kranse, pragtige blomme-huldes van die Nederlandse Verbond, die Administrateur, die Stadsraad, die Nederlandse Konsul en die ‘Sons of England’ is aan die standbeeld geheg. Minister Mentz het daarna die woord geneem en kortliks die Engelse vriende dank gebring vir hul belangstelling. Dis 'n verblydende teken dat ons Engelse medeburgers eweëens Jan van Riebeek as die volksplanter van die Suid-Afrikaanse nasie erken. Nadat mevr. Loopuyt die aanwesiges bedank het vir hulle teenwoordigheid, het die plegtigheid ten einde geloop. (Verkort uit Die Burger). Bemoedigende verschijnselen. Velen onzer, van de ouderen bedoel ik, zullen zich wel eens afgevraagd hebben: ‘Bestaat in Nederland ook nu nog zo iets als belangstelling voor Zuid-Afrika; is de onze misschien een tijdelik uitvloeisel geweest van oorlogspsychose?’ Niet waar, wij kunnen niemand meer zien, die afwijkt van wat wij de norm noemen, of hij is zenuwpatiënt? En zo ook heet alles nu nog met dat mooie woord oorlogspsychose, al is het ook b.v. een echt natuurgevoel in de mens. Welnu, ik kan zonder de feiten geweld aan te doen, zeggen, op de eerste vraag: ‘Stellig die bestaat!’ Op de tweede dus: ‘Neen, volkomen neen!’ Laat mij dit bewijzen. In het najaar kwam de heer Johan van Gass ook hier met een zending van het Vrijstaatse Departement van Onderwijs en (averechts, vergeleken met vroeger, maar veel aardiger): ik hoorde van hem het eerst door een geestdriftige H.B.S.-er, want hij had tot ze gesproken in de gymnastiekzaal en zou het nog eens doen voor wie maar in de Bovenzaal van het Brongebouw komen wou. ‘En er in kon’, had hij er wel bij mogen zeggen, want die avond was 't er tjokvol, vooral van jeugd, met enige ouders en leraren. En doodstil soms en dan weer schaterend, leefde al dat jonge volkje met de spreker mee, die in zijn Afrikaans hun geheel inpakte, want hij sprak over dat hem zo dierbare land Zuid-Afrika en alles voelde mee. In de pauze sprak ik de heer Van Gass en vroeg hem, wat hij van dat aloude plan dacht, om de jongelui van beide landen samen in briefwisseling te brengen. Dat sloeg in, bij hem eerst, daarna bij de jeugd en, alsof ze zomaar de pen konden grijpen, kwamen de namen al los van leerlingen, jongens en meisjes. Van dat ogenblik af was de heer Van Gass de meest gewenste gast in onze scholen, H.B.S., Gymn., Meisjes H.B.S. Aan het Gymnasium, hier kan ik het best over spreken, betwistten ze haast elkaar het genoegen om de heer Van Gass in de les te hebben, vooral met de wetenschap, dat zij, nadat het werk af was, een kwartiertje konden luisteren naar de verhalen over dat verre land, waar men toch ook hun taal zo goed verstond, waar nog avonturen waren te beleven op de jacht, waar kaffers woonden en waar ook Nederlands sprekende jongens en {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} meisjes opgroeiden, o en vooral, waar spreker als jongen de groote oorlog had meegemaakt. De leerlingen van de H.B.S. gaven hem een aandenken mee, toen hij veel te gauw naar hun zin heenging met de belofte met Mei nog terug te komen, voor hij naar zijn eigen land terugging. Die tijd is dan gekomen, al weer voorbij. De heer Van Gass is op weg naar Zuid-Afrika met een flinke massa adressen van onze jongens en meisjes, die in briefwisseling willen komen en heeft verder mij beloofd, dat hij daarginds Afrikaanse adressen zal zien te krijgen, om mij te zenden. Na in een ingezonden stuk in de Stadsuitgave de betekenis van deze briefwisseling te hebben uiteengezet en het belang voor ons volk en Zuid-Afrika beide, kreeg ik in een dag al een 20-tal korrespondenten. Werk heb ik er nog niet van gemaakt, omdat dit alles pas in September van hieruit in werking zal treden. Maar ik vond hier overal onder de jeugd zoveel spontane sympathie voor de stamverwanten, dat ik meende dit eens te moeten opschrijven. Een hele eerste klas volgde het voorbeeld van drie meisjes, die zich opgaven. Even toelichten, waar 't om ging was voldoende. Als dus de Zuid-Afrikaanse jeugd van tussen 12 en 19 jaar maar wil, vast wil, zich opgeeft aan de Heer van Gass en vooral geregeld antwoordt, kan het heel gezellig worden. Wij hebben veel Afrikaanse adressen nodig - waar ook brieven van uitgaan. Er komt nog iets achteraan: de heer Van Gass was van zijn kant zo diep getroffen door die hartelike vriendschap hem hier geworden van de jeugd, dat hij bij het afscheid beloofde, aan de 3 genoemde scholen te zullen zenden: 2 gouden en 2 zilveren medailles om als prijzen te dienen in een opstelwedstrijd met twee onderwerpen, n.l. 1o. Zuid-Afrika en 2o. iets uit de vaderlandse geschiedenis (van ons eigen land natuurlik). De verdere regeling werd aan ons overgelaten. Kortom, de aanraking van de Heer van Gass met onze jeugd is van dien aard geweest, dat men wensen zou, dat de Verenigde Staten van Zuid-Afrika een dozijn of wat mannen als Van Gass naar Nederland zonden, om hier in alle hoofdplaatsen gedachten te wekken van sympathie voor onze stamverwanten en wederkerig van hier indrukken mee te nemen, die hun harten verjongden door de aanraking met een opgewekte jeugd. Misschien ook mochten van onze zijde dergelijke afgezanten wel eens naar Zuid-Afrika gaan, maar het omgekeerde staat muurvast en als de gezanten kwamen met dezelfde gemoedelike levenslust als de heer Van Gass, met datzelfde gevoel voor wat de jeugd toekomt, dan zouden wij wonderen beleven van toenadering tot onze stamverwanten. En dat zou goed zijn voor Nederland en Zuid-Afrika. Haarlem, 5 Mei 1922. Dr. J.B. SCHEPERS. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Brievenbus. Lezeres te Delft. - Dank voor uw bericht. Kan uw persoonlijke invloed hier niets bereiken? Die werkt meestal meer uit dan de schriftelijke van de T.C. F.L. te? - De Kon. Nederl. Lloyd is toch niet zoo boos, als u haar schilderde; immers, ze heeft, naar men ons meedeelde, ook kalenders uitgegeven, waarop het gewraakte in het Nederlandsch staat. (Zie Meinummer van Neerlandia.) W.J.L. te T. - De T.C. kan niet alles doen; kon u zelf niet eens in uw eigen tijdschrift daartegen opkomen? Samenwerking geeft veel. Natuurlijk mag u den betrokken ambtenaar hulp vragen. Mevr. B.-S. te A'dam. - Dank voor de toezending. Zou ‘De Kampioen’, waaruit u het gewraakte ons toezond, er niet een artikeltje van uw hand over willen opnemen? In dat blad is het meer op zijn plaats dan in Neerlandia. Van enkele leden kwam het verzoek aan de T.-C., om zoo af en toe eens te herhalen, wat ze in haar afdeeling in Neerlandia nu en dan gispte. We meenen aan dat verzoek te moeten voldoen en zullen daarom maandelijks enkele vroegere opmerkingen in het kort een plaatsje geven. Hier volgen alvast enkele. 1. Vermijd zinnen in den lijdenden vorm: ze zijn omslachtig, dus leelijk en... duur. Schrijf daarom niet, b.v.: Door mij wordt verwezen naar, doch Ik verwijs naar. Het deed der T.-C. aangenaam aan te hooren, dat aan de Ministeries een brief is rondgegaan, waarin de Regeering vermijding van den lijdenden vorm aanbeveelt... of oplegt. Zelf zagen we tot onze spijt den brief niet. De T.-C. brengt hier gaarne de Regeering openlijk haar dank voor den zedelijken steun, dien ze hierin voelt. 2. Het Nederlandsch kent aangelegde tuinen, wegen, parken, enz., maar niet aangelegde menschen. Een jongen, man, enz., die aangelegd is voor...., zou meer tuin, weg, enz. zijn dan mensch; een jongen, man, enz. heeft aanleg voor...... 3. Een meerdere is voor een Nederlander een hoogere in stand of rang; meerdere gevallen zijn niet hoogererangs-of-standsgevallen, maar verschillende, onderscheiden en ook wel eens meer gevallen. Meerdere malen is in 't Nederlandsch meermalen. 4. Een stelling, bewering is nooit aanvechtbaar; we vechten ze ook niet aan; wel zijn ze betwistbaar. 5. ‘Tante Betje’ schrijft (zegt nooit): Wij hebben een nieuwen winkel geopend en hopen wij hetzelfde vertrouwen te genieten als in den ouden. Als ‘Tante Betje’ (Charivarius noemde dezen stijl zoo) schrijft, zooals ze spreekt, wordt het in goed Nederlandsch:... en (wij) hopen... genieten. Aanbevelenswaardige spijskaart voor een Nederlandschen herdenkingsdag!! Restaurant........... Rotterdam. Libertatis Primitae 1572 - 1e Avril - 1922 Diner à f 5 le couvert Hors d'oeuvre à la reprise de Brielle. Potage Liberté. Saumon de la Vieille Meuse. Sce Persil à la Lumey, petits carottes l'écluse, pomm. à la Gueux d'eau. Jambon de York, flanqué de Langue de Boeuf fumeé à l'ouverture de la Porte de Ville. Spinards Prince d'Orange. Célérin à la Koppelstock. Sce Bordelaise. Ris de Veau Espagnol, à l'Union fait la force. Dindonneau Rôti à la Bossu. Compôte lunettes d'Alva. Pouding National à la Maison d'Orange. Fruits et Dessert. Souvenirs à la ville de Brielle. Voor eensluidend afschrift. De Taalcommissie. In Nederland Nederlandsch. Er zijn bankinstellingen, gemeentebesturen en mogelijk nog andere lichamen, die zich den laatsten tijd van vreemde dagteekeningstempels bedienen. Enkele kwamen zelfs te land op..... kwitantiekaarten van het A.N.V. Bij onderzoek is ons gebleken, dat deze stempels als massa-artikel zeer goedkoop te verkrijgen waren, zoodat in dezen bezuinigingstijd aan het vreemde boven het dure eigen fabrikaat de voorkeur werd gegeven. Afdoend achten wij deze reden niet. Wij handhaven onze leuze: In Nederland Nederlandsch! {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} Ingezonden. Waarom geen Nederlandsch? 's Lands wijs, 's lands eer. Waarom sprak de nieuwe handelsvertegenwoordiger van de Unie van Zuid-Afrika te Rotterdam in zijn eerste samenkomst met Nederlandsche handelsautoriteiten geen Nederlandsch? De heer Spilhaus verstaat uitstekend Nederlandsch en spreekt het ook, volgens de N.R. Ct. Onze Nederlandsche taal is niet zeer verbreid; het moet vooriemand van elders een genoegen zijn om in Nederland Nederlandsch te kunnen spreken; te meer, wanneer hij komt uit een tweetalig land als Zuid-Afrika. In ons land trachten wij zelfs, als wij vreemdelingen te gast krijgen, zoo goed en zoo kwaad als 't gaat - en 't gaat soms vrij kwaad - de beleefdheid te hebben hen in hun eigen taal aan te spreken; het is te hopen, dat de heer Spilhaus spoedig 's lands wijs, 's lands eer leert kennen. W.J.L. Uitwisseling van Hollandsche en Vlaamsche kinderen in de zomervacantie. De Antwerpsche afdeeling van het ‘Vlaamsche Front’ zou tijdens de aanstaande zomervacantie een 15-tal Vlaamsche jongens en meisjes naar Holland willen sturen, in ruil waarvoor evenveel Hollandsche kinderen Vlaanderen kunnen bezoeken. De Vlaamsche kinderen zouden de beschaafde Nederlandsche uitspraak leeren en een kijkje krijgen op de Nederlandsche beschaving en levenswijze. De Hollandsche kinderen zouden in Vlaanderen den taalstrijd leeren kennen en genieten van het stedenschoon. Al wie sympathie heeft voor de Vlaamsche Beweging en de Nederlandsche stamidealen zal deze uitstekende onderneming toejuichen en steunen. 1.Is u bereid, tijdens de 1e of 2e helft van Augustus, een Vlaamsch kind van 13-16 jaar in uw gezin op te nemen? 2.Wenscht u tevens een Hollandsch kind een halve maand naar Vlaanderen te laten reizen? 3.Verkiest U dat bezoek en tegenbezoek gelijktijdig gebeuren; of hebt u ruimte genoeg beschikbaar, opdat het eene in de eerste helft der maand gebeure, het andere in de tweede helft, zóódat de kinderen met elkaar in aanraking kunnen komen? In beide gevallen moeten de kinderen kosteloos worden opgenomen; zij betalen alleen treinkosten en mogelijke kleine extra's. Voor begeleiding van de kinderen, geschikte keuze van het gezin, enz., zorgen wij. 4.Wie helpt ons aan adressen van stambewuste Nederlanders, geneigd mede te werken? Namens den ‘Dietsche Bond’, M. MINNAERT, Parklaan 70, Bilthoven, Huize ‘De Blauwvoet’. Mededeelingen en Allerlei. Een woord van Burgemeester Zimmerman. De Nederlanders in het buitenland, al zullen zij goede burgers zijn van de stad, waar zij wonen, wenschen hun nationale gezindheid te handhaven en willen den band met het moederland niet zien verzwakken. Ook wij in Nederland wenschen één te blijven met onze landgenooten, die buiten onze grenzen leven en arbeiden en op wier optreden de Hollandsche naam in zijn omgeving berust. Van nationaal chauvinisme is gelukkig de tijd voorbij, maar niet die van nationaal solidariteitsgevoel, niet die van het besef, dat wij geen achting van anderen kunnen verwachten, indien ons gevoel van nationale eigenwaarde ontbreekt. (Uit de rede door den burgemeester van Rotterdam gehouden voor de Ned. Kamer van Koophandel te Keulen, 12 Mei 1922.) Nieuwe kaart van N.O.I. De uitgever Sleeswijk, wiens gewestelijke kaarten van Nederland zulk een goeden naam hebben, heeft zijn uitgaven op dit gebied thans ook uitgestrekt tot onze koloniën. Verschenen is een duidelijke, opvouwbare kaart van Ned. Oost-Indië, waarbij een afzonderlijk naamregister is gevoegd, waarmee men gemakkelijk de ligging van elke plaats in ons uitgestrekt Insulinde kan bepalen. De heer Sleeswijk zal ongetwijfeld ook West-Indië aan de beurt laten komen. Onderscheiding. Mevrouw Beets-Damsté te Leiden, is dezer dagen benoemd tot Eerelid van het Letterkundig Genootschap A Csokonai Kör (de Csokonai-kring) te Debreczen (Hongarije). De Csokonai Kör is een genootschap van geleerden en letterkundigen, in 1890 te Debreczen gesticht, dat zijn naam draagt naar den (lyrischen, epischen en dramatischen) dichter Csokonai (1773-1805), voor wien in Debreczen ook een standbeeld werd opgericht. Men heeft aan Mevrouw Beets dit eerelidmaatschap toegekend om hare verdiensten jegens de Hongaarsche taal en letterkunde door hare vertalingen in het Nederlandsch van verscheidene Hongaarsche romans en novellen (verschenen als feuilletons in het Nieuws van den Dag, tusschen 1904 en 1917 of in boekvorm in de Blauwe Bibliotheek van L. Simons); als medewerkster voor ‘Hongaarsche Taal en Letterkunde’ aan Oosthoek's Geïllustreerde Encyclopaedie (eerlang volledig); als schrijfster van aankondigingen en beoordeelingen van Hongaarsche geschriften (in Museum en Neophilologus). Haar degelijke kennis van het Hongaarsch stelt Mevr. B. in staat, de honderden brieven, gericht aan de talrijke Hongaarsche kinderen, die in en om Leiden verpleegd worden en die hun moedertaal niet of nauwelijks meer verstaan, voor die kinderen of ten behoeve der pleegouders te vertalen. Ook dit wordt in Hongarije heel goed geweten en het wordt er warm gewaardeerd. Een eereschuld. Zoo noemt het ‘Nationaal Comité tot restauratie van het koor der Nieuwe Kerk te Delft’ terecht het herstel van deze historische plek, waar onze stadhouders en vorsten rusten en waar naast het beroemde gedenkteeken voor Willem den Zwijger, het graf is van Hugo de Groot. Het uitgebreid comité met een nog uitgebreider stoet van eereleden uit alle kringen, partijen en gezindten des lands doet een krachtig beroep op het Nederlandsche volk om het herstel van de middenbeuk, zijbeuken, bijgebouwen, vloer en koorhek, waarmee enkele tonnen zijn gemoeid, mogelijk te maken. Gaarne brengen wij deze ereschuld onder de aandacht van de Nederlanders in binnen- en buitenland. Penningmeester van het uitvoerend comité is Jhr. W.H. van Loon, Amsterdam. Om te onthouden. Postrekening-nr. A.N.V. 38825. Postrekening-nr. Boeken-Commissie 46834. Gedenk beide. Adres gevraagd. Een onzer leden zou gaarne het adres vernemen van den heer Johannes Jacobus Hazewinkel, die wel 30 jaar op Java moet hebben vertoefd en zich veel met de flora van Insulinde bezig hield. Wie kan inlichtingen geven? Voor 't Nederlandsch onderwijs in Patagonië. Nog ontvangen f 5.- van C.S. te D. en X. te Y. f 5.-, maakt met de vorige opgave f 113.50. Meer bijdragen worden gaarne ontvangen door het Hoofdkantoor A.N.V., Groenmarkt 9, Dordrecht. {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Nederland. Begunstigend lid. M.F. Groenevelt, Commeniuslaan 43, Bussum. Gewone leden. Mr. G.v.d. Flier, Rechter i.d. Arr. Rechtbank, Nachtegaalstr. 30bis. Utrecht. Oscar Tijtgat, Zuilenstr. 11, Utrecht. Beiden opg. door het Best. der Afd. Utrecht. Mej. L. Oliviera, 1e Jan Steenstr. 2/III, Amsterdam. Th. Theunissen, Valeriusstr. 69, Amsterdam. Mej. L. Beukman, Nic. Witsenstr. 12, Amsterdam. J.J. Gemmel, de Genestetstr. 6, Amsterdam. Dr. L.G. Bergen, Raadhuisstr. 39boven, Amsterdam. Mej. M.J.E. Monsma, v. Oldenbarneveldtstr. 8, Amsterdam. A.R. Wix, 2e Const. Huygensstr. 81, Amsterdam. Allen opg. door het Best. der Afd. Amsterdam. Mej. M. Bloemink, Nic. Witsenstr. 12, Amsterdam. L. Oudkerk, 1e Boerhavestr. 10, Amsterdam. D. Burger, Overtoom 141, Amsterdam. Opg. door Dr. C.P. Burger, Amsterdam. H.Th. Kramer, Adm. de Ruyterweg 32huis, Amsterdam. Opg. door den Heer G.H. Priem, Amsterdam. R.J. Goddard, Vijverweg 46, Rotterdam. J. de Rek, Hennewierstr. 16a, Rotterdam. Opg. door den Heer P.G.J.v. Swaay, Rotterdam. A. Knaap, Emmastr. 113a, Loosduinen. G.J.P. Ros, Boekhorststr. 22a, Den Haag. Mej. P.L.S. Hegt, H.v. Deventerstr. 20, Den Haag. Mevr. Meyer, Galileïstr. 175, Den Haag. Mej. Loran, Acaciastr. 140, Den Haag. C.A. Besanger, Laan v. Meerdervoort 374, Den Haag. Mej. G.J.S.M. Heyndrickx, Columbusstr. 100, Den Haag. Mej. E.W. Feldmeyer, Hoefkade 715, Den Haag. Mej. J. Kannegieter, Kanonstr. 4, Den Haag. J.D.v. Ramshorst, Paulinastr. 51, Den Haag. Mevr. Barendregt v. Charlouis, de Carpentierstr. 110, Den Haag. Mevr. Vrijenhoek, van Loostr. 3, Den Haag. P. Vierkant, Fahrenheitstr. 368, Den Haag. Mevr. Hubner, de Carpentierstr. 72, Den Haag. E. von Bose, Ampèrestr. 71a, Den Haag. P. Winterdijk, v. Diemenstr. 123, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Den Haag. E.L.J. Tijdeman, Controleur b.h.B.B. in Ned. Indië, Westeinde 132, Voorburg. Opg. door den Heer S. Bouman, Den Haag. Mej. J.A.v. Oosterzee, Rhodestein, Doorn. Mevr. A.Ch.P.v. Rossum v.d. voort, v.d Vinnestr. 18zw., Haarlem. Chr. J. Toussaint, v.d. Vinnestr. 18zw., Haarlem. Studenten. J.A. Schepers, Oude Delft 187, Delft. Opg. door het Best. der Stud. Afd. Delft. M.O.P.J. d'Haese, Litt. Stud., Nieuwe Kijk in 't Jatstr. 48, Groningen. Opg. door het Best. der Stud. Afd. Groningen. Jongelieden. Mej. R. Swart, Goudsche Singel 46b, Rotterdam. Swart, Goudsche Singel 46b, Rotterdam. Beiden opg. d.h. Best. der Jgl. Afd., Rotterdam. Groep Suriname. Joh. C. Lobato, planter Berlijn, Jodebr. str C 28, Paramaribo. R.J.F. Lobato, beambte kantongerecht, Jodebr.str. C 28, Paramaribo. W. Harewood, beambte v. politie, Heerenstr. A 161, Paramaribo. Mej. C. Thiele, ged. verpl., Heerenstr. A 6, Paramaribo. A.A. Samson, koopman, Keizerstr. 340, Paramaribo. A.N.A.H.v. Amson, commies-landmeter, Gonggrijpstr. 14, Paramaribo. H.G.W. de Miranda, ambtenaar, Watermolenstr. 60, Paramaribo. A. Fernandes, zaakwaarnemer, Saramaccastr. 14, Paramaribo. Luiting, boekhouder Waterkant, Hotel Waller, Paramaribo. J.W. Schenkel, gepens. ambt., Heerenstr. 1, Paramaribo. Alex Fernandes, geneesheer, Heerenstr. 1, Paramaribo. D. Byron, ambtenaar, Gravenstr. 90, Paramaribo. Ds. A.E. Boers, predik. Ev. Luth. Gem., Maagdenstr., Paramaribo. A.M.F. Oostburg, hoofd Selecta School, Gonggr.str. 16, Paramaribo. S. Leckie, vleeschhouwer, Steenbakkersgr. 79, Paramaribo. H.J. Heilbren, onderwijzer, Groote Combeweg, Paramaribo. Mej. H. Bueno, onderw., Wagenwegstr. B. 189, Paramaribo. J.C. Malmberg, klerk, Waterkant, Paramaribo. J.F.G. Molly, hoofdagent v. politie, Costerstr. 60, Paramaribo. P. Stolz, koopman C.K. Co., Weidestr. 87, Paramaribo. J. Schenkers, Brigadier b.d. politie, Weidestr., Paramaribo. Allen opg. door het Bestuur der Groep Suriname. Buitenland. A.C.v. Ravenswaay, hoofd Knopfontein Centr. School, P.K. Alma, Distr. Waterberg, Transv. H.J.R.A.v. Zoelen, U.B.O.T., Point Fortin, Trinidad. H.J. Boot, U.B.O.T., Point Fortin, Trinidad. L.W.C. Kooman, U.B.O.T., Point Fortin, Trinidad. Allen opg. door Ir. G.E. Matthysen Gerst, Point Fortin, Trinidad. H. Freydanck Oesinger, civ.-ing., 17 Battery Place, Fortin, Trinidad. Mej. A. Posman, 23 W. 70ste Str., Nieuw-York, City. Beiden opg. door den heer Joh. Scheuermann, Brooklijn, N.-Y. J.H. Boerstra, gezagh. B.B., Makale (Centr. Celebes). W. Schapenkotter, 58 W. 110th. Str, Chicago-Roseland. P. Linthorst, 452 W. 103th. Place, Chicago-Roseland. H. Snijders, 11407 Edbrooke Ave, Chicago-Roseland. Alb. van Naarden, 10210 Eggleston Ave, Chicago-Roseland. P. Paterik, 11013 Michigan Ave, Chicago-Roseland. J.v.d. Biezen, 66 W. 113th. Str., Chicago-Roseland. Mej. Joh. Rodenburg, 14532 Halsted St., Chicago-Roseland. H. du Crocq, 459 Kensington Ave, Chicago-Roseland. J. Brouwer, 11242 Indiana Ave, Chicago-Roseland. W. Kunis, 38 E. 110th. Place, Chicago-Roseland. J.W. Oxener, 9802 Normal Ave, Chicago-Roseland. A. Schram, 10 E. 111th. Place, Chicago-Roseland. H. van der Nesse, 128 W. 111th. Place, Chicago-Roseland. L. van der Zande, 214 W. 111th. Str., Chicago-Roseland. A.W. Leur, 11041 Wabash Ave, Chicago-Roseland. A. van den Burg, 236 W. 111th. Str., Chicago-Roseland. H. Reese, 11015 Wentworth Ave, Chicago-Roseland. E.H. Boekholt 112 E. 103th. Str., Chicago-Roseland. J. Darkson, 10632 Perry Ave, Chicago-Roseland. E. de Jong, 11728 Yale Ave, Chicago-Roseland. H. Kurtzner, 231 W. 110th. Str., Chicago-Roseland. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Chicago-Roseland. Comité voor Nederl. Kinderen i.d. Vreemde. Totaal werd ontvangen in de afgeloopen maand f 2275,72 en Mrk. 870.-, maakt met de vorige opgaven f 437144,37 en Mrk. 38068,-. De uitgaven bedroegen in de afgeloopen maand ongeveer f 4200,- en ongeveer Mrk. 2250,-, dus onze reserve is weder met bijna f 2000,- en Mrk. 1300,- afgebrokkeld, terwijl de te lenigen nood eer grooter dan kleiner wordt. Wij moeten dus blijven voortgaan te vragen om ons te helpen ons noodzakelijk nationaal liefdewerk te kunnen voortzetten, door giften in geld en in natura te zenden aan den Penningmeester S. VAN LIER, Nassaukade 358, A'dam. Postcheque en Girodienst No. 22889. {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 7 Juli 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Wie hun eigen taal bekampen Maken rijp voor vele rampen En voor slavernij hun ras. Uilenspiegel. INHOUD: Een Scheiding, door Het Hoofdbestuur. - Verklaring, door Dr. B. de Gaay-Fortman. - Waardeering. - Rekening en verantwoording van het Hoofdbestuur over 1921. - Nederland: ‘Nederland in den Vreemde’. - Nederland op z'n best. - Studiefonds voor Zuid-Afrikaansche Studenten. - Insulinde: ‘Levensschetsen van vooraanstaande Indonesiërs’, door Dr. W. van Lingen. - West-Indië: Groep Ned. Antillen. - Prinsessedag te Philipsburg. - Ned. Kunstavond te Paramaribo. - Vlaanderen Tak Brussel en Omstreken. - Klokkenspel te Mechelen. - Verbond van Vlaamsche Nationalisten. - De vernederlandsching der Universiteit te Gent. - Vlaamsche wetenschappelijke congressen. - Herdenking van den Sporens lag. - Zuid-Afrika: C.P. Hoogenhout. † - Verbondsavonden der Afdeeling Kaapstad. - Amerika: Groepsvorming. - Afd. Paterson. - Boekbespreking: Verzuimd Brasil, door Dr. J.B. Schepers. - Taalcommissie. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden. - Comité voor Ned. kinderen in den Vreemde. - Advertentiën. Een Scheiding. De Studentenafdeelingen hebben zich afgescheiden van het Alg. Ned. Verbond. Deze afscheiding is aan het Hoofdbestuur in een zeer matig gestelde motie meegedeeld, aan de pers echter in termen, die een onjuisten indruk geven van het gebeurde. Het Hoofdbestuur ziet in het verlaten van het ouderlijk huis en het op eigen wieken willen gaan drijven een zuivering van den toestand, hoewel het liever gezien had, dat zoodanige zuivering zich binnen het Verbond voltrokken had. Om deze eindelijke breuk goed te begrijpen, moet men een terugblik werpen in de geschiedenis van het Verbond, in het bijzonder van de Studentenafdeelingen. Er was een tijd, vóór den oorlog, dat de jongelui kloek samenwerkten met het Hoofdbestuur. En de studenten deden mooi werk, vooral Leiden en Amsterdam. Herinneren we alleen maar aan de zeven Vacantieleergangen, de uitgave van de Studieboekenlijst, de aanstichting tot de uitgave van den Liederbundel door Fl. v. Duyse. Maar in Studentenafdeelingen vooral heeft elke vereeniging, meer dan in zijn burgerafdeelingen, te kampen met voortdurende bestuurswisseling. Studenten moeten voor hun examens werken en, als ze een paar jaar zich eens krachtig voor het vereenigingsleven hebben gegeven, oordeelen ze, dat nu jongeren aan de beurt moeten komen. Die dan echter niet altijd de geestdrift hadden, welke de eerste studentenleiders tot mooi werk bracht, geheel in de lijn der Groot-Nederlandsche beweging. En dan zakte plotseling zulk een krachtige afdeeling in elkaar, want een vereeniging is als een krant, vaak één mijnheer. Zoo zijn de bloeiende Studentenafdeelingen Leiden en Amsterdam, honderden leden tellend, te niet gegaan en de in den oorlog opgerichte nieuwe te Amsterdam en Leiden brachten het niet verder dan tot een paar dozijn leden. Delft maakte een uitzondering en kon de laatste jaren op meer dan 200 leden bogen. De zes in het begin van dit jaar nog bestaande Studentenafdeelingen Amsterdam (Sted. U.) Amsterdam (V.U.), Delft, Groningen, Leiden 1) en Utrecht telden bij de opheffing samen 366 leden, dus niet 500, zooals in de mededeeling in de pers stond. 2) Studenten schikken zich vaak zoo moeilijk in een reglementair verband en sturen b.v. telegrammen van gelukwensch of protestbrieven naar het buitenland, zonder voorafgaande goedkeuring van het Groepsbestuur, wat in strijd is met art. 16 van het ook hen bindende Groepsreglement, 1) en nemen dreigende moties aan - zeer goedkoope middelen, die voor daden moeten doorgaan en waarvoor het heele Verbond zoo licht verantwoordelijk wordt gesteld. Ook daarom is de afscheiding der studenten en hun zich zelfstandig vereenigen in een Dietsche Studenten-Organisatie ook voor hen een zuivering. Zij zullen voortaan geheel verantwoordelijk zijn voor eigen woorden en daden en kunnen toonen, dat ze alleen meer tot stand zullen brengen dan in het Verbondsgareel. De Studentenafdeelingen hebben niet ingezien, dat in elke organisatie mag worden verlangd, dat, wanneer men na eerlijken strijd verliest, men heeft te berusten of heen te gaan zonder beleedigende kritiek, eenvoudig op grond van onoverkomelijk verschil van meening. * * * De oorzaak der afscheiding moet voornamelijk gezocht worden in den moeilijken toestand, waarin het A.N.V. met zijn ver over de grenzen gaande belangen in den wereldoorlog is gekomen en in de staatkundige politiek der Vlaamsche beweging, die tot een twistappel is geworden. Dat het Verbond vóór den oorlog niet alles voor de stambelangen zou hebben gedaan, wat in zijn vermogen was, kunnen alleen zij ontkennen, die volslagen onbekend zijn in de geschiedenis onzer beweging of haar opzettelijk willen verdraaien. De aanvallen op het Verbond zijn na 1914 hoofdzakelijk gekomen van degenen, die het Verbond met geweld in een richting wilden drijven, die het volgens woord en wezen zijner Statuten niet mocht inslaan en die het tot werktuig zouden hebben gemaakt van een bepaalde partij. Wil het zich als Algemeen Stamverbond handhaven, dan dient er voor alle Vlamingen en Afrikaners plaats te zijn. De herleefde Tak Brussel, die al meer dan 300 leden telt, en de bloeiende Afdeeling Kaapstad, toonen dat het kan. Dat voorvechters van een bepaalde richting over die welbegrepen neutraliteit door de leiding gehandhaafd, ook omdat Afrikaners en Vlamingen meermalen te kennen hebben gegeven baas te willen zijn in eigen huis en niet door de leiding in Nederland bedild te willen worden, zich verbolgen toonden, is verklaarbaar; dat zij zich daardoor lieten {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} verleiden tot onwaarheden en beleedigingen, tot het in het leven roepen van legenden over slap-, werkeloosen wormstekigheid strekt hun niet tot eer. Herhaaldelijk werd in Neerlandia aangetoond, dat zelfbewust een weg niet inslaan of een daad niet volvoeren, omdat men ze verkeerd en in strijd met de beginselen acht, geen slapheid is, maar van meer moed getuigt dan blindelings naar voren stormen, om maar indruk te maken. Toch gingen zekere elementen in het Verbond, waaronder enkele studenten, voort telkens op nieuw het afgezaagde liedje van slapheid, verwaarloozing, werkeloosheid, duffe boel enz. tot vervelens toe te herhalen. Op de algemeene vergadering van Groep Nederland, 27 Nov. 1920 te Amsterdam, kwam zelfs de heer E.A. Hofman, de aanvoerder van nog geen paar dozijn Amsterdamsche Studenten (de Hoogeschool telt ± 1600 studeerenden) onverhoeds met de onbewezen en door en door onware beschuldiging, dat het Hoofdbestuur brieven uit Vlaanderen over de herinrichting der Groep onbeantwoord zou hebben gelaten. Wel was het na den oorlog een voorzichtig tasten, om de uiteengeslagen troepen en de te niet gegane organisatie weer op de been te helpen, zoo dat weer het algemeene stambelang boven partijverdeeldheid als grondslag voor nieuwen bloei kon gelden, maar het Hoofdbestuur was het lichaam, dat heeft moeten wachten en wachten, herhaaldelijk moest aandringen om weder een begin te maken ondanks samenspreking van het D.B., met vertegenwoordigers van verschillende Vlaamsche richtingen, waaronder de bereikbare drie oud-hoofdbestuurders. Het deed wat het onder de gegeven omstandigheden doen kon, steunde waar mogelijk, gelijk het in den oorlog tal van geïnterneerden en Vlamingen in de verstrooiing heeft gedaan. Men kan dat alles in Neerlandia nalezen, maar de oppositie las die berichten blijkbaar niet, loochende ze om de legende maar te kunnen volhouden: Het Verbond doet niets. 1) Zoo hardnekkig, dat de Amsterdamsche studenten op de laatste Groepsraadsvergadering van Groep Nederland 22 Jan. te Utrecht gehouden weer hun kracht zochten in een motie, ditmaal tot verhooging der minimum-jaarbijdrage tot vier gulden, 2) met een toelichting vol onjuistheden, waarin in letterlijken en figuurlijken zin veel dikke woorden werden gebruikt. Enkele voorbeelden: Het begint met het legende-deuntje: ‘Sedert een paar jaar hebben de klachten over de onvoldoende werkdadigheid van het A.N.V. onafgebroken elkander opgevolgd. De gegrondheid van deze klachten is door velen, en in bepaalde omstandigheden door de leiding zelf erkend.’ Men lette op woorden als ‘onafgebroken’, ‘velen’ e.d. Als er niet snel ingegrepen werd, zou het Verbond ‘aan den rand van den afgrond’ komen. Dat ‘niet een enkel punt van het uitgebreid programma van het A.N.V. met voldoende kracht’ wordt nagestreefd, werd een ‘niet al te gewaagde’ bewering genoemd. De tijdsomstandigheden, de algemeene malaise, die de menschen van belangstelling in vereenigingszaken tijdelijk vervreemdt, ontging den bedillers als voorname oorzaak. Het bestaan van vereenigingen als Nederland in den Vreemde, Oost en West en Tucht-Unie werd het Bestuur der Groep Nederland voorgehouden als een bewijs, dat het zijn plichten schromelijk verzaakt had op haar bijzonder gebied. Wisten de jongelui niet, dat Nederland in den Vreemde zich wendt tot de vreemdelingen, terwijl het A.N.V. zich tot Nederlanders en Stamverwanten richt, dat hun bedoelingen dus zeer uiteenloopend zijn, hoewel ze waar mogelijk samenwerken; dat Oost en West met zuiver koloniale doeleinden ongeveer gelijktijdig is opgericht als Groep Nederland van het A.N.V. (1899) en dat de Tucht-Unie mede een stichting is van... het A.N.V. 1)? Voorts werd beweerd, dat de leiding niets had gedaan om den aanval op het Verbond van ‘La Politique’ van 3 April 1921 af te slaan. Het Hoofdbestuur gaat in het algemeen de aanvallen van Fransch-Belgische stookbladen met minachtend stilzwijgen voorbij. Dat het Hoofdbestuur voor 't overige niet meer voor onze eer en goeden naam zou opkomen, zooals de studenten beweren, is weder in strijd met de feiten. Mogen wij even herinneren aan: Hoofdartikel ‘De Zwarte Week’ tegen de inbeslagneming van onze schepen door Amerika (April no. 1918). De uitgaaf en verspreiding, ook in een Fransche en Engelsche vertaling van het vlugschrift: De aanval op Holland (1919-'20). Hoofdartikelen van Dr. Colenbrander over Nederland en België en de Wielingenkwestie (Jan. no. '19 en Juli no. '20). Zeeuwsch Vlaanderen en Limburgs Recht. Artikelen van Ds. Pattist en Jhr. Michiels van Kessenich (Jan. '19). Hoofdartikel Gewroet (Mrt. no. '19). De schitterend geslaagde Vaderlandsche betooging te Utrecht 14 Maart 1919. De rondzendbrief aan al onze verbindingen over de wereld, tweemaal zelfs (1919 en 1920), om nieuwe samenwerking tot stand te brengen na de verbreking van zoovele verbindingen door den oorlog. 2) Punt 8 van de vragenlijst luidde: Hebt U gelegenheid in de pers op te komen voor de eer en goeden naam van ons volk en onzen stam? De verbetering der positie van de Nederlandsche loodsen, waarvoor het Verbond, in het bijzonder zijn tegenwoordige voorzitter, zoo krachtig is opgekomen (1921-1922). De kleine verweerstukjes, o.m. tegen de Flandre Libérale en de Alliance Française noemen we maar niet. Zal men nu van ongelijk overtuigd zijn? Wat baten kaars en bril Als de uil niet zien en wil. ‘Studiebeurzen voor Vlaamsche en Afrikaansche studenten worden niet verleend.’ Dat het A.N.V. het Studiefonds voor Z.-Afr. studenten steunt, werd er niet bij vermeld. Zoo gauw onze fondsen het toelaten - en tot versterking kunnen alle leden, ook de beste stuurlui die aan wal staan, veel bijdragen - zal het Hoofdbestuur gaarne weder studiebeurzen inrichten, zooals het vroeger wel voor Westindische jongelieden beschikbaar stelde. De noodtoestand der Boekencommissie werd alweer tot een aanklacht tegen het geheele Verbond gemaakt, hoewel het Hoofdbestuur jaarlijks met f 2400.- steunt, geen klein bedrag bij een matig inkomen, terwijl het Hoofdbestuur in de gelegenheid was, om, toen de Boekencommissie moest stilliggen, hare taak op beperkte schaal over te nemen en aan vele aanvragen te voldoen op eigen wijze. Aan de Afr. scholen in Rhodesia kon ondanks de aansporing der Afd. Delft geen steun worden verleend, aldus beweren de studenten, terwijl zij in Neerlandia hadden kunnen lezen - maar daaruit haalden ze alleen, wat hun in hun kritikasterskraampje te pas kon komen - {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} dat dit onderwijs drie jaar lang telkens met f 600.- werd gesteund. Dat het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres gedurende 8 jaren lang niet is gehouden, is ook al weer de schuld van het A.N.V. Wie de geschiedenis dezer Congressen kent - maar de heeren studenten, althans die, waarmede het A.N.V. de laatste jaren kennis maakte, schijnen te denken, dat de geschiedenis bij hen bgint - weet, dat het A.N.V. er uit is voortgekomen, maar dat ze - hoewel er een losse band bestond - niet van het A.N.V. uitgingen, wel van een bestendige Commissie, vermeld nog in het laatste no. van Neerlandia. En wie zou het deze Commissie kwalijk nemen, dat ze in en na den oorlog met de troebele verhouding tusschen Noord en Zuid en de verdeeldheid der Vlamingen onderling nog geen lust gevoelde tot wederinrichting? Toch heeft het Hoofdbestuur uit belangstelling de Haarlemmers, die aan bod waren in 1914 toen de oorlog uitbrak, reeds gepolst en is in de richting van herstel werkzaam. Nog meer fraais zouden wij uit het geschrift kunnen opdiepen, o.m. de zelfbewuste fraze: ‘Wij studenten, hebben een tijdlang gehoopt gesteund te worden in ons pogen het A.N.V. mede in het rechte spoor te leiden’, (b.v. door slecht of heelemaal niet af te dragen, zal de penningmeester van Groep Nederland er stellig bij gedacht hebben.) En toch heeft op de Utrechtsche vergadering de zeer tegemoetkomende en door de studentenorganisatie, behalve door den heer Hofman gul aanvaarde houding van het Groepsbestuur bij monde van den heer Lugard een vergelijk tusschen burgers en studenten bewerkt en de in uitzicht gestelde steun is verleend. Was dat soms het verkeerde spoor? Over dat z.g. rechte spoor gaat de heele strijd. Het Hoofdbestuur oordeelt, dat de studenten sedert den oorlog op een verkeerd spoor waren; de studenten, of laten we zuiverder spreken van eenige studenten - want er zouden nog wel verstandiger studiegenooten blijken te bestaan, als er een referendum werd gehouden - oordeelen, dat het Hoofdbestuur niet den rechten weg bewandelt. Nu beiden het over de juiste richting niet eens kunnen worden na zoo talrijke schermutselingen en de jongeren daarin reden vinden om tegen beter weten in alles van de ouderen af te keuren, is het maar beter, dat partijen uiteen zijn gegaan, dat er een zuivering heeft plaats gehad, hoezeer de ouderen den tijdgeest, die jongeren waardeeringloos doet staan tegenover ouderen, betreuren, omdat zij de frischheid, die van jonge geestkracht zonder betweterij kan uitgaan, niet miskennen en noode missen. Bij slot van rekening zijn onze idealen toch gelijk en is er alleen verschil over de middelen en de richting om ze te verwezenlijken. Wellicht dat we gescheiden meer nut doen dan vereenigd. Mogen de studenten de sterke beenen blijken te bezitten, noodig om de weelde van zelfstandigheid te dragen. * * * Het bovenstaande was reeds gezet, toen ons een artikel uit Minerva onder de oogen kwam over de Groot-Nederlandsche Studentenbeweging en de afscheiding. Daarin worden wederom eenige grieven van ouden datum naar voren gebracht. Dergelijke grieven, die gebeurtenissen gelden, welke zijn voorgevallen onder een Hoofdbestuur, dat sedert dien zeer gewijzigd is samengesteld, als reden tot afscheiding te gebruiken, schijnt ons onredelijk. Wij kunnen daarop derhalve niet ingaan. Wel wenschen wij iets te zeggen over de beginselverklaring en het werkprogramma der studentenbeweging, die in hetzelfde stuk worden aangegeven, luidend: ‘Haar streven zal vooral zijn om daar, waar door de historische ontwikkeling het Nederlandsche taalgebied zijn staatkundige eenheid heeft verloren, de natuurlijke banden, die ontstaan door eenheid van taal, te versterken. Haar kracht zal zij putten in het bewustzijn harer leden, dat zij tegenover de Nederlandsche cultuurgemeenschap plichten hebben te vervullen.’ ‘Ter opwekking van het eenheidsbewustzijn kan de nieuwe vereeniging’ - in samenwerking met andere studenten-organisaties - ‘voortaan de Groot-Nederlandsche Studenten-congressen organiseeren. Zij kan bevorderen het reizen van Vl. studenten naar Holland en van Holl. studenten naar Vlaanderen; sprekers kan zij uitwisselen; aan het welslagen van Vacantiecursussen kan zij medewerken. Ook voor de leerlingen der middelbare scholen in Vlaanderen (Athenaea) zal zij nut kunnen hebben door ginds het Hollandsche kampeerwezen te introduceeren. Verder kan zij begunstigen de studie van Vlamingen aan Hollandsche universiteiten; zij kan helpen aan de verspreiding van Nederlandsche wetenschappelijke producten aan de hand van een uit te geven lijst van Nederlandsche studieboeken.’ Dit alles kan, dunkt ons, evengoed gebeuren op het terrein van het A.N.V. en is ook herhaaldelijk gebeurd. Ook hier blijkt dus weer, dat de beginselen dezelfde zijn, maar dat sommige studenten de voorkeur geven aan het werken in die richting in eigen organisatie, wat geen reden behoeft te zijn om een vijandige gezindheid aan den dag te leggen, veeleer om te trachten, waar gewenscht, samen te werken, anders plukken de vijanden der Vlaamsche en Afrikaansche beweging de voordeelen van verdeeldheid onder de Groot-Nederlanders. HET HOOFDBESTUUR. Verklaring. Het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 4 Juni l.l. bevat een artikel over De crisis in het Algemeen Nederlandsch Verbond, naar aanleiding van mijn hoofdartikel in Neerlandia van Juni. Hoewel de bedoeling van dit laatste artikel niet was pennestrijd uit te lokken, zou er mijnerzijds toch geen bezwaar tegen bestaan ondanks de eigengerechtige sommatie aan het slot, het artikel der Utrechtsche courant te weerleggen, ware het niet, dat daarin de verdachtmaking uitgesproken wordt, dat ik uit collegialiteit tegenover mijne medebestuursleden anders zou hebben geschreven dan de waarheid is. Er zijn grenzen. Dordt 8 Juni 1922. B. DE GAAY FORTMAN. Waardeering. Naar aanleiding van het feit, dat verscheiden studenten uit het Verbond traden, schreef de Kamper Courant in zijn no. van 7 Juni: Het Algemeen Nederlandsch Verbond gaat zijne studentenafdeelingen verliezen. De studentenafdeeling te Amsterdam werd reeds in Februari j.l. opgeheven, o.m. omdat van de ruim duizend Amsterdamsche studenten slechts een twintigtal tot het Verbond toegetreden was. Het is vermoedelijk weer mee een uiting van het aan onzen volksaard eigen particularisme: altijd iets anders willen dan een ander! Er zal natuurlijk ook toe hebben meegewerkt het verschil in opvatting omtrent de taak van het Verbond. In de hoofden van eenige vooraanstaande studenten wordt de groot-Nederlandsche gedachte vuriger gekoesterd dan in het meer nuchter voelende Bondsbestuur, hetwelk toch met veel lust en met veel succes zijn werk doet. Men ga de jaargangen van Neerlandia maar na. Enkel voor wat daarin te lezen staat, mogen de leden het Bondsbestuur hartelijk dankbaar zijn. Ook voor den band, waarmee, door dit Bondsblad en door Hullebroeck's mooie lied: Geen macht vernielt het stamgevoel, Dat door ons harte zont, het Algemeen Nederlandsch Verbond de Nederlanders in de heele wereld omvat. Mét Vlamingen en Zuid-Afrika- {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} ners. Zooals het aan het hoofd van Neerlandia's jongste aflevering nog eens wordt herdacht met een paar versregels van Lovendaal: Reikt over grens van zee en land Elkaar de trouwe broederhand En dient van ziel en zin gelijk, Groot-Neerlands geestelijk Koninkrijk. Wij vinden het jammer, dat de studenten zijn uitgetreden. Om de aderlating welke er uit volgt voor de Verbondsbeurs, terwijl wij, sympathiek staande ook ten opzichte van den Dietschen Bond, toch steeds dankbaar kunnen gedenken en telkens daarvoor nieuwe stof vinden, wat het Algemeen Nederlandsch Verbond voor ‘Groot Neerlands geestelijk Koninkrijk’ heeft gedaan, doet en blijft doen! Rekening en verantwoording van het Hoofdbestuur A.N.V. over 1921. Ontvangsten: Bijdragen der Groepen + saldo Groep Ned. f 8745.70 Bijdrage Groep Ned. voor kantoorwerkzaamh. f 2000.- Bijdragen der Zelfst. Afdeelingen f 343.06 Achterstallige bijdragen f 1765.39½ Rente in Rek. courant f 111.22½ Rente Steunfonds f 5205.60 Regeeringssubsidie f 10000.- Buitengewone ontvangsten f 397.81 Opbrengst uitgaven f 718.37 Rente Legaat Mej. Rikkers f 79.90 Te kort f 3263.93 _____ f 32630.99 Uitgaven: Te kort van 1920 f 940.76½ Algemeene onkosten: a. Salarissen f 7338.30 b. Kantoorhuur, onderhoud en verwarming f 640.05 c. Drukwerk, kantoorbehoeften, postz., enz. f 1601.61 d. Verschotten Bestuursleden f 781.27½ Kantoorinrichting f 711.07 Neerlandia f 12519.33 Boekencommissie f 2400.- Drukken en herdrukken van geschriften f 2732.79 Lidmaatschappen en kleine bijdragen f 431.06 Toelagen a.d. Zelfst. Afdeelingen f 58.50 Bijdrage Studiefonds Z. Afr. Studenten f 79.90 Pensioenpremie personeel f 1003.90 Arbeid in het Buitenland f 1372.29 Buitengewone uitgaven f 20.15 _____ f 32630.99 Vastgesteld in de Hoofdbestuursvergadering van 22 April 1922. (w.g.) DE KANTER, Voorzitter. (w.g.) FORTMAN, Secr.-Penningm. Nagezien, met de bescheiden vergeleken en in orde bevonden, Dordrecht, 29 April 1922. W.F. GERDES OOSTERBEEK, voor Groep Nederland. H.J.M. TIJSSENS, voor Groep Vlaanderen. A.J. KRONENBERG, voor Groep Suriname. Nederland. Nederland in den Vreemde. Verschenen is het jaarverslag van de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ over het jaar 1921, waaruit wederom blijkt op welk een krachtige wijze de Vereeniging werkzaam is geweest om in het buitenland de propaganda voor Nederland te voeren. Het verslag van de werkzaamheden der vertegenwoordigers in het buitenland toont, hoe deze heeren door artikelen in bladen, door lezingen of tentoonstellingen de aandacht in den vreemde voor ons land weten te wekken. Vooral de rolprent ‘Nederland’ blijkt een ware triomftocht over heel de wereld te maken terwijl steeds nieuwe aanvragen komen om de rolprent toe te zenden. In de verslagen van de verschillende commissies is te lezen hoe b.v. de Spaansche Commissie haar taak bekroond zag door de schitterend geslaagde Nederlandsche week in Madrid in Mei van het vorig jaar, waarvan toen alle bladen opgetogen verslagen gaven. Ook dit jaar blijkt het ledental wederom te zijn toegenomen, hoewel niet in die mate, als het Bestuur wel zou wenschen om zijn plannen ten uitvoer te kunnen brengen. Het ledental is echter de 1000 reeds overschreden, terwijl 10.000 geschriften door het secretariaat werden verzonden. Ook wist het Bestuur te zorgen dat verschillende groote bladen in het buitenland, zoowel dag- als weekbladen Holland-nummers uitgaven. Het uitgebreide verslag, dat 67 bladzijden telt en getuigenis aflegt van een krachtig streven en een frisch initiatief, waarvan het Secretariaat Plantage Middenlaan 1, Amsterdam het uitgangspunt is, besluit de beschrijving der werkzaamheden der Vereeniging met de volgende uiteenzetting van het werk en de taak van de Vereeniging: ‘Men bedenke daarenboven, dat niet alleen vaderlandsliefde de grondslag is, waarop ons bouwwerk steunt. Wij dragen ook bij aan de verbroedering der menschheid door juiste begrippen te verspreiden over een volk met een grootsch verleden en een zeer belangrijk heden, maar dat ook een grootsche toekomst heeft. Wanneer wij allen de handen ineen slaan en vooral in dezen zeer ernstigen en moeilijken tijd ons niet laten neerdrukken, maar met frissche kracht aan het werk gaan, zullen de verwoestingen, die de oorlog ook in ons land heeft aangericht, spoedig hersteld zijn, en zal Nederland den weg, die leidt tot welvaart en ontwikkeling, en die vóór den corlog met zooveel kracht en moed was ingeslagen, met goeden uitslag kunnen vervolgen.’ Studiefonds voor Zuid-Afrikaansche studenten. Het jaarverslag dezer vereeniging, dat de vorige maand verschenen is, gewaagt van toenemende belangstelling en vruchtbaren arbeid, dank zij o.m. de Afrikaansch-Hollandsche comité's, die in Kaapstad, Stellenbosch, Bloemfontein en Pretoria zijn gesticht. Een twintigtal nieuwe studenten kwam naar Nederland, die deels in Amsterdam, deels in Rotterdam, Groningen en Utrecht hunne studiën begonnen. Voor allen was de invoering van het nieuwe academisch statuut van groote beteekenis, maar vooral was dit het geval voor de beide geschiedkundigen, die heerheen zijn gekomen. Aan zeer velen dergenen, die hier studeeren, zijn middellijk of onmiddellijk beurzen toegekend - in het geheel 58 - dank zij veler hulp. In het bijzonder wordt gewag gemaakt van den flinken steun, dien de Regeering verleent. In het geheel studeerde een honderdtal studenen in het afgeloopen jaar aan onze verschillende Universiteiten {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} en Hoogescholen, en bijna allen legden hunne examens af op de gewone tijden. De voorbereidende studie in Zuid-Afrika is in de latere jaren beter geworden door den vooruitgang van het Hooger Onderwijs aldaar, zoodat de moeielijkheden, waarover sommigen vroeger hadden te klagen, bijna geheel zijn verdwenen. Die vooruitgang zal in de toekomst ten gevolge hebben, dat de Afrikaansche studenten hier korter blijven. In Kaapstad is het voor geneeskundigen weldra mogelijk geheel af te studeeren; in Stellenbosch is een rechtswetenschappelijke opleiding ter hand genomen, die beter dan de onze aan Zuid-Afrikaansche toestanden aanpast; Pretoria's godgeleerde faculteit leverde de eerste predikanten voor de Ned. Herv. Kerk; en Johannesburg's Universiteit, die pas is geopend en reeds bijkans 1000 studenten telt, zel niet achter blijven in haar nu reeds groote ontwikkeling. Wij zien dus den tijd vóór ons, dat Afrikaansche studenten alleen nog hier komen om te specialisceren of een paar leergangen te volgen. De Rotterdamsche Handelshoogeschool trok in 1921 een 15-tal studenten tot zich en verwacht wordt, dat steeds meer daarheen zullen komen, dank zij haar vrijgevigheid ten opzichte der collegegelden en de bijdragen van Rotterdamsche particulieren, waardoor verscheidene studenten beurzen konden ontvangen. Onder degenen, die in het afgeloopen jaar hier promoveerden of Nederland verlieten, behooren de heeren: Dr. H.M.C. Fourie en Dr. S.P.E. Boshoff. Beiden promoveerden met lof op proefschriften, die meer dan voorbijgaande beteekenis hebben. Dr. Boshoff schetste ‘Volk en taal van Zuid-Afrika.’ In het bijzonder brengt het bestuur dank aan Dr. Hendrik Muller, die van zijn groote belangstelling opnieuw treffende blijken gaf. De rekening sluit met een bedrag van f 50430.28. Onder de steuners wordt ook het A.N.V. genoemd. Het bestuur van het Fonds bestaat uit de heeren: Dr. J.H. Gunning, voorzitter; Prof. Joh. W. Pont, secretaris en Dr. G. Bellaar Spruyt, penningmeester. Het feest van Enkhuizen. Na Den Briel heeft Enkhuizen feest gevierd ter herdenking van het feit. dat het 21 Mei 1572 door eigen kracht het Spaansche juk afwierp. ‘De Vrije Westfries’ in oranjegewaad en de ‘Enkhuizer Courant’ stonden vol herinneringen. Met redevoeringen van den burgemeester, den heer J.A.R. Bosma, den regeeringsvertegenwoordiger Dr. N. Japikse, Ds. Callenbach en prof. Kernkamp, door klokkenspel en uitvoering van de cantate ‘Enkhuizen ontwaakt’ en een geschiedkundigen optocht, vuurwerk e.d. is de groote gebeurtenis schitterend herdacht. Gegevens daarover bereikten ons te laat voor het Juninr. en onze beperke plaatsruimte hebben wij thans voor jonger gebeurtenissen noodig. Laat ons dus mogen volstaan met dit korte woord van waardeering voor de Enkhuizers, die den oud-Hollandschen naam weder hebben hoog gehouden. Nederland op z'n best. Prof. Boeke te Utrecht besprak in De Groene van 3 Juni met groote waardeering het Handboek der Algemeene Erfelijkheidsleer van Dr. M.J. Sirks (Uitg. Mart. Nijhoff 1922). Het vervult hem met een gevoel van trots, te zien ‘hoe onder onze wetenschapsmenschen er telkens weer zijn, die niet alleen een of ander wetenschappelijk onderzoek weten te doen, doch de handen aan het werk slaan en een goed Hollandsch leerboek schrijven, zoodat onze studenten niet meer hun studieboeken bij wagonladingen uit het buitenland behoeven te laten komen, doch hun geestelijk voedsel kunnen putten uit krachtige kruiden op eigen bodem gewassen.’ Dr. Sven Hedin, de beroemde ontdekkingsreiziger, heeft zich zeer waardeerend uitgelaten over het plan van de Nederlandsche Alpinisten, den heer en Mevrouw Visser - 't Hooft, om de Karakoroem-toppen in Kasjmir te bestijgen. ‘Men kan er zeker van zijn,’ schrijft hij, ‘dat de heer Visser de hoeveelheid van menschelijke kennis zal vermeerderen, en dat hij glans over zijn vaderland zal verspreiden, en over het in alle tijden flinke en beroemde volk, waartoe hij behoort. West-Indië. Groep Ned. Antillen. Op 2 Mei j.l. hield de Groep Antillen van het A.N.V. een gezellige bijeenkomst, waarbij ook de dames der leden waren uitgenoodigd. Na een drukke bespreking in hoogst aangenamen toon besloot de vergadering dit jaar den verjaardag van H.M. de Koningin te vieren met een gekostumeerd bal. Ter uitvoering van dit plan werd een Commissie van zeven leden benoemd; de dames Mevrouw Eybers, Mevrouw Menkman en Mevrouw van Roggen, en de heeren J.H. Caprilles, P.R. Küpp, J.W.L.v.d. Linde Schotborgh en J. de Vries. Toegelaten zullen worden: nationale kleederdrachten (Nederland en Overzeesche gebieden) geschiedkundige, en kostuums, die hier buiten vallen, maar zich onderscheiden door smaak of geestigheid. In elke afdeeling wordt een prijs toegekend, ook een voor de mooist gekleede groep. Secretaris der Commissie is de Heer J. de Vries. Prinsessedag te Philipsburg. Vele lezers van Neerlandia zullen niet eens weten, dat, deze plaats ligt op St. Maarten (St. Martin), een der Bovenwindsche eilanden. Tot vertegenwoordigster van Groep Ned. Antillen van het A.N.V. voor dit eiland is benoemd mej. M.C. Slothouwer, hoofd der school. 1 Juli zou er een Engelsche courant verschijnen, waarvoor zij een bijdrage leverde over ons Vorstenhuis, naar aanleiding der viering van den Prinsessedag ‘in dit vergeten hoekje der wereld.’ Zij schrijft daarover o.m.: In een volle kerk ruischte statig het oude Wilhelmus. toen de Gezaghebber en zijn vrouw het gebouw betraden. Bijna alle ambtenaren, nagenoeg allen Hollanders, woonden den bidstond bij, geleid door den voorganger der Methodisten-gemeente, the Reverend Darrel, die in gevoelvolle woorden het leven schetste van het vorstelijke kind. Warm klopte aller hart, toen zoo de Engelsche voorganger hulde bracht aan Holland's geliefde koningin. Den avond te voren had Ds. Darrel een gezelligen avond ingericht ter eere van Prinses Juliana's verjaardag. Zeer groot was de opkomst. Onder de aanwezigen merkten we den Gezaghebber op met vrouw en dochtertje. Het tooneel was keurig versierd met de Hollandsche driekleur, oranje en groen en jonge frissche meisjesstemmen hieven het Wilhelmus aan, onmiddellijk gevolgd door een vlaggenmarsch, door dezelfde jonge dames, welk nummer luid werd toegejuicht, evenals het daaropvolgend tableau, ‘Engelenwacht.’ 't Zeer uitgebreide programma gaf ons vioolspel, zangsolo's, koren en een tooneelstukje te genieten. Gedurende de rust werd er druk gebruik gemaakt van ververschingen met het op St. Martin haast onbekende ijs, dat, voor dezen avond opzettelijk uit St. Kitts was aangevoerd, gretig aftrek vond. Een tableau, voorstellend de Nederlandsche Maagd, omringd door de elf provincies, Oost- en West-Indië, besloot den zeer geslaagden avond. {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} Een woord van hulde komt toe aan dames, meisjes en jongens van St. Martin, die zoo goed hun rollen vervulden. Moge deze avond nog door meer soortgelijke gevolgd worden. Ned. Kunstavond te Paramaribo. Groep Suriname gaf 20 Maart ter gelegenheid van de Jaarvergadering voor haar leden een kunstavond met welwillende medewerking van Mej. K. Fernandes (zang), den heer en mevrouw J.A. Mac May (viool en piano) en de heeren R.D. Simons, (voordracht) en J.W. Wolff, (begeleiding). Ten gehoore werd gebracht werk van Cor. Kint, J.F. Ticrie Jr., Hélène Swarth, G.C. van 't Hoog, Hendrika van Tusschenbroek, W.L. Welter, P. Visser, Richard Hol, Frederik van Eeden en Albrecht Rodenbach. Insulinde. ‘Levensschetsen van vooraanstaande 1) Indonesiërs.’ Van de Boekhandel en Uitgevers Mij. ‘Hadi Poestaka’ (Valkenboschkade 626, 's Gravenhage) ontvingen we ter bespreking twee van bovengenoemde levensschetsen. Met ingenomenheid brengen wij deze kleine, keurig verzorgde, boekjes onder de aandacht van de lezers van Neectandia. In jaargang 1920 (blzn. 134, v.v.) besprak ik onder den titel: ‘Een Javaansche vorstenzoon als pionier’ de levensschets van Pangéran Ario Noto Diredjo. {== afbeelding M. NG. WAHIDIN SOEDIROHOESODO. † 26 MEI 1917.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding MAS ABOEKASSAN ATMODIRONO. † 23 JULI 1920.==} {>>afbeelding<<} Thans zijn het twee anderen, wier levensschets ons wordt aangeboden: 1. Mas Ngabehi Soedirohoesodo. door S. Soeryaningrat 2). Soedirohoesodo, meer bekend onder den naam van dr. Wahidin, stamde van een zeer eenvoudige maar degelijke familie. Hij was dus een man ‘uit het volk’ en heeft zich tot zijn dood (25 Mei 1917) een strijder getoond voor de ware belangen van zijn volk - op Java werkelijk een zeldzaamheid. Als kleine schrandere jongen trok hij de aandacht van aanzienlijke Javanen en Europeanen en men kwam overeen, dat hij de Europeesche lagere school zou bezoeken. Zoo kwam hij op de Stovia (sebool tot opleiding van Inlandsche artsen) en werd daar na zijne opleiding assistent-leeraar, totdat hij zich ars arts vestigde te Jogjakarta, waar hij als een gewaardeerd arts en edel burger hoog geëerd overleed. Twee dingen waren het, die hij zijn leven lang voorstond: degelijk onderwijs aan de breedere lagen der Inlandsche maatschappij en verhooging van het nationaal besef. Hij was de vader van den Jong-Javanenbond, Boedt Oetomo en daarmede eigenlijk van de geheele huidige Indische beweging. Hij streed als arts voor de volksgezondheid en speelde bij 't uitbreken van epidemieën steeds een gewichtige rol. Door artikelen in volksblaadjes, door lezingen in zijn woonplaats en elders trachtte hij gezonde denkbeelden ingang te doen vinden. Zijn levensbeschrijver roemt hem voorts als kenner van de Javaansche taal en beschaving en als talentvol kunstenaar, als ‘een in Westerschen zin ontwikkeld Javaan, die in alle opzichten Javaan was gebleven.’ Zoo was hij vaak ‘de aangewezen persoon, die Europeesche geleerden in de zeer gecompliceerde Javaansche gedachtenwereld kon introduceeren.’ Als goed musicus bespeelde dr. Wahidin al de instrumenten van de gamelan en als dalang (uitvoerder van het Wajangspel) was hij de beste onder de amateurs van Jogja. Zijn invloed ook op Jong Java was - en is nog na zijn dood - zeer groot. De welbekende dichter Noto {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} Soeroto gaf de verzekering, dat een van zijn ‘Melatiknoppen’, daar waar hij tot zijn Vaderland zegt: ‘En ik weet dat Uw grootheid zal komen, Want dat hoor ik in 't zingen der zee,’ door dr. Wahidin is geïnspireerd. Geen wonder, dat deze man zoowel door Europeanen - de Indische Regeering, die hem de ridderorde van O.N. schonk, vooraan - als door Javanen (allereerst) en niet minder (als arts) door de Chineezen vereerd werd. ‘Goede gedachten vergezellen hem (aldus eindigt zijn levensbeschrijver) op zijn reis naar de volmaaktheid. Amien!’ Ook wij zeggen daar gaarne ‘Amen’ op. 2. Mas Aboekassan Atmodirono. Het leven van dezen zeer verdienstelijken architect wordt beschreven door den heer Ir. R.A. van Sandick. Atmodirono, geb. in 1860 te Poerworedjo, waar zijn vader hoofddjaksa was, werd, na opleiding op de Lagere {== afbeelding De Mangkoe Nagaransche societeit te Soerakarta, ontworpen door wijlen M.A. Atmodirono.==} {>>afbeelding<<} en op de Wilhelminaschool te Bavatia, aangesteld tot opzichter bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken (B.O.W.). Hij werd als een der eerste inheemsche technici een man van beteekenis in de Indische maatschappij en was een der eerste Javanen, die volledig met Europeanen werd gelijkgesteld, zoowel in positie als in salaris. Hij bracht het tot architect en overleed in 1920 te Semarang. Hij was een man van studie en aanpakken, maakte zich o.a. de moderne talen eigen. Wat hij alzoo tot stand bracht? Hij stichtte de inheemscheambtenarenvereeniging ‘Mangoen Hardjo’ (2000 leden, 24 afdeelingen), was medeoprichter van den Regentenbond ‘Sedyo Moeljo’, was commissaris van ‘Boedi Oetomo’, richtte te Semarang de Technische Avondschool op, die tot grooten bloei is gekomen (thans 70 leerlingen) werd lid van den Gemeenteraad van Semarang en later van den Volksraad, schreef tal van artikelen en drukte zich daarbij gemakkelijk en duidelijk uit. Bij dit alles bleef hij bescheiden en een deugdelijk ambtenaar. Zijn chef, Ir. A.M. Valkenburg, die hem indertijd 't Kruis der O.N.-orde had op de borst gespeld, schreef over hem: ‘Persoonlijk achtte ik Atmodirono, die 8 jaar onder mij gediend heeft, zéér hoog. Hij was vóór alles Inlander, die zijn land en zijn volk lief had in den goeden en waren zin van het woord; daarom was hij zeer zeker niet de man naar het hart van sommige zoogenaamde volksleiders; hij was te eerlijk en zocht nooit zichzelf.’ En.... ‘Nimmer heb ik hem in Europeesche kleederdracht gezien, hij was en bleef Javaan.’ Hij voerde geregeld briefwisseling met wijlen Mr. C.Th. van Deventer en .... merkwaardig is het volgende: De veelbelovende zoon van Atmodirono kwam als student te Wageningen, helaas, in 1915 te overlijden. Mr. van Deventer stond er op, aan den zoon van zijn braven Javaanschen vriend de laatste eer te bewijzen, ging naar Wageningen en sprak aan 't graf. 't Was zijn laatste uitgang: Een week later was ook hij gestorven. In 1920 stierf Atmodirono en bij zijne eenvoudige begrafenis, waarbij volgens Javaanschen adat niet gesproken werd, was de belangstelling van alle zijden overgroot. Onder 't opzeggen van gebeden door den penghoeloe werd het lijk van dezen braven, stoeren werker in de groeve neergelegd. Ook met de slotwoorden van deze levensschets vereenigen wij ons gaarne: ‘Mogen zijn werken en zijn streven zich voortplanten in de harten der jongeren.’ En - voegen wij er bij - ook in de harten der Nederlanders. Zulke levensschetsen zijn als zaadkorrels, waaruit hoogachting voor onze Indonesische broeders krachtig moge opwassen. Mogen deze kleine boekjes, die slechts 40 cent kosten, veel worden gelezen, in alle leesgezelschappen worden opgenomen en er toe medewerken, dat de band tusschen Nederland en Insulinde weer sterker worde. En .... wat zegt gij van de foto's, lezer? Gaat het u als mij, dan vindt gij die gelaatstrekken zeer aantrekkelijk. En vooral dat Javaan blijven bij hooge, ook Westersche, ontwikkeling vind ik zoo verdienstelijk. Zulke mannen moeten aan Jong-Java ten voorbeeld worden gesteld; 't zijn de mannen der evolutie (en niet der revolutie), die Insulinde zeker maar langzaam zullen vooruitbrengen en de mogelijkheid van auto- {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} nomie geleidelijk tot rijpheid doen ontwikkelen. Met weemoed denk ik terug aan de vele gesprekken, die ik vroeger met hoogstaande Javanen mocht voeren, o.a. met den voortreffelijken Pangeran van Soemedang (die op zijn pelgrimstocht naar Mecca zoo jammerlijk omkwam) en ik las dan ook met welgevallen het bericht, dat te Soemedang door den Gouverneur-Generaal een gedenkteeken ter nagedachtenis van dezen Soendaneeschen edelman is onthuld. En, lezer als uw oog soms moe geworden is van het staren op onze Westersche steenklompen (gelijk met mij 't geval is) laat het dan met welgevallen rusten op nevensgaande afbeelding der Mangkoe Nagaransche Sociëteit te Soerakarta, ontworpen door wijlen M.A. Admodirono. 