Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden Geduerende d'oorloghe teghens den coningh van Spaengien: onder het beleydt van den Prince van Oraengien, ende Prince Maurits de Nassau Willem Baudartius Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden. Geduerende d'oorloghe teghens den coningh van Spaengien: onder het beleydt van den Prince van Oraengien, ende Prince Maurits de Nassau van Willem Baudartius uit 1616. Een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier steeds tussen vierkante haken toegevoegd op basis van exemplaren Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OTM: OL 146 en Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: KW 357 F 37. p. III: een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier tussen vierkante haken aangevuld. p. 65: Sep ember → September: ‘in den beginne van September over’. p. 119, 120, 141, 142, 852: in het origineel komen deze paginanummers twee keer voor, dat is hier ongewijzigd overgenomen. p. 128: het onjuiste paginanummer 130 is verbeterd in 128. p. 129: het onjuiste paginanummer 131 is verbeterd in 129. p. 132: het onjuiste paginanummer 134 is verbeterd in 132. p. 133: het onjuiste paginanummer 135 is verbeterd in 133. p. 139: A ba → Alba: ‘het vierde Alba, het vijfde’. p. 172: het onjuiste paginanummer 162 is verbeterd in 172. p. 218: het onjuiste paginanummer 118 is verbeterd in 218. p. 320: vau → van: ‘Des Princen van Parmas tocht voor Antwerpen’. p. 330: cen → een: ‘als een muys in een valle besloten hadden’. p. 374: doofach ich → doofachtich: ‘ghelucke ofte onghelucke wat doofachtich’. p. 396: ' → 't: ‘bloeden voor dat de rove van 't verbrande vleesch’. p. 400: Gouvernenrs → Gouverneurs: ‘de Soldaten des Gouverneurs ghebonden zijnde’. P. 412: vau → van: ‘den Parlamente van Parijs verwesen’. p. 446: het onjuiste paginanummer 448 is verbeterd in 446. p. 447: het onjuiste paginanummer 445 is verbeterd in 447. p. 450: het onjuiste paginanummer 452 is verbeterd in 450. p. 451: het onjuiste paginanummer 449 is verbeterd in 451. p. 498: plectun ur → plectuntur: ‘delirant Reges plectuntur Achivi’. p. 543: Phi ips → Philips: ‘Maer Philips Sidnei, Norrits’. p. 607: herft → heeft: ‘ende hy heeft de selfde versterckt’. p. 658, 659: in het origineel zijn de paginanummers verwisseld, dat is hier verbeterd. p. 781: het onjuiste paginanummer 187 is verbeterd in 781. p. 787: het onjuiste paginanummer 187 is verbeterd in 787. p. 789: het onjuiste paginanummer 189 is verbeterd in 789. p. 795: het onjuiste paginanummer 195 is verbeterd in 795. p. 803: Ju → Jn: ‘Jn het welcke Don Loys meynt’. p. 857: eude → ende: ‘hooghen Krijchs-raet/ ende Gouverneur van Rijn-berck’. p. 864: voorschreveu → voorschreven: ‘tot dat daer inne by de voorschreven Princen’. p. 870-895: deze pagina's ontbreken in het origineel en zijn hier toegevoegd uit exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: KW 357 F 37. p. 870: innne → inne: ‘behoordt en hadde de selve Clausele daer inne te’. p. 874: appobratie → approbatie: ‘Wat belanght de forme van d'approbatie’. p. 877: appobratie → approbatie: ‘door mijn Acte van approbatie daer by ghevoecht’. p. 880: Sode → Sone: ‘synen lieven Sone Iesum Christum biddende’. p. 889: Gederland → Gelderland: ‘Ertzhertog van Oostenrijck wort Gouverneur van Gelderland’. p. 891: de ontbrekende kop ‘R’ is tussen vierkante haken toegevoegd. p. 891: Parna → Parma: ‘Edeldom ghepresenteert aen Madame de Parma’. p. 894: 674 → 474: ‘474reperaty23.repartitye’. baud002afbe01_01 DBNL-TEI 1 2016 dbnl unicode exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: KW 357 F 38 Willem Baudartius, Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden. Geduerende d'oorloghe teghens den coningh van Spaengien: onder het beleydt van den Prince van Oraengien, ende Prince Maurits de Nassau. Michiel Colijn, Amsterdam 1616 Wijze van coderen: standaard Nederlands Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden Geduerende d'oorloghe teghens den coningh van Spaengien: onder het beleydt van den Prince van Oraengien, ende Prince Maurits de Nassau Willem Baudartius Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden Geduerende d'oorloghe teghens den coningh van Spaengien: onder het beleydt van den Prince van Oraengien, ende Prince Maurits de Nassau Willem Baudartius 2016-01-28 RK colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Willem Baudartius, Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden. Geduerende d'oorloghe teghens den coningh van Spaengien: onder het beleydt van den Prince van Oraengien, ende Prince Maurits de Nassau. Michiel Colijn, Amsterdam 1616 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/baud002afbe01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==I==} {>>pagina-aanduiding<<} Afbeeldinghe, ende Beschrijvinghe van alle de Ueld-slagen/ Belegeringen/ en̄ and're notable geschiedenissen/ghevallen in de Nederlanden/Geduerende d'oorloghe teghens den Coningh van Spaengien: Onder het beleydt van den Prince van Oraengien / ende Prince Maurits de Nassau/ etc. Van weghen de Hooch-Moghende Heeren Staten der Vereenichde Nederlanden. t'Amsterdam By Michiel Colijn, Boeck-vercooper op 't VVater in 't Huysboeck. 1615. Met Privilegie. {==II==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} DEn E E. Hoogh-moghenden Heeren, Mijn Heeren de Staten Generael der Vrye Vereenichde Nederlanden: Midtsgaders DEn Doorluchtigen Hooch-gheboren Vorst ende Heere, Myn Heere Mauritz, gheboren Prince van Oraengien, Grave van Nassou, Catzenelleboghen, Dietz, Vyanden, Meurs, &c. Marquis van der Vere ende Vlissinghen, Heere van Sint Vyt, Daesborgh, der Stadt Grave ende den Lande [van] Cuyck, Leck, Polanen, &c. Ridder van der Ordre des Groot-machtichsten [Coni]ncx v[a]n Groot Brittannien, Gouverneur ende Capiteyn Generael van G[elderland]t, H[o]llandt, Zeelant, Vtrecht, ende Over-Yssel, &c. ende Admirael vander Zee Synen Ghebiedenden Heeren, Wenscht Michiel Colyn, Boeck-vercooper tot Amsterdam, nae voorgaende oodtmoedige presentatie synes gantsch bereyt-willigen dienstes, gheluck ende salicheyt. DE. Hooch-mogende Heeren. Doorluchtighe ende Hoochgeboren Vorst. HOe grootelijcx dat alle goede Inghesetenen deser Vrye Vereenichde Nederlanden, ghehouden ende verplicht zijn aen uvve EE. Hooch. Moog. ende Princel. Excel. midtsgaders vvylent mijn Heere den Prince van Oraenjen, uvver Princelijcker Excellentie Heer Vader, hoochlofflijcker ende onsterfflijcker ghedachtenisse, als de vvelcke door de vvijse, vaderlijcke, ende van God almachtich hoochlijck ghezeghende regeringhe van uvve EE. Hooch. Mo: ende door het niet min voorsichtich als voorspoedich beleydt ende de Heroïque daden van uvve Princel. Excellen. ende haren Hoochghedachten Heer-Vader, na eenen soo langh-duerighen arbeydt ende onverdrotene lijdtsaemheyt, eyntelijck eenmael gheraeckt zijn tot de langh-ghevvenschte, dier- {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} ghecochte, ende tegen geene schatten vvaerdeerlijcke Vryheyt, die sy tegenvvoordelijck, danck sy den goeden ende mensch-lievenden Godt, beyde naer Lichaem ende Ziele, zijn genietende: dat selve en hoort men haer niet alleenlijc met eendrachtiger stemme in haer Vaderlandt dagelijcx luyde uytroepen, maer het vvort door hare vvijt-streckē de ende geē quartierē onversocht latende Schip-vaerden oock tot aen de uyterste palen des Aerdtrijcx uytghecondicht ende verbreyt. De Oost ende VVest-Indianen, dat is der Sonnen op ende onder-gangh vvetender van te spreken, ende vvenschen ontvvijfelijc dicmaels in hare herten door soo dappere ende oyt onvervvonnene Helden haer selven te mogen verlost sien uyt de handen ende banden van even de selve goet ende bloet-dorstighe Natie, die so veel jaren na-gaens getracht ende ghejacht heeft ons ende onse na-comelinghen ten eeuvvighen dage onder het onverdrachelijck juck van hare meer dan Barbarische Lijf ende Ziel-eyghenschap te doen suchten ende duchten. In het ysighe Noorden, daer van vveghen de onlydelijcke koude gheen menschen en connen vvoonen, daer draghen de Voor-geberchten, de Engten der Zee, ende de Eylanden uvver EE. Hoo. Mo. Princel. Excellentie, ende hares Hoochgedachten Heer-Vaders namen. De vvelcke in't Zuyden al mede bekent zijn, soo verre als 't Zuyden selve den onsen oft eenighen anderen Europaeischen volckeren tot noch toe bekent is, ende metter tijdt (dē Hemel vervulle mijnen vvensch) noch verder aldaer bekendt sullen vvorden. Dese ende meer andere schuldighe teeckenen van vvelverdiende danckbaerheyt, toonē ende bevvijsen alle oprechte Vrije Vereenighde Nederlanders elck na hun vermoghen aen de selve uvve EE. Hoo. Mo: ende Princelijcke Excellentien, ende doender oock vvel aen, dat sy sich soo lofflijck daer in trachten te quyten. Maer nochtans vvat soude dit altemael mogē helpen om yemants name, (hy vvare dan ooc so grootdadighen ende manlijcken Heldt als hy immermeer conde, naer behooren eeuvvichduerich te maken, ten vvare dan dat daer by quamen de onsterfflijcke ende des al verslindenden tijts ende nijts scherpe tanden, geen- {==V==} {>>pagina-aanduiding<<} beginne onser langhduerigher bloedigher Oorloghe tot den eynde toe onder de vvelghedachte Regieringe van uvve EE. Ho. Mo. ende beleyt van uvve Princelijcke Excellentie, ende haren hooch-ghedachten Heer Vader in de seventhien Nederlanden voor-ghevallen, ende dat so vvarachtichlijck ende getrouvvelijck als my voor desen tijdt moghelijck is ghevveest om doen, met voor-nemen ende belofte, soo ick naemaels door yemandt naerder ende claerder bescheydt van eenighe hier verhaelde saken can becomen, dat ic niet en sal na-laten het selve inden tvveedē druck deses vvercx tot syner plaetse voor den dach te brenghen, sonder my sulcker veranderinge (soo daer eenige soude moghen voor-vallen) te schamē, vvant het niemant verbodē, maer een yeghelick daerentegen gheboden is syne dolinghen (die vvy doch alle ondervvorpen zijn) te belyden, ende soo veel in hem is te beteren. Dit Boeck nu hebb' ick my verstout om redenen hier onnoodich verhaelt, als die alreede ghenoech by den vvege ende als met den vingher zijn aengevvesen, oock by yegeghelijck een, selfs ten eersten aensiene, licht bevroedt connen vvorden, uvve EE. Ho. Moog. ende Princ. Excellentie dienst-schuldeliick op te offeren, de selve gantsch onderdanichlyc biddende dat genadeliick aen te nemen, ende teghen alle de vyerige pylen der nyders, die het sullen vvillen bestormen, met den schilt van uvver EE. Hooch Moog: ende Princelijcker Excellentie macht ende authoriteyt te beschermen. VVaer door ick my dan te meer bevveecht ende verplicht sal vinden, beneffens alle andere oprechte Lief-hebbers der Vaderlantsche Vryheydt Godt almachtich te bidden, dat hy uvve EE. Hooch. Moog. ende Princelijcke Excellentie hoe langer hoe meer vville zegenen ende gebenedyen, tot lof ende eere synes heyligen ende hoochvvaerdigen naems, opbouvvinge syner Kercke, ende vvelvaert deser Vrye Vereenichde Nederlanden, ende der goede Inghesetenen van dien. t'Amsterdam den 12. September, 1615. {==VI==} {>>pagina-aanduiding<<} Tot den Leser. GVnstighe ende discrete Leser: In het maken ende by een brenghen deser beschryvinghen hebbe ick, passende op het ordentelycke vervolgh der tyden, ende op de Koper-stucken (die met groote moeyte ende oncosten versamelt ende nieu ghemaeckt zyn,) ghelesen ende ghevolght de beste ende geloofvvaerdigste Autheuren, die of in 't geheel, of ten deele onse Nederlandtsche meer dan veertig-jarighe kryghen beschreven hebben. Als daer is voor eerst la grande Histoire de Iean François le petit, ende de seven jaren van Duc d'Alvens regheringhe, beschreven van den vvysen, vlytighen, ende nau-sienden Pieter Bor Christiaensoon. Daerna het groote vverck van den arbeytsamen ende neerstighen Emanuel van Meteren. VVelcken laetsten nochtans ick also ghevolght hebbe, dat daer hy merckelycke misslaghen hadde (gelyck het geen vvonder is dat hy somtydts heeft, devvyle hy geduyrende den tyt van de beschryvinghe syner Historien meest in Engelandt gevvoont heeft, daer hy alle de geleghentheyt der ghepasseerde saecken niet altyt sekerlyck en heeft connen vveten) of daer hy te lang, te kort, of te duyster viel, &c. dat ick daer (seg ick) of myn eygen memorien ende aenteeckeninghen, oft andere Autheuren ghebruyckt hebbe: ende insonderheyt Commentaires memorables de Don Bernardin de Mendoze des guerres de Flandres & Pays bas, depuis l' an 1567. iusques a l' an 1577. Histoire de la guerre civile des pays de Flandres, depuis l' an 1559. iusques ala fin de l' an 1582 A Lyon par Iean Stratius 1583. Chronicon Michaelis ab Isselt in Hoochduytsch. Polemo-graphia Belgica, oder Niederlandische kriegsbeschreibung, durch H. VVilhelm May. Richardi Dinothi de bello Civili Belgico libri VI. ab anno 1555. usque ad annum 1586. Alphonso de Vlloa, eenes Spaenschen Colonnels beschrijvinge van het Iaer 1568. Mauritiados libri sex, Casparis Ens. Mercurius Gallo-belgicus. Suite de l'Histoire de la paix N. Richer. Niederlendischer erster kriegen sub Albano, {==VII==} {>>pagina-aanduiding<<} bey Samuel Apiario, aus Adami Henric-Petri historien, Basel anno 1575. Ende noch meer dan hondert particuliere Tractaetjens, die van den aenbeginne deser oorlogen nu en dan, soo hier, soo daer ghedruckt syn, behalven eenighe die noch noyt in druck en syn uytgegaen, sprekende van deser ende gener Steden en Fortressen belegeringen in het particulier. Item van foulen en inlegeringen &c. Als oock veel Placaten, Edicten, Remonstrantien &c. die allen den genen, die de gheschiedenissen der voorleden jaren verhalen, seer dienstelyck zyn. Ick hebbe oock meer maels oude Capiteynen ende ervarene Bevel-hebbers ghevraecht, hoe die ende die saken, daer sy by ghevveest hadden, beleydt ende afgheloopen vvaren, daer van sy my dickvvils veel beter bericht gedaen hebben, dan in deser oft gener Historyschryvers boecken te vinden is. Ten moet niemandt vreemt gheven dat vvy dit aldus verhalen, ende noemen de gene daer mede ick my hebbe beholpen, vvant een Historyschryver (soo Iacobus Marchant in zyn beschryvinge van Vlaenderen seer vvel seyt) en is anders niet dan een Ordineer-meester van verscheyden stoffe uyt allen hoecken by een versamelt. VVy vertrouvven vastelyck, datter al eenighe sullen zyn, die dit vverck sal behagen: Oock duchten vvy datter veele sullen zyn, die het mis-haghen sal. VVant daer en kan soo goedt geen boeck ghemaeckt noch aen den dagh gegeven vvorden of ten mis haeght altyt yemandt. Ende hebben sich dit moeten getroosten alle die oyt eenighe Historien, oft andere boecken gheschreven hebben. Ia selfs de Grootmachtige ende Hoochvvijse Coninck van Groot Britannien claeght ergens, dat hy van velen berispt is ghevvorden om 't beschryvē van den Slach van Lepanthen. Ende t'is by den gheleerden een oudt Spreeckvvoort. Ne Iovem quidem omnibus unquam placuisse, dat Iupiter selve noyt allen menschen en heeft behaeght. Derhalven het oock geen vvonder is, dat ick ende mijns gelijcke van de berisp-gierige vvorden geoordeelt, ende het alle man niet te passe en konnen maken. Ick en hebbe (dat versekere ick u) niemant {==VIII==} {>>pagina-aanduiding<<} getracht te quetsen, oft syn eere te verminderen, selfs niet der gener die aen de Spaensche syde gedient hebben, ofte noch dienen. Is het nochtans ergens geschiedt, so is't onvvetende geschiedt, ofte om dat sy het soo leelijck ende grof ghemaeckt hebben, datmen hare namen ende daden niet en conde voorby gaen, sonder het rechte bescheydt der Historie te versvvyghen, oft onvolcomentlyck te stellen. Hebbe ick oock yemandt, die of inde regeringe, of in den krijch zyn devoir vvel ghedaen heeft, syne behoorlycke eere ende lof niet genoeghsaem gegeven, ofte des eenen persoons name voor des anderen geschreven (gelijck eenighe der boven-ghenoemde Autheuren, qualyck bericht zynde, somtyts gedaen hebben) dat is my leet, ende daer van vermaent synde, sal het inden tvveeden druc als oock in de oversettinghen deses vverckx in andere talen, naer behoorte verbeteren. Ende dit is het gene vvy u tot eenen ingang deses boecks te segghen hadden. Blijft daermede den goeden Godt bevolen, ende neemt den toegheneyghden vville, die vvy hebben om u te dienen, in dancke. In Amsterdam den 12. September. 1615. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Een corte beschrijvinghe der Neder-landtsche Provincien. NEder-landt, ofte Neder-duytsch-lant/ begrijpende de xvii. Provincien / die de veertich-jarighe Oorloge zijn onderworpen gheweest / wordt aldus ghenoemt om sijn leechte / ten aensien van Hooch-duytsch-landt. Van weghen de leechte deses Landts / comender veel schoone Rivieren uyt Hooch-duytsch-landt ende Vranckerijck / die hier in de Zee Ocean[e] storten en vallen / als zijn / nevens andere / den Rhijn / de Mase / de Schelde / de Wael / de Leye / de Lieve / ende veel andere cleyne Rivierkens ende Beken. Neder-landt is gheleghen aende Oceaensche Noord-Zee / ende bepaelt ofte omcinghelt met de Graefschap Emden en Riviere Ems/ met de Graefschap Benthem ende Sticht van Munster / de Landen van Cleve en Gulick / de Bisdoemen van Ludick / Ceulen en Trier / het Landt van Lothrijnghen ende Vranckerijck / doch den naem en faem van Neder-landt is onbepaelt / gaende door de gantsche wijde Weerelt. Neder-landt wordt verdeelt in xvii. Landen ofte Provincien / zijnde Hertoghdoemen/ Graefschappen en Heerlijckheden. De Hertoghdoemen zijn dese / Brabant / Limborgh/ Lutzenborgh / ende Gelder-landt. De Graefschappen zijn/Vlaenderen/Artois/Henegouwe/ Hollandt/ Zeelandt/ Naemen / Zutphen / ende het Marck-Graefschap des Heylighen Rijcx. De Heerlijckheden zijn dese/Frieslandt/Mechelen/Vtrecht/ Over-yssel/ ende Groeninghen. Dit is de ghemeyne tellinghe der xvii. Provincien / al hoe wel eenighe het Marck-Graefschap des Heyl. Rijcx onder de Provincien niet en stellen: Het Hertoghdom van Limborgh met Valckenborgh ende Dalem / resorteren onder Brabant. Doornijck ende Tornesis/als oock Rijssel/Douway/ ende Orchies / worden ghemeenlijck mede onder de Provincien gherekent / om dat de selfde elck appart als een Provincie contribueren: desgelijckx oock Valencijn / ende de Drenthe. Nae de Vnie te Gent besloten / Anno 1577. hebben de Neder-landtsche Provincien in dese ordre gheseten ende ghestemt. 1. Brabant. 2. Gelder-landt, met Zutphen. 3. Vlaenderen. 4. Arthois. 5. Henegouwe. 6. Valencijn. 7. Rijssel, Douway, Orchies. 8. Hollandt. 9. Zeelandt. 10. Doornijck. 11. Tournesis. 12. Vtrecht. 13. Mechelen. 14. Frieslandt. 15. Groeninghen ende Ommelanden. 16. Over-yssel. Lutzenborgh en hebben des maels gheen sessije ghenomen in de vergaderinghe der Generale Staten. Dese Lantschappen hebben in voortijden/ elck haren besonderen Heer ende Souvereyn-Prince gehadt/die sy altijt op sekere Conditien en̄ Voorwaerden hebben aenghenomen/de welcke sy hare Ondersaten strictè te onderhouden sweeren ende beloven mosten. Maer sy zijn nae der handt / soo nu / soo dan / door houwelijcken / afstervinghen / vercoopinghen / ende andersins / onder een Hooft ghecomen / d'welck was de machtighe Keyser Carolus Quintus, die de selfde sijnen Sone Philippo heeft aen gheerft. Onder ende in dese xvii. Provincien / sorteren vele Princen-doemen / Graefschappen / Marck-Graefschappen/ Baronien/ ende Heerlijckheden. Men rekent Neder-landt groot te wesen in 'tronde/drie hondert en veer- {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} tich Vlaemsche mijlen / dat zijn duysent Italiaensche oft Enghelsche mijlen / ende het heeft binnen sijne palen twee hondert ende acht Steden/met mueren ende vesten besloten/en̄ over de ses duysent en drie hondert Dorpen / die Parochije-kercken hebben / sonder veel andere cleyne Dorpen/ Ghehuchten/ oft Buerschappen / behalven noch wel hondert vijftich opene onbemuerde Vlecken / die Stadts recht ende privilegien hebben / ende ten aensiene haerer Huysen ende Inwoonders / welby treffelijcke Steden moghen vergheleken worden. De Casteelen / Sloten / Heeren ende Edel-lieden Huysen zijn ontelbaer / die gheduerende dese In-landtsche Oorloghe al vry ghemindert ende gheruineert zijn/ maer werden nu dagelijcx vast over al wederom her-timmert ende op haeren ouden voet ghebracht/jae sommighe treffelijcker opghetrocken / als sy te vooren oyt gheweest zijn. De gheweldighe Oorloghen / die dese Neder-landen / al hoe wel onder sich verdeylt ende ghescheurt / van den jare 1566. tot den jare 1609. ghevoert hebben / teghen den aldermachtichsten Coninck van Christen-rijc/ (welcker sevene hy nu eyndelijck / met verwonderinghe van alle de Weerelt / heeft moeten kennen voor vrye Landen/op de welcke hy niet te pretenderen en heeft) betuyghen ghenoechsaem der In-woonderen vermoghen / rijckdom / ende cloeckheyt. Is dit niet eenen wonderbaerlijck seghen Godes over dese Gheunieerde Neder-landen/dat den meesten deel der selfder / gheduerende de In-landtsche krijghen ende beroerten / grootelijcx hebben toegenomen in rijckdom/ ende dat den meesten deel der Steden / seere zijn verbetert ende vergroot gheworden. Tegenwoordelijck zijn de Neder-landen van malcanderen aldus verdeylt: de Arch-Hertoghen van Oosten-rijck Albertus ende Isabella besitten Brabant, Limborgh, Lutzenborgh, Vlaenderen, Arthois, Henegouwe, Namen, Mechelen, het Marck-Graefschap des Heyl. Rijcks, met het Over-quartier van Gelder-landt, de heerlijckheyt van Linghen, Oldenzeel in Over-yssel, ende Grol in de Graefschap Zutphen, daer toe noch Valckenborgh, Dalem, Rode le Duc, (welcke met Limborgh / de vier leeden van Over-Mase zijn) Rijssel, Douway, Orchies, Doornijck en Tornesis, Valencijn, Camerijck, &c. De Staten van de Vrye 'tsamen Vereenichde Neder-landen / besitten drie quartieren van Gelder-landt, te weten / 'tRijck van Niemeghen met de Betau, de Graefschap Zutphen, ende de Veelau, gheheel Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt, Over-yssel, Vtrecht, Drenthe, Groeninghen ende Omme-landen, met noch eenighe Steden ende leeden van Brabant/ als zijn Berghen op Zoom, Breda, Steenbergen, VVillem-Stadt, ende de Grave. In Vlaenderen hebben de Staten der Gheunieerde Landen/ Sluys, Axele, Ter-neuse, 'tgeheele Eylandt Cadsandt, Bier-vliet, Ardenborgh, met noch eenige Schansen ende Sterckten. Bellè fortia agere & pati, verè Belgicum est. {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (1) xvii Provinciarvm Inferioris Germaniae tabvla. ==} {>>afbeelding<<} {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Margareta van Oostenrijck, Hertoginne van Parma, Gouvernante van Neder-landt. Anno 1559. [1559.] NAe dat Philippus II. Coninck van Hispanien Anno 1559. vrede gemaeckt hadde met den Coninck van Vranckerijck/ende gheresolveert was uyt Neder-landt nae Hispanien te verreysen: Soo heeft hy in Augusto te Gent ontboden de Staten der Neder-landen / om haer sijnen wille ende voornemen aen te dienen / ende sijnen afscheyt van haer te nemen hebbende corts te vooren uyt Italien by hem ontboden/sijn Bastaert suster de Hertoginne van Parma, ghenoemt Margareta van Oosten-rijck, des Keysers Caroli V. Bastaert-dochter/ Huys-vrouwe van Octavio Farnese Hertoge van Parma ende Plaisance. Dese Princesse heeft de Coninck Philippus ghestelt tot Regente over de xvii. Neder-landen/ in de plaetse van den Hertoge van Savoyen/ (die nu door de Vrede-handelinghe tusschen Vranckerijck ende Spanien / in sijne Landen van Savoyen ende Piemont / her-stelt ende weder aen ghenomen was.) Voor by gaende niet alleen de Hertoghinne van Lottheringhe (die een Dochter des Conincx van Danemarcke was / ghebooren van des Keysers Caroli V. Suster / des Coninckx Philippi Nae-nichte:) maer oock de Arch-Hertoghen van Oosten-rijck/des Keysers Ferdinandi Sonen / als oock den Prince van Orangien / den Grave van Egmondt / ende andere treffelijcke / wijse / cloeck-moedighe Neder-landtsche Heeren. Dit heeft de Coninck ghedaen door den raedt ende het aendrijven van den Cardinael Granvelle, die wel wist / dat dese Princesse hier in Neder-landt vreemt ende onbekent zijnde / daghelijcx sijnen raedt ende advijs soude moeten gebruycken ende volghen / ende dat hy dan alles nae zijn believen soude connen doen ende bestellen/soo wel in Wereltsche ofte Politijcke als in Ecclesiasticq; oft Kerckelijcke saken. Oock heeft de Coninck Philippus, voor sijn vertreck uyt Neder-landt / nevens de Regente / elcke Provincie eenen Gouverneur ghestelt/ zijnde de treffelijckste [1559.] Heeren van Neder-landt / alle gaer Ridders van de ordre des Gulden-Vlies. Haer wierdt ghegheven elck in sijn Gouvernement / macht over het Crijchsvolck/ ende over de Iustitie. Oock stelde de Coninck onder het ghebiet van dese Heeren / de Benden van Ordonnantien/wesende veerthien Benden Peerden/ t'samen ontrent drie duysent sterck / wel gemonteert / jae men hieltse voor het beste ende fraeyste Peerdevolck in Christenrijck / ende sy wierden altijt ghegagiert / soo wel in Vrede als in Oorloghe. De Coninck heeft ooc eer hy uyt Neder-landt vertroc/in ordre gebracht ende gestelt de drie hooge Raeden/als den Raet van Staten, den Secreten Raet, ende den Raet van Finantien. Dese drie Raden hadden elck haere verscheydene Commissien/ende besondere Camers/so dat sich d'een met des anderen saken niet te bemoeyen en hadde: Sy hadden ooc elck hare Secretarisen/&c. Als de Coninck dit alles wel versorcht hadde / soo heeft hy sijnen oorlof van de Staten binnen Gent genomen / haer boven al recommanderende het onderhouden der Catholijcke Religie / ende het straffen der Ketteren. Hy is van Gent nae Zeelandt ghereyst/ alwaer een schoone vlote Schepen ghereet lach om hem nae Hispanien te voeren / seer wel versien van alles. Onder anderen was daer voor-raedt / alleen van Capuynen ende Hoenderen / boven de vijftich duysent / waer by de andere provisie af te meten is. De Coninc is den xxv. Augusti Anno 1559. van Vlissinghe t'seyle ghegaen/ met twintich Spaensche ende Biscaysche Schepen/ dertich Hulcken / ende veertich andere Schepen/en̄ hy is met goeden windt den viii. September tot Lacedo in Biscayen aenghecomen. Proverb. 21.30. Daer helpet gheen wijsheyt, gheen verstant, geenen raedt teghen den Heere. {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (2) MARGARETA AVSTRIACA, DVCISSA PARMAE ET PLACEN. GENERALIS BELGARVM DITIONVM, PHILIPPI HISPAN. REGIS NOMINE GVBERNATRIX ==} {>>afbeelding<<} {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} Svplicatie by de Heeren ende Edelen des Landts aen Madame de Parma ghepresenteert. [1559.] EEr de Coninck uyt Neder-landt scheyde/ende nae Hispanien verreysde / soo waerender al groote beghinselen van onlust ende beroerten/ over al in het Landt / overmidts de wreede Placcaten / ende uytvoeringhe van dien/ teghens alle de gheene die de Paepsche Religie niet gheheelijck aen en hingen / Item van weghen de moet willicheyt en̄ grooten overlast der vreemder Natien / insonderheyt der Spaenjaerden: Als mede om dat de Landen met soo groote ende ondraghelijcke schattinghen beswaert ende belast waeren. Oock waeren selfs de Gheestelijcke qualijck te vreden / om het invoeren der nieuwe Bisschoppen in de beste Steden deser Provincien / tot welcker onderhoudt de Abten / Paters/ Prioren / Nonnen ende Baghijnen / jaerlijckx een groots van hare renten mosten missen. Vlaenderen/ Brabant/ oock andere Provincien ende Steden/hebben seer ghesucht onder dit swaere jock / ende hebben meermaels door onderdanighe Requesten / als oock door Ambassadeurs / oock door tusschen-spreken van de Keyser/ ende andere Vorsten/ allen vlijt ende neersticheyt aenghewendt/ soo by den Coninck selfs/ als by de Gouvernante/biddende ende smekende om ontlastinge/ of immers ten minsten om verlichtinge van dese sware/ jae ondragelijcke beeden ende lasten. Om dit te remonstrerē/is de Grave van Egmondt van de Regente in Hispanien tot den Coninc gesonden: Maer het is al te vergeefs gheweest; Men heeft wel somtijdts de goede Ondersaten schijnen een troostelijcke antwoorde te geven / maer de daedt bewees het contrarie/want de Inquisiteurs ende andere wreede Officiers des Conincx door-liepen het gantsche Landt/ als briefschende Leeuwen ende bloedt-dorstige Wolven / over albrieven ende bevel van den Coninck vertoonende aen de Magistraten / dat sy haer souden [1559.] helpen en̄ assisteren in het vangen/ ende vervolgen der ghener die de Placcaten des Conincx onghehoorsaem waren. Behalven datmen om de Religie vele Menschen heeft in leelijcke ghevanckenisse gheworpen / ende laten sterven van hongher / dorst / stanck / ende vuylicheyt: Soo zijnder oock veel honderden/ jae ettelijcke duysenden van Menschen levendich verbrant/ oock tot der doodt toe ghepijnicht ende ghereckt van de Beulen / heymelijck in groote vaten ende kuypen versmoort ende verdroncken/ ooc in de Rivieren ende Water-putten geworpen/vele zijnder met den sweerde gherichtet / vele ghehanghen ende gheworght/velen hare goederen afghenomen/ende de Kinderen tot Bedelaers ghemaeckt / de Weduwen tot wellust der Spaenjaerden ende andere vreemde boeven overghegheven ende misbruyckt. Doe de Zee der vervolginghe dus hol ginck / ende [1566.] d'een bare der elende d'andere cort was volghende/ soo zijn de Edele des Landts ghenootsaeckt gheweest allen moghelijcken vlijt aen te wenden om het onweder te helpen stillen / ende voor te comen / soo veel in haer was / de schip-breucke ende den ghemeynen onderganck ofte verderf deser schoone ende treffelijcke Landen. Tot desen eynde zijn vergadert ende by een ghecomen binnen Brussel op den 1. 2. 3. ende 4. dach Aprilis in het hof van den Grave van Culenborgh/ een groot ghetal van de treffelijckste Princen / Graven/ Baroens / ende Edelen deser Landen/ alle gaer onghewapent: Ende hebben op den 4. dach Aprilis Anno 1566. met groote eerbiedinghe/ende in aller onderdanicheyt / audiencie versocht by de Gouvernante / welcke haer ghegunt is. Op den 5. Aprilis zijn die Heeren / ontrent vier hondert in ghetale / in goe- {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (3) Magaris Austriacâ celebri de stirpe, Batavûm Nobilium recipit mites malefida libellos Excipit hos vili Barlaimont scommate cunctos Hinc illae lachrymae, et tanti primordia bellj ==} {>>afbeelding<<} {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} de [1566.] ordre/ comende uyt des Graven van Culenborghs huys / nae het Hof ghegaen / vijvenevens malcanderen/Graef Lodowijck van Nassou/ ende den Vryheere Hendrick van Brederode waren de laetste in de rijghe. Daer waren op het Hof by een vergadert de Gouvernante / den Raedt van Staten / de Ridders van der Ordre / als oock de Gouverneurs der Provincien ende Steden. Als de Gouvernante dus vele treffelijcke Heeren ende Edelen in so goede ordre sach tot haer aencomen/ so was sy daer van een weynichsken ontstelt / d'welck Barlaymont merckende/ heeft (om de Gouvernante moet ende couragie te gheven) ghesproken: Madame, ce ne sont qu'un tas de Gueux, dat is/ Mee Vrouwe, ten zijn maer eenen hoop Bedelaers. Welcke woorden de Heeren ende Edelen vernemende / soo hebben sy gheseyt / datse waeren ghetrouwe Ondersaten des Conincx / tot sijner Majesteyt ende der Landen dienst soo gheneycht / dat sy om het welvaren der selfder wouden waghen lijf en goet/ ende tot een teken ende verder bewijs hier van/ hebben sy Medalien ende Penninghen van gout en silver laten maken/op eene sijde met de beeltenisse des Conincx/ op d'ander sijde een male of bedel-sack/oock eenen bedel-nap of schotel/ende twee handen malcanderen vattende / met dese om-schrift / Fideles a Dieu & au Roy jusques a la besace, dat is / Godt ende den Coninck ghetrouwe tot den bedel-sack. Sy begonnen oock stracx daer nae aen hare bonetten ende hoeden te draghen cleyne fraye Bedel-schotelkens ende Ampellekens: Oock cleeden dese Heeren ende andere / haer selven ende haere Dienaers meest in graeu-minnebroerslaken. [1566.] De Heere van Brederode heeft in aller naeme de Requeste ghepresenteert ende overgelevert in handen van de Gouvernante / met seer groote eerbiedinghe ende nedericheyt / in de welcke sy/soo in haeren / als in den naeme der goeder In-woonderen deser Landen / versochten moderatie der bloedigher Placcaten/als oock gevrijet te mogen zijn van de Spaensche Inquisitie / streckende tot bederffenisse des Landts: Ende van de invoeringhe der nieuwer Bisschoppen: Ten minsten tot de naeste vergaderinghe der Staten Generael / met een protestatie achter aen / dat sy ghetrouwelijck haer ghequeten hadden in den dienst/ welcke sy sijne Majesteyt schuldich waren/voor Godt ende alle redelijcke Menschen: Indien by foute van by tijdts goeden raedt ende middel te ghebruycken/ eenighe desordren / seditien / oproer en bloedt stortinghe / of andere swaricheden ontstonden / dat sy daer van ontschuldich wouden zijn ende blijven. De Coninck ende de Gouvernante hadden wel behooren dese Heeren hoogelijck te bedancken voor haere wel-ghemeynde waerschouwinghe: Maer door de quade Glossen ende uytlegginghen die de Cardinael Granvelle ende andere hier op maeckten / soo heeftmen dit geduydet te zijn een Rebellie/jae nae der handt zijn alle de goede Heeren / die dese Requeste gemaeckt ende ghepresenteert hebben/ verclaert begaen te hebben Crimen laesae Majestatis divinae & humanae. Suppliceren ende broot bidden is nochtans niemandt verboden. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} Predicatien der Ghereformeerde / ende der Martinisten buyten Antvverpen. Anno 1566. [1566.] BVyten Antwerpen hebben in Iunio de Ghereformeerde, als oock de Confessionisten begonnen te prediken in Vlaems ende Francoys/ een vierendeel mijls van de Stadt / op een velt ghenoemt 't Laer / gheleghen by Burgher-hout/ daer toe bequaem zijnde: Eerst ginghen de Burgers derwaerts sonder wapenen / vertrouwende dat niemandt soude soecken oft begheeren haer te hinderen/ maer ghedreyght zijnde van den Drossaert van Brabant / ende andere Officieren / soo hebben sy de toeganghen van den velde met waghenen ende wachten beset/ tot haerder versekerheyt / vele der toehoorderen houdende in d'eene handt het gheweer / in d'ander het Boeck. Doch sy en droeghen de wapenen niet langer/dan tot dat sy wederom in de Stadt quamen/ doe leyden syse stracx wederom af / betoonende ende doende blijcken/dat sy daer mede niet anders voor en hadden/dan haer selven ter noodt te verweeren. Sy versochten ende baden de Overicheyt / datse haer wouden nemen in hare sauveguarde ofte bescherminghe / soo wouden sy de wapenen nederlegghen / ende gheen mistrouwen hebben. Den Magistraet van Antwerpen/met advyse van den Breeden Raedt/ heeft daer veel teghens gedaen/ doch al te vergheefs / Non est sapientia, non est consilium contra Deum. Het volck is uyt Antwerpen ende andere Steden met sulcke hoopen ende groote menichte ter Predicatie ghegaen / als eertijdts ten tijde Iohannis des Doopers gheschiet is: Even ghelijck men siet gheschieden / dat ter plaetse daer eenen grooten langh-wijligen dieren tijdt gheweest is/ alsser cooren ende eetbare ware aencomt / soo loopt elck om seerst; even aldus zijn oock onse Landts-lieden / verhongert zijnde aen der ziele / uytghegaen/ om door de suyvere predicatie des Goddelijcken woordts verquickt ende [1566.] ghelaeft te moghen worden. De Magistraet van Antwerpen/siende ende bevindende / dat hare Burghers Godt meer gehoorsaemden dan de Menschen/ soo hebben sy versocht/dat de Regente met haer Hofghesin daer woude comen ligghen/om die Stadt voor alle periculen te bevrijden / doch sonder Soldaten. Op het welcke de Regente ter antwoorde gaf / datse haer daer op soude beraden / vermanende den Magistraet ende Breeden Raedt /datse alle middelen souden aenwenden om de predicatien te verhinderen / waer toe sy hun een straf Placcaet oft Verbodt sant/ uyt des Conincx name/ van date den 26. Iunij: Maer ten heeft niet veel ghewrocht om de Gereformeerde in haeren ijver te doen verflaeuwen / den ijver / de desperatie / ende de menichte des volcx was veel te groot. Den derden Iulij hebben de Ghereformeerde Wijck-meesters een Requeste gheaddresseert aen den Magistraet / in den naem van de Burgheren / die de Ghereformeerde Religie toeghedaen waren / daer in sy redenen vertoonden / waerom sy hare secrete predicatien begeerden in het openbaer te doen / versoeckende / dat haer daer toe een bequame plaetse in de Stadt mocht ghewesen worden. De Magistraten dese Requeste te Hove sendende / hebben ten anderen male versocht / dat het hare hoocheyt woude ghelieven t'Antwerpen hare residentie te nemen / d'welck sy weygherde te doen/ ten waere met behoorlijcke garnisoen / daer de Magistraet ende Burgherije niet van hooren en wilden. De Gouvernante sont over al Placcaten uyt / bevelende dat men de Predicanten ende haere aenhanghers over al soude vanghen ende hanghen. Dese Placcaten hebben wel op eenighe plaetsen het volck {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} [1566.] wat verschrickt / maer op meer plaetsen verbittert ende geterght: Soo dat sy doe eerst te deghen de wapenen in de handt namen / tot haerder ende der Predicanten bescherminghe. De Regente niet durvende haer met haer Hof-gesin binnen Antwerpen betrouwen sonder garnisoen/ heeft de Prince van Orangien derwaerts ghesonden/ wel wetende dat hy de Gemeente aenghenaem was/ als wesende Borgh-Grave deser Stadt/ oock van weghen sijne wijsheyt / beleeftheyt / ende voorsichticheyt. De Prince van Orangien is den 13. Iulij binnen Antwerpen ghecomen/de Heere van Brederode/met veel andere van Adel / ende een groot ghetal Burgeren / zijn hem te ghemoete ghereden: Doe hy in de [1566.] Stadt quam ende door de straten passeerde / heeft het volck over al geroepen Vive le Geus, d'welck de Prince mishaechde/voort segghende dat het haer soude berouwen / als oock gheschiet is / niet langhe hier nae: Want als de Coninck dit alles vernam / soo heeft hy de Regente geschreven ende belast/dat sy in Duytschlandt drie duysent Peerden in waer-gelt aennemen soude / met thien duysent Voet-knechten: Item dat sy de oude Duytsche Pencionarisen alle hare achterstedicheyt betalen soude: De Coninc selfs stelde oock alle ordre in Spaenien ende andere sijne Landen/ tot voeringhe des Crijchs / ende tot straffe sijner rebelle ende ketterscht ondersaten / soo hy die noemde. Exivit sonitus eorum in omnem terram. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (4) Vero novo ut semper ferventibus undique densa Melliferarum apium erumpunt examina portis, Agmina ita in faelix prodire Antverpia vidit Ut sacro pascant se Nectare Christicolarum ==} {>>afbeelding<<} {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Bestorminge, ende afwerpinghe der Beelden door gantsch Nederlandt. Anno 1566. [1566.] DE saecken hier in Neder-lant ende in Spaenien alsoo staende / ghelijck stracx verhaelt is/ soo is het ghebeurt/ alder eerst in Vlaenderen ontrent Yperen / dat het volck / bevreest zijnde / ende des halven met wapenen ende geweer achter Lande ter predicatie gaende / eenige hun verstout hebben / uyt eenen (ick en weet niet hoedanighen) yver / op de weghen eenighe Beelden af te werpen / daer nae eenighe Capellen/ oock stracx daer nae Cloosters ende Kercken te ruineren; die buyten de Steden stonden eerst / maer sonder langhe toeven hebben sy oock de Kercken ende Cloosters in de Steden aenghetast / alwaer sy alle Crucifixen / Beelden/ Sacraments-huyskens / Ontaren / Taferelen / ende andere vercierselen om verdt wierpen / in stucken sloeghen ende braken / ende dat alles in ongheloovige haesticheyt/ daer by sich alderley volcxken vervoeght heeft. Dese Kerck-brekerije ende Beeldt-storminghe is alle de Neder-landen door voort-gheloopen gelijck eenen windt oft blixem. Alsoo dat alsmen van d'eene Stadt aen d'ander schreef ende ontboodt/ wat dat daer in die naest voorgaende daghen gheschiedt was / soo was het oock ter dier plaetse al gheschiedt/ eer de brieven met die nieu-mare daer quamen: Weynich Steden zijn vry gegaen / of sy hebben de Beeldtstormerije moeten lijden / ende ghedoogen / dat eenen hoop Canalie ofte de gheringhste onder het volck dit deden / of de Regierders / Gheestelijcke ofte Wereltlijcke Kerck-meesters moesten selfs/om grooter schade te vermijden / hare Kercken ende Cloosteren daer van ledighen. Ende dat meest te verwonderen is/ men conde noyt weten/wie den eersten Autheur daer van was: Oock en wasser niemandt onder van de Ghereformeerde Religie / die hem dies beroemde / ofte die dese maniere van doen ghepresen ofte goet [1566.] ghevonden heeft. Het waren meest Ionghers/Leckers / Hoeren en Boeven / die het eerst hebben bestaen. Den twintichsten Augusti, teghens den avont/zijnder eenighe Ionghers ende Boefkens in de groote Kercke binnen Antwerpen vergadert / oock Mans-persoonen / daer wandelende teghen den Lof-tijdt. Daer warender eenighe die dapper schimpten op het Marien-beeldt / d'welck in sijnen Choor of Capelle ghebracht ende besloten wert / soo haest als de Processie ofte Omme-ganck ghedaen was/ (daer het andersins wel eenen dach ofte twee in de ruymte der Kercke pleecht staende te blijven/) roepende voor den Choor / of Mayken bevreest was / ende dat sy daerom dus vroech te Choore liep? Andere Buffels riepen/ Maye Timmermans, dits uwen laetsten dach van eere: Andere / dits uwe laetste wandelinghe. Tot de oude Vrouwe / die voor de Choor-deure Keerskens/ Vaentgens / Pater-nosterkens / ende dierghelijcke cramerije vercocht/spraken eenighe Quanten: Moeyer ghy moocht wel te huys gaen/ de Marct is haest uyt. Dit te hooren ende te sien/ heeft dese oude Vrouwe soo verdroten/ dat sy gram geworden zijnde/ seer ghekeven ende groot ghetier ghemaeckt heeft; Sy nam eenen pot met assche / Item stof en dreck / ende ander vuylnisse/ wat sy crijghen conde / ende wierpse de jonghers nae het aensicht ende de ooghen / waer uyt twist gherees / ende de gheheele Kercke (in de welcke veel volcx was) quam in roere. Als de Heeren des Magistraets dit alles vernomen hadden/soo zijn haerder eenighe met den Marck-grave / Heer Iohan van Immerselle/in de Kercke ghecomen/met Sargianten ende Hellebardiers / vermanende d'een {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (5) Gens effraena armis quid quaeso laedis inermes Tasne sacrata Deo audaci spoliare rapinâ Vana superstitio patrum simulachra ferebat, Non furor haec tollat, duce sed ratione gerantur ==} {>>afbeelding<<} {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} [1566.] en d'andere uyt de Kercke te gaen / d'welck sommige deden / andere seyden sy wilden het Lof eerst hooren: Waer op de Marck-grave hen dede aenseggen: men souder gheen Lof doen: hier op antwoorden eenighe/ soo wilden sy dan selve het Lofsinghen / midts dien soo begonst d'een hier/ d'ander daer te singhen: Eenighe Ionghers speelden ende rolden in de Kercke met ballen / andere met knickers / onder-tusschen quam daer al meer ende meer volckx in de Kercke. De Marck-grave siende dat hy niet en vermocht 'tvolck uyt te doen gaen / noch ordre te stellen / sloot alle de Kerck-deuren toe / behalven eene / ende is alsoo met vreese van daer ghescheyden/waer door dat volcxken noch stouter gheworden is. Als het nu wel ses uyren in den avondt was / soo hebben sy malcanderen opgheroeyt/om het Marien-beeldt om verre te smijten/ stracx hebben sy den Choor opghebroken / roepende: Vive le Geus. Dit werck eens begonnen zijnde / is terstont met sulck een furie voort geloopen / ende met soo vele handen bevoordert / dat eer middernacht alle de Chooren opghebroken/ de Outaren om verre ghesmeten / alle de Beelden afgeworpen ende ghebroken zijn / oock alle de grendelen en sloten gheopent in de gantsche Kercke / in de welcke men meynt dat wel tseventich Outaren gheweest zijn / soo verciert met constighe wercken/ schilderijen / ende allerley costelijckheyt / als in eenighe Stadt mochte wesen. Als nu alle de Beelden in de groote Kercke binnen Antwerpen afgeworpen waren / isser een groote menichte van die Ionghers / met oock eenighe Mans-persoonen / te ghelijcke oock Hoeren en Boeven / alomme gheloopen om 'tselfde oock elders te doen / gelijck sy oock ghedaen hebben in alle de Cloosters / Kercken ende Capellen door de gantsche Stadt: Sy hadden het meest al om verre gheworpen in alle de voorschrevene plaetsen/ eer het smorghens te deghe dach was/ hebbende alle de keersen ende toortsen ontsteken / die sy in de Kercken vonden / daer mede sy alle hoecken [1566.] ende winckelen door liepen / alles door snuffelende. Dit is een groot ende wonderlijck werck gheweest/ alsmen aenmerckt alle omstendicheden: Men kende nerghens yemandt van de doenders; niemandt hoordemen hem namaels daer van beroemen: Daer en viel gheen ghevecht noch questie onder haer om den buyt: Daer en werdt oock niemant gequetst/ d'welck boven al seer te verwonderen is / als zijnde in der nacht / ende soo veel steenen / houten/ ysers / ende andere materialen brekende: Yseren deuren / metalen tralien / dicke posten en pilaers daer de Beelden aen hinghen / brakense in stucken of het kennep-stocken gheweest waren. Dewijle dat dit gheschiede/ stondt de Magistraet ende Borgherije binnen Antwerpen so verbaest ende bedwelmt den geheelen nacht in wapen / als ofse hadden betoovert gheweest / verscheydene ghedachten/ vreese/ ende achterdencken hebbende. De Rooms-Catholijcken dachten / dat het der Gereformeerden werck was / ende vreesden dat de selfde met dit heyloose ghesinneken vergheselschapt ende versterckt zijnde / haer op den Cop souden slaen. De Gereformeerde wel vermoedende ende vreesende dat dit bedrijf haer soude te laste gheleydt worden/ dochten dat het best was het spel aen te sien / sonder de handt daer aen te slaen. Terwijlen dat de eene partije de andere aldus vreesde/ hadden sy beyde een ghemeyne vreese / namelijck/ dat dit selfde volcxken/ als sy den smaeck van den roof souden gecregen hebben / daer om het haer meest te doene was / daer mede niet ophouden en souden/maer dat sy in der rijcker Coop-lieden ende Borgheren huysen vallen / ende de Afgoden in de kisten ende borsen soecken souden. De Magistraet ende Borgherije bleven perplex staende/ nochtans in goede ordre ende in hare wapenen / vermaenden malcanderen tot eendracht / ende toe te sien datter gheen bloedt-stortinghe en gheschiede / noch {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} [1566.] huysen open ghebroken en werden/ daer in sy alle wel eens waeren / neerstigher zijnde (nae het segghen der Spaenjaerden) om haer lijf ende goet voor te staen/ dan de Roomsche Heylicheyt ofte Gods-dienst / daer in handelende gelijck eertijdts de Borghers te Orpha ghedaen hebben / als Gedeon den Altaer Baals afghebroken/ende de haghen afghehouwen hadde/ sy spraken / Baal richte voor hem selven, dat sijnen Altaer ghebroken is. Iud. c. 6. Soo haest als smorgens de Poorten der Stadt opgingen/zijn een groot deel van dese Beeldt-stormers buyten gheloopen/eerst na S. Bernaerts/een schoon Clooster / anderhalf mijle van de Stadt gelegen/ende alsoo voorts op alle de Dorpen rontom her / alles afbrekende/met ongheloovelijcke stoutheyt/sonder dat yemandt ghesocht heeft haer sulcx te verbieden ofte verhinderen / met woorden ofte wercken: Iae eenighe Magistraten hebben wacht bestelt/ op dat andere haer niet souden poghen met gheweer of ghewalt in dit werck te verhinderen. Soo dat het scheen en bleeck / dat nu den tijdt ghecomen was / in welcken Godt de Heere bestemt hadde de Beelden / die so hooghe gheachtet ende gheeert waren gheweest/te stellen tot een spot van alle de Weerelt. Terwijle dat dit t'Antwerpen/ ende daer ontrent ghebeurde / is derghelijcke afwerpinghe der Beelden oock elders gheschiet [1566.]/s'Hertogenbos/Breda/ Bergen op Zoom &c. hebben al van ghelijcke destructie moeten lijden. Alsmen te Lier oock sulcx meynde te doen / soo hebben de Heeren van de Wet sekere persoonen bevolen alle Beelden &c. af te doen: d'welck gheschiet zijnde / soo is sulcks den ghedeputeerden der Beelde-stormers ghetoont/of syder mede te vreden waren. In Vlaenderen is dit werck soo dapperlijck aenghevanghen ende volvoert / als erghens anders / oock in Walslandt / Hollandt / Zeelandt / Vtrecht / Frieslandt/ Groeninghen / Over-yssel/ Gelder-landt / ende Zutphen. Te Delft en waeren sy met den Magistraet/ (die de Beelden hadde laten afnemen met ordre) niet te vreden / maer hebbent noch naerder willen doen/ ende hebben alle de Outaren afgheworpen ende gheslechtet/ niet tegenstaende de groote wacht der Burgheren/die in haer wapen stonden om sulcx te verhinderen. De Beeldt-stormers verlieten ende verstouten haer over al seer op die van de Religie / die nochtans haer meer verwonderden over dese daedt / als wesende een wonder werc Gods/dan dat sy het presen ofte toestonden: Iae de Gereformeerde Predicanten hebben dit onordentelijcke Beelde-stormen in hare predicatien bestraft ende ontraden. Factum est à Domino, & est mirabile in oculis nostris. Velt-slach tot Ovsterweel, den derthienden dach Martij, Anno 1567. [1566.] ALs de tijdinge van het Beelde-stormen / als oock van het prediken der Ghereformeerde binnen ende buyten Antwerpen / oock binnen ende buyten vele andere Steden deser Neder-landen / ende dat met oogh-luyckinghe / jae oock met toelatinghe der Magistraten / die het doch niet keeren noch weeren en conden / te Brussel aen de [1566.] Regente / ende de Raeden quam / soo heeft dit een groote verschrickinghe ghecauseert / alsoo dat de Regente woude Brussel verlaten/ ende met haer Hofghesin nae Berghen in Henegouwe trecken / vreesende perijckel voor haeren persoon: Sy versocht van de {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} [1566.] Gouverneurs der Provincien ende Ridderen van der Ordre/haer te willen geleyden: Maer de Heeren hebben haer sulckes te doen in aller manieren ontraden/ groote ende gewichtige redenen by-brengende/door de welcke sy eyndelijck te blijven is beweecht gheworden. Den xxiii. Augusti Anno 1566. heeft de Regente (siende de groote beroerten door gantsch Neder-landt / ende vreesende een ghenerale revolte ende bederf der Landen) met advijs van de Gouverneurs der Provincien/ der Ridderen van der Ordre/ als ooc der Raeden van Staten / ende van den Secreten Raedt/gheresolveert/aengaende de predicatien ooghluyckinghe te doen/ ende die te gedoogen in die plaetsen / daer sy voor dien dach gheweest hadden. Sy heeft den Heeren / die by haeren bevele met de Edele des Landts handelden / daer van schriftelijcke Acte ghegheven. Sy heeft oock geseyt ende by gheschrifte verclaert / dat de Coninck haer gheschreven hadde/ te vreden te zijn / dat d'Inquisitie soude ophouden. Tot breeder versekeringe ende gerusticheyt der Geconfedereerde Edelen/heeft de Regente op den xxv. Augusti by gheschrevene ende verseghelde Acte doen weten/ dat volghende het consentement ende wille van sijne Majesteyt/sy hebbe belooft/ende belove midts desen/ dat ter cause der voorseyder Requeste ende Verbont/ ende 'tghene datter tot nu toe naghevolcht is / haerlieden niet en sal gheweten ofte geimputeert worden by syne Majesteyt / noch van haer. Aen d'ander sijde hebben de Edele belooft/ dat sy haer souden dragen als goede ende getrouwe Vassalen ende Onderdanen van sijne Majesteyt / &c. Dit verdrach aldus ghemaeckt zijnde / heeft de Regente dat alomme met besloten Brieven ghesonden / aen de Gouverneurs der Provincien / ende Wet-houders der Steden. Hier uyt volchde groote vreucht / stilte / ende gherustheyt onder het volck/ maer ten duerde niet langhe. Want het quam onder den ghemeyne Man/dat de Regente by hare familiare ofte vertroude vrienden zijnde/ seyde: [1566.] dat sy het also niet en verstondt gelijck de Edelen meynden / maer dat sy teghen haren danck het prediken hadde gheconsenteert / d'welck sy wel haest verhinderen soude. Ontrent Vtrecht hielt sich Hertogh Erick van Brunswijck (een oudt Dienaer van den Coninck) ende nam al vast crijchs-volck aen / tot sijn eyghen versekeringhe ende bewaringhe/soo hy seyde/ maer dit begon over al achterdencken te maken. De Regente heeft oock/onder decksel van de Beeldt-stormers te castijden / alomme begonnen volck aen te nemen. Allenxkens heeft de Regente begonnen de predicatien hier ende daer te verstooren/ oorsake nemende/ om datse juyst op die plaetse niet en gheschieden daerse te vooren gheschiedt waeren: Sy heeft oock binnen Aelst eenen Godsalighen Predicant doen hanghen/om den anderen eenen schrick aen te jagen: Sy heeft oock gesproken / dat sy 'tghene sy geconsenteert hadde/dat selve was uyt vreese geschiedt. Ooc wilde sy andere glosen en̄ interpretatien op de Brieven van versekeringe maken/ segghende: Alhoewel de predicatien waren toeghelaten / soo en was het haer meyninghe niet toe te laten het Doopen / Nachtmael/ Trouwen / Begraven / Consistorien houden / &c. De Bondtghenoote/Edelen ende Steden/nu opentlijck vernemende het voornemen des Conincx / ende der Regente / soo hebben eenighe / tot haerder versekeringhe crijchs-volck aenghenomen / als de Heere van Brederode ontrent Vianen/de Heere van Toulouse by Antwerpen / eenighe oock in Vlaenderen. In de Maerte Anno 1567. hebben eenighe Edelen [1567.] met den Heere van Toulouse (een yverich gheleert Edel-man/van seer goeden verstande) een entreprinse op Vlissinghen ende het Eylandt van Walcheren ghehadt / door behulp van Pieter Haeck Bailiou van Middelborgh; Sy zijn met eenich volck van Antwerpen derwaerts gevaren / maer midts dat het marct- {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (6) Primus pro patriâ, qui sese cinxerat armis Miles, blanda trahens securis otia Campis, Caeditur ex improviso, peditumqƷ cohortes Semianimes misere sabierè profundum ==} {>>afbeelding<<} {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} schip [1566.] van Antwerpē daer voor haer arriveerde/wierden die van Vlissingen gewaerschout/ende also is den aenslach belet. Van daer wederom comende/logierde hy sijn crijchs-volc by Antwerpen tot Ousterweele/alwaer dagelijcx meer en̄ meer volcx tot hem quam/als oock twee schepen met Soldaten uyt Vlaenderen/ d'welck den Heere van Toulouse / ende sijn volck seer courageerde. Sy waren van meyninghe/ om haren aenhanck binnen Antwerpen tot eenen rugghe ende steunsel te dienen / een quartier van een mijle van der Stadt/ op den dijck by de Riviere/ haer te begraven/ d'welck sy lichtelijck hadden connen doen / waerder meer tijdts / middel / ende ordre gheweest. Eenighe meynen dat de Heere van Toulouse hope hadde met sijn volck te connen binnen de Stadt comen / met hulpe van die goet-gunders die hy daer binnen hadde/ ende den Prince van Oranien ende andere Heeren met dat voordeel te doen resolveren/hare bescherminghe aen te nemen. De Magistraet van Antwerpen seer beroert zijnde / vont goet de Schutterije ofte Ghilden met de Soldaten die in hare Stadt waren/ uyt te schicken / om dat volcxken te slaen: Maer de Prince van Oranien/en̄ de Grave van Hooch-straten ontrieden het haer/seggende: Men soude sorge dragen voor 'tghene dat buyten is/ ende men soude wel in perijckel staen te verliesen dat binnen de Stadt is/want het wel te vermoeden was/ dat dit volck so stout niet zijn en soude daer te comen ligghen / ten waer sy haer verlieten op hare vrienden in de Stadt. Maer de Regente was haer te cloeck ende te ras: Sy ordonneerde Philips van Lanoy Heere van Beauvoir / met vier hondert Soldaten van haer guarde / uyt Brussel te trecken in aller haeste/ met den Capiteyn La Motte, [1566.] Item twee vaendelen van den Grave van Egmonts volck / die te Axele in Vlaenderen laghen / oock Hans de Greve Drossaert van Brabant / met vijfhondert Peerden / om desen hoop te verrasschen/ eer hy grooter wierdt / die gheen achterdencken en hadden / om datter gheen crijchs-volck daer ontrent en was. Der Regenten volc heeft sich den derthienden Martij smorghens by malcanderen ghevonden / ende hebben desen armen hoop Geuskens die hier en daer verstroyt laghen / onversiens bespronghen / gheslaghen / ende geheel verstroyt. Vele sprongen in de Riviere/maer wierden in het water doodt gheschoten. Daer zijn doodt ghebleven wel vijfthien hondert Geuse-soldaten / weynich ontquamender / de ghevanghene wierden ghehanghen / ofte gheharquebuseert. Hier bleef ooc de Heere van Toulouse selfs / in een huys ofte schuere verbrandt/ soomen meynt. Oock is hier omghecomen Boetselaer uyt Hollandt/ ende meer andere Edelen. Dese victorie heeft de Regente en̄ Rooms-Catholijcke grooten moet ghegheven. Ter contrarie zijn hier door / voor dat mael / alle de aenslaghen der Geconfedereerde Edelen gheheel ghebroken: Des te meer / overmidts der Regenten volck by een van de ghevanghene ghevonden hadde / de aenteeckeninghe van eenige aenslaghen die op handen waren: So dat dien meesten deel / ende de voornaemste van de Religie resolveerden / den tijdt ende Godes voorsichtich oordeel plaetse te geven/ die het nimmermeer aen middelen en ontbreeckt / gelijck dit corts hier na ghenoechsaem ghebleken heeft. Vbi cessat auxilium humanum, incipit divinum. {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Beroerte tot Antwerpen op de Meere-brugghe, den XIV. ende XV. Martij, Anno 1567. [1567.] ALs de tijdinghe binnen Antwerpen ghecomen was / dat het crijchs-volck van de Regente nae Ousterweel marceerde / om den Heere van Toulouse te slaen: Soo isser binnen de Stadt een groote beroerte opghestaen / al het volck is in wapenen gecomen / met een groot misvertrouwen d'een op d'ander: De Gereformeerde wilden den Heere van Toulouse gaen helpen / d'welck haer d'andere wouden verhinderen. De Magistraet vreesende dat hare Burgers uytvallē souden met een furije ende onbedacht saemheyt/heeft laten afwerpen/ de Ousterweelsche poorte / als oock de brugge vande Roo-poorte/ende de poorten lieten sy ghesloten staen/ oock ordonneerden sy de drie Compagnien / welcke sy aenghenomen hadden tot bewaringhe der Stadt/ langhst de ramparde van dat Quartier; de wacht versterckende met de Ghilden/ende andere Burgers/ ende al den nacht waren de Fackelen/Toortsen/Vierpannen/ende Lanternen brandende in alle straten der Stadt. De Prince van Oranien / de Grave van Hooch-straten / ende de Burghemeester Stralen/die by de Gemeynte lief-ghetal was/hebben de Burgherije den uyt-val gantschelijck ontraden/haer aenwijsende / dat het haer onmoghelijck soude wesen / het volck dat te Ousterweel lach / te ontsetten/ maer dat sy voor seker gheslaghen souden wesen / soo haest als sy buyten de poorte comen souden/als niet mans ghenoech wesende / om te cunnen staende blijven alleen voor de Ruyterije van den Drossaert van Brabant. De voor-verhaelde Heeren baden de Burghers schier met ghevoudene handen / dat sy doch in de Stadt wouden blijven: Maer dit volck verhitticht zijnde/ ende half rasende/en heeft gheen ghehoor ghegheven/ sy hebben de Roo-poorte in stucken gheslaghen / ende dreychden den Prince ende Grave dit en̄ dat te doen/ [1567.] indien sy haer niet en lieten uyttrecken / jae eenighe onverlaten/scholden die Heeren voor verraders/ende dat noch meer is / eenen Laken-bereyder heeft den Prince sijn roer op de borst gheset/ ende ghedreycht te door-schieten: Soo dat de Heeren in desen oploop des volcx / in groot perijckel hares levens stonden; doch sy hebben al dit schelden en dreyghen onghemerckt laten voorby gaen / ende hebben het volck soo lange opghehouden / tot dat desen heeten allarm wat begon te stillen: ende eyndelijck hebben sy verwillicht / dat haerder vijfhondert souden moghen uytvallen / met protestatie / dat sy hier toe verstonden als ghedwonghen wesende: Dese lieden hoorende / dat men haer niet stercker en woude laten uyt de Stadt gaen / soo en wouden sy niet uyt trecken/ maer bleven even wel den heelen voor-middach in gheweer en wapen / innemende tot haer voordeel de Meere-brugghe: Sy besetten oock de poorten der Stadt/ ende haelden het gheschut uyt het Bus-huys of Arcenael / ghenoemt Eeck-hof/om alsoo haer selven te versekeren/tegens alle de ghene die haer souden willen beschadighen. De Prince van Oranien/vreesende dat hier uyt een schrickelijck bloedt-badt rijsen ende ontstaen soude/en heeft niet opghehouden / tot dat hy door veel bidden/dreyghen / vermanen / eyndelijck de saecke daer toe ghebracht heeft / dat een yeder voor dat mael / nae huys ghegaenis / ende hy heeft ordre ghestelt/dat het gheschut wederom in het Munitie-huys ghesleept is. Maer des anderen daechs/namelijck op den xv. Martij, quamen die van de Confessie ofte Martinisten/ door toedoen van de Magistraet / in wapenen: Desghelijcks de Spaensche / Portugeesche / ende Italiaensche Coop-lieden/met hare Cassiers en̄ Knechts. {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] Der Engelscher Natie Coop-lieden waren bescheyden haer in huys te houden / om haer te laten ghebruycken daer het de noodt ende ghelegentheyt voorderen soude. De Catholijcke quamen oock in de wapen met haere Papen / ende namen den Oever inne/ ende het pleyn van S. Michiel: De Confessionisten ofte Martinisten / hebben haer ghevoecht by de Papisten / door dien men haer wijs maeckte / dat sy wel souden te dulden zijn/gelijck de Keyser Carolus V. haer int Rijcke gheleden/ ende oeffeninge van hare Religie gegunt hadde / sy en souden doch hare goede sake niet quaet maken/d'welck geschieden soude/indien sy haer by de Calvinisten voechden. De drie aenghenomene Compagnien soldaten / hielden de Marckt ende het Stadt-huys inne/dreyghende alles te vernielen: De Gereformeerde hielden de Meere-brugge in: De Papisten wilden schuyten vol buf-cruyt onder de Brugge brengen/ende also de Brugge met de Gereformeerde in de lucht doen springen. Diergelijcke dreygementen geschieden oock van d'ander sijde / na dat yeders toornich gemoedt hem riedt. Een van de Burgemeesters der Stadt / heeft doen publiceren / dat desen oproer niet en was gheresen/ van wegen eenich verschil in de Religie; maer datter eenighe Boeven onder de Ghereformeerde / door desen oploop niet anders en sochten/dan dat sy mochten gheraecken aen het pilieren van de goederen der Catholijcken / Lutheranen ofte Martinisten / ende der vreemder Natien: Hier door zijn wederom op een nieu de herten tegens malcanderen met veel grooten tooren ontsteken gheworden/als oyt te vooren/ so dat het geschapen was/ dat sy met de wapenen aen malcanderen souden gecomen zijn / daer uyt een groote ende jammerlijcke bloedtstortinge soude geresen zijn/ende dan souden de Overwinners der verslagene huysen gheplundert hebben: Daer is eenen grooten schric door de gantsche Stadt geweest / Vrouwen en Kinderen huylden en schreyden [1567.]/ elck vreesende voor sijn/ende sijner leven en goet. De sake in desen ellendighen stant staende / soo zijn sy nochtans eyndelijck / door de groote wijsheyt / ende 'tcloeck beleydt des Princen van Oranien / des Graven van Hooch-strate/ des Magistraets/van de Gedeputeerde der Gereformeerde/ ende andere verstandighe verre-siende Burgheren / oock door dien elcke partije d'eene d'andere ontsach/ tot een verdrach ghecomen/ besluytende gelijcker handt vijfthien Articulen/streckende tot ruste der Stadt/versekeringhe der Burgeren/Inwoonderen/ ende Coop-lieden/als ooc deser ende gener Religions-verwanten; Ende also is een yegelijck tot sijn hanteringhe nae huys ghegaen/ elck een het harnas ende wapenen aflegghende. Des anderen daechs/ zijnde Sondach/ so hebben dese verscheydene partijen / God den Heere gedanckt / elck in hare Kercken en̄ Predicatien / dat hy haer hadde bewaert/ende te rugge ghehouden/ dat sy malcanderen niet vermoort/ ende van het leven seer jammerlijc berooft en hadden/den eenen Burger den anderen/ den eenen Nae-buyr den anderen/ja de Vader den Sone/ den eenen Broeder ende Bloet-verwant den anderen. Den xvii. der selfder maent / heeft de Magistraet de voornaemste Coop-lieden der Stadt/als oock de Natien bedanckt voor haer goet devoir; Oock heeft de Magistraet stracx Gedeputeerde ghesonden aen de Regente/om haer te informeeren van alles datter gepasseert was: Haer biddende ten goeden te verstaen het verdrach/d'welck tusschen haer ende de Burgers was opghericht/segghende: dat sy dit noodt wendelijck hadden moeten doen / tot behoudenisse van hare Stadt ende Inwoonders der selfder / so Gestelijcke/ als Wereltlijcke. Maer hoe sy het gheduydet/of hoe sy het ghekeert oft ghewendt hebben / sy en hebben de Regente gheen contentement connen gheven. Daer de liefde cleyn is, daer is het begrijp groot. {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (7) Hinc inter Cives animis ardentibus orta est Seditio, pariterqƷ in vulnera saeva ruebant, Consilio Auraice ô Princeps, verbis, ratione, Eripis instanti Cives, UrbenqƷ ruinae, ==} {>>afbeelding<<} {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} Belegheringhe / ende in-neminghe der Stadt Valenciin, in Henegouwe gheleghen / Anno 1566. ende 1567. [1566.] DE Regente eenige Regimenten crijsch-volck aenghenomen hebbende/heeft ghedacht dat sy nu de predicatien der Gereformeerde wel soude cunnen verbieden / ende doen ophouden / ende dat niemandt hare bevelen ende gheboden na te comen ende te ghehoorsamen / en soude durven weygheren. Sy heeft geschreven aen die Stadt van Valencijn in Henegouwe / dat sy garnisoen souden innemen/te weten vijf Vaendelen voet-knechten/ende vier Compagnien Peerden / onder het ghebiedt van den Heere van Norcarmes / die Stadt-houder was in de plaetse van den Marquis van Berghen/ Gouverneur van Henegouwe/die in Spaenien van de Regente gesonden was. De oorsaecke waerom de Regente dese Stadt met garnisoen besetten woude/ meer ende eer dan in andere Steden / was/ om dat dese Stadt boven andere seere tot de Religie gheneycht was / alsoo dat aldaer eenighe / diemen om de belijdenisse der Gereformeerde Religie meynde te verbranden / met ghewelt uyt het vier verlost waren / diemen noemde les mal bruslez. Oock is dese Stadt soo na Vranckerijck gheleghen / datmen vreesde / dat eenighe Francoysen van de selfde Religie / haer mochten hier in dringhen / als zijnde een Stadt voor haer wel gheleghen/ op de Schelde / seer schoon/ groot / ende sterck van muyren / ende breede vesten / vol volcx ende neeringhe. Dit garnisoen in te nemen / hebben die van Valencijn gheweyghert / allegeerende veel redenen ende privilegien / die haer hier van bevrijden / oock presenterende sijne Majesteyt te geven een goede somme penninghen / indien men haer sonder garnisoen woude blijven laten. Waer op haer den xx. October 1566. te Quesnoy van Norcarmes aengheboden wert/ dat sy souden buyten de Stadt prediken / soo ensoudemen haer met gheenen garnisoen beswaren: Het [1566.] welcke de Stadt / met advijs der Predicanten ende der Consistorie/aennam. Norcarmes beloofde/dat hy te Valencijn comen soude / om dit te ratificeren / ende om de plaetse tot de predicatie der Gereformeerde te ordonneren. Maer alsoo het hem stracx berouwen/ of van de Regente verboden was / soo is hy vergheselschapt met veel volcx / den 20. October in een van de Stadt-poorten ghecomen / vraghende nae de Heeren/ ende die van de Consistorie: Ende alsoo die niet stracx by der handt en waren / nam hy oorsaeck daer uyt / stracx te vertrecken/ met een toornich ghemoet haer dreyghende. Hier op sant de Regente stracx andere brieven aen de Stadt / den xxi. November, haer ghebiedende crijchs-volck in te nemen / met veel beschuldinghen ende dreyginghen. Die van Valencijn niet willende dit crijchs-volc innemen/zijn den xxiiii. December 1566. Rebellen van den Coninck verclaert ende uytgheroepen: Ende de Heere van Norcarmes, heeft stracx een Legher daer voor ghebracht / nochtans soo nauwe niet beleghert noch besloten / of de Burghers en zijn elcke reyse uytghevallen / het cooren alomme inhalende/ende afbrandende rontom her die huysen en ghehuchten die haer hinderlijck waren: Sy deden haren vyandt daghelijcx groote afbreucke/ onaenghesien dat sy gheen crijchs-volck en hadden/ hoopende dat sy een tijdt-lanck hare Stadt houdende / ontset crijghen souden: ghelijck wel eenighe der Edelen en Bondt-ghenooten te doene geneycht waren / maer het ontbrack haer aen gelt / volck / en ordre. Die van West-Vlaenderen vergaderden een deel crijchs-volck / om de belegerde te hulpe te comen/ daer die van Doornijck ooc hare macht byvoechden: Maer also dit meest al onervaren volck was / sonder {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (8) Prima reformatae qui relligionis amore Ducti castra Valenchenis viderê, fidemqƷ Norcarmis teneratam, et lamentabila fatum Herlini, arceret dum saevum maenibus hostem ==} {>>afbeelding<<} {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} [1566.] cloecke ervaerene Hoofden ende Capiteyns / oock op den wech alle insolentien / met breken der Kercken/ ende quellinghe der Papen bedrijvende / weynich of gheen crijchs-ordre houdende in het marcheren / soo hebben sy luttel of niet uytghericht / sy zijn van den Heere van Rassegem/ Gouverneur van Rijssel/Douway / ende Orchiers / aen d'een sijde / ende van Norcarmes aen d'andere sijde / bespronghen / verslaghen/ ende verstroyt; daer blevender ettelijcke honderden doodt tusschen Waterloo ende Lanoy. Capiteyn Ian Soreau quam noch daer van / maer seer verwondet/ die best loopen conden/warender bestaen. De vlucht was meest na Doornijck / daer eenighe haer salveerden. Maer stracx daer aen/brocht Norcarmes negen Companien crijchs-volck in Doornijck/ door het Casteel / waer by die van de Religie / uyt Doornijck gantsch verjaecht ende verdreven werden/vele wierdender ghevanghen/welcke meesten-deels corts daer nae ter doodt ghebracht wierden. Eenighe schrijven/ datter te Doornijck op eenen dach hondert ende ses rijcke Coop-lieden / met noch veel andere Burghers/ van hare goederen zijn berooft gheworden / van weghen dese beroerten. De Francoysen hebben die van Valencijn ontset aengheboden / van thien duysent Mannen: Maer om te betoonen dat sy haer niet en sochten af te scheuren van haeren wettelijcken Coninck / onaenghesien dat hy haer dus hart was persende/ sonder behoorlijcke redenen/ maer dat het haer alleen te doen was / om de vryheyt harer conscientie/ soo hebben sy de Francoysen bedanckt / voor haere goetwillighe presentatie/also nochtans dat sy de gheheele sake stelden in handen van de gheconfedereerde Edelen/als hare subalterne Over-heeren. Den vijfthienden [1567.] Ianuarij Anno 1567. hebben die van Valencijn een Requeste ghesonden aen de Ridderen van der Ordre / biddende dat het haer woude ghelieven / van harent wegen de Regente aen te dienen/indien sy het immers soo heel noodich achte / crijchs-volck in haere [1567.] Stadt te legghen / dat het dan mochte gheschieden onder het bevel van de Heeren van der Ordre / ende dat die Heeren den Burgheren wouden beloven/ dat het garnisoen haer gheenen overlast nochte ghewelt doen en soude / in het stuck van de Religie. Dese Requeste ende aenbiedinghe is van cleynen effecte gheweest/overmidts de geconfedereerde Heeren ende Edelen (willende alles met bidden en suppliceeren versoecken) de wapenen niet en wouden in handen nemen/om hare sake te verdedigen. Als in Martio het geschut voor de Stadt gheplant was/soo is de Hertogh van Aerschot/ ende de Grave van Egmondt ghesonden / haer aen te dienen/ indien sy haer wouden overgeven in de handen van de Regente/so souden de Predicanten ende andere/vry gheleyde hebben om te vertrecken / ende vergiffenisse van alle datter gepasseert ende misdaen was. De belegerde meynende datmen noch om middelen van ontset doende was / soo hebben sy dese presentatie afgheslaghen/waer op de Heere van Norcarmes de Stadt met xxii. stucken gheschuts dede beschieten / bressche makende tusschen de poorte van Berghen / ende de poorte Cardon. De belegerde tijdingen ende advysen gecregen hebbende/ van 'tgene 'tOusterweel ende t'Antwerpē gepasseert was/ ende sy wel verstonden dat het verbont der Edelen daghelijcx meer ende meer verliep/ soo saghen sy wel/tot haerder grooter bedroeffenisse / datter gheen ontset te verwachten en was/derhalven so hebben sy haer den xxiiii. Martij Anno 1567. opgegeven in handen van den Heere van Norcarmes, op de genade des Conincx. Norcarmes heeft haer vele schoone mondelinghe beloften ghedaen/die hy niet ghehouden heeft. Want soo haest als hy in de Stadt quam / so heeft hy de poorten beset / ende ettelijcke daghen aen een toe ghehouden / ende de principaelste ende rijckste der Stadt heeft hy gevanckelijc genomen; onder andere {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] der Stadt Oversten Michiel Herlin / den Vader ende Soon/ die hy corts daer nae dede onthalsen/ met vele andere. De twee Predicanten / Meester Guido de Bres, ende Pelegrin de la Grange, beyde treffelijcke/ godsalighe/gheleerde Mannen/ dede hy hanghen/als oock meer andere vrome/ godsalighe persoonen/meer dan twee hondert inghesetene der Stadt Valencijn/ hare goederen confisquerende. Alsmen den beyden Herlins de sententie des doots voor las/ waer van het [1567.] besluyt ofte laetste woorden waeren / met confiscatie harer goederen, ten behoeve des gheenen diese met rechte vervallen zijn, soo sprack d'oude Herlin: Voila la sausse. Hare meuble van gout /silver / bagghen / juweelen / ende schoonen Huys-raet/ nam Noircarmes stracx wech tot sijnen behoef. Rapiatis quando potestis. Wt-tocht des Princen van Oranien uyt Antwerpen/ ende intocht van Madame de Parma, Anno 1567. in April. [1567.] DE saken aldus teghen windt teghen stroom loopende / met die van de Religie / ende de Regente daghelijcx haer versterckende van crijchs-volck; Ooc dagelijcx meer ende meer toeval crijghende van de Edelen/die het verbondt afgaende / wederom sochten te comen in de gratie van de Regente ende den Coninck / diemen meynde dat haest in dese Landen soude comen / om door sijne teghenwoordicheyt ende authoriteyt de opgheresene troublen te stillen/ soo zijn oock de groote Heeren seer verscheyden van ghevoelen geworden / niet wetende wat sy doen ofte laten souden / eenighe en gheloofden niet dat de Coninc so straf sich betoonen soude / gelijck eenighe meynden: Andere / die haer niet en wouden verlaten op sijne aengeboorene goedertierenheyt/ resolveerden uyt het Landt te trecken/ alles verlatende om haer leven te behouden. De Grave van Egmont/ verliet sich grootelijcx op des Conincks goedertierenheyt / daer by oock wel segghende: dat de ghene / die des Conincx toorn vreesden / die mochten te Lande uyttrecken / hy en conde het niet doen / gheenen middel hebbende / om met alle sijne Kinderen / in een ander Landt / nae sijnen staet te leven. De Prince van [1567.] Oranien / hadde gheern den Grave van Egmondt doen resolveren / uyt het Landt te trecken / hem voor ooghen houdende de perijckelen / die hem / ende allen den gheconfedereerden / boven het hooft waren hanghende; Maer het was al te vergeefs / hy seyde: dat hy sekerlijck hoopte / soomen conde de Predicatien doen ophouden/ de Beelde-stormers ende Sectarisen straffen / dat de Coninck hem soude laten gheseggen/ sonder voorder straffe over de Landen te brenghen. Waer op de Prince hem antwoorde: dat sijn hoope onseker was / ende dat het hem soude berouwen / dat hy de Brugge soude wesen/over de welcke de Spaenjaerden in het Landt comen souden. Dit laetste ghespreck des Princen van Oranien / des Graven van Egmont / ende andere groote Heeren / ghebeurde op den eersten van April / 1567. Als het ruchtbaer gheworden was / dat dese beyde Heeren / die de treffelijckste ende voornaemste waren onder de gheconfedereerde / van verscheyden ghevoelen ende voornemen waren / soo verdeylden oock de gheconfedereerde Edele / alsoo dat nauwe het eene {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] derdendeel bestendich by het verbondt ghebleven en is. Maer die de Ghereformeerde Religie toeghedaen waeren / sochten alle middelen / om het verbondt staende te houden / ende om eenighe van de grootste Heeren te doen resolveren met haer aen te houden / om de Landen in haere vryheyt te bewaren / ende alle vreemde daer uyt te weeren / meest d'ooghe hebbende op den Prince van Oranien / soo om sijn wijsheydt ende ervarentheydt / als om sijn macht / vrienden / ende alliancien in Duytsch-landt. Maer de Prince met sijn discreet verstant / overmerckende de grootheyt ende macht des Conincks/ dien hy kende / soo wel uyt sijn eyghen naturel / als by opruyen sijnes Spaenschen Raedts / die de Landen haetich was / soo om de Religie / als om haere privilegien ende vryheyt / welcke hy haer misgunde: Daer by oock overlegghende / dat den yver van den ghemeynen Man / die de Ghereformeerde Religie toe-ghedaen was / voor 't eerste wel groot/maer niet gheduyrich en was / om groot fundament daer op te maecken: Oock siende / dat hy binnen den Lande selfs soude teghen hebben den voorschreven Grave van Egmont / met het principael ende meeste oudt Crijchs-volck/Edeldom/ende gheterghde Geestelijckheyt / soo heeft hy hem niet willen beweghen laten / om in het Landt te blijven / maer resolveerde daer uyt te vertrecken. Als de Coninck vernomen hadde / dat de Prince van Oranien gantschelijck ghesinnet was te vertrecken / wel wetende / dat vele gheconfedereerde Heeren ende Edelen / als oock ghemeyne luyden/ de Ghereformeerde Religie toe-ghedaen / hem volghen ofte vergheselschappen souden / welcke de Coninck wenschte te moghen in sijn stricken ende netten crijghen / om haer te straffen nae sijne alreets ghenomene resolutie / soo schreef sijne Majesteyt aen de Regente / dat sy die Heeren ende Edelen/ insonderheyt den Prince van Oranien/ alle faveur/ [1567.] gunste / ende beleeftheyt soude betoonen/ haer wijs maeckende / dat den Coninck den welvaert ende behoudenisse sijner Landen haer toe-schreef: Op datse immers gheen misvertrouwen scheppen en souden / daer uyt oorsaecke nemende/ om uyt het Landt te vertrecken. De Coninck schreef selfs met sijn eyghen handt aen den Prince van Oranien / gheheel vriendelijck / hem grootelijckx bedanckende / voor sijnen ghetrouwen dienst in de Landen / gheduerende dese troublen / insonderheyt in de Stadt van Antwerpen / beloovende hem dit op het hoochste te verghelden: Segghende in het besluyt van sijnen brief/ Op dat ghy my in alles wel toe-vertrouwen meucht/ soo begheere ick / dat ghy uwen Broeder Graef Lodewijck van u doet voor eenen tijdt / dit segghe ick / op dat ghy mijn minnelijckheydt tot u vermercken sult. Sijne Majesteyt heeft oock den Prince (doe hy verlof versocht om in Duytsch-landt tot sijnen Broeder ende Verwanten te reysen) gheschreven / dat hy het niet geern en hadde / dat hy uyt het Landt soude reysen / maer veel meer wenschte / dat hy hier woude blijven / nu hy sijnes dienstes ende wijsen raedts tot stillinghe der opgheresene beroerten soo grootelijckx behoefde / begheerende dat hy sijne private saecken een weynichsken woude opschorten / ende in Neder-landt blijvende / de ghemeyne ruste te helpen bevoorderen: Eyndelijck begheerde hy / soo immers de Prince in Duytsch-landt reysen moste/ dat hy doch sijn reyse cort maken woude / ende haest wederom keeren / om dat hy hem in groote wichtighe saecken ghebruycken mocht. Fistula dulce canit, volucrem dum decipit auceps. De Prince van Oranien allen desen gheen gheloove ghevende / maer de Spaensche/ ende Italiaensche {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (9) Nobilium saevis solvuntur pacta trophaeis, Maenibus excepit Parmensem Anversa ducem, quae Subdola NASSOVIO nectebat retia cauto, Rex etiam simulat vocis modulamine fraudes ==} {>>afbeelding<<} {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] Hoofsche streken wel kennende / is uyt Antwerpen vertrocken nae Breda / den elfsten Aprilis. Met hem/ voor/ ende nae hem / zijn vertrocken ettelijcke duysent Menschen / van alle staten / die het aenstaende onweder voor saghen. Van Breda is de Prince (nae dat hy ordre ghestelt hadde / in sijn huyselijcke saecken) ghereyst nae Duytsch-landt / tot sijn Broeder Graef Iohan van Nassou/te Dillenborgh/ mede nemende van Breda al wat hy conde. Hy heeft op sijn vertreck staende / ghesproken tot lieden van qualiteyt/Men doet my groot onghelijck/alsmen my nae gheeft/dat ick nieuwicheden ghesocht hebbe/mijnes profijts halven / ende tot mijn ooghe-merck niet connende comen/ dat ick te Lande uyttrecke/ om dat ick mijn schulden niet betalen en can: Ick hebbe/God lof / noch tsestich duysent guldens s'jaers van incomens / daer van ick in stillicheyt wel leven can: Hy seyde oock / ick en sal nemmermeer yets teghen den Coninck doen / ten sy dat hy my quetse aen eere ofte goet: Van de Religie en hadde de Prince des maels noch soo heel groote kennisse niet. Nu schijnen wy verlaten Van Prins en Republijck, Maer Godt sal ons te bate Comen uyt 'tHemel-rijck. De Prince uyt Neder-landt vertreckende / heeft oock al sijn goede vrienden ende bekende / daer toe vermaent / haer waerschouwende van 'tgheene datter [1567.] ghevolcht is: Nochtans liet hy sijnen oudtsten Sone / Graef Philips van Nassouwen / in de Vniversiteyt van Leuven / meynende dat de Privilegien van Brabant / ende der Vniversiteyt van Leuven/ by den Paus selfs bevesticht/ hem ghenoech soude bevrijden / maer het is veel anders afgheloopen / gelijck hier na breeder verhaelt sal worden. Den xxvi. April, heeft de Regente na Antwerpen ghesonden / den jonghen Graef Carel van Mansfelt/ die daer smorghens vroech / met sesthien Vaendelen Waelen in quam / bycans vyandtlijcker wijse / met haer Roers ghevelt / ende den mondt vol Koeghels/ al of sy grooten wederstoot te verwachten ghehadt hadden. Twee daghen daer nae/is de Regente/ persoonelijck binnen Antwerpen gecomen/ met vijfhondert Peerden. Sy heeft de Rooms-Catholijcke Religie/ met raedt ende met daedt herstelt/de Processien heeft sy met hare/ende der Heeren van der Ordre presentie vereert. Sy heeft vele Menschen laten vangen/ ende ophanghen/van weghen de opgheresene beroerten: Sy heeft de oude ghestrenghe Placcaten vernieut / teghen de Ghereformeerde Religie: De Kinderen heeft sy doen her-doopen: De nieu-ghetimmerde Kercken der Ghereformeerde/heeft sy laten afbreken: Der Burgheren wapenen ende gheweer/heeft sy oock laten inventarieren. Ende de Paepsche Kercken/ heeft sy met nieuwe Outaren ende Beelden costelijck verciert. Veel spreken met verwijt, T'is immers nu ter tijt, Ten eynd' met haer ghecomen: Haer ziel en heeft nu meer, Geen hulp aen Godt den Heer, Dien troost is haer benomen. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Den Predicanten wordt t' Antwerpen / ende vast over al / het Prediken verboden / Anno 1567. [1567.] NA dat de Regente victorie bevochten hadde te Ousterweel / oock de stercke Stadt Valencijn / met belegheringhe ghedwonghen hadde / als mede Sint Amand/ Cambresis/ Doornijck/ja oock Antwerpen/ende Hertoghenbos/ ende andere Steden tot haren wille/ ende onder haer bedwanck gecregen hadde/ ende sy nu over al daghelijcx met meer crijchs-volck versterckt werdt / oock verstaende / dat het des Conincks wille was / dat sy rigoreuselijck de Heeren ende Edelen/ als oock alle de ghene / die vryheyt der Religie / afdoeninghe der Inquisitie/ &c. versochten / straffen soude; Soo heeft sy eerst begonnen stout te spreken / ende vele dinghen te doen teghen haer belofte / als oock teghen de seghelen en brieven den Religions-verwanten ghegheven: Of immers die veel anders duydende ende uytlegghende / als de woorden waren luydende: Sy heeft de Heeren van der Ordre / ende de Gouverneurs van de Provincien / doen sweeren / dat sy de Rooms-Catholijcke Religie / ende gheen andere/ souden hanthaven / ende beschermen met lijf / goet en bloedt/ tegenstaende ende bevechtende / alle de ghene / die van contrarie opinie waren. Om de Heeren ende Magistraten des te ghewilligher ende ghereeder te maken / soo heeft sy seer cierlijck / ende met een besondere gratie/ daer by verhaelt / dat des Conincx toorn gheheelijck sincken soude / ende dat sijn heyr-cracht / die hy ghereedt maeckte / om in Neder-landt te senden/ te rugghe blijven soude / als hy soude hooren / dat alle beroerten ende mishandelinghen/ nu geslist ende afghedaen waren. Iae al waere des Conincks Legher alreets op des Landt frontieren/seyde sy/ soo soude hy/ op mijn woordt ende schrijven / stracx te rugghe ontboden worden: Ick en sal nimmermeer lijden/indien de Landen haer nae des Conincks wille ende bevel [1567.] beloven te schicken / ende sulckes met der daedt doen blijcken/dat yemandt anders hier in Neder-landt sal comen / om te ghenieten de vruchten van mijnen suyren / periculeusen / ende langh-duyrighen arbeydt: Daer is noch middel ende raet/ om alle vreemde Natien buyten de Landen te houden/&c. Door dese ende meer andere persuasien der Regente/ ende andere gespaniolizeerde Heeren / zijn den meesten deel der Heeren / Edelen / ende Steden / daer toe ghebracht / dat sy schier alomme de predicatien der Ghereformeerde / ende der Lutheranen / hebben doen ophouden door geheel Neder-landt. Der Rooms-Catholijcken Kercken zijn over al gherepareert / met Beelden / Outaren / Tafereelen / ende costelijcke Schilderijen / al so schoone / jae op sommighe plaetsen schoonder opgheciert ende ghepronckt / als sy oyt te vooren gheweest waren: Ter contrarie/ der Ghereformeerde nieuwgheboude Kercken ende Bede-huysen / zijn over al te gronde afgebroken / ende van de materialen zijn galghen ghemaeckt / daer aen vele Menschen zijn ghehanghen gheworden / die volstandich bleven by de ware Religie/ als oock Beelde-stormers / ende die de wapenen ghedraghen hadden. Het waeren cleyne Steden / daerder niet vijftich / hondert / jae twee hondert / oock drie hondert / meer of min / in een jaer tijdts zijn gheexecuteert gheworden / by forme van Iustitie / om de boven-verhaelde oorsaecken: Behalven het groot ghetal der Menschen / die de Rooderoede / ende Drossaerts / met hare Onder-officieren/ lieten ombrenghen/ want dese vinghen / ende hinghen op / alle die welcke haer in het minste suspect waren/ sonder eenighe gherechtelijcke procedure / of forme van Iustitie. