Nieuwe gedichten 2005 Voor het eerst verschenen op de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren 2005 dbnl _nie003nieu06_01 De Nieuwe gedichten 2005 verschenen voor het eerst op de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. DBNL-TEI 1 Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: De Nieuwe gedichten 2005 verschenen voor het eerst op de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_nie003nieu06_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} januari 2005 Over de heuvel Over de heuvel rent een vrouw, veert op ijswitte sportschoenen. Ze beweegt als een astronaute die het landschap in kaart brengt. De lucht buigt voor haar passen. Ze maakt een tunnel van de wind rekt het uitzicht op en de weg voegt zich vanzelf naar haar gang. Een aanhangwagen vol sneeuw rolt voor haar voeten de helling af. Er is niemand die loopt in onvoorspelbare richtingen. Elk contact is een botsing tussen gelijkmoedige grootheden. Jan-Willem Anker ‘Over de heuvel’ zal in april verschijnen in Inzinkingen, de debuutbundel van Jan-Willem Anker, een uitgave van De Bezige Bij. februari 2005 Het straatje Kom in deze straat, de laatste straat, en ga van huis tot huis. Kom binnen, loop alle kamers door. De weg is smal, het dek van zand, de gevels zijn gestut, de panden krot verklaard. Hier wonen goede mensen, elke stuiver wordt gespaard. ‘Dit is ons straatje, om ons heen wordt slechts verladen en geraffineerd, hier wonen wij, met hoofdgestel en hoofdstel aan de muur, karpet, linoleum, een bord met spreuk (‘Wat je omgeeft, geeft om je, ver is weg’), met stapelbed, met slaag in het lavet.’ Aan het einde ligt een tuin, een veld, met zonnige kantoren, rode logo's, en een lange slingerweg door belten naar het zure gifmeer. Stap niet uit, ook de bewakers willen dat je keert, ga terug naar dat verborgen straatje, waar je aanbelt en omkranst wordt. Co Woudsma ‘Het straatje’ zal deze maand verschijnen in nummer 407 van Tirade (jaargang 49, nr. 1). maart 2005 kijk papa ik maak een loop kijk papa ik maak een loop dat spreek je uit als een vergrootglas ik ben kwetsbaar als een lek regenjack je hebt een hoed op die iedereen stom vindt en of je 'm nu ophoudt of afzet de boot is aan en niet de hoed maar de critici hebben het gedaan ander voorbeeld ik roerde in mijn soep en je jeremijohee overstemde het tak van m'n pollepel het was de tuinder die zijn tomaten bij voorbaat doordraait omdat ie walgt van bieden en veiling het was de overtreffende trap van slapstick met de vermicelli in mijn kraag en bouillonspots als een ponskaart op mijn krijtpak geef ik mijzelf aan met voorgehouden kolenschoppen en een blik juridisch waterdicht not guilty bij het kaarten toen we seinden en vluchtten met de jackpot richting de kruitdampenprairie de bezoedeling van mijn naam spoelde ik weg met spa en de boer die volgde was tot in de wijde omtrek houd ramen en deuren gesloten te horen ze willen je handwarme lik op stuk bekentenissen en druipen af als je met het schuim op de lippen een bus kaapt ze sturen hun roodhaarigste sul voor onderhandelingen en als je hapt boeien en boeien Erik Jan Harmens Dit gedicht zal begin maart verschijnen in Erik Jan Harmens tweede dichtbundel Underperformer bij Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar. april 2005 Kinderhand Omdat ze gauw gevuld is - het dons van een kwartel is genoeg, een herfstblad in de lente, een blauwe knikker in de palm - sprong plots iets donkerroods hem in de ogen, een vingertop, een snee van niets, een net te snel langs grote grassen strijken en wat zich opent is zijn ogenblik. Het lichaam moet gesloten blijven. Zo was het hem beloofd. Maar als de palm plots opengaat, En aders even gapen, Dan sluit een kramp Hem in mijn hand Totdat hij gilt. Want bloeden doen we samen. Stefan Hertmans ‘Kinderhand’ zal in september verschijnen in Kaneelvingers, de nieuwe bundel van Stefan Hertmans, bij uitgeverij De Bezige Bij. mei 2005 In het bos Er worden geen vragen gesteld geen suggesties gewekt, er wordt niet geveegd maar gestreeld eerst worden stammen van bomen gescheiden dan bladeren van scherven, pluisjes van stof de eenvoudige gebaren boezemen iets in waar het klaar is, lijkt nog niets begonnen intussen vertrokken de sprokkelaars vanzelf boog het zoekteam zich boven een