's-Gr. v.L. Vlaanderen Tak Brussel en Omstreken. Maandag, 29 Mei, hield tak Brussel van het Algemeen Nederlandsch Verbond zijn laatsten feestavond van dit seizoen in de stemmige ‘Nieuwe Zaal’ aan de Ernest Allardstraat. Ditmaal werden de talrijke leden op een muziekavond vergast, die uitsluitend bestond uit werk van Vlaamsche en Hollandsche toondichters en, evenals de vorige feesten en bijeenkomsten, door het A.N.V. belegd, schitterend geslaagd mocht heeten. Met talent, overtuiging en gevoel droeg de heer Geert Dils, baszanger te Utrecht, wiens mooi en omvangrijk geluid voor velen een openbaring was, liederen voor van Peter Benoit, Catharina van Rennes, Jef van Hoof, Bernard Zweers, Ed. Vink en W.F.C. Nicolaï. Het roerende ‘Daar is maar één Vlaanderen’ van Jef van Hoof. moest worden herhaald, zoo onbedaarlijk was het applaus van het dankbare publiek. Het tweede gedeelte van den avond was geheel gewijd aan liederen van Lieven Duvosel op teksten van Guido Gezelle, W. Gijssels, A. Hegenscheidt, René De Clercq, Joh. Lefèvre enz. Vooraf sprak Dr. Willem van Eeghem, penningmeester van den tak, een kort inleidend woord over de beteekenis van den Gentschen toondichter. In dit gedeelte wist de heer Dils, flink bijgestaan op het klavier door den heer Martien, zich zelf te overtreffen. ‘Kerstnacht’, ‘O lied’, ‘Oude Koppel’, ‘Vlaamsche Kermis’ en ‘Schelde’, het werd alles even keurig vertolkt en geestdriftig toegejuicht. Ten slotte zong de heer Dils nog, als toegift, ‘De torens van Vlaanderen’, ‘Help nu u zelf’ en, op verzoek van de aanwezigen, het ‘Wilhelmus’ en ‘De Vlaamsche Leeuw’, die rechtstaande werden aangehoord en aan het einde, door allen, uit volle borst medegezongen. * * * In een der bovenzalen van het lokaal van den Tak, werd 13 Juni j.l., een algemeene ledenvergadering gehouden met de volgende dagorde: 1. Verslag van de vorige algemeene vergadering; 2. Mededeelingen over de plannen van het bestuur, vooruitzichten enz.; 3. Voorstel tot aanstelling van twee eereleden: de heeren Delpire en Lotens; 4. Toezicht op het geldelijk beleid. Bij afwezigheid van de heeren O. Wattez en Joh. Kesler, voorzitter en ondervoorzitter van den tak, zat de heer Thelen voor. De aanstelling tot eerelid van de heeren Lotens en Delpire, die sedert de oprichting van den tak in 1895, onafgebroken lid zijn geweest van het bestuur, werd op algemeenen bijval onthaald. Uit naam van de vergadering zegde Mr. Thelen de beide nieuwe eereleden dank voor de vele en onschatbare diensten, al dien tijd aan de Groot-Nederlandsche gedachte bewezen. De tegenwoordigheid van drie afgevaardigden van het Dagelijksch Bestuur van het A.N.V.: de heeren P.J. de Kanter, De Gaay Fortman en C. van Son, door Mr. Thelen verwelkomd, stelden de aanwezige leden zeer op prijs. Op verzoek van Mr. Borginon en Mr. Van Dieren nam de heer De Kanter het woord. Na een uiteenzetting van den huidigen toestand van het Verbond, in Amerika, Zuid-Afrika, Indië en Duitschland, om ten slotte te komen tot groep Vlaanderen en groep Nederland, betoogde spr. dat het standpunt van het hoofdbestuur geen ander kan zijn en is dan het volgende: Allen, die behooren tot onzen stam, en in onzen stam thuis hooren, te vereenigen. Wat in tak Brussel gebeurt, waar Vlamingen van alle schakeeringen en richtingen met Nederlanders uit Nederland, Indië en Amerika samenleven, is juist, wat het hoofdbestuur wenscht. De heer De Kanter zegde nog te hopen, dat groep Vlaanderen (Antwerpen beloofde te zullen ontwaken) weer gauw tot stand moge komen; het hoofdbestuur zal het op hoogen prijs stellen spoedig weer Vlaamsche afgevaardigden in zijn midden te zien zitting nemen. Mr. H. Borginon en Mr. Van Dieren spraken den wensch uit, door de zorgen van het hoofdbestuur, zooveel en zoo zakelijk mogelijk, de takken in Nederland te zien inlichten over alle stroomingen en richtingen in Vlaanderen, de uitwisseling van sprekers en studenten te zien bevorderen, enz. De heer De Kanter merkte op, dat het hoofdbestuur niet het bestuur van groep Nederland is en zich in de zaken van dit bestuur niet heeft te mengen, maar zegde toch toe anes te zullen doen om de verwezenlijking van deze wenschen in de hand te werken. De heeren Van Dieren en Borginon verklaarden, na de uiteenzetting door den heer De Kanter, genoegen te kunnen nemen met het door hem verdedigde standpunt. Na nog een korte wisseling van gedachten, aan dewelke ook de heeren Thelen en Liesenborghs, secretaris van den tak, deelnamen, ging de vergadering in de beste stemming uiteen. Klokkenspel te Mechelen. De bekende Mechelsche beiaardier, Jef Denijn, wiens merkwaardige torenconcerten elken Maandagavond van 9 tot 10 uur, in Juni, Augustus en September, duizenden kunstliefhebbers naar de oude Dijlestad lokken, zal dit jaar op 12 Augustus, door de bevolking van Mechelen op waardige wijze worden gehuldigd. Het is thans 35 jaar geleden, dat hij in dienst trad van deze stad. Met de viering van Denijn vallen een beiaardcongres en een tentoonstelling van beiaardkunsten samen. Welke takken van groep Nederland richten, rond dien tijd, een uitstapje in naar Vlaanderen, met bezoek aan Mechelen? Nadere inlichingen zal gaarne vorstrekken de secretaris van tak Brussel, de heer M.J. Liesenborghs, Eug. Demolderlaan 2, Schaarbeek. Verbond van Vlaamsche Nationalisten. In Vlaanderen is sedert eenigen tijd opgericht een ‘Verbond van Vlaamsche Nationalisten’ (V.V.N.), dat buiten alle politieke partijen staat en de verwezenlijking van Vlaanderen's nationaal volksbestaan beoogt. Het V.V.N. staat onverzoenlijk tegenover den Belgischen centralistischen staat. Deze staatsvorm, meent het, is een dergene, waaronder het Vlaamsche volk als zoodanig zich zelf niet normaal kan ontwikkelen. Doel van het V.V.N. is niet ‘zelfbestuur’, in den zin waarin het gewoonlijk in Vlaanderen wordt opgevat, d.i. inrichting van den staat op federatieven grondslag, maar ‘zelfstandigheid’. Naar het Iersche voorbeeld zullen takken van het V.V.N. worden opgericht in alle landen, Nederland, Engeland, enz., waar rasechte Vlamingen verblijven. De vernederlandsching der Universiteit te Gent. Op verzoek van de Katholieke Vlaamsche kamerfractie zullen de wetsontwerpen betreffende de vernederland- {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} sching van de Fransche Universiteit te Gent niet meer vóór de parlementaire vacantie worden besproken, maar wel onmiddellijk na het zomerreces. Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen. De Vlaamsche Wetenschappelijke congressen (geneeskunde, rechtswetenschap, wis- en natuurkunde) zullen dit jaar op 5, 6 en 7 Augustus te Brugge plaats hebben. Vooraf gaat een geneeskundige en geneeskundig-sociale week. Vele Nederlandsche geleerden zegden reeds hun medewerking toe. Ook zal een lezing over Insulinde worden gehouden en, waarschijnlijk, de rolprent ‘Nederland’ worden vertoond. De Vlaamsche congressen vallen samen met de opening van tentoonstellingen over wetenschap en kunst, een congres van leeraren van het Belgisch Officiëel Middelbaar Onderwijs, een landdag van den Vlaamschen Toeristenbond, een Congres voor Moderne Kunst, een bijeenkomst van Vlaamsche bibliothecarissen, enz. Herdenking van den Sporenslag. In de meeste Vlaamsche steden zal de herdenking van den slag der Gulden Sporen (11 Juli 1302) dit jaar op plechtige wijze plaats hebben. Te Mechelen en ook te Antwerpen hebben burgemeester en wethouders echter geweigerd de Vlaamsche Leeuwenvaan op den St. Romboutstoren en den O.L. Vrouwentoren te hijschen. In de Dijlestad hebben de Vlaamsche vereenigingen dan ook besloten, van alle medewerking met het stadsbestuur af te zien. Te Antwerpen zullen de Vlaamsche Fronters (Vlaamsche nationalisten) en de Vlaamsche Verbonders der politieke partijen afzonderlijk betoogen. Te Lier heeft het stadsbestuur zelf de inrichting der Sporenfeesten in handen genomen. Ook de Brusselsche Vlamingen willen den Sporendag herdenken. Zuid-Afrika. C.P. Hoogenhout. † De volksdichter van het Afrikanerlied ‘'n Ider nasie het sijn Land’ is overleden. Hij was het best bekend als ‘Oom Jan wat versies maak’. Die Boerevrou van Mei schrijft ter nagedachtenis van hem: ‘Reeds in 1873 het hij geijwer vir die verheffing van Afrikaans tot skrijftaal, want hij was daarvan oortuig dat dit die enigste manier was om oorweldiging deur die Engelse taal teen te werk. Hij was een van die oprigters van die ‘Genootskap van Opregte Afrikaners’. Wij laten hier de beide eerste verzen van zijn bekendste volkslied volgen: 'n Ider nasie het sijn LAND, Ons woon op Afrikaanse strand. Ver ons is daar gen beter grond Op al die wij'e wereldrond. Trots is ons om die naam te dra Van kinders van Suid-Afrika. 'n Ider nasie het sijn TAAL, Ons praat van Kaap tot in Transvaal Wat almal maklik kan verstaan, Wat gaat die ander tale ons aan? Ons praat soos Pa en Oupapa, Die landstaal van Suid-Afrika. Ten slotte brengen wij nog in herinnering zijn lied: Waar Tafelberg begin tot vêr in die Transvaal Woon een verenig volk, - een algemene taal; 'n Volk voorheen miskend, 'n taal voorheen gesmoord, Maar nou beroemd, geërd, in Oos, Wes, Suid en Noord. Die Afrikaanse taal die klink vêr ons so soet! Hij is ons moedertaal - sit in ons murg en bloed; Ons ruil hem ver gen taal, al is die nog so skoon. Daarvoor het ons gelij veragting, smaad en hoon. Verbondsavonden der Afd. Kaapstad. Aan een uitvoerig verslag in ‘Ons Land’ van 2 Mei verschenen, is het volgende ontleend: De Verbondsavond van Vrijdag j.l. mag wederom gerekend worden als een groot sukses voor het bestuur van het Algemeen Nederlands Verbond. Reeds tegen acht uur was er een goed aantal dames en heren, Nederlanders en Afrikaners, aanwezig. In gezellige groepen stonden en zaten zij in aangenaam gesprek, totdat mev. Loopuyt de vergadering opende en het woord gaf aan dr. W.J. Viljoen, die door de aanwezigen met toejuiching werd verwelkomd. Het was op zijn aanbeveling en op zijn verzoek dat ds. Retief erin toegestemd had voor 't Verbond een rede te houden over Godsdienst en Muziek. En als men zijn toestemming aan de ijverige en wakkere sekretaris van het Verbond, van wie men zeggen kan dat hij rondgaat als een briezende leeuw, (gelach) gegeven heeft, dan zorgt hij er ook wel voor dat de belofte tot uitvoering komt, en het was spreker derhalve aangenaam deze avond zijn vriend, ds. F.J. Retief, aan de leden van 't Verbond voor te stellen. Ds. Retief is een van de edelste, meest zuiver denkende naturen, die spreker heeft leren kennen, en hij is tevens een goed en getrouw burger, die zonder ophouden werkt tot nut en tot heil van 't algemeen. ‘En in al zijn werken, in al zijn streven,’ zei spreker, ‘heeft ds. Retief een onbegrensd vertrouwen in de macht, in de roeping, in de bezieling van de muziek.’ Ook ds. Retief sprak in de ‘Hoog’-Hollandse taal. Terwijl hem dit in de eerste volzinnen enigszins moeilik viel, was het merkwaardig hoe spoedig hij deze moeilijkheid overwon en hoe vloeiend en krachtig hij al ras zijn schone woorden uitsprak. Met diepe, eerbiedige, ernstige spanning had men geluisterd ....; de gedachten der aanwezigen waren opgevoerd naar sferen, ver boven de dagelikse overdenkingen en beslommeringen. Toen was er pauze - en er was een wonderlike stemming van onderlinge harmonie, die sterkte, die voortkomt uit die machtige éénheid van toon, die door dr. Viljoen was beschreven. En aanstonds zong mev. Van Loo nog een schoon lied en was er muziek van Jan Luyt en Pierre de Beer. Het was een schone avond, door geen wanklank gestoord, een avond, die als een reine herinnering zal bewaard blijven in de harten van allen, die het voorrecht hadden aanwezig te zijn. Mnr. Schoeler, de sekretaris, had gesproken van het kinderfeest van de volgende dag. Mev. Loopuyt herinnerde met een enkel woord aan 't feest van Juliaantje en een dankbaar ‘Wilhelmus’ besloot de avond. Aan een uitvoerig verslag over den Afdeelingsavond van 26 Mei ontleenen we het volgende: Voor een belangstellend publiek van een goede zeventig dames en heeren, waaronder dr. Groenman, Konsul der Nederlanden en mevr. Groenman. President Reitz, Vice-Konsul, Jac. Loopuyt, advokaat Wessel Roux, L.V., en echtgenoote, mevr. adv. Willy Beijers e.a. gaf prof. P. Serton zijn aangekondigde toespraak over ‘De strijd tegen 't water in Holland’. Deze nog jeugdige geleerde heeft een aangename, duidelijke voordracht. Zijn mededeelingen toelichtende door verschillende kaarten, die op den muur waren aangebracht, wist hij de onverdeelde aandacht van zijn gehoor in beslag te nemen. Het eerste gedeelte van zijn rede was gewijd aan het geleidelijke ontstaan van de verdedigingsmiddelen, die de oude bewoners van Holland noodgedwongen moesten bedenken voor veiligheid van eigen persoon, gezin en vee. In het tweede gedeelte schetste spr. hoe de Nederlander, sterk geworden door ervaring en in het bewust- {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn van eigen kracht, aanvallend optrad en den overmoedigen indringer niet alleen in bedwang hield, doch hem verjoeg uit sterkten, waar hij sedert eeuwen alleenheerscher was geweest. Belangrijke mededeelingen verstrekte spreker over de plannen om een groot gedeelte van de Zuiderzee droog te leggen ... een grootsch plan, met de uitvoering waarvan men feitelijk reeds is begonnen. Het ondernemen van dergelijke grootsche vaderlandsche werken noemde spr. een teeken van een krachtig volksbestaan, dat blijk geeft van ontwikkeling en uitbreiding vooral binnen de grenzen van het kleine, doch kerngezonde land. ‘Die Burger’, welke zijn voordracht aankondigde, had de opmerking gemaakt, dat ‘wat betreft vraagstukken, hetzij van waterwering of -toevoer, de Nederlandsche deskundige bovenaan staat’ en zonder te vervallen in overdreven roem van eigen land, wenschte spr. die bewering te beamen als volkomen gerechtvaardigd. Na de pauze zong mej. C. Steijn op zeer verdienstelijke wijze het lied, getoonzet door ds. M.L. de Villiers ‘Dit daag al Oweral’. Bijzonder schoon en lieflijk was het gezang van mej. D. Hupton, die drie liederen zong: Bloemenspraak van Texton, Dis September van prof. Smith, Wiegeliefde van E. de Roubaix, alle getoonzet door prof. Hans Endler. Inderdaad is het Verbond dank verschuldigd aan deze dames en aan mevr. J. Luijt voor deze voortreffelijke uitvoering. Mej. M. Faure, die als pianiste een welverdiende vermaardheid heeft verworven, deed allen genieten van eenige uitmuntend uitgevoerde solo's, die luiden bijval vonden, terwijl ten slotte mevr. Cuchet op levendige en aangename wijze Lente en Het Molenarinnetje van Schnitzler ten beste gaf en veel lof verwierf. Inderdaad een mooie avond. Amerika. Groepsvorming. Het is in zekeren zin een wedijver geweest, wie het eerst gereed zou zijn: Duitschland, Noord-Amerika of Zuid-Afrika. Amerika heeft het gewonnen. Omstreeks half Mei ontvingen wij de tijding van onzen afdeelingssecretaris te Nieuw-York: ‘Hierbij heb ik het genoegen U de oprichting der Groep Noord-Amerika mee te deelen. Zij telt reeds 525 leden.’ Verblijdend bericht. Nieuw-Nederland, Chicago, Roseland en Paterson de bestaande afdeelingen hebben zich in deze groep vereenigd. De juiste aardrijkskundige grenzen der nieuwe groep zijn nog niet afgebakend, eenige formaliteiten moeten nog vervuld worden, eene vertegenwoordiging in het hoofdbestuur aangewezen, maar dit alles neemt niet weg, dat de Groep Noord-Amerika thans bestaat. Hulde aan de wakkere stambroeders in ‘de nieuwe wereld’, die dit tot stand brachten, en onder hen met name aan den Heer F.E.H. Gebhardt, secretaris van Nieuw-Nederland, die tijd noch moeite gespaard heeft, om dit te bereiken, en nu zijn arbeid zoo naar wensch beloond ziet. Spoedig hopen wij nadere inlichtingen over de nieuwe groep te kunnen geven. Dat Zuid-Afrika en Duitschland haar voorbeeld volgen! Afd. Paterson. Deze jonge afdeeling, door de goede zorgen van den heer Gebhardt, secr. der Afd. N.Y. opgericht, bestaat nu een jaar en belooft een sieraad van Groep Noord-Amerika te worden. Zoo heeft zij 22 Maart een zeer geslaagde muziekuitvoering gegeven. Het orkest van het s.s. ‘Nieuw Amsterdam’, onder leiding van den heer H. Kwast, en een zangeres hebben daartoe medegewerkt. De zaal, die 600 zitplaatsen bevat, was geheel gevuld en versierd met Nederlandsche en Amerikaansche vlaggen, bloemen en planten. De zustervereeniging ‘Eendracht maakt Macht’ te Nieuw York had vertegenwoordigers gezonden. Een Amerikaansch blad liet zich zeer waardeerend uit over den muziekavond en kenschetste het A.N.V. als ‘an organization formed by descendants of the Netherlands for the purpose of perpetuating its traditions, associations and language.’ Het Bestuur bestaat thans uit de heeren: J.F. Verhoorn, voorzitter; T. Brons, secr.-penningm., 25 North 8 th. str.; E. Veen en J.F.v.d. Valk Jr. In de Hollandsche kranten te Paterson schrijft de secretaris nu en dan stukjes ter aanbeveling van onze beweging en met opwekking tot aansluiting. Dit verdient navolging in alle oorden der wereld, waar Nederlanders en stamverwanten wonen. Boekbespreking. Verzuimd Brasil. Herman Wätjen: Das holländische Kolonialreich in Brasilien. - M. Nijhoff, 's-Gravenhage 1921. Een merkwaardig boek! Men kan het opslaan, waar men wil, in voorrede, 1ste. 2de of 3de boek, d.w.z. bij de eigenlike geschiedenis (I), de toestanden in Brazilië tijdens de Hollandse bezetting (II), of het handelsleven (III), overal is het belangwekkend. De eigenlike geschiedenis leest men als een boeiende roman met droevige afloop. Maar er trillen dan inwendig snaren van hevige verontwaardiging, die men door stoïcijnse berusting met moeite weer tot rust kan krijgen. Hoe geweldig had dat alles zich kunnen ontwikkelen! Willem Usselinx, de naar het grootse hunkerende Antwerpse jonge koopman, die na 1585, toen Parma zijn stad nam, naar Amsterdam gevlucht was, had het grootse plan, dat Holland nederzettingen zou stichten aan de overzijde van de Atlantiese Oceaan en met die kolonisten handel zou drijven, de verhouding dus van Engeland tot Canada b.v. Pas in de tweede plaats zag hij in de op te richten kompagnie een wapen tegen Spanje. Het was wel verklaarbaar, maar noodlottig, dat de W.I.K. de verhoudingen omkeerde, eerst aan strijd dacht en dan tegelijkertijd handelsvoordeel wou behalen, twee zaken die niet samengaan op den duur, tenzij men varen ter kaapvaart en veroveren van zilvervloten handelsvoordeel gelieft te noemen. Een tweede fout was de aardrijkskundige vergissing, dat de W.I.K. als haar zustervereniging in de Oost een monopolie dacht te kunnen handhaven. De Oost heeft maar twee toegangen voor de praktijk van de vaart dier dagen, de straat van Malakka en straat Soenda. Wie daarvan meester is, behoeft van Europa uit geen inval te duchten, de gestrekte, vaak steile kusten van Sumatra en Java zijn voor zeilvloten te gevaarlik. Maar de West ligt open: wie varen wil, vaart naar de lange kusten van Noord- en Zuid-Amerika, die niet te bewaken zijn en waar oude volken als de Spanjaarden en Portugezen hun weg evengoed konden vinden als een nieuw volk als het Engelse. De Atlantiese Oceaan de wereldstraat van het verkeer! En daar hebben wij toch, aan de westkant van die straat, onze prachtige staatsgebouwen gesticht, in het Noorden Nieuw-Amsterdam, niet op waarde geschat, omdat het geen muskaatnoten noch kruidnagelen leverde; ons afgenomen door een nieuw opkomend handelsvolk, dat er zijn New-York van maakte; in het Zuiden Brazilie, waar een wijs en krachtig man als {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} Johan Maurits v. Nassau ons een grote staat had kunnen stichten, wanneer niet bekrompen winstbejag van de Heren Regenten der W.I.K. het hem onmogelik gemaakt had; waar alles verzuimd is wat kon strekken tot handhaving, zodat het een prooi kon worden van een volk als de Portugezen, waar de tijdgenoot-Hollander niet dan verachting voor had. Waarlik, het is een verlies, of in New-York de voornaamste huizen aan de Broadway in handen zouden gekomen zijn, tijdens de laatste oorlog, van ... de Duitsers. En dan te weten, dat dit ten minste niet gehoefd had; dat het ten gevolge gehad heeft, dat wij van de eerste rang als koloniale mogendheid teruggedrongen werden tot de toestand van Spanje, dat ook zijn deel van de wereld nu eenmaal had en daar niet buiten kon komen - er later wel uit. Dan vast te stellen, dat het mogelik ook alleen de afgelegenheid van onze Oost geweest is, die ons bewaard heeft voor een soortgelijk smadelik verlies van Insulinde. Moest niet Jan P. Koen op dezelfde wijze bij de Heren Zeventien te keer gaan en hun altijd maar weer voorhouden, dat er iets groots kon verricht worden in de Oost! Klonk zijn: ‘Dispereert niet!’ anders dan als een hoon, omdat de Heren bewindhebbers wèl dispereerden: het raakte hun duiten! Evengoed als de Heren Negentien met de wanhoop in 't hart berekenden, hoeveel de uiterlike praal der Regering van Johan Maurits hun wel kostte. Enfin, zuchten baat niet, maar ook nu nog blijven heren bewindhebbers, al hebben ze andere pakjes aan en andere namen, zich zelf gelijk en vergeten al te vaak de oude spreuk: ‘De cost gaet om de baet uyt’, die echter (om eerlik te zijn) wel eens in botsing komt met die andere, welke aanraadt kerk en toren midden in 't dorp te houden. 't Is de kunst het juiste ogenblik te kiezen voor een van beide. Intussen is er niets van al ons Braziliaans bestuur over dan de herinnering en wie daarvan nu eens goed op de hoogte wil komen, hem kan ik geen beter raad geven dan de lezing van dit boek. Het is onder de hand van de schrijver geworden tot een lofrede op het talent, de toewijding, de gematigdheid van inzicht en -godsdienstopvatting van Johan Maurits, die er niet voor terugdeinsde om een parlement van de Portugese schepenen en de aanzienlikste ingezetenen bijeen te roepen (1640) ‘das erste Parlament, das in Südamerika tagte und das auf lange Zeit das einzige blieb’. Men moet dat lezen, met welk een smart en somber voorgevoel allen hem zagen heengaan, toen de tegenstand van de Heren in den Haag hem te machtig was geworden. Een ware triomftocht van Olinde langs de kust, waarbij van heinde en ver de inboorlingen en Portugezen toestroomden! En de Joden van Mauritsstad boden hem, als hij zijn plan maar wou opgeven, een halve rijksdaalder voor elke kist suiker, wat een aardig jaarliks inkomen zou gemaakt hebben met nog het geschenk van f 3000.- jaarliks. Ja, zij zeiden: ‘dat ons geen prijs al waer 't oock onze eygen bloet te swaer vallen soude om hem te coopen en mogen hebben’, als hij maar te bewegen was geweest tot blijven. Zijn ‘politieke testament’ doet aan Willem de Zwijger denken. En dan - hij is nog niet weg, of de opstanden en het opdringen van de niet onderworpen Portugezen beginnen heviger en heviger. Maar, wat hij in 7 jaar heeft opgebouwd, is toch eerst in 10 jaren (1644-1654) kunnen vernietigd worden: dan trekt de voorhoede der vijanden (27 Jan. 1654) het Recief binnen en het einde komt. Ook de Nederlandse Staat, die te laat met hulp kwam, kon de ramp niet keren en alleen er nog 8 miljoen voor krijgen bij de vrede met Portugal in 1661. En het is dan meteen het begin van het einde van onze Koloniale grootheid, zoals Usselinx zich die gedroomd had en zoals zich die in Engeland daarna heeft kunnen ontwikkelen. ‘Van Jacatra begon de victorie, van het verwonnen Recief de nederlaag’. (S. Kalff. 't Verzuimd Brasil) Wie nu echter meer zoekt dan de beschrijving der geschiedkundige feiten, vindt over het koloniaal bestuur en het geldwezen van Nieuw-Holland (zo heette Brazilie bij ons), over het godsdienstvraagstuk: de verhoudingen tussen Calvinisten, Katholieken en Joden; de zwarte bevolking en de blanke vrijburgers; de woningtoestanden en de zedelikheidsverhoudingen, straffen; strijd tussen vrijhandel en monopolie; handelsomzet en waarden der artikelen enz. enz. kostelike gegevens in dit boek, dat in mijn ogen maar één gebrek heeft, dat het n.l. niet in onze eigen taal geschreven is, wat echter van een Duitser niet te verwachten is. Zelfs menig Nederlander schrijft zijn wetenschappelike boeken in het Duits. 1) Ik kan het dus niettegenstaande dat bezwaar ten zeerste aanbevelen. 2) J.B. SCHEPERS. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Brievenbus. De Augustius- en Septembernummers van Neerlandia zullen niets van de T.-C. bevatten: de leden der T.-C. leven thans al zoo in de verstrooiing, dat er van samenkomen niet sprake kan zijn. Wel kunnen de leden doorgaan met hun inzendingen, die dan voor het Octobernummer in behandeling komen. Wederom eenige -ismen. 6.Ik zeg onomwonden is namaak-Duitsch; voor ons beteekent dit vrijwel: Ik, die naakt ben, zeg, terwijl we zelf 't mooie onbewimpeld d.i. niet gesluierd hebben. 7.Uitbuiten heet in goed Nederlandsch uitzuigen. 8.Eerstens, tweedens, enz. is alweer namaak-Duitsch; goed Nederlandsch is ten eerste, tweede, enz. Ook minstens, hoogstens, zijn onjuist en moeten eigenlijk zijn: ten minste, hoogste of op zijn minst, hoogst. 9.Vele afkortingen op naamkaartjes enz. zijn aan 't Fransch ontleend. Wij hebben er goede Nederlandsche voor. (Zie Neerlandia van Jan. 1922 of vraag de T.-C.) 10.Tot het voorgaande geval behoort ook het gebruik, dat sommige Nederlanders op hun naamkaartjes Monsieur et Madame laten aanbrengen; bij ons zijn ze ondanks dit toch De Heer en Mevrouw. 11.Hall is Engelsch, hal is Nederlandsch. Wie kent niet de Lakenhal te Leiden, in vele plaatsen een vleeschhal? Of moeten we voortaan gaan schrijven als volgt: Omm vijff uurr waarren we inn de hall. Opp de taaffell stondd eenn theeppott vann oudd zillvverr, enz. naar welgevallen? H.P.S. te Gr. O.i. van onder en van jongs af iederen Nederlander Nederlandsch leeren gebruiken; doe, wat u {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} kan, in eigen kring: de aanhouder wint. Velen begrijpen nog steeds niet, dat de jeugd de toekomst maakt. - Een spijslijst met Nederl. benamingen was in bewerking; ziekte van de bewerkster, oorlogstijd en duurte van bewerking enz. zijn er de oorzaken van, dat u er nog niets van hoorde. Thans ligt dat zaakje heel netjes bewaard. Wie voltooit het en geeft het uit? F.L.H. Gr. te Kaapstad. Dank voor uw waardeerende woorden. Slagroom heeft zoo het burgerrecht verkregen, dat geslagen room, hoewel het goed Nederlandsch is, den strijd niet tegen den vreemden indringer behoeft op te nemen. Ook de T.-C. berust er, hoewel noode, in, dat deze vreemdeling een Nederlander van zijn plaats dringt. Met roereieren is dit nog niet zoo: ook hier spreken nog velen, misschien de meesten zelfs van geklopte, ook wel geklutste eieren. Mededeelingen en Allerlei. Groot-Nederlandsch Stamcongres. Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 24 Juni - waarvan verslag in het Aug.-nr. zal worden gegeven - besloten tot het houden van een Groot-Nederlandsch Stamcongres te Antwerpen en het D.B. opgedragen daartoe voorbereidende maatregelen te nemen. Aan medewerkers en inzenders. De Opstelraad van Neerlandia verzoekt allen inzenders zich te onthouden van het gebruik van vreemde woorden, indien daarvoor goede Nederlandsche zijn, en behoudt zich het recht voor ze, zonder schade aan de beteekenis te doen, te vervangen. Welkome be- en verzoeken. De vorige maand ontving het D.B.o.m. bezoeken van de vertegenwoordigster voor West-Australië, Mevrouw A. Semmens-Siebenhaar en van den secretaris der Afd. Roemenië, den heer A.R.M. van Bergen. Ook wendden zich weder verschillende personen schriftelijk of mondeling tot het kantoor om inlichtingen over hun belangen in het buitenland. Hoe meer het D.B. dergelijke be- en verzoeken ontvangt, des te meer wordt samenwerking tusschen Nederlanders en stamverwanten bevorderd. A.N.V.-kalender 1923. Deze is in voorbereiding en wordt belangrijker en nog mooier dan zijn voorganger. De geschiedkundige feiten zullen thans het geheele Ned. stamgebied omvatten. Zij maken onder de 53 mooie gekleurde en ongekleurde platen den kalender tot een uitstekend propagandamiddel. Er is de vorige maal over geklaagd, dat de kalender in 't verre buitenland te laat is aangekomen. Wie dit wil voorkomen, doe reeds thans zijn bestelling! De prijs is weer f 1.90 d.i. voor wat geleverd wordt zeer laag (inkoopsprijs). Alleen volledige verkoop der oplaag kan verlies voor de kas voorkomen. Het Nederlandsch en de wetenschap. ‘Nederlandsche wetenschap in schoon en zuiver Nederlandsch - waarom gaat ons hart daarnaar uit? Niet om onze nationale eer. Daarvoor is werk in vreemde taal even dienstig. Maar onze volkskracht zal groeien, als onze voorgangers op het gebied des geestes hunne moedertaal schrijven met dat ontzag voor hare majesteit, dat geene ontadeling duldt. Een zuivere sterke taal maakt een sterk volk. Slordigheid is niet altijd een teeken van zwak nationaal besef, maar het blijft een groot gevaar voor het geestelijk leven van ons volk, dat zich in de taal uit en van taalverminking den terugslag altijd ondergaat. In vele, ook officieele kringen toont men zich daarvan nog te weinig doordrongen. Maar laten onze aristocraten naar den geest in woord en geschrift blijven getuigen van hun eerbied voor de moedertaal, en hun heerlijk voorbeeld geven, van de taal geloovende wat Vondel gezongen heeft van de ‘oprechte toon’, dat zij voor ons volk is ‘het kraghtigste cement, Dat harten bindt, als muren breecken, Tot puin in 't endt’. Dit is het slot der rede, waarmede prof. Knappert 14 Juni de Jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde opende. Aan alle leden. Bedenkt hoeveel moeite en kosten gij de Administratie bespaart door bij verhuizing onmiddellijk kennis te geven van Uw nieuw adres met vermelding van het oude. Overschrijving naar andere groepen of afdeelingen geschiedt kosteloos. Vertrek naar het Buitenland kan nooit een reden zijn om te bedanken voor het A.N.V., dat zijn vertakkingen over heel de wereld heeft en niet gaarne eenig Nederlander of stamverwant voor zijn beweging laat verloren gaan. Hollandsch Zeemanshuis te Hoboken. Het Hollandsch Zeemanshuis te Hoboken, New Jersey, onder leiding van Ds. Jongbloed, is sedert kort verhuisd naar 322 River Str., Hoboken, N.J., in een nieuw gebouw Er is veel geld voor bijeengebracht, vooral door verschillende Gereformeerde kerken (f 20-25000) en nu is er ook gelegenheid tot nachtverblijf, op beperkte schaal. In Nieuw York is geen Hollandsch Zeemanshuis. Wel bestaat er een Hollandsche Club, 3 Gramercy Park West, die een eigen huis heeft, doch voornamelijk voor leden of enkele hooge gasten. Aan de Afrikaansche Moeders. As elke moeder dit haar plig beskou, in haar eige huisgezin begin en in haar buurt doen wat sij kan, om haar goeje invloed te laat geld, sal daar oneindig veel gedaan word om ons Afrikaanse meisies beginsel-vaste Afrikaanse vroue te maak. (Die Boerevrou.) Nederlandsche geestkracht. Men zond ons een brief uit Concord (Mass. U.S.) ter inzage van een jongmensch, dat met weinig of geen middelen naar Amerika is gegaan en, door werkloosheid gedwongen iets anders aan te pakken, met een vriend ook een Hollander, een Tulp-Co. heeft opgericht. Het was een heele waag, maar er werd gewonnen naar het bekende spreekwoord, dat loon voor de durvers in uitzicht stelt. Het jongmensch spreekt in zijn geestdrift van een ‘reuzen-succes’. Er kwamen veel tulpklanten op hun veld en Holland was dan het onderwerp van gesprek De volgende maal zijn de jongelui van plan aan de koopers werkjes over ons land uit te reiken tot bekendmaking van onzen handel, nijverheid enz. Een navolgenswaardig streven! Ned. muziek in den Vreemde. - Het Capetown Orchestra heeft onlangs met grooten bijval voor de eerste maal een Nederlandsch werk uitgevoerd: De Piet-Heinrhapsodie van Peter van Anrooy. Het Orchestbestuur heeft aan Willem Mengelberg gevraagd meer Nederlandsche muziekwerken aan te wijzen, geschikt voor uitvoering te Kaapstad. - Een dames-terzet te Budapest zou gaarne driestemmige Nederlandsche liederen op haar programma's plaatsen. Wie zulk een lied te missen heeft, kan het zenden aan het kantoor van het A.N.V. Postzegels. Gebruikte postzegels ontvangen van Mevr. W.M.H. v R. te T. (Mexico); J.W.R.v.I. Den Haag; H.J.V. HJzn., Den Haag. {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} Juliana-dag te Tampico. {== afbeelding Nederlandsche Voetballers te Tampico (Mexico).==} {>>afbeelding<<} Dank zij de aanstichting van onzen vertegenwoordiger te Tampico, den heer M. Haayen, is de verjaardag van Prinses Juliana, in samenwerking met het Nederlandsch Consulaat, feestelijk herdacht. Het hoofdnummer van het programma was een voetbalwedstrijd tusschen een Hollandsch-Engelsch en een Mexicaansch-Spaansch elftal. De stadsmuziek speelde Nederlandsche volksliederen, die lustig werden meegezongen. Het Holl.-Eng. elftal won met 3-0. Onze vertegenwoordiger overhandigde de prijzen: twee zilveren drankmengers (cocktailshakers) waarop gegraveerd staat: ‘Voetbalwedstrijd - Julianadag - Tampico 30 April.’ Dat het feest zoo schitterend slaagde, dankt het mede aan den heer H.J. van Oosterzee, secretaris van het Ned. consulaat. Het eereteeken van Tammenga. Men vraagt ons, welke onderscheiding de overleden kolonist Tammenga naast de Oranje-Nassau draagt op het in 't Juni-nr. geplaatste portret. Het is de zilveren A.N.V.-penning, welke men in het April-nr. 1921 op blz. 49 vindt afgebeeld. Studieboeken. Bezendingen studieboeken voor Nederlanders in het buitenland ingekomen van Mevrouw M.J.v.B.J. te H en Dr. A.O. te D. Vrijwillige bijdrage-verhooging. Naar aanleiding van het hoofdartikel in het Juni-nr. van Neerlandia hebben eenige leden hun jaarbijdragen verhoogd of een bijdrage voor het tekort gezonden. Wie volgt? Vraag om inlichting. Wie kan het tegenwoordig adres meedeelen van: J.W. Pont, vroeger Utrecht (thans in Zuid-Afrika). J. van Vollenhoven, vroeger Groenhovenstraat 21, Leiden. S. Kok, vroeger Sarphatistraat 131, Amsterdam (thans Antwerpen). H. van Doornum, vroeger Singel 70, Bussum. Dr. G. Hoekstra, vroeger Mauritsstraat 60, Utrecht. D. Rutgers van Rozenburg, vroeger Pension Juliana, Oosterbeek. T. Horsting, vroeger Terborgsche Straatweg, Doetinchem (thans in Indië). Dr. J.A. Schepers, vroeger Grouw. H. Elfrink, vroeger Graaf v. Burenstraat 25, Deventer. Mevr. J.A.A.M.v. Overeem-v. Arkel, vroeger Sandrasteeg 5, Deventer. Paul de Groot, vroeger Maasstraat 285, Den Haag. H.J.A. van Son, vroeger Badestr. 51, Libau (Rusland). H.J.v. Brink, vroeger 1e Sweelinckstraat 62, Den Haag. A.G. Boot, vroeger Princestraat 24, Den Haag (thans Indië). J.C. Markotter, vroeger Stellenbosch (Z.-Afr.). T.J.R. Scholtz, vroeger Scholzenhof Helderberg, Stellenbosch (Z.-Afr.). J.O. de Kat Mz., vroeger Oosteinde 107, Delft. Karel Ceunis, vroeger 1 Gillygate York (Engeland). H.K. Schrage, Ingenieur, vroeger Leeuwarden. J.A. van Zijp, vroeger Klambir Lima, Hees. R. Kost, vroeger Bakou (Rusland). Arth. Verheyen, vroeger Victoriahotel, London Road, Leicester (Engeland). W.B. Kremer, vroeger Suezkade 177, Den Haag. Dr. P.J. Thibau, vroeger Frans-Halsstraat 22, A'dam. (thans Indië). Mej. Chr. v.d. Goot, vroeger p.a. Mej. A. Spencer, 370 St. Nicolaas Ave, Nieuw York. Mej. M. Giel, vroeger p.a. Mej. A. Spencer, 370 St. Nicolaas Ave, Nieuw York. H. Edelman, vroeger p.a. Holl. Am. Lijn, Nieuw York. Jhr. J.K.A. Backer, vroeger p.a. Mr. C. ter Poorten, Marktstraat 268, San Francisco. Richard D. Yonkers, vroeger 505 Van Vorst Place, Union Hill (N.S.v.A.) F.A. van Koot, vroeger 539 Palisade Ave, Jersey City N.J. Mevr. G. Soeter-Dow, vroeger 1406 P. Str. Sacramento, Calif. H. Stahl, vroeger p.a.W.R. Grace & Co., Hanover Square, Nieuw York, City. Tj. Martens, vroeger 51 South Str., Nieuw York City. M.C. Muuse, vroeger 525 Willow Ave, Hoboken. J.J.F. Steenbergen, Ingenieur, vroeger p.a. Bataafsche Petr. Mij, San Francisco. H.G. Snel, vroeger 74 - 4th Ave, East Orange N.J. Mej. J.H. Koppeschaar, vr. Zeeweg 12 Scheveningen. A. Geeroms, vroeger Paul-Krugerlaan 159, Den Haag (thans België). H.C.U.J. Schlüter, vroeger Statenlaan 17, Den Haag (thans Indië). H.C.U.J. Huber, vroeger Marnixstraat 411, A'dam, (thans Indië). M.A. Boer, vroeger Brugstraat 36, Kaapstad (Z.-Afr.) J.R. Jans, vroeger Amersfoort. Ch.W.A. de Jongh, vroeger Boulevard 109, Arnhem (thans Wiesbaden). G. Doornink, vroeger Villa Horas, Hees. Dr. B. Eras, vroeger p/a. mevr. Helmich, Velp. Paul de Groot, vroeger Maasstraat 285, Den Haag. H. Schotborgh, vroeger p/a. N.V. Petr. Mij. ‘La Corona’ Tampico (Mexico). L. de Haseth, vroeger p/a. Cia. Mexicana de Petroleo ‘El Aguila’ S.A., Tampico (Mexico). Theo M. Lijsten, vroeger p/a. Cia. Mexicana de Petroleo ‘El Aguila’ S.A., Tampico (Mexico). Leon Neuman, vroeger p/a. Cia. Mexicana de Petroleo ‘El Aguila’ S.A., Tampico (Mexico). John Pietersz, vroeger p/a. Cia. Mexicana de Petroleo ‘El Aguila’ S.A., Tampico (Mexico). J.D.L. du Toit. vroeger Vensterdorp (Transvaal). E.J. Smith, vroeger Vensterdorp (Transvaal). C.F. Mijnhardt, vroeger Vensterdorp (Transvaal). A.R. Bukes, vroeger Vensterdorp (Transvaal). Ph.v.d. Breggen, vroeger Directeur Openbare Werken, Curaçao. Dr. H. Ferguson, geneesheer, vroeger Curaçao. Alex Baiz, vroeger Curaçao. James Correa, vroeger Curaçao. P.C. Faria, vroeger Maracaibo (Venezuela). S.M. Huyskamp, vroeger Royal Netherlands W.-I. Mail, Port-au-Prince (Haiti). A.M.J. Jansen, Pastoor, vroeger Curaçao. David S. Namias, vroeger Curaçao. Alfredo Moron, vroeger Curaçao. P.Ch. Peiliker, vroeger hofmeester a/b. s.s. ‘Merida’, Curaçao. P.A. Simons, vroeger telegrafist b/d. Draadl. Telegrafie, Curaçao. J. Siestrop, Nederl. toonkunstenaar, vroeger te Nijmegen, later te Luik of Brussel. {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Amerika. J. Jurgens, p/a. den Heer Versteeg, 753-3e Ave, Nieuw-York. Opgeg. door den heer W.G.M. van de Goorbergh. Mej. A. Posman, 23 W. 70e St., Nieuw-York. H. Freydanck Oesinger (civiel ing. van Min. van Koloniën) 17 Batterj Place, Nieuw-York. A.C.M. Kievits, p.a. Ned. Consul, 44 Beaver St., N.-York. Allen opgeg. door den heer Scheuerman. C. Joppe, Delhi, N.Y. W.C. Nijdam, R. 2, Delhi, N.Y. Martin Petiet, c/o. 1919 Madison Ave, Nieuw-York. Opgeg. door den heer E. de Leeuw. A. van Hooydonck, 71 East 91e Str., Nieuw-York. Opgeg. door mej. A. Posman. H.J. Dekens, 450 Main Str., Beacon N.Y. F. Dekens, 450 Main Str., Beacon, N.Y. Opgeg. door het best. der Afd. Nieuw Nederland. H.C. Thomsen, Doksuperintendant K.W.I.M., 9106 Ridge Boul., Brooklijn, N.Y. Opgeg. door Mej. M.J. Schuur. J.W. Kruisselbrinck, 4502 Laclede Ave, St. Louis, Mo., N. Am. Opgeg. door den heer F.E.H. Gebhardt. M. Hasselman, 196 N., 18e Str., East Oranje N.J. Opgeg. door den heer Ridder A. Berends. L.E. Beszelzen, c.o. Roxana Petr. Corp., Arcade Bldg., St. Louis, Mo., N. Am. H.G. von Oven, waarn. consul-generaal te N.Y., 44 Beaver Str., Nieuw York. G.C. de Vlugt, Roxana Petr. Corp., Arcade Bldg., St. Louis Mo., N. Am. Opgeg. door den heer F.E.H. Gebhardt. H.J. Voûte, 90 Bellevue Ave., Winthrop, Mass., N. Am. B.H.A. Schmitz, 157 Thorndike St., Brookline, Mass. N. Am. Opgeg. door den heer J.H. Reurs. Groep Vlaanderen. Begunstigende leden (10 fr.). Mr. H. Borginon, Marcqstraat 6, Brussel S. De Beus, Gerechtshofstraat 51, Anderlecht-Br. Opgeg. door R. De Snerck. G. De Clercq, Volksvertegenwoordiger, Kester (Brabant). Opgeg. door M.J. Liesenborghs. J.P. Dejonghe, Emiel Bockstaellaan 253, Laken-Br. Prof. W. Duflou, Emile Banningstr. 83, Elsene-Br. J. Robijns, Bronsstr. 21, Anderlecht-Br. A. Schepens, Franklinstr. 28, Brussel. Dr. J. Snoeck, J. Jordaensstr. 34 Brussel. L. Terwecoren, G. Gilsonstr. 93, Jette-Br. H. Van der Wal, Lesbroussartstr. 26, Elsene-Br. Mevr. S. Liesenborghs, Eug. Demolderlaan 2, Schaarbeek-Br. Opgeg. door M.J. Liesenborghs. Mr. R. Vliebergh, Nestor de Tièrestr. 23, Schaarbeek-Br. D.H.M. Van Lessen, Mercelisstr. 63, Elsene-Br. Allen opgeg. door het bestuur van tak Brussel. Gewone leden (5 fr.). Th. Strauwen, Th. Vinçottestr. 15, Schaarbeek-Br. G. van Spaendonck, Van Meyelstr. 9, Schaarbeek-Br. P. van Veen, Bergstraat 51a, Brussel. G. Kievit, Marcqstr. 12, Brussel. G. Den Hollander, Zonnebloemstr. 26, Anderlecht-Br. F. Kaan, Drukpersstr. 35, Brussel. A. Briegs, Coosemansstr. 23, Schaarbeek-Br. W. Leek, Portaelsstr. 144, Schaarbeek-Br. P. Ceven, Onafhankelijkheidsstr. 142, Brussel. J De Haen, Samberstr. 9, St. Jans Molenbeek-Br. N Cohen, Anderlechtlaan 35, Brussel. J. Broekmans, Aarlenstr. 110, Brussel. J. Buyse, Pachecostr. 46, Brussel. J.B. van Assche, Besmestr. 104, Koekelberg-Br. P. Verhoeven, Lammerenstr. 102, Waternaal-Br. F. Verhoeven, Lammerenstr. 101, Waternaal-Br. F. Grol, Besmestr. 104, Koekeiberg-Br. H. Bellefroid, Clovislaan 47, Brussel. Allen opgeg. door het bestuur van tak Brussel. Uytterhoeven, Van Schoorstr. 117, Schaarbeek-Br. P.J. Lauwereys, Antwerpsche Steenweg 214, Brussel. Beiden opgeg. door den heer W. Hengelmolen. A.F. van Bemmelen, Roosendaalstr. 714, Vorst-Br. Opgeg. door Mej. De Roy. De Meyer, Jozef Goffinlaan 30, St. Ag. Berchem-Br. Minkhorst, Jozef Stevensstr. 16, Brussel. mevr. J.C.M. Hanssens-Coldewey, Alsembergsche Steenweg 624, Ukkel-Br. M.F. Anken, Hovenierstr. 50, Brussel. Van den Houdt, Generaal Capiaumontstraat 106, Etterbeek-Br. S. Beun, Filip Bancqstr. 37, Etterbeek-Br. A. Verbouwe, Statiestraat 46, Jette-Br. Mevr. C. de Campagne, Vierwindenstraat 234, St. J. Molenbeek-Br. E. Broeckx, Vandermaelenstr. 46, St. J. Molenbeek-Br. Dooms, Emile Verhaerenlaan 78, Schaarbeek-Br. H. Forrest, Stationschef, Moerbeke-Waas (O.-Vlaand.). J Vriamont, Hobbemastr. 31, Brussel. F. Lehoucq-Meyers, Hermanstr. 28, Laken-Br. Mej. O. Leeten, Maarschalk Fochlaan 49, Schaarbeek-Br. J. Lots, Victor Greysonstr. 5, Elsene-Br. E Schiltz, Leo Frederickstr. 28, Schaarbeek-Br. J. Smout, Victor Hugostr. 105, Schaarbeek-Br. V. Huypens, Jettesche Laan 91, Jette-Br. Mevr. S. Cornille-De Snerck, Hennuyères (Henegauw). Allen opgeg. door het bestuur van tak Brussel. Buitenland. Jan Daalder Jr., p.a. Soc. Comm. Hollandaise Transatlantique, Port-au-Prince, Haïti. Opg. door den Heer Ch.L. Bakker, Cristobal. B.J.v. Dierendonck, Cie. du Canal de Suez Ismaïlia (Egypte). Opg. door den Heer B. Kroon, Ismaïlia (Egypte). Walter Nawijn, 105 North 12th. Str., Paterson (N. Jersey). John. Veenstra, 14 Brown Avenue, Paterson (N. Jersey). Harry de Vries, 1025 East 19th. Str., Paterson (N. Jersey). Allen opg. door het Best. der Afd., Paterson (N. Jersey). A.A. Meininger, Bus 27, Nijlstroom (Transv.). Opg. door den Heer G. Bakker. Nijlstroom (Transv.). Comité voor Ned. Kinderen i.d. Vreemde. Wij ontvingen in de afgeloopen maand slechts f 1485.-, maakt met vorige opgaven f 438629.37 en Mrk. 38068.-. De uitgaven in de afgeloopen maand waren ongeveer f 2600.- en Mrk. 3725.- zoodat ook deze maand onze reserve achteruit ging met een bedrag van f 1100.-, terwijl Nederlandsche gezinnen in Duitschland steeds met meer klem onze hulp voor de lijdende Nederlandsche kinderen vragen. Zoo wordt uit Berlijn plaatsing verzocht voor 25 kinderen, uit Hamburg voor 66, uit Dortmund voor 80 en nog meer uit verschillende andere plaatsen. Wij kunnen, nu onze middelen achteruit gaan, slechts in zeergeringe mate helpen, indien wij niet weder krachtigen steun ontvangen; ook komen wij plaatsen te kort waar wij kinderen tegen betaling kunnen onderbrengen. Wij doen dus weder een krachtig beroep op geheel het Nederlandsche Volk. Men zende zijne bijdrage aan den Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam, Postcheque en Girodienst No. 22889. {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 8. Augustus 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Geen offer heeft hij geschuwd voor zijn volk, voor de trouw aan 's lands woord, voor onafhankelijkheid, recht en taal. (Opschrift van Steyn's standbeeld). INHOUD: Marthinus Teunis Steyn, door P.S. - Verslag der Hoofdbestuursvergadering van 24 Juni. - Nederland: Amsterdamsche Stoomvaart. - Van de Afdeelingen. - Oost-Indië: ‘Indische lezingen en leergangen’ in 1921. - Nog eens de (Brusselsche) Standaard over Insulinde. - De nieuwe landordening voor Indië en een zonderling verwijt, door Dr. W. van Lingen. - Vlaanderen: Tak Brussel en Omstreken. - De Gulden-Sporenherdenking. - Het Hoogeschoolvraagstuk. - Zuid-Afrika: Die waspoor, door J.L. Schoeler. - Ingezonden: ‘Scheiding’, door Philip L. Botha e.a. met kantteekeningen van het Hoofdbestuur. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden. - Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde. - Advertentiën. Marthinus Teunis Steyn. Op Donderdag, 6 Juli 1922, is te Deventer op het Stationsplein het standbeeld van President Steyn onthuld. Het was een dag van eerbiedige plechtigheid, een dag van herinnering aan de stamverwantschap met het volk van Z.-Afrika, aan den man, die {== afbeelding Bovenstuk van het gedenkteeken van President Steyn.==} {>>afbeelding<<} geen offer heeft geschuwd voor zijn volk, voor de trouw aan 's lands woord, voor onafhankelijkheid, recht en taal, den man, die een eerlijken rechtvaardigen strijd gestreden heeft, een strijd voor het behoud van onzen stam in Z.-Afrika. Niet, dat hij als leider van een klein volk den wanhopigen kamp tegen het overmachtige Engeland heeft aangedurfd, was zijn grootste verdienste - zijn eeuwige roem zal blijven, dat hij het Nederlandsche ras en daarmee de Nederlandsche taal in Zuid-Afrika voor een anders wissen ondergang heeft behoed. Het is op dien 6en Juli nog weer eens helder naar voren gekomen, welk een figuur Steyn is geweest voor de Zuid-Afrikaansche loot van onzen stam, voor de instandhouding van onze taal. Dr. Hendrik Muller, voorzitter van het Comité, wees er bij de onthulling op, dat de veste Deventer voor Steyn was het Nederlandsche tehuis. Hier zocht en vond hij opleiding tot de studie van het recht en bracht hij zijn beste Nederlandsche jaren door, jaren die een blijvenden invloed hebben gehad op zijn vorming en die in liefelijke herinnering bij hem zijn achtergebleven. Hij schetste zijn loopbaan, die leidde naar de hoogste plaatst in den Oranje-Vrijstaat, naar dien van president. In de moeilijke jaren van wrijving met Engeland liet hij geen poging onbeproefd den krijg te ontgaan, maar het mocht niet baten. Toen was het, dat Steyn in den Volksraad de geden kwaardige woorden sprak: ‘Ik verlies liever mijn leven dan mijn eer’, en trok hij met zijn mannen ten oorlog, tot hulp van Transvaal. Daar op het hoogeveld is hij door zijn zelfopoffering, kracht en wijsheid, door zijn eenvoud en trouw, door zijn nooit verzaakte waardigheid en den adel van zijn gemoed, geworden de ongekroonde Koning over de harten van Hollandsch Zuid-Afrika, naast God hun schild ende betrouwen. Geen oorlog is ooit op menschlievender wijze gevoerd dan door de Boeren. Fierheid op het voorgeslacht predikte hij, offervaardigheid voor het vaderland, niet eens als een deugd, maar als vanzelfsprekenden plicht, eenvoud van zeden, reinheid van handel en wandel, trouw aan 's lands godsdienst en trouw aan 's lands taal. En bij dit alles wekte zijn voorbeeld. Heel zijn wezen ademde waardigheid, zijn geest, zijn handel en ook zijn gestalte rechtop tot het einde. Een uitnemend bestuurder is hij geweest; zelfs de Engelschen noemden den Vrijstaat ‘the model republic’. Maar het allergrootste in hem, dat was zijn karakter. Men werd be- {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} ter in zijn omgang, was trotsch op zijn goedkeuring, verlegen onder zijn dank, omdat het immers een eer was aan zijn zijde te staan. Gezegend volk, dat dezen edele onder de edelen tot hoofd verhief en dat zijn lichtend voorbeeld voor zich uit ziet gaan, de toekomst in. Ook Nederland eert hem en dankt hem. Want Theunis Steyn heeft in zichzelven ook aan ons volk bewezen, dat de krachten, die ons voorgeslacht hebben gebracht tot grootheid en het hebben doen eeren door alle landen en door de eeuwen heen, onverzwakt kunnen voortleven bij den nazaat. Dat voorgeslacht, het zijne en het onze, is in hem herleefd. Hij was een eer voor ons ras. Het laatste, bittere, eind van den ongelijken strijd, de ondergang der republieken, was zelfs - zoo bracht Minister Van IJsselsteyn, die de Nederlandsche Regeering vertegenwoordigde, naar voren - feitelijk een overwinning voor den Dietschen stam in Zuid-Afrika. Op dien lijdensweg van de laatste maanden van den oorlog bleef Steyn een lichtend voorbeeld van ware Godsvrucht, zelfverloochening, moed, eerlijkheid en trouw. Dit beeld moge het Nederlandsche volk tot in lengte van dagen herinneren aan dezen grooten zoon van eigen stam en, in het bijzonder in dagen van nood en strijd, den Nederlanders tot getuigenis strekken, wat door trouw, Godsvrucht en moed ook in de grootste beproeving kan bereikt worden. De burgemeester van Deventer, Jhr. Mr. T.A.M.A. van Humalda van Eysinga, aanvaardde het standbeeld voor de gemeente en gaf de verzekering, dat het met de meeste zorg zou worden onderhouden. In de St. Lebuïnuskerk, waarheen het gezelschap zich daarna begaf, werd het begroet met het Oranje-Vrijstaatsche volkslied, door den organist C.J. Bute, uit Zutphen, met schitterende variaties ten gehoore gebracht. Dr. M.E. Houck gaf een overzicht der studiejaren in Deventer van Steyn, zijn jeugdvriend, en sprak de hoop uit, dat Deventer's burgerschap hare erkentelijkheid zou bewijzen voor de betoonde eer, door zich steeds te richten naar dezen onbaatzuchtigen en heldhaftigen man, wiens monument zij dagelijks kan aanschouwen. Mr. J.C. Kakebeeke vertelde treffende episoden uit zijn commandoleven in den laatsten Boerenoorlog, waarbij hij de edele karaktereigenschappen van den President in het licht stelde. De invloed van dit karakter is zoo uitnemend beschreven in de werken o.a. van Chr. de Wet ‘De Strijd tusschen Boer en Brit’, van ds. J.D. Kestell, ‘Met de Boerencommando's’, van Mr. ver Loren van Themaat, ‘Twee jaren in den Boerenoorlog’ en niet het minst in het werk van N.J. van der Merwe ‘Marthinus Teunis Steyn, een Levensbeschrijving’. De volgende spreker, die den kansel beklom, was de heer J.S. Steyn, semi-arts te Groningen, die de beteekenis schetste van President Steyn voor het Afrikaner volk als president, staatsman en volksleider, over wien mannen als Reitz, Genis, Botha, Smuts, Hertzog, De Villiers, Marais e.a. allen met den diepsten eerbied van ‘onzen ongekroonden koning’ spreken. Aan het Nederlandsche volk vertolkte hij namens het Afrikaansche volk den diep gevoelden dank, ‘den dank, die diep uit ons hart opwelt voor de zoo grootsche daad, die Nederland wederom voor ons verricht heeft, het hier oprichten van het standbeeld van onzen grooten Staats-President’. Deze daad is het symbool van de hechte banden van bloed- en stamverwantschap, die beide volken niet alleen bindt maar zoo vast omstrengelt. Dankbaar herdacht spr. ‘den moreelen en materieelen steun, dien het Nederlandsche volk vanaf de dagen van “de Grote Trek”, later tijdens den opbouw der Republieken, vervolgens tijdens den Boeren-oorlog voor onze vrouwen en kinderen, en na de tot standkoming van de Unie van Zuid-Afrika, ons gegeven heeft. Dank, driewerf dank brengt het Afrikaansche volk het stamverwante Nederland voor zijn cultureelen steun. Moge tot in de lengte van dagen die band gehandhaafd blijven. Moge het prachtige standbeeld van onzen President daar staan als een in vasten vorm gegoten symbool van dien onbreekbaren band. Dat zij zoo.’ Prof. Pont schetste Steyn als de onvermoeide, de onverstoord-opgewekte, ook in den donkersten tijd. ‘Hij is de ziel van den strijd. Hij weigert op eenige vredesonderhandeling in te gaan, die niet van onafhankelijkheid uitgaat. Hij kan niet anders. Men heeft dat “koppigheid” genoemd, maar het was na strijd verworven overtuiging. Als hij met diepe smart ziet, dat zeer velen tot vrede neigen, wordt zijn dagelijksch gebed: “Heer, als er vrede komen moet, en ik sta in den weg neem mij dan uit den weg. Ik kan, ik mag niet toegeven.” Tot den laatsten vezel van zijn kracht geeft hij, en kan hij, physiek gebroken, niet meer, wordt er vrede gesloten zonder hem, dan is hij dankbaar dat hij dat vredestraktaat niet heeft kunnen onderteekenen, maar trouw is gebleven. Dat is Steyn: een man van eer, van onkreukbare trouw, van kracht. Alles treedt terug voor dit eene: trouw, gehoorzaam te zijn aan God. Daardoor is hij de man van de daad, de man van onverschrokken moed. Het is Dingaansdag 1913. President Steyn is geen president meer; hij is burger van het Vereenigd Zuid-Afrika. Zijn door den oorlog geknakte gezondheid is eenigszins hersteld, maar wat hij vroeger was, is hij niet meer. Het zware lijden heeft zijn innerlijk leven echter niet gekrenkt. Ook in het lijden was hij held. Pier Pander schreef terecht van hem: Een breed gelaat met breede overweging, Een hooge schedel, huis van hoogen geest, Een groote baard, groote trouwhartige oogen Groot van gestalte, groot van ziel het meest.’ In de Buitensociteit boden de afdeelingen Deventer der N.Z.A.V. en van het A.N.V. aan gasten en genoodigden een thee aan. De heer W.J.. Lugard, bestuurslid van beide vereenigingen, die met dr. Zeylstra (A.N.V.) de gasten ontving, hield een korte rede, zoo eenvoudig, naar hij zeide, als hier gewenscht en zeker het meest in den geest van den man, hier geëerd, in den geest ook van Steyn, toen hij nog was de Deventer jongen. Spr. roemde het voorrecht, hier zoovelen samen te zien en schetste Deventer's groote vreugde, de eer te hebben ontvangen Steyn in steen te mogen begroeten, om den Vrijstaatschen held hoog te houden zoolang steen de tijden zal trotseeren. In Steyn, zei spr. is ons de aansporing gegeven, goede vaderlanders, goede Groot-Nederlanders te blijven, en te weten, dat de Zuid-Afrikaansche en Nederlandsche belangen samengaan, met versterking van het gevoel van stamverwantschap tusschen den oud-Hollandschen stam en ons. Deze historische dag, zoo eindigde spr., brenge de stamverwanten nauwer bijeen. Dat dit zoo blijve in aller herinnering. De muziek liet zich hooren en de gasten, zich van hunne zetels verheffend, zongen geestdriftig mee het aloude: ‘Kent gij dat volk vol heldenmoed’. De bijeenkomst werd gevolgd door een maaltijd, door dr. Hendrik Muller aangeboden. * * * De onthulling van het monument is geworden tot een zeer indrukwekkende plechtigheid. Duizenden stonden om het met grijs doek omhulde beeld. En toen de dochter van den President het koord aantrok, dat het kleed deed vallen en hulde-schoten knalden bij de verschijning van de beeltenis, werd het hoogtepunt der huldiging bereikt. Voor en na kwamen nu vele kransen liggen aan den voet van het beeld. Zoo verschenen achtereenvolgens de heeren Philip Botha (Z.-Afrik. Studenten-Vereen., Amsterdam), Mys (Z.-Afr. Studenten-Vereen., Groningen), Stofberg (Z.-Afr. en Vlaamsche Studenten v.d. Dietschen Bond, Utrecht), J.S. Steyn (Z.-Afr. Studenten in Duitschland), Prof. Pont (Ned. Z.-Afr. Vereen.), onze voorzitter P.J. de Kanter (Alg. Ned. Verb.-krans in de Vrijstaatsche en Nederlandsche kleuren), mr. De Koning (Dietsche Bond) en De Vries (U.D.), welke laatste er aan herinnerde, dat {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} president Steyn behoorde bij de oprichters van deze cricket- en voetbalvereeniging. Het standbeeld, dat den President vertoont in veldkleeding, zooals hij ‘de burghers in het veldt’ placht toe te spreken, is het werk van den beeldhouwer Toon Dupuis; het komt tegen het frissche dichte groen van het wandelpark uitnemend tot zijn recht. Het roept ons, het roept volgende geslachten op, te gedenken den held, die zich gegeven heeft voor het heil van zijn land en zijn volk: het karakter, dat de schoonste deugden van den oud-Hollandschen stam in zich vereenigt; den man, die, steunend op Gods Woord, niet anders durfde en wilde dan leven in afhankelijkheid en in gehoorzaamheid aan den levenden God. Hem zoo te gedenken, zei Prof. Pont, is ons te bezinnen op wat het beste is in ons persoonlijk leven en in het leven van ons eigen volk. P.S. Verslag der vergadering van het Hoofdbestuur, 24 Juni 1922 te 's-Gravenhage. Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter; Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, Onder-Voorzitter; Dr. B. de Gaay Fortman, Secretaris-Penningmeester; J.S.C. Kasteleyn, Kapt. K.E. Oudendijk, C. Statius Muller, Dr. W. van Lingen en C. van Son, Administrateur. Afwezig met kennisgeving: de heeren Ch.R. Bakhuizen v.d. Brink, Mr. P. Hofstede Crull, Dr. Th. Lens, Jhr. Mr. G.A.K. Michiels van Kessenich, Mr. K.M. Phaff, Th.G.G. Valette. Punt I. Notulen der vergadering van 22 April 1922. Deze worden onveranderd goedgekeurd. Punt II. Mededeelingen ter kennisneming. Dankbetuiging van wijlen de Stud.-Afdeeling Delft voor de schenking der schuld groot f 333.- over 1921. Dankbetuiging der Vereeniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal voor het bemiddelend optreden van het A.N.V. inzake een overeenkomst betreffende de vereenvoudiging. Dankbetuiging van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland (Emmerik, Essen, Kempen-Rhein) voor portretten van onze Koningin. Aan alle Nederlandsche inzenders der jongste Brusselsche Jaarbeurs is een rondzendbrief gericht om voortaan aan de Nederl. taal bij hun inzendingen de voorkeur te geven. Verschillende bevredigende antwoorden zijn daarop ingekomen. 16 Juni hadden Voorzitter en Administrateur een samenspreking met Mr. Van Doorninck, burgemeester van Meester Cornelis, over de belangen van Groep Ned. Indië. De Voorzitter en de Administrateur hebben 6 Juni een onderhoud gehad met den nieuw-benoemden Gezant voor Brazilië, Mr. Pleyte, om de belangen van het A.N.V. in dat gebied te bepleiten. De heer De Veer te La Guaira heeft zijn benoeming tot vertegenwoordiger aldaar aangenomen. Mej. M.C. Slothouwer, hoofd der school te Philipsburg (eiland St. Maarten, Ned. Antillen) is door het Groepsbestuur benoemd tot vertegenwoordigster. Punt III. a. De toestand van Groep Nederland. b. De afscheiding der Studenten-Afdeelingen. a. De Voorzitter noemt den toestand van Groep Nederland slecht. De enkele jaren geleden doorgedreven verandering is niet gelukkig gebleken. De instelling van een Groepsraad blijkt geen gelukkige greep te zijn geweest. De heer Schönstedt heeft als Voorzitter voortdurend met moeilijkheden te kampen gehad en van den heer Phaff, die als tijdelijk Voorzitter is opgetreden, kan derhalve geen krachtige actie voor opleving verwacht worden. Daarom zal het Dagel. Bestuur van 't Hoofdbestuur 4 Juli een samenkomst houden met de Groepsbestuursleden. De vergadering keurt goed, dat het Dagel. Bestuur maatregelen neme om de Groep Nederland weer op de been te helpen. b. De Voorzitter stelt nu aan de orde het in ontwerp rondgezonden hoofdartikel, dat het Dagel. Bestuur voorstelt in het Juli-nr. op te nemen als verweer tegen de onware beschuldigingen, die tegen de leiding van het A.N. V zijn uitgebracht door uitgetreden studenten. Hij leest enkele wijzigingen, die alsnog worden voorgesteld om aan het artikel noodelooze scherpte te ontnemen, voor, Tevens stelt spr. een naschrift voor naar aanleiding van een artikel over de zaak in Minerva, een goede overgang om toenadering en samenwerking mogelijk te maken. Een lid spreekt zijn voldoening hierover uit, omdat hij die uittreding niet kalm heeft opgenomen. Sommige Vlaamsche bladen slaan er reeds munt uit. Spr. meent, dat Groep Nederland in de laatste jaren het streven der jongelui niet verstaan heeft. Het Groepsbestuur heeft niet de hand toegestoken. In elk geval was er geen prettige verhouding. Spr. betreurt te meer het uittreden, omdat de geschilpunten liepen over de toestanden in den oorlog ontstaan. Het redekavelen over dat ‘oud zeer’ heeft echter nu geen nut meer. De beschuldiging, dat het tegenwoordige Hoofdbestuur niets zou doen tot opbeuring van Vlaanderen, is onwaar. Eveneens het verwijt van Mr. Ritter in het Utrechtsch Dagblad over de tijdelijke afschaffing der Groepsraadsvergaderingen, een besluit dat wegens noodzakelijke bezuiniging de overgroote meerderheid der laatste Groepsraadsvergadering heeft genomen. Een ander lid maant ook aan tot vermijding van scherpe polemiek. De studenten mogen naar onze meening dwalen, zij zijn geen onverschilligen en geven blijk van belangstelling in de Groot-Nederlandsche gedachte. Enkele leden oordeelen, dat tegen het onwaardig geschrijf en de onware beschuldigingen, die van zekere zijde voortdurend tegen de leiding worden verspreid, eindelijk eens krachtig dient te worden opgetreden. De vergadering keurt ten slotte den tekst goed, zooals hij in het Juli-nr. van Neerlandia is opgenomen. Punt IV. De vorming van Comité's voor de viering van het 25-jarig bestaan van het A.N. V De Voorzitter deelt mede, dat het Dagel. Bestuur een dertigtal uitnoodigingen heeft verzonden aan personen, voornamelijk te Amsterdam, die het geschikt acht om een uitvoerend comité te vormen voor de viering van het zilveren jubileum. De volgenden hebben hun benoeming aangenomen: H.A.J. Baanders, Amsterdam; Douairière Jhr. O.J.B. van Beresteyn-Tromp, Den Haag; D.G.A.v.d. Berg, Amsterdam; D. Burger, Amsterdam; mej. Marie Dunlop, Amsterdam; Dr. B. de Gaay Fortman, Dordrecht; D. Hans, Den Haag; Dr. M. de Hartogh, Amsterdam; H.J. den Hertog, Amsterdam; A.B. van Holkema Jr., Amsterdam; Dr. J. Kalf, Den Haag; P.J. de Kanter, Dordrecht; Ed. Karsen, Amsterdam; Prof. Dr. L. Knappert, Leiden; H.N. van Leeuwen, Amsterdam; Dr Th. Lens, Aerdenhout; S. van Lier Ez., Amsterdam; W.J. Lugard, Twello; Prof. Joh. Pont, Bussum; Jhr. A.W.G. van Riemsdijk, Haarlem; C. van Son, Dordrecht; Dr. S.L.v.d. Vegte, Zwolle; Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, Den Haag. 7 Juli zal het uitvoerend comité worden ingesteld. Dan ook zal besproken worden de wijze van herdenking. Er is o.m. plan voor een groote Tentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt, die een overzicht zal moeten geven van de verspreiding en beteekenis van den Nederlandschen Stam over de wereld. Daarbij kunnen verschillende vereenigingen met onder-afdeelingen uitkomen, b.v. Oost en West (Boeatan), de Nederlandsche Boekhandel, Volkszang enz. Voorts wordt gedacht over een gondelvaart, optocht, uitvoeringen, feestavond, spreekbeurten e.d. Wellicht zullen deze feestelijkheden gelijktijdig kunnen plaats hebben met de herdenking der 25-jarige regeering van de Koningin. Natuurlijk zal voor een en ander geld noodig zijn. Een bedelbrief aan alle leden van het Verbond is daarvoor in de maak. {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} De vergadering machtigt het Dagel. Bestuur de plannen verder uit te werken. Punt V. Plan voor het houden van een algemeen stamcongres in het voorjaar van 1923, of anders zoodra de omstandigheden het zullen mogelijk maken. De Voorzitter zegt, dat het Dagel. Bestuur dit plan ook in Brussel besproken heeft en de Vlamingen er zeer mee ingenomen waren. Zij stelden voor met het oog op de valuta het Congres in Antwerpen te houden. De vergadering draagt het Dagel. Bestuur op voorbereidende maatregelen te nemen voor uitvoering van het plan, zoodra zulks mogelijk zal blijken. Punt VI. Bezoek van het Dagel. Bestuur aan Tak Brussel 13 Juni. - Voorbereiding der heroprichting van Groep Vlaanderen. De Voorzitter doet verslag over de bemoeiingen van het Dagel. Bestuur. In den loop van den dag hadden besprekingen plaats met eenige Vlamingen. 's Avonds woonde het Dagel. Bestuur de algemeene vergadering van Tak Brussel bij en werd een gedachtenwisseling gevoerd tusschen spr. en de heeren Borginon en Van Dieren. Mr. Thelen (oud Hoofbestuurder) zat voor. Er heerschte een prettige stemming en de verwachting is gewekt, dat verschillende Takken binnenkort zullen herleven en de heroprichting der Groep nog dit jaar kan worden verwacht, hetgeen voor de cultureele samenwerking en uitwisseling tusschen Nederland en Vlaanderen van groot belang zal zijn. De heer Oudendijk noemt als voordrager, die in Vlaanderen nut kan doen, den heer Landry. Mocht men in Vlaanderen een spreker wenschen over de stambelangen, dan stelt spr. zich daarvoor gaarne beschikbaar. De Voorzitter acht zoo'n rondreis van groot belang om de heroprichting der Takken te bevorderen en zegt toe, dat het Dagel. Bestuur hierover naar Vlaanderen zal schrijven. Nog brengt hij ter sprake, dat een deel der Vlaamsche pers munt slaat uit de uitttreding der studenten. Te Brussel heeft men het Dagel. Bestuur geraden de overdreven geruchten toch niet onweersproken te laten. Daarom heeft de Algem. Secretaris een beknopt verweerartikel opgesteld. De Secretaris leest het voor. De vergadering betuigt haar instemming er mee. Punt VII. De bezwaren tegen aansluiting van den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland als Groep Duitschland bij het A.N.V. De Secretaris deelt mede, dat tot den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland geen Vlamingen kunnen toetreden, hetgeen als de Bond een groep Duitschland van het A.N.V. zal vormen, in strijd is met de statuten van het Verbond, waartoe ieder kan toetreden, die het wenscht te steunen. Wel wil men de Vlamingen als gasten toelaten. Een lid acht een en ander een gevolg van het tweeslachtig karakter van het A.N.V., waarop spr. al eens meer heeft gewezen. Door federatieve samenstelling zouden dergelijke moeilijkheden vermeden worden. De Voorzitter is het hiermee niet eens. Feitelijk is het Verbond een federatie van Zelfstandige Groepen en Zelfstandige Afdeelingen. Spr. zou over de moeilijkheid willen heenstappen en den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland toch als Groep willen toelaten bij wijze van proef. De Vlamingen in Duitschland zouden dan voorloopig lid moeten worden van Groep Vlaanderen of algemeen lid. Wellicht dat inmiddels in de Statuten van den Bond het bezwaar wordt weggenomen. Dit voorstel wordt met 5 tegen 2 stemmen aangenomen. Punt VIII. Commissie voor de bestudeering der stamverwantschap tusschen Nederlanders en Oost-Friezen. De Voorzitter deelt mede, dat Dr. Van Ketwich Verschuur, burgemeester van Groningen, vijf leden heeft voorgesteld, te weten: Dr. H.P. Coster, gemeente-archivaris, Groningen; Prof. Dr. J.H. Kern, hoogleeraar te Groningen; E. Fransema, te Godlinge (gem. Bierum); H.P. Schaap, jur.-cand. te Groningen; Mr. A.T. Vos, advocaat te Appingedam. Spr. stelt voor den heer Van Ketwich Verschuur, die wegens tijdsgebrek zelf geen deel van de commissie kan uitmaken, te verzoeken haar te willen inrichten en haar als taak te stellen te onderzoeken, hoe ver de stamverwantschap tusschen Nederlanders en Oost-Friezen gaat en op welke wijze samenwerking met het Verbond kan bevorderd worden. Punt IX. Oprichting der Groep Noord-Amerika. Verzoeken van de Afdeeling Nieuw-Nederland: a. De Afdeeling ‘Nieuw-Nederland’ die krachtens haar ‘voorschrift’ als lid alleen toelaat, wie Nederlandsch spreekt, vraagt goedkeuring op deze nieuw ontworpen bepaling: ‘personen, die geen Nederlandsch spreken, doch de Afdeeling willen steunen kan het bestuur als begunstiger toelaten. Zij betalen ten minste $ 5 per jaar, hebben toegang tot alle vergaderingen, lezingen en uitvoeringen, doch geen stemrecht. Praeadvies van het Dagel. Bestuur: ‘Hoewel de statuten van het Verbond onder het opschrift Leden in art. 4 vermeldt, dat het Verbond openstaat voor ‘ieder die het wenscht te steunen’, schijnt toch indertijd goedgekeurd te zijn eene bepaling in het ‘Voorschrift’ van ‘Nieuw-Nederland’: ‘Ieder die Nederlandsch spreekt en verder valt onder art. 2, kan als lid van “Nieuw-Nederland” worden aangenomen’. Dit is dus eigenlijk een beperking van de Verbondsstatuten. De nieuwe bepaling heeft althans dit voor, dat zij de deur weer wat verder openzet. Hoewel men mag aannemen, dat de bedoeling der Statuten is geweest, allen, die het Verbond wenschen te steunen, tot het lidmaatschap toe te laten, stellen wij voor in afwachting der Statutenwijziging, die straks ook tot herziening der reglementen van alle Groepen en Zelfstandige Afdeelingen zal moeten leiden, het voorstel goed te keuren.’ b. De voorzitter van dezelfde Afdeeling vraagt het oordeel van het Hoofdbestuur over deze overweging: ‘Het Verbondsstreven om ons volksverband ook in den vreemde te bevestigen en er het Nederlandsch stambewustzijn levendig te houden, bedoelt geenszins inmenging in de politiek. Shakespeare's woorden: “En die het niet is, neem ook den schijn niet aan” behartigend, is daarom besloten, om allen schijn van politieke propaganda, die zoozeer in de V. St. v. N.-A. gevreesd wordt, voor de Groep Noord-Amerika te vermijden, dat zij, die middellijk of onmiddellijk in Nederlandschen regeeringsdienst staan, hier slechts als begunstigers van het A.N.V. worden toegelaten.’ Praeadvies van het Dagel. Bestuur: ‘Dat het Verbond als zoodanig niet aan “politiek” doet, is altijd de opvatting geweest van art. 4 der Statuten. Maar daaruit volgt allerminst, dat personen in regeeringsdienst geschuwd moeten worden als leden. Aangenomen, dat die menschen heel veel aan politiek moeten doen, dan zal het A.N.V. hun eene aangename afwisseling en verpoozing bieden. Het lijkt overdreven, dat tengevolge van de Amerikaansche vrees voor politieke propaganda, de toelating van zulke leden, die toch altijd wel een klein getal op den grooten hoop zullen uitmaken, de schijn tegen het Verbond zou kunnen verwekken, als zou dit aan “politiek” doen. Aan den voorzitter der Afd. “Nieuw-Nederland” mitsdien een ontkennend antwoord te geven.’ De vergadering besluit overeenkomstig de praeadviezen te handelen. Punt. X. De rolprenten van Suriname en Curaçao. De Secretaris doet verslag van de proefvertooning van de rolprenten op 22 Juni betreffende Suriname en Curaçao, waartoe verschillende personen genoodigd waren. Algemeen was men van oordeel, dat het 1e gedeelte van de Suriname-film te zwart was en getracht moest worden te Parijs een lichteren afdruk daarvan te verkrijgen. De rolprent van Curaçao bleek niet veel bijzonders; koopen wordt dan ook afgeraden. De vergadering besluit in dezen geest. {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Punt XI. Verzoek van Afd. Roemenië om over 1921 en 1922 een bijdrage van f 25. - te mogen genieten. d.i. ongeveer de helft der verplichte afdracht. Wordt toegestaan. Punt XII. Voorstel van het Dagel. Bestuur om tot Vertegenwoordigers te benoemen: den heer B. Kroon te Ismaïlia; den heer H.G. Muskus te Barquisemeto; den heer Joh. ter Ellen te Mexico-stad; den heer G.S. de Clercq te Rio de Janeiro. Allen worden benoemd. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Nederland. Amsterdamsche Stoomvaart. Geschiedenis der Amsterdamsche Stoomvaart door Dr. M.G. de Boer. Uitgegeven in opdracht der Amsterdamsche Stoomvaart Maatschappijen door Scheltema en Holkema's boekhandel. (K. Groesbeek en Paul Nijhoff.) - Amsterdam 1921. Dat Dr. de Boer geen oogenblik geaarzeld heeft, toen hij het verzoek kreeg, om de geschiedenis der Amsterdamsche Stoomvaart, van den economischen kant beschouwd, te beschrijven, kunnen wij ons levendig voorstellen. Welk een voorrecht in die oude archieven te mogen snuffelen, en dan straks als gevolg van noesten arbeid zulk een boek op de tafel der opdrachtgeefsters te mogen neerleggen. Nog maar het eerste deel is verschenen. Het begint met een inleiding, die ons verplaatst in 1815. Een voorstel om stoomschepen voor het binnenlandsch verkeer te bezigen, gedaan door twee vreemdelingen, {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} die als aantrekkelijkheid meedeelden, dat deze schepen ‘tegen wind en stroom invaren met een snelheid van 5 tot 7 mijlen per uur’, vindt bij de Amsterdamsche Kamer van Koophandel geen gunstig onthaal. Paul van Vlissingen was de man, die vóór het tien jaren verder was, de Amsterdamsche Stoomvaart Maatschappij in het leven riep. Fortuinlijk is het echter nooit gegaan, althans niet vóór het midden der vorige eeuw, en toen kwam er al spoedig eene mededingster bij in de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, welker eerste jaren, tot aan de opening van het Noordzeekanaal, hierna geschetst worden. Van Vlissingen had zich toen reeds teruggetrokken, maar de eerste halve eeuw geschiedenis der Amsterdamsche scheepvaart is zijn geschiedenis, en zijne andere schepping, de ‘Koninklijke Fabriek’, de voorloopster van de Nederlandsche Fabriek (Werkspoor) en der Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij bleef nog jaren haar beteekenis en invloed uitoefenen, tot zij in 1871 hare betalingen moest staken. Die invloed blijkt wel heel sterk en heel eigenaardig hieruit, dat aan hare tegenwerking wordt toegeschreven de mislukking van de eerste inschrijving voor de Stoomvaart Maatschappij Nederland, eene tegenwerking, die toegeschreven zou moeten worden aan verbittering, dat de schepen dier maatschappij niet bij haar, maar in het buitenland besteld waren. Met de geboortegeschiedenis van de vaart op Indië en van de Stoomvaart Maatschappij Nederland en hare eerste levensjaren is het vervolg van het boek gevuld. Welke Amsterdammer weet niet, dat de Oude IJgracht Prins Hendrikkade is genoemd, om de ontzaggelijke verdiensten door dien Oranjevorst voor de Amsterdamsche scheepvaart en voor de ‘Nederland’ in het bijzonder. Het doet goed nog eens uitvoerig, haast van dag tot dag, verhaald te zien, welk een machtige invloed zijn woord en daad heeft gehad op de oprichting dezer maatschappij, en om haar de uiterst moeilijke eerste levensjaren door te brengen. Aan het slot van dit deel schetst de schrijver ons die beteekenis van Prins Hendrik in eene korte samenvatting aldus: ‘Hij was het, die haar te voorschijn riep, die de richting aangaf, waarin zij {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} zich had te ontwikkelen. Toen bij de eerste inschrijving het kapitaal niet volteekend werd, was hij de eerste om het voorbeeld te geven en aan te sporen tot een nieuwe poging, ditmaal met uitnemend gevolg bekroond. Een jaar later, toen een groote ramp de jeugdige onderneming trof en alleen krachtig vooruitstreven vergoeding kon geven aan de aandeelhouders voor de eerste verliezen, opende hij zijn beurs met een vorstelijke mildheid, die ge gewis niet hebt vergeten, al hadden wij ook het voorrecht die gelden nog bij zijn leven uit de overschotten der Maatschappij terug te betalen. Maar meer nog dan zijn materieele hulp, hoe groot die ook mocht zijn, was het zijn moreele steun, waaraan de Stoomvaart Maatschappij Nederland zoo oneindig veel verplicht is. Hij doordrong haar zijn geest van nauwgezette plichtsbetrachting, van zijne deugdelijke zeemanseigenschappen, van zijne belangstelling in het lot der zeevarenden. Steeds gebruikte hij zijnen invloed tot verkrijging van uitstekend materieel, van een corps geoefende scheepsofficieren en van een vaste aan de Maatschappij verbonden bemanning. Hij kende de schepen en volgde ze op hunnen weg. Hij schonk ze meerendeels de namen van wie Hij vereerde en liefhad of schreef in de naamvlag Zijne levensleuze: ‘Voorwaarts’. Inderdaad, wat zou de S.M. ‘Nederland’ geweest zijn zonder Prins Hendrik? Maar ook, wat zou Nederland zelf zonder dien grooten zoon uit het Oranjehuis thans zijn, die Nederland en Indië in meer dan een opzicht zooveel dichter bij elkaar heeft gebracht? Het werk van Dr. de Boer, een gedenkteeken van Hollands heerlijkheid in het jongste verleden, is uitnemend geslaagd. Van de Afdeelingen. 's-Gravenhage en omstreken. Een zomerslaap kent deze Afdeeling niet. In Juni hield zij een ledenvergadering, waarin op aangename en leerrijke wijze van gedachten werd gewisseld over gewichtige Bonds-, Volks- en Stambelangen en op 21 Juli j.l. gaf zij een gezellige zomeravondbijeenkomst in de uitspanning aan de Wijkerbrug, die bij Voorburg in een echt frisch Hollandsch landschap aan de Vliet is gelegen. Begunstigd door het heerlijkst zomerweer, slaagde die bijeenkomst uitstekend. Nadat alle aanwezigen ons Bondslied hadden gezongen, werd de gezellige kout op de aangenaamste wijze afgewisseld door zang van het mannenkwartet Richard Hol en door voordrachten van eenige leden, die zich daartoe geroepen gevoelden. Niet onvermeld mag blijven de zeer talentvolle wijze, waarop de heer Oostdam een aantal liederen bij de luit zong. 't Was een verrukkelijke avond, die naar meer smaakt! Insulinde. ‘Indische lezingen en leergangen’ in 1921. Wij ontvingen van het Comité, dat in samenwerking met het Koloniaal Instituut en met geldelijken steun van de Regeering deze zaak behartigt, het verslag over 1921: ‘Leergangen voor onderwijzers en onderwijzeressen werden gehouden te Oegstgeest, Delft, Arnhem en Haarlem; ‘Vervolgleergangen’ te Dordrecht, Apeldoorn, Heerenveen en Zwartsluis; ‘Vrije voordrachten en lezingen’ te Aalten, Den Helder, Haren en Maastricht. Voorts werd te Amsterdam gegeven de ‘Tweede Koloniale vacantieleergang voor Geografen’ (van 27 tot 29 December). De door bij uitstek bevoegde personen gehouden voordrachten werden bijgewoond door 47 studenten voor M. O.-Aardrijkskunde en 77 leeraren aan verschillende inrichtingen voor Middelbaar Onderwijs. Bij den aanvang van den leergang werd aan ieder der deelnemers weder een omslag uitgereikt, waarin de door de voordragers saamgestelde schetsen van de te houden voordrachten zijn vervat. De leergang werd besloten door groepsgewijze bezoeken, onder deskundig geleide, aan drie afdeelingen van het Kol. Instituut en aan het Museum van Kunstnijverheid. Wij behoeven wel niet uit te weiden over de groote beteekenis, die een dusdanige voorlichting heeft voor de kennis van Insulinde in Nederland. Immers al die 124 deelnemers brengen de verworven kennis in toepassing bij hun onderwijs aan een niet onbelangrijk gedeelte van Nederlands jeugd. Ten slotte had het Comité ook bemoeiingen met koloniale litteratuur: 296 boekwerken werden tegen verlaagden prijs verkocht; de koloniale boekenverzameling vertoefde achtereenvolgens te Almelo Arnhem, Amsterdam, Oegstgeest, Hengelo; ‘de berichten, welke over het gebruik worden verstrekt, geven de overtuiging, dat deze verzameling aan haar doel beantwoordt’. Gaarne breng ik hulde aan den arbeid van dit Comité, die zeker goede vruchten zal afwerpen. Indien Afdeelingen van het Algem. Nederl. Verbond zich er voor willen spannen om in hunne omgeving gedurende den komenden winter een leergang of lezing te doen houden, dan kunnen zij inlichtingen bekomen bij den volijverigen secretaris van het Comité, dr. Zeylstra te Deventer. Wat de lezingen betreft, gold tot dusverre de regel, ‘dat het Koloniaal Instituut voor de reis- en verblijfkosten en voor de vergoeding aan den spreker zorgde, terwijl de plaatselijke vereenigingen zorg droegen voor zaal, lantaren met bediening en bekendmaking.’ Nog eens de (Brusselsche) Standaard over Insulinde. In een vervolgartikel (zie de Juni-aflevering, blz. 77) heeft het Brusselsche blad het over het hooge peil der wetenschap in Nederland. Maar.... ‘de Hollander, die een goed zakenman is, beoefent die wetenschap hoofdzakelijk voor economische belangen en niet om de wetenschap zelf’ 1). Wat Holland zelf betreft, wordt gewezen op een paar voorbeelden: bloembollencultuur en zeevisscherij; tengevolge van de wetenschappelijke leiding heeft Holland met deze twee bedrijfstakken zijn mededingers overvleugeld. En zoo is 't ook in de Koloniën. Er wordt o.m. gewezen op 't phytopathologische Instituut te Buitenzorg, op de verschillende proefstations voor suiker, thee enz. enz., op de kranig in Oost-Indië bevorderde cultuur van den uit Belgisch Congo ingevoerde oliepalm. De schrijver besluit: ‘Werken op grond van wetenschappelijk onderzoek, dat is de ruggegraat van de groote economische bloei van Nederlandsch Oost-Indië.’ Ik meen, dat die lof welverdiend is en in de dagen van groote bezorgdheid, die Indië thans doorleeft, kan 't ook hierom moed houden: Alles zal recht kom 2). Vooral als men - waartegen ik vroeger herhaaldelijk waarschuwde - de loonen in Indië niet onnoodig opschroeft naar Westerschen trant. Wetenschappelijke leiding en wel goede maar geen opgeschroefde loonen, zijn de twee voorwaaiden, waarvan Indië's economische bloei afhangt. {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} En het is ongetwijfeld eene geruststelling in bange dagen, dat wij er op mogen wijzen: Nederland zit niet stil! Reeds herhaaldelijk wezen wij op de moeilijke taak van Nederland, wat betreft zijn uitvoer naar Insulinde. Er is een wedijver, schier onder alle volkeren der wereld. om zich een flink deel van dien koek toe te eigenen. Die wedijver kan geen kwaad. Mits Nederland wakker blijve. En... men blijft gelukkig wakker. Zonder in uitvoerige bijzonderheden af te dalen, mag in 't algemeen met ingenomenheid gewezen worden op den zeer vruchtbaren arbeid van de Vereenigingen, die de kennis aangaande Nederland en Koloniën in den vreemde trachten te verbreiden en de banden van vriendschap met andere volkeren nauwer toe te halen. Overal lezingen, rolprenten, tentoonstellingen; te Stockholm, Marseille, Madrid, enz.; vooral die te Bazel was een groot succes: 25000 bezoekers in 10 dagen. Nu is Kopenhagen aan de beurt en de toeloop dáár is nog veel grooter. Het kan niet anders. of dat alles moet zegenrijk inwerken op den uitvoer, en dientengevolge op den bloei van Insulinde's voortbrengselen En met die verhoogde welvaart is Nederland zijdelings gebaat. Want, als de uitvoer van daar ginds vermeerdert, neemt de koopkracht der bevolking toe. Nederland zal dan wel zorgen, dat het zijn voortbrengselen in Insulinde bij voortduring weet af te zetten. Als de Barneveldsche kuikens en de Boskoopsche rozen naar Engeland vliegen, tot schrik van de mededingers aldaar, zal onze ondernemingszucht er wel voor zorgen, dat wij in Indië niet geheel van de markt verdrongen worden. De nieuwe landordening voor Indië en.... een zonderling verwijt. Overeenkomstig den nieuwen koers in 't beheer van Oost-Indië is men nu al jaren lang bezig met de zoogenaamde decentralisatie van 't gezag - het geleidelijk overbrengen van het zwaartepunt van hooger naar lager, van hier naar ginds. Lang geleden is ook in deze rubriek daarover telkens een en ander gezegd. O.a. gaven wij in den jaargang 1920 (blz. 121) een korte schets van de nieuwe landordening, in Indië ontworpen door eene Herzieningscommissie. Sedert roerde ik deze zaak niet meer aan, omdat ik meen, dat Neerlandia geen plaats kan afstaan voor beschouwingen, die uiteraard wat uitvoerig zouden zijn. Nu de tijd gekomen is, dat de nieuwe regeeringsvoorstellen tot uitvoering zullen komen, wensch ik in een volgende aflevering een overzicht te geven van de toekomstige verhouding tusschen Nederland en Insulinde. Nu alleen dit: De Regeering, gebruik makende van de denkbeelden der genoemde Commissie, stelt zich de dadelijke invoering van meer autonomie voor Indië anders voor dan de Commissie, bewandelt dus een eenigszins anderen weg, dan deze had voorgesteld. Tengevolge daarvan deed een paar maanden geleden een manifest de ronde, waarin de denkbeelden der Commissie, tegenover die der Regeering, krachtig werden aanbevolen. Dit manifest was geteekend door ‘klinkende namen op koloniaal gebied’. Nu beschuldigt de heer P.H. Ritter jr. in het weekblad De Ploeg 1) het Algem. Nederl. Verbond van gebrek aan moed en verwacht van dat Verbond alsnog een bekeering.... omdat het zich niet dadelijk bij dat manifest heeft aangesloten. Dàt nu noem ik een ‘zeer zonderling verwijt’, omdat zoo iets m.i. heelemaal niet ligt op den weg van ons Verbond. In de bestuursvergaderingen is daarvan dan ook niet gerept; indien dit geschied ware, zou ik mij daartegen heftig gekant hebben 1). Want de roeping van het Algem. Nederl. Verbond is, kan geen andere zijn dan er iets aan toe te brengen, om den invloed van Nederlandsche taal, beschaving, wetenschap enz. zoo te doen doordringen, dat er eene verbroedering ontstaat tusschen Oost en West. Maar.... dadelijk partij kiezen in een zoo splinterig vraagstuk als het door den heer Ritter genoemde, een vraagstuk waarover alleen kunnen oordeelen menschen, die Indië door jarenlange ervaring leerden kennen, zou voor een ‘Verbond’..... een groote dwaasheid zijn. Wil iemand zich voor zich zelven alleen daarbij aansluiten, zooals b.v. onze geachte eerevoorzitter dr. Kiewiet de Jonge deed, dan is dat geheel iets anders. Ieder moet dat zelf weten. Ik voor mij (ik kom er rond voor uit), ofschoon ik 35 jaar ‘onder de palmen’ gewandeld heb, acht mij niet volkomen bevoegd om partij te kiezen. Ik wil niets te kort doen aan de waarde van de voortreffelijke mannen, die het bewuste manifest de wereld inzonden, maar ik wensch alleen er aan te herinneren, dat daartegenover ook een reeks namen kan genoemd worden van tot oordeelen bevoegde ‘Indische Oudgasten’, die 't volstrekt niet met dat manifest eens zijn. En zal nu het Verbond partij kiezen in dit moeilijke geding? En dat nog wel nu het krachtens zijn beginselen er niets mee te maken heeft? En - zoo vraag ik ten slotte: Wat voor moed schuilt er in om zich vóór (of tegen) het manifest te verklaren? Werkelijk, het verwijt van den heer Ritter is meer dan zonderling. De bevreemding stijgt ten top, als wij lezen wat hij in 't onderstaande over het moeilijke vraagstuk op zeer verdienstelijke wijze 2) in 't midden brengt: Intusschen zal Dr. Kiewiet de Jonge, evenals zijn medeonderteekenaars, zich duidelijker moeten uitspreken omtrent de precizeering van wat zij onder de autonomie van Indië willen verstaan. Dit is een leuze, welker rijke inhoud door het gezag der onderteekenaars van het manifest gewaarborgd wordt, maar die in handen van minder bevoegden, gevaarlijk speelgoed kan worden. De enkele malen dat er in de Kamer over Indië gesproken wordt, gelijk nog dezer dagen door den bekenden communistischen leider David Wijnkoop, hoort men niet veel anders dan beklag over vermeende vervolgingen van revolutionaire elementen. Liever zouden wij de twee grondprincipes, welke ten aanzien van het Nederlandsch beleid in Indië tegenover elkander gesteld zijn, in een Kamerdebat duidelijk en scherp zien geformuleerd. Wij voor ons hebben nimmer goed kunnen begrijpen wat men onder autonomie, enkelvoud, wel wat men onder autonomie meervoud in Indië heeft te verstaan. De bevolking van onze Zuid-Aziatische archipel toch is een conglomeraat van ethnologisch, staatkundig en oeconomisch geheel heterogene groepen, het Nederlandsch Gezag is er de eenige, daadwerkelijke band, de noodzakelijke Centraliteit. Een tweede vraag is die naar de feitelijke mondigheid der Indische bevolkingen, een vraag die wij niet willen beantwoorden, doch welker antwoord niet gegeven is door het bestaan alleen van intellectueelenbewegingen, welke de autonomie nastreven. Verzwakking van het Centraal Nederlandsch gezag in Indië lijkt ons een zaak die met de uiterste voorzichtigheid moet worden aangevat. Want indien werkelijk ons gezag de eenige gezags-mogelijkheid in zich zou dragen dan zou een te snel doorgevoerde autonomie niet alleen een machtsverzwakking van onzen Staat, maar evenzeer een aanmerkelijk verlies beduiden voor de Inlandsche bevolking. {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} Duidelijk genoeg toont de schrijver in bovenstaand betoog aan, dat het vraagstuk zeer moeilijk is. Ja, zijne bedenkingen zijn eigenlijk vlak tegen 't manifest in. Hij erkent gulweg, dat hij zelf 't ook niet begrijpt. Maar hij eischt, dat 't Algem. Nederl. Verbond het wel begrijpt en dadelijk ongevraagd partij kiest. Anders ‘is dat Verbond niet moedig (laf?) en moet zich bekeeren’. Hoe zit dat toch? Vlaanderen Tak Brussel en Omstreken. Zondag 9 Juli bracht een veertigtal leden van Tak Brussel, spijts het ongunstige weder, een bezoek aan den zoo algemeen bekenden ouden ‘pastoor van te lande’ Hugo Verriest, in zijn groot stil huis, in het eenzame dorpje Ingoyghem, in Zuid-West-Vlaanderen. Eerst ging de tocht naar Kortrijk en het Groeningerveld, waar op 11 Juli 1302 de Vlamingen de Sporenzege bevochten, om vervolgens de reis naar het dorp van Verriest en Stijn Streuvels voort te zetten. Bij pastoor Verriest was het onthaal allerhartelijkst. In een der met talrijke herinneringen aan Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach en andere Vlaamsche letterkundigen gevulde kamer - wij bemerkten er ook een portret van Verriest zelf door Toorop - brachten de bezoekers in gezelligen kout met den heer des huizes een uurtje door, dat wel nooit meer uit hun herinnering zal verdwijnen. Buiten loeide de wind en ‘regende het koordekens’, volgens het typisch gezegde van de oude meid van den ouden pastoor, maar niemand, die nog aan het weder dacht, toen Verriest verhaalde van de vele ‘gelukken’, die hij in zijn leven mocht ondervinden: de lessen, die hij krijgen mocht van Guido Gezelle en Peter Benoit, de vriendschap met zijn leerling Albrecht Rodenbach, met Stijn Streuvels enz. Over de toekomst der Vlaamsche Beweging liet hij zich zeer hoopvol uit. - Na het bezoek aan pastoor Verriest werd naar Tieghem getramd, waar de onversaagdsten, trots regen en wind toch naar den bekenden heuvel trokken, van waar men van een der mooiste vergezichten van Vlaanderen kan genieten. Tegen den avond keerde men, over Kortrijk, naar Brussel terug. De Gulden-Sporenherdenking. Hoewel in vele Vlaamsche steden geen eensgezindheid kon worden verkregen tusschen gematigde en meer vooruitstrevende Vlamingen en de verschillende partijen, ieder afzonderlijk, het feit herdachten, dat op 11 Juli 1302, in de Leieweiden nabij Kortrijk, door de zege van de Vlaamsche gemeentenaren op de bloem der Fransche ridderschap, de grondslagen werden gelegd van de Vlaamsche nationaliteit, is de herdenking van den Sporenslag - het bij uitstek nationale feest der Vlamingen - zelden met meer innige geestdrift gevierd geworden als ditmaal het geval was. Te Antwerpen werd reeds den Zondag te voren een roerende hulde gebracht aan de nagedachtenis van den Vlaamschgezinden student Herman van den Reeck, dien twee jaar geleden, op 11 Juli, de Antwerpsche politie, staande onder het bevel van een franskiljonschen wethouder, bij het verdedigen der vlag van een Vlaamschen Meisjesbond tegen de agenten, doodschoot. Op de Kielbegraafplaats werd het grafmonument van dezen jongen martelaar voor Vlaanderen op plechtige wijze onthuld. Niettegenstaande het zeer slechte weêr waren duizenden Vlamingen uit alle hoeken van het land opgekomen om aan deze roerende hulde, die geheel in het teeken van de Vlaamsch-nationale gedachte stond, deel te nemen. Aan het graf voerden het woord: dichter Pol de Mont, Juliaan Plateau, uit naam van de 4800 Vlaamsche Oud-Strijders van Antwerpen en Herman van Puymbrouck, waarn. voorzitter van het Vlaamsche Front, partij van Vlaamsche Nationalisten. Dinsdag trokken drie groote optochten door de straten van de Scheldestad. Een eerste - officieele - stoet bestond uit de meeste liberale en katholieke vereenigingen der stad; een tweede groepeerde alleen socialistische bonden en in een derde - misschien wel de talrijkste - liepen de Vlaamsche Fronters, die voor amnestie voor de gestrafte oud-strijders en politieke Vlaamsche veroordeelden en gevangenen als pater Stracke, Dr. Debeuckelaere, Dr. Borms, Mr. Mulier e.a. betoogden. Op een klein relletje na, door een misverstand teweeggebracht, verliep alles in de beste orde. Te Brussel had de Sporenherdenking een minder kalm verloop en werden de Vlamingen, die na een feestavond in den Pradoschouwburg, in de voorstad Sint Jans Molenbeek, de onvergeeflijke misdaad begingen; onder het zingen van Vlaamsche liederen naar de Brusselsche Groote Markt te trekken, aldaar door de politie overvallen en uit elkaar geslagen. Vrouwen en grijsaards liepen slagen op en zelfs dagbladschrijvers, die het voorval bijwoonden, werden ingerekend, en in het politiebureau, te gronde geworpen. De politie viel de overblijvende betoogers aan en dreef ze in de naburige straten en steegjes terug, waar het nog geruimen tijd woelig bleef. In een paar Vlaamsche steden, o.m. te Kortrijk en te Lier ging de aanstichting uit van het stadsbestuur zelf en had de Sporenherdenking een waardig verloop. Ook te Brugge, Eekloo, Tongeren, Hoogstraten, Mechelen, Arendonk, Gheel, Turnhout, Gent enz. hadden volksbetoogingen plaats en spoorden Vlaamschgezinde redenaars van alle partijen de menigte aan met kracht den strijd voort te zetten voor het Vlaamsche rechtsherstel, en in de allereerste plaats, voor de vernederlandsching van de Fransche Universiteit te Gent. Het Hoogeschoolvraagstuk. Onmiddellijk na het zomerverlof zal het Belgische Parlement zich met het Vlaamsche Hoogeschoolvraagstuk inlaten. In afwachting daarvan hebben een aantal Gemeenteraden moties aangenomen, waarbij de wensch wordt uitgesproken, de Rijksuniversiteit te Gent zoo spoedig mogelijk, hetzij geleidelijk, hetzij onmiddellijk en geheel, te vernederlandschen. Ook in den Antwerpschen Gemeenteraad kwam een dergelijke motie te berde. Geen der Raadsleden waagde het tegen te stemmen; 28 leden stemden voor en 14 onthielden zich, waaronder de gekozenen van het Vlaamsche Front, die niet voor stemden, omdat zij het overbodig en vernederend achtten nog wenschen over te brengen aan een Regeering, die toch maar steeds blijft handelen, alsof de 4 millioen Vlamingen geen recht zouden hebben op hooger onderwijs in de eigen taal. Zuid-Afrika. Die Waspoor. (Het Wagenspoor). Stadig maar onvervaard het ons vaders getrek... Van die Kaap na die Noorde Het hulle gegaan met die Oswa Altyd verder en verder, najaend die onbekende. En waar die oswa gegaan het, Daar het dit agtergelaat die waspoor oor die oneindige velde. {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} En die waspoor deur die vaders gemaak Het geblywe die trekpad vir immer! Honderde oswaens het later gevolg die spoor... En die spoor bly vandag... en is 'n Stempel gesit vir altyd op ons veld' en woestyne... Die oswa is mos die skip van die veld...! En die ou trekkers het gesoek wat hul siele begeer het... Iets wat hul aangetrek en toegewink het... Die ruimte, die sonlig, die lug en die vryheid... En of vandag ook spoortreine donder, Of motorwaens snor op dieselfde paaie..., Dis die waspoor wat ons vaders gemaak het, Wat ons lei deur ons land na ons dorpe en ons plase. Stadig maar onvervaard het ons Vaders getrek...! In hul klein skepies oor oneindige seë... Geteister deur wind en deur noodweer, En deur siektes en dood en verderf, Het hulle geklief 'n pad deur die bruisende golwe. En waar ook die oulik' klein skepies gegaan het... Het hul agtergelaat die waspoor op die groot water... Want die kielsog van daardie klein skepies Is die waspoor wat ons vandag nog die pad wys. Hulle het getrek oor die oseane 'n Spoor wat nooit nie vergaan nie... En hoe mens ook noem al die skepe of bote Wat vandag stoom en stoot om ons kus te bereik, Dis maar die ou waspoor wat hulle volg, Wat die pad wys na sonlig, na vryheid en lewe... Ja, dis die waspoor wat ons Vaders gemaak het, Wat nog voer na die land van belofte en Hope...! Hou heilig die spoor op die land en op water... Dis die waspoor wat ons Vaders gemaak het... Kaapstad. J.L. SCHOELER. Ingezonden. ‘Scheiding.’ Aan het Hoofdbestuur van het A.N.V. Naar aanleiding van het artikel in het vorige nummer van ‘Neerlandia’ betreffende de opheffing der Studenten-Afdeelingen, verzoeken wij U ook onderstaande regelen te doen opnemen. De positie der Studenten-Afdeelingen in het A.N.V. zij allereerst een punt van bespreking. De thans gevallen beslissing is geen baloorig besluit geweest, maar is een gevolg van langdurig beraad. Sinds geruimen tijd reeds was de financieele regeling voor deze afdeelingen ongeschikt gebleken; zij kon steeds aanleiding geven tot allerlei wrijvingen. De studenten zelf streefden ernstig ernaar om hieraan een einde te maken en besloten ten slotte gezamenlijk eens zakelijk en gedetailleerd hun toestand uiteen te zetten. In een stuk van elf bladzijden werden het Groepsbestuur zooveel gegevens verstrekt, als het maar eenigszins kon verlangen; de rekeningen en balansen van elke Studenten-Afdeeling waren erbij gevoegd en middelen ter verbetering van den toestand voorgesteld. In de Groepsraadsvergadering van Maart 1921 zegde het Groepsbestuur echter alleen toe, dat de achterstallige, buiten schuld der tegenwoordige bestuursleden opgeloopen, bijdragen van Amsterdam en Utrecht zouden worden kwijt gescholden. Verder werden alle voorstellen der studenten afgewezen en toen van andere zijde een bemiddelingsvoorstel ter tafel kwam, werd de vergadering plotseling gesloten. Deze eenige toezegging heeft men niet gestand gedaan, daar het Hoofdbestuur voortging van de Studenten-Afdeeling Utrecht de ‘kwijt gescholden’ bijdragen te eischen, 1) 1) terwijl het uit haar balans wist, dat zij ze onmogelijk kon betalen. Toch werd besloten nog eens stappen te doen ter verbetering van haar financieele positie geheel buiten bezwaar der Groepskas. Toen in de algemeene ledenvergadering der verschillende Studenten-Afdeelingen dit voorstel behandeld werd, bleek onder de leden een ernstige ontstemming te heerschen, die in Delft reeds in November 1921 leidde tot het aannemen van een motie, die afscheiding verlangde, als deze laatste pogingen geen resultaat hadden. Deze voorstellen zijn toen namens de andere Studenten-Afdeelingen ingediend door de Stud.-Afd. Amsterdam. Deze misnoegdheid kwam de Verbondsleiding ter oore. Geen wonder dan ook, dat in den Groepsraad van 14 Januari 1922 het Groepsbestuur probeerde te sussen. Een commissie van twee burgerleden, een afgevaardigde der Jongeliedenafdeelingen en een student werd ingesteld. Deze zou een betere financieele regeling voor de Studenten-Afdeelingen ontwerpen. Daar het Groepsbestuur verklaarde, dat de financieele lasten der Stud.-Afd. moesten verminderd worden en daar de studenten altijd tot minnelijke schikking bereid geweest waren, *) hebben zij allen dit voorstel aanvaard; ook de heer E.A. Hofman, die zelf heeft voorgesteld den heer L.L.W. van Soest in deze kommissie te benoemen. De voorstelling in ‘Neerlandia’ op blz. 87 is dus op dit punt geheel onjuist! Thans scheen dus overeenstemming bereikt en zouden de bijdragen van de Stud.-Afd. aan de Groepskas verminderd worden, maar tot onze groote verbazing schreef het Groepsbestuur drie dagen later (d.d. 17 Jan.), dat de Stud.-Afd. in het vervolg 50% meer zouden moeten afdragen.²⁾ Was dit de financieele tegemoetkoming in de praktijk? Bovendien behandelde de bovengenoemde kommissie in haar bijeenkomst niet het laatste voorstel der studenten zelf, haar door den Groepsraad overgelaten, maar men streefde blijkbaar van de zijde van het Groepsbestuur naar een regeling, waarbij de Stud.-Afd. voor iedere voorgenomen handeling, een toelage aan het Groepsbestuur zouden vragen, waardoor dit dus een absoluut vetorecht zou verkrijgen voor alle handelingen der Stud.-Afd. Daar in het ontwerp-reglement,³⁾ dat niet om deze reden niet behandeld is, den studenten stemrecht en daarmede allen invloed op de samenstelling van het Groepsbestuur ontnomen werd, zou bij het aanvaarden dezer regeling de beperkte autonomie. die het geldende reglement den Stud.-Afd. nog gelaten had, geheel verloren gaan **). Als men dus de woorden en de daden van het Groepsbestuur vergelijkt, zal men begrijpen, dat de studentenleden om de eer aan zichzelf te houden eenstemmig besloten het Verbond te verlaten. Een diskussie over hun totaal aantal heeft voor de beteekenis dezer gebeurtenis geen waarde: de telling van het Algem. Bestuur der Stud.-Afd. beliep 461. De politiek der leiding van het A.N.V. had reeds herhaaldelijk de ontevredenheid niet alleen van studenten, maar ook van burger-leden gewekt. Ook dateert deze kritiek niet uit den oorlogstijd; ook vóór 1914 bestond zij reeds.⁴⁾ Men leze de oude ‘Neerlandia's’ er maar eens op na! Maar bovendien: wat is er niet al veranderd juist ten gevolge van den oorlog! Men kan eenvoudig de geschiedenis niet aanknoopen bij 1914, net alsof er sindsdien niets is gebeurd. Dat de misnoegdheid der burger-leden in de Verbondsorganen niet meer tot uiting komt, is een gevolg eensdeels van het stelselmatig weren van deze werkzame elementen uit bestuursfuncties in Verbondsafdeelingen,⁵⁾ anderdeels {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} van het uittreden van ijverige leden, die eraan wanhoopten, dat binnen afzienbaren tijd van het A.N.V. weer de gewenschte bezielende stuwkracht zou uitgaan. Het Hoofdbestuur beweert, dat het niet aan partijpolitiek doet, terwijl de gebeurtenissen ons wel iets anders geleerd hebben! Niet de ontevreden A.N.V.-leden wenschen inmenging in de politiek, juist het Hoofdbestuur kiest in ‘de politiek’ partij.⁶⁾ Het Hoofdbestuur vertroebelt echter steeds de zaak. Zoo komt het thans weer aanzetten met de ‘geheel onware bewering’, dat de vertegenwoordiger van Amsterdam (Sted. Univ.) 27 Nov. 1920 zou gezegd hebben, dat het Hoofdbestuur brieven uit Vlaanderen onbeantwoord zou hebben gelaten. De heer Hofman heeft echter de destijds door hem voorgelezen opmerking aan den heer Groepsvoorzitter, tevens Hoofdbestuurslid ter hand gesteld en toen dezelfde legende weer opdook in het verslag van de Hoofdbestuursvergadering van 18 Dec. 1920 in ‘Neerlandia’ van Febr. 1921, is aan het Hoofdbestuur nogmaals te kennen gegeven, dat de mededeelingen van zijn Secretaris-Penningmeester op dit punt geheel onjuist waren.⁷⁾ Wij geven hier slechts enkele bewijzen voor de inmenging van het Hoofdbestuur in de politiek: 1e. De redactie van ‘Neerlandia’ heeft, nadat door de algemeene Groepsvergadering van het A.N.V. op 18 Maart 1916 te Deventer besloten was, een daar door een Vlaming gehouden redevoering in ‘Neerlandia’ te plaatsen, daarover advies gevraagd aan den Belgischen politicus Mr. F. van Cauwelaert.⁸⁾ 2e. ‘Neerlandia’ van Aug. 1920, blz. 106, noemde het activisme ‘een niet weg te redeneeren fout’.⁹⁾ 3e. Toen in ‘Neerlandia’ van April 1921, blz. 54 een - trouwens onjuist - bericht voorkwam over de invrijheidstelling van mej. De Guchtenaere, werd er weer een geheel overbodig zinnetje bijgevoegd, waarin een insinuatie was te lezen¹⁰⁾ tegen mej. De G.'s partijgenooten. Toen mej. De G. hiertegen opkwam, weigerde de redactie dit stukje van de door haar gehuldigde! 4e. In November 1920 bleek te Amsterdam, dat het Hoofdbestuur een afgevaardigde naar Vlaanderen gezonden had¹¹⁾ om te onderhandelen met de passieve Vlamingen; deze had toen te Brussel een onderhoud met de heeren J. Hoste Jr. en F. Toussaint, die meenden, dat de tijd nog niet daar was om het A.N.V. in Vlaanderen weer te doen werken. Als deze heeren dit zouden goed vinden, zou het Hoofdbestuur zich gaan wenden tot de ‘gematigde activisten’ en tot ‘activistische’ volksvertegenwoordigers als de heer B. Maes!!! En dit alles terwijl er nog Vlamingen waren, die in het Hoofdbestuur gezeten hadden! Zeer terecht kenschetste ‘De Vlaamsch-Nationale Gedachte’ (Sept.-Oct., blz. 7) het gedrag van het Hoofdbestuur aldus: ‘Het is geen Groot-Nederlandsche, het is een klein-Hollandsche politiek’.¹²⁾ Zelfs in de wetenschap schijnt het Hoofdbestuur partij te kiezen voor een bepaalde school (Pirenne): Men ga eens na welke redenaars voor Verbondsvergaderingen uitgenoodigd worden! In ‘Neerlandia’ van Jan. 1922 werd als hoofdartikel geplaatst een verslag van een rede van Prof. Blok. Zonder het door Prof. Geyl ingezonden stuk, zou de meening van Prof. Blok als de eenige gehuldigd zijn. Mr. Borginon deelde in de vergadering van het A.N.V. te Brussel mede, dat dit de Vlamingen dan ook geërgerd had.¹³⁾ De werkeloosheid van het A.N.V. wordt door het Hoofdbestuur een legende genoemd. Het artikel ‘Een Scheiding’ zelf is echter weer een bewijs van de waarheid dezer ‘legende’. Nu het Hoofdbestuur zelf zijn daden¹⁴⁾ opsomt, blijkt hoe gering deze zijn in vergelijking met datgene wat men van een Groot-Nederlandsche vereeniging als het A.N.V. mag verwachten. Treffend komt dit bovendien uit in de rekening van het Hoofdbestuur: Over het dienstjaar 1921 werd uitgegeven f 32.630,99 - f 940,76½ = f 31.690,22½; dit jaar leverde op een tekort van f 2323,16½ (7,9%) bij f 29.367,06 aan inkomsten. Splitst men de rekeningen in gelijksoortige groepen, dan blijkt, dat uitgegeven werd voor: Bedragen, In procenten van de inkomsten. ‘Neerlandia’ (Post 7) f 12.519,33 42,6 Administratiekosten (2-6, 13) f 12.076,20½ 41,1 Rechtstreeksch Verbondswerk (8, 9, 11, 12, 14) f 6.643,48 22,6 Steun aan andere vereenigingen (10) f 431,06 1,5 Buitengewoon f 20,15 0,1 _____ _____ f 31.690,22½ 107,9 Af tekort 7,9 _____ 100,00 Als men de verhouding dezer cijfers beziet, blijkt toch dadelijk, dat er iets moet haperen! Terwijl men over betrekkelijk weinig geld beschikt, wordt zoo een belangrijk percentage besteed aan administratiekosten: niet ten onrechte zegt men, dat het A.N.V. verbureaucratiseerd is.¹⁵⁾ Men toont zich verbolgen over de kritiek der studenten- thans ongegrond en bombastisch genoemd - terwijl echter het Hoofdbestuur reeds in 1917 erkende, dat ‘meer en meer blijkt, dat van de meestal geringe bijdrage der leden weinig voor optreden naar buiten overblijft... Reeds te lang moet herhaaldelijk uit gebrek aan geld afwijzend op verschillende aanvragen beschikt worden, wat aan den goeden naam en de groeikracht van het Verbond natuurlijk geen goed heeft gedaan’ *). Uw ‘Een scheiding’ trof ons voornamelijk door de manier, waarop U aan de kritiek van studenten en anderen tracht te ontkomen. Slechts uw feitelijke beweringen kunnen wij beantwoorden, Uw subjectieve qualificaties latende voor wat zij zijn. Op het verwijt, dat het A.N.V. niet meer zorgt voor ‘voorlichting van de pers’, waardoor een insinueerend artikel in ‘De Telegraaf’ medio Maart tegen het 7de Groot-Nederlandsch Studenten-Congres onbeantwoord bleef¹⁶⁾ en op het verwijt, dat men in dezen niet meer opkomt voor de eer en den goeden naam van den Nederlandschen stam, antwoordt U o.m. met een soort inhoudsopgave van ‘Neerlandia’ en de mededeeling, dat U de aanvallen van Fransch-Belgische stookbladen met minachtend stilzwijgen voorbijgaat: daarom zeker zoo een zoetsappige verontschuldiging¹⁷⁾ tegenover ‘La Flandre Libérale’ in ‘Neerlandia’ van Mei j.l., terwijl men ernstige kritiek van Groot-Nederlanders geringschattend negeert **). Het ‘verweerstukje’ tegen de Alliance Française was veeleer een verontschuldiging voor een lid van het Hollandsche Groepsbestuur, dat zijn A.N.V.-bestuurslidmaatschap vereenigbaar acht met dat van de Alliance Française! Dat ‘studiebeurzen voor Vlaamsche en Afrikaansche studenten niet verleend worden’ erkent U. maar gekrenkt voegt U eraan toe, dat niet vermeld is, dat het Studiefonds voor Zuid-Afrikaansche studenten, waarvan de rekening sluit met een bedrag van f 50.430,28 gesteund wordt met een bedrag van....... f 79,90! (Zie ‘Neerlandia’ blz. 88 en 89). Met zooveel woorden moet U toch erkennen, dat het A.N.V. thans niets doet voor de Afrikaansche scholen in Rhodesië. Het feit, dat het Nederlandsch Taal- en Letterkundig congres sinds 1913 niet gehouden is, wijst er toch op dat de Groot-Nederlandsche belangstelling in Holland niet zoo bijster groot is. En moet het A.N.V. deze niet opwekken en spreken zelfs de Verbondsstatuten niet van een verband tusschen Verbond en congres!¹⁸⁾ De bewering, dat ‘Nederland in den Vreemde’ zich wendt tot vreemdelingen, terwijl het A.N.V. zich uitsluitend zou richten tot Nederlanders en stamverwanten, heeft geen zin. Waartoe anders b.v. het A.N.V.-geschriftje ‘De Aanval op Holland’ in het Fransch en Engelsch vertaald?¹⁹⁾ {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} Zonderling is de wijze, waarop U den argloozen lezer wilt doen gelooven dat het den studenten door art. 16 van het Groepsreglement verboden zou zijn telegrammen en brieven naar het buitenland te zenden, terwijl art. 16 in waarheid de afdeelingen belet zich zonder machtiging van het Groepsbestuur te wenden tot publiekrechtelijke organen buiten de grenzen harer gemeente.²⁰⁾ Wij begrijpen niet hoe U aan eenige Vlaamsche bladen heeft kunnen mededeelen, dat de opheffing der Studenten-Afdeelingen Amsterdam een gevolg was van verkeerde inlichting; te meer daar de Amsterdammers onder ons, sindsdien ervaren hebben op welke manier door sommige bestuursleden der burgerafdeeling Amsterdam de leden dezer afdeeling worden ‘voorgelicht’. De voorstellen der Stud. Afd. zijn eerst in de ledenvergaderingen behandeld, waarna dan de leden de te volgen gedragslijn vaststelden. Het is dan ook aan een student-Groepsraadslid nog nooit overkomen, wat een Rotterdamsch Groepsraadslid gebeurde, wien een stadgenoot vroeg, wie hij eigenlijk wel vertegenwoordigde, daar zijn afdeeling sinds zeer lang niet vergaderd had! Dat sommige studenten persoonlijk lid zijn gebleven van het A.N.V., behoeft geen andere verklaring dan het feit, dat ook zeer vele ‘burgers’ nog lid zijn van het A.N.V., hoewel ook zij tot de oppositie behooren. Verder schrijft U over ‘beleedigende kritiek der Stud.-Afd.’ Wij wijzen U er echter op, dat deze behalve haar ‘matig gestelde moties’ niets gepubliceerd hebben, dat door de studenten nooit een vijandige gezindheid is aan den dag gelegd,²¹⁾ dat de stichtingsvergadering van het ‘Dietsch Studenten Verbond’ zelfs aangedrongen heeft op samenwerking²²⁾ met andere vereenigingen op Groot- Nederlandschen grondslag, zoodat niets de toon van uw artikel rechtvaardigt. Wij meenen thans te hebben aangetoond, hoe Groepsen Hoofdbestuur²³⁾ hebben geweigerd de Stud.-Afd. te helpen, ofschoon de studenten zelf bereid waren tot groote tegemoetkoming, dat de huidige prestaties van het A.N.V. geheel onvoldoende zijn, dat de beweringen van het Hoofdbestuur om dit te weerleggen grootendeels onjuist zijn of geen steek houden²⁴⁾ en ten slotte hoe Gij, Hoofdbestuur, in politieke zaken U steeds hebt gesteld aan de zijde der passieve Vlamingen tijdens den oorlog, der Vlaamsche Belgicisten van thans.²⁵⁾ U hebt in strijd met uw Groot-Nederlandsche opdracht, verzuimd in alle onzijdigheid uw plicht te doen, toen U de partij koos van degenen, die uw hulp niet noodig hadden en ontweek de groep der Vlaamsche uitgewekenen, die uw hulp wel noodig hadden. Als U meent, dat de Hollandsche studenten ‘op het verkeerde spoor’ waren door hier ook voor de rechten der laatsten op te komen en dit ons tot een grief rekent, dan zullen wij deze grief als onze eer beschouwen, omdat wij dan de Hollandsche traditie hebben hoog gehouden door op te komen voor de rechten van politieke uitgewekenen en verdrukten. De discussie achten wij hiermede gesloten. PHILIP L. BOTHA, Oud-Voorz. Stud.-Afd. A'dam, Sted. Univers. H.G.C. COHEN STUART, Oud-Voorzitter Stud.-Afd. Delft. E.H. EBELS, Oud-Schrijver van de Stud.-Afd. Delft. E.A. HOFMAN, Oud-Secr. Stud.-Afd. A'dam, Sted. Univers. K.W.H. LEEFLANG, Oud-Secretaris Stud.-Afd. Delft. H.Th. NIEUWENHUYSEN, Oud-Secr. Stud.-Afd. Utrecht. J. POSTMUS. Oud-Secr. Stud.-Afd. A'dam Vrije Univers. H.P. SCHAAP, Oud-Voorzitter Stud.-Afd. Groningen. L.L.W. VAN SOEST, Oud-Voorzitter Stud.-Afd. Delft. 2) De studenten hebben indertijd zelf verzocht alleen den kostenden prijs van Neerlandia te betalen. Dit werd in het nieuwe reglement opgenomen. Toen papieren drukkosten zooveel hooger werden, moest het bedrag wel met 50% vermeerderd worden om aan het reglement te voldoen. In de praktijk werd die 50% als subsidie teruggegeven. Reden tot verbazing behoeft hier dus niet te zijn. 3) Dit ontwerp-reglement was een persoonlijke uiting van den toenmaligen Groepsvoorzitter, niet van het Groepsbestuur, nog minder van het Hoofdbestuur. Het is zelfs ontraden. 4) Dit is niet ontkend. Kapt. Oudendijk spreekt in een sympathieke beschouwing in De Ploeg terecht van ‘oud zeer’, waarvoor het Hoofdbestuur in zijn tegenwoordige samenstelling moeilijk verantwoordelijk kan worden gesteld. De Stud.-Afdeelingen wezen zelf de verantwoordelijkheid af voor de schulden door voorgangers gemaakt. 5) Daarvan kan geen sprake zijn bij nakoming der reglementsbepalingen. Als in een wettig uitgeschreven vergadering candidaten der oppositie niet in bestuursbetrekkingen worden gekozen, is dit eenvoudig een gevolg van het feit, dat de meerderheid die candidaten niet wenscht. Daarvan kan aan de ‘leiding’ - geliefkoosde uitdrukking der Stud.Afdeelingen - geen verwijt worden gemaakt. Men zou evengoed kunnen beweren, dat de linksche politieke partijen in Nederland stelselmatig uit het Ministerie geweerd worden. Bij de uitspraak der kiezers heeft men zich neer te leggen. In het A.N.V. hebben bestuursverkiezingen altijd langs den reglementairen weg plaats gehad. 6) Dit zal ieder, die het drijven der oppositie in politieke richting heeft nagegaan, de waarheid op haar kop lijken. 7) Alle Hoofdbestuursleden op die vergadering aanwezig en anderen hebben toen wel degelijk den indruk gekregen, dat het Hoofdbestuur beschuldigd werd brieven uit Vlaanderen over de heroprichting der Groep niet te beantwoorden. Als dat de bedoeling van den heer Hofman niet is geweest, zooveel te beter; dan is deze legende tenminste de wereld uit. 8) Noch het tegenwoordige Hoofdbestuur, noch de tegenwoordige Redactie van Neerlandia kunnen daarvoor verantwoordelijk worden gesteld. Voor 't overige meenen wij, dat een redactie niet het recht kan worden ontzegd over bepaalde beweringen in een artikel, waar ook, inlichtingen te vragen. Het bewuste stuk werd trouwens opgenomen. 9) Reeds vroeger werd in Neerlandia meegedeeld, dat dit uit zijn verband gerukte zinnetje, een verkeerde voorstelling geeft van een stukje, dat ‘Vlaanderen gespoord’ achtte door den dood van Van der Reeck en tot motto had: Wat kan de blinde staatszucht brouwen, Wanneer ze raast uit misvertrouwen. Wij betreuren intusschen dat de bewuste woorden aanleiding konden geven tot misverstand. 10) Ja, voor wie overal venijn uit wil zuigen. Bijen doen nuttiger werk. 11) Onjuist. 't Hoofdbestuur zond geen afgevaardigde. De voorzitter wou zelf eens poolshoogte gaan nemen en laat zich evenmin binden door het ‘goedvinden’ van bepaalde Vlamingen als van studenten. Wij herhalen, dat de officieele samenkomst voor de wederaanknooping der Verbondsbanden plaats had te Antwerpen en dat daar o.m. aanwezig waren de oud-Hoofdbestuurders: Joh. Kesler, Mr. Thelen Mr. Wildiers, benevens eenige ‘felle activisten’ om in den trant der opposanten te spreken. Het Hoofdbestuur gebruikt echter die termen niet, omdat Vlamingen van alle schakeering zich in het Verbond kunnen scharen. Er wordt juist zooveel mogelijk gewaakt alle politiek er buiten te houden. 12) Wie de verslagen der Hoofdbestuursvergaderingen nagaat, weet, dat de tegenwoordige leiding juist krachtig werkt om de Groot-Nederlandsche banden over heel de wereld weer aan te knoopen. Zie ook de ledenlijsten. 13) Hier zijn weer geen bijen aan het werk. Wat toch is het geval. Het stuk van Prof. Blok is - let wel - het verslag van een lezing door dezen hooggeleerde op verzoek gehouden in..... een Stud.-Afdeeling. De Redactie meende een man van het gezag van Prof. Blok een goede plaats te moeten geven, ook om de belangrijkheid der rede. Aan Prof. Geyl, zijn leerling, werd de volgende maand, ook voor een hoofdartikel, een tweemaal zoo groote ruimte afgestaan voor een tegenspraak. In plaats dat hieruit tot onpartijdigheid wordt besloten, wordt er een verwijt uit geslagen. Zonderlinge logica. Nog een vraag: Zouden de inzenders om een contra gevraagd hebben, als 't pro van Prof. Geyl eerst verschenen was? In overeenstemming met het standpunt van het Hoofdbestuur geeft de Redactie ruimte voor de verdediging van uiteenloopende meeningen. 14) Neen, het Hoofdbestuur somde niet zijn daden op, maar toonde op één bepaald punt, n.l. het opkomen voor de eer en den goeden naam van onzen stam, dat het zijn plicht had gedaan. Zijn andere werkzaamheid op velerlei gebied kan men in elk verslag nagaan. 15) Wij ontkennen allerminst, dat de geldelijke toestand van het Verbond beter kon zijn en moet worden en dat de som, jaarlijks voor het rechtstreeksche eigenlijke Verbondswerk uitgetrokken, te gering is. Maar Neerlandia wordt zoo goedkoop mogelijk uitgegeven, al zou het Hoofdbestuur het blad graag weer in den vroegeren omvang en in aanzienlijker gewaad zien verschijnen. Ook de Administratie is zoo zuinig mogelijk ingericht. Om over dit punt met oordeel te kunnen spreken, moet men als bij alles, de zaken van nabij kennen. De studenten hebben nooit de moeite genomen op het hoofdkantoor eens een kijkje te nemen. Zij zouden dan meer den omvangrijken arbeid waardeeren, ook dien, welken vele bestuurders en vertegenwoordigers hier en elders kosteloos ten bate van het Verbond verrichten. Om de inkomsten te vermeerderen wordt juist in den laatsten tijd een krachtige propaganda gevoerd, druk gewerkt aan herinrichting der Groepen en getracht de minste jaarbijdrage op f 5.- te brengen. Dat alles is niet genoeg. Het Hoofdbestuur moet de beschikking krijgen over veel belangrijker middelen. De studenten hadden daartoe krachtig kunnen meewerken. 16) Dit Congres, hoewel geldelijk door het Hoofdbestuur gesteund, ging niet uit van het A.N.V. Het artikel dat ons trouwens niet onder de oogen kwam, hadden de aangevallenen zelf toch wel kunnen beantwoorden! 17) De Redactie noemde het geschrijf ‘verdachtmaking’. Wil men dat zoetsappige verontschuldiging noemen, best. Niet ieder wenscht in krachttermen te weerleggen. 18) Mogen we verwijzen naar een hoofdartikel in het Haarlemsch Dagblad van Dr. J.B. Schepers (voorzitter van het door den oorlog niet gehouden Haarlemsch Congres), die de bewering als zou het A.N.V. de schuld zijn van het nog niet hervatten der Nederl. Taal- en Letterkundige Congressen volkomen ongegrond noemde. 19) Wie het werken der beide vereenigingen en haar statuten kent, weet, dat onze bewering wel zin heeft al komen beide, zooals met dat geschriftje, wel eens op elkaars terrein. 20) Over dit punt is altijd verschil van opvatting geweest. De bedoeling is wel degelijk, zooals in ons hoofdartikel en herhaaldelijk vroeger is uiteengezet. 21) De persmededeelingen over deze aangelegenheid leeren ons anders. Krenkende uitdrukkingen en volslagen gebrek aan waardeering voor wat wel is gedaan in velerlei richting, zijn schering en inslag. 22) Ook ons hoofdartikel spreekt de wenschelijkheid daarvan uit. 23) Het Hoofdbestuur heeft nimmer geweigerd. Hadden de studenten maar eens te rechter tijd een samenspreking met ons gevraagd, dan zou veel stof onopgewaaid hebben kunnen blijven. 24) Het oordeel laten we met gerustheid aan den lezer van ant- en wederwoord over. 25) Grieven tegen de leiding ‘tijdens den oorlog’ - aangenomen eens dat ze juist zijn - kunnen het Hoofdbestuur, zooals het thans is samengesteld en optreedt, niet treffen. Alleen zij nog opgemerkt, dat wie het opneemt voor de activisten of de passivisten, of de nationalisten, of welke groep ook, partij kiest in de Vlaamsche stroomingen; wie uit onpartijdigheid dit niet wil, wordt zoo gemakkelijk voor een tegenstander uitgekreten van de groep, waarvoor de beschuldiger opkomt. Wij waren en zijn verplicht buiten dien partijstrijd te blijven. Uit aanval en verweer van de studenten blijkt ten duidelijkste, dat, als het Hoofdbestuur zich maar krachtig voor de partij, die zij voorstonden, had verklaard, het dan volgens hen zijn plicht had gedaan, terwijl wij juist van oordeel zijn, dat men ons dan terecht van partijdigheid had kunnen beschuldigen. Het doel van het Verbond is de cultureele banden te versterken tusschen de volken en verspreide leden van den Nederlandschen stam. Daarmede zou ten eenenmale in strijd zijn als het Hoofdbestuur partij koos in de twisten van de bevolking van eenig stamdeel. Het heeft er alleen zooveel mogelijk voor te waken, dat in de onderdeelen van het Verbond de verschillende richtingen zooveel mogelijk tot haar recht komen. Deze gedragslijn, die voorgeschreven is door de beginselen van het Verbond, mag allerminst worden toegeschreven aan gebrek aan belangstelling voor de strijdvragen, die in eenig gebied van onzen stam de gemoederen bezig houden. Integendeel, maar wat men persoonlijk denkt en wenscht in dat verband, behoort men als leider van het Verbond te onderdrukken. Wil men het anders, wil men dat het Algemeen Nederlandsch Verbond niet den band tracht te leggen tusschen allen, die tot onzen stam behooren en voor zijn ontwikkeling gevoelen, zooals de geest is der statuten, men geve zijn krachten aan andere vereenigingen, die haar belangstelling beperken tot eene bepaalde richting in de verschillende stamgebieden. Ook wij sluiten hiermede de gedachtenwisseling over dit onderwerp. Kantteekeningen van het Hoofdbestuur. Hoewel de uiteenzetting van de grieven der studenten aantoont, dat ze voor een groot deel gaan tegen het Bestuur van Groep Nederland en dus de leiding van het Hoofdbestuur, dat elke Groep haar zelfstandigheid laat, niet raken, wilden wij het artikel niet weigeren, maar veroorloven wij ons eenige kantteekeningen, om verschillende misverstanden op te helderen. {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} HET HOOFDBESTUUR. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} Mededeeling en en Allerlei. Reclamezegels A.N.V. Men zal zich het hoofdartikel van het jongste Febr.-nr. herinneren en de mooie teekening ‘de drie barken’, van den Vlaamschen kunstschilder Em. Jacques. Het A.N.V. heeft zich het eigendomsrecht ervan verzekerd en hoopt met de beteekenisrijke prent flink propaganda te maken. Om te beginnen heeft het Hoofdbestuur 50.000 sluitzegels in verschillende kleuren laten vervaardigen. Voor de leden zijn ze verkrijgbaar tegen de volgende prijzen: 100 stuks 15 cts. 200 stuks 25 cts. 500 stuks 60 cts. 1000 stuks 100 cts. Zend postwissel of girobewijs ('t A.N.V heeft No. 38825). A.N.V.-kalender 1923. Het bericht in het Juli-nr. heeft gewerkt. Verschillende bestellingen kwamen reeds in. Wij herhalen, dat de geschiedkundige aanteekeningen en spreuken ditmaal het gansche Nederlandsche stamgebied betreffen en in het bijzonder Vlaanderen en Afrika een goede beurt krijgen. De kalender bevat ditmaal ook een reeks gekleurde afbeeldingen, is een geheel jaar een mooie wandversiering en dagelijks van propagandistische waarde. Doe reeds nu uw bestelling, want te wachten is, dat tegen het eind van het jaar het antwoord op aanvragen zal moeten luiden: Uitverkocht! Groep Nederlandsche Antillen. Het Hoofdbestuur moest in het jaarverslag een en ander meedeelen over deze Groep zonder nog haar verslag ontvangen te hebben. De secretaris der Groep schrijft ons nu d.d. 3 Juli het volgende: ‘Het H.B. maakte o.a. melding van de oneenigheid tusschen Curaçaoenaars en Hollanders, een kwestie welke wij hier al vergeten waren, althans voor zoover de oneenigheid zich in de groep heeft geopenbaard.’ Gelukkig maar! Een woord van Felix Timmermans. In het Juli-nr. van Morks' Magazijn schreef de heer Abraham aanteekeningen over den schepper van Pallieter en eindigt met Timmermans volmondig na te zeggen - en wij doen het met hem -: ‘De Vlamingen worden sinds bijna honderd jaar geestelijk en cultureel doodgedrukt door den Franschen invloed, en niettegenstaande de noodlottige verbastering waaronder ze gebukt gaan, leveren ze kunstenaars op alle gebied, wier werken getuigen van de onverwoestbare kracht, die in het volk schuilt. Timmermans-zelf is een van die kunstenaars. En wanneer het eens zijn eigen cultureel leven, vrij, zonder eenigen druk, zal kunnen leiden - en die dag komt - dan zal Vlaanderen wellicht de kostbaarste tak blijken te zijn aan den Groot-Nederlandschen stam.’ Hollandsch Zeemanshuis te Hoboken. In vervolg op ons bericht in het vorig nr. meldt ons de secretaris onzer Groep Noord-Amerika, dat de heer Broekhuyzen de taak der leiding van het Hollandsch Zeemanshuis heeft overgenomen van Ds. Jongbloed, predikant der Hollandsche gemeente te Hoboken. Ned. Congres te Hannover. De Nederl. Bond in Duitschland zal 22 October zijn jaarlijksch Congres te Hannover houden. Consul Schmid. De trouwe lezers van Neerlandia zullen meermalen den naam van dezen Nederlandschen Consul te Essen zijn tegengekomen. Ons hoofdkantoor te Dordt staat met hem steeds in aangename briefwisseling. Daarom deed het ons goed in de laatste Post van Holland, het blad van den Nederlandschen Bond in Duitschland, die binnen niet al te langen tijd Groep Duitschland van het A.N.V. moet worden, een geestig artikeltje te lezen van A.F.D., getiteld ‘Petje af voor Consul Schmid’. Onze ruimte laat niet toe er veel uit over te nemen, maar het slot is voldoende: ‘Consul Schmid is een zeer belezen man, een kenner van het consulaatwezen. Eenige jaren geleden schreef hij zijn boek daarover, een standaardwerk van ruim 1500 bladzijden druks, dat een handleiding voor alle consulaire ambtenaren belooft te worden. De Regeering zal het laten drukken. Hoeveel van zulke werkers hebben we in het corps Nederlandsche Consuls? En daarom herdenken we in deze rubriek den hartelijken kerel, den ronden sportsman, den bekwamen en gevierden ambtenaar en den harden werker voor het stambewustzijn.’ Tampico. Met de heeren G. Welter, C. Duchateau en C.J.M. Milo, treedt de heer H.J. van Oosterzee op als bestuur eener commissie ter viering van den Koninginnedag, 31 Aug. a.s. Er zijn plannen gemaakt voor een uitstapje naar Topila, waar in het Coronakamp volksspelen en wedstrijden zullen worden gehouden en een landelijk maal zal plaats hebben. De avondfeestelijkheden te Tampico zullen bestaan in een muziekuitvoering, gemeenschappelijken maaltijd, vuurwerk enz. Verschillende subcommissies zijn gevormd om elk gedeelte tot zijn recht te doen komen. Volkszangdag 1922. Te Rotterdam werd 6 Juli in het Sparta-stadion onder leiding van mevr. C. Grimberg-Huyser een welgeslaagde Volkszangdag gehouden. De commissie, waarvan de heer W.J. Roodenburg voorzitter, de heer A. Mes Jr. secretaris was, heeft eer van haar werk gehad. Als een hulde aan hetgeen mej. Cato Scholten ter bevordering en veredeling van den volkszang in de Maasstad heeft gedaan, was zij tot eere-leidster benoemd. Handboek: Nederland en Koloniën. Aan den uitgever Nijhoff te 's-Gravenhage is de verkoop opgedragen van het Handboek voor de kennis van Nederland en Koloniën, samengesteld met medewerking van verschillende Departementen van algemeen Bestuur en uitgegeven door het Departement van Buitenlandsche Zaken (Directie van Economische Zaken). Wij hopen aan dit fraai uitgegeven werk, dat ruim 600 blz. telt en voorzien is van 53 deels gekleurde kaarten en afbeeldingen, in een volgend nummer een bespreking te wijden. Waardeering. Ons maandblad, dat in 14 bladz. maandelijks een overzicht moet geven van wat op het gebied der Groot-Nederlandsche beweging voorvalt, kan daaraan natuurlijk slechts in beknopten vorm voldoen en voldoet daarom aan sommigen niet. Dat het intusschen in zijn bescheiden omvang toch een zending vervult, blijkt der Redactie meermalen uit waardeerende brieven. Zoo schreef een hooggeleerde stamverwant in Duitschland dezer dagen aan het Dagel. Bestuur o.m.: ‘Een lichtpunt is steeds in den aanvang der maand 't verschijnen van “Neerlandia”. Eerst een blik er in geslagen, het kernachtig motto (de zinspreuk) gelezen en dan zoo langzamerhand 's avonds na de beslommeringen der {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} dagen, den inhoud; 'k zou bijna zeggen van a tot z. Dan wandelt het ook wel verder naar dezen of genen - al te veel zijn 't niet - die dergelijke belangstelling voelen, om daarna tot me terug te keeren, zorgvuldig in volgorde bewaard te worden en, een pand van blijvende waarde, mij nu en dan prettige, 'k mag zelfs zeggen somtijds verheffende oogenblikken te verschaffen. “Neerlandia” is langzamerhand voor mij geworden een vriend, die met me spreekt over dingen, die me dierbaar zijn.’ Te onthouden giro-nummers. Hoofdkantoor A.N.V., Dordrecht: 38825. Boeken-Commissie, Bilthoven: 46834. Penningmeester Groep Nederland: 22889. Ned. Muziek voor het buitenland. In dank ontvangen van mevr. P.-H. te Rijswijk, terzetten van Cath. van Rennes, met de afzonderlijke partijen. Bijdrage-verhooging. W.C.B. te Amsterdam van f 2.50 tot f 5.- A.W.E.G. te Deventer van f 2.50 tot f 5.- M.J. de J. te Rhenen van f 2.50 tot f 5.- E.J.H.J.S. te 's-Gravenhage van f 2.50 tot f 5.- Mr. G.B. Jr. te Amsterdam van f 1.50 tot f 5.- Dr. J.J.v.W. te Utrecht van f 2.50 tot f 5.- Mej. J.S. te Hengelo van f 2.50 tot f 5.- Mej. M.d.A.v.d.H. te Rotterdam van f 2.50 tot f 5.- C.S.M. te 's-Gravenhage van f 2.50 tot f 5.- Mr. H.J.B. te Hilversum van f 3.- tot f 4.50 Mej. Dr. B.J.K. te Groningen van f 2.50 tot f 5.- F.d.l.F.V. te Hilversum van f 2.50 tot f 5.- A.F.J.R. te 's-Gravenhage van f 2.50 tot f 5.- Mevr. M.K.-B. te Leiden van f 2.50 tot f 5.- Dr. B.d.G.F. te Dordrecht van f 2.50 tot f 5.- E.G. te 's-Gravenhage van f 2.50 tot f 5.- Mr. A.J.M.v.W. te Amsterdam van f 2.50 tot f 4.- Mr. W.J.L.v.E. te Peking van f 2.50 tot f 3.- Nieuwe leden. Groep Nederland. Begunstigend lid. H.J. Spruyt, Koninginnelaan 77, Rijswijk (Z.-H.). Opg. door het Bestuur der Afd. Den Haag. Gewone leden. Mej. W. Meganck, Valeriusplein 30, Amsterdam. J. Marbanel, Jac. van Lennepkade 2, Amsterdam. P.J.A. Kleene, Nieuwendijk 148, Amsterdam. J.J.C. Kleene, Nieuwendijk 148, Amsterdam. A. Colonnes, p/a. fabriek ‘Merkur’, Oudekerksplein, Amsterdam. L. de Haes, Nieuwe Weg 9H, Amsterdam. J. Boulengier, Van Woustraat 206 III, Amsterdam. L.G. Schlichting Keizersgracht 241, Amsterdam. Mevr. H.L.M. van Heusden-Tschuscke, Binnen Brouwerstraat, 9 Amsterdam. W.F. van Heusden Jr., Binnen Brouwerstr. 9, Amsterdam. W. de Vlugt, burgemeester van Amsterdam, Joh. Vermeerplein 3, Amsterdam. Ch.R.C. Isselt, Bosboom Toussaintstr. 53, Amsterdam. Allen opg. door het Bestuur der Afdeeling Amsterdam. Mr. J.C. Baak, Den Texstraat 5a, Amsterdam. Joh. E.A. van Pellecom, Nic. Maesstr. 81, Amsterdam. Opg. door den heer G.H. Priem, Amsterdam. W. Witsen, Singel 74, Amsterdam. Opg. door den heer Krachten, Amsterdam. H.R. Boeree, Kapt. Artillerie, Amsterdam. J.P. Fokkens, Van Swietenstraat 99, Den Haag. Opg. door Boekhandel v/h. W.P. van Stockum & Zn., Den Haag. B.C. van Bakergem, Theresiastraat 60, Den Haag. Mevr. wed. M. Derksen, Kanonstraat 4 Den Haag. Mej. A. van Rijn, Fluw. Burgwal 7, Den Haag. Mej. A. van Gijn, Jacob Gillesstraat 3, Den Haag. Mej. J. Smoor, Frankenslag 307, Den Haag. Mej. M. Geraets Obrechtstraat 213, Den Haag. Mej. Caty Verbeek, Gr. Hertoginnelaan 149, Den Haag. Mej. J. Hus, Amsterdamsche Straat 26, Den Haag. W.J.G. Klinkenberg, Conradkade 6, Den Haag. C. Hinderdael, Juffr. Idastraat 7a, Den Haag. A.P. Jansen, Heemskerkstraat 2, Den Haag. Mej. Martha de Vries, Scheepersstraat 38, Den Haag. Mevr. A.Ch. Spek, Copernicusstraat 267, Den Haag. Mej. P. Houtzager, Bachmanstraat 18, Den Haag. M.J. van Steenes, Valkenboschkade 247, Den Haag. P.N. de Vries, Koningin Emmakade 12, Den Haag. Mr. J.W. Drooglever-Fortuyn, Stevinstr. 43, Den Haag. H.J. Vermeer, J.v. Riebeekstraat 43, Den Haag. Mevr. De la Vieter, Van Diemenstraat 164, Den Haag. H. van Wessum, Regentesselaan 143, Den Haag. Andries Hermans, Maaswijkstraat 20, Den Haag. Mej. De Gou, Archimedesstraat 95, Den Haag. Mej. R. Belinfante, Stephensonstraat 86, Den Haag. Mevr. Nash, Weimarstraat 236, Den Haag. Mevr. Duyn, Z.O. Buitensingel 195, Den Haag. Mej. L. Tjaden Modderman, Zwarteweg 26, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Den Haag. Nic. H.J. Witteman, No. 174, Nieuwendam. Corn. Kierdorff, No. 167, Nieuwendam. Jozef Cantré, Blaricum. Hugo van den Broeck, Kostverlorenstraat 28, Zandvoort. Allen opgegeven door het Bestuur der Afd. A'dam. Mr. A.J. Kronenberg, Singel 310, Dordrecht. H.v. Acker, Doct. Juris. Huize ‘Deurloo’, Voorschoten. Opg. door den heer J. Dierick, Amsterdam. Jacob Kelz, Huis de Haspel, Utr. Weg 65, Arnhem. L. Penning, Rembrandtkade 50, Utrecht. L. Taesaert, Med. Stud., Haarlemmerv. 