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] Die van Antwerpen siende hoe yverlijc ende ernstlijck dat de Regente procedeerde teghen die van de Religie/soo wel teghen die/ welcke men Martinisten noemt / als teghen die/ welcke ghemeynelijck Calvinisten ghenoemt worden/ ende sy gheenen wech noch middel en saghen om der selfder predicatien langher in hare Stadt te moghen tolereren/sonder te vervallen in de hoochste onghenade des Conincks/ ende der Regente: Soo schickten sy hare Ghedeputeerde nae Brussel / om een goet verdrach ende versoeninghe/ d'welc-sy vercregē hebben/den vii. Aprilis, inhoudende / Dat alle predicatien der Ghereformeerde binnen Antwerpen ophouden souden/de Predicantē vertrecken/en̄ de Catholijcken weder in haer gheheel souden gestelt worden: Dit alles geschiedende/soo en souden sy niet ghemolesteert worden in hare persoonen ende goederen/ ten ware dat de Coninc/met advijs van de Staten/daer anders in mochte ordineren/doch sy beloofde in haer faveur aen den Coninck te schrijven/op dat sy alle genade van hem mochte verwerven. Dese antwoorde t'Antwerpen ghecomen zijnde/soo zijn de [1567.] Predicanten / soo wel van de Ghereformeerde Religie/ als van de Ausburgsche Confessie/op het Stadthuys ontboden / ende ghecomen / om haeren oorlof ende afscheyt te nemen. Hier hebben de Predicanten treffelijcke vermaninghen der Overheyt ghedaen/ haer voor ooghen houdende de straffen der ondancbaerheyt / die haer over het hooft hinghen / om dat sy de Predicanten ende Dienaren Godes verdreven. Sy zijn den thienden Aprilis uyt de Stadt ghetrocken / met de Ouderlinghen ende Diaconen/ ende vele Borghers / die de Religie toeghedaen waren. Van weghen eenighe protesterende Vorsten in Duytsch-landt / was aen de Regente versocht / dat die van de Aughsburgsche Confessie/binnen Antwerpen souden moghen blijven/ende behouden de exercitie harer Religie; Waer op de Regente gheantwoordt heeft / dat sulcx niet by haer / maer by den Coninck moeste versocht worden. Matth. 10.14. spreeckt Christus tot sijne Discipulen. Soo wie u niet ontfanghen en sal, noch uwe woorden niet hooren en sal, uyt gaende uyt dien Huyse ofte Stadt, schuddet het stof van uwe voeten: Voorvvaer ick segghe u, het sal den lande van Zodoma ende Gomorra verdraghelijcker vvesen in den daghe des Oordeels, dan dier Stadt. {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (10) Protinus afflatos devini Numinis aurâ, Faemina quae Belgis Princeps erat, urbe, Cathedrâ Eijcit innumeris mactabat caedibus, illos Dogmata Calvinj qui MartiniqƷ probabant ==} {>>afbeelding<<} {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} Afbeeldinghe / ende Natuere / van Duc d'Alue, als oock deputatie tot het Gouvernement van de Nederlanden / Anno 1567. [1567.] AL dit voor-verhaelde / en̄ noch veel meer als ick schrijven ean / en was noch niet genoech/ om den Coninck ende sijne Raedts-lieden contentement te gheven / maer men maeckte noch veel scherper roeden veerdich / om Neder-landt te castijden. Doch de Coninck soude noch al eenigher mate te beweghen ende te bemorwen gheweest zijn / ten waere dat hy te veel bloedt-dorstighe ende wreede Raedts-lieden gehadt hadde / die hem in d'oore bliesen / dat hy nu goede occasie hadde / om te gheraecken tot het absolute ghebiedt over Neder-landt/ ende dat selve onder eene wet ende ordre te brenghen/ nae sijn eyghen believen: Hier door/ende door andere der ghelijcke aenstokers/is de Coninck soo verbittert gheworden / dat hy ghesworen heeft / dat hy de cleynicheyt / die hem in Neder-landt was aenghedaen/in eyghender persoon woude gaen wreken / derwaerts reysende met sijnen Sone Don Carolo, ende sijn Huysvrouwe / d'welck hy oock aen de Regente schreef/ die veel schoone schepen van oorloghe / in Zeelandt heeft laten toe-rusten/met de welcke de Heere van Wackene / corts daer nae uytghevaren is / tot op de Westcusten van Engelandt/om den Coninc te ontmoeten. Als de Coninck hem veerdich maeckte / om nae Neder-landt te reysen / soo hebben het hem eenighe van sijne Spaensche Raeden ontraden/segghende: dat hy te goet van natuere was / om de Neder-landers na hare verdiensten te straffen / oock / dat strafficheyt/ den Coninghen persoonelijck niet en betaemde: Immers/de Coninck heeft sijn voornemen verandert/en̄ heeft besloten in Spanien te blijven/ende eenen Gouverneur nae Neder-landt te senden / ende Madame de Parma te huys t'ontbieden. Daer is ghedisputeert by den Spaenschen Raedt / (sonder daer toe te roepen/ ofte te hooren / de Neder-landtsche Raedts-heeren/ [1567.] die des maels in Spanien waren / als Tisnack, Hopperus, Corteuille, &c.) Ofmen de Neder-landtsche beroerten met sachtmoedicheyt / ofte met strafficheyt behoorde te slichten. Van een tamelijcke sachtmoedicheyt te ghebruycken / waren van opinie Ringomes Fresneda, des Conincx Biecht-vader / ende den Hertoghe van Feria. Maer de Cardinael Spinosa, met den Cardinael Granvelle, dreven noodelijck te wesen/ soomen de Catholijcke Roomsche Religie / ende d'authoriteyt van den Coninck wilde bewaren/ ende vercrijghen volcomene gehoorsaemheyt / datmen de Neder-landers op het alder-gestrenghste straffen moste/ alle de Weerelt ende nacomelinghen tot een exempel. Dese creghen ten lesten den Hertoghe van Feria aen haer syde / ende hy nomineerde ofte vercoos daer toe Duc d'Alba, hier in verwillichde Ringomes des te liever / om dat hy hem geern uyt Spanien hadde / ende wenschte / dat hy in periculoose aenslaghen mocht ghebruyckt / ende d'een tijdt of d'ander tijdt/ also om den hals comen. Dese harde resolutie gheviel den Prince van Spanien Don Carolo seer qualijck/ midts hy verhoopte selfs in Neder-landt ghesonden te worden / ofte met sijnen Vader te gaen / daer toe hy van joncx aen groote begeerte ghehadt hadde / draghende groot mede-lijden over de elende der Neder-landen: Maer de Coninck selfs/heeft die wreede resolutie geapprobeert / ende hy heeft oock goet ghevonden/ datmen in Neder-landt gewapender handt schicken soude / Don Ferdinand Alvares de Toledo, Duc d'Alba, Marquis van Coria ende Salvaterra, Ridder van de Ordre des Gulden-vlies/ gheboren Spaenjaert/ geswooren vyandt van de Neder-landtsche Heeren/die den Keyser ende Coninck ghedient hadde in haere principale {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (11) FERDINANDVS ALVARES A TOLEDO DVX LAVAE, MARCHIO CORIAE, GVBERNATOR GENERALIS REGION. BELGICAR ==} {>>afbeelding<<} {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] oorloghen van Italien / Vranckerijck / Hongarien/ ende Duytsch-landt. Hy was een lanck magher Man / strengh ende stuyr van ghesichte: Hy hieldt soo veel van sijn eyghen wijsheyt / dat hy ongaerne yemandts anders voorsichticheydt hoorde prijsen: Daer beneffens was hy seer wreedt / ende onbarmhertich / oock gierich boven maten / ghelijck dit wel ghebleken heeft / gheduerende den tijt sijner regieringhe hier in Neder-landt. Cedrenus een oudt Schribent verhaelt / dat eenen Godsalighen Man / in sijn ghebedt / Godt den Heere claghende / den elendigen stant des Keyser-rijcx / onder de heerschappije van den godloosen Keyser Phocas, onder andere woorden ooc dese gebruyct heeft/ Heere, waerom hebt ghy doch den Christenen, sulck eenen boosen ende godloosen Keyser ghegheven? Hy heeft een stemme ghehoort / segghende: Men heeft gheen quaderen booswicht weten te vinden, dit hebben der Menschen sonden verdient. So moghen dan wy Neder-landers/ het onser Vaderen [1567.] ende onse eyghene sonden toe-schrijven/dat Duc d'Alba, hier in't Landt als Gouverneur ghesondenis. Wel met rechte hadde hy hem selven mogen noemen/ ghelijck eertijdts Attila de Coninck der Hunnen/ Een vreese ende schrick des werelts, ende Een Roede Godes, ghelijck dit met my bekennen sullen / niet alleen alle de gheene / die van de Ghereformeerde Religie zijn/ (tegen de welcke hy principaelijc sijn wreedt gemoet heeft doen blijcken/) maer oock alle verstandige ende discrete Rooms-Catholijcke/want sijne wercken hebben het genoechsaem betuycht/gelijck uyt het verhael der volgender Historien overvloedelijck blijcken sal. Duc d'Alvens Velt-marckschalck was Chiapin Vitelli, een Italiens Heer / Marquis van Cetone: Overste van't Gheschut / was Gabriel Cervellione: Voor Ingenieur om sterckten ende fortressen te ordonneren / was Capiteyn Paciotto. Den Wolf zijn de Schapen bevolen. Duc d'Alvens aencomste in Neder-landt / ende binnen Brussel / Anno 1567. [1567.] SOo haest als de Coninck gheresolveert was Duc d'Alba nae Neder-landt te schicken / soo heeft hy gheschreven aen de Gouverneurs van Napels / Sicilien / Sardinien / ende Melaenen / dat sy al de oude garnisoenen souden senden nae Lombardien / op dat teghens den tijdt/als den Hertoghe van Alva in Italien comen soude/hy alles ghereet mochte vinden / om nae Neder-landt te marcheren. Soo haest als Duc d'Alba sijn commissie ontfanghen hadde/ soo is hy met eenighe Galeyen afghevaren van Barcelone, in het eerste van Mey / ende hy is den 17. der selver Maent/te Genua in Italien aengecomen / met sijn beyde Sonen / Don Frederico, ende [1567.] Don Ferdinando de Toledo, ende met veel Spaenschen Adel/ ende andere Spaensche Soldaten/sterck zijnde acht duysent / ses hondert / tseventich acht Man te voete / ende twaelf hondert te Peerde / ghemonstert te S. Ambroise den tweeden Iunij 1567. behalven de Avonturiers ofte vrywillighe/die den Crijch op haer eyghen costen volgen/ ende Muccachos ofte Iongers/ die vele waren. Dit crijchs-volck heeft begonnen te marcheren den derden Iunij, in drie hoopen / op dat sy des te gemackelijcker mochten gevictalieert worden / waer de Avant-guarde des morghens uyttrock/ {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (12) Bruxelle ante alias Brabantum nobilis Urbes, Prima Ducem Albanum excepit, quo non fuit unquam Quis mage se oblectans civili caede Tijranus, Virga Dei, terror mundi, Totilas Belgarum, ==} {>>afbeelding<<} {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] daer quam des avondts de Bataillie logieren / ende als die wech was/quam daer de Arriere-guarde. Daer volchden dit Legher veel Wijven/Hoeren/ende Ionghers/ zijnde verdeylt in seer goede ordre / de Hoeren der Edel-lieden ende der Capiteyns/hadden hare besondere Vaendelen / Rotten / ende Corporaelschappen. Der rijcker Soldaten Hoeren / ende de arme Hoeren ofte Wijven der ghemeyner Soldaten / trocken elck in hare ordre / met bequame discipline / daer van desen Hertoge grooten lof toe-geschreven wiert: Hy is ghetrocken na Savoyen/ daer hem noch seven duysent Savoyaerts te voet / ende meer dan duysent Italiaensche Ruyteren by-ghevoecht zijn. Daer bleef hy tot in't beginsel van Iulio, ende dat op de brieven van de Regente / die het berouwen was / dat sy soo veel gheclaecht hadde over den Edeldom ende andere Inwoonders deser Landen: Sy schreef nu oock aen den Coninck/ dat het nu alles ghestilt was/ door dien de misdadighe meest ghestraft waren / oock vele noch ghevanghen saten / diemen haest straffen soude/ veel waren verjaecht / ende de meeste Steden waren met garnisoen beset: De Regente voechde daer noch by in hare brieven aen den Coninck / dat het te besorghen was / dat de comste der Spaenjaerden in Neder-landt / wederom nieuwe beroerten causeren soude / want op haer toe-segghen ende belofte / dat de Spaenjaerden achter blijven souden / hadden de Landtsaten/ soo Edele / als andere Catholijcke/haer vercloeckt ende seer wel ghequeten. Dese ende dierghelijcke redenen ghebruyckte de Regente / om den Hertoghe te doen weder-roepen. Maer dit was al te vergheefs / de Coninck bleef by sijn voorighe resolutie/ ende den Hertoghe creech anderwerfbevel van voorts te trecken / daer mede confirmeerde d'opinie van velen / die gheloofden / datmen de gheghevene occasie woude waer-nemen/om de Neder-landen als voor nieu-gheconquesteerde Landen te moghen innemen / houden / ende regeeren nae s' Conincx wille [1567.] ende goet-duncken. Soo is dan den Hertoghe voorts ghetrocken / ende ghepasseert maer seven mijlen van Geneven / die seer vreesden van hem bespronghen te worden: Maer alsoo sy seer wel voorsien waren met crijchs-volck / ende de Switsers hare vrienden ende hulpers waren/doch insonderheyt de Heere Zebaoth voor haer waeckt en strijdt/so en zijn sy niet bespronghen gheworden van desen wreeden Tyran. De Coninck van Vranckerijck / ende de Switsers / waren oock op hare hoede/dewijle dit ghewaldighe Spaensche Legher ontrent haere grensen ofte palen marcheerde. Van Savoyen trock Duc d'Alba na Bourgonien / daer hem noch 400. Peerden by-ghecomen zijn: Van daer is hy ghereyst nae Lotteringhen/ende van daer nae Luxenborgher-landt / alwaer by hem ghecomen zijn / Graef Albert van Lodron / met drie duysent Hooch-duytsche Voet-knechten / ende drie hondert Ruyteren / welcke hy ghehouden heeft in dienst van den Coninck: Noch quamen hier by Duc d'Alve / de Graven van Schouwenburgh / ende van Oversteyn/ met hare Regimenten Duytsche Knechten/ ende eenighe Peerden: Oock werden hem daer aenghepresenteert twaelf duysent Duytsche Ruyteren/ die langhe in Wart-gelt hadden gheleghen/ ende noch laghen/ van de welcke Duc d'Alve eenighe aennam. Tot Lutzenborgh sont aen hem de Regente/ den Heere van Barlaimont ende Noircarmes/om sijnen last ende bevel te siene / welcke hy eensdeels haer toonde / hart en dorsten sy hem niet bemoeyen. Met al dit crijchs-volck is Duc d'Alve in Brabant ghecomen / sonder slach of stoot. Die van Brussel hebben hem met groote triumphe ende eerbiedinghe inghehaelt den xxviii. Augusti, Anno 1567. weynich denckende / dat sy het Troyaensche Peerdt inhaelden/ d'welck swangher ginck met de ruine van Nederlandt. Te Brussel is Duc d'Alba van de Regente oock {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] met een goede minne ende Hoofs-ghelaet ontfanghen gheweest/ende sy heeft hem van alles gheinformeert/ oock middelen voor-gheslaghen / hoe de Landen in stilte te houden waren. Maer den Hertoghe / achtende dat de beroerten door de mildicheyt ende slapheyt der Regente meest ghecomen waren/dochte het veel anders te maken als sy ghedaen hadde: Hy heeft de Regente ende de Staten sijn Commissie vertoont ende laten lesen/doch niet tseffens/ sy was veel grooter ende breeder dan die van de Regente / want hem worde macht ghegheven / alle Gouverneurs van de Provincien ende Steden / als oock alle andere Officiers / op ende af te stellen: Hy was Capiteyn Generael van alle Fortressen / Sterckten/ ende Crijchs-volck / met alles wat daer aen was hanghende / als de Steden te stercken / ofte ontvesten / Casteelen ende Fortressen te maken: Crijchs-volck aen te nemen/ende af te dancken. Hy hadde volcomene macht ende ghebiedt over de Raden van Staten/ ende over de Raden van de Finantien: Hy liet sijn Commissie in openen druck uytgaen / op datse elck een die woude / lesen mochte. Hy hadde noch een secrete ende particuliere instructie / daer in hem ghegheven wiert absolute Commissie / om te oordelen over alle Crimen ende Rebellien / die te straffen / te vergeven / goede diensten te recompenseren / &c. Als nu Duc d'Alve in het Gouvernement ghetreden [1567.] was / soo dede hy al sijn Crijchs-volck rontom hem in de naeste Steden logieren/ ende alsoo verdeylen / dat hy de selve in twee ofte drie daghen by den anderen conde-brenghen / Tot Brussel het Tertio of Regiment van Lombardijen / binnen Gent het Tertio van Napels/ al Spaenjaerden: Tot Antwerpen het Regiment van den Grave van Lodron / afdanckende veel Waelen / die hy mistroude. Hy benam de Magistraten de sleutelen harer Stadt-poorten/ende gafse de Spaenjaerden te bewaren / waer van / als die van Gent haer beclach deden aen den Grave van Egmont / als Gouverneur van Vlaenderen / begeerende dat hy van heurent weghen versoecken soude/ dat hen de selfde wederom ghelevert mochten werden / ende datse haer oude ghebruyck ende vryheyt mochten houden: Soo heeft de Grave by Requeste dit van den Hertoghe versocht / ende heeft hem daerom aenghesproken: D'welck de Hertoghe qualijck nemende / seyde: hy woude doen wat hem tot dienst des Conincx best gheraden docht / ende niet anders/ hy en woude van niemandt ghemeestert nochte berispet wesen. Alsoo wel als eertijdts Caligula ende andere wreede Tyrannen/ mocht Duc d'Alba segghen: Oderint, dum metuant. Dat is/ Dat yeder Man my haet, dat en is my gheen pijn. T'is my ghenoech, gevreest, van yeder Man te zijn. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} De Graven van Egmont ende Hoorn worden ghevanghen binnen Brussel / den X. December, uyt last van Duc Alve / Anno 1567. [1567.] NEvens andere Heeren/die tot in Lutsenburgher-landt Duc d'Alve teghen gereden zijn/ om hem te wille-comen / is oock gheweest Lamoral Grave van Egmont, den welcken als Duc d'Alve tot hem sach aencomen/soo sprack hy overluydt / Siet daer comt den grooten Ketter, waer van de Grave verschrickte / nochtans naeder by comende/so omhalsden sy ende willecomden malcanderen met groote eerbiedinghe / op de Hoofsche maniere / ende sy zijn alsoo voorts met malcanderen nae Brussel ghereden. De Grave van Egmont schonck Duc d'Alve twee schoone Peerdē/van grooter weerde / daer hy gheen groot werck van en maeckte. Als hy by Egmont ende d'andere Heeren te Brussel was/ of sprack / dat gheschach met weynich courtesie ofte beleeftheyt / jae hy hieldt meer dan Conincklijcke graviteyt. Dit hadde d'ander Heeren / doch insonderheyt Egmont / wel behooren achter-dencken te gheven / ende te doen nae een versekerde plaetse vertrecken/ende dat op het spoedichste: Maer het schijnt dat sijnen Sant-looper voort uytloopen moste / hy was verblindt / ende en sach niet dat sijnen onderganck soo nae by was / het sy dat Godt op hem vertoornt was/ om sijnen hoochmoet ende groote dominatie/ met allerley Hoofsche lichtveerdicheden/ die hy als een Weerelts Man langhe gepleecht hadde / als mede / om dat hy vermoedelijc / Godt sijne eere na behooren niet ghegheven en heeft / voor die twee heerlijcke victorien / die hy bevochten hadde / d'eene voor S. Quintijn / d'andere voor Grevelinghe / sint de welcke men merckelijck heeft connen sien en speuren/ dat hem den moet dapper ghewassen was / meermaels de Fransche Heeren braverende / sonder te dencken / dat het Godt is / die de victorien gheeft/ ende dat de menschen maer instrumenten en sijn/door [1567.] de welcke Godt de Heere sijnen wille is uytrichtende. Deus superbis resistit. Daer en is oock niet aen te twijfelen / of Godt de Heere en hebbe hem oock dese elende laten overcomen / om dat hy soo onbedachtsaemlijck in den windt gheslaghen ende veracht heeft het schoone licht des Euangelij, d'welck hem / nevens veel duysenden van Menschen hadde aengescheenen. Doe de Gereformeerde in Vlaenderen eerst begonnen te prediken / soo heeft hy haer alle faveur ende gunste bewesen: Maer als hy sach dat de Coninck ende Inquisitie in Spanien dit qualijck namen / soo heeft hy sich mannelijck ende met grooten ernst daer teghen ghestelt / niet alleen met verbieden der predicatien/ maer hy heeft ooc de Gereformeerde/te sweerde ende te viere helpen vervolghen / ende hier en daer de Gereformeerde Predicanten laten ophanghen: Het bloet der rechtveerdighe roept wrake voor Godt. Als het Duc d'Alve docht tijdt te wesen / om sijn bloedich voornemen in het werck te stellen / soo heeft hy op den neghenden Septembris, in sijn logijs (wesende 't Hof van den Grave van Culenborgh/) te rade doen ontbieden / de voornaemste Heeren des Landts / die doe binnen Brussel waren / ende onder andere mede de Graven van Egmont ende Hoorn. De Grave van Hoorn en wouder niet geern gegaen hebben / maer Egmont seyde hem/hy soude vrymoedelijck comen/hem versekerende / dat hem niet anders wedervaren ofte overcomen en soude, als sijnen evghenen persoon, als oock gheschiedt is. Hier door is dan Hoorn beweecht gheworden te verschijnen. Daer proponeerde Duc' Alve pro forma van het maken van sekere Casteelen ende Vestinghen binnens Landts/ ende hy heeft ghetoont een bewerp van het Casteel/ {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (13) Conveniunt Proceres Belgarum, pectore fido, EgmondaeqƷ HornaeqƷ duces, quae fronte serenâ Texerat Albanus, jam prodit, jussit utrumque Extemplo vinctum tenebroso carcere claudj ==} {>>afbeelding<<} {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] d'welck hy van meyninghe was te doen maken binnen Antwerpen. Den dach hier mede ende met andere saken toeghebracht hebbende / soo is den Hertoghe ontrent vijf ofte ses uyren des avondts in sijn Camer vertrocken. De Grave van Egmont wiert gewacht van vele sijner Edel-lieden ende Dienaers/ om hem te geleyden nae sijn Logement: Maer gaende uyt de Camer/ is hem bevolen aen d'eene sijde des Hofs te vertrecken in een andere sale/ als ofmen hem yet secreets wilde segghen ofte met hem handelen. Hy nerghens op vermoedende / heeft alsoo ghedaen ghelijck hem belast was: Maer comende in de sale/ soo heeft hy aldaer ghevonden Don Frederico de Toledo, Sone van den Hertoghe van Alba / ende hy is aldaer terstont omcingelt van eenen Capiteyn / ende seker ghetal Spaensche Soldaten / hem is bevolen/ dat hy sijn gheweer aflegghen ende hem ghevanghen gheven soude/ segghende: dat het des Conincks wille ende last was. Niet teghen-staende dat hy protesteerde van ghewalt/ ende onrecht datmen hem dede/ jeghens die privilegien van de Ordre des Gulden-Vlies / ende Wetten des Landts / ende dat hy hem presenteerde te rechte te stellen; &c. Soo is hy even wel ghevanghen ghenomen / ende terstont in een Camer van dien huyse besloten / ende nauwe met Soldaten bewaert / sonder dat yemandt by hem mochte comen. Desghelijcx werdt de Grave van Hoorn, hier van niet wetende / onversiens in een ander deel des huyses/by eenen anderen Spaenschen Capiteyn ende [1567.] Soldaten omcinghelt ende aenghetast / niet teghenstaende al sijne protestatien / ende beroepinghe op de privilegien van de Ordre / ende presentatie van hem te rechte te stellen / &c. Dese beyde Graven sijn met drie duysent Man nae Gent ghevoert / op het Casteel. Van ghelijcken werden oock ghevanghen ghenomen door Spelle / ende te Brussel op de Couwenburghsche Poorte gheset / M. Iohan Casenbroot/ Heere van Backerseele / eerste Raedtsheere van den Grave van Egmont / desgelijcx de Secretarisen ende andere principale Officieren ende Dienaren van de voorschrevene Graven / diemen conde achterhalen ende becomen: Oock werden ghenomen alle haere Brieven ende Pampieren / diemen conde vinden/ daer uyt men meynde dese Heeren eenichsins te connen achterhalen / ende met eenich Crimen beswaren. Als de voornoemde Heeren ghevanckelijck genomen waren/ so sont den Hertoghe de Graven van Mansvelt ende Barlaymont aen de Regente/om haer sulcx aen te segghen ende te excuseren/toonende sulcx sijnen last te zijn/ende dat om beters wille/dit hare Hoochheyt was versweghen. De Cardinael Granvelle/ verstaen hebbende het vanghen van dese Heeren/ vraechde stracx / of sy den Swijgher niet ghevangen en hadden? daer mede meynende den Prince van Oranien. Als hem daer op gheantwoorde werde: Neen / antwoorde hy: Beter vvare den Svvijgher ghevanghen, dan al de reste t'samen. {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} Duc d'Alve convoyeerde Madame de Parma uyt Brussel/ als sy vertrock nae Italien / Anno 1567. den 30. December. [1567.] ALs de Gouvernante sach ende merckte/ dat den Hertoghe alle authoriteyt op hem nam/ (alhoewel sy den naem ende Titel van Gouvernante noch behouden hadde / alsoo de Commissie van den Hertoghe alleen was om Capiteyn Generael te zijn/) ende dat hy toonde eenen anderen wech te willen ingaen / als sy ghedaen hadde: Dat hy haer wel liet het Hof inhouden ende besitten/ maer sonder ghevolch / ende dat hy in het huys van Culenborgh logeerende / alleen den toeloop hadde/ docht sy datse daer niet langher te doen en hadde: Waerom sy aen den Coninck sont een van hare Secretarisen / met brieven ende last / om oorlof te versoecken / om te moghen nae huys trecken in Italien/ by haeren Man den Prince van Parma / dewijle sy sijne Majesteyt hier te Lande gheenen dienst meer doen en conde. Als nu de Hertoginne by den Coninck haren afscheyt becomen hadde / met eerlijcke Merceden ofte gheschencken van dertich duysent Croonen ghereet gelts / ende daer toe een seker jaerlijcksche rente / van twintich / sommighe schrijven van veertich duysent guldens jaerlijcx / haer leven lanck / met groote dancksegginghe voor hare regieringhe: Soo heeft sy haer gheheelijck tot de reyse gheschickt: Sy heeft aen alle de Staten van den Lande/ende Regierders van de principale Steden der Provincien/schriftelijck oorlof ghenomen / ghedateert den ix. Decembris Anno 1567. Verhalende / hoe dat sy in het Gouvernement deser Landen was inghestelt / in de tegenwoordicheyt van de vergaderinghe van de Generale Staten binnen Gent/ Anno 1559. Waeromme sy wel hadde ghewenscht / het Gouvernement wederom in sulck een vergaderinge der Staten te moghen nederlegghen/ gelijck andere Gouverneurs ende Gouvernanten voor haer ghedaen hadden: Maer dewijle de [1567.] Coninck expresselijck de vergaderinghe der Staten verboden hadde/ geduerende dese beroerten/ ten ware in sijn teghenwoordicheyt: Soo en heeft haer dat nae haren mensch niet moghen ghebeuren / was derhalven ghenootsaeckt / het selfde schriftelijck te doen/ begheerende datmen haere moeyte ende sorchvuldicheyt / haer ten besten wilde afnemen / beclaghende de beroerten / die in de twee laetste jaren opgeresen waren /hebbende nochtans door Godes gratie / met de hulpe van de menichte der goeder Subjecten / alle de Provincien ende Steden / wederom ghebracht tot volcomene ende behoorlijcke ghehoorsaemheyt van den Coninck/ voor het eynde van April: Soo datter niet en resteerde / dan de quade te straffen; Verhoopende dat sijne Majesteyt voortaen alles alsoo soude ordonneren / dat de Landen tot haere voorighe ghelucksalicheyt op een corts wederom gebracht souden worden / die sy de selvighe van herten was toe-wenschende: Voorts een yeder ernstelijck vermanende/ tot onderhoudinghe van de Rooms-Catholijcke Religie / ende tot ghehoorsaemheyt des Conincx / heeft sy besloten / anderwerf biddende haer alles ten besten af te nemen. Eenighe daghen hier nae / namelijck den xix. Decembris, heeft sy andermael oorlof ghenomen aen de voorschrevene Staten / oock by brieven/ schrijvende: dat sy nu wederomme brieven van den Coninck hadde ontfangen/ by de welcke hy verclaerde / dat hy tot den Gouvernemente ende Regieringe der Neder-landen / by provisie ghecommitteert ende ghestelt hadde den Hertoghe van Alba/dien hy te voren in dese Landen ghesonden hadde als Capiteyn Generael: De Regente voechde daer by in hare brieven / dat sy wel blijde was / voor haer vertreck ver- {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} staen [1567.] te hebben haeren Successenr / niet twijfelende / of sijn Majesteyt en soude van hem wel ghedient werden / ende dat de Landen alle deucht ende voorderinghe by hem onfanghen souden/ na de liefde ende goede affectie / die hy tot de selfde was dragende: De Landen vermanende / dat sy den Hertoghe sulck respect ende ghehoorsaemheyt souden toedraghen / ghelijck sy hem schuldich waren/ nae heysch van den wille sijner Majesteyt: Daer noch by voeghende / dat sy niet en conde verswijghen / dat de Coninck by andere twee brieven haer versekert / van sijne comste herrewaerts over teghens de aenstaende Lente/met gantscher intentie te willen gebruycken alle ghenade ende goedertierenheyt / ghelijck hy tot verscheyden tijden hadde belooft: Voorts heeft sy die brieven van den Coninck overghesonden / in de welcke hy verclaert / den voorschrevenen Hertoghe van Alva ghecommittert te hebben tot Gouverneur Generael. Den dertichsten Decembris daer nae / is de Gouvernante uyt Brussel vertoghen nae Namen/en van daer voorts op Italien nae Parma / den thienden Aprilis 1568. alwaer sy van den Hertoghe Octavio haren Man wel ontfanghen is: Sy heeft gheregiert in dese Landen van den jare duysent vijfhondert neghen en vijftich / tot aen het jare van 1568. Doe sy uyt Neder-lant trock/is sy tot in Italien toe vergeselschapt [1567.] ende geleydt geweest van veel Neder-landtschen Adel: De Hertoghe van Alve heeft haer oock een stuck weechs gheselschap ghedaen / maer hy is cort weerom ghekeert. In het adieu segghen / hadde de Hertoghe tot de Princesse van Parma wel moghen spreken: Mijnen cleynen vingher sal dicker wesen dan uwe gheheele lendenen: Ghy hebt een swaer jock op desen volcke gheladen, doch ick wils noch meer maken: Ghy hebt haer met Roeden ghecastijdt, maer ick salse met Schorpioenen castijden, Dit heeft immers Duc d'Alve in der waerheyt gedaen / doch daer over is het oock den Coninck van Hispanien ghegaen even als eertijdts Rehabeam, nae dat hy dese trotse tyrannighe woorden ghesproken hadde/ alle de Stammen zijn hem afghevallen / uytghesondert alleen die van Iuda: Alsoo zijn oock alle Stammen ofte Provintien den Coninck van Hispanien afghevallen/ uytghesondert alleen de Walsche Provincien. De Hertoginne van Parma is in haer Landt en Stadt deser Weerelt overleden Anno M.D.LXXXVI. Achterlatende een Sone / ghenoemt Alexander, Hertoghe van Parma ende Plaisance / den welcken sy binnen haer leven / heeft ghesien Gouverneur ende Capiteyn Generael in de Neder-landen/ van wegen den Coninck van Hispanien. Prov. 31.30. Lieffelijck ende schoon zijn is niet, een Vrouwe die den Heere vreeset, salmen loven. {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (14) Faemina Parmensis quae semina prima malorum His peperit Belgis, Albano succedente In patriam properat, repetens blanda otia terris. Vae populjs caepit quibus imperitare Tijrannus ==} {>>afbeelding<<} {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} Slach te Winschoten ontrent Heyligherlee, daer Graef Adolph van Nassou, ende de Grave van Arenberch ghebleven zijn / den XXIII. Maij, Anno 1568. [1568.] ONaenghesien dat des Princen saken in den beginne dus qualijck voorwaerts ginghen/ soo en liet daerom de onversaechde helt Graef Lodewijck van Nassouwe niet nae/ sijnen aenslach ende voornemen te bevoorderen / niet twijfelende / of Godt de Heere en soude noch eyndelijck een goede uytcomste haere eerlijcke ende rechtveerdighe saecke gheven. In het beginsel van Mey begonst hy / als oock sijnen Broeder Graef Adolph/ Graef Ioos van Schouwenburgh / ende andere/ volck te vergaderen/ ende trocken nae Frieslandt int Landt van Groeninghen / de ooghe hebbende op de Stadt Groeninghen: Sy hadden dese woorden in hare Vaendelen gheschreven / RECVPERARI AVT MORI, Dat is / VVedercrijghen ofte sterven. Graef Lodewijck heeft met ontrent vijftich Mannen inghenomen het huys te Wedden / toecomende den Grave van Arenberghe/ geleghen in West-Woldinger-landt/recht op den pas welcke uyt het Sticht van Munster ende Oost-Frieslandt/Item van Linghen / Osenbrugghe / Oldenburgh / Bremen / &c. is loopende over de Bourtangh nae Groeninghen. Hier heeft Graef Lodewijck sijn loop-plaetse gheordincert / ende hem zijn binnen twee ofte drie daghen/ welfes of seven hondert Man byghevallen / ende hy wierdt van daghe te daghe stercker. Ettelijcke daghen lanck te Wedden / Winschoten / ende daer ontrent gheleghen hebbende / is hy met alle sijn macht voortsgheruckt nae Apinghedam/ gemeenelijck ghenoemt den Dam / wesende nu een open onghevest Stedeken / in de Ommelanden gheleghen / alwaer by hem gecomen is Graef Adolph van Nassou sijnen Broeder/ met ontrent hondert Ruyters. De Heere van Groesbeke Gouverneur van Groeninghen / in absentie van den Grave van Arenberghe / is met den [1568.] Oversten Luytenant van het Duytsche Garnisoen/ d'welck binnen Groeninghen lach / eenen dach of drie nae de aencomste van Graef Lodewijck in Apinghedam/ uyt de Stadt ghevallen/met ontrent vier hondert Soldaten / ende is ghetrocken nae het Clooster Witte-Weerum/ een mijle weechs van den Dam geleghen / meynende sijn Ghenade met sijn volck / dewijle sy noch meest ongemonstert / ende oock ten deele qualijck ghewapent waren/uyt vreese te doen vertrecken ende verloopen / in welcke haere meyninghe sy seere sijn bedroghen gheweest / wesende van des Graven volck stracx des selvighen daechs / met een dappere schermutselinghe besocht ende bespronghen/ so dat sy selfs met vreese bevanghen zijnde/des anderen daechs weder in der haest nae Groeninghen ghekeert sijn. Middeler tijdt heeft Graef Lodewijck eenighe middelen van gelde uyt de Omme-landen gecreghen/daer mede hy sijn volck in den Eedt ende ordre te beter ghecreghen heeft. Die van Groeningen hebben te Poste Boden afgheveerdicht aen den Hertoghe / om hem de ghestaltenisse harer saken te verstendighen / die terstont den Grave van Arenbergh (die nieus uyt Vranckerijck ghecomen was / overmidts den Pays tusschen den Coninck ende den Admirael gemaect/) afgesonden heeft/met het Regimen van Sardignien / onder den Oversten Braccamont sterck wesende ontrent duysent Spaenjaerts/en̄ met ontrent CCCC. Duytsche Knechten / van de welcke eenen Hans Coenraet Capiteyn was / met oock de Bende Ruyteren van Curtio Martinengo, de welck ghevolcht is de Grave van Meghen / met vier hondert Spaensche ende Albaensche Ruyters/ ende met ontrent xv C. hondert te voet / soo Hooch-duytsche/ {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (15) Quae duce Arenbergo manus est educta Groninghâ, Belligeri armisonas acies ut sternat Adolphi, Sic perijt, fusis copijs, DucibusqƷ cruentis Nassovius tulit ipse cadens cum laude triumphos, ==} {>>afbeelding<<} {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] als Spaenjaerts. De Grave van Arenbergh heeft sijnen pas ghenomen door Hollandt op West-Frieslandt / ende aldaer by hem ontbiedende uyt de garnisoenen/sijne vijf Vaendelen Neder-duytsche/daer Iacob Huysinghe Overste Luytenant van was / elck Vaendel sterc wesende ontrent drie hondert koppen/ is stracx na Groeninghen ghetrocken/ ende van daer stracx voort nae Witte-Weeren / met hem nemende ses metalen Velt-stucxkens / van des Stadts Artillerie / gheheeten Vt, Re, Mi, Fa, Sol, La, ende daer by Cruyt/Loot/Lonten/en̄ alle andere nootdruft. De Grave van Arenbergh met sijn volck by het Clooster Witte-Weeren gearriveert zijnde / is stracx bespronghen van ontrent duysent Schutten / die Graef Lodewijck tusschen den Dam ende Witte Weerum hadde doen legghen / wacht ende op des Graven van Arenberghs acucomste. Daer is een dapper schermutsel ghevallen / ende heeft soo langh gheduyrt/ tot dat de beyde partijen door den ghenakenden nacht/ wederom elck in haer Quartier moesten vertrecken. Graef Lodewijck is des selfden nachts opghebroken van den Dam / ende is ghetrocken den Wolt-wech langhs nae Slochteren/ ende soo voorts nae Wedde. De Spaenjaerts met het aenbreken des daechs sulcx vernemende / ende gantschelijck meynende dat de Geusen de vlucht genomen hadden / ende dat sy haer ontcomen souden / waren niet te stuyren noch te houden/ sy wouden haren vyandt nae-jaghen/ insonderheyt als sy maer twee Vaendelen en saghen vlieghen/ daer doch het Voet-volck wel drie duysent stere was. Als de Grave van Arenberghe niet stracx en woude gelijck sy wilden/maer om dat hy beter kennisse hebbende van de gheleghentheyt des Landts / als sy/ sulcx afriet / ende seker achte de comste van den Grave van Meghen met sijn by-hebbende volck te verwachten/ die ten selven tijde niet meer dan een dachreyse van daer en waren/ so scholden hem de Spaenjaerden voor eenen Luteriaen/ ende Traditore del Re, [1568.] ofte Verrader/ende onghetrouwen Dienaer des Conincks: Door dese importuniteyt ende furieusheyt der Spaenjaerden / is de Grave van Arenberghe ghedwonghen gheweest / sonder vertoeven Graef Lodewijck te vervolghen. De Spaenjaerden te Winschoten gecomen zijnde/d'welck het naeste Dorp aen Wedde is / hebben stracx wel vernomen ende bevonden / dat de Geusen gheenen wille en hadden te vluchten / want sy van verre ghesien hebben / dat sy by het Clooster Heyligherlee in slach-orden stonden/ ghereet ende geresolveert om te vechten/daer op dan oock de Spaenjaerts lustich zijn aengetrocken. Graef Lodewijck vernemende / dat daer niet meer dan een Bende Ruyteren van Martinengo by en was / soo is hy met ontrent hondert Duytsche Ruyteren / op den Grave van Arenbergh aenghevallen; Midler wijlen begost oock het Voet-volck aen beyde sijden malcanderen dapper te treffen: Maer alsoo ontrent drie ofte vier hondert Waelen / die Graef Lodewijck ter sijden in sekere drooghe dwars-sloten hadde gheleydt/ opresen / ende van ter sijden op de Spaenjaerts dapper vuyr gaven / soo hebben de Spaensche Voetknechten den wijck ghegeven/gelijck oock de Spaensche Ruyteren ghedaen hebben / ende zijn alsoo stracx allegaer op de vlucht ghebracht/den meestendeel verslaghen/ende in de moerighe slooten/ende morasschen om den hals ghecomen. De Grave van Arenbergh siende/dat sijn Spaenjaerden aen alle canten geslagen wierden/ heeft hy allen vlijt ende neersticheyt aengewent/om alles te redresseren: Maer zijn Peert onder hem geschooten zijnde/is van eenē soldaet doorschooten. Daer op in dier tijdt dese Versen ghemaeckt zijn: Non moror in bello cecidi quod victus ab hoste, Pugnando fortes claudere fata decet. Hoc queror, obscuro perij quod milite caesus, Nec laudem de me strenuus hostis habet. {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] Den Luytenant van Arenbergh is oock doodt ghebleven/ als mede de Mastro del Campo van de Spaenjaerden / met noch vele van de beste Capiteyns ende Bevel-hebberen der Spaenjaerden ende der Duytschen / met meest al datter was / wel tot sesthien hondert toe. De reste vluchte in het Clooster van Heyligherlee/ 'twelck terstont bestormt ende inghenomen werdt. Aen d'ander sijde is doodt ghebleven Graef Adolph van Nassou, met seer weynich Ruyteren: Hy was jongher dan Graef Lodewijck / een seer cloeck ende onversaecht Helt voor sijnen vyandt/seer beleeft ende vriendelijck / ende seer bemint van een yegelijck. De Prince van Oranien/ als oock al sijne Broederen ende Verwanten waren seer bedroeft / als sy vernamen dat hy doodt was / doch verblijdt dat hy soo Ridderlijck voor sijnen vyandt gebleven was. Graef Lodewijcx volck heeft hier dapperen buyt gecregen/ so van bagagie van den Grave van Arenbergh / Don Alvaro Osono, Ioan Paz de Sotomaior, Pericho de Cabriera, ende anderer verslagener ende verloopener Oversten ende Capiteyns / (daer onder veel silver gheschijr/ gouden ketenen en̄ gelt gevonden is/ insonderheyt dat tot betalinge der Soldaten gecomen was/) als oock van de gemeyne Spaensche Ruyteren ende [1568.] Soldaten/die alle vol gelts staken/behalven de costelijcke cleederen daer mede sy uytghestreken waren. Insgelijcks creech Graef Lodewijc die Musijck-stucken van Groeninghen / die de Grave van Arenbergh uyt het Amonitie huys mede ghenomen hadde. Desen slach is gheschiedt op den xxiii. dach van Mey/ Anno 1568. De overgheblevene Spaenjaerden ende Duytsche vluchten nae Groeninghen / sommighe gants naeckt / sommighe ghewondt ende berooyt. Graef Adolph van Nassou werdt tot Wedde begraven / ende Graef Ian van Ligui / Grave van Arenbergh van den huyse van Barbaison / Gouverneur van Frieslandt / Overyssel / Groeninghen / Ommelanden/ende Linghen/ Ridder van den Gulden Vliese / Raedt van State / ende Capiteyn van een Bende van Ordonnantie / is begraven te Heyligherlee in de Kercke van het Clooster/hy is gheweest een cloeck Heere in Oorloochs-saken / beleeft ende vriendelijck/ seer devoot in de Rooms-Catholijcke Religie/een hert vyandt van de Gereformeerde / doch gheen lief-hebber van de Spaenjaerden. Psal. 33.2. Singht den Heere een nieuvve Liedt: maeckt het goet op Instrumenten met gheschalle. {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} Onthalsinghe der Kinderen van Batenburgh, ende andere Edelen/den eersten ende tweeden Iunij, Anno 1568. binnen Brussel. [1568.] DEn Hertoghe van Alve vernomen hebbende Graef Lodewijcks victorie / soo heeft hy de Nederlanders willen betoonen / des halven int minste niet bevreest ofte vertsaecht te zijn / hy heeft stracx gheprocedeert teghens de inghedaechde Heeren ende Edelen / die selve verclarende begaen te hebben Crimen laesae Majestatis, hy heeft den acht en twintichstē dach Maij, by openbare publicatie sijner sententie/ haer gebannen uyt alle de Landen ende Heerlijckheden des Conincx / ende dat ten eeuwighen daghe / op den hals / confisquerende aller ende eenes yeghelijcken der selfder Heeren goederen/ roerende ende onroerende / Gherechten ende Actien/ Leen ende Erf-goederen/van wat natuere ofte qualiteyt die mochten wesen / ende waer die gheleghen ofte ghevonden sullen worden / ten profijte van sijne Majesteyt. De ghebannen Heeren waren dese / De Prince van Oranien: Graef Lodewijck van Nassou sijn Broeder: Anthonis de la Laing, Grave van Hoochstraten: Floris van Pallant, Grave van Culenborgh: Hendrick Heere van Brederode: Ende VVillem Grave van den Berghe. Den neghen en twintichsten Iunij dede Duc d'Alve by publicatie indaghen / alle die uyt den Lande ghevlucht waren / haer belastende / datse wederom souden incomen / elck ter plaetse daerse ghewoont hadden/ ende haer vertoonen voor haren Magistraet/by pene van lijf ende goet te verbeuren / tot profijt van sijne Majesteyt / ofte eeuwichlijck verbannen te blijven. Hy heeft oock / seer verbolghen ende ghestoort zijnde / van weghen de nederlaghe des Graven van Arenbergh/ ende sijner Spaenjaerden in Frieslandt/ uyt wrake / ende om sijnen moet te coelen/ de proceduren teghen de ghevanghene / Gijsbert ende Diederich van Batenburgh ghebroeders / ende xviii. [1568.] andere Edel-lieden/ ende persoonen van qualite, doen verhaesten/ ende hy heeft de selfde by sententie ter doodt ghecondemneert: Des te meer heeft hy sich hier mede ghehaest / om sijn Spaenjaerden (die ghestelt waren om dese ghevanghene te bewaren ende te bewaecken) elders te moghen ghebruycken. Dese harde proceduren ende doodelijcke vonnissen / vielen heel contrarie de meyninge van vele cloecke Politijcken ende Weerelts-verstandighe/die van opinie waren/ dat den Hertoghe niemandt van aensien dooden en soude / maer dat hy het selfde soude opschorten/tot de overcomste des Conincks in dese Landen. Maer neen / hy was al te seere nae deser vromer persoonen bloedt dorstende: Hy heeftse binnen Brussel in de Pincxter-weke / den eersten Iunij, op de Peerdemarckt ofte Savel/doen onthalsen / verachtende al het voorbidden ende schrijven des Keysers / ende andere Duytsche Vorsten/ als oock van geender weerde achtende al het bidden / moeyte / ende costen / van de Moeder der Batenburghsche Heeren. Den tweeden Iunij sijn op de selve plaetse met den sweerde ghedoodt / de Heere van Villiers, ende den Heere van Dhuy / die beyde in den slach by Dalem ghevanghen waren: Monsieur de Dhuy ontfinck twee slaghen van den Beul. Noch werdt ten selven daghe oock ghedoodet een vroom Godsalich Predicant / ghenoemt Cornelis van Mehen, ende Quintijn Benoth, Balliu van Engien. Als de voorhaelde persoonen sijn ter doodt ghebracht / soo stondender by het Schavot neghen Vaendelen Spaenjaerden in hare volle wapen/ ende in slach-orden. Sy zijn alle gaer met Trommelen ter doodt gheleydt / om datmense niet en soude hooren spreken/soose yet hadden willen bybrengen tot haer- {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (16) En Bateburgiacos tendentes colla sub Ense, Corpora Nobilium laeto dare multa virorum, Opprimere Heroas, proprijs proscribere terris Fas fuit Albano, Rege hoc mandante Philippo, ==} {>>afbeelding<<} {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} der [1568.] defensie ofte onschult. Maer als eenighe beloofden in het Roomsche Catholijcke gheloove te willen sterven / ende niet vele te willen spreken / dan werter niet ghetrommelt. Die Paeps storven ende Biechtvaders hadden / waeren de twee Friesen / Treslon/ Brunselle / Peltier / Batson / ende Elpendam. De Heere van Villiers dit vernomen hebbende/ soo seyde hy sijnen Biecht-vader de Lobell aen / dat hy wilde Catholijck sterven / versoeckende des halven eenighe voordeelen voor sijn Suster / ende een eerlijcke begraeffenisse / ghelijck oock dede sijnen mit-gheselle de Heere van d'Huy / hierom en waren by haer gheen Trommelen. Als de Heere van Villiers ter doodt was gaende/zijnde een fraey ende beleeft Edel-man/ soo groette hy over wech al sijn vrienden ende bekende / ende wel ghemoedt zijnde / clam hy op 'tSchavot / alwaer hy over luydt sijn ghebedt sprack in het Latijn/ende oock int Francoys/bekennende by Gode / veel strengher doodt voor sijn sonden verdient te hebben: Daer nae quam hy op de oorsaken daerom hy den doot sterven moeste / segghende: Ick en ben gheen Verrader / maer ick sterve om dat ick des Conincx waren dienst / der Landen welvaren ende vryheyt voorghestaen hebbe: Hoewel vele Menschen dat nu niet en connen verstaen noch bevroeden/so sullen [1568.] sy ende hare nacomelingen dat hier naemaels also bevinden ende oordeelen. Als desen Heere alsoo sijn ghemoet vryelijck ende cloeckelijck uytriep / so sprack sijnen Biecht-vader/ Ghy hebt my belooft anders te sterven: Doch Villiers riep wederom / Ick sterve in de Ghereformeerde Religie / welcke hy prees ende roemde soo seer als hy conde. Ghenoech op die maniere sterf oock de Heere van d'Huy / die seer rijcke was / hebbende jaerlijcx boven de viii. duysent guldens incomende: Sy waren beyde so fraeye Mannen als over voeten gaen mochten. Seven der voornoemder persoonen Lichamen bleven aen staken hanghen/ en̄ hare Hoofden boven haer / op den wech buyten de Scharenbergher-poorte/tot datse vergaen ende verrot zijn / om datse sonder te willen Biechten ghestorven zijn. De beyde Heeren van Batenborgh / d'Andelot / ende Cock / sijn buyten de Scharenbergherpoorte begraven voor een Lazarus Capelle / op een onghewijede plaetse / om datse niet en hadden willen Biechten / twee ende twee in een graf / sonder kisten of doot vaten / na dat hare Lichamen buyten de selve Poorte aen staken hadden gehangen van thien uyren voor middach / tot drie uyren nae middach. De Grave van Egmont te Brussel opentlijck onthalst / den vijfden Iunij, Anno 1568. DEn derden Iunij heeft de Hertoghe van Alba de Graven van Egmont ende Hoorne/ van Gent op eenen waghen nae Brussel doen brenghen / ende doen gheleyden met thien Vaendelen Knechten/ ende een Vane Ruyters. Sy sijn te Brussel ghebracht / ende ghelogiert op de Merckt / teghen over het Raedt-huys / in een huys ghenoemt het Broodt-huys. De sententie des doodts werdt over haer ghestreken ende uytghesproken den vierden dach Iunij, elck besonder/doch eenes inhouts/ ende ter executie ghestelt op den vijfden dach der selver Maent. In deser beyder Graven sententie heeft duc d'Alve doen schrijven/ dat sy Crimen laesae Majestatis & Rebellionis, dat is / Misdaet van ghequetste Majesteyt ende wederspannicheyt / begaen hadden: Verclarende daerom/ dat de voorgenoemde Graven {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (17) AMVRATHES PRINCEPS GAVERVS, COMES EGMONTANVS, FLAND. ARTHES. PREF. PHILIPPVS A MONTMORENCY, COMES HORN. etc. ARCHITALASS. MARIS GERM. INF. ==} {>>afbeelding<<} {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] sullen worden geexecuteert met den sweerde/ende hare Hoofden gestelt om hooge op een openbare plaetse/ om van een yegelijcken ghesien te zijn/ ende aldaer te blijven tot dat anders by sijne Excellentie sal worden gheordonneert/ende dat tot een exemplare straffe van de misdaden der voorschrevener Graven: Ghebiedende dat niemandt wie hy sy/ hem en vervoordere de Hoofden van daer te nemen / op verbeurte van lijf ende goet: Verclarende voorder / alle haere goederen roerende ende onroerende / Actien / Privilegien/ ende Heerlijckheden/ ende alle hare andere goederen voor gheconfisqueert / ten profijte van sijne Majesteyt. Duc d'Alve hadde verschreven ende by hem ontboden D. Martinum Rithovium Bisschop van Yperen / die den vierden Iunij by den Hertoghe ghecomen is/ sonder te weten d'oorsake waerom hy ontboden was. Als desen Bisschop by den Hertoghe gecomen is / soo heeft hy hem in handen ghegheven de sententie des doodts / ghepronuncieert teghens den Grave van Egmont/hem bevelende dat hy den Grave soude aendienen / dat hy sich moeste bereyden om des anderē daechs te sterven. De Bisschop dit hoorende/ is terstont op sijn knien gevallen/biddende met groote ootmoedicheyt voor het leven van den voorschrevenen Grave. Waer op de Hertoghe antwoorde/ dat de Iustitie moeste geschieden / ende dat gheen genade aldaer plaetse hebben en mocht. Doe bat de Bisschop om te moghen hebben eenich uytstel. Daer op de Hertoghe wel straffelijck seyde: Dat hy hem niet ontboden en hadde om die sententie te veranderen / maer om dat hy den Grave soude bystaen met raedt / ende hem dienen soude voor Biecht-vader. Siende de Bisschop dat de sententie onveranderlijck was/soo is hy des avondts ontrent elf uyren tot den Grave ghegaen / hem te kennen ghevende die droevighe oorsaecke van sijn comste / ghevende hem midts dien de sententie te lesen. De Grave hier van seer verbaest ende verwondert zijnde / vraeghde / of daer [1568.] gheen ghenade en was? Ofte ten minsten uytstel van de executie deser sententie? Daer op de Bisschop hem verhaelde / wat hy by den Hertoghe ghedaen hadde in sijn faveur / ende de antwoorde daer op gevolght: D'welck de Grave verstaende/heeft voor eerst Godt ende den Hertoghe ghedanckt / van dat hy hem op't uyterste sijnes levens/van sulcken Biecht-vader ende Vertrooster versien hadde: Daer nae sprack hy met een cloeck herte: Dit is voorwaer een seer wreede sententie / Ick en gheloove niet dat ick mijn leefdage sijne Majesteyt alsoo vertoornt hebbe / daer door ick sulck eene straffe hebbe verdient. Want alles wat ick ghedaen hebbe/ dat hebbe ick uyt goeder meyninghe/ ende tot sijnen dienste ende besten ghedaen. Nae dat hem de Grave teghen den Bisschop ghebiecht hadde/ so heeft hy begeert dat de Bisschop soude Mis-doen/ ende hem het Sacrament gheven / d'welck de Bisschop ghedaen heeft. Dit gheschiedt zijnde / heeft de Grave twee brieven met sijn eyghen handt gheschreven / den eenen aen den Coninck / den anderen aen den Hertoghe van Alva / in alle beyde biddende voor sijn Wijf ende Kinderen / biddende den Bisschop de selve sekerlijck te willen bestellen / d'welck de Bisschop hem vastelijck toe-seyde ende beloofde te doen. Dese brieven gheeyndicht zijnde / heeft hy den Bisschop ghevraecht / wat hy opt Schavot segghen soude tot stichtinghe van de Ghemeente? De Bisschop was van advijs / dat hy tot het volck niet spreken en soude/eensdeels om datter weynich wesen souden/die hem verstaen souden / overmidts de menichte van de Spaenjaerden die naest rontom het Schavot staen souden/ eens deels oock om dat sijne woorden van eenighe verstaen zijnde / qualijck souden moghen gheduydt worden. Op den vijfden Iunij wesende Pinxter avont / zijn de Spaenjaerts ghecomen ontrent elf uyren om den Grave te halen / ende te brengen ter {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] plaetse daer men hem onthalsen soude: Als sy hem wilden sijn handen binden / soo heeft hy (sijnen Tabbaert opdoende) ghetoont/dat hy hem al tot de doot bereyt hadde / (want hy hadde te vooren laten afsnijden de craghe van sijn wambays ende hemde) ende begeerde/datse hem alsoo vry/los/ende onghebonden tot de doodt wilden gaen laten / 'twelck alsoo gheschiede. Gaende na de Richt-plaetse / hebbende aen sijn sijde den voorghenoemden Bisschop / soo las hy den L I. Psalm / Godt zijt my ghenadich nae uwer goetheyt, ende doet mijn overtredinghe te niete na uwe groote barmherticheyt. Hem zijn gevolght Iuliaen Romero Maestro del Campo, en̄ de Capiteyn Salines, met xix. Vaendelen Spaenjaerden/die haer op de Marct in slach-ordre ghestelt hebben / om te verhoeden alle oproer/die daer soude moghen ontstaen. Een Vaendel ginck door de Stadt over ende weder / ende twee Vaendelen bleven in het Hof. Op de Marckt was een Schavot ghemaeckt met swart laken behangen/ ende daer op twee swarte Fluweelen cussens: Daer waren oock op het Schavot twee groote yseren pinnen. Onder het Schavot stont de Provoost van het Hof met eenen rooden stock; Ooc was de Beul boven op het Schavot verborghen. De Grave is met den Bisschop alleen op het Schavot gegaen/ ende als hy sommighe woorden met den Bisschop ghesproken [1568.] hadde / diemen overmidts de groote menichte der Spaenjaerden / die rontom het Schavot stonden/ niet en conde hooren noch verstaen / soo is hy op sijn knien neder gaen sitten met den Bisschop / ghelijckelijck lesende het Vader onse: Dit gheeyndicht zijnde/ heeft hy den Bisschop ghebeden het selve tot driemael te willen verhalen: Daer nae heeft hem de Bisschop de Benedictie ghegheven. De Grave opgheftaen zijnde / heeft het Crucefix, d'welck hem in de handt ghegheven was / dickwils ghekust / daer nae heeft hy gheknielt op een swart Fluweelen cussen / ende met ghevouden handen heeft hy seer luyde geroepen/ Heere in uwen handen bevele ick mijnen gheest. Daer nae den Bisschop wenckende / nam hy een cleyn Bonetgen / d'welck hy voor sijn ooghen dede/ ende werp den Tabbaert van sijn schouderen: Sijn handen wederom te samen voudende / ende Godt biddende/ verwachte hy den slach: De Scherp-richter (diemen seyde eertijdts sijn Laquay gheweest te zijn/) is voortghetreden / ende heeft hem het hooft afgheslaghen/ het lichaem/ hooft / ende de plaetse die met sijn bloedt besprenght was/ wert terstont met een swart laken bedeckt. Qui perseveraverit usque ad finem salvus erit. {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} Onthalsinghe des Graven van Hoorn, den vijfden Iunij, Anno 1568. [1568.] SOo haest als de Grave van Egmont onthalst was / soo is stracx de Grave van Hoorn van het Broodt-huys ghebracht / ende nae de stellagie gheleydt: Hy ginck den gheheelen wech tusschen het volck met den blooten Hoofde / ongebonden / de ommestaenders minnelijck groetende / daer mede hy menich Mensche tot mede-lijden beweecht/ ende de tranen uyt d'ooghen gheperst heeft. Doe hy op het Schavot quam/heeft hy sijnen Mantel afgheleydt/ ende hadde eenswart Armesijden Wambaeys aen / daer de crage (als oock de eraghe van sijn hemde) afghesneden was / om den Hals te blooten / ende den slach des sweerdts onverhinderlijck te ontfanghen. Hy hadde een swarte Melaensche Bonet in de handt/die sette hy op sijn Hooft/ ende trockse voor sijn ooghen / nae dat hy sijn ghebedt ghesproken ende gheeyndicht hadde. Hy wenschte alle de omstanders gheluck ende salicheyt / ende hy begeerde vriendelijck van haer / dat sy Godt den Heere met hem bidden wilden/ dat hy hem sijne menichvuldige sonden woude vergheven / om Iesu Christi sijnes lieven Soons wille. Hy en woude gheensins bekennen teghen den Coninck ghesondicht, ofte yets misdaen te hebben, daer mede hy de doodt soude verdient hebben. Nae dat hy de Mantel afgheworpen/ ende de Bonette voor de ooghen ghetrocken hadde / soo knielde hy op het cussen/ende sijn handen ghevouden hebbende/riep hy over luydt in het latijn/ In manus tuus, Domine, commendo spiritum meum, Vader, in dijne handen bevele ick mijnen Geest, mits desen quam de Beul te voorschijne / met het blootesweerdt in de handt/ ende hieu hem met eenen slach den Cop af. Hy was ontrent vijftich jaer oudt doe hy sterven moest / een lanck / schoon / wijs ende verstandich Heere. Sijn Huys-vrouwe was Vrou VValborgh, Gravinne van [1568.] Nieuwenaer, die daer nae getrout is met Graef Adolph van Meurs, Alpen, &c. Sy en heeft gheen kinderen gehadt / noch by den Grave van Hoorn / noch by den Grave van Meurs. Der beyder onthals der Graven Lichamen sijn stracx ghekist / doch op het Schavot blijven staen/soo langhe tot dat hare hoofden twee uyren lanck op yseren pinnen ghestaen hadden. Des Graven van Egmonts woort ende belofte is volbracht gheweest / die tot Hoorn (als hy niet geern te Hove comen en woude) ghesproken heeft / V en sal niet anders overcomen, als my. Daer was groote bedroeffenisse in de Stadt/ niet alleen by de Burghers ende Landtsaten / maer oock by de Soldaten / selfs by eenighe Spaenjaerden/overmidts sy wisten dat dese Heeren waren seer cloecke/ moedighe/ervarene Crijchs-oversten/die den Coninck groote diensten ghedaen hadden. Dese beyde Heeren zijn van het Schavot ghenomen / ende met groote processie gebracht in het Clooster van de Minnebroers / van daer tot de Predick-Heeren/van daer in S. Goedelen Kercke. Van daer wierdt Egmonts Lichaem solemnelijcke ghedragen door de Stadt tot de Clarissen/daer het is gebalsemt gheworden / ende met veel meer Paepsche Ceremonien vereert / als des Graven van Hoorns Lichaem/ overmidts hy soo Catholijckelijck niet ghestorven en was/als Egmont. Want als de Bisschop van Yperen hem vermaende tot Biechten / soo antwoorde hy / Ick hebbe Godt den Heere myne sonden ghebiecht ende beleden, die canse ende salse my vergheven. Doch door het importuyn aenhouden van desen Bisschop/ heeft Hoorn noch eyndelijck eenich bewijs van Biechten ghedaen. {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (18) Sic geminj Proceres, Egmondae HornaeqƷ sub Albâ Tortorj jugulum praebebant, figit in hastis Ipsa ducum capita, ut crudeli pascere visu Ille oculos, possitqƷ novo satiare cruore ==} {>>afbeelding<<} {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] Het Lichaem van den Grave van Egmont is nae de ghedane uyt-vaert uyt de Kercke van S. Clara gevoert nae sijn Heerlijckheyt van Sottegem in Vlaenderen/ ende aldaer begraven: Het Lichaem van den Grave van Hoorn is ghevoert nae VVeert, ende aldaer begraven. Dit is gheweest den loon die de vrome Grave van Hoorn ontfanghen heeft voor de ghetrouwe diensten/ die hy den Keyser ende sijnen Sone den Coninck van Hispanien wel twee en twintich jaren lanck ghedaen heeft / soo wel ten tijde van Oorloghe / als van Peyse. Het is wel waer / dat de Coninck / na dat Hoorn hem ghevolght hadde in Duytsch-landt / Italien/ Spanien / ende Enghelandt / hem ghemaeckt heeft Gouverneur van Gelderlandt/ ende der Graefschap Zutphen / ende daer nae Ridder van de Oorden/ als [1568.] oock Admirael van de Zee/ maer de tractamenten zijn soo sober gheweest / dat desen goeden Grave in den dienst des Conincx soo arm gheworden is/ dat hy van Duc d'Alve te Hove ontboden zijnde / om aldaer eerlijck te moghen comen / soo heeft hy aen eenighe Huys-lieden verset een eenighe Hoeve / die hy noch by sijn Huys te Weert hadde ligghen / verhoopt hebbende / van jaer tot jaer eenighe vergheldinghe van den Coninck te sullen vercrijghen voor sijne lanckwijlighe ghetrouwe dienst / ghelijck Duc d'Alve in het eerste aencomen hem oock eenighe hoope ghegheven hadde. Welcke gheweest is / soo nu verhaelt is / beroovinghe van / lijf eere / goet en bloedt. Slach ontrent Iemmingen, daer Duc d'Alve een groote victorie ghehadt heeft / den XXI. Iulij, 1568. [1568.] NAe dat Duc d'Alve sijnen bloedt-dorstighen aert hadde doen blijcken aen die treffelijcke Graven ende Heeren / van de welcke stracx ghesproken is/ soo maeckte hy terstont ghereetschap om in eyghener Persoon naer Frieslandt te reysen / om Graef Lodewijck te verdrijven: Hy hadde Chiapin Vitelli met veel volcx voor henen gheschickt / doch hem last gegeven geenen Velt-slach met Graef Lodewijck te doen / maer conde hy hem anders een voordeel afsien ende crencken/dat was hem gheoorlooft. Graef Lodewijck wel ghemoet zijnde/ boodt Chiapin Vitelli slach te leveren / om een eynde te maken / maer hy heeft het afgheslaghen / segghende: dat het hem alsnoch niet te passe en quam. Den veerthienden Iulij is Duc d'Alve selfs persoonelijck met eenen schoonen hoop out ende ervaren Spaens Crijchs-volck int Legher voor Groeninghen by Chiapin Vitelli ghecomen / by hem hebbende sommige stucken [1568.] Gheschuts/ met een goet ghetal Schip-bruggen/ die hem uyt Brabant / op Waghens naeghevoert zijn / bequaem zijnde om een Riviere in der haest over te Brugghen: Sijn by-hebbende Crijchs-volck is dwers door de Stadt ghetrocken; ende heeft sich by Chiapin Vitelli vervoecht buyten de Botteringhepoorte / latende binnen Groeninghen Hertogh Erick van Brunswijck met xvi C. Peerden. Graef Lodewijck dit vernomen hebbende / heeft raedtsaem ghevonden/sijn Legher-plaetse te veranderen/ ende hem in sijn voordeel te begheven: Hy heeft sijn Gheschut/ Bagagie/ ende den meesten hoop sijnes Volcx afgheschickt nae Slochteren / ende hy is selve met de reste des Volcx in de voorighe Legher-plaetse ghebleven/ den vyandt met schermutselinge noch eenen tijt lanck ophoudende: Teghen den avondt is hy oock vertoo- {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (19) His gestis parat arma ferox Albanuset ipse Instructus copijs veterano milite cinctus Nassovium insequitur Ludovicium, qui licet acer Staret equo, socius se miles gurgite mergit ==} {>>afbeelding<<} {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} ghen [1568.] / latende door eenighe Ruyteren de Ruyscher Brugghe achter hem in brande steken / ten eynde de Spaenjaerts hem soo haest niet souden connen volghen: Niet te min zijn de Spaenjaerts soo furieuselijck aenghedronghen/datter noch een groot deel van Graef Lodewijcks hinder-tocht / ende van die ghene die haer vergheten ende verlancksaemt hadden / zijn gheslaghen gheworden. Graef Lodewijck kennende den aert ende natuere van de Spaenjaerden in 't vervolgen harer vyanden/ heeft sich dapper ghespoet om sijn volck uyt het aenstaende perijckel in versekeringhe te brenghen / ende is derhalven van Slochteren ghetoghen door Winschoten na Iemminghen / ligghende aen den Eems/ onder het ghebiedt van den Grave van Oost-Frieslandt / een seer bequame plaetse / wel gheleghen om alle noodtdruft uyt Oost-Frieslandt over de Eems onbehindert te moghen becomen. Alhier heeft sijn Ghenade plaetse ghegrepen om sijnen vyandt te verwachten: Hy heeft dit Dorp op de passen ende aencomsten inder haeste wat ghevesticht / ende hy hadde in het voorvluchten alle Brugghen ende Dammen doen opsmijten / om den vyandt te verhinderen / dat hy hem soo haestelijck niet en soude connen naevolghen: Oock heeft sijn Ghenade door het opsetten der Sijlen ofte Sluysen / de reste van het Landt onder water gheset / d'welck Duc d'Alve in het naejaghen al vry wat opghehouden heeft: Doch den xxi. Iulij des morghens vroech / heeft de Hertoghe een deel Schutten te Peerde voor uyt gesonden onder het beleyt van Sanchio d'Avila ende Martero, om Graef Lodewijck tot schermutselen uyt te locken. Daer beneffens so verordineerde hy Don Iuliaen Romero met noch CCCCC. Muskettiers / ende CCC. Spietsen hem nac te volghen: Nae dese volchde Don Sanchio Londogno met duysent uytghelesene Schutters/ met de Ruyteren van Cesar Gonsaga ende Curtio Martinengo. De reste der Spaenjaerden beval hy Don [1568.] Alonso de Vlloa, ende Don Gonsalvo de Bracamonte: Nae dese volchden ses Vaendelen Duytsche / ende daer naer xv. Vaendelen Waelen / ende vi C. lichte Peerden onder Hierges / Robles / ende George van Lalain/ Broeder van den Grave van Hoochstraten/ die by Graef Lodewijck was. Niet teghenstaende de enghte van den wech/ende dat het Landt rontom onder water stondt/soo zijnse aen Graef Lodewijcks volck ghecomen / die beginnende te schermutseren / so weecken Graef Lodewijcks Soldaten stracx in haer voordeel / onder haer Gheschut. Graef Lodewijck vermaendese ernstelijck / dat sy haer nu souden quijten als Mannen/ de victorie stont in haer handen/soo sy maer haer beste deden / ende haren vyandt dapper aenvielen: Maer hoe hyse meer vermaende ende een herte in't lijf socht te spreken / hoe sy meer ende meer verflaeuden ende bevreest wierden / ende als het tijdt was te vechten om hare eere te betrachten/ende haer selven te beschermen / soo begonden sy om gelt te roepen / ende en wilden niet vechten/ niet teghenstaende de goede vermaninghen die haer ghedaen wierden/ dat het nu gheenen tijdt was gelt te eysschen of te tellen/ nu den vyandt ghereet stondt om haer te vernielen; Maer dat het veel meer nu tijdt was / dat een yeder sijn beste moeste doen om sijnen eet ende eere te betrachten: Ten holp al niet/maer sy hebben haer/ d'een voor / d'ander nae op de vlucht ghegheven nae de Schepen die op de Eems laghen / daer sy met hoopen inghevallen zijn / sommighe die wel swemmen conden haer salverende / sommighe door de groote disordre met de Schepen verdrinckende ende te gronde gaende. Graef Lodewijck ende eenighe andere/ willende de Soldaten moet gheven door haer exempel / is met een couragieus herte voor aen tot den vyandt ghetreden / ende heeft hem langhe tijdt als een dapper Helt seer vromelijck ghequeten: Maer {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] siende dat hy van de sijne meest verlaten werdt / ende achter by nae bloot van volcke stondt / soo is hy oock ghenoodtsaeckt geweest hem selven te salveren / ende noch selfs het Gheschut voor de laetste reyse aenghesteken ende afgheschoten hebbende / is in een cleyn schuytken ghetreden/ ende nae Oost-Frieslandt ghevaren. De vreese ende onordeninghe van Graef Lodewijcks volck was soo groot / dat den meesten deel sonder eenighe teghenweere te bieden / in het water liepen ende haer selven verdroncken / veel liever dus schandelijck stervende / dan vromelijck vechtende/ prijs en eere te behalen: Soo dat de victorie bleef op des Hertoghen van Alba sijde / met weynich verlies van de sijne / want hy in alles geen tachtentich Man en verloos / ende onder de selve maer een van name/ te weten Gabriel Manticus een treffelijck Edel-man: Maer aen de sijde van Graef Lodewijck / schrijftmen / datter soo doodt gheslaghen / als verdroncken [1568.] zijn by de seven duysent persoonen / daer onder veel Neder-landers waren/ die uyt haer Landt gevlucht waren / om de tyrannije van Duc d'Alve. Den buyt die de Spaenjaerden hier creghen / was seer groot / niet alleen aen gelt / maer oock aen silverwerck/d'welck de Graven van Hooch-straten/Graef Lodewijck / ende Graef van Schouwenburgh achterlieten. Den Spaenjaert creech oock meer dan M.D. Peerden/ende XVI. groote stucken Gheschuts/ XX. Vaendelen. De Dorperen in Reyder-landt / insonderheyt Iemminghen / werden heel ghespolieert ende gheplondert / ende daer werden ettelijcke duysent Hoorn-besten uyt het Landt gedreven. De insolentien ende moet willicheyt die de Spaenjaerden bedreven met de Huys-lieden / Vrouwen ende Ionghedochteren/ zijn bynae onmoghelijck te vertellen. VVeynich Mannen vvorden ghedoodt in't vroom strijden: Maer veel comender door vreese en vluchten in lijden. Slach by Dalem, den XXV. Aprilis, Anno 1568. [1568.] DVc d'Ave en heeft niet langhe ghedreycht/ maer hy heeft strackx met der daedt doen blijcken sijn wreede ende bloedt-dorstige natuere / die van de Religie in aller manieren seer ghestrenghelijck vervolghende / ende teghen de selfde alle rigeur ghebruyckende / met branden / hanghen/coppen/pijnighen/ &c. Soo datter in heel corten tijdt achtien hondert door der Beulen handen zijn omghebracht / ende haere goederen zijn noch daer en boven gheconfisqueert / so dat de ghevluchte haer selven seer geluckich achten/ dat sy alles verlatende/het leven behouden hadden. De Prince van Oranien/ [1568.] Graef Lodewijck van Nassou sijnen Broeder / Anthonis de Lalain / Grave van Hoochstraten / Wilhelm Grave van den Berghe / Floris van Pallant/ Grave van Culenborgh / Hendrick Heere van Brederode/ende andere meer Heeren/ ende personen van qualiteyt / zijn den xix. Ianuarij, ende corts daer nae/ by openbare publicatie ingheroepen ende ghedachvaert / om te verschijnen binnen driemael xiiii. daghen / voor den Hertoghe van Alba binnen de Stadt Brussel / of daer de Hertoghe wesen soude / om haer {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] te ontschuldighen van alles daer mede sy by Iohan du Boys Procureur Generael beschuldicht wierden/ op pene van eeuwighen Ban ende Confiscatie van al hare goederen. Dese Heeren en hebben het gheensins geraden gevonden / haer te gheven in de handen ende tanden van den bloedt gierighen Wolf/ maer hebben schriftelijck gheantwoordt op die puncten daer mede men haer valschelijck was beschuldighende: D'welck alles te vergheefs ende van gheender weerde geacht wesende by Duc d'Alve / die sich daghelijcx sterckte met Crijchs-volck / (opnemende door Barlaymont 2000. nieuwe Waelen/ oock in Vranckerijck alle de Italiaensche Ruyteren/die den Coninck van Vranckerijck tegen den Prince van Conde ende Protestanten ghedient hadden / die tot hem ghecomen zijn met den Grave van Arenbergh) om zijn rigoreusheyt noch meer te doen blijcken teghens die Heeren / Edele / ende alle de gheene die Professie deden van de Ghereformeerde Religie/ soo hebben sy ghedacht/dat het hooghe tijdt was teghen-weere te doen met wapenen ende Crijchs-volck / ende begonden derhalven aen verscheydene plaetsen haer te verstercken / meynende den Hertoge des te meerder afbreucke te doen/ om dat hy niet weten en soude waer hy hem voor haer soude te wachten hebben. Insonderheyt dede de Prince van Oranien grooten vlijt ende neersticheyt tot bevoorderinge der vromer Heeren ende Borgheren: Hy schreef aen alle de uytgewekene Edelen/over al schickte hy treffelijcke ende deghelijcke Mannen uyt aen de Ghereformeerde Ghemeenten/soo in Enghelandt / als in't Landt van Cleve / Emden / ende elders / om collecten ende versamelingen van penninghen te doen. Hy gaf oock sijnen Broeder Graef Lodewijck den vi. Aprilis 1568. Commissie om over al volck aen te nemen / als oock den Grave van den Berghe / ende anderen meer. Graef Lodewijck is ghecomen binnen Emden / alwaer hy versocht / dat hy soude moghen met sijn volck t' Schepe gaen / om [1568.] 'texploict d'welck hy voor handen hadde in het werck te stellen: Maer die van Emden waeren onwillich om dit te consenteren / meer uyt vreese van den Hertoghe van Alva / dan andersins / want sy secretelijck alle gunste toonden die sy mochten: Oock saghen sy veel dinghen deur de vingheren / die sy wel hadden connen beletten: Maer openbaerlijck veynsden sy haer / om den haet ende Oorloghe niet op den hals te halen / indien het misluckte met Graef Lodewijck/ wiens voornemen was het huys te Wedde in te nemen/ende aldaer sijn loop-plaetse te maken/ende van daer ettelijck volck in Groeningher-landt/ ende in West-Frieslandt te schicken: Hy hoopte oock met de Stadt Groeningen ende noch andere Steden wat goets uyt te richten; Ende als dan eenen hoop van sijn Crijchs-volck met de ghevluchte Hollandtsche Edel-lieden nae Water-landt ende nae Noort-Hollant te senden; Maer deur de voorschrevene weygheringhe dier van Emden / is dit voornemen belet gheworden; Doch dien cloeck-moedighen Helt Graef Lodewijck van Nassou/ en hiel daerom niet op te bedencken ende te overlegghen / wat hy voorderlijckst soude moghen by der handt nemen/om de ghevluchte te vergaderen / ende om te verstercken ende moet te gheven die noch binnen de Landen waren. Hy heeft Ioncker Diederich van Sonoy in aller yle gesonden nae Wesel / aen de Ghemeynte aldaer / biddende dat sy op haer gheloove wouden lichten soo veel Roers ende Calibers als moghelijck soude wesen / ghevende hem daer toe brieven van Credentie aen de Gemeynte aldaer. Te deser tijdt lach Graef Willem van den Berghe te Weert / ende vergaderde vast veel volcx/ d'welck hem van alle kanten toeliep. In het Landt van Gulick was oock vergaderinghe van Crijchs-volck/onder Ian de Montigni Heere van Villiers / den Heere van Risoire / ende sijnen {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (21) Interea afflictis redit in praecordia Virtus, Atque novas armat viliers in praelia turmas Quas vidit lectas ex omni gente Dalemum, Vidit et Albanj saevo de milite caesas. ==} {>>afbeelding<<} {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] Broeder den Heere van Carloo / ende andere / daer de Grave van Hooch-straten Overste van soude wesen / om in Brabant ende Gelderlandt te vallen op het onversienste. Duc d'Alve vernemende dat desen hoop ontrent twee duysent sterck was/doch meest al ongewapent / wachtende daghelijcx meer volck ende wapenen / soo heeft hy raedtsaem ghevonden de selfde te slaen eer sy stercker werden / ende haer vervoechden by des Princen volck / hy heeft derwaerts ghesonden den Grave van Lodron met vijf Vaendelen Duytsche Soldaten / ende Sanchio d'Avila met vijfhondert Peerden / ende twee Vaendelen Spaenjaerden: Eer des Princen volck hier op verdacht waren / haer oock daer op verlatende / dat sy niet en waren op den bodem des Conincx van Hispanien/ ende derhalven meynden op vry-burgh te zijn / so zijn sy te Dalem by Herckelens overvallen / verslaghen/ [1568.] ende verjaecht / de Heere van Villiers haeren Hoopman wierdt ghevanghen / ende nae Brussel ghesonden/ als oock de Heere d'Huy. Dit gheschiede den xxv. Aprilis. Daer werdt in die tijden gheseydt ende gheschreven / datter meer dan xii C. van des Princen volck doodt bleven / ende niet boven veertich van Duc d'Alvens volck. Deur dese nederlaghe werden die Soldaten die de Grave van den Berghe ontrent de Weert vergaderde / soo verbaest ghemaeckt / dat sy vluchten ende verliepen. Deur dese nederlaghe werden die van Wesel oock seer verbaest ghemaeckt / jae lieten den moet gheheel vallen/alsoo dat Sonoy niet en conde uytrichten/hoe wel sy te vooren belooft hadden vijfhondert Roers ende Calibers op haer credit te lichten. Causa bona est, bonus est Dominus, bona crux, bona spes est: Et cur non animo, nos juvet esse bono? De Prince van Oranien neemt veel volcx aen / ende treckt te Velde / Anno 1568. in Septembri. [1568.] ALs Duc d'Alve in Neder-landt alle moetwille ende gewalt was drijvende/met branden / hanghen / coppen / versmooren / pijnighen / confisqueren / bannen / &c. Oock sonder eenighen schroom ofte vreese onder voet tredende alle beschrevene Rechten / alle Privilegien/ende oock alle Contracten by sijne Majesteyt beswooren: Soo hebben de arme bedroefde Neder-landers / soo de ghevluchte / als die noch binnen s' Landts schuylden ende suchten onder den wreeden Spaenschen Pharao / naest Godt hare ooghen gheslaghen op den treffelijcken Vorst Guiliame de Nassou / Prince van Oranien / die sich noch al stille hielt / (onaenghesien [1568.] dat Duc d'Alve hem dapper in eere ende goet was aentastende / hem aenclaghende voor sijnen Raedt van Troublen / begaen te hebben Crimen laesae Majestatis, ende daerom lijf ende goet verbeurt te hebben/ dadelijck confisquerende ende arresterende alle sijne goederen in Neder-landt / ende in Hooch-Burgundijen ghelegen) hy hoopte ende verwachte/dat Godt de Heere sich ontfermende over den elendighen ende bedroefden stant deser Landen/haest een onverwachte / ende voor der Menschen ooghen verborgene uytcomste ende verlossinghe gheven soude. Doch de ghe- {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (21) GVILELM. D.G. PR. AVRAICAE. COMES NASSAVIAE. &c. AET. AN. XLVIII. Ao. CIƆ.LXXXI ==} {>>afbeelding<<} {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} vluchte [1568.] Heeren / Edele / ende andere persoonen / en hielden niet op / den Prince stedes te bidden dat hy haer ten Hoofde woude zijn / by der handt nemende alle moghelijcke middelen om haer wederom in haer Vader-landt te brenghen / daer toe versoeckende de behulpelijcke handt sijner treffclijcke en̄ vermogende Bloedt-vrienden / ende andere Princen en Vorsten hulpe in Duytsch-landt / ende elders / om met hulpe der selfder een Legher te Velde te brengen/ ende daer mede den (van alle de Weerelt ghehateden) Tyran Duc d'Alve ernstelijck aen te tasten / presenterende niet alleen in eyghener persoon mede haer te laten gebruycken op desen tocht / maer oock daer toe te employeren al hare middelen ende uyterste vermoghen. De Prince vermaende ende badt dese goede Heeren/ dat sy doch noch wat ghedult ende patientie nemen wouden / het conde comen dat haest eenighe Provincie ofte Steden / (niet connende dese tyrannije langher verdraghen /) afvallen souden / of de Coninck mochte betere sinnen crijghen / ende Duc d'Alve uyt Neder-landt in Spanien doen comen / of daer conde door Godes beschickinghe den Coninck / of van den Turck / of van den Paus / of van yemandt anders / soo veel te doen gegeven worden / dat hy sijn Crijchsvolck teghen deselfde soude moeten ghebruycken / de Neder-landers ontlastende van dese ondraghelijcke burden / en̄ haer herstellende in haren voorighen vrydom ende ruste. De Prince hieldt oock den Heeren ende Edelen/die hem tot desen tocht versochten/voor/ dat sijne / sijner vrienden / ende der armer ballinghen macht / niets te beduyden en hadde teghen het ghewelt ende vermoghen des Groot-machtighen Conincks van Hispanien: Oock hieldt sijn Princelijcke Excellentie desen goeden Heeren en̄ Edelen voor/dat dit werck met eenen tocht te doen niet uyt te richten en soude wesen / ten ware datmen van jare tot jare eenen naedruck dede / ende soo langhe continueerde/ tot datmen de Spaenjaerden ende vreemde Natien [1568.] gheheelijck uyt het Landt soude verdreven hebben. Of wel dit alles in reden bestont/ende derhalven wel aenmerckens weerdich was / soo en heeft dit die arme verdrevene ballinghen gheen contentement connen geven/ sy wouden liever niet leven/dan langer in dusdanigen elende en̄ miserie leven / baden derhalven al wederom sijne Princelijcke Excellentie te willen verdacht wesen op middelen tot haeren trooste/ ende wederbrenginge in haer Vader-landt/bequaem: Iae als de Prince soo haest hier in niet en conde verwillighen / overmidts de groote swaricheden / die hy als een voorsichtich ende wijs Heere/ hier in considereerde / soo hebben eenighe durven spreken: Ten was gheen wonder dat hy gheen haeste en hadde / dewijle hy by sijnen Heer Broeder Graef Iohan van Nassou / soo een goet verblijf hadde / dat hy wel anders soude ordeelen ende spreken / indien het hem ginge als haer/die gheen Herberghe / Renten/ Meubelen/noch middelen van leven en hadden/&c. Immers hebben die verdrevene Heeren ende Edele eyndelijc den Prince soo wijt ghebracht / dat hy haer belooft heeft/allen moghelijcken vlijt aen te wenden tot verlossinge der Landen / uyt de Tyrannighe handen van Duc d'Alve ende der Spaenjaerden: Hy heeft hier toe eenich gelt ghecreghen van sommighe Protesterende Vorsten in Duytsch-landt. Marcus Peres heeft uyt den name van de Neder-landtsche Gereformeerde Kercken / die noch hier en daer in Neder-landt heymelijck schuylden ende haer onthielden / als oock der gheener die buyten de selfde Landen ghevlucht waeren / sijn Princelijcke Excellentie belooft / op te brenghen drie hondert duysent Daelders in ghereden gelde / die sy hem sonden tellen / soo haest als hy sijn volck ghereet ende by den anderen soude hebben. Of wel dit vele was / ten aensien der gheener die het opbrochten/soo was het nochtans weynich om een groot Legher te {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} [1568.] Velde te brenghen / ende te onderhouden. De Prince heeft om een Legher te moghen maken / d'welck bestant soude wesen / al de penninghen die hy hadde ofte wiste te crijghen / daer toe seer mildelijck aengeleght / jae hy heeft vercocht al sijne costelijcke cleynodien/baggen/ketenen/golden/ende silveren gheschier/ oock sijne schoone tapisserien / die heerlijck ende in getale ghenoechsaem waeren / om eenes Keysers ofte Conincks Paleys daer mede te stofferen. Maer noch en conde dit al niet helpen om Crijch te voeren teghen Duc d'Alve: Graef Iohan van Nassou / des Princen oudtste Broeder / heeft principalijck den steen van het graf ghelicht / sijn Princelijcke Excellentie/ of om beter te seggen/den bedructen ende bedroefden Nederlanden / bysettende een merckelijcke somme van penninghen / onbeswaert zijnde tot desen eynde alle sijne heerlijckheden ende goederen grootelijcx te beswaren ende verpanden; Wes halven wy Neder-landers/ soo langhe als de Weerelt staen sal / den huyse van Nassou verobligeert sullen blijven. De Prince en ruste noch dach noch nacht / om te besorghen ende te bestellen alles wat hy achte van nooden te wesen / om sijn belofte ende voornemen te volvoeren / reysende in eyghener persoone van d'een plaetse tot de andere/ overwinnende alle swaricheden ende onghemacken/ die soo groot ende menigherley waeren / datse hem/ [1568.] ware hy niet een resolut ende constant Man geweest/ hadden connen doen veranderen van resolutie. Het rende-vous ofte Loop-plaetse des Crijchs-tocht/welcken de Prince beschreven ende aenghenomen heeft / is geweest te Romorsdorf in't Lant van Trier. Van daer is de Prince in den beginne van September over den Rhijn ghetrocken tot S. Vijt / een Dorp hem selven toebehoorende/nae dat hy een generale Monsteringe ghedaen hadde: Sijn gheheele macht was XLIIII. Vaendelen Hooch-duytsche Knechten / vier duysent Francoysen ende Waelen / ende seven duysent welghemonteerde Duytsche Ruyteren. De Prince voerde mede thien stucken grof Gheschuts/ses Valconetten ende vier Cartouwen: Sommighe van het voetvolck hadden in hare Vaendelen dese devise/pro Lege, Grege, & Rege, dat is / voor de VVet, voor het Volck, ende voor den Coninc: Andere voerden in hare Vaendels den Pellicaen / die uyt liefde welcke hy sijne jonghen toedraccht / de selfde met zijn bloedt is lavende: Eenighe hadden Roosen op haere storm-hoeden gheschildert / d'welck van ouden tijden her het teken der Engelsche Natie gheweest is/ als hadden sy willen te kennen gheven / dat de Coninginne van Enghelandt haer tot desen tocht hulpe ende bystant was doende. Prov. 21.31. De Peerden vvorden vvel ten strijde bereydt, doch de overvvinninghe comt van den Heere. {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} Tocht des Princen van Oranien over de Mase/ Anno 1568. in Octobri. [1568.] ALs Duc d'Alve vernomen heeft / dat de Prince van Oranien met sijn Legher in het trecken was/ om na Neder-landt te comen/ soo is hy oock te Velde ghegaen met sijn Crijchs-volck / by hem hebbende vier Regimenten Duytsche Knechten / daer Overste van waeren de Grave van Lodron / ende Graef Philips van Oversteyn: Neghen duysent oude wel gheoeffende Spaensche Voet-knechten: Bynae neghen duysent so Waelen ende Francoysen/ als Neder-landers: Ses duysent Ruyters / behalven de Benden van Ordonnantien/ diemen schatte op twee duysent: Hy was oock wel voorsien van Gheschut/Amonitie/ Gelt/en Provande/als van allen anderen nootdruft/hy hadde ooc een groot ghetal Pioniers ende Gravers. Hy heeft sijnen Legher gheslaghen by Mastricht / alwaer hy hem seer sterck heeft beschanst ende begraven. De Prince van Oranien over den Rhijn ghetrocken zijnde by S. Vijt / neemt het huys te Carpen by Ceulen inne: Met sijn Legher voorts marcherende deur Limborch ende het Landt van Gulich / neemt het Slot te Withem in / d'welck den Grave van Culenborgh toecomt / ende besette het met volc: Hy nam oock op de selve reyse in Arenbergh / Eppen / ende Hormsteyn / d'welck den Coninck toecomt / doodtslaende alle die teghenweere deden: De Prince aldus heen ende weer treckende / om den Hertoghe te abuseren/ soo is hy ten lesten by nachte den sevensten Octobris subijtelijc ende onversiens met behendicheydt by Stockum over de Mase ghepasseert met sijn gheheele Heyr-cracht / selfs het grof Geschut onder deur het water slepende / onaenghesien dat Duc d'Alve over aldaer de Mase ondiepst was / groote menichte van Mijnck-ysers hadde werpen laten / om datmen te qualijcker soude connen de Riviere passeren. De [1568.] Prince dede ettelijcke hondert Peerden in het water stille staen / van den eenen cant tot den anderen / seer dichte by malcanderen / daer mede den loop des waters eenigher maten is ghebroken ende opgehouden/ ende beneden ist wat legher gheworden. De Prince meynde den Hertoghe uyt te locken / ende hem slach te leveren / maer hy en conde hier toe niet comen/ want de Hertoghe sterck begraven ligghende op een seer wel gheleghene plaetse / hebbende de Stadt van Mastricht open / uyt de welcke hy van alles genoech ende overvloedich creech om sijn Legher te onderhouden / wilde liever niet slaen / dan sijn saecken in openbaer perijckel stellen: Want hy vreesde / dat sijn Duytsche Crijchs-volck / (die meestendeels ghelijcke professie van Religie deden ghelijck sijne vyanden) om de saecke des gheloofs / sijnen vyanden gunstich mochtē zijn / ende in het midden des strijdts van hem wijckende / ofte haer van den strijdt afsonderende / hem met alle de sijne in noodt brenghen mochten. Hy wist oock wel dat alle de Neder-landtsche Heeren van der Ordre des Gulden-Vlies / hem niet al te veel goets en gunden/ende datse meer uyt bedwanck/dan uyt goeden wille hem ghehoorsaem waren / daerom sorchde hy oock / indien sijn vyanden het Velt behielden ende victorie bevochten / dat als dan sijn Duytsche Ruyteren ende Knechten haer tot sijne vyanden keeren / ende haer ghelijckelijck teghens hem stellen souden: Soo heeft hy dan voor hem ghenomen / als eenen Fabius Maximus met stille ligghen / ende schermutseringhe den Prince op te houden / wel wetende dat hy niet langhe soo veel volckx en soude connen by den anderen houden/ of hem soude gelt / en victualie/ of ten minsten een van beyden ontbreken: Oock heeft {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (22) Auraicus Princeps magnis legionibus instat, At paribus negat Albanus concurrere signis, Vera fero Chumanis liceat si credere dictis Vltimus ille dies Arbae, bellisqƷ fuisset ==} {>>afbeelding<<} {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} 1568 hy 'tgheheele Landt deur doen wech nemen alle de Molen-ysers/op datmen ten platten Lande voor den Prince van Oranien niet en soude connen maten. Als de Prince sach dat den Hertoghe niet slaen en wilde/ soo gheliet ende veynsde hy hem te willen opbreken ende vertrecken/hy heeft sijnen wech met een deel des volcx nae Tongeren genomen/ verhoopende dit Stedeken in te crijghen. Lupius Acuna Overste van Duc d'Alvens Peerde-volck / haeste hem om dit te beletten / ende al schermutserende ende strijdende met des Princen volck / heeft hy die opghehouden / ende hy heeft een deel van de sijne binnen Tongeren gebracht. Daer is in dit schermutseeren veel volcks aen beyden sijden ghebleven: Des Princen Soldaten die't ontquamen zijn te S. Truyen ingheraeckt. Corts hier nae heeft de Prince by Tilremont een deel van sijn volck over de Riviere ghesonden: Maer de Hertoghe heeft terstont eer sy haer ghesterckt hadden / eenich volck derwaerts ghesonden / dat met sulck ghewelt ende furie is aenghevallen / dat des Princen volck de vlucht nemen moeste. De Prince latende Tillemont ter rechter hant/is lancx de Riviere Geer/die 't Lant van Luyck scheydet van Brabant / ghetoghen / ende heeft bestaen sijn volck daer over te senden / 'twelck den Hertoge door sijn verspieders vernomen hebbende / soo heeft hy stracx Don Frederico de Toledo sijnen Sone met vier duysent Haeck-schutten / ses stucken Gheschuts / ende eenen stercken hoop Ruyteren ghesonden / om sijn vyanden die in't over-passeeren van dit wat erken besich waren/ te overvallen/ ende hy is selfs terstont ghevolcht met de reste van sijn Legher. Don Frederick ghecomen zijnde by een Bosschagne/ heeft sijn Gheschut op des Princen volck ghewendt/ ende heeftse sterckelijck aenghevallen/ maer sy weerden haer soo mannelijck ende soo dapperlijck/ dat het sich liet aensien / als of de Spaenjaerden souden moeten vluchten hebben: Maer midts dien den Hertoghe met noch veel volcx sijnen Sone te hulpe quam / soo is [1568.] des Princen volck in de vlucht gheslaghen. Hier zijn van des Princen volck ghebleven/soo verslaghen/als verdroncken / ontrent twee duysent / Duc d'Alve heeft oock groot schade in sijn volck gheleden. De Prince sijn Legher opbrekende/ heeft sijnen wech nae Leuven ghenomen / verhoopende dat hy van sijne heymelijcke vrienden soude ontfangen worden / maer merckende dat hem niemandt en roerde noch toeval en dede/ soo heeft hy sich wederom na het Landt van Luyck ghewendt / dan hier / dan daer treckende/ noch al occasie soeckende om in vollen velde met sijn gheheele Legher teghen des Hertoghen Legher te moghen vechten / d'welck de Hertoghe niet willende hasarderen / ende de Prince bevindende dat hem met dit schermutseren daghelijcx veel volcx afgheslaghen werdt; Oock overmidts sijn volck begon te mutineren om betalinghe / heeft hy ghedacht best te sijn voor dien tijdt Neder-landt te verlaten / des te meer / dewijle de Winter ende het quade weder oock sterck op de handt quam / ende hem van allen sijden de victualie afgesneden ende ontrocken werdt. De Francoysen die by den Prince waren / rieden hem/dat hy met sijn volck nae Vranckerijck trecken soude / ende hem voeghen by den Prince van Conde / daer toe de Prince van Oranien wel geneycht was; Maer de Duytsche Ruyteren ende Knechten seer qualijck te vreeden zijnde van weghen de quade betalinghe / en wilden niet verder trecken/ maer wilden in haer Vader-lant keeren. De Prince is deur Henegouwe in Piccardien ghetoghen / Duc d'Alve volghde hem al nae tot in Vranckerijck/ende beet hem al vast in de versenen/ daer bleven in dese schermutseringen aen beyde sijden vele van de hittichste ende couragieuste Capiteynen ende Soldaten. De siecke/ crancke/ ende ghequetste die den Prince niet volghen en conden/dede den Hertoghe alomme opnemen ende vanghen: De Neder- {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} landers [1568.] dede hy stracx ophanghen / de vreemde sont hy naeckt en oncleet nae Mastricht / ende lietse alsoo loopen. Wt Piccardien trock de Prince voorts deur Campanien in Loreynen / van daer is hy tot nae by Straesborgh ghecomen met sijn volck/alwaer sy niet wel te vreeden zijnde / om datmen haer niet gheheelijck met contant gelt betalen en conde / ghescheyden zijn. De Prince van Oranien met sijne Broeders Graef Lodewijck ende Graef Hendrick / hebbende ontrent thien of twaelf hondert Peerden in haeren dienst behouden/hebben haer gevoecht by den Hertoge Wolf van Zweybruggen/ die ten behoeve van den Prince van Conde ende die van de Religie veel volcx aennam/ met den welcken sy in Vranckerijck trocken Anno 1569. Corts nae desen / namelijck den xi. Decembris, sterf Anthonis Lalain, Grave van Hoochstraten / Ridder van der Ordre des Gulden-Vlies / te Sissans/ hem selven een weynichsken ghequetst hebbende met sijn eyghen Roer / ende ghelijck sommighe seyden/ghedroncken hebbende van vergiftigen Wijn/ daer van noch verscheydene Neder-landtsche Heeren ende Edele/ subijtelijck ghestorven zijn/ als onder andere de Heere van Risoire/de Baron van Flesis/ende [1568.] andere meer. Hy is een seer cloeck ende vroom Heere gheweest / ende seer verstandich / de Prince was seer bedroeft om sijn doodt. De Hertoghe van Alva schreef aen de Raedt van State / ende boodtschapte haer dese sijne victorie / schrijvende/dat de Prince van Oranien op dese tocht / in verscheydene plaetsen/ wel acht duysent Mannen / soo Oorlochs lieden / als andere / verlooren hadde. Of dit waer sy en weet ick niet / maer soo veel isser aen / dat de Prince met verlies van veel volcx/weynich uytghericht heeft: Den tijdt onser verlossinghe en was noch niet ghecomen/ des volcx was te vele / het mocht ghesproken hebben Mijne handt heeft my verlost. Door cleyne Leghers heeft Godt de Heere daer nae den Prince groote victorien ghegheven / ghelijck in 't vervolgh deser Historien sal aenghewesen worden. Oock heeft Duc d'Alve dese sijne victorie gheboodtschapt te Poste den Coninck van Hispanien / ende andere Potentaten. Hy is den twintichsten Decembris te Brussel ghecomen met sijnen Sone / ende hy heeft sijn Crijchs-volck in garnisoenen ghesonden. Victi quandoque resurgent. {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} Tournoy-spelen / Triumphen / ende Processien binnen Brussel gheschiedt / van weghens Duc d'Alvens victorien / Anno 1569. [1569.] NAe dat de Prince van Oranien aldus uyt Neder-landt vertrocken was / soo wasser groote verslaghentheyt ende bedroeffenisse by de Religions-verwanten / ende alle goede Vader-landt-lievende persoonen / hooghes ende leeghes standes / soo binnen / als buyten dese Landen: Ter contrarie soo wasser groote vreucht ende blijdtschap by den Paus / Coninck van Hispanien / Duc d'Alba, ende haren aenhanck/d'welck sy hebben blijcken laten door hare Processien / Spelen / Congratulatien / ende mutuele schenckagien ende vereeringen/ die des maels gheschiedt zijn. Insonderheyt hebben de Spaenjaerden binnen Brussel (doch oock in andere Steden) groote triumphe bedreven/loopende achter strate Mommen / ende allerley corts-wijlicheyt/ of om beter te segghen/sotternijen aenrichtende/naeu wetende wat sy van verboogtheyt doen wouden/nu sy dus vet en̄ rijcke gheworden waren van den grooten buyt die sy den Prince van Oranien / ende sijnen Legher afgenomen hadden. Hier is volbracht 'tgeene dat Christus sijn Volc ende Kercke voorseyt heeft/Ghy sult huylen ende weenen, maer de VVeerelt sal haer verblyden. De Spaenjaerden hebben binnen Brussel op de Marckt een seer schoon ende magnifijck Tournoy ofte Steeck-spel ghehouden/ in het welcke de Marquis van Havre wel dapper in sijn been is ghequetst geworden/ontfangende voor blijdtschap smerte ende droeffenisse: Maer de Spaenjaerden pasten daer weynich op / die wel ghewilt hadden / dat alle de Nederlantsche Heeren / hoe ghetrouwelijck datse met goet en bloedt den Coninck dienden / om den hals waeren ghecomen. Daer quam te deser tijdt eenen Legaet te Brussel/ ghesonden van den Paus Pius Quintus, genoemt Carolus de Ebuli Neapolitaen/die brieven van den Paus [1569.] aen Duc d'Alba bracht / daer in hy hem noemde sijnen VVel-beminden Sone, ende hy schonck hem een seer costelijck gouden sweerdt / ende eenen goudenen hoedt met veel dierbare ghesteenten beset / by sijn Heylicheyt gheconsacreert ofte ghewijet / daer mede sijn Heylicheyt Duc d'Alve / als eenen treffelijcken voorstander ende beschermer der Roomscher Catholijcker Religie/ende verdrucker der Ketters/beschonc ende vereerde. De overleveringhe van dese gifte / wierdt met seer groote / ende costelijcke Ceremonien ghedaen den vi. Maij, nae dat de Misse / by den Bisschop van Mechelen selfs ghedaen / gheeyndicht was / in de groote Kercke binnen Brussel. Daer wiert een Pasquil ofte Spot-dicht ghestroyt / ende op sommighe plaetsen ghepleckt / daer in het senden van desen hoedt ende sweerdt aldus bespot wort: De Paus sendt Duc d'Alf een gulden sweert, Om de Geusen te maken verveert: Iae om dat den bloedt-gierighen Tyran Daer mede soude ombrengen Wijf en Man, Die God vreesen en dienen van herten fijn, En om de Religie suchtende in smerten zijn. Dees benedictie is te Brussel ghecomen Van den helschen Vader den Paus van Romen. {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (23) Splendida praclaros meruerunt gesta triumphos Albani, spolijs, miles gaudebat opimis, Publica Bruxellis edit spectacula belli Non veri, verae pugnae simulacra futurae, ==} {>>afbeelding<<} {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} [1569.] Des sendt den Beul tot den Beul fenijnich, Den Roover tot den Roover grijnich, En den Dief tot den Dief sijn schoone gave, Op dat hy de Aerde met bloedt sou' laven. De Staten der Neder-landen hebben des maels Duc d'Alve gheschoncken hondert en twintich duysent Ducaten/voor den dienst die de Landen van hem [1569.] ontfanghen hadden / de welcke hy in het eerste wat weygherde (veel licht om dat de somme niet groot ghenoech en was) doch daer nae heeft hy sich anders bedacht / ende heeftse aenghenomen. Hy ende sijne favoriten meynden/dat sy nu heel vaste ginghen/ende dat hy in dese Landen nu sulck een forme van regieringhe soude invoeren/ als het den Coninck ende hem believen soude / sonder datter yemandt teghen soude durven kicken. Triumphum canunt ante victoriam. Ian Growels, alias Spel, Landt-drost ofte Roode-Roede werdt te Brussel ghehanghen / Anno 1569. den XI. Februarij. [1569.] WEl ende met der waerheyt seggen de Latinisten / Similis simili gaudet, Ghelijck is geern by ghelijck: Duc d'Alve selfs is eenen wreeden ende bloetdorstighen Mensche gheweest / sodanich zijn oock geweest schier alle de gheene die hem ghedient hebben. Doch onder een groot ghetal wreeden / is Ian Growels / alias Spel / Overste Provoost ende Executeur over de Criminele saken / ofte Landt-drost / die men ghemeenelijck noemt de Roode-Roede/een van de alder wreedtste gheweest / die als eenen grimmighen Leen heeft gheleeft / ende als eenen bloedt-dorstighen Wolf ghestorven is / duysenden van Menschen heeft hy helpen dooden ende ombrenghen / daer hy een seer lichte handt van hadde / insonderheyt alsser maer de minste suspitie was / datse de Ghereformeerde Religie toeghedaen waren. Hy heeft langhe ghestaen in de goede gratie van sijnen Meester Duc d'Alve/ende den Bloedt-Raedt. Door desen fijnen Gheselle heeft Duc d'Alve den Edelen Grave van Hoorn laten aentasten ende vanghen/ende oock menich vroom Man/ [1569.] Edel ende Onedel. Doch hy heeft het ten laetsten so grof ende bont ghemaeckt / dat hy sijn Commisse/die principalijck sprack van het vanghen/hanghen/branden/ ende doodt-slaen der Geusen/ verre ende langhe te buyten ghegaen heeft. Hy is overtuycht / dat hy veel Menschen sonder wettelijcke reden of oorsaecke heeft om den hals ghebracht / versierende ende haer oplegghende sodanich Crimen ofte foute als het hem goet docht: Oock dat hyder vele die den doodt wel verdient hadden / voor groote sommen penninghen heeft vry ghelaten: De onnoosele ende onschuldighe heeft hy dickwils doen verwijsen ende ter doot brenghen in de plaetse der groote misdaders / veranderende in de sententien ofte aenclachten de namen der goede in de namen der quade Boeven / die hy woude los laten. Item / dat hy meermaels gelt ghenomen heeft/belovende dese ende die los te laten/ ende heeftse daer nae even wel omghebracht / sonder de vrienden het gelt dat sy hem ghegheven hadden/te restitueren. {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (24) In scelera et frandes faecundus, more ferarum, Caedibus ante alios Satrapes jmmanior, hasce Persolvit scelerum paenas, laqueoqƷ peremptus Bruxellam cruce sublimis spectabat ab altâ ==} {>>afbeelding<<} {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} [1569.] Duc d'Alve heeft desen Spel laten ophanghen binnen Brussel den xi. Februarij, 1569. met twee van sijne Dief-leyders ofte Clauditen / doch andere schrijven/ dat dese maer en zijn ghegeesselt gheweest onder de galghe. Spel heeft vele Menschen sonder reden / oock sonder forme van justitie ofte recht opghehanghen / maer hy is met goeden rechte ende reden opghehanghen gheworden. Sijn sententie was op een pampier gheschreven / ende op sijn borst ghestelt ofte ghespelt / als hy ghehanghen was / ende luyde aldus: Dit is de Iustitie die sijn Excellentie vvil ende ghebiedt ghedaen te vverden over desen Mensche, om de naevolghende oorsaecken: Om dat hy gelt heeft ontfanghen ende gratie gegeven die Rebellen ende andere van grove saken schuldich bevonden vvesende: Om dat hy de onnosele ghequelt, ende executie ghedaen heeft over sijnen Knecht ende Dienaer, hebbende de lughen ofte Rechters ghegeven contrarie advijs, ende om dat hy onder dexel van justitie heeft bedreven onmatich gevvelt ende verdruckinghe. De sententie van den eenen Dief-leyder die met Spel ghehanghen wierdt / was dese: Om dat hy ghevveest is Dienaer van den Provoost in de overlastinghe, gelt afneminge, ende tormenteringhe, ende dat hy heeft ondeckt het secreet van de justitie. D'oorsake waerom den anderen Claudijt ghedoot [1569.] wierdt / stondt mede op sijn borst gheschreven / aldus luydende: Om dat hy ghevveest is een Dienaer ende instrument van den Provoost, in overlastinghe, gelt afneminghe, ende tormenteringhe, ende dat hy selfs oock ghenooten heeft eenich gelt. Dese boos-wichten is inghemeten met de selfde mate daer mede sy andere uytghemeten hadden. Dit is een van de beste stucken die Duc d'Alve in Neder-landt heeft ghedaen. Desen Spel in sijnen fleur zijnde / ende verstaen hebbende / dat Doctor Gemma Frifius uyt de nativiteyt van den Grave van Hoorn gheprognosticeert hadde sijn ongheluckighe doodt / en hieldt niet op/soo dickwils als hy te Leuven quam / den Doctor te quellen / dat hy sijn nativiteyt ondersoecken/ ende 'tghene hem wedervaren soude by gheschrifte stellen wilde/ 'twelck hy hem weygherde/ willende niet met hem te doene hebben: Doch ten lesten heeft hy hem / om sijner ontslaghen te worden/ belooft te doen 'tgheene hy begeerde: Maer als den Doctor dit elcke reyse uytstelde / soo heeft Spel in toornighen moede tot den Doctor ghesproken / VVel Doctor ghy houdt met my uwen spot, maer ick belove u, can ick u eens buyten de muyren crijghen, ghy en sult met niemandt meer spotten, want ick sal u terstont aen eenen boom doen hanghen. Daer op Doctor Gemma gheantwoordt heeft/ Neen Provoost, ghy en sult my niet doen ophanghen, maer den tijdt sal comen, dat ick des morghens vroech uyt dese Stadt reysen sal, ende sal u te Brussel nae de galghe sien leyden om ghehanghen te worden, leverende {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} [1569.] hem daer mede het prognosticon, dat hy op sijne nativiteyt ghestelt hadde / daer by voeghende / Maeckt u daer nu vrolijck mede. Spel dese onverwachte antwoorde hoorende / is soo verbaest gheworden / dat hy sonder spreken stracx wech ghegaen is: Sijn [1569.] eyghen conscientie heeft hem beschuldicht ende overtuycht / dat hy wel verdient hadde een quade doodt te sterven. Prov. 22.8. Wie onrecht saeyt, die sal't maeyen, ende hy sal door de roede sijner boosheyt te niete worden. Duc d'Alve laet het Pardoen vercondighen binnen Antwerpen / den XVI. Iulij, 1570. [1570.] DE Coninck van Hispanien heeft/om de Inwoonders deser Landen des te ghewilliger te maecken tot het gheven van den thienden penninck / binnen Antwerpen den xvi. Iulij, Anno 1570. met groote ceremonien doen publiceren een generael Pardoen / daer langhe te vooren hoope van ghegheven was. Hy heeft op de groote Marckt voor het Stadt-huys doen oprichten een magnifijck Theatron ofte stellagie / met ettelijcke trappen opgaende / al te samen met roodt laken becleedt: Op het hoochste was gheset eenen Conincklijcken stoel/ gheheel met gouden laken bedeckt / representerende den Coninck. De Hertoghe is op desen stoel gaen sitten / 'twelck noyt by eenighe Gouverneurs of Gouvernanten in sulcker voeghen en was ghedaen / hebbende aen yeder sijde wat legher sittende twee de schoonste Vrouwen van gheheel Antwerpen / om te betoonen / dat de strafficheyt nu was ghepasseert/ ende datmen quansuys voortaen soeticheyt ende genade by hem soude vinden. Hy hadde verscheydene Heeren by hem sittende ende staende: De trappen waren met sijn Hellebardiers / ende de Marckt met Soldaten beset. Den inhout ofte somma deses Pardoens was: Overmidts dat vele haer misgaen hadden [1570.] / door slechticheyt / curicusheyt / ende jonckheyt/ verleydt zijnde / bereydt wesende haer te beteren: De Coninck verstaen hebbende de groote ghenade die de Paus Pius Quintus ghebruyckte/openende den schoot van gratien van de Moeder de H. Roomsche Kercke: Oock beweecht door de ghenade ende gratie die hy dagelijcx van Gode onsen Heere ontfinck / diens goedertierenheyt alle Princen behoordente imiteren ofte nae te volghen / soo wilde hy nae sijne goede natuere ende gheneghentheyt oock sulckes doen: Mede acht nemende op de diensten / die de goede Subjecten ende hare voorsaten hem bewesen hadden: Soo heeft hy dan uyt grooter liefde / met advijs van den Hertoge van Alva / voorghenomen alles te vergheven / ende sijne Ondersaten eer met soeticheyt ende ghenade te regieren / dan met strafheyt / om haer geen oorsake te gheven uyt desperatie haer Vader-landt te verlaten / ende het selfde ledich van volcke te maken / &c. Doch dit alles met seker restrictien/ palen/ende limiten. Als namelijck / dat dit Pardoen is sprekende alleen van de gheene die eenichsins in dese Inlandtsche beroerten teghen de Placcaten ofte andersius {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} [1570.] mochten misdaen hebben / ende die berou hebbende sulcx deden blijcken / binnen twee maenden na de uytroepinghe van desen: Doende sulcke submissie / beloften / herroepinghen / ande afsweeringhen van alle Ketterijen ende dwalinghen / onde haer onderwerpende te ontsangen ende te voldoen sulcke salighe penitentie / als haer sal ghestelt worden / by die / die daer van de macht van des Paus weghe hebben sullen: Wt desen Pardoene sluytende de Predicanten ende Leeraers contrarie de Roomsche Catholijcke Religie. Item/ alle die de Predicanten inghevoert/ ende diese in hare huysen wetens ontfanghen ofte geherbercht hebben/of die last ende bevel ghegeven hebben die in het Landt ende Steden te brenghen: Oock alle Consistorianten ende Diaconen / midtsgaders alle de gheene die de selfde ontfanghen/gheherberght/ ofte in haere huysen laten frequenteren: Oock alle Brandt-stichters/Beelde-stormers/ ofte verbrekers van Cloosteren / Kercken / Beelden/ Outaren/of eenighe ghewijede plaetsen ende dinghen. Oock uytghesloten alle die alreets verbannen zijn/ ende die Autheurs / Verleyders / ende Hoofden gheweest zijn / om yets te doen ofte aen te vanghen ende te beleyden teghen het heylighe Roomsche gheloove / hoocheyt ende authoriteyt van den Coninck / ende ruste van den Lande/ of hebbende onderteeckent het Compromis / de Requeste / Anno 1566. de Regente ghepresenteert/ofte eenighe dierghelijcke brieven ofte schriften. Voorder blijven uytghesloten alle die de laetste reyse met de Rebellen de wapenen aenghenomen hebben/ of die/ de gheene die de wapenen teghen den Coninck ghedraghen hebben/ met victualie / gelt / contributien byghestaen hebben / ofte die met de selfde mondelinghe ofte schriftelijck teghens sijne Majesteyt ghehandelt hebben. Oock blijven uytghesloten alle Wet-houders / Magistraten / Raden / Officieren / Gouverneurs / Pencionarisen [1570.] / Secretarisen / Advocaten / Procureurs/ Huyssiers / Sergeanten / ende alle andere Officieren/ die meerder straffe dan andere verdienen / wanneer sy yets misdoen / dewijle sy behoorden anderen een goet exempel te gheven. Oock werden buyten dit Pardoen ghesloten / alle de gheene die eenichsins de Ketters hebben aenghehanghen / ten waere eenighe van de selfde (nu noch niet ghebannen zijnde) haer persoonelijck wilden ter purge stellen / ofte by Requeste Remis doen versoecken binnen ses maenden / waer op goede achtinghe sal ghenomen worden. Aengaende de Staten/ Steden/ Gemeynten/Collegien / ende Broederschappen van de Landen / die misdaen hebben / reserveert den Coninck voor hem selven / om hier op ordre te stellen / ende te disponeren van haere ghepretendeerde Privilegien (onder pretext van de welcke sy haer misgaen hebben) nae sijn goet duncken: Maer soo eenighe haer wilden met rechte purgeren/ die laet den Coninck toe / dat te moghen doen voor sijnen Stadt-houder Generael / den Hertoghe van Alba. Dit Pardoen was ghegheven by den Coninck te Madril den xvi. Novembris, Anno 1569. het is acht maenden lanck opgehouden/ soo om andere redenen/ als op dat het met groot verlangen verwacht zijnde/ des te aenghenamer soude zijn. De publicatie deses Pardoens heeft weynich te beduyden ghehadt. Sommighe hebben de letter N. gestelt in de plaetse van R. ende hebbent niet Pardonam, maer Pardoram, een bereytsel tot alle elende genoemt: Iae velen zijn door de publicatie van dit Pardoen de ooghen gheopent / ende te verstaen ghegheven / hoe swart ende hoe leelijck dat sy in des Conincx ende der Inquisitie ooghen waeren. Daer en zijn gheen persoonen van grooten aensien ofte verstande gheweest/ {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (25) Exulibus veniam summâ proclamat ab arce, AureaqƷ Albanus spondebat secula, ponit. Arma ferox; fallat suavi modulamine Ast ille jncassum cautis nova retia tendit ==} {>>afbeelding<<} {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} [1570.] die haer op dit Pardoen hebben durven vertrouwen/ ofte daer op durven in't Landt comen: Eenighe/ doch oock seer weynighe luyden / daer toe van cleynen aensien / vermoghen / ofte verstant / zijn wederom in het Landt ghecomen / den welcken het Pardoen onverbrekelijck ghehouden is / d'welck sommighe interpreteerden gheschiedt te zijn/ om dat het net van Pardoen niet en was uytgespreydet om so cleyne [1570.] vinxkens te vanghen: Duc d'Alve pleecht te segghen / Dat eenes Salms hooft beter is, dan duysent Spierincks-hoofden: Maer de welcke hy door den Salmen verstont / wouden liever met Psalmen buyten s'Lants God den Heere dancken ende loven dan haer van hem en̄ de sijne laten opeten ende verteeren. Beter in der voghelen sanck, dan in der yseren clanck. Eccles. 12.10. Vertrout uvven vyandt nemmermeer: Want ghelijck als het yser altijdts vveder verroestet, alsoo en laet hy oock sijne treken niet. De Grave van Lodron brenght sijn volck op de vleysbanck by Antwerpen / Anno 1570. in Septembri. [1570.] HOe wel ende hoe wijsselijck dat die persoonen ghedaen hebben / die Duc d'Alvens Pardoen ende gratie niet vertrout en hebben / maer liever in der voghelen sanck zijn gebleven / dan sy haer in den yseren clanck hebben begheven: Blijckt mede uyt de Historie die ick nu verhalen sal. Als de Grave van Lodron in garnisoen lach binnen de Stadt van Valencijn met sijn Regiment Landtsknechten/den meesten deel der selfder zijnde Grisons/ ende uyt de Graefschap van Tyrolle / soo hebben sy grooten commer ende ghebreck gheleden / overmidts sy in langhe tijt gheen gelt ghecregen en hadden/ende Lodrons credijt by de Burghers cleyne was / doch der armer Soldaten noch veel cleynder. Hy heeft haer langhe opghehouden met schoone woorden ende beloften / van daghe te daghe haer belovende dat hyse betalen soude: De Soldaten siende dat sy met ydele [1570.] le woorden ghepaeyt wierden / daer mede sy haeren hongherighen buyck niet versadighen en conden/ende merckende / ofte immers vermoedende/ dat haeren Oversten ghesinnet was te verreysen / ende haer te verlaten / soo hebben sy hem uyt de Stadt niet willen trecken laten / maer sy hebben hem ende sijn bagagie ghearresteert ofte binnen ghehouden / oock eenighe van hare Capiteyns in versekeringhe ghenomen. Lodron heeft met schoone woorden het Crijchsvolc wat gestillet/ ende haer beweecht hem vry en los te laten / haer eerst solemnelijck sweerende / ende het Sacrament daer op ontfanghende/ dat om deser oorsaecke wille haer gheen quaet / schade noch schande/ nu / noch nimmermeer en soude aenghedaen worden. Hy heeft middelen ghesocht ende oock ghevonden/om haer ten deele te betalen van 'tgheene hy haer schul- {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (26) Ingratis servire nefas, spondentibus ultro Militibus validis spolia ampla, stipendia, saevus Talis erat LADRON, socios jnglorius omnes Dissipat inquent miserandae caedis acervo ==} {>>afbeelding<<} {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} dich [1570.] was: met eede/ oock met seghel ende brieven haer belovende dat de reste haer met den aldereersten soude ghegheven worden / d'welck gheschiedt zijnde/ so heeft hyse allegaer wederom van nieus in den eedt willen nemen. Eenighe Capiteyns ende Soldaten en wouden hier toe niet verstaen/ welwetende datmen de Spaenjaerden ende Jtalianen niet vertrouwen en mocht/sy wouden verlaten en̄ ontslagen zijn van harendienst/ende op hare vrye voeten gestelt wesen/om na haer Lant te reysen. Die van deser meeninge waren en bleven/die sijn ten Lande uytgetrocken/ elc een na sijner heim. Doch verre den grootsten hoop deser Soldaten bleef vrijwillich in dienst/ meynende dewijle sy nu verseeckeringhe van hare betalinge gecregen hadden / dat sy met eeren niet en conden vertrecken/ ofte haren afscheydt heysschen; Oock schijnt het wel datter vele onder waren / die niet en wisten waer sy trecken / of wat sy by der handt nemen souden/ uyt desen Crijch ghescheyden zijnde. Lodron heeft dese aerme ghesellen/ uyt last van Duc d'Alve / uyt Valencijn ghelicht/ende te Burgherhout by Antwerpen ghebracht / onder decksel van aldaer ghemonstert te worden. Maer als sy in het bloote velt stonden / soo zijn sy van de Spaenschen Ruyterije ende ander Crijchs-volck subijtelijck omcingelt gheworden/ die een groot deel der selfder hebben doodt gheslaghen/ na datmen haer het geweer afghenomen hadde/ vele zijnder gevangen genomē /welcker eenige corts daer na zijn gehangen/ of met densweerde gericht geworden/so binnen/ als buyten Antwerpen/namelijck tot vier en veertich toe. De reste zijn sonder paspoort of gelt gecasseert/ ende haer is bevolen datelijck uyt des Conincx Landt te trecken/d'welck sy gedaen hebben: De Grisons te huys gecomen zijnde/ hebben haer leet gewroken op de Ondersatē des Graven van Lodron, diens Landt aen het hare paelt/ende hebben haer afterstedicheyt met Lonten recht inghemaent. De Spaenjaerden ende Spaens-ghesinde hebben [1570.] dese daedt seer hoochlijck gheroemt ende ghepresen/ als gantsch nootwendich zijnde tot onderhoudinghe van Crijchs-discipline / om alle mutinatien/ welcke lichtelijck gantsche Leghers in verloop connen brenghen/ in toecomende tijden te verhinderen ofte voor te comen. Men hoefde niet verre te gaen om te weten wat onghemack dat hier uyt ontstaet/het hadde corts hier te vooren gebleken in het Leger van Graef Lodewijck van Nassou/ende oock in het Legher van den Prince van Oranien. De oude Romeynen plechten in groote mutenatien haer Crijchs-volck te straffen per decimationem, dat is/sy namen uyt den gantschen hoop den thienden Man/ ende lieten dien ombrenghen/waer door de vreese allen / de straffe weynighen aenghedaen werdt. Jck weet wel dat tot allen tijden de Crijchs-discipline seer nootwendich is gheweest: Jck weet oock wel dat het Fits-recht ende Artijckels-brieven ofte Crijchs-wetten/ zijn wetten Draconis, niet met inckt / maer met bloedt gheschreven: Doch ick weet oock wel/dat der Oversten discretie dit selfde grootelijcx can versoeten ende modereren/als sy willen indachtich zijn des ouden spreeckwoordts Summum jus summa saepe injuria est. Maer Duc d'Alve heeft in al sijne handelinghen steedts het hardtste ende wreedtste ghevolght/ ende in het ombrengen deser Duytscher Knechten heeft hy ghehandelt als eertijdts Sylla, die de doodt van ettelijcke duysent Soldaten heel weynich ofte niet gheacht en heeft/want als hy nae by de Stadt van Roomen seven duysent der gheener die sijnen vyandt Marien gedient hadden/ ende nu in sijnen dienst haer begheven hadden/van sijn ander Crijchs-volc lict massacreren/ nae datmen haer het gheweer hadde afghenomen/ ende het gheschrey tot in de Raedt-camer ghehoort werdende/ de Raedts-heeren verschrickt daer van zijnde /vraechden/wat dat voor een gheschrey was? {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} [1570.] soo antwoorde Sylla, Hoc agamus, Patres conscripti, pauculi seditiosi meo jussu puriuntur, dat is/ Mijn Heeren, verschrickt niet, laet ons onse saken voorts afhandelen, daer en is gheen swaricheyt, daer worden een weynichsken moetwillighe boefkens door mijnen last ende bevel ghestraft. Vele hebben oock ghepresen Duc d'Alvens cloeckheyt ende finesse in het behendich ende cloeck beleydt deser sake: Maer dat hy teghen sijnen eedt ende belofte ghedaen heeft/ als oock Lodron, dat en achten sy niet. Jmmers het was een rechte Spaensche streke/gelijck eertijts de Paus Alexander VI. een Spaenjaert / gheordeelt heeft /dat sijnen Sone Caesar Borgia oock gedaen hadde/ die eenighe Heeren/aen de welcke hy met ghewelt hem niet wreken en conde/ onder schijn van vriendtschap in sijn ghewalt ghecreghen hebbende / heeft laten vermoorden / teghens sijnen eedt ende ghedaene beloftenisse: D'welck sijnen Vader Alexander VI. vernemende /soo sprack hy tot sijnen Sone/ Daer hebt ghy een stuck ghedaen, dat eenen Spaenjaert betaemt. Doch de Duytsche hebben dese meyneedicheyt ende liftighe bedriegherije in Duc d'Alve ende Lodron seer mispresen/ dese verskens daer van schrijvende: [1570.] Die Teutsche knecht zu Valencein VVolten (vvie billich) bezalet sein, Drum sie Lodron iren Haut-man Bei sich gfencklijck behalten han. Bezalt sie doch, und hy verspricht Frid, gloub, und travv, die er zerbricht: Vnd mit grosser verretterei Auff die fleis-banck libert er sei. Doch dit is oock veler onder dese Duytsche ende Grisons rechten loon ende rechtveerdighe straffe gheweest / ten dien aensien/ dat haerder vele / kennisse van de Religie hebbende / den Spaenjaert teghens de Religions-verwanten ghedienet hebben; Soo datmen haest soude moghen segghen / dat dese lieden den Duyvel om gelt dienen, die haer dan oock cyndelijck loont. Maer den Grave van Lodron heeft ghedaen nae de oude lesse /diemen in de boeve-schoole leert. Iura, perjura, secretum prodere noli, Inneminghe van het Casteel Louvesteyn, Anno 1570. in Decembri. [1570.] DOe schier alle Man Duc d'Alve vreesde/jae schier beefde alsmensijnen naem hoorde noemen/ soo ist ghebeurt dat eenen Herman de Ruyter gebooren van 's Hertoghen-Bossche/ een seer stout ende onversaecht Crijchs-man/ bestellinghe hebbende van Graef Wilhelm van den Berge/ uyt den name van den Prince van Oranien/ om den [1570.] Hertoge van Alva afbreucke te doen/eenen aenslach ghemaeckt heeft/om seker Casteel ghenaemt Louvesteyn, ghelegen in Bommeler-Weert/ op eenen hoeck daer de Maes ende Wael in den anderen comen/niet verre van Gorcum ende Worcum/ inne te nemen: {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} [1570.] Hy heeft dese sake soo wel ende soo voorsichtelijck beleydt/ dat hy den Casteleyn ofte bewaerder deses Huyses/die nerghens min op en docht/ ghevanckelijck creech/ alleenelijck drie ofte vier persoonen sterck zijnde/ ende stracx daer op heeft hy het Casteel inghenomen: Maer alsoo hy niet meer dan vier en twintich persoonen / of daer ontrent conde by malcanderen crijghen/ende dat des Graven van den Bergens volck / d'welck hy verwachtende was tot sijner hulpe/ niet en coste voortcomen/ eens deels door het hooghe water / ende ander-deels door den haestigen ende onverwachten Vorst ende Ys verhindert zijnde / soo heeft hy hem even wel ghesterckt soo veel als hy eenichsins conde / gheresolveert zijnde dit Casteel tot den uytersten toe te houden / hoopende dat hy noch eyndelijck soude ontset worden. Den Hertoghe van Alva dit verstaen hebbende / heeft den xii. Decembris derwaerts gesonden uyt den Bos eenen Spaenschen Capiteyn/genoemt Lorenzo Perea, met CCC. Spaenjaerts/daer de Drossaerden van Gorcum ende Worcum byvoechden ettelijcke aenghenomene Sackedraghers / ghevende de selfde yeder thien stuyvers 's daechs/ ende zijn alsoo met eenighe uyt den Magistraet/ ende met de Schutterijen nae Louvesteyn toe ghetrocken / d'welck sy stracx opgheheyscht hebben / meynende dat Herman de Ruyter met sijn byhebbende Soldaten stracx haer dat opgheven souden/ blijde zijnde indien sy het leven daer van brenghen mochten/maer sy hebben veel anders bevonden/ende vernomen dat de belegherde niet ghesinnet en waren te wijcken/ soo dat de Spaenjaerden zijn ghenoodtsaeckt geweest meer volcx te ontbieden/ende het grof Gheschut daer voor te brenghen om haer te beschieten. Die van binnen weerden haer ruyterlijck/ ende als haren Capiteyn haer moet ende couragie aengesproken hadde/soo hebben sy besloten liever haer doot te vechten/danlevendich in harer vyanden handen te vervallen/wel wetende datse gheen beter genade dan [1570.] de galghe vererijghen en souden: De Spaenjaerden hebben dit Casteel beschooten van den donder dach tot op den dings-dach. De belegerde verweerden haer als Mannen / soo datter wel drie schepen met dooden uyt het Legher ghevoert zijn / meest verbrandt zijnde/want die van binnen schudden de pluymen uyt de bedden / ende vuldense met busse-cruyt / ende die met behendicheyt in brandt stekende / ende over de muyren ofte borst-weeringhe werpende / lieten syse op de Spaenjaerden ende andere haere vyanden vallen: doende soo langhe teghen-weere als sy immermeer conden of mochten. Maer overmidts sy binnen heel swack van volcke waeren/ ende dach noch nacht rusten noch slapen en mochten/jae nauwe tijdt en hadden om eenen bete broodts te eten tot versterckinghe hares lichaems / ende de vyandt soo sterck was/dat d'eene Compagnie d'andere conde ontsetten ende verpoosen / soo zijn sy des dinghs-daechs op den noene vermeestert ende overweldicht. Doch sy weken in een Camer / daer sy haer in bebollewerckten soo sy best conden / ende de toeganghen deser Camer bestroyden sy met busse-pulver / 'twelck sy aenstaken doe de Spaenjaerden nae de Camer toegheloopen quamen/ daer deur de vyandt wel eenighe schade ontsinck/ maer viel even dapper op haer aen. Jn dese Camer was Herman de Ruyter alleen met drie van zijne Soldaten/hy hadde een scherp-snijdende slach-sweerdt in de vuyst / daer mede weerde hy hem seer dapperlijck tot der doodt toe/ende versloech vele van sijne vyanden / van ghelijcken deden oock de drie Soldaten die by hem in dese Camer waren/doch eyndelijck werdt desen vromen Heldt doodt geschooten ofte gheslaghen/ als oock meest al de Soldaten die met hem dit Casteel inghenomen hadden. De ghevanghene Soldaten tot xvi. toe wierden ghepijnicht/ daer na gehangen met de voeten oppewaerts. {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (27) Dux Ruijter Batavis erit alter Horatius are̊m Milite qui gemino jnvasit, saevoqƷ furorj Militis obstitit ALBANI, tandem superatus Heu cadit infaelix violentâ caede peremptus ==} {>>afbeelding<<} {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} [1570.] Het hooft van Capiteyn Ruyter werdt tot 's Hertoghen-Bos op de galghe ghestelt / hem ende sijnen vrienden ende maghente schande / soo sy meynden/ maer mijnes erachtens tot sijnen / ende sijner vrienden grooten lof ende eere / want hy met Horatio Coclite, Mutio Scaevola, Curtio, ende andere Romeynsche Helden/ die voor haer Vader-landt strijdende haer leven ghehasardeert hebben/wel mach vergeleken worden/ende is weerdich dat sijnen naem in onse Neder-lantsche Cronijcken aengetekent stae/ende in gedachtenisse blijve so lange als de Weerelt staen sal. De Hooch-duytsche hebben ter ghedachtenisse van dit cloecke feyt dese Rijm-verskens ghemaeckt ende drucken laten/ Es seind ghevvest dri Man allein [1570.] So inghenommen Louvenstein, Die selbst auch mit gar vvenich Man Des haus innen ghehalten hain: Also das Alba all sein ghevvalt Vor diese vestung hatt ghestalt. Da Herman Reutter ein frommer Helt Dem feint sich voor hat ghestelt: Nit hat gheacht sein gut und leben, Dem Vatterland hat ers gegeben. Audaces fortuna juvat, Aude aliquid. Den Briel wordt van den Grave van Lume inghenomen/ den 1. van April, 1572. [1572.] ALle de Provincien ende Steden van Neder-landt waren seer qualijck te vreden / om dat Duc d'Alve haer par force woude doen betalen den hondertsten/den twintichsten/ende den thienden penninck van al hare goederen. Al haer bidden ende suppliceren en vont noch by den Coninck/ noch by Duc d'Alve plaetse: Hy en woude niemant vry kennen / sy waren Geestelijck / of Weereltlijck/ op niemandts haet / toorn / of ongunste passende; Hy liet sich duncken/ dat hy den Nederlanders sulck een toom ende breydel in den mondt gheleyt / ende t'onder gebracht hadde deur de Casteelen ende so Garnisoenen / dat het haer onmoghelijck soude zijn haer teghen hem te stellen: Jae hy liet sich voorstaen/ datse het jock / dat hy haer wilde oplegghen / hoe swaer het sonde moghen zijn/ al stilswijghende souden moeten draghen. Desen Tyran niet cunnende ghelijckelijck ende op [1572.] eenen tijdt in alle de Provincien ende Steden tot sijn voornemen gheraken/ heeft ghedacht/ dat hy met gheen Stadt beter noch bequamelijcker dit en soude moghen beginnen/dan met Brussel/daer hy selfs teghenwoordich was / ende veel Crijchs-volck binnen hadde / meynende hier den leest te maken voor d'ander Steden. Heeft derhalven door sijne Officiers den x. penninck aldaer doen inmanen. Maer de Brusselaers hebben al haere Winckels ghesloten/ niet willende yet coopen noch vercoopen/ om niet schuldich te zijn den thienden penninck te betalen: De Backers ende Brouwers en wilden noch backen noch brouwen: De Tappers niet tappen; Soo datter begonnen groote confusien alomme op te staen/ende 'tscheen {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (28) Intera ALBA novas meditatur ferreus artes, Perpetuas cunctijs decimas jmponit avarus, Lummaeus Comes hinc jnvadit classe Brielam, Tergadas Hispanus Princeps revocatur ad Urbes ==} {>>afbeelding<<} {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] datter een desperatie onder 'tvolck quam. Jmmers die van Brussel hebben die eere / dat sy de eerste zijn gheweest die haer teghens Duc d'Alvens onlijdelijcken thienden penninck ende schattinghen stelden/met groot perijckel hares levens/ ende verlies harer goederen. Duc d'Alve willende met ghewelt sijn voornemen volvoeren/ resolveerde de principaelste Burgheren van Brussel/ die hem teghen waeren/ (welcker hy tseventich op een briefken hadde aengetekent) in haere deuren te doen hanghen/ daer toe de Beuls ende andere Officieren alreets last ende bevel ontfanghen hadden/ ende maeckten haer veerdich met leederen ende stroppen / om het selfde den aencomenden nacht te executeren /de Soldaten begonnen ooc haer in de wapenen te begheven/ om dese executie te stercken: Even ten selven daghe quam de tijdinghe / dat de Grave van der Marck den Briel ingenomen hadde/welcke tijdinghe hem dede sijn voornemen veranderen. Het innemen van den Briel is aldus toeghegaen: De Coninginne van Enghelandt heeft in Martio Anno 1572. op het veelvoudighe versoeck des Conincx van Hispanien ende des Hertoghens van Alve/ niet geern willende in oorloghe comen met den Coninck van Spanien/alle de Water-Geusen (soomense des maels noemde) gheboden uyt hare Rijcken ende Havenen te vertrecken /sy heeft oock hare Ondersaten verboden haer eenige victualie te vercoopen ende haer te herberghen/ midts conditie / dat haer Enghelsche Rebellen oock uyt des Conincx van Hispanien Landen souden ghedreven worden. Onder andere Water-Geusen die doe ter tijdt in Enghelandt laghen/was mede/jae als harer aller hooft/ Grave Willem van der Marck/Vry-heere tot Lumey/Heere tot Serrain/Borset ende Minderleyt/Erf-voocht tot Franchimont &c. oudtste Sone van Heer Johan van Lumey/Grave van der Marck; en̄ van Margareta/jonghste Dochter van Heer Johan van Wassenaer. De voornoemde Grave Willem van der Marck [1572.] hieldt hem als Admirael/ ende Bartelt Entes van Menteda was als Vice-Admirael/by haer hebbende veel cloecke Zee-Capiteyns: Sy brochten by malcanderen ontrent veertich Schepen/ andere schrijven maer ses en twintich / meest Vlie-booten/sy voeren in de Meerte uyt Enghelandt/haer meyninghe was nae Noordt-Hollandt te varen/ ende eenighe Schepen voor Amsterdam ende Enchuysen aen te tasten: Maer alsoo de windt haer niet en diende/soo voeren sy nae het Eylandt Voorn/ in het welcke de Stadt van den Briel leydt; Haer voornemen was aldaer te nemen eenighe Schepen in de Mase ligghende/ gereet om nae Spanien te varen: Dese Schepen ontquamen haer/ ende voeren nae Rotterdam: De windt liep contrarie/ soo dat Lumey met sijn Schepen de Mase niet weder uyt en mocht/ hy bleef daer ligghen met groote vreese/ ende en wisten niet hoe of waer sy haer berghen souden om vry te zijn van slaghen. Willem de Blois/ gheseght Treslon/ wende voor/ datmen eenen aenslach op den Briel maecken soude/ d'welck velen ongherijmt / jae onmoghelijck docht te wesen/als het ooc was/ten ware dat God de Heere desen aenslach wonderbaerlijck geschickt ende beleydt hadde. Als die van den Briel ende Maselandt-sluys al dese Schepen soo dichte voor haer neuse saghen ligghen/ soo en conden sy haer niet bedencken wat dit voor volck en Schepen mochten wesen: Op Mase-landt-sluys was eenen ghenaemt Jan Pietersz. Coppenstock/ die met eenighe Coop-lieden soude in den Briel varen. Dese siende daer soo veel Schepen/seyde teghen de Coop-lieden dat het Geusen moesten zijn/ nae hy sien conde/ waeromme dese Coop-lieden niet voorts en wilden: Hy dan dese verlaten hebbende/roeyde daer nae toe/ende als hy nae by haer quam/voor seker bevindende/dat het so was/ als hy vermoedt hadde/ vraechde hy nae Capiteyn {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] Treslon/ dien hy kende/ overmidts desen Treslons Vader/Joncker Jasper van Treslon/Balliou van den Briel ende het Eylant Voorn geweest was; Men brocht hem by Treslon en̄ by den Grave/die hem bevonden eenen cloeckaert te zijn/ende tracteerden hem so wel/dat hy haer goeden dienst gedaen heeft/want hy is na de Stadt gevaren/en̄ binnen gelaten zijnde/ heeft hy de macht des volcx dat in de Schepen was/ hooge gheexalteert/segghende datse wel vijf duysent sterck waeren/ daerse doch ten aller hoochsten naeu ses hondert Man sterck en waren/ ende hy heeft achtervolghende den last diese hem ghegheven hadden/ gheseyt/dat de Grave van Lumey/voor den Prince van Oranien/ als Stadt-houder van Hollandt van weghen den Coninck/ die met groot gheselschap in het Landt was comende/ om dat te verlossen van Duc d'Alvens tyrannije/ende den thienden penninck/ de Stadt woude opheysschen. De Borgherije ende Magistraet werdt seer verslaghen als sy dese tijdinghe hoorden/want sy hadden een swacke Stadt/ende gheen garnisoen / daer hadden twee Vaendelen Spaenjaerts in gheleghen/ maer sy waeren corts te vooren wech ghesonden nae Vtrecht/ om de rebelle Burghers aldaer te helpen castijden. Als die van der Stadt geheel rade-loos waren/niet wetende wat sy doen of laten souden/de cloecste en̄ rijcste al haer beste vluchtende uyt de Zuydt-poorte /soo datter niet boven vijftich Burghers in der Stadt en bleven/so traden de Geusen al vast aen Landt / haer verdeylende in verscheydene hoopen: Treslon trock met eenen hoop nae de Zuydt-poorte/ ende Capiteyn Roobolle nae de Noordt-poorte/ ende staken stracx met Rijs-hout/Peck/ ende Stroo die Poorte in brandt/ ende liepen voorts met eenen Mast alle de Poorten open/ende creghen alsoo op Palm-sondach s'avonts tusschen acht ende negen uyren den eersten van April/ Anno 1572. de Stadt van den Briel in/sonder bloedtstorten/ tot ghedachtenisse waer van in die tijdt dese [1572.] verskens te Brussel ghemaeckt wierden. Den eersten dach van April Verloos Duc d'Alve sijnen Bril. De Grave van Lumey ende andere meer/ siende ende bevindende dat de Stadt niet wel ghefortificeert en was/waren van meyninghe die te verlaten/ende niet haren buyt van daer te trecken: Maer den gheduerighen teghen-windt heeft haer ghearresteert/ ende daer binnen eenighe daghen lanck doen blijven: Daer nae hebben Treslon ende Jacques Cabelliau ernstlijck gheraden ende gedreven/datmen de Stadt inhouden soude/ om de goede gheleghentheyt van de Haven. Soo hebben dan Lumey/ ende alle de Capiteyns met rijpe deliberatie malcanderen belooft/ dat sy de Stadt tot den uytersten toe wouden inhouden/ ende sy schreven aen de Prince van Oranien om hulpe/ sy namen het Gheschut uyt haere Schepen/ ende sy sterckten de Stadt so scere als sy conden. Dese tijdinghe te Brussel ghecomen zijnde/ verblijde de Burgherije boven maten seer/ midts dat het aldaer op het poinct stondt/ dat sy den thienden penninck souden moeten betalen hebben/ of een deel van haere voornaemste Burghers moesten in haere deuren ghehanghen worden/d'welck deur dese tijdinghe te rugghe bleef. Duc d'Ave belaste stracx de Grave van Bossu/die nu Gouverneur van Hollandt gemaeckt was in des Princē van Oraniens plaetse/dat hy met sijn volc terstont uyt Vtrecht soude trecken nae den Briel/om de Geusen van daer te drijven/ doch het was al te vergeefs/ de canse was verkeken. Dit was een seer blijde tijdinghe voor die van Vtrecht/ alwaer de Spaenjaerden (doe sy des woens-daechs 's avondts hare patenten creghen) voorhebbens waren des an- {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} deren [1572.] daechs/namelijck op den Witten-donder-dach/ een schreckelijck bloedt-badt onder de Burgerije aen te richten. De Prince van Oranien was over het innemen van den Briel seer qualijck te vreden/ vreesende dat sijn ander aenslaghen / daer toe hy noch niet ghereet en was / daer mede souden ontdeckt worden / ende [1572.] dat den Hertoghe hier door al te vroech soude wacker ghemaeckt worden/ ende op sijn hoede zijn. Doch om de goede gheleghentheyt der plaetse / socht sijn Princelijcke Excellentie alle middelen/ om den Grave van Lume op aller manieren te assisteren. L'Homme propose, Dieu dispose. De Grave van Bossu heeft de Spaenjaerden binnen Rotterdam ghebracht / den IX. dach van April/ Anno 1572. [1572.] DE Grave van Bossu uyt Vtrecht getrocken zijnde/so is hy met tien Vaendelen cloecke en̄ ervaren Soldaten gecomen so op de Maeslantsche Sluyse/als te Schiedam/al waer sy voorts over voeren/ eenighe te Heenvliet/ eenighe te Swarte Wael / ende sy leyden hare Schepen op den hoec van Bernisse/ een water also genoemt/en̄ sy sijn sonder eenighen wederstant op't Eylandt van Voorne (in het welcke de Stadt van den Briele gheleghen is) ghecomen/ want de Geusen en dorsten noch en conden haer het landen niet beletten /niet sterck ghenoech daer toe wesende. De Spaenjaerden nu te Lande zijnde / toghen nae de Stadt toe. Des Graven van der Mercks volck hielden de Boom-gaerden voor de Stadt inne/ uyt de welcke sy dapper schooten op de Spaenjaerden. Eenen ghenaemt Roches Meussen Stadts-timmerman binnen den Briel/spranck in het water / ende sette met groot behendicheyt ende cloeckheyt het Nieuwe-landtsche Sluysken open/ eenighe segghen dat hy het met een bijle in het water onstucken hackte: Hier door quam terstont soo veel waters in het Landt loopen / dat de Spaenjaerden de binnen-wegen niet en conden ghebruycken/ maer moesten haer op de Nieuwe-landtsche [1572.] Dijck begheven nae de Zuydt-poorte/treckende even dapper nae de Stadt toe / maer sy wierden soo ghegroet met grof Gheschut van die van binnen/dat haer den haestighen moet stracx vercoelde: Midler wijle soo was Treslon ende Roobolle met een deel volcx te water ghecomen/ ende staken eenighe Schepen in Bernisse/daer de Spaenjaerden mede overgecomen waren/ in brande/ eenighe boorden sy in den grondt/ de reste / overmits sy daer niet langhe vertoeven en dorsten/staken sy van Landt. De Spaenjaerden siende / ende merckende dat het water in't Landt hoogher werdt/ vreesden dat sy alle souden moeten versincken ende verdrincken / indien sy daer wat langher bleven: Derhalven namen sy alle gaer de vlucht sonder ordre/eenige ginghen/eenige swommen door Bernisse / eenighe gheraeckten hier en daer in schuytgens / andere hinghen daer aen/ eenighe liepen over nieu-Beyer-landt door slijck door slob/door dick door dun/ soo sy best costen: eenighe verdroncken/eenighe versmoorden in't slijck. Die van binnen souden de Spaenjaerden in dese disordre ende vlucht wel groote schade ende afbreucke hebben connen {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (29) Adiacet Urbs Rottae Mauro haec via sola patebat, Jvruit in portas urbis collecta virûm vis Obruitur, Civis via publica caede madescit, Quis ferat Imperium civili sanguine tinctum, ==} {>>afbeelding<<} {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] doen / maer de Grave van der Merck en dorst al het volck niet laten uyttrecken/ vreesende dat de Burgheren ende Huyslieden/ die in de Stadt ghevlucht waren /haer souden moghen hebben buyten sluyten. Non minor est virtus quàm quaerere parta tueri. De Spaenjaerden aldus met schande ghevlucht zijnde van den Briel / ende uyt het gheheele Eylandt van Doorne / quamen nat / beslijckt / moede / ende verhonghert ontrent Dordrecht / daermen haer den inganck met beleefde middelen weygherde ende afsloech. De Grave van Bossu was seer perplex ende verslaghen / om dat het hem alsoo misluckt/ ende buyten sijn meyninge ghegaen was. Hy is met sijn gevluchte Spaenjaerden ghetrocken na Rotterdam/alwaer hem oock den inganck by de Burgheren gheweygert wierdt / die haer in wapenen stelden/ om de Spaenjaerden buyten haere Stadt te houden / d'welck de Spaenjaerden qualijck geviel/ als die tot nu toe ghewoon waren den Steden Wetten te geven/ende selve gheene te ontfangen. De Grave wel merckende dat hy met gewalt op dese Stadt niets soude connen uytrechten / heeft ghedacht hoe hy best met list sijn stuck beleyden soude: Hy dan met eenighe van sijn Edellieden in der Stadt ghelaten zijnde / heeft eerst aenghehouden by de Overicheyt / datmen sijn Soldaten in de Stadt soude nemen/segghende dat het een quaet exempel ende consequentie soude zijn / des Conincks Crijchs-volck uyt te sluyten / insonderheyt daer sy in sulcken noot ende elende waren vervallen: Doch dit niet connende erlanghen / heeft hy begeert / datmen hem dan door de Stadt alleenlijck soude passeren laten/ om in de naeste Dorperen te gaen logieren/ ende haer wat te refrescheren ofte rusten. Den Burgheren 'tselve verdacht zijnde/ meynden sy conden wel [1572.] aen d'een sijde buyten om trecken. Doch nae veel beradinghe ende overweginghe zijn sy veraccordeert/ dat de Spaenjaerden met een / of ten hoochsten met twee Corporaelschappen tseffens door de Stadt trecken souden / met ongheladen Roers / de welcke wederom aen het ander eynde uyt de Stadt ghetreden zijnde / soo soudender wederom andere deur trecken/ tot den laetsten Man toe: Onder welck decksel alle de Spaenjaerden ghereet buyten de Poorte in wapenen stonden / ende d'eerste Corporaelschap inghelaten wordende / so zijn al de andere met sulck een furie ende ghedruys pesle mesle in de Poorte ghedronghen/ dat de wacht der Burgheren in de Poorte ghestelt/de selve niet en conden toesluyten: Maer sy wierden stracx van de Spaenjaerden overweldicht. De Grave van Bossu heeft selfs met eenen ponjaert eenen van der Burgher-wacht / ghenaemt Swerte Jan een Smit van sijn handt-werck / die daer de vierichste scheen te wesen om de Spaenjaerden te keeren/ doodt ghesteken: Jnsghelijcks werdt oock als doe doodelijck ghewont eenen Backer ghenoemt Jan Dominicus / die als een vroom Burgher sijnen last betrachtede/ goede wacht hieldt/ ende den vyandt teghenstondt. Eenighe Edel-lieden ende andere die by den Grave waeren/zijn voorts met haer bloote gheweeren op de Wacht ghevallen/ welcker sommighe sy doodt sloeghen/sommighe stieten sy ter Stadt uyt. Jn deser voeghe de Poorte inghenomen wesende/sijn de Spaenjaerden voorts al t'samen met ghewelt in de Stadt ghedronghen/ ende hebben vele Burgheren die sy in wapenen vonden/ in het eerste incomen/doot gheslaghen/ wel tusschen drie ende vier hondert toe. Dit is gheschiet op den neghenden dach van April. De Spaenjaerden hebben binnen Rotterdam ghepleecht alle die licentien ende ongheregheltheden diemen soude connen bedencken/ met Vrouwen ende {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] Maechden schenden / met de Burgheren te dreygen/ te slaen / ende af te persen al wat sy hebben wilden/ soo dat vele Burgheren voor gheluckich hielden /die gheene / die in't incomen doodt ghebleven waeren/ door dien sy dese moetwillicheydt niet en behoefden te aenschouwen / nochte onderworpen te zijn de onverdraghelijcke slavernije daer toe sy vervallen [1572.] waren. Jan Dominicus doodtlijck ghequetst zijnde/wert in een Baker-matte op de Marckt ghebracht / verwesen zijnde aldaer ghequartiert te worden / als eenen Verrader / met den voorschreven Smit. Rvermonde by den Prince van Oranien met ghewelt inghenomen / den vierden Augusti, Anno 1572. [1572.] ALs de saken aldus begosten Duc d'Alve tegen te loopen / ende den Prince van Oranien alle daghe meer ende meer Steden aennamen / soo en heeft sijn Princelijcke Excellentie niet ghesloft noch gheslapen/maer hy heeft als een seer wijs Prince sijnen tijdt waer genomen/ende vast over al in Duytsch-landt volck aenghenomen / om te bewaren dat hy hadde / ende om Plus oultre te gaen/ ende meer Steden ende Provincien onder sijn ghebiedt te brenghen. Doe hy nu uyt Vranckerijck/Hollandt/ ende Zeelandt een goede somme gelts ghecreghen hadde / oock selfs eenighe van sijn Patrimoniale Landen verpandet hadde / tot opneminghe van penninghen/ hem tot desen tocht van nooden: Soo is hy den viii. Iulij, Anno 1572. met ses/andere schrijven met seven duysent Duytsche Ruyteren / ende veerthien duysent Duytsche Knechten/ende drie duysent Waelen by Duysburgh den Rhijn ghepasseert. Sijn principale Overste waeren / sijnen Broeder Graef Hendrick van Nassou/ de Grave van Barby/ ende Ernst van Mandersloo. Op den name des Princen is des maels een Boecxken uytgegaen/daer in hy verclaerde/dat hem van hertenleet was te hooren de menichfuldighe / ende overwreede overlasten/ doodinghen/vanginghen/ banninghen/ roovinghen/ verjaginghen/ confiscatien/ ende ontallijcke andere onghehoorde ende onverdraghelijcke beswaringhen/ [1572.] afdreyginghen ende verdruckinghen / die de alghemeyne vyandt / met sijn Spaenjaerden / daghelijcx hoe lancx hoe meer / ja met ongehoorde nieuwicheyt/ onghenadelijck over de Jngesetene van Neder-lant/ hare Vrouwen ende Dochteren/sielen/lijf ende goet/ alreede soo veel jaren teghen des Landts Privilegien ende Vryheden (door opruyen van den Cardinael Granvelle / met de Spaensche Jnquisiteurs / om ter executie te stellen het Concilie van Trenten ende de Spaensche Jnquisitie) was in't werck stellende. Wt welcken allen hy met de hulp des Almachtighen haer voor lanck soude gereddet ende verlost hebben/indien de Jnghesetene der Landen niet versuymich en waeren gheweest hem tot harer eyghener welvaert ende verlossinghe behulpelijck te zijn; Verhoopende dat sy 'tselve nu beter verstaen / ende haer daerom nu voortaen beter quijten / ende meer daer toe helpen sullen: Bysonder / dewijle sy nu voor handen sagen de groote bequaemheden/haer daer toe aenlockende/ als dat hy alreede door sijne mit-hulpers/den vyandt merckelijcke afbreucke ghedaen hadde/ ende dat eenige bequame Havenē/Steden/Plaetsen/ ende Vlecken haer in sijne handen ghegheven hadden / welcke hy was inhoudende van weghen der Conincklijcker Majesteyt / waer mede allen anderen Steden ende {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] Landen den wech ghewesen was / dien sy moesten ingaen / indien sy niet met haere naecomelinghen in eeuwighe slavernije der Spaenjaerden / jae in schade van siele / lijf / ende goet wouden blijven steecken / &c. De Prince bleef eenighe daghen lanck stille ligghen in de Voochdije van Gelder/ tot Aldekirchen/ Essen/ ende daer ontrent; Maer als hem de victualie voor soo veel volcx begon te ontbreken/ soo is hy opgetrocken nae de Maes / ende heeft sijn Legher gheslaghen tot Hellenrade by Ruermonde/ ende hy heeft van den Magistraet dier Stadt begeert/ datse sijn Leger victualieren ofte spijsen souden: D'welck als sy niet doen en wilden / soo heeft hy de Stadt op den vierden Augusti, ghenoechsaem met ghewelt ende stormender handt inghenomen / alwaer des Princen Soldaten seer leelijck te wercke ginghen / ende eenighe Geestelijcke persoonen seer qualijck ghetracteert ende wreedelijck mishandelt hebben; Dat derghelijcke wreedtheyt teghen de Papen ende Monicken in meer andere plaetsen is ghepleecht gheworden / creech de Prince daghelijcx clachten: Ofnu wel de Soldaten hier toe ghetercht ende veroorsaeckt waeren / door dien dat de Spaenjaerden soo onmenschelijck ende tyrannisch gheleeft hadden ende daghelijcx leefden met de Ghereformeerde Predicanten / ende andere persoonen professie doende van de Ghereformeerde Religie/ jae met alle de goede Jnwoonders deser Landen/ selfs met de aldergrootste Papisten/ende dat het derhalven op sijn Crijchs-mans ginck / die quaet met quaet verghelden: Nochtans soo en heeft de goedertierne Prince van Oranien sulckes niet willen met oogh-luyckinghe laten passeren / maer hy heeft daer in pro posse ordre ghestelt / als te ghelijcke mede op andere foulen ende disordren/ een Placcaert tot dien eynde uytghevende / ghedateert den xxiiii. Augusti, 1572. in het Legher tot Hellenrade by Ruermonde: Jn het welcke sijn Princelijcke Excellentie allen ende [1572.] yeghelijcken sijner Oversten / Ritmeesteren / Capiteynen/ ende Bevel-hebberen / oock ghemeyne Soldaten te water ofte Lande / wel expresselijck is verbiedende yemandt van wat state ofte conditie hy sy/ Geestelijck ofte Weereltlijck te misdoen/ te beschadighen/ ofte vercorten/ in goede noch in bloede/ op pene van ghestraft te worden aen den lijve/ als wederspannighe ende perturbateurs van de ghemeene ruste ende welvaert. Daer by wel expresselijck verbiedende eenighe Kercken/ Cloosteren/ ofte andere Gheestelijcke plaetsen te berooven/ ofte plonderen: Ofte oock te invaderen yemandts huysen / ende nae hem te nemen die goederen daer in bevonden / onder decksel dat sy haer absenteren / ofte vyandelijck draghen teghen de Staten van den Lande / &c. Jae sijn Princelijcke Excellentie heeft oock in dit Placcaet bevolen/ ende gheordonneert allen den gheenen die eenighe goederen uyt yemandts huysen ghenomen ofte vervoert hadden / de selve / ofte rechte weerdije daer van te restitueren ende wederom te leveren in handen van de Magistraten der Steden/ daer sy die ghenomen hebben/ &c. Noch daer by ontbiedende / dat alle de gheene die om de teghenwoordighe beroerten uyt haere woon-plaetsen vertrocken waren / 'tsy Gheestelijck ofte Weereltlijck/ binnen den tijdt van xiiii. daghen nae de publicatie van desen Placcaerte wederom souden moghen keeren tot de vredige besittinge harer goederen/die sy ten tijde van haer vertreck hadden ende besaten / &c. Maer of het schoon de hooch-loffelijcke Prince van Oranien wel goet ghemeynt heeft / oock ernstich ghenoech was om de foulen ende disordren te remedieren / soo was de ongheregheltheyt van den meestendeel des Crijchs-volcks / insonderheyt der gheener die t'schepe op Vrybuyt hadden ghevaren / soo groot/datse qualijck te temmen of te toomen waren/ {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (30) Auriaco infaelix Roermonda alimenta negabat, Miles cget Cerere et Baccho, furor iste, famesqƷ Arma ministrabant, perrumpit moenia Miles, Indomitus sceleri diro scelus addit jniquum ==} {>>afbeelding<<} {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] want sonder onderscheyt van Geestelijck oft Weereltlijck/ van Burgher of Boer / roofden en plonderden sy waer sy quamen of passeerden. Soo dat selfs veel goede Patriotten / die des Princen sake seer wel toeghedaen waeren/ ende die liberaelijcken daer toe ghecontribueert hadden / siende dese groote ongheregeltheyt/ [1572.] wederom uyt het Landt vertrocken/om de sake van verre aen te sien/want haer docht dat de sake in dusdanige onordeninge niet lange en soude connen staende blijven. Vivitur ex rapto, non hospes ab hospite tutus, Non socer à genero, fratum quoque gratia rara. Berghen in Henegouwe by Graef Lodewijck van Nassou inghenomen / den XXIIII. Maij, Anno 1572. [1572.] DOe de saken in Neder-landt alderelendichst stonden / soo en sliep noch en slommerde de behoeder Jsraels niet / noch oock die vroome Graven van het loffelijcke huys van Nassou. Daer is in Vranckerijck een verbondt te weghe gebracht door Graef Lodewijck van Nassou/ den Admirael van Vranckerijck/ ende andere Fransche Heeren van de Religie/ die den Coninck van Vranckerijck Charles den IX. ghepersuadeert hebben den Crijch uyt Vranckerijck in Neder-landt te wenden/ als den besten middel zijnde om sijn Landt in vreeden te houden/ende te suyveren van allerley quade Crijchs-humeuren/doende ghelijck de Doctoren in der Medecijne / die eenighe cranckheden met aftreckinghe van quaet bloedt voorcomen ofte ghenesen: Des Conincks eyghenen Raedt riedt hem oock dit selfde / midts dat het geschieden soude sonder des Conincks name opentlijck te gebruycken. Hier toe was de Coninck des te eer te beweghen/om dat hy suspecteerde/dat sijn Suster / des Conincx van Hispaniens Huys vrouwe / in Hispanien qualijck ghetracteert was gheweest: Oock was de Coninck van Vranckerijck verstoort/om dat hy gheen recht en conde crijghen [1572.] over de Spaenjaerden/ die sijn volck in Terra Florida vermoort hadden. Jmmers de Coninck heeft Graef Lodewijck seer secretelijck van Rochelle / by hem te Limoges ontboden / ende daer nae te Fontaine Bleau, ende belaste hem aen sijnen Broeder den Prince van Oranien te schrijven / dat hy de reconciliatie die hem de Keyser voorhiel met den Coninck van Hispanien aen te gaen / gheen ghehoor gheven en soude. De Coninc beloofde den Prince van Oranien tot volvoeringe van sijnen tocht een groote somme van penninghen by te setten. Wt cracht van dit verbondt heeft Graef Lodewijck met de Heeren van La Noue ende Ienlis, eenen aenslach op Berghen in Henegouwe voorghenomen/ zijnde de Hooft-stadt dier Provincie/ gheleghen vijf mijlen van Engien/ ende thiene van Brussel; het is een seer stercke Stadt/ want sy can rontom in't water gheset worden: Ende boven dese stercke gheleghentheyt van der Nature / isse beset met stercke Vesten ende Muyren van blauwen steen / met Thoorens / Bolwercken / ende Strijckweeringhen wel gheordonneert/met drie wijde diepe {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (31) Arte novâ Hanoniae LODOVICUS milite pauco Invadit BERGAS, luxu dum languet inerti Albanus, parat ipse acies, atqƷ obsidet Urbem, Quam virtute Comes rarâ superarat opimam ==} {>>afbeelding<<} {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] Grachten/ ende heeft binnen een seer oudt Casteel: Door de Stadt loopt een vlietende water/ghenoemt Trulle, d'welck sijnen oorspronck neemt uyt verfcheyden Fonteynen/ ende valt in de Riviere Haine. Graef Lodewijck hadde eenich verstant met eenighe binnen der Stadt. Hy dede oock eenighe behendige Soldaten den xxii. Maij op verscheyden oorsaken in de Stadt gaen/waer van de thiene ofte twaelve ghecleet warē als Wijn-coopers. Dese fijne Coop-lieden hebben 's avondts te vooren haren Weert gevraecht/ wanneer de Poorte 's morgens op ginc/want sy waghenen met Wijnen gheladen verwachtende waren/ die sy geern voor den opganck der Sonne in de coelte in der Stadt hebben wouden. De Weert antwoorde haer/ dat de Poorte 's morghens te vier uyren op ginck/maer soo syse eer begheerden gheopent te hebben/ so souden sy den Poortier eenen drinck-penninck gheven/hy soudese haer wel openen soo vroech als sy wilden. Als nu dese Wijn-coopers 's morgens vroech de Poorte opghecreghen hadden/ soo overweldichden sy stracx de Poortier/ sloeghen hem doodt /ende namen hem de sleutelen af/ ende wierpen hem daer ergens in een gracht of duysteren hoec: Stracx quam Graef Lodewijck in de Stadt ghereden / ontrent veertich Mannen sterck zijnde met de gheene die te vooren daer in gheweest waeren als Wijn-coopers/ andere schrijven dat sy tusschen de vijftich en̄ sestich te Peerde daer in gecomen zijn: Roepende stracx over al dat de Prince van Oranien tot harer hulpe ghecomen was/ om haer ende andere Steden te ontlasten van de Spaensche slavernije ende thienden penninck/ sy liepen de heele Stadt door met sulck een gheroep ende ghetier / als of sy duysent Man sterck gheweest waren/ ende sy besetten stracx de principaelste hoecken der Straten: Soo yemant deuren of vensteren open dede/ daer schooten sy nae. Als dit nu eenige uyren gheduyrt hadde/ ende dat de reste van het Crijchs-volck niet aen en quam/want sy waren in het Bosch [1572.] verdoolt/soo is Graef Lodewijck selfs uytgeloopen/ ende die met groote moeyte ghevonden hebbende/ heeft hyse in de Stadt ghebrocht/ tot sijn groot gheluck/ want de andere dewijle hy uyt was/ bycans uytghedreven waren. T'volck datter Graef Lodewijck in brocht/waren tusschen de vier ende vijfhondert Peerden/die meest elck eenen Voet-knecht achter op het Peerdt by haer hadden: Sy waeren soo moede/ doe sy in de Stadt quamen / datse op de Marckt/ in slach-ordre ghestelt zijnde/ alle ginghen nederligghen. Sy besetten terstont de Poorten/ ende het Stadt-huys/ ende maeckten haer alsoo meester van dese stercke Stadt/ den xxiiii. dach Maij, sonder bloedt-storten van yemant/behalven des armen Poortiers. Daghelijcx quam meer volcx uyt Vranckerijck ende elders haer by. Jn de Stadt hebben sy wapenen ende amunitie ghenoech ghevonden/ maer niet veel voorraet van victualie. Graef Lodewijck heeft stracx op alles goede ordre ghestelt/ de suspecte Burgheren de wapenen afghenomen/ de ghewillige ghewapent/ende alsoo haer tot defensie gherust. Duc d'Alve en heeft het afvallen der Hollandtsche ende Zeeusche Steden soo groot niet gheacht/als het innemen der Stadt Berghen/ d'welck hy eerst niet ghelooven en conde /om dat hy versche tijdinghe uyt Parijs hadde/ dat Graef Lodewijck corts daer te vooren in het Caet-spel ghesien was. Duc d'Alve heeft om dese versche wonde te ghenesen/ stracx doen opnemen drie nieuwe Regimenten Waelen/ oock eenighe Ruyterije in Duytsch-landt/ onder Hertogh Erick van Brunswijck/Hertogh Frans van Saxen Louwenburgh/ den Hertoghe van Holsteyn/ ende Graef Otto van Schouwenburgh. Vele godsalighe persoonen binnen ende buyten dese Landen sijn hier aen seer gheargert gheweest/dat de bovenverhaelde Heeren/ die selfs de Pauselijcke Religie uyt haere {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] Landen ende Heerlijckheden ghebannen hadden/den Tyran Duc d'Alve ter hulpe quamen/die des Paus ende der Pauselijcke Religie voor-vechter ende beschermer was. Oock verwonderden sich vele Heeren/ dat Heer Salentijn Ceur-Vorst ende Bisschop van Ceulen/sonder aen te sien sijnen Ceur-vorstelijcken ende Geestelijcken staet/ hem begheven heeft in dienst van Duc d'Alve. Al dit volck noch niet genoech wesende/soo heeft Duc d'Alve stracx de Benden van Ordonnantien haer doen monteren/ende by publicatie alle Leen-mannen ontboden/ dat sy stracx moesten op sitten tot dienst van den Coninck. Dewijle hy docht dat Berghen de deure was/door de welcke de Fransoysen (die hy nu begon te mistrouwen) in Neder-landt seer bequamelijck conden comen: Soo heeft hy om die te sluyten/ allen moghelijcken vlijt ende neersticheyt aenghewendt. Terwijle hy alles veerdich soude maecken tot vaste belegheringhe der Stadt Berghen/soo heeft hy sijnen Sone Don Frederico, [1572.] met ontrent vier duysent/ soo Spaenjaerden/ Waelen/als Duytschen/met vier hondert Peerden van de Benden van Ordonnantien/onder het beleyt van den Heere van Noircarmes, voor uyt nae Bergen ghesonden/met bevel om die van Berghen de victualie afte snijden/ ende het inbrenghen van meer volcx te beletten/ende anders niet aen te vanghen/ tot dat hy hem meer volcx soude toeschicken. Jn het laetste van Iunio heeft hem Don Frederico voor de Stadt Berghen nedergheslaghen/ ende een Fort ofte beschansinghe /een quartier mijls van de Stadt af/gemaeckt/daer een Clooster lach geheeten Bethlehem. Daer gheschagen daghelijcx veel schermutselinghen/ als die van binnen uyt vielen om Coorn/ Hoy/ende souragie te halen/ want het was in den Ooghst/ d'welck haer de Spaenjaerden sochten te verhinderen. Fronte capillata, post est occasio cal[va] Die vvaerschout met den slach Maeckt schrick en grooten vaer, T'vertreck van eenen dach Rouvvt dickvvils menich Iaer. {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} Berghen in Henegouwe wordt over ghegheven in handen van Duc d'Alve / den XIX. Septembris, ende Graef Lodewijck wordt vry ghestelt op des Rijcx bodem / Anno 1572. [1572.] ALs Duc d'Alve al sijn Ruyteren ende Voetknechten hadde verschreven / is hy in eyghener persoon nae Berghen in Henegouwe gemarcheert/ met xxiiii. Canons/ ende viii. Colubrynen / den Hertoghe van Medina-caeli is hem corts ghevolcht met noch eenich volck / soo dat hy in alles wel xxviii. duysent Man sterck geworden is. D'Hertoghe van Aerschot wierdt met weynich garnisoen te Brussel ghelaten. Duc d'Alve voor Bergen gecomen zijnde/heeft hem seer sterck begraven/so wel teghen die van binnen/ als teghen die van buyten/soo sy hem souden willen bespringhen. Daer en tusschen de Prince van Oranien/ als vooren verhaelt is/ op sijnen aentocht zijnde/ende by Duijsburgh den Rhijn ghepasseert wesende/ende aldaer ghemonstert hebbende / heeft de Stadt van Ruermonde inghenomen / van daer is hy op Leuven ghecomen / welcke Stadt haer over gaf in sijne handen den eersten Septembris, desghelijcken dede oock Nivelle / ende meer andere plaetsen/als Mechelen/Dermonde / &c. De Prince van Oranien met sijn Legher door Brabant nae Berghen treckende/ heeft op den wech ghecreghen die droeve tijdinghe van de moordt binnen Parijs den xxiiii. Augusti gheschiedt/ op de Bruyloft van den Coninck van Navarre met de Suster des Conincx van Vranckerijck. De Prince bevont doe wel/ dat hy bedroghen was/ ende dat hy gheleent hadde op eenen riet-staf/die brekende/hem nu de lendenen quetste/ende hy als een cloeck verstandich Heere/ heeft wel voorsien/ dat dit het ghemoet van den sijnen seer verflauwen soude; Derhalven soo resolveerde hy stracx reghel recht nae sijnen vyandt toe te marcheren/ende hem slach te leveren/indien hy daer toe conde gheraken: Maer Duc d'Alve (die tot noch [1572.] toe ghevreest hadde / dat het ghewelt der Francoysen hem soude overvallen/afcomende/soo men meynde / Duc d'Alenson des Conincks Broeder met den Admirael) was boven maten seer verblijdt / als hy de tijdinghe van de Parijssche moorot vernam. Hy dan voor Berghen wel beschanst ligghende op sijn voordeel/dede alle de toeganghen sijnes Leghers wel besetten ende beschansen / ende resolveerde niet te vechten in batailie / wel wetende dat de Prince / de betaelinge uyt Vranckerijck hem manquerende/daer niet langhe soude ligghen blijven. De Prince dede sijnen Broeder Graef Hendrick van Nassou/met vier Benden Ruyteren des Hertoghs volck onversiens bestooten/ met sulcke fortse/ dat sy die in groote disordre brochten / ende dreven tot binnen hare beschansinghe / soo datmen seyde / hadden sy met het Voet-volck aengheloopen / sy souden den Spaenjaert uyt zijn Schansen gheslaghen hebben. Waer op de Prince sijnen gantschen Legher in't ghesichte van sijnen vyant in slach-orden stelde en̄ behieldt/wel vier uyren lanck/ om den Hertoghe tot slach uyt te locken/schietende veel scheuten in sijnen Legher: Maer den Hertoghe en wilder niet aen / onaenghesien dat hy by na noch eens soo sterck van Ruyterije ende Knechten was. Doch antwoorde hem weder met sijn grof Gheschut/d'welck over beyde sijden cleyne schade dede. Midler tijdt en liet den Hertoghe niet af de muyren der Stadt Berghen dapper te beschieten/ segghende dat hy daer niet ghecomen en was om des Princen van Oranien wille te doen / maer om sijnen eyghenen sin te volghen / d'welck was de Stadt te winnen. Als de Prince merckte ende bevondt/dat de {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (32) Non solvit Bergas dura obsidione Tyrani Nassovius, Cujus quoqƷ caeptis obstitit illa Impia apud Gallos caedes commissa seroces At fratrem extorsit Ludovicum UrbenqƷ reliquit ==} {>>afbeelding<<} {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] Hertoge met hem niet slaen en wilde/en̄ dat het volck d'welck by hem was begon te murmureren/ seer ontmoet zijnde door de tijdinge van de Parijssche moort/ en̄ de Prince nu selfs wel wist dat hy noch gelt / noch hulpe rebus sic stantibus, uyt Vranckerije te verwachten en had/ resolveerde hy op te trecken nae Nivelles, eer daer voorder beroerte in sijnen Legher ontstont. Den Hertoge dit merckende ende vernemende/ en wilde den Prince also niet trecken laten/ maer des laestē nachts bestelde hy hem een camisade ofte laege van twaelfhondert Spaenjaerden te voet/ ende acht hondert Ruyters. Dese witte hemden over haere cleederen ghetrocken hebbende / om malcanderen te kennen / bespronghen in den duysteren nacht een Regiment Duytschen/al doodt-slaende sonder gherucht of schieten/ wat sy vonden / eer de Duytsche conden in wapen comen/ wel tot vier hondert toe/ sy weynich schade lijdende. De Spaensche braken soo dapper ende so diepe in/dat sy tot voor des Princen tente quamen/ by de welcke een cleyn hondeken op het bedde lach/d'welchem in het aengesichte crabde en̄ wacker maeckte: Waer over hy haestelijck opspringhende ende van het bedde comende / ordre ghestelt heeft onder sijn volck/ die doe op de Spaenjaerts vielen/ ende vele doodt-sloegen / haer kennende by haer witte hemden. Des anderen daechs is de Prince opgetrocken/verlatende Berghen/sijnen Broeder binnen der Stadt van alles adviserende: Riedt hem / dewijle het hem onmoghelijck was de Stadt te ontsetten / nae dien hy noch eenen assault ofte twee soude wederstaen hebben / tot een goede ende eerlijcke compositie te treden. Dit gheschiede ontrent half September: De Prince hier en daer eenich volck in garnisoen ghebracht hebbende/ heeft de reste van sijn Legher afghedanckt / maer alsoo hy sijn volck niet betalen en conde / soo stondt hy in seer groot perijckel en vreese/ datse hem souden vangen ende leveren in handen van Duc d'Alve / voor hare betalinghe: doch sijn [1572.] Overste ende andere vrome Soldaten hebben hem gheredt. Graef Lodewijck lach te deser tijdt seer cranck te bedde van een heete coortse/verdobbelt door hert-seer / om dat de saken dus qualijck ginghen. De principaelste Capiteyns die binnen Berghen laghen/ verstaende dat sy geen ontset en hadden te verwachten / nu de Prince vertrocken was/daer al haer hoope op ghestaen hadde / ende dat Duc d'Alve op de Stadt alreedts gheschooten hadde / gheduyrende dese belegheringhe/ veerthien duysent/ vijfhondert/ ende vier en dertich scheuten met grof Geschut/waer door veel elende binnen der Stadt ontstaen was / de Burgherije seer claghende ende karmende/ de Soldaten/insonderheyt die Rooms-Catholijck waeren/ segghende opentlijck/ dat sy liever wouden over de muyren vallen / dan langher belegh te lijden: Soo hebben sy met malcanderen geraedtslaecht de Stadt over te gheven/soo verre sy eerlijcke conditien conden bedinghen: De Hertoghe begheerde sulcx niet weynigher als sy lieden / want hem docht dat hy eere genoech bevochten hadde / wanneer hy sulck een vaste Stadt/beset ende versien met sulcke dappere ende ervarene Crijchs-lieden/ in so corten tijdt/sonder merckelijck verlies ofte schade van sijn volck/tot het overgheven soude ghedwonghen hebben: Hy haeste hem soo seer als hy mocht / om tot het apoinctement te comen / des te meer om dat hy vernam dat hem daghelijcx meer ende meer Steden in Vlaenderen/Brabant / Zeelandt / Hollandt / Vrieslandt / ende vast over al / afvielen / dewijle hy daer met sijn Legher bleefligghen. Over sulcx is den xix. Septembris tusschen den Heeren van Noircarmes, Vaux, Liques, Gorignies, van weghen den Hertoghe van Alva: Ende de Heeren van Soyecourt, La Noue, d'Elcourt, ende Cormont, van weghen Graef Lodewijck/ ende de Burgeren der Stadt in het Legher met malcanderen {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] overcomen ende gheaccordeert op dese naevolghende conditien: Dat Graef Lodewijck van Nassou/ende alle de andere Overste / Edele / ende Soldaten / met hare Dienaers ende ghevolgh / soo te Voet als te Peerde / met hare Wapenen/Peerden / ende Bagagije/met brandende Lonten/sonder hinder of schade souden uyttrecken / uytghenomen de Neder-lantsche Soldaten / die onder des Conincx ghebiedt ghebooren waren / en mochten niet mede nemen / dan rappier en ponjaert. De Borghers die de wapenen hadden gedragen/mochten oock uyttrecken met hare bagagije / maer sonder wapenen/ ende belovende gheen wapenen te draghen teghen den Coninck van Spaenien. Desghelijcks de Burghers die van andere Religie waren / dan van de Rooms-Catholijcke / die en souden voortaen in de Stadt niet meer moghen woonen/ maer souden vry sonder molestatie mede uyt der Stadt moghen vertrecken. Graef Lodewijck van Nassou soude ongheschendt worden gheconvoyeert tot op des Rijcx bodem / ende de Francoysen tot op de frontieren van Vranckerijck: Sy en souden oock gheen wapenen moghen draghen tegen den Coninck van Spanien/ ende niet moghen dienen dan onder den Coninck van Vranckerijck: Doch hier onder niet verstaende Graef Lodewijck / noch andere Duytsche of Enghelsche. Dit contract was ondertekent van Duc d'Alba selfs/ als oock van Don Ian de la Cerda, van den Hertoge de Medina-caeli, Don [1572.] Frederico, ende Barlaymont, ende het is seer wel onderhouden gheweest. Graef Lodewijck is vry ende schadeloos ghebracht tot Meurs / van daer is sijn Ghenade voorts nae Duytsch-landt ghereyst tot sijnen Broeder Graef Johan van Nassou: Ende de Francoysen zijn gheconvoyeert tot l'Arbre de Guyse in Vranckerijck. De Hertoghe van Alba quam den xxi. Septembris binnen der Stadt/ seer wel te vreeden zijnde/dat hy die stercke Stadt wederom in sijn handen ghecreghen hadde: Door dese victorie wies hem den moet seer: Ter contrarie soo verflouden de herten der Ghereformeerde seer / deur 'tverlies der selfder. Als Duc d'Alve eenighe daghen binnen Bergen gheweest hadde/om ordre op alles te stellen/soo heeft hy sijn Legher doen opbreken/ende om de groote oncosten te schouwen / midts dat het nu op den Winter was / heeft hy veel volcx / insonderheyt Hoochduytsche Ruyteren / afghedanckt. Hy heeft met de Burgheren die hy binnen Berghen vondt / redelijcker wijse ghehandelt/ want hy wel wist / dat sy teghen haeren danck onder Graef Lodewijcks ghewelt gecomen waren/ ende datse altijdt den Coninck seer ghetrou waeren gheweest/ ende de Catholijcke Religie boven maten seer toeghedaen: Als oock dat die vande Gereformeerde Religie/met het garnisoen uytghetrocken waren. Non minor est virtus quàm quaerere parta tueri. {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} Duc d'Alve laet de Stadt van Mechelen plunderen/ den tweeden dach Octobris, Anno 1572. [1572.] DE Prince van Oranien met sijn Leger marcherende nae Berghen in Henegouwe / om sijnen Heer Broeder Graef Lodewijck van Nassou te ontsetten/ heeft op den wech by compositie verscheydene Steden in ghecreghen/ ende onder andere de schoone rijcke Stadt Mechelen/daer hy drie daghen lanck in bleef: Daer uyt treckende/ heeft hy tot Gouverneur daer in ghelaten Heer Bernart van Merode/Heere van Rumen/by hem latende twaelf hondert Voet-knechten/ ende vijfhondert Duytsche Ruyteren/behalven wel twee duysent vijfhondert wel ghewapende Burghers. Dit heeft Duc d'Alve seer verdroten/ als hy het hoorde / doch hy bedwanck sijnen toorn / tot dat hy Berghen met Graef Lodewijck bedwonghen hadde. Hy is des te ghewilligher ende bereyder gheweest om de belegherde binnen Berghen een goet apoinctement te gheven / op dat hy Mechelen ende andere Steden / die hem afgevallen waren stracx soude moghen dwinghen wederom onder sijn ghehoorsaemheyt te comen. Als hy met sijn Legher voor Mechelen quam / so hebben des Princen Soldaten/ aldaer in garnisoen ligghende/ eenighe stucken Gheschuts los gheschooten op Duc d'Alvens volck / waer over hy seer is verstoort gheworden/ende ontboodt stracx sijn Gheschut/in meyninghe 'tselvighe daer voor te planten/ende de Stadt te beschieten: Maer de Gouverneur ende Capiteynen daer binnenliggende / siende ende merckende den onwille ende verslaghentheyt/ soo der Burgheren/ als der Soldaten / door dien de Hertoghe die stercke Stadt van Berghen / daer soo veel cloecke Crijchs-overste ende Soldaten in gheleghen hadden/ in soo corten tijdt hadden verovert / ende de Prince van Oranien met sijn geweldich Legher haer niet en hadde connen ontsetten; Soo hebben sy goet ghevonden [1572.] de Stadt te verlaten / ende de wreedtheyt van haere victorieuse vyanden te ontwijcken: Sy zijn by nachte seer stillekens uyt de Stadt ghetrocken/ende hebben haer selven uyt het merckelijcke perijckel ghegheven. Den dach ghecomen zijnde / soo hebben haer de Geestelijcke met Cruycen ende Vaenen ghereet ghemaeckt/ om buyten de Stadt den Hertoghe te ghemoete te gaen/ ende te voete te vallen/ om voor de Burgeren ende Jnwoonders vergiffenisse te bidden/ ende de Magistraet brocht hem de sleutelen der Stadt te ghemoete: Maer het was al te vergheefs / want de Hertoghe te vooren in eenen verbolghenen moet ende hevighe ghestoortheyt de Stadt sijnen Legher tot eenen roof ende buyt ghegeven hadde: De Stadt is subijtelijck van allen canten van het Crijchs-volck overvallen/die uyt hoochmoet soo wel over de Muyren / als door de Poorten in de Stadt quamen / soeckende meer den roofder Stadt/dan hunnen Vyandt te vervolghen/ dien sy lichtelijck hadden connen achter halen ende slaen/ ware het haer daerom te doene gheweest. Sy hebben veel Menschen in desen inval ende furie seer deerlijck vermoordt/ vallende stracx in de huysen/ sonder eenich onderscheyt of het Gheestelijcke ofte Weereltlijcke persoonen waren / ende of sy in deser sake schult hadden dan niet; Sy hebben de Stadt soo jammerlijck gheplundert/datmen niet vele desgelijcken gesien noch ghehoort en heeft: Want sy niet alleen Gout/Silver/Gelt/Cleeren ende Juweelen buyt gemaeckt en hebben/ maer ooc Coetsen/Tafelen/Bancken/Stoelen/Schrijn-werck/ende Houtwerck: Jae sy namen / vervoerden ende vercochten Brandt-hout / Turf / ende Colen; Al wat niet ten uytersten geransoneert en wiert/brochten sy t'schepe/ {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (33) Mechlinia Auriacum properantem solvere Bergas Obsidione gravi excepit post Marte secundo Albanus superas numeroso milite Bergas Magnificam hanc saevus jussit popularier ==} {>>afbeelding<<} {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] en̄ voerdent nae Antwerpen/ en̄ elders daer het haer best te passe quam. De Spaenjaerden en hebben nochtans dese buyt voor haer selven alleen niet gehouden/ maer sy betoonden hare liberaliteyt / ende gaven een goet deel daer van tot reparatie van het huys van Aken binnen Antwerpen / voor de Jesuyten/soo dat der Jesuyten huys aldaer ten deele van den roof van Mechelen ghebout is. Den moetwille ende rasernije der Spaenjaerden ende andere Natien was seer groot/ veel Jonghe-dochters ende oock ghehoude Vrouwen wierden gheschoffiert ende vercracht: Jae de sommighe in het bywesen ende in het aensien harer Mannen ende Ouderen; De Nonnen ende Bagijnen en wierden oock niet verschoont: 'Tgheroep/ tghecrijt/ende ghekarm was seer erbarmlijck te hooren / van Mannen / Vrouwen ende Kinderen / maer de Spaenjaerden en lieten daerom niet hare wreedtheyt / giericheyt/ ende vleeschelijcke oncuyscheyt te pleghen/ de uyterste moetwillicheydt van rooven/ [1572.] moorden/ Vrouwen vercrachten wierdt des maels aen die van Mechelen ghetoont: Jaesy hebben selfs gherooft het gelt ende goet van de Raedts-heeren des Conincks / ende der Bisschoppen van Mechelen/ ende van Namur / die van de Geusen ghespaert ende verschoont waeren gheweest: Sy hebben oock gherooft ende gheplundert het goet dier luyden / die van de Geusen ghevanckelijck waren wech ghevoert/om datse bittere ghespanioliseerde ghesellen waren / ende de sake des Princen heftighe partije. Den roof die uyt deser Stadt ghevoert is/ werdt gheacht ettelijcke Milioenen weert te zijn. Duc d'Alve heeft den Heere van Sweveghen ghestelt tot Gouverneur in dese arme uytgheplunderde Stadt. Tot eeuwighe ghedachtenisse deser elende/is dese Jncarnatie by eenighe in die tijden ghemaeckt gheweest/daer van de ghetal-letteren het jaer beduyden. MeCheLen saL ten eeWIghen daghen Den tWeeden daCh oCtobrIs beCLaghen. Ende noch een ander int Latijn aldus luydende: SICCIne VICta IaCes MaChLInIa VIrgo sVperba? Het innemen der Stadt Zvtphen, ende den schrickelijcken moordt aldaer door de Spaenjaerden begaen/ Anno 1572. den XVI. Novembris. [1572.] IN den beginne des Somers Anno 1572. Heeft Graef Willem van den Berghe een goet ghetal Crijchs-volcx aen de handt ghehadt/ daer mede hy (als den Prince van Oranien met sijn gewaldich Legher in Neder-landt ghecomen was) innecreech Zutphen / Doesburgh/Deutecom/Lochem/ [1572.] Grol / 'sHeeren-berghe; Jtem in de Veluwe Hattem/ Elborgh / ende Harderwijck / daer hy het leelijck maeckte/ om dat sy hem eens daer te vooren de Poorten voor den neuse ghesloten/ ende buyten ghe- {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 34) Quam praedâ exultet, quam sanguine gaudet Iberus, Zutphania' infaelix numeroso caedis acerro Vidit et jngemuit civis, duce sub Frederico Filius hic non dissmilis patri fuit unquam ==} {>>afbeelding<<} {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] houden hadden. Hy creech oock Campen / Zwol/ ende Steenwijck/ Oldenseel / Hasselt / Goor / in Overyssel. Maer het is in dese Provincien ghegaen na het oude spreeck-woordt: Quod cito fit, cito perit, Haest ghewonnen, haest verlooren. Want soo haest als Don Frederico Duc d'Alvens Sone met een Legher uyt Brabant na Gelderlandt trock/soo brochten vele Steden van Overyssel/ Velou/ ende 't Sticht/hem de sleutelen haerer Steden te ghemoete/ ende baden om ghenade / die sy oock meest vercreghen / mits betalende sekere sommen van penninghen tot amende/ ende dat nae sijn discretie ende goetduncken. Maer die haer met des Princen saken in het minste gemoeyt hadden/die wisten wel dat het tijdt was wech te loopen of haer te versteken: Doch hare goederen wierden terstont gheconfisqueert / ende diemen erghens coste crijgen wierden stracx sonder eenige genade opgehangen. Daer was sulc een schrick onder de Menschen gecomen/ sints de moordt van Parijs/'tverlies van Bergen/en̄ de plonderinge van Mechelen/dat die van s'Princen sijde waren/ noch herte noch sinnen en hadden / by haer en was noch raet noch daet. Graef Willem van den Berghe hoorende die voorverhaelde tijdinghen/heeft stracx alle de Steden verlaten die hy te vooren ingheereghen hadde/sonder eens den vyant te sien of te verwachten. Jae hy is uyt Campen met de Gravinne van Nassou sijn Huysvrouwe ende Kinderen / met al haer ghereet goet voorts te Lande uyt ghevlucht. De Prince van Oranien was insonderheyt voor de Stadt van Zutphen / aen den Ysselstroom ghelegen/becommert/hy leyde Joncker Willem van Ysselsteyn met eenich Crijchs-volck daer binnen / met bevel dat hy de Stadt in goede achtinghe nemen ende wel sorghe voor de selfde draghen soude. Don Frederico heeft sich den xvi. Novembris voor de Stadt Zutphen met sijn Legher nedergheslaghen/ by sich hebbende derthien groote stucken Gheschuts/ daer mede hy aen de Nieu-stadts-poorte eenige scheuten [1572.] dede/ ende een cleyn Bresken maeckte/doch hadde niet te beduyden: De Stadt soude der Spaenjaerden ghewelt wel eenen tijdt lanck hebben connen teghenstaen/ maer alsoo sy gheen ontset vermoedende en waren/ ende het garnisoen met de Burgheren niet wel accorderen en conde/ soo begon Jsselsteyn stracx van overgeven ende parlamenteren te spreken: Sonder de tijdt van parlamenteren af te wachten/sijn den meesten deel der Soldaten / met eenighe Burgheren in der nacht stillekens ter Stadt uytghetrocken/ende hebben de Stadt verlaten: Eenighe der gheener die in der Stadt ghebleven waren / staken de hoeden op/ ende gaven teken/dat sy willich waren hare Stadtspoorten te openen/ ende haer over te gheven in handen van Don Frederico: Maer dewijle datmen begon te parlamenteren/de Burgers niet vermoedende datmen haer overvallen soude/hebben eenen/twee/ drie ofte viere van de Spaensche de handen ghelangt ende op de borst-weeringhe by de Nieu-stadts-poorte langhst de begonnen bresse opghetrocken/ ende in de Stadt laten comen ter goeder trouwe: Dese hebben wederom andere van hare Cameraden de handt gelanghet / sommige hebben haer verstout over het Ys loopende/de Wallen/Vesten/ ende Muyren aen verscheydene oorden te beclimmen / d'welck sy lichtelijck te doen hadden/want daer en was gantsch gheen ordre noch couragie/niemandt en dede oock den opclimmenden Spaenjaerden ofte Waelen teghenstant: Welcke nu stercker ende stercker / jae eyndelijck met het gheheele Legher in de Stadt vallende / hebben alles doodt-gheslaghen wat haer op de straten liet vinden: Sy staken de Stadt aen acht hoecken in brandt / roofden / plunderden/ sloeghen en stieten/ raesden en tierden / als woedende ende bloedt-dorstighe Wolven en rasende Menschen: Sy hingen veel Burghers op buyten de Stadt/ so dat (insonderheyt {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] buyten de Nieu-stadts Poorte alle de boomen vol Burghers ende Soldaten hinghen: Jn de ooghen der wreeder Spaenjaerden en dragen gheen boomen schoone vruchten/dan die aldus becleet zijn. De Capiteynen ende Bevel-hebberen/ die sy crijghen conden/ jae oock eenighe ghemeyne Soldaten hinghen sy aen galghen met de voeten oppewaerts / segghende: dat sy teghen den eedt / die sy ghedaen hadden/ des Conincx vyanden nu dienden. Onder andere isser eenen van des Princen Capiteyns by het Wijnhuys aen een been ghehanghen / die vier dagen lanck in het leven bleef. Daer na hebben sy een groote menichte van Burgheren met bloote courtelassen en sweerden half naect ende gebonden/buyten de Maespoorte aen den Pol/ende buyten de Spittaels-poorte te Wichmondt in d'Yssele gejaecht ende verdroncken. Die niet stracx in d'Yssel spronghen ende haer selven verdrincken en wilden/ of op het Ys te berste vallen en wouden (want den stroomlach hart bevrosen) die hieuwen sy met courtelassen/ ende dan stieten syse van boven af/ende lietense drijven/sy waren dan Papist of Geus/ die vroome Burghers niet meer achtende/ als doode honden en catten / of andere vuyle stinckende aesen ende caroinien: Sy drevender vele Moeder-naeckt ter Stadt uyt/ welcker vele in het velt doodt vrosen / ende hier of daer soo stijf als palen teghen de boomen / ende aen de Landt-scheydinghen [1572.] of tuynen staende bleven: Eenighe quamen noch Moeder-naeckt binnen Deventer / of hier en daer by de Boeren/ welcker lichamen gheheel paers en blaeu vervrosen waren. Daer quamen des maels te Zutphen wel vijfhondert Burghers om den hals. Die in het leven overich bleven / wierden met alle manieren van wreedtheyt / ende aendoen van tormenten soodanige groote ondraghelijcke rantsoenen uytgheperst / datse de gheene die in de furije ende het eerste incomen doodt ghebleven waeren / veel gheluckigher hielden ende achten / als haer die 'tleven behouden hadden. Veel Vrouwen ende jonge Maechden wierden vercracht en̄ van haer eere geweldelijck berooft. Om cort te maken / de wreedtheden binnen Zutphen ghepleecht/sijn soo grouwelijck gheweest/datse qualijck te beschrijven of te vertellen zijn. Vasquez dede haer rantsoneren haer coorn/het panneel-werck/sittens / leeghe cofferen en kasten / stoelen en bancken/ ende watter in de eerste furie was overich gebleven. Dit was des maels der Spaenjaerden Wet en regel/ waer sy Steden in creghen / de lichamen hoorden den Coninck toe: het gheschut / amonitie ende proviande den Velt-oversten: het gelt ende ghereede goet den Soldaten: alle holte-werck/ ende wat muyr-vast en naghel-vast is / den Gouverneur. {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} De Stadt Naerden wordt by de Spaenjaerden inghenomen/alle de Burghers vermoordt/ ende de gheheele Stadt gheraseert/ Anno 1572. in Decembri. [1572.] DEn twintichsten Augusti Anno 1572. is de Grave van Bossu/ Gouverneur van Hollandt / des morghens ontrent acht uyren ghereyst uyt Vtrecht met vier Vaendelen Soldaten / in meyninghe zijnde / om een van de selfde binnen Naerden (een Stedeken in Hollandt drie mijlen van Amsterdam / ende een van Muyden gheleghen) te brenghen / ende d'ander drie binnen Amsterdam: Maer een weynich tijdts eer de Grave van Bossu voor Naerden quam met dit volck/ waeren daer ghecomentsestich Soldaten / die versochten dat men haer van weghen den Prince van Oranien inlaten ende ontfanghen woude. De Burghers welcker vele den Prince toeghedaen waren/ hebbense inghelaten: De Grave van Bossu/ hier van niet wetende/ is stracx daer nae voor het Stedeken ghecomen/ d'welck vernomen hebbende de voorschreven Soldaten ende Burgheren/ soo sijnse op de Vesten gheloopen/ ende hebben met Bossuys volck gheschermutseert tot aen den avondt. Dit arme Stedeken is het eerste gheweest/ dat de Spaenjaerts dorst buyten de Poorten houden. Bossu siende dat hy voor dat mael niet uytrichten en conde / is stracx met sijn volck ghetrocken nae Muyden/seer toornich zijnde op de Burgheren van Naerden/ende de selfde seer dreyghende/ ende hy heeft soo veel te weghe ghebracht/ dat Don Frederico met sijn Legher/d'welck Zutphen vermeestert hadde/reghel recht nae Naerden ghetrocken is/ ende hy heeft den xxij. Novembris by eenen Trompetter het Stedeken laten opheysschen uyt den name van den Coninck/ ende den Grave van Bossu/stracx op staende voet willende antwoorde hebben/of sy des Graven van Bossu Knechten wouden innemen/ofte niet? Sy hebben ter antwoorde ghegheven/datse de [1572.] Stadt tot behoef van den Coninck tot noch toe bewaert hadden/ende met Godes hulpe voortaen noch hoopten te bewaeren tot sijner Majesteyts profijt. Sy hebben gheschreven aen Joncker Diederich Sonoy/ ligghende met eenighe Schepen op de Suyder-Zee/ desghelijcx oock aen Bartolt Entes/ Luytenant van den Grave van der Marck/ligghende in de Veenen/datmen haer twee Vaendelen Knechten tot assistentie senden/ ende voorts den Prince/ende den Grave van der Marck adverteren soude/ datmen haer by tijdts ontsetten moeste/alsoo sy gheen swaer belegh /van weghen de swackheyt harer Stadt/en souden connen teghenstaen. Sy sonden oock haere Ghedeputeerde aen Lazarus Muller/ ligghende op Schellinck-woude / versoeckende hulpe / ende dat met den aldereersten: Maer alsoo sy op alles niet en creghen/dan schoone woorden/ende groote beloften/ dat mense met den eersten ontsetten soude/doch gheen volck/ noch amunitie/ sy niet meer dan ontrent drie tonnen cruyts in voorraet hebbende: Ende sy nu vast van alle plaetsen advertentie creghen/dat het geheele Legher van Don Frederico met het Gheschut nae haerlieden toe quam: Soo zijn sy heel bevreest geworden/waerom sy van beraedt gheworden zijn aen Don Frederico te senden Meester Marten Laurensz. Burghemeester / ende Gerrit Pietersz. Schepen/om gratie voor de Borgheren te versoecken: De Soldaten die daer binnenlaghen waeren uytghetrocken. De voorghenoemde beyde Mannen /zijn tot Amersfoort ghecomen/ maer sy en mochten Don Frederico niet spreken/ haer is belast te Bussem (d'welck een half uyre gaens van Naerdenis) te comen/daer soudemen {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (35) NARDA doce quos non pallentes misit ad umbras Filius ille patri similis, quae gessit Olijmpus Audijt et vidit stillantes sanguine dextras, Hec satur ille fuit civili caede Tijrannus ==} {>>afbeelding<<} {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] haer bescheyt gheven. Meester Marten ghesien hebbende de ghereetschap dieder in het Spaensche Legher ghemaeckt wierdt / is onder weghe van de slede ghegaen/seyde tot sijnen mitgheselle Adieu, Jck en come voor dit pas niet wederom binnen Naerden: Gerrit Pietersz. hier van bedroeft zijnde / is voorts ghereyst/ende is Don Frederico tot Bussem gevolght/ doch gheen bescheyt connende crijghen/ soo is hy ten anderen male/den i. Decembris, met noch sesse van de notabelste der Stadt nae Don Frederico ghetrocken/ doch sy en conden hem niet ter sprake comen / maer zijn gewesen aen Don Iuliano de Romero, die last hadde met haer te handelen / ende zijn met malcanderen overcomen in deser voeghen: Datmen Don Frederico de Stadt soude overgheven/ openen/ ende inlaten/ onder expresse conditien / dat alle de Burghers souden behouden haer lijf ende goederen/ des souden sy den Coninck op nieus eet doet: Men soude ontrent hondert Spaenjaerden soo veel goets uyt de Stadt laten nemen/als sy souden connen draghen: Hier op heeft Don Iuliano de Romero tot driemael toe Magistro Lamberto Hortensio Rectori Scholae de handt ghegheven / ende is alsoo met hem ende de andere Ghedeputeerde der Stadt/ vergheselschapt met ontrent xx. Spaenjaerden / in de Stadt ghecomen. Daer wert terstont omgheslaghen / dat alle de Burgheren souden comen sonder gheweer in de Gast-huys Kercke/ d'welc het Stadt-huys was/alwaer men haer soude aenseggen daer na sy haer soudē moeten schicken: Als nu de Burghers de Poorten en Vesten verlaten hadden / ende in het Stede-huys vergaderden / om den Coninck nieuwen Eedt te doen / soo zijn de Spaenjaerden stracx in de Stadt ghevallen / passerende de Grachten over het Ys / met leeren clommen sy over de Muyren / want de Turf-poorte was toeghebollewerckt met mist/ ende door de Koe-poorte moestmen incomen over een plancke. De Burgheren nu meest al in het Stede-huys vergadert zijnde / (uytghesondert [1572.] eenighe die het spel niet wel aen en stondt / ende haer op het verwelfsel van de Kercke / ende andere secrete plaetsen ginghen verberghen) ende hare Huysvrouwen vast besich zijnde met coken ende smoken/ om des Conincx Soldaten nae haer vermoghen wel te tracteren: Soo gingh een Priester met eenighe Spaenjaerden eenen tijt langh voor het Stede-huys spacieren/ die eyndelijck hem tot de Burgherije keerende/ gheseyt heeft/dat sy haer moesten bereyden te sterven/het vonnisse des doodts was over haer uytghesproken: Mitsdien worden de groote Poorten gheopent / daer een groot deel Spaenjaerts haer Roers ghevelt hebbende / bereydt stonden om dit moordadich werck te verrichten: Sy hebben als wreede Moordenaers op de voorschreven Burgheren (die een afgrijselijck geschrey ende gecrijt maeckten) gheschoten/ ende stracx zijn sy op dit onghewapende volck ingevallen / doodtslaende ende vermoordende met onghenadighe wreedtheyt dat onnoosel volck / sonder eenich onderscheyt van persoonen / wel tot over de vijfhondert in ghetalc: Een Mensche met redene begaeft/moet verschricken als hy hier aen denckt. Stracx daer nae hebben sy het Stede-huys in brande gesteken / ende alsoo de gheene die niet gheheel doodt en waren/voorts verbrandt. Sy zijn als woedende Duyvels lancx de straten geloopen / doorstekende ende vermoordende alle die sy noch erghens vonden: Sy hebben het Stedeken tot vele ende verscheydene plaetsen in brande ghesteken/ op dat de gheene die haer versteken of verborghen hadden / te voorschijn comen souden/ghelijckt oock gheschiedt is/ want vele arme luyden door roock en smoock/ ofte 'tghewelt van den brandt / genootsaeckt waren haer op de straten te begheven/daer sp terstont vermoordt wierden. Alle de oude lieden die in het Proven-huys waren/(behalven twee die haer verstaken) sommige {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} [1572.] LXXX.XC.C. jaren oudt / werden seer tyrannelijck vermoordt. De Burghers die op het ghewelfsel der Kercke ende op den Kerck-toorn ghevlucht waeren/ en hebben dese moordenaers niet connen ontcomen/ maer zijn aldaer vervolght ende doodtgheslaghen. De Mannen nu vermoordt zijnde / soo hebben sy de arme bedruckte Vrouwen beginnen te tormenteren/ vele hebben syder op ghehanghen / vele soo ghepijnicht ende mishandelt / dat sy haer onder de handen doodt bleven: Eenighe in de huysen vast ghebonden/ ende dan het vuyr daer in ghesteken. Sy hebben een swanghere Vrouwe / nae dat sy haer schandelijcke wellusten daer mede bedreven hadden / jammerlijck vermoordt/ ende het kint uyt haer lichaem gescheurt: Sy leefden met vele andere Vrouwen soo afgrijselijck ende leelijck/ dat het met gheen pennen en soude connen beschreven werden: Jae sy hebben Maechdekens van thien of twaef jaren onteert/ende tot hare vleeschelijcke wellusten misbruyckt. De doode ende vermooede lichamen moesten naeckt lancx de straten blijven ligghen tot den xxx. Decembris toe. De Stadt is soo uytgeplundeert/dat de arme Vrouwen [1572.] ende Kinderen / welcker weynighe het leven behouden hadden / niet en behielden. Dit en was noch al niet ghenoech om Duc d'Alvens ende sijner bloedthonden wreedt gemoet te contenteren/maer een jaer daer nae/heeft hy by sententie ende vonnisse doen pronuncieren / dat die van Naerden verbeurt hadden ghepriveert te worden / ende dat hyse datelijck was priverende van alle hare Privilegien/Rechten/Vryheden / ende Costuymen / ende dat ten eeuwigen daghen: Verclaerde noch hier en boven gheconfisqueert te wesen alle de goederen/ soo der Stadt / als der Burgheren: Jae oock/ dat Wallen / Poorten/ ende Muyren deser Stede afghebroken ende gedemolieert souden werden / sonder dat sy de selfde souden mogen weder op timmeren / dan met expresse toelatinge van sijne Majesteyt. Dese Stadt te raseren is opgheleyt/ ende by den brant bevolen den in woonderen der Dorperen van Goylandt / die de voorschreven Stede soo gheraseert hebben / dat sy nauwelijcx den eenen steen op den anderen ghelaten en hebben. Apoc. 6. vers. 10. Hoe langhe, o heylighe ende vvaerachtighe Heere, en oordeelt noch en vvreeckt ghy onse bloedt niet? Godt die den Hemel schiep VVilt oock die Aerd' regieren. Grondeert dan niet te diep, Maer vvijs zijt by manieren. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} Belegheringhe der Stadt Haerlem, Anno 1572. ende 1573. [1572.] HAerlem is een seer schoone Stadt/van binnen wel bebout/ deur de Stadt loopt een schoon water Sparen ghenoemt / comende deur Sparendam uyt het Tije / ende eyndicht in het Haerlemer-Meer. Het is de Hooft-stadt van Kennemer-landt/ doch sy was voor het belech bynae de swackste Stadt van gheheel Hollandt/ met slechte grachten ende muyren / op de oude maniere. Don Frederico Sone van Duc d'Alve / is met een gheweldich Legher (sterck zijnde vier en tseventich Vaendelen Soldaten/ ende acht hondert Peerden/ behalven die noch daghelijcx by desen grooten hoop quamen) voor Haerlem ghevallen den sesten Decembris, Anno 1572. medebrenghende veel grove stucken Geschuts / de welcke hy noemde de sleutelen daer mede hy de Steden conde openen. Hy heeft drie Tertios ofte Regimenten Spaenjaerden daer voor gebracht/ het eene noemde Duc d'Alve Invincibiles, het andere Immortales, het derde Tales quales. Heeft den negenden dach der selver maendt door Iuliaen de Romero de Sterckte van Sparen-dam/ghelegen op eenen dijck/ lancxs den welcken het Spaensche Leger moeste passeren / over het Ys doen beclimmen ende bestormen/ ende heeft seing hecreghen. Stracx daer nae heeft hy door Carvaial het Leprosen huys voor Haerlem ingenomen/ d'welck gheschiedt zijnde / soo heeft hy de Stadt opgheheyscht / haer belovende ghenade ende alle faveur. Waer die van Haerlem hebben sulcx afgheslaghen/de Burghers ende Soldaten resolverende de Stadt in te houden / soo lange als het haer moghelijck soude wesen. Don Frederico hier over seer ghestoort zijnde/is met sijn Legher de Stadt genaerdert/ ende heeft hem vast daer voor beschanst. Hy heester voor gheplant veerthien stucken grof Gheschut / schietende clooten van veertich ende ses en [1572.] veertich ponden swaer / met de welcke hy op den xviii.xix. ende xx. Decembris de Cruys-voor-poorte/ ende de vesten aen beyde sijden/seer gheweldelijck beschooten heeft / Bresse gheschoten zijnde/so hebben de Spaenjaerden op den xx. des naemiddaechs twee gheweldighe stormen op de Stadt ghedaen/ haer volck t'elckens ververschende: Maer die van binnen hebben soo cloecke teghenweere ghedaen / dat sy hare vyanden mannelijck afgheslaghen hebben / met seer groote schade der selfder / schietende uyt de strijckweeren met haer grof Gheschut ketenen / coeghelen/ en schraet / daer mede sy groote schade onder haere vyanden deden / ghelijck sy oock ghedaen hebben met het werpen van brandende pick-reepen ende ander brandt-werck. De Borgers hebben haer in het vechten also mannelijc gedragen als de Soldaten. Die van binnen en verlooren niet boven thien of twaelf Man in het afslaen deser stormen. Doe de Spaenjaerden die ghewoon waren stracx victorie te bevechten / hier soo dapper met het hooft teghen den muyr gheloopen hadden/soo laghen sy stille sonder schieten of stormen/ als verbaest zijnde / tot op den achtsten Ianuarij 1573. [1573.] Alleen datse groeven tot het Bolle-werck van de Cruys-poorte aen. Daer nae hebben sy begonnen seer dapperlijck met grof Gheschut op de Cruys-poorte/ S. Jans Poorte / ende op de Borst-weeringen ende Muyren op de beyde sijden van de Poorten te schieten / als mede op de Huysen / Cloosteren / ende Kercken: Werpende oock nu en dan vier-coeghelen in de Stadt. Also die van Haerlem sterck garnisoen binnen hadden/ soo zijn sy dickwils uytghevallen / met haeren vyandt te schermutseren / den welcken sy nu en dan {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (36) Sensisti HARLEMUM maculatam hanc sanguie dextram, VandaliciqƷ jugum terris miserabile Regni Prima tamen forti quae pectore caede furentom Hesperium patrijs arcebas maenibus hostem, ==} {>>afbeelding<<} {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] een Schansken afnamen/ d'welck sy corts daer nae wederom moesten verlaten. De ghevanghens van beyden sijden werden meest ghehanghen. Daer was te deser tijdt een cloecke Vrouwe binnen Haerlem/ ghenoemt Kennau, een Weduwe / ontrent XLVI. jaren oudt/die met veel andere cloecke gheherte Vrouwen vecl mannelijcke daden heeft uytghericht / met spietsen/ sweerden/ en bussen den vyandt afbreucke doende/in haer vrouwelijck habijt. De Spaenjaert heeft verscheydene Mijnen ghegraven/daer mede hy weynich uytgericht heeft /want die van binnen vondense meest/ ende sommighe deden sy selfs op het onverhoedtste springhen/dat de Spaenjaerden lustich in de lucht cabrioliseerden. Wat den vyant met schreten of minerente schande maeckte/dat wiert in der haefte van die van binnen wederom gherepareert ofte hermaeckt. Den laetsten Ianuarij is den vyant heel sterck des morghens voor den dagheraet/in aller stillicheyt (de Schilt-wacht in slape ghevallen zijnde) in de halfafgheschotene S. Jans Poorte / ende andere plaetsen daer ontrent ghecomen/alsoo het Ys geheel sterck lach. Jae sy hadden 'tvoordeel van de Poorten ende Wallen al inghenomen / eer de Wacht dat vernomen heeft: Maer doe den dach aenquam/ zijn sy het wijs gheworden/ende zijn soo geweldelijck op den vyandt aenghevallen / dat sy nae langhe vechten/ hem wederom uytgheslaghen hebben. De Spaenjaerts hadden oock het Bollewerck aen de Cruys-poorte inghenomen / ende stonden met vlieghende Vaendels in slacht-ordre om aen te vallen: Maer die vander Stadt hadden dit Bollewerck te vooren ondergraven/ende busse-cruyt in de Mijne ghebracht/d'welck fy / in desen noodt zijnde / aenghesteken hebben. Het heeft soo wel ghewerckt / dat alle die daer op stonden in de lucht vlogen/so dat den vyant daer groote schade gheleden heeft. Op den xxv. Martij vielen de Borgheren ende Soldaten met ses Vaendelen uyt de Stadt in des vyandts Leger / aen verscheydene oorden [1573.] en plaetsen ghelijckelijck/ ende versloeghen tusschen de seven ende acht hondert van haere vyanden/ namen de Schansen in / ende verbranden over de drie hondert Tenten en Hutten / ende namen den vyandt af seven Velt-stucken / ende neghen Vaendelen / ende grooten buyt van allerley cleynodien ende schoone Wapenen / oock wel vijftich beesten. Die van der Stadt en verlooren in dit ghevecht niet boven negen Mannen. Don Frederico siende dat hy met al sijn ghewelt op Haerlem niet veel en voorderde: Heeft al sijn beste ghedaen om haer de victualie ende allen toevoer van noodruft te benemen/dien sy tot noch toe over tHaerlemer-Meer ghecreghen hadden/ gheduyrende den vorst met Sleden / ende als het open water was met Schuyten en Schepen. Don Frederico heeft op den xxix. Martij den Dijck by 'thuys ter Hert doen deursteken/ ende hy is met xxxiii. Schepen/ ende vii. Galeyen/daer de Grave van Bossu Overste van was/ van Amsterdam daer deur ghevaren/ ende op het Haerlemsche Meer gecomen/daer hy te vooren oock eenighe Schepen ende Galeykens hadde. Met al dese Schepen ende Galeyen heeft sich Don Frederico meester ghemaeckt van het Haerlemer Meer/ tot groote bedroeffenisse ende naedeel van de belegherde. Daer zijn tusschen de Spaensche/ ende des Princen Schepen verscheydene schermutselen op dit Meer geweest/ maer noyt en conde de Prince Haerlem wederom victualieren: Soo dat alles in der Stadt seer diere ende schaers begon te worden. Jae sy zijn eenighe weken nae het sluyten van het Meer/ tot sulcke benautheyt ghecomen/datse met goeden smaeck/ende seer gierichlijck gheeten hebben/catten/ratten /honden / ende andere onreyne dieren/ ende met coecken van mout/ raep-saet/ lijn-saet ende hennep-saet/ende al dat ter kelen ingaen wilde/hare hongerighe buyc- {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} ken [1573.] moesten versadighen: Ende als dit op was/soo hebben sy pensen of fincken ghemaeckt van ghesoutene Ossen ende Koeyen-huyen. Op den viii. Iulij heeft de Prince gepoocht die van Haerlem te ontsetten / derwaerts sendende eenen schoonen hoop volcx/onder het beleyt van den Heere van Batenburgh /die van den vyandt ontmoet ende gheslaghen is / by het Bos voor Haerlem/ de Heere van Batenburgh doodt blijvende met ontrent seven hondert Man/ daer onder veel goetwillighe Burghers uyt de naest omligghende Steden waeren. Die van Haerlem dese tijdinghe crijghende/waeren heel bedroeft/ ende gaven den moet t'eenemael verlooren. Den hongher wasser soo groot/datter alreets vele waren versmacht/ ende vele waeren amechtich ende gants crachteloos/sy wenschten dat den vyant haer hadde willen bestormen/ op dat sy vechtende met eeren hadden mogen sterven: Eenighe Capiteyns rieden de Borghers dat sy ghelijckelijck met de Soldaten de Stadt verlatende/ erghens door des vyandts Legher souden breken / ende also de elende ontcomen: Hier toe was den meestendeel wel ghesinner/ maer 'tis nochtans achter ghebleven/ overmits de Vrouwen vernomen hebbende / datmen haer met de Kinders in de Stadt verlaten woude / met sulck elendich ghecrijt ende ghekarm op de straten gheloopen zijn/ dat het den Mannen niet moghelijck en was haer [1573.] voornemen in het werck te stellen. Des anderen daechs/ namelijck op den x. Iulij hebben de Borgers ende Soldaten haer wederom ghereet gemaeckt om teghen den avondt met vlieghende Vaendelen uyt de Stadt te trecken/ met de Wijven ende Kinders die mede wilden en conden: Maer dit bleef wederom te rugghe/ overmidts daer gheseyt wierdt/ dat den vyandt dit vernomen hebbende/in slacht-ordre stondt om haer waer te nemen: Oock quam daer eenen brief van den Grave van Oversteyn/ Overste van het Duytsche Leger/belovende dat alle die in der Stadt waren / in ghenaden souden ghenomen worden/ indien sy de Stadt wilden overgheven/ dit dede de Hooch-duytsche resolveren tot overgeven der Stadt by compositie. Jmmers de Borghers ende Soldaten in dese over groote benautheyt zijnde/ ende gheen uytcomstesiende/ hebben op den twaelfsten Iulij des avondts / nae seven maenden belegheringhe/ verwillicht / datse de Stadt souden overgheven in handen van Duc d'Alve ende Don Frederico sijnen Sone / op ghenade ende onghenade. Daer is veraccordeert/ dat de plunderinghe der Stadt soude afghecocht worden met 240000. gulden/die betaelt souden worden in drie termijnen / de 100000. gulden moesten in twaelf daghen opghebracht worden / ende de reste binnen tweemael ses weken daer nae. {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe tyrannelijck dat Don Frederico de Burghers ende Soldaten binnen Haerlem ghetracteert heeft/ Anno 1573. [1573.] OP den derthienden Iulij isser binnen Haerlem mette groote clocke afghelesen / ende bevolen/ dat alle de Burgheren ende Soldaten al haer gheweer aflegghen/ ende op het Stadt-huys brenghen souden/(eer dit gheschiedt was en dorsten de Spaensche in de Stadt niet comen) ende dat alle de Burghers in het Clooster te Sijl/de Vrouwen in de groote Kercke/ ende de Soldaten (die van 3000. op 1800. ghecomen waren) in de Baekenesser Kercke gaen souden. Den xiiii. zijnder veel Vaendelen Spaenjaerden in de Stadt ghecomen/die alle de Poorten en Vesten/ Marckt/ Stadt-huys/ en Straten wel sterck beset hebbende / soo is ten selven daghe/ Don Frederico, ende de Grave van Bossu, met haer Hof-ghesin / in de Stadt ghecomen. Wt bevel van Don Frederico zijn stracx alle de Capiteynen ende Officieren/die de Stadt soo cloeckelijck hadden helpen verdedighen/ghevanckelijck ghenomen. Dien wreeden Bloedt-hondt Don Frederico, Mali corvi, malum ovum, heeft op den xv. Iulij over de 300. Soldaten/ seer wreedelijck / op de Marckt doen ombrenghen /soo met den sweerde /als met den strop: Ende daer zijnder wel drie hondert twee en twee aen malcanderen ghebonden/in het water gheworpen/ ende verdroncken. Ioncker VVigbolt Ripperda, die over het Crijchs-volck binnen der Stadt gecommandeert hadde/ hem draghende soo braef ende soo wel/ gheduyrende de gheheele belegheringhe/dat hy niet ghenoechsaem can ghepresen worden/ is op den xvi. Iulij onthalst / met hem is onthalst sijnen Luytenant Hoornmaker van Gent een cloeck Crijchs-man; ende N. Steenbach sijnen Predicant is ghehanghen. Den xviii. is oock opghehanghen Simon Simonsz. Predicant der Ghemeynte binnen Haerlem/ ende met hem ontrent drie hondert Soldaten/ ende eenighe Burghers. [1573.] Den xx. Iulij werden Ioncker Lancelot van Brederode, Rosony Commissaris/ ende den Rente-meester van den Briel/te Schoten onthalst/ stracx daer nae noch xviii. Capiteyns ende Vaen-dragers/ende noch wel vijfhondert Walsche/ Schotsche/Enghelsche/ ende Fransche Soldaten. Eenighe die langhe in het Gast-huys sieck ende ghequetst hadden gheleghen/ zijn op den xix. Augusti onthalst gheworden/ op de plaetse van het Gast-huys. Het garnisoen in de Schanse buyten de Stadt lietmen van hongher sterven/quansuys in het verdrach niet begrepen zijnde. Jn somma dit hanghen/ onthalsen/ verdrincken en moorden heeft soo langhe gheduyrt/ tot dat al de Enghelsche/ Schotsche/ Fransche/ Walsche/ ende Neder-landtsche Soldaten om den hals ghebracht waren/behalven weynige die haer verstaken/ ende met gheleghentheyt haer uyt de Stadt ontstaelen. De Schotsche Capiteyn Balfour werdt los ghelaten/ doende belofte/dat hy den Prince van Oranien om den hals brenghen soude: Maer by den Prince comende/heeft hy hem dit gheopenbaert/ achtende dat hy met goeder conscientie sulck een godloose belofte niet en conde volbrenghen/ In malis promissis fidem rescinde. Hy heeft nae der handt als Capiteyn ende als Colonel de Landen langhe tijdt seer vromelijck ende ghetrouwelijck ghedient. Haerlem was door dit belegh in sulcker armoede ghecomen/ dat de Burghers de 240000. gulden/ die sy belooft hadden voor het afcoopen der plunderinghe/ niet opbrenghen en conden / wat tormenten dat haer de Spaenjaerts daerom aendeden/ maer ter naeuwer noodt conden sy de 100000. gulden opbrenghen. De Magistraet deser Stadt heeft nae der {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (37) Dira fames postquam portas patefecerat ALBAE Ehen quot caedum cumulos! quot funera toto Vidisti disiecta foro! quot corpora saevae Fix cruci! stuvio quot milli mersa profundo! ==} {>>afbeelding<<} {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] hant/by goede rekeninge (van de Landtschap eenige recompense versoeckende voor haer verlies ende schade) bewesen/gheleden te hebben meer dan twaelf hondert duysent ende tachtentich duysent gulden schade. Daer sijn, gheduyrende dese belegeringhe, op de Stadt gheschoten thien duysent, twee hondert, ende sesenvijftich scheuten met grof Geschut. Weynich Soldaten en Burghers sijnder doodt ghebleven in de Stadt/ ten aensien des gewelts ende der stormen die de vyant op dese Stadt ghedaen heeft/ maer men acht datter Don Frederico wel twaelf duysent Man voor verlooren heeft, soo die door de scherpte des sweerdts zijn omghecomen/ als die door sieckten/ coude/ ende onghemack in het Legher gestorven zijn. Soo dat Haerlem ten desen aensien niet onbequamelijc Hael-meer genoemt wiert. Nae dat de Spaensche ettelijcke daghen lanck haere moorderije ende moetwille binnen Haerlem gedreven hadden/ soo heeft Duc d'Alve een generael Pardoen/ van dato den 27. Iulij, doen publiceren/ vergevende in [1573.] 'sConincx naem den Borgheren ende Jnwoonderen der Stadt al haer leelijcke overtredinge/uytgesondert seven en vijftich van de voornaemste Edele /Officieren/ende Borgeren dier Stadt/die ghevanghen ghenomen zijnde/ alle uyre de doodt verwacht hebben: Sy zijn ontrent Aller-Heylighen aen malcanderen gheketent/ende by nachte van Haerlem nae Amsterdam ghevoert/ alwaer sy alle gaer sonder eenighe ghenade souden ghedoodt zijn gheworden / ten ware dat de bloedt-verwanten van den Grave van Bossu, die doe te Hoorn ghevanghen sat / sulckes by Duc d'Alve hadden afghebeden/alsoo die Grave haer geschreven hadde/dat hem voor seker wedervaren soude/ 'tghene men dese ghevanghenen aendoen soude. Hier door zijn al dese goede lieden wederom na Haerlem ghesonden/beter als te vooren ghetracteert gheworden/ende eyndelijck zijn sy noch los ghecomen. Door des eenen ongheluck Comt den ander uyt den druck. Het innemen ende doorsteken van den Diemerdiick, 1573. in Martio / ende in Junio. [1573.] GHeduyrende het belegh voor Haerlem/heeft de Prince van Oranien allen moghelijcken vlijt aenghewendt om die vrome Burghers ende Crijchs-lieden te ontsetten/ ende den vyandt met schanden te doen opbreken/d'welck voor seker soude gheschiedt zijn/indien sy binnen met nootdrust van victualie waeren versien gheweest. Nevens andere middelen die de Prince van Oranien by der handt ghenomen heeft tot ontlastinghe of versichtinghe der belegherde / is oock desen gheweest/ dat hy Ioncker Diederich Sonoy bevolen heeft/ dat [1573.] hy met Crijchs-volck ende Pioniers den Diemerdijck innemen / doorgraven / ende wel besetten soude. Dit is eenen Dijck tusschen Amsterdam ende Muyden ghelegen/die de Suyder-Zee ende de Aemstel van het Haerlemsche Meer ende binnen-wateren scheydet / alsoo dat de Prince meester zijnde van desen Dijck / Don Frederico den toevoer van victualie hoopte te benemen. Sonoy heeft desen Dijck subijtelijcken bespronghen ende inghenomen/ ende hy heeft {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (38) Solvat ut Harlemios durâ obsidione Sonojus Magnanimus, medio castra aggere saeva Dimensi Disponit properatqƷ armis exscindere miles, Amstelius, sed non victricia signa reportat ==} {>>afbeelding<<} {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] de Sluyse die daerlach/ gheheelijck in stucken gheslaghen/ ende heeft een stuck weeghs van daer desen Dijck vry diepe ende wijdt doorghesteken/ ende hy heeft tusschen het doorghesteken gat ende de ghebrokene Sluyse wel acht hondert Soldaten opgheworpen/ met veel Pioniers ofte Delvers/ die haer in der haest aldaer begosten te beschansen. Sonoy is nae Edam ghevaren/om in der haeste meer schepen/ volck/ ende victualie hier te senden: Maer eer dit alles veerdich was / soo zijn die van Amsterdam op den xiiii. Martij met ontrent veertich Schepen/ wel versien met Soldaten ende Geschut/derwaerts getrocken/ende hebben de vijf Galeyen/drie Boots/ ende d'ander Schuyten en Schepen / die Sonoy daer gheleyt hadde / soo dapper aenghevallen/ dat des Princen volck/twee Galeyen/drie Boots/ende een Schuyte moesten verlaten / die de Amsterdammers creghen /d'andere weken onder den Dijck / ende salveerden haer onder 't Geschut der gheener die op den Diemer-dijck laghen / die selfs in groote benautheyt waren / want sy zijn te lande van de Amsterdamsche sijde met drie Vaendelen Knechten ende grof Gheschut / ende van de Muydersche sijde met een Vaendel aenghevochten / sy zijn oock te water van buyten Dijcks/ende van binnen Dijcks dapperlijck bevochten gheweest. Sonoy heeft ontrent veertich Schepen/ in der haest by een ghecreghen / daer in hy soo veel volcx als hy inder haest crijghen conde/ gheworpen heeft/ ende hy is daer mede t'seyle ghegaen / om de Soldaten op den Diemer-dijck te ontfetten: Hy heeft in't eerste de Amsterdamsche Schepente rugghe ghedreven/maer die van Amsterdam sonden wel te passe den haren eenighe groote Schepen ter hulpe/welcke de Noordt-Hollanders siende aencomen/ soo begaven sy haer op de vlucht/latende haren Gouverneur Sonoy midden onder sijner vyanden Schepen in duysent perijckelen/maer hy ontquam het noch/ende hy heeft stracx wederom door sijn neersticheyt soo veel [1573.] te weghe ghebracht/dat die van 't Noorder-quartier ontrent tachtentich Schepen/ soo groote als cleyne/ by een brachten om den Diemer-dijck te gaen ontsetten. Maer comende ontrent Edam / soo creghen sy tijdinge/dat des Princen volc den Diemer-dijck verlaten hadde des nachts tusschen den xviii. ende xix. Martij, met sekere Crab-schuyten ende andere ontcomende ende haer salverende soo sy best conden / meynende dat sy verlaten waren /ende datter gheen ontset meer voor haer te verwachten en was. Of wel de Noordt-Hollandtsche Armee te late quam om de belegherde op den Diemer-dijck te ontsetten/so trock sy even wel voorts/ ende heeft de Amsterdamsche Schepen bestreden ende binnen de palen van Amsterdam ghejaecht. Nae dat de Prince van Oranien verscheydene middelen ende weghen versocht hadde om die van Haerlem te ontsetten / ende de selfde hem allegaer misluckten/ overmits de vyandt soo sterck in sijn voordeel beschanst lach /soo heeft hy raedtsaem ghevonden / dat Sonoy wederom den Diemer-dijck innemen soude/op hope dat hy door dit middel het Spaensche Legher de victualie soude connen afsnijden/ ende het selfde door honghers-noodt te doen opbreken. Sonoy heeft den Dijck op den tweeden Iunij des midder-nachts met verlies van weynich volcx wederom inghecreghen/ ende hy heeft daer stracx ses schansen doen opwerpen / drie aen de sijde van Amsterdam / ende drie aen de sijde nae Muyden. Sonoy heeft in deser sake hem soo wijsselijck ende soo cloeckelijck ghedraghen/ dat hy meester van desen Dijck ghebleven is/onaenghesien de vyandt ghepoocht heeft hem met ghewelt daer van te drijven/d'welck te vergeefs zijnde/so hebben die van Amsterdam vijf Galeyen derwaerts gesonden / met noch andere Schepen / de welcke Sonoy wel hadde connen vermeesteren/ ofte van daer drij- {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} ven [1573.]/ maer het Scheeps-volck wasser onwillich toe. Hier door is het ghecomen/ dat den vyandt meester blijvende van het Meer / het Legher voor Haerlem ghenoechsaem heeft connen spijsigen/ weynich schade lijdende van den Diemer-dijck. Doch even wel heeft Sonoy dese plaetse so langhe inghehouden / tot [1573.] dat Haerlem inghenomen was. Hy is eerst den xvii. Iunij van daer vertrocken/ door last van den Prince van Oranien / want hy en conde daer gheen vrucht noch voordeel meer doen. Dapper ghevecht ter Zee tusschen de Spaenjaerden ende die van Vlissighen/ Anno 1573. [1573.] IC hebbe nu veel bladen beschrevē met verhalinge der geschiedenissen die te Lande gepasseert zijn in verscheydene Provincien en Steden: Nu moet ic ooc hier een weynichsken verhalē watter op Zee gepasseertis indē jare onses Heeren 1573. De Vlissinghers te water verscheydene treffelijcke victorien bevochten hebbbende/zijn so stout geworden/datse den xiiii. Ianuarij na Antwerpen geseylt zijn/ende hebben by nachte eenige Schepen gehaelt/die daer aen de kaye voor de Stadt vaste lagen/die sy te Vlissinge ghebracht hebben: Ja eenige waeg-halsen dorsten binnen Antwerpen gaen/ en̄ by nachte eenige lieden van den bedde halen/die sy dwongen by schoonen lichten dage sonder spreken met haer uyt de Stadt te gaen /die sy dan ransoneerdē. Sy hebben het Soontgen van Bouwen Ewoutsz. Admirael, tAntwerpē uyt den huyse van den Schout genomē/daer het als gevangen bewaert wiert/en̄ sy brochten dit kint by schoonen dage uyt de Stadt na hare Schepē. Jmmers de Vlissingers hebbent so gemaect/dat eē yeder van haer wiste te sprekē. Den Hertoghe van Alba de Vlissinghers ontsiende door hare coenicheyt en̄ cloecke daden die sy dagelijcx op Zee bedreven/schreef ende sont alomme na Vranckerijc/Danemarc/en̄ Oost-lant/om scheeps-volc/om die van Middelburg te ontsetten/ende de Vlissingers wat te doē binnen blijvē/ doch hy creech alleenelijc eenige Bremersche Boots-gesellē: Hy liet alle de schepen die hy conde becomen/eenichsins bequaem zijnde/toerusten/so t'Antwerpen/Bergen op Zoom/als elders: Hy deder ooc veel nieuwe timmeren: Het Geschut dat [1573.] daer toe noodich was/dede hy de Steden besorghen: Sijnen Admirael was Sanchio d'Avila, Gouverneur van het Casteel van Antwerpē. Jn den Winter deses jaers isser een Vlote van groote Rade-seylen/Smac-seylen/met Proviant-schepen/ tsamen LVI. Schepen/ onder het beleyt van Sanchio d'Avila van Antwerpen afgevaren/den xx. Febr. om Middelburg ende andere plaetsen in Walcheren / die noch Spacus waren / te provianderen: Maer comende ontrent Ter-Neuse/so hebben hun daer des Princen van Oranien Schepen bejegent/alwaer voor 'teerste het Oorloch-schip/daer den Admirael Worst op was/van eenige Smac-seylen van achterē seer doorschoten en̄ gerampaneert wert: Eyndelijck zijn dese twee Vloten met malcanderen al schietende en̄ schermutselende gecomē tot voor tLant vā Borsele/alwaer sy malcanderē seer dapperlijc treftē/so dat de Vice-Admirael Ian de Moor van Vlissinge/ den Vice-Admirael van Antwerpē aen boort clampte/en̄ also vechtende ontrent een half uyre/geraectē sy wederom vry van malcanderē. Ten laetsten so quam des Princē Vlote op ancker te liggen voor Borsele/en̄ des Conincx Vlote weeck wederom te rugge tot voor Ter-Neuse/ achterlatende den meestendeel van haer cleyne schepen/die de Vlissingers in den gront geschoten/verbrant/of genomen hadden. S'daechs daer na/ als de wint Westelijc was gewordē/so heeft des Princen Vlote seyl gemaect/om des Conincx Vlote te gaen bespringen: Maer die heeft seyl gemaeckt/en̄ heeft de {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] vlucht nae Antwerpen ghenomen: Des Princen vlote volchde achter aen al schietende / soo dat des Conincx volch en groote Schepen al vry groote schade leden. Hier bleef doodt den Colonel Arietta, by de sijne groot gheacht. Van weghen dese victorie was den Prince van Oranien seer verblijdt/ende schreef de selfde over aen den Raedt van Hollandt/met last om dese tijdinghe voorts aen alle Steden en plaetsen van Hollandt over te schrijven/ ten eynde het volck vermaent soude werden Godt den Heere hertelijck daer voor te dancken/ ende voorts te bidden/ dat Godt haere sake tot eenen goeden eynde wilde brenghen. Den Admirael des Conincx Sanchio d'Avila bevindende hem te onsterck om teghen de Vlissinghers op Zee te vechten / heeft t'Antwerpen meer groote Schepen toegerust/onder andere een Engels Schip/ dat daer van de Laken-vloote aenghehouden was: Hier mede is hy den laetsten Februarij van Antwerpen afghevaren / met eenen Noordt-Oosten windt. Tusschen Borsele ende het aerden Bolle-werck van Walcheren /begosten des Conincx/ ende des Princen Schepen dapper op malcanderen te schieten. Des Conincx Schepen waeren op de sijden al met roode Borgoensche Cruycen ghetekent/ op dat sy des te beter malcanderen soude kennen gheduyrende het gevecht. Dese beyde Vloten moesten/ overmidts den Noordt-Oosten windt / nevens malcanderen ten ancker comen met halve ebbe; Vele van des Conincx Schepen waeren wat ten winde-waerts van des Princen Schepen/met apparentie dat sy souden connen door-varen. Als het stille water werdt/soo zijn dese beyde Vloten onder 'tseyl ghecomen. Des Conincks Vlote poeghde met laveren op de Reede voor het Casteel van Rammekens te comen; Des Princen Schepen sochten haer dat te beletten. Eyndelijck een van 's Conincks Schepen/ d'welck seer groot was/ ghenoemt den Eliphant/ daer den Heere van Blicqui op commandeerde/ werdt aengheclampt van [1573.] Capiteyn Groeneven/ ende van Capiteyn Everkitte/ ende van noch een ander Oorlochs-schip: Jn het vechten zijn beyde dese cloecke Capiteyns/ met veel van haer volck/doodt ghebleven/als oock mede Capiteyn Cloot/die sich voor Zierickzee mannelijck gehouden/ ende dat hadde helpen winnen: Doch het Schip den Eliphant ghenoemt/ werdt noch ten lesten vechtender handt van de Vlissinghers inghenomen/ die doodt sloeghen al datter op was/ onder andere bleef oock den Heere van Blicqui met al sijn volck: Hy was een treffelijck Edel-man uyt Henegouwe/ hy wierdt met een keten uyt een grof Gheschut/ghetroffen/ende midden deur ghesneden. Een ander Schip/ ghenoemt het Landt van Beloften, gejaecht zijnde van de Zeeuwen / seylde teghens het aerden Bollewerck aen Landt/in welck Bollewerck laghen des Conincx Soldaten/ doch even wel heeft Capiteyn Joos de Moor het selfde aengheclampt met een groote couragie/ ende alsoo eenich volck uyt Vlissinghen nae dit Bollewerck over Landt marcheerde/ soo heeft des Conincx volck het Bollewerck verlaten/ ende Capiteyn Moor creech het Schip. Noch vier andere van des Conincks Schepen gheraeckten op een platte ofte sant/ ghenoemt Nat-gat/ aen grondt/ welcker een was dat groote Enghels Schip /noch een ander schoon Schip/ ghenoemt de Heudebarcke van Rosendal. Des Princen volck creghen alle viere de voorschreven Schepen: Een groot deel van het volck dat op dese vier Schepen was/ vluchtede met de Roeyboots nae het Landt/maer sy wierden van des Princen Smack-seylen in de grondt gheseylt ende verdroncken: Soo datter in alles ses Meers-schepen ofte groote Schepen ghenomen/ ende nae Vlissinghen ghebracht wierden/wel versien met veel Gheschuts/ ende gheladen met proviande om die van Middelburgh te victualieren: De andere wierden ghebercht {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (39) Quid Neptunicolas memorem acri Marte Zelandos! Agmina sanguinolentorum quot mersa sub Vndis! Et naves turbis fatas hostilibus Omnes Sic tandem jndomitos sequitur vindicta Tyrannos. ==} {>>afbeelding<<} {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] onder het Casteel van Rammekens / behalven een dat aen den grondt seylde tusschen het derde Bollewerck ende het voorschreven Casteel/ d'welck daer van de Spaensche selfs in brandt ghesteken werdt/ op dat het de Vlissinghers niet tot profijte comen en soude. Het volck werdt meest ghebercht. Dit Schip was met coorn geladen /d'welck niet heel tot den boden afghebrandt zijnde/ soo ginghen derwaerts veel arme ghesellen uyt Vlissinghe / om tot haer behoef noch wat daer van te crijghen. Dit gevecht ter Zee was seer furieus ende wreet/ want daer en wierdt gheen genade gebruyckt/maer watmen levendich crijghen conde aen beyde sijden/ dat werdt al vermoordt of verdroncken: Daer bleven veel Edel-lieden ende Officiers / behalven den Heere van Blicqui. Jn het Schip den Eliphant ghenoemt/vergaerdemen nae den strijdt de stucken van de Menschen in manden/als armen/beenen/hoofden/ &c. Also dat het meer een Slacht-huys ofte Vleeschhuys scheen te wesen /dan een Schip: Alsoo was het oock met de andere gestelt/daer het Gheschut dapper doorghevloghen hadde. Dies niet te min so heeft Sanchio [1573.] d'Avila sijnen last volbracht / ende hy heeft voor die reyse/de Stadt Middelburgh/Arnemuyden/ende het Casteel van Rammekens gheproviandeert/ hoe wel met groote schade: Want hy hadde op dese Schepen fleur van volck / het beste Scheeps-volck uyt Duynkercke / ende veel Bremers Boots-volck/ die meest al doodt bleven in dit ghevecht/in alles wel neghen hondert van des Conincx volck/ soo verdroncken/als doodt gheschoten of gheslaghen: Heel weynich ghevanghenen warender / onder andere wierdt ghevanckelijck binnen Vlissinghe ghebracht Charles Grenet, des Heeren van Werps Broeder/ die binnen Middelburgh was. De Mateloosen souden hem op het hooft te Vlissinge doodt gheslaghen hebben / hadden hem de Vrouwens niet ghebercht ende versteken. Want sy waeren soo verbittert op de Spaenjaerden ende Spaens-ghesinde / dat syse vast al over boort smeten ofte doodt sloeghen die sy creghen/sonder aen te sien van wat staet ende qualiteyt dat sy waeren/ ende hoe groot rantsoen datse presenteerden. Des Heeren stercken arm stont ons seer mercklijck by, En keerd' in enckel spot des vyandts hoovaerdy. Des Princen Soldaten nemen Rammekens in/ den vijfden Augusti, 1573. [1573.] OF wel Duc d'Alve nae vele neder-laghen ende verlies ter Zee /sach ende bevont /dar hy heel Zeelandt haest soude moeten verlaten/soo heeft hy nochtans allen mogelijcken vlijt aengewent/om Middelburgh/Rammeken/ende andere Schansen te houden/so lange als het hem eenichsins soude moghelijck wesen/ Tijdt winnen in den crijch is veel ghewonnen. Tot desen eynde heeft hy [1573.] door Sanchio d'Avila sijnen Admirael / laten toeruste soo veel Schepen als hy conde bemannen. Maer dewijle men t'Antwerpen hier mede doende was /ende dat het garnisoen te Middelburgh niet seer sterck en was/so heeft Charles Baysot een Edelman van Brussel gheboren/ (die nu Gouverneur van Vlissinghen {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (40) Arx jacet antiquum quae servat ab Arietc nomen, Oceano vicina, viris plena atqƷ alimentis, Firma loco, obsessam positis in culmine mali, Tormentis capit Auriacus, dolet Alba cadentem. ==} {>>afbeelding<<} {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] gheworden was/ ende Loys Boysot sijnen Broeder Admirael:) Ende de Heere Jan de Jonghe/oft Doctor Iunius, van Antwerpen ghebooren (die te Campveer in Rolles plaetse Gouverneur gheworden was) dese occasie waer genomen/ ende hebben in het beginsel van Augusto te water ende te lande belegheert het Casteel van Zeeborg/anders Rammekens genoemt/ gheleghen tusschen Vlissinghen ende Armuyden/ghemaeckt by Keyser Carel de vijfde/ om den inganck van de Riviere op die sijde te bevrijden. Nae dat de voorverhaelde Gouverneurs met haer by-hebbende Crijchs-volck wel beschanst waren/ soo hebben sy in sulck eenen corten tijdt/dat het schier ongheloovelijck is/een Mijne gegraven (Gouverneurs/ Capiteyns/ al datter was de schuppe in de handt nemende ende arbeydende) lancx door den Zee-dijck/aen 't Noordt-eynde van 't Casteel/ om het selfde door de cracht van veel busse-cruyts/d'welck sy daer onder brachten/te doen springhen. Die van Middelborgh en conden/ by ghebreck van volck/ gheen ontset doen: Ende op het Casteel en waren niet boven tseventich Mannen ghelaten: Want die beyde Gouverneurs hadden samblant gemaeckt / als of sy Armuyden meynden te gaen bespringen/waerom den Gouverneur van Rammekens met sijnen Chirurgijn ende eenige Soldaten in der haeste derwaerts getrocken waren/meynende die plaetse tegē de Vlissingers te helpen bewaren. De Gouverneurs voorschreven ordonneerden Capiteyn Joos de Moor/ ende Evert Hendricksz. toe te reyden ende op het spoedichste veerdich te maecken elck een Schip / die sy noemen Drommelaers / zijnde Smack-seylen/ die groot zijn/ ende nochtans niet diepe en gaen: Sy hebben op elck een van dese Schepen [1573.] gestelt een groote Meerse op den Mast/rontom scheut-vry voor een Musquet/meynende/als de Mijne soud egesprongen zijn/ende men het Casteel van de Landt-sijde soude aenvallen/dat sy dese Meers-schepen by het Casteel brengen souden/ om daer mede/by de Musquettiers in de Meersen liggende/de verweerders des Casteels van de Wallen te keeren. Maer als die van 'tCasteel dit alles saghen / ende bevonden dat sy te swack van volck waren om te contra-mineren ende teghen-weere te doen/ soo te water/als te lande belegheert ende bespronghen zijnde/ ende mede overmits dat haren Luytenant in sijnen arm geschoten was/ende dat hy ende de andere gequetste vreesden/ by ghebreck van haeren Chirurgijn / datse aen hare wonden sterven souden/ soo hebben sy / als des Princen volck ghereet stondt om den storm te water ende te lande aen te brengen/een Vrede-vaendel uytgesteken/teecken gevende dat sy wilden apoincteren/ d'welck geschiedt is/ ende is alsoo dit stercke Casteel/ den vijfden Augusti des Princen van Oraniens volck overgelevert/d'welck voor den Coninc een groot verlies was/want hier door verlooren de Spaensche de passagie ende inganc tot de belegerde Stadt Middelburg. De Soldaten die uyt Rammekens trocken/sijn met hare bagagie geconvoyeert/ende sonder schade tot voor Middelburgh gebracht. Men heeft in Rammekens ghevonden ende ghecreghen achtien stucken Gheschuts/ende veel amonitije/oock veel victualije/ als vleys/coorn/wijn/soo vele dat de Soldaten die daer in beleghert waeren geweest/wel drie maenden lanck daer van hadden connen leven. {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} Belegheringhe der Stadt Alckmaer, Anno 1573. [1573.] EEnen Jesuyter/ghenoemt Cornelius Claudius Chrysopolitanus, heeft den Coninck van Hispanien desen raedt ghegheven/ om haest een eynde te maecken van den Neder-landtschen crijch: Hy raedt sijne Majesteyt/dat hy een seer groot ende gheweldich Legher soude beschrijven ende te velde brenghen/ende dat hy daer mede soude belegheren ende innemen eenighe van de voornaemste Steden des Landts/ende voeghter by hoe hy/Meester gheworden zijnde/daer mede leven soude. Sijn eyghene woorden zijn dese / Oppugnata vel expugnata Civitate una vel altera ex praecipuis, vel tertia, quae pacem oblatam respuerint, tanta animadversione, tanta austeritate, ne dicam immani & plus quàm barbara & fera crudelitate, ibidem res agat in omnes usque ad minimum, insontes pariter & insontes (dictu durum) ut nemini parcat, nullius aetatem vereatur, conditionem vel sexum respiciat, aut impubis & tenellae aetatis misereatur, ut omnium aures haec audientes timiant, corpora horrore concutiantur, artus contremiscant, in verticem crines erigantur, vultus concidant, facies pallore immutentur, quo ceteris oppidis Belgij, timor incutiatur. Dat is te seggen/ Alsser een, twee, of drie van de voornaemste Steden, die den aenghebodenen vrede ende ghenade verworpen hebben, sullen bestormt ende inghenomen zijn, so sal de Coninck aldaer sulcke straffe, sulcke ghestrengicheyt (om [1573.] niet te ghebruycken de woorden van onmenschelijcke ende meer dan Barbarissche ende beestelijcke wreetheyt) oeffenen ende bedrijven moeten teghen alle ende eenen yeghelijcken, van den cleynsten tot den grootsten, sy zijn schuldich ofte onschuldich (al hoe wel dat dese woorden hart luyen) dat hy niemandt verschoonen en sal, sonder aensien van jaren, van staet of qualiteyt, hy sy Man of Vrouwe, hy sy Kindt of jonck van jaren, hy en moet met niemanden barmherticheyt hebben, maer soo handelen, dat eenen yederen die het hoort vertellen de ooren tuyten, haere lichamen schudden en beven van schrick en vreese, dat hare ledematen citteren, ende haer de hayren te berghe staen, haer ghelaet sich onstelle, haer aensichte bleeck en doodt-verwich worde: Op dat den anderen Steden van Neder-landt eenen schreck ende vreese aenghejaecht worde. Het blijckt ghenoechsaem aen de moorderijen ende wreedtheden die Duc d'Alba binnen Mechelen/Zutphen/Naerden/Haerlem/ende elders ghepleecht heeft/ dat hy de wreede lesse des Jesuyters Chrysopolitani seer wel gheincorporeert heeft ghehadt. Maer even wel en is hy tot sijn voornemen met d'andere Steden niet ghecomen. Want nae den wreeden moordt binnen Haerlem begaen/ heeft Duc d'Alba brieven gheschreven aen alle de Steden van Hollandt/ ende oock aen andere/ haer ghenade aenbiedende/ ende soo sy die niet dadelijck aen en namen/ haer dreyghende met alle rigeur ende wreedtheyt te overvallen: Maer niemandt en gaf hem gehoor: Jae die van Rotterdam ontboden hem/ dat sy wel den Coninck van Hispanien voor haeren Heere erkenden/ maer dat sy niemandt anders voor des Conincx Stadt-houder in Hollandt en bekenden/ dan den Prince van Oranien. Wat oock Duc d'Alba {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] met sijn wreedtheyt ende tyrannije heeft te wege gebracht / heeft stracx ghebleken aen die van Alckmaer/ daer van ick hier een cort verhael doen sal. Vier daghen nae dat de Spaenjaerden Haerlem hadden vermeystert/namelijck op den sesthienden Iulij, soo hebben sy derde half duysent Voet-knechten/ ende vier Vaenen Ruyteren nae Alckmaer ghesonden / meynende dat de Burghers daer binnen/ soo verschrickt ende bevreest souden wesen/ om t'ghene dat soo heel corts binnen Haerlem gheschiet was/dat sy datelijck haere Stadt in handen van Duc d'Alve souden overgheven/maer of wel eenighe vreesachtich waren/ alsoo dat sy in aller ijl ghevlucht ende verloopen zijn/ andere oock rieden datmen het Spaensche garnisoen in de Stadt nemen soude: Soo bleef nochtans den meestendeel ghehert ende wel ghemoet / om den wreeden bloedt-dorstighen Spaenjaert teghenstant te doen. Daer laghen doe recht wel te passe eenighe van des Princen Soldaten te Heyloo/ ende ontrent Egmont op de Hoeve/ die door het voorsichtich beleyt van den Oversten/ Joncker Iaques Cabelliau (die gheduyrende de belegheringhe Gouverneur in de Stadt gheweest is) ende Capiteyn Ruychaver in der Stadt gheraeckten/ die stracx met haer schieten en schermutselen de Spaenjaert boodtschapten/ dat sy noch van ghener meyninghe en waeren hem in de Stadt te laten comen. De Spaenjaert aldus ghegroet ende ontfanghen zijnde/ is voor datmael/ van daer vertrocken nae Haerlem/ mede nemende eenen grooten hoop beesten/ende Egmont binnen aen brandt stekende. De Spaenjaerden vertrocken zijnde/ soo hebben die van Alckmaer begost haer te verstercken/ haere Wallen te verbeteren/ ende provisie van coorn/mout/ ende bus-cruyt te doen /ende goede ordre te stellen om des vyants gewalt te verwachten ende af te keeren. Het quam die van Alckmaer/ Leyden/ Edam/ Munnickerdam/ Purmereynde / ende het gantsche [1573.] Noorder-quartier seer wel te passe/dat even te deser tijdt de Spaenjaerden binnen ende buyten Haerlem mutineerden/ ende wilden niet optrecken/ of sy wilden eerst betaelt wesen/ zijnde ten achteren wel acht en twintich maenden/ want uyt Spaenien nu langhe tijdt gheen gelt ghecomen en was/ ende Duc d'Alve vreef de indien hy de Landen ende Steden/noch staende onder de ghehoorsaemheyt van den Coninck / in deser tijdt meer gelts wilde afschatten/ datse lichtelijck van hem afvallen/ende den Prince van Oranien toevallen souden. Doch Duc d'Alve heeft Chiapijn Vitelli Marquis van Cetona nae Haerlem ghesonden/die eyndelijck na veel onderhandelinghe op den xiiii. ende xv. Augusti haer bevredicht heeft/soo met gelt/ (elcken Spaenjaert dertich Croonen ghevende) als met schoone beloften / ende hope van plonderinghe ende rantsoeninghen van Alckmaer ende andere Steden; Maer hy vercocht haer de Beeren huyt / eer den Beer gevanghen was / als nae der handt ghebleken heeft. Duc d'Alve sijnen volc nu wederom tot sijnen wilghecreghen hebbende / so heeft hy voorghenomen sich meester te maken van geheel Noodt-Hollandt/Water-Landt/ ende de Suyder-Zee. Den Grave van Bossu gaf hy den last te water/ende sijnen Sone Don Frederico gaf hy commissie om te lande den Crijch te voeren. Datelijck heeft Don Frederico gesocht sijnes Heer-Vaders last ende wille in het werck te stellen/ beginnende aen Alcmaer/op den een en twintichsten Augusti, derwaerts sendende ettelijcke Vaenen Ruyters/ ende eenighe Vaendelen Voet-volcks/ om de Stadt te berennen/ ende aen alle sijden te besluyten/ ende alsoo den toevoer van victualie af te snijden. De Burghers ende Soldaten vielen mannelijck uyt / ende hielden schutgheveert teghen haeren vyandt/ maer {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (41) Cinxerat ALCMARIAM durâ obsidione Tyrannj Filius Albanj vastare hanc caedibus optat Obsistunt pariter generoso pectore cives, Hinc sua Castra levi trepidus formidine vertit ==} {>>afbeelding<<} {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] also de selfde stracx sterck ontset creghen/soo moesten sy wederom in de Stadt wijcken / latende de Vaert in het gewelt der Spaenjaerden. Als corts hier na al des vyandts gewelt gecomen was/sterck zijnde wel sestien duysent Man/soo zijn alle passagien ende toegangen der Stadt so beset geworden aen allen sijden/ datter niemant/dan met seer groot perijckel/uyt ofte in comen en conde. Daer vielen daghelijcx veel schermutselinghen tusschen die van der Stadt/ ende de Spaenjaerden/met schade van beyde partijen. Den tweedē Septembris is Marten Pitersz. Stadtstimmerman/een seer cloeck ende verstandich goet patriot uytgesonden met brieven aen Joncker Diederijc Sonoy/Gouverneur van het Noorder-quartier ende voorder aen den Prince van Oranien/om den noot der belegerde aen te dienen/voorslaende/datmen om Alcmaer te ontsetten behoorde het water in te laten/ende over het landt te laten loopen. Maer dit hebben eenige/die haer landt ende koeyen daer hadden/ lange tegengehouden/meer achtende haer particulier profijt/ dan des Landts voordeel. Die van Alckmaer op den xv. Septembris uytgevallen zijnde/hebben een Loop-schanse becropen/alwaer sy eenen Spaenjaert/ genoemt Ian Pronymo gevanckelijck creghen/den welcken sy in de Stadt brachten. Desen Spaenjaert gedreycht zijnde/datmē hem hangen soude/heeft belooft alle secreten ende gelegentheyt van het Legher te openbaren/soomen hem het leven wilde schencken. Doch hy is even wel/na dat hy veel dingen geopenbaert hadde/opgehanghen. Als hy ter doodt werde geleyt/so heeft hy seer jammerlijck sijns lijfs ghenade ghebeden/ ghebruyckende onder andere woorden oock dese/ Indien ghylieden my wilt het leven houden laten, so wil ick in den Duyvel geloven, ende dien aenbidden, gelijck als ghylieden doet. Dewijle men den gemeynen hoop der Spaenjaerden inbeeldet en̄ wijs maeckt/dat wy hier te lande den Duyvel aenbidden (gelijc noch voor vijf jaren de Jesuyten van Munster in openen druck een Boecxken hebben uytgaen laten/ [1573.] daer in sy schrijven/dat den Calvinisten Godt de Duyvel is) so en ist trouwens geē wonder/dat sy ons dus bitterlijc te vyere en̄ te sweerde vervolgē/meynēde God den Heere een ghename offerhande te doen/als sy die van de Gereformeerde Religie dooden en̄ vermoordē. Don Frederico heeft tot het maken sijner beschansingen/batterijen/ende andere wercken niet alleen ghebruyct gehuyrde Pioniers/ ende 'tgespuys van geforceerde boeven/banditien/ende Galleye-boeven/maer de vrome Burghers van Haerlem moesten mede pionieren/elck sijn beurte ofte so alst het lof gaf/uyt alle de Hoopmanschappen/niemant uytghesondert/tot drie hondert toe/welck getal stedes vol blijven moest/soo haest alsser eenē doot geschotē wiert/of verliep/stracx moesten eenen anderen Burgher van Haerlem in sijn stede comen. Als de Burgers seyden/dat haer genade belooft was/na dat sy haer leven ende haer goet met tweemael hondert duysent ende veertichduysent guldens/geransoneert en̄ vry gecocht haddē; So gaf men haer voor antwoorde/dat mense aldus gebruyckte/en was niet om haer te straffen ofte te doen stervē/maer op dat sy haren Coninck souden dienst doen/voor den welcken sy schuldich warē haer lijf en̄ goet te wagen. Den xviii. Septembris in den morgenstont hebbē de Spaenjaerden seer vreeselijc begonnē de Stadt te beschieten/ met twintich groote stuckē/schietende ysers van veertich ponden swaer: Sy schoten op eenē dach wel over de twee duysent scheuten/ ende maecten een groote bresse aen den Rooden toorn/ en̄ aen de Friessche Poorte/alwaer sy des namiddaechs ontrent drie uyren eenen dapperen storm aenbrachten: Maer die van binnen deden sulcke mannelijcke teghenweer met haere roers/verre-jaghers/ gavelijnen/rappieren en steenen/ oock met brandende peck-reepen/ die sy de Spaenjaerden over 'thooft om den hals wierpen/als oock met heet calck-water/ende dierghelijcke: Dat sy desen storm lustich afsloeghen met groot verlies der {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] Spaenjaerden/endecleyne schade der belegerde/die so vromelijck malcanderen bystonden/dat niemant van sijn plaetse en weeck/ten ware dat hy dapperlijck gewondet was: Jae de Vrouwen/Jongers/ en̄ Meyskens deden mede tegen-weer/ghestadelijck aenbrengende geteerde en̄gesmeerde hoeppen/die sy aen brant staken/en̄ na den vyant wierpen. Als des vyants eersten storm afgeslagen was/so quamender terstont andere Regimenten versch aenvallen/veel meer en̄ stercker aenvallende/als d'eerste gedaen hadden/maer sy moesten mede op een corts met schande en̄ groot verlies te rugghe trecken/onaengesien dat sy met een furieuse couragie aenvielen /roepende Victoria, victoria. Terwijle dat desen storm geschiede aen de Friesche Poorte/so isser oock by den Rooden Toorn eenen seer bloedigen ende geweldigen aenval gedaen/alwaer de Spaenjaerden een storm-brugghe aenbrachten/daer mede sy de Stadts-wallen met groote menichte van volcke beclommen hebben; Doch God de Heere heeft de belegerde so veel herte en̄ moet gegeven/datse daer oock cloeckelijc den vyant hebben afgeslagen/die terstont wederom met versch volc aenquam/d'welck ooc afgeslagen wiert: De Spaenjaerden zijn ten derden male met noch meer versch volck aenghevallen als te vooren/doch sy hebben alsoo groote schade en̄ schande behaelt als de voorighe. Desen storm duyrde tot 's avonts te seven uyren/tot dat den donckerē nacht aen quam. Men achte dat Don Frederico in dese stormen verloren heeft over de duysent Mannen/waer onder veel Hooft-officieren ende Bevel-hebbers waren/als Don Francisco de Bobadilla, Diego Felice, Blasco Nuvies de Carvayal, ende andere. Die van binnen verlooren maer xxiiii. Soldaten/ende xiii. Burghers/doch daer warender vele gequetst. Die van binnen cregen by nachte der Spaenjaerden storm-brugghe die op [1573.] wijn-pijpen ghemaeckt was. Op den xx. Septembris heeft Don Frederico wederom seven of acht hondert scheuten op de Stadt gedaen/en̄ alles tot den storm bereyt ghemaeckt/gelijck die van binnen ooc haer tot tegenweere bereyt hebben/d'welc de Spaenjaerden merckende/soo en zijn sy so dol niet aengevallen/als sy voor desen gedaen hadden/sy zijn na een corte schermutselinge en̄ proeve weder te rugge geweken/ ende wat neersticheyt dat Don Frederico dede/sy en wouden niet wederom aenvallen. Den Oversten Sonoy heeft de Sluysen doen openen/ ende hy heeft hier en daer de Dijcken deur-gesteken/ waer deur het water so overvloedelijc in't Lant geloopen is/dat mē tusschen de Schansen van Crabbendam en̄ van Schooreldam niet anders dan den top of thoochste van den Reecker-dijc gebruycken en conde. Don Frederico siende/dat al sijn moeyte te vergeefs was/ende sijn volck onwillich was om wederom dese Stadt te bestormen / oock seer benaut zijnde door den inval des waters / en̄ dagelijcx noch erger vreesende/ want hy in perijckel stont/so het water noch meer opgeloopen hadde/dat hy sijn Geschut niet en soude connen vervoeren/jae dat hy selfs ende sijn geheel Leger daer souden verdrinckē: So en heeft hy't niet geraden gevonden daer langer te blijven liggē/maer heeft geresolveert met sijn Leger op te brekē/gelijc geschiet is. Hy is den viii. Octobris na Amsterdam tot sijnē Vader gereyst/latende voorts de sorghe van het afvoren des Leghers Francisco Baldeo. Aldus heeft dese belegeringhe/nae dat sy seven weken gheduyrt hadde een goet eynde genomen voor die van Alckmaer ende het gantsche Landt/des sy met vreuchde spraken/gelijck in den 124. Psalm gheschreven staet. Ghelooft zy de Heere, dat hy ons niet en geeft ten roove in onser vyanden handen. Onse siele is ontcomen als eenen vogel den strick des Vogel-vangers, het strick is verscheurt, ende wy zijn vry. {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} Geertrvyden-bergh van des Princen volck beclommen ende inghenomen / den acht en twintichsten dach Augusti, Anno 1573. [1573.] DEwijle den Crijch op de Zuyder-Zee / tusschen de Noort-Hollanders/ ende den Grave van Bossu/ als oock tusschen den Heere van Beauvoys/ ende de Zeelanders/op het heetste ende heftichste was / ende Amsterdam/ Middelburgh/Haerlem dapperlijck streden ende bestreden wierden: So heeft sijn Princelijcke Excellentie/stedes wakende over de welstant deser Landen / verscheydene aenslaghen ghehat op dese ende gheene Steden/ noch staende onder de gehoorsaemheyt van Duc d'Alve/hy heeft gepoocht die te vryen van het Spaensche jock/ ende door hare vryinghe/de belegherde ende benaeude Steden des te beter te verlichten ende te ontsetten. Hier toe heeft sijn Princelijcke Excellentie seer wel gedient ende te passe gecomen sijnes Luytenants des Heeren van Poyets cloeckheyt ende ervarentheyt/die heeft eenich verstant gecregen binnen Geertruyden-berghe/ door welcker hulpe/ of sy schoon weynich in ghetale waeren / hy verhoopt heeft / sich meester te maken van dese Stadt. Hy heeft sich vervoecht by sijn Princelijcke Excellentie als die te Dordrecht was/ om ordre te stellen op het verbeteren ende verstercken dier Stadt / die desen aenslach op Geertruyden-bergh wel aen stont/ ende heeft goet ghevonden / dat den Heere van Poyet by de Bredasche Poorte dese Stadt in der nacht in stillicheyt soude beclimmen. Daer en lach in der Stadt des maels maer een Vaendel Waelen onder eenen Spaenschen Capiteyn. De voorschreven Poyet heeft desen aenflach met soo goede ordre/ ende stillicheyt weten te beleyden/ dat hyde Stadt op den acht en twintichsten Augusti heel vroech in den morghen-stont / alsmen ter Misse luyde / heeft beclommen ende inghenomen/met sulcke stillicheyt ende behendicheyt/dat aleer de Waelen die daer in garnisoen laghen/wisten datter eenige [1573.] vyanden ontrent waren/so was de Heere van Poyet met sijn volck al binnen de Stadt / ende eer de Waelen haer conden ter weere stellen/so zijnse meest doodt gheslaghen/de reste ontloopende/ende sich verstekende/elck so hy best conde of mochte. Capiteyn Draeck spronck achter uyt de venster sijnes Loghements/ d'welck aen de Stadts-grachten streckte /latende op de tafel ligghen de leeninghe/die hy 's daechs te voren hadde ontfanghen/in meyninge zijnde die uyt te deylen des selven daechs als sy besprongen wierden/welc gelt des Princen Soldaten onghetelt ende sonder te weghen aennamen. Den Borghers ende Jnwoonders en werdt niet misdaen / elck een mocht by den sijnen vry en franck blijven / sonder om de Religie/ of om eenighe andere oorsaken ghequelt of verdreven te worden; sijn Princelijcke Excellentie heeft willen betoonen / ende doen blijcken met der daedt/dat hy den Crijch niet en voerde tot ruine ofte naedeel der Borgheren ende Jnwoonderen der Landen/ gelijck Duc d'Alve met sijnen Spaenjaerden dede / maer om de Landen te verlossen uyt de handen ende tanden der wreede bloedt-honden / ende verderwers van Landen en Steden. Daer wierdt binnen Geertruydenberghe tot Gouverneur gestelt Ieconimus van Seraets, die corts hier nae van zijn eygen volck aldaer is deursteken in eenen tumult ofte oploop. Die het deden/ zijn aen het leven gestraft geworden/ ende het Vaendel van Capiteyn Trillo is daerom ghecasseert gheworden. Den achsten Novembris deses selfden jaers hadde Joncker Arent van den Dorpe / Gouverneur van Zierickzee / eenen aenslach op de Stadt van Ter-Tolen / doch die en gheluckte soo wel niet/ als den {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (42) Interea Auriacus Geertrudae milite Bergas Magnanimo jnvadit tectè sine caedibus ullis, Effugiunt Mauri, Redeunt in faedera Cives, Concordes animis et amica pace ligantur. ==} {>>afbeelding<<} {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] voorverhaelden. Als hy met sijn volck by nachte t'Schepe aen dese Stadt ghecomen was/ soo heeft hy met een balck ofte raem / daer veertich Mannen aen stonden/soo dapper aen een van de Poorten gheclopt ende ghestooten / dat syse opcreghen ende gheraeckten daer binnen: Sy versloeghen wel by de hondert Mannen / die op de wacht waeren / maer alsoo de Spaenjaerden daer in garnisoen ligghende/ door desen alarm uyt den slaep geweckt zijnde/stracx op de beenen quamen /soo is Joncker Arent van den [1573.] Dorpe met sijn volck so dapper ontmoet /dat sy daer met ghewelt zijn uytgeslagen ende gedreven/ de achterste hebben de voorste niet ghesecondeert nochte gevolgt met sulcke dapperheyt ende couragie als sy wel hadden behooren te doen/het schijnt datter subitelijck eenen schreck onder haer gecomen is. Doch Joncker Arent van den Dorpe heeft als een cloec ende ervaren Crijchs-man sijn devoir wel ende ghenoech ghedaen. Alle aenslaghen en lucken niet. Het ghevecht tusschen die van Noordt-Hollandt / ende den Grave van Bossu op de Zuyder-Zee / daer den voorschreven Grave ghevanghen wert / den XI. Octobris, 1573. DE Grave van Bossu is den twaelfden Septembris van Amsterdam ghevaren/met een schoone Armade Schepen/ van Crijchs-volc ende alles wat ter oorloge van doene was/ seer wel voorsien/ ende hy heeft de Schanse te Schellinckwoude/ ende vast alle de sterckt en op de Waterlandtsche Dijcken ligghende / vermeystert / ende eenich volck in Water-landt ghebracht: Maer hierom en hebben die cloecke Noordt-Hollanders den moet niet verlooren gegeven / maer sy hebben terstont ende met ongeloovige haesticheyt vier en twintich oorlochschepen cleyn en groot toegherust/ maer en conden de selfde met so veel Gheschuts niet versien / als wel van nooden was/door dien sy veel Geschuts in de Schansen ende Sterckten op de Dijcken ligghende/ ende nu van Bossu ingenomen/verlooren hadden: Sy namen in hare Schepen de helft van Capiteyn Jan van den Cornputs/en̄ Capiteyn Niclaes Ruychavers crijchsvolck/ die verdeylende in hare Schepen. Jn den Admiraeltrat Ruychaver / en̄ Cornput bleef aen Lant/ om te sien wat den noot vereysschen soude. De Grave van Bossu heeft na dese victorie nieuwen moet gecregen/en̄ na Amsterdam tot Duc d'Alve varende/heeft hy hem voorts gearmeert ende versterckt/meynende de oorlochs-schepē van het Noorder-quartier te overvallen/ en̄ sich meester te maken van de Zuyder-Zee. Den derden Octobris trat Bossu t'Amsterdam in sijn Admirael-schip/de Jnquisitie genoemt/in alles sterck zijnde dertich schoone Schepen/van alles wel versien/ by sich hebbende veel Edelen ende Heeren/ behalven het puyck van Soldaten/ uyt alle Regimenten ende Natien. Het Schip d'Jnquisitie ghenaemt/ hadden die van Amsterdam op hare costen laten maken/ende 'twas het grootste / dat noch oyt in de Zuyer-Zee was ghesien gheweest. Den vijfden ginck hy 'tseyle ontrent elf uyren voor middach / ende viel met groot gewelt ende getier op de Noort-Hollandtsche Schepen/die haer dapperlijc geweert hebben/ende zijn van drie uyren des nae-middaechs tot aen den duysteren avont met schieten dapper aen den anderen geweest: {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (43) Bossuvius gessit certamina classica belli, Auspicio non felici, fit Maxima caedes, Mergit Jber, multaeqƷ natant in sanguine puppes, Cum Duce max totae veniunt invincula classes. ==} {>>afbeelding<<} {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] Des anderen daechs begosten sy smorghens vroech wederom dapper op malcanderen te schieten / dit duyrde den gheheelen dach/ ende liepen dwers deur malcandern henen: De Noordt-Hollanders seer wel ghemoet zijnde/ sochten te enteren ende den vyandt aen boort te clampen: Maer de Bossusche beter als de Noordt-Hollanders met Gheschut versien wesende/ende oock beter beseylt zijnde/ weygherden ende ontweken sulcx/ niet anders soeckende dan de Hollanders met haer Gheschut te quellen ende te verduyvelen. Niet te min/ een Noordt-Hollandts Capiteyn / ghenoemt Iacob Til, heeft een van Bossuys Schepen/ daer Schuylenburgh/ swagher van den Admirael Boschuysen/ Capiteyn op was/ tot drie mael a en boort gheleyt/soo dat hy 'tselve ten laetsten overweldicht heeft/ ende heeft Schuylenburgh met noch se vene van sijne ghesellen ghevanckelijck binnen Hoornghesonden /ende de reste/ tot ontrent vijftich toe/soo doorsteken/als over boort ghesmeten/doch het Schip werdt hem van de Bossusche wederom afghenomen. Den elf den Octobris zijn de Noort-Hollanders des nae-mid daechs t'seyle gegaen/ende zijn op des Graven van Bossuys Schepen met een groot couragie aenghevallen/ ende hebben dese beyde Armaden soo dapper op malcanderen vyer ghegheven met haer grof Gheschut/ als oock met hare Musquetten ende Roers/ dat het schrickelijck was om aen te sien. Jnt eerste scheen het als of de Grave van Bossu de victorie soude ghecreghen hebben; Maer de Noordt-Hollanders weerden sich als onversaechde Leeuwen/ ende sochten al den vyandt aen boort te clampen/ gelijck sy wel fomtijts deden/maer den vyandt maeckte hem elcke reyse wederom los; Doch eyndelijck heeft Cornelis Dircksz. Admirael van het Noorder-quartier geclampt aen den Admiraels Schip van den vyandt/ daer de Grave van Bossu in was/ daer in werpende uyt de Meersen potten met onghelesten [1573.] Calck/ Grenaden/ Busse-poeder/ ende andere der ghelijcke dinghen/ om sijnen vyandt te beschadighen ende in disordre te brenghen/ende hy heeft met groote furie den Admirael bevochten/ die niet los van hem comen en conde/ maer bleven vast aen malcanderen tot 's anderen daechs toe/vechtende/schietende/slaende malcanderen seer dapperlijck. Daer zijn noch twee Schepen den Noordt-Hollandtschen Admirael ter hulpe ghecomen. De Grave van Bossu siende dat het hem niet moghelijck en was langher teghen weere te doen/ende datter niemant van de sijne en quam om hem te ontsetten/ooc dat sijn Schip aen den gront ghecomen was: Soo heeft hy sich ten laetsten/nae dat hy van den thienden dach Octobris te elf uyren/ tot den elfden te twaelf uyren/als oock den geheelen voorgaenden nacht/ dapperlijck sonder rusten ghevochten ende sich gheweert hadde/ ten laetsten moeten overgheven in de handen van Cornelis Dircksz. Admirael van Noordt-Hollandt/met dese conditien: Dat den voorschreven Admirael/ Hoopman Ruychaver / ende den Gheweldighen Provoost Jochim Nievindt/ den voorschreven Grave van Bossu met sijn familie/desghelijcx oock sijne Crijchs-lieden/haer ghevanghen souden gheven/ behoudens lijf en leven: Dat den voorschreven Grave soude getracteert ende ghehouden worden/ als eenen ghevanghenen Grave toebehoort. Aengaende die andere Soldaten/Duytsche/Waelen/ ende Spaenjaerden/datmen daer mede soude handelen nae oudt Crijchs-ghebruyck/ den eenen gevangenen tegen den anderen los latende/ofte betalende voor haer rantsoen yeder een maent solts. De andere Schepen siende dat haren Admirael overweldicht was/ ende dat noch eenighe van haere beste Schepen in den grondt gheschoten ende versoncken waeren met al datter op ende in was. Soo namen sy de vlucht nae Amsterdam/oysettende soo veel seyls {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] als sy eenichsins voeren conden. De giericheyt des scheeps-volcx / d'welck-stracx aen den buyt viel/ gaf dese Spaensche Schepen tijdt om te ontcomen/ die voor de ondiepte te Pampis comende/ haer Geschut in water-schepen lichtten/ende wierpen haren ballast over boort/ende gheraeckten alsoo over Pampis/eer de Noordt-Hollanders by haer quamen: Men hadde t'Amsterdam ghestroyt/ dat de Enchuysers meest houten geschilderde Gheschut op hare Schepen hadden / maer de Spaensche Schepen ende Soldaten hebben soo dapper het contrarij bevonden/ dat syse niet meer en dorsten verwachten. Daer zijn op des Admirael Bossuys Schip geweest/ meer dan dertich schoone metalen stucken Gheschuts/ soo halve Cartouwen / als Slanghen/halve Slanghen/dubbelde ende enkele Falcenetten/met veel amunitie van oorloghe/ ende schoonen buyt van allerley costelijck goet/ d'welck men daer in ghevonden heeft/ als het met Bossu binnen Hoorn ghebracht wierdt/daer het nu noch leyt. De ghevanghens diemen van Bossuys Schip/ als van andere in ghenaden ghenomen heeft/ waren in alles ontrent drie hondert/ te Hoorn werdender ontrent twee hondert ghebracht/ ende tot Enchuysen ontrent hondert: Onder welcken allen de voor-naemste waren/de Grave van Bossu/de Heere van Cruninghen/Weldam/ Gerrit Pijnsen/ Joos van de Werwe/Gerbrant van Warwijck/Romery Quesnoy / Blijenborgh/ Herdenbroeck/ Numan/ Ferdinando Lopez / ende Corquera / die Capiteyn was van de twee hondert Spaenjaerden die op des Admiraels Schip waren. Als de Grave van Bossu binnen Hoorn ghebracht wierdt/ soo is hem groote spijticheyt ende onbeleeftheyt aen-ghedaen van het graeuwe ende andere onder het ghemeene volck hem nae-roepende ende verwijtende / dat hy een oorsake was van het vermoorden der Borgeren binnen Rotterdam ende Naerden/ ende dat hy ghecomen zijnde [1573.] om haer ooc te vermoorden/sijnen loon crijgen soude. Dese luyden en wistē doe noch niet op wat conditien dat sich dese Grave hadde ghevanghen ghegeven/anders souden sy veel licht hem beleef der toe-gheweest zijn. De Grave van Bossu bleef te Hoorn in gevanckenisse/tot dat de Pacificatie van Gent ghemaeckt ende ghepubliceert is gheworden/ Anno 1577. Door middel ende tusschen-spreken van desen ghevanghen Grave/vercregen de gevangene Borgers van Haerlem versekeringhe van haer leven by Duc d'Alve/die alreets ghecondemneert waren te sterven. De Gouverneur Sonoy heeft in alle de Noordt-Hollandtsche Steden ende Dorpen eenen vast ende bede-dach verordineert/om Godt Almachtich te dancken voor dese treffelijcke victorie. Die van Hoorn hebben de Vlagge van het Admirael-schip/genoemt de Jnquisitie (tegen de welcke den Landen den Crijch voerden) op-ghehanghen in hare groote Kercke/ ende sy hebben tot eeuwighe ghedachtenisse van dese victorie/ in hare Kercke doen stellen dese Jncarnatie: DeVr LoVter geWeLt Van MenICh heLt Der VrIIe WestfrIesChe natIe, Wert bossV gheVeLt: dIt hIer ghesteLt tot Lof-teecken Van godts gratIe. Als dese tijdinghe t'Amsterdam quam/ soo wasser een groote beroerte in de Stadt/Duc d'Alve wouder sterck garnisoen binnen leggen/maer conde tot sijnen wille niet comen/ vreesende eenen op-loop der Ghemeynte /des te meer om dat hy aldaer veele schuldich was. Hy liet 's ander-daech met Trompetten uytroepen/ elck soude den naesten dachs om sijn gelt comen/maer hy vertroc 's morgens vroech/sonder betalen/scheydende met eenen stanc/gelijc de duyvel doet. {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} Dvc d'Alba stelt eenen nieuwen Raedt/over Geestelijck ende Weereltlijck / ghenoemt den Bloet-Raedt. Anno 1567. [1567.] ALs DVC d'ALBA in het Gouvernement der Neder-landen ghetreden was/ ende hy sijn Spaenjaerden in de beste Steden van Brabant ende Vlaenderen gelogiert hadde/ den Magistraeten de sleutelen harer Stadt-poorten af-nemende: Soo heeft hy eenen hooghen Raedt opgherichtt/ bestaende uyt twaelf persoonen/ meest vreemdelingē /daer van hy het Hooft ende President woude zijn; Ende hy wilde hebben/dat de opinien der Raets-Heeren niet anders en souden wesen dan consultive, dat is/ als raedt-gevende / maer niet decisive, dat is/te besluyten ende ordeelen: Hy wilde dat het alles aen sijnen wille ende goet-dunckenhangen soude. Corts nae het op-richten deses Raedts/is de Licentiaet Iohan de Vergas, eenen gheborenen wreeden Spaenjaert / die om sijne boose daden uyt Spanien gebannen was/President geworden/die glorierende in sijne hoocheyt ende tyrannie pleech te segghen/Vergas habet virgas, Vergas heeft Roeden: hy is gheweest een scherpe Roede/welcke Godt ghebruyckt heeft tot een straffe deser Landen. Hy hadde tot by-sitters Doctor Loys del Rio, Ian de la Porta, Snouck, Iaquelet, Roda, Hessels, Biese, ende andere der ghelijcke meer/al Spaenjaerden/ ofte immers ghespanioliseerde persoonen / welcker eenige nochtans niet willende sulcke godtloose saken by-vallen ofte toe-stemmen/ als daer daghelijcx verhandelt wierden / haer meesten tijdts absenteerden / ende sochten van dit ampt ontslaghen te worden: Soo dat ten laetsten Vergas met Doctor Loys del Rio, ende den Secretaris de la Torre, het bewint schier alleen ghehadt ende gehouden hebben/ten over-staen van Duc d'Alba. Desen nieuwen Raedt wierdt ghenoemt Le Conseil de Troubles, Den Raedt van de Beroerten, maer overmidts by sententien ende vonnissen deses Raedts veeler Menschen bloedt vergoten [1567.] wierdt/so is desen Raedt ghenoemt geworden Den Bloedt-Raedt. Deses Raedts commissie ende last/ achter-volghende de resolutie daer van in Spanien ghenomen / was eerst dese: Te procederen teghen de Gheconfedereerde Edele/ als oock teghen de Predicanten der Ghereformeerde Religie/tegen de Consistorianten / dat is /die mede te Nachtmale ghegaen hadden / teghen de Beelde-stormers / ende teghen de gheene die de wapenen teghen den Coninck ghedraghen hadden onder op-gherichtte Vaendelen. Doch Duc d'Alba heeft met sijne Bloedt-Raden seer straffe Articulen op het pampier gebracht ende besloten/dat alle de gheene die teghen de selfde/ofte een der self der misdaen hadde / die soude gheordeelt worden begaen te hebben Crimen laesae Majestatis, ende verbeurt te hebben lijf ende goet. De voornaemste deser Articulen (soo als de selfde nae der handt t'Antwerpen in de camer van Vergas ghevonden/ende in druck uyt-ghegheven zijn) waren dese: Dat alle de Requesten by de Staten ende Steden der Landen overgegeven tegen de nieuwe Bisschoppen/ Jnquisitie/ ende oock om te hebben moderatie van Placcaten/ waren conjuratien tegen Godt ende den Coninck. Jn het selfde Crimen waren oock vervallen alle de gheene die de selfde Supplicatien ghelaudeert ende ghepresen hadden. Jtem alle de Heeren / Edele / Officieren / Provincialen/ ende Subalterne / ofte Substituten / die de nieuwe predicatien/ onder decksel van necessiteyt des tijdts / toe-ghelaten/ ofte daer toe oogh-luyckinghe ghedaen hadden. Jtem alle de Heeren/Edele/Rechters/Officieren/ {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (44) ALBA paraus bellum, crudeli percitus irâ, Convocat Hesperia furias regionis alumnas, Vt leges statuant BELGIS, accendit ERINNYS Illi animum, placuit cunctas saevire per urbes. ==} {>>afbeelding<<} {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] andere van wat qualiteyt sy zijn / die de eerste supplicatie der Edelen / Predicatien/Bleedt-stormen/ &c. niet weder-staen en hebben/maer die aen-ghesien met oogh-luyckinghe ende verbaestheyt. Jtem alle de gene die de proceduren deses Raedts voor tyrannije hielden/ segghende dat sy gheen souvereyne ende competente Richters en waren in alle criminele ende civile saken / onghehouden te observeren de oude ende ghewoonlijcke Rechten / Privilegien/ ende Costuymen van de Landen / die niet anders en waren (verstaet dit na het ordeel der Spaenjaerden) dan corruptelen ende abuysen/ waer uyt alle quaet ghesproten is. Jn somma /dese Articulen waren alsoo inghestelt/ datter weynich persoonen in Neder-landt waren/ of sy en hadden / nae luyt der selfder / verbeurt lijf ende goet. Desen wreeden Bloedt-Raedt heeft den Provincialen Raden der respectiver Provincien/ alle macht ende autoriteyt benomen / vreesende dat sy niet rigoreuselijck ghenoech met hare Landts-lieden procederen en souden / hebben derhalven haer verboden eenighe kennisse te nemen van de laetste beroerten /maer trocken het alles voor hare vierschare / jae dat meer is / de Provinciale Raden ende Magistraten/hooges ende leeghes stants / Gheestelijck ende Weereltlijck/ Edel ende Onedel/selfs de Staten van de particuliere Provincien / moesten alle voor desen Bloedt-Raedt1567 te rechte staen / selfs buyten hare Provincien: Ende daer en viel noch Appel/noch Reformatie/ noch Revisie over de sententien by desen Raedt gegeven ende uyt-ghesproken. Desen Bloedt-Raedt heeft oock vernieticht de autoriteyt van den Raedt van Staten/ den welcken naeu een camer in het Hof ghelaten en wierdt om te vergaderen: Maer alst den Hertoghe beliefde / soo ontboot hy den Raedt van State in sijn camer/ ende communiceerde haer wat hem beliefde/ ende dede wat hem goet docht/ als eenen absoluten Dictator ende opper-Heere/tot den welcken niemant en dorst segghen / Domine, quare facis sic. Den Hoochmoet van Duc d'Alba, Vergas, ende andere van den Bloedt-Raedt is soo hooghe gheclommen/dat sy haer hebben verstoutt/te bevelen/datmen voor haer soude brengen ende in hare handen leveren alle de Costuymen/ oude hercomen / ende Privilegien der Landen/ om die te reformeren na haren appetijt/ als oock de Charteren van sijne Majesteyt ende Landts-Heere van elcke Provincie. Soo dat door desen Bloedt-Raedt in Neder-landt het onderste boven is gheworpen/ ende alle saken sijn in groote verwerringhe/de Menschen in groote vreese/anghst/ ende bangicheyt ghebracht gheweest. Doe claechden en songhen de bedroefde Christenen met David Psalm 6. O Heere hooch ghepresen, Hoe langhe sal't noch wesen, Dat ick moet blijven soo? {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} Dvc d'Alba bout het Casteel van Antwerpen/ende maeckt hem selven een magnificque STATVE. Anno 1567. [1567.] DVc d'Alba heeft (om de Neder-landers des te beter te temmen ende te toomen/ende om den Prince van Oranien met de andere ghevluchtte Heeren ende Edele alle hope te benemen van yets te mogen uyt-richten) besloten ende voor-ghenomen op verscheydene plaetsen/ insonderheyt aen de treffelijckste Steden /te bouwen gheweldige Casteelen/ ende die met Spaenjaerden ende andere vreemde Soldaten sterck te besetten. 