Vlaanderen. Jaargang 26 logo_vlaa_01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Vlaanderen. Jaargang 26 uit 1977. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren beijvert zich voor het verkrijgen van toestemming van alle rechthebbenden; eenieder die meent enig recht te kunnen doen gelden op in dit tijdschrift opgenomen bijdragen, wordt verzocht dit onverwijld aan ons te melden (dbnl.auteursrecht@kb.nl). Door het gehele werk heen zijn koppen tussen vierkante haken toegevoegd. p. 47: Julien → Juliaan: ‘opgericht door Juliaan Wilmots’. p. 64, 104, 164, 236, 316, 399 en 400: advertenties zijn in deze digitale versie niet opgenomen. De genoemde pagina's zijn hierdoor komen te vervallen. De paginanummers 245 en 246 komen twee keer voor, dit is niet verbeterd. _vla016197701_01 DBNL-TEI 1 2012 dbnl eigen exemplaar dbnl Vlaanderen. Jaargang 26. Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Roeselare 1977 Wijze van coderen: standaard Nederlands Vlaanderen. Jaargang 26 Vlaanderen. Jaargang 26 2012-10-18 CB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Vlaanderen. Jaargang 26. Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Roeselare 1977 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_vla016197701_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==binnenkant voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} vlaanderen voorheen West-Vlaanderen Tweemaandelijks tijdschrift voor kunst en letteren 156 jaargang 26 - januari-februari 1977 Een uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond met financiële steun van de provincies West-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen. Rubens in de Vlaamse kerken Samenstelling: de redactie Eredekens: Felix De Boeck, André Demedts, Flor Peeters. Redactieleiding: Jozef Storme (Voorz., Magdalenastraat 7, 8670 Wervik, Tel. (056) 31 12 76), Albert Smeets (Adviseur, Warschaustraat 12, 8400 Oostende, Tel. (059) 70 50 75), Albert de Longie (O.-Vl.), Kamiel D'Hooghe (Muz.), Erik Heidbuchel (Limburg), Leo Laerenbergh (Dram. K.), Marcel Notebaert (Plast. K.), Jules Van Ackere (Brabant), Jos Van Rooy (Antw.), Herman Vos (Lit.). Redactieraad: P. Baudouin, L. Bekkers, L. Blomme, F. Bonneure, W. Bosschem, F.R. Boschvogel, A.M. Botte, J. Briels, G. Cafmeyer, M. Callaert, L. Daems, J. Delie, J. de Maegd, R.D. De Man, L. Demeester, F. de Swert, M. Driessen, J. Droogmans, M. Duchateau, L. Dusar, F. Etienne, P. Felix, K. Geirlandt, F. Germonprez, G. Goos, P. Hanoulle, P. Hardy, J. Haspeslagh, C. Heyman, R. Jacobs, A. Keersmaeckers, B. Kemp, M. Kersten, J. 't Kindt, P. Knaepen, J. Maertens, J. Maes, E. Mattelaer, H. Melen, H. Nackaerts, G. Oost, H. Pauwels, H. Peeters, L. Raskin, H. Roelstraete, T. Ruysschaert, J. Seaux, R. Seys, F. Simoens, Chr. Teller, P. Thomas, A. Van Assche, J. Van Baelen, W. Vanbeselaere, J. Vanbrussel, K. Van Bockrijk, R. Van de Moortel, R. Van de Perre, P. Vanderschaeghe, A. Vandroemme, R. Van Duyn, J. Van Eetvelde, R. Van de Wielle, L. Verbeke, L. Vercruysse, R. Verkarre, A. Verthé, H. Waterschoot, J. Wilmots. Verbondssecretariaten: - Alg. secr.: Julien Van Remoortere, Pontonstraat 12, 8400 Oostende - Beheer: Hector Deylgat, Polenplein 5, 8800 Roeselare - Verbondssecr.: Gilbert Goos, IJzermolenstr. 24/415, 3030 Heverlee (tel. 016/23 04 56). - Antwerpen: Jos van Rooy, Potgieterstraat 15, 2000 Antwerpen - Brabant: Jules Van Ackere, J. de Bolognelaan 38, 1020 Brussel - Limburg: Erik Heidbuchel, Maastrichtstw. 69, 3500 Hasselt - Oost-Vlaanderen: Albert de Longie, Heuzelstraat 7, 9704 Ooike Redactiesecretariaat: José de Poortere Hundelgemsesteenweg 127, 9218 Ledeberg - Tel. (091) 25 95 07 (met bandopname bij afwezigheid) Ingezonden werk: adres redactiesecretariaat. Betreft: nieuw werk van/over leden of debutanten; onuitgegeven verzen van leden of abonnees (in dubbel, retourport bijsluiten); platen van Vlaamse componisten of uitvoerders; boeken over kunst. Abonnementen: Giro 000-0009576-70, Bank van Roeselare, reden van storting vermelden. Abonnee (6 nrs. per jaar): 375 fr. Abonnee buitenland: 400 fr. Steunabonnee: 600 fr. Beschermend lid: 1.000 fr. Los nr.: 90 fr. Er lopen geen abonnementen over de boekhandel, ze zijn enkel verkrijgbaar bij de administratie Administratie: Adiel Van Daele, Lindenlaan 18, 8880 Tielt. Tel.: (051) 40 21 22. Druk: Lannoo, 8880 Tielt INHOUD 1 Naar aanleiding van de 400ste verjaring van de geboorte van Rubens F. Baudouin, Conservator van de kunsthistorische Musea der stad Antwerpen 5 P.P. Rubens: belangrijke data Dr. J. Van Herck 5 De schilderijen van P.P. Rubens in de kathedraal van Antwerpen Dr. J. Van Brabant 13 Het Rubensbezit van enkele Antwerpse kerken Rita Hostie 19 Het Rubensdoek van de Sint-Willibrorduskerk te Antwerpen Dr. J. Van den Nieuwenhuizen 20 ‘Rubens in de Kathedraal’ A.K.V.T.-Antwerpen vertolkt in '77 veelkleurige evokatie door Bert Peleman 24 Lier Sint-Gummaruskerk: triptiek van Sint-Franciscus van Assisi 25 Mechelen O.-L.-Vrouw-over-de-Dijle: de wonderbare visvangst 27 Mechelen Sint-Janskerk: de aanbidding der koningen 30 Gent Sint-Baafskathedraal: het hoogaltaar 32 Aalst Sint-Martinuskerk: het Sint-Rochusaltaar Dr. J. Van Herck 34 Rubensjaar 1577-1977 39 Wij huidigen / Wij gedenken 45 Poëtisch bericht 47 Kunstecho's 54 Korte golf 59 Bibliotheek 63 Vrije Tribune Omslagillustratie: De aanbidding door de wijzen (1618-1620) Kapucijnenkerk, Doornik, 384 × 280 cm Uit het boek P.P. Rubens, met toestemming van het Mercatorfonds, Antwerpen. De clichés op blz. 2, 3, 30, 31, 35 e 37 werden ons bezorgd door de Kon. Musea voor Schone Kunsten, met name door conservator Henri Pauwels. We danken de eigenaar het museum te Quimper (Bretagne) Kunsthandel De Boer (Amsterdam) het museum te Sibiu (Roemenië) en de h. Curtis Aurel (U.S.A.). Zwart-witreprodukties: blz. 13, 15, 16, 17, 18, 24, 25, 27, 28, 29, 32, 33. Copyright A.C.L. Brussel Volgend nummer: Moderne Poëzie Samensteller: Joost Vanbrussel {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} [nummer 156] Naar aanleiding van de 400ste verjaring van de geboorte van Rubens {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Ambrogio Spinola heeft ooit gezegd, dat hij in Rubens zoveel talenten zag schitteren, dat hij diens schilderkunst voor één van zijn minste gaven hield. Ongetwijfeld zinspeelde de Genuese krijgs- en staatsman hierbij op Rubens' aanleg voor de diplomatie, die er inderdaad heeft toe geleid dat hij ook op dit terrein aan aantal opmerkelijke successen boekte. Een andere tijdgenoot, de Franse humanist Claude Fabri de Peiresc prees zijn eerlijkheid en zijn ‘aangename wijze van conversatie’, en vervolgde: ‘Vooral op het gebied van de Oudheid bezit hij de meest universele kennis die ik ooit heb ontmoet’. Hier is het vooral Rubens' deskundigheid op een gebied waarop Peiresc zelf uitblonk, die in het licht wordt gesteld: zijn kennis van de letterkunde en van de kunst van de Grieken en de Romeinen, die hem ook als schilder van mythologische taferelen uitstekend te pas kwam. Bij een andere gelegenheid schreef dezelfde auteur dat Rubens ‘geboren werd om te behagen en genoegen te verschaffen in al wat hij zegt of doet’. De lectuur van de brieven van Rubens bevestigt dat hij een bijzonder begaafde, veelzijdig geïnteresseerde, en ook aantrekkelijke persoonlijkheid bezat. Was zijn schilderkunst in de ogen van Spinola ‘één van zijn minste gaven’, dan is het toch door deze dat Rubens ook nog vandaag wordt beschouwd niet alleen als één der toonaangevende vertegenwoordigers van de kunst van zijn tijd, de Europese Barok, maar tevens als één der meest geniale kunstenaars die ooit ter wereld kwamen. Een onovertroffen ‘kolorist’ voor wie de virtuose behandeling van de kleur één van zijn belangrijkste uitdrukkingsmiddelen was; een kunstenaar die in zijn werken een zeldzaam evenwicht bereikt tussen realistische weergave en idealiserende vormgeving; van ongebreidelde verbeeldingskracht en ordenend compositorisch vermogen; een bezield, verbeeldingsrijk, ‘rapsodisch’ uitbeelder van het goddelijke en het menselijke drama - waardoor hij zowel door Eugène Delacroix als door Jacob Burckhardt met Homerus werd vergeleken. Rubens is dit alles niet van meetaf aan ge- {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} worden. In tegenstelling tot vele vroegrijpe kunstenaars, die nog tijdens hun jeugd en vroege mannenjaren hun hoogtepunt bereiken om daarna, ofwel vroeg te sterven, of in herhalingen te vallen of te verstarren, kende Rubens een eerder matig debuut. Langzaam rijpte zijn talent onder de weldoende warmte van de Italiaanse zon, door de studie van de antieke beeldhouwkunst en van de schilderwerken van de grote meesters van de Renaissance, om pas na zijn terugkeer te Antwerpen in een onmiskenbaar persoonlijke stijl open te bloeien. Maar ook daarin sloot hij zich niet op. Een geleidelijke verdere ontwikkeling blijft merkbaar. Ze zet zich zelfs voort in de laatste levensjaren, in een steeds toenemend meesterschap. Het crescendo van dit evoluerend scheppingsproces wordt slechts door de dood afgesloten. Rubens werd geboren in omstandigheden die tekenend zijn voor de onrust en de politieke en religieuze verscheurdheid die de Nederlanden in de tweede helft van de 16de eeuw hebben gekend, en die uiteindelijk aanleiding zouden geven tot de scheiding tussen het Noorden, de Verenigde Provinciën, die onafhankelijk worden, en het Zuiden, dat onder Spaans-Habsburgse overheersing blijft. Verdacht van Lutherse sympathieën had zijn vader, Jan Rubens, jurist en schepen van de Stad Antwerpen, in 1568 deze stad verlaten om met zijn vrouw, Maria Pypelinckx, en zijn oudste kinderen naar Keulen uit te wijken. Daar werd hij weldra juridisch adviseur van Anna van Saksen, de tweede echtgenote van Willem van Oranje, de Zwijger. Overspel met deze wispelturige vrouw leidde evenwel tot zijn arrestatie in 1571, en naar de geplogenheden van de tijd, mocht hij zich aan de doodstraf verwachten. Wanneer hij die uiteindelijk toch kon ontlopen, was dit in hoofdzaak te danken aan de vergevingsgezindheid, de karaktersterkte, de overtuigingskracht van zijn bewonderenswaardig moedige vrouw. Ook aan de zware financiële offers die zij grootmoedig bracht om hem uit de gevangenis te helpen. Peter Paul Rubens werd in 1577, waarschijnlijk {== afbeelding De beklimming van de Calvarieberg (1636). Affligem.==} {>>afbeelding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De tenhemelopneming van Maria (1619). Ongeschoeide Karmelieten, Brussel.==} {>>afbeelding<<} op 28 juni van dat jaar, te Siegen geboren, de kleine stad in Westfalen, die als gedwongen verblijfplaats aan zijn vader was opgelegd, toen die in 1573 uit gevangenschap was ontslagen. Kort na de geboorte verkreeg de familie toelating om zich opnieuw in Keulen te vestigen. Het was in deze stad dat Peter Paul zijn prille jeugd doorbracht, naar zijn eigen getuigenis ‘tot zijn tiende jaar’. In 1587 overleed zijn vader. Korte tijd daarna vestigde Maria Pypelinckx zich met haar kinderen in Antwerpen, de vaderstad van haar man en van haarzelf. Als knaap zou Peter Paul er naar school gaan bij meester Rumoldus Verdonck in de Latijnse school, in de volksmond ‘Papenschool’ geheten, gelegen in de schaduw van de Onze Lieve Vrouwekathedraal. Daar bekwaamde hij zich in de studie van de Latijnse taal en letterkunde, evenals van het Grieks. Door zelfstudie zou hij overigens zijn hele leven lang zijn kennis van de letteren en de cultuur van de klassieke oudheid verruimen en verdiepen. Reeds op zijn dertiende of veertiende jaar verliet hij de school, en werd hij page bij Marguerite de Ligne, weduwe van Filips, Graaf de Lalaing, die te Oudenaarde of in de omgeving verbleef. Slechts enkele maanden is hij in haar dienst gebleven. Ongetwijfeld heeft een groeiend verlangen om kunstenaar te worden ertoe geleid dat hij naar Antwerpen terugkeerde om er het schildersvak te leren. Achtereenvolgens deed hij dit in de ateliers van Tobias Verhaecht, Adam van Noort en Otto van Veen of Venius. Nadat hij zelf meester was geworden, verbleef hij van mei 1600 tot oktober 1608 in Italië, waar hij ijverig de Antieke beeldhouwkunst en de meesterwerken van de grote Italiaanse schilders van de Renaissance bestudeerde. Het kan niet de bedoeling zijn hier de verdere levensloop te schetsen van Rubens, die zich van dan af hoofdzakelijk in Antwerpen afspeelde. Wij noteren alleen een lange afwezigheid van einde augustus 1628 tot maart/april 1629, wanneer hij als diplo- {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} maat achtereenvolgens te Madrid en Londen verbleef. Het was ook te Antwerpen dat hij op 30 mei 1640 overleed. Wel dient bij deze verjaring te worden onderstreept, dat weinig kunstenaars met Rubens kunnen worden vergeleken, wat betreft de verstrekkende en diepgaande invloed die hij heeft uitgeoefend. Verstrekkende, inderdaad, wanneer wij bedenken dat vandaag nog in kerken en musea in Peru en andere Zuidamerikaanse landen, tal van kunstwerken worden aangetroffen waarin motieven van Rubens door plaatselijke kunstenaars verwerkt werden. Dit kan worden verklaard uit de import, nog tijdens de zeventiende eeuw, van Vlaamse schilderijen, waaronder tal van copieën naar taferelen van Rubens. Ook de grote verspreiding van prenten naar composities van de Antwerpse meester, heeft tot zulke ontleningen aanleiding gegeven. Dit laatste geldt ook voor China en Japan, waar plaatselijke kunstenaars op hun eigen manier naar dergelijke Vlaamse gravures hebben gewerkt. Vanzelfsprekend is zijn invloed het meest diepgaand geweest in Europa. Niet alleen is hij merkbaar bij vele kunstenaars uit de zeventiende eeuw, zowel in Vlaanderen als daar buiten, maar ook bij latere generaties. Denken wij maar even aan de grote Franse meesters uit de achttiende eeuw Watteau en Fragonard, aan Sir Josuah Reynolds in Engeland in hetzelfde tijdvak. Verder in die tijd van de Romantiek aan Eugène Delacroix die herhaaldelijk Rubens copieerde om zich zijn stijl eigen te maken, en dichter naar onze tijd toe, aan Renoir. In dit verband gaf de Amerikaanse kunstcriticus Robert Hughes onlangs in ‘Time Magazine’ de titel ‘Rubens, the grand inseminator’ (de grote bevruchter) aan een artikel, dat hij wijdde aan de bespreking van een tentoonstelling in de Verenigde Staten, waarin de invloed van Rubens op de latere tijd met treffende voorbeelden werd geïllustreerd. Wie vandaag de Ermitage in Leningrad bezoekt, of musea in de Verenigde Staten, ofwel de zalen van de Alte Pinakothek te München, de Prado te Madrid of het Louvre te Parijs, waar zich werken van Rubens bevinden, wordt telkens getroffen door de belangstelling van het publiek voor de grote Vlaamse meester, die soms méér in het buitenland dan in zijn eigen vaderstad wordt gewaardeerd. Die universele belangstelling voor Rubens komt ook tot uiting in het feit dat in 1977 in tal van steden tentoonstellingen aan hem worden gewijd: Wenen, Keulen, Londen, Parijs, Leningrad, Firenze, Calais, Valenciennes, Rijsel, Genua, enz. In Polen en in een Amerikaanse universiteitsstad zullen colloquia worden ingericht over de betekenis van zijn werk. Ook de UNESCO heeft zich niet onbetuigd gelaten. Onlangs werd door de Algemene Vergadering van deze internationale organisatie voor opvoeding, wetenschappen en cultuur van de Verenigde Naties, te Naïrobi een resolutie aangenomen, waarin de lidstaten aanbevolen wordt in 1977 aan Rubens' betekenis, ook als diplomaat in dienst van de wereldvrede, bijzondere aandacht te {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} schenken. UNESCO patroneert ook alle culturele manifestaties die met dit doel worden ingericht. Voor Antwerpen, de vaderstad van de kunstenaar, voor het Vlaamse land en België, is het een ereplicht om Rubens in 1977 te herdenken. Een programma van tentoonstellingen, concerten, en andere manifestaties, van aard om bij velen in het buitenland belangstelling te wekken, werd reeds sedert een paar jaren voorbereid. Indien het Rubensjaar 1977 tot een succes uitgroeit - en gelukkig zijn de voortekens in dit opzicht zeer gunstig - en indien ieder er zich voor inzet opdat onze buitenlandse gasten een uitstekende indruk zouden bewaren, dan zullen ook nog lang na het Rubensjaar 1977 de weldaden daarvan merkbaar blijven. F. Baudouin, Conservator van de Kunsthistorische Musea der Stad Antwerpen, Secretaris van het Coördinatiecomité voor het Rubensjaar 1977. {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} P.P. Rubens: belangrijke data 1577 28 juni geboren te Siegen (Nassau), Calvinistisch gedoopt. 1588-1589 Maria Pypelinckx, wed. met vier kinderen naar Antwerpen. 1590 Page bij gravin de Lalaing te Oudenaarde. 1591 in de leer bij Tobias Verhaegt. 1592-1595 in de leer bij Adam Van Noort. 1596-1597 in de leer bij Otto Vaenius. 1598 vrijmeester Sint-Lucasgilde. 1600 9 mei via Venetië naar Aartshertog Vinc. Gonzaga te Mantua. 1600 oktober aanwezig bij het huwelijk van Maria de Medici te Florentië. 1603 zending naar het hof van Madrid. Een jaar te Rome. 1608 oktober terug te Antwerpen, moeder gestorven. 1609 hofschilder van Groothertog Albrecht en Isabella. 1609 13 oktober huwt Isabella Brant. 1610 Kruisoprichting O.-L.-Vrouwekathedraal. 1611 Clara-Serena eerste kind (sterft op 12 jaar). Aankoop van de ‘Wapper’. 1612-1614 Kruisafdoening (Kathed.) Zoon Albrecht geboren. Bestellingen Antwerpse kerken. 1618 8 kartons tapijten ‘Decius Mus’. Zoon Nicolaas geboren. 1619 L. Communie St.-Franciscus. 1620 Gewelf van St.-Caroluskerk (verbrand 1718) 1621 13 juli dood van Aartshertog Albrecht. 1621-1625 21 taferelen Triomf van Maria de Medici (Pal. de Luxembourg). 1624 De aanbidding der Koningen. In adelstand door aartsh. Isabella. 1625-1627 18 kartons ‘Triomf der Eucharistie’ voor Discalzen te Madrid. 1626 20 juni dood van Isabella Brant (pest?). 1626-1630 diplom. reizen Parijs (1627), Madrid (1628-1629) en Londen (1629-1630). 1630 6 december huwt Helena Fourment. 1631 triptiek O.-L.-Vrouw en St.-Ildephonsus. Bezoek Maria de Medici. 1632 18 januari geboren Clara Johanna. 1633 dood Aartsh. Isabella. 1634 Zoldering White Hall te Londen voor Karel I. 1635 Blijde Intrede Prins Ferdinand: stadsversiering. Aankoop ‘Het Steen’. 1631-1640 Familieportretten. 1635-1640 Landschappen, Mythologie en Godsdienst. Taf., Torre de la Parada. 1639 (?) O.-L.-Vrouw der Rubenskapel. 1640 27 mei Laatste Testament; 30 mei dood en plechtige zinking; 1640 2 juni Lijkdienst. 1641 3 februari geboren vijfde kind Constantia. 1645 Huw. met J.B. Van Broeckhoven hr. van Bergeyck. Sterft in 1673. Dr. J. Van Herck, Kontich De schilderijen van P.P. Rubens in de kathedraal van Antwerpen De Kruisoprichting Paneel. Middenstuk 4,62 m × 3,61 m; zijluiken 4,62 m × 1,50 m. Anno 1610 geschilderd door Pieter Pauwel Rubens (Siegen 1577 - Antwerpen 1640). Dit beroemde drieluik werd door P.P. Rubens in 1610, even na zijn terugkeer uit Italië, voor de Sint-Walburgiskerk geschilderd. De vijfentwintig treden vóór het hoge hoofdaltaar vormden voor deze machtige altaartafel een passend voetstuk, een Calvarieberg als het ware. Luidens de kerkrekening werd het besteld door de kerkmeesters, blijkbaar op initiatief van Cornelis van der Geest, deken van het hoofdambacht der Meerseniers en vrijgevig mecenas: ‘1610, Junius. Betaelt in Kleyn Zeeland ende verteert daer men met Peeter Rubens schilder heeft geaccordeert van 't schilderen van den Hoogen Autaer, present mijnheer den Pastor en Cornelis van der Gheest en Kerkmeesters’. Voor dit eerste barok altaarstuk van de grootmeester der Vlaamse barokschilderkunst werden 2600 gulden betaald. Het schilderij wekte bewondering en contestatie... Met nog 33 Rubensschilderijen en zoveel andere kunstwerken uit Antwerpse kerken, kloosters en openbare gebouwen werd het in 1794 door de Commissarissen der Franse Republiek als oorlogsbuit naar Parijs gevoerd. In 1815 kwam het terug naar Antwerpen. Maar ondertussen was de tot een tolhuis ingerichte Sint-Walburgiskerk deerlijk afgetakeld en als parochiekerk afgeschreven. Zij zou weldra afgebroken worden. Het drieluik werd als passende tegenhanger van de ‘Kruisafneming’ door de Regering van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden aan de kathedraal in bewaring gegeven. Na een restauratie kreeg het in 1856 de huidige opstelling in de noorderkruisbeuk. Het neogotisch voetstuk en de balustrade werden ontworpen door architect Fr. Durlet. Daaraan herinnert het onderschrift: jesv in crvcem svblati tabvla haec a petro pavlo rvbens anno mdcx picta priori formae ac decori reddita {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} cvrantibvs hvivs ecclesiae aedilibvs anno mdccclvi Welk een aangrijpend-dramatisch tafereel op de donkere achtergrond van de ruige Golgotha! Acht stoere beulsknechten door een krijgsman geholpen, stutten, duwen of trekken met fel gespannen kracht van spieren en pezen. Zij tillen het zwaar diagonale Kruis op, met de vastgespijkerde, gefolterde Heer en Heiland. Hoe blijft dat lichtend gelaat zacht en edel en zo vol schone berusting bij deze hoogste marteling en pijn! ‘Het schoonste hoofd dat Rubens schilderde’ (Max Rooses). In de linkerbenedenhoek merkt men een grimmige hond. Die past wel bij dit onmenselijk, honds bedrijf van woestelingen, ‘van samengerotte haat en geweld’ (C. Verschaeve). Op het linkerzijluik: de rouwende Maria Magdalena naast vrouwen en kinderen die met verbijstering en smart dat gruwzame gebeuren bekijken. Ook de staande Moeder van Smarten en Sint-Jan de Evangelist die haar tracht op te beuren en te troosten, zien droef en met deernis mede-lijdend naar de Man van Smarten met de doornenkroon. Op het rechterzijluik: vooraan op een prachtdier - Rubens' mooiste paard! - de bevelvoerende Romeinse Honderdman (met de commandostaf), die de terechtstelling leidt, soldaten, beulen en de twee ruw bejegende moordenaars, die met de Heer gaan gekruisigd worden. Daarboven de rode gloed van de zon die straks zal verduisteren. Op de gesloten deuren: vier heiligen. Links Sint-Eligius, Antwerpens eerste missionaris, en Sint-Walburgis die als vrome kluizenares in de crypte van de oude Burchtkerk zou vertoefd hebben. Rechts Sint-Catharina, met palmtak en zwaard, en Sint-Amandus die de eerste kerk bouwde in het Antwerpse castrum. Concentratie van handeling, expressie en compositie. ‘Geslacht op geslacht heeft verbluft gestaan voor dit drama, dat Rubens voor het eerst in zijn pijnlijk realisme heeft uitgebeeld’. (A.H. Cornette). De Kruisafneming Paneel. Middenstuk 4,21 m × 3,11 m; zijluiken 4,21 m × 1,53 m. In 1612-1614 geschilderd door Pieter Pauwel Rubens. Het heerlijke drieluik, ‘een meesterwerk van internationaal gehalte’, werd blijkens het contract van 7 september 1611 op bestelling van de Kolveniersgilde (Busgilde), de jongste der zes gewapende Antwerpse gilden, door Rubens geschilderd voor het Christoffelaltaar, dat zij sinds 1502 in de zuiderdwarsbeuk van de kathedraal verzorgde. Het middenstuk werd afgeleverd in september 1612, de zijluiken op 18 februari 1614. Voor het drieluik werden aan de schilder 2.400 gulden betaald. Op 5 augustus 1794 werd de Kruisafneming door de Franse bezetter uit de kathedraal geroofd. Het middenstuk werd op 11 augustus per schip naar Rijsel vervoerd. Op 19 september werd het te Parijs als het heerlijkste pronkstuk van de oorlogsbuit door de zegevierende Republiek begroet. Op 22 november kwamen daar ook de zijluiken toe. Na de slag van Waterloo, toen de kansen gekeerd waren, werd het drieluik per wagen naar Brussel gevoerd (31 oktober tot 20 november 1815). Naar de Academie te Antwerpen overgebracht van 3 tot 5 december, werd het op 31 mei 1816 weer in de kathedraal opgesteld tegen de oostelijke muur van de zuiderkruisbeuk, rechts naast de opening van de kooromgang. In 1851 gerestaureerd, kreeg het in 1856 een door Fr. Durlet ontworpen architecturale omlijsting en opstelling. In 1960-1962 werd het te Brussel in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium grondig gereinigd, gerestaureerd en behandeld voor conservatie. De Kolveniersgilde eerde als patroon Sint-Christoffel, een van de veertien maarschalken en noodhelpers, de man die Christus op zijn schouder droeg! Luidens een decreet van 3 december 1563: De invocatione et veneratione ac Reliquiis Sanctorum et Sacris Imaginibus, XXVe Sessie van het Concilie van Trente (1545-1563), en krachtens de beslissingen van het Provinciaal Concilie (1607), van de Diocesane Synode (Mei 1610) en van het Kapittel mochten op het middenstuk van altaartafels slechts de Christusfiguur of Nieuw-Testamentaire afbeeldingen voorkomen. Rubens heeft dan inspiratie gezocht en gevonden in de legende en de naam van de Patroon der Gilde: Christoforos-Christusdrager. In dit schilderstuk met zoveel taferelen waar Christus wordt gedragen, verheerlijkte hij het voorrecht de Heer te mógen dragen. Het machtige drieluik, schitterend van licht en kleur en vol serene bewogenheid rond de centraal gehouden Christus, biedt een wondere synthese van zinvolle symboliek en aangrijpende werkelijkheid: Maria die Christus heeft gedragen, de oude Simeon met het Kind op de handen, en dan de vrienden die het ontzielde lichaam van de Heer met liefdevolle schroom en eerbied van het kruis gedragen hebben. Bij de Oprichting van het Kruis was de Heer, slachtoffer van verbetenheid en haatdragende vijanden, door folterende beulsknechten omgeven. Bij de Afneming van het Kruis wordt Hij omringd door vrienden, die vroom een laatste liefdedienst verrichten: ‘de schoonste mensengroep op 't hele kunstgebied’ (C. Verschaeve). Nu de avond gedaald is over Golgotha, met donker befloerste wolken en ginder aan de verre einder de late, rode gloed der ondergaande zon, zijn zij gekomen om Christus van het ruwe kruis af te nemen (Joh. XIX, 38-40). Daar zijn de kloeke en trouwe Johannes met het vlammend-steenrode gewaad, de nobele Jozef van Arimathea die zijn eigen grafstede ter beschikking stelde en Nicodemus die mirre en aloë meebracht. Maria, de Moeder van Smarten, vol deernis met de ‘Man van Smarten’, biedt haar behulpzame handen aan Gods welbeminde Zoon die zij dragen mocht. Daarbij twee vrome geknielde vrouwen, de {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} jeugdige Maria-Kleofas en Maria Magdalena die de lijkdoek heeft gegrepen en de doornagelde voet steunt. Langs de diagonaal van de lange, heldere lijkwade die met hand en tand stevig wordt vastgehouden, glijdt het uitgebloede en gebroken lichaam van de Heer, met het zijlings hangende, schone hoofd. Aan de voet van de ladder, in een koperen bekken, de heilige relieken der Passie van Ons Heer: de doornenkroon, de nagelen, de spons met de zure wijn die Hij niet drinken wou, en de kruistitel, het door Pontius Pilatus geschreven schandbord. Op het linkerluik, het Bezoek van Maria, die de Heer draagt, aan haar nicht Elisabeth (Luc. I, 39-56). ‘Waaraan heb ik het te danken dat de Moeder van mijn Heer naar mij toekomt’? is haar hoffelijke groet. Ook Sint-Jozef wordt door de gastheer Zacharias hartelijk bejegend. Daar komt het dienstmeisje al met proviand in de wissen korf op haar hoofd. En ook een kleine keffer doet zich blaffend gelden! Een stemmig tafereel van vriendelijke en gelukkige mensen in een prachtig architecturaal decor bij helderblauwe hemel. Onder het met klimopranken begroeide welfsel van trap en bordes een close-up van het neerhof: 'n paar bezige kippen, een pronkend-pralerige pauw en de landman die naar zijn akker gaat om voort te ploegen. Op het rechterzijluik, de Opdracht van het Kind Jezus in de tempel (Luc. II, 22-39). Een heerlijke tempel met het mooie spel van licht en duister tussen bogen en welfsels, en boven de marmeren zuilen met Corinthisch kapiteel. Onze-Lieve-Vrouw heeft haar Kind gereikt aan de grijze Simeon, ‘de wetgetrouwe en vrome man, die Israëls vertroosting verwachtte’. Behoedzaam heeft hij het Kind in zijn handen genomen, hij heft het ten hemel en gaat zijn ontroering en vreugde uitzingen: ‘Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar Uw woord in vrede gaan...’ Ook de oude profetes Anna is gelukkig en staat er goedig en vertederd bij te kijken. Vooraan knielt Sint-Jozef met de twee tortelduiven die volgens de bepaling van de Wet zullen geofferd worden. Bij de getuigen van dit wonder tafereel schilderde Rubens ook zijn vriend Niclaes Rockox (1560-1640), herhaaldelijk buitenburgemeester in de jaren 1603-1635, hoofdman van de Kolveniersgilde en kunstlievend mecenas. Links op de gesloten deuren van het triptiek blijkt weer Rubens' kennelijke voorkeur voor ‘kerngezonde vormen’. De reusachtige zongebrande Christoffel, waarvan de Gulden legende verhaalt dat hij uit liefde tot God pelgrims en reizigers over de rivier bracht, stapt in de donkere nacht door het wad. Op zijn stevige kolf steunend draagt hij schrijlings op zijn sterke schouders het Kind, de zo zwaarwegende last van zijn Heer. Op het rechterpaneel komt de kluizenaar die volgens de legende met Christoffel bevriend was, naar dat vreemd gebeuren kijken, en biedt daarbij de hulp van zijn lichtgevende lantaarn die hij richt naar het Kind, het ‘Licht van de wereld’. Daarboven glanst even de smalle maansikkel. En met wijd opengesperde ogen ziet een uil toe. Dit is dan het wereldberoemde meesterstuk van de Vlaamse schilderkunst der 17de eeuw. Grafmonument van Jan Moretus en Martine Plantin De Verrijzenis van Christus Paneel. Middenstuk 1,09 m × 1,85 m; zijluiken 1,09 m × 0,55 m. In 1611-1612 geschilderd door Pieter Pauwel Rubens. Het drieluik werd door P.P. Rubens geschilderd voor het Praalgraf van Jan Moerentorf! (1543-1610), schoonzoon en eerste opvolger van Christoffel Plantin als leider van de Officina Plantiniana, en van diens echtgenote Martine Plantin (1550-1616). Hun zoon Balthasar Moretus! (1574-1641) bestelde dit stuk. Het werd in 1794 naar Parijs gevoerd. In 1815 kwam het terug naar Antwerpen. In 1819 werd het in de Sint-Barbarakapel geplaatst, en in 1924 overgebracht naar de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Vrede (Kapel der Gesneuvelden 1914-1918). Het grafmonument wordt bekroond door twee marmeren engelen van J. Fr. Van Geel. Zij dragen en tonen het portret van Jan Moretus uit het atelier van Rubens. De omlijsting in marmer is naar tekening van Willem Herreyns. Onder het drieluik, een marmeren gedenkplaat met grafschrift. Een ander epigram blijft aan de restauratie van het gedenkstuk herinneren. Een heerlijke voorstelling van Christus' Verrijzenis op de vroege Paasmorgen! (Math. XVI, 1-8; Luc. XXIV, 1-12; Joh. XX, 1-10). Omstraald door een schitterende nimbus treedt de Heer uit het donkere graf dat in de rots werd gehouwen. De losgewikkelde witte lijkwade ligt als een zwierige mantel om Zijn schouders. In de handen draagt Hij de palmtak der victorie en de kruisstaf met de Paaswimpel: teken van verlossing en zege! Ook de engelen in de doorlichte wolken jubelen mee om de zegepraal van de Heer des Levens. De wachters bij de dode in het verzegelde graf, door de hevige aardschok wakker geschrokken, zijn verblind en verbijsterd wegens het felle licht dat hen uit de verrijzende heerlijke Man tegenstraalt. Straks slaan zij bang op de vlucht! Op de zijluiken, de beschermheiligen. Van Jan Moretus: Sint-Jan de Doper, de predikende boetgezant in een schapevacht gehuld. Aan zijn voet het zwaard waarmee hij gemarteld werd op bevel van de wrede Herodes. En de Heilige Martina, maagd en martelares, met palmtak en zwaard, patrones van Martine Plantin. Toen zij in 266 te Rome gefolterd werd en, 's keizers bevel negerend, weigerde een offer te brengen aan Apolloon, stortte diens tempel in puin nadat zij het kruisteken maakte. Het gebroken voetstuk van het afgodsbeeld en de tempelruïne moeten herinneren aan dat oude verhaal van haar martelie. Op de buitenzijde van de zijluiken in grauwschildering: twee gevleugelde en krachtige, mooi gedrapeerde engelen. Met de deurring in de hand staan zij klaar om de luiken te {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} openen. Prachtige engelen die aan de mooiste beelden van Michelangelo doen denken. Tenhemelopneming van Onze-Lieve-Vrouw Paneel. 4,90 m × 3,25 m. In 1625-1626 geschilderd door Pieter Pauwel Rubens. Dit heerlijk altaarstuk werd door P.P. Rubens geschilderd voor het hoogaltaar, op verzoek en bestelling van Joannes Del Rio, deken van het Kapittel (contract van 12 november 1619). In 1625 werd het uit het atelier naar de kathedraal gebracht waar het pas zeven maanden later op het altaar geplaatst werd. Ondertussen was J. Del Rio overleden (5 januari 1624). Zijn erfgenamen betaalden een bedrag van 1500 gulden en een bijkomende vergoeding van 45 gulden voor het ultramarijn dat aan het kleed van Onze-Lieve-Vrouw en van een apostel besteed werd. Reeds op 16 februari 1618 had Rubens aan Kapittel en Kerkmeesters twee schetsen voorgelegd, ontwerpen voor het nieuwe hoogaltaar waarop zijn schilderij zou geplaatst worden. In 1794 werd het paneel naar Parijs gevoerd. In 1815 was het terug in Antwerpen waar het ter beschikking van de Lieve-Vrouwekerk werd gesteld. In 1824 werd het in het door architect Jan Blom nieuwgebouwde portiekaltaar geplaatst. Door zwevende engelen en fladderende engeltjes als door een erewacht omgeven, vaart Maria naar de lichtende hemel daarboven, naar de gelukzalige heerlijkheid van haar Kroning. Een Koninginnekroon wordt haar reeds door een engel aangeboden. Sint-Jan Evangelist en enkele leerlingen kijken verrukt omhoog naar die wondere tenhemelopneming. Andere apostelen en leerlingen over de ledige tombe gebogen, zien de witte lijkdoek en staren verbaasd naar de leliën en bloemen die de Gulden Legende erin gelegd heeft. Schitterende hulde aan de verheerlijkte Moeder des Heren en aan de vereerde Patrones van deze Kathedraal! Merkwaardige compositie, gedegen structuur vol uitbundig leven en zwierige beweging. Met geheven en biddende handen verbindt Sint-Jan de groep van de apostelen en leerlingen bij het graf met die van de hemelopvarende Lieve-Vrouw en de engelen. En wat een palet! Licht en kleur triomferen mee. Rijk en bont en helder, dan weer teder en wazig: een symfonie van getemperd koloriet met daarover de weerschijn van goud en zilver. Verrukkelijke illustratie door een grootmeester der schilderkunst bij het liturgisch gebed en het vrome geloof van de Kerk: ‘Zo bidden wij U met de Maagd Maria, die bij U verheerlijkt is, de Moeder van Jezus, onze Heer en onze God’. ‘Ten slotte werd de Onbevlekte Maagd, die voor elke smet van de erfzonde behoed was gebleven, bij het einde van haar aardse leven met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen en tot aller Koningin door de Heer verheven, om aldus vollediger gelijkvormig te worden aan haar Zoon, de Heer der heersers (Apoc. XIX, 16) en de Overwinnaar van zonde en dood’. Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie. Dogmatische Constitutie over de Kerk ‘Lumen Gentium’, VII, 59. De autaren kraken van de vaart der Moedermaagd nu d'hemelwolk opbergt en gulden glorie vlaagt, waarin het Engelenhof met frisch gebloemt zal spelen en krans op kransen vlecht als hangende prieelen, die ruischen naar beneden en zwieren om de vaart der zaalge Moedermaagd die opstijgt van dees aard... K. Van den Oever, Lof van Antwerpen, p. 86. Contract van Rubens met kapitteldeken Joh. Del Dio (1619) en door de schilder eigenhandig geschreven kwitantie betreffende de ‘Hemelvaart van Onze-Lieve-Vrouw’. Sinds 1956 in het archief van het Rubenshuis, Antwerpen (D 23, Hs. 12). Ick dese ondertekent hebbende bekenne midts dezen veraccoordeert te syne met den E. heer Johannes Del Rio deken vande Cathedrale kercke van onse Lieven Vrouwen binnen Antwerpen, dat ick sal schilderen loffelyk ende tot mynen alderbesten mogelyck synde, een paneel daerop de historie van onse Lieve Vrouwen hemelvaert, oft Coronatie, tot contentement van d'heeren vanden capittele, dwelck paneel sal hooch wesen omtrent sesthien voeten ende breet advenant onbegrepen der maten, alles naer den eyssche vanden nyeuwen aultaer die gestelt sal worden in den hooghen choor vande voorseyde kercke, waer voore den voorseyden Eerw. heere deken my belooft heeft te betalen, hebbende tselve tot contentement gestelt, met allen de binnen lysten, verciert naer behoiren, ende soveel myn werck aengaet, de somme van vyfthien hondert guldens eens. In teecken der waerheyt soo hebben wy dese tsamen onderteeckent den 12. novembris anno 1619. In Antwerpen J. Del Rio Hierop ontfangen de somme van duesent gulden op rekeninghe den 30 september 1626 Pietro Pauolo Rubens Noch ontfangen wt handen van Sr Guilliam Carn de somme van vyfhondert gulden waermede ick onderschreven kenne gheheelyck betaelt ende voldaen te wesen van het teghenwoordigh contrackt ende tot kennis ende bevestinghe der waerheyt hebben ick dese quittancie met myn eyghen handt gheschreven ende onderteeckent. Tot Antwerpen den 10 Martii 1627 Pietro Pauolo Rubens Dr. J. Van Brabant overgenomen uit: ‘Onze-Lieve-Vrouwkathedraal van Antwerpen. Grootste gotische kerk der Nederlanden’. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De kruisoprichting.==} {>>afbeelding<<} {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De kruisafneming.==} {>>afbeelding<<} {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Grafmonument Moretus-Plantin. De verrijzenis.==} {>>afbeelding<<} {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Tenhemelopneming van Maria. Dia Agfa-Gevaert m.m.v. V.T.B.-Antwerpen.==} {>>afbeelding<<} {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Rubensbezit van enkele Antwerpse kerken De kerken van Antwerpen zijn de eerste en - doorheen zjin hele loopbaan - zeer belangrijke opdrachtgevers van Rubens geweest. Dat houdt verband met de tijd en met de geschiedenis. De Kerk van de Nederlanden was gewikkeld in de strijd tegen de Reformatie met haar eigen sterke beweging, die zij voorhield onder de naam van Contrareformatie. Daarmee wilde zij met alle macht en praal de zege uitroepen van sommige dogma's en de heiligenverering op het voorplan plaatsen, in tegenstelling met de opkomende protestantse richtingen. Was Pieter Pauwel Rubens de uitverkoren kunstenaar niet die de idee van deze triomfalistische Kerk in zich droeg en ze op meesterlijke wijze kon uitbeelden? Hij streed er dan ook geestdriftig voor met zijn persoonlijke middelen: vlammende kleuren en weelderigheid van decor, waarin mooie vrouwen, mollige kinderen, geharnaste ruiters, bloemenkransen en zwevende engelen op een achtergrond van klassieke schoonheid sierlijk bewegen. Het is vanzelfsprekend dat wij zulke werken niet louter ‘religieus’ aanvoelen in hun essentie, al zijn ze dan ook in een religieuze context te beoordelen: de religieuze onderwerpen op zichzelf dienden inderdaad als wapens in de strijd en werden alzo bedoeld door de opdrachtgevers, aangevoeld door de gelovige menigte en, niet het minst, door de kunstenaar zelf, een vroom, godsdienstig man. Zijn opdrachtgevers, kloosterlingen als Dominikanen, Minderbroeders en vooral de Jezuieten vonden in hem de geniale uitbeelder van hun strijdplan, het volk zag zijn eigen idealen glorieus op doek gebracht en hijzelf kon - in dienst van de Kerk waarvan hij trouw aanhanger was - zijn eigentijdse kunstideeën en zijn persoonlijk temperament volledig uitbeelden en uitleven. Omdat die religieuze onderwerpen zo talrijk in Antwerpen vertegenwoordigd zijn - zelfs in de musea - krijgt men wel eens de neiging dit facet van zijn oeuvre te overschatten. Het is en blijft één enkel facet van een geweldig oeuvre van een geweldig kunstenaar, die menigvuldige genres heeft beoefend. Om andere werken te zien moet men nochtans naar andere steden en meestal naar andere landen. Zijn beginperiode was dubbel gericht: humanistisch en godsdienstig. Hij beleefde ze beide te Antwerpen, waaraan hij - doorheen alle wederwaardigheden en verplaatsingen - als stad, altijd trouw is gebleven en die hij sterk, door zijn eigen wezen, heeft gemerkt. Hij bracht er, bijna als eerste, maar zeker als sterkste, naast de klassieke normen van de Griekse en Romeinse schoonheid, ook de {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Antwerpen, St.-Pauluskerk, De geseling. Detail.==} {>>afbeelding<<} {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} eerste barokklanken in onze gotische kerken en was alzo de prestigieuze grondlegger van die eigenaardige paradoxale stijl die erin slaagt gotiek met barok te verenigen, stijl die deze stad, sedert haar gouden eeuw voor altijd heeft gekenmerkt. Hij was nog maar pas van zijn eerste reis naar Italië terug toen hij hier al, in 1610, de opdracht kreeg een Kruisoprichting te schilderen voor de Burchtkerk of Walburgiskerk. Spoedig daarop volgde, in 1611, een opdracht vanwege de Kolveniersgilde voor een altaarstuk ter ere van haar patroon Christoffel. Beide werken zijn nu de pronkstukken van de O.-L.-Vrouwekerk. (Daarover alles in een andere bijdrage). Max Rooses beweert nochtans dat deze niet de eerste Antwerpse stukken van de meester zijn en dat we vroeger werk moeten gaan opzoeken in de Sint-Pauluskerk waar de ‘Verheerlijking van het H. Sacrament door de Kerkvaders’ prijkt. Sint-Pauluskerk. We begeven ons dus naar de drukke volkswijk waar het grootste complex gebouwen ligt dat vroeger bekend was als het Predikheren- of Dominikanenklooster. Deze monniken zouden het werk, dat geheel aan de gedachtenwereld van hun orde beantwoordt, besteld hebben bij ‘mijnheer P.P. Rubens’ in 1609. Voor het eerst vinden we het in een inventarisstuk vermeld in 1616 en wel in een inventaris van de ‘capelle van den H. Sueten Naem’ als ‘De realiteit van den Heylighen Jhesus en den H. Sacramente’. Verkeerdelijk wordt het wel eens ‘Disputa’ genaamd, in duidelijke overeenkomst met de Disputa van Rafaël, dat Rubens te Rome gezien had. Toch gaat het hier veel meer om een ‘Verheerlijking van het H. Sacrament door Kerkvaders’. We zien hier immers de remonstrans in het midden staan en van beide zijden van de tafel redetwisten godgeleerden over het geheim van de Eucharistie, waarvan te dien tijde de leerstelling door de Protestanten aangevallen was. Onder de geleerden herkennen we Sint-Thomas van Aquino, de H. Hieronymus, de heiligen Ambrosius en Augustinus die allen op één of andere wijze aan de gedachtenwisseling deelnemen. Met dit groot paneel van 369 op 241 cm. bekent Rubens voorzeker dat hij de Disputa van Rafaël had bestudeerd, er is zeker overeenkomst te merken, toch bereikt hij hierin nog helemaal niet de monumentaliteit van de Italiaanse meester; zijn kleuren ook zijn nog dof of hard en de compositie, waarin hij later zo sterk zal zijn, vertoont nog weinig eenheid. Waarschijnlijk gaat het hier toch om een werk dat Rubens wel besteld werd maar waarvoor het grootste gedeelte door leerlingen werd uitgevoerd. Enkele Rubeniaanse figuren op de voorgrond kunnen ons wel boeien maar, kunstzinnig gezien, bereikt dit paneel de hoogte nog niet van wat spoedig volgen zou. Zoals bijna alle kunstwerken die zich in kerken en kloosters bevonden, werd ook dit paneel, in 1794, naar Parijs gevoerd als oorlogsbuit. Het werd toen gemeld als een werk van Rubens. Bij zijn terugkeer in het land, in 1815, werd het echter vermeld als ‘van Rubens of één van zijn leerlingen’. Wat er ook van zij, interessant is het wel als vergelijkingsmateriaal. Meer waarschijnlijkheid met een ‘echte’ Rubens te doen te hebben blijkt wel uit het schilderij ‘Aanbidding der herders’, uit 1611 stammend. Een hele tijd werd hiervan ook het auteurschap voor onzeker gehouden, maar, enkele decennia geleden konden Ludwig Burchard en Leo van Puyvelde het als een volwaardig werk van de grote meester in ere herstellen. Men beroept zich daarvoor op een compositie, in Italië gemaakt, en op de kleurenpracht, die pas, na de volledige restauratie van het werk, in 1968, ten volle zichtbaar is geworden. Vooral de volkstypes, de zeer los uitgewerkte figuren en het licht van het Kind uitstralend, duiden op een Italiaanse invloed, daar waar ook de meer gedurfde penseeltrekken als geheel persoonlijk kunnen aangevoeld worden. Veel sterker nog is Rubens in deze kerk vertegenwoordigd door ‘De Geeseling’, een werk uit ongeveer 1617, geschilderd in opdracht en voor rekening van de Antwerpse koopman Louis Clarisse. Het maakt deel uit van een cyclus van 15 panelen, alle van dezelfde grootte en elk een der 15 mysteries van de H. Rozenkrans uitbeeldend. Ze werden elk afzonderlijk door een rijke mecenas bekostigd en ten geschenke gegeven aan deze Dominikanerkerk waar de devotie aan de rozenkrans bijzonder in ere werd gehouden. Verschillende kunstenaars werden voor de reeks aangesproken (er is een Jordaens en een van Dijck tussen) wat de grote diversiteit en uiteenlopende kunstwaarde verklaart. De 15 panelen worden nog altijd in rij voorgesteld; de Geseling echter, omwille van zijn beroemde maker, kreeg een aparte plaats in de kerk en werd in de reeks vervangen door een kopie. Met alle andere uit de rij merkt men wel overeenkomst in die zin, dat alle figuren levensgroot zijn en steeds op de voorgrond staan. De diagonale compositie, die Rubens ons reeds gewoon maakte in zijn twee Kruistaferelen van de kathedraal, is hier ook voorhanden, doch schijnt de rechte lijn wel doorbroken door geweld en brutaliteit. Tevens geeft dit gebogen lichaam van de lijdende Christusfiguur een element aan van de barokstijl: de beweeglijkheid is hier vermengd met sierlijkheid en kracht. De drie figuren lijken trouwens wel gebeeldhouwd, zo sterk is het reliëf aangegeven. Deze kerk was vroeger ook in het bezit van een groot hoofdaltaarstuk ‘Sint-Dominikus en Sint-Franciskus ten beste sprekend voor de wereld’. Dit werk kwam, na de ontvoering van 1794 nooit terug, daar het door keizerlijk decreet reeds aan het museum van Lyon was toegewezen. Daar verblijft het nu nog steeds. {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} Sint-Caroluskerk. In 1620, als Rubens, zowel in binnen- als buitenland, volop aan grote opdrachten werkte, werd hem ook een contract voorgelegd vanwege de Antwerpse Jezuïeten voor hun kloosterkerk, welke in 1621 zou ingewijd worden onder het patroonschap van O.-L.-Vrouw en de toen Zalige Ignatius van Loyola. Zij werd geheel in barokstijl opgericht - de nieuwigheid van de tijd - en de bouwmeesters ervan waren Pater F. Aguilon, S.J., rector van het klooster en Broeder Petrus Huyssens. De kerk maakte deel uit van het groots complex gebouwen waarvan een deel nu nog, op het Conscienceplein, ingenomen is door stadsbiblioteek, pastorij en college. Het aandeel van Rubens is zeker ook merkwaardig in de architectuur van de kerk. Door ontwerpen en tekeningen, door persoonlijke contacten en invloed op de Jezuïeten, verheugde Rubens zich voorzeker te kunnen bijdragen tot het opbouwen van een der eerste kerken in de door de Jezuïeten zozeer gewaardeerde stijl opgetrokken. Om het aandeel van Rubens te bewijzen, bewaart men wel in de Albertina te Wenen een ontwerp voor de gevel en een tekening van het hoogaltaar. We moeten echter maar het pleintje bekijken, geheel beheerst door de luisterrijke gevel van de Caroluskerk om aan Rubens te denken. Het zal hem een feest zijn geweest hieraan mee te werken; de zwierige trant van het geheel beantwoordt immers aan zijn eigen uitbundigheid. Hij is er alom tegenwoordig: in de rijke barok, in de sierlijke Italianiserende torenbekroning zowel als in de bloemfestoenen en putti van de versieringen en allerlei details. Het middenmedaljon met het wapen IHS, triomfantelijk door engeltjes omringd, is naar een tekening van zijn hand. Binnen in de kerk zien we al aanstonds op naar de halfronde kap van het koor, ook weer door engelen en bloemfestoenen versierd. Voor wat schilderijen betreft moeten we, helaas! enkel op herinnering teren. De twee grote panelen hem door contract besteld ‘De wonderen van de H. Ignatius de Loyola’ en ‘De wonderen van de H. Franciscus Xaverius’ bevinden zich nog altijd te Wenen (ook weer door keizerlijk decreet daar gebracht en nooit teruggekeerd) en de aanzienlijke reeks 39 plafondschilderijen, in 1620 besteld, werd, helaas! door een brand vernield in 1718, te zamen met heel het schip van de kerk. Die plafondstukken stelden taferelen van het oude en het nieuwe Testament voor, verschillende heiligenfiguren waaronder de patroon van Aartshertog Albrecht en de drie patronessen (Elisabeth, Clara en Eugenia) van Aartshertogin Isabella. Daarbij nog zeer volksgeliefde heilige vrouwen als Barbara, Lucia, {== afbeelding Antwerpen, St.-Caroluskerk, gevel.==} {>>afbeelding<<} {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Antwerpen, St.-Caroluskerk, kazuifel.==} {>>afbeelding<<} Margareta, Magdalena, dit alles in verband met de heiligenverering door de Contrareformatie aanbevolen. Hoe dit groots werk eruit zag kan men zich enigszins indenken door een in waterverf uitgevoerde en verkleinde kopie die zich in het Stedelijk Prentenkabinet bevindt. Achter het altaar van de Sint-Jozefskapel hangt nu ook nog wel een kopie van een ‘Terugkeer van Egypte’ en eveneens een kopie van ‘De Hemelvaart van Maria’ waarvan het origineel door keizerin Maria-Theresia naar Wenen werd gevoerd en er ook nog altijd wordt bewaard in het Kunsthistorisches Museum. Het was één der twee grote altaarstukken, bestemd voor het draaiend hoogaltaar. Schamele troost, weliswaar! De prachtige O.-L.-Vrouwekapel, ook wel Rubenskapel geheten, werd in haar geheel door de brand gespaard en hier zien we nog de oorspronkelijke zolderreliëfs door Rubens getekend - een prachtige synthese, als het ware, van zijn aanbreng in dit architecturaal geheel. In de schatkamer van de kerk bewaart men ook nog een zogenaamd Rubensgewaad, bestaande uit een kazuifel, twee dalmatieken en een koorkap. De geborduurde medaljons stellen tonelen voor uit het leven van Jezus en Maria en van sommige heiligen. Zou het te mooi zijn om waar te zijn dat - zoals overgeleverd - Helena Fourment deze medaljons in geschaduwde gouddraad heeft geborduurd? We zouden het graag geloven. Deze kazuifel werd, in 1629, aan het {== afbeelding Antwerpen, St.-Augustinuskerk, De verering van de H. Familie. Detail.==} {>>afbeelding<<} Broederschap van de Karmel bij de O.-L.-Vrouwbroeders op de Meir geleverd, wat de aanwezigheid van enkele Carmelietenfiguren verklaart. In de tekening en het loofwerk van die medaljons is voorzeker de hand van Pieter Pauwel te herkennen. Al die herinneringen brengen ons voorzeker in de sfeer, maar het spijtige feit is er: de meest Rubeniaanse kerk van Antwerpen, de ‘marmeren tempel’ waaraan hij zelf heeft meegewerkt, blijft zonder één enkel Rubensschilderij. Sint-Augustinuskerk. Om het groot altaarstuk te zien dat in de Augustinuskerk sedert 1628 te pronk stond, onder de benaming ‘De H. Familie en veertien heiligen’ of ook nog ‘Het mystiek huwelijk van de H. Catharina’, zullen we nu naar het Museum voor schone Kunsten moeten gaan. Daar verschijnt het in prachtig gerestaureerde staat. Maar het is zo innig verbonden met de geschiedenis van de nu leeggemaakte en naar restauratie wachtende Augustinuskerk dat we het in de lijst van het Antwerps kerkbezit toch niet mogen onvermeld laten. Voor het hoogaltaar van de toenmalige nieuwe kerk der Paters Augustijnen werd het in 1628 bij Rubens besteld: een kolossaal doek van 5,64 op 4,01 m. De kerk was pas opgetrokken in de ‘nieuwe’ barokstijl en toegewijd aan alle Heiligen en bijzonder aan O.-L.-Vrouw van Loretto; de opdracht liet dus veel vrijheid aan de verbeelding van de kunstenaar {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} die het doek zeer rijkelijk vulde met heiligenfiguren, welke op hun beurt, aanleiding gaven tot een, in de loop der tijden, afwisselende betiteling. Het is inderdaad mogelijk het onderwerp als het mystiek huwelijk van de jeugdige Catharina te beschouwen. Zij leunt vertrouwelijk op de knie van de H. Maagd en krijgt aan haar toegestoken hand een ring geschoven vanwege de lieve bambino die Christus uitbeeldt. Het onderwerp kan ook een ‘Santa conversazione’ zijn, zoals de Italiaanse meesters die graag voorstelden en waarin ze de gelegenheid vonden vele volksgeliefde heiligen uit te beelden. De veertien heiligen die we hier zien werden door F. Peeters, S.J., alle geïdentificeerd: ze houden allemaal verband met de kerk waarvoor het werk bestemd was. Wat er ook van zij, Rubens heeft van dit schilderwerk een kleurenfeest gemaakt, een rijkgestoffeerde, weelderige compositie, één van de topprestaties onder zijn religieuze onderwerpen. De opstelling in trapvorm, die we meermaals, rond 1620, bij hem terugvinden, schenkt hem de mogelijkheid veel zwier en beweging aan het geheel te geven en daardoor ook, langs een elegante gebogen lijn van lichtvlekken er eenheid in te brengen. Door een of ander attribuut zijn de veertien heiligen, hier voorgesteld, allen te herkennen. Sint-Jan de Doper in boetekleed, Sint-Paulus met de degen, Sint-Petrus met sleutels, de vrijgevige Sint-Nikolaas met broden, Sint-Laurentius met zijn rooster, Sint-Augustinus - uiteraard op een ereplaats - met mijter, staf en vlammend hart, de H. Wilhelmus met harnas en weggeworpen wapens, Sint-Sebastiaan met pijlenkoker en martelaarspalm, Sint-Joris die de draak verplettert, de H. Agnes met twee schaapjes, in gezelschap van de H. Apollonia en Clara van Montefalco, Augustines, naast de boetvaardige Magdalena. En ten slotte Catharina, dicht bij O.-L.-Vrouw in het volle licht, terwijl Sint-Jozef bescheiden in de schaduw blijft. Zowel de compositie als elk detail van dit weelderige werk maken het wel tot een der meest markante en prachtigste werken van de meester der Barokkunst. Een grandezzastuk tussen vele, waarbij de vergelijking zich opdringt met het prestigieuze grote doek ‘Aanbidding der drie koningen’ in het Antwerps museum of, maar dan wat intiemer getint, met ‘De O.-L.-Vrouw met heiligen’ uit de Sint-Jakobskerk. Dit werk uit het Augustinerklooster onderging ook het lot van de vele andere schilderijen uit Antwerpse kerken en werd, te zamen met één Van Dijck en één Jordaens uit dezelfde kerk naar Parijs vervoerd in 1794. De andere goederen der kloosterlingen werden {== afbeelding Antwerpen, St.-Augustinuskerk, De verering van de H. Familie.==} {>>afbeelding<<} {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Antwerpen, St.-Jacobskerk, O.-L.-Vrouw met heiligen.==} {>>afbeelding<<} verkocht. De drie voornoemde werken kwamen terug te Antwerpen in 1815 en dit Rubenswerk werd dan toch weer op het altaar van zijn bestemming geplaatst in de inmiddels parochiekerk geworden Sint-Augustinus. Sint-Jacobskerk. ‘Et tu dors à Saint-Jacques, au bruit des lourds bourdons; Et sur ta dalle unie ainsi qu'une palette, Un vitrail, criblé d'or et de soleil, projette Encor des tons pareils à de rouges brandons.’ Emile Verhaeren Een andere ‘Rubeniaanse’ kerk vol herinneringen is de Sint-Jakobskerk. Naar haar stoere toren richtte de Meester dikwijls zijn blikken en zijn stappen, toen hij, vanuit zijn huis aan de Wapper, langs de smalle Eikenstraat, de zondagsmis ging bijwonen. Hij was een goed parochiaan! Enkele dagen voor zijn dood, drukte hij ook de wens uit er begraven te worden en, boven het graf van hemzelf, van zijn vrouw, zijn kinderen en hun nakomelingen, het schilderij te hangen dat hij ervoor bestemde: De H. Maagd door heiligen omringd. We kunnen hem dus zeer bijzonder gedenken als we, vanuit de Wapper, de Meir oversteken, en, langsheen de Eikenstraat, ook onze blik richten op de bonkige Sint-Jacobstoren, zoals hij het zo dikwijls deed. We denken dan even terug aan die junimorgen 1640 (hij stierf op 31 mei) toen de stoet van zijn getrouwen hem daar begeleidde naar zijn laatste rustplaats. In deze prachtigste kerk van Antwerpen wordt de middelste kapel van de kooromgang Rubenskapel geheten. We blijven er stilstaan voor het graf, de wapens, het marmeren O.-L.-Vrouwebeeld door hem aan zijn vriend Faid'herbe besteld en kijken nu op naar een van zijn laatste werken, die ‘O.-L.-Vrouw met heiligen’ die hij, bij testament, voor deze plaats had gewild. In 1643 werd het daar geplaatst, in 1794 was was het een der eerste kunstwerken door de Fransen begeerd, en volgens hun conventie, naar Parijs vervoerd. In 1801 kwam het wel terug, maar prijkte pas vanaf 1815 opnieuw in deze kerk. De oorlogsomstandigheden van 1940 hebben het weer een tijdje doen verdwijnen en, na een brand in de kerk, in 1967, werd het met de meest moderne middelen, grondig gereinigd, zodat het nu weer, prachtiger dan ooit, zijn plaats kan innemen boven de kelder van de familie Rubens en Fourment. Dit schilderij spreekt ons niet enkel aan als een groots kunstwerk, maar, doorheen de zwier van de compositie, de weelde van het coloriet, brengt het ons ook in de intimiteit van de mens - de gevoelsmens - die, voor deze ultieme plaats, een soort synthese wenste van zijn leven en zijn talent. Lang heeft de mening gegolden dat het hier ging om familieportretten. Dat zal echter wel een romantische legende zijn. Toch herkennen we wel iets van de trekken van Rubens zelf in de banierdragende Sint-Joris, iets van de blondheid van Helena en iets van de bekoorlijke ernst van Isabella in zijn typische vrouwenfiguren, iets van de molligheid zijner eigen kinderen in de engeltjes en de putti; allerlei figuren trouwens, al dikwijls doorheen zijn werken gezien, en die hier ten uiterste worden geïdealiseerd. Het onderwerp is moeilijk te omschrijven, de heiligen moeilijk te identificeren; het is alweer een ‘sacra conversazione’, als voorwendsel dienend om veel picturale figuren te verenigen, voorwendsel ook om een lyrisch gemoed in vlammende kunst uiting te geven. De kunstenaar schijnt hier enkel het eigen genot van het schilderen te hebben willen botvieren, personages naast elkander te hebben willen plaatsen om een harmonie van kleuren en vormen te bereiken, om warmte uit te drukken, liefde te bezingen, lieftalligheid en kracht, levensvreugde en bewegingslust. Dit is zijn volledigste werk wellicht, zijn meest persoonlijke ook, het einde en de synthese van een prestigieus oeuvre, dat niet ophoudt de verwondering en de bewondering van de kunstwereld af te dwingen. Een werk dat alleen van hem kan zijn, van Pieter Pauwel Rubens, de gouden schilder uit de gouden eeuw van Antwerpen. Rita Hostie {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Rubensdoek van de Sint-Willibrorduskerk te Antwerpen Niemand zal er zich aan verwachten in een neogotische kerk een Rubensdoek aan te treffen. Nochtans is dat het geval met de Sint-Willibrorduskerk te Antwerpen, gebouwd tussen 1886 en 1891 door architect Leonard Blomme en op 31 maart 1976 bij K.B. geklasseerd als monument. Eén en ander wordt echter duidelijk, wanneer men weet dat reeds in de 13e eeuw melding wordt gemaakt van de kerk en dat deze eeuwenlang de enige parochiekerk is geweest van gans het Antwerps grondgebied, dat lag tussen de stadswallen en de grenzen met de naburige gemeenten. Herhaaldelijk werd de kerk afgebroken of vernield en terug opgebouwd. In 1559 was ze weer eens afgebrand; eerst in 1649 zou met de heropbouw worden begonnen. In het tweede kwart van de 17e eeuw vonden de diensten van de parochie daarom plaats in de droogscheerderskapel aan de Keizerstraat. Het was tijdens deze periode, in 1630, dat een onbekend gebleven persoon door bemiddeling van een juffrouw de Clerck aan de Sint-Willibrorduskerk - op dat ogenblik nog niet heropgebouwd - een altaarstuk van Rubens schonk, dat de schilder zelf op 700 gulden schatte. Het doek werd onmiddellijk in de kapel opgehangen. Toen de nieuwe kerk buiten de wallen in 1654 klaar was, werd het daarheen overgebracht. In 1722 leverde de beeldhouwer Michiel van der Voort een hoogaltaar voor de kerk. Het omvatte rechts en links drie Korintische zuilen, beelden van de apostelen Petrus en Paulus en was bekroond met een voorstelling van de Heilige Drievuldigheid, vereerd door de Heilige Willibrordus en de Heilige Margareta; het is ons vooral bekend door een gravuur in de tweede uitgave van Sanderus' Chorographia sacra Brabantiae (zie afbeelding). Rubens' doek kreeg in dit geheel zijn plaats. In 1892 werd het altaar verkocht en de oude kerk afgebroken. Het schilderij verhuisde dan, net zoals het grafmonument van Cornelis Schut, naar een onopvallende plaats in de neogotische kerk, waarin ook een middeleeuws Madonnabeeld, voorgesteld met een druiventros, vereerd wordt onder de titel ‘troosteres der bedrukten’. Uit zijn lijst genomen, opgerold en in veiligheid gebracht tijdens de tweede wereldoorlog, had het doek veel te lijden van menigvuldige manipulaties. Eerst in 1968-1969 kon het werk gerestaureerd worden door kunstschilder en restaurateur Lode Bosmans uit Hove. De rugzijde werd behandeld en verdoekt, vuiligheid, vernislagen en overschilderingen werden verwijderd, de beschadigingen geretoucheerd en een nieuwe lijst uit esdoorn gemaakt. Ter gelegenheid van de inhuldiging van het gerestaureerde werk op 8 november 1969, werd een rijkelijk geïllustreerde brochure gepubliceerd - overigens nog steeds verkrijgbaar op de pastorie of in de sacristie - over de historiek van het schilderij en over het verloop van de restauratie. Doch wat stelt het doek nu voor? Bovenaan een trap zit op een platform een Lieve Vrouw op een gebeeldhouwde zitbank vóór een balustrade en een architectonisch decor, waarvan alleen het onderste gedeelte van enkele zuilen te zien is. Het Kind vlijt zich rechtstaande tegen de Lieve Vrouw aan. Links van haar staat Jozef in een bruine mantel gehuld. Op de vierde en de vijfde treden van de trap neigt een grijsaard in een koormantel voorover, steunend op een krulstaf, die hij vasthoudt in de rechterhand. Hij kijkt in de richting van het Kind en reikt de linkerhand in de richting ervan uit. Jozef en Maria zien op hen neer. Achter hem bemerkt men een engeltje dat zijn mijter draagt. Bovenaan rechts fladderen twee engeltjes in een wolk, het ene met een palmtak in een hand, het andere met een lauwerkrans. Dat er een verband bestaat tussen het onderwerp dat op het schilderij is afgebeeld en de kerk, waaraan het werd geschonken, en dat het hier dus om Willibrordus gaat, is duidelijk. Twee iconografische attributen laten daarover geen twijfel bestaan: links op de voorgrond de achthoekige put van {== afbeelding Het hoogaltaar (1722) van Michiel van der Voort in de vroegere Sint-Willibrorduskerk te Antwerpen, met het schilderij van Rubens ‘Sint-Willibrordus in aanbidding voor de Heilige Familie’.==} {>>afbeelding<<} een bron, rechts een kerkje. Alles in de houding van de heilige wijst erop dat hij hier in verering als voorspreker optreedt bij de Heilige Familie. Wie in deze details meer geinteresseerd is, moet het schitterend werk van G. Kiesel, Der Heilige Willibrord im Zeugnis der bildenden Kunst, verschenen in 1969 te Luxemburg, ter hand nemen. Het schilderij, waarvan de afmetingen thans 3,95 m ß 3,15 m bedragen, is oorspronkelijk rechthoekig van vorm en zelfs groter van formaat geweest. Over dit probleem zal Dr. H. Vlieghe van het Rubenianum te Antwerpen eerlang een studie publiceren. In de Rubensliteratuur werd het nagenoeg volkomen over het hoofd gezien. Dat is ook begrijpelijk, omdat de archiefteksten lang onbekend zijn gebleven, zodat de namen van W. Bosschaert en E. Quellin als auteur van het werk zijn vooropgezet. Zonder de minste twijfel is het afkomstig uit het atelier van Rubens en werd het door hem zelf geleverd. Op zijn minst werd het dus volgens zijn concept en onder zijn leiding uitgevoerd. Er zijn zwakke gedeelten in het doek, zoals de arcering die werd aangebracht om de ruimte onder de trappen op te vullen. Doch in de beste partijen, zoals het rode en blauwe kleed van Maria en de gezichten van de personages, zijn onmiskenbaar het palet en de hand van de meester herkenbaar. Dr. J. Van den Nieuwenhuizen {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Rubens in de Kathedraal’ A.K.V.T.-Antwerpen vertolkt in '77 veelkleurige evokatie door Bert Pelemanm In het teken van het Rubensjaar 1977 waarin alom luisterrijk de 400ste geboorteverjaardag van de geniale Meester wordt herdacht, vertolkt het A.K.T.V.-Antwerpen (‘Het Algemeen Katholiek Vlaams Toneelverbond’ met als voorzitter Jos Posson) o.l.v. regisseur Miel Geysen 60 maal het boeiende schouwspel ‘Rubens in de Katedraal’. Het scenario werd geschreven door Bert Peleman, tevens auteur van het bekende Mariekerkse Passiespel ‘Kristus aan de Schelde’. Muzikaal adviseur is organist Stan de Riemaecker. De opvoeringen gaan door in de Scheldestad gedurende de maanden mei, juni, juli, augustus en september elke week op dinsdag, woensdag en donderdag telkens tussen 20.30 u en 21.30 u op het indrukwekkend hoogkoor van de Antwerpse O.-L.-Vrouwekathedraal. De evocatie werd opgevat als een didaktisch zoeklicht op het ontstaan en de groei van de drie Rubensiaanse Meesterwerken aanwezig in de O.-L.-Vrouwekerk met name: ‘De Kruisoprichting’, ‘De Kruisafneming’ en ‘De Hemelvaart van Maria’. Het geheel werd een originele formule gelegen tussen het klassieke ‘Klank- en Lichtspel’ en het traditionele toneelstuk uitstekend geschikt om o.m. in groeps- en schoolverband te worden bijgewoond. Vertolkt in het unieke kader van de Antwerpse Kathedraal zal bovendien de gelegenheid bestaan voor en na elke opvoering vanaf 20 u ter plaatse rustig nader kennis te maken met de monumentale werken van de wereldberoemde grootmeester van de Vlaamse Barok. De Kulturele jubileum-manifestatie gaat door onder de bijzondere bescherming van Mgr. Julius Daem, Bisschop van Antwerpen. Toegangsprijzen: individueel 70 fr., in groepsverband van minimum 20 personen: 40 fr. Alle verdere inlichtingen en kaartenverkoop o.m. op het ‘Kontaktpunt Rubens in de Kathedraal’ pla Kunstcentrum Den Bellaert - Blauwmoezelstraat 5 (gelijklopend met de kathedraal) 2000 - Antwerpen - Tel. (031) 32 04 64 of (031) 19 17 40. Hierna volgen enkele fragmenten uit het eerste tafereel van het drieluik. ROLVERDELING VOOR DE HELE EVOCATIE Pieter Pauwel Rubens Burgemeester Nicolaas Rockox Cornelius Van de Geest, Maecenas De deken van de Kolveniersgilde Otto Van Veen (Venius) Rubens' leermeester Kanunnik Joannes Del Rio, deken van het Kapittel Een kruisboogschutter Een page Een kommentator - (Toerist) Aanvang Wanneer alle lichten gedoofd zijn verschijnt bij zachte orgelmuziek een eigentijds toerist, aan de schouder een fototoestel, in de handen een ‘Gids voor Antwerpen’. Na even het hoogkoor te hebben ‘afgespeurd’, leest hij, zakelijk, wat volgt: To. - Antwerpen: Onze Lieve-Vrouwekathedraal. Gotische kerk waarvan de bouwwerken o.l.v. Jan Appelmans begonnen in 1352. Toren 123 m hoog, een meesterwerk van Rombaut Keldermans en Domien de Waghemakere, voltooid voor 1530. Grootste kerkelijk gebouw in de Nederlanden waarin verscheidene wereldberoemde doeken van Pieter-Pauwel Rubens te bewonderen vallen, o.m. de ‘Kruisoprichting’, de ‘Kruisafneming’, ‘De Hemelvaart van Maria’ en ‘De verrijzenis van Kristus’... (Toerist slaat gids dicht en mijmert) Vier meesterwerken van Rubens in één kathedraal! Vier meesterwerken naast de honderden doeken en tekeningen van de Antwerpenaar verspreid over de hele wereld... Wat een overweldigend kunstenaar moet deze Vlaming zijn geweest... Daarop verdwijnt de toerist en verschijnt in een lichtkrans P.P. Rubens. Dekor: het hoogkoor van de O.-L.-Vrouwekathedraal met vooraan een grote ‘schildersezel’ met erop enkele witte schetsbladen. Aan de ene zijde hangt een typische Rubenshoed, aan de andere een gouden palet. Vóór de ‘schildersezel’ staat een ‘Rubensiaanse zetel’. Op de ‘schildersezel’ zelf staan enkele grote witte schetsbladen met als eerste een blad waarop alleen de handtekening van P.P. Rubens staat. Voor de ‘ezel’ een weelderige zetel. Terzijde een kleine ronde tafel met tinnen schaal, kruik, doornenkroon en enkele perkamenten rollen. Wanneer het ‘klank- en kleurspel’ begint worden alle lichten gedoofd en wordt, bij orgelspel alleen een schijnwerper gericht op de ‘schildersezel’ en de onmiddellijke omgeving. Na enkele ogenblikken verschijnt Rubens vanuit een zijbeuk met in de hand een perkament en stapt langzaam tot voor het publiek dat hij als volgt toespreekt: Ru. - Gij die mij kent uit mijn wereld van wellust en aardsheid; Gij die wellicht voor uw geest een stoet ziet van dronken saters en silenen; Gij die het duizelige tuimelen ziet van vleesrijke naakten: weet dat niet enkel het aardse maar ook het bovenaardse mij bond! Weet dat alleen reeds te Antwerpen ik tientallen schetsen en schilderijen schiep, God en Zijn Heiligen ter ere, bestemd voor de kerken, de kloosters en abdijen uit deze ‘goede stede’. Weet dat een ruim deel ervan te Antwerpen blèèf naast de vele gewijde doeken die in Spanje, Italië, Engeland, Frankrijk, Duitsland of wààr ook ter wereld belandden... Vraagt gij mij wat hier bleef aan schilderijen die voor mijn Rooms-zijn getuigen, dan valt het me licht U slechts een gedeeltelijke lijst te lezen van wat er door mij in opdracht van geestelijken en wereldlijken, kerkmeesters en gildebroeders werd uitgevoerd. Aldus bleven ter stede: de Kruisoprichting, de Kruisafneming, de Hemelvaart van Maria, U allen beslist door hun aanwezigheid in deze kathedraal bekend. Maar weet gij dat ook mijn ‘Verrijzenis van Kristus’ hier hangt? En wie van U weet waar in deze stad de eerder vrome doeken hangen door mij geschilderd en er nog steeds zorgvuldig bewaard? {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} Slechts enkelen noem ik er U, w.o.: -De Aanbidding der drie Koningen -O.-L.-Vrouw met de Heiligen -Het Doopsel van Kristus -Thomas' Ongeloof -De Kommunie van St.-Franciscus -Kristus bij Sinte-Theresia -De Geseling -De Gekruisigde -De Lansstoot en andere... Van al deze hier vermeld onthul ik U graag iets meer over ontstaan en groei van de drie die ik het eerst vernoemde. Ik bedoel: De Kruisoprichting, de Kruisafneming en de Hemelvaart van Maria... Maar ook mijn leven te Antwerpen en elders wou ik vooraf even belichten. Andere belichting. Rubens gaat in zetel zitten. Bij zachte koormuziek begint zijn verhaal... Ru. - Wij schrijven 1610. Ook vandaag denk ik ontroerd terug aan de dag in september waarop ik twee jaren geleden uit Italië naar Antwerpen terugkeerde in de hoop mijn lieve, zwaar zieke moeder nog levend terug te zien. De Heer heeft het anders gewild! Zijn wil geschiede! Maria Pypelinckx was haar naam, een ingoede moeder, vroom van inborst die, vaak tot tranen bewogen, me mij in Antwerpens kerken de luisterrijke kantieken aanhoorde die er meerstemmig werden gezongen. Nu eens waren het koorwerken der Italiaanse meesters dan weer grootse toondichten van onze eigen Fiaminghi. Vooral ten overstaan van Maria, meer bepaald tot de Moeder Gods als Moeder der Smarten, koesterde wijlen mijn lieve moeder een grenzeloze verering. Eerst op latere leeftijd heb ik ten volle begrepen dat deze verering niet alleen gegroeid was omwille van haar eigen voornaam maar ongetwijfeld tevens omdat zij zelf zoveel in haar leven had geleden en zo vaak mede naast het Kruis had gestaan. Juist dààrom ging haar voorkeur niet zozeer naar de jubelende muziek rond Maria, Hemelse Koningin, dan wel naar de donkere melodieën die in de Passietijd weerklonken in Antwerpens kerken. In deze tijd herdacht zij beslist haar eigen kalvarie die zij ooit was gegaan. De bittere Kalvarie der ballingschap toen vader zaliger, onder het bloedige bewind van hertog Alva, omringd door brandstapels en galgen uit Antwerpen vluchtte en te Siegen in Duitsland belandde waar ikzelf als balling werd geboren. Een harde tijd werd het voor vader en moeder, die er elf jaar verbleef en eerst in 1588 als weduwe naar een bevrijd Antwerpen terugkeerde. Uit de daarop volgende jaren herinner ik me hoe ik met haar herhaaldelijk Antwerpens kerken maar vooral Sint-Jacob bezocht. Slechts even hoef ik mijn ogen te sluiten of weerom zit ik aan haar zijde op een Goede Vrijdag in het schemerduister van deze kerk en beluister met haar het droeve gezang dat haar voorkeur had ‘Stabat Mater dolorosa juxta crucem lacrimosa dum pendebat filius...’ Gezang een tijdje op voorplan Ru. - Toen Moeder zaliger in 1608 overleed, was ik 31 jaar. Acht jaar had ik in Italië als hofschilder vertoefd bij de Hertog van Mantua van waaruit ik herhaaldelijk Venetië, Genua, Florentië, Milaan en ook Rome bezocht. Na mijn terugkeer in de Scheldestad sloot ik er steviger dan ooit vriendschap met Antwerpens burgemeester Nikolaas Rockox. Geen dag haast gaat er voorbij of hij brengt mij een bezoek en toont mij zijn uitzonderlijke belangstelling voor mijn werk. Nikolaas Rockox, een trouwe, rondborstige burgervader met wie het goed is een beker te drinken en te praten over het wel en het wee van zijn stad... Begeleid door een page verschijnt N. Rockox, die Rubens als volgt groet: Ro. - Antwerpen groet U Pietro! Ru. - En ik groet Antwerpen, Nikolaas! Ro. - Pietro... Paulo Rubens! Of is het na twee jaren terug uit Italië weerom Pieter geworden? Ru. - Zoals U verkiest burgervader! Pieter in Vlaanderen! Pedro in Spanje! Peter in Engeland! Pierre in Frankrijk! Peter in Duitsland en... Pietro in Italië! Ro. - Maar overal dezelfde Rubens! Ru. - Op de voornaam komt het tenslotte niet zo erg aan! Ro. - Zeggen we te Antwerpen in elk geval maar Pieter!... Peter-Pauwel, ook een voornaam die het nog eeuwen zal doen, vooral na uw terugkeer te Antwerpen waar we U niet graag opnieuw naar Italië zagen vertrekken. Ru. - Gij zelf Nikolaas weet maar al te best wat Italië voor mij heeft betekend en nog betekent. In het zonnige Zuiden ontdekte ik de schittering van Michel-Angelo, Titiaan, Caraviggio, Tinloretto, Rafaël en zovele andere reuzen die mij letterlijk en figuurlijk hebben betoverd... Ro. - In zoverre zelfs dat men de Vlaamse Rubens wel eens verwijt al te zeer te Italianiseren! Ru. - Best mogelijk, burgervader, dat dit ook werkelijk zo is! Voor goede leermeesters echter hoeft men zich niet te schamen! En zeker niet wanneer het bovendien Italianen zijn! Ro. - Hoewel ook uw vroegere Vlaamse leermeesters niet mogen worden onderschat! Heel in het biezonder denk ik hier o.m. aan Otto van Veen of zo U zijn naam liever verlatijnst hoort, Otto Venius! Ru. - Volkomen met U eens Nikolaas. Vergeet echter niet dat ook Venius naar Italië trok en er heel wat leerde... Ro. - Als ik U steeds weer hoor dwepen met Italië, om over Rome maar liefst te zwijgen, vraagt Antwerpens burgervader zich wel eens af of gij dan werkelijk de stad der Sinjoren boven alle andere als uw bestendige verblijfplaats hebt gekozen. Ru. - Dààromtrent, bestaat niet de minste twijfel. Reeds vorig jaar liet ik U mijn brief lezen die ik schreef aan mijn vriend Faber, de Duitse geneesheer die nog steeds te Rome woont en samen met allerlei kardinalen en hoogwaardigheidsbekleders alles in het werk stelt om mij weer binnen de wallen van de Eeuwige Stad te voeren. Lees en herlees, bij voorkeur luidop, de enkele {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} regels die hier geschreven staan... Ro. - (leest fragment uit brief) ‘Ik heb nog niet beslist of ik in mijn eigen land zou blijven of voor altijd terugkeren naar Rome, waar ik onder de gunstigste voorwaarden word uitgenodigd. Ook hier laat men niets onverlet om me hier te houden met alle soorten vleierijen. De aartshertog Albrecht en de Hoogedele Infante Isabella hebben brieven doen schrijven om er mij toe aan te zetten in hun dienst te blijven. Hun aanbiedingen zijn zeer mild, maar ik heb weinig lust om opnieuw een hoveling te worden. Antwerpen en zijn burgers zouden me voldoening geven zo ik vaarwel kon zeggen aan Rome. De vrede, of liever, het bestand voor vele jaren zal ongetwijfeld worden gesloten en men gelooft dat tijdens deze periode ons land zal heropbloeien...’ Ru. - (onderbrekend) Wat inmiddels langzaam maar zeker geschiedt. Het Twaalfjarig Bestand tussen Noord en Zuid werd vorig jaar gesloten. Wat ik gedroomd heb, wordt werkelijkheid! Alom in de stad dienen verwoeste of beschadigde kerken heropgebouwd of hersteld. Vooral de Jezuïeten laten niet af en blijken zowaar Roomse hemelbestormers! Belangrijke bestellingen voor kerken en herenwoonsten overrompelen mij... Waarom dan naar Rome vertrekken wanneer mij Antwerpen al biedt wat ik wensen kan...? Ro. - Zo hoor ik het graag Pieter! De zoon van Jan Rubens, eens Antwerpens stadsekretaris, hoort hier thuis! Ru. - Bovendien droom ik van een woonst op de Wapper die ik weldra zal kunnen betrekken, een huis vol ruimte en licht waar het heerlijk zal zijn te werken en mijn leerlingen op te leiden... Ro. - Waardige leerlingen die op hun beurt ooit meesters worden: Frans Sneyders, David Teniers, de ‘Fluwelen’ Bruegel, Cornelius Devos enz., enz., om vooral de jonge, onstuimige Antoon Van Dyck niet te vergeten! Ru. - Een huis waar ik bovendien ook mijn hooggeleerde vrienden waardig ontvangen kan al wordt het wel nooit een huis, Nikolaas, als uwe..., ‘De Gulden rinck’ in de Keizerstraat waar al wat naam heeft in Antwerpen samenkomt geleid door Mecenas Cornelius Van der Geest, deken van het hoofdambacht der Meerseniers... Ro. - Maar bovenal bewonderaar van Rubens, wat hij nog onlangs bewees toen op zijn aandringen door de kerkmeester van Sint-Walburgis en niet door die van Ons-Lievevrouwe bij U een ‘Kruisoprichting’ werd besteld. Ru. - Een opdracht, Nikolaas, die ik beslist als een der heerlijkste beschouw die ik tot heden ontving... Een drieluik waarvan ik hoop dat het Sint-Walburgis tot ere zal strekken... Ro. - Een opdracht waarvoor ik vermoed dat reeds een aantal schetsen bestaan... Want ook dààrvoor ben ik gekomen. Begeleid door een page verschijnt Cornelis Van de Geest die gewoon onderbreekt: Dan treffen we het samen uitstekend, burgemeester! Als ik dan even mee mag kijken. (reiken elkaar de hand) Ru. - Deken Cornelis Van der Geest! Wees welkom! Beter gekomen kon het niet! Co. - (tot Rubens) En... waarde Meester, wat valt er mij te melden inzake de opdracht U door de Meerseniers gegeven... (tot Rockox) Het onderwerp is Rubens best bekend: een ‘Kruisoprichting voor de Sint-Walburgiskerk’, een drieluik met het middenstuk groot 4,60 m × 3,60 m, de zijluiken 4,60 m bij 1,50 m. Ru. - (licht schertsend) Om juist te zijn 4,62 m! Ro. - Die laatste 2 rekent Pietro Paulo Rubens er beslist niet bij... Ru. - En zelfs de schetsen zijn begrepen in het bedrag! Co. - ...groot 2.600 gulden Ru. - inbegrepen! Ro. - Het hoofdambacht der Meerseniers streeft hier beslist de Kolveniers voorbij die lange tijd reeds ‘dromen’ van een opdracht, Pieter, maar bij gebrek aan zulk bedrag wel even moeten wachten... Co. - Ook hier gelde de leuze, burgervader, dat Rome evenmin als Aken op één dag zijn gebouwd! Maar kom, laat ons kijken, Meester Pieter, hoever het met de schetsen staat en hoe het groeit in zijn geheel... (Een getormenteerde Passiemuziek breekt los na enkele ogenblikken op de achtergrond) Ru. - Sinds ik die opdracht kreeg, breken uit mij de lijnen los in aards en bovenaards geweld... (Rubens toont langzaam één na één de schetsen die hij als volgt kommentarieert) Ru. - Te midden van het drieluik rijst het Kruis met Kristus God en Mens niet ‘Sicut vermis’, ‘als een worm’ maar, alle geseling ten spijt, als een machtig heerser. In geen geval een afgetakelde Kristus, maar ook nà de tocht naar Kalvarie een mens met bovenmenselijke kracht. Een vastgespijkerde Heiland waarvan het kruis niet eens door zeven stoere kerels kon worden opgetild maar een geharnast krijger ter hulp dient te snellen... Ro. - Alvast een niet-alledaagse en nog minder traditionele kijk op het klassiek overgeleverde Kalvariegebeuren. Co. - Een wel erg bewogen afwijken van de gotische, bleek uitgemergelde Kristusfiguren van de Kalvarietaferelen uit heel wat onzer kerken en abdijen. Ru. - Maar juist dàarom een eigentijdse Kristus als zinnebeeld van het alom opnieuw opbruisende Roomse leven, een Kristus die zoals zovele steden en dorpen in Vlaanderen gegeseld en gemarteld tijdens een krankzinnige godsdienstoorlog, weet dat uit de gruwelijkste dood het stralendste leven opbloeien zal... Een doek met beulsknechten en krijgslieden die de tronies dragen van hen die ik zelf in deze stad heb ontmoet. (wijst enkele figuren aan) Een worstelaar woonachtig aan de havenkant, een farizeeër uit de koopmanswereld van deze stad, een wachter op de Antwerpse wallen die de hoorn blaast als er onraad blijkt op de Schelde... Ro. - Gestalten waarvan ook ik er meer dan één meen te herkennen... Co. - Alleen de hond, Meester, gans onderaan uw schets blijft me een raadsel!... {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} Ru. - Gewoon een zinnebeeld bij dit helse of beter nog ‘hondse’ gebeuren! Blaft inderdaad de haat van de mens niet als een razende hond de God-Mens aan?... Ook hem wou ik zien als getuige bij het van spieren doorwervelde tafereel op Kalvarie... Ro. - Een schets en eerlang een schilderij waarvan sommige boze tongen alvast zullen beweren dat zij wellicht al te Italianiserend zijn en te zeer gelijken op de gespierde wereld van Michel-Angelo en Titiaan. Ru. - Een bewering die bovendien gedeeltelijk steek houdt! Waarom U inderdaad verbergen dat beiden, òn Michel-Angelo èn Titiaan, me nog steeds in hun ban houden? En toch vecht ik me langzaamaan los uit hun al te forse greep en wil ik, eens het drieluik beëindigd, bewijzen dat de Italiaanse Rubens alweer een heel stuk Vlaamser is geworden. Co. - Daaraan twijfelt geen Antwerpenaar, Meester!... Maar wat met de zijpanelen? Ru. - Ook die worden eerstdaags ruimer geschetst. In kleinere omvang staat hier de groep die ik op het linkerpaneel voorzie, reeds vluchtig uitgetekend. Co. - (kijkt naar klein schetsboek) Veeleer een beeld vol droefheid, verbijstering en angst. Ru. - Bovenaan de Moeder der Smarten met naast Kristus de lievelingsleerling Sint-Jan, de evangelist. In het midden een rouwende Magdaiena omgeven door opgeschrikte en treurende vrouwen. Onderaan een moeder met huilend kind die als verstard toekijkt naar het barbaarse Kalvariegebeuren. Ro. - En wat met het rechterpaneel? Ru. - (toont opnieuw grote schets op schildersezel) Hiervan, goede vriend, werd reeds een ruim deel uitvoeriger geschetst. Een tafereel dat mij persoonlijk biezonder lief is. Twee romeinse ruiters te paard waarvan de honderdman mijn eigen schitterende grijs-witte schimmel berijdt... Ro. - Een prachtpaard, Pieter, dat het levende dier dat ik ken alvast evenaart! Ru. - Terzij de twee moordenaars die door een krijger mee naar hun kruis worden gesleurd. Co. - Nu ik dit heb gezien, Meester, weet ik voldoende en hoef voorlopig niet eens de inhoud te kennen der beide gesloten luiken... Ru. - Hoewel ook die me reeds duidelijk voor de geest staan en de gestalte verheerlijken van vier heiligen. Links Sint-Eligius, de hemelse Smid ons bekend als Antwerpens eerste zendeling, naast Sint-Walburgis waarvan beweerd wordt dat zij beiden als kluizenaars in de krocht van de oude Antwerpse Burchtkerk zouden hebben verbleven. Ro. - Beslist twee heiligennamen die binnen de wallen onzer stede nog immer wonderbaar klinken... Ru. - Waarnaast ik op het rechter gesloten luik de beeltenis voorzie van Sinte-Katarina met palmtak en zwaard evenals die van Sint-Amandus die in het oude Antwerpen de eerste kerk bouwde. Co. - Waarbij we rustig, Meester, uw schitterend drieluik kunnen sluiten. Tenslotte voel ik me uitzonderlijk tevreden de kerkmeesters van Sint-Walburgis en de Meerseniers vanavond nog te kunnen melden dat de beslissing U de opdracht te geven tot het schilderen van een ‘Kruisoprichting’ in veilige en geniale handen ligt! Ro. - Iets wat ook Antwerpens burgervader alleen maar beamen kan... Co. - Nog één vraag, Meester, voor mij een goddelijke dienst wacht in Sint-Walburgis. Wanneer denkt U het door ons bestelde drieluik volledig afgewerkt te zien? Ru. - Indien vrede en rust in onze goede stede Antwerpen, zoals ten huidigen dage, blijven heersen, beloof ik U het afleveren van het drieluik ten laatste tegen volgend jaar tussen Palm- en Passiezondag. Co. - Een heerlijke dag wordt het, Meester, waarop uw drieluik triomfantelijk langsheen de vijfentwintig marmeren treden van Sint-Walburgis tot voor het hoogaltaar zal worden gedragen. Een onvergetelijke wijding waarbij ik in gedachten reeds de Passiekoralen hoor zingen van onze eigen Fiaminghi waarvan de toonkunst zich, samen met uw roem, vanuit Vlaanderen en Italië over gans Europa verbreidt. Terwijl het drietal heengaat weerklinkt een grootse Passiemuziek. Even is het hoogkoor verlaten en schittert alleen het gouden palet aan de schildersezel. Daarop verschijnt in purperen pull met zwarte broek een eigentijdse kommentator die de bindtekst leest der drie onderscheiden delen. In de hand houdt hij het grote boek ‘De Kathedraal van Rubens’ van Mgr. Van Brabant waaruit hij het volgende leest...: K. - En Rubens hield woord! Anno 1612 bleek het drieluik ‘De Kruisoprichting’ beëindigd en luisterrijk boven het hoogaltaar van Sint-Walburgis opgehangen... Het schilderij wekte bewondering en kontestatie... Met nog 33 Rubensschilderijen en zoveel andere kunstwerken uit Antwerpse kerken, kloosters en openbare gebouwen, werd het in 1794 door de Commissarissen der Franse Republiek als oorlogsbuit naar Parijs gevoerd. In 1815 kwam het terug naar Antwerpen. Maar ondertussen was de tot een tolhuis ingerichte Sint-Walburgiskerk deerlijk afgetakeld en als parochiekerk afgeschreven. Zij zou weldra afgebroken worden. Het drieluik werd als passende tegenhanger van de ‘Kruisafneming’ door de Regering van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden aan de kathedraal in bewaring gegeven. Na een restauratie kreeg het in 1856 de huidige opstelling in de noorderkruisbeuk. K. - (sluit boek) Maar keren wij terug naar de 17e eeuw en vernemen wij van Meester Pieter-Pauwel Rubens zelf hoe tussen 1612 en 1614 het tweede drieluik ‘De Kruisafneming’ ontstond. Kommentator weg - Einde eerste tafereel Nota van de schrijver: De kunsthistorische gegevens verwerkt in de evokatie ‘Rubens in de Kathedraal’ werden ontleend aan de twee monumentale werken ‘Rubens en zijn eeuw’ door F. Baudouin (uitg. Mercatorfonds) en ‘Onze-Lieve-Vrouwkathedraal van Antwerpen’ door Mgr. J. Van Brabant (Jubileumuitgave V.T.B.).. {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} Lier Sint-Gummaruskerk: triptiek van Sint-Franciscus van Assisi {== afbeelding Lier, St.-Gumaruskerk, Franciscus, Clara. 1618 Paneel 181 × 64 cm - Rubens - Eerste koorkapel noord==} {>>afbeelding<<} Beschrijving Zijluik rechts: H. Clara De Heilige, knielend, met bruine pij en witte halsdoek, omklemt met beide handen een monstrans (de lunula is door rechtstaande engelen omlijst). Het wijst op een episode uit haar leven: zij dreef de Saracenen die het klooster van San Damiano aanvielen, op de vlucht door het tonen van de H. Hostie. Zijluik links: St.-Franciscus van Assisi ontvangt de Stigmaten Knielend, met open armen ontvangt de heilige de wondertekens verbeeld door een stralenbundel, die echter niet naar de vijf wonden is gericht. Ook het kruis met Serafijn ontbreekt. Op de rugzijde van zijn pij werd een brede lap stof in lichtere kleur geschilderd. Is het een zinspeling op de opdrachtgevers die kleermakers waren? Beide luiken hebben een achtergrond met lichtopklaring aan de onderkant. De twee buitenluiken te Lier Links: Het Visioen van de Engel Een vioolspelende Engel verschijnt aan de boetende Heilige. Op de vloer liggen de ingrediënten van zijn karig eetmaal. Rechts: Ander Visioen De Heilige van Assisi staat voor een altaar met een lam aan zijn voeten. Beide achterzijden zijn vermoedelijk werk van een latere hand. Het verdwenen middenstuk: Maria legt het Jezuskind in de handen van Franciscus 181 × 157 cm. Paneel Museum van Dijon Maria met een voet op een trede staande reikt haar Kind aan, dat naar zijn Moeder omkijkt. Geschiedenis en oordeel De triptiek werd door het Kleermakersambacht in 1618 voor hun altaar besteld. Het kostte 400 gulden, d.i. minder dan een vierde van de prijs der grote altaarstukken. Zo kan men best begrijpen dat, buiten de tekening van het ontwerp, en het poezelig Kind Jezus en de keurige handen (bij Rubens en Van Dijck altijd zeer verzorgd), alsook een paar toetsen op de vleespartijen, de Meester er niet veel tijd aan besteedde. Ter vergelijking weze vermeld dat Rubens aan zijn vriend de eminente portretschilder Sustermans, die in Florintië woonde, een schilderij met hetzelfde onderwerp verkocht, ditmaal voor de som van zeshonderd gulden. De triptiek verhuisde in 1794 naar Parijs. In 1809 schonk Napoleon het beste stuk, het centraal paneel, aan het museum van Dijon. Het werd in 1909 door een kopie van E. Wouters vervangen. In 1816 hernamen de zijluiken hun plaats in de kerk. Het geheel is atelierwerk met een laatste toets van de Meester. Het gelaat van St.-Clara is wel het minst rubeniaans. Is het misschien totaal overschilderd? In 1932 werden de luiken, in erbarmelijke toestand verkerend, aan de Antwerpse antiquair-restaurateur A. Van den Broeck toevertrouwd. Het oordeel van Max Rooses klinkt wellicht wat al te streng: ‘Pauvre peinture de fabrique, expédiée à la hâte...’ (O.c. 256). De rijke Collegiale Kerk bezat nog een tweede triptiek van Rubens, nl. De Marteling van Sint-Joris, geschonken door het Lierse Gild van de Boogschutters. Het geroofde middenstuk siert het Museum van Bordeaux. {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} Mechelen O.-L.-Vrouw-over-de-Dijle: de wonderbare visvangst {== afbeelding Mechelen, O.-L.-Vrouw-over-de-Dijle: de wonderbare visvangst.==} {>>afbeelding<<} Paneel 301 × 285 cm (middenstuk) - Zuiderkruisbeuk Datum 1619 - P.P. Rubens Beschrijving middenstuk: De wonderbare visvangst Op de voorgrond spannen drie kloeke vissers zich in om de rijke buit aan wal te brengen. De voorste trekt vanop het strand met herculische kracht het zeel van het net tot zich. Hij is geschoeid met hoge waterlaarzen en draagt een scharlaken visserstrui. Vanuit de boot pogen twee makkers hem te helpen. Hun naakte ruggen werpen een brede lichtbundel op het voorplan. Op de voorsteven boven hen, drukt een makker met al zijn macht op de roeispaan die het vaartuig aan wal moet brengen. Links in het halfduister beijveren zich ook twee mannen om het scheepje te meren. Op de achtersteven schilderde Rubens het hoofdgebeuren. Een knielende Simon Petrus met tranen in de ogen en de rechterhand op de borst, onthutst door het wonder der visvangst, buigt smekend voor Christus die hem geruststelt. Het is de plastische vertaling van het evangelievers: ‘Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens’ (Luc. V. 9). De schippers en vissers zijn aan de levende werkelijkheid van de Scheldekaai ontleend, mannen van hard labeur, gebruinde lijven en ruige baarden. Daartegenover rijst in zijn imponerende gestalte, in donkerrode mantel gehuld, de figuur van de Zaligmaker, die Simon Petrus van zijn ontzettende schrik bevrijdt: ‘Vrees niet! Voortaan zult gij mensen vangen’ (Luc. V, 10). Heel het paneel geeft een trouwe weergave van het evangelisch verhaal. Feitelijk zijn twee gebeurtenissen tot één tafereel herleid. {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} Dit procédé van groepering komt vaak in het werk van Rubens voor. De zijluiken rechts: Tobias met de Engel Paneel 301 × 106 cm. De jonge Tobias houdt een grote vis, zopas uit het water getrokken, bij de kieuwen vast en ziet ondervragend naar de Engel op. De hemelse bode Rafaël, met ontblote schouder, buigt neder en richt zijn wijsvinger naar het dier. Wij lezen in het Boek Tobias, kap. V: ‘Grijp de vis bij de kieuwen en trek hem op het droge. Neem de ingewanden eruit met zijn hart, lever en gal; die zullen dienen tot medicijn...’. De Engel met witte vlerken is omhuld in een gele mantel; de jongeling draagt een donker wambuis. Zijluik links: De Cijnspenning Petrus houdt een vis bij de kieuwen vast en toont aan de omstaande apostelen het muntstuk dat het dier heeft uitgespuwd. Het is de vertolking van het woord des Heren: ‘Ga naar het meer (van Tiberias), werp een angel uit en de eerste vis die gij bovenhaalt, pak hem en als gij zijn bek opent zult gij een stater vinden. Daarmee kunt ge onze belasting betalen’ (Mat. XVII, 27). Buitenwanden der zijluiken Rechts: Sint-Andries Rechtstaande personage die het ‘X-kruis’ omklemt, gekleed in brede paarse mantel. Boven is het Sint-Andrieskruis tussen vlammen geschilderd. Links: Sint-Petrus Zelfde houding als hierboven met toga die niet volgens de antieke mode in plooien om de schouders is geslagen. Boven hem gekruiste sleutels en tiara. Zonder twijfel zijn de zijluiken atelierwerk, maar naar tekening van Rubens. Geschiedenis en lotgevallen De wordingsgeschiedenis van de polyptiek is ons door het archief wel bewaard: de eerste onderhandelingen, de bestelling en de afrekening samen met een bezoek van Rubens ter plaatse. Het gaat om een gift van het Ambacht der Visverkopers van het door zovele armen van de Dijle doorkruiste Mechelen. Reeds in de 16e eeuw bezat het op dezelfde plaats in de kerk een muurschildering, welke tijdens de grote restauratiewerken werd blootgelegd (1945-1968). Alleen de omlijsting in renaissancestijl is bewaard, maar het middenstuk was niet meer te ontcijferen. De beslissing tot vernieuwing dateerde al van 1613-1614. Op 9 oktober 1617 kwam Rubens naar Mechelen, bestudeerde de juiste ligging en de lichtinval ter plaatse en kwam met de deken en de meesters van de Visverkopers overeen in de Herberg ‘Den Helm’. Kort nadien volgde de bestelling en een leveringscontract voor de som van 1600 gulden, vermoedelijk na het voorleggen van een olieverfschets die niet bewaard is gebleven. Ongeveer achttien maanden later werd het omvangrijk ensemble van circa vier meter hoog in de Scheldestad ingescheept. Het omvatte niet alleen de triptiek, maar ook een drieledige predella. Inderdaad de Meester concipiëerde een altaarstuk in zes panelen, waarvan helaas de drie onderste voor Mechelen verloren gingen. De ontbrekende predella De drie panelen maten 75 op 40 cm. In het midden was een Kruislievenheer afgebeeld, die bij de roof van het Frans bewind is verloren gegaan. Het kruis paste liturgisch bij elk altaar waar de mis wordt opgedragen. Op het linker paneel schilderde Rubens het onstuimig toneel van Jonas, die om het tempeest te bedaren door de medevarenden in zee werd geworpen als prooi voor een gapend monster (Boek Jonas 1, 1-16). Rechts een kalmer onderwerp, de Wandelende Christus op de baren van het meer van Tiberias, die de hem tegemoetkomende Petrus, in verdrinkingsgevaar, uit het water optilt. Tijdens de roof van 1794 werden deze panelen vanuit Parijs naar Nancy (Lorreinen) gestuurd, waar Napoleon een nieuw museum plande. Herstellingen Na de terugkeer uit Parijs in 1816 onderging ‘de Visvangst’ een voorlopige behandeling, want de meer dan zestig Rubensen, naast zoveel andere stukken van Vlaamse meesters, waren erg gehavend door het transport op slechte wegen, ongeveer veertien dagen heen en zovele terug. In 1875 werd de retabel onder handen genomen door De Heuvel en De Brou en in 1901 door Maillard. Uiteindelijk bij de grote werken van herstel en wederopbouw der kerk had een wetenschappelijke behandeling plaats door L. Bosmans, zowel voor de drager in hout als voor het kleurpigment. Iconografie De Wonderbare Visvangst heeft Rubens omlijst in heel wat vis- en watertonelen aan de Bijbel ontleend: uit het Oude Verbond Jonas en Tobias; uit de Evangeliën naast de Visvangst, de Schuldbekentenis van Petrus, de Cijnspenning, en op het ontbrekende voetstuk Christus die op de baren wandelt. Werd de keus van de taferelen aan de schilder vrij gelaten? Legden de opdrachtgevers hem een vast bepaald programma op? Of stond een theoloog hem bij als geestelijk adviseur? Al vragen zonder antwoord, zoals voor de meeste opdrachten van godsdienstige werken tijdens zijn veertigjarige carrière. Oordeel De compositie van het middenpaneel lijkt wel een uitblinker. Men bemerke de soepele toepassing van de diagonaal rechts naar links. De parallelle lijn van de gelaarsde man op het strand met de naakte bejaarde die het net tot zich trekt, wordt door de derde rechtstaande visser verzacht, om, even onderbroken door de gestalte van de bootsman met de roeispaan, zich in het halfdonker op te lossen. Deze opstelling is geen toeval maar de vrucht van een geniale ziener. De twee naakte lijven, gebronzeerd bij de oudere, maar van een warme blankheid bij de rechtstaande jongere, scheppen een zonnige lichttoets en tevens een rustpunt in het diepteperspectief. Opvallend is ook de achtergrond: een opklarende hemel, wit en blauw, rond Christus de Lichtbrengende Verlosser, in tegenstelling met de donkere wolken, waarin de mensheid zich uitzichtsloos aftobt. Niettegenstaande het geweld van de krachtinspanningen op het voorplan blijft de eindindruk toch rustig en sereen. Wie oog voor kleur heeft, wordt getroffen door de delicate tinten der vleespartijen, contrasterend met de beide rode vlekken, door opzettelijk weinig plooien gestoord. Even uitmuntend is het zacht koloriet van het Jonaspaneel. Eugène Fromentin, middelmatig Franse schilder (1820-1876) maar een fijnbesnaard kunsthistoricus, bestudeerde van dichtbij de triptiek tijdens de herstelling van 1875. Alhoewel hij toegeeft dat Rubens volmaaktere werken schiep, stort hij zijn bewondering uit in vijftien bladzijden van zijn ‘Les Maîtres d'Autrefois’ in dithyrambisch proza. Hij waardeert de grote stijl van Rubens in het concept van zijn geest, de scherpte van zijn oog en de snelle vaardigheid van zijn hand, dit alles met een beperkte kleurengamma, maar met een zelfzekerheid die geen aarzelen kent. {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} Mechelen Sint-Janskerk: de aanbidding der koningen Paneel 318 × 276 cm (middenstuk) - P.P. Rubens Beschrijving Hoofdpaneel De rechtstaande O.-L.-Vrouw biedt het Kind Jezus aan de knielende Koning die Hem een bordje met munten aanreikt. Ook de twee andere Wijzen buigen voor het Wicht. Zij dragen de ene een wijde rode mantel met goud omzoomd, de neger in een groen kleed getooid. Met zijn vijven op de voorgrond vormen deze personages een zachte lichtcirkel die van het Kind Jezus uitstraalt. Joseph staat in het schemerdonker. Hogerop kijkt het gevolg van dienaren met spannende aandacht naar het toneel met het Kind. Aan de bovenrand suggereren fakkeldragers dat het om een nachttoneel gaat en leggen aldus de nadruk op het licht dat van het onmondig Kind van bij zijn geboorte uitgaat. Techniek De kleurpigmenten werden regelmatig dun op het paneel gestreken. Het lichtuitstralend Kind Jezus wordt op geen andere Aanbidding van Rubens zo sterk benadrukt. Zou het een herinnering zijn aan ‘De Heilige Nacht van Correggio’ (ca. 1480-1534) uit het Museum van Dresden? Of mogen we nog hoger opklimmen naar het enig mooie paneeltje van de Noordnederlander Geertgen tot Sint-Jan (1467-1495) dat in de Londense National Gallery hangt? Dit lichteffect heeft hij nog versterkt door het Kindje te omkransen met een lichtzone. De door de Vlaamse Meester geliefkoosde {== afbeelding Mechelen, St.-Jan-Baptist, Aanbidding der Wijzen.==} {>>afbeelding<<} diagonaaltechniek loste hij op met drie parallelle steeds klimmende lijnen, maar slechts discreet uitgewerkt door de degradatie van het kleurenspel. In heel de compositie heerst een aristocratische, gedempte religieuze stemming, zonder heftige gebaren als in de meeste Driekoningenstukken. Aan de intiemste vriend van den huize op de Wapper, Balthasar Moretus, schonk hij, apart geschilderd, de drie busten van de Koningen. Op de Vrijdag Markt der Drukkerij gold het als een familietraditie dat de drie oudste zonen de doopnamen ontvingen van de drie Wijzen. De zijluiken: Rechts: Sint-Jan in de Olie Paneel 318 × 115 cm. Achteruit gebogen leunt de martelaar tegen de olieketel. Een sluier bedekt zijn lenden. Reeds vatten twee beulen hem bij de voeten om hem in het vat te werpen. Op het voorplan wakkert een derde het vuur aan. Heel de lichtschepping is op de naakte apostel geconcentreerd. Met reden vraagt men zich af of Rubens het beroemde Schrijnwerkersretabel van de Nood Gods van de eerste grote stichter der Antwerpse school, Quinten Matsijs, dat in de kathedraal opgesteld was, met als zijstuk de Marteling van Sint Jan, niet aandachtig heeft bestudeerd. Van werkelijke beïnvloeding is toch geen sprake, alhoewel de beulsknecht die het vuur aanwakkert herinnert aan hetzelfde detail bij Matsijs. Het gehele paneel met de naakte figuur in het midden is zeer verzorgd en onmiskenbaar eigen toets van de Meester. Links: De Onthoofding van Sint-Jan De Doper Een kleur- en lichtrijk paneel, waar het bloedend lijk van de Doper in sterk raccoursi op de voorgrond de diepteperspectief aanduidt. In het midden aanvaardt Salome door haar dienster begeleid, het hoofd van de martelaar uit handen van de beulsknecht. In een realistisch gebaar drukt deze met zijn voet op de borst van de gemartelde. Het toneel wordt door een fakkel verlicht vanuit de hoogte. Achterwanden van de zijstukken Rechts: Sint-Jan te Pathmos Zittende figuur met boek en reuzearend, zijn gewone attributen. Hoog in de wolken verschijnt de apokalyptische Draak. Traditionele voorstelling gebaseerd op het Boek der Openbaring dat het Nieuwe Testament afsluit. Links: Het Doopsel van Christus De naakte Heer met een sluier om de lenden staat met de voeten in het water van de Jordaan. Naast Hem giet de Doper water uit een schelp op zijn hoofd. Boven zweeft de Duif van de H. Geest. De traditionele engel met een handdoek ontbreekt. Rubens had {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Mechelen, St.-Jan-Baptist, Aanbidding der Wijzen. Detail.==} {>>afbeelding<<} vroeger op een doek van Christus' Doop toch twee engelen geschilderd. Maar dat was in zijn Italiaanse periode, omstreeks 1604. Het reusachtige doek, erg beschadigd, bevindt zich in het Antwerps Museum. Deze twee buitenluiken werden door medewerkers naar een ontwerp van Rubens uitgevoerd, maar in de vleespartijen door hem hertoetst. De Predella Drie panelen 68 × 24 cm (het middenstuk, boogvormig, op doek?) Middenstuk: Christus aan het Kruis Op de achtergrond een zoneclips en een schematisch zicht op Jeruzalem. Dit schilderijtje beleefde een zonderlinge romantische geschiedenis. Op het ogenblik van de roof in 1794, wist iemand in het geniep de Kruislievenheer van Rubens te verwisselen met een kopie door Herreyns en hield het oorspronkelijke stuk voor zich. Op zijn sterfbed bekende hij het verkeerde van zijn goedbedoelde maneuver; hij schonk, via zijn biechtvader het werk terug aan de kerk, waar het zich nog bevindt (zie Rooses M., L'OEuvre, o.c. 1 222). Zijstuk: De Aanbidding der Herders Doek of paneel? 65 × 100 vm. Museum Marseille. O.-L.-Vrouw knielt achter de kribbe. St.-Jozef en vier herders en herderinnen (ene draagt een melkstoop op het hoofd, een rubeniaans motief). Lieflijk toneel. Twee niet parallelle diagonalen. Zijstuk: De Verrijzenis van Christus Museum Marseille. De Heer met zijn victoriekruis stapt uit het graf, omgeven door een lichtgloed. De bewakers (een met harnas) zijn verblind en vluchten. In tegenstelling met het eerste zijstuk is hier de atmosfeer vol drukte maar toch echt rubeniaans. Het is atelierwerk, door hem hertoetst. Zonderling feit: De Christus is op hout geschilderd, de twee andere stukken op doek. Zo is het te vinden bij Rooses (o.c. l. 218) als in ‘Les Classiques de l'Art’, Rubens (afb. 166). Zouden de panelen in Marseille op doek gebracht zijn? Alleszins een ongewoon procédé! In de kerk te Mechelen zijn de twee zijluiken vervangen door twee stukken van Luc Franchoys (1616-1643): St.-Rochus en Ontmoeting van St.-Antonius, abt, en St.-Paulus, eremiet. Geschiedenis De retabel, triptiek en predella, werd door de parochie van de H.H. Johannes evangelist en Jan de Doper einde 1616 besteld en op 7 maart 1619 afgeleverd. Zoals meermaals gebeurde, werd de drager in hout op last van de opdrachtgever ineengeklikt en geplamuurd en zo aan Rubens overgemaakt. De overeengekomen som van 1800 gulden werd in schijven van 300 gulden afbetaald. Daar gegevens van die aard maar schaars tot ons zijn overgekomen, volgt hier de eindafrekening in 1624. De tekst luidt als volgt: ‘Ick onderschreven bekenne in diversche payen ontfanghen te hebben, wt handen van Mynheer den Pastoor van St Jans kercke tot Mechelen, de somme van achtien hondert guldens eens tot volcomen betaelinghe van een autaertafel met deuren op de voorseyde kerckens hooghen autaer staende met myn handt ghemaeckt ende toirconde der waerheyt hebbe ick dese quittance met myn eijghen handt gheschreven ende onderteekent. Tot Antwerpen desen 12 Martii 1624. Pietro Pauolo Rubens.’ Deze laatste datum is niet zonder belang, want de totale afbetaling kwam goed van pas in deze dagen, als heel het atelier op {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} de Wapper gonsde van de koortsige bedrijvigheid om de reuzebestelling der Vierentwintig doeken voor de Triomf van Maria de Medici in het Palais de Luxembourg klaar te stomen. Bijna heel het St.-Lucasgild spande zich ervoor in. In 1769 werd een marmeren altaar rond de polyptiek gebouwd; ook werden enkele ramen van het koor toegemetseld tot grote schade van de lichtinval. Dan kwam in 1794 de noodlottige opeising en twee jaar later de verzending naar Parijs, waarvan het stuk weerkeerde in 1815, om weer zijn oorspronkelijke plaats in te nemen. De predella schonk Napoleon aan Marseille. De vele herstellingen der twee laatste eeuwen hebben de originele gaafheid van het meesterwerk pogen te redden. De beste graveur van Rubens heeft het werk met zijn burijn op koper gebracht. Oordeel Het is wel geen eenvoudige taak dit altaarstuk op zijn juiste waarde in het oeuvre van Rubens in te schakelen. Een tiental keren heeft hij tussen de jaren 1609 en 1634 de ‘Drie Koningen’ gepenseeld, en het kan niet ontkend worden dat het telkens waardevolle scheppingen, geen replieken waren. Slechts een enkele maal gold het een bestelling voor een profane plaats: de ontvangstzaal van het stadhuis van Antwerpen (nu in het Prado te Madrid). In de meeste gevallen ontwikkelt het thema zich in de hoogte; dit formaat is best gerangschikt voor een hoogaltaar. De polyptiek van Mechelen is de enige die nog op zijn oorspronkelijke plaats hangt. Hier volgt de lijst chronologisch gerangschikt der schilderijen over heel het continent verspreid: Madrid, Prado 1610 Brussel, Museum 1615 Lyon, Museum 1618 Petrograd, Ermitage 1620 Antwerpen, St.-Carolus, plafond 1621, verbrand 1718 Antwerpen, Museum 1624 Mechelen, St.-Janskerk 1624 Parijs, Louvre 1627 Londen, Hertog van Westminster, 1634 Londen, Wallace Collection, olieverfschets van voorgaande. Hun verscheidenheid pleit voor het genie van de schepper. Nu eens zit of staat Maria met het Kind in de linkerhoek, dan weer in de rechter. De meeste schilderijen zijn in de hoogte uitgewerkt, nu eens met os en ezel, of os alleen, dan weer zonder deze kerstnachtgezellen {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} die het Jesukind met hun adem verwarmen; nu eens met de traditionele antieke zuil, waar Maria in haar baringsnood tegen leunde, dan weer met de ruwe balken van de stal, evocatie van ontbering; nu eens met de begeleiding van vele omstanders, dan weer in devote intimiteit. Kortom er is goud, wierook of myrrhe voor ieders smaak! Zullen wij een ‘primus inter pares’ uitkiezen? In de ogen van de op decoratieve weelde ingestelde toeschouwer gaat de voorkeur naar de ‘Drie Koningen’ van het Antwerps Museum, een magistraal zeer kunstig gebalanceerde compositie en een geraffineerd kleurenspel. Wie droomt van een intiem tafereel met {== afbeelding Mechelen, St.-Janskerk, De Onthoofding van Sint-Jan De Doper.==} {>>afbeelding<<} religieuze inslag, waarvoor hij biddend kan knielen, opteert voor de polyptiek van deze Sint-Janskerk met de mooie lichtuitstraling die al de hoofdpersonages in één aanbidding omsluit. Een zaak staat vast: alleen een genie is bij macht die herhaalde verscheidenheid te koppelen aan een zich steeds vernieuwende inspiratie. Het slotwoord is aan de kenner en bewonderaar van Rubens, Eugène Fromentin: ‘De Drie Koningen van Mechelen kunnen wij aanzien als de uiteindelijke, vaststaande uitdrukking van het thema, en als een der schoonste schilderijen van Rubens in dit genre van werken met grandioze enscenering’. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Gent Sint-Baafskathedraal: het hoogaltaar {== afbeelding De roeping van de H. Bavo (1624). St.-Baafs, Gent.==} {>>afbeelding<<} Doek - 471 × 181 cm. - boogvormig - nu in Kapel XVII. Datum 1624. P.P. Rubens Beschrijving Bovenvak. Bavo in schitterende wapenuitrusting onder rode mantel, buigt voor twee bisschoppen met mijter en rijke koorkap, die hem welkom heten: Sint-Amandus, de apostelmissionaris en de abt van de Sint-Pietersabdij Floribertus. Vier monniken zijn aanwezig bij de ontvangst. Benedenvak. De groep op de eerste treden van de trap steekt schril af tegen de weelde der gewaden en kledij van de verdieping. Hier knielen drie armen, een man en twee vrouwen met drie borelingskens, waarvan één aan moeders borst. Hun halve naaktheid werpt een scherp licht op het voorplan. Hiermee beoogde de schilder het diepteperspectief van het geheel te onderstrepen. Boven de bedelaars buigt zich Bavo (?), een grijzende man, in donkere mantel gehuld en een gouden ketting om de hals. Twee edelknapen stellen hem het geld ter hand dat hij aan de armen uitdeelt. Naast Bavo staan drie rijk uitgedoste vrouwen. De voorste, een jonge dame, vermoedelijk zijn dochter Adeltrudis, ziet treurend op naar het toneel der bovenverdieping, waar haar vader zich aanmeldt in de abdij. Daar: twee gezellinnen pogen haar te troosten. De opstap waar zij zich bevinden draagt het wapenschild van de Gentse bisschop Triest. Opstelling In geen enkele van Rubens' schilderijen in diagonaal opgesteld - hier zelfs in twee parallel lopende lijnen - is deze techniek zo opvallend, zo opzettelijk bedoeld. Wij wijzen ter vergelijking naar enkele voorbeelden: de beroemde Kruistaferelen der kathedraal van Antwerpen uit de jaren 1611 en 1614; uit het Brusselse Museum: De Marteling van de H. Ursula (1620), en deze van Sint-Lieven (ca. 1635); uit het Museum van Wenen: De Mirakelen van St.-Ignatius en deze van St.-Franciscus Xaverius (beide ca. 1620), naast de triptiek van Sint-Stefanus uit het museum van Valenciennes, de Rijke Visvangst der Mechelse O.-L.-V.-over-de-Dijlekerk en andere werken van grote dimensie. Lotgevallen van het Altaarstuk Het begint al met een vóórgeschiedenis. Bijna al de religieuze doeken van Rubens werden niet vrij maar op bestelling uitgevoerd. De opdracht van de Gentse bisschop Maes vinden wij terug in een olieverfschets {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De H. Ignatius (1649). Jezuïetencollege, Brussel==} {>>afbeelding<<} die nu berust in de National Gallery van Londen. (Zie verder commentaar en afbeelding). Zij dateert vermoedelijk van 1612. Kort daarna stierf Maes en zijn opvolger gaf de voorkeur aan grote beelden in marmer en albast, die heel spoedig werden besteld aan de gebroeders Robrecht en Jan De Nole uit Antwerpen. Deze handelwijze stemde onze schilder zeer bitter. Hij schreef naar zijn beschermheer de Aartshertog Albrecht, een brief, herinnerde hem aan het ‘dissegno colorito’ (de schets van het Londens museum) dat hij hem had laten zien. Hij vroeg zijn bemiddeling in deze aangelegenheid. Wat ook gebeurde doch zonder gevolg (brief van 19 maart 1614). Gelukkig bleef het stenen retabel in de kathedraal onafgewerkt, zodat de opvolger van Van der Burch, Antonius Triest, het Rubensontwerp terug nam en liet uitvoeren. Het kwijtschrift is gedateerd op 27 september 1624. Omstreeks 1702 verhuist het schilderij van het hoogaltaar naar de St.-Sebastiaanskapel, blijkbaar omwille van de sterk in het oog springende naaktfiguren op het voorplan. In 1794 wordt het door het Frans Bewind geroofd, samen met 68 Rubensen uit kerken in onze gewesten. Restitutie heeft plaats in 1811 in Brussel, in 1817 in het stadsmuseum van Gent, om eindelijk zijn lange pelgrimage te eindigen in zijn oorspronkelijke plaats, de kathedraal, in 1825. Het leven van Sint-Bavo Historie en Legenden De historiograaf Mgr. Dr. J. Van Brabant vat aldus de historisch gefundeerde gegevens samen: ‘Als historisch vaststaand wordt algemeen aanvaard: zijn afstamming uit een edel Haspengouws geslacht, zijn rumoerige en lichtzinnige jeugd; de bekering na de dood van zijn echtgenote, dochter van graaf Adilio, allicht mede dank zij de invloed van zijn vrome dochter Adeltrudis; zijn boetpleging te Gent, waar hij in de geestelijke stand werd opgenomen door Sint-Amand, welke hij even vergezelde op diens missietochten. Tot hij zich in een cel terugtrok en na harde boete, drie jaren lang, zalig in de Heer zou sterven, getroost door zijn confrater Domlin, priester en kluizenaar te Torhout: zijn begrafenis in het Castrum te Gent.’ Zo luidt de geschiedkundige schets van het leven van Allowin, alias Bavo, een edelman, bekeerling en boeteling, monnik en kluizenaar. Hierrond zullen de ‘Vitae’ een krans van devote anekdoten weven. Feest op 1 oktober, sterfdag ca. 650. Iconografie De meerderheid der geschilderde voorstellingen leggen de nadruk op de heilige edelman Bavo die afstand doet van zijn goederen voor de armen, zoals in het Gentse doek en in het schilderij van Jan de Bray uit het diocesaan museum van Haarlem. De prent- en beeldhouwkunst verkiest de alleenstaande Ridder van hoge adel, omhuld in een hermelijnen mantel boven zijn wapenrok, en torsend een lange degen en scepter in de rechterhand. De andere draagt verschillende attributen als het model van zijn abdij, het kruis of een boek, als evangelieverkondiger. Vaak komt de valk voor, die vliegensgereed zijn vuist omklemt. Want een pittoreske legende vertelt dat de heilige van diefstal van een witte valk beschuldigd was; maar op het ogenblik van zijn terechtstelling daalde het roofdier uit de hemel naast hem. Allicht zinspeelt de gehuifde valk ook op zijn prinselijke afkomst, want de valkenjacht was aan hoge lui voorbehouden. Zijn boetedoening komt zelden aan bod in de iconografie, al ligt zij aan de grond van zijn roem als heilige. Een kopersnede van omstreeks 1600 toont hem in de pij van een kluizenaar, knielend voor het kruis onder de blote hemel. Zonder twijfel is dit thema ontleend aan de vele afbeeldingen van de H. Hieronymus als boeteling uit de 16e en 17e eeuwen. De verering In Noord- en Zuidnederland werd hij in meer dan vijfentwintig parochies als patroonheilige gehuldigd, waartussen twee bisschopssteden Gent en Haarlem. Hij wordt aangeroepen voor genezing van kinderziekten, vooral van kinkhoest. Beoordeling De Bekering van St.-Bavo van Gent behoort tot de Etagestukken in het Werk van Rubens, namelijk met een gelijkvloerstafereel en op de verdieping het hoofdgebeuren. Deze werken horen bijna allen een korte periode toe, tussen 1620 en 1625. Opvallend sterk beklemtoond vinden we deze schikking in werken als De Mirakelen van Sint-Ignatius en deze van Sint-Franciscus Xaverius, beide uit 1620 in het museum van Wenen; in het Sint-Rochuspaneel te Aalst (1623); in meerdere doeken van de ‘Triomf van Maria de Medici’, als het Portret aan Hendrik IV aangeboden, de Ontscheping te Marseille en Het Huwelijk te Lyon (1622-1624) of de niet gedateerde Triptiek van Sint-Stefanus in het museum van Valenciennes. De meest schitterende oplossing biedt de Heilige Maagd vereerd door Heiligen van de St.-Augustinuskerk van Antwerpen (1628). Wel moet toegegeven worden dat de compositie in de hoogte zich opdringt voor hoogaltaren van onze gothische kerken met hun hoge gewelven. Heeft Rubens deze wijze van opstelling uit Italië meegebracht, waar veelal de Madonna gezeten was op een marmeren verhoog of hoge sokkel? Alleszins gaf het hem voor religieuze of mythologische onderwerpen een graag uitgebate gelegenheid om de hemel te vullen met engeltjes of putti. Ongetwijfeld was zijn penseel op dat zwevend gezelschap verliefd. Het Gents schilderij neemt een voorname plaats in het oeuvre van de meester in, alhoewel dertien herstellingen in de verleden eeuwen er niet in geslaagd zijn de oorspronkelijke gaafheid en pracht te redden. {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} Aalst Sint-Martinuskerk: het Sint-Rochusaltaar {== afbeelding Aalst, St.-Maartenskerk, Madonna.==} {>>afbeelding<<} Beschrijving hoofdpaneel De Roeping als Patroonheilige Paneel 399 × 260 cm. P.P. Rubens 1623 Zoals in de meeste altaarstukken van Rubens ontwikkelt het gebeuren zich in de hoogte, met de klassieke indeling in boven- en ondervak. St.-Rochus als pelgrim gekleed met een paars schoudermanteltje, knielt voor de Zaligmaker die hem de pestlijders aanbeveelt. Links toont een engel in geel gewaad een tafeltje met het opschrift: Eris in Peste Patronus (U zult de Patroon zijn van de Pestlijders), waaruit klaar blijkt dat de benaming van het schilderij De Voorspraak van St.-Rochus onjuist is en moet vervangen worden door De Zending of De Roeping. Een trap leidt naar deze hemelse tribune, afgesloten door een zware kroonlijst. Daaronder liggen, uitgestrekt op de met stro bedekte vloer, drie pestlijders, die halfnaakt smekend opzien naar hun schutsheilige. Zij worden rechts en links door twee helpers aangemoedigd. Zowel hun gelaat als hun uitgestrekte handen vertolken hun nood en hun vertrouwen. De zijluiken Links: St.-Rochus bij mirakel gespijsd Paneel 100 × 70 cm. De heilige als pelgrim zit met ontbloot been tegen een boom en ontvangt van een hond zijn dagelijks brood. Atelier van Rubens, door hem ontworpen (?) en waar de meester de laatste hand heeft aan {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} gelegd, vooral in de vleespartijen. Rechts: De dood van St.-Rochus De stervende heilige wordt door een engel getroost in een kerker met twee halfnaakte gevangenen. Atelier van Rubens, door hem bijgewerkt. Boven het altaarstuk: Madonna met Kind Jezus Paneel boogvormig; 150 × 70 cm. O.-L.-Vrouw draagt een rood kleed en blauwe bovenmantel. Het Kind Jezus is naakt. Atelierwerk door hem bijgewerkt. Dit stuk houdt geen rechtstreeks verband met het altaarstuk. Het leven van St.-Rochus: historie en legende Hij werd geboren te Montpellier ca. 1350, schonk zijn goederen weg en trok als pelgrim naar Rome waar hij een drietal jaren verbleef. Op terugreis te Acquapendente verblijft hij er om de vele pestlijders der stad te verzorgen en te genezen. Zelf besmet, trekt hij zich in de woestenij terug om te sterven. Een engel bezorgde hem een waterbron en geneest hem. Dagelijks komt een hond uit een naburig kasteel hem een brood brengen. Na vele jaren keert hij terug naar Montpellier, maar wordt er niet erkend en als spion gevangen gezet. Hij sterft in de kerker. Verering: Ten gevolge van de vele pestepidemieën der 15e eeuw wordt hij overal als genezer aangeroepen. Talloze broederschappen ontstaan, ook in onze gewesten: te Aalst (?), vooral in meerdere parochies van {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aalst, St.-Maartenskerk, H. Rochus. Detail.==} {>>afbeelding<<} Antwerpen, alsook processies op zijn sterfteverjaring (16 augustus). Sint-Jacobskerk bezat een kapel en altaar met een merkwaardig geschilderd retabel van 1517. Kontich bezit buiten de dorpskom een Leprozenkapel aan de Reepkenslei, waarvan het beeld van Mechelse makelij (ca. 1600) thans in het Museum berust. Van het begin af komt St.-Rochus in mededinging met oudere pestheiligen, zoals St.-Sebastiaan en andere Noodheiligen, en wordt hij verdrongen door de Milanese St.-Carolus Borromeus. Toch was hij de enigste, met St.-Job, die door de kwaal aan de levende lijve werd aangetast. Iconografie: Meestal komt hij in de sculpture voor: rechtstaande pelgrim die de wonde van zijn dij toont. Naast hem een engel en een hond met broodje in de bek. Oordeel: Dezelfde ordonnantie in twee verdiepingen heeft de schilder hernomen in De bekering van St.-Bavo en in De Mirakelen van St.-Ignatius en nog in diezelfde jaren in De Ontscheping te Marseille, een der 21 stukken van Le Triomphe de Marie de Medici te Parijs. Hij besteedde zijn beste zorg aan de drie pestlijders van de benedenverdieping. Dat Rubens over zijn werk tevreden was, bewijst de prent die hij ervan liet snijden door zijn knapste graveur sedert het vertrek van Vorsterman. Het altaarstuk werd in 1794 door de Fransen geroofd, maar in 1815 teruggegeven. Dr. J. Van Herck, Kontich {== afbeelding Aalst, St.-Maartenskerk, H. Rochus.==} {>>afbeelding<<} {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} Rubensjaar 1577-1977 Tentoonstellingen Didactische Rubenstentoonstelling Aspecten van het leven en het werk van Rubens worden aanschouwelijk uitgebeeld door middel van kleurenfoto's, kaarten, tekstpanelen, e.a. als introductie tot en begeleiding van de andere manifestaties van het Rubensjaar. Creatieve activiteiten zijn voorzien in samenwerking met de Dienst voor Jeugdvorming. Inrichter: Stad Antwerpen Plaats: Hessenhuis, Falconrui 53, 2000 Antwerpen Data: 18 maart - 20 september 1977; alle dagen behalve de maandag Openingsuren: 10-17 uur. Toegang: kosteloos Kunstwerken uit de eeuw van Rubens in Antwerpse kerken en kloosters In Rubens' parochiekerk worden een aantal minder gekende kunstwerken, in hoofdzaak toegepaste kunst, uit Antwerpse kerken en kloosters uit de eeuw van Rubens tentoongesteld. Inrichter: Stad Antwerpen Plaats: St.-Jacobskerk, ingang Lange Nieuwstraat, 2000 Antwerpen Data: 30 april - 19 september 1977, alle dagen Openingsuren: nog te bepalen (mogelijk: iedere dag 14-18 uur) Prenten naar P.P. Rubens Plaats: Bank Brussel Lambert, grote hal van Zetel Antwerpen, Lange Gasthuisstraat 20, 2000 Antwerpen Data: 2 mei - 1 juli 1977 Toegang: kosteloos Rubens als boekillustrator Voor de eerste maal wordt een overzichtelijke tentoonstelling ingericht waarin naast mekaar zullen getoond worden: originele tekeningen van Rubens, die als ontwerpen voor boektitels en boekillustraties bedoeld zijn, proefdrukken van prenten (soms met correcties van Rubens zelf), koperplaten, en tenslotte de prenten zoals ze in de boeken voorkomen. Inrichter: Stad Antwerpen Plaats: Museum Plantin-Moretus, Vrijdagmarkt 22, 2000 Antwerpen Data: 7 mei - 4 juli 1977; alle dagen Openingsuren: 10-17 uur Toegang: kosteloos Rubens nu: een begrip of een produkt? De bedoeling is na te gaan in welke mate de figuur van Rubens en van zijn oeuvre na 400 jaar nog steeds voortleven en geassimileerd worden in ons hedendaags cultuurpatroon. Om dit in een tentoonstelling te visualiseren worden vooral werken getoond waarin hedendaagse Belgische kunstenaars thematisch of visueel refereren naar Rubens, en worden ook de diverse verschijningsvormen van Rubens en zijn werken in de actuele subcultuur belicht. Inrichter: Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur Plaats: Internationaal Cultureel Centrum, Meir 50, 2000 Antwerpen Data: 7 mei - 12 juni 1977, alle dagen Openingsuren: 10-17 uur. Toegang: kosteloos De relatie Rubens - Rockox Door middel van prenten, brieven, documenten, kleurenfoto's, enz. wordt de vriendschap tussen Rubens en zijn beschermheer Nicolaas Rockox geïllustreerd. Deze burgemeester van Antwerpen was een kunstminnend man, mecenas en verzamelaar (bibliofiel, numismaat en antiquair). Inrichter: Stichting Nicolaas Rockox v.z.w. Plaats: Museum Rockox, Keizerstraat 12, 2000 Antwerpen Data: juni - juli - augustus 1977 (precieze data nog te bepalen); alle dagen Openingsuren: 10-17 uur Toegang: kosteloos De roem van Rubens Naast de blijvende aandacht van kunstliefhebbers, wetenschapsmensen en literatoren, is er ook de verering van het gewone volk voor de figuur van Rubens, die het best tot uiting komt in de massale Rubensvieringen in de 19de eeuw. De tentoonstelling schetst de evolutie en de verschillende aspecten van deze verering. Inrichter: Stad Antwerpen Plaats: Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen Data: 18 juni - 25 september 1977; alle dagen, behalve de maandag Openingsuren: 10-17 uur Toegang: kosteloos De mode in Rubens' tijd De kern van de tentoonstelling wordt gevormd door een verzameling authentieke kledingstukken uit de eerste helft van de 17e eeuw, gedragen door zowel het volk, de burgerij als de adel, door diverse Europese musea in bruikleen afgestaan. De expositie zal verder worden samengesteld uit iconografisch materiaal: schilderijen, prenten, fotovergrotingen; aan de hand daarvan worden enkele ensembles nagemaakt, die tijdens de tentoonstelling door mannequins zullen gepresenteerd worden. Inrichter: Provincie Antwerpen Plaats: Provinciaal Museum voor Kunstambachten ‘Het Sterckshof’, Hooftvunderlaan, 2100 Deurne Data: 25 juni - 18 september 1977; alle dagen Openingsuren: 10-17 uur zater-, zon- en feestdagen: 10-18 uur dinsdagavond: eveneens 19-21 u 30 Toegangsprijzen: BF 40 BF 20 voor leden van jeugdverenigingen, militairen in uniform, gepensioneerden, leden van V.T.B. en Openbaar Kunstbezit Rondleiding: BF 150 kosteloos voor scholen en jeugdgroepen, mits voorafgaande aanvraag P.P. Rubens - schilderijen - olieverfschetsen - tekeningen Deze grote Rubenstentoonstelling, kern van de gehele Rubensviering, omvat een 100-tal Rubensschilderijen en olieverfschetsen en een 60-tal tekeningen die zullen getuigen van de grote verscheidenheid van onderwerpen, die Rubens op een geniale wijze heeft uitgebeeld. Zij illustreren de ontwikkeling van Rubens' kunst, van zijn jeugd tot kort vóór zijn dood. Zij bevestigen het feit dat Rubens één van de belangrijkste vertegenwoordigers is van de kunst van zijn tijd, de Barok. Deze grote ‘kolorist’ is een van de zeldzame meesters die een harmonisch evenwicht bereikten tussen het realisme in de waarneming en de geïdealiseerde vorm. Een aantal werken van Rubens worden hier voor de eerste maal tentoongesteld. Deze tentoonstelling kwam tot stand dank zij de medewerking van tal van buitenlandse musea en van privé-verzamelaars, o.a. uit Canada, D.B.R., D.D.R., Denemarken, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Spanje, U.S.A., U.S.S.R., Zweden en Zwitserland. Inrichters: Stad Antwerpen, onder de auspiciën van het Ministerie van Nederlandse Cultuur en met de efficiënte medewerking van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Plaats: Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Leopold de Waelplaats, 2000 Antwerpen Data: 28 juni-30 september 1977; alle dagen Openingsuren: 10-17 uur. dinsdag-, donderdag- en zaterdagavond: 19u30-22 u Toegangsprijzen: BF 50, BF 30 in groepsverband. Geneeskunde rond Rubens De geneeskunde in Antwerpen stond in Rubens' tijd op hoog peil. Toen werd ook het Collegium Medicum gesticht. {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} Een evocatie van de geneeskunde uit dit tijdperk wordt gebracht bij middel van boeken, grafische voorstellingen, documenten en gebruiksvoorwerpen. Inrichter: Koninklijke Geneeskundige Kring van Antwerpen Plaats: Geneesherenhuis, Louizastraat 8, 2000 Antwerpen Data: 1 juli-30 oktober 1977, alle dagen, behalve zaterdag en zondag Openingsuren: 9-12 uur, andere dagen en uren na afspraak (tel. 031/33.37.00) Toegang: kosteloos Paradisus musicus - muziek uit Rubens' tijd Deze tentoonstelling bestaat uit muziekdrukken en prenten uit Belgische verzamelingen. Ze omvat o.m. Antwerpse drukken van componisten uit Mantua en van Antwerpse componisten, evenals prenten die muziekuitvoeringen uit Rubens' tijd illustreren. Inrichter: Stad Antwerpen Plaats: Rubenshuis (leerlingenatelier), Rubensstraat 9, 2000 Antwerpen Data: 31 augustus-16 oktober 1977; alle dagen Openingsuren: 10-17 uur Toegang: kosteloos Juristen en rechtsleven ten tijde van Rubens Op 15 oktober 1977 zal onder de Hoge Bescherming van Zijne Majesteit de Koning, het eeuwfeest gevierd worden van het gebouw van het Antwerps Gerechtshof. Deze viering wordt in het teken geplaatst van het Rubensjaar door het inrichten van een tentoonstelling. Rubens zelf was trouwens nauw verbonden met de rechtswereld. Zijn vader was een jurist evenals de grootvader en vader van Isabella Brant. Inrichter: Inrichtend Comité van het Eeuwfeest van het Paleis van Justitie van Antwerpen. Data: Gerechtsgebouw, Britse Lei, 2000 Antwerpen Data: 15 oktober-30 oktober 1977; alle dagen Openingsuren: 9-17 uur (mogelijk ook 's avonds) Toegang: kosteloos Antwerpen Rubensstad Ongetwijfeld zullen de vele toeristen die de tentoonstellingen bezoeken, van hun verblijf te Antwerpen gebruik maken om de meeste werken van Rubens te bewonderen, die permanent in kerken en musea worden bewaard: de indrukwekkende Rubensverzameling van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, de befaamde drieluiken en ‘De Hemelvaart van Maria’ in de O.-L.-V.-Kathedraal, het schilderij in de grafkapel van Rubens in de St.-Jacobskerk, de drie panelen in de St.