Patriottische burgergezangen Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Patriottische burgergezangen uit ca. 1785. Accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier, met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald. _pat004patr01_01 DBNL-TEI 1 2011 dbnl DSOLmetadata:yes exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1160 H 27:3, via Early Dutch Books Online Patriottische burgergezangen. Z.p., ca. 1785 Wijze van coderen: standaard Nederlands Patriottische burgergezangen Patriottische burgergezangen 2011-10-07 SG colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Patriottische burgergezangen. Z.p., ca. 1785 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_pat004patr01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Patriottische burgergezangen. Lof der vryheid. Wyze: Laat ons saam' als Vrienden leeven. 1. Vryheid, waar vermaak der Menschen, Waard dat men U eere en dien', Dierbaar Voorwerp onzer Wenschen! Zou men U mishandeld zien Door een reeks van laage Zielen, Die voor Dwang als Slaaven knielen? {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} Neen, ô Vryheid! Levenszoet! Levenszoet! Dat gedoogt geen Burgermoed. 2. Ziet ge uw luister snood belaagen, Burgerwapens zyn 't alleen, Die uw hoogen Zetel schraagen, Monsters dryven voor zich heen; Daar Verraad en Baatzucht zinken, Als zy hun in de oogen blinken. Eedle Vryheid! Levenszoet! Levenszoet! Heersch en praal door Burgermoed. 3. Roem van Bato's laate Neeven! Gy, onschatbre Vryheid! Gy, Die den doodsteek hebt gegeeven Aan Geweetens-dwinglandy, Toen Poilips u zocht te moorden, Door zyn Vuur, zyn Staal, zyn Koorden. Lieve Vryheid! Levenszoet! Levenszoet! Kweek ook nu den Burgermoed. {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} 4. Laat de slaassche Vleizucht woelen, Kruipen voor den Dwang in 't stof; Wy, die steeds uw' invlòed voelen, Zingen uw verdienden lof. Wy zyn vaardig, voor uw Wetten Goed en Leven op te zetten. Dit, ô Vryheid! Levenszoet! Levenszoet! Dit eischt waare Burgermoed. 5. Brak men 't yzren Juk van Spanje, Zwoer men 't Dwangvermogen af: Wy dan willen, dat Oranje Thans niet weêr gryp' naar den Staf, Die ge, ô Vryheid! hebt in handen, Daar wy Goed en Bloed verpanden Voor uw heil, ô Levenszoet! Levenszoet! Tot een blyk van Burgermoed. 6. Wy, die 't Hoogste Weezen eeren, Hemeltelg! in U alleen, {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Daar we U trouw en hulde zweeren, Vloeken de onrechtvaardigheên; Leggen Oproerzucht aan banden, Met de Wapens in de handen; Lieve Vryheid! Levenszoet! Levenszoet! Staaf en steun den Burgermoed. 7. Eendragt, Trouw en bly Genoegen, Met oprechte Deugd verzeld, Die zich aan uw zyde voegen, Zwigten nimmer voor geweld. Blyf tot 's Aardryks laatste Jaaren, Priesterin van onze Altaaren, Dierbre Vryheid! Levenszoet! Levenszoet! Ondersteund door Burgermoed. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Lof des wapenhandels. Aan het Volk van Nederland. Wyze: Schoon dat ik onder 't groen. 1. De zucht voor Vryheid, Rust En Eendragt, 's Volks vermogen, Moet nooit of ooit gedoogen, Dat aller Braaven lust Door slaafschheid word' gebluscht. Men legg' den Dwang aan banden Met Wapens in de handen: Zo styft men Stad en Staat; Zo moet de Aristokraat {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} Voor 't Volksvermogen zwigten; Zo volgt men Burgerpligten; Zo bant men Muitery, Die vuige Volksharpy. 