'tHeeft hem belieft aen te vanghen met Antwerpen/ d'welck een machtighe Stadt is/ ende daer hy meest voor bevreest was/ overmidts aldaer jaer uyt jaer in veele vreemde Coop-lieden waren handelende ende wandelende. De Magistraet ende Overste der Stadt van Antwerpen wel wetende hoe schadelijc ende naedeelich dat dit hare Stadt wesen soude / welckers welvaert meest is bestaende by den Coop-handel/die niet wel en groyt noch en bloyt daer Casteelen ende stercke garnisoenen zijn/elc een vreesende van het Crijchsvolck onversiens om dese ofte gene actie over-vallen/ gheplundert/vermoordt/ende vernielt te worden/gelijck daer van verscheydene exemplen zijn: Soo hebben sy onderdanichlijck ghesuppliceert ende versocht dat het timmeren des Casteels mochte nae-ghelaten worden: Maer te vergeefs/ wat Duc d'Alba voornam dat moeste gheschieden/hy was onbeweghelijck ende niet te verbidden noch te bemorwen/al soude het onderste boven gekeert worden. Hy heeft tot bouwinghe deses Casteels (d'welck den 27. Octobris 1567. op 'tKiel begonnen is) gebruyckt eenen seer cloecken Jngenieur ghenoemt Pachiotto of Pachieco, eenen Savoyert / die het gheordineert ende gheleyt heeft in vijf bollewercken / oft uytstekende dwinghers / also datmen d'een van d'ander bequamelijc conde beschieten: Alle gaer omcinghelt met een seer wijde ende diepe [1567.] gracht/ alsoo ghemaeckt / dat die van binnen altijdt versch water uyt de Riviere crijghen conden / door goten onder d'aerde gheleyt: De vier uytstekende wercken gaf Duc d'Alve namen van sijn eyghenen persoon /het eene noemende Duc, het andere Ferdinando, het derde Toledo, het vierde Alba, het vijfde noemde hy Pachieco, nae den Jngenieur ofte Boumeester deses Casteels. Aen dit Casteel heeft Duc d'Alba te wercke ghestelt twee duysent Mannen/soo Metselaers met hare Opper-knechts/ als Gravers/ Steen-houwers/Timmer-lieden/ Smeden/ende andere der ghelijcke handt-wercks-lieden/ ende dat soo langhe tot dat dit Casteel met sijn Contre-scherpen/ Parapetten/ ende andere wercken / nae het besteck des Jngenieurs volmaeckt was. Het heeft ghecostt over de veerthien hondert duysent guldens/ daer toe de Stadt moeste betalen vier mael hondert duysent guldens. Als dit Casteel veerdich was/so heeft Duc d'Alba al het schoone Gheschut ende amonitie uyt de Stadt ghenomen ende op het Casteel ghebracht/ende boven de groote sommen van penningen die de Burghers hadden opghebracht tot timmeringhe van dit Casteel / heeft hy haer oock ghedwongen so veel bedden ende allerley behoeflijckheyt van Huysraet daer op te brenghen/ als het groote getal sijner Soldaten behoefde. D'eerste Gouverneur op dit Casteel is geweest eenen Spaenjaert genoemt Gabriel Carbel ione, den welcken op een corts ghesuccedeert is Sancio d'Avila, eenen Spaenjaert/die den Coninck ghedient hadde voor slecht Soldaet ende voor Trommel-slagher. Onder deses Spaenjaerts ghebiedt moesten buygen en bocken vele Edele/ende treffelijcke Nederlandtsche Heeren / Edele / Coop-lieden/en Burgers. {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] De Burghers hoopten dat sy van de vreemde garnisoenen souden ontlastt ende ontslagen zijn gheworden als het Casteel soude op-ghemaeckt zijn: Maer neen/ Duc d'Alba heeft den Grave Lodron met sijn Regiment Hooch-Duytsche Soldaten even wel in de Stadt laten blijven / tot grooten over-last der Burgheren ende inwoonderen van Antwerpen. Als dit magnifijcque Casteel (wiens ghelijcke naeu in Europa en is) nu volmaeckt ende van alles versien was/ soo heeft Duc d'Alba als eenen tweeden Nabugodonosor, laten van coper maken ende midden in dit Casteel setten een seer costelijck ende constelijc beeldt/ d'welck hem seer ghelijck was/ende even so lanck als hy was/ gheheel gheharnascht / uytghesondert het hooft/ d'welck bloot was: oock was den rechteren arm onghewapent/wijsende daer mede op de Stadt van Antwerpen /haer quansuys vrede toe-seggende/ in de slincker arm hieldt hy sijnen Regiment-staf/ die hy scheen te verberghen ofte van sich te stooten / als niet willende noch behoevende den selfden langher te ghebruycken. Onder sijn voeten lach een lichaem met vier armen ende vier handen: D'eene handt hieldt een brandende toortse/d'andere een bijle/de derde een hamer met eenen ghebrokenen steel/de vierde een Requeste: Ende onder dit beeldt lach een knodse vol pinnen: De dhien boven de knien waren gheknickt ofte ghebroken / als gheene macht meer hebbende. Dit twee-hoofdighe beeldt hadde een male aen den hals hanghende / daer aderen ende slanghen uyt-cropen. Onder ofte ter sijden van Duc d'Alvens slinckeren voet lach een mom-aensicht; beduydende valscheyt ende bedroch: Aen de ooren van het twee-hoofdighe lichaem hingen Geusen nappen of schotelkens. Onder Duc d'Alvens voeten stonden in het lange dese woorden gheschreven / IVNGELINGI OPVS EX AERE CAPTIVO: dat is / Dit stuck wercks heeft Iungelingius ghemaeckt van het ghebuytte coper. Dit geheele coperen stuck stondt op eenen voet van blaeuwen [1567.] steen/vier trappen hooge. Jn het Pedestael stonden met groote capitale Romeynsche letteren dese woorden ghehouwen: Ferdinando Alvarez à Toledo Albae Duci, Philippi II. Hispaniarum apud Belgas praefecto. Quod extincta seditione, Rebellibus pulsis, Religione procurata, Iustitia culta, Provinciae pacem firmarit, Regis optimi ministro fidelissimo positum. Dat is te segghen: Dit beeldt is op-gherichtt ter eere van den alder ghetrousten dienaer des alder-besten Conincx Philippi II. van Hispanien, Ferdinando Alvares van Toledo, Hertoge van Alba, Gouverneur in Neder-landt, om dat hy de beroerten gheblust, de Rebelle verdreven, de Religie versien ende versorcht, de Iustitie in eeren ghehouden, ende de vrede der Provincien bevesticht heeft. Aen de rechter sijde van den voet deses wercks stondt eenen Herder gemaelt/die een cudde Schapen in de weyde bracht / voor de welcke de Wolven ende andere wilde dieren de vlucht namen / ende daer onder stonden dese Griecksche woorden met capitale letteren gheschreven/ Α Λ ΕΧΙΚΑΚΟЅ ΗΩЅ: dat is / Den dagheraet die 'tquaet verdrijft, waer mede Duc d'Alve hem selven verstont/ als of hy de clare morghen-sonne ware gheweest/ die alle duystere nevelen en wolcken verdreven hadde. Aen de sliucker sijde des hoovaerdighen Trophaei was eenen Altaer {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ecce ALBA exsultat, vanâqƷ ab imagine sperat AEternas populi laudes quas fama negaret, En pede monstra premit, domitor modò sculptus in aere, Gloria ficta fuit, tenuesqƷ erasit in auras. ==} {>>afbeelding<<} {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] ghemaeckt/daer dese woorden op stonden met groote letteren gheschreven / DEO PATRVM NOSTRORVM, dat is / Den Godt onser Vaderen: ende noch leegher stondt PIETAS, Godtsvruchticheyt. Daer nevens stonden verscheyden wapen ghetuych/ ende teeckenen van victorien. Op de beelden die Duc d'Alve onder sijne voeten hadde ligghende / zijn in die tijden verscheydene uytlegginghen gemaeckt/de welcke alle gaer hier te verhalen veel te lanck soude vallen. De Hooch-geleerde Arias Montanus Spaenjaert/heefter dese bediedenisse over ghemaeckt / namelijck: dat dit dobbele lichaem betekende de twee staten des Landts/den Adel/ende de Gemeynten ofte Steden/ ende met het gheene dat sy in de handen hadden / beteeckende Duc d'Alve alles wat sy aengerichtt hadden/daer mede sy den Coninck vergramt ende tot voeringe des Crijchs/mitsgaders tot verdruckinghe harer Privilegien veroorsaeckt hadden: Daer over hy nu triumpheerde/hebbende haer met al hare macht ende vermoghen onder voet ghebracht. Eenighe schrijven ende vertellen/dat de Hertoghe van Aerschot / die seer boerdich / oock vrymoedich in het spreken was/ ende die dit gheluck hadde dat hem een yeder wel af-nam dat hy sprack/ eens op eenen sekeren tijdt met Duc d'Alve op het Casteel wandelende/ ende dit superbe beeldt aensiende / soude gheseyt hebben: die nu met voeten ghetreden worden /die grijnen so leelijck ende bijten op hare tanden/ dreyghende dat sy desen trots/ indien sy t'eenigher tijdt wederom macht crijghen / dapperlijck wreken sullen. Dit wierdt des maels in't scherts gesproken ende ghenomen / maer dentijdt heeft geleert/ dat het eene ware prophetie gheweest is. Ridendo dicere [1567.] verum Quid vetat. Tot bespottinghe van Duc d'Alba ende dit beeldt/ zijn in die tijden dese latijnsche versen ghemaeckt: Cur statuam vivo tibi Dux Albane dedisti? An quia defuncto nemo daturus erat? Non male conjectas, neqƷ enim crudelia laudem Facta tua, infamem sed meruere crucem. Dat is: Duc d'Alba/ secht my doch/waerom dat ghy dit beeldt Hebt op-gherichtt terwijl' ghy noch in't leven waert? Jck denck' ghy hebt gedacht/dewijl't elck een verveelt/ Dat ick in't leven blijf/niemandt achtt my sulcx waert. Ghy hebt het recht ghetreft /want uwe boose daden. Verdienen gantsch gheen eer / maer d'Hel om in te braden. Duc d'Alve heeft met het oprichten deses sijnes beeldts (daer hy veel meer sijnes Conincx statue hadde behooren op te richten) sulcken haet veroorsaeckt/ selfs by de Spaenjaerden/dat Don Loys Groot-Commandeur van Castilien / die Duc d'Alve in het Gouvernement der Neder-landen ghevolcht is / het selfde heeft doen afnemen/ ende heeft het vercocht aen eenen clock-gieter/met expresse conditie/dat hy het datelijck soude smelten/ om wat anders daer van te maken. Dit is gheschiedt met seer groot contentement van alle Man/die Duc d'Alve haetten/want De vvreedtheyt ende hooch-moet der groote Heeren Doet haet ende ongunst teghen haer vermeeren. {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} [1567.] Ten was Duc d'Albas meeninge niet de sake te laten berusten by het bouwen van het Casteel van Antwerpen/maer sijn voornemen was/noch verscheydene Casteelē te doen maken in alle de voornaemste Steden/insonderheyt in de Zee-stedē/ Frontier-steden/en̄ Hooft-steden der Provincien/daer dese nesten der tyrannen noch niet en waren; meynende als dit geschiet ware/dat hy alsdan de Steden ende Landē in sulcken schrick ende vreese houden soude / datse hem in alles/ sonder eenich tegenspreken/souden moeten gehoorsamen. Aldus handelē alle Tyrannen/die liever gevreest dan bemint willen zijn. Dit heeft over al (selfs in die Steden/daer noch garnisoen/noch Casteel voor-deel conde doen/en̄ daer wel Duc d'Alba naeu ghedroomt en heeft Casteelen temaken) een groote ongerustheyt veelen Menschen aen-ghejaecht / veele voor-hebbens zijnde / liever hare gheboort-plaetse ende Vaderlijcke Stadt te verlaten/ dan te leven in de vreese daer in sy wisten dat die Burghers alle gaer in leefden/welcker Steden Casteelen hadden met garnisoen / by namen met Spaens garnisoen besett zijnde/dewijle een yeder wel wist wat moet-willicheyt sy in verscheydene plaetsen uyt de selfde bedreven hadden. Als by exempel: 'Tis ghebeurt binnen Doornijck, datter een twist geresen is tusschen het garnisoen van het Casteel ende het garnisoen der Stadt/ also dat sy met de wapenen aen malcanderen quamen/en̄ daer wierdender eenige gequetst/twee blevender doot. Dese boos-wicht en hier mede van malcanderen gescheyden zijnde / soo hebben eenige van haer geroepen Spania, Spania, d'welck hare loose was als sy malcanderen tot hulpe riepen/ om de Burgers eenich gewelt te doen: Stracx zijnder op dit geroep eenen grooten hoop Spaenjaerden op de Burghers (die haer stille hielden in hare huysen) gevallen/ ende hebbender vijfthiene doodt gheslaghen/behalven allen anderen moet-wille dien sy bedreven. Duc d'Alba en heeft niet alleen met oogh-luyckinge [1567.] meermaels aengesien den moet wille die sijne Spaenjaerden uyt de Casteelen bedreven / maer het schijnt dat hyse willens ende wetens daer toe oorsake ende aenleydinghe ghegheven heeft/door dien dat hy haer somtijdts een heel jaer/ somtijdts twee jaren gagije/ jae noch meer/ schuldich bleef/ alsoo datse scheenen actie ghenoech te hebben/ om van de Casteelen in de Steden te vallen/ende de Burghers (liever de rijcke/ dan de arme) met de doodt te dreyghen/ te slaen/ te pijnighen / te berooven / de Vrouwen ende Maechden te vercrachten / de huysen in brande te steken/ende hier ende daer eenighe te vermoorden. Als de godloose Soldaten aldus haren moet-wille ende tyrannije aen de Burghers bedreven hadden/ soo creghen sy lichtelijck pardoen van Duc d'Alba; wouden de arme Burghers van haer ontslaghen wesen/so moesten sy Duc d'Alba, ofte sijnen Sone lange nae-loopen/ ende met groote gheschencken daer toe coopen / ende soo haest en waren sy d'eene Bende Roovers niet quijt / of sy en creghen stracx andere in de plaetse/ die dickwils slimmer waren als de voorighe. Dese ende der ghelijcke swaricheden meer by verscheydene Magistraten aenghemerckt zijnde / hebben allen mogelijcken vlijt aengewendt/om te verhinderen het maken der Casteelen in of aen hare Steden. Die van Amsterdam hebben om sulcx af te coopen/ Duc d'Alba belooft op te brenghen ende te betalen in handen van sijne Thresoriers/ de somme van twee-mael hondert duysent guldens / op corte termijnen. Wat zijn wy Neder-landers gheluckich / die wy van dese tyrannen ende hare nesten ghevrijet zijn. Godt geve/dat wy/onse kinderen ende nae-comelingen hier van in der eeuwicheyt mogen bevrijt blijven. Och dat wy wisten te desen onse daghe wat tot onsen vrede van nooden is! {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} Don Loys De Reqvesens comt in Neder-landt als Gouverneur Generael/ Anno 1573. [1573.] IN de plaetse van Duc d'Alba, is als Gouverneur der Neder-landen ghesonden Don Loys de Requesens, afcomstich van den huyse der Hertogen van Sessa, Groot Commandeur van Castilien/Ridder van den Guldenen Vliese/geweest zijnde Gouverneur van Milaenen/een ghebooren Spaenjaert/ende over sulcx den Staten/ nochte den Jn-woonderen deser Landen niet aenghenaem: Hy was befaemt van de Mooren in Granaden Anno 1571. meer met oneerlijcke schalckheyt/dan met rustige ende mannelijcke vromicheyt ende cloeckheyt bedwonghen te hebben. Als Don Ian d'Austria ghemaeckt was Generael over de Scheeps-Armade teghen de Turcken (daer hy een groote ende treffelijcke victorie bevocht den vijfden Octobris Anno 1571.) Soo was desen Commandeur de principaelste bewint-hebber ende beleyder deses Crijchs/ alsoo dat hem gheen cleyn deel van de eere deser victorie toegheschreven wordt. Hy is den xvii. Novembris Anno 1573. met groote eerbiedinghe te Brussel ingehaelt ende ontfanghen/al waer dat oock des maels Duc d'Alba, ende sijnen Sone Don Frederico de Toledo haer lieten vinden. Duc d'Alba heeft den nieuwen Gouverneur het gheheele Gouvernement in handen ghestelt ende opgedragen/ hem gevende instructie belangende des Lants saken/ ende sijnen handel justificerende ende soo schoon makende / als hy eenichsins conde of mocht. Den roep ginck/dat desen nieuwen Gouverneur last hadde van den Coninck/de Landen met meerder soeticheyt/discretie/ ende beleeftheyt te regieren/als Duc d'Alba gedaen hadde: Jmmers heeft hy stracx in den aenvanck sijnes Gouvernements sich laten verluyden/ dat hy niet doen en soude/dan met advijs ende goetduncken [1573.] der Staten: Maer het contrarie heeft op een corts gebleken/gelijck hier na breeder sal verhaelt worden. Hy heeft stracx in den beginne sijner regheringhe een goet deel Waelen ende Hooch-duytsche aengenomen: Oock heeft hy veel Scheeps-volck uyt Engelant ghelockt ende gecregen: Hy heeft oock veel Piloten aenghenomen/die hy gereet hieldt/om een groote Vlote Schepen/ die uyt Spanien comen soude/ in Neder-landt te brenghen ende te gebruycken. Hy heeft stracx by de Staten der Landen versocht een groote somme van penningen/de welcke sy niet opbrenghen en conden/van Duc d'Alba tot op den gront uytgheput ende uytghesoghen zijnde: Wt Spanien ende uyt Jtalien creech hy eenich gelt/ maer ten hadde niet veel te beduyden: Het Crijchs-volck was by de regieringhe van Duc d'Alba veel maenden ten achteren/ ende overmits sy gheen gelt en creghen/ soo waren sy onwillich hem dienst te doen/ maer op vele plaetsen hebben sy ghemuytineert/ende grooten oproer ghemaeckt. Hy heeft de Duytsche Colonellen Polwyler, Fronsbergh, Focker, Oversteyn, ende G. Hannibal van Altheyms belooft te betalen met de gheconfisqueerde goederen der gevluchte ende gebannene Heeren/ Edele/ ende Burgheren: Andere heeft hy ghewesen op de Domeynen des Conincks/haer tot onderpant gevende vele goede Steden/ als 's Hertoghen-Bos/ Dendermonde/ Niemeghen/Ruermonde/Deventer/Campen/ende andere meer/die van dit volck groot overlast hebben gheleden/ jae eyndelijck moestmense op vele plaetsen uytcoopen/ d'welck noch op desen dach vele Steden smert ende wee doet. {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (46) DON LOUIS DE REQUEZENES COMENDADOR MAYOR DE CASTILLA. ==} {>>afbeelding<<} {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} Duc d'Alve vertreckt uyt Brussel den tweeden Decembris, Anno 1573. Ende voorts uyt Neder-landt. [1573.] DE Hertoge van Alba siende ende bevindende / dat het hem hier in Neder-landt alles begon teghen te loopen / ende dat hy sich Godt ende alle redelijcke Menschen hadde tot vyanden ghemaeckt / door sijn groote tyrannije/ onverdragelijcke schattingen/invoeringe der Spaenscher Jnquisitie/ ende der nieuwer Bisschoppen/verbrekinge ende verscheuringe der privilegien ende vryheden deser Landen: Vreesende dat hy alle daghe grooter ende grooter schande ende oneere in dese Landen behaelen soude; Soo heeft hy by den Coninck aenghehouden ende versocht te moghen ontslagen wesen van het Gouvernement van Neder-landt/ hem excuserende met sijnen ouderdom ende ongesontheyt / alsoo dat hy diesware lasten niet langher draghen en conde. Hy heeft seer haest fiat quod petitur tot een Apostille op sijn Request ghecregen/des te eer ende te meer/overmits de Staten van de Neder-landen int ghemeyn/ende eenighe Provincien in het particulier/ meermaels over sijne rigoreuse regieringhe den Coninck gheclaecht hadden: Die van Vtrecht/ Gheestelijck ende Weereltlijck/ hadden aen den Coninck gheschreven/dat den Hertoghe/ dewijle hy sijn Crijchs-volck ghebruyckte om haer teghen alle recht/ reden/ ende billicheyt te quellen / den Briel ende andere Steden van garnisoen hadde ontbloot / waer deur die Steden vervallen waren in de handen harer vyanden / d'welck sus anders wel hadde voor te comen gheweest. Jmmers Duc d'Alve is by den Coninck ontslaghen van het Gouvernement van Neder-landt/ ende Don Loys de Requesens is in sijn plaetse vercoren ende verordineert. Duc d'Alve heeft voor uyt nae Spanien ghesonden veel kisten en koffers/met het gelt en goet der Neder-landers rijckelijc ghestoffeert ende vol ghepackt / latende het Crijchsvolck [1573.] vast over al onbetaelt/onaenghesien dat hy soo merckelijcke sommen van penninghen uyt Spanien gecregen hadde / ende hy den Neder-landers de buydelen wel ledich ghemaeckt hadde / met de onverdraghelijcke schattinghen die hy haer opgheleyt ende afgenomen hadde. Hy is den tweeden Decembris Anno 1573. met sijnen Sone Don Frederico uyt Brussel gescheyden / ende door Jtalien nae Spanien ghereyst/ welck jaer in dit vers met ghetal letteren uytghedruckt wordt: MaranVs nostras InVItVs DeserIt oras aLbanVs. Op haer wierden des maels te passe ghebrocht dese versen. Egregiam verò laudem, & spolia ampla refertis Tuq́ue puerq́ue tuus, & memorabile nomen. Dat is/ De Vader / noch oock sijnen Soon / en hebben hier in Neder-landt Gheen groot eere/maer buyt ghehaelt /sy stelden 'tLandt in bloedt en brandt. Hy heeft de Landen in eenen goeden welstant ghevonden/ maer hy heeftse door sijne onmenschelijcke bloedt ende geltgiericheyt in grooten crijch/armoede/ ende elende gelaten. Met hem zijn nae Hispanien getrocken Ian de Vergas, sijnen liefsten ende ghetrousten Raets-man / President van den Bloedt-raedt / ende sijnen Secretaris Armenteros, met noch andere der- {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (47) Albanus patrias Civili sanguine in oras Non satiatus abit, monstrum crudele, malignum Triste fremens saevoqƷ haustum vomit ore cruorem, Hydra nocens, Stijgij patris se jactat alumnum. ==} {>>afbeelding<<} {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] ghelijcke wreede Menschen. Op de reyse zijnde heeft hem ontmoet Graef Lodewijck van Konigh-steyn/ des Princen van Oranien Moeders Broeder / met den welcken hy al voor ettelijcke jaren kennisse ghehadt hadde / doe sy t'samen waeren aen des Keysers Caroli V. Hof: Teghens desen Grave sprack ende roemde Duc d'Alve / dat hy in Neder-landt door der Beulen handen hadde laten dooden ende ombrengen / wel achtien duysent ende ses hondert Menschen / die hy op sijne wijse van spreken/ketters ende rebellen noemde / behalven die Menschen/ die het sweert des Crijchs verslonden hadde / ende die van de Spaenjaerden ende andere Natien in het overvallen ende innemen der Steden omghebracht ende vermoordt waeren/ welcke trouwens niet weynich en waeren/ want hy en achte de Burghers ende Jnwoonders der Steden ende Landen/ als oock der Staten ende des Princen van Oranien Soldaten niet voor redelijcke Menschen of Crijchs-lieden/ maer voor eenen hoop rebelle / fielten/landt-roovers/&c. die niet weerdich en waren datmense nae Burgherlijcke rechten/ of Crijchs-ghebruyck soude tracteren: Hy en liet niemant rantsoneren/maer alle die in sijne/ of sijner handen vielen/die liet hy stracx/ja ooc wel in coelen bloede/doot-slaen/hangen/den cop afhouwen (d'welck groote gratie was) oft met verscheydene [1573.] pijnen ende martelisatien van het leven berooven. Duc d'Alve in Spanien ghecomen zijnde/so is hem aldaer/teghen veler polijtijcken meyninghe ende vermoeden/ groote eere aenghedaen/ waer uyt de Neder-landers ende andere besloten / dat hy niet gedaen en hadde buyten sijnen last ofte commissie /hy is oock by den Coninck in seer groot aensien ghebleven/ soo langhe/ tot dat hy sijnen Sone Don Frederico gehouwelijckt heeft aen eene van sijne nichten / verlatende een andere Donna die hy leelijck bedrogen hadde/haer wijs makende/ dat hyse nam tot sijne ondertroude Huysvrouwe: Duc d'Alve maeckte het hier mede so leelijck /dat hy hier over by den Coninck/ die de selfde Donna gunstich was/in onghenade quam / jae hy isser om in de ghevanckenisse ghestelt/daer in hy ghebleven is/ tot dat hy Overste ghemaeckt werdt van des Conincks Heyr/d'welck in Portugael ghesonden wierdt / Anno 1580. om het rijcke in te nemen/ ende Don Antonio te verdrijven / soo dat hy gheweest is een geesel van Duytsch-landt/ onder Keyser Carel/ ende daer nae van Neder-landt / ende eyndelijck van de Portugesen. Hy is binnen Lis bona gestorven van een langh-durighe Coortse/ den twaelfden Decembris, Anno 1582. oudt zijnde vier en tseventich Jaer. Vitaq́ue cum gemitu fugit indignate sub umbras. Sijn sterf-jaer is in dese ghetal veersen begrepen. anno hoC aLbensIs CoeLI ConVeXa VIDere DesIt bataVI pestIs a Cerba soLI. {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} Scheeps-Gevecht, ende Slach voor Bergen op Zoom, tusschen de Spaenjaerden ende de Zeelanders/ den XXIX. Ianuarij, 1574. [1574.] NEvens vele ghedenck-weerdighe belegeringen van stercten ende Steden in dese Nederlanden/ is de belegeringe van Middelburgh wel een van de ghedenck-weerdichste/so ten aensien vande lancheyt des tijts (want dese Stadt is twee jaren lanc belegert geweest) als ten aensien van alle die schermutselinghen ende slachtingen/insonderheyt ter Zee/die tot ontsettinghe ende reddinghe der selver gheschiedt zijn/welcker eenige alreets verhaelt zijn/ende nu sal ick gaen op het cortste hier beschrijven den laetsten Schip-strijdt /die by occasie van het ontsetten deser Stadt gheschiedt is voor Berghen op Zoom/den xxix. Ianuarij, Anno 1574. Als Don Loys in sijn Gouvernement ghetreden was / (Duc d'Alve die van Middelburgh in sijnen afscheyt seer vaste beleghert latende/) soo heeft hy geresolveert al de macht van Volck ende Schepen/ die hy conde te wege brenghen/ te ghebruycken tot victualieren ende ontsetten van die van Middelburgh/ ende alsoo dit zijn eerste exploict in Neder-landt wesen soude/ soo en spaerde hy / om in credijt hier door te comen/ gheen oncosten of middelen/ coultqu'il coulte hy woude hier eere behalen. Hy meynde/midts het behulp van den Winter ende donckere nachten / van twee sijden na Middelburgh aen sijnen cours te nemen / met sijn groote Schepen meynde hy de Honte af te varen / ende met de cleynste meynde hy van Berghen de Schelde af te passeren/ achtende dat de Zeelanders niet en souden connen sijne beyde Vloten teffens wederstaen/of d'eene/ of d'andere soude immers/sijnes erachtens/deurcomen/ende Middelburgh provianderen. De Prince van Oranien/wetende dat hy de Stadt soude moeten verlaten/indien de vyandt de selfde dit mael noch conde victualieren / soo is hy in Zeelandt ghecomen/ [1574.] ende heeft al ghedaen wat hem eenichsins mogelijck was / om des vyandts voornemen te verhinderen. Beauvoyr hadde als Admirael / t'Antwerpen/ ende elders / grooten vlijt ende neersticheyt aenghewent/ om de groote Scheeps-vlote teghen de Zeelanders toe te rusten/ die sterck gheweest is dertich goede groote Schepen / al Rade-seylen ofte Cruys-seylen/ seer wel toegherust ende van alles versien / behalven noch veertich Proviandt-schepen/ die mede wel versien waren met Crijchs-volck ende Gheschut/ het bevel over dese Vlote is ghegheven Sanchio d'Avila als Admirael/ dewijle d'Heer Beauvoyr cranck te bedde lach; Met d'Avila scheepte de Spaenschen Colonel Alonso Lopes Gallo, met ettelijcke Compagnien van sijn Regiment / als oock met eenighe Vaendelen van Iuliaen de Romeros Colonelschap/ ende meer andere. Dese Armade is den xxiiii. Ianuarij van Antwerpen afgevaren/ende zijn den xxviii. comen liggen in den mondt van 'tgat van Berghen/waer by de Zeeusche Wacht-schepen vermerckten/ dat sy wilden uytcomen/d'welck sy haren Admirael Boysot adverteerden /die met sijn Capiteynen gheresolveert heeft / in Godes name/de Spaensche Vlote aen te vallen ende te bespringen met het wassende water/den windt bequaem Noordt-oost zijnde/sterck zijnde ontrent veertich Schepen/met cloeck volck daer op: Sy hebben/ nae aenroepinghe des heylighen naems Godes / de anckers gelicht ende seyl ghemaeckt/ ende met trommelen/trompetten/ende geschrey/de een den anderen moet ende couragie gegeven/ malcanderē vermanende te strijden voor de vryheyt ende welvaert des Vader-landts/sy zijn/alhoewel het noch int getije was/ {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] met eenen stercken voor-windt ghevaren tot voor Versicken-dam / teghen over S. Martens dijck/ daer sy de Spaensche Armade vonden/ liggende voor Rommerswale / die doe oock seyl ghemaeckt hadde/ ende nae des Prince Vlote toe-quamen. Dese twee Vloten bejegenden malcanderen binnen Jooris hoec/ ende de quartieren van het Lodewijcksche gat. Den Commandoor Don Loys stont op den Dijck van Schakerloo / met sijn Hof-ghesin/ om 'tspel te aenschouwen /soo nae by / datter somtijdts eenen vervloghenen coeghel tusschen haer viel: Terstont gheschiede het aborderen ende aenclampen der beyde Admiraels/ ende oock van noch neghen andere / soo vele als de plaetse ende enghde der Riviere dat wilde toelaten/ alle de Schepen en conden niet te ghelijcke aen malcanderen comen. Dit gevecht was twee uyren lanck fel ende dapper van beyden sijden / de Zee was vol vier/vlamme/ ende roock/het scheen dat Hemel ende Aerde scheurden ende van malcanderen borsten: Daer bleef menich dapper Helt / vele wierdender jammerlijck ghequetst. Eer den Spaenschen Admirael half overwonnen was / midden in het ghevecht / doen de coegels uyt het grof Geschut ende Musquetten dapper over en weer vloghen/so wasser een Jongh-man Jasper Leynsen ghenoemt/ gheboren tot Soetelande by Vlissinghe/ (alsooder te vooren op de Zeeusche Schepen afghecondicht was/ dat hy met een nieu cleedt soude beschoncken worden/ die in het vechten des vyandts Vlagge soude afhalen) die uyt den Vlieboot van Capiteyn Adriaen Cornelisz. clam boven aen des Spaenschen Admiraels stenghe / ofte opperste vlagge-stock/ ende haelde daer de vliegende Vane af / wontse om sijn lijf ende brachtser van. Iuliaen de Romero siende ende bevindende de over-groote couragie der Zeelanders/ooc siende de Riviere vol Schepen / die hem sochten te aborderen/ ende datter vele van de Spaensche Schepen de vlucht namen/so dede hy sijn Schip dwers over Rommerswale / aen het [1574.] Ter-Toolsche Landt aen den grondt seylen / daer hy door een gat-venster van 'tGheschut over boort spronck/ met al het volck nae 'tLandt swemmende/ ende liepen meest na de Stadt Tolen. Maer Iuliaen de Romero swom regel recht nae Don Loys aen: Seer moede ende vermoeyt zijnde/sprac hy/Vwe Excellentie wiste wel dat ic geen Schipper ofte Zee-man en ben, maer een Landt-crijchs-man, ick hebbe ghestreden om dat het u Excellentie ons bevolen heeft, onaengesien wy wel wisten dat wy schade ende schande behalen souden: Indien u Excellentie ons hondert Vloten bevaele ende toe vertroude, wy soudense allegaer verliesen. Waer op den Commandadoor hem vriendelijck antwoorde/Daer en ware gheen foute in hem, noch in d'andere Crijchslieden, sy hadden haer alle wel gequeten tegen haren vyant. Doch midler wijle was hy soo ontstelt ende soo onverduldich / dat hy gheen coutenantie houden en conde. Jn dit Scheeps-ghevecht bleven veel Spaensche Heeren/ oock veel ghemeyne Soldaten ende Bootsghesellen/ wat de Zeeuwen levendich creghen/ dat moest de courante over boort dansen/ende dat in sulck een furie / dat sy den tijdt niet en namen/ noch so veel patientie niet en hadden/ om de Spaensche Heeren de gouden ketenen van den halse/of de costelijcke cleederen van het lichaem te nemen / het wierdt al met haer in der Zee gheworpen. Aldus creghen de Zeelanders door eenen bloedighen strijdt de victorie/ende ontnamen haeren vyandt thien Schepen / maer het Admirael-schip van Antwerpen verbrande/ als oock noch andere meer / die aen grondt gheraeckt waren/ viere van des vyandts Schepen zijnder te Vlissinghe ghebracht/vijve te Camp-Veer/onder de welcke waren het Admirael-schip van Berghen/ende den Vice-Admirael van Antwerpen/daer waren op dese Schepen dertich schoone metalen stucken/ ende veel yseren. Waer over de Prince van Oranien ende alle {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (48) MAGNUS opem obsessis conatur fere, Zelandi, obsistunt, classem superabant navibus, atqƷ In mare praecipites laethali vulnere Mauros Mergunt, sanguineis vomerent animas ut in undis ==} {>>afbeelding<<} {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] God-lievende persoonen seer verblijdt waren / Godt den Heere daer voor danckende ende lovende. Alle de Bevel-hebbers die op den Zeeuschen Admirael geweest zijn /waeren ghequetst; Den Admirael Boisot was met een groot Caliber gheschoten ende geraeckt eenen vingher breedt onder d'ooghe/die hy daer door verloos. Des vyants Armade van cleynder Schepen/daer Sanchio d'Avila op commandeerde / quam des selfden daechs voor Vlissinge / ende schermutseerde een weynichsken [1574.] met de Zeeusche Schepen/daer na te rugge treckende / als het ghetije hem ontginck / heeft sijnen ancker uytgheworpen/ ende bleef daer ligghen. Nae de Bataillie met Romero voerender thien Zeeusche Schepen (met de andere die voor Vlissinghe laghen) recht nae d'Avilaens Schepen toe/ om de selfde te bevechten / d'welck d'Avila siende / soo heeft hy sijnen ancker ghelicht/en̄ hy is nae Antwerpen toegevluht. Belegheringhe der Stadt Middelbvrgh, in Annis 1572. 1573. ende 1574. [1572.] IN den jare onses Heeren duysent vijfhondert twee en tseventich / zijn alle de Steden van Hollandt ende Zeelandt/(niet connende noch willende Duc d'Alvens tyrannije niet langher dulden noch lijden) afghevallen/ ende hebben haer/ Godt ten voorsten/begheven onder de bescherminghe des Princen van Oranien. Dit is als een loopende vier met sulck eenen heeten haestighen yver toeghegaen/ dat de Prince sommigen aenschreef ende vermaende/ dat sy wat sachter gaen souden/doende eerst goeden voorraet van gelt/ pulver/ ende andere noodtdruft/want hy niet Soldaten genoech en hadde om haer alle gaer met garnisoen te besetten: Maer het ginck even wel voort / niemandt en woude het verwijt hebben/ dat hy de laetste was. Amsterdam ende Middelburgh bleven alleen teghen-houdende / daer doch de Prince lange tijdt met allerley behendige middelen gepoocht ende gearbeyt hadde/om dese geweldige Steden aen sijner handt te crijghen/niet twijfelende of de andere en souden dan wel volghen. Maer 'tgheene dat hy versocht en creech hy niet/ ende 'tgheene dat hy niet en socht / dat quam hem van selfs bygheloopen: So dat een yeder heeft connen mercken ende speuren/dat het Godes werck / handt / ende beleyt is gheweest. [1572.] Als nu alle Zeeusche Steden Duc d'Alve afgevallen waren/behalven Middelburgh/so heeft de Prince van Oranien / schier alleen met hulpe der Burgers ende des garnisoens van Vlissinghe / Anno 1572. een proeve ghedaen op Middelburgh / die belegherende met weynich volcx/sich verlatende op de goede Burgheren die daer vele binnen waren / ende hoopende/ dat sy hem / of een Poorte openen/ of haer mede-burghers tot overgheven beraden ende bewillighen souden. De Vlissingers met haren aenhanck voor Middelburgh eenighe daghen gheleghen hebbende/ richteden haer Gheschut/ ende beschoten dapperlijck de Dam-poorte aen de sijde van Armuyen/ende sy vermeysterden het Casteel ter Hooghen/ maer meer en conden sy voor dat mael niet uytrichten. Eenighe Burghers daer binnen en dorsten haer niet reppen/ uyt vreese van het Spaensche garnisoen / andere schijnt wel en wouden hare Stadt ende naecomelinghen die cleynheyt niet laten weder-varen/ datmen haer verwijten soude/ dat de Vlissinghers haer ghedwonghen ende overwonnen hadden: Anno 1573. hadden de Heeren Boisot Gouverneur van Vlissinge/ {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (49) Nassovius Medioburgum obsidione premebat, Armabat puppes MAGNUS qui Classe paratâ, Acceterabat opem, sed WORSTIUS obstitit ausis, Ille rates, MaurosqƷ simul deturbat in undas ==} {>>afbeelding<<} {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] ende Doctor Iunius Gouverneur van Ter-Vere/eenen aenslach op Middelburgh/die van langher handt seer heymelijck beleydt was: Daer was een Canonier binnen/die eenighe Burghers (hy seyde wel tusschen de drie ende vier hondert) aen sijn handt hadde/met welcker hulpe/hy des Princen volc meynde de Dampoorte te openen ende binnen te helpen. Maer den aenslach wierdt ontdeckt / eer hy in het werck conde ghestelt worden. Even wel hebben die van Vlissinghe / Ter-Vere/ ende andere Steden/ met hulpe van dan Prince/haer beste gedaen om Middelburgh te water ende te lande te besluyten/ te benauwen/ ende allen toevoer af te snijden/ alsoo dat sy met der tijdt het heele Eylandt van Walcheren (in welckes midden Middelburgh leyt/daer van het oock den name heeft) rontsom met wel hondert ende vijftich Schepen omcinghelt hebben. Christoforo Montdragon, een oudt ervaren Spaens Capiteyn lach daer binnen met vijfthien Vaendelen Walen/ daer mede hy de Burgers vermeysterde. Doe nu dit belegh wat langhe gheduyrt hadde/ende de belegherde van alles begosten ghebreck te hebben: Soo heeft Duc d'Alve/ ende daer nae den grooten Commandeur veel neersticheyt gedaen om haer te ontsetten/maer meestendeels heeft het haer misluckt/de Vlissinghers warender te mannelijck teghen. Eens heeft hy twintich Assabres van Sluys afghesonden/met eenige victualie ende amonitie geladen/die eenen goeden ende stercken voor-windt waernemende/tot onder het Casteel van Rammekens ghecomen zijn. Ewout Pietersz. VVorst, Admirael van Zeelandt, heeftse cloeckelijck ende cortelijck ghevolcht /onder Rammekens aenghetast/ (onaenghesien het geweldich schieten uyt het Casteel ende Schepen) ende nae veel vechtens vermeystert/ soo datter van allen niet een van dese Scheepkens ontcomen en is: Den vijfden Augusti is de Heere van Beauvois van Antwerpen afghevaren nae Zeelandt/ wel met tachtentich Schepen/soo groote als cleyne: [1573.] Maer ten selven dage heeft des Princen volck Rammekens inghecreghen. D'welck Beauvois vernemende/ soo moeste hy zijn voornemen veranderen/ ende hy seylde by Vlissinghe ter Zee-waert in/rontom het Eylandt van Walcheren den Roompot in/ daersich de Zeeuwen weynich voor hoedden/ ende lande sijn volc op onser Vrouwen Polder/ met de cleyne Schepen aen landt varende /de groote bleven te Biesselinghe ligghen. Van hier brochten sy de victualie op den xix. Augusti binnen Middelburgh/ doch niet alle die sy mede ghebracht hadden/want de Zeelanders haer groote verhindernisse deden: Soo dat Middelburgh maer ten deele ghespijsight en wierdt. Den xvi. Novembris heeft Duc d'Alve wederom een Vlote groote Schepen van Antwerpen afghesonden. Waer van het eene in brande ghecomen is van sijn eyghen bussepoeder; Jn een ander borst een stuck Gheschuts/dat wel dertich Mannen doodt sloech ende quetste: Het derde quam aen den grondt/ viel omme/ ende verstickte in het sant. De reste van de groote Schepen bleven te Saftinghen/ ende sonden ontrent vijftich cleyne Schepen door de Boomcreke/meynende alsoo binnen Armuyen te gheraecken: Maer de Zeelanders ligghende te Rommerswale met acht en dertich Schepen/hebbense op den xxii. Novembris soo dapper aengheclampt/dat sy vluchten moesten nae Berghen op Zoom/achterlatende twee ter oorloghe toegherust/ ende neghene met victualie gheladen. Gheduyrende dit belech van Middelburgh/is Duc d'Alve te lande uytgetrocken/ende heeft den Grooten Commandeur met de belegherde in grooten last ende benautheyt ghelaten. Montdragon schreef dickwils aen Duc d'Alve/ daer nae aen den Commandeur/ versoeckende ontset/ende dat op het spoedichste; Maer meest al de brieven vielen in handen van des Princen volc/die vele secreten daer uyt vernamen. De brieven {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} [1573.] waren meest met eijfferen seer duyster gheschreven/ maer Charles Beaulieu heeftse weten te ontcijfferen ende uyt te legghen. Montdragon siende ende bevindende dat sijnen vyandt al sijn secreten vernam/ende niet gissende datmen sijn brieven/ schoon in handen comende/soude connen lesen ofte verstaen/heeft Monsieur de Beauvois suspect ende verdacht gehouden/als of hy de secreten openbaerde/d'welc hem so seere verdroot/dat hy uyt Middelburgh vertrock/ende hy is corts daer nae van hert-seer ende droefheyt ghestorven. [1574.] Op den xxix. Ianuarij 1574. heeft Don Loys een seer groote toerustinghe van Schepen ghemaeckt om Middelburgh te ontsetten/ghelijck ick hier te voren in een besonder Capittel verhaelt hebbe/maer tot sijnen grooten schade ende schande sijn de belegherde in grooten noodt ende elende gheweest/ de belegheraers en ginghen niet vry / maer dit belech heeft menich Man in Zeelandt lijf en goet gheeost. Alsser gheen gelt meer en was/ om de Oorloch-schepen te onderhouden/het Scheeps-volck te betalen/ofte met victualie te provanderen / soo hebben alle de gheene [1574.] die noch eenich gelt of credijt hadden / dat verstreckt voor het ghemeyne beste: Als dit oock op was/ soo waren de Zeelanders ghedwonghen in Zee te varen op Cabo de Grijp, aensnoerende wat sy vatten of vanghen conden/ meynende dat het haer Iure belli wel geoorlooft was de Toon-brooden te nemen ende te eten die haer voor d'ooghen quamen: Doch dese redelijckheyt hebben de Edele Heeren Staten ende Magistraten van Zeelandt na der handt gebruyckt/ dat sy velen/ staende noch den inlandtschen Crijch/ wederom ghegheven ende ten vollen betaelt hebben 'tgheene dat in die tijden haer met rouwer handt afghenomen was. Daer is in die tijden sulck een yver gheweest om de ghemeyne Landt-sake te dienen/dat de Admiraelen/ Capiteynen/ ende Boots-volck op hare Schepen dickwils niet anders t'eten en hadden als Pekel-harinck/ ende sy droncken water/ of heel dunne bierken/ ende waeren even moedich ende volherdich in den dienst der Landen. Qui perseveraverit salvus erit. {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} Het overgheven der Stadt Middelbvrgh in handen van den Prince van Oranien/ Anno 1574. [1574.] ALs nu Middelburgh nae langhe belegheringhe in sulcken hongers noot vervallen was/ datmender langhe tijdt onnatuyrlijcken cost geten hadde/Montdragon sach dat al den vlijt en neersticheyt / goet en bloedt dat hier om gewaecht wierdt / te vergheefs was / soo is hy ghenootsaeckt gheweest de Stadt van Middelburgh met Armuyen te leveren in handen van den Prince van Oranien/met alle amunitie ende gheschut. Hy ende al het Crijchsvolck mochte uytrecken in haer volle wapenen / met bagge ende baggagie/ als oock alle Geestelijcke persoonen / Soetelaers / Canoniers/ Schippers/ Commissarisen/ Commisen / ende alle die wilden: haer wierden Schepen ende conwoy ghegheven tot in Vlaenderen: Alle coopmanschappen daer binnen ghevonden / waren verbeurt. De Colonel Montdragon moeste beloven weder te keeren in ghevanckenisse/soo hy niet te wege en bracht/ dat Philips van Marnix Heere van S. Aldegonde, Citadella eenen Jtaliaenschen Jngenieur / ende drie Capiteyns vry ghelaten wierden. Dit is gheaccordeert op den xix. Februarij, ende is in allen deelen volbracht. Op den xxii. Februarij is de Colonel Montdragon, met sijn onder-hebbende Crijchs-volck uyt Middelburgh getrocken/ ende getrocken/ende geconvoyeert tot Ter-Neuse. Nae het innemen der Stadt ismen eerst te deghe ende voor seker wijs gheworden / wat grooten noodt datter langhe tijdt in de Stadt gheweest was / sy hebben opgeten al hare Peerden / Honden / Catten / jae oock alle de Muysen en Ratten die sy crijghen of vanghen conden: Sy aten wafelen ende broodt van lijn-saet ende rapen-saet/ende coecken daer d'olije uytgeperst was/ maer op het laetste en hadden sy dit niet: Soo datter de laetste twee maenden tijdts binnen Middelburgh van honger en commer gestorven zijn wel 1566. Menschen, [1574.] sonder die te voren gestorven ende doot gebleven waren. Door dese victorie is sijn Princelijcke Excellentie meester geworden van het geheele Eylant van Walcheren/ ende van de Zee / om welckes te verhinderen de Spaenjaerden gheenderhande middelen ghespaert en hebben. Men heeft in de tijden gheacht ende gheschat /dat de Coninck om Middelburgh te ontsetten/ binnen den tijdt van twee jaren / wel seventich mael hondert duysent gulden verquist heeft/ daer onder niet ghetelt zijnde de gagijen der Soldaten die daer zijn ghebruyckt gheweest/ maer wel de gagijen van het Scheeps-volck: Oock daer onder niet begrepen de Schepen noch het Gheschut / maer wel het toerusten ende uytreeden der selfder/ als oock de amunitie ende toebehoorten des Gheschuts / ende 'tgheene de victualien &c. ghecost hebben. Het Menschen bloedt en wierdt niet gheacht noch gheweerdeert. Sijn Princelijcke Excellentie heeft binnen Middelburgh soo veel waren ende Coop-mans goederen van Antwerpen ghevonden / datmenser vercocht heeft voor vijfhondert duysent gulden/ daer mede het Boots-volck ende de Soldaten te vollen zijn betaelt gheworden. Corts na dat Middelburg van het jock der Spaenjaerden verlost was / soo heeft het begonnen seer te floreren/dagelijcx toenemende in aen-was van Burgheren ende Jn-woonders/ in neeringe ende in rijckdom: Doch insonderheyt heeft dese Stadt ghewassen ende toeghenomen sint dat Brabant en Vlaenderen van Parma zijn verheert geworden/ alsoo dat dese Stadt langhe jaren aen een/ gheweest is een van de treffelijckste Coop-steden van Christenrijck / ende is/ gheduyrende dese in-landtsche oorloghe / veel grooter {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (50) Interea Auriacum reficit victoria belli; Atque Urbem longâ fessam obsidione premebat Iura sub Auriaci tandem cadit, attulit ipsi Relligionis opes, et libertatis honorem, ==} {>>afbeelding<<} {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] ghemaeckt als sy te voren was / betimmert met veel schoone / groote / bequame Huysen als Pallaysen/ van binnen met costelijcken huys-raet seer rijckelijck ghestoffeert. Eenighe jaren nae hare verlossinge uyt handen der Spaenjaerden / hebben die van Middelburgh op de Nieuwe-kerck-thooren een cappe gestelt [1574.] met een verguldenen Weer-haen / zijnde een baken in Zee / die/ met een groote nieuwe Clocke ende schoon uyr-werck / hondert en ses en vijftich duysent gulden ghecost heeft. Den seghen des Heeren maeckt rijck. Pardoen by Don Loys te Brussel/ ende t'Antwerpen afghelesen /den VI. Iunij, 1574. [1574.] DE Coninck van Hispanien heeft / (om den nieuwen Gouverneur den Landen des te aenghenamer te maken / ende om des te beter het volck tot gheven te beweghen) wederom een generael Pardoen overghesonden/ ghedateert binnen Madril den viii. Martij, 1574. De publicatie hier van was opgheschoven overmits de mutinatie der Spaenjaerden / doch het is den vi. Iunij binnen Brussel/ ende oock t'Antwerpen gepubliceert/ op een groote stellagie / tot desen eynde voor het Stadt-huys ghemaeckt: Met veel Ceremonien/ende groote magnificatie: Jn ende met dit Placcaet vergaf de Coninck den Landen/ Steden/ Ghilden/ Collegien/ ende allen privaten persoonen / al hare afvallinghen / rebellien/kerck-rooverien/ ghewelt /soo teghen Godt / sijne Kercke / ofte Majesteyt begaen waren /sints den jare 1566. tot op dien dach: Eenen yeghelijcken stellende in sijn goede name ende fame/ sonder dat sy souden behoeven andere brieven van remis te Hove te versoecken ofte te halen: Eenighe nochtans uytghenomen / die ter ghelegener tijdt souden ghendemt worden. Alle die van de Rooms-Catholijcke Religie afgheweken waren/souden moeten met warachtich berou ende oprecht herte/hare dwalinghen uytstorten ende neder-legghen in den schoot ende onderdanicheyt van de Moeder de H. Roomsche [1574.] Kercke / verwervende vergiffenisse van hare sonden ende excommunicatien / daer sy in vervallen waeren/ van de Dienaren ende Commissarisen/die van de H. Kercke den last daer van souden hebben / onderhoudende voortaen de Rooms-Catholijcke Religie. Dit Pardoen en souden niet alleen ghenieten die nu onder des Conincx obedientie stonden /maer ooc die welcke sich by den vyandt waeren onthoudende / indien sy binnen twee maenden nae de publicatie des selfden/ haer quamen onderwerpen de genade des Conincks/ maer nae dien tijdt souden sy alle uyterlijcke strengicheyt te verwachten hebben / jae de straffe soude de misdaet te boven gaen. Daer werdt noch voorder in dit Pardoen belooft / dat een yeghelijck uyt cracht des selfden soude bevrijdt wesen / al waere hy schoon by de Rechten ende ordinarise Rechters verwonnen ende verwesen; Alsoo nochtans / dat de gheconfisqueerde goederen / alreede tot des Conincx behoef aengheleyt / souden verbeurt blijven / ten ware eenighe met wettelijcke ghetuygen conden doen blijcken/ dat sy haer selven Catholijckelijck over al/ ende altijt ghedraghen hadden. Den Staten der Landen / den Ghilden/Broederschappen/ Collegien/ende dierghelijcke/werden oock {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (51) Omnia ubi jncassum molitur MAGNUS ab alta Arce ferox veniam proclamat, fervidus irâ Occultos tacito versat sub pectore motus, Hoc norant Batavi, promissis non stare Mauros. ==} {>>afbeelding<<} {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] alle misdaden vergheven / ende in haer gheheel ghestelt; Mits dat sy voortaen souden moeten wetten ontfanghen / om haer daer nae te reguleren/van die/ die van des Conincx weghen daer toe souden ghestelt worden/ ende bevel hebben: Welcke Wetten ende Ordonnantien soo in reden bestaen souden / dat een yeder soude moeten betuyghen ende bekennen/dat sy ghesproten waeren uyt sijnes Majesteyts liefde tot de Landen/ of immers dat den noodt sodanighe voor desen tijdt was voorderende. Alsoo de verstandighe wel merckten/dat dit Pardoen nergens anders toe streckende en was/dan om de uytghewekene in te locken/ ende haer dan het net over het hooft te werpen: Soo heeft Don Loys hier mede niet meer uytgericht nochte te weghe gebracht/ als Duc d'Alve te vooren ghedaen hadde met de publicatie van sijn Pardoen. Het is hier mede gegaen/ gelijck den Apologus van de Katte ende Muysen verhaelt / segghende / nae dat de Katte langhe ghegaen hadde op den roofder Muysen/ soo zijn den meesten deel der selfder ghevlucht / ofte sy hebben haer in hare holen versteken ende verborghen ghehouden: De Katte siende dat haeren roof ophieldt/ door dien nu de Muysen tot haren verderve ghenoechsaem gesien ende beproeft hadden / dat de Katte haeren vyandt was/ ende haer alle gaer socht te verscheuren: Soo heeft de Katte desen wech bedacht/ sy veranderde hare ghewoonlijcke stemme / sy trock een Religieus cleedt aen/sy liet haer een cruyne scheeren/ende aldus opgepronckt zijnde/ginck sy wandelen ontrent en̄ na by de holen der Muysen: Merckende dat de Muyskens/ [1574.] die somtijts met der haeste het hooft uytstaken/ noch even wel in hare holen bleven/ als noch altijdt het quaetste vresende/so heeft de Katte aldus een van de Muyskens aenghesproken: Quod fueram non sum, frater, caput aspice tonsum. Dat is/O Broeder/ick en ben die niet/die ghy meynt dat ick ben/ick en ben nu langer gheen Muyse-katte/ stet mijn habijt ende cruyne aen/ ick doe penitentie/ het is my leet dat ick soo veel onnosel bloedts ghestort hebbe. Eenighe van de licht-gheloovichste ende onbedachtsaemste Muysen dit hoorende ende siende/zijn uyt de holen ghetreden/maer sy wierden terstont van de Katte opghesnapt. Daerom als de Katte nae der handt in desen schoonen schijn wederom quam/ om de Muyskens uyt te locken/soo en wouden sy niet te voorschijne comen: maer antwoorden/ Cor tibi restat idem, non tibi praesto fidem. Dat is/Praet wat ghy wilt/wy en gelooven u niet/ ghy hebt noch al eens Katten herte in't lijf: Vwen handel ende wandel en is niet waken ende bidden/ maer waken om te bijten. Even dusdanich is oock/ ende blijft het ghemoet der Spaenjaerden teghen de Neder-landers/ offer eenen Duc d'Alve comt eenen Weereltschen Vorst/ of Don Loys/ eenen Pape of Gheestelijcken Prelaet/ des eenen ghemoet is ende blijft als des anderen. {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} Slach op Movcker-Heyde, daer Graef Lodewijck van Nassou / met sijnen Heer Broeder Graef Hendrick / ende Hertoch Christoffel / des Pals-Graven Sone / doodt bleven / den XIIII. Aprili, Anno 1574. [1574.] GRaef Lodewijck van Nassou hadde Anno 1574. in den April eenen goeden hoop Ruyteren ende Knechten aenghenomen ende by een ghebracht /tot assistentie ende ontset der belegherde Stadt van Leyden/die hy gebracht heeft tot Wulpen/tusschen Aken ende Mastricht; by hem waren/ nevens veel andere persoonen van qualitè, Hertogh Christoffel/des Kuer-Dorstes Frederici III. Sone/ende sijnen jonghsten Broeder Graef Hendrick van Nassou; Sy hadden eenē aenflach op Mastricht/ maer hy is misluckt. Het garnisoen binnen Mastricht seer versterckt zijnde/so hebben de Spaensche het Leger der Duytschen elcke reyse besocht/ende de Duytsche haer wederom/ soo dat sy meer-maels met malcanderen hebben gheschermutseert/tot winninge ende verlies aen beyde sijden. Overmits Graef Lodewijck hier al vry wat langhe ligghen bleef/ soo heeft Don Loys tijt gehadt om sijn Crijchs-volck by een te brengen/ende nae Mastricht aen te senden/belastende Baldeo sijn belech voor Leyden te lichten/ ende met sijn volc nae Graef Lodewijcks Leger te marcheren. Baldeus brack op van voor Leyden den xxi. Martij, ende heeft sijn volck in den Hage by een gebracht/ ende bevonden sterc te zijn ontrent vijf duysent te voet/ ende drie Cornetten Peerden. Door dese occasie hebben de Spaensche den Haghe verlaten/ ende de Burghers/ die vast over al verstroyt waren/ quamen wederom te huys ende by den haren. Tot het volck van Baldeo voechden haer vele van Don Loys Ruyteren en Knechten uyt Hollandt/ Frieslandt/ende Gelderlandt/over de welcke als Overste commandeerden Sanchio d'Avila, ende Iuliaen Romero, Montdragon, ende de Heere van Hierges, des Graven van Barlaymonts Broeder / alle cloecke [1574.] uytgelesene Overste ende Colonels. Sy zijn ghetrocken nae Mastricht/ al hoe wel hare Soldaten onwillich waren/ende mutineerden om hare betalinge/doch haer wert betalinghe belooft/so haest als sy maer desen tocht souden gedaen hebben. Graef Lodewijc siende en̄ bevindende/dat de proviande hem tusschen aken ende Mastricht niet langer volgen en conde/ so heeft hy besloten na Gelderlandt te trecken/ende sich te voegen by sijnen Heer Broeder den Prince van Oranien/niet wiens hulpe hy ergens de Mase hoopte te passeren/ ende in Brabant te trecken. Hy meynde in het passeren Remmonde by surprinse in te nemen ende te verrasschen/ met verstant van eenige die daer binnen waren/maer het misluckte hem. De Prince van Oranien is met veel Schepen ende volck de Mase opgetrocken/tot boven de Bommelsche Weert/ ende heeft het schoone Casteel van Wardenburgh ingenomen ende verbrandt /daer drie hondert Spaenjaerden op laghen. Graef Lodewijck is den xi. Aprilis met sijn Legher opgetrocken/ zijnde Paes-dach/stere wesende ontrent twee duysent Peerden /ende ses/of so andere meynen / acht duysent te voet. Hy nam sijnen wech voorby Niemeghen/ende trock na Monck aen de Mase gheleghen/ alwaer hy vernachtende/onaenghesien dat eenige die des Lants gelegentheyt seer wel bekent was/hem rieden niet te Monck/ maer anderhalf mijle nederwaerts in het gebroken Landt tusschen Maes en̄ Wael zijn Leger te slaen en̄ te rusten. Maer Graef Lodewijck en heeft desen goeden raedt niet ghevolcht/ eens-deels om dat sijn Crijchs-volck heel moede was / ander-deels heeft hy gemeynt/dat sijne macht soo groot was/dat den {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] vyant geen canse op hem en hadde. Maer de Spaenjaerden haestelijck te Grave over-schepende/of so andere schrijven / een Scheeps-brugge slaende ende daer over treckende (daer Graef Lodewijck gheen goede kundtschap van en hadde) zijn hem des anderen daechs by-gecomen. Den xiii. Aprilis isser een schermutselinghe geschiedt/in de welcke de Spaensche veel volcx verlooren: Den Oversten deser was Lasso, eenen neve van Don Loys / dien creech Graef Lodewijck ghevanghen / ende liet hem des nachts nae Dillenburgh brenghen. Des anderen daechs / hebben haer de Nassousche verstout/wat verder ende breeder haer te verspreyden/dan het wel behoort hadde/den moet gewassen zijnde door de victorie die sy 's daechs te voren ghehadt hadden. Graef Lodewijck/ Hertogh Christoffel/ ende Graef Hendrick/in't minste niet vermoedende dat den vyandt haer dien dach bespringen soude / zijn selve met een groot deel van de Francoysche Archebusiers / ende andere van hare beste Soldaten den vyandt gaen besoecken/die gereet stont met al zijn macht/om Graef Lodewijcks Legher te gaen besoecken: Dese beyde aen malcanderen comende/ hebben dapper ende mannelijck met malcanderen gevochten / ende de victorie is eenen tijdt lanck twijfelachtich ghestaen / veel volcx aen beyde sijden vallende sonder weder op te staen/ doch het Nassousche voetvolck is eyndelijck geweken/ eer het peerde-volck getreft hadde. Graef Lodewijck ende d'ander Overste zijn haer nae gereden/ ende hebben de Soldaten gebeden ende vermaent / dat sy doch wilden te rugghe comen / ende de Ruyteren ende d'ander volck bystaen: Maer het was al te vergeefs / Non audit currus habenas. Jae vele in de plaetse van de spietse te vellen/ende op haren vyandt los te branden/begonnen Gelt, Gelt, te roepen/ niet insiende het perijckel daer sy in stonden / dat het haer halsen en coppen was gheldende. Graef Lodewijc is even wel met eenen hoop van ontrent ses hondert Peerdē tot sijnen vyant aengegaen/ [1574.] de goede en̄ willige Soldaten hem seer dichte volgende / ende is met sulck een couragie ende so dapperlijck den vyandt aenghevallen / dat hy scheen te wijcken: Maer Ian Baptista del Monte, ende Don Bernardin de Mendoza, met de Lansiers/deden sulck een treffen op de Nassousche Ruyteren/ dat sy haer in twee hopen ghescheurt ende gedeylt hebben /die noch een grooten hoop Spaenschen Peerden reedesiende/ om haer aen te vallen verschrict wierden/en̄ quamen op de vlucht/ abandonerende eenen hoop cloeck voet-volcx/d'welck stercke tegenweere dede / maer het werdt haest op de vlucht gheslaghen. Den Spaenjaert heeft elcke uyre vers volck ghecregen/ ende zijn het principael Leger van Graef Lodewijck met dapperheyt geweldelijck aenghevallen /d'welck niet wel beschanst en was/alwaer de disordre groot/ende de resistentie cleyn was/ so dat sy al dit volc hebben in de vlucht geslagen/ ende vele in het gras doen bijten: Daer en werdt niemant verschoont/noch Soetelaer/noch Soldaet. Graef Lodewijck met sijnen Broeder Graef Hendrick/ ende Hertogh Christoffel zijn cloeckelijc vechtende van hare Peerden gestot en ende doot gebleven/ ofso eenighe meynen erghens in een Moras versmoort / andere meynen dat dese Heeren ergens in een Boeren huys vechtende/met het huys verbrandt zijn/immers hare lichamen en zijn nergens onder de dooden gevonden. Don Bernardin de Mendoza, die mede in dit ghevecht was/schrijft/datter over de twee duysent van Graef Lodewijcks Soldaten doot bleven/ende ontrent vijfhondert Ruyteren. Den vyant heeft de eere van dese victorie principalijck den Heere van Hierges, Gouverneur van Niemeghen / ghegheven / ende Sanchio d'Avila, die het opperste bevel hier ghehadt heeft. Dit zijn alreets drie Nassousche Graven die haer leven verlooren hebben in de bescherminghe van Neder-landt / daer sullender corts al meer volghen. {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (52) Hostili gladio magni tria fulmina belli, Nassovij generis stermūtur, fortis ADOLPHUS Et simul Henricus, paribus virtutibus ambo, AtqƷ pares Animis: sic sic juvat ire per umbras. ==} {>>afbeelding<<} {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} Belegheringhe der Stadt Leyden, ende hoe wonderbaerlijck dat Godt de Heere de selfde verlost heeft den derden Octobris, Anno 1574. [1574.] NA dat Don Frederico met schade ende schande de Stadt van Alckmaer verlaten moest/ so is het Leger verdeylt en̄ elc sijn Quartier of Leger-plaetse gewesen. Iuliaen Romero is nae den Haghe ghetrocken / ende van daer na Maeslandt-Sluys / daer hy de groote Schanse/ligghende recht teghen over den Briel/ heeft inghenomen / alwaer hy den Heere van Aldegonde / die over des Princen Crijchs-volck commandeerde / ghevanghen creech / als hy hem in het water ende riet meynde te verberghen. Don Francisco Baldez Mastro del Campo, is met sijn Regiment nae Leyden ghetrocken/ daer hy onversiens ende onverwacht voorghecomen is op den naest-laetsten dach Octobris Anno 1573. daer toe ghelockt wesende/door dien hy verwitticht was/dat dese Stadt qualijck gheproviandeert was/hy hoopte de selfde uyt te hongheren / afsluytende alle weghen/ van waer/sy te water of te lande conden ghespijsight worden; D'welck hy met een cleyn Legherken heeft durven bestaen / overmits hy wel wist / dat de Prince gheen volck en hadde/ noch opbrenghen en conde/ om hem uyt het velt te slaen. Maer als nu Graef Lodewijck van Nassou / met eenen grooten hoop volcx gecomen was in het over-quartier van Gelder-lant/ ende Don Loys de Requense sijn volc over al verschreef ende ontboodt / om Graef Lodewijck in't ghemoet te trecken: Soo heeft Francisco Baldez mede verschreven zijnde/den xxi. Martij moeten verlaten zijn belech van Leyden / sijn volck den gheheelen Winter groote armoede daer voor gheleden hebbende. Maer nae de victorie op Moeckerheyde / is hy op den xxvi. Maij daer wederom voorghecomen/ veel stercker als hy te vooren gheweest was/ want hy nu wel by de acht duysent Man sterck was/ hy heeft stracx met veel [1574.] Schansen en Forten de Stadt omcingelt/ te water ende te lande haer benouwende/in meyninghe de selfde met der tijdt uyt te hongheren. Daer was heel cleynen voorraet van Coorn in de Stadt / al hoe wel de Prince haer tijdts ghenoech vermaent hadde / dat sy haer versien ende versorghen souden; Maer het was eens-deels versuymt/eens-deels door de Spaensgunstighe ontraeden / als of sy niet en hadden hoeven besorght te zijn datmen haer wederom soude comen belegheren. Daer en sijn in de gheheele Stadt Leyden maer hondert en thien last Coorens gheweest als de vyandt daer voor quam / ende daer waren binnen veerthien duysent Menschen/ boven 'tonnutte ghespuys dat sy uytghesonden hadden. De Prince van Oranien hadde den Enghelschen Colonel Sir Edwart Chester gheordonneert met thien Vaendelen Enghelsche binnen Leyden te trecken/ maer als sy daer niet en conden binnen comen /so zijn sy meest tot den vyandt overghegaen / eenighe oock zijn verstroyt ende verloopen / elck sijns weechs. So heeft dan de Magistraet vier of vijf Vaendelen Burghers in gagie ghenomen / om de wachten te versorghen. Om dat Baldei voornemen was de Stadt uyt te hongheren/ soo en heeft hy gheen groot ghewelt daer op ghedaen met vechten en stormen: Maer de ghegagieerde/ ende andere cloeckmoedighe Burghers zijn dickwils uytghevallen / ende hebben oock meermaels de Spaenjaerden uyt haere Schansen gheslaghen ende ghedreven: Jae sy hebben de naeste Weyden onder de Stadt so verdedicht / datter lange tijdt alle daghen boven de hondert Koe-beesten uyt de {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (53) Obsidiene gravi cingebat moenia LEIDAE BALDAEUS, merita est bello quae Graja Sagunthos, Peste, fame, obsessis Cerealia munera deerant, Non tamen ipse Deus magnis his absuit ausis. ==} {>>afbeelding<<} {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] Stadt in de Weyden ghedreven wierden/noyt meer daer van verliesende/dan een Koe/ende drie Calvers. Baldeus ende de uytghewekene Burghers sondender elcke reyse schoon-fluytende brieven binnen/ met beloften van Pardoen en gratien: Datmense by hare Privilegien soude laten/ ende met gheen garnisoen beswaren/ &c. Doch de belegherde wel kennende der Spaenjaerden woordt en trouwe / en antwoorden niet anders dan met dit versken: Fistula dulce canit volucrem dum decipit auceps. Dat is/ Als de Vogelaer het vogelkē siet vliegen Soo fluyt hy seer soet om 'tvoghelken te bedrieghen. Doch als de Spaensche niet op en hielden de belegherde met schrijven en weder-schrijven te quellen/ ende tot overghevinge der Stadt te raden/haer voor ooghen houdende den grooten honghers-noodt daer in fy geladen waren / ende doch best gevoelden: Soo hebben sy op den xxii. Septembris aldus geantwoort: Ghy fondeert al uwe redenen op onsen hongers-noot, ende seght, dat het onmogelijck is ons t'ontsetten: Ghy noemt ons Honden en̄ Kattē-eters, &c. Maer ons en ontbreeckt noch geenen cost, so lange als ghy noch Honden en Koeyen in onse Stadt hoort. Doch indien ons noch eyndelijck spijse quaeme te ontbreken, so hebben wy noch elc eenen slinckeren arm, die vvy sullen op-eten, ende den rechteren sullen vvy behouden, om den Tyran, ende sijnen bloedt-dorstighen hoop van onse muyren te keeren: Ende indien ons Godt de Heere van [1574.] vvegen onse sonden en̄ vvel-verdiende straffen in u-lieder handē laet vallen, vviens goetheyt vvy sulcx niet toe en vertrouvven, so en vvillen vvy daerom van sijn vvoordt niet afvvijcken, noch ophouden onse Vader-landtsche vrijheyt te verdedighen, ja liever vvillen vvy selfs onse Stadt in brande steken, dan dat sy u soude te nutte comen: het is veel beter dat vvy vechtende sterven, dan uvve vvreedtheyt ende bloedt-dorsticheyt aen onse lichamen ende conscientien te lijden, ofte uvve Slaven te vvorden. Tot dese ende dergelijcke cloecmoedicheyt hebben selfs eenige Vrouwen haer Mannen vermaent ende verweckt/segghende/ dat sy liever in hare huysen van hongher sterven wouden, dan dat sy wouden vervallen in de handē harer vyanden. De exempelen van Naerden/Zutphen/Mechelen/ ende Haerlem hadden sy noch in versche memorie. Eenige dagen hier nae/als den honger ende grooten noot dagelijcx was wassende/so quamen eenighe verhongherde Borgeren tot eenen Borgemeester/ hem soeckende te bewegen tot accoort met den Spaenjaert. Maer hy antwoorde haer aldus/ Ick hebbe eenen eedt ghedaen, dien sal ick (met Godes hulpe) nae-comen, sijt ghy met mijn doodt en vleys geholpen, het is my gelijcke veel, of ghy my doodet, of onse vyanden: Ic moet doch eens sterven, wy hebben een goede sake, voor de welcke ick geern sterven wil, hout mijn lichaem vry in stucken, en̄ verdeylt het onder malcanderen, so ghy daer mede gheholpen fijt. De Borgers de cloecke resolutie ende moedige stantvasticheyt deses hares Borgemeysters hoorende/zijn met verwonderinghe wech ghegaen. {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} Het ontset van Leyden, op den derden Octobris, Anno 1574. [1574.] DE Staten van Hollant/ ende de Prince van Oranien wel wetende ende behertighende/ in wat noodt dat de goede Burghers binnen Leyden waren / hebben ghedacht beter bedorven, dan verlooren Landt, ende gheenen anderen middel om haer te ontsetten wetende / hebben gheresolveert/ datmen de Water-sluysen soude openen/ ende datmen der Mase ende Ysel-dijcken soude deursteken/ om het gheheele Landt rontom her in 'twater te setten/ ende een Zee van Ebbe ende Vloet over het drooge vaste Landt te maken / om alsoo Leyden met Schepen over het verdroncken Lant t'ontsetten/haer getroostēde dat het Lant daer door meer als ses mael hondert duysent gulden schade lijden soude; Sy achten dit verlies heel cleyn/ als sy maer mochten behouden de Predicatie des Godlijcken woordts / ende hare Privilegien. Sijn Princelijcke Excellentie hadde te Rotterdam ende elders bestelt te maken twee hondert plat-bodem Scheepkens / als Galeykens / diemen roeyen conde: De grootste voerden ses bassen aen de sijden/ ende vooren een of twee metalen stucken Geschuts / daer mede haer die van Zeelandt genoechsaem-versorghden / haer toe-schickende meer dan hondert gegotene metaelen ende yseren stucken/ met acht hondert Boots-ghesellen / onder het beleyt van Ioncker Loys Boisot Admirael van Zeelandt. Dese Boots-gesellen waren seltsame hanen/ ghekerft ende door-hackt van wondē/sommige en hadden maer een been/sommige maer eenen arm/ den anderen hadden sy tegen haren vyandt strijdende verlooren/even wel wisten sy haer beter te verweeren en̄ te behelpen/ als mensch Man die twee armen ofte voeten heeft. Sy hadden twee oogh-mercken / de vryheyt hares Yader-lants te verdedigen/en̄ den Paus met de Jnquisitie tegen te staē. Vele onder dit rouwe volcxkē droegen [1574.] halve Manen van silver op hare hoeden/met dese schrift daer op / Liever Turcks, dan Papist. Als nu de Cooren-schuyten geladen/en̄ alles gereet was/so zijn vele Crijchs-Overste en̄ Capiteyns van Delft afgevaren/op den xi. Septemb. by haer hebbende/behalven het Boots-volck/wel twaelf hondert Musquettiers: Maer comende over het verdroncken Landt tot aen de Soetermeersche Brugghe / daer sy deur moesten/ soo wierden sy ghestut / want daer laghen wel veertich Vaendelen Spaenjaerden vaste beschanst / die haer den voort-ganck verhinderden/met louter gheweldt teghen-stant doende. Het water en was niet diepe ghenoech om over het platte Landt te varen/ want de Galeyen ginghen vijfthien/sommighe achtthien voeten diepe / ende daer en was maer neghen voet waters. Met een Duyve heeft de Prince den belegherden eenen brief ghesonden/ ende laten weten dat het ontset ghereet ende voor handen was/ waer over sy haer seer verheucht ende verblijdet hebben: Doch insonderheyt hebben sy haer verblijdt/ als den windt met den Sprinck-vloet begonst Noordt-west te wayen ende te stormen / het water met gheweldt in't Landt drijvende en dringhende / principalijck als hy stracx daer nae Zuydt-west was wayende / drijvende het water / d'welck midts den Noordt-westen wint in't Landt ghecomen was / recht op Leyden aen. De Spaenjaerden siende dit water sus aencomen/ hebben haer beste ghedaen om het selfde hier en daer te stoppen ende af te dammen / maer te vergheefs. Mijn Heer de Prince ende de Admiralen met het Boots-volck siende / dat het water dus miraculeuselijck seer subijtelijck ghewassen was van neghen duymen diepte op acht en twintich/soo zijn sy op den {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] tweeden Octobris met vijftich Galeyen recht op Leyden aenghevaren/ ende sy zijn ontrent middernacht gecomen aen den Kerck-wech/ende hebben met schermutselen den vyandt van daer ghedreven/ligghende daer op twee sijden beschanst/ ende maeckten hen so banghe / dat hy vluchtende minck-ysers ende voetangels lancx den wech stroyde/ vresende datmen hem vervolghen sonde. Als nu des Princen volck den Kerck-wech in hadde/soo hebben sy de selfde op twee ofte drie plaetsen door-ghesteken / ende sy zijnder met ontrent hondert victualie Schepen door-ghevaren/ ende sy zijn alsoo na de Meer-brugghe gheroeyt: onder weghe vonden sy eenighe ondiepten / soo dat het Boots-volck moesten in het water springhen/ ende de Galeyen met de schouderen daer over beuren. Baldeus siende dat het water so hooge opgeloopen was/ ende dat des Princen volck soo dapper aenquam/gaf den moet verlooren/ ende hy heeft sijn Schansen in sulcker haeste ende disordre verlaten/ dat hy eenich Gheschut in de selfde liet staen. Alonso Lopes Gallo met sijn Regiment vluchtende nae Voorschoten aen/ zijn van de Zeeusche Schips-ghesellen/die met een furic onversaechdelijck in het water sprongen om haer te besetten aengheclampt / ende wel twee hondert om den hals ghebracht. Capiteyn Borgia, ligghende op de Schanse Lamme is oock verloopen/ sijn Cartonwen in het water werpende uyt haeste ende vreese/ want Godt hadde eenen grooten schrick onder haer ghesonden/alsoo dat sy tusschen dach en nacht al hare Schansen / zijnde twee en sestich in ghetale / verloopen ende verlaten hebben/ met verlies van ontrent duysent Mannen/daer de Prince in dit ontsetten niet boven veertich Mannen verlooren en heeft. Baldesens Spaens Legher was over de elf duysent Man sterck/ ende de Ontsetters niet boven derde half duysent. Des te eer ende meer heeft Borgia sich ghespoet de Schanse Lamme te verlaten / door dien dat des nachts tusschen den tweeden ende derden Octobris, [1574.] een groot stuck muyrs van de Stadt van Leyden met de borst-weeringhe van selfs ghestort ende inghevallen is / tusschen de Koe-poorte ende den thoorn van Borgoignen/ makende een bresse ende openinghe wel ses en twintich roeden lanck. Dit scheen grootelijcx te strecken tot nae-deel der Burgheren / maer Godt de Heere heeft dit middel ghebruyckt om de Spaenjaerden eenen schriek aen te jaghen / want hoorende in den duysteren nacht het ghedruys van den val des muyrs in het water/soo meynden sy dat de Burgers uytvielen ende haer quamen bespringhen: Dus can Godt de Heere uyt de duysternisse licht scheppen. Alsoo scheen het oock in den begin deses belechs/dat het afwesen van de beste Patriotten / ghebreck van garnisoen / ende de groote sterfte / grootelijcx tot verlies ende onder-ganck der Stadt soude streeken / maer door Godes wonderbaerlijcke versieninghe / veroorsaeckten alle dese dinghen grootelijcx de behoudenisse der Stadt / want de lief-hebbers des Vader-landts deden by den Prince ende Staten des Landts in het beneerstighen van het ontset meer voordeels / dan of sy in de belegherde Stadt waren besloten gheweest: Jndien daer sterck garnisoen ware binnen gheweest/ so soude de mont-cost des te eer sijn opgeten geweest. De Peste ende groote sterfte verminderde oock de menichte des volcx/want gheduyrende dit belech zijnder wel ses duysent Menschen aen de peste gestorven/ nam veel onnutte eters wech/als Kinderen en Vrouwen /waer door de proviande des te verder streckte. Maer nu moet ick wederom keeren tot de hongherighe ende uytgheteerde Burghers van Leyden. Als op den derden Octobris de proviant-schepen des morghens ontrent acht uyren te Leyden aenquamen/soo isser ongelovelijcke vreucht ende blijdtschap aen beyde sijden gheweest/ met danck-segginghe tot Godt den Heere. Alsmen den verhongherden Burghers {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (54) Aggeribus scissis, et sublato obijce Ponti, Auriacus Batavis immittit flumina campis, Oceani moriens undam magni haurit Iberus, Solvit et obsidione gravipia moenia LEIDAE ==} {>>afbeelding<<} {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} [1574.] uyt de Schepen broodt ende harinck langhde/ so hebben sy de haringhen sonder schoon-maken ingeslockt/ etende soo haestelijck ende soo vele/ als of sy nemmermeer en souden connen versadicht worden / d'welck haer nae-maels qualijck bequam / want het gierich eten dede veler dermen bersten. Des Princen volck in de Stadt gecomen zijnde/ende de Burghers geten hebbende / soo zijn sy eenpaerlijck in de Kercke ghegaen / Godt den Heere danckende ende lovende voor hare verlossinghe / ende dat hy haer een Zee over het platte landt ghemaeckt hadde. Daer zijn oock stracx over al vreuchde-tekenen gedaen met vieren/cloeken luyden/ ende afschietinghe des Gheschuts. Het is oock als een wonder-werck Godes te roemen/ dat des daechs nae dit miraculeuse ontset/ op den vierden [1574.] Octobris den windt Zuydt-Oost gewaeyt heeft/ende daer nae uyt den Noordt-Oosten met eenen stercken storm/ drijvende al het water wederom te lande uyt/ nae dat het sijn officie ende het bevel sijnes Scheppers uytghericht hadde. Als nu de Burghers ende Soldaten buyten de Stadt quamen/ so hebben sy bevonden dat Baldez met sulcker haeste ende disordre ghevlucht was /dat hy al sijn Hutten / en Tenten / veel Gheschuts/ende baggagie hadde after gelaten. Men heeft in deses baldesighen Baldez Quartier gevonden een Tafereel ende ontwerp van alle de Schansen ende de gheheele belegeringhe deser Stadt/ onder de welcke dese woorden gheschreven stonden. Vale Civitas, valete Castelli parvi, qui relicti estis propter aquam, & non propter vim inimicorum. Dat is/ Adieu Stadt, adieu ghy cleyne Casteelkens, die verlaten zijt om het water, ende niet door de macht der vyanden. T'is wonder dat desen Godtloosen Mensche met Iuliano den Godslasteraer niet ghesproken en heeft/ Vicisti tandem Galilaee. Tu Batavos Hispane fuge, & ne respice terras Pro quibus Oceanus pugnat, & ipse Deus. {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} Beschrijvinghe van den schrickelijcken moordt binnen Ovdevvater gheschiedt / den VIII. dach Augusti, Anno 1575. [1575.] NAe dat de Heere van Hierges Bueren ingenomen hadde/soo is hy met sijn Legher opghetrocken/ ende is den xviii. Iulij, (sterck wesende ontrent thien duysent Man te voete / 400. Peerden/ ende xv. Compagnien Pioniers) ghecomen voor Oudewater / een cleyn Stedeken in Hollandt/in het welcke zijn ontrent vijfhondert huysen/ gheleghen op eenen dijck/ lanck worpich ende viercant / de muyren zijn met thorens wel beset/ ende die zijn met aerde ghevult: De Grachten deser Stadt sijn diepe / wijdt / ende vol waters / ende rontomme is het Landt seer waterich. Daer laghen in dit Stedeken vier Vaendelen Soldaten / Duytsche / Francoysen / ende Schotten / in alles niet boven drie hondert Man sterck zijnde: Daer waren oock veel Burghers uytgheweken/ als sy het onweder saghen aencomen. Daer lach een Schanse by de Sluyse op den Dijck/ daermen gaet nae Montfort ende Vtrecht/ een scheute weechs van de Stadt/ welcke de Schotten/ die daer in besettinghe laghen / stracx verlaten hebben / als den vyandt aenquam /sonder de selfde in brandt te steken/ of de amonitie mede te nemen ende in de Stadt te brenghen: Hadden haer die Schotten nae behooren aldaer ghedraghen / sy hadden dit Fort wel eenighe daghen connen teghen-houden/tot groot voordeel der Stadt. Eenighe ghespaniolizeerde Burghers liepen stracx ter Stadt uyt nae des vyandts Legher / ende openbaerden alle gheleghentheyt der Stadt. Morcant Capiteyn van een Vaendel Waelen ende Francoysen / is uytghevallen met eenighe Soldaten/ ende heeft eenighe huysen op den Dijck/ dicht onder de Stadt staende/in brande gesteken/hier uyt is een schermutsel ontstaen tusschen de Spaensche en̄ Morcant, die daer gequetst wiert/als ooc veel Soldaten aen beyde sijden/ooc blevender eenige doot: Wt [1575.] dese occasie is besloten gheen uyt vallen meer te doen/ want die van binnen haddē te weynich volc. Ten selfden dage heeft oock Capiteyn Willeken van Angeren verlaten de Schanse daer hy in lach/ een halve mijle van de stadt/ tot groot misnoegen der gener die in de Stadt lagen; Want dese Schanse lach aen de Sluyse ofte Verlaet/ op den Dijck / gaende nae der Gouwe/ diemen hadde connen doorsnijden/ en̄ also d'Yssel in het Lant wijt en breet loopen laten; so datmen met schuyten over het verdroncken Landt de belegherde soude connen victualie en̄ hulpe ghesonden hebben/gelijck te Leyden geschiedt was. Hierges dede het water dat van der Goude comt / toe-dammen / daer mede hy den belegerden allen toevoer afsneet / ende maecte dat sy niet boven eenen voet waters in hare Stadtsgrachten hielden. Den eersten dach is (door het verlaten der Schansen) de Stadt soo besloten gheworden / datmender gheen volck noch amonitie in brenghen en conde / jae de Boden die sy uytsonden en conden niet wederom binnen comen / om bescheyt te brenghen: Sy lieten oock Duyven met brieven vlieghen / maer die en keerden oock niet weder. Even wel so hebben de Burgers ende Soldaten haer cloeckelijck ende mannelijck ghehouden/ malcanderen belovende tot den laetsten toe de Stadt te houden: Mannen en Vrouwen / jonck en oudt hebben ghearbeyt aen de fortificatie der Stadt / nacht noch dach rustende / tot dat sy gedaen hadden al wat sy conden: Sy stopten en̄ vulden drie van hare Stadts-poorten met aerde ende mist / aen de Goutsche Poorte lieten sy alleen het Clincket of cleyne Poortgen open. Sy hebben oock ordre ghestelt op het maghen-aes ofte mondt-cost / als onder anderen / datmen gheen dicke {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} [1575.] bier brouwen en souden/geduyrende de belegheringe: Den wijn spaerden sy voor de crancke ende ghewonde. Den derden Augusti begon den Spaenjaert met een stuck Gheschuts den Kerck-thoorn / die aen de veste ende Stadts-muyren stondt / te beschieten/ den eersten coeghel viel in de Kerck / ende woech XLIII. pondt. Hier is des nachts daer aen noch een stuck Gheschuts gheplant / om den thoorn te beschieten. Die van binnen merckende/dat haren vyandt meynde soo langhe desen thoorn te beschieten/ tot dat hy sonde na buyten toe storten ende vallen in des Stadts Grachten/die dempende / ende haer eenen wech makende om de Stadt aldaer te bestormen / soo hebben sy de Kercke ondergraven / ende onderstut met groote balcken / alsoo dat de selfde stortende moeste vallen nae de Stadt aen/ ende niet in de Stadts-grachten. Den vii. Augusti als het Gheschut gheplant was/ ende veerdich stondt om de Stadt te