-Pauluskerk, de schilderijen en olieverfschetsen in het Rubenshuis en in het Museum Plantin-Moretus - twee historische gebouwen die een voorname rol in het leven van Rubens hebben gespeeld. Ook zullen zij niet nalaten een bezoek te brengen aan de Sint-Carolus-Borromeuskerk, voor dewelke Rubens ontwerpen tekende voor beeldhouwwerk en siermotieven. Vermelden wij ook dat in het museum van het Rockoxhuis, de onlangs gerestaureerde patriciërswoning van Nicolaas Rockox, enkele werken van Rubens bewaard worden. Te Antwerpen heeft de kunstliefhebber de unieke kans om werken van Rubens te zien in de gebouwen en in de omgeving voor dewelke ze werden geschilderd. Hij treft er ook nog tal van monumenten en huizen aan die de meester zelf nog heeft gekend, terwijl het op andere plaatsen nog merkbaar is hoezeer hij zijn stempel op zijn milieu heeft gedrukt. Daarom ook werden gesignaliseerde Rubenswandelingen voorzien. Het diamantjuweel in Rubens' tijd In de eerste helft van de 17e eeuw komt de jonge diamantslijpkunst tot grotere verfijning en groeit het gebruik van diamant in het juweel dermate, dat men van een eerste bloeitijd van het diamantjuweel kan spreken. Een kleine doch ongemeen rijke verzameling van bijzonder somptueuze sieraden wordt uit meerdere Europese collecties bijeengebracht. Inrichter: Provincie Antwerpen Data: 22 oktober-20 november 1977; alle dagen Plaats: Provinciaal Diamantmuseum, Jezusstraat 28-30, 2000 Antwerpen Openingsuren: 10-17 uur op zater-, zon- en feestdagen: 10-18 uur Toegang: kosteloos Tentoonstelling te Brussel Ook te Brussel zal in het kader van het Rubensjaar een tentoonstelling worden gehouden, gewijd aan de Beeldhouwkunst in de eeuw van Rubens in de Zuidelijke Nederlanden. Het is bekend dat Rubens ook de beeldhouwkunst heeft beïnvloed. Daarnaast zijn nochtans ook andere richtingen in de sculptuur van die tijd merkbaar, die eveneens in deze tentoonstelling aan bod zullen komen. Inrichter: Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel Plaats: Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Regentschapsstraat, 1000 Brussel Data: 15 juli-2 oktober 1977 Openingsuren: Toegangsprijzen: Reizende fototentoonstellingen Werken van Rubens in Antwerps bezit Met de bedoeling vooral op plaatsen, in binnen- en buitenland, waar weinig of geen werken van Rubens worden bewaard, de kunst van de grote meester op een educatieve wijze beter te leren kennen, en tevens de aandacht op Antwerpen als Rubensstad te vestigen, werd een tentoonstelling van grote kleurenfoto's ingericht. Deze tentoonstelling wordt in een tiental exemplaren vervaardigd, teneinde ze in verschillende landen te kunnen laten circuleren. Het initiatief kwam tot stand met de medewerking {== afbeelding De marteling van Sint-Lieven (1635). Jezuïetenkerk, Gent.==} {>>afbeelding<<} van Agfa-Gevaert N.V. De realisatie van het project werd toevertrouwd aan twee gespecialiseerde Antwerpse bedrijven: de Fotogravure De Schutter en Fotowerken Frans Claes. Dank zij enkele grote bedrijven en firma's zullen een aantal exemplaren van deze tentoonstelling in het buitenland circuleren, waar ze getoond worden in musea, culturele centra, show-rooms van bedrijven, universiteiten e.a. De provincie Antwerpen in Rubens' tijd Deze rondreizende tentoonstelling wordt ingericht door de Provincie Antwerpen. Een veertigtal documenten - prenten, schilderijen - die het landelijk aspect van de provincie Antwerpen en van het sociale leven uit de eerste helft van de 17e eeuw evoceren, worden fotografisch gereproduceerd in een soepel op te stellen tentoonstelling. Zij zal vooral de opvoeringen van het Reizend Volkstheater in de provincie begeleiden: Deurne, Sterckshof: 3-17 april; Mechelen, Hof van Busleyden: 22 april-8 mei; Westerlo, Gemeentehuis: 13-29 mei; Hingene, Kasteel d'Ursel: 3-12 juni; Mol, Zilvermeer: 5-21 augustus; Turnhout, Warande: 26 augustus-11 september; Lier, Vleeshuis: 16-25 september; Antwerpen, Arenberg: 29 september-16 oktober. Klank- en lichtspel Door middel van het gesproken woord, muziek en lichteffecten worden markante gebeurtenissen uit het leven van de kunstenaar en diplomaat in herinnering gebracht. Hierbij worden ook fragmenten uit Brieven van Rubens zelf ten gehore gebracht. De muziek, gekozen uit composities van de zeventiende {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} eeuw, onderstreept de sfeer die door de tekst wordt opgeroepen. De wisselende belichting accentueert eveneens de verschillende episodes, en geeft reliëf aan de voorgevel van de Sint-Carolus-Borromeuskerk, waarvan de versieringen grotendeels door Rubens werden ontworpen. Het nodige wordt gedaan, opdat de bezoekers die het Nederlands niet machtig zijn, niets van het spektakel zouden missen. Inrichter: Stad Antwerpen Plaats: Hendrik Conscienceplein, 2000 Antwerpen Data: 2 mei-1 oktober 1977; alle dagen Aanvangsuren: mei: 21 u; juni-juli: 21u30; augustus: 21 u; september: 20u30 (bij invoering van het zomeruur aanvang telkens 1 uur later) Toegangsprijs: BF 30; BF 20 in groepsverband Toneelvoorstellingen Buiten het normale repertoire van onze schouwburgen (van midden september tot midden juni) worden naar aanleiding van het Rubensjaar andere prestaties voorzien, die buiten de schouwburgen plaatsvinden. De aandacht wordt vooreerst gevestigd op: Een reeks opvoeringen van ‘Elckerlyc’ door K.N.S. en Antwerpse theatergroepen De keuze van dit middeleeuws mysteriespel werd bepaald door het feit dat het niet alleen een der mooiste toneelspelen uit de Nederlanden is, maar ook omdat de inhoud ervan bekend is aan vele buitenlandse bezoekers. Veel engelssprekenden kennen het in de versie ‘Everyman’, terwijl duitssprekenden vertrouwd zijn met de bewerking ervan, die onder de titel ‘Jedermann’ sinds lange tijd elk jaar met veel succes wordt opgevoerd vóór de Dom van Salzburg. ‘Elckerlyc’ is evenwel het originele werk, geschreven door Pieter van Diest, en superieur t.o.v. de Engelse en Duitse bewerkingen. Plaats: nog te bepalen (in een historisch kader) Data: zaterdag 4, zondag 5, maandag 6, dinsdag 7, donderdag 9, vrijdag 10, zaterdag 11, zondag 12, maandag 13 en dinsdag 14 juni 1977 Uren: 20u30 - duur: ca. 1 uur Toegangsprijs: BF 80 Prijsvermindering in groepsverband Speciale jeugdopvoeringen door het Koninklijk Jeugdtheater Er zullen 2 projecten gerealiseerd worden. Voor kinderen vanaf 8 jaar zullen (in klasverband) geanimeerde rondleidingen in het Rubenshuis georganiseerd worden. Een ‘leerling’ van Rubens zal daarbij als gids fungeren en in de diverse kamers zullen acteurs korte taferelen uit het alledaagse leven van die tijd spelen, zodat het Rubenshuis voor hen tot leven komt. De wandeling eindigt in het grote atelier waar Rubens zelf enige uitleg geeft bij een onafgewerkt schilderij. Voor kinderen vanaf ongeveer 12 jaar worden, in een historisch kader, opvoeringen voorzien van een speciaal gecreëerd stuk over het leven van Rubens. In dit stuk zullen ook de diplomatieke activiteiten van de schilder een belangrijk aandeel krijgen. Plaats: Rubenshuis Historisch kader Data: Rubenshuis: nog te bepalen Historisch kader: nog te bepalen Toegangsprijs: Rubenshuis: nog te bepalen Historisch kader: nog te bepalen Optreden van het Reizend Volkstheater Het ‘Reizend Volkstheater’ liet zijn keuze vallen op een van de toneelstukken geschreven door Willem Ogier (1618-1689). ‘De Hooveerdigheyt’, uit een reeks gewijd aan de zeven hoofdzonden, is een zeer interessant stuk gebleven, dat Rubens in zijn tijd kan gezien hebben, en dat helemaal zal gemonteerd en opgevoerd worden als een historische reconstructie. Ter aanvulling of afwisseling van het programma zal het abele spel ‘Gloriant’ opgevoerd worden. Inrichter: Provincie Antwerpen Plaats: Deurne: Sterckshof (3, 7-10, 14-17 april); Mechelen, Gerechtshof (22, 23 april), Hof van Busleyden (29, 30 april); Hingene, Kasteel d'Ursel (3, 4 juni); Mol - Postel, Abdij (6, 7, 13, 14 augustus); Turnhout, Gerechtshof (26, 27 aug., 2, 3 sept.); Lief, Stadhuis (16, 17, 23, 24 sept.); Antwerpen, Arenberg: De Spaanse Brabander of De Gekroonde Leerse (29 september, 1, 2, 3 oktober). Uur: nog te bepalen Toegangsprijs: BF 100 BF 75 voor leden van jongerenverenigingen, militairen in uniform, gepensioneerden, leden V.T.B. en Openbaar Kunstbezit ‘Ulenspiegel de Geus’ door het Ballet van Vlaanderen In het ‘postface’ waarmee Charles De Coster zijn ‘Thyl Ulenspiegel’ besluit, noemt hij de opstand der Nederlanden tegen Spanje de eerste nationale revolutie van de moderne tijd. Deze grote produktie bestaat uit 20 taferelen, die beurtelings in Vlaanderen en in Spanje spelen. Plaats: nog te bepalen (in een historische omgeving) Data: 16-21 juni 1977 Aanvangsuur: nog te bepalen Toegangsprijs: BF 80 Muzikale kalender Rubensjaar 1977 Hierna worden alleen concerten vermeld die naar aanleiding van het Rubensjaar werden geprogrammeerd door de Antwerpse concertverenigingen. Tal van composities uit de eeuw van Rubens zullen worden uitgevoerd. Dit is o.m. het geval voor de concerten in het Rubenshuis en in het Vleeshuis, evenals in de O.-L.-V.-Kathedraal waar een panorama van de Europese koor- en orgelmuziek uit de zeventiende eeuw zal worden aangeboden. Van Claudio Monteverdi, Rubens' beroemde tijdgenoot, zullen zowel zijn opera Orfeo (in de K.V.O.) als zijn Selva Morale (in de kathedraal) worden uitgevoerd. De grootmeesters van de Barok op muzikaal gebied, J.S. Bach en G.F. Händel, zijn eveneens vertegenwoordigd. Ook worden uitvoeringen voorzien van Peter Benoits' Rubenscantate, honderd jaar geleden getoonzet naar aanleiding van de Rubensherdenking in 1877. Een Rubenssuite, gecomponeerd naar aanleiding van het Rubensjaar 1977, zal op de vooravond van de 400ste verjaring van Rubens' geboorte worden uitgevoerd. Achteraan dit bericht volgt een voorlopig chronologisch overzicht van de uitvoeringen. Daarnaast worden door de concertverenigingen van Antwerpen tal van andere concerten ingericht, die niet in dit programma werden opgenomen. Op verzoek worden ook hierover gaarne inlichtingen verstrekt. Verder worden voorzien, op nader te bepalen data, o.m.: Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde: 4 opvoeringen Rubenscantate Concerten Fonds A. De Vries: 1) in het Rubenshuis: telkens te 20u30, op nader te bepalen data -Zuzana Ruzickova, klavecimbel (Praag) -Henryk Szeryng, viool (Mexico) en Joeri Boukoff, piano (4 mei) -Jean-Pierre Rampal, fluit (Parijs), Marc Drobinsky, cello (Israël) -Ensemble Sigiswald en Wieland Kuyken, violo da gamba (België) 2) in het Museum Vleeshuis: telkens te 20u30, op nader te bepalen data -‘Consortium Antiquum’ (Antwerpen) -‘Amphion Kwartet’ (Antwerpen) -‘Camerata Belgica’ (Antwerpen) en enkele beursstudenten van het bovengemeld fonds met het ‘Kamermuziek Gezelschap van Antwerpen’ o.l.v. Moïse Franco. Antwerpen: Concerten voorzien door B.R.T.-2: ‘Rubens in de Vlaamse Gewesten’ 28 januari 1977 Kasteel 't Laerhoff, Ekeren Studio Laren (Nederland), Rubens, een documentair programma opgebouwd uit teksten en muziek met thema's identiek met die welke ook Rubens hebben geïnspireerd. 19 april 1977: Rubenskasteel, Elewijt The English Consort of viols (Engeland) Brabant: Op nader te bepalen data: Museum voor Schone Kunsten - Creatie van een werk voor kamerorkest - Consortium Antiquum o.l.v. J.P. Biesemans. Aan het hof van Albrecht en Isabella. Limburg: 14 januari 1977: Cultureel Centrum, Hasselt m.m.v. het Siegenlander Orchester Werken i.v.m. schilderkunst. Februari 1977: Cultureel Centrum, Hasselt Radio-orkest Keulen o.l.v. Ernst Nagel Creatie van een werk van Willem Kersters. Oost-Vlaanderen: Mei 1977: Ensemble Lode De Vos De gouden tijd van Rubens. November 1977: Creatie van een werk van Louis De Meester voor symfonieorkest. {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De marteling van de H. Lucia, schets.==} {>>afbeelding<<} West-Vlaanderen: 17 februari 1977: Gotische zaal Stadhuis, Brugge m.m.v. Musica Monteverdiana London Monteverdi programma. Herfst 1977: Stadsschouwburg, Kortrijk Kortrijks gemengd koor en instrumentaal ensemble o.l.v. H. Roelstraete Creatie van een werk van Herman Roelstraete op teksten van Anton Van Wilderode. Beiaardconcerten: een tweede reeks concerten Kathedraal eventueel op maandag van 19u30 tot 20u30 drie programma's: 1.Romantische beiaardmuziek rond Peter Benoit en de Rubenscantate 2.Oudvlaamse volksliederen 3.Beiaardmuziek uit de Barok Jeugd en Muziek: een ‘Rubensconcert’ met eventueel diaprojectie. Educatieve programma's Er wordt een programma uitgewerkt teneinde de jeugd in het bijzonder, het publiek in het algemeen, vertrouwd te maken met leven en werk van Rubens. Rubenspenningen De gouden penningen, die worden geslagen ter gelegenheid van het Rubensjaar 1977, zijn te koop bij de banken, de openbare financiële instellingen en de privé-spaarkassen. De Rubenspenning kost 2.000 BF. Inschrijvingen tot 3 december 1976. De filatelie en het Rubensjaar De uitgifte van 8 geïllustreerde briefkaarten (type Themabelge) evenals van Rubenspostzegels (zonder toeslag) wordt in het vooruitzicht gesteld. In de tweede helft van juli of de eerste helft van augustus 1977 zal door de v.z.w. Pro Post en de Koninklijke Landsbond der Belgische Postzegelkringen, onder de bescherming van de jeugdcommissie van de ‘Fédération Internationale de Philatélie’, een grote internationale jeugdpostzegelwedstrijd in België op touw gezet worden, met als thema ‘P.P. Rubens - zijn leven en werk’. Per land zullen twee jonge filatelisten (minstens 15 jaar, hoogstens 21 jaar oud) aan de wedstrijd kunnen deelnemen. Omstreeks dezelfde tijd zal een filatelistische tentoonstelling en wedstrijd gehouden worden georganiseerd door de Stad Antwerpen, in samenwerking met de Regie der Posterijen, de v.z.w. Pro Post en de Koninklijke Landsbond der Belgische Postzegelkringen, met als thema ‘Rubens en zijn Tijd’, op een nog nader te bepalen plaats. Unesco-initiatieven in verband met het Rubensjaar 1.Door UNESCO werd beslist een speciaal nummer van het in 39 talen verschijnende tijdschrift ‘UNESCO-Koerier’ aan Rubens te wijden: het zou in mei of juni 1977 verschijnen. 2.Door UNESCO, afdeling Cultuur, werd beslist einde juni 1977, omstreeks de opening van de grote Rubenstentoonstelling, een reeks van een tiental lezingen over Rubens in te richten, te geven door eminente kunst- en cultuurhistorici, wijsgeren, e.a. De lezingen zijn voor een ruim, niet gespecialiseerd publiek bedoeld; ze richten zich ook tot de Antwerpse universitaire wereld en de hoogste afdelingen van het middelbaar onderwijs. 3.UNESCO overweegt een plechtige zitting in haar zetel te Parijs in te richten. Wetenschappelijk Rubenscolloquium Ongeveer gelijktijdig, en gedeeltelijk samenvallend met de UNESCO-lezingen, zal door het Nationaal Centrum voor de Plastische Kunsten in de 16e en 17e eeuw, in samenwerking met de Stad Antwerpen, een Rubenscolloquium worden ingericht, waarop kunsthistorici-specialisten op het gebied van de Rubensstudie als referaathouder of als deelnemer in de discussie worden uitgenodigd. Het colloquium staat onder bescherming van het Comité International d'Histoire de l'Art (C.I.H.A.), dat bij die gelegenheid ook zijn bureauvergadering te Antwerpen zal houden. {== afbeelding De profeet Elias wordt ten hemel opgenomen, schets.==} {>>afbeelding<<} Manifestaties van populaire aard Op voorstel van, en met de medewerking van het Comité Antwerpen Rubensstad, worden een aantal initiatieven voorbereid teneinde de Antwerpse bevolking zoveel mogelijk te betrekken bij het Rubensjaar. Met de medewerking van talrijke instanties en verenigingen zal tevens getracht worden de sfeer van Antwerpen ten tijde van Rubens weer op te roepen. Meer in het bijzonder kunnen volgende zaken reeds aangekondigd worden: Feestschieting der drie Zustersteden De schieting benadert zoveel mogelijk de historische werkelijkheid. Ze wordt omringd door een aantal bijkomende activiteiten, o.a.: een kleine aangepaste folkloremarkt, reizende muzikanten, een reeks minder bekende en beoefende behendigheidsspelen die zo uit de 16e eeuw en vroeger tot ons zijn gekomen. Voorziene datum: zondag, 26 juni 1977 Plaats: Grote Markt Deelnemers: de gilden van de drie zustersteden, Antwerpen, Brugge en Gent. Hortiflora Tuin van het Rubenshuis: de bestaande tuinaanleg zal aangepast en verder opgeplant worden met plantensoorten typisch voor de 17e eeuw, en dit volgens gegevens geput uit documentatie over die periode. In Hortiflora zal op een oppervlakte van 722 m2 een specifieke historische tuin worden aangelegd uit de 17e eeuw. De zegewagen van ‘Calloo’ Volledig gerestaureerd, opgetuigd met wapenschilden en wimpels zal de zegewagen van Calloo in 1977 de bezoekers van de grote Rubenstentoonstelling feestelijk ‘begroeten’ op de ruime Leopold de Waelplaats, vóór het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Een zinvolle plaats, aangezien het ontwerp van Rubens voor die triomfwagen, een zwierige olieverfschets op paneel, thans nog niet in het museum kan worden bewonderd. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Speciale packagetours voor het Rubensjaar Door het stadsbestuur werd, in samenwerking met de grote hotels, met reisagenten en een toeristische vereniging, een aantrekkelijk pakket uitgewerkt voor drie dagen (twee overnachtingen). Dit aanbod kan verkregen worden via de reisagentschappen of rechtstreeks aangevraagd bij de Dienst voor toerisme, Suikerrui 19, B-2000 Antwerpen, tel. (031) 32 01 03. Rubenstentoonstellingen in Europa -Van 5 april tot 15 juni 1977 wordt in Wenen (Oostenrijk) een tentoonstelling ‘Rubenstekeningen van de Albertina’ gehouden. -In het British Museum te Londen (Groot-Brittannië) wordt van 15 juli tot 30 oktober 1977 de tentoonstelling ‘P.P. Rubens' Drawings and Oil Sketches’ gehouden. -‘Rubens in Italië’ is het thema dat het Walraff-Richartz-Museum te Keulen (W.-CD.B.R.) koos voor zijn bijdrage tot het Rubensjaar. Deze tentoonstelling zal geopend blijven van 15 oktober tot 1 december 1977. -Eind oktober 1977 openen in Parijs (Frankrijk) twee tentoonstellingen. In ‘Le Grand Palais’ wordt een overzicht gegeven van ‘De eeuw van Rubens in de Franse publieke collecties’ en in het Musée du Louvre toont men ‘Tekeningen van Rubens en zijn omgeving’. Beide tentoonstellingen lopen tot eind januari 1978. -Tenslotte zal ook het Ermitage Museum van Leningrad (U.S.S.R.) een tentoonstelling inrichten (over een nader te bepalen thema op nog niet vastgestelde data). De tentoonstelling ‘De Vlaamse schilderkunst uit de eeuw van Rubens in de Musea van Noord-Frankrijk’ zal gedurende 1977 drie Franse steden aandoen. -Lille: 6 april-20 juni 1977 -Calais: 3 juli-31 augustus 1977 -Valenciennes: 10 september - 31 oktober 1977. Muzikale Kalender Rubensjaar 1977 4 februari, 20u30, K.V.O.: Monteverdi, La Favola d'Orfeo Persgala 5 februari, 20 u, K.V.O.: Monteverdi, La Favola d'Orfeo 6 februari, 14u30, K.V.O.: Monteverdi, La Favola d'Orfeo 6 februari, 16 u, Rubenshuis: Collegium Coloniense Beatrice Waibel - fluit Wolfgang Karius - klavecimbel Hugo Ruf - klavecimbel 11 februari, 20 u, K.V.O.: Monteverdi, La Favola d'Orfeo 27 februari, 16 u, Rubenshuis: Ars Antiqua de Paris o.l.v. Joseph Sage 13 maart, 16 u, Rubenshuis: Ensemble Parnassus Barokmuziek 18 maart, 13u30, ICC: Klavecimbelrecital Jos Van Immerseel 18 maart, 20u30, St.-Jozefskerk: Antwerps Bachkoor: Messiah, van G.F. Händel, deel 2 en orgelconcerti 27 maart, 16 u, Vleeshuis: Hilde Langfort en Helga Tutscheck, Oostenrijk 10 april, 10u30 Kathedraal: Antwerps Kathedraalkoor Vierstemmige mis van C. Monteverdi 4 mei, 20u30, Rubenshuis: Musica Instrumentalis, Wenen Instrumentale muziek uit de 16de en 17de eeuw 6 mei, 20u30, Vleeshuis: Dellerconsort. Londen 9 en 10 mei, 20 u, St.-Andrieskerk: Antwerps Kathedraalkoor. Psalm 111 van C. Monteverdi en werken van Antw. Kapelmeesters uit Rubens' tijd 10 mei, 20u30, St.-Jozefskerk: Antwerps Bachkoor: Messiah van G.F. Händel, deel 3 en orgelconcerti 11 mei, 20u30, Rubenshuis: Atrium Musicae Madrid o.l.v. Gregorio Paniagua Spaanse muziek uit de 16de en 17de eeuw 13 mei, 20u30, Vleeshuis: Masahiro en Chiyoko Arita, Japan 17 mei, 20u30, St.-Jozefskerk: René Saorgin, orgel Franse orgelmuziek uit de 17de eeuw 24 mei, 20u30, St.-Jozefskerk: Herman Verschraegen, orgel, Nederlandse orgelmuziek uit de 17de eeuw 25 mei, 20u30, Rubenshuis: Ensemble (vocal) de Bruxelles o.l.v. Fritz Hoyois. Geestelijke en profane koormuziek uit de 17de eeuw 29 mei, 10u30, Kathedraal: Antwerps Kathedraalkoor Vierstemmige mis van C. Monteverdi 30 mei, 20u30, Rubenskasteel Elewijt: Audite Nova o.l.v. C. Cooremans 3 juni, 20u30, Vleeshuis: Musica Reservata, Londen Muziek rond de eeuwwisseling (16de-17de eeuw) 8 juni, 20u30, Rubenshuis: King's Singers, Londen Engelse en Italiaanse madrigalen 10 juni, 20u30, Vleeshuis: Duo Max Van Egmond en Conrad Junghähnel 24 juni, 20u30, Kathedraal: Antwerps Kathedraalkoor o.l.v. Jan Schrooten. m.m.v. René Jacobs, contratenor, en Johan Huys, orgel Vlaamse koormuziek en Franse monodie, werken van Antwerpse kapelmeesters (A. Pevernage en C. Verdonck) en Franse tijdgenoten van Rubens (C. Bouzignac en E. du Caurroy) 27 juni, 21 u, Kon. Elizabethzaal: Feestconcert met o.m. creatie van een Rubenssuite van Peter Welffens 30 juni tot 9 juli, Vleeshuis: Zomercursus voor klavecimbel door Kenneth Gilbert 1 juli, 20u30, Kathedraal: Gustav Leonhardt, orgel Nederlandse en Engelse orgelmuziek 8 juli, 20u30, Kathedraal: Antwerps Bachkoor o.l.v. Micael Scheck - Duitse koormuziek 15 juli, 20u30, Kathedraal: Stanislas Deriemaeker, orgel Spaanse en Portugese orgelmuziek 22 juli, 20u30, Kathedraal: Ensemble o.l.v. Jos Van Immerseel Selva Morale van C. Monteverdi 29 juli, 20u30, Kathedraal: Luigi Tagliavini, orgel Italiaanse en Zuid-Duitse orgelmuziek 1-15 augustus, 21 u. Rubenshuis: Serenaden voor blazers 5 augustus, 20u30, Kathedraal: King's College Choir Cambridge o.l.v. Philip Ledger Engelse koormuziek Muziekfeestweek van 1-5 september (Antwerps Bachgenootschap en B.R.T. 3) 1 september, 20u30, Rubenshuis: Huis en Kamermuziek 2 september, 20u30, St.-Jacobskerk: Concerterende muziek 4 september, 20u30, Handelsbeurs: Volksmuziek 5 september, 20u30, St.-Carolus-Borromeuskerk: Monumentale muziek 18 september, 16 u, Rubenshuis: Fortune's Fire, Londen Wynford Evans - tenor Felicity Lott - sopraan Carl Shavitz - luit Peter Vel - gamba Liederen van Rubens' tijdgenoten 1 oktober, 20u30, Handelsbeurs: Uitwisselingsconcert: 2 mannenkoren - Siegen 3 tot 5 oktober, Vleeshuis: Colloquium voor instrumentenbouw en uitvoeringspraktijk 5 oktober, 20u30, Vleeshuis: Concentus Musicus o.l.v. Nikolaus Harnoncourt 23 oktober, 16 u, Rubenshuis: Sestetto Vocale Italiano Het madrigaal in Europa 13 november, 16 u, Rubenshuis: Collegium Vocale, Gent Muziek uit de uitgeverij van Plantin 11 december, 16 u, Rubenshuis: Purcell Consort of Voices Peter Philips' bewerkingen van madrigalen {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} wij huldigen / wij gedenken Gerdy Bollaert Poëzieprijs 1975 Literaire Dagen Eindhoven Gerdy Bollaert was, als enige Vlaming, één van de zes bekroonden van de Poëzieprijsvraag 1975, uitgeschreven door de Stichting Literaire Dagen Eindhoven. Er waren 304 deelnemers met een totaal van 1520 gedichten. Geen kleine verdienste voorwaar. Gerdy Bollaert (geb. Wervik, 23 mei 1954) studeerde aan het St.-Aloysiuscollege te Menen en vervolgens aan de Rijksnormaalschool in Kortrijk, waar hij het diploma van regent Germaanse talen behaalde. Zijn poëtische voorkeur gaat naar de middeleeuwse letterkunde en het werk van Paul Snoek. Over zijn vijf bekroonde gedichten schrijft Ankie Peypers in het juryverslag: {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ‘“Onder mijn huis / mijnt angst” zijn de slotregels van het vijfde gedicht en die vijf woorden zijn tekenend voor zijn poëzie: het spelen met woorden en klanken, de mijn onder zijn huis, de angst die ondermijnt, de associaties zijn er, maar de grote woorden worden vermeden (...). Soms zijn de beelden nog conventioneel, maar het samenspel van klank en ritme, van beeld en betekenis, werkt tegelijk unheimlich en ironisch en het gevoel van dreiging dat hij verwoordt, wordt in zijn korte gedichten in een goede spanning gehouden.’ Gerdy Bollaert schrijft inderdaad een zeer gedepouilleerd, tot op het bot ontvleesd vers, dat gekenmerkt wordt door een existentiële angst en een eerder pessimistische levensvisie, al wordt die in sommige van zijn gedichten door een vleugje ironie gerelativeerd. Een gedicht schrijven betekent voor hem in de eerste plaats een spel met de taal en haar mogelijkheden. Dat hij als jongere daarbij de kunst van het ‘schrappen’ beheerst en publikatiedrift hem vreemd is, pleit sterk voor een ernstig en bezonnen toekomstig dichterschap. Lionel Deflo. Zijn adres: Klijtmolenstraat 12, 8670 Wervik. Uit zijn bundel ‘Ik had je veel meer moeten vertellen’ koos de redactie volgende verzen: onder mijn huid huist angst de kilte bij het verlaten van ons warme bed het onweer dat in de lucht zou moeten hangen de raven die mijn gedicht komen stelen de duisternis en andere bloemen waar ik zoveel van hou onder mijn huis mijnt angst Aleide Boumans (ps. Krista Groenendal): 60 Ik zag haar voor het eerst toneel spelen in een opvoering van ‘Gudrun’ in een regle van Anton Vande Velde. Het was te Herentals in de openlucht bij de molen. Zij was één van de speermeiden en had een paar zinnen te zeggen. Onmiddellijk werd ik getroffen door de warme klank van haar sonore altstem. Na afloop begaf ik mij achter het toneel om een paar vrienden te groeten en zo herkende ik dan in de speermeid Aleide Boumans de Antwerpse voordrachtkunstenares, oud-leerlinge van Modest Lauwereys, die tot het spreekkoor had behoord, onder mijn leiding, van het 7e Vlaams Nationaal Zangfeest te Brugge in 1939. Het weerzien was hartelijk. Ik liep toen reeds met een plan in mijn hoofd om Vondels Lucifer voor een reisvoorstelling te monteren in een vrij fel omstreden dynamische regie. Aleide was direkt entoesiast om mee te doen. En zo begon het... Wie weet wat het betekende in 1942 een teatertoernee doorheen het hele Vlaamse land te maken, zal direkt begrijpen dat dit een soort voorspel betekende voor hetgeen zich drie jaar later professioneel zou herhalen bij de start van ‘Het Reizend Volkstheater’, waarbij Aleide Boumans eveneens present was, maar nu onder het pseudoniem: Krista Groenendal. Op 10 februari 1977 zullen haar jaren tot het diamanten getal stijgen, maar haar hart is van goud en haar tong is kwikzilver gebleven. Zoals ik haar leerde kennen, zo'n veertig jaar geleden, zo is zij nog: vitaal, ondernemend, ietwat onrustig, vol artistieke zin, kristelijke flamingante. Haar aristocratisch, schijnbaar koel type verborg een zeer gevoelige natuur. Zij was door haar verschijning en haar persoonlijk stemgeluid al direkt op het vertolken van klassieke personages aangewezen. Ik denk hierbij o.a. aan de vele vrouwen die zij beschelden maar zo juist vertolkte als partnerin van de zeer geprezen Shakespeareactrice Anni De Loenen. Zij waren een {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} voorbeeldig op elkaar ingespeeld team; ook vele moderne rollen speelde zij met talent, inzet en discipline. Een van haar sterkste vertolkingen was voorzeker, weer samen met Anni, onder mijn regie in het aartsmoeilijke ‘Levende wandtapijt’ (Manfred Haussman) een vrij experimenteel stuk met religieuze inhoud. Nu zij zestig wordt wensen wij haar van harte geluk met haar vruchtbare artistieke loopbaan. Moge de vitaliteit die haar kenmerkt haar nog lang behouden midden ons. Zij was en zij is een begaafde artiste, een correcte collega, vol aandacht voor haar medespelers en een trouwe kameraad, eerlijk bovenal! Rik Jacobs {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Paul Callant: 70 Dokter Paul Callant, uit Oudenaarde, werd geboren op 6 nov. 1906. Hij volgde M.O. in het plaatselijk college, behaalde het diploma van geneesheer aan de Gentse universiteit in 1931 en specialiseerde zich, einde '32, in kindergeneeskunde te Parijs. Thans heeft hij nog steeds een drukke praktijk. Bovendien staat Paul Callant in zijn stad bekend als een zeer kunstzinnig mens. Hij hield biezonder veel van tekenen, schilderen en van klassieke muziek. Hij studeerde zes jaar, onder Karel De Zutter, aan het Kon. Muziekconservatorium te Oudenaarde, waar hij na de oorlog, in 1918 reeds vroeg begon met de lessen in compositie. Hij volgde er o.a. ook twee jaar harmonie. Aldus werd hij een degelijk vertolker van Mozart, Schubert, Chopin en Beethoven, zijn geliefde meesters. Tijdens zijn collegetijd was hij gedurende zes jaar leerling aan de Stedelijke Academie en 's zondags ging hij naar de ‘schildersschool’. Wij zagen uit zijn eerste periode een merkwaardig werk, getiteld ‘Slag: aftocht’ (olieverf). De meeste onderwerpen uit zijn jeugdperiode ontsproten aan de fantasie. Tijdens de eerste jaren van zijn medische loopbaan lag het schilderen stil. Later kreeg hij weer zin en meer tijd en creëerde stillevens, landschappen, potloodtekeningen en enkele treffende portretten. Dit alles was hoofdzakelijk figuratief werk. Thans kunnen we van zijn hand enkele doeken bewonderen met een abstracte en/of surrealistische inslag. Hij stelde voor het eerst ten toon in het stadhuis te Oudenaarde, samen met dokter André Boeckaert en Albert Crombé, later regelmatig met ‘Die Cierlycke’, een kunstvereniging waarvan hij ondervoorzitter is; tevens was hij twee-, driemaal te gast in het Zuid-Oostvlaamse Kunstsalon. In 1972 werden werken van hem geselecteerd voor een collectieve tentoonstelling te Rijsel. We wensen dokter Paul Callant nog veel aangename iaren en veel succes met zijn mooi werk, dat ons confronteert met een waarachtige bezieling en een diepe medemenselijkheid. Albert de Longie Gerda de Vrieze Poëziepremie Brussel Als jonge vrouw, moeder van drie kinderen en dichteres is Gerda de Vrieze een sympathieke verschijning. Op 13 juli 1946 zag zij het levenslicht te Etterbeek, liep school in het centrum van Brussel en behaalde de akte van bekwaamheid voor bibliothekaris O.B. te Gent. Zij studeerde ook voordrachtkunst en dictie aan de Rijksmuziekacademies van Brussel en Gent. Thans woont zij te Mariakerke bij Gent, waar zij met liefde en toewijding voor haar gezin zorgt. Tussendoor, voor zover zij niet in beslag genomen wordt door allerhande plichten, zit zij aan de schrijftafel. Amper de kinderjaren ontwassen voelde zij zich aangetrokken tot de letterkunde, inzonderheid tot de poëzie. Zij debuteerde in 1960 met een sprookje en met gedichten, gepubliceerd in ‘Het Nieuwsblad’ en ‘De Standaard’. In de periode 1960-1964 verschenen verzen en kortverhalen van haar in diverse tijdschriften. Later werkte zij mede aan ‘Yang’, ‘Vlaanderen’, ‘Kruispunt-Sumler’ en de ‘Poëziekrant’. Ook aan ‘Leievaart’ (1973-'76) en aan ‘Poëtisch Gastmaal’ reeks VI (1975) uitgegeven door de Vereniging van Katholieke Oostvlaamse Schrijvers. Op de ‘Achtste Jong Nederlands literaire dagen’ (1965) te Sint-Martens-Latem behaalde zij een erkenningsprijs, in 1976 een aanmoedigingspremie op de poëziewedstrijd van het Poëziesyndikaat en het Davidsfonds te Halle en in hetzelfde jaar een eerste premie voor dichters boven de 25 jaar in de prijs voor Poëzie Vlaams Brussel, met het gedicht ‘Terra Nova’. Haar eerste gedichtenbundel, ‘Rood Licht’, dagtekent van 1972 en is gepubliceerd in de ‘Yang Poëziereeks’. Persklaar ligt haar tweede verzenbundel ‘Het Verschijnsel Man’. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Uiteraard behoort Gerda de Vrieze tot de generatie van elementen, die een eigen opvatting hebben over de dichtkunst en als het ware vreemd staan tegenover eeuwenoude verworvenheden. Zij hanteert een vrijere vorm - los van alle traditie - waarin het woord als zodanig het hoofdaccent krijgt. Niettemin slaagt zij erin aan haar ontwaringen een adequate gestalte te geven, overeenkomstig de moderne mentaliteit. Van dit standpunt uit blijkt zij begaafd te zijn. Wij wensen haar verdieping, werkkracht en volharding toe voor de uitstraling van het Schone Geheim der Poëzie. Miel Kersten Marc De Wintere World Print Competition 77 Zijn adres: Damweg 73 te 8790 Waregem zit nu ook in de kataloog te San Francisco voor de World Print Competition 77 en het California College of Arts and Crafts waarvoor hij geselecteerd werd. Zijn werk zal tentoongesteld worden in het San Francisco Museum of Modern Art. Voor deze selectie waren niet minder dan 4085 inzendingen genoteerd. De reizende tentoonstelling van het wereldbekende Smithsonian Institution zal zijn werk, een koperets (burijngravure, akwatint), in een reeks van 100 selecties gedurende twee jaar in ongeveer 15 museums laten zien in de V.S.A. en Canada. De toegekende prijs heet ‘Special Edition Purchase Awards’ en beloopt 1000 dollar. Marc de Wintere is niet aan zijn proefstuk. Toch geven we hierbij nog ter herinnering enkele realia en wensen hem van harte geluk met de reeds behaalde successen. Geboren: 18-03-'53 Waregem. Studies: '66-'69 Sierkunsten Kortrijk. '69-'76 Plastische Kunsten A2: Hoger St.-Lucasinstituut te Gent. Plastische Kunsten A1, Specialisatie Vrije Grafiek: Hoger St.-Lucasinstituut te Gent. Prijzen: Selectie: Lijn - Kleur - Volume ‘Pro Civitate’ '73. Eerste premie ‘Provinciale Prijs W.-Vl.’ '75. Urbain Gerlo Op 31 mei a.s. wordt kunstschilder Urbain Gerlo 80 jaar. Opgegroeid tussen de verfpotten en kwasten van vaders schildersbedrijf volgde hij achtereenvolgens de akademies van Waasmunster - zijn geboortedorp -, Sint-Niklaas en later van Gent waar hij toen een kunstgalerij openhield in de Vlaanderenstraat. Vrij vlug wist hij zich los te maken van de Wase luminist en kolorist Edmond Verstraeten. In zeer gevoelige kleur- {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} schakeringen openbaarde hij spoedig zijn eigen geaardheid en schiep hij een reeks werken waarmee hij vele kunstliefhebbers wist te bekoren. Schilderen was voor hem een poëtische beleving, schreef Jan Vercammen terecht. Zijn kunst is bovendien typisch Vlaams naar thema's en naar koloriet. Overbekend en zeer gewaardeerd werden zijn stoere molens, zijn karakteristieke Durmeboorden - zo gans anders dan die van de Leie -; zijn Vlaamse huisjes en bekoorlijke, typisch-landelijke kerkjes; zijn breedgeborstelde heidegezichten uit zijn geboortestreek; zijn dreven en knotwilgen; zijn zigeunerwagens overwinterend ergens in Vlaanderen; zijn verwelkende zonnebloemen; zijn talrijke stillevens en betoverende stadsgezichten maar ook zijn knappe portretten. Gerlo beoefent niet alleen het olieverfschilderen; hij is tevens een meester van de pastel- en houtskooltechniek. Een uniek - hem eigen - kunstprocédé is wel het leggen van gekleurde zandtapijten op groot formaat, waarmee hij zoveel sukses boekte in binnenen buitenland (Amerika en Nederland). Zijn grote doorbraak beleefde hij tijdens de Wereldtentoonstelling van 1964-65 te New-York, waar hij in het Belgisch dorp niet alleen zijn schilderijen exposeerde maar tevens demonstreerde met het leggen van zandtapijten. Naast eigen komposities copiëerde hij o.m. de Kruisafneming van Rubens. Gerlo heeft nu een lange carrière achter de rug. Steeds bleef hij trouw aan zijn principes met een kunst die evolueerde in crescendo naar vorm, techniek en kleurverdieping. Hij was er zich niet van bewust dat hij de regel van Michel Seuphor heeft gevolgd nl. ‘Kunst is spelen met schoonheid’. Vele werken bevinden zich niet alleen in Vlaanderen maar behoren tot de verzameling van heel wat Amerikaanse topfiguren. Hij werd vereremerkt met de gouden palmen van de Kroonorde en gepromoveerd tot ridder in de Orde van Leopold II. Zelfs op deze hoge leeftijd schildert hij nog gezwind elke dag verder. R.A. Fred Germonprez Lode Baekelmansprijs Koninklijke Vlaamse Akademie Fred Germonprez werd geboren in De Panne op 30 december 1914 als zoon van een griffier van het Vredegerecht en een moeder die een textielzaak uitbaatte. Na het einde van de vijandelijkheden keerde het gezin terug naar Nieuwpoort, waar Fred Germonprez de Grieks-Latijnse humaniora volgde en poësis, retorika te Moeskroen. Een zware longziekte verhinderde hem hogere studies te volgen. In Nieuwpoort werd hij secretaris van de Commissie van Openbare Onderstand. In 1938 publiceerde hij enkele verhalen en werd medewerker van het tijdschrift ‘Nieuw Vlaanderen’, onder redactie van Prof. Vandeweyer. Enkele gedichten verschenen in ‘De Vlaamsche Gids’ en ‘Volk’. Hij debuteerde in 1938 met een novelle ‘Kinderen van de zee’. De kritiek was zeer aanmoedigend en A. Demedts schreef dit jaar ‘Onthoud de naam Germonprez’. Na de bevrijding kwam hij in de journalistiek terecht en werd redacteur van dagblad ‘Het Volk’. Sedert 1953 leidt hij het redactiekantoor van ‘Het Volk’, gewestelijke editie ‘De Koerier van West-Vlaanderen’. Hij woont te Kortrijk, Rijselsestraat 18. Fred Germonprez vestigde zich definitief als literator door zijn boek ‘Iseland, Iseland’, waarvan in het Nederlands taalgebied niet minder dan 50.000 exemplaren verschenen en dat ook in het buitenland succes kende. In 1956 ontving hij de jaarlijkse prijs van de Westhoek voor de beste toeristische reportage van het jaar 1955 onder de Vlaamse journalisten. In 1958 werd de auteur bekroond met de dr. K. Barbierprijs door de Kon. Vlaamse Academie van Taal en Letterkunde voor zijn historische roman ‘Kaper Jan Bart’ (tijdvak 1956-1959). Hij maakt zich eveneens verdienstelijk door het schrijven van vele luisterspelen, die door de nationale zender van de B.R.T. en de gewestelijke zender van de B.R.T. West-Vlaanderen en Antwerpen regelmatig werden uitgezonden. In 1962 ontving hij voor het beste luisterspel de ‘Theo De Rondeprijs’ van Sabam. In 1974 ontving hij de prijs van de ‘Scriptores Catholici’ voor zijn gezamenlijk oeuvre en in 1976 werd hij opnieuw door de Koninklijke Vlaamse {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Academie voor Taal en Letterkunde voor zijn roman ‘Haaien op de kust’ met de Lode Baekelmansprijs bekroond. Twee massaspelen werden opgevoerd: ‘Naar veilige haven’ te Oostende in 1953 onder regie van de bekende choreograaf Heiko Kolt en ‘Door de branding’ op de Grote Markt te Kortrijk in 1960. In het buitenland kende zijn werk een mooi succes en de kritiek was vol lof. Einde 1964 deed de ‘Gesellschaft zur Förderung der flämischen Kultur’ te Bad-Godesberg een enquête bij vrienden, studenten, de lezerskring van een stadsboekerij, klanten bij boekhandels en leden van boekengilden om aan de hand van een lijst van 25 Vlaamse schrijvers een ‘bekendheidsgraad’ op te stellen. Volgens het verslag in de Nederlandse pers verschenen, namen de Westvlaamse auteurs een eervolle plaats in. De percentages waren voor Timmermans 99, Roelants 77, Streuvels 76 en Fred Germonprez bezette de zevende plaats met 49, juist na Maria Rosseels. Acht romans verschenen in Tsjechische vertaling met een minimumoplage van elfduizend ex. en hij behoort in dit land tot een der meest gelezen als geprezen auteurs. Voor 1973-75 werd hij door de Koninklijke Vlaamse Akademie met de Lode Baekelmansprijs bekroond voor ‘Haaien op de kust’. Succes en eerbewijzen die hij verdiend heeft. In één woord: proficiat! Paul Hardy Prijs van de Provincie Antwerpen voor het gezamenlijk oeuvre 1974 Na de bekroning vanwege de Staatscommissie voor Openbare Bibliotheken en vanwege de Scriptores Catholici ontving Paul Hardy ook de prijs 1974 voor het gezamenlijk oeuvre vanwege de provincie Antwerpen: dit alles was de erkenning van een langdurige literaire en literair-kritische werkzaamheid. Het waren nochtans niet de eerste erkenningen: vanwege de provincie Antwerpen ontving Paul Hardy in 1951 de prijs {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} voor een eerste werk met zijn ‘Annie grijpt in’, dat ook in de scholen een ruime verspreiding vond, in 1958 werd hem de prijs voor een toneelwerk toegekend voor ‘Paviljoen op Heidebergen’ en in 1967 nog eens voor zijn T.V.-spel ‘Bolero’, de bewerking van een der eerste oorspronkelijke radio-luisterspelen in Vlaanderen. Dit waren telkens bekroningen van toneeltechniek, van knappe karaktertekening, sprankelende taalvirtuositeit en optimistische levensvisie. Met zijn vele toneel- en luisterspelen heeft Paul Hardy inderdaad zeer verdienstelijk werk geleverd. De naam Paul Hardy is echter vooral bekend om zijn werkzaamheid op het gebied van de literaire kritiek, verspreid in de talloze wekelijkse recensies in de ‘Gazet van Antwerpen’ en in de eveneens lange reeks van ‘Kronieken van het Vlaamse Proza’ in ‘Boekengids’. Deze kritieken zijn even zovele bewijzen {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} van een uitzonderlijke en gedegen belezenheid in de Nederlandse en in de vreemde literaturen, waaraan echter alle geleerddoenerij vreemd is. Ze worden gekenmerkt door een schroomvolle eerlijkheid en ruimdenkendheid, door een eerbied voor elk kunstwerk, door een scherpe speurzin, een verfijnde artistieke smaak, een grote bescheidenheid en niet minder door een levendige stijl en een rijke taal. Al deze gaven stelde Paul Hardy in dienst van de lezende gemeenschap. Daarvan liggen de bewijzen eveneens in het driedelige ‘Lectuur-Repertorium’, samengesteld door Joris Baers en Paul Hardy, en in het nogmaals driedelige vervolg daarop, samengesteld door Paul Hardy en Xavier de Win: dit magistrale naslagwerk is een onmisbare en bewonderenswaardige gids voor al wie informatie zoekt inzake literatoren en werken; de naam ‘standaardwerk’ is een groot woord, maar is ruimschoots verdiend. Hardy's bescheiden dienstbaarheid bleek nog eens uit het tweedelige werk ‘Bij Benadering’: dit is geen bundeling van zijn beste of schitterendste kritieken, maar van die stukken die de literatuurbelangstellenden dienstig kunnen zijn juist omdat over de besproken werken en auteurs weinig informatie voorhanden was. Uit deze bundel én uit de overtalrijke andere kritieken van Paul Hardy kunnen vele indringende essays worden samengelezen, zoals hij er wijdde aan Duribreux en aan Lampo. Wellicht hebben weinigen in het Vlaanderen van na de tweede Wereldoorlog een zo diepgaande invloed op het grote lezerspubliek uitgeoefend als Paul Hardy. Om de grote verdiensten van deze informatie-werkzaamheid, door de auteur blijkbaar beschouwd als een hoge levenstaak, verdient Paul Hardy onze dank, die we de even bescheiden als beminnelijke kunstenaar gaarne betuigen. A. Keersmaekers Constant Lambrecht: 60 Hij studeerde aan de academie van Roeselare en La Grande Chamière te Parijs, bij Zadkine en Ed. Goerg. Hij ontving de Emile Duyvewaerdt-prijs en de vermelding: Jonge Belgische Schilderkunst 1950-'53. Hij exposeerde in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel (2-maal), evenals in Zaal Campo, te Antwerpen, en te Brugge. Verder o.a. in Gent, Luik, Ieper, Parijs, Cannes, Wiesbaden, Rome, Turijn, Galery International te New-York (3 maal), Munster, Hamme, Bocholt, Kortrijk, Kuurne, Oostende, Nice, Schelderode (werken voor de Olympiade van München), Knokke, Tiegem, Damme. Werk van C. Lambrecht werd opgenomen in de verzameling Jules Dhondt, Deurle; Van Gheluwe, Brussel; Saporre, Nice, enz. Ik leef, zegt C. Lambrecht, met de dingen die mij in mijn wezen hebben geschokt en die ik in mijn natuur terugvind. Schilderen is voor mij een gevecht met mijzelf om wat mij omgeeft tot rust te {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} brengen, om het tot eenheid te brengen met de tijd, die in kunst alles corrigeert en situeert. Mijn werk is dat van een kind met een groot mannelijk bewustzijn, dat op een verheven tijdsplan de dingen beheerst. In zijn jeugdwerk onderkent men invloeden van Picasso, Goerg en Zadkine, die echter vlug werden ingepast in een eigen harmonische en vitalistische vormgeving. Fijne, sublieme kleurnuances in evenwichtig uitgebalanceerde kubistische kleurvlakken, een hevig levendig ritme, een diepe bewogenheid en een geëigend kleurenperspectief vormen samen de esthetische basisingrediënten van zijn kunst, waarin de inhoud vorm is geworden en de vorm precies samenvalt met de inhoud, niet meer te scheiden van elkaar, als de eruptieve materie en de verrukkelijke bruinrode gloed van een wervelende vulkaan. ‘Hij zoekt, aldus zijn commentator Jan De Maere, in plan, massa, volume en kleur, zijn meest eigen Zijn met een grote technische bekwaamheid te verwezenlijken. Hij tracht in zijn tijd eenvoudige dingen groot te maken. Wij zouden zijn kunst een geëvolueerd abstract expressionisme kunnen noemen, dat steeds intuïtief naar zijn eigen natuur overvloeit. Contemplatief verzonken in de geheimenis van de oervorm wentelt kleur zich in zijn sacrale dans, beeft in de huiver van het voor de eerste keer zien en stolt op het doek van de mens Lambrecht. Hij is de esotericus die weet dat de zee van zijn ZIJN niet in de vingerhoed van zijn Ik kan gevat worden en dat het onveranderlijke groot is in zijn evolutie. Zijn werk is ons vertrouwd in zijn deformatie, in de bijna onspeurbare figuratie, die toch nog een vorm laat vermoeden. Het brengt ons grote helderheid, een innige vrede, die de spanning tussen de geest en materie opheft. Zijn kunst is voor ons de volledige identificatie met onze oorsprong en de confrontatie met het “Onkenbare”. Zijn werk is gevoelig, sculpturaal en gedurfd, een rustpunt in de ons omgevende -ismen en schilderkunstige theorieën. Een werk dat gegroeid is en op zichzelf staat in de historie van de abstracte kunst’. Het CVKV wenst zijn trouw lid en zijn lieve dame nog veel gelukkige jaren en een blijvend succes met zijn omvangrijk en talentvol oeuvre. Albert de Longie Bert Peleman Vatikaanse Erepenning In verband met de voorbereiding van een door hem in de Buschmannreeks ‘Flandria Illustrata’ samen te stellen platenboek gewijd aan Pieter Pauwel {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Rubens, verbleef Bert Peleman zojuist enkele dagen te Rome. Bij deze gelegenheid werd de dichter uit het Scheldeland persoonlijk door Paus Paulus VI in het Vatikaan ontvangen en overhandigde de vlaamse schrijver aan de H. Vader niet alleen zijn platenboeken ‘Abdijen in Vlaanderen’ en ‘Schelde-Leie-Noordzee’ maar tevens een kunstfotoalbum gewijd aan zijn bekend Mariekerkse Passiespel ‘Kristus aan de Schelde’. Tijdens een opvallend rustig gesprek gevoerd in een volkomen ontspannen sfeer doorbladerde Paus Paulus vol belangstelling naast het abdijenboek het platenboek gewijd aan het werk van Kunstschilder Regnier de Herde geinspireerd door de twee vlaamse rivieren en de Noordzee. Uitzonderlijk geboeid bleek de Paus evenwel door het fraaie fotoalbum gewijd aan het Passiespel, waarbij de H. Vader met aandrang vroeg zijn gelukwensen aan de Mariekerkse vertolkers over te brengen en beloofde hen eerlang een pauselijke foto met een speciale opdracht te zullen toesturen. Niet minder belangstelling toonde de H. Vader voor het eveneens door Bert Peleman te schrijven schouwspel ‘Rubens in de Katedraal’ dat volgend jaar door het A.K.V.T.-Antwerpen zestig maal op het hoogkoor van de O.-L.-Vrouwekerk in de Scheldestad zal worden opgevoerd. Ten afscheid overhandigde Paus Paulus aan de vlaamse letterkundige om zijn verdienste inzake het schrijven van dit Passiespel en allerlei kristelijk geinspireerde poëzie, waarbij met nadruk o.m. zijn gedichtenbundels ‘Gij zandloper en zeis’ evenals zijn ‘Dankgebeden van de man Job’ moeten vermeld worden, een Vatikaanse erepenning. Als een zoveelste verrassing tijdens deze privé-audiëntie werden tenslotte door de pauselijke fotograaf Felici van de plechtige maar hartelijke ontvangst een aantal schitterende kleurenfoto's gemaakt. Alvast over heel de lijn een uitzonderlijk eerbetoon aan een Vlaams dichter op doorreis in het land van Dante en Petrarca. Maria Vlamijnck Prijs Letterkunde Stad Nieuwpoort 1975 Deze bekroning werd haar toegekend voor haar geschiedkundige roman ‘Het beleg van Nieuwpoort’, gesitueerd in 1793 met als achtergrond de Franse revolutie en haar weerslag op West-Vlaanderen. Dit verdienstelijk werk munt vooral uit door de stevige gedocumenteerdheid en de brede visie waarvan Maria Vlamijnck blijk geeft ten aanzien van de Nieuwe Tijd, geboren uit de Franse omwenteling van 1789, zowel op politiek, militair als cultuurhistorisch vlak. Diezelfde gedegenheid spreekt ook uit de voorstelling van het leven in de Westhoek en het beleg van Nieuwpoort door de Franse generaal Van Damme. Die boeiende roman heeft zonder twijfel veel voorstudie geëist en men moet uit de Westhoek stammen of er lang hebben geleefd om dit zo authentiek te kunnen weergeven. Maria Vlamijnck werd geboren in Sheffield (G. Britt.) in 1917 uit Vlaamse ouders, maar woonde aan zee van 1922 tot 1946. De liefde tot de zee en haar zin voor geschiedenis treden ook aan de dag in haar eerste roman ‘Vierboete’ (1963), een sterk gedocumenteerd en levendig verhaal van een oude vuurtoren en de stad Nieuwpoort, zoals ze reilde en zeilde in de 16e eeuw. Dit boek bevat een schat aan oude gegevens. In 1965 verscheen ‘Een steen op een graf’, een roman van liefde, verbroken geluk en leed, hard en toch mild. De Clauwaert publiceerde in 1971 ‘De weg terug’, die in de literaire wereld {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} niet de aandacht heeft gekregen die het boek verdiende. Een verrassend werk over het genezingsproces van een jonge psychopaat, dat ons vlot en op een bijzonder indringende wijze binnenvoert in de psychiatrie en de wondere, geheimzinnige wereld van syndromen en demonen, neurose en schizofrenie. Een keihard diepmenselijk boek. Schrijven is voor Maria Vlamijnck de wereld wat beter maken, schoner en rijker. In haar jongste nog onuitgegeven roman en kortverhalen gaat haar voorliefde uit naar de psychologie en ze daalt af in de afgronden van de menselijke ziel om er te peilen naar de geheimste roerselen. Zij woont al vele jaren in Brussel en is steeds werkzaam geweest in de privé-sector. De laatste vijftien jaar was ze verbonden aan het studiebureau Licht en Engineering van een grote vennootschap, met hoofdtaak de Nederlandse vertaling van technische en commerciële projecten. Michel Wyffels: 40-jarig toneeljubileum Op die mistige februariavond, na de toneelvoorstelling van ‘Twee op de wip’, waarin Michel Wyffels de mannelijke rol vertolkte, de voorstelling die gegeven werd ter gelegenheid van zijn 40-jarig toneeljubileum, vroeg ik Michel: ‘Is het toneel nu nog weg te denken uit je leven?’ Hij antwoordde: ‘Die “nu”, maakt het antwoord moeilijk, want nooit heb ik zo diep aangevoeld dat het woord “toneel” op zichzelf zo relatief is! Houden van toneel is, houden van echte vrienden, en hoe zeldzaam ze ook zijn, ik vond ze in de toneelwereld! Houden van toneel is houden van mooie herinneringen, van diep-ingrijpende emoties. Houden van toneel is,... ja, dat betekent zoveel dat ik moet antwoorden: ‘Nee toneel is “nu” niet meer, en is waarschijnlijk nooit weg te denken geweest in mijn leven!’ Dit antwoord typeert Michel als mens en als kunstenaar. In de vele groepen waarin hij akteerde en vooral regisseerde heeft hij de mensen met wie hij omging onweerstaanbaar geboeid door zijn enthousiasme en zijn totale inzet voor het toneel. Steeds streefde hij ernaar beter te akteren, zijn mensen ‘meer mens te laten zijn!’ Toen hij vijftien was trad hij het eerst op in ‘Elckerlijk’, maar toen stond hij reeds in vurige bewondering voor Staf Bruggen en voor de bezieling die deze grote Vlaamse akteur toen uitstraalde. In 1952 verliet hij Gent als laureaat van de toneelklas van het Koninklijk Conservatorium waar Edgard Depont zijn leermeester was. Citeren wat hij allemaal verwezenlijkte is in korte lijnen niet meer samen te vatten, maar als hoofdpunten in zijn toneelloopbaan {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} moeten we toch het volgende aanstippen: In 1958 stichtte hij het ‘Oostends Kamertoneel’ en na een veelzijdige akteurs- en regisseursloopbaan stichtte hij als laatste groep: ‘Toneelschool Studio James Ensor’ met zijn gekende afdeling ‘Jeugdtheater Harlekijntje’ dat vele kinderhartjes aan het kloppen bracht. Thans fungeert hij bij deze laatste kring, die erkend werd door het Ministerie van Nederlandse Cultuur, als Artistiek Directeur, als acteur en als regisseur, maar vooral als leraar dictie, ruimte en bewegingsleer en toneelgeschiedenis! Michel, ter gelegenheid van je 40-jarig toneeljubileum zijn wij fier je te mogen danken voor je grootse, veelzijdige liefde voor ‘het toneel’. Francine Lescouhier In memoriam Dirk Vansina Posthuum gedicht N.a.v. zijn tienjarig overlijden, 16.1.1967, ontvingen we een ongepubliceerd gedicht van zijn hand vanwege zijn dochter, zelf dichteres (A. Delportestraat 77 te 1050 Brussel). MORGENLIED voor Mietje Jochei... Wat is de morgen blij. Onstuimig jaagt het jonge bloed {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Wie stelt er grenzen aan zijn gloed? De wereld en zijn zorgen Zijn voor de dag van morgen. Zie purper in de beukenlaan pralende rhododendrons staan en rode kolle en korenbloem juublen der halmen hoge roem; de vlier geurt aan de zoom van het bos een reuzevlinder lijkt elke tros die vlekt helwit op donker diep... Hoor, hoe de koekoek prijzend riep. O wonne van een dag vol zon, of het leven heel opnieuw begon: een hel festijn van zeldzaam licht een teerblauw gloeiend vergezicht, gestolde lucht, waar loopt teloor de sliertlijn van een karrespoor waarlangs een droom in durven driest in dronken vaart zichzelf verliest. O lentemorgen, rein en puur, Als water klaar en laaiend vuur, In u, als in azuren veen waadt nu mijn hart en is tevreên, en zeurt niet meer en vindt zijn zin in de heerlijkheid van uw begin en juicht zijn lied en waadt in licht, trilglanzend als een zonneschicht. Dirk Vansina {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} Poëtisch bericht Samensteller: Armand Van Assche traagwerkende bitterheid gedicht voor André Demedts In het onbehagen van een ontspoorde tram de eerste mist van het verleden tegenkomen, die stank van nat papier en reptielen die bijten in een gekloven lip. Dat verschroeid gezicht in een eksotische tuin van kille keramiek en wit aanbellende violen aan de graftempel van geeuwende dagen en een zwijgende telefoon. Het schor geschreeuw in versmallende aders op het tochtig perron van vertrekken, die gaten in geschroeide gedachten onbeweeglijk vastgezogen in diep wier. En zo in opengereten en verpulverde steden oud goud beginnen te vergaren, opnieuw gekiemd als laatste held gevangen in de cirkel van eenzaamheid. Jan Biezen leven met een droom Ik heb gepoogd te leven met een droom nog brozer dan herinnering en in 't ontwakend ochtenduur heb ik de hardheid van mijn koud bestaan verbrand in laaiend kwellend vuur. Maar in de ijle ruimte van de nacht: een winterslaap vol groot verlangen, blijft de droom nog even broos aan holle muren hangen. Toch is het leven diep in mij verbonden met de mensen. Ik wil een boogscheut verder gaan tot aan de grens van liefde en waan waar hoop ligt in hernieuwde dromen zodat mijn kille huis een haardstee wordt voor mensen om te wonen. R. Castelein vooraleer ik versplinter over akkers die verzuren langzaam liggen en duren tot stilte verwinteren schuift als een reptiel koude mij over de ziel enkel nog mijn liefste in die vlakte heel even met jou in deze winter verbrand ik tot leven vooraleer ik versplinter Hervé J. Casier afscheid 1. ik heb de dagen op een rij gezet de uren afgeteld mijn wonden voor het laatst gebet mij bij de buren voor het afscheid aangemeld de kaarsen heb ik gedoofd een late herinnering gestreeld en als een klown met een pluim op mijn hoofd een droevig lied op mijn fluit gespeeld ik heb al de deuren gesloten de sleutel op het plankje gelegd de rode wijn in mijn beker gegoten wat banaals tegen mijn vrouw gezegd Gilbert Coghe euridice Wij zijn het dolen gewend het ronddolen in tijden met starogen en gebaren met open monden die elk woord gevangen houden. Zo ver reikt het land zo langzaam golft het gerucht naar de overkant ertussen ligt de stilte in gapende grijze ravijnen ze wiegt mee op geloof en verraad. Je staat op de heuvel en schreeuwt je handen aan de getuite mond je meet vleugels aan schreeuwt en wacht maar onuitgesproken woorden wegen licht op de wind en de overkant spreekt een andere taal. Euridice. Christina Guirlande want landschappen sterven niet Oud zijn is denken aan dingen van toen die langzaam vergeten door tijden vergeeld met verrafelde woorden de landschappen steelt die ooit zo vertrouwd in je ogen rustten. Oud zijn is denken aan een kriepende boom die als een eeuwig acteur een eindeloos draaiboek speelt in een landschap dat nooit zal vergaan. Want een einder is nog geen eindstreep voor de kruipende wortels van de bomen die landinwaarts hun vruchtbare voetstappen zetten. Gie Luyten denk aan zijn naam die je grifte in de melaatse schoolmuren en vergeet dat de deur in de grendels sloeg toen je door het slaapkamerraam stond te staren naar de drenzende regen want weet dat in het woud wild schuilt zoals jij schuilt in deze koolzwarte cel maar alleen jij vertelt in monosyllaben aan de schim in de spiegel een oosters sprookje. Hilde Van Den Kieboom gedenk o mens opgedragen aan de 14-jarige Britse soldaat te Poelkapelle gesneuveld en aldaar begraven In het voorbijgaan wordt even stilgestaan. De dode heeft zich stil verzameld. Het gezicht naar binnen gekeerd, want alles is hier ingesneeuwd, al jarenlang. Uit het puin het kruis. Bemost en beproefd. Vandaar de dunne woorden, de schilferende cijfers, een letter tot op het bot versleten even boven de grond. Wie niet kan zingen, moet zachtjes zwijgen. Antoon Vanlaere {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} vergeten dromen De witte lelies roerloos in de zinderende hitte op het graf van de stilte. De gekloven bomen eenzaam in de ruimte van het laatste woord. De klanken verstorven aan de scherpe pijn van de vergeten liefde. De as van mijn sigaret uitgestrooid op de laatste witte bladzijde. De vergeten dromen in de donkere nachten verbergen in de laden. De grijze glimlach in de mondhoeken ophangen aan de witte muur. Frans Cornelis herfst herfst een tijd van warme dikke beige rolkragen rooie neuzen en klinkende lachjes in het nu altijd ritselende bos mijn kleine kinderen lopen stotterend te stoeien in de hopen dode bladeren Paul De Bruycker kom zit naast mij Kom, zit naast mij en luister naar mijn verhaal Wij hebben samen zonder woorden elk uur bezeten en elke tocht vergeten Kom, zit naast mij ik bied je duizendmaal de stille echo van onze taal Rachel Desmet verlangen In de stilte van het zeer witte in je vertoeven omgeef ik je hoofd met de kransen van nieuwe paasbloemen en spreek tegen de zaal van je aandachtige ogen, maak ik je toehoorder, maak ik je luisteraar op de ene golflengte van mijn liefde voor jou. En op het fluwelen doek van je gewoonste woorden schittert elke steen van: je gedachte, juweel, soms heel kleine steen ergens uit het oer-natuurlijkste van je binnen zijn in mij. Er fladdert een zeer witte vogel schaduwen als wieken van een bruine molen binnen in het lichaam van mijn verlangen naar jou. Bert van Straaten hadewijch (Voor mijn dochtertje Hadewijch, 5 maanden oud) Haar lieve lach bracht ze mee uit een ver, blij land dat wij nauwelijks vermoeden, omfloerst, voor haar geboorte. Een glanzend zonneland waar enkel kinderen zijn. Die glans bleef in haar ogen staan alsof die zomer eeuwig duren zou. Voor ons een hoopvol teken een troostend licht uit blijer tijden. Wij willen haar op handen dragen, haar lach, haar glanzend'oogjes gaaf bewaren. Want alles is nog licht van verre sterren in haar kleine, tedere ziel. Zij draagt iets van een eeuwige lente in onze donkere, herfstelijke landen. Zij maakt onze ogen en handen licht en onze harten weer bereid om terug te keren naar het land van kinderen en engelen, achter de sterren, voorbij de tijd. Erik Verstraete november de dag vermist in zwarte stoet. de wind is oud. de regen rijp. mijn woorden vallen af. rond geraamten legt het mos een zachte naam. er staan al witte kruisen in elk raam. Gery Florizoone {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} Kunstecho's Echo's tijdig insturen: Red. Kunstecho's van ‘Vlaanderen’, Warschaustraat 12/3, 8400 Oostende Prijskampen en onderscheidingen Amsterdam De Reina Prinsen Geerligsprijs werd gedeeld tussen een Vlaamse inzending en een Nederlands werk. De bekroonde Vlaamse inzending is de gedichtenbundel ‘Junkieverdriet’ van Jotie 't Hooft. Het Nederlandse werk is van Oek De Jong en bestaat uit korte verhalen. Antwerpen Het Stijn Streuvels-Jozef Simonsfonds kent sinds 1973 om de twee jaar in juli 10.000 fr. toe aan een licentiaatsstudent(e) in de Germaanse filologie, die zich specialiseert in de studie van de Nederlandse letterkunde, voor het maken van een studiereis, het voorbereiden van een verhandeling of publikatie, of voor elke andere vorm van wetenschappelijke aktiviteit. Kandidaturen vóór 31 mei indienen: Stijn Streuvels-Jozef Simonsfonds, Clementinastraat 40, 2000 Antwerpen, met de bedoeling van de aanvraag, een beknopt curriculum vitae en een aanbeveling door een hoogleraar. Commissie van advies: Prof. José Aerts en Ada Deprez. De Provinciale prijs voor geschiedenis en volkskunde 1976 van de provincie Antwerpen (20.000 fr.) wordt toegekend aan Dr. Godelieve Spiessens voor haar studie over ‘Leven en werk van de Antwerpse luitkomponist Emanuel Adriaensen (1554-1604)’. Een premie van 15.000 fr. wordt verleend aan Lieve Van Damme voor haar onuitgegeven studie ‘Misdadigheid te Antwerpen 1765-1794’. De prijs voor een onuitgegeven studie (25.000 fr.) wordt niet toegekend. De kartoenist Joe Meulepas (pseud. Pil) heeft de hoofdprijs (12.000 fr.) van het 12e Salon van de Vlaamse Humor gekregen uit handen van VTB-voorzitter Jozef Van Overstraeten n.a.v. het koperen jubileum van de tentoonstelling van ‘gevestigde kartoenisten’. Joe Meulepas is al die jaren present geweest. Uit de meer dan 300 inzendingen van 26 Vlaamse tekenaars werden er 76 prenten gekozen voor tentoonstellingen in het Vlaamse land. De Prijs ‘Voor Vlaanderen’ van de Vlaamse Toeristenbond wordt toegekend aan de Limburger Jos Wilmots omwille van zijn verdiensten bij de bekendmaking en verspreiding van onze taal en cultuur bij buitenlanders. Hij geeft sedert 1971 cursussen aan het Limburgs Univ. Centrum te Diepenbeek en schreef een rapport ‘Kritische overwegingen bij onderwijsmethoden Nederlands voor anderstaligen met een verwante moedertaal’. Er waren twaalf inzendingen uit acht landen en twee werelddelen, gesteld in vijf talen. Radio- en TV-prijzen werden op 28 dec. toegekend aan Julien Peeters (TV-persprijs voor Panorama), Edwin Brys (Gouden Klokke Roeland voor radiowerk BRT 2), Marcel Verbruggen (Oscar van TV-Salon voor documentaire ‘Waar de Grienden grienen’), Jan van Rompaey (‘Janenalleman’) en Tony van Looy (Radio-Oscar voor jeugdprogramma's) De Europa-een-prijs 1976 werd aan journalist Guido Naets toegekend door Beweg. van de Verenigde Staten van Europa, voor zijn werk ten voordele van de Europese gedachte. Arezzo (It.) Het 25e Concorso Polifonico Internazionale Guido d'Arezzo heeft plaats vanaf 25-8. Ingeschreven is reeds het Antwerps kathedraalkoor in de Prima Categoria (gemengde koren) en de Sesta (gregoriaans). Het koor werd reeds in 1973 laureaat. Brugge De Provinciale Prijs voor Letterkunde is in 1977 voorbehouden aan de Poëzie. Voor het nietgepubliceerde werk 50.000 fr., en tussen 1 jan. '72 en 31 dec. '76 gepubliceerd werk 20.000 fr. De deelnemers moeten van Belgische nationaliteit zijn, in West-Vlaanderen geboren zijn of er sedert tenminste vijf jaar wettig gedomicilieerd zijn. Insturen vóór 15 juni. Inlichtingen: Provinciale Dienst voor Cultuur, Provinciaal Administratief Centrum, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge 2, tel. (050) 31 29 01. De Provinciale Prijskamp voor fotografie (70.000 fr.) vraagt inzendingen van max. 6 foto's naar keus en een reeks van 6 foto's over ‘het kind’. Inzenden vóór 10 mei op hoger adres van de Prov. Culturele Dienst. De tweejaarlijkse Stijn Streuvelsprijs voor verhalend proza wordt voor de derde keer toegekend. Manuscripten moeten vóór 1 maart aangetekend worden gezonden aan uitgeverij Orion, Lieven Bauwensstraat 19, 8200 Brugge 2; of uitgeverij Gottmer, Sint-Annastraat 167, Nijmegen. Vijf eksemplaren vereist. De prijs bedraagt 100.000 fr. Het Nationaal Fedekamtornooi gaat door in het Boudewijnpark op 6 en 13-3 (Fedekam = Federatie Katholieke Muziekmaatschappijen). Bij de vereniging zijn 750 korpsen in Vlaanderen en 132 in West-Vlaanderen aangesloten. Veertien finalisten nemen aan de prijskamp deel. Brussel De prijs Jonge Belgische Schilderkunst werd niet toegekend door de jury (Fl. Bex, François de Lulle, J.-P. van Tieghem). Meer dan 1.000 werken werden ingestuurd door ongeveer 250 kunstenaars beneden de 40 j. Tot 25 febr. werd in het Paleis voor Schone kunsten het werk vertoond van de vijf onderscheiden finalisten: Rob Bruyninckx (Kapellen), Jean-Pierre De Roo, Denmark, Willy De Sauter (Tielt) en Frank-Henri Van Herck (Merksem). Mw. De Backer noemde de wedstrijd ‘Lijn, kleur en volume’ van het Gemeentekrediet een gelegenheid tot gezonde wedijver onder de scholen, een kans op ontdekking van talent en een stimulans voor jonge kunstenaars. Zij overhandigde kunstboeken aan de Vlaamse laureaten Pol Deblauwe (Kortrijk), Gerda Schuurmans (Overpelt), Rudolf Szapinsky (St.-Niklaas), Nora Theys (St.-Lucas Schaarbeek), Anne Verbeken (Gent) en Hadewych Verschueren (St.-Lucas, Schaarbeek). Namens het kultureel centrum van het Gemeentekrediet dankte de h. Swinnen. In het Omroepgebouw te Brussel is de Bert Leysenprijs 1975-1976 voor televisie uitgereikt aan ons redactielid Marcel Duchâteau voor zijn verfilming van Bertus Aafjes' gedicht ‘Een voetreis naar Rome’, een BRT-KRO co-productie. Andere producties die in aanmerking kwamen voor de prijs waren: ‘Reportage over Angola’ (Walter Zinzen), het televisiespel ‘De Vooruitzichten’ (J.P. De Decker), ‘Mezza Musica’, ‘Far Oer, mytisch nevelland’ (Marcel Verbruggen), ‘Ge kent de weg en de taal’ (Jef Cornelis), ‘In dit land is alles anders’ (Tom Huybrechts), ‘Vlaanderen in vogelvlucht’ (Jef Cornelis) en ‘Neem nu b.v. Maria of Antoinette’ en de film ‘Met Dirk Bouts’. De jury bestond uit mevrouw Leysen, goeverneur L. Roppe, grootmaarschalk H. Liebaers, de professoren A. Verhulst, H. Verdin en J. Florquin, benevens Paul Vandenbussche, direkteur-generaal van de BRT. De Vlaamse laureaat van de Anto Carteprijskamp voor chevaletschilderkunst 1976 was kunstschilder Karl Heeremans uit Aalst. Iedere Nederlandstalige dichter die in België woont, kan meedingen in de Poëziewedstrijd van de Vlaamse Klub Brussel. Er zijn twee prijzen van 5.000 fr.: één voor auteurs boven en één voor auteurs onder de 25 jaar. De in te zenden gedichten (twee per auteur) moeten onuitgegeven zijn. Zij moeten vóór 1 mei worden gezonden naar de Vlaamse Klub, J. Van Praetstraat 28 waar het reglement verkrijgbaar is. De Nederlandse Commissie voor de Cultuur van de Brusselse agglomeratie organiseert een Wedstrijd voor oorspronkelijke eenakters. Vertalingen, bewerkingen van novellen of romans, van hoor- en televisiespelen worden niet toegelaten. Ze mogen niet reeds gespeeld zijn of in druk verschenen. Duur: minimum drie kwartier, maximum één uur. Er worden twee prijzen voorzien (40.000 en 30.000 fr.) De eenakters dienen getypt in drievoud, vóór 1 maart 1977 naar de N.C.C., Hertogstraat 33, 1000 Brussel gestuurd te worden. Aan alle exemplaren moet een gesloten omslag vastgehecht worden met de schuilnaam of motto en de titel van de eenakters. In de omslag moeten naam en adres van de schrijver en titel van het werk vermeld worden. {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} De driejaarlijkse Hugues C. Pernath-prijs werd voor 1976 toegekend aan de 34-jarige Annie Reniers voor haar gedichtenbundel ‘Nauwe geboorte’. Annie Reniers is docente Kunst aan de VUB en publiceerde reeds een negental dichtwerken. ‘Nauwe Geboorte’ verscheen in 1975 bij Colibrant te Deurle. De jury bestond uit Gerrit Borgers, H.F. Jespers, P.G. Buckinx, Remco Campert, Bert Decorte, Gaston Durnez, Maurice Gilliams en Paul Hadermann. De Prijzen voor journalistiek van het Gemeentekrediet (30.000 fr.) werden uitgereikt aan Marcel Verheecke (Kortrijk) en Guido Fonteyn (Brussel), beiden van de Standaardgroep. De prijs voor geschiedenis voor Vlaanderen ging naar de Kon. Kring voor Oudheidkunde van Mechelen. De literaire Prijs van de stad Brussel (60.000 fr.) is toegekend aan de dichter en essayist Erik van Ruysbeek voor zijn roman ‘De dood en de dageraad’. Erik van Ruysbeek is de Brusselse leraar Raymond van Eyck. De Prijs Maskens voor architectuur kreeg grote publiciteit doordat hij werd afgelast. Een debat hierover in het Manhattan Centrum (150 aanwezige architecten) bood de jury kans te klagen over veelvuldig gemis aan creativiteit en aan zin voor het experiment; ook het sociaal aspect van het bouwen komt te weinig aan bod. Toondichters die willen meedoen aan de compositiewedstrijd voor de Koningin Elisabethwedstrijd 1977, moeten hun partituren inzenden tegen 15 maart. Er zijn drie categorieën: symfonisch werk, werk voor kamerorkest, en strijkkwartet. Inlichtingen op het secretariaat, Baron Hortastraat 11. (tel. 512.10.02). Den Haag De Nederlandse Boekenclub (NBC) schrijft t.g.v. haar 40-jarig bestaan een romanprijsvraag uit. Ingewacht worden romanhandschriften, niet eerder gepubliceerd en een groot publiek aansprekend, 100.000 woorden. De bekroonde romans zullen worden uitgegeven op basis van een auteurscontract. De inzendtermijn sluit op 1 juli 1978. Voor nadere inlichtingen en reglement: Nederlandsche Boekenclub, Prinsevinkenpark 2, Den Haag, tel. 070-514351 (vanuit België: 00-31-70-514351). Eindhoven Het vierde Internationale Muziekconcours van de gemeente - 26, 27 en 28 september 1977 - zal gewijd zijn aan de cello (Stichting Dr. Ir. Th.P. Tromp) voor jonge instrumentale musici. De eerste prijs bestaat uit f 5.000, en een solooptreden met Het Brabants Orkest. Tweede prijs: f 2.500, een solo-optreden met Het Brabants Orkest. Een extra prijs voor de beste vertolking van werk van een levend componist uit de Benelux. Later in het jaar worden brochures met gedetailleerde informatie en inschrijfformulieren bij de Stichting verkrijgbaar op adres van het secretariaat: Kunststichting Eindhoven, Bilderdijklaan 19, Eindhoven. Slot-concert der laureaten op 1-8. Elsloo (Ned. Limburg) Het 25e Toneeltoernooi der Lage Landen werd gewonnen door het ‘Zwevegems Teater’, dat bovendien de tweede prijs voor het publiek ontving; regisseur Raf Lesage werd met een eervolle vermelding onderscheiden evenals de spelers Annemie Caes en Eugène Delabie. De jury loofde de ‘welhaast professionele voorstelling van ongewone perfectie en homogeniteit’, van de Zwevegemse kring. Ook verleden jaar was het Zwevegems Teater laureaat. Tweede werd ‘De randstand’ uit Den Haag. Geel Op initiatief van het Kempisch Jeugdfanfare-Orkest zal, om de twee jaar, voor de eerste maal in 1977, een Compositiewedstrijd worden georganiseerd voor jeugdkorpsen, zowel harmonies als fanfares. Oorspronkelijke niet-uitgegeven en nog niet uitgevoerde werken. Eerste prijs van 50.000 fr., een tweede van 30.000 fr. en een derde van 20.000 fr. Inlichtingen en wedstrijdreglement: Armand Cambre, sekretaris van het Kempisch Jeugdfanfare-orkest, Pas 156, 2240 Geel. Gent Voor 1977 zal Oost-Vlaanderen volgende Provinciale prijzen en prijsvragen uitschrijven: Letterkunde: verhalenbundel (20.000 fr.) en poeziedebuut (12.500 fr.); geschiedenis: 20.000 fr.); genealogie: prijsvraag voor familiegeschiedenis (10.000 fr.); en voor genealogische bronnenstudie (5.000 fr.); Pol De Mont-prijs voor toneel: tekst voor poppenspel (25.000 fr.); vokale kompositie: vierstemmig a capella koorwerk (20.000 fr.); instrumentale kompositie: kompositie voor kamerorkest of symfonisch orkest (25.000 fr.); plastische kunsten: prijs voor schilderkunst (25.000 fr.); fotografie: diverse prijzen en premies (27.500 fr.); kunstambachten: glazenierskunst (20.000 fr.). Alle zijn opengesteld voor geboren Oostvlamingen of voor diegenen die er tenminste vijf jaar gedomicilieerd zijn en die nog niet eerder met een gelijkwaardige of hoge prijs in hetzelfde genre bekroond zijn. Inlichtingen: provinciale dienst voor kulturele aangelegenheden, Bisdomplein 3 (tel. 091/25.86.02). Voor de Provinciale Prijs voor Letterkunde 1976 voorbehouden aan de poëzie werd een oorspronkelijke, onuitgegeven of niet vóór 1971 gepubliceerde bundel gedichten in de Nederlandse taal gevraagd. De inzendingen werden onder het voorzitterschap van Gedeputeerde De Cuyper beoordeeld door juryleden: H. Ascoop, J. Bultinck, J.L. De Belder, F. Handtpoorter en A. Magerman. Op eenparig advies werd de prijs voor poëzie 1976 toegekend aan Ludwig Alene (pseudoniem van Walter Strobbe) uit Gent voor zijn dichtbundel ‘Averij’. De provinciale kompositieprijs voor vokale muziek voor 1976 (20.000 fr.) ging naar Jo Van Eetvelde uit Lokeren voor zijn vokale composities (voor solozang en piano): ‘Meisje van mijn hart’, ‘Het is nog lang geen herfst’ en ‘Paradijsvogel’ (gedicht van Albe). Jury: R. Timmerman, Jan Douliez, Berten De Keyzer, Lucien Goethals, Julien Mestdagh en Prosper Goethals. In 1977 zal er eveneens een prijs voor vokale kompositie (voor vierstemmig acapellakoor) uitgeschreven worden. De Arthur Merghelynckprijs (1973-75) werd door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde toegekend voor de poëzie aan J.L. de Belder (Deurle) voor zijn dichtbundel ‘Avondverzen’ en voor het proza aan Marc Insingel voor ‘Wanneer een dame een heer de hand drukt’. De SFAN Award 1975 werd toegekend aan Eddy C. Bertin voor zijn kritisch werk ter bevordering van de SF in Vlaanderen. De 1e prijs voor het SF-verhaal werd hem eveneens gegeven door het 4e Beneluxcon '76 voor het verhaal ‘Brand, Liefje, ik brand, en er is niemand om mij te blussen’ (in s.m. B. van Laerhoven). Veertien liefhebbersgroepen staan op de lijst van de vierjaarlijkse Toneelwedstrijd van de v.z.w. Noordstarfonds. Zij werden uit 32 aanvragen door de jury aangeduid. Het Noordstarfonds stelt voor deze toneelwedstrijd 300.000 fr. ter beschikking. Alle deelnemende groepen moten hetzelfde stuk opvoeren: ‘Klacht tegen onbekende’, waarmee Eddy De Vries won. Aan de wedstrijd nemen deel: Iever en Eendracht Menen (22-1, reg. M. Deleye), De Bacchanten Oostende (28-1, reg. Jan Felix), Breese Volkstoneel (11-3, reg. Johan van Lierde), Elck wat wils Essen (26-3, reg. J. van Agtmaet), Gezellen van Vliebergh Zoutleeuw (2-4, reg. Et. Heeren), Vrank en vrij Wetteren (3-4, reg. Dolf Matthijs), Rhetorika Zele (16-4, reg. Roger Bolders), Harlekijn Boom (17-4, reg. Maurits Apers), Hoofdrederijkerskamer van den H. Geest Brugge (24-4, reg. Remi van Duyn), De Peoene Mechelen (23-4, reg. Vik Moeremans), Hoger op Aalst (24-4, reg. Louis Pauwels), De Lischbloem Mechelen (30-4, reg. Eddy van der Auwera). Het tijdschrift Koebel heeft een dichtbundel van Mark Bruynseel bekroond. De bundel zal door Koebel eind januari worden uitgegeven. Er werden 86 manuscripten ingezonden. Na een dubbele schifting bleven vier auteurs over: Mark Bruynseel, Gery Florizoone, Roger Devriendt en Daniel Billiet, zonder echt niveauverschil. Inlichtingen: Koebel, Roel Richelieu van Londersele, Kattenberg 18. De deelnemers aan de afgelaste Architectuurprijs Maskens worden verzocht tegen 16-3 hun inzending in te sturen: secret. Stedelijk Hoger Instituut voor Arch. en Stedebouw, Academiestraat 2, al dan niet anoniem (identificatieomslag zo nodig bijvoegen). Zij worden er tentoongesteld vanaf 18-3. Op 23-3 wordt er om 18 u een debat gehouden over ‘Gebouwde realiteit - voor welke mensen?’. Bedoeling is tegen het weinig positieve van de Maskens-jury in verband met de architectuursituatie te reageren. Heist Voor het Humorfestival 1977 worden voorselecties van kleinkunstenaars gehouden op 7 mei {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} (Warande, Turnhout) en op 14 mei (Harlekijn, Tielt). Prijzen: 20.000 fr. (laureaat) en 10.000 fr. (Noordstarprijs). Inschrijvingen: Heistse Humorfestival, Scharpoord, 8300 Knokke-Heist (050/60.02.15). Hoboken De S.V. Integan richt een wedstrijd in met het oog op de uitvoering van een beeldhouwwerk op een gevelvlak van haar in opbouw zijnde gebouwencomplex. Alle in België gevestigde kunstenaars-beeldhouwers kunnen deelnemen. Inleveringsdatum: 1 maart 1977 te 10.00 uur. Het programma is te bekomen bij de S.V. Integan, Antwerpsesteenweg 260, mits de som van 236 fr. of door storting op PR. 000-0948665-05 van het Gemeentekrediet van België - rekening Integan. Kapellen Het Technicum, Schilder- en Sierwerken, Londenstraat 43, 2000 Antwerpen en St.-Lucas, Schilderen en Tekenen, Engelse lei 35, organiseren een Schilderwedstrijd t.g.v. het Rubensjaar '77, gepatroneerd door Boss-Paints Waregem. De prijs (30.000 fr.) staat open voor nederlandstalige kunstenaars van Belgische nationaliteit. Uiterste datum van inschrijving: 20 mei 1977. Reglement, deelnemingsvoorwaarden en inlichtingen: Alfons Meylemans, kunstschilder, Nieuwe laan 21, 2080 Kapellen. Tel. (031) 64.15.78. Lier De Schilderprijs Raymond de la Haeye 1977 werd gewonnen door Lucien Verhavert (51, Willebroek). De tweede prijs ging naar Mady Verplancke (41, Leopoldsburg), de derde naar Hubert Jacobs (34, Wilsele). Bekroonde en geselecteerde werken waren op 5 en 6-3 geëxposeerd in de galerij die ook de naam van de in 1914 gesneuvelde Lierse kunstschilder draagt. De prijs bestaat dank zij een schenking van Dr. Marcel Cordemans. Maastricht De Poëzieprijzen van het tds. ‘Schuim’ werden op 5-3 uitgereikt door Wethouder van cultuur Michel Debats in de Redoute van de stadsschouwburg. Ad Kolle las het verslag van de jury. Bekroonden: Martin Leenhouwers uit Steenwijk (N1) kreeg de poëzieprijs. Tweede Jos Stroobants uit Kessel-Lo en derde Jos Stervelinck uit Zelem. De jongste deelnemer was Frank Albers (17 jaar) uit Antwerpen. Meulebeke Kunstkring Kutena organiseert een wedstrijd met ‘het dier’ als onderwerp voor de categorieen schilderkunst en tekenkunst enerzijds, beeldhouwkunst anderzijds. Deelname beperkt tot Westvlamingen. Maximum twee ongesigneerde werken inbrengen per deelnemer en per categorie op donderdag 7 april op het gemeentehuis tussen 18 en 20 u. Tentoonstelling van 9 tot 11 april. Inschrijven: Kutena-secretariaat t.n.v. J. Vuylsteke, Marktstraat 10. Parijs-Monaco Kunstschilder Philippe Lebeau (Tongeren), kreeg de Grand prix humanitaire de France n.a.v. zijn tentoonstelling in de gal. Marcel Bernheim te Parijs in het kader van het Festival International de Peinture van St.-Germain-des-Prés. Dezelfde kunstenaar werd laureaat van de Grand prix de la Palme d'Or van het Grand Palais de la Scala te Monaco. Stockholm De koninklijke akademie voor Nederlandse taal- en letterkunde heeft Gerard Walschap voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs Literatuur '77. De Vlaamse Pen-club hield het wederom bij de Roggeman-kandidaat L.P. Boon. De V.V.L. besloot de kandidatuur van Marnix Gijsen te verdedigen, een ernstige kanshebber naast Walschap die door de V.V.L. slechts op de derde plaats gesteld werd na L.P. Boon, wat o.i. niet verantwoord is. Venetie De vorige biënnale vertoonde protestkunst tegen rechtse dictaturen (Chili, Spanje). Daarop moest een biënnale met protestkunst tegen linkse dictaturen volgen. Vanzelfsprekend werd van communistische zijde alles gedaan om dit onmogelijk te maken. De christelijke minister van cultuur loopt warm voor geen enkele verpolitiekte kunst en vreest de volledige culturele boycot van Italië door de Oostlanden, waarmee Moskou dreigt; hij zou de gelijktijdige conferentie van Boekarest voor de rechten van de mens inroepen om een provocerende biënnale te vermijden, tot groot ongenoegen van de (socialistische) voorzitter van de biënnale die ontslag nam. Dit verschaft hem een eervolle ‘sortie’ vermits hij zwaar beschuldigd was van wanbeheer. Felicitaties vanwege tijdschrift en kunstenaarsverbond aan alle laureaten vooral de leden van ons CVKV. Uit het leven van kunst en letteren Aalter † Kunstschilder Amedée Laroy (oAalter 24-7-1900) overleed op 29 januari. Hij was lange jaren onderwijzer en directeur van een technische tekenschool, wat aanleiding gaf tot twee publicaties over het tekenen in het L.O. Sedert 1957 wijdde hij zich volledig aan zijn schilderkunst en hield talrijke gewaardeerde tentoonstellingen. Hij was ook stichter en voorzitter van de zeer actieve kunstkring Altra. Aan echtgenote en kinderen onze christelijke deelneming. Aalst ‘Vuur en aarde in het Oud-Hospitaal’ is een tentoonstelling van waardevol keramiek van 6 tot 27-3 in het Museum van het Oud Hospitaal met werk van o.m. Monique Muylaert, Francine Urbin-Choffray, Herman Muys en Frank Steyaert. Inleider is Jo Verbruggen. Sponsor is Noordstar en Boerhaave. Affligem † Dom Servaes (Jan) Visser (oDen Haag 20-3-1915) overleed op 16-12-'76. In kunstenaarsmiddens was deze monnik van Affligem zeer gewaardeerd om de hulp die hij zovelen wist te geven op vele terreinen, vooral langs het aan de abdij verbonden Cultureel Centrum. Ook op het gebied van het kunstonderwijs was hij verdienstelijk. Aan zijn confraters onze innige deelneming. ‘Textiel-kunst. Weefsels als kunstuiting’ is een tentoonstelling in het Cultureel Centrum van 4 tot 27-3. Een cursus handweven en batikken gaat ermede samen. Antwerpen ‘Ons Geestelijk Erf’, tijdschrift en genootschap, bestaat 50 jaar. Het werd gesticht in 1927 door Pater Stracke S.J. en heeft onschatbare verdienste voor zijn studie- en opzoekingswerk op het gebied van de Nederlandse vroomheid in vroegere eeuwen. Alleen voor de eerste 25 jaar bevatte het register 228 blz. De opeenvolgende directeurs ervan zijn P. Stracke, P. Moereels en P. Andriessen. Bij de 50e verjaardag van Volksontwikkelingskring Excelsior sprak Min. van Cultuur de Backer de wens uit tot volledige autonomie van Vlaanderen op het gebied van de Internationale betrekkingen en akkoorden. Op dit gebied beschouwt zij de uitwisseling van mensen als het belangrijkste. In een andere gelegenheid heeft de minister het nut van Vlaams-Waalse culturele akkoorden aangetoond. De ‘Dagen van het Vlaamse lied 1977’ van het ANZ werden op 26 januari ingezet in Huis Osterrieth. Zij staan in het teken van René de Clercq (o14-11-1877) en van de 90-jarige toondichter Lode de Vocht. Openbaar Kunstbezit is, na vijf jaar samenwerking met Nederland, opnieuw een Vlaamse aangelegenheid. Deze samenwerking had de uitgave doen afwijken van haar oorspronkelijke doel en tot politiek doen ontaarden, wat het abonnementental tot de helft had doen slinken. Het programma 1977 wordt gecentreerd op vier onderwerpen: 1o de kunst van de gebruikskeramiek - 2o Gelegenheidskunst, wegwerpkunst van Rubens en andere groten uit het verleden - 3o Lanterna Magica (kunst en fotografie in de 19e eeuw.) 4o Jugend Stil-Art nouveau. Iedere aflevering bestaat uit 10 reprodukties en 20 informatieve bladzijden. De abonnementsprijs bedraagt 495 fr. (pr. 000.0099920-10, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, Antwerpen.) Een internationale Muziekweek voor Conservatoriumstudenten bracht concerten van studenten uit het Conservatoire National de Paris, de Royal Academy van Londen, de Musikhochschule van Graz en Hannover en het Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen. Aansluitend hierbij traden leerlingen van het Vlaams {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} Conservatorium ook in het buitenland op o.m. te Parijs in het Conservatoire National met Greet Severens, Galina Stamenova en Jozef de Beenhouwer (14-12). De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten hield op 26-2 open schooldag met tentoonstelling van werk van leerlingen evenals van de selectie voor de Prijs ‘Hedendaagse Pottenbakkerskunst’. Een herdenkingstentoonstelling Joost de Bruyne heeft plaats van 2 april tot 8 mei in het ICC. Wij verheugen ons om dit initiatief waarmede ons verleden jaar jong gestorven medelid, van wie nog veel kon verwacht worden vereerd wordt. Parallel is er een tentoonstelling ‘De voetganger in de stad’. Het Nieuw Ceciliakoor hernam in 1968 o.l.v. Frits Celis een roemrijke traditie. Het telt meer dan 125 leden en is erkend voor door Volksontwikkeling gesubsidieerde concerten. Het nam o.a. in 1976 deel aan ‘Die Meistersinger von Nürenberg’ en het ‘Deutsches Requiem’ in de KVO en heeft een vijftigtal belangrijke componisten op zijn repertorium. Secretariaat: t.n.v. Hugo Luyten, Langstraat 86 Borgerhout (tel. 031/36.52.07). Huisdirigent is thans Frans Dubois. Een ministeriële werkgroep publiceerde een ‘Voorontwerp van statuten van een intercommunale vennootschap Opera voor Vlaanderen’ verwekte uiteenlopende reacties van allerlei instanties, o.m. van Directeur Silvain Deruwe (KVO Antwerpen) en Johan Fleerackers (Kabinetschef Nederl. Cultuur). Men hoopte in 1977-78 klaar te komen, maar dit lijkt onmogelijk. International Investment Counsellors (I.C.C.), dat het Art Center te Antwerpen uitbaat (Frankrijklei 43) doet aan promotie voor minder bekende schilders die zij onder contract heeft (op nauwelijks zes weken tijd werden nagenoeg 450 schilderijen, tekeningen en akwarellen gekocht). Een I.I.C. Art Gallery werd geopend in Toronto (Canada). Op het programma voor 1977 staat ook nog Montreal, Vancouver, New York en Los Angeles. Het 10e Teaterboek is verschenen met een hoofdartikel van Alfons van Impe n.a.v. het eeuwfeest van de Kon. Vl. Schouwburg, die door het liberaal flamingantisme werd in stand gehouden (167 blz., 62 foto's, overzicht van toneelseizoen 1975-76 in Vlaanderen). Een tweede bundel van ‘Dimensie’ is verschenen, met honderd gedichten van: Ludo Abicht, Gerrit Achterland, Silvius F. Albers, Willy Balyon, Laurent Bastiaens, Willem Bastiaensen, Daniel Billiet, Robert J. Blom, Jef Bonten, Paul Boogers, Tonko Brem, Mark Bruynseel, Guido Buys, Piet C. Buijterse, Phil Cailliau, Hervé J. Casier, Cos. J. Casparus, Gilbert Coghe, René Coomans, Willy Copmans, Frans Cornelis, Johan Corvelyn, Emmy Crebolder-van der Velde, Johan de Belie, Thierry Deleu, Bea De Longie, Anne Demuysere, Joris Denoo, Anneke Dusselaar, Nadine Elen, Gery Floorizoone, Roger Fockedey, Robert Franquinet, Ton Geelen, Kris Geerts, Han Grüschke, Christina Guirlande, Elfriede Hendrix, Lou Heynens, Fred Hoekstra, Jotie 't Hooft, Nicole Hooymans, Roel Houwink, Dries Janssen, Theo Joos, Mark Journée, Bert Kooijman, Wouter Kotte, Ghislain Laureys, Luc Leestemaker, Mya Maas, Joannes Marijnen, Albert Meertens, Grid Michielsen, Jerven F.W. Ober, Ank Oostendorp Van Gaal, Joe Oostvogels, Frank Peeters, Reineke Pol, Frank Pollet, Jos Punie, Charles Rood, Wim Roodzant, Peter Rooibos, Wilfried Rooman, Adriaan J. Rotte, Johan Rottiers, Jacques Savenay, Ria Scarphout, Rik Schrauwen, Jean H. Severeijns, Walter Simonis, Benny J. Stevens, Jan Storme, Alphons B. ter Brake, Bas Themans, Willy Tibergien, Frans Tissé, Roger Vanbrabant, Wilfried van Craen, Bennie van de Aarssen, Jan van de Weghe, Bies van Ede, Jef van Elst, Hilda van Eyck, Marcel Vanslembrouck, Harry van Tienen, Freek Veening, Jan Vercammen, Jeanne Verdonckt, Ton Veugen, Eddy Veys, Ignaas Veys, Jef Vromant, Angela Walravens, Jan Wesselo, Arjen Wilhelmy, Bert Willen, Guido Wulms, Han Zuid (150 fr. pr. 062-4371320-71, Jan Biezen, Haringrodestraat 81). Gezien het succes verschijnt weldra ‘Dimensie 3’, waarvoor op dit adres elke dichter(es) vijf gedichten kan sturen. Antwerpen - Hulst (Nd.) - Nieuwpoort - Ekelsbeke (Fr.) - Waregem Op vrijdag 4 maart begonnen een aantal manifestaties onder de titel ‘Frans-Vlaanderen in de Antwerpse kijker’; tot 13 maart op initiatief van de Kon. Kring der Westvlamingen. Zaterdag 2 april om 9 uur begint in De Dullaert, Sportlaan 14 Hulst, Zeeuws-Vlaanderen, de ‘20e Frans-Vlaamse Dag’ in Nederland. Van 2 tot en met 17 april heeft in Nieuwpoort de ‘3o Frans-Vlaamse veertiendaagse’ plaats. Op 8 mei wordt het 13o Frans-Vlaamse Landsfeest’ van de Heemkring Bachten de Kupe gevierd. Op zondag 10 juli heeft de ‘16e Vlaamse Cultuurdag’ en het 19e Tuinfeest in Ekelsbeke, Frans-Vlaanderen, plaats. Op zondag 18 september: ‘30e Frans-Vlaamse Cultuurdag’ in Waregem. Assebroek Verschaeviana I, afl. 5 verscheen zopas. Het volledige deel I kan besteld worden bij het Jozef Lootensfonds te Assebroek. Brugge † Kunstschilder Henri Victor Wolvens, die vele jaren aangesloten was bij ons Kunstenaarsverbond, overleed 80 j. oud te Brugge op 31 januari (o Brussel 6 juni 1896). Na zijn huwelijk verliet hij Brussel (1930) om zich te Brugge te vestigen. Vooral sedert 1960 werd hij door velen als de grootste kunstschilder van dit land beschouwd; hij was een der hoofdfiguren van de tentoonstelling ‘Parallellen 1920-1950’ die het CVKV in 1971 organiseerde. Aan zijn familie bieden wij onze christelijke deelneming. Het provinciaal bestuur Dienst Cultuur organiseerde een studiedag ‘Stoeten en processies in West-Vlaanderen’ op 18 febr. te Beernem m.m.v. Frans Vromman, Jan Verbesselt, Remi Van Duyn en Herman Sanders. Voor de stad Brugge wordt 1977 een jaar van eeuwfeestherdenkingen: in 1477 werd het tolhuis (de huidige stadsbibliotheek) gebouwd en overleed in de slag bij Nancy Karel de Stoute, die in de O.-L.-Vrouwekerk begraven ligt. In 1577 werd in Brugge Pieter Huyssens geboren, die later broeder werd in de Sociëteit van Jezus en bouwheer van verscheidene jezuïetenkerken, o.m. Sint-Walburga te Brugge. In 1877 begon Brugge met het baanbrekend initiatief van de subsidiëring bij de restauratie van oude gevels. ‘Zingt Jubilate’ is het nieuwe liedboek van de Vlaamse kerkprovincie, uitgegeven door de Garve (Brugge) en samengesteld door J. Joris, P. Hanoulle, I. Desutter, P. Schollaert, J. Lerinckx en J. Schrooten. Het bevat naast het fundamentele Gregoriaans en de beste oude Roomse liederen, ook het waardevolste van de actuele produktie en uit de Nederlandse reformatorische liederenschat (Liedboek van de Kerken.) Er wordt in maart geoefend aan de hand van dit liederboek te Gent (St.-Pieters), Mechelen (O.-L.-Vr.-over-de-Dijle), Roeselare (St.-Michiels), Lier (H.-Hart) en Hasselt (St.-Quintinus). Ook de Leuvense muziekdagen (5/6 april) en het liturgisch congres begin september staan in het teken van deze deugddoende muzikale actie. Het 12e VTB Salon van de Vlaamse humor werd vertoond tot 17-2 in Galerij Geraard David. De Korrekelder werd opgenomen in de lijst toneelgezelschappen, waarvan voorstellingen, gesubsidieerd door Volksontwikkeling, kunnen besteld worden (Kraanplaats 8; tel. 050/33.03.83). Brussel Leo Schevenhels (oAntwerpen 1921) werd door mevrouw De Backer benoemd tot Administrateur-generaal van het Ministerie van Nederlandse Cultuur. De nieuwe topambtenaar is een onderwijzer, die bij G. Schmook tot bibliothecaris werd opgeleid. Hij had de directie van de Intern. Culturele Betrekkingen. Thans vallen kunsten en letteren onder zijn speciale bevoegdheid, naast de coördinatie der andere diensten. Hij publiceerde over bibliotheekproblemen. Oerkunst van Zwart Afrika: 122 beelden uit privé-collecties door kunsthandelaars in opdracht van het Gemeentekrediet zijn te bewonderen in Passage 44 tot 17 april. De 7o Biënnale ‘Reconnaissance des musiques modernes’ (RTB) had plaats begin februari en bracht o.m. creaties van vijf landgenoten op bestelling (uitsluitend radiomensen en mensen van het Ipem en het Centre de Recherches musicales). N.a.v. de Kaderdag van Jeugd en Muziek bood BRT-3 een concert aan deze muzikale jeugdbeweging, die nu ruim 37 jaar bestaat. In 1974 kwam de afzonderlijke federatie Jeugd en Muziek Vlaanderen tot stand. Zij groepeert 40 Vlaamse afdelingen met zowat 52.000 leden en organiseert o.m. nationale toernees, die concerten in de afdelingen brengt. Er is ook een {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Kaderblad’ (driemaandel.: Koningstraat 10). De Vereniging voor Vlaamse Letterkundigen herkoos op 20 februari als bestuursleden Bernard Kemp, Jacques van Baelen en Ria Scarphout; Marc Braet werd vervangen door Toon Brouwers, die de toneelauteurs moet vertegenwoordigen. Voorzitter Kemp kondigde aan dat het budget-literatuur van de Minister van Cultuur met 3 miljoen werd verhoogd. Er werd hulde gebracht o.m. aan André Louf (†), Max Wildiers, Jules Bovée en Johan Boonen. Uitgeverij-directeur Weverbergh is in moeilijkheden wegens de opslorping van Uitg. Manteau door Elsevier. Hij zou nu toch kans krijgen als onderdirecteur op te treden onder Mevrouw Manteau, die hij voordien had uitgeschakeld. Voor de versiering van de Metrostations werden door de Maatschappij van de Brusselse Trams 18 kunstenaars geselecteerd. Zowel de keuze van de Vlamingen als die der Walen was erg arbitrair en politiek gedetermineerd: men vindt b.v. bij de Walen ene Folon, uit het waalse dorp Wanfercée-Baulet waar Jacques Etienne postbode is (die illustere konijnenhokbouwer, die de Grote Prijs van Oostende kreeg). Bovendien waren er slechts 6 Vlamingen (o.m. Mendelson en Nellens!), tegen 12 Franstaligen. Vanzelfsprekend kregen de Vlamingen elk een kleinere oppervlakte te ‘bewerken’ dan de Franstalige collega's. Zo kreeg Raveel geen 50 m2 tegen 500 m2 voor Sommeville; deze laatste moet wel machtige bewonderaars hebben van zijn ‘socialistisch realisme’. Even vanzelfsprekend is dat er van ‘integratie der plastische kunsten in de architectuur’ geen sprake was: de kustenaars werden er slechts op het laatste ogenblik bijgehaald als decorateurs. ‘Borobudur, kunst en religie in het oude Java’ is een indrukwekkende tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten tot 3 april. Een expositie van uitzonderlijke betekenis, zowel voor de kunstgeschiedenis als voor de geschiedenis der godsdiensten. Het Kon. Mus. voor Mod. Kunst exposeert van 4-3 tot 1-5 werken van de Israeli Yaacov Agam. Het Museum voor Oude Kunst organiseert o.a. filmvoorstellingen en voordrachten over Rubens op 9-2, 8, 10, 15 en 17-3. Drie Rubensstudiedagen hebben plaats in de Musea voor Kunst en Geschiedenis eind maart m.m.v. mevr. G. Derveaux-van Ussel, G. Delmarcel, H. Nieuwdorp, W. Laureyssens, C. vande Velde en L. De Coninck; gezien het aantal deelnemers beperkt is dient men tijdig in te schrijven. Dit museum opende ook op 4 febr. een zaal ‘Hedendaagse keramiek’ met een tentoonstelling ‘1 + 9 keramisten’. De Kon. Bibliotheek exposeert ‘Munten en eretekens van België 1831-1976’ tot 2 april (Penningkabinet). Tot 12 maart is er ‘Ars medica’ (zes eeuwen medische iconografie), een collectie van 132 werken uit het Philadelphia Museum of Art (Schenkingenzaal). De ambassade van Oostenrijk heeft aan de Koninklijke Bibliotheek Albert I een schenking overgemaakt van 150 werken hedendaagse Oostenrijkse boeken (kunstboeken, historische werken, monografieën over de belangrijkste Oostenrijkse steden en landschappen alsmede talrijke volumes met literaire of culturele betekenis), zij worden tentoongesteld (Galerij Hoyoux) tot 5 maart. Het Jeroen Bosch House van de Alumni Lovanienses heeft om financiële redenen spijtig genoeg vanaf 24 dec. moeten stopzetten. Een groot verlies ongetwijfeld voor de ontwikkeling van een hoogstaand Vlaams society-leven en voor de Vlaamse cultuur te Brussel in het algemeen. De 15e Vlaamse Boekenweek opent op 1-3 in het Centraal Station met 150 Vlaamse en Hollandse fondsen. Toegankelijk van 11 tot 18u30 tot 11 maart. Bij de opening spreekt o.m. Jozef Deleu over ‘Poëzie om mee te leven’. Het Subsidiebudget voor de Letteren werd, op aanvraag van de VVL, aan de index aangepast en stijgt van 13 tot 16 miljoen, vooral ten behoeve van de schoollezingen door letterkundigen. Velen verheugen zich omdat het Dekreet over de Bibliotheken weldra door het Parlement aanvaard wordt. Het laat o.m. toe de leefbaarheid van de vrije bibliotheken te verzekeren. Ons redactielid Bernard Kemp hield een belangrijke lezing in de bijscholingscursus ‘Nieuwe benaderingsmogelijkheden van literatuur in het M.O.’, gehouden door de faculteit der letteren van de U.F. St.-Aloysius waarvan hij dekaan is. Zijn onderwerp bij de opening (9-3) was ‘Trends in de recente Nederlandse literatuur’. De conferenties worden later gepubliceerd. Gezien het om bijscholing voor het Kath. M.O. gaat is het wenselijk dat er ook gehandeld wordt over de betekenis van literatuur en literatuuronderwijs in de christelijke opvoeding. Het Vlaams Muziekconservatorium (dir. Kamiel D'hooghe) organiseerde een concert met eigen werk van zeer begaafde leerlingen uit de compositieklas: Jean en Franklin Gyselinck, Willem van Hout en John Emsly. De vriendenkring van het Conservatorium bracht in 1975-76 niet minder dan 13 concerten en een voordracht, die 40 leerlingen een publiek optreden bezorgden. Het Jeugdtheater wil een grotere betrokkenheid van de nederlandstalige schrijver voor de jeugd bewerkstelligen. Daarom vraagt het aan alle schrijvers voor de jeugd, op te geven: naam, adres, telefoon, lijst van stukken die ze hebben geschreven en uitgever. Adres: Jeugdtheater, Bert De Spiegelaere, Zavelput 28, 1000 Brussel. Tel. (02) 217.24.21. Het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond zou voor zijn eigen documentatie eveneens graag deze gegevens ontvangen op het adres van het redactiesecretariaat: Drs. J. de Poortere, Hundelgemsesteenweg 127, 9218 Ledeberg. Deurle Een debat over de Hedendaagse constructieve en/of geïntegreerde kunst werd op 20 febr. in het Museum D'hondt-Dhaenens m.m.v. H. Brutin, V. Temmerman, W. van Mulders, A. de Pesseroey e.a. Diksmuide ‘In memoriam Vlaanderens groten’ is een audiovisuele gesynchroniseerde overvloeiprojectie uitgaande van Hendrik Luytens ‘Gulden doek van Vlaanderen’ ter beschikking gesteld van het IJzerbedevaartcomité. Tekst van Anton van Wilderode en Jan Veulemans en muziek van Fernand van Durme en Piet Velghe (45 min.). Achttien figuren komen erin voor o.a. Ern. vander Hallen, Staf Bruggen, Ren. Veremans, P. Stracke, G. Bomans, H. Elias, Antoon Vander Plaetse, Al. de Maeyer, Stef. de Laere, Cyr. Verschaeve en Mark Liebrecht. Vertoningen aanvragen: IJzerbedevaartsecretariaat, IJzerdijk 2. Men kan de projectie aanvragen van ‘De mooiste IJzerbedevaartgedichten van Anton van Wilderode’, die reeds in 80 gemeenten werden gepresenteerd, aan Herman Bosteels, Esplanade 6, 9300 Aalst. Esen-diksmuide † Kunstschilder-boer Gaston Theunynck (o Esen-Diksmuide 6-8-1900) overleed eind december te Roeselare en werd met de wietewagen uit zijn boerenhof naar de kerk gebracht, waar Mgr. De Smedt aan de lijkdienst deelnam en P. Em. Janssen een indrukwekkende lijkrede hield. Aan zijn tien kinderen en zijn kleinkinderen de christelijke deelneming van Kunstenaarsverbond en tijdschrift. Gent Voor de 7de maal organiseert het Provinciebestuur ‘Vrijdagavondrecitals’ voorbehouden voor jonge solisten, telkens in de provincieraadszaal (Gouvernementstraat 1). Komen dit jaar aan de beurt: Marc Mathijs (piano) en Rigobert Messens (cello) op 4-3; Johan Lybeert (piano); Wim de Moor (viool) en Guy de Mey (tenor) op 11-3; Maurice Verstuyft (fluit) en Katrijn Friant (piano) op 18-3. Gratis toegangskaarten bij de Prov. Cult. Dienst, Bisdomplein 3 (tel. (091) 25.86.02). Prof. em. Dr. E. Rombauts heeft bij de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde zijn ambt van bestuurder overgedragen aan Dr. M. Gysseling. In de reeks uitwisselingsconcerten tussen conservatoria traden op 6 februari in de zaal van het Gentse Conservatorium laureaten van de ‘Hochschule für Musik’ van Graz op. Laureaten van het Gentse conservatorium lieten zich horen op 10 februari te Mons, 16 februari te Brussel, 22 februari te Salzburg en 24 februari te Leipzig. De Vereniging voor Katholieke Oostvlaamse Schrijvers houdt een feestelijke samenkomst op 20 maart, ingezet door een artistenmis (Kapel der Capucinessen, 11 u) en gevolgd door een middagmaal in restaurant van Eyck (380 fr., {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} pr. 000-0107392.13 V.K.O.S., Guido Gezellelaan 54, 9800 Deinze). Verscheidene amateurs-toneelgroepen aangesloten bij het Algemeen Kristelijk Vlaams Toneelverbond Oost-Vlaanderen werden voor optredens in het buitenland uitgenodigd. De Keurgroep van AKVT-jongeren zullen eerlang optreden in de DDR, de groep uit Bachte-Maria-Leerne, Vrank en Vrij Wetteren, De Leeuwerckenaers uit Dendermonde in de Bondsrepubliek. ‘Plan & Space’ was een tentoonstelling tot 12 februari in de Academie ingericht door Proka met de problematiek van kunst- en expositieruimte als opgave. Hasselt † Letterkundige en musicus Jan Custers overleed reeds op 31 jan. 1976. Door een misverstand verscheen de aankondiging hiervan niet in een vroegere aflevering waarvoor wij aan zijn echtgenote en kinderen onze verontschuldigingen aanbieden. Deze zeer sociaal voelende kunstenaar (o Overpelt 29-4-1911) was schrijver van kursiefjes, scriptschrijver en liedtekstauteur o.a. voor Miel Cools, Armand Preud'homme en Armand Beliën met wie hij tien jaar samenwerkte. Aan zijn gezin onze innige deelneming. ‘Industriële vormgeving’ (in Limburg) is een tentoonstelling in het Provinciaal Begijnhof georganiseerd tot 6 maart door de Prov. Cult. Dienst m.m.v. het S.H.I. van Visuele Communicatie en Vormgeving (Genk) en het Prov. H.I. van Architectuur te Hasselt en Limburgse bedrijven. Gedesindustrialiseerde vormgevingskunst bracht parallel in galerij Wittepoppen tot 10-3 een aantal gebruiksvoorwerpen, die veranderd en meestal ook onbruikbaar werden gemaakt door ingrepen van artiesten. De Vereniging van Limburgse Schrijvers organiseert een literaire avond op 25-2 in het Cult. Centrum met werk van eigen leden. Voordien had de vereniging in december luisterlijk haar 40-jarig bestaan gevierd, waaraan een huldiging werd gekoppeld van Mr. Lode Roppe, n.a.v. zijn ambtsjubileum. Ingooigem De Provinciale Raad besloot tot aankoop van het Lijsternest met erf, mobilair, schilderijen en biblioteek voor ongeveer 6 miljoen. De staat subsidieert de aankoop en de latere exploitatie. Deze beslissing zal alle kunstminnaars verheugen. Kasterlee ‘Beeld der Kempen’ brengt een fotografisch beeld door Fr. Paulussen van de Antwerpse Kempen, met ook kleurreprodukties van werk van A. Ost, J. Smits, Broeder Max e.a., in een layout van Frans Mertens. Inleiders zijn J. Gerits, voorzitter van het Verbond voor Heemkunde, en romancier Em. van Hemeldonck. Ook literaire teksten over de Kempen werden opgenomen (Uitg. de Vroente, 320 blz., groot formaat). Kortrijk Nationale orden werden uitgereikt aan jubilerende leden van de toneelkring ‘Taal en kunst’: Albert Decleve (40 j.), Roger Depoortere (49 j.), Margriet Supply (40 j.), Karel Everaert (25 j.), Alfred Deleersnijder (42 j.) en Hilda Lomme-Scherpereel (50 j.). Latem Gust de Smet (oGent 21-1-1877) zal in de loop van dit herdenkingsjaar op biezondere wijze door de Latemse Kunstkring geëerd worden. Thans reeds worden allerlei manifestaties voorzien o.m. een inventarisatie van zijn werk. Bezitters van werk van G. de Smet stellen zich in betrekking met de voorzitter burgemeester Raf vanden Abeele. Door de ‘Vrienden van het Latems Museum voor Moderne Kunsten’ wordt in 1977 een retrospectieve tentoonstelling gehouden van het werk van Albert Claeys. Eigenaars van werk(en) worden verzocht contact op te nemen bij de ‘Vrienden van het Latems Museum voor Moderne kunsten’, Latemstraat 64, 9830 Sint-Martens-Latem (tel. 091/82.33.22) o.m. ter katalogisering van het werk van Albert Claeys, dit i.v.m. de monografie die door de v.z.w. zal uitgegeven worden. Leuven Als nieuwe nationale voorzitter van het Davidsfonds werd Clem de Ridder verkozen, die reeds van 1964 tot 1973 met buitengewone toewijding en idealisme het secretariaat-generaal had uitgeoefend. Hij volgt ons redactielid Prof. Carlo Heyman op, die het DF uit de crisis hielp door zijn begrijpend en tevens beslist optreden en wegens zijn functies o.m. als hoofd van het Instituut voor Archeologie en Kunstwetenschap (KUL) niet meer kandidaat was. Beide verdienstelijke figuren hebben onze hoogste waardering. Op 20 november 1976 verscheen in het Staatsblad een Kon. Besluit over de voorwaarden voor de toekenning van een eerste prijs in Koninklijke Muziekconservatoria met o.a. in artikel 4: ‘de houders van het diploma van laureaat compositie of de Prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het Lemmensinstituut, (worden) vrijgesteld van de eerste prijs fuga, contrapunt, geschreven harmonie en notenleer; de houders van het diploma van laureaat orgel of muziekopvoeding, uitgereikt door het Lemmensinstituut, vrijgesteld van de eerste prijs contrapunt, geschreven harmonie en notenleer; de houders van het getuigschrift notenleer, uitgereikt door het Lemmensinstituut, vrijgesteld van de eerste prijs notenleer’. Terugwerkende kracht tot 1 oktober 1973. Het Lemmensinstituut organiseert nog Koordagen op 13-3, 14-4, 8-5 en 12-6. Zij staan onder leiding van Paul Schollaert en kennen een stijgend succes. De Leuvense Muziekdagen hebben plaats op 6 en 7 april over het nieuwe liturgiezangboek. Inschrijven: Herestraat 51. ‘Monumentum’ is het tijdschrift van de Intern. Council for Monuments and Sites (ICOMOS); redactie Groot Begijnhof 95. Het verschijnt halfjaarlijks in het Engels en het Frans. De vereniging heeft ook een documentatiecentrum voor monumenten- en landschapszorg (Hotel St.-Aignan, 75 rue du Temple, 75003 Parijs). Voorzitter is de Leuvense hoogleraar R. Lemaire. Lier Het Timmermans-Opsomerhuis werd aanzienlijk verrijkt door een schenking van Timmermansdokumenten en - publikaties vanwege schepen Leo Arras. Maastricht De Vereniging van Limburgse Auteurs organiseerde een poëzie- en proza-avond op 23-1 in het Bonnefantenmuseum met o.m. Gie Luyten, Bert Willems, Maurice Trippas, Jos Ghysen, Dries Janssen en Jan Colson. Mechelen Een werkgroep werd geïnstalleerd voor de restauratie van de St.-Romboutskathedraal, die sterk onderkomen is. Men zal de gelegenheid gebruiken om het koor uit te breiden, een weekkapel in te richten en de kranskapellen als schattenkamer en tentoonstellingsruimte af te zonderen voor kostbare schilderijen. Merchtem Tentoonstelling ‘Aquarel en Gouache’ (Ministerie van Nederlandse Cultuur), georganiseerd door vzw Soetendaelle van 21-1 tot 6-2 in de gemeenteschool. Neerpelt † De Neerpeltse kunstenaar Antoine Ceyssens overleed op 30 november te Neerpelt. Hij was geboren op 25 juni 1900 en was medestichter van de bekende Kon. Kunstkring Heikracht. Onze deelneming aan zijn familie en meer bepaald aan ons medelid Willy Ceyssens. Nevele Een Basiel de Craenehulde werd door de heemkundige kring georganiseerd met o.m. een tentoonstelling (ingericht door conservator Antoon Janssens) en een academische toespraak van Frank Meyland. Oostmalle Het nieuw Provinciaal Vormingscentrum, in het hart van de Antwerpse Kempen, staat open voor groepen op aanvraag minstens vier weken vooraf. Inlichting en voorwaarden: Smekenstraat 59 2150 Westmalle, tel. (031) 12.24.15. Oudenaarde Vrouwelijke leden van Kunstkring St.-Lucas Waregem exposeren van 25-2 tot 13-3 in Kunstgalerij Tivoli (Anna Callens, Rita de Jager, Rosa Depoorter, Rosa de Pourcq, Maria de Vlieger, Dona, Bea Eeman, Solange Godefroid, Annie van Butsele, Miet van de Velde, Lelene Vandewalle). Ranst De groep ‘Schuim’ nam het initiatief poëziekaarten te publiceren (postkaarten met telkens een gedicht op de voorzijde). Een eerste reeks {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} is reeds verschenen. Inlichtingen: Emmy Huyghe-Swerts, Kievitlaan 79, 2228 Ranst. Het tijdschrift zelf, dat nu onder de leiding staat van Lambert Swerts met Gie Luyten als redactiesecretaris, heeft een volkomen vernieuwd uitzicht aangenomen (secr. Heldenlaan 37 A, 3940 Paal). Rijsel-kales-valencijn (Fr.) De tentoonstelling De Vlaamse schilderkunst uit de eeuw van Rubens in de musea van Noord-Frankrijk zal in 1977 drie Frans-Vlaamse steden aandoen: Rijsel: 6 april-20 juni; Kales: 3 juli-31 augustus; Valencijn: 10 september-31 oktober. Ronse Russische Ikonen worden vertoond in gal. Princekouter vanaf 29 april, ingeleid door Prof. Dr. E. Voordeckers (KUL). Schelderode Uit de 92 inzendingen voor de tekenwedstrijd ‘Hommage aan P.P. Rubens’ georganiseerd door Kunstforum werden er vijf geselecteerd voor een ‘eervolle vermelding’ en drie prijswinnaars: Jacky Vander Linden (Gent), Paul De Rijck (Denderhoutem) en Piet van Quathem (Gent). De tekeningen van de drie winnaars worden verkocht ten voordele van Unicef, van een melaatsencentrum en van een missiepost. Schilde Deus ex Machina is een nieuw literair artistiek tijdschrift van de dichters Marc Bruynseraede en Wim Nimmegeers en de beeldende kunstenaars Marc Bruylants en Jean-Marie Legrand. Het staat in het teken van diepere innerlijkheid in verzet tegen vervlakking en verval. Secret.: Groene laan 53. Veel succes! St.-kwintens-lennik Onder de titel ‘Jonge reuzen’ verscheen bij de ‘Kofschip-kring v.z.w.’ een bloemlezing met gedichten van 84 auteurs uit Noord en Zuid, ingeleid door minister De Backer. De kring (Ninoofsesteenweg 284, Sint-Kwintens-Lennik, Brabant) wil nu een tweede deel publiceren. Alle dichters kunnen meewerken: 5 gedichten zenden naar het secretariaat. Sint-Truiden Henric van Veldeke is een speciaal geselecteerde vocale en instrumentale groep opgericht door Juliaan Wilmots. Hij trad reeds op in Sint-Truiden, Brussel en Noord-Italië. Op programma o.a. BRT-2 te Hasselt (4-6-77), LUC (Diepenbeek), Concertreis in Italië (rond 1-11). Tessenderlo Romancier Minus van Looi († 1952) wordt op 17-4 herdacht. Een VTB-gedenkplaat wordt onthuld aan zijn woning. Verder is er een gedachtenismis, een tentoonstelling en een receptie op initiatief van de V.L.A. Vichte In cultuurcentrum Vehta werd op 7-1 de proclamatie van de da Vinciwedstrijd gehouden door directeur Georges Leroy, inzet van de tentoonstelling der geselecteerden tot 23-1. Waregem In de Schakel: Indiaanse Weefkunst (4 tot 18-2) en de laureaten van de 7e wedstrijd Lijnkleur-Volume (26-2 tot 24-3). Wilrijk † Architect Herman Huygh overleed 53 jaar oud op 18 februari. Hij was de zoon van Prof. J. Huygh van de Pelgrimbeweging en werd zelf ook kerkenbouwer en -restaurateur (o.a. de St.-Pauluskerk te Antwerpen). Onze christelijke deelneming aan zijn gezin vooral zijn echtgenote ons medelid schrijfster Irina van Goeree. Zichem Het Ernest Claesgenootschap, dat gesticht werd op 4 sept. 1976, wil de faam en de studie van de schrijver dienen en Huize Claes in stand houden. Inschrijvers ontvangen een houtsnede van Nelly Degouy. Gewoon lid 300 fr.; beschermend lid naar willekeur: giro 230.0185650. 12 Huize Ernest Claes v.z.w. Zichem. Sekretaris is Jan van Hemelryck. In 1976 kreeg het Ernest Claeshuis 60.000 bezoekers. {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} Korte golf Berichten over kunstactiviteiten van leden en debutanten tijdig insturen: Redactie Kunstecho's van ‘Vlaanderen’, Warschaustraat 12 - bus 3, 8400 Oostende. Plastische kunsten ✩Kunstschilder Elisabeth Adams, Warande Turnhout tot 12-1. ✩Olieverven, tekeningen en akwarellen van Stan Baele tot 7-3, Gal. Vanden Boom, Deurne-Zuid. ✩Frans Baudouin, Conservator Kunsthistorische Musea van de Stad, hield op 20-2 een voordracht over ‘Rubens' persoonlijkheid’ in het Kon. Museum voor Schone Kunsten. ✩Kunstschilder Achiel Beckers (St.-Gillis-Dendermonde), Gal. 't Molenhuis Malderen tot 2-1. ✩Kunstschilder Leon Beel, rookzaal Stadsschouwburg Kortrijk tot 29-1. ✩Ludo Bekkers brengt geregeld een nieuwe rubriek ‘Puur Cultuur’ voor de Vlaamse T.V. Hij presenteerde het ‘Nieuw realisme’ op 19-1. ✩Kunstschilder Staf Beerten, Dauwe, Zele tot 12-1. ✩Tony Blickx tot 7-3, Gal. Nova Mechelen. ✩Kunstschilder Alfons Blomme permanent in zijn museum (Ooststraat Roeselare). Als 88-jarige bouwde hij een bungalow (7.000.000 fr.) voor zijn jonge collega's. In 1977 hoopt hij een jaarlijkse prijs Alfons Blomme op te richten (100.000 fr.), die elk jaar zal verhoogd worden. Hij werkt nog steeds dagelijks. Hij is Grootofficier van Kunsten, Wetenschappen en Letteren (Frankrijk en Spanje). In 1975 verscheen over hem de monografie ‘Alfons Blomme levenskunstenaar’ van Roger Slosse (185 blz., 23 kleur- en 40 zw./w. illustraties, 620 fr. op rek. 467-5100411-44 A. Blomme, Consciencestraat 1, Roeselare). ✩Kunstcriticus Fernand Bonneure deed de vernissage van de tentoonstelling Giansebastiano Sani in 't Leerhuys te Brugge. ✩J.A.M. Bossaert (Nijmegen) exposeerde zijn religieuze grafiek bij de Nieuwe Krant te Arnhem en was ook met werken in de nieuwe Gal. de Pluis en in de Martinus van Beekschool te Nijmegen. Hij leidt zoals men weet het Open Atelier ‘De Westerhelling’ te Nijmegen, dat zeer gastvrij is voor Vlaamse kunstenaars (Sophiaweg 4, Nijmegen). ✩Graficus Renaat Bosschaert bracht een etsuitgave van Gezelle's ‘Roozenmond’ (52 × 62). Hij exposeert gedurende de week-ends in zijn atelier (Ruzettelaan 395, Assebroek), ook keramiek en schilderijen naast grafisch werk. ✩Ons beheerlid Jo Briels opende de tentoonstelling Victor Renty op 11-2 in Gal. Breckpot te Antwerpen. ✩Kunstschilder Raoul Chanet van 13 mei tot 2 juni in Gal. Esschius Begijnhofpoort, Diest. ✩Colette Cleeren, 't Brandyser, Antwerpen tot 18-2. ✩Directeur Roger Daniels introduceerde de tentoonstelling Jozef Schruers op 10-12 in Gal. Albert te Hasselt. ✩Marcel Debacker, Boekenbeurs Willemsfonds Gent tot 21-11, Open kring Gent tot 14-9 en Med.-Pedag. Instituut Evergem tot 14-11. ✩Over ‘Abstracte zee’ (1923) van onze eredeken Felix de Boeck werd op zijn 80ste verjaardag in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel op 12 januari 1977 een voordracht gehouden door Georges-Marie Matthys. 's Anderdaags werd te Drogenbos het Felix de Boeckmuseum ingehuldigd. De jonge componist Daniël Schroyens componeerde ‘Transparante kleurenstudie op een zelfportret van Felix de Boeck’, die op 19-2 door BRT 3 werd uitgezonden. ✩Keramiek van Paul Debruyne, Kunstatelier Dirk de Middeleer St.-Lievens-Esse tot 20-2. ✩Kunstcriticus Remi De Cnodder leidde de tentoonstelling in o.m. van Tony-Luc Blickx (Nova Mechelen). Hij stelde de map ‘Diligence 1976’ samen (Oranjehuis Antw.) en schreef brochures over Yvon Adam en Leo Bervoets. Ook de kunstmap ten bate van het dialyse-centrum AZ-Stuivenberg werd door hem samengesteld evenals de map ‘Drie Venetiaanse Kunstenaars’ (uitg. A. Armellin, Milaan voor het Instituto Italiano di Cultura te Brussel). Bij deze uitgever verschijnt in april een nieuwe kunstmap van hem over Tarcisio Busetto met gedichten van Remi De Cnodder. ✩René Deconinck, Dommelhof, Neerpelt tot 21-2. ✩Beeldhouwster Jeanne de Dijn BP-Building Antwerpen tot 6-2. ✩Kunstschilder Bert de Keyzer Facultyclub, Leuven. ✩Recente schilderijen van Francis de Koninck in Hof de Bist, Ekeren, tot 6-3. ✩Kunstschilder Rob Delanghe in Kerk te Baaigem tot 6-1; 't Wilgenerf Elverdinge tot 30-1. ✩Kunstschilder Jef De Leeuw, Kunstcentrum Hof de Bist, Ekeren van 8-4 tot 1-5. ✩Kunstschilder Fernand Demonseau, Manebrugge, Deurne tot 27-1. ✩Kunstschilder Gabriël De Pauw tot 8-1, De Eik, Antwerpen. ✩Surrealistische schilderijen en keramiek van Hugo De Putter, Princekouter Ronse tot 6-2. ✩Schilderijen van Roger E. Deschrijver, Vrije Jongensschool Zele tot 4-1. ✩Kunstschilder Renaat De Smedt stelde tentoon te Grembergen (sept.), Dendermonde (dec.) en Kontich in Gal. Pronkenburg, aldaar geopend door een voordrachtavond van Jos vander Veken. ✩Walter de Taeye leidde de tentoonstelling Werner Sarlet in (Korrekelder Brugge). ✩Kunstschilder Erik De Volder, minicentrum voor Cultuur Roeselare tot 12-1. ✩Recente schilderijen en tekeningen van Paul Deweerdt in zijn atelier, Westlaan 377, Roeselare. ✩Beeldhouwster Begga d'Haese Gal. Plan Knokke, tot 16-1. ✩Graficus Roeland d'Haese en beeldhouwer Libuin d'Haese, Cultureel Centrum Affligem 12-4 tot 9-5. Kunstschilder Marie-Josee d'Haese 15-7 tot 31-7. ✩Kunstschilder Marthe Dierickx tot 17-1, Meilandstraat 3, Antwerpen. ✩Anto Diez in hotel Melinda Oostende vanaf 12-2. Voordien in St.-Theresiacollege, Kapelle-op-den Bos tot 2-1. ✩Erik Duverger (NFWO) hield op 6-2 een voordracht over ‘Kunsthandel te Antwerpen in de 17de eeuw’ in het Kon. Museum voor Schone Kunsten. ✩Schilderijen van Bruno Dyckmans, Gal. Waumans St.-Niklaas, tot 13-2. ✩Filip Francis, Antwerpen ICC tot 27-2. ✩Schilderijen van George Francis, Shopping Center Hasselt (Gal. An Hyp) tot 12-3. Voordien in Gal. Acanthuis, Hasselt tot 27-1. ✩Grafisch werk van André Gaillarde in Den Beelaert Antwerpen tot 6 januari. ✩Graficus Gerard Gaudaen, Kerkenhoek, Latem tot 2-1. ✩Rita Geerts, Warande, Turnhout tot 23-1. ✩Keramiek en beeldhouwwerk van Eddy Gemeen tot 4-1, Vrije Jongensschool Zele. ✩Christina Guirlande leidde de tentoonstelling in van Jan Ceuppens te Dendermonde. ✩Schilderijen van Marcel Herreman, Atelier de Middeleer St.-Lievens-Esse tot 20-2. ✩De nu te Kortrijk gevestigde kunstschilder Herman Hertogs kende een succesrijke vernissage voor zijn tentoonstelling op 11-12 n.a.v. de opening van zijn nieuw atelier (Kon. Leopoldstraat 10). Zij werd geïntroduceerd door André Demedts; Jos Vander Veken droeg voor. ✩Pentekeningen en originele drukgrafiek van Emiel Hoorne, Gal. Yolande Dufrasne (Y-D) Gent tot 2-3. ✩Schilderijen van Mariette Jacops, Kunstgalerij Boudewijnpark Brugge tot 20-2. ✩Jozef en Cecile Janssens-Verplancke, Gal. van Eyck Gent tot 20-1. ✩Een madonna van kunstschilder-keramieker Gilbert Jonckheere werd op 29-2 ingewijd in de nieuwe Don-Boscokerk te Torhout. Ons blad zou graag veel dergelijke berichten mogen publiceren. ✩Kunstschilder Madeleine Jorissen (Tongeren) in Gal. Standaard Antwerpen tot 15-2. ✩Hélène Keil en Jos Jans van 2 april tot 3 mei in Gal. Esschius, Van Ransthuize Tienen. ✩Kunstschilder Ghislain Kuyle, St. Hermes Ronse, tot 7-3. ✩Kunstschilder Constant Lambrecht (Rumbeke), Architectenhuis Gent tot 13-1. ✩Graficus Geo Langie, Gal. Engelbertus St.-Amandsberg tot 27-2. ✩Tentoonstelling ‘Hasselt gisteren en vandaag’ met grafisch werk van Jac Leduc in Bank Lambert, Hasselt tot 4-12. Een kunstboek met deze titel verscheen terzelfdertijd (21 originele lithografieën, 52 × 37, BFK Rives, beperkt tot 72 exx, te bestellen bij de kunstenaar: Oude Kuringerbaan 115, 3500 Hasselt). Onder de auspiciën van het Hasseltse ‘Leesgezelschap’. ✩Jean Lucas, Architectenhuis, Gent tot 17-2. ✩Beeldhouwwerk van Jeanne Luyckx; St.-Theresiacollege, Kapelle-op-den-bos tot 2-1. ✩Pol Mara, Gemeentemuseum Roermond tot 6 maart. ✩Schilderwerk van Frans Minnaert, Gal. {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} Kamp Amsterdam tot 17-2. Grafieken in Masereelcentrum Kasterlee tot 28-2. Nadien te Herne (Gemeentehuis) en te Schilde (De Groelard tot 14-3). ✩Kunstschilder Georges Muys, van 9 tot 13-4, Gal. Elroda Herzele. ✩Beeldhouwer Maurice Pelgrims, Gemeentelijke tentoonstellingszaal Borgerhout, tot 28-12. ✩Schilderijen, akwarellen, grafiek en monotypen van Victor Renty, in Gal. Breckpot te Antwerpen tot 23-2. ✩Kunstschilder-graficus André Roelant, Facultyclub Leuven. ✩Kunstschilder Werner Sarlet, Korrekelder Brugge, tot 19-3. ✩De Tongerse kunstschilder Jacques Savenay in Shopping Centrum Genk in december. ✩Kunstschilder Maurits Schelck sprak over eigen werk op 14-2 in de Vlaamse Club te Brussel. ✩Keramiek, tekeningen, wandtapijten van Darie Schotte, Cultureel Centrum Kortrijk, tot 6-3. ✩Zeefdrukken, nieuwe landschappen en Olieverf van Roger Serras in Volkshogeschool De Sirkel Drongen, tot eind maart; hij leidt er ook een avondcyclus ‘Zeefdrukken’. ✩Albert Setola bracht een zeer verzorgde enscenering voor ‘De fabrieken bezet’ (Tr. Griffiths) in de Brugse Korrekelder (tot 12 maart). ✩Gustaaf Sorel illustreerde de historische studie ‘Als d'oude peperbus vertelt’ over litteraire en artistieke Oostendse figuren. Hij houdt voortaan permanente tentoonstelling in zijn eigen Gal. 61 te Oostende, Paulusstraat 61. ✩Tentoonstelling Georges Steel III, van 1 tot 18-4, Cultureel Centrum, Affligem. ✩Kunstschilder-portrettiste SVARA (mevr. M. van Hoof-Verbist), Gemeentelijke Tentoonstellingszaal Borgerhout tot 1-2. ✩Kunstschilder Medard Tijtgat, Stepmanshuis Brussel tot 13-2. ✩Kunstcriticus René Turkry introduceerde o.m. Stan Baele en Ludo Giels. ✩Kunstschilders Jef en Francis Vaes, KVS Brussel, tot 16-1. ✩Kunstschilder Roger van Belleghem, Gal. Laurent Delvaux Nivelles, tot 20-2. ✩Kunstschilder Leo Van Cauwenbergh, Gal. Ladeuze, Etikhove tot 17-2. ✩Schilderijen, tekeningen en houtsculpturen van Bert van den Broeck tot 31-1, Gal. Spaarcentrale, Jasparlaan, Brussel. ✩Drs. Willy Vandenbussche leidde de tentoonstelling Emiel Hoorne in, te Gent (Gal. Y-D). ✩Mimi Vander Eecken, Minicentrum voor Cultuur, Roeselare, tot 12-1. ✩Letterkundige Renaat van der Linden introduceerde o.m. de tentoonstelling Paul Debruyne, Marcel Herreman e.a. (St.-Lievens-Esse). ✩Werken in pastel, akwarel en olieverf van Frans R. van der Haeghen in eigen atelier Engelandstraat 110, Ukkel-Kalevoet tot 27-2. ✩Kunstschilder Francine Vandorpe, Gal. Akkermans, Merksem, tot 25-1. ✩Adhemar van Droemme, Bank van Roeselare Ieper tot 3-4. Inleider Hector Deylgat. Opening door Minister Lavens. ✩Kunstschilder Maria van Honacker, Gal. J. van Eyck, Gent, tot 17-2. ✩Kunstschilder Alfons van Meirvenne, Kerkenhoek, Latem, tot 2-1. ✩‘Schilder van de stilte’ Jozef van Ruyssevelt tot 30-1, Bedfort Art Gallery, Zuidstr., Brussel. ✩Jan van Saene, graficus, Cultureel Centrum Affligem, 15 tot 31-7. ✩Beeldhouwwerk van José Vermeersch, Gal. Gh. de Gryse Tielt, tot 13-2. ✩Kunstschilder Godfried Vervisch, Gal. de Gryse Tielt, tot 13-2. ✩Prof. Frans Vyncke leidde o.m. de tentoonstelling Roger Serras in te Drongen. ✩Kunstschilder Rik Wegge tot 1-3, Stedelijke Feestzaal, Borgerhout. ✩Kunstschilder Lydia Wils, De Greef Brussel, tot 29-1. ✩Nelly Windels, Gal. Da Vinci Waregem tot 3 maart. Gal. ‘Pallet’ Dendermonde van 18 tot 31-3. ✩Beeldhouwer Maurits Witdouck (Lovendegem) ontwierp de gouden gedenkpenning, die n.a.v. de 50ste IJzerbedevaart werd uitgegeven (4000 fr. giro 000. 0882192. 74, IJzerbedevaart, Diksmuide). ✩Wijlen kunstschilder Eugène Yoors, Gal. Amivo Antwerpen, tot 31-1. Toneel, muziek en letteren ✩Tine Balder, Miel Cools, Jo Haazen, F. Cuypers, S. Vandenbroeck, F. Van Durme en Juliaan Wilmots treden op in het AN Zangfeest (Sportpaleis 15-5). ✩Musicus Raf Belmans sprak n.a.v. de tiende verjaardag van Arthur Meulemans over deze meester op de Muziekbeurs (Heysel) op 29-11 en hield een Meulemansrecital op verzoek van het Arthur Meulemansfonds. ✩Van Jan Biezen verschenen de dichtbundels ‘De wereldreis naar jou’ en ‘Ik herkende je in het Parsisvuur’ (het eerste bij Snoek-Ducaju, het tweede in de Yang-poëziereeks). ✩Na zijn laatste historische roman ‘Rubens’ (Heideland, Hasselt) bereidt Armand Boni thans een groot werk voor over Erasmus van Rotterdam. ✩O.l.v. Alicia Borghten brengt de keurgroep Imago Tijl van Neerpelt het programma ‘Fonkelingen’ in het Dommelhof te Neerpelt en o.a. te Menen, Maaseik, Brussel, Geraardsbergen, Brasschaat, Vorst, Pellenberg en Elewijt. Ook in Engeland en Duitsland. Aanvragen: Stationsstraat 25, 3580 Neerpelt. ✩‘Verhalen uit Zuid en Noord’ is een waardevol verzameljeugdboek van uitg. Altiora te Averbode, met teksten van o.m. Jo Briels, André Demedts, Julien van Remoortere, Liva Willems, Gaston van Camp, Maria Heylen, Cor Ria Leeman, René Struelens, René Swartenbroekx, Clara Timmermans, Gerda van Cleemput en Leopold Vermeiren. ✩Letterkundige Bernard Cuppens sprak op 16-1 te Gent voor de Vereniging van Oostvlaamse Katholieke Schrijvers over de Priesterdichter August Cuppens. ✩Magda Cafmeyer sprak over ‘Van doop tot uitvaart’ (volkskunde) o.m. voor Davidsfonds Assebroek. ✩Frits Celis dirigeerde voor BRT 3 o.m. op 4-2 het Symfonieorkest van de BRT. ✩‘Afscheid van de zondagschool’ van A.G. Christiaens verscheen bij Heideland te Hasselt (Poëtisch Erfdeel der Nederlanden, 96). ✩Werk van Roland Coryn werd uitgevoerd door de Solisten van het Belgisch Kamerorkest o.m. te Gent in het Conservatorium op 29-1. ✩Letterkundige Marcel de Backer sprak te Gent op 1 okt. (Opendeurdag YWCA) en 18 dec. (Open Kring) en te Antwerpen (Boekenbeurs). Een Poëtische wandeling doorheen zijn oeuvre werd gehouden op 17 okt. (Kath. Oostvl. Schrijvers). Hij publiceerde zijn 70e dichtbundel ‘Peilingen’ (eigen beheer Rijsenbergstraat 390, Gent) en stelde een André Demedtsnummer samen voor tds ‘Getuigenis’ (XXI, 5-6). ✩Het Pianoconcert van Jan Decadt werd op BRT 3 uitgevoerd op 2-2. ✩Van de toondichters Jan Decadt, Lucien De Kimpe, Jacques Maertens, Gabriël Verschraegen e.a. worden composities ingewacht voor harmonie en fanfare, bestemd voor de uitzending ‘Rond de kiosk’ van BRT 1. ✩NET te Gent voert ‘Abraham en Samuel’ (Victor Haim) op met Jo de Caluwe, de directeur van het teater, dat thans in de St.-Widostraat te Gent is gevestigd. Voor de omschakelingskosten vraagt NET uw bijdrage op brk 440. 0698601. 79 NET vzw Gent (wie 1000 fr. stort ontvangt een gratiskaart voor het seizoen 76-77). ✩‘Het geheim van het licht’ is een cyclus van twaalf gedichten van Remi de Cnodder, verschenen met etsen van Grabia (Luxe-editie, uitg. Safi Genève). ✩De Brugse Cantores voerden o.l.v. Aimé de Haene het Oratorium ‘De jaargetijden’ van Haydn uit op 8-1 in de Brugse Stadsschouwburg. ✩Symfonie nr. 3 ‘In memoriam parentum meorum’ van Marinus de Jong werd op BRT 3 heruitgezonden op 16-2 en op 24-2. Zijn ‘Vier liederen voor alt en orkest van Rein Hauben’ op 26-2. ✩Van Anne Dellart verscheen de bundel ‘Tarot’ bij Orion te Brugge. ✩Teksten van Albert de Longie, Jos Vander Veken en Anton van Wilderode zullen op het ANZ (15-5) worden voorgedragen. ✩Een Huldeboek André Demedts wordt uitgegeven door Davidsfonds Kortrijk m.m.v. A. van Wilderode. V. Arickx, B. Kemp, K. Debusschere, L. Simons, M. Vandekerckhove, L. Wils, L. Verbeke, A. Verthé, Cl. De Ridder, G. Gyselen e.a. Inschrijven door storting van 560 fr. (+ 40 fr. port) op Brk. 717. 0302290. 16 Davidsfonds Kortrijk. Presentatie op 19-3 in de Stadsschouwburg. ✩Willem de Meyer werkt mede aan de ‘Dagen van het Vlaamse lied’ met het kinderkoor van de Dames van het Christelijk Onderwijs. Hij is secretaris van de inrichtende Vlaamse Volkskunstbeweging. ✩‘Peegie’, het nog steeds succesrijke stuk van Willem Denys, werd in februari gespeeld door {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Kunst veredelt’ te Roeselare. ✩‘Ben je dood vader’ van José de Poortere verscheen als feuilleton in de Gazet van Antwerpen vanaf 5-1. ✩Ignace De Sutter leidde o.m. een gezamenlijk koor in O.-L.-Vr. St.-Pieter te Gent op 25-1. ✩Letterkundige Frans de Vleeschouwer werd op 20-2 gevierd n.a.v. zijn 75ste verjaardag door de Vereniging van Katholieke Oostvlaamse Schrijvers. De hulderede hield voorzitter Miel Kersten en de muzikale opluistering brachten o.m. Jan Douliez en Hans Melen. ✩De ‘Dagen van het Vlaamse lied’ staan dit jaar grotendeels o.m. in het teken van de huldiging van toondichter Lode de Vocht, die 90 jaar wordt. ✩De Mariakantorij St.-Niklaas trad o.l.v. Jos d'Hollander op in O.-L.-Vrouw St.-Pieters Gent op de Koorzondag van 6-3 met eucharistievieringsmuziek en de creatie van Vic Nees' ‘Als een duif op een dak’. Voordien o.m. in de radiomis van 16-1 te Sint-Niklaas met werk van Jos d'Hollander zelf. ✩Ons redactielid arch. Matthieu Driessen publiceerde ‘Molens in Limburg’ (Uitg. Provinciaal Verbond voor Toerisme in Limburg). ✩Aan redactielid Jozef Droogmans werd n.a.v. zijn 60 jaar literaire en culturele activiteit de gouden penning van de stad Hasselt uitgereikt bij de huldiging door de Vereniging voor Limburgse Schrijvers, waarvan hij voorzitter is. ✩Onder leiding van Frans Dubois brengt het Nieuw Ceciliakoor twee belangrijke producties. Vooreerst a capella-concerten onder auspiciën van Volksontwikkeling o.m. Gounod, Lode de Vocht (‘Stoet’ en ‘Wierook’) en Mortelmans (Mol 25-3, Antwerpen 28-3, Edegem 1-4, St.-Job 6-4). Vervolgens het Requiem van Verdi (BRT 3 op 13-5). Frans Dubois is directeur van de muziekschool Zoltan Kodaly te Wijnegem. ✩Jan Felix regisseert de Oostendse toneelkring ‘De Bacchanten’ voor de opvoering van ‘Schuld tegen onbekende’, waarmede de groep mededingt voor de Toneelprijs Noordstar-Boerhave, die hij reeds in 1973 veroverde. ✩‘Atlantis’ van Guy Duijck werd op BRT 3 uitgezonden op 14-2. Hij dirigeerde zijn Zeemachtsmuziekkapel op 26-2 eveneens op BRT 3. ✩Prof. Joos Florquin verhaalde literaire herinneringen in de Rederijkerskamer van St.-Michiels-Brugge op 11-2. Op 10-3 is hij in het ICC te Antwerpen met ‘Dat Nederlands van ons’ in de middagen van de Poëzie. ✩Het Heists Kamertoneel werd met de Van Peene-Miryprijs bekroond voor de opvoering van o.m. ‘Nazomer’ van Gaston Gheuens en ‘De gekroonde laars’ van Paul van Morckhoven naar M. de Swaen. ✩Reeds tien jaar was het op 22-1 dat Jos Ghysen zijn berucht zaterdagmorgenprogramma uitzendt: ‘Te bed of niet te bed: een programma voor horizontale en vertikale luisteraars’ (Zender Limburg). ✩Christine Guirlande gaf voordrachten over jeugdliteratuur te Grembergen, Schellebelle, St.-Niklaas, en voor Open Kring en het NWKW te Gent. Haar jeugdboek ‘Juana, een Aymarakind’ verschijnt als vervolgverhaal in weekblad Brab. Een fac-simile handgeschreven dichtbundel ‘Schuif wat dichters bij’ verschijnt bij Orion te Brugge. ✩Gaby Gyselen hield de inleiding voor de tentoonstelling André Deroo te Heule. ✩Juliaan Haest publiceerde de monografie ‘Wies Moens. Gedenk mijn loflied evenals mijn strijd’ (144 blz., Artiestenfonds, Antw., 1976; illustr.). ✩De volgende voordrachtfilmprogramma's van Bernard Henry zijn: Canada - Australië - Hongkong, Formosa, Japan - Israël - Saoedi-Arabië - Joegoslavië - Zuid-Afrika. (Adres: Ev. de Meersmanlaan 17, 1080 Brussel). ✩Johan Huys concerteerde op het orgel voor BRT 3 o.m. op 9-2, op 16-2, op 23-2. ✩Het miniluisterspel ‘Trappen’ van Gie Laenen werd op 25-1 uitgezonden (BRT 1). ✩De verhalenbundel ‘De verre eilanden’ van Willy Lauwens verscheen bij Nijgh-van Ditmar, Den Haag. ✩‘Geen seizoen als vroeger’ van Cor Ria Leeman verscheen bij Soethoudt te Antwerpen. ✩In regie van Raf Lesage treedt ‘Het Zwevegems toneel’ o.m. op te Roeselare - Rumbeke met ‘Poetsoek’ (V. Hauel). ✩Rita Lommée speelde ‘De geliefde stem’ van Jean Cocteau in Teater De Kelk te Brugge bij de opening van dit nieuw teater op 24-1 met foto's van Walter Baes. (Langestraat 69). Zij had de hoofdrol in ‘De fabrieken bezet’ in de Korrekelder van 29-1 tot 12-3 elke woensdag en zaterdag en in ‘Ei, ei, ik en gij’ (Aquariusteater, St.