2. Uw moed behou' zyn peil, ô Burgers aller Steden Van Neêrland! daar gy heden Zoudt leeven zonder heil, Had gy uw Vryheid veil Voor snood bedrog en laagen, Gesmeed om U te plaagen, Terwyl een vreemd gebroed Verteert uw zweet en bloed; Dat toelegt op verraaden Door schandlyke euveldaaden, En buitenlandsch geweld, Op Zee, gelyk te Veld'. 3. Hebt ge een Publicola Verlooren in Capellen, Die Vryheid dorst herstellen, Ofschoon met eigen schaê; {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Volgt steeds zyn voorgang na, En wilt uw Wapens keeren, Als Hy U kwam te leeren, Op dat Vyandlyk rot, Dat met uw rechten spot. Zyn daaden, 't merk der Vroomen, Doen hem den Lof bekoomen, Die 's Dwinglands laffe Stoet Voor eeuwig missen moet. 4. Thans schrikt de Dwinglandy Op 't glinstren der Geweeren, Die Burgers vlug handteeren; Dit zet hun, ry aan ry, Ontzag en luister by. Dus eeren zy hun Rechten, Ja zyn in staat te vechten Voor hun behoudenis En 't geen hun dierbaarst is; Voor 't veilig saamenwoonen, Als Bato's Vrye Zoonen; Voor 't algemeen belang, En tegen Zielendwang. {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} 5. Volgt dan der Vaadren spoor, Grootmoedige Bataaven! De Wapens voegen Braaven: Behandelt ze als 't behoor', En staat 's Lands welzyn voor; Wilt snooden Twist verbannen; Eerbiedigt achtbre Mannen, Die zelfs de Burgerwet Handhaven zonder smet. Maar toont aan Jaage Zielen, Die slaafsch voor Dwangzucht knielen, Dat hun vervloekt besluit Op Burger-Wapens stuit. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Opwekking der Nederlandsche Jeugd, tot de beoefening der Wapenen. Wyze: Wat is het schoon het menschdom te verpligten. 1. Niets is zo fraai om zich te doen beminnen, Dan een gedrag dat roem bedoelt. Dat doet de Jeugd elks gunsten winnen, Daar zy niet woest, niet toomloos woelt. Leer, Jonglingschap! dan, tot uw eer, } bis. Leer vroeg 't behandlen van 't Geweer.} bis. {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} 2. Vestigt uw oog op 't voorbeeld uwer Vaadren, Wydt uwen pligt aan 't Vaderland; Opdat, wanneer het rampen naadren Gy meê de Wapens neemt ter hand. Leer, Jonglingschap! dan, tot uw eer, } bis. Leer vroeg't behandlen van 't Geweer. } bis. 3. Dus wordt gy nutte en braave Medeleden Van 's Volks verbonden Maatschappy; Dus doet gy hulde aan goede zeden; Dus zet ge uw gaven luister by. Leer, Jonglingschap! dan, tot uw eer, } bis. Leer vroeg 't behandlen van 't Geweer. } bis. 4. Welk eenen glans en luister, wakkre Knaapen! Geeft het u niet als ge u vertoont Met welgepast Geweer en Wapen, {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Zo word uw moed met Lof gekroond. Leer, Jonglingschap! dan, tot uw eer, } bis. Leer vroeg 't behandlen van 't Geweer. } bis. 5. Ver van uw zucht tot nutte kundigheden Te dooven, wordt zy opgewekt Door 't welgebruiken uwer Leden, Waartoe de Wapenoefning strekt. Leer, Jonglingschap! dan, tot uw eer, } bis. Leer vroeg 't behandlen van 't Geweer. } bis. 6. Zoudt gy wel een uitspanning kunnen vinden, Beter dan deeze, in een ledig uur, Die tot uw pligt u kan verbinden, En u vermaak geeft op den duur? Leer, Jonglingschap! dan tot uw eer, } bis. Leer vroeg 't behandlen van 't Geweer. } bis. {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} 7. Zo moogt gy't heil des Vaderlands beminnen, Zo vest ge op Vryheids eedle Wet, Uw hart, uw moed, verstand en zinnen, In weetlust noch beroep belet. Leer, Jonglingschap! dan, tot uw eer, } bis. Leer vroeg 't behandlen van 't Geweer. } bis. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Aanmarsch. Vrye Wyze. Verscheenen in het vol Geweer, Zo treeden wy met eer', Als Burgers, bly, Vernoegd en vry, Naar 't Veld, dat ons ter oefning zy. En onze Hopman gaat ons voor, Gaat voor, gaat voor, Wy volgen op zyn spoor, Zyn spoor, zyn spoor, En geeven zyn bevel gehoor. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Afmarsch. Vrye Wyze. Wy hebben onzen pligt Weêr deezen dag verricht, In Burger-Wapenoefening. Waartoe de lust ons steeds beving. Ons Buskruit is verschooten; Al de Patroonen zyn uit de tas. Straks gaan wy heenen, wel op zyn pas, Elk daar hy hoort, Elk daar hy hoort, Als vreedzaame Wachtgenooten. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} Samenspraak tusschen Teunis en Kniertje, een duivendrechtsche boer en boerin, Over de Exercitie der Amsterdamsche Schutteren op het Drilveld. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Wyze: Hoor, Annaatje! 'k zal verhaalen. Teunis. Kniertje! jae, jy zoudt wel kyven, Dat ik zo laet kom van Steê; Maer ik zel je gaen beschryven, Wat ik daer zo lang in deê. 'k Heb 'er zo veul fraeis ezien! Meer dan ik je kan bediên. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Kniertje. Jae ik loof het zel wat weezen; Meuglyk zat je in kit of kroeg, En je laet me in duizend vreezen. Wangt ik wachtte je al hiel vroeg. Maer wat fraeis heb jy ezien? Wil m'er dan wat van bediên. Teunis. Juist op weg om thuis te keeren, Trok ien Burger-Kompeny Mit heur Hopman, en meer Heeren Die heur leidden, my voorby. Kniertje, 't was zo fraei te zien! Meer dan ik je kan bediên. 'k Zag ien zyden Vaendel draegen, ô Zo mooi, ik weet niet hoe! 'k Luisterde mit groot behaegen, Naer Muizyk en Tromslag toe. 't Was, ô Kniertje! fraei te zien, Meer dan ik je kan bediên, {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} Ver de meeste Burgers praelden, Boven blaeuw en onder zwart, Daer de riemen wit op straelden; Zo trok men langs de Ossenmart, Naer het Drilveld; daer 'k ging zien Meer dan ik je kan bediên. Kniertje. Gingen toen die Burgers drillen Op dat Veld? hoe was het dan? 'k Had het ook wel kyken willen. Zeg my nu daer slechts wat van? Want je hebt het toch ezien. Wil het my dan ook bediên. Teunis. 'k Weet het zo niet uit te leggen: 't Was in 't eerste: Prissenteer! (Kon ik 't maer ter deege zeggen:) Hoog! op Schouder! en nog meêr. ô Dat ik 'er heb ezien, Kan ik je alles niet bediên. {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} Links en Rechts was 't menigmaelen; Dan iens langzaem, dan weêr rasch, 't Ging warentig zonder dwaelen; 't Scheen bynae of 't heksen was. Kniertje! had jy 't zelf ezien, 'k Had je minder te bediên. 'k Hoorde van Plet ons formeeren Men riep: Vaerdig, val! an! vuur! Plet ons, dacht ik, dat zou deeren: Aenstonds schoot men op den duur! 