vennetje te ver voorover en leunden de overblijvers tegen takken die er niet meer waren mocht wie nu nog rest de behoefte voelen zich tegen deze schoonmaak te verzetten hij stuit op manshoge kabouters en woelt. Thomas Möhlmann ‘In het bos’ zal in september 2005 verschijnen in De vloeibare jongen, de debuutbundel van Thomas Möhlmann. De bundel komt uit bij uitgeverij Prometheus. juni 2005 b Met gevaar voor eigen leven verkondigen filosofen de terugkeer van de rede, de rede die over mij zal vaardig worden... Ik klop op een deur, hoe vaak is hij niet opengegaan, werden vermoedens geen tranen en ondraaglijk ongeduld? Ik denk zoiets als: mijn moeder daarentegen werd door honden verscheurd, toen zij op een ochtend met een wasmand naar buiten kwam. De b is kil, dik en onverschillig, ik moet denken aan een bepaald soort regen uit een bepaald soort grijze en laaghangende hemel en aan kleine, mismaakte engelen en een tot stikkens toe benauwde god op een ijzeren hobbelpaard, maar ik wil niet denken, ik wil weten, ik wil weten hoe ik mij omdraai en wegga en binnen de kortste keren mijn verstand verlies. Toon Tellegen ‘b’ zal in september verschijnen in Toon Tellegens nieuwe dichtbundel ...mnopq..., bij Uitgeverij Em. Querido. juli / augustus 2005 Mama, waar heb jij het geluk Mama, waar heb jij het geluk gelaten? Ik had het hier neergelegd en nou is het weg! Je zult het wel ergens hebben laten slingeren of het is gestolen of misschien per ongeluk weggegooid. Wie zou mijn geluk willen stelen? Wie niet? Ted van Lieshout Dit gedicht zal worden opgenomen in Mama waar heb je het geluk gelaten, een nieuwe bundel gedichten van Ted van Lieshout, die in september zal verschijnen bij Uitgeverij Leopold. september 2005 Steven! (fragment) 1. [...] Zo zag Steven schimmen eerst: het vitriool Der wijzen en het uiterst vluchtige Harmoniak, de hermetische meidauw in Dat niet aflatende gevang van hemel- Koepel, hersenpan: het destilleerglas. En pas later in die schimmen spoken Toen hij ze najagen ging, zoals een kind Geneigd is zijn eigen schaduw voorbij Te willen lopen en, zichzelf schaduwend, Over eigen schijnbewegingen struikelt. Onbegrijpelijk werd zo wat letterlijk Onvatbaar was, en het onvatbare, Opgevat als ding, ook weer ter zijde Geschoven. Voor wie U aan wilde raken Zou U wijken en kromtrekken tot halve Cirkelboog, zich tot arcade boven hem Verheffen en tot enge poort verworden Wanneer hij erdoorheen wilde gaan. Was het Daarom dat U, moeder, mater, zich zo Makkelijk materialiseren liet In de negatie en dat men zich van U Had afgekeerd uit wrevel nooit de hand Te zullen leggen op datgene waar men Met het verstand slechts bij kan? Of was het, Wat het ook was dat men zich verwaardigde Over U te denken, ongenaakbaar In uw licht, het denken zelf dat tekortschoot En, door U te negeren, hoogmoedig Gecompenseerd moest worden? Voor aandacht Van wat de meesten het allerdierbaarst is, Hebben velen geen groter dwaasheid begaan, Dan zij die ten overstaan van U zich Zó onsterfelijk maakten, of het moet De arme Steven zijn, die boog, terwijl Hij in uw achting stijgen wilde. Behoed Behalve hem ook mij daarvoor. Geen houding Past de mens die recht doet aan de rol die U hem toebedeelt. Een denkend riet is hij, Dat buigt en beeft en ondanks uw verfijnde Embouchure aan uw lippen niet dat Hooggestemde lied ontsteelt, maar wuivend In de wind een fluittoon produceerde. Niet Wetende wat het is dat hem bespeelt. [...] René Huigen Dit is een fragment uit Steven! Een gedicht, een episch werk van René Huigen, dat dit najaar bij Uitgeverij De Bezige Bij zal verschijnen. oktober 2005 Hittegolf 2 1. ben je bereid te bloeden met je huid van berkenhout en je wervels aan de muur? kan je nog splijten tot houtskool en nacht nu haar bed als een netel een lucifer wacht? hoe je stapels laat staan en pakhuizen ontziet hoe je met één veeg niet het nachtkastje wreekt wij verstaan dit niet windstil is de zomer en slapeloos het gloren was de winter dan een ander gewas? een hotelkamer een plein vol plassen spijt, even onmisbaar als het ontbijt David Van Reybrouck Bovenstaand gedicht is het eerste uit de zevendelige cyclus ‘Hittegolf 2’, die zal worden opgenomen in het eerstvolgende nummer van DWB (2005/5-6, december). Het gaat om een feestelijk dubbelnummer naar aanleiding