-Leocollege Brugge 22-1). ✩Van Gie Luyten verschenen drie ‘Poëziekaarten’ tds. ‘Schuim’. Hij werd humoristisch tekstschrijver bij de BRT; teksten van hem werden voorgelezen in BRT-2 Brabant om de 14 dagen op zondagmiddag. Andere teksten verschenen in tds. Alternatief. ✩Acteur Oswald Maes treedt o.m. op in ‘Ei, ei, ik en gij’ in Aquariusteater St.-Leocollege, Brugge. ✩Zuster Maria-Rita leidde de Wase Lijsters o.m. op 27-12 te Destelbergen O.-L.-Vrouw-ter-Sneeuw. ✩‘Credo van de planetaire mens’ van Joannes Marijnen verscheen in eigen beheer (prepublikatie van een bundel in voorbereiding). ✩‘Mur Italien’ van wijlen Marcel Mathijs werd in een herwerking voor T.V. vertoond op 2-2 door de BRT. ✩Patrick Peire gaf op 12-2 een Bachinterpretatie op houtfluit voor de Vl. T.V. ✩In een regie van ons beheerlid Hein Nackaerts voerden de Leuvense Reynaertghesellen ‘Wie is bang van Virginia Woolf’ (Edw. Albee) in februari op. ✩‘Als een duif op een dak’ van Vic Nees werd op 6-3 gecreëerd en werd onder zijn leiding opgevoerd in Instituut Crombeen te Gent (korte meditaties voor a-capellakoor op psalmverzen). Zijn Cantate ‘Rachel’ werd uitgezonden op 5-2 (BRT-3); zijn ‘Drie Gezellegedichten’ op 7-2. ✩‘Dameshondje’ is een roman vol verve, geschreven door Werner Pauwels (uitg. Orion Brugge, 111 blz.). ✩Onze eredeken Flor Peeters concerteerde op het orgel voor BRT-3 o.m. op 13-2. ✩‘De liefde boven 't branden van de haat’, een bloemlezing gevangenis- en vrijheidsgedichten van Bert Peleman werd ingeleid door Anton van Wilderode. Bestellen bij de auteur: Thonetlaan 110 bus 43, 2050 Antwerpen. Verder verschijnt weldra zijn zestalig platenboek ‘Rubens te Antwerpen’ met een bloemlezing uit de Rubensliteratuur (168 blz., 25 × 30, 60 kleurplaten, 950 fr.). ✩De toneelkring ‘Kunst na arbeid’ (Kampenhout-Sas) specialiseerde zich in de opvoering van Armand Preud'hommes operetten. Hij bracht o.m. ‘Het leven bloeit open’ en ‘Bengel’. ✩Marcel Proost, missionaris in Zaïre, debuteerde met de merkwaardige novelle ‘De gekwetsten’ (De Clauwaert, Leuven). ✩Maria Renard de Leebeek hield de vernissagetoespraak voor de tentoonstelling Madeleine Jorissen (Antwerpen 29-1). ✩Gouverneur Dr. Louis Roppe werd n.a.v. zijn zilveren ambtsjubileum gehuldigd door de Vereniging van Limburgse Schrijvers bij monde van Dr. Mathieu Bussels die zijn essayistische arbeid loofde (11-1). ✩‘Spelen met woorden’ is het nieuwste voordrachtprogramma van Tine Ruysschaert, dat ze o.m. in het Brussels Paleis voor Schone Kunsten bracht op 18-1, met musicale begeleiding van Dirk Verschraegen. Eveneens in de gotische zaal van Leuvens stadhuis op 9-1. Het programma ‘Poëzie en letterkunde’ gaf zij o.a. op 21-2 in Cultureel Centrum Affligem. ✩Het Pianokwintet in A opus 32 van onze eredeken wijlen Jozef Ryelandt werd op BRT3 uitgezonden op 19-2. Een Bulgaars koor voerde zijn ‘Zesstemmige a capella mis’ uit eveneens op BRT-3 op 26-2. ✩Vier stukken van Jan Savenberg werden in vorig toneelseizoen in 134 voorstellingen overal in het land door het ‘Schooljeugdteater’ gebracht. ✩Paul Schollaert leidt het Koor van het Lemmensinstituut voor een Passieconcert o.m. te Ronse (17-3), Leuven (18-3). ✩Het Antwerps Katedraalkoor o.l.v. Jan Schrooten houdt wederom een reeks belangrijke liturgische concerten o.m. in St.-Walburgis te Antwerpen (16-1), in de Katedraal (2-2, 23-2), in St.-Carolus (12-2), in St.-Jacobs (17-2), in de BRT (27-2, Jeugd en Muziek), in St.-Antonius Brasschaat (1-4). Een nieuwe Kerst-langspeelplaat werd op 4-1 te Massenhove opgenomen. ✩Raymond Schroyens concerteerde op clavecimbel voor BRT3 o.m. op 8-2; op orgel op 21-2. Zijn ‘Twee Adagioliederen’ werden er uitgevoerd op 27-2 o.l.v. Juliaan Wilmots. ✩De ‘Transparante kleurenstudie op een zelfportret van Felix de Boeck’ van Daniël Schroyens werd door BRT-3 uitgezonden op 19-2. ✩Letterkundige Raf Seys publiceerde een VWS-Cahier over Edward Vlietinck, (16 blz., 25 fr., 000-0516779-60 R. Seys, Koekelare). ✩Het Westvlaams Jeugdorkest concerteerde o.l.v. Frans Soete o.m. te Roeselare op 22-2 in de Sint-Jozefskerk. Het trad in 1976 op in het festival Jeugd en Muziek te Wenen, bij de ontvangst van Koning en Koningin te Brugge. Frans Soete bereidt het orkest voor op een uitzonderlijke concertreeks met muziek van Händel (24-2 Wetteren, 25-2 Zele, 28-2 Gent) ingericht door het Davidsfonds. ✩Letterkundige Lambert Swerts werd gekozen tot voorzitter van de redactieraad van het tds. ‘Schuim’. Hij was reeds voorzitter van de {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} VLA. ✩Prof. Piet Thomas presenteert Paul Snoek in de reeks middagen van de Poëzie, Museum voor Oude Kunst te Brussel op 24-3. ✩Een verjaardagsconcert voor Aimée Thonon met haar koor Tonadissima had plaats in hotel Melinda te Oostende op 12-2. ✩Van Clara Timmermans verscheen ‘Een Lierse Vla van Sprookjeskoek’, met illustraties van Gommaar Timmermans (Unieboek, 150 fr.). ✩‘Karel Velde’ is een omwerking van Jules Leroy's ‘Karel de Blauwer’ door Djoos Utendoale (pseud. van P. Joris Declercq, pastoor van Haringe). Het werd op 26-2 gepresenteerd door Senator Leo Vanacker waarbij ook Willem Vermandere optrad. Een tentoonstelling over de grenssmokkel werd ingeluid door douaneinspecteur Gaston Declercq. ✩De dichtbundel ‘De wind ten behoeve’ van Wilfried Vancraeynest verscheen bij Orion (Brugge) en Gottmer (Nijmegen). ✩‘Heksenschool’ een verhaal van Henri van Daele verscheen in de Pocketreeks van Spectrum Antwerpen-Utrecht (150 fr.). ✩Marcel Van Daele leidde In dulci Jubilo (St.-Niklaas) o.m. te Zwevegem (22-12), te Sint-Niklaas (24-12). ✩Silveer vanden Broek behaalde enorm succes als dirigent van Verdi's ‘Aida’ in de Antwerpse Opera. Hij dirigeerde het Symfonieorkest van de BRT o.m. op 7-2. ✩Aan wijlen dichteres Mia vander Haegen werd een mooi ‘In memoriam’ gewijd door Hendrik Diddens in de ‘Mededelingen van de Kunstenaars voor de jeugd’ nr. 71 (nov. '76). ✩De volledige ‘Ten Huize van Antoon Vander Plaetse’ wordt gepresenteerd in het Prov. H.T.I. te Kortrijk op 9-3 in video. ✩Voor het ‘Programmaspel OK '76’ te Wieze op 4 april verzorgde Jos van der Veken scenario en regie, evenals voor het Rerumnovarumprogramma te Boom. Hij trad, soms verscheidene malen, in 1976 op te Wilrijk, Hoboken, Herent, Borgerhout, Brasschaat, Schoten, Merksem, Lot, Destelbergen, Waregem, Boom, St.-Maria-Oudenhove, St.-Stevens-Woluwe, Kontich, Diegem, Wichelen, Ekeren, Dendermonde en Kortrijk (soms met de Vaganten, de Elegasten en Miel Cools). Met zijn groep ‘Lorejas’ (totaalspektakel voor kinderen) kwam hij te Borgerhout, St.-Job, Merksem, Berchem, Gooreind, Herentals, Mechelen, Burcht, Diepenbeek, Deurne, Tisselt en Schoten. In zijn programma 1976 staan o.m. Borgerhout, Aalst, Hoboken en Heverlee. ✩‘Groeten uit Belgiekske’ van Ernest Claes verscheen postuum door de zorgen van Albert van Hageland (Arbeiderspers Brussel). Hij schreef ook de inleiding tot deze bloemlezing artikels verschenen van 1918 tot 1935 in een Ned.-Oostindisch blad. ✩In het museum Vleeshuis werd een nieuwe fonoplaat gepresenteerd waarop Jos van Immerseel werken speelt van Mozart, Balbastre, Sweelinck, Bull, e.a. op de klavecimbels van John Bull en Dulcken en het virginaal van Couchet, uit de Vleeshuisverzameling. ‘Historical Flemish Harpsichords in Antwerp’ is bestemd om op wereldschaal te worden verspreid: vooral in de Ver. Staten en in Japan bestaat grote belangstelling. Verder gaf hij op 13-2 een Bachinterpretatie op clavecimbel voor de Vl. T.V. en leidde het Monteverdi-concert dat het Rubensjaar inluidde in de KVO als muziek-directeur. Hij leidt ook een Koorweekend voor volwassenen in Male op 19 en 20-3 (Barok). ✩Paul van Morckhoven publiceerde een herhaling en bewerking voor hedendaags toneel van ‘De gekroonde laars’ van Michiel de Swaen (Almo, Antwerpen). ✩Leo van Nevel leidt het Leuvens Collegium Cantorum in een passieconcert o.m. te St.-Niklaas (College 23-3). ✩Het Huelgaensemble van Paul van Nevel concerteerde op BRT3 op 18-2. ✩‘Bruges - Brugge - Brügge - Brujas’ van Julien van Remoortere verscheen bij Meddens te Brussel als achtste deel van de reeks tekst-fotoboeken (140 blz.; 595 fr.). Een dergelijk fotoboek over de kust werd door hem kort voordien gepubliceerd. ‘Lannoo's Autoboek Benelux’, waarvan hij het Belgisch-Luxemburgs deel verzorgde, krijgt weldra een tweede druk van de nederlandse uitgave; de eerste had eind 1976 een oplage van 25.000 exx. ✩De dichter Anton van Wilderode werd tot lid van de Europese Ere-senaat aangesteld door de Bew. voor de Veren. Staten van Europa. Hij sprak over Vergilius op 10-2 in het Int. Cult. Centrum te Antwerpen (middagen van de poëzie) en in Dialoog te Oostende over ‘Humor in de Nederlandse Letterkunde’. Een indrukwekkend ‘Ten huize van Anton van Wilderode’ werd door Joos Florquin gebracht op 26-12. ✩Het Westvlaams Orkest o.l.v. Dirk Varendonk trad op o.m. te Menen (22-1) en te Waregem (27-1). ✩Arseen Verbeke (Tielt) introduceerde de tentoonstelling Leon Beel te Kortrijk. ✩Luk Vereecken debuteerde met de dichtbundel ‘Pendelen tussen vlinder en mol’ (Uitg. dichtersgroep Dimensie, Antwerpen). ✩Een presentatie van Willem Vermandere had plaats op het Vl. TV-scherm op 8 februari. Hij trad op o.m. in het Mechels Miniatuurteater (14-2). ✩Herwig Verleyen publiceerde in de VWS-Cahiers XI (nr. 5/A) ‘Julius Callewaert. Vlaamsheid en welsprekendheid’. Hij bracht een gewijzigde nieuwe uitgave van ‘Wandelen te Torhout’. ✩Van Frans Verstreken verscheen bij Lannoo het toeristisch boek ‘Antwerpse trips’. ✩‘Vlaanderen in de Wereld 3’, dat Arthur Verthé's machtige Vlaanderen in de Wereldomnibus besluit, besprak de Vlaamse uitwijking binnen Europa. ✩Van Alban Vervenne verscheen ‘Oude hoeven, herbergen en molens te Loppem’ (Uitg. Heemk. Kring Loppem giro 000-0504097-85, 200 fr.). ✩De roman ‘De zomer’ van Jan Veulemans verschijnt als vervolgroman in de Gazet van Antwerpen (Uitg. De Clauwaert). ✩De roman ‘De man uit de Cera’ van Herman Vos verscheen als feuilleton in De Standaard. ✩Een sprookje van Kon. Fabiola, muziek van Peter Welffens wordt op 27-2 op BRT uitgezonden in het kader van het J. & M. Congres, met het Katedraalkoor van Antwerpen o.l.v. Jan Schrooten. ✩De gevoelig geschreven roman van Staf Weyts ‘Bloemen voor Frau Herzog’ verscheen bij Orion te Brugge en Gottmer te Nijmegen (124 blz.). ✩Prof. Wildiers sprak over ‘Kosmisch Humanisme’ op 14-2 in de Stedelijke Feestzaal te Mechelen. ✩Regisseur Arnold Willems verzorgt de presensatie op het 40ste VN Zangfeest (15-5 Sportpaleis Antwerpen). ✩Juliaan Wilmots dirigeert het orkest van het Kon. Conservatorium van Brussel te Tienen (Germanuskerk) en te Brussel (conservatorium) op 24 en 28-3. Hij zal optreden als dirigent in het Nationaal Zangfeest en op de IJzerbedevaart. Laatste berichten Tentoonstellingen: Schilderijen en aquarellen van Alfred Bollaert in gal. Akkermans, Merksem (tot 29-3). - Edelsmeedwerk van Roger Bonduel in gal. Gh. de Gryse Tielt tot 27-3. - Schilderijen, beeldhouwwerk, tekeningen en gravuren van Livia Canestraro, gal. Mayaert Oostende tot 31-3. - De kruisweg van Marie-Louise Cools werd in de St.-Niklaaskerk te Veurne geëxposeerd in november. - Schilderijen en tekeningen van Regnier de Herde, Kerkenhoek Latem tot 27-3. - Ivan de Houck, Huize Ernest Claes Zichem tot 31-3. - Kunstschilder Mia Deprez in gal. Boeykens Asper tot 27-2. - Kunstschilder D. De Schrijver, 't Rootjen te Eeklo tot 31-3. - Jan D'haese opende o.m. de tentoonstelling Livia Canestraro (Oostende, 4-3). - Plastische werken van Georges Francis in Tweetorenwijk te Hasselt tot 12-3. - Kunstschilder Cyr Frimout tot 27-2 in Ado te Bonheiden in maart. - Kunstschilder Antoon Gastmans, Studio Callebert Roeselare van 18-3 tot 7-4. - Fred Germonprez leidde de tentoonstelling in van Beatrice Papeians de Morchoven (Heule, 4-3). - Kunstschilder Herman Hertogs Gebo Antwerpen tot 17-3. - Kunstschilder Juul Keppens, de Braeckeleer Antwerpen tot 3-3. - Tekeningen van Frank Maieu, gal. 't Pandje Hasselt in maart. - Kunstschilder-Beeldhouwer-Fotograaf Pacas (Francy Coussée, Meulebeke) da Vinci-galerij Waregem tot 17-3. Inleider pastoor Romain Devriese. - Schilderijen van Beatrice Papeians de Morchoven Standaard gal. 17-1 tot 10-2; gal. Desimpel Heule van 4 tot 28-3. - Kunstschilder Jean Rigazzi in gal. Standaard Antwerpen in maart. - Tekeningen en gouaches van Jan van Amelsfoort, Stedel. Tentoonstellingszaal Leuven, tot 14-3. - Dr. Wilfried Vancraeynest leidde de tentoonstelling Willy Verbrugghe in (Tielt 4-3). - Kunstschilder-beeldhouwer Robert Vandereycken in Bank Brussel-Lambert te Hasselt tot 23-3. - Schilderijen van Julien van Elstraete van 30-4 tot 15-5, De Schakel Waregem. - Kunstschilder Jos van Gerwen, Warande Turnhout tot 13-3. - Schilderwerken van Willy Verbrugge (Tielt), stadhuis Tielt tot 20-3. - Kunstschilder Vovaneska (Ann van Esbroeck) olieverf en akwa-pastels, Centr-Oom Oombergen tot 23-2. - Over wijlen H. Wolvens verschijnt weldra in het Artiestenfonds te Mortsel een geïllustreerde monografie (p.a. Denijs Peeters, Edegemsestraat 215). - Kunstschilder-glazenier Jan Wouters, VTB Studio de Braekeleer Antwerpen tot 17-3. {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} Letterkunde: Frans Baudouin publiceert dezer dagen bij het Mercatorfonds een bewerking van zijn merkwaardig Rubensboek (380 blz., 950 zw.w., 80 kleurill., druk Lannoo). - ‘Afscheid van de zondagschool’ van A.G. Christiaens verscheen in ‘Poëtisch erfdeel der Nederlanden’ bij Heideland-Hasselt. - ‘Willebroek in oude prentkaarten’ van Karel de Decker verscheen in de Europ. Bibliotheek te Zaltbommel. - Op 15-12 sprak André Demedts in de Kon. Academie te Gent over ‘Schets van de ontwikkeling der Westvlaamse letterkunde na 1750’. Zijn roman ‘Hooitijd’ verschijnt reeds in tweede druk in april (284 blz., 420 fr., Orion-Brugge). - Opnieuw een monografie over Anton van Wilderode, nu door Fred de Swert, te verschijnen bij Orion-Brugge in serie ‘Grote ontmoetingen’ (100 blz., 165 fr.). - Antoon Deschrevel spreekt over Fransvlaamse orgels op 5-4 te Nieuwpoort. - De dichtbundel ‘Een zomer voorzien’ van Aleidis Dierick verschijnt in de Bladen voor de Poëzie (Orion-Brugge; Jrg. 25, n. 1; 140 fr., 64 blz.). - Met teksten van redactielid Marcel Duchateau werd de periode voor W.O. I door de N.O.S. muzikaal gepresenteerd op 27-2. - In het najaar verschijnt een Jos Ghysen-omnibus bij Heideland te Hasselt, met een tiental vroeger verschenen bundels cursiefjes. - Luuk Gruwez' dichtbundel ‘Ach, wat zacht geliefkoos om een mild verdriet’ is opgenomen in de Bladen van de Poëzie (Orion-Brugge; jrg. 25, nr. 2, 48 blz., 140 fr.). - Anton Lowyck publiceert een studie met bloemlezing over ‘Het Moordlied in de Westhoek der Nederlanden-in-Frankrijk tot 1860’ (Legeweg 20, 8200 St.-Andries-Brugge). - Letterkundige Dr. Eugène Mattelaer publiceerde drie poëziebundels: ‘Houd ze brandend de lamp - Garde ta lampe allumée’ (tweede uitgave, 220 fr.), ‘De andere oever’ (220 fr.), en in samenwerking ‘Ontmoeting’ (150 fr.). In eigen beheer: pr. 000.0433309.10 E. Mattelaer, Knokke-Heist. - Van Frans Meertens verschenen in eigen beheer (Steenweg 123, 3620 Rekem) ‘Je zoewa’ (200 blz., lino's van Gène Eggen), ‘Diepenbeek’ (200 blz., geïll.), ‘Gedichten’ (met lino's), ‘Mis voor Vlaanderen’. Leden van het CVKV ontvangen 40% vermindering. - Letterkundige Cyriel Moeyaert schreef o.m. in het Demedts huldeboek (DF Kortrijk). Hij hield een voordracht tot kennismaking met Zuid-Vlaanderen (met dia's) o.m. te Antwerpen op 7-3. Hij leidde er een reis van het Antwerpse Vermeylenfonds op 24-10. - Willem Persoons ‘Anton van Wilderode’ werd gepresenteerd in het Klein Seminarie van St.-Niklaas (Artiestenfonds, Antwerpen). - ‘Johannes Ockegem’ van Jozef Robyns verscheen bij de Kon. Academie voor Wetenschappen en Letteren en Schone Kunsten van België. - ‘Afkeer van Faulkner’ is het romandebuut van Greta Seghers bij Orion-Brugge in het voorjaar (445 fr.). - Raf Seys spreekt over Edmond de Coussemaker († 1877) o.m. te Koekelare in het Willemsfonds op 17-6. - Het bekroonde Vlaamse Filmpje n. 1223 ‘Het verhaal van Ilse Somers’ (John Fandersprijs) van René Swartenbroekx verscheen dezer dagen bij de GP-Uitgaven te Averbode. - In Orions reeks ‘Grote Ontmoetingen’ brengt André Demedts weldra een monografie over onze eerste ere-deken-literatuur Stijn Streuvels (100 blz. geïll., 165 fr.). Stijn Streuvels ‘De Vlaschaard’ verschijnt tevens in zijn 260ste duizendtal (300 blz., 195 fr.), samen met ‘Prutske’ (14e druk, 248 blz., 180 fr.) en ‘De oogst’ (28e druk, 96 + 16 blz., 165 fr.). - Letterkundige Roger Van Brabant trad toe tot de nieuwe redactie van ‘Heibel’. In 1976 verscheen ‘Anton Bergman, Ernest Staas’, tekstbezorging enz., voor M.O. (De Sikkel, Antwerpen). - ‘De omloop van het koper’, de bekroonde dichtbundel van Jan van Damme, komt in de Bladen voor de Poëzie, Jrg. 25 nr. 3 (Orion - Brugge, 48 blz., 140 fr.). - Ons redactielid Paul Vanderschaeghe publiceert in De Bladen voor de Poëzie ‘Belijdenis in een schemering’ (Jrg. 25 nr. 4, 40 blz,. 120 fr.). - De ‘Verzamelde gedichten’ van Hubert van Herreweghen verschijnen in de reeks ‘De Gulden Veder’ bij Orion in april (300 blz., 490 fr.). - ‘Het meisje van Rochehaut’ dichtbundel van René Verbeeck, verschijnt in april bij Orion-Brugge (40 blz., 120 fr.). Het is een lyrisch levensbericht. - ‘Gewissheit und Ungewissheit philosophischen Denkens nach Thomas von Aquino’ van Gerard Verbeke werd gepubliceerd door de Kon. Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. - De Knokse dichter Gust Vermeille brengt de bundel ‘Het is hard werken zoals de vogeltjes fluiten’ in de Bladen voor de Poëzie (Orion-Brugge, Jrg. 25 nr. 5, 48 blz., 140 fr.). - De verzenbundel ‘Bij Valavond’ van Staf Weyts verschijnt in eigen beheer, geïllustreerd met 6 gewassen tekeningen van Gerard Thys (bestellen: Staf Weyts, Bisschopsdreef 25, 8310 Brugge; 250 fr. + port). Muziek, Toneel, Film: De actrice Tine Balder zal volgend seizoen als actrice-regisseur van Teater Antigone te Kortrijk optreden en ontslag nemen aan de KNS-Antwerpen. - ‘Menschen lyk wyder’ in zuidvlaamse bewerking en regie van Flor Barby werd door zijn ‘Volkstoneel voor Frans Vlaanderen’ opgevoerd o.a. in het Kursaal te Oostende en te Belle (13-3). - Negen kleine pianostukken van Peter Cabus werden door hem voor BRT3 uitgevoerd op 27-3. - ‘Variazioni’ van Frits Celis werd op 7-3 uitgevoerd (BRT). zijn ‘Episodes voor altviool en clavecimbel’ op 25-3. - ‘Muzikale dialoog voor fluit, hobo en strijkers’ van Jan Decadt wordt op 19-3 uitgezonden door BRT3, zijn ‘Concerto nr. 1’ op 26-3, zijn ‘Concerto voor piano en orkest’ op 28-3. - De Vlaamse Rapsodie nr. 2 van Marinus de Jong werd op 6-3 uitgevoerd o.l.v. Silveer van den Broeck (BRT3), ‘Missa in Honorem Sancti Rumoldi’ op 19-3, ‘Symfonie nr. 3 op 171’ op 26-3. - Talrijke liederen en klavierbundels voor zang van Vlaamse toonkunstenaars zijn te verkrijgen bij Willem Demeyere (Roeland Uitgaven, W. Woodstraat 12, Borgerhout). - Hobo Paul Dombrecht heeft geconcerteerd op 21-3 voor BRT3. - De ‘Sonata da Chiesa’ van Guy Duijck werd uitgevoerd op 11-3 voor BRT3; zijn ‘Klassiek divertimento’ op 15-3; ‘Miniatuursuite’ op 26-3. - Mevr. Dr. J. Lambrechts-Douillez hield op 26-2 een wandelvoordracht in het Museum Vleeshuis over het historisch onderzoek van muziekinstrumenten. - Ons redactielid Jacques Maertens leidde het Knokse koor Cantabile o.m. in het Kerstoratorium van J.S. Bach. - ‘Birds and flowers for Flor's and William's Birthday’ koor met fluit van Vic Nees werd op 15-3 uitgevoerd voor BRT3. - ‘Liederen’ van Herman Roelstraete worden op 19-3 uitgevoerd voor BRT3. Zijn ‘Musica notturna’ op. 64 op 21-3. Zijn ‘van Ostaeyentriptiek’ op 26-3. - ‘De filosoof van Hagem’ van Karel Ruyssinck werd o.m. opgevoerd door de VTI-Leraars van Roeselare in De Beurs op 5-3. - ‘A small Symphony of Variations’ van Daniël Schroyens werd op 25-3 uitgezonden door BRT-3. - Marc Sleen presenteerde Wereldcamera ‘Africana’ o.m. op 3-3 te Roeselare in Triociné. - Jos Swinnen leidt een muzikaal ensemble in een uitvoering van Motetten van Philippus de Monte (BRT3, 2-3). - Acteur Roger Thoelen heeft de hoofdrol in voorstellingen van ‘Het leven en de dood van Victalis van Gille’ (Nest Claes) door het Reizend Volkstoneel en behaalt er grote successen. - Dirk Varendonck leidde zijn Westvlaams Orkest nog te Anderlcht (14-1), Asse (22-1) en Waregem (27-1). - Regisseur Remi van Duyn orkestreert het 40ste VN Zangfeest te Antwerpen op 15-5, dit nu voor de 25ste maal! Hij leidde ‘De Vereenigde Vrienden’ van Rumbeke in ‘Het gezin van Paemel’ op 26 en 27-3. - Van Alfons van Impe verscheen ‘Le théâtre et le pouvoir’ bij de Unesco. - Kristiaan van Ingelgem speelde o.a. de Montemotetten op 2-3 in BRT3. - Willem Vermandere o.m. te Zottegem en in het Brussels Beursteater op 23-2. - De ‘Spaanse dans’ van Gabriël Verschraegen werd op 11-3 uitgevoerd voor BRT3. Zijn ‘Symfonie voor orgel, koperensemble en pauken’ op 25-3. - Het muzikale sprookje ‘Hoe de slakken een huisje bouwen’ van Peter Welffens werd gepresenteerd in het ICC te Antwerpen in de Kaderdag van Jeugd en Muziek en wordt op 3-3 uitgezonden door BRT3. Zijn ‘Concerto per cembalo archi e timpani’ op 27-3. - Drie composities van Jos Wuytack werden door zijn Orff-speelgroep gecreëerd in het Lemmensinstituut te Leuven in een leerlingenconcert. (‘Internat. pentatonische cantate’, ‘Calypso’ en ‘Variatie op een Waals volkslied’). De Rubriek ‘Korte golf’ is voorbehouden aan kunstenaars, die aangesloten zijn bij het Kunstenaarsverbond (en debutanten). Voor het lidmaatschap zijn de voorwaarden: 1.Voor letterkundigen: ten minste een zelfstandige publicatie (publicatie van gedichten, verhalen of artikels in bladen volstaat dus niet. 2.Voor plastische kunstenaars: ten minste één zelfstandige volwaardige tentoonstelling van eigen werken hebben gehouden. 3.Voor musici: componisten waarvan werken zijn opgevoerd, dirigenten van belangrijke muzikale groepen, virtuosen die zelfstandige optredens verzorgen. 4.Dramatische kunst: professioneel of semi-professioneel als regisseur of acteur optreden (idem voor ballet en film). Bovendien moeten de kandidaten van alle kunsttakken hun kandidatuur door twee leden laten steunen, die garant staan voor hun artistieke waarde. Kunstenaars die geabonneerd zijn op ‘Vlaanderen’ maar de driemaandelijkse ‘Tijdingen’ (bestemd voor de leden) niet ontvangen hebben in februari, gelieven hiervan de redactie der Kunstecho's te verwittigen: Warschaustraat 12/3, 8400 Oostende. Daar ontvangt men ook graag tijdig bericht van al uw artistieke of literaire activiteiten ter bekendmaking in ‘Vlaanderen’. Dat is belangrijk want ons blad is geen wegwerpartikel, maar een document voor de toekomst. {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} Bibliotheek nieuw werk van en over leden Vriendenboek Albert Dusar 1919-1975, Uitg. Lannoo, 1976; 128 blz., geïllustreerd, gebonden, 450 fr. giro 000.0010099.11 Lannoo, Tielt. - Een vriendencomité heeft zoals men weet op zich genomen dit vriendenboek te realiseren ter herdenking van onze zo betreurde CVKV-voorzitter voor Limburg. Het hoofddeel van de tekst is een merkwaardige synthese door Provinciegriffier Dr. jur. Albert Smeets over Albert Dusars betekenis gedurende de 25 jaar die hij gewijd heeft aan de culturele ontplooiing van Limburg. Volgen een reeks getuigenissen van familieleden en vrienden, ingezet door Gouverneur Dr L. Roppe. Het boek eindigt met een mooi onuitgegeven verhaal van Albert Dusar zelf. Maar over het hele boek verspreid vindt men, behalve een reeks documentaire foto's, ook de reproduktie van talrijke werken, die door vrienden-kunstenaars aan hem in vriendschap zijn gewijd: Felix de Boeck, Vincent van den Meersch, Robert Buyle, Urbain Mulkers (die ook de lay-out verzorgde), René De Coninck, Charles Eyck, Oscar Bronckaers, Jac Douven, Jos Geboers, Hugo Duchateau, Paul Noldus, Frans Minnaert, Joris Minne, Jos Jans, Maurice van Saene, Gaston Theunynck, Jan Vaerten, Steven Wilsens, Alice Frey, Jan Cobbaert, Herman Diels, Lambert Lemmens, Etienne Lecompte. Moge het boek voor zijn echtgenote en kinderen een troost zijn. Felix de Boeck. Cataloog van het de Boeckmuseum, Gemeentehuis, Drogenbos, 1976; 86 blz. - Drogenbos, het dorp waar de grote meester altijd heeft gewoond, bezit een unieke collectie, die een ware synthese is van de Boecks oeuvre in al zijn stadia en die door hem zelf werd samengebracht en geschonken, een geschenk van onschatbare waarde. Daarvoor hebben de ‘Vrienden van F. de Boeck’ nu de catalogus uitgegeven: een kunstwerkje op zichzelf, typografisch fijn verzorgd door Lannoo en rijk geïllustreerd zowel zwart/wit als in vierkleurendruk. Het is ingeleid door burgemeester J. Calmeyn. Hoofdbrok is een autobiografische tekst, die in ons de Boecknummer is verschenen (nov. 1973) en die door Albert Dusar werd geredigeerd op basis van gesprekken samen met steller dezes. Verder is er een revelerend artikel van Dra. Lut Dusar over de Boeck en de eeuwigheidsgedachten en herinneringen van Marc Galle. De commentaar bij de werken is van Jan Kelver. EMIEL VAN DER DONCK, Christelijk leven in de wereld van nu, Eigen beheer (Kempischesteenweg Hasselt), 1976; 158 blz. - Dit boek kan nuttig zijn voor al wie klaar wenst te zien op ideologisch en praktisch plan in deze rumoerige tijd. De wereld van nu met zijn totale ommekeer der waarden, de eeuwige actualiteit van het leven als Christen, de problematiek van de jeugd: dit zijn de hoofdpunten van het betoog, geschreven door een man met veel ondervinding en met een diepe bekommernis om de mens. GODFRIED OOST, OMER TANGHE e.a., Eén van hart en geest, Hernieuwenuitgaven, Roeselare, 1976; 237 blz. - Per maand hebben de samenstellers gegevens, gedichten en diverse teksten gegroepeerd, die kunnen helpen om in missionaire geest te bidden en zich te bezinnen: er zitten werkelijk zeer mooie dingen tussen. JAC LEDUC, Hasselt Gisteren en Vandaag. Recent grafisch werk, 1977; Eigen beheer (Oude Kuringerbaan 115, 12.000 fr., brk. 335.002728776). - Een zeer mooie collectie van 21 litho's, 52 × 37 cm, alle origineel, beperkte oplage van 72 exx. Met de inleider Karel van Bockrijck kunnen we stellen dat de steendrukker vooral aan het thans niet meer bestaande straatbeeld aandacht heeft geschonken, zodat we echt met historische documenten te maken hebben: ‘Een pleidooi ter vrijwaring van een bedreigd stadsschoon, zo gaaf als het nog altijd is’. Kenschetsend is dat de artiest meer belang hecht aan het gewone leefmilieu dan aan de post-kaart-monumenten. Een waardevol bezit! ANDRE DEMEDTS, GODFRIED OOST e.a., Jozef Camerlynck. Zo was hij, Uitg. Bank van Roeselare, 1977. - Deze In memoriam-publicatie is een verdiende hulde aan een bankier, die een groot hart voor de mensen en een grote liefde voor Vlaanderen aan het zakenleven heeft weten te verbinden. Wat hij als bankier was beschrijft ere-minister Albert de Gryse in zijn inleiding. Deken Godfried Oost overloopt de caritatieve activiteiten van de overledene, waartussen het jeugdhuis ‘Onze Kinderen’ de voorrang had. André Demedts toont hem als mecenas voor alles wat de Vlaamse cultuur diende, in de eerste plaats het Tijdschrift ‘Vlaanderen’ en het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, die hem zoveel verschuldigd zijn: hij onderlijnt dat Camerlynck steeds optrad ‘voorbeeldig en trouw, en om niet op te vallen steeds in de schaduw’. Wij kunnen hem niet dankbaar genoeg zijn. EUGEEN MATTELAER e.a., Ontmoeting. Poëziebundel, Eigen beheer (Binnenhof 16, Knokke-Heist), 1976; 78 blz., 150 fr. - Ons redactielid ere-burgemeester van Knokke-Heist Dr. Eugeen Mattelaer heeft het prijzenswaardig idee gehad een bundel samen te stellen waarin alle dichters en dichteressen, zowel jongeren als ouderen, uit zijn gemeente aan het woord konden komen. Het werd een bloemlezing, die er echt mag zijn. Verzen van: L. Coolman, M. Dekeyzer, J. Deroose, A. D'hont, A. Ghekiere, E. Mattelaer, A. Mattheuws, M. Meire, J. van Kerschaever, G. Vermeille, W. Vervarcke, R. Willems. Mensen met bekende namen hebben hier samen willen verschijnen met totaal onbekenden: een uitzonderlijke vorm van solidariteit, die men niet genoeg kan appreciëren. Het idealisme van E. Mattelaer alleen heeft dit mogelijk gemaakt. A.S. JULIEN VAN REMOORTERE, De laatste uit het nest, D.A.P. Reinaert, 246 blz. - Het besluit van een trilogie die als een cirkel terugkeert naar het begin van deze ontwikkelingsromans. Romans zoals hier het geval weer is, vinden steeds lezers omdat ze een verhaal opbouwen uit een snel herkenbare wereld. De auteur is bekend als een vlot schrijver die weet te scheppen tot het psychologisch watermerk in het papier staat te lezen. Er is meer. Wie te snel leest, zal enkel de volkse, zelfs ruwe toon opmerken, wie alles leest, zal ‘de camouflage (zien) voor iets wat dieper in me zit’; omdat de auteur in alles wat hij schrijft een metafysische achtergrond verraadt, biedt hij meer dan gelijkaardige verhalen b.v. die van Piet Van Aken. Hij biedt de betrekkelijkheid, de contingentie der generaties. Het is niet toevallig dat ook adolescenten deze romans van mijn voorganger in de redactie graag lezen. J.d.P. FERNAND FLORIZOONE, Lezen in de appelboom, Orion 1976. - Poëzie van een herkenbaar landschap, van een voortdurende aandacht voor wat er leeft. Eerder rustig geconcentreerde aandacht voor het taalgebeuren in het vers, minder lyrisch, meer plastisch zoals bij dichters op die leeftijd (oVeurne 1925). Dat een vers over geluk voorop wordt gezet in de bundel en niet achterop zoals wel bij de besproken bundel van Handtpoorter is ook wel niet toevallig voor beide dichters. FERNAND FLORIZOONE, Een reiger van klei, eigen beheer Sint-Kristoffelstraat 12 te 8320 Brugge. - Deze bundel gedichten bevat werk dat te Gent en te Halle met een tweede prijs bekroond werd. Opvallend is het heimwee, het verdriet, de onmacht die zich naar de natuur wendt en de muziek om geheeld te worden. Soms word ik direct aangesproken en is de verwijzing naar Griegs' Peer Gynt, overbodige vulling: ik weet niet of ik lieg mijn woorden hebben nog geen blaadjes, maar ik wieg bloemen aan mijn vinger, HERWIG VERLEYEN, Een tuiltje vlinders, Orion Brugge. - Omdat de stroom van belangstelling voor het haikoegedicht in onze letterkunde aanhoudt, verwijzen we nog graag naar deze bundel kortgedichten die vooral door de Vlaamse fauna en flora werden geïnspireerd zoals de dichter in zijn inleidend essay over het genre zelf vaststelt. De speelsheid en de opmerkingsgave van de dichter slaat nog het {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} best aan door een paar voorbeelden te geven: 't Meisje verstopt haar Borstjes als lijsterjongen Onder haar truitje. Alleen de puntjes van hun Bekjes verraden de plaats. Als mijn geliefde Komt, op mij wacht. Zeg haar, dat Ik reeds bij haar ben. (j.d.p.) FERNAND BONNEURE, Op goede Voet, Colibrant Deurle 1976. - Deze fijne bundel van onze vroegere redactiesecretaris verdient de aandacht van wie vormbeheersing en diep gevoel de tekenen noemt van waarachtig dichterschap. De tegenstelling tussen vrouwelijke tederheid en mannelijke scherpte die onhandig wordt, zich verbergt in agressiviteit, wordt hier op een meer dan behoorlijke manier uitgesproken. GERDA BERCKMOES, Mijn tweede huis, Colibrant Deurle 1976. - Van haar lazen we reeds verzen in ‘Poëtisch bericht’. Poëzie die in schoonheid spreekt van eenzaamheid en verlangen naar de geliefde. In het parlando voelen we het zoeken naar een eigen stijl en een nieuw beleven. Soms is het vers scherp: Het huis, ik heb het niet bemind... (j.d.p.) FRANS CORNELIS, Avondrood, uitgave Dimensie 1976 Antwerpen. - De uitgaven van de groep Dimensie vertonen enige eenheid omdat ze cirkelen rond themata uit de stroming van het nieuw romantisch levensgevoel dat ook in deze bundel zijn verwoording zoekt. Wie met meer precisie de vergelijking wil maken met de romantiek zal toch nog verschillen met het sentimentalisme van toen vaststellen, de neorealisten hebben toch zuiverend gewerkt zodat het vooral tederheid en schoonheidsverlangen is dat in deze stroming wordt beleden. De poëzie van Cornelis toont het romantisch levensgevoel door de duidelijke contrasten die ze oproept en laat vervloeien: de witte nevel / aan de horizont / van het paradijs // de schoonheid van de nacht; wit en zwart zijn teken van verlangen en eenzaamheid. (j.d.p.) FERNAND HANDTPOORTER, Bericht uit de gekwetste tuin, Colibrant Deurle 1976. - Deze poëzie opent de ogen voor zowel het verval, de kwetsuur als voor de zonsopgang, de tuin. Of om de dichter te citeren: geluk wordt op een lage toon gezongen. Mij valt nog het meest op de vraag naar geborgenheid en veiligheid, bescherming. Zijn vers wisselt af tussen het eindrijmend kwatrijn en het vrije vers, wat geen toeval is voor wie het bericht van deze goede bundel: ‘de tederheid in onze strot bedwongen / het grote lied dat elders wordt gezongen’ heeft beluisterd in de stilte. JAN BIEZEN, Ik herkende je in het Parsisvuur, Yang Gent 1976. - Deze dichter, een der stichters van de Antwerpse groep Dimensie, benadert de lezer het best vanuit het vitalisme; een dichter die de stem van het volk wil zijn en in de beschaving naar de archetypes, de tekens van onze verbondenheid zoekt. Alles blijkt toch ook weer de tocht naar de verloren geliefde, de pijn om wat de wereld in zijn ellende blijft: De dag brandde leeg, de laatste vissen kropen in de modder van de heilige rivieren zonder oevers meer. Typisch voor Jan Biezen is ook dat hij veel belang hecht aan de opbouw van zijn bundel: hij draagt telkens acht verzen op aan een dichter: nl. aan Willem M. Roggeman, Jan Arends, Paul Snoek. Iets daarvan vinden we weer in zijn gedicht dat ‘Poëtisch Bericht’ brengt: nl. aan André Demedts. (j.d.p.) JAN BIEZEN, Omtrent de vrouwen in haar die ik liefhad, De Beuk Amsterdam 1976. - Deze dichter is bijzonder actief en produktief. Niet minder dan 56 gedichten telkens ingeleid door een Engelse versregel met op het eind ‘the right honourable Lord Byron’. De neoromantiek of het neo-vitalisme verlaat hier nooit de heheersing van het kwatrijn. Ook hier weer treft de lezer de ruimte van het wereldgebeuren, het algemeen menselijke waaruit de tekens van voorbije tederheid en verval worden afgelezen en dooreengeschud. Dit sincretisme van cultuurgegevens verraadt m.i. juist het gebrek aan geborgenheid. (j.d.p.) IGNAAS VEYS, Aperitief (Yang Poëzie Reeks, Gent) is de titel van een dunne, doch degelijke dichtbundel van de Dilbeekse dichter Ignaas Veys, die de INI-prijs voor poëzie (1975) en de poëzieprijs van Vlaams Brussel (1976) mocht ontvangen. Hij debuteerde in 1967 met de niet onaardige bundel ‘Tussen zon en schaduw’. Hierop volgden er nog een zestal, benevens de roman ‘Ontaard journaal’ (1973). Poëzie van zijn hand werd vertaald in het Engels, Frans, Duits en Roemeens. Hij was redacteur van de literaire tijdschriften ‘Morgen’ en ‘Zenith’ en gedurende enkele jaren ook bestuurslid van het P.E.N.-centrum Vlaanderen. Ignaas Veys is een bescheiden jongeman met talent, die zijn impressies op een geëigende wijze weet uit te drukken in sfeervolle, door een gemis ietwat zacht overdroefde romantische cyclische verzen. Wat we hier in deze bundel mee beleven is ‘de langzame droeve groei van het verhaal’: liefde, verraad, verdriet. Het accent ligt vooral op de innerlijke realiteit, op de zo gevoelige wereld van de kwetsbare gekwelde geest, want: ‘de vreemde vragen genezen niet’, waartegen hij zich tracht te weer te stellen: ‘Ik weet het - er is geen verdriet. Het hoeft ook niet’. We mogen de dichter loven om de innerlijke eenheid in de opbouw van de bundel. Wij geloven in zijn poëtische waarheid. In hun geheel gelezen komen, uiteraard, deze cyclische gedichten met hun woordgestaltevelden, en meteen de poëtische capaciteiten van de auteur, meer tot hun recht dan in onderhavig afzonderlijk gepubliceerd vers. ‘September’: Reeds draagt september de longen van oktober. Sterfelijk en zonder liefhebben. Het lijkt alsof de treinen trager rijden in de nacht nu ik zachtmoedig luister naar de geluiden die kruipen in de huid van pijn. Ik merk september is betrapt in het laatste ademhalen in een droefheid van een vreemde reis. Albert de Longie boeken over kunst Dr. ERICH WIDDER, Kirchenkunst im Osten, Oberösterreichischer Landesverlag, Linz, 1970; 128 blz. tekst, 228 blz. zwart-wit illustraties, 8 vierkleurentafels, 27 × 22 cm., linnen band. - Deze prachtige uitgave van onze Oostenrijkse vriend is reeds enkele jaren verschenen maar meer dan ooit actueel. Op eigen initiatief is de auteur het ‘andere Europa’ gaan doorreizen: meer dan 50.000 km legde hij af in Polen, Tsjechoslovakije, Hongarije, Joegoslavië, Roemenië, Bulgarije en tenslotte Sowjet-Rusland om ter plaatse foto's te nemen en opzoekingen te doen in de fascinerende wereld van de Oosterse religieuze kunst, die in haar verscheidenheid reeds van in vroege tijden toch een vrij grote eenheid vertoont. Daarnaast heeft hij ook een zeer uitvoerige literatuur doorgewerkt. Dit boek brengt een synthese zowel voor de architectuur als voor de schilderkunst, de onvolprezen ikonen die hier in hun natuurlijk milieu gesitueerd worden. Ook de diepere verbondenheid met het latijnse Westen komt duidelijk tot uiting. Verstandige toeristen, die meer en meer deze landen gaan bezoeken, zullen ongetwijfeld aan dit boek grote vreugde beleven. Zij zullen er ook de overtuiging uit halen dat er in deze landen iets onuitroeibaars is wat niet door politieke regimes kan verwoest worden, omdat het zo diep geworteld is in de bevolking zelf. Dr. Widder, die de auteur is van ‘Kirchenkunst der Gegenwart in Europa’ (1968) en van ‘Alte Kirchen für neue Liturgie’ (1968), was de aangewezen persoon om de parallellen te trekken tussen Oost- en West-Europa. Behalve het zeer ruime fotomateriaal vindt men in het boek ook kaarten en grondplannen, die de besproken werken duidelijk situeren. ROGER AVERMAETE, Rubens en zijn tijd, Uitgave De Arcade, Brussel 1977; 4.900 fr. - Het eerste dat opvalt aan dit schitterend nieuw Rubensboek, dat zijn de rubeniaanse allures ervan, die gemakkelijk in cijfers kunnen weergegeven worden: 31 cm. hoog, 27,50 cm. breed, 7 cm. dik, 4 kgr. gewicht, 460 blz. zwaar speciaal gemaakt 160 gr. papier, 90 opgeplakte 4 kleurendruk illustraties groot formaat + 3 op dubbele bladzijde, 167 afbeeldingen in een of twee kleuren + 16 offsett kleurbladzijden; dat alles in een rode goudbedrukte vollinnenband en koker. Daardoor reeds is het een waardige hulde geworden voor de grote Antwerpse meester {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} bij de 400ste verjaring van zijn geboorte. Deze prestigieuze uitgave is in de eerste plaats een pronk- en een kijkboek, dat door het illustratiemateriaal imponeert. Hierbij werd vooral naar een grote variatie gezocht, die trouwens samenhangt met de grote diversiteit van Rubens oeuvre zelf. De keuze der gereproduceerde schilderijen blijft niet beperkt tot werken in Belgisch bezit maar beantwoordt aan de universele spreiding ervan, die trouwens zelf een bewijs is van hun universele betekenis, tot spijt van kortzichtige chauvinisten die het hele werk van Vlaanderens grote kunstenaars in Vlaanderen zelf zouden willen bewaard zien. Principieel heeft de samensteller een aantal onder de meest bekende werken geweerd (blijkbaar veelal religieuze) en vooral aandacht gehad voor details en voor kleinere minder bekende werken, met een voorkeur voor de portretten, de naakten, de landschappen. Werken van tijdgenoten en navolgers, zelfs uit latere eeuwen komen in het boek eveneens voor. Terecht werd veel belang gehecht aan het grafisch oeuvre van Rubens en aan documenten zoals brieven, stadszichten, medailles e.a. die tot een beter begrip van de kunstenaar kunnen bijdragen. De illustratie en de typografische afwerking zijn ongetwijfeld het waardevolste van dit prachtig uniek boek. De auteur heeft terecht de Nederlandse versie van het boek aan iemand anders toevertrouwd. Spijtig dat de goeie man die deze taak op zich nam een vertaling bracht, die voortdurend door zinsbouw, gedachtengang en taaleigen aan het Frans doet denken. Bepaald hinderlijk is het ook als b.v. Savonarola, Vincenzo Gonzaga en de hertog van Lerma met hun verfranste namen worden vernoemd, of als ‘majorité’, ‘meerderheid’ wordt i.p.v. ‘meerderjarigheid’, ‘vicaire’ ‘Vicaris’ wordt i.p.v. kapelaan. Roger Avermaete beoefent noch de rubensstudie noch de kunstgeschiedenis noch de geschiedenis in het algemeen als Wetenschappen (met hoofdletter). Hij is integendeel een meesterlijk causeur, een gepassioneerde voor de ‘petite histoire’, de anekdote, die uiteraard voor fiorituren vatbaar is. Daarom is hij o.i. de aangewezen man om een dergelijk boek te schrijven. Het vrouwelijk deel van het lezerspubliek is immers minder geinteresseerd in stijlstudie en analyse van schilderwerken dan in b.v. de tragische liefdesverhouding van Rubens' vader met de vrouw van Willem de Zwijger, of de amoureuze esbattementen van Buckingham, of de relatie Rubens-Hélène Fourment. En het mannelijke lezerspubliek ziet in Rubens liever een burgerman, die zich door carrièrezucht, intrige, ambitie, relaties, kruiperijen en streken allerhande opwerkt tot een groot personage in de maatschappij dan een hard werkende, strenge, eerlijke, diep godsdienstige, aan gezin en land getrouwe man, drager van de idealen der contrareformatie. Vooral de gearriveerden in onze gewetenloze, materialistische samenleving zullen zichzelf best in het eerste type herkennen. De waarheid is ongetwijfeld dat Rubens én het ene én het andere was, omdat tenslotte elke mens een vat vol tegenstrijdigheden is; en dat zal wel speciaal het geval zijn geweest voor de zoon van de sluwe Sinjoor Jan Rubens en van de hoogstaande vrouw die Maaike Pypelincx uit Kuringen was. De Rubensdocumenten zijn trouwens zo talrijk dat men verplicht is een keuze te doen bij het maken van een biografie. Dat de keuze van Avermaete subjectief is geweest hoeft geen betoog en het was bovendien zijn goed recht ook, want Rubens is zo groot dat iedereen zijn eigen Rubens kan construeren. BARBARA LEUNER, Psychoanalyse und Kunst. Die Instanzen des Inneren, Dumont Kunst-taschenbücher, Köln, 1976, 160 blz., 9,80 DM. - Sedert Freud aan de hand van het ‘geval’ da Vinci aan psychoanalyse van de kunst(enaar) begon te doen, zijn velen hem gaan navolgen, zonder dat echter een uitgewerkte theorie werd gebouwd. B. Leuner is psychiater en kunstenares (o1920) en steeds een trouwe freudiane. Nu heeft zij in een handig en helder boekje een onderzoeksysteem - of althans de grondbeginselen ervan - uitgewerkt. Zij wil aantonen dat psychoanalyse en kunstinterpretatie aan elkaar kunnen verbonden worden, uitgaande van de idee dat men het kunstwerk op dezelfde wijze dient te interpreteren als de droom. Wat dan betekent dat het persoonlijkheidsmodel van Freud moet centraal staan, met de drie instanties van het innerlijke: het Es, het Ich en het Über-Ich. Aan de hand van een zeventigtal gereproduceerde werken, hoofdzakelijk uit de moderne kunst, wordt gedemonstreerd hoe alles perfect klopt in Freuds visie... of althans moet kloppen. GABRIELE STERNER, Jugendstil. Kunstformen zwischen Individualismus und Massengesellschaft, Dumont Kunst-taschenbücher, Köln, 1975, 190 blz. - G. Sterner (o1946). Ze promoveerde over de Franse Art nouveau en is verbonden aan het Münchense Jugendstilmuseum; ze bekent reeds kleur in de titel: zij lijdt niet (meer) aan psychoanalitis, maar aan sociologitis, een kwaal die veel van haar generatiegenoten treft. Wat niet belet dat de profeet van de Jugendstil, onze Henry van de Velde, inderdaad de ‘Kunst voor de gemeenschap’-idee van Morris overnam, maar zijn enthousiasme voor de gotiek - waarvoor van de Velde allergisch was - verving door een Japans geïnspireerde enthousiasme voor de grillige arabesken van de natuur, wat dan leidde tot de beruchte, decenniën lang verafschuwde en nu weer mateloos door de nostalgie-beweging verafgode, ‘vermicelli-stijl’. Hoe het verder verliep in heel Europa (en de USA) leest men in dit werkje. Rijkelijk geïllustreerd: 93 afbeeldingen, waarvan 20 in kleur. HANS OHFF, Anti-Kunst, Droste Verlag, Düsseldorf, 1973; 192 blz., 24 DM. - Heinz Ohff (o1922) is kunstcriticus bij de Berlijnse ‘Tagesspiegel’ en heeft reeds veel gepubliceerd over anti-kunst. Dit eveneens rijkelijk maar uitsluitend zwart/wit geïllustreerd boek brengt (nu al!) een naar volledigheid strevende cataloog van alles wat sedert het futurisme tot heden een anti-kunst-tendenzen te bespeuren valt. En dat is niet weinig, vooral als men zoals Ohff nogal annexionistisch is aangelegd en zelfs het hyperrealisme wil inschakelen. Volgens Ohff - en men kan hem niet helemaal ongelijk geven - is de grondslag van de moderne kunst precies de skepsis over de kunst zelf of althans over wat eeuwen lang voor kunst doorging. Op de vraag of deze skepsis niet voortvloeit uit een gevoel van onmacht vanwege de moderne kunstenaar gaat de auteur niet in. Hij ziet de Anti-kunst niet als niet-kunst, maar als een nieuwe mogelijkheid voor de menselijke creativiteit. Dat het onbehagen over de kunst waaruit de anti-kunst ontstond, gevolgd moest worden door een nog groter onbehagen over de anti-kunst waaruit de actuele estetiserende nostalgiestrekkingen voortkwamen: dat heeft Ohff in 1973 blijkbaar zelfs niet kunnen (of willen) vermoeden. Documentair waardevol overzicht. periodische uitgaven ⚫Dimensie 1e jrg. nr. 2, januari 1977 p.a. Jan Biezen, Haringrodestraat 81 - 2000 Antwerpen, 300 fr. (vier nrs.) op 062-4371320-71 Gemeentekrediet. Dit nummer bevat o.m. bijdragen over ‘Wat is romantiek?’ van Willem Persoon, Werner Pauwels, Charles-Etienne Geerts, Wieny Curvers. Gedichten van Leopold M. Van den Brande, Dries Jansen, Gery Florizoone, Joe Oostvogels, Wim Hazeu, Jan Wesselo, Jozef Vandromme, Ton Veugen, Guido Buys, Angela Walravens, Luk Vereecken, Lou Heynens, Nadine Elen, Gie Luyten, Mya Maas, Luc Benats, Mark Bruynseel, Ignaas Veys, Wouter Kotte, Jotie 't Hooft, Roel Houwink, Christine Spierings, Jeanne Verdonckt. Proza van Herwig Waterschoot en Willy Lauwens. Een artikel over Bert Pelemans poëzie schrijft Gust Wittebols, over haikoepoëzie doet dat Karel Hellemans. ⚫Poëziekrant 1977 nr. 1, tweemaandelijks, waarin opgenomen Hagelslag, 175 fr. giro 441.7009051.76, Nazarethstraat 41 te 9720 de Pinte. Dit nummer biedt: een interview met Walter Haesaert, besprekingen en verzen omtrent Jozef Deleu, Arie van den Berg, Jan Biezen, Manuel Kneepkens, Bert Kooijman, Nicole Doise, Geert Van Beek, Brian Patten. Verder gedichten van Remco Ekkers, Armand Van Assche, Daniël Billiet, Han Grüschke, Gerda De Vrieze, Wim Nimmegeers, Anna Bruin, Rik Schrauwen, Frank de Crits, Gery Floorizoone, Luuk Gruwez, André Phillippaerts, Henk Huisman, Gi Mateusen. In de tijdschriftenspiegel vinden we: Gedicht, DWB, Nieuwe Stemmen, Vandaag, Radar, Trap, Slib, Vlaanderen. ⚫Tijdingen, Mededelingsblad van het Justus de Harduwijngenootschap voor Oudegem en Mespelare, 1976, sept. nr. 28, driemaandelijks, redaktie: Past. Just. de Harduwijnstr. 32, 9320 Ouwegem. ⚫Jaarverslag 1974. Provinciale Dienst voor Cultuur, Uitgave Provincie West-Vlaanderen, 1976 (232 blz., geïllustreerd); bestellen: Administratief Centrum van W.-Vl., Leopold III-laan 41, 8200 St.-Andries/Brugge). - Zoals Gouverneur van Outryve d'Ydewalle in zijn inleiding schrijft is dit het 20e cultureel jaarverslag van de Provincie. Het jaar 1974 is een moeilijk jaar geweest, vooral omdat de Dienst {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} van de Zilverstraat naar het nieuw Administratief Centrum verhuisde met inbegrip van zijn reeds rijke bibliotheek en archief. Toch heeft deze extra-inspanning geen schade gedaan aan de culturele activiteiten, die minstens even uitgebreid en waardevol waren als in 1973, zoals uit het verslag blijkt. Met vreugde stelt men het belang vast, dat geschonken wordt aan kunst en letteren. De aangroei van het Prov. Museum voor Moderne Kunst is biezonder indrukwekkend. Vergeten we ook niet dat 1974 het jaar is geweest van de 3e Triënnale van Brugge, waarvan de Prov. Cultuurdienst medeorganisator is. ⚫Open Deur, Tds. Min. van Nederlandse Cultuur (red. Koloniënstraat 29-31, 1000 Brussel). - 1976, 7: O.a. Alg. Conferentie der Letteren; Cultureel Centrum Strombeek-Bever. - 8: O.a.: Cultureel Centrum Hasselt; Beschermde monumenten. - 9: O.a. De Opera van Vlaanderen, geschiedenis en toekomst (J. Fleerackers), Voorstel van Opera-decreet en van Statuten; Cult. Centrum Zolder). - 10: O.a. Ontwerp Nederlandse Taalunie; Resultaten van het Nederlands taalbeleid te Brussel; Cult. Centrum Ter Dilt, Bornem. Het verslag over de subsidiëring van de letteren is nog niet verschenen; we hopen dat het niet vergeten wordt. ⚫Jaarboek 1975, Kon. Academie voor Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten, 1976; 450 blz. - Behalve de gewone kronieken vermelde we het In Memoriam Kunsthistoricus Dr Fr. J. Sanchez y Canton (H. Pauwels), en Oud-testamenticus Sir Godfrey Driver (J. Coppens). Informatie over de prijsvragen der academie hebben we vroeger reeds medegedeeld. Als prijswinnars vermelden we o.m. P.R. Goris (grafzerk Jos Hendrickx), Fr. Gyselynck (Strijkkwartet) en Frieda van Tyghem (‘Het stadhuis te Gent’, kunsthist. diss.). Onder de publicaties der academie vinden we voor '75 werk van o.m. onze leden G. Verbeke, F. De Smidt, E. Dhanens, J. Duverger, J. Robyns en H. Pauwels. ⚫Biekorf. Westvlaams Archief (red. A. Dewitte en A. Viaene, Annunciatenstr. 83, Brugge; 300 fr., pc. 000.0617780.84 Biekorf, Brugge). - 1975-76, 5-6: O.a. De Triakel in verzen van St.-Janshospitaal (L.J. Vandewiele), Bedevaart naar Compostella (A. Viaene). - 7-8: O.a. Liedeke op beleg van Nieuwpoort 1489 (Lori van Biervliet), Vlazele aan het IJzerfront (M. Cafmeyer), Flandrenses aan universiteiten Parijs, Leuven en Leiden, 16o E. (A. Dewitte), Brugse goud- en zilversmeden, 1251-1587 (A. Dewitte). ⚫Adem, Tweemaand. tds. v. muziekcultuur (red. Herestraat 51, Leuven; abonn. 250 fr., pr. 000.0528959.18 Het Madrigaal Leuven). - 1976, 5: O.a. Gregoriaans (Mgr. De Smedt), Gery Gelderenberg en het Kerklied (N. vanden Abbeele), Generatiefeest Kerstmis (P. Schollaert), Cantica uit Lucas-Evangelie (I. de Sutter), Marinus de Jong (Jan Coeck), Inhoudsopgave 1976. Hoofdthema van het nummer is ‘Generatieverschil’. ⚫Nieuwe Stemmen, Tweemaand. literair tds. (red. F. vander Poorten, Merestr. 141, Aalst; abonn. 100 fr., pr. 1451.50 Kath. Jongerengemeenschap Brussel). - Aug.-sept. '76: O.a. gedichten van R. Verbeeck, Jotie 't Hooft, G. Florizoone, R. Schrauwen, Fr. Deschoemaker, I. Veys; Frans de Peuter brengt een fragment uit ‘Corpus Alienum’; poëziespiegel van A. de Longie. - Dec.-jan. 77: Kort essay van Albert de Longie over A. Demedts is de hoofdbrok van dit nummer. Verder een studie van Joris Denoo over Sybren Polet als dichter, gedichten van N. Doise en Bea de Longie, besprekingen van Wiel Kusters. ⚫'t Kofschip, Tweemaand. tds. van 't Kofschip-Kring (Samenstelling G. Luyten; 300 fr. brk. 001.0473024.31). - 1976, nr. 5: O.a. gedichten van G. Florizoone, J. Kinnaer, R. Faesen, An van Gool, J. Biezen, Bart, W. Copmans, H.V. Ginds, Ach. Janssens, W.V. Craen, Th. Franssen, F. Boeken, J.v. Elst. Boekbesprekingen van I. Veys en R. Vanbrabant. Presentatie van Arthur Meersman (Ksch.) en Alice van Meirvenne (Ksch. en dichter) door Gie Luyten. ⚫Creare, Tweemaand. tds. (red. W. Copmans; 200 fr. brk. 000.0181294.01 Creare, Geel). - 1976, nr. 6: O.a. Gedichten van J. Kruit, H. Grüschke, Chr. Guirlande, G. Luyten, L. Verdonck, Fr. Verboven; ‘De dokter vertelt’ verv., Al. Verwaest; studies van Raf Belmans (P. Benoit) en W. Copmans. Het Kerstgebeuren in klank, woord en beeld (door Raf Belmans). ⚫Schuim, Tweemaand. tds. v. Lit. en Kunst (red. G. Luyten, Heldenlaan 3, Paal; abonn. 350 fr. br. 235.0036090.18 Schuim, Hasselt). - 1977, nr. 1: Vernieuwde redactie en presentatie. Gedichten van o.m. J. Biezen, R.J. van de Maele, Pieter Aerts, D. Hilven, T. v. Turnhout, Bert Willems, F. Herzen, M. Trippas, L. Benats, G. Luyten, M. Journee, G. Drieskens, A.M. Surinx. Prozateksten van Luc Benats, Lambert Swerts, J. Biezen. Een opmerkenswaardige declaratie van René Swartenbroekx over de ondermijning en politisering van de jeugdliteratuur. Besprekingen van Dries Janssen. Een blad waarvoor hard gewerkt wordt, bruisend van vitaliteit. ⚫Campiniana, 1976, nr. 3. Dit nummer bevat twee lezingen: Beeldende kunsten en Honderd Jaar Muziekleven in de Kempen door Remi de Cnodder en Raf Belmans, gehouden voor de Vereniging van Kempische Schrijvers. Het ligt in onze bedoeling in 1978 een nummer over jonge Kempische kunstenaars te brengen. ⚫Oostland, Org. Vereniging Limburgse Schrijvers, (Red. Tr. Hoewaer, Toekomststraat Hasselt; abonn. 300 fr.). - Dec. 1976: O.m. Homelie Kan. Vander Donck bij 40-jarig bestaan der V.L.S., overzicht van 40 jaar activiteit (M. Bussels), verslag van laatste 3 jaar (Tr. Hoewaer), Hulde aan Goeverneur Roppe (M. Bussels); In Memoriam S. Ramaekers, Jan Custers en Albert Dusar (E. Heidbuchel). ⚫Appel, Letterkundig tds. (Red. Roger Vanbrabant en Guido Wulms; abonn. 300 fr., pr. 453.6155251.12 Appel, St.-Truiden). - 1976 nr. 4: O.a. Presentatie Robin Hannelore (J. van de Weghe, R. Vanbrabant); teksten van G. Wulms, J. Ghysen, Piet Avi, A. Spreutel, Mia Maas; berichten. Bekroonde gedichten van Poëzieprijs van St.-Truiden. ⚫Filter, Driemaandelijks tds. voor en door jongeren (Red. Anne Crivits, Stationsstraat 3, Jabbeke; abonn. 200 fr., br. 293.003907.95). - 1976 nr. oct.-dec.: O.a. Gedichten van Fil Hantko, Omer van Hecke, Ton Westerink, Rik Schrauwen, Joost Nysen; proza van Jan Backx en Patrick de Bruyn. Uitslagen Filter-prijskamp. ⚫Mededelingen Vereniging Vl.-nat. auteurs en publicisten (Snellaertkring tnv W. Cobbaut, Bosstraat 2, Baardegem) - O.a. Lambert Swerts 70 jaar, Jet Jorssen over amnestie, Confer. Ned. Letteren, Jet Jorssens trilogie; berichten. catalogussen ⚫Constant Lambrecht, Monografie, De Grote Ster, Kerkstraat 14, Damme. - Een zeer mooie brochure met een lyrische tekst van J. de Moen en prachtige reprodukties (sommige in kleur) van het nog te weinig bekende werk van deze begaafde Westvlaamse kunstenaar. ⚫Louis Ghysbrechts, Cataloog tentoonstelling Cultureel Centrum Hasselt: een plaket dat, vooral dank zij de zeer goede reprodukties en foto's van de kunstenaar aan het werk, toelaat enigszins door te dringen in de geheime wereld waarin zijn kunst zich beweegt. ⚫Meesterwerken uit privé-verzamelingen met als thema ‘Dieren met of zonder mensen’, Cataloog Tent. BP Building Antwerpen oct.-nov. '76. - Wederom een kleine cataloog maar met uitstekend zw.-w. en kleurillustraties. De tentoonstelling was een selectie gaande vanFrans Snijders († 1757) tot deze tijd. ⚫Honderd jaar museum Plantin Moretus, Tentoonstelling stedelijk Prentenkabinet Antwerpen, mei sept. '76. - Een tentoonstelling van fotografische en andere documenten over de culturele activiteit, die in de laatste 100 j. van het Museum uitging; geïllustreerd. ⚫Zero-Raum. Leihgabe Koch, Kunstmuseum Düsseldorf. - Permanent zijn de werken aanwezig die een mecenas verzamelde over de bekende Zero-groep (ruim opgevat) en aan het Düsseldorfse museum ten geschenke gaf; reproduktie van elk der 27 werken, met een ruime commentaar zowel over de beweging als over de individuën, die erbij horen. ⚫Aspect 3, 27 Hedendaagse Belgische schilders, Tentoonstelling samengesteld door het Gemeentekrediet, Brussel-Charleroi-St.-Niklaas-Knokke 1976. - Handige en goedgemaakte catalogus met beknopte presentatie van de artiesten o.m. Rob. Clicque, Danyel (Debruyne), Antoon De Clerck, Willy De Sauter, Louis Ghysebrechts, Urb. Herregodts, Jacques 't Kindt, Agnes Maes, André Naessens, Roger Raveel, Staf Renier, Richard Simoens, Yvan Theys, N.v. Lierde, Dan van Severen, Jef Verheyen; (dit zijn de deelnemende vlamingen). Van elk werd er een portret en één of twee reprodukties van werken opgenomen (één voor elk in 4 kleuren). ⚫Industriële vormgeving, Tent. Provinciaal Begijnhof Hasselt, jan.-mrt. '77. - Een originele cataloog, rijkelijk geïllustreerd. Inleiding: gedep. Mr. E. Smets, Piet Stockmans en Ludo Raskin. De prov. comm. van kunstambachten gaf de cataloog uit samen met de prov. cultuurdienst. ⚫Prima Mostra Internazionale di Arte Sacra per la Casa, Angelicum Milano. - Ingeleid o.m. door een tekst van Nicola Sebastio, de organi- {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} sator van deze tentoonstelling van gewijde kunst voor de woning; titel ‘Sperando contro ogni Speranza’ aansluitend bij de actie van SIAC, waarvan de auteur voorzitter is voor Italië. Vooral Italiaanse werken, maar ook een goede vertegenwoordiging uit Frankrijk, Duitsland, Spanje, Zwitserland. Een groot aantal werken zijn gereproduceerd, meer bepaald alle buitenlandse. Een merkwaardig initiatief. vlaamse discoteek ZIE JE, IK HOU VAN JE. Langspeelplaat vol liefdespoëzie, gezegd door Tine Ruysschaert (Eufoda nr. 1031 Stereo/mono). - Haar bijzondere verdienste als voordrachtkunstenares is, dat zij deze meestal contemplatieve gedichten voordraagt zonder dat zij ze eigenlijk ‘voordraagt’; daarom staat op het kaft vermeld: ‘gezegd’. Maar hoe juist gezegd, hoe doorvoeld, hoe zacht en diep bewogen; met een nooit nalatende wisseling van het louter noemen en het levend voelen van wat de dichter schreef. Zo is de luisterende ruimte waarin de zeggende stem van Tine Ruysschaert klinkt (ik ging haast schrijven ‘ruist’) als dat blanke blad van de dichter en haar stem is de woord- en klankgestalte van zijn denken en voelen. Nergens is de voordraagster een ‘declamatrice’, steeds is zij een functioneel sober medium, dat de re-creatie in haar gebeuren laat. Dit is voordragen in zijn tegelijk meest bescheiden en meest intens-belevende staat. Zij doet het woord leven op het ritme van het bloed van de dichter, waarmee zij haar eigen ritme verenigt. Hoe groot haar vermogen tot nuanceren is, maakt zij ons enkele keren zeer duidelijk, b.v. wanneer zij van een contemplatief gedicht van W.M. Roggeman overschakelt naar het speelse ‘meisje van mijn hart’ van G. Bursens. Een bijzonder compliment verdient Tine Ruysschaert voor de bloemlezing zelf van deze plaat waarop zovele namen prijken uit Noord en Zuid: van Guido Gezelle tot Hans Lodeizen. Wat een dichterlijke eruditie heeft deze jonge, spontane talentrijke vrouw! De langspeelplaat ‘Zie je, ik hou van je’, titel die ook het prille aanvangvers van Herman Gorter is, die over de twee zijden zoveel schakeringen van liefdespoëzie spreidt, tot aan het heerlijk rustige laatste gedicht ‘De geliefde’ van J.L. De Belder is een fijne en toch kleurige waaier: het is een gaaf en rijk poëtisch bezit. Het Davidsfonds dat het persen van deze plaat heeft gepatroneerd en haar ook verspreiden zal, verdient een extra felicitatie voor de stijl waarmee ze werd voorgesteld in een fraai grafisch ontwerp van Ray Gilles. Zij werd opgenomen in de studio Steurbaut in de produktiereeks Eufoda. Voor enkele juist gedoseerde geluidsachtergronden heeft Dirk Verschraegen gezorgd, onberispelijk uitgevoerd door hemzelf en Rudy Steyaert. De persvoorstelling werd door de Davidsfonds-beheerraad op 9 november 1.1. prima verzorgd in de fraaie nieuwe receptiezaal van de N.V. Kredietbank te Antwerpen, in aanwezigheid van verscheidene Davidsfondsbeheerders en werkers en zeer sympathiek ingeleid door haar voorzitter Prof. Carlo Heyman. Rik Jacobs Vrije Tribune ⚫Intocht van Christus te Brussel De vrienden van James Ensor v.z.w. - steunpilaren van de Ensorcultus, maar waar eindigt de cultus en begint de commercie - spannen zich thans in om te beletten dat de ‘Intocht van Christus te Brussel’ voor bijna 110 miljoen fr. Amerikaans bezit zou worden; dit ten gevolge van de grote Ensor-exposities eind 1976 te Chicago en nu tot april in Guggenheim te New York mede-georganiseerd door ons Cultuurministerie (dienst Delmotte). Naakte eigenaars van het doek zijn de erven van bankier L. Franck die het aan zijn kleinkinderen gaf (een niet ongewone en begrijpelijke operatie in de wereld van de verzamelaars). De bankier verblijft reeds vanaf het naderen van W.O. 2 in Zwitserland. Hij kocht het reusachtige werk voor 2,7 miljoen fr. in 1953, maar deponeerde het in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten; het Amerikaanse bod van 1976 bedraagt 2,8 miljoen dollar. Niet weinigen zien in de hele zaak een chantage op ons nationaal gevoel en verhopen dat onze Cultuurminister er niet zal aan toegeven en Ensor niet zal willen beletten zijn taak als ambassadeur van Vlaanderen in de Ver. Staten te vervullen. Het aldus gespaarde geld zou dan voor de levende kunstenaars kunnen ingezet worden en voor de restauratie van kunstmonumenten hier te lande. Nadat we dit schreven raakte bekend dat het FDF - aldanniet geïnspireerd door de Ensorvrienden - de ‘Intocht’ op staatskosten opeist voor Brussel. De uit de USA teruggekeerde voorzitter der ‘vrienden’ trok naar Zwitserland en vernam van bankier Franck dat deze ervoor zorgen zal dat zijn erven niet de volle som (45 maal de aankoopprijs) zouden eisen, hoeveel weet hij niet. Hij verheugt er zich over dat de pers ‘heeft bijgedragen tot het wakker schudden van het geweten van het publiek’... Wat betekent dat de vrienden wel hopen dat mevrouw de Backer over de brug zal komen met de vele tientallen miljoenen ten voordele van de erven t.t.z. ter deponering in een bank in Liechtenstein, wat zonder meer belastingsfraude aanmoedigen betekent. Intussen weet niemand of het Amerikaanse bod een reële optie is, of een financieel maneuver. Franck komt nog eens praten met de minister. De hoop van de ‘vrienden’ is des te groter doordat er nu drie steden zijn die in competitie komen om het werk te bewaren: Brussel (FDF), Antwerpen (waarvoor Franck opteert) en Oostende (Ensorhuis, waarvoor de ‘vrienden’ opteren). De geschiedenis van het Ensorhuis is een lang verhaal, met onverkwikkelijke episoden; het is hier niet de plaats daarop in te gaan. (A.S.) ⚫Na ruggespraak met de voorzitter en met instemming van de jongste redactieraad wijst de redactiesecretaris erop dat negatieve bemerkingen over het AMVC te Antwerpen in ‘Vlaanderen’ enkel het standpunt van de steller weergaven, zeker niet het standpunt van het CVKV en evenmin dat van de redactiesecretaris. De steller had trouwens ook niet die bedoeling. Zo gauw de gelegenheid zich voordoet, zal ‘Vlaanderen’ een bijdrage wijden aan de werking en de doelstelling van het Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven en aan het Letterkundig Documentair Centrum (Den Haag) zoals we dat reeds deden voor De Stichting voor Vertalingen (Amsterdam). José de Poortere, redactiesecretaris ⚫Congres van Male (vertaling) Ik ontving het tijdschrift ‘Vlaanderen’ dat over het Congres van Brugge handelt. Het is een mooi nummer zowel wat inhoud als wat de grafische inkleding betreft. Ik apprecieer erg de omslag van Setola en zijn twee beeldhouwwerken over St.-Franciscus. Ik heb ook aandacht gehad voor de historische documentatie van de kunstenaarsvereniging CVKV. Niet lang geleden heb ik op de samenkomst van de Unione Cattolica di Artisti Italiani gesproken over het congres van Brugge en ik zal er eveneens over spreken op 28 juni op de nationale raad van de UCAI... Hartelijke groeten aan Ued. en de verantwoordelijken van het CVKV. Nicola Sebastio, Voorzitter UCAI, Milaan. ⚫Felix De Boeck In uw tijdschrift ‘Vlaanderen’ nr. 155 las ik op blz. 373 met grote verwondering in uw artikel over uw eredeken Felix de Boeck dat Nederlandse Cultuur de werken van de meester heeft aangekocht en aan Drogenbos geschonken. Daar dit een grote onjuistheid is en volgens mijn aanvoelen beledigend voor onze meester wil ik u graag de juiste toedracht van deze zaak ter kennis brengen en hopen in een volgend nummer een rechtzetting te kunnen lezen. De zestig schilderijen en de elf tekeningen van de meester werden door hemzelf aan het rijk geschonken door bemiddeling van o.a. Marc Galle en het Ministerie van Nederlandse Cultuur. Deze werken, die een overzicht vormen van heel het oeuvre van de meester, werden in het nieuwe gemeentehuis van Drogenbos ondergebracht in een permanente tentoonstelling. Dokter André Lerminiaux, Drogenbos. Nota van de Redactie: Wij danken Dr Lerminiaux voor zijn gepaste terechtwijzing en excuseren ons voor de verkeerde informatie. Wij vinden het echter spijtig dat noch in zijn terechtwijzing noch in de cataloog van de Felix de Boeckcollectie van Drogenbos de naam mocht vernoemd worden van de Minister van Cultuur, die toch de beslissende rol in deze zaak heeft gespeeld; evenmin trouwens als ons tijdschrift er vernoemd wordt, waaraan een zeer belangrijk autobiografisch artikel van de Meester werd ontleend. Dat artikel is zo belangrijk dat we niet begrijpen waarom het niet op de ereplaats in de cataloog voorkomt, i.p.v. Galles tekst. Overigens gefeleciteerd: een zeer mooie cataloog, Felix de Boeck waardig. (A.S.) Zoekertje West-Vlaanderen. Jg. 1, 1952: nr. 1 - 5 - 6 / Jg. 2, 1953: nr. 5 / Jg. 3, 1954: nr. 1 - 5 / Jg. 4, 1955: nr. 1. Guido Vangheluwe, Witte Molenstraat 25, 8200 Brugge 2. {==voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==binnenkant voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} vlaanderen voorheen West-Vlaanderen Tweemaandelijks tijdschrift voor kunst en letteren 157 jaargang 26 - maart-april 1977 Een uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond met financiële steun van de provincies West-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, en met Rijkssteun. Moderne Poëzie Samensteller: Joost Vanbrussel Eredekens: Felix De Boeck, André Demedts, Flor Peeters. Redactieleiding: Jozef Storme (Voorz., Magdalenastraat 7, 8670 Wervik, Tel. (056) 31 12 76), Albert Smeets (Adviseur, Warschaustraat 12, 8400 Oostende, Tel. (059) 70 50 75), Albert de Longie (O.-VI.), Kamiel D'Hooghe (Muz.), Erik Heidbuchel (Limburg), Leo Laerenbergh (Dram. K.), Marcel Notebaert (Plast. K.), Jules Van Ackere (Brabant), Jos Van Rooy (Antw.), Herman Vos (Lit.). Redactieraad: P. Baudouin, L. Bekkers, L. Blomme, F. Bonneure, W. Bosschem, F.R. Boschvogel, A.M. Botte, J. Briels, G. Cafmeyer, M. Callaert, L. Daems, J. Delie, J. de Maegd, R.D. De Man, L. Demeester, F. de Swert, M. Driessen, J. Droogmans, M. Duchateau, L. Dusar, F. Etienne, P. Felix, K. Geirlandt, F. Germonprez, G. Goos, P. Hanoulle, P. Hardy, J. Haspeslagh, C. Heyman, R. Jacobs, A. Keersmaeckers, B. Kemp, M. Kersten, J. 't Kindt, P. Knaepen, J. Maertens, J. Maes, E. Mattelaer, H. Melen, H. Nackaerts, G. Oost, H. Pauwels, H. Peeters, L. Raskin, H. Roelstraete, T. Ruysschaert, J. Seaux, R. Seys, F. Simoens, J. Sterck, Chr. Teller, P. Thomas, A. Van Assche, J. Van Baelen, W. Vanbeselaere, J. Vanbrussel, K. Van Bockrijk, R. Van de Moortel, R. Van de Perre, P. Vanderschaeghe, A. Vandroemme, R. Van Duyn, J. Van Eetvelde, R. Van de Wielle, L. Verbeke, L. Vercruysse, R. Verkarre, A. Verthé, H. Waterschoot, J. Wilmots. Verbondssecretariaten: - Alg. secr.: Julien Van Remoortere, Pontonstraat 12, 8400 Oostende - Beheer: Hector Deylgat, Polenplein 5, 8800 Roeselare - Verbondssecr.: Dominique Goos-Derveaux, Tervuursevest 294 - Bus 32, 3000 Leuven (tel. 016/23 04 56). - Antwerpen: Jos van Rooy, Potgieterstraat 15, 2000 Antwerpen - Brabant: Jules Van Ackere, J. de Bolognelaan 38, 1020 Brussel - Limburg: Erik Heidbuchel, Maastrichtstw. 69, 3500 Hasselt - Oost-Vlaanderen: Albert de Longie, Heuzelstraat 7, 9704 Ooike Redactiesecretariaat: José de Poortere Hundelgemsesteenweg 127, 9218 Ledeberg - Tel. (091) 25 95 07 (met bandopname bij afwezigheid) Ingezonden werk: adres redactiesecretariaat. Betreft: nieuw werk van/over leden of debutanten; onuitgegeven verzen van leden of abonnees (in dubbel, retourport bijsluiten); platen van Vlaamse componisten of uitvoerders; boeker, over kunst. Abonnementen: Rekening: 712-0103664-54 C.V.K.V., Roeselare, reden van storting vermelden. Abonnee (6 nrs. per jaar): 375 fr. Abonnee buitenland: 400 fr. Steunabonnee: 600 fr. Beschermend lid: 1.000 fr. Los nr.: 90 fr. Er lopen geen abonnementen over de boekhandel, ze zijn enkel verkrijgbaar bij de administratie Administratie: Adiel Van Daele, Lindenlaan 18, 8880 Tielt. Tel.: (051) 40 21 22. Druk: Lannoo, 8880 Tielt INHOUD 65 Apologie voor de poëzie Guido Spyns 69 Het gedicht Anton van Wilderode 70 Nederlandse poëzie na de tweede wereldoorlog José de Poortere 73 Over weemoed - het verdriet zonder moed Armand van Assche 77 De dichtkunst Willem Van Herckenrode 78 De hedendaagse Franse poëzie (1940-1976) Drs. Alex M.S. Vanneste 84 Van loflied tot protest, Engelands poëtische ontwikkeling Joost Vanbrussel 92 Een nota over Sylvia Plath (1932-1963) V. Doyen 94 G.M. Hopkins: Carrion Comfort (vertaling: j. de poortere) 95 Over het vertalen van literatuur André Lefevere 97 Wij huldigen / Wij gedenken 105 Verbondsberichten 106 Poëtisch bericht 107 Kunstecho's 115 Bibliotheek 119 Vrije Tribune 120 Korte Golf DIT NUMMER KWAM TOT STAND MET STEUN VAN DE WESTVLAAMSE ELECTRICITEITSMAATSCHAPPIJ Volgend nummer: Het Poppenspel Samensteller: Danny Verbiest {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} [nummer 157] apologie voor de poëzie {== afbeelding Lucebert.==} {>>afbeelding<<} Poëzie, volgens Albert Verwey, hoort bij de wonderen thuis. Het wonder dat ik heb beleefd Is juist dat ongestoord verband Waarin zich vers met vers begeeft... Het is eigen aan wonderen dat ze iets in zich hebben wat de normale orde der dingen overstijgt. Grote dichters voelen altijd een soort goddelijke aanwezigheid of een goddelijke herkomst van de poëzie: Homeros begint zijn zangen met Zing, godin, van de toorn van Achilles... Een ander dichtwoord zegt: Met gezang stegen de volkeren uit de hemel van hun jeugd af naar het werkende leven... Novalis schrijft: Poesie ist die grosse Kunst der Konstruktion der transzendentalen Gesundheit. Der Poet ist also der transzendentale Arzt. Een dichterschap dat in de grond een soort profetische of priesterlijke dimensie krijgt. Toch blijft poëzie, hoe verheven ook, een realisatie in het meest alledaagse communicatiemedium, de taal; het is een ‘Sprachliches Kunstwerk’ (Wolfgang Kaiser), dus zal het wonderlijke betrekking hebben op de talige constructie. Zoals ieder kunstwerk geldt ook hier het ‘eenmalige’ samengaan van geest en stof. Critici snellen ons ter hulp: Wenseleers spreekt van het wonderbaarlijke lichaam, Vestdijk, over de glanzende kiemcel, Westerlinck over het schone geheim van de poëzie. In ons pleidooi voor het gedicht moet dus aangetoond worden hoe het wonderbaarlijke taalproduct hemelsbreed van andere taalproducten onderscheiden wordt. Vooreerst wordt een duidelijk contrast ervaren tussen poëtisch taalgebruik en dagdagelijks, utilitair taalgebruik. Bij het utilitair taalgebruik staat de mededelingsinhoud centraal, maar enkel op grond van haar verwijzing, van haar practische kant. Wij brengen iemand een mededeling over, gericht op en binnen een concrete werkelijkheid, die meestal onmiddellijk de éénduidige zin van de taaluiting mogelijk maakt, ja, meestal zelfs vóór is. Al krijgen we in de poëzie dezelfde driehoeksverhouding (uitzender-boodschap-ontvanger), toch krijgen hier deze componenten een heel andere waarde. De boodschap is niet meer zo strict werkelijkheidsreferentieel; net zoals ieder kunstwerk mist het poëtische kunstwerk ook zijn practische dimensie (wat niet uitsluit dat het een dergelijke dimensie niet kan bezitten). De boodschap is niet zo eenvormig, maar in tegenstelling met de wetenschappelijke taaluiting, - waar men juist streeft naar een niet-te-misvatten éénduidigheid -, voor vele interpretaties vatbaar. Deze veelheid van interpretatiemogelijkheden lijkt op het eerste gezicht in tegenstrijd met het moeizaam zoeken van de dichter naar de gelukte taalgestalte voor zijn poëtische uitdrukking. Maar dit tekort aan éénzinnigheid is geen gebrek. Als wonder immers staat een gedicht bij een mysterie, dat ons immers ook overstijgt, niet door een tekort, maar door een teveel aan licht. Juist door het feit dat de dichter weigert afstand te doen van bepaalde kwaliteitsaspecten van zijn ervaring, maar integendeel die in haar totaliteit wil benaderen, dus vaarwel zegt aan pragmatische of wetenschappelijke bruikbaarheid, schept hij ook de mogelijkheid én het risico dat de lezer bij een rationele benadering van het poëtisch werk, uit die totaliteit enkele - vaak zelfs tegenstrijdige - interpretatielijnen abstraheert. Novalis waarschuwt ons echter: Die Poesie heilt die Wunden, die der Verstand schlägt. H2O is een perfecte abstractie, puur referentieel, eenduidig - om jaloers op te zijn - ...maar wie wil weten wat water écht is leze bijvoorbeeld Snoeks Een zwemmer is een ruiter, want de werkelijkheid spreekt de totale mens aan: het gevoel, verstand, verleden, toekomst, zintuigen, associaties, frustraties, trauma's... Zo groeit de poëtische werkelijkheid uit tot een zelfstandige alternatieve realiteit. Daarom juist schrikt de dichter zo terug voor dagelijkse woorden in hun gewone dagelijkse zetting en zegging. Door hun frequentie in steeds gelijkaardige situaties zijn ze voor de ‘luisteraar’ tot pure afgesleten clichés verworden, die de geest van de ontvanger nagenoeg automatisch in de gangbare richting duwen. De dichter, als woordmagiër, tracht opnieuw de aandacht op het woordmateriaal zelf te trekken, laat dit opnieuw, door zo te zien louter formele ordeningsprincipes, zoals vers, metrum, ritme, rijm, verrassend overkomen, aan diepte en niveaus winnen; de lezerluisteraar krijgt opnieuw de vreugde van de eerste ontmoeting van woord en werkelijkheid. Vergelijk een dagdagelijkse uitspraak als De heer Peeters verzoekt om een afspraak morgen om 16 u. met het begin van een gedicht van Hugues Pernath ‘morgentaal van een vergeefse boom’: de eerste uitspraak is oneindig varieerbaar (Morgen 16 u.: Peeters onderhoud of Peeters wil een onderhoudje morgen te 16 u. enz...), de zin, de betekenis is ‘losmakelijk’, afschepbaar als het ware, transcendent zegt E. Souriau, in de betekenis van overstijgen van die bepaalde taaluitdrukking, dus ook, zonder enig onrecht, vertaalbaar. {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} De tweede uiting van Pernath is totaal anders: ze put haar zeggingskracht uit zichzelf, uit die specifieke, niet-willekeurige selectie uit het aanwezige taalmateriaal; de zin ervan wordt immanent, zo onlosmakelijk verbonden met het taalmateriaal, dat dezelfde zin enkel maar door dezelfde taaluiting te geven is; het gedicht is zijn vorm geworden; vertalen kan enkel nog - we denken aan Christine D'haens Gezellevertalingen in het Engels - als een soort her-dichten opgevat worden, een uiterst riskante onderneming. Zo betekent geslaagde vorm van een gedicht datgene wat aan het gedachte, ervarene, gezegde, een specifieke méérwaarde geeft, de meerwaarde die juist de mededeling van het gedachte gezegde, gevoelde, mogelijk maakt. Het spreekt vanzelf dat er in die immanente gebondenheid van gedicht tot gedicht graadverschillen zijn. Tussen poésie pure en narratieve poëzie ligt een hele waaier van absoluut-immanent tot relatief-immanent. Tenminste zo lijkt het voor de lezer, maar de dichter zal, bij elke poëzievorm, ‘zijn’ absolute immanentie van betekenis en vorm nastreven. Zo is het ook duidelijk dat de dichter, in vergelijking met de lezer, een geheel ander gevoel zal hebben tegenover zijn gedicht. Juist de uitdrukking van dit gevoel is een gegevenheid in hedendaagse poëzie. Tegenover het goddelijk karakter wordt dikwijls door de taalkunstenaar een soort onmacht gevoeld, die juist de bevestiging is van zijn onverwoestbaar {== afbeelding J.C. Bloem.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Prent van Aubrey Beardsley.==} {>>afbeelding<<} heimwee naar dat goddelijke waaruit hij zich vaak gevallen voelt. Het gedicht wordt gevoeld als een worstelen met de taal, de ellende van het woord, naar de titel van Jos De Haes' dichtbundel, van stamelen een lichaam (Lucebert), of zoals Pernath het uitdrukt: Ik aarzel in mijn eigen taal, maar verweer me Met de tekens waardoor ik mijn vluchten vervang (Nagelaten gedichten) Geen wonder dat ze ook soms voelen dat dichten, de woorden naar buiten brengen, een soort verraad is, tegenover een oorspronkelijke conceptie ‘binnenin’, daar je willensnillens steeds een beroep moet doen op woorden die gemeengoed zijn en dus juist in de uitdrukking, hoe vaardig je ook bent, van je eigen onvervangbare innerlijke, aardig wat te kort schieten. De verstotenen uit het paradijs van de oorspronkelijke toestand (het paradijs van de kindertijd, toen we de taal van de dieren verstonden, en er geen communicatieproblemen waren) hanteren dan ook een onvolmaakte taal. Daarom probeert de dichter een eigen kind te scheppen, zichzelf te realiseren als dichter door een gedicht te scheppen. Deze creatieve act wordt vergeleken met de geboorte van een kind: de oorspronkelijke toestand in de baarmoeder en dan de uitstoting in de koude wereld. De dichter moet zichzelf bezwangeren van woorden, wat een incestueus produkt aflevert: een altijd onvolmaakte vorm van communicatie. Het woord is volmaakt wanneer het rijpt in de ‘baarmoeder’ van de dichter, maar ontsnapt hem en gaat een eigen, door de anderen bepaald leven leiden, net zoals Auden over de verzen van de gestorven Yeats zegt: The words of a dead man I Are modified in the guts of the living (In memory of W.B. Yeats) {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} (Collected Shorter Poems, p. 141). In deze problematiek koppelt een dichter als Jacques Hamelink (hoe ik ook wijfachtig kijf en zwatel in mij rijpt niets. Hees bloedgroepgevoel: ik ben mijn eigen kind) het probleem rond de communicatie aan een magisch-mytische- en kosmische wereld. In zijn worstelen met het woord tracht hij ‘de ruimten van het volledige leven te vatten’. Het wordt een zingen als van een ‘gebarsten waterkeel’ (Claus, Koel is de wereld). En Van Wilderode dicht: Het diepste lied zingt binnenin onaangerand van woorden: daar ruisen aarde en hemel in en zwelt de ziel ten boorde. Maar alles wat de mond beging voltooid en onvolkomen is het begin dier dromen, niets dan een stameling. (Verz. Gedichten, p. 65) Het proces van binnenin naar alles wat de mond beging - net zoals een moord die begaan wordt - gebeurt bij de dichters niet steeds identiek. Als we terug ons gedicht van Albert Verwey uit de aanvang van dit artikel opnemen merken we dat hij alludeert op een dubbele werkwijze: / Het wonder dat ik heb beleefd / Is juist dat ongestoord verband / Waarin zich vers met vers begeeft, / Somtijds als vingers aan een hand, / Somtijds als blaren aan een plant. Verwey maakt hier hetzelfde onderscheid als Paul Claudel, waar die het heeft over animus en anima, waarbij het mannelijk begrip, een verstandelijk geconstrueerd gedicht (als vingers aan een hand) en de anima het spontaan opwellende gedicht symboliseren (als blaren aan een plant). Ter illustratie: twee uitersten die paradoxaal genoeg dicht bij elkaar komen, E.A. Poe en honderd jaarlater Paul Van Ostaijen. Ondanks het feit dat Poe naar een hoge graad van muzikaliteit in zijn verzen streefde, kwamen veel van zijn pogingen zo gekunsteld en beredeneerd over dat hij van zijn tijdgenoot Emerson de spotnaam jingle-man kreeg. Deze rationele aanpak van gedichten wordt ten voeten uit door Poe zelf in zijn Poetic Principle, bij de analyse van zijn The Raven, verkondigd. De openingszin van dit gedicht Once upon a midnight dreary, while I pondered, weak and weary bevat alle elementen waarmee schoolkinderen zo vaak gepest worden - en J.C. Bloem zegt juist: Poëzie is niet om schooljongens mee te pesten. Nochtans kan men zeggen dat we ook bij Gezelle en bij Van Ostaijen, voor wie Gezelle de grote voorloper was, hetzelfde streven naar pure muzikaliteit (organische taal, poésie pure, lyrisme à thème) terugvinden; maar dan niet zo beredeneerd en gekunsteld als bij Poe, meer als blaren aan een plant. We moeten ook opletten bij deze twee extreme types van dichter: wellicht komt deze tegenstelling in werkelijkheid zelden zo extreem voor en beleeft iedere dichter nu eens momenten van spontane opwelling dan weer momenten van moeizaam beitelen. Wie binnendringt in de biografie van een dichter merkt soms dat een etiket al te vlug gekleefd werd. Zopas lees ik nog in The Observer, 10 april 77, over de grote Engelse dichter Dylan Thomas, die toch als een poeta vates, een als een ziener geïnspireerde dichter, de legende inging: It is true that (like many other poets) he was a craftsman who sometimes built up his poems slowly; this was especially true towards the end of his life when his troubles were multiplying (al geeft Paul Ferris ook toe dat zijn beroemdste gedichten in relatief korte tijd geschreven werden). Tenslotte kan in het met zorg in elkaar steken van een gedicht ook de inspiratie krachtig werkzaam zijn, en hoeven inspiratie en verstandelijke constructie niet zo ver uit elkaar te liggen! En tenslotte, wat is die ‘inspiratie’? Niets anders - maar ook niets minder - dan op een intense manier bij de dingen aanwezig te zijn. Ook hierin is de dichter voor ons allen een voorbeeld: de werkelijkheid intens beleven, een maximum-geopende aanwezigheid op de poëtisch te verwoorden wereld. En deze wereld is velerlei: de geliefde, de natuur, de eigen vreugden en droefheden, en in tijden die de mens, en dus zeker de gevoelige dichter, confronteert met gruwelijke dingen, onrechtvaardigheden en oorlog, vreugden en droefheden van de gemeenschap, de massa, de medemens. Zo kan een dichter die zijn verzen maakt zelfs symbool staan voor een dichter die zich door trots afsluit van de gemeenschap, van het gemeenschapsleven dat hem tot inspiratie moet dienen. In het zevende van de Sonnets from China schetst Auden de twee dichtersfiguren: He was their servant (some say he was blind) Who moved among their faces and their things Their feeling gathered in him like a wind And sang. They cried: ‘It is God that sings’ And honoured him, a person set apart Till he grew vain, mistook for personal song The petty tremors of his mind and heart At each domestic wrong Lines came to him no more; he had to make them... {== afbeelding Gerrit Achterberg.==} {>>afbeelding<<} De ziener, de poeta vates, dankte zijn inspiratie aan het diepe contact met de mensen (their feeling gathered in him like a wind and sang...), maar door hoogmoed zondert hij zich af, en juist daardoor droogt de inspiratiebron en he had to make de gedichten. Juist in die sociale functie moet de dichter een verzoener zijn tussen het wonderlijke en de gewone man. Wie enkel de kleine mizerietjes of vreugdetrillingen van eigen hart beschrijft en die intense openheid op de wereld buiten hem weigert wordt gekunstelde navelstaarder en egotripper, die in zijn ivoren toren aan de ‘alchémie du verbe’ zit te brouwen. Vinden wij bij Claus, in een van zijn sociale buien, niet eenzelfde aanval op de Vlaamse dichters in Aan de gecensureerden? Tegelijk echter wijst hij op de gevaren van een te gemakkelijke sociale openheid. De titel brengt ons de landen in herinnering waar aan sociale kunst wordt gedaan, maar waar de term proletarisch realisme vaak alleen bloedarmoede betekent. Goede dichters hebben echter altijd een ingebouwd mechanisme tegen bloedarmoede. Op dezelfde manier waarop ze reageren tegen door dagdagelijkse situaties afgesleten clichés of wetenschappelijke abstracties, gaan ze ook tekeer tegen alles wat zelfs binnen de kunstwereld tot afgesleten clichés of stereotypes zou kunnen worden. Het stereotype ‘poëtische wonder’ in de figuur van het door de {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} dictatoriale muze opgelegde gedicht moet voortdurend plaats maken voor het echte oorspronkelijke poëtische wonder. Dit verklaart de continuë fluctuaties van poëtische bewegingen in alle landen. Vernieuwingen vallen na jaren terug op doodse herhalingen van de eens zo experimentele procédés. De dichter verliest zijn vrijheid tegenover al te vaak gebruikte woorden en beelden die al te zeer stemmings-, persoons- of gedichtsgebonden zijn. Dus binnen de poëtische wereld vinden wij een identieke situatie terug als diegene die de dichter, in zijn confrontatie met de dagdagelijkse werkelijkheid, bevecht. Wij kennen de voorbeelden van bij ons: De poëtische revolutie nu, die de twintigste eeuw teweeggebracht heeft, kan men beschouwen als een omverwerping van de poëtische standenmaatschappij die gecentreerd was rond de muze; {== afbeelding Hugo Claus.==} {>>afbeelding<<} de Muze wordt onttroond en de dichter (...) neemt zelf het roer in handen (...) Men zou kunnen spreken van een democratisering van de poëzie: evenals de democratische burger zijn staatsbestel, neemt de dichter zijn taal in eigen hand en schaft in de eerste plaats de standenverschillen tussen woorden af: alle Wörter werden Brüder. (Paul Rodenko, uit Nieuwe griffels, schone leien). Via de stapstenen Nijhoff en Van Ostaijen deed keizer Lucebert en de experimentelen hun intrede. Het romantisch iconoclasme van de experimentelen werd aangevuld met surrealistische elementen: het prelogische en onbewuste, l'humour noir, die de beeldenovervloed van de experimentelen sterk gingen beïnvloeden. Het woord werd bevrijd, het beeld autonoom en het ding gerehabiliteerd, met een sterke nadruk op het lichamelijke. In zijn uiteindelijke vrijheid is de dichter opnieuw in staat zijn poëtische eerlijkheid tegenover zichzelf te herstellen. Deze eerlijkheid moet steeds bevochten worden: Gij letterdames en gij letterheren gij die in herenhuizen die zit uit de pluizen daden, ik zeg Daden van genot en ontberen, wanneer gij blake rimbaud of baudelaire leest; hoort, door onze verzen jaagt hun heilige geest de blote kont der kunst te kussen onder uw sonnetten en balladen. (Lucebert) Op een schijnbaar ontluisterende wijze wordt het wonder der poëzie hersteld! Maar als dit wonder ook dreigt ontoegankelijk te worden voor de lezer volgt opnieuw een tegenreactie. Begrijpelijkheid wordt in de jaren '60 hersteld. De frustraties en onrustgevoelens van de na-oorlogse generatie had zich geuit in de barokke beeldorgieën der experimentelen, de generatie van 60 had een ander gezicht. De openheid op deze generatie, de inspiratie van de dichter dus, ontmoet een rustiger maatschappij met andere facetten. Wat bij experimentelen een hermetisch touwdansen was, wordt bij nieuwrealisten een rustig evenwicht, tussen observatie en communicatie. Opnieuw op grond van eerlijkheid! Vroman schrijft het aan Bert Voeten: ...Dat verdomde godderige van het volmaakte gedicht is tenslotte niet eerlijk genoeg meestal, kortom dan ook, ik zou graag de poëzie, die men deze laatste eeuwen zo zorgvuldig heeft losgeweekt uit het dagelijkse leven, schoongepoetst en opgeplakt, terugbrengen tot een ogenblik in de gebeurtenissen van de dag. Is tenslotte een levensvreemde, uit het dagelijkse leven geabstraheerde poëzie, ook geen oneerlijke abstractie, een hinderblok voor de reeds vernoemde totaliteitsuitdrukking van het gedicht. Op één voorwaarde weliswaar, namelijk dat dit dagelijkse weer vervreemd wordt van zichzelf en de petites choses de la vie weer verrassend aandoen als bij hun eerste ervaring. Samen met het eigene dat als anders ervaren wordt of het andere dat als eigen ervaren wordt, komt ook de humor aan bod: Poëzie als je je nukkig ingraaft onder de dekens, wil je eigenlijk zeggen: kom bij me liggen. als je de deur achter je dichtslaat en wegrent, wil je eigenlijk zeggen: kom me achterna. en als je zegt: ‘ik hou van je’ bedoel je: ‘hou je van mij?’ zie je nou wel dat poëzie nodig is, want als ik ‘ja’ zou zeggen, zou dat niks betekenen? (Herman De Coninck, ‘Zolang er sneeuw ligt’, p. 48). Ook dàt is poëzie al lijkt het alledaags, al lijkt ze een ontwijde taaluiting. Maar juist uit de vorm van dit gedicht, in de talige gestalte, wordt de onrust, de eenzaamheid, het appèl tot noodkreet en de functie van de poëzie hierbij zichtbaar. Zo blijkt dat het wonderlijke van de poëzie niet steekt in uiterlijk geklater, klankrijke breedvoerigheid, maar in de eerlijke versmelting van vorm en inhoud waarin geen van beide enige prioriteit opeist. Zo is het tenslotte duidelijk dat poëzie niet kan of niet mag negatief gedefinieerd worden in het licht van de andere genres, epiek, essay, dramatiek. Poëzie is allerminst een soort alibi voor ‘poëtasters’ die er maar niet in slagen een epische breedvoerigheid of een dramatische spanning taalkundig te verwoorden en die het dan maar met de schijnbaar gemakkelijker en minder eisen stellende poëzie zullen wagen. Er wordt te veel poëzie geboden die eigenlijk een falend proza is, zeker in de tijd dat het gedrukte woord niet meer automatisch naar een zekere kwaliteit verwijst. Ook met monografieën aan schilders gewijd wordt de intrinsieke kwaliteit van de schilder niet bewezen, wel de geniepige fumistische massamanipulatie om eigen financieel voordeel. Niet de typografie verheft een rijtje woorden tot poëzie maar de specifieke eerlijke, in een soort ‘geluksmoment’, bereikte woord-geest eenheid. Guido Spyns {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} het gedicht Toen ik, die avond in Santillana, liep met de donswoorden van een gedicht ging in een kamer een fata morgana een luchter aan als een boom van licht. (Er was niets van de huizen buiten dan een donker gesloten verbond, mijn stappen vluchtten omhoog in de ruiten naar een raam toe dat openstond.) Ik wist de woorden in mijn geheugen trage bewegers zijn naar elkaar een volzin vol in twee diepe teugen, een versregel inééns regelrecht klaar. (De straat liep haastig wég van mijn voeten naar portalen vol oponthoud waar de echo mij kwam begroeten groeten met een hijgstem van holten en hout.) Ik voelde de woorden mij omringen tot een waaiende groene haag en vanuit tastbare daagse dingen lagen beelden in hinderlaag. (De nacht was begonnen te dalen uit een hemel vol zilveren gruis waar de sterren zich vurig herhalen in gestalten van driehoek en kruis.) Toen zag ik de luchterboom vóór me doven een onbereikbaar gebleven geheim, - plotseling stonden mij zeven strofen in het fonkellicht van het rijm. Anton van Wilderode (Santillana-del-Mar 1968; ongepubliceerd.) {== afbeelding De dichter. IJzersculptuur van Albert Setola.==} {>>afbeelding<<} {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} nederlandse poëzie na de tweede wereldoorlog {== afbeelding Omslag van Reflex nr. 2.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Jan Walravens.==} {>>afbeelding<<} Een eerste benadering gaat uit van de vaststelling dat de vernieuwing in onze poëzie teruggrijpt of een aanvang neemt na de eerste wereldoorlog. Voor de experimentele groep Holland, de Barbarbergroep en de visuele poëzie is dit concreet aantoonbaar. Voor de experimentele groep Holland in ‘Reflex’ (1948-1949) en de Cobrabeweging blijft het surrealisme belangrijk in zoverre de ontdekking van de pre-bewuste wereld waar de eerste beslissingen, de eerste agressies, l'amour fou, het project van de vrijheid groeien, centraal staat. Ze beklemtonen echter niet het automatische van deze associaties en beeldvormingen uit het prebewuste, maar de spontaneïteit en het experiment. De opvatting van de autonomie van het kunstwerk is ermee verbonden. Hiervoor kan men naar het tijdschrift ‘De Stijl’ (vooral in Manifest II, 1920) verwijzen en naar Paul Van Ostayen (1896-1928). In 1976 werd onder de titel ‘Woordverbeeldingen (kubistische en expressionistische verzen)’ het werk uitgegeven van Christian Emiel Marie Küpper (1883-1931). Feitelijk is hij bekend onder zijn auteursnamen: Theo Van Doesburg, I.K. Bonset en Aldo Camini. Exemplarisch is dat het nawoord werd geschreven door K. Schippers, redacteur van de Barbarbergroep (Amsterdam 1958). Hun teruggrijpen naar de opvattingen van deze redacteur van ‘De Stijl’ staat niet apart. Ook Kurt Schwitters met zijn Merz-Bilder 1920-1923, kollages en objets trouvés, en Marcel Duchamp met ‘een cheque voor de tandarts’ (1919) beïnvloeden hun werk, tot in de titels. De visuele poëzie van Paul de Vree (1909) en Frans Vanderlinde (1940) heeft eveneens te maken met Kurt Schwitters (het i-gedicht), Hugo Ball (klankgedichten) en Paul van Ostayen. We kunnen zeggen dat de bestaanscrisis die losbreekt in de dubbele schokbeweging van de wereldoorlogen geleid heeft tot het steeds verder doordringen van de vernieuwingsbeweging. Huub Oosterhuis schrijft in 1965: ‘Het is alsof de generatie van nà de eerste wereldoorlog nog gelooft in de mogelijkheid tot verzoening der tegenstellingen. De dichters na 1945 geloven daar niets meer van’. Marcel Janssens keert even de richting van deze bewering om wanneer hij in 1971 schrijft over de studie van Paul Hadermann ‘De dichterlijke wereld van Paul van Ostayen’: ‘Maar hij kijkt m.i. toch te weinig “rond” de teksten. Daarom wellicht blikt hij ook zo zelden vooruit over 1928 heen (naar de Vijftigers bij voorbeeld)’. Een tweede punt dat de beoordelaar van de vernieuwing van de Nederlandse poëzie kan onderzoeken is de vraag naar de reactie van dichters van het klassieke type. Ik denk hierbij aan dichters als Ida Gerhardt (1905), Bertus Aafjes (1914), Anton van Wilderode (1918), Jos de Haes (1920) en Christine D'Haen (1923). Het succes van ‘Een voetreis naar Rome’ (1946) kwam nog net voor de vernieuwing doorbrak en aandacht kreeg. De kritiek was verdeeld over dichteressen als de twee die ik genoemd heb. Volgens de enen, vooral in Vlaanderen, werd subjectieve creativiteit en objectivering in een ruimere culturele vorm merkwaardig geïntegreerd. Volgens de anderen werd het historisch verwerkt materiaal te weinig ontmaskerd, te weinig gegrepen door de paradoxen en tegenstellingen van de naoorlogse existentie. De waardering voor de twee andere klassici, vooral voor Jos de Haes, had juist met deze onrust te maken. Ze bleek bij Anton Van Wilderode in een toenemende belangstelling voor het eigen tijdsgebeuren en het toegenomen belang van de beeldassociaties. ‘Azuren holte’ (1964), meer bepaald de afdeling ‘Delphi’ van Jos de Haes werd hoog gewaardeerd niet zozeer om haar reminiscenties aan een klassieke wereld als wel om haar bijdrage in het begonnen onderzoek naar het pre-bewuste en zelfs pre-menselijke, dierlijke moment van ons spreken. De dichter moest aangeraakt zijn door de oorlog, door de dood in zijn spreken. Reeds sterk nawijsbaar bij Van Wilderode, kwam zijn lang gedicht ‘Het herdertje van Pest’ (1958) deze onrust opnieuw integreren in het tijdsgebeuren, de Hongaarse opstand tegen Rusland in 1956. Waren sommige dichters gestart met deze achtergrond b.v. Remy C. Van de Kerckhove (1921) die met het 9e Amerikaanse leger de nazislachtoffers had helpen bevrijden, toch bleken ze later niet in staat te zijn hun taal scherp te bewaken. Hun betekenis was dan ook slechts van historisch belang (i.v.m. het Tijdschrift Tijd en Mens). Een slachtoffer van de Japanse terreur in Nederlands-Indië Leo Vroman (1915) wist daarentegen dit speuren naar de pre-menselijke taal als bioloog een eigen accent te geven. Vergeten zijn bijna de pogingen van Marcel Pira (1956) met ‘Treurlied van Kayano’ om de tragedie van Nagasaki te verwoorden en het gruwelijk realisme van een door chirurgie in leven gehouden mens ‘Lazarus’ (1954) van Paul Van Campe. {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nummer van het te Berlijn verschijnende tijdschrift ‘Der Dada’.==} {>>afbeelding<<} Het verdwijnen door de oorlogsgebeurtenissen van Kamiel Top, Kamiel Van Baelen en Victor J. Brunclair (concentratiekamp te Lagelund) hebben de verwerking van het oorlogsgebeuren dan ook eerder afhankelijk gemaakt van de jongere generatie. Helemaal juist is dat niet, want Jan Walravens (1920) zal na ‘Tijd en Mens’ (1949-1955) de jongeren introduceren met de bloemlezing ‘Waar is de eerste morgen?’ (1955). Het lijkt me ten derde van belang voor deze ontwikkeling van de Nederlandse gedichten niet alleen te wijzen op de reactie van de klassieke richting, maar ook eens het tijdsverschil tussen Vlaanderen en Nederland te bespreken. Walravens bloemlezing volgde op: Atonaal (1951) (Vinkenoog), Stroomgebied (1953) (Ad den Besten), Nieuwe griffels, schone Leien (1954) (Rodenko). In Vlaanderen was ze voorafgegaan door de zwakke poging van Paul de Rijck (1954): ‘Vlaamse Dichtkunst van deze Tijd’: I. Van Elsschot tot Peleman. II. Van Reninca tot Claus. Op een ogenblik dat de dualistische filosofie van Sartre (La Nausée, 1938, L'imaginaire 1940) begon door te dringen, Claus publiceert in 1948 ‘Registreren’, het jaar van de ontmoeting met en de dood van Artaud, is het merkwaardig vast te stellen dat de dichter Hensen bij Manteau zijn essay of poetica ‘Over de dichtkunst’ (1947) publiceert. Zijn humanistische bekommernis gaat nog uit naar het begrip poésie pure van abbé Brémond dat hij afwijst als opium en godsdienst: ‘Car l'objet de l'art est d'endormir les puissances actives ou plutôt resistantes de {== afbeelding Paul van Ostayen met het dochtertje van Oscar Jespers, juli 1923.==} {>>afbeelding<<} notre personalité’. Hij zoekt zijn citaten dan ook bij Nietzsche, hangt nog vast in de bewondering voor Rilke. De aansluiting bij het internationale leven na de oorlog was in de Cobrabeweging Franstalig en Deens. Vinkenoog werkte toen voor de Unesco te Parijs en Hugo Claus leerde er het filmmilieu kennen. Een factor die in dit verband niet uit het oog mag worden verloren lijkt me de rol van de Nederlandse Televisie Stichting. Haar toneelvoorstellingen o.m. van Hugo Claus hadden veel invloed door hun hoge kwaliteit zoals de talrijke verfilmingen van Sartres werk. Nadat we er reeds op gewezen hebben hoe de experimentele vernieuwing werd geboren uit de bestaanscrisis sinds de eerste wereldoorlog en op de invloed die daarvan uitging op de dichters, ook de klassiekgevormden, en hoe dat vooral na de tweede wereldoorlog samenhing met invloeden uit Frankrijk, zou ik als vierde beschouwing van dit artikel, dat uiteraard geen bloemlezing kan zijn en geen opeenstapeling van namen, willen wijzen op de invloed van deze vernieuwing op de literaire theorie zodat er zelfs van een zekere feedback kan gesproken worden, nl. dat deze theorie na beïnvloed geweest te zijn door de opvattingen omtrent de autonomie van het kunstwerk, zelf invloed ging uitoefenen op dichters. Het feit dat een recent onderzoek uitwees dat de meeste Vlaamse letterkundigen universitairen zijn, moge de invloed van het studentenmilieu onderstrepen. Reeds vrij vlug ziet een criticus als Jos de Haes in dat de experimentelen een claim hebben op een zo ruim mogelijke ervaring, dat hun tegenstellingen en paradoxen in het beeldgebruik een poging zijn de diepste poëtische crisis in het gedicht af te lezen. Hij en vele anderen die de klassieke eis van samenhang en orde blijven hanteren, zien geleidelijk aan in dat hun aversie tegen het maniërisme (b.v. Albert Westerlinck tegen de staatsprijs voor Gaston Burssens) de acrobatie van het experiment moet onderscheiden van het authentieke dualisme dat de waarde kan hebben van een innerlijk, ‘organisch’ verschijnsel. Het tijdschrift ‘Merlyn’ (1963-1966) gaat op een genuanceerde wijze uit van de autonomie van het gedicht dat in zich de meeste verklaringen bevat. De biografische en literair-historische methode komt nauwelijks aan bod. De concrete ontledingen van bepaalde gedichten hebben de mening versterkt van hen die het gedicht zagen als de sleutel waardoor de eigen ervaring en de ervaring van de dichter opengingen, gesuggereerd konden worden. De mode van vele dichters om het understatement, het minder zeggen dan wat men bedoelt, in het oog te houden, heeft in het neo-realisme vaak een soort nuleffect bereikt, een barbarbereffect. Hoewel men moeilijk kan spreken van ‘lectuur-poëzie’, toch is de vraag naar de maatschappelijke functie van de poëzie aan de orde geweest. De verhoogde activiteit van de lezers wordt voortdurend onderstreept als een winstpunt en niet als een verwijt tegen hermetisme of duisterheid van de {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Paul de Vree: Revolutie 1968.==} {>>afbeelding<<} poëzie. De desacralisering van dichter en gedicht wordt begrepen als een winst in de breedte: de opname van nieuwe themata en het dichter aansluiten bij het dagelijks taalgebruik. De politieke beweging van 1968 waarin de verbeelding aan de macht wil komen, ervaart de bestaanscrisis niet alleen uit herinnering aan de wereldoorlog, maar uit de concrete beelden op de televisie over de Amerikaanse oorlogen in Azië en de Russische oppressie. Er is Cuba, er is Biafra. Wie aan de ene kant de objectief-literairwetenschappelijke methode van Maatje en T.A. Van Dijk en aan de andere kant de contekstuele methode bij Knuvelder en Marcel Janssens in discussie ziet, beseft dat het dualisme dat enerzijds de vrijheid van de kunstenaar en de autonomie van zijn werk stelt en anderzijds de gewone taal, de sociale gevoeligheid, de revolutie aanprijst, ook op theoretisch vlak doorwerkt en niet tot een synthese kan komen. De dichter en de theoreticus die hem leest, zijn beiden bewoners van een verdeelde wereld. Ongetwijfeld is de theorievorming meer uitgegaan van de roman dan van de poëzie, maar het is toch opmerkelijk hoe ook voor het gedicht het belang van de buitentekstgegevens opnieuw werd beklemtoond door Martien de Jong als een aanvulling van wat de methode van de close reading uit het gedicht reeds weet te halen. Voor wie dan poëzie een zinvolle activiteit van de lezer is en blijft, een activiteit waarin vrijheid wordt geboren in een zo ruim mogelijke greep naar de contrasterende beelden en klanken van een existentiële ervaring die nog niet tot synthese komt, blijft het nuttig ook eens na te gaan of dit heen en weer tussen subjectieve klemtonen en realistische uitbreiding der themata, dit tweepolengebied van romantiek en realisme wordt geactiveerd door metafysische of antimetafysische opties, apriori's. Anton Van Duinkerken schrijft in 1963: ‘Ik zie geen enkele reden, waarom religieuze poëzie niet experimenteel zou kunnen zijn. Ze is het geweest bij Gerard Manley Hopkins; ze zou het kunnen worden bij Jan Hanlo. Het denkbeeld dat stijlvernieuwingen slechts mogelijk zijn ten koste van de gevestigde godsdienst, lijkt mij arglistig ontworpen door mensen, die niet durven geloven, dat ieders geloof oorspronkelijk kan zijn. Religie heeft onder experimentalisme even weinig te lijden als erotiek of heimwee’. Persoonlijk zou ik hierbij willen aanstippen dat het inzicht over de mens als creatief subject, als dynamisch historisch wezen dat niet onderworpen hoeft te zijn aan de mimesis, de afbeelding van de kosmos, helder werd beklemtoond op het vlak van de evolutietheorie door Max Wildiers. Op het terrein van de poëzie blijven echter deze tegenstellingen doorwerken. Aan de ene kant vindt een staatsjury het verantwoord Gery Helderenberg te bekronen omdat hij subjectieve intensiteit weet te geven aan een woud van objectieve, kerkelijke symbolen en aan de andere kant wordt deze oude dichter tot in zijn fysieke verschijning gehoond door de auteur Geeraerts. Is het niet zo dat het verlies van het geloof in 1940 bij de belangrijke dichter Hugo Claus, nog duidelijk activeert in zijn bundel ‘Heer Everzwijn’. De gevolgen van een statisch wereldbeeld op het vlak van de wereldbeschouwing zijn nog altijd werkzaam omdat dit achterhaald wereldbeeld de absurditeit van ons bestaan mee schijnt te verklaren. De kunstenaar leeft in een veranderende wereld en in geen ander. Was het niet Simon Vestdijk die in zijn beruchte vierde kruislied de haat tussen Vader en mensgeworden Zoon aanduidde als de weerspiegeling van een zelfzeker calvinisme en een ontwikkeling van de religieuze poëzie enkel mogelijk achtte in mystische richting, d.w.z. daar waar de subjectieve inbreng het grootst is. Is het daarom dat in de begonnen verkenning van het pre-bewustzijn de mystiek van Eckhart opnieuw een dichter als Hamelink aantrekt? Is het niet daarom dat Guillaume van der Graft, Nijhoff en anderen het kerklied vernieuwden? In ‘Christen en Kunst’ van G. Puchinger (1971) zegt Ad den Besten p. 412: ‘zelfs een gemeentelied, en je weet dat ik me daarmee sterk heb beziggehouden, is iets anders dan het omzetten in maat en rijm van geloofsinhouden. Vandaar dan ook dat voor mijn besef ieder gedicht experimenteel is: je hebt, als je ermee begint, geen idee waar je terecht zult komen. Zo is dat met poëzie, en of je christen bent, dat zal je eigen poëzie wel aan je bewijzen’. Dat is dan ook de reden waarom ik begrijp dat Anton Van Wilderode in zijn voordracht over poëzie en gebed stelt dat dergelijke gebeden uit elke hoek kunnen komen en niet elk gedicht dat zich gebed noemt een gedicht is, en niet elk dergelijk vers een gebed is. Persoonlijk meen ik dat de ware dichter die op het bewuste vlak zich een gelovige waagt te noemen, in alle eerlijkheid vaststelt dat hij als creatief subject vanuit het voorbewuste daar vaak niet toekomt. Het opdringerige van het religieuze gedicht is voor mijn smaak een uiting van gebrek aan geloof in de vrijheid, gebrek aan deemoed, farizeïsme dat de kuil van demonisch kwaad in ons nodeloos witkalkt. De houding van de officiële kerk op het concilie ten aanzien van de uitbeelding van het kwaad lijkt me daarom te weinig bevrucht door de kern van wat christelijke auteurs als Bernanos, Greene e.a. reeds hadden ervaren en te veel ingegeven door het pedagogisch aspekt van geleidelijkheid. ‘Les fleurs du mal’, ‘Les Chants de Maldoror’ zijn het inferno van Dante. Wie een synthese zoekt, een paradiso, zal moeten aanvaarden en begrijpen waarom b.v. Hugo Claus een groot dichter is en de relikwieën van wat ons dierbaar was, vertrapt. Telkens weer horen we in christelijke milieus de vraag naar positieve geluiden in de letterkunde, naar minder zwartgalligheid; telkens weer wordt de tedere letterkunde, de neo-romantiek, met gunsten omringd, maar telkens blijkt toch weer dat onze bestaanservaring niet straffeloos kan gereduceerd worden. Daarom is poëzie van Maria de Groot voor mij echte religieuze poëzie van onze tijd. Het lijden van de wereld is er niet afwezig, zonder golgotha is er geen verrijzenis. In 1966 schreef William Carlos Williams: ‘a poem is a complete little universe. It exists separately. Any poem that has worth expresses the whole life of the poet’. Het was een citaat in het witte poëzieplan dat werd voorgesteld in ‘Kentering’ (1969, sept.-okt.), een poging tot synthese. Als laatste benadering voor de Nederlandse poëzie zou ik een lijst van dichters willen aanleggen die in mijn ogen genoeg waardevolle dingen hebben geschreven om aan anderen aan te raden; wellicht zijn de lezers van dit essay ermee vertrouwd, des te beter. Pas dan kan het herlezen beginnen, de belangrijkste en wellicht enig juiste manier om met poëzie om te gaan. Martinus Nijhoff, Gerrit Achterberg, J.C. Bloem, Maurice Gilliams, Paul Snoek, Hugo Claus, Hans Andreus, Hans Lodeizen, Hubert Van Herreweghen, Guillaume Van der Graft, Anton Van Wilderode, Jos de Haes, M. Vasalis, Maria De Groot, Jan Hanlo, Jan Arends, H.C. Ten Berge. Het staat me klaar voor de geest dat ik met deze namen het leesgenot heb aangegeven en niet zozeer het historisch belang van dichters of hun algemene bekendheid. José de Poortere {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} over weemoed - het verdriet zonder moed Wie een jaaroverzicht schrijft, bezeert zich gemakkelijk aan veralgemeningen: de hoeveelheid wist het markante uit, de kwaliteit drijft nog niet boven en de recensent verschuilt zich dan achter uitspraken als ‘weer geen hoogtepunten in vergelijking met de grote periode van...’ en dan noemt hij enkele klassieken uit de tijd toen men ook over grijze jaren sprak. Gelukkig, 1976 was geen grijs jaar voor de poëzie; het marktaanbod was rijk en verscheiden ondanks de beperking van de poëzie-produktie in vele uitgeverijen. Opvallender en pijnlijker is wel dat de poëzie steeds minder in de boekhandel terecht komt. Denk bovendien aan de inkrimping van de promotie, van de kritiek in dagbladen en tijdschriften en je begrijpt waarom de dichtbundel in een steeds engere kring ronddraait. Het wordt tijd dat een nieuwe politiek, een nieuw denken weer eens de vensters openzet en contact zoekt met het publiek dat bereidwillig is maar niet wordt bereikt. Als ik naar een draaischijf voor dit overzicht zoek, naar een eenheid in de versplintering, dan lijken mij vandaag meer indelingsmogelijkheden gegeven op basis van de stijl - de wijze waarop de taal wordt gehanteerd om de werkelijkheid te benaderen - dan door middel van etiketten of stromingen, onder welke opgepoetste naam deze laatsten ook worden gelanceerd. Deze stijlvormen vertonen vandaag - wie zou anders verwachten - een zeer ruime variatie. Aan de ene pool bevindt zich de eerder prozaïsche, spreekritmische cursiefjesstijl en aan de andere, de samengebalde, woordkarige stijl. De moeilijkste dichters behoren meestal tot deze laatste pool, al trachten de meesten op dit moment wel het hermetisme te ontwijken. Dat deze verschillen in stijl op hun beurt een visie op de werkelijkheid insluiten, zelfs in grote mate bepalen welke werkelijkheid door de dichter in zijn poëzie wordt opgenomen, zal uit het volgende wel duidelijk worden. Ik start mijn overzicht dat geen pretentie heeft om volledig te zijn, bij de cursieve pool en verschuif langzamerhand naar de meer gebalde, kernachtige stijl, om tot slot te verwijzen, los van deze indeling, naar talrijke ‘verzamelde gedichten’ die ook dit jaar het licht zagen. In de cursieve stijl vormt dit jaar C. Buddingh's Het houdt op met zachtjes regenen wel een boeiende uitschieter. Deze bundel bevat een reeks odes (aan de {== afbeelding Remco Campert en Simon Vinkenoog.==} {>>afbeelding<<} poëzie maar ook aan de fiets, aan een schaal met suikerklontjes), in memoriams voor bekende namen als Neruda en Du Perron en minder bekenden als Gerrit M. en Ton Kloppers en verder door heimwee gekleurde bedenkingen en herinneringen. Buddingh's poëzie heeft een modieus uitzicht door haar retrovormen; bovendien vertoont de bladspiegel de lange versregels die zo populair waren in de historische romantiek. Het is een lees- en luisterpoëzie tegelijkertijd. Het poëtische aan deze verzen is wat nablijft als je ze gelezen hebt, als je door de vele zinnetjes heen bent; het ‘fluïdum’ dat je nog rond je voelt, als je het boekje terzijde hebt gelegd. Buddingh' loodst de lezer met zeer veel omwegen naar de poëtische kern die hij dan net niet opdringerig aanbiedt. Het is alsof hij zo uitvoerig moet vertellen om de suggestie van het niet-gezegde tot haar recht te laten komen. Om dit poëtisch einddoel te bereiken, gaat Buddingh' ook voor niets uit de weg: talrijke stoplappen (zoals - wat zal ik ervan zeggen, dat had je gedacht, zo is het niet enz.) en niet zelden een wat banale wijsheid (je leeft best waar je wortels zijn) zijn slechts lokmiddeltjes voor de lezer op zijn weg naar een dieper liggende, waarachtige gevoelswereld die in deze verzen aanwezig is. De gevoelswereld van Buddingh' weert de grote regelrechte gevoelens, niet door ze onvermeld te laten maar door ze te relativeren of door ze in de rook van het onvervulbare levensheimwee te laten opgaan: ...Ach, heel' leven is één keten van absurde coïncidenties en je ouderlijk huis gewoon de plek waar één van die triljarden triljarden dobbelstenen van het toeval even liggen bleef en toevallig net met jou erin. of het slot van een ander gedicht: beter schuddebuiken om Snoopy of Wodehouse dan verzuren met Das Kapital in je hand. Ongetwijfeld een burgerlijke levensfilosofie, realistisch en humoristisch gestreept; zij komt niet helemaal onverwacht in de zeventiger jaren! F. De Swert met Wat je hoort zijn de vergeetmenietjes heeft het roer omgegooid en is van een hermetische taalpoëzie naar een meer cursieve stijl overgeschakeld. Zijn poëzie handelt vandaag over zijn kinderen, zijn geboortegrond, zijn ouders (moeder) en de ervaring van een verhuizing, in directe taal, met duidelijke verwijzingen naar de werkelijkheid buiten het gedicht. Deze gedichten zijn kort gehouden en beperken zich tot één enkele anecdote of tot een korte ontroering die als directe aanleiding tot het gedicht nog herkenbaar is. Evenals Buddingh' laat F. De Swert overvloedig het sentiment(ele) toe maar hij relativeert zelden of nooit waardoor hij weerlozer en ook eenvormiger overkomt. {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Jos de Haes. Gery Helderenberg. René Verbeeck.==} {>>afbeelding<<} Pijn en heimwee beheersen zijn gevoelswereld. Zij vormen zowel scheidings- als bindteken tussen de dichter en de mensen rond hem. Over zijn dochtertje dicht hij: Als jij huilt, lach je met tranen, als ik lach, schrei ik van binnen. Als de poëzie soms aan De Swert ontglipt, is het omdat hij in de anecdote blijft vaststeken of in een te persoonlijk gehouden ontroering die de lezer in de rol van voyeur duwt in plaats van hem tot medespeler en -belever te maken in het leven van de poëzie. Maar De Swert heeft met zijn resolute ruk naar de werkelijkheid binnen handbereik en naar een minder verheven taalgebruik veel aan poëzie gewonnen, dat is duidelijk. Met Simon Vinkenoogs Mij Best verlaat ik stilaan de cursieve pool; niet dat zijn taalgebruik zo ver van het alledaagse afstaat in woordkeuze of zinsbouw maar door de profetische klemtonen krijgt zijn taal een andere dimensie. Vinkenoog schrijft een poëzie die met staccato herhalingen een verheven semi-religieuze verkondiging van zelfvernieuwing en wereldverandering uitbazuint. Misschien kan zij in een sensiviteitstraining wel enige dienst bewijzen maar in de leeskamer doet zij te schreeuwerig aan. Een van Vinkenoogs adviezen wil ik je niet onthouden: Doorbreken. Wakkerworden Opgelucht ademen. Uitademen. Vrij uit ademen. Het leven is van jou. Voor jou. In jou. Je kunt opnieuw beginnen. L. Stassaert met Elexir d'Anvers heeft zich helemaal uit het hermetisch orakel bevrijd en schrijft nu een directe en herkenbare poëzie. Kernstuk van haar bundel is een ode aan de havenbuurt waarin zij vooral verderf en aftakeling van mens en omgeving tekent. Haar beste gedichten schrijft zij echter in haar afdeling ‘Tijdverblijf’ waar zij aan de hand van concrete ervaringen haar innerlijk gestalte geeft. Haar poëtische visie ligt het best samengevat in volgende verzen: je zou de dingen eenvoudig kunnen noemen een vorm van gewapende vrede Eriek Verpale in Voor een simpel ogenblik maar... blijft met zijn taal dicht bij het spreekritme aanleunen maar zoekt ook bewust naar zangerige verzen, met mooi vallende cadensen. Aantrekkelijk in deze poëzie met Joodse achtergronden is de overtuigende meditatieve toon. Het romantisch verlangen dat hier opnieuw opduikt, wordt in toom gehouden door berusting en weemoed. Deze innerlijke sfeer heeft Verpaele soms treffend in zijn taal kunnen weerspiegelen: Vermoeid onder de bomen drinken wij de laatste glazen leeg. Er is een verloren weg gevonden die zonder reizigers boven de huizen steeg, een trekwagen van verlaten woorden die gelaten langs de daken gleed. Maar er zijn geen dagen zonder falen geen lippen zonder valse troost geweest. Geen reiziger, geen man zonder zijn eigen verborgen verdriet. Onder het verdriet gaat zowaar nog een geluk schuil, mijmert Verpaele in een ander gedicht en daarmee vat hij zelf het best zijn romantische levensfilosofie samen. Ook romantisch maar beeldrijker en onrustiger is de poëzie van Jan Biezen in Ik herkende je in het Parsis-vuur. Bovendien wordt zijn poëzie beheerst door de dood die hij overal terugvindt, in zichzelf en in de anderen. Zij wordt de eeuwige geliefde: Soms ontdek ik je weer als ik onder de mensen kom. Soms vind ik je opnieuw bij een huiszoeking in mijn hart. Een poëzie van verlangen, weemoed, doodsgedachten, gekoppeld aan een terugtocht achter de inwendige barricades, komt ook in Nederland voor. Maar bij de meeste {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Anton Van Wilderode.==} {>>afbeelding<<} Nederlanders die ik dit jaar zag verschijnen, wordt deze gevoelsbeleving onmiddellijk gecounterd door ironie en parodie. Bewuste ouderwetsheid, rijmelarij als herinnering aan negentiendeeuwse ‘kinderverzen’ en pastiche moeten de zwaarwichtigheid van woorden als dood, liefde en verdriet teniet doen. Boudewijn Maria Ignatius Büch met zijn Nogal droevige liedjes voor de klein Gijs geeft hiervan talrijke staaltjes. Zijn bundel opent met een duidelijke verwittiging aan een bekend Hollands criticus: ‘Ik wil dit lied / wel schrijven / als Kees er maar / van af kan blijven /’. Büch slaagt erin alle grote dingen op dezelfde kleine maat te snijden en wat overblijft is een cerebrale spielerei. Temidden van deze zachtaardige, door weemoed aangetaste stemmen klinkt Stefaan Van Den Bremts poëzie ‘Lente in Vorst’ wel vreemd op. De sociaal en politiek kritische hoek van waaruit hij zichzelf en het leven onder de loep neemt, is zelden zo verlaten geweest als vandaag. Met zijn toegepaste poëzie verzet hij zich tegen het estheticisme dat alleen helpt vermijden ‘dat men de werkelijkheid zonder verpinken zomaar / recht in de ogen kijkt.’ Hij pleit voor een helder geslepen, doorzichtig woord om de meeëter, dat is de burger, zowel in eigen vel als in de socius op te speuren en uit te duwen. Zijn poëzie is eigenlijk een bestendige aanklacht tegen te enge visies op poëzie en wereld. Om zijn stem kracht bij te zetten, misprijst hij evenmin als Brecht, een profetische of bijbels gedragen toon. Zo bouwt hij in vele gedichten een reeks parallelle constructies op waarmee hij de intensiteit opdrijft en tegelijkertijd de verstaanbaarheid vergroot zonder omslachtig te worden: ‘Aan de gevallenen’ kan illustreren wat ik hierboven uiteenzette: Iemand staat stil Iemand ging dood Einde van de Geschiedenis Iemand had tijd Hoe hem gedood? Iemand maakte Geschiedenis Iemand zei: Vuur! Iemand ging dood. Iemand staat op. Dag, Tijdgenoot! Vooral in Vlaanderen bestaat een sterke spiritualistisch getinte poëzie die zich op de innerlijkheid en op de geestelijke waarden richt en waarbij de materie, de actuele buitenwereld alleen uitgepuurd verschijnt, in zijn blijvende essentiële dimensies. Deze poëzie weert het abstracte niet, is ideeënrijk, niet zelden filosofisch of religieus geaard en wat vormgeving en beeldenwereld betreft, leunt zij meestal aan bij de gevestigde literaire traditie in Europa wat voor de lezer een houvast kan bieden om zich exclusiever op dikwijls subtiele ervaringen van deze poëzie te concentreren. Bij eenvoudige en tevens korte gedichten houdt H. Casier het in zijn bundel Nabij het donkere water. Het is gedachtenlyriek over dichtkunst en liefde, met fijne maar traditionele observaties, in een pastelkleurige taal. Zo dicht hij: in een kristallen schrijn / tussen zilver en porselein / stierf eens in volle zaal / traag mijn woordenkathedraal /. Ook Fernand Florizoone in Lezen in de appelboom hoort hierbij. Hij is een echte zondagsdichter in de goede betekenissen van het woord. Hij wil de mooie hoekjes van het leven zien en genieten en aan zijn lezers doorgeven; de natuur in zijn verscheidenheid, de cultuur op zijn reizen. Hij is een rustig maar gevoelig dichter, een evenwichtig en klaar beeldenmaker en bovendien verdiept zijn zang zich met een religieuze overtuiging. ‘Elk leven krijgt een kans zon te worden’ getuigt Florizoone. Bij J. De Poortere - Een dakhaas - vallen benevens de reminiscenties aan zijn jeugd die afgewogen worden tegen zijn huidige levenssituatie, toch vooral de religieuze gedichten op waarbij het gesprek tussen God en schepsel in eenvoudige niet hoogdravende verzen, telkens opnieuw soms moeizaam, soms vertwijfeld, wordt heropgenomen, wordt gezocht en onderzocht vanuit wisselende perspectieven. De religieuze dimensie is bij hem niet opdringerig en wordt meestal in een veelduidig kader verweven. Een mooi voorbeeld: Je zal mijn woorden uitleggen met vragen uitleggen maar ik zal niet luisteren ik zal verdrinken als een vis in het halve duister zwemmen om mij te kunnen zien zullen je ogen elke avond pijn doen om mij te kunnen spreken zal je elke avond moeten zwijgen. D. Christiaens start zijn bundel ‘Driehandig’ met de voormenselijke aarde - een goede aarde - waarop de mens verschijnt met een geschiedenis die al vlug een bloedspoor achterlaat. De mens bij Christiaens is dikwijls een verloren stem, een gestorven bewoner, een ontheemde, iemand met geboeide handen. Niet verwonderlijk dat Christiaens zich in de volgende afdelingen van zijn bundel aangetrokken voelt tot de Griekse helderheid en de oosterse onthechting. In deze afdelingen worden de gedichten steeds korter, en tasten met een zeer beperkt arsenaal aan woorden, naar kleine kringen van zuiverheid en uitgepuurde ervaring: Een boog / bovenaan / doorboort / de hemel /. Een boog onderaan / draagt / de aarde / aan een / draad /. Marleen De Cree-Roex - Bloem aan het bloed - bouwt haar dichterswereld volledig op het innerlijk, in het weefsel dat zich tussen liefde en dood spant; zij werkt met korte verzen die elkaar onophoudelijk omstrengelen, uitbreiden en weerspiegelen. Een poëzie van tere lijnen, verfijnd als een miniatuur. wellicht zal het licht veranderlijk verwarmend ons ontheffen van onszelf bewust vernieuwend, de andere ik bekoord herkennen. twee- spraak in de stilte. zelf geluidlozer worden dan het woord. Ook bij A. Reniers in Offerland treft men deze verfijning aan in een abstracte en intellectuele poëzie, waarin een nieuw geboorteland wordt gezocht voor de geest in een vervreemde natuur: spaander licht / en deze opgave van gaan / door richtingloze straten / zich breken tot kruimel / voor erkenning in ogen van dieren / zich draaien tot wiel van benen / omwille van schuivende tijd / van schouwspel / om te vluchten voor het onverstand / van eenzaam / kamerdenken. Chr.J. Van Geel, Vluchtige verhuizing, wiens nalatenschap door E. De Waard en T. van Deel wordt uitgegeven, bereikt door een uiterste concentratie op kleine natuurbewegingen een zeer eterische poëzie, vergeestelijkt door zijn geserreerd woordgebruik en de ingehouden, van alle schokken gezuiverde emotie. {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} Door zijn aandachtige observaties weet hij het kleinste gebeuren belangrijk en boeiend te maken: Avond. Met duizend takken buiten alleen met avond, met wat koert, vergaat op blad na blad het licht dat dooft. In strijklicht hangt, in zwijgen wat door de takken schoof, het druk vervoer van stilte. Vele dichters vandaag hebben de experimentele uitbarsting van de vijftiger jaren reeds als een traditie verwerkt. Wij vinden meer gekalmeerde beelden-samenscholingen, doorweven met directe belijdenis en nuchtere bedenkingen. De existensialistische angst en de pessimistische visie op het leven zijn toch nog duidelijke ingrediënten van F. Handpoorters poëzie - Bericht uit de gekwetste tuin. In zijn dichtbundel die opent met een visionaire cyclus over een oerverleden, doorkruist met helse beelden van een nabijer oorlogstijd, krijgt zowel mens als natuur een domper opgezet. In deze poëzie grijpt de verbittering om zich heen. Zijn beste gedichten schrijft Handpoorter echter wanneer zijn donkere angst geconfronteerd wordt met de meer breekbare wereld van vrouw en kind: Angst en Slapend waarin hij besluit: geluk wordt op / een lage toon / gezongen. Ook Jan Veulemans in Anders denkend is zich bewust van de bedreigingen, in natuur en wereld maar door zijn onuitroeibaar geluksverlangen en een diepe religiositeit blijft zijn stem heel wat milder dan die van Handpoorter. Het is een rustige gedachtenlyriek die van vakmanschap getuigt. Walter Haesaert in Langzaam naar het zand verbindt beeldenrijkdom met muzikaliteit. Natuur en gemoedsgesteltenis vloeien constant door elkaar en geven zijn poëzie een tintelende lichtvoetigheid gedragen door een lichte weemoed of verdriet. Toch dreigt zijn vers, vooral als de gevoelsintensiteit afneemt, wel eens tot stereotypie te neigen. Vanuit de neo-experimentele woord-overdaad is L.M. van den Brande in Alchemie van de roos geëvolueerd naar een beheerste minder hermetische poëzie die zich vooral in de dood verdiept. Uiteraard blijft dit een hoog-gestemde poëzie maar die in haar somberheid waarachtige momenten bereikt: om wie niet meer is. twijfel ik. of ik hier nog ben. er was beweging, doch trager dan de vruchtbaarste onvruchtbaarheid. Als vertolker van een ‘generatiebeeld’, kwam Jotie 't Hooft in de poëtische actualiteit. Van deze jonge dichter verscheen de tweede bundel Junkieverdriet; de verslaafde aan verdovende middelen wordt een verslaafde aan verdriet. 't Hooft herkent hierin een grondtoon van deze tijd. Bij deze dichter komt het fin-de-siècle in al zijn zwaarmoedigheid, zwartgalligheid en machteloosheid weer naar boven. In de vormgeving gaat dit gepaard met retro-verschijnselen als rijm, metrum, kwatrijnen. In deze gedichten geeft 't Hooft o.m. een beeld van zijn voorbije jeugd, zijn vader, zijn moeder, de vrienden enz. Zijn gevoelswereld schommelt tussen agressieve afkeer en hopeloze toenadering en deze heftigheid wordt op verhoogde toon, met pathetische beelden, emotionele erupties vol belijdenissen opgediend. Intensiteit wordt niet zelden verward met hoogdravendheid en levensvisie met goedkoop pessimisme (kruipen uit de schaduw der ouders naar de schaduw van de dood). Maar bewonderenswaardig aan deze dichter is wel zijn sterke taalkracht en zijn dikwijls reeds duidelijk vormvermogen. Hamelinks Niemandsgedichten bewijzen het moeilijke, spreken in onze tijd. Zijn poëzie is een moeizaam lospeuteren van de zin uit het dichte zwijgen. Voor deze dichter is poëzie geen klein gesprek met alledaagse ervaringen maar een geloof dat het oneindige nastreeft, ‘de verduurzaming van een duizeling’. Hij gelooft ook in het autonome vers; hij wil geen gedicht schrijven ‘dat om te bestaan steun zoekt buiten zichzelf. Dat gedicht gedijt niet omdat het niet diep in de werkelijkheid, dat wil zeggen in zichzelf geaard is’. Zijn gedichten handelen over de grote dingen - lucht en grond, leegte en mensen. Zijn mens is machteloos, spreekt in sneeuwblind vertrouwen heldere wartaal, zo hoopt Hamelink. Het is een koele, intellectuele poëzie die vooral grijnst, nooit glimlacht: Dood verdicht zich tot leven, leven wordt dun genoeg voor dood. Ernstige, diepgravende poëzie die doodsmaskers draagt van versteend leven. Met de tweede bundel van Arie van den Berg - De kapper spreekt tegen zijn spiegel - ben ik wel het dichtst genaderd bij de pool waarvan taaleconomisch raffinement en vormconcentratie de kenmerken zijn. Van Den Berg schrijft overheersend een objectgerichte poëzie die symbolisch zijn innerlijke bewogenheid moet vertolken. De meest treffende cyclus - uilen - symboliseert het jagen en gejaagd worden in het leven, het opgejaagd worden door de dood. Geknakte ritmes, soms spitsvondige woordkeuze en verwijzingen maken zijn poëzie moeilijk. Soms krijgt men wel de indruk dat weglating, omissie van associaties, door hem als essentie van poëzie wordt opgevat. Hiermee komt een einde aan dit nog onvolledig overzicht dat ik karakteriseerde met - weemoed, verdriet zonder moed, een samenvatting van een indruk die ongetwijfeld slechts ten dele de verscheidenheid dekt. Het best lijkt de titel te passen bij de cursieve stijlpool en draagt tot een stuk voorbij het middelpunt tussen de twee polen. De gebalde stijl blijkt van nature zich harder en rigorieker op te stellen en weert zich sterker tegen sentimenten, zowel in levenshouding als gedichtinhoud. Tot slot wil ik de lezer verwijzen naar verscheidene ‘verzamelde werken’ die dit jaar verschenen. In drie delen verscheen het werk van Pierre Kemp, een aparte speelse figuur in onze literatuur, veel bewierookt en weinig bestudeerd. Ook Eric Van der Steen publiceerde zijn verzameld dichtwerk onder de titel Gemengde berichten: of, zou ik zeggen, hoe ironie en relativering langzaam ontwikkelen tot cabaret en pastiche. Van de vijftigers verschenen de verzamelde gedichten van Jan Elburg - bij momenten belangwekkend - en van Remco Campert - een sterke inzet met een zwak slot. In Vlaanderen verscheen het dichtwerk van Jan Vercammen - op vele plaatsen ontroerend en waarachtig werk. En ik kan niet nalaten ook te verwijzen naar onze oude Afrikaanse taalbroeders en meer bepaald naar het werk van Breyten Breytenbach waarvan vier bundels in ons taalgebied verschenen, drie onder de titel ‘Het huis van de dove’ in oorspronkelijk Zuidafrikaans (toch nog voor ons direct verstaanbaar) en één getiteld, Skryt (met Nederlandse vertaling): merkwaardige dichtkunst, taalintensief en toch tijds- en werkelijkheidsgebonden. A. van Assche. Poëziebundels 1976, in volgorde van vermelding: C. Buddingh'. Het houdt op met zachtjes regenen, Amsterdam, De bezige bij. F. De Swert. Wat je hoort zijn de vergeetmenietjes, Brugge, Orion. S. Vinkenoog. Mij best, Amsterdam, De bezige bij. L. Stassaert. Elixir d'Anvers, Brugge, Orion. E. Verpale. Voor een simpel ogenblik maar... Gent, Yang-poëziereeks. J. Biezen. Ik herkende je in het parsis-vuur, Gent, Yang-poëziereeks. B. Büch. Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs, Amsterdam, De arbeiderspers. S. Van Den Bremt. Lente in Vorst. Uitgave tijdschrift Kreatief. H. Casier. Nabij het donkere water, Brugge, Orion. F. Florizoone. Lezen in de appelboom, Nijmegen, Brugge, Gottmer, Orion. J. De Poortere. Een dakhaas, Brugge, Orion. D. Christiaens. Driehandig, Deurle, Colibrant-uitgave. M. De Cree-Roex. Bloem aan het bloed, Deurle, Colibrant-uitgave. A. Reniers. Offerland, Deurle, Colibrant-uitgave. C.J. Van Geel. Vluchtige verhuizing, Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep. F. Handpoorter. Bericht uit de gekwetste tuin, Deurle, Colibrant-uitgave. J. Veulemans. Anders denkend, Brugge, Orion. W. Haesaert. Langzaam naar het zand, Brugge, Orion. L.M. Van Den Brande. Alchemie van de roos, Denderbelle, Animal farm edities. J. 't Hooft. Junkieverdriet, Brussel, Manteau. J. Hamelink. Niemandsgedichten, Amsterdam, Bezige bij. A. Van Den Berg. De kapper spreekt tegen zijn spiegel, Amsterdam, De arbeiderspers. Verzamelde gedichten: P. Kemp. Verzameld werk. 3 delen, Amsterdam, Van Oorschot. E. Van Der Steen. Gemengde Berichten. Gedichten 1932-1958. Amsterdam, Querido. J. Elburg. Gedichten. 1960-1975. Amsterdam, De bezige bij. R. Campert. Alle bundels, Amsterdam, De bezige bij. J. Vercammen. Verzamelde gedichten, Brugge, Orion. B. Breytenbach. Het huis van de dove, Amsterdam, Meulenhoff. Skryt, Ibidem. {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De dichter. Monotype van Albert Setola.==} {>>afbeelding<<} de dichtkunst De broze woorden als tengere nimfen, als vreemde vogels, zingen in het vers. De ziele luistert. De zinnen baden in hun zang, extase-ritme van het aardse bloed. Het harte trilt. De geest bevrucht hun innerlijk wezen. Gedachten groeien naar een bovenaards licht. Het denken straalt. Ziel en hart en geest, zij leven aan elkaar gebonden, lijk wortel, stengel, blad en bloem, in het helder lichtend vers, GEBOREN VOOR ALLE MENSEN, GEBOUWD VOOR ALLE TIJDEN. Willem Van Herckenrode {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} de hedendaagse franse poëzie (1940-1976) {== afbeelding Jean Cocteau.==} {>>afbeelding<<} 1. Als je het Livre d'Or de la poésie française even doorneemt, d.i. een bloemlezing van de Franse poëzie na 1940, dan merk je dat de samensteller ervan ruim 250 dichters behandelt. In La poésie contemporaine de langue française depuis 1945 worden er ongeveer een duizendtal gerepertoriëerd! Indrukwekkend, jawel, maar zijn al deze dichters even waardig te worden vermeld naast Baudelaire, Nerval, Valéry of Mallarmé? Wie zal het zeggen? En wanneer? Wij kunnen immers tegenover de meeste kunstenaars uit de naoorlogse periode nog niet altijd voldoende afstand nemen om ze eerlijk te evalueren. Trouwens, het ligt geenszins in onze bedoeling over welke dichter dan ook ons persoonlijk oordeel te willen opdringen aan de lezer. Dat men onze indrukken niet gaat beschouwen als een etiket dat wij op die kunst willen kleven... laat het enkele door woorden verminkte gevoelens van bewondering zijn die pogen te suggereren hoe groots of hoe eenvoudig, hoe aandoend, hoe verontrustend of hoe mooi een gedicht wel kan zijn. Deze bijdrage kan ook niets meer zijn dan een uitnodiging tot de voor de lezer onbekende of minder bekende naoorlogse poëzie in Frankrijk. In grote lijnen zullen wij het eerst hebben over die dichters die vóór de oorlog reeds hadden gepubliceerd en ofwel pas na de oorlog enige bekendheid verwierven ofwel hun notoriëteit toen nog zagen verder leven of zelfs vergroten. Nadien zullen wij enkele van de jongste dichters proberen te benaderen, zij die pas na de oorlog hun eerste verzen publiceerden. De laatste publicaties van Paul Valéry (1871-1945), die de intellectualistische poëzie van Stéphane Mallarmé nog overtreft, hebben nog wel een grote invloed na 1940 maar behoren reeds tot een andere tijd, alleen al door de sublieme wijze waarop Mr. Teste mediteert over doel en middelen van de intellectuele activiteit; zijn kunst overschrijft nu reeds de grenzen van de tijd en van de menselijke mogelijkheden. Het zelfde kan worden gezegd van het groots en religieus geïnspireerd oeuvre van Paul Claudel (1868-1955) die in zijn poëzie eerder de smaak en het genoegen van ervaringen en sensatie laat spelen, een beetje zoals Arthur Rimbaud. 2. De Franse poëzie van de jaren 1940-1950 is eigenlijk meer door de feiten getekend dan de roman, hoewel het niet zozeer de geschiedenis zelf is die in de literatuur dringt, maar wel eerder de sfeer die zij heeft geschapen en de angst die ze heeft opgeroepen. De oorlog en het nu iets verderaf gelegen surrealisme zijn er mede de oorzaak van dat de functie van de poëzie nader wordt bepaald: zij bevond zich ver van de realiteit en was ingesloten in het subjectief en lyrisch spel van en met de taal - zoals bij Valéry en Mallarmé en de door het onbewuste geinspireerde poëzie der eerste surrealisten. Dat daar nu enige verandering zal in komen zullen wij in deze bijdrage ruimschoots de gelegenheid hebben te illustreren. Denken wij maar aan Tristan Tzara (1869-1963), de stichter van het dadaïsme, later overtuigd en militant surrealist, die de vernietiging van de gemeenschap, de taal, de logica en de wereld predikte, en voor wie brutaliteit in de poëzie levensvoer was. Die man wordt nu ernstig, zachtaardig en sociaal aanvaardbaar. Hij verdedigt niet langer meer de desintegratie, wel de integratie. Geen destructie meer: Laissez les herbes grêles mûrir à vos fenêtres (uit Sans Coup Férir, 1949). Zoals verschillende andere dichters, o.m. P. Eluard en L. Aragon, waar we later op terugkomen, is T. Tzara uit de surrealistische beweging getreden en werd hij pas erkend na uit de beweging te zijn gegroeid. De oorlog als basisthema vind je ook nog bij andere dichters zoals P.J. Jouve, J. Supervielle, P. Eluard, J. Prévert (1900-1977), L. Aragon, Saint-John Perse, H. Michaux en R. Char. Voor Pierre Jean Jouve (1887) is de poëzie, net zoals voor Nerval, een pijnlijke weg naar de verloren hoop, een progressief oplossen van de problemen die buiten de poëzie blijven bestaan. De strijd die de dichter aanbindt met de taal prefigureert de ‘andere’ strijd. Steeds vind je ook in zijn gedichten het beeld van de onrustige mens, op het punt te worden verlost, hij die het licht in de verte ziet schemeren: O beauté de là-bas, songe de l'extrême heure (uit Les soleils disparus, 1967). Het zijn beelden van een wezen dat geleden heeft in de oorlog en wiens poëzie de spirituele afstand poogt te overbruggen tussen de voorbije catastrofe, het ‘paradise lost’ en de droom van een soort onmetelijk geluk... De realiteit van de oorlog is nog duidelijker terug te vinden bij Saint-John Perse (1887-1976), nobelprijswinnaar voor literatuur in 1960. Na ongeveer 20 jaar stilzwijgen en een politieke carrière publiceert hij in 1942 Exil, in 1946 Vents en in 1957 Amers: het gaat hier duidelijk om de verbanning gedurende de oorlog, om de wervelwind die de aarde heeft verwoest en om de bitterheid van de ontgoochelde mens die droomt van een andere wereld. Toch is er enige hoop C'étaient de très grands vents sur toutes faces de ce monde, De très grands vents en liesse par le monde, qui n'avaient d'aire ni de gîte Qui n'avaient garde ni mesure, et nous laissaient, hommes de paille, En l'an de paille sur leur erre... Ah! oui, de très grands vents sur toutes faces de vivants! (...) Quand la violence eut renouvelé le lit des hommes sur la terre, Un très vieil arbre, à sec de feuilles, reprit le fil de ses maximes... Et un autre arbre de haut rang montait déjà des grandes Indes souterraines, Avec sa feuille magnétique et son chargement de fruits nouveaux. (Vents, 1946) Net zoals bij de andere dichters is het niet de directe referentie naar de voorbije beproevingen die van Saint-John Perse een groot dichter maken, wel zijn visie op de mens: deze is memorabel, waard te worden geloofd en de held te worden genoemd van een groots epos dat niets meer is dan dat van de strijd tegen de dood. Het heden is werkelijk iets en misschien is de dood niets meer dan het hart van een eeuwige schepping. In zijn Chroniques, (1960), ziet hij nog verder dan de dood: Pour nous chante déjà plus hautaine amertume. Route frayée de main nouvelle, et feux portés de cime en cime en in Vents (1946): Jusqu'aux rives lointaines où déserte la mort! Deze nerveuze man wil na de schande van de oorlog de mens in ere herstellen. 3. De poëzie staat niet alleen dichter bij de realiteit door de directe of indirecte verwijzing {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} naar de oorlog, maar meer nog door de algemeen geldende drang naar het herstellen van de communicatie: een nieuwe vorm van realisme ontstaat, die zich verhoudt tot het lyrisme als een reportage tot een roman. De veelgelezen Jacques Prévert (1900) is een authentiek dichter die met zijn werk ook het niet gespecialiseerde publiek bereikt. Zijn surrealistisch verleden verraadt zich nog enigszins in zijn kunst, in die zin dat hij eerder spreekt dan wel schrijft - veel van zijn gedichten moeten worden luidop gelezen, later is dat ook het geval met de poëzie van R. Queneau - en o.m. ook omdat hij walgt van traditie, zich opstelt als anarchist, de bourgeoisie op de korrel neemt, enz., maar steeds op een speelse wijze. Geen symbolistische alchemie van woorden, geen mystiek noch metafysica, wel pittige vondsten die de dagelijkse sleur in een ander licht plaatsen. Het fait-divers herleeft in een nieuwe dimensie en zijn gedichten zijn kroniekjes of cursiefjes, vaak zijn het slechts opsommingen zoals bij P. Reverdy. Préverts opsommingen zijn echter meer dan een naast mekaar zetten van dingen of mensen, de wijze waarop ze worden gejuxtaposeerd houdt vaak een waarde-oordeel in, zoals in Cortège uit de bundel Paroles (1946): (...) Un professeur de porcelaine avec un raccomodeur de philosophie Un contrôleur de la Table Ronde avec des chevaliers de la Compagnie du gaz de Paris Un canard à Saint-Hélène avec un Napoléon à l'orange Un conservateur de Samothrace avec une Victoire de cimetière Un remorqueur de famille nombreuse avec un père de haute mer Un membre de la prostate avec une hyperthrophie de l'Académie Française Un gros cheval in partibus avec un grand évêque de cirque Un contrôleur à la croix de bois avec un petit chanteur d'autobus Un chirurgien terrible avec un enfant dentiste Et le général des huîtres avec un ouvreur de Jésuites. Ook kan hij zacht en sentimenteel zijn, teder zoals in Les enfants qui s'aiment (uit Spectacles, 1951): Les enfants qui s'aiment s'embrassent debout Contre les portes de la nuit Et les passants qui passent les désignent du doigt Mais les enfants qui s'aiment Ne sont là pour personne Et c'est seulement leur ombre Qui tremble dans la nuit Excitant la rage des passants Leur rage leur mépris leurs rires et leur envie Les enfants qui s'aiment ne sont là pour personne Ils sont ailleurs bien plus loin que la nuit Bien plus haut que le jour Dans l'éblouissante clarté de leur premier amour. Dergelijke poëzie, soms bijna proza, maar hier nog zeer melodieus, vinden we ook bij F. Ponge, maar met andere inhoudscomponenten. Deze poëzie maakt mogelijk te spreken van een breuk met de traditie en van een vereenvoudiging van de poëtische taal, ook nog in de hand gewerkt door andere dichters zoals P. Eluard en L. Aragon. 4. Omdat er nu een vereenvoudiging van taal en vormen nagestreefd wordt is de poëzie daarom niet minder mooi of poëtisch. Getuige daarvan o.a. het werk van Jules Supervielle (1884-1960), wiens dichtkunst meer in de sfeer van de universele mythologie voorschrijdt, naar een soort cosmische eeuwigheid, met centraal de mens tegenover zijn lot o.m. gezien tegenover de tijd en zijn omgeving die hij transfigureert, zoals in Ciel et Terre (1945): Berger reconnaissable aux couleurs de la terre, Je ne sais rien de moi dans ces plaines sans fond Et pourtant je suis bien ce prudent et ce frère Qu'on devine au travers du nocturne buisson, Et pourtant je me vois rassembler des étoiles Mortes, vivant sans soif dans mes mains des lueurs, Je les ranime avec un reste de chaleur Qui me vient de si loin que mes gestes en tremblent. Net zoals bij Eluard, Aragon, Emmanuel en Char is het je van Supervielle geen lyrisch ik meer, maar een onpersoonlijk ik. Deze dichter leeft niet meer aan de rand van de maatschappij, zoals zeg maar Baudelaire of Rimbaud, hij wil zich integreren waardoor zijn subjectieve confidenties meer en meer verdwijnen en zijn persoonlijk lyrisme vervaagt {== afbeelding Raymond Queneau.==} {>>afbeelding<<} ten voordele van een stem die deze wordt van de anderen, van een sociale groep of van een natie (bij Eluard) of van zijn tijd (bij Saint-John Perse). Je wordt nous. Supervielle spreekt niet alleen over zichzelf. Zijn poëzie is La Fable du Monde (bundel uit 1938) en zijn doorzichtige taal is verstaanbaar voor elkeen. Vaak is hij ook niets meer dan een verteller en het anecdotische in zijn werk plaatst hem in een zekere mate bij deze dichters die aandacht schenken aan de gewone dingen en feiten, zoals Prévert e.a. Wel is de dimensie van de realiteit bij Supervielle veel ruimer dan bij de nonconformist Prévert. Supervielle zal o.m. een grote invloed uitoefenen op de ook Nervaliaanse poëzie van Jean Tardieu (1903). De vereenvoudiging van de poëtische taal zonder dat aan haar specificiteit wordt geraakt, bereikt echter haar hoogtepunt bij L. Aragon en P. Eluard: beiden zijn zij uit het surrealisme gegroeid, hebben zij de oorlog meegemaakt in het verzet en getuigen zij van een sterk sociaal en communistisch getint engagement. Louis Aragon (1897) vroeger schandaaltjeszoeker, shokerend en toonaangevend surrealist behoort tot deze groep dichters die spreken voor een gehele natie, waarmee hij eigenlijk beantwoordt aan een zekere vraag rondom hem: de oorlog, het verzet en de bezetting zijn eenvoudige, duidelijke en veelbetekenende gemeenplaatsen bij hem. De dichter wil bij het volk gehoord worden en probeert contact te vinden door een voor de massa bereikbare poëzie te schrijven - naar vorm en naar inhoud - meestal klassiek in {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} vorm (alexandrijnen die in het geheugen blijven hangen) en die de geschiedenis en de liefde op een soms petrarkistische, dan weer epische, wijze bezingen. De twee hoofdthema's uit zijn poëzie zijn de liefde tot de natie en deze tot zijn vrouw Elsa Triolet, zo innig verweven liefdesobjecten dat zij vaak onder het symbool van de hoop één worden, zoals in Le Crève-coeur uit 1941: Mon amour n'a qu'un nom c'est la jeune espérance J'en retrouve toujours la neuve symphonie Et vous qui l'entendez du fond de la souffrance Levez les yeux beaux fils de France Mon amour n'a qu'un nom Mon cantique est fini of in Cantique à Elsa (uit 1941) Un jour Elsa mes vers qui seront ta couronne Et qui me survivront d'être par toi portés On les comprendra mieux dans leurs diversité Alors on entendra sous l'accent du délire Dans les aveugles mots les cris de déraison Par cet amour de toi sourdre la floraison Des grands rosiers humains promis à l'avenir Paul Eluard (1895-1952) brengt op zijn manier de poëzie dichter bij de massa en heeft bijzonder mooie gedichten gewijd aan de verzetsbeweging in Frankrijk, waarin hij zich intimist en ook militant patriot toont, zonder nochtans in overdrijving te vallen. Ook hij schrijft een poëzie voor iedereen, waarin de eenzaamheid uitnodigt tot een volwaardig gemeenschapsleven en tot liefde en rechtvaardigheid, waarin de nacht een verzuchting is naar de dag, waarin alle ervaringen een sociale dimensie krijgen, zoals wanneer hij zijn hymne schrijft aan de vrijheid, in Liberté (1942) en wanneer hij de eenzaamheid poogt te definiëren in Ma morte vivante (1960): Dans mon chagrin rien n'est en mouvement J'attends personne ne viendra Ni de jour ni de nuit Ni jamais plus de ce qui fut moi-même Mes yeux se sont séparés de tes yeux Ils perdent leur confiance ils perdent leur lumière Ma bouche s'est séparée de ta bouche Ma bouche s'est séparée du plaisir Et du sens de l'amour et du sens de la vie Mes mains se sont séparées de tes mains Mes mains laissent tout échapper Mes pieds se sont séparés de tes pieds {== afbeelding Saint-John Perse.==} {>>afbeelding<<} Ils n'avanceront plus il n'y a plus de routes Ils ne connaîtront plus mon poids ni le repos Il m'est donné de voir ma vie finir Avec la tienne Ma vie en ton pouvoir Que j'ai crue infinie Et l'avenir mon seul espoir c'est mon tombeau Pareil au tien cerné d'un monde indifférent J'étais si près de toi que j'ai froid près des autres. Zoals bij Aragon zijn de liefde tot de anderen en de liefde tot de natie innig verweven. Bij Eluard echter is de band tussen beide expliciet gegeven, het is de daad van het zich geven aan de andere. Net zoals bij Aragon is uit een wereldvijandig surrealist een sociaal en politiek engagement gegroeid dat de metaforiek van zijn open poëzie zal bepalen. 5. Wij hadden het reeds meermaals over het surrealisme: telkens als beweging waarvan dichters zich a.h.w. hebben bevrijd. Zijn er dan geen echte surrealisten meer? Toch wel, maar niet meer in die mate dat zij aan het manifest van A. Breton beantwoorden. Eluard en Aragon hebben wel van de beweging hun militant engagement overgehouden. André Breton echter (1896-1966) die in tegenstelling met de anderen zijn grootheid zelf aan het surrealisme te danken heeft, ziet in dat de beweging de wereld niet heeft kunnen veranderen: de destructie die hij predikte voor de oorlog heeft nu een bittere nasmaak. De naoorlogse poëzie van deze intelligente man is er dan ook een van gemiste kansen en vervlogen hoop. Zijn ontgoocheling wordt nauwelijks verlicht door het feit dat het surrealisme de poëzie wel heeft veranderd; en niet alleen de poëzie, de kunstwereld in zijn geheel. De kunstenaar is nu een vrij man, los van elke rhetoriek, sociaal en politiek geëngageerd, militant, enz., daarom ook beantwoorden Eluard en Aragon aan de verwachtingen die eigenlijk geschapen werden of opgeroepen werden door het surrealisme, gelouterd door een Wereldoorlog. Breton echter wenst zich uit die realiteit terug te trekken en verwerpt elk contact met de actualiteit. Hij leeft in de nostalgie van het verleden, in een onmogelijke droomwereld. Sartre zou van hem zeggen: ‘il vit en exil parmi nous’. Zijn allerlaatste verzen echter laten een zekere vorm van aanpassing en gelatenheid zien. Ook Philippe Soupault (1897), bij wie surrealistische trekken interfereren met hechte symbolen en die in de jaren '20 nog had samengewerkt met Breton, publiceerde nog enkele surrealistische gedichten; de kracht van voorheen is er echter uit, net zoals bij Benjamin Péret (1899-1959), die de absurditeit krachtig en gewelddadig onderlijnt, en zoals bij Georges Hugmet (1906). Citeren wij hier ook Robert Desnos (1900-1945), een ex-surrealist met soms zwaarwegende onirische inspiratie, en vooral Jean Paulhan (1884-1968), die nog bepaalde vormen van taalterreur en mystificatie pleegt in zijn zeldzame maar bijzonder intelligent aandoende publicaties: de invloed van het surrealisme blijft dus duidelijk merkbaar. En de beweging is al bij al van fundamenteel belang geweest voor de ontwikkeling van alle naoorlogse kunstvormen. Zij heeft echter ook bij enkele dichters, vaak zelf vroeger ook surrealisten, heimwee naar de oude en traditionele poëzie en rhetoriek opgeroepen. Denken wij maar aan Patrice de la Tour du Pin (1911-1975). Hij is een typisch eenzaam en verlaten levend aristocraat die de metafysische dimensie van de eenzaamheid en van de kracht van de taal poogt te evoceren in een traditionele niet zelden moeilijke poëzie die op het einde zelfs barok wordt. Bij hem geen politiek engagement, wel organische en grote composities waarin vooral de jongere J. Cl. Renard (1922) zijn eerste inspiratie zal vinden. Er is met name in die naoorlogse periode een paradox te onderscheiden: de spanning tussen enerzijds de vraag naar een nieuwe realistische poëzie en anderzijds de wens de prosodische regels en de coherentie van het gedicht te herstellen {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} in de zin van de traditie, tegen het onirische van het surrealisme in. Die paradox is geboren uit het surrealisme zelf, dat de mens vrij maakt en als dusdanig alles mogelijk maakt, de vernietiging en het herstel van de taal en van de traditionele normen, droom en werkelijkheid, en uiteraard ook de paradox zelf. Voorheen probeerde de dichter de wereld te verpoëtiseren, te annexeren aan de poëzie. Nu is de wrede werkelijkheid van de oorlog nog zo dichtbij dat de poëzie gedepoëtiseerd wordt en integendeel in ere wordt hersteld door haar integratie binnen de realiteit. 6. Los van elke school maar als dichter die inderdaad depoëtiseert, moet zeker Henri Michaux (1899) worden vernoemd, een alleenstaand man die sterk beïnvloed werd, zoals al zijn tijdgenoten trouwens, door het surrealisme. Michaux heeft alles geprobeerd en wekte daarom - zoals alle groten in de kunst - eerst verbazing en verwondering, omdat hij de grenzen verlegd heeft van het gewone, van het toelaatbare in de poëzie, omdat hij gewoonten heeft verbroken. Het is een poëzie van droombeelden, obsessies en fantasmen, handelend over angst, dood, nacht, vreemde sensaties, het niets, de cosmische leegte. De prosodie shokeert evenzeer als de inhoud en de beschreven ervaringen, en is even discontinu als zijn ideeën en zijn inspiratie. Vaak is het antipoëzie en vernietiging van de courante taal, door het scheppen van nieuwe woorden. Op zijn minst ongewone en zeer individualistische poëzie, dikwijls genadeloos moeilijk, soms ook revelerend en lyrisch in haar onmacht de dingen te noemen, en die zich insluit in die eenzaamheid en weigert te spreken tot allen, tot de cosmos zoals in Epreuves, exorcismes (1945) Immense voix qui bois nos voix Immense père reconstruit géant par le soin, par l'incurie des événements Immense Toit qui couvres nos lois nos joies ... Suffit! ici on ne chante pas Tu n'auras pas ma voix, grande voix Tu t'en passeras, grande voix Toi aussi tu passeras Tu passeras, grande voix. Los van elke trend dient eveneens Antoine Artaud geciteerd te worden (1896-1948), een getormenteerd man wiens poëzie door haar {== afbeelding Jacques Prévert, gezien door zijn geestesgenoot, de Franse karikaturist Maurice Henry.==} {>>afbeelding<<} esoterisme soms doet denken aan Mallarmé. Het is de dichter die uit zichzelf wenst te treden, uit zijn zieke lichaam en geest en die de binding van de geest aan het lichaam als een gevangenschap van die geest ervaart. Steeds echter valt en hervalt de dichter in zijn pogingen te ontsnappen aan zichzelf, zijn zwakke lichaam ervaart hij als teken van de onmacht van zijn geest, zijn ziekte lijkt een wonde van de geest en een teken van een om zijn existentie strijdend mens die niet werkelijk leeft, maar steeds stervende is, steeds oorlog voert om te kunnen herboren worden, voor wie het besef van de dood een reden tot leven is: Le monde en ébulition est enfer perpétuel, guerre sempiternelle jamais achevée pour vivre dans cet état de genèse, temps des hommes tous guerriers et héros (Préface à Jacques Prével, De Colère et de Haine, 1960). 7. Maar wij moeten oog naar de jongere dichters luisteren, hoewel wij nog niets hebben gezegd over de grootste kunstenaar van Frankrijk in de naoorlogse periode, nl. Jean Cocteau (1889-1963); over de onschuldige en ontroerende poëzie van Marie Noël (1883-1967) waarvan vele gedichten op muziek zijn gezet; over de visionair, unanimist en realist Jules Romains (1885); over de eenzame Joë Bousquet (1897-1950); over Max Jacob (1876-1944); over de talrijke gedichten van Paul Fort (1872-1960) in de lijn van de traditionele en academische poëzie; over Pierre Reverdy (1889-1960), die op eerbiedige wijze de symbiose van mens en ding in de wereld probeert vast te leggen, die het immobilisme der dingen stelt tegenover een wereld die steeds in beweging is: in zijn realistische wereld zijn de dingen ‘les épaves du ciel’ en zijn poëzie is één complex nadenken over de taal, het leven en de dood, en speelt zich af in een droomwereld die hermetisch gesloten lijkt, vaak zelfs beangstigend; zijn poëtisch realisme heeft veel invloed op Ponge; hij werd trouwens reeds in 1924 door A. Breton als voorloper en meester beschouwd. 8. Na de oorlog is de poëtische productie van de nieuwe en jonge dichters zeer omvangrijk: willen zij getuigen zijn van het leed dat zij zagen? Willen zij de helden vereeuwigen? of willen zij door de poëzie de oorlog vergeten?... Pas nu kunnen wij in die toenmalige inflatie van gedichten en dichters het meest waardevolle onderscheiden. Pierre Emmanuel (1916) zoekt een soort formele vernieuwing in een opnieuw metafysische poëzie, beïnvloed o.a. door P.J. Jouve, nochtans zonder hermetisme. Zijn gedichten grijpen vaak terug naar de Griekse en Romeinse mythologie en naar de christelijke symboliek. In de laatste jaren echter is zijn poëzie weer abstracter en naar onze mening kleurloos geworden. Francis Ponge (1889) is een van de grootste hedendaagse dichters. Een van zijn werken Le Parti-pris des Choses (1942) is een manifest waarin hij de grondslagen van zijn kunst en van zijn denken uiteenzet: het poëtisch realisme zonder ook maar enige subjectieve contaminatie. Prévert deed de feiten van alledag meer waarde krijgen, Ponge gaat nog verder en stelt het object, het voorwerp centraal, niet als voorwerp, maar als object door de mens gezien, in zijn omgeving, uit zijn levenssfeer. Zijn poëzie wordt aldus een fenomenologie van de objectenwereld, zoals in Les Plaisirs de la porte (1942): Les rois ne touchent pas aux portes. Ils ne connaissent pas ce bonheur: pousser devant soi avec douceur ou rudesse l'un de ces grands panneaux familiers, se retourner vers lui pour le remettre en place, - tenir dans ses bras une porte. ... Le bonheur d'empoigner au ventre par son noeud de porcelaine l'un de ces hauts obstacles d'une pièce; ce corps à corps rapide par lequel un instant la marche retenue, l'oeil s'ouvre et le corps tout entier {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} s'accomode à son nouvel appartement. D'une main amicale il la retient encore, avant de la repousser décidément et s'enclore, - ce dont le déclic du ressort puissant mais bien huilé agréablement l'assure. De poëzie van Ponge is er ook één die grotere communicabiliteit nastreeft. Ponge veegt ook de woorden schoon zoals Sartre het hem had voorgezegd: ‘laver les mots des couches superposées de crasses’ (Sartre, L'Homme et les Choses, 1942) en eigenlijk ook zoals Valéry en Mallarmé het altijd hebben geprobeerd: aldus stelt Ponge, zoals de grote dichters het hem voordeden, de essentie van de taal - logos - in vraag, de zin die ze heeft, haar functie, haar duidelijkheid, haar tekens, haar bemiddelingsfunctie tussen geest en buitenwereld, haar interne creativiteit. In deze zeer vaak kunstige beschrijvingen van objecten, in een maagdelijke pure poëzie vindt de dichter de sereniteit en vergeet hij alle onrust; zijn gedichten zijn als stillevens... Is dit niet een bevrijdende anti-climax na de paniek van een sensatievolle oorlog? De poëzie van Roger Caillois (1913) ligt in dezelfde lijn: Pierres is een zeer evocatieve bundel waarin het zien en beschrijven van (edel)stenen voor Caillois het ontsnappen aan tijd en dood evoceert. Steeds in dezelfde lijn van het poëtisch realisme, maar met nieuwe vormen, ligt de gecondenseerde poëzie van de Bretoen Eugène Guillevic (1907) bij wie bomen, dingen en rotsen, geïsoleerd worden en als het ware tussen de verzen beginnen te leven. Dit animisme is ook niets meer dan een poging om langs de dingen de mens te leren kennen, het realisme is geen doel, wel een middel: in de poëzie van Guillevic komt vaak de behoefte van de dichter tot uiting om op een begrijpelijke wijze mede te delen dat niet hij spreekt, wel allen rondom hem, dat alleen leven belangrijk is en meer nog ‘d'aller plus loin, de vivre plus’, niet langer leven, wel meer en intenser leven, boven de dingen heen, zoals in zijn Art poétique (1949) staat: Je ne parle pas pour moi, Je ne parle pas en mon nom, Ce n'est pas de moi qu'il s'agit. Je ne suis rien Qu'un peu de vie, beaucoup d'orgueil. Je parle pour tout ce qui est, Au nom de tout ce qui a forme et pas de forme, Il s'agit de tout ce qui pèse, De tout ce qui n'a pas de poids. Je sais que tout a volonté, autour de moi, D'aller plus loin, de vivre plus, De mieux mourir aussi longtemps Qu'il faut mourir. Ne croyez pas entendre en vous Les mots, la voix de Guillevic. C'est la voix du présent allant vers l'avenir Qui vient de lui sous votre peau. Naast de angst te moeten sterven - leven is niets anders dan ‘mourir longtemps’ - is er de moed, de wil en het geluk te kunnen leven: geen duidelijker illustratie van het universeel ik van de dichter, universeel ik dat wij vroeger reeds hadden gevonden bij Prévert, Eluard en Jouve, o.m., en dat hier ook bevrijdend klinkt na de oorlog. 9. Taalvirtuoos en niet een denker is de surrealist en anticonformist Jacques Audiberti (1899-1965) met zijn verbale stormen, een man die alle rhetoriek afwijst en het meest onverwacht gebruik maakt van de woorden: een zachte en parodieërende destructie van de courante taal, die terzelfdertijde creatie is van een nieuwe taal, zoals dat ook het geval is bij de superintelligente Raymond Queneau (1903-1976), wiens genie later nog zal overtroffen worden door dat van Boris Vian (1920-1959), waarvan slechts één bundel (postuum) verschenen is. Het surrealisme leefde verder na de oorlog onder ‘zachtere’ vormen; dat noteerden wij reeds vroeger: denken wij maar aan de barok, het ongewone en het fantastische, aan het erotisme zelfs in de poëzie van André Pieyre de Mandiargues (1909), en vooral aan Yvan Goll (1891-1950), dichter der droefheid, der zachtheid en der diepste gevoelens, op zoek naar de verloren kennis (Jean sans Terre) en naar zijn evennaaste: Les portes J'ai passé devant tant de portes Dans le couloir des peurs perdues et des rêves séquestrés J'ai entendu derrière les portes des arbres qu'on torturait Et des rivières qu'on essayait de dompter J'ai passé devant la porte dorée de la connaissance Devant des portes qui brûlaient et qui ne s'ouvraient pas Devant de portes lasses de s'être trop fermées D'autres comme des miroirs où ne passaient que les anges Mais il est une porte simple, sans verrou ni loquet Tout au fond du couloir, à l'opposé du cadran La porte qui conduit hors de toi Personne ne la pousse jamais (1951). De absurditeit is de basisidee van de eerste gedichten van Alain Bosquet (1919) geinspireerd door de dreiging van de atoomoorlog, een voortdurende cosmische angst veroorzaakt door de daden van de mens: Je suis seul, je suis seul, c'est l'heure des tempêtes. Les mots à qui je parle ont peur de me parler. La nuit m'entoure, je m'accroche à ma planète, Le sud est-il au nord? Mon étoile a coulé. (uit Quatre Testaments et autres poèmes) In zijn laatste verzen echter ziet de dichter in dat hij zich niet kan verzetten tegen de absurditeit van de wereld en ze zo maar moet aanvaarden. Dezelfde soms crepusculaire poëzie kan je terugvinden o.m. bij André du Bouchet (1924), die zoals Pierre dalle Nogare (1934) en Jacques Dupin (1927) wegvlucht uit de stad, het leven en de drukte, tot in de gevangenis, door Dupin als volgt geëvoceerd: Un aveugle vous le dirait ce haut mur lisse est une partition des saillies, d'anfractuosités où l'insoutenable et l'inécrit massivement se jettent... un aveugle vous guiderait ... la table ruisselle de sang le mur transcrit l'exaspération du bourreau la dégradation de la douleur ... il est le seul à s'échapper le sang sous la porte d'une cellule (1963). Isidore Isou (1925) en Maurice Lemaître (1926) pogen met het lettrisme de door Dada ingezette vernietiging der taal voort te zetten {== afbeelding Paul Fort.==} {>>afbeelding<<} {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} (de letter als materie der poëzie), doch hun verzen blijven onverstaanbaar: de letter heeft het woord als zodanig nog niet kunnen vervangen. Ook rond Tel Quel wordt een theorie geproduceerd die de poëtische schepping moet demystifiëren, en daarbij nog de sociale klasse voor wie de poëzie een voorrecht is. De dichters van die beweging, in tegenstelling met de critici - zoals Sollers - overtreffen diegene die zij afbreken geenszins. 10. In een andere sfeer, die van de religieuse inspiratie, moet de taalvirtuoos Jean Grosjean (1912) worden vernoemd, en ook de bijbelse poëzie van Jean Cayrol (1911) met zijn metafysische vragen, symbolische en profetisch aandoende getuigenissen; ook de poëzie van Luc Estang (1911) die een soort officieel katholicisme verdedigt in een zeer regelmatige en melodische poëzie. Binnen de zelfvoldoening van zijn teksten leeft Yves Bonnefoy (1923), die met Valéryaanse allures, esoterische verzen en een moeilijke mystiek in zijn poëzie de dood en de stilte bezweert en daardoor fundamenten vindt voor het leven en voor de poëzie zelf. Claude Vigée (1921) zoekt een zekerheid, een geloof in een bijbelse poëzie waarin metafysische spiritualiteit en taalkunst innig verweven zijn om vooral het lot van het Joodse volk te bezingen zoals in deze zeer mooie verzen: Entre flux et reflux hennissent dans la brume Les juments de la mer aux crinières d'écume {== afbeelding Max-Pol Fouchet.==} {>>afbeelding<<} Il n'est pas de saison que leur sabot n'efface. Il n'est pas de maison qui garde notre trace. Riches, non du futur, mais de savoir-mourir, Nous n'avons de royaume ailleurs qu'à la frontière Où nous parque la nuit qui couvre notre errance, - Un nuage, un appel de bête qui halète, Cette seconde mort qui défie le silence, Ce peu de souffle où tremble une voix de poète (Le Soleil sous la mer, 1972) 11. Buiten alle tendenzen en pal tegenover het poëtisch realisme of het surrealisme staan talrijke traditionele dichters met o.m. Maurice Fombeure (1906) met zijn landelijke en pittoreske verzen die vaak aan Villon of Marot herinneren, en met zijn gedichten over de seizoenen, de familie, de kinderen, de liefde en het huis, zonder enige pretentie. Zijn poëzie werd op muziek gezet door Louis Amadé (1915) - net zoals die van Aragon, gezongen door Ferré - die ook L'important c'est la rose voor G. Bécaud schreef. Poëzie en zang zijn in deze tijdig met Brassens, Aznavour, Regiani, Trénet, Bécaud, Gréco, Mouloudji, Béart en vooral Brel zeer innig verweven: Le Plat Pays en Les Vieux van Brel zijn prachtige composities. Het verder zoeken naar openheid in de poëzie wordt ook geïllustreerd door de publicatie van Poésie pour vivre (1964) door Serge Brindeau en Jean Breton, een soort manifest, waarin de auteurs het hermetisme bestrijden. Zelf publiceren zij veel gedichten. In dat opzicht dienen ook de inspanningen van de uitgever - zelf ook dichter - Pierre Seghers (1906) te worden vermeld. Vele andere namen kunnen wij hier enkel maar vermelden: Jean Follain (1903-1971), miniaturist en jongste vertegenwoordiger van het poëtisch realisme met korte gedichten over de familie, de landelijke en alledaagse feitjes en voorwerpen; de poëzie van A. Lanoux (1913); het engagement en de revolte van Henri Pichette (1924), neo-surrealist en marxist; de welsprekende, hevige en neo-surrealistische beelden van André de Richaud (1909-1968); de existentiële poëzie van Georges Bataille (1897-1962); de metafysica van Pierre Oster (1933); Michel Deguy (1930), enz. Wij hebben bijvoorbeeld ook nog geen woord gezegd over de Franse poëzie buiten Frankrijk. In Begië zijn er o.a. F. Hellens (1881-1972), M. Thiry (1897), R. Goffin (1899), M. Carême (1899) en L. Wouters (1930); in het franstalige Canada o.m. A. Grandbois (1900) en F. Ouellette (1930); de negerpoëzie met o.a. A. Césaire (1913) en Léopold Sédar Senghor (1905); G. Schéhadé (1910) en Malcolm de Chazal (1902); Loys Masson (1915-1970), enz. 12. De verkiezing tot Princes des poètes in 1960 is zeer leerrijk en illustreert hoe succesvol de vroeger ingezette bewegingen die de poëzie tot de massa brengen zijn geweest: bij deze verkiezing werden 80% der stemmen aan conservatieve en revolutionaire dichters gegeven, slechts 20% der stemmen gingen naar denkers en filosofische dichters. Democratisering van de poëzie? In de jaren '60 schijnt er een duidelijke teruggang te merken van de lyriek, zonder dat hij nochtans totaal verdwijnt, dit door de aandacht die wordt geschonken aan de revelatie van het object in de poëzie. Dit gaat ook samen met een soort purificatie van de woordenschat. Ponge was daar al een voorloper van met zijn evocatieve objectenpoëzie. Maurice Blanchot stelt trouwens de schepping voor van een zuiver literaire dimensie, en een soort hibernatie van het vocabularium. En Jean Paulhan heeft in diverse geschriften de problemen van de taal ook in die zin geschetst. Vandaar misschien ook het bestaan van talrijke korte gedichten, zoals E.A. Poe het voorschreef. Dit alles zal leiden tot de formalisatie van de poëzie bij de groep Tel Quel. Enerzijds lyrisme, anderzijds hyperobjectieve formalisering: twee tegengestelde pogingen om de poëzie te herleiden tot het essentiële in de taal. De criticus en de dichter beweren beiden dat de behoefte om bepaalde ogenblikken van een existentie onsterfelijk te maken - ogenblikken waarvan men weet dat zij voorbijgaand zijn - volstaat om een zo lofwaardige activiteit an sich als deze van de scheppende poëzie te verrechtvaardigen, hoewel er abstractie dient te worden gemaakt van het feit dat deze schepping een illusie in zich draagt. Deze illusie is een reden van bestaan van de poëzie en door deze illusie transcendeert de poëzie achtereenvolgens de taal en de werkelijkheid. Nooit voorheen in de geschiedenis van de Franse letterkunde is de band tussen de poëzie en de werkelijkheid, tussen de poëzie en haar verbruiker zo hecht geweest dan wel na de Tweede Wereldoorlog. Drs. Alex M.S. Vanneste (Ufsia) Korte bibliografie: Bersani J. e.a., ‘La littérature française depuis 1945’, Paris, Bordas, 1970. - Brindeau Serge, ‘La poésie contemporaine de langue française depuis 1945’, Paris, Bordas, 1973. - De Boisdeffre Pierre, ‘Les poètes français d'aujourd'hui’, Paris, P.U.F., 1973. - Girard M., ‘La littérature française moderne’, Paris, Seghers, 1968. - Picon Gaëtan, ‘Panorama de la nouvelle littérature française’, Paris, Gallimard, 1960. - Rousselot Jean, ‘Dictionnaire de la poésie française contemporaine’, Paris, Larousse, 1968. - Senghor L.S., ‘Anthologie de la nouvelle poésie nègre et malgache de langue française’, Paris, P.U.F., 1949. - Seghers P., ‘Le livre d'Or de la poésie française’, II, Verviers, Marabout, 1969. - Sylvestre G. et Gordon Green H., ‘A Century of Canadian Literature’, Toronto, Ryerson Press, 1967. - ‘Littératures de langue française hors de France’, Gembloux, Duculot, 1976. - ‘La poésie française de Belgique’, ‘Poésie 1’, 17 - 18 (1971). - ‘Poèmes français’, choisis par Y. Siraux, A. Bouyer en P. Parré, Namur, Wesmael-Charlier, 1974. {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} van loflied tot protest, engelands poëtische ontwikkeling {== afbeelding Sir John Betjeman Poet Laureate.==} {>>afbeelding<<} Metodische toelichting Wie een lezend publiek van een literair leven in een ander taalgebied wil op de hoogte brengen kan dit - zeker waar het de uiteraard, in vergelijking met de andere literaire genres, uiterst individualistische poëzie betreft - makkelijker en eerlijker in een weloverwogen bloemlezing dan in een overzicht. Bloemlezingen kunnen zelfs van dichters die niet door kwantiteit uitmunten of niet door poëtische innovaties in de kijker lopen toch een zeldzaam geslaagd gedicht opnemen. En moet men de dichters niet naar hun beste gedicht oordelen? Overzichten brengen vaak trieste verstandscategorieën binnen, brute veralgemeningen in bontgevarieerde werkelijkheden, of beperken zich tot de dichters die nieuwe poëtische wegen bewandelen en door hun kracht als de bekende Rattenvanger anderen in hun spoor dwingen. Jonge vernieuwers kunnen zó licht over het hoofd gezien worden, daar de weerslag van hun vernieuwend werk nog niet kan geschat worden. Auteurs worden daarbij vaak ook voorgesteld als gefixeerd op hun hoogtepunt of hun boodschap, waarbij, om de instructieve klaarheid te waarborgen, hun verdere ontwikkeling in het duister gelaten wordt. Voeg daarbij ook de niet te onderschatten invloed van persoonlijke voorkeur, dikwijls van toevalligheid bij het ontdekken. En steekt ook geen gevaar in de steeds ietwat verblindende ‘charme van de vreemde taal’, waardoor het nogal eens gebeurt dat een criticus bepaalde zinswendingen, woordkeuzen en uitdrukkingen gaat ophemelen - hoe deskundig hij ook in het vreemde taalgebied thuis is -, daar waar ze wellicht in het eigen taalmidden als doodgewoon en helemaal niet zo verrassend aangevoeld worden. Risico's dus, maar wie van deze risico's bewust is, kan ze wellicht veilig ontlopen. Als het daarbij zo is dat een kunstwerk zijn vader of moeder verslindt, dan zouden eigenlijk zelfs auteursnamen voor gedichtentitels de duimen moeten leggen, wat dan weer tot een on-instructieve chaos zou leiden. Poëzie dient zich immers aan als een zo rijk en overkoepelend geheel waarbinnen processen van actie en reactie - soms bij dezelfde schrijver - kunnen optreden, net zoals binnen de totaliteit van een taal enorme verschuivingen, transformaties kunnen optreden, zonder dat daardoor één ogenblik de taal als zodanig in gevaar komt. Voeg daarbij, speciaal nu voor het Engels taalgebied, de complexe en grillige invloedslijnen - we denken aan de invloeden van Amerikanen op de Britse dichters (Robert Lowell, John Berryman, de ‘Beat’-dichters, de ‘Black Mountain’-dichters, e.a.) Plus daarbij het probleem, eerder oppervlakkig, of je nu met een Engelsman te maken hebt of met een Amerikaan (b.v. in het geval van de uitgeweken Auden, de ingeweken Sylvia Plath, T.S. Eliot...). Poëtische ontwikkeling Dan maar de normale weg gevolgd met besef van zijn ontoereikendheid, besef van het onvermogen volledig rationeel bezit te nemen van een dichterlijke wereld, die best gelijkt op de door Gerard Manley Hopkins (1844-1889) bezongen veelzijdige schoonheid, de Pied Beauty: ...All things counter, original, spare, strange; Whatever is fickle, freckled (who knows how?) With swift, slow, sweet, sour, adazzle, dim,... Met deze passage uit een loflied op de zintuigelijke wereld van de dichter kunnen we best inderdaad dit overzicht van de Europees-Engelse poëzie inzetten. By a freak of circumstance, zoals dichter Louis MacNeice het uitdrukte, verscheen in 1918 een boek met Hopkins' gedichten, die, nota bene, tussen 1865 en 1889 geschreven werden. Deze dichtbundel van de jezuïetenpater, die Bernard Kemp in zijn inleiding op de Engelse vertalingen van Gezellegedichten door Christine D'Haen, naar betekenis en naar de sacramentele natuurvisie en vormgeving, met onze Gezelle vergelijkt, veegde de invloed weg van de overgangsfiguren van de 19de-20ste eeuw zoals Thomas Hardy (1840-1928), C.M. Doughty (1843-1926), Rudyard Kipling (1865-1936), Robert Bridges (1844-1930). Typisch is wel dat deze Robert Bridges zelf, zijn vriend, de publicatie tot 1918 liet talmen omdat hij er zelf van overtuigd was dat de lezers dergelijke gedichten als vreemd en duister zouden ervaren. In zijn inleiding op deze gedichten gewaagt hij zelf nog van bad faults en neemt de artistieke vernieuwing die erin steekt op de korrel. Hopkins' sprung rhythm immers - het metrum wordt nu geregeerd door accenten, niet meer door lettergrepen, one stress makes one foot, no matter how many or few syllables (Letter to Dixon, 27 feb. 1879) - gaf een heel nieuwe vitaliteit aan de poëtische uitdrukking. Het opent immers de poëzie voor een veel breder woordgebruik en verscherpt, door het accentenspel, de mogelijkheid van reliëf tussen indringende en zwakkere woorden. Nieuwe woordcombinaties, syntactische samentrekkingen bewerken zijn strict beauty (...in serious poetry the standard and aim is strict beauty and if the writer misses that his verse, whatever its incidental merits, is not strict or proper poetry... (The Letters of G.M. Hopkins to R. Bridges, London, 1935, p. 133). Voeg bij deze grondige vernieuwing de ervaring en onmenselijkheid van de eerste wereldoorlog, die auteurs als Rupert Brooke (1887-1915), Siegfried Sassoon (1886-1967) (You smug-faced crowds with kindling eye / Who cheer when soldier lads march by, / Sneak home and pray you'll never know / The hell where youth and laughter go. - Coll. Poems, Faber, p. 28); en vooral de tragische Wilfred Owen (1893-1918) gestalte krijgt, en de pastorale onschuldspoëzie van het week-end-bezingende oeuvre van de ‘Gregorians’ Edward Thomas (1878-1917), Edmund Blunden (1896-1974), Thomas Hennell (1903-1945), A.E. Housman (1859-1936), Andrew Young (1885- {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} 1971) krijgt een ferme deuk. Toch zal later steeds het heimwee naar deze rustig zingende ‘domestic’ lyrische zielen blijven naklinken. Tegenover de met zon overgoten landschappen van deze dichters klinkt Wilfred Owens bekende klacht in Futility erg contrasterend: Was it for this the clay grew tall? - O what made fatuous sunbeams toil To break earth's sleep at all? Toch kunnen die twee vernieuwingen in de Engelse poëzie de populariteit van Thomas Hardy, W.B. Yeats (1865-1939) en Walter de la Mare (1873-1956), die op het einde van de oorlog nog een general acceptance genoten - zoals Leavis het in zijn New Bearings in English Poetry, p. 26 schrijft - niet in een handomdraai teniet doen. Na de eerste wereldoorlog zien we uit deze invloeden de Engelse poëzie per decennium ruwweg evolueren in aanwijsbare tendenzen: nieuwe tendenzen worden na een tiental jaren steeds door nieuwere overstemd, al volgen de dichters hun ingeslagen weg meestal verder. Een decimaal gevoel schijnt bij de Engelse dichters vlugger doorgebroken te zijn dan in de financiële wereld. Voor de criticus een gelukkige zaak, een instructief houvast! De twintiger jaren staan onder de invloed van T.S. Eliot (1888-1965). De eerste dichtbundel van deze in Amerika geboren auteur Prufrock had in 1917 al door inhoud en vorm het publiek verrast. Wie plots leest I grow old, I grow old... I shall wear the bottoms of my trousers rolled... kan bezwaarlijk in die tijd ongestoord verder lezen. Aangegrepen door de complexiteit en de enorme diversiteit van onze beschaving voelt hij zich voorbestemd tot het schrijven van een moeilijke, indirecte, samengebalde en alluderende stijl. Op achtergrond van Europese cultuur, met schranderheid en ironie, breidt hij het ‘schootsveld’ van de poëzie enorm uit. Met zijn dislocated discourse in zijn structuur dwingt hij de lezer tot de lastige zelf-activiteit motieven en beelden in hun opstapelend terugkeren op te sporen. De indruk die The Waste Land (1922) op de jongere dichters maakte met zijn concentration, the depth of orchestration, ...the way in which the themes move in and out of one another and the predominance shifts from level to level (New Bearings in English Poetry, F.R. Leavis, p. 78) was enorm. De experimentele technieken van Eliot, samen met Ezra Pound en de Imagist-movement, brachten nieuwe natuurlijke spreekritmes, omgangstaal, collagetechnieken in poëtisch bereik. After the torchlight red on sweaty faces After the frosty silence in the gardens After the agony in stony places The shouting and the crying Prison and palace and reverberation Of thunder of spring over distant mountain He who is living is now dead We who are living are now dying... Een triest beeld van zijn tijd, net zoals Borchert het in Duitsland zal doen na de tweede wereldoorlog (Wir sind die Generation ohne Bindung...) of zelfs in de vijftiger jaren onze Gerard Walschap in zijn Salut et Merci: een doorprikken van een trieste schijncultuur! In 1943 verschijnt zijn Four Quartets, waarvan Professor Herman Servotte nog recent een kritische vertaling bezorgd heeft bij de Nederlandse Boekhandel (1974). Maar tussen Waste Land en The Four Quartets was er al in de dertiger jaren een reactie gekomen. Het tweede reactiedecennium was ingezet. Wellicht waren de experimentele technieken te typisch Amerikaans en té weinig Brits om een langdurige invloed uit te oefenen; ook Eliots aansluiting met de grote Europese lijn van Baudelaire, Corbière, Rimbaud, Laforgue, symbolisten en surrealisten lag wel niet zo onmiddellijk in de eerder geisoleerde Engelse sensibiliteit. Er waren weinig dichters die als de grote Yeats die twee lijnen konden verzoenen. Wysten Hugh Auden (1907-1973) neemt het leiderschap over. Tussen zijn Poems (1928) en City without walls (1969) ligt zijn evolutie langs wetenschap, geëngageerd marxisme, Freud, naar christendom, ligt zijn emigratie naar de Verenigde Staten (1939) en vooral zijn breed-waaierige werk (drama, lyriek, literatuurtheorie, opera, vertaligen). Liefde is steeds een constante waarde: Lay your sleeping head my love Human on my faithless arm; Time and fevers burn away Individual beauty from Thoughtful children, and the grave proves the child ephemeral; But in my arms till break of day Let the living creature lie, Mortal, guilty, but to me The entirely beautiful. (‘Lullaby’) In dit wiegelied vinden wij zijn Leitmotiven: sterfelijkheid, schuld, ontrouw, schoonheid, hemel en hel. Als marxist haatte hij leugen en verdrukking, fascisme (cfr. The Shield of Achilles: ...the mass and majesty of this world, all that carries weight and always weighs the same..., of the Monolith of State uit zijn In Memory of Sigmund Freud (1939). Het lijden van het individu gaat hem ter harte... About suffering they were never wrong, / The Old Masters; how well they understood / Its human position... (Musée des Beaux Arts). Tenslotte was het zijn diepe eerbied voor het individu die overal als ondertoon speelt en wat hem in Marx, Freud en het Christendom uiteindelijk aantrok. Geen monumentale werken zoals Eliots Waste Land of The Four Quartets; in de plaats echter een enorme variëteit van vormen (balladen, eklogen, lichte speelse vormen tegenover breeddeinende hymnen...) waarmee hij zijn tijd tekende, Time that is intolerant / of the brave and innocent, and indifferent in a week / to a beautiful physique (In Memory of W.B. Yeats). Typisch voor de tijd tussen de twee wereldoorlogen met de groei van fascisme, nazisme, is er het probleem van de verhouding tussen individu en gemeenschap. Liefde biedt die beveiliging. We must love one another or die schreef hij in zijn gedicht September 1, 1939 in een strofe die hij later zou schrappen. Toch bevat dit vers de gehele Auden-bood.-schap; falen in liefde leidt tot inwendige dood. Soms joeg zijn eigen speelsheid de critici in het harnas. In een Elegie (In Memoriam Emma Eiermann, ob. Nov. 4th 1967) schrijft hij: Good witch that you were, surely you should have foreseen the doom that your death would spell for your cats and ours: all had to be put away. Of met speelse ironie op de permissive age: a housekeeper is harder to replace than a lover. Als verwoed puzzelaar was hij ook steeds op zoek naar nieuwe woordcreaties, -contaminaties, woordenschatuitbreiding, spitsvondige zegging en aforistische wendingen. Net als Orwells beroemde zinsnede Animal Farm, All animals are equal but some animals are more equal than others klinkt het bij hem even scherp: Justice: permission to peck A wee bit harder than we have been pecked. Audens startsein van combinatie van buitengewone technische vaardigheden, zin voor traditionele vormen en eigentijdse politieke situatie, trokken heel wat dichters aan. Tegen {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Dylan Thomas na zijn dood te New York.==} {>>afbeelding<<} het einde van de dertiger jaren was het experimentele vers opnieuw verbannen en het traditionele, in a chic contemporary guise (Leavis) opnieuw in. De Iers-Engelse Louis MacNeice (1907-1963) bijvoorbeeld, met wie hij naar IJsland reisde, toonde zich een trouw Audeniaan. Poems (1935) zette zijn werkzaamheden in, waarop reisverslagen, een boek over moderne poëzie, een studie over Yeats, een vertaling van Goethes Faust, poëtisch drama en luisterspelen, zouden volgen. Het was niet toevallig dat Auden zelf in 1964 MacNeices Selected Poems (in Faber) zou uitgeven. In het voorwoord verheelt Auden niet dat MacNeice in het begin van de vijftiger jaren een verslappingsperiode doormaakte. Hier ook valt de grote variëteit op: fijne liefdespoëzie, dramatische satirische en humoristische verzen, sociaal-politieke aanklachten. Een andere geestesgenoot van Auden was Stephen Spender (o1909) eveneens zoals MacNeice medewerker aan het toonaangevende New Verse, en in grote verering voor Auden, the most brilliant poet of his generation..., zoals hij hem noemde, en zijn werk typeerde als the didactic, highly intellectualized, technically dazzling, at times wise poetry of an aloof commentator. Net zoals Auden ook ging hij tot het marxisme over (Forward from Liberalism (1937); later evenwel verliet hij het ook (Life and the Poet, 1942). In 1965 gaf Faber zijn Selected Poems uit, waaruit ik, uit de dertiger jaren, zijn Icarus licht, omdat dit gedicht het prachtige Musée des Beaux Arts van Auden voor de geest roept. De allegorie is echter niet het lijden maar de verwaandheid van de heersende klasse. He will watch the hawk with an indifferent eye Or pitifully; Nor on those eagles that so feared him, now Will strain his brow; Weapons men use, stone, sling and strong-thewed bow He will not know. The aristocrat, superb of all instinct, With death close linked Had paced the enormous cloud, almost had won War on the sun; Till now, like Icarus mid-ocean-drowned, Hands, wings, are found. (p. 113) Zijn The Prisoners (Far ar the least of all, in want, / Are these, / The prisoners / Turned massive with their vaults and dark...); of zijn An Elementary School Classroom in a Slum (Far far from gusty waves these children's faces. / Like rootless weeds, the hair torn round their pallor...) roepen opnieuw Wilfred Owens citaat The poetry is in the pity op, die we bij hem zo sterk voelden in zijn The Send-off, of zijn Anthem for doomed youth. Ook heel fijne liefdespoëzie zijn in deze Selected Poems van Spender vervat (o.a. zijn Daybreak). Cecil Day Lewis (1904-1972), de laatste belangrijke uit die dertigerjarenvernieuwing, ook Ier van geboorte, die zelfs in 1951 professor van poëzie zal worden te Oxford, schreef naast kritisch werk, romans, detectives en kinderverhalen, opvallende poëzie in From Feathers to Iron (1931) en The Magnetic Mountain (1933). Uit deze laatste bundel het wel zeer ‘Auden-like’ einde van Nearing Again the Legendary Isle, volle aandacht voor de trieste sociaal-politieke situatie: We have no flesh to spare and they can't bite, Hunger and sweat have stripped us to the bone; A skeleton crew we toil upon the tide And mock the theme-song meant tot lure us on: No need to stop the ears, avert the eyes From purple rhetoric of evening skies. Na 1940, met de oorlogswonde, staat een nieuwe dichtersgroep op. De sympatie van een echte folk-hero genietend is Dylan Thomas (1914-1953) voor dit decennium de nieuwe richtster, sterk beïnvloed door surrealisten, door Freud en door de natuuraanbidding van D.H. Lawrence (1885-1930). Zijn vroege dood op 39-jarige leeftijd, te wijten aan een ordeloos, drankzuchtig leven, tijdens een Amerikaanse trip, zou hem de harde tegenreactie van het volgend decennium door de Movement-dichters besparen. Zijn image als bohémien-dichter werd erdoor gediend. Met zijn enorm creatief-eruptief lyrisch talent ging hij te keer tegen het intellectualisme van het vorige decennium, tegen de poëzie die als te koud werd aangevoeld in een periode van extreme emoties. The log-rolling thirties were followed by the drum-rolling forties, schrijft A. Alvarez in The New Poetry (p. 23). Intelligentie moet de wijk nemen voor (soms erg retorisch klinkende) emotie. De poeta-faber wordt opnieuw poeta-vates, voor wie schijnbaar alles zonder moeite verloopt. Ahoy, old, sea-legged fox, Tom tit and Dai mouse! My ark sings in the sun At God speeded summer's end And the flood flowers now... Zo klinkt het in zijn Author's Prologue to his Collected Poems (cfr. Dylan Thomas Miscellany, Dent & Sons), waarin virtuoos vanaf het midden het rijmpatroon omgekeerd met het eerste deel terugloopt, zodat eerste vers en {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} laatste vers uiteindelijk in het rijm elkaar ontmoeten. Terwijl zijn tijdgenoten treurden over de vernietiging van twee wereldoorlogen, de verruwing en vertwijfeling van het mensenras (wie zei ook weer dat na Auschwitz geen poëzie meer mogelijk was?), bezong de troebadoer uit Wales de heerlijkheid van het Al, de broederband tussen mens en natuur, dood en leven, liefde als triomf over het verval. These poems - zo schrijft hij zelf als inleiding op zijn Collected Poems (1952) - with all their crudities, doubts and confusions, are written for the love of Man and in praise of God..., zeer oprecht, al liggen ze in de mond van een bohémien! Het is het gevecht van geest en stof. Door zijn essentie als a twin miracle, een twee-natuur, neemt de mens een heel centrale positie in de schepping in. Schepping van de mens, van het Al én van de Dichtkunst vloeien in niet altijd heldere gedichten in elkaar. Overal doemt het bewustzijn op dat alle dingen van deze wereld heilig zijn, getuigen van de schepper. Hopkins drukte het uit met He fathers-forth whose beauty is past change (Pied Beauty), ook Thomas ziet ieder element als deel van een wijdingsvol geheel, al is de samensmelting en de opname veel duidelijker geaccentueerd. De dichter is een met de uitwendige wereld zowel in het aspect van vitale groei als in het aspect van de steeds opnieuw opduikende vergankelijkheid: The force that through the green fuse drives the flower Drives my green age; that blasts the roots of the trees Is my destroyer And I am dumb to tell the crooked rose My youth is bent by the same wintry fever. The force that drives the water through the rocks Drives my red blood; that dries the mouthing streams Turns mine to wax... Zo staat hij wel dicht bij de 17de-eeuwse metafysische dichters, vooral dan John Donne (1576-1631). Vergelijk bijvoorbeeld Dylan Thomas' And death shall have no dominion... met John Donnes' Death to be not proud, though some have called thee / Mighty and dreadful, for thou art not so... met het opvallend gelijke eindvers: And Death shall be no more: Death, thou shalt die! De liefde voor de schepping zet zich ook door in het meesterlijke luisterspel Under Milkwood - door Claus in het Nederlands {== afbeelding W.H. Auden.==} {>>afbeelding<<} vertaald -, waarin de veelzijdigheid in de karaktertekening en de fijne humor, die we ook in zijn kortverhalen terugvinden, opvalt. De critici klapten luid in de handen... the most absolute poetry that has ever been written in our time (Sir Herbert Read); Dylan Thomas is a poet of whom, at times, we can use the word ‘genius’ (Stephen Spender). Thomas werd de vader van de New Apocalyps, waarvan Herbert Read (1893-1968) de theoreticus werd. De bijzonderste waren: surrealist David Gascoyne (o1916); de romantischpiechtige Vernon Watkins (1906-1967); Lawrence Durrell (o1912), meer beroemd om zijn roman The Alexandria Quartet; de invloedrijke George Barker (o1913), een soort kruising tussen Spender en Dylan Thomas; de door Yeats geobsedeerde Thomas Blackburn (o1916); de uiterst verzorgd schrijvende John Heath-Stubbs (o1918); W.S. Graham (o1917), wiens werk beschouwd wordt als de logische ontwikkeling van dat van Thomas; Bernard Spencer (1909-1963); de vroeg overleden Sidney Keyes (1922-1943), de meest beloftevolle oorlogsdichter; Roy Fuller (o1912) die een soort overgang vormt tussen de dichters van de dertiger jaren en die van de vijftiger; Stevie Smith (1902-1971), Charles Causley (o1917), R.S. Thomas (o1913), Anglicaans priester en late ‘Gregorian’; Patricia Beer (o1924), Kathleen Raine (o1908). De publicatie in 1948 van John Betjemans (o1906) Selected Poems maakte hem plots tot een van de meest beroemde en populaire Engelse dichters. Moderne inhoud en traditionele vorm maken van deze Poet Laureate (in 1972) een soort voorloper van de Movement-beweging uit de vijftiger jaren. Zijn Collected Poems was zo een kassucces dat de naam Betjeman voor schoolkinderen spontaan in de mond kwam bij de vraag van de examinator: Noem eens een modern dichter. Tot 1958 was het spontane antwoord immers T.S. Eliot, de Nobelprijswinnaar, geweest. Wellicht heeft de heldere vorm waarin hij zijn upper-middle class idealen gestalte gaf vele harten voor hem geopend. Luister bijvoorbeeld naar de laatste strofe uit The Cottage Hospital, uit zijn bundel A Few Late Chrysanthemums (1954): Say in what Cottage Hospital whose pale green walls resound With the tap upon polished parquet of inflexible nurses' feet Shall I myself be lying when they range the screens around? And say shall I groan in dying, as I twist the sweaty sheet? Or grasp for breath uncrying, as I feel my senses drown'd While the air is swimming with insects and children play in the street? {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Stephen Spender.==} {>>afbeelding<<} Deze dichter vormt een goede inleiding op het volgend decennium. De wilde emotie van de apocalyptische veertiger jaren botsen op verzet in The Movement, de toonaangevende groep der vijftiger jaren, die door dichter Robert Conquest (o1917) in zijn bloemlezing New Lines werd gelanceerd. Deze groep draait de poëtische vlam op een wat kleiner vuur, weigeren zich te laten meevoeren auf Flügeln des Gesanges en opteren voor een rustige, rationele begrijpbare taal. De belangrijksten onder hen zijn Philip Larkin (o1922), Donald Davie (o1922), Thom Gunn (o1929), Kingsley Amis (o1922), Elizabeth Jennings (o1926), D.J. Enright (o1920), John Waine (o1925), John Holloway (o1919). De band tussen hen mag zeker niet als bindend opgevat worden; men weze voorzichtig het groepskarakter al te zeer te beklemtonen. Robert Conquest schrijft juist in de inleiding op zijn bloemlezing: What they do have in common is perhaps, at its lowest, little more than a negative determination to avoid bad principles, dus geen a-priori-dogmatisme. Gunn zegt in ‘57: I don't deliberately belong to any school... en Donald Davie neemt nu zelfs een positie in die diametraal tegenover zijn aanvankelijke Movement-positie indruist. Overigens hoe zouden Ted Hughes en Thom Gunn ook later samen gedichten uitgeven in Selected Poems (Faber)? Philip Hobsbaum merkt in zijn Growth of English Modernism (1965) op: Like most schools of poetry, the Movement proved too constricting for its more talented members. Larkin, Amis, Davie and Gunn are writing {== afbeelding Robert Graves.==} {>>afbeelding<<} better than they have ever done before, but not in a Movement style. The style, abstract and gnomic, produced little of real value. But the Movement was a necessary springcleaning. Een grote schoonmaak dus die met de hulp van herontdekte vroegere dichters William Empson (o1906) en de grote liefdesdichter Robert Graves (o1895), die een geslaagd compromis tussen moder-nisme en Georgianism tot stand bracht, opnieuw de gehele mens (intellect, emoties, zintuigen) eerlijk en reëel voorstelde. Philip Larkin The North Ship (1945), The Less Deceived (1955), The Whitsun weddings (1964). High Windows (1970?), naast romans, jazzbesprekingen), keek aanvankelijk op Yeats terug; toch richtte hij zich meer en meer op het werkelijke, provinciale Engelse leven. De titel van het eerste gedicht uit de Whitsun Weddings is kenmerkend: Here (...Here domes and statues, spires and cranes cluster / Beside grain-scattered streets, barge-crowded water, / And residents from raw estates...). De maddened surface of things wil de dichter begrijpen, hij wil er de illusie, leugen en bedrog van wegschillen; juist door zelfbedrog verhindert de verbeelding van de mens de echte werkelijkheid te doorzien. Illusies moeten doorbroken worden, ook de illusie van de gemeenschap. De mens is tot eenzaamheid gedwongen, swerving to solitude zoals de reizigers uit Here. Het reizigersmotief - zie ook in zijn titelgedicht The Whitsun Weddings - is typisch voor de menselijke situatie. Zo neigt de dichter vaak tot een soort levensmoe eenzaamheidspessimisme: {== afbeelding Siegfried Sassoon.==} {>>afbeelding<<} There is an evening coming in Across the fields, one never seen before, That lights no lamps. Silken it seems at a distance, yet When it is drawn up over the knees and breast It brings no comfort. Where has the tree gone, that locked Earth to sky? What is under my hands, That I cannot feel? What loads my hands down? Leven in een vreemd land rechtvaardigt de afstand tussen mens en milieu, maar Living in England has no such excuse; / These are my customs and establishments / It would be much more serious to refuse / Here no elsewhere underwrites my existence (uit The Importance of Elsewhere). Het wordt een ik-betrokken bestaan dus dat steeds het risico loopt van als egoisme gedoodverfd te worden (zoals in Self's the man: Oh no, one can deny / That Arnold is less selfish than I...). In zijn Dockery and Son blijkt tenslotte dat de waarde van het afgesloten individuele bestaan geen schuldbewustzijn hoeft mee te brengen. Life is first boredom, then fear. / Whether or not we use it, it goes, / And leaves what something hidden from us chose, / And age, and then the only end of age... Als tweede grote Movement-dichter dient zich Thom Gunn aan. Al heeft hij meer dan 20 jaar lang in Californië verbleven als docent aan de Universiteit, toch blijft hij samen met Larkin, en de hieronder nog te bespreken Ted Hughes, behoren tot het heersende {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Wilfred Owen.==} {>>afbeelding<<} dichterstriumviraat. Hier ook opnieuw harde reactie, onder invloed opnieuw van William Empson (cfr. Empsons Seven types of ambiguity, 1930) tegen het niet eenduidig gebruik van de taal. Zijn poëzie is echte gedachtenpoëzie, vaak streng geconstrueerd, op speurtocht ook naar het menselijke bestaan. Met zijn gedichtenbundel The Sense of Movement (1957), die 5 jaar na zijn Fighting Terms verscheen, verwierf hij de Somerset Maugham Award. Aanvankelijk rusteloze, agressieve jeugdig-onstuimige verzen, op zoek naar de liefde (And love is then no more than a compromise? / An impermanent treaty waiting to be signed / By the two enemies? / While the calculating Cupid feigning impartialblind / Drafts it, promising peace, both leaders wise to his antics sign but secretly double their spies; uit To his cynical mistress; lichamelijke liefde wordt ontmaskerd (There is a space between the breast and lips / Also a space between the thighs and head / So great, we might as well not be in bed; / uit Carnal Knowledge). Zijn meest bekend gedicht is On the Move, een beschrijving van een sociologisch verschijnsel der vijftiger jaren - de gemotoriseerde nozembenden -, waarin hij, net zoals Larkin met zijn reizigersmotief, de onrust, het menselijk zoeken naar harmonie poëtisch verwoordt: On motorcycles, up the road, they come: Small, black, as flies hanging in heat, the Boys, Until the distance throws them forth, their hum Bulges to thunder held by calf and thigh. In goggles, donned impersonality, In gleaming jackets trophied with the dust, They strap in doubt - by hiding it, robust - And almost hear a meaning in their noise. Al weten ze niet waarheen, ze weten wel dat ze op hun motoren ontsnappen aan dwang en conventie. Zo ligt reeds in de afkeer van niet meer geachte dingen iets positiefs, alhoewel Exact conclusion of their hardness / Has no shape yet. De twijfel wordt in de glimmende jassen ingeriemd. Een indringend beeld van onze klatergouden beschaving. De oplossing ligt in de actie, hoe onduidelijk ook het doel moge zijn (cfr. laatste strofe: At worst, one is in motion; and at best, / reading no absolute, in which to rest, / One is always nearer by not keeping still). Klinkt ook in To Yvor Winters, 1955 niet hetzelfde pleidooi voor wilssterkte, actie en discipline? But sitting in the dusk - though shapes combine, Vague mass replacing edge and flickering line. You keep both Rule and Energy in view, Much power in each, most in the balanced two: Ferocity existing in the fence Built by an exercised intelligence... Zoeken dus met eigentijdse beelden naar de metafysiek, de zin, de identiteit. In zijn vorig jaar nog uitgegeven Jack Straw's Castle (bij Faber) wordt deze speurtocht in een mildere toon voortgezet, onder stuwing van de Fire at my centre / Burning since my birth / Under the pleasant flesh (The Geyser). Kingsley Amis is best gekend door zijn populaire Angry-Young-Man-roman Lucky Jim. In de Movement-poëzie bespeelt hij ook de thema's van liefde, eenzaamheid en levenszin. In A Point of Logic heet dat Leave the door wide open / And fall on each other, / Clothes barely wrenched aside / Stay only a minute, / Depart separately; / And use no names...: triest beeld voor de eenzame liefde-samen. Donald Davie was de belangrijkste theoreticus van The Movement-dichters met zijn Purity of Diction in English Verse’ van 1952. Zijn eigen poëzie voelt even koud aan en rationeel aan als de gekozen titels (o.a. Brides of Reason (1955) A Winter Talent (1957). Enkele ontsnapten eraan door hun evenwicht tussen ratio en gevoel zoals Time Passing, Beloved: Time passing, and the memories of love Come back to me, carissima, no more mockingly Than ever before; time passing, unslackening. Unhastening, steadily; and no more Bitterly, beloved, the memories of love Coming into the shore... Een figuur als Elizabeth Jennings bewijst ook hoe los de samenhang was tussen de Movement-dichters. Als katholiek en vrouw behandelde zij onderwerpen die de andere dichters van Movement weinig boeiden. D.J. Enright is een matig talent met minder hoogten, een technisch lossere stijl, die aan Lawrence Durrell doet denken. John Holloway, docent filosofie met als eerste theoretisch werk (typisch?) Language and the Intelligence verleende ook zijn medewerking aan New Lines. Robert Conquest, de samensteller van de bloemlezing, definieert een gedicht als a sort of structural wholeness involving both the sensuous world and the practice of art; deze wholeness is een evenwicht tussen kennis, bezinning en vlotte vormgeving, zin voor opbouw. John Wain tenslotte, die in Oxford - de Movement is bij uitstek een academische aangelegenheid! - Kingsley Amis en Philip Larkin leerde kennen, en vanuit die impuls belangrijke romanauteur - Angry Young Man! -, criticus, BBC-medewerker, werd, gaf een vijftal dichtbundels uit (o.a. Mixed feelings (1951): A word carved on a sill (1956)). Scherpe intelligentie wordt in gave vorm gegoten, vaak in drie-regelige strofen. Zijn thematiek neemt hij zoals Larkin en Amis uit de dagelijkse situatie, wars van dogmatisme en schijnheiligheid met de waarde van het individu in het centrum, de noodzaak oud leed te kunnen vergeten om verder te kunnen leven (The Sun: This same sun, like a severe comet, / rises over old disappointment. II But how to accept it? is the problem. / How to bear the pain of renewal?) Er is de angst voor eenzaamheid en dood in The Bad Thing (Sometimes just being alone seems the bad thing / Solitude can swell until it blocks the sun / It hurts so much, even fear, even worrying / over past and future, get stifled... It follows you to the end. In het spoor van de Movement kunnen we enkele andere dichters rangschikken: Anthony Thwaite, Alan Brownjohn, Tony Corner, Jon Stalwarthy, John Fuller, Dom Moraes, Peter Dale, Brian Jones, D.M. Thomas, Barry Cole, Miles Burrows. {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} De jaren 60 zou een poëzie brengen die reageerde tegen de ingehouden gedisciplineerde, naar evenwicht in vorm en inhoud zoekende vijftigers, die, volgens het woord van criticus-dichter Alvarez (o 1929, - die als dichter eerst bij de Movement-dichters aanleunde, later zich eerder naar de Amerikanen Robert Lowell, John Berryman en Sylvia Plath richtte -, zich lieten beheersen door de gentility, de zachtaardige voornaamheid. Met Ted Hughes, de tragische uit Amerika gekomen Sylvia Plath, John Silkin en vele anderer verlaten wij die ingehouden voornaamheid. Ted Hughes (o 1930) met zijn poetry of violence maakte zijn literair debuut in duidelijk contrast onder het heersend klaar en ingetoomd gesternte van Robert Conquest New Lines. Zijn The Hawk in the rain (1957) zette een reeks dichtbundels in die hem tot verschillende literaire prijzen zou opvoeren (o.a. in '69 de internationale literatuurprijs van de stad Florence). Met Lupercal en Wodwo is hij de belangrijkste dichter van de nieuwe generatie. Naar aanleiding van een prijstoekenning van de Poetry Book Society voor zijn The Hawk in the Rain vatte hij zelf zijn poëzie samen: What excites my imagination is the war between vitality and death and my poems may be said to celebrate the exploits of the warriors of either side. In dit werk, opgedragen aan de tragische Amerikaanse Sylvia Plath, toen zijn vrouw, die in februari 1963 zelfmoord pleegde, deelt ook de liefde in dit wrede tweegevecht. Desire's a vicious separator in spite Of its twisting women round men: Cold-chisels two selfs single as it welds hot Iron of their separates to one. Old Eden commonplace: something magnets And furnaces and with fierce Hammer-blows the one body on the other knits Till the division disappears Het einde van dit gedicht laat geen twijfel bestaan: Each, each second, lonelier and further Falling alone through the endless Without-world of the other, though both here Twist so close they choke their cries. (Incompatibilities) In zijn vele natuur- en diergedichten vinden wij zijn optie in die trieste situatie: onversaagde levensdrang, vitaliteit, een ‘nicht raisonieren’, zich niet aan een verlammend bewustzijn laten tenonder gaan. De onnadenkende blinde kracht van de lijsters in zijn Thrushes staan in schril contrast met de indolent procrastinations, de yawning states en head-scratchings van de mens. In een interview in The Guardian, 23-3-65, verklaart hij over de dieren: They're continually in a state of energy which men only have when they've gone mad. This strength arises from complete unity with whatever divinity they have... My poems are not about violence but vitality. Diezelfde onverdeelde kracht komt dikwijls voor in de beschrijving voor het oog der dieren: de geit in Meeting with a ray / Slow and cold and ferocious as a star; de vos in The Thought-Fox, across clearings, an eye, / A widening deepening greenness, / Brilliantly, concentratedly, / Coming about its own business. Het leven is een geweldige uitbarsting op achtergrond van de leegte: The sea with its meaningsless voice / Treating alike the dead and its living... (Pibroch, 1967) Dezelfde mysterieuze kracht treft ook Jon Silkin (o 1930) in zijn dier- en bloemgedichten (Caring for the animals, Worm, A Daisy, A Bluebell, Lilies of the Valley, Dandelion, Flatfish). Als stichter van het tijdschrift Stand bewees hij ook zijn grote aandacht voor buitenlandse poëzie (in de Stand-bloemlezing bij Penguin door Silkin uitgegeven Poetry of the Committed Individual is dit duidelijk te merken). Emotioneel-expressionistisch is het werk van Sylvia Plath. Deze tragische, vaak hysterische figuur wordt in een aparte nota door Dr. Vic Doyen in dit nummer behandeld. Ook de reeds vermelde Alvarez en Francis Berry (o1915) schreven in de expressionistische trend van Hughes, Plath, en Silkin. De zestiger jaren worden ook getekend door een protestgroep, in het midden der vijftiger jaren ontstaan, The Group. Philip Hobsbaum (o 1932), stichter en bezieler van deze groep, zocht in eigen werk naar klaarheid, natuurgebondenheid, wars van de traditie van Ezra Pound of Eliot. Samen met de tweede bezieler van deze groep, Edward Lucie-Smith, de uitgever ook van Britisch Poetry since 1945 (Penguin), verzorgde hij de bloemlezing van The Group (A Group Anthology, 1963). Andere Group-genoten waren Martin Bell (o 1918), Peter Porter (o 1929), met bijtende satirische verzen, Peter Redgrove (o 1932), tijdgenoot van Ted Hughes in Cambridge en ook wat de expressie betreft aan hem verwant; David Wevill (o 1935) en tenslotte George Macbeth (o 1932), een opvallende verschijning in de hedendaagse Engelse poëzie, met reeds een tiental verzenbundels, waarin de gedichten treffen door hun verscheidenheid in vorm, vaak verrassend-experimenteel. OWL is my favourite. Who flies like a nothing through the night, who-whoing. Is a feather duster in leafy corners ring-a-rosy-ing boles of mice... In de zestiger jaren ook groeide de tendens van decentralisatie: London verliest het toonaangevende aspect, kleinere groepen van heel verschillende aard zijn werkzaam in de provinciesteden Birmingham, Liverpool, Newcastle, Belfast. De Birmingham groep met Gael Turnbull (o1928) en Roy Fischer (1930) openen de Engelse poëzie voor buitenlandse invloeden (cubisme, symbolisme, Black Mountain poets, Pound). Liverpool verwerft bekendheid met de pop-poetry. Deze poëzie, gericht tegen stagnerend formalisme, onder invloed van radio, TV, jazz, pop songs. Poëzie wordt er gepopulariseerd en als protestmiddel gebruikt. Modernistische invloeden (Picasso, Apollinaire, Marinetti, Majakovsky, Russische futuristen) laten zich nawijzen. Adrian Henri, de grote theoreticus van de Pop-groep, niet toevallig een dichterschilder, wendt, net zoals de surrealisten of onze Van Ostaijen, de typografie als expressiemiddel aan (zoals in zijn James Ensorhulde The Entry of Christ into Liverpool. familiar faces among the crowd faces of my friend the shades of Pierre Bonnard and Guillaume Apolinaire Jarry cycling carefully through the crowd. A black cat picking her way underfoot posters signs gleaming salads COLMANS MUSTARD J. Ensor, Fabriqueur de Masques HAIL JESUS, KING OF THE JEWS... Men merkt tussen haakjes hoe laat eigenlijk die poëzievorm in Engeland (‘splendid isolation’) aangewend wordt. Dichter-schilder-jazzmuzikant Henry Graham (o 1930) wordt in het typisch pop-karakter en het muzikaal aspect zeker door Roger McGough (o1937) overtroffen. Deze poëzie-om op-te-voeren, in Summer with Monika (1967), {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} Watchwords (1969), After the Merrymaking (1971), voert vaak tot speels-tragische gedichten: in a corner of my bedroom grew a tree a happy tree my own tree its leaves were soft like flesh and its birds sang poems for me then without warning two men with understanding smiles and axes made out of forged excuses came and chopped it down eitheryesterday or the day before I think it was the day before (Dreampoem) Ook Brian Patten (o 1946), rijkelijk persoonlijk in Frankrijk beïnvloed, bespeelt protesterend het thema van de fysieke en morele ondergang (...And hurdled together for comfort and for ease / Let us note in separate ways / How we are lost in our isolation / And count on our fingers / The passing of days (in In numerous city gardens). De belangrijkste figuur uit de groep dichters die zich in Belfast laten opmerken - een groep die onder de invloed én van The Movement én van The Group staat (zeker door het verblijf van de stichter van The Group, Philip Hobsbaum aldaar), - is Seamus Heany (o 1939). In een neo-Georgiaans heimwee beschrijft hij brilliant, vlot en gemakkelijk, zijn liefde voor de natuur in Death of a Naturalist (1966). Uit het titelgedicht volgende eindpassage: Right down the dam gross-bellied frogs were cocked On sods; their loose necks pulsed like sails. Some hopped: The slap and plop were obscene threats. Some sat Poised like mud grenades, their blunt heads farting. I sickened, turned, and ran. The great slime kings Were gathered there for vengeance and I knew That if I dipped my hand the spawn would clutch it. Een nadere trend in de recentste poëzieontwikkeling is de grote openheid van de dichters voor het buitenland waar we al hier en daar op gewezen hebben. Een dichter zoals Charles Tomlinson (o 1927), die reeds in 1951 zijn eerste bundel liet verschijnen (Relation and contraries), weet juist die invloeden harmonisch met zijn Engelse gevoeligheid te verzoenen. Hij is een scherp waarnemer van natuur en omgeving, en zoekt naar niet zo onmiddellijke betrekkingen tussen objecten en tussen object en subject. Titels zoals Eight observations on the nature of eternity of Suggestions for the improvement of a sunset of Nine variations in a Chinese winter setting (gedichten uit The Necklace 1955, zijn typisch voor iemand die de waarneming onderzoekt naar zijn wisselende facetten en zijn verandering. Werkelijkheid is niet zoals de mens ze ziet. (To love / is to see / to let be / this disparateness / and to live within / the unrestricted boundary between (Face and Image uit American scenes. Reeds in de vijftiger jaren wees hij, als een der zeldzamen, naar de Franse symbolisten. (De la musique avant toute chose / the thin horns gone glacial / And behind blinds, partitioning Paris / Into the rose-stained mist, / He bows to the lookingglass. Sunsets in Antecedents in ‘Seeing is believing’ (1958). Een tweede auteur die uit de veelheid van buitenlandsgerichte auteurs verrassend opspringt is Geoffrey Hill (o 1932). Hij schrijft een moeilijk complex poëzie (zoals in zijn door hem zelf in een essay toegelichte Funeral music). Nergens elders komt de dissident voice which prevails in English poetry, zoals Edward Lucie-Smith het in zijn Britisch Poetry since 1945, (Penguin), uitdrukt, zo sterk tot uitdrukking als in het werk van protestdichters Christopher Logue (1926) bekend om zijn poster-gedichten en zijn lliasparafrasen, en vooral in de zeer populaire Adrian Mitchell (o 1932). Als een noodkreet klinkt het in zijn To whom it may concern: You put your bombers in, you put your conscience out, You take the human being and you twist it all about conscience out, You take the human being and you twist it all about So scrub my skin with women Chain my tongue with whisky Stuff my nose with garlic Coat my eyes with butter Fill my ears with silver Stick my legs in plaster Tell me lies about Vietnam. In het recent uitgegeven poëzieboek voor schoolgebruik, ‘Time Off’, J. Dentant (Plantyn-Antwerpen), staat het zeer originele, maar schrijnende, The Liberal Christ Gives an Interview: I would have walked on the water But I wasn't fully insusred. And the BMA sent a writ my way With the very Ieper I cured... Eindelijk heeft de poëzie de jongeren in al hun levensfacetten veroverd. Dichters die met de gemeenschap en haar problematiek voeling houden worden graag gehoord, uitgedragen. Hun voorbeeld wekt interesse, niet alleen voor de problematiek, ook voor de poëtische verwoording, de poëtische uitdaging. Besluit De Engelse poëtische geschiedenis van deze eeuw is een ketting van reacties, die bepaalde doorbraken, die op het Europees vasteland reeds lang achterhaald zijn met decennia uitstellen. De reactie in de dertiger jaren tegen de moeilijke, introspectieve, experimentele poëzie van de twintiger jaren, met een technisch-vaardig herstel van traditionele vormen voor sociaal-politieke interesse, wekt een anti-intellectualistische stroming in de veertiger jaren; al te driftige emotie, die uiteindelijk alle concrete inhoud schijnt te weren, botst opnieuw op door academici aangevoerde Movement-dichters, die in de vijftiger jaren, met ietwat heimwee naar de huiselijke Georgians uit het begin der eeuw, goed uitgebalanceerde vanuit de dagelijkse werkelijkheid vertrekkende poëzie brengen; de harde reactie tegen dit gentility in de jaren zestig, het verlies van London als centrum, waardoor - contradictorisch of wellicht vanzelfsprekend - grotere openheid ontstaat op buitenlandse stromingen: dit alles laat vandaag een merkwaardig triumviraat Larkin - Hughes - Gunn achter die de poëtische fakkel doorgeven aan grote figuren zoals Seamus Heany, Geoffrey Hill, George Macbeth. Zonder spijt of naijver weliswaar, want wat opvalt bij het doornemen van de Engelse poëzie is de hechte band tussen alle dichters die elkaar inleiden, toelichten, bloemlezen, uitgeven, met een voor ons landje stichtelijke voorbeeldigheid. Joost Vanbrussel {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} een nota over Sylvia Plath (1932-1963) {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Een van de meest merkwaardige na-oorlogse dichterlijke carrières is ongetwijfeld die van de jonge Amerikaanse Sylvia Plath, die haar beste gedichten in Engeland schreef, en na hun posthume publicatie op enkele jaren tijd een legende werd. Zij publiceerde reeds poëzie tijdens haar studententijd, won allerlei prijzen, deed schitterende studies, en kreeg in 1955 een Fulbright beurs voor Cambridge waar ze de Engelse dichter Ted Hughes leerde kennen. Na haar huwelijk keerde ze naar Amerika terug om een academische loopbaan te beginnen, maar een jaar later stopte ze ermee en vestigde zich vanaf 1959 in Engeland, waar ze leefde en schreef in de schaduw van haar man. Haar eerste bundel, Colossus, een verzameling van in Amerika geschreven gedichten, werd bij zijn verschijning in 1960 nauwelijks opgemerkt door de critici. De thema's van de latere gedichten (vooral dat van de dood) zijn hier reeds aanwezig, maar ze zijn overtrokken door de (al te grote) zorg voor de vorm, door de zeer gedisciplineerde academische stijl van de ‘New Critics’, die zo toonaangevend was in Amerika in de jaren vijftig. Vanaf 1962 echter brak er iets los in haar, de poëzie werd meer zelfzeker, vlotter, spontaner en dieper. Vooral na het opbreken van haar huwelijk in de herfst van dat jaar werd het schrijven een echte obsessie. In deze periode ontstonden haar beste gedichten, soms meer dan een per dag: ‘Crossing the Water’, ‘The Applicant’, ‘Lady Lazarus’, ‘Daddy’, ‘Fever 103o’, ‘Death & Co.’. ‘Edge’. En dan kwam haar zelfmoord; voor de mensen die haar in de dagelijkse omgang kenden iets onbegrijpelijks, voor de weinigen die haar laatste gedichten hadden gelezen haast iets onvermijdelijks. De posthume publicatie van deze gedichten in Ariel (1965) kwam als een schok zowel voor de critici als voor het ruimere lezerspubliek, en zorgde ervoor, samen met de latere publicaties (o.a. Crossing the Water en Winter Trees, 1971), dat Sylvia Plath, ondanks haar korte leven, niet meer valt weg te denken uit de moderne Engelstalige poëzie. Om deze gedichten van Sylvia Plath beter te begrijpen moeten we teruggaan naar haar verleden: volgens haarzelf lag de basis van haar psychische moeilijkheden in de dood van haar vader toen zij nog een kind was - een verlies, dat zij in haar overgevoeligheid nooit had kunnen verwerken. Dit zag zij als een symbool voor de onzekerheid en radeloosheid van het individu in onze moderne maatschappij. Op negentienjarige leeftijd {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} probeerde zij zelfmoord te plegen - een ervaring die centraal staat in haar autobiografische roman The Bell Jar. De hoofdfiguur van dit werk bezoekt, na een zware zenuwinzinking, het graf van haar vader, en tracht dan een einde te maken aan haar leven. De poging mislukt, haar lichaam wordt gered, maar met haar geest zit ze gevangen in een glazen stolp (‘the bell jar’) van waanzin. Het persklaar maken van deze roman (die een maand vóór haar dood onder een pseudoniem verscheen) heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat oude psychische wonden opnieuw werden opengescheurd, en dat zij in de zomer van 1962 opnieuw de dood uitdaagde in een auto-ongeluk dat geen echt ongeval was. De ik-figuur van haar poëzie noemt zich nu met bijtende zelfspot ‘Lady Lazarus’ die weer eens uit het graf is opgestaan: I have done it again. One year in every ten I manage it - A sort of walking miracle (...) I am only thirty. And like the cat I have nine times to die. This is Number Three. (...) The first time it happened I was ten. It was an accident. The second time I meant To last it out and not come back at all. I rocked shut As a seashell. They had to call and call And pick the worms off me like sticky pearls. Dying Is an art, like everything else. I do it exceptionally well. (...) (‘Lady Lazarus’) Een ander gedicht uit deze periode, ‘Daddy’, is een onthutsend oprechte en direkte poging om af te rekenen met hét grote trauma uit haar verleden. Voor de ikfiguur van dit gedicht is de herinnering aan de verloren vader een vampier geworden die het haar onmogelijk maakt om verder te leven (‘The vampire who said he was you / And drank my blood’), en daarom op een rituele manier moet gedood worden (‘Daddy, I have had to kill you’). Hij is een demonische geliefde die haar lokt naar de dood: A cleft in your chin instead of your foot But no less a devil for that, no not Any less the black man who Bit my pretty red heart in two. I was ten when they buried you. At twenty I tried to die And get back, back, back to you. I thought even the bones would do. But they pulled me out of the sack, And they stuck me together with glue. Om zelf terug vrij te kunnen zijn, moet het ideaalbeeld van de vader tot in de grond afgebroken worden, en dit gebeurt allegorisch door van hem een Nazi te maken (‘O you - / Not God but a swastika’) tegenover wie de dochter, als Joodse, in een haat-liefde-verhouding staat (‘Every woman adores a Fascist’): And then I knew what to do. I made a model of you. A man in black with a Meinkampf look And a love of the rack and the screw. And I said I do, I do. So daddy, I'm finally through. ‘Ik geloof’, zei Sylvia Plath in een BBC-interview over haar poëzie, ‘dat men in staat moet zijn om zelfs de meest verschrikkelijke ervaringen te controleren en manipuleren’. In gedichten als ‘Daddy’ zien we hoe haar persoonlijke pijn, angst en vertwijfeling een universele betekenis krijgt in de beelden van Dachau en Auschwitz. De criticus George Steiner noemde daarom dit gedicht de ‘Guernica’ van de moderne poëzie. De krachten van waanzin, geweld en dood, die ze in haar gedichten had opgeroepen om ze onder kontrole te kunnen krijgen, werden echter een onstuitbare stroom in haar persoonlijke leven. In ‘Daddy’ kan de ik-figuur tegen de vader (die als ‘black man’ ook staat voor de Dood) nog triomfantelijk uitroepen: ‘The black telephone's off at the root / (...) There's a stake in your fat black heart / (...) Daddy, daddy, you bastard, I'm through’. Maar uit het latere gedicht ‘Death & Co.’ blijkt dat de Dood niet overwonnen is. Zij is ‘red meat’ voor de condor. ‘His beak / Claps sidewise: I am not his yet’. Maar als de doodsklok luidt is er geen weerstand meer, enkel nog resignatie: I do not stir. The frost makes a flower, The dew makes a star, The dead bell, The dead bell, Somebody's done for. In ‘Edge’, een van haar allerlaatste gedichten, lijkt Sylvia Plath de drempel van leven en dood reeds overschreden te hebben en met totale aanvaarding terug te kijken op de poëtische voltooiing van het onontkoombare noodlot: The woman is perfected. Her dead Body wears the smile of accomplishment, The illusion of a Greek necessity Flows in the scrolls of her toga, Her bare Feet seem to be saying: We have come so far, it is over. V. Doyen Literatuur: Alvarez, A., ‘The Savage God’, Harmondsworth: Penguin, 1974. Rosenthal, M.L., ‘The New Poets’, New York: Oxford U.P., 1967, pp. 79-89. {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} Not, I'll not, carrion comfort, Despair, not feast on thee; Not untwist-slack they may be-these last strands of man In me or, most weary, cry I can no more. I can; Can something, hope, wish day come, not choose not to be. But ah, but O thou terrible, why wouldst thou rude on me Thy wring-world right foot rock? lay a lionlimb against me? scan With darksome devouring eyes my bruised bones? and fan, O in turns of tempest, me heaped there; me frantic to avoid thee and flee? Why? That my chaff might fly; my grain lie, sheer and clear. Nay in all that toil, that coil, since (seems) I kissed the rod, Hand rather, my heart lo! lapped strength, stole joy, would laugh, cheer. Cheer whom though? the hero whose heaven-handling flung me, foot trod Me? or me that fought him? O which one? is it each one? That night, that year. Of now done darkness I wretch lay wrestling with my (God!) my God. G.M. Hopkins (1844-1889) Neen, ik niet, zwelgen van een kreng, de dis der wanhoop ontbinden wil ik niet, reeds zwak, de laatste vezel mens in mij, noch, uitgeput, u schreeuwen: ik kan niet meer. Ik kan; kan iets, kan hopen, dageraad afwachten, niet kiezen niet te zijn. Maar God, o wrede Gij, waarom wilt Gij de wereld kwellen weegt Gij op mij uw rechterpoot, slaat Gij uw leeuweklauw? Waarom bekijkt uw donker vretend oog mijn open breuk? rukt Gij, tempeest, mij telkens overhoop, ontvlucht ik razend u? Waarom? Wilt Gij het kaf eruit? gereinigd, zuiver graan. Ja, in dat gezwoeg en die misère, toen ik de vlegel voelde. Uw hand dan, zie, mijn hart won kracht, geluk, wou lachen, juichen. Juichen om wie dan? de held die uit de hoogte greep, me smeet, vertrapte? Of ik die hem bevocht? wie dan? of beiden. Die nacht, dat jaar van nu volslagen duisternis lag ik, ellendeling, te worstelen, o God, met God. (vertaling josé de poortere) {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} over het vertalen van literatuur {== afbeelding C.M. Hopkins.==} {>>afbeelding<<} Een vertaling is een tekst die een andere tekst vervangt. Zoals de meeste definities lost ook deze niets op, wel integendeel. Want wanneer vervangt een tekst een andere? Als hij op een analoge manier functioneert. Wat ons dan meteen verlost van de drie eeuwen oude en steeds maar sterieler wordende controverse tussen de zogenaamd ‘letterlijke’ en de zogenaamd ‘vrije’ vertaling. Het is bijvoorbeeld nogal duidelijk dat bij het vertalen van grappen een letterlijke vertaling van de pointe helemaal niet op dezelfde (of analoge) manier functioneert als in het origineel: de toehoorder lacht namelijk niet. Er zijn geen letterlijke vertalingen omdat de manier waarop een taal haar semantisch veld opbouwt nooit totaal identiek is met de manier waarop een andere taal dit doet. Bovendien is het ook zo dat de syntactische organisatie van verschillende talen inderdaad verschillend is. Als de kous dus af was met het vervangen van een woord door een ander woord dat er het ‘ekwivalent’ van is, dan zouden alle letterlijke vertalingen die van een tekst gemaakt worden precies hetzelfde uitzicht moeten vertonen. Een eenvoudige vergelijking van twee letterlijke vertalingen van dezelfde tekst bewijst dat dit niet het geval is. Het verschil wordt nog groter wanneer men letterlijke vertalingen van dezelfde tekst, die in verschillende eeuwen gemaakt zijn, naast elkaar gaat leggen. Er zijn ook geen vrije vertalingen omdat de vertaler altijd tot opdracht heeft op basis van de brontekst een doeltekst te produceren die een analoge functie kan vervullen in een doeltaal en de doelcultuur. Dit betekent duidelijk niet dat de vertaler mag handelen naar goeddunken. De oude controverse wordt als voorbijgestreefd ervaren van zodra men begint na te denken, niet meer op het niveau van het woord of dat van de zin (wat vooral de linguïstische benaderingen van het vertalen tot voor heel korte tijd krampachtig bleven doen), maar op dat van de tekst als een geheel. Eens men op dit niveau is aangeland is het - eigenlijk wel paradoxaal - zo dat de taak van de vertaler van literatuur waarschijnlijk wel niet zo gecompliceerd is als die van zijn collega die overwegend nietliteraire teksten vertaalt. Dit omdat wij (iets) meer weten over de manier waarop literatuur functioneert dan over de manier waarop een tekst (gelijk welke) ‘overkomt’ op een lezer ervan. De literatuur van een land of, om het preciezer te stellen, van een taalgemeenschap of cultuurgemeenschap, is niet monolitisch, hoewel die indruk wel eens wil gewekt worden, vooral dan (en vaak ook onwillekeurig) door het literatuuronderwijs. In feite is de literatuur van een cultuurgemeenschap op een bepaald ogenblik in de tijd een conglomeraat van sub-literaturen: er is, bijvoorbeeld, die subliteratuur die door de instantie die daar uiteindelijk over beslist: de totaliteit van het lezende publiek, voor ‘in’ verklaard wordt. Deze subliteratuur ‘domineert’ op dat ogenblik het hele conglomeraat. Jonge schrijvers die voor het eerst iets willen gepubliceerd zien richten zich ernaar, of zetten zich ertegen af, maar ze kunnen er niet aan voorbij gaan. Deze subliteratuur domineert ondermeer de subliteratuur die zij uit de dominerende positie heeft verdrongen, een paar jaar of een paar decennia voordien. De ‘van de troon gestoten’ subliteratuur verdwijnt natuurlijk niet van vandaag op morgen. Men blijft ze schrijven en men blijft ze lezen, en misschien, of zelfs waarschijnlijk, is zij vroeg of laat aan een come-back toe, al is het dan ook in een enigszins aangepaste of veranderde vorm. Het conglomeraat literatuur bevat dan natuurlijk nog andere subliteraturen, zoals daar zijn jeugdliteratuur, triviaalliteratuur en dergelijke meer. Een eerste soort vertaling doet zich voor binnenin het conglomeraat literatuur, zonder dat daar eigenlijk een operatie bij te pas komt die woorden uit een taal door woorden uit een andere vervangt. Men kan, bijvoorbeeld, een ‘klassiek’ werk (een andere subliteratuur) tot een ‘jeugdboek’ omschrijven. Met andere woorden, men neemt een tekst die op een bepaalde manier functioneert binnen een bepaald kader, en probeert die een analoge functie te laten vervullen binnen een kader dat totaal verschillend is. Om dit te kunnen doen zal men de tekst gedeeltelijk, of zelfs geheel moeten veranderen. Woorden als ‘verbasteren’, ‘nivelleren’ en dergelijke zijn hier duidelijk niet op hun plaats, omdat men eigenlijk de bedoeling heeft een werk dat normaal niet voor een bepaalde groep zou toegankelijk zijn, voor deze groep toegankelijk te maken. Wanneer men de twee versies, of liever, het origineel en de ‘vertaling’ met elkaar vergelijkt, kan men natuurlijk wel een en ander afleiden met betrekking tot de houding van een cultuurgemeenschap tegenover een bepaald type tekst: wat ‘mag’ en ‘kan’ in een jeugdboek? Want precies daarvan is de schrijver van de jeugdversie uitgegaan. Soms kan het dat hij de reactie van de cultuurgemeenschap verkeerd heeft ingecalculeerd, soms ook beantwoordt zijn versie zo goed aan de verwachtingen dat ze - o ironie - vrijwel opnieuw ‘klassiek’ wordt - een klassiek jeugdboek dus. Een analoog soort vertalen zonder dat er woordenboeken aan te pas komen doet zich voor wanneer men vanuit een artistieke discipline (literatuur) in een andere (film) vertaalt, of van literatuur in beeldende kunst, of, wat op dit ogenblik waarschijnlijk het meest voorkomt, van literatuur naar televisie. Een nieuwe ontwikkeling op dit gebied vormt het zogenaamde ‘boek van de film’, waarbij dan helemaal niet meer bedoeld wordt het boek waarnaar de film gemaakt is, maar wel het boek dat geschreven is nadat de film succes heeft geoogst. Een zeer recent voorbeeld van dit verschijnsel is de ‘boekversie’ van The Omen. En dan is er natuurlijk het soort vertalen waar wel woordenboeken aan te pas komen. Ik heb deze drie soorten bewust op een lijntje gesteld, omdat zij duidelijk maken, in combinatie dan toch, dat het proces in de drie gevallen analoog is. Met andere woorden: dat het woordenboek niet de centrale plaats hoort in te nemen die men het gewoonlijk nog toekent in de meeste discussies over ver- {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} talen. Als men daar eigenlijk wel over discussiëert, want het is zo dat de literaire vertaling zowel in de literatuur zelf, als in de studie van de literatuur, een positie bekleedt die opvallend veel gelijkenis vertoont met die van de prostituee in onze maatschappij: men maakt er wel gebruik van, maar men spreekt er liefst niet over. Of, om het iets minder cru uit te drukken: Assepoester. De oplettende lezer heeft natuurlijk nu al begrepen dat ik in de vorige zin weer vertaald heb: ik heb een begrip uit een denkcategorie, of althans een begrip dat daar gewoonlijk mee geassociëerd wordt, naar een andere denkcategorie overgebracht. De metafoor, de metonimie, de beeldspraak in het algemeen, de analogie waarvan iedereen zo dikwijls gebruik maakt bij het argumenteren zijn evenveel voorbeelden van vertaling, en nog eens, het woordenboek komt er niet aan te pas. Wat dan wel? In de eerste plaats de vertaler zelf, die brontekst In doeltekst moet weten te evalueren in verhouding tot hun bronsituatie en hun doelsituatie. Dit betekent dat de vertaler vooral thuis moet zijn in twee culturen, en zeker ook in twee media; dat kunnen twee talen zijn, maar het geval is ook niet denkbeeldig waarin het ene medium wel taal is, maar het andere niet. De eerste vraag is deze: hoe functioneert (of functioneerde, wanneer het om teksten gaat uit een oudere periode) de brontekst in de bronsituatie. De tweede vraag is: bestaat er een analoge doelsituatie. Soms wel, soms niet. Een van de redenen waarom soms uitstekend vertaalde (althans in de woordenboekdimensie) toneelstukken uit de Griekse oudheid het doodeenvoudig niet doen, is dat er geen analoge situatie bestaat in de doelcultuur. In dat geval kan men proberen een dergelijke situatie te creëren, of men kan ook resoluut van de bronsituatie afstappen en zich totaal richten naar wat de eigen opinie is van de doelsituatie. Als men Hugo Claus heet schrijft men dan een Orestes, bij voorbeeld. De ware verantwoordelijkheid van de vertaler ligt dus in het juist (of althans zo juist mogelijk) inschatten van de functie van een tekst, niet in het vakkundig hanteren van woordenboeken. Als dat zo was dan zou vertalen inderdaad een kinderspel zijn. Dit is dan ook een van de redenen waarom men geen handleidingen kan opstellen voor het goed en foutvrij vertalen. De problemen liggen telkens weer anders, en de vertaler moet telkens weer een andere oplossing zien te vinden. Algemene regels moeten dus, precies omdat ze zo veel zouden moeten omvatten, inderdaad ‘algemeen’ blijven, d.i. zo vaag dat er verder zeer weinig mee aan te vangen is. Gelukkig zijn er, voor het vertalen van literaire teksten althans, wel een aantal vooronderstellingen waar men kan van uit gaan. Het is bij voorbeeld duidelijk dat wanneer een dichter bovenaan een gedicht ‘sonnet’ schrijft, of ‘elegie’, of iets dergelijks (ook wanneer het gedicht in kwestie helemaal geen ‘sonnet’ in de traditionele zin, of helemaal geen ditto ‘elegie’ blijkt te zijn) hij of zij de lezer (en dus ook de vertaler) wel in een bepaalde richting wil sturen. Als het gedicht eigenlijk zijn eigen titel tegenspreekt, dan ook is een bepaalde richting aangegeven, namelijk die van de ironie. Deze functies, of ‘verwachtingspatronen’ zijn, tot op zekere hoogte, ‘voorgeprogrammeerd’, en dat zijn ze, in sommige gevallen, zoals de Ilias, al meer dan tweeduizend jaar. De vertaler bevindt zich dus niet helemaal op glad ijs. Op voorwaarde dat hij van de ontwikkeling van literaire genres en vormen op de hoogte is, kan hij zich een oordeel vormen over de functie van een bepaalde tekst dat een hogere graad van waarschijnlijkheid zal bezitten dan het oordeel dat een vertaler van een niet-literaire tekst vroeg of laat voor zich moet uitspreken. Dé knoop ligt wanneer men moet proberen een tekst een analoge functie te geven in de doelsituatie. Om bij het voorbeeld van het sonnet te blijven: wie schrijft er nu in 's hemelsnaam nog sonnetten? En toch was, voor Shakespeare bijvoorbeeld, het sonnet eens de modevorm bij uitstek. Zou het dan kunnen dat men, door strak aan de vorm vast te houden, - met andere woorden, door de vorm niet te... vertalen - het vertaalde gedicht eenvoudig niet de kans geeft te functioneren op een analoge manier als het origineel? Dit is helaas zeer dikwijls het geval wanneer een filoloog die alleen filoloog is, vertaalt. (Wie herinnert zich niet het doorbrave ‘Caesar, een brug geslagen hebbende, trok de Rijn over’ type, dat zich duidelijk nooit enige vraag had laten invallen betreffende de functie van de tekst). Vandaar ook dat men, om met enige kans op slagen te vertalen, niet exclusief mag overtuigd zijn van de ‘waarde’ van een of andere cultuur, want dan zal men er niet meer op uit zijn een klimaat te scheppen, of liever, een context, waarin de twee culturen elkaar op voet van gelijkheid kunnen ontmoeten. Men zal veeleer de ene cultuur naar de andere willen richten. Met andere woorden: dicteren, liefst met het woordenboek in de hand, maar niet vertalen. En wat gebeurt er dan met elementen in de tekst die niet zonder meer duidelijk zijn voor het doelpubliek? Een voorbeeld dat enige droeve beroemdheid heeft verkregen is dat van de arme Aristofanes, wiens grappen lange tijd zo letterlijk zijn vertaald dat geen mens ze nog begreep, laat staan de kans kreeg om te proberen ze geestig te vinden. In dat geval moet de vertaler het als zijn taak zien op de hoogte te zijn van het ‘bevattingsvermogen’ - althans in dit soort zaken - van het publiek waarvoor hij schrijft. Wie Athene hoort zal daarbij wel aan een stad die symbool is voor een hele beschaving, of aan een godin denken, of de twee, en dan maakt de contekst het verder wel uit. Maar of een dergelijke reactie ook verondersteld mag worden ten aanzien van de naam van obscuur filozoof X? In dat geval moet obscuur filozoof X, alle filologen ten spijt, ‘vertaald’ worden, d.i. vervangen door een analogon dat wel in de doelsituatie functioneert. De vertaler als barometer, dus, in plaats van de vertaler als boekenworm of semantische wisselautomaat. Precies, en precies in het feit dat hij of zij als barometer voor een cultuur moet optreden ligt ook de garantie van die cultuur tegen ‘slechte’ vertalingen, d.i. vertalingen die niet functioneren. Een vertaling die het ‘niet doet’, op de boekenmarkt, in het tijdschrift of op het toneel, is een vertaling die niet ‘goed’ is. En er zijn zowel ‘letterlijke’ als ‘vrije’ vertalingen die het niet doen. Dus daar zal het niet aan liggen. De vertaler krijgt niet, zoals men zou kunnen opwerpen, indien men deze visie verkeerd interpreteert, een soort toelating om de buitenlandse literatuur tot zijn beeld en gelijkenis te herscheppen. Hij moet het product wel ter beoordeling aanbieden, en de beoordelaar is, ten slotte, de cultuurgemeenschap waaraan hij zijn product voorstelt. Ook in dat opzicht is de vertaler een barometer: hij moet op de hoogte zijn van die buitenlandse producten die een verrijking, of een bron van inspiratie zouden kunnen zijn voor het eigen produceren, d.i. het produceren binnen de eigen cultuurgemeenschap. Dit houdt ook in dat er geen ‘definitieve’ vertalingen bestaan, wel stadia in het functioneel maken van een tekst in de doelcultuur. De vertaler uit het Russisch kan, bij voorbeeld, nu al veel meer ‘gekend’ veronderstellen dan de vertaler uit het Chinees. Waarom? Eenvoudig omdat hij, binnen onze cultuurgemeenschap, meer voorgangers heeft gehad. Zijn eerste voorgangers hebben het Russisch, of beter, de Russische toestanden, sterk moeten ‘naturalizeren’ omdat de tekst anders niet begrijpelijk zou zijn. Dit is, om het even te caricaturizeren en zodoende meer klaarheid te scheppen, het stadium van de ‘boršt, dat is dikke soep’ vertaling. Er komt wel een ogenblik waarop een volgende vertaler, precies vanuit zijn barometer functie, gaat zeggen: ‘“boršt” alleen kan ook wel, denk ik’. Wat er dan weer op wijst - en dan zijn we bijna rond - dat ‘vertaling’ eigenlijk geen individueel proces is. Er zijn, eigenlijk, geen vertalers. Er zijn wel mensen die proberen, zo goed en zo kwaad als het gaat, te bemiddelen tussen twee culturen. Het eigenlijke ‘vertaalwerk’ wordt door de leden van die twee cultuurgemeenschappen gedaan - of niet gedaan. De vertaling, de vertaalde tekst, is een uitnodiging, maar uitnodigingen kan men ook afslaan, om allerlei redenen. Maar wie een uitnodiging tot vertalen afslaat doet dat zeer dikwijls vanuit een intern onbehagen, of een soort defensieve arrogantie, net zoals men ook een uitnodiging tot het vertalen van een ander mens kan afslaan om dezelfde redenen. Want ten slotte vertalen wij elkaar de hele tijd, ook al spreken wij dezelfde taal. We proberen te bemiddelen tussen onze vooronderstellingen en die van een ander. Het is natuurlijk niet makkelijk. Je hebt er meestal geen woordenboek voor nodig. Je blijft er wel mens van. André Lefevere Universiteit Antwerpen, UIA. {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} wij huldigen / wij gedenken Willy Balyon Prijs tijdschrift Appel Mevrouw Maria Helena Wilhelmina Balyon-Noorland werd te 's-Gravenhage geboren op 10 juli 1927. In oktober 1975 verscheen een map gedichten met linosneden van Gène Eggen in een kleine oplage in luxe uitgave. Haar eigenlijk debuut ‘Signalen van mensen wil ik U geven’ (1977) verscheen bij de uitgeverij Inter-Limburg te Heerlen/Hasselt. Het gedicht ‘ik zocht uw horizont’ uit deze bundel werd bekroond met de prijs van het tijdschrift Appel dat in ‘Vlaanderen’ regelmatig wordt gepresenteerd aan onze lezers. Op 27 maart werd in de stadsschouwburg te Heerlen een literaire middag gehouden met de medewerking van de Vereniging van Limburgse Auteurs (VLA) bij de voorstelling van haar bundel. In het Limburgs Dagblad schreef Paul Haimon: ‘De beelden zijn eenvoudig helder, meestal uit de natuur getransporteerd naar het eigen leven van het gedicht. Het ritme, zichtbaar gemaakt in de opmaak van de versregel is van binnen-uit beluisterd.’ (25-10-1975) Bij de poëzieprijsvraag van het tijdschrift Schuim treffen we haar naam weer aan bij de geselecteerde gedichten in de reeds verschenen bloemlezing op blz. 24 met het gedicht ‘als een uitloper’. Herinneren we eraan dat er voor deze wedstrijd meer dan 800 inzendingen waren, waarvan er uit een selectie van 76 dan nog eens 29 gedichten werden gekozen voor de bloemlezing. We citeren het bekroonde gedicht: Ik zocht uw horizont maar als ik u benader wijken de grenzen bij elk herkenningspunt sloeg ik een witte paal of hees een vlag ik dwaalde in uw ruimte rond keerde terug tot waar ik overzag het enige dat ik hervond waren de tekens door mij aangebracht We vermelden ten slotte haar adres: Bethlehemstraat 11 Heerlen (Nl.) tel. (045) 41 38 01 Rik Bourguignon 75 Rik Bourguignon is een unieke figuur in de Vlaamse schilderkunst: hij schildert bijna uitsluitend de Noordzee {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} en hij vindt telkens nieuwe en verrassende structuren en tintelende kleurschakeringen om uitdrukking te geven aan zijn inspiratie. Hij stamt uit Geraardsbergen, waar hij in 1902 geboren werd. Zijn vader was kunstsmid en zijn moeder gaf blijk van een zuiver kunstgevoel in het spinnen van ragfijne kant. In dit artistieke milieu groeide Rik Bourguignon op tot een fijngevoelige knaap, die reeds vroeg belangstelling aan de dag legde voor literatuur en schilderkunst. Reeds op achttienjarige leeftijd greep hij naar het penseel. Hij schilderde toen pittoreske landschappen, rustieke straatjes en stoere kerktorens, waarin een uitbundig gevoel voor contrasterende kleuren tot uitdrukking kwam. Enkele akwarellen uit die tijd, die hij met eerbied bewaart, getuigden echter reeds van een eigen indringende visie en een harmonische zin voor kleur en compositie. Rik Bourguignon aanvaardde een betrekking in de hoofdstad, waar hij een nieuwe en boeiende wereld ontdekte. Hij was nauwelijks twintig jaar oud, bezocht tentoonstellingen en musea en werd medewerker van Jan Boon, die tijdens de grote bloeiperiode van het Vlaamse Volkstoneel van 1923 tot 1926, de leiding had van dit gezelschap. Nadien deed Rik Bourguignon artistieke studies te Antwerpen, Brussel en Bremen en werkte lang samen met Servais Detilleux, Jef Leempoels, Jean Delville, Alfred Bastien en beeldhouwer Bija. Na deze bloeiende leerjaren had Rik Bourguignon eindelijk zijn eigen weg gevonden. Hij bewonderde de oude meesters, voor wier werk hij nog altijd een grote waardering aan de dag legt. Hij schreef technologische studies en was gedurende dertig jaar voorzitter van de ‘Coopérative Artistique’ waar hij met ontelbare kunstenaars in aanraking kwam. Al had hij reeds in de jaren dertig gewaardeerde tentoonstellingen gehouden, slechts zeldzaam waren de doeken die in deze drukke periode ontstonden. Zijn beste werken zou hij slechts schilderen na een zware schok die hem maandenlang neerdrukte. Het verlies van zijn vrouw, die hij vereerde, werd voor hem een nieuw vertrekpunt. De kunst kreeg voor hem een diepere zin. Betekende zij enerzijds het afreageren van een somber levensgevoel, anderdeels zou zij de ontdekking worden van een sombere wereld, waarin hij weer kon ‘leven’. De Noordzee zou voortaan het enige thema van zijn schilderkunst worden. Het schilderen van de zee werd voor hem een ontvluchtingspoging, maar die ontvluchtingspoging zou voor hen, die de diepere achtergrond ervan kennen, een bron van bezinning worden. Niets is zo fascinerend als de zee, niets is zo eindeloos, zo afwisselend, zo onrustig, zo sereen. In haar ontelbare facetten betekent zij voor ons telkens weer opnieuw een openbaring. Men kan haar niet zonder ontroering aanschouwen. Het zou de moeite lonen na te gaan op welke wijze onze Vlaamse schilders de zee ‘doorheen hun eigen temperament’ hebben uitgebeeld. In de schilderkunst van Rik Bourguignon is de zee de weerspiegeling van de immer wisselende voortzetting van Gods schepping. Maar zij is, in zijn dichterlijke verbeelding, nog veel meer dan dat: zij is de bron van het leven en tevens de immer in beweging zijnde kracht, die uiteindelijk uitvloeit in de eeuwigheid. En hierin ligt juist de grandioze betekenis van zijn doeken: zij zijn de uitdrukking van onze onrust, maar ook vooral van ons verlangen naar zuiverheid en eeuwige blijdschap. Met zuivere blauwe of grijze tinten en met hier en daar de rode flarden van onze levensangst, brengt Rik Bourguignon ons de boodschap van onze aardse verbondenheid, maar ook van onze uiteindelijke bestemming. Zijn werk is de vrucht van een hoge geestelijke bezinning. Maar bovendien getuigt het van een harmonisch kleurengevoel, van een met kunstzin aangebrachte vlakverdeling en van een sterke technische beheersing van het steeds terugkerend thema: de Noordzee in al haar wonderbare schakeringen. Door aan dit thema een diep menselijke inhoud te geven, behoort het werk van Rik Bourguignon tot de zuivere en waarachtige schilderkunst, die ons nog lang zal blijven boeien en ontroeren. Pieter G. Buckinx. {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Paul De Bruyne Prov. prijs kunstambachten 1976 O.-VI. Paul vertelt niet veel over zijn werk. Heeft argwaan voor kunstenaars die alles moeten uitleggen. Hij doet ‘zijn ambacht’. Daarom zal hij ondermeer bewijzen dat het ambachtelijk ‘draaien’ ook opgetrokken kan worden tot de zone van creatief werk en kunst. Paul dwingt de materie niet verder dan de materie verdraagt. Hij verslijt ze niet tot het soort voze estetiek van supergepolijste sierdingetjes, en laat het ook niet uitsluitend bij het toevallige van kleiplooien, duimwrongen of denkflitsen. Een hele tijd al heeft hij zijn aandacht open voor het mondiaal museum. Kent Etrusken en Inkas, Assyrische bas-reliëfs, indianentotems en de maanogen der romaanse beelden. Wat thans uit zijn handen en oven komt zijn ‘dingen’ van alle tijden en alle landen: episch in geweld of rust. In deze zin is hij, gelukkig, niet te ‘klasseren’. (‘Wat is stijl?’ zei Zadkine al). Een bezoek aan Nepal werkte voor hem als een geestelijke afzondering. Het heeft zijn kunst niet beïnvloed zoals men gemeenlijk zou zeggen. Wel heeft het in hem de eigen archetypale groei verzuiverd laten aanzwellen. Neem bv. DIKPALA (= wereldwachters). De typische haarknotten van de Simikotmannen, de shivaïstische lingastenen, de stupatorens van Patan en Bodnath en de zo karakteristieke chörtens, worden niet zo maar gekalkeerd of overgedaan. Neen, hij voegt ze hier samen tot nieuwe stukken, geheimzinnig en sakraal, tijdloos groot. Het is een gemakkelijke gewoonte bij kunstkritiek naar de zogenaamde achtergronden van de kunstenaar te peilen. Men wil per se zijn karakter uit zijn werk halen, enz. Grote woorden ruisen... De Bruyne is een te gaaf man om zo iets au serieux te nemen. Hij werkt. En het gaat immer naar diepere geladenheid. Woont te Gent, Guido Gezellestraat 56. Is leraar aan Sinte-Barbaracollege te Gent en Sint-Lukasinstituut en Academie te Oudenaarde. Luk Craye s.l. Piet Dekelver 70 Piet Dekelver werd geboren te Antwerpen op 5 april 1907. Hij was in de jaren twintig (1925-26) een entoesiast studentenleider (Voorzitter A.K.V.S., Gewest Antwerpen). Hij kreeg les van declamator Modest Lauwerijs en was zeer vlug bedrijvig bij het toneel. Bitter jong was hij medestichter van het ‘Katholiek Toneelgezelschap Gheon’ (o.l.v. Odiel Daem) dat aan verschillende landjuweelwedstrijden deelnam. In 1933 tijdens het landjuweeltornool te Oostende behaalde hij een diploma van verdienstelijk acteur. Hij maakte deel uit van het ‘Kunstgezelschap POGEN’ (leider: Jan Stalmans) waarmede hij zeven jaar lang als declamator het Vlaamse land doorkruiste. Hij trad veelvuldig op tijdens poëziedagen ingericht door dichter Paster Basiel De Craene, eerst te Bachte-Maria-Leerne, daarna te Merendree. Hij kwam, voor de eerste maal, op 9 november 1930 voor de micro van de Radio-Omroep, trad verder af en toe op totdat hij in 1936 assistentomroeper, declamator en acteur luisterspelen werd bij de K(atholieke) V(laamsche) R(adio) O(mroep). Hij verwierf grote populariteit als ‘Oom Piet’ van de K.V.R.O.-jeugduitzendingen en werd algemeen secretaris van de ‘Katholieke Vlaamse Radio Vereniging’. Na de tweede wereldoorlog ging hij wederom toneelpaden bewandelen en {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} wel als gastacteur (van 1946 af) bij het ‘Reizend Volkstheater’ waar hij bovendien van 1952 tot 1957 de ‘full-time’ taak van secretaris waarnam. Na 1957 bleef hij als gastacteur bij het R.V.T. en werd uiteindelijk zaakvoerder van de ‘Vrienden van het R.V.T.’. Op 1 mei 1972 werd hem door het gemeentebestuur van Berchem, waar hij intussen zijn vroegere functie als bediende weer had opgenomen, de titel van ere-redacteur verleend bij het bevolkingsbureau. Talrijk zullen zij zijn die bij het zien van bovenstaande foto van ‘Oom Piet met de pijp’ zich deze hartelijke man en grote kindervriend uit hun jeugdjaren herinneren. Dat hij ook een talentrijk toneelman was, wisten zij misschien niet. Ook niet dat hij gedurende vijf jaar mijn onvervangbaar R.V.T.-secretaris is geweest en bovendien nog tot op heden mijn wijze raadsman en trouwe vriend: 18 karaat. Hij moge dit nog lang in goede gezondheid blijven. Rik Jacobs Monda De Munck Internationale prijsvraag voor korte verhalen. Vermits elke vergelijking toch mank gaat, permitteer ik mij een wat buitenissige en stel ik dat Monda de Munck iets gemeens heeft - altijd mutatis mutandis - met de twee Vlaamse wielergloriën wier naam ook met een M begint: als zij (alle drie) per se een wedstrijd willen winnen, dan winnen zij die ook. Voor Monda de Munck was het nu wel 21 jaar geleden dat zij nog een literaire prijs wegkaapte, maar in deze prijsioze tijdspanne heeft zij dan toch 8 kinderen ‘gewonnen’, wat beslist een bekroond moederschap mag heten. Zij is er vroeg mee begonnen: pas 22 jaar oud wint zij de Prijs van de 7 Limburgse Mijnen met de novelle ‘Marienni’ en twee jaar later verovert haar novelle de Prijs van de Nieuwe Gemeenschap. In de romanprijsvraag 1947 van het Davidsfonds krijgt zij ‘slechts’ een onderscheiding voor haar inzending ‘De vrouwen van Dalvajoes’, maar wellicht heeft zij met deze, haar eerste roman de meest verheugende score gemaakt. Aan vrouwelijke auteurs was Vlaanderen op dat ogenblik niet zo rijk en ineens gooit daar een jonge, nog bijna onbekende Limburgse schrijfster een roman op de boekenmarkt die de tongen doet spreken en de pennen schrijven. Het boek is meteen een topper! Voorzichtige critici gewagen nog van een misschien eenmalige, uitzonderlijke prestatie, zoals dat nog gebeurt met eerstelingen. Maar Monda de Munck meent het zo niet. In 1950 bevestigt zij haar talent door zich tweede te plaatsen in de internationale prijsvraag voor short {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} story met haar novelle ‘De vrouw met de lamp’ en publiceert zij in het DF haar tweede roman: ‘Mattie’. Amper een jaar wacht zij om de Vliebergh-prijs van het DF te winnen met ‘Dit is het paradijs’. In 1954 besluit zij haar overrompelende intrede in de literatuur met de prijs te winnen voor de ‘blijmoedige roman’ (Thymfonds, Nederland): ‘Maar zij hadden voeten’. Dan vindt Monda de Munck het even welletjes. Tot 21 jaar later het jaar voor de vrouw komt, dat aanleiding geeft tot een novellenprijskamp. Monda de Munck schrijft ‘De rechtvaardige rechters’ en... wordt bekroond. Waarmee ze aan haar zevende onderscheiding toe is, - een palmares dat bewondering afdwingt, zoals haar gehele literaire werk en niet minder zijzelf, óók om andere dan literaire motieven. Clem de Ridder Lode de Roey 80 Het is 'n lust samen met hem het pak van zijn schilderijen als het ware te doorbladeren. Lode doet dat volstrekt zwijgend. Zijn wérk spreekt. Elk schilderij wordt 'n verrassing. Want schilderen kàn hij. Schilderen moet voor hem gans zijn leven geweest zijn, zijn mooie leven. Toch is het niet zoals 'n kalm waterke voorbij 'n oever gestroomd. Als kunstleider bij de Deurnse Artiesten durfde hij destijds van zich afspreken. Hij bleef altijd zichzelf, ook toen hij met zijn werk voor het publiek verscheen. Eenmaal dat zijn werk uit de natuur werd geboren, is het voor hem 'n dringende boodschap geworden, die hij aan de mensen wilde uitdragen, reeds toen hij o.a. met Pol Ceulemans in de natuur 'n overweldigende liefde voor Gods rijke schepping ging opdoen. Alles heeft Lode in zich opgenomen, maar ook àlles. Hij moet thans maar aan 'n mooie boom denken, en dadelijk komt er 'n heerlijk landschap als 'n kroon omheen liggen. En wat zijn zijn kleuren mild en zijn schakeringen delikaat. En wat is zijn spel met het licht 'n lust. Schreef niet iemand over hem - wie zou zo iets vergeten? - dat hij schildert met lichtgevende verf?... Van Scheldezichten tot bossen en heide, van landschappen tot oude gebouwen, van de Kempen tot Vlaanderen, van het Rivierenhof tot in Kasterlee en zijn Hoge Mouw, de plaats komt er niet op aan, overal vindt zijn romantische geest zijn inspiratie. Weet u dat zijn eerste werken stillevens waren, onder de invloed van Fr. Mortelmans, die hem in de Akademie van Berchem deed belanden, terwijl ‘Ceulemans mij mee naar de Kalmthoutse heide nam, waar ik als stadsmus overweldigd werd door de grootsheid, de eenvoud en het licht van {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} dit landschap,’ zoals hijzelf eenmaal aan mij schreef, ‘indruk die mij steeds is bijgebleven en op slag liep ik naar het landschap over.’ Zonder haar slaaf te willen zijn, heeft hij haar als basis van zijn kunst genomen. Zijn tijd van experimenteren is al lang voorbij. Hij wil bij het veroverde blijven. Ten andere, werk van hem is in gans ons land te vinden, evenals in Engeland, Duitsland, de U.S.A. en in het voormalige Congo. Jos van Rooy Jan Flameng 60 Deze leraar kunstgeschiedenis te Turnhout in 't Atheneum en 't H. Graf begon zijn kunstenaarsloopbaan met decoratie. De overgang naar de Antwerpse Akademie en het Hoger Instituut had dus niets verbazends in zich. Het betekent alleen dat hij een bijzonder talent had. En ook dat hij hogerop wilde. Hij verlangde naar leraars en hij kreeg er veel. Het eigenaardigste was dat hij daarna zoveel mogelijk van leraar veranderde. Ja, hij trachtte ze zo gauw mogelijk te vergeten. Jan is nl. 'n zelfstandige natuur, zoals de meeste mensen die zich respecteren, en in zijn ziel is hij zelfs 'n eenzaat. En toch heeft hij 'n schat van vrienden in de hoofdstad van de Kempen en daarbuiten. Opsomer, Cauwenbergs, Creyten, Zarina, Jos Hendrickx, e.a. waren zijn leermeesters. Vooral van deze laatste hield hij. Beiden waren zij verliefd op de natuur en op het leven. Daarbij waren zij beiden perfectionist. Het eigenaardige van onze gehuldigde schilder is dat hij een werk opzet, om het verder in tijd en ruimte te laten groeien. Het is best mogelijk dat hij aanvankelijk niet gans weet in welke richting, maar gelijkmatig en ook gevoelsmatig geraakt het doek in evenwichtigheid van vormen en heerlijkheid van kleuren gevuld tot iets wat de toeschouwer verblijdt. In elk geval het werk is steeds bezienswaard, laat het nu figuratief of non-figuratief uitvallen. Er wordt toch steeds die lichtgevende ruimte geschapen achter de figuren en voorwerpen, die de ogen van de kijker aantrekken en geluk uitstralen, ook al is Jan niet zo'n verstokte optimist als zijn mysterieuze tinten het zouden doen vermoeden. Soms schijnen het wel Spielereien, als van 'n mens die door het licht tot in zijn diepste wezen is betoverd geworden. Daarbij straalt er een bijzondere directheid uit zijn werk. Zijn landschap wordt onmiddellijk iets van hemzelf. Het is de maker zelf. Het is zijn binnenste buiten gekeerde gevoel. In die zin wendt hij zijn drie technieken aan, die hij volledig onder de knie heeft, en waarvan hij de geheimen doorgrondt. Hij kan zich in olieverf, in akwarel en in gravuur even adekwaat uitspreken. Hij vreest overigens de moeilijkheid niet en hij houdt helemaal niet van het toeval in zijn werk. Hij zoekt steeds naar de moeilijkheid, om daarna het probleem op te lossen. Denk maar niet dat hij nooit twijfels kent. Uit de twijfel, zegt hij, {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} wordt dikwijls nog het beste werk geboren. En als u soms 'n olieverfschilderij onder het oog valt, die door zijn lichtdoordesemde kleuren aan 'n akwarel doet denken; dan is die van Jan Flameng. Ad multos annos, Jan! Jos van Rooy Ward Hermans 80 Geboren te Turnhout op 6 februari 1897 is deze verwoede polemist naar zijn eigen woord een veelomstreden figuur; hoe meer omstreden, hoe groter eer, want hoe minder medeplichtigheid aan de teleurgang en de vernietiging van ons Volk in deze tegennatuurlijke Staat, meent hij in de traditie van het romantisch flamingantisme. N.a.v. zijn tachtigste verjaardag wordt door Orion-Heimreiter zijn ‘Socratische Gesprekken’ in het Duits uitgegeven. Hermans {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} heeft het boek opgedragen aan Rudolf Hess om hem te danken voor zijn tussenkomst ten voordele van Vlaamse krijgsgevangenen in 1940. In ‘Deutsche Wochen-Zeitung’ schreef Ilse-Carola Salm op 6 februari: ‘Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was Ward Hermans juist zeventien jaar oud en, als zovele andere Vlamingen, nam hij vrijwillig dienst in het Belgisch leger. Zij allen hoopten, door hun inzet voor de Belgische Staat, dat deze nu van zijn kant eindelijk de betrachtingen van de Vlamingen voor het gebruik van de eigen taal en de zorg voor de eigen kultuur zou erkennen. De ontgoocheling was onmetelijk groot.’ In zijn recent boek ‘Hitler en Belgique’ schat Jacques de Launay het aantal krijgsgevangen Vlamingen op meer dan 79.000! Na tien jaar en zes maanden werd Ward Hermans zelf vrijgelaten na de oorlog... door de Belgische Staat. Het spreekt vanzelf dat ons tijdschrift en het CVKV Ward Hermans willen huldigen om zoveel trouw en om wat hij op zijn wijze voor ons volk wist te veroveren. In zijn gedicht ‘Aan de naamlozen’ schrijft hij: Vlaand'ren, Vlaand'ren, zoveel is geleden: kerker en broodroof, kogel en dolk; niets is verloren waar om gestreden dank zij het offer van 't Naamloze Volk. Emiel Janssen s.j. 80 Hoe veelvuldig en uiteenlopend de werkzaamheid, de publicaties en de contacten van de tachtigjarige jezuïet Emiel Janssen ook zijn geweest, ik zou hier vooral willen huldigen de diepe eenheid van het werk en de mens. Niet alleen omdat er één lijn loopt door heel dit leven. Maar vooral omdat het gedreven werd door de zorg om waarden bijeen te houden, die al te gemakkelijk los van elkaar of zelfs in tegenstelling tot elkaar worden gezien en beleefd. Om te beginnen: de eenheid van het humane en het christelijke. Het is altijd de zorg geweest van de schrijver, de opvoeder en de raadsman, dat het geloof zich zou uitdrukken, incarneren in het culturele; anders zou het er zijn vitaliteit, zijn ‘werkzaamheid’ bij inschieten. En het louter humane anderzijds zou, afgesneden van zijn godsdienstige wortels, aan het laatste en diepste van de mens voorbijgaan. Typerend hiervoor is de titel van de in 1951 uitgegeven brochure: ‘Naar een godsdienstigliteraire vernieuwing!’ Dat moet het ook geweest zijn wat hem in Gezelle boeide en blijft boeien (vanaf ‘Zoo dichte en zoo doe 'k’ in 1939 tot het bekroonde ‘Gezelles wonderjaar 1958’ in 1976): de uiteindelijk niet geslaagde, maar doorwerkende droom van een ‘christenvlaamse dichterschool’. De dubbele eenheid - van het vlaamse en het christelijke, van een mystiek en een artisticiteit - die in die formulering besloten ligt: dat boeit hem. Om het bevorderen van diezelfde eenheid ging het hem in zijn {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} eigen creatief-literair werk en zijn essayistisch oeuvre (waarin een studie over Streuvels, in 1951 gepubliceerd, een ereplaats inneemt), maar ook in zijn pedagogisch werk (de bloemlezing ‘Zuid en Noord’), in zijn direct-religieuze werking (neergeschreven in vele bezinningsteksten - maar hier moeten ook zijn talloze gesprekken met jongere ordebroeders vermeld worden) en in zijn vele contacten (vriendschappen eigenlijk) met schrijvers en schilders. Aan die visie is E. Janssen trouw gebleven. Trouw is één woord om hem te karakteriseren: wat menselijk en religieus waardevol is, mag niet vergooid worden. Maar daar moet een tweede woord bijkomen: openheid. Hij heeft de grote kentering van de voorbije jaren in kerk en wereld meegemaakt. Hij heeft die verandering niet alleen maar ondergaan en zeker niet bestreden. Hij heeft ze meegemáákt. Voortdurend getuigend voor het wezenlijke en waarschuwend voor vervlakking, hield hij nooit star vast aan voorbije vormen. Omdat hij openstaat voor al het menselijke, wil hij juist dat menselijke-van-nu vitaliseren door een levensnoodzakelijke ‘mystieke’ Injectie. Ook hier de eenheid dus van trouw en openheid. Als een hulde moet uitlopen op een wens, dan deze: dat Emiel Janssen deze eenheid nog voor velen vruchtbaar mag maken door zijn gerijpt woord. Frans Cromphout s.j. Tine Janssens Eremedaille Sabam Tine Janssens, de gekende schrijfster uit Begijnendijk, vierde onlangs haar 75ste verjaardag. Niettegenstaande haar beroep van onderwijzeres en een gezin van vier kinderen, schreef ze ongemeen veel, van kindergedichten tot een twintigtal toneelstukken en operetten. Haar eerste toneelstuk schreef ze in 1923; ‘Zusters’ kende niet minder dan 400 opvoeringen in ons land en beleefde reeds een 5e druk. Het werk werd eveneens in het Frans vertaald. Samen met haar man, Meester Fik Van Rompuy trad Tine zelf op in operetten o.m. van haar hand: ‘Meikoningin’ en ‘Kempense harten’. Het eerste werd in het Zuidafrikaans vertaald en opgevoerd. Verder ‘'t Weeuwtje van de opera’ en ‘Nobelwitje’. Samen met Armand Preud'homme ontstond na de oorlog ‘Bengel’, dat veel sukses kende. Het overlijden van haar echtgenoot trof haar zeer en jarenlang heeft zij niet meer geschreven. Doch ‘het bloed kruipt waar het niet kan gaan’ zodat zij in '68 weer de pen opnam en o.m. ‘Haar schonere Kerst’ en ‘Bramen voor de bruid’ schreef. In '72 schreef zij nog een operette ‘Toen de druiven rijpten’. Wegens haar grote verdienste ontving zij {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} zo pas uit de handen van de Heer Hendrik Caspeele, Ere-directeur van de Koninklijke Stadsopera van Gent en gewezen Beheerder van Sabam (Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers) de eremedaille en erediploma dezer vereniging. We wensen deze schrijfster dan ook een hartelijk proficiat en nog vele jaren van een vruchtbaar auteurschap! Emiel van der Donck Jubilaris Verleden jaar werd n.a.v. het 40-jarig bestaan van de Vereniging van Limburgse Schrijvers, waarvan hij medestichter is, door deze groep hulde gebracht aan Kan. E. van der Donck, die zijn 50-jarig priester jubileum vierde. Voor het C.V.K.V. is deze eminente Limburger geen onbekende. Men herinnert zich nog dankbaar de indrukwekkende eucharistieviering, die hij leidde op onze statutaire vergadering van 1970 in de zolderzaal van het Koetshuis te Bokrijk en zijn medewerking in verscheidene omstandigheden vooral op het gebied van de kerkelijke kunst. Deze Maaseikenaar (o 25.3.1902) studeerde er bij de kruisheren en nadien te St.-Truiden en Luik en tenslotte germaanse aan de K.U.L. Hij was opeenvolgend leraar te St.-Roch, kapelaan te St.-Hubrechts-Lille en te Hasselt, pastoor te Berbroek en Waterschei en tenslotte verantwoordelijke voor de Lit. Actie in Limburg. Een veelzijdig kunstenaar: hij musiceert en componeert, tekent en boetseert, maar heeft zich vooral op het gebied van de literatuur en de kunstgeschiedenis bewogen. Hij schreef toneel (‘Laat berouw’, ‘De zware dagen van boer Leenders’, ‘Petrus' zonde’, ‘Sober’, ‘Paulus' bekering’, ‘Kerstspel’, ‘De leeuw van Vlaanderen’, hij was trouwens herhaaldelijk een knap regisseur), novellen (o.a. ‘Bert, een dorpsprofeet’) en een lange reeks boeken en artikels in verband vooral met liturgie, waarbij hij herhaaldelijk de kunsthistorie beoefent in de geest van zijn grote vriend Prof. van der Meer (o.a. ‘Vernieuwde liturgie en kerkgebouw’, ‘De krypte in de vroegmiddeleeuwse kerk’, ‘Geschiedenis van het kerkgebouw’). Zijn grote eruditie wist hij niet alleen in dienst te stellen van de Commissie voor Monumenten en de Bisschoppelijke kerkenbouwcommissie, die hij beide in Limburg voorzat, maar ook van het publiek door een grote reeks causerieën over literaire (‘Vondel’, ‘Gezelle’, ‘H. Thans’) en kunsthistorische onderwerpen, die dikwijls aanleiding werden voor publicatie. Als priester heeft hij er zich immers steeds principieel toe verbonden geen literaire, wetenschappelijke of artistieke lauweren {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} na te streven, maar zijn enorme werkkracht en zijn groot talent uitsluitend voor God en volk in te zetten. Zijn betekenis voor Limburg en het Vlaamse volk is dan ook zeer groot en men is er hem dankbaar voor. Ad Multos Annos, Kanunnik! (Adres: Kempischesteenweg 410, 3500 Hasselt) Albert Smeets In Memoriam Jan Custers Op 31 januari 1976 overleed te Hasselt de dichter en musicus Jan Custers. Hij was geboren te Overpelt op 29 april 1911, studeerde aan het St.-Hubertuscollege te Neerpelt en trok daarna naar de Philipsfabrieken te Eindhoven om tenslotte na een paar jaar te Neerpelt bankbediende te worden. Hij herneemt de studie en behaalt te Leuven het diploma van sociaal assistent. Daarna wordt hij opvolger van Gust Cool als syndicaal propagandist in de Beringse mijnstreek, zodat hij o.m. de eerste mijnstaking te Zolder leidt. Na de oorlog wordt hij administratief hoofd voor Limburg van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en vestigt zich te Hasselt. Hubert Leynen haalde hem binnen in ‘Het belang van Limburg’ voor het schrijven van cursiefjes, wat hij vijfentwintig jaar lang met succes doet, een vorm van literatuur waarin ook de Limburgers Jos Ghysen en Louis Verbeeck zich hebben onderscheiden. Bert Leysen geeft hem opdrachten in Radio Limburg voor hoorspelen, montages, later tv-spelen. Tussendoor krijgt hij naam als scriptschrijver en liedtekstauteur, ten behoeve van zangers als Miel Cools en componisten als Preud'homme en Armand Beliën. Met deze laatste maakte hij een tv-mis, drie musicals en een aantal langspeelplaten, met liederen die thans alom gekend zijn en vooral in het onderwijs druk gebruikt worden. De platen ‘Begroet iedere dag’ (Preud'homme) en ‘Ik zie nog de hei’ (Frans Deckers) zijn eveneens op teksten van Jan Custers gecomponeerd geworden. Voor de Heivinken schreef hij de kinderoperette ‘De Madonna der bergen’. Ook prozawerk van hem verscheen in boekvorm, zoals het verhaal ‘Jambo Watamu’, ontstaan na een verblijf in Kenya, evenals de poëziebundel ‘Amalgaam’. Trudo Hoewaer, sekretaris van de Limburgse Schrijvers, karakteriseert terecht Jan Custers als een trouw, joviaal en gedienstig mens, een rechtschapen en eerlijk man, een oprechte vriend, die het hart op de tong had. Dat zullen de redactieleden van ‘Vlaanderen’ kunnen bevestigen, bij wie hij, weinige maanden voor zijn overlijden, de belangen van componisten en tekstschrijvers was komen verdedigen. Een figuur, waarvan de verdwijning in Limburg als een groot verlies wordt aangevoeld. Revelerend voor hem is het gedicht dat hij schreef voor ons speciaal nummer ‘Hedendaagse religleuze kunst in Vlaanderen’ (aug. 1968): Ik heb het bidden haast verleerd. Het kind in mij is lang gestorven, Och neen, m'n hart is niet verdorven, maar hard geworden en verweerd. Ik heb verbittering gekend. Ik kon niet buigen onder slagen. Ik vroeg om uitzicht aan de dagen. Er is geen wee waaraan men went. U zijt de Moeder van het Leed. Laat mij het leed een tijd vergeten. Als in een jeugd, heel lang geleden, mijn eigen moeder altijd deed. Albert Smeets {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} In Memoriam Lodewijk De Vocht Ons illuster medelid werd op 21.9.1887 te Antwerpen geboren en zeer graag hadden we zijn negentigste verjaardag gevierd, zoals we het vóór vijf jaar met zijn 85e deden. God heeft het helaas niet gewild. Hij ging van ons heen, vóór enkele dagen, toen zijn leven volgens de hemel zijn vervulling gekregen had. En toch zullen wij en zijn volk hem missen. Veel herinneringen verbinden ons met hem. Steeds zullen wij hem gedenken als de oprichter en de leider gedurende 50 jaar van zijn ‘Chorale Caecilia’. Eens, in 1899, ontdekte Emiel Wambach hem, toen hij op 'n zomeravond te Antwerpen door de oude stad wandelde. Toen had de providentiële ontmoeting plaats, waardoor de kleine Lode als zanger in de kathedraal terecht kwam en er zijn eerste muzikale opleiding kreeg. Heeft Wambach er dan ook niet voor gezorgd dat de volksjongen De Vocht in het Conservatorium terecht kwam, waar hij viool en piano studeerde en hij 'n Mortelmans voor zijn compositorische opleiding kreeg? Vroeg begaafd was hij, die reeds op 15-jarige leeftijd begon te componeren, toen hij als violist en solist ingeschakeld werd in de ‘Nieuwe Concerten’ te Antwerpen. Onder impuls van Constance Teichman, ontstond dan zijn ‘Chorale Caecilia’ in 1915, waarmee hij in 1921 een groot Beethovenconcert organiseerde. In 1923 begon De Vocht dan met zijn jaarlijkse uitvoeringen in de Goede Week van de Mattheüspassle, iets wat hij vijfenveertig jaar zou volhouden. Voortaan was hij de grote dirigent van Antwerpens muzikale verrichtingen. Hij wordt leider van de ‘Nieuwe Concerten’, oogst succes op succes met zijn koor in Duitsland, in Nederland en vooral in Frankrijk (1930) in het raam van de wereldtentoonstelling {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} en later, in 1935, in die van Brussel. Men biedt hem in het Conservatorium 'n leerstoel en later het directeurschap aan. Hij schonk ons machtige creaties en uitvoeringen van componisten als Milhaud, Honegger, Stravinsky e.a. Als directeur van het Conservatorium trachtte De Vocht de geest van Benoit levendig te houden. Dat deed hij evenzeer in zijn eigen composities. Hij was vooral Vlaams en religieus geïnspireerd. Zijn melodieuze rijkdom was onuitputtelijk, terwijl hij nog als de kleine jongen schreef die eenmaal voor Wambach zong. Zijn jeugdopleiding verklaart daarbij zijn voorkeur voor het vokale element en misschien ook voor 'n neo-romantisme (dat steeds zijn lyrisme heeft gevoed) en door het christelijk element, waaruit o.a. ‘De Jaarkrans van Geestelijke Liederen’ ontstond. Wat is Lodewijk 'n voorbeeld van levende vroomheid en van noeste werkkracht geweest. Wie heeft hem niet immer bewonderd? Wie heeft samen met hem niet het ‘O.-L.-Vrouw van Vlaanderen’ gezongen? Wie bewondert zijn viool-, cello- en pianoconcerto's niet? En zijn ‘Prima Vera’ op tekst van Bert Peleman en zijn ‘Scaldis Aeterna’ en zijn Missen, zijn kamermuziek en zijn zuivere pianowerken. En zijn ‘Uilensplegelballade?’... Vlaanderen zal hem missen!... God hebbe zijn schone ziel! Jos van Rooy In Memoriam Henri Victor Wolvens Hij werd geboren te Brussel op 6 juni in het jaar 1896 en is overleden te Brugge op 31 januari 1977. H.V. Wolvens moet ergens gesitueerd worden tussen de Vlaamse Expressionisten en de abstracten in. Beide kunstrichtingen werden toen reeds door de heilige pers als zalig bewierookt. De historische omstandigheden (Wolvens is de man van beide wereldoorlogen) en het karakter van deze kunstenaar zelf, hebben in grote mate aanleiding gegeven tot een lange miskenning van de mens en van de kunstenaar. Wolvens is voor mij als kind lang de grote geheimzinnige man gebleven, met de zwarte hoed, die ik in de oorlogsjaren in de Moerstraat tegenkwam op weg naar de Muziekschool in de St.-Jacobstraat. In deze bange jaren had ik nog meer belangstelling voor het uitdraaien van de schuilkelderlichten en bellekentrek, en wist ik natuurlijk niet dat Paul Haesaerts in 1942 een interessant boek uitgaf onder de ABN titel: ‘Retour à l'humain (sur une nouvelle tendance de l'art belge: l'animisme)’. Onder deze benaming werden zo een tiental kunstenaars, waaronder Wolvens, geklasseerd. Reeds zeer snel bleek duidelijk dat twee zeer belangrijke aspekten van hun kunst niet of slechts ten dele werden belicht: realisme en spiritualisme. Vandaar dat ik deze evokatie over mijn geboortestadsgenoot H.V. Wolvens niet meer dan een poëtische evokatie kan blijven noemen. Kunst op zichzelf, zal immer een spel voor dichters en fantasten blijven op weg naar utopia. Inzet voor de dagelijkse broodwinsten zal altijd een prooi blijven aan toegevingen en smaken, wat men gemakkelijkheidshalve public relations noemt, een uitvloeisel voor een zielige hoop van dagjesmensen op weg naar een onbestaande gouden stad, hartinfarcten niet uitgesloten, met of zonder bécel. Toch heeft Haesaerts er in zijn tijd toe bijgedragen Wolvens binnen te brengen in tal van binnen- en buitenlandse verzamelingen. Van na de oorlog tot de jaren 1950 waaide de wind terug naar een half figuratieve kant, die geleidelijk tot een gehele abstractie zou voeren. Toen werd H.V. Wolvens ook niet volledig uit het oog verloren. Nog enkele artikelen verschenen over zijn werk in 1943, een monografie van Paul Flerens in 1953, in 1948 een studie van W. Van Beselaer in Dietsche Warande en Belfort. Tenslotte in 1959, dank zij het initiatief van de stad Brugge werd een grote tentoonstelling op touw gezet in het Stedelijk Museum van de stad Brugge, die Wolvens in 1930 tot zijn woonplaats had uitgekozen. Wolvens dankte deze tentoonstelling voor een groot deel aan het initiatief van A. Janssens de Bisthoven, toen direkteur van de Culturele dienst van de stad Brugge. Niet alleen in mijn ogen blijft H.V. Wolvens een van de grootste Belgische schilders, hij blijft ook een zeer moeilijk te rangschikken kunstenaar, even moeilijk als een James Ensor destijds. De miskenning van de officiële instanties en de kritiek hebben hier ook voor een groot gedeelte toe bijgedragen. Nooit heeft hij zich bekommerd om toegevingen en kringen, waarin velen slechts een middel zien om op het voorplan te geraken. Zijn kunst heeft zich voortdurend onttrokken aan elke poging tot klassifikatie, zijn kunst is een geboorte in stilte en eenzaamheid, natuur en kreativiteit. In zijn werk ligt zijn ganse leven, zijn vreugde en teleurstelling, de dood van zijn ouders en zuster, de vriendschap achter de daken van de stille achterhuizen in liefde en kleur geschilderd. De kunst van Wolvens is een opgang naar het licht. De kleur met het mes uitgespreid, verwekt een heerlijk spel van de materie in licht en donker. Deze hoedanigheden van een schilder staan ook ten dienste van een sterke visie, die zich {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} er niet toe beperkt alleen het prozaische te belichten. Wolvens laat zijn hart tikken en spreken. Uit zijn werk stralen menselijkheid en poëzie. Zo men in hem een kunstenaar kan vermoeden met een pessimistisch temperament, met een voorliefde voor trieste dingen, en zijn modellen zoekend in de mineurtoon, dan zal zijn werk niet nalaten te bewijzen dat onder dit miserabilisme een ongewoon bruisend leven en liefde schuilgaan die, hoewel ze zich uitdrukken in meestal donkere gamma's, de meest misdeelde wezens en elementen van elke leeftijd en periode verheerlijken. Is Wolvens niet een kunstenaar van alle tijden? (Naar Luc Anthierens in ‘Sirkulaire’) {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} Verbondsberichten Verbondssecretaris: drs Gilbert Goos, IJzermolenstraat 24-415, 3030 Heverlee Nieuwe leden Wij zijn gelukkig u nogmaals een lange lijst nieuwe leden van ons Kunstenaarsverbond te kunnen presenteren. Zij werden door de beheerraad aanvaard op zaterdag 19 februari en 30 april. Hartelijk welkom! Antwerpen: Marie-Louise van den Boom (ps. Malo) (P), Lier; Frans Dubois (M), Antwerpen; Freddy Theys (P), Edegem; Marie-José Dehaene (L), Mechelen; Anselm van Leent (D), Mortsel; Jan Goris (L), Herentals; Albert Roskams (arch.), Willebroek; Matthieu Broeckx (L), Antwerpen; Karel van Deuren (L), Berchem-Antw.; Valère B. Lamsens (ps. Luc ter Elst) (L), Oelegem; Raymond Eggers (P), Lichtaart; Robert Baeken (L), Vosselaar; Veerle Dupont (P), Hingene; Marcella Banier (P), Kessel/Nijlen; Jeanne Brabants (D), Antwerpen; Dr. Jozef Van Herck (L), Kontich; Elvire Faes (P), Kessel/Nijlen. Brabant: Antoon Vergote (L), Leuven; Marcel Storme (L), Leuven; Carlos Callaert (L), Oud-Heverlee; Misjel Vermeiren (P), 1090 Brussel; Maria van Sina (L), Brussel; Rik Poot (P), Grimbergen. Limburg: H. Degeyter (P), Zonhoven; Theo Paradis (M), Maaseik; Roger Vanbrabant (L), St.-Truiden; Matthieu Nysten (L), Bree; Mark Journee (L), Hasselt; mevr. Gil Claes-Smeets (ps. Barditt) (L/P), St.-Truiden; Guido Wulms (L), St.-Truiden; mevr. Irma Dochez-Bollen (P), Hasselt; Patsy Claes (P), St-.Truiden. Noël Reynders (M), St.-Truiden. Oost-Vlaanderen: Adriaan Verwulgen (P), Zelzate; mevr. Suzanne Kitslaar-Juchtmans (D), Zaffelare; Emiel Huylebroeck (P), Nieuwmunster; Eddy Gemeen (P), Oudenaarde; Frida Duverger (P), St.-Niklaas; Hubert Devolder (P), St.-Niklaas; Michel Allegaert (P), Oudenaarde; Roger Raveel (P), Machelen; Luc Verstraete (P), Eeklo; Bert Leyns (L), St.-Amandsberg; Gilbert de Geest (P), Zele; Julien Librecht (L), Aalst; Dan Butaeye (L), Aalst; mevr. Trees van Eyghen-Coppieters (D), Poesele; Willem Persoon (L), Stekene. Raf Coorevits (P), Belsele; Gustaaf François (P), Aalst; Georges Fonteyn (P), St.-Niklaas; West-Vlaanderen: Francy Coussée (P), Meulebeke; Jozef Locquet (P), Waregem; Jos Vancraeynest (P), Meulebeke; Miëtta De Leu (P), Varsenare; Paula Vandermijnsbrugge (P), Izegem; Romain Witdouckt (L/P), St.-Baafs-Vijve; Frans Rubens (P), Tielt; Armand Vandeghinste (P), Zwevegem; Lilian Roobroeck (P), Desselgem; Yvonne van Hoeserlande (P), Brugge; Sabine Rommens (P), Moen; Dirk Rommens (L), Kuurne André Vandaele (D-L), Kortrijk; Frank Bogaert (P), Egem/Pittem. Buitenland: E.J.J.M. Hommes (P), Bergen-op-Zoom (Nd); Nicola Sebastio (P), Milano (It.); Peter Koenig (P), Taplow-Maidenhead Berks (GB); Heinz Buchmann (arch.), Dinslaken (BRD); Michaël Kleffner (arch.), Essen (BRD); Erich Widder (L), Linz (Oost.); mevr. Willy Balyon-Noorlan (L), Heerlen (Nd.); Gène Eggen (P), Ulestraten (Nd.). Redactieraad: Als nieuw lid werd Juliaan Wilmots aanvaard. Ereleden, steunabonnees: De beheerraad stelt er uitdrukkelijk prijs op de zeer talrijken te bedanken voor hun trouwe steun. 80-jarigen: Door een beslissing van de beheerraad zullen de 80-jarige leden voortaan vrijgesteld zijn van verdere lidmaatschapsbijdragen. Cvkv-kunstavonden Enkele kunstavonden werden dit jaar reeds georganiseerd door CVKV-Oost-Vlaanderen en -Brabant. Aldus op 24 februari in het Oudenaardse stadhuis, met deelname van Albert de Longie, Albert de Vos, Jacques 't Kindt en Rosa Jonckheere. Men kan zich voor dergelijke avonden, via DF-afdelingen wenden tot dhr. A. de Longie, Heusel, Ooike-Oudenaarde (voor O.-Vl.) en dhr. Gilb. Goos, IJzermolenstraat 24-415, Heverlee (voor Brabant). B.T.W.-veranderingen: van 6% tot 18% vanaf 1 april - uit kb 20 Originele kunstwerken: voorwerpen voor verzamelingen; antiquiteiten. 1.Schilderijen, schilderingen en tekeningen, geheel met de hand vervaardigd met uitzondering van: a) tekeningen voor industriële, commerciële of dergelijke doeleinden; b) met de hand versierde fabrikaten; c) geschilderd doek voor coulissen, voor achtergronden of voor dergelijk gebruik. 2.Originele gravures, originele etsen en originele litho's. 3.Originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn. 4.Postzegels en dergelijke zegels (gefrankeerde enveloppen en postkaarten daaronder begrepen), gestempeld of, indien ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden in België. 5.Zoölogische, botanische, mineralogische en anatomische verzamelingen en voorwerpen voor die verzamelingen; voorwerpen voor verzamelingen van belang uit historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch oogpunt. 6.Antiquiteiten. Jaarvergadering 1977 tongerlo Onze jaarlijkse kontaktdag voor leden waarop de jarigen (60, 65, 70...) en prijswinnaars gehuldigd worden gaat ditmaal door in de rustige omgeving van Tongerlo: de parel der kempen. Van 10u30 tot 11u30 volgen we samen de Eucharistieviering in de bekende Norbertijnerabdij. Daarna kan men de abdij zelf en het Da Vincimuseum bezoeken. Omstreeks 12u30 gaan we allen aan tafel voor een heerlijk koudbuffet in het restaurant Torenhof dat er recht tegenover gelegen is. Tijd om elkaar te leren kennen of terug te zien is ruimschoots aanwezig zowel voor als na de viering van de te huldigen leden welke omstreeks 14 uur zal aanvangen. De Eucharistieviering wordt opgedragen ter herdenking van onze sedert de laatste Algemene vergadering overleden medeleden: Victor Lecossois (Asse), Jos Dufour (Heverlee), André Louf (Nieuwkerke), Jules Verstraeten (Zottegem), Amedée Laroy (Aalter), Henri Victor Wolvens (Brugge), Gaston Theunynck (Esen), Jan Custers (Hasselt), Antoine Ceyssens (Neerpelt), Herman Huygh (Wilrijk), Lode de Vocht ('s-Gravenwezel), Georges Leroy (Waregem), Oscar Calders (Antwerpen), Leon Defraeye (Deerlijk), J. Val. Walgrave (Gent), Geo Vindevogel (Latem), Marcel Lambin (Mortsel), Paul Callant (Oudenaarde), Luc van Brabant (Koksijde). Meer informatie over deze unieke ontmoetingsdag vindt u binnenkort terug in het volgende nummer van Tijdingen. Tot in Tongerlo! Reeds nu vragen we aan onze eregenodigden zich kenbaar te maken: -alle leden-kunstenaars die in 1977 de leeftijd bereiken van 60, 65, 70, 75 enz. jaar. -alle leden-kunstenaars die sedert juli 1976 een artistieke onderscheiding of bekroning hebben ontvangen. Als eregasten zullen zij vanzelfsprekend kosteloos aanzitten en bovendien met een huldegeschenk vereerd worden. Naam, adres en reden van viering mededelen aan de verbondssecretaris: Drs Gilbert Goos, IJzermolenstraat 24/415, 3030 Heverlee. {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} Poëtisch bericht Samensteller: Anton Van Wilderode haar huis ik ga weer door je huis en vind er al de kamers leeg waar de wormen kasten schonden ligt nu wat hout tot stof vergaan ik ga weer rond je huis en zoek je wijl ik een herinnering weeg waar de pruimelaren stonden groeit nu beton in stomme waan ik ga weer naar mijn huis met de wond die heimwee heet waar eertijds de zon door de vensters gleed blijven op de vloer mijn sporen staan Gilbert Coghe bij de dood van mijn grootmoeder dat haar bloed mijn denken helpt bepalen besef ik meer en meer dat de dood haar nu is komen halen doet mij zeer dat ik haar niet meer kan vragen hoe het veel veel vroeger was dat het uit is met de dagen toen ze voor haar doden las dat ik met wat natte aarde niet een kruis kon smijten op haar kist dat zij in mijn moeder mij nog baarde slechts deels haar beeld en gelijkenis dat stemt mij droef nu ik haar vandaag begroef Gilbert Coghe pietà voor mijn zoon terwijl de slaap zijn huid met zuurstof heelt en hij, mijn zoon, met bloemen van de lakens nog zijn ogen deelt beveelt de dood de eenzaamheid verzoekt hij tot verademing de tijd die hem gemeenzaam met elk ding behoort slaapt hij, mijn zoon, zijn mond smelt af zoals een koortsig woord bij 't raken aan de boord van linnen rozen terwijl de bloeddruk van een droom wat purper in zijn hals ontbloot en hier en daar de larve van wit zweet zijn poriën doorboort Nicole Doise kinderkamer ik kom vriendschap sluiten met je beer ik kom met het gordijn de maan dicht over je bedrand schuiven mijn zoon jij lijkt mij zo onsterfelijk ineens ik loop als een godin op cothurnen van zachte kurk naast je dromen op en neer daar omarmen de jonge leeuwen mekaar ze geeuwen naar het water en naar hun werelddeel met de zon die strepen trekt een tand van ijzer vlekt door elk gevaar Nicole Doise de papegaai bij de lamp schrijft voetnota's op een bankje eensklaps (wie klapt ineens onhoorbaar hier en daar symmetrisch in de handen?) eensklaps zie daar klautert weer het bamboe-aapje uit de hoek van je gezicht grijpt naar de vruchten achter je rijpe oor mijn zoon mijn heiden van acht jaar onbehoorlijk slaapt hij voort de blos nochtans aan zijn ene wang bijna onecht en overbodig doet of iets tussen hem en mij zoet of vergankelijk wordt Nicole Doise euridice Wij zijn het dolen gewend het ronddolen in tijden met starogen en gebaren met open monden die elk woord gevangen houden. Zó ver reikt het land zó langzaam golft het gerucht naar de overkant ertussen ligt de stilte in gapende grijze ravijnen ze wiegt mee op geloof en verraad. Je staat op de heuvel en schreeuwt de handen aan de getuite mond je meet vleugels aan schreeuwt en wacht maar onuitgesproken woorden wegen licht op de wind en de overkant spreekt een andere taal. Euridice. Christina Guirlande dauwbekje mus Dauwbekje in de morgen, vleugje stof in het zand, nulletje mus in het windgezaaide zomergras, een bes wordt haar toegebloeid, geen veer wordt haar ontnomen. Ergens op een hand gedragen, het musje uit het land van Kanaän. Fernand Florizoone boom van geloof voor Bieke Ik trek naar mijn akker met de morgen op mijn schouders het licht zingt in mijn moedertaal. Ik wens de dag het evenwicht der dingen: de plantput een appelboom de kikker zijn sloot de duif haar twijg het verlangen zijn overkant. In mijn herfst kom ik weer langs met mijn kleinkind op mijn schouders om samen de appel van de dag te plukken uit de boom van ons geloof. Fernand Florizoone {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} Kunstecho's Echo's tijdig insturen: Red. Kunstecho's van ‘Vlaanderen’, Warschaustraat 12/3, 8400 Oostende Prijskampen en onderscheidingen Aldeneik-maaseik De Stichting Cre'Act, Leugenbrugweg 7, schrijft een prijs voor schilderkunst uit (25.000 fr.) voor kunstenaars uit Noord en Zuid (drie werken van recente datum). De jury bestaat uit zes leden, o.w. Remi de Cnodder, Phil Mertens en Johan Vanbergen. Inzendingen voor 3 september. Reglement aanvragen bij de stichting. Behalve de prijs voor schilderkunst schrijft de stichting ook een podiumprijs (40.000 fr.) en een een prijs voor een flitsgedicht (15.000 fr.) uit. Asse Het in wording zijnde tds. Verbazing schrijft een wedstrijd uit voor ‘teksten’: vrij in aantal, keuze, inhoud, vorm, stijl, maar uitdrukking van alomvattende verbazing. Niet gepubliceerd, onder pseudoniem (met identificatieomslag), getikt in 7 exx., vergezeld van 20 fr. Twee onafhankelijke jury's evalueren de teksten. Inzenden voor 15 juni: Werkgroep Verbazing, p.a. jfr. M. de Meulenaer, Muurveld 37. Kernredactie: Fil Handtko en H. van Molle. Amsterdam De Reina Prinsen Geerling Prijs (300 gulden), ingesteld ter nagedachtenis van de in de verzetsstrijd 1940-45 omgekomen vrouwen, wordt ook dit jaar weer uitgeschreven. Deelnemers moeten op 24 november a.s. minstens 20 en hoogstens 25 jaar oud zijn. Zij dingen mee met toneelstukken, prozawerk of dichtbundels, vrij onderwerp, wel of niet gepubliceerd. Voor België inzenden: Boechoutlei 59, Mortsel. Uitreiking op 24 november, verjaardag van de terechtstelling van Reina, in de universiteit van Amsterdam, Lutherse kerk Spui. Blijkbaar buiten de bedoeling van de Stichters zijn de Vlaamse juryleden vanaf de instelling van de prijs uitsluitend vrijzinnige auteurs. Antwerpen De Camiel Huysmansprijs van Schilderkunst (Nat. H. Instituut voor Schone Kunsten) kreeg 93 inzendingen en bedroeg 70.000 fr. Hij ging naar Rutger Pincé, de jonge kunstenaar uit Berchem, die evenals zijn echtgenote Veerle Rooms herhaaldelijk gelauwerd werd. Jury: M. Macken, P. Bervoets, P. Mara, R. Marijnissen, J. Vinck, W. Claessens. De Provinciale prijs voor de juwelierskunst werd verdeeld onder twee uitstekende juweliers: George Cuypers (gouden armband) samen met Walter Jouret (kleinodiën uit ivoor). De provinciale prijs voor hout en rietwerk werd niet toegekend alhoewel Vermeiren in aanmerking kwam. De provinciale prijs voor monumentaal textiel werd toegekend aan Susan Olieux uit een selektie van 15 deelnemers. De 5de Driejaarlijkse Blanka-Gyselen-prijs voor poëzie bedraagt 25.000 fr. en zal worden toegekend aan een onuitgegeven dichtbundel. Uitreiking einde mei 1977. Vóór 15 maart 1977 moeten de handschriften in drievoud en getypt toegezonden worden aan de Directie Stedelijke Bibliotheken, Conscienceplein 4, met vermelding op omslag: ‘Poëzieprijs Blanka Gyselen’, anoniem zijn en een kenspreuk dragen. Ze moeten vergezeld zijn van een gesloten identificatieomslag. Minstens 220 versregels tellen. Jury: J.L. de Belder, Bert Decorte, Paul de Vree, An Martens, Ger. Schmook, René Verbeeck en Em. Willekens. De Dr. Oskar De Gruyterprijs van de Vlaamse Toeristenbond, die sinds 1965 ieder jaar wordt uitgeschreven voor een opmerkelijke individuele acteursprestatie, wordt vanaf dit jaar verdubbeld: een tweede bekroning gaat naar een regieprestatie. De kandidaturen voor de Hippoliet Van Peene-Virginie Miryprijs moeten vóór 15 juni a.s. met een omstandig verslag van de activiteiten worden ingediend bij de VTB, St.-Jacobsmarkt 45, 2000Antwerpen. Deze prijs bekroont personen, groepen, instellingen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor het propageren van Nederlandstalig toneelwerk van nog levende acteurs. Het Muziekconservatorium organizeert in december 1977 de tweejaarlijkse orgelwedstrijd voor de prijs Alex Paepen, voorbehouden aan organisten van alle leeftijden die aan een Belgisch conservatorium minstens een eerste prijs voor orgel hebben gehaald. Ook de orgelleraars mogen meedingen en van hen wordt geen eerste prijs verwacht. Inschrijven voor 1 november: Eugène Traye, directeur Conservatorium, Desguinlei 25. Het huldeconcert Lode de Vocht n.a.v. zijn 90ste verjaardag is spijtig genoeg een dubbel In Memoriam geworden. Het had plaats in de Kon. Elisabethzaal en bestond o.m. uit de Vochts Koorsymfonie door Arti Vocali begin april o.l.v. Jan Valach. Voor 1978 voorziet het provinciebestuur een Prijsvraag compositie voor een kamermuziekensemble (4 tot 8 uitvoerders, eventueel met inbegrip van een vocalist) - Prijs 75.000 fr., premies 45.000 en 30.000 fr. Mogen deelnemen: de componisten van Belgische nationaliteit die in de Provincie Antwerpen geboren zijn of er wonen. Voor inzending is de uiterste datum: 31 december 1977: Provinciale Cultuurdienst, Koningin Elisabethlei 22, 4de verd., 2000 Antwerpen, tel. (031) 37 28 00. In de Boekenweek 1977 organiseert de V.B.V.B. opnieuw het ‘Referendum Vlaamse Jeugd- en Kinderboek’ en de ‘Prijzen van het beste debuut’. Voor het ‘Jeugd- en Kinderboek’ komen maximum 5 werken van Vlaamse auteurs voor toewijzing van een legpenning in aanmerking king: uitgaven voor de eerste maal in boekvorm verschenen tussen 1.5.1976 en 30.4.1977. Opgave van auteur, titel, uitgever en prijs volstaat. - ‘Prijzen van het beste debuut’: twee prijzen van elk 20.000 fr.: één voor werken in het genre ‘fiction’ en één voor ‘non-fiction’. Komen in aanmerking: eerste in boekvorm verschenen debuten van Vlaamse auteurs verschenen tussen 1 mei 1976 en 30 april 1977. Géén boeken inzenden; alleen een lijst met vermelding van auteurs en titels in beide genres. De opgaven (‘jeugdreferendum’) en (‘debuutprijzen’) moeten uiterlijk 20 mei worden gestuurd naar het sekretariaat van de V.B.V.B., Frankrijklei 93, 2000 Antwerpen. De gouden Medaille van de Unesco werd, behalve aan de minister van Ned. Cultuur en de Antwerpse burgemeester, uitgereikt aan onze medewerker Frans Baudouin, conservator van de Antwerpse stadsmusea. Dit gebeurde bij de presentatie van zijn prachtig boek ‘P.P. Rubens’ (cf. publiciteitsfolder in vorig nummer). Hulde werd gebracht aan regisseur Oscar Ferket wegens zijn 75e verjaardag, zijn 60 jaren toneelactiviteit en zijn zilveren jubileum als regisseur van toneelkring ‘Hoop en liefde’. Athene Een Internationale wedstrijd voor kartoens rond het tema Good morning, Pollution! wordt te Athene georganizeerd. Inzendingen worden tegen 30 mei ingewacht. Inlichtingen: The International Cartoon Exhibition, 24, Democretou Street, Athens 136. Gouden medaille met 100.000 dinars, tien zilveren medailles met elk 20.000 dinar. Barcelona (Sp.) Het stedelijk orkest organiseert een Internationale compositiewedstrijd voor een symfonisch werk, min. 20 min. - max. 30 min. Prijs: de tegenwaarde in pesetas van 5.000 $. Voor inzending is de uiterste datum: 31 juli 1977. Adres: Patronato de Orquesta Ciudad de Barcelona, Calle Bruch, 110, E - Barcelona 9, España. Bergen-la louviere De 13o Nation. Muziekwedstrijd van het Cult. Centrum Gemeentekrediet (orgel, solozang, piano, gitaar, strijk- en blaasinstrumenten, kamermuziek, slagwerk) wordt gehouden te Mons en La Louvière voor laureaten van het secundair muziekonderwijs. Van 4 tot 15 november. Inschrijven vóór 16 september. In 1976 werd 965.000 fr. aan prijzen uitgedeeld. Inlichtingen: Gemeentekrediet van België, Cultureel Centrum, t.n.v. dhr. K. Swinnen, Pachecolaan 44, 1000 Brussel. Boom De Keramiekprijskamp van de Lion's Club bracht tot 11 februari 19 geselecteerden in de Academie te Antwerpen. Laureate werd Inge {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} Skov-Nielsen (Ekeren). Onderscheidingen gingen naar Rudolf De Langhe (Mechelen) en Greet de Clercq (Willebroek). Jury: E. Carlier, S. Conrad, Josette Janssens. Fr. Dille, M. Macken, J. Walgrave. Brugge Het Nationaal Tornooi van Fedekam gaf als bekroonden: Jeugdafdeling: Jeugdharmonie Mortsella van Moorsele. - Eerste afdeling: Kon. Harmonie H. Familie Bornem-Branst 87 t.h. en met 95 t.h. voor ‘Oude Harmonie St.-Cecilia’ van 's Gravenvoeren - Uitmuntendheid: Kon. Harmonie St.-Jozef Kaulille - Ere-afdeling Kon. Harm. St.-Cecilia Ledegem 79 t.h. en Kon. Stockheimerharmonie St.-Elisabeth van Stokkem 95 t.h. - Superieure afdeling Kon. Stadsharmonie Roeselare. Brussel Voor de Koningin Elisabethwedstrijd 1978 wordt een wedstrijd voor Belgische componisten uitgeschreven. Gevraagd wordt een onuitgegeven werk voor piano alleen, van 6 tot 8 minuten, dat tijdens de tweede schiftingsproef door de deelnemers moet worden uitgevoerd. Sabam schenkt aan het bekroonde werk een prijs van 25.000 fr. Inlichtingen: Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth, Baron Hortastraat 11, 1000 Brussel. De jonge Kortrijkse architect Christian Neyrinck heeft de Romeprijs voor architectuur behaald voor zijn ‘Ecole du diamant’ (monastère de Nyima-Drong, Gorges du Vernon). Hijzelf behoort tot de geestelijke gemeenschap waarvoor hij het huis bouwde. Voor de 75 jaar van toondichter Willem Pelemans werd een receptie ingericht door Sabam en de Ver. van Belgische Componisten, evenals een BRT III-huldeconcert met o.m. zijn mis voor gemengd koor, trompetten, hoorns, trombones en orgel van 1944, uitgevoerd o.l.v. Vic Nees. De Sabamprijzen 1976, gewijd aan het chanson, werden uitgereikt aan de Antwerpenaar Eugeen Beeckman en aan Julos Beaucarne. Zij ontvingen naast een geldprijs ‘De troubadour van Sabam’, een beeldje van Jeanne De Dijn. De Kon. Academie v. Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten. Klasse Schone Kunsten meldt volgende prijsvragen: Voor 1978: 1. Bijdragen betreffende de Antwerpse kunstverzamelingen in de 17e eeuw. - 2. Artistieke betrekkingen tussen de zuidelijke Nederlanden en het Duitse Rijk, 17e e. - 3. Studie over een 16e-eeuwse muziektheoreticus uit de Nederlanden. - 4. Bijdrage over een of ander aspect van de houten gevelconstructie in de late middeleeuwen. - 5. Oorspronkelijke bijdrage tot de kennis van de Zuidnederlandse retabelkunst in Polen. - 6. Grondige studie betreffende een aspect van de Brabantse beeldhouwkunst in 15e en 16e e. - 7. A capella-koorwerk op een Nederlandse tekst. Voor 1979: 1. Studie over Nederlandse klokkengieters. - 2. Studie van een belangrijk Vlaams renaissance-meester werkzaam in het buitenland. - 3. Bijdrage tot kennis van beeldpolychromie in de zuidelijke Nederlanden, late middeleeuwen. - 4. Bijdrage tot de geschiedenis van de Zuidnederlandse beeldhouwkunst in de 18e of de 19e e. - 5. Het oeuvre van Constable en de problematiek ervan. - 6. Leven en werk van de 16e-eeuwse Alexander Utendael. Bedrag per prijsvraag: 30.000 fr. (voorlopig). Indienen op 3 exx.: Vast secretaris Kon. Academie, Klasse der Schone Kunsten, Hertogstraat 1, 1000 Brussel; vóór 15 januari van het betreffend jaar. De Academie schrijft verder o.m. ook nog de Prof. Van der Mueren-fondsprijs uit (30.000 fr.): voor een oorspronkelijk en voortreffelijk wetenschappelijk, in het Nederlands geschreven werk op het gebied van de musicologie in de breedste zin van het woord. De auteur mag de ouderdom van 40 jaar niet bereikt hebben. Data van inzending: vóór 31 augustus 1980 en vóór 31 augustus 1984. De Stad Brussel organizeert ook dit jaar haar wedstrijd voor letterkunde (Nederlandstalig en Franstalig). Aan elk is een prijs van 40.000 fr. verbonden, plus 15.000 fr. voor de uitgever, als het om een uitgegeven stuk gaat. De wedstrijd wordt dit jaar uitgeschreven voor een dramatisch werk. Inzenden vóór 1 juni a.s. Reglement bij de Dienst voor Schone Kunsten van de Stad Brussel, Anspachlaan 6, 1000 Brussel. Tel: 02/217.71.37. De Scriptores Catholici hebben hun jaarlijkse literaire prijzen toegekend aan professor dr. Jozef Smeyers voor zijn standaardwerk over de Vlaamse literatuur in de 18de eeuw, als deel VI van ‘De geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden’ en aan het tijdschrift ‘Indications’, de Franstalige tegenhanger van ‘Boekengids’. De tekenwedstrijd ‘Kenteken Broederlijk Delen’ bekroonde in volgorde Ludo Schoemans (Alken), Dirk Huyghe (Muizen), Valère Thoelen (Hasselt) en Jan Decoster (Brugge). Juryleden waren Arno Brys, Sonia Hoenraet-Meeze, Julien Keymolen, Baz. Maes, Luc Mestdagh, Rik Rappoort, Cec. van Effeltaire en Luc Verstraete. De 9e Nat. Wedstrijd Lijn-Kleur-Volume van het Cult. Centrum v.h. Gemeentekrediet is gewijd aan alle plastische disciplines. Laureaten van het secundair kunstonderwijs, die eind 1977 de 25 j. niet overschreden, kunnen deelnemen. Inschrijven vóór 1 nov. 1977: Gemeentekrediet, Cult. Centrum, Pachecolaan 44. Proclamatie in febr. 1978 op tentoonstelling in Passage 44; daarna te Waregem en te Namen. De driejaarlijkse Prijs Léopold Rosy van de Académie Royale de Langue en de Littérature Françaises werd toegekend aan de Nieuwpoortenaar Prof. Dr. Roland Beyen, hoogleraar Rom. filologie aan de KUL, voor zijn lijvige ‘Michel de Ghelderode’ (éd. Seghers, Paris). Cebedem heeft op zijn programma voor 1978 een vierjaarlijkse prijs voor muziekcompositie Camille Huysmans (minstens 50.000 fr.). Mogen deelnemen: alle componisten van Belgische nationaliteit. Uiterste datum voor inzending: 31 januari 1978. Inlichtingen: Cebedem, Gasthuisstraat 31 1000 Brussel. Tel. 02/512.49.87 - 02/513.53.79. Lode Conté en Tine van Rompuy-Janssens kregen het diploma en de medaille van SABAM. Componist Gabriël Bosmans kreeg de medaille ‘Pro Musica’ van de minister van Nederlandse Cultuur. Gent Het Provinciaal bestuur deelde de provinciale prijzen en prijsvragen voor 1977 mede: 1.Prijs voor instrumentale muziek (compositie voor groot symfonisch orkest of kamerorkest - oorspronkelijk en onuitgegeven - duur 10 min.) ten bedrage van 25.000 fr. 2.Prijs voor vocale muziek (compositie voor vierstemmig a capellakoor - oorspronkelijk en onuitgegeven - duur 10 min.) ten bedrage van 20.000 fr. 3.Prijs voor plastische kunsten (schilderkunst) - provinciale prijs (laureaat): 30.000 fr.; - eervolle vermelding: 10.000 fr.) De leeftijdsgrens voor deelname aan deze prijs is 40 jaar. Er dienen 3 werken ingeleverd te worden tussen 26 en 30 september. 4.Prijsvraag voor Kunstambachten (glazenierskunst) ten bedrage van 25.000 fr. Er dienen 3 glasramen of ontwerpen voor glasramen ingeleverd te worden tussen 26 en 30 september. 5.Prijsvraag voor een vulgariserende wetenschappelijke studie (wetenschap, techniek of sport) ten bedrage van 10.000 fr. 6.Prijs voor Fotografie (amateurs-fotografen) De prijs wordt verdeeld over diverse prijzen en aanmoedigingen voor een totaal van 27.500 fr. Het reglement van deze prijzen en prijsvragen kan bekomen worden bij de Dienst voor Culturele Aangelegenheden, Bisdomplein 3 te 9000 Gent (tel. 091/23.74.93). Op hetzelfde adres kunnen eventueel de reglementen aangevraagd worden van de provinciale prijzen voor Geschiedenis, Letterkunde, Toneel en Familiekunde. De provinciale prijzen zijn opengesteld voor gegadigden van Belgische nationaliteit, in Oost-Vlaanderen geboren of er ten minste vijf jaar woonachtig. Inzendingen: ten laatste op 30 september 1977. De Provincie Oost-Vlaanderen schrijft een debutantenprijs voor poëzie uit, ten bedrage van BF 12.500. Gevraagd wordt een oorspronkelijke, onuitgegeven, of na 1 januari 1974 gepubliceerde dichtbundel in de Nederlandse taal. Daarenboven zal van de inzenders een schriftelijke verklaring worden gevraagd waaruit blijkt dat zij daarvóór geen enkele dichtbundel hebben uitgegeven en dat zij voor geen enkele andere dichtbundel bekroond zijn geworden. Uiterste datum van verzending 15 juni 1977. Voor de Provinciale Paul de Mont-prijs voor toneel wordt op dit zelfde adres vóór 15 juni een oorspronkelijk onuitgegeven of niet vóór 1974 gepubliceerde tekst ingewacht voor poppenspel, in het Nederlands. De prijs bedraagt 25.000 fr. Voor de literatuur wordt nog een {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} Verhalenbundel (25.000 fr.) bekroond. Eveneens vóór 15 juni insturen. Jo van Eetvelde, prov. prijs 1976 voor vocale kunst, werd gehuldigd in de provincieraadzaal op 25-3 met de uitvoering van zijn bekroonde liederen door Willy D'heere en het Gents Madrigaalkoor. Schepen van Cultuur Vandewege proclameerde op 30 april als laureaat van de Poëzieprijs van de stad Gent: Dirk Christiaens (Brussel) voor dichtbundel ‘Driehandig’ (uitg. Colibrant, Deurle); medefinalisten waren Jotie 't Hooft en Erwin Penninck. Met de Wetenschappelijke prijs bekroonde hij Geert van Doorne uit Deinze (zoon van ons redactielid Hans Melen) voor zijn werk ‘De Gentse stadsversterkingen tijdens het Calvinistisch bewind’. Lic. HIKO G. van Doorne was samensteller van ons ‘Vlaanderen’-nummer over de Pacificatie van Gent en is assistent Culturele Zaken van de stad. De prijzen van de stad zijn sedert 1976 open voor alle nederlandstaligen. Ten einde de haven van Gent beter te doen kennen en de kunstenaars uit Oost-Vlaanderen aan te moedigen, organiseert de Rotary Club bij zijn 50-jarig bestaan, een schilder-, teken- en graveerwedstrijd onder het thema Gent, Zeehaven. Alle personen kunnen deelnemen die in Oost-Vlaanderen gedomicilieerd zijn, met uitsluiting van Rotary leden. Deelnemingsformulieren: dhr. P. Eeckhout, Conservator, Museum voor Schone Kunsten, Park. In de Mullerprijskamp werd de eerste prijs toegekend aan Monique Van Vinckenroy, voor haar heel degelijke en smaakvol vervaardigde kunstvoorwerpen. Koekelberg De jaarlijkse Prijs voor Schilderkunst André Toetenel, uitgeschreven door de Brusselse kunstkring E. Simonis, werd voor 1977 toegekend aan Jozef Van Ruyssevelt (o1941). Vermeldingen gingen naar Johnny Nicolai en Frans Vercoutere. In totaal werden 37 werken van zowat evenveel kunstenaars weerhouden voor de tentoonstelling in het Atelier Ch. Stepman (Leopold II-laan 250). Leipzig (D.D.R.) Een bronzen medaille ging in de tentoonstelling ‘Schönste Bücher aller Welt’ naar ‘Honderd Zelfportretten’ samengesteld door Antoon de Pesseroey (uit. de Arcade). Luik De stad organiseert een 2e internationale wedstrijd voor lyrische kunst. Eerste prijs 75.000 fr. + andere prijzen w.o. een SABAM-prijs van 10.000 fr. aan de finalist voor de beste vertolking van een hedendaags belgisch werk. Inschrijvingen vóór 31 augustus 1977. Adres: Concours International d'Art Lyrique, C/o Théâtre Royal de Liège, Rue des Dominicains 1, 4000 Liège. Maastricht Wat de Poëzieprijs van het tds. Schuim betreft vermelden we ter aanvulling dat ook prijzen werden toegekend aan Bien Leyssen (Berchem), Jan Biezen (Antwerpen) en Beatrijs de Longie (Gent). De 29 geselecteerde gedichten verschijnen in de bundel ‘Schuimgolf’. De prijsuitreiking bracht een volle zaal tezamen. Juryleden waren: Cl. Haesaert, P. Haimon, G. Luyten (sekr.), A. Kole. J. Savenay, A. van Kraay en N. van Tina. Menen Taalkrant looft weer haar tweejaarlijkse prijs uit voor een oorspronkelijk verhaal van 80 regels van 70 aanslagen voor kinderen van 12 à 15 jaar. De prijzen bedragen 4.000, 3.000 en 2.000 fr. De auteurs moeten minstens 19 jaar oud zijn. Inzendingen tegen 1 januari 1978 aan Dries Desiere, Demeystraat 31, 8600 Menen. Neder-over-heembeer In Cultureel Centrum Neder-Over-Heembeek werd de Hembecca-prijs 1977 uitgereikt voor beeldhouwkunst van kleiner formaat. De eerste vermelding ging naar Roland Rens uit Kortrijk-Dutsel. Tentoonstelling tot 29 mei van de geselecteerde werken. Neerpelt Het 25e Europese Muziekfestival voor de jeugd, (jubeleditie) wordt gespreid over twee weken. Ook treden zowel koren als instrumentale ensembles op. Bijna 6500 jongens en meisjes, uit 15 verschillende landen, lieten zich reeds inschrijven: 172 groepen, waarvan 85 vocale en 87 instrumentale. Na België (57 groepen) komen de meeste uit de Duitse Bondsrepubliek (47) en Nederland (32). Openingsconcert 29 april met Händels dramatische ‘ode’: L'Allegro, il Penseroso ed il Moderato, samen met een optreden van de groep Imago-Tijl o.l.v. Alicia Borghten. Op 30 april en 1 mei worden 43 koren en orkesten beluisterd door de festivaljury. Telkens wordt rond 18 u proklamatie gehouden. Tijdens het weekeinde van 7 en 8 mei treden de resterende 86 koren en orkesten op (o.m. Spanje, Portugal, Tsjechoslovakije, Polen, Bulgarije en Joegoslavië). De best geklasseerde groepen spelen een groot festivalconcert op zaterdag 7 mei om 20u15 in het Dommelhof. Oostende Het Fonds wijlen Georges Maes vzw heeft voor doel hem te herdenken door het nemen van allerhande initiatieven. Mark Maes, voorzitter van de vereniging, meldde dat het Kursaalbestuur en gereputeerde musici bereid zijn om belangloos hun medewerking te verlenen aan manifestaties die het Fonds zouden ten goede komen. Jan Briers zal jaarlijks een festivalkoncert ‘in memoriam Georges Maes’ programmeren en aan de betreurde musicus een TV-uitzending wijden, ter gelegenheid van de publicatie van het Gedenkboek ‘Georges Maes en het muziekleven in België van 1946 tot 1976’ (met platenalbum). Bijdragen o.m. van minister Rika de Backer, Corneel Mertens, J. Van Remoortere, J.P. en M. Maes, Jan Briers, Willem Pelemans, M. Grijpdonck, F. Aerts e.a. Inlichtingen: ‘Fonds Georges Maes’, Romestraat 36A. Schelderode De jury heeft uit 92 inzendingen van de door Kunstforum ingerichte tekenprijskamp unaniem toegekend: 1ste Prijs: 15.000 fr. Jacky Vander Linden, Gent; 2de 10.000 fr. Paul De Rijck, Denderhoutem; 3de 5.000 fr Piet Van Quathem, Gent. Eervolle vermelding: Rose-Mie Cheroutre, Gent; Begga De Bruyne, Opwijk; Alain Hautekiet, Wevelgem; Frank Steyaert, Denderbelle en Sleppe, Gent. De tekeningen van de prijswinnaars blijven eigendom van Kunstforum maar ze werden te koop aangeboden en de volledige opbrengst wordt 1/3 geschonken aan UNICEF, 1/3 aan Willy Wery in Bambadinka (Senegal) voor een centrum van genezen melaatsen en 1/3 aan Father V. Vanackere die in St.-John's (Antigua) in zeer moeilijke omstandigheden een missiepost leidt. Saint-hubert In de Intern. Wedstrijd voor Blokfluit ging de eerste prijs naar Koen Dieltiens (Brugge). Er waren 17 deelnemers van 4 nationaliteiten, maar slechts een vlaming. Dieltiens studeert aan het Antwerpse conservatorium. Sint-amands Romain De Saegher, kunstschilder uit Sint-Amands, heeft ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag minister Robert Vandekerckhove op bezoek gekregen, die hem een eremedaille overhandigde. Sint-Niklaas Voor de tweede maal wordt door de stad een Prijs voor het jeugdboek (25.000 fr.) uitgeschreven. Alle Nederlandstalige auteurs mogen deelnemen. Inzenden vóór 15 september. Inlichtingen: Culturele Dienst St.-Niklaas, Grote Markt 1. Gevraagd worden manuscripten van 40 à 80 blz., in drievoud, bestemd voor lezers van 7 tot 13 jaar, onder kenspreuk met gesloten identificatieomslag. Jury: M.E. Van de Velde, Katr. de Block, P. Bosch, J. Dierendonck, C. Verleyen, L. de Meulenaer, G. Goedemé, A. Stoop en de Schepen van Cultuur. Uitspraak begin december. Het bekroonde werk wordt uitgegeven door Van In (Lier). Voor de Ex-Librisprijskamp van het Int. Exlibriscentrum waren de bekroonden: 1e Walter Brems (10.000 fr.) - 2e Jozef Cornelis en Pieter Tieleman (5.000 fr.). De Victor Stuyvaertprijs: Antoon Vermeylen (10.000 fr.). Speciale vermeldingen kregen Margot Weemaes, Piet Janssens, Roeland D'haese, Guido Mariman, Martin Baeyens, Fr. - I. van Damme en Lea Van Heck. De lay-out van de mooie catalogus der geselecteerde werken is van Gerard Gaudaen, die ook de tentoonstelling inleidde (tot 13-4). Sint-Truiden Het tijdschrift ‘Appel’ schrijft voor de tweede maal de Poëziewedstrijd van St.-Truiden uit: iedere dichter mag slechts één gedicht inzenden (leesbaar getikt in vijfvoud) onder kenspreuk vóór 1 juni 1977. Reglement op adres: ‘Appel’, Houtstraat 15; antwoordzegel insluiten a.u.b. ‘Appel’ gaat zijn tweede jaargang in met een verruimde redaktie-raad; Roger Vanbrabant heeft ontslag genomen. Abonne- {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} mentsgeld 200 f. Rek. KB 453-6155251-12 St.-Truiden. Het 43e Koninklijke Landjuweeltornooi zal betwist worden in het Cultureel centrum (1977-1978). Uitsluitend amateurverenigingen die wensen deel te nemen, moeten hun aanvraag vóór 31 mei indienen bij de voorzitter van de Kon. Commissie van Toezicht, Fl. Demedts, Markt 14, 9930 Zomergem. Het repertoire is volledig vrij: werken die gelegenheid bieden blijk te geven van een collectieve inspanning die past in het raam van het tornooi. Voorstellingen op zaterdagavond tussen half november en einde januari. Reglement en inlichtingen op het sekretariaat, Meersstraat 24, 9830 Sint-Martens-Latem. VTB. Voorzitter Jozef van Overstraeten werd in zijn geboortestad gehuldigd op 27 april. Hij is bijna 81 j. oud thans en nog zeer actief. De Vlaamse kunstenaars zijn hem zeer veel dank verschuldigd voor wat hij voor hun promotie deed (kunstprijzen, kunstpublicaties, huldigingen, gedenkstenen, galerijen enz.). Hem werd hulde gebracht door minister Rika de Backer, gouverneur L. Roppe en burgemeester Aerts. Steenokkerzeel De Driejaarlijkse Staatsprijzen werden begin april uitgereikt in het kasteel van Ham door Minister Rika de Backer aan Max Wildiers (essay). Johan Boonen (toneel), Karel van Deuren en Ludo Bex (filmscenario) en Lucien Goethals (Koopalreisbeurs 1976). Verslaggevers waren Guido van Hoof, H. van Herreweghen, J. van Liempt en J. Kasteleyn. Tielt De gouden legpenning van de Plantin-Moretus Prijs (de hoogste onderscheiding) werd aan de uitgeverij Lannoo toegekend voor ‘Groot Gezinsverzenboek’ van Jozef Deleu. Andere eigen uitgaven kregen een eervolle vermelding: ‘Les Maisons à Bruges’ (Luc Devliegher), ‘Een schaap met witte voetjes’ (Mariette Vanhalewijn) en ‘Jeugd, kijk over je muur’. Vier door de drukkerij gerealiseerde boeken kregen een eervolle vermelding: ‘Kunst in en om Eeklo’ (A. de Poortere), ‘Les oiseaux du Zaïre (L. Lippens en H. Wille), '50 jaar persfoto in België’ en ‘De Universiteit te Leuven 1425-1975’. Zilver ging naar de Franstalige Elsevieruitgave van Arnold Toynbee, ‘L'autre moitié du monde’. Brons: een boek over kastelen uitgegeven door Marc Vokaer. De Bond v. gr. en Jonge gezinnen en de Uitgeverij Lannoo richten een 2e Prijskamp voor goede jeugdlectuur in. Prijs 25.000 fr. en publicatiemogelijkheid. Nederlandstalige auteurs kunnen vanaf 1 september tot 31 dec. insturen in vijfvoud, onder kernspreuk (met identificatieomslag). Uitgeverij Lannoo Tielt, waar ook reglement dient aangevraagd. Verwacht wordt één volledig verhaal, oorspronkelijk en onuitgegeven, ongeveer 120 blz. (30 regels van 50 aanslagen), bestemd voor jeugd van 12 tot 16 j., gesitueerd in een reëel Vlaams of Nederlands gezin. Uitspraak begin april 1978. Veere Het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) heeft de Visser-Neerlandiaprijzen voor 1976 toegekend. Inclusief de reeds bekendgemaakte prijzen voor televisiespelen belopen ze anderhalf miljoen Belgische frank. De prijzen worden op 4 juni in de grote kerk in Veere uitgereikt. Noteren we nog als bekroonden: Service d'Animation Culturelle en Langues Germaniques in 's Gravenbrakel, het Noord-Zuid kontactcentrum Volksontwikkeling in Den Haag, de stichting Toernooi der Lage Landen in Mheer, de Brusselse Post in Brussel en het Comité amateurtoneel België-Nederland in Moordrecht. Hartelijkste gelukwensen van verbond en tijdschrift aan alle bekroonden, vooral aan de leden van het Kunstenaarsverbond (vanzelfsprekend de meerderheid). Uit het leven van kunst en letteren Aken Lieva Bostoen, Hetty Van Boeckhout, Marga, Walter De Wolf, Walter Jouret, Hugo Rabaey, Wies Peleman, Jef Vaes, Georges Blom, Fred Eerdekens, Ludo Thijs, Paul Wouters, Urbain Mulkers, Piet Stockmans, Marcel Eneman, Hilde Holvoet, Lutgarde Lescouhier, Karel Maertens, Germain Rotsaert, Bert Verplancke, Patrick Haerinck, Ingrid Six, Karel Dupon, Annie Vanhoutte, Lut Lenoir e.a. exposeerden ‘Belgische kunstambachten’ m.m.v. het Belgisch Leger en de Stad Aken tot 20 maart. Antwerpen † Glazenier Oscar Calders is op 9 november overleden in Antwerpen. Hij was brandglasschilder en restaurateur en met hem is er opnieuw iemand heengegaan die techniek en esthetiek harmonisch kon in overeenstemming brengen. Zijn dood is een verlies voor het Belgische kunstambacht. Aan zijn familieleden onze deelneming. Het ICC, Meir 50, programmeert o.m. de voorstelling van ‘Jeu d'écriture’ door de Brusselse groep Atelier (totaal spektakel) op 4 mei en de films ‘Running Fence’ en ‘Valley Curtain’ over Christo op 19 april. In mei is er o.m. ‘Rubens nu’ en ‘Quadri-Structures van Polibou’ en van 18 juni tot 12 sept. een activiteitenoverzicht ‘I.C.C. 1970-1977’. Wegens gemis aan stafmedewerkers wordt de Jozef Peeterstentoonstelling uitgesteld naar de zomer 1978. De Studio voor Experimentele Muziek van Antwerpen o.l.v. Joris De Laet richtte een concert in van experimentele en live-elektronische muziek in het I.C.C. op 26 maart. Het programma bestond uit werken die uitgevoerd werden door het SEM-ensemble en door de groep Synthesis uit Brussel. Het Katoliek Centrum voor Lektuurinformatie en Biblioteekvoorziening klaagt over het getalm met het bibliotheekdecreet en de moeilijke omstandigheden voor vrije openbare bibliotheken in tal van fusiegemeenten. Dit kwam ter sprake n.a.v. de viering van het 50-jarig bestaan. Het KCLB blijft een vraagbaken voor de circa 900 bij het Centrum aangesloten openbare bibliotheken. Tot dienstverlening aan de bibliothecarissen werd een tijdschrift opgericht: ‘Openbaar’, terwijl van oktober tot maart cursussen worden georganiseerd. Voor de lektuurinformatie blijven de tijdschriften ‘boekengids’ (55ste jg.) en ‘Jeugdboekengids’ (19de jg.) toonaangevend. De jongste jaren neemt ook in het onderwijs de belangstelling voor deze bladen toe. Per jaar worden er niet minder dan drieduizend in het Nederlands geschreven of vertaalde boeken besproken. Andere gegevens zijn gebundeld in de jaarbrochure 1976. De brochure en andere inlichtingen kunnen worden bekomen bij het KCLB, Raapstraat 4, 2000 Antwerpen, tel. (031) 32 77 94. Het ANZ protesteerde bij de Vlaamse TV in verband met de aanwijzing van Engelstalige songs als vertegenwoordiging van Vlaanderen op het Eurosongfestival 77. Als dirigenten op het 40e Vl. Nationaal Zangfeest (15 mei) fungeren Juliaan Wilmots, Fernand Van Durme, Silveer Van Den Broeck, Lode Dieltiens, Ernest Maes, Frans Cuypers en Theo Mertens. Een koorgroep van 500 zangers samengesteld uit: Vesperkoor (Westerlo), Schoonheid (Genk), St.-Martinuskoor (Overpelt), Zing met Ons (Essen), Val-se Merels (Valmeer), Dennegalm (Keerbergen), O.-L.-Vrouwekoren (Vilvoorde), Jubilate (Berchem-Borgerhout), Renaat Veremanskoor (Brugge), Kantiek (Berchem), St.-Ceciliakoor (Bree) en Lentestemmen (Lichtervelde) zal ter gelegenheid van het Rubensjaar een fragment uit de Rubenscantate van Peter Benoit uitvoeren. Het Forumgesprek ‘Situatie van het Theater te Antwerpen’ (Provinciaal Kaderinstituut) m.m.v. Alf. van Impe e.a. toonde aan dat de financiële mogelijkheden dank zij het theaterdecreet sterk zijn verbeterd, maar artistiek is het peil er niet op vooruitgegaan zowel wat auteurs als regie betreft. Er is ook de decadentie bij de jonge artiesten (Studio Teirlinck). De 14de Biënnale voor beeldhouwkunst zal deze zomer plaats vinden in het Middelheimpark van 26 juni tot 2 oktober. Zij is gewijd aan hedendaagse sculptuur uit Bulgarije, Hongarije, Polen en Tjechoslovakije. Drie landen toonden reeds een overzicht in 1967. Een tentoonstelling Hulde aan Rubens ging door van 25-3 tot 9-4 in Galerij Campo, met werken van 72 kunstenaars (Meir 47-55). De Liturgische Zangcommissie koos een reeks Liederen van de maand voor het hele Vlaamse land, o.m. ‘Heer gij zijt mijn burcht en toren’, tekst van Gery Helderenberg en muziek van Jozef Wuytack. As De St.-Aldegondiskring exposeert in het gelijk- {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} namige Cultuurcentrum tot 24 april een mooie collectie grote reprodukties van Rubens' meesterwerken. ‘Nederlandse figuratieven en realisten’ worden er tot 5 juni vertoond. Averbode In de abdij heeft de 10e reeks lenteconcerten plaats. In deze lustrumreeks (11, 25 maart, 1, 22 april, 6 mei en 3 juni) treden ensembles uit Zichem en Mol op en op het slotconcert is ‘Ein Deutsches Requiem’ van Brahms te beluisteren. Bergen-op-zoom Naar aanleiding van de publicatie van het Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie, opgesteld in opdracht van de Nederlandse en Vlaamse Ministers van cultuur (Belgisch-Nederlands orgaan van samenwerking en advies op het gebied van de Nederlandse Taal en Letterkunde) en op 20-12-1976 aan de ministers aangeboden, heeft het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) deskundigen en belangstellenden terzake uitgenodigd voor een gezamenlijk beraad op 31-1-1977 in Bergen-op-Zoom. Er werd besloten dat er haast diende bijgezet voor de uitvoering van het ontwerp. Bilzen-spouwen Alde Biezen werd als Rijkscultureel Centrum opgericht bij K.B. van 11 juni 1976. Bij ministerieel besluit van 8 maart 1977 werden de leden van de bestuurscommissie benoemd, die door min. de Backer in kasteel Ham werd geinstalleerd. Voorzitter is Louis Roppe, goeverneur van Limburg; ondervoorzitters zijn Roger Jorissen, Tongeren en Marcel van der Bruggen, Schelderode. Het Centrum heeft als opdracht een nationaal en internationaal ontmoetingsen vormingscentrum te zijn voor cultureel werk. Het zal ook de Landkommanderij als cultuurhistorisch monument valoriseren. Boechout De Nat. Bijeenkomst Kreatief Kunstambacht voor kunstenaars en gezinsleden heeft plaats in het Domein de Sfinks op 28 mei. Inzet om 11 u. in het Vrieselhof te Oelegem. Inlichtingen: Ec. en Soc. Inst. voor de Middenstand, Dienst Creatief Ambacht, Congresstraat 33, 1000 Brussel; tel. (02) 219.34.34. Bokrijk-genk Het Latems Marialeven van Albert Servaes wordt vertoond in het nieuwe tentoonstellingscentrum Pastorie van Schriek in het Openluchtmuseum tot 17 juni. Borgerhout Door het Gemeentebestuur zal in september een nieuwe expositie ingericht worden van Borgerhoutse kunstenaars, dit jaar deze geboren tussen 1895 en 1907: Raymond Carlé - Alfons De Rijdt - Alfons De Roeck - René Engelen - Victor Van Beylen - Victor Van Ham - Karel Jan Melis - Michel Seuphor - Maurice Felbier - Albert Poels - Leon Lommaert - Antoon Marstboom - Jos Hendrickx - Jos Michiels - Frans Siaens en Jos Duchene. Wie werken van bovengenoemde kunstenaars bezit en deze voor de tentoonstelling in bruikleen wil afstaan, schrijve: Dienst voor Kultuur, Administratief Centrum, Moorkensplein, 19 (3e verdieping) - Tel. 36.99.00. Brugge Het Collegium Musicale (dir. Patrick Peire) trad op in Bulgarije van 4 tot 16-4. ‘11 x Potlood’ is een tentoonstelling in de Korrekelder tot 23 april met telkens drie potloodtekeningen van elf kunstenaars: Renier Angelet, Liliane Berghmans, Fernand Boudens, Luc. De Jaegher, Jan Demarest, Johan Janssen, Willie Lambrecht, Albert Setola. Niko Van Daele, Bert Vanhaecke en Jan Verbeke. De Vlaamse Federatie voor Jonge Koren organiseert in Home Spermailie een Internationale zangweek voor volwassenen (6 tot 15-8) en een Internationale zangweek voor de jeugd (8 tot 15-8). Brussel Het Vlaamse Koninklijk Muziekconservatorium bestaat tien jaar. Het is ook een eenuw dat het gebouwencomplex van J.P. Cluysenaer werd ingewijd waarin het Conservatorium zijn intrek nam in 1877 bij zijn vijftigste verjaardag. Het Koninklijk Muziekconservatorium wil dit drievoudig jubileum te Brussel vieren met ‘de internationale dag van de muziek’ van de Unesco op 1 oktober. Vooraan staat de ‘Rubenscantate’ van Peter Benoit op het feestprogramma, een uitvoering in open lucht met de medewerking van koren en orkest o.l.v. H. Rijcken. Liederen van Vlaamse componisten als Vic Nees, Raymond Schroyens, Herman Roelstraete, Paul Schollaert en Peter Cabus werden o.l.v. Juliaan Wilmots ten gehore gebracht door het conservatoriumkoor in het kader van de concerten van het Vlaamse Conservatorium (dir. Cam. D'hooghe). Het concert stond in het teken van het huiskoor. Identité-Identifications was een tentoonstelling tot 10-4 in het Paleis voor Schone Kunsten speciaal over de individuele situatie van de actuele kunstenaar in de hedendaagse maatschappij. Belangrijke cataloog. Vanaf 12 mei volgt o.a. de retrospectieve Adolf Wölfli (Oostenrijkse psychopaat) en ‘Ezio Bucci Supporter’. Vanaf 25 mei tot 28 augustus een grote tentoonstelling ‘American Art in Belgium’, overzicht van 1945 tot heden met 140 werken van 80 kunstenaars uit particuliere verzamelingen en de musea van Brussel en Gent; drietalige catalogus, 200 pag., 29 × 21 cm.: 250 fr. giro 000.0028299.72 Ver. v. Tentoonstellingen v. Pal. v. Schone Kunsten. Tenslotte is er van 14-7 tot 11-9 ‘Kunst van de XXste eeuw’ met 100 schilderijen en 30 beeldhouwwerken van buitenlandse meesters, uit de Kon. Musea v. Schone Kunsten v. België (Brussel). ‘Schriftuur’ (Graphies) is een tentoonstelling over het gebruik van schrijftekens in de plastische kunsten door schrijvers en dichters, aanleunend bij parallelle verschijnselen bij zuivere beeldende kunstenaars. Museum voor Moderne Kunst tot 3 juli. Enkele Belgische Beeldhouwers stellen tentoon in het museum voor Moderne Kunst tot 8 mei. De Kon. Musea voor Kunst en geschiedenis exposeren ‘Zweedse kunstambachten’ van 16-3 tot 22-4, ‘Aardewerk uit Bizen-Japan’ van 21-4 tot 22-5, ‘Brusselse wandtapijten uit de eeuw van Rubens uit Oostenrijkse collecties’ in juliaugustus en ‘Beeldhouwkunst in de eeuw van Rubens in de Zuidel. Nederlanden en het Prinsbisdom Luik’ van 15-7 tot 2-10. De dienst ‘Orkest en Koor’ van de RTB wenst kennis te krijgen van Nieuwe werken van Belgische componisten voor de ‘Biennale 1978’ (Ernstige muziek). Inzendingen: Paul Uyttebrouck, RTB - Service Orchestres et Choeurs, Local F. 234, Place Eugène Flagey, 18 1050 Bruxelles. ‘Ons Erfdeel’ vierde op 14-3 zijn twintigjarig bestaan, waarbij in het Auditorium van de Kredietbank door Stichter Jozef Deleu, minister van cultuur de Backer e.a. de betekenis van de stichting en van het tijdschrift werd belicht. Felicitaties! Op de hoek van de Regentschapsstraat en de Kleine Zavel, bevindt zich sedert honderd jaar het Instrumentenmuseum. Het grenst aan het Koninklijk Muziekconservatorium. Het bezit de mooiste verzameling oude muziekinstrumenten van de hele wereld. Er zijn 5.000 stuks, waarvan er 800 bestendig tentoon gesteld zijn en de overige zich in de reserves van een bijgebouw in de Wolstraat bevinden. Aan dit eeuwfeest wordt een viering verbonden o.m. met colloquia. Het nieuw kantmuseum is gelegen in de Violetstraat, nabij de Grote Markt in een 17de-eeuws herenhuis dat grondig gerestaureerd werd. Het werd ingericht volgens de normen van de hedendaagse museologie. Deerlijk † Heemkundige Leon Defraye die 78 jaar oud overleed, werd op 26-3 ten grave gedragen. Hij heeft met de daad en met de pen onvergelijkelijk bijgedragen tot de culturele, literaire en artistieke ontwikkeling van zijn gemeente en zijn streek. Aan zijn familie de christelijke deelneming van verbond en tijdschrift. Den haag De bezuinigende Subsidiëringsbegroting voor de literatuur 1977 haalt vanwege het ministerie van CRM in Nederland een totaal van 5.191.000 gulden voor 1977: 1. Subsidies en andere uitgaven ten behoeve van instellingen en manifestaties: 1.451.000 gulden; 2. Subsidies aan het Fonds voor de letteren: 2.877.000 gulden; 3. Subsidies, prijzen, opdrachten, toelagen en aankopen op het gebied van de letterkunde en de literatuurhistorie: 665.000 gulden; 4. Subsidies en opdrachten toneelschrijfkunst en subsidiëring uitvoering van in opdracht geschreven toneelstukken: 198.000 gulden. De Nederlandse Federatie der kunstenaarsverenigingen vraagt in een gerubriceerde schaduwbegroting een zeer belangrijke verhoging der subsidies voor de literatuur en de andere kunst- {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} takken. Daarvoor werd een nationaal protest, met deelname van enkele duizenden kunstenaars, gehouden te Amsterdam. De pinte Op eigen vraag zal het verdienstelijke letterkundige tijdschrift Hagelslag door Poëziekrant worden overgenomen. Vooral om financiële redenen, o.m. wegens de hoge posttarieven, werd de toestand voor ‘Hagelslag’ onhoudbaar; het verscheen gedurende zes jaar - de meeste jongerenbladen duren niet zo lang - en verzorgde vijf jaargangen. Het gaat nu op in ‘Poëziekrant’, wat geen fusie is, gezien de redactie van P.K. ongewijzigd blijft. Redacteurs en medewerkers van H.S. sturen nu hun bijdragen naar P.K., t.n.v. Willy Tibergien, Nazarethstraat 41, 9720 De Pinte. P.K. neemt alle diensten en verplichtingen, evenals abonnementen over van H.S. Abonnees van H.S. dienen dus voortaan op P.K. te abonneren (175 fr., brk. 441.7009051.76). Andere redactieleden zijn: Daniel Billiet, Rudolf H. Vandendaele, Antoon Vanlaere, Armand van Assche, Remco Ekkers. Wij wensen het welvarende vernieuwde tds. alle geluk en voorspoed. Diepenbeek In het Limburgse Universitair Centrum was er op 2 en 3 april opendeurendag terwijl tegelijkertijd van 1 tot 12 april een tentoonstelling ‘Limburgse Keramiek’ doorging met werken van Luc Bernaerts, Georges Blom, Remy Celis, Jan Dreessen, Fred Eerdekens, Lidi Hoewaer, Hedwig Luyckx, André Mathijs, Marc Pulinckx, Simonne Reynders, Miet Schreurs, Gerard Segers, Piet Stockmans, Ludo Thijs en Paul Wouters. Inleider was gedeputeerde E. Smets. Diest In het Cultureel centrum Begijnhof exposeren ‘Kunstenaars uit de Voerstreek’ onder de auspiciën van de Limb. Cult. Dienst en Commissie v. Kunstambachten, tot 1 juni. Dilbeek Het jaar 1978 wordt het ‘Jaar van het dorp’, zo kondigde Premier Tindemans aan in Cultureel Centrum Westrand. Duffel Een tentoonstelling plastische kunst met als tema ‘Frans-Vlaanderen’ wordt door het DF georganiseerd van 28 okt. tot 6 nov. Voor deelname of vertoningen in andere gemeenten: secr. DF, Senthout 24, 2570 Duffel t.n.v. Alex Grauwels (tel. 015/323.16). Emelgem (Izegem) 7 Emelgemse Kunstenaars in het gemeentehuis van 17 tot 27 juni. Gent † Pater Jozef Valentinus Walgrave, gereputeerd publicist op het gebied van de theologie, de sociologie en de spiritualiteit, overleed te Gent in zijn 63e levensjaar. Hij was geboren te Heist a. zee in 1914. Het maandblad ‘Emmaüs’ stond onder zijn leiding. Aan zijn medebroeders onze innige deelneming. In de St.-Pietersabdij gaat een tentoonstelling ‘Creatieve fotografie in Vlaanderen’ door van 27 juni tot 16 augustus. Wie wil deelnemen kan nog altijd inlichtingen inwinnen bij Mevr. R. Dubois, Centrum voor Kunst en Kultuur, Conservator plastische kunsten, St.-Pietersplein, 9. Er is een selectiecomité. Voor de tentoonstelling ‘Hedendaagse keramiek en wandtapijten in België’ is alles reeds volzet. Galerij Sienjaal hield tot 17-4 een merkwaardige herdenkingstentoonstelling voor Jos Verdegem en Oscar Colbrandt (tekeningen, etsen en schilderijen). Het Small Press Festival (K. Academie, 29 tot 31-3) was een tentoonstelling van publikaties van kleine uitgevers uit heel de wereld die sinds een vijftal jaren de spreekbuis zijn van marginale groepen en individuen wier aandacht vooral is gericht op plastische kunsten, muziek, theater en allerhande mengvormen. Scheppende handen krijgt aanvragen tot het organiseren van cursussen in creatieve handvaardigheden (macramé, batiken, e.d.m.). Wie bereid is dergelijke cursussen te geven sture de nodige gegevens (naam, adres, specialiteit, honoraria, regio waar men wil kursus geven, enz...) aan: Dannie Rau, projectleider, Scheppende handen, Hoogpoort, 40 - 9000 Gent, 091/25.14.40 - 26.36.31. Eveneens door dit organisme wordt een nieuwe uitgave van de grote tentoonstelling ‘De hedendaagse mariale kunst’ vanaf het paasverlof tot in oktober in de krypte van de Sint-Baafskathedraal te Gent gehouden. De tentoonstelling ‘Pro forma’ van ‘Scheppende handen’ die specifiek het kunstambacht in de kijker stelt, gaat weerom door in het Zilvermeer te Mol in de loop van juli 1977. Kontakten met andere plaatsen zijn nog aan de gang. Herinneren we eraan dat er elke zondag en feestdag op de Groentemarkt ‘Gentse kunstmarkt’ gehouden wordt met diverse artistieke activiteiten. Hasselt Werk van 10 × 25 Limburgse grafici werd vertoond tot 9 april in het Prov. begijnhof: Oscar Bronckaerts, Gaby Cielen, Colette en Luce Cleeren, Albert Daniëls, Hugo Duchateau, Louis Ghysebrechts, Theo Hoeven, Rik Hoydonckx, Jos Jans, Marie-Madeleine Jorissen, Hélène Keil, Johny Lambrigts, Jac. Leduc, Urbain Mulkers, Hedwig Pauwels, Dré Sprankenis, Luc Steegen, Ray Remans, Téjo Van den Broeck, Vincent Van den Meersch, Robert Vandereycken, Carly Vanoverbeke, Willy Vanparijs, Francis While. Een initiatief van de Prov. Cultuurdienst (d.d. directeur Ludo Raskin). De dienst organiseerde daarna de tentoonstelling ‘Stichting Veranneman’, een merkwaardig ensemble van moderne kunst, eveneens in het Prov. Begijnhof (tot 5 juni). CIAP (Luikerstw. 27) presenteerde in het provinciaal begijnhof op 21-4 Christo's ‘Running Fence’, waaraan ook het bulletijn 5 is gewijd. ‘Blasica 3’ in het Cult. Centrum gaat door op 4 juni in het kader der Basilicaconcerten en is een ‘happeningsconcert’, tevens ontmoeting van de amateuristische blaasmuziek der beide Limburgen. ‘Schilders van de Middellandse zee’ in galerij Tamara (Cult. Centr.) tot 1 mei. Ieper ‘Dat volk moet herleven’, kern van de boodschap van Hugo Verriest, is het tema van het monument (beeldh. Jef de Keyser) dat in 1978 wordt opgericht; het is in 1878 dat Verriest principaal werd aan het College te Ieper, uitgangspunt van zijn geslaagde actie om heel Vlaanderen voor de Vlaamse beweging te veroveren. Men helpt dit monument oprichten door storting van minimum 1.000 fr. op giro 464.8202821.69 vzw. ‘Dat volk moet herleven’ Ieper (fiscaal attest wordt bezorgd). Het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst heropende in de Lakenhalle op 1 april. De collectie bevat ± 500 werken, waarvan er ca. 175 zijn geëxposeerd. Voor alle inlichtingen nopens samenstelling en museumaktiviteiten: Provinciale Dienst voor Cultuur, Administratief Centrum, Leopold III-laan 41, 8200 Brugge (Sint-Andries), tel. 050/31.29.01 (Conservator: Drs W. Van den Bussche). Ingelmunster Kunstkring Krea opent op 19 mei met 27 deelnemers zijn ledententoonstelling ‘Kunst-Varia 77’ in de gemeentelijke feestzaal. Inleider is secretaris Werner Blondeel; opening door volksvertegenwoordiger Eric Vankeirsbilck. Tot 22 mei. Keerbergen XIXe Internationaal Muziekkamp voor Jeugd en Muziek van 5 tot 20-7 in het Atheneum (secr. Koningsstraat 10, Brussel; 5.700 fr. deelnameprijs). Kluisbergen De VVV Kluisheuvels, Kwaremontplein, stelt van 24 april tot 26 juni ‘Niet-gekende portretten van Albert Servaes’, vooral uit zijn Zwitserse tijd, tentoon. Knokke-heist ‘Aspect 3 - 27 Hedendaagse Belgische schilders’ (Gemeentekrediet) werd vertoond in Ontmoetingscentrum Scharpoord vanaf 25-3. Kortrijk Het Internationaal Koorfestival van 19 april tot 9 juni (voorz. Maurice Denaux) programmeert dit jaar concerten in Stadsschouwburg, O.-L.-Vrouwkerk, Hospitaalkapel en stadhuis. Deelname van o.m. Solisti Veneti, Solisten ensemble Berlin, Stuttgarter Kammerorchester, Amadeus Strijkkwartet, Philharmonia Hungarica, Consortium Antiquum, Phil. Orkest Amsterdam, RIAS Kammerchor Berlin, King's Singers London. Het programma staat grotendeels in het teken van Rubens en Beethoven. Plaatsbespreking: Dienst voor Toerisme (056/22.00.34 toestel 156), laag entree-geld (100 à 200 fr.; 1.700 fr. voor abonn.). {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} Openbaar Kunstbezit publiceerde t.g.v. het Museumjaar '77 een serie over het Museum van Oudheden van Kortrijk, in het bijzonder de belangrijke keramiekverzameling (eerste aflevering 1977). De serie werd op 7-9 voorgesteld aan de pers in het Stadhuis. Bij deze gelegenheid overhandigde E. de Cuyper, voorzitter van Openbaar Kunstbezit, de serie aan het stadsbestuur. Medewerkers zijn: conservator Ir. A.G. Pauwels, L. Weynants en conservator J. Walgrave. De Demedtshulde door het DF op 19-3 in de stadsschouwburg was zeer geslaagd, dank zij de medewerking van o.m. A. van Wilderode, Clem de Ridder, Em. de Bethune, Tine Balder, Willem Vermandere, Jo Decaluwe, Dr. K. Devriendt en ‘De Nachtegalen’. De Bank van Roeselare (huldeboek en diamontage) en het Noordstarfonds (huldiging) maakte het geheel financieel mogelijk. Teater Antigone - dir. Bert de Wildeman - dat zich dit jaar professioneel uitbouwde tot WTAK, gaf dit seizoen 200 voorstellingen, waarvan 60 in eigen arena. Laatst komt ‘De Locomotief’ aan de beurt uit het Frans vertaald door Dré Vandaele (Kortrijk). Tot 31 mei. (Tel. 056/22.44.30). Op 30 april werd in het stadhuis een Gezellesymposium door het G. Gezellegenootschap ingericht, m.m.v. G.P.M. Knuvelder, Bernard Kemp en J.P. Couttenier. Jan de Cuyper werd gehuldigd en de betekenis van Kortrijk (1877) in Gezelles leven werd gesproken. Latem † We vernemen het overlijden van kunstschilder Georges Vindevogel uit Latem, ons medelid CVKV, juist bij het ter perse gaan. Zijn dood is voor ons een verlies. We betuigen hier onze innige deelneming aan allen die deze artiest hebben omringd en gewaardeerd. Leuven ‘Grafiek’, was een tentoonstelling in de fakulteit van Wijsbegeerte en Letteren. Exposanten: leerlingen van het Sint-Lukasinstituut Schaarbeek Dirk Huyghe, Cathy Santens, Brigitte Cardoen, Walter Van Schoote, Erik Cuyvers, Mick Pittevils, Annemie Maes, Martine Passenier, Mark Verhaeghen, Vera Schroos, Fanny Berré, Mark Lambrechts, Harry Van Paesschen, An van der Taelen, Chris Heyman, Pol Mertens, Luc Wouters, Koen Van Nueten. (tot 13 mei). Lier Een cataloog van het geschilderd en grafisch werk van de Lierse luministische schilder Raymond de la Haye wordt voorbereid. Wie een werk, foto of brief van de kunstenaar bezit (of heeft bezeten) kan dit melden aan Stichting de la Haye v.z.w., p.a. E. Lacroix, Ouderijstraat 3. Lokeren In galerij De Vuyst, Kerkstraat 46-52, werd tot 13 april een retrospektieve gewijd aan ons voor enkele maanden overleden medelid wijlen Victor Lecossois, één der belangrijkste vertegenwoordigers van de naïeve schilderkunst in België. Een zestigtal werken geven een inzicht in de betekenis van deze autodidakt. Maastricht Met een oplage van tienduizend exemplaren is het eerste ‘Maastricht schrijft en dicht-boek’ verschenen. Prozaschrijvers en dichters uit de omgeving van Maastricht en het Belgisch grensgebied mochten werk insturen. Van de 177 binnengekomen werken werden er 44 geselektioneerd. ‘Hoe vrij is een schrijver in West-Europa?’ was het thema van de voorjaarsvergadering van het PEN-Centrum Nederland op 19 tot 20-3. Een 35-tal auteurs van dat centrum hebben eraan deelgenomen. Mölle (Zweden) Van 24 tot 27 augustus gaat er te Mölle (Zweden) een Internationaal Congres voor progressieve auteurs door over ‘De auteur en de massamedia’. Er nemen ook uitgevers en redacteurs van tijdschriften aan deel. Er zijn naast discussie en ateliergesprek ook uiteenzettingen voorzien. Het volledig verblijf in Mölle (Toeristhotel) kost 100 Skr per dag. Adres: Turist Hotel S-260 42 Mölle Zweden. Tel. 042/47084. Montreal (canada) ‘Hedendaagse Vlaamse Tekeningen’ van Raveel, Elias, Wassenberg, Mulkers, Hoenraet, van Severen e.a. werden een jaar lang in Canada vertoond. Mortsel † Letterkundige Marcel Lambin (o 28 april 1898) werd op 28 april ten grave gedragen. Hij publiceerde veel over letterkundigen en letterkundige onderwerpen o.a. over Hendrik Conscience in ‘Vlaanderen’ en speelde ook een belangrijke rol voor de Vlaamse Beweging. Aan zijn naastbestaanden, vooral zijn zoon ons medelid Jan Lambin, onze christelijke deelneming. Oostende Begin mei werd de plaatsing gedaan van Ensors ‘Intrede van Kristus te Brussel’ voor onbepaalde tijd in het Stedelijk Museum. Thans wil men ook in zijn geboortestad een ‘Ensoreum’ oprichten, naar het voorbeeld van het Permekemuseum te Jabbeke en het Mozarteum te Salzburg. De ‘Vrienden van James Ensor’ willen in de eerste plaats een dokumentatiecentrum met alle boeken, artikels en geschriften van en over James Ensor. De Groepstentoonstelling in Galerij Poseidon (tot 31-3) bracht werk o.m. van Michiel Anneessens, Danny Bloes, Anto Diez, Herman Hertogs, Lieve van Calbergh. 7 x Veurne vertoonde in het Museum voor Religieuze kunst werken van de Veurnse kunstenaars A. Bulthé, P. Delvaux, P. Doise, G. Tahon, Trebla, J. van Gucht en Willem Vermandere evenals van de overleden L. Baretta, G. Verschingel en Jos van Belleghem. Aan Oscar Colbrandt, de Gentse religieuze kunstenaar, werd een bovenzaal gewijd. Tot 15-4. Oudenaarde † Kunstschilder Dr. Paul Callant (o 6 nov. 1906) overleed op 18 april. Verleden jaar mochten we hem nog hulde brengen in ons Jubileumcongres te Male n.a.v. zijn zestigste verjaardag. We verkregen ons dat nog enkele weken voor zijn overlijden een aan hem gewijd artikel in ‘Vlaanderen’ kon verschijnen. Aan zijn familie en vrienden onze christelijke deelneming. Paal Onder de titel ‘Stemmen uit het dorp’ zal een kollektieve dichtbundel worden uitgegeven naar aanleiding van het Jaar van het Dorp 1978. Alle dichters die inspiratie halen uit het plattelandsleven of hun geboortedorp worden door de vzw Kofschipkring uitgenodigd één of meer gedichten te zenden naar Gie Luyten, Heldenlaan 37a, 3940 Paal. Parijs Tussen het Syndicat National de l'Edition française en de Société des Gens de Lettres in Parijs werd een akkoord gesloten over een kontrakt voor het uitgeven van literaire werken. In een communiqué wordt over een echte vooruitgang gesproken en verwezen naar de inspanningen voor het toekennen van een ‘maatschappelijke zekerheid’ aan auteurs en naar komende onderhandelingen voor de oprichting van een kas voor bijkomend pensioen voor auteurs. Rijsel - calais - arras Tot 20 juni in het museum voor schone kunsten te Rijsel, in de zomer te Calais en in de herfst te Arras zijn 88 schilderijen aanwezig in de tentoonstelling ‘Vlaamse schilderkunst uit Rubens' tijd in de musea van het noorden van Frankrijk’. De selectie werd gemaakt uit 500 schilderijen, van de voorlopers van Rubens tot het einde van de 17e eeuw. Een aantal doeken werden bij deze gelegenheid gerestaureerd. De kataloog behelst afbeeldingen van alle tentoongestelde werken en o.m. een repertorium van alle Vlaamse schilderwerken in Noordfranse musea. Alle dagen toegankelijk van 10 tot 18 u; gesloten op dinsdagen en op 18 mei. Rijswijk (Ned.) Nederlandse auteurs, die voor een aanvullend honorarium van een door hen in 1976 gepubliceerd werk in aanmerking wensen te komen, kunnen zich hiervoor wenden tot het Fonds voor de Letteren, Sir Winston Churchilllaan 362. Zij moeten daartoe vóór 5 mei 1977 een schriftelijk verzoek indienen waaraan een exemplaar is toegevoegd van het contract dat voor het desbetreffende werk met de uitgever is gesloten of een fotocopie en vier exemplaren van het voorgedragen werk. Kunnen in aanmerking komen oorspronkelijke in het Nederlands of Fries geschreven gedichtenbundels, romans, novellen, literaire essays en kinder- en jeugdboeken, in 1976 in boekvorm verschenen. Ook schrijvers en vertalers van dramatisch werk. Voorwaarde voor het toekennen van een aanvullend honorarium voor een bepaald werk is, dat dit naar de mening van het bestuur van het Fonds voldoende literaire kwaliteit bezit en een redelijke omvang heeft. Omvang: het fonds {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} is in staat tot ± 150 aanv. honoreringen van f 400 tot 4.000. Roeselare Tentoonstelling van I.I.C. Groep (promotiecollectief) in studio Callebert van 6 tot 31 mei, ingeleid door schepen André Spinnewyn. Ronse Een merkwaardige tentoonstelling van Russische Ikonen tot 29 mei in gal. Princekouter. Zij dateren van de 17e tot de 19e eeuw. Inleider was Prof. Voordeckers (RUG en KUL). Ruisbroek Tijdens de jaarmarktdagen (einde oktober 1977) wordt er in het op voorstel van Bernard Henry gestichte en pas geopende Watersnoodmuseum, een tentoonstelling opgezet, die ‘De waterellende te Ruisbroek’ als onderwerp heeft, en waarbij allerhande kunstuitingen (schilderijen, etsen, pentekeningen, lino's, kartoens, beeldhouwwerken, enz.) aan bod zullen komen, zoals van Luc De Rijck (Bornem), Maurice Pelgrims (Willebroek), Eddy Tange (Gent), René Van de Mooter (Ruisbroek), Eleonore Van Hoeck (Ruisbroek) e.a. De kunstenaars, die aan deze tentoonstelling willen medewerken worden vriendelijk verzocht contact op te nemen met Karel De Decker (Public Relations vzw Museum De Bres), Vaartstraat 19, 2660 Willebroek. Rumbeke In het huis Aureel en Mieke Laveyne-Gobien, Roeselarestraat 113 van 20 mei tot 22 mei: groepstentoonstelling met werk van Ann Decaestecker, Erik Verbeken, Trui De Roo, Mieke Gobien, Trui Devrieze, Daniël Roelant, Lieven Neyrinck, Marc Populier, Marijke Deweerdt en Philippe Bouttens. Salzburg De Intern. Sommerakademie für Bildende Kunst Oskar Kokoschka heeft plaats van 18 juli tot 20 augustus met als cursusleiders: J. Cihua (schilderk.), Fr. Somaini (beeldhwk.), J. Zenzmaier (bronsgieter), Fr. Meckseper (ets), W. Otte (lito), P. Vago (archit.), R. Scherer (wandsch.), R. Koppel (foto), H. Post (calligr.), S. Schmölzer (juweel) e.a. 'S-gravenwezel † Componist en dirigent Lode de Vocht overleed bijna 90 jaar oud op 27 maart. Hij was een der groten uit de Vlaamse componistenschool na Benoit, oprichter en dirigent van het wereldbefaamde Antwerpse Ceciliakoor en eredirecteur van het Vlaams Conservatorium. Ons beheerraadslid Prof. A. Keersmaeckers, voorzitter van de Kempische Schrijvers, sprak een lijkrede uit. Aan zijn familieleden onze christelijke deelneming. St.-kwintens-lennik Na ‘Jonge Reuzen I en II’ zal Gerrit Achterland een nieuwe collectieve dichtbundel uitgeven: ‘De vrouw en haar poëzie’. Geïnteresseerden kunnen een vijftal gedichten plus curriculum vitae en pasfoto zenden aan zijn adres: Ninoofsesteenweg 284. Achterland is van mening dat meer dan de helft der poëten dichteressen zijn. St.-lambrechts-herk (Groot-Hasselt) Het teatercafé 't Schuurke in domein Beukenhof is het podium van de toneelkring ‘Eenhoorn’, dat er grote bijval kent en uniek is in België. Tevens wordt er geëxposeerd. St.-Niklaas Van 18 september tot 9 oktober zullen de v.z.w. Kunstambacht van Oost-Vlaanderen en de stad St.-Niklaas een tentoonstelling inrichten van ‘Recente creaties van kunstglazeniers uit Oost-Vlaanderen’ in het Stedelijk Museum, Regentiestraat, 65. Wie belangstelt in deelname kan op dit adres contact opnemen. ‘Xylon’ was een tentoonstelling van hout- en linosneden in de bank Brussel-Lambert, ingeleid Willy Juwet, diensthoofd Ned. Cultuur. St.-truiden Het Voorprogramma der Basilicaconcerten 77 voorziet 5 muzikale woensdagen met de Johannespassion van Bach (1-6), The King's Singers (7-6), Haydns Sankt-Cäcilien-Messe (15-6), 7e en 4e Symfonie van Beethoven (22-6) en de Missa in C. van Beethoven (29-6). Tessenderlo De ‘Minus van Looi hulde’ heeft (wegens de verkiezingen) niet plaats op 17 april doch op 22 mei. Naar aanleiding hiervan bracht de ‘Toeristische Biblioteek’ van de VTB een brochure uit over Minus van Looi, van de hand van Lambert Swerts. De homelie tijdens de Eucharistieviering wordt gehouden door Jaak Van Baelen. Deze herdenking (bij het 25-jarig afsterven van de auteur) is in haar gehéél een initiatief van de VLA, waarvoor de VTB graag in de bres sprong en voor de gedenkplaat + onthulling en toespraak van Jef Van Overstraeten zorgt. Ook de geboren ‘Looienaar’ Louis Verbeeck zal er spreken over Minus van Looi. Steenokkerzeel De Ver. Schrijvers voor de Jeugd hield haar statutaire vergadering op 23 april in het Kasteel van Ham. Temse ‘200 Jaar Grafische Kunst’ werd in maart geexposeerd in het gemeentehuis door de oudleerlingen der academie (voorz. Robberecht) met 215 werken uit privé-verzamelingen. Francis de Koninck, leraar Academie Temse, verzorgde de catalogus. Tongeren Het Voorprogramma van de Basilicaconcerten 1977 voorziet 6 Tongerse zaterdagen met Sibelius (28-5), Mozarts Requiem (4-6), het Symfonieorkest WDR-Köln (11-6), G. Mahlers 7e Symfonie (25-6) en Schumanns Requiem (2-7). Verder 6 Hoogmissen in de O.-L.-Vrouw-Basiliek door het Gents Madrigaalkoor (29-5), de Schola Cantorum Ward-Instituut (5-6), de Capella Aquensis (12-6), Pro Cantione Antiqua (12-6), het Antwerps kathedraalkoor (26-6), The Clerks of Oxenford (O.-L.-Vr. Maastricht 26-6), Concinite (3-7). Verder zijn er ook nog de zaterdagavond en zondagmorgen beiaardconcerten (29-5 tot 3-7) en de Kasteelconcerten in Zuid-Limburg (29-5, 5-6, 19-6, 26-6, 12-6, 3-7). Secretariaat: Kielenstraat 15; telefoon 012/23.39.14. Men wordt ‘Vriend van de Basilica-Concerten’ door storting van 500 fr. op giro 000.0861764. 16 Basilica-Concerten Tongeren. Turnhout Kunst uit de Kempen werd vertoond in Cult. Centrum de Warande tot 3 april. Deelnemers: Katrien Alliet - Mil Antonis - Paul Baert - Raoul de Baere - Liesbeth Baeten - Kris Delbroek - Leo de Kort - Gerard Engels - Etienne Livémont - Mil Michiels - Joannes Peeters - Laurent Reypens - Willy Smolders - Vandek - Fik van Gestel - Stan van Houtven - Ludo van Mechelen - Ilse Verhoeven - Liliane Vertessen - Lydia Vervecken - Jef Vets - Paul Wijgers - Guy Willems - Goele Wouters. Veurne De Veurnse Romancier Gustaaf Vermeersch (o1877), sociaal strijder van het begin dezer eeuw, werd herdacht op initiatief van de Marnixring m.m.v. het Stadsbestuur o.m. door een academische rede van André Demedts. Er werd een huldefonds opgericht. † Letterkundige Luc van Brabant (10 okt. 1909) overleed op 12 mei. Behalve zijn eigen speels poëtisch werk publiceerde hij ‘Commentaren en vertalingen van het poëtisch oeuvre van Louise Labé’ waarvoor hij de Koopal-prijs verwierf in 1962. Hij stond bekend als een vrijmoedig en breeddenkend mens en een bekend kunstfotograaf. Aan zijn naastbestaanden onze innige deelneming. Waasmunster Einde 1976 werd te Waasmunster een nieuwe kunstkring gesticht met als doel ‘de kunst in al haar vormen te promoveren’. Voorzitter is de heer G. Keereman, Nijverheidslaan 36 D. De eerste belangrijke activiteit is een retrospectieve van overleden schilders uit Waasmunster, in de zaal De Sutter van 13-5 tot 29-5-1977; toegankelijk op weekends en feestdagen. Waregem † Beeldhouwer, literator en musicus George Leroy (o28-9-1930) overleed schielijk op 12 april. De veelzijdige Waregemse kunstenaar had ook zeer grote verdiensten als oprichter van de galerij Da Vinci, die zoveel betekent voor de Gaverstreek en waar kunstenaars van het hele land te gast waren. Zijn da Vinciprijskamp heeft eveneens veler promotie gediend. Een echte kunstenaar en een uitnemend goed mens heeft ons verlaten. Aan zijn echtgenote en kinderen onze christelijke deelneming. Westerlo Kunstkring Silloc hield tot 17 april een tentoonstelling van Christene kunst in galerij ‘Groep Silloc’ met werken van Paul Blavier, Theo Bogaert, Ludo Laagland, Pierre Pinoy, Ive Silloc, Jacques Stefanato en Robert Vandermeeren. {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} Bibliotheek nieuw werk van en over leden ANTON VAN WILDERODE, VALERE ARICKX, BERNARD KEMP e.a. Huldeboek André Demedts, Uitg. Davidsfonds-Kortrijk, 1977; 236 blz., gebonden, 24,4 × 18,5 cm., geillustreerd. - Wie mocht gedacht hebben dat DF-Kortrijk in verlegenheid was gebracht voor zijn Demedts-Huldeboek door het vooraf verschijnen van ons Demedts-nummer, zal wel opkijken bij het ontvangen van het boek. Demedts is immers een zo merwaardige figuur dat men over hem niet uitgeschreven raakt. Met voelbare genegenheid werd het boek verwacht door ongeveer duizend voorintekenaars en werd eraan gewerkt door een twintigtal vrienden, die elk een artikel schreven over een onderwerp uit een der vele terreinen, waarin Demedts zich als letterkundige en cultuurpromotor heeft bewogen. Demedts zelf blijkt hierbij dus telkens op een of andere wijze aanwezig. Wij moeten ons hier beperken tot een opsomming: B. Kemp (Gezelle), Marcel Janssens (Hedendaagse kritiek), Fr. Debrabander (de boer in Wvl. spreuken), K. de Busschere (Gezelle en Fr.-Vl.), G. Schmook (A. Stevens), L. Simoens (moedertaal), F. Grammens (Vl. kamp), S. Szondi (Brussel), M. Vandekerckhove (eigen staat), R. Vanlandschoot (Mgr. Faict), L. en L. Vos (studentenbeweging), L. Wils (parallel Vlaanderen-Polen), C. Moeyaert (taal), M. Nuytten (Vl. katechismus in Fr.-Vl.), L. Verbeke (comitee Fr.-Vl.), A. Verthé (Vlaamse wereldband), C. de Ridder (Vl. drukkingsgroepen), R. Derine (amnestie), G. Gyselen (beeld. kunst in Wvl.). De inleiding is van A. van Wilderode en is gevolgd door de degelijke Demedts-bibliografie van V. Arickx, die in ‘Vlaanderen’ reeds werd gepubliceerd. MARCEL DUCHATEAU, Theo Humblet, Uitg. Lannoo Tielt/Amsterdam 1977; 113 blz., linnen band met vouwblad, 27,5 × 23 vm, rijkelijk geïllustreerd in kleur en wit-zwart, 900 fr. - De hooggewaardeerde kunstenaar, directeur van de Leuvense academie, met zijn werk aanwezig in collecties van vier continenten, is gebleven in zijn handel en wandel en in zijn werk wat hij van huize uit was: een volksjongen. Dat is de stelling van Duchateau en zij blijkt wel met de feiten te kloppen. Maar dan een volksjongen met een diepe poëtische zin en een nietafgevende interesse voor mensen. Geen snob, geen modelopertje, geen esteet; een man die kunsttheorieën minacht, maar stielkennis waardeert boven alles, zonder aan de verleiding van de hem eigen virtuositeit toe te geven. In de illustraties domineert het grafisch element, zoals trouwens ook in zijn werk. Biografische aantekeningen van Evert Cockx. MONDA DE MUNCK e.a., Leven en werk van Lambert Swerts, Uitg. VTB-VVVB-Stichting Preud'homme-Vriendenkring L. Swerts, Antwerpen, 1977; 118 blz., genaaid, geïllustreerd. - Monda de Munck nam het gelukkig initiatief de 70-jarige Limburgse auteur met een huldeboek te vereren. Het boek dat ingeleid wordt door Gouverneur Roppe en Kardinaal Suenens, werd gewild demokratisch gehouden in zijn presentatie. Het bevat hoofdzakelijk een reeks waarderingsvolle teksten van Bernard Kemp, Emiel Janssen, Bert Peleman, Dries Janssens, Jos van Rooy, Mathieu Driessen, Monda de Munck, Jos de Maegt, Paul Hardy, P.G. Buckinx, André Demedts, Remi van de Moortele, Gaston Claes, A. van Hageland, Jozef Droogmans e.a. Daarop volgt de volledige en zeer indrukwekkende bibliografie van Lambert Swerts die door René Jorissen werd samengesteld: niet minder dan 54 bladzijden! Voorwaar een bewonderenswaardig oeuvre, dat helemaal de stempel draagt van het hooggestemd christelijk en vlaams idealisme, dat Lambert Swerts al deze jaren heeft gekenmerkt! JULIEN VAN REMOORTERE, JAAK STERVELYNCK & GABY GYSELEN, Herwig Driesschaert, Uitg. Lannoo, Tielt, 1976; 112 blz., linnen band, 29,5 × 23 cm., talrijke kleuren wit-zwart illustraties, 950 fr. - Een prachtig boek. Er zijn drie uitstekende teksten. Julien van Remoortere, die in zijn vlotte directe stijl ons de mens Driesschaert leert kennen, zoals het leven hem heeft gemaakt. Jaak Stervelynck met zijn fijn aanvoelingsvermogen en zijn hartelijkheid, die hem helpt doordringen in het psychologisch mysterie dat een artiest is. Gaby Gyselen, delikaat en genuanceerd, die schroomvol het kunstwerk benadert en zoekt naar de precieze bewoording om wat met hart en geest wordt begrepen, mede te delen. En dan zijn er vooral de tientallen reprodukties van werken, waarin meesterlijk diverse technieken worden aangewend, met een volkomen beheersing ervan, die toelaat in volkomen vrijheid vast te leggen wat het oog heeft gezien. Elke tekening is een spiegel die de mens wordt voorgehouden, de mens die niet bewust is dat hij (of zij) de eigen verborgen persoonlijkheid in gelaatsuitdrukking, houding en handen heeft bloot gegeven. Een groot artiest! (A.S.) PROF. W. DUMON, Het gezin in Vlaanderen, uitg. Davidsfonds Leuven, 93 blz. 120 fr. - In dit boekje beschrijft W. Dumon, professor in de sociologie, de evolutie van het gezin in Vlaanderen. Na een analyse van de verandering in het rolpatroon (van het klassieke gezinsmodel waarin de man de dominante rollen op zich neemt, naar de nu voorkomende alternatieven waarbij man en vrouw de rollen delen via part-time werk) en de verandering in de motivatie van het ouderschap (van toevallig over gepland naar verantwoord ouderschap) toont de auteur de historische bepaaldheid van het gezin aan. De konsekwenties voor de organisatie van het gezin, van de evolutie in de samenleving, worden aangetoond op het vlak van de sekse-rollen, de man-vrouw verhouding en de relatie ouders-kinderen. Zo zien we dat elk type samenleving een ander gezinsmodel voortbracht: de agrarisch-ambachtelijke samenleving (sterke eenheid gezin-arbeid), de industriële samenleving (waarbij die eenheid gebroken werd) en de huidige post-industriële samenleving met haar verbureaukratizering en verwetenschappelijking. Ook de nieuwe ontwikkelingen (commune, ‘dood van het gezin’, ongehuwd samenleven) worden in deze historische optiek bekeken. In een nabeschouwing wijst Dumon ten slotte op de implicaties die deze evolutie voor het beleid heeft. Dit werkje geeft een heldere blik op gezin en huwelijk, waarbij vooral de analyse van de samenhang tussen gezin en samenleving (‘het gezin is een produkt van de samenleving’) en het blootleggen van de ideologische invloed op het systeem, verfrissend aandoen. (J.C.) MARCEL DE BACKER, Peilingen, Getuigenis-Poëziereeks, Rijsenbergstraat 380, Gent, 180 fr. - Humanist, dichter en kunstschilder, schreef benevens luister- en televisiespelen ook enkele kortverhalen en niet minder dan zeven dichtbundels. De voornaamste thema's uit ‘Peilingen’ zijn: broederschap, antimilitarisme en strijd tegen milieuvervuiling en -hinder. In zijn literair en plastisch oeuvre voelt men dezelfde hartklop. Beide disciplines zijn onderling sterk verwant en getuigen voor zijn idealistisch streven naar een lichtvolle toekomst voor de mensheid. Het mooi uitgegeven bundeltje omvat drie gedeelten: Macro-, micro- en Haikoepeilingen. Het eerste deel is gericht op de omwereld, het tweede op de innerlijke realiteit van gevoel, denken en droom. In het derde gedeelte lezen we een reeks drieregelige versjes naar oosters model over mens, tijd en wereld. Met deze nieuwmodische versvorm (althans voor het westen) bereikt hij vaak goede resultaten. Een paar proefjes: ‘Wie oorlog voert, krijgt / heel dikwijls als beloning: / een soldatengraf’ en ‘'t Leven heeft slechts zin / wanneer de eerste plicht is: / trouw zijn aan het leven’. (Albert de Longie) PATRICK DE BRUYN, Angst om de gijzelaars, Davidsfonds Leuven, Jeugdreeks nr. 142; 1977-1, 94 blz. - Als je echt verkikkerd bent op een vakantie in het Zuiden van Frankrijk en je verneemt plotseling dat dit jaar papa's werk voor gaat, dan heb je het wel even lastig om je teleurstelling te overwinnen. Danny probeert ze weg te schrijven in een brief waarin hij zijn ouders laat weten dat hij van huis weg wil om volwassen te worden. Alleen het schrijven van die brief was hem genoeg, hem versturen zou hij niet doen. 's Anderendaags belt hij zijn vriendinnetje Veroniek op, een blind meisje dat met haar ouders twee hoog woont in een flat. Graag aanvaardt ze zijn invitatie om enkele dagen bij hem thuis in een villa op het platteland door te brengen. Die trip gaat dan per bus. Onderweg wordt de bus ge- {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} kaapt door vier terroristen die de gijzelaars willen ruilen voor eerder aangehouden terroristen. Angst en chaos op de bus wisselen af met de angstige ogenblikken die de ouders meemaken als ze Danny's brief vinden. Op het politiecommissariaat wordt hen echter een pijnlijker waarheid duidelijk: hun kinderen zitten op de gekaapte bus. Door het tactvol optreden van de overheid komen een aantal gijzelaars vrij onder wie Danny en Veroniek. Het verhaal loopt eigenlijk te goed af en het geheimzinnige mannetje dat de kaping voorspelde en dat nadien niet blijkt te bestaan verandert daar niets aan. Terroristen zijn echt niet zo braaf als hier wordt voorgesteld. Als we jonge mensen met geweld confronteren, mogen we dat beeld niet vervalsen door het geweld sympathiek te laten overkomen. De psychologische tekening van de twee hoofdpersonen is vrij goed geslaagd. Hier en daar verliest de auteur zichzelf wel eens in te lange zinnen en laat hij zich wel eens op een taalfoutje betrappen. De aanmoedigingsprijs Knokke-Heist in de wedstrijd ‘Prijs voor het beste jeugdboek 1976’ verdiende de auteur wel. (W.V.D.) DENISE DE VEYLDER, Van muizen en muizenissen, Davidsfonds Leuven, 100 blz. - Wippy Kwikmuizen, Dicky van Kelder, Blanca en Billy van Zoldergem, Molly Piepers en Mies Piepmuizen leiden hun ongerimpeld muizeleventje in een warenhuis. Zoals iedere normale jonge muis verfoeien ze hartstochtelijk de school en houden ze zich het liefste bezig met gevaarlijke spelletjes. Wanneer op een bijeenkomst van de Grote Raad de zeer geleerde professoren Denkmuizen, Wikker, Wijsgerens en Planner hun pessimisme laten blijken over het voortbestaan van de muizenkolonie in het warenhuis en zelfs de zekere zwangerschap van de kat van de nachtwaker aankondigen, komt er onrust over de kolonie. Als intermezzo maken we dan kennis met de muizenfamilie Van Winkel, die moet verhuizen wegens de sluiting van de winkel en die aansluiting zoekt bij de kolonie in het warenhuis. De muizenkolonie luistert liever naar de raad van één optimist en kijkt niet uit om te verhuizen tot het noodlot toeslaat onder de vorm van de slopershamer die de muizenkolonie uiteen slaat... Een niet onaardig werkje dat zich richt tot de jongste lezers van jeugdlectuur. De leuke tekeningen van Berck richten het boek eerder naar de kinderlectuur toe; ook de fragmentarische opbouw wijst eerder in die richting. De parallel muizen-mensenwereld en het taalgebruik wijzen dan weer op een ietwat rijper lezerspubliek. Best te gebruiken als voorleesboek of vertelboek voor kinderen. (W.V.D.) JOOS FLORQUIN, De hond met het witte vlekje, Davidsfonds Leuven, jeugdreeks nr. 143; 1977-2, 95 blz., omslag en illustraties van Marjolein Bastin. - Dit boek bevat een vijftal verhaaltjes waarvan de eerste drie zich rond het kerstgebeuren laten situeren. In het titelverhaal vernemen we hoe de wijfjeshond Ruthie aan het witte vlekje op zijn kop komt. De lectuur van ‘De wondere den’ leert ons iets over het gebruik om in de kersttijd een den in huis te halen. Het derde, erg korte verhaal, leert ons hoe het lievevrouwebeestje aan de zeven zwarte stippen op zijn dekschilden komt. In ‘De prins en de herdersjongen’ loopt het koningszoontje Joessof weg uit zijn vaders oliepaleis en hij vindt hulp bij Ali, de herdersjongen. Ondanks hun wederzijdse ‘marxist-kapitalist’-verwijten kunnen ze het best met mekaar vinden. De vlucht wordt ontdekt en de twee worden ingerekend. Dank zij de wijze raad van de oude tuinman zal de koning zich voortaan meer bekommeren om het welzijn van zijn onderdanen. In het laatste verhaaltje, ‘Het geheimzinnige paviljoentje’ brengt de hond Mekkie zijn baasje Bea recht naar een heuse dierenvergadering waar de uil Oeboe enige orde tracht te brengen in het ordeloze tumult. Natuurlijk komen de dieren klagen over de wreedheid van de mensen. Maar bij de dieren onderling loopt ook niet alles gesmeerd. Op het derde verhaal na zijn het alle erg leuke verhaaltjes voor jeugdige lezers vanaf 8 jaar die het fabeltjeskrantgenre genegen zijn. Vermelden we nog even dat illustraties, stevig papier en de duidelijke letter van het geheel een erg verzorgde uitgave maken. (W.V.D.) GASTON M. VAN DER GUCHT, Handkoffertje, Davidsfonds Leuven, 131 blz. - Dit boek voert ons naar het dorpje Lora del Rio waar ene senor Blasco uit Madrid enkele dagen strandt met een defecte taxi uit de hoofdstad. De komst van deze rijke dikkerd en zijn gezelschap weekt iets los bij Manuel en zijn vriend Juan Antonio. De eerste wil naar Madrid toe om stierenvechter te worden en Juan Antonio wil hem volgen om het tot garagehouder te brengen. Beiden trekken stiekem naar Madrid waar ze de massa der ‘maletilla's’ vervoegen zoals men daar de dorpsjongens noemt die naar de hoofdstad trekken om er een El Cordobes te worden. Juan heeft vlug door dat die senor Blasco, die hen naar Madrid lokte, niet helemaal zuiver op de graat is en weet zich redelijk uit de slag te trekken. Manuel echter, bezeten als hij is om stierenvechter te worden, laat zich paaien door mooie beloftes en geraakt in het drughandeltje van Blasco verzeild. Eens te meer tracht Gaston van der Gucht ons te beroeren met het levensverhaal van arme jongetjes die terechtkomen in de harde realiteit van de grootstad. Toch lijkt ons het drugwereldje van die senor Blasco weinig realistisch voorgesteld. Het is een boek dat nu eens niet eindigt met een happy-end: jeugddromen worden immers vrij zelden gerealiseerd. (W.V.D.) COR RIA LEEMAN, Henk en het meisje Love, Davidsfonds Leuven, 112 blz. - Henk, veertien jaar, is wat je een dromer zou kunnen noemen. Op zijn kamer hangt een kleurenfoto van het meisje Love. Henk wordt verliefd op haar en in een droomsprookje maakt hij de hele evolutie mee van liefde omdat iets of iemand mooi is tot de echte liefde die erin bestaat zichzelf aan de andere te kunnen geven. Het is niet de eerste keer dat de auteur deze snaren betokkelt. Lezers van ‘Planeet Epsilon’ en ‘Ik ben twee jongens’ zullen dezelfde boodschap hier herkennen. Toch warm aanbevolen aan jonge mensen die het de moeite vinden even de ogen te sluiten om te kijken naar de alternatieve film van deze wereld. (W.V.D.) COR RIA LEEMAN, Peter keert terug, Davidsfonds Leuven, jeugdreeks nr. 145, 1977-4, 135 blz. - Wanneer Peter Iks tijdens een crisistoestand het uitgilt dat hij terug wil, schenkt niemand van het personeel van het gesticht aandacht aan die ‘gekheid’ van Peter. Wanneer diezelfde Peter dan terugkeert uit een klinische dood, zal een van de verplegers, Hans, inzien dat Peter ook ‘normale’ momenten heeft en dat hij ook werkelijk terug wil. Samen met zijn collega Sabi gaat Hans nu proberen Peter te begeleiden om doorheen die verschillende crisistoestanden terug te keren. Terugkeren tot waar? Dat weten ze ook nog niet. Hans bestudeert zorgvuldig het dossier van Peter en ontdekt dat hij, telkens hij een crisis doormaakt, een stapje terugkeert naar het moment waarop ‘het’ begonnen is. Hans en Sabi krijgen dan de vrije hand vanwege de medische staf om hun theorie aan de praktijk te toetsen: Peter wordt uit het gesticht ontslagen en mag terugkeren naar huis omdat hij alleen daar de weg terug kan vinden. Het ongunstige sociale milieu (Peters vader stierf bij een ongeval, zijn stiefvader zit in de gevangenis wegens oorlogsmisdaden, Peters jongere broer Herman gaat ook gebukt onder die negatieve gezinssituatie) ten spijt keert Peter ook werkelijk terug bij zijn beginpunt: als hij zijn geboorte opnieuw beleeft, sterft hij. Met dit jeugd(?)boek heeft Cor Ria Leeman een erg moeilijk thema gekozen: onze houding tegenover de gehandicapte, meer bepaald een zwaar mentaal gehandicapte. De manier waarop dit thema behandeld wordt, maakt het boek, dat op zich zeer goed is, onbereikbaar voor het gemiddelde lezerspubliek van een jeugdboek. Het is ook jammer dat de anders zo poëtische taal van Leemans hier vaak stokt in braaksel, kwijl, urine en andere ‘realistische’ beschrijvingen. (W.V.D.) E.P. JORIS VLAMYNCK, Beernem, Vlaamse Toeristische Bibliotheek nr. 211, 16 blz. - 600 ha loof- en naaldbossen zegenen Beernem met de naam ‘Het groene dorp’. Rijkelijk geillustreerd (jammer enkel zwart-wit) brengt dit werkje ons een inventaris van de geschiedenis en van het huidig toeristisch patrimonium van Beernem. De talloze wandelingen, het provinciaal domein Bulskampveld en de vele rustige, groene hoekjes zijn zeker een verlokking voor de wandeltoerist. Graag gaven we hem toch ook de kleine extra service van een plattegrond van de gemeente met een aanduiding van het toeristisch patrimonium. Ook is een klein kaartje met de ligging van een kleinere gemeente altijd nuttiger dan de opsomming van een aantal grotere centra en hun afstand tot die gemeente. (W.V.D.) Novellen door MARIA ROSSEELS, PAUL LEBEAU, CLEM SCHOUWENAARS, PIET VAN AKEN, HERMAN VOS EN CARLA WALSCHAP, Meer suers dan soets, Davidsfonds. Romanreeks nr. 606, 1977-1. - Het boek draagt de ondertitel ‘verhalen rondom lief en leed’. In vrijwel alle novellen staat de verhouding tussen man en vrouw centraal; in ‘Niet {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} schreien, ouwe’ door Carla Walschap, het laatste verhaal in de bundel, treffen we een zonderlinge genegenheid aan van een oude vereenzaamde, schuchtere man voor een aap. Die verhouding is niet in het minst bevreemdend, wel met een warme, gevoelige, misschien zelfs iets sentimentele, overtuigingskracht beschreven. De hartelijkheid van het dier moet de harteloosheid van de mens illustreren. De verhalen van Maria Rosseels zijn iets beheerster van toon en behandelen de onmogelijke liefde tegen een historische achtergrond. In ‘Meer suers dan soets moet ic ghestadig dragen’ beschrijft zij met een stille meewarigheid de om geloofsredenen onmogelijke liefde van Anna Bijns voor een Willem. De dichteres leeft haar leven alleen verder in dienst van het geloof dat zij boven alles verkoos. In ‘Van de liefde die doodt’, Rosseels' tweede verhaal, wordt de hartstochtelijke liefde van Johanna van Castilië voor Philip vooral om politieke redenen gedwarsboomd. De twee novellen van Herman Vos verplaatsen ons naar Zuid-Amerika en beschrijven in een bevreemdende sfeer de exotische vitaliteit van Mariquita en Evaristo Diego Almedo. De onbeheerste levensgenieting in deze verhalen contrasteert fel met Lebeau's ‘De laatste roos’. Hier beleven we met het hoofdpersonage, een vijftigjarige professor in de kunstgeschiedenis, het ontluiken van gevoelens waar hij uiteindelijk niet aan toegeeft. Het is zijn kille, verstandelijke zoeken naar formele perfektie dat hem, voor de tweede keer, belet die gevoelens een plaats toe te kennen in zijn leven. Die ultieme mislukking brengt hem tot rustige zelfaanvaarding. Piet van Akens verhaal ‘Grut’ kontrasteert, om andere redenen, al evenzeer met Vos' novellen. Van Aken beschrijft de veertienjarige jongen, Bliek, die met duistere schuldgevoelens en onbehagen zijn eigen lichamelijkheid en die van het meisje Stina ontdekt. De vage, nergens op gerichte en verontrustende zinnelijkheid van de puber staat diametraal tegenover de koesterende aanvaarding van de lichamelijkheid bij Mariquita. ‘De bruiloft van Kana’ door Clem Schouwenaars suggereert met een ondertoon van ontgoocheling de kille oorlog tussen man en vrouw. Zij vinden elkaar weer bij hun kinderen maar de ontgoocheling van hun tienjarig huwelijksleven wordt via de kinderen alleen maar omzeild en niet opgelost. De aparte toon van dit verhaal zorgt voor een interessante variatie op het eeuwige thema van deze bundel. (J.A.) VALEER VAN KERKHOVE, De gijzelaars, Davidsfonds. Romanreeks nr. 607, 1977-2. - Dit is het dagboek van een onvoorstelbaar vereenzaamde, naamloze man, die alle banden met het leven losgeweekt heeft. Hij wordt geobsedeerd door de vraag of hij al dan niet schuldig is aan de dood van vijf gijzelaars die tweeëntwintig jaar geleden, tijdens de tweede wereldoorlog, in zijn plaats terechtgesteld werden. De naamloze dagboekschrijver geraakte toen toevallig bij een verzetsdaad betrokken en dat avontuur heeft het verder verloop van zijn leven getekend. Het verhaal suggereert in een Kafkaiaanse sfeer, de uitzichtloosheid van een zich volkomen nutteloos voelende, in volslagen anonimiteit verzonkene mens; zijn werk is overbodig, de verzetsdaad werd door iemand anders gepleegd en alle relaties heeft hij afgebroken. Dat kille nihilisme vat het hoofdpersonage samen in de zin: ‘God, laat me nergens heen gaan’. Het open einde laat echter veronderstellen dat het antwoord op de obsederende schuldvraag het leven van het hoofdpersonage een andere wending zal geven. (J.A.) JAN VEULEMANS, De Zomer, De Clauwaert, Leuven, 285 fr. - Wat 'n sprong heeft de gekende dichter moeten maken om zo maar romanschrijver te worden! Maar néén, de dichter blijft! Ook als hij zich aan proza waagt. Zo wordt zijn ‘Zomer’, ondanks alles, van het begin tot het einde gedragen door een permanente geladenheid. Men zou het niet verwachten van een personeelschef of een doctor in de rechten. De poëzie die zich in hem eenmaal geopenbaard heeft, blijft in hem groeien en alles bevruchten, ook in de meest doodnuchtere levensomstandigheden. Hij blijft zichzelf. In deze hete zomer nu, waarin alles schijnt te kwijnen en vergaan, bereikt hij, wonderlijk genoeg, een hoogtepunt van leven en perfectie. In volkomen harmonie van poëzie en zakenkennis - zonder dat het een het andere schaadt - evolueert in hem deze nieuwe roman - dank zij zijn gerijpt kunstenaarschap - naar een waar meesterwerk. De geschiedenis van de firma Hageman speelt zich anders af in 'n ijzig, of liever ijzeren handelsmilieu, een milieu zonder ziel, waar het ten slotte bijna onmogelijk is echt mens te blijven. Uit die vreselijke, koele werkelijkheid put Veulemans een schat van heerlijke verworvenheden en wijze menselijkheid. Hij ruimt er zelfs plaats aan de liefde, want hij beseft dat in het minst mooie milieu de menselijke drang naar geluk blijft bestaan. ‘Er lag 'n scherp zonnelicht over de wereld, maar onder je huid bleef je 'n mens, waar je ter wereld ook bezig was...’. En... liefde is veel begoocheling en brengt ontgoocheling. Ook hier... In Jan Veulemans begroeten wij ten slotte een schrijver van formaat. Het Vlaamse volk verwacht nog ontroerend mooie dingen van hem. (J.v.R.) RIK SCHRAUWEN, Bladstil, poëzie. PR 80-875307-88; 100 fr. - Een opmerkelijke debuutbundel omwille van de continu volgehouden belangstelling voor het reële landschap en het eigenmilieu die telkens weer frisse beelden en eigen stemmingen reveleert. Een oergezonde wereld van fijne aandacht zonder mode- of clichétaal. Toch is de tweeslag van de kwatrijnen er de oorzaak van dat het telkens terugkerend nevenschikkend zinsverband, soms een relatiefzin, of de te zwakke syntaxis, de lezer niet helemaal verovert. (José de Poortere) PAUL VAN MORCKHOVEN, De Datzja, toneelstuk. Stenciluitgave. - De bedoeling van dit toneelstuk is het onderwerp te plaatsen in de tijd van Tsjechov en in de sfeer van zijn werk waarvoor de auteur een uitgesproken bewondering heeft. Het hunkeren naar Moskou en de latente voorspelling van Tsjechov op een toekomstige maatschappelijke evolutie werden opzettelijk iets duidelijker beklemtoond. Datzja betekent buitenverblijf. Rollen: de grootgrondbezitter, drie dochters, een schoonzoon, een ambtenaar, een rentmeester en een voedster. Voor een toneel kan het oordeel uiteraard slechts op uitvoering slaan, wat we de auteur toewensen. (jdp.) RENE TURKRY, Een geur van anijs; uitgave onder eigen beheer. - De dualiteit tussen agressie en gelatenheid, oerverbondenheid en oorsprongvervreemding, schraagt de poëtische visie van René Turkry in zijn voorgaande bundels. De aanvangscyclus uit dit nieuwe werk ‘Land van Mistral’, een panegyriek op de Provence, werd op dezelfde wijze be-aderd. Menselijke ingrepen, aangebracht op een decor van anijs, lavendel, pistache en wilde honing, zijn slechts aanvaardbaar in zoverre hun unificatie met het totale natuurbeeld voltooid werd. De stenen hebben zichzelf het zwijgen opgelegd De koelste kerk houdt de geur van anijs gevangen Brutaal echter ent de mens zijn zwammen op de schors van de natuur: Fabrieksschoorstenen vloeken boven de fluwelen flora De stad opent een vuilbak van gemartelde architectuur De stad wordt een rammelend Buchenwald Tijd is een zonderling begrip bij deze dichter: het wordt doorboord en ontvleesd, getransformeerd tot een weldoende middelaar. Slechts het gisten in het vat der jaren brengt de vurig gewenste harmonie tussen de natuur en de menselijke interventie erin. Geen wonder dan dat in de altijd weerkerende getijden van bezoedelen en purifiëren de metronoom van leven en dood constant gehoord wordt: Het kerkhof verbrijzelt de muur tussen arm en rijk Krot en paleis worden gelijk aan elkaar ‘Aven d'Orgnac’ sluit nauw bij de vorige cyclus aan. Het is de poëtische incarnatie in scherp contrasterende beelden, van de vlucht uit het landschap waarop voortdurend roofbouw wordt gepleegd, maar het enigma van zowel de tijdloze begrensdheid als de maagdelijkheid in deze grotten. Centraal, zowel thematisch als formeel, en o.i. uitermate belangrijk in de evolutie van René Turkry, staat in deze bundel ‘Zoenoffer’. Gebalanceerd tussen zijn niet te verdringen heimwee naar het ongerepte en het ervaren van knellende kluisters die hem binden aan een bezoedeld bestaan, zoekt de dichter ‘het couplet van de nachtschade herhalend’, hier zelfbevestiging in de bezinning over zijn poëzie als expressiemiddel. In feite wordt dichtkunst als zoenoffer geboren uit de finale innerlijke verscheurdheid tussen het bevroeden van een unieke roeping: De heuvels horen kamermuziek, op de bruiloft van het mateloze woord. en een latente angst tot falen: De herinnering aan cirkels schept vrede, de angst (schept) de stuurloosheid van vleermuizen {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} Word ik een vondeling onder een varen, Een misthoorn ver van de zee... De dichter die zijn ziel te luisteren legt aan de harteklop van de wezenlijke bestaanservaring (hier bewust gezocht in de ‘nature pure’) blijft een weifelaar, die zijn zoenoffer vooralsnog onvolmaakt en onvoldragen vindt. Zo triomfeert hij: Ik verenig mij met uw ademhaling Weinig later stamelt hij nochtans: Ik kan de delta niet omarmen, het verdronken paard niet halen de aren niet lezen...... (L.D.) boeken over kunst JAN SCHEPENS, Het buitenland over Benelux, Reeks: Documentaire constructies', Deel 1, 2 en 3, in eigen beheer (Houthulststr. 9, Brugge) 1976-1977; 100 fr. per deel. - De auteur heeft zijn leven lang, n.a.v. zijn zeer uiteenlopende lezingen, notities genomen over allerlei onderwerpen. Een ervan is de bejegening van de Lage Landen door auteurs uit de hele wereld. Terecht was hij de mening toegedaan dat deze notities niet mochten verloren gaan en hij heeft van zijn emeritaat gebruik gemaakt (o.a.!) om een keuze hieruit persklaar te maken. Zo heeft hij reeds drie ‘Cahiers’ - met Nederlandse en Franse tekst - gepubliceerd en hij heeft nog stof voor vier andere. Verbazend hoe vele auteurs over onze gewesten en de bewoners ervan hebben geschreven en hoe uiteenlopend hun oordeel. Voor pluizers en gewoon voor literatuurminnaars bieden deze cahiers een schat van gegevens. De notities zijn in elk cahier per auteur geklasseerd, dewelke auteurs alfabetisch zijn gerangschikt, wat het zoeken vergemakkelijkt. Ongetwijfeld een nuttig werk, gesneden brood voor wetenschappelijke verhandelingen. HUBERT VAN HERREWEGHEN, Verzamelde Gedichten, reeks De Gulden Veder, Orion Brugge, 490 fr. - Deze reeks biedt naarmate haar opbouw vordert reeds heel wat waardevol werk. Toch moet het mij van het hart dat deze bundeling van het werk van Hubert Van Herreweghen (o16.2.1920) mij meer dan de andere van belang lijkt. Niet alleen omdat zijn werk niet altijd zo gemakkelijk te krijgen is, maar vooral omwille van de artistieke betekenis van dit dichterlijk oeuvre. Wanneer ik zijn plaats naga in het poëtisch landschap van de levende dichters, zie ik wel in dat een uitstekend dichter als b.v. Anton Van Wilderode maatschappelijk gezien een veel grotere rol speelt door zijn talloze voordrachten, vertalingen en schoolhandboek, maar ik aarzel toch niet Hubert Van Herreweghen omwille van zijn poëzie belangrijk te noemen. De tragiek van dit leven is soms zo tastbaar in het woord geworden dat zijn poëzie hem mij echt dierbaar maakt. In mijn lijstje van geliefde dichters kan hij niet ontbreken. Vanuit zijn verzen voel ik het verlangen de biografische achtergrond, de persoon zelf beter te kennen. Het kan me gebeuren gewoon op een gedicht van hem in een tijdschrift te antwoorden zoals iemand die werd aangesproken. ‘De dood zuigt al mijn krachten uit’. Deze hartelijke, maar toch wat opgeschrokken en overgevoelige man doodt in het vlas de vonk niet van het religieus besef. Of om het anders te zeggen: in de menselijke schreeuw geeft hij het eindrijm niet prijs, de beheersing van het kwatrijn grijpt de angst en de moeizaamheid van dit leven, deze zieke in een trilling die volmaakt wil zijn. Niet voor niets heet een reeks verzen: ‘De mens heet Job’. De wezensechtheid kan men met verzen en anekdoten even aangeven. Is hij het niet die in 1949 op een ogenblik dat de experimentele revolutie uitbreekt samen plannen maakt met Hugo Claus, Jan Walravens, en anderen voor een tijdschrift dat ‘Janus’ moest heten? Deze openheid voor de vernietiging waarin de mens betrokken is en deze gebedsschreeuw om voorbij het voorhangsel van dit leven door te dringen tot God, deze reis van de demonische kolk naar een paradiso van vriendschap en liefde, begrijpt men het best vanuit zijn daensistische achtergrond. Wie de moeizame synthese van een dualistische tijd in zijn werk niet ervaart, heeft hem niet echt ontmoet, beseft niet dat deze dichter gelezen en herlezen moet worden en wat mij betreft sterk geprezen. (José de Poortere) Davidsfonds kartoenboek 10. Uitgegeven ter gelegenheid van de 15de wereldkartoenale te Knokke-Heist 1976, 120 blz. - Alle nuttige gegevens omtrent de organisatie zijn in het boek opgenomen dat tevens als katalogus is opgevat. Op één na zijn alle laureaten van deze wedstrijd erin opgenomen plus een lange rij geselecteerden. Als men het geheel doorloopt blijkt er een enorme belangstelling te zijn voor deze wedstrijd. De jury heeft de prijzen proper verdeeld tussen West-europese en Oost-europese landen. Je kan ze er beiden zo uithalen. Bij de West-europese inzendingen is er een tendens van vlugheid vast te stellen wat misschien kan verwijzen naar het werken in functie van tijdschriften. Publiciteit! De Oost-europese inzendingen zijn vaak meer uitgewerkt, ook intenser benaderd. Niettegenstaande de dikwijls politieke inslag die deze kartoens hebben, blijft vooral het plastische resultaat boeien. Ten slotte is er de vraag, wat moet een kartoen zijn? In de meeste gevallen blijft het bij een grap, een verhaaltje, een hekelprent, een anekdote en dergelijke dingen meer. De beste zoals o.a. V. Rencin, Tsjechoslovakije; A. Zakecki, Polen; Pecareff, Bulgarije stijgen boven deze oppervlakkigheden uit. In ieder geval felicitaties voor deze 10de uitgave aan het Davisdfonds. (J.T'K.) periodische uitgaven ⚫Neerlandia, 81e jrg. 1977 nr. 1 - Over uitreiking Visser-Neerlandia prijzen, het ontwerp voor een Nederlandse taalunie, spiegel van de Nederlanden (allerlei). PR. 408-7012041-73; 300 fr. ⚫Vlaamse Filmpjes nr. 1223 brengt van René Swartenbroekx ‘Het verhaal van Ilse Somers’ bekroond met de John Flandersprijs 1976. Uitgave Averbode. ⚫'t Kofschip 5e jrg. nr. 1 - Gedichten van Paul Wimmer (Wenen), Norbert du Mongh, Marcel Anckaert, Eddy Alfred Ots, Frans Cornelis, Alice Van Meirvenne, W. Kopelke, Frans Borremans, Gie Luyten, Gerrit Achterland, Cornelis Van Hoore, Maurice Trippas, Hort Wolff. Recensiewerk door Ignaas Veys, Roger Vanbrabant. Een verhaal van Romain John Van de Maele. Tijdschriftenrevue en kunstecho's. PR. 001-0473024-31; 300 fr. ⚫Getuigenis 22e jrg. nr. 1 febr.-mrt. 1977. - Artikels over schilder Stan Jennes, dichters Jan Vercammen, Maria Sesselle, 100 jaar Bayreuth, de rubriek ‘Op de boekenmolen’, gedichten van Wouter Kotte, Henk Huisman, Johanna Kruit, Jozef Vandromme, Willem Van Herckenrode, Moevakis, Gie Luyten, Patrick De Milt. PR. 001-0154547-05 (ASLK), 200 fr. ⚫AKVT-Kontaktblad 1977 nr. 4 april. - Over het toneel der rederijkers, lijst van toneelstukken, eenakters ter beschikking, een grime-kursus, verenigingsleven, bespreking van E. Albee: ‘Wie is er bang voor Virginia Woolf?’. PR. 000-0582916-43, 100 fr. ⚫Band 18e jrg. 15 april over verenigingsleven van de Vlamingen in Wallonië, kunstschatten door de Fransen geroofd, een verhaal van André de Ké, over Waalse volksmuziek. Adres: Annevoie, PR. 430-0681461-27, 250 fr. ⚫Ons Kanton 7e jrg. nr. 2. - Over taaltoestanden in Komen. PR. 000-0943330-05, 100 fr. ⚫Appel, driemaandelijks, 1977 nr. 1; Houtstr. 15, 3800 St.-Truiden. PR. 105.70.74, 200 fr. - Proza van Tijm Karlon, Arthur Spreutel, Lambert Swerts, Marc Coopmans, gedichten van Cornelis van Hoore, Willy Balyon, Thea van Domburg, Elfriede Hendrix, Gerrit Achterland, Frans Ceusters, Frans Cornelis, Georges Daemen, Valère Dekens, Nadine Elen, René Geldof, Han Grüschke, Ludo Hardy, Lou Heynens, André Heyvaert (Namen), Denise Hurdak, Bert Kooijman, Jan Latinne, August Leunis, Joris Neyens, Remakel Mirakel, Gie Luyten, Luc Pauwels, André Philippaerts, P. Schaek, Jean Severeijns, Miel Vanstreels, Jan Melis, Karen Van den Weghe, Luc Castelein, Linda Pietereil, Ann Knaepen. Verder literaire tips. ⚫Hart-slag, driemaandelijks tijdschrift, 1e jrg. nr. 1, maart 1977. Redactie: Kris Lenaerts, Jotie t'Hooft, Jacques 't Kindt (Nazarethse dorpweg 16, 9770 Kruishoutem), 250 fr. nr. 068-0633000-05; adres administratie: Hart-Slag Torenlaan 87, 8790 Waregem (Adrien Coucke). Het tijdschrift koos als adjectief: kreatief tijdschrift, wat o.m. blijkt uit de zeer talrijke illustraties. Naast verklarende brieven, een soort programmagetuigenis, zijn er beelden en teksten. U ontmoet naast de leden van de redactie: Paul Van Gijsegem, Geert Verhool, Rudi Nachtergaele, Sjors Vandooren, Johan Viaene, Maria Pitoors, Emiel Hoorne. {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} Vrije tribune Renaissance van het theater? Menigeen die deze titel ziet zal even de wenkbrauwen fronsen. Men leest en hoort toch precies het tegenovergestelde: ‘het theater kent een diepgaande malaise’, ‘men speelt voor zo goed als lege zalen’, ‘de subsidieputten geraken niet meer gevuld’, enz., enz. En toch durf ik spreken van ‘renaissance van het theater’! Weliswaar nog met een vraagteken en niet gepreciseerd: het vlaamse theater. Er zijn echter tekenen die er niet om liegen. Men is op vele plaatsen op de terugweg naar de bronnen. Alvast sommige theatermensen zelf dan toch. Wie de Italiaanse ‘Colombaioni’ aan het werk zag in authentieke ‘commedia del'arte’-stijl en meest altijd voor een meelevend en talrijk publiek bevroedt al iets. En nu zo pas weer hebben wij met onvermengde theatervreugde meegespeeld met de uitzonderlijke clowns van de groep ‘Divadlo na Provàzku’ uit Brno in Tsjechoslovakije, die ‘de geschiedenis van Adam en Eva (Am a Ea) speelden met een mimische virtuositeit die slechts de grootsten kenmerkt. De vele scholen voor mimeerkunst (Marcel Marceau e.a.) over Europa verspreid, hebben sterk bijgedragen tot het hervinden van de expressieve beweging en handeling. Het evenwicht tussen woord en gebaar werd hersteld. Dank zij het renouveau van de twintiger jaren was weer het ‘gebeuren’ de dominante geworden van de toneelSPEELkunst. Door het zich losmaken van de literatuur heeft het theater zijn eigen plaats in de rei der kunsten herwonnen. Maar wel ontstond daardoor de grote nood aan toneelschrijvers die het theatervak voldoende beheersen. Gelukkig hebben de regisseurs door hun transpositievermogen het toneel als voorstellingskunst in zijn volwaardige en veelzijdige eigenheid bevestigd. Dit bracht alvast met zich dat werken uit de klassieke letterkunde van alle taalgroepen, op voorwaarde van een levendige handelingskern, een rijke reserve boden voor de regisseurs met verbeeldingskracht en vakkennis. De twee polen die de vormgeving van het theater gingen beheersen waren het poëtische (niet als literaire faktuur) en het dynamische element van het scenisch gebeuren. En wanneer het mogelijk is, zoals wij konden meemaken in het Landestheater te Salzburg, dat een uitgesproken letterkundig werk als Georg Büchner's ‘Leonce und Lena’, dank zij de geïnspireerde regie van Johannes Schaaf, tot fascinerend theater wordt, dan is meteen duidelijk wat wij bedoelen met ‘terug naar de bronnen’ en ‘de renaissance van het theater’. Ook bij ons, als iemand als Tine Ruysschaert een lyrisch gedicht ‘In den beginne’ van Bertus Aafjes door haar expressieve présence en incarnatie tot zuiver theater maakt, dan gaan wij ook daarmede de weg van de ‘renaissance’ op. En het publiek dat vooralsnog zich loutert tot een kern van theaterbezetenen, zal onder de drijvende kracht van de eeuwige ‘homo ludens’ terugkeren naar de zalen, tempels, pleinen en kamers, hoe ze ook worden bespeeld als kijkkast of in het rond. Zij vragen alleen dat er gespeeld wordt, dat er goed gespeeld wordt en dat het mag meespelen, al is het dan slechts in de verbeelding. Ten bewijze nog het feit dat in de Antwerpse K.N.S. negen weken voor volle zalen werd opgetreden met drie zo uiteenlopende genre-stukken als ‘Wat nu kleine man’, ‘Eén vloog over het koekoeksnest’ en ‘Het geld ligt op de bank’: alle drie stukken, hoe verschillend ook, waar het merkteken speeltheater’ op toepasselijk is. De vermaarde ‘verfremdung’ van Brecht dient m.i. niet anders begrepen dan ‘bewust spelen van het SPEL’. Wanneer ook Shakespeare's England zich kan verheugen in produkties van de zuiverste toneelkwaliteit, met een pleiade van uitzonderlijke regisseurs en spelers, dan mogen wij getuigen dat het theater niet verloren is, maar blijkbaar de loutering van de artistieke krisis gaandeweg overwint. Ook bij de lekenspelers in tal van landen: Polen, Tsjechoslovakije, Oostenrijk en Italië heeft men de weg naar de bronnen teruggevonden. Bij ons is het een verheugend verschijnsel dat het onverdroten harde werk van iemand als Lea Daan zichtbare vruchten afwerpt. En wij juichen het met geestdrift toe als iemand van haar oud-leerlingen: Jeannine Bernaus, zich bij de liefhebbers totaal inzet voor het bewust en expressief gebruiken van het lichaam, door haar kursus ‘bewegingsleer’ en zijn toepassing op hun spel. Wij kunnen, om te eindigen niet nalaten te herinneren aan een woord van Lode Geysen z.g., kort voor zijn dood in 1938: ‘Het theater als kunst voor de massa heeft afgedaan, maar er zullen zich kernen en elites vormen die de eeuwige waarden van het toneel onder de vorm van “realiteitstheater”, dit is de nieuwe realiteit van het gebeuren op de scene, zullen levend houden’. En ondanks de positieve tekenen van een kans op ‘renaissance van de toneelspeelkunst in de wereld’ is het toch met een zekere weemoed dat wij bedenken dat Lode Geysen en Renaat Verheyen († 1930) onze meest markante regisseurs van toen, die ons veel te jong ontvielen, dan reeds de weg kenden naar de bronnen van het poëtisch-dynamisch theater: enige kans voor het overleven van de ons zo dierbare kunst. (Rik Jacobs) ⚫Van de deken der Vrije faculteit Letteren en Menswetenschappen te Rijsel de heer M. Spanneut ontvingen we volgende bedanking: ‘Vous m'envoyez régulièrement votre magnifique Revue “Vlaanderen”. Je viens de recevoir votre numéro consacré à Rubens, votre contribution à l'année Rubens... Je suis en admiration, constamment, devant la qualité de votre périodique et ce dernier numéro est évidemment un chef d'oeuvre. Flamand, fidèle à la langue “maternelle” de mon petit coin de Flandre française, j'ai l'avantage de pouvoir vous lire à peu près. Souvent je fais profiter aussi mes collègues de vos splendides images. La pauvreté de nos facultés catholiques de France ne permet pas de nous abonner à des Revues qui ne soient pas strictement urgées par nos spécialités. Veuillez m'excuser de rester votre obligé’. ⚫Om ook de zelfkritiek een plaats te geven citeren we uit de overigens hartelijke brief van Ludo Simons: ‘Overigens alle lof voor het Demedtsnummer, met alleen deze blaam dat je Tante Isa op ontoelaatbare wijze aan Luc Indestege hebt gekoppeld!’