beschieten: So heeft den Heere van Hierges de Stadt doen opheysschen/ haer beloovende een goet apoinctement / te ghelijcke haer voor-houdende / dat hy der Spaenjaerden wreeden moet niet en soude connen toomen/ indien sy het uyterste wouden verwachten. De Capiteyns antwoorden / dat sy gheen last en hadden de Stadt op te gheven / maer die in te houden / maer so het hem beliefde haer toe te laten/sy wouden een Bode schicken aen de Prince ende de Staten / om haer advijs te vraghen. De Heere van Hierges dese antwoorde van haer ontfanghen hebbende / heeft stracx de Stadtlaten beschieten met xxviii. grove stucken/ (welcke xxiii. stonden op den Sluys-dijck by de galghe/ende vijf op den Dijck van Montfoort) met sulck een furie ende ghewelt/ als oyt te voren erghens gheschiedt was / hy heeft dien dach ghescho ten duysent vier hondert / ende vijftich scheuten. Wat den vyandt des daechs in stucken gheschoten hadde/dat vermaeckten die van binnen des nachts/ gheenen arbeyt noch costen daer toesparende / selfs linnen en [1575.] wollen toedraghende om de bresse te stoppen. Des anderen daechs is de Stadt wederom dapperlijc beschotenge worden; Daer op volchde stracx eenen valschen alarm ende storm op de Stadt /waer mededen vyant die van binnen moede maeckte: Hier op volchde datelijck eenen generalen storm ende beclimminge van alle de Natien ghelijckelijck. Nae dat die van binnen haer dapperlijc wel ander-half uyre lanck geweert hadden/met schieten/met allerley vuyr-wercken/met ketels vol heet siedende water/ongheleschten calck/heete olije/ghesmolten loot/voet-anghels/ plancken vol scherpe naghels/ hekelen/ brandende stroo-wisschen opspiesen of langhe stocken/ met steenen/ die sy uyt de straten ghegraven en op de vesten ghebracht hadden/ met brandt-reepen / ende diergelijcke dingen die sy al veerdich en gereet hadden / elck een wie sy waren/ Burghers/Soldaten/Vrouwen/ Maechden / Kinders / elck om cloeckst wederstant doende: So heeft evenwel eyntlijck den vyandt haer overweldicht/op den viii. Augusti, alles doodt-slaende ende ombrenghende wat sy cregen of vonden/ sonder te verschoonen jonghe Macchden/ of swanghere Vrouwen/ jae sy hebben een swanghere Vrouwe opgehangen/ ende het Kindt levendich uyt haer lichaem ghesneden ofte ghescheurt. Daer en bleven gheen twintich Soldaten in het leven: Capiteyn Morcant werdt ghevanghen / ende nae der handt los ghelaten teghen eenen Spaenschen Vaen-dragher/ ende Sergeant /sus anders en soude hy niet los ghecomen zijn / want de Spaenjaerden waeren seer op hem verbittert. De Stadt is gheheel verbrandt / uytgesondert alleen de Kercke/het Convent/ ende weynich Huysen. Hierges hadde den brandt geern doen lesschen/maer daer en was gheen ordre noch middel om sulcx te doen/ de Burghers meest omgecomen zijnde/ ende sijne Soldaten te vlijtich nae den buyt loopende. {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (55) Quis veteres non cantet aquae hoc carmine dignas, Excidium passas, servantes faedera Belgis! Quid memorem caedes e cunctis civibus eheu Vix super unus erat, sed vivit fama superstes ==} {>>afbeelding<<} {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} 1575 Daer bleven in den storm doodt ontrent hondert Spaenjaerden/waer onder veel Bevel-hebberen waren/ oock wierdender wel hondert ghequetst in het beclimmen der Stadt. De Prince van Oranien was schoon ter Goude gecomen / in meyninghe den Dijck door te steken / ende alsoo door het oploopen des waters den vyandt te doen opbreken / maer hy quam te late. Daer is binnen ghevanckelijck gecreghen den Predicant der Gemeynte aldaer/den welcken de Spaenjaerden (onaenghesien hy gheransoneert was voor vijfhondert guldens) hebben ghehanghen aen de galghe buyten de Stadt staende / nae dat sy sijnen Sone voor sijn ooghen ghedoodt hadden. Meester Christiaen [1575.] de la quellerie, Predicant van de Walsche Compagnien/ en wiert niet ghekent; nae dat hy vijf weken lanck hadde ghevangen gheseten/ is hy geransoneert voor drie hondert guldens/ ende leeft noch op dese uyre/een seer vroom ende godsalich Man. De Kercke te Oudewater is na der handt/ als sy van de Spaensche ghewyet ende verlaten waren/gerepareert/ende met seer schoone glasen verciert / by den Steden van Hollant geschoncken. De wallen zijn ooc op 's Lants costen opghericht ende her-bout/ende de Staten hebben dese Stadt schoone Privilegien gegeven / op dat sy met der tijdt hare schade weder verwinnen mocht. Hoe de Spaenjaerden het beschanste Dorp Bommene beleghert / bestormt / ende inghecreghen hebben / den XXVIII. Septembris, 1575. alles vermoordende. [1575.] BOmmene is een Dorp in Zeelandt/gheleghen op den punct van drie Dijcken/die d'eene d'andere flanckeren/het is/ geduyrende den Zeeuschen Crijch / seer sterck ghemaeckt / met een Ravelijn op elcken Dijck/ die de fortificatie van het Dorp / ende de Haven besloten/houdende de Grachten vol waters door een Sluys / behalven aen den Zee-dijck. De Commandeur heeft Montdragon, Sanchio d'Avila, ende Iohan Osorio de Vlloa belast Bommene te bespringhen ende te overweldighen. Capiteyn Francisco de Aguillar Alverado is met drie Vaendelen Spaenjaerden voor uyt getrocken / om die van Bommene te berennen ende te besluyten/ het gros van het Spaensche Legher is hem stracx ghevolcht/ mede-brenghende twaelf groote muyr-brekers. Doe dit Legher nae Bommene toe marcheerde/so wasser luttel Crijchs-volck binnen / maer alsoo de Zeelandtsche Schepen niet verre van daer en laghen/soo gheraecten daer noch binnen drie Walsche Compagnien/ [1575.] twee Hooch-duytsche/ een Fransche. Den Gouverueur was een Francoys / ghenoemt Meester de Nieville, een oudt ervaren Crijchs-man. Den Spaenjaert sijn Baterien geplant hebbende/heeft de Wallen van Bommene drie dagen beschoten/ en̄ maecte een bresse die lichtelijck te beclimmen was. Als die van binnen dat sagen/soo sochten sy te parlamenteren/ende daer wierden tot dien eynde Gyselaers van beyden sijden ghesonden. Maer alsoo hem een Spaens Soldaet in de begravinghe liet verluyden/dat indien haer de Rebellen/ (die hy een hoop hinnen noemde/dat is/bloode Menschen/gheen couragie hebbende) wilden overgeven/soo mochten sy haer selven van boven de muyren sonder wapenen neder-werpen / want men haer op gheen ander conditie in genaden aennemen en soude: Ende dierghelijcke woorden meer: Soo verhinderde dit alle voorder handelinghe van overghevinghe. {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (56) BOMMENE quid gessit nullus cantabit IBERUS Mitto alias pugnas, belli certamina mitto, Haec sola obsidio docuit nos malle perire, Hoste simul pereunte Iugum quam f[er]re Tijrannj. ==} {>>afbeelding<<} {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} [1575.] Montdragon, Sancio d'Avila, ende Iohan Osorio siende dat het innemen deser plaetse met ghewelt noch halsen costen soude / soo sonden sy den Capiteyn Francisco de Aguilar, om met den Gouverneur te spreken/midts dat hy kennisse met hem hadde. Desen Spaenschen Capiteyn in de begravinghen of Trencheen met den Gouverneur sprekende / boodt hem aen seer redelijcke conditien: Maer de Gouverneur antwoorde/datmen haere woorden niet en mocht ghelooven/ daer by verhalende hoe leelijck dat dien Spaenjaert van haer ghesproken hadde / sonder daerom ghestraft te zijn. De Spaensche Capiteyn excuseerde dit / segghende / datmen niet achten en moeste 'tgheene de Soldaten uyt lichtveerdicheyt spraken. Terwijlen dese beyde noch met malcanderen spraken / soo ghebeurdet / dat eenen Mendoza, die Vaen-dragher van Hydro Pacieco was/ bespiedt hadde een plaetse / daer hy met sijn volck lichtelijck meynde in te gheraken/ dies hy met sijn Compagnie die plaetse op het onversienste besprongh: Maer die van binnen willecomden ende groetten hem soo met haere Musquetten ende Roers / dat hy daer doodt bleef / ende met hem over de dertich van zijn Soldaten. Dit gheschiedt zijnde/ soo seyde de Gouverneur tot Aguillar, dat onder de sijne noch veel Edele ende vrome Soldaten waren/ diemen voor Hinnen scholt/maer sy souden doen blijcken / dat sy vrome Hanen waren: Daerom wilden sy / naest Godt/ haer verlaten op hare cloecke handen ende goet gheweer: Hier mede scheyden dese beyde van malcanderen. De drie voorgenoemde Spaensche Overste besloten / datse die plaetse des anderen dacchs / wesende den xxiii. Octobris, met het leeghe water bestormen souden/ met ontrent acht hondert Mannen / soo Spaenjaerden/ als Hooch-duytsche. Dese op haer Spaensche maniere eenen Pater-noster, ende Ave-Maria ghesproken hebbende/hebben de bresse ende pallisade bespronghen / met groote cloeckheyt/ ende die van binnen hebbense mannelijck afgeslagen/ [1575.] schietende met grof ende cleyn Gheschut seer vreefelijck. De bestormers/nae dat sy wel twee uyrenlanck ghestormt hadden/zijn afgheweken/met verlies wel van twee hondert Man / behalven wel drie hondert ghequetste/ende vele verdroncken/overmits het water in het wassen was / doe sy aftrocken. De drie voorschreven Overste hebben gheresolveert eenen generalen storm te doen met al haer volck/ ende ordineerden (by ghebreck van volck) dat alle de Jongers ende Soetelaers haer op de Dijcken souden comen verthoonen in wapenen/ als of sy daer nieu volck ghereet staende hadden/ om stracx noch een storm aen te brengen. Ghelijck desen storm op den voorschreven dach is aenghebracht met grooten moet ende manheyt/ alsoo is hy oock cloeckelijck afgheslaghen/ soo dat de bresse vol dooden lach. Desen aenloop heeft gheduyrt van 's morghens te seven uyren/ tot op den middach. De voorschreven Jonghers ende Soetelaers zijn oock comen aentrecken / ende vele van haer zijn mede aenghevallen / soo dat die van binnen seer moede gheworden zijn/ mits dat sy nu twee of drie daghen / jae nachten en daghen / in waken / arbeyt/ ende alarm gheduyrichlijck gheweest waren / ende ghenen tijdt en hadden om te eten ofte drincken/ ende hare wonden te verbinden / selfs den Gouverneur ghequetst zijnde in sijn been / daer hy aen doodt bleef/ doch al vechtende; Oock dewijle het Gheschut door het langh-duyrighe gebruyck verhittet zijnde / crachteloos was: Soo is het dat de Spaenjaerden wederom aenvallende / nae ses uyren ghevechts/ op den Wal gheraeckt zijn/ daer sy bleven/ sonder te durven voorder neder/ of in het Fort treden. Als Sancio d'Avila dit sach / soo liep hy toe / eysschende een Rondasse / roepende / dat hy hem verwonderde ende schaemde/datter onder soo veel vrome Soldaten niet eenen en was / die dorste invallen: 'Twelck een {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} [1575.] Spaens Musquetier/ ghenoemt Toledo, hoorende/so verliet hy sijn Musquet/ende creech een Rondas/daer mede hy den Walafspronck / midden onder sijn vyanden/hem volchden stracx veel andere: Ende voorts teffens invallende/ wierden sy meester van de plaetse / alles doodende/ die niet ontliepen of haer en verstaken/ welcker weynich waren / men acht gheen twintich / jae andere schrijven datter niet boven vier Mannen het leven van gebracht en hebben/die wonderbaerlijck de doodt ontnomen ende ontcomen zijn. [1575.] Doch de Spaensche en hadden haer deser victorie niet seer te beroemen. Dit belech duyrde ontrent twintich daghen/ende het wordt gheacht het furieuste te zijn daermen oyt van ghehoort heeft / daer bleef voor Bommene meer volcx doodt in die xx. dagen, dan in het belech van Haerlem in den tijt van thien maenden. Daer zijn op Bommene in dien corten tijt wel ses duysent scheuten gheschooten met grof Gheschut. {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} Krimpen by de Spaensche / ende corts daer nae by den Prince van Oranien inghenomen/ Anno 1575. [1575.] ALs de Heere van Hierges de Stadt Schoonhoven ghewonnen hadde / soo is hy met sijn Legher ghetrocken om Woerden te belegheren. Jn het voorby trecken heeft hy Krimpen (een Dorp by Dordrecht gheleghen / daer de Leck in de Merwe valt) met noch twee Schansen/daer nevens ligghende/ inghenomen/ ende stracx seer ghesterckt. Hier mede en heeft Hierges niet alleen de Riviere Lecke ende Merwe ghestopt/ maer hy meynde van daer in Swijndrecht / Voorn/ ende andere daer by ligghende Eylanden drooghs voets te gheraecken / ende alsoo met der tijdt sich meester te maken van Dordrecht/ ende den Briel: Oock lach Krimpen seer wel om in den Winter over het Ys aenslagen op Geertruyden-Bergh/ Gorcum/Bommel/ ende andere plaetsen te maken / ende de Mase ende den Rhijn te vermeysteren. De Hollanders hier voor vreesende/soo hebben sy den Dijck over d'ander sijde afghesteken / beschanst / ende met Gheschut wel beset/ om Hierges voornemen te beletten soo seer als sy conden. Den tweeden Septembris Anno 1575. heeft Hierges een Schanse in Papendrecht / gheleghen recht over Krimpen/beleghert/ende wel dapperlijck beschoten: Een Hollandts Schip van Oorloghe / d'welck daer op den stroom lach om den selfden te vrijen/ heeft hy in den grondt gheschooten / ende corts vaer nae heeft hy die Schanse in Papendrecht gheleghen/ verheert [1575.] ende inghenomen: Daer mede hy soo veel ghewonnen heeft/ datmen uyt de Lecke in de oude Mase niet comen en conde. De Prince van Oranien dit siende/ dede drie hondert Peerden/ ende acht Vaendelen Voet-volck in den Swijndrechtschen Weert comen/ ende boude een Schanse recht teghen over Krimpen / om de Riviere daer mede te bevrijden. Dese nieuwe Schanse heeft Krimpen alsoo beset ende benaut / dat het garnisoen d'welck daer in lach de selfde heeft moeten overgheven in handen van des Princen volck/ op den xxi. Februarij, 1576. De Soldaten trocken daer uyt met hare wapenen/ achterlatende 'tgheschut ende munitie. Dit is gheschiedt ter wijlen Don Loys doende was met het belech voor Zierickzee / soo dat hy niet en conde comen om Krimpen te ontsetten. Ende Hierges was besich met de belegheringhe van Woerden/ het was hem oock ongheleghen op te breken om dese Schanse te gaen ontsetten. Sy meynden die ende andere Schansen ende Stercten haest weder te crijgen/ als sy maer meester van de Steden souden geworden zijn/maer Don Loys is ghestorven eer hy meester van Zierickzee conde worden: Ende Hierges heeft nae seven en veertich weken belegheringhe Woerden moeten verlaten/ ende Crimpen is aen des Princen sijde ghebleven. Fronte capillata, post est occasio calva. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (57) Nil mirium adspirante Deo, Duce Principe belli, Hispanos Crimpis fulgentia ponere signa, Non semper fortuna eadem est quandoqƷ Noverca est, Et quandoqƷ bona est captāda occasio semper, ==} {>>afbeelding<<} {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} Belegheringhe ende inneminghe van Zierickzee, Anno 1575. ende 1576. [1575.] ZJerickzee is de oudtste / ende eertijdts de rijckste Stadt van Zeelandt / gheleghen in het Eylandt van Schouwen /d'welck is het voornaemste Eylandt van Beooster-schelt. Dese Stadt is gheleghen vijf mijlen en een halve van Armuyen / ende ses van Middelburgh. Sy is Anno VIIIC. ende XLIX. ghesticht van eenen Heere/genoemt Zierick/daer sy den name van voert. Anno 1572. in Iunio, is dese Stadt / nae eenighe belegheringhe door Rollee Balliou ende Gouverneur der Stadt Campveer/ overghegheven in handen van den Prince van Oranien/ ende met die van Vlissinghen ende Campveer vereenicht/ende heeft haer in de inlandtsche oorloghe cloeckelijck ende wel ghedraghen. Ter wijlen de Heere van Hierges in Hollandt den Crijch voerde/ Anno 1575. Soo is den Commandador met eenich volck ghecomen in Sint Anne-landt/ende is van daer ghevaren tot Philips-landt/ ende van daer heeft hy sijn Soldaten door het water/(d'welck haer somtijts tot de knien / somtijts hoogher quam) tot in het Eylandt van Schouwen (met verwonderinghe van yeder een) gebracht/ende heeft inghenomen de Schanse van Vianen / ende andere daer ontrent gheleghen/ niet teghenstaende de groote teghen-weere van de Zeeusche oorloch-schepen/ die met het leeghe water niet nae ghenoech comen en conden. Soo dat dese Stadt rontom is beset gheworden/ ende alle passagien zijn haer afghesneden. Die van Zierickzee staken Boerendam door/ maer de Spaensche hebben het gat wederom toeghestopt/ d'welck die vander Stadt soeckende te verhinderen/ soo is daer uyt een dapper gevecht ontstaen/met verlies van vele Spaensche/ oock eenighe vander Stadt. De Spaensche hebben haer oock meester van het Hosft gemaeckt/ d'welck haer wel tusschen de vier ende vijfhondert [1575.] Man coste. Den Commandadoor is met Chiapin Vitelli selfs in het Legher ghecomen/ om op alles ordre te geven: Doch van daer nae Brabant vertreckende/ heeft hy Montdragon alle authoriteyt ende macht gegeven over de Zeeusche saken/die sijn devoir seer wel ghedaen heeft/ ghenoechsaem betoonende sijne ghetrouwicheyt in den dienst van sijnen Coninck/gelijck hy voor desen meermaels ghedaen hadde. De Stadt was tamelijck versien met volck/ victualie / ende anderen nootdruft/ zijnde verrijckt van Jnwoonders/ door het afbranden van Rommerswale. Daer was binnen voor Gouverneur Ioncker Arent van den Dorpe, een cloeck verstandich Edel-man/ ende seer ghetrouwe Patriot / die tot bescherminghe deser Stadt gedaen heeft / al wat een cloeck Crijchs-man behoorde te doen. Hy heeft met allen moghelijcken vlijt ende haeste buyten de Stadt / aen de Zuydt-sijde van de Haven/de hoochte van assche (de welcke door lanckheyt van tijde uyt de Sout-keten ter voorschreven plaetse ghebracht / tot een hoochte gheworden/ ende begroeyt was) seer sterck doen maken; Ende aen de Noordt-sijde heeft hy mede een stuck landts/van ontrent hondert ghemeten/rontomme doen beschansen/ de reste van het landt meest onder water zijnde / door het doorsteken van de Dijcken: Soo dat het Spaensche Legher schier nerghens anders logieren en conde dan op de Dijcken. Den Gouverneur heeft (om tijt te gewinnen/ ende hoopende dat den vyant haest de victualie ontbreken soude) stracx in den beginne van de belegheringe / treves ofte stille-stant van wapenen ghemaeckt den tijdt van veerthien daghen/ den welcken sy daer nae wederom verlenghden/ den vyandt eenighe hoope van te willen accorderen/ {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (58) Hostilis miles Circeja moenia cingit, ExcidiumqƷ parat, magnis conatibus obstant, Magnanimi Cives qui Libertatis amore, Armati pereunt, subeant nec vincla Tijranni ==} {>>afbeelding<<} {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} [1575.] ghevende: Welcken tijdt gheduyrende / de Borghers / die in't eerste seer verslaghen waeren/ moet grepen om teghenstant te doen; in welck voornemen sy zijn versterckt gheworden/alsmen haer seyde / dat den vyandt haer seer harde conditien voorhieldt: Dit ghespreck van accorderen duyrende/hebben de belegherde hare Stadt ghefortificeert soo seer alst haer moghelijck was. Don Loys ende sijne Colonels merckende/dat dese Stadt niet wel met ghewelt te winnen en was/ (want sy hadden behalven een cloecke Burgherije/ twaelf Vaendelen Soldaten binnen/ ende waren redelijck van victualie ende van amonitie versien) maer door hongher / ende lanck wijlicheyt van tijde: Soo heeft hy ghearbeydt / om haer allen toe-voer af te snijden: Hy heeft groote balcken in den grondt van het water/dat tusschen 'tLandt van Schouwen ende Duyvelandt loopt / gheheyt / ende die balcken met ketenen aen malcanderen ghegordt ende vast gemaeckt. Daer het te diepe was/ werden Schepen aen anckers gheleyt/in de welcke veel volcx ende gheschuts lach: Dese Schepen laghen dichte by malcanderen/soo datmen over plancken van het eene Schip tot het andere gaen conde. De Spaensche brochten oock voor den mondt van de Havene veel Pleyten ende Galeyen/ daer mede sy de selfde meer ende meer besloten / op datter niemandt uyt of in soude connen comen. Binnen de Dijcken/ende verdroncken Landt/ hebben sy oock met Schuyten vol Crijchs-volck scherpe wacht ghehouden / ende op al de Dijcken ontrent de Haven planten sy veel grof Gheschut/ om alle toevoer te behinderen. Sy en hebben de Stadt niet veel beschoten/ dan alleen den Asch-bergh aen de Havene/ doch te vergeefs. Die van binnen voeren dickwils uyt met hare Galeykens/over het verdroncken/ ofte met de Zee beloopen Landt/hare vyandt soo veel afbrencks doende als sy conden. Den xxv. Martij sloegen sy den vyandt op de vlucht / haer eenighe Schuyten [1576.] afnemende / ende sinckende. De Prince van Oranien becommert zijnde over het ontset deser goeder Stadt/heeft bedacht wat middelen hy hier toe best ghebruycken soude: ende en heeft gheenen beteren raedt connen bedencken / dan dat hy sijnes vyandts Leger den toevoer van victualie ende allen nootdruft verhinderen soude/ belegherende de belegheraers: Hier toe hebben den Grave van Hohenlo/ ende den Admirael Loys Boysot haer beste ghedaen/maer sy en conden de Spaensche so niet besetten/of sy creghen noch / soo by lande als te water/ redelijcker wijse haeren nootdruft: Doch de Stadt creech alle daghe meer ende meer ghebreck van alles/ want daer en conde niet in-comen. Den xii. Iunij Anno 1576. Heeft den Admirael Loys Boysot toegerust een Hulcke van ses hondert lasten/of twaelf hondert vaten groot / met Gheschut wel voorsien / oock selfs de Meersen / van waer hy meynde sijne vyanden so dapper te beschieten/dat hyse uyt hare Schansen drijven soude. Op dit Schip waeren wel ses of seven hondert Mannen/ ende den Admirael Boysot selfs. Dit Schip meynde hy aen den Dijck van Borndam te brengen/ende daer mede/ als met een Schanse / den vyandt af te weeren (alsoo hy oock eens-deels dede) zijn Gheschut weer-loos makende/ ende alsoo de Stadt spijsighende: Maer alsoo dit Schip aen den Dijck ten leegen watere op den grondt was sittende/ soo ist door 'tgroot ghewichte van 'tGheschut/volck/ ende last/als oock door menighen scheut die daer door gheschoten werdt/ghesoncken/daer wel drie hondert Mannen mede verdroncken/de reste salveerden haer. Den Admirael Loys Boysot swom langhe tijdt op een bert/ maer door de donckerheyt des nachts is hy verdroncken, den xv. Iulij, 1576. Den xxviii. Septembris 1575. is sijnen Broeder Ioncker Charles Boisot, Gouverneur van Walcheren/ doorschoten in het Landt {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] van Schouwen/ onwetens van achteren/in de duysterheyt / van sijn eyghen volck/ als hy poochde te verhinderen den inval der Spaenjaerden in S. Anne-landt / Philippe-landt / ende Duyve-landt. Die van Zierickzee siende dat al de aenslaghen harer vrienden misluckten / ende sy alle nootdruft ghebreck hadden/soo zijn sy veraccordeert den xxx. Iunij, Anno 1576. haer over te geven in handen van Montdragon/ nae dat sy volle neghen maenden waren beleghert gheweest / ende sy den vyandt soo veel te doene [1576.] hadden ghegheven / dat hy elders niet en hadde connen attenteren. De Borghers moesten opbrenghen in seeckere pajementen 100000. guldens. De Soldaten trockender uyt met hare wapenen/goederen/ ende meubelen/ ende met haer de beyde Predicanten. De overghevinghe deser Stadt/ ofte uyttocht der Soldaten gheschagh op den tweeden Iulij, als Don Loys al overleden was. De Spaenjaerden overvallen ende plunderen de Stadt van Aelst, in Vlaenderen/den XXVIII. Iulij, Anno 1576. [1576.] HEt verlies der treffelijcke Stadt van Zierickzee/heeft in Hollandt / Zeelandt / ende vast over al by de goede Patriotten seer groote verslaghentheyt ghebracht; Want corts te vooren was Zuydt ende Noordt-Hollandt van malcanderen ghesepareert door het verlies van Haerlem: Nu wierden Hollandt ende Zeelandt van malcanderen gescheyden door Zierickzee/want door dese Stadt maeckte sich de vyandt meester van de Zeeusche Eylanden/ ende creech eenen voet in de Zee rontom her. Soo dat de voornaemste in Hollandt ende Zeelandt oordeelden / dat het haer onmogelijck was den Crijch langher te voeren. Als nu dese Provincien buyten raedt waren/ niet wetende wat sy beginnen ofte doen souden: Soo heeft ghebleken warachtich te zijn de spreucke des Wijsen Philonis, Vbi cessat auxilium humanum, ibi incipit divinum, Daer der Menschen raet ende wijsheyt eyndicht, daer begint Godes raedt ende hulpe: Hy wil de eere hebben/sy comt hem oock toe/het is billick dat wijse hem geven. Siet/ Godt de Heere / die aller Menschen herten en leven in sijn handt heeft / die heeft/ soo alreets verhaelt is/ den draet des levens van Don Loys subijtelijck ende onversiens afghesneden: De Spaenjaerden/Duytsche [1576.] / Waelen/&c. mutineerden over al/ sy wouden 'tgelt hebben/datmen haer schuldich was/ende sochten hier en daer de beste Steden in Vlaenderen ende Brabant te overvallen ende te plunderen / ghelijck sy oock eenighe ghedaen hebben/ als Aelst / Mastricht/ Antwerpen/ ghelijck nu stracx sal verhaelt worden. Don Loys nu doodt zijnde / ende den Raedt van State by provisie in't Gouvernement gestelt wesende /soo heeftmen alle middelen ghesocht / om het ghemutineerde Crijchs-volck te vreden te stellen / haer aenbiedende op rekeninghe de hondert duysent guldens die Zierickzee moeste opbrenghen/waer mede sy geensins te contenteren en waren. Het Crijchs-volck van Montdragon, Waelen zijnde / heeft behendelijck alle de Spaenjaerden uyt Zierickzee ghedreven / eenighe / die niet stracx uyttrecken en wouden/ doodt slaende. De Spaenjaerden mutineerden over al opentlijck/ende dreven van haer hare Capiteyns ende Officieren; sy verlieten hare sterckten ende wachten/ ende beroofden vele Dorperen ende rijcker lieden Huysen. Sy swoeren t'samen onder een Misse / die sy lieten doen/ malcanderen ghetrouwe in haer voor- {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} nemen [1576.] te wesen. Sy raepten by den wech op al wat sy aen haer stringhe crijghen conden/als die van Lillo/ die dese sterckte verlieten/ ende quamen by de ghemutineerde te Herentals/ alwaer sy eenen Electo vercooren. Den Raedt van Staten heeft aldaer tot haer ghesonden den Grave van Mansvelt/haer door den selfden aenbiedende Pardoen van alle hare fouten ende misdaden/ oock haer aen-part van de hondert duysent guldens van Zierickzee / ende noch drie payen van den eersten gelde / dat uyt Spanien ofte van elders comen soude. Maer hier mede en waren sy niet te vreden: Sy wouden hebben haer volle betalinghe van drie en twintich maenden: Vermeerderinghe van haer gagien / ende een goede Stadt in haer ghewelt/ tot datmen met haer soude afgherekent hebben. Op dat dese ghemutineerde met des te meerder behendicheyt Brussel souden moghen verrasschen/ daer sy principalijck haer ooghe op gheslaghen hadden / soo hebben sy belooft stille te wesen/tot dat sy op haeren eysch antwoorde souden hebben/ schrijvende daer en tusschen aen die van Mechelen/en̄ begeerende passagie door de Stadt/ende eenen nacht logements: Maer die van Mechelen weygherden haer dat/ ende hieldense buyten hare Stadt/met hulpe van haer garnisoen. Sy trocken tot Grimbergen/ twee mijlen van Brussel/ende na Assche/ende andere plaetsen rontom Brussel/alwaer de Borgeren in wapen comende/de drie Vaendelen Spaenjaerden/die sy in der Stadt hadden/uyt-dreven/waer over eenighe Spaenjaerden/die niet wijcken en wilden /doodt geslagen wierden: De Brusselaers toonden hare Vaendelen op haere Stadts-muyren/ te kennen ghevende dat sy op haere hoede waren. Sy monsterden hare Burghers / ende stelden ordre op de Burgher Vaendels / al wat bequaem was wapenen te draghen moeste sich onder sijn Vaendel vervoegen/daer wierden ghevonden over de twintich duysent weerachtighe Burgers in der Stadt Brussel. Montesdoca, Mendoza, [1576.] ende Iuliaen Romero wierden ghesonden om de Spaenjaerden te appaiseren/ maer om datse gheen gelt en brochten/so dreven syse met schieten van haer. Om den Raedt van Staten des te beter te bedriegen/ soo schreven sy/ datse des anderen daechs by haer wilden comen / ende dat sy haer hooren wouden/ groote versekerheyt ghevende van met de selfde te willen comen in conferentie ende verdrach: Maer 'ten was gheensins haer meyninghe/ want sy trocken ten selven daghe/ wesende den vijf en twintichsten dach der maent Iulij, nae Aelst/ een treffelijcke Stadt in Vlaenderen/ gheleghen op den water-vloet Denre / twee mijlen van Denremonde / vijve van Gent / viere van Brussel/ ende sesse van Mechelen. Op dese reyse moesten de Spaenjaerden van 's morghens tot 's avondts tegen de Boeren/die een Brugghe op de Denre bewaerden/ schermutseren. Eyndelijck gheraeckten sy in de Stadt Aelst / langhs een achter-deure van een Hof-huysken/ aen het water staende/ streckende aen eenen Thoorn ende Poorte/ daer door men in de Beemden gaet / ghenoemt den verlooren cost/welcken wech den Spaenjaerden van eenen Boer ghewesen werdt. Dese achter-denre niet sterck zijnde/hebben de Spaenjaerden opghebroken/ ende voorts malcanderen opheffende ende helpende/ zijn sy in de Stadt gheraeckt/want het water aldaer heel ondiepe was. De Burghers en vermoeden niet/ datmen haer aen dese sijde bespringhen soude/ daerom en hadden sy aldaer gheen wacht noch teghenweer gheset. De Burghers siende dat de Spaenjaerden in de Stadt waren/ soo hebben sy haer ter weere ghestelt/maer het was te late / de Spaenjaerden overweldichden de Stadt. Daer bleven in dese schermutselinghe doodt ontrent dertich Spaenjaerden / ende twintich Burghers. De Spaenjaerden die dese Stadt innamen waren meer dan twee duy- {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (59) Quis nescit frandes! conatus nescit Iberos! Proditione, dolo captum tibi testis ALOSTUM AtqƷ urbis portae noctu luxataqƷ claustra, Ad caedes Cives extremaqƷ funera poscunt ==} {>>afbeelding<<} {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} 1576 sent sterck/behalven Hoeren/Jonghers/Soetelaers/ ende ander ghevolgh. Sy namen de principale Burghers ghevanghen / ende hinghen een van des Conincks Officieren op by sijnen besten hals; Sy hebben wel den Magistraet belooft/dat sy den Burgheren gheenen overlast doen en souden / maer sy hebben veel anders bevonden / want sy hebben de Stadt geplundert / ende de Burghers niet veel beter ghetracteert/ als of sy de Stadt stormender handt inghenomen hadden. Onder Aelst gehooren hondert ende seventich [1576.] Dorpen/ dese hebben de Spaenjaerden alle gaer onder contributie genomen/ die dwinghende te betalen ende op te brenghen al wat haer beliefde. De Stadt van Aelst is schier de eenige Stadt gheweest die het Beelde-stormen wederstaen hadde/ende die eenen Ghereformeerden Predicant ghehanghen hadde/ dat wordt haer nu dus van den Spaenjaert gheloont. Sy en soecken niet soo seere den ghecruysten Christum, als den ghecruysten penninck. De Raden van Staten zijn te Brussel ghevanckelijck ghenomen/ den XIIII. Septembris, Anno 1576. [1576.] ALs Don Loys de Requesens Groot Commandador van Castilien / Gouverneur der Neder-landen/gestorven was/soo hebben de Heeren van den Rade van Staten de regieringe der Landen aengenomen/d'wele terstont by den Coninck door brieven uyt Spanien/ van date den xxiiii. Martij, Anno 1576. aen de Prelaten/ Edelen/ ende Steden der Landen is goet ghekent ende bevesticht. De principaelste Heeren den welcken als Raden van State het generael regiment nu bevolen was/waren den Hertoghe van Aerschot, de Graven van Mansvelt, Barlaymont, de Marquis van Havre, de Heere van Rassinghen, de president Viglius, d'Assonville, Sasbout, met meer andere Raedts-Heeren/ende twee Secretarisen Barti ende Scharenberg. Dese worden gheauctoriseert by provisie / tot dat den Coninck eenen nieuwen Gouverneur in Don Loys plaetse senden soude. Eenen Spaenjaert Hieronymus de Rodo, drongh hem selven mede in desen Raedt van Staten / met noch andere Spaenjaerden van den hoogen [1576.] Crijchs-raedt/ als den Colonel Iuliaen Romero, ende Don Alonso de Vergas. Den Raedt heeft veel moeyte aenghewendt/ om de mutinatien ende insolentien/ welcke de Spaenjaerden over al bedreven/ te stillen/ ende haer te bevredighen/ maer het was al te vergeefs/sy wouden gelt ende hare volle betalinghe hebben/ ende dat stracx/ of dreychden noch alle daghe meer moetwille te sullen bedrijven/ ghelijck sy oock ghedaen hebben: Soo dat den Raedt van Staten/ door groote instantie van die van Brabant/ dese rebellighe Spaenjaerden voor vyanden van den Coninck / ende van de Landen heeft uytgheroepen: Belastende de inwoonders deser Landen in wapen te comen/ ende te vergaderen met Clock-slach/ Trommel-slach/ ende anders / om de Spaenjaerden te bespringen ende doodt te slaen waer sy conden /d'welck gheschiede/ soo uyt verdienden haet / als uyt vreese van de selfde geheel overvallen te worden. De Staten {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (60) Ordinibus Miles Bruxellis vincula Nectit. Hispanus, poscens sua lauta stipendia, fúlvo Auro inhiaus, tantis se opponere viribus impar, Belgica, paulatim populis spoliata fatiscit, ==} {>>afbeelding<<} {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] van Brabant hebben met Octroy ende bevel der Raden van State / Ruyteren ende Knechten aenghenomen/makende Generael over het voet-volc den Heere van Hese; ende den Heere van Glimes / groot-Baillu van Walsch-Brabandt / sijnen Luytenant/ ende den Heere van Bevere Overste van het Peerdevolck. Die van Vlaenderen lichten een Regiment Voet-knechten / daer de Heere van Noyelles Colonel van was/ ende ses Compagnien Peerden/ alle staende onder den Grave van Reux/als Gouverneur van Vlaenderen/om den overlast ende foulen der gemutineerde te keeren ende te weeren / soo veel haer moghelijck soude wesen. De Geestelijcke / die seer den Coninck toeghedaen waren/ ende insonderheyt de nieuwe Bisschoppen/maeckten groote swaricheyt van alle de Spaenjaerden vyant te verclaren: Maer wilden allen die van Aelst daer voor uytgheroepen hebben. Doch de erectie der Geestelijcke goederen in Commanderien/ den overlast die de Spaenjaerden den Moniken van Affligem ghedaen hadden / die by de mannelijckheyt ophanghende / ende deerlijck pijnighende / om haer te doen wijsen den schat van de Abdije: Jtem considererende het ondragelijcke brantschatten der Dorpen tot Gent toe: Oock vreesende overstemt te worden in de vergaderinghe / ende dan den haet van de Gemeynte vreesende/ soo hebben sy mede geconsenteert met de andere leden des Lants/ d'welck haer ende de vier biddende Ordenen/ ende de Jesuyten nae der handt seer beroude. Die van Rijssele / Doway/ Orchies/met die van Artoys/Doornijck / ende Tornesis / oock die van Namen/ volghden die van Vlaenderen. Den Raedt van Staten sont alomme aen de Duytsche ende Walsche garnisoenen / soeckende die aen haere sijde te crijghen/ tot dien eynde haer belovende goede betalinghe: Sy creghen met sulcke middelen uyt Denremonde de drie stercke Vaendelen Duytsche van Polwijlers Regiment / door het goet ende wijs beleyt van Francoys [1576.] van der Cethulle / Heere van Rihove / daer die van Vlaenderen seer blijde om waren / ende den Heere van Rihove grootelijcx bedanckten voor sijn goet devoir / ende maeckten hem Baillu van Dendermonde. Ofschoon den Raedt van Staten sich aldus/ ghelijck voorseyt is/ ghedraghen heeft in de regieringhe des Landts / soo zijn sy / of immers den meesten deel der selfder/ even wel by den gemeynen Man/oock by eenighe van de groote in verdachtsaemheyt ghecomen/ als of sy secrete correspondentie hielden met de Ghemutineerde Spaenjaerts: insonderheyt hier uyt ontstaende/ om datter gheen groot devoir ghedaen en wierdt/om het Placcaet teghen de Spaenjaerden ghepubliceert/ cachte te doen hebben: Het scheen meer pro forma ghemaeckt ende ghepubliceert te wesen/om de Staten van Brabant eenich contentement te gheven / dan dat het haer ernst was. Dese suspitie is seer versterckt gheworden/ als Hieronymo de Roda eenen Spaensche Pape/ende Iuliaen de Romero, eenen Spaenschen Colonel/ uyt den name van den Raedt van Staten ghesonden wesende / om de Spaenjaerden te stillen/sulcx niet alleen niet ghedaen en hebben/ maer bleven by de Ghemutineerde Spaenjaerden/ haer helpende ende stijvende met raedt ende daedt. Eenighe Heeren / als Glimes / Heese/ Gouverneur van Brussel Berselles/de Abten van S. Geertruyden ende van Pergh / dit hoorende / ende siende hoe qualijck dat die van Brussel/ als oock veel andere Edelen/ ende Steden dit namen/ ende hoe sy teghen haer murmureerden / soo hebben sy / met advijs der Staten van Brabant/besloten den Raedt van State in versekeringhe ofte ghevanckenisse te stellen/ d'welck Glimes in het werck ghestelt heeft / by der hant ende tot zijn assistentie niet meer dan een Vaendel Soldaten hebbende / welcke de deuren der Raet- {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} camer [1576.] / daer de Heeren vergadert waren / met ghewelt opbraken/ yeder eensich over dese stouticheyt verwonderende. De Duytsche Oversten of Colonellen / als Polwijler/ Fronsbergher / ende Fucker/ die den Raedt van Staten respecteerden ende ghehoorsaemden/als wesende hare ghebiedende Heeren/ wouden weten waerom datmen dese Heeren hadde ghevanckelijck ghenomen/jae wouden de selve los ghelaten hebben / ofte sy souden daer anders in versien. De Staten van Brabant hebben desen Colonellen gheschreven ende gheantwoordt / dat dit niet met haren last/ maer buyten haer kennisse geschiedt was: Wel wetende / dat het gheensins gheraden en was dese Colonellen/ ende andere Crijchs-overste te vertoornen / want sy wisten dat vele goede Steden ende stercke Casteelen met hare stercke garnisoen beset waren/ ende dat den Coninck noch ontrent veertich duysent Crijchs-lieden in het Landt hadde / daer de Staten des maels niet meer dan thien of twaelf Vaendelen Soldaten en hadden / die in der haest opghenomen/ende noch niet te deghe in ordre en waren. De Staten van Vlaenderen ende Arthois namen het oock seer qualijck / datmen den Raedt van Staten ghevanckelijck hadde ghenomen/ende en wouden op gheene by-een-comsten verschijnen/ voor ende aleer den selfden soude los ghelaten wesen; ghelijck dan oock noch seghel/ noch Secretaris/ noch eenich Collegie en was/ d'welck d'authoriteyt hadde om op eenighe vergaderinghe der Staten te verschijnen/ dit alles staende by de Raden van State. Doe begonnen eerst de voorverhaelde Heeren te sien ende te verstaen / dat sy onwijsselijck ghehandelt hadden/ [1576.] vreesende datmen haer daer over soude vangen ende straffen. Den Abt van Pergh was soo banghe /dat hy van anghst en vreese subijtelijck ghestorven is / de andere vluchten ende verstaken haer. Doch dese Heeren nae der handt wederom moet grijpende / hebben opentlijck gheseyt/dat sy ghenoechsame ende wichtighe oorsaecken hadden om sulckes te doen / maer dat sy de selfde niet en conden openbaren/dan in een volle vergaderinghe van de Generale Staten. Hier mede lieten sich de Duytsche Colonels te vreden stellen/ haer selven inbeeldende / datter wat vreemts moeste schuylen: Eenighe der ghevanghene Heeren Raden zijn oock los ghelaten / alleen noch eenighe tijdt lanck in versekeringhe blijvende/Mansvelt/Barlaymont/ Viglius/ende d Assonville. Sasbout/met de andere / vry zijnde / soo heeftmen het Collegie der Raden van State versterckt / ende daer zijn tot de voorighe ghevoecht / de Marquis van Haure (die met desen titel corts uyt Spanien gecomen was) met de Raetsheeren Fronck/ende Jndevelde. Sy hebben aen alle Provincien gheschreven/ ende versocht een by-een-comste der Staten/in meyninghe zijnde haer stuck te verdedighen/ghelijck oock Glimes/Heese/Verselles te doen ghesinnet waren. Maer de Ghemutineerde Spaenjaerden bedreven over al soo groote tyrannije ende moet willicheyt/ datter over alsoo veel te doene was/ ende elck een voor hem selven ende desijne soo becommert was/dat de aentastinghe van den Raedt midler wijle in vergetenheyt quam/ende datter noyt meer ghewach van ghemaeckt en is. {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} Een schermutsinghe tusschen de Spaenjaerden ende der Staten volck / tusschen Leuven ende Tienen/te Visnack, den XV. Septembris, Anno 1576. [1576.] DE Hoofden der Spaenjaerden/als Ieronimo Roda, Iuliaen Romero, Don Alonse de Vargas, ende andere meer/ scheenen de Placcaten der Raden van Staten teghen de gherebelleerde Spaenjaerden in den beginne mede toe te staen: Maer Don Sanchio d'Avila Castileyn van Antwerpen/ wesende ontboden ende versocht te Brussel by de Raden van State te comen/ om mede sijn advijs te gheven op de vereeninghe van de gherebelleerde/ weygerde te comen/ ende heeft stracx daer nae opentlijck ghenoech betoont dat hy het hieldt met die ghemutineerde binnen Aelst/ de welcke hy amunitie ende victualie ghesonden heeft. Oock heeft Roda (als mede de andere boven-ghemelde Spaensche Colonels) sich vervoecht by de rebelle endemutinerende Spaenjaerden/die daghelijcx meer ende meer gewelt ende moetwille bedreven hebben / sonder dat yemandt van al hare Overste ofte Colonellen haer daerom ghestraft hebben. Waer sy quamen te ligghen ofte logieren/ daer wouden sy hebben Kieckenen/ Patrijsen/ Capuynen/ Foysanten/ Haesen/ Conijnen / Hamels ende Calfs-vleys/ ende daer by Cappers/ Olijven/ Cytroenen / Orangie-appelen/ ende allerley specerien/ ende yeder maeltijdt tweederley wijn: Jae men moeste selfs hare honden/ welcker vele in ghetale waren / met witte-broodt voeden/ eenighe deden oock harer Peerden voeten in wijn wasschen/welcke oncosten hoogher beliepen als hare t'achterheyt ende gagien. Jmmers is dit spel eyndelijck heel hooghe gheloopen/sonder datmen eenige verbeteringhe ghesien ofte verwacht heeft/soo dat de Raden van Staten met advijs van de Gouverneurs der Provincien/ ende den secreten Raedt/ die van Brabant anderwerf toeghelaten/hebben volck aen te nemen/onder [1576.] den Heere van Liedekercke ende andere; Ende men heeft sich beraedtslaeght om op het voeghelijckste de Provincien t'samen te allieren/om gelijckelijck desen Roovers ende Lant-verdervers tegenstant te doen. Die van Brabant hebben haer voor eerst verbonden met die van Henegouwe/ door hulpe ende toedoen van de Graven van Lalain/ ende Rhenebergh / den Baron van Fresin/ den Heere van Goignies / ende andere Edele: Daer nae met die van Arthois/door de neersticheyt van den Borg-grave van Gent: Oock met die van Rijssel/Douway / Orchies/Doornick/ ende Tournesis. Ten lesten oock met die van Vlaenderen/ende alle de andere Provincien (uytghesondert Luxemborg ende Namen/daer Mansvelt ende Barlaymont Gouverneurs over waren) die nu wederom ghelijckelijck de Spaenjaerden voor rebellen verclaert hebben. Hier mede is den wech ghebaent gheworden om met den Prince van Oranien/ ende de Staten van Hollandt ende Zeelandt / beter correspondentie ende vriendtschap te houden / als tot noch toe gheschiedt was / insonderheyt dewijle de selfde tot Breda ghenoechsaem verclaert hadden / dat sy om gheen ander oorsaecke den Crijch en voerden/dan om haer / haere Vrouwen / ende Kinderen te bevrijden voor de tyrannije ende 'tghewelt der Spaenjaerden/tot behoudenisse haerder Privilegien / ende vryheyt der conscientie. Een yeder liet sich voorstaen/ soomen maer de Spaenjaerden conde quijt worden/ dat de inwoonders der Landen haest tot goede ruste ende vrede gheraken souden. De Spaenjaerden hoorende ende vernemende de resolutie der Landen / soo hebben sy haer gheheelijck {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (61) Ordo sacer junctis VISNACSI viribus, ingens Agmen agit, properatqƷ armis mactare rebelles Hispanos, poscitqƷ ultrices patria dextras, At pereunt multi, paucis sola fuga saluti. ==} {>>afbeelding<<} {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] teghen de Landtsaten gewapent/ om de selfde opentlijck den Crijch aen te doen: Sy hebben van alle hoecken en canten haere Natije by een gheroepen: Don Fernando de Toledo, in Hollandt alles verlatende / is in Brabant by den mutineerenden hoop ghecomen/ als ooc Don Alonzo de Vergas, Generael van de Ruyteren; Sy hebben oock de Duytsche (soo met schoone beloften/als met de autoriteyt ende naem des Conincx/oock aenwijsende datter over al schoonen buyt voor handen was) aen haere sijde ghecreghen/ als waren/ Carel Focker / George Fronsbergher/Polwijler / ende Cornelis van Enden/(eenen gheconterfeyten Hooch-duytsch) met haere Regimenten die sterck van volcke waren. Tusschen Leuven ende Tilmont lagen vijf muytinerende Compagnien/Spaenjaerden/Jtalianen/Bourguignons onder malcanderen in een Dorp genaemt Visnac. De Staten hebben/ om die te lichten/ derwaerts ghesonden den Heere van Glimes / met het garnisoen van Brussel ende Leuven / met eenighe van de Benden van Ordinantie / t'samen sterck zijnde ontrent drie duysent Man. De Spaenjaerden/die over al hare verspieders hadden/ dit vernomen hebbende/ soo hebben sy haer tot teghen-weere bereydt. Don Alonzo de Vargas, Don Bernardin de Mendoza, Ian Baptista de Monte, ende andere / zijn met de Ruyterije stracx by de Spaenjaerden ghecomen/ ende hebben haer verborghen ghehouden in een cleyn Bosschagije dichte by het Dorp gheleghen/ eenighe Voet-knechten/ oock eenighe Ruyters te voet uytsendende/ om der Staten volck te ontmoeten/als sy aenquamen: Dese beyde troupen [1576.] hebben een weynichsken met malcanderen gheschermutseert / in welcken schermutsel der Staten volck hen seer wel ende cloeckelijck ghedraghen heeft: De Spaenjaerden weken te rugghe / doch met goede ordre / ende al schermutserende / tot dat sy dichte by het Bos gecomen waren/doe vielen de Spaensche Ruyters te Peerde uyt met groot gheraes ende in een furije / ende overvielen der Staten Voet-volck/(want de Ruyters van de Benden van Ordonnantie waren een groot stuck weechs achter) die stracx in disordre ghebracht wierden / waer over sy soo dapper gheslaghen zijn / dat haerder weynighe ontcomen zijn. Dit is gheschiedt den xv. Septembris. Hier zijn oock veel Studenten/ghevangen/ghequetst/ ende doodt gebleven/die om het Crijchs-volck te sien/ uyt Leuven gegaen waren: Quicquid agit mundus Clerc-Ian vult esse secundus. Eenighe clommen op de boomen/ meynende dat sy daer vry souden wesen; maer de Spaenjaerden schootenser van/of het Crayen gheweest waren: Die best loopen conde wasser best aen. Daer waren oock veel Burghers uyt Brussel/ende uyt Leuven ghetrocken/ eenighe om dit ghevecht aen tesien/ andere om buyt te halen/ of van de Soldaten goeden coop te coopen; Jae den yver was onder sommighe Burghers soo groot/ dat het scheen/ dat die gheen goede Patriotten en waren/ die niet met uyt en liepen nae Visnac, om de Spaenjaerden te sien slaen. {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} Over-last / ghewelt / ende plunderinghe van [1576.] Maestricht, den XX. Octobris, Anno 1576. [1576.] ALs nu de Spaenjaerden haer opentlijck genoech betoonden te zijn vyanden der Nederlanden / ende der Jnwoonderen der selfder/ haer niet anders aenstellende / dan of sy het gheheele Landt met geweldigher handt en wapenen inghenomen ende vermeystert hadden/ ende derhalven een yeder voor haer schrickende ende vreesende/ middelen socht tot sijner behoedenisse ende bescherminghe: Soo hebben oock die van Mastricht ghesocht van het Spaensche garnisoen / dat binnen hare Stadt lach onder den Colonel Montesdoca, verlost ende ontslaghen te worden. Om hier toe te comen/so hebben sy ghesproken ende gehandelt met eenige Capiteyns ende Officieren van des Graven van Oversteyns Hooch-duytsche Regiment/ ende sy zijn met malcanderen overcomen/ dat sy ghelijcker handt de Spaenjaerden ter Stadt uyt drijven souden. Den tijdt ghecomen wesende / ende de Borghers haer in wapenen stellende/soo hebben de Burgers de Spaenjaerden met woorden ende wapenen ghedreycht aen te vallen / ende sy hebbense soo beanghsticht/ dat sy met onwille uyt de Stadt wijckende/ jae ghedreven zijnde/over de Brugghe nae Wijck moesten wijcken/ ghevanghen nemende ende houdende Montesdoca, om den welcken los te crijghen Capiteyn Martin d'Ayala veel forse ende moeyte dede / maer te vergeefs. Doch eenighe Spaenjaerts/die de stoutste ende moedichste waren/ namen eenighe van de Stadts-thoorns in/ ghelegen op de muyren/ontrent de Brusselsche Poorte/zijnde meesten-deels Musquettiers. De Ghemutineerde Spaenjaerden in Brabant dit hoorende/zijn stracx te hoope gherot/ ende hebben derwaerts ghesonden Don Alonso de Vargas met zijn Ruyterije/ende Don Fernando de Toledo, Mastro del Campo, met eenige Vaendelen Voet-volck/ die soo subijtelijck ende onversiens quamen aenghevloghen / dat de Burghers van Mastricht gheenen tijdt en hadden om ordre te stellen tot defensie ofte teghen-weere. Soo haest als de boven-genoemde Overste voor de Stadt gecomen waren / soo isser eenen Spaenschen Soldaet uyt de Stadt ghevallen/ ende heeft haer gaen adverteren de geheele geleghentheyt ende staet der Stadt/ende dat sy met hulpe der gheener die de thoorns in gehouden hadden/haerlichtelijc meysters van de Stadt souden maken connen: Daer toe sy te beter moet hadden/ verstaende dat de Hooch-duytsche Soldaten die daer binnen laghen/ niet allegaer vastelijck gheresolveert en waren hoe sy haer houden of draghen souden. Don Alonso ende Don Fernando dit vernemende / waren seer verblijdt / ende sy vermaenden haer onder-hebbende Crijchs-volck/dat sy met een goede Spaensche couragie de Stadt souden aentasten; Daer sy doch van selfs willich ende lustich toe waren/op hoope van den grooten buyt. Don Alonso heeft verordineert ende bevolen/ dat eenighe Soldaten met Schuytgens de Mase passerende / haer vervoeghen souden by de Spaenjaerden/die te Wijck aen de ander sijde van de Riviere waren / om met de selfde de Brugghe ende passagie over de Mase in te nemen ende te vrijen/ de Burgherije vast besich zijnde om dien wech te baricarderen ende af te stoppen. Midler wijle dat dit volck in 'tover-varen was / so heeft hy eenige Ruyteren met een Compagnie voet-volcx ghesonden nae de Brusselsche Poorte/ welckers thoorn de Spaenjaerden noch in hadden en hielden. De Ruyters siende / dat het Voet-volck niet sterck ghenoech en was om de Poorte te overweldighen/ (onaenghesien dat de Musquettiers uyt de thoorns den Burgheren {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] groote schade deden / ende met schieten keerden ende te rugghe hielden soo veel als haer eenichsins moghelijck was) soo zijn sy van hare Peerden afghetreden/ ende begaven haer te voete / om de Poorte te helpen bestormen: Onder dese Ruyteren waeren de voornaemste Iohan Baptista, ende Camillo del Monte, met Piedro de Tassis, die daer nae vermaerde Colonels gheworden zijn. De Burghers siende dat al het perijckel daer sy in waren/haer was comende van de thoorns daer de Spaenjaerden op waren/soo hebben sy eenighe stucken Gheschuts op de Stadts muyren ghebracht/om de thoorns van ter sijden te beschieten/ jae af te schieten / soo sy ghecont hadden: Maer die Spaensche Musquettiers gaven soo dapper ende soo ghewisselijck vuyr op de Burghers / ende principalijck op de Canoniers/ datter niemandt by het Gheschut staen of blijven en conde. De Hooch-duytsche verlieten de Burghers in desen noodt / ende hielden haer stille / ende als neutrael/ staende nochtans gheharnascht ende in haer volle gheweer / als of sy wat hadden willen doen. De Spaenjaerden hebben de eerste Poorte in brandt ghesteken/ende daer nae oock de tweede/ ende sy hebben nae langhe schieten/ stormen/ en vechten/ eyndelijck alle de Brusselsche Poorten open ghecreghen. Gheduyrende het ghevecht ende gheschiet / soo hadden de Burghers onwetende ende onverhoets een gespannen ketene ontrent dese Poorte in stucken gheschooten: Soo dat de Spaenjaerden [1576.] de Poorte gheopent hebbende / onverhinderlijck met hare Peerden tot op de Marckt liepen. De Burgers die de Brugghe bewaerden/siende dat sy van achteren ende van vooren midden in haere vyanden stonden/ ende van de selfde omcinghelt waren/soo namen sy de vlucht / ende elck sach om een goet heen comen. Doch eer de Spaenjaerden gheheelijck meesters van de Stadt conden worden / soo heeft het velen het leven ghecost/ ende onder anderen Don Antonio de Toledo. Die loose Moffen siende dat de Spaenjaerden meesters van de Stadt geworden waren/soo hebben sy haer by de selfde vervoecht/ ende al dit volck is gelijckelijck met een furije ende een dolle rasernije op de Burghers ghevallen / doodt-slaende / brandende en blakende/roovende en plunderende/Vrouwen schendende/in de Mase werpende ende verdrinckende vele Burgers/ende alle vyandtlijck gewelt ende moetwille bedrijvende/nae hare ghewoonlijcke wijse ende wreeden tyrannisschen aert. Dit is gheschiedt op den xx. Octobris. Behalven het profijt dat dese Spaenjaerden elck in het particulier hier door ghecreghen hebben / daer behalende eenen grooten roof/soo was dit een groote victorie voor haer / alsoo hier de passagije over de Mase was / ende nu conden sy beletten/ datter gheen volck over de Mase tot hulpe der Staten comen en soude. Heer, salt noch langhe duyren, Dat Neder-landt sal truyren? Staet op, ô Heere Godt, En helpt ons uyt den spot. {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (62) Hispani furiunt, caedes furiasqƷ minanair, Urbs est extremis leodinae finibus orae Faeta viris, opibusqƷ potens, populatur Iberus Hanc multa cum caede, Deus miserere bonorum ==} {>>afbeelding<<} {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} Beschrijvinghe der treffelijcke Stadt van Antwerpen, ende der elenden die haer van de Spaenjaerden zijn aenghedaen/ insonderheyt Anno 1576. den vierden Novembris. [1576.] EEr ick verhale in wat jammer ende elende dat den Spaenjaert de Stadt van Antwerpen ghebracht heeft/so moet ick hier eerst beschrijven hoe de selve ghefloreert heeft / ende wat een peerle van een Stadt dat het voor vele jaren gheweest is: Daer soude van dese Stadt alleen meer te segghen ende te schrijven zijn/ dan van een gheheele Graefschap ofte Landtschap/ alsmen het alles nae behooren soude verhalen / maer ick sal hier alleen in het corte de gheleghentheyt der selfder beschrijven. Dese Stadt is gheleghen in een groot effen velt/ ter rechter sijde van de Schelde/ nae het Westen/ daer dese Riviere het Hertoghdom van Brabant afscheydt van het Graefschap van Vlaenderen / daer seer groote breede ende diepte van water is: Soo dat allerley groote gheladene Schepen uyt der Zee in de Havene/ jae tot voor de Kaye ende onder de Crane deser Stadt connen comen / d'welck voor den Coopman een seer groot gherief is. De breede der Riviere is voor Antwerpen meer dan vijfhondert Antwerpsche ellen groot / ende de diepte ontrent xxii. De Stadt is ontrent xvii. mijlen van de Zee gheleghen/ te water: maer te lande niet boven xiii. mijlen. Alst volle Zee is / soo wast het water t'Antwerpen ghemeynelijck xii. voeten. Vier mijlen van dese Stadt leyt Mechelen/bycants Zuydt-West-waerts: Leuven Zuydt-Oost-waerts/ontrent acht mijlen: Brussel Zuydt-waerts/ oock soo verre: Gent Zuydt-west-waerts/ of tusschen den Zuyden ende den Westen/ thien mijlen: Brugghe West-waerts/ vijfthien mijlen. Soo dat dese Stadt rontom haer heeft ligghende veel schoone ende treffelijcke Steden/in welcker midden sy als een schoone costelijcke peerel leyt. Daer gaet rontom dese Stadt eenen schoonen muyr/ [1576.] verciert met witte steen/ een seer schoon ende sterck werck/hooch ende dicke; Sy heeft thien groote ende treffelijcke Bolwercken/ende seven eerlijcke ende costelijcke Poorten / van seer schoone steenen aerdichlijc gemaeckt/welcke alle gaer buyten seer schoone brugghen hebben / van groote steenen ghemaeckt / met haer Val-brugghen ende Voor-poorten / daer sy mede besloten ende bewaert worden. De Stadts-muyren hebben rontom seer wijde ende diepe Grachten/ vol van water/ eensdeels comende uyt den grondt/ doorlevende aderen/ maer besonderlijc uyt den vloet: Men can in de Stadts-grachten soo veel water brenghen alsmen begeert/ met twee seer schoone ende bequame meulens. Antwerpen/ nae den muyr van buyten te meten / houdt in't ronde ontrent vijf vierdeelen van een Neder-landtsche mijle/ makende bynae vier Jtaliaensche mijlen/ ten naesten by van de groote als Luyck ofte Rowan. Op de Vesten van Antwerpen zijn gheplant vier ofte vijf rijen van Linde-boomen/ die den gront vasticheyt en sterckte/ende den Menschen wonderlijcke lusticheyt aenbrenghen. Scribanus schrijft cap. viii. Orig. Antw. VVy hebben in de Riviere voor Antwerpen tot verscheydene reysen ghesien twee duysent ende vijfhondert Schepen: Ende daer en was niet eenen dach, op den welcken datter niet ten minsten vijfhondert aen en quamen, of t'seyle ginghen, op de marckt daghen wel tusschen de acht ende negen hondert, met allerley waren gheladen: jae vvy hebben verstaen, datter dickvvils met een getyde vier hondert Schepen aen ghecomen zijn. De selfde Auteur schrijft/ Dat als dese Stadt in haren fleur vvas, datter niet eenen dach en passeerde, of daer en zijn vvel tvvee hondert vvagenen {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (63) Nunc saevire animus, nunc arce Antverpia junctas Hostiles recipit copias, quas Marte feroci Vrbes vastarant, vacuas sine milite linquunt, Ut repetant armis promissa stipendia Mauri ==} {>>afbeelding<<} {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] met volck gheladen, af en aen ghevaren: Behalven de Hooch-duytsche, Oostersche, Loreynsche, Fransche ende andere last-vvaghens, die alle vveken vvel duysent in getale vvaren, met packen gheladen: Behalven noch de Boere-vvaghens, allerley provande in de Stadt brengende, de welcke yeder weke over de thien duysent waren: Noch voerender daghelijcx wel vijfhondert Coets-waghens (tot recreatie, oock tot overdadicheyt ende pracht gheeyghent) dese Stadt uyt ende in. Dese Stadt heeft acht principale Boesemen / Vlieten of Grachten / comende uyt de Schelde / door de welcke de Schepen/ groot en cleyne /met goet gheladen / in de Stadt gebracht [1576.] worden. De grootste van allen is lest ghemaeckt in de Nieu-stadt /met een wijde ende gherieffelijcke Haven aen 'tOosters huys: Welcke Vliet soo groot ende wijdt is / dat daer in meer dan hondert groote Schepen ghemackelijck connen Havenen ende liggen. Over de Grachten/Wateren/ of Vlieten door Antwerpen loopende / staen vier en seventich Brugghen / soo groote / als cleyne: Daer zijn in dese Stadt ongevaerlijck twee hondert ende twaef straten / groot en cleyn / meestendeels wijdt / en recht. Hoe de Spaenjaerden haer bereyden om de Stadt van Antwerpen te overvallen. [1576.] GHelijck ick hier boven verhaelt hebbe/Iuliaen Romero, Don Alonso de Vargas, ende andere Spaensche Colonellen / scheenen een mishagen te hebben aen de mutinatie ende moetwillicheyt der Spaenjaerden / maer het heeft corts veel anders ghebleken: Doch Don Sancio d'Avila Casteleyn van Antwerpen / ende Admirael/heeft stracx ghenoechsaem laten blijcken/dat hy het met de Ghemutineerde hielt; ende dat hy haer behulpelijck was/ om de Stadt van Antwerpen in verdriet te brengen. Hy liet alle de Oorloch-schepen / Galeyen / ende het Gheschut / uyt de Nieuwe-stadt onder het Casteel voeren: Ende hy socht de Duytsche Colonellen / die binnen Antwerpen laghen/ als Carel Focker/ George Fronsbergher / Graef Otto van Oversteyn / die neghen Vaendelen Duytsche Knechten van zijn Regiment hadde in de Nieuwe-stadt ligghende / met sijnen Luytenant Hans Moussenham / aen zijn sijde te crijghen. Roda is met veel andere Spaensche Bevel hebbers op het Casteel van Antwerpen by Sancio d'Avila ghecomen: Nae welcker aeneemste Sancio d'Avila opentlijck ghenoech met sijn Galeyen ende [1576.] Schepen /de Gemutineerde Spaenjaerden tot Aelst victualie ende amunitie toeghevoert heeft: Hy ontboodt oock by hem Oliviera, den Commissaris van de lichte Peerden/ om die in Brabant by der handt te hebben/sy zijn stracx ghecomen/verlatende hare garnisoenen/tegen 'tghebodt van den Raedt van State. De Compagnie van Falconetto, de welcke al roovende ende moordende door Vlaenderen passeerde/ wert vervolcht van de Boeren/soo dat sy vluchten moeste; Als sy ghecomen was tot teghen over Antwerpen/ so heeft Sancio d'Avila uyt het Casteel haer hulpe ende ontset ghesonden / die onder de Boeren soo dapper schooten / datter wel tachtentich doodt bleven. Om dat Champaigni, Gouverneur van Antwerpen hem Schuyten weygherde / om de Ruyterije over de Riviere te halen / daer hy doch selve Schuyten / Schepen/ ende Galeyen ghenoech in sijn ghebiedt hadde/ soo was hy op den selven seer toornich/ ende hy hielt daghelijcx secreten Raedt met Roda, die hem selven heeft gheintituleert Gouverneur Generael van weghen {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (64) Hesperijs praedam canibus SACER ORDO negabat, Arma, virosqƷ parat, capit heu Anversa nefanda Pectora, civili toties flagrantia bello, UndiqƷ fata instant, et plurima mortis imago. ==} {>>afbeelding<<} {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] den Coninc, hebbende by hem het seghel des Conincx/ d'welck hy hadde laten conterfaicten ende nae-maken: Hy heeft het gheheel Gouvernement der Landen op hem genomen/ tot groot achter-deel ende vercleyninghe van de Raden van State/ dien het Regiment van den Coninck bevolen was/hy scholt de selfde voor Lutherianen ende Rebellen. Doch het schijnt wel/ dat hy een secrete commissie van den Coninck gehadt heeft. Sancio d'Avila heeft met sijn Schepen en̄ Galeyen/ de Riviere op ende neder ghevaren/ aentastende al de victualie die hy vont/jae roovende al wat hy crijghen conde / gheen acht nemende op eenigherhande paspoorten. Om Antwerpen des te beter in sijn subjectie te brenghen/ ende te houden/heeft hy met sijne Rade befloten / den Mastro del Campo, Colonel Valdez, te bevelen / teghen over Antwerpen op 'tVecr / op d'ander sijde van de Riviere/ aen den Vlaemschen cant / een Schanse ofte Fort te maken/ om de victualie uyt Vlaenderen t'Antwerpen comende/ te beletten: Jn somma hy heeft ghesocht hem selven ende de sijne daghelijcx te stercken/ ende de [1576.] Stadt teswacken. De Staten der Landen met de Raden van State/resolveerden de Stadt van Antwerpen te versekeren teghen het Casteel. De Heere van Champigni, ghetrouwe dienaer des Coninckx/ maer vyandt van de mutinerende Spaenjaerden/ was des maels Gouverneur van de Stadt van Antwerpen, hy heeft de Raden van State ghepresenteert/ alle de Hoofden der Spaenjaerden / ende de Duytsche Colonellen/ ghevanghen te nemen / indien sy hem sulckes wouden belasten/ 'twelck hy met den Luytenant van den Grave van Oversteyn/ Hans Mussenham/ een Man daer toe bequaem zijnde/dien hy aen sijn sijde hadde / doen ter tijdt seer wel te wege soude gebracht hebben / overmits de voorschrevene Hoofden ende Colonellenhaere vergaderinghe ende by-een-comsten dagelijcx in de Stadt waren houdende; Maer de Staten en vonden sulckes doe niet gheraden/daerom is het achter ghebleven/ d'welck haer corts daer nae/doe het te late was/beroude. Als Godt de Landen en Steden straffen vvil, soo beneemt hy de Overicheyt de vvijsheyt. Hoe de Staten hare saken beleyden / om de Stadt van Antwerpen te bewaren voor den in-val der Spaenjaerden. [1576.] DE Staten fiende dat de Spaenjaerden alle toe-rustinghe maeckten om de Stadt van Antwerpen te overvallen/ so hebben sy haer nieu aenghenomen Crijchs-volck/ al hoewel het selfde noch niet wel ghewapent noch opgherust en was / onder het beleyt vanden Marquis van Havre nae Antwerpen ghesonden / sterck zijnde in alles xxi. Vaendelen te voet / als namelijck acht Vaendelen [1576.] van den Heere van Bercele / seven Vaendelen onder Philips Grave van Egmont/ Sone van Amurates, ende daer by sijn Bende van Ordonnantie: Drie van den Heere van Hese/en̄ drie die van Namen gecomen waren/met noch vier Benden Peerden van Ordonnantien/de Bende van Aerschot/van Havre/van {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (65) Quis quaeso memoret caedes acceptaqƷ bello Damna tibi Hesperiâ, de gente illata, superba Anversa, Hispanus Cives quotqƷ hauserit ensis Corpora caeruleo quot slumine mersa profundo ==} {>>afbeelding<<} {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] Bossu/ ende Vi-conte de Gand/ die in alles sterck waren ontrent ses duysent Man / sy zijn t'samen getrocken nae Borgherhout: Hier hebben sich by-ghevoecht de Heere van Beveren / met ses Compagnien lichte Peerden / oock de Heere van Capres/ ende de Heere van Goingnies/die als Velt-marschalck was. Dese zijn den tweeden Novembris t'samen ghecomen tot voor de Poorten van Antwerpen / in meyninghe om in de Stadt garnisoen te gaen houden/ achtervolghende den last van de Heeren Staten haer ghegheven / Frederick de Perrenot, Heere van Champigni, Gouverneur der Stadt, en vont niet gheraden datmen dit volck in de Stadt brenghen soude / maer hy oordeelde dat het beter was/dat sy buyten de Stadt blijvende / de passagien ende toeganghen tot het Casteel souden besetten en̄ verhinderen / haer legerende in de Marck-Graven-Leye/ ende in den Hof van Hengsthoven / die bycans gheheel beschanst was / om alsoo te verhinderen/dat de Gemutineerde van Aelst/noch het Peerde-volck van Mastricht/ noch oock gheen anderen / van achteren / of van buyten in het Casteel van Antwerpen souden comen connen / haer beloovende alle nootdruft uyt der Stadt te senden: Oock/ soo het noodt waere / souden sy van den Prince van Oranien connen gheassisteert worden / dewijle den vreede tot Gent soo goet als ghemaeckt was. Dit riedt Campigni des te meer / dewijle men vernomen hadde by gheintercipieerde brieven/dat die van 't Casteel alle d'ander Spaenjaerden ontboden hadden haer te comen helpen Antwerpen plonderen / en̄ datmense van achteren soude laten op het Casteel comen. Voorder / soo vertoonde Campigni, dat negen Vaendele goede ende ghetrouwe Duytsche Soldaten/ onder den Grave van Oversteyn / met die viere van Cornelis van den Ende / sterck ghenoech waren/ om met de Borgherije de Stadt te bewaren; Jae datmen de vier Vaendelen van Cornelis van den Ende (om datmen die niet wel en vertroude) soude mogen [1576.] uyt doen gaen / soo het de Raden van State beliefde. Dat meer is / Champigni meynde/dat de Borgerije/ sonder garnisoen/ de Stadt teghen het Casteel soude connen bewaren/ indien belet werde / datter gheen Crijchs-volck meer in het Casteel en quame / ende den Borgheren bevolen werde de wapenen in handen te nemen / ende haer onder Capiteynen te verdeylen/ het welcke hy seyde tot noch toe niet ghedaen te hebben/om den Grave van Oversteyn met sijn volck geen achter-dencken te gheven / als ofmen haer niet en vertroude: Doch de ses gheswooren Ghilden hadden hare wapenen al veerdich ende ghereet. Champigni hadde oock orden ghemaeckt / hoemen de Stadt teghen het Casteel mochte beschansen in die straten die buyten de scheute van het grof Geschut des Casteels waren/ om alsoo in allen inval der Spaenjaerden soo te Voete / als te Peerde / te verhinderen/ waer toe alreede alle wachten bestelt waren. Dit advijs van Champigni te Brussel den Staten aenghegeven zijnde/en werdt om sekere redenen ende consideratien niet aenghenomen/ maer hem werdt anderwerf gheboden het volck in de Stadt te nemen: De Staten vreesden/dat dit volck buyten blijvende/ mochte overvallen worden / hebbende noch Geschut/ noch Pioniers by haer / ghelijck corts daer te vooren gheschiedt was den Heere van Floyen/ die met vijf Vaendelen van zijn volck / onder het beleyt van Iuliaen Romero, gheslaghen/ende ghevanghen was. De Staten meynden door dese Ruyteren ende Soldaten / ende het Casteel van de Stadt af te snijden/ende alsoo de Stadt te preserveren/ indachtich wesende des ouden Crijchs-woordts/Ville gaigne chasteau perdu, Als de Stadt ghewonnen is, soo is het Casteel verlooren. Door dit bevel der Staten werdt dit Crijchsvolck / d'welck des Vrij-daechs voor de Stadt ghe- {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} comen [1576.] was / des Sater-daechs voor den Noene inghelaten/tegen het advijs van Champigni. Hy wiert naemaels beschuldicht / om dat door zijn weygheren ende uytstel dit volck soo veel tijdts verlooren hadde/ om haer te moghen beschansen teghen het Casteel: [1576.] Maer werdt daer nae by sententie verclaert/dat sijn advijs ghestreckt hadde tot behoudenisse der Stadt/ ende tot welvaert des Landts. Hispani sapiunt ante factum: Galli in facta; Germani post factum. Hoe de Stadt van Antwerpen van de Spaenjaerden uyt het Casteel is overvallen ende ingenomen/den vierden Novembris, Anno 1576. [1576.] ALs der Staten volck des Sater-daechs den derden Novembris ontrent den noene/binnen Antwerpen gecomen was/wert het Peerde volck ghelogiert ontrent de Peerde-merckt/ ende het Voet-volck trock stracx nae het Casteel toe/ stracx beginnende sich te begraven ende een borstweeringhe op te werpen teghen het Casteel/d'welck de Spaenjaerden merckende/so hebben sy schrickelijc met haer grof Geschut ende allerley vuyr-werck uyt het Casteel in de Stadt/ende op dit volck gheschoten: Hier vlooch een hooft/daer eenen arm/daer een been. Sy deden oock eenen uyt-val uyt het Casteel/ onder het beleyt van Capiteyn Ortis, die eenighe Harquebusiers by sich hadde/om eens te besien ende te besichtighen wat de Burghers ende Soldaten voor een werck onder handen hadden / meynende ergens door te breken / ende de Stadt in brande te steken/d'welck verhindert werdt door den Heere van Fontaine, met eenighe Francoysen van Egmonts Regiment: Ortis hadde al stracx een corps-de-guarde overvallen / ende daer in alles doodt gheslaghen/ jae wel tot vijftich Man / ende hy verbrande eenen meulen/met eenighe huysen/ die de Spaenjaerden in den wech stonden: Ende indien hy volcx ghenoech by sich gehadt hadde/ hy soude in dien loop de Stadt overvallen hebben: [1576.] Doch hy keerde wederom te rugghe/ ende dede rapport van 'tgheene hy ghesien / ende ghedaen hadde. Nae eenighe beraedt slaginghe heeft de Marquis van Havre belast een schansinghe teghen het Casteel op te werpen: Waer toe Champigni in min dan een uyre tijdts opghebracht heeft thien of twaelf duysent arbeyders/ (onder de welcke veel cloeckmoedige Vrouwen waeren) met alle ghereetschap om te schansen/ als Wolle-sacken/ Hoppe-sacken/ Pastel / ende dierghelijcke: Maer de Capiteynen ende Officieren der Waelen liepen meer om de beste huysen ende logementen te soecken / dan sy hare wachten ende werck gade sloeghen / zijnde meest nieu-aengenomen volck. Hier uyt is groote disordre ontstaen / ende het werck ginck slappelijck voort / insonderheyt door dien yeder een verschrickt was van het eyselijck ende grouwelijck schieten uyt het Casteel / d'welck dien heelen dach / ende den gheheelen nacht duyrde. Des Sondaechs 'smorgens / wesende den vierden Novembris, quamen binnen het Casteel Don Alonzo de Vargas, van Mastricht / met het Spaensche / Jtaliaensche/ ende Borgoensche Peerde-volck/ wel duysent sterck zijnde / die mede brochten ses Vaendelen Duytsche {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] Knechten van Fronsberghens/Fockers/ende Oversteyns Regimenten / die teghen hare eyghene Overste aenvoerende / op hoope van buyt. Oock quam hier by ten selven daghe Iuliaen de Romero met sijn volck van Liere: Daer quamen oock ten selven dage de Gemutineerde van Aelst/zijnde ontrent twee duysent sterck / ofte soo andere schrijven/ sestien hondert/ al onde Soldaten / wel ghewapent / al op hoope van buyt / niet teghenstaende / dat sy boven de veertich duysent Croonen van de Staten ontfangen hadden/ boden den buyt ende brandt-schattinghe / die sy te Aelst ende daer om heer ghemaeckt hadden. Met dese Ghemutineerde / die Roda selfs voor Rebellen des Conincx hadde verclaert/hebben de Spaenjaerden / uyt het Casteel vallende/met een groote furije ende onversaechtheyt (nae dat sy Mariam, ende S. Iacob aengheroepen hadden) de Stadt van Antwerpen bespronghen/die den Coninck in alles ghetrouwe ende onderdanich was / doende sulcx als den Raedt van State (dien des Landts regieringhe by den Conincks was bevolen) haer belaste. Jn het invallen der Stadt hielden de Spaenjaerden goede ordre / tot haren grooten voordeele / elck Regiment wetende wat straten ende quartieren het bespringhen soude / haere Hoeren ende Jonghers volchden haer cort achter aen / stroo draghende / om de huysen daer sy eerst aen quamen / stracx in brande te steken / om alsoo de Borgheren een schrick aen te jaghen / ende in disordre te brenghen. By Sint Jooris vonden sy den meesten teghen-standt/ alwaer het Gheschut haer langhe teghen hieldt. Men bevondt de Waclen / die in der Stadt ghecomen waeren / heel onbequaem in de defensie deser Stadt/ als nieu ende rou wesende / de Stadt / straten / hoecken / noch wijcken niet kennende/ oock onachtsaem zijnde: Vele oordeelden dat de Borghers/ indien men haer by tijdts hadde ghemonstert / in ordre ghestelt / ende de wapenen in handen ghegheven [1576.] hadde / den vyandt beter alleen souden afghekeert hebben / als met dese vreemde onbedrevene Soldaten. De Heere Champigni dede grooten vlijt ende neersticheyt om de Spaenjaerden te keeren ende uyt de Stadt te houden/ rijdende en loopende van den eenen hoeck tot den anderen/ dan de Walen / dan de Duytsche / die uyt vreese des Gheschuts haer niet en dorsten bloot gheven / maer de rugghe wenden ende ter Stadt in liepen / elcke reyse weder te rugghe brenghende / maer het was al te vergheefs/de Waelen en hielden gheenstant / maer Oversteyns Duytsche weerden haer tamelijck. De Spaenjaerts vielen by de vijf straten uyt de pleyne over de trenche in de Stadt/ ende sy staken terstont eenighe huysen in brandt / ende sy wonnen d'eene strate voor/d'ander nae/ door dien dat de Soldaten malcanderen niet en vertrouden/ ende de Borghers de Soldaten mistrouden. Nochtans hebben de Spaenjaerden op verscheyden oorden en plaetsen mannelijcke teghen-weere ghevonden/ als onder anderen uyt het Stadt-huys / uyt het welcke de gheswoorene Ghilde-broeders dapper op haer schooten/ om het welcke te verhinderen/ soo hebben de Spaenjaerden dit seer schoone ghebousel in brande ghesteken / ghelijck sy oock aen veel andere orden de huysen aenstaken/ d'welck eenen grooten schrick den Borgheren aenbrachte. De Grave van Oversteyn/siende dat de Stadt verlooren was/meynde hem te salveren in een van de Schepen ofte Schuyten in den Vliet van het Oosters-huys liggende/maer springende van een Brugge/viel hy besijden/ende overmits hy swaer gewapent was/so verdronc hy. Champigni, de Marquis van Havre/de Marckgrave Goswijn Vaeck/en̄ veel andere vielen van den muyr des Bollewercx/genaemt den Cattenberg/en̄ geraeckten op des Princen {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (66) Armatae facibus Furiae parstrata viarum Funestis volitant, vulcani tolliturirâ, Curia, quadrato quae marmore celsa superbit, PerqƷ forum Civis mactatur multus apertum ==} {>>afbeelding<<} {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] Schepen / die by Austerweel laghen / met de welcke sy nae Zeelandt voeren. Veel Ruyters spronghen van boven de muyren af / tot beneden in de Stadtsgrachten / met haere Peerden: Desghelijcx deden oock veel Soldaten ende Borghers/welcker vele alsoo [1576.] de bloedighe handen der Spaenjaerden ontquamen/ maer veel meer verdronckender/ alsser ontquamen. Beschrijvinghe der Spaensche furije binnen Antwerpen, den vierden Novembris, Anno 1576. [1576.] EEr de Spaenjaerden haer conden meester maken van de Stadt van Antwerpen / so zijn haerder ontrent twee hondert al vechtende doodt ghebleven/ daer onder waren eenighe Capiteyns/ als Emanuel Cabechon de Vacca, Ian de Robles, Cosijn van Casper de Robles Heere van Billi/ Damiaen de Morables, ende Iohan de Novarese, Eletto van de Ghemutineerde van Aelst/ ende andere. De Colonel Focker werdt oock ghequetst / waer van hy neder viel/ ende is voorts overloopen ende vertreden. De Hooch-duytsche Soldaten van Cornelis den Endens Regiment bedreven soo groote wreedtheyt als de Spaenjaerden: Jae siende dat de Spaenjaerden eenighe rijcke Borghers of Coop-lieden ghevanckelijck wech leyden/soo sochten syse haer te ontweldighen / als sy het niet doen en conden / soo doorstaken of doorschooten sy de selfde. De Heere van Bevre spronck in een Scheepken/meynde daer mede te ontcomen/ maer daer vielsoo veel volck in/dat het te gronde ginck/ ende hy verdronck / met den meesten deel die daer inne waeren. De Heere van Pleci werdt verslaghen / met noch meer andere Walsche ende Duytsche Bevel-hebberen. Daer bleven oock doodt / voor des Stadts behoudenisse cloeckelijck vechtende / Heer Iohan der Meeren Borgher-meester der Stadt: Ian van VVerve, Lancelot van Vrsele, Francoys Depommecaulx Raedts-persoonen/ ende noch meer andere van den Magistraet/ ende oock veel eerlijcke treffelijcke Borghers/ ende rijcke Coop-lieden. [1575.] Eenige van onse Neder landtsche Historij-schrijvers ghetuyghen/ dat in dese gantsche furije/ voor en nae/ soo doodt gheslaghen / als verdroncken zijn / so Borghers / als Soldaten meer als acht duysent persoonen / jae sommighe schrijven wel van thien duysent. Eenighe der Spaensche Soldaten hebben naer-der handt selfs bekent ende gheseyt / dat sy de drie eerste daghen deser furije/gheen Menschen en waren/maer Diables encharnes, dat is / Duyvels in Menschelijcke lichamen. Het was doncker avondt eer de Stadt alomme is vermeystert gheworden/ wat eenen bedroefden ende elendighen nacht dat dit gheweest sy voor die van Antwerpen / en waere niet moghelijck met pennen te beschrijven. Graef Philips van Egmont was ghevlucht in S. Michiels Closter / meynende daer vry te zijn/ maer hy wierdt verspiedt/ ende hy is aldaer van den Colonel Verdugo aenghetast ende ghevanckelijck ghenomen/als oock mede de Heere van Capres, ende de Heere van Goingnies. Als de Heere van Capres gevanckelijck op het Casteel ghebracht werdt/sat Roda, dien loosen en boosen Spaenschen Pape/ in eenen stoel onder de Galderije van 't Casteel/ ende alsoo hy hem gepresenteert wert/ wilde Capres met grooten ootmoet (als ghevanghenen pleghen) ende met seer leeghe eerbiedinghe hem groeten / maer Roda stiet hem met sijnen voet op de {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (67) QuamplurimasqƷ domos vis sic Vulcania vincit, Cernis ut hic rapiat Maurus, rabidusqƷ furore Saeviat in Cives! cernis truculenta bonorum. Funera! et exhaustam non fandis caedibus Urbem! ==} {>>afbeelding<<} {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] borst/ende al schendende riep hy / Puto Tradidor, Ick wil van dy niet ghegroet wesen, Verrader. Al die nae der Spaenjaerden pijpen niet dansen en wilden / zijn Verraders / al waren sy noch soo goede ende getrouwe dienaers des Conincx ende der Landen. Als de Grave van Egmont voor Rhoda ghevanckelijck ghebracht wierdt/ sonder hem eens te eeren of te groeten/ sprack hy: Heer Grave, u ongheluck is my leet, daer mede liet hy hem wech leyden / ende in versekeringhe houden: Ende Rhoda bleef daer langhen tijdt in sijn magnificentie sittende / als eenen Dictator ende beleyder van al dese treffelijcke saken. Benevens vele andere schoone gebouselen/is oock mede verbrandt het heerlijcke magnifijcke Raedthuys der Stadt Antwerpen /d'welck weynich jaren daer te vooren van timmeren gecost hadde meer dan tweemael hondert duysent Ducaten / het is binnen gheheel uytghebrandt/ alsoo datter niet dan de muyren staende en bleven / in het selfde verbranden vele Menschen/ eenighe half ghebrandt zijnde/spronghen uyt de vensters / meynende haer te salveren/maer sy vielen van het eene vuyr in het andere/de Spaenjaerden hebbense stracx doorsteken/ ende doodt-gheslaghen. Dit was een schrickelijcke Tragedie om aen te sien. Dien brandt nam vele van de naeste huysen mede / als de Sout-ruye / de Suycker-ruye / de Boter-ruye-strate / de Kees-strate / de Appel-strate / de Silver-smits-strate / de Braerije-strate / den Liefvrouwen-pandt/ ende den Silver-pandt/ met een deel van de Doornijck-strate / ende Hooch-strate: [1576.] Oock het oude Raedt-huys/ daer al nieuwe huysen op ghebouwt waeren/ al van witten ghehouwenen steen: Oock brande de Vlas marckt af. Dat gheweste/ dat dus jammerlijck verbrande / wierdt gheacht het rijckste te wesen/want het al huysen waren die open winckels hielden/ ende die vol goets waren/ van alderhande Coopmanschap. Daer zijn in alles verbrandt ontrent ses hondert schoone huysen: Soo dat de schade die den brandt aldaer dede/wierdt gheacht soo groot te wesen / als al de plonderinghe. De Spaenjaerden in de Stadt zijnde / hebben elck nae de beste huysen ghesien/om die te besetten/ plonderen / ende rantsoenen. Als sy voor de huysen quamen/ soo clopten sy soo schrickelijck/ ende maeckten sulcke mine / dat niemandt haer en dorste weygheren de deuren / jae kisten en casten stracx te openen. Sy en hebben de eerste drie daghen geenderhande wreetheyt (in welcke professie sy Doctoren ende super-magistri zijn) naeghelaten/ om de Borgers haer het gelt te doen wijsen/ ende wat sy sus dierbaers erghens verborghen hadden. Rijcke liede wierden subitelijck arm gemaeckt/ ende veel Spaensche Bedelaers ende Vijghe-corf-vlechters wierden subitelijck rijck ende machtich van gelde. Wie sy vonden van het Walsche Crijchs-volck/ die haer hier en daer versteken ende verborghen hadden / die doorstaken sy alle selfs in coelen bloede / ettelijcke daghen nae het innemen der Stadt. {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} Noch breeder beschrijvinghe van der Spaenjaerden wreedtheyt binnen Antwerpen, den vierden Novembris, 1576. [1576.] DOch de Borghers die den eersten dach ofte nacht niet doodt en bleven / die en hebben de Spaenjaerts naeder handt niet vermoordt/ als sy maer veel gelts ende groot rantsoen opbrachten/ ende mijn Heeren de Spaenjaerts dienden als arme slaven / soo lieten syse het leven houden: Maer die van eenighen aensien waren/ende niet veel gelts opbrenghen en conden/ die deden sy vele schrickelijcke en̄ onmenschelijcke tormenten aen / so wel de Vrouwen/als de Mannen/die ophangende by armen en beenen/ooc by den hayre/ en̄ die dan dapper geesselende/oock onder de voeten en̄ onder de ockselen brandende/ende so voorts alle wreedtheyt bedrijvende/na dat het haer in harē dollen sin quam/selfs de kinderen niet verschoonende/maer die mede pijnighende / ende dat in tegenwoordicheyt der ouderen/ om die te meer hert-seer/pijne/ende verdriet aen te doen. Aensiet de coper-stucken en̄ schilderijen/die spreken van veelderhande wreetheden ende tormenten/die ick verswijge. De Coopmanschappen ende den huys-raet en hebben sy niet wel connen rantsoneren/midts dat sy geen middel en hadden om eenich goet van daer wech te voeren/de weghen buyten terstont al beset zijnde van der Staten Crijchs-volck. Nochtans werter gheacht van de ervarenste /die haer best op sulcx verstonden/dat het ghereet gelt dat de Spaenjaerden binnen Antwerpen ghecreghen hebben / boven de veertich tonnen gouts / of twintich hondert duysent Croonen beliep / sonder de Juweelen/ Silver-werck / ende costelijcke cleederen. De schade die den brandt ghedaen heeft/wiert oock wel op twintich hondert duysent Croonen gheschattet. D'welck wel eenighen die den rijckdom der Stadt van Antwerpen niet en weten/vreemt sal geven/ maer sy en sullen sich so seere hier over niet verwonderen/ dewijle de Spaenjaerden [1576.] in sommigher Weduwen huysen wel een tonne schats/ oft daer ontrent ghevonden hebben. Ende of schoon den buyt der Spaenjaerden groot was / so en creghen sy het noch nerghens nae al/want daer noch sommighe rijcke Coop-lieden waren / die meer dan driemael hondert duysent guldens in gelde behielden. Het Vrouwen crachten en is den eersten nacht soo heel veele niet gheschiedt / midts dat sy soo heel vermoeyt ende verarbeydt waren / oock mede seer verhit in't bloedt/jae oock laf en flaeu van houger/want sy waren sonder eten of drincken van het Casteel getrocken / soo yverich waren sy om de Stadt te plunderen. Een Spaens Capiteyn/ ghenoemt Ortis, nam het ghevanghen-huys / genaemt den Steen /voor sijnen buyt / daer de andere Capiteyns niet op gelet en hadden/hy sette allerley gevanghenen op rantsoen/so wel die den hals verbeurt hadden/ als die om andere misdaden of schulden ghevanghen saten: Selfs de Leeraers van vreemde ende nieuwe ketterijen / alsoo dispenserende met de Jnquisitie van Spanien. Hier heeft desen Spaenjaert eenen grooten buyt uyt ghesmeedt/ende is noch daer en boven van de los ghelatene ghevanghe hertelijck bedanckt gheweest/insonderheyt van die / die op den hals gevanghen saten. Gheenderhande Natien van Coop-lieden / Jtalianen / Duytsche / Enghelsche / en zijn ghespaert gheweest. De Spaensche waren meest by tijdts op het Casteel vertrocken. De vreemde Wandelaers/ Huys-lieden/welcker een groot ghetal alle daghe uyt en in dese Stadt gingen ende quamen/en waren niet meer vry van doodt-slaen /berooven/ende rantsoneren/ als die in der Stadt woonden. Non quaeritur {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] unde, sed oportet habere. Eenighe Spaenjaerden en zijn van desen roof niet langhe verbetert gheweest/ so ghewonnen soo gheronnen. Het gincker stracx aen een tuysschen / dobbelen/ en spelen / de Beurse was haer speel-bane. Eenighe onder de ghemeyne Soldaten hebben thien oftwaelf duysent Croonen op eenen dach verspeelt. Om dat sy niet wel raedt en wisten hoe sy met de schat souden wech comen (want de Stadt wierdt stracx van des