'k Wierd wat bang; maer 'k wou toch zien. Kon ik je alles maer bediên! Van een generaele Sarsie Sprak men ook. Ik dacht: waerheen? Kiest men dan Radys voor Sparsie? Zal zich elk in Sarfie kleên? Maer 'k had mis. Ik kwam te zien, Wat die Sarsie moest bediên. {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Zou ik je ook nog meer vertellen Wat het Rottenvuur beduidt, 'k Zou misschien u maer ontstellen; Doch men schiet slechts met los kruit. ô Je moet het mit me zien, Als de Tyd het ons zal biên. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Op het te voorschyn brengen der acte van consulentschap, tusschen den hertog veldmaarschalk en den prins erfstadhouder. Wyze: Filis vol aanminnigheden. 1. Eindlyk praalt uw dierbre luister, Hemel-Waarbeid, met ontzag, Eindlyk sleept ge aan boei en kluister 't Snood verraad in heldren dag. Eindlyk wordt Bedrog en Logen, Door uw onweêrstaanbre hand, Uit hun moordhol voortgetoogen, En vertoond aan 't Vaderland. {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} 2. Ruk die Monsters, waarde Moeder Van de nooit bevlekte Deugd? Voor den Troon van uwen Broeder 't Heilig Recht, der Volken vreugd. Dat zy daar dit Vonnis hooren; Dat de Vryheid, tot hun straf, Hen weêr doe in d'Afgrond smooren, Die hun 't helsche weezen gaf. 3. Juicht dan, juicht, ô vrye Volken! Vloekt den Stoet die u bedroog; Waarheid, schoon wel eens met Wolken Dik beneveld, heerscht om hoog, Zy kon u verlossing zenden; Toonende a het Vloekverbond, Dat uw Majesteit dorst schenden, Vryheid naar het leven stond. 4. Zy toont u de list en laagen Van een trotschen Vreemdeling, Om als slaaven u te plaagen, Daar hy steunde op zynen kling, {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} Hem als Veldmaarschalk gegeeven, Toen by hulde en trouw aan 't Land Zwoer en schuldig was op 't Leven. Maar zyn Eed noch Pligt hield stand. 5. Wydt der Godheid Glori-klanken, Om 't ontdekken van 't Verraad; Wilt der Braaven toezigt danken, In het stuiten van al 't kwaad Dat die vreemde Trouwverbreeker U voorlang berokkend heeft, En voldoet den hoogsten Wreeker, Die U 't Zwaard in handen geeft. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} Vreugde zang, op het demitteeren van den grooten Staatsmisdaadigen hertog Louis van Brunswyk-Wolffenbuttel. Wyze: Wat heeft het Geld vermogen. 1. Wat vreugd, ô Patriotten! Gy raakt een Vyand kwyt, Die met uw magt dorst spotten, Uw heil steeds heeft benyd; U door zyn List bedroogen, Schoon uit een vreemd Gewest, Als naakte Kraai gevloogen In ons Gemeenebest. 2. Laat by om tyd verzoeken Tot zyn Verdédiging, Men blyft zyn Misdaên vloeken; {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} Want die zyn niet gering. Zyn Eed, zo duur gezwooren Aan 't vrye Nederland, Doet tegen hem zich hooren: ‘Die Volksplaag moet van kant.’ 3. Wie kan zyn Wanbedryven, Zo groot, zo veel in tal, Recht naar hun aard beschryven, Zy overtreffen al 't Verraad, ooit ondernomen Door eenig snood Gedrocht, Dat Neêrlands val volkomen Met dien der Vryheid zocht. 