. ⚫Omdat wij reeds een aantal leden-kunstenaars uit Nederland hebben, werd de principiële vraag of wij debutanten uit Nederland met dezelfde gastvrijheid kunnen onder de aandacht brengen van onze lezers door de redactieraad algemeen positief beantwoord. Laten we maar hopen dat de feiten ons dwingen ons tijdschrift ooit eens ‘De Nederlanden’ te noemen. ⚫Uit Rome schrijft ons Dra Gerda van Wondenberg op 20 april: ‘Hierbij zeg ik U hartelijk dank voor het mooie nummer van Uw tijdschrift “Vlaanderen” over “Rubens in de Vlaamse Kerken”. Ook in Italië (Rome) zijn verschillende herdenkingen van Rubens dit jaar aan de gang’. ⚫Vanwege Mevrouw Huygh-de Keuster, bij ons bekend als ons medelid Irina Van Goeree, de bekende schrijfster, ontvingen we als antwoord op onze blijken van christelijk medeleven met de dood van haar echtgenoot Herman Huygh, architect, een doodsprentje met volgend gedicht van Anton Van Wilderode. Herinneren we er nog aan dat de dierbare overledene in 1970 architect was voor de Sint-Pauluskerk in Antwerpen. De stilte zal ik zijn nààst jou, - heb je gezegd toen je geen hoop op leven werd gelaten, hààr hand gevat, vermoeid van moeilijk praten en traag je hoofd tot slapen neergelegd voor wat geen slaap meer werd. De zachte dingen doofden bedroefd in je bewustzijn uit: de boeken die zij schreef, herinneringen aan reizen en geluk, het zalig huis en het vertrouwd profiel van hoge kerken die je mocht bouwen, vaderlijk bezield, - een zoet verbond van droom en dapper werken dat je kort leven lang bewogen hield. Nu ben je voortijds thuisgekomen bij de Heer die je in eenvoud rustig hebt beleden. Wij, met verdriet en almacht van gebeden gewapend en gekwetst, zien je tóch weer. Anton van Wilderode Zoekertje René Duyck Pastorieweg 3, 8310 Brugge zoekt West-Vlaanderen jg. 1952 (2, 3, 4, 5, 6) - jg. 1953 (1, 2, 3, 6) - jg. 1954 (2, 4, 5, 6). Errata: Vlaanderen nr. 156 p. 59. De dichtbundel ‘Een reiger van klei’ is van Gery Florizoone, niet van Fernand Florizoone. {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} Korte golf Plastische kunsten ✩Gonda Aelst, tekeningen en schilderwerk in Open Atelier Nijmegen, tot 22-4. ✩Schilderijen en tekeningen van Robert Arens, Vrije jongensschool Zele-Kouter, tot 22 febr. (Kultuurkring Bruegel). ✩Gouaches en aquarellen van Sonja Rosalia Bouters, ‘Het Veer’ Schellebelle (‘Neleboetik’) tot 11 april. ✩Kunstschilder Staf Beerten Huize Ernest Claes Zichem tot 12-4; BP-Building Antwerpen tot 8-5. ✩Schilderijen van Greta Berckmoes-Cartreul tot 11-4, Latemse galerij Latem. ✩Werk van Jean Bilquin, Ren Ivens, Suz. Thienpont, Lieve van Calberghe, Roger Vansevenant, Ludo Verbeke, José Vermeersch, Roger Vervisch permanent in gal. Gh. de Gryse te Tielt. ✩Werken van Jaak Blommaert, Kollekasteel Mariakerke tot 3-4. ✩Schilderijen van Frank Bogaert (Egem), Studio Intercom Kortrijk tot 21-3. ✩Schilderijen en aquarellen van Alfred Bollaert, gal. Akkermans, Merksem tot 29-3. ✩J. Bossaert introduceerde de tentoonstelling Gonda Aelst (Nijmegen). ✩‘De vrouw en het insekt’, etsen van Willy Bosschem, gal. Atelier Oostende, tot 25-4. Kwam voor de Vlaamse T.V. op 12-4. ✩Zeegezichten van marinist Rik Bourguignon, Diegem, Cult. Centrum Marga-kasteel tot 29-3. ✩Etsen van Walter Brems, Neleboetik in ‘Het Veer’ Schellebelle, tot 11 april. ✩De Veurnse kunstschilder André Bulthé, organiseerde als stichter van de groep ‘Diagonaal’, een tentoonstelling in het Gemeentehuis te De Panne van 2 tot en met 17-4-77 (samen met Jan Hoever, Pol Doise en Antonia Leye) en nam deel aan de groepexpo ‘7 x Veurne’ in het Museum van Religieuze Kunst Oostende in april. ✩Werken van Willy Ceyssens in De Keunenhoek te Budel tot 24-4. ✩Kunstschilder Raoul Chanet, Gal. Esschius Begijnhofpoort Diest, tot 10 mei. ✩V.T.B.-Gent organiseerde op 26-3 een geleid bezoek aan het atelier van Marcel de Backer. ✩De pastellist Theo de Boeck, gal. da Vinci, Waregem tot 31-3. ✩Recent werk van A.N. Debruyne, St.-Michielsgalerij Gent, tot 7-4. ✩Letterkundige Remi de Cnodder leidde de tentoonstelling in van Perry Cotta (Merksem) en van Constant Lambrecht (Campo, Antwerpen). ✩Letterkundige Karel de Decker leidde de tentoonstelling in van Maria Visée, Chris Goris en Ward Stijnen (Klein Willebroek) en van Rik Vriens, Herman Erkelbout en Jan Jooris (Hallaar). ✩Graficus en kunschilder Regnier De Herde, Kerkenhoek Latem tot 27-3. ✩Kunstschilder Raoul Dekeyser, Drieghe Wetteren, tot 5-4. ✩Graficus Jo de Meester exposeert in de Korre te Brugge van 30-4 tot 28-5. Een aflevering van de ‘Bladen van de Poëzie’ (Orion, Brugge) werd aan zijn werk gewijd. ✩Kunstschilder Armand Demeulemeester, atelier Wittentak Ronse, tot 8-5. ✩Kunstschilderes Mia Deprez, gal. Vanhoutte Bavikhove van 5 tot 31-5; gal. Dauwe, Zele tot 27-4. ✩Kunstschilder Hugo de Putter, Princekouter Ronse, tot 20-3. ✩Schilderschool Marthe de Spiegeleir, rookzaal Schouwburg Kortrijk, tot 17-4. ✩Jan D'haese deed de vernissage van de tentoonstelling Maurice van Saene (Tielt) evenals Fred Haezebroeck en Benny van Groeningen (Mechelen). ✩Erik Duverger sprak over ‘Bisschop Triest als kunstliefhebber en maecenas’ in Kasteel Cortewalle te Beveren, het geboortehuis van de bisschop (o1577) n.a.v. de eeuwfeesttentoonstelling die er plaats had in maart ll. ✩Olieverf, aquarel, pastel en monotype van Gerty Hoewaer, Cult. Centrum Heusden-Zolder, tot 3-4. ✩Graficus Gène Eggen maakte een platenboek met gedichten van Bert Willems; beperkte oplage, mapvorm. Evenzo illustreerde hij een dichtbundel van Willy Balyon en Frans Meertens. ✩Potloodtekeningen van Edgar Ernalsteen, de Braekeleergalerij Antwerpen tot 31-3. ✩Kunstschilder Felix Everaert, C.C. Affligem, 24-6 tot 11-7. ✩Albertine Eylenbosch, grafiek en schilderwerk, Gem. Tentoonstellingszaal Borgerhout, tot 12-4. ✩Kunstschilder Prosper Feyaerts, Standaard Galerij Antwerpen van 2 tot 19-4. ✩Kunstschilder Dré Gastmans tot 11-5 in gal. Konvent, Lier. ✩Graficus Gerard Gaudaen leidde de tentoonstelling ‘Hedendaagse Poolse Ex-libris’ in te St.-Niklaas op 20-3 (Stedelijk Museum). Linografieën van Gerard Gaudaen, Neleboetik ‘Het Veer’ Schellebelle, tot 11 april. ✩Letterkundige Roger Geerts leidde de tentoonstelling in van Alicia Rymowicz (Merksem). ✩Kunstschilder Stephan Gorus, eigen atelier, St.-Rochusstraat 16 Dendermonde, tot 28-3. ✩Kunstschilder Marcel Herreman in zijn nieuw atelier en galerij, Ommegangstraat 10, Kluisbergen-Kwaremont, elk weekend. ✩Retrospectieve Vic Heyman (Ekeren), Hof de Bist Ekeren, 10 tot 26-6. ✩Jaklien illustreert het nieuwe kinderboek van Mariette Vanhalewijn: ‘In het Hollebolle Bomenland’. ✩Emiel Janssen, Landschappen in Atlantic Oostende, tot 8-5. ✩Editie Utopia-voorstelling van Hélène Keil en Jos Jans, gal. Esschius van Ransthuis Tienen, tot 3 mei. ✩Kunstschilder Juul Keppens, Atelier Lebbeke tot 24-4. ✩Graficus Ghislain Kuyle, gal. St.-Hermes Ronse, tot 7-3. ✩Kunstschilder Constant Lambrecht, gal. Campo Antwerpen van 25-3 tot 6-4. ✩Kunstschilder Victor Lecossois tot 13-4 in gal. de Vuyst, Lokeren. ✩Beeldhouwer Vic Leemans en zijn vader Jef (dir. Academie Vilvoorde), Danish Tavern Drakkar Oostende, april. ✩Recent werk van Jan Leenknegt (Kwaremont), gal. Apollo Kuurne tot 2 mei. ✩Batikschilderijen van Lut Lenoir, gal. Marg. de Boevé Assenede, tot 24-4. ✩Aquarellen en tekeningen van Frans Luyckx, gal. Vandenboom Deurne, tot 25-4. ✩Kunstschilder Pol Mara, Kunstcentrum Aktueel, Gent tot 16-4. ✩‘De Apokalyps’: schilderijen, tekeningen en etsen van Frans Minnaert, bij Piet Bekaert Design, tot 28-5. ✩Jo Noreille verzorgde de avond ‘Spot in blik’ op 27-2 in de Boekenweek te Menen. ✩Kunstschilder Marcel Notebaert, Kunstatelier Depypere Kuurne, tot 9-4. ✩Kunstschilder Jan Oosterlinck, gal. Ladeuze Etikhove tot 28-4. ✩Werken van Beatrice Papeians de Morchoven, gal. Desimpel Heule, tot 28-3. ✩Hilde Pijl (echtg. van Roeland D'Haese), recent werk, Cult. Centr. Affligem tot 11-4. ✩Beeldhouwwerken van Rik Poot (Grimbergen) in gal. Ghislaine de Gryse te Tielt gedurende de maand april. ✩Kunstschilder Jean Rigazzi (Schoten) Hof de Bist Ekeren, van 6 tot 29 mei. ✩In Grafiek 50 te Wakken: Staf Renier tot 24-4. ✩Schilderijen van Sabine Rommens, Stadsschouwburg Kortrijk, tot 17-4. ✩Schilderijen van Alicia Rymowicz, gal. Akkermans, Merksem tot 10-5. ✩Raoul Servais presenteerde te Oostende zijn nieuwe animatiefilm ‘Het lied van Halewijn’, die tot stand kwam op initiatief van de Italiaanse T.V. Het werd aan de kust gesitueerd. ✩‘Geschonden Landschap’, zeefdrukken van Roger Serras, Trio Gent, tot 10-6. ✩Werken van André Seurynck, gal. Kerkenhoek Latem tot 24-4. ✩ABP-afdeling Antwerpen-Limburg zal met de opbrengst van het persgala in de KVO op 4 februari jl. een kunstglasraam van Georges Staes aanbieden aan de Antwerpse bevolking. Het zal in de wandelzaal van het Antwerps stadhuis worden geplaatst. ✩Kunstschilder Hubert Stevens, gemeentehuis Emelgem, 17 tot 27 juni. ✩Kunstschilder André Seurynck, gal. Maria van Bourgondië, Brugge tot 5 mei. ✩Striptekenaar Marc Sleen werkte herhaaldelijk mee aan het dierenprogramma ‘Allemaal beestjes’ (Vl. T.V.). ✩De Haagse kunstschilder Toon Snijders in gal. Drijepondt Brugge, tot 1-5. {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} ✩Beeldhouwer Pol Spilliaert tot 11 april in Galerij Atelier Menen. ✩Lentesalon van graficus André Sorel, Huze Ulenspiegel Kortemark, tot 3-4. ✩‘Nocturne e.a. lito's van Jin Stragier, Zeedijk Blankenberge. ‘Nocturne’ werd uitgegeven door Lithographie Editions Scheerlinck (Blankenberge). ✩Tekeningen en schilderijen van Francine Tavernier, Propogandacentrum Stadsbedrijven tot 27-3. ✩Kunstschilder Roger van Belleghem, gal. Verwee Knokke-Zoute, juli-oogst en weekends. ✩Schilderijen en grafiek van Jos Vancraeynest, café ‘De gouden pluim’ Tielt, tot eind maart (atelier: Kasteelstraat 47, Meulebeke). ✩Grafiek van Frank-Ivo van Damme, gal. Mylène Heist-op-den-Berg, tot 28-4. ✩Schilderijen en tekeningen van Moniek Van Damme, Gemeent. Tentoonstellingszaal Borgerhout, tot 12-4. ✩‘Vervreemding’, tentoonstelling van beeldhouwwerk van Rita Vandekerckhove, Flat 5 Brugge, in maart. ✩Kunstcriticus Raf vanden Abeele leidde te Latem de tentoonstelling in van Greta Cartreul. ✩Kunstschilder J.P. Vandenberghe tot 12-4, gal. Hendrik de Braekeleer Antwerpen. ✩Grote collectie beelden, tekeningen en schilderijen van Robert Vandereycken tot 26-3, Bank Brussel-Lambert te Hasselt; nadien te Antibes (Fr. Rivièra). ✩Kunstschilder Jaak Vanderheyden in gal. S 65 Aalst tot 16-5. ✩Recente werken van Marc Vanderleenen Cultureel Centrum de Warande Turnhout tot 17-3. ✩Kunstschilder Maria van Honacker (Oudenaarde), gal. Malpertuis Kluisbergen-Kwaremont tot 4 mei. ✩Beeldhouwwerk, keramiek en schilderijen van Toon Vanmechelen, Faculty Club Leuven, tot 30-4. ✩Kunstschilder Alfons van Meirvenne, Galerijzolder Kruibeke tot 24-3. ✩Kunstschilder Leo Van Paemel, gal. Waumans tot 6-4. ✩Schilderijen en tekeningen van Maurice van Saene, gal. Ghislaine De Gryse Tielt, van 6 tot 22-4. ✩Schilderijen van Roger Vansevenant, The Gallery Torhout, tot 9-4. ✩Kunstschilder Eddy Verfaille, Gem. feestzaal Ingelmunster tot 22-5; gemeentehuis Emelgem, 17 tot 27 juni. ✩Kunstschilder Louis Verheyen, Gem. Tentoonstellingszaal Borgerhout, tot 29-3. ✩Ernest Verkest deed de inleiding van de tentoonstelling Roger Bonduel (Tielt). ✩Recent werk van Miel Verlinde (Assebroek) VTB-Studio-G. David, Brugge tot 28-4. ✩Beeldhouwwerk van José Vermeersch, kunstatelier Depypere Kuurne, tot 9-4. ✩Kunsthistoricus Dr. Valentin Vermeersch sprak over ‘Grafmonumenten te Brugge’ op 29-3 in het Groeningemuseum te Brugge; hij publiceerde dit werk bij Uitg. Raaklijn. ✩Marleen Verplancke, eerste persoonlijke tentoonstelling van borduurwerken, gal. Ebes, Knokke-Heist, tot 2-5. Inleider was Senator Albert Bogaert. ✩Kunstschilder Marcel Vervaet, Stationsstraat 13 te Lokeren tot 27-3. ✩Kunstschilder Raymond Verstraeten, gal. Deurlica Deurle, tot 24-4. ✩Naïeve kunst van Joseph Willaert, Hiltonhotel Brussel in april. ✩Recent werk van Dirk Wildemeersch in De Keunenhoek te Budel (Nd.) tot 24-4. ✩Schilderijen van Lydia Wils, gal. Maeyaert Oostende, april. Muziek, toneel en film ✩Tine Balder draagt op het 40e V.N.-Zangfeest het gedicht ‘Arm Vlaanderen’ van Albert de Longie voor (15-5). ✩‘Jef’ van Martine Berks werd door het Mechels Miniatuurteater gecreëerd (o.a. Hasselt Cult. Centrum op 24-3). ✩Nini Bulterys, de bekende pianiste en muziekpedagoge aan het Antwerpse Conservatorium en het Lemmensinstituut, is ingetreden in het contemplatieve klooster te Bilzen (slotzusters). Zij is laureate van de wedstrijd ‘Koning Elisabeth’ en eerste prijs van het conservatorium. ✩‘Divertimento’ (1975) van Peter Cabus werd uitgezonden op 18-4 door BRT-3. ✩‘Episodes’ op. 10/1973 van Frits Celis kwam op BRT-3, vrijdag 8 april. ✩‘Quattro Movimenti’ van Roland Corijn werd op plaat uitgegeven (Cultura 5073-N2) samen met het werk van enkele andere Tenuto-laureaten, door de zorgen van het Min. v. Ned. Cultuur. Uitvoering door de Antwerpse Philharmonie. ✩‘Concerto voor piano en orkest’ van Jan Decadt stond op het programma van BRT-3 op 7-4. ✩In regie van Jo Decaluwé brengt kamertheater NET (Gent) ‘Wanneer heb je mijn moeder laatst gezien?’ van Christopher Hampton. Decors van Hendrik Lippens (St.-Lucas, Gent). Jo Decaluwé regisseerde ook ‘Brief Lives’ (J. Aubrey) in T19 te Brugge en in de Arcaschouwburg te Gent, evenals de André Demedtshulde in de stadsschouwburg te Kortrijk. Hij was de figuur van het BRT-programma ‘Kramiek’ op 17-4. ✩‘Suite voor blaasorkest’ van Emiel De Cloedt werd onder zijn leiding door het Brugs Koperensemble voor BRT-3 uitgevoerd op 16-4. ✩‘Kinderspelen’ van Marinus de Jong werden uitgevoerd voor BRT-3 op 1-4. Zijn ‘Habanera op. 62’ op 20-4. ✩Guy de Mey (tenor), Wim de Moor (viool) en Johan Lybeert (piano) concerteerden op 11-3 in de Provincieraadzaal te Gent. ✩Organist Stanislas Deriemaecker concerteerde te Las Pinas (Philipp.) voor het 2e Bamboeorgelfestival. ✩Het Brugse Veremanskoor o.l.v. Roger Deruwe trad o.m. op voor BRT-3 met Tinels ‘Missa in honorem BMV’ (1-4). ✩Operadirecteur Sylvain Deruwe bracht een schitterende vertolking van de hoofdrol in Wagners ‘Parsifal’ in de KVO te Antwerpen op Pasen. ✩Aan musicus Ignace De Sutter werd een ‘Ten Huize van...’ gewijd door Joos Florquin (Vl. T.V.). ✩Bert de Wildeman regisseerde groep Antigone in ‘Dansen op kristal’ van Luc Vilsen, ‘Con Amore’ (H. Keuls) en ‘Suiker’ (Claus). ✩Hobo Paul Dombrecht houdt een recital op 16-5 op het stadhuis te Tongeren (Basilicaconcert), evenals voordien op 13-3 voor Pro Arte Aalst met het Vlaams Kamerorkest van Brussel. ✩Tinels ‘Orgelsonate’ wordt op 30-4 uitgevoerd door Chris Dubois in het kader van het Tinelconcert van het ‘Kortrijks gemengd Koor’ in St.-Rochus te Kortrijk. ✩Het Nieuw Ceciliakoor o.l.v. François Dubois luisterde de rouwdienst op van meester Lode de Vocht op 1 april. Volkszangen van de Vocht werden hierbij door alle aanwezigen gezongen. ✩De ‘F.A.I.R.-Orkestsuite’ van Guy Duijck werd op 24-4 uitgezonden door BRT-3. ✩Ast Fonteyne leidde de tentoonstelling in van Edgar Ernalsteen (Altea Sp.) te Antwerpen. ✩Katrijn Friant (piano) en Maurice Verstuyft (fluit) concerteerden op 18-3 in de Provincieraadzaal te Gent, met werk o.a. van Gabriel Verschraegen. ✩De Schola Cantorum Cantate Domino o.l.v. Michaël Ghys voerde de Johannes Passion van Bach uit te Aalst (St.-Martinus, 30-3) en te Destelbergen (Pius X, 3-4). Verder ‘Davids Psalmen’ van Schütz en Bach te Leuven (stadhuis, 4, 5, 6-4) en op de Vlaamse T.V. (Pasen). ✩Mariette Jacobs leidde het Angelakoor (Mechelen) o.m. in St.-Jozefsziekenhuis te Mechelen (witte donderdag), in St.-Rombouts (Pasen, ‘Missa St.-Lutgardis van Flor Peeters) en in de abdij van Tongerlo (24-4, Franse Europese week). Van 11 tot 21 juli maakt het koor onder haar leiding een concertreis naar Caen en Lourdes. ✩Onder artistieke leiding en regie van Leo Laerenbergh speelde Teater Konvent ‘Hendrik VIII en zijn vrouwen’ (H. Gressieker) op 11 en 13-3 in Centrumteater te Antwerpen. ✩Toneelkring Thespikon creëerde ‘De bronzen vlinder’ (William Golding, vert. R. Donvil) in een regie van Leo Loomans (stadsschouwburg Leuven). De toneelkring gaat uit van het St.-Pieterscollege. ✩Zuster Maria-Rita (A. Soens) leidde de ‘Wase Lijsters’ in de T.V.-mis in St.-Livinus-Gent op 27-2 met o.m. een compositie voor orgel van Jos d'Hollander op een gedicht van José De Poortere ‘Prijs Jezus’. ✩Kunstschilder Jean Rigazzi (Schoten), Hof (cello) hielden een recital op 4-3 in de Provincieraadszaal te Gent. ✩De Leuvense Reinaertghesellen presenteren in mei in regie van Hein Nackaerts ‘Vis voor vier’ (W. Kohlhaase en R. Zimmer). ✩Koormuziek van o.a. Vic Nees komt voor op de nieuwe LP Alpha SP6032 ‘Monumenta Belgicae Musicae’, in een recital van Gabriel Verschraegen. Vic Nees leidde het BRT-Omroepkoor o.m. voor het Openbaar Concert van 24-4 in het Stadhuis te Leuven. ✩De ‘Missa St.-Lutgardis’ van Flor Peeters werd op Pasen in St.-Rombouts te Mechelen uitgevoerd, met hemzelf aan het orgel. Zijn {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Concertino op 122’ werd door BRT-3 uitgevoerd op 8-4 door Raymond Schroyens en Kamiel D'Hooghe. ✩Het Westvl. vokaal Ensemble en het Collegium Instrumentale Brugense bracht o.l.v. Patrick Peire Bachs Johannes Passion te Ukkel (St.-Paulus 29-3) en te Brugge (St.-Walburga, 30-3), evenals in St.-Maartens te Sint-Truiden (1-6). ✩Het Kafkateater (Rabotstraat Gent) organiseerde in maart een nieuwe reeks poëzierecitals van Tine Ruysschaert. Mooi programmaboekje, met muziek van en door Dirk Verschraegen. Zij luisterde ook de proclamatie op van de 7e Voordrachtwedstrijd H. van Peene te Gent op 5-3. ✩Het koor van het Lemmensinstituut bracht o.l.v. Paul Schollaert Bachs Johannes Passion te Heverlee (Jezuïetenkerk, 31-3 en 1-4). ✩Het Antwerps Kathedraalkoor o.l.v. Jan Schrooten houdt op 9 en 10 mei zijn jaarconcert in de Sint-Andrieskerk met muziek uit Rubens' tijd o.m. Monteverdi, Corn. Verdonck en Andries Pevernage. Verder een Passieconcert met de Johannespassie te Brasschaat (1-4), in de Kathedraal in de goede week en in St.-Jacobs met de Matthäuspassion. ‘Singing in London’ was een radiodocumentaire over het optreden van het koor in Engeland in juli II. (BRT 6-2). ✩De ‘Pianosonate’ van Raymond Schroyens werd op 17-4 uitgevoerd voor BRT-3. ✩Jos Swinnen leidde het Heverleese Arenbergkoor bij de uitvoering der ‘Markuspassion’ van Reinhard Keiser († 1739). ✩Marcel Valgaeren leidde het Koperkwintet o.m. in de abdij Tongerlo (24-4). ✩Het Knapenkoor ‘In Dulci Jubilo’ bracht o.l.v. Marcel van Daele passiecantates van Bach te St.-Niklaas (college, 3-4) en Gent (Minderbroeders, 4-4). ✩‘Alfa-Omega’ van Anton van Wilderode wordt in regie van Remi van Duyn in november gecreëerd door het Instituut der Grauwe Zusters te Roeselare. ✩De Orfeo van Monteverdi, o.l.v. Jos van Immerseel, zal opnieuw door de KVO van Antwerpen geprogrammeerd worden op later te bepalen data m.m.v. het Ministerie van Cultuur. ✩Kristiaan van Ingelgem bespeelde het clavecimbel o.m. voor de Johannespassion van Bach te Aalst en te Destelbergen, met Cantate Domino. ✩De novelle ‘Ik zag Cecilia komen’ (F. Timmermans) werd in een TV-bewerking van Teresa van Marcke opgevoerd door de Vlaamse T.V. (13-4). ✩Van Paul van Morkhoven verscheen zijn nieuw toneelstuk ‘De Datzja’, dat speelt in Rusland. Zijn nieuw blijspel ‘Pierre en Pauline’, een drieakter, werd gecreëerd in de Mechelse schouwburg door ‘De Moedertaal’ op 6 febr. in een regie van hem zelf. Beide stukken kan men bestellen bij Aimo, Frankrijklei 128, 2000 Antwerpen. ✩Het Westvlaams orkest o.l.v. Dirk Varendonck o.m. op 15-4 in de kerk van Wingene: Beethovenconcert. De Mathäuspassion van Bach op 6-4 in de H.-Hartkerk te Knokke. Een Jeugd- en Muziekconcert op 21-4 in de stadsschouwburg te St.-Niklaas en een religieus concert op 22-4 in de O.-L.-Vrouwkerk te Ruiselede. ✩In regie van Jan Vercruysse speelt de Roeselaarse Toneelgilde Volksveredeling ‘Dokter Knock’ van J. Romains (april). ✩‘Dansen op kristal’ van Luc Vilsen werd door Antigone opgevoerd o.m. te Kortrijk op 18-3. ✩‘Katelijne’ van Yvonne Waegemans werd succesvol opgevoerd door de Nieuwkerkse toneelgroep ‘De vlasbloem’. De auteur feliciteerde zelf de acteurs. ✩‘Vier liederen’ van Peter Welffens werden op BRT-3 voorgedragen op 5-4; zijn ‘Vier miniatures voor blazerskwintet’ (1960) op 15-4. Letterkunde ✩Letterkundige Johan Ballegeer presenteerde de tentoonstelling André Seurynck te Brugge. ✩Aan de presentatie van Willy Balyons dichtbundel ‘Signalen van mensen wil ik geven’ in de stadsschouwburg werd een literaire namiddag verbonden van de V.L.A. (o.a. Dries Janssen, Mya Maas, Maurice Trippas, Marlène Hommes, Cor Bertrand, Gie Luyten). De dichtbundel verscheen bij Inter Limburg Heerlen (145 fr.). ✩Weldra verschijnt in de reeks ‘4 bundels van debuterende dichters’ (Stichting Opwenteling, Eindhoven) werk van Jan Biezen. Opwenteling is een Dichterssamenwerking voor presentatie van poëzie (St.-Lambertusstraat 10). Jan Biezens derde dichtbundel ‘De Beuk’ verscheen te Amsterdam. ✩Van Carlos Callaert verscheen bij Manteau de roman ‘De apostelen van Jako’ 179 blz.). ✩Van Jan Cocle verscheen ‘Driehonderd jaar Grauwzusters-Franciskanessen te Roeselare’. ✩Dr. Michiel de Bruyne leidde de publicatie van het jaarboek van het Roeselaars Geschiedkundig Genootschap (250 fr. pr. 000.0405104.32 M. Debruyne, Rumbeke). ✩Karel De Decker publiceerde onlangs ‘Kent u ze nog... de Willebroekenaars?’ en ‘Nieuw Willebroek in oude prentkaarten’ bij de Europese bibliotheek te Zaltbommel, evenals de tweede druk van zijn ‘Museum De Bres te Ruisbroek’. ✩Letterkundige Jozef Deleu sprak op de 26e Conf. der Nederl. Letteren te Groningen over onze taal en cultuur in Frans-Vlaanderen. ✩Letterkundige André Demedts leidde de tentoonstelling Toon Snijers in te Brugge. Hij sprak over Frans-Vlaanderen op 15-3 voor de kring ‘Samen Onderweg’ te Oostende. ✩Letterkundige Clem de Ridder leidde de tentoonstelling in van Rik Bourguignon (Diegem). ✩Jacques Fieuws leidde een Goede Week-literaire avond in in 't Leerhuys te Brugge op 28-3, waar ook Tine Ruysschaert poëzie voordroeg. ✩Dr. Johan Fleerackers hield een belangrijk referaat over ‘De grote opties van het Nationaal Cultuurbeleid’ op 18-12-1976. ✩Het ‘Ten huize van... XIII’ van Joos Florquin dat dit jaar verschijnt in de Keurreeks van het DF bevat gesprekken met G. Hagedoorn. Haanstra, W. Vandersteen, G. Knuvelder, P. de Vree, Denys Dille, W. de Meyer, Schillebeeckx e.a. (320 blz., 215 fr.). ✩Van onze medewerkster aan het Rubensnummer Rita Hostie zal onder de auspiciën van de V.T.B. te Edegem, uitgeverij De Belder, ‘Afspraak te Antwerpen met Rubens’ verschijnen. Met kleurenreprodukties. ✩Dr. Paul Huys leidde de tentoonstelling in van Romain Goeters (St.-Niklaas). Hij was ook co-auteur van een grote huldemonografie Jos Verdegem pas verschenen bij de Arcade (met cataloog van zijn grafisch oeuvre). ✩De Antwerpenaar Kasperman debuteert als romancier in het DF met ‘De bevrijding van klerk Lanek’, een verhaal van een kleine man in de nabevrijdingstijd. ✩In ‘Lannoo's juniorboeken’ verschijnt ‘Paultje, ze gaan weer vechten. Rondom de geschiedenis van een uitroeiingskamp’ van Gie Laenen (144 blz., 160 fr., voor 10 tot 14 j.). ‘Walter, een levensloop’ van Gie Laenen werd uitgezonden door BRT-1 op 3-4, een zeer belangwekkende productie met één tekst door één acteur uitgesproken. ✩Gedichten van Pol le Roy werden door Brigitte Tyteca voorgedragen in gal. Nietvelt te Brasschaat. ✩Van ‘Commentaren op Heinric van Veldekens Sint-Servaaslegende’ van Drs. Jef Notermans verscheen deel IV te Maastricht (druk Stereo & Grafia) met inleiding van Dr. J.L. Roppe. Daarmede is het werk af, het levenswerk van de eerbiedwaardige grote vriend van Vlaanderen. ✩Letterkundige Walter Roland werd uitvoerig gepresenteerd in het programma ‘De vier windstreken’ (Vl. T.V., 3-4). ✩Raf Seys, secret. Ver. Westvl. Schrijvers, organiseerde voor deze groep op 11-4 een ‘Zwijgende voettocht door het slagveld van de Pene (11-4-1677)’ waarover hij een mooie geïllustreerde gids publiceerde (100 fr., prk. 000. 0516779.60 R. Seys, Koekelare). Hij sprak de inleiding uit van het lentesalon André Sorel (Kortemark). ✩Jeugdschrijver Roger Staelens hield een lezing op 28-2 in het kader van de 17de Boekenweek te Menen. ✩Dr. Piet Thomas sprak over ‘Strekkingen in de Nederlandse poëzie na 1945’ bij de opening van de Boekenweek te Menen. ✩Clara Timmermans houdt een literaire wandeling door Lier voor de Ver. v. Schrijvers voor de jeugd op 25 juni. Inschrijven vóór 31-5 t.n.v. Maria Heylen, Taxandriastraat 1, Merksem. ✩Letterkundige Paul Vanderschaeghe introduceerde de tentoonstelling Leo en Mietje Hubrecht in Gal. G. David en ‘10 x potlood’ in de Korrekelder te Brugge. ✩Letterkundige Albrecht van Hageland presenteerde zijn publicatie van Ernest Claes ‘Groeten uit 't Belgiekske’ in de Vlaamse Club te Brussel op 14-3. Het is een bundel journalistische bijdragen van 1918 tot 1935, die door A. van Hageland zopas werden ingeleid en gepubliceerd bij D.A.P. Reinaert-uitgaven. ✩Het kinderboek ‘Een schaap met witte voet- {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} jes’ van Mariette Vanhalewijn en Jaklien kent een zeer groot succes (reeds 38.000 ex. verkocht; Duitse uitgave ter perse bij Aargauer Verlag). Beide auteurs publiceren nu een vervolg ‘In het hollebolle Bomenland. Op pad in een wereld van droom en kleur’ (398 fr., 136 blz., vierkl., uit. Lannoo). ✩‘Lannoo's Autoboek Benelux' van Julien van Remoortere en Koos Smedes verscheen nu in het Duits bij de Kartographischer Verlag Busche te Dortmund onder de titel’ Aral Autobuch Benelux. Touristik Atlas'. De auteur zette met Gaston van Camp een nieuwe reeks in per seizoen bestemd voor de jeugd (8 tot 14 j.), waarvan ‘Lannoo's Zomerboek’ als eerste verschijnt. (192 blz., 398 fr.). Ook leidde hij de tentoonstelling Frank Bogaert in (Kortrijk). ✩Letterkundige Anton van Wilderode introduceerde de tentoonstelling Robert Arens (Zele). ✩Het driedaags Vlaams filologenkongres werd besloten met een plenaire vergadering waarop ons redactielid prof. Frans van Vlierden (Bernard Kemp) een toespraak hield over ‘Vorm en funktie. - Estetische en sociologische modellen voor de literatuurgeschiedenis.’ ✩De 75e verjaardag van het Instituut Belpaire te Antwerpen werd op 3 maart gevierd in Arenberg met een levensechte evocatie van de ‘wijze vrouw van Vlaanderen’ door Yvonne Waegemans in eigentijdse sfeer onder de titel: ‘Avanti Joeli’! Ze werd bijgestaan door Lieve Gastmans (koreografie) en door Arnold Willems (regie). ✩De limburger Jo Wijnen debuteert in het DF als romancier met ‘De hete herfst’, over de revolutieproblematiek (224 blz., 160 fr. ledenprijs). ✩Het eerste essay van Arthur Wollants verschijnt bij het DF (keurreeks): ‘Voor het venster weer dichtgaat. Over Russische dissidenten’ (192 blz., 185 fr. ledenprijs). ⚫Het tijdschrift ‘Vlaanderen’ zal deelnemen aan de Boekenbeurs te Antwerpen. Van 30 oktober 1977 tot en met zondag 13 november 1977 wordt er in samenwerking met andere tijdschriften door de Vereniging van Wetenschappelijke en Kulturele Tijdschriften een stand ingericht. Dit is de eerste maal dat zoiets wordt aangepakt. Inlichtingen hieromtrent voor andere tijdschriften, ook niet-leden, zijn verkrijgbaar op het sekretariaat van deze vereniging: V.W.K.T. (José de Poortere), Hundelgemse steenweg 127, 9218 Ledeberg-Gent; tel. (091) 25 95 07. ⚫Voor 1978 gaan onze voorlopige plannen bij het voorbereiden van het thema der nummers in de richting van volgende onderwerpen: letterkundige musea in West-Europa; het meubel; Kempische kunstenaars; Japan en het Oosten; de Weense school: drie musici: Arnold Schoenberg, Alban Berg, Anton Webern; metaalstructuren. ⚫Voortaan zal ons tijdschrift vermeld worden in ‘Ulrich's International Periodicals Directory’, uitgegeven door R.R. Bowker Co 1180 Avenue of the Americas, New York 10036. ⚫Een adres dat voor kunstenaars en auteurs misschien nuttig is: Bureau voor Persknipsels, Handelskaai 18, 1000 Brussel. Laatste berichten Tentoonstellingen: Beeldhouwer Karel Aubroeck, Verhaerenmuseum St.-Amands-Schelde, tot 8-5. - Kunstschilder en graficus Paul Baert, gal. De 7 eiken Zeveneken, tot 29 mei. - Akwarellen en olieverfschilderijen van Raymond Carlé tot 9 mei, gem. tentoonstellingszaal Borgerhout - Kunstschilder Robert de Boeck, MTL galerij Brussel. - ‘Sacrale ontmoetingen’, schilderijen van Frans de Cauter, Vehta Oude Kerk Vichte, tot 22 mei. - Tekeningen en schilderijen van Edgard de Gezelle, Atelier 23 Wannegem-Lede. - Litho's en tekeningen van Bert Dekeyser, Cult. Centrum Strombeek-Bever, tot 22 mei. - Kunstschilder Jef de Leeuw, Hof de Bist Ekeren tot 1 mei. - Kunstschilder Camille D'havé, gal. Luka Boechout tot 11 mei. - Wandtapijten van Veerle Dupont, Facultyclub Leuven tot 27 mei. - Mia Deprez in Ferme Rose te 1180 Brussel tot 25-5. - Werken van Leo Duttoy, gal. Paolo tot 28 mei. - Kunstschilder Yvonne Erauw, De veldbloem Ertvelde, tot 15-5. - Hulderetrospectieve Urbain Gerlo (80) van 15 tot 31 mei, paviljoen huize Bruegel Sombeke-Waasmunster. - An Goris, Kasteel Elewijt mei. - Kunstschilder Ludo Giels, Hotel Mac Donald Louisalaan Brussel tot 26-4. - In de Orangerie te Oostende tot 20 mei kunstschilder Herman Hertogs. - Quadri-structures van Pol Ibou in I.C.C. Antwerpen tot 12-6. - Kunstschilder Ghislain Kuyle in St.-Hermes te Ronse tot 7-3. - ‘Van Embryo tot afgewerkte architectuur’, tentoonstelling door architectuurleraar Juliaan Lampens, in Infocentrum Witte Zaal St.-Lucas Gent, tot 12 mei. - Kunstschilder Jef Leemans tot 12 mei, Portaelsgalerij Vilvoorde. - Jan en Michel Leenknegt, stadhuis Ronse vanaf 14 mei. Bij de verissage werd een film vertoond grotendeels gewijd aan het werk van Michel Leenknegt. - Litho's van Inge Luyckx in Litho's klub Sint-Truiden tot 31-5. - De Balletmuziek van Gistelinck bij schilderijen van Marcel Notebaert werd op 15-5 uitgezonden door BRT-3. - Kunstschilder Florent Smet, gemeentehuis Lanaken tot 22 mei. - In de groepstentoonstelling ‘Meiboeket’ in gal. da Vinci, Waregem, is kunstschilder Hilaire van Biervliet eregast (tot 26-5). - Schilderijen van Lieve van Calbergh, Cult. Centrum de beyerd Breda, tot 22 mei. Zij publiceerde ook ‘Genesis’, vier originele litho's (bestellen: Nieuwenhovestraat 26, 8790 Waregem). - Kunstschilder Julien Vandekerkhove, Ter Ponte Deurle, tot 15-5. - Tentoonstelling wijlen kunstschilder Frans van Giel, villa Salomé Zulte tot 2 mei. - Kunstschilder en graficus Toon van Mechelen, Akademisch Ziekenhuis Leuven tot 2 juni. - Louis van Remoortel leidde de tentoonstelling in van Frare Mariano (Nova, Mechelen). - In de Muzeval te Grembergen Frans Vercammen tot 13 mei. - ‘Twaalf Lierse landschappen’, potloodtekeningen van Lode Verhoeven, ingeleid door Frans Verstreken, is een kunstmap van uitg. Steylaerts - Lier. - Tekeningen en schilderijen van Miel Verlinde, VTB-Galerij Brugge tot 28-4. - Vovaneska (An Volckaert-van Esbroeck) neemt deel aan de Mariale-kunsttentoonstelling, Krypte St.-Baafs Gent tot 31-10. Letterkunde: Ons nieuw lid letterkundige Robert Baeken die ‘De gedichten van vervulling’ en ‘Het verzoek’ publiceerde bij de Galge (Antw.) hield een poëzieavond in de gem. feestzaal te Vosselaar, zijn woonplaats op 4 mei. - Het zangspel ‘De klokken van Corneville’ werd in een vlaamse versie van Paul Billiet met zeer groot succes uitgevoerd door De Bietjes van Dilbeek in Cultuur Centrum Westrand. Niet minder dan honderd acteurs en zangers vierden aldus het 60e speelseizoen van de Toneelkring. - Ons redactielid Jo Briels las het jaarverslag van de Vereniging Schrijvers voor de Jeugd in kasteel Ham. - ‘Europa, je naam is toekomst’ van Mgr. J.E. de Smedt verscheen bij Altiora - Averbode met grafische bewerking van Kunstgroep Kalliarte - Bert De Wilde leidde de tentoonstelling in van Julia de Scheerder in Intercom (Kortrijk). - Kunstcriticus Jan D'haese leidde o.m. de tentoonstelling Lena Ohlsson en Roger A. De Smet in (Sienjaal, Gent) en Frans de Cauter (Vehta, Vichte). - Ons redactielid Marcel Duchateau leidde o.m. de tentoonstelling ‘Meubelcreaties EmielVeranneman’ in op 22-4 in het Prov. Begijnhof te Hasselt. - Letterkundige JosGhysen presenteerde de tentoonstelling Florent Smet (Lanaken). - Regisseur en dichter Rik Jacobs bracht ‘Onvoltooid gesprek’, nieuwe dichtbundel. ‘Bladen van avontuur’, zijn eerste bundel, was na 2 maand uitverkocht. In eigen beheer (280 fr., giro 000.0536878.80, Rik Jacobs Fruithoflaan 110 / 49, 2600 Berchem). - Het toneelstuk ‘Een ongewoon kerstfeest’ van Johan Kerkhof werd gecreëerd op 15 dec. te Oostrozebeke. - Van Cor Ria Leeman verspreidde het Davidsfonds dezer dagen de jeugboeken ‘Henk en het meisje Love’ en ‘Peter keert terug’. - Men weet dat ons medelid Wies Moens (79) in zijn woonplaats Neerbeek door een auto-ongeval erg gekwetst werd. Hij is aan de beterhand. Spoedig herstel! - Letterkundige Bert Peleman was inleider der tentoonstelling Veerle Dupont (Leuven). - Het eerste stuk van Lode Pools ‘Tantum ergo’ (3 bedr.) werd op 17 dec. gecreëerd te Lummen. - Letterkundige Lambert Swerts publiceerde in de Vlaamse Toeristische Bibliotheek een brochure over Minus Van Looy. - Letterkundige Jaak Stervelynck leidde de tentoonstelling Mia Deprez in te Bavikhove. - Letterkundige René Turkry was de inleider o.m. van de tentoonstelling Leo Dutoy. - ‘De locomotief’ wordt door WT Antigone Kortrijk gespeeld in een vertaling van Dré Vandaele. - Letterkundige Paul Vanderschraeghe leidde de tentoonstelling Miel Verlinde in te Brugge. - Van dichter Rene Verbeeck verscheen de vertaling {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} van een aantal gedichten in het frans. ‘Poème d'amour et autres’ (Uitgeverij La Renaissance du Livre). - ‘Vesalius, schipbreukeling op Zante’ is een nieuw jeugdboek van Cyriel Verleyen bij uitg. Altiora te Averbode (220 fr.). - Covoorzitter Leopold Vermeiren van de V. Schr. v. Jeugd pleitte op de jaarvergadering in kasteel Ham voor leenvergoeding ten gunste der jeugdauteurs in de bibliotheken. - Letterkundige Frans Verstreken leidde zeven Lierse natuurwandelingen (Lierse Heemkring Konvent), presenteerde de groepstentoonstelling Sirkel en hield de afscheidshulderede voor stadsmagistraten namens de Stedel. Academie op 10 april. Hij schreef de inleiding van Lode Verhoevens kunstmap ‘Twaalf Lierse landschappen’. - Van Erich Widder (Linz) verscheen de kunsthistorische studie ‘Der Kelch des Herzoges Tassilo in Kremsmünster’ (Rosenheimer Verlagshaus, Rosenheim). Muziek, Toneel, Film: De pianosonate nr. 2 van Peter Cabus werd uitgezonden op 1 mei evenals op 20 mei (BRT-3). Zijn Sinfonietta komt op antenne op 30 mei. - ‘Variazioni’ van Frits Celis werden op 12 mei uitgevoerd op BRT-3 o.l.v. Silveer van den Broek. - De filmvoordracht ‘Egypte een mysterieus verleden’ van Fernand Callebert had o.m. plaats te Oostende in het feestpaleis op 9 mei. - Jo de Caluwe en Baudewijn Vanderplaetse nemen deel aan het panel van Gentse teaterdirecteurs over ‘Wat verwacht het publiek de volgende 10 jaar van het teater’ (Teaterclub, 17 mei) - De Brugse Cantores o.l.v. Aimé Dehaene traden op te Wilhelmshaven met Brahms' Deutsches Requiem (16-4) en te Brussel in het Paleis voor Schone Kunsten met het nationaal orkest (24-4). Zij brengen later de Negende van Beethoven o.m. te Spa, Brahms' Schiksallied in het Paleis v. Schone Kunsten te Brussel en drie hernemingen van Verdi's en Mozarts Requiem te Brugge. - De ‘Dagen van het Vlaamse lied’ - secret. Willem de Meyer - organiseert in mei Mariale Volkszangsavonden, waarbij zijn zangbundel ‘In dit land van Maria’ gebruikt wordt (L.v. Berckenlaan 184/5 Borgerhout; vanaf 25 ex. aan 10 fr.). - ‘O carreteiro’ en ‘Pregoes de Goias’ van Jan Douliez werd te Gent gecreëerd op 15 febr. - Het Nieuw Ceciliakoor o.l.v. Frans Dubois concerteerde op 13 mei voor BRT-3 (openbaar concert). - ‘Atlantis van Guy Duijck werd onder zijn leiding door zijn Muziekkapel van de Zeemacht uitgevoerd op 21 mei (BRT-3). - Johan Huys en Raymond Schroyens houden een clavecimbelrecital op 28 mei voor BRT-3. - Ten voordele van het Fonds Georges Maes werd op 13 mei in het Oostendse feestpaleis een recital gehouden. - De pianist Abel Mathys concerteerde o.m. op 5 mei voor BRT-3 met hedendaags werk. - Het Collegium Brugense o.l.v. Patrick Peire concerteerde op 4 mei voor BRT-3. - ‘Toccata, fuga en hymne uit het Ave Maris Stella’ (op. 28) van Flor Peeters wordt door hem zelf uitgevoerd in St.-Rombouts en in uitgesteld relais uitgezonden op 23 mei (BRT-3). - Het lied ‘Witte huisjes’ van Armand Preud'homme verscheen bij Roelant-uitg. met partituur (W. Woodstr. 12, Borgerhout). - De Sint-Truidense stadsbeiaardier Noël Reynders houdt beiaardconcerten op het Truierse belfort op 1, 7, 15, 22 en 29 juni in het kader der Basilicaconcerten. - De ‘Missa de Sancta Magdalena’ van Herman Roelstraete wordt uitgevoerd op 29-5 door het Gents Madrigaalkoor in de Tongerse Basiliek (Basilicaconcert). Zijn ‘Symfonia concertante’ werd gespeeld voor BRT-3 door het Belg. Kamerorkest op 5 mei. Zijn ‘Musica Notturna’ (op. 64) op 16 mei. - Het Antwerps Kathedraalkoor o.l.v. Jan Schrooten brengt een radio-hoogmis in de Tongerse Basiliek op 29-6 (Monteverdi). Voordien op 11 mei voor BRT-3. - ‘Three birthday presents for Daniel’ van Raymond Schroyens wordt op 22 mei uitgezonden door BRT-3. - Clavecimbelist Jos van Immerseel concerteerde o.m. op 7 mei voor BRT-3. - Beiaardconcert van René Vanstreels op de Tongerse O.-L.-Vrouwetoren op 18-6 te 19u30. - ‘Concerto per cembalo archi e timpani’ van Peter Welffens werd op 27-3 door BRT-3 uitgezonden. - Stadsbeiaardier Frans Vos (voorzitter van de Belgische Gilde der Beiaardiers), uit Mol houdt een concert op de Tongerse O.-L.-Vrouwtoren op 11 juni te 19u30. - De muzikale regie van de apotheose der Trudofeesten te Sint-Truiden berust bij ons nieuw redactielid Juliaan Wilmots. {==voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==binnenkant voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} vlaanderen voorheen West-Vlaanderen Tweemaandelijks tijdschrift voor kunst en letteren 158 jaargang 26 - mei-juni 1977 Een uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond met financiële steun van de provincies West-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, en met Rijkssteun. Het t.v.-spel Eredekens: Felix De Boeck, André Demedts, Flor Peeters. Redactieleiding: Jozef Storme (Voorz., Magdalenastraat 7, 8670 Wervik, Tel. (056) 31 12 76), Albert Smeets (Adviseur, Warschaustraat 12, 8400 Oostende, Tel. (059) 70 50 75), Albert de Longie (O.-Vl.), Kamiel D'Hooghe (Muz.), Erik Heidbuchel (Limburg), Leo Laerenbergh (Dram. K.), Marcel Notebaert (Plast. K.), Jules Van Ackere (Brabant), Jos Van Rooy (Antw.), Herman Vos (Lit.). Redactieraad: P. Baudouin, L. Bekkers, L. Blomme, F. Bonneure, W. Bosschem, F.R. Boschvogel, A.M. Botte, J. Briels, G. Cafmeyer, M. Callaert, L. Daems, J. Delie, J. de Maegd, R.D. De Man, L. Demeester, F. de Swert, M. Driessen, J. Droogmans, M. Duchateau, L. Dusar, F. Etienne, P. Felix, K. Geirlandt, F. Germonprez, G. Goos, P. Hanoulle, P. Hardy, J. Haspeslagh, C. Heyman, R. Jacobs, A. Keersmaeckers, B. Kemp, M. Kersten, J. 't Kindt, P. Knaepen, J. Maertens, J. Maes, E. Mattelaer, H. Melen, H. Nackaerts, G. Oost, H. Pauwels, H. Peeters, L. Raskin, H. Roelstraete, T. Ruysschaert, J. Seaux, R. Seys, F. Simoens, J. Sterck, Chr. Teller, P. Thomas, A. Van Assche, J. Van Baelen, W. Vanbeselaere, J. Vanbrussel, K. Van Bockrijk, R. Van de Moortel, R. Van de Perre, P. Vanderschaeghe, A. Vandroemme, R. Van Duyn, J. Van Eetvelde, R. Van de Wielle, L. Verbeke, L. Vercruysse, R. Verkarre, A. Verthé, H. Waterschoot, J. Wilmots. Verbondssecretariaten: - Alg. secr.: Julien Van Remoortere, Pontonstraat 12, 8400 Oostende - Beheer: Hector Deylgat, Polenplein 5, 8800 Roeselare - Verbondssecr.: Gilbert Goos, Tervuursevest 294 - Bus 32, 3000 Leuven (tel. 016/23 04 56). - Antwerpen: Jos van Rooy, Potgieterstraat 15, 2000 Antwerpen - Brabant: Jules Van Ackere, J. de Bolognelaan 38, 1020 Brussel - Limburg: Erik Heidbuchel, Maastrichtstw. 69, 3500 Hasselt - Oost-Vlaanderen: Albert de Longie, Heuzelstraat 7, 9704 Ooike Redactiesecretariaat: José de Poortere Hundelgemsesteenweg 127, 9218 Ledeberg - Tel. (091) 25 95 07 (met bandopname bij afwezigheid) Ingezonden werk: adres redactiesecretariaat. Betreft: nieuw werk van/over leden of debutanten; onuitgegeven verzen van leden of abonnees (in dubbel, retourport bijsluiten); platen van Vlaamse componisten of uitvoerders; boeken over kunst. Abonnementen: Rekening: 712-0103664-54 C.V.K.V., Roeselare, reden van storting vermelden. Abonnee (6 nrs. per jaar): 375 fr. Abonnee buitenland: 400 fr. Steunabonnee: 600 fr. Beschermend lid: 1.000 fr. Los nr.: 90 fr. Er lopen geen abonnementen over de boekhandel, ze zijn enkel verkrijgbaar bij de administratie Administratie: Adiel Van Daele, Lindenlaan 18, 8880 Tielt. Tel.: (051) 40 21 22. Druk: Lannoo, 8880 Tielt INHOUD 125 Het T.V.-spel, niemandsland tussen toneel en film Jo Daems 131 Televisieschrijvers in Vlaanderen? Nooit van gehoord! Jos van Gorp/Daniël Billiet 140 Beschuldige, sta op! F. de Clerck 142 Waarom schrijft iemand voor T.V.? Teresa van Marcke/J. de Poortere 147 De huisbioskoop in Vlaanderen en Nederland Emiel Janssens 150 Aan de rand van het spel 152 Wie is wie op de titelrol Jos van Gorp 154 T.V. en muziek Johannes Thuy 156 Vergeet niet te lezen 158 Wij huldigen/Wij gedenken Luc Benats, Anton Najlepszy, Godelieve Spiessens, Jozef Smeyers, Remi Van Duyn, Karel Van Deuren, Camil Van Hulse, Antoon Vermeylen, Bert Willems, Prof. Dr. Stefanus Axters o.p., Victor Lecossois, Georges Leroy, Servaas Ramaekers, Luc Van Brabant 165 Verbondsberichten 167 Binnenlands actueel 169 Poëtisch bericht Hervé J. Casier, F. Deschoemaeker, Hilde Van Den Kieboom, Fernand Florizoone, Christiaan Germonpré, Roger Verkarre, Jeanne Verdonckt, Rik Jacobs, Guido Wulms, Rik Schrauwen, Bea de Longie 171 Kunstecho's 178 Bibliotheek 183 Vrije tribune 184 Korte golf De foto's voor dit nummer werden welwillend door de BRT-persdiens, ter beschikking gesteld. Volgend nummer: Het Beiaardspel Samensteller: Jos D'hollander {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} [nummer 158] Het T.V.-Spel niemandsland tussen toneel en film Wie na ruim een kwarteeuw televisie onverschillig welk aspect van het televisiespel wil benaderen, kan zich als vruchtbaar uitgangspunt wellicht nog het best de woorden van de Duitse t.v.-auteur en regisseur, Oliver Storz, uit het begin van de jaren zestig herinneren: ‘het televisiespel blijft voorlopig liggen in niemandsland en niemandsland is het rijk van de patrouilles, van de verspieders...’ Hij heeft daarbij als enige zekerheid dat het genre te maken heeft met drie in wezen verschillende media (televisie, toneel en film) en zou er speels als een gemakkelijke boutade kunnen aan toevoegen: wat het t.v.-spel niet vindt in het theater zoekt het bij de film maar het blijft altijd televisie. Dat het accent in de volgende beschouwingen vooral moet liggen op de situatie van de kijker lijkt mij als standpunt - ook al is het meer opgedrongen dan spontaan - op zijn minst gerechtvaardigd: zoals in het theater of bij de film staat het hele produktieproces duidelijk in functie van een publiek dat uiteindelijk naar believen aanvaardt of afwijst. Toegegeven nochtans, een dergelijke benaderingswijze is eenzijdig en beperkt. Integraal wordt het genre beheerst door een grillig samenspel van vier factoren, waarin (naast het publiek) ook de auteur, de regisseur en de acteur de aandacht opeisen. Die drie vooral omdat het zonder meer hun taak is voor een eigen stijl te zorgen: schrijvers met nieuwe inspiratie en een daarbij passende techniek, gesteund op de mogelijkheden en de manco's van het medium; regisseurs met zin voor theater en film en met t.v.-ervaringen waaruit te leren valt; acteurs die het vak integraal beheersen en beseffen dat hun beroep gegroeid is. Dit alles voor een nieuw en nog onwennig publiek dat evenwel enorm talrijk kan zijn en reeds zeer vroeg tot dusver onbekende initiatieven heeft mogelijk gemaakt o.m. wat reeds jaren geleden ‘de grootste schouwburg ter wereld’ werd genoemd. (Alle bij de Eurovisie aangesloten landen geven om beurt een auteur de opdracht een t.v.-spel te schrijven, laten het in de verschillende talen overbrengen en nagenoeg gelijktijdig opvoeren.) Alles saamgenomen, een ongemeen boeiend en vruchtbaar terrein op de ontginning waarvan wij in elk geval zijn aangewezen, al heb ik de indruk dat de zelfstandigheid van het genre voor velen nog lang een irritante aangelegenheid of illusie zal blijven. Overgelaten aan het lot Zoals om het even wie die het t.v.-spel wetenschappelijk of journalistisch-kritisch begeleidt, zou ook de niet gespecialiseerde kijker er een eigen opvatting kunnen op na houden; t.v.-consumenten vormen echter allesbehalve een homogene collectiviteit, onmiddellijk paraat tot het verschaffen van betrouwbare gegevens. De gemiddelde consument maakt kennelijk helemaal geen onderscheid tussen t.v.-spel en speelfilm of toneelopvoering. Wat kan het hem ten slotte schelen of hij een elektronisch opgenomen t.v.-spel, een t.v.-film, de studio-opname van een toneelstuk of een bioscoopfilm krijgt aangeboden? Daarbij komt dat de programmadiensten van de televisie zelf ook weinig moeite doen om de zaken voor de aan zijn lot overgelaten {== afbeelding Camera- en belichtingsman Jos Van Schoor meet het licht op het gelaat van een acteur.==} {>>afbeelding<<} kijker enigszins duidelijker te stellen: in wat vaak met de benaming t.v.-spel wordt aangeboden valt esthetisch, dramaturgisch of technisch meestal niet de minste eenheid te ontdekken. Alle mogelijke vragen daaromtrent: Wat is eigenlijk een t.v.-spel? Bezit het een eigen en zelfstandig kunstvorm? Is het meer met het theater of met de film verwant?... bekommeren de gemiddelde kijker in geen geval en toch zijn zij zo oud als het bestaan van de televisie zelf en nog altijd even actueel. Geen wonder! Zelfs de specialist heeft na zoveel jaren nog altijd geen aanvaardbare en pasklare definitie voor het begrip t.v.-spel in zijn bereik. Ook het handige en pragmatische ‘origineel t.v.-spel’ (d.w.z. rechtstreeks en in functie van het medium geconcipieerd en geschreven!) dat toch een tijd lang scheen stand te houden, voldoet niet langer en wordt met de dag onpraktischer; vooral sedert bepaalde produkties zowel voor bioscoop als televisie in onderlinge samenwerking tussen filmmakers en t.v.-spel afdelingen tot stand komen en gemeenschappelijk gefinancierd worden. Is dat wellicht de reden waarom sommigen zich vermoedelijk - en misschien terecht! - zijn gaan afvragen of {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘De nachttrein naar Savannah Georgia’, t.v.-spel, naar het gelijknamige verhaal van Marnix Gijsen. Professor: Frank Aendenboom, Holligan: Paul 's Jongers, Mc Guire: Herman Coessens, Kinsolving: Raf Reymen, Guttenstein: Max Schnuur, conducteur: Guido Horckmans. Tekst: Heinz Schutz en Alma Popeyus; regie: Paul Cammermans; programma: Jos Van Gorp; produktie: dienst Drama. Buitenopnamen met de kleine elektronische camera.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding De decorateur heeft hier een volledige treinramp met weinig middelen weten uit te beelden.==} {>>afbeelding<<} {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} er wel een t.v.-spel bestaat dat niet als speelfilm in de bioscoop of als toneelopvoering in het theater zou kunnen vertoond worden? Een vrij chaotische toestand dus; een echte doolhof waarin een oningewijde - gesteld dat hij dat zou willen doen - onmogelijk zijn weg kan vinden. Daarom zou ik het genre voorlopig willen omschrijven als volgt: een spel met fictief karakter, geënsceneerd met acteurs, door het medium televisie verspreid en derhalve onderworpen aan de eisen ervan, aan zijn mogelijkheden en beperktheden; zonder enige twijfel verwant met theater en film en toch weer verschillend van beide. Alleen reeds doordat de televisie de kijker in de huiskamer bereikt of in zijn gewoon milieu, kan het t.v.-spel zonder moeite mikken op miljoenen mensen, wat reeds een belangrijk en niet te onderschatten verschil met de andere medio duidelijk maakt: het onderscheidt zich van de film in de bioscoop en van de opvoering in het theater vooral door de mogelijkheid gelijktijdig een aanzienlijk groter aantal mensen te bereiken en dus vermoedelijk ook tot een grotere ‘Wirkung’ aanleiding te geven. Zo heeft de Franse bedrijfsspecialist, Jean Fourastier, bijv. eens uitgerekend dat het ensemble van de Weense Staatsopera Beethovens Fidelio, een jaar lang ten minste driemaal per dag zou moeten opvoeren om dit stuk in het bereik te kunnen brengen van een miljoen geïnteresseerden. Te bedenken daarbij dat één televisieuitzending, zelfs bij een geringe kijkdichtheid, op één avond in de meeste landen nog meer toeschouwers bereikt, om van mogelijke invloeden voorlopig nog maar te zwijgen. Tussen toneel en film Zelfs voor de gemiddelde kijker heeft televisie heel wat te maken met toneel en film, ook al is hij zich misschien niet altijd bewust van het feit dat het medium hem bijna dagelijks met deze kunstvormen confronteert en dat het t.v.-spel niet anders dan een mengvorm van beide kan zijn. Toneel en film, autonome kunsten maar ondanks alle onderlinge verschillen met elkaar verwant, met elkaar vergelijken (en het t.v.-spel heeft daaraan behoefte) kan nooit betekenen, zoals wel eens gebeurt, ze tegen elkaar uit te spelen; het houdt in te aanvaarden dat het ene medium juist ter wille van zijn eigenheid ook eigenschappen bezit die het andere ontbeert en omgekeerd, waardoor ze onderling ook niet te vervangen zijn. Beide zijn bovendien geen starre onveranderlijke grootheden. Ze vernieuwen bestendig zichzelf; zij zijn altijd ‘op weg’, niet zelden alleen maar vaak ook samen, wat meebrengt dat hun onderlinge relaties zich nog al eens kunnen wijzigen. Nu lijdt het voor mij niet de minste twijfel dat de televisie als transportatiemiddel voor diverse soorten toneel en film de toenadering tussen beide nog in de hand heeft gewerkt. Weliswaar maken sommige cineasten een zo overdadig gebruik van de creatieve mogelijkheden van de acteur dat zij amper de reproduktie van een toneelopvoering als resultaat kunnen afleveren en de filmkunst verdacht maken. Om dat te verhelpen moet het uitbeelden van een geschiedenis veranderen in het vertellen ervan. Wellicht kan het t.v.-spel als bewijs daarvoor gelden: het hoeft zijn toneelafkomst helemaal niet te verloochenen maar het wijst toch duidelijker in de richting van een filmische vertelling. Een toneelopvoering van Voorlopig Vonnis b.v. nagenoeg ongewijzigd voor de camera brengen in een t.v.-studio, betekent tevens gebruik maken van de quasi onuitputbare mogelijkheden van het picturale beeld om daardoor nieuwe betekenissen te creëren en de uitdrukkingsmogelijkheden te verrijken. Ondubbelzinnig gericht op een publiek Vooraleer echter op de essentie van beide media even dieper in te gaan toch nog even een merkwaardig feit vermelden dat mij ook voor het t.v.-spel niet zonder belang lijkt en waaruit moet blijken hoe de hele produktie telkens op een publiek gericht staat. Het is algemeen bekend dat bestsellers uit de literatuur, dat het succes van om het even welk toneelstuk op Broadway, in Parijs of Londen even ogenblikkelijke aansporingen tot verfilming teweeg brengen. Hoeft men zich nog af te vragen waarom? Vooral drie redenen liggen kennelijk zo maar voor de hand. De eerste is van cultureel-esthetische aard: de bestendige behoefte om geschikte stof voor verhalen te vinden die wegvoeren {== afbeelding ‘Het huis der onbekenden’, t.v.-spel naar de roman van Jos Vandeloo in een bewerking van Evrard Uwents met Willy Vandermeulen in de hoofdrol.==} {>>afbeelding<<} uit de banaliteit van het dagelijks bestaan; befaamde en beproefde thema's uit het internationaal cultuurpatrimonium weer opdiepen om ze een ruimere verspreiding te kunnen geven. De tweede moet vooral industrieel-economisch gezien worden: film is geleidelijk aan uitgegroeid tot een niet te verwaarlozen tak van de economie, tot een vaak verbijsterende en geraffineerde industrie, permanent op zoek naar wat de toeschouwer zou kunnen behagen. Wat in literatuur en theater aanspreekt is vermoedelijk ook elders rendabel en houdt voor de film minder risico's in. Ten slotte is het verschijnsel ook sociologisch niet onbelangrijk: van bij zijn ontstaan heeft dit aspect van de film de mogelijkheid geboden om de acteur een ruimere bekendheid te geven, om hem te onttrekken aan de anonimiteit en van hem een ster te maken. Wijst niet het befaamde ‘Famous players in famous plays’ van een bekende produktiemaatschappij reeds zeer vroeg en ondubbelzinnig in die richting? Communicatie en schouwspel Wagen we nu echter een poging om te peilen naar de zin van theater en film. Toneel is in essentie communicatie en schouwspel: een soort communio tussen een auteur en een publiek, gerealiseerd door de regisseur door middel van de acteurs. Het kan alleen echt bestaan bij de gratie van de opvoering voor een publiek, het klankbord waarop de acteur zijn rol speelt. Het voert de mens in een fictief paradijs buiten zijn dagelijkse werkelijkheid, in een klatergouden schijnwereld die op conventies en afspraken berust, op de stilzwijgende overeenkomst tussen diegenen die ‘spelen’ en hen die bereid zijn het spel mee te spelen, zodat er een nieuwe werkelijkheid ontstaat naast de ons bekende, waarvan ze de uitbeelding is. Het toneel, dat onbegrijpelijk wonder dat zich avond aan avond overal op de wereld herhaalt en waarin de theaterbezoeker onvoorwaardelijk gelooft, maakt het mogelijk samen met de acteur een nieuwe werkelijkheid op te roepen en te aanvaarden, ook al weet hij zeer goed dat ze niet echt is: dat de Hoop van Zegen niet vergaat, dat een intelligente en mooie vrouw als Hedda Gabler geen zelfmoord pleegt en dat Richard III nooit zijn koninkrijk zou afstaan voor een {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘Herberg ‘In 't Misverstand’, t.v.-spel van A. Moskalyk naar de gelijknamige roman van Antoon Coolen. Programma: Bert Brauns; Produktie: Hubert Van Herreweghen; scenario en regie: Antonin Moskalyk. Met Alex Wilequet, Frans Van den Brande, Leo Dewals, Bert Struys, Marcel Hendrickx, Bob Van der Veken, Jackie Morel, Hugo Van den Berghe, Rose-Marie Bergmans, Ann De Wilde, Jo De Meyere, Mieke Verheyden, Lieve Moorthamers, Roger Bolders, Bert André, Denise Deweerdt, Stijn Peeters, Magda Cnudde, Jenny Tanghe, Bob Storm, Jos Simons, Joris Collet, Maurits Goossens, Walter Cornelis en Rita Wouters. Een algemeen beeld van een ouderwetse kermis van op de grote filmkraan genomen.==} {>>afbeelding<<} paard. Ook de speelfilm is in wezen niet anders dan communicatie en schouwspel: een soortgelijke maar nu mechanisch geregistreerde ontmoeting met een publiek en het uiteindelijk resultaat van een uiterst verfijnd technisch proces. Dat levenloze voorwerpen hier (zoals in De rode ballon van Lamorisse) de rol van de acteur kunnen overnemen maakt eigenlijk zelfs geen noemenswaardig verschil. In de film gaat het echter niet meer om uitbeelding: hij is de afbeelding van de ons bekende werkelijkheid door het mechanisch gereproduceerde beeld: een spiegel die (zoals Stendhal eenmaal droomde voor de literatuur) de werkelijkheid reflecteert, concreet en tastbaar. Zowel toneel als film zijn dus in wezen schouwspel: het oproepen van een imaginaire wereld waarin we niet leven maar waar we als toeschouwers naar kijken; geen werkelijkheid, maar het herscheppen ervan, telkens op een eigen manier. Het toneel kan de werkelijkheid als uitgangspunt en als inspiratiebron aanwenden en vermag - zoals in de periode van het naturalisme - zelfs een hoogst aanvaardbare nieuwe werkelijkheid naast de bestaande te creëren. Maar de film is toch de allereerste kunst die de werkelijkheid concreet gebruikt en nodig heeft; die uit de werkelijkheid kiest en selecteert en zelfs niet aarzelt die werkelijkheid te ‘ensceneren’ om het beeld in de spiegel echter, boeiender en overtuigender te maken. Met het merkteken van het medium Er is weinig inspanning nodig om de televisie te zien als een totaliteit waarin film en toneel slechts onderdelen zijn van een verbazend geheel. Ondermijning van het schouwspel In mijn geboortedorp bestond er destijds een warenhuis waar je gewoon alles kon kopen: levensmiddelen en speelgoed, poeders en wonderzalf, visgerei en fruit, de Mechelse catechismus en zelfs de romans van A. Hans. Als kind heb ik dat geweldig gevonden; later heb ik het onsmakelijke van mijn wonderbazaar ingezien: de bruine zeep naast de boter, het zelfrijzend meel naast het bleekwater, mijn geliefkoosde lectuur naast het van kleur verschoten ondergoed. Op een dag ben ik in het naburige dorp naar een echte boekwinkel gegaan. Het is helemaal niet misprijzend bedoeld, ik wil maar dit zeggen: de t.v. is zo'n soort wonderbazaar, een groot warenhuis waarin echter maar een afdeling gewijd is aan het spel, aan het theater en aan de film; die bovendien nooit helemaal los staat van de andere: Rohmers Ma nuit chez Maud tussen een mededeling van de regering en geboorteregeling of ballet voor debutanten; Romeo en Julia tussen ‘Jonger dan je denkt’ en geslachtsziekten of een hartoperatie. Dat het medium televisie de zuiverheid van het begrip schouwspel gevoelig heeft aangetast, valt niet meer te ontkennen. Ondanks een aantal ingrijpende wijzigingen in de loop van de vorige eeuw kan het nog altijd niet helemaal worden los gemaakt van zijn religieuze oorsprong met het karakter van viering of ritueel, zelfs wanneer het met godsdienstigheid ook niets meer te maken heeft: in wezen is het toch een gebeurtenis gebleven buiten het gewone, een uitzonderlijk moment in ons bestaan (zelfs wanneer het achteraf helemaal niet zo uitzonderlijk blijkt te zijn!), geladen met een zekere verwachting. De democratisering van het spel heeft niet alleen tot een bredere ontspanning gevoerd {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} maar evenzeer tot een soort ontluistering ervan, in die zin dat - o.m. door het inburgeren van de film, het populaire spektakel bij uitstek - elke vorm van schouwspel zijn buitengewoon karakter stilaan is gaan verliezen. Een feit waarvan men het belang moellijk kan overschatten. Breken van de toverstaf In de wereld van het theater bestaat de bekende uitdrukking ‘voor een uitverkocht huis spelen’. Zij herinnert mij eraan dat niet alleen een schouwburg een gebouw is waar men niets doet dan toneelspelen maar dat ook een bioscoop gebouwd en ingericht werd met geen andere bedoeling dan er films te vertonen. Wat de mens naar theater en bioscoop zal blijven drijven, is niet zozeer zijn zucht naar ontspanning maar veeleer zijn natuurlijke hang naar het spel, de voor hem zo noodzakelijke vlucht uit de realiteit die in theater en bioscoop ipso facto wordt opgeheven. Er is bij hem de wil en de bereidheid om te ontsnappen aan de greep van het dagelijks bestaan en die evasie wordt hem gewaarborgd: hij betaalt ervoor even als ieder ander die hetzelfde zoekt. Die bereidheid draagt in zich niet zelden een vreugde die op spel en illusie vooruitloopt omdat hij zich bewust vooraf openstelt voor het vreemde en lokkend avontuur, voor dat beslissend moment waarop hij zijn bewustzijn in dat van anderen overschakelt bij het donker worden van de zaal, waarin de projectoren dadelijk een nieuwe wereld zullen onthullen, een wereld van illusie en droom die hij meedromen kan. Er is zelfs meer. In die donkere zaal beleeft de toeschouwer het menselijk avontuur dieper en echter, grootser ook, niet alleen maar in gezelschap van anderen. De toeschouwer die zich vol verwachting in zijn zetel neerlaat, is bereid afstand te doen van zijn eigen wereld en aanvaardt onbewust deel te worden van een kleinere of grotere gemeenschap. Wat J.L. Barrault gezegd heeft over het theater geldt evenzeer-alhoewel niet in dezelfde mate - voor het publiek van de filmzaal: ‘Deze collectieve ziel kan geen enkele toeschouwer aanvoelen zonder het totaal van de andere toeschouwers, zonder dat geheimzinnige schouder aan schouder zitten, dat een schouwburgzaal verandert in {== afbeelding ‘Even bewesten Ouessant’ t.v.-spel van Libera Carlier, met Cara Van Wersch, Robert Marcel, Paula Sleyp, François Bernaerd, Rik Andries, Gerda Lindekens, Lia Lee, Greta Verniers. Regie: Kris Betz.==} {>>afbeelding<<} een soort magnetische kolom met volmaakte zintuigen’. Ook de film ontleent ontegensprekelijk iets van het fascinerende aan de invloed van het milieu, het mysterieus-magisch samenzijn met een aantal naamlozen dat vooral voelbaar wordt op momenten van grote spanning of ontroering die mij persoonlijk meer dan eens aan de gewijde sfeer van de schouwburg herinnerd hebben. De ‘tycoon’ Samuel Goldwyn besefte dit reeds lang geleden toen hij opmerkte: ‘De film zal niet sterven zolang het in de bioscoop donker is’. Die betovering ervaart de telekijker helemaal niet. Binnen de wanden van zijn verschrikkelijk vertrouwde omgeving blijft hij bestendig waakzaam en actief: kinderen die naar bed moeten, roken, drinken, telefoon, bezoekers... Kan er in die omstandigheden van schouwspel nog wel sprake zijn? Is de toeschouwer niet veeleer een consument geworden? De bereidheid van de theater- of bioscoopbezoeker is hem in elk geval vreemd; eigenlijk is hij nog maar zelden belever van het schouwspel tenzij wanneer het medium hem volledig in zijn greep heeft. Trouwens krijgt hij ook niet zoveel te zien dat hij nauwelijks nog reageren kan? Heeft het buitengewone zijn glans niet verloren? Is het niet teruggebracht tot gewone van elke dag? De televisie - slechts een banaal gebruiksvoorwerp - aanzetten, is routine geworden en sleur, heeft elke vorm van verwachting verloren, werd reeds lang van alle plechtigheid en luister ontdaan. Dat het kleine scherm door zijn formaat minder suggestief zou werken, is esthetisch wellicht niet zonder belang maar wijst toch meer in de richting van de technische en psychologische eigenschappen van het medium en op de communicatiesituatie van de kijker die hoe langer hoe meer de indruk krijgt dat alles wat hij in de t.v. ziet echt is: de zo vaak gebruikte close-up kan die indruk alleen maar verstevigen omdat de kop van een acteur op het kleine scherm verschijnt met nagenoeg dezelfde afmetingen als een hoofd in welkelijkheid bezit. Vandaar nog een ander belangrijk verschil. Gevaarlijke geloofwaardigheid Hierboven werd er reeds op gewezen dat de televisie niet alleen een transportmiddel is voor het fictieve maar ook voor allerlei facetten van de realiteit. Dat die twee vaak erg door elkaar lopen maakt haar ook totaal anders. Haar oeridee en wellicht ook haar grootste aantrekkingskracht schuilen in de gelijktijdigheid van gebeuren en ontvangst in de huiskamer: de Olympische spelen in Mexico, München of Montreal; tennis in Wimbledon; de Europacup voor landskampioenen of de wereldbeker voetbal; Molukkers die een trein kapen en een school bezetten... Zij is het enige massamedium dat met beeld en klank verwijderde gebeurtenissen rechtstreeks en zonder enige tijdverschuiving weergeven kan: inderdaad ‘ver zien’ in de oorspronkelijke betekenis van het woord. Nu is het juist die mogelijkheid, nl. een gelijktijdig (of verschoven) meebeleven van om het even welke gebeurtenis te realiseren, die de televisie een hogere graad van werkelijkheid en geloofwaardigheid verleent zodat de kijker allerlei ingrepen in die werkelijkheid vaak niet meer gaat merken: fictie en realiteit gaan tot één en dezelfde wereld behoren en vloeien soms onmerkbaar in elkaar. In dit licht zou men bijna kunnen stellen dat het medium echte gebeurtenissen meedeelt en fabels zo vertelt alsof ze werkelijkheid waren. De kijker kan niet meer los van dat hem vertrouwde gevoel: er rechtstreeks bij {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn en wat werkelijkheid is of aan werkelijkheid grenst, meebeleven. Dit karakter dat alleen de televisie eigen is, stemt tot nadenken. Toen de B.B.C. op 20-2-1959 het t.v.-spel Voor Zonsondergang uitzond, ontstond er bij de bevolking een volslagen paniek: de landing van een raket in Londen (deel van het t.v.-spel) werd ten onrechte als een bericht uit de actualiteit geïnterpreteerd en ervaren. Dit voorbeeld is geen unicum; het bewijst met vele andere dat de televisie juist wegens dit werkelijkheidskarakter een invloed bezit die in het theater of in de bioscoop gewoon ondenkbaar zou zijn. Nu het helemaal niet meer onwaarschijnlijk lijkt dat het realiteitskarakter van veel t.v.-uitzendingen ook op scenisch-fictieve uitstraalt, zou men, alleen rekening houdend met de ontvangstsituatie van de kijker, het t.v.-spel ten slotte kunnen omschrijven als een vorm van scenisch-fictieve vertolking in het niemandsland tussen toneel en film; door het medium televisie verspreid worden er quantitatief een ondenkbaar groter aantal toeschouwers bereikt dan in de bioscoop of in het theater, terwijl vooral door de geloofwaardigheid van het medium tevens qualitatief grotere invloeden een kans krijgen. Wat de opdracht van de kijker zeker niet gemakkelijker maakt en voor hem alleszins de verplichting inhoudt met het medium te leren leven. Ja, het t.v.-spel beweegt zich nog altijd in niemandsland, ergens tussen toneel en film. Alles wat iemand er theoetisch kan over vaststellen, is louter voorlopig en zal later door de praktijk moeten worden aangevuld en eventueel ook verbeterd. Dat er naar de mening van sommigen geen t.v.-spel bestaat of dat het slechts een speelfilm zou zijn door de televisie verspreid, belet niet dat er ook andere standpunten mogelijk zijn. Niemandsland blijft inderdaad het terrein van de verspieders en op dat gebied punten van overeenkomst en verschil onderzoeken van drie verschillende media en hun onderlinge beïnvloeding en wisselwerking tegen elkaar afwegen, is een boeiende maar zeker geen gemakkelijke opgave. Jaren geleden heb ik, n.a.v. mijn televisiebewerking van The Browning Version (een toneelstuk van Terence Rattigan, waarvan ook een film bestaat) met wijlen regisseur Nog een tafereel uit ‘Herberg In 't Misverstand’. {== afbeelding Nog een fatereel uit ‘Herberg In 't Misverstand’.==} {>>afbeelding<<} Ben Royaards meer dan een uur lang gediscussieerd over wat een t.v.-spel dan eigenlijk wel was. Het resultaat van een lang gesprek is bondig samen te vatten als volgt: ‘Geen toneel en geen film, maar iets wat het midden houdt tussen die twee, en in elk geval een produkt dat door de televisie verspreid wordt. Dat lijkt misschien nog erg vaag maar naar wat het precies is, zijn we nog altijd op zoek’. Ik geloof niet dat de tijd aan de essentie van deze opvatting veel heeft kunnen veranderen, al zijn de mogelijkheden om dit standpunt te verhelderen intussen ongetwijfeld ruimer geworden. Wellicht is dit alles voor de kijker van weinig of geen belang, wat in zekere zin te betreuren valt, vermits het uiteindelijk allemaal om hem begonnen is en om hem alleen te doen is. Voor hem verandert een door de t.v. uitgezonden toneelopvoering niets aan die opvoering zelf en wellicht is dat ook niet het grootste bezwaar. Maar hij zou toch moeten leren inzien dat diezelfde opvoering op het kleine scherm televisie wordt d.w.z. dat camerastandpunten, closeups, pano's en travellings voor een resultaat zorgen dat bepaald wordt door de technische mogelijkheden van het medium dat televisie heet. Maar in elk geval zou hij moeten beseffen dat televisie anders is: met een inherente neiging tot ontluistering van het eigenlijke schouwspel en met een groter realiteitskarakter dan de andere media; dat hij evenwel altijd over de ruimste keuze van vrijheid blijft beschikken, niet alleen vooraf maar ook middenin: het is de kracht en de zwakheid van het medium. (Ook bij het t.v.-spel is het uit- of omschakelen van het toestel zeer gewoon en in elk geval heel wat gemakkelijker en normaler dan het verlaten van het theater of de bioscoop tijdens de voorstelling.) Moge het ten slotte vooral tot hem doordringen dat hij zich door die vrije en eigenmachtige keuze nooit door het medium moet laten manipuleren, als hij het zelf niet wil. Een opgave die zich niet tot het t.v.-spel alleen beperkt maar natuurlijk veel ruimer is. Jo Daems Bibliografie J. Segers e.a.: Film, zevende kunst, tiende muze. Cedoc, Brussel. P. von Rüden: Das Fernsehspiel, München, 1975. O. Storz: Bestaan er al televisiewetten en hoe kan men die leren? In: Filmforum, Nr. 2, 1964. {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} Televisieschrijvers in Vlaanderen? Nooit van gehoord! Uitgangspunten voor dit artikel waren enerzijds de vaststelling dat de BRT-produkties opvallend beneden de Amerikaanse, Britse, Nederlandse en andere buitenlandse maten bleven en anderzijds de vraag naar de mogelijkheden voor specifieke televisieschrijvers. Dat de oorspronkelijke produkten van onze nationale zender vaak een schrijnend gebrek aan ideeën vertonen hoeft nog nauwelijks aangetoond, laat staan bewezen. Elke kijker met enig kritisch vermogen kan bij herhaling vaststellen dat onze voortbrengselen afgewogen tegenover het buitenlandse aanbod op velerlei gebieden het onderspit delven. Het schoentje wringt minder op het technische dan op het inhoudelijke vlak. Maar de mensen die deze ideeën zouden moeten aanbrengen en op een televisueel verantwoorde manier uitwerken, laten het hier afweten. Of komen ze niet aan bod? We hebben geen echte scenarioschrijvers, slechts auteurs die graag een schnabbel bijverdienen, de uitzonderingen bevestigen ook hier de regel, nietwaar Paul Koeck? In de toekomst zullen we ook geen specifieke scenarioschrijvers krijgen, want er wordt ook niet het geringste ondernomen om de zaak uit het stop te helpen. We zouden ons de vraag kunnen stellen of de verantwoordelijken voor dit hiaat het überhaupt als een gemis aanvoelen. Insiders fluisterden ons het antwoord in het oor: neen. Het klinkt allemaal weinig bemoedigend, maar zo liggen de kaarten nu eenmaal. Een relevant gesprek met producer Jos Van Gorp van de dienst Drama bij de BRT-televisie leert ons hoe dramatisch de situatie wel is. JVG: We hebben inderdaad geen specifieke televisieschrijvers. Op de keper beschouwd is scenarioschrijven een vak, een beroep dat behalve talent ook een aantal technische vaardigheden vereist. In landen waar het televisiedrama een grote ontwikkeling gekend heeft, is het zelfs een vak met specialisaties geworden. Een script voor een aflevering van een serie wordt daar doorgaans door een team van scenaristen geschreven: één schrijft de dialogen, twee werkt de aktiescènes uit, drie bedenkt de gags, enz. Bij ons blijft het nog te vaak een artistieke opdracht, een hoofdzakelijk literaire aangelegenheid, die bij voorkeur wordt toegewezen aan schrijvers die op andere terreinen een zekere status verworven hebben. Vlaanderen: Zou het oprichten van een soort van experimentele werkgroep waar geinteresseerde schrijvers het vak zouden kunnen leren een uitkomst kunnen brengen? JVG: Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn, maar bij de BRT is het (nog) niet gebeurd. Eén manier waarop de BRT enkele mensen helpt bij hun ‘opleiding’ tot scenarioschrijver, is hen af te vaardigen naar het Schrijverspraktikum, een Nederlands initiatief, uitgevoerd door de Werkgroep Drama, waarin de drama-medewerkers van de diverse zuilen vertegenwoordigd zijn en de afdeling Opleidingen van de N.O.S. Dit praktikum wordt jaarlijks georganiseerd in de opleidingsstudio Santbergen te Hilversum. Vanaf 1975 werden per jaar telkens twee Vlaamse auteurs uitgenodigd om er zich met enkele vakmensen (dramaturgen, regisseurs, acteurs) over het maken van televisiedrama te bezinnen. In 1975 werden Paul Koeck en Roger Van Ransbeek door de BRT afgevaardigd, in 1976 Teresa Van Marcke en René Verheezen, dit jaar kwamen Fernand Auwera en Jos Houben aan de beurt. De doelstellingen van het praktikum zijn beperkt: a)kennismaking met de televisiestudio; b)ervaring van het samenwerkingspatroon auteur-regisseur-acteurs; c)confrontatie met de praktische moeilijkheden die ontstaan bij de overgang van idee naar scenario en van scenario naar realisatie; d)bezinning over de relatie theater-filmtelevisie. Het werkrooster omvat een eerste kennismaking, een oriëntatiedag, waarbij opdracht gegeven wordt tot het schrijven van een scenario voor enkele minuten eenvoudig televisiedrama en een maand later een kleine week intensief bezig zijn met de realisatie van dit project. Het praktikum wordt afgesloten met het bekijken en bespreken van de gerealiseerde projecten. Het is zonder meer duidelijk dat dit Praktikum geen schrijversopleiding is. Het is gericht op de confrontatie van reeds verworven ideeën met een stukje uit de normale produktiedwang gelichte televisierealiteit. Wie zichzelf even op de proef wil stellen, kan eens proberen zo'n moment televisiedrama uit te werken met de mogelijkheden en de beperkingen van het Schrijverspraktikum: a)eenvoudig te suggereren locatie (beschikbaar: wanden, twee deuren, twee ramen, tafels, stoelen, planten, bloemen, vazen, telefoon, radio, eet- en drinkgerei, kranten, boeken, een bed, een schrijfmachine, een rolstoel, spiegels); b)drie tot vijf minuten programmatijd; c)twee of drie acteurs (beschikbaar: twee actrices, twee acteurs); d)weinig (of geen) tekst; e)geen filminlassen; f)geen trucages; g)muziek en effectgeluiden. Wie denkt met deze beperkte middelen toch een origineel stukje televisie te kunnen schrijven, mag het resultaat altijd opsturen naar de dienst Drama van de BRT. Eén van de medewerkers zal wel bereid gevonden worden om het werkstukje te lezen en te becommentariëren. De schrijvers die tot nu toe aan het Praktikum deelnamen, voelden zich zonder uitzondering een ervaring rijker, maar betreurden het haast even eensgezind dat het bij een eenmalig gebeuren blijft, dat geen passende follow-up krijgt. Veel van dit soort opleidingswerk is geënt op methodes die de {== afbeelding ‘Jeroom en Benzamien’. Maurits Balfoort met zijn naaste medewerkster, regie-assistente Tia Merecy.==} {>>afbeelding<<} {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘Agamemnoon’ t.v.-spel door Johan Boonen naar Aischulos in een regie van Lode Hendrickx. Met o.a. Joanna Geldof, Veerle Wijffels, Leo Dewals, Hugo Van den Berghe en Gaston Vandermeulen. Decor: Paul Degueldre; programmatie: Jos Van Gorp; produktie: Hubert Van Herreweghen. Een algemeen beeld van de grote studio. Bovenaan de belichtingsapparatuur: spots voor gericht licht, lichtbakken voor diffuus licht. Op de vloer twee camera's op hun gewone voet en één op een studiokraan (de dolly) gemonteerd, daarachter een microfoonhengel.==} {>>afbeelding<<} frequent toegepast worden. Jammer genoeg worden bij de BBC nog slechts bij hoge uitzondering niet-Commonwealthers tot de cursussen toegelaten. Vlaanderen: Krijgen de schrijvers die aan het Praktikum deelgenomen hebben daarna tenminste een opdracht van de BRT? JVG: Dat is geen automatisme, maar meestal wordt aan de deelnemers toch de mogelijkheid gegeven om nadien een echt televisiespel uit te werken. Zo legt de BRT momenteel de laatste hand aan de realisatie van een zeer interessant scenario van René Verheezen, dat na zijn deelneming aan het Praktikum tot stand kwam. Het zou natuurlijk ideaal zijn, wanneer de BRT enkele mensen in dienst zou kunnen nemen, die enige opleiding genoten hebben en die een duurzame belangstelling aan de dag leggen. Plannen in die richting zijn wel eens geopperd, maar een begin van uitvoering is niet in zicht. Men gaat ervan uit dat het afzetgebied te klein is om zich de luxe van een dergelijk team van scenaristen te kunnen permitteren. Vlaanderen: Wat doet de BRT dan wel? JVG: In afwachting van betere tijden proberen we de mensen die met een project aankomen of die we zelf een opdracht geven een maximale begeleiding te geven. {== afbeelding Een ongewone kijk op de decors.==} {>>afbeelding<<} {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} BBC ontwikkeld heeft en die daar nog Vlaanderen: We kennen niet onverdienstelijke schrijvers die een scenario inzenden en het een aantal maanden later teruggestuurd krijgen zonder boe of ba. Terug aan afzender. Punt. Dat zullen dan wel gevallen van minimale begeleiding zijn? JVG: Dat gebeurt, ik zal het niet ontkennen. We krijgen per week gemiddeld één origineel manuscript toegezonden. Meestal zijn het miskleunen. Tijdverlies. Je mag niet vergeten dat onze dienst onderbemand is. Tijdsgebrek dwingt ons soms tot zo'n optreden. Eigenlijk zouden we met iedereen die de moeite neemt om iets te schrijven en het ons toe te zenden, moeten praten. Maar dat kan gewoon niet. Als we maar even denken dat er iets waardevols in zit, doen we dat wel, maar meestal blijkt dat het bij een aardig idee blijft, maar dat de uitwerking zo mank loopt dat er geen rechttrekken aan is. Vlaanderen: Hoe verloopt dan zo'n maximale begeleiding? JVG: Interessante projecten komen zelden spontaan tot stand. Meestal geven wij de auteurs een opdracht, zo'n vier of vijf per jaar. Die opdracht kan volkomen vrij zijn, maar het gebeurt ook dat wij een auteur zoeken die een onderwerp wil uitwerken, waar wij belangstelling voor hebben. Zo heb ik Paul Koeck gevraagd om een gedramatiseerde documentaire te schrijven over de handel in tweedehandse auto's. Dat heeft ‘In perfecte staat’ opgeleverd. Zo heeft onze dramaturg, Lou De Vel, Libera Carlier en Roger Van Ransbeek aangetrokkken om scenario's te schrijven voor de serie ‘Tussen wal en schip’ omwille van hun bekendheid met het scheepvaartmilieu. Eerst wordt met zo'n auteur uitvoerig gepraat over de lengte, de mogelijkheden en de beperkingen wat betreft studiofaciliteiten en/of filmlocaties, de budgettaire consequenties van een bepaalde aanpak, de wenselijkheid van de te verwerken stof, enz. Wanneer de auteur niet uit zichzelf met een kant en klaar script op de proppen komt, vragen we hem doorgaans om eerst een synopsis te schrijven. Hij mag dat naar believen doen in de vorm van een doorlopend verhaal of gestructureerd in sequenties, die telkens een min of meer continuë, aan tijd en plaats gebonden handeling beschrijven. Daarnaast wordt van {== afbeelding ‘Jonas de Walvisvaarder’, t.v.-spel van Roger Van Ransbeek in regie van Dré Poppe. Met o.m. Jan Reussens en Greta Lens. De vier camera's klassiek opgesteld in een halve cirkel voor het decor.==} {>>afbeelding<<} hem verlangd dat hij een proeve van uitwerking levert, een tiental bladzijden tekst, die niet noodzakelijk het begin van het te schrijven televisiespel moeten zijn, maar die wel toonaangevend moeten zijn voor de structuur, de stijl en de dialoogverwerking van het geheel. Uit de ervaring blijkt dat het schrijven van een sobere natuurlijke dialoog voor de meesten nog de grootste struikelblok vormt. Blijkt het resultaat interessant genoeg, dan pas wordt opdracht gegeven om het televisiespel of het filmscenario uit te werken. Als dat gebeurd is, is de kous nog niet af. Voor de begeleiders van de dienst Drama en in de meeste gevallen ook voor de auteur zelf begint dan het zwaarste werk. Hij moet namelijk in samenwerking met dramaturg, producer en regisseur de bereidheid opbrengen om zijn werk te herzien, scènes te veranderen, uit te bouwen of in te korten, dialogen te herschrijven, enz. Natuurlijk kan de samenwerking van beide zijden na het eerste stadium (synopsis en proeve van uitwerking) of na het tweede (eerste versie van het scenario) afgebroken worden. In zo'n geval worden alleen de honoraria voor het geleverde werk, respectievelijk vijfduizend en twintigduizend frank uitbetaald. Voor een uitzendklaar televisiespel ontvangt de schrijver momenteel vijfenveertigduizend frank. In dat bedrag zijn geen uitzendrechten begrepen. Die bedragen voor een origineel werk op dit ogenblik ongeveer zeshonderd frank per minuut. Al moet men er bij vergelijking van deze honoraria met buitenlandse tarieven rekening mee houden dat daarin vaak de uitzendrechten voor één of meer uitzendingen begrepen zijn, het blijft een feit dat ze erg laag zijn. Als men ervan uitgaat dat het schrijven van een scenario twee à drie maanden werk betekent en dat een schrijver zich gelukkig mag prijzen als hij om het jaar één televisiespel aan de BRT kan slijten (andere afzetgebieden zijn er nauwelijks in dit land), dan lijkt scenarioschrijven niet meteen een lucratief beroep. Daartegenover staat dat de televisieschrijver, in tegenstelling tot de schrijver die zich op de andere dramatische media richt of die zich tot het gedrukte woord beperkt, gebruik kan maken van een machtige infrastructuur en dat hij zijn werk zonder moeite kan vertonen aan een bijzonder groot pubiek, dat {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Opname uit ‘De vierde man’. De regisseur, studiomeester en regie-assistente plegen overleg, terwijl machinisten met decorpanelen zeulen. Verrijdbare monitor.==} {>>afbeelding<<} voor de meer gesofistikeerde media vaak ontoegankelijk is. De lage honoraria hangen natuurlijk samen met de lage doorsneekwaliteit van het aanbod. Alle elementen voor een vicieuze cirkel zijn hier aanwezig en de tijd lijkt mij helaas nog niet rijp om die te doorbreken. De televisiemensen verwachten van de schrijvers dat zij zich ernstig in dit specifieke vak verdiepen, en dat begint met het aandachtig bekijken en analyseren van vakkundig geschreven buitenlands werk (Engelse, Amerikaanse, Duitse televisiespelen en series). Het is verbijsterend hoe weinig inzendingen, bij voorbeeld voor een televisiespelwedstrijd specifiek op dat medium afgestemd zijn. In vele gevallen kan zo'n tekst even goed (of even slecht) dienst doen als luisterspel voor de radio of als scenario voor de poppenkast van de jeugdvereniging. De schrijvers mogen van de televisiemensen verwachten dat zij op een maximale manier begeleid worden en dat de kansen op werk steeds frequenter worden. Vlaanderen: Bestaat die kans echt, of blijft het voorlopig bij een wensdroom? JVG: Om daarop een antwoord te kunnen geven, lijkt het mij nuttig om de behoeften van de BRT aan televisiedrama even in een historisch perspectief te plaatsen, zij het dan een sterk verkort. Er bestaat bij de BRT om te beginnen een feuilletontraditie. Onze vroegere programmadirecteur, Bert Janssens beweerde zelfs dat het televisiefeuilleton een uitvinding van de Vlaamse televisie was! Wanneer we Schipper naast Mathilde even in een voor televisienormen heel ver verleden laten en ons grosso modo tot de laatste tien jaar beperken, dan moet het opvallen dat het dramatische gelaat van de Vlaamse televisie jarenlang bepaald geweest is door een opeenvolging van populaire feuilletons: Jeroom en Benzamien, De filosoof van Hagem, De heren van Zichem, De vorstinnen van Brugge, die zonder uitzondering de handtekening droegen van Maurits Balfoort, niet alleen als regisseur, maar ook als auteur of co-auteur van de bewerking. Het afscheid van Maurits Balfoort aan de Vlaamse televisie heeft ook duidelijk een lacune gelaten. Niemand was bereid of in staat om meteen in dit genre, dat door velen weliswaar geringschattend bekeken werd, maar dat ongetwijfeld beantwoordde aan een levendige behoefte bij brede lagen van het publiek, door te gaan. Bovendien was het bijna onmogelijk geworden om produkties van die omvang in BRT-verband en op een bijna artisanale manier te realiseren. Als het genre opnieuw aan bod komt, is dat in een meer gestroomlijnde stijl, afgestemd op internationale consumptie en in co-produktie met Nederland. Een mens van goede wil was de eerste telg van deze nieuwe generatie. De co-produktievorm bracht mee dat de bewerking (Nel Bakker) en na enige strubbelingen ook de regie (John van de Rest) in Nederlandse handen overgingen. Er ligt telkens wel een werk van een bekend Vlaams auteur aan de basis van de hele onderneming, maar voor het specifieke televisiewerk wordt een beroep gedaan op buitenlanders. Ook voor het nieuwste project Maria Speermalie is dat het geval. Bewerking en regie zijn in handen van de bekende Tsjechische realisator Antonin Moskalyk. Johan Boonen staat in voor de fatsoenering van de dialogen. Andere bewerkingen van bekende romans beperkten zich tot twee of drie afleveringen, maar ook voor die prestigieuze uitzendingen werd door de band de voorkeur gegeven aan een gereputeerd scenarist uit het buitenland. Zo bewerkte dezelfde Antonin Moskalyk Coolens Herberg In 't Misverstand en zo heb ik de Fransman Jean Ferry, auteur van talloze filmscenario's, aangetrokken voor de bewerking van Lampo's Komst van Joachim Stiller. Gelukkig zijn de Vlaamse schrijvers met belangstelling voor televisie wel aan bod kunnen komen in twee andere genres: het televisiespel en de serie. Laat ik voor een beknopte geschiedenis van het Vlaamse televisiespel weer niet teruggaan naar de heroïsche beginjaren, waarin relatief veel oorspronkelijk werd vertoond. Voor de periode van de laatste tien jaar, waarvan ik zelf kan getuigen, plaats ik graag een nieuw begin van het eigentijdse Vlaamse televisiespel bij de uitzending in 1969 van De week van de kapiteins, een in opdracht geschreven scenario van Jos Vandeloo. De typische televisiestij, het interessante onderwerp (de vereenzaming van oude mensen in een gesticht) en het sociale engagement zijn voor mijn gevoel nog steeds exemplarisch. {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} Opvolgers in dit genre waren o.m. Even bewesten Ouessant van Libera Carlier (1972), De routiers van Paul Koeck (1973), Morgen is het beter van Eddy Asselbergs (1974), Jonas de walvisvaarder van Roger Van Ransbeek en De man van 59, weer van Jos Vandeloo (1975), Het ouderlijk huis van Eddy Asselbergs en In perfecte staat van Paul Koeck (1977). En dit jaar komt daar waarschijnlijk nog een nieuwe naam bij: René Verheezen met Ons klein paradijs. Libera Carlier en Roger Van Ransbeek vinden wij naast twee Nederlanders terug als scenarioschrijvers voor de oorspronkelijke televisieserie Tussen wal en schip. Verschillende andere projecten van series liggen op dit ogenblik ter studie. Interessant is dat voor een dergelijke serie meestal aangestuurd wordt op samenwerking van verschillende scenaristen, een onvermijdelijke en nuttige stap op de weg naar een meer commerciële en vakmatige aanpak van het scenarioschrijven. Naast het oorspronkelijke werk zijn er natuurlijk de talrijke bewerkingen van bestaand literair werk. Op dat terrein zijn weer andere schrijvers aan 't werk. Soms is het een aanloop tot het schrijven van oorspronkelijke scenario's, maar dat is lang niet altijd het geval. Een goede bewerker kan in zijn werk een flink pak creativiteit kwijt en de beschikbare stof is oneindig groot en gevarieerd. Met het systematisch uitbesteden van bewerkingen werd een nieuw begin gemaakt met de reeks van vijf bekende romans van Hendrik Conscience die in 1973-'74 uitgezonden werd en die dit jaar op het tweede net herhaald wordt. Hier kwamen weer andere schrijvers voor 't eerst aan bod: Teresa Van Marcke, Evrard Uwents, René Verheezen, Jos Houben en Clem Schouwenaars, die lang geleden eens een heel aardig televisiespelletje geschreven had. Evrard Uwents bezorgde ook een bewerking van Jos Vandeloo's Huis der Onbekenden. Paul Koeck bewerkte zijn eigen novelle In natura, René Verheezen De danstent van Jozef Simons en Mur italien van Marcel Matthijs, Hein Schütz en Alma Popeyus De nachttrein naar Savannah, Georgia van Marnix Gijsen, Teresa van Marcke Ik zag Cecilia komen van Felix Timmermans. Al die uitzendingen waren in de loop van de laatste twee jaar op het scherm te zien. Wanneer men dit al bij al toch niet zo'n spectaculaire opsomming vindt, moet men {== afbeelding Regie-assistente met koptelefoon, regisseur en schakeltechnicus aan de regietafel.==} {>>afbeelding<<} toch nog een paar gegevens in overweging nemen. Het percentage oorspronkelijk Nederlandstalig werk is de laatste jaren gestegen tot zowat zeventig percent van het totale aantal programma's dat door onze dienst uitgezonden wordt. Tot dit percentage behoren alle feuilletons en series (in de wandeling noemen wij feuilleton een doorlopend verhaal over verschillende afleveringen gespreid, serie een reeks van afgeronde verhalen rond eenzelfde thema; in die zin is Tussen wal en schip een feuilleton, Centraal Station een serie). De buitenlandse televisiespelen die wij produceren worden, in geval ze zich daartoe lenen, aangepast wat betreft namen, plaatsen en toestanden. Ze worden niet zelden gekozen in functie van hun bewerkbaarheid en de bewerkingen worden gegeven aan mensen die een veel grotere inbreng hebben dan gewone vertalers: Joël Hanssens, Jan Decorte, Johan Boonen, Herman De Coninck, enz. Wanneer men tot de slotconclusie komt dat niet zo veel Vlaamse auteurs bij het televisiewerk betrokken zijn en dat vaak dezelfde namen opduiken, moet men bedenken dat het aanbod van kwalitatief behoorlijk werk niet overweldigend groot is en dat wij met de uiterst beperkte staf van medewerkers, waarover wij beschikken, onmogelijk nog meer begeleidend werk aankunnen. Vlaanderen: Een goed dichter is daarom nog geen goede prozaïst. Een gewaardeerde romanschrijver is ipso facto nog geen goede televisieschrijver. Is het niet van het allerhoogste belang dat de belangstellende auteurs het medium ook van dichterbij kunnen leren kennen? JVG: Natuurlijk wel. Meestal wordt de auteur van het scenario uitgenodigd om het produktieproces van dichtbij te volgen. Vaak is tijdens het werk aan het scenario al een band gegroeid tussen de schrijver en de regisseur. In zo'n geval gebeurt het niet zelden dat de schrijver ook tijdens de verwezenlijking van zijn project nog een actieve rol speelt. Sommige schrijvers kunnen zich moeilijk losmaken van hun beroepsbezigheden, andere willen met de rompslomp van de produktie liever niets te maken hebben. Om het even wie die met een behoorlijke motivering {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Een moment van ontspanning tussen twee opnamen van ‘De vierde man’. Links de microfoonhengel, rechts de camera.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ‘Jeroom en Benzamien’, de lotgevallen van een Brusselse spekslager en een Antwerpse beenhouwer, beiden destijds gevestigd te Sint-Jans-Molenbeek. Vervolgverhaal in zes episoden, vrij naar de roman van Ernest Claes, met Robert Marcel en Luc Philips in de hoofdrollen. Filmwerk in de studio met de studiomeester, de cameraman en de assistent.==} {>>afbeelding<<} {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} een produktie wil komen volgen, kan dat doen. Pottenkijkers zijn bij ons welkom. Onlangs nog hebben we Marc De Bie op bezoek gehad, die tot nu toe alleen voor het amateurtoneel geschreven heeft en van wie we een stuk voor televisie aangepast hebben. Misschien krijgt hij er op die manier wel zin in om iets voor televisie te gaan schrijven. Vlaanderen: Toch klagen auteurs dat ze op de BRT geen voet aan de grond krijgen. Welke raad kunt u hun geven? JVG: Het zal intussen wel duidelijk zijn dat wij niet ieder probeersel van de eerste de beste beginneling kunnen realiseren. Een televisiespelproduktie kost vandaag de dag al veel meer dan een miljoen, ons budget is beperkt, onze programmatiemogelijkheden zijn beperkt, onze staf is beperkt. Aan wie denkt dat hij iets waardevols in zijn mars heeft op dit gebied kan ik maar één raad geven: hij moet persoonlijk contact zoeken met iemand van de dienst Drama, een afspraak maken en persoonlijk over zijn ideeën komen praten. Als hij werk ter lezing aanbiedt, moet hij ervoor zorgen dat er een datum wordt vastgesteld, waarop hij het oordeel van de dienst Drama kan vernemen. Hij moet erop voorbereid zijn dat zijn geduld en zijn doorzettingsvermogen op de proef zullen worden gesteld. Jos Vandeloo heeft ooit eens in december tijdens een tafelgesprek een idee voor een televisiespel gespuid, in februari van het volgende jaar was het opgenomen en in mei was het uitgezonden. Dat is een absoluut record. In de regel gaat daar makkelijk twee jaar overheen. Wanneer het repertoire, de budgetverdeling en de produktieplanning voor een jaar vastliggen, is het zo goed als uitgesloten dat daar nog een nieuwe produktie ingeschoven wordt. Ik kan mij voorstellen dat het voor een jonge ambitieuze auteur heel frustrerend moet zijn, als hij eerst een jaar moet wachten voor hij weet dat zijn werk op het repertoire komt en dan nog eens een jaar voor het gerealiseerd wordt. Vlaanderen: Ik heb ooit een videospel uitgewerkt en gerealiseerd. Het was de bedoeling om in een videowerkgroep ervaring op te doen als televisieschrijver. Ziet u daar geen heil in? JVG: Dat zie ik zeker. Ik wist niet dat het al gebeurde. Wie op die manier een project wil voorstellen, kan dat beslist doen: we hebben een videorecorder op de dienst. Wat de BRT niet kan, is opname-apparatuur ter beschikking stellen voor dergelijke experimenten, dat zal voorlopig nog door het onderwijs of het vormingswerk moeten gebeuren. Toen de kleurentelevisie moest ingevoerd worden, hebben de meesten van ons wat opleiding gekregen om te leren werken met kleur in een speciaal daartoe uitgeruste studio. Die studio is in gebruik gebleven, jammer genoeg alleen voor de opleiding van technici. Zo'n experimentele studio zou natuurlijk ook een uitstekende proefbank kunnen zijn voor regisseurs, dramaturgen en scenarioschrijvers, Maar dat kon blijkbaar niet. Vlaanderen: Denkt de BRT niet aan een soort van wedstrijd om talentrijke scenarioschrijvers in de dop op te sporen en een kans op verdere opleiding te bieden? JVG: De BRT denkt niet, een aantal mensen op de BRT wel! En het resultaat van dat denken is onvermijdelijk dat over veel dingen heel uiteenlopende meningen bestaan. Ik heb ooit zelf naar aanleiding van een resolutie van het negende Colloquium voor toneel-, radio- en televisieschrijvers in Maastricht een plan uitgewerkt om een soort van wedstrijd uit te schrijven voor korte televisiespelen en films. Ik formuleerde de doelstellingen van het opzet toen als volgt: a)iedereen die zich geroepen voelt om scenario's te schrijven een kans geven om zijn krachten te meten met het televisiemedium en op die manier meehelpen aan het vullen van een lacune in het schrijversbedrijf; b)een aantal (potentiële) schrijvers in de gelegenheid te stellen om via een begeleiding door insiders (dramaturgen, regisseurs, cineasten) kennis te maken met de specifieke eisen, mogelijkheden en beperkingen van de televisie; c)het wat verwaarloosde enkelvoudige korte televisiespel herwaarderen en een nieuwe impuls en een uitweg geven aan de stiefmoederlijk behandelde korte speelfilm; d)een aantal jonge regisseurs hun talent laten beproeven op de realisatie van deze korte televisiespelen en -films; e)gedurende een aantal maanden een reeks van televisiespelen programmeren, die niet alleen een aantal nieuwe stemmen en stijlen {== afbeelding Nog uit ‘Jeroom en Benzamien’; de voorbereiding van een travelling: links regisseur Maurits Balfoort, achter de camera cineast Jos Van Schoor.==} {>>afbeelding<<} {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘Wij, Heren van Zichem’, episode van het t.v.-feuilleton naar Ernest Claes, t.v.-aanpassing: C.J. Staes en Maurits Balfoort. Met o.a.: Herman Coene: Jo De Meyere, Elza Van Berckelaer: Denise Zimmerman, Fons Coene: Jacky Morel, Zelia: Lia Lee, Pover: Carlos Van Lanckere. De regisseur geeft aanwijzingen aan zijn acteurs.==} {>>afbeelding<<} aan bod laten komen, maar die ook door een hoge graad van herkenbaarheid een meer dan behoorlijke populariteit kunnen genieten. Niet het soort van vrijblijvende wedstrijd dus, waar één winnaar met een leuk bedragje opnieuw de woestijn wordt ingezonden, maar een talentjacht, waar ten minste aan een tiental interessante inzendingen een passende follow-up zou worden gegeven. Voor dit plan werd bij de BRT-leiding geen concensus gevonden. Net als in Nederland gaf men de voorkeur aan een systeem van opdrachten aan auteurs die al op de één of andere manier hun sporen verdiend hebben. Al kan men natuurlijk aanvoeren dat men op die manier een mogelijkheid om onbekend talent te ontdekken ongebruikt laat, toch is een dergelijk standpunt begrijpelijk. Ik heb persoonlijk ook de ondervinding dat uit wedstrijden maar hoogst zelden waardevol werk te voorschijn komt, dat zich niet op een andere manier kon manifesteren. Vorig jaar nog heb ik deel uitgemaakt van de jury die de Visser-Neerlandiaprijzen voor televisiespelen moest toekennen. We hebben ons moeizaam door een zestigtal inzendingen uit Noord en Zuid gewerkt, het was eerlijk gezegd een hoop ellende. Aan Vlaamse zijde was er uiteindelijk maar één werkstuk dat voor uitzending in aanmerking kon komen. En dat was afkomstig van een auteur die voor ons al lang geen onbekende meer was en die zijn werk net zo goed meteen naar de BRT had kunnen sturen. Het wordt binnenkort gerealiseerd. Vlaanderen: Telkens weer worden de beperkte financiële middelen van de BRT ingeroepen om bepaalde tekortkomingen te verklaren. Is dat niet een al te gemakkelijke verontschuldiging voor een gebrek aan visie, aan ideeën, aan geslaagde programma's? JVG: Over de financiële middelen, waarover de programmadiensten beschikken, kan ik hier niet veel zinnigs vertellen. Cijfers zijn voor buitenstaanders meestal niet te interpreteren. Misschien wordt iets duidelijk als men bedenkt dat de hele BRT het moet rooien met het budget van één grote Nederlandse zuil, dat ieder van de negen Duitse televisiestations over een budget beschikt dat ten minste tien keer groter is dan dat van de BRT. Laten we stellen dat de vindingrijkheid en het creatieve talent van de BRT-programmamakers niet groot genoeg is om de kijkers voortdurend te laten vergeten dat we zo ontzettend krap in de kleren zitten. Zo is het met series en televisiespelen ook kiezen of delen geweest en die keuze is, voorlopig in ieder geval ten nadele van het eenmalige televisiespel uitgevallen. Waar wij een goede vijf jaar geleden nog twintig tot vijfentwintig televisiespelen per jaar konden produceren, is dat aantal nu gedaald tot hooguit acht. Op die manier gaat bij de kijker onvermijdelijk het gevoel van continuïteit en na verloop van tijd ook de belangstelling voor dit soort van programma's verloren. Wel zullen er in het komende seizoen niet minder dan vier feuilletons en series op het scherm te zien zijn: De collega's, Slisse en Cesar, Rubens en Maria Speermalie. Terwijl die bonte parade voorbijtrekt, zal men aandachtig moeten uitkijken om ten minste de oorspronkelijk Vlaamse televisiespelen en -films niet te missen. Vier titels kan ik nu al met zekerheid noemen: Ons kleine paradijs van René Verheezen, De onweersvogel van Paul Koeck, De dag dat het kampioenschap van België verreden werd van Marc De Bie en De kerselaar van Gaston Gheuens. Het is duidelijk dat met dit soort van programmatie op een jaar tijd maar een handvol scenarioschrijvers één keer aan bod kunnen komen. Vlaanderen: Dus weer de beruchte vicieuze cirkel. Omdat er geen goede scenario's zijn, worden er niet veel televisiespelen gemaakt. Aangezien er zo weinig televisiespelen zijn, zijn er weinig televisieschrijvers. En omdat er geen specifieke televisieschrijvers zijn, worden er geen goede scenario's geschreven. JVG: Zo is het helaas. Het moet naar buiten toe vechten tegen de bierkaai lijken. Vooral voor beginnelingen, afgestudeerden van het R.I.T.S.C. * bij voorbeeld, is het moeilijk om door te breken. Hubert Van Herreweghen, de chef van onze dienst, stelt hoge literaire eisen aan een script. Daar wil ook nog wel eens een scenario op afknappen. Vlaanderen: Maar een scenario is toch niet te vergelijken met een roman. Dat moet toch aan andere eisen voldoen. JVG: Dat ben ik het met u eens, maar het dient gezegd dat heel wat projecten die ons ter lezing aangeboden worden schabouwelijk slecht geschreven zijn. En dan bedoel ik niet dat er taalfouten in staan, maar dat ze in een on-taal geschreven zijn, een krakkemikkig, stroef Nederlands vol slordigheden en stijlbreuken. Dat wijst op een gebrek aan cultuur en aan discipline en dat stemt je bij de lectuur al meteen heel sceptisch. Nog erger wordt het als je onleesbare teksten toegezonden krijgt: manuscripten met doorhalingen en verwijzingen of zoveelste bleke doorslagen op rood papier en zonder correcties. {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe kan een schrijver nu verlangen dat je daar ernstig werk van maakt? Vlaanderen: Moet een scenario qua vormgeving aan bepaalde strenge eisen voldoen om in aanmerking te komen? Moet men verschillende exemplaren inzenden? JVG: Helemaal niet. Het is natuurlijk handig, wanneer men de allereenvoudigste conventies respecteert. Om te beginnen is er geen echt verschil tussen een televisiescenario en een filmscenario. Filmscenario's zijn vandaag de dag makkelijk in de boekhandel te kopen. Een amateur-scenarioschrijver doet er goed aan zo'n paar filmscenario's aandachtig te lezen. Zo leert hij meteen wat er in een script hoort te staan en wat niet. Bovendien heeft hij een voorbeeld van bladschikking. En zelfs daar hoeft hij geen rekening mee te houden. De meest eenvoudige richtlijn is nog de volgende: verdeel uw blad in twee kolommen, schrijf in de linkse wat u wilt zien, beschrijvingen van de locaties, van de handelingen, aanduidingen voor het camerawerk en in de rechtse wat u wilt horen, dialogen, effectgeluiden en muziek. Het is niet nodig om alles af te weten van camera's, lenzen, hoeken, bewegingen om een scenario te schrijven. Beschrijf gewoon de beeldinhoud waar u dat noodzakelijk vindt voor een goed begrip van uw bedoelingen. Al het overige is het werk van de realisator. U hoeft niet meer dan één exemplaar in te zenden. Het mag natuurlijk wel, dat bespaart ons het fotokopiewerk als we 't meer dan één medewerker tegelijk willen laten lezen. Geef vooral geen uniek exemplaar uit de hand. Vlaanderen: Nu praten we toch weer net alsof de BRT een luilekkerland voor scenarioschrijvers is, alsof we zouden willen dat vandaag nog honderd schrijvers in hun pen klimmen om het televisiescenario te schrijven waar ze tot nu toe alleen maar even van gedroomd hebben. Misschien zou het goed zijn dat ze het toch doen, ondanks alle moeilijkheden die hun te wachten staan. Wat baat het de schrijvers te klagen dat ze niet meer gelezen worden. De twintigste eeuw is een beeldtijd, meer dan een lees-tijd. Men leest niet meer, men kijkt: prentjes, strips, geillustreerde bladen, film en... televisie. Is het dan geen dwingende noodzaak voor de auteurs om zich aan dit bij uitstek populaire medium aan te passen en het zo snel {== afbeelding ‘In natura’ t.v.-spel van Paul Koeck. Vertolkers: Roger Bolders, Jeanine Schevernels, Liliane Raeymaekers, Leo Dewals; regie: Bert Struys. De regisseur praat met een acteur voor een opname.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Voor lange, vloeiende bewegingen wordt de filmcamera op een wagentje gemonteerd dat geluidloos en zonder schokken op sporen loopt: de zogenaamde travelbaan. Hier voor de opnamen van ‘Klaaglied om Agnes’.==} {>>afbeelding<<} mogelijk optimaal te leren bespelen? Als er kwalitatief betere scripts op de producerstafel belanden, zal men ook interessantere honoraria en werkvoorwaarden kunnen bedingen en zullen er middelen gevonden worden om ze te realiseren en mogelijkheden om ze uit te zenden. En als zou blijken dat het allemaal niet zo is, zal men ten minste de auteurs niet het verwijt kunnen toesturen dat ze door hun laksheid weer eens de boot gemist hebben. Jos Van Gorp / Daniël Billiet {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} Beschuldigde, sta op! Sinds de Vlaamse televisie bestaat is er geen enkel programma dat zoveel sukses heeft gekend als de rechtbankreeks van Jan Matterne. Deze serie loopt nu reeds ongeveer dertien jaar en - wat een zeldzaam verschijnsel is op het beeldscherm - vertoont nog geen tekenen van slijtage. Zelfs de Nederlandse televisie heeft de waarde van de programmareeks onderkend en reeds een drietal afleveringen op eigen scherm overgenomen. Vaak wordt de vraag gesteld hoe dit sukses kan worden verklaard. Ligt het aan de behandelde tematiek of aan de kwaliteit van het juristenteam of zijn de toevallige akteurs de ruggegraat van dit populaire programma. We stelden de vraag aan Dr jur. Frans De Clerck, sinds verleden jaar lid van onze vereniging. Deze geboren West-Vlaming, oudleerling van Dr Albert Smeets, nam een jaar geleden de rol over van wijlen assisenhofvoorzitter M. Croonenberghs, nadat hij als de ongenadige procureur-generaal jarenlang het scherm in de Vlaamse huiskamer had onveilig gemaakt. De heer De Clerck is jurist, oud-advokaat, oud-magistraat in Zaïre en is thans direkteur in een groot Brussels bedrijf en docent aan de Ekonomische Hogeschool St.-Aloysius in de hoofdstad. Vraag: Voor het scherm spelen stelt andere eisen aan de akteur dan op het toneel. Is het enkel een kwestie van minder mimiek en minder gebaren? F.D.C.: Inderdaad, het optreden voor een camera vergt van de akteur een totaal andere manier van spelen dan in de schouwburg. De camera is het meest indiscrete oog dat men zich kan voorstellen. Het leest elke gelaatstrek af, het observeert elke zenuwtrek, het verraadt het trillen van de minste gezichtsspier. Een close-up is dan ook een geducht wapen in de hand van de televisierealisator. Deze kan zijn camera zo laten optreden dat de geringste emotie enorme proporties kan krijgen. Een dergelijk fenomeen kent het theater uiteraard niet. Daar geldt de wet van de afstand, van de expressieve mimiek, van het duidelijke gebarenspel. Op televisie is het net andersom. Een TV-akteur moet zich helemaal beheersen, tenzij hij op grote afstand van de camera akteert. Zijn mimiek moet beperkt blijven tot voorzichtig ogenspel. Het lichtjes met de ogen knipperen is vaak al voldoende om een emotionele reactie weer te geven. Het even ophalen van een rimpel kan verbazing manifesteren en het lichtjes ontspannen van de mondhoek is genoeg om een glimlach te verraden. Op een podium is dit veel moeilijker merkbaar en is een duidelijker mimiek derhalve onmisbaar. Hetzelfde geldt voor het gebarenspel. Handen bv. zijn voor de camera een gegeerde prooi. De vingers moeten nauwelijks bewegen om precies te laten merken wat er in het betrapte individu omgaat. Denk maar even aan geïnterviewde politici die door een TV-journalist in het nauw worden gedreven. Hoe vaak wordt de camera niet op handen gericht om de kijker te laten zien dat de ondervraagde helemaal niet gelukkig is met de gestelde vraag. Gesticuleren is op televisie uit den boze. Men kan er nooit voldoende voor op zijn hoede zijn. Zelfs doorgewinterde akteurs vergeten dat wel eens en dat ergert me wel, ook wanneer ik dit bij mezelf moet vaststellen. De beste uitzendingen die we in het verleden hebben gemaakt waren die waarbij de emoties het sterkst onder controle werden gehouden. Ik denk hierbij aan twee merkwaardige processen, dat van een jodin uit Antwerpen die op een ontzettend gereserveerde manier haar onnoemelijk leed voor de camera bracht en dat van de zaak Blondé waar een vrij apatische vrouw terecht stond voor kindermoord. In beide gevallen werd de kijker diep geroerd door het akteertalent van de verdachten die zonder enige zichtbare pathos hun moeilijke rol vertolkten. Het is mij overigens opgevallen dat niet-beroepsakteurs hierin vaak beter slagen dan rasechte artiesten die een ‘stukske’ willen spelen. Vraag: Dit brengt ons tot een tweede vraag. Hoe verloopt de keuze van de akteurs en de aktrices die optreden in ‘Beschuldigde sta op’? Is er een bepaalde voorkeur in funktie van het behandelde proces? Krijgen amateurs een speciale regiebegeleiding? F.D.C.: Voor het juristenteam - dit zijn de leden van het Hof en de verdediging - wordt steeds een beroep gedaan op dezelfde mensen. Zij komen allen uit gerechtelijke kringen waar ze indertijd hun sporen hebben verdiend als magistraat of als advokaat. Zelf ben ik mijn loopbaan begonnen als advokaat te Gent, waarna ik enkele jaren substituut van de Procureur des Konings en rechter ben geweest te Kinshasa (ex-Belgisch Congo). Procureur-Generaal Willems en Advokaat Jos Deman waren ook als advokaat werkzaam vooraleer ze in de TV-processen meespeelden. Uiteraard is geen enkele van de spelers-juristen nu nog aktief in zijn vroeger beroep. Om deontologische redenen zou dit door de gerechtelijke instanties niet worden toegestaan. Anderzijds is het toch wel wenselijk dat de vaste leden van het Hof een degelijk juridisch verleden zouden hebben omdat er bij het opbouwen van een TV-proces wel wat ervaring op dit vlak nodig is. Ook advokaten en rechters kijken naar ons programma en mocht er iets niet kloppen bij het behandelen van ons dossier of mocht de procedure met de voeten worden getreden, dan zou dit wel enige reactie doen losbarsten vanuit de hoek van het gerecht. De beschuldigden en de getuigen worden aangeduid in funktie van iedere afzonderlijke zaak. Dit is het uitsluitend werk van onze uitermate knappe realisator Jan Matterne. Hij is het die telkens weer als een soort talent-scout op zoek gaat naar de gepaste types die voor een rol in aanmerking komen. Het is opvallend hoe goed hij hierin telkens opnieuw slaagt. Slechts zelden doet hij hierbij een beroep op beroepsakteurs. Vlaanderen beschikt evenwel over een enorme reserve amateurs die het in bepaalde gevallen even goed doen als de mensen van het beroepstoneel. Doch Matterne houdt het zelfs niet uitsluitend bij amateurs. Heel dikwijls ontdekt hij bepaalde types die nooit eerder op het toneel hebben gestaan en waarmee hij dan resultaten bereikt die aan het ongelooflijke grenzen. Ik ben vaak onder de indruk geweest van wat die mensen presteren. Deze gelegenheidsakteurs spelen geen toneel, ze vertolken een diep doorvoelde situatie die ze tijdens de voorbereidingsperiode tot de hunne hebben gemaakt. En ook dat is het werk van de realisator. Een paar maanden vóór de opnamen voert hij urenlange gesprekken met elk van deze lieden. Hij bereidt ze voor op hun rol, stelt honderden vragen over de door hen beleefde feiten in funktie van wat er in het dossier werd beschreven, wijst hun op de zwakke punten waarover hun verantwoording zal worden gevraagd ter zitting, {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Dr. jur. Frans De Clerck in ‘Beschuldigde, sta op’.==} {>>afbeelding<<} kortom leert hen hoe ze zich in hun rol moeten inleven; hoe ze hun rol zullen moeten waar maken, hoe ze hun ideeën en meningen naar voor zullen moeten brengen wordt hun niet gezegd. In die zin krijgen ze dus geen regievoorbereiding. Zij moeten hun tesis met eigen woorden zonder voorafgaande groepsrepetitie in de studio brengen. Op die manier verkrijgt men een grote spontaneïteit en verdwijnt elke toneelmatigheid. Vraag: Men heeft vaak de indruk dat het kijkerspubliek niet goed beseft hoe een televisieproces wordt opgebouwd. F.D.C.: Dat is zo. Dikwijls wordt ons gevraagd wie de tekst voor de processen opstelt, hoe vaak wij repeteren, of wij alles uit het hoofd moeten leren, of wij bij het maken van vergissingen bij de opnamen soms opnieuw moeten beginnen en dies meer. Onze processen zijn niet langer historische dokumenten zoals we die opvoerden bij de beginperiode van onze reeks. Toen vertrokken we van oude beruchte zaken die behoren tot de annalen van onze gerechtelijke geschiedenis. Het waren voorafgeschreven scenario's die we als een toneelstuk voorbereidden en waarbij de juristen-inbreng heel gering was. Toen de voorraad historische dossiers was uitgeput hebben wij gezocht naar een nieuwe formule. Hieruit is de nieuwe reeks gegroeid. We gaan als volgt te werk. De realisator, de leden van de verdediging en de rechters komen om de week bijeen. Op dergelijke vergaderingen wordt gezocht naar een origineel tema dat voor een TV-evokatie vatbaar is. Zodra we het allemaal eens zijn over de te behandelen tematiek, wordt een kort verhaal opgesteld dat de essentie weergeeft van het assisendrama. Aan deze eerste tekst wordt door de juristen geschaafd, waarna een echt dossier wordt samengesteld zoals rechters en advokaten deze in echte gerechtszaken hanteren. Dit dossier omvat de verklaringen van de verdachten en de getuigen zoals deze voor de onderzoeksrechter werden afgelegd en de diverse dokumenten waarover het Hof en de verdediging moeten beschikken (expertises, geneeskundige attesten, psychiatrische rapporten enz.). Ook dit dossier wordt grondig onder de loep genomen, afspraken worden gemaakt over het verloop van de procedure en dan is de zaak af voor de leden van het Hof tot op de dag van de opname. Dan begint het voorbereidingswerk van de realisator met de beschuldigde en de getuigen, de kontakten tussen de verdediger en zijn klient en de bijkomende ondervraging van de getuigen door de onderzoeksrechter. De voorzitter van het Hof en de Procureur-Generaal komen tijdens deze voorbereidingsfase niet meer aan bod. Zij moeten nu rustig hun dossier bestuderen, argumenten afwegen, hun vragen formuleren die ze ter zitting zullen stellen, tegenstrijdigheden in verklaringen die in het dossier werden opgenomen, opsporen. De aanklager en de verdediger werken ook aan het eerste stramien waarop hun rekwistoor en pleidooi verder zal worden uitgebouwd. Op de dag van de opname ziet het Hof de andere mede-akteurs voor het eerst. Er is tot op dat ogenblik dus nog geen enkel kontakt geweest met de beschuldigde of de opgeroepen getuigen. Het verrassingselement is derhalve even groot voor de rechters als voor de spelers. De rechtbank kruipt in zijn toga en zodra het rode lichtje op de camera gaat branden begint het drama. Iedereen vertolkt zijn rol zoals hij dat wenst, met eigen woorden in een sfeer die totaal overeenstemt met de drukkende geladenheid die elk assisenhof kenmerkt. Hier wordt geen theater gespeeld, hier staat echt iemand terecht voor een echte jury die straks echt zal beraadslagen over de schuldvraag en bij veroordeling ook echt een straf zal uitspreken. Het op band registreren van zo een proces neemt, inclusief de pleidooien, ongeveer vijf uur in beslag. Dit gebeurt meestal op twee dagen. De eerste dag hebben we de debatten, de dag erop komen de aanklager en verdediger aan het woord. Er wordt nooit onderbroken tijdens de opnamen, er wordt verder gespeeld tot men klaar is. Vermits een programma evenwel slechts anderhalf uur mag duren wordt achteraf geknipt en gemonteerd. In ieder proces zijn er wel eens dode momenten die er als nutteloze ballast kunnen worden uitgegooid of verklaringen van getuigen die een tikje te lang uitlopen en dan in de vorm van geresumeerd kort verslag kunnen worden ingelast. Op die wijze krijgen we een gebald stuk dramatiek. Vraag: Hoe verklaart u de kijkdichtheid? F.D.C.: Dank zij de authenticiteit van situaties en vertolking. De feiten die binnen het raam van de processen worden behandeld zijn zoveel mogelijk aktualiteitsgebonden. Het gaat om problemen die de kijker aanspreken: het drama van de verwaarloosde echtgenote, het probleem van het racisme, de stijgende jeugddelinkwentie, de ekonomische misdaad. Verder merkt de kijker dat hier geen toneel wordt opgevoerd. De getuige die liegt wordt aan de tand gevoeld, de beschuldigde die met de moeder van het slachtoffer wordt gekonfronteerd raakt helemaal in de war, de ruzies tussen aanklager en verdediger zijn niet geveinsd. Met een vooraf geschreven scenario zou dit niet mogelijk zijn. Het feit dat geen enkele interventie vooraf werd voorbereid of gerepeteerd geeft aan het spektakel een reële dimensie. De kijker herkent aldus de ‘dinghen des daghelijkschen levens’. ‘Beschuldigde sta op’ is ongetwijfeld het meest populaire eigen programma van de B.R.T. Dat is ook de reden waarom we hopen er nog lang te kunnen mee doorgaan. {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} Waarom schrijft iemand voor T.V.? {== afbeelding Het decor op de achtergrond is hier een foto. Werkopname uit ‘De nachttrein naar Savannah Georgia’.==} {>>afbeelding<<} Vlaanderen: Teresa Van Marcke, u werd reeds een paar maal als bewerkster voor televisiespelen aangezocht. Hoe is u met dit metier begonnen? TVM: Bepaalde romans en verhalen spreken mij visueel sterk aan. De televisie stond nog in de kinderschoenen toen ik notities aanlegde over de mogelijkheden om een bepaald werk in beeld te brengen. Naast toneel en voordrachtkunst heb ik ook sierkunststudieën gevolgd, dat alles samen heeft mijn beeldend vermogen sterker ontwikkeld. Ik moet gewoon schrijven. Het eerste verhaal dat ik bewerkt heb is een novelle van Piet Van Aken, ‘Zondaars en Sterren’; in 1967 was dat. Vlaanderen: Was dat een opdracht? TVM: Nee, dat was ter gelegenheid van een scenariowedstrijd. Dat werkje werd bekroond met het advies: stuur dat eens naar de televisie. Geruime tijd later kreeg ik een telefoontje: ‘Wij willen dat realiseren’ - en het gebeurde. Kort daarop kreeg ik de opdracht om ‘Siska van Rosemael’, ‘Wat een moeder lijden kan’ en ‘Hoe men schilder wordt’ - alle drie werken van Conscience - te bewerken. Vlaanderen: Als drie afzonderlijke stukken? TVM: Nee, door elkaar verwerkt tot één geheel. Maar dat project is niet doorgegaan, want die bewerking duurde ± 3 uren en er mocht maar 50 minuten gevuld worden. In samenwerking met de dramaturg heb ik toen een nieuwe bewerking gemaakt, dit keer enkel ‘Siska van Rosemael’. Vlaanderen: Hoe verloopt zo'n samenwerking? TVM: Wel, de producer kiest een paar werken uit - veel kan hij er niet maken per jaar -, op welke basis gekozen wordt verschilt van de ene producer tot de andere. Dan kiest hij een bewerker en samen gaan ze om de tafel zitten, soms met, soms zonder regisseur om over ‘hoe zij het zien’ te praten. Soms wordt hard gediscussieerd. Ik denk b.v. aan de bewerking van ‘Ik zag Cecilia komen’ van F. Timmermans. Dat was een voorstel van mijzelf, maar mijn eerste versie werd niet aanvaard. Vlaanderen: Waarom dan niet? TVM: Ze was te literair. Vlaanderen: Er worden dus beter vooraf afspraken gemaakt over stijl en conceptie? TVM: Feitelijk wel. Het is m.i. ideaal om er van meetafaan een regisseur bij te hebben. Het gebeurt anders wel meer, dat je een bewerking maakt waar de producer achter staat, maar waar je lang moet wachten om een regisseur te vinden die op dezelfde golflengte zit. Dus, kom je zelf met wat aandraven, dan zitten de kansen hoog dat het nooit wat wordt. Vlaanderen: U moet dus schrijven, en een stuk kiezen, naar de smaak van de producer en de regisseur? TVM: Dat zit er dik in wil je uw werk op het scherm zien... of je moest het zelf kunnen realiseren. Vlaanderen: U doet dat niet? TVM: Dat mag ik niet. Alleen mensen die een daarvoor gespecialiseerde opleiding heb- {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} ben genoten mogen dat. Twintig jaar geleden zijn mensen zoals ik, met dezelfde diploma's, toch begonnen met televisieregie - er was niemand anders. Maar ook de BRT was een mannenmaatschappij en vrouwelijke regisseurs waren zoek. Nu komen degelijk gevormde mensen uit gespecialiseerde scholen en de prestaties bij televisie zijn er ook op vooruitgegaan. Vlaanderen: Hoe ontstaat een televisiespel of televisiefilm? TVM: Nadat een werk werd uitgekozen moet bepaald worden of dit al dan niet zal gefilmd worden. Film biedt veel meer mogelijkheden, doch de kostprijs ligt veel hoger. Bij televisiespel worden langere scènes in éénzelfde decor gespeeld. De schrijfwijze is dan ook op dat punt meer verwant met het toneelspel. Vlaanderen: Eenmaal geopteerd, hoe verloopt het werk dan verder voor de scenarist? TVM: Hij tracht zich het verhaal te ‘verbeelden’. Al of niet, de volgorde van de taferelen uit het boek respecterend schetst hij de opeenvolgende scènes. Hij bedenkt hoe die {== afbeelding ‘De danstent’, t.v.-spel naar een novelle van Jozef Simons, bewerkt door René Verheezen. Regie: Bert Struys, met Gabriël Van Landeghem, Marleen Maes, Ward De Ravet, Annie Van Lier, Ugo Prinsen, Walter Cornelis.==} {>>afbeelding<<} mensen met hun wel bepaald karakter zich in de gegeven omstandigheden zullen gedragen en welk dialoog zich hier zou kunnen afspelen. Zo ontstaat een eerste project. Vlaanderen: En met zo'n project kom je dan bij de producer aan? TVM: Ja. En die producer kan al of niet jouw visie delen. En hier gaat de kat op de koord. Want elke artistiek gerichte scenarist heeft een eigen visie op een werk, en een producer kan de uitbeelding van een stuk totaal anders hebben gezien! Daarom vind ik persoonlijk, het kontakt met de regisseur noodzakelijk en van groot belang wil een produktie slagen. Een gevormd regisseur (ik spreek hier niet van deze mensen die 20 jaar geleden noodgedwongen achter een camera werden geduwd, en die al naargelang hun persoonlijk talent veel of weinig hebben geleerd), ik spreek over de geschoolde regisseurs, die, weerom, al naargelang hun talent, minder of meer bevoegd zijn om te oordelen over de kwaliteit van een scène, zij moeten inspraak hebben in het scenario. Zij zijn verondersteld, de eigenheden, de wetmatigheden van het filmmedium te kennen, en elke niet-regisseur blijft tenslotte een leek. Wat wil je?... In dit land zonder filmtraditie, vol amateurisme en autodidacten, zijn we allemaal nog op zoek... Vlaanderen: U onderstreept de belangrijkheid van de regisseur. Kunt u uit eigen ervaring niet een konkreet voorbeeld illustreren? TVM: Ik zal het proberen. Ik denk even terug aan ‘Ik zag Cecilia komen’ van F. Timmermans. Wie de novelle kent, weet dat vanaf de eerste paragraaf de jongen (hij heeft geen naam, ik heb hem Johan gedoopt) zijn liefde uitzingt voor Roelinde, en dat hij pas enkele bladzijden verder plots Cecilia ontmoet. Wel, in de film werd het bestaan van Roelinde tot halfweg verzwegen, en het verhaal begint met de ontmoeting met Cecilia. Vlaanderen: Waarom dit omkeren? TVM: Op uitdrukkelijk verzoek van de regisseur. In het verhaal van F. Timmermans kent de lezer van meetafaan alle elementen, {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘Wij, heren van Zichem’.==} {>>afbeelding<<} alleen het verloop is onzeker, maar hoe dan ook, de taal van Timmermans blijft het lezen waard. Voor de film wou de regisseur, Peter Simons, een paar spanningselementen op zij voor later gebruik. Daardoor kreeg Johan brieven. - Van wie? De kijker had er het raden naar. Daardoor werd Johan onrustig, hij verzwijgt iets voor ons, en ook de kijker wordt geïntrigeerd. Wat is dat toch met die jongen? En dan komt, als de klap op de vuurpijl: hij is verloofd. Vlaanderen: Johan bespeelt het orgel, wat ook niet het geval is bij Timmermans. TVM: Juist. Zo zit het. Cecilia komt met een bloem voor Johan - hier ging de regisseur zich afvragen of dit beeld niet te romantisch zou overkomen. Hij moest met die bloem terug, weet je wel! Er werd mij gesuggereerd om van die jongen een muzikant te maken. Dit bracht dan ook nog spelmogelijkheden mee, zoals het orgelspelen in de kerk en in de school. Vlaanderen: Er zijn ook episodes weggevallen, en in de film zijn sekwensen waarvan geen sprake in het boek. TVM: Dat is zo. In de novelle gaat de jonge man naar de wonderdokter om een hoestsiroop, tijdens zijn afwezigheid sterft Cecilia. In de eerste versie werd dit verhaal gevolgd. Nou ja, het al of niet overkomen van deze wonderdoktergeschiedenis in 1976 werd door de regisseur in twijfel getrokken. Waarom zou Johan niet evengoed naar de stad kunnen gaan om zijn verloving te verbreken, opgelucht terug te keren en de dood van Cecilia vernemen. Waarom niet? Zo kwam deze versie tot stand. Vlaanderen: Maakt u enkel bewerkingen van bestaand werk, of is er bij de televisie ook belangstelling voor originele scenario's? TVM: Totnogtoe ging het vooral om bewerkingen. Maar er is wel een nieuwe tendens om voor het medium geschreven scenario's te brengen. Een boek heeft eigen normen en schrijftrant, zo ook een televisiespel dat op zichzelf ook sterk verschilt van een toneelspel. Dat is niet zo gemakkelijk voor een auteur. Ik persoonlijk ben met een paar originele scenario's bezig - afwachten wat het wordt? Vlaanderen: Welke beperkingen of eisen wegen het zwaarst voor een scenarist? TVM: Na het vertrouwd raken met de eigenheid van het televisiespel komt het financiële aspect roet in het eten gooien. Heelwat mag niet, omdat het te duur is (behalve voor prestige-stukken). Dat betekent: personages beperken, ook de figuratie, geen overvloed aan decors, verplaatsingen bij de opname vermijden, laat zeggen beperken, sober zijn met kostumes, ik bedoel, u moet niet voor de aardigheid feesten en stoeten inlassen. En heel wat literair werk is te omvangrijk, dus te duur. Vandaar dat de keuze nogal eens valt op eenvoudige kleine dingetjes! Vlaanderen: Hoe is de verhouding dialoog - beeld? TVM: Totnogtoe heb ik vooral ervaring met dat soort werk dat bestemd is voor de doorsnee kijker. Het dialoog is wel dominerend en aangepast. Voor sterk visueel werk - waar ik persoonlijk enorm voor voel - kreeg ik nog geen kans... Het zit er bij ons niet in, denk ik. Vlaanderen: U bedoelt? TVM: De kijker vraagt het niet - de maker biedt het niet. Vlaanderen: U hadt het vooral over televisiespelen, maar wat dan met een filmscenario? TVM: Een filmscenario moet in de eerste plaats ‘beeldend’ gedacht worden. Wij vallen met onze televisiefilm tussen twee stoelen. Sterke en snelle beeldwisseling betekent een dure prent, daar wringt de schoen. Goed werk is duur. Vlaanderen: Vindt u dat wij b.v. per se het Amerikaanse ritme en inkleding nodig hebben om goed werk te maken? TVM: Dat geloof ik niet. Tenminste bepaalde genres hebben dat wel nodig, maar ik geloof in intimistisch werk. Maar... daarvoor zijn prima regisseurs nodig die uit hun acteurs kunnen halen wat er in zit, die acteurs kunnen leiden en dat blijkt moeilijk te zijn. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Met de regisseur staat of valt het stuk. Rijke decors en kostumes, spectaculaire acties zullen innerlijke leegheid niet goed maken, al laten heel wat kijkers zich daardoor vangen. Er zijn ons toch voorbeelden genoeg bekend van regisseurs uit de filmwereld die met een paar acteurs en sobere decors, prachtige dingen hebben gemaakt... maar ja... dat wordt wellicht niet door ‘het grote publiek’ geapprecieerd. Vlaanderen: Kan iemand die zich tot scenarioschrijver of -bewerker wil opwerken ergens terecht? TVM: Voorzover mij bekend is - nee - Ik ben op dat gebied een autodidact. De beste leerschool is samenwerken met de dramaturg - de producer - de regisseur, het resultaat op de beeldbuis kritisch bekijken en kijken naar wat de buren kunnen! Het is wel ontmoedigend hoor. Vlaanderen: Hoe komt u erbij? TVM: Ten eerste: het budget voor televisiespelen of -film is zo beperkt dat de kwaliteit er onder lijdt, ik bedoel dit: de keuze van het werk en de uitwerking worden daardoor bepaald. Ten tweede: veel kansen krijgt u niet op de BRT, want zoveel eigen produkties maken ze niet. Ten derde: men wil aan verschillende mensen een kans geven om iets te maken. Vlaanderen: Als u moet werken met beperkte kansen hoe kunt u dan vorderingen maken in het metier? TVM: Nu vraagt u wat? Ik ben in Nederland geweest op een schrijverspracticum. Dezelfde vraag werd daar door Nederlandse cursisten gesteld aan de inrichters. Het antwoord was: ter plaatse trappelen. Want Nederland kent net hetzelfde probleem als wij hier kennen, nl. te veel mensen die iets willen doen en te weinig kansen om die mensen te laten werken en zodoende misschien bekwame vaklui te worden. Vlaanderen: U kan dus blijkbaar toch in Nederland een cursus volgen? TVM: Dat klopt niet helemaal. De N.O.S. richt tweemaal per jaar zo'n schrijverspracticum in met een zeer beperkt aantal cursisten. De Belgische televisie mag een {== afbeelding ‘De Vorstinnen van Brugge’, t.v.-feuilleton in 12 episoden naar het werk van Maurits Sabbe. Werken met figuratie vraagt veel overleg en voorbereiding.==} {>>afbeelding<<} paar kandidaten sturen. Zo kreeg ik een kans, daar was ik blij mee. Vlaanderen: Is u voor het ogenblik met een nieuw werk bezig? TVM: Ja, met meer dan één zelfs, maar dat wil helemaal niet zeggen dat het ooit op beeld komt. Vlaanderen: Een belangrijk punt bij het schrijven van een scenario lijkt mij de dialoog. TVM: Ja, de zere plek van de Nederlandsche film. Vlaanderen: Er wordt wel eens gezegd dat wij geen dialoogschrijvers hebben, geen ‘dialogistes’ zoals de Fransen dat noemen. TVM: Die dat zeggen, spreken waar. Maar ter verontschuldiging dit. Wij hebben geen filmtraditie, dus geen mensen die in het vak van dialoogschrijven gespecialiseerd zijn. Het is bij ons zo gegaan: mensen uit de theaterwereld werden aangezocht om een televisiespel, -film of -feuilleton te maken. Theatertaal ligt hen zo in de mond (beroepsmisvorming), die hebben ze dan ook neergeschreven. Vlaanderen: Hoe is de toestand nu? TVM: Wie schrijft de dialoog?... Ofwel de bewerker, die meestal een ietwat literair ingesteld iemand is (de laatste tijd steeds meer de letterkundige zelf), ofwel de realisatortoneelspeler die sinds jaar en dag met toneeltaal (uit alle tijdperken) vertrouwd is, misschien zeg ik beter getrouwd is. Wat is nu het resultaat? In het eerste geval krijgen we literaire dialogen die eerder thuishoren in een boek, in het tweede geval toneeldialogen. Vlaanderen: En geen van beide horen thuis in de film. TVM: Beslist niet! Filmdialoog moet sober, direct, levensecht en functioneel zijn - bij een realistische film wel te verstaan. Vlaanderen: Wat kan daar in de toekomst aan verholpen worden? {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘De Vorstinnen van Brugge’. Een laatste bezielend woord van de regisseur voor de opname.