12, Leiden. Opg. door den heer J. Dierick, Amsterdam. F.J. Schaper, Taco Mesdagplein 1b, Groningen. Mej. M.A.J. Schild, Hooikade 49, Den Haag. Mej. A. Sollewijn-Gelpke, Beeklaan 476, Den Haag. R.W. Stern, Anton de Haenstraat 28, Den Haag. Chr. W.A. Stein, Theresiastraat 81, Den Haag. C. in 't Veld, Goudenregenstraat 169, Den Haag. Mej. S. Gompel, Copernicuslaan 34, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Jongel.-Afd. Den Haag. (Wordt vervolgd.) Comité v. Ned. kinderen in den Vreemde. 68ste opgave van 1-30 Juni 1922. Wij ontvingen in de afgeloopen maand f 5249.-, waaronder echter f 4000.- van het Centraal-Comité tot steun voor Nederlanders in den Vreemde met een bepaalde bestemming en Mrk. 40.-, waardoor het geheel onzer ontvangsten sedert het begin steeg tot f 444178.37 en Mrk. 38108.-. De uitgaven in de afgeloopen maand bedroegen f 2734.33½ en Mrk. 8068.-, zoodat de gewone inkomsten de gewone uitgaven overtroffen met ruim f 1500.- en ruim Mrk. 8000.-. De toestand der Nederlandsche gezinnen, vooral in Duitschland, is door de groote stijging der kosten van alle levensbehoeften, vooral onder de arbeidende en onder de middenklasse, nu zoo hachlijk dat de ouders met nog meer drang dan vroeger voor hunne kinderen verzorging in het Vaderland verzoeken. Uit Berlijn konden wij 25 kinderen tot ons nemen. Om de nog wachtende Nederlandsche kinderen, en dit zijn nog velen, van een wissen ondergang door liefderijke verpleging in het Vaderland, te redden, hebben wij veel hulp noodig. Wij verzoeken derhalve dringend Uwe bijdrage te zenden aan den Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 9. September 1922. NEERLANDIA ORGAAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Als goede vaderlanders moeten we allen medewerken aan den gezonden opbloei van ons nationaal leven en aan een gezond staatsbestuur. Minister HEEMSKERK. INHOUD: Vlaanderen: De Vlaamsche wetenschappelijke Congressen te Brugge. - Nederland: De Algem. Nederl. Ver. voor Vreemdelingenverkeer. - Oost-Indië: Insulinde een pesthol? - Een oorlogsschip minder? - Vereeniging Kartinifonds. - In België juist als in Nederland, door Dr. W. van Lingen. - Suriname: Lezingen. - Zuid-Afrika: Zuid-Afrikaansche Brieven. Nieuwe Reeks I, door Johannes. - Noord-Amerika: Algemeene Vergadering. - Buitenland: Afd. Bremen. - Holland-Instituut te Frankfort a/d. Main. - Uit Budapest, door J. Vreede. - Boekaankondiging: ‘Leven’, door v.S. - Taalcommissie. - Ingezonden: De toestand van Groep Nederland, door L. Simons, met naschrift van het Hoofdbestuur. - Goep Duitschland, door H.G. C. Cohen Stuart, met naschrift van het Dagel. Bestuur. - In Nederland Nederlandsch, door Ph.L.v. Hemert. - De taal is gansch het volk, door J.B.v.L. - Verkeer tusschen Oost- en West-Indie, door P. Cool. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden. - Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde. - Advertentien. {== afbeelding Groep deelnemers aan de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen te Brugge.==} {>>afbeelding<<} {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} Vlaanderen De Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen te Brugge. Zondag, 30 Juli j.l., werden te Brugge, de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen (het XIe Congres voor Natuur-, Wis- en Geneeskunde, het Ve voor Philologische Wetenschap, het IIe voor Verpleegkunde en Sociale geneeskunde en het IIIe voor Moderne Kunst) geopend. Met deze plechtigheid vielen samen een Congres van Boekdrukkers, de aankomst van 2000 Amerikaansche toeristen, een bezoek van den Vlaamschen Toeristenbond, de inwijding van het vaandel der Federatie van Invaliden bijgewoond door prins Karel van België enz., zoodat Brugge, de doode stad van Vlaanderen, ditmaal, tegen de gewoonte in, vol leven en beweging en gezellige drukte was. Vóór de opening der Congressen had in den stadsschouwburg een groote volksvergadering voor de vernederlandsching van de Fransche rijksuniversiteit te Gent plaats, waar senator prof. Aug. Vermeylen, uit Brussel, senator prof. Carnoy, uit Leuven, en de professoren Vercoullie en Daels uit Gent achtereenvolgens het woord voerden en met kracht opkwamen voor het Vlaamsche volksrecht, dat thans, bijna een eeuw na de stichting van het koninkrijk België, nog altijd niet wordt erkend. Vooral de rede van prof. Daels sloeg bij de geestdriftige menigte in, toen hij wees op de ongelijke behandeling van Vlamingen en Walen in het leger en in zake onderwijs en verder uitriep: ‘Gelijkheid in rechte en in feite wil zeggen: de Gentsche hoogeschool vervlaamscht en de Luiksche Fransch; niet de vloeken van hoogleeraren, die eerst de loyauteitsformule aan de Duitschers onderteekenden en daarna de Vlaamsche hoogeschool, waarop het uitgebloed Yzer-Vlaanderen recht heeft, schelden voor een Von Bissing-hoogeschool vermogen Vlaanderen's eisch van eerlijkheid en trouw maar in iets te wijzigen. Aan een woord van eer is geen meer of minder. Eerlijkheid kent maar één rechte weg. Slechts één loyauteit is onvergankelijk: ‘Hou ende trou aan eigen volk.’ Na de volksvergadering bracht, in denzelfden schouwburg, de Vlaamsche Oud-Strijdersbond, die ruim 100.000 leden, allen gewezen frontsoldaten, telt, een roerende hulde aan prof. Daels als oud-strijder en Vlaamsch voorman. 's Middags werd de openingsvergadering der Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen, waarvan prof. F. Daels, de algemeene voorzitter en Dr. Goossenaerts de zeer ijverige secretaris zijn, in de groote feestzaal van het Çhristen Werkliedenverbond gehouden. Dr. R. Rubbrecht, voorzitter van de plaatselijke regelingscommissie, heette de talrijke deelnemers, en vooral de vele afgevaardigden uit Nederland, hartelijk welkom. Vervolgens spraken prof. Daels bij de opening van de studieweek voor Geneeskunde (31 Juli-4 Aug.) en van de tentoonstelling van medico-chirurgische benoodigdheden: mej. Poelman, bij de opening van de studieweek voor Verpleegkunde en Sociale Geneeskunde (31 Juli-4 Aug.) en de desbetreffende tentoonstelling; prof. J. Vercoullie, bij de opening van de tentoonstelling van boeken en tijdschriften (de Nederlandsche uitgevers maakten er een goed figuur); Mr. J. van Overbeke, namens den Bond van Vlaamsche Rechtsgeleerden; Architect Huib. Hoste namens het Congres voor Moderne Kunst en prof. Dr. J. Persijn over ‘Eenige wenschen inzake vergelijkende literatuurgeschiedenis.’ De week van 31 Juli tot 5 Aug. was geheel gewijd aan lezingen, voordrachten en referaten over geneeskunde, verpleegkunde enz. afgewisseld met bezoeken aan het Krankzinnigengesticht en het Moederhuis te Brugge, beiaarduitvoeringen, tooneelvoorstellingen enz. Zaterdag 5 Aug. vingen de eigenlijke congressen aan en den volgenden dag was het aantal deelnemers tot ruim 1200 gestegen. De slotvergadering, waar ook Mr. Loder, voorzitter van het Permanente Hof van Internationale Justitie te 's-Gravenhage en de heer M.A.P.C. Poelhekke, uit Nijmegen, het woord voerden, zat voor Mr. Louis Franck, Belgisch minister van Koloniën en voorzitter van de Vereeniging van Vlaamsche rechtsgeleerden. Plaatsgebrek belet ons hier zelfs alleen maar de namen der Noord-Nederlandsche deelnemers en de door hen behandelde onderwerpen aan te halen, zoo druk was thans de opkomst van de Hollandsche geleerden; toch kan hier wel worden medegedeeld dat behalve verscheidene Engelsche, Zwitsersche en Fransche wetenschappelijke genootschappen ook de volgende Nederlandsche lichamen ambtelijk vertegenwoordigd waren: Vereeniging Het Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres, door prof. Dr. C.H.H. Spronck en Dr. D. Coelingh; Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde, door prof. H. Burger; Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, door Dr. P. Muntendam; Maatschappij voor Diergeneeskunde, door Dr. H. Vermeulen; de stad Amsterdam, door Dr. L. Heijermans; Nederlandsch Congres voor Openbare Gezondheidsregeling, door Dr. N.M. Josephus Jitta; Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging, door Dr. Couvée en Zuster Lurasco; Nederlandsche Maatschappij tot behartiging der belangen van Vrouwelijke Verloskundigen, door Mevr. de Graaf-v. d. Elst; Nederlandsche Bond voor Zuigelingenbescherming, door Dr. Cartes; Het Nederlandsche Philologencongres; Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en het Historisch Genootschap te Leiden. Vele sprekers, o.w. minister L. Franck en prof. Loder, wezen herhaaldelijk op het verheugend feit, dat de, door de staatslieden gewenschte toenadering, hier, op het gebied der wetenschap, reeds grootendeels kon worden bereikt en spraken de verwachting uit, dat deze gulhartige samenwerking en diepe waardeering voor elkaar ook spoedig op andere terreinen goede vruchten mogen dragen. Nederland. De Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. (A.N.V.V.). gevestigd te 's-Gravenhage, Hooge Nieuwstraat 30. Over deze vereeniging schrijft men ons het onderstaande, waaraan wij gaarne plaats verleenen: Een ieder weet, wat eene Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer is, welk doel zij nastreeft en meestal ook welke middelen zij aanwendt om dat doel te bereiken. Dat er echter in Nederland eene algemeene instelling voor de bevordering van het Vreemdelingenverkeer bestaat, is waarschijnlijk nog niet genoeg bekend, evenals de wijze waarop ze werkt. De Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer bepaalt zich niet alleen tot de werkzaamheden eener plaatselijke Vereeniging, die grootendeels bestaan in het geven van inlichtingen aan hen, die zich reeds in Nederland bevinden, doch houdt zich voornamelijk bezig met het maken van propaganda in het buitenland. Zij tracht in alle landen van Europa, in Noord- en Zuid-Amerika, Australië, Nederl.-Indië, Japan, Zuid-Afrika, enz. enz. op doeltreffende wijze de bezienswaardigheden van Nederland bekend te maken, {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} terwijl zij tevens tracht de vreemdelingen op te wekken om ons vaderland te bezoeken. Dat het propaganda-maken in het buitenland eene groote voorbereiding vereischt, schijnt veelal niet tot het publiek door te dringen, want dikwijls wordt ons de vraag gesteld: ‘Als er geen vreemdelingen meer in het land zijn, is er toch niets voor het kantoor te doen?’ Het zijn echter juist deze voorbereidende werkzaamheden, welke moeilijker, meer omvattend en.... duurder zijn dan het inlichtingen verstrekken. Wat toch is het geval? De gegevens voor het verstrekken van allerlei inlichtingen zijn in den loop der tijden reeds verzameld en gerangschikt, al moeten zij jaarlijks voortdurend aangevuld en herzien worden, waartoe steeds de medewerking noodig is van de plaatselijke vereenigingen voor vreemdelingenverkeer. {== afbeelding Inlichtingenkantoor der A.N.V.V., Hooge Nieuwstraat 30, 's-Gravenhage.==} {>>afbeelding<<} Het eigenlijke groote werk, de veelomvattende arbeid welke ons kantoor verricht is de uitgave en doelmatige verspreiding van de propaganda-middelen, welke naar het buitenland gezonden moeten worden. Wat is daartoe noodig? Wie zal ze samenstellen? Wie verluchten? De ervaring heeft geleerd, dat een der beste manieren van reclame maken is, het verspreiden van boekjes of gidsjes (in de meest gebruikelijke talen), waarin de voornaamste bezienswaardigheden van Nederland vermeld zijn. Om dit oogenschijnlijk niet moeilijke werk ten uitvoer te brengen, worden bij voorkeur vreemde schrijvers aangezocht, die eene meer dan oppervlakkige kennis van ons land bezitten. Van verschillende zijden moesten wij daarover reeds aanmerkingen hooren: ‘Waarom hiertoe niet een Hollander uitgenoodigd? Waarom moet een buitenlander met een dergelijk werk begunstigd worden? Wie kan zijn land beter beschrijven dan wij, die daar geboren en getogen zijn?’ Doch gesteld, dat een Hollander dezen arbeid op zich neemt, dan zou hij een boekje samenstellen, hetwelk daarna in de verschillende talen overgezet, waarschijnlijk wel de goedkeuring van de meeste Hollanders weg zou dragen. Zoude het echter ook tot de vreemdelingen spreken? Wij meenen hierop ontkennend te moeten antwoorden, want de verschillende samenstellers hebben van dezelfde onderwerpen iets geheel anders gemaakt. De Engelschen schreven er kort, eenvoudig over, met zoo nu en dan een tikje droge humor erbij; de Franschen, o.w. Henri Asselin, sierlijk, dichterlijk, bespiegelend; terwijl onze buren in het oosten, lange zinnen gebruikten, met geestdriftige uitingen en aanhalingen, welke een nuchter Hollander dikwijls overdreven in de ooren klinken. Kunt U zich voorstellen, dat wij ons land met ‘Das Paradies’ zouden vergelijken, of dat eene uitdrukking als ‘Das paradiesische Holland’ indruk zou maken op een Engelschman? Wij moeten ons dus wel tot de vreemdelingen wenden voor dergelijk werk, willen wij het reislustig publiek naar ons land trekken. Zoodra het boekje persklaar is, moet het van foto's voorzien, het omslagje geteekend worden. Foto's en clichés bezit ons kantoor in grooten getale. Zooveel mogelijk trachten wij elk boekje, elke met tekst bedrukte kaart, ook de herdrukken, van nieuwe, verschillende, andere foto's te voorzien. De laatste herdruk van ons vlugschrift ‘How to see Holland’ b.v. (reeds de 6e druk is onlangs verschenen) verschilt in uiterlijk zeer veel van den eersten. Voor het ontwerpen van het omslag trachten wij steeds een nieuw onderwerp te vinden; velen van onze Hollandsche teekenaars hebben daaraan hunne beste krachten beproefd. Wij konden echter lang niet alle schetsen en teekeningen gebruiken, òf ze waren te ouderwetsch òf te nieuwerwetsch, maar al waren zij als kunst geslaagd, wij moeten ook hierin rekening houden met den smaak van het groote publiek in den vreemde. Om U een klein denkbeeld te geven van de werkzaamheid van ons kantoor, laten wij hieronder de namen {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} der voornaamste werkjes volgen, welke de A.N.V.V. uitgaf. In het Engelsch verschenen o.a.: How to see Holland - Come to Holland-Holland (M. de la Prise) - Yachting in Holland. - North-Holland - Holland Express - Modern Holland. In het Fransch: Visitez la Hollande - Comment visiter la Hollande - La Hollande (Henry Asselin). - La Hollande dans 1e Monde (Henry Asselin, bekroond door de Académie française). - Yachting en Hollande. In het Duitsch: Auf nach Holland - Wie man in Holland reist - Holland Express. In het Zweedsch: Hur man skall bese Holland en ‘Det maleriska Holland’ (Ernst Klein). In het Deensch: Veiledning for Reiser i Holland en ‘Holland’ (Asmus Diemer). In het Portugeesch: A Holanda en ‘Como visitar a Holanda’. In het Spaansch: Como hay que visitar a Holanda en La Holanda contemporanea. Bovendien verscheen nog een kaart van Nederland in 3 talen, een vouwkaart van de Noordzeebadplaatsen, een spoor- en tramwegkaart, eene kaart van de Noordzeekust en het werk van Jan Feith, getiteld ‘Nederland in het Heden’. Verder liet de A.N.V.V. een reclameplaat vervaardien, welke verzonden wordt naar de Nederlandsche consulaten in Europa en Amerika, reisbureaux, Kamers van Koophandel, Nederlandsche Banken en bekende hotels in het buitenland. Dat deze plaat in den smaak valt van het publiek, blijkt uit de vele aanvragen om toezending óók van particulieren, onderwijzers, bibliothecarissen enz. in den vreemde, die bij ons binnenkomen, Op het oogenblik is een album in bewerking, waarin waterverfteekeningen uit alle deelen van ons land opgenomen worden, met begeleidenden tekst, terwijl de A.N.V.V. voorts doende is eene verzameling van foto's aan te leggen, ten gebruike door de verschillende gezantschappen en consulaten. Aanhoudend moet onze Vereeniging nieuwe wijzen van propagandamaken bestudeeren, want de boekjes en geschriften komen voornamelijk in handen van hen, die meestal reeds het voornemen hebben ons land te bezoeken, doch wij moeten steeds trachten op andere manieren, telkens weer, door aankondigingen en artikelen in buitenlandsche bladen de belangstelling van vreemdelingen voor Nederland gaande te houden. Zoo heeft de A.N.V.V.o.m. een reisplan ontworpen voor Engelsche dagbladschrijvers, welke dan ook ons land in het voorjaar bezocht hebben en grootendeels door den directeur of den secretaris onzer Vereeniging rondgeleid werden, eene wijze van reclame, welke, naar onze meening, de meest doeltreffende is. Vele zijn dan ook de courantenartikelen, welke deze Britten over hunne reis geschreven hebben. In 1920 heeft de A.N.V.V. iets dergelijks gedaan, zij heeft n.l. den heer Asmus Diemer, redacteur van ‘Berlingske Tidende’, het leidende dagblad voor Denemarken, uitgenoodigd een bezoek te brengen aan Nederland. Als gevolg daarvan verscheen een zevental reisbrieven in ‘B.T.’ en een reisbrief in ‘Afton-bladet’ te Christiania, terwijl hij tevens in het bijzonder voor de Denen, een geschrift samenstelde, dat wij uitgaven. In hetzelfde jaar was Ernst Klein, een zeer bekend Zweedsch dagbladschrijver, indertijd opsteller van ‘Aftontidningen’ te Stockholm, de gast van onze Vereeniging. Zijne indrukken over ons land gaf hij weer in een reeks van reisbrieven, welke in ‘Aftontidningen’, ‘Svenska Dagbladet’ en tal van andere dagbladen verschenen. Door onze bemiddeling verschenen in vele buitenlandsche tijdschriften artikelen over Nederland, b.v. in de ‘Revue Mondiale’, ‘Times’, ‘Graphic’, ‘American Review’, Illustr. Zeitung’, e.a. Om den vreemdeling eenig denkbeeld te geven van wat het reizen in ons land hem zal kosten, stelden wij listen samen met vermelding der prijzen in verschillende hotels, welke listen wij in al ons propaganda-materiaal insluiten, terwijl voor de Nederlanders een hotelzakadresboek uitgegeven wordt. In samenwerking met ‘Nederland in den Vreemde’, werd de rolprent over Nederland en Koloniën vervaardigd. Het zou te ver voeren, indien wij alle manieren van propaganda maken, door ons bureau beproefd, wilden bespreken. Slechts zij nog aangestipt, dat de directeur, gedurende een dienstreis door Zwitserland, vele belangrijke betrekkingen heeft aangeknoopt, die ons op nieuwe wijzen van reclamemaken gewezen hebben. Men wil daar onze propaganda ten behoeve van de vele vreemdelingen in Zwitserland te allen tijde steunen. Uit het bovenstaande zal de lezer van ‘Neerlandia’ begrepen hebben, dat, ook al zijn het doel en het werk van onze Vereeniging en van het Algemeen Nederlandsch Verbond, niet dezelfde, zij toch aan elkaar verwant zijn. 1) Wij vertrouwen dan ook, dat het Algem. Nederl. Verbond niet zal nalaten medewerking te verleenen aan onzen arbeid en zijn leden in het buitenland zal aansporen, ons werk te steunen. Dezen kunnen dit o.a. doen, door het verzoek tot ons te richten om kostelooze verstrekking van propagandamiddelen ter verspreiding onder hen, van wie verwacht mag worden, dat zij te eeniger tijd ons land zullen bezoeken. Aan dergelijke verzoeken voldoen wij steeds gaarne, zonder kosten voor den aanvrager. Zij kunnen ons verder inlichten over de beste wijze, waarop wij deze aanstaande bezoekers van Nederland kunnen bereiken, over de doeltreffendste manier om de aandacht te vestigen op Nederland, in het land waar zij vertoeven, zij kunnen zich tot vertegenwoordigers maken van onze belangen, dat is van de belangen van het land, welks onderdanen zij toch immers gaarne blijven. Mogen vele aanvragen in dien zin tot ons komen; van eene nauwere samenwerking tusschen onze Vereeniging en de Nederlanders in den Vreemde verwachten wij de beste gevolgen. Insulinde. Insulinde een pesthol? De gevierde schrijver L. Couperus schrijft in een zijner reisbrieven in de Haagsche Post (van 15 Juli, j.l.) 2) raad gevende aan toeristen, het volgende: Maar ik vergat mijn toerist, voor wien ik schreef. Ik wilde hem nog zeggen, dat er... drie pesten zijn in Nederlandsch Oost-Indië. Er is 10. de Pest - de gevreesde ziekte - maar.... een hygiënisch levende Westerling is daar, zelfs zonder inenting zoo goed als immuun tegen. Er is 20. de Pest der Hoonpers, en ik ben zelve door deze hoonpers (een hoofdletter is te mooi) zóó uitgescholden als nooit sedert de veertig jaren, dat ik timmer ten grooten wege. Als de toerist dus iemand is, die min of meer bekend, beroemd, befaamd is, wordt hij zeker door deze pest aangevallen. Het is onvermijdelijk..... ‘Maar’ troostte men mij, ‘dat deelt ge met àlle uitstekende menschen, die hier op Java komen: Wees dus geluk gewenscht met al de schimp-artikelen, die de pas van de schoolbanken weggeloopen ‘redacteuren’ in vele Indische persorganen - iedereen kan hier de namen dezer stichtelijke bladen zelve noemen - u om de ooren gooien. ‘Neêrhalen’ is vooral een wellust van deze jongelingen en misschien leeren zij later wel {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} begrijpen, dat het diplomatischer is, in deze tijden vooral: òp te houden wat nationalen rijkdom, ook intellectueelen, vormt, maar ons zelven te bezwalken op welke wijze ook, is altijd eigenaardig Hollandsch geweest. De derde Pest, o toerist: Het klimaat. Het is uw gezworen vijand. Pas op, pas ‘heel erg’ op! Het klimaat is een veel gevaarlijker pest dan de Pest en de schimp-pers, want de eerste heb ik niet gehad, de tweede ben ik precies dezelfde, die ik was, zegevierend uitgetreden, maar de derde, die voelde ik dat mij iederen dag belaagde: Sta, Toerist, schrap tegen het klimaat! Wat de heer Couperus hier schrijft over de ‘derde pest’, d.i. het klimaat, doet mij zeer leed. Want... de Haagsche Post wordt door 10.000-en Nederlanders gelezen en er is groote kans, dat deze uitval het vooroordeel tegen ‘Den Oost’ bij zeer velen versterkt. Zeker, er zijn daarginds, evenzeer als hier, gevaren, die de gezondheid bedreigen, vooral in de heete kuststreken. Ik noem maar alleen muskieten en malaria. Edoch.... men vergete niet, dat er verschillende klimaten zijn in Indië; men kan dus niet spreken van het Indische klimaat. Ik zal niet indrukken tegenover indrukken stellen, maar zeg alleen: Raadpleeg b.v. de statistieken en tarieven der levensverzekeringmaatschappijen en dgln. Als men op dit gebied een oordeel wil vellen, moet men met goede gegevens aankomen. Ik kan mij voorstellen, dat de heer C. zich in de hitte overspannen heeft; dat is altijd bedenkelijk. Toen kwamen de muskieten er bij, daarna de pers-muskieten en zoo kwam het, dat onze oververmoeide schrijver nurksch en, m.i. eenzijdig en onbillijk is geworden. ‘Eén oorlogsschip minder?’ Het ijverige Verbondslid, Luit. M.R.H. Calmeyer, schrijft ons uit Mr. Cornelis: ‘Tot mijn spijt ontsierde de heer v.L. zijn stukje in de rubriek “Insulinde” der Mei-afl. van Neerlandia met den slotzin: “Desnoods één oorlogsschip minder en dan een paar millioen aan zoo'n proefneming besteed.” Men zou, dit lezende, zoo den indruk krijgen, of er tal van Nederlandsche oorlogsschepen op stapel staan en het er nu op één meer of minder niet aankomt. Terwijl mogelijk 2, zegge twee, kruisers in aanbouw zijn, om het handjevol, goeddeels verouderd, materiaal, waarmede de Nederlandsche Marine van 1914-'18 zoo bewonderingswaardig gewoekerd heeft, te versterken, is zoo'n uitdrukking m.i. misleidend en volkomen misplaatst. Er ligt in mijne oogen een schrijnende tegenstelling tusschen het vieren van een nationaal feest ter eere van de grondleggers onzer vloot en den afkeer, bij een groot deel van het Nederlandsche volk, van pogingen om deze vloot uit haar staat van verval te doen herrijzen. Zoolang de wereld blijft, zooals ze is, dienen Nederland en Insulinde weerbaar te zijn, geestelijk, economisch en militair. Het besef hiervan noopt mij het bovenstaande verzet in te zenden.’ Tot zoover de heer Calmeyer. 't Zonderlinge van 't geval is, dat ik 't volkomen met mijn geachten bestrijder eens ben. Ik onderga dan ook met gelatenheid de kastijding, maar verheug mij er tegelijkertijd over, omdat die niet geldt mijn werkelijke meening. Ik bedoelde alleen dit (en had dit beter moeten doen uitkomen): Men heeft in 't verleden zich wel toegelegd op 't scheppen van machtige vloten, maar het vreedzame landverhuizingvraagstuk nooit ernstig behandeld. Ik weet zeer wel, dat onze vloot op 't oogenblik geen enkel schip kan missen (integendeel!) en heb - schoon leek op krijgskundig gebied - gezond verstand genoeg om te beseffen, dat een land als Nederland, schoon bescheiden optredende, toch een verzameling schepen moet bezitten die eenigszins den naam van ‘vloot’ verdient. Vereeniging Kartinifonds. De uitbreiding van het onderwijs in Insulinde trekt, waarschijnlijk ook onder den zwaren druk van het wereldwee, niet meer zoo de aandacht als eenige jaren geleden, toen men wel wat hard van stapel liep en alles te gelijk wilde. Is er dan teruggang? Geenszins. Men schrijdt vooruit, maar bedachtzaam.... niet meer zoo zenuwachtig-overhaast. Al dat nieuwe moet een weinig bezinken. Daarop wees ook in Maart j.l. de rector-magnificus der Bandoengsche T. Hoogeschool, prof. Klopper bij de opening van het nieuwe Physische laboratorium, naar aanleiding van zijne bevindingen op een studiereis naar de Filippijnen: ‘De invoering van verder Hooger Onderwijs in Indië kan slechts geleidelijk geschieden.’ ‘Bedachtzaam voortschrijden’ - dat doet ook de Vereeniging Kartinifonds, wier arbeid van jaar tot jaar in Neerlandia werd besproken. Voor mij ligt het lijvige negende jaarverslag, dat niet minder dan 104 bladzijden telt. De Vereeniging stelt zich ten doel: de bevordering van de totstandkoming en de instandhouding van eene of meer scholen in Nederlandsch-Indië ten behoeve van meisjes, behoorende tot de Inlandsche bevolking. Er zijn nu vijf bloeiende scholen, die de Vereeniging geregeld steunt en ook belangrijke Regeeringstoelagen genieten: Batavia met 232 leerlingen. Buitenzorg met 170 leerlingen. Madioen met 216 leerlingen. Malang met 163 leerlingen. Semarang met 168 leerlingen. Men mag verwachten, dat die 1000 leerlingen, eenmaal in huisgezin en maatschappij werkzaam, tot grooten zegen zullen zijn voor de ontwikkeling van hun volk. Als de kroon van het werk der Vereeniging mag beschouwd worden de Mr. C.Th. van Deventerstichting, wier geldmiddelen afzonderlijk worden beheerd. De Van-Deventerschool werd reeds in Juli 1920 te Semarang voorloopig geopend met één klasse van 9 leerlingen, ondergebracht in een van de lokalen van de Kartinischool. Op 4 Juli 1921 werd het voorloopige internaat eenigszins feestelijk geopend en, dewijl de eerst gehuurde woningen niet voldeden, op 1 Nov. overgebracht naar een gehuurde woning in 't frissche heuvelterrein, waar men een heerlijk uitzicht heeft. De bedoeling van deze school werd geschetst door den voorzitter der Kartini-Vereeniging te Semarang in zijn openingsrede op 4 Juli, bovengenoemd: Op aanstichting van de familie Van Deventer werd eenige jaren geleden het plan gevormd tot oprichting van scholen, waar leerlingen van Kartini- en Hollandsch-Inlandsche scholen voortgezet onderwijs zouden kunnen genieten. Geen Mulo-school! Op den voorgrond stond van meet af aan de gedachte, dat de Javaansche maatschappij noodig heeft ontwikkelde huisvrouwen. Daarom moest huishoudonderwijs worden gegeven en alles wat de toekomstige moeder en opvoedster noodig heeft. Derhalve geen opleiding voor de Hoogere Onderwijzerskweekschool, wel voor die van Fröbelschoolonderwijzeressen, dewijl die met 't karakter der school overeenstemt. En nu is ook deze school op gang. Dit jaar begint men in het heuvelterrein met de oprichting van eigen gebouwen en hoopt die in 1923 te kunnen betrekken. Veertig meisjes volgen den leergang 1922/'23. Op geldelijk gebied staat de Vereeniging er nog al goed voor. Zeer vele ‘donateurs’, ‘leden’ en ‘begunstigers’ steunen haar krachtig. Voorts worden de namen genoemd van eenige ‘stichters’, die door bijdragenin-eens (ten minste f 5000.-) de Vereenignig bij hare {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} geboorte dadelijk een flinken uitzet geven. Wat de Van-Deventerstichting betreft, daarvoor werd al dadelijk het geheele benoodigde kapitaal bijeengebracht; bij den aanvang van het verslagjaar was er nog f 94.000.-, bij het einde, ten gevolge van geldzending voor den bouw, enz.. f 68.000.-. Men hoopt nog eenige duizenden over te houden om ook als de zaak flink op gang is, nu en dan nog wat te kunnen steunen. De Kartinivereeniging bezat in het begin van 1921 f 73.000.-. aan 't einde f 64.000.-; de jaarbijdragen van donateurs en leden bedroegen ruim f 6000.-, giften f 785.-. Als een bijzonderheid mag vermeld worden, dat het bekende werkje van Kartini ‘Door duisternis tot licht’ nu reeds in 't geheel een bate leverde van ruim f 5000.-. Tot deze zeer beknopte mededeelingen moeten wij ons, tot onzen spijt beperken. Wij hebben hier te doen met een bijzonder goed beheerde, krachtig gesteunde onderneming, die een zeer edel en zeer verstandig doel heeft. Er zijn er niet veel zoo. Die aan haar een bijdrage schenkt, mag het volle vertrouwen koesteren dat het geld regelrecht wordt veranderd in zegen voor Insulinde. Penningmeester is de heer J.S.C. Kasteleyn, Noordeinde 39, 's-Gravenhage. In België juist als in Nederland. Joseph de Geynst schreef dezer dagen in de Haagsche Post: ‘Den eersten Juli was het de herinneringsdag van de stichting van het Congo-rijk door Koning Leopold, 25 jaar geleden. Daarin vond men aanleiding tot het organiseeren van een kolonialen dag in verschillende steden, met de gebruikelijke optochten, redevoeringen en banketten. Ik weet niet, of dergelijke feesten de koloniale belangstelling in België zullen aanwakkeren. Een Belg is te hokvast en houdt niet van reizen. Te veel jonge Belgen wijden hun diensten aan den heiligen bureaucratius en drie kwart van degenen, die naar den Congo trekken, doen dat, omdat zij hier geen betrekkingen kunnen vinden. Toch heeft men den laatsten tijd groote moeite aangewend om jonge menschen naar dit land te krijgen; daarmede werden wel resultaten bereikt, al zijn zij niet schitterend. Men moet deze jonge mannen trachten te onttrekken aan al de administratieve postjes, die zij thans zoo gaarne bekleeden, want aan den Congo beginnen de vreemdelingen talrijk te worden en dat levert een groot gevaar op voor onzen kolonialen arbeid. Lippens, de nieuwe Gouverneur-Generaal, heeft een aardig plan aan de hand gedaan. Hij stelde voor, dat professoren met studenten reizen naar den Congo zouden maken. Misschien dat men op deze wijze de jeugd liefde bijbrengt voor een kolonialen werkkring. Wij zijn thans aan het tijdperk gekomen, dat de Congo werkelijk vruchten gaat afwerpen en juist op dit oogenblik beginnen de vreemdelingen begeerige blikken te werpen op de economische mogelijkheden, die dit land biedt. België heeft zich groote opofferingen voor zijne kolonie getroost. Laat het nu de vruchten gaan plukken.’ Men ziet het: Bij onze Zuidelijke broeders dezelfde klachten als bij ons. Inmiddels zijn wij nu zoo ver, dat we niet langer klagen; 't aanbod zal binnen afzienbaren tijd de vraag belangrijk overtreffen. 's-Gr. v.L. Suriname. Lezingen. De laatste maanden heeft het Groepsbestuur door een tweetal lezingen getoond de belangstelling der kolonie in het moederland flink te onderhouden. De heer C.K. Kesler, ondervoorzitter, heeft gesproken over de ontwikkeling van Amsterdam ‘van visschersdorp tot wereldstad.’ De voorzitter der Groep, Mr. Dr. P.H.W.G. van der Helm, had de droogmaking der Zuiderzee tot onderwerp op een verbondsavond gekozen, schetste, met aanwijzingen op een zestal door den Heer Boom duidelijk geteekende kaarten, dezen ‘drie-en-dertigjarigen oorlog’ en huldigde de geestkracht en het doorzettingsvermogen van de Nederlanders, die in uiterst ongunstige omstandigheden tot uitvoering van dit reuzenwerk besloten. De Heer Gouverneur en zijn gade woonden de lezingen bij. Groep Suriname ‘bloeit lustig’, om een woord van den nieuwen voorzitter te gebruiken. Zuid-Afrika. Zuid-Afrikaansche Brieven. Nieuwe Reeks. I. Terwijl ‘Neerlandia’ nooit heeft verzuimd plaatsruimte toe te kennen aan verslagen in verband met het Hollands leven aan de Kaap, werd de wens uitgesproken, dat er een meer regelmatige kroniek van gebeurtenissen zou geleverd worden. Het zal dus mijn streven zijn elke maand een verslag in te zenden in 't bizonder voor ‘Neerlandia’, zodat de lezers voortaan geen uittreksels, van hetgeen reeds in plaatselike bladen verscheen, zal voorgezet worden. Want wij hebben behoefte aan iets, dat ons samenhoudt met onze stamgenoten in 't moederland en over de gehele wereld. Wij willen van elkander horen en met elkander meeleven.... Wij willen op eenvoudige wijze ons best doen om U te tonen, dat wij Nederland en alles wat Nederlands is niet vergeten hebben en niet vergeten zullen, en indien de Redaktie van ‘Neerlandia’ nu maar mijn berichtjes wil plaatsen naar gelang zij inkomen, en niet vele maanden later, dan vertrouw ik, dat ten minste wat Zuid-Afrika betreft, het algemene doel zal gebaat worden. 1) Het Algemeen Nederlands Verbond, Afdeling Kaapstad en Omstreken heeft het steeds geweten, en heeft deze wetenschap gedurende de laatste paar jaar meer dan ooit in praktiese toepassing gebracht, dat het Verbond niet is een vereeniging van Nederlanders, doch in de ware zin van het woord een Verbond, waarin verschillende verwante deelen één geheel te vormen. Daarom hebben wij getracht andere afstammelingen van onze Hollandse voorvaders te bewegen om tot ons Verbond toe te treden, en dit is ons vooral gelukt ten opzichte van op de voorgrond tredende ontwikkelde Afrikaners. Bekende Afrikaner families uit deze streken behoren tot onze beste ondersteuners en zijn de getrouwste bezoekers van onze gezellige en leerzame bijeenkomsten. Dat de door de tak gevolgde gedragslijn in dit opzicht niet de algemene goedkeuring kon wegdragen, was wel te voorzien, want het ideaal van ‘Hollanders onder mekaar’ blijft voor velen de overhand behouden; merkwaardig echter is, dat indien onder voorwendsel van zulk een vooroordeel andere verenigingen ontstaan, het bewuste beginsel al zeer spoedig wordt prijsgegeven en de geest van het Verbond nagevolgd. Dit is een gelukkig en verblijdend verschijnsel, hetwelk echter aanleiding geeft tot de vraag ‘Waarom verdeeldheid en afscheiding?’ Het is dan ook wel te voorzien, dat eerlang de verstandiger raadslieden de overhand zullen hebben. Ondertuschen moet het gezegd worden, dat, op zeer weinig uitzonderingen na, elk {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} Nederlands gezin te Kaapstad leden telt van 't Verbond. Het is te hopen, dat zelfs de weinige uitzonderingen eerlang zullen verdwijnen. Neemt echter over de gehele Unie de invloed van Nederlanders toe? Uit alle delen des lands hoort men de bewering, dat het niet lukken wil te doen hetgeen Kaapstad gedaan heeft.... Men kan de nodige samenwerking niet tot stand brengen. Deze bewering komt mij onaannemelik voor en ik geloof integendeel, dat men in steden zoals Pretoria, Johannesburg, Bloemfontein, Potchefstroom en vele andere kleinere oorden, zonder veel moeite verbondstakken zou kunnen tot bloei brengen. De oorlog heeft enige verwarring en veronachtzaming veroorzaakt en men heeft alsnog geen bepaalde roeping gevoeld om opnieuw te beginnen. De tak Kaapstad heeft nu een rondzendbrief gericht aan welwillende vrienden over het gehele land, vragende om medewerking tot stichting van een groep Zuid-Afrika. Het is alsnog niet mogelik te zeggen welke uitwerking deze oproep zal hebben, doch vrienden die deze regels lezen, die òf geen brief ontvangen hebben, òf verzuimd hebben er gehoor aan te geven, worden alsnog verzocht zich zonder verwijl in verbinding te stellen met de Kaapstadse sekretaris. * * * Hier wordt elk jaar gehouden het grote feest der barden, de Eisteddfod. Deze grote wedstrijden op 't gebied van zang, muziek, dans, voordracht, letterkunde enz. duren enige weken en mededingers komen van alle oorden om er deel aan te nemen. De wedstrijden vinden plaats in de grote stadszaal en zijn werkelik een reusachtige onderneming, die jaar op jaar veld wint. Verleden jaar was het aantal deelnemers op 't gebied van de Nederlandse of Afrikaanse taal zeer belangrijk en werden er voortreffelike Nederlandse en Afrikaanse voordrachten, liederen, enz. gehoord. Wat is de reden, dat dit jaar het aantal deelnemers onbeteekenend moet genoemd worden? Het bestuur van de onderneming neemt volslagen onpartijdigheid in acht.... De beoordeeling heeft verleden jaar geen ontevredenheid of teleurstelling verwekt, en de steeds volijverige Mevrouw J. Luyt, wier goede invloed in deze zaken steeds erkend wordt, had ook dit jaar veel tijd en kracht aan de goede zaak gewijd.... Was de opkomst van de dames en heren, die in 't Hollands zongen, allerbedroevendst, het aantal dergenen, die voordroegen kon bijna niet kleiner geweest zijn... Voor voordracht waren er verleden jaar in de klasse der jongeren 44.... tans waren er 4 ingeschrevenen, waarvan er slechts 3 opdaagden. Zoiets is moeilik te verontschuldigen, ofschoon het niet aan te nemen is, dat deze omstandigheden kunnen beschouwd worden als een maatstaf van verval van het Hollands in deze gewesten. Er zijn er, die beweren, dat de invoering van ‘Afrikaans’ als een taal aan 't Hollands (d.w.z. Afrikaans en Nederlands) ‘de doodsteek’ gegeven heeft. Dit is niet zo; doch dit onderwerp brengt mij op gevaarlik en verboden terrein en ik stap er dus van af. Dat 't vereenvoudigd Nederlands, zoals Dr. W.J. Viljoen het jaren geleden leerde en bevorderde, door de meer nadenkende ouderen alsnog de meest geschikte vorm van Hollands voor dit land wordt geacht, is een feit, en het is te hopen, dat zij, die in 't openbaar spreken of zingen willen, zich door oneenigheid niet zullen laten afschrikken en zich zodoende uitsluitend tot het Engels zullen bepalen, Mnr. J.L. Schoeler was bij de genoemde wedstrijden de beoordeelaar, als 't het Hollands of Afrikaans betrof. Hij sprak de grote vergadering ernstig toe, er op wijzende, dat ‘wij in Zuid-Afrika voortreffelike krachten bezitten.... we hebben dichters.... we hebben toondichters.... we hebben schone verzen en liederen, ook uit Nederland.... en de mannen en vrouwen, die ze kunnen vertolken, in overvloed. Geeft uw dichters en musici de gelegenheid, waarop zij recht hebben, door hun voortbrengselen bekend te maken. Volslagen gelijke rechten worden U gegeven, doch gij weet er geen gebruik van te maken. Dat mag niet weer gebeuren.’ Het is te hopen, dat deze opmerkingen, die klaarblijkelik in goede aarde vielen, ook vruchten zullen dragen. Het jongemeisje Honikman, dat verleden jaar de bizondere A.N.V.-prijs verwierf, behaalde ditmaal 'n goude medalje. Ik geloof niet, dat de ekstra A.N.V.-prijs van £ 3.3.0 dit jaar zal worden toegewezen. * * * Over een dag of tien verwachten wij het Hollandse s.s. ‘Randfontein’ hier, en zullen wij Prof. Dr. Casimir welkom heten. De regelingskommissie - Prof. Casimir zal het gehele land doorreizen en op de voornaamste plaatsen lezingen houden - heeft niet te klagen gehad over gebrek aan steun. De Minister van Onderwijs, Mnr. Patrick Duncan, verleende de beweging zijn bescherming, terwijl Dr. W.J. Viljoen, de Kaapse Superintendent-Generaal van Onderwijs, als Ere-Voorzitter optreedt. Mevr. Loopuyt, voorzitser van het A.N.V. treedt op als voorzitster van de kommissie, terwijl Mnr. J.L. Schoeler, sekretaris van het A.N.V. voor alle regelingen ook voor dit bizondere geval gezorgd heeft. Professor Casimir zal tijdens zijn verblijf te Kaapstad de gast zijn van Dr. Groenman, konsul der Nederlanden en Mevr. Groenman. De kommissie bestaat verder uit verschillende professoren van de Universiteit van Kaapstad en vele bekende overheden op 't gebied van onderwijs. Te Stellenbosch, Bloemfontein, Potchefstroom, Pretoria hebben zich ook vertegenwoordigende kommissies gevormd, terwijl het reisplan in de Kaap, waar de voornaamste opleidingsinrichtingen zullen bezocht worden, veelomvattend is. Te Kaapstad zal de Universiteit de professor ambtelijk ontvangen. Ook Sir Frederic de Waal, de Administrateur van de Kaapprovincie, heeft de begeerte te kennen gegeven Prof. Casimir welkom te heten. In deze verschijnselen, die uit dit aanstaande bezoek zijn voortgesproten, kan men, beter dan uit iets anders, de omvang van ons kunnen en van onze invloed peilen. Men is begerig Nederland te erkennen en verdienstelike Nederlandse mannen te eren.... Heeft het A.N.V. gelijk, dat het zich niet bepaalt tot ‘gezellige avondjes voor Hollanders onder mekaar’? Voorzeker; en dat wordt ook gevoeld en erkend. De geschiedenis van de Unie van Zuid-Afrika staat geen ogenblik stil.... De aanhechting van Zuidelik Rhodesië, die tans besproken wordt, zal voorzeker eerlang een voldongen feit worden. Een land van reusachtige afmetingen, voorwaar, de nog jonge Unie van Zuid-Afrika.... Het land van de toekomst! * * * Onlangs is hier overleden een van de Vlaamse leden van onze tak, Mnr. R. Veys, een vriendelik en welgemoed man, die algemeen bemind was. Hij stierf na een lang lijden, betreurd door zijn echtgenote, Mevr. Veys, geboren van Wermeskerken. * * * Heden vertrok met de ‘Jagersfontein’ naar Europa Mejuff. Doyer, een Nederlandse onderwijzeres, die na vele jaren eervolle dienst, naar Nederland terugkeert. Met dezelfde boot vertrok o.a. Mnr. Moorrees, zoon van Prof. Moorrees, die in Holland gaat studeren. JOHANNES. Noord-Amerika. Algemeene Vergadering. 20 Juli werd te Nieuw-York een algemeene vergadering gehouden ter voorloopige bespreking van het Groepsreglement. Men besloot ook maatregelen te beramen ter viering {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} van het 25-jarig bestaan van het A.N.V op 1 Mei 1923. Tot afwisseling van de zakelijke besprekingen gaven de dames Arntzenius in Nederlandsche kleederdracht nu en dan eenige liederen met pianobegeleiding ten beste, luimige en ernstige, o.m. het Oude Wilhelmus, dat hier weder in eere komt en door alle aanwezigen staande en met geestdrift werd meegezongen. Veel indruk maakte ook ‘Wilt heden nu treden’ uit Valerius' Gedenckclanck. Later droeg de heer P. van Twisk nog een luimig stukske voor over de Nederlandsche liederen en de verkleinwoorden in de Nederlandsche taal. Vele aanwezigen verzekerden, dat zij een bijzonder aangenamen avond hadden doorgebracht. Onder hen waren ook de gezagvoerder, de heer P.H. van Couthen Piccardt Wieringa, en eenige officieren van het Nederlandsche s.s. ‘Palembang’, die als lid waren toegetreden. Met eenige welgekozen woorden vestigde de waarnemende voorzitter, de heer Van Rood, er nog eens de aandacht op, dat de mannen der Nederlandsche vloot, waaraan Nederland zooveel te danken had en heeft, steeds welkom zouden zijn. Nog werd besloten den 31en Augustus gezamenlijk te vieren. Buitenland. Afd. Bremen. Aan het jaarverslag over 1921 is het volgende ontleend: Het aantal leden bedroeg op 1 Januari 1922 36. Er werden 2 Algemeene Vergaderingen gehouden, de Maandagavondbijeenkomsten in de bovenzaal van ‘Kannes Restaurant’ hadden steeds plaats en er heerschte altijd eene voortreffelijke stemming onder de leden. Op 30 April herdacht de Club den geboortedag van Prinses Juliana door een feestavond in een zijzaal van het Eethuis Zum Patzenhofer, bij welke gelegenheid de herstelde Voorzitter de Vereeniging het nieuwste portret van de jarige Prinses, in lijst, aanbood. Het St. Nicolaasfeest kon wegens de tijdsomstandigheden niet als vorige jaren voor alle Nederlandsche kinderen in Bremen gehouden worden, maar een klein aantal leden had aan den oproep van het Bestuur gevolg gegeven, om dien avond, na afloop der Algemeene Vergadering, gezellig bijeen te zijn. De aanwezigen, door muziek, gezang en dans aangenaam bezig gehouden, werden op Hollandsche speculaas onthaald en brachten een welgeslaagden avond door, terwijl menigeen met een prijsje huiswaarts keerde. Toen het Berlijnsche Comité tot verhooging van het Stambewustzijn overging tot het stichten van den Nederlandschen Bond in Duitschland, besloot de Vereeniging toe te treden. Daar het lidmaatschap van dien Bond Mk. 3. - voor een lid in de maand bedraagt, waarvoor dan echter ‘De Post van Holland’ kosteloos aan ieder lid gezonden wordt, waren de kasmiddelen daarvoor niet toereikend. Besloten werd de jaarbijdrage op Mk. 75.- te bepalen. Holland-Instituut te Frankfort a/d. Main. 30 Juli had in de Universiteit te Frankfort a/d. Main een kleine plechtigheid plaats ter gelegenheid van het begin van den 2en vacantiecursus, welken het Holland-Instituut voor Nederlandsche leeraren inrichtte. Aanwezig waren, behalve het bestuur van het Holland-Instituut en vele hoogleeraren, de 25 deelnemers uit Nederland. Ook het volledig bestuur der Nederlandsche Kamer van Koophandel was verschenen. De voorzitter van het Holland-Instituut, de heer Ter Horst, Nederlandsch vice-consul, hield de inleidende rede, waarin hij de geschiedenis en het doel van Holland-Instituut uiteenzette en verklaarde, hoe uit de samenwerking tusschen de Nederlandsche kolonie, en vooral professor Van der Meer, aan den éénen kant en de Frankforter Universiteit aan den anderen kant het Holland-Instituut ontstond. Namens de Frankforter Universiteit sprak de rectormagnificus, professor Neisser, die een loflied op Nederland zong en vooral herinnerde aan de hulp, Duitschen kinderen verleend en de handhaving van het asylrecht door Nederland. Dat zou Duitschland nooit vergeten. Gedurende de 2 weken zijn 60 colleges gegeven en 6 uitstapjes ondernomen. De professoren en leeraren, die de colleges gaven, behooren tot de allereerste van Frankfort. Toevallig samentreffen: In De Post van Holland van Augustus schetst A.F.D. in de Afdeeling ‘Petje af voor.....’ het leven van professor Marten Jan van der Meer, 18 Maart 1864 in Bovenknijpe (Friesland), als zoon van een hoofdonderwijzer geboren, een leven van ontzaglijke taalstudie. Boekaankondiging. Leven. Leesboek voor de scholen met den Bijbel, verzameld door P. den Boer en J.C. de Koning. Te Rijswijk (Z.-H.) bij H.J. Spruyt. Het is niet onze gewoonte schoolboeken in Neerlandia te bespreken. Dat laten we aan vakbladen over. Maar voor het 9e, 10e en 11e deeltje der reeks leesboeken, onder den naam Leven uitgegeven, mag een uitzondering gemaakt worden, omdat ze een Groot-Nederlandsch karakter dragen. Onze vroegere Nederlandsche schoolboeken voor de hoogere klassen, die eenige vertrouwdheid met de voortbrengselen der eigen letterkunde wilden aanbrengen, bepaalden zich tot de Hollandsche schrijvers en dichters. In Leven komt - niet voor het eerst, want enkele andere ‘bloemlezingen’ gingen reeds voor - op treffende wijze naar voren, hoe het streven naar verbreeding van den blik over heel het Nederlandsche stamgebied, dus ook Vlaanderen en Afrika, dat aan het A.N.V. ten grondslag ligt, langzamerhand ook doordringt in het onderwijs, hoe dus ook het kind der L.S. al kennis maakt met Vlaamsche en Afrikaansche verzen en schetsen, dus ook met taaleigen, zeden en gewoonten der ons stamverwante volken. Wij vinden er, naast de letterkundige voortbrengselen van Oud- en Nieuw-Holland, een paar schetsen uit het leven der Voortrekkers van J.D. Kestell en W. Postma (in het Afrikaansch natuurlijk) en verzen van A.D. Keet, Totius (J.D. du Toit) en F.W. Reitz. Bij een verhaal van het leven en sterven van Jopie Fourie staat een fraai geteekend en welgelijkend portret van dezen Afrikaanschen held afgedrukt, want Tjeerd Bottema heeft de boekjes met plaatjes verlucht. Van de Vlamingen zijn alleen Guido Gezelle en Virginie Loveling vertegenwoordigd. Aankweeking van gezonde vaderlandsliefde, van eerbied voor het verleden, voor taal, land en volk, komt in verschillende lessen tot uiting. Zoo opent het elfde bundeltje - en wij kunnen er gevoeglijk onze aankondiging mee besluiten - met Lovendaals ‘Mijn Taal’, waarvan de laatste strofen luiden: Ik hoor door haar een adem gaan Van vlijt en strijd en streven, Ik voel er Hollands hart in slaan {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} En Hollands ziel in leven, De taal, die van mijn ras bewaart Den fieren geest, den vromen aard. Wee, wie zijn moedertaal vervalscht, Verloochent en belastert; Hij heeft zijn eigenheid onthalsd, Zich zelf verlaagd tot basterd: Een volk verdrukt, maar knecht men niet, Zoolang het eert zijn taal, zijn lied. v.S. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Brievenbus. Aan de inzenders. - Als de inzenders niet vermelden, uit welk blad, tijdschrift, enz. hun inzending afkomstig is, kan de T.-C. ze tot haar spijt geen plaats in haar afdeeling geven. Volgens de auteurswet moet bij overgenomen stukken vermeld worden, waaruit ze zijn overgenomen; gebeurt dit niet, dan is hij, die ze zonder vermelding van de bron overnam, strafbaar. Waarschijnlijk zouden de inzenders een mogelijke boete niet willen betalen en de T.-C. voelt daarvoor heelemaal niets. Een lid van het A.N.V. - Ook wij vinden het Nederlandsch op de kaart van de bewuste onderwijsinrichting niet mooi. Wat er aan te doen? Maar.... u gebruikt zelf L.S. in plaats van het Nederlandsche H. d. L. Wat hieraan te doen? Dr. Th.C. te A'dam verzoekt ons te wijzen op, neen, te gispen het verkeerde gebruik van dusver in plaats van tot dusver(re), aan welk verzoek wij bij dezen gaarne voldoen. Eveneens achten wij het niet onwaarschijnlijk, dat onder Hoogduitschen invloed van bisher deze schrijfwijze ontstond. Mr. H.J.K. te R'dam. - Wat de bereiding betreft, heeft u gelijk; wat de benaming betreft, zijn (vergeef het ons) wij deskundig. (Zie Neerlandia Juli 1922). Roereieren is een Germanisme en regelrechte namaak van Hgd. Rühreier. Eerlijk gezegd, hadden wij niet aan de bereiding gedacht; U begrijpt nu zeker, dat, als er een nieuwe naam voor die eierspijs moet zijn, die naam moet luiden: geroerde eieren. Kookboeken o.a. zijn zeer onveilige taalgidsen. Onze vrager uit Kaapstad is het roerend met ons eens, zooals uit een brief blijkt. Hij wil zelfs, als wij, geklopte eieren, dat ook de Afrikaner bezigt. Of dacht ook de Kaapsche heer Gr. niet aan de bereiding? Een hart onder onzen riem gestoken. ‘Aan de T.-C.! Elke keer, dat ik de brievenbus inkijk, verheug ik mij over de belangstelling, die Uwe Commissie gaande weet te maken.’ We hopen die belangstelling blijvend te maken. (De T.-C.). ‘Dansende thee’. De heer Koeberg neemt in de ‘Avondpost’ onze hedendaagsche leelijke, vaak stuitende, dansen eens flink onderhanden en merkt in 't voorbijgaan op: ‘Tegenwoordig spreekt men van ‘Thé-dansant’ en ‘Soirée-dansante’; de eerste benaming is volslagen onzin, want thee kan niet dansen en als men theedrinkt, kan men óók niet dansen. Gelukkig maar, dat men zoo iets niet in het Hollandsch behoeft uit te drukken, want anders kreeg men toch ‘Dansende Thee’! Men zou er bij kunnen voegen: enz. enz. enz. Waarlijk, er is een nieuwe Erasmus noodig om in een ‘Lof der zotheid’ (Stultitiae laus) de hedendaagsche manieren te hekelen. Staatscommissie-Nederlandsch. In het verslag van de Staatscommissie voor de Electr. spoor- en tramwegen in 't Gooi opgenomen o.a. in het ‘Algemeen Handelsblad’ van 27/7, 1922, Eerste blad, komt niet minder dan 6 maal het woord ‘omschifting’ en ‘omgeschift’ voor, in plaats van het toch voor ieder verstaanbare ‘verlegging’ en ‘verlegd’. Nog fraaier is deze zin: ‘Een kruising “à niveau” (waarom niet op gelijk peil) acht de commissie wegens de “interferentie” van weg- en spoorwegverkeer ongewenscht.’ Men mag toch van Nederlandsche ingenieurs verlangen, dat zij zuiver Nederlandsch kunnen en willen schrijven. * * * Aan de Hoofdbesturen en Besturen der bij de Tucht-Unie aangesloten Vereenigingen, schreef het Algemeen Bestuur der Tucht-Unie de volgende tuchtelooze taal: Het Algemeen Bestuur der Tucht-Unie acht het oogenblik gekomen, waarop de Unie door een luid sprekende gebeurtenis de beteekenis van haren arbeid breeder, duidelijker en gedétailleerder moet uiteenzetten. dan dat in incidenteele persartikelen en door haar orgaan, dat immers in de eerste plaats met actueele feiten moet rekening houden, kon geschieden De afgeloopen periode deed de Tucht-Unie groeien van een bescheiden ondernemen tot een organisatie, waarbij een ontzagwekkend aantal vereenigingen op sociaal-ethisch gebied zijn aangesloten. Het tweede stadium ligt voor ons, waarin de Unie niet meer uitsluitend medewerking, maar daarenboven algemeene waardeering en erkenning moet bereiken. Niet alleen moet zij den steun blijven erlangen van die synthetische elementen in ons maatschappelijk leven, welke als bij intuitie hare bedoelingen begrijpen, maar zij moet hare tegenstanders in medestanders bekeeren, het odium van conservatisme en drilzucht, dat men haar ten onrechte op de schouders heeft gelegd, doen verdwijnen, - zij moet duidelijk in het licht stellen dat haar weg dezelfde is als die der democratie inzooverre deze de idee van samenwerking, organisatie, maatschappelijke verheffing, nastreeft. Is daartoe nadere uiteenzetting harer principes op zoodanige wijze en op zoodanig tijdstip, dat een oogenblik de aandacht van het geheele land op haar gevestigd is, noodzakelijk, zij heeft in de tweede plaats zich te legitimeeren door een gedocumenteerd overzicht van hare geschiedenis. Om beide doeleinden te verwezenlijken, is een Congres het aangewezen middel. Nadat het Algemeen Bestuur in een drietal vergaderingen aan het denkbeeld en zijne uitwerking eene grondige bespreking had gewijd, noodigde het ondergeteekenden uit, te komen met voorstellen, zooals die der Algemeene Vergadering (in Mei of Juni a.s. te houden) zouden kunnen worden aangeboden. In de lijn der hiervoor bedoelde besprekingen meenen wij, dat het volgende schema dienen kan. Het Congres worde in het najaar van 1922 te Utrecht - den zetel der Unie - gehouden. Het dure twee dagen. Het behandele: A.De Tucht als zedelijke factor. B.De Tucht als maatschappelijke factor. Bij A. denken wij aan: a.Tucht en Volkswelzijn (Tucht en Volkskarakter, Tucht en Godsdienst, Tucht en Zedelijkheid, Tucht en Schoonheid). b.Tucht en Opvoeding (ook - en vooral! - in het gezin). Bij B. aan: a.Tucht en Verkeerswezen. (Vreemdelingenverkeer). b.Tucht en Overheid. (Tucht en Rechtswezen, Tucht en Opvoedingswezen, Kinderpolitie). c.Tucht en Volkszang. {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} d.Tucht en Lichamelijke Opvoeding. Ook Tucht in de Karikatuur worde bekeken. e.Tucht en Volksgezondheid. (Tuberculose, Drankbestrijding. Een deel der onderwerpen wordt besproken in plenumvergaderingen, een ander deel in secties. Den eersten dag zal 's middags een officiëel noenmaal, 's avonds een gemoedelijke maaltijd plaats hebben. De verdere avond vindt vulling met een of meer demonstraties. (Lich. opvoeding, volkszang, een film b.v.). Na iedere bespreking zal gelegenheid zijn tot gedachtenwisseling. Voor zit de uitgesproken bedoeling, het punt van uitgang vast in het oog te houden, dus geen beslissingen uit te lokken omtrent détailpunten. De nuttige en noodige strijd daarover worde in speciaal daartoe belegde congressen gevoerd. Wij bedoelen allereerst propaganda van de Tuchtidée en - warmte bij sprekers en hoorders. Voor een behoorlijke oriënteering en ter vermijding van onzakelijk debat zullen vooraf praeadviezen onder leden en belanghebbenden worden verspreid. Daartoe is naast aller zedelijke steun dringend noodig veler geldelijke hulp. Overtuigd van Uwe belangstelling in de zaak, die het geldt, doen wij daarom bij dezen een dringend beroep op Uw finantiëele hulp. Wij hopen en vertrouwen, dat U in het bovenstaande aanleiding zult willen vinden, een flinke som ter beschikking te stellen van den Algemeenen Penningmeester, den heer C.J.M. Collette te Venlo. Postchèque en Giro 25725. Ook al hopen wij, dat U met het oog op de vele te maken kosten verre boven dat bedrag zult willen gaan, denken wij (met het oog op de omstandigheid, dat ook kleine vereenigingen bij onze Unie zijn aangesloten), iedere vereeniging, die minstens f 20.- zendt, een exemplaar van alle van het Congres uitgaande stukken te sturen, en die het recht te geven tot het zenden van twee afgevaardigden. Waar de omvang van ons program, het slagen van ons pogen voor een groot deel afhangt van Uwe medewerking, en met het oog op de vele nog te verrichten werkzaamheden, verzoeken wij U. den laatst-ondergeteekende Uw geëerd antwoord vóór 1 Mei te willen toezenden. Onder herhaalden drang U deze belangrijke zaak wel ernstig op het hart bindende, verblijven wij Hoogachtend, De Commissie van Voorbereiding: J.M. van Hoogstraten, Baarn. P.H. Ritter Jr., Utrecht. P. den Hollander, Amsterdam. Ingezonden. De toestand van Groep Nederland. ‘De Voorzitter noemt den toestand van Groep Nederland slecht. De enkele jaren geleden doorgedreven verandering is niet gelukkig gebleken. De instelling van een Groepsraad blijkt geen gelukkige greep te zijn geweest’. Deze zinnen uit het verslag der vergadering van het Hoofdbestuur van 24 Juni l.l., opgenomen in Neerlandia van Augustus, vereischen toch enkele kantteekeningen. De ‘enkele jaren geleden doorgedreven’ hervorming, doorgedreven door Marcellus Emants en mij, was - een inspuiting in een verstikt lichaam. Dordt had de Groep naar den kelder gewerkt. Achtereenvolgens waren de meesten, die warm voelden voor een levende Groep, door de ondervonden tegenwerking de heele zaak beu geworden. Feitelijk was de Groep niets dan een bijdrageninnende machine. En wij gingen uit van de juiste grondgedachte, dat alleen door de Afdeelingen tot nieuw leven te wekken, heel de Groep daartoe kon geraken. Lukte dit niet meer, was al het leven er te zeer uit, dan was het eenige, dat overbleef: de Afdeelingen weer op te heffen, en terug te keeren tot den toestand van voor 1900. De Groep Nederland bleek inderdaad doodgedrukt. Alle pogingen door Emants en mij gedaan bij mannen van wie een levenwekkende leiding kon uitgaan om het voorzitterschap op zich te nemen, mislukten. Niemand had lust er zijn goeien tijd en krachten aan te wagen. En terwijl Dordt bovendien uit alle macht remde, viel er ook aan een levenwekkend secretariaat niet te denken. Geen wonder dat dus de al te laat gekomen hervorming niets meer gaf. Alleen de Afdeeling Den Haag, kreeg, dank zij de opwekkende aanstichting van mijn opvolger, Kapitein Oudendijk, nieuwe fut. Had hij zich, gelijk ik hem gevraagd had, ook voor de leiding van heel de Groep willen beschikbaar stellen, er ware een nieuwe kans voor haar gekomen. Men moet dus niet de oorzaak zoeken, waar zij niet liggen kan: Als er in de Afdeelingen in 1919 nog genoeg leven ware geweest, de proef met de hervorming zou dat leven hebben moeten versterken. Nu zal het wijst zijn, alle Afdeelingen, die ingeslapen zijn, rustig dood te laten en de leden ervan rechtstreeks te verbinden met een heel klein Bestuur voor de Groep, dat niets meer zal behoeven dan eigenlijk een Penningmeester, om voor het Hoofdbestuur de gelden te innen. Het werken aan wat de taak van Groep Nederland had moeten zijn, zal dan, als de geest er toe getuigt, aan een andere vereeniging toevallen. Den Haag, Aug. 1922. L. SIMONS. De heer Simons stelt de schuldvraag over den achteruitgang van Groep Nederland en zoekt de oorzaak bij Dordt. Nu is 't een waarheid, dat in moeilijke dagen zoo gaarne gezocht wordt naar een zondebok, die met de geheele schuld beladen wordt. Wij willen niet zoo eenzijdig zijn. De ellendige oorlogsjaren hebben aan de Groep Nederland gelijk aan het geheele Verbond schade en verdeeldheid gebracht. De Groep werkte ook onder zeer moeilijke omstandigheden. Het komt niet bij ons op ‘Dordt’ te verheerlijken, maar wij mogen en moeten toch wijzen op het feit, dat, zoolang de voorzitter van het Hoofdbestuur ook voorzitter van Groep Nederland was, deze Groep geleidelijk vooruit ging, de Jaarvergaderingen druk bezocht werden en dat de verslagen van een opgewekt leven getuigden. Sedert men zich van Dordt los maakte en de Groep op eigen beenen ging staan, is zij gaan kwakkelen en de verstikking, waarvan de heer Simons gewaagt en die wij liever een tijdelijke inzinking willen noemen, lijkt ons veeleer het gevolg te zijn der te sterke ‘inspuiting’. Er zullen wel heel weinig oud- en nieuwe Groepsbestuurders zijn, die het, voornamelijk door den heer Simons in elkaar gezette, theoretische reglement in bescherming nemen. Integendeel hebben wij nog nooit anders gehoord, dan dat het een minder gelukkige proeve van wetgeving is gebleken, die veel geld verslond, dat beter aan het zuivere Verbondswerk ware ten koste gelegd. De hervorming, met goede bedoelingen ingevoerd en door de oude leiding niet tegengewerkt om den tegenstanders eens een kans te geven te toonen, dat zij het werk beter kon doen, is o.i. een misvorming gebleken. Een vergelijking van de jaarverslagen der Groep Nederland vóór en na het losraken van Dordt zou zelfs den heer Simons moeten overtuigen, dat de tegenstanders in gebreke zijn gebleven te toonen, dat ze beter leiden konden dan de gesmade voorgangers. Om verder verval te voorkomen, heeft het Hoofdbestuur moeten ingrijpen. Het hoopt binnenkort een nieuw Groepsbestuur met een vereenvoudigd reglement te zien optreden en het geheele A.N.V. weer zijn kracht te zien openbaren in éénheid. Het Hoofdbestuur. {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} Groep Duitschland. In ‘Neerlandia’ van Augustus komt een verslag voor van de Hoofdbestuursvergadering van 22 April j.l. Daarin las ik 't een en ander, dat mij met bezorgdheid vervulde t.a.v. de houding die 't H.B. wil aannemen tegenover den Bond van Nederlandsche vereenigingen in Duitschland. Met groote belangstelling en blijdschap heb ik 't vorig jaar kennis genomen van de beweging, onder de Nederlanders in Duitschland ontstaan, die immers hun saamhoorigheidsgevoel met het oude vaderland levendig wil houden en hun gemeenschappelijke belangen behartigen. Zeer verheugd was ik ook, toen ik vernam dat het A.N.V. met deze nieuwe strooming in nauwe voeling was getreden. Naar mijn meening dreigt echter 't H.B. zich thans, in louter vreugde over het aan den dag gekomen nationaal gevoel van onze landgenooten, en uit vrees de aanraking met hen te verliezen, in een richting te laten drijven die rechtstreeks in strijd is met het eerste beginsel van ons Verbond. Men nam met groote meerderheid een voorstel aan, waarbij de vorming van een Groep Duitschland zal worden toegelaten, met voorloopige uitsluiting van de Vlamingen in Duitschland. Het feit, dat de Bond van Nederlandsche vereenigingen in Duitschland geen Vlaamsche leden toelaat, is tot op zekere hoogte te begrijpen. Maar door dit feit staat die Bond dan tevens maar zeer ten deele op gelijken grondslag met het A.N.V., dat geen onderscheid maakt tusschen de leden van den Nederlandschen stam. Gaat men een Groep Duitschland vormen, dan beteekent dit, dat in het H.B. 2 afgevaardigden zullen zetelen van een vereeniging, welke vooropstelt, dat haar doeleinden anders zijn dan die van het A.N.V.! Niettemin begrijp ik, dat men ervoor terugschrikt om den band met deze Nederlanders in het buitenland niet zoo nauw mogelijk aan te halen. Willen wij echter niet ons eerste beginsel opofferen, dan kunnen wij niet veel meer doen dan b.v. den Bond een zekeren geldelijken steun verleenen, de stichting bevorderen van Nederlandsche leergangen en leeszalen in Duitschland, enz. De oplossing, dat men de Vlamingen wel als gast zou toelaten, is onaannemelijk. Wie zou achting hebben voor een Vlaming, die zich als gast liet dulden in een Afdeeling eener Groot-Nederlandsche vereeniging? Overigens acht ik het ondenkbaar, dat groepsvorming, strijdig met het Groot-Nederlandsch beginsel, - en dus met de statuten, zou kunnen worden genomen in een H. B.