Princen volck besloten) soo hebben sommighe de ghevesten van hare rapiers/ ponjaerts / ende ander gheweer / jae oock sommighe hare courseletten van fijn louter gout doen maken/ ende die swart doen vernissen / om alsoo onbekent wech te crijghen/daer de Gout-smeden somtijts half coper onder menghden/ ende alsoo hielden die haere schade wederom in: Eenen welbekenden Gout-smit ontvluchte met een heel gouden courselet/ende quam daer mede binnen Vlissinghen Ce qu'est venu de pille pille, s' en reva de tire tire. Menigherhande vrome/ stoute/ selsame stucken hebben vele Borghers soo uyt noodt/nijdt/ende oock uyt liefde van haer Vader-landt bedreven/sy hebben menighen Spaenjaert in hare huysen van cante gheholpen [1576.] / gheplondert / ende het doode lichaem op de straten gheworpen by de andere dooden / insonderheyt is dit gheschiedt den eersten nacht / als de Spaenjaerden moede zijnde / hart in slape ghevallen waren. Dit is in het corte de historie van het innemen ende plonderinghe der machtichste ende schoonste Coopstadt van Europa, die noodtwendighe teghen-weer doende / ten deele verbrandt/ ten deel gheplondert is gheworden van die ghemutineerde Spaenjaerden/ die by autoriteyt des Conincx voor Rebellen uytgheroepen waren/doch noyt en is yemandt van alle dese Landt-roovers uyt last ofte autoriteyt des Conincx anderen tot een exempel ghestraft gheworden. Ware binnen der Stadt by tijdts soo wel goede ordre ende cloeck beleyt gheweest/ alsser by de Borgherije couragie ende manhafticheyt was/ten soude geenen noodt ghedaen hebben/ maer / soo eenighe schrijven/ Ionghen raet, verborghenen haet, ende eygen baet, die veel Republijcken verdorven hebben / regneerden oock binnen Antwerpen veel te vele. Faelix quem faciunt aliena pericula cautum. {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (68) Faemineum ecce gregem pedibus suspendit ab alto, Hispanus, tormenta modis crudelibus insert Civibus, ut miseris abstrusum extorqueataurum Auri quid scelerata fames, non Cogit adire! ==} {>>afbeelding<<} {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Casteel van Ghent wordt by den Prince van Oranien beleghert/ ende inghenomen/ Anno 1576. den XI. Novembris. [1576.] DJe van Gent / Hooft-Stadt van Vlaenderen/ siende ende bevindende / dat de Ghemutineerde Spaenjaerden ende haere Consorten daghelijcx over al grooten overlast ende moet wille bedreven / ende dat die op het Casteel laghen/ grooten communicatie hielden met de Ghemutineerde binnen Aelst / vijf mijlen van Gent gheleghen: Soo hebben sy ghesocht by tijdts hier in te voorsien / insonderheyt vreesende / dat dese boeven t'samen spannende/ ende van buyten eenighe duysenden inlatende / door het Casteel de Stadt op het onversienste mochten overvallen: Waeromme sy vooreerst een beschansinghe teghen het Casteel opgheworpen hebben / pooghende het garnisoen te dwinghen van 'tCasteel te vertrecken / daer doe ter tijdt commandeerde een Spaens Capiteyn / ghenoemt Antonio d'Alinos Maldonado, Luytenant van den Colonel Montdragon. Dit Casteel is eerst belegert gheworden met het Regiment van den Grave van Reux/ Gouverneur van Vlaenderen / ende het Regiment van den Heere van Noyelles: Maer Reux ende zijn volck was seer suspect/ om dat hy altijdt met die Spaenjaerden die op het Casteel lagen/den Coninck in de Neder-landtsche oorloghen ghedient haddde. Om dan des te seeckerder te gaen/ ende met des te meerder macht het Casteel te connen belegheren / soo hebben de vier leden des Lants van Vlaenderen raetsaem ghevonden/ haer met den Prince van Oranien te vereenighen/daer de goede Ghemeynte ende Magistraet van Gent seer toe drongen/ insonderheyt doe sy van den Heere van Auxi / Broeder van den Grave van Bossu (die met consent van den Raedt van State corts te vooren in Zeelandt by den Prince gheweest was/om te spreken van de los-latinghe des voorghenoemde Graves) ende van andere / die uyt Hollandt [1576.] en Zeelandt quamen/ hoorden ende verstonden de groote ende seer beleefde presentatien ofte aenbiedinghen/die de Prince haer ende allen anderen Steden/ die de Spaenjaert was over-lastende ende onderdruckende / dede: Oock vreesden die van Vlaenderen / ende dat niet sonder oorsake) indien sy haer met den Prince niet en verdroeghen / dat hy soude mogen eenighe plaetsen van importantie innemen/terwijlen sy met de Spaenjaerden oorloochden; Ende indien sy met sijn Princelijcke Excellentie accordeerden/ soo souden sy de Zee moghen vryelijck ghebruycken/ende haren Coop-handel drijven. Als nu het accoort ghetroffen was/ soo is de Heere Olivier van den Tempel met acht Vaendelen Soldaten die van Gent ter hulpe ghesonden/ mede brenghende eenighe Muyr brekers/ende andere ghereetschap tot den oorloghe ende belegheringhe noodtwendich: Ontrent dien selven tijdt arriveerden oock te Gent drie Vaenen Ruyteren / het overblijffel van die/die by Tienen gheslagen waren. De Colonel Montdragon/die daer Castileyn was / ende sijn Huysvrouwe daer binnen hadde / met het meeste ende beste deel van sijn goederen / heeft gesocht dit Casteel voor den Coninck te versekeren/ende in te honden: Hy is met eenighe Vaendelen Waelen van sijn Regiment derwaerts ghetrocken voorby Antwerpen/ maer hy en was niet sterck genoech om met ghewelt yets te attenteren. Hy versocht assistentie van de Spaenjaerden die t'Antwerpen laghen/ maer het was te vergheefs/ niet een van haer allen en wilde daer nae luysteren: Sy wouden liever Antwerpen ende andere plaetsen die sy in hadden/ wel bewaren/ dan met perijckel noch meer te gaen conquesteren: {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (69) Flandria Maurorum timuit suppressa furores, Civibus oppressis tanto discrimine rerum Haec virtus redit, ut. Castellum milite cingant, AuriacumqƷ Ducem Gandavum excepit amore. ==} {>>afbeelding<<} {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] Qui binos lepores una venabitur hora, Vno quandoq;, quandoq; carebit utroq;. De Grave van Reux stercker geworden zijnde van volck / ende allerley Crijchs-gheveerte / soo heeft hy den vii. Novembris begonnen het Casteel te beschieten op twee plaetsen/ eerst alleenelijck de borst-weeringhe beschietende / doch als de beste ende grootste yveraers dit merckten / ende saghen dat het gheen ernst en was/ soo heeftmen/ van schande weghen/ meerderen ernst moeten gebruycken/ende daer is een bresse geschooten geworden. Als men nu eenen storm aenbrenghen soude/soo was de storm-brugghe te cort ghemaeckt / al-willens / soo eenighe meynen. Maer als de Grave van Lalain, (Generael van het gheheel Legher / in het afwesen van den Hertoghe van Arschot) ende de Marquis van Havre binnen Ghent quamen / soo is dese belegheringhe stracx met sulcken ernst en yver / oock goede ordre ende beleyt/ by der handt ghenomen/ dat de Spaenjaerden siende dat alles gereet was om eenen storm aen te brengen/verfocht hebben te parlamenteren / zijnde maer hondert en vijftich Man sterck/ ende gebreck van pulver ende [1576.] victualie hebbende. De Heere de la Garde, Colonel van de Francoysen/die den Prince dienden/is op het Casteel gegaen/maer het accoort en is voor dat mael niet getroffen / overmits desen Colonel hebben woude / dat de Spaenjaerden sonder geweer afgaen souden / d'welck sy gheensins doen en wouden: Maer als stracx daer nae Valentijn Depardieu, Heere van la-Motte, Gouverneur van Grevelinghe / belofte ghedaen hadde/datmen haer hare wapenen betalen soude/so hebben sy haer overghegeven/ behoudens lijf en goct/ ende sy zijn den elfden dach Novembris, Anno 1576. daer uytghetrocken/ ende nae Vranckerijck ghereyst. Daer trocken in het Casteel van Gent/om garnisoen te houden/ een Vaendel van des Graven van Reux Regiment / ende een van des Princen van Oraniens Vaendels. Maer corts daer nae hebben de Borghers van Gent der Tyrannen-nest ofte Casteel aen de sijde van de Stadt afghebroken/het welcke met groote viericheyt ende yver gheschiede / jonck en oudt / mannen ende vrouwen met eenen lust daer aen vallende. Beschrijvinghe der Stadt Valenciin, ende hoe de Spaenjaerden/ ende Hooch-duytsche daer uyt ghedreven zijn gheworden / Anno 1576. den XII. Novembris. [1576.] EErick come tot het verhael der dinghen die Anno 1576. den xii. Novembris te Valencijn gepasseert zijn: Soo en can ick niet nae-laten alhier te beschrijven de gheleghentheyt ende schoonheyt deser Stadt/ op dat niet alleen wy Neder-landers / maer oock alle die dese Historien lesen fullen/moghen verstaen ende weten / dat het niet sonder reden en grocte oorsake en is / dat wy ghenoodtsaeckt zijn geweest de wapenen in de handt te nemen/ ende ons te verweeren teghen de bloedt-dorstighe [1576.] ende Landt-verdervende Spaenjaerden/ ende haren godloosen aenhanck/ ten ware dat wy / als stocken en blocken/ sonder beweginghe wouden aensien de ruine ende onder-ganck van vele so schoone ende treffelijcke Steden/ als in Christen-rijck te sien ende te vinden zijn. VALENCIIN is een oude / wel-betimmerde/ rijcke / schoone / groote / stercke/ ende volck-rijcke {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (70) JntrepidiqƷ VALENCENAE Cives, metuentes Maurorum furias, Arcebant maenibus hostem, AtqƷ Arcem subeunt faelici Marte, sic ille Fallere qui studuit simili sic falitur arte. ==} {>>afbeelding<<} {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] Stadt / de tweede in de Provincie van Henegouwe/ gheleghen in een lustighe deelinghe/ op de Schelde/ die daer door loopt / als oock het Rivierken Rovelle/ makende verscheydene schoone ende stercke Eylandekens in dese Stadt / ende loopen bycants door alle straten onder de huysen / grootelijcx tot gherief der inwoonders / ende oock tot versterckinge der Stadt/ diemen aen d'eene sijde can in het water setten/maer aen d'ander sijde heeft sy hoochten als berghskens. De Grachten deser Stadt zijn wijdt en diepe/ende sy heeft stercke Vesten ende Bollewercken rontom her. Sy is eertijdts voor onwinbaer gheacht gheweest/ overmits sy van verscheydene hare vyanden te vergheefs is beleghert gheweest / maer den Crijch wort heden ten daghe met sulcke behendicheyt ende gewelt ghevoert/datter nu langer gheen Steden onwinbaer en zijn/al ware het dat sy boven met yser en stael toeghewelft waren. Daer zijn in dese Stadt twee schoone groote Kercken / ende eenighe cleyne / oock drie Cloosters. Jn der Minder-broeders Clooster/d'welc het schoonste is/ ligghen veel Graven van Henegou/ ende veel Heeren van Valencijn begraven / in costelijcke Graven ende Tomben / met seer schoone Epitaphia ofte opschriften. Jn der Predick-heeren Clooster leyt begraven Jan de Avennes/ Boudewijns des Keysers van Constantinopolen neve. Daer zijn oock in dese Stadt goede Gast-huysen ende Godshuysen / goede renten hebbende tot onderhoudt der armen. Jn dese Stadt zijn oock veel Paleysen/ende schoone groote huysen/dese ende gheene groote Heeren ende Prelaten toecomende: Maer boven al steeckt uyt het heerlijcke Stadt-huys/staende op de Marckt/ al van ghehouwenen steen constelijck gearbeydt / vol vensteren ende portalen/ met sulcken toon ende lustich uytsien / wijdt en breedt / dat het een seer schoon cieraet der Stadt is. Dese timmeragie begrijpt oock mede / al uyt eender handt ghemaeckt/ter eener sijde S. Peters Kercke/ aen d'ander sijde een seer schoon [1576.] ende constich uyr-werck / d'welck niet alleen den tijdt van den dach en slaet en̄ aenwijst/maer het vertoont ooc den loop van de Mane/ende alle d'andere Planeten/oock de maenden ende tijden des jaers/ ende veel andere dinghen. Onder het uyr-werck binnens dacks is de Coorn-marckt seer wijdt en breedt; noch hooger wordt de Wolle vercocht: daer by is de Schermschole / ende Crijchs-bane / ende veel andere derghelijcke ghebouselen ende plaetsen / tot recreatie der Heeren / ende gherief der Borgheren ende Cooplieden. Dese Stadt is van 'sConincks weghe beset gheweest met Hooch-duytsche / ende het Casteel met Spaenjaerden. Doe de Staten de wapenen hadden aenghenomen teghen de Ghemutineerde Spaenjaerden/ soo begonnen de Hooch-duytsche Knechten te Valencijn met de Spaenjaerden die op het Casteel laghen te conspireren / tot nae-deel deser treffelijcker Stadt/alwaer sy meynden huys te houden/ als hare confratres t'Antwerpen / ende elders. Om hier in by tijdts te voorsien/ soo hebben de Generale Staten derwaerts ghesonden George de Lalain, Grave van Rennenbergh, Baron de Vile, Broeder van den overledenen Grave van Hooch-straten/ Gouverneur van Henegouwe/in het afwesen des Graven van Lalain. Onaenghesien dat Rennenbergh maer acht Compagnien Waelen van sijn Regiment by sich en hadde/ soo heeft hy even wel sijn stuck soo wijsselijck ende soo wel beleydt/dat hy de Hooch-duytsche by appoinctement uyt de Stadt ghelicht heeft/ den twaelfden Novembris, elck maer eenen Daeler ghevende tot reysgelt. Ten selfden daghe heeft de voorschreven Grave / met hulpe der Borgheren/het Casteel/daer hondert ende veertich Spaenjaerden op laghen/ onder Diego de Orescione, beleghert/die hy oock ghedwonghen heest by appointement haer over te geven/ ende {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] het Casteel te verlaten/waer uyt groote vreucht ende blijdtschap ontstaen is/ onder de Jnwoonders dier Stadt / oock in de omligghende Steden ende Quartieren: Want nu mochten die goede lieden gherust slapen / daer sy te vooren altijdt in anghst ende benautheyt geleeft hadden/gaende als een Osse voor de bijle. Hy doet een goedt dach werck, die van den quaden [1576.] scheydt. Stracx hier nae wert de Heere van Licques te Camerijck/daer hy Gouverneur was / by den Heere Ainsi, van den huyse van Gavre gevangen genomen/ende is also dese treffelijcke en machtige Stadt/met het stercke Casteel/voor de Staten van het Landt versekert. Daer en comt gheen ongheluck alleen, soo en comter oock gheen gheluck alleen. Revolte binnen Groeninghen, ende ghevanckenisse van Casper de Robles, Gouverneur van Frieslandt / Anno 1576. [1576.] OP dat de Landen in des te beter vreede ende eenicheyt souden moghen gheregiert ende gehouden worden/so hebben de Staten allen vlijt ende neersticheyt aenghewendt om de Pacificatie van Ghent over al te doen aennemen. Tot desen eynde hebben sy nae Frieslandt ende nae Groeninghen ende d'Omme-landen ghesonden den Hecre van Francois Martini Stella / een cloeck ende ervaren Edel-man van Brussel/ met commissie om de voorghenoemde Provincien in eenicheyt met de andere te verbinden / ende de Pacificatie van Gent te doen besweeren. Casper de Robles Portugees Heere van Billi, Malepert, &c. Gouverneur van Frieslandt ende van Groeninghen / vernomen hebbende / dat de voorgenoemde Stella tot sulcken eynde binnen Groeninghen ghecomen was/soo heeft hy hem stracx door sijnen Provoost doen vanghen/binden / en boyen/jae hy heeft hem seer ghewondet / ende daer nae wreedelijck door sijne Beuls doen pijnighen / sich niet schamende noch schromende selfs de handt daer aen te slaen/ ende des Beuls werck mede te doen: Meynende alsoo het gheheele secreet ende voor-nemen der [1576.] Staten desen haren Commissario uyt te Persen/ ende dan haer voornemen te verhinderen/want de Spaenjaerden en socht gheen unie / maer scheuringhe onder de Provincien/Landen/ en Steden. Doch hoe seere ende hoe wreedelijck dan Robles der Staten afgesondenen Commissarium ghepijnicht heeft/ soo en heeft hy niet connen alle de gheleghentheyt der Landt-saken vernemen. Robles heeft tot sich ontboden ende doen comen de Capiteynen die te Groeningen in garnisoen laghen/ Fernand Loppez, Campi, Monceaux, Losy, Villers, ende andere / met hare Officieren / van haer versoeckende / dat sy souden beloven ende sweeren/ dat sy hem de naest-comende drie maenden souden gehoorsaem zijn in alles wat hy haer bevelen soude/ om midler wijlen aen den Coninck te schrijven ende te vernemen / of het sijner Majesteyt wille ende belijden was/ dat de Staten haer met malcanderen ende met den Prince van Oranien vereenicht hadden? Belovende / indien dit des Coninckx wille was/ dat hy sich soude schicken ende reguleren nae {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] sijner Majesteyt believen ende bevel / d'welck sy oock alle gaer behoorden te ghehoorsamen &c. Hy socht tijdt te winnen/ om sich absoluyt meester van Frieslandt ende van Groeninghen te maken. Loppez ende andere meer hebben den eedt ghedaen/maer als Robles desen eedt Hoopman Losy voor-hieldt / soo heeft hy hem beroepen op sijne Officieren/ d'welck Robles heel qualijck nam/ hy heeft de Bevel-hebberen ontboden / ende datelijck daer doen comen/ niet meynende noch vermoedende / dat sy hem sulcx souden durven afflaen / nochtans antwoorden sy hem/sy hadden voor neghen jaren den Coninck eenen eedt ghedaen/ by den selfden wouden sy leven ende sterven/ waeren niet van meyninghe eenen anderen eedt te doen. De Colonel gaf een van Losys Sergeanten de penne in de handt / op dat hy den eedt onderteeckenen soude/maer de Sergeant wierp de penne in het vyer / segghende/Plustost mourir, Ick wil liever sterven, dan desen nieuwen eedt doen. Aldus spraken oock den anderen Sergeant / ende de Corporaels. Robles hier over seer ghestoort zijnde / sprack met een dreyghende mine/ Gaet henen, ick sal sien wat my te doene staet. Dese Crijchs-lieden wisten wel wat haer nakende was / ende hieldent voor seecker dat de Colonel niet slapen en soude / voor dat hy dese onghehoorsame weygheringhe soude ghewroken hebben: Daerom dachten sy dat het tijdt was / sijn bloedt-dorstich voornemen te onderbouwen / sy hebben haere Cameraden ondeckt wat haer weder-varen was/ die belooft hebben malcanderen te helpen ende by te staen/ elcken Corporael heeft sijn Esquadre by een gheroepen/ ende nae dat sy haer den handel ondeckt ende vertelt hadden / soo hebben sy ghelijckelijck gheroepen/ Liever sterven als eenen anderen eedt doen. Stracx ginghen dese nae de Officieren van Capiteyn Villers, die de wacht hadden/ die sy oock stracx op haere sijde creghen/ met malcanderen besluytende / dat sy den Colonel wouden [1577.] in versekeringhe nemen / eer hy haerer eenighe ghevanghen nemen/ ende aen het leven of met een stroppe de corde straffen conde. Het was hooge tijdt dat dese Soldaten haer voorsaghen / oft anders souden haerer vele noch dien avondt van haer leven zijn berooft gheweest/ want Robles hadde het grof Gheschut met haghel doen vullen / ende hy hadde Capiteyn Loppez, die den eedt ghedaen hadde/belast/dat hy/soo haest als het grof Gheschut onder de Mutijns soude los gheschoten zijn/ met sijn Vaendel Losys Vaendel soude aenvallen ende vernielen/ als het voorby de wacht soude trecken. Doch een van Villers Sergeanten dit vernomen hebbende/ heeft het een van Losys Sergeanten te kennen ghegheven / die op de wacht treckende / een ander strate in-sloech / ende comende op de Marckt (haere Roers met scherp gheladen zijnde) soo en hebben sy voor des Colonels Logement den gewoonlijcken eere-scheut niet ghedaen. De Wacht-meester belaste haer / dat sy nae ghewoonte den Colonel een eeren-scheute doen sonden: Sy antwoorden dat sy het niet doen en wouden/ voor ende aleer datmen haer gelt gave om cruyt ende lonten te coopen. De Major dreyghende eenighe Soldaten te slaen/ so riepen sy stracx alle gaer met luyder stemme/Alarm Alarm, ende velden hare Roers om te schieten/d'welc de Wacht-meester siende / soo begaf hy hem op den loop. Capiteyn Losy dit siende / sloech op sijn borst/ ende riep / Soldaten nu is het tijdt, laet ons volbrenghen 'tgheene wy begonnen hebben. Het Vaendel van Villers van de wacht aftreckende / vervoechde sich by Losys Vaendel / ende beloofden by malcanderen te leven ende te sterven. Lopez, die van den Colonel bevel ontfanghen hadde by het Gheschut te blijven/hoorende desen alarm/so schreet hy te Peerde/ en̄ trock met sijn Compagnije na den anderen aen/om {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (71) Sic Frisiae Proceres, pulso qui regna tenebat Roblesio, ante alias Gronninghia nobilis Urbes, Perfidiae sociosqƷ DucesqƷ ArcemqƷ superbam Sternit humum, Auriacum recipit, gentemqƷ potentem. ==} {>>afbeelding<<} {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] haer te stillen/ of te slaen/ ghelijck sijnen last was. Maer nae by comende wierdt hy soo ghegroet met Musquetten en Roers / dat hy sijnen Peerdt knap om-werpende van daer vluchte/sijnen hoedt van den cop vallende en raepte hy niet eens op. Sijn Soldaten siende wat de meyninge ende het voornemen van hare Compagnons was / soo riepen sy / schiet niet/wy willen het met u-lieden houden: Verghetende den afghedronghen eedt/soo dat Capiteyn Loppez hem in eenes Backers huys falveren ende versteken moeste. De Soldaten haer nu t'samen verplicht ende verbonden hebbende/lieten de Trommelen alarm slaen/ende sy trocken met een ghecrijt ende ghedruys nae des Colonels huys aen/ die haer tot voor de Poorte te ghemoete quam met den hoedt in de handt/haer vraghende wat hare begeerte was/ende soo het haer om gelt te doene was/soo beloofde hy/dat hy haer in drie dagen tijdts contentement geven soude / haer voorts soeckende met soete smeeck-woorden te bevredighen/ ende elck nae sijn logement te doen vertrecken: De Soldaten riepen / sy wisten haer gelt wel te crijghen/ maer midler wijle moest hy sich in haer handen ghevanckelijck gheven/ ende te ghelijcke sloeghen sy de handen aen hem/ ende leyden hem nae het Stadthuys/daer sloeghen sy hem boyen aen zijn beyde beenen / ende bonden hem met een dicke sware keten/ ende bewaerden hem met een stercke wacht / die hem veel spot en trots dede / met woorden ende met wercken. Stracx hier na hebben de Soldaten ooc gevanckelijck ghenomen den Heere van Rijsbrocek/des Colonels Schoon-fone/ ende fijnen Oversten Luytenant. De Capiteyns Campi, Villers, Monceau, oock Losy, namen sy oock ghevanckelijck/doch eenige met haren wille / op dat sy desen alarm ende oploop niet en souden hebben te verantwoorden; Ende sy vercoren eenen Eletto. Sy liepen oock nae de Waghe/daer de stroppe de corde stondt / die sy in stucken braken/ ende verbranden/ op de Marckt/roepende / Vive le [1576.] Prince d'Orange, Vivent les Estats. Dus langhe waren de Borghers in groote vreese ende benautheyt/ verwachtende allen ooghen-blick / dat het op een plonderen uyt-comen soude / ghelijck corts binnen Mastricht ende Antwerpen gheschiedt was. Maer siende dat de Colonel ende Capiteyns ghevanghen waren / soo hoopten sy dat het gheenen noodt doen en soude. De Soldaten hebben oock den Heere Stella datelijck uyt sijn boyen ende ghevanckenisse verlost / op de Marckt ghebrocht / ende sy hebben hem in den name van de Staten den eedt van ghetrouwicheyt gedaen/ d'welck gheschiedt zijnde / soo hebben sy hem met een goet convoy sekerlijck nae Brussel ghebracht/daer by voeghende eenighe van hare Ghecommitteerde/presenterende den Staten haren dienst/ende versoeckende eenen anderen Colonel/ ende betalinghe van hare t'achterheyt / ende om te weten/in wiens handen sy de Stadt leveren souden. Dit alles is gheschiedt op den xxiii. Novembris, 1576. Des anderen daechs wierdender vijftich Soldaten ghesonden nae het logement van Fiasco, gemeynelijck Vasques ghenoemt/die Gouverneur binnen Zutphen gheweest was. Als sy hem in sijn huys niet en vonden/ so liepen sy nae 'tClooster van de Minne broers/ want haer wierdt gheseyt dat hy hem aldaer verborghen hadde: Sy sochten hem onder en boven door het gheheele Clooster/maer sy conden hem nerghens vinden/ want hy hadde hem laten scheeren als eenen Monick / ende hy hadde een cappe aenghetrocken/ ende een keerse in de handt houdende/ socht hy so vlijtich als yemant van haer allen/sonder bekent te worden/ soo langhe tot dat eenen Monick tot de Soldaten sprack / wijsende op Vasquez, Desen Monick is wel van onsen Orden, maer hy en is van dit Convent niet, als de Soldaten dit niet en verstonden / ofgheen {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} [1576.] achtinghe daer op en gaven/ soo sprack hy voorder/ Ipse est, tenete eum, Dit is de Man, hout hem vast. Stracx vatten hem de Soldaten aen/ende leyden hem nae de Marckt in sijn Monicks cleederen / alwaer hy van yeder Man is bespot ende belacchen gheweest. De Provoost wierdt is des Pastoors huys gevonden in den schorsteen. De Wacht-meester sochten sy in het hoeren huys / maer vonden hem op een ander plaetse in eenes Priesters habijt. Sy vonden en vonghen oock Fernand Lopez, dien sy over strate leydende riepen / Voicy le bourreau de Groeninghe, Siet hier is den Beul van Groeninghen. Daer wierden te deser tijdt noch andere soo Politijcke/als Crijchs-officieren des Conincks ghevanckelijck ghenomen/diemen vreesde dat arbeyden souden om de Landts-vrede te breken. De Colonel Robles met andere ghevanghens/wierdt op het Casteel te Leeuwaerden ghebracht/die nae der handt zijn los ghelaten/ als het Eeuwich Edict met Don Iohan ghemaeckt ende ghepublieeert wierdt. De [1576.] Staten Generael hebben den Grave van Rennenbergh George de Lalain als Gouverneur in Frieslant ghesonden/ die nae Monsteringhe ende afrekeninghe de Soldaten hare volle betalinghe ghegheven heeft/ beloopende ontrent seven tonnen gouts; Ende nae dat de Soldaten ende Borghers van Groeninghen den Generalen Staten/ ende hem als haren Stadthouder/ eedt van ghetrouwicheyt ghedaen hadden/ soo heeft hy de Pacificatie van Gent over al in sijn Gouvernement doen publiceren/ ende hy liet het Casteel afwerpen /daer alle de Borghers geern de hant aen en sloeghen/ ende de reysende ofte daer deur passerende lieden ghearresteert ende ghedwonghen mede hier toe te helpen/ op dat het spoedelijck gedaen soude worden. Hier mede is Frieslandt/Groeninghen/ende Omme-landen voor dat mael in vreeden ende onder de ghehoorsaemheyt der Staten ghebracht. Luc. 1.52. Godt heeft de machtighe van den throon afghetrocken, ende de nederinghe heest hv verheven. {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} Een dapper schermutsinghe tusschen de Schotten ende de Spaenjaerden/ daer de Schotten d'over-handt behielden/ Anno 1577. In Ianuario. [1577.] DOor dien de Spaenjaerden hare aenslaghen soo wel gheluckt zijn te Aelst / te Visnack/te Mastricht / te Antwerpen / ende op andere plaetsen/ende dat alcorts nae malcanderen/ soo zijn sy hier door soo moedich ende courageus gheworden/ dat sy met eenen dommen sin ende dol ghemoet eenighe stucken aenginghen/ die haer qualijck geluckten / weynich gedenckende op de oude Crijchslesse / Amat victoria curam: Voorspoet verheyscht sorghe. Ende wel warachtich hebben de oude gheseyt/ Qui de se praesumit ante quam pugnat victus est. Dat is/ Die stout en opgheblasen is van ghemoede, ende hem selven inbeeldt, dat hy groote dinghen can uytrichten door sijn eyghen cracht ende ghewelt, die wordt overwonnen eer hy te deghe aen het vechten comt. Nevens andere onbedachtsame ende verboeghde aenslaghen die de Spaenjaerden hebben aenghericht dulci fortuna ebrij, doe sy in haere meeste dertenheyt ende moetwille waren rasende en dollende / is desen mede eenen gheweest / die Anno 1577. in den beginne des jaers gheschiedt is by Luyck/ in een Dorp of Vlecke ghenoemt Iupile of Iupiliaen, alwaer een goet deel Schotten laghen/de Staten dienende/onder het gebiet ende beleyt van den cloecken Colonel Balfour, die van de [1577.] Spaenjaerden bespronghen zijn/ meynende de selfde alle gaer te overvallen ende om te brenghen: Maer de Schotten hebben haer soo dapper te weere gestelt/ dat sy de Spaenjaerden een goet deel volcx afgheslaghen hebbende / de reste op de vlucht brochten. Hadden de Spaenjaerden de Stadt van Mastricht niet te vriende ghehadt / die haer de Poorten opende ende in liet / haerder en soude niet een ontcomen zijn. Hier is soo dapperlijck gevochten / dat het scheen datmender vocht om de eere van de Schotsche ende Spaensche Natije: De Schotten hebben daer doen blijcken dat sy Mannen van couragie zijn / ende dat der Spaenjaerden huyt soo weeek ende soo dunne is / als de hare / ende anderer. Dese victorie/ al hoe wel sy cleyne was / soo heeft sy nochtans nae der handt niet alleen de Schotten ghecourageert ende moet gegeven/ maer ooc alle der Staten Ruyteren en Knechten/ die nae desen beter stant ghegrepen hebben/als te vooren / nu voor seker houdende / dat de Spaenjaerden niet meer scheut-vry en zijn / als andere. De Hooch-duytsche verhalen ende beschrijven dit ghevecht seer aerdich / in hare Rijmen: Nach dem etliche von den Staten Den pas durch Luyck erhalten haten Kummen de Spaenjarden als baldt Ihnen ins gemut mit grosser gevvalt. Dennen die Schotten ritterlich Begegnen, und gar mannichlich, Vnd geben ihnen guten Iohn, Dus sie abziehen mit spot und hon. Dan die Signori gaer verzaecht Nach Mastricht mital irer macht In grosser eil sind hin-gelauffen, Sunst musten sie die haut verkauffen. {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (72) Magnanimus miles Leodinae finibus orae Castra tenet Scotus, invidit sed Maurus adarma Provocat, ille memor veteris virtutis, in hostem Irruit, huic superest dubiae fuga sola saluti. ==} {>>afbeelding<<} {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Casteel van Vtrecht, ghenoemt Vree-borcht, wordt by de Staten beleghert/inghenomen/ende gheraseert/ Anno 1577. [1577.] ALs de tijdinghe in de Neder-landtsche Steden quam/dat N. ende N. haer hadden ontlast ende ghevrijet van het wreede jock der Spaenjaerden/dat heeft andere Steden/die noch onder haer suchten en duchten/moet ende couragie ghegheven/ om nae te volghen het exempel harer nae-buyren / ghelijck nevens andere ghedaen hebben die van Vtrecht/ die vele van die boose Natie gheleden hebben/onaengesien dat dese Stadt de Paepsche ofte Roomsche Religie soo seere toe-ghedaen was/ als eenige Stadt in gantsch Neder-landt. Jn of aen dese Stadt lach een Casteel/ghenoemt Vree-borch, of Vreden-burg, d'welc so veel te seggen is/als Vrede-bewaerder/na de meyninge der gener die het eerst dien name ghegeven hebben/maer ten aensiene der wreetheyt die in ende uyt het selfde / der Stadt/ ende menich redelijck Man aengedaen is/mocht het wel heeten VVreede-burcht. Het is ghetimmert by Keyser Carel den vijfden / doe de Bisschop van Vtrecht hem de Souvereyniteyt of over-heerlijckheyt der Stadt ende des Landts van Vtrecht gheresigneert ende opghedraghen hadde. Met dit Casteel heeft dien Keyser geslist diversche groote partijdicheden/die des maels daer in swanck ginghen/ ende sodanighe waren/dat de Bisschop de selfde niet connende wech nemen / de Stadt ende 'tLandt in handen des Keysers Caroli V. heeft over-ghegheven. Op dit Casteel lach Anno 1577. als Gouverneur Francisco Ferdinando d'Avila, met ontrent hondert Spaenjaerden / die de Magistraet ende Borghers seer geern souden quijt gheweest zijn / want sy maecktent aldaer op sijn Spaens/ ghelijck sy over al deden. Eer de Pacificatie van Gent noch ghepubliceert was/ soo hebben de Generale Staten het Casteel van Vtrecht latenl elegheren door den Heere van Hierges: Maer hy en heeft [1577.] het niet connen vermeysteren. Nae dat de Heere van Hierges in anderen saken sich heeft gebruycken laten/ soo hebben de Staten ende die van Vtrecht / om hare Crijchs-saken te beleyden/gheroepen den Grave van Bossu, die uyt sijn lanck-wijlighe ghevanckenisse van Hoorn los ghelaten was / uyt cracht der Pacificatie van Gent ende naerder verbontenisse der Generale Staten. Desen Grave en droech de Spaenjaerden nu gheen goet herte toe / overmits sy hem soo langhe in de ghevanckenisse hadden sitten laten / vergeten hebbende al de getrouwe diensten die hy den Coninck meermaels in perijckel van sijn lijf ende leven gedaen hadde. De Spaenjaerden op het Casteel van Vtrecht merckende / datmen begon eenighe preparaten ofte ghereetschap te maken/ om haer te belegheren / soo zijn sy den xxi. Decembris, op S. Thomas dach / uyt het Casteel in de Stadt ghevallen/ ende hebben een deel Borghers vermoordt / ende 'tvuyr in eenighe huysen/nae by het Casteel liggende/gesteken/d'welck sy 'snachts daer nae noch meer deden/ ende sy hebben alle daghe dapper in de Stadt gheschoten/ende groote schade ghedaen. De Borghers hebben haer / soo sy best conden / teghen het Casteel beschanst/ alomme haer Gheschut plantende / om het Casteel te beschieten / d'welck sy oock soo nauwe beset ende beleghert hebben / als sy immermeer conden. Of wel/ nae ettelijcke daghen belegheringhe / de Spaenjaerden in grooten noodt gheraeckt zijn/ende gheen ontset verwachtende en waren/soo hebben sy even wel het Casteel niet willen overgeven / voor ende aleer dat Don Johan/die weynich dagen daer te vooren in't Landt ghecomen was / haer tot verscheydene reysen gheschreven ende belast hadde / dat sy het souden over- {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (73) Omnes Vandalici imperium miserabile regni Excutiunt, tentat notissima Tentone Rheno Trajectum hostiles expellere ab Urbe Latrones, Arce simul, valuit non tātum Civis in armis. ==} {>>afbeelding<<} {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] gheven in handen van de Staten: Maer neen/noch en wouden sy het niet doen. Doch eyndelijck / als sy het immers niet langher houden en conden / soo hebben sy het overghelevert in handen van den Grave van Bossu, dien sy noch hielden voor eenen getrouwen dienaer des Conincks / maer de Staten des Landts hielden sy voor Traditore del Re. Het overgheven deses Casteels/ is gheschiedt den xxiii. Februarij, Anno 1577. ende het is corts daer nae gheheel afghebroken/ met consent van Don Jan/vreesende datter de Prince van Oranien in mocht comen te nestelen. Ten is oock sint der tijdt noyt wederom her-bout/ Godt geve/ dat het den vyandt der Kercke Godts ende onses lieven Vader-landts/sijnen eersten Sone coste/als hy den grondt daer van leyt/ ende wanneer hy de Poorten settet /dat coste hem sijnen jonghsten Sone/ ghelijck Iosua toeghewenscht heeft/den genen die Iericho [1577.] her-bouwen soude. Jos. 6.26. Capiteyn Francisco Fernando d'Avila Gouverneur van Vreen-burgh/ trock met sijn Soldaten/met vry gheleyde / nae Vianen/ by Capiteyn Tordisillas, die corts daer nae het Casteel van Vianen oock over gaf/ als oock Alonso Lopes Gallo het huys van Culenborgh dede. Dese drie Capiteynen trocken t'samen nae Antwerpen by d'andere Spaenjaerden. Aldus werdt Hollandt ghevryet ende ontslaghen van het wreede / tyrannighe Spaensche jock / ende sy en zijn oock sint dier tijdt daer noyt wederom inghecomen: Godt gheve / dat noch wy / noch onse nae-buyren dien dach niet beleven en moghen / dat syder nae haeres boosen herten lust / wederom in comen. Pacificatie ofte Urede-handelinghe binnen Gent besloten/ wordt t'Antwerpen/ ende elders ghepubliceert/ Anno 1577. [1576.] ALs de Spaenjaerden grooten moet-wille over al in de Neder-landen dreven/ ende met groot ghewelt Leyden beleghert hadden / so hebben Anno 1575. de bedruckte ende schier bedorvene Neder-landers/ door ootmoedighe requesten/by den Coninck versocht / ende eyndelijck door tusschen-spreken van den vromen Keyser Maximiliano vereregen/dat binnen Breda een t'samen-comste soude ghehouden worden/daer in van vrede gesproken ende ghehandelt soude worden: Maer 'tis onvruchtbaerlijck afgheloopen / alsoomen heeft connen tasten en voelen/dat de Coninck niet anders ghesocht en heeft/ dan de Landen onder pretext van vrede/ in een eeuwige slavernije der Spaenjaerden ende vreemde Natien te brenghen. Die van Hollandt deden eenen penninck ter ghedachtenisse hier van slaen/met dese omschrift aen d'een sijde/Securius bellum pace dubie: Ende [1576.] aen d'ander sijde / Libertas aurea, cujus moderatur habenas ratio. Dese vrede-handelinghe is hervat binnen Gent/Anno 1576. ende aldaer op het Stadt-huys besloten den viii. Novembris, Anno 1576. vervatet in xxv. Articulen/die genoemt worden de Pacificatie van Gent, voor goet aengenomen ende gheconfirmeert by den Coninck/na dat de Bisschoppen/Abten/ende andere Gheestelijcke persoonen/oock de Doctoren van Leuven gheattesteert hadden/dat nae ghelegentheyt van dien tijt/'tvoorschreven Tractaet niet in en hielt/ dat de Catholijcke Religie naedeelich was/maer dat het veel meer tot bevoorderinge der selfder was streckende; Als oock / nae dat de Raden van State verclaert hadden / dat dese Pacificatie niet en was verminderende de autoriteyt/hoocheyt/ende behoorlijcke {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (74) Belgica PAX toto nunc applaudente Senatu Firmatur, Iano Austriaco comittitur omne Jmperium nostris excedere finibus hostis Iussus abit posito spondet Rex Marte quietem ==} {>>afbeelding<<} {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] gehoorsaemheyt die de ondersaten den Coninck schuldich waren. Dese Pacificatie ofte Vrede-handelinge is eerst binnen Gent / daer nae binnen Antwerpen/ ende in andere Provincien ende Steden ghepubliceert ende afghecondicht/ op dese naevolghende wijse: Allen den genen die desen sullen sien ofte hooren lesen saluyt: Also de Landen van herwaerts over dese naeste negen of thien jaren vervallen zijn in groote elende ende verderf/deur de in-lantsche crijgen/hoovaerdige ende rigoreuse heerschappie ende regieringhe/gewelt/ rooverije / plunderinghen/ ende andere onordentlijcheden ende insolentien der Spaenjaerden ende harer aenhangheren: Ende dat om hier in te versien/ ende te doen ophouden alle voordere troublen / overlastinghen/ende elenden in dese Landen / door middel van eenen sekeren ende vasten vrede / in Februario laest-leden Anno 1574. te Breda zijn gesonden ende vergadert de Commissarisen van sijne Majesteyt / ende des Princen van Oranien/ als oock der Staten van Hollandt / Zeelandt / ende hare gheassocieerde: By de welcke verscheydene middelen ende presentatien voor gheslaghen zijn om de Landen tot vrede te moghen brenghen / Edoch de ghehoopte vruchten daer van niet ghevolcht en zijn: Maer dat ter contrarie gheduyrende die hope des troostes / goedertierenheyt/ ende genade sijner Majesteyt / die Spaenjaerden daghelijcx meer ende meer zijn voortghevaren met ghewelt doen/ ende ruineren/de arme ondersaten in gheduyrighe slavernije brenghende/sonder ophouden van mutineren in verscheydene plaetsen / dreyghende de Heeren ende Steden/ haer vyandelijcke wijse meesters makende van diversche plaetsen / roovende / moordende / ende brandt-stichtende nae haren boosen [1577.] aert ende believen: Ten welcken aensiene sy van de gheene die de regieringhe der Landen bevolen was/ zijn verclaert vyanden van sijne Majesteyt / van het ghemeyne beste / ende publique vrede: Soo zijn de Staten van herwaerts over / met consent ende believen der gheener die het Gouvernement bevolen was/ ghenoodtsaeckt geweest de wapenen in handen te nemen / om voor te comen/ voorderen/jae eeuwighen overlast ende slavernije / ende op dat de inwoonders deser Landen met malcanderen in vrede en̄ een vaste verbontenisse vereenicht zijnde/gelijckelijc de Spaenjaerden ende haere aenhanghers/ verdervers deser Landen/ souden doen vertrecken / de Landen alsoo brenghende tot een nieuwe besittinghe ende genietinghe van hare oude Privilegien/ Rechten/ Costuymen ende Vryheden/daer op volgen soude handel en wandel/trafijcque ende welvaert in alle de Landen: So is het dan dat nae voorgaende vergaderinghe der voorseyder Heeren die het Gouvernement deser Landen bevolen was / ende nae hervattinghe der communicatien van vrede-handelinghe binnen Breda ghehouden. Dit teghenwoordighe Tractaet is ghemaeckt ende opghericht ter eeren Godes / ende tot dienst van sijne Majesteyt / tusschen de Prelaten/Edele/Steden ende Leden van Brabant/ Vlaenderen/ Arthois / Henegouwe / Valencijn / Rijssel / Douay/ ende Orchies / Doornick / Tournesis/ Vtrecht/ende Mechelen / representerende de Staten dier Landen/ ende tusschen den Heere Prince van Oranien/Staten ende Steden van Hollandt/Zeelandt / ende hare geassocieerde/ door Commissarisen van beyden sijden daer toe ghecommitteert. Beati pacifici. {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} Wt-tocht der Spaenjaerden uyt Antwerpen / ende overleveringhe des Casteels in handen van den Hertoghe van Aerschot / den XXVI. Martij, 1577. [1577.] DOn Iohan d'Austria heeft/ achtervolghende het eeuwich Edict / de Spaenjaerden doen vertrecken uyt het Casteel van Antwerpen/ den xxvi. Martij, Anno 1577. Hoe geern dat hy dit ghedaen heeft / can een yeder wel by hem selven dencken / maer hy moeste het doen/ want hy en conde niet eer voor Gouverneur der Landen aenghenomen nochte beeedicht worden eer dit gheschiedt was / achtervolghende het verdrach met hem opghericht: Het Casteel werdt van de Staten overghelevert den Hertoghe van Aerschot / die met een deel Walsch Crijchs-volck/ op de Brugghe des Casteels verschenen is/alwaer sich den Secretaris Diego d'Escovedo heeft vervoecht/om hem in 'sConincks name den eedt af te nemen/ d'welck aldus toeginck; Sanchio d'Avila, die tot noch toe Castileyn geweest was/ niet willende/ uyt Spaenschen hooch-moet / selve dit Casteel overleveren/(hoewel expresse brieven ende bevel daer van hem van den Coninck ghegeven werden) belaste sijnen Stadt-houder Martino del Hoyo, dat hy het in sijnen name doensoude / d'welck hy dede / brenghende ende daer overleverende de sleutelen des Casteels. Aerschot sijne handen legghende in de handen van Escovedo, heeft/in het by-wesen van den Ambassadeur des Keysers/gesworen als volcht/ Ick Philips de Croys, Hertoghe van Aerschot, sweere by Godt, ende de Maghet Maria, ende op de vier Heylighe Euangelien, dat ick dit Casteel sal bewaren ende behouden ten dienste van de Conincklijcke Majesteyt Philips, onsen Heere, ende dat ick dat niemandt anders en sal leveren, dan sijnen eyghenen persoone, [1577.] ofte Naecomelinghen, sonder sijn uytdruckelijck ghebodt. Waer op Escovedo antwoorde / Soo ghy sulcx doet, als ghy seght, soo wille u Godt helpen: Soo niet, de Duyvel hale u, met lijf ende ziele. De ommestanders seyden alle / Amen. Dit ghedaen zijnde / leverde Hoyo de sleutelen in handen van den Hertoghe van Aerschot. Terwijle dat dit gheschiede / soo was de Brugghe opghetrocken / ende het Casteel ghesloten/ ende nae dat het ghedaen was / dede hy de Brugghe nedervallen/ ende opende de groote Poorten des Casteels/ belastende de Spaenjaerden daer uyt te trecken/d'welc datelijck gheschiedt is / ende de Hertoghe van Aerschot met sijn Waelen trock daer in / sijnen Sone / Prince van Chimay / tot sijnen Luytenant nemende. De Spaenjaerden uyt het Casteel scheydende / namen mede haer ghevanghene / den Grave van Egmont / den Heere van Floyon/ den Heere van Glimes/ den Heere van Capres/ ende den Heere van Goignes/ ende ses stucken Gheschuts/ overmidts sy haere volle betalinghe noch niet ontfanghen en hadden. Sy trocken op Liere / d'welck sy oock verlieten: Van daer nae Mastricht/daer was haer Rendez-vous. Sy namen mede veel Neder-landtsche Vrouwen ende Hoeren: Oock eenen grooten schat van gheroofden ghelde / Juweelen / ende allerley costelijckheyt/ daer van sy in haere ghedruckte Boecken glorieren: Maer even wel hebben die {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] van Antwerpen met groote blijdtschap het vertreck der Spaenjaerden aenschouwt / Godt lovende ende danckende/ ende jae soo verblijdt zijnde/als eertijdts de Egyptenaers waren/doe de Jsraeliten met hare afgheleende goederen te lande uyt trocken. Nae het vertreck der Spaenjaerden van het Casteel / en was de Stadt van Antwerpen noch niet seer gherust noch seker / want de Hooch-duytsche / die in des Conincks [1577.] soldije waeren / bleven noch in de Nieu-stadt liggen/tot dat sy haer volle betalinge souden ontfangen/onder de Colonelschappen van Fronsbergh ende Focker/d'welck de Borgers al vry verdrietelijc was te aensien ende te lijden / dewijle sy de Stadt hadden helpen plunderen/maer wat souden syder toe doen? Quando id quod vis non potes, velis id quod potes. {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (75) Hispanus Mil-es praedâ satiatus opimâ Anversae tristis rellinquit Moenia, et Arcem Quis iam non pacem, quis iam non secula speret Aurea, sed scelus occultum Dux corde tegebat ==} {>>afbeelding<<} {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} Wt-tocht der Spaenjaerden ende anderer vreemde Natien/ uyt Maestricht, ende voorts uyt gheheel Brabant/ Anno 1577. [1577.] DE Staten hebbende het beloofde gelt/ (tot betalinghe der Spaenjaerden/ ende anderer Roeden/ daer mede de Landen eenen ruymen tijdt wel dapper ghecastijdt waren geweest) meestendeels opgebracht / ende des Conincks Crijchs-volck contentement ghegheven hebbende/soo zijn de Spaenjaerden/Jtalianen/ ende Borgonjons/ te voete ende peerde / den xxi. Aprilis, Anno 1577. uyt Mastricht vertrocken/al hare sterckten ende plaetsen verlatende: Oock zijn alsdoen los en vry ghelaten alle de ghevanghenen van beyde sijden / onder welcke de voornaemste waren de Grave van Egmont, de Heere van Capres, ende de Heere van Goignies, ende noch eenige particuliere of private persoonen/die by de Spaenjaerden hadden ghevanghen gheseten. De Staten hadden in gevanckenisse gehadt/ende lieten nu los en vry gaen/Caspar de Robles, Heere van Billi/Colonel/ ende Gouverneur van Frieslandt / Valdez Colonel, ende Gouverneur van Zutphen/de huysvrouwe van den Colonel Montdragon, Capiteyn Ioseph de Talenare, en̄ noch vijf ofte ses andere van name ende qualiteyt. De Grave van Mansvelt / Gouverneur van Lutzenborgh heeft dit volck geleydt tot Lutzenborg/ ende van daer zijn sy voorts gereyst nae Jtalien aen/ eenighe met gelt en rijckdom wel gheladen / al veel meer uyt het Landt draghende als sy daer inne ghebracht hadden. Don Bernardin de Mendoza, die ten tijde van Duc d'Alve/ende den grooten Commendador/Ritmeester geweest is/ende daer nae Ambassadeur in Engelandt ende in Vranckerijck geweest is/heeft de Neder-lantsche [1577.] Historien beschreven tot het jaer 1577. Gedruckt binnen Paris Anno 1591. Daer in hy glorieert/dat om het onghelijck d'welck de Staten den Spaenjaerden aen deden / sy den selfden wel meer dan xxx. duysent Mannen afgheslagen ende ontdaen hadden/ ende dat binnen den tijdt van ses Maenden/te weten/van den lesten Augusti, Anno 1576. tot den xvii. Februarij, Anno 1577. als het Edict van vrede uytgheroepen of afgecondicht werdt: Noch roemt desen Spaenjaert/dat sijn Natie den Neder-landeren hadde afghenomen meer dan sestich Vaendelen ende Standaerden/soo in het Velt/als in het innemen der Steden/ ende dat syder wel twintich duysent verslaghen hadden / gehoorende onder die Vaendels ende Standaren; Ende dat sy in al dien tijt ende exploicten / niet boven sestich Spaenjaerden verloren en hadden: Besluytende/dat Godt hare sake rechtveerdichde/door dien hy haer so triumphant / soo rijckelijck / ende soo voorspoedelijck met buyt gheladen liet nae huys toe trecken. Dit is even het selfde argument d'welck den Tyran Dionysius Corinthi ghebruyckte / die te Locris den Tempel Proserpinae berooft hebbende / nae huys gheseylt is; Op de Zee zijnde/ ende eenen goeden voor-wint hebbende / ende schoon weder/soo sprack hy / Siet wat eenen voorspoedighen windt dat Godt den Kerck-roovers, gheeft: Willende besluyten/of datter gheenen: Godt en is/die siet en weet wat de Menschen hier beneden doen/of immers soo sy het sien/dat sy het niet en achten voor sonde. Maer Lento gradu ad vindictam sui divina procedit ira, sed tardiratem gravitate supplicij pensat {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (76) Vrbibus excedunt reliquis saeva agmina Iberûm, HesperiamqƷ petunt crudelia monstra, Latrones, Hinc terris, pelagoqƷ quies, hinc pacia honores Unanimes Belgae Domino adspirante celebrant ==} {>>afbeelding<<} {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} Conterfeytsel / Afcomste / ende Commissie van Don Ian van Oosten-rijck, Gouverneur van Neder-landt/ Anno 1577. [1577.] NAe de doodt van Don Loys de Requesens/ is de regieringhe der Neder-landen / gelijck te vooren verhaelt is / bevolen ende in handen gestelt/den Raden van Staten/d'welck ontrent een jaer lanck gheduyrt heeft. De Coninck heeft om de Neder-landen te regieren vercoren Don Iohan d'Austria, des Keysers Caroli V. Bastaert-sone. Sijn Moeder was een Duytsche Vrouwe. Om dat sy de beste fame niet en hadde/dede hy die uyt Neder-landt vertrecken / ende sondtse nae Spaenien/ daer hyse in een Clooster bestelde / in het welcke sy wel conde eerlijck leven. Tot haerder bewaringhe ende dienst bestelde hy sijn Voester by haer. Dit heeft de Moeder so seer verdroten/datse/ soo eenige schrijven/ Don Jan eenen anderen Vader gheven woude/segghende dat hy van den Keyser niet gheprocreert en was. Hoe het hier om sy / en wil ick my niet seer becommeren / maer dit weet ick wel / dat niet sonder groote reden de Oude gheseyt hebben / het is een wijs Kindt dat sijnen Vader kent. Don Johan was ontrent dertich jaer oudt/doe hy in Neder-landt quam / hy was van middelbaere stature / een fraey / cloeck / ende geestich Man / Hoofs ende courtois / maer seer hooch-moedich ende vermetel/ hem selven inbeeldende / dat hy weerdich was Monarcha te wesen. Hy hadde eer hy in Neder-landt gesonden wert/betoont ende doen blijcken sijn cloeckheyt ende ervarentheyt in den Crijchs-handel/want als Anno 1571. (na dat den Turck de Venetiaen hadde afghenomen het Coninckrijcke van Cyprus) de Paus/Coninc van Hispanien/de Jtaliaensche Princen/ende Republique van Venetien een verbont t'samen gemaeckt hebben/ghenoemt Sancta Liga, ofte/het Heylighe Verbont, te hoope brengende hare macht van Schepen/Galeyen/ende Crijchs-volck/ om Cyprus [1577.] wederom te gaen winnen/so is Don Johan tot Generael ofte Overste van dese Scheeps-armade ende volck ghestelt. D'welck seker geen geringes en was/ want daer zijn by een ghecomen CCVIII. Galeyen/ VI. groote Galeassen/ elck ophebbende LVI. stucken Geschuts/ende VIC. Man: Noch XXV. groote Schepen/ ende XL. Fregatten of Jachten/ op welcke alle gaer waeren XXVI. duysent Soldaten / boven het Scheeps-volck ende Slaven. De Turcksche Armade lach met drie hondert Galeyen en̄ Schepen in Lepanto, Iacobus VI. Coninck van Groot-Britanien schrijft van CCLXX. Oorloch-schepen / ende seyt / dat op de selfde gheweest zijn 14000. Janitzeren/ behalven het over groot getal van andere Turcksche ende vreemde Soldaten. Dese twee Vloten zijn malcanderen ontmoet in een enghe Zee/die heden ghenoemt wort den schoot van Lepanten/ vloeyende aen de slincker sijde van den oever van oudt Peloponesus, dat nu Morea genoemt wort. Den sevenden Octobris zijn dese beyde Armaden aen malcanderen ghecomen/ ende hebben wel drie uyren lanck/tot den avont toe/dapperlijc met malcanderen ghevochten/en̄ hebben eyndelijc de Christenen (door de hulpe Godes) de victorie behouden/ met verlies van xvii. Galeyen/ende wel 7650. Mannen/waer onder eenighe treffelijcke Crijchs-overste waren. Maer aen der Turcken sijde blevender doodt wel xxx. duysent/daer vele van hare treffelijcste Hoofden onder waren/ende ontrent vi. duysent warender gevangen/ofsoo Iacobus VI. schrijft 25150. doot/3846. gevangen. Daer hebben de Christenen ghecregen wel CCCC. metalen stucken Geschuts/ende verlosten wel xii. duysent ghevanghene Slaven/meest Christenen/ ende sy cregen over de 130. Turcksche Schepen/ ende {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (77) IOANNES AVSTRIACVS PRINCEPS FRANCAEVILLAE, GVBERNATOR GENERALIS IN BELGIO. ==} {>>afbeelding<<} {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] daer warender over de 80. in den grondt gheschoten: Met de reste ontquam Oluzaly, den Vice-Admirael. Dese victorie heeft heel Christenrijck sonderlinghe deucht ghedaen/want hadde den Turck hier victorie bevochten / hy soude wat groots teghen den Christenen aenghevangen hebben. De Coninck van Groot-Britanien Iacobus VI. heeft dit Scheeps-ghevecht te Lepanten in Schotschen rijm seer aerdich beschreven. Anno 1574. heeft den Turck / wel ende ghenoechsaem gheinformeert zijnde/met wat eenen hartneckighen yver ende wreedt voornemen den Spaenjaert den Crijch in Neder-landt voerde / gemeynt sijn profijt daer mede te doen: Want hy voor seker houdende/ dat sy in hare grimmighe obstinaetheyt teghen de Neder-landers souden volherden/soo heeft hy die occasie waerghenomen/ende heeft alle ghereetschap gemaeckt om het Coninckrijcke van Tunis in te nemen/ om van daer bequamelijck Spanien/ Jtalien / ende andere omligghende Landen te moghen beoorloghen met sijn Galeyen. Hy heeft toegherust hondert ende tsestich Galeyen/ met vijftich groote Schepen / versien met een groot getal Crijch ende Scheeps-volck. Jn het Coninckrijcke van Tunis was Gouverneur in des Coninck van Spaniens naem/eenen Gabriel Serbellion, die met Duc d'Alve hier in Neder-landt gheweest was/ ende het Casteel van Antwerpen verordineert hadde. Hy hadde tusschen de Stadt Tunis ende het Fort Goletta een seer groote Fortresse ghemaeckt/hopende den Turck daer soo lange op te houden tot dat hy ontset crijghen soude. Don Iohan d'Austria is van weghen den Coninck van Hispanien derwaerts ghesonden / met een goet deel Schepen ende volck/ hopende dat de Potentaten van Jtalien oock van ghelijcken doen souden/maer sy hebben het afgeslaghen / midts dat sy elck selfs den Turck op haren hals te verwachten hadden/daer toe sy haer gelt ende [1577.] volck moesten sparen: Soo dat Don Jan hem niet sterck genoech en kende / om hem ter Zee te begeven. Orchially den Turckschen Admirael is voorts ghevaren/ende heeft de Stadt Tunis ende het Casteel ingenomen/ ende stracx daer nae la-Goletta met sestich stucken gheduyrichlijck sonder ophouden beschoten/ ende gheweldichlijck inghenomen: Stracx daer nae heeft hy oock de nieuwe Sterckte bevochten ende inghecreghen / alles doodt slaende: Serbellion wert by den baerde daer levendich uytgesleept/ende nae Constantinopolen ghevoert. De Turcken zijn in xxxvi. daghen meesters gheworden van het gheheele Coninckrijcke van Tunis, d'welck de Keyser Carolus V. tot sijnen grooten lof/ghewonnen ende den Turcken afghenomen hadde Anno 1535. daer mede voor de Turcken bevrijdende Jtalien/ Spanien/ende de Eylanden. De Coninck van Hispanien heeft nae dese Nederlaghe moeten trefuis aen den Turck versoecken. Daer wert in die tijden dit Rijmken ghemaeckt op de drie voornaemste Hoofden ofte Beleyders deses Crijchs/ Del Duca di Sessa la gotta, Del Don Iohan la paletta, Del Cardinal la bragetta, Hano perdito Tunis & Goletta, Dat is: Het flerecijn van den Hertoghe van Sessa/het palet-spel of onachtsaemheyt van Don Jan / de broeck ofte wellust des Cardinaels van Granvelle / hebben verloren Tunis ende Goletta. Dit heeft Don Jan gedaen eer hy in Neder-landt quam/ nu sal ick gaen vertellen hoe hy sich in Neder-landt ghedraghen heeft. {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} Don Johans triumphante in-comste binnen Brussel/ den eersten Maij, Anno 1577. [1577.] DE Staten ende Steden van Brabant / als oock de andere Provincien zijn willich gheweest / jae sy hebben verlanght om Don Johan met eerbiedinghe in haere Steden ende Landen te ontfanghen/ ende te wille-comen/ nae dat hy nu de Pacificatie van Gent / ende het eeuwich Edict beeedicht/ende de Spaenjaerden met vele van de andere vreemde Natien uyt Neder-landt hadde doen vertrecken. Hy is eerst te Leuven aenghecomen/ daer hy met groote triumphe / eere / ende blijdtschap onthaelt werdt. Hier is den meesten Adel van de Landen by hem ghecomen / om hem de handen te cussen/ ende om hem te begroeten/ den welcken hy alle courtesie ende beleeftheyt ghedaen en̄ bewesen heeft/met haer groote bancquetten/ende vroylijcke maeltijden houdende. Hy is den eersten dach Maij Anno 1577. met eenen grooten staet ende geselschap van Heeren ende Edelen van Leuven nae Brussel ghereyst/ alwaer hy tusschen des Paus Legaet/ ende den Bisschop van Luyck is inghereden/ ende seer statelijck ende magnifijckelijck ontfanghen van de Heeren Staten der Provincien / van de Magistraten / ende van al het volck / die op menigherley wijse haere blijdtschap bewesen / met vuyrwerck/ Musijcke/ afschieten des Gheschuts/ ende andere triumphen / alles tot sijner eere aenghericht/ soo dat al ware de Coninck daer in eyghener persoone ghecomen/ soo en conden sy hem gheen meerder eere ghedaen nochte bewesen hebben. Den vierden dach van Mey is hy aldaer aenghenomen ende besworen als Gouverneur generael/ nae dat hy den Staten eerst den eedt ghedaen ende ghesworen hadde / belovende onverbrekelijck te onderhouden de [1577.] Pacificatie ende Edict / &c. Een yeder was verheucht ende verblijdt / ende hieldt voor seker dat nu de Coninck met sijn ondersaten gheheelijcken versoent ende bevredicht was / hopende voortaen onder het goedertierene Gouvernement van Don Johan in goede ruste ende vrede te sitten / ende met der tijdt wederom te comen tot haeren voorighen fleur ende welstant: Elck een hoopte dat de Spaenjaerden ende andere vreemde Natien/die de Landen ende Steden vele jaren lanck seer swarelijck ghetyranniseert hadden / te Lande uytghewesen ende alreets vertrocken zijnde/ de Ampten en Officien / midtsgaders de regieringhe der Landen ende Steden / souden gestelt worden in de handen der Neder-landers/ ende der gheener die den welstant / vrede/ ende eenicheyt / midtsgaders de Privilegien/Rechten/ende Statuten der Landen souden weten / verstaen / hanthaven/ende beschermen. Oock hoopten/jae hielden voor seker de Staten der Landen/ ende alle goede inwoonders der selfder / datter haest een vergaderinghe der Generale Staten soude beroepen ende gehouden worden /in de welcke voorder mochte gheslist ende wech-ghenomen worden alle disordre ende misvertrouwen tusschen den Coninc ende sijne ondersaten/als oock tusschen de Provincien onder malcanderen: Tot welcken allen Don Jan sich verclaerde gants willich ende gheneycht te zijn. De President Viglius leefde doe noch/ ende hy sach Don Jans incomste binnen Brussel/ ende seyde al spottende/ Is dit den Prince die ons den vrede brenghen sal? Ses daghen daer nae is hy ghestorven / oudt zijnde tse- {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} ventich [1577.] jaer / een gheleert / wijs / ende verresiende Man. Don Johan heeft ghesocht op allerley manieren te ghewinnen de herten/ niet alleen der Hertoghen/ Graven/Baender-Heeren/ Edelen/ ende der Magistraten/ met Bancketten / Feesten / ende Gheschencken: Maer oock der Borgheren /ende aller inwoonderen der Landen ende der Steden/ door liberale ghemeynsaemheyt / ende ghespraecksaemheyt [1577.] met de Borgheren / met haer den Papegay schietende / als mede in de Doelen met de Handt-boghe/ Voet-boghe / ende Doel-roers nae het wit schietende / ende noch andere derghelijcke oeffeninghen van schutterije ende wapenen/oeffenende met groot ende cleyn: Soo dat hy in corter tijdt veler Menschen herten door sijne beleeftheyt ghestolen hadde. Fistula dulce canit volucrem dum decipit auceps. {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (78) Felici auspicio Bruxellae moenia IANUS Intrat, pace facem mutans, Saturnia quisquis Secula, sedatis belli terroribus optat Vivere, at occultae latuere in pectore fraudes. ==} {>>afbeelding<<} {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe Don Johan het Casteel van Namen inghenomen/ ende met sijn Crijchs-volck beset heeft/ Anno 1577. den XXIIII. Iulij. [1577.] WEl hebben d'oude gheseyt / Nullum simulatum diuturnum, dit heeft ghebleken aen Don Jan van Oostenrijck/ die in het Gouvernement der Nederlanden getreden zijnde/niet lange den geck in de mouwe en heeft connen houden / al dien soeten wijn is in bittere galle / al het lieflijck cussen is in bijten verandert: Hy heeft terstont gesocht te legghen het fondament van een nieuwe in-landtsche oorloghe / die veel selder en bloediger soude geweest zijn/dan de voorige/ ten ware dat Godt de Heere deses Achitophels raedt by tijdts ontdeckt ende te schande ghemaeckt hadde door de wijse voorsichticheyt sijner Princelijcker Excellentie van Oranien/ en̄ anderer cloecke/ wijse/ ende verstandighe Mannen/Regierders der Landen ende Steden in Neder-landt. Don Jan heeft om des te gevoegelijcker sijn secrete commissie/die veel anders luyde als die welcke hy de Staten vertoont hadde / in het werck te stellen / by sich behouden Octavio Gonzaga, den Spaenschen Secretaris Escovedo, Baptista de Taxis, die hy Hoof-meester maeckte / ende diergelijcke andere meer / soo vele als hy bequamelijck onder het decksel van sijn groot huysgesin conde behouden/ onder de welcke verscheydene den Landen ofte goede inwoonders der selfder/ seer onaengenaem waren/ overmits sy by Duc d'Alve so groot in't spel gheweest waren: Hy gebruyckte heel weynich Neder-landers in sijnen dienst / of aen sijn Hof/dan alleen sulcke/die hy wel wist/dat geheelijck gespaniolizeert waren: Dit geschiede alles tegen sijnen eedt /belofte/ ende Edict / Art. 10. Die Nederlandtsche/Walsche/ Hooch-duytsche Heeren saghmen meest by hem te Hove/ ende best ontfangen te zijn/die met den handel ende regieringhe der Staten altijdt qualijckst te vreden waren gheweest. Dit heeft stracx [1577.] den Staten ende goede Patriotten een quaet bedencken ghegheven. Daer zijn stracx in den beginne sijner regieringhe / verscheydene brieven/die hy/ende Escovedo aen den Coninck/ende aen Antonio Perez Raets-Heere ende Secretaris des Conincx/geschreven hadde/in Gasconien afgeworpen/ ende van den Coninck van Navarre aen den Prince van Oranien gesonden/ in de welcke hy met sijn eygen hant geschreven hadde/ dat het Neder-landtsche lichaem niet anders te ghenesen en was, dan met af te snijden het ghene dat daer in ghequetst was; ende Escovedo schreef ront uyt/dat de Landen door vuyr en sweert moesten ghedwonghen wesen. Vre, seca. Het was al tot den Crijch dat sy den Coninck vermaenden. Oock stont in dese brieven/ datmen moest voeden de particuliere querellen onder de Edele ende Lantsaten/ende latense om de vryheyt der conscientie / ende om de Officien met malcanderen pluck-hayreu: Dus doende soudemen den eenen connen castijden door den anderen/ende men soudese dan beyde lichtelijck connen vermeysteren. Jn dese brieven stont oock / datter niet eenen en was onder de Edele ende inwoonders deser Landen/die recht ginck/ maer dat sy alle gaer een vervloeckte en̄ valsche meyninge hadden/niet anders soeckende/dan te leven nae haren lust/sonder wet of reghel. Dit seyde hy/om dat de Staten ende ondersaten vyandt waeren van de Spaensche Jnquisitie/ ende vryheyt der conscientie versochten/ oock in vele plaetsen vrye oeffeninge der Gereformeerde Religie. Don Johan heeft oock Ambassadeurs gefondē aen den Keyser/ Coninginne van Engelant/ aen alle de Chur und Vorsten in Duytschlandt/om de selfde op te hitsen teghen den Prince van Oranien/ende sijne goet-gunders: Ende dit alles dede {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (79) Detegit ecce dol[i]os IANUS cum faedera solvit Venatum simulaus, portas ArcemqƷ NAMURCI Perfidiâ invadens, ea sunt quae lustra petebat, Pacis opus valeat, valeant jam faedera IANI ==} {>>afbeelding<<} {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] Don Jan sonder kennisse van de Staten/ofte sonder den Prince selve eerst te vermanen / maer ter contrarie schreef hy met sijn eygen hant seer courtoyse ende beleefde brieven aen den Prince. Dit alles dreef Don Jan heymelijck. Maer opentlijck geveyns de hy veel anders/want als de Staten hem aendienden/wat redelijcke conditien dat sy de Hooch-duytsche Colonellen aenboden/belangende hare t'achterheyt/sijne Hoochheyt biddende haer te willen hier in assisteren/ ende ten besten spreken/ soo antwoorde hy seer ernstelijck/ soo het scheen: By-al-dien de Duytsche Colonels niet en wouden te vreden zijn met die redelijcke conditien/ die de Staten haer aenboden / dat het haer vry gheoorlooft soude wesen/die met ghewelt te lande uyt te drijven/jae hy swoer/dat hy sich in eyghener persoon daer toe woude gebruycken laten. Maer midler wijle heeft hy de Duytsche Regimenten van Focker/Polwijler/Fronsbergh/ende Cornelis van Enden/waer mede veel groote Steden beset waren/heymelijck aen de handt gehouden/haer vermanende de Steden die sy in hadden tot des Conincks besten wel te bewaren/ haer belovende dat sy van hare gagien niet verliesen en souden/onaengesien dat de Staten haer daer van sochten te berooven /jae oock nae haer leven stonden. Terwijle Don Jan aldus het fondament tot een nieuwe oorloghe leyde/so heeft hy vernomen/dat sijn brieven aen den Coninck geschreven/op de frontieren van Spanien afgheworpen waren/hy vreesde dat de Staten die souden in handen crijghen/ende datse hem ergens bespringen souden/ eer hy met sijn Crijchs-volc soude gereet wesen/hierom heeft hy gedacht/dat het hooge tijdt was/hem selven te versekeren van eenige stercke plaetsen/ ende dat met behendicheyt/want hy en conde des maels genen Leger opbrengen. Hier toe quam het hem seer wel te passe/dat Margareta de Coninginne van Navarre / Dochter ende Suster van Vranckerijck/door Henegouwe quam/nae het Lant van Luyck reysende/ om te besoecken de Fonteynen te Spaa. Don Johan ontboodt onder dit decksel by hem de Heeren ende Edele die hy vertroude/quansuys [1577.] om dese Princesse eerlijck te ontfangen ende te geleyden. Hy is uyt Mechelen getrocken nae Henegouwe de Princesse te gemoet/maer sijn ooghe-merck was/ hem te versekeren van Bergen in Henegouwe/d'welc door de vigilantie van eenighe/hem is belet: Doch op Charlemont/ Lutzenborgh/ ende andere plaetsen zijn hem sijne aenslagen gheluckt. Nae het geleyt der Coninginne is Don Johan nae Namen ghetrocken/ hy reet buyten de Stadt op der jacht/ ende ontboodt den Gouverneur/dat hy daer by hem comen soude/dwelc hy niet en dorst laten: Nae by het Casteel comende/so heeft hy het rontom wel besichticht/gelijck dat eenen sorghe-dragenden Landts-Gouverneur wel betaemde. Hy vont by de Poorten des Casteels / den Heere van Hierges/den Grave van Megen/Floyon/Haultepenne/ende andere/elc een van haer wel gewapent/ ende de Pistolen in de vuyst/Don Johan nam terstont ooc sijn Pistole in de hant/ ende een weynichsken met die Heeren ghesproken ende overleyt hebbende hoe sy haer voornemen in het werc stellen wouden/ so zijn sy met een gedruys gelijckelijck tot binnen in het Casteel geloopen/daer hy gheen resistentie en vont/want niemant sich hier voor en hoede. Hy heeft den Ridder Iohan van Bourgoignē, Heere van Froymont van sijn Gouverneurschap ontslagen/eenen anderen datelijc in sijn plaetse stellende/en̄ de wachtē besettende met Crijchsvolc/d'welc hy in sijnen eedt nam. Don Jan dus meester van Namen geworden zijnde/seyde/Dit is den eersten dach dat ic Gouverneur der Neder-landen geworden ben, want tot noch toe docht hem/dat hy geleeft ende gheregiert hadde onder de tutele ende regieringhe der Staten/hy verfoeyde hem selven dat hy dit so langhe met patientie gheleden hadde. Aldus is subitelijck den Vos in eenen Leeu verandert. Hy seyde daer tot eenighe Raedts-Heeren/dat hy aldus moeste handelen/ om sijnen staet ende persoon te versekeren/ want hy in ervaringe gcomen was/datmen hem woude vanghen/ende in Zeelandt voeren. Occasionem quaerit, qui vult decedere ab amico. {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe/ende waerom de Waelen uyt het Casteel van Antwerpen zijn ghedreven/den eersten Augusti, Anno 1577. [1577.] DOn Johan de Staten binnen Brussel belooft hebbende/dat hy maken soude / dat de Landen van het Duytsche Crijchs-volck soude ontlast worden/daer by voegende dat hy sijnen Secretaris Escovedo woude in Spaenien senden / om een goede somme gelts van den Coninck te verwerven tot betalinghe der selfder / welcke pretendeerden ettelijcke Milioenen gouts ten achteren te zijn / die de Landen niet souden connen opbrengen: So is hy onder dat pretext den vijfdē Iunij van Brussel nae Mechelen gereyst / en̄ hy heeft al de Duytsche Colonellen daer by hem ontboden/quansuys om haer te induceren tot alle redelijckheyt/belanghende de betalinghe harer t'achterheyt / maer hy dede recht contrarie / ende hy maeckte daer nieuwe conspiratien met haer teghen de Landen/ ghelijck hy oock ghedaen heeft met de Grave van Barlaymont / ende sijn Sonen/die Overste waren van vier Regimenten Waelen. Onder andere aenslaghen die Don Johan met die Duytsche Colonellen maeckte / waren dese/ dat hy sich met haere ende haerer Soldaten hulpe/ meynde meester te maken van de Steden ende plaetsen daer sy in laghen/ als waren Antwerpen / Berghen op Zoom/ Breda/ 'sHertoghen-Bos / Ter-Colen/ Deventer/ Campen/ Zwol/ Reurmonde/ ende meer andere Steden. Den aenslach die hy op Antwerpen ghemaeckt hadde / was om sich meester van het Casteel te maecken / d'welck hy aldus meynde in het werck te stellen: De vier Vaendelen Duytsche/die binnen Antwerpen laghen meynde hy te verstercken met vier Vaendelen van Cornelis van den Endens Regiment / by de welcke hy noch voeghen woude twee Walsche Regimenten. Dese souden t'samen goede correspondentie houden met den Luytenant van den Casteele / Capiteyn Loys de Bloys/ [1577.] die doe ter tijdt als Stadt-houder van den Hertoghe van Aerschot/ende sijnen Sone den Prince van Chimay / daer in lach / den welcken Don Johan met behendicheyt aen sijn sijde ghecreghen hadde; ende hadde belooft / hem het Casteel te leveren. De Heeren Staten van Brabant hier van den snuf in de neuse crijghende / deden de ooghen wat wijder open als sy tot noch toe ghedaen hadden / sy hebben in der haeste ordre ghegheven ende belast/ dat des Heeren van Champignis Crijchs-volck dat in Brabant lach Cornelis van den Ende (die uyt last van Don Jan nae Antwerpen trock) den wech souden onder-gaen: D'welck in aller diligentie ende ghetrouwicheyt gheschiedt is door Monsieur de Vers, Cousijn van Champigni/ die Cornelis van den Endens volck geslaghen ende verstroyt heeft. Oock hebben de Heeren Staten in aller ijl nae Antwerpen ghesonden den Baron van Liederkercke / om de Borgherije eenen moet aen te spreken / in ordre te brenghen/ ende te houden / die al vast begonnen te vluchten ende te verloopen/vreesende datter een nieuwe plunderinghe ende furie op handen was. De Heere van Liederkercke heeft met behulp van Guilliaem Rouck/Paulus Toucher / ende andere goede Patriotten de sake seer wijsselijck ende seer wel beleydt tot dienst der Landen. Sy hebben Pontius de Noyelles, Heere van Bours, die Capiteyn was van een Vaendel Soldaten/d'welck op het Casteel lach/aen der Staten sijde gecregen. Loys de Bloys, alias Treslon, hieldt de Soldaten op het Casteel eenen nieuwen eedt voor/ dien hy woude dat sy Don Johan doen souden. De Heere van Bours heeft geweygert desen eedt te doen/als oock veel eerlijcke Bevelhebbers en̄ Soldaten/die by den eedt die sy den Lan- {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} den [1577.] ghedaen hadden/blijven wouden. De Heere van Bours wel wetende dat hy nu swart was in d'ooge van Treslon/ ende dat het nu soo verre ghecomen was/ghelijck de Enghelsche spreken/ Kill him, are hy'l kill you, soo heeft hy / met voor-wete van den Heere van Liederkercke / den eersten Augusti teghens den avont eenen alarm in 'tCasteel gemaect/uytstroyende/datter in de Stadt onghemack was/ende dat yeder een in't harnas ghecomen was: Stracx sijn alle vier de Vaendelen die op het Casteel laghen in de wapenen ghecomen/Trelons Vaendel was te vooren in 'tgheweer / want het hadde de wacht. De Heere van Bours met sijn Vaendel in de wapen zijnde / heeft met groote cloec-moedicheyt de andere Compagnien aenghedient watter gaende was/haer vermanende ghetrouwelijck haer te quijten in den dienst der Staten / die sy beeedicht waren. Stracx is hem een heel Vaendel bygevallen/ende het derde wanckelde/noch in twijfel staende wat het doen woude. Treslons Compagnie woude blijven aen de sijde van Don Jan/ende en was daer niet van afte brenghen/Qualis rex, talis grex: Soo de Hoop-man was, so waren oock sijne Soldaten. Mons de Bours siende dat het gheenen [1577.] tijdt van lanck beraet en was/is met sijn Vaendel ende met veel goede Soldaten uyt de andere Vaendels op Treslon ende sijn Compagnie gevallen: Treslon siende dat het vuyr soo heet was/dat hy het niet lesschen en conde / soo begaf hy sich nae sijn logement / maer hy is van Mons de Bours vervolcht ende ghevanckelijck genomen/ende de Soldaten van sijn Compagnie zijn uyt de Poorten des Casteels geslaghen ende ghedreven/ in welcken alarm ende uytstotinghe ontrent xx. van Treslons Soldaten doodt bleven/ ende vele wierdender ghequetst/die't ontquamen liepen tot de Duytsche die in de Stadt laghen. Dit gheschiede den eersten Augusti 1577. s'avondts te acht uyren. Door desen middel zijn de Staten meesters geworden van het Casteel van Antwerpen/tot groote vreucht en blijdtschap der goeder Borgheren. De Heeren Staten hebben den Heere van Bours/ met eerlijcke belooninghen van ghereeden gelde/ende jaerlijcx pensioen seer rijckelijck begifticht / als mede de andere Capiteynen / die om dit Casteel over te leveren goetwillich waren gheweest. Respublica & poenis & premijs constat. {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (80) MARS jterum fervet violatâ pace cruentus, Auraicus bello primus sese intulit, atque Ense Brabantiadum depellit ab Arce Walones, Sic pereant fictâ qui velant pace furores. ==} {>>afbeelding<<} {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Hooch-duytsche uyt Antwerpen gheloopen zijn/ Anno 1577. den tweeden dach der maent Augusti. [1577.] DE Colonellen Fronsbergh ende Focker hoorende den alarm op het Casteel/ende siende dat de gheheele Stadt in roere was/ ende niet connende soo stracx vernemen op wat moere dat dit lach/ zijn den gheheelen nacht in grooten angst ende verbaestheyt gheweest; Als den dach ghecomen was/soo resolveerden sy met haer Crijchsvolck te trecken nae de Meer-brugghe / ende die te besetten. Als sy daer eenen tijdt lanck in slach-ordre ghestaen hadden/soo quamen haer selsame ghedachten voor / ende wierden soo banghe/dat sy die plaetse verlatende / met sack en pack ghetrocken zijn nae de Nieu-stadt / d'welck het sterckste deel der Stadt is/ overmits de wateren die daer op verscheydene plaetsen door-loopen. Sy hebben haer aldaer terstont beschanst met Packen/Baelen/en Sacken van Coopmanschappen/die sy uyt de Schepen ende Pack-huysen daer ontrent gheleghen/haelden/ doch meest uyt het Vracht huys of Hessens-huys/ d'welck by der handt is: Sy trocken oock alle de Brugghen nae haer op: Hier bleven sy in hare beschansinghe stille ligghen. De Heere van Liedekercke/met de Overicheyt der Stadt / sochten alle middelen om dit volck uyt de Stadt te crijghen: Sy boden haer aen / ghelijck sy oock langhe te vooren ghedaen hadden/drie maenden soudije / ghereet te betalen / beloopende ontrent tot veertich duysent guldens / ende een maent in Laken/ gherekent op thien duysent guldens/ende de reste van hare t'achterheyt in drie jaren te betalen: Maer sy en wilden daer mede gheensins te vreden wesen: Waer over de Borgers in grooten anghst ende benautheyt waren / vreesende dat dese Hooch-duytsche al haer volck dat te Bergen op Zoom/te Breda/ende 'sHertoghen-Bos lach/tot haer ontboden hadden / om de Stadt wederom te plunderen. Veel Borghers ende [1577.] Coop-lieden begonnen haer juweelen ende beste goederen by een te packen / in meyninghe zijnde met de selfde te vluchten/ ende die ongheluckighe Stadt te verlaten: Vele wierpender groote packen goets holderdy bolderdy in de Schepen/met sulcker haeste ende verbaestheyt / dat sy naen en wisten waer sy het brachten of lieten: Soo bevreest ende verschrickt waren de goede lieden voor die ghespanioliseerde Hoochduytsche/welcker onghereghelde giericheyt/en wreede bloedt-dorsticheyt/sy tot harer groote schade ende leet-wesen/ hadden leeren kennen. Het gheruchte liep door de Stadt / dat de Grave van Meghen/ende d'Heere van Floyon/met hare Regimenten oock nae Antwerpen quamen/tot assistentie van de Duytsche: Te ghelijcke werter oock ghestroyt ende verspreydt/ dat den Grave van Egmont / de Heere van Hese/ oock die van't Casteel/ende des Princen van Oranien Schepen/de Borghers ter hulpe quamen. Dit gheruchte heeft het Duytsche Crijchs-volck een groote vreese aenghejaecht. Jn dese beroerten passeerde de voor-middach: Des nae-middaechs namen de Heeren des Magistraets met den Heere van Liederkercke een mannelijcke resolutie / namelijck dat sy dese Hooch-duytsche die haer nerghens mede en wouden contenteren laten/ter Stadt uyt wouden slaen/daer toe sy achten hare goede Borghers/met eenige Soldaten van het Casteel/ mans ghenoech te wesen. Alsmen nu dese resolutie met grooten hasardt der Borgheren soude gaen in het werck stellen / ende dat de Borghers nae de Nieu-stadt toe trocken: Soo sachmen comen ontrent Oosterweele / de Riviere opseylende / viere van des Princen van Oranien Oorlochschepen / met den Admirael. De Borghers dese {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (81) Hinc justis iterum exardescit motibus omnis Civis, quod sumptis se jungant Teutones armis, Ire iterum in pugnas juvat, eicere urbe juvabat Perfidiae autores, scelerato pectore gentem. ==} {>>afbeelding<<} {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] Schepen siende/zijn seer verblijdt geworden/want sy hebben vastelijck gelooft/dat dese Schepen/door Godes voorsichticheyt/tot haerder hulpe quamen. Dese Oorlochs-schepen in't gesichte van de Stadt comende/ sonder te weten watter in de Stadt te doene was/ schooten etlijcke stucken grof Gheschut los/daer door de Duytsche (haer ghestelt hebbende om tegen-weer tegen de Borghers/die tot haer aenquamen/te doen) sulcken verschricken cregen/dat sy terstont met groote confusie ter Poorten uyt-liepen/met groot ghejau ende nae-gheroep der Borghers/die de Poorten toesloten/ soo haest als dese onweerde Gasten daer uyt gheloopen waren. Aldus verloste Godt de Heere de Stadt van Antwerpen wonderbaerlijck uyt de vreese van een ander plonderinghe / ende uyt de handen van hare beroovers ende verdervers/ende behielden haer gelt ende laken / want dese boeven waren blijde dat syder het leven van brochten/sy en hadden so veel tijdts niet dat sy haere bagagie uyt hare logementen souden ghehaelt ende mede ghenomen hebben. Fronsbergh vluchte nae Breda by zijn ander volck/ ende [1577.] Focker nae Berghen op Zoom/al de bagagie t'Antwerpen latende. Men heeft in hare Coffers gevonden brieven/ die Don Johan aen haer gheschreven hadde/ uyt de welcke de conspiratien die Don Jan met haer beraedtslaecht hadde/tot nae-deel der Landen/ seer claerlijck ontdeckt wierden. Dese brieven/ met de afgeworpene brieven van Don Jan/ ende Escovedo, daer ick te vooren mentie van gemaeckt hebbe / zijn nae der handt by laste der Staten in drucke uytgegaen/met een cort verhael van de redenen ende oorsaken / die haer dwonghen Don Johan teghen te staen / ende te becrijghen. Nae dat dit t'Antwerpen ghepasseert was/soo zijn de Heere van Froymont/ de Hertoge van Aerschot/ende sijnen Sone den Prince van Chimay/uyt Namen vertrocken/Don Johan verlatende/ ende sy hebben haer by de Staten ghevoecht/dit hebben oock ghedaen veel Edel-lieden ende andere eerlijcke Soldaten/die onder de Regimenten van de kinderen van Barlaymont ghedient hadden. Godt nam haer hert, sterckt' ende moet, Dat sy verlaten al haer goet, Sy liepen of haer de Droes jaeghd', Sy vvaren als Haesen vertsaeghd'. Afwerpinghe van het Casteel van Antwerpen / den XXVIII. Augusti, ende andere/corts nae malcanderen/ Anno 1577. [1577.] DE Staten meester gheworden zijnde van verscheydene Steden daer Casteelen aen waren/ ende bevonden hebbende tot groote schade ende nae-deel des Landts ende der goeder Borgeren/dat sy vast over al sijn roof-nesten/ ende muyl-banden der Borgers/soo hebben sy gheresolveert op verscheydene plaetsen de selfde te doen afbreken [1577.]