==} {>>afbeelding<<} TVM: De verantwoordelijken op de dienst drama zijn daar ten zeerste om bezorgd, ook andere diensten op de BRT zijn zich tenvolle bewust van het moeilijke probleem dat de dialoog betekent. Er wordt dus hard gewerkt om er iets aan te doen, bij het schrijven van het scenario, ik onderstreep het weer, wij zijn allemaal autodidacten. Maar, en dit lijkt mij zeer belangrijk, naar mijn mening is het zo, dat de scenarioschrijver in samenwerking met de producer het nazicht moet hebben op de dialogen tot in de laatste versie. Dat betekent, ook nog, nadat de realisator het script heeft aangepast en speelklaar heeft gemaakt, zoniet loopt men het risiko van minder geslaagde dialogen. Vlaanderen: U bedoelt nazicht over de dialogen die door de realisator herschreven werden. TVM: Juist! Een realisator moet herwerken en zelfs sommige delen herschrijven in funktie van het beeld. Dat kan niet anders. Maar er zijn ergens grenzen... In elk geval ben ik van mening dat de door de realisator aangebrachte wijzigingen in de teksten terug door de handen van de schrijver moeten komen. Vlaanderen: In sommige gevallen loopt er blijkbaar iets mank in de relatie scenaristrealisator? TVM: Als je het mij vraagt: ja! Een schrijver is geen realisator, zo ook omgekeerd! Vlaanderen: Dat lijkt mij vanzelfsprekend. TVM: Mij ook. Maar daarom gebeurt het nog niet altijd, en dan heb je ze, die betreurde toneeldialogen. Vlaanderen: Omdat een romancier, a fortiori een dichter in ons kleine taalgebied, ook met bescheiden bedragen moet genoegen nemen {== afbeelding ‘De komst van Joachim Stiller’. Regisseur Harry Kümel, de cameraman, een assistent met de klap en de geluidstechnicus met de microfoonhengel.==} {>>afbeelding<<} en het schrijven van een kunstwerk anderzijds veel tijd in beslag neemt, zal het onze lezers ook wel interesseren te vernemen hoe lang het schrijven van een televisiespel of een feuilleton dan wel duurt. Kan je daar wat van zeggen? TVM: Het is vanzelfsprekend dat een bewerking van een novelle of een kleine roman veel vlotter verloopt dan het schrijven van een origineel scenario, idem voor het feuilleton. Er werd mij door schrijvers medegedeeld dat een origineel feuilleton van 13 afleveringen van ± 25 minuten een jaar werk betekent. Na de ervaring die ik heb met een feuilleton naar een bestaand boek, kan ik de mening van die schrijvers bijtreden. Vlaanderen: Waarom schrijft iemand een televisiespel in die situatie? TVM: Omdat hij het niet laten kan. Alle gekheid op een stokje, ik denk dat sommige schrijvers extroverte types zijn die in zich de drang - de nood - voelen op andere mensen (de kijkers dan), de emoties over te brengen die ze zelf ondergingen bij het lezen van een boek. Zijn ze schrijvers van originele scenario's, dan ligt daar voor hen een kans, om hun verbeelding, hun visie op mensen en dingen de huiskamer binnen te brengen. Tja... het zijn schrijvers met beelden. Wat nu wel gerealiseerd wordt is een jeugdfeuilleton, onder de titel ‘Dirk van Haveskerke’. Ik heb dat feuilleton geschreven met als basis het boek ‘Vlaanderen die Leu’ van Boschvogel. Paul Cammermans voert de regie en het lijkt wel zo, dat de T.V. reële inspanningen doet om er iets goeds van te maken. De acteur Luc Springel die in ‘Ik zag Cecilia komen’ van F. Timmermans de rol van de jonge man speelde zal in 't feuilleton de hoofdrol: Dirk, spelen. Het thema is het volgende: Dirk van Haveskerke is de heraut van graaf Gwijde van Vlaanderen en hij beleeft allerlei avonturen. Het verhaal speelt zich af tussen 1300-1302 eindigend op de Groeninghe kouter te Kortrijk. Alle ingrediënten zitten erin, om een jeugdig, en ik denk zelfs een niet meer jeugdig publiek warm te maken. Onze verwachtingen zijn hooggespannen. Het feuilleton, 13 delen, komt in 1978 op het scherm. Teresa Van Marcke - J. De Poortere {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} De huisbioskoop in Vlaanderen en nederland {== afbeelding Luc Philips als Pastoor Munte in ‘Wij, Heren van Zichem’.==} {>>afbeelding<<} Toen de televisie ook in ons land een realiteit was geworden (31 oktober 1953), zowat twee jaar na Nederland waar het eerste signaal op 2 oktober 1951 reeds naar de huiskamers werd gestuurd, zijn de Vlaamse kijkers die toen al onze buur konden ontvangen, heel gauw vergelijkingen gaan maken, wat zij nu na bijna 25 jaar nog doen. Toen vooral pikten zij graag het toneel mee dat in het nieuwe medium de benaming TV-spel meekreeg en dat naast die andere visuele kunst, de film, bovenaan op de lijst werd geplaatst omwille van het rechtstreeks kontakt tussen akteurs en toeschouwers, veel direkter ook dan het variété waarin de televisie aanvankelijk haar kracht heeft gezocht. De Nederlandse auteur H. Schaafsma verduidelijkte in 1959 dat dit kontakt kollektieve vreugde of kollektieve ontroering te weeg kan brengen, zich ontladend in applaus of stilte. Het intermenselijk kontakt weegt zwaar door bij het toneel en daarom is het vertrouwen gerechtvaardigd dat het zich in lengte van dagen zal handhaven. Naast de film en niet alleen ‘ondanks’ maar wel dànk zij de televisie. Bestond er in het begin enige aarzeling bij onze akteurs om voor de televisie te werken dan traden zij spoedig met groot entoesiasme en animo voor de camera's. Zoals zij dat nu nog doen in TV-series die het eigenlijke TV-spel enigszins hebben verdrongen, maar hierover hebben wij het wel een andere maal. Moesten wij het in de beginjaren stellen met de akteurs van onze officiële schouwburgen, wat moeilijk werken was voor de programmators, dan kunnen wij thans putten uit een vrij groot potentieel van geroutineerde akteurs en aktrices voor wie het medium al lang geen geheimen meer heeft. En dit is dan het antwoord op de vraag die men zou kunnen stellen: Hebben wij werkelijk akteurs die voldoen aan de eisen die in Hilversum worden gesteld? Antwoord dat precies affirmatief door Nederland zelf werd beantwoord, want zowel de teaters als de televisie hebben niet geaarzeld onze beste krachten uit onze schouwburgen weg te trekken toen de televisie door het opdrijven van de zendtijd méér behoefte kreeg aan nieuwe produkties. Deze erkenning van talent blijkt daarenboven ten overvloede uit de koprodukties die de jongste jaren worden opgedreven en waarin onze akteurs zich niet tevreden moeten stellen met een tweede plansrol. Eisen De eisen voor de televisie liggen uiteraard anders dan voor het teater. Primo moeten wij ervan uitgaan dat de camera's genadeloos zijn. Men kan zich op het scherm veel minder fouten permitteren dan op de scène van de schouwburg. In de televisie, veel meer dan in het teater kan een talentvol akteur zijn publiek nog zuiver als akteur benaderen. Het kontakt is rechtstreekser al ontbreekt het de akteur aan visueel kontakt. Kan hij zich daar niet over zetten, dan mist hij de volledige overgave en doet hij het minder goed. Precies omdat de camera genadeloos is, is de mimiek van primordiaal belang. Maar chargeren is hier altijd uit den boze en spijtig genoeg zijn er bij ons nog een aantal artiesten die te veel toneel spelen voor het scherm. Dit euvel verdwijnt stilaan omdat wij nu ook enkele regisseurs hebben die afstand kunnen doen van het teater en de regie van het TV-spel aanpakken zoals dat moet. Komt daarbij nog, en dat is een eigenaardig verschijnsel, dat toneelspelers van het tweede plan wel eens eerste rangs akteurs worden op de televisie. In Nederland, net als bij ons, moet men het bij gebrek aan originele schrijvers voor het medium houden op de bittere noodzaak die de televisie dwingt haar dramatisch repertoire te lenen bij toneel en literatuur. Bij voorkeur kiest men natuurlijk die romans waarvan men mag verwachten dat zij ófwel een zekere bekendheid genieten bij het publiek ófwel een ‘story’ bieden die een groot publiek vermag te boeien. Vooraan staan dan zeker auteurs als Walschap en Gijsen. Het feit is er dat akteurs en regisseur blijkbaar niet de minste moeite hebben om er een waardig TV-spel of serie van te maken. En hoe boeiend Hubert Lampo als auteur ook moge zijn, dan is de verfilming van zijn werk geen reussite geworden. Joachim Stiller kon ons tot op een zekere hoogte bevredigen. Alle respekt voor Harry Kümel die dit magisch realisme heeft aangedurfd, over een uitstekende bezetting kon beschikken maar faalde omdat hij in dit op zichzelf zo sterk genre als het magisch realisme het spoor bijster geraakte omdat hij zich liet verleiden door effekten die misschien wel in een speelfilm thuishoorden maar in dit spel volkomen nutteloos waren en de geest van het boek volkomen vernietigden. Kwaliteitsverschil Vergelijken wij nu de TV-spelen van de Vlaamse televisie met de Noordnederlandse produkties, dan pleit het voor onze sektie Drama dat dit met de jaren miniem is geworden. Is het er toch dan moeten wij dit niet zozeer toeschrijven aan de akteurs, maar wel aan de keuze van de stukken. Ook wel eens aan de regie. Maar dat is niet altijd zo. Wij hebben maar te verwijzen naar de bewerking van ‘Wierook en Tranen’ van Ward Ruyslinck, een mooi boek dat zich uitstekend leent voor een TV-bewerking, meer nog dan het ‘Klaaglied om Agnes’ van Marnix Gijsen. Wierook en Tranen werd een misser. Het klaaglied, eveneens in regie van de Nederlander Ruud Keers, een biezonder gaaf TV-spel. Hoe die misser te verklaren. Naar onze mening voor een groot gedeelte in de {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘De man van 59’, sociaal-wetenschappelijk programma. Zijn wij allen slechts acteurs? Met Romain De Coninck, Jeanine Bisschops, Herbert Flack, Fanny Winkeler en Roger Coorens. Regisseur Dré Poppe aan het werk met het script van de uitzending in de hand.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ‘Voorlopig vonnis’, t.v.-spel van Jozef Van Hoeck, geregisseerd door de Nederlandse gastregisseur Theun Lauwertse. In de rolverdeling: Willeke van Ammelrooy en Julien Schoenaerts.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding De kleedster legt de laatste hand aan het kostuum van Luc Philips.==} {>>afbeelding<<} bewerking voor televisie. Er werd te veel in weggelaten wat op zijn minst essentieel te noemen is, terwijl de regisseur, vermoedelijk mede door de fouten die de bewerker maakte, te weinig mogelijkheden kreeg om te visualiseren, al boden de verschrikkingen van de oorlog daartoe ruim de kans. Van meet af aan heeft de regisseur dan de hem voor dit spel toegemeten tijd moeten vullen met voorbijtrekkende vluchtelingen, een processie die geleek op die van Echternach, als u begrijpt wat wij bedoelen. En dan geven wij nog graag toe dat hij niet zo goed werd gediend door de twee jonge ‘akteurs’! Een spel dat niet in het minste heeft ontroerd, maar mocht men de geest van het boek hebben begrepen alles mee had om een zeer goede produktie te worden. Om dan nog even bij produkties van de Vlaamse televisie te blijven stilstaan verwijzen wij nog naar het abel spel ‘Lanceloet van Denemarken’ in regie van Dora Van der Groen. Dergelijke programma's zouden wij kunnen verwijzen naar het tweede net als men er tenminste van uitgaat dat dit net in eerste instantie edukatief zou moeten zijn. Dat betekent evenwel niet dat de doorsnee-kijker, zo sterk in de greep van de populaire series, spelprogramma's en speelfilms niet met een Lanceloet zou mogen gekonfronteerd worden. Wij hebben zelden mooiere kleuren en leukere tafereeltjes gezien, mitsgaders het uitstekend spel van de jonge aktrice Marleen Maes en Bert André maar spijtig genoeg zat de regisseur op de verkeerde golflengte. Hij heeft er een sotternie van gemaakt waar het ernst moest zijn. Andere kunstvormen Opera, ballet, muziek en beeldende kunsten zijn gewoonlijk de dingen die men na elkaar opsomt als het gaat om de andere kunstvormen op televisie. Is de opera dan vooral in eigen land niet erg populair, dan hebben wij het aan buitenlandse produkties te danken dat die op het scherm nog steeds een betrekkelijk hoog populariteitspercentage haalt. Naar de reden hiervan hoeft men niet ver te zoeken. Het visuele element speelt nu eenmaal mee in de muziekdramatische kunst. Maar op de BRT schijnt er vooralsnog geen echte politiek te bestaan, geen rechte gedragslijn voor deze kunstvormen. Ook het ballet waarvan men zou {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} kunnen verwachten dat het zich als ruimtelijke kunst niet zo best leent voor het scherm doet het best. Wij hebben althans nu, vroeger niet, balletgroepen die best wat meer plaats zouden krijgen op TV. Maar dat gebeurt nog altijd niet. Wij kunnen ons moeilijk van de indruk ontdoen dat juist deze kunstvorm nog te veel wordt beschouwd als materiaal dat welkom is om op de minst gunstige zendtijd de gaten in het programmaschema op te vullen. En dat is ook zo voor de ernstige muziek, het Festival van Vlaanderen buiten beschouwing gelaten, omdat dat nu eenmaal ‘moet’. Vermoedelijk komt hierin weldra verandering omdat er nu een muziekdirektie is op de BRT die er ernstig werk wil van maken. Voor de beeldende kunsten, waarvan ook gezegd wordt - maar dat is een valse voorstelling - dat de afstand tussen scherm en kijker té groot is, is de situatie al weinig beter. Er wordt te improvisatorisch gewerkt en de keuze van de onderwerpen schiet gemakkelijk het publiek voorbij. Kritiek Op het eerste gezicht zou men kunnen beweren dat de TV-kritiek in Vlaanderen sterk achteruitgelopen is als men de periode van nu vergelijkt met die van de eerste jaren van de televisie. Maar dat is niet helemaal juist. Zij wordt thans op een ‘andere’ manier beoefend. Wel is het zo dat men na twintig jaar aktief kijken niet ontsnapt aan vermoeidheid. Komt daarbij nog dat men door de slijtage van het medium zelf, begint te twijfelen aan het nut van de kritiek. Het in bedrijfstellen van de kabeltelevisie waardoor het programma-aanbod veel groter is geworden en de kijker zelf al lang geen genoegen meer neemt met de programma's op eigen omroep, maar kiezen kan uit een veelvoud van kanalen, is daar niet vreemd aan. Die vermoeidheid van de criticus is een verontschuldiging die niet opgaat. Net zoals het publiek na een bezoek aan de schouwburg een recensie hoopt te vinden in zijn krant, verwacht de kijker ook iets te kunnen lezen over de televisieavond of alvast over één programma. Hij zal wél aanvaarden dat zijn criticus niets geeft over een doordeweeks amusementsprogramma zoals hij er elke dag minstens één kan vinden op de acht zenders die hij met één druk op de toets in huis kan halen, maar hij wenst wel het oordeel van de criticus te kennen over een goed TV-spel of een of ander probleemprogramma waarbij hij zelf misschien onrechtstreeks is betrokken. Blijft die kritiek uit dan schrijft hij zelf wel naar de krant. Om zijn bewondering uit te drukken of om lucht te geven aan zijn diepe afkeer of ontgoocheling. Waaruit dan voldoende blijkt dat die kritiek er anno '77 nog even nodig is als in de beginjaren van de televisie. Kritiek, zegden wij reeds, wordt de jongste tijd in Vlaanderen op een andere manier beoefend. Hiermee bedoelen wij dat de TV-redakteurs dank zij de voor-premières van programma's die het waard zijn - uiteraard maar een klein pakket uit het hele aanbod maar toch niet onbelangrijk - hun lezers reeds de dag zelf van de uitzending kunnen informeren over wat zij diezelfde avond te zien krijgen. De lezers reageren niet zo gunstig op deze werkwijze. Zij hebben er hun bezwaren tegen. ‘Alles vooraf tonen, zeggen zij, is voor de omroep niet mogelijk. De omroep toont té graag goed geslaagde of prestigieuse programma's. Het is een al te eenzijdige politiek’. Wij vinden deze kritiek op het programma vooraf wél een ideale werkwijze maar spijtig genoeg niet vol te houden voor alle dagen in de week, omdat de criticus dan minstens zes tot zeven programma's van te voren zou moeten bekijken, een nogal grote luxe voor het krantenbedrijf van deze tijd. Zoals wij reeds hebben gezegd ziet het er op het eerste gezicht naar uit dat er minder kritiek in de bladen verschijnt, maar als wij een staal nemen bij de grote kranten en de voornaamste weekbladen en die een hele week uitpluizen, dan moeten wij konstateren dat er aan de televisie nog zeer veel aandacht wordt besteed. Kijken wij naar onze naaste buur, Nederland, dan blijven de dagbladen bij ons wel erg in gebreke waar het om de kritiek gaat. Dagelijks vinden wij in de gezaghebbende Nederlandse kranten een verslag van de TV-avond die pas enkele uren van te voren de eter is uitgegaan. Onze kollega's van over de Moerdijk en in het Zuiden werken zeer vlug, kunnen dat ook omdat de Nederlandse pers heel anders werkt dan de onze. Krantdirekties en hoofdredakteurs zien na vijfentwintig jaar televisie nog altijd brood in het medium. Zij zijn er nu meer dan ooit van overtuigd dat zij de huisbioskoop die zeker inzake berichtgeving de kranten onvermijdelijk te vlug af is niet zomaar mogen laten doen; dat zij er moeten bij aanpikken én dat het een kwestie van levensbehoud is en ‘hun’ informatie minstens evenveel waard is als die van de televisie die zij op elk terrein kritisch moeten begeleiden. Dat is de juiste politiek. Maar dat begrijpen de meeste hoofdredakteurs van de Vlaamse kranten nog altijd niet. De Nederlandse critici gaan wel een andere kant uit dan de onze. Waar de Vlaamse kranten er meestal de voorkeur aan geven, één pogramma per dag grondig en gedetailleerd te bespreken, nemen de meeste Nederlandse critici de hele avond voor hun rekening en zij doen dat in enkele lijnen. In vele gevallen leidt deze werkwijze tot oppervlakkigheid en beginnen deze kritieken veel gelijkenis te vertonen met kursiefjes die meestal prettig lezen, maar waarin omwille van de verpakking wel eens naast de lijn wordt gespeeld. Maar de metode doet het. Men heeft in Nederland veel meer dan bij ons begrepen dat de mens net nu nog zo goed als in de beginjaren van de televisie met zijn huisbioskoop meeleeft en dat hij ook nu nog wenst te horen wat de criticus te vertellen heeft over het programma dat hij ook heeft gezien. Emiel Janssens {== afbeelding Werkopname uit ‘Een mens van goede wil’ met de vertolkers van de hoofdrollen: Hugo Metsers, Kitty Courbois en Josine van Dalsum.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Jo De Meyere en Suzanne Juchtmans in ‘Mur italien’ van René Verheezen naar Marcel Matthys.==} {>>afbeelding<<} {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} Aan de rand van het spel Het artistiek hoger onderwijs van het korte type (graduaat) Foto-Film 1. Toelatingsvoorwaarden In het bezit zijn van: -het getuigschrift van Hoger Middelbaar Onderwijs; -of het diploma van het H.S.T.O.; -of het diploma van hoger secundair kunstonderwijs, gelijkgesteld met het diploma van H.S.T.O. 2. Studieduur: 3 jaar. 3. Studie-inhoud Algemene vakken: godsdienst, geschiedenis van de wijsbegeerte, wijsbegeerte, filosofie van de kunst, algemene en toegepaste psychologie, inwijding in de plastische kunsten en in de muziek, algemene letterkunde. Technische vakken: televisie, elektronica, optica, sensometrie, fotografische scheikunde, theorie en geschiedenis van de film, filmanalyse, techniek van de kleurenfotografie, scheikunde, atelier foto-film, recht, boekhouden, begrippen van publiciteit en marketing. Er bestaan ook afdelingen fotografie en cinematografie in het technisch hoger onderwijs; in het Sint-Lucasinstituut te Gent bestaat binnen de afdeling plastische kunsten ook een optie ‘Publi-Foto’ die kan vergeleken worden met de hier behandelde richting ‘Foto-Film’. 4. Beroepsbeschrijving De bedoeling van de afdeling is mensen te vormen die zowel een grondige technische als artistiek scheppende kennis hebben verworven om zowel de fotografie als de film op velerlei domeinen creatief te gaan toepassen. 5. Uitwegen Als zelfstandig fotograaf of cineast, in foto en filmpers (ook televisie, in de nijverheid, in de reclamewereld). Radio-Film-Televisie 1. Toelatingsvoorwaarden Cfr. Foto-Film. Iedereen dient daarenboven deel te nemen aan door de instelling ingerichte testproeven. Een wetenschappelijke A en een Latijnswiskunde-afdeling bieden de beste vooropleiding. 2. Studie-inhoud Gemeenschappelijke vakken (enkel eerste twee jaren): hedendaagse geschiedenis, kunst-, muziek-, film- en toneelgeschiedenis, hedendaagse literatuur, begrippen van moderne industriële vormgeving, geschiedenis van de filmtechniek, recht, film-, televisie-, radioklankvormgeving, filmproduktie, tekenen en vlakverdeling, optica, studie en uitvoering van de eindproef. Afdeling Beeld-geluid-montage: toegepaste wiskunde, elektriciteit, fotografische scheikunde, sensitometriek, akoestiek en elektroakoestiek, radio: ontvangst-, zend- en studiotechniek, theorie en praktijk van de fotografie, film- en geluidsopname, sonorisatie en mixage van films en filmmontage, televisie: belichtings-, ontvangst-, zend- en studiotechniek, bijzondere beeldopnamen, perspectief en kleurenleer, vrije oefeningen, audio-visuele spreidingstechnieken. Afdeling Animatie: begrippen van animatiefilm, van filmen en geluidsopnamen, van film-, klank- en beeldmontage, theorie en praktijk van animatie, teken- en vrije oefeningen. Afdeling Assistentie: steno- en dactylografie, assistentie-oefeningen, vrije oefeningen, eenvoudige begrippen van radio- en televisietechniek, filmen en filmmontage, geluidsopname en fotografie. 3. Beroepsbeschrijving Beeld-geluid-montage: dit zijn mensen met een technische en artistieke bekwaamheid op gebied van film, radio en televisie. ‘Beeld’ is het werk met en rond de film- en T.V.-camera. ‘Geluid’ is radio-opnamen en klankopnamen bij T.V.- en filmprodukties. ‘Montage’ betekent zowel beeldmontage (bij films), geluidmontage (bij radio), filmmontage (beeld en klank samen). Animatie: het zijn specialisten op gebied van reclamefilms, generieken, tekenfilms en filmtrucage. Assistentie: dit zijn script-girls (bij de film) en regieassistenten (bij de televisie). Deze staan in voor secretariaatswerk, rond het draaiboek (bij de film) en het regieschema bij de televisie. Zij zijn bij opname en uitzending aanwezig. Zij ‘assisteren’ de regisseur. 4. Uitwegen Beeld-geluid-montage: monteur bij de televisie (labo, telecinema, cameraman, switcher), assistent bij een cineast. Animatie: bij de televisie, in opdracht van reclamebureaus, als zelfstandige. Assistentie: als script-girl bij de film, als regieassistent bij de televisie. Het artistiek hoger onderwijs van de derde graad: cultuurspreidingstechnieken Film / Radio-Televisie / Radio-Televisie, Optie sociale communicatie / Toneel 1. Toelatingsvoorwaarden Cfr. Foto-Film. Daarenboven: -in het bezit zijn van het maturiteitsdiploma; -deelnemen aan de testproeven door de instelling zelf ingericht. De testproeven zijn adviserend: ze omvatten o.m.: verhandeling, samenvatten van een conferentie en een artikel, bespreken van een T.V.-uitzending, toneelvoorstelling, film, oefeningen in T.V., film of toneel (in groep), testen in verband met gehoor en gezicht. 2. Studieduur: 4 jaar voor alle afdelingen. 3. Studie-inhoud De vakken kunnen onderverdeeld worden in enkele groepen: -Algemene vakken, gemeenschappelijk voor alle afdelingen: filosofie; psychologie; sociologie; geschiedenis van: de 20ste eeuw, van toneel- en filmmedium; begrippen van: dramaturgie en dramatische vormgeving, filmmaturgie en filmrealisatie, radio- en T.V.-medium en radio- en T.V.-realisatie, hedendaagse literatuur, beeldende kunst, muziek, taalvakken, enz. -Praktische en technische vakken, gemeenschappelijk voor alle afdelingen: analyse van draaiboek en scenario, bijzondere geluidsopnamen. -Praktische en technische vakken naargelang de specialisatie in een afdeling filmen radio-televisie en in een afdeling toneel. -Specialisatievakken, eigen aan iedere afdeling. {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} -Keuzevakken in de loop van het 4de jaar. 4. Uitwegen Afdeling film: als zelfstandig realisator van films, als assistent bij een filmrealisator, bij de T.V. voor de realisatie van gefilmde T.V.-programma's, in de commerciële filmbranche: kortfilm en publicitaire film. Afdeling radio en televisie: als realisator bij radio en televisie. Afdeling radio en televisie, optie sociale communicatie: als realisator bij de radio, als radio- en T.V.-journalist en -producer, als journalistiek en cultureel medewerker, als cultureel bestuurssecretaris bij de radio. Afdeling toneel: als toneelregisseur. {== afbeelding ‘Wij, Heren van Zichem’. Terwijl regisseur Balfoort zijn acteurs de laatste onderrichtingen geeft, heeft de cameraman zijn kleine 16mm-camera opgesteld en legt hij de laatste hand aan de belichting.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Het slotbeeld uit ‘De komst van Joachim Stiller’ met regisseur Harry Kümel en de camera op de kraan.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Repetitie in de grote studio. Op de achtergrond het rek met vier kleine monitors voor de beelden van de camera's en één grote voor het antennebeeld.==} {>>afbeelding<<} {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} Wie is wie op de titelrol Behalve de titel, de naam van de auteur, eventueel die van de bewerker en de vertaler en de namen van de acteurs die de diverse rollen vertolken, staan er op de titelrol nog een aantal namen vermeld naast functies, die niet meteen voor iedereen duidelijk zullen zijn Hier volgt een leidraad, die de belangstellende kijker een eind op weg kan helpen: De decorateur ontwerpt het decor. Meestal is hij ook verantwoordelijk voor de uitvoering, de bouw en de afwerking. De rekwisiteur zorgt voor de aankleding van het decor. Hij huurt, koopt of vervaardigt meubels, huisraad, zand, grint, planten, bloemen en alle mogelijke voorwerpen die in het spel voorkomen. In de studio wordt hij bijgestaan door een studiorekwisiteur, die voortdurend ter beschikking blijft. In filmtaal omschrijft men die functie vaak met het Engelse set-dresser. Voor grote produkties wordt een kostuumontwerper aangetrokken. Meestal doen we 't met een kostuumadviseur. Bij de opnamen zijn één of meer kleedsters aanwezig, die niet alleen de acteurs helpen met aankleden, maar die ook instaan voor kleine aanpassingen en herstellingen. Voor grime of make-up en kapsel staan naargelang van de behoeften specialisten ter beschikking. Bij filmwerk is er maar één cameraman, die zich laat bijstaan door één of twee assistenten. Bij hele grote produkties staat naast de cameraman een directeur van de fotografie (een slechte vertaling uit het Frans), die zich hoofdzakelijk met de belichting bezighoudt. De veel uitgebreider technische ploeg die instaat voor elektronische opnamen in de televisiestudio, wordt geleid door een cheftechnicus. Hij is verantwoordelijk voor de technische kwaliteit van de uitzending. Hij wordt bijgestaan door een chef-licht en een chef-geluid, die ieder met een ploeg van medewerkers de belichtings- en de geluidsapparatuur aanbrengen en bedienen. Verder ziet hij toe op het werk van de cameramen, meestal vier in getal, die ieder een camera bedienen. Soms wordt een camera op een kraan gemonteerd, in de wandeling dolly genoemd; dan is er nog een vijfde man nodig, die de dolly bestuurt. De cameramen zijn verantwoordelijk voor de feilloze camerabewegingen en de juiste beeldinstellingen. Kleurentelevisiecamera's zijn uitgerust met zoomlenzen: er dienen dus geen lenzen meer verwisseld te worden. In de regiekamer verschijnen de beelden die door de camera's gemaakt worden op afzonderlijke schermen. Soms komen daar nog beelden uit andere bronnen bij: episcoop, beeldband, telecinema. De schakeltechnicus, ook beeldmenger of mixer genoemd, selecteert niet alleen het beeld dat in de uitzending opgenomen wordt, hij gebruikt zijn mengtafel ook om beeldovergangen te maken, trucages met grafische patronen en kleuren uit te voeren, enz. De technicus aan de beeldcorrectie zorgt ervoor dat de beelden uit de diverse bronnen een eenvormige kwaliteit krijgen. Andere technici staan in voor de beeldbandopname. In een speciaal daarvoor uitgeruste cel nemen zij de geselecteerde en gecorrigeerde beelden op. Later gebeurt in zo'n cel de beeldbandmontage. Daar worden de opnamen gekozen, gerangschikt en soms van een muzikale omlijsting voorzien. Daarbij wordt de hulp van een sonorisator ingeroepen. Bij filmwerk is de montage zeer belangrijk. Het vermengen van alle opgenomen dialogen, geluiden en geruchten met de muziek noemt men daar mixage. Meestal wordt het laboratorium dat voor alle filmbewerkingen instaat, ook op de titelrol vermeld. Tijdens iedere studioopname vindt men naast de chef-technicus en de schakeltechnicus de regisseur en de regie-assistente. Zij hebben allemaal hun vaste plaats achter de regietafel. De regisseur, in televislejargon ook de realisator genoemd, is de belangrijkste man aan boord. Aan de hand van een minutieuze voorbereiding geeft hij iedereen richtlijnen en zorgt dat het programma de vorm krijgt, die hij zich heeft voorgesteld. Aan zijn rechterhand zit de regie-assistente. Zij staat per microfoon en koptelefoon voortdurend in verbinding met de cameramen, die ze telkens aan de afgesproken bewegingen en instellingen herinnert, en met de studiomeester, die met behulp van tekens de acteurs nog tijdens de opname aanwijzingen kan geven. In 't algemeen staat hij in voor een ordelijk verloop van het werk. Bij filmwerk noemt men hem meestal opnameleider. Voor het versjouwen van decorstukken en ander handwerk wordt hij bijgestaan door machinisten. De producer, die meestal als verantwoordelijke voor het programma op de titelrol vermeld {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} staat, is niet doorlopend bij de opnamen aanwezig. Zijn grootste inbreng heeft hij al in het stadium van de voorbereiding gehad. Het idee van het programma is vaak van hem afkomstig. Met de aanduiding van een regisseur en een decorateur kiest hij ook voor een bepaalde vormgeving. In samenwerking met de regisseur kiest hij de acteurs en de andere medewerkers. Aan de hand van het beschikbare budget bepaalt hij over welke middelen de regisseur kan beschikken. Soms wordt op de titelrol ook de produktieleider vermeld. Hij is het hoofd van de producerende dienst. Het is o.m. zijn taak om te zorgen voor een evenwichtige samenstelling van de programmatie, voor een redelijke verdeling van het budget en voor een optimale verdeling van de taken onder de medewerkers van de dienst. Jos Van Gorp {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding In de regiekamer tijdens opnamen voor ‘Wij, Heren van Zichem’. Achter de regietafel zitten van links naar rechts: de regieassistente, die de bevelen doorgeeft aan de cameramensen en de studiomeester in de studio; de regisseur Maurits Balfoort; de schakeltechnicus, die op aanwijzingen van de regisseur één van de vier camerabeelden uitkiest voor de opname; de chef-technicus, die de leiding heeft over de hele technische ploeg. Achter hen staat de producer, die zich ervan komt vergewissen of alles normaal verloopt.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Grimeur Raymond De Roeck aan 't werk.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ‘De vierde man’. Jean Neys, schakeltechnicus, Lode Hendrickx, realisator, Tia Merecy, regieassistente, spelen hun eigen rol.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ‘De Vorstinnen van Brugge’. Regisseur Maurits Balfoort wisselt even van standpunt met cameraman Jos Van Schoor.==} {>>afbeelding<<} {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} T.V. en muziek {== afbeelding Jenny Tanghe als Moeder Cent in een karakteristieke opname uit ‘Wij, Heren van Zichem’.==} {>>afbeelding<<} Wat is sonorisatie? De bedoeling van de sonorisatie is verscheiden: dit kan zowel gaan om achtergrondsmuziek, bedoeld als opvulling van gesproken commentaar bijvoorbeeld, als om onderlijnende muziek. In dit laatste geval zal de muziek de handeling accentueren, een gemoedstoestand aanduiden, of situerend optreden. Van al deze factoren is de keuze van muziek afhankelijk. Voor grote produkties, speelfilms b.v., wordt de muziek gecomponeerd volledig volgens het beeld en handeling. Deze muziek is dus éénmalig. Op TV hebben we b.v. het feuilleton ‘Een mens van goede wil’, waar Pieter Verlinden de muziek voor schreef. Wanneer treedt de sonorisator op? Zoals hoger gezegd wordt voor grote produkties aan de muziek een groot belang gehecht. Bij produktie van een toneelspel b.v. is de sonorisator van bij het begin betrokken. Gaat het om een documentaire, dan kan pas met de afwerking beginnen als de filmmontage beëindigd is. Hoe is de verhouding tussen opleiding en beroep? Als laureaat van een conservatorium of van het Lemmensinstituut zijn er zeer zeker speciale (en veel) moeilijkheden. Een zeer grote kennis van discografie is nodig. Dit wil zeggen dat men in de platenwereld volledig thuis moet zijn. Men moet onmiddellijk alle genres kunnen terugvinden, want ieder platenmerk heeft zijn eigen specialiteit. Alle genres omvatten zowel het hele klassieke repertoire, als de lichte, folklore en speciale sonorisatiemuziek. Als men dus niet met dit medium vertrouwd is, heeft men zeker een inwerktijd nodig van 1 à 2 jaar. Zonder daarom te spreken van het speciaal ‘talent’, de ‘feeling’ die men nodig heeft voor de muziekkeuze en een sterk visueel geheugen, wat een grote hulp is. Krijgt werk uit eigen land een kans? Wat betreft Uw vraag over de muziek, speciaal de muziek van eigen toondichters, kan ik positief zijn. De BRT heeft een zeer goede, en vlot werkende muziekdienst. Hun produkties gebruiken, waar mogelijk, werken van eigen toondichters. Recent noem ik de grote produktie: ‘Internationale Opera en Belcanto-ontmoeting te Oostende’. Hier worden 30 zangers uit een 10-tal landen de gelegenheid gegeven op te treden met groot orkest en in optimale omstandigheden. Het betreft jong operatalent, waar ons Belgisch aandeel (uit de studio van de Muntschouwburg) bijzonder goed uitkwam. Johannes Thuy, sonorisator BRT. {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ‘Wij, Heren van Zichem’. Cameraman Jos Van Schoor filmt vanuit een laag standpunt met de adem van de koeien in de nek. Rechts de geluidstechnicus met een afgeschermde microfoon.==} {>>afbeelding<<} {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} Vergeet niet te lezen {== afbeelding Robert Marcel en Luc Philips als Jeroom en Benzamien.==} {>>afbeelding<<} In Europa, zoals in de VSA, is televisie de meest efficiente handelsagent uit de geschiedenis geworden. (The Americanization of Europe. Edward A. McCreary) Toen de televisie begon te dagen aan de horizon van Hollywood benoemde the Screen Writers Guild, nu bekend als de Writers Guild, een commissie om de mogelijkheden van het nieuwe medium te exploreren. Hun woordvoerder Francis Faragoh, stelde droogweg vast: ‘Voor de auteur belooft de televisie een heel nieuw domein van frustratie te openen.’ De ondergeschikte positie van een auteur die onder de leiding van een producer moet werken en ziet hoe zijn dialoog, zijn taferelen en zelfs de intrige door anderen wordt gewijzigd, is de bron van het gezegde in Hollywood dat ‘auteurs gewoonlijk hun honorarium met een psychiater moeten delen.’ (Behind the screen. Kenneth Macgowan) De fotografie werd in Frankrijk uitgevonden en in Engeland verbeterd, maar Amerika maakte er een cultuurelement van in de massacivilisatie. Hetzelfde geldt voor televisie. Wie iets van TV wil begrijpen, moet daarom proberen iets van Amerika te begrijpen. (Testbeeld. Fokke Sierksma) De TV-regisseur pleegt erop te wijzen dat het spreken voor de televisie de zorgvuldige nauwkeurigheid vraagt die in het theater is vereist. Hij moet een hoge mate van losse spontaneïteit ontwikkelen, die voor de film niet terzake doet en op het toneel verloren gaat. De kijkers participeren even volledig aan het innerlijk leven van de TV-acteur als aan het uiterlijk leven van de filmster. Technisch heeft de televisie de neiging zich te specialiseren tot een close-up-medium. In de film dient de close-up voor schokwerking, maar op de televisie is het de gewoonste zaak van de wereld. Terwijl een glansfoto ter grootte van het TV-scherm tien gezichten haarfijn laat zien, vormen tien gezichten op het TV-scherm slechts een vlek. Het eigen karakter van het TV-beeld ten opzichte van de acteur leidt tot zulk een bekend verschijnsel als dit: wij kunnen iemand die we wekelijks op de televisie zien, in de werkelijkheid soms niet herkennen. Daarnaar gevraagd antwoordde Joanne Woodward: ‘Toen ik voor de film speelde, zeiden de mensen: ‘Daar heb je Joanne Woodward.’ Nu zeggen ze: ‘Daar gaat iemand die ik ken, geloof ik.’ We constateren dat kinderen met hun ogen de gezichten van de acteurs volgen. Ook in scènes van fysiek geweld blijven hun ogen gericht op de gelaatsreacties, in plaats van op de gewelddadige actie. Geweren, messen, vuisten worden genegeerd ten behoeve van de gelaatsuitdrukking. Televisie is een medium niet zozeer van de actie als wel van de weerslag daarvan. De hang van de televisie naar thema's die een proces weergeven of complexe reacties heeft de ontwikkeling van de documentaire in de hand gewerkt. Wie de televisie wil gebruiken om poëzie te onderwijzen, zou zich kunnen concentreren op het poëtisch proces, dat wil zeggen: het feitelijk ‘maken’ van poëzie, met betrekking tot een bepaald gedicht. (Mens en media. Marshall McLuhan) Televisie, het mozaïekachtig maasnet, geeft weinig voet aan het perspectief. Deze zintuiglijke revolutie valt gemakkelijk duidelijk te maken aan schilders en beeldhouwers; toen Cézanne eenmaal de perspectivische illusie had losgelaten ten gunste van de structuur, hebben ze niets anders gezocht als dat wat de TV nu op fantastische schaal heeft bewerkt. Een mozaïek kun je zien zoals je dansen kunt zien, maar het is niet visueel gestructureerd; evenmin is het een verwijding van het gezichtsvermogen. Het mozaïek is immers niet uniform, continu of herhalend. Het is discontinu, scheef en niet-lineair, juist als het tastbare televisiebeeld. Voor de tastzin zijn alle dingen onverwacht, contrair, oorspronkelijk, karig, vreemd. Gerard Manley Hopkins’ gedicht ‘The Pied Beauty’ is een catalogus van de noties van de tastzin. Het is een manifest van het niet-visuele en een onmisbare weg naar het verstaan van televisie, evenals Cézanne, Seurat of Rouault. De niet-visuele mozaïekstructuren van de moderne kunst dulden geen gereserveerde houding, evenmin als de elektrische informatiepatronen. (Mens en media. Marshall McLuhan) Televisie is een draadloos gat in onze muur. Er kijkt van alles door naar binnen, meestal glimlachend, vaak verkopend, en wij kijken erdoor naar buiten. Maar het beeld is nog niet werkelijk genoeg. Televisie in kleur is er, in drie dimensies komt. Reeds nu is het 21 inch televisiescherm op 6 meter afstand zo wijd als een pagina op leesafstand, en bevat minder noodzakelijke details. Wat is er zo heilig aan de ontcijfering van een gedachte via de gedrukte lettertjes, de gerangschikte woordjes, puntje komma vraagtekentje, als het immers moet gaan om de gedachte zelf? (Snippers. Leo Vroman) De beste manier om ons van de TV te bevrijden is haar belachelijk te maken. We hoeven, te dien einde, haar programma's slechts nauwkeurig te beschrijven: ze is zelf al belachelijk. (Horen, zien en zwijgen. Gerrit Komrij) Het gebruik van een toneelkijker in de schouwburg is het terugvallen in een ‘conscience perceptive’; men wil immers de acteur beter zien en niet het personage. Het is juist de {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} betrekkelijk grote afstand van de toeschouwer tot de acteur in de schouwburg die de ‘conscience imageante’ in stand houdt. Daarentegen hoeft een close-up op het scherm dit terugvallen niet in de hand te werken, mits de stijl van acteren zodanig is dat de acteur schuil gaat achter het personage. De close-up brengt het gezicht van de acteur immers niet dichter bij de toeschouwer. (Fotografie, Film, Televisie. J.M. Peters) De relatie film en televisie en de jongste publikatie op dit gebied nl. het Engelse Annanreport wordt uitvoerig besproken; een overzicht van het Amerikaanse tv-seizoen 1976-1977 ontbreekt evenmin in het zomernummer van het Engelse tijdschrift. (Sight and Sound 1977 - zomernummer) Er is veel kritiek mogelijk op de ‘Frankfurter Schule’, ook, of beter gezegd, juist met betrekking tot hun denken over de massamedia. We constateerden al dat hier geen sprake is van een consistente, geïntegreerde theorie. En bovendien is deze theorie nergens onderbouwd met empirische gegevens. Alternatieven worden óf niet gegeven, óf ze zijn in opzet weinig realistisch en - vooralsnog - niet praktisch uitvoerbaar. Marcuses pessimisme en Enzensbergers collectieve produktie van, en collectieve controle op de inhoud van de media, zijn daar voorbeelden van. De manipulatiehypothese doet overtrokken aan en strookt niet met de algemeen aanvaarde opvatting, dat effecten van de media op het publiek, afgezien van de bevestigende werking die ze hebben, miniem zijn. (Van verlossing tot vertrossing. Gert J. Peelen) Als gehandicapte moet je in bepaalde gevallen geen radio- of televisietaks betalen. Dit is zo als je blind of doofstom bent, een oorlogsinvalide met 50% invaliditeit bent of minder-valide met minstens 80% arbeidsongeschiktheid, of zo'n zware en blijvende ongeschiktheid dat het je onmogelijk is je woning te verlaten zonder hulp van een derde persoon. Om van die vrijstelling te genieten moet je een aanvraag doen bij de Dienst Kijk- en Luistergeld, André Bertulotstraat 2 100 Brussel, tel.: 02/219.00.00, op welk adres je de nodige formulieren vindt. Bij je aanvraag moet wel een geneeskundig attest gevoegd worden. (Wegwijs. Roger Dillemans/Anne de Moor) {== afbeelding Op dit beeld van een winterse filmopname voor ‘De filosoof van Hagem’ herkent men de studiomeester, de cameraman en zijn assistent, de regisseur, de geluidstechnicus en de regie-assistente.==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Hugo Metsers en Josine van Dalsum in ‘Een mens van goede wil’ naar Gerard Walschap.==} {>>afbeelding<<} {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} Wij huldigen / wij gedenken Luc Benats Mathias Kempprijs der beide Limburgen De Stichting met die naam bekroonde in 1973 de in eigen beheer uitgegeven en reeds in 1974 herdrukte dichtbundel van Luc Benats ‘Als maangesteente zou bloeien’, aldus de literaire loopbaan van een nog veel te weinig gewaardeerde dichter met een glansrijke onderscheiding bekronend. Een driedelige bundel (‘Sleutels tot Atlantis’, ‘Ontloken spelenderwijze’ en ‘Röntgenfoto's van een dichter’) waarin het verloren paradijs van de kinderjaren, de reacties op de dingen van heden en de zin van het dichterschap de grote eeuwige thema's zijn, waaruit ook zijn poëzie is ontsproten. De eerste gedichten ervan ontstonden bij het begin van een lange herstelperiode na zijn ontslag uit het ziekenhuis na een zeer ernstige ziekte. Het is de neerslag van een traumatiserende levenservaring. Lucien Benats is geboren in 1908 te Grote Spouwen (thans Bilzen) waar hij onderwijzer en mede-schoolhoofd werd na een zevenjarig leraarschap in St.-Stanislas te Berchem. Zijn jeugd bracht hij echter door te St.-Huibrechts-Hern, het dorp van zijn verloren paradijs waar zijn vader onderwijzer was. Hij doorliep de klassieke humaniora in het Tongerse college en behaalde het onderwijzersdiploma te Antwerpen. Pas laat kwam hij ertoe een keus uit zijn reeds vroeg begonnen poëtische arbeid te publiceren: ‘Het kleine lied’ (1960), ‘Een lied verzinkt’ (1962), het zeer opgemerkte ‘Asteroïden’ (1963), ‘Eiland zonder water’ (1965), ‘Een vlot voor Lemuria’ (1970). Enkele zijner gedichten verschenen voordien o.m. in ‘Vlaanderen’. Thans heeft hij een nieuwe dichtbundel klaar. Daarnaast was hij ook als prozaïst werkzaam: kortverhalen (gebundeld in ‘Inschepingen voor Cytheria’ en ‘Kruiden tegen verveling’) en twee romans (‘Spel tussen twee oorlogen’ en ‘De laatste vreugde’ over een gehandicapt kunstenaar). Luc Benats is voor eigen poëzie als voor die van anderen uiterst streng en selectief. Voor hem moet een gedicht zijn: ‘Zuivere lyriek, niet te lang, niet heterogeen - eenvoudige woorden zo plaatsen dat ze opnieuw worden geproefd... Met een uiterst zuinig gebruik van woorden van alledag, op de meest ontroerende en meest originele wijze een menselijke boodschap brengen... Een gedicht heeft eigenlijk eeuwigheidswoorden nodig, d.w.z. woorden van alle tijden en alle beschavingen, vooral de primitiefste...’. Men leze het interview van Dani Hilven in het tds. ‘Schuim’, waarvan Benats {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} met Bastiaense en Hilven een der medeoprichters was. Veel te weinig erkenning krijgen dichters, die ver van de literaire cenakels uit Brussel, Antwerpen, Gent of Leuven moeten werken. Hun werk is er des te bezonkener en des te waardevoller om. Het maakt ons ook des te gelukkiger als zij eindelijk eens mogen op het voorplan treden. Anton Najlepszy Erediploma Warschau Door de ‘Société des Amis des Beaux Arts’ in Warschau werd aan beeldhouwerkunstkoperdrijver Anton Najlepszy een ere-diploma toegekend voor de hoge kwaliteit en artistieke waarde van zijn kunstkoperdrijfwerken die hij in november 1975 exposeerde te Warschau (Polen). Dat de kunstwerken en de koperdrijftechnieken van de Genker beeldhouwer in het buitenland steeds meer een grote bewondering kennen, wordt aangetoond door het feit dat Anton Najlepszy door de Zwitserse St.-Georg akademie uitgenodigd werd om er als gastleraar regelmatig kunstkoperdrijfkursussen te komen geven, omdat de directie van de St.-Georg akademie ervan overtuigd is dat Anton Najlepszy door zijn specifieke keuze nl. het kunstkoperdrijven, erin slaagde in het koper de kunstzin, de idee, en de werkelijkheid van beheersing van de techniek of de vorm, tot een eenheid te brengen. En was Genk vroeger een geliefd oord voor kunstenaars, denken we maar aan b.v. de kunstschilders Maclot en Vandooren, Genk blijft een goede bodem waar ook tegenwoordig nog kunstenaarsschap kan kiemen. Godelieve Spiessens Provinciale Prijs voor geschiedenis en volkskunde 1976 voor een uitgegeven werk (Provincie Antwerpen). Geboren te Deurne op 19 mei 1932, studeerde zij notenleer, piano, harmonie en muziekgeschiedenis aan de Muziekacademie Jozef van Poppel te Deurne en aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen. Zij voltooide haar Grieks-Latijnse humaniora te Turnhout in het Heilig-Grafinstituut. Aan de K.U. Leuven studeerde zij muziekwetenschappen en kunstgeschiedenis en werd laureaat van de Interuniversitaire Wedstrijd. In 1962 promoveerde zij tot doctor op een proefschrift over Emmanuel Adriaenssen dat door de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België werd bekroond en uitgegeven onder de titel ‘Leven en werk van de Antwerpse luitcomponist Emmanuel Adriaenssen (ca. 1554-1604)’. Met deze publicatie in twee delen, nl. een tekstgedeelte en een muzikale bloemlezing, verwierf zij onlangs vanwege de Provincie Antwerpen de Provinciale Prijs voor geschiedenis en volkskunde 1976. De laureate was achtereenvolgens kunstadviseur, wetenschappelijk medewerker bij het Nationaal Centrum voor Navorsingen over de Vlaamse Primitieven, mandataris van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, assistent aan de K.U. Leuven, concertmanager en muziekbibliothecaris, muziekrecensent en radioproducer. Onlangs bekwam zij het erediploma van The International Who is Who in Music (Cambridge). Zij leverde tal van bijdragen voor binnen- en buitenlandse encyclopedieën, biografische woordenboeken, tijdschriften en boeken. In de reeks Monumenta Musicae Belgicae publiceerde zij een eerste bloemlezing met muziek van {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} Emmanuel Adriaenssen. Haar wetenschappelijke bedrijvigheid richt zij in hoofdzaak op de geschiedenis van de luitmuziek in de Nederlanden en op onderwerpen i.v.m. het muzikaal verleden van de stad Antwerpen zoals b.v. de geschiedenis van de Antwerpse muzikantengilde, de Antwerpse stadsspeellieden en de torenwachters van de Antwerpse kathedraal. Daarnaast houdt zij zich ook bezig met de studie van de 17de-eeuwse Antwerpse schilder Adriaenssen. Jozef Smeyers Prijs Scriptores Catholici Prof. Jozef Smeyers, met bekroond werk over de Vlaamse literatuur in de achttiende eeuw, droomt er eigenlijk van, zich aan zuiver literair werk te kunnen overleveren. Hij is inderdaad ook een geestig en poëtisch auteur van kursiefjes en een novelle. Zijn heimwee naar die genres wordt mede gevoed door zijn ervaringen met de wetenschap. Niet zonder een stukje bitterheid vertelde hij, zo dikwijls het gevoel te hebben gehad, en nog te hebben, ‘dat wetenschappelijk werk, als het niet in harde munt en in materiële resultaten kan worden omgezet, in dit land toch maar met onverschilligheid, als het niet argwaan is, {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} wordt behandeld’. De aanklacht maakte indruk op de talrijke aanwezigen in het Charlier-museum, waar de plechtigheid plaatshad. Temeer omdat zij komt van een rustige prof, die niet gewoon is de stem te verheffen. ‘Wetenschappelijk werk’, zei Smeyers, ‘is niet kwantificeerbaar, je kan het niet vertalen in uren aanwezigheid en in graden van rendabiliteit, je hebt er van buiten uit geen greep op en dat maakt dat een maatschappij, die graag alles in cijfers en rendement formuleert, er vaak onbegrijpend, onwillig tegenover staat, er weinig respekt en weinig geld voor over heeft, zeker niet inspirerend werkt, niet aanmoedigt, niet stimuleert. Wetenschappelijk werk is vaak een eenzaam gevecht. Daarom kunt u begrijpen waarom de bekroning door de Scriptores Catholici mij, naast andere redenen, zo gelukkig stemt’. Prof. Smeyers ontving de plaket van de katholieke schrijversvereniging voor zijn medewerking aan deel VI van de ‘Geschiedenis van de Letterkunde in de Nederlanden’, uitgegeven door de Standaard Uitgeverij die hem apart in de bloempjes kwam zetten. De lof van het werk werd gemaakt door Hugo Bousset, sekretaris-generaal van de Scriptores. Dank zij Smeyers, zegde hij, is de Vlaamse Verlichtingstijd nu niet langer een vacuüm meer in onze geschiedschrijving en is definitief duidelijk geworden ‘dat het mirakel Gezelle enigszins verklaarbaar wordt vanuit het noeste veldwerk van de kleine luiden der rederijkerskamers, de politiek en sociaal geengageerden der almanakken en pamfletten, de denkers der spektatoriale geschriften, de verlichte teksten en verhandelingen der juristen. Door Smeyers’ studie komen Willems, Ledeganck, Van Duysse, Van Rijswijck, De Laet, Conscience, Zetterman, Van Kerckhoven, zelfs Gezelle en Anton Bergmann, in een geheel ander licht te staan. Zij vallen niet langer uit de lucht maar rijzen uit de grond. Het is een der stellingen van Smeyers, dat de Vlaamse letterkunde zich sneller zou hebben herpakt zonder de Franse revolutie en de Franse tijd. Gaston Durnez Remi Van Duyn 25 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest Remi Van Duyn was nog een knaap toen hij zichzelf een kind van de zee noemde. Geboren Oostendenaar begrijpt hij als niet een, wanneer de dichter zingt: ‘de zee, waarin mijn ziel zichzelf weerspiegeld ziet’. De zee is speels, diep, ritmisch, machtig en groots; af en toe geeft zij haar geheimen prijs. Al woont hij momenteel ook aan de boorden van de Leie te Kuurne, nog noemt hij zichzelf ‘een kind van de zee’. Van Duyn studeerde aan het conservatorium te Oostende en behaalde er de gouden medaille. Na zijn studies aan de Normaalschool te Torhout, doceerde hij aan het O.L.-Vrouwecollege in zijn stad, was leraar in voordracht en dictie aan het St.-Amandsinstituut te Gent en is nog verbonden aan het St.-Jozefsinstituut te Kortrijk. Al geeft de alom geprezen leraar voortdurend en op bijzondere wijze ‘zijn geheimen prijs’ binnen de muren van het klaslokaal, zeker is het dat ‘de arend der zee’ naar andere, ruimere zalen trok... eveneens met hetzelfde enthousiasme en bezield met een uitgesproken Vlaamse overtuiging. Tijdens de oorlog werd hij Schepen van Kultuur in zijn stad, studeerde aan de Universiteiten van Berlijn en München, waar hij zijn dramatische kunst kon bijscholen, zijn literaire kennis kon verdiepen en zijn toneelvaardigheid mocht opdrijven. Bij Van Duyn vind je geen trek meer terug van verbittering of enig negativisme; integendeel, de periode onmiddellijk na de oorlog heeft hem nog dieper gemaakt, nog méér volksverbonden. Had hij nu zelf niet ervaren het grote ritme van het leven: angst en levensvreugde, harte-pijn en ‘houe trou’ van zijn vrienden. Het heeft hem allemaal groot gemaakt. Door zijn gedurfde regie haalde hij heel wat hoge onderscheidingen. We citeren maar: ‘Egmont’ van Goethe, ‘Pentagleize’ van Michel de Ghelderode en nog van dezelfde auteur: ‘Barabbas’, ‘Grote Griezel’, ‘Escurial’. Van Sophokles: ‘Koning Oidipus’ en ‘Filoktetes’. ‘Columbus’ van Charles Bertin, ‘De Vrek’ en ‘Le Bourgeois Gentilhomme’ van Molière en in zijn eigen bewerking ‘Gudrun’ van Albrecht Rodenbach. Remi Van Duyn regisseerde vele stoeten: De Stoet der Negen Provincien en de Bloemenstoet te Blankenberge; De stoet (en het openluchtspel) bij de feestelijkheden voor 700 jaar Turnhout; De Tijlstoet te Turnhout en vooral de nooit {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} volprezen Gouden Boomstoet te Brugge. 25 jaar achtereenvolgens (wie doet het hem na?) regisseerde hij het Vlaams Nationaal Zangfeest te Antwerpen; Van 1966 tot 1973 kenden de IJzerbedevaarten een bewonderenswaardig succes onder zijn regie; hij regisseerde te Brugge op de Burg ‘600 jaar Stadhuis’, De opvoeringen van ‘De Zoon des Mensen’ van Porter én de ‘Grote Stooringe’ (100 jaar Vlaamse studentenbeweging) kenden een bijzondere bijval. Zijn rijke talenten als regisseur van massaspelen heeft ons Vlaamse volk kunnen bewonderen en waarderen in het Godelievespel te Gistel en vooral tijdens de laatste opvoeringen van het Heilig Bloedspel te Brugge (1962), die een onvergetelijke indruk hebben nagelaten. Waarheid en schoonheid zijn van alle tijden; en toch hebben wij graag dat ze {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} ons aangeboden worden met de middelen eigen aan onze tijd. Daarom heeft Van Duyn ook gewerkt bij de Radio en bij de Vlaamse Televisie. Ze zijn talrijk die hem daarvoor bijzonder dankbaar blijven. Bij de Vlaamse TV was hij de presentator van de serie ‘Kaleidoskoop’ en was hij medewerker aan verschillende uitzendingen van ‘Penelope’. Later werd hij realisator van de uitzending ‘Teletaalles’ en ‘Vergeet Niet te Lezen’. - Nog jaarlijks verzorgt hij in een onovertroffen stijl de uitzending van de geteleviseerde Zeewijding te Blankenberge. Bij de radio was hij realisator van verschillende luisterspelen. Hoe heeft hij het allemaal kunnen doen? Wie kent de zee? Ze is eindloos! De beroepsbekwaamheid is voor Van Duyn een zeer scherp en een zeer sterk wapen. Hij hanteert het ‘hart en ziel’; voelt als het ware de schoonheid als vanzelf aan en brengt die onvervalst aan de toeschouwer, de luisteraar en de kijker. Van Duyn blijft Van Duyn: rijpe kunst in het rijkste kunnen. Ad multos annos! Godfried Oost Karel Van Deuren Staatsprijs beste filmscenario 1976 Het was voor mij geen verrassing te vernemen dat mijn goede vriend Karel deze bekroning te beurt viel. En al heb ik het jury-verslag niet gelezen, ik ben ervan overtuigd dat hij haar glansrijk verdient. ‘Portret van een heer’ (titel van het bekroonde scenario) zal voorzeker niet alleen een degelijk, vakkundig werkstuk zijn, waar een geïnspireerd regisseur een knappe film kan van maken; het zal meer zijn: de gevisualiseerde neerslag van een diep-menselijke, visionaire poëtische persoonlijkheid. Karel Van Deuren werd geboren te Antwerpen op 28 augustus 1921. Hij deed Grieks-Latijnse humaniora te Berchem aan het St.-Stanislascollege en is op dit ogenblik als bedrijfsjournalist bij Afga-Gevaert. Zijn eerste liefde zal wel de poëzie geweest zijn; het is immers ons aller erfzonde. Zijn tweede liefde was het toneel. Ik mocht de gelukkige peetvader zijn van zijn eersteling ‘Jehan de Casterhône’, die gecreëerd werd door het R.V.T., toen nog afdeling van het Nationaal Toneel van België, met Senne Rouffaer en Anni de Loenen in de hoofdrollen, in het seizoen 1951-52. Zachte weemoed overvalt mij nu ik aan deze periode terugdenk: de boeiende bespreking met Karel, de spannende realisatie met Anni, Senne e.a. (Het stuk werd nadien nog uitgezonden door de Vlaamse T.V.). Voor het toneel schreef Karel Van Deuren nog: ‘Naar de hel gaat men altijd alleen’, gecreëerd in K.N.S. - Antwerpen en ook {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} gespeeld door ‘Parnassus’ - Brussel, uitgezonden op de Vlaamse beeldbuis; ‘Het Huis’ gepubliceerd in ‘Dietse Warande en Belfort’, uitgegeven door ‘De Clauwaert’ met commentaar van lic. Michel Thys. ‘Als in een veel te wijde Jas’, een poëtische tragi-komische fantasie, werd dan weer door het R.V.T. in première gebracht (regie: Bob Van der Veken), na een lange voorbereidingsperiode met onvergetelijke wandelingdiscussie op de malse Nethe-dijk van Pallieterland. ‘Het Huis’, dat door het Laboratorium voor Vlaams Toneel in Antwerpen gespeeld werd, kreeg de toneelprijs van de provincie Antwerpen en het luisterspel ‘Reportage’ verwierf een eervolle vermelding in een wedstrijd van het voormalige N.I.R. Karel schreef ook een roman: ‘De prinselijke Dwaasheid’, uitgegeven door het Davidsfonds, en dan zijn er nog een reeks van kijk-boeken vol welgekozen foto's waarvan de topper en het meest persoonlijke zeker is ‘Dat Vlaanderen heb ik hartelijk lief’ (uitgegeven door Lannoo-Tielt) waarvoor hij tekst en fotokeuze verzorgde; een aangrijpend document en zeer representatief voor dit genre. Dit kijk- en leesboek kreeg de prijs van de Boekenbeurs te Antwerpen in 1976. Voor een debuut in het non-fiction-genre. En door al die jaren loopt, sinds het verlaten van het college, de rode draad van Karel Van Deuren's artistieke ‘spel zonder grenzen’: de journalistiek. Hij bedreef haar om te beginnen in het studentenblad ‘Starkadd’ en ontwikkelde de vaardigheid van zijn pen terzake, zwierig en met toenemende deskundigheid in dagbladen en tijdschriften, meestal over foto, film, toneel en literatuur. Zelfs in vakbladen als ‘De Elektrieker’, die hij volschreef voor M.E.G.A., vierde hij zijn journalistieke aandrift bot en het zou ons niet verwonderen dat hij het ook in dit - in hoge mate technisch tijdschrift deed met een vleugje dichterlijke charme. De bekroonde Karel Van Deuren, de meest minzame man van onze aktuele letteren, die steeds gevat het poëtische in de dingen ontdekt, maar met een ironische glimlach om de mondhoeken het kleinzielige, het onjuiste en het onrechtvaardige in voorname bewoordingen aanklaagt, moge ons nog vaak laten delen in zijn rijke begaafdheid. Rik Jacobs Toondichter Camil Van Hulse 80 Nu tien jaar geleden konden wij één onzer beroemdste St.-Niklazenaren in zijn geboortestad vieren bij zijn 70e verjaardag, die samenviel met het 750e bestaansjaar van onze stad. Wij hoorden toen een hele avond zijn eigen muziek weerklinken. Een muziek die iets totaal ‘einmaligs’ heeft: zij is oorspronkelijk van eigenste bodem en zij leeft en zingt aan de andere kant van de wereld: in Amerika. Daar in Arizona, in de universiteitsstad Tucson aan de grens van Mexico - waar Spaans en Engels samenklinken - waar de verrijkende wisselwerking van twee grote, Europese taalgemeenschappen de plaatselijke volkscultuur hersmeden kan in een nieuw landschap en onder andere hemelen: een onbewust maar toch doorwerkend ‘mystisch huwelijk’ van Romaanse en Germaanse adel des geests en rijkdom van gemoed. Geboren te Sint-Niklaas op 1 augustus 1897. Dat een authentiek en rijk-begaafd kunstenaarstemperament, zoals dat van Camil Van Hulse dààr, in deze wereld, zo tot bloei kon komen, moet ons toch niet verwonderen. Wij voelen het daarom als een gelukkig en ontroerend gebeuren dat onze kranige toonkunstenaar nu zijn tachtigste levensjaar mag binnentreden, wat ons een enige gelegenheid biedt om hem van harte te huldigen! Om de muziek van Van Hulse te begrijpen en naar juiste waarde te schatten, moet men weten, dat hij in 1923 uitgeweken is naar het schone land van Arizona met de bagage van zijn Vlaamse afkomst, zijn afgewerkte Antwerpse Conservatoriumstudies én de muzikale Waaslandse erfenis, die hij van huis uit als een kostbaar inspirerend bezit naar de Nieuwe Wereld meedroeg. Want het Waasland hééft een muziektraditie! Zij leeft in de namen van Sax en Wilford en Nic Lahaye, van de hoogbegaafde vele Van Durme's, van de beroemde Edgard Tinel en van de authentieke familietraditie der Van Hulse's. Vader Van Hulse was nl. een geliefde leerling van Tinel op de Kerkmuziekschool te Mechelen en de kosterij van de St.-Niklase hoofdkerk was de eerste school van de kunstenaar die we vandaag huldigen. Vanzelfsprekend heeft de ombuiging van het dagelijks leven in de Verenigde Sta- {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} ten het werkmilieu en de lessen aan de Universiteit van Tucson, met de practijk in het door hem gestichte Symfonisch Orkest aldaar, - een nieuwe en verrijkende dimensie toegevoegd aan de eigen stijl van Van Hulse's muzikale persoonlijkheid. Dat er bij déze kunstenaar zelfs nog een heel àndere bron voortdurend inspirerend werkt, blijkt uit de ononderbroken zelfstudie en de omgang met de werken van grote kunstenaars van vroeger en nu. C. van Hulse leest en herleest tot op vandaag Vergilius in het Latijn en Homeros in het Grieks... om er mee vertrouwd te blijven. Telkenjare opnieuw herstudeert hij de grote Bach in zijn ‘Kunst der Fuge’ en zijn ‘Wohltemperiertes Klavier’, regelmatig verdiept hij zich in de Symfonieën van Beethoven en Brahms. En de meesterwerken die hem voortdurend leiden, zijn Franck's Koralen, Wagner's Tristan en Meistersinger en de grotere werken van Alban Berg en Igor Strawinski. Met dit bewust houvast bezield, heeft Van Hulse zich een eigen stijl geschapen, die men zou kunnen definiëren als een gulle Laat-Romantiek, waarin hart en geest tot een evenwicht zijn gegroeid, dat openblijft voor de creatieve verrijkingen van de nieuwe stijl. Het compositorisch werk van Van Hulse is zeer veelzijdig. Buiten de opera-vorm bestrijkt het alle vormen van de kerkmuziek, over de kamermuziek heen tot de grootse symfonische compositie. Wie bepaalde orgelwerken of kamermuziek voor het eerst beluistert, wordt verrast door de menselijke nabijheid waaruit deze ontstaan en leven. De echtheid en directe aanspreekbaarheid geeft aan elke bladzijde van zijn oeuvre een ‘occasionele waarachtigheid’, die heel dicht-bij de functionele levenswaarde van Bach of een Mozart benadert. Zodat déze muziek als een levensbestanddeel en een geestelijk ferment van het bestaan, de diepe zin van een huiselijke ‘liturgie’ verkrijgt, die het gewone leven optilt en intenser doet groeien tot die hoogtepunten, die het leven ‘leefbaar’ maken. In die bepaalde zin mag Camil Van Hulse zich geestelijk verbonden weten met de grote Meesters uit Barok en Weense Klassiek, - en kan hij honderd procent ‘modern’ genoemd worden in de lijn van Hindemith en Orff, die in hun beste werk dezelfde levens-éénheid nastreven. Het is onze innigste wens dat het werk van Van Hulse bij ons eigen volk wat grotere bekendheid mag toegemeten krijgen en dat hij-zelf in een lang en gelukkig bestaan, de dankbaarheid van zijn eigen Vlaamse Volk mag ervaren tot in lengte van jaren! Ignace de Sutter {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Antoon Vermeylen Prijs Victor Stuyvaert Antoon Vermeylen werd geboren te Antwerpen op 27 juli 1931. Vanaf zijn prille jeugd is hij bezeten door de muziek en volgt daarom ook de lessen aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen. De liefde voor de plastische kunsten haalt echter de bovenhand en zo zien we hem achtereenvolgens als leerling aan de tekenacademie te Berchem, de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, en het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hij studeert er onder Marc Severin en Jos Hendrickx. Vermeylen legt zich vooral toe op het brandglasraam, een kunst die hij onder impuls van Jan Wouters volgens de oude meesters beoefent. De vroege waardering voor zijn werk betreft echter de grafiek. Hij heeft zich vlug een aparte stijl eigen gemaakt. Folklore en dierenuitbeeldingen worden in zijn hand pareltjes van grafische kunst. De Ex-Libriswereld in binnen- en buitenland waardeert zijn vaak luimige voorstellingen hoog en de veelvuldige opdrachten stimuleren hem om in deze discipline verder te gaan. De onderscheidingen blijven dan ook niet uit. 1959: Tweede prijs Nationale Bank van België 1960: Prijs St.-Maria Oudenhove van K.V.J. 1961 en 1963: Tweede accessiet prijs ‘Baron de Brouwer’ 1965: Diploma van de stad Visen in Portugal en het Eremetaal van het Ministerie van Volksgezondheid en Gezin Antoon Vermeylen zal dit genre nooit verloochenen, alhoewel hij evengoed alle andere onderwerpen in vrije grafiek uitvoert. Als glazenier is hij minder bekend en dat is jammer want er heeft steeds een wisselwerking bestaan tussen zijn grafische en glazenierkunst. Beiden hebben elkaar nooit verdrongen, integendeel. De laatste jaren komt in zijn werk de muziek steeds meer en meer op de voorgrond. In lino, hout en koper verwerkt hij vele thema's van beroemde komponisten, waarbij zijn voorliefde naar Béla Bartók uitgaat. Zijn stijl is langzaam maar zeker aan het veranderen. Leggen de vele opdrachten hem nog aan de vroegere banden, dan worden zijn prenten onder impuls van de muziek vrijer. Hij streeft daarin naar meer verdieping en directheid, zeker in het strenge zwart-wit van de linosnede. Hij aarzelt niet het abstracte met het figuratieve te verwerven. Antoon Vermeylen heeft op het gebied van de grafische kunst zijn laatste woord nog niet gesproken. Hector Van Gijsel Bert Willems 60 ‘Hij praat zonder moeite een monnik uit zijn kap’, stelde Neer Vantina vast in zijn voorwoord voor diens jongste dichtbundel ‘Bezeerde Tulpen’. De uitspraak is een rake typering maar geen sintese van deze man, wiens ongewone bedrijvigheid en kunstenaarschap veel te weinig gekend en derhalve gewaardeerd zijn. Na de normaalschool maakte hij het regentaat door maar stond slechts zeer korte tijd voor een klas. Hij verkoos aktiever leven dan het onderwijs hem leek te kunnen bieden. Kunst en kunstenaars lokten hem direkter aan. Hij schreef monografiën (over Raoul Chanet, Willy Free, Jacques Savenay, Carlo Van Houtvin e.a.) en bleek een verwoed verzamelaar bij zover dat zijn huis, erger dan een museum één opstapeling werd van schilder- en beeldhouwwerk. Hij schreef gedichten die in tal van tijdschriften verschenen en die stuk voor stuk getuigen voor zijn innerlijke bewogenheid, vooral in beroering gebracht door het leven en de dingen in en rondom hem. In 1947 werd hij reeds bij een uitgeschreven prijsvraag ex aequo bekroond met zijn dorpsgenoot Marcel Beerten's ‘Vrouw Griese’ en wel voor zijn ‘O God, een Boom zijn!’ Haast furieus vertaalt hij verzen uit het Frans, Duits, Engels en daarbij blijkt vooral Rilke hem in beslag te nemen. Hij behoort tot de drie goede, Vlaamse Rilkekenners. In 1951 verscheen zijn eerste gedichtenbundel ‘Grensincidenten’; in 1973 bundelde hij verzen en balladen onder de titel ‘Barrevoets tot aan de kop’; het jaar daarop heet z'n werk ‘Het andere Gelaat’. Dan houdt hij zich al lang bezig met ‘de nieuwste ontdekking’, het haïkoe, vorm waarin hij 1976 zijn zwaar voluum ‘Yoku Mireba’ giet en die dan al zijn vijfde bundel is en mede aanleiding werd tot de stichting van het ‘Haikoe-Centrum’ met Bart Mesotten, Clara Haesaert e.a. {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Met dat al houdt zijn bedrijvigheid niet op. Het werk lijkt hem aan te porren tot steeds meer, beter en dieper. Hij behoort tot de stichters van het tijdschrift ‘SCHUIM’, waarvan hij ziel en motor was en bleef en waarvoor hij Ao 1977 de gelijkmalige v.z.w. in het leven riep. Het tijdschrift behoort tot de voorname van Vlaanderen. Hij behoort tot de stichter van de VLA (Ver. v. Limb. Auteurs) in het beheer waarvan hij zetelt, zoals in dat van het Haikoe-Centrum. Hij is bedrijvig in de ‘Tongerse Kunstkring’, lid van de VVL, de Scriptores, het CVKV, de Snellaertkring. En is filiaalhouder van de uitgeverij ‘Heideland’ te Genk. Ondertussen verschijnt werk van hem in Duitse verzamelbundels, - stelt hij een bloemlezing samen uit ledenwerk van de ‘Künstlergilde Nordrhein-Westfalen’ met de Nederlandse naast de Duitse teksten! Wat zijn uitzonderlijke en bezielende drijfkracht is, zit in zijn oogmerk: vooral literatuur van Limburgers uitdragen buiten de landsgrenzen. Als hardnekkig Vlaming wil hij daarbij niet horen van compromis noch gesjacher, van geen oneerlijkheid of onoprechtheid. En dat tekent deze onstuimige werker die over zoveel talent, gezond oordeel, idealisme en geestdrift beschikt dat hij in de volste zin een even verdienstelijk als benijdenswaardig man is. Lambert Swerts O God, een boom zijn O God, een boom zijn en daar staan, niets doen dan staan en stil zijn, nijgen en luisteren, naar de avond die gegaan komt, luisteren, bidden, en dan zwijgen. O God, een boom zijn, en het licht, het rilde als een klavier bespelen, en in de avond een gedicht zijn, vroom zijn, en de avond strelen. O God, een boom zijn, en muziek van zilver sprankelen op de blaren en reiken naar de hemelen, muziek zijn, slechts muziek, en zingen, en bedaren. En niets dan boom zijn, altijd boom, in morgen, middag, avond staren, geheim zijn, zwijgen, om de droom van louter boom-zijn te bewaren. Bert Willems In Memoriam Prof. Dr Stefanus Axters O.P. ‘Geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden’ (2.300 blz.) is het vierdelige standaardwerk van deze vooraanstaande geleerde, die uit christelijk en vlaams idealisme in 1921 op twintig jarige leeftijd dominikaan was geworden. Daarbij sluit ook zijn tweedelig ‘Mystiek brevier’ aan, naast een belangrijk aantal andere wetenschappelijke publicaties zoals het ‘Scholastisch Lexicon’, dat een naklank was van zijn jarenlange arbeid te Rome voor de kritische uitgave van Thomas van Aquino. Door zijn vertaalwerk van Catherina van Siena, de Italiaanse mystieke, was hij ertoe gekomen de reuzetaak op zich te nemen de nederlandse religieuze literatuur te bestuderen, een terrein waarin hij buitengewoon verdienstelijk is geweest en meteen zijn jeugd-ideaal op concrete wijze in vervulling bracht (aansluitend bij het prachtig werk van het Ruusbroecgenootschap en ‘Ons Geestelijk Erf’). Men vergeet dikwijls dat degenen, die onze culturele adelbrieven ophaalden uit het stof van het verleden, van groter belang zijn voor de Vlaamse beweging dan organisatoren van straatlawaai. Hij behoorde tot de degenen ‘die in stilte, buiten het rumoer van de tijd hun eigen werk voortzetten. Het maakt de grondlaag uit, waarin een brede en veelzijdige cultuur moet wortelen om haar groeikracht te behouden’ (A. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Demedts). De naam van St. Axters ontbreekt zelfs in de Encyclopedie van de Vlaamse beweging. Ook publiceerde Steph. Axters een bundel eigen religieuze poëzie; nog in zijn laatste levensjaren schreef hij bij gelegenheid gedichten o.m. ‘Spleen’, een variante op het oude tema ‘Vanitas vanitatum’, dat in ‘Vlaanderen’ verschenen is. Stephaan Axters was lid van de Kon. Academie voor Ned. Taal en Letteren en was zijn leven lang, waar hij ook ter wereld heeft gewerkt, fier gebleven op zijn Brugse oorsprong. In Memoriam Victor Lecossois Vandaag kan iemand met een hoger kunstdiploma gewoon aan naïeve kunst gaan doen, op voorwaarde dat hij meer métier bezit dan er bv. voor anti-kunst, conceptkunst, geometrische of expressionistische abstractie nodig is. Van waarachtige ongekunsteldheid en dus van echte naïeve kunst kan hier bezwaarlijk sprake zijn. Die onvervalste ongekunsteldheid is wellicht nergens in den lande in dezelfde mate aanwezig als in het werk van Victor Lecossois, die in november II. te Asse overleed en waarvan op de tentoonstelling ‘Kunst en Religie’ in 1975 te Hasselt het religieuze werk zo sterk de aandacht heeft getrokken (cf. ‘Vlaanderen’ 1975, p. 83). Het huldeartikel dat in deze rubriek n.a.v. zijn tachtigste verjaardag diende te verschijnen wordt dus spijtig genoeg een In Memoriam. Een metaalarbeider uit Halle, die op zijn 50ste jaar na een ongeval zijn werk staakt, als liefhebber begint te schilderen en te borduren en het op zulke wonderbare wijze doet dat hij in binnen- en buitenland grote faam verwerft is een alles behalve banaal levenslot. Zijn werk werd door Fernand Bonneure als volgt getypeerd: ‘Het is onbewust misschien een pleidooi voor de mens en vooral dan voor de zelfstandigheid en het bewustzijn van de mens in de stad. Zijn thematiek is dus in elk geval naïef, maar ook de vormgeving die hij realiseert vertoont typische trekken en vooral echtheid: ...de biezondere charme van eerlijkheid en oprechtheid.’ Marcel Duchateau schrijft van zijn kant: ‘Wat een verjongingskuur voor het oog; wat een bron van eeuwige jeugd voor geest en gemoed, opgeweld uit een kersverse en sprankelende fantasie.’ Ook na zijn dood zullen zijn taferelen nog vele mensen echt gelukkig maken. Is dat niet het mooiste wat van een kunstenaar kan gezegd worden? In Memoriam Georges Leroy In zijn toespraak bij de opening van de Herdenkingsboekententoonstelling te {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Zulte ontleedde letterkundige Luc Verbeke op ontroerende wijze de veelzijdige rijkdom van deze begaafde kunstenaar. De Waregemse Handelschool, waar hij André Demedts als leraar had, leidde Georges Leroy op voor het bedrijfsleven, maar door eigen studie werd hij muziekleraar-MO, ambt dat hij twintig jaar heeft uitgeoefend. Ondertussen had hij zich in de belokenheid van zijn gezin, ontwikkeld tot een belangrijk beeldhouwer en prozaïst; in beide disciplines verwierf hij benijdenswaardige onderscheidingen. Zoals Georges Leroy zelf getuigde (‘Vlaanderen’ 1972 p. 298) eisten dit dienen van verscheidene meesters en deze vakkundige beoefening van uiteenlopende kunsttalen, zware inspanningen: ‘een lange weg, niet steeds bestrooid met rozen, een bijna onvermijdelijk innerlijke tweespalt’. Hij was iemand die het zich nooit gemakkelijk maakte want hij was als door een inwendig vuur gedreven. Dit vuur was niet alleen een artistieke bezetenheid, maar ook - aansluitend bij de kunstopvattingen van André Demedts - een diep medevoelen en verbonden-zijn met de mens, die zowel zijn literatuur als zijn beeldhouwwerk kenmerkten. De eveneens veel te vroeg gestorven letterkundige, Lucien Dendooven, onderlijnde als het hoofdkenmerk van Leroy's werk zijn uiterste gevoeligheid voor het leed van de medemens: beide auteurs hadden trouwens niet dit alleen gemeen. Echte genegenheid voor de kunstenaars was het ook dat Leroy ertoe bracht zovele inspanningen te doen voor de promotie van de kunst in eigen streek. Op dit gebied heeft hij zich o.m. voor het Kunstenaarsverbond met woord en daad nuttig gemaakt. Ook daarvoor onze ontroerde dank aan deze ingoede mens. In Memoriam Servaas Ramaekers Jozef Lambert Ramaekers was geboren te Zonhoven (13-11-1908), studeerde aan het college te Hasselt en is niet de enige Limburgse seminarist geweest, die wegens vlaamsgezindheid het Groot Seminarie van Luik diende te verlaten. Hij belandde in de Norbertijnerabdij te Grimbergen, waar hij de Limburgse heiligennaam Servaas koos en gedurende 12 jaar professor in de theologie en archivaris was, vooraleer kapelaan te Hofstade en pastoor te Westrode-Wolvertem te worden, tot hij verleden jaar naar de abdij terugkeerde met grote kunsthistorische plannen, die echter door de dood werden afgebroken op 13 september 1965. Zijn eerste gepubliceerde gedicht dateert van zijn collegetijd. Hij maakte zich vooral verdienstelijk op literair gebied met toneelstukken, cantates, hoorspelen (o.m. ‘Alvermannekens’) en verhalen voor de jeugd als ‘Er zijn geen Spoken’ en ‘Van twee heidekinderkens’, die onder de pseudoniem Joz. Rak werden gepubliceerd. Van zijn vele ongepubliceerde werken zal weldra door de Heemkundige Kring van Zonhoven een selectie worden uitgegeven. Zijn neef ons medelid Beiaardier Jan Feyen, eveneens norbertijner die hem te Westrode opvolgde, stelde ter beschikking van het tds. ‘Oostland’ een der laatste onafgewerkte gedichten van Servaas Ramaekers, waaruit we citeren: Naar boven ging ik stap voor stap, mijn trap was niet van goud! Mijn trap er staken spijkers uit, en splinters in mijn voeten; mijn naakte voet was hard van huid, zo hard als mijn gemoed. Geen spoor van trapkleed overheen, wel soms een losse plank, en los de leuning en soms geen, en nergens was een bank. Toch klom ik opwaarts al die tijd, bij daglicht en bij nacht, des morgens vol hardnekkigheid, en 's avonds t'einde kracht; en gij..., zoudt buiten adem zijn en willen rusten, zeg?... In Memoriam Luc Van Brabant Te Veurne overleed op 12 mei II. de 67-jarige Koksijdse letterkundige Luc van Brabant, die sedert 1935 naast zijn beroep van fotograaf en opticus met succes de literatuur beoefende. De te Lokeren geboren dichter had al in 1934 de origineel betitelde bundel ‘Op de hielen van mijn leven’ gepubliceerd, weldra gevolgd door ‘Verzen van tussen de dagen’. In beiden zoekt hij nog zijn persoonlijkheid die zich reeds in 1936, met ‘Brieven {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} onder zegel’, duidelijk en definitief reveleert: een scherpe pen, vooral gebruikt om aan ongenadige zelfspot te doen; wat de vorm betreft vrij van de traditionele ars poetica; wat de geest betreft skeptisch en sensualistisch en los van bindende conventies. Onder pseudoniem publiceerde hij dat jaar nog ‘Onze Vader’ en trad toe tot de redactie van ‘klaverendrie’, het toenmalige jongerenblad van Daisne en Coole. ‘Zeven ellen liefde’ en ‘Het boek Analene’ zijn van 1940 en 1941, ‘Klein Viaticum’ van 1945. Ontnuchtering en levensrijpheid krijgen meer en meer de boventoon, ook in ‘Het hart van buskruit’ van 1952. Van 1946 dateert zijn grote liefde voor ‘La belle Cordelière’, de zestiende-eeuwse gepassioneerde dichteres Louise Labé uit Lyon, van wie hij - na P.C. Boutens en Luc Indestege - een vertaling der sonnetten laat verschijnen, waarvoor hij de Koopalprijs ontvangt. Zonder enige wetenschappelijke vorming maar met niet aflatende speurzin gaat hij alles verzamelen wat met haar betrekking heeft. De ontdekkingen volgen elkaar op en vinden hun neerslag in het tweedelige ‘Louize Labé Lionnoize’. In het Frans publiceert hij ‘Les baisers littéraires et le salon de Dame Louize Labé’ en ‘Présence de Louize Labé au coeur de l'oeuvre de Clément Marot’. Hij werd aldus een gerespecteerd specialist in de 16de-eeuwse franse literatuur. Ook over Villon had hij een essay geschreven, naast een laatste dichtbundel ‘Nog eenmaal lente’. Een unieke verschijning is met hem uit onze schrijverswereld verdwenen en we betreuren het. {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} Verbondsberichten Verbondssecretaris: drs Gilbert Goos, Tervuursevest 294 bus 32, 3000 Leuven Jaarvergadering 1977 te tongerlo Een drukbezochte Landdag Meer dan 150 aanwezigen hebben de jaarlijkse contactdag van het CVKV bijgewoond in het mooie kader van de Kempische Norbertijnerabdij op zondag 5 juni. Het was een zonnige zomerse dag zoals er in 1977 maar weinig zijn geweest. Dat droeg ertoe bij opdat het een vriendschappelijk en gemoedelijk treffen zou worden zonder enig officieel gedoe: echt in de ongedwongen sfeer die traditioneel is voor de statutaire vergaderingen van het Kunstenaarsverbond. Onze gastheren de Norbertijnerpaters zorgden voor een liturgisch en muzikaal zeer aangrijpende eucharistieviering. Een hunner, ons redactielid Bart Mesotten, toonde in zijn homelie aan de hand van de werken van Schillebeeckx hoe gerechtigheid en liefde de kern uitmaken van de christelijke levenshouding, die men ook in de kunst van christelijke artiesten en letterkundigen dient terug te vinden. CVKV-leden die sedert de vorige landdag waren overleden, werden in de gebedsdienst herdacht: de kunstschilders Paul Callant, Antoine Ceyssens, Jos Dufour, Amedée Laroy, Victor Lecossois, Gaston Theuninck, Jules Verstraeten en Henri Victor Wolvens; de beeldhouwers Georges Leroy (ook letterkundige en musicus) en Geo Vindevogel; de glazenier Oscar Calders; de architect Herman Huygh; de componist en dirigent Lode de Vocht; de letterkundigen Jan Custers, Leon Defraye, Marcel Lambin, André Louf, Luc van Brabant en Valentinus Walgrave. Na de dienst namen velen deel aan het gecommentarieerd bezoek aan ‘Het Laatste Avondmaal’, een kostbare en getrouwe kopie van het meesterwerk van Leonardo da Vinci door een tijdgenoot. Rustig begaf men zich dan naar het nabijgelegen Torenhof. De verbondssecretaris had gelukkig een rijkelijke koude hoofdschotel voorzien; het warme weer gaf hem gelijk, tegen de verwachtingen in van sommige vergrijsde beheerraadsleden. De toespraak van Voorzitter Storme en de verslagen van redactie, verbondswerking en financieel beheer, die verplichte onderdelen zijn van een statutaire vergadering, waren tot ieders tevredenheid zeer beknopt, zodat de meeste tijd kon gewijd worden aan de aangename taak hulde te brengen aan onze gevierden. De gehuldigden van het seizoen 1976-1977 De aanwezigen werden bedacht met een hartelijk applaus, en mochten uit de handen van de Voorzitter een fonoplaat of houtsnede in ontvangst nemen. De lijst der gevierde leden van het Kunstenaarsverbond was dit jaar nog langer dan verleden jaar. De behaalde prijzen, in alle kunsttakken op het internationaal zowel als op het nationaal, provinciaal en lokaal vlak, sieren niet alleen de kunstenaars zelf, maar ook het Kunstenaarsverbond. Men weet hoe moeilijk het is voor de kunstenaars om zich vrij te maken op een zondag in het begin van juni omdat er zovele verplichtingen zijn, waar zij zich niet kunnen aan onttrekken. Daarom is het telken jare een verheugende verrassing dat zovelen er prijs op stellen erbij te zijn als het Kunstenaarsverbond hen hulde brengt wegens persoonlijke bekroningen of wegens biezondere verjaardagen. Vanzelfsprekend kon dus verbondssekretaris drs Gilbert Goos, die in deze functie sedert januari Julien van Remoortere opvolgde, niet alle gehuldigden begroeten, maar toch mocht hij bijna de helft ervan in de bloemen zetten. Het is informatief belangrijk de volledige lijst in ‘Vlaanderen’ te publiceren, omdat vele aanleidingen tot huldiging te weinig bekend zijn en ook omdat de vitaliteit van het Kunstenaarsverbond erdoor kan gemeten worden. Laureaten 1976-77 (bekroond vóór 6 juni 77): Karel Aerts (Grand Prix National du Disque RTB), Johan Baele (Int. Award Public Square, Deire/Dubai), Maria Balyon (Poëzieprijs tds. Appel), Eugeen Beeckman (Sabamprijs en Sabamtroebadoer), Luc Benats (Mathias Kemp Poëzieprijs van beide Limburgen), Jacques Bergeyck (Romanprijs van de Vlaamse Provincies), Jan Biezen (Ond. Poëziepr. tds. Schuim), Daniel Billiet (3e Poëziepr. DF-Halle), Willy Bosschem (Ridder Leopold II-orde), Walter Brems (1e Pr. Ex-Librisprijsk. van St.-Niklaas), Jo Briels (Rotaryprijs Lier v. Lett.), Edwin Brys (Gouden Klokke Roeland BRT-radio), Prof. H. Brugmans (Karel de Groteprijs 1976, Aken), Dirk Christiaens (Poëziepr. stad Gent), Lode Conté (Laureaat Sabam), Achilles Cools (Gaverprijs verzamelaars), Jozef L. de Belder (Arth. Merghelynckpr. v. Poëzie v. Academie), Felix de Boeck (Commandeur St.-Silvesterorde Vatikaan), Paul de Bruyne (Prijs v. Oostvl. v. Kunstambachten), Greet de Clercq (pr. Keramiek Lion's Club Boom), mevr. de Cree-Roex (Pr. Poëziedagen v. Deurle), Marie-José Dehaene (2e Pr. Kinderpoëzie Averbode), Marinus de Jong (Laureaat v. Sabam en v. Ver. Vl. Muziekpers), Jozef Deleu (Plantin Moretusprijs), Bea de Longie (pr. Poëzie tds. Schuim), André Demedts (Pr. v. Vlaamse Provincies v. Gezam. oeuvre), Maurice Denaux (Ridder Kroonorde), Luc de Pauw (da Vincipr. Gaverpr.), Willy de Sauter (pr. Jeune Peinture Belge), Frans Deschoemaeker (1e Pr. Nat. Poëziepr. voor Jeugd - 2e Pr. Kortverhaal tds Boulevard), Maxime de Swarthe (Vital Ceelenprijs v. Fransvlamingen), Paul Deweerdt (Gr. Pr. Belg. filatelische kunst - Ambassadeurzegel 1976), Marc de Wintere (pr. World Print Competition), Koenraad Dieltiens (1e Int. Pr. v. Blokfluit St.-Hubert), Jozef Droogmans (Driejaarl. Pr. v. Limburg en Gouden penning v. stad Hasselt), Chris Dubois (Prijs Beiaardsch. 1976), Marcel Duchateau (Bert Leysenpr. 75-76 voor TV), Gaston Durnez (Plaket BB v. Jeugdb.), Jacky Duyck (Eereschaal v. Ronse v. Schild.), Danny Everaert (1e pr. Prov. W.-Vl. v. dramatische lit.), Marieke Faingnaert (Pr. Voor Allen Brussel), Gery Florizoone (2e Pr. Poëziepr. DF Halle), Georges Follman (1e Pr. Festival v. Bottineau, Noord-Dakota), Fred Germonprez (L. Baekelmanspr. v. roman v. Academie), Fernand Handtpoorter (Pr. de Pesseroey, Poëzied. v. Deurle), Karl Heeremans (Anto Cartepr.), Theo Humblet (Ere-met. stad Leuven), Josette Janssens (Premio Int. della Grafica Umoristica, Marostica/It.), Walter Jonckheere (2e Pr. v. publiek, Centrumpr. Brugge), Cecile Lauwerijssen (Engelse ondersch. v. Schild.), Philippe Lebeau (Grand Prix Humanitaire de France, Paris - Gr. Prix Palme d'or Monaco), Julien Librecht (Dirk Martenspr. v. Lett. Aalst), Arnold Loose (Laureaat Jeugdkoren, Neerpelt), Lisiane Moerman (pr. der verzamelaars Gaverpr.), Joe Meulepas (Gr. Pr. Salon vl. humor), Antoon Naslepsky (Erepr. kopergraveerkunst Warschau), Henri Pauwels (Orde Isab. de Kath., Madrid), Bert Peleman (Gouden med. Vatikaan), André Penninck (2e pr. sch. Kunstkr. Kutena - Prijs en beker Nord Promotion), Rutger Pincé (Cam. Huysmanspr. v. Sch. v. Antwerpen), Achiel Platteau (pr. publiek Gaverprijsk.), Rik Poot (Selectie Biënn. Sao Paolo), Laur. Reypens (J. Beernaertpr. '76 - 2e Gaverpr.), Lilian Roobroeck (VTB-pr en Laureate Gaverpr.), Ludo Schoemans (1e Pr. Grafiek Broederl. Delen, Brussel), Monique Schotte (Pr. der XII v. grafiek, Antwerpen), Daniel Schroyens (Jef Denijnpr. beiaardcomp.), Marc Sleen (Med. v. Brabantse Verdienste), Jozef Smeyers (Pr. Scriptores Catholici), André Sollie (3e Pr. Cartoen. v. Hoeilaart), Godelieve Spiessens (1e Pr. pr. Antwerpen v. musicologie), René Struelens (Plaket Jeugdboek BB), Saint-Rémy (Goud. med. Acad. Int. de Lutèce, Paris), Ghislain Swimberghe (2e pr. publiek Centrumpr. Brugge), Pieter Tieleman (2e Pr. Ex-Librispr. v. St.- Niklaas), Maurice Trippas (H. van Veldekepr. v. Poëzie v. Limburg - Mathias Kemp pr. v. beide Limburgen e.aeq.), Willem Vananderoye (Lett. Reinaertpr. SF), Armand van Assche (1e Pr. Kinderpoëzie Averbode), Gust. van der Weyden (Pr. v. Parijs-Colson v. beiaard), Geert van Doorne (Pr. Stad Gent voor Kunstgeschiedenis), Karel van Deuren (Pr. lett. debuut BB - 1e Pr. Nederl. filmscenario v. Min. v. Cultuur), Jo van Eetvelde (Pr. Beiaardcompositie Mechelen - Pr. Med. Synd. d'Initiative de Belg.), Jos van Immerseel (Ceciliapr. Belg. Muziekkritiek - René Snepvangersprijs), Tine van Rompuy-Janssens (Laureaat Sabam), Jozef van Ruyssevelt (Pr. André Toetenel), Marleen van Sande (Pr. der XII v. mon. kunst, Antwerpen), Daisy Verboven (Lett. pr. gemeente Ukkel), Luk Verbeke (Pr. orde van den Prince; 30 j. sekr. Comitee v. Fr.-Vl.), Marcel Verbruggen (Oscar v. TV-salon), Karel Verleyen (1e Pr. Kinderpoëzie Averbode - Ond. Humor. Jeugdlit. Oostende), Guido Vermeulen (pr. Prov. W.-Vl. v. Volkskunde), Antoon Vermeulen (Pr. V. Stuyvaert Exlibrispr. St.-Niklaas), Lydia Vervecken (Pr. der XII v. grafiek, Antwerpen), Prof. Max Wildiers (Driej. Staatspr. voor essay - Prov. Pr. Antw. v. essay). {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} Jarigen 1977: Antoon Aarts (L., 75), Frans O. Allard (P., 60), Matthea Ballings (L.), Jos Beerden (P., 60), Marcel Boereboom (M/L., 75), F.R. Boschvogel (L., 75), Aleide Boumans (D.), Frans Bresseleers (L., 80), Rodolf Callewaert (P., 65), Gaston Claes (L., 60), Jos Covelier (L./P., 65), Roger de Baecker (P., 80; Ridder Orde Leopold II), Karel Debusschere (L., 65), Jos de Decker (P., 65), Emiel de Deyne (P., 75), Pieter de Kervel (D./L., 70), Lode de Roey (P., 80), Maurice de Roo (M., 75), Omer Dekesel (L., 65), Willem Denijs (L., 65), Romain de Saegher (P., 70; Eremed. v. Vl. Gewestraad), Frans de Vleeschouwer (L./P., 75), Renaat de Vos (L., 70), Denis Dolphyn (P., 75), René Duyck (P., 65), Jan Flamengh (P., 60), Ast Fonteyne (D., 70), Urbain Gerlo (P., 80), Piet Gilles (P., 70), Julien Haest (L., 65), Ward Hermans (L., 80), Trudo Hoewaer (L., 70), Emiel Janssen (L., 80), Miel Kersten (L., 80), Michiel Leenknegt (P., 65), Remi Lens (P./L., 75), Lucien Mathys (P., 75), Joannes Mathyssen (L., 75), Jos Mets (P., 65), Prof Jef Notermans (L., 80), Hugo Metsers (P., 75), Jaak Paredis (P., 65), Jos Philippen (L., 65), Geert Pijnenburg (L., 80; Ridder Leopold II-orde), Jan Roose (P., 70), Lambert Swerts (L., 70), Julia Tulkens (L.), Remi van de Moortele (L., 65), Emiel van der Donck (L., 75), Lode van der Spiet (P., 75), Adriaan Vandewalle (P./L., 70), Tilla van Hees (P.), Emiel van Hemeldonck (L., 80), Alice van Meirvenne (P.L.), Harry van Pelt (P., 70), Jos van Rooy (L., 70), Julien van Vlasselaer (P., 70), Bert Verbist (P.L., 70), Antoon Vercruysse (M., 65), Karel Vertommen (L., 70), Frans Vos (M., 65), Andreas Wené (P., 65), Bert Willems (L., 60), Karel Wollens (P., 65). Ongetwijfeld is deze lijst niet volledig. Wij hadden ze natuurlijk graag aangevuld. Dat is vooral van belang voor leden die een eerste prijs behaalden in een meer dan lokale prijskamp en voor hen die 60, 70, 80, 90 jaar werden: want zij alleen komen in aanmerking voor de rubriek ‘Wij huldigen’. Gelieve dus het verbondssecretariaat te verwittigen zo Uw naam ontbreekt of de opgave onnauwkeurig is. Nieuwe leden We heten volgende kunstenaars hartelijk welkom, die in de laatste maanden door de Raad van Beheer als leden van het Kunstenaarsverbond werden aanvaard. Antwerpen Clem. H.G. du Four, ps. Ghisl. Fantar (D/L), Wilrijk; Marleen van Sande (P), Herentals; Greet de Clercq (P), Willebroek; Eugeen Beeckman (M), Antwerpen; Marleen De Cree-Roex (L), Kalmthout; Georges Follman (M), Antwerpen; Jozef Loyens (D), Antwerpen-Luchtbal; Flora Monsieurs (P), Westerlo; Lydia Schoonbaert (L/P) (ps. Jozefa van Houtland), Antwerpen; Daniël Schroyens (M), Mechelen; Godelieve Spiessens (L), Antwerpen; Rogier van de Put (P), Tongerlo-Westerlo; Hugo van Pelt (P), Wommelgem; Lydia Vervecken (P), Vosselaar; Marcel Verbruggen (D), 's-Gravenwezel. Brabant Filip de Nys (L), Leuven; Julien Keymolen (P), Zaventem; Karel Aerts (M), Leuven; Jacky Duyck (P), 1080 Brussel; Annie Heiremans (P), Wilsele; Laurent Reypens (P), Hulshout; Jozef Smeyers (L), Kessel-Lo Limburg Philippe Lebeau (P), Tongeren; Ludo Schoemans (P), Alken; Martin van Wordragen (P), Hasselt; Luc Benats (L), Bilzen-Grote Spouwen. William Vananderoye (L), Hasselt. Oost-Vlaanderen Ignace de Vos (P), Aalst; Luc de Pauw (P), Zelzate; Johan Baele (arch.), Lovendegem; Eriek Verpale (L), Wachtebeke; Brigitte Verbeke (L), Gentbrugge; Lieve Dierick (Arch.), Gent; Marcel Herreman (P), Oudenaarde; Pieter Tieleman (P), Baasrode. West-Vlaanderen Guido Vermeulen (L), Zonnebeke; Marijke Stroobant (P), Diksmuide; Achiel Platteau (P), Rollegem-Kapelle; Omer Lewille (P), Wervik; Walter Gallez (P), Meulebeke; René Decraemer (P), St.-Andries; Joris Denoo (L), Heule; Lisianne Moerman (P), Waregem; Antoon Vanlaere (L), Egem; Koenraad Dieltiens (M), Brugge. Buitenland Prof. Robert Vliegen (M), Yodogawaku-Osaka (Japan). Nagekomen kunstecho's Provincie Antwerpen: Voor 1977 gaat de prijs plastische kunsten naar de prentkunst (60.000 fr. + 40.000 fr. premies). Voor kunstenaars geboren of wonend sedert vijf jaar in de provincie en in 1977 niet ouder dan 40 jaar. Maximum 5 prenten sturen uit periode 1975-77. Inschrijvingsformulieren: Sterckshof, Hoofdvunderlei 160, 2100 Deurne. Vlaamse Toeristenbond: Gevraagd worden voor de tweejaarlijkse prijs van de Vlaamse Humor: cartoons, humoristische tekeningen, spotprenten, zonder verklarende tekst, in te zenden vóór 15 december 1977 in onbeperkt aantal. Onderwerp: ‘de vrouw’ (voor mannelijke cartoonisten), ‘de man’ (voor vrouwelijke). Prijzen: 20.000 fr., 15.000 fr. en drie van 5.000 fr. Volledig reglement verkrijgbaar bij VTB, St.-Jacobsmarkt 45, 2000 Antwerpen. Beffe (Ourthevallei): Het Cultur. Centrum Affligem beschikt te Beffe over een vakantiehuis voor twee families. Toegankelijk van september tot eind december, voor een week of een weekend. Inlichtingen: D. Idesbald Verkest, Abdij Affligem; tel. (053) 66 70 25 liefst na 20 u. SABAM: Deze vereniging subsidieert in 1977-78 de amateurskringen voor de creatie van toneelwerken waarvan alle auteurs Sabamleden zijn (2.000 fr. per bedrijf). Het betreft werken in oorspronkelijke taal of vertalingen, volwaardige toneelwerken voor een publiek van min. 100 personen in optimale voorwaarden. Voorwaarden: Sabam, Wetstraat 61, 1040 Brussel. La Louvière / Bergen: De 13e Nationale Muziekwedstrijd van het Gemeentekrediet van België heeft plaats te Bergen en La Louvière, van 4 tot 15 november voor: piano, solozang, viool, altviool, cello, contrabas, gitaar, dwarsfluit, hobo, klarinet, saxofoon, fagot, hoorn, trompet, trombone, tuba, orgel, harp, slagwerk en kamermuziek. Inschrijvingen vóór 16 september 1977: Gemeentekrediet van België, Pachecolaan 44, 1000 Brussel, waar ook het wedstrijdreglement kan bekomen worden; tel. (02) 219 30 70. Diksmuide: ‘'t Manneke uit de Mane’ krijgt een monument te Diksmuide. Beeldhouwers kunnen hun kandidatuur richten tot: A. Deweerdt, voor de Orde van 't Manneke uit de Mane, Gitsestraat 28, 8800 Roeselare. I.C.C.-groep Antwerpen: Jaarlijkse prijs voor figuratieve kunst (200.000 en 50.000 fr.), met tentoonstelling der geselecteerde werken van 26-11 tot 16-12. Jury o.a. W. Juwet, P. Huys, R. de Cnodder, L. Raskin, H. Nagels, J. Berghmans. Maximum drie werken insturen: I.C.C.-groep, Fr. Rooseveltplein 12. Verviers: Concours International de Musique, Sessie 1977: Compositie voor houtblazerstrio: hobo, klarinet, fagot. Duur minimum 10 minuten. Uiterste datum 15 okt. 1977. Inlichtingen: Concours Intern. de Composition, rue Chapuis 6, 4800 Verviers. Genève: Prix de Composition Musicale Reine Marie-José. Uiterste datum: 31 mei 1978. Inlichtingen: Secrétariat du Concours, Merlinge, 1249 GY/Genève. Woluwe: Verkoopstentoonstelling van kunstambachten in de hall van het Shopping Center van 15-11 tot 3-12. Inschrijvingsgeld: 1.000 fr.; 20% van de opbrengst als kostendeelname. Inschrijven: Dienst Kreatief Ambacht, Econ. en Soc. Instit. van de Middenstand, Congresstraat 33, Brussel. Monte-Carlo: 6e Wereld-Festival voor Amateurtoneel met deelname van een twintigtal landen met o.m. het Prov. KNTV (Antwerpen-Mechelen) dat ‘De Bokken’ opvoert van Johan Boonen eind augustus. Productieleider Clem du Four biedt er de Rubenspenning aan Prinses Grace aan. Dichter René Declercq: een gedenkboek wordt uitgegeven door DF-Deerlijk, n.a.v. de honderdste verjaring van zijn geboortedag. Auteur is G. Depamelaere (170 blz. geïll., 240 fr. bij voorintekening tot 15 oktober. Bankrekening: 463-5130821-80 DF-Deerlijk; luxe-exemplaar 450 fr.). {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} Binnenlands actueel Anz met veertig nationale zangfeesten: Stuwkracht én barometer van Vlaamse geest en weerbaarheid. ‘Grossartig, einmalig in der Welt!’... Zo drukte een Duitse kollegajournalist enkele jaren geleden zijn entoesiasme uit over het Vlaams-nationaal zangfeest dat juist voorbij was. Meteen vertolkte hij de mening van tientallen journalisten die het Vlaamse zangfestijn ooit moesten ‘verslaan’ en van tienduizenden zanglustige Vlamingen die elk jaar opnieuw in het Antwerpse Sportpaleis samenstromen. Wie op zondag, 15 mei jl., het veertigste jubileumzangfeest meebeleefde, zal met ons akkoord gaan dat de geest van weerbaarheid, het spontane entoesiasme én een stijlvolle uitvoering - drie onmisbare, traditionele faktoren voor elk zangfeest - in ruime mate aanwezig waren. Als wij dit laatste echter vergelijken met zangfeesten van tien, vijftien en twintig jaar geleden, stellen we toch vast dat dit niveau niet steeds het zelfde was, maar dat er veeleer zwakkere en sterkere momenten waren in de geschiedenis van de Vlaams-nationale zangbeweging. Stijl, uitvoering, geestdrift en strijdbaarheid kenden inderdaad hoogtepunten en zwakke jaren, maar de nationale zangfeesten zijn dan toch de uitdrukking gebleven van Vlaamse volksverbondenheid en strijdbaarheid en behielden, ondanks bepaalde slordigheden, toch altijd een verantwoord kultureel peil. Zo beantwoordden ze over het algemeen aan de doelstellingen van het Algemeen Nederlands Zangverbond: door het bewust zingen van de eigen waardevolle volksliederen het besef van ons Vlaamse, Nederlandse volkskarakter versterken, d.w.z. onze eigenheid belijden, door de massale samenzang de gemeenschapsgeest en de volksverbondenheid verstevigen en door het in massa gezongen strijdlied de telkens weer in loomheid verzinkende Vlaamsgezinden tot hernieuwde weerbaarheid opwekken. Door het verwezenlijken van zulke, moeilijke doelstellingen heeft het ANZ naar mijn mening het schoonste werk van volksopvoeding en volksverheffing verricht van àlle Vlaamse kultuurverenigingen. De kultuurbewuste én radikale Vlaamsgezinden hebben daarvoor hun dankbaarheid getoond door jaar op jaar - met twintig- tot vijfentwintigduizend - terug te keren naar het Antwerpse Sportpaleis, maar evenzeer door massale deelname aan de jongere zang- en muziekmanifestaties van het Zangverbond, zoals de provinciale en gewestelijke zangfeesten, de Zeezangfeesten, kinderzangfeesten, aktieve medewerking met de koren van de ANZ-koorfederatie enz. Omwille van de vooraanstaande rol die het ANZ, sinds zijn oprichting in 1948, speelde in het Vlaams en Nederlands kultureel leven én in de Vlaamse bewustwording en ontvoogding, vinden wij het noodzakelijk in dit tijdschrift wat dieper in te gaan op de zin van dit nationaal opvoedingswerk (in de juiste betekenis dan) en meteen ook de bewogen geschiedenis én voorgeschiedenis te schetsen van de nationale zangbeweging in Vlaanderen. Terug naar het wezen! Het is voor een groot deel te danken aan de volkse zangbeweging in Vlaanderen en in het bijzonder aan de Vlaams-nationale zangfeesten dat het nationaal bewustzijn, het besef van onze onaantastbare eigenheid als Vlaams, Nederlands volk, langzaam maar zeker, vanaf de dertiger jaren - over de rampzalige repressietijd heen - en met hernieuwde kracht van de vijftiger jaren tot nu, is doorgedrongen in bredere kringen van de Vlamingen en niet in het minst bij de jeugd, die wij elk jaar in groten getale op het Zangfeest mogen begroeten. Door het zingen van onze oude Nederlandse volksliederen, vanaf de ontroerend-eenvoudige middeleeuwse balladen, minne-, kermis- en reisliederen over de spitse opstandigheid der Geuzenliederen tot onze hedendaagse Vlaamse strijdliederen - die ook alweer een volkse traditie geworden zijn - hebben wij, in die vijftig jaar dat er een nationale zangbeweging in Vlaanderen bestaat, ons wezen teruggevonden, bewaard én verstevigd. Wellicht méér dan alle politieke manifesten, betogingen en redevoeringen, heeft onze ongemeen rijke liederenschat ons weer bewust gemaakt van onze volksziel, omdat liederen het diepste in de mens beroeren en tot uitdrukking brengen: zijn hart, gemoed en dadendrang, de stuwkracht van zijn bloed, waardoor hij behoort tot de volksgemeenschap! Vanaf de middeleeuwen tot nu hebben de volkse liederen ook onze ontvoogdingsstrijd begeleid, onze zelfstandigheidsdrang gestuwd. Ze hebben die strijd en die eeuwenlange tragiek ook bewaard voor het nageslacht. Ze hebben de rijke schakering van gevoelens, van uitbundige feestvreugde tot bitter leed en Godsverlangen in woorden en melodieën vastgelegd. Ze zijn daardoor ook een onsterfelijk, zuiver bestanddeel geworden van onze letterkunde in volkse zin. Ik noem enkele voorbeelden van de waardevolste en mooiste traditionele volksliederen, vanaf de middeleeuwen tot nu, evenals enkele ‘recentere’ volkse strijdliederen, waarvan gevoelskracht, betekenis en bewustmakende kracht zonder meer duidelijk zijn: ‘Het waren twee Coninckskinderen’, ‘Naer Oostland willen wij rijden’, ‘Ik zag Cecilia komen’, zeemansliederen als ‘Alle die willen naer Island gaen’, een meilied als ‘Schoon lieveken’; de onvergelijkelijke Geuzenliederen als ‘Slaet op den trommele’, ‘Wilt heden nu treden’, het Wilhelmus, ‘Merck toch hoe sterck’, innig-religieuze volksliederen als ‘Ick wil mij gaan vertroosten’, ‘Heer Jezus heeft een hofken’, kermis -vastenavondliederen als ‘Wij zijn al bijeen’, het Frans-Vlaamse ‘Reuzenlied’, het ‘Lied van Pierlala’, waarin wij echt erfgenamen van Brueghel zijn. De Vlaamse strijd en de herontdekking van onze grootheid en volkskracht in het verleden, door de romantiek van de negentiende eeuw, lagen aan de oorsprong van zovele nationale strijdliederen en gezangen, die weliswaar scheppingen waren van bekende toonkunstenaars maar toch een stuk volks erfgoed werden en van generatie op generatie als echte volksliederen - zonder middeleeuwse anonimiteit - werden overgeleverd. Ze zijn een onvervangbaar én onmisbaar bestanddeel geworden van alle nationale zangfeesten. Telkenjare wekken ze hernieuwde nationale geestdrift, zijn ze de desem van het zangfeest. Steeds hebben ze ook kracht en schoonheid gegeven aan betogingen en manifestaties. Ik noem slechts de voornaamste. Ze zijn genoegzaam bekend, maar hun waarde, als blijvend en inherent bestanddeel van onze kultuur en onze strijd, noopt mij ze hier nog eens te vermelden: ‘De Blauwvoet’, ‘Groeninghe’, ‘Waarom ik voor geen vreemden buig...’, ‘Voor Outer en Heerd’, ‘Kempenland’, ‘Het lied van Koppelstock’, ‘Van Rijswijckmars’, ‘Wij zijn bereid’ ‘Vlaanderen’, en ‘Het Lied der Vlamingen’, ons innig religieuze, Dietse ‘Gebed voor het Vaderland’ en - niet te vergeten, ondanks alle hetze uit een bepaalde hoek: ‘Die Stem van Suid-Afrika’, noodzakelijke nationale hymne, die beantwoordt aan de Heelnederlandse, Dietse gerichtheid van het ANZ! Door bovengenoemde liederen telkens opnieuw in zijn programma op te nemen en ze steeds weer aan te leren aan de jeugd en aan te bevelen, zal het ANZ blijven beantwoorden aan wat Valeer Portier - dit jaar vijfentwintig jaar voorzitter - enkele jaren geleden als eerste eis vooropstelde voor de zangfeesten: ‘Aldus blijven de zangfeesten in de eerste plaats een hefboom voor onszelf, om weer sterker, dieper en oprechter te leren geloven in het eigen lied. Een volk dat zijn liederen vergeet, verliest het besef van zijn eigenheid. Een volk dat vooral de oude gevestigde volksliederen gaat beschouwen als verouderde, historische waarden, verraadt zijn eigen geest en wezen. De volkskunst immers is de voornaamste uiting van de eigen aard van een volksgemeenschap.’ Barometer In het begin van deze beschouwing heb ik erop gewezen dat de nationale zangbeweging in Vlaanderen sterkere en zwakkere momenten heeft gekend maar dat de zangfeesten toch de zo noodzakelijke strijdbaarheid en geestdrift hebben kunnen bewaren. Niettemin is het boeiend en leerrijk even, in grote trekken, de geschiedenis van de zangbeweging, de zangfeesten en het ANZ te belichten. De nationale zangbeweging - en vooral de zangfeesten - is altijd eng verbonden geweest met de politieke Vlaamse beweging, in het bijzonder met het Vlaams- en Nederlands nationalisme. Groeiende weerbaarheid, geestdrift, de aktualiteit van het steeds weer eisende en steeds weer toegevende Vlaanderen - hoe aktueel dit jaar! - spontane verontwaardiging om steeds opnieuw prijsgeven van eigen, Nederlands gebied, om {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} de laksheid der Vlaamse politici... maar ook een zekere moeheid in de strijd, verzwakking van het radikalisme, een afglijden naar een voorbarige sfeer van triomf... dat alles werd weerspiegeld in de zangfeesten, het leefde bij de inrichters en bij de zingende massa, het stimuleerde of werkte remmend. Ook de eeuwige, ongeneeslijke ziekte van onze beweging, de onenigheid, de verdeeldheid om ideologische, taktische of artistieke redenen, besmette bijwijlen de zangbeweging... Zo werd ze de barometer van de Vlaamse en Heelnederlandse beweging sinds de jaren twintig en ging ze ook deel uitmaken van onze kultuurgeschiedenis. Zoals in de politieke Vlaamse beweging en in de studentenbeweging, waren het ook hier enkele pioniers die, met veel volharding, werkkracht en geestdrift, de zangbeweging op gang brachten. Uit de hardnekkige inzet van die enkele, nationaalbewuste en begaafde idealisten, die in het begin van deze eeuw beseften welk een krachtig middel het lied wel kon worden voor de bewustmaking van de massa, groeide de sterke en veelomvattende organizatie van het Algemeen Nederlands Zangverbond, opgericht in 1948. Voor een eigen Vlaamse, Nederlandse, nationale muziek, een eigen lied, naast de oude volksliederen, had reeds Peter Benoit gezorgd in de tweede helft der negentiende eeuw. Van hem bleven vooral ‘Het Lied der Vlamingen’ en de grootse ‘Van Rijswijckmars’ onze beweging in de twintigste eeuw begeleiden. Het duurde echter tot kort voor de Eerste Wereldoorlog eer komponisten, dirigenten en zangleiders met nationale liederen naar het volk gingen. Eén der eerste baanbrekers van het volkse lied was Emiel Hullebroeck die reeds voor 1914 overal in het Vlaamse land zijn ‘Liederavonden voor het volk’ inrichtte. Omstreeks 1925 werd hij gevolgd door een andere, jonge en dynamische komponist en dirigent. Jef van Hoof, de legendarische, energieke schepper van het jaarlijks gezongen ‘Groeninghe’. Hij nam de leiding op zich van het koor ‘Kunst en Vermaak’ in Borgerhout. In dit en in verscheidene andere koren kwam de eerste heropleving van een brede belangstelling voor onze rijke Nederlandse liederenschat tot uiting. Met koncerten en zangavonden brachten die koren een vruchtbare voedingsbodem tot stand voor de latere zangfeesten. Een andere pionier en bezieler, die in feite het meest van allen zijn leven heeft gewijd aan de doorbraak van het goede Vlaamse lied - van het einde der twintiger jaren tot nu! - was Willem de Meyer, de Vlaamse bard van de twintigste eeuw. Nog voor 1930 begon hij met zijn Vlaamse volkszangavonden. Over die pionierstijd der Vlaams-nationale zangbeweging (ong. 1910 tot 1933) is ontzaglijk veel te schrijven; ik schets hier enkel summier de geschiedenis der nationale zangfeesten. Er zijn er juist veertig geweest, tussen 1933 en 1977. Het waren de koorzangers, grotendeels eenvoudige volksmensen, die, onder leiding van mannen als Van Hoof en De Meyer, de basis legden van het eerste Vlaams-Nationaal Zangfeest. Zij trokken, gedreven door een onwrikbaar nationale overtuiging en een onvermoeibare liefde voor het lied, naar alle dorpen van het Zuidelijke Nederland tussen Noordzee en Maas. Ze zongen op kerkpleinen en markten, op de trappen van stads- en gemeentehuizen of in de schaduw van de statige herenhuizen der franskiljonse bourgeoisie. Zo groeide stilaan de behoefte aan een jaarlijkse apoteose, waarop allen gezamenlijk hun geestdrift en Vlaamse overtuiging zouden kunnen uitzingen. Het idee van één jaarlijks Vlaams, nationaal zangfeest kreeg vorm in 1933, vooral dank zij een ‘Aktiekomitee’, onder leiding van Karel Peeters, gesteund door een erekomitee, waarvan Dr. Borms de bezieler was. Hij slaagde erin verscheidene vooraanstaanden uit diverse politieke en kulturele kringen samen te brengen. - Toen op zondag, 9 juli 1933, alles klaar was voor een eerste hoogdag van het volkse lied, werd de ‘Belgische’ weermaker de enige spelbreker. In hun entoesiasme hadden de inrichters het zangfeest gepland op ‘de Helder’ (waar nu het Berchemstadium ligt) te Berchem. Een hardnekkige regenbui dreef de honderden zangers naar de Antwerpse Handelsbeurs. Daar kende de geestdrift geen grenzen. Jef van Hoof was de enige dirigent maar hij maakte er een zinderend, onvergetelijk zangfestijn van. Na het tweede zangfeest - op 1 juli 1934, de honderdste verjaardag van Benoits geboorte -, dat weer geleid werd door Jef van Hoof, in het Antwerpse Sportpaleis, werd een overkoepelende organizatie opgericht in 1935: de vzw ‘De Vlaams-Nationale Zangfeesten’, in 1938 opgevolgd door het ‘Vlaams-Nationaal Zangverbond’. Een meningsverschil rond het programma van het vijfde zangfeest, in 1937, leidde tot de breuk met Jef van Hoof. Tot kort voor zijn dood, in 1959, bleef hij weigeren nog mee te werken. Toen hij weer bereid was als dirigent op te treden op het 22ste zangfeest, verraste de dood hem. De Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting maakten het voor het VNZ moeilijk de zuivere, Vlaams-nationalistische en Grootnederlandse lijn door te trekken. De inrichters slaagden erin onafhankelijk te blijven tot in 1943. Van dan af werden de zangfeesten stopgezet omdat de Duitse inmenging te sterk zou geworden zijn. De ongenadige repressie, die erop gericht was de ganse Vlaamse beweging, in al haar uitgingen, de kop in te drukken, remde uiteraard ook de nationale zangbeweging af. De hetze beroofde ook het Zangverbond van veel toonaangevende figuren. Ondanks het pessimisme en de schrik, herrezen de zangfeesten langzaam maar zeker. Weer was het Willem de Meyer die vooropging en in 1947 - een moedige daad in die zwarte jaren! - opnieuw op weg trok om vooral de Vlaamse jongeren te werven voor het nationale lied. Een onschatbare verdienste want door zijn inzet kon men er weer aan denken, in 1948, een zangfeest in te richten. De traditie was gered en de zangfeesten groeiden in jaren vijftig en vooral zestig uit tot de grootse, volkse kultuurmanifestaties én belijdenis van Vlaamse, Nederlandse eigenheid en weerbaarheid, die ze tot nu toe gebleven zijn. Vanaf 1952 is het Antwerpse Sportpaleis steeds het ontmoetingscentrum gebleven. Het Vlaams Nationaal Zangverbond werd in 1948 omgedoopt tot Algemeen Nederlands Zangverbond. Na de eerste voorzitters van de ‘kwade jaren’, Herman Wagemans en Albert Pelckmans, nam Valeer Portier in 1953, definitief het roer in handen. Onder zijn bezielende leiding begon de zangbeweging een nieuwe periode van opbouw, die steeds in stijgende lijn bleef gaan. Eerst het lied Bleef de samenzang van de traditionele volks- en strijdliederen, als belijdenis van onze kulturele en nationale eigenheid, het hoofddoel, de kern van de zangfeesten, dan werd, vooral in de zestigerjaren, de behoefte aan een vernieuwing van de vorm, een meer plastische omlijsting, voelbaar. Sinds 1953 nam Remy van Duyn de taak van regisseur op zich om de liederen, in samen- en koorzang, tot één geheel te verbinden. Sinds 1959 deed hij een beroep op choreografische groepen, die, voor het eerst, teatrale elementen als ballet en ritmische dans, ter begeleiding van de liederen, in het zangfeest brachten. Er werden ook bindteksten ingeschakeld, waarvan Anton Van Wilderode de eerste schrijver was. Daarnaast traden volksdansgroepen en vendelzwaaiers aan die de volks-Vlaamse toon levend hielden evenals de muziekkorpsen der jeugdbewegingen, die telkens entoesiast verwelkomd worden door de massa. Toen het ‘show-element’, dans en choreografische uitbeelding, in de jaren zestig wat té sterk werd uitgebreid en zelfs enigszins los van de liederen ging staan, zagen de organizatoren van het zangfeest op tijd in dat elke beeldende, muzikale of gesproken omlijsting in funktie moest staan van het lied en gedragen moest worden door een geest van strijdbaarheid. De troebadoers ten slotte, die vanaf het einde der jaren zestig regelmatig optraden, brachten een welgekomen verfrissing, die gunstig werd onthaald, vooral omwille van de scherpe spot, de luim en de bitse afwijzing van de anti-Vlaamse machthebbers van de unitaire staat. Naast het poëtisch-zangerige van Miel Cools, oogstten vooral Jef Elbers, met scherp-spottende liedjes en Jef Burm met luimige én felle uitvallen tegen de Belgische politieke winkel, een reusachtig sukses. Naast alle vernieuwing is het ANZ trouw gebleven aan zijn eerste opdracht: bewustmaking van het volk in Vlaamse en Heelnederlandse zin door het gezamenlijk zingen van het goede, krachtige en artistiek verantwoorde lied. Mede door de aparte, volkse en nationale geestdrift, de ontroering die telkenjare door die zingende massa trilt, is het Vlaams-Nationaal Zangfeest uitgegroeid tot een unieke kulturele volksmanifestatie in de wereld, die zijn weerga niet vindt. Erik Verstraete, Journalist Gazet van Antwerpen. Zoekertjes ⚫Te koop: Alle jaargangen Vlaanderen, mooi ingebonden. Wie doet een aanbod? Vincent Jef, Egemsestraat 25, Pittem. ⚫Wenst te kopen jg. 1952 (2 tot 6), 1953 (1 tot 3 en 6), 1954 (2 tot 6) West-Vlaanderen. Adres: René Duyck: Pastorieweg 3, 8310 Brugge. {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} Poëtisch bericht Samensteller: Albert de Longie over plateau en laagvlakte het plateau afgedwaald in een winterlijke vlaag tot laagvlakte vertaald staan wij twee heel laag onder paars gebogen licht benauwend zwaar gewicht waar slechts nog schraal jij spreekt - ik ademhaal Hervé J. Casier jaarwisseling De nacht is een banvloek boven het niemandsland. Ik draag mijn overjaarse broer ten grave. Mijn erfschuld laat ik achter, ik sta herboren op uit schaduwbeelden van herinnering. Beelden van Herkenning: IJskristallen, tovertekens en geheimtaal, glashelder op het vensterglas. - er gloort een nieuwe morgen op het gestolde puin van gisteren. De groene twijgen van een stille hoop ontspruiten in mijn wintertuin. In mijn zilte kamer brandt de vlam van het vergeten. F. Deschoemaeker aan nele Wij zoeken vaak als koning Midas naar goud maar jij plant enkele kleine witte bloemen van innigheid in allen die jou kennen, jouw handen zijn onuitsprekelijk zachtzinnig, jouw verlangens zijn onuitsprekelijk blond zoals je ragfijne haren, zelfs de bomen slaan beschroomd hun ogen neer als jij etherisch naar hen glimlacht, jij bent onuitsprekelijk lief. Hilde Van Den Kieboom veurne-ambacht in december De bloemen zijn teruggekeerd naar hun wortels niet ver van de kraaienschemering, de vergrijsde geluiden van het licht vallen in de voor van de stilte. Het jaar nog een tulpebol groot is ingekeerd en ondergronds, ergens in 't Blote moet Kristus geboren zijn. Het pad van de herders loopt over een bladzijde sneeuw. Fernand Florizoone maartse liefde Onstuitbaar het land dat naar het licht toeloopt. De zon rijst in de harp van de lijster. Vijf zinnen slaan bruggen van applaus. Liefde heeft mij ontwapend, ik draag een landschap van vrijheid naar de einder. Fernand Florizoone luisterend naar het licht Luisterend naar het licht, groeit de lente, het embryo van de zomer, met rustige hartslag in een cocon van stilte. De zon, kunstenares der jaargetijden, kleurt de bomen met waterige warmte, terwijl de wind de hemel in vreugdes verkavelt. De vogels, gevangen in hun veren, improviseren het ritme met hun vleugels. De landwegen dragen een hemd van kruiden en proeven de nasmaak van aprilse regen. De middag kruipt ongehinderd in mijn kleren; als een ekster klopt de honger. Christiaan Germonpré zie de meeuwen des velds (over de uitgetredenen, de vrienden) Zeg niet: de vermiste vissers Zeg niet: de hanen der verloochening De speekselverspilling is groot in het Westen Er gaan eraan dood. Met hun ogen kijkend in De ogen van mijn tijd, er waren: Twee eendere blikken, één wederzijds verwijt Om leugen en om onvermogen. En hulpeloosheid ook. En vage vragen. - Liefde Het lastig (eerste, laatste) uit te leggen woord: De tijd was het vergeten, zij hebben het verbeten. Elk trok voort. Sindsdien Zoals wie bij het water werk Van vangst van vissen maakt, wel staat Voor zee, en huivert hedendaags - soms sta Ik (meer dan levend) leeg binnen een kerk. En, buiten komend, zie Achter het scherp der ploegschaar aan - Te wit nog voor dit binnenland - Bevriend, bevreemd, een ongeteld getal Gevleugelden: mijn meeuwen van het veld. Noteer hierna, op alle kaden, dat Er vissers (slinkend) zwijgen - zij herstellen de netten van averij En hopen, hopen. Nog Ben ik erbij Roger Verkarre op de keukentafel op de keukentafel valt als bladerdeeg het daglicht. ik schud verkreukte dromen uit de lakens, jij bent vluchtig, vederlicht als de morgenvlucht van meeuwen over waterwegen. denken: hoe jij als koren in mijn dromen rijpt, jij wortelt in mijn zonbeschenen bedding. ben ik blindelings jouw zaaier, ik oogst en proef jouw vruchten duizendvoud en nestel mij voorgoed in jouw vermiljoenen dageraad. als de koude nijpt, de hitte mij naar buiten drijft, blijf ik lenig en lijfeigen jouw zoete zanger, wispelturige snelzeiler op de golfstroom van ongekende dagen en seizoenen. F. Deschoemaeker {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} man Beroerd bedauwd bewasemd door uw lusten mijn parelmoeren huid aan uwe lenden rusten de schelpen van mijn handen de adem van mijn hart het laaiend fel verbranden wacht Jeanne Verdonckt het landhuis Ik heb steeds een oud landhuis willen bewonen met een grote gazon voor en een wit-hekkenpoort, erachter een bos van diep-groene bomen en een zanderig pad dat er zich in verloor. En binnenhuis ruimte voor 't spel van mijn dromen met licht en met schaduw rond een bed en een tafel een bank en een kast. Een paard in de stal, een gevlekte setter naast de poes op het vloerkleed voor het open vuur; eenden in 't ven en gouden patrijzen achter de hagen, koerende duiven op de nok van het dak. En een vrouw aan het raam met vragende ogen, grijs-blauw, uit de verte, bloesemtak in de hand, mij wuivende toe. Spelende kinderen wou ik er horen, helmende stemmen, joelende vreugd. En 's avonds de écho van kopere hoornen, donkere tonen: weemoedig geluid. De deur van dit landhuis zie ik steeds open en vrouwen en mannen gaan vrij in en uit. Rik Jacobs dichterlijk beleven De mooiste poëzie is bijna zonder woorden. Zij is het die ons raakt tot in de verste oorden waarnaar de liefde haakt. Als wij ons daar ontmoeten in tederheid, ontdaan van alle dwingend moeten, dan is het dat wij voor elkander opengaan, de één in d'ander zoeken en helder ook verstaan, 't zij zonder zich op 't kleinste ook maar te beroepen. Het klaarste zeggen is een lied, een luister of een fluisterlied dat ons zeer diep ontroert en als wij plots zouden gaan spreken ons innig-zacht de lippen snoert. Als dan een wonder woord toch door een aarzlend spreken breekt, dan is dit poëzie zoals nog nooit gehoord. Is niet het dichterlijk beleven, doordrongen en ontheven, met of zonder woorden spreken wat ons mateloos bekoort! Rik Jacobs odyssee Hoelang was jij mijn trillend richtsnoer? Opschietende ster, je oog, je blauwe nijlzomernacht, versluierde het puin van mijn versplinterd koninkrijk. Geen pad te grillig, geen hondslag te heet, je zilte branding deed me het blanke strand van Ithaka vergeten, kwispelstaartende sfinks, wolfsmelkvlinder. Tot ik een bocht miste, uitgleed, en afdreef naar azuren kusten, en op de klippen van mijn heimwee sloeg. Tussen krekelgracht en wilgehouten waterkant stond goudgeel de herfst in het land gebrand, en rond het vaderhuis vond ik de late roos, een ruiker najaarskleur, de vuurvlinder van eertijds, en distelpluisjes op mijn dagboek, het stilleven van een wolkeloze jeugd. F. Deschoemaeker de forsythia Ik verdor mijn arm, mijn vingers drogen uit en worden broos als sprokkelhout. Alleen jouw sap kan weer gele bloemen doen ontluiken op 't dode hout - en dan vlecht ik kransen die jouw naaktheid bekoorlijker nog maken wanneer je uit de nacht naar me toe komt fluorescerend van verlangen. Dan zal ik akkoorden aanslaan op de toetsen van ons samenzijn en bij ied're noot zullen witte vogels oostwaarts vliegen. Guido Wulms een stille namiddag moeder Een stille namiddag moeder, een namiddag zonder mist, geen hoorn hoef ik te blazen, geen handschoenen te dragen. Mijn dorp: een drasland van groen, een zachte klank uit een blaasharmonica van wind. Geen ijzeren nawinter meer, de kleine welpen van onze buur worden een volle zon in mijn handen. Een grote mooie vrouw streelt met diepe stem de lippen van mijn gevoelens, die dag vergeet ik nooit. Rik Schrauwen boven de dagen... Boven de dagen houdt hij mij, niettegenstaande. Langzaam in verhalen, kwetsbaar in het praten en kwetsend ook als een kleine messteek het houden van, het weghouden in de tijden; liefde, een open land, wintert en zomert in één jaargetij. Geen vraag, Geen namen meer als teken. Tot bewijs de redenen ongeldig verklaard. Zodat. Dit spreeuwenland spreekt, nadrukkelijk en slepend de sleutelbloemen uit de grond. Geef me geen uur, de tijd werd omgekeerd verricht. Woord is telex; stilte, ontstellend bericht! Bea de Longie {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} Kunstecho's Berichten tijdig insturen: Redactie Kunstecho's van ‘Vlaanderen’, Warschaustraat 12 bus 3, 8400 Oostende Prijskampen en onderscheidingen Aalst Op 21 mei werd in het Museum Oud-Hospitaal hulde gebracht aan Luc Robijns, laureaat Prov. Prijs voor Kunstgeschiedenis 1976 met een studie over de St.-Martinuskerk, waarover hij een doctoraat voorbereidt. De eerste Priester-Daensprijs werd gewonnen door de historicus Dirk Luyckx uit Broechem, met ‘Adolf Pauwels (1864-1902) en de Christene Volkspartij’. De onderscheiding werd overhandigd tijdens een akademische zitting n.a.v. de 70e verjaardag van het overlijden van priester Daens (14 juni 1907). Een eervolle vermelding ging naar Reinhoud D'haese (Hekelgem) voor ‘De overgang van Daensisme naar Vlaamsnationalisme in het arrondissement Aalst 1914-1925’. Jury: Lode Wils, Theo Luyckx en André Demedts (voorzitter). Antwerpen De Prijs voor letterkunde van de Vlaamse Provincies 1976 gaat in de afdeling ‘monografie’ naar prof. Dr. Edward Schillebeeckx voor zijn werk ‘Jezus, het verhaal van een levende’, en in de sektor ‘essay’ naar Hubert Lampo voor ‘De Zwanen van Stonehenge’. Beiden ontvangen een bedrag van 75.000 fr. Het betreft de publicaties van de periode 1972-1975. De jury was voorgezeten door best. afgev. V. van Eetvelt. De Provinciale Laureaten 1977 werden te Mechelen gehuldigd. Het waren: Dominique Stroobant (beeldhouwkunst, Eugène Baieprijs), Marcel van der Plancke, Jan de Winter, Frank Maieu en Narcisse Tordoir (schilderkunst), Suzanne Olieux, Georges Cuyvers, Walter Jouret (toegepaste kunst), Christoffel Van Assche, Herman de Meyer, Walter Cabus, Myriam van Camp, Liliane Lacasse (fotografie), Lieve van Damme, Godelieve Spiessens (geschiedenis en volkskunde), Liva Willems, Christiane Luyten, Leonard Nolens, Albert van Hoeck, N.M. Wildiers, Fernand Auwera (Letterkunde), Eugenie Boeye (gezamenlijk oeuvre). De geselecteerde werken voor de plastische kunsten werden vanaf 11 juni in het Stedelijk Cultureel Centrum geexposeerd (55 exposanten). De provincie bestemt jaarlijks een krediet van 1,6 millioen voor aankoop van werken, zo deelde bestendig afgevaardigde voor cultuur V. van Eetveldt mede. De Prijzen van de Club der XII, en de Prijzen Laurent Meeus, Piet van Engelen, Doutrelon de Try, Lucie Loots, Verrept en De Keyzer (totaal 229.750 fr.) werden voor 76-77 in het Nationaal Hoger Instituut en de Kon. Academie voor Schone Kunsten toegekend. Jury: M. Macken, J. Minne, F. v.d. Brande, J. van Vlasselaer, J. Vinck, A. van Meirvenne en W. Claessens. Werden bekroond: Joris Ghekiere die voor zijn vijf panelen de prijs van de prins ontving (Mon. Kunst), Hans Segers (Schild. en Beeldh.), Bruno van Dyck (Beeldh.), André Saelemakers (Mon. K.), Wilfried Geerts (Grafiek), Fr. Steyaert Keramiek), Liliane Dictus (Graf. Vormgeving), Clara Cornelis (Schild.), Luc D'Hanis (Schild.), Guido van Causbroeck (Schild.), Roland Rens Beeldh.), Lieve Baeten (Graf. Vormgev.), Wilfrieda de Witte (Keramiek), Paul Dierckx (Schild.), Carlo Verbist (Beeldh.), Maria Hooghe (Beeldh.), Christel Bachot (Mon. K.), Jan Vercauteren (Schild.), Leo Mouws (Beeldh.), Johan Ostyn (Graf. Vormg.), Luc Cappaert (Schild.), Marie-Louise van Lierop (Schild.), Emanuel Poelmans (Tekenen). De VTB-prijs ‘Hendrik Caspeele’ (50.000 fr.) werd toegekend aan contratenor René Jacobs vanwege de grote uitstraling die hij gaf aan Vlaanderens faam in het buitenland. De jury bestond uit muziekrecensenten van de Vlaamse dagbladpers. René Jacobs (31 jaar) is klassiek filoloog en als koncertzanger autodidakt. Hij werkte mee o.a. aan ‘Orfeo’ (KVO). Een jury van Vlaamse toneelrecensenten advizeerde de VTB voor de Oskar De Gruyterprijs, die werd toegekend aan de actrice Julienne De Bruyn voor haar rol in ‘Kleine Man, wat nu?’ van Tankred Dorst in KNS. Voor de eerste maal werd een De Gruyterprijs toegekend aan een regisseur: Jean-Pierre De Decker die in NTG-Gent de regie voerde van ‘De Nachten der Tribaden’ van Per Olov Enquist. Lieve Baeten, student aan de Koninklijke Academie won de affichewedstrijd die door Amnesty International Belgium in het kader van het ‘Internationaal Jaar van de Gewetensgevangenen’ werd uitgeschreven. Liliane Van Loock en Anne Stubbe, kregen een eervolle vermelding. De Jules Persijnprijs voor het essay (10.000 fr.) van de Kat. Vlaamse Hogeschool Uitbreiding werd op 15 juni uitgereikt aan de Antwerpse historicus Herman Schrooten voor een studie over juffr. Belpaire, die zal verschijnen in de Campus-reeks. De driejaarlijkse prijs Jef Van Hoof (25.000 fr), gesticht door ‘De Crans’ om Vlaamse toondichters aan te moedigen, is dit jaar niet toegekend. (Jury Ernest Van der Eycken, Willem Kersters en Wilfried Westerlinck). Er was voor deze prijs gevraagd een concertino voor piano en kamerorkest. Drie werken werden ingezonden. Vorige winnaars waren Jef Maes en Roland Corijn. ‘Urbanisme en kapitalisme te Antwerpen in de 16de eeuw. De stedebouwkundige en industriële ondernemingen van Gilbert van Schoonbeke’, geschreven door dr. Hugo Soly, eerstaanwezend assistent aan de Rijksuniversiteit Gent, ontving de Prijs geschiedenis van het Gemeentekrediet 1974. Een tweede werk is van de hand van dr. Roland Baetens, geassocieerd docent Sint-Ignatius-Antwerpen: De nazomer van Antwerpens welvaart: de diaspora en het handelshuis De Groote tijdens de eerste helft der 17de eeuw. De auteur verwierf er de Prijs geschiedenis van het Gemeentekrediet 1972 mee. (nummers 45 en 47 van de Historische Uitgaven Pro Civitate). Baardegem Jet Jorssen heeft de Tweejaarlijkse romanprijs van de Snellaert-kring, vereniging van Vlaamsnationale auteurs gewonnen voor haar trilogie over enkele Antwerpse families inzonderheid het derde deel ‘En toch, Brabo’. Jury: Lambert Swerts (voorzitter), Willy Cobbaut, Ivo Peeters, Vik van Brantegem, Oscar Van der Hallen, Frans-Jos Verdoodt, Erik Verstraete en Jos Vinks. Bouwel ‘Woordenboekje voor langslapers’, van Gie Laenen uit Mechelen, werd bekroond met de driejaarlijkse Blanka Gyselen-prijs. Er waren 80 inzendingen. De jury bestond uit J.L. De Belder, Bert Decorte, Paul de Vree, An Martens, Ger Schmook, René Verbeeck en Emiel Willekens. Eervolle vermeldingen voor Wilfried Adams, Marleen De Cree, Marcel Obiak en Frank van der Auwera. Op de feestelijke prijsuitreiking in het landhuis te Bouwel, waar Blanka Gyselen heeft verbleven, werd medegedeeld, dat de prijs voortaan door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde zal worden toegekend. Brugge De Provinciale Prijs Plastische kunsten afd. Fotografie bekroonde voor ‘vrij onderwerp’: Armand Vandeghinste (Zwevegem), André Allein (Oostende), en Hilde Vandekerckhove (Kortrijk). Voor ‘onderwerp het kind’: Et. Vandenweghe (Zillebeke), Lionel Daels (Wevelgem), Lydia Danneels (Mechelen) en Armand Vandeghinste (Zwevegem). Jury: mevr. B. Platteau van Elslande, J. Nys, W. Riemens, P. van den Abeele, J.v.d. Velde, A. Volders, G. Gyselen (secr.). Tentoonstelling tot 17 juli Provinciaal Hof Brugge. Voor de 5o Clavecimbelwedstrijd werden slechts één derde (Françoise Lengellé, Fr.) en twee ex-aequo vierde prijzen (Michel Kiener, Zw. - Christopher Kite, Eng.) toegekend. Françoise Lengellé kreeg ook de prijs van de luisteraars. Voor de basso-continuo was er maar een eervolle vermelding met premie (Martin Deruncz, Zw.). De wedstrijd kende wel een grote toeloop van kandidaten (64) en van het publiek. Vlaamse juryleden waren Johan Huys en Jos van Immerseel. Wie tussen 1 september 1976 en 31 augustus 1977 een reportage aan toeristisch West-Vlaanderen, in radio, televisie, krant of tijdschrift wijdde, mag zich kandidaat stellen voor een van de persprijzen Westtoerisme 1977. De kandidaturen moeten voor 15 september 1977 binnen zijn bij Westtoerisme, Vlamingenstraat 55, 8000 Brugge (tel. 050-33.73.44 en 33. 