-vergadering. Men staat hier op 'n tweesprong. Of men wil vasthouden aan de zuivere stamgedachte, of men wil Vlamingen en Afrikaanders slechts terloops in het A.N.V. betrekken. In het eerste geval houdt men zich aan de statuten en is er voor den Bond van Nederlandsche vereenigingen in Duitschland, met zijn uitsluiting der Vlamingen, in het Verbond geen plaats. In het tweede geval roepe men zoo spoedig mogelijk een algemeene vergadering bij elkaar, die de statuten kan wijzigen, en vastleggen, dat het A.N.V. slechts in zooverre Algemeen Nederlandsch wil zijn, als het onderdanen geldt van den Noord-Nederlandschen staat. H.G.C. COHEN STUART. Maastricht, 13 Aug. 1922. Naschrift van het Dagelijksch Bestuur. De critiek van den heer Cohen Stuart is juist. Eene Groep Duitschland, die niet alle stamgenooten als leden der Groep met dezelfde rechten als de leden-Nederlanders toelaat, is in strijd met den geest der Statuten. Het Hoofdbestuur besloot echter den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland voorloopig als Groep toe te laten, in het vertrouwen, dat na de stichting der Groep de uitsluiting van anderen dan Nederlanders zal worden opgeheven. Mocht deze verwachting niet worden verwezenlijkt, dan zal de Bond niet als Groep van het Verbond kunnen blijven bestaan. De brief van den heer Cohen Stuart zal in de eerstvolgende vergadering van het Hoofdbestuur worden behandeld. Alsdan zal de zaak in haar geheel nogmaals onder de oogen worden gezien. Het zal het Dagelijksch Bestuur verheugen, wanneer alsnog eene oplossing wordt gevonden, die het bezwaar van den heer Cohen Stuart ondervangt. In Nederland Nederlandsch. Mijne Heeren, Op mijn kantoor ontving ik heden een uittreksel van de rekening van dit kantoor bij een fa. in Amsterdam. Dit uittreksel was geheel in het Duitsch geschreven. Mijn zaak is eene Fransche naamlooze vennootschap en dus is het reeds bizonder weinig taktvol van die Amsterdamsche(?) firma tegenover eene Fransche om de Duitsche taal te gebruiken. Wat mij echter als Hollander kwetst en waarom ik mij dan ook tot uw Verbond wend (waarvan ik sinds jaren lid ben) is het feit, dat vreemdelingen zich in ons land komen vestigen, er eene Nederlandsche firma oprichten en aan onze taal of gebruiken geen aandacht schenken. Ook dit is, op zijn minst genomen, ontaktvol. Met het oog op de vele buitenlanders, die zich sinds den oorlog, in Nederland zijn komen vestigen, is het mijns inziens zaak, dat van Hollandschen kant daar zoodra mogelijk op gewezen wordt en zoodoende zooveel mogelijk vermeden wordt, dat buitenlandsche koloniën zich in ons land vestigen en ons hun taal en hunne manieren komen opdringen. Hoogachtend Parijs, 19 Juli 1922. Ph.L.v. HEMERT. Wij zijn 't met den inzender eens. De vreemdelingen, die zich in Nederland vestigen en zaken drijven onder Nederlandschen naam, behooren zich te bedienen van de Nederlandsche taal tegenover Nederlanders en hun stamverwanten. Red. ‘De taal is gansch het volk’ is een bekende spreuk, dat, voor zooverre mij bekend is, niet opgehéven of ontzénuwd wordt door een ander, zooals wel eens voorkomt; zoodat men m.i. mag aannemen, dat ‘men’ het er over eens is. En dan moet de klacht uit mijn vaderlandslievend hart en pen: dat het er dan met de zelfstandigheid van ons volk vrij treurig uitziet. Want nauwelijks heeft de een of andere slechte penvoerder, of niet logisch denkende spréker, een nieuwe term - hoe onjuist ook - gebézigd. of hij vindt navolgers, na-apers. Zoo is onlangs, door zulk een taalonverlaat, en zijn napraters in de mode gekomen: afsluiten te zeggen van dingen, die niet ‘afgesloten’ kunnen worden. Men kan een tuin, vertrek, huis, deur, waar afsluitingen aan zitten afsluiten, doch overeenkomsten, contracten, huwelijken niet ‘afsluiten’, wel ‘sluiten’ (in den zin van besluiten). Zoo hebben allengs o.a. de volgende onzinnigheden min of meer burgerrecht verkregen: ‘verplichtend’ (voor verplicht), ‘beklaagde’ (voor aangeklaagde of beschuldigde), ‘complex’ (vaak voor iets, dat heelemaal niet ‘gecompliceerd’ is! en béter met ‘groep’ wordt aangeduid), ‘van af’ (voor: van.... af; men kan toch niet zeggen: van af voren aan!), ‘adres’ (voor verzoek, verzoekschrift), ‘in het teeken van’ (voor: in den tijd van), ‘daar gaat het om’ (voor: dat is de hoofdzaak) enz. Ik noodig dus alle (ware) Nederlanders, op de eerste plaats mijn Bondgenooten, uit: meer zich zelf te zijn, te denken over hetgeen zij schrijven en te bedenken, dat {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} het geen verontschuldiging is, als men iets verkeerd doet, dat anderen het ook doen! Denk aan De Génestet's ‘Wees uzelf, sprak ik tot iemand, maar hij kon niet, hij was niemand’. 's-Hage, 1 Aug. 1922. J.B.v.L. Verkeer tusschen Oost- en West-Indië Geachte Redactie, Mag ik Uwe aandacht vragen voor het volgende: 1. Tusschen Nederland en zijne Oost- en West-Indische bezittingen bestaat zeeposttarief, hetwelk aanzienlijk minder is dan het tegenwoordig hooge posttarief. De Oost geldt echter voor de West als buitenland en omgekeerd, terwijl de verbinding toch geheel Nederlandsch is. Herhaaldelijk loopt men hier dan ook strafport op, omdat blijkbaar het publiek niet wil begrijpen dat de Nederl. Posterijen Suriname voor Oost-Indië als ‘buitenland’ beschouwen. 2. In de afgelegenste plaatsen in Oost-Indië bestaat gelegenheid tot verzending op doorvoer-cognossement naar verschillende buitenlandsche havens, mits vervoerd over Nederlandsche lijnen. Wil men echter in Batavia goederen met de Maatschappij ‘Nederland’ en Kon. West-Ind. Mail over Amsterdam naar Suriname verschepen, dan wordt dit geweigerd. Paramaribo kent men in Batavia niet. Men kan niet verder verschepen dan tot Amsterdam en moet daar zorgen voor iemand, die de goederen met de Kon. W.-I. Mail verder verzendt. Waartoe die kunstmatige moeilijkheden tusschen Ned. koloniën? Mocht de aandacht van de betrokken overheden op bovenvermelde bezwaren vallen, wellicht is er dan verbetering in zicht. De gemeenschap tusschen Oost en West behoeft niet noodeloos belemmerd te worden. Hoogachtend, Paramaribo, 25 Juni 1922. P. COOL. Van bevoegde zijde heeft men een onderzoek beloofd naar de mogelijkheid om aan de wenschen in boven staand stukje geuit tegemoet te komen. Red. Mededeeling en en Allerlei. Te onthouden giro-nummers Hoofdkantoor A.N.V., Dordrecht: 38825. Boeken-Commissie, Bilthoven: 46834. Penningmeester Groep Nederland: 22889. Leden! Zendt 't girobewijs voor 't Herdenkingsfonds! Voor Afdeelingsavonden. Het Hoofdbestuur roept sprekers, zangers, voordragers en gezelschappen op om zich bij den Opstelraad van Neerlandia aan te melden ten einde te worden geplaatst op de lijst van hen, die zich voor Afdeelingsavonden beschikbaar stellen. Afdeelingsbesturen in Noord en Zuid worden opgewekt vooral tot uitwisseling van sprekers mede te werken, opdat ook Verbondsavonden de kennismaking en toenadering tusschen de verschillende deelen van den Nederlandschen stam bevorderen. Nog wijzen wij er op, dat men zich voor het in bruikleen ontvangen van rolprenten, betrekking hebbende op Nederlandsche Koloniën, kan wenden tot het Koloniaal Instituut, Sarphatistraat 36, te Amsterdam. Als spreker heeft zich reeds aangemeld: Johan Koning, Villa ‘Cornelia’, Wijk aan Zee. Onderwerpen: Het leven van den Europeaan in Indië. Indische Nijverheid en handel. Indische groot-cultures. Deli, het goudland. Indische steden en dorpen. Soerabaia, Indië's eerste handelsstad. Het animisme in den Archipel. De Kloetuitbarsting van 1919 en haar gevolgen. Het Tobameer. Nederl. Indië in de letterkunde. De geschiedenis en taak der Indische dagbladpers. De meeste met lichtbeelden. Tegenstanders, die het vierkant oneens zijn. Een zekere X. uit 's-Gravenhage, die niet den moed van zijn overtuiging schijnt te hebben, schrijft in ‘De Ploeg’ van 5 Oogst een stukje onder het opschrift: Wat veel jongeren van het A.N.V. afkeerig maakt. Hij vergelijkt daarin het doel van het A.N.V. en Nederland in den Vreemde en komt tot het besluit dat ‘de belangen van beide vereenigingen zeer uit elkaar liggen.’ En de uitgetreden jongeren hebben juist beweerd, dat wij het werk van Nederland in den Vreemde hadden behooren te verrichten. Onze bewering van het tegendeel had ‘geen zin’. Ook hier blijkt dus weer, dat een zaak velerlei aangezichten heeft, naar dat ze wordt gekeerd en gewend, om met Vondel te spreken. Maar de op twee tegenstrijdige gronden aangevallene krijgt toch in zoo'n geval min of meer het behaaglijk gevoel, dat hij het minst ver van de waarheid af is. Een eereschuld. Wij ontvingen voor de herstelling van het koor der Nieuwe Kerk te Delft van onzen vertegenwoordiger te Bangkok, den heer W. Blankwaardt, de volgende bijdragen, welke wij aan den penningmeester afdroegen: A.B. f 12.-, C.B. f 24.-, W.B. f 24.-, H.J.A. f 12.-, N.B. f 6.-, H.J.W.H. f 2.40, W.P.S.v.S.C. f 12.-. Onze vertegenwoordiger eindigde zijn begeleidenden brief aldus: Bangkok blijft met belangstelling het wel en wee van het A.N.V. gadeslaan en tracht zooveel mogelijk tot het ‘wel’ bij te dragen. Volgt dit goede voorbeeld na, Nederlanders en stamverwanten! Onze kalender 1923. Het aantal bestellingen groeit gestadig, meermalen in waardeerende bewoordingen, b.v. aldus: ‘Gaarne wil ik ook dit jaar weer een A.-N.-V.-kalender ontvangen. Die van 1922 voldoet bijzonder goed; volgens de aankondiging belooft die van 1923 niet minder te zullen zijn.’ Bekend als de bonte hond? Wanneer de post in Nieuw-York iemand niet kan vinden, die ‘Van’ voor zijn naam schrijft of stukken uit Holland onvoldoende geadresseerd zijn, komt zij vaak bij den Secretaris onzer Afdeeling inlichting vragen. En in Nederland zijn er altijd nog menschen, die beweren het Algemeen Nederlandsch Verbond niet te kennen. Leden van het A.N.V. vertelt ieder, die het weten wil: waar wij wonen, wat wij willen, hoeveel wij deden, hoeveel meer wij nog zouden willen doen en dat het Hoofdbestuur te Dordrecht altijd bereid is Nederlanders en Stamverwanten over heel de wereld naar vermogen met raad en daad bij te staan. Vlaamsche heldenhulde. Evenals de vorige jaren ondernamen Zondag 27 Augustus, een groot aantal Vlaamsche oud-frontsoldaten en andere Vlamingen, een algemeene ‘bedevaart’ naar de graven aan den Yzer, waar ruim 30.000 Vlaamsche militairen d.i. 80 t.h. van het geheele verlies aan dooden door het Belgische leger geleden, begraven liggen. In 1920, bij de eerste dezer bedevaarten, had een plechtige bijeenkomst plaats rondom het graf van Joe English, den betreurden kunstenaar; in 1921 ging het naar Steenstrate waar de gebroeders Van Raemdonck in elkanders armen sneuvelden; ditmaal werden de Vlaamsche dooden herdacht in Renaart De Rudder, te West-Vleteren, waar de bekende Vlaamsche pater Callewaert het gebruikelijke sermoen hield en, op de algemeene huldevergadering, in den namiddag gehouden, prof. Daels, Dr. J. Leuridan e.a. het woord voerden. {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} Tak Brussel. Adresverandering. Dr. W. Van Eeghem, penningmeester van tak Brussel van het A.N.V. is verhuisd van de Aarschotstraat 134 Schaarbeek naar de Trooststraat 85, in dezelfde gemeente. De postcheckrekening van tak Brussel blijft no. 73658. Een gouden feest. 2 September viert de Afdeeling Brugge van het Willemsfonds haar vijftigjarig bestaan. De Heer Mr. J. Hoste Jr. zal de feestrede uitspreken. In den Schouwburg zullen leden van De Jonge Wacht ‘De Student Thuis’ van Frederik van Eeden opvoeren. De onthulling van een gedenkplaat in het huis, waar Julius Sabbe woonde, een nummer van het feestprogramma, is tot het voorjaar van '23 uitgesteld. Nieuwe Kinderkoren van Wierts. Van den vruchtbaren toondichter J.P.J. Wierts verscheen dezen zomer weer een bundel: Tien driestemmige kinderkoren, te zingen zonder begeleiding (a cappella). 't Is muziek op woorden van volksdichters als Priem, Antheunis, Keet, René de Clercq, Lovendaal e.a. Men ziet, dat de drie deelen van Groot-Nederland alle vertegenwoordigd zijn. Tweemaal wordt Holland er in bezongen en bejubeld. ‘Hollands vlag, je bent mijn glorie’, vormt een waardig sluitstuk. Hollandsche herinneringen in Britsch Guiana. In de ‘Port of Spain Gazette’ komt een beschouwing voor over Britsch Guiana, dat in 1814 voor Nederland verloren ging: In spite of more than one hundred years of British rule many things still serve to remind one of the old Dutch days. The settled portion of the colony is like a bit of Holland in the Tropics. Most of the cultivated land is below sea level at high water, and is, therefore, ‘empoldered,’ that is protected by banks and dykes. The broad streets of Georgetown (the capital of the Colony) have trenches on either side of the roadway, and occasionally a canal down the middle. Many of the white wooden houses built on stiles are reminiscent of Dutch models. The land law of the colony is still the old Roman Dutch law, and the constitution of the colony, Dutch in origin, is unlike any other in the British Empire. Nederlandsch werk in China. Een briefschrijver van ‘Het Vaderland’ meldt een en ander over de ontwikkeling van het spoorwezen in China. De Loenghai-spoorweg, waarvan het gedeelte tusschen Soetsjoufoe en de zee Hollandsche ingenieurs, onder leiding van den Hoofdingenieur J.C. Deking Dura aanleggen, is reeds nu voor China van het grootste nut, want deze lijn brengt de rijke, ver in het binnenland gelegen provinciën Sjensi en Kiangsoe in verbinding met de kust. Later, als de verbeterde toestanden in Europa de uitvoering van groote technische werken wederom mogelijk zullen maken, is deze lijn bestemd om wellicht de belangrijkste landverbinding ter wereld te worden. Op dit oogenblik is slechts een klein gedeelte van deze Transaziatische verbinding tot stand gebracht, maar aan dit kleine begin is Nederland verbonden. De schrijver eindigt met de waarschuwing, dat het van Hollandsche zijde een onvergeeflijke fout zou zijn, de eens gewonnen voordeelen te laten varen en het is te hopen dat men dit bijtijds zal inzien. Volkszang en A.N.V. Op aanstichting van Burgemeester Klaar had den 4den Augustus j.l. te Maasdam een zangdag plaats. Het A.N.V. had daarbij voor den tekst der liederen gezorgd en Groep Nederland, het lid van haar Dagel. Bestuur, Dr. M.A. van Weel, als haar vertegenwoordiger afgevaardigd. De onderwijzers der O.L.S., die ook de liederen hadden ingestudeerd, leidden om beurten den zang, terwijl Maasdams Fanfarecorps welwillend de begeleiding op zich had genomen. Zoowel over den zang, als over de belangstelling van de zijde van Maasdams bevolking, alsmede over de aangename samenwerking in een aangelegenheid. die ook het A.N.V. ter harte gaat, n.l. verbreiding van het Nederlandsche lied, kunnen we niet anders dan met lof gewagen. Mogen vele plattelandsgemeenten de prijzenswaardige poging van Maasdam volgen. Bijdrageverhooging. H.F.C.S. te 's-Hertogenbosch van f 2.50 tot f 5.- Dr. S.A.W.Z. te Assen van f 2.50 tot f 5.- Mej. B.C. te Zutphen van f 1.50 tot f 2.50 Mr. P.d.L. te 's-Gravenhage van f 2.50 tot f 5.- H.F.v.O. te 's-Gravenhage van f 2.50 tot f 5.- J.H.R. te Utrecht van f 1.50 tot f 2.50 W.J.O. te Peking van f 3.- tot f 10.- A.P. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- H.d.D. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- G.V. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- W.v.K. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- Ontvangen Geschriften. Feestrede, gehouden te Zierikzee door Jhr. E. von Bose, op 13 Juli 1922, naar aanleiding van de herdenking van de vrijmaking der stad van de Spaansche overheersching in 1572. Tolk-Interprète-Dolmetsch-Interpreter, door Noviomagus. - Prijs f 1.50. - Uitg. H.J. Spruyt - Rijswijk. Nieuwe leden. Groep Nederland. Mej. T. Veenenbos, Graaf Florisstr. 37b, Rotterdam. Mej. J. Gnodde, L. Verschuierstr. 57, Rotterdam. J. Brandel, Proveniersstraat 9, Rotterdam. W. Kievit, Henegouwerplein 12a, Rotterdam. Allen opg. door het Bestuur der Jongel.-Afd. Rotterdam. Groep Suriname. F.S. Essed, Adj. Inspecteur van Politie, Wagenwegstraat 99, Paramaribo. Ferd. Greiner, Adj. Commies, Gouvern. Secr. Paramaribo. H.Ph. Schliessler, p.a. fa. C. Kersten & Co., Paramaribo. J.W. Bueno de Mesquita, muziekonderwijzer, Jodenbreestraat Paramaribo. Allen opg. door het Bestuur der Groep Suriname. Groep Antillen. L.A. van den Berge, Curaçao. Dr. A.J.H. Bergman, Curaçao. H.W. Eldermans, Curaçao. Mej. E. de Witt Evertsz, Curaçao. P.A. Landzaat, Curaçao. Mr. F.G. Schalkwijk, St. Maarten. J. van der Zee, St. Maarten. Allen opg. door het Bestuur der Groep Ned. Antillen. Buitenland. Begunstigende leden. H.J.B. Spierenburg, p.a. Kon. Holl. Lloyd, Kolowratring 9, Weenen I. Z. Exc. J. Barendrecht, Buitengewoon Gezant en gevolm. Min. van H.M. de Koningin der Nederlanden, Buenos-Aires. {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} Gewone leden. D. de Kriek, Entreprise A. Bos, Ismailia (Egypte). J.H. Kazen, Entreprise A. Bos, Suez (Egypte). C. Versluis, Entreprise A. Bos, Port Saïd (Egypte). G. Kraayeveld, Entreprise A. Bos, Port Saïd (Egypte). Allen opg. door den heer B. Kroon, Ismailia. A.W. Metzeling, ‘Metzmar’ Havelock Town, Colombo. Dr. V. Schokman, Havelock Town, Colombo. F.E. Loos, Cinnamon Gardens, Colombo. H.H. Collette, A.M.I. Mech, E., Mechanical Engineer Municipal Council, Colombo. T.W. Collette, Director Ceylon Motor Transit Co., ‘Dutch House’ Castle Str. Colombo. Allen opg. door den heer E. Reimers, Colombo. J.C. Annokee, p.a. Curaçao Trading Company, Maracaibo. J. Brommer, p.a. als boven Maracaibo. P.C.A. Heshusius, p.a. firma H.L. Boulton Jr. & Co., Maracaibo. J. Willem Heldewier Vignon, p/a, J. & H. Da Costa Gomez, Maracaibo. Theodor Heldewier Vignon, pa. als boven Maracaibo. J. Louis Heldewier Vignon, p.a. Curaçao Trading Company, Maracaibo. Quinto Corsica, p.a.J. & H. Da Costa Gomez Maracaibo. Willem van Eps, p.a. Da Costa Gomez Maracaibo. Johan F. Gerlain, p.a.H.L. Boulton Jr. & Co. Maracaibo. Allen opg. door den heer S.F. Duwaer, Maracaibo. Alex Hagens, Blumenthalstr. 2 par. Berlijn W. E. Levie. Schönhauserstr. 7, Berlijn C 54. L.A. Levie Schönhauserstr. 7, Berlijn C 54. Andreas Raken, Braunsbergerstr. 21, Berlijn N.O. Adrian Jacob, Treskowerallee 100, Berlijn-Karlshorst. P.A. Braam, Wallnertheaterstr. 31, Berlijn O. 27. Ph. van Gelder, Eichendorferstr. 19, Berlijn N. Allen opg. door het Bestuur der Afd. Berlijn. Verbetering: In de lijst van Juli stond Hassem Colleweijn, lees mevr. J.C.M. Hanssens-Coldewey. {== afbeelding 1 2 3 4 5 6 Onze vertegenwoordiging bij de onthulling van het Steyn-gedenkteeken te Deventer: 4. P.J. de Kanter, 6. Dr. B. de Gaay Fortman, met den krans van het A.N.V. (De verder aangeduide officiëele personen zijn: 1. De burgemeester van Deventer, 2. de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, 3. Dr. Hendrik Muller, 5. Prof. Pont.)==} {>>afbeelding<<} Comité v. Ned. kinderen in den Vreemde. 69ste opgaaf (1-31 Juli 1922). (Hoofddoel: Verzorging in Nederland). Bergafwaarts. Nog steeds blijven den laatsten tijd onze inkomsten beneden de uitgaven en zien wij onze middelen gaandeweg slinken, d.w.z. zien wij het tijdstip naderen, waarop wij onze Nederlandsche kinderen in den Vreemde niet meer kunnen geven, wat zij zoo dringend in het Vaderland zoeken. In het begin dezer maand brachten wij 40 kinderen terug naar Duitschland, hoewel er onder hen waren, die zeer zeker nog wat meer verpleging in Nederland behoefden, doch zij moesten plaats maken voor andere lotgenootjes, wier lot nog erger is. Te Elten zagen wij een grooten trein met kinderen, op weg naar Nederland. Het waren 550 Duitsche kinderen, die hier verpleegd zullen worden; wij gunnen hun dit gaarne. Uit ons gesprek met de begeleiders vernamen wij, dat bijna al die kinderen kosteloos geplaatst worden. Waarom kan ditzelfde in Nederland niet geschieden voor Nederlandsche kinderen uit den Vreemde? Waarom hebben wij de grootste moeite, zelfs tegen betaling, plaats voor onze kinderen te vinden? Waarom worden wij niet meer voldoende door geldelijke bijdragen gesteund? Wij ontvingen in de afgeloopen maand f 1311.50 en Mrk. 40460.-, maakt met vorige opgaven f 445489.87 en Mrk. 78568.-. De uitgaven waren ruim f 3000.- en Mrk. 1529.-. Het groote markenbedrag hebben wij in hoofdzaak te danken aan de flinke bijdrage, groot Mrk. 39490.-, ons geschonken door den heer M.H.M.S. te Amsterdam, zijnde het overschot zijner reispenningen, ons uit Kissingen toegezonden. Wie volgt dit goede voorbeeld, vooral in Guldens? Gaarne neemt het overgehouden reisgeld in ontvangst de Penningmeester S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 10. October 1922. NEERLANDIA MAANDBLAD van het ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND Dat onze armen in peis en vriendschap uitgaan naar elkander. HERMAN TEIRLINCK. INHOUD: Groepsdag 14 October te 's-Gravenhage. - Herdenking van ons 25-jarig bestaan, door het Dag. Bestuur. - Buitenland: Koninklijk bezoek aan Scandinavië. - De Nederlandsche kolonie in Argentinië en nog iets, door v.S. - Uit Budapest. - Oost-Indië: ‘Indische gezondheid’. - Een flink woord in ‘De Indische Courant’, door Dr. W.v. Lingen. - Vlaanderen: Tak Brussel en Omstreken. - Hoopvolle vooruitzichten. - Bijeenkomst van Vlaamsche en Hollandsche letterkundigen. - Algemeen beschaafd Nederlandsch. - Zuid-Afrika: Dertigjarig bestaan der Nederl. Vereeniging te Johannesburg. - Afd. Kaapstad. - Boekbespreking: Een mooi en practisch Sint-Nicolaasgeschenk, door A.C. Veen-Brons. - Taalcommissie. - Ingezonden: Tuchteloosheid en Vruchteloosheid, door Dr. P.H. Ritter Jr. met antwoord der Taalcommissie. - Eendrag maak mag, door J.L. Schoeler. - Mededeelingen en Allerlei. - Nieuwe Leden. - Aankondigingen. Groepsdag. Zaterdag 14 October 1922 zal Groep Nederland in Pulchri Studio, Lange Voorhout, 's-Gravenhage, een Groepsdag houden. Te half twaalf ontvangst van Bestuur en Afgevaardigden door het Gemeentebestuur in het gebouw Javastraat. Regeling der middagwerkzaamheden: I.Opening door den Voorzitter te half twee. II.De roeping en de taak van het Algemeen Nederlandsch Verbond in het algemeen en van Groep Nederland in het bijzonder, in te leiden door Majoor K.E. Oudendijk. III.Algemeene besprekingen. IV.Uit een Zondenregister, beschouwing door Dr. M.A. van Weel. V.De noodzakelijkheid eener goed geleide propaganda. VI.Wat verder ter tafel zal worden gebracht. * * * Te vijf uur gemeenschappelijke maaltijd in 't Eethuis Dijjers, Buitenhof 52. Kosten f 2.- (zonder dranken). Deelnemers moeten zich vóór 10 October aanmelden bij den heer M.H. Kolff, secretarispenningmeester der Haagsche Afdeeling, Borneostraat 9. * * * Klokslag 8 uur Dietsche kunstavond in Pulchri Studio. Leden hebben alleen toegang op vertoon van de lidmaatschapskaart van '22. HET GROEPSBESTUUR. Mogelijke aanvullingen der werkzaamheden zullen bij rondzendbrief worden bekend gemaakt. Herdenking van ons 25-jarig bestaan. 1 Mei 1923. Wij laten hieronder volgen eene eerste opgave van den uitslag van den aan alle leden toegezonden rondzendbrief, in verband met de viering van ons zilveren jubileum. Tweeledig was ons verzoek: eene geldelijke bijdrage voor de herdenking en eene versterking van ons ledental door aanwerving van leden door leden. Niet velen hebben nog aan dit laatste voldaan, hetgeen best te begrijpen is, als men bedenkt, dat daarvoor iets meer noodig is dan goede wil bij een belangstellend lid; wij blijven echter onze verwachting hoog gespannen houden, naarmate 1 Mei nader in het zicht komt. Over den eersten oogst der geldelijke bijdragen zijn wij niet ontevreden, al is het er ver van af, dat wij zouden kunnen zeggen, dat onze stoutste verwachtingen overtroffen zijn. Wij willen hieraan het dringende verzoek verbinden, om niet te talmen met inzending der bijdragen, die men ons toegedacht heeft. Het is noodig, dat wij spoedig een overzicht krijgen over de fondsen, waarover wij zullen kunnen beschikken, in verband met de voorbereiding en uitwerking onzer herdenkingsplannen. Sommige zenders van bijdragen hebben geschreven, dat ‘feestvieren’ hun in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet wenschelijk voorkomt. Wij verheugen ons er in het bijzonder over, dat zij, die zoo oordeelen, niettemin hun geldelijken steun ons niet hebben willen onthouden, en wij zouden allen, die bevreesd zijn voor eene overdreven en overdadige feestviering in de eerste plaats willen geruststellen omtrent ons voornemen. Het ligt geenszins in de bedoeling te handelen in strijd met wat wij ons van het begin af voor oogen {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben gesteld en hebben aangekondigd als ‘eene waardige herdenking’. Wij zien zeer goed in, dat de tijdsomstandigheden er niet naar zijn, om uitbundig feest te vieren. Wellicht zijn de oorspronkelijke plannen, die nog slechts in kleinen kring in algemeenen zin besproken werden, wat te breed opgevat, en zullen de middelen daarvoor niet gevonden kunnen worden, maar het A.N.V. mag den 1sten Mei 1923 niet laten voorbijgaan zonder dankbaren terugblik naar het verleden, ook om nieuwe kracht te verkrijgen voor de toekomst. En onze herdenking moet evenmin aan anderen ongemerkt voorbijgaan. Er is alle reden om in eigen kring ons 25-jarig bestaan te vieren als een feest van den Nederlandschen stam en daarop tevens de aandacht te vestigen van allen, die tot dien stam behooren, en tot nu toe in ons midden geen plaats namen of de eens ingenomen plaats verlieten. Wij hopen twee dingen vooral te laten zien: de ontwikkeling van onzen stam in der tijden loop en hare beteekenis in dezen tijd. Daartoe behoeven wij veler medewerking. Wij hebben den zedelijken steun gevraagd van vooraanstaande mannen in alle deelen der wereld, waar die stam zijn loten heeft, den naam van velen, die vroeger jaren en in den laatsten tijd getoond hebben voor ons Verbond warm te gevoelen, terwijl wij een beroep doen op de daadwerkelijke hulp van allen, die in staat zijn, ons bouwstoffen te verschaffen ten einde te doen zien, wat de Nederlandsche stam was en is. Wij stellen ons voor de herdenking aantrekkelijk te maken door eene tentoonstelling, die men eene wereldtentoonstelling op beperkte schaal van den Nederlandschen stam zou kunnen noemen; wij willen een gedenkboek uitgeven van de geschiedenis van onzen stam en van ons Verbond. Omtrent de uitwerking dier plannen kunnen hier geen verdere mededeelingen gedaan worden, maar ieder, die ons bij de uitvoering behulpzaam wil zijn, zullen wij gaarne inlichten omtrent hetgeen wij van onze leden meenen te mogen verwachten. En dan komen er natuurlijk eenige stamdagen, naar wij hopen, waarvoor wij krachtige belangstelling verwachten van al onze stamgenooten. Ook elders, waar 't A.N.V. gevestigd is, zullen de leden ongetwijfeld den 1sten Mei 1923 willen bijeenkomen, om in hartelijke eensgezindheid te zamen de voorrechten van onzen stam te waardeeren en met frissche kracht weer aan 't werk te gaan voor de behartiging der belangen van onzen stam in hunne omgeving en het nauwer toehalen der banden met de andere deelen van onzen stam. Genoeg, om te verzekeren, dat ons jubileum eene blijde herdenking kan worden, wanneer allen meewerken, en in niets achterblijven, ook niet hierin, dat men door eene geldelijke bijdrage anderen in staat stelt, dien komenden dag voor te bereiden. Het Dagelijksch Bestuur. * * * Eerste lijst van bijdragen. P.J. de K. 's-Gravenhage f. 100.- P.J.G. Oldenzaal f. 100.- Ed. K. Amsterdam f. 50.- N.N. Bangkok f. 25.- Dames P. Oosterbeek f. 25.- Dr. W.D.C. Twello f. 25.- J.J.K. Amsterdam f. 25.- Dr. L.M.M. Dordrecht f. 25.- W.C.B. Amsterdam f. 25.- W.P.v.S. Jr. 's-Gravenhage f. 25.- G.J.W. Winterswijk f. 25.- Dr. T.C.Th.L. Aerdenhout f. 25.- N.K. 's-Gravenhage f. 25.- Firma v.I. & v.S. Amsterdam f. 25.- Mr. K.M.P. 's-Hertogenbosch f. 25.- Vereen. O.V. 's-Gravenhage f. 25.- Mr. J.D.v.K.V. Tanger f. 25.- S.v.L. Ez. Amsterdam f. 25.- Mej. M.C.V. Groningen f. 20.- P.M.D. Santpoort f. 20.- Chr. S. Essen f. 10.- H.K. Baarn f. 10.- G.V. Rotterdam f. 10.- Mr. H.J.B. Hilversum f. 10.- Dr. A.P.v.R. 's-Gravenhage f. 10.- A.F.K. Overveen f. 10.- Mr. G.v.L. Zwolle f. 10.- Hotel P. Dordrecht f. 10.- N.B. 's-Gravenhage f. 10.- Mevr. M.H.M. 's-Gravenhage f. 10.- Mej. A.R. Doorn f. 10.- C.A. Bn. B. 's-Gravenhage f. 10 - Jhr. W.L.T. Wageningen f. 10.- P.R. Arnhem f. 10.- H.J.E.W. 's-Gravenhage f. 10.- J.H. de V.v.S. De Wijk f. 10.- Mevr. Wed. L.J.C.v.E.-v.V. 's-Gravenhage f. 10.- H.D.P. 's-Gravenhage f. 10.- Mr. J.C.K. Deventer f. 10.- Dr. B. de G.F. Dordrecht f. 10.- G.L.H. 's-Gravenhage f. 10.- C.H.K. Rotterdam f. 10.- H.C. Leersum f. 10.- M.L.M. Bloemendaal f. 10.- Dr. H.F. 's-Gravenhage f. 10.- N.J.v.d.B. Haarlem f. 10.- Vereen. O. en W. 's-Gravenhage f. 10.- Mej. Dr. B.J.K. Groningen f. 10.- G.J.P. Rotterdam f. 10.- Mevr. Ph.J.P. Rotterdam f. 10.- A.D.P.V.v.L.S. Arnhem f. 10.- H.J.D. Amsterdam f. 10.- Prof. Dr. A.A.v.S. Haarlem f. 10.- H.E.S. 's-Gravenhage f. 10.- F.H. Nieuw-York $ 5.- Secretarissen der Groepen. Nederland: C. van Son, Groenmarkt 9, Dordrecht. Vlaanderen: Frans van Laar, Juliaan Dillenstr. 10, Antwerpen (waarnemend). Ned. Indië: H.J.C. Brunet de Rochebrune, Kramat no. 1, Weltevreden. Ned. Antillen: W.R. Menkman, Hoofdagent K.W.I.M., Willemstad (Curaçao). Suriname: Fred. Oudschans Dentz, Adm. Militair Hospitaal, Postbus 220, Paramaribo. Noord-Amerika: F.E.H. Gebhardt, 179 South Trenchard Str. Yonkers N.Y. {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} Buitenland. Koninklijk bezoek aan Scandinavië. Het doet allen warm voelenden Nederlanders goed, dat hun Koningin zoo hartelijk ontvangen is in Denemarken, Zweden en Noorwegen, omdat de hulde haar gebracht tevens een waardeering van het Nederlandsche volk beteekent. Treffend komt dat uit in een hoofdartikel van de Berlinske Politiske og Avertissements-Tidende, dat gedeeltelijk in het Deensch, gedeeltelijk in vrij goed Nederlandsch is geschreven. Enkele aanhalingen mogen dit staven. De hoofdopsteller heeft heelemaal niet het gevoel, dat een Staatshoofd van een veraf gelegen en vreemd land ontvangen is, omdat Nederland en Denemarken in veel opzichten zusterlanden zijn. ‘Zoowel voor Holland als voor Denemarken zijn het in de eerste plaats de zee en de mulaarde, welke de twee groote afdoende factoren zijn, zoowel in het handels- als in het individueele leven van het volk. De zouten wind der Noordzee waait tegen de vensters van beide landen en strijkt over hunne velden, en de Deensche zeelieden hebben al van vroeg af aan - nu en dan samen - begrepen hoe goud te verzamelen is op de verre stranden, even goed als de landbouwer in beide landen er slag van heeft het beste uit de aarde te winnen en van het “Jongvee, dat tot boven de knieën in het gras staat”. In de Deensche zeeliedentaal, zelfs in de Deensche vaarwatersbenamingen is het Hollandsch terug te vinden en heeft burgerrecht verworven; en al was het op geen andere wijze, dan hebben wij toch door het bonte, trouwhartige en schoone volksleven op Amager 1) voeling gekregen met het landelijk leven in Holland. In economisch, cultureel en sociaal opzicht staan wij op den zelfden grond. De vrijheidsbehoefte der Hollanders, hun heldhaftige strijd voor land en huis en geloof, de heldendaden der “geuzen”, de helden der zeeoorlogen, doen verwante snaren in onze harten klinken. Zouden wij wel de Hollandsche Vloot vergeten hebben als school van Kurt Sivertsen Adeler, den stouten tocht van Obdam door de Sont om de benarde en in nood zijnde hoofdstad ter hulp te komen, de wapenbroederschap tusschen de grootste en stoutste zeehelden in de geschiedenis ter zee van beide landen?’ In hetzelfde nummer wordt een waardeerende beschouwing gegeven over het Nederlandsche Gezantschap te Kopenhagen, waarbij het portret van Jhr. van Rappard is afgedrukt. De Nederl. Kolonie in Argentinië en nog iets. De aanleiding tot het schrijven over deze Nederlandsche kolonie is de a.s. eerste verjaardag van Nederland, een weekblad dat onder leiding van de heeren G.C. de Geus en Chr. van Balen Jr. sedert den vorigen herfst te Buenos Aires is verschenen in kloeken vorm, met kloek doorzettingsvermogen volgehouden, ondanks den onvoldoend geldelijken grondslag. Wij dachten bij de verschijning aan onze poging om er Ons Vaderland, een eigen weekblad voor de Nederlanders in het Buitenland, in te krijgen. Meer dan het proefnummer kon niet verschijnen, omdat het aantal inschrijvingen volstrekt onvoldoende was om een onderneming als deze te mogen wagen. Wellicht was de tijd er te ongunstig voor; maar ook was er een andere omstandigheid, die tegenwerkte. Onze ervaring toch is, zelfs met Neerlandia, ons eenvoudig vereenigingsmaandblaadje, dat een kring van Nederlanders of stamverwanten in een bepaalde streek de eigen plaatselijke belangen hooger stelt dan de algemeene Groot-Nederlandsche en dat dus het meest gevoeld wordt voor een blad uit, voor en door eigen kring, waarbij dan moederland en bloedverwanten van verre op het tweede plan komen. Aan die neiging hebben bladen als De Post van Holland in Duitschland en Nederland in Argentinië hun ontstaan te danken. En hun leven- en belangstellingwekkende waarde ook voor het onderhouden der betrekkingen met andere landen en werelddeelen schatte men niet gering. Maar nu ‘Nederland’. Voor ons ligt een heele stapel nummers en we doen een greep uit stukjes, die we hebben aangestreept, een bonte mengeling van bewijzen, dat de opstellers meeleven met al wat goed Nederlandsch is. {== afbeelding Nederlandsche Tooneelclub te Buenos Aires. Dames: Mevr. H. Haentjes en Mej. A. Vegersteen. Heeren: R. Vegersteen, G. C de Geus (Voorzitter), H.H. Bongers en S L. Nagelsmit.==} {>>afbeelding<<} Geregeld bevat het blad Brieven uit het Vaderland naast die uit de kolonie zelf, allerlei wenken die Nederlanders in den vreemde te pas kunnen komen, populaire praatjes over den rijkdom onzer taal en den oorsprong van beeldspraak en zegswijzen. De Nederlandsche tooneelclub, wier bestuur hierbij is afgebeeld, doet telkens van zich spreken en onderhoudt door haar uitvoeringen de belangstelling in Nederlandsche kunst, die trouwens in haar velerlei openbaringen meermalen een goede beurt krijgt. Een in het Spaansch gesteld gedeelte der krant verhoogt haar waarde voor het land, waarin de Nederlanders hun bestaan vinden. Het blad is verlucht met goede portretten en andere afbeeldingen en het bevat vaak berichten, die ook voor ons stamleven van belang zijn, b.v. dit omtrent de Boerenkolonie in het zuiden: ‘Ds. A.C. Sonneveldt volbracht van 18 Maart tot 3 Mei j.l. zijn halfjaarlijkschen rondgang door zijne uitgestrekte gemeente. Op twaalf centrale plaatsen werd kerk gehouden, de opkomst voldeed als steeds aan alle wenschen. Er werden op dezen rondgang 23 kinderen gedoopt, en het Evangelie werd verkondigd in de Hollandsche, Spaansche en Engelsche taal. Ds. Sonneveldt, die voor het eerst door zijne gade vergezeld werd, legde een afstand van ruim 1000 K.M. af om allen te bereiken.’ Toen de heer P.J. Dirks onlangs het feit herdacht, {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} dat hij zich voor 40 jaar als ingenieur in Buenos Aires vestigde, werd dit in woord en beeld geestdriftig herdacht, zooals meer huiselijke feesten van Nederlanders, die daar onzen stam tot eer strekken. Naamlijsten van aangekomen Nederlanders en opgave van voor hen bij het Ned. consulaat ontvangen brieven, toonen aan, dat de opstellers van het blad ook praktische menschen zijn. Zij stelden een handig Adresboekje samen van de Nederlanders in Argentinië (ter navolging aan alle Nederlandsche nederzettingen aanbevolen). Men put ook uit Neerlandia, nam b.v. het geheele Geuzensprookje van Johan Been over. Goed zoo! In tegenstelling met auteurswetbescherming verklaren wij gaarne ons maandblad onbeschermd en zijn dankbaarder naarmate men ons meer..... ‘begapt’ zou Heyermans zeggen. ‘Nederland’ prijst niet alles wat rasgenooten doen. Herhaaldelijk wijst het op de noodzakelijkheid van engere samenwerking tusschen Nederlanders en stamverwanten in het buitenland. Het wijt de weinige samenwerking aan..... wantrouwen. Verbaast U daarover niet, ijverige samenstellers van Uw onderhoudend weekblad. Zelfs in eigen land hebben wij met dit Nederlandsche euvel te kampen. Toch trachten wij onzen plicht te doen, doet Gij het op Uwen weg als goede Nederlandsche doortrappers, dan zullen wij op den duur het over heel de wereld verspreide en over het algemeen zoo gunstig bekend staande Nederlandsche ras mede weer naar de eendracht stuwen, die macht waarborgt. Daarvoor is noodig, dat Uw plannen tot vorming van een Nederlandsche Vereeniging worden verwezenlijkt en dan is er maar één stap tot aansluiting bij het Alg. Ned. Verbond. v.S. Uit Budapest. Aan een verslag van onzen vertegenwoordiger, den heer J. Vreede, is het volgende ontleend: Het omwentelingstijdperk na den oorlog en vooral dat van het communisme waren oorzaak, dat van de weinige Hollanders, die hier verblijf hielden, nog maar zéér weinige overbleven. Maar onder die zéér weinigen bestaat een levendige verstandhouding, daar zij eenen vertrouwelijken vriendenkring vormen, waarin de Hollandsche geest onverzwakt voortbestaat, ofschoon de leden allen reeds ongeveer 20 jaar in het buitenland vertoeven. Het middelpunt van dezen kring, bestaande uit drie families en enkele ongehuwden (enkele Hollanders zijn met Hongaarsche vrouwen getrouwd), vormen de Consul-Generaal en echtgenoote, de heer en mevrouw Fleddérus, die hun gastvrij huis ook steeds voor zéér velen der Budapest bezoekende Hollanders openstellen. Hunne onvermoeide werkzaamheid op het gebied der weldadigheid heeft bij de Hongaren groote dankbaarheid gewekt, zoodat Nederland en zijne bewoners als weldoeners van het door den oorlog zoo zwaar beproefde Hongarije in de achting en liefde der Hongaren zéér hoog aangeschreven staan. Landgenooten, die Budapest bezoeken, ondervinden hiervan de aangename gevolgen; het is voldoende Hollander te zijn om hier door ieder met de grootst mogelijke voorkomendheid behandeld te worden. Sinds October 1921 staat aan het hoofd der Nederlandsche Kolonie te Budapest, Jonkheer Michiels van Verduynen als zaakgelastigde van het Nederlandsch Gezantschap. De vestiging van dit Gezantschap draagt zéér ertoe bij om de Hollandsche belangen in Hongarije krachtig te ondersteunen. In het bijzonder ten dienste van Hollanders werd hier een ‘Reis- en Inlichtingenkantoor’ opgericht, waar onze landgenooten vóórgelicht en voortgeholpen worden. Ook verschijnt hier sinds eenigen tijd de ‘Magyar-Holland Tzemle’ (Hong.-Holl. Revue) met het doel om Nederland en zijne bewoners bij de Hongaren nader bekend te maken. Dit alles getuigt van een levendige werkzaamheid ter bevordering van Nederlandsche belangen; een verder werken in deze richting zal ongetwijfeld de vestiging van méér landgenooten in Hongarije in de hand werken, zoodat ik in verdere jaren waarschijnlijk véél meer van het leven der Hollandsche Kolonie te Budapest te berichten zal hebben. Oost-Indië. ‘Indische gezondheid’. In de Aprilafl. schreef ik: ‘Ik weet niet of de levensverzekeringmaatschappijen tegenwoordig nog de tarieven voor “den Oost” hooger stellen dan voor Europa - zooals men vroeger deed; ik geloof dat men er van teruggekomen is.’ Ik noemde daarbij ook de Nillmij. (Ned. Ind. Lev. en Lijfr. Mij.) Naar aanleiding daarvan zond het Hoofdbestuur van deze maatschappij mij een zeer verdienstelijk boekje, op haar verzoek samengesteld en bestemd om uitgekeerd te worden aan de in Nederland nieuwverzekerden, die naar Indië gaan. Het boekje draagt den titel: ‘Indische gezondheid.’ 1) In de inleiding wordt aardig uiteengezet, dat verzekerde en verzekeraar één belang hebben. We lezen daar o.m.: ‘Waarde Lezer’, ‘Op grond van Uwe goede gezondheid, die uit het gunstige keuringsrapport bleek, zijt gij opgenomen in de groote en overal verspreide Nillmij-familie, en er is dus een zeker verband gelegd tusschen Uwe lotgevallen en de Nillmij. Gaat 't U goed, dan varen ook wij daar wèl bij; het is dus niet alleen in Uw belang, dat Uwe goede gezondheid in Indië bewaard blijft, maar ook in het onze. Dit gemeenschappelijke belang was aanleiding tot het uitgeven van dit boekje. Wij stelden het samen, en indien Gij nu de daarin gegeven wenken ter harte neemt, zijn wij beiden daarmee gebaat.’ Het boekje is gemoedelijk, eenvoudig, aardig, leuk geschreven en de raadgevingen stemmen volkomen overeen met mijne ervaringen; terwijl de teekeningen van den heer L. van den Berg aan het hoofd en aan het slot der hoofdstukjes zich op geestige wijze aansluiten aan den inhoud van den tekst. Op den netten omslag vindt ge alleen geteekend een klapperboom en daarachter een gloeiende opgaande zon; 't zou niet ongepast geweest zijn er de vier reusachtige muskieten van blz. 8 bij geplaatst te hebben, want ‘tres faciunt collegium’ in Indië: klappers, gloeiende zon en muskieten. Ik wil even de titels der hoofdstukjes opsommen, dan weet de lezer waar 't over gaat: Angst voor Indië (tegen 't vooroordeel, gegrondvest op een enkel droevig geval in eigen familie of vriendenkring). Koortsen - Malaria. Huid en kleeding (daarboven is de natte wasch geteekend, door baboe Mina of den ‘toekang menatoe’ zorgvuldig opgehangen. Spaar uw lichaam (tegen overschatting van eigen kracht; aanbevolen de les van bergbeklimmers: langzaam marcheeren met gelijkmatigen pas; daaronder geteekend een lange stoel met een rustenden meneer). Drinkwater en vliegen (daaronder geteekend een waterketel boven 't vuur: kook uw drinkwater!). Inenting (tijdig, tegen pokken, cholera, typhus). Alcohol (drie volle druiventrossen er boven geteekend, {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} er onder een vierkante pot met een staand en een omgevallen bitterglas). Wij treffen in dit hoofdstukje ‘enkele medische waarheden aan:’ Van alle maag- en ingewandsziekten wordt een groot deel door alcohol veroorzaakt. Gij kunt uw lever het vlugst ruïneeren met alcohol. Een gezonde jonge man, die matig en verstandig leeft, behoeft de tropenhitte niet te vreezen. Gevaarlijk is het warme klimaat alleen - maar dan ook zéér gevaarlijk - voor alcoholdrinkers). Geslachtsziekten (dadelijk behandeling door een geneesheer; medisch onderzoek vóór 't huwelijk, waarbij de leuke raadgeving: ‘De eenvoudigste manier is dan immers, dat gij Uwe bestaande verzekering bij de Nillmij verhoogt - dan is één gang naar den dokter voldoende. Afgesproken?) Varia (verschillende raadgevingen voor kleeding en voeding). Baby (over kinderopvoeding. Aan 't slot: ‘Ik had 't steeds over de plichten van Mama tegenover baby. En de vaderplicht? Volgt een teekening van een aardig schoolmeisje op een fiets met 't onderschrift: Studiebeurzen, ook voor meisjes.) Ten slotte eenige verdienstelijke hoofdstukjes: Eerste hulp bij ziekte. Eerste hulp bij ongelukken. Vergiftiging. Normaal gewicht: tabel naar Heubner. Wij willen even nader stilstaan bij hetgeen in 't midden wordt gebracht over de Indische sterfte. Terecht wordt gewaarschuwd tegen den overdreven angst voor 't ‘moordende klimaat’ van Indië, die vaak voortspruit uit één ongelukkig sterfgeval van een bloedverwant of een vriend. 1) Maar toch kan niet ontkend worden ‘dat de sterfte in Indië beslist hooger is dan die in Nederland b.v.’ Om dit te bewijzen wordt een grafische voorstelling gegeven, gegrondvest op de volgende gegevens: 1. De Tafel van Berkhout, een ervaringssterfte, opgemaakt uit de cijfers van de mannen-deelgenooten der Indische weduwen- en weezenfondsen, gedurende de jaren 1899-1910. 2. De z.g. Ambtenarentafel, die gebezigd is ten behoeve van het Nederlandsche Pensioenfonds voor weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren en gegrond op ervaringen in het tijdvak 1891-1899. Een blik op deze teekening doet zien dat er wel degelijk verschil bestaat. De Indische lijn is voortdurend iets hooger, maar loopt tot het 40e levensjaar vrijwel evenwijdig om daarna tot den 60-jarigen leeftijd meer van de Nederlandsche af te wijken: een steeds klimmend sterftecijfer dus boven het 40e jaar. Op 't oogenblik heb ik geen meerdere gegevens beschikbaar om dieper op de zaak in te gaan. De aangevoerde bewijsstof is niet zeer groot en behoeft ongetwijfeld aanvulling. Tegenover de kwaadaardige meer in 't bijzonder Indische ziekten als cholera, dysenterie, spruw, enz. staan er andere in Europa als roodvonk en dergelijke, die huisgezinnen en gemeenten duchtig kunnen teisteren. Misschien kan de bestrijding, hier in 't Westen meer invloed ten goede oefenen. De meerdere sterfte boven den 40-jarigen leeftijd zou misschien kunnen toegeschre ven worden aan het verschijnsel, dat de meegebrachte Westersche kracht dan onder de felle tropische zon geleidelijk uitgeput raakt. En ten slotte kom ik terug op de reeds vroeger door mij gemaakte opmerking: Als men vraagt: ‘Is het Indische klimaat ongezonder,’ dan moet geantwoord worden met de tegenvraag: ‘welk klimaat bedoelt ge: het afmattende aan de kust of het opwekkende in 't gebergte?’ Hoe 't zij, 't geding is naar mijn bescheiden meening nog niet uitgemaakt en zooveel is zeker, dat er voor een onredelijken angst om naar Indië te gaan volstrekt geen reden is; dát doet het boekje der Nillmij duidelijk genoeg uitkomen. Vooral, als men als een denkend wezen derwaarts gaat, zich voldoende in acht neemt, luistert naar goeden raad en begrijpt, dat men zich moet aanpassen aan een geheel nieuwe levenswijze. Daarom een enkel woord nog over: Alcohol en..... nog iets. Werd vroeger, zelfs door bezadigde lieden, de raad gegeven: ‘Houdt het vleesch goed onder den pekel’ en lieten de menschen der ‘kompanie’ en nog op den huidigen dag zeer velen zich dien raad gaarne welgevallen, de Nillmij kiest beslist partij tegen den alcohol, gelijk de lezer hierboven kan zien. En zeker, laat men zich aan dien raad houden, gelijk velen tegenwoordig reeds doen. Ik meen dat de Indische ‘bittertafel’ de verdwijning nabij is. Ik zeg: het veiligst is het zich te onthouden, al zou ik de stelling niet durven onderschrijven, dat een matig gebruik beslist noodlottig voor de gezondheid zou zijn. Er is misschien een ander euvel, dat even gevaarlijk is; het is de al te lichtzinnige omgang met de dochteren des lands, waardoor menige gezondheid geknakt wordt. Veel werkt er in Indië toe mede om aan dien hartstocht den ruimen teugel te vieren. En dan is er ten slotte een deugd, die in Indië een ondeugd kan worden; het is, zich als 't ware af te jakkeren in de afmattende kusthitte. Men kan dáár niet doen wat men in 't Moederland doet, vooral in den winter. Er wordt in Indië flink gewerkt, maar men moet daarbij zelf kunnen gevoelen, ‘wat de schouders kunnen dragen en wat niet,’ zooals 't boekje zegt met een Italiaansch spreekwoord: ‘Chi va piano, va sano; chi va piano, va lontano’ (wie langzaam gaat, gaat goed; wie goed gaat, gaat ver). Men behoeft in Indië nog geen Slijmering (Multatuli) te worden, maar.... een beetje toch wel. Ten slotte, wij hopen dat velen, die naar Indië vertrekken van dit boekje profijt mogen hebben. En de Nillmij voegt er zeker bij: ‘Dat hoop ik ook, want dan is 't een bewijs dat velen hun leven bij mij laten verzekeren.’ Een flink woord in ‘De Indische Courant’. Een onbekende hand zendt mij uit Indië een nr. van ‘De Indische Courant’. Daarin vond ik aangestreept een atrikel ‘Overdenkingen’, geteekend Illico. (Als deze geen lid is van 't Alg. Ned. Verbond, verkondigt hij in ieder geval op kranige, flinke manier onze beginselen.) De schrijver toont duidelijk aan hoe we voor den oorlog ‘letterlijk zwommen in de gevoelsgolven van de internationale idee’.... ‘de menschheid was verheven boven den waan van het nationaal bewustzijn...’ Door den wereldoorlog is dat alles veranderd ‘de volken hadden zich zelf terug gevonden. Toen was de internationale gedachte in geen velden of wegen te zien; wie er maar van repte werd verdoemd.’ De grondgedachte van den schrijver is, dat het ziekelijke internationalisme moet verdwijnen, een gezond trede daarvoor in de plaats: ‘Het is niet waar, dat het eigene van ieder volk verdoezeld moet worden om den algemeenen vrede te bewaren. Evenmin als ieder mensch apart zijn karakter moet verloochenen om in vrede met anderen te leven, is het noodzakelijk dat de naties het nationale verliezen om niet tot een oorlog te geraken.’ De bluffende ‘kosmopolieten,’ ook en niet 't minst de Indische, krijgen er ongenadig van langs, als hij zijn artikel aldus eindigt: {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Het is altijd bespottelijk, deze heeren aan het woord te hooren. Want er is iets comisch in, dat een mensch anders wil zijn dan hij eigenlijk is. Een Hollander, die zich schaamt, dat hij Hollander is, maakt zich eenvoudig belachelijk. Hij wordt om die schaamte toch door geen andere natie in zich opgenomen. Hij maakt zichzelf tot een onding, waar niemand eigenlijk weg mee weet. En hij ergert ieder mensch, die het verachtelijke voelt van een houding als deze. Vooral in deze gewesten houden vele Hollanders ervan om over hun eigen volk als over een ander ras te spreken. Ik heb eens een hoofdredacteur van een Hollandsch blad in Nederlandsch-Indië hooren zeggen: ‘Ik haat de Hollanders qua Hollanders.’ Het is ons niet mogelijk te zeggen, hoe dwaas dit is. Geen natie wordt door zulke menschen gediend. Want wil de internationale idee werkelijk postvatten in de harten der volkeren, dan moet het nationaal bewustzijn niet worden verloochend, maar aanvaard als een ernstige aansporing tot het vervullen van een eigen taak. Wie als Hollander geboren is, vergete het nooit, dat hij alleen als Hollander, met de deugden juist van dat volk, zijn roeping in de wereld te volgen heeft. Te wenschen, dat men behoorde tot een ander volk dan het eigene, is dwazer dan dwaas. Een Hollander, die dit nationale bewustzijn verloochent, is als een heer, die voor huisknecht spelen wil. Wáár gij hem ook ontmoet, geef hem der verachting prijs.’ Ik heb hier niets aan toe te voegen dan alleen een welgemeend: Bravo! En den wensch, dat de ‘Overdenkingen’ van Illico in Indië meer mogen wezen dan een ‘stemme des roependen in de Woestijn’. 's-Gr. v.L. Dringend verzoek!!! Zend ons ten spoedigste Uw bijdrage voor de herdenking van het 25-jarig bestaan van het A.N.V. als gij dit tot heden verzuimdet. Vlaanderen. Tak Brussel en Omstreken. Zondag 10 September bracht een aantal leden van den tak, een bezoek aan Mechelen, Heyst-op-den Berg en Lier. De opkomst was ditmaal niet zoo groot als bij het uitstapje naar Ingoyghem (pastoor Verriest), wat hoofdzakelijk aan het zeer twijfelachtige weder moet worden toegeschreven. Na een wandeling door de oude Dijlestad en een kort bezoek aan de St.-Rombautskerk begaven de deelnemers zich met de tram, door de Zuidelijke Kempen, naar de mooi gelegen gemeente Heyst-op-den Berg, waar het noenmaal werd genuttigd. Zeer belangwekkend was de wandeling door Lier met zijn zoo buitengewoon schilderachtige begijnhof, zijn door Duitsche granaten zwaar beschadigde St.-Gommaruskerk, zijn reeds grootendeels herstelde Renaissancegevels enz. Op het programma stond ook nog: ‘Begroeting van Felix Timmermans’, den bekenden schrijver van ‘Pallieter’ die echter, wegens het samenvallen van dit uitstapje met de bondsvergadering der Hollandsche en Vlaamsche letterkundigen te Antwerpen, tot zijn spijt verhinderd was, dien dag te Lier te zijn. Het weer viel ten slotte nog mee, zoodat het een zeer aangenaam uitstapje werd. {== afbeelding Poort van het Begijnhof te Lier.==} {>>afbeelding<<} Bijeenkomst van Vlaamsche en Hollandsche letterkundigen. Bijzonder goed geslaagd is de algemeene bondsvergadering - de eerste sedert den oorlog - van Hollandsche en Vlaamsche letterkundigen, Zondag 10 September te Antwerpen gehouden. Van Hollandsche zijde waren o.m. aanwezig: Herman Robbers, Just Havelaar, Fabricius, Hein Boeken, Dirk Coster, Van Hulzen, Dr. Ritter, Dop Bles, Bakels; van Vlaamschen kant: Herman Teirlinck, Felix Timmermans, Cyriel Buysse, Emmanuel de Bom, Lode Baekelmans, Frans Verschoren, Fernand Toussaint, Aug. van Cauwelaert, Ernest Claes, Willem Gijssels, Mej. Belpaire, prof, De Ceulenaere, Lode Monteyne, Jef Horemans, A. Hans, Jozef Muls, Maurice Roelants, Raymond Herreman, enz. Ook waren eenige Vlaamsche toonkunstenaars en schilders opgekomen, onder wie Emiel Hullebroeck, Renaat Veremans, Jef van Hoof, Candael, Broeckx en Walter Vaes. Zaterdagavond waren de Vlaamsche en Hollandsche letterkundigen de gasten van de Hollandsche Club en Zondagochtend ontvingen burgemeester Mr. Frans van Cauwelaert en de wethouders der stad Antwerpen hen ten stadhuize. Vervolgens had de algemeene vergadering plaats, voorgezeten door Herman Teirlinck. Dr. Goossenaerts sprak er over de oprichting van een Algemeen Kunstverbond, de heer Reiding, uit Amsterdam, over het Nederlandsche auteursbureau, de heer Van Pelt las een belangwekkend betoog voor van Dr. De Gruyter over de toekomst van het tooneel in Vlaanderen, waarna Dr. Ritter, uit Utrecht, vooral nadruk legde op de cultureele stambelangen in verband met het tooneel. Ten slotte werd, op voorstel van Herman Robbers, een motie van vertrouwen in het bestuur aangenomen en besloten jaarlijks een dergelijke vergadering te houden, om de beurt in Vlaanderen en Nederland. 's Avonds vereenigden de deelnemers zich aan een feestmaal, waar Noord en Zuid nogmaals verbroederden en vele nieuwe vriendschapsbanden werden aangeknoopt. {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoopvolle vooruitzichten. Uit Lokeren en Antwerpen bereiken ons zeer bemoedigende berichten omtrent de nakende hervatting der werkzaamheden van deze takken. Mogen zij spoedig het voorbeeld van tak Brussel volgen die, met het oog op den komenden wintertijd, de opening aankondigt, omstreeks 15 October a.s., van eenige avondleergangen en verder van plan is als sprekers o.m. uit te noodigen: prof. Geyl, Maj. Oudendijk, Felix Timmermans, Cyriel Verschaeve enz. Algemeen beschaafd Nederlandsch. Aan een voordracht van Gustaaf Segers, onlangs gehouden in de Vlaamsche Academie, is 't volgende ontleend: Verkeerden wij slechts binnen de grenzen der streek, waar ons dialekt gesproken wordt, hadden wij geene betrekkingen met de personen, welke daarbuiten verblijven, hadden wij daar geene belangen, dan zou dit dialect volstaan om de verkeerstaal, de bestuurs-, gerechts-, onderwijs- en letterkundige taal van dit spraakgebied te zijn. Deze vorm zou de volledigste en ingrijpendste zijn, dien men zich kan voorstellen, aangezien hij uit den volksstam, uit den grond als de vrucht van de menschen en van den bodem gesproten is, en even volkomen met het geestes- en gevoelsleven, met den aard van den grond, met de luchtstreek is verbonden. Maar juist vloeit ook daaruit voort, dat voor gansch de natie, voor de bewoners der gewesten, die elk hun afzonderlijk, eigenaardig, aangepast dialekt spreken, een dezer dialekten een gebrekkig, onvoldoend voertuig is ter onderlinge mededeeling der gedachten en gevoelens. Daarvoor is een vorm noodig, welke voor het gansche volk geschikt is: de beschaafde algemeene omgangstaal. Zij richt zich tot gansch het volk. Uit haren aard is zij min intiem, zelfs min juist, min kleurig dan het dialekt, maar zij is regelmatiger, beschaafder, aangezien de beschaving van gansch de natie, de denkende, voelende geest van het beste deel {== afbeelding In het Begijnhof van Lier==} {>>afbeelding<<} der natie er haren stempel op afgedrukt, en er hare sporen in heeft nagelaten. Dat is voor ons de Nederlandsche taal, de taal van de Vlaamschsprekende bewoners van het Koninkrijk België, van het Koninkrijk der Nederlanden, en ook van de Republieken van Zuid-Afrika. Die taal vereenigt en snoert ons als volk samen. Zij stelt ons in staat de behoeften van allen te kennen en te behartigen, welke tot haar gebied behooren: zij geeft ons het middel aan de hand om ons zelf en elkaar te ontwikkelen en te stichten. Wij kunnen kennis nemen van gansch den Nederlandschen letterschat, ons volk, ons land alzijdig leeren kennen en liefhebben; wij voelen ons inniger met elkaar verwant, en meer tot dit volk aangetrokken, vaster aan dit land gehecht; wij leeren het beste kennen wat de uitstekendsten van onzen stam tot onze eigen opbeuring, tot bestrijding van alle laagheid, tot bevordering van alle goddelijke, burgerlijke en menschelijke deugden hebben gedacht en gevoeld. De algemeene, letterkundige taal is de eenige vorm, waarin ons volk in de verheven wetenschap kan ingeleid worden. Het onderricht in de beschaafde omgangstaal is het voornaamste en natuurlijkste onderricht: geeft het middel, het eenige middel aan de hand om niet alleen in de school, maar ook daarbuiten, in de maatschappij ons zelf en anderen voortdurend, geleidelijk, harmonisch te ontwikkelen, om - met één woord - ons onderricht in den volsten zin des woords ons leven lang voort te zetten. De bevordering van de algemeene letterkundige taal, van de beschaafde omgangstaal is het sine qua non van de duurzaamheid der uitslagen van ons nationaal onderwijs. De algemeene beschaafde omgangstaal in het onderwijs, in de letterkunde, in het bestuur, en tevens het behoud harer bekoorlijke natuurlijkheid en speelsche volkschheid: dat moeten wij allen, elk in zijnen werkkring, nastreven. Zuid-Afrika. Dertigjarig bestaan der Nederlandsche Vereeniging te Johannesburg. Ons werd een feestkrant, De Mijlpaal geheeten, toegezonden, uitgegeven ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan der Nederlandsche Vereeniging te Johannesburg, prijkend met de portretten van Koningin Wilhelmina, de Koningin-Moeder en de prinses. Uit een beschrijving der stichting, Aug. 1892, blijkt, dat het doel der Nederlandsche Vereeniging was: een band te vormen voor alle Hollanders en Oud-Hollanders, die trachten zouden de Nederlandsche taal en gewoonten te doen handhaven in Transvaal, die pogingen zouden doen om den handel tusschen Nederland en Z.A. te bevorderen, barmhartigheid zouden uitoefenen jegens struikelende oud-landgenooten en door het geven van muziekuitvoeringen en tooneelvoorstellingen ook kunst in hun vaandel zouden schrijven. De voornaamste stichters waren de heeren N.v.d. Berg en E.J. van Gorkom. Onder de vele feiten, die herdacht worden, behoort ook de ontvangst van Dr. Kiewiet de Jonge, toen deze als Algemeen Voorzitter van het A.N.V. een studie-reis door Zuid-Afrika maakte (1908). Zooals dat in een feestkrant gebruikelijk is, ontbreken ook vroolijke noten niet o.a. dit telegram: ‘Amsterdam (Reuter) - de Senaat der Amsterdamsche universiteit heeft het eeredoctoraat in de letteren aangeboden aan den gemeentevertaler van Johannesburg op grond van één van zijn laatste werken, bestaande uit een reclamebiljet in de trams met de volgende vertaling: Het kameraden van de grote oorlog orkest zal vannacht acht uur in de stadzaal muziek uitvoeren. Kondukteur den heer ..... enz.’ {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} In het hoofdstukje ‘handhaving van de Nederlandsche taal’ wordt terloops ook melding gemaakt van den tak Johannesburg van het Algemeen Nederlandsch Verbond, die echter sedert is te niet gegaan. Wij zouden nog meer geloof slaan aan den ernst der Nederlandsche Vereeniging om de nationale gedachte hoog te houden, wanneer zij zich maar in eens aansloot bij het A.N.V. Dan waren wij weer een stap verder tot de herwording van Groep Zuid-Afrika, waarvoor onze wakkere Afdeeling Kaapstad (zie hieronder) den weg aan het effenen is. Afd. Kaapstad. Het was een bemeedigende, voldoening gevende, verheffende bezigheid voor de werkzame leden van het A.N.V. in de N.R. Ct. van 13 Sept. het geestdriftige verslag te lezen van het afscheid van prof. en mevr. Molengraaff en het welkom aan prof. Casimir. Wij moeten ons beperken tot een uittreksel: ‘Licht, bloemen en vlaggen .... de gezellige zaal van het Afrikaner Koffiehuis, door bekwame en welwillende handen voor de gelegenheid uitgedost, maakte een inderdaad schitterenden indruk. Velen der aanwezigen hadden twee avonden tevoren reeds het genoegen gesmaakt van naderbij kennis te maken met prof. dr. en mevrouw Molengraaff. Zij zullen de ernstige, boeiende, leerzame rede van dien geleerden Nederlander over het kenmerk der Zuidafrikaansche geologie niet licht vergeten. De zaal was geheel gevuld met blijde, vriendelijke menschen. Daar waren o.a. de eerbiedwaardige eerevoorzitter van het A.N.V. oud-president senator F.W. Reitz en echtgenoote, advocaat W. en mevr. Beyers, dr. en mevr. Groenman, de superintendent-generaal van onderwijs, dr. W.J. Viljoen en mevr. Viljoen, prof. F. Clarke, prof. M.C. Botha, de heer S. Hofmeyr en mejuffr. A. Hofmeyr, de heer en mevr. Michau, de heer C.E.Z. Watermeyer, M.A., L.L.B. van het Onderwijs Departement, de heer en mevr. H.A. van Hoogstraten, de heer Volsteedt, de redacteur van Ons Land, de heer en mevr. H.J. van Zuilen, de heer en mevr. Byleveld, mevr. en mejuffr. Wabeke, de heer en mevr. Steynmeyer, de heer Van Oosten, mevr. Schoeler, dr. K. de Lint, mevr. De Jong van Polsbroek, dr. Van Rooyen, prof. dr. Van Rooyen, ds. J.P. van Heerden en kapt. Weitsema, gezagvoerder van de Randfontein, en een paar honderd anderen. Het was een van de echte A.N.V.-avonden ..... met 'n volle zaal, een aangename, vriendschappelijke stemming, en gezichten, waarop vreugde en tevredenheid te lezen waren. Mevrouw Loopuyt opende de verrichtingen met eenige welsprekende woorden, nadruk leggende op den weemoed, dien men moest gevoelen, bij 't afscheid nemen van zulke geliefde gasten van Zuid-Afrika, als prof. en mevr. Molengraaff voorzeker waren. Daarna heette zij den lang verwachten nu aangekomen gast welkom. Mej. E. Luyt overhandigde daarop fraaie bloemruikers van Kaapsche bloemen aan de dames Groenman, Molengraaff en Loopuyt. De heer J.L. Schoeler nam daarop het woord en sprak over de regelingen, die men getroffen had. Men had inderdaad de bereidwilligste medewerking ontvangen, het geheele land door, in gelijke mate van Nederlanders, Afrikaners en Engelschen. Het A.N.V., men moest dit nooit vergeten, is geen vereeniging van Nederlanders alleen. Men streefde, trachtte, naar onderlinge samenwerking, en dat gelukte. Daarvan was deze avond wederom een bewijs. Dr. Groenman, de Nederlandsche consul, legde in welsprekende, gepaste bewoordingen nadruk op de omstandigheden, die aanleiding gaven tot deze groote en vriendelijke bijeenkomst. Prof. Molengraaff wees er op, dat de Kaap vele schatten bezat, die herinnerden aan de eerste Westersche beschaving, die tot Zuid-Afrika was doorgedrongen. Hij voorspelde, dat naar mate de tijd verging, men meer doordrongen zou worden van de waarde van die kenteekenen. In dit verband, meende spr., bestond er een uitstekende opvoedende en opbouwende taak voor het Algemeen Nederl. Verbond, een instelling die zoo ontzaglijk veel goed doet. Het was aangenaam rond te zien in deze zaal, en te bemerken, hoe verschillende elementen van den ouden Dietschen stam hier broederlijk vereenigd waren. Spreker dankte het A.N.V., ook namens zijn echtgenoote, op de hartelijkste wijze voor de groote bewijzen van warme toegenegenheid, die zij hadden ondervonden. Het is niet te veel te zeggen, dat prof. Casimir daarna met zijn optreden de harten van alle aanwezigen gewonnen heeft. Bescheidenheid sprak uit zijn waardeerende woorden over ‘den grooten Molengraaff’, uit zijn warme bewondering voor groote Afrikaners, zijn eerbied voor president Reitz, dien hij herkend had zonder nog aan hem voorgesteld te zijn. Treffend was het oogenblik toen de bejaarde president Reitz naar voren trad en in een korte kernachtige rede waaraan de onvergelijkelijke humor van onze oudere Afrikaners geenszins ontbrak, hulde bracht aan prof. Molengraaff, dien hij reeds goed gekend had in den Boerenoorlog. Het woord richtende tot prof. Casimir, zei spreker: ‘Die eerste ding wat ek gedink het net soos ik jou sien, is, daardie kêrl is 'n Afrikaner. Jij lijk mij heeltemaal 'n Afrikaner en daarom sal ons jou liefhê en jij sal Afrika lief krij, en as dan die tijd kom, dat jij gaan loop, dan dink jij net soos ek, en dan blij jij hier.’ (Langdurige toejuiching.) Onder begeleiding van mevr. J. Luyt zong mevr. Van Loo-de Vries op voortreffelijke wijze eenige schoone Hollandsche liederen. Haar werd een schoone bloemenhulde gebracht. Het jonge meisje Honikman, verscheen daarop op een verhoog en droeg voortreffelijk voor. De heer B. Sowman, een Engelschman, maakte indruk op alle gemoederen, door zijn voortreffelijk zingen van ‘Slape Zoet’ van Hullebroeck. Men was er 't algemeen over eens, dat zijn uitspraak van 't Nederlandsch onberispelijk was. Een klein koor, samengesteld uit jonge dames en heeren, Afrikaners en Hollanders, zong daarop een reeks leuke Hollandsche en Afrikaansche liedjes, die zeer in den smaak vielen. Na de rust voerde mejuffr. Irene Donnan, in een verondersteld Hollandsche kleederdracht, tot groote bewondering van iedereen, een klompendans uit. Dr. W.J. Viljoen vergastte zijn hoorders op een van die aangename en tevens doorwrochte toespraken, waarnaar iedereen steeds met werkelijk welbehagen luistert. Hij verzekerde dat het in Zuid-Afrika nooit zoo gunstig heeft gestaan met de Hollandsche kultuur en de Hollandsche taal - in den Afrikaanschen vorm - als op dit oogenblik.’ Nog hebben wij alle sprekers en zangers niet vermeld van dezen belangwekkenden avond welke met het gemeenschappelijk gezongen Wilhelmus bezegeld werd. Men verstaat aan den voet van den Tafelberg beter de waarde der oudhollandsche spreuk ‘eendracht maakt macht’ dan .... in 't moederland. * * * Even voor het afdrukken van dit nr. kwam het bericht dat de Afd. op waardige wijze den verjaardag van Koningin Wilhelmina heeft gevierd met een kinderfeest. De beteekenis onzer beginletters. Algemeen Afrika Nederlandsch Nederland Verbond Vlaanderen Hebt gij al sluitzegeltjes besteld, waarop de drie stamlanden als drie zeilende barken zijn voorgesteld? Zie de afbeelding op den omslag. {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} Boekbespreking. Een mooi en practisch Sint-Nicolaasgeschenk. Wat is het altijd heerlijk, als men, zoo tegen den tijd dat het naar Sint Nicolaas loopt, eens opmerkzaam wordt gemaakt op iets nieuws, waarvan wij zeker weten dat het een welkome verrassing zal wezen voor degenen, die ermede verblijd moeten worden. En daarom dacht ik dat het nu de tijd was om een aardig boekwerkje eens in wijderen kring bekend te maken. Het ligt voor me, terwijl ik dit schrijf en telkens betrap ik me er op, dat ik na elken regel schrift, weer een paar bladzijden van het belangwekkende boekje zit te snoepen. Dat moet nu eens uit zijn, en daarom ter zake. Het is de Pestalozzi-kalender, voor de Nederlandsche jeugd, samengesteld en uitgegeven door (en dus ook verkrijgbaar bij) den Heer W.J.H. Leuring, Huize Middelaer, te Mook. Toevallig weet ik, dat de samensteller op een zonnige hoogte woont, want Huize Middelaer staat op een 30 Meter hooge terp, en dit wetend begrijp ik, hoe een zonnige gedachte een zonnige dag en - ja, dat moet immers wel - een zonnig hart, den Heer Leuring genoopt en geïnspireerd hebben tot het samenstellen van dit jaarboekje, dat zoo duidelijk blijk geeft van het vertrouwen en de liefde, die deze kindervriend in en voor het jonge opkomende geslacht koestert. In 1908 kwam voor het eerst de Zwitsersche Pestalozzikalender uit, en als onafscheidelijke vriend en raadgever van de jongere en oudere studeerende jeugd heeft hij een grooten baanbrekenden invloed uitgeoefend. Op de groote Zwitsersche ‘Landesausstellung’ verwierf hij de hoogste onderscheiding in de afdeeling Onderwijs en het Zwitsersch onderwijzersblad schreef: ‘Es ist nicht auszudenken welchen Segen der Pestalozzi-kalender verbreitet; er ist ein Miterzieher erster Güte!’ Het boekje is een school- of studie-agenda, maar de meest verrukkelijke schoolagenda, die een schoolgaand of studeerend jongmensch of jongmeisje ooit zou kunnen wenschen. Naast de agenda, verlucht met portretten van beroemde mannen en vrouwen, waarbij een beknopte levensbeschrijving is gevoegd, laat het bij elken datum overvloedig ruimte voor het aanteekenen van huiswerk. Verder bevat het een aantal afdeelingen: gegevens en wetenswaardigheden, te veel om op te noemen, en is op keurige wijze met afbeeldingen versierd o.m. van binnenlandsche en buitenlandsche kunstschatten. Om eens even een greep uit den inhoud te doen: ‘Leesboeken (aanbevolen, geleende, uitgeleende): Maten en gewichten; Interesttafel; Hollandsche Schilderschool; Natuurkundig allerlei; Geometrie; Verbes irréguliers; Touwknoopen; Reuzenkrachten in dienst van den Landbouw; Sterrenhemel; Kunstgeschiedenis, enz., enz., enz. Dat alles in een handig en beknopt formaat, niet grooter dan een klein schoolboekje. Toen het boekje bij ons op tafel lag, grepen er zes handen naar en .... ik schaam me er wel een beetje voor, maar ze wilden het gèèn van drieën prijs geven; het werd een heel gekibbel. Toen heb ik er nog twee nabesteld. En heusch, daar ontkomt U ook niet aan, dat zult U zien; want dit is nu eenmaal gèèn geschenk, waarbij Jan zal zeggen: ‘Och geeft U 't maar aan Piet’; of de oudste: ‘Nu, geeft U 't dan maar aan de kleinste.’ Daarom als U èèn kind hebt, bestel er dan een; heeft U er drie, dan moet U er noodzakelijk drie bestellen, maar heeft U er tien, bestelt U dan maar gerust meteen tien tegelijk. Zaandam, 18 September 1922. A.C. VEEN-BRONS. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Een stijlbloempje uit de zakenwereld! De meeste Nederlandsche beleggers hebben in oorlogstijd dat fonds vervangen door Nederlandsch, doch wij achten het reeds lang noodig tijd, om alle eenzijdigheid te laten varen en kan men geen betere eerste keuze doen, dan Amerikaansche Obligatiën. Fraaie taal. ‘Het Noord-Hollandsch Dagblad’ schrijft: ‘Op verzoek maak ik musiceerend Alkmaar er op attent, dat morgen- (Woensdag)avond het reeds eerder aangekondigde concert door de Vereenigde Zangers zal plaats hebben. De uitvoering is voor Hongerend Rusland en Armoedend Venen. Het doel is schoon.’ De taal niet. Wie knoeien wil, knoeie goed! B.v. Hij spreke van en schrijve: sigaretten dik façon; chocolade des famille; iemand een brief separaat doen toekomen onder aangeteekend couvert. Gevaarlijk! ‘De Preangerbode’ heeft onder leiding van Jan Feith een afdeeling Onder de Streep. In de Juninummers van het blad staan in die afdeeling Ervaringen van een Duitsch onderwijzer aan een H.I.S. De taal van die stukken is buitengewoon slecht en toch vreezen wij, dat vele lezers er het een en ander (en in dit geval Germanismen) uit overnemen. Zouden deze anders niet ongeestig geschreven artikelen er zoo onder lijden, indien ze in goed Nederlandsch waren gesteld? Bovendien heerscht er zoo sterke overdrijving voor ons gevoel in, dat wij meenen, dat de schrijver opzettelijk ons goede Nederlandsch verdraait. Bestede ‘De Preangerbode’ haar ruimte op beter manier! Practijk en theorie. In het ‘Groninger Dagblad’ van 16 Juni j.l. houdt Mr. E.W.C. te Rotterdam een pleidooi voor het gebruik van Nederlandsche rechtstermen, waar mogelijk. In dat pleidooi waardeert hij hooglijk het werk der commissie (wie helpt ons eens aan een goed Nederlandsch woord hiervoor?), die aan het werk toog, ‘om voor het juridisch abracadabra behoorlijker inheemsche uitdrukkingen te vinden’. Maar ook gispt hij het werk van een Nederlandsch hoogleeraar, ‘die zelf zitting had gehad in bedoelde taalzuiveringscommissie en in een door hem geschreven leerboek over procesrecht, verschillende vreemde rechtsuitdrukkingen introduceerde, die - hun duidelijkheid nog geheel daargelaten - zeer wel door Hollandsche konden worden vervangen’. Wij kennen dat werk niet en gelooven gaarne, wat Mr. C. omtrent de taal er van beweert. Edoch, Mr. C., in Uw eigen stukje (niet eens over recht) staan ook ettelijke vreemde woorden, die Ge door goede Nederlandsche zonder eenige schade aan zinsbouw of beteekenis had kunnen vervangen, t.w. juristen, kwesties, discussiën, arena, probleem, geläufige (het goede Nederlandsche woord hiervoor is: gangbare, Mr. C.!), juridisch, constateeren, succes, conservatief, intactlating (prachtig, T.-C.!), procesrecht, introduceerde, purisme, datum, connecties, populariteit. Indien Ge deze vreemdelingen door Nederlanders hadt vervangen, zou waarschijnlijk Uw zinsbouw ook eenige wijziging, d.w.z. meer in Nederlandsche richting hebben gekregen. Den balk en de splinter? Van harte wenscht U beterschap de T.-C. {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} Alweer een indringer rijker? De Staatscourant van 28 Juni j.l. bevat het bericht, dat bij K.B. is benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau H.Th. Müller, wnd.hoofdvoorstander der Evang. Broedergem. te Paramaribo. - Kennen onze regeeringsambtenaren hun Nederlandsch zóó slecht, dat ze het Hoogd. Hauptvorstand alleen klakkeloos kunnen veranderen in hoofdvoorstander? Is soms het Hoogd. Bahnhofvorsteher in goed Nederlandsch baanhofvoorstander? Wèl, erg is het onderstaande; menig Nederlander meent, dat hij zóó goed Nederlandsch schrijft. Mooi zoo, Mijnheer Polak! Ombouw. Hoogvereerde Redactie! Met groot Vergenoegen las ik in uw Morgenblad van den 14den dezer Maand, in het Bericht der Stadverordendenverzameling, die op den vorigen Dag daagde, dat besloten geworden is tot den ombouw van het Raadhuis. Het zij mij echter veroorloofd de Bemerking te maken, dat hier meer de Rede is van Nieuwbouw, daar immers de Huizen langs de Graven, in welker Aardgeschotten thans zoovele Aangestelden in ongunstige Omstanden werken moeten, nedergereisd zullen worden. Ik hoop, dat op het vrij te komen Grondstuk Hoogbouw moge verrijzen, opdat de smalle Graven op gelijken onhollandschen Aard verschoond moge worden, als onze Moederspraak verrijkt wordt met entsprekende Woorden als ombouw. Hoogachtingsvol, HENRI POLAK. [Heel goed! Weg met de germanismen. Verschillende raadsleden hebben in die zitting voortdurend van ‘ombouw’ gesproken, en onze verslaggever heeft het ook eens of tweemaal laten staan. Red. H.]. Uit de Dordrechtsche Courant. Het woord ‘rangteeken’ is bij ons niet gebruikelijk, men bezigt meer ‘distinctief’ en ‘onderscheidingsteeken’. Distinctief is een vreemd woord en moest bij een vaderlandsche instelling als het leger in 't geheel niet gebruikt worden. 't Is niet alleen een vreemd, maar ook een onwelluidend woord, samengesteld uit harde klanken. Spreekt het maar eens langzaam lettergreep voor lettergreep uit: dis-tinc-tief. Klinkt het niet leelijk? Stellig klinkt voor fijne ooren distinctief leelijk; maar..... het is een vreemd woord en dan.... vindt zelfs de onontwikkeldste het mooi. Alle soldaatjes begrijpen het dadelijk en.... rangteeken niet! Uit de openingsrede der Staten-Generaal. De bedrijven.... zullen aldus zijn te beheeren, dat nadeelige sloten worden vermeden, beteekent toch: zullen beheerd kunnen worden. Van moeten beheerd worden, wat misschien bedoeld is, is er dus alleen sprake, als het eens schikt? Proeve van slecht rondzendbrief-Nederlandsch. Namens het Interprovinciale Spoorwegcomité, bestaande uit vertegenwoordigers van een groot aantal vereenigingen en organisaties in Friesland, Groningen, Drente, Limburg en Zeeland, hebben wij de eer het volgende onder uwe aandacht te brengen. Door ons comité wordt gewerkt aan het behoud van een degressief tarief voor spoorwegreizigers (speciaal door wederinvoering van kilometerkaarten). Bij dat werk heeft het ons gefrappeerd dat de spoorwegreiziger vrijwel weerloos staat tegenover het spoorwegbestuur, zoowel in feite als in rechte. In feite, omdat bij het spoorwegbestuur wel de aandeelhouders en de beambten, doch niet de reizigers een vertegenwoordiging hebben; omdat de regeering volstrekt niet meer objectief en controleerend tegenover de vervoersmaatschappijen blijkt te staan en omdat de toch al overbelaste volksvertegenwoordiging den tijd en, politiek gesproken, de vrijheid mist om zich te belasten met de taak van vertegenwoordiging der consumenten bij de groote vervoersmaatschappijen. In rechte omdat het contract tusschen reiziger en spoorwegmaatschappij wel in theorie evenzeer door den rechter beschermd wordt als elk ander contract, doch omdat in de practijk van die bescherming weinig overblijft, daar het finantieele belang bij dit contract voor den reiziger in ieder geval veel te gering is om daarvoor de risico van een proces op zich te nemen. Eerst wanneer een organisatie van spoorwegreizigers bestaat, die in belangrijke gevallen voor haar leden optreedt en dus hun theoretisch recht verwerkelijkt, is er kans dat de vervoersmaatschappijen voorzichtiger zullen worden met het aantasten van het recht van den spoorwegreiziger. Waar wij in onze actie eenerzijds zoo ernstig te klagen hebben over een bepaalde rechtsmiskenning, over een duidelijke aantasting van onze economische positie, waarbij men zelfs de moeite niet neemt zijn houding ernstig te motiveeren, anderzijds uit tal van tot ons gekomen klachten ervaren hebben, dat de bovenbedoelde rechteloosheid door velen als zoodanig gevoeld wordt, hebben wij, terwijl wij voorloopig voor onszelf onze actie doorzetten, het initiatief genomen tot bijeenroeping van een vergadering van vertegenwoordigers van belanghebbende algemeene, provinciale en locale vereenigingen over geheel Nederland met het doel om te komen tot een in het centrum gevestigde organisatie van alle Nederlanders, die reizen, ten einde hen in feite en in rechte te vertegenwoordigen tegenover de oppermachtige vervoersmaatschappijen. Terwijl wij U bij dezen uitnoodigen een vertegenwoordiger te zenden naar een in het centrum des lands te houden constitueerende vergadering (waarvan wij U plaats en tijd - vermoedelijk 7 Juli, 's middags, Amsterdam - nader zullen mededeelen), doen wij U hiernevens een kort overzicht der door ons ontworpen concept-statuten toekomen om duidelijk te maken in welken vorm wij onze voorstellen denken te doen. Ingezonden. Tuchteloosheid en Vruchteloosheid. Hooggeachte Opstellerij, U vergunt mij, mij bij U aan te dienen als den vriend die U Uw feilen toont, zooals Uwe maandblad-leiding op bladzijde 121 van het laatst-verschenen ‘Neerlandia’ de feilen toonde aan het Algemeen Bestuur van de Tucht-Unie, dat aan de bij die Unie aangesloten vereenigingen een brief deed toekomen, die door mij werd gesteld. Op het omslag van Uw maandblad lees ik de namen van hen die Gij noemt Uw redactie-commissie, op de eerste bladzijde noemt Gij Uw maandschrift orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond, U spreekt van de Vlaamsche wetenschappelijke congressen, van een comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde. In Uw hoofdopstel over die Congressen spreekt ge van philologische wetenschap, van Amerikaansche toeristen, van de federatie van invaliden, Uw hoofdopstel heeft het verder over den volijverigen Secretaris, over medicochirurgische benoodigdheden, over sociale geneeskunde, over den architect Hoste, over literatuur-geschiedenis, over referaten. In het opstel over Vreemdelingenverkeer wordt gesproken van propaganda, van foto's en clichés, van een reclame-plaat, van reis-bureaux, van particulieren, bibliothecarissen, van propaganda-materiaal. U ziet, geachte Opstellerij, dat hij die even naarstig Uw maandschrift taalkundig tracht uit te pluizen als {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} Uwe medewerkers dat de geschriften van anderen doen, in de verleiding geraakt, aan de vergelijking van balk en splinter te gaan denken. Is organisatie (een term dien Uw maandschrift der Tucht-Unie verwijt) bedenkelijker dan Uw: orgaan? Is intuïtie (Tucht-Unie-taal) erger dan redactie-commissie (Neerlandia-taal), mag de Tucht-Unie het woord congres niet bezigen, maar Uwe Opstellerij, die dat woord aan de Tucht-Unie euvel duidt, wel? Is gedocumenteerd overzicht (Tucht-Unie) minder gëoorloofd Nederlandsch dan medico-chirurgische benoodigdheden (Neerlandia), terwijl toch van Uwe opstellerij verwacht mag worden dat ze het woord ‘heelkundig’ kent? Is het woord film (Tucht-Unie) minder algemeengebruikelijk dan het woord cliché (Neerlandia)? Zoo zoude ik kunnen voortgaan, geachte Opstellerij, indien het niet ongepast ware den spot te drijven met de verdwalingen, waarin zelfs zij die door de edele aandrift bezield zijn Vlaanderen, Holland en Afrika bijeen te smeden door een schriftelijken leergang in de moedertaal, kunnen vervallen. Naast deze aandrift bestaat evenwel eene andere, zij het minder hooggestemde begeerte. En dat is deze: behoorlijk Nederlandsch te willen schrijven, zonder den voor daadwerkelijken arbeid zoo noodzakelijken tijd te verliezen aan de overdenking hoe men algemeen-gebruikelijke en tusschenvolks overal in zwang-zijnde termen kan ombuigen in verwrongen Nederlandsch. Wat kan het A.N.V. bewegen zich zoo weinig volksbemind te maken? Ik dank U. geachte Opstellerij ten zeerste voor de verleende plaatsruimte. P.H. RITTER Jr. Antwoord der Taalcommissie. Voor de wraking van vreemde woorden in den oproep der Tucht-Unie stelt U menschen verantwoordelijk, van wie U, die Neerlandia zoo goed kent, kan weten, dat zij er niet de minste schuld aan hebben. Want de T.C. keurde de taal in dat stuk tuchteloos. En U weet stellig, dat eerst sedert korten tijd tusschen Opstelraad en Taalcommissie samenwerking op dit gebied bestaat, terwijl medewerkers ook lang niet altijd doordrongen zijn van den plicht, om niet onnoodig vreemde woorden te gebruiken. De scherpzinnigheid, waarmee U de onnoodig gebruikte vreemde woorden uit Neerlandia aanhaalt, doet bij de T.C. het vermoeden ontstaan, dat Ge ruiterlijk erkent, hoe verkeerd het eigenlijk is, doch dat Ge nog te ‘ritterlijk’ zijt, om niet eigen zonden te willen goed praten met anderer feilen. Daarom hoopt de T.C. er op, dat Tucht-Unie en A.N.V. hierin ook samengaan, dat ze het tuchtelooze op welk gebied ook uit eerbied voor het eigene gezamenlijk bestrijden. Zoo zij het! De T.C. Eendrag maak mag. Mijnheer de Redakteur, De bladzijden van ‘Neerlandia’ door U gewijd aan ‘Afscheiding’ bieden voor uw over de gehele wereld verspreide leden geen aangename of verheffende leesstof aan. Waar ik aan het hoofd van de ondertekenaren van de uiteenzettingen der studenten de naam zie van onze vriend Philip Botha, is dit mij zonder verdere overweging een bewijs, dat de remonstranten ernstige redenen moeten hebben voor hun houding, want ‘Flippie’ is steeds een ijverige en getrouwe werker geweest voor het Verbond, Dat er nu een scheuring in Nederland zou plaats vinden, nu wij in Zuid-Afrika zo goed vooruit gaan, is zeer te betreuren, en dat mag niet zo zijn. ‘Flippie, ou broer, moet tog die mense nog 'n kans gee, jong; jij is mos 'n vriend van vrede en eensgesindheid en julle mag nou nie die ou magwoord “Eendrag maak mag” vergeet nie. As jij die vrede wil herstel, kan jij dit doen en jou vriende in Suid-Afrika sal baie hoogmoedig op jou wees as ons lees, dat jij dit gedoen het.’ ‘Neerlandia’ verschijnt eens in de maand en is in vele huisgezinnen steeds welkom. Maar wij stellen geen belang in de twisten, die wel het allerminst thuis behoren in een ‘Algemeen Verbond’. Hoogachtend, J.L. SCHOELER, Sekretaris A.N.V. Kaapstad en Omstreken. Kaapstad, 24 Augustus 1922. Wij behoeven wel niet uitvoerig te betoogen, dat we van harte instemmen met dezen goeden raad. Red. Mededeelingen en Allerlei. Voor Afdeelingsavonden. (Vervolg.) Gerard Arbous, 1e Const. Huygensstraat 47, Amsterdam. Voordrachtenavond. G. Brettani, Obrechtstraat 610, Den Haag. Voordrachtenavond. Gezelschap Lulofs (Apeldoorn) bestaande uit: Joan Lulofs, liederenzanger; Neke Hildebrand (Mevrouw Henri Brondgeest) liedjesvoordracht in kostuum, en Josephine Lulofs, piano. Beide eerstgenoemden treden ook samen op, laatstgenoemde ook met danseresjes. R.J. Goddard, Vijverweg 46, Kralingen, Rotterdam. I. Sumatra's Oostkust (‘Deli’ en de ‘Delianen’), wording en ontwikkeling van het gewest, handel en cultures. Medan als hoofdplaats, naar de Bataklanden en het Tobameer, de Batakkers en hun kunstnijverheid. II. Over Indische kunstnijverheid, voornaamste vormen van kunstnijverheid, inzinking en mogelijkheden tot opheffing. Duur der voordrachten met lichtbeelden ongeveer 1½ uur. Mej. Veer de Vère, Oude Leliestraat 8, Amsterdam. Uitvoerige lijst van onderwerpen voor voordrachten met lichtbeelden en films wordt op aanvraag toegezonden. Mevr. Mies C. Zwierzina, Wilhelminastraat 28, Den Haag. Voordrachtenavond: gedichten en proza. Lijst der voor te dragen werken en persbeoordeelingen worden op aanvraag toegezonden. Wij herinneren er aan, dat het Koloniaal Instituut, Plantage Middellaan 15, Amsterdam, tegen zeer matige voorwaarden rolprenten ter beschikking stelt over de volgende onderwerpen: De Indische natuur. Zeden en gewoonten van den Inlander; Nijverheid en bedrijven van den Inlander; De Vorstenlanden; Op Bali; In de Bataklanden; Huiselijk en maatschappelijk leven der Europeanen; Weermacht; Verkeer; Onderwijs; Hygiëne en ziekenzorg; Landverhuizing; Gevangeniswezen; Veeteelt; Cultures; te zamen 75 rolprenten. Het bedreigde Gooi. Het Bestuur van Groep Nederland heeft in een brief aan den Minister van Waterstaat zijn instemming betuigd met het adres door den Bond Heemschut aan Zijne Excellentie gericht, inzake het behoud van het Gooische natuurschoon. Kalender 1923. ‘De 3 kalenders, die ik het vorig jaar bestelde, zijn bij de bedachten zoo in den smaak gevallen, dat ik U verzoek van dien voor 1923 vijf te zenden.’ Eén bestelling uit vele. Bespreek tijdig zooveel stuks als U voor U zelf en voor Uw kennissen wenscht. Voor Sinterklaas- of Kerstgeschenk is de kalender uitnemend geschikt. Men heeft er een heel jaar nut en genoegen van. Spreuken en geschied- {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} kundige herinneringen onderhouden elken dag de belangstelling in ons streven. Bij de inrichting is met wenschen van bestellers der eerste uitgaaf rekening gehouden. Er is nu ook plaats voor aanteekeningen (verjaardagen, vergaderingen enz.). De 52 afbeeldingen van Nederlands landschap- en stedenschoon in koperdiepdruk, waaronder verscheiden gekleurde, zijn bijzonder goed uitgevallen. De prijs is slechts f 1.90 voor leden van het A.N.V. (In den boekhandel betaalt men ten minste f 2.50 zonder onzen tekst). 's-Gravenhage. 20 September opende deze Afdeeling haar winterbijeenkomsten, waarin prof. dr. P.J. Muller over Transvaalsche herinneringen zou spreken. Ziekte verhinderde hem aan dit voornemen gevolg te geven. Dr. M.A. van Weel, bestuurslid der Afdeeling, werd bereid gevonden als plaatsvervanger op te treden met een lezing over ‘de plaats van het Nederlandsch onder de Europeesche talen’. Het was een krachtig pleit voor het zuiver houden onzer taal, een wijzen op het gevaar dat haar aan alle zijden omringt en een waarschuwing, dat haar handhaving een eerste voorwaarde is voor onze onafhankelijkheid en ons zelfstandig volksbestaan. In deze bijeenkomst werden tot bestuursleden gekozen de heeren Ir. M. Middelberg en Dr. M.A. Schepers. Jongeliedenafdeeling 's-Gravenhage. Als secretaris dezer Afdeeling is opgetreden de heer P. Floor, Vaillantlaan 433, 's-Gravenhage. Hollandsche herinneringen in Britsch Guiana. Van enkele zijden heeft men opgemerkt, dat het uit de ‘Port of Spain Gazette’ overgenomen stukje beter in Nederlandsche vertaling ware geplaatst. Wij voldoen hiermede aan dien wensch: ‘Ondanks meer dan honderd jaar Britsch bestuur herinneren vele dingen aan den ouden Hollandschen tijd. Het deel van de kolonie, waar men zich gevestigd heeft, is als een stukje Holland in de Tropen. Het grootste gedeelte van het ontgonnen land ligt, bij hoog water, beneden den zeespiegel en is daarom ‘ingepolderd’, d.i. beschermd door dijken. De breede straten van Georgetown (de hoofdstad van de Engelsche kolonie) hebben aan iedere zijde een sloot en soms is er ook een kanaal in het midden. Vele van de witte houten huizen zijn gebouwd naar Hollandschen trant. De landswet van de kolonie berust op het oud-Romeinsch-Hollandsch recht en de staatsregeling, van oorsprong Hollandsch, gelijkt niet op eenige andere in het Britsche Rijk. Vereeniging Nederlandsch fabrikaat. Op Maandag 4 September j.l. hield de vereeniging N.F. haar jaarlijksche algemeene vergadering te Rotterdam. De voorzitter, de heer J. van Dusseldorp, opende de vergadering met een belangwekkende rede. waarin hij het doel der vereeniging uitvoerig uiteenzette en helder het groote belang aantoonde van steun aan eigen nijverheid. Een levendige gedachtenwisseling ontspon zich over de vraag, op welke wijze de vereeniging zou kunnen deelnemen aan de feesten, ter viering van het jubileum van H.M. de Koningin in 1923. Hierbij had de heer Oudendijk gelegenheid, om als vertegenwoordiger van Groep Nederland van het A.N.V. er op aan te dringen, dat men bij de aanprijzing van Nederlandsche waren op tentoonstellingen, jaarbeurzen en gedurende winkelweken onze nationaliteit hoog houde door het gebruik van zuiver Nederlandsche opschriften. Wat men in dit opzicht, ook gedurende zoogenaamde Nederlandsche winkelweken, ziet, doet een rechtgeaard Nederlander vaak de haren ten berge rijzen. Een der ergerlijkste krenkingen van ons nationaliteitsgevoel is wel geweest het feit, dat op de Jaarbeurs te Brussel, in het tweetalige land, waar voor de rechten der Nederlandsche taal een strijd op leven en dood wordt gevoerd, nagenoeg alle Noord-Nederlandsche inzenders hun opschriften uitsluitend in de Fransche taal hadden gesteld. De bespreking leidde ten slotte tot de aanneming van een motie, in welke de vergadering als richting, waarin de feestviering in 1923 moet worden geleid, aanbeveelt: steun aan de tentoonstelling, die de afdeeling Rotterdam reeds voorbereidt, onder voorbehoud dat dit dan de eenige groote tentoonstelling zal zijn, welke de vereeniging steunt; opwekking tot de inrichting van plaatselijke vieringen als winkelweken, reclame-optochten, enz. ter aanbeveling van uitsluitend Nederlandsch fabrikaat, zoo mogelijk in overleg met de comité's, welke reeds mochten zijn gevormd. Ook de vereeniging N.F. bezit eenige afdeelingen, die nooit meer iets van zich laten hooren, waarvan de secretaris op geen enkelen, hoe gewichtigen brief ook van het Hoofdbestuur meer antwoordt! De vergadering heeft zich bezig gehouden met de vraag: wat hieraan te doen? Zij heeft het H.B. gemachtigd om de leden van zulk een afdeeling op te roepen voor een bijeenkomst ten einde met hen te overleggen, hoe aan dien onduldbaren toestand een eind kan worden gemaakt. Na de vergadering is in de bioscoopzaal van het Nat. Techn. Scheepvaartkundig Museum een aantal rolprenten vertoond, die zeer belangrijke kijkjes in de Nederlandsche nijverheid en scheepsbouw gaven. Nadat men de inrichting en de kunstschatten van het nieuwe stadhuis had bewonderd, ging men uiteen, dankbaar voor den goed geslaagden dag. Liederen van Groot-Nederland. De heer Coers gaat onvermoeibaar door met aan de leden der vereeniging ‘Het Nederlandsch Lied’ bundels te zenden van oude liederen, welke hij door deze zorgvuldige uitgaaf veelal aan de vergetelheid ontrukt en in één schatkamer bijeenbrengt. Wij ontvingen de vorige maand weer acht bundels bevattende 112 liedekens van minne, wachter-, Kerst-, Mei- en kinderliederen benevens kluchtige volksliedjes. Wij brengen in herinnering, dat de vereeniging reeds 18 jaar bestaat en haar bestuur thans als volgt is samengesteld: Generaal b.d.C.J. Snijders, voorzitter; Dr. N.B. Tenhaeff, ondervoorzitter; Mr. J. Hamburger A.Dzn., penningmeester; Mr. P.H. Ritter Jr., eerste schrijver; F.R. Coers Frzn., tweede schrijver, Nieuwe Gracht 2, Utrecht; Prof. Dr. H.D.J. Bodenstein, K.J.L. Alberdingk Thijm, Jhr. H. de Brauw, Dr. Gerard Brom, J.S. Baron van Harinxma thoe Slooten, Dr. W.J. Leyds, Prof. Jhr. Mr. B.C. de Savornin Lohman, Prof. Mr. J.C. Naber, Jhr. Mr. C.G.C. Quarles van Ufford, Mr. Th.M.Th. van Welderen Baron Rengers, Jhr. Mr. E.Th.V.M. van Rijckevorsel van Kessel, L. Adr. van Tetterode, Jhr. F.X.H. Verheyen, A.J. van Vessem, Prof. Dr. C.G.N. de Vooys, Jhr. J.J.M. van der Does de Willebois en Prof. Jhr. Dr. B.H.C.K. van der Wijck. Nederlandsch Muziekleven gewaardeerd. Onlangs schreef de Weensche zangeres Olga Bauer in de Wiener Fremden Presse geestdriftig over het muziekleven in Nederland, dat zij een ‘Gottgesegnetes Land’ noemde. ‘Holland is alle landen in vele opzichten ver vooruit. Men leeft er met alles mee, men kent er de kunstenaars van alle landen, men is geheel op de hoogte van de nieuwe letterkunde. Holland heeft zijn orkesten, doch boven alles: bijna iedere stad bezit een of meer goedgeschoolde, uitstekende zangvereenigingen. Het publiek is streng critisch, terughoudend, doch geestdriftig als geen ander, wanneer de kunstenaar het gewonnen heeft. Voor ons kunstenaars moet het een onderscheiding zijn in dit muziekland van den eersten rang te mogen optreden.’ Moge Holland door dergelijke goedbedoelde loftuitingen niet ijdel worden, noch de tekortkomingen vergeten, die het ten opzichte van zijn eigen kunst vaak toont. {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} Zoolang de Nederlandsche muziek in ons land nog als Asschepoes behandeld wordt, aanvaarden we dergelijken lof slechts met betrekking tot de muziekbeoefening. Derde Koloniale Vacantieleergang. Van 27-29 December e.k. zal te Amsterdam vanwege het Comité voor Indische Lezingen en Leergangen wederom een Koloniale Vacantieleergang voor Aardrijkskundigen worden gehouden. Bijdrageverhooging. J.B. te Port Saïd van f 3.- tot f 5.- E.v.K. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- B.K. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- J.B. te Batavia van f 2.50 tot f 5.- Mevr. M.C.E. O.-S. te Den Haag van f 2.50 tot f 5.- C.H.F.v.H. te Amsterdam van f 2.50 tot f 5.- R.F. te Hilversum van f 2.50 tot f 5.- E.H.P.H. te Rotterdam van f 2.50 tot f 5.- S.B. te Den Haag van f 2.50 tot f 5.- M.Z. te Ismailia van f 3.- tot f 5.- Mevr. G.M.V.v. Z.-v. M. te Lisse van f 2.50 tot f 5.- J.T. te Utrecht van f 2.50 tot f 5.- Dr. M.A.v.W. te Den Haag van f 2.50 tot f 5.- Verbetering. Op bladz. 102 Neerlandia Aug. 1922 leze men onder punt VII: De secretaris deelt mede, dat tot den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland geen Vlamingen kunnen toetreden, hetgeen als de Bond een groep Duitschland van het A.N.V. zal vormen, in strijd is met de statuten van het Verbond, waartoe ieder kan toetreden, die het wenscht te steunen. Nederlandsche monsterkamers in Amerika. Herhaaldelijk bereiken het secretariaat van de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ verzoeken uit Canada tot het stichten van een Nederlandsche monsterkamer waar de verschillende Hollandsche nijverheidsvoortbrengselen kunnen getoond worden. De vertegenwoordiger der Vereeniging te Vancouver ontwierp reeds een plan om deze monsterkamer zoo practisch en goedkoop mogelijk in te richten. Een begrooting {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} der kosten bevindt zich op het secretariaat der Vereeniging. Een vertegenwoordiger van den Nederlandschen handel en nijverheid, die in die streken een onderzoek instelde, uit in zijn verslag er zijn verwondering over, dat de Nederlandsche handel dit geheele gebied zoo goed als volkomen braak laat liggen en geeft als zijn meening te kennen, dat er voor den Nederlandschen handel en nijverheid zeer zeker een goed afzetgebied zou zijn te vinden. De Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ zal trachten bij den handel en de nijverheid steun te vinden tot het stichten van een monsterkamer in Vancouver, waarvoor reeds een geschikte leider gevonden is. Als voorbeeld van een Nederlandsche monsterkamer voor Amerika geven we hierbij een afbeelding eener zoodanige inrichting te Californië, ontleend aan het laatste jaarverslag der Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen. Comité voor Ned. kinderen in den Vreemde. In de afgeloopen maand ontvingen wij f 1231.50 en Mrk. 5613.50, maakt met vorige opgaven f 446721.37 en Mrk. 84181.50. De uitgaven bedroegen in dezelfde maand f 3132.- en Mrk. 16816.- d.w.z. in deze maand wederom een achteruitgang onzer kasmiddelen van ruim f 1900.- en ruim Mrk. 11000.-. Deze cijfers spreken voor zichzelf, n.l. stijging van nood en vermindering van belangstelling. Een onzer vroegere pleegkinderen, een meisje, dat nu 19 jaar is, schrijft ons uit Duitschland, dat zij nu Mrk. 4000.- per maand verdient en met haar vader te zamen ongeveer Mrk. 15000.-. Voor een paar schoenen alleen wordt Mrk. 4000.- gevraagd. Zij schrijft: ‘U kunt dus wel begrijpen, dat er bijna niets voor noodzakelijkste levensbehoeften overblijft en dat moeder met het grootste verlangen uitziet naar een oogenblik, dat de jongste zusjes naar het Vaderland kunnen komen, om daar eenigen tijd gevoed te worden, want zij hebben bijna geen weerstandsvermogen meer.’ Zulke brieven ontvangen wij dagelijks, doch wij kunnen slechts betrekkelijk weinig hulp geven, wanneer wij niet flink en regelmatig worden gesteund door bijdragen, die gaarne ontvangen worden door den Penningmeester S. VAN LIER Ez. Nassaukade 358, Amsterdam. Postcheque en Girodienst No. 22889. {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwe leden. Groep Nederland. Begunstigend lid. G.A. Kessler, ‘Het Houten Huis’, Wassenaar. Opg. door den heer H.J.E. Wenckebach, Den Haag. Gewone Leden. Mr. Mulder, van Galenstraat 35, Den Haag. H.M.L. Oudendijk, Jacob Mosselstraat 9, Den Haag. E.J. Offerhaus, Eikstraat 27, Den Haag. Mevrouw Van Weerd, 2e Braamstraat 1, Den Haag. Allen opg. door het Bestuur der Afdeeling Den Haag. E. Havinga, Rijswijksche weg 117, Den Haag. Opg. door Majoor K.E. Oudendijk, Den Haag. Mejuffrouw M. Quast, Groenmarkt 37, Dordrecht. A. Reus, Toulonschelaan, Dordrecht. Opg. door Mevr. Wed. Den Duytsen-Reus, Dordrecht. H.J. den Hertog, Nicolaas Maesstraat 94, Amsterdam. A.B. van Holkema, Keizersgracht 333, Amsterdam. beiden opg. door het Bestuur der Afdeeling Amsterdam. J.P. Jong, Hoofdcommies ter Secretarie van Rijnland, Witte Singel 47, Leiden. opg. door den heer J.B. van Loenen, Den Haag. P.H. van Couthen Piccardt Wieringa, Gezagvoerder Rott. Lloyd, Prins Hendrikpark, Oegstgeest bij Leiden. H.J. Kooy, Hoofdmachinist Rott. Lloyd, Vierambachtstr. 38, Rotterdam. B. de Boer, 1e Stuurman Rott. Lloyd, Hotel Zuid Hollandsch Koffiehuis, Rotterdam. allen opg. door den heer Joh. Scheuerman, Brooklijn. A.C. van den Brand, Kastanjelaan 41, Arnhem. opg. door den heer J.W. Mekking, Velp. Mevr. F. Kortenbout van der Sluys-Dikkers, Kastanjelaan, Rhenen. opg. door den heer H.P.G. den Tex, Amsterdam. G. Boswijk, Notaris, Sexbierum. opg. door den heer B.L. van Albada, Sexbierum. Groep Vlaanderen. P. van den Heinen, 24 Consciencestraat, Antwerpen. Groep Ned. Indië. Directeur Leesgezelschap ‘Lectura’, Generaal Staallaan 46, Meester Cornelis. opg. door Luit. M.R.H. Calmeyer, Meester Cornelis. H. Vonk, Controleur, Rante pao (Gouvt. Celebes en onderhoorigheden). opg. door den Heer J.H. Boerstra te Makale. Groep Suriname. L.R. Lemmet, boekhouder, Costerstr. 6, Paramaribo. S.D. van Trikt, Onderwijzer, Keizerstraat 163, Paramaribo. J. Jaeger, Brigadier, Keizerstraat Paramaribo. Mevr. A. Parisius geb. Nyon, Gravenstraat, Paramaribo. C.J. van Balen, Hoofd Boekenwinkel C. Kersten & Co., Paramaribo. Ds. J.W. Poort, Pred. Ned. Herv. Gemt. Gravenstraat, Paramaribo. H.C. Guda, Onderwijzer, Hoogestraat, Paramaribo. allen opg. door het Bestuur van Groep Suriname. Groep Nederl. Antillen. Mejuffrouw B.I. Brusse, Curaçao. W.J. Nijhof, Curaçao. beiden opg. door het Bestuur van Groep Ned. Antillen. Groep Noord-Amerika. Mej. Wilhelmina V. Krudenier, 131 East 43e Str., Nieuw-York. Mej. P. Arntzenius, p/a. Robert & Kohn, 56 W. 45e Str., Nieuw-York. Mej. C. Arntzenius, p/a. Robert & Kohn, 56 W. 45e Str., Nieuw-York. Dr. J.C.Th. Uphof, West Central Ave Route 3, Orlando, Fla. Mr. J.P. André Mottu, Royal Netherlands Consul, Norfolk (Va) N.A. Willem Singerland, p/a. Holland-Amerika Lijn, Seabord Bank Bldg. Norfolk (Va) N.A. opgeg. door den heer F.E.H. Gebhardt, Yonkers. Mej. Chr. M. Brunn, 321 Assiniboine Avenue, Winnipeg, Man (Canada). H.Th. Schortinghuis, 295, Ash Str., Winnipeg, Man (Canada). beiden opg. door den heer L. Drooglever Fortuyn, Winnipeg, Man (Canada). Dr. J.A. Callenbach, p/a. Norfolk Testing Laboratories Ins., 120 E. Water Str. Norfolk (Va) N.A. opg. door den Heer J.P. André Mottu, Norfolk (Va) N.A. J.J. Hasselman, 7721 Ridge Boulevard, Brooklyn N.Y. opg. door den heer A. Berends, Hoboken. Albert Roos, 122 North Main Str., Paterson (N. Jersey). M.J. Tideman, 97 North Main Str. Paterson (N. Jersey). John Keyl, 290 North 8th Str. Paterson (N. Jersey). Opg. door het Bestuur der Afd. Paterson (N. Jersey). Buitenland. H. Rozendaal, Consul der Nederlanden, 246, Boulevard de la République Madeleine, Rijssel. opg. door den heer J. Rijks, Croix, Roubaix. Dr. H.C. Holtz, Vice-Consul der Nederlanden, Turijn. E.F.L.K. Moltzer, Bus 68, Kroonstad (O.V.S.) opg. door het Bestuur der Afdeeling Bloemfontein. Wartena, Potchefstroom. J.v.d. Tak, Potchefstroom. Mevr. Prof. J. Kamp, P.B. 117, Potchefstroom. J. Rijks, Rue de la Promenade 13, Croix (Roubaix). Mej. E.W. Waller, 8 Rue Ratistoue, Rijssel. Beiden opg. door den heer J. Rijks, Croix (Roubaix). Johan van Gass, p.a. Standard Bank, Springs (Transv.) Opg. door Dr. J.B. Schepers, Haarlem. Estarippa, p.a. Holl. Afrikaansche Uitgevers-Mij, Kerkstraat, Kaapstad (De Kaap). J.W.v. Lint, 73 Fair View-Avenue, Woodstock-Kaapstad (De Kaap). F.M. Bongers, Bouwkundige, p.a. den heer Schuurmans-Steckhoven, Architect Corporation Buildings, Kaapstad (De Kaap). Opg. door het Bestuur der Afd. Kaapstad (De Kaap). P. van Oest, Gastfeldstr. 20, Bremen. G. Boerema, Kohlhökerstr. 14, Bremen. Beiden opg. door het Bestuur der Afd. Bremen. Mevr. A.C. Boeseken, Postb. 219, Bloemfontein (O.V.S.) R. Slot, Voorb. Techn. School, Bloemfontein (O.V.S.) Beiden opg. door het Bestuur der Afd. Bloemfontein. Richard Muskus, p/a. Cia Mex. Holandesa ‘La Corona’, P.O.B. 238, Tampico (Mexico). W.T. van Es, P.O.B. 238, Tampico (Mexico). A. Standaard, P.O.B. 238, Tampico (Mexico). J.C. de Kok, P.O.B. 238, Tampico (Mexico). Allen opg. door den heer M. Haayen, Tampico (Mexico). J.B. Schotborgh, Tampico (Mexico). Opg. door den heer J. Lodewijk Tampico (Mexico). Ing. J.J. van der Voort, Soc. Orion Tintea, Jud. Prahova (Roemenië). W.J.J. Went, Astra Romana Soc. Anon. Ploesti (Roemenië). A. van der Werk, Intre prinderi Petrolifere, Campina (Roemenië). C. Klapwijk, Soc. Petroliferä Internationala, Gura Ocnitei (Roemenië). S.A. Guest, p.a. Astra Romana, Boekarest (Roemenië). M. Stavast, p.a. Astra Romana, Campina (Roemenië). A.J. Thiel, p.a. Astra Romana, Oltenita (Roemenië). F. Gallay, p.a. Astra Romana, Ploesti (Roemenië). A.M. Hirdes, p.a. Astra Romana, Moreni (Roemenië). Werkherlin de Marez Oyens, p.a. Astra Romana, Orion, Ploesti (Roemenië). J.W. Klomp, p.a. Astra Romana, Filiperti (Roemenië). J.M. de Booy, p.a. Astra Romana, Moreni (Roemenië). G.C. Meijer, Soc. Internationala, Bustenari (Roemenië). Allen opg. door het Bestuur der Afd. Roemenië. {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 11 November 1922. NEERLANDIA MAANDBLAN VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND De Vlamingen moeten België overgroeien door de degelijkheid hunner kultuur, door de schoonheid en de oerkracht van heel hun volkswezen. HUGO VERRIEST. INHOUD: De taak en de roeping van het A.N.V., door K.E. Oudendijk. - Hoofdbestuur: Verslag der vergadering van 30 Sept. - Brieven aan den Min. van Onderwijs. - Ncderland: Dr. F. Buitenrust Hettema † (1862-1922), door Dr. J.B. Schepers. - De Groepsdag van 14 Dctober, door C. van Son. - Vlaanderen: Wintercursussen van Tak Brussel. - De vernederlandsching van de Gentsche Universiteit. - Lodewijk de Raet-herdenking. - Tak Lokeren. - De Ned. School te Brussel. - Cultureele toenadering. - Zuid-Afrika: Zuidafrikaansche Brieven. Nieuwe reeks II, door Johannes. - Taalcommissie. - Mededeelingen en Allerlei. - Adv. De taak en de roeping van het A.N.V. 1) Wanneer we terugblikken op de wordingsgeschiedenis van het A.N.V., dan zien we, dat ons Verbond is ontstaan onder den drang, dien de Nederlandsch sprekenden over de geheele wereld gevoelden om zich aaneen te sluiten en te zamen te strijden voor den groei en den bloei van den Nederlandschen Stam. De grondgedachte van het A.N.V. is dus Grootnederlandsch, of - zooals wij het ook zoo gaarne zeggen - Dietsch. De Grootnederlandsche of Dietsche gedachte moet dus ons doen en laten beheerschen. Wetende, dat ik voor bekeerden spreek, kan ik toch niet nalaten, nog eens te trachten onder woorden te brengen, wat de Grootnederlandsche Beweging wil. De Grootnederlandsche Gedachte is het heerlijke bewustzijn, dat er voor de Nederlandsche ziel heel veel ruimte is in de wereld om haar wieken uit te slaan.... en de Grootnederlandsche Beweging wil die ruimte vrij en zuiver maken voor de vlucht der Nederlandsche gedachte. Het is voor ons Nederlanders van het allergrootste belang, dat Vlamingen en Zuidafrikaanders hun Dietschen aard hoog houden en.... mag ik eens een handelsterm gebruiken?.... een afzetgebied blijven vormen voor Nederlandsche Beschaving. Een afzetgebied, dat op zijn beurt weer geestelijke voortbrengselen oplevert, die een verfrisschenden, versterkenden invloed op onzen volksgeest kunnen hebben. Dit is.... moet ik het nog zeggen.... natuurlijk geen staatkundig, doch zuiver geestelijk imperialisme. Wat geestelijk bijeen behoort, willen we geestelijk bijeenhouden tot verhooging van het aanzien van den Nederlandschen of Dietschen Stam. Wij kunnen dan ook naar mijne meening het doel van ons Verbond moeilijk kernachtiger uitdrukken dan in de bewoordingen, die voorkomen in het Dordtsch propagandaboekje en die de Haagsche afdeeling boven haar postpapier heeft laten drukken: Verhooging van de zedelijke en de stoffelijke kracht van den Nederlandschen Stam. * * * Men kan de kracht en de grootheid van den Nederlandschen Stam bevorderen door versterking van de samenstellende deelen, maar niet minder door den onderlingen samenhang van die deelen zoo innig mogelijk te maken. Op dit beginsel moet de inrichting en de werking van het A.N.V. berusten. In elke Groep moet aanhoudend worden gewerkt om de nationale gevoelens op te wekken en om deze te ontwikkelen in zuiver Grootnederlandschen zin. Het Hoofdbestuur vormt dan den band tusschen de verschillende Groepen, moet dus - met zijn nuttig orgaan, de Boekencommissie - de belichaming zijn van de Grootnederlandsche gedachte, die in de Groepen leeft. Groep Nederland zal zich dus in de eerste plaats moeten wijden aan de versterking van dat deel van den Nederlandschen Stam, dat aan haar zorg is toevertrouwd. Zij zal moeten trachten ons nationale zelfbewustzijn op te wekken, zij moet medewerken aan de verhooging van onze volkskracht. Op dit gebied is overstelpend veel te doen! Uit een lijstje, dat Mr. A. Loosjes voor eenige jaren heeft gegeven, zou ik een groot aantal gewichtige onderwerpen kunnen aanhalen, die alle tot de taak van Groep Nederland kunnen worden gerekend. Dikwerf verwijt men aan het A.N.V., dat gewichtige zaken van zijn programma door andere vereenigingen worden overgenomen. Ook ik heb dit meermalen betreurd, maar we mogen het toch niet te zwaar opnemen. Het gebied, waarop Groep Nederland zich beweegt, is zoo veelomvattend, dat niet alles, wat tot verhooging van onze volkskracht kan dienen, volledig door het Groepsbestuur kan worden behartigd. Reeds geldelijke overwegingen dwingen dikwerf tot beperking en dan moeten wij er ons over verheugen, wanneer een andere vereeniging voor een of ander volksbelang aan het werk is gegaan, er {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} gelden voor bijeen brengt, er krachten voor in beweging zet; vooral indien zulks geschiedt in goede verstandhouding of in samenwerking met het A.N.V. Ik denk o.a. aan de Tucht-Unie 1) en Nederlandsch Fabrikaat. Er blijft nog genoeg te doen voor onze Groep om ons nationaal zelfbewustzijn en de belangstelling voor de groote volksbelangen op te wekken. Niet het minst, waar het geldt onze taal, onze kunst en onze beschaving. Wij moeten ons schrap zetten tegen de vreedzame indringing van verbasterende invloeden, die in den laatsten tijd weer sterk opkomen. En voor het behartigen van die belangen, welke ook op het programma van andere vereenigingen staan, moet de Groep met hare afdeelingen naar samenwerking met die vereenigingen streven. Ik acht deze samenwerking van zeer groot belang. De aankweeking van den Grootnederlandschen geest in onze Groep eischt, dat wij hier met belangstelling, met sympathie, met geheel ons hart medeleven met, ons op de hoogte houden van het wel en wee onzer Broedervolken. Ik weet, dat we hier een gebied betreden, aan welks grens voorzichtige zielen staan, die waarschuwend de handen opsteken en ons toefluisteren: ‘Pas op! Het A.N. V doet immers niet aan politiek.’ Neen - we doen niet aan politiek! We zijn als A.N. V.-ers hier in Nederland niet anti-revolutionair, niet vrijzinnig-democratisch, of wat dan ook, alleen maar goed Nederlandsch. Maar dit is geen reden om onze taak als Grootnederlanders niet naar behooren te volbrengen! Wanneer een of andere regeering in haar land den Nederlandschen Stam in zijn cultureele en maatschappelijke ontwikkeling wenscht te knotten en te onderdrukken, hem zijn Nederlandsch karakter wenscht te ontnemen, dan noemt die regeering en haar aanhang alle maatregelen, die het A.N.V. neemt om den Nederlandschen stam in dit land te versterken en op te beuren: politiek Dan is volksopbeuring daar politiek! Dat zij dit vindt, is haar zaak, maar wij kunnen daarom niet nalaten dat deel van onze taak te vervullen, hetwelk wij in ons propagandaboekje noemen: ‘optreden, overal, waar de Nederlandsche Stam kwijnt of wordt bedreigd’. Hetzelfde geldt in gevallen, waarin de regeering van het eene land maatregelen treft, die fnuikend zijn voor het leven van den Nederlandschen Stam in een ander land. Wanneer het A.N.V. hiertegen opkomt, dan kan men dit ook politiek noemen, doch in geen van beide gevallen is er sprake van die politiek, welke volgens onze statuten uit het verbondsleven moet worden geweerd. En opdat het Hoofdbestuur in dien strijd voor den Dietschen Stam het geheele Verbond achter zich gevoele, ongeacht de politieke partijen, die zich natuurlijkerwijze in de verschillende landen vormen, moet in de Groepen, dus in de Afdeelingen en Takken een gezonde Grootnederlandsche geest worden aangekweekt. Het spreekt vanzelf, dat het saamhoorigheidsgevoel moet berusten op het innerlijke, niet op het aangeprate bewustzijn, dat wij deelen van één stam vormen. Hiertoe is noodig, dat het gevoel van geestelijke eenheid in de verschillende deelen van den Dietschen Stam, dus ook bij ons, wakker wordt. Dit kan bij ons slechts worden bereikt door het Nederlandsche volk op te voeden in het besef van de cultureele eenheid. In dezen zin werken wij hier, vooral in de laatste jaren, in Den Haag. Wanneer men telkens en telkens bespeurt, hoe innig verwant de taal en de kunst der Vlamingen en Zuidafrikaanders zijn met onze taal en onze kunst, dan komt vanzelf de belangstelling in het leven dier Dietsche Volkeren, met wie wij ons zoo verwant gevoelen.... en dan borrelt er vanzelf een gevoel van nijdig verzet op tegen iederen maatregel, die het geestelijk leven van die volkeren in de Dietsche, dat is onze eigen volksrichting kan verzwakken of belemmeren. Dit is de diepe bedoeling van onze Dietsche kunstavonden, waarop al wat naar staatkunde zweemt, wordt geweerd, die liefde voor de eigen en stamverwante kunst aankweeken, doch die gedurende den winter worden afgewisseld met avonden, gewijd aan volks- en stambelangen, welke zich in groeiende belangstelling mogen verheugen. * * * Het Verbond beleeft moeilijke tijden.... omdat die tijden moeilijk zijn. Dientengevolge kan men niet altijd wat men wil. En dan zoekt men in een vereeniging als de onze naar gebreken in reglementen en statuten, die wellicht de oorzaak van de moeilijkheden zijn. Zeker, ik geef toe, dat ook onze Statuten en Reglementen in menig opzicht voor verbetering vatbaar zijn. Men begint ook met een herziening. Maar, ik denk toch ook aan een Romeinsch spreekwoord: Goede zeden gaan boven goede wetten. Voor ons Verbond zou ik dit zoo willen zeggen: als de goede wil er is, staat een minder goed reglement ons niet in den weg. We zullen in het A.N.V. aan het werk moeten gaan. Er wordt, ik wil het gaarne erkennen, reeds in menig opzicht heel wat gedaan. Maar er moet meer geschieden. Ik zal niet zeggen, dat we eensgezind moeten arbeiden, want in een groote vereeniging als de onze is meeningsverschil onvermijdelijk. Ik zeg dus liever: aan het werk, voor mijn part met strijd, dat geeft leven, doch.... zonder ruzie! Gij, die klaagt, dat het A.N.V. dood is, brengt de afdeeling in Uw woonplaats tot nieuw leven of richt een nieuwe afdeeling op.... maar klaag niet! O ja ik weet wel: er is één zeer groote moeilijkheid, het geld. Hierop doelde ik reeds, toen ik zeide, dat het A.N.V. het moeilijk heeft, omdat de tijden moeilijk zijn. Aan den eenen kant komt het A.N.V. niet meer uit met de geringe jaarlijksche bijdrage, aan den anderen kant heeft men groote moeite om de leden bijeen te houden en nieuwe leden te werven, nu iedereen in den nood der tijden overlegt, wat hij kan besparen. Dan schrapt men allicht een lidmaatschap, hoe groot de sympathie voor de vereeniging ook wezen moge. Verplichte verhooging van de jaarbijdrage lijkt mij dan ook hoogst ongewenscht, althans zeer moeilijk. Maar voor de afdeelingen wordt de arbeid dan dubbel zwaar, daar zij nog steeds 3/4 van haar gewone inkomsten aan de Groepskas moeten afdragen. In Den Haag trachten wij deze moeilijkheid te boven te komen door voor een bepaald doel, nl. voor de zeven Dietsche Kunstavonden in den winter, afzonderlijke vrij- {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} willige bijdragen van leden en belangstellenden te vragen. En.... door voortdurend en aanhoudend bedelen komen wij er wel. Als men met ernst werkt en wat goeds aanbiedt, volgt het stoffelijke meestal ook wel. Eén ding wil ik nog zeggen: Moge de herziening van onze reglementen in die richting gaan, dat er een breede weg wordt gevonden, waarlangs we de jeugd en de jongelingschap kunnen voeren naar den tempel der nationale en Grootnederlandsche gedachte. Ik heb den studenten- en jongeliedenafdeelingen altijd een goed hart toegedragen. Ik zie er een grootsche taak voor het A.N.V. in. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Mijn allerbeste wenschen voor ons mooie A.N.V. in het algemeen, voor Groep Nederland in het bijzonder. K.E. OUDENDIJK. Hoofdbestuur. Verslag der Hoofdbestuursvergadering van 30 Sept. te 's-Gravenhage. Aanwezig: de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter; Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, Ondervoorzitter; Dr. B. de Gaay Fortman, Secretaris-Penningmeester; J.S.C. Kasteleyn; Dr. Th. Lens; Dr. W. van Lingen; Majoor K.E. Oudendijk; Mr. K.M. Phaff; Prof. Dr. A.A. van Schelven; C. Statius Muller; Th.G.G. Valette en C. van Son. Administrateur. Punt I. Notulen der vergadering van 24 Juni 1922. Deze worden goedgekeurd met de volgende wijziging ten opzichte van het medegedeelde betreffende den Bond van Nederl. Vereenigingen in Duitschland: De Bond is eigenlijk een vereeniging van vereenigingen, welker ledental voor ten minste twee derden uit Nederlanders bestaat. Dit kan reeds eene belemmering voor toetreding van niet-Nederlanders zijn. Bovendien worden als buitengewone leden alleen toegelaten: Nederlanders in Duitschland, in wier woonplaats geen aangesloten Nederlandsche vereeniging bestaat. Dit staat in den weg aan een optreden van den Bond als Groep Duitschland van het A.N.V., dat volgens zijne statuten openstaat voor allen, die het wenschen te steunen. Punt II. Ingekomen stukken en mededeelingen, o.a.: Brief van Jhr. Michiels van Kessenich, met bericht van ontslagneming. Aan Groep Nederland is verzocht een nieuwen afgevaardigde te benoemen. Den heer Michiels zal schriftelijk de dank van het Hoofdbestuur worden betuigd voor hetgeen hij in het belang van het Verbond heeft gedaan. Het Dag. Bestuur te Dordrecht heeft een samenkomst gehad met het Bestuur der Ned. Studentenorganisatie om samenwerking uit te lokken. Om voeling met de studentenwereld te houden, zal aan Groep Nederland in overweging worden gegeven in zijn bestuur een afgevaardigde van de Studentenorganisatie te benoemen in denzelfden geest als de Vereeniging Nederland in den Vreemde dat reeds heeft gedaan. Aan onze Vlaamsche verbindingen is voorgesteld Majoor Oudendijk in verschillende streken van Vlaanderen een rede te laten houden over vraagstukken van stambelang en hem aldus de gelegenheid te geven de oprichting van takken ter hand te nemen. Aan Tak Brussel zal worden verzocht die rondreis voor te bereiden. Brief van den Minister van Buitenlandsche Zaken met verzoek een openbare boekerij in België (Halle) aan Nederlandsche leesstof te helpen. Ter behartiging doorgezonden aan de Boekencommissie, die hieraan heeft voldaan. Dr. H.P. Coster te Groningen heeft het Voorzitterschap der Oost-Friezen-Commissie op zich genomen. ‘Nederland in den Vreemde’ heeft zich bereid verklaard de rolprent ‘Nederland’ voor vertooning in Kaapstad af te staan, zoodra ze beschikbaar is. (De Afd. Kaapstad had er ons telegrafisch om verzocht). De heer L. Penning te Utrecht (bekend schrijver) zal binnenkort een reis door Zuid-Afrika ondernemen en deze dienstbaar maken aan de herleving der Groep. Afd. Potchefstroom is weder herleefd, en heeft een nieuw bestuur gekregen. De Directeur van ‘Landverhuizing’ heeft gevraagd, of het A.N.V. in verbinding wil treden met het Deutsches Ausland Institut te Stuttgart. Hierop heeft het Dag. Bestuur gunstig geantwoord. Aan een verzoek van onzen vertegenwoordiger te Budapest, den heer Vreede, om Nederlandsche zangmuziek, kon worden voldaan. Elke week worden hem ook kosteloos voor een Nederlandsch leesgezelschap Nederlandsche tijdschriften gezonden. Brief uit Brussel, met verzoek mede te willen werken tot opstelling in goede Nederlandsche ambtstaal der formulieren en stukken, uitgaande van de Belgische regeeringsdepartementen benevens een vraag om een lijst van werken over Ned. Staatsrecht. Aan dit verzoek zal worden voldaan. Van bevriende zijde te Brussel is gewezen op de wenschelijkheid der uitgaaf van een handig boekje over Beschaafde Nederlandsche uitspraak voor de Vlamingen in den vorm van ‘The Little Londoner.’ Het Dag. Bestuur zal trachten aan dat verlangen te voldoen. De Voorzitter heet, alvorens punt III aan de orde te stellen, prof. Van Schelven, die thans ter vergadering komt en voor het eerst als Voorzitter van Groep Nederland een vergadering van het Hoofdbestuur bijwoont, welkom en zegt, dat het Hoofdbestuur zijn bereidwilligheid op hoogen prijs stelt. De heer Van Schelven dankt voor deze woorden. Punt III. Voorstellen van het Dag. Bestuur. 1. Het Hoofdbestuur verheffe zijn stem tegen het weren van Vlaamsche onderwijskrachten door onze Regeering (als ten minste het desbetreffende kourantenbericht waarheid blijkt te bevatten) en tegen de beperkende maatregelen getroffen ten opzichte van de Ned. School te Brussel. De Voorzitter leest een ontwerp van adres voor in zake de wering van Dr. Tack als leeraar te Enschede. De heer Oudendijk betuigt zijn groote ingenomenheid met dit z.i. voortreffelijk gesteld adres. De Secretaris leest ook een ontwerp voor van een brief aan Z. Exc. den Minister van Onderwijs betreffende de Nederlandsche school te Brussel. De vergadering betuigt haar instemming. De heer Van Schelven raadt naast het zenden van brieven ook persoonlijke toelichting aan de Ministers van Onderwijs en Buitenlandsche Zaken aan, welk denkbeeld het Dag. Bestuur overneemt. De Secretaris deelt nog mede van de Afd. Utrecht een motie over deze zaak te hebben ontvangen ter plaatsing in Neerlandia, waarin het Hoofdbestuur wordt gevraagd in dezen op te treden, hetgeen na de eigen aanstichting van het Hoofdbestuur overbodig wordt geacht. {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} 2. Zoolang de Groep Vlaanderen nog niet is heringericht, en dus niet langs reglementairen weg haar afgevaardigden in het Hoofdbestuur kan benoemen, worden enkele vooraanstaande Vlamingen, in verschillende hoofdplaatsen in Vlaanderen gevestigd, als raadgevende leden in het Hoofdbestuur toegelaten. De Voorzitter acht dezen maatregel noodig, om aan een der geijkte, zij 't onrechtvaardige grieven, tegen het Hoofdbestuur tegemoet te komen. Het Hoofdbestuur kan in zijn vergaderingen niet langer de voorlichting van vooraanstaande Vlamingen missen. Aan het D.B. wordt opgedragen eenige Vlamingen uit te noodigen. De Secretaris leest een brief van Mr. Wildiers (oud-Hoofdbestuurder) voor, waarin deze zegt, dat de Frontpartij thans in Vlaanderen het werk doet van het A.N.V., zoodat er voor eene nieuwe organisatie van het A.N.V. geen plaats is. Het A.N.V. moet dus, volgens hem, uit Nederland de Vlaamsche beweging cultureel steunen. De Voorzitter merkt op dat dit weer een heel ander standpunt is dan onze bestrijders in Nederland innemen en wijst er op, dat het onmogelijk is in Vlaanderen handelend op te treden, wanneer niet daar de organen zijn, die met ons kunnen samenwerken. Voorts dat het A.N.V. is en moet blijven het aangewezen lichaam, waarin alle stamgenooten samenwerken voor hunne gemeenschappelijke belangen. De Frontpartij, een politieke organisatie, kan hierin niet voorzien. In dezen geest zal geantwoord worden. Het voorstel van het Dag. Bestuur wordt aangenomen. 3. Aan de Boeken-Commissie worde f 100.- steun verleend voor herdenking van haar 20-jarig bestaan in October. Aldus besloten. 4. In plaats van den heer E.P. Boode, worde tot vertegenwoordiger te Shanghai benoemd de heer Ir. F.J. Blom. Goedgekeurd. Punt IV. Mededeelingen betreffende de herdenking van het 25-jarig bestaan van het A.N.V. De Voorzitter deelt mede, dat 7 Juli een vergadering te Amsterdam is bijeengeroepen van een uitgebreid Uitvoerend Comité, waar allerlei plannen werden besproken voor herdenking en feestviering te Amsterdam. Alles zou echter afhangen van den uitslag der inzameling. Die beantwoordt tot heden door de tijdsomstandigheden en het stoken tegen het Verbond niet aan de verwachting. De grootsche plannen moeten dus worden opgeborgen en daarom stelt het Dag. Bestuur voor ons te bepalen tot een tentoonstelling in het kantoor, een stamdag en feestavond, alles te Dordrecht, benevens de uitgaaf van een Gedenkboek. Er moet echter voor gezorgd worden, dat niet alleen Nederlanders aan de feestviering deelnemen, maar ook vele stamverwanten. Gelukt dit niet dan kan het Hoofdbestuur de herdenking niet leiden, maar moet zij in Nederland aan het Groepsbestuur worden toevertrouwd. Besloten wordt den leden van het Uitvoerend Comité schriftelijk een en ander uit een te zetten, hen te danken voor hun bereidwilligheid en krachtige medewerking en het Uitvoerend Comité te ontbinden. Punt V. Het Vlaamsche-Woordenboekplan in verband met de verschijning van een Fransch-Vlaamsche lijst voor het personeel der openbare besturen. De Voorzitter deelt mede, dat de inzameling niet heeft geleid tot een goeden uitslag. Besloten wordt aan de schenkers van bijdragen te verzoeken de gelden te mogen besteden voor steun aan behoeftige Vlamingen. Punt VI. De voorwaarden der aansluiting van den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland bij het A.N.V. (Zie ingezonden stuk van den heer Cohen Stuart in het Sept. nr.). De Voorzitter herinnert eraan, dat aan den Bond van Nederlandsche Vereenigingen in Duitschland is geschreven, dat het Hoofdbestuur vertrouwt, dat de Bond zijn statuten zal willen veranderen in dien zin, dat ook stamgenooten tot den Bond kunnen toetreden, met dezelfde rechten als de Nederlanders. Inmiddels is de voorzitter van den Bond, Generaal Jhr. Wittert, in Nederland geweest en heeft hij een bemiddelingsvoorstel gedaan, hierop neerkomend, dat A.N.V. en B.v.N.V.i.D. zelfstandig blijven, maar als bewijs van samenwerking wederzijds een vertegenwoordiger in de besturen aanwijzen en in beperkten vorm hun bladen uitwisselen. Dit voorstel wordt voorloopig het eenig aannemelijke geacht. Langzamerhand kan dan in den B.v.N.V.i.D. de Grootnederlandsche gedachte doordringen. Punt X. Het bezoek van een gezelschap Amerikanen van oudnederlandsche afkomst aan ons land in 1923. De heer Oudendijk deelt mede, dat de burgemeester van Den Haag hem gesproken heeft over het bezoek van een gezelschap Amerikaansche oud-Hollanders, een drietal vereenigingen. Zij voelen veel voor Holland en de Koningin. De burgemeester acht hier een taak voor het A.N.V. aanwezig. De vergadering machtigt den heer Oudendijk verder te onderhandelen. Rondvraag. De Voorzitter deelt nog mede, dat de B.v.N.V.i.D. 21 October a.s. weer een Congres houdt, nu in Hannover en aan het A.N.V. verzocht heeft afgevaardigden te zenden. Aangewezen worden de heeren P.J. de Kanter, Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler en Majoor K.E. Oudendijk. Brieven aan den Min. van Onderwijs. Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft volgens besluit zijner vergadering van 30 Sept. j.l. aan Z. Exc. den heer Minister van Onderwijs de volgende brieven gericht, met verzoek in de gelegenheid te worden gesteld deze mondeling toe te lichten: I. Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft de eer het navolgende onder Uwe aandacht te brengen: Uit het antwoord door Uwe Excellentie gegeven op de vragen van het Tweede-Kamerlid Gerretson blijkt, dat aan den heer Dr. Tack verlof is onthouden om onderwijs te geven aan het Lyceum te Enschedé niet om redenen met zijn persoonlijke bekwaamheden verband houdende, maar op staatkundige gronden. Het Hoofdbestuur betreurt dit ten zeerste. Toen bij de wet van 7 Mei 1878, Staatsblad 33, aan artikel 17 van de Hooger-Onderwijswet de bepaling werd toegevoegd, dat benoemingen aan scholen (bedoeld werden gymnasia), welke door het Rijk werden gesubsidieerd, de goedkeuring zouden behoeven van den Minister van Binnenlandsche Zaken (later Onderwijs) heeft blijkens de stukken noch de Regeering, noch de Kamer gedacht aan de mogelijkheid. dat van deze bepaling ooit gebruik gemaakt zou worden uit staatkundige overwegingen. De Regeering bepleitte de wijziging, omdat zij wilde voorkomen, dat bij de groote en snelle uitbreiding van het aantal gymnasia minder goede docenten zouden worden aangesteld. De Kamer voerde slechts eenige oppositie, omdat zij in de bepaling een aantasting zag van de autonomie der gemeenten. Het Hoofdbestuur vermoedt, dat, indien ook maar gedacht was aan de mogelijkheid, dat de Regeering haar macht zou kunnen aanwenden om aan personen, die in alle opzichten aan de eischen van bekwaamheid voldeden, en door een gemeente tot leeraar waren benoemd, goedkeuring te onthouden, omdat die personen haar om staatkundige redenen niet welgevallig waren, zeker op beperking van de macht dier Regeering zou zijn aangedrongen. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond betreurt te meer het gebruik, dat de Regeering van hare bevoegdheid thans gemaakt heeft, nu dit het geval betreft van een buitenlander, die zich in zijn eigen land in staatkundige moeilijkheden bevindt. Het Hoofdbestuur kan niet inzien, dat er eenige reden voor onze Regeering zou bestaan zich in buitenlandsche staatkundige conflicten te mengen. Blijkens haar houding in zake het verblijf van den voormaligen Duitschen Keizer hier te lande, is dit ook de algemeene opvatting van de Regeering zelve. Na de moedige houding der Regeering in die aangelegenheid zou de Belgische Regeering in het verleenen van goedkeuring aan Dr. Tack om in Nederland onderwijs te geven moeilijk een bijzondere onvriendelijkheid jegens haar hebben kunnen zien. Integendeel, de afwijking van de algemeene gedragslijn der Nederlandsche Regeering in het geval Tack moet verbazing wekken en aan bijzondere redenen doen denken. Het Hoofdbestuur betreurt de beslissing der Regeering te ernstiger, omdat er door getroffen wordt een Nederlandsch stamverwant. Zelfs als aarzeling in een geval als dit gerechtvaardigd was - hetgeen het Hoofdbestuur ontkent - dan nog zou, nu het een stamverwant betrof, de Regeering de schaal te zijnen gunste hebben moeten doorslaan. Het Hoofdbestuur hoopt dat Uwe Excellentie alsnog aanleiding zal vinden op haar betreurenswaardig besluit terug te komen. Zij zal daarmee tegemoet komen aan den wensch van een groot deel der Nederlandsche bevolking, terwijl ieder denkbeeld aan eenige onvriendelijke daad jegens België of de Belgische bevolking is uitgesloten door het feit, dat dit terugkomen volkomen zou passen in de houding, door de Nederlandsche Regeering in dergelijke aangelegenheden te allen tijde aangenomen. II. Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft met diep leedwezen kennis genomen van het bericht, dat de Nederlandsche school te Brussel niet meer toegankelijk wordt gesteld voor andere dan Nederlandsche kinderen. Het Hoofdbestuur is overtuigd, dat door dit besluit de belangen van Nederland in het bijzonder en van den Nederlandschen stam in het algemeen ernstig worden geschaad. Bij de Vlamingen neemt het verlangen om onze gemeenschappelijke taal zuiver te spreken en te schrijven en in 't algemeen zich vertrouwd te maken met de Nederlandsche wetenschappen, in de eerste plaats door goed Nederlandsch onderwijs, sterk toe. De Nederlandsche school te Brussel bood een ongezochte gelegenheid om aan dit verlangen eenigszins tegemoet te komen, daar volgens de tot dusverre bestaan hebbende regeling, indien de plaatsruimte het toelaat, ook Vlaamsche kinderen het onderwijs aan de school te Brussel konden volgen. En Nederland kan slechts worden gebaat door een algemeen ontwikkeld Vlaanderen, waardoor immers de cultureele banden van het stamland met zulk een belangrijk stamgebied als Vlaanderen in belangrijke mate worden versterkt, terwijl toeneming van het economisch verkeer tusschen beide landen - vooral daar deze een gemeenschappelijke grens hebben - daarvan zonder twijfel het gevolg zal zijn. Wetende dat Uwe Excellentie volkomen doordrongen is van de groote cultureele en economische belangen, welke bij deze aangelegenheid betrokken zijn, hoopte het Hoofdbestuur dat Uwe Excellentie hare medewerking zou verleenen aan geleidelijke uitbreiding van het Nederlandsch onderwijs in Vlaanderen, ook ten bate dezer belangen. Het bericht, dat juist op het tegendeel wijst, is derhalve zeer teleurstellend. Het Hoofdbestuur is diep doordrongen van den zorgvollen toestand van 's lands financiën, maar van oordeel, dat - waar zoo groote belangen op het spel staan - het niet van wijs beleid getuigt, in deze aangelegenheid ter wille van een misschien geringe bezuiniging die belangen te benadeelen. Het Hoofdbestuur vertrouwt, dat Uwe Excellentie alsnog zal willen bevorderen, dat op de Nederlandsche school te Brussel de oude toestand hersteld wordt, en dat Uwe Excellentie hare krachtige, onmisbare medewerking zal verleenen aan de uitbreiding van het aantal Nederlandsche scholen in Vlaanderen, toegankelijk behalve voor Nederlandsche ook voor Vlaamsche kinderen. Met de meeste hoogachting, (w.g.) DE KANTER, Algem. Voorzitter. (w.g.) FORTMAN, Algem. Secr.-Penningm. Het verheugt ons te kunnen meedeelen, dat de Minister voor wat betreft de Nederl. school te Brussel op zijn beslissing is teruggekomen en geen bezwaar meer maakt tegen toelating van niet-Nederlandsche kinderen voor zoover er plaatsen beschikbaar zijn. Aan kinderen, die het Nederlandschap bezitten, zal echter steeds voorrang moeten worden verleend. Red. Nederland. Dr. F. Buitenrust Hettema † (1862-1922). ‘Het individu houdt zijn rechten’ is een van de eerste zinnen uit het Ontwerp tot de Minister van Oorlog gericht door ‘Het Algemeen Comité tot Ontwikkeling en Ontspanning van de Geïnterneerden in Nederland’ in 1914. Het stuk is door Hettema, de voorzitter, geschreven; dit zinnetje tekent zijn geest. Van 't begin van zijn optreden af heeft hij voor zich zelf zijn individuele rechten gehandhaafd en er voor gevochten: als leraar, toen hij een nieuwe methode bij 't onderwijs eiste en toepaste, die ook weer de ontplooiing van het individu en zijn taal beoogde. Hij zelf heeft er voor geleden; tot driemaal hebben ze geprobeerd hem er om te ontslaan, na de derde poging heeft Minister Heemskerk ‘souvereiniteit in eigen kring’ ook hierin geëist en hij kon doorgaan; maar dat was in 1912. Toen had hij (sedert 1885) zijn methode al gemaakt tot die van de jongeren onder de leraars. Ook toen hij het nodig vond op de voorpost te Gent te gaan staan als professer en daarin zag een bolwerk - wellicht later! - tegen 't overheersend Germanendom, en, nu al, een bewijs met de daad voor de Franskiljons van België, dat er in het ‘Vlaams’ (Nederlands) les gegeven kon worden ook aan een Hogeschool; ook toen ging hij, om de Vlamingen te helpen. Anderen mochten dit anders zien, zo zag hij het en - bij heengaan en terugkeren is hij er om gehoond; de autoriteiten hebben hem echter gehandhaafd op de plaats, die hem als wetenschappelik man toekwam, te Utrecht als (de enige) Privaat Docent in de Friese Taal en Letterkunde. Zij hebben hem als zodanig dus wel gewaardeerd. Maar droevig was het te zien, dat al wat hij gedaan had voor taal en volk vergeten leek bij zijn graf: geen enkel van de grote lichamen, waaraan hij zich gegeven heeft, behalve het Selskip for Fryske Tael- en Skriftenkennisse, de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis en de Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal, had een vertegenwoordiger bij het graf, waarin hij de 10de Oktober 1922 werd neergelegd. Hij zelf heeft er zich niet tegen verzet; de anderen hebben hem alleen laten trekken en - ik kan niet helpen, dat ik het zo zien moet - wegens Gent. Dat hij het individu in zijn rechten wilde handhaven strekte zich ook uit tot de volken als individuen en zo sprong hij voor de bedreigden in de bres en had tevens voorliefde voor de sterke individuen onder die volken. Zo werkte hij o.a. in Bredero, Bilderdijk, de schrijvers van de Reinaert; zo trok hem van Lennep aan, omdat Busken Huet hem had aangevallen. Zo nam hij het dus, als Fries, in de allereerste plaats voor dit achteruitgeschoven volk op met zijn rijke taal en letterkunde, de {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} eeuwen door: van de 12de tot de 20ste, tot ons gekomen. En in zijn boekerij en talrijke geschriften, die naar Leeuwarden gaan, naar de Provinciale Bibliotheek, vindt men o.a. een Geschiedenis van het Friese Lied en een (in 3 dln) van de Friese taal en Letterkunde, waaronder een ‘Paedwizer’ (Wegwijzer door die Letterkunde) vooral van belang is: een uitgever kon in deze dure tijden niet gevonden worden. Hij was allereerst Fries met alle eigenaardigheden, scherp in 't opmerken, ook wel in 't spreken, met kinderlik-blij gevoel voor humor, met rake woorden op zijn lippen, die niet iedereen begreep, met een warm hart voor wat groot en groots, uitblinkend was. Maar dat zelfde gevoel voor het individu deed hem de verdrukten meer zoeken dan de zelfstandigen, dus meer de Afrikaners (hoe genoot hij zelf bij verhalen van De Wet e.a!) en de Vlamingen dan de Hollanders. Deze wisten het zelf zo goed: van hem moesten ze niets hebben; dit in tweeërlei zin. En toch, hij gaf hun: hij verbeterde ons hele onderwijs in de moedertaal door zijn woord, door zijn voorbeeld, door zijn boeken (Dr. B's Analecta's 8 dln, opgezet als tien, maar 6 en 10 zijn nooit uitgekomen); hij bracht in ruimer kringen beter taalbegrippen en zijn Tijdschrift Taal en Letteren (16 Jaargangen!) heeft menigeen de ogen geopend; hij was de geestelike vader van de Zwolse Herdrukken met modeluitgaven; hij heeft zijn schouders onder de Vereenvoudiging van ons spellingstelsel gezet, van den beginne af; hij was lang lid van het Hoofdbestuur dat daarvoor streed; hij greep ook terstond het denkbeeld aan van Hippolyte Meert van een Algemeen Nederlands Verbond en zat al in 't bestuur daarvan, toen dat van Kiewiet de Jonge in 1897 gesticht werd en met het eerste samen vloeide; is later lang Groepsbestuurder gebleven (voor Nederland), zat in de Groepsraad (voor Zwolle) en was daar een van de bindende elementen, die, hoewel van neiging tot de linksuitersten behorende, toch de studenten lang wist vast te houden, omdat hij het treurige van een scheuring inzag en zij hem hun grieven vrijmoedig openbaarden. Zo is van hem, toen hij door de tijdelike voorzitter van Groep Nederland met Mr. S.L.v.d. Vegte en F.v. Soest in de feestkommissie benoemd werd voor 't A.N.V., terstond een groots opgezet plan ter tafel gekomen, in Maart al, dat sedert wel weer verdwenen zal zijn, nu de Heer v. Soest niet meer lid is van het A.N.V., de Heer v.d. Vegte ziek is en de maker van het plan overleden. Maar het was een plan, het A.N.V. waardig, tegelijk flink Nederlands èn Groot-Nederlands. Zo heeft hij tot het laatste toe aan het A.N.V. gedacht: nog op zijn sterfbed verzocht hij mij het ontwerpje bij zijn papieren te zoeken en het ruimer bekend te maken. De N.R. Ct. vond echter het plan te ‘embryonaal’ - ja, de ontwerper had het niet zelf bezield kunnen uiteenzetten! - om het op te nemen. Op zijn sterfdag kreeg ik het terug. Achterna zal het de Redaktie misschien gespeten hebben Vooral het A.N.V. moet hem blijven eren als een van de grote stuwers en het was goed gezien, dat de Voorzitter hem op de laatste Groepsdag herdacht, maar jammer, dat er bij het graf te Midlum bij Harlingen geen Groepsraadslid tegenwoordig was om aan die gevoelens uiting te geven. De Fries Hettema is tot de Friese aarde teruggekeerd, maar zijn geest zal blijven doorwerken door alle Dietse landen met twee van zijn woorden: ‘'t Individu houdt zijn rechten’ en ‘Sljucht en Rjucht dot giet er mei’ (Slecht en recht is het beste). Haarlem, 19 Okt. 1922. J.B. SCHEPERS. De Groepsdag van 14 October. De welgeslaagde Groepsdag, Zaterdag 14 October smiddags te 's-Gravenhage gehouden, werd 's morgens voorafgegaan door een Groepsraadsvergadering, die slechts bezocht was door het Groepsbestuur en Afgevaardigden der Afdeelingen Amsterdam, Deventer, Dordrecht, 's-Gravenhage, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Rotterdam (Burger- en Jongel. Afdeeling), Utrecht en Zaanstreek, De voorzitter, Prof. Dr. A.A. van Schelven, verzocht bij de opening den aanwezigen zich van hun zetels te verheffen, als een hulde aan de nagedachtenis van Dr. Buitenrust Hettema, een echten Fries, een man van karakter, een nationalist, die in de Grootnederlandsche beweging een eervolle plaats heeft bekleed. Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde: I. Benoeming van een voorzitter en secretaris. Daar geen bezwaren tegen de bij rondzendbrief in Juli voorgestelde candidaten zijn ingebracht, acht het bestuur de heeren A.A. van Schelven en C. van Son gekozen als voorzitter en secretaris der Groep. De heer Van Vessem (Utrecht) keurt deze wijze van verkiezing af, al heeft hij tegen de personen geen bezwaar. Spreker stelt schriftelijke stemming voor. De heer Phaff wijst er op, dat de Groepsraadsvergadering van Januari j.l. besloot, wegens de kosten niet meer vóór het najaar te vergaderen, dientengevolge moest de benoeming wel schriftelijk geschieden. Na stemming blijken de genoemde heeren met algemeene stemmen te zijn gekozen. II. Benoeming van een lid van het Hoofdbestuur (in de plaats van Jhr. Mr. G.A.K. Michiels van Kessenich, die bedankt heeft). Gekozen wordt: Dr. H.E.W. Moller te Tilburg. III. Vaststelling van een rooster van aftreding voor de in 1920 benoemde 5 Hoofdbestuurders, zitting hebbende voor Groep Nederland. (Daar zij drie jaar zitting hebben volgens het Groepsreglement kunnen zij thans niet aftreden). Besloten dezen rooster aldus in te richten: 1923 Dr. B. de Gaay Fortman en Majoor Oudendijk. 1924 P.J. de Kanter en Mr. K.M. Phaff. 1925 De plaatsvervanger van Jhr. Mr. G.A.K. Michiels van Kessenich. IV. Benoeming eener commissie tot herziening (vereenvoudiging) van het Groepsreglement. De voorgestelde candidaten: Mr. C. Bake te 's-Gravenhage, Prof. Mr. Dr. A.J. van den Bergh te Utrecht, Mr. J.F. Hijmans te 's-Gravenhage, Prof. dr. A.A. van Schelven te Haarlem, C. van Son te Dordrecht en Dr. J.W. Wicherink te Leiden worden allen benoemd. Op voorstel van de heeren Dorgelo (Jongel. Afd. Rotterdam) en Van Vessem (Utrecht) wordt het bestuur gemachtigd een lid van een Jongeliedenafdeeling en een student in de commissie te benoemen. V. Ingekomen stukken en mededeelingen. 1. De aandacht wordt gevestigd op den mooien A.N.V. kalender 1923 en aanbevolen aan Afdeelingsbesturen den verkoop te bevorderen. 2. Tot afgevaardigden naar het Tucht-Unie-Congres zijn door het bestuur benoemd de heeren S. van Lier en W.J. Lugard. 3. Afdeeling Utrecht heeft een bedrag van f 10.- beschikbaar gesteld voor de Post van Holland, het halfmaandelijksche blad voor Nederlanders in Duitschland, dat alleen kan blijven bestaan als het krachtig gesteund wordt. De heer Van Vessem beveelt steun ten zeerste aan. Afdeelingen Haarlem en Zaanstreek zeggen steun toe. De heer Van Lier acht steun uit Afdeelingskassen minder gewenscht, beter is persoonlijk bij te dragen. 4. Het Groepsbestuur besloot een krans te leggen bij het dezen dag in tegenwoordigheid van H.M. onze Koningin in Den Helder te onthullen marine-gedenkteeken voor de in den oorlog verongelukte slachtoffers. Prof. Blok, die de onthullingsrede zou uitspreken, had zich bereid verklaard den A.N. V.-krans neer te leggen. VI. Het Bestuur wordt gemachtigd een propagandacommissie in te stellen, mits vooraf candidaten worden gevraagd aan de Afdeelingen, waaruit het dan een keuze zal doen. VII. Bepaling van plaats en tijd waar de volgende Groepsdag zal worden gehouden (Art. 38). {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} Als plaats wordt Dordrecht aangewezen, als dag 30 April, omdat 1 Mei in de zetelplaats van het A.N.V. het 25-jarig bestaan zal worden herdacht met een stamdag. Beide samenkomsten zullen door aansluiting aan belangrijkheid winnen. * * * Te half twaalf werden Bestuur, Afgevaardigden en belangstellende leden door den Burgemeester der Hofstad en enkele leden van het Gemeentebestuur in het Gebouw aan de Javastraat ontvangen. Mr. Patijn zeide o.a.: Wanneer er een plaats in Nederland is waar het A.N.V. kan rekenen op instemming met en waardeering voor zijn werk, dan is dat zeker Den Haag, waar de Nederlandsche regeering is gevestigd. Het doel van de vereeniging is immers nationaal, vrij van staatkundige, politieke en andere oogmerken. Gedurende den oorlog hebben honderdduizenden hun leven geofferd voor de nationale zaak en is de {== afbeelding GROEPSDAG. Zittend van links naar rechts: W.J. Lugard, C.v. Son, Wethouder Mr. de Wilde, Prof. A.A. van Schelven. Burgemeester Patijn, Mr. K.M. Phaff, Majoor Oudendijk, S. van Lier Ez. en Dr. M.A.v. Weel.==} {>>afbeelding<<} wereldkaart herzien moeten worden, omdat de grenzen niet meer strookten met het stambewustzijn der volkeren. Ook thans is er nog geen rust en dat is een teeken, dat de grenzen nog niet geheel voldoen aan dat stambewustzijn. Hoe men de zaak ook beschouwt, of men het nationaliteitsgevoel noemt een anachronisme, dat zoo spoedig mogelijk moet verdwijnen, of dat men de noodzakelijkheid van een nationaal karakter erkent, een feit blijft, dat het stambewustzijn op het heele wereldgebeuren van grooten invloed is. Een volk, dat dit stambewustzijn verloren heeft, zal ten onder gaan en opgaan in een volk, waarin dat bewustzijn nog wel leeft. Er is dan ook geen vereeniging, die spr. vuriger toewenscht dat het haar goed moge gaan, als het A.N.V. en spr. gelooft wel te mogen zeggen, dat het werk dier vereeniging hier instemming en waardeering zal ondervinden, zoolang in Den Haag de Nederlandsche regeering zetelt. Prof. Van Schelven dankte den burgemeester voor de hartelijke woorden van welkom en het was spr. aangenaam te vernemen, dat het werk der vereeniging steun vindt bij het gemeentebestuur van Den Haag. Spr. noemde Den Haag een bijzondere plaats, een poort tusschen Nederland en het internationalisme, waardoor de Hagenaar gevaar loopt in zijn zieleleven uit het nationaal verband te worden gelicht en te vervreemden van zijn taal. Het doet bijzonder aangenaam aan, dat het stedelijk bestuur van de hofstad in handen is van mannen, die het eigene en het nationale, het stambewustzijn goed gevoelen. Hierna werden eenige ververschingen rondgediend. * * * De middagvergadering, toegankelijk voor alle leden van het A.N.V. was drukker bezocht. Prof. Van Schelven hield de volgende openingsrede: Dames en Heeren! Nieuwe mannen ziet U, sedert de laatste Groepsvergadering, achter de bestuurstafel. Een vrij groote personeelswijziging heeft er zelfs plaats gevonden. Wat wil dit nieuw samengestelde bestuur? Allicht zullen velen onder U dat gaarne weten. En in allen gevalle hebt U er m.i. recht op het te weten. Houdt mij daarom ten goede dat ik het begrip ‘opening der vergadering’ wat ruimer opvat dan strikt genomen toelaatbaar is, en eer ik het woord aan Majoor Oudendijk geef, zelf voor 'n paar minuten op Uw aandacht beslag ga leggen. Nog te liever doe ik dat, omdat ik op die manier ook de gelegenheid krijg mij te kwijten van een plicht, die niemand Uwer zeker gaarne zag verzuimd: van den picht n.l. om als Uw woordvoerder afscheid te nemen van hen, die bij die wijziging in het Bestuur, waarvan ik sprak, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk zijn teruggetreden: de heeren Phaff, Tijssens en Van der Vegte. De heer Tijssens, die in het college geen speciale werkzaamheid had, komt daardoor vanzelf eenigermate op den achtergrond te staan, vergeleken bij de twee overige waardigheidsbekleeders, die de plaats van Voorzitter en Secretaris hebben ingenomen. Toch houdt dat niet in, dat wij ook hem niet zouden danken voor zooveel als hij in het belang van Groep Nederland heeft gedaan. Toen Generaal Schönstedt aftrad stelde de heer Phaff zich beschikbaar om de Groepszaken gaande te houden tot tijd en wijle een nieuwe ‘blijvende’ voorzitter opgespoord zou zijn. Daarmee was van te voren {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} uitgesloten, dat het nageslacht hem later noemen zal onder de mannen, die geschiedenis hebben gemaakt in ons Verbond. Want dat nageslacht vraagt alleen of iemand werk van blijvende beteekenis heeft gedaan. Maar des te meer zijn m.i. wij, zijn tijdgenooten, geroepen hem voor wat hij deed dank te weten. Want zoo doende heeft hij zich immers gegeven om te onzen behoeve een ondankbare rol te spelen, om zelfverloochening te oefenen. En zelfverloochening is 'n zeldzame plant. Mijnheer Phaff, uit ons aller naam breng ik U daarvoor gaarne de hulde, die zulks verdient. Dr. Van der Vegte kan ik hier niet persoonlijk bedanken. Hij kan niet tegenwoordig zijn. En dat om dezelfde reden, die hem ook noopte zijn werk onder ons neer te leggen: zijn slechte gezondheid. Slechts kort heeft hij het kunnen doen. Eigenlijk te kort om voor onze vereeniging veel belangrijks tot stand te brengen. Toch betreuren wij zeer, dat hij zich terug moest trekken. Want met ijver en geestdrift had hij zich beschikbaar gesteld. En naar die deugden is in ons Verbond dringend vraag. Wie ze missen moge: niet hij die den heer Van der Vegte opvolgen zal, de heer C. van Son, dien gij allen kent en dien zeker wel niemand onder U niet met vreugde zijn plaats onder de bemanning van ons schip, door mijn benoeming nog volledig gemaakt zag hernemen. En waarheen gaat dan nu de vaart? Groep Nederland is in den laatsten tijd vrij wat over de tong gegaan. En dat waarlijk niet uit erkenning voor haar bijzondere verdienste. Integendeel: de geliefkoosde bijvoeglijke naamwoorden waren: krachteloos en levenloos. Geheel billijk is die critiek zeker niet altijd geweest. Maar omgekeerd is het zeker ook onbillijk tegenover hen, die haar uitten, te zeggen dat er in het geheel geen aanleiding toe heeft bestaan. Want metterdaad: zal onze Groep haar taak naar behooren vervullen, dan moet haar bloedsomloop flink wat worden aangezet en behoort terdege fikscher voor den dag te komen. Volgens de doktoren, die de patiente geregeld hebben gadegeslagen, is haar inzinking voor een deel te wijten geweest aan het feit, dat ze beklemd werd door het reglement, waarnaar ze leefde. Het ligt dus voor de hand te beginnen met een poging daarin verandering te brengen. Eenig voorbereidend werk is daartoe reeds gedaan, doordat de Groepsraad vanmorgen een Commissie benoemde, om de in deze door de practijk geëischte wijzigingen eens onder woorden te brengen. Met bekwamen spoed hopen wij dan de maatregelen te nemen, noodig om onze organisatie in overeenstemming met die nieuwe bepalingen te vernieuwen. En zoo zal deze eerste verbetering dan, verkrijgen wij onzen wensch, binnen niet al te langen tijd reeds zijn aangebracht. Intusschen maakt een reglement natuurlijk maar weinig uit. Het kan een beetje invloed ten goede of ten kwade oefenen. Maar toch ook maar een beetje. De eigenlijke gezondheid van onze Groep zal moeten komen van een bezielden geest in Bestuur en Afdeelingen. U kunt niet veel doen als er geen stuwende kracht van het Bestuur uitgaat. En wij van onzen kant zijn met lamheid geslagen, als er in de Afdeelingen geen menschen zijn, die voor die stuwing van den kant van het Bestuur een bedding graven. Naar het schijnt zijn er verscheidene Afdeelingen, waarin een deel der Bestuursleden maar weinig fut toont. Dat ge deze vervangt door krachten, die aan dat euvel niet mank gaan, lijkt mij een besliste eisch. Liever vijf menschen in Uw Bestuur, die wat voor de zaak willen doen, dan dat ge er negen hebt, die dat louter in naam zijn. En wij van onzen kant zullen trachten aan die werklust Uwer Afdeelingen voedsel te geven: Door U opmerkzaam te maken op hetgeen door een van hen met succes is ondernomen, opdat ook anderen daar hun voordeel mee kunnen doen. Door de gelegenheid te geven tot samenwerking van verschillende Afdeelingen bij het uitnoodigen van sprekers enz., zoodat het mogelijk zal zijn met niet te groote kosten daarvoor werkelijke eersteklassekrachten te krijgen. Door het beschikbaarstellen van geschikte propaganda-lectuur. Kortom - want ik zwijg nu maar van wat wij ons als Bestuur rechtstreeks naar buiten voorstellen te doen - door het bevorderen van alles wat mee kan helpen tot het bewerken van de publieke meening van onze landgenooten in nationalen, misschien zeg ik nog beter in Nederlandschen zin. Dat toch lijkt ons het wezenlijke van onze taak: te hameren op onzen in dit opzicht zoo onverschilligen, dikwijls bijna anti-nationalen volksgeest, er altoos en altoos weer op te hameren, om hem wat meer zelfgevoel en tevens eenig besef van zijn samenhoorigheid met de andere deelen van Groot-Nederland bij te brengen. De waarde van vlagvertoon bij allerlei gelegenheden lijkt mij niet zeer groot. Veel beteekenisvoller is natuurlijk, mits hij voor muggenzifterij oppast, de strijd voor een zuivere taal. Maar te doen is het toch eigenlijk eerst om het wijzigen van het Nederlandsche zielsgestel. Dames en Heeren, ik veronderstel dat U er evenzeer als ik van overtuigd zult wezen, dat ons werk dientengevolge niet gemakkelijk zal zijn. Het bewerken van de publieke meening: er is misschien geen mooier taak, maar er is er ook moeilijk een aan te wijzen, die meer eischt. Meer aan vindingrijkheid om de wegen uit te denken, waarlangs men zijn invloed kan aanwenden. Aan tact om het eenmaal verkregene niet meer te verliezen. En aan volharding om den moed niet op te geven. Vooral in 't eigen Vaderland niet, waar de nationaliteiten-tegenstelling, die in Vlaanderen en in Zuid-Afrika en het diaspora-gevoel, dat in het buitenland als prikkel in de goede richting meewerkt, niet aanwezig is. Andere inspanning en opmerkzaamheid vragende aangelegenheden, bijv. om goed de taak van het Hoofdbestuur en van het Bestuur van Groep Nederland uiteen te houden, vallen daarbij in het niet. Daarom dan echter ook: wat ge ons onthouden zult, laat het niet zijn Uw inspanning, Uw medewerking en Uw geduld. Zonder inspanning wordt alleen iets in Luilekkerland verkregen. En heeft het leven van Groep Nederland in het verleden niet veel overeenkomst met dat Luilekkerland gehad: in dit opzicht zal het er - en dat is maar goed ook - in de toekomst ook wel nooit op gelijken. God geeft den vogelen den kost, heet het in het bekende adagium, maar zij moeten erom vliegen. Laat ons allereerst toonen dat te verstaan. Dan voorts: onthoudt ons Uw medewerking niet. Het nieuw optredende Bestuur begint zijn werk op een gelukkig oogenblik, geloof ik. Immers, nadat is gebleken, dat de oneenigheden, die in onze Groep hebben geheerscht, ergernis geven aan de zuster-Groepen, die nuttig werk verrichten. Mij dunkt, dat is het juiste oogenblik om ermee op te houden en te gaan beproeven ook iets tot stand te brengen. Verstaat mij goed: dat is geen verkapte bezwering van elke ontevredenheid; geen vooraf reeds brandmerken van elke uiting van bezwaren, als een onridderlijkheid. Slechts een vraag om geen critiek te oefenen zonder voorafgaand onderzoek, en bij het koesteren van bezwaren liever een brief met een raad hoe dan beter aan ons te posten, dan stemming tegen ons te maken in in een vergadering of een ingezonden stuk. Maar die vraag doen wij dan ook met nadruk. En ten slotte: oefent wat geduld. Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Vooral het ingang doen vinden van een andere overtuiging, het ontwikkelen van een anderen geest, is een werk van langen duur. Wie daaraan begint moet zich inspannen zei ik, maar hij moet ook den tijd hebben. Een maand nadat men den ploeg in den grond gezet heeft, den oogst reeds te willen binnen halen loopt op erger dan teleurstelling uit: het maakt dat er geen schoof rijp graan in de schuur komt. En nu zou het zeker heel goed mogelijk zijn, dat het metterdaad daarop uit liep, dat er van ons werk niet veel terecht zal komen. Maar laat het dan tenminste niet door onze eigen schuld zoo gaan. {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} Na deze toegejuichte rede verkreeg de voorzitter der ontvangende afdeeling, Majoor Oudendijk, het woord voor zijn rede over: De Taak van het A.N.V. in het algemeen en die van Groep Nederland in het bijzonder. 1) De bedoeling dezer rede was een vrije gedachtenwisseling uit te lokken. De heer Heynings (Soestdijk) stelde enkele vragen, o.m. over de houding van het Hoofdbestuur in zake de weigering der Regeering aan den Vlaming Dr. Tack om hier te lande onderwijs te geven en den bekenden maatregel betreffende de Nederlandsche school te Brussel. De heer De Kanter (Algemeen Voorzitter van het Hoofdbestuur) gaf de verzekering, dat het Hoofdbestuur in deze aangelegenheden deed wat het kon, getuige zijn adressen en het aangevraagd gehoor bij den Minister van Onderwijs en dien van Buitenlandsche Zaken. De heer Croin (Haarlem) klaagde over de hooge stedelijke belasting op uitvoeringen, die de kleine afdeelingen belet avonden te geven. Naar aanleiding daarvan wordt besloten, dat het Groepsbestuur zal trachten te dien opzichte mildere bepalingen in het leven te doen roepen. Verschillende sprekers voerden het woord over de opheffing der studentenafdeelingen en dringen aan op voeling houden met de studentenorganisaties. Medegedeeld wordt, dat verscheiden studenten persoonlijk lid zijn gebleven, met de Nederlandsche studentenorganisatie reeds samenwerking is verkregen en van de pas gestichte Dietsche Studentenorganisatie een vraag om samenwerking wordt tegemoet gezien. De heer Van den Broecke (Vlaming) brengt ten slotte hulde aan het Hoofdbestuur voor zijn optreden in zake Dr. Tack en betoogt dat de Nederlandsche Regeering de Vlamingen, die in Nederland een eerlijk stuk brood trachten te verdienen, niet mag vervolgen. Alsnu hield Dr. M.A. van Weel, voorzitter der Taalcommissie, beschouwingen over het zondenregister der taalverknoeiers. 2) De meermalen door gelach en toejuiching onderbroken rede was den heer Lugard aanleiding hulde te brengen aan de T.C. en te wijzen op de noodzakelijkheid van beter taalonderwijs op de scholen. De heer Hartevelt (Den Haag) herinnert aan de indertijd te Arnhem benoemde commissie voor verbeterd taalonderwijs, wier arbeid geen gevolgen had, omdat zij haar taak veel te breed had opgevat en het eigenlijke doel voorbij had gestreefd. De Voorzitter acht het wenschelijk, dat nog eens getracht worde zulk een commissie in het leven te roepen met een duidelijk omschreven en afgepaald plan, daar aan de opvoeding in nationalen zin veel ontbreekt en de verbetering daarvan door het A.N.V. dient bevorderd. De heer Phaff vestigde bij de rondvraag nog de aandacht op de Post van Holland, het blad voor de Nederlanders in Duitschland, dat zonder steun niet kan blijven bestaan. Hierna sloot de voorzitter de vergadering. * * * Aan den gemeenschappelijken maaltijd in het Eethuis Dijjers, voorgezeten door Majoor Oudendijk, heerschte een gezellige stemming. Aan onze Koningin werd een huldetelegram gezonden, waarop H.M. liet antwoorden met ‘welgemeenden dank’. De belangstelling in den Groepsdag bereikte haar hoogtepunt op den Dietschen Kunstavond door de Afdeeling 's-Gravenhage in Pulchri aangeboden. De onvermoeide Afdeelingsvoorzitter sprak de talrijke aanwezigen toe, in het bijzonder heette hij den Burgemeester, den gemeentesecretaris en Kol. Laetsman, Commandant der Hofstad, welkom. Aan den Dietschen Kunstavond verleenden hun medewerking het bekende kwartet Richard Hol; de voordrachtkunstenaar Brettani, die o.m. Boutens' Beatrijs voordroeg (de begeleidingsmuziek van Alex Voormolen werd gespeeld door Mevr. Cleuver-Long) en de heer Oostdam, die met zijn liedjes bij de luit zulk een aangename afwisseling bracht. Het was een waardig slot van een Groepsdag, die toonde dat Groep Nederland weder bergopwaarts gaat. v.S. Vlaanderen. Wintercursussen van tak Brussel. Hieronder opgave der cursussen ingericht door tak Brussel, in zijn lokaal Ern. Allardstraat, 11 (bovenzaal), den Dins-, Woens- of Vrijdag, telkens te 8 of 9 uur 's avonds. ledere cursus bestaat uit een 4-tal lessen (1 les in de week). Schikking derwijze dat éénzelfde persoon al de cursussen kan volgen. Lesgeld slechts 2 fr. voor den volledigen cursus: Vóór Nieuwjaar: 1e Dr. W. van Eeghem: 17e Eeuwsche Nederl. Letterkunde. (Inleiding tot het werk van Willem Ogier. - Cultuur-historische beschouwingen). 2e Dr. Froidmont: Moderne Engelsche Letterkunde. (Van 1800 tot ± 1860. Dickens, Eliott, Thackeray, enz.). 3e Mr. W. Thelen: Inleiding tot het Belgisch recht. (Nieuwe wetten, verklaring, enz.). Na Nieuwjaar zeer waarschijnlijk: 1e Dr. P. De Vaere: Differentiaal en integraal rekenen. 2e Paul Kenis: Vagebondenliteratuur der XVe eeuw. (Villon, enz.). 3e Dr. Van der Linden: Sterrenkunde of Relativiteitstheorie van Einstein. 4e Omer Wattez: Een onderwerp over muziek. En anderen. Alle leden en belangstellenden worden vriendelijk verzocht, zoo spoedig mogelijk, aan den secretaris (Eug. Demolderlaan, 2, Schaarbeek) te laten weten, welke cursussen zij wenschen te volgen. Juiste datum en uur zal naderhand aan de deelnemers worden bericht Ieder lid mag, mits aparte betaling van 3 fr. den cursus, een niet-lid medebrengen. De vernederlandsching van de Gentsche Universiteit. Het debat voor de vernederlandsching van de rijksuniversiteit te Gent is sedert 19 Oktober in de Belgische Kamer aangevangen. Verwacht wordt dat het voorstel Van Cauwelaert c.s. tot geleidelijke verwezenlijking van deze hervorming met groote meerderheid van stemmen zal worden aangenomen. De bewering van den heer Segers, (zie N.R. Ct. van 26 Oct.) dat de meeste Nederlandsche geleerden in het Fransch schrijven en dat tal van Nederlandsche wetenschappelijke tijdschriften in een andere taal dan het Nederlandsch worden geschreven, zal wel spoedig door de waarheid worden achterhaald. Lodewijk de Raet-herdenking. Door de zorgen van tak Brussel in samenwerking met de groote Vlaamsche organisaties zal op 26 November hulde worden gebracht aan de nagedachtenis van Lodewijk de Raet, den genialen propagandist voor de vernederlandsching van de Fransche rijksuniversiteit te Gent. Deze hulde zal hoofdzakelijk bestaan uit een optocht naar het graf van den Vlaamschen voorman, te Ukkel-Calevoet (Brussel), en een bloemenhulde. Ook bestaat het plan, bij nationale inschrijving, het oprichten van een gedenksteen of klein gedenkteeken mogelijk te maken. {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} Alle toetredingen en giften worden in dank aanvaard door den heer M.J. Liesenborghs, secretaris van tak Brussel van het A.N.V., Eug. Demolderlaan 2, Schaarbeek. Tak Lokeren. Tak Lokeren geeft thans ook weer levensblijken. De eerste algemeene vergadering had dezer dagen plaats; er zijn reeds een 40-tal leden ingeschreven. Het voorloopig bestuur is samengesteld als volgt: Voorzitter: Mr. Jos. van Winckel, advocaat; ondervoorzitter Gilb. van Driessche, handelaar; secretaris: Joris van Acker, bediende aan de belastingen, Brugstraat; penningmeester: Leo Claeys, fabrieksbestuurder. Het bestuur van den Tak is aldus in goede handen en geen twijfel of het aantal leden zal spoedig de 100 benaderen. De Nederlandsche School te Brussel. Het bericht, dat de Nederlandsche regeering, ingaande op de vele protesten, zoowel in Nederland als in Vlaanderen, door het niet meer toelaten van niet-Nederlandsche kinderen tot de Nederlandsche School te Brussel uitgelokt, dit verbod in beginsel heeft ingetrokken, is overal in het Vlaamsche land met voldoening vernomen geworden. Ook het onmiddellijke ingrijpen van tak Brussel en van het hoofdbestuur van het A.N.V., krachtig door de Vlaamsche en Hollandsche pers gesteund, heeft bij alle stambewuste Vlamingen, tot welke politieke richting zij ook behooren, veel sympathie gewekt. In dit eendrachtig optreden ten bate van een zaak die het gemeenschappelijke stambelang aangaat, meenen velen het bewijs te mogen vinden van een met den dag weer. hechter wordend algemeen Nederlandsch stambewustzijn. Cultureele toenadering. Met groote bezorgdheid zien de Vlamingen de gevolgen tegemoet van het in werking treden van het Fransch-Belgisch intellectueel accoord vooral daar het niet meer beperkt blijft tot de uitwisseling van Universitaire leerkrachten en het gelijkstellen van dito diploma's maar, sedert 1 October jl., ook tot het middelbaar onderwijs is uitgebreid geworden. Reeds zijn een drietal atheneumleeraren uit Brussel, Oostende en Chimay naar Frankrijk vertrokken en vervangen door leeraren van de Fransche lycea te Rouen, Toulouse enz.; vermoedelijk zal het volgend jaar het aantal uitgewisselde leeraren op een twintigtal worden gebracht. Van Vlaamsche zijde wordt dan ook ten zeerste betreurd dat, als tegenhanger van dezen nieuwen verbasteringsfactor, tusschen Nederland en België nog steeds geen gelijkaardige overeenkomst kon worden gesloten. ‘Nochtans als wij die een klein volk zijn, aldus het Brusselsche “Laatste Nieuws”, iets te leeren hebben van andere volken, dan hoeven wij niet te gaan kijken bij mogendheden, die zooveel sterker zijn dan wij, maar bij andere, kleine staten, waar ontwikkeling en beschaving weleens hooger staan dan bij de groote machten. Alleszins mogen wij den blik niet steeds naar denzelfden kant richten. Waar wij, Belgen, uit een Vlaamsche meerderheid bestaan en onze Vlaamsche beschaving zoozeer werd verwaarloosd sedert eeuwen, is er in elk geval voor de Vlamingen dringender nood, opdat ons land cultureele aansluiting zoeke bij Nederland, dan bij welk ander land ook.’ Naar de Waalsche Minister Destrée, een jaar of wat geleden, verklaarde, in antwoord op een vraag hem door een Vlaamsch parlementslid gesteld, zou de Belgische regeering destijds ook aan de Nederlandsche hebben voorgesteld een intellectueele overeenkomst te sluiten. Van de regeering te 's Gravenhage zou daarop geen antwoord zijn ingekomen. Ligt het niet op den weg van het A.N.V. deze zaak in het reine te brengen? Zuid-Afrika. Zuidafrikaansche Brieven. Nieuwe Reeks II Ik wil u vertellen van Casimir; van Casimir, die kwam, zag en overwon. De avond van Zaterdag 19 Augustus was voor het A.N.V. Kaapstad weer een van die glanspunten in zijn loopbaan, waarop het steeds met trots en voldoening kan terugblikken. Het was een grote ontvangst- en feestavond ter ere van Professor en Mevr. Molengraaff en Prof. R. Casimir. Twee avonden te voren had Prof. Molengraaff ons publiek vergast op een geleerde, doorwrochte en toch zo volkomen bevattelike rede over: ‘Het kenmerk der geologie van Zuid-Afrika’. Tans stond hij op 't punt, naar Europa terug te keren, en allen die hem en zijn gade kenden, wilden hem hulde brengen. En Professor Casimir, de lang verwachte, was zoëven van de ‘Randfontein’ gestapt, en moest verwelkomd worden. Dit werd gedaan op geestdriftige en schitterende wijze. Verslagen van de prachtige avond verschenen in alle bladen en behoeven tans niet hier herhaald te worden. De eerste kennismaking met Casimir was voor het meer ontwikkeld gedeelte van het Kaap-publiek voldoende om voor hem de genegenheid van allen voorgoed te winnen. Afrikaners, Engelsen, Hollanders, spreken van Casimir. Maandagavond, 21 Augustus, hield hij zijn eerste voordracht in het Opleidingskollege... Wij, de leden van de regelingskommissie, hadden elkander afgevraagd: ‘Zullen onze Afrikaner en Engelse vrienden zijn Hollands kunnen verstaan?’ Ik wil U in dit kort bestek niet vermoeien met biezonderheden, die ge wellicht reeds in andere bladen hebt gelezen. Het vertrouwen dergenen, die het durfden wagen de Nederlandse geleerde te verzoeken hierheen te komen is niet alleen gerechtvaardigd gebleken, doch is dubbel en dwars beloond. Prof. Casimir is een geheel biezonder mens; een reus van een man.... lichamelik en verstandelik, is hij het toonbeeld van eenvoudige bescheidenheid en weet hij op bewonderenswaardige wijze onder alle omstandigheden en in alle gezelschappen zonder de geringste voorbereiding aanstonds de juiste toon aan te slaan. De Afrikaners dwepen met hem als 'n Afrikaner; de Engelsen zeggen: He is a man and he knows his business.... En zo heeft Casimir voordrachten gehouden, des morgens, des middags en des avonds. Verblijdend inderdaad is de steun, die wij mochten ondervinden van de hoogstgeplaatsten tot de nederigsten in den lande. Een schoone daad was het van Mnr. Patrick Duncan, Minister van Onderwijs, om aan deze beweging zijn beschermheerschap te verleenen. Welwillend en hulpvaardig in grote mate was onze landgenoot Sir Frederic de Waal. Administrateur van de Kaapprovincie. Dr. W.J. Viljoen, Superintendent Generaal van Onderwijs, heeft niets ongedaan gelaten om Prof. Casimir van dienst te zijn en zijn doel te bevorderen. Wij zullen ons tans niet verdiepen in een lange rij van namen van Engelse en Afrikaanse professoren en andere mannen van invloed, die zich beijverd hebben het bezoek van Casimir tot een groot sukses te maken. Alles wat er op 't gebied van onderwijs in Kaapstad te zien is, heeft men hem vertoond....en daar ik vermeen, dat hij zelf zijn indrukken aan 't Nederlands publiek zal mededelen, door middel van de Haagsche Post, zal ik niet in biezonderheden treden. Ik schrijf om U te zeggen, dat Zuid-Afrika Casimir tot nader order heeft geannekseerd. Uit de aard der zaak wisten wij, dat wij niet op al onze vrienden konden staat maken. Er zijn overal dezelfde vriendelike, welgezinde mensen, die graag een weinig tijd en moeite, en misschien ook wat geld, over hebben voor een ‘pretje’, maar die er ‘stichtelik voor bedanken’ om naar lezingen {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} te gaan over opvoedkundige onderwerpen.... Hier in Kaapstad hadden wij dan ook, behalve een voortdurend groot aantal studenten, mannelike en vrouwelike, bijna steeds hetzelfde flinke gezelschap van geestelik ontwikkelde mensen. En de ernst, de begerige inspanning, waarmede Casimir werd aangehoord, werkte bezielend op hem en hielp hem om een geestdrift en welsprekendheid te ontwikkelen, die een ontzettende kracht bijzette aan zijn schone woorden. Onder de steeds aanwezigen, met een groot aantal van zijn studenten, moet genoemd worden Prof. M.C. Botha, die veel werkelike hulp heeft verleend. De Nederlandse konsul en zijn echtgenoote, die Professor Casimir gastvrijheid bewezen, waren ook steeds onder zijn gehoor. Dr. Viljoen leidde verschillende bijeenkomsten en ook Oud-President F.W. Reitz was dikwerf tegenwoordig. De Universiteit van Kaapstad, en met name de opvoedkundige, Professor F. Clarke, heeft onze gast met open armen ontvangen. Hij heeft met de Engelse en andere professoren ten maaltijd aangezeten...; de vereenigde onderwijzersverenigingen hebben, op uitnodiging van Prof. Clarke, Prof Casimir een feestavond bereid.... Doch een der belangwekkendste avonden was voor mij de bijeenkomst in het opleidingskollege, waarvoor Prof. C. afzonderlik van Stellenbosch overkwam. Door toedoen van de onvermoeibare Dr. Viljoen waren de kleurlingonderwijzers, mannen en vrouwen, van dit schiereiland bijeengekomen om de Nederlandse opvoedkundige te horen. Er waren een goede 150 kleurlingen bijeen, behalve een dertigtal belangstellende blanken. Wederom verrees de vraag: ‘Zouden ze hem kunnen volgen?’ Met geestdriftig gejuich werd de spreker begroet en van 't begin tot het einde hebben de donkere toehoorders aan zijn lippen gehangen. Zij lachten om kwinkslagen, klapten in de handen als een zinsnede biezonder op prijs werd gesteld... geen woord van de gehele voordracht, hoofdzakelik handelende over 't nut van handenarbeid in scholen en vakopleiding, misten zij.... en lezers.... drie hunner, hoofden van kleurlingenscholen, bedankten de spreker - één hunner in een vrij lange rede in zuiver Nederlands. Allen waren opgetogen, de bezielende Superintendent-Generaal van Onderwijs niet het minst, en Casimir.... was klaarblijkelik bewogen en drukte de sprekers hartelik de hand. Kleurlingen zijn, zoals ge wellicht weet, de ‘half-zwarten’, personen van gemengd bloed, die hier een geheel eigenaardige, afgescheiden kaste vormen. De onderwijzers, waarvan ik tans schrijf, waren allen goed gekleed, zagen er scherpzinnig uit en gedroegen zich, als een vergadering, op de voorbeeldigste wijze. Stellenbosch is als 't ware in handen van Casimir. Zijn sukses aldaar is volkomen. Na voor een groot publiek gesproken te hebben. wilde hij zich - ten huize van Prof. van Braun - ter ruste begeven, toen hij buiten geraas hoorde. Daar waren een paar honderd studenten met fakkels, kaarsen en elektriese toortsen, die een piano medegebracht hadden op een kleine rolwagen, en nu begonnen hem een prachtige serenade te brengen. Na enige liederen gezongen te hebben, eindigden zij met geestdriftige toejuiching en trokken toen in goede orde af. Het grootste gehoor, 600 jongelieden, heeft hij - en steeds in ongedwongen Nederlands - te Paarl toegesproken. De Paarl is geestdriftig, heeft vier lezingen gehad en wil meer hebben. Stellenbosch is nog niet afgehandeld.... Nu komen Wellington, Worcester.... dan Kimberley, Potchefstroom, Pretoria, Bloemfontein, dan weer Pretoria, Johannesburg, Middelburg, Heidelberg en andere Transvaalse steden; er is mogelikheid van een vlugge reis naar Natal.... dan komen Port-Elizabeth, Cradock, Graaff-Reinet, Grahamstad, Lovedale (de grote inboorlingschool) en wellicht nog andere plaatsen aan de beurt. Voorlopig heeft Zuid-Afrika Casimir geheel in beslag genomen. Hij reist door 't gehele land, de Unie van Zuid-Afrika, en spreekt tot duizenden, en.... duizenden zijn verblijd hem te horen spreken in zuiver Nederlands. Kunt ge de betekenis van dit feit beseffen? Casimir zei tot mij: ‘Ik geloof niet, dat 't Hollands element hier ooit ten onder zal gaan!’ ‘Ten onder gaan?’ zei ik. ‘Leven zal het, hoog opvlammen moet het, en daarom ben ik dankbaar, dat U gekomen bent, want U helpt ons in ontzaglike mate.’ Genoeg voor heden. Ik moet U vertellen van de verjaardag van H.M. Koningin Wilhelmina. Van het tuinfeest van Mr. en Mevr. Groenman, en de aanwezigheid van Prof. Casimir. Van het feest van de Hollandse kring en van het grote kinderfeest, van het alles beheersende A.N.V. met de vele blijde kinderen, die geschenken ontvingen en liederen zongen. Ja, ik heb u nog zeer veel te vertellen van Nederland in Zuid-Afrika en daarvoor ben ik zeer dankbaar. JOHANNES. Johannes schreef ons nog d.d. 29 Sept. '22: Het Algemeen Nederl. Verb. Afdeling Kaapstad en Omstreken, voert tans ook ‘de drie barken’ in zijn wapenschild. Het is een mooi ontwerp, dat kranig uitkomt op onze laatste omzendbrieven, waarvan ik U enige eksemplaren zend. De inhoud daarvan toont U tevens, dat wij hier zeer bedrijvig blijven. Prof R. Casimir blijft een volslagen sukses. In Stellenbosch hebben zijn vereerders hem schone geschenken aangeboden. In Kimberley was de burgemeester aan 't hoofd van een afvaardiging, die hem aan 't station verwelkomde en bleef het gemeentelike motorrijtuig tot zijn beschikking. Dikwels vielen hem werkelik roerende kleine beleefdheden ten deel, de hartelikheid, die hem getoond wordt kent geen palen. Potchefstroom is in een staat van geestdriftige opgetogenheid geweest. Hij is nu enige dagen te Pretoria, doch zal eerst naar Bloemfontein gaan, om na een week te Pretoria terug te komen. De insluiting van Natal in het reisplan is nu een voldongen feit. Z. Eksellentie Minister en Mevr. H.A. van IJsselsteyn worden a.s. Maandag (2 Oktober) hier verwacht met de Armadale Castle. Deze geëerde bezoekers zullen de gasten zijn van onze konsul en Mevr. Groenman. Dinsdagavond zal er ten huize ‘Waterhof’ een ontvangst plaats vinden voor genodigden, terwijl a.s. Woensdagavond het Verbond op schitterende wijze de gasten aan onze Hollandssprekende gemeenschap hoopt voort te zetten. Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. W.L. te Rotterdam. Meermalen schreef de T.C., dat persoonlijke plaatselijke invloed zoo veel uitwerkt. Kan U niet eens zelf die Meuniers Frères aan 't verstand brengen, dat ze dwaas doen met de vertaling van hun geslachtsnaam Mulder? Taalverarming. 1. Men verkoopt en koopt tegenwoordig per M., per K.G., per pond, per ons, enz. i. pl. v. den M., het K.G., het pond, het ons enz., men vervoert per wagen, per vrachtschipper, per trein, enz. i pl. v. met een (den) wagen, enz.; men verhuurt (huurt), betaalt enz. per maand i. pl. v. bij de maand; men betaalt loonen, enz. per dag, per week, per jaar i. pl. v. 's daags, in de week, 's jaars, enz.; zelfs komt men per slot van rekening i. pl. v. bij slot van rekening tot een besluit! 2. Demonstreeren en demonstraties geven doen we thans met alles; zelfs lazen we onlangs, dat Volkszang een zangdemonstratie zal houden. Dat wordt dus zichtbare zang! 3. Ook organiseeren en organisatie verbannen vaak heel goede Nederlandsche woorden als aan- inrichten, samenstellen; inrichting, samenstelling. {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} Is Tante Pos onverbeterlijk? REFUSÉ GEWEIGERD Waarom niet de voorrang aan het Nederlandsch? Dat zou waardiger staan! Niet de hooge eerbied voor het eigene! Prof. Kamerlingh Onnes schreef in de N.R. Ct.: Over dat werken (Germanisme voor: werk) heb ik in de Nieuwe Rotterdamsche Courant naar aanleiding van het 25-jarig doctoraat van Kuenen op 12 April 1917 uitvoerig gehandeld. (Deels nagemaakt Duitsch, deels bewaard Nederlandsch voor: geschreven, gesproken.) Mededeelingen en Allerlei. Boekencommissie. Deze instelling, waarop ons Verbond trotsch kan zijn, had 18 Oct. twintig jaar bestaan. Deze gebeurtenis is herdacht met een maaltijd, 21 Oct. bij Loos te Rotterdam aangeboden aan den staf en de oud-medewerksters en medewerkers. Wij komen er in het volgend nummer op terug. Een volksbelang. Mevr. R.-v. L. te 's-Gravenhage schrijft ons: Op 4 October waren wij in de gelegenheid kennis te maken met de eerste kinematografische opneming van adem-, spreek- en zangtechniek, ontworpen door Cornelie van Zanten. In haar inleiding wees de ontwerpster eerst op het groote gewicht, dat moet gehecht worden aan een juist gebruik van de inwendige organen voor het uiten van woord en toon. Daar mag vooràl wel op gewezen worden, in dezen tijd van haastig en slordig spreken en van den achteruitgang van den zang als natuurlijke uiting van den mensch. De beelden gaven op treffend duidelijke wijze de werking van de ademhalings- en spraakorganen weer, bij goed en slecht gebruik er van. Het was een uitstekend denkbeeld de vertooning vooraf te laten gaan door twee kwartetten van Valerius en Debussy en te sluiten met een terzett van Max Bruch, alles gezongen door leerlingen van Cornelie van Zanten, waarlijk bijzonder mooi!.... Als verblijdende bijzonderheid kan nog vermeld worden, dat de teekeningen en toestellen vervaardigd zijn door den beeldhouwer Jac. Clavaux uit den Haag, en de opneming geschiedde door de filmfabriek ‘Polygoon’ te Haarlem. Alles zonder buitenlandsche hulp dus! - Vrijwilligers voor! Men weet dat het Hoofdbestuur ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het A.N.V. op 1 Mei 1923 een Gedenkboek hoopt uit te geven. Wie onzer bevoegde leden is geneigd hiervoor een band te ontwerpen? Nadere inlichtingen geeft het Hoofdkantoor. Holland - Zuid-Afrikalijn. Een der oudste er trouwste vrouwelijke leden van het A.N.V., die voor eenigen tijd naar Zuid-Afrika is vertrokken, heeft de reis met de ‘Randfontein’ gemaakt tegelijk met Prof. Casimir. Ze schrijft ons zeer voldaan te zijn over de uitstekende behandeling aan boord. Ze beveelt allen Nederlanders, die derwaarts gaan, ten zeerste aan van onze eigen lijn gebruik te maken. Nederlandsche gedenkteekenen in den Levant. De Nederlanders zijn terecht trotsch op de steenen gedenkteekenen, die in vele oorden der wereld nog bestaan als bewijs van den oud-hollandschen ondernemingsgeest, die ‘de cost voor de baet’ deed uitgaan en Nederland groot maakte door zijn handelsbetrekkingen met nagenoeg alle landen der aarde. In den Levant genoten het Wilhelmina-Hospitaal en de Nederlandsche Kerk te Smyrna vermaardheid als staande op de plek, die gedurende de vernederende jaren 1810-1813, toen Nederland als zelfstandige natie uit de rij der volken was geschrapt, onafgebroken Nederlandsch grondgebied is gebleven. Neerlandia heeft herhaaldelijk over dit merkwaardig gebied artikelen opgenomen o.m. in het Aprilnummer 1905, blz. 58, Decembernummer 1905 blz. 221, Juninummer 1908 blz. 117, Augustusnummer 1908 blz. 163, Aprilnummer 1910, blz. 70. {== afbeelding De verwoeste Holl. Kerk en het Holl. Kerkhof in Smyrna.==} {>>afbeelding<<} Thans zijn die Nederlandsche gedenkteekenen door den oorlogsbrand van Smyrna, 13 September j.l., verwoest en is wederom de zichtbare herinnering aan een stuk roemrijke Nederlandsche geschiedenis in den vreemde te niet gegaan. Gedenkboek 1898-1923. Ter gelegenheid van het 25-jarig regeeringsjubileum van Koningin Wilhelmina zal een gedenkboek verschijnen, waarin met woord en beeld op velerlei gebied een overzicht zal worden gegeven van hetgeen in de laatste 25 jaren in Nederland en zijn koloniën is geschied en tot stand gekomen. Niet minder dan 70 vooraanstaandemannen en vrouwen hebben zich bereid verklaard belangeloos mede te werken. Voor ons is vooral van gewicht de medewerking van Dr. J.C. Koningsberger, die over Oost-Indië, oud-Gouverneur G.J. Staal, die over Suriname, Pater P.A. Euwens, die over Curaçao en mgr. J.A.S. van Schaik, die over volkszang zal schrijven. Met ingenomenheid vermelden wij nog, dat dit gedenkboek ook een bijdrage zal bevattten over het Alg. Ned. Verbond door Dr. M.A. van Weel, voorzitter onzer Taalcommissie. {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} Jongel. Afd Rotterdam. 19 Oct. trad voor deze afdeeling op de voordrachtkunstenaar Brettani uit Den Haag, o.m. met Boutens' Beatrijs en verzen van Vondel, Adama van Scheltema e.a. Letterkundige kalender. De bekende uitgever J. Philip Kruseman te 's Gravenhage heeft ook voor 1923 een letterkundigen kalender uitgegeven, een 26-bladigen, waarop portretten, vooral van de jongeren, zijn gehecht met een beknopt levensbericht en een kenschetsende aanhaling uit hun werk. Dat ook Vlaanderen en Zuid-Afrika niet zijn vergeten geeft dezen mooi uitgevoerden kalender een grootnederlandsch karakter. De schrijfster Marie Schmitz stelde hem samen. Sluitzegels. Ons bekende sluitzegel ‘drie Dietsche barken’ van den schilder Jacques vindt veel aftrek. Maar.... men gebruikt ze ook op brieven aan ons gericht. Dat heeft natuurlijk geen nut. Men plakke ze op brieven aan anderen. Ze moeten de wijde wereld in, niet naar het nest terug vliegen. Gebruikte postzegels. Bezendingen ontvangen van Afdeeling Kaapstad door bemiddeling der dames D. en v.F. Groep Noord-Amerika. Als Groepspenningmeester is opgetreden de heer G. van Beek, 720 Johnstr. Kalamazoo (Michigan). Bollands begrip van vaderlandsliefde. In ‘De Groene’ maakt mej. Ester Vas Nunes aanteekeningen openbaar der colleges van wijlen professor Bolland. Wij ontleenen er het volgende aan: Vaderlandsliefde is de piëteit der huiselijke liefde. verruimd. Dadelijk is ze kapot te praten. Hoe ver gaat het vaderland? vragen ze dan. Och, dit kan men ook vragen ten opzichte van de familie. De een vindt een neef volop familie, de ander niet. Ja, in getrouwde broers en zusters, die het huisgezin verlieten, blijft soms bitter weinig familiezin. Is ‘familiezin’ daarom een naam van niets? Maar dienzelfden familiezin, dien toch ieder beaamt, hebben we te betrachten als leden van één natie. Men heeft zijn ouders niet te verloochenen, om ook anderer belangen te dienen zoo ook niet het vaderland, wijl men tevens cosmopolitische plichten heeft. Niet voegt het, in de vaderlandsliefde zwakke punten te zoeken, om er den dolk in te steken. Zij wordt al moeilijk gekweekt, en tegenwoordig stelselmatig belachelijk gemaakt. Het edelste is tegenover de critiek het wrakste; men moet het niet aantasten, doch uit billijkheid ontzien. De vaderlandszin is echter in den zelfden graad verzwakt als de eischen aan den staat zijn opgeschroefd. En: alléén in den staat gedijt de geest van het hoogere, bloeien kunst, godsdienst en wetenschap! Rolprent ‘Suriname.’ Het Hoofdbestuur beschikt door aankoop over een rolprent betreffende land en volk van Suriname. Afdeelingen van het A.N.V., vereenigingen en instellingen, ook schoolbioscopen, die haar in bruikleen wenschen, kunnen omtrent de voorwaarden inlichtingen verkrijgen aan ons Hoofdkantoor, Groenmarkt 9, Dordrecht. Vraag om inlichting. Wie kan het tegenwoordig adres meedeelen van: Dr. J. Coronel, Geneesheer, vroeger Bandoeng. M.D. Zanveld, Houtvester, vroeger Soerabaia. H.E. van Wieringen, vroeger p/a. P.H. Mij, Padang. W.J. Rijksen, vroeger Soerabaia. Th.R. Parmentier, vroeger p/a. fa. Hooglandt & Co., Weltevreden. D. Lagerwaard, vroeger Beambte fa. Geo Wehry & Co., Padang. Mej. A.A. Gordon, vroeger Weltevreden. Nieuwe leden. Groep Nederland. H.K. van Baaren, Badhuisweg 95, Vlissingen. A.M.E. van Reyn Snoeck, Corn. Evertsenstr. 15, Utrecht. Prof. Gips, Frankenstraat 11, Scheveningen. Opg. door Dr. M.A. van Weel, Den Haag. F.E. Boissevain, Gevers Deynootweg 156, Scheveningen. Opg. door den heer W.J. Rahder, Den Haag. L.L. van Praag, Bosschestraat 99, Scheveningen. Mevr. M. de Wilde-Toringer, Leeuwerikpl. 1, Den Haag. Beiden opg. d. Mevr. J.M.L. Prange-Bakhoven Den Haag. Mej. J. Vetten, Wilhelminalaan 30, Den Haag. Mevr. E. Jacobs, Crispijnstraat 71, Den Haag. Beiden opg. door het Bestuur der afd. Den Haag. W.F. Selier, van Ostadestraat 550, Den Haag. Mevr. H. de Jong, Bezuidenhout 179, Den Haag. Beiden opg. door Maj. K.E. Oudendijk, Den Haag. Mej. D. van Hees, 1e v.d. Boschstraat 2, Den Haag. Fr. J. Sweitser, Chef v.d. Velpsche Melkinrichting, Tramstraat 24, Velp. Ds. J.N. Pattist, Heerengracht 44, Middelburg. Jongelieden-Afdeeling. J.A.C.H. van Welzenes, v. Galenstraat 25, Den Haag. Mej. G. Altorf, Jacob vd. Doesstraat 67, Den Haag. Beiden opg. door het Bestuur der Jongelieden-afd. Den Haag. Groep Ned. Oos-Indië. H.F. Lanting, Controleur B.B., Rappang, Celebes. Opg. door den Heer A.P.H.v.d. Beek, Senkang. P. den Hartog, Onderwijzer a.d. Kweekschool voor Inl. onderwijzers, Probolinggo. Groep Suriname. H.A.L. Malmberg, Prinsessestraat 24, Paramaribo. Opg. door den Heer M.F. Malmberg, Paramaribo. Groep Noord-Amerika. Dr. Frederic A. Bisdom, Room 701 Tacoma Building, Chicago. Opg. door den Heer A. Oosterheerdt, Evergreen Park. G.Z.H. van Haaften, 847 Westminster Avenue, Winnipeg (Canada). A.H. Hartevelt, Suite 16, Spadina Court, Winnipeg (Canada). Beiden opg. door den Heer L. Droogleever Fortuyn, Winnipeg (Canada). Hugo Verriest. † Even voor het ter perse gaan van dit nummer bereikt ons de tijding van het overlijden van Hugo Verriest, den Vlaamschen priester, priester ook van de Vlaamsche taal en het Vlaamsche volkswezen. Vlaanderen verliest in hem een zijner grootste figuren. In het volgend nummer hopen we zijn beteekenis voor onzen stam in het licht te stellen. De mooie A.N.V.-kalender 1923 met 52 prachtige platen, 350 geschiedkundige aanteekeningen en 52 kernspreuken, kost slechts f 1.90. Bestelling aan ons Hoofdkantoor Groenmarkt 9, Dordrecht (Gironummer 38825). {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} Tweede lijst van bijdragen voor het Herdenkingsfonds. Dr. E. Pretoria f 100.- G.A.K. Wassenaar f 25.- J.W.G. Ermelo (Transv.) f 12.- Mr. Th.S.A.N. Haarlem f 10.- Mevr. E.M.B.-v.G. Teulon (Canada) f 10.- Mevr. Wed. Mr. J.A.K. Den Haag f 10.- J.E.B. Rijswijk f 10.- R.F. Hilversum f 10.- Dr. C.P.B. Amsterdam f 10.- N.M.L. Rijswijk f 10.- Mevr. A.S.-S. Voorburg f 10.- G. de G. Rotterdam f 7.50 C.G.M. Voorburg f 5.- D.G.v.N. Woerden f 5.- Mr. J.F.v.H.P. Kampen f 5.- Firma Z. Rotterdam f 5.- Prof. G.K. Noordwijk f 5.- Ds. N.A. de G.F. Amsterdam f 5.- Prof. Dr. L.K. Leiden f 5.- J.R.L.J. Venlo f 5.- J.T. Utrecht f 5.- Mej. E.v.D. Den Haag f 5.- Dr. I.A.N. Den Haag f 5.- Dr. J.J.v.W. Utrecht f 5.- J.G. Overveen f 5.- D.C. Rotterdam f 5.- Mevr. v.B.v. H.-N. v.P. Den Haag f 5.- G.A.M. de B. Rotterdam f 5.- A.K.L.V. Leiden f 5.- B.L.v.A. Sexbierum f 5.- Firma G. & S. Den Haag f 5.- Mej. E.J.R.B.v.d.B. Rotterdam f 5.- Mej. H.M.J.B. Wapenvelde f 5.- S.B. Den Haag f 5.- Dr. N.M. Bergen f 5.- C.S.M. Den Haag f 5.- C.F.v.B. Bloemendaal f 5.- A. de C. Aerdenhout f 5.- Mej. M.M.C. Arnhem f 5.- W.J.R. Den Haag f 5.- A.J.S. Arnhem f 5.- Dr. P. de S. Den Haag f 5.- P.C. de F. Dordrecht f 5.- Vereen. N. Kleef Mk. 1000.- Leden van het A.N.V., die nog geen bijdrage zondt, zorgt dat Uw naam in volgende lijsten kan worden vermeld. Comité v. Nederl. kinderen in den Vreemde. In 't geheel werd ontvangen f 2661.50 en Mrk. 1120. - maakt met de vorige opgaven f 449382.87 en Mrk. 85301.50, terwijl de uitgaven waren f 4018.91½ en Mrk. 100. - dus alweder een niet geringe achteruitgang onzer kasmiddelen. Wij zien zoo gaandeweg het in betere tijden overgespaarde verminderen en dat, terwijl de nood onzer kleine stamgenooten, vooral in Duitschland, bij den dag stijgt. Wij wachten weder binnen kort een nieuw kindertransport, dat echter maar een zeer klein gedeelte beteekent van het aantal kinderen, dat zoo dringend onze hulp noodig heeft en dat wij niet dadelijk kunnen plaatsen door gebrek aan plaats bij gezinnen en door gebrek aan middelen. Zoowel voor het een als voor het ander vragen wij dringend steun. Dank vooral aan de flinke bijdrage van het Centraal-Comité voor Nederlanders in het Buitenland, hebben wij de melkvoorziening in Duitschland weder krachtig ter hand kunnen nemen, waardoor wij de kleinste en zwakste kinderen van Nederlandschen bloede in Duitschland, althans voor het ergste, kunnen behoeden. De uitdeeling van bussen melk geschiedt door bemiddeling der Nederlandsche Consulaten in Duitschland. Wie helpt ons dit werk voortzetten? Bijdragen worden gaarne in ontvangst genomen door den Penningmeester, S. VAN LIER Ez., Nassaukade 358, Amsterdam. Postrekening 22889. {== afbeelding De Nederlandsche Vereeniging in Mexico bij een maaltij d aangeboden aan H.M.'s Gezant Baron Van Asbeck. Onderste rij Mevrouwen Akkerman, Van der Mersch, Snijdelaar, De Kanter, Baron van Asbeck, Mevrouwen Van Asbeck, Luhrs, Groeninx van Zoelen, Schuhmacher, Tutein Nolthenius. Bovenste rij: I. Hamburger, Commissaris der N.V., P.A. van der Mersch, Vice-Consul der Nederlanden, Louis A. Luhrs, Voorzitter N.V., Mr. Macedo, H. Zimmerman, Secr.-Penningmeester N.V., Dr. Paz, Mr. F.G. de Cosio, C. Walraven, Elizabeth Luhrs, W.F. Kram, Mr. H.Ph. de Kanter, Consul-Gen. der Nederlanden, R.H. van der Molen, M. Pinedo, H.C. van Eyk, Mevr. Augustijn, L. Augustijn, Kanselier der Ned. Legatie, Mevr. De Macedo, Dr. O. Röhr, Mevr. De Cosio, A. Snijdelaar, Mr. G. Obregon, Mr. J.B. Akkerman, G.C. Kolff, Jhr. W. Groeninx van Zoelen, directeur Petroleummaatschappij ‘La Corona’.==} {>>afbeelding<<} {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} 26ste Jaargang. No. 12. December 1922. NEERLANDIA MAANDBLAD van het ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND De moedertaal is als het klimaat der gedachte, men ademt niet geheel vrijelijk daarbuiten. INHOUD: De taal van de wetenschap in Nederland, door Dr. C.P. Burger Jr. - Hoofdbestuur: Opwekking. - Adres aan de Kamer van Afgevaardigden te Brussel. - De zaak Dr. Tack. - Nederland: Prijsvraag voor Jongelieden. - Gedenkraam-Den Briel. - Derde Koloniale Vacantieleergang voor Aardrijkskundigen. - Van de Afdeelingen. - Vlaanderen: Hugo Verriest. † - De hulde aan Lodewijk de Raet. - Tak Brussel. - Met Nederlandsch komt men nergens! - Suriname: Een goed woord voor Suriname, door P.J. Jager. - Zuid-Afrika: Handelsbelangen, door Johannes. - Boekencommissie: Herdenking van het 20-jarig bestaan. - Taalcommissie. - Ingezonden: Ned. Monsterkamers in Amerika, door 't Bestuur der Ver. voor Tentoonstellingsbelangen. - Allerlei en Mededeelingen. - Nieuwe Leden. - Advertentiën. Bericht. Leden der Jongeliedenafdeelingen! Let op de voor U bestemde prijsvraag in dit nummer Blz. 157. De taal van de wetenschap in Nederland. ‘De meeste Nederlandsche geleerden schrijven in het Fransch. Tal van Nederlandsche wetenschappelijke tijdschriften worden in een andere taal dan het Nederlandsch geschreven.’ (Min. v. Staat Segers in de Belgische Kamer, volgens de dagbladverslagen.) In Kamerdebatten worden vaak onjuiste dingen gezegd, maar de hier aangehaalde woorden over de taal van onze geleerden zijn zoo volstrekt onwaar, dat men zich bij de lezing er van afvraagt, of men met opzettelijke misleiding of met onkunde te doen heeft. Het doet ons leed, tegenover een Antwerpsch parlementair spreker zulk een vraag te moeten opwerpen, maar we kunnen werkelijk niet anders; het is van te groot belang, dat op dit punt de waarheid openlijk wordt verkondigd. Het Fransch is in Nederland nooit de wetenschappelijke taal geweest. Vroeger onderwezen en schreven de geleerden èn in de noordelijke èn in de zuidelijke Nederlanden - en trouwens in alle landen van Europa - in het Latijn. In de negentiende eeuw is daarin verandering gekomen. Overal heeft men begrepen, of liever gevoeld, dat de eigen taal het natuurlijke voertuig is ook voor elk wetenschappelijk betoog; dat een les in de eigen taal rechtstreeks tot de hoorders doordringt, dat een wetenschappelijk werk in de taal van den schrijver door zijn landgenooten het best verstaan wordt. Zoo is men overal in de eigen taal gaan onderwijzen, ook aan de universiteiten. Overal hebben de geleerden ook voor studiewerken het Latijn laten varen, en 2e in hun eigen taal gesteld. In Nederland is dit gebeurd als overal elders; elk Nederlandsch hoogleeraar spreekt Nederlandsch, bijna alle wetenschappelijke werken hier te lande zijn ook naar de taal Nederlandsche boeken; de Nederlandsche tijdschriften, ook de wetenschappelijke, verschijnen in onze eigen taal. Er is in West-Europa maar één klein land, waar men met deze beweging niet medegegaan is, en dat is Vlaanderen. Daar heeft men, ten gevolge van de verbinding met de Waalsche gewesten, en van de dwaze verblinding van het ontwikkelde deel van de Vlamingen, een vreemde nieuwe taal gekregen in plaats van het Latijn. Dus stilstand, ja achteruitgang, tegelijk met den vooruitgang, met de ontwikkeling overal elders. De Vlaamsche student moet zijn lessen krijgen in het Fransch, leert bij zijne wetenschap de Fransche benamingen; men geeft hem Fransche leer- en studieboeken. Als geleerde moet hij een andere taal hooren, lezen en spreken dan zijne eigene. Elders spreken de man van de wetenschap en de man uit het volk dezelfde moedertaal; in Vlaanderen is de gestudeerde zooveel mogelijk losgemaakt van zijn moedertaal, hij heeft er een stiefmoedertaal voor in de plaats gekregen. Het is een verblijdend verschijnsel, dat de ontwikkelde Vlamingen hoe langer hoe meer daartegen opkomen, dat zij steun vinden bij de volksklassen, dat ook de Vlaamsche vrouwen gaandeweg inzien, dat de eigen taal volstrekt niet behoeft achter te staan bij de vreemde, en dat men allereerst dat wonderlijke anachronisme, die Fransche universiteit in het Vlaamsche land, wil hervormen. En zie nu die vreemde en onware bestrijding. We worden onthaald op deze zonderlinge stelling: ‘In alle landen leeren de menschen een wereldtaal.’ Dit lijkt meer op een betoog voor de beoefening van Esperanto dan voor handhaving van een Fransche Universiteit in het hart van Vlaanderen. Het geeft trouwens ook een onjuiste voorstelling. In een land, waar men de menschen rijp wil maken voor het wereldverkeer en voor de kennis van de algemeene wetenschap, zooals Nederland, leert men niet ééne wereldtaal, maar verscheidene talen, in de eerste plaats die van de {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} naburige en verwante volken. Maar in die landen, waar men de dwaze inbeelding heeft, zelf hoog boven andere te staan, zooals in Frankrijk, verzuimt men dat. Er is al heel weinig gevaar, dat de Vlamingen, als ze hun wetenschappelijke opleiding in eigen taal krijgen, verzuimen zouden, Fransch te leeren. Ze zullen ook dan zeker, evenals hun noordelijke taalbroeders, niet alleen Fransch maar ook de andere vreemde talen leeren. Maar voor eigen studie en eigen gebruik, de eigen taal. Erger dan de wereldtaalstelling zijn de daarop volgende beweringen van den spreker in de Belgische Kamer, boven dit opstel aangehaald, die ons Nederlanders betreffen; we moeten het herhalen: ze zijn onwaar. Wij, Nederlanders, schrijven Nederlandsch, ook als we de wetenschap beoefenen, onze tijdschriften zijn Nederlandsche tijdschriften. Het is onnoodig dit met cijfers aan te toonen; in ‘De Schelde’ van 12 September is dit gedaan; de voor de hand liggende becijferingen toonen in bepaalde groepen van uitgaven het Nederlandsch als geheel overheerschend, 70 à 85%. En de 15 à 30% uitzonderingen zouden, nader onderzocht, veelal den regel bevestigen; ze behooren voor een deel tot internationale uitgaven, waarvoor Nederland het aangewezen land is; voor een ander deel zullen het studies zijn over Fransche, Engelsche of Duitsche taal of letteren, in die taal zelve geschreven. We kunnen gerust als geldende waarheid tegenover de onware bewering in de Belgische Kamer stellen: Wij Nederlanders worden opgevoed in het Nederlandsch, we krijgen onze wetenschappelijke opleiding in de eigen taal, we denken en schrijven in onze taal. En we staan daarmede niet achter bij anderen; we bevinden ons er wel bij. Aan de Vlamingen kunnen we niet anders dan toewenschen, dat zij dezen zelfden toestand ook mogen bereiken. Dat zij er rijp voor zijn, toonen zij dagelijks. We hooren hen op de Vlaamsche wetenschappelijke congressen in goede Nederlandsche taal alle onderwerpen van wetenschap bespreken; we lezen hunne boeken, hunne tijdschriften. Ook hun hoogeschoolonderricht zal zeker niet achterstaan bij dat van Franschen, Walen en verfranschte Vlamingen. Amsterdam. C.P. BURGER Jr. Hoofdbestuur. Opwekking. Het Hoofdbestuur heeft de vorige maand aan de besturen van Groepen en zelfstandige Afdeelingen en aan de Vertegenwoordigers van het Algemeen Nederlandsch Verbond de volgende oproeping verzonden: Het Algemeen Nederlandsch Verbond hoopt Dinsdag 1 Mei 1923 te Dordrecht zijn vijf en twintigjarig bestaan te herdenken. Het is reeds meermalen meegedeeld, dat dit geen aanleiding tot uitbundig vreugdebetoon mag zijn, maar dat evenmin reden bestaat, om dien dag onopgemerkt te laten voorbijgaan. In verschillenden vorm deden wij reeds een en andermaal een beroep op aller medewerking om een bescheiden herdenking waardig te doen slagen. Thans willen wij Uw aandacht vestigen op den aard dezer herdenking als stamfeest. Niet het 25-jarig bestaan van Groep Nederland zal worden gevierd, maar dat van het Verbond als stamverbond. Vandaar dat de leiding berust bij het Hoofdbestuur. 1 Mei 1923 moet een stamdag zijn. Dit zal alleen het geval kunnen zijn, als alle stamverwanten, die daartoe in de gelegenheid zijn, dien dag meevieren. Reeds vroeger heeft het Hoofdbestuur gewezen op de wenschelijkheid van plaatselijke herdenkingen overal ter wereld, waar loten van den Nederlandschen stam zich bevinden. Maar ook al bij de centrale herdenking in Nederland als stamland mag men het terrein niet overlaten aan de Nederlanders alleen. Wij begrijpen, dat het vooral in dezen tijd niet aangaat, van heinde en ver afgevaardigden te zenden, maar behalve, dat wij hopen, vele Vlamingen te zien en Afrikaanders, die voor langeren of korteren tijd hier vertoeven, zouden wij gaarne willen, dat de groepsbesturen, afdeelingsbesturen en vertegenwoordigers de leden in hun gebied, die dan in Holland zullen zijn, opwekten, om op 1 Mei 1923 naar Dordrecht te gaan en hun ook volmacht gaven, om aan den stamdag deel te nemen, als vertegenwoordigers van hun kring. Zoo kunnen wellicht de meeste, zoo niet alle, onderdeelen van het Verbond aan de herdenking van het 25-jarig bestaan deelnemen. Mocht zoodanige vertegenwoordiging niet mogelijk zijn, dan verdient het o.i. aanbeveling, dat U aan iemand in Nederland, die met Uwen kring bekend is, verzoekt U te vertegenwoordigen. Het zal ons zeer aangenaam zijn, van U te mogen vernemen, op welke wijze U aan deze voorstellen, zoo zij Uwe instemming mogen verwerven, uitvoering hebt willen geven met mededeeling van namen en adressen Uwer ‘vertegenwoordigers’ op den stamdag. Het Hoofdbestuur van het A.N.V. P.J. DE KANTER, Voorzitter. Jhr. Mr. J.L.W.C. VON WEILER, Ondervoorz. Dr. B. DE GAAY FORTMAN, Secr. Penningm. Aan deze opwekking behoeft Neerlandia zeker weinig toe te voegen. Als alle leden zich thans reeds voornemen om op een of ander gebied, ieder naar zijn vermogen bij te dragen tot een waardige herdenking van het zilveren jubileum, dan kan het Hoofdbestuur, gesterkt door den algemeenen bijval een nieuw tijdperk van bloei en ontwikkeling voorbereiden. * * * Dordrecht, 7 November 1922. Aan de Kamer van Afgevaardigden, Brussel. Daar dezer dagen bij de beraadslagingen over het voorstel-Van Cauwelaert e.a. tot vervlaamsching der Hoogeschool te Gent weder werd beweerd, dat de Nederlandsche geleerden in hunne colleges en bij het schrijven van wetenschappelijke werken veelal zich zouden bedienen van eene andere taal dan de Neder- {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} landsche, acht het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond zich verplicht met nadruk tegen deze bewering op te komen. Aan de Nederlandsche hoogescholen wordt uitsluitend in het Nederlandsch onderwezen, behalve door een enkelen buitenlandschen hoogleeraar en in de colleges in vreemde talen. Zulks is nog onlangs overtuigend bevestigd door een uitdrukkelijk daarnaar door ons ingesteld onderzoek, waarvan de uitslag is meegedeeld in Neerlandia, jaargang 1922 No. 2 (Februari): ‘Amsterdam (Sted. Univ.): De hoogleeraren in het Fransch, Duitsch en Engelsch geven hun colleges in die taal, de hoogleeraren in het Latijn en Grieksch gedeeltelijk in die talen, één uithoofde van zijn buitenlandsche afkomst in het Duitsch, de anderen doceeren allen in het Nederlandsch. Amsterdam (Vrije Univ.): Van de levende talen wordt alleen in het Nederlandsch onderwezen. Delft: Geen der meer dan 70 hoogleeraren geeft les in een vreemde taal; de privaat-docent in het Spaansch doceert in deze taal. Groningen: Alle 47 professoren doceeren in het Nederlandsch, behalve die in de moderne talen, welke hoofdzakelijk de taal, die zij onderwijzen, gebruiken. Leiden: Geen der hoogleeraren bezigt als voertuig van zijn onderwijs een andere dan de Nederlandsche taal. Rotterdam (Nederl. Handels-Hoogeschool): Alle hoogleeraren geven les door middel van de Nederlandsche taal. Utrecht: Voertuig Nederlandsch; alleen enkele privaat-docenten in vreemde talen gebruiken de taal, die zij onderwijzen.’ Wij voegden daaraan destijds toe: ‘Na dit zeer gunstig overzicht zal men moeilijk de beschuldiging kunnen handhaven, dat ons Hooger Onderwijs niet ten volle de leus gestand doet: in Nederland Nederlandsch! Nog minder, dat het Nederlandsch niet geschikt zou zijn alle wetenschappen te onderwijzen.’ Ook is meer dan eens een onderzoek ingesteld naar het gebruik van eene andere taal dan de Nederlandsche door Nederlandsche geleerden in hunne geschriften. Nog onlangs is in De Schelde van 12 Sept. de uitslag van een zoodanig onderzoek meegedeeld, waarbij was gebleken, dat niet meer dan 30% der werken van de genoemde geleerden in eene vreemde taal geschreven was geweest. Sedert zijn de verhoudingen nog belangrijk gewijzigd ten gunste van het Nederlandsch en wel zoodanig dat thans de Nederlanders vrijwel zonder uitzondering hunne wetenschappelijke geschriften in het Nederlandsch schrijven. Het Hoofdbestuur houdt zich thans bezig met de samenstelling van lijsten der in het Nederlandsch verschenen geschriften op wetenschappelijk gebied. Overtuigd van Uwe belangstelling voor dit onderwerp, stelt het Hoofdbestuur zich voor Uwe Kamer die lijsten toe te zenden. Dat de wetenschappelijke tijdschriften, in Nederland uitgegeven, bijna zonder uitzondering in het Nederlandsch geschreven worden, kan evenzeer als vaststaande worden aangenomen. Met verschuldigden eerbied, Het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond. P.J. DE KANTER, Algemeen Voorzitter, Dr. B. DE GAAY FORTMAN, Algem. Secretaris. ☛ Wie nog een A.N.V. kalender 1923 wil bestellen, moet zich haasten. De oplaag is zoo goed als uitverkocht. Prijs f 1.90! Zend aan den heer S. van Lier Ez., Nassaukade 358, Amsterdam, gironummer 22889, een Decembergift voor de noodlijdende Nederlandsche kinderen in den Vreemde!!! De zaak Dr. Tack. Aan Zijne Excellentie den heer Minister van Onderwijs heeft het Hoofdbestuur de vorige maand den volgenden brief verzonden: Excellentie, Uwe Excellentie vergunne het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond een enkele opmerking naar aanleiding van haar antwoord op de vragen van het Kamerlid Gerretson in zake het geval-Tack. Deze zaak zelf thans latende voor hetgeen zij is, meent het Hoofdbestuur bezwaar te moeten maken tegen de opvatting van Uwe Excellentie, dat uit den aard der zaak het aanbeveling verdient, het onderwijs in de Nederlandsche taal en letterkunde bij voorkeur aan Nederlanders op te dragen. Aangenomen mag worden, dat hier niet gedoeld wordt op de voor het bedoelde onderwijs vereischte bekwaamheid, blijkende uit een examendiploma, dat verkrijgbaar is voor vreemdelingen zoowel als voor Nederlanders. Het Hoofdbestuur meent zich niet te vergissen, wanneer het aanneemt, dat Uwe Excellentie hier doelt op een juister spreken van de Nederlandsche taal en een juister voelen van hare beteekenis door Nederlanders dan door stamverwanten, die zich van dezelfde taal bedienen. Is deze opvatting van het Hoofdbestuur juist, dan meent het die stelling in hare algemeenheid niet onbestreden te mogen laten. Het Hoofdbestuur beschikt op dit punt over eene ervaring van vele jaren, waarin het vertrouwd werd met de wijze, waarop mannen van wetenschap, behoorende tot den Nederlandschen stam, in het bijzonder Vlamingen, in woord en geschrift zich van de Nederlandsche taal bedienen. De uitslag van die ervaring is, dat men niet kan ontkennen, dat menig Vlaming, met meer zorg en dientengevolge ook met meer zuiverheid zich van onze taal bedient, dan vele Nederlanders. Het komt het Hoofdbestuur dan ook voor, dat men op de vraag, waarover het hier gaat, geen antwoord in algemeenen zin kan geven, maar in ieder geval moet letten op den persoon, dien het geldt. Met de meeste hoogachting, Het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond. (w.g.) DE KANTER, Algemeen Voorzitter. (w.g.) FORTMAN, Algemeen Secretaris. Nederland. Prijsvraag. De Jongeliedenafdeeling Rotterdam van het Algemeen Nederl. Verbond heeft het plan opgevat, een geestelijken wedkamp uit te schrijven; zij wekt alle leden der Jongeliedenafdeelingen van de groep Nederland er toe op daaraan mee te doen. De bedoeling is, dat de mededingers omtrent één van tien door den beoordeelingsraad aangewezen romans of dichtwerken uit de nieuwe letterkunde hun persoonlijke meening zoo bondig en kernachtig mogelijk neerschrijven en wel zoo, dat zij goed duidelijk maken waarom zij het werk van hun keuze, geheel of gedeeltelijk, mooi of minder mooi vinden. Er wordt dus iets gevraagd als een critiek. geen inhoudsopgave. De omvang zal ten minste 5, ten hoogste 15 kwarto (folio) bladzijden mogen bedragen, aan ééne zijde betikt. Uitgeloofd worden een eerste prijs van f 50.-, een tweede van f 25.- en eenige derde van f 10.-. {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} De beoordeelingsraad bestaat uit de heeren: Dr. J. van der Valk, rector van het Marnixgymnasium, voorzitter; Dr. K.H. de Raaf, leeraar in de Nederl, taal & Letterkunde aan de 1e H.B.S. en Prof. Dr. W. de Vreese, direkteur van de Gemeente-Bibliotheek, allen te Rotterdam. De antwoorden onder kenspreuk, met bijgevoegd briefomslag, waarin naam en kenspreuk worden vermeld, moeten vóór of op 1 Februari 1923 worden gezonden aan: Mejuffr. A. van den Berg, Secretaresse van de Jongel. Afd. Rotterdam, Nieuwe Binnenweg 301a. De beoordeelingsraad heeft in overleg met het bestuur de volgende werken aangewezen: 1. Maskerade door Jo van Ammers-Küller. 2. Mei door Dr. Herman Gorter 3. Mijnheer Serjanszoon door Herman Teirlinck. 4. Sirius en Siderius door Dr. Frederik van Eeden. 5. Van oude menschen; de dingen die voorbijgaan door Louis Couperus. 6. De Verlatene door Carry van Bruggen. 7. De Vlaschaard door Stijn Streuvels. 8. De Berkelmans door Willem Schürmann. 9. Na het Ontwaken door T. Jaarsma. 10 Beatrijs door Dr. P.G. Boutens. Het Bestuur der Jongeliedenafdeeling Rotterdam. Nadere mededeelingen, indien noodig, en de uitslag zullen in Neerlandia worden bekend gemaakt. Gedenkraam-Den Briel. Donderdag den 26sten October j.l. had de onthulling plaats van het gebrandschilderde gedenkraam in het Stadhuis te Brielle, dat Groep Nederland van het A.N.V. als blijk van belangstelling bij de herdenking {== afbeelding Dit gedenkraam werd geleverd door de N.V. Crabeth te 's-Gravenhage. Het middenstuk stelt de koninklijke familie voor staande op het bordes van het stadhuis, terwij de koningin de woorden spreekt. ‘Ik ben er grootsch op, zeer grootsch Nederlander te zijn.’==} {>>afbeelding<<} van den 1sten April 1572 de genoemde gemeente aanbood. De vertegenwoordiger van de Groep, het lid van haar D.B., Dr. M.A. van Weel uit 's-Gravenhage, droeg het gedenkraam met een korte rede aan de gemeente Brielle over en beval het aan de goede zorgen van haar bestuur aan. Met eenige welgekozen bewoordingen bedankte de Burgemeester, Mr. Egter van Wissekerke, de groep voor haar mooi geschenk, ‘een waar sieraad voor de raadskamer’, verzocht Dr. Van Weel de tolk hiervan bij het Groepsbestuur te zijn en verzekerde, dat het raam stellig in de voortdurende zorg van Brielles vroede vaderen zou staan. Talrijk was de schare van belangstellenden, die de onthulling bijwoonden. Derde Koloniale Vacantieleergang voor Aardrijkskundigen. In aansluiting aan ons vorig bericht omtrent bovengenoemden leergang kunnen wij thans mededeelen, dat deze zal worden gehouden van 27-29 December a.s. te Amsterdam, in de groote gehoorzaal van het Laboratorium voor Gezondheidsleer, Mauritskade 57 (Oosterpark). Het programma vermeldt: Dr. W.M. Docters van Leeuwen, directeur van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg: ‘De plantengroei van de hoogste bergtoppen van Java’; Dr. H.C. Prinsen Geerligs, directeur van de filiale Nederland van het Proefstation voor de Java-suikerindustrie, te Amsterdam: ‘De verbreiding van de suikerindustrie over de wereld’; de heer P. de Roo de la Faille, oud-lid van den Raad van Indië, te 's Gravenhage: ‘Waarom de Vorstenlandsche agrarische toestanden dienden te worden hervormd’; Prof. Dr. N.J. Krom, hoogleeraar te Leiden: ‘De restauratie van oud-Javaansche bouwwerken’. Voorts zal in hetzelfde gebouw plaats hebben eene demonstratie van speciale kaarten betreffende Java, verspreid in ambtelijke verslagen, tijdschriften en openbaarmakingen over bijzondere onderwerpen (voor zoover noodig toegelicht door leden van het Comité), terwijl tijdens den leergang in het gebouw der Afdeeling Volkenkunde van het Koloniaal Instituut, Keizersgracht 690, eene tentoonstelling van ethnografica uit Zuid-Sumatra is ingericht, welke voor de deelnemers toegankelijk is. De deelneming is opengesteld voor leeraren in de aardrijkskunde aan inrichtingen voor voorbereidend hooger, voor middelbaar onderwijs, en tot opleiding van onderwijzers(-essen), benevens voor studenten in de aardrijkskunde. Van de deelnemers zal eene bijdrage van f 3.- geheven worden. Elke deelnemer ontvangt kosteloos een geschrift, aangevende de hoofdlijnen van de voordrachten, alsmede de daarbij mogelijk behoorende tabellen en cijfers. Inlichtingen verstrekt de Secretaris-Penningmeester der Commissie van Voorbereiding, Dr. H.H. Zeijlstra Fzn., Zwolsche weg 65, Deventer, Postrekening No. 66084, bij wien men zich door storting van bovengemelde bijdrage als deelnemer kan opgeven. Van de Afdeelingen. Amsterdam. 20 December zal de Heer Balthasar Verhagen, Directeur der Tooneelschool, in het Gebouw der Maatschappij voor den Werkenden Stand voor leden en genoodigden der Afdeeling een voordracht met lichtbeelden houden over ‘het Nederlandsche Drama’, waarbij de leerlingen der Tooneelschool hunne medewerking zullen verleenen. 's-Gravenhage. 16 November sprak voor deze afdeeling de heer Mr. Adiel Debeuckelaere, de bekende Vlaamsche advokaat, die na een opzienbarend proces door een Belgischen Krijgsraad werd vrijgesproken. De spreker vond voor zijn uiteenzetting van den Vlaamschen strijd een aandachtig gehoor. {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} 's-Gravenhage. (Jongl. Afd.) Bestuur: W.J.v.d. Bergh, voorzitter; Mej. W. Brunt, ondervoorzitster; F.J.H.M. Muller, Rijswijksche weg 457, 1e secretaris; C.G. Meerburg, 2e secretaris; B.A. Otten, penningmeester; Mej. B. Grijm en P. Floor, leden. Vlaanderen. Hugo Verriest. † Wie, onder de vele leden van tak Brussel, die, in Juli van dit jaar, op den Gulden-Sporendag, een bezoek brachten aan den in Vlaanderen zoo buitengewoon populairen, en in Nederland ook zeer bekenden pastoor Hugo Verriest, zal het uur vergeten, dat daar, in de groote kamer vol herinneringen aan den Vlaamschen strijd voor recht en beschaving, in genoeglijken kout verliep. Buiten stormde het en zweepte de regen tegen de ruiten, want ‘het regende koordekens’ volgens het woord van Pauliene, de oude, trouwe meid, maar niemand die er nog aan dacht. En terwijl de oude pastoor, stram wel maar nog kaarsrecht, na een eerste begroeting te midden van ons was gaan zitten en iemand hem gelukwenschte met zijn herstel, antwoordde hij, de eeuwige optimist, het ‘zonnekind’, zooals hij zich zelf meer dan eens heette: ‘Ik danke God, dat het mij nu weer beter gaat, maar 't en zal niet veel meer veranderen; ik worde oud!’ Verriest oud worden, en dat uit zijn mond hooren! Het was, alsof hij ons wilde voorbereiden op zijn naderend einde. Toch begaf hij zich nog eens naar Gent, naar de Vlaamsche Academie, maar deze reis was ook de laatste. Te Ingooigem teruggekeerd legde hij zich te bed en bleef liggen. Heel Vlaanderen door ging de droeve mare: ‘pastoor Verriest sterft’; acht dagen nadien lag, voor het groote, witte huis, een in stroo gevlochten kruis en baden de dorpelingen voor de ziel van den goeden ouden ‘paster’. Wat Hugo Verriest, als leerling van Guido Gezelle en leeraar van Albrecht Rodenbach, niet alleen voor de Vlaamsche letterkunde, maar vooral voor de ontwaking en bewustwording van den Vlaamschen geest heeft gedaan is te algemeen bekend, om het hier nogmaals te herhalen. Hij, de fijngevoelige, de fijnbesnaarde dichter en prozaïst, de spreker-toovenaar, die het wagen dorst voor Vlaanderens recht op te komen, werd, op hoog bevel, op een ondergeschikte plaats gehouden en bleef zijn heele leven door kapelaan en pastoor. Zoo is het Guido Gezelle gegaan, zoo gaat het thans nog Cyriel Verschaeve, pater Stracke, priester Van der Meulen, pater Callewaert en zoovele anderen. Nooit echter sprak Verriest met vreemden over deze miskenning; hij bleef al maar door voortijveren en voortwerken, met pen en woord, voor zijn volk. Dit volk heeft hem, in 1913, als een koning gehuldigd en hem, eenige weken geleden gelijk een koning ten grave begeleid. En hier zij herinnerd hoe Verriest, op wiens zoogenaamd West-Vlaamsch particularisme destijds misschien te veel nadruk is gelegd, een waar Groot-Vaderlander was in den besten zin van het woord; het Algemeen Nederlandsch Verbond droeg hij steeds een warm hart toe en nooit werd tevergeefs een beroep gedaan op zijn hulp en medewerking. De prachtige krans met het lint waarop men lezen kon: ‘Het A.N.V. aan den edelen Vlaming’, door den heer Joh. Kesler, ondervoorzitter van tak Brussel, namens het Hoofdbestuur ten sterfhuize naast het stoffelijk overschot van den geliefden ‘pastor’ neergelegd, was dan ook als een laatste afscheidsgroet door ons Verbond gebracht aan hem, die zooveel heeft bijgedragen tot het behoud en de {== afbeelding Hugo Verriest †==} {>>afbeelding<<} opwekking van het Algemeen Nederlandsche stambewustzijn in dit zoozeer bedreigde deel van ons taalgebied. De hulde aan Lodewijk de Raet. Het plan van tak Brussel van het A.N.V. tot het brengen, in de eerste dagen van December, van een algemeene hulde aan de gedachtenis van wijlen Lodewijk De Raet, is, in alle Vlaamsche kringen, op de sympathiekste wijze onthaald geworden. Tal van Vlaamsche vereenigingen hebben hun medewerking toegezegd en, in de pers, verschenen reeds verscheidene hoofdartikels over het reuzenwerk van dezen onvermoeibaren en helderzienden Vlaamschen voorman, die tevens een der ijverigste bestuursleden van tak Brussel was. In 1892 - op 22-jarigen leeftijd - was ingenieur De Raet onder de eerste inrichters van het hooger onderwijs voor het volk in Vlaanderen, naar het voorbeeld van de Engelsche ‘University Extension’. In den strijd voor de vernederlandsching van de Fransche rijksuniversiteit te Gent liet hij zijn radicale opvatting van het Vlaamsche vraagstuk gelden; hij deed het met zooveel talent en overtuiging, dat in 1903 het voorstel Mac Leod, dat hij te gematigd en ondoelmatig achtte, door het zijne, waaruit later het wetsvoorstel Franck-Anseele-Van Cauwelaert is gegroeid, werd vervangen. Zijn werk getiteld: ‘Vlaamsche Volkskracht’, met als ondertitel ‘Vlaanderens cultuurwaarden’, verscheen in 1906 en, bijgewerkt, in 1913. Het is een tuighuis van bewijsgronden voor de rechtseischen der Vlamingen die, sedert 1830, in België, als een volk van den tweeden rang worden behandeld. Geen verwondering hoeft het dan ook te baren, zoo de Vlamingen, en in de eerste plaats tak Brussel van het A.N.V., er reeds tijdens den oorlog en, na de ontreddering welke met den wapenstilstand intrad, herhaaldelijk aan dachten, den in November 1914 gestorven leider, te Ukkel-Calevoet, bij Brussel, begraven, op eene hem waardige wijze te herdenken. Dit zal nu gebeuren op 10 of 17 December a.s. Aan de leden van den tak zal uur en plaats van bijeenkomst schriftelijk worden medegedeeld. Een comité kwam tot stand met het doel deze hulde {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} zoo algemeen mogelijk te maken. Het bestaat uit de vertegenwoordigers der volgende vereenigingen: Algemeen Nederl. Verbond: Omer Wattez, M.J. Liesenborghs; Vlaamsche Hoogeschoolcommissie: Prof. Duflou, Dr. Terlinck; Ver. van Vl. Letterkundigen: Herman Teirlinck; Alg. Vlaamsch Verbond: F.V. Toussaint van Boelaere; Vlaamsche Front (Partij van VI. Nationalisten); P. Finné, H. Tanrez; V.O.S. (VI. Oud-Strijdersbond): Dr. J. Verduyn; Katholieke VI. Landsbond: Leo De Raedt; Liberaal Vl. Verbond: Vict. Heymans. Op het graf zullen twee redevoeringen worden uitgesproken nl. door den heer Omer Wattez, voorzitter van tak Brussel en bestuurder van de Kon. Vl. Academie en prof. August Vermeylen, voorzitter van de Vl. Hoogeschoolcommissie. Op alle vereenigingen en particulieren wordt een beroep gedaan ten einde het hunne bij te dragen tot het dekken der hooge kosten (aankoop van het graf en oprichting van een gedenksteen of klein gedenkteeken). Giften worden steeds in dank aanvaard door Dr. W. Van Eeghen, penningmeester, Trooststraat 85, Schaarbeek-Brussel. Tak Brussel. Zaterdag 4 November trad Felix Timmermans, de bekende schrijver van Pallieter, Anne Marie, Schemeringen van den Dood, De zeer schoone Uren van juffrouw Symforosa, begijntje, Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, enz. voor den tak op met een beschouwing over het ontstaan van zijn eigen werk, de atmosfeer van het stille stadje Lier, waar hij sedert zijn geboorte verblijft, het eigenaardige karakter van de vrome, ‘gebukte’ bevolking der Antwerpsche Kempen en de levenslustige boeren van Brabant, welke men ten Noorden en ten Zuiden van Lier aantreft en waarvan deze stad als het ware het aanknoopingspunt is, de typen welke in zijn werk voorkomen en meestal naar de natuur zijn geschetst. Ook las Timmermans brokstukken voor uit onuitgegeven werk, waaruit blijken mocht, dat het rijke talent van dezen vruchtbaren Vlaamschen letterkundige ons nog veel verrassingen bereidt. Hem viel dan ook, van wege het buitengewoon talrijke publiek, dat de ruime ‘Nieuwe Zaal’ vulde - velen moesten zelfs met een staanplaats genoegen nemen - een groot en hartelijk sukses ten deel. Op denzelfden avond werd een 25-tal nieuwe leden ingeschreven. De eerste reeks leergangen (hooger onderwijs voor het volk) ingericht door den tak, werd 11 November geopend met een (in 4 lessen) over ‘De 17e-Eeuwsche Nederlandsche Letterkunde - Willem Ogier -. Een cultuur-historisch overzicht’, door Dr. W. van Eeghen, leeraar aan het Atheneum te Brussel. Voor dezen leergang bleek vrij veel belangstelling te zijn. Ook kwam reeds een flink aantal inschrijvingen in voor den leergang van Dr. Froidmont over Engelsche Letterkunde, die 2 December aanvangt. Met Nederlandsch komt men nergens! Welke hoogstontwikkelde landgenooten beweerden ook weer, dat men met het Nederlandsch van Gent tot Sas-van-Gent kan geraken maar met het Fransch de heele wereld rond? Dat de geniale man een reusachtige dwaasheid verkondigde, weten wij, Vlamingen, al lang. Maar zie, daar wordt het, argeloos, in ‘Le Soir’ bevestigd. Daarin geeft Pierre Daye den inhoud weer van een onderhoud, hem verleend door generaal Smuts. En het slot van dat onderhoud luidt: ‘Gij, Belgen, hebt in Kongo, evenals wij in onze Unie, twee officieele talen. Welnu in uw Kongo en in onze Unie, is het Dutch 1) of Vlaamsch - want dat is het zelfde - een van onze twee talen. Daaruit volgt, dat, van den Evenaar tot de Kaap, dezelfde officieele taal, het Vlaamsch, gesproken wordt. Is dat niet treffend? Hebt gij daar wel ooit aan gedacht?’ Maar Smuts' woorden bevatten nog lang niet de geheele waarheid. Onze taal wordt verstaan in de Nederlandsche Koloniën, in verscheidene staten van de Noordamerikaansche Republiek, en - in Europa zelf - buiten Nederland en Vlaamsch-België, in Fransch-Vlaanderen en in een strook van Duitschland langs de Limburgsche en Hollandsche grens. Overigens zijn feitelijk de Noordduitsche dialekten, gesproken door 14 miljoen menschen, veel meer Nederlandsche dan Hoogduitsche tongvallen. Wij verstaan die tongvallen en de Noord-Duitschers verstaan ons. Wie maakt ons wijs, dat onze taal niet verder dan Soetenaai en Kanne wordt verstaan?! De stommelingen. (‘De Schelde.’) Suriname. Een goed woord voor Suriname. Bij het eerste betreden van den wal stonden wij, officieren van Hr. Ms. ‘Zeeland’ ten zeerste verwonderd, dat het kleinste negerkind goed Hollandsch sprak en de bevolking zich ordelijk en eerbiedig betoonde tegenover de Hollanders. Ook trof het ons, dat van vele huizen de Nederlandsche vlag woei en negerkinderen onze goede oud-Hollandsche liedjes zongen, zij voelen zich geheel Nederlandsch. Welk een verschil met de Oost-Indische eilanden! Als men dit zoo den eersten dag ondervindt, welt er een gevoel op, dat het toch eigenlijk meer dan bar is, dat je dit niet eer geweten hebt, dat hier iets goed te maken valt en wel zoo gauw mogelijk, zoodat Suriname geen terra incognita meer mag zijn voor elken Nederlander. Het is juist, wat Gouverneur Van Heemstra in zijn toespraak tot ons zeide, n.l. dat door de komst van het oorlogsschip met ruim 300 Hollanders aan boord, de kolonie Suriname a.h.w. ten tweede male is ontdekt. Zijne Excellentie bedoelde hiermede, dat wij, teruggekeerd in Nederland, onze ervaringen zullen mededeelen aan vrienden en bekenden en alzoo een goede propaganda maken voor deze bij uitstek Nederlandsche kolonie. Och, wat waren de menschen opgetogen, dat eindelijk na zes jaren een Nederlandsch oorlogsschip de ree bezocht. Werkelijk waar, hier zag men ware, ongekunstelde blijdschap, voortspruitende uit nationale gevoelens. De Hollanders zijn bemind bij de Surinamers. Dat getuigen de talrijke portretten van Koningin, Prins en Prinses. In een armoedige woning zagen wij o.a. een gekleurde plaat, voorstellende de Koningin en Prins Hendrik bij de wieg van Juliana. Verder zijn hier vele gedenkteekenen van Hollanders op de pleinen, borstbeelden o.a. van den zeeofficier Eilerts de Haan. Ook dragen vele kleurlingen Panamahoeden met rood-wit-blauw lint. En dan te bedenken, dat Nederland hier in 6 jaar geen oorlogsschip heengezonden heeft en er nooit geld is om deze kolonie op de been te helpen. Wel worden elk jaar 1 of 2 millioen toegelegd op de {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} begrooting van Suriname, maar dat is een druppel in den emmer en flinke hervormingen kunnen er niet mee plaats hebben. Indien men ertoe besluiten kon inééns 20 millioen af te zonderen voor hoognoodige hervormingen, dan was de kolonie er bovenop. De hooge ambtenaren hebben dit verzekerd. Welke zijn dan die nooden van Suriname? Om met Paramaribo te beginnen: 't is treurig op te merken, dat in de hoofdstad van een land, viermaal zoo groot als Nederland: 1e.geen drinkwatervoorziening is; 2e.rioleering ontbreekt; 3e.er slechts een paar grintwegen zijn tot even buiten de stad; 4e.de armzaligste negerkrotten staan tusschen de groote huizen der gegoede inwoners; 5e.buiten de hoofdwegen op de erven alles schots en scheef door elkaar groeit, er veel vuil ligt en daardoor de putten verontreinigd worden, vooral in den regentijd, wanneer alles één modderpoel wordt; 6e.de kampongs rond de stad vaak liggen in één groot moeras en er maar al te vaak latrines ontbreken. Het gevolg hiervan is, dat 90 pCt. der bevolking ziek is, zonder overdrijving. Is dat niet in en in treurig? De ziekten, die de meeste slachtoffers maken zijn: dysenterie, mijnwormziekte, typhus en filaria. Daarna volgen malaria en bilharzia om niet te spreken van de lepra. Professor Flu vond 50-60 pCt. der bevolking besmet met filaria-parasieten. Deze ziekte veroorzaakt afzichtelijke misvormingen aan handen en beenen, z.g. olifantsbeenen. Er zijn tal van ongelukkigen, die voortstrompelen, met moeite dragend en voortbewegend een been van soms 10 tot 15 K.G. zwaar. De muskietensteek brengt de ziekte over. Volgens een geschrift van één der Surinaamsche dokters zal met zekerheid elke economische opbouw worden tegengehouden, indien niet met kracht de filaria-ziekte door hygiënische maatregelen gestuit wordt Deze dokter schrijft o.a.: ‘Is een land waar het volk lichamelijk verzwakt is, tot bloei te brengen? Chronisch zieke menschen zijn niet veel waard’. En nu weten wij meteen, waarom steeds geklaagd wordt over gebrek aan werkkrachten en over luiheid der Surinamers. De menschen werken niet, maar niet uit luiheid, zij zijn er te ziek voor. Zooals Gouverneur Van Asbeck indertijd schreef: ‘Het Surinaamsche vraagstuk is voor een groot deel een hygiënisch vraagstuk’. Het treft dadelijk dat de menschen er slecht uitzien: Stelt U voor 90 pCt. der bevolking ziek en alleen te Paramaribo 800 lepra-lijders op een geheel aantal lijders van 2000. Is het wonder, dat Surinaamsche jongelui zich niet veilig voelen in Paramaribo en steeds weer probeeren zich in een uitvarend schip stiekum te verbergen? Zij willen alles liever dan te blijven in een streek, waar hun gezondheid en flinkheid wordt ondermijnd. Als staaltje moge dienen, dat zich meer dan 70 jongelingen aanmeldden voor de Marine; de dokter heeft er maar 14 kunnen goedkeuren. Onder leiding van den geneeskundig-inspecteur Wolff, die aangewezen is middelen te beramen om de verbreiding der b.g. ziekten tot kleinere afmetingen te brengen, hebben wij een tocht gemaakt door de buitenwijken van de stad zelf. Hierbij vergezelde ons mevrouw Schneiders, die zich geheel geeft als apostel van het hygiënisch evangelie. Dr. Wolff is een flinke jonge kerel, die doet wat hij kan om den gezondheidstoestand te verbeteren, toezicht houdt op het schoonhouden der erven, faecaliën-afvoer enz. Volgens hem is Paramaribo te veranderen in een bloeiende en gezonde stad, maar... er is geld voor noodig. Iedereen hier hoopt dan ook vurig, dat men in Holland zoo wijs en humaan zal zijn om de suppletoire begrootingg van Suriname aan te nemen; ik meen dat deze 7 ton bedraagt, waarvan 2 ton voor verbetering der sanitaire toestanden. Een tweede tocht werd gemaakt met den Amerikaanschen dokter van het Rockefeller Instituut, Dr. Hausheer en mevrouw Schneiders. De mijnwormziekte heerscht zoo schrikbarend in Suriname, dat het Rockefeller Instituut zich erover erbarmd heeft. Reeds meer dan 5 ton heeft dit Instituut ten koste gelegd aan de bestrijding der ziekte. Dit kost Nederland geen cent. De bedoeling van het Instituut is deze, dat het Nederland wil laten zien, hoe de bestrijding moet worden aangepakt. Reeds 10.000 menschen zijn geheel genezen geworden. De dokter voert met mevrouw Schneiders propaganda in de kampongs, wijst de Inlanders op het inrichten van latrines, en verduidelijkt 's avonds zijn bedoelingen door in de kampongs filmbeelden te laten draaien. Met hem hebben wij door een moeras gedwaald, waar meer dan 400 gezinnen woonden. Zoo'n moeras moet gedempt worden, maar.... dat kost geld. Het Rockefeller Instituut hoopt nu, dat Nederland er toe wil overgaan hun organisatie voor de bestrijding der ankylostoom-ziekte, waaraan zes van de tien inboorlingen lijdende zijn, over te nemen. Daartoe zou de burgerlijk geneeskundige dienst moeten worden uitgebreid, hoogere boeten moeten worden gesteld op het onvoldoende schoonhouden van erven en op het niet inrichten van latrines, dempen van moerassen en zooveel meer. Het Instituut, ziende dat het Nederland ernst is, wil dan gaarne bijspringen met groote sommen gelds, zoo verzekerde ons dokter Hausheer. Nog een enkel woord over de Surinaamsche bevolking. Volledigheidshalve dienen wij naast de oude kolonisten, Israëlieten en Hernhutters ook melding te maken van de kolonisatie van 300 Hollandsche boeren in het jaar 1843 onder leiding van dominé Copijn. Voor de ontvangst der kolonisten was hoegenaamd geen zorg gedragen. Zij werden gehuisvest in een moerassig, ongezond oord. In korten tijd werd van de 300 kolonisten ruim tweederde deel naar het graf gedragen. Nog enkele families zijn overgebleven in het landbouwbedrijf. Het geeft hun een goed bestaan. De boerderijen hebben met hun bedijkte landerijen, hun huizen met hooge daken een typisch Hollandsch voorkomen. Dat de Hollandsche boeren zich bijna een eeuw hebben weten te handhaven, wordt wel aangehaald als een bewijs, dat het Europeesche ras zich geheel kan danpassen aan het klimaat. Het behoeft verder geen betoog, dat in Suriname vele vermengingen hebben plaats gehad van Europeanen, Indianen, Chineezen en Negers. Zij allen worden kleurlingen of Surinamers genoemd. In het begin is het een heele toer om wijs te worden uit het onderscheid, dat men maakt tusschen mulatten, mestiezen en castizos. Het woord neger mag men nooit gebruiken, men zegt dan: iemand van het Afrikaansche ras. Volgens de Hollandsche dames te Paramaribo zijn de mulatinnen als dienstbode bijzonder eerlijk en trouw. Diefstal komt nooit voor. Waschvrouwen brengen in een witte jas achtergelaten bankpapier trouw terug. De dienstboden zijn erg vrijmoedig en de heer des huizes staat bij hen hoog in aanzien. Wee de mevrouw, die haar echtgenoot niet verwent, de meid is in staat om haar ontevredenheid hierover te kennen te geven. In het algemeen is het Afrikaansche ras goedhartig en erg goedlachs. Het is gesteld op mooie kleeren en er is geen meisje, dat niet mooie kousen en schoentjes draagt en een kleurige japon. De mulatinnen of ‘kotomissies’ kleeden zich met groote, breede rokken, wijd jak en sjaal en breeden strooien hoed of hoofddoek, alles kraakzindelijk zooals het zwarte ras ook zindelijk is op het lichaam. In hoog aanzien staan bij alle kleurlingen en Afrikaners wijlen Z.M. Koning III, die de negers verlost heeft uit de slavernij en diens dochter Koningin Wil- {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} helmina of zooals zij zeggen: ‘Missie Wilhelmien’. De gehechtheid aan de Koningin is zoo sterk, dat onwillig werkvolk bij tooverslag verandert, indien de nadruk erop gelegd wordt, dat ‘Missie Wilhelmien’ toch gaarne ziet, dat een werk voortgang heeft. Door invoering der leerplichtwet in 1876 is de bevolking goed ontwikkeld en zoowel door het Gouvernement als door Hernhutter- en Katholieke scholen wordt veel voor het onderwijs aan de jeugd gedaan. De Amerikaansche dokter vertelde dan ook, dat hij in het begin hoogst verwonderd was, dat de kleurlingen de vreemde talen machtig waren. Eindelijk mogen wij niet verzuimen te melden, dat het zoowel ambtenaren, als kleurlingen een doorn in het oog is, dat het mooie Surinaamsche wapen niet meer erkend wordt. Herhaaldelijk hebben wij erover hooren spreken. Het wapen stelt voor 2 negers met pijl en boog, die een schild vasthouden, waarop een 3-mast schoenerbrik is afgebeeld met de woorden erboven: ‘Justitia pietas fides’. * * * Indien dit artikel bewerkt, dat bij eenige lezers belangstelling is opgewekt voor een kolonie, die nog zoo misdeeld en onbekend is, dan is de moeite ruimschoots beloond. Hopen wij maar, dat de Volksvertegenwoordiging de suppletoire begrooting voor Suriname zal toestaan. Het zal de eerste stap zijn in de goede richting. Al zou Suriname steeds een schadepost blijven (wat niet waarschijnlijk is), dan nog zou wegens de groote aanhankelijkheid der bevolking aan ons Oranjehuis en het Moederland, de zedelijke plicht op Nederland rusten deze kolonie te allen tijde te beschermen en te behandelen als het loyaalste deel van Tropisch-Nederland! P.J. JAGER, Luit. ter zee 1e kl. Zuid-Afrika. Handelsbelangen. Een land, gelijk het onze, dat voor een geregelde toevoer van vele noodzakelike goederen in hoofdzaak van Europa afhankelik is, heeft in de laatste jaren leren beseffen, dat men op die bron van toevoer niet kan vertrouwen. Gedurende de bange oorlogsjaren hebben wij min of meer geleerd hoe we 't, als het nodig is, in vele opzichten buiten Europa kunnen stellen; in sommige opzichten hebben wij zelfs geleerd, dat wij uitvoerend kunnen optreden, terwijl wij vroeger van invoer afhankelik waren. In 't algemeen echter moet het worden erkend, dat ons fabriekswezen alsnog niet in zeer ruime mate de vleugelen heeft uitgeslagen. Toen na de oorlog de Britse fabrieken bevrijd werden van verplichtingen onder 't oorlogsbedrijf en zich weer aan hun oorspronkelike roepingen konden wijden, was het merkwaardig op te merken, hoe uitgeput onze voorraden van alle mogelike goederen waren. De kooplieden zorgden voor een spoedige verzadiging en gingen daarop tot een gevaarlike en kostbare oververzadiging over. Japan had ons tamelik geregeld voorzien van allerlei soort prullegoed, waarmede we geholpen waren; merkwaardig is het echter, dat deze soort goederen klaarblijkelik geen aftrek meer vonden, zodra het mogelik werd goederen uit andere bronnen te betrekken. Duitse goederen kwamen, en werden met vreugde begroet. Vele kooplieden lieten zich door de gunstige aanbiedingen verleiden om grote inkopen te doen vooral van fantasie-goederen, waarvan men ontzaglike hoeveelheden onder de ogen kreeg. Ik geloof, dat veel winkeliers er een ‘strop’ aan hebben. Een merkwaardig verschijnsel van onze handelstoestanden is, dat wij van bepaalde goederen òf geheel geen voorraad hebben, òf dat de markt er mee overladen is. Plotseling is een artikel van dagelikse behoefte niet meer verkrijgbaar; veertien dagen later ziet men 't in alle winkelramen en nog een maand later worden er partijen van op publieke veilingen voor 'n appel en 'n ei van de hand gezet. Met de veldprodukten van onze boeren gaat het juist zoo. In de steden ontstaat gebrek aan aardappelen. Private personen kunnen er niet meer voor betalen en hotels zijn er hoogst zuinig mede. Enige gelukkige kooplieden brengen elke dag kleine partijtjes op de markt en behalen - voor die kleine hoeveelheden - goede prijzen. Doch opeens komen de aardappelen van alle kanten; de boeren klagen, dat ze geen prijzen kunnen behalen, die hun kosten van de zak en het vervoer vergoeden. Verschillende oorzaken van deze eigenaardige verschijnselen worden aan de hand gegeven. Wat de verkoop van ingevoerde artikelen betreft, is onze werkelik kopende bevolking spoedig verzadigd. De ogenschijnlik sterke aanvraag verleidt vele kooplieden te gelijk om naar Europa buiten verhouding grote zendingen te kabelen. Dan is het dikwels de vraag, wie de flinkste vertegenwoordigers of leveranciers hebben in Europa, die er voor zorgen, dat de juiste soort goederen met de beste scheepsgelegenheid zonder de minste vertraging verzonden worden. Dikwerf is de eerste bezending reeds geheel voldoende om de kracht van de aanvraag geheel te verslappen. Vooral op 't gebied van artikelen, die min of meer alleen door meer ontwikkelde of welgestelde lieden worden gekocht, dient men in dat opzicht zeer voorzichtig te zijn, want onze werkelik gegoede blanke bevolking van de gehele Unie, zou, wat getalsterkte betreft, nauweliks voldoende zijn om één flinke Europese stad te vullen. Men vergete dit niet. Als nu de eerste aanvraag voorbij is, en er komen nog, weken later, verschillende verdere bezendingen, dan weet men niet wat er mede te doen. De spoorvrachten naar de Rand of andere grote centra zijn ontzettend hoog en al spoedig besluit men om liever de goederen aan de kust tegen elke prijs van de hand te zetten, dan nog de spoorkosten er aan te wagen. Wat het genoemde verschijnsel betreft ten opzichte van onze eigen voortbrengselen, is het een feit, dat wij hier lijden aan gebrek aan regeling van voortbrenging en handel. Hierin komt natuurlijk langzamerhand verbetering. Te uwent trekt de boer z'n Zondagse pak aan, steekt een monster van zijn graan in de zak en bezoekt de korenbeurs, waar hij zelf zijn goed volgens monster verkoopt tegen een overeengekomen prijs. Hier is het vervoer in afgelegen distrikten nog zeer onbeholpen en duur en de voortbrenger is geheel afhankelijk van handelaars, die op de dorpen wonen en door wie dikwerf een zekere invloed op het geldwezen van het gehele distrikt wordt uitgeoefend. Kleine ‘General Stores’ zijn dikwerf, hoe bescheiden ook wat uiterlik aanzien betreft, de vermomde onderafdeelingen van geldkrachtige, joodse stedelike firma's, die stelselmatig hun vertakkingen over vele delen des lands verspreiden. Men diene er ook hier aan te denken, dat als vele boeren hun best doen om één soort van voortbrengsel, uit hoofde van de goede prijs, die op een gegeven ogenblik er voor wordt betaald, te kunnen leveren, onze markten feitelik zijn verzadigd, zodra de eerste afleveringen beginnen en voor de rest wordt de vraag, en gevolglik de prijs zó gering, dat de boer geen behoorlike vergoeding meer ontvangt voor onkosten van behandeling, verpakking en vervoer. Co-operatieve verenigingen zijn in vele gevallen teleurstellend gebleken, hoofdzakelik door slecht of roekeloos beheer. Ook dit begint zeer langzaam beter te worden. Men zal zo langzamerhand - dank zij onze goede landbouwscholen en dergelijke inrichtingen - leren wat silage beduidt en die wetenschap in praktiese toepassing brengen, zodat men niet verplicht zal zijn de meeste producten juist dan van de hand te zetten, als er 't minst vraag naar is. Onze vruchteteelt en uitvoer begint werkelik zeer belangrijke afmetingen aan te nemen en elk jaar wordt het aantal vruchtbomen, vooral citrusbomen, in ontzaglike mate vermeerderd. {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} Aangenaam was het te zien, dat in de laatste tijd goedgeschoolde jonge Nederlanders de stoute schoenen hebben aangetrokken en naar Afrika zijn gekomen. Zij vinden bijna - al is het in 't begin ook op bescheiden voorwaarden - onmiddellik plaatsing, als 't de rechte soort vakmannen zijn en, ik zou zeggen, ze hebben goede vooruitzichten, in 't bizonder als ze wat kapitaal hebben, de ogen openhouden en op 't juiste ogenblik verstandig weten te kopen. Wij moeten verschillende afzetmarkten hebben voor onze vruchten en een vermeerdering in het aantal Hollandse schepen met koelkamerinrichting schijnt noodzakelik te zijn; de onkosten hieraan verbonden zijn echter buiten verhouding groot en de Nederlandse Stoomvaartmaatschappij heeft gelijk, dat ze in dit opzicht niet overhaastig te werk gaat. Om van een artikel een geregeld, winstgevend voortbrengsel te maken, dient er steeds genoeg aanwezig te zijn om op gewone wijze in de behoefte van het eigen land te voorzien, terwijl er een geregelde uitvoer van alles wat er over is, moet plaatsvinden. Meer en meer moeten wij leren op eigen benen te staan en dit wordt ons door de harde lessen van noodzakelikheid geleerd. Het oude Europa is niet krachtig en rustig genoeg om veel langer door ons beschouwd te worden als een meerdere en voorganger, waarop het wijs is te vertrouwen. JOHANNES. Boekencommissie. Het twintigjarig bestaan der Boekencommissie. Zooals wij reeds met een enkel woord in het vorig nummer hebben gemeld, was het 18 October twintig jaar geleden, dat de Boekencommissie door Groep Nederland werd opgericht en te Rotterdam gevestigd. Het was een gelukkige gedachte van den directeur, Dr. W. van Everdingen, ter herdenking van dit feit zijn tegenwoordigen ‘staf’ en oud-medewerksters en medewerkers Zaterdag 21 October aan een gemeenschappelijken disch in Huis Loos te vereenigen. De eer dezer gedachte heeft hij in een geestige rede wel op den eere-voorzitter van de Boekencommissie en van het Verbond, Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, overgedragen, maar de wijze, waarop hij haar in een daad heeft omgezet en de gasten ontving, verdient alle hulde. Het was trouwens slechts een kleine delging van eereschuld, die Boekencommissie en Verbond hebben tegenover de jonge meisjes, jonge vrouwen en jonge mannen, die jarenlang met zoo grooten ijver en toewijding in kantoor en boekenhuis stilweg hun nuttigen arbeid hebben verricht, waarvan de vruchten tot in de verste hoeken der wereld ‘waar het Nederlandsche element met een boekerij gebaat is’ zijn geplukt en gewaardeerd. Aan tafel voerde behalve de directeur, die zijn trouwe helpers en oud-gedienden, van heinde en ver gekomen, hartelijk huldigde, het woord: de algemeen voorzitter, de heer P.J. de Kanter, de algemeen secretarispenningmeester, Dr. B. de Gaay Fortman, Mej. Dr. H.C.H. Moquette, toeziend lid der Boekencommissie en de heer J.H.J. Vink. Neerlandia mist de ruimte voor zelfs maar een korte samenvatting van het gesprokene. De woorden van onderlinge waardeering blijven trouwens beter ongeopenbaard, overeenkomstig de bescheidenheid, die het werk van al die boekenvriendinnen en -vrienden kenmerkt. Alleen uit de vriendelijke rede van Dr. Kiewiet de Jonge, wiens aanwezigheid bijzonder op prijs werd gesteld, mogen deze woorden een plaats vinden: Dr. Van Everdingen zou nooit zulk mooi werk gedurende al die jaren met nimmer verzwakkende geestdrift hebben kunnen verrichten, als hij er niet zijn heele hart aan gegeven had en zoovelen in den lande en daarbuiten hem daarbij niet tot grooten steun waren geweest. De fotograaf, die de aanzienlijke groep dischgenooten ‘nam’, brak bij ongeluk de plaat, bleef dus in de lijn der bescheidenheid, zoodat Neerlandia niet de beeltenis van al die door één gedachte bezielde schare kan weergeven. Toch willen wij althans hun namen eens bekend maken; het is wel de minste hulde, die ons maandblad kan brengen: Eerelid: Dr. H.J. Kiewiet de Jonge. Dag. Bestuur A.N.V.: P J. de Kanter, voorzitter; Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, ondervoorzitter; Dr. B. de Gaay Fortman, alg. secr.-penningmeester. Directeur B.-C.: Dr. W. van Everdingen; onder-directeur B.-C.: C. van Son. Oud-Bestuurslid en Lid van Toezicht: Mej. Dr. H.C.H. Moquette. Oud-Leden van den Staf in het Boekenhuis: Mevr. M.W. Tuinstra-Alers; Mevr. C.F.M. Knol-Dane, Mej. A. van Rijn, Mevr. B. Hoekstra-Cath, Mevr. E. Thomeé-Cath, Mevr. D. Montfoort-Bähler, Mej. C. van Hillegondsberg, Mevr. C.G.M. de Vos-van Everdingen, Mevr. N. van Welsenes-Hannik, Mej. A. Schupper en de heeren: J.H.J. Vink, J.W. de Boer, Mr J.W. te Winkel, J.W.E. van Everdingen, H.G. van Welsenes Jr. Leden van den Staf: Mej. M.C. Roodenburg, Mej. H.K.M.v.d. Water, Mej. H. van Os, Mej. Chr. Mirande en de heeren: G. Weekhout, K.J.v. Welsenes, Fr. Koote, A. Kuyper, Chr. v. Welsenes en H.J.M. Voskuil. Boekhouder, Secretares en oud-Secretaressen: de heer W.J.L. Poelmans, Mej. G.P. Hardenberg, Mej. S.v.d. Berg, Mej. G.M. Nobel en Mej. L.v. Leeuwen. Onze beste wenschen voor den verderen bloei der mooie instelling. Wie door giften in geld, boeken, tijdschriften en kranten daartoe kan meewerken, verzuime dit niet en stelle zich in verbinding met ‘Beyersoord’ Bilthoven. (Postrekening Bilthoven, nr. 46834.) Taalcommissie. Onder eigen verantwoordelijkheid. Adres: Helenastraat 46, 's-Gravenhage. Aan de leden. Herhaaldelijk krijgt de T.C. vragen als: ‘Heeft de T C. het (hoofd)artikel enz. in dit of dat blad gelezen?’ Meestal moet zij daarop ontkennend antwoorden, omdat de leden der T.C. zelfs gezamenlijk niet alle bladen (tijdschriften) lezen. De leden zouden de T.C. een grooten dienst bewijzen, indien zij in zoo'n geval zulk een artikel eenvoudig als uitknipsel toezonden, met vermelding van het blad, waaruit het afkomstig is en naam en woonplaats van den afzender. Goed nieuws! Blijkens Legerorder No. 365 zal in het leger niet meer worden gesproken van ‘vliegenier’, doch van vlieger! Eindelijk! We hebben, waar mogelijk, tegen het eerstgenoemde, ongelukkige woord gestreden; van harte verheugen we ons dus over den ondergang van dat stukje taalbederf. Nog iets: In Legerorder No. 367 wordt het woord ‘onderscheidenlijk’ gebruikt in de plaats van ‘respectievelijk’. Moge dit het begin zijn van een grondige opruiming van allerlei akeligheden in de ambtelijke taal en stijl! Taalhutspot! Uit een dagblad: HAAGSCHE MODE-SNUFJES. Wiener-show. Ook dit fraaie woord als opschrift: REUZE-STERREN. Wat doet de pers dagelijks een kwaad aan onze taal! {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} En de handel? Op menige, zoo niet op alle rekeningen vinden we iets als: Over dit bedrag wordt behoudens Uw tegenbericht den 15 dezer gedisponeerd. Fierder en Nederlandscher klinkt: Over dit bedrag beschikken wij, behoudens Uw tegenbericht, den 15den dezer. Verkortingen. De Commissie beveelt de volgende Nederlandsche verkortingen aan in de plaats van de onnoodig aan eene andere taal ontleende. t.a. (tot afscheid) in de plaats van p.p.c. m.h.d. (met hartelijken dank) plaats p.r. m.o.d. (met oprechten dank) plaats m.h.g. (met hartelijken gelukw.) plaats p.f. m.o.g. (met oprechten gelukw.) m.w.g. (met welgemeenden gelukw.) m.h.r. (met hartelijk rouwbeklag) plaats p.c. m.o.r. (met oprecht rouwbeklag) m.w.r. (met welgemeend rouwbeklag) g.d.u. (geheel de uwe) plaats t.a.t., t.a.v. a.j.b. (als 't je belieft) plaats) s.v.p. a.u.b. (als 't u belieft) plaats) s.v.p. z.t. (zonder titels of met weglating van titels) in de plaats van s(s). t(t). h.d.l. (heil den lezer) plaats L.S. Ingezonden. Ned. Monsterkamers in Amerika. Naar aanleiding van het artikel ‘Nederlandsche monsterkamers in Amerika’ voorkomende op blz. 139 van de Octoberaflevering van ‘Neerlandia’ stellen wij er prijs op, ter voorkoming van mogelijk misverstand, te verklaren, dat de oprichting van Nederlandsche monsterkamers in het buitenland sedert verscheidene jaren behoort tot het terrein van de Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen en dat het plaatsen van het cliché bij dit artikel in verband met het voornemen van de Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ geheel is geschied buiten medeweten van de Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen. Hoogachtend, J.A. STOOP, Voorzitter, H.F.R. SNOEK, Secretaris. Bij onze mededeeling over de pogingen, die Nederland in den Vreemde aanwendt, om te Vancouver een Nederlandsche Monsterkamer op te richten, plaatsten wij de afbeelding van die te San Francisco, ontleend aan het jaarverslag der Nederlandsche Verg. voor Tentoonstellingsbelangen, als bewijs, dat ook deze instelling nuttig en practisch werkzaam is. Wij zagen hier geen tegenstrijdige belangen, hebben zeker niet de bedoeling gehad, om tot versnippering mede te werken en zijn er van overtuigd, dat dit evenmin de bedoeling is van Nederland in den Vreemde. Red. Mededeelingen en Allerlei. Nieuwe Amerikaansche Afdeeling. Te Boston is een nieuwe afdeeling van het A.N.V., Groep Amerika, opgericht met 24 leden. Het bestuur is als volgt samengesteld: J.H. Reurs, voorzitter; H.A. Rambonnet, vice-voorzitter; Dr. H. van den Besselaar te Roxburg, secretaris; H.K. Vulling, penningmeester; W.R. Kessener, commissaris. Verbetering. In het Septembernr. blz. 118 meldden wij, dat de heer C.K. Kesler voor de leden te Paramaribo gesproken had over de ontwikkeling van 's-Gravenhage van visschersdorp tot wereldstad; bedoeld is Amsterdam. Bijdragen voor het Herdenkingsfonds. (3e Lijst kort wegens plaatsgebrek.) S.F.D. Maracaibo f 25.- Dr. A.W.v.G. Heemstede f 25.- Mevr. Wed. J.M.V.v.Z. Lisse f 10.- P.P. Davos f 10.- M.H. Rotterdam f 10.- B.v.D. Rotterdam f 10.- J.A.L.R. Rotterdam f 5.- M.A.P. Koog a/d. Zaan f 5.- Firma G. & S. Den Haag f 5.- W.C. Den Haag f 5.- Dr. A.B. Leiden f 3.- Mevr. Wed. A.C.-C. Den Haag f 2.50 E.v.W. Rotterdam f 2.50 {== afbeelding Koninginnedag op Philipsburg (St. Martin). De kinderen der Katholieke en Openbare school te zamen feest vierend, op den voorgrond de Padvinders.==} {>>afbeelding<<} 1) De voorsteller had een schema van werkzaamheid bijgevoegd. 1) Moest wegens plaatsgebrek in de vorige aflevering blijven liggen. 1) Nu lees ik weer een bericht in een Indisch blad, dat te Lembang (boven Bandoeng), een van de heerlijkste plekjes ter aarde, twee gebroeders een aardbeziënplantage van 3 baove hebben aangelegd, die f 1500. - per maand (bruto) opbrengt. Er wonen daar ook gegoede Europeesche boeren, die in veeteelt, aardappelteelt enz. een ruim bestaan hebben. Ik ontmoette dezer dagen een jonge dame, die in een particulier schooltje de kinderen dier landbouwers les gaf en een flink salaris genoot. (1) Vermoedelijk wekt slechts de beknoptheid van het verslag de schijn alsof Prof. Blok de Nederlanders tegenover de Belgen, d.i. Vlamingen plus Walen, stelt als een Germaansch tegenover een Keltisch volk. De Vlamingen behooren toch zonder twijfel tot hetzelfde ras als de Nederlanders. In de Romeinsche tijd mag het Keltendom Noordelijker gereikt hebben, de grens van de Frankische nederzetting wordt zeer precies aangegeven door de taalgrens. Zelfs Pirenne (I. p. 11) geeft de voorstelling, dat er slechts een zeer geringe Keltische bijmenging in het Vlaamsch Germanendom kan hebben plaats gehad. (2) Zie b.v. Moorrees, Gesch. der kerkhervorming in de Z. Ned., waarvan Prof. Knappert opmerkt, dat het ‘uitnemend geschikt is om te doen zien, hoe in de Z. Ned. de hervorming tot grooten bloei gekomen en niet dan door de hardnekkigste vervolging uitgeroeid is.’ 1) Hier staat, in de drie andere verklaringen, natuurlijk een andere naam. 1) Alleen Nederland heeft, helaas, zijn verzendstation nog niet gereed. 1) De heer Elout gebruikt in dit nummer ook het woord Insulinde. Red. 2) De Oost en de West. Een overzicht van de landen en volken der Nederlandsche Koloniën door J.F. Niermeyer. Vijfde herziene druk. Geïllustreerd. Bij J.B. Wolters, Groningen/Den Haag, 1920. Prijs f 2.90. Met nadruk raden wij den belangstellenden lezer, zich dit boek aan te schaffen. 1) Waarom dit germanisme? Is boek of deel niet meer goed? Red. *) Zeer gaarne. Red. 1) Is het wel billijk de Regeering, die hemel en aarde beweegt om menschen voor Indië te krijgen, ook dit verwijt te doen? 2) Over dit plan schreef ik indertijd een artikeltje voor Neerlandia, maar tengevolge van plaatsgebrek is 't niet afgedrukt. Het bevreemdt mij wel eenigszins, dat de heer K.O. zoo weinig zegt over den werkkring van 't Koloniaal Instituut en niet uiteenzet, waarin dit voor zijn doel te kort schiet. 3) Ik lees evenwel juist in de Indische couranten, dat de toestand reeds veel gunstiger is, zoodat de verloven weer milder kunnen worden toegestaan. 4) Hier kan ‘Inlandsch’ vervangen worden door ‘Insulindisch’, dan omvat men allen: Europeanen, Chineezen, zoowel als de oorspronkelijke inwoners. 1) Gedeelte der rede door prof. Knappert uitgesproken voor de Afd. Amsterdam op Zaterdag 1 April 1922, ter herdenking van de inneming van Den Briel in 1572. 1) Treffend is wel het voorbeeld, dat in den tijd van groote rijstschaarschte (gedurende den oorlog) in het rijkgezegende landschap Korintji (Sumatra) 1½ millioen pikol rijst lagen opgeschuurd, die men niet machtig kon worden vanwege de onmogelijkheid van 't vervoer. Die met 't geheel wil kennis maken, kan dat vinden in de Nov.-aflevering (1921) van het tijdschrift ‘Ons Leger’. 2) Prof. J.F. Niermeyer in zijn in de vorige aflevering genoemde boek ‘De Oost en de West’, noemt een hoogvlakte op het eiland Timor als z.i. zeer geschikt voor dat doel. 1) Zal in het volgend nummer worden opgenomen. Red. 1) Deze hopen wij in het volgend nr. op te nemen. Red. 1) Ja, maar men zij toch met te haastig met het trekken van die ‘conclusie’.... voor altijd. 't Moge voor 't oogenblik waar zijn (en misschien ook voor een verwijderde toekomst), maar men weet toch ook Zoolang de huismoeder de teugels van het huisbestier te strak in handen houdt, is het voor de dochter des huizes zeer moeilijk haar volle krachten te ontplooien. 2) De geestelijke gevaren, die den Ambtenaar B.B. in Insulinde bedreigen, worden door Mr. J.J. Schrieke niet onjuist aldus saamgevat: ‘De langdurige eenzijdige aanraking met de inlandsche wereld met haar tekort aan ruggegraat drijft naar overmaat van gezagsgevoel. De langdurige bemoeienis ook, of juist, met zeer onbelangrijke détails voert naar pietluttigheid. De groote verscheidenheid der werkzaamheden kweeken den dilettant. Terwijl eindelijk de jarenlange onzelfstandigheid gebrek aan moed om verantwoordelijkheid te dragen te voorschijn roept.’ 1) In druk verschenen en op ruime schaal kosteloos in de kolonie verspreid. Red. 1) Van de opheffing der Stud. Afd. Leiden kwam geen bericht in. 2) Verscheiden studenten o.a. alle leden der Groningsche Stud. Afd. zijn lid van het A.N.V. gebleven, zoodat het getal der afgescheidenen nog aanmerkelijk lager is en de veronderstelling niet gewaagd is, dat bij de afscheiding een gevoel van saamhoorigheid niet zonder invloed is geweest. 1) De Afdeelingen kunnen zich zonder voorafgaande goedkeuring van het Dagelijksch Bestuur der Groep niet tot de Regeering wenden en evenmin tot andere openbare lichamen of personen dan de besturen der gemeenten of andere lichamen binnen hare grenzen. 1) De Secr. der Groep Noord-Amerika schrijft d.d. 2 Juni, over het in het Mei-nr. verschenen jaarverslag van het Hoofdbestuur aldus: ‘Een prachtig overzicht. Zeker moet men hulde brengen aan het Hoofdbestuur dat zoo onvermoeid, niettegenstaande de vele hinderpalen, het werk over de geheele wereld leidt en steunt.’ Merkwaardig dat dit op zoo'n afstand gezien wordt en vlak bij huis niet. 2) Het Hoofdbestuur had het vorig jaar reeds op verhooging tot f 5.- aangedrongen in een rondzendbrief aan alle Groepen en Zelfstandige Afdeelingen. 1) Men zie het uitvoerig in 1907 in boekvorm uitgegeven rapport, uitgebracht door de heeren J.M. van Hoogstraten en C. van Son, toenmaals secretaris der Groep Nederland. De Voorzitter van het Verbond, Dr. Kiewiet de Jonge, werd om zijn verdiensten voor de oprichting zelfs tot eerevoorzitter der Tucht-Unie benoemd. 2) Dat dit een gunstig gevolg heeft gehad en de belangstelling voor het Verbond in het buitenland geweldig toegenomen is, zal wel niemand kunnen ontkennen. Wij noemen slechts: Duitschland, Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Mexico, Roemenië, Egypte, enz. 1) Ik voor mij zou liever spreken van “uitblinkende” 2) Ik schrijf liever ‘oe’ dan ‘u’. 1) Vaak onnoodig en in ieder geval te bejammeren hoewel men aan den anderen kant niet mag vergeten, dat de mannen der wetenschap vaak gedwongen zijn om zich te bedienen van een ‘vreemde’ taal om hun denkbeelden meer algemeen te verspreiden. Ook dáármede verheffen zij hun Vaderland. En is niet de onmiskenbare invloed van onzen Minister van Buitenl. Zaken op 't Buitenland voor een groot deel te danken aan de voortreffelijke wijze, waarop Z.Exc. de ‘vreemde’ talen beheerscht? Red. 2) Wie dan verder lezen wil van de rampspoeden, waarmee deze geschiedschrijver in de oorlog geworsteld heeft, omdat deze net uitbrak, toen hij op weg was van Brazilie naar Duitsland; hij zal de volharding in zijn werken in alle omstandigheden, koncentratiekampen enz. bewonderen en blij zijn, dat de archieven van Den Haag en Haarlem ten slotte de rustige werkplaatsen geweest zijn, waar dit werk grotendeels geschreven is. 1) We zullen daarover niet kibbelen; de opmerking bedoelt dus, dat de Wetenschap (men denke aan Schillers gezegde) voor de Hollanders niet is de ‘hemelsche’, maar de... ‘melkgevende koe’. 2) In de voorlaatste aflevering sprak ik van ‘een riem onder 't hart steken’, hoewel wetende, dat men liever moet spreken van ‘een hart onder den riem’. Een riem zou men moeten ‘binden’, want steken zou moeilijk gaan. 1) De Ploeg. Nationalistisch Weekblad. Hoofdredacteur Herman Vos. Red. en Beheer: St. Jacobsmarkt 93, Antwerpen. 1) Ik wensch duidelijk te doen uitkomen, dat het boven geschrevene alleen mijne persoonlijke meening weergeeft: hoe andere bestuursleden daarover denken, weet ik niet. 2) maar met veel vreemde woorden, die hij had kunnen vermijden. - Red. 1) Dit en volgende nummers verwijzen naar de kantteekeningen van het Hoofdbestuur op dit stuk. Red. 1) Het Groepsbestuur had niets kwijt te schelden der achterstallige schuld. Groep Nederland begint volgens de Statuten elk jaar met een schoon boekje. De achterstallige posten van het afgeloopen jaar gaan dan op het Hoofdbestuur over, dat tracht ze binnen te krijgen. Het heeft voor verzoeken om kwijtschelding altijd een open oor gehad, getuige de Stud.-Afd. Delft. Zoolang zulk een verzoek niet binnenkwam, ging het natuurlijk door met bij tusschenpoozen te manen. Van een kwijtschelding door het Bestuur van Groep Nederland had de Algemeen Penningmeester trouwens geen bericht ontvangen. *) De gedachte van zulk een kommissie is zelfs het eerst geopperd door den voorzitter der Stud.-Afd. Groningen, den heer H.P. Schaap. **) Een aan de Stud.-Afd. Groningen op 't allerlaatst volgens dit stelsel geschonken bijdrage is dan ook niet aanvaard. *) Wanneer minder juist de Tucht-Unie genoemd is als zustervereeniging naast Groep Nederland, nemen de opstellers der bewuste toelichting dit gaarne terug. **) Zie ‘Toorts’, ‘Vlaamsch-Nationale gedachte’, ‘Vlaanderen’ e.a. 1) Vooral geldt dit voor Groep Nederland. Red. 2) Wij nemen de vrijheid eenige vreemde woorden in het overgenomene door goed-Nederlandsche te vervangen. Red. Neerl. 1) Als de verslagen vóór den 21en der maand inkomen zullen wij gaarne aan den wensch voldoen. Red. 1) Het bezoek van de Koningin aan dit eilandje met zijn herinneringen aan Hollandsche cultuur was het hoogtepunt van de feestelijkheden. Neerlandia heeft over dit eiland en zijn Nederlandsche afstammelingen herhaaldelijk met woord en beeld gewaagd. Red. 1) ‘Indische gezondheid.’ Wenken voor Totoks (nieuwelingen) en ook voor anderen. Bewerkt onder toezicht van dr. K.B.M. Ten Brink, arts te Weltevreden. Uitgegeven door de Nillmij. 1) Men kan het soms zeer slecht treffen: Een mijner collega's b.v. verloor bij aankomst in Batavia twee kinderen aan cholera, werd daarna geplaatst te Ambon, dat spoedig daarna door een aardbeving geteisterd werd. Anderen brengen tientallen van jaren in Indië door zonder eenigen tegenspoed door ziekte als anderszins. 1) Rede, gehouden op den Groepsdag te 's Gravenhage, 14 Oct. 1922. 1) Een verslag over haar belangrijk Congres op 19 en 20 Oct. te Utrecht gehouden kunnen wij wegens plaatsgebrek niet in dit nr. opnemen. Red. 1) Zie het hoofdartikel in dit nummer. 2) Zij worden in een volgend nr. opgenomen. 1) Nederlandsch. Er zijn nog altijd menschen, die Dutch en Duitsch verwarren. Red.