van het honderdvijftigjarig bestaan van het tijdschrift (www.dwb.be). november 2005 Een gracht, waar eend en waterhoen Een gracht, waar eend en waterhoen voortdurend watertrappen om voort te gaan, niet om te drijven zoals de watervreemde mens. Als zij vooruitgaan maken zij een dubbelspoor van kleine kolken, en boegwater als de verticale doorsnee van een pannendak, negentig graden omgeklapt. L.Th. Lehmann Dit gedicht zal verschijnen in de eerstvolgende bundel van L.Th. Lehmann, bij Uitgeverij De Bezige Bij. december 2005 Krekellyriek op het dorpskerkhof Campagnol Lucien, zeg maar Lucien Kokkerd (zeg maar niets... Priemt daar niet zijn puntneus achter de hoek vandaan waar hij zijn adem inhoudt?), Lucien dus, die Lucien, ligt ook onder de zoden. Soms steekt tussen de zerken iets naaldscherps onder arduin of marmer uit; dan fezelen de doden: ‘Dat is 'm, 't is Lucien! Je weet wel: Lucien Kokkerd! Hij heeft geen rust voor hij erachter komt wat al dat dorpsvolk hier ligt uit te spoken. Doe of je hem niet ziet, en geen kwaad woord over de buren!’ Trinquecoste, Romain voor wie hem beter kent, houdt tot op het kerkhof even koppig uitverkoop: Alles moet weg! Hij is zo ongedurig, vindt geen vrede vóór de hele bups de deur uit is: gebreide truitjes, van het wachten op een klant verschoten, speeltjes waar sinds jaar en dag alleen de houtmaden mee spelen, de roerzeef die dat hevig middaglicht moet zeven, een knuffelbeest voor peuters uit een tijd die mt geschiedenis en al is opgeruimd, één paar espadrilles, weggelopen uit La Grande Vadrouille met Bourvil, die cactusachtige waar men gerust een blad van af mag knijpen - stop het in een pot vol magere aarde en het spul schiet uit... Troulat, Pierrette, die Gasconse kwebbelkont die ook onder de grond haar draai niet vinden kan, meldt dat de klanten staan te dringen in de straat, net nu de winkel is gesloten wegens overlijden. Ach, was Romain een blad, een stek van eigen cactus, hij schoot geen wortel in gewijde akkergrond maar bleef gedijen in die aardse schraalte! Escabasse Nadine, met haar meisjesnaam Bottemanne, doet nog een rondgang met haar maaivoeten. Ze heeft een geldtas vol facturen, nog niet getekend voor voldaan (hoe groter praler, hoe kwader de betaler!). Pand neemt ze niet, geen vingerkootje, nee, geen knekel; zij komt ontvangen wat men haar man verschuldigd is: Escabasse Marcel, bij leven doodbidder. Hoe vindt hij rust voor zijn ziel tussen al dat marmer dat hier staat te glanzen op de pof? Calmejane Gisèle houdt zich spitsmuisstil; in haar nieuwe stulp hier is het ook geen leven... De buren zijn wel wijzer dan dat ze nog maar eens, als de burgemeester, na vruchteloos aankloppen aan dodemans deur, om de brandwacht roepen, vragen om een jakobsladder, de blinden open- breken, een hemelruit inslaan, voor de doven preken, dat Calmejane Gisèle - als antwoord op haar naam: Gisèle Pradat - nóg een keer van kiekeboe! kan doen. Maïté Vigouroux hompelt als een zombie rond, ze waagt zich maar eens buiten huis, die kluis waarin ze levend werd begraven omdat ze, eigenzinnig, kippig, het ei wou én het kuiken én die vreemde haan. Maïté verrijst als zus van Lazarus, bij elke stap is 't of ze valt en nooit meer op zal staan. Dorpsmuzenzoon Peire Lagarrigue keert weer tot stof voor een nieuw krekellied uit as van troubadours en dwaalgeesten in de keerzang van de eeuwen, met een mond vol stomme e's en in zijn Frans de discant van Oc. Ginds rust Durut Arsène, hij ligt er in een plooi die niemand glad kan strijken; bij leven liep hij al, zijn kop op zijn knieën, zich een weg te knippen als een heggenschaar, met twinkellichtoogjes onder eigen romp omhoog- en rondspiedend, met z'n stokbrood op pad naar de meisjes uit jongere jaren toen hij nog kaarsrecht achter ze aan liep, achter z'n snikkel, achter al die meiden die hem deden buigen en die hij liet dansen: Arsène en Madeleine, Arsène en Marie-Reine, Arsène die in scène zet wie hij wil zijn: Don Juan Arsène (al die ogen in zijn rug doen pijn). Daar pijpt Magere Hein en Durut Arsène walst nu met zijn zeis, hij ligt al dubbel - geheel in zijn eentje -, hij lacht nog, maar groen, onder het gazon. Stefaan van den Bremt ‘Krekellyriek op het dorpskerkhof’ zal verschijnen in het eerstvolgende nummer van De Brakke Hond (De Brakke Hond 89)