72. 43). {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} De animatiecineast Paul Demeyer, uit Brugge is in de Verenigde Staten bekroond geworden met een ‘Academy Award’, ook Ascar genoemd, voor zijn animatiefilm ‘The Muse’ in de reeks studentenfilms. De jonge cineast studeerde aan de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten te Gent in de afdeling animatiefilm o.l.v. Raoul Servais. Zopas behaalde Paul Demeyer een titel van ‘Master in the Arts’ bij het California Institute of the Arts te Los Angeles, waar hij sedert 1975 verblijft. Brussel De grote prijs ‘Kunst voor allen’ (World Trade Center) werd voor 1976 toegekend aan kunstschilder Marieke Faignaert uit Schendelbeke. Einde 1977 kent het Gemeentekrediet opnieuw een Prijs voor geschiedenis toe voor een onuitgegeven nog onbekroonde verhandeling over plaatselijke, gewestelijke of provinciale geschiedenis, steunend op oorspronkelijke bronnen (30.000 fr.). Opsturen: Gemeentekrediet, Cult. Centrum, Pachecolaan 44 te Brussel (tel. 02/219.32.00 - toestel 1.307). Voor de Prijs voor Architektuur Robert Maskens van dit jaar komen in aanmerking (150.000 fr.) alle lokaal afgewerkte gebouwen of architecturale prestaties in België en het Groot-Hertogdom Luxemburg van een Belgisch of Luxemburgs architect. Jury: Jean Barthélemy (Bergen), Willy van der Meeren (Londerzeel), Bob van Reeth (Mechelen), Culot en Francis Strauven. Inlichtingen: R. Vandendriesschelaan 71, 1150 Brussel. Tel.: 02/771.20.40. Inschrijvingen afgesloten op 23 september. De Poëzieprijs 1977 van de Vl. Club-Brussel werd gewonnen door Nic van Bruggen (cat. + 25 j.) en Fil Handtko (cat. - 25 j.). Premies gingen naar Dirk Desmadryl en Albert de Longie (cat. + 25) en naar Mark Bruynzeel en Geert Colpaert (- 25). De jury bestond uit P.G. Buckinx (voorz.), Julia Tulkens, J.L. de Belder, W.M. Roggeman en J. Vleugels. Meer dan 250 inzenders en 500 gedichten. Een selectie-dichtbundel is verkrijgbaar: Vl. Club, J. van Praetstraat 28, 1000 Brussel. De Prijs Wandtapijten van de Nationale Commissie voor Kunstambacht kreeg Danielle Olemans (Brussel). Eervolle vermeldingen: Lieve Beute (Berchem), Christine de Mol (Antwerpen), Marleen Lippeveld (Zwijndrecht). De prijs voor glasraam werd verdeeld over Filip Moortgat uit Boezinge (20.000 fr.) en Marie-Rose Wijckmans uit Hasselt (10.000 fr.). Het Comité Louis Schmidtprijs zal, in de loop van de maand september 1977, zijn wedstrijd in beeldhouwkunst Louis Schmidt Prijs 1977 organiseren begiftigd met één enkele prijs van 100.000 fr. Bewuste prijskamp staat open voor ieder persoon: - wiens voornaamste bedrijvigheid bestaat in de uitoefening van een kunstberoep; - van Belgische nationaliteit; - en die op 15 september a.s. de ouderdom van 45 jaar niet overschreden heeft. De inschrijvingen worden ontvangen in de dienst van Animatie en Deelneming, 233, Oudergemlaan, 1040 Brussel, waar de belanghebbenden een exemplaar van het reglement en een inschrijvingsbulletin kunnen bekomen. Het reglement van de Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth 1978 voor piano bepaalt dat de concurrenten tijdens de tweede schiftingsproef een onuitgegeven Belgisch werk voor piano alleen zullen moeten uitvoeren dat speciaal voor deze wedstrijd geschreven werd met een tijdsduur van 6 tot 8 minuten. Daarom wordt een speciale wedstrijd uitgegeven voor componisten - leeftijd onbeperkt - die de Belgische nationaliteit hebben. Manuscripten, naamloos met de hand geschreven werk, per aangetekend schrijven verzenden naar het Sekretariaat van de Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth, 11, Baron Hortastraat 1000 Brussel, ten laatste op 15 november 1977 met vermelding van een slagzin, voluit geschreven in de rechterbovenhoek van het manuscript en identificatieomslag als bijlage met 1) naam, voornaam en adres van de concurrent; - 2) nationaliteitsbewijs; - 3) een door de concurrent ondertekende verklaring ter bevestiging dat het werk speciaal voor deze wedstrijd geschreven werd. Het kunstboek Rubens en zijn tijd werd bekroond door de Academie des Beaux Arts-Institut de France te Parijs. Het is een uitgave de Arcade (v. Volxemlaan 299, 1190 Brussel). Meisjes en jongens van 18 tot 30 jaar, ‘die werkelijk bezield zijn met een artistieke, wetenschappelijke of sociale roeping en financiële moeilijkheden ondervinden om ze te verwezenlijken’, kunnen zich kandidaat stellen bij de Stichting Roeping, Kanselarijstraat 4, bus 3, 1000 Brussel, vóór 30 september. De tweejaarlijkse prijs van de Pierlot-stichting wordt toegekend aan een studie over feiten of personen die een rol spelen of gespeeld hebben in de hedendaagse geschiedenis. Tot hiertoe bedroeg hij 75.000 fr.; nu werd hij tot 100.000 fr. verhoogd. Een Neonconstructie, ontworpen door Donald Alliet (Neon Elite Pittem), kreeg het Gouden eremetaal van het 6de Europees Congres voor Lichtpubliciteit. Deurle Elke Vlaamse dichter mocht drie ongepubliceerde gedichten inzenden voor de Basiel de Craeneprijs (5.000 fr.), uitgeschreven door de Vlaamse Poëziedagen Deurle. Ook voor de prijs van de Poëzie-dagen (20.000 fr.) bestemd voor een onuitgegeven dichtbundel van een Vlaams auteur, kon men een bundel inzenden van ten minste 15 gedichten. De prijs van Deurle, tenslotte (7.000 fr.) gaat naar gedichten die in literaire tijdschriften zijn verschenen, tussen 1 juli '76 en 1 juli '77. Inzendadres (vóór 31 juli) was: W. Tiberghien, Nazarethstraat 41, 9720 De Pinte. Faenza (It.) De internationale jury van de jaarlijkse Internationale wedstrijd voor keramiek bekroonde Rik Vandewege met de prijs van het Ministerie van Nationale opvoeding, Marc Feulien (prijs provinciale kommissariaat generaal van toerisme), Denise Cromheecke en Antoine-Richard Crul (gouden medaille). De Belgische deelname wordt georganizeerd door Economische Zaken. Gent De Fondsprijzen 1978 van de Kon. Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde zijn: 1.Karel Bouryprijs (tijdvak 1974-1977): aan de beste onuitgegeven Vlaamse school- of volksliederen (ten minste twee), waarvan de toondichter zelf de tekst mag kiezen. Er kan een tegemoetkoming worden verstrekt voor de uitgave van de bekroonde liederen. (Inzending vóór 10 december 1977 - 3.000 fr.) 2.Aug. Beernaertprijs (tijdvak 1976-1977): aan de Belgische schrijver, die in die tijdruimte het beste werk, zonder onderscheid van genre, al dan niet uitgegeven en in het Nederlands gesteld, zal geschreven hebben. (Inzending van niet uitgegeven werk vóór 10 december 1977 - 25.000 fr.) 3.Nestor de Tièreprijs (tijdvak 1976-1977): aan het beste onder de Vlaamse toneelwerken die gedurende dit tijdvak geschreven werden, of althans vóór dit tijdvak niet openbaar werden gemaakt, noch door de druk, noch door een opvoering. (Inzending van niet uitgegeven werk vóór 10 december 1977 - 7.500 fr.) 4.Joris Eeckhoutprijs (tijdvak 1976-1977): aan het beste letterkundig essay, in handschrift of gedrukt (ten minste 100 blz.) door een Belgisch schrijver in het Nederlands geschreven, niet over een periode der literaire geschiedenis, maar over een auteur. Voorkeur aan een essay over een Nederlands schrijver. (Inzending van niet uitgegeven essay: vóór 1 februari 1978 - 15.000 fr.). 5.Jozef Vercouillieprijs (tijdvak 1 oktober 1970 - 30 september 1978): aan het beste academisch proefschrift, dat in die tijdruimte aan een Belgische universiteit werd verdedigd op het gebied van de taalkundige studiën (o.a. beschrijvende en historische grammatica, dialectologie, semantiek). Alleen proefschriften waarop de kandidaten ten minste ‘met onderscheiding’ tot doctor promoveerden en waarvoor door de Academie nog geen prijs werd toegekend, kunnen worden bekroond. (Inzending in dubbel vóór 1 oktober 1978 - 10.000 fr.) 6.Leonard Willemsprijs (tijdvak 1976-1977): aan een Vlaming, die zich in de studie der Middelnederlandse letterkunde in de jongste jaren verdienstelijk heeft gemaakt, hetzij door zijn gezamenlijk werk, hetzij door een publikatie van uitzonderlijk belang. (Inzending in dubbel vóór 1 februari 1978 - 30.000 fr.) 7.Ary Sleeksprijs (tijdvak 1975-1977): aan de Vlaamse letterkundige, die nog niet werd bekroond en die in die tijdruimte de beste in het Nederlands gestelde roman of novellenbundel, of het beste essay (ook over folklore) geschreven heeft. (Inzending van niet uitgegeven werk: vóór 1 februari 1978 - 7.000 fr.) Manuscripten in dubbel bij de Vaste Secretaris van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Koningstraat 18, 9000 inzenden. Zij dienen in de in België officieel aangenomen spelling geschreven te zijn. Volledig reglement is kosteloos verkrijgbaar op het Secretariaat. {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde heeft haar jaarlijkse prijzen toegekend. Die voor letterkunde gaan naar Joris Reynaert (Gent) voor ‘De beeldspraak van Hadewijch’ en Mireille Vinck (Gent) voor ‘Een studie over het werk en de literaire opvattingen van Cornelis van Ghistele’. Prijzen voor kultuurgeschiedenis werden toegekend aan Karel Wauters (Antwerpen) voor ‘Wagner en Vlaanderen’ en Theo Coun (Genk) voor ‘De Middelnederlandse vertalingen van de Regula Sancti Benedicti. De Guido Gezelle Fondsprijs is voor prof. Dr. Lieven Rens (Aartselaar) voor zijn gedichtenbundel ‘Leander’. De Karel Barbierprijs 1975-1976 is niet toegekend. De jaarlijkse Provinciale koorzangtornooien zullen in 1977 vermoedelijk plaats hebben vanaf 24 november. Zijn verplicht deel te nemen: 1. de verenigingen, die moeten bevestigen; - 2. de verenigingen, die in 1973 voor 4 jaar werden geklasseerd en die wensen hun recht op toelage te behouden. - Deelname staat vrij voor alle koren die wensen in een hogere divisie te komen. Koorzangverenigingen die nog niet voor de tornooien optraden, worden ook toegelaten (vrije keuze wat betreft de divisie). Verder wordt ook een onderscheid gemaakt volgens de aard van het koor: gemengd, mannen-, vrouwen- of kinderkoor. Voor de 7e Nationale Wedstrijd voor Liefhebberstoneel van Noordstarfonds waren 14 deelnemers in twee groepen geselecteerd. In de eerste groep (Oost- en Westvlaanderen) was de eerste prijs voor Vrank en Vrij Wetteren en in de tweede (Antw., Brab., Limburg) was het De Moedertaal Mechelen. Ten slotte werd de Prijs toegekend aan de Mechelse vereniging (50.000 frank). Andere prijzen gingen naar Harlekijn (Boom), De Bacchanten (Oostende), Teater Rhetorica (Zele) en Hoger op (Aalst). Eervolle vermeldingen: Conservatoriumtoneel (Oostende), Brabantse Leeuw (Brussel), Iever en Eendracht (Menen), Breese Volkstoneel (Bree), Elck wat Wils (Essen), De Gezellen van Vliebergh (Zoutleeuw), Rederijkerskamer van de H. Geest (Brugge) en De Peoene (Mechelen). Alle kringen verkregen prijzen van 40 tot 15.000 fr. De jury onderstreept dat meestal de Oost- en Westvlaamse opvoeringen van betere kwaliteit waren. Het door een jury verkozen opgelegde stuk van Eddy de Vliet was een slechte keuze. Tijdens de proklamatie van de Noordstarfondsprijskamp overhandigde minister De Backer de erepenning van de Nederlandse kultuur aan Maurits Balfoort en belichtte ze de betekenis en toekomst van het liefhebberstoneel in Vlaanderen. Zij verklaarde dat het dekreet gereed is waardoor de verenigingen meer middelen zullen krijgen (met objektieve verdelingsnormen). Hoeilaart De zesde uitgave der jaarlijkse Kartoenale van Hoeilaart wordt een Rubenskartoenale. Alle kartoens die leven en werk van de gevierde kunstenaar tot onderwerp hebben zijn welkom. De beste wordt bekroond met 20.000 fr. Alle kartoens moesten ingezonden worden vóór 20 juli 1977. Jabbeke Voor de Poëzie- en Prozaprijs van tds. Filter waren er 69 inzendingen, nl. 230 gedichten en 16 prozawerken. Voor de poëzie ging de prijs naar ‘De gedichten van de zachte waanzin’ van Fil Hantko (Filip de Nys, Dilbeek); Omer Van Hecke uit Hamme kreeg een aanmoedigingsprijs. De prozaprijs ontving Jan H. Bakker (Schiedam) en de aanmoediging Jan Backx (Rijkevorsel) voor ‘Stilleven’. De bekroonde en geselecteerde teksten verschenen in een speciaal nummer van ‘Filter’ (red. Anne Crivits, Stationstraat 3, Jabbeke). Keulen In de Prijskamp voor jonge koreografen heeft Aimé de Lignière, eerste solist bij het Ballet van Vlaanderen, de tweede prijs gewonnen voor ‘Opus Vivaldi’. Dertig deelnemende groepen. Knokke-Heist De derde Europese beker voor gemengde koren (amateurs) werd in het casino gewonnen door The London Chorale (prijs van de minister van Nederlandse Cultuur). Prijs van de stad: SzMT Liszt Ferenc Enekkar Veszprém, Hongarije. Prijs van de provincie: Luzerner Singer, Prijs van het casino: Musica Nova, Boom, tevens prijs voor het best gerangschikte Vlaamse koor. Koor Cantabile bekroonde met de dirigentenprijs de Hongaar Kollar Kalman. Zestien koren namen deel, Karel Aerts zat de jury voor en het opgelegde stuk was van Vic Nees. De Achtste Internationale prijs voor schilderkunst (100.000 fr.) wordt uitgereikt tijdens de proclamatie in ontmoetingscentrum Scharpoord vrijdag 28 oktober. Kunnen deelnemen, alle personen zonder onderscheid van nationaliteit en leeftijd. Er zijn ook 5 speciale vermeldingen. De geselecteerde werken zullen tentoongesteld worden in het ‘Scharpoord’ van 28 oktober tot 20 november, later in andere culturele centra en in Goes (Nl.). Iedere mededinger moet drie recente werken inzenden. Maximum afmetingen 3 bij 2 m. Ze mogen niet behoren tot een particuliere of openbare verzameling of reeds eerder bekroond zijn. Werken onder glas worden niet aanvaard. De werken moeten op 5 en 6 oktober worden ingediend bij Scharpoord. De 16e Internationale Kartoenprijskamp kreeg 2.300 inzendingen uit 34 landen. Eerste prijs werd de Bulgaar Roumen Simenov (Sofia), beste Belg werd Bob Vincke (Genk); Casinoprijs was Jacques Verlinden (Brussel) en Persprijs Juka Zbigniew (Polen). Het sarkasme primeert op de ironie in de tentoonstelling in de humorhal van Laguna-Beach. De prijs voor het beste kinderboek, uitgeschreven door Knokke-Heist in samenwerking met het Davidsfonds, ging naar Henri Van Daele voor ‘De radijsjeskoning’ (20.000 fr, plus het gebruikelijke honorarium van de uitgever). ‘De Radijsjeskoning’ is een werkje waarin de problematiek van het natuurbehoud voorgesteld wordt. Kortrijk Raf D'Haene heeft de Prijs Lili Boulanger 1977 ontvangen voor ‘Orkestliederen op tekst van Paul van Ostaijen, 2 bewegingen voor kwartet en praeludia voor orkest’. Prospektie en toekenning van deze grote Franse onderscheiding geschiedt op voorstel van een internationale jury (voorzitter Igor Markevitsj). Reeds in 1972 werd Raf D'Haene op het internationaal concours Espla voor ‘Klage der Ariadne’ onderscheiden. Hij is docent harmonie en contrapunt aan het Vlaams muziekconservatorium te Brussel. ‘Praeludia voor orkest’ werd uitgevoerd door het Amsterdams Filharmonie-orkest op het Festival van Vlaanderen te Kortrijk op 9 juni. Lendelede De culturele kring postkantoor Lendelede organiseert een Schilder- en Beeldhouwprijskamp voor het Belgisch PTT-personeel. De werken dienden ingestuurd op 27-8. Juryleden: José Vermeersch, Mia Deprez en Alfons Blomme. De kring hoopt deze prijskamp telkenjare te herhalen. Leuven De Emiel Vliebergh-prijs voor de roman, uitgeschreven door het Davidsfonds, wordt dit jaar niet toegekend omdat de kwaliteit van de inzendingen het verlenen van de prijs (100.000 fr.) niet wettigt zo besliste de jury (Marcel Janssens, Hubert van Herreweghen en Clem De Ridder). Lier De Schildersprijs Raymond de la Haye 1977 voor recent figuratief werk kreeg als laureaten Lucien Verhavert, Lebeau-Verplancke en Hubert Jacobs. Jury: Paul de Hasse, Johan de Maegt en Alfons Waterschoot. De tentoonstelling had plaats tot 11 juli in gal. Nova te Mechelen. Mechelen Een huldemedaille Jef Contrijn werd aan de gevierde poppenspeler overhandigd n.a.v. zijn afscheid als directeur van het Mechels Stadspoppenteater. Menen Voor de aangekondigde Taalkrantprijs voor kortverhaal (zie nr. 157, p. 109) bestaat de jury uit Piet Thomas, Dries Desiere, Cor Ria Leeman, Staf Loots, Ludo Camps. Merksem Op verzoek van de Nationale Vrouwenraad-Kommissie, afdeling kunst en letteren, werd aan de Vereniging van Schrijvers voor de jeugd gevraagd een oproep te richten om vóór 1 november 1977 een verhaal met illustratie te sturen naar volgend adres: Maria Heylen, Taxandriastraat 1 te Merksem. Het verhaal en de illustratie moeten geschreven en getekend zijn door een kind van 7 tot 10 jaar oud. De beste zullen aan de Internationale Vrouwenraad met het oog op publikatie in boekvorm voorgesteld worden n.a.v. het Jaar van het Kind 1979. {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} Meulebeke In de Provinciale prijskamp Beeldhouwkunst van de Kunstkring Kutena werden bekroond: 1. Vic Mahieu (Ichtegem), 2. Lucien van Parijs (Meulebeke), 3. Jeanne Loosveldt (Tielt). Voor de prijskamp Schilder- en Tekenkunst waren het: 1. Marc Deltour (Rekkem), 2. André Penninck (Brugge), 3. Rita Waelkens (Waregem). Juryleden waren Dr Deleersnijder, Jan van de Kerckhove en Willy Verschelde. De Meulebeekse kunstkring exposeert in Hotel Dorian te Kuurne met zijn leden: Elie Danneels, Roger Lannoy, Joz. Vancraeynest, Milo van Severen en Jaak Vuylsteke. Milaan Door de Scala van Milaan en de uitgeverij Suvini Zerboni wordt een Tweejaarlijkse wedstrijd voor compositie uitgeschreven, waaraan toondichters van om het even welke nationaliteit, geboren na 31 december 1937, kunnen deelnemen. Er is een prijs van 2 miljoen lire aan verbonden. Het gaat om komposities voor orkest, met of zonder instrumentaal of vocaal solist. Inzendingen dit jaar vóór 15 oktober. Inlichtingen: Premio di Composizione ‘Luigi Dallapiccola’, Teatro alla Scala, Via Filodrammatici 2, I-20121 Milano. Neerpelt Door het Provinciaal Centrum Dommelhof wordt een liedjeswedstrijd uitgeschreven. Deelnemers moeten afkomstig zijn van of woonachtig in Limburg of in de Nederlandse provincies Brabant of Limburg. Inzendingen tegen 1 oktober. Reglement bij Dommelhof, Toekomstlaan 5, 3580 Neerpelt. New York De Keurgroep NVKT-Oost-Vlaanderen (Verbond van katholieke amateurskringen) is met twee speelgroepen tijdens het IIe International Festival of Arts opgetreden op uitnodiging van het Westchester Community College, met 42 groepen uit de Verenigde Staten en Canada. Voor een bomvolle zaal werden ‘Escurial’ van Michel de Ghelderode en ‘De Beer’ van Tsjechov voor het voetlicht gebracht. Als ‘outstanding theatre’ betiteld werden de prestaties bekroond: een ‘Certificate of Award’ werd toegekend aan Georgette Detremmerie als beste actrice, aan Leon Vertongen als beste acteur. Beste bijrollen: Jaak Verhelst en Carlos Van Lanckere. Daarenboven verwierven de regisseurs Leo Vertongen en Carlos Detremmerie een bijkomende onderscheiding. Pittsburgh De Andrew W. Mellonprijs (zogen. Nobelprijs voor pl. kunst, ca. 1,8 miljoen) werd toegekend aan de Brusselse schilder Pierre Alechinsky. Roeselare Met medewerking van de Stichting Blomme en Amerikaanse hulp hoopt men de Alfons Blommeprijs op een half miljoen te brengen, telkenjare vanaf het overlijden van de kunstenaar. De thans 88-jarige kunstenaar wil aldus de jonge Vlaamse kunstenaars helpen. Over deze Romeprijswinnaar verscheen een monografie door Boni van den Hove (620 fr. Brk. 467.5100411.44 Kredietbank Roeselare). De kunstenaar plant een artistieke woning voor kunstenaars aan het Sterrebos te Rumbeke. Ronse De stad Ronse looft dit jaar opnieuw zijn Prijs voor Schilderkunst uit (50.000 frank) voorbehouden aan mededingers van Belgische Nationaliteit van 18 tot 50 jaar bij de inschrijving. Nadere inlichtingen, inschrijvingsformulieren en wedstrijdreglement: Tentoonstelling tijdens de Heidekermisweek (eind oktober). Stadsbestuur Ronse, Dienst onderwijs, Stadhuis. Scheveningen De Poolse bas Leonard Mroz (30) is met een creatie van Boris Godoenov winnaar geworden van de eerste Internationale Opera TV-wedstrijd, die in het afgelopen seizoen door de NCRV-televisie werd georganiseerd. De prijs van de stad Den Haag, een studiebeurs van vijfduizend gulden (75.000 Belg. fr.) ging naar de in Nederland geboren, maar te Knokke woonachtige Anne Marie Dür. Ze werd door de internationale jury als ‘een groot talent’ beschouwd. St.-Amandsberg De derde driejaarlijkse Staf Bruggenprijs (1979) gaat naar de toneelkring, instelling of persoon, die in de loop van de laatste drie jaar het best de geest van Staf Bruggen hebben gediend. Kandidaturen indienen: Herdenkingskomitee Staf Bruggen, Gerardstraat 2, 9110 St.-Amandsberg. De prijs bedraagt 20.000 fr. verleend door het Noordstarfonds. Sombeke-Waasmunster Bij de luisterlijke vernissage n.a.v. de Retrospectieve Urbain Gerlo wegens zijn 80e verjaring werd de inleiding uitgesproken door Best. Afgev. voor Cultuur Et. de Cuyper en de opening door Minister van Ned. Cultuur Rika de Backer, die de kunstenaar een onderscheiding overhandigde. Warschau Door de ‘Société des Amis des Beaux art’ in Warschau werd aan beeldhouwer-kunstkoperdrijver Anton Najlepszy uit Genk hun ere-diploma toegekend voor de hoge kwaliteit en artistieke waarde van zijn kunstkoperdrijfwerken die hij in november 1975 exposeerde te Warschau (Polen). Oprechte gelukwensen vanwege tijdschrift en kunstenaarsverbond aan alle bekroonden en onderscheiden kunstenaars. Uit het leven van kunsten en letteren Aalst Vijf doeken van Valerius de Saedeleer werden door een legaat van Dr André Sierens aan de stad geschonken. Zij worden opgenomen in een Dr André Sierens-zaal in het Oud Hospitaalmuseum. Affligem Het tienjarig bestaan van het Cultureel Centrum werd gevierd. Het werd geopend op 4-6-67. Antwerpen Het Kon. Museum voor Schone Kunsten is van de stad overgegaan naar het Ministerie van Nederlandse Cultuur. De restauratie van het museum kostte 236 miljoen en kwam klaar vóór de grootse Rubenstentoonstelling. De 14e Biënnale van Middelheim met werk van 5 Oost-Europese landen, toont aan dat deze zich stilaan losser maken van het socialistisch-realisme, zoals West-Duitsland zich vóór 30 jaar bevrijdde van de gelijkaardige nationaal-socialistische stijl. ICC 1970-1977. Een documentaire overzichtstentoonstelling toont hoe het Int. Cult. Centrum gedurende 7 jaar de nationale en internationale kunstactualiteit presenteerde (tot 11 sept.). Performances van Laurie Anderson (U.S.A.) hadden plaats op 7 juni. Het Int. Centrum voor Amateurtoneel (I.C.V.A.) publiceerde zijn tiende jaarverslag van vormingswerk, ten bate van ongeveer 750 gezelschappen, die getuigen van het heropleven van amateurstoneel (100 fr., Vanstralenstr. 64-66). Baaigem Poëziedagen gingen door op 19 en 26 juni (poëzienamiddag ‘Het milieu in de poëzie’ met J. de Poortere, J. Kruit, Daniel Billiet), 17 juli en 7 augustus (poëzienamiddag ‘Nieuw Romantiek’ met M. van Hee, D. Hilven, E. Verpaele, J. Biezen, L. Gruwez, D. Billiet, W. Nimmegeers, R.v. Londersele). Sculpturen, wandtextielen in en rond de hoeven waren er intussen te zien van Jean Bilquin, Lieva Bostoen, Jo Deblieck, Lea Decaesstecker, Hugo de Clercq, Luc Decroubele, Lena Halflants, Francis Vaes e.a. Beauvoorde Vlaams expressionisme werd vertoond tot 15-8 in de vroegere St.-Audomaruskerk. Selectie en inleiding van Jan D'Haese; opening door Minister mevr. de Backer. Stad-Land-Zee in Drie Koningengalerij met werk van o.m. Michel Bracke, Paul de Cocker, René de Coninck, Prosper Demulder, Roger Desmet, Paul Doise, J. Fabry, Jos Hendrickx, Ach. Lammens, Urb. Martien, Eric Matthys, Jacob Smits, Walter Vaes, José van Gucht, Jos Verdegem. Eveneens inleider Jan D'Haese. Berchem De pas opgerichte Stichting Pro Musica vzw wil jonge krachten steunen door het organiseren van concerten waarop zij hun talent kunnen bewijzen en hen bij staan in de uitbouw van hun loopbaan. Secretariaat: Ruytenburgstraat 65, tel. (031) 39.44.46. {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} Bocholt De Culturele dagen, georganiseerd begin juni door het DF, brachten o.m. een Limburgse Poëzieavond met gedichten van Mark Journee, Yvette Pletsers, Lambert Swerts, Denise Hurdak, Jan Biezen, Jan Latinne, Willy Balyon, Roger Vanbrabant. Borgerhout Kunstkring 't Getij exposeerde tot 24 mei in de Gemeentelijke Zaal. 't Getij, gesticht in 1939, heeft als erevoorzitter beeldhouwer Albert Poels en als voorzitter graficus Gerard Gaudaen. In de tentoonstelling was werk van Walter Brems, Jozef W. Cornelis, Marc de Groot, Gust Dierikx, Gerard Gaudaen, Edwig Goeyvaerts, Jacques Gorus, Monique Grossen, Karel Heymans, Guido Mariman, Rita Van den Bosch en Liliane Van Hove. Brugge ‘Vlaamse Grafiek 1977’ vertoonde tot 31 augustus in 't Leerhuys (Groeninge 35), n.a.v. het tienjarig bestaan van de Bladen voor de grafiek, werk van alle kunstenaars, waarover in die periode een map verscheen: Martin R. Baeyens, Jeanine Behaeghel, Hilde Brabants, Michel Bracke, Yvonne Coeck, Denijs De Backer, Jean-Jacques De Grave, Jo de Meester, Hugo De Smale, John Dix, Frida Duverger, Gerard Gaudaen, Moniek Gheysens, Alain Hautekiet, Piet Janssens, Ghislain Kuyle, Wies Peleman, Marc Van Cauwenbergh, Frank-Ivo Vandamme, Maurice Vanden Dries en Nicky Wouters-Embrechts. De barok-bouwmeester broeder Pieter Huyssens (o1577 zoals Rubens), een Bruggeling, die o.m. St.-Carolus te Antwerpen en St.-Walburga te Brugge bouwde werd op initiatief van Raf Dusauchoit herdacht. Een gedenksteen met latijnse tekst van Dom F.X. Botte en gehouwen door Pieter Boudens werd in St.-Walburga onthuld. Volks- en Kinderprent in Vlaanderen tot 24 juni in G. Davidgalerij (VTB); inleider was conservator drs. Dezutter. Nieuwe Ambachtskunst van 30 Westvlaamse kunstenaars ingericht door Scheppend Ambacht in het Huidevettershuis tot 31 augustus. De Junge Sinfoniker uit Westfalen traden op in een provinciaal uitwisselingsprogramma te Zwevegem, Knokke-Heist en Ieper in juli. Het Westvlaams jeugdorkest (dir. Frans Soete) trad op zijn beurt op in augustus te Munster, Witten en Lübbeck. Brussel Het Belgisch Centrum voor marktverkenning heeft tussen 2 en 15 april 1977 aan 1.000 volwassenen (± 18 jaar) gevraagd wat zij over kunst denken. Voor 45,9 t.h. doet ‘vrije tijd’ denken aan kunst terwijl 47,5 t.h. hierbij aan ‘sport’ denkt en 6,6 t.h. hierover geen mening heeft. Op de vraag ‘Schildert, beeldhouwt of danst u om u te ontspannen’, antwoordde 36,2 t.h. bevestigend en 63,8 t.h. ontkennend. Van 68,8 t.h. gaat de voorkeur naar de klassieke kunst, terwijl 16,4 t.h. moderne kunst verkiest en 14,8 t.h. geen keuze maakt tussen de twee. Op de vraag ‘Bezit u een reproduktie van een schilderij’, antwoordde 65,5 t.h. ja, 34,4 t.h. neen. Een genaamtekend schilderij? 39,3 ja, 60,7 neen! een wandtapijt? 24,6 ja, 75,4 neen; klassieke platen? 63,9 ja, 36,1 neen; kunstboeken? 54 ja, 46 neen. Dat de overheid te veel geld besteedt aan kunst, meent 16,4 t.h., 32,8 t.h. vindt het niet genoeg, 31,1 t.h. voldoende en 19,7 t.h. weet het niet. Sinds 1 jaar heeft 57,4 t.h. een museum bezocht, 42,6 t.h. niet. 21,3 t.h. woonde een concert van klassieke muziek bij, 78,7 t.h. niet. 63,9 t.h. bezocht monumenten of kastelen, 36,1 t.h. niet. 27,8 t.h. zag een klank- en lichtspel, 72,2 t.h. niet. 21,3 t.h. zag een ballet, 78,7 t.h. niet. 75,4 t.h. keek op de T.V. naar een uitzending van klassieke muziek, 24,6 t.h. niet. 55,7 t.h. beluisterde een radiouitzending van klassieke muziek, 44,3 t.h. niet. 29,5 t.h. zag het Ballet van de XXe Eeuw een keer, 36,3 t.h. meerdere keren, 34,2 t.h. nog nooit. Voor 14,7 t.h. is kunst nodig in het leven, voor 6,5 t.h. is kunst niet weg te denken in het leven, 62,3 t.h. vindt kunst aangenaam, 8,8 t.h. overbodig, 7,7 t.h. heeft geen mening. Als de museums kosteloos toegankelijk waren, zou 9,8 t.h. er meerdere malen naar toe gaan, voor 73,7 t.h. zou dat geen verschil maken, terwijl 16,5 t.h. hierover geen mening heeft. 26,3 t.h. meent dat kunst een opgang maakt, 49,2 t.h. meent dat zij in verval is, terwijl 24,5 t.h. het niet weet. (Belga) Beeldhouwkunst in de eeuw van Rubens in de Zuidelijke Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, Museum van Oude Kunst, Regentschapstraat 3, tot eind september. Zeer merkwaardig ensemble met 330 werken uit Belgische en buitenlandse verzamelingen samengesteld door de Kon. Musea voor Kunst en geschiedenis (Jubelpark). Deze musea herbergen van 22 oktober tot eind december ‘Chinese kunst uit de collectie van Gustaaf VI van Zweden’. Van 4 tot 31 augustus was er een verzameling ‘Kunstambacht uit Peking’. Het Vlaams Koninklijk Muziekconservatorium verzorgt in samenwerking met het Festival van Vlaanderen, Mallemunt en de Work-shop op 1 oktober polyvalente muzikale openlucht-animaties op een tiental plaatsen in Brussel met verschillende groepen en genres. Tevens organiseert het Conservatorium een massale openluchtuitvoering van de Rubenscantate van Peter Benoit. ‘Het Ware Genot’ is een klassiek straatensemble dat tot stand is gekomen door de samenwerking tussen het Conservatorium en de Workshop. Deze jonge musici treden vele malen op in het kader van Mallemunt. American Art in Belgium over de USA-kunst sedert 1945 (uit privéverzamelingen en de musea van Gent en Brussel) in het Paleis voor Schone Kunsten tot 29 augustus. Tot 11 september Kunst van de XXste eeuw uit de collecties van de Kon. Musea voor Schone Kunsten van België (buitenlandse kunstenaars). Het merkwaardige lithografisch werk van J.-B. Madou in de Kon. Bibliotheek tot 20 augustus. Europalia 77, een initiatief van het Paleis voor Schone Kunsten, is gewijd aan de Bondsrepubliek (okt.-nov.). Op het programma: tentoonstellingen (o.m. Albrecht Dürer, Jugendstil, Kunst na 1945, Joseph Buys, Ludwig II van Beieren, Colonia Antiqua), concerten (o.m. Beethovenconcerten van de Berliner Philharmoniker o.l.v. H. von Karajan, Stockhausenretrospectieve), teater, literatuur, film. Sekret.: Europalia, Koningstraat 10. De Albrecht Dürer tentoonstelling loopt van 1-10 tot 27-11 en is een illustratie van zijn reis in de Nederlanden (1520-21) m.m.v. 60 bekende musea. De tentoonstelling Jugendstil biedt in dezelfde periode 750 kunstwerken uit de Jugendstilcentra München, Berlijn, Darmstadt, Hagen, Weimar en Hamburg. De Stichting Artis Causa, voorgezeten door Drs Yvo Peeters ijvert voor de belangen van nederlandstalige plastische kunstenaars te Brussel (Thomasstraat 49, 1090 Brussel). Voor een aantal nieuwe Metrostations zal opnieuw een beroep gedaan worden door de Maatschappij Interkommunaal Vervoer Brussel volgens het Brusselse beginsel: twee franstalige tegen één vlaming. Zal de regering zich tegen deze keuze - waarvoor Langui grotendeels aansprakelijk zou zijn - durven verzetten? Een Gemeenschappelijk front voor de beeldende kunsten werd opgericht n.a.v. de verhoging van de BTW op de verkoop van kunstwerken. Bestuur: vijf franstalige en vijf nederlandstalige kunstenaars (o.m. Frans Minnaert, Rik Poot en Roland Minnaert). Secret.: Boezemberg 117, 1760 Roosdael. Een Decreet voor de bevordering van de eigen muziekcultuur in de BRT werd bij de Cultuurraad ingediend door A. Diegenant, Maur. van Herreweghe, Godelieve Devos en G. Verhaegen. Deinze † Dr juris Lucien Matthys (oDeinze 17-6-1902) overleed op 28 juli een maand na zijn 75o verjaardag, n.a. waarvan hij Ereburger van de stad werd. Op artistiek gebied speelde hij een voorname rol: Voorzitter sedert 1964 en medestichter van de Kunst- en Oudheidkundige Kring - Medestichter, voorzitter keuzekomitee en milde schenker van het Museum voor Schone Kunsten van Latem en Leiestreek - Mecenas en promotor van kunstenaars en letterkundigen. Aan zijn echtgenote en kinderen onze christelijke deelneming. Deurle De Kath. Oostvlaamse Schrijversvereniging en de Scriptores Catholici huldigden op 11 juni Jef de Belder in het kasteel de Pesseroey. Welkomstwoorden kwamen van voorzitters Prof. Paul Lebeau en Miel Kersten. De laudatio werd gehouden door Adriaan Magerman. Op 26 juni hield de VKOS op dezelfde plaats haar 25e Literaire Leievaartnamiddag met toespraken van M. Kersten, Fr. de Vleeschouwer en J. Schepens en voorlezingen door dichters. Een selectie uit de Honderd zelfportretten, het Arcadeboek van Antoon de Pesseroey, werd in het Museum D'Hondt vertoond. De poëziedag 1977 heeft plaats op 3 september, in het teken van Karel van de Woestijne, voor- {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} gezeten door Julia Tulkens. Optredens van o.m. Marleen de Cree, Wim Nimmegeers, Armand van Assche en Lieven Rens. Secretaris-organisator is Willy Tibergien. Deurne Het Studiecentrum voor Vlaamse Jeugd en Kinderboek (leid. Frans Schittecat, E. de Waellaan 1/10) bereidt een geschiedenis van het Vlaamse Jeugdboek en de illustratie ervan. Nuttige gegevens worden graag op dit adres ingewacht. Het zelfde geldt voor de documentatiebibliotheek van het Centrum, dat alle Vlaamse jeugdboeken verzamelt. Diksmuide Als medewerkende kunstenaars van de 50e IJzerbedevaart vernoemen we Johan van Mechelen (teksten), Herman Slagmulder, Chris Boni, Fernand van Durme (dirigent), Oskar van Malder, Jos d'Hollander, Kris Yserbijt, Herman Coessens, Jef Demedts, Piet Velghe, Anton van Wilderode en Remi van Duyn. Dilbeek Het tds. ‘'t Kofschip’ bereidt een bundel ‘Brusselse Poëzie’. Dichters uit Brussel die willen meewerken mochten vijf gedichten opsturen, met een korte biografische nota en een pasfoto, naar Yvo Peeters, Thomasstraat 49, 1090 Brussel tot 15 augustus. We hopen dat laatkomers genade vinden. Raoul M. de Puydt en Frans Cornelis traden toe tot de redactie en raad van beheer van 't Kofschip. Dworp Het 25ste Weekend van Dietsche Warande en Belfort had plaats in het KAJ-domein, 25 en 26 juni. De avondzitting was gewijd aan ‘Romantiek en Realisme in de hedendaagse Nederlandse poëzie’, met Prof. Dr. M.J.G. de Jong en Dr. H. Brems. 's Anderendaags was er nabespreking met gelegenheid tot vragen stellen. Ekeren Het Kunstcentrum Hof de Bist (Veltwijcklaan 252) viert zijn eerste lustrum. Dit werd de gelegenheid voor een retrospectieve wijlen Vic Heyman. Vele kunstenaars zijn het centrum dankbaar voor de uitstekende promotie, die zij er ontvingen. De artistieke werkgroep bestaat uit de critici M. van Jole en Roger Geerts, schepen van cultuur Bruno Peeters en secretaris P. Philips; de v.z.w. werd opgericht in de schoot van het gemeentebestuur. Reeds 75 kunstenaars kregen een individuele tentoonstelling. Geneve Een rapport van de ILO (Intern. Labour Organisation) wijst met cijfers uit dat de kunstenaars meer dan andere beroepen te lijden hebben van werkloosheid en onderbetaling tengevolge van de economische toestand in de wereld. De acteurs, de schilders en de schrijvers zijn er het ergst aan toe. Gent Voor het Festival van Vlaanderen heeft o.m. op 24 september in Sint-Pietersabdij en kerk Europa Ludens plaats m.m.v. volgende ensembles en solisten: Kerk: Music Group of London, Belgisch Jeugdorkest, Monteverdi Choir & Orchestra. Abdij: Yves Storms, Hnita-Kwartet, Reinbert de Leeuw, Vlaams Kamerensemble, Figurentheater Triangel, Marc Herouet's Ragtime Cats, Monteverdi Choir, Michel Portal Unit, Dansgroep An Slootmaekers, Kees Boeke en Walter Van Hauwe, Gentse Oratoriumvereniging, Ossian, Amarillys. Binnenplaats: Mélusine, Dave Swarbrick en Martin Carthy, Fiedel Michel, Philippe Catherine, Nuova Compagnia di Canto Popolare. Voor het volledig programma: Stedelijke Toeristische dienst. Het Frans Masereel Fonds (Raverschootstraat 4) start in het najaar met een poëziereeks. Minimum 4 publikaties: 2 ter beschikking van debutanten; 1 voor een nederlandstalige dichter ‘met naam’; 1 voor de nederlandse vertaling van een dichter uit het buitenland. Hedendaagse Mariale Kunst, tentoonstelling georganiseerd door Scheppende Handen, met werken van R. Baert, F. Ballet, A. Boute, M. Brams, J. Claerhout, G. de Bruycker, H. Vanervemen, P. de Bruyne, M. de Coster, M. Deprez, R. de Saegher, A. Diez, J. Dix, K. Dupon, M. Faingnaert, A. Franco-Linsmeau, Atelier Grossé, M.-R. Morlion, J. Ovijn-Decoene, A. Pauwels, A. Poels, Atelier Slabbinck, Y. Smet, J. Spillier, V. Stuyver, A. van Belleghem, E. van den Driessche, V. van der Wulst, W. Vandierendonck, G. Vandromme, A. Vanhoutte, L. van Overloop, R. van Schil, L. Vermeulen, M. Vernimme, Vovaneska, St. Vyncke, J. Wauters, M. Witdouck. In de krypte van Sint-Baafskathedraal tot eind september, samen met het Zwitsers Marialeven van Servaes. Galerij Sienjaal exposeerde tot 19 juni Etsen o.m. van Michel Bracke, René de Coninck, Roland de Volder, Hugo de Clercq, Roger Raveel, Victor Stuyvaert, Paul van Gijsegem. Werken van het Academiejaar 76-77 van het Hoger Instituut St.-Lucas werden er tentoongesteld tot 28 juni. De Universiteitsbibliotheek (conserv. Dr. Albert Derolez) richtte een tentoonstelling in rond het beroemde handschrift Liber Floridus, encyclopedie uit de 12e eeuw van onschatbare waarde met merkwaardige miniaturen, uit de vroegste periode van de vlaamse schilderkunst. Hedendaagse Keramiek en Wandtapijten in België in St.-Pietersabdij tot 16-8. Mooi werk o.a. van Joost Maréchal, José Vermeersch, Achiel Pauwels, Georges Blom, Denise Cromheecke, Ludo Thys e.a. Geraardsbergen † Letterkundige Dr Arthur Broeckaert (o23-2-1894) overleed op 13 juni en was een bekend geneesheer en een groot Vlaming. Hij publiceerde veel o.a. de roman Roomdale's Jongelieden en Jan Palfijn (Barbierprijs van de Academie). Hij was ook een mecenas en een vriend van vele kunstenaars o.a. zijn patiënt Gust de Smet, waarover hij in ons blad schreef. Onze christelijke deelneming. Hasselt Een tentoonstelling Raveel of Mara illustreerde de presentatie van de nieuwe reeks uitgaven van CIAP (Ver. voor Culturele Informatie en Act. Prentenkabinet in Limburg) in de Bank Brussel-Lambert (tot 24-6). Lidmaatschap: 300 fr. op BR. 335-0027108-91. Poolse Restauratrices werken aan muurschilderingen in het abdishuis van abdij Herckenrode in opdracht van de Dienst Kunstpatrimonium van Limburg (dir. G. de Dijn). ‘Art nouveau - Jugendstil - Modern Style’, didactische tentoonstelling van 5 tot 30 oktober in het Cultureel Centrum, ingericht door het Goethe Institut. Jean Paul Coenen werd aangesteld tot hoofd van de Provinciale Cultuurdienst in opvolging van wijlen Albert Dusar. Hoevenen Beeldende Kunst was een groepstentoonstelling ingericht door het Davidsfonds tot 30 mei met werken van de beeldhouwers: Ward Blankers, Gerard Hulstaert, Pierre Opsommer, de glazenier: Ben Van den Bossche, de grafici: Antoon Vermeylen en Frank-Ivo Van Damme, de kunstschilders: Jos Van Houdt, Edgard Van der Herten, Joop Mijsbergen, Frans Luychx, Luc De Bakker. Ieper De Aanwinsten van het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst werden gepresenteerd vanaf 18 mei tot 18 juni in de Lakenhalle. Vijftig W.O. I-werken uit het War Museum London worden vertoond in de Lakehalle n.a.v. de 60o verjaring van de derde Slag van Ieper. Tot 30 september. Ingooigem Begin mei werd een koffer zeer kostbare brieven en dokumenten uit het Lijsternest geschonken aan de Stad Antwerpen (AMVC) ter onvoorziene aanvulling van de voordien reeds afgestane Streuvelsdokumenten. De provincie voorziet 6 miljoen voor het Lijsternest (met staatshulp). Izenberge (Alveringem) Een nieuw Openluchtmuseum ‘Bachten de Kupe’ wordt op 1 oktober ingewijd. Men wordt lid van het Ere-comitee door storting van 1.500 fr. op prk. 000.0428576.30 L. Vanheule, 8190 Izenberge-Alveringem. Een initiatief van de gelijknamige heemkring n.a.v. zijn twintigjarig bestaan. Knokke-Heist Monumenten in de keramiek. België '77 in Ontmoetingscentrum Scharpoord in juli-oogst. Kortrijk Tentoonstelling ‘Aanwinsten van de Musea Kortrijk 1966-1976’ in het Stedelijk Museum n.a.v. het jaar van de Musea: hoofdzakelijk schilderkunst en beeldhouwkunst; ook edelsmeedkunst, keramiek, damast en Gallo-Romeins. Tot 10 oktober 1977 vrij toegankelijk uitgezonderd op woensdag en vrijdag. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} Latem De tentoonstelling Landschappen, georganiseerd door de Latemse Galerij en ingeleid door Jan d'Haese, bracht werk van o.a. Felix de Boeck, Jos Hendriokx, Emiel De Cauter, Prosper de Mulder, Roger de Smet, Leo Gestel, Achiel Lammont, Eric Matthijs, Renaat Saey, Gust Smet, Harold van de Perre, Petrus van Mol. De Latemse Galerij hield tot 15 augustus de tentoonstelling ‘Figuren’ met werk van o.a. Robert Aerens, Mich. Bracke, Livia Canestraro, Ant. Catrie, Jos Hendrickx, Pol Mara, J. Smits, E. Tytgat, J. Veerdegem, Luc Verstraete. Leuven † Literatuurhistoricus en dichter Stefaan G. Axters (oBrugge 15 okt. 1901) werd op 6 juli ten grave gedragen. De geleerde Dominikaan verzorgde tekstuitgaven van Thomas van Aquino, Katherina van Siena, Jan van Leeuwen en andere nederlandstalige mystieken (‘Mystiek brevier’). Hij schreef o.m. een vierdelige ‘Geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden’. Hij was lid der Vlaamse Academie. Aan confraters en familieleden onze christelijke deelneming. Bij de eerste Lustrumviering van de ‘Vrienden van het Museum’ werd het boek Het Brabants Beeldsnijcentrum Leuven van Conservator Jan Crab gepresenteerd door Bernard Kemp. Dr J. Dauwe hield de lustrumrede. Conservator Crab ontdekte niet minder dan 363 beeldsnijders en steenhouwers uit het Leuvense (24 × 21 cm; 360 blz., 203 illustraties, 850 fr., Rk. ASLK 001.0184442.24 Vrienden Museum Leuven). Loker-Heuvelland † Letterkundige en kunstschilder Rafaël Debevere (oArendonk 22-8-1887) overleed op 18 juni. Als priester van het bisdom Brugge werkte hij o.m. te Gistel, Poperinge, Dudzele en Loker. Hij tekende, schilderde, ontwierp brandvensters, restaureerde, schreef gedichten, toneel voor de jeugd, losse artikelen, vooral vanaf 1963 in verband met Zuid-Vlaanderen. Aan zijn familie onze christelijke deelneming. Lokeren Met het oog op een tentoonstelling zoekt de VVV-Lokeren (Groenmarkt 27) biografische gegevens en bezitters van werken van Jozef Schakewits (o1848 Meise, verbleef te Oudenburg tot 1885 en te Lokeren tot 1904, overleed te Strombeek-Bever 1913). Maaseik De eerste eindejaarstentoonstelling der Akademie had plaats met opendeurdagen begin juni (dir. Erik Martens). Maastricht Frank van Erven (Houterstraat 43, B - 3762 Gellik-Lanaken), acteur van het Publiekstheater te Amsterdam en sinds kort regisseur van het (nieuwe) Beroepstoneel Limburg te Maastricht, wil graag contact opnemen met toneelauteurs uit Noord en Zuid in het bijzonder beide Limburgen, die in het dialect schrijven uitgezonderd. De bedoeling is voor het komende seizoen in onderling overleg tot een gevarieerd speelprogramma te komen. Mechelen N.a.v. de 150e verjaardag van Beethovens overlijden brengt het Festival van Vlaanderen 6 Beethovenconcerten (9, 15, 19, 22, 28 sept.; 6 okt.) met o.m. de 9e Symfonie door het Orchestre Symphonique de Lille en de Cantores van Brugge o.l.v. Aimé De Haene. Verder is er o.m. een reeks Beiaardconcerten en een Orgelrecital Flor Peeters in St.-Rombouts (30-9). Het Zomersalon van Galerij Nova bevat werken uit belangrijke kollekties van H. De Vries, T.L. Blickx, R. Massa, G. Van Steenwegen, G. Laenen, J. De Bie, K. Heeremans, P. Van Mol, G. De Pauw e.a. Tot 13 sept. Meulebeke Kunstkring Kutena (voorz. Jos Vancraeynest) houdt op 18 september zijn vierde Kunstfoor in het Gemeentepark. Inschrijvingen t.n.v. Milo van Severen, Bertje Santensweg 5 (tel. 051/48.90.04). Mol Het zilveren jubileum van de St.-Pietersbeiaard werd gevierd door een extrareeks Zomeravondconcerten, ingericht en gehouden door stadsbeiaardier Frans Vos, voorzitter van de Gilde der Belgische beiaardiers, bijgestaan door andere gereputeerde beiaardiers uit den lande. Ook de abdijbeiaard van Postel werd hierbij betrokken. Nieuwpoort ‘Fotografie in West-Vlaanderen 1977’, selectie voor de provinciale prijskamp, wordt tentoongesteld in de Vismijn door de provinciale cultuurdienst. Tot aandenken van de stichter van het nieuw museum voor geschiedenis kreeg het de naam K.R. Berquinmuseum. Het bevat ook werken van plaatselijke kunstenaars. Nukerke Het ‘Vlaamse Ardennen Schilders Atelier’ (VASA), gevestigd in het domein Visvijvers, Ter Beke, 1, 9681 Nukerke (tel.: 055/21.46.17) organiseerde een schilderscursus van 11 tot 27 augustus. Rigobert Haeck en Marc De Coninck begeleidden er de liefhebbers. Oostende Het Museum voor Religieuze Kunst exposeerde in juli en augustus het werk van Oscar Colbrandt en van Jos Hendrickx. Behalve een uitvoerig concertenprogramma bracht het Kursaal ook gedurende het toeristisch seizoen de tentoonstellingen Georges Mathieu en Jef Willaert (Montrosezaal). Zeven Kunstenaars uit Sint Truiden kregen een uitwisselingstentoonstelling in het Feestpaleis: Raoul Chanet, Ri Coëme, Georges Francis, Jean Goessens, Paul Leemans, J. Nicolaï. Rupelmonde Reinaert de Vos kreeg een museum op het Mercatoreiland. De organisatie berust bij VZW Mercatoria, onder voorzitterschap van conservator Bert Peleman. De ‘Reinaert-raad’, die in 1963 werd opgericht, heeft er ‘De Orde van de Vossenstaart’ uitgereikt aan kunstenaars en ‘vossenjagers’ Frans Mertens, Jef Contrijn, de Spaanse kunstschilder-dichter José Olmos, Wilfried van den Broeck en Maurice Nonneman. Schilde Marc Bruylants, Marc Bruynseraede, Jean-Marie Legrand en Wim Nimmegeers treden aan met Deus ex machina, nieuw driemaandelijks bezield artistiek kreatief tijdschrift’, losbladig, in een plastic omslag met klemrug; niet alleen teksten maar ook oorspronkelijke litho's. Inlichtingen en inzendingen: Groene Laan 53, 2230 Schilde. Turnhout Een poëziemanifestatie werd op 25-6 georganiseerd door het D.F. in de Warande, met voordrachten, open podium en poëzieverkoopstandjes. Vichte De vzw Vehta organiseerde tot 21 juli de tentoonstelling Gewijde Thematiek in de oude kerk met 17e-eeuwse religieuze werken o.a. Jan Brueghel II en Pieter Van Avont, de ‘Helse Breughel’, schilderijen uit de omgeving van Pieter Coecke en G. De Crayer, R. De Liemaecker, ikonen en boedha's. Uit onze tijd werken van A. Blomme, R. Brat, D. Bloes, A. Bulthé, J.M. Butaye, J. Claerhout, W. Colleman, M.L. Cools, F. De Boeck, E. Demane, R. De Saegher, R. Devolder, A. Diez, G. Holmens, G. Jonckheere, J.P. Maes, J. Muls, M. Notebaert, L. Van Calbergh, B. Van de Weyer, J. Vegter, Yambo. Wenen Het Studiecentrum Vlaams Jeugd- en Kinderboek (leid. Frans Schittecat, E. de Waellaan 1-10, Deurne) organiseert in 1978 m.m.v. het Oostenrijkse Intern. Instit. voor Jeugdliteratuur een tentoonstelling van Belgische Jeugdboeken in het Paedag. Instituut te Wenen. Onder de bescherming van de Belgische Ambassade. Zele Vrouwen in Vlaanderen schrijven nu is een bundel verhalen van 22 romanschrijvers (DAP Reynaertuitgaven) o.m. Ria Aerts, Bertien Buyl, Alice Cant, Anne Dellart, Monda de Munck, Janine de Rop, Jet Falter, Rose Gronon, Maria Jacques, Jet Jorssen, Maria Messens, Lia Timmermans, Irina van Goeree, Daisy ver Boven, Maria Vlamynck (495 fr.). Het boek werd gepresenteerd door Maria Jacques en minister Rika de Backer hield een gelegenheidstoespraak in het IPC te Brussel op 22-6. Zulte In memoriam Georges Leroy werd in zaal Rembrandt een Boekenbeurs gehouden van 25 tot 28 juni, die ingeleid werd door letterkundige Luc Verbeke. {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} Bibliotheek nieuw werk van en over leden JOOS FLORQUIN, Ten Huize van... 13, Davidsfonds Keurreeks nr. 137, Leuven, 1977; 330 blz., 20 illustr. - De reeks ‘Ten huize van...’, die twintig jaar geleden door Prof. Dr Florquin bij de BRT werd ingezet, is ongetwijfeld voor onze hedendaagse cultuurgeschiedenis van onvergelijkelijke betekenis. De interviews van de nieuw verschenen reeks kwamen van 1958 tot 1973 op het scherm, wat meteen een inzicht biedt over de evolutie, die de interviews hebben gekend. Aan de beurt zijn: de nederlandse actrice Georgette Hagedoorn (weduwe van Ben Rooyaards en Martinus Nijhoff), de cineast Bert Haanstra, de tekenverhaler Willy Vandersteen, de dichter-essayist Paul de Vree, de classicus en Erasmuskenner Alois Gerlo, de musicoloog Denijs Dille, de theoloog Edward Schillebeeckx, de musicus Lode de Vocht. Een zeer gevarieerde serie dus, zowel ideologisch als artistiek, maar des te belangwekkender. MIEL KERSTEN, Tien maal Jan Schepens, Brugge, 1977. - De voorzitter van de Kath. Ovl. Schrijvers schreef van 1969 tot '75 tien artikels over zijn vriend, de te Brugge wonende Gentse letterkundige Jan Schepens, die nu gebundeld werden als hulde voor Miel Kersten bij zijn 80ste verjaardag. RENE VERBEECK, Het meisje van Rochehaut, Orion 1977. - Deze bundel komt niet voor in ‘Verzamelde Gedichten’ (1974). Met een sensueel-menselijk beheerste taal komt de lezer in warme taallagen van voorbij liefdesgeluk dat zacht nagloeit. Lijden soms en het besef dat de tijd zijn werk doet in ons lichamelijk gevoel. De beeldverwerking blijft vitalistisch en is niet gezocht, althans voor wie na de Vijftigers is blijven verder lezen: bv. ‘een geur van jonge lijven / die de neusgaten van de bomen / trillen deed.’ (jdp) RIK JACOBS, Onvoltooid gesprek, eigen beheer (Fruithoflaan 110/49 te 2600 Berchem). - Deze uitgave is niet in de handel. Het betreft meestal eerder lange gedichten. Ze getuigen van een persoonlijk geloof, ervaren onbegrip, huwelijksgeluk. Er zijn gedichten als ‘Na de uitvaart’ (voor Mark Liebrecht) en ‘Naaktstudie’ waar het denken de overhand krijgt op het gevoel. Rik Jacobs reageert blijkbaar gemakkelijk in de onmiddellijke greep van de gebeurtenissen. Dit bewijzen de opdrachten of notities bij heel wat andere gedichten. In dit opzicht volgt hij niet het spoor van wat we sinds Brémond poésie pure noemen. (jdp) STAF WEYTS, Bij Valavond, eigen beheer (Bisschopsdreef 25 te 8310 Brugge) - Meer bekend om zijn romans en jeugdboeken, biedt hij nu een mooi verzorgde bundel met illustraties van Gerard Thijs. Ook deze gedichten ademen iets teers, iets weemoedigs uit. Het nadenken over wat voorbij is, verlaat hier nooit de zachte oevers van het gevoel en het concrete beeld dat de natuur en het gewone leven overvloedig biedt. Een voorbeeld zegt wellicht meer dan een parafrase, een goed gedicht dan: Bekentenis Ik wil mij schuldig noemen en u vergeving vragen, omdat ik soms de rozen naar anderen heb gedragen, en u, met veel verdriet, midden de barre bloemen des winters, gevrozen op de ruiten, achterliet. Naar mijn gevoel zal deze gemakkelijk leesbare bundel heel wat lezers van bekentenislyriek erg aanspreken. (jdp) MAX LE ROY, Morgenvrouw, eigen beheer (Fletersdel 12, 3600 Genk) - Deze gedichten spreken over de dramatische spanning die gaat van onrustige passie, angst, eenzaamheid naar de vrede, het licht en de rust die de vrouw kan bieden. De beeldspraak is romantisch en bedacht op tegenstellingen, maar eerder conventioneel dan het gevolg van originele opmerkingsgave. (jdp) JOHAN BOVIJN, Langs een stengel van de zon, eigen uitgave (W. Bovijn Rijselsestr. 41, 8200 Brugge PR 380-0130917-38, 120 fr.) - Deze jonge dichter (oKaprijke 1948) debuteert met verzen waaruit een blij, krachtig levensgevoel spreekt dat zich uit in verstaanbare, maar scherpe, gezochte beelden: de zon loopt op krukken door de beukendreef // de nacht vlucht als een bejaarde kangoeroe en uit haar buik glijdt bloedend de zon. Dit uitzinnig zingen zal geleidelijk de greep op een uitgebreider thematiek wel vinden. Als debuut niet zonder belofte. (jdp) MARIA SESSELLE, Wandelen met Maria, Open Kring (Blekerijstr. 43 9000 Gent, 150 fr.) - Rust en levensgenieting, grenzeloos eenvoudig zijn is het geluk van deze dichteres. Een geluk dat we met volgend citaat weergeven omdat de lezer hier het motief van schuiven en glijden naar een grotere en ruimere wereld kan aanvoelen: En wij één met de vogels en mekaar en elk gebaar wordt overbodigheid 'k raak het waarom der dingen kwijt voel mij de kleinste nietigheid glijd weg in de voltooide tijd... Liefde kent ook het klein verdriet, maar de hoofdtoon blijft de wil tot gelukkig zijn. Het verdriet wordt geassocieerd met denken, geluk met tijdeloos dromen. Deze romantische gevoelspoëzie is duidelijk en weinig suggestief. (jdp) JULIEN VAN REMOORTERE, GASTON VAN CAMP, Lannoo's zomerboek, Lannoo, Tielt-Amsterdam, 192 blz. - In de reeks ‘Dit nieuw seizoen’ verscheen als eerste deel dit prachtig uitgegeven jeugboek, gekartoneerd en degelijk geïllustreerd door Dani Dacquin. Het bevat interessante bijdragen van Karel Balbaert, Wina Born, Emmanuel Coomans, Fernand Dacquin, Paul de Bont, Gaston Durnez, Eigentijdse Jeugd, Gertie Evenhuis, G. Guns, Marjolein Heijermans, Kris Lambert, Eugeen Lettany, Gwij Mandelinck, Patrick Meurrens, Alfons Meuwis, Hartwig Oosthoek, Lea Schrijvers, Wim J. Simons, René Swartenbroekx, Lia Timmermans, Chriet Titulaer, Yolande van de Maele, Ninon Vis, Christian-A. Wauters en Liva Willems. Een dergelijk doe-, weet- en leerboek wordt voor elk jaargetijde in het vooruitzicht gesteld. Het lente-, herfst- en winterboek zijn reeds in voorbereiding. Knap werk van samenstellers Julien Van Remoortere en Gaston Van Camp, die zorgden voor ruime verscheidenheid en variatie, zodat het boek tot het laatste artikel toe blijft boeien. (A.d.L.) GIE LAENEN: Paultje, ze gaan weer vechten, Juniorboeken 10-14 j., Lannoo, Tielt. - De geschiedenis van een uitroeiingskamp, boeiend en in directe taal geschreven. Het is een verhaal met dubbele bodem, spelend enerzijds in de oorlogsjaren en anderzijds in onze huidige tijd. Misschien wel wat moeilijk dat overstappen naar het andere en zeker qua inhoud nogal hard voor de jonge lezertjes. Het houdt een morele les in: we moeten de oorlog en alle geweld onmogelijk maken, beginnen we maar bij onszelf. Dit vlot geschreven verhaal hebben wij graag gelezen. (A.d.L.) JULIEN VAN REMOORTERE: Met de auto aan en over de Belgische Grens, Lannoo, Tielt-Amsterdam. - Een zeer nuttige gids voor de autotoerist die er eens op uit wil trekken, maar dan niet al te ver. Hij krijgt de keus tussen 12 nauwkeurig beschreven reisroutes, hetzij doorheen Zeeland, Noord-Brabant, Nederlands Limburg, Voerstreek en Land van Herve, Belgische en Duitse Hoogveen, Eifel, Duitse Moezel, Franse Ardennen, Zuid-Henegouwen, Frans Vlaanderen, Franse noordkust of Zuid-oost Engeland. Ingelegde kaartjes met legende verhelderen aanmerkelijk het opzet. Werden verwerkt in de routes: kunsthistorische gegevens, restaurants en hotels op de reisweg, adressen en telefoonnummers van belangrijke VVV's, wenken voor de heen- en de terugreis. Uiterst geschikt voor week-ends en ook voor langere vakanties, mits samenvoeging van een paar reisroutes. 82 foto's van allerlei bezienswaardigheden verluchten op passende wijze het werk. Een register met meer dan 400 plaatsnamen vergemakkelijkt het gebruik. (A.d.L.) ANTON BERGMANN, Ernest Staas, reeks Moderne Nederlandse auteurs, De Sikkel, Kapellen. - Een herdruk van een reeks verhalen van Anton Bergman ten behoeve van het middelbaar onderwijs en voorzien van een woordenlijst voor Frans sprekende leerlingen. Tekstbezorging, vragen en opdrachten, correctiemo- {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} dellen en werkbladen door ons lid Roger Vanbrabant zijn bijzonder geschikt en doelmatig. (A.d.L.) WILS, L., Honderd jaar Vlaamse Beweging, 1. Geschiedenis van het Davidsfonds tot 1914, Leuven (Davidsfonds), 1977. - Met zijn ‘Geschiedenis van het Davidsfonds’ brengt professor Lode Wils heel wat duidelijkheid omtrent het aandeel van het katholieke volksdeel in de Vlaamse beweging. Dank zij jarenlange opzoekingen en studies ter zake kwam hij tot een aantal nieuwe bevindingen die hij in dit boek als een syntese samen brengt. Voor de lezer lijkt mij dan ook een kennis van het algemeen kader gewenst om professor Wils in zijn betoog te volgen. In de rij van historici die de problematiek van de Vlaamse beweging in de voorgaande eeuw tot 1914, bij het grote publiek brengt neemt Wils stelling tegenover de liberale zienswijze van Paul Fredericq en A. Willemsen. Wils beklemtoont dat het katholieke volksdeel in Vlaanderen de leidende motor was van de toenmalige Vlaamse beweging. Het basisbeginsel van dit katholiek optreden lag besloten in de overtuiging dat de volkstaal de beste garantie bood tot het behoud van de volksaard in Vlaanderen. Voor een aantal intellectuelen was dit een al te enge zienswijze, die hen dan ook de richting uitdreef van het liberalisme, toch was de liberale partij eerder anti-Vlaams gezind, tot de vrijmetselarij in 1874-75 belangstelling kreeg voor het Vlaamse vraagstuk. Een militant laïcistische geest doordrong dan de kringen van het Willemsfonds, wat de katholieken tot grotere inzet prikkelde. Precies in deze periode van duidelijke tegenstelling stimuleerden de bisschoppen het Leuvens studiegenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’ tot een grotere inzet voor de katholieke zaak. Hoofdzakelijk in dit Leuvense midden komt het op 15 januari 1875 tot de stichting van het Davidsfonds. Meer dan het verdienstelijk werk ter verspreiding van de belleterie nam het Davidsfonds de eerste plaats in bij de strijd ter vernederlandsing van het openbaar leven. Stelselmatig onderzoekt Wils de strijd om de taalwetten van 1873 naar 1883. De initiatieven gingen uit van de katholieke volksvertegenwoordiging en het Davidsfonds ondersteunde deze voorstellen telkens in hun meest radicale vorm. In de sociaal bewogen tijd van 1890 naar 1904 deinde de invloed van de beweging wel even weg, of verstarde althans met de geleerde Pieter Willems als voorzitter en de ouder wordende sekretaris de Potter. Spoedig werd tegen het tij opgetornd, soms onder nieuwe samenwerking met de liberalen, op één uitzondering na zonder begrip vanuit het sterker wordende socialistische kamp. Het Davidsfonds had kritiek op de verdere taalwetgeving en vooral met de nieuwe wet op het middelbaar onderwijs oefende het tussen 1901 en 1909 een uitputtingsoorlog tegen de ‘Instructions’ van het episkopaat. Het episkopaat bukt in 1910 voor de Vlaamse beweging. Het is boeiend deze leidraad met de auteur mede te ontwarren uit het uitgebreide bronnenmateriaal. Toch rijst bij de lezer herhaaldelijk de vraag of de historicus Wils op zijn beurt het beeld niet enigszins vertekent. Hij besluit dat de verdiensten van het Davidsfons en van het katholieke volksdeel hoofdzakelijk lagen op het flamingantisch vlak, deze van het Willemsfonds vooral op het kulturele vlak. Deze stellingname kan zo maar niet onmiddellijk bijgetreden worden. Het blijft nodig het boek, dat alleszins een belangrijke geschiedkundige bijdrage is voor onze kennis van de Vlaamse beweging, persoonlijk in te zien. (jm) ROGER SERRAS: Pierrot in gekauwd papier. Gedichten 1976. Stencil-uitgave. Copyright Roger Serras, Kunststraat 115, 9110 Sint-Amandsberg. - Serras schrijft een sterk geëngageerde poëzie die het vuur van de aanklacht bezit maar dikwijls de poëtische verbeelding mist. Door een tekort aan visuele voorstellingen en door een geringe taalgeladenheid, worden deze gedichten voor de lezer slechts kortstondig bewoonbaar. Al overtuigt zijn weerzin tegen misstanden in deze wereld, zijn poëzie heeft deze weerzin niet voldoende in woorden weten te weerhouden. Deze bundel is een aanloop tot poëzie: de sprong verwachten wij in een een volgende bundel. (A.v. Assche) RENE TURKRY, Romain De Saegher zeventig. - In Sint-Amands is De Saeghers leven weelderig gaan bloeien. Na het afsterven van zijn tweelingzuster begon hij evangelische motieven te schilderen. Geen motief heeft deze autodidakt in zijn navrante werken met hart en overgave verwerkt als de kruisiging Christi. Het schijnt alles in een roes tot leven te zijn gekomen, zo spontaan verloopt het. Zijn kunst is doortrokken van religiositeit, enz. Wat Turkry reeds vóór een vijftal jaren in een kort artikel resumeerde, werkt hij in deze ruime studie over persoon en werk uit. De religieuse impuls geeft bij hem steeds aanloop tot de artistieke naad. Zo schreef hij nog in '72: ‘Elke centimeter van zijn werk is bezield. Zijn werkwijze berust op een blindelings vertrouwen in zijn scheppende intuïtie. Zijn werk maakt de indruk zich te situeren tussen smart en verheerlijking, tussen hevigheid en sensibiliteit’. Zo schrijft hij heden in 'n prachtig geïllustreerde en 'n fijn verwoorde brochure over De Saegher: ‘Zijn koloriet is de neerslag van zijn onderbewustzijn. In de kruiswegtaferelen brengt hij het mysterie van leven, dood en opstanding in een verbijsterende picturale taal dichter tot de toeschouwer’. Wat van dit alles het heilig geheim is raadt de gelovige lezer al lang. En de schrijver verzwijgt het evenmin. Volgens hem werkt de schilder louter met het hart en met 'n waarachtig gelouterde godsdienstzin. Zijn werken zijn dan ook diep doorleefde religieuze belijdenissen. Turkry spreekt zelfs van visioenen. ‘Hij visualiseert bezielende momenten uit de heilsgeschiedenis’, besluit de schrijver. Iedereen begrijpt dat hieruit méér dan menselijke bewondering spreekt. (J.v.R.) RIK DE GHEIN & CLEM DE RIDDER: Een halve eeuw Vlaams Idealisme (De IJzerbedevaarten in de archieven van De Standaard en haar lezers) uitgegeven door Lannoo Tielt/Amsterdam - IJzerbedevaartcomitee/Diksmuide Vlaamse Toeristenbond-Antwerpen. - Dit rijk geïllustreerde boek is een waardevol document en een kijk-boek dat met zijn ontelbare foto's een visueel verslag brengt van alle Bedevaarten naar de IJzer. Het begint met de eerste samenkomsten van een kleine schare oud frontsoldaten bij het graf van Joe English en het eindigt op beelden van de massale bedevaart van 1976. De samenkomst van 1977 die voor de vijftigste maal de Vlamingen als volk verzamelde rond het ere-graf van de Vlaamse frontsoldaten van 14-18 was voorzeker een goede en passende gelegenheid om zulk gedenkboek uit te geven. Het strekt de initiatiefnemers tot eer dat zij dit gedaan hebben met piëteitvolle zorg en liefde voor het ideaal en het offer van onze gevallenen. Welk een beweging, beroering soms, wekroep uiteindelijk, dit ideaal betekent spreekt u uit elke bladzijde toe. Het ‘A.V.V.-V.V.K.’ en het ‘Nooit meer oorlog’ is op menige foto aanwezig, die men zowel als getrouwe strijdbare bedevaarder, als eenvoudige gelegenheidsdeelnemer of als geïnteresseerde sympathisant, met ontroering bekijkt. De documenten werden verzameld uit de archieven van het dagblad ‘De Standaard’, uit haar krantenverslagen, uit het archief van het IJzerbedevaartcomitee zelf en uit tal van persoonlijke foto-verzamelingen. Het werd een uitgebreide indrukwekkende reportage met passende verduidelijkende kommentaar van Clem De Ridder en ontroerende poëtische teksten van Anton Van Wilderode en Albe. Dit boek is een getuigenis, het hoort in de bibliotheek van elk rechtgeaard Vlaming die er zowel de samenstellers als de uitgevers dankbaar moet om zijn. Met Manu Ruys, in de verantwoording, wensen wij dat het ‘geen overzicht van een afgesloten periode, maar een gids voor de toekomst’ wordt. Rik Jacobs JOSE DE POORTERE, Ik dood niet meer. Orion, Brugge, 1977, 92 blz., gen. 175 fr. - José De Poortere moet wel aangegrepen geweest zijn door de Joodse auteur Kafka: hij debuteerde met gedichten over hem; in zijn romans laat hij het Jodendom niet los; zijn verhaalstijl is typisch een Kafka-stijl, een nauwgezet en versoberd kleinrealisme dat daarom niet minder diep graaft en ver reikt. Ook de roman is kleinrealistisch en wil ver reiken. De verhoudingen, te Antwerpen, tussen een Joods schrijver (Jean Bloom), een priester-schilder (Achiel Leus), een beeldhouwer (Patrick De Loze) van wie de vader het hechteniskamp te Lokeren had gekend. Het verloop bestaat uit kleine voorvallen die ineens tragisch uitschieten. Langs alle kanten dringt de menselijke wreedheid binnen, de ‘cirkel van het geweld’ die steeds onverzettelijk sluit; het menselijk leed daarachter, het protest, de verscheurde onmacht die alleen nog weet te belijden. Bewust en beslist schrijft José De Poortere oorspronkelijk werk, waarvan de envergure er in bestaat envergure te willen missen. Er komt zeer veel open in hem. Heeft hij zichzelf al tenvolle gevonden, en is dit zijn definitieve boodschap? Vooralsnog weten we niets af van zijn eventuele verdere ontwikkeling. Em. Janssen {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} boeken over kunst ANDRE DEGUER, Ikonen, Berghaus Verlag, Ramerding, 1976; 100 blz., 73 kleur- en talrijke zwart-wit reproducties, 34,5 × 24 cm., gebonden, met stofomslag. - Dit mooie boek bestaat eveneens hoofdzakelijk uit prachtige platen, voorafgegaan door een beknopte maar vakkundige inleiding tot de mysterieuze wereld der ikonen. De in het mooie kleuralbum opgenomen kunstwerken stammen uit de Sowjet-Unie vooral; daarnaast veel Griekse en enkele Roemeense, Tsjechoslovaakse, Kleinaziatische en Joegoslavische ikonen. Daarom zal men het boek als een waardevolle aanvulling bij Widders werk kunnen beschouwen. Interessant zijn ook de zwart-wit tekeningen, die alle ontleend zijn aan oude Oost-Europese schildershandboeken en werken over de ikonen. KONRAD PFAFF, Kunst für die Zukunft. Eine soziologische Untersuchung der Produktiv- und Emanzipationskraft Kunst, Dumont Aktuell, 1972; 140 blz., 16,80 DM. - De in Roemenië geboren auteur (1922) doceert sociologie en pedagogie in de Pädagogische Hochschule te Dordmund. Hij is een socioloog-pedagoog, die de invloed van de kunst op zijn terrein bestudeert (wat niet mag verward worden met een aan sociologitis lijdend kunstcriticus of -historicus). In dit boek onderzoekt hij wat de functie van de kunst kan zijn voor de opbouw van een toekomstige vrije en humane maatschappij. Daarmede zet hij zich af zowel tegen degenen die de kunst op het apolitieke vlak van de zuivere estetica willen houden, als tegen degenen die aan anti-kunst willen doen, d.w.z. aan agitatie-actie-revolte en dies meer. Dat brengt hem ertoe dingen te behandelen als: ‘Wat is kunst en wat is schoonheid?’ - ‘Wat is kunstpolitiek?’ - ‘Kunst in de dynamische maatschappij van nu’ - ‘Kunst als consumptieartikel’ - ‘Kunstalfabetisme’ - ‘Voorbeelden van geslaagde milieuvormende estetische informatie’ enz. Over vele onderwerpen weet hij heel wat zinnigs te vertellen. ERNST-OTTO ERHARD, Pop, Kitsch, Concept-Art. Aufsätze zur gegenwartigen Situation der Kunst, Otto Maier Verlag, Ravensburg 1974; 92 blz. - Dit boek brengt een viertal opstellen van een Beierse gymnasiumleraar, die met zich zelf in het reine wenste te komen over belangrijke tendenzen van de actuele kunst, ten einde bij te kunnen dragen tot de esthetische opvoeding van de jongeren. Uiteindelijk spitsen de vragen zich toe op het fundamentele probleem: ‘beleven we het einde van de kategorie “Kunst”?’. Allerlei factoren werken volgens de auteur in deze richting, zonder dat men vooralsnog de kunst echt dood kan verklaren. HANS SEDLMAYR, Verlust der Mitte. Die bildende Kunst des 19. und 20. Jahrhunderts als Symptom und Symbol der Zeit. - De eerste uitgave van dit uitzonderlijk belangrijk boek, dat niets aan actualiteit heeft ingeboet, dateert van 1956. Het is echter nuttig te weten dat het boek in de reeks ‘Ullstein Bücher’ onder nr. 39 drie jaar geleden een pocketuitgave heeft gekregen, die reeds aan haar 158ste duizendtal is. Het essay is, nu er zoveel van de dood van de kunst wordt gesproken, biezonder interessant omdat het ook lichtpunten in de moderne kunst aanwijst en dus tegen het te absolute pessimisme indruist. ALASTAIR MACKINTOSH, Symbolisme en art nouveau, Horizonreeks, Uitg. Landshoff, Amsterdam, 1976; 64 blz. kleurillustraties. - Dit handige uit het Engels vertaalde boekje biedt een pretentieloze presentatie van de thans in het teken van de nostalgie sterk in de belangstelling gekomen kunstrichtingen uit het einde van vorige eeuw. De auteur overloopt de ontwikkeling ervan in de verschillende landen; hij staat stil bij een aantal vertegenwoordigers om door enkele vooral biografische gegevens de figuur van elk kunstenaar levendig voor de ogen te brengen, naast zijn werk waarvan een of twee voorbeelden gereproduceerd worden. Dat hij hierbij uitgaat van Frankrijk kan wel verbazen voor een Engelse auteur, vermits Engeland toch aan de oorsprong ligt van beide richtingen. Van ons land wordt Ensor besproken en ook even van de Velde, maar deze gaat hier door voor een Nederlander; bij de Fransen vindt men onze Leon Fréderic en Jean Delville gerangschikt. Een bewijs te meer van de povere promotie, die onze hedendaagse kunst krijgt in het buitenland vanwege onze cultuurinstanties. Dat het werkje in Engeland gedrukt werd merkt men o.m. aan de talrijke vrij typische zetfouten. De haast waarmede de auteur het boekje samenstelde wordt geconfirmeerd door zijn onwetendheid over de bestaande bibliografie over het onderwerp. MALY UND DIETFRIED GERHARDUS, Symbolismus und Jugendstil. Krisenbewusztsein, Verfeinerung sinnlichen Handelns und die Erneuerung des Lebens in Schönheit, Uitg. Herder, Freiburg 1977; 104 blz., 73 kleurreprodukties, gebonden, 25 × 26 cm. - De losse anekdotische trant, die de charme was van het vorige werkje, zoekt men vruchteloos in zijn Duitse veel mooier uitgegeven tegenhanger. De auteurs beginnen met een zware, maar gelukkig niet al te uitvoerige sterk wijsgerig gerichte analyse, waarin het sociologisch aspect fel onderlijnd wordt en dus citaten uit Marx niet mochten ontbreken. Volgt dan de beknopte biografie van een selectie kunstenaars, selectie die strenger (veel minder Fransen en Engelsen; voor ons land alleen Knopff en van de Velde) en tevens ruimer is (vertegenwoordigers uit Polen, Rusland, Finland, Tschekoslovakije, USA). Het boek geeft de reproduktie van een of twee werken per kunstenaar, met een degelijke bespreking. Opmerkenswaard is dat in dit boek veel meer religieuze onderwerpen gereproduceerd zijn, zodat dit aspect van het symbolisme beter tot zijn recht komt dan bij Mackintosh het geval is. Ook de brede bibliografie bevestigt de degelijkheid van het boek. GEORGE MELLY & J.R. GLAVES-SMITH, A Child of six could do it! Cartoons about Modern Art, The Tate Gallery, London, 1973. - ‘Een klein kind kan dat!’ is een uitroep, die men herhaaldelijk hoort in tentoonstellingen van nieuwe kunstrichtingen, vanwege lieden die oordelen dat wie niet exact de werkelijkheid weergeeft hetzij daartoe onbekwaam is hetzij de toeschouwer voor het lapje houdt. Vandaar dat de auteurs deze uitroep als titel gaven aan de rijke verzameling kartoens over eigentijdse kunst, die door de in moderne kunst gespecialiseerde Tate Gallery werd uitgegeven. Een schat van bij de honderd veelal zeer geestige tekeningen! (A.S.) KARDINAL JOSEPH HÖFFNER, Wo Gott ist, da ist keine Angst. Presseamt des Erzbistums Köln. - In Parijs begonnen is de gewoonte om op aswoensdag kunstenaars uit te nodigen tot bezinning, ook elders overgenomen. In Duitsland is er Keulen, Augsburg, Frankfort, Mainz, München, Trier en Würzburg. Deze brochure bevat na een inleiding de preek die te Keulen werd uitgesproken in 1977. Het thema van de angst werd behandeld als een sleutel om onze tijd, onze westerse beschaving te begrijpen. Met citaten wordt er verband gelegd met de wereld van de letterkunde. Persoonlijk zie ik wel in dat de angst inderdaad een centraal probleem is in de existentiële analyse, maar de literaire verheldering ervan vind ik in dit sermoen, zacht gezegd, niet terug. Typisch is b.v. dat er naar het zeer degelijk werk van Friedrich: Die Struktur der modernen Lyrik, wordt verwezen om een citaat van Eliot over te nemen. Sympathiek dat een kardinaal zich tot kunstenaars richt, maar de wereld van de theoloog en de kunstenaar ligt nog ver uit elkaar. Dat is nu juist typisch voor onze tijd. De gelovige vat wel wat de kardinaal zegt, maar wat doe je daar nu mee in de letterkunde. (jdp) DR. LUC DEBAENE, De Nederlandse Volksboeken. Uitgave Merlijn. Postbus 125 Hulst Nederland, 1275 BF - Deze fotomechanische herdruk van de uitgave in 1951 behandelt het ontstaan en de geschiedenis van de Nederlandse prozaromans gedrukt tussen 1475 en 1540. Het zijn de bewerkingen van middeleeuwse ridderromans b.v. de avonturen van de Vier Heemskinderen, de Zwaanridder, over Apollonius en de koning van Antiochië die een zondige liefde voelt voor zijn eigen dochter. Het merkwaardige boek van Debaene is zijn doctorale dissertatie. Hij bestudeert de periode van incunables en postincunables en de culturele, literaire en volkskundige achtergrond ervan, uiteraard, ook de jongere edities, telkens met het nodige filologisch apparaat over de bronnen en de relevante bibliografie. De rijke iconografische verlichting bevat een honderdtal reprodukties van titelpagina's en illustraties uit oude uitgaven. Het is in elk geval zo dat dit interessante domein in de lessen letterkunde van het middelbaar onderwijs niet aan bod komt, als we de handboeken nagaan. Deze monografie werd vaak bekroond o.m. door de provincie Antwerpen en de Koninklijke Akademie. Sinds de romantische periode waarin de filologie zich ontwikkelde en de wetenschappelijke belangstelling voor de geschreven documenten vaste vorm kreeg is er heel wat werk verricht. {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} Wie de ongewijzigde herdruk van ‘De Nederlandsche Volksromans’ (1837, herdruk 1976) van L.Ph. Van den Bergh (zelfde uitgever) vergelijkt met deze monografie, heeft daar een zeer goed voorbeeld van. (jdp) periodische uitgaven ⚫Filter; Red. Anne Crivits, Stationstraat 3 Jabbeke (ab. 150 fr. Pr. 293.0039907.95 E. de Mondt Boom). - 4e jrg. nr. 2: O.a. Juryverslag Poëzieprijs Filter, waarover trouwens een wedstrijdnummer verschijnt. Gedichten van Fil Hantko, Omer van Hecke, Tom Vesterinck, Sandra Colen, Marielle de Kok, Rik Schrauwen en Joost Nysen. Kortverhalen van Jan H. Backx, Jan H. Bakker en Patrick de Bruyn. ⚫Schuim; red. Gie Luyten, Heldenlaan 37a, 3940 Paal (ab. 350 fr., Br. 235.0036090.189. - 4e jrg. nr. 2: O.a. Gedichten van Bert Willems (vert. o.a. Rilke), M. van Hee, Bea de Longie, W. Adams, Luc Benats, Rob. Franquinet, Wim Nimmegeers, Val. Dekens, Fr. Onstein, Gie Luyten, Dany Hilven, Laurent Bastiaens, Emmy Swerts, Georg Hermanowski. Essayistische teksten o.a. over Gène Eggen, Rilke (B. Willems), M. Decca (G. Luyten). Kortverhalen van Jan Biezen, Lambert Swerts. Kronieken van Neer van Tina, Dries Janssen, René Swartenbroekx, Laur. Bastiaens. - Nr. 3-4: o.a. Gedichten van Pol le Roy, Neer van Tina (vert. P. le Roy), J. Vercammen, Bert Willems (vertalingen), P.G. Buckinx, R. Franquinet, D. Hilven, B. de Longie, J. Biezen, B. Leyssen, P. Cox, W. Balyon, G. Luyten, M.J. Geerts, M. Trippas, C. Oosterlinck, M. Leenhouwers, R. Swartenbroeckx. Kortverhalen van Monda de Munck. Essayistische teksten: Hilda van Assche, André Demedts, W. Vanbeselaere, L. Swerts, B. Willems. Kronieken. ⚫Tekengids, Tweemaandelijks bulletin met informatie over visuele opvoeding en beeldende vorming; red. J. Noreille, Halewijnstr. 1, Menen. Het in losse bladeren verschijnend orgaan van de O.V.T. bracht o.a. een uitvoerige studie van Remi Janssens over handenarbeid op de L.S. in het kader van de beeldende opvoeding; ook een satirisch gedichtje op de vakantie van Jozef Noreille. ⚫Adem, Tweem. tds. voor Muziekcultuur (ab. met Lidmsch. ‘Madrigaal’ 350 fr., pr. 000. 0528959.18, Madrigaal Leuven Lemmensinstituut). - 1977 nr. 2 en nr. 3: Over het Tema ‘Langs de Luidspreker’: teksten van Lode Dieltjens, Ign. de Sutter, Paul Schollaert, Tony Dieltiens, J.P. Boendermaker, Fr. Geysen, André Vermeulen, Jan Vanwelkenhuysen, J. Joris, Jan Aerts, J. Schrooten, L. Dries, P. Timmermans, L. Dewit, C. Wellens. Overzicht van tijdschriften door M. van Reeth. Het tema kreeg zoveel reacties dat er twee nummers moesten aan gewijd. ⚫Tijdspiegel, red. Ludo Raskin, Breestraat 15 B/3 (abonn. 200 fr. pr. 000.0112019.81 Tijdspiegel Hasselt). - 1976, 1 en 2: dubbelnummer geschreven door Geert Dusar over de Limburgse pers van 1830 tot W.O. 2: inventarisatie van 230 publicaties met bepaling der strekking; zeer belangrijke bijdrage tot de cultuurgeschiedenis. - Nr. 4: Hulde aan Jozef Droogmans (F. van Vinckenroye), voorz. V. Limb. Schrijvers, Prov. prijs v. Lit.; ‘Hendrik van Veldeke’ (J. Droogmans); ‘Profiel van H. van Veldeke (J. Notermans); ‘Kon. Albert en de Ned. Cultuur in België’ (J. Droogmans). ⚫Biekorf, Westvlaams Archief; red. A. Dewitte / A. Viaene (abonn. 350 fr., pr. 000. 0617780.84 Biekorf Brugge) Jrg. 1975-1976, nr. 9-12: O.a. Westvlaamse rosmolens (p. 257-360, rijk geïllustreerd; Luc Devliegher), In Memoriam Jozef Camerlynck (A. Viaene), De groote Stooringhe 1875 (p. 362-372, J. de Mûelenaere), Verluchter Marcus Gheeraerts en Willem Goeree (W. Leloup), Inhoudstafel 76e jrg. - Jrg. 1977, nr. 1-2: O.a. Watertornooien op vlaamse rivieren (A. Viaene), Maria van Bourgondië en het Prinselijk Begijnhof, 1477 (L. van Biervliet), Franciscus Cauwe, auteur van ‘Pelgrimagie van het Kindeken Iesus’ (A. Deboutte), Westvl. Zantingen B-I (M. Vermeulen). - nr. 3-4: O.a. Het kunstverdrag van de rederijkers uit Brugge, Ieper, Kortrijk, Oostende: 1810-1820 (J. Huyghebaert over een overeenkomst van vier kamers voor een jaarlijkse wedstrijd o.m. in de dichtkunst), Zangmeesters, schoolmeesters en organisten in St.-Gillis te Brugge ca. 1471-1570 (A. Dewitte), Het kasteel Germolles-en-Charolais van Margareta van Male (L. van Biervliet), Westvl. spreuken, J-S (M. Vermeulen). (A.S.) ⚫‘Yang 73’, ts. voor literatuur en kommunikatie, sekretariaat: Carlos de Vrieze, Meulestedesteenweg, 293, Gent. - ‘Daar komen de tachtigers al aan’, aldus luidt de titel van dit interessant nummer. Het eerste gedeelte omvat, naast een keus uit de recentste Vlaamse poëzie (dichters niet vóór 1950 geboren), een inleiding van Hugo Brems en 12 vraaggesprekken met de opgenomen poëten, nl.: Daniël Billiet, Phil Cailliau, Anne Crevits, Frans Deschoemaeker, Luuk Gruwez, Jean-Marie Maes, Wim Nimmegeers, Jotie T'Hooft, Myriam Van Hee, Renée van Hekken, Roel Richelieu van Londersele en Eriek Verpale. De samenstelling van het nummer werd verzorgd door Daniël Billiet en Luuk Gruwez. Zij wijzen erop dat de gehanteerde criteria deels van objectieve, deels van subjectieve en/of van toevallige oorsprong zijn. Hun uiteindelijke keus was tenslotte een persoonlijke optie. Een keus die zich richtte tot wat we noemen de neo-romantische dichters in Vlaanderen. Dit betekent meteen een herwaarderen en herbronnen van de emotionaliteit, waarbij inleider Brems vooral toekomst ziet in het werk van Luuk Gruwez en Eriek Verpale, al moeten zij het nog allemaal waar maken, besluit hij voorzichtig. M.i. zijn Daniël Billiet, Frans Deschoemaeker en een paar anderen die hier geen plaatsje vonden even goed. Als documentatie en tevens als ‘document humain’ is dit eerste gedeelte meer dan boeiend. In het tweede gedeelte brengt Ludo Abicht in eigen vertaling 10 dichters uit de hedendaagse USA-poëzie. Een bondige inleiding en enkele bio-bibliografische nota's werden er passend bijgevoegd. Naast elke vertaling leest men ook de oorspronkelijke tekst en dat is maar best zo. (A.d.L.) ⚫Scheppende Handen. Jaarverslag, Red. Dannie Rau, Hoogpoort 40, Gent. - Men weet welke diensten bewezen worden door deze volksontwikkelingsinstelling, die nauw samenwerkt met de Chr. Middenstandsorganisaties en de belangen der kunstambachtslieden bevordert. Veelzijdige activiteiten worden in dit verslag van 1976 gebundeld. ⚫Schwarz auf Weiss, Berichten Künstler-Union-Köln (red. W. Mogge, Tempelstrasse 2a, Köln). Jrg. VIII/2: O.a. Gertrud von Le Fort (Hedwig Bach); Kann, soll und muss auch weiterhin die Kirche als Bauwerk im Stadtbild existent bleiben (Kirchenbautagung Fulda: Prof. Dr Ludwig Pralle, Paul Burscherl, Dr Wolfg. Hamberger, Arch. H. Schwab), Mehrzweckbauten statt Kirchen (P. Kwasi Sarpong). ⚫Art d'Eglise, Red. F. Debuyst (abonn. 350 fr., br. 000.0545380.25 Art d'Eglise, Monast. St.-André Ottignies). Jrg. XLV, nr. 176: l'église lieu d'un nouvel art de vivre chrétien (F. Debuyst); Vezin (arch. J. Cosse), Longeau (arch. L. Kroll), Wierde (R. Bastin, L. Londot, J. Willame). - nr. 177: Propositions pour une gestuelle liturgique ‘Célébrer la vie’ (P. Fr. de Béthune). - nr. 178: Waldweuler (arch. Heinz Bienefeld), Skt Vitalis Salzburg (arch. W. Holzbauer), Gymnasium Skt. Josef Salzburg (W. Holzbauer), Skt.-Virgil Salzburg-Aigen (W. Holzbauer). ⚫Open deur; Red. Min. Ned. Cultuur, Koloniënstr. 28-31, 1000 Brussel. - Jrg. '77/1: O.a. Adm. gen. Schevenhels; Rijkscentrum Masereel; Rubensjaar; Blinden voelen kunst. - '77/2: O.a. Cult. samenwerking Europa-Unesco; Rubensjaar (o.a. lijst der werken in openbaar bezit in België); Dossier Alde Biezen. ⚫Berichtenblad Bouwkundig Erfgoed in België, Red. Min. Ned. Cult., Jozef IIstraat 30, 1040 Brussel). Juni 1977: O.a. Rockoxhuis Antwerpen; Karbonkelhuis Groenplaats Antwerpen. ⚫Band, maandblad van en voor Vlamingen in Wallonië, nrs. van 15 mei en 15 juni. In eerstbedoeld nummer: André de Ké met een verhaal en in het juninummer met een artikel over het Boerenkrijgmuseum te Overmere. In het meinummer valt een artikel op over het beroep van kantwerkster. Redactie: G. Sevenants, rue de l'église 13 te 5181 Annevoie. ⚫Ons Erfdeel 20e jrg. nrs. 2 en 3; in het derde nummer worden gedichten (Herwig Hensen, Slauerhoff), proza (Theun de Vries, Slauerhoff) besproken; verder lijkt ons van belang in het tweede nummer een bijdrage over beeldhouwer Frans Gast en de bijdrage over recente beeldende kunst in Nederland. Verder de gewone rubrieken die steeds verzorgd zijn. ⚫Vlaamse Toeristische Bibliotheek, jan. 1977, maandschrift, VTB-uitgave. Torhout, de hoofdstad van het Houtland (West-Vlaanderen) met zijn Romeinse en Merovingische oudheden, belangrijke figuren als Eugeen van Oye wordt in een notedop voorgesteld. ⚫Neerlandia 1977 nr. 2 met een artikel over de nieuwe bloei van de baksteenindustrie door de stadsvernieuwing, een bericht over de Stichting Delta-Cultureel (gebied tussen Rotterdam en Brugge), een bijdrage van Paul Haimon over Toneelschrijvers in Maastricht bijeen voor een colloquium. Verder politieke en taalrubrieken. ⚫Dimensie, juli 1977 brengt poëzie van Joris {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} Denoo, Hervé J. Casier, Johanna Kruit e.a. Er zijn ook beschouwingen van Guido Wulms, Hugo Bousset, Kris Geerts. ⚫Oostland, orgaan van de Limburgse schrijvers, juni 1977, verzamelt gedichten en kortverhalen van o.a. Paul Haeven; vooral de bijdrage over Cuppens-Lenaerts-Winters van Trudo Hoewaer wil ik aanstippen. ⚫Nieuwe Stemmen, april-mei 1977, brengt naast werk en rubrieken van de habitué-medewerkers gedichten van Willy Tibergien (redacteur en Poëziekrant) en Roger Devriendt die het voorlopig nog bij tijdschriften houdt en toch geen onbekende is. ⚫Ons Kanton, juni 1977 brengt nieuws is eerder een strijdblad over Vlaamse culturele weerbaarheid in Komen, Houtem, Neerwaasten, Ploegsteert, Waasten, gebied dat destijds (1962) werd afgestaan zonder inschrijvingsrecht, zoals geëist in het julinummer, desnoods te Straatsburg. ⚫Muis eruit, aug.-sept. 1977, van de vereniging ter bevordering van het deelnemen van jongeren aan cultuur. Ook ons tijdschrift doet mee aan het cultureel jongeren paspoort. ⚫AKVT, mei-juni 1977, informeert over de vijf Leuvense rederijkerskamers, over Ibsen (vooral Peer Gynt), een lijst Engelse toneeltijdschriften. ⚫Appel, 1977 nr. 2 brengt zeer veel poëzie en veel informatie over Limburg. Opmerkelijk is een artikel over een alternatieve boekhandel te Hasselt en adressen van soortgenoten te Antwerpen, Gent, Brussel, Oostende, Sint-Niklaas, Turnhout. Verder leestips (Herman Crompvoets, J. de Poortere, tijdschriften). ⚫Creare, 1977, nrs. 1 en 2, vooral gedichten en verhalend proza. Opvallend is de reklame in dit jongerentijdschrift om het leefbaar te houden; de indruk op de lezer, is er een van netjes en afgewerkt. Reeds bekende namen als Willy Copmans, Hervé J. Casier, Robert Baeken, Walter Soethoudt. ⚫Poëziekrant, nr. 2 en 3, brengt telkens een interview (Karel Jonckheere, José de Poortere), gedichten (o.a. Armand Van Assche, Christina Guirlande, Miriam Van Hee, Joris Denoo, Frans Cornelis, Gie Luyten, Pieter Aerts) en veel nieuws en recensiewerk. ⚫'t Kofschip, 5e jrg. nr. 2, gedichten van Cornelis Van Hoore, Fil Hantko, Willy Copmans, Raoul M. De Puydt, Wouter Kotte, Gie Luyten, Eddy Alfred Ots, Maria Tereecken, Gerrit Achterland, Gerard Cornelis, Jan Biezen, Roger Vanbrabant, Mya Maas, Bea de Longie. Verder de gewone rubrieken. ⚫Zebra april 1977, een nieuw tijdschrift dat vanuit een sterke binding aan de manteau-uitgaven zich richt tot leraars, scholieren en studenten. Abonneevorming gebeurt enkel langs de leraars om. Dit is nog maar het nul-nummer. catalogussen ⚫De beeldhouwkunst in de eeuw van Rubens in de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik, Museum voor Oude Kunst Brussel, 15 juli-2 oktober 1977; 391 blz., meer dan 300 zwart-wit illustraties. - Een schitterende catalogus, zowel voor het oog als voor de geest een festijn. De Kon. Musea voor Geschiedenis en de Kon. Musea v. Sch. Kunsten van België - directie R. de Roo en Ph. Roberts-Jones hebben het hunne willen bijdragen voor het Rubensjaar door een indrukwekkende tentoonstelling over een te weinig gekend en gewaardeerd onderwerp: onze beeldhouwkunst in het spoor van Rubens en de Barok. Zij bewees dat deze veronachtzaming allerminst verantwoord is. Er zijn grote namen genoeg: de du Quesnoys, de Quellini, Lucas Faydherbe, Jean del Cour, de Verbruggens en vele anderen waarvan representatieve werken aanwezig zijn en worden gereproduceerd in de cataloog. Niet alleen uit België maar ook uit den vreemde werden ze verzameld dank zij de welwillendheid van talrijke kerken, musea en instituten. Dr Elisabeth Dhanens, die o.m. door haar waardevol inventarisatiewerk haar competentie heeft bewezen, brengt een korte degelijke synthese van de evolutie der sculptuur in die periode, waarop een studie over het kerkelijk meubilair in het biezonder volgt, van de hand van H.M.J. Nieuwdorp. Streng wetenschappelijk en toch leesbaar zijn de commentaren der werken, die gerangschikt werden en in detail (met bibliografie) besproken bij hun makers in alfabetische orde. Heel wat opzoekingswerk was daartoe nodig en ongetwijfeld zal deze cataloog voor de kennis dezer periode en van onze beeldhouwkunst in het algemeen grote betekenis hebben. We zijn er het wetenschappelijk comité en de groep specialisten, die de notities opstelden, dankbaar voor. ⚫Schriftuur, Kon. Musea v. Sch. Kunsten, Brussel, 13 mei-9 juli; 48 blz., geïllustreerd. - Phil Mertens was de samensteller van deze ongewone expositie, samen met Marc Dachy van het tds. ‘Luna-Park’, dat het Fenomeen Schriftuur van nabij volgt als exponent van de hedendaagse kunst. Biografieën van R. Altmann, F. Baal, R. Barthes, J. Calonne, C. Claus, M. Dermisache, Ch. Dotremont, P. Guyotat, B. Gysin, B. Irve, H. Lefèbvre, S. Podolski, A. Spilliaert. ⚫Kunstcentrum Hof de Bist zette in het laatste jaar zijn reeks individuele tentoonstellingen verder, met evenveel waardevolle geïllustreerde en flink gedocumenteerde catalogen. Kwamen aan de beurt: Robert Borret, Antoon Luyckx, Gabriel de Pauw, Jozef van Grieken, Roger Verhaert, Peter Bekaert, Raf Coorevits, Alfons van Meirvenne, Rik Wegge, Vic Heyman, Freddy van Cotthem, Georges Steel, Francis de Koninck, Paul van der Straeten, Jef de Leeuw, Jean Rigazzi, Albert Vael. Talrijke critici droegen bij met teksten o.m. L. Lekens, Rita Hostie, René Turkry, Theo van Looij, Remi de Cnodder, Roger Geerts, D. de Smet, L. van den Branden, Jan Peeters, Antoon van Wilderode, Lydia Schoonbaert, Ferd. Milleville, Jos van der Steen, D. Antheunis, K. Mechiels, P. Sterckx, Et. de Cuyper, C. van Mullem. ⚫Koninglyke Maetschappy, Mus. voor Schone Kunsten Antwerpen, 1976. - De in 1788 gestichte vereniging ter aanmoediging van de Schone Kunsten te Antwerpen heeft tot op heden een grote rol gespeeld, zoals door deze expositie, die Dr Guido Persoons samenstelde, wordt bewezen. De teksten van de cataloog zijn van L. Gyselynck, G. Bedeer, J.F. Buyck, e.a. Aantrekkelijke illustraties. ⚫Armand de Meulemeester, Singermuseum Laren 1976 m.m.v. Cultureel Akkoord. - Teksten van o.a. Remi de Cnodder, P. de Vroede, D. van Maelsaeke, W. Debrock. Zeer mooie reprodukties van werken. ⚫Karel Heeremans. Een beknopte presentatie van deze kunstenaar verscheen voor enkele maanden, met teksten van U. van de Voorde en hem zelf, een gedetailleerde biografie en een drietal goede reprodukties. ⚫Luc Hoenraet, Belgisch Haus Köln, juni 1977. Inleiding van Phil Mertens. Intrigerend werk, dat door verzorgd fotografisch materiaal goed tot zijn recht komt. ⚫Retrospectieve Jos Verdegem, Museum v. Schone Kunsten Gent, febr.-april '77, m.m.v. Provincie en stadsbestuur. - De teksten en de samenstelling van deze uitstekende cataloog zijn van Jan Hoet (conservator) en Dr Paul Huys (prov. cult. adviseur). Een verdiende hulde voor een groot kunstenaar, wiens waarde door de grote reeks reprodukties en de talrijke opgenomen getuigenissen van critici geaccentueerd wordt. ⚫Het Provinciaal Begijnhof te Hasselt zet, zij het om financiële redenen op een bescheidener manier dan vroeger, zijn reeds lange reeks door de Prov. Cultuurdienst verzorgde catalogen verder. We signaleren de meubelkunst van Pieter de Bruyne (sept.-okt. '76) en ‘Project’ over H. Duchateau. J. Jans, H. Keil, U. Mulkers en P. Stockman; voor deze laatste catalogus schreef Ludo Raskin de teksten. Verder verscheen nog ‘Zonder titel’, cat. van Eigentijdse kunst van het Sted. van Abbemuseum Eindhoven, ingeleid door gouverneur L. Roppe. ⚫Marcel Duchamp, Catalogue raisonné, Musée Nat. d'Art Moderne-Centre Pompidou, jan.-mei 1977. - Een grootse tentoonstelling ter ere van een man, die de moderne kunst sedert W.O. I en vooral in de laatste decenniën op een uitzonderlijke wijze heeft beïnvloed. De cataloog is tevens het tweede deel van een geheel bestaande uit vier delen, wat de afwezigheid van een biografie en een chronologie verklaart. De werken, die gereproduceerd worden, dateren van 1902 tot 1968. Een eigenaardigheid is het hfdst. ‘Sources iconographiques’ met voorstellingen die verwijzen naar de brede voedingsbodem, waaruit Duchamps werk is ontstaan. ⚫Le Centre National d'Art et de Culture George Pompidou. - Meer dan een eigenlijke cataloog is dit een geïllustreerde presentatie, uitgegeven door het tds. ‘Cree’ (jan. '77), n.a.v. de opening van het stuntgebouw, waarmede eens te meer Parijs erin geslaagd is de hele kunstwereld te verbazen. Alle aspecten van het ontstaan, de evolutie en de uiteindelijke realisatie van het Beaubourggebouw en -centrum worden ontvouwd, met vanzelfsprekend ook een beschrijving van de manier waarop alles functioneert en een opgave van wat men erin vinden kan. Uitg. Soedit, bd. de Sébastopol, 750001 Paris. ⚫Nouvelle Subjectivité. - Catalogus van een {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} gelijknamige tentoonstelling die eind '76 in de rue Berryer te Parijs werd gehouden n.a.v. het Festival d'automne. Jean Clair, samensteller en inleider, wilde uit alle windstreken een reeks schilders verzamelen, die los van de moderne doodlopende ismen trouw bleven aan de oude cultuur- en schilderkunsttradities, aan het métier, aan de subjectief waargenomen en beleefde werkelijkheid: A. Arikha (Israël), G. Barthélémy (Fr.), John Bennett (USA), Ola Bilgren (Zw.), Samuel Buri (Zwits.), Br. Courme (Fr.), Karel Dierickx (Vl.), Hector McDonnell (Ierl.), Klauss Fussmann (BRD), Rob. Guinan (USA), Ant. Lopez-Garcia (Sp.), K. Machalek (Tsch.), Olivier O. Olivier (Fr.), Isabel Quintanilla (Sp.), Ph. Roman, Sam Szafran en Ivan Theimer (Fr.). ⚫Het Stedelijk Museum van Amsterdam blijft nog steeds, onder directie van Ir. De Wilde, de beste spiegel van de actuele kunst in Europa. De reeks door dit museum uitgegeven catalogen is onvervangbaar voor wie de evolutie wil volgen. Het is misschien toch nuttig enkele eruit te pikken. Zo voor de USA was er Claes Oldenburg (Pop), Robert Morris (observatorium van Lelystad), Ed Ruscha (Concept Art), Jim Turrel (licht- en ruimteobservaties). Voor Italië Antonio Calderara (lichtruimten), voor Canada Agnes Martin (minimalisme), voor Zwitserland Adolf Wölfli (psychopathische kunst), voor Finland Tapio Wirkkala (design). Nederland is uiteraard goed vertegenwoordigd, met Jef Diederen (hermetische kunst), Bart van der Leck (mooie retrospectieve voor de belangrijke figuur uit de Stijl-groep), Alphons Freijmuth (verwant met Lucassen) en Wessel Couzijn (mysterieuze grafiek). Nog merkwaardig: ‘Japanse affiches van de laatste tien jaar’, ‘Satie op papier’ en ‘Structuur in textiel’. Vrije Tribune Een belangrijke nieuwe dichter De redactie ontving volgende boekbespreking, die veel te lang uitviel voor de rubriek ‘Biblioteek’. Wij wensten ze echter niet in te korten, zodat ze naar ‘Vrije Tribune’ werd verplaatst. JORIS DENOO, Een nerveuze alchemist, Yang Poëziereeks 1977. - Een niet decadente democraat, klusjesman en alchemist: Joris Denoo. Geen klokke(n)luider en geen klaagstaart maar een ietwat weemoedige realist op inhoudelijk vlak en wat het kunnen betreft ‘één die voois heeft’ [zei grootmoeder zaliger over zangers... ‘één die poot heeft’ zeggen schilders] debuteert in de Yang Poëzie Reeks (Gent 1977) met ‘Een nerveuze Alchemist’: Joris Denoo, geboren te Torhout, de drukte van het platteland ontvlucht (sic) voor Kortrijk, germanist, leraar. De grafische vormgeving van de uitgave (helder, prettig, sober) is van Julien Vangansbeke, een vriend. De 63 afzonderlijke stukjes (vanuit 14 titels) zijn in twee reeksen ondergebracht: ‘Een nerveuze Alchemist’ en ‘Ach wat, een klusjesman staat elke dag voor schut’. Respectievelijk verwijzen ze, me dunkt, naar de twee grondsoorten waaruit Denoos poëtische teelaarde bestaat, nl. het dichterschap en de werkelijkheid. We willen daar even op inpikken, te beginnen met de aan de realiteit ontsprongen vonken. Fundamenteel ziet het er o.i. after all zó uit: een jonge leraar, met z'n 2 PK-tje tussen liefst vier Westvlaamse onderwijsplekken pendelend om er leskarweitjes op te knappen, voelt zich daarbij alsnog zowat een klusjesman. Die komt dan ‘elke dag om halfvijf - glimmend/snel/geruisloos/gelukkig - telkens iets ouder/thuis bij vrouw en kat/ beiden zacht/zo zacht’. De secundaire dichterlijke weggetjes (de zijriviertjes) vormen de faitdivers, de actuele anekdootjes - als daar zijn de ontmoetingen (o.a. met een werkloze of een kapelaan op bezoek), de gebeurtenissen (o.a. een film als ‘amarcord’ of een nog net vermeden botsing), de objecten (o.a. het advocatenkwartier te Kortrijk, een lepel voor Bolognese, de narcis bij het avondmaal). Een (nog) te beperkte ervaringswereld? Misschien, maar wat valt er alhier, zelfs in gefusioneerd Kortrijk, (nog) te beleven? Die große Welt der kleinen Dinge? En tot welke hoogte heeft b.v. een Gezelle die niet opgedreven! Hoe dan ook, ons bevalt de positief-relativerende jonge toon waarmee de democraat Denoo (in ons als- maar dieper in de decadentie verzeilend Westen) zich midden de meute der Neinsagers op durft te stellen... al staat hij daar voor het moment godzijdank niet meer alleen. Ter illustratie even een soort collage uit diverse stukjes: Voor wie het brood op tafel brengt met eigen handen is dit een gezegende dag schaakmat maar toch nog springlevend soldaat spelend met het woord Een kleine koncentratie van warmte een fotosynthetische sigaret het Huis geometrisch rustig in de walmende avond opgesteld in dit lichaam voel ik me goed want voor mij loopt soms een mens tot wederkeren Wat zijn poëtologie betreft, heb ik - in een brief, en hij heeft het als ‘een eretitel’ beschouwd - Denoo een nerveuze alchemist genoemd. Ik wil dat hier even verduidelijken. Reeds Roger Bacon, de Engelse scholasticus uit de 13de eeuw, onderscheidde (in wat hij noemde ‘de experimentele wetenschap’) een operatieve en een speculatieve alchemie. Die termen lijken mij bepaald bruikbaar i.v.m. de poëtica van onze debutant. Het operatieve aspect wordt, achterin de bundel vrij precies omschreven - zodat er niet over over uitgeweid dient te worden: ‘alchemie dank zij een oude voorliefde voor encyclopedische woordkeuze en inventarisering, vermengd met nieuwe woordvormen en flarden van uit hun respectieve banden gerukte zegswijzen’. (Dit laatste gaat dan in de trant van ‘taal om de tuin geleid’, ‘het laatste argument van hogerhand aan lagerwal / om een dwarsligger om te buigen’, ‘een gezonde boom in een gezond bos’, ‘werkwilligen boren zich naar haard en stee’.) Tot de speculatieve alchemie reken ik de gedichten-over-het-dichten en de verwijzingen (min of meer expliciet) naar de inspirerende voorbeelden (hetzij stromingen, hetzij meesters). Die exemplarische elementen blijven een delicate en licht ontvlambare materie, wij weten het! Vooropstellen wil ik alvast, dat ik in de poëzie (en in de kunst überhaupt) voor mijn part allang niet meer geloof in de generatie spontanea, de zozeer gegeerde 10 op 10 voor originaliteit. En noch Gezelle, noch van Ostaijen, noch Hugo Claus maken daar een uitzondering op, integendeel. Het lijkt mij (maar dat zou een essay vergen) overal en altijd de eeuwige geschiedenis te wezen van ‘Abraham won Isaak, Isaak won Jakob, Jakob won Juda... and so on’. Het wonder is wel, dat uit dat bevruchtingsproces telkens weer een nieuw wezen ontstaat, dat gaandeweg op ‘eie pote’ geraakt en postvat. Denoo (vanuit een bewonderenswaardige eruditie, uiteraard via interesse voor de zaak gegroeid) heeft stromingen en dichters bestudeerd (ze zeldzaam persoonlijk verwerkend... en is (nog) eerlijk en eenvoudig genoeg om er voor uit te komen. Langs die contacten om dan (o.a. met het neorealisme en de 50-ers, of - als wahlverwandte individuen - met de bedenksels van ‘ingenieur’ Sybren Pollet... auteur waarover 's dichters licentiaatsverhandeling ging en tot dusver zijn groot voorbeeld..., de meta-taal van Hamelinck, het woordmagnetisme van Hedwig Speliers, Paul Snoeks woordbetoveringen) is een duidelijk herkenbare eigen stem (met metataal, ant(i)woord en alchemie als stembanden) ontstaan. En daar gaat het ten slotte toch allemaal om! Daarmee weze evenwel niet gezegd dat alles botertje tot de boom zou zijn! Een drietal al te lichte improvisaties-op-die-en-die-z'n-thema moesten er wel uit, teveel madeliefjes van adjectiefjes verzuren de groenste weide, een woordspelletje mag niet herhaald worden (x, y en z ‘om de tuin leiden’ b.v.), het tweede deel is persoonlijk gaver en vormtechnisch sterker dan het eerste... Maar ook Denoo zelf weet dat best, en heeft de conclusie allang getrokken. Een ‘nerveuze’ alchemist - nerveus om (zoals een keramist) vanuit beproefde technieken wat eigen kleuren en mengsels te ontdekken, nerveus tevens om het resultaat van zijn pogen te tonen (men voelt zich tegenwoordig ook zo ontzettend oud op z'n 28ste!), en nerveus ook omdat hij nu eenmaal nerveus is - heeft zijn doel bereikt: een hoorbare eerste stap zetten. ‘Ik wil gelezen worden,’ zegt hij... en de 300 exemplaren van de eerste druk zijn (op het moment waarop ik dit schrijf en buiten beïnvloeding door om het even welke bespreking in de vakbladen) vrijwel allemaal in den volke verspreid. Mocht er een tweede druk komen, dan kan die alleen maar naar waarde en invloed van de literaire kritiek verwijzen. Een sympathieke speler krijgt sowieso een applaus van zohaast hij het veld oprent. Pas achteraf maken ‘zij’ er reclame mee. Je vooral niet laten verkopen, Joris. Roger Verkarre {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} Korte golf Berichten tijdig insturen: Redactie Kunstecho's van ‘Vlaanderen’, Warschaustraat 12 bus 3, 8400 Oostende Plastische kunsten ✩Kunstschilder Alma, gal. Kerkenhoek Latem tot 11-9. ✩Cultuurcentrum de Warande Turnhout tot 15 mei, kunstschilder Bob Appels. ✩Verhaerenmuseum St.-Amands-Schelde tot 15 mei, beeldhouwer Karel Aubroeck. ✩Kunstschilder Roger Baeyens, Begijnhofpoort Diest, tot 31 juli. ✩In gal. Cassandra te Oostende (resid. Aldis) kunstschilder Albert Beaussaert tot 14-8. ✩Wijlen kunstschilder Daan Boerewaard, The Chalet Zwin Knokke, tot 31-8. ✩Kunstschilder Jean-Guy Beernaert in I.C.C. Art Center Hasselt tot 30 juni. ✩Schilderijen en tekeningen van Gustaaf Blommaert, Parochiecentrum Maglina te Mechelen tot 4 juli; onder motto ‘Machelen wat blijf je nog mooi!’. ✩Galvano Painting en Keramiek Collages van Frans Bruggeman (Kluisbergen), Malpertuis Kluisbergen-Kwaremont, tot 9 juni. ✩Kunstschilder André Bulthé (Veurne). Museum van de Westhoek, Koksijde-St.-Idesbald, tot 15 juli. ✩Europese School te Mol tot 19 juni, beeldhouwster Livia Canestraro. ✩Kunstschilder Raoul Chanet, gal. Esschius Diest, tot 2 juni. ✩Kunstschilder Georges Cheyns, Stadhuis Oudenaarde tot 19-8. ✩Kunstschilder Marie-Louise Cools, Feestpaleis Oostende tot 1-9. ✩Retrospectieve Beeldhouwer Frans Claessens in Antw. Waterwerken, tot 24-6. ✩‘De Tekeningen van Felix de Boeck’ door L. Lebeer wordt uitgegeven door Libro-Sciences Brussel (250 blz., 150 reprod., op 25 + 100 exemplaren, formaat 40 × 29 cm). Tot 30 sept.: 8.000 fr. (met genummerde en getekende litho) en 3.000 fr. Na 1 oktober: 10.000 en 3.500 fr. Bestellen: Bank Brussel-Lambert 310.027164837. Felix de Boeck exposeerde tot 4 juni in gal. Présences, Louisalaan Brussel. ✩Kunstschilder-graficus Luc De Bakker, Gemeentehuis Borgerhout, 7 tot 18-10. ✩In ‘De Sjeur’ te Kessenich (Nd.) keramiek van Greet de Clercq tot 11-9. ✩Kunstschilder Johan de Graeve, Molenhuis Bachte-Maria-Leerne, tot 7 aug. ✩Kunstschilder Bob Delange, gal. Cassandra Oostende tot 30 juli. ✩Kunstschilder Ivan Dehouck: gal. de Schouwpijp Willebroek, tot 30-4 - Kasteel van Gaasbeek, tot 31 juli - Kerkje van Oeren-Alveringem, tot 28 augustus. ✩Schilderwerken van Alice de Jongh, gal. Akkermans Merksem, tot 28-6. ✩Jaarlijkse tentoonstelling van landschapschilder Omer de Landsheer, gem. feestzaal Beersel, tot 29-5. ✩Cultureel Centrum Strombeek-Bever tot 22 mei, kunstschilder Bert Dekeyser. ✩Gal. de Veldbloem Ertvelde tot 16 juli, kunstschilder André de Man. In gal. Ladeuze te Etikhove in augustus. ✩Kunstschilder Eugene Demane (De Haan) Gallery Blankenberge tot 31-8. ✩Tekeningen van Jo de Meester verschenen in de ‘Bladen voor de Grafiek’ (Orion-Brugge) (en niet in de ‘Bladen van de Poëzie’ zoals verkeerdelijk werd opgegeven in vorig nummer). ✩Schilderijen en grafiek van Luc de Pauw, te Zelzate, in mei ll. ✩Litho's van Mia Deprez, gal. Paolo Antwerpen, tot 3 september. In Zomersalon gal. Kerkenhoek Latem tot 11 september. ✩Europese school te Mol tot 19 juni, beeldhouwer Stefaan Depuydt. ✩Kunstschilder August de Ridder, gal. de Vierklaver Puurs, tot 17 juli. ✩Gal. Sienjaal Gent tot 15 mei, kunstschilder Roger A. de Smet. ✩Kunstschilder Roland Devolder (Oostende) in Gallery te Blankenberge, tot 31-8. ✩Schilderijen van Norma de Vos, Abdij Geraardsbergen, tot 19 juni. ✩Kunstschilder en graficus Paul Deweerdt, Driekoningen Beauvoorde, tot 4 juli. Geopend door schepen André Spinnewyn. Grafisch werk in gal. Plan Knokke, tot 30-8. ✩De kunstenaars Josée D'haese, Rosa Toelen, Lydia van Liefferinge en Jan van Saene, in juli. ✩Gal. Plan Knokke, beeldhouwster Begga D'Haese, tot 8 juni. ✩Kunstschilder Anto Diez (Bredene) in Gallery te Blankenberge, tot 31-8. ✩Kunstschilder Denis Dolphyn van 23 september tot 16 oktober, Hof de Bist, te Ekeren. ✩Rita Everaert tot 30-5, ASLK Oostende. ✩Kunstschilder Staf François tot 3 oktober, Cultureel Centrum Affligem. ✩Antoon (ps. van Jef Gastmans) Akademisch Ziekenhuis en Faculty Club Leuven, tot 27-7. ✩Hotel ‘Mac Donald’, Louizalaan Brussel tot 25 juni, Ludo Giels. ✩Kunstschilder Roger Gobron, gal. Driekoningen Beauvoorde, tot 31 juli. ✩Gal. de Eik Antwerpen tot 24 mei, kunstschilder Lisette Heeffer. ✩Wijlen graficus en kunstschilder Jos Hendrickx, Museum voor Religieuze Kunst Oostende, tot 1 oktober. ✩Retrospectieve wijlen Vic Heyman (1890-1972) Hof de Bist Ekeren, tot 26 juni. ✩Grafiek van Luc Hoenraet, Belgisch Huis Keulen, tot 2 juli. Inrichter: Nederl. Cultuur. ✩Renaat Ivens tot 3 juli, Dobbehof Kassel. ✩Kunstschilder Emiel Huylebroeck Casino Blankenberge in augustus. ✩Jozef en Cecile Janssens-Verplancke, de Veldbloem Ertvelde, tot 12-6. ✩Kunstschilder Leo Jordaens, Ontmoetingscentrum Harelbeke, tot 5 juli. ✩Kunstschilder Renée Kempen Schootenhof Schoten, tot 12 juni in open lucht (zo veel mogelijk). ✩Kunstschilder Juul Keppens, gal. Cassandra (Resid. Aldis) Oostende-Mariakerke tot 15-7. Voordien tot 19-6 in Kasteel Gaasbeek. ✩Kunstambachtelijk werk van Lut Lenoir, Caves du Tertre, tot 30 juni. ✩Kunstschilder Omer Lewille, Conferentiezaal Oosthove Wervik, tot 22 mei. ✩Kunstschilder Antoon Lambrecht, gal. Tivoli Oudenaarde tot 7 aug. ✩André Loriers illustreerde met 13 reprodukties van zijn schilderijen de dichtbundel ‘Ademlijn’ van Rody Vanrijkel. ✩De gedenkplaat ‘Rembert Dodoens’ van Antoon Luyckx werd op 11 juni te Schilde onthuld in de Dodoenstuin. ✩Graficus en kunstschilder Frank Maieu neemt deel aan het Festival van Cagnes van 3 tot 31 september; nadien Belgisch huis te Keulen. ✩Kunstschilder Marie-Elise, I.I.C. Art Center Brugge, tot 25 juli. ✩Litho's van R. Melis, gal. Paola Antwerpen tot 3-9. ✩Kunstschilder André Minnaert, Hotel de la ferme Zaventem tot 24 juli. ✩Kunstschilder J. Muls, Gal. Margate Oostende, tot 23 juni. ✩Kunstkoperdrijver Antoni Najlepszy, eigen atelier Sint-Martensberg 39, Genk (tel. 011-35 17 83). ✩Kunstschilder Jan Oversteyns, van Ransthuize Tienen, tot 1 juni. ✩In gal. 't Schuurtje te Damme schilderijen van André Peere tot 16 augustus. ✩Tentoonstelling ‘Raveel of Mara’, Bank Brussel-Lambert te Hasselt tot 24-6. Ingericht door CIAP (vereniging van cult. informatie en actueel prentenkabinet in Limburg); een object van Raveel (karretje om de hemel te veroveren) en grafiek van Mara (The Soothsayer) behoren tot de premieuitgave dezer vereniging. ✩Kunstschilder Laurent Reypens, gal. Stichting Binnenkant, P. Potterstraat Amsterdam, 27-28 augustus. ✩Macramé van Ria Pieters, waarvan zich reeds werk in de Verenigde Staten en Zuid-Afrika bevindt, tot 13 augustus in open atelier. O.-L.-Vrouwstraat 1bis, 3500 Wimmertingen-Hasselt. ✩Nieuwe tekeningen van Karel Roelant, gal. Brabo Antwerpen, tot 16 juni. ✩Frank Slabbinck maakte voor het Prov. Olympisch Zwembad te St.-Andries een keramieke muurversiering van 95 m2 over de vier jaargetijden. ✩In de Gentse ‘Foto galerie 5.6’ safarifoto's uit Afrika van Marc Sleen tot 30 juli. ✩Kunstschilder Paula Smets Bruegelgalerij Grobbendonk, tot 20-6. ✩Kunstschilder Alfons Stels, gal. Esschius van Kansthuize Tienen tot 1 juni; voordien in Parochiecentrum Bunsbeek, op 14 en 15 mei. ✩Onze voorzitter Jozef Storme leidde de tentoonstelling in van Omer Lewille (Wervik) en Leo Jordaens (Deurne). ✩Huldetentoonstelling Camiel Bleusé en Hendrik Sulmont, Parochiezaal Moen, 9-12 sept. ✩Schilderijen van Georges Tahon VTB-Galerij G. David Brugge, tot 14-7. {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} ✩Kunstschilder Jacques 't Kindt, Emile Verhaeren Museum St.-Amands-a.d.-Schelde, tot 5 juni. ✩Gallerij MMT Mechelen tot 26 juni, kunstschilder Arthur van Assche. ✩De Kortrijkse kunstschilder Hilaire van Biervliet, Schouwburgzaal Kortrijk, 22 oktober tot 7 november. ✩Lieve Vancalbergh, Kunstschilder, New Gallery Kortrijk, tot 23 juni. ✩Schilderijen, aquarellen en tekeningen van J.P. Vandenberghe tot 12 mei, de Braekeleergalerij Antwerpen. ✩Atelier Monica Daknam, tot 12 juni, Monica van de Putte. ✩O.l.v. Harold van de Perre wordt een Huldetentoonstelling Dom Servaas Vissers samengesteld (7 tot 23 okt.). ✩Academiedirecteur Robert van der Eycken (Hasselt), succesvolle tentoonstelling in Musée du Bastion te Antibes in april. Eveneens Museum van de Westhoek St.-Idesbald, tot 26-8. ✩Landschapkunst van Lea Vanderstraeten, gal. Kerkenhoek Latem tot 11 sept. ✩Kunstschilder Paul van der Straeten, Hof de Bist Ekeren, tot 24 juli. ✩Kunstschilder Bob Vandeweyer, Feestpaleis Oostende, tot 1 sept. ✩Lito's van Maxime van de Woestijne, gal. Paolo Antwerpen, tot 3-9. ✩Nand en Max van Dingenen, Gem. School Schoor-Balen, tot 22-5. ✩Galerij Nesocura te Brussel, tot 16 juni, kunstschilder Willem van Eeckhout. ✩Kunstschilder Joris van Elst, Cult. Centrum ‘Nieuw Kasteel’, Gemeentehuis Westerlo, tot 13 juli. ✩Kunstschilder Albert van Hecke, gal. ‘Ter Dilft’ Bornem, tot 3 juli. Inrichter was de Kultuurkring Bornem. ✩Glasramen, houtsneden en caricaturen van Frans van Immerseel, gem. ontspanningscentrum Aalter, tot 11-7. Eveneens in Casino-Kursaal Koksijde tot 15-8. ✩Stadhuis Halle tot 21 mei, kunstschilder Willy van Isterbeek. ✩Kunstschilder Maurits Van Poucke gal. Begonia de Pinte, tot 20 juni. ✩Kunstschilder Wim van Remortel, Hof de Bist Ekeren, tot 18-9. ✩Kunstschilder Jan Vanriet, gal. Lens Fine Arts Antwerpen, tot 9 juli. ✩Kunstschilder Johan van Vlaenderen, gal. Nova Mechelen, tot 20 juni. ✩Grafiek van Jan van Saene in cult. centrum Affligem tot 31 juli. ✩Werk van kunstschilder Alfons Vermeir, Gemeentehuis Borgerhout tot 20-9. ✩Keramiek en juwelen van José Vermeersch, Ontmoetingscentrum Scharpoord Knokke-Heist, tot 15 september. Hij zal juwelen exposeren in het Gentse Museum voor Sierkunsten. ✩Graficus en glazenier Antoon Vermeylen, Open Atelier De Westerhelling Nijmegen, tot 3-6. ✩Kunstschilder Cécile Verplancke tot 12 juni Ertvelde, de Veldbloem. ✩Kunstschilder Fons Verstreken gal. Deurlica Deurle, tot 15-8. ✩Atelier Bevrijdersstraat 3 Moerbeke-Waas, kunstschilder Marcel Vervaet. ✩Een tentoonstelling In Memoriam Dom Servaas Visser heeft plaats van 7 tot 23 oktober in Cultureel Centrum Affligem. ✩De Rubenscyclus van Walt, Verhaerenmuseum St.-Amands-aan-de-Schelde, tot 28-8. ✩Kunstschilder Joseph Willaert, Montrosezaal Kursaal Oostende, tot 15 juli. ✩Schilderijen en grafiek van Jos Wils (Berchem), Gemeentelijk Casino Koksijde, tot 18 september. ✩Cultuurcentrum de Warande Turnhout tot 15 mei, Johan Wouters. Muziek, toneel en film ✩Redactielid Ludo Bekkers nam deel aan de internationale T.V.-productie ‘Hoogtepunten uit de kunst van de 20e eeuw’ waarvan op 15 mei het deel ‘Bauhaus’ werd uitgezonden (BRT). ✩‘Trio voor piano, viool en cello’ van Nini Bulterijs werd door BRT-3 uitgezonden op 24 juni. ✩Van Keurgroep Imago Tijl uit Neerpelt o.l.v. Alicia Borghten opvoeringen o.m. te Kruibeke, Elewijt, Kortrijk en Brasschaat en in Engeland en Duitsland (juli-augustus). In Vorst Nationaal op 9 juni. ✩‘Elegie’ van Peter Cabus werd in uitgesteld relais uitgezonden door BRT-3 op 28 juli, uitgevoerd door het Annapolis Brass Quintet (U.S.A.). ✩Het Symfonieorkest van de BRT musiceerde o.l.v. Frits Celis o.m. op 6 juni (BRT-3) en 10 juni. Zijn ‘Muziek voor snaren’ werd uitgezonden op 11 juni (Da Carpo BRT-3). ✩‘Musica per una tragedia’ van Vincent Christoff werd op 20 juni uitgezonden door BRT-3. ✩De ‘Sonate voor orkest’ van Roland Corijn werd uitgezonden door BRT-3 op 12 juni. ✩‘Passie van O.H. Jezus Christus volgens Mattheus’ van Jan Debrabandere werd op 9 juli uitgezonden door BRT-3. ✩Concerto voor piano en orkest van Jean Decadt werd uitgezonden door BRT-3 op 7 juli. ✩Acteur Jo Decaluwe trad o.m. op in ‘Bremerfreiheit’ van R.W. Fassbinder in Arca-NET te Gent. ✩‘Strijkkwartet no 3 op. 56’ van Marinus de Jong werd op 4 juni heruitgezonden door BRT-3 (Da Capo), ‘Kinderspelen op. 165’ op 2 juli, ‘Concerto voor hoorn en orkest op. 145’ op 10 juli, ‘Vlaamse rapsodie no 2 op. 160’ op 11 juli, n.a.v. het Guldensporenfeest te Antwerpen opgevoerd door de Philharmonie o.l.v. Frits Celis. ✩Op 15 juli bracht Stanislas Deriemaeker Spaanse en Portugese orgelmuziek in de reeks Antwerpse Kathedraalconcerten. ✩Een jaarkransliedje van wijlen Lode de Vocht werd door het Antwerps kathedraalkoor uitgevoerd op 9 en 10 mei. BRT-3 zond zijn ‘Uilenspiegel-Ballade’ voor zang en orkest uit op 15 juli. ✩Beiaardier Jos d'Hollander concerteerde o.a. op de St.-Pieterstoren te Mol op 27-8. ✩De organist Kamiel D'Hooghe concerteerde o.m. voor BRT-3 op 15 juni en op 22 juli (positieforgel). ✩Hoborecital van Paul Dombrecht in het Feestpaleis te Oostende op 31 mei. BRT-3 zond op 2, 9 en 28 juni en op 15 juli concertstukken van hem uit. ✩Een koorconcert door Madrigal Renascentista van Belo Horizonte bracht werk van haar stichter Prof. Jan Douliez op 2 juni in BRT-3. ✩Vijf zettingen van een oud lied door Chris Dubois verschenen in toelage in ‘Adem’ 1977, 3. Zijn ‘Partita sopra Ave Maris Stella’ werd door BRT-3 uitgezonden op 12 juni. Hij concerteerde o.m. voor BRT-3 op 10 juli. ✩Het Nieuw Ceciliakoor concerteerde o.l.v. Frans Dubois o.m. voor BRT-3 op 10 juni. Het luisterde ook de de Vochtherdenking op in de Artiestenmis van Sint-Carolus te Antwerpen op 26 juni; een 50-tal leden ervan hebben immers nog onder Lode de Vochts leiding gezongen. ✩‘Atlantis’ van Guy Duijck werd door zijn Muziekkapel van de Zeemacht onder zijn leiding uitgevoerd voor BRT-3 op 18 juni en zijn orkestsuite ‘F.A.I.R.’ op 21 juli. ✩Michael Ghys leidde de Schola Cantorum Cantate Domino van Aalst in het Jaarlijks Jubelconcert in St.-Martinus op 20 mei, bij de Priester Daemsherdenking op 19 juni, bij de Diocesane bedevaart te Lourdes op 13 en 21 juli en in de kathedraal te 's-Hertogenbos. Van 18 tot 25 augustus was het koor op concertreis in Finland n.a.v. het festival van Helsinki. Een keurige brochure werd aan het Jubelconcert gewijd. Bij RCA verschijnt dezer dagen een nieuwe plaat van het koor met ‘Magnificat’ (Fr. Durante) en ‘Stabat Mater’ (Vivaldi). ✩De sopraan Monique Hanoulle trad op in het oratorium ‘Agnus Dei’ van wijlen Jozef Ryelandt op 2 juli (BRT-3). ✩Organist Johan Huys concerteerde o.m. op 24-7 met het Antwerpse Kathedraalkoor. ✩In een versie van Rik Jacobs en onder zijn regie werd ‘De Spiegel der Minne’ van Colijn van Rijssele, uit Rubens' tijd, uitgevoerd door de Antwerpse toneelkring De Broedermin. Het werd een fraai modern stuk teater (K.v. Deuren). ✩Onder artistieke leiding van Leo Laerenbergh speelde Tejater Konvent ‘Het souterrain’ (Ach. Gautier) in het Ruimteteater te Deurne (4 tot 11-6). ✩Eugeen Lievens leidde het Kamerorkest van de BRT o.m. op 8 juni (BRT-3) evenals op 19 juli (Planetarium van de nieuwe muziek). ✩Actrice Rita Lommee trad o.m. op in ‘Bremerfreiheit’ van R.W. Fassbinder in NET-Arca te Gent. ✩Door het Fonds Georges Maes wordt met een Gedenkplatenalbum, waarin Georges Maes als virtuoos, kwartettist en kamerorkestleider zal aan bod komen, een Gedenkboek uitgegeven, waaraan 26 mensen meewerken: een werk met kunsthistorische waarde, waarbij Georges Maes in het naoorlogse Belgische Muziekleven wordt gesitueerd. Een T.V.-uitzending gewijd aan de figuur Georges Maes zal samenvallen met de publicatie van het boek. Het beoogt ook een jaarlijks concert ‘In memoriam Georges {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} Maes’ in het kader van het Festival van Vlaanderen en de jaarlijkse organisatie van een muziekkamp te Oostende, tijdens hetwelk talentvolle jongeren les zullen krijgen van gekende musici en samen een eindconcert verzorgen. Het fonds plant tenslotte een bijzondere prijs Georges Maes, aan verdienstelijke leerlingen in de conservatoria waar hijzelf les gaf. ✩Pianovirtuoos Abel Mathys concerteerde o.m. voor BRT-3 op 14 juni. ✩‘Mattheus en de rijkdom’ van Vic Nees werd onder zijn leiding uitgezonden op 6 juni, ‘Birds and Flowers for Flor's and William's Birthday’ op 12 juli. ✩‘Speculum vitale’ van Flor Peeters werd door hem zelf uitgevoerd op 6 juni voor BRT-3. Zijn ‘Concertino op. 122’ kwam aan de beurt op 15 juni. Hij voerde op het orgel zijn ‘Improvisatie op het Introitus van Pasen’ uit voor BRT-3 op 10 juli. ✩Beiaardier Noël Reynders concerteerde o.a. op de St.-Pieterstoren te Mol (9-7). ✩‘Symfonia Concertante’ voor trompet en strijkorkest van Herman Roelstraete werd uitgevoerd op 4 juli voor BRT-3. ✩Tine Ruysschaert declameerde o.m. op het 11 juli-feest te Gent. ✩Paul Schollaert dirigeerde het groot concert van de koren van het Lemmensinstituut op 2 juni te Leuven. ✩Het Antwerps Kathedraalkoor o.l.v. Jan Schrooten bracht het eerste der Antwerpse Kathedraalconcerten met muziek uit Rubens' tijd (24-6) en was in juli op concertreis in Oostenrijk en Duitsland. ✩Raymond Schroyens concerteerde o.m. voor BRT-3 op 15 juni en op 22 juli aan de clavecimbel. Zijn ‘Adeste Fideles’ en ‘Hoe leit dit kindeken’, koralen voor orgel werden uitgezonden door BRT-3 op 10 juli. ✩Het bekroonde werk van Dr Godelieve Spiessens werd uitvoerig behandeld in het Programma ‘Musica Antiqua’ van BRT-3 op 15 juni. ✩‘In dulci Jubilo’ van St.-Niklaas o.l.v. Marcel van Daele verzorgde een radiomis op 8 mei te St.-Niklaas en op 29 mei te Mechelen. Het koor publiceerde een nieuwe L.P. ‘Spiritus Domini’ met Gregoriaans en Palestrina-muziek voor Pinksteren (330 fr. + 25 fr. port, giro 000.0613851.35 Knapenkoor in Dulci Jubilo, St.-Niklaas. ✩Beiaardier Gaston Van den Bergh concerteerde o.a. op de St.-Pieterstoren te Mol (30-7). ✩Beiaardier Piet van den Broek concerteerde o.m. op de Abdijtoren van Postel (17-7). ✩Beiaardier Gustaaf van der Weyden concerteerde o.m. op de Abdijtoren van Postel (10-7). ✩Musicus Jo van Eetvelde hield o.m. een beiaardconcert te Daknam. ✩Vocale muziek van Cl. Monteverdi werd o.l.v. Jos van Immerseel gebracht op 22-7 in de reeks Antwerpse Kathedraalconcerten. Hij zal het volledige werk van Bach uitvoeren op een clavecimbel dat door zijn vrouw Hilde werd gebouwd. Een eerste Bachconcert (‘Wohltemperiertes Klavier I’) had plaats in het muziekcentrum de Groote Witte Arend te Antwerpen. Daarop zullen drie à vier concerten per seizoen volgen. Inschrijven in het muziekcentrum. ✩Kristiaan van Ingelgem trad als organist op o.m. voor het Jubelconcert van ‘Cantate Domino’ op 20 mei in St.-Martinus te Aalst. Zijn ‘Fantasia en Fuga op een dodekafonisch tema’ werd door BRT-3 uitgezonden op 10 juli, door hem zelf uitgevoerd op het orgel van St.-Rumaldus te Deurne. ✩Collegium Cantorum o.l.v. Leo van Nevel concerteerde op 21-5 te Baarle-Drongen. ✩De Missa ‘Mort de St.-Gothard’ (G. Dufay) werd voor BRT uitgevoerd op 10-7 o.l.v. Paul van Nevel. ✩Beiaardier René Vanstreels concerteerde o.m. op de St.-Pieterstoren van Mol op 13-8. ✩Willem Vermandere trad op o.m. in Non Stopclub te Oostende begin oogst. Hij nam ook deel aan het 11 juli-programma van de Vl. TV. ✩Organist Dirk Verschraegen concerteerde o.m. op 25-5 en 25-8 in de Gentse kathedraal. Zijnerzijds heeft Herman Verschraegen het slotconcert gegeven van de Antwerpse Orgelwintercyclus in St.-Jozefskerk. ✩De ‘Spaanse dans’ van Gabriel Verschraegen werd door BRT-3 uitgezonden op 27 juni. ✩Beiaardier Frans Vos bespeelde in het Kader der Molse Zomeravondconcerten de beiaard van Postel (30-5, 15-6, 28-8) en van St.-Pieters Mol (2-7, 11-7, 23-7, 6-8, 3-9). ✩De prachtige Guldensporenstoet te Kortrijk op 12 juli werd geconcipieerd door Frans Vromman. ✩Van Yvonne Waegemans werden in vorig seizoen opgevoerd: ‘Katelijne’, ‘Patjoepelke’, ‘Verdwenen uit Makeborg’ en ‘Het lelijke kindje’, te Sterrebeek, Nieuwkerke, Aalbeke, St.-M.-Lennik en Brugge. ✩De tweeledige Rubenssuite van Peter Welffens, geïnspireerd door ‘De kruisoprichting’ en ‘De tuin der liefde’ werd in de Elisabethzaal uitgevoerd door de Antwerpse Philharmonie in wereldcreatie. Dit was de prelude op de opening van de Rubenstentoonstelling in het Kon. Museum. De componist is ook muzikaal directeur van het Jeugdteater, waarvoor hij reeds een tachtigtal partituren schreef. ✩Regisseur Arnold Willems leidt voor volgend toneelseizoen de kring Streven uit Mortsel bij de opvoering van ‘De Gijzelaar’ (Br. Behan) voor het K. Landjuweel, evenals ‘Sassafras’ (R. de Obaldia). Dit jaar leidde hij de 90 opvoeringen van ‘Straks is alles voorbij’. ✩Werk van Jozef Wuytack werd o.m. te Ekeren op het lenteconcert voor koren uitgevoerd. Literatuur ✩Karel Berquin organiseerde de tentoonstelling K.L. Grimminck († 1728) in het kasteel van Ekelsbeke. ✩J.L. de Belder pleitte voor zuivere waarachtige poëzie te Bouwel bij de prijsuitreiking Blanka Gyselen. Hij publiceert dezer dagen ‘Bij de uitverkorenen’, vertaling van poëzie van Trakl, Wilde, Rilke, Maeterlinck, enz. ✩Dr. Michiel Debuyne geeft de genesis van de ‘Vlaamse Leeuw’ in het speciale Guldensporennummer van ‘De Leiegouw’ (250 fr. giro 000.0486504.49 De Leiegouw Kortrijk). ✩Kunstcriticus Remi de Cnodder presenteerde de tentoonstelling J.P. Vandenberghe (Antwerpen). ✩Letterkundige Karel de Decker hield een avond over het Klein-Willebroekse verleden op 13 mei. ✩Jozef Deleu sprak over een nieuw perspektief voor de vlaamse beweging in een DF-colloquium te Dendermonde. Zijn ‘Groot Gezinsverzenboek’ (Lannoo) is aan een tweede druk toe. ✩Jan Deloof debuteert als dichter bij Collibrant Deurle met ‘Lerende zien’. ✩‘De Belgische Republiek’ van André Demedts verschijnt in feuilleton in De Standaard; het is het eerste deel van zijn historische romancyclus (18e E.). Hij spreekt over ‘Stromingen in de hedendaagse letterkunde’ op 19 september in Cultureel Centrum Affligem. ✩Anne-Marie Demoen publiceert haar eerste dichtbundel ‘Zilveren kruisvaart’ bij Collibrant-Deurle. ✩Kunstcriticus Jan d'Haese was de inleider van o.a. de tentoonstelling ‘Landschappen’ (Latemse Galerij), Jules de Bruycker (Sienjaal, Gent), Paul Deweerdt (Beauvoorde), ‘Vlaams Expressionisme’ en ‘Stad-Land-Zee’ (Beauvoorde). ✩‘De kanarie’, absurd spel in een bedrijf van Ghislain Fantar ps. Clem. H.G. Du Four) verscheen bij Almo (Frankrijklei 128, Antwerpen). ✩Het hoorspel ‘Brace’ van Pierre Dyserinck werd door de BRT uitgezonden. ✩Kunstcriticus Roger Geerts was inleider o.m. van de tentoonstelling ‘Vlaamse grafiek '77 ('t Leerhuys Brugge), Alice de Jongh (Akkermans Merksem), Paul van der Straeten (Ekeren). ✩Prof. Carlo Heyman was inleider van de retrospectieve Vic Heyman in Hof de Bist - Ekeren. ✩Kunstcriticus Willy Juwet was inleider o.m. van de tentoonstellingen Jos Hendrickx (Oostende), Frans Masereel (Tollembeek). ✩Het jeugdboek ‘Paultje ze gaan weer vechten’ van Gie Laenen (rondom de geschiedenis van een uitroeiingskamp) verscheen bij Lannoo (160 fr.). ✩Letterkundige Gwij Mandelinck hield een ‘Avond van de Poëzie’ te Beauvoorde op de jaarlijkse Academiedag 13 juli. ✩Van Bart Mesotten verschijnt bij Colibrant-Deurle ‘Dag, pauwveer’, een nieuwe bundel haikoes. ✩Het in vorig nummer aangekondigde deel IV van Drs Jef Notermans' ‘Commentaren op Heinric van Veldekens Sint-Servaaslegende’ is wegens zijn omvang in deel IV en V gesplitst geworden; het bevat o.m. een honderdtal verluchtingen (druk Stereo & Grafica, Maastricht. Dank zij o.m. het Anjerfonds Limburg zijn beide delen beschikbaar voor f 25 + f 6 port (giro 10.365.40 J.M.G. Notermans, Athoslaan 1D, Maastricht). De auteur vierde op 30 april zijn tachtigste verjaardag, waarvoor wij hem hartelijk feliciteren. {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} ✩Van Bert Peleman verscheen ‘Rubens te Antwerpen’ in de reeks Flandria Illustrata van uitg. J.E. Buschmann Antwerpen, giro 000.0815148.57 (950 fr., teksten in zes talen, 168 blz., 25 × 30 cm, vollinnen band, rijk geïllustreerd). Hij presenteerde de tentoonstelling van schilderijen naar Rubens te Asse. ✩Aan Willem Persoon werd door de gemeente Mortsel opgedragen een huldeboek Marc Liebrecht samen te stellen. ✩Ludo Raskin treedt op als secretaris van de jury voor de prijs Cre'act te Aldeneik-Maaseik. ✩Van de jonge dichter Rik Schrauwen verscheen in eigen beheer de bundel ‘Bladstil’ (100 fr., Stationstraat 80, 8040 Ruddervoorde). ✩Van ‘Langs de wegen’, het bekende werk van onze ere-deken-literatuur Stijn Streuvels, verscheen een Engelse vertaling te Boston door Edw. Crankishaw in de reeks ‘The library of Netherlandic literature’. ✩Jeugdschrijver René Swartenbroeckx werkt aan een project omtrent poëzie van Limburgers op plaat m.m.v. de Ver. voor Limburgse Auteurs. Op teksten van hem werd een kindermusical gecomponeerd die uitgevoerd wordt op 30 september door De Heivinken. ✩‘Onvoltooide Symfonie’ van Lambrecht Swerts werd door Sita de Kock in het Afrikaans vertaald ter uitzending door de Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporasie (Pretoria). ✩Een map gedichten van Maurice Trippas met lino's van Gène Eggen wordt voorbereid (375 fr.). ✩Kunstcriticus René Turkry presenteerde o.m. de tentoonstelling Renée Kempen (Schoten). ✩Wegens gezondheidsredenen heeft Senator Leo Vanackere o.m. het voorzitterschap van het Komitee voor Frans-Vlaanderen moeten opgeven. Spoedig herstel! ✩Gedichten van Roger Vanbrabant verschenen in Renaissance, 't Kofschip en De Eecloonaar. In Het Schuurke te Bocholt werden gedichten van hem door Bea Duchateau voorgedragen. ✩‘Peter Benoit op de voet gevolgd’ van Paul Vandeburie verscheen n.a.v. het Benoitjaar bij de Vl. Volkskunstbeweging Antwerpen (190 fr., giro 000.04250043.86). ✩Letterkundige Harold van de Perre spreekt over Rubens op 3 oktober in het Cultureel Centrum Affligem. ✩‘Siska van Roosemael’ van Conscience werd in een bewerking van Teresa Vandermeulenvan Marcke gebracht door de Vlaamse T.V. op 12 mei. ✩Jos van der Steen was mede-inleider van de retrospectieve Vic Heyman in Hof de Bist - Ekeren. ✩Het Oratorium ‘De Rhijn’ van Benoit in een herwerkte tekst van Anton van de Velde werd door BRT-3 uitgezonden op 9 juli. ✩Gedichten van Jozef Vandromme (Westouter) werden besproken in ‘Boer en Tuinder’ (Omar Waegeman) en in ‘Jong Karitas’ (dichtbundel ‘Seizoenen van mijn hart van 1975). ✩De dichter Guido van Herke debuteert met ‘Ogen-merk’ bij Colibrant (Deurle). ✩Julien van Remoortere opende de tentoonstelling Frans van Immerseel (Aalter). ✩Van Erik Verstraete verscheen als uitgave van de Snellaertkring ‘De Nederlandse Letterkunde in volkse zin’, een essay over de vlaamsnationale en grootnederlandse literatuur, die systematisch van officiële zijde sedert 1945 wordt bestreden (50 fr., Brk. 413-1102351-03 E. Verstraete, Deurne Koude Beekstraat 10). ✩De essayist Antoon Viaene schreef over de grafsteen van Sigis van Majorca in het speciaal Guldensporennummer van ‘De Leiegouw’. ✩‘Ieder zijn bronzen tijd’ is een bundel met 14 gedichten van Piet Vlieghe. ✩Prof. Dr. Frans Vyncke leidde te Aalst de fototentoonstelling van werken van Rubens in. Hij sprak over Europese epiek o.m. voor BRT-3 in juni. ✩Prof. Lode Wils besprak de Vlaamse Beweging en het Davidsfonds tot 1914 in een colloquium te Dendermonde n.a.v. het 100 j. bestaan der plaatselijke DF-afdeling. Hij sloot aan bij zijn ‘Honderd jaar Vlaamse Beweging’, I. Geschiedenis van het Davidsfonds tot 1914’ (uitg. DF 1977, 495 fr.), dat pas verschenen is en waarin hij de tendentieuse antikerkelijke geschiedschrijving van P. Fredericq, A.W. Willemsen e.a. aanklaagt. ✩Prof. N. Max Wildiers hield vijf lezingen over ‘Wereldvervreemding en wereldverbondenheid als cultuurfilosofisch probleem’ voor de Vl. Leergangen te Leuven. Op 7 nov. handelt hij over de actualiteit van Teilhard de Chardin in het Cultureel Centrum Affligem. ✩Van Bert Willems verschijnt in het najaar de nieuwe dichtundel in luxe-editie met zeefdrukken van Marcel Celis, waarover Bert Willems een monografie voorbereidt. Hij leidde op 24 mei de tentoonstelling in van Jean-Guy Beernaert te Hasselt. {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} Laatste berichten Letterkunde: Van Jan Biezen verscheen bij de Beuk te Amsterdam de dichtbundel ‘Omtrent de vrouwen in haar die ik liefhad’. - Van Herman Boon verscheen ‘Ik zet mij hoog in de wolken’ (gebeden uit alle landen) en ‘met Hem’ (bezinning over roeping). - Ronny Castelein publiceerde o.m. in ‘Jonge Reuzen ('t Kofschip). - ‘De Cat kijkt Karel uit de boom’ is een vrolijk boekje van Karel de Cat verschenen bij de Roerdomp te Brecht. - Van André Demedts verscheen bij Orion-Brugge een bundel wijsheid ‘De waarheid stelt niet teleur’, ingeleid door Anton van Wilderode. - De documentaire van Jo de Meester ‘Rubens en zijn tijd’ werd uitgezonden door de Vl. TV op 21-7. - Zeer uitvoerige interviews met letterkundige Monda de Munck verschenen in de nederlandse ‘Telegraaf’ en in ‘Belang van Limburg’. - Van Frans de Peuter verscheen ‘Uit zeven kelen’ bij de Bladen voor de Poëzie (Orion Brugge). - José De Poortere schreef over romanciers en dichters in De Gentenaar portretten en analyses voor de poëziemiddagen ‘Literair Aperitief’. - Van Fred de Swert verscheen in de reeks Bladen voor de poëzie (Orion Brugge) de dichtbundel ‘Wat je hoort zijn de vergeetmenietjes’. - Van Academieleraar Meubelkunst Frans Dufour verschijnt het prachtige boek ‘Zeven Eeuwen Meubelkunst in België’ bij Lannoo: 200 p., 180 zw.w. en 20 kleurillustraties, 25 × 33 cm, vollinnenband, 2.000 fr. tot 15-10 (nadien 2.500). - Van Pierre Dyserinck werd het luisterspel ‘Brees’ uitgevoerd op 6 augustus door de BRT. - Van John Gheeraert verscheen ‘Als d'oude peperbus vertelt’ met getuigenissen van letterkundigen en andere beroemdheden uit het verleden over Oostende. Illustraties van Gustaaf Sorel. - Van Christina Guirlande verscheen ‘De slapende olifant’ als vervolgverhaal (Ben Roggemans Actualiteitsbladen); bij Altiora ‘Avontuur op de Rietkraag’; bij Mikron te Herk - de - Stad ‘Detta of een pop zonder handen’. Haar ‘Twee klompen op Stap’; bij de Sikkel krijgt een derde druk (tot 35.000 ex.). Zij gaf schoollezingen te Dendermonde en kortrijk. - Letterkundige Godelieve Melis debuteerde als dichteres met de bundel ‘Toetssteen’ (Heideland Hasselt). - Van Gaston van Camp en Julien van Remoortere verscheen Lannoo's Zomerboek; Winter en Lente volgen weldra. - Van Marietje Vande Putte verscheen ‘Als de Muze luistert’, eenvoudige en oprechte poëzie van een gehandicapte, verzameld uit haar bundels ‘Gouden garve’, ‘Gebroken vlerken’ en ‘Uit de eenzaamheid’. In eigen beheer: Everstraat 5F, 9110 St.-Amandsberg. - Van Julien van Remoortere verschijnen