4. Zyn List, Bedrog en Laagen; Zyn Heerschzucht, Trouwloosheid, Om Schatten te bejaagen; Zyn doemenswaard beleid Vermeesterden de Zinnen Van een te zwakken Prins, Dien hy zyn raad deed minnen, En volgen alleszins. {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} 5. Vertreeder van 't vermogen En Souverein gezag Der Staaten! durft gy poogen, Dat men u hooren mag! Neen; dat liefst 's Volksbehoeders, U plaatsen by 't getal Van andre Duitsche Broeders. Komt nooit aan Neêrlands Wal. 6. Maar schaf eerst alle Sehristen, Aan 't Staatsbewind gemeen, Dat uw gedrag moet ziften, En gaa dan schielyk heen, Met een gemoed vol wroeging, De folterendste straf; Zo smaakt gy nooit vernoeging, En wanhoop delft uw graf? 7. En gy, zyn Meêgenooten! Van 't wanbedryf bewust, Al waart ge in Ampt ook Grooten, Krygt loon naar werk, en kuscht {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} De roê der wraak, aan 't dreigen, Opdat ze u 't kwaad vergeld', Am uw misdryven eigen! Ziet, wie ze u heeft besteld. 8. Maar gy, rechtschapen Braaven! Die 't Vaderland bemint; Uw Pligt, gelyk Bataaven, Aan 's Voiks geluk verbindt; Ziet uw bestier bekroonen Met heil, met roem en eer; En juicht, ô Vryheids-Zoonen! ‘De Dwangzucht heerscht niet meer.’ {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} Treur-zang, op het onverwacht afsterven van den Hoog Welgebooren Heere baron Johan Derk van der Capellen tot den Poll. Overleden te Zwolle den 16 Augustus 1784. Wyze: Wat vlam verteert myn ingewand. 1. Helaas! wat jammerlyk gerucht Verspreidt zich door de lucht? Men schrikt, men beeft, slaat de oogen neêr, En zucht by 't weenen, keer op keer: Capellen leeft niet meêr! Des Sterflots magt Heeft onverwacht Dien Braaven ons onttoogen! {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} Schrei, droeve Weêuw! Schrei, teder Kroost! Gy mist uw Steun, gy mist uw Troost! Daar niets uw smart verpoost! 2. De Zuil des Troons van 't waare Recht, Aan 't Heil des Volks gehecht; Die onverschrokken Vryheidsheld; Bestryder van het Dwanggeweld, Ligt door den Dood geveld! Maar 't is geen straf, Reeds vroeg in 't Graf Te moeten nederdaalen; Want heeft men roem door Deugd behaalt, Schoon men Natuur haar Tol betaalt, Zy is 't die zégepraalt. 3. Ja, Deugd, gevest op Menschenmin, Vervreemd van snood gewin, Die nimmer veinst, den Dwang ten spyt, En 's Volks geluk betracht met vlyt, Tart Dood en Graf en Tyd. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Die Deugd geviel Capellens ziel; Die eeuwig vry mag leeven; Terwyl 's Mans nagedachtenis, Zo lang ons Neêrland Neêrland is, Geen roem, geen eerbied miss? {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Schets, van een waaren vaderlander. Wyze: Wie zag ooit schooner Schoone. 1. De waare Vaderlander Is steeds een Vriend van Deugd; Getrouw aan Vryheidsstander; Het weldoen is zyn vreugd: Hy blyft met hart en zinnen De lieflyke Eendragt minnen; Want ze is de Steun alleen Van 't Algemee...n, Van 't Algemeen. {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} 2. Hy vloekt de snoode listen; By toont z ch t' allen tyd Goed Burger en goed Christen; Betracht zyn Pligt met vlyt; Voor Godsdienst, Recht en Wetten Zal hy zyn Leven zetten; Dit acht hy 't waardste Pand Van 't Vaderla...nd, Van 't Vaderland. 3. Kan hy een uurtje missen, Hy legt zyn onderzoek Op 's Lands Geschiedenissen, Of ander nuttig Boek; Hy hecht zyn Trouw aan Vrinden, Die hen welvoeglyk vinden, En tot hun nut bereid, Met billykhei...d, Met billykheid. {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} 4. Hy richt zich naar de Reden In al zyn bezigheên, Is altoos wel te vreden Met net genot alleen Dat hy verkrygt door handel; Steeds eerlyk in zyn wandel. Ziet daar, in doen en lot Een Patri...ot, Een Patriot. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<}