/sy hebben begonnen met het Casteel van Antwerpen/d'welck of wel het grootste/sterckste/schoonste / ende heerlijckste van Neder-landt/jae schier van gheheel Christenrijck was / ende hadde een ontelbare somme van maecken ghecost/behalven soo menighen {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (82) Haec ubi gesta, jugum plebs durum ferre recusat, Anversae, aequat humo portas, Arc-emqƷ Cruentam, Olim quam miserae genti, patriaeqƷ struebat Multa minans nostrae Corianus pessimus ALBA, ==} {>>afbeelding<<} {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] druppel sweets der gener die daer aen gearbeyt hadden/ soo is het even wel goet /jae noodtwendich gheacht / datmen het selfde afbreken soude / op dat de Stadt voortaen geen schade noch vreese meer uyt het selfde overcomen en soude/ghelijck nu in den tijdt van drie jaren drie-mael gheschiedt was: Eerst doe de Stadt met de Ghemutineerde Spaenjaerden tot afcoopinghe van den brandt ende overlast daer mede sy de selfde dreychden/ loopende door de Stadt/ ende roepende/ fuora veillaco, fuora veillaco, moeste oplegghen ende gheven vier tonnen schats: Ten tweeden/ als de Spaenjaerden uyt het Casteel vallende / de Stadt inghenomen/ ghebrandt/ ende gheplundert hadden: Ten derden/doe de Borghers noch so corts in het selfde perijckel ende vreese gestaen hadden/ende voor seker soude gheschiedt zijn / ten ware dat Godt de Heere genadelijck ende wonderbaerlijck dese sware straffe van de Stadt afgekeert hadde/om der vromer wille / die daer binnen waren. Nae dat Mons de Bours dit Casteel/ick soude haest gheseyt hebben/ dese woon-plaetse der Spaenscher ende anderer Wolven/ Gieren/ Hienen/en Beeren/ overghelevert hadde in handen van den Heere van Liederkercke / uyt name der Staten daer toe gheautoriseert / soo zijn de Borghers terstont met grooten yver aenghevallen/ ende hebben desen nest der tyrannen ter neder gheworpen/de Grachten met de aerde der Bollewercken vullende/ende daer nae de muyren afbrekende nae de Stadt toe / doch sy hebben eenen van de vijf Bollewercken aen de Stadt ghevoecht/ende noch een half/ latende der selfder Muyr/ ende Catten gheheel blijven/de Stadt daer mede soo veel vergrootende. Aen het afbreken deses grooten ende gheweldighen Casteels arbeyden veel daghen met grooten yver ende ghewillicheyt veel groote Heeren/ Edele/Borghers/ Boeren/ jonck en oudt / Mannen en Vrouwen / jac daer en was noch Joffer van Adel/noch Coop-mans of Borghers Vrouwe of Dochter/noch Kinderen/of [1577.] sy en hebben hier mede de handt aengheslaghen: Men trocker nae dit werck toe met vlieghende Vaendels/ soo wel de Vrouwen als de Mans/den Joncker met den Knecht/de Joffer met de Maecht. Op de plaetse van 'tCasteel stonden veel Soetelaers/die van alles veyl hadden ende vercochten/soo dat het een Velt-legher scheen te zijn. Sy hebben het soo gheheelijck afghebroken/ datter de fondamenten alleen onverbroken bleven: Hadde het na sommiger sin mogen gaen/ sy wouden de selfde oock uytghegraven hebben. Het geweldige Casteel van Gent begonstmen oock den eersten Septembris afte breken: Van ghelijcken is oock ter selver tijdt gheschiedt te Rijssel / te Valencijn/te Bethune/te Atrecht/ende elders. De Borgers van Doornijck wouden oock geern het heure afghebroken hebben / maer Pierre de Melun, Seneschal van Henegouwe, (die daer na Prince van Espinoy gewordē is) heeft sulckes tegen gehouden/de Borgers aendienende/indien men het Casteel afbrake/ende sy dan beleghert wierden/dat haren vyandt lichtelijck meester van hare Stadt soude connen worden / dewijle sy in een vlac velt leyt/ende dat sy dan gedwongen souden worden het Casteel wederom te her-bouwen ende te maken op hare costen. Het Casteel van Camerijc bleef in sijn geheel/om dat dit een Rijcx-Stadt is/ ende een Frontier-Stadt: Op het welcke den Heere van Licques Gouverneur was/ ende hieldt het met Don Johan / maer hy werdt van den Heere van Ainsy verrascht ende overvallen/ende alsoo tot dienst der Staten versekert. Het afbreken der Casteelen is in desen tijdt met een loopent vuyr aengegaen / gelijck elf jaer daer te voren het Beelde-stormen ende Kerck-breken: Eene ende gelijcke restauratie ende weder-optimmeringhe isser oock weynich jaren hier nae ghevolcht. Don Johan heeft den tweeden Octobris uyt het Casteel van Namen aen de Staten gheschreven/dat- {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} men [1577.] nu met der daedt bevondt ende spueren conde/ dat sy nerghens anders nae en trachten/ dan om de Catholijcke Religie/ ende de ghehoorsaemheyt des Conincx t'eene-mael t'onderdrucken/ dewijle sy des Conincx Casteelen afbraken/en̄ den Prince van Oranien/die eenen Ketter was/ binnen Antwerpen ontfangen hadden. Jae/seyde hy/het schijnt/datmen den Coninc niet dan den blooten name en tijtel wil behouden [1577.] laten in sijn Erf-landen. Hy beclaechde sich oock/ dat de State haer so vyantlijc tegens hem betoonden/ sonder aensien des ampts d'welc hy was bedienende. Don Johan is corts hier na uyt Namen (daer groot garnisoen in latende) vertrocken na Lutzenborg/daer hy sijn volc vergaderde/en̄ hem tot den Crijch rustede. Hoe de Staten noch eenighe Steden en Sterckten den Spaenjaerden ende Hooch-duytschen hebben afghenomen / ende hoe Carel Focker, ende Fronsbergh zijn ghevanghen ghenomen/ Anno 1577. [1577.] DEwijle vast yeder Man/so wel de Papisten/ als de Ghereformeerde seer verbittert waren op de Spaenjaerden / Waelen / Hoochduytsche/en̄ andere hulpers der Spaenjaerden in het uytrichten van quade ende leelijcke feyten: Soo hebben de Edele Moghende Heeren Staten der Landen dien tijdt ende ghelegentheyt wel waer ghenomen/ ende haer niet laten ontslippen/ sonder uyt te rechten tot s'Landts voordeel al wat sy conden/ Fronte capillata, post est occasio calva. De Heere van Champigni heeft uyt last der Staten/ dewijle andere besich waren met het raseren der Casteelen/met vijf Vaendelen Soldaten/ende een Vaene Ruyteren/ het stercke Casteel VVouwe, gheleghen by Bergen op Zoom/beset zijn de met eenighe Soldaten van Fockers Regiment/berent/en̄ in weynich dagen inghecreghen/namelijck op den vierden dach Augusti. Van daer is hy met sijn by-hebbende Crijchs-volc getrocken nae Berghen op Zoom / een goede Stadt in Brabant/aen de Schelde gelegen/alwaer de Colonel Focker in lach / met twee Vaendelen van sijn Regiment/die daer langhe gelegen in hadden/ en̄ het derde hadde hy mede daer in ghebracht/doe sy uyt Antwerpen verliepen. Sy en hebben niet lange teghen-weere gedaen/want de verslagentheyt was onder haer gecomen/ [1577.] en̄ sy en respecteerden hare Overste niet seer: Focker wetende dat het quaet was met onwillighe honden hasen te vangen/ooc vreesende/dat sijne onbetaelde/ende des halven op hem verbitterde Soldaten/ wellichtelijc hem soudē/of doorschieten/ of hem overleveren in de handen sijner vyanden: So heeft hy ghesocht een verdrach met Champigni aen te gaen/so goet ende so eerlijc als hy na gelegentheyt dies tijts conde crijgen: Maer de Soldaten maectent met Champigni op hare wijse en̄ goet-duncken. Den beyden Vaendelen die nu eenen geruymen tijt in deser Stadt gelegen hadden/wert belooft/datmen haer hare t'achterheden op termijnen betalen soude: Het derde Vaendel/dat met Focker t'Antwerpen in de plunderinge geweest was/en̄ hem berijcket hadde met den roof en buyt den vromen Borgeren geweldelijc afgenomen/en̄ derhalven wel verdient hadde / anderen tot een exempel gestraft te worden/is het leven geschoncken/op conditie dat sy de wapenen nederleggende/ haer selven souden devaliseren / en̄ haren Colonel Focker souden gevangen nemen/en̄ gevanckelijc over-leverē in handen van Champigni, tot een paenitet dat sy haer van den selfden hadden laten vervoeren / om die leelijcke plunderinge {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] ende grouwelijcke moorderije binnen Antwerpen te helpen doen. Als Focker ghelevert was/ soo is hy stracx ghevanckelijck nae Brussel ghevoert/ende om de Hooch-duytsche Natie gheen schande of vercleyninghe aen te doen/so heeft Champagni het ontwaende Vaendel het gheweer wederom ghegeven / te vreden zijnde met een Quitantie in aller naem ghegeven ende onderteeckent / daer in sy bekenden voldaen te zijn van alles wat sy in de Neder-landen mochten verdient hebben. Daer lach noch een van Fockers Vaendelen binnen Steenbergen/d'welck hoorende hoe het met hare mit-ghesellen te Berghen op Zoom afgeloopen was/ so heeft het stracx vry-willich de Stadt verlaten ende overgegeven in handen der Statē/op den ix. Augusti. Van daer trock Champagni nae de Stadt ende het Eylandt van Ter-Tolen / daer een sterck Vaendel Duytsche Knechten lach / dat eertijdts onder eenen Spaenschen Colonel/ghenoemt Montesdoca, gehoort hadde. Des Princen volck/onder het beleyt van den Grave van Hohenlo, ende den Heere van Champigni hebben dese Spaens-Duytsche Knechten gedwongen haer over te gheven. Van hier zijn Hohenlo ende Champigni ghetrocken nae 'sHertoghen-Bos/een van de vier Hooft-steden in Brabant natura loci een stercke Stadt / vol rijcke ende cloecke Borgherije/ alwaer eenighe Duytsche Vaendelen van des Graven van Oversteyns Regiment binnen laghen: Met dese is verdraghen/datmen haer soude betalen acht maenden Soldts/ daer van de Borgherije aen ghereden gelde twee maenden opbracht: De reste souden de Staten betalen/als sy uyt [1577.] Neder-landt souden ghetrocken zijn/twee derde-deelen aen laken/ ende een derden-deel aen gelt. Dese Duytsche Knechten zijn den xxi. Septembris met sack en pack / uyt 'sHertoghen-Bos ghetrocken. Daer nae trock den Grave van Hohenlo ende de Heere van Champigni op Breda/ een seer schoone ende treffelijcke Stadt in Brabant / toecomende den Prince van Oranien/ alwaer de Baron van Fronsbergh binnen lach/ met ses Vaendelen/ waer van de drie uyt Antwerpen ghecomen waren. De Soldaten wel wetende dat sy gheen ontset te verwachten en hadden / oock wat haren loon soude wesen / indien sy haer langer op-leenden tegen de Staten des Landts/ soo en hebben sy gheen belegheringe willen verwachten / maer sy hebben om haren pays te coopen/haren Colonel Fronsbergh ghevanghen genomen/ende met hem den Heere van Kinsick / sy hebbense met ketenen aen een Born-put op de Marckt ghevetert/ ende eenen geheelen nacht daer aen staende gehouden: Daer warender vele/die Spits-recht daer over wouden gedaen hebben / overmits sy nae hare opinie/soo dobbel ende soo trouwelooselijck met haer ghehandelt hadden. Doch de Soldaten met de Staten/belanghende hare betalinghe/verdraghen zijnde/hebben de Stadt/ den Colonel/ende andere van qualite den Staten den vierden Octobris overghelevert / op dat sy haer tracteren souden na hare verdiensten. Aldus zijn die beyde verbastaerde ghespanioliseerde Hooch-duytsche Colonels op alle schade en schande ghecomen: Doch sy zijn nae der handt by sekere compositie los ghelaten. {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (83) Moenia Bergarum Fronsbergius ampla tenebat, Cum Duce Fockerio, constanti pectore Princeps Occupat haec miles malefidus vincula nectit Hic Ducibus, sequitur semper sua paena scelestos. ==} {>>afbeelding<<} {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} Des Princen van Oranien comste binnen Antwerpen, den 18. Septembris, Anno 1577. [1577.] ALs de saken dus selsaem hier in Neder-landt liepen/ende de Staten bevonden/dat sy elcke reyse ten naesten by het net over het hooft hadden/ja den strick om den hals/eer sy haer daer voor waren hoedende/of sulcx vermoedende/als oock dat sy bevonden / dat die Heeren ende Edelen/ Colonellen ende Capiteyns die groote Staten bedienden / ende statelijcke tractamenten ghenooten/ niet vast in hare schoen en ginghen/ maer al te veel temporiseerden: Doch insonderheyt in ervaringhe comende/ dat op Don Johans verschrijven te Masieres aenghecomen waeren ettelijcke Vaendelen Spaenjaerden / ende voor seker wisten dat hy veel volcx liet werven ende aennemen: Soo en hebben sy geenen beteren raedt gheweten/ noch naederen wech connen ingaen/ dan met hare naebuyren de Staten van Hollandt ende Zeelandt goede correspondentie/ naebuyrschap/ ende onderlinghe vriendtschap te houden: Sy hebben oock goet ende noodtwendich geacht den doorluchtighen Vorst Guilliame de Nassou, Prince van Oranien te versoecken / dat het sijne Princelijcke Excellentie woude ghelieven by haer in Brabant te comen/ op dat hy haer in dese trouble ende periculeuse tijden / met sijnen wijsen raet ende cloeckheyt mochte hulpe / troost / ende bystant doen ende bewijsen / volghende de goede gheneghentheyt ende liefde / die sy wisten dat hy de Landen was toedraghende: Dit begeerden de Generale Staten soo hertelijck alst moghelijck was/beloovende hem sulcke eerbiedinghe te doen/ ende sulck respect van goeder herten toe te draghen/ als sijn vaderlijcke sorghe ende getrouwe diensten in het verlossen der bedroefder Landen uyt het ghewelt der vreemder Natien/wel meriteerden ende verdienden. Om dit versoeck aen den Heer Prince te doen in [1577.] den name der Generale Staten/zijn in Hollandt ghesonden Ian van Linden, Abt van S. Geertruyt / Frederick Perenot, Baron van Ronse, ende Heere van Champigni, Doctor Elbertus Leoninus, nae der handt Cancelier van Gelderlandt / ende den Advocaet Liesvelt, met behoorlijcke commissie ende instructie. Sijn Princelijcke Excellentie dit versoeck der Generale Staten soo mondelinge/ als schriftelijck ontfangen hebbende/ soo heeft hy voor eerst Godt den Heere gedanckt ende gelooft/ daer nae de Staten gepresen/dat sy een vaste ende eenparighe resolutie ghenomen hadden/ te bevoorderen onder de Provincien alle onderlinghe versekeringhe / op datmen met ghesaemder handt / achtervolghende de Pacificatie van Gent/ eendrachtelijck mocht letten op aller beschermenisse; Hopende dat den selven Godt (die in hare herten sulcken eendracht gheinspireert hadde) ghebenedijen ende seghenen soude haer heylich ende loffelijck voornemen/ tot sijner eere / tot s'Landts welvaren/ ende eenes yederen profijt in het besonder. Voorder seyde sijn Princelijcke Excellentie dat hy de Staten niet ghenoechsaem en wist te bedancken voor de goede opinie ofte achtinghe die sy van hem hadden: Dat sy haer wel mochten verseeckeren / al hoe wel hy sulcke perfectien ende deuchden/ als sy hem toe-schreven/ in hem selven niet en bevonde/ nochtans al dat in hem ware/ ende alle de middelen/ jae lijf en goet/ wilde hy geern ghebruycken ende op-setten voor de welvaert des Vader-landts / ende den dienst der Heeren Staten / hopende met der daedt te voldoen het goet vertrouwen dat sy van hem hadden. Nopende van hem terstont te begheven nae de Stadt van Brussel / ghelijck sy van hem begheerden/ {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (84) Auriacum incolumem Belgis, MaurisqƷ flagellum Restituit Deus, ante alias Antverpia plausu Excepit vementem, augustaqƷ Principis ora Cernere gaudebat, collumqƷ amplexa tenebat ==} {>>afbeelding<<} {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] hoe wel hem niet lievers en ware / dan sijn lieve Vader-landt met den eersten te sien / ende te ghenieten 'tgheselschap van sijne liefste vrienden ende Broeders/ soo badt hy haer / datse hem tijdt wouden gunnen en gheven/ om met de Staten van Hollandt ende Zeelandt / sonder welcker advijs hy gheen saken van importantie aen en ginck/ hier van eerst sich te bespreken: D'welck in weynich daghen hier nae bequamelijck gheschiedt ende geern verwillicht is / de Staten van Hollant des maels binnen de Stadt Goude vergadert zijnde. Soo is dan sijn Princelijcke Excellentie voor eerst uyt Hollandt ghetrocken nae sijn Stadt Breda/ met sijn Huysvrouwe Charlotte de Bourbon, alwaer hy [1577.] van sijn ondersaten seer heerlijck / vriendelijck/ ende hertelijck is ghewillecomt ende ontfanghen geweest; Van Breda is sijn Princelijcke Excellentie den xviii. Septembris gereyst nae Antwerpen/in welcke Stadt hy nu in thien jaren niet geweest en was/daer hem de Borgherije in haer wapenen met seer groote vreucht van jonck en oudt / Man en Vrouwe / inhaelden/ Godt den Heere van herten danckende / dat sy dien goedertiernen Prince in hare Stadt saghen/ die soo veel tot haren besten ende voordeele alreets ghedaen hadde/ ende soo sy hoopten voortaen te doene niet nalaten en soude. Gheseghent zy hy die daer comt in den name des Heeren. De triumphante incomste des Princen van Oranien binnen Brussel, den drie en twintichsten Septembris, Anno 1577. [1577.] SO haest als sijn Princelijcke Excellentie t'Antwerpen aenghecomen was/so hebben de Heeren Generale Staten aen hem ghesonden de Prelaten van Vilers ende van Marolles / met den Baron van Fresin/ ende den Heere van Capres/ om hem met groote beleeftheyt ende toe-gheneychde affectie te wille-comen / ende onderdanichlijck te bidden/dat het sijne Princelijcke Excellentie woude ghelieven met den alder-eersten binnen Brussel by de Heeren Generale Staten te verschijnen: D'welck zijn Princelijcke Excellentie te doene haer geern ende met een blijde ghemoet toegheseyt ende belooft heeft. En heeft niet David vvel ghesacht, Dat Godt niet aensiet 's Menschen macht: Maer dan laet blijcken sijn ghevvelt, Alst met den Mensch soo is ghestelt, [1577.] Dat hy sijnn' eyghen arm en been Veracht, en vertrout Godt alleen: Godt streckt seer vvonderbaer sijn handt Over den Prins, ende Brabandt. Hy brenght in't velt soo menich Man, Daer met hy niet uyt-richten can: Maer sonder menschelijcke handt Crijcht hy de Ste'en, jae 'tgantsche Landt. Sijn Princelijcke Excellentie is den xxiii. Septembris binnen Brussel gecomen / ende met groote triumphe ende eere ontfanghen. De ghewapende Burgers van Antwerpen gheleyden hem lancxt de heerlijcke {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (85) Auraicum excipiunt Bruxellis ecce Brabanti Felices Belgae datus est quibus jmpiger ille Dux belli, jactet validum jam Roma Camillum Iactabunt Batavi virtutem Principis hujus. ==} {>>afbeelding<<} {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] nieu-ghegraven Vaert / marcherende aen d'eene sijde van de Vaert; De Borghers van Brussel trocken hem met vlieghende Vaendels / Trommelen/ Trompetten / Pijpen en Fluyten te ghemoet/ seer magnifijck uyt gestoffeert in wapenen ende cleederen/ over de andere sijde van de Riviere treckende / ghelijck in dese afbeeldinghe duydelijck te sien is. Het sal beter zijn alheel stille te swijgen/dan het hondertste deel der vreucht / triumphe/ eere ende blijdtschap/die de Borghers van Antwerpen ende van Brussel sijn Princellijcke Excellentie bewesen hebben/ niet te connen verhalen: Het wasser al: Looft Godt Basuyn; Prijst hem Trompet, Ghy Cyter, en ghy Luyt: Ghy Orghels u claer' keel' op-set, V soete stemm' stort uyt. Singht lof en prijs beyd' jonck en out, Prijst hem doch al te saem, Die ons van 'tSpaensche jock seer stout Bevrijt, looft sijnen naem. En ons in plaets van 'tvreemt ghespuys Den Prince goedertier Ghesonden heeft: Elck gae nae huys [1577.] En make vry goet-chier. Die van Brabant / siende datse de oorloghe teghen Don Johan meest op den hals hadden/ende gheenen Gouverneur en hadden / als alle andere Provincien/ mits dat het Gouvernement van Brabant gewoonlijck staende is onder den Gouverneur Generael/met den welcken sy nu den Crijch hadden: Hebben sy goet ghedacht/haer oock eenen particulieren Gouverneur te verkiesen: Nae rijpe deliberatie ende beraedtslaginghe en hebben sy niemandt weten te vinden/daer sy beter mede souden verwaert wesen/dan sijn Princelijcke Excellentie van Nassou / den welcken sy ghecoren hebbben voor haren Rouwaert / d'welck in out Brabants soo veel te segghen is/als Rust-bewaerder ofte Gouverneur, Dese declaratie gheschiede den xxii. Octobris, Anno 1577. De Prince van Oranien te Brussel zijnde / is daghelijcx met de Generale Staten te Rade ghegaen/ ende daer werdt ordre ghestelt/op vele/so Politijcke/ als Crijchs-saken: Oock werdender vercoren sekere persoonen tot Raden van Staten / die nevens den Prince van Oranien het bewint hebben souden over de saken in't ghemeen/alle de Provincien betreffende. Qui Remp. vult esse salvam, hunc sequatur. {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} De Hertoghe van Aerschot ende andere Heeren worden te Gent ghevanckelijck ghenomen/ Anno 1577. den 28. Octobris. [1577.] ONtrent dien selven tijdt als de Brabanders den Prince van Oranien tot haren Rouwaert ofte Gouverneur vercoren hadden/ is den Hertoge van Aerschot oock vercoren Gouverneur van Vlaenderen maer dat is taliter qualiter toegegaen/meer door drift van eenige particuliere / als met een ghemeyn accoort ofte verwillinghe. Jmmers en hadden de vier leden des Landts gheen groote affectie tot den huyse van Croys: Hy hadde sijn commissie van de regierende Raden van State ontfanghen in amplissima forma. Hy is den xx. Octobris binnen Gent ghecomen/ met xxiii. Vaendelen Knechten / ende CCC. Peerden inghehaelt/ die hem wel een mijle weechs te ghemoete ginghen / vergeselschapt met veel Adels/ende hy is heerlijck ontfangen/ als eenen Gouverneur van Vlaenderen sulcx wel toebehoort. Te Gent gecomen zijnde/vertoonde hy hem der Gemeynte seer vriendelijck ende beleefdelijck/segghende ende hope ghevende/mede gebracht te hebben 'tgheene haer verblijden soude/ als restitutie van hare Privilegien/ende voorder afbrekinghe van 'tCasteel/ daer mede hy stracx by den ghemeynen Man groote gunste gecreghen heeft: Maer den ghenen die de Gereformeerde Religie toeghedaen waren/als voornamelijck den Heeren van Ryhove, Hembyse, ende Croyvelde, en was de comste des Hertoghen van Aerschot als Gouverneur van Vlaenderen niet lief noch aenghenaem / als die het noch soo heel corts met Don Johan gehouden hadde / oock vreesende dat hy in faveur van de Religie / of van haer / weynich ofte niet doen en soude: Jnsonderheyt gaf dat velen een quaet achter-dencken / als sy saghen dat hy soo groote ghemeynschap ende so veel sprake hielt met Swevegem/ Rassingem/ende andere/diemen voor seker wist/dat het met Don Johan hielden: Veel liever wouden sy [1577.] den Prince van Oranien tot het Gouvernement van Vlaenderen gebracht hebben. Die van de Religie vermaenden d'een den anderen tot stantvasticheyt ende handthavinghe der Religie / ende tot bevoorderinghe der ghemeyner Landt-saken/ende vonden goet/dat Ryhove soude reysen nae Antwerpen/om den Prince van alles te informeren/ende sijn advijs te hooren. Te Antwerpen ghecomen zijnde / heeft hy den Prince de gheheele sake verhaelt. De Prince dit alles in het langhe ghehoort hebbende / vraechde: Wat raedt? Ryhove die daer ghecomen was om raedt en troost te soecken/ was wat verfleghen/als hy den Prince dus hoorde spreken / ende seyde / Heer /ick en weet genen raedt/dan den Hertoghe van Aerschot / met al sijnen hoop Edelen/ Bisschoppen ende Prelaten / met den gheheelen nest by den halse te nemen / ende te verdrijven. De Prince sprack/salmen so handelen/als ofmen desperaet ware? Ryhove seyde daer op/hy en wist genen anderen middel/ ende hadde liever alsoo doende hulpe van Godt te verwachten/jae liever manlijck te sterven/dan in vreese ende slavernije te leven/daer by voeghende: Jck wil mijn leven voor 'tVader-landt wagen. De Prince vraechde wat hulpe dat hy meynde te vinden? Rijhove antwoorde/dat hy de Gemeynte woude verwecken/om hare Privilegien ende vryheden te heysschen ende te vindiceren. De Prince troc de schouderen/ende en woude Rijhove niet stercken in sijn voornemen/d'welc seer hasardeus ende periculeus was; Doch Rijhove siende dat de Prince hem nu niet seer hart tegen en sprack/nam dat voor half verwillighen/ ende trock nae Gent/om sijn voornemen in het werck te stellen. Ten selve dage gebeurdet/dat Hembyse den Hertoge van Aerschot/gaende na het Stadt- {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} huys/opentlijck [1577.] aensprack/biddende dat het sijne Excellentie woude ghelieven te publiceren de restitutie van hare Privilegien/ om het volck contentement te geven/ende te verblijden/gelijc hy in sijn eerste incomste haer belooft hadde. Den Hertoghe/van Hembyse deser sake halvē seer geimportuneert zijnde/antwoorde in toorn met dreygende woorden / seer heftich ende strenghe/ Men sal de Previlegy-roepers wel vinden, ende Men sal sulcke Muyte-makers met haren aenhanck al ophangen, hoewel sy van den Prince van Oranien opgeruyt worden, met diergelijcke woorden meer. De Gemeynte dit hoorende/soo isser eenen alarm door de gheheele Stadt geresen/een deel den Hertoge /de andere d'ander partije by-vallende / doch dese buye is haest overgegaen door tusschen-spreken des Magistraets ende andere notabele persoonen. Des selven daechs comt Rijhove ontrent vier uyren ter Poorten inghereden/ ende verstaen hebbende watter passeerde/soo wapent hy hem selven met vier van sijne dienaers / ende noch vier Musquetiers / ende so begeeft hy hem op de strate/ sijn vrienden ende ghebuyren aenroepende hem by te staen: Vermanende een yeder te strijden voor de vryheyt van 'tVader-landt / datmen de Spaensche Jnquisitie / met alle de nieuwe Bisschoppen moeste voor den Duyvel jagen/&c. Waer op Capiteyn Miegem stracx seyde/dat ware ghesproken als een Man/ so moestmen te wercke gaen/ende hy beloofde tot der doodt toe hem by te staen/desgelijcx deden oock Hembyse/ Croyvelde/Heyman/ende Houweel/die stracx niet hare aenhangers innamen het Princen Hof/ende sy maeckten haer oock meesters van 'sGraven Casteel/daer het Gheschut stont; Sy cregen stracx eenen tamelijcken by-val/doch so groot niet als sy wel verhoopt hadden: Even wel en woude Rijhove niet afstaen van sijn voornemen / ghenoechsaem verstaende [1577.] het perijckel daer hy in was / soo hem sijnen aenslach misluckte: Jmmers cort raedt goet raedt/hy treckt met eenich volc recht nae het Hof van S. Baefs/daer d'Hertoge van Aerschot logierde: Aerschots Jonckeren en Hof-gesin wouden haer ter weere stellen/maer Rijhove ende Miegem riepen/Laet ons de Voghels in haren nest verbranden, en̄ bevalen van alle canten hout en stroo voor de Poorte des Hofs te brengen/in meyninghe stracx het vuyr daer in testeken: Den Hertoge dit siende/begon voor sijn leven te vreesen/wel wetende wat Heer Omnis, ofte een rasende Gemeynte doet/ hy heeft bevolen de Poorte te openen/daer stracx alle man met een gedruys in liep/eenighe dreyghende den Hertoge doodt te slaen/maer Rijhove heeft haer sulckes verhindert/den Hertoge gevangen nemende/drie dagen nae dat hy voor Gouverneur van Vlaenderen was aenghenomen. Stracx schickte Rijhove eenich volck/en̄ liet oock vangen de Heeren van Rassingem/ van Champigni / van Sweveghen/van Eecke/van Mostgroen / Hooch-Bailliou van Gent / met sijnen Sone/den President van Vlaenderen/Jacob Hessels/ ende Jan de la Porta/Raetsheeren/ en̄ Visch/Bailliou van Jnghelmunster / met de Bisschoppen van Brugghe/van Yperen/ende meer andere. Hier mede werden ontdeckt ende gebroken veel loose aenslagen. Sy werden alle gebracht ten huyse van Rijhove/ende gestelt in diversche camerē: Hier mede was den alarm gestilt/ende elck troc na huys. Aerschot is den xiiii. Novemb. los gelaten/door middel en̄ tusschen-spreken der Staten/ende des Princes: Maer d'andere bleven noch sittē tot dat de Prince van Parma Anno 1584. de Stadt van Gent innam. Den meestendeel der Borgeren presen Rijhove en̄ Hembyse/en̄ hieldent met haer. Vbi fortuna, ibi favor populi. Vive qui vince. {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (86) Pro patriâ adversis sese objectare periclis Ryhoven volüit, sed libertatis amore, ArschottiqƷ ducem, sociosqƷ in vincula noctu Detrudit, servant urbes sua jura, fidemqƷ ==} {>>afbeelding<<} {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de doorluchtighe Hooch-gheboorene Uorst Matthias, Arch-Hertoghe van Oostenrijck/versocht is tot het Gouverneurschap der Neder-landen/ Anno 1577. [1577.] GHelijck de schaduwe het lichaem volcht/also heeft oock groote Eere de Afgunste tot een steets by-blijvende Pagie/Magna fortuna magna invidia. Dit is de Prince van Oranien corts na sijne incomste binnen Antwerpen ende Brussel wel ghewaer gheworden: Want het heeft stracx tot sesthien of twintich van de Hertoghen / Graven/ Marquisen/ende Groote van Neder-landt (als waren de Hertoghe van Aerschot/ sijnen Broeder de Marquis van Havre/de Grave van Lalain/ met sijnen Broeder de Heere van Montigni/ de Seneschal van Henegouwe/ende sijnen Broeder de Burg-Grave van Gent/de Grave van Egmont/de Baender-Heeren van Vile/ende van Hese/de Heeren van Willerval/Champigni/ Rassingem/ Swevegem/ende andere) seer verdroten/ dat de Prince van Oranien met sulcke triumphe/ gunste/ ende applaudisement over al ontfanghen wierdt/daer doch sy ende andere moesten bekennen/datter in alle dese Landen niemant van sulcke authoriteyt ende aensien en was/als oock niemant van wiens ghtrouwicheyt ende goede gheneghentheyt tot den welvaert der Landen/ men soo groote proeve hadde/ behalven dat hy alle de andere in afcomste/ macht/ oock in langhe handelinghe der affairen van state/ verre te boven ginck. Oock hebben eenighe ghedacht ende geacht / dat de Roomsche Religie/indien de Prince van Oranien in authoriteyt ende aensien meer ende meer toe-name/ niet wel versekert en soude wesen: Oock zijnder vele particuliere passien tusschen gheloopen. Jmmers de Groote hebben onder haer goet ghevonden ende besloten eenen Gouverneur Generael te beroepen ende op te werpen: Ende dit hebben sy/ onaenghesten datse maer een deel (al hoe wel de treffelijckste) van den Adel en [1577.] waren/ bestaen te doen sonder wete van de Staten Generael/oock buyten kennisse van den Prince/ als ooc sonder advijs van de andere twee Staten/te weten de Geestelijcke / ende de Steden. Francois de Valoys, Hertoghe van Anjou, des doemaels regierenden Coninck van Vranckerijcx Broeder / hadde al eenen tijdt lanck gheleden sijnen dienst den Landen aengeboden / ghelijck oock nae de doodt van Don Loys de Arch-Hertoghe Matthias, Broeder des Keysers Rudolphi II. derden Sone des Keysers Maximiliani II. ende des Coninckx van Hispanien nae Neve/ ende Schoon-Broeder / hem selven den Staten der Landen vriendelijck aengheboden hadde. Nae eenige deliberatie hier over gehouden / hebben de Groote deser Landen besloten den Arch-Hertoge Matthiam, te roepen tot Gouverneur Generael deser Landen/als tot haren voornemen de bequaemste zijnde / oock op dat de Landen niet en souden in eenes vreemden Heeren handen vervallen. Dit aldus besloten zijnde / so hebben die Heeren in Duytsch-landt tot den Arch-Hertoghe Matthiam gesonden/den Heere van Malstede/ een Vlaems Edel-man/om sijne Hoocheyt te bidden ende versoecken/dat het hem ghelieven woude op het spoedichste in Neder-landt te comen/ ende het Gouvernement deser Landen tot dienste van den Coninc aen te nemen/ die sus anders in groot perijckel stonden. De Heere van Malstede verrichte sijnen last so wel/dat hy den Arch-Hertoge verwillichde met hem in aller haeste nae Neder-landt te reysen. Sy vertrocken te poste by nachte uyt Weenen in Oostenrijck/ den tweeden dach Octobris, Anno 1577. De Arch-Hertoge en nam niemant mede/dan alleenelijc {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (87) AMAT VICTORIA CVRAM MATTHIAS DEI GRATIA ARCHIDVX AVSTRIAE, DVX BVRGVNDIAE, COMES TIROLIS. &c. ANNO MDXCV ==} {>>afbeelding<<} {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] sijnen grooten Camerlinck den Heere van Sauwitz/ Ferdinand Zymeran/Christoffel van Calzerich/met een Coetse / ende weynich dienaers / sy deden seer groote dach-reysen tot dat sy in Neder-lant quamen. Dit is al geschiedt sonder kennisse ofte wete des Keysers/ soomen immers te kennen gaf/ ende dat overmits Matthias voor seker hieldt / dat de Keyser in dese sijne reyse niet en soude consenteren/ vreesende den Coninck van Hispanien daer mede te vertoornen. Ja [1577.] de Keyser vernomen hebbende/dat sijnen Heer-Broeder Matthias nae Neder-landt tot sulcken eynde verreyst was/so heeft hy hem nae-ghesonden/ende gheschreven dat hy weder-keeren soude: Oock heeft sijne Keyserlijcke Majesteyt aen Don Johan geschreven/ ende sijn onschult hier in gedaen. Desgelijcx heeft oock sijne Keysersijcke Majest. aen andere Heeren gedaen. Heeren Boecken zijn duyster te lesen, noch qualijcker zijnse te verstaen. Uoorder verhael van de aenneminghe van Hertoch Matthias tot het Gouverneurschap der Landen/ ende sijn incomste binnen Antwerpen, den 21. dach Novembris, Anno 1577. [1577.] DE Staten Generael ende de Prince van Oranien waren seer verwondert/dat eenighe der Heeren en Edele den Arch-Hertoge Matthiam buyten haere kennisse vercoren ende ontboden hadden om Gouverneur Generael in Neder-lant te zijn / also waren sy oock seer verwondert/ dat sijn Hoocheyt soo haest ende onversiens te Poste/ eer sy wisten dat hy van Weenen ghescheyden was/ was ghecomen tot aen de grensen van Neder-landt. Alsoo de Staten/ Landen ende Steden daghelijckx grooter achter-dencken ende mishaghen creghen aen den handel welcke eenighe groote hier in Neder-landt dreven / ende der authoriteyt die sy haer selven aenmatichden / insonderheyt dewijle sy merckten/ dat al dit misverstant was spruytende uyt der Grooten eergiericheyt / haet / ende afgunste over den Prince van Oranien/dien sy de eere niet en gunden/die hem Godt ende de Staten gunden en gaven: Soo zijnder selsame propoosten ende beraedt-slaginghe publice & privatim omghegaen/ alsoo dat (indien het hadde mogen [1577.] gaen nae het believen der geener die d'ooge op Vranckerijck gheslagen hadden) als oock der geener die het seer verdroot / dat eenighe van de Groote sulck een groot-wichtighe sake sonder voor-wete der Generale Staten/ ende insonderheyt mede sonder kennisse der groote Steden in Brabant ende in Vlanderen / ende sonder advijs des Princen van Oranien gedaen hadden: Men lichtelijc den Arch-Hertoge Matthiam soude hebben laten wederom te rugge trecken / sonder hem voor Gouverneur aen te nemen: Maer vele wijfe ende verre-siende Mannen / insonderheyt sijn Princelijcke Excellentie alle private affecten besijden stellende/ ende sijn reputatie in dit stuck achter den rugghe werpende / oock aensiende de hooge stamme ende treffelijcke afcomste deses Vorstes/ als mede sijn goet naturel ende beleeftheyt/soo hebben sy het alles/soo veel het moghelijck was/in de beste vouwe geslagen/ ende om gheen grooter scheuringhe in het Landt te {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (88) Ut regeret Belgas in pace Anversa MATHIAM Aichiducem excepit, redeunt in faedera cives, Hinc terrisqƷ mariqƷ qujes, pulsoqƷ timore Secula tranquilli vivebant aurea Belgae, ==} {>>afbeelding<<} {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] maken/so hebben sy met groote moeyte eyndelijck de sake soo wijdt ghebracht/dat de Steden/ ende die te vooren onwillich waren/verwillicht hebben/datmen sijne Hoocheyt voor eerst te Antwerpen eerlijck ontfanghen soude/ tot dat sy haer naerder met malcanderen op sijn aenneminghe tot den Gouvernemente mochten resolveren/hem goede hoope daer toe gevende/gelijck hy oock corts daer na (gelijck noch sal verhaelt worden) met ghemeynen advijse voor Gouverneur Generael is aengenomen/doch met dese expresse conditie / dat de Prince van Oranien/ ende niemandt anders / Luytenant Generael soude wesen / d'welck wederom de Groote seer ghespeten ende verdroten heeft/welcker eenighe/ om haer hier over te wreken/ te weghe ghebracht hebben den afval der Walsche Provincien. Dit aldus / ghelijck verhaelt is / by de Generale Staten geresolveert zijnde/so is de Hoochgeboorene Doorluchtige Vorst Matthias na Antwerpen ghecomen/ alwaer hy van den Prince van Oranien/met al de Borgerije seer fraey in goede wapenen ende costelijcke cleederen / is inghehaelt ende ontfanghen / op den elfden dach Novembris, Anno 1577. Hy was een seer schoon jonck Prins/ seer wesentlijc ende seer goedertier/sijn Hof en̄ Officiers zijn hem al meest van Jnlanders gestelt: Sijn naeste Raets-heeren zijn [1577.] geweest de Prince van Oranien/de Hertoge van Aerschot/mitsgaders veel andere Neder-landtsche Heeren. Sijn Hoocheyt heeft/met advijs der Staten/tot Velt-Overste gemaeckt Maximilianum/ Grave van Bossu/die by de regieringe van Duc d'Alve was geweest Gouverneur van Hollant ende Admirael van de Zuyder-Zee / maer hadde den Spaenjaert verlaten/om dat sy hem in de gevanckenisse binnen Hooren verlaten hadden. Op den selfden dach heeft men hier in Neder-landt beginnen te sien een seer grouwelijck-ghestelde Comeet, den steert zijnde als een roede/ men heeftse den gheheelen winter gesien/in't eerste seer helder /lanck/ ende breedt glinserende / ende allenskens minderende. De oude Griecken hebben gheseyt / Οὐδεὶς ϰομήτης ὅστις ού ϰαϰὸν φeρει: Alle Sterren met steerten zijn voorboden van groot quaet / dat Landen en Steden sal over-comen. Jmmers is dese Comete gheweest een voor-bode van al het groot jammer ende onheyl d'welck dese Landen des maels noch boven het hooft was hanghende: Al hoe wel de Astronomi die in den loop des Hemels ervaren zijn/ segghen: Astra inclinant, sed non necessitant. Hoe de Colonel Hellingh in Amsterdam ghevallen is met eenich Crijchs-volck. Anno 1577. den 23. Novembris. [1577.] WEl ende met der waerheyt heeft eertijdts een wijs ende godtsalich Kercken-Leeraer ghesproken ende gheschreven: Alst de Menschen op het cloeckste grijpen aen, Soo gaet doch Godt een ander baen, Het staet al in sijnen handen. Dit heeft gebleken aen de Steden van Amsterdam [1577.] ende van Middelburgh/ om de welcke te crijghen/de Prince van Oranien gheen moeyte/costen/vrienden/ noch andere middelen gespaert en heeft / hopende als hy dese treffelijcke Steden hadde / dat d'andere van selfs volghen souden. De Baender-Heere Hendrick van Brederode heeft hier toe seer gearbeydt/ als ooc {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (89) Nondum Nassovio se junxerat AMSTERODAMUM Cogitat interea priscis non degener ausis Auriacus miles invadere moenia, primo Caeduntur vigiles, sed non victoria parta est ==} {>>afbeelding<<} {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] veel andere goede Heeren: Amsterdam is oock van den Grave van Lume beleghert gheweest/maer al te vergheefs: Al de andere Steden van Hollandt begaven haer onder de protectie van sijn Princelijcke Excellentie/den meesten deel vrywillich/Amsterdam alleen hieldt teghen tot het eynde van den Jare 1577. Don Johan heeft het tegen-houden der Stadt Amsterdam (nae dat alle de Hollantsche Steden den Coninck verlaten hadden) so wel behaecht/dat hy meermaels gesproken heeft/ VVanneer ic noch in Hispanien ofte in Italien ware, ick woude in Neder-landt comen, alleenelijck om de Stadt van Amsterdam bystant te doen. Dat de Stadt van Amsterdam dus hert ende so langhe teghen ghehouden heeft / is grootelijcx geschiedt/ door dien dat vele der treffelijckste Borghers ende Jnwoonders dier Stadt/ de Paepsche Religie heel seere toeghedaen waren / daer in onder-richtet wesende / insonderheyt van de Minder-Broeders ofte Franciscaner-Moniken/ die aldaer cloeck/ sterck/ ende van grooten aensiene waren. Oock heeft hier toe seer gheholpen / dat vele van de Geestelijcke / als oock bitterste Paeps-ghesinde/die uyt de andere Hollandtsche Steden/of verdreven/ofte gevlucht waren/ binnen Amsterdam haer onthielden. Wt cracht van de Pacificatie van Gent hadden die van Amsterdam behooren/ hare Borghers / die ter cause van de in-landtsche troubelen gevlucht waren/ wederom te ontfanghen/hare gheconfisqueerde goederen wederom te gheven/ ende de selfde vrydom hares gheloofs te gheven: Maer sy hebben sulckes te doen gheweyghert / daghelijcx groote beloften ende toesegginghen van Don Johan ontfanghende. De Prince van Oranien heeft met de macht der Staten ghesocht dese Stadt te dwinghen/so met het sluyten der passagien te water en̄ te lande/ als andersins: Maer al te vergeefs/hare macht was te groot/ want Amsterdam is al voor dese in-landtsche oorloghen gheweest/ de machtichste / gelt-rijckste / ende [1577.] natura loci de sterckste / oock de volck-rijckste Stadt van Hollandt. Jn den beginne van den Jare 1577. zijn haer redelijcke presentatien ghedaen van de Staten des Landts / ende van sijn Princelijcke Excellentie: Maer sy en woudense niet aennemen: De meeste swaricheyt bestont daer in / dat sy hare uytgewekene Borghers / de Ghereformeerde Religie profiterende / gheen openbare noch vrije oeffeninghe harer Religie gheven en wouden/ noch oock gheen begravinghe harer dooden toe-laten/ dan op de Paepsche wijse: Oock wilden sy haer oudt garnisoen van ses Vaendelen Knechten houden: Sy en wouden oock niet toelaten/ dat de uytghewekene Borghers / die nu wederom in de Stadt comen souden / eenighe Ampten ofte Officien bedienen souden: Sy en wouden oock niet lijden / dat de Schutterije tot bewaringhe ende bewakinghe der Stadt wederom soude opghericht ende in state ghebracht worden/ ghelijck sy certijdts gheweest was. De saken dus verwerret binnen Amsterdam staende/ soo heeft sijn Princelijcke Excellentie met advijs van de Generale Staten/ als oock der Staten van Hollandt / allerley middelen/die haer bequame dochten/deser Stadt ende Borgherije voorgeslagen/maer sy hebbense alle gaer afgheslaghen. Het is ghebeurt den 23. Novembris, dat de Colonel Herman Hellingh, ende Capiteyn Ruychaver, binnen Amsterdam gheboortich/ ghemeynt ende ghepoocht hebben by surprinse ofte verrasschinghe dese Stadt in te nemen: Tot dien eynde zijn sy met een deel Soldaten / onder drie Vaendelen / seer behendelijck in Schepen verborghen zijnde / tot voor de Stadt van Amsterdam ghecomen / sy zijn aen landt ghetreden/ ende hebben eer haer de wacht gheware werdt / de Haerlemsche Poorte overweldicht / de wacht doodt gheslaghen/ende sy zijn alsoo voorts inghedronghen/ {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] jae tot op de Marckt toe zijn sy ghecomen / ende ijlden nae het Raedt-huys/ meynende het selfde in te nemen/ eer het garnisoen ende Borgherne op de beenen ende in't harnas souden comen: D'welck sy niet en souden derren bestaen hebben/ ten ware dat sy haer verlaten hadden op de goet-willighe Borghers/1577 die daer vele binnen waeren/ meynende dat de selfde haer stracx souden zijn by-ghevallen/d'welck haer miste/derhalven is het haer ghegaen ghelijck ick stracx verhalen sal. Hoe der Staten volck wederom uyt Amsterdam gheslaghen ende ghedreven werdt / Anno 1577. den 23. Novembris. [1577.] DE Colonel Hellingh ende Nicolaes Ruychaver een oudt Capiteyn / hebben haer seer cloeckelijck ende mannelijc gedragen op desen aenslach/so haest als sy tot op den Dam ghecomen waren / ende het innemen des Raedt huyses haer niet en gheluckte/ soo hebben sy begonnen haer op eenighe plaetsen met balcken en boomen te verstercken/daer en tusschen de Borgers die tot haer aenvielen/ vermanende ghemack te houden/ dat sy niet ghecomen en waren om de Stadt of Borgherije te beschadigen/maer om haer te verlossen uyt de handen ende tyrannije der Spaenjaerden ende anderer vreemde Natien; Eenighe uyt de Borgherije begonnen met Hellingh sprake te honden/ ende stont te vermoeden/dat sy wel haest souden de wapenen aen beyde sijden neder-gheleyt hebben / maer in dit ghespreck wierdt Hellingh gheschooten / dat hy stracx doodt ter aerden viel: D'welck de Borghers siende / soo hebben sy nieuwen moet ghegrepen / ende sy zijn met de ses Vaendelen Soldaten die sy binnen hadden/op des Princen volck ghevallen / ende hebbense/ al schietende ende met malcanderen vechtende / te rugghe ghedreven/in welck ghevecht Capiteyn Ruychaver ghevanghen werdt/gevanckelijck wech geleyt wordende/is hy van eenen die lange vyandtschap met hem gehadt hadde/van het leven berooft/ een cloeck Heit/die veel goede diensten ghedaen hadde/ ende was een van de oudtste Capiteyns die de Prince in sijnen dienst hadde: [1577.] By de Poorte gheraeckte een tonne busse-cruyts in den brandt/d'welck groote disordre ende verbaestheyt onder des Princen Soldaten brocht / alsoo dat sy gheheelijck ter Stadt uyt gheslaghen ende ghedreven zijn. Al hoe wel desen aenslach qualijck gheluckte/soo en is hy nochtans niet sonder vrucht gheweest / hy heeft die van Amsterdam alderhande achter-dencken ghemaeckt: Siende ende overlegghende/dat sy nu langhe waren beleghert/ of immers dat alle passagien te water ende te lande ghesloten of seer becommert waren/ door de Noordt-Hollandtsche Schepen/ ende overmidts daer oock wracken voor de Stadt ghesoncken waren/ ende datter nu in langhen tijdt noch neeringhe / noch welvaert in der Stadt gheweest en was/ het welcke men daer onghewoon was / maer dat sy rontom in vyandts landt saten/ ende gheen ontset noch verlossinghe en waren verwachtende/ ouermits de saken met Don Johan soo selsaem afliepen/ so resolveerden sy tot verdrach te comen met sijn Princelijcke Excellentie ende de Staten des Landts/ d'welck met groote moeyte in 'sGraven-Haghe ghetroffen is/ op den achtsten dach Februarij, Anno 1578. De principale Articulen des verdrachs waren dese: Dat die van de Ghereformeerde Religie souden moghen buyten de Stadt gaen Prediken/ende binnen de {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} [1577.] Stadt een onghewijede plaetse hebben tot begravinghe harer dooden. Dat de ses Vaendelen die garnisoen aldaer ghehouden hadden/ souden ghecasseert worden: Maer datmen andere vier of ses hondert Mannen aennemen soude onder de Capiteynen van der Stadt / tot bewaringhe ende bewakinge der selfder. Jtem dat de oude Schutterijen der Stadt weder opghericht souden worden/ ende dat de plaetsen der afgestorvene souden vervullet worden/so wel van uytghewekene / als andere / sonder onderscheyt/&c. Maer dit Contract en duyrde niet langhe / want alsoo die van de Religie de andere beschuldichden van niet ghehouden te hebben het Accoort/ oock niet voldaen te hebben den Artijckel sprekende van de Schutterijen/maer dat sy veel attenteerden ende practiseerden tot nae-deel van de Stadt en 'tgantsche Landt/ heymelijcke correspondentie houdende met Don Johan/ soo isser een vreese ghecomen onder het meeste deel der Borgheren / die al reets smakende de profijten ende goede neeringhe die sy daghelijcx meer ende meer creghen / de selfde vreesden te verliesen/ indien daer eenich misverstant of scheuringhe wederom op rees: Derhalven soo hebben sy haer in het stuck van de Religie (wes halven de meeste oneenicheden dagelijcx [1577.] onstonden) gheconformeert met de andere Steden van Hollandt/ die de Ghereformeerde Religie gheheelijck hadden aenghenomen: Sy hebben haren Paepschen Magistraet/ten overstaen van de Heeren Matenesse ende vander Mijle/ghecommitteerde der Edele Mogende Heeren Staten/ende des Hofs van Hollandt / afgheset/ ende met de Minder-Broeders (die insonderheyt de Borgherije in de Roomsche Religie sterckten ende stijfden) uyt de Stadt doen vertrecken/ met al de reste van Papen en Moniken/ welcker ghetal heel groot was/ want sy waren uyt alle de andere inghenomene Steden hier in gevlucht: De stomme Beelden zijn uyt de Kercke ghenomen met ordre/ende sy hebben in de plaetse der selfder daer in ghevoert wel-sprekende / gheleerde / godtsalighe Leeraers / die het volck den wech der waerheyt uyt Godes woordt hebben aenghewesen. Het veroveren deser treffelijcker ende machtigher Stadt was een groote afbreucke in de affairen van den Coninck ende Don Johan/ende een groot voordeel voor de Staten/ ende alle Ghereformeerde/die met blijdtschap songhen: Siet hoe fijn end' lieflijck is t'allen stonden, Dat Broeders in eendrachticheyt bevonden T'samen vvoonen in vrede goet. {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (90) Innadunt Urbem, sed Cive obstante recedunt Obstat WOLPHARDI virtus quae Carmine nostro Digna cani, vitam Patriae neglexit amore Et cadit HELLINGUS stultis qui praefuit ausis ==} {>>afbeelding<<} {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} Des Hooch-ghebooren/Doorluchtighen Uorstes Matthiae, Arch-Hertoghes van Oostenrijck incomste binnen Brussel/ den XVIII. Ianuarij, Anno 1578. [1578.] ICk hebbe hier boven verhaelt/dat Matthias Arch-Hertoghe van Oostenrijck den 21. Novembris 1577. binnen Antwerpen seer eerlijck is ingehaelt ende ontfanghen/met goede hopeninghe/dat hy haest met ghemeynen advijse voor Gouverneur Generael der Neder-landen soude aengenomen worden. De Staten Generael corts daer nae binnen Brussel vergaderende/ hebben / nae rijpe deliberatie / gheresolveert den Arch-Hertoge Matthiam van Oostenrijck voor Gouverneur Generael der vereenichde Nederlanden aen te nemen / op sekere Articulen ende Voorwaerden/ die ick hier nae verhalen sal; Te ghelijcke is sijne Vorstelijcke Doorluchticheyt van de Generale Staten een eerlijck tractament ghemaeckt/nae de qualiteyt sijner stamme ende Keyserlijcke afcomste. Den xvii. Decembris Anno 1577. so hebben de Heeten Generale Staten tot Antwerpen aen sijne Doorluchticheyt ghesonden de Prelaten van Sinte Geertruyt / ende van Marolles / den Hertoghe van Aerschot / den Baron van Fresin / om sijne Doorluchticheyt de resolutie der Heeren Staten aen te dienen/ ende sijne Vorstelijcke Doorluchticheyt te bidden/dat het de selfde woude ghelieven desen swaren last ter eere Godes/ tot dienst des Conincks/ ende tot welvaert / ruste/ ende vrede der Landen aen te nemen/ ende met haer nae Brussel te reysen / op dat aldaer mochte den eedt van ghetrouwicheyt reciprocè ghedaen ende ghenomen worden. Sijne Vorstelijcke Doorluchticheyt heeft voor eerst de Heeren Staten bedanckt voor de eere die sy hem waren doende / hem toevertrouwende het Gouvernement deser heerlijcker ende wijdt-vermaerder Provincien/in welcker regieringhe hy sich hoopte also te dragen/dat de Heeren Staten ende de goede Onder-saten een welghevallen [1576.] ende ghenoegen daer aen hebben souden. Was oock willich om met de afghesondene Heeren nae Brussel te reysen/om de Complementen te doen ende laten gheschieden die hier toe verheyscht werden. De redenen die de Staten Generael beweechden den Arch-Hertoghe Matthiam voor Gouverneur der Landen aen te nemen/waren vele ende ghewichtich. Voor eerst/om dat die Groote die hem ontboden hadden / vast by hare resolutie bleven/ als niet connende verandert worden/dan met harer aller groote disreputatie. Men hielt het ooc daer voor/dat desen Vorst in Neder-lant niet gecomen en was/dan met kennisse van den Keyser/en̄ dat hy aldaer so lange niet en bleef/ dan met ooch-luyckinge des Conincks/diemen hoopte / dat ten laetsten dese verkiesinghe ende beroepinge des Arch-Hertoghen / (hem soo nae in den bloede bestaende/ende soo goet Rooms-Catholijck zijnde) soude voor goet kennen. Men heeft oock vermoedt/dat Don Johan/ die sich al vast tot den oorloghe bereyde / in sijn voornemen niet en soude durven voort-varen/ sonder eerst expressen last van den Coninck daer toe te hebben: Daer by meynde men/dat de Coninck Don Johan nemmermeer belaften en soude yets te attenteren teghen / die welcke haer soo geern ende vrywillich hadden onder-worpen de regieringhe van sijner Majesteyt soo nae Neve/ ofte indien immers de Coninck/ of Don Johan haer even wel vyandelijck voortaen teghen de Landen droeghen: Dat sich de Keyser/met sijne Broeders/als oock andere Princen ende Vorsten sulckes haer aentrecken souden. Voorder oock soo hebben de Heeren Generale Staten desen Vorst voor yemandt anders tot het Gou- {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (91) Archiducem excepit gaudens Bruxella Mathiam, Franquilla imperitans concederet otia terris, Hispanum ut patrijs arceret simbus hostem, Mortales statuunt, Deus est qui cuncta gubernat. ==} {>>afbeelding<<} {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] vernement der Landen vercoren / om daer mede den Coninck hare groote getrouwicheyt en̄ bestendicheyt in sijner ghehoorsaemheyt te bewijsen / want sy daer mede genoechsaem betoonden ende deden blijcken/dat sy niet ghesinnet en waren te veranderen van Heere/ noch aen te nemen de presentatien haer van den Coninck van Vranckerijck / ende sijnen Broeder den Hertoghe van Anjou ghedaen. Oock gaven sy met de verkiesinghe Matthiae, de Coninginne van Enghelandt [1578.] goet contentement / de welcke alle handelinghe met Vranckerijck des maels verdachtich was. Ende boven al achteden de Staten die meesten-deels Paeps waeren/ dat door desen Gouverneur de Rooms-Catholijcke Religie wel versekert/ ende in state soude ghehouden ende ghehandthaeft worden. L'homme prose, Dieu dispose. Uoorder verhael van de incomste des Arch-Hertoghes Matthiae binnen Brussel / midts-gaders de Articulen die hy aldaer besworen heeft den XX. Ianuarij, Anno 1578. [1578.] DE Hooch-gheboorene Doorluchtighe Vorst Matthias van Oostenrijck/is over Mechelen met den Prince van Oranien nae Brussel ghereyst / alwaer hy sijn blijde incomste seer heerlijck ende seer triumphantelijck gedaen heeft / op den achtienden dach Ianuarij 1578. De Staten/Magistraten/Jn-woonders/Edel/Onedel/jonck en out/ sijne Vorstel. Doorluchticheyt met groote eerbiedinge ontfanghende / ende haer in sijne comste verblijdende. Den xx. Ianuarij is desen Vorst binnen Brussel opentlijck voor Gouverneur Generael / ende de doorluchtige Prince van Oranien voor sijnen Luytenant Generael / aenghenomen. Sijn Hoocheyt heeft/ voor het Stadt-huys staende / in de handen ende in het by-wesen van de Heere Generale Staten eenige Articulen besworen/waer van dit de somma is. 1.Dat hy de Landen sal Gouverneren met eenen Raedt van State/die genoemt ende vercoren sal worden/ by de Generale Staten binnen den Lande ghebooren / de bequaemste tot sulcken Ampt. 2.Alle saken die daer te verhandelen vallen/sullen besloten worden by de pluraliteyt der stemmen. 3.Soo eenighe Raedts-Heeren/ of andere Officieren [1578.] hen anders dan wel droeghen / soo sal hy daer in voorsien / ten versoecke van de Generale Staten. 4.Jn saken de gantsche Landen betreffende/sal hy niet handelē sonder kennisse van de Generale Statē. 5.Alle brieven die hy ontfanghen sal/des Landts staet eenichsins betreffende / sal hy ghehouden wesen den Raedt te communiceren. 6.Dat in den Raedt van State gheen saken van importantie en sullen verhandelt worden / ten sy dat den meesten deel der Raedts-Heeren daer tegenwoordich sy / ende dat hare resolutien/ acten/ en̄ depesschen sullen opgheschreven ende onder-teeckent worden. 7.De Gouverneur sal her-stellen alle Privilegien ende oude her-comsten. 8.Dat de Generale Staten sullen moghen vergaderen so dickwils als het haer believen sal/ende by een blijven soo langhe als het haer goet dunckt. 9.Dat ten versoecke van een Provincie /de ander Provincien sullen moghen / jae moeten vergaderen/ sonder daer toe ghebodt of verlof van den Gouverneur te verwachten. {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (92) Nassovius, simul et Belgarum Rector in aulâ Regali jurant Bruxellis faedera firma, Gaudebant Cives augusta ea Principis ora CaesareumqƷ decus, curas assumere regni, ==} {>>afbeelding<<} {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} 10. [1578.] De Staten van de particuliere Provincien sullen moghen vergaderen/soo dickwils als het haer sal goet duncken. 11.Dat de Pacificatie van Gent in allen puncten sal onder-houden worden. 12.Alsser eenigē twist mochte rijsen op het uytleggen der woorden in de Pacificatie/so sal de interpretatie staen by de Generale Staten wettelijc vergadert. 13.De Gouverneur en sal geen ander Guarde of Lijf-wacht hebbē/dan de Statē hem ordineerē sullen. 14.Dat de Gouverneur met advijs van de Staten sal ordineren den Velt-Oversten/Admirael/Generael over 'tPeerde-volck/Velt-Marschalck/Colonellen/ende andere Bevel-hebbers van importantie. 15.Hy en sal gheen extraordinaris Crijchs-volck lichten / noch garnisoenen in de Steden legghen/ ten sy met wete ende consent der Staten. 16.Hy en sal genen Gouverneur over eenige Provincie stellen / dan met advijs ende consent van de Staten der selfder Provincie. 17.Jn tijden van oorloge sal hy alle saken van gewichte beleyden met advijs van den hoogen Crijchsraet/die hem van de Staten sal by-gevoecht worden. 18.Dat de Gouverneur/Colonellen/Capiteynen/ ende Officieren den Coninck/ende de Staten van den Lande sullen beeedicht wesen. 19.Die oock alle gaer sullen verplicht zijn alle de [1578.] voorverhaelde Articulen/als oock alle ende elcke Privilegie / Rechten / ende ghewoonten der Landen te helpen herstellen/oprechten/ende onder-houden. 20.Het oorloochs-volck sal so wel eedt doen aen de Staten/als aen den Coninck. 21.Dat de distributie van de penninghen tot den oorloghe sal gheschieden by de Staten. 22.Datmen sal met rechten rigeur voortvaren teghen die/die de wapenen teghen de Staten ende Vader-landt ghedraghen hebben / volghende de partije van Don Jan / in dese leste troublen. 23.Soo het gheviele dat de Gouverneur sijn beloften/belanghende de voor-verhaelde poincten/niet en hielde/het ware in het gheheele of ten deele: Soo en sullen de Staten niet ghehouden zijn hem langher te ghehoorsamen. 24.Dat de Casteelen noch niet geheel afgebroken/ volcomelijc sullen geslecht worden. Wat die aengaet/ die noch in haer geheel staen/daer van sal geordineert worden by advijse van de Generale Staten. Don Johan heeft geschreven/dat dese aenneminge van Hertogh Matthias tegen der Staten eedt was/ tegen den vrede/en̄ ooc tegē d'autoriteyt van den Coninck/also hy hier in niet verwillicht en hadde. Maer dit schrijvē wiert by de Statē weynich of niet geacht. Vana est sine viribus ira. De Prince van Parma comt by Don Johan/veel volcx mede brenghende / in Ianuario, Anno 1578. [1578.] HOe bedrieghelijck ende hoe listichlijck dat Don Johan met de Generale ende Particuliere Staten / als oock met sijne Princelijcke Excellentie van Oranien ghehandelt hebbe / heeft ghebleken uyt sijne afgheworpene brieven / ende het valsch onderteeckenen ende besweeren [1578.] der Pacificatie van Gent/ende andere onder-handelinghen / als mede door dien hy het Casteel van Namen verrascht/inghenomen/ende met Crijchs-volck beset hebbende/even wel door dese ende gheene inter- {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (93) Archiduci sese jungebat Parma, furentem Ultricem scelerum pestem juvat ardua regeri Suscipere imperia, aut bello vastare Brabantos Nomine quos primum, mox bello terret iniquo. ==} {>>afbeelding<<} {==276==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] pretatien ofte uytlegghingen de Staten heeft gesocht wijs te maken/dat swart wit/ende wit swart was: Maer nae dat de Hooch-gheboorene Doorluchtighe Vorst Matthias van Oostenrijck tot het Gouvernement der Neder-landen gecomen was/ so en heeft hy niet langer connen dissimuleren/maer is in toorn ende groote onverduldicheyt uytgheborsten/ ende heeft opentlijck vyandtschap den Staten ende Landen aenghesecht ende aengedaen / daer over oock de Staten zijn veroorsaeckt gheweest by openbaren Placcate/ (ghedateert den vii. Decembris, Anno 1577.) Don Johan te verclaren ende afte roepen voor openbaer vyandt van de Landen/ende Jnfracteur van de Pacificatie by hem soo solemnelijck besworen. Don Johan hadde algoet tijdt in den nae-somer verschreven ende te rugghe ontboden de Spaenjaerden ende Jtalianen / die hy uyt dese Landen te trecken bevolen hadde/ eer hy voor Gouverneur aenghenomen was/ maer sy en waren niet verder ghetrocken dan tot in Lombardien/ daer wachtende tot datmen haer wederom verschrijven soude / d'welck gheschiedt is doe Don Johan gheresolveert was met cracht ende ghewelt de Landen ende Steden van Neder-landt te becrijgen. Hy heeft al sijn Crijchs-volck vergadert in het Landt van Lutzenborgh/by Marche in famine. Hier is Alexander Farnese, Prince van Parma, met de oude Regimenten der Spaenjaerden ende Jtalianen in Ianuario by Don Johan ghecomen/die hem seer willecome was/ ende heeft hem met groote blijdtschap/caresse/ ende omhalsinghe ontfanghen/als Luytenant Generael over het gantsche Legher. Graef Carel van Mansvelt heeft oock Don Johan een groot deel Francoysen aenghebracht / over de welcke hy in Vranckerijc gecommandeert hadde. De Borgonjons ende Hooch-duytsche quamen oock al aen/soo dat het Leger van Don Johan is sterck gheworden/wel boven de sestien duysent te voet/ ende wel twee duysent [1578.] Spaensche en̄ Jtaliaensche Ruyteren. Hy hadde ooc tot sijnen dienste verwillicht den Grave van Barlaymont/met al sijn Sonen/t'samen cloecke Colonellen: Als ooc den Grave Peter Ernst van Mansvelt/ende veel andere Heerē en Edele/insonderheyt uyt de Walsche quartieren. Benevens de boven-verhaelde waren Don Johans cloeckste ende ghetrouste Raedts-Heeren in Crijchs-saken/ Octavio Gonzaga, Don Gabriel Nico, Doctor del Rio, Don Lopes, Don Piedro de Taxis, Caspar de Robles Heere van Billi/ de Colonel Montdragon, met de Secretarisen Escovedo ende Vasseur. Als nu Don Johan sijnen Leger gheformeert hadde/so heeft hy te Marche in Famine, Anno 1578. den xxv. Ianuarij een declaratie in drucke uytghegheven/ waer inne hy verclaerde/ dat hy de oorloghe nu aennam/om te doen onderhouden de oude Roomsche Catholijcke Religie/ ende behoorlijcke onderdanicheyt aen den Coninck/veel groote beloften ende toeseggingen doende die Landen/Steden/Dorpen/en̄ Crijchsvolcke /die sijne partije wouden by-vallen ende staende houden. Oock heeft de Paus Gregorius XIII. die Don Johan seer toe-ghedaen was / een Bulle ofte Croisade (gelijckmen eertijts pleech te publiceren/ als de Christenen te velde trocken om de Sarasijnen ofte Turcken te bevechten) laten drucken ende publiceren/ van dato dē xviii. Ianuarij, Anno 1578. Om daer mede so wel de Overste/als de gemeyne Soldaten/die haer in desen heyligen Crijch begeven souden/de vreese des tijdelijcken doodts/ende der eeuwighe verdoemenisse wechte nemen/op dat sy haer des te onversaechder in de perijckelen des doots werpen souden / haer gevende volle indulgentie ende vergiffenisse van alle hare sonden/ door Apostolische macht ende authoriteyt. De Soldaten souden liever des Paus gelt/ dan sijne benedictie ende indulgentien ghehadt hebben. {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} Slach te Gemblovrs tusschen Don Johans/ ende der Staten volck/ den XXXI. Ianuarij, Anno 1578. [1578.] DE Staten hoorende ende siende de groote toe-rustinghe die Don Johan maeckte /soo hebben sy sich oock wel eenigher mate daer teghen gherustt ende gewapent; Maer met sulck gheenen ernst noch yver als de noot ende gheleghentheyt waren heysschende. Vele meynden dat het ghenoech was defensive te gaen/niet offensive/de slaghen afkeerende / maer selfs niet lichtelijck te slaen. De Prince van Oranien riedt en dreef seere / datmen soude resolveren offensive oorloghe te voeren/seggende/ datmen beter ende lichtelijcker den vyandt uyt het lantslaen en keeren soude / dan hem daer uyt drijven als hyder diepe inghecomen soude zijn. Maer desen goeden raet des Princen en wiert niet na behooren in achtinghe ghenomen/om de jalousije ende groote afgunste die des maels vele onder de Groote gheschept hadden op den Prince / heel qualijck te vreden zijnde/ om dat hy Luytenant Generael vercoren was van Hertogh Matthia ende de Staten / d'welck hy doch langhe gheweyghert hadde aen te nemen. Doch soo vele isser nae veel vermanen en drijven der beste Patriotten / ghedaen ende te weghe ghebracht / datter aen der Staten sijde een velt-leegher is gheformeert. De Grave van Lalain wiert ghestelt als Velt-overste ende Generael van 'tvoet-volck/ ende de Burg-grave van Gent/Marquis de Robay, Overste van 'tPeerde-volck: De Heere van Goingnies Velt-marschalck: Ende Valentijn Depardieu Heere van Lamotte Overste van 'tGheschut. De jalousije op den Prince van Oranien is daghelijcx by de Groote ghewassen/d'een den anderen tot afval of cleyn respect van sijn persoon oprockende / alsoo dat/ als nu eenen tijdt lanck het Leegher by een vergadert was/ende in het landt van Namen gheleghen hadde / ende men daer mede wat meynde aen te vanghen tot dienst van de Landen/so [1578.] is vast elck een te soecken gheweest/ elck sijns weechs treckende. De Grave van der Marck/ Heere van Lumey (die den Prince een quaet herte toe-droech/ om dat hy hem eenen tijdt lanck hadde ghevanghen ghesett van weghen de wreedtheyt / die hy teghen de Papen ende Moniken bedreven hadde) was d'eerste die uyt het Leegher vertrock/ verlatende sijn Regiment. De Grave van Lalain/ (die ghehoopt hadde selfs Luytenant Generael te worden) volchde hem: Stracx nae dese vertrock oock de Burg-Grave van Gent/ om sijn Huys-vrouwe te gaen besoecken/die te Beuvrage by Valencijn was. Lamotte trock nae Brussel in sijn particuliere affayrnen. De Graven van Egmont ende Bossu / met noch andere/reysden nae Brussel op de Bruloft van den Heere van Berselle/die de Marquise van Berghen op Zoom/dochter van den Heere van Merode/troude. Soo datter van de Hoofden ofte Ghebieders in der Staten Leegher niemant en bleef/dan de Heere van Goingnies/ ende de Baron van Montigny/ des Graven van Lalains Broeder / des maels noch jonck ende onbedreven in Crijchs-handel: Ende de Heeren van Ballieul ende Hevre gebroeders / twee onde cloecke voorsichtighe Ridders/ die de sake wel meynden. Elck een van de voorverhaelde Overste/Ritmeesters/ende Capiteyns/insonderheyt die ter bruyloft trocken/namen eenen grooten sleep van Knechten en Peerden met haer/om statelijck aen de bane te comen. Daer mede dan het Leeger ooc seere geswact wert/d'welc doch oock al seer afghesleept werdt door de veel-voudighe veranderinge van Legher-plaetse: Eerst quam het te ligghen te Gemblours/ een Stadt drije mijlen weechs van Namen gelegen/ende vijve van Nivelle. {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] Van daer ist ghetrocken nae Templours/ van daer te S. Martijn/ van daer wederom te Gemblours/ om het selfde van daer dieper in Brabant te brengen. Doe der Staten Leger van S. Martijn na Gemblours marcheerde / soo heeft Don Johan het selfde van nae by sien trecken/staende op een bergsken/omcijnghelt van sijn Ruyteren en Soldaten/ van daer conde hy al het volck bescheydelijck sien trecken / niet eens in den sin hebbende slach te leveren/maer wel te schermutseren. Maer als hy sach hoe quade ordre datter in der Staten Leger was/alsoo dat de auant-garde ofte voor-tocht wel een mijle weechs voor de arriere-garde was/treckēde niet als of sy in 'svyants landt waren gheweest/ maer als of sy in veel mijlen weechs gheenen vyandt en hadden. Don Johan/de Prince van Parma/ Gonzaga/ ende andere Overste dit onordentelijck trecken siende/en̄ wetende dat vast alle de principale hoofden uyt het Leger der Staten vertrocken waren / hebben t'samen geresolveert dese goede occasie waer te nemen/ende der Staten Leger aldaer stracx te bespringen: Stacx vielen Parma ende Billy met al hare macht van Peerde-volck op der Staten Peerden in de Arriere-garde/d'welck so dapper aenginck / dat sy der Staten Ruyteren aen het wijcken/jae geheelijc op de vlucht brochten/ wijckende lancx den hoogen wech / ende dwers door haer eygen voet-volck brekende/ die sy niet alleen uyt hare slach-ordre en brachten/ maer gheheelijck over-liepen ende vertraden/ om haer selven te salveren/ want de Spaensche Ruyteren haer dapperlijck vervolghden. Stracx is Don Johan met de reste van al sijn volck/ op dese over-loopene Arriere-garde, (die gheheel in disordre was) ende oock op de Bataillie ghevallen / van alle canten die bestrijdende/tot dat sijn Peerde-volck/ dat der Staten Peerden wat nae-gejaecht hadde/te [1577.] rugghe comende haer oock op het lijf viel/waer door der Staten volck in heel corten tijdt gescheurt/geslagen/ende op de vlucht gebracht is. Daer bleef menich redelijck ende cloeck Soldaet/edel ende onedel: Doch de meeste moordt gheschiede onder de Schotten/ende onder het volck d'welc de Staten van Hollandt ende Zeelandt daer gesonden hadden/die langhst teghenhielden. De Auant-garde der Staten was wat naerder Gemblours/als de Batallie ende Arrie-garde. De Heere van Montigny siende hoe heet dat het met de Bataillie af-liep/so socht hy hem met eenich volck van de Auant-garde te stercken in eenige Hoven en̄ Boomgaerden dicht onder de Stadt van Gemblours gelegen: Maer siende dat het te vergeefs was/so nam hy de vlucht in de Stadt/met alle die hem conden volgen. Daer werden in dit gevecht der Staten volck afghenomen wel dertich Vaendelen/ ende vier Cornetten/ met al het Geschutt. Daer werden gevangen de Heere van Goingnies, die van dier tijdt af by de Spaenjaerden bleef: Jtem de Heere van Heure, ende Ballieal sijnen Broeder/met meer andere van qualite; Oock wel drie hondert gemeyne Soldaten/die by XX.XXX.XL.L. in de Mase geworpen wierden. De Heere van La-motte, ende de Colonel Balfour, haer vromelijck draghende/ ontquament al vechtende / doch Balfour was seer ghequetst. Dit ghevecht by Gemblours is geschiet den lesten Ianuarij, 1578. Don Johan sijn victorie vervolghende / nam 'sanderen daechs de Stadt van Gemblours in by compositie. Alle de Officieren ofte Bevel-hebberen/ ende Edel-lieden moesten haer ghevanghen gheven/ de reste ginghen uyt met witte stocxkens in de handt/ haer gheweer achterlatende. Vellei. paterc. lib. poster. c. 127. Etenim magna negotia magnis adjutoribus egent. {==279==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (94) Quot cineres stragesqƷ Ducum videre Brabanti Fama canit, Gemblours dicet, collecta virum vis Plurima quae cecidit, generoso pectore quamvis Obstiterint, pereunt tandem [certamine] longo. ==} {>>afbeelding<<} {==280==} {>>pagina-aanduiding<<} Het innemen van Sichem, ende andere Steden in Brabant / stracx nae de victorie by Gemblours/ Anno 1578. [1578.] DOn Johan seer yverich zijnde om sijn victorije te vervolghen/ ter wijle datter over al groote verslaghentheyt ende disordre in't Landt was/ is selfs met het principale Legher ghetrocken nae Leuven / welcke Stadt groot en wijt zijnde / doch niet sterck / oock niet ghenoechsaem met garnisoen versien / ende de Borghers verbaest wesende/ soo is de Magistraet Don Johan te ghemoete ghegaen/ hem de Stadts-sleutelen presenterende / ende ghenade versoeckende / welcke sy oock vercreghen: De Soldaten liet hy oock passeren nae Brussel. Stracx hier nae heeft oock Don Johan inghecregen Tienen, Aerschot, Tillemont, Reulx, Soignies, Bings, Beaumont, VValcourt, Maubeauge, Chimay, ende Leeuwe, alwaer hy weynich tegen-weere gevonden heeft. Nae dat het Legher in de voorsc. Steden een weynichsken gherustt hadde/ soo is het onder het beleyt van den Prince van Parma ghevoert nae Sichenen, gemeynelijck Sichem ghenoemt / een Stedeken in Brabant/ gheleghen op den vloed Demere/ een groote mijle van Diest/toebehoorende den Prince van Oranien. Jn dit Stedeken hielden garnisoen eenighe van der Staten Crijchs-lieden/ de Gouverneur was een Edel-man van het gheslachte van Liere. Het garnisoen ende de Borghers hielden haer soo mannelijck/ dat het wonder was/dat so een cleyn hoopken volcx/ in sulck een onsterck Stedeken/so groot gewelt heeft durven teghen-staen/vrymoedelijck ende ront uyt afflaende alle presentatie van appoinctementen. De Prince van Parma / die het beleyt ende hoochste ghebiet in dit Legher hadde/heeft de Stadt dapper doen beschieten/ende bresse ghemaeckt hebbende/heeft hyse bestormt: Die van binnen hebben den eersten/ooc den tweeden storm cloeckelijck afgheslaghen/met verlies [1578.] van vele Spaensche; Doch met den derden storm is dit valiante Stedeken vechtender hant inghenomen/ op den xxii. Februarij, alwaer de Spaensche doot geslaghen hebben alle die sy conden becomen. De Overste weken met eenich volck op het Casteel/meynende by dien middel haer leven te behouden/ maer het was al te vergeefs: Want de Prince van Parma seer vergramt zijnde om het groot verlies van sijn volc / ende om dat sy hem dus veel tijdts deden verslijten / heeft het Geschut voor het Casteel doen planten/ende heeftse so dapper beschoten/dat hyse gedwongen heeft haer over te geven in sijne handen/op ghenade ende ongenade. Hier is het seer deerlijck ende jammerlijck afgeloopen / met doot slaen/ ende ophangen/sonder genade/ insonderheyt met verdrincken in de Demer/twee ende twee aen malcanderen gebonden/ ende also met bijlen en sweerden nae het water gedreven. Mons de Liere met meer andere Officieren/ ende den Magistraet/ wierden in de deuren ende vensters van het Casteel ghehanghen/eenighe aen boomen. Daer en is schier niemandt met het leven van gecomen: d'welck eenen grooten schrick door het gantsche Lant brocht. Als de Stadt van Sichenen overweldicht ende met volck besett was/so is Don Johans Leger ghetrocken nae Diest, een Stadt in Brabant gheleghen/ toe-behoorende den Prince van Oranien/ghelegen op den water-vloed Demere/een mijle van Halen/ende drie van Tienen/het is een fraeye Stadt / ende groot van ghebiedt / sy is wel een halve uyre gaens groot in't ronde: Sy heeft aen d'een sijde drooge Grachten/ en̄ aen d'ander sijde weynich waters/sy is ront/sonder flanckeringe/ en̄ ontrent de selfde liggē verscheydene bergen en̄ hoochten/op welcker een Don Johan {==281==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (95) Max etiam invadit furiosâ mente SICHAENAS MAGNUS Jaudaci partos virtute triumphos Prosequitur, percunt demersi factibus omnes Quos non abstulerant glandesqƷ Mauritius encis. ==} {>>afbeelding<<} {==282==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] sijn Gheschutt plantte / waer hy de Stadt lichtelijck groote schade hadde connen doen: d'welck die van binnen siende/hebben sy haer overghegheven by compositie/d'welck de belegheraers seer wel quam/want de victualije begost haer te ontbreken. Noch heeft te deser tijdt Don Johan / Graef Carel van Mansvelt met een goet deel Ruyteren en Knechten gesonden nae Bouwines, een cleyn out Stededen/ gheleghen in de Provincie van Namen/ op de slijncke sijde van de Mase/ vier mijlen van Namen. Jn dit Stedeken was d'Heere van Estourmel [1578.] Gouverneur / die het Canon verwachtt hebbende/ ende gheen ontsett verwachtende / het Stedeken oock heel swack ende niet houbaer zijnde /so heeft hy het by appoinctement overgegeven. De Velt-overste nam twaelf Mannen gevanghen voor sijnen buyt/de treffelijckste die in de Stadt waren / de welcke hy op het Casteel van Namen liet voeren; De Soldaten die daer in lagen sont hy nae de Staten/met witte stocxkens in de handt/sonder gheweer of wapenen. Polijb. lib. x. Multo pluris invenias, qui victoriam sint adepti, quàm qui victoria recte sciverint uti. {==283==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe ende waerom de Jesuyten/ende eenighe Minne-broers uyt Antwerpen gheleydt zijn / den XVIII. Maij, Anno 1578. [1578.] DE Heeren Generale Staten hebben noodtwendich geacht / over alte doen publiceren/ dat sy/ tot ruste ende vrede in Landen en Steden/ ordineerden ende belastten/ datmen over al de Pacificatie van Gent van poinct tot poinct soude onderhouden/ als mede ende insonderheyt/dat niemandt met Don Johan/ ofte sijnen aenhanck / die vyandt van de Landen verclaert was/en soude correspondentije houden: Als oock/ dat sich niemandt / Gheestelijck of Weereltlijck/en soude verstouten te preken/noch te spreken schandaleuse woorden/ streckende tot seditie / ofte tot verminderinghe van het respect ende eere / die elck een den Arch-Hertoge/den Prince van Oranien/ende de Staten schuldich was: Oock was het der Heeren Generale Staten believen ende bevel / dat een yeder van wat staet ofte qualiteyt hy ware / de Pacificatie van Gent by solemnelen Edele besweeren soude/met de declaratie ende asseurantie daer nae ghevolght: Oock soude een yeder sweeren / den Coninck ende Arch-Hertoghe ghetrouwe te wesen / ende met lijf en goet te assisteren. Die desen eet soude weygheren / ofte uytstellen te doen / hielden de Staten voor vyanden/ ende teghens de sulcke wilden sy gheprocedeert hebben met bannissemente/ aentastinghe van goederen/of andersins/ ghelijck nae goeden rechte ende redene te behooren soude bevonden worden. Door desen middel meynden de Staten (die des maels noch meestendeels Paeps waren) de Roomsche Religie buyten Hollandt ende Zeelandt te versekeren. Dese declaratie der Heeren Staten was van dato den xxii. Aprilis, Anno 1578. Wt cracht der selfder is de Pacificatie van Gent / Vnie / ende naerder verbontenisse alomme gepubliceert / ende beeedicht geworden / selfs van vele aensienelijcke Gheestelijcke persoonen. Maer de Jesuyten [1578.] hebben alomme/ ende namentlijck tot Antwerpen / gheweyghert dien eet te doen/ segghende/ dat sy den Paus ghesworen hadden/ die Don Johans vrient was/ ende dede hem assistentie: Derhalven so en conden noch en mochten sy dien eedt niet doen. Als de Jesuyten hier inne persisteerden (niet teghenstaende groote ende verscheydene onder-richtingen van vele Prelaten ende andere treffelijcke persoonen) soo warender vele Borghers ende Jn-ghesetene soo op haer ghestoort/ dat sy wel lichtelijck de selfde met ghewelt souden aenghetast ende qualijck ghetracteert hebben: Maer dit is den volcke belett gheworden / door de goede ordre welcke de Colonellen der Borgherije ghestelt hebben. Doch alle de Jesuyten tot veertiene in ghetall / zijn/ uyt last ende bevel der Hoogher Overicheyt / op Pinxter-dach / den xviii. Maij, ter Stadt uytgheleydt / op 'tBier-hooft zijn sy t'schepe ghegaen/ ende van Antwerpen nae Mechelen ghevaren/ ende van daer voorts nae Leuven / daer Don Johan te ghebieden hadde. Dese Menschen / die haer selven afscheyden van den naem der Christenen / zijn eerst ten tijde van den Hertoghe van Alba in verscheydene Steden van Neder-landt ingheslopen/ ende in corter tijdt seer diepe daer in gewortelt / Mala herba cito crescit. Sy hebben t'Antwerpen ghecocht een seer schoon / groot / ende treffelijck huys/ghenoemt het huys van Aken, toe-behoorende 'tgheslachte van de Schetsen / die van Aken t'Antwerpen ghecomen waren / ende hadden dit statelijcke huys daer ghebout. De Jesuyten hebben 'tselfde seer bequamelijck tot haren gherieve gheaccommodeert ende gheordoneert: Jnsonderheyt nae dat sy seere gherijckt waren door de plunderinge ende {==284==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] roof van Mechelen/ ende van Haerlem/ende dat aldus: Sy predicten binnen Antwerpen seer ernstachtich teghen der Spaenjaerden onredelijckheyt / goddeloosheyt/ ende onmenschelijckheyt/ die sy te Mechelen bedreven hadden: De Spaenjaerden in hare conscientien dus aengheroert ende overtuycht zijnde/ maeckten op haer doodt-bedde den Jesuyten rijcke Testamenten/ soo wel van hare achterstedighe Gagien / als van hare Buyten / tot eenen versoen-offer voor hare leelijcke sonden / ende tot gherust-stellinghe harer beswaerder conscientien. Da tua dum tua sunt, post mortem tunc tua non sunt. De Minder-Broeders binnen Antwerpen vonden haer ooc beswaert den voor-verhaelden eedt te doen/ ende begeerden dach van beraedt/ die haer oock ghegheven is: Op alles wel ghelett hebbende/ ende bevindende [1578.] / dat de andere Bedel-moniken/Prelaten/ Canonicen/ ende andere Gheestelijcke persoonen desen eedt ghedaen hadden: Soo hebben sy dien oock ghedaen. Doch haren Gardiaen/ende noch achtien of neghentien weygherlijck zijnde / wierden oock ter Stadt uyt gheleydt. Dese Moniken tot op den derden dach in beraedt zijnde/ wat sy doen wilden / soo warender eenighe onder den ghemeynen Man/ende onder de Soldaten/ die ghewapender handt in het Clooster wouden breken/ ende de Moniken ghewelt aen doen/d'welck de Borgher-meester Straelen verhindert heeft met perijckel sijnes levens / want twee onbedachtsame Soldaten setten hem het roer op de borst/met de brandende lonte in den hane. Doch dese Soldaten wierden stracx aenghetast/ende zijn verwesen onthalst te worden. {==285==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (96) Ordo sacer MAGNUM proclamat sumere Ianum Arma inimica, negat Iesuitarum ordo profanus, Mox ergo patrijs excedere finibus illi Iussi abeunt, turbant cives, et federa pacta. ==} {>>afbeelding<<} {==286==} {>>pagina-aanduiding<<} Moniken te Brugghe ghevanghen / om dat sy de grouwelijcke sonde van Sodomije bedreven hebben. Anno 1578. [1578.] TE Brugghe is in den Mey seer groote ende grouwelijcke sonde der Franciscanen ofte Minder-broeders uytghebroken ende gheopenbaert/door de beschuldinghe van eenighe Leecke onder haer/die sy al te rigoreuselijck gecastijdt ende ghecapittelt hadden. Dese Leecke beschuldichden veel Moniken deses Cloosters van Sodomijtsche vuylicheyt. Alle de Moniken werden ghevanghen / ende gheexamineert: Eenighe hebben bekent ende beleden / dat sy hier schult aen hadden / namelijck tot vijfthiene toe. Dese oncuyssche boeven en souden in dese sonde niet vervallen zijn / hadden sy den raedt des Apostels Pauli ghevolcht/daer hy seyt/ Het is beter te trouwen dan te branden. Jn het Minne-broers Clooster in het welcke desen grouwel bedreven is / was des maels een besaemden Monick / gheheeten Broer Cornelis Adriaensz. van Dordrecht gheboortich / die het gantsche Landt door wel bekent is gheweest/van wegen sijne ongeschickte ende lasterlijcke predicatien/ in de welcke hy daghelijcx met groote onghestuymicheyt uytvoer teghen den Prince van Oranien/ de Staten/ Magistraten/ ende andere persoonen van aensien/ ende dat met leelijcke/ vileyne/ ongheschickte woorden en manieren [1578.] van spreken: Bou /ba/fy/fy/ey/ey/quamer wel hondert mael in een predicatie/ ghelijck een yeder die de selfde leest om corts-wijle (want tot dien eynde zijnse uyt sijnen mondt geschreven / ende in druck uytghegaen) bevinden sal. Desen fielt werdt ghemeynlijck ghenoemt Broer Cornelis de Geeselaer, om dat hy een ordre van devotarise hadde inghestelt / bestaende alleen uyt schoone jonge Vrouwen ende jonge Dochters / de welcke hy niet als tot nedericheyt ende ghehoorsaemheyt en vermaende/die so wijdt haer streckte / dat sy haer selven (wanneer hy het haer gheboot) moesten naeckt ontcleeden/ ende van hem geeselen laten/ haer wijs makende / dat de onnoselheyt haer naeckt moeste vertoonen. Als deses boeves oncuyscheyt van sijn eyghen devotarise gheopenbaert werdt / soo hebben de Magistraten/ om te bewaren harer Vrouwen ende Dochteren eerbaerheyt / over hem aen't Geestelijcke Hof gheclaecht. Hy is eenen tijdt lanck uyt Brugghe nae Yperen gesonden. Doch het is te vermoeden dat hy het daer daer niet veel beter ghemaeckt en heeft/ als hy te Brugghe ghedaen hadde. Si non castè, tamen cautè. {==287==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (97) Quid Monachi valeant olim videre Brugarum Cives, infandum Sodomae scelus, atqƷ flagellum Corneli, castè non vivunt hi Nebulones, Ast Domini tandem punit vindicta scelestos ==} {>>afbeelding<<} {==288==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe eenighe Moniken binnen Gent ghestraft zijn / om de sonde der Sodomije / den XXVIII. Iunij, Anno 1578. [1578.] ONtrent den selfden tijdt zijn oock tot Gent eenighe Moniken ghevanghen/ om dat sy beschuldicht wierden die leelijcke sonde van Sodoma begaen te hebben. Teghens haer is nae 'sLandts ghebruyck en rechten geprocedeert/ soo by den Hooch-achtbaren/ seer Wijsen Raedt der Stadt/ als oock des Geestelijcken Hofs: Oock hadde de Arch-Hertoghe Matthias hier toe ghecommitteert Meester Gillis Wijts / ende Meester Joos Huysman/ Raedts-heeren in den Provincialen Raedt van Vlaenderen: By den welcken sententie ghegheven ende uytghesproken is/den xxviii. Iunij, dat vier [1578.] Franciscanen / ende eenen Augustiner Monick / die dese leelijcke sonde begaen te hebben overwonnen waren/ opentlijck tot een schrick van alle Menschen souden verbrandt worden. Drie zijnder met geeselen vry ghecomen. Dese leelijcke daet heeft de Moniken soo stinckende ghemaeckt/ dat alle de vier Biddende Ordenen (begrepen in het woordt CAIM) uyt de Stadt van Gent zijn ghebannen. Op yeder een deser Moniken past seer wel het oude versken. Simplex apparet, simplicitate caret. Moniken en Baghijnen, Sijn niet soo heylich als sy schijnen. Le Moine, la None, & la Beguine, Sont fors pire que n'en ont la mine. {==289==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (98) Verae Relligionis, honesti cultor et aequi Caetibus his absit, qui rumpunt fraena pudoris, Arceto his juvenes, petulaus innata libido Quos vexat, talis sequitur mox paena nefandos. ==} {>>afbeelding<<} {==290==} {>>pagina-aanduiding<<} Executie over eenighe Sodomijtsche Moniken binnen Brugghe / den XXVI. Iulij, Anno 1578. [1578.] DE godtloosheyt die eenige Moniken binnen Gent bedreven hebben/is ooc binnen Brugghe gheschiet/alwaer den xxvi. Iulij, by sententie des Hofs ende des Magistraets/drie Franciscaner Moniken sijn verbrandt gheworden/ twee ghegeeselt ende ghebannen/ ende twee jonghe boeven/ met de welcke die oude desen grouwel bedreven hadden / zijn ter Stadt uyt gheleydt. Dese Moniken hebben beleden / gehoort te hebben/dat eertijts door eenighe Jtaliaensche Moniken sulcke afgrijselijckheyt in haer Clooster eerst ghebracht ende ghepleecht was. Wat hier van sy en weet ick niet: Maer dat weet ick wel / waren dese gesellen te Roome of in Jtalien in dese sonde bevonden gheweest / ten soude vermoedelijck met haer soo qualijck niet afgheloopen hebben/ als te Gent ende te Brugghe gheschiedt is/ alwaer / Godt lof/ de eerbaerheyt altijt wat meer plaetse gevonden heeft / als in Jtalien / insonderheyt binnen Roomen; Want wy lesen / dat eenighe Geestelijcke personen aldaer/boecken gheschreven hebben tot lof van de Sodomie / ende allerley ontuchticheyt/ ghelijck als onder andere Anno 1549. ghedaen heeft Ioannes de la Casa, Arch-Bisschop van Beneventen/ die in Jtaliaenschen rijm een boeck gheschreven heeft tot lof van de Sodomytissche sonde/noemende de selfde Een Goddelijck werck, ende segghende/dat hy daer in groot ghenoeghen hadde / ende dat hy anders geene by-slapinghe en ghebruyckte. Desen Ioannes de la Casa, is gheweest Deken der Apostolischer Camer/ ende Ambassadeur des Paus in't gantsche Veneetsche Landt. Het boeck daer in desen heylighen Man die grouwelijcke sonde prijst / is ghedruckt binnen Venegien / by den Drucker Navus ghenoemt. Jn het jaer 1558. ten tijde des Paus Pauli IIII. is te Bolonijen eenen gheweest/die openbaerlijck in de Scholen [1578.] op den Vastel-avonts dach rede hadde teghen het Houwelijck / ende prees hooghelijck de Sodomije. Petrus Ruerius, ende eenen Hieronymus, beyde Roomsche Cardinalen / hebben versocht van den Paus Sixto, dat hy haer gunnen woude in de drie heete maenden/als in Iunio, Iulio, ende Augusto, hare onnaturele ontucht met den jonghen ghesellen te moghen bedrijven. De Paus heeft op hare Requeste gheschreven/ Fiat quod petitur, als getuygen VVesselus Groningen. in tractatu de indulgent. Papal. ende Ioh. Balaeus. Ten is gheen wonder / dat de Paus Sixtus IIII. dit den boven-ghenoemden Cardinalen heeft toe-ghelaten / dewijle hy selfs daer van is beruchticht gheweest /ghelijck dit Epitaphium aenwijst. Paedico insignis, predo, fucosus, adulter, Exitiúmque Vrbis, perniciesque Dei. Onder den Paus Alexandro VI. heeft geleeft Petrus Mendoza, eenen Cardinael van S. Valentia. Desen heeft versocht van den Paus/om sijnen Bastaert-sone den Marquis van Zaneten tot sijnen wille in ontucht te moghen ghebruycken. Ioh. Bal. Onder den Paus Iulio II. heeft Anna Coninginne van Vranckerijck twee Edele jonghe ghesellen gheschickt tot eenen Cardinael/ ghenoemt Robertus Nantenensis, om van hem in goede seden onderricht te werden / maer hy heeftse in ontucht misbruyckt. Commentar. Magist. Paris. contra Luther. Noch eenen anderen jonghen gheselle uyt Duytsch-landt geschiede sulcx mede van eenen anderen Cardinael/ waer van Grebelius aldus schrijft: Venit in Italiam spectabilis indole rara Germanus: Redijt de puero mulier. Siet Balaeum in vita Iulij. {==291==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (99) Sic paedicones Monachi, gens faeda, procellis Ignitis paenas sceleris dedit exitialis, Quid si Roma pari tollat ratione Gomorrhae Foedos concubitus superaret laude Brugenses. ==} {>>afbeelding<<} {==292==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] Petrus Aloysius, des Paus Pauli III. Soon/ heeft vercracht ende in ontucht misbruyckt Cosmam Chierium den Bisschop van Fanen/ Anno 1547. Zegerus in Chronol. De Paus Iulius III. is oock van wegen dese sonde seer befaemt gheweest / ghelijck Vergerius getuycht / met dese woorden / Cum Iulius III. valde male audiat in hoc genere (paederastia scilicet) quod nunc attigi, ita ut neque à Cardinalibus abstineat, tamen ego illi peperci usque huc, quod ad teterrimam illam libidinem attinet. Van der Pausen ende andere Romanisten godloosheyt / Sodomitissche ende Gomorritissche sonde schrijft Vulterius aldus: Roma amor est. Amor est? qualis? praeposterus. unde hoc? Roma mares. Noli dicere plura, scio. Wat dese heylighe vaten hier van ordeelen of niet en [1578.] ordeelen/ dat is weynich te achten/ het vatt geeft uyt sulcx als het in heeft: Maer d'Apostel Paulus ordeelter aldus van Rom. 1.27. De Mannen het natuerlijck ghebruyck der Vrouwen verlatende, zijn door hare boose lusten in malcanderen verhitticht, Mannen met Mannen schandelijckheyt bedrijvende, ende de behoorlijcke vergheldinghe harer dwaelinge in haer selven ontfanghende: Ende ghelijck sy niet bedacht en hebben om Godt te bekennen, also heeftse Godt overgegeven tot eenen onbedachtsamen sin, op dat sy deden dat haer niet en betaemt. vers. 32. VVelcke Godes recht wetende, als dat die sulcx doen, den doodt weerdich zijn, en doen niet alleenelijck sulcx, maer hebben oock een wel-behaghen in den gheenen die het doen. Uerhael van de gheleghentheyt des Leghers/d'welck de Staten in het velt ghebracht hebben / ende hoe Hertogh Matthias het selfde besichticht heeft / den XIIII. Iulij, Anno 1578. [1578.] NAe den slach by Gemblours/hebben de Generale Staten wat beter beherticht den goeden raedt / die de Prince van Oranien haer voor lanck ghegheven hadde/dan sy daer te vooren ghedaen hadden: Sy hebben gheresolveert een goede offensive oorloge te voeren/ om den vyandt alle afbreucke te doen / ende soo het haer moghelijck ware hem t'eenemale uyt het Landt te verdrijven. Tot desen eynde hebben sy inghewillicht op te brenghen de somme van ses-mael hondert duysent gulden ter maendt / sonder de assistentie die de Coninginne van Enghelandt soude doen. Oock hebben te deser tijdt de Heeren Staten den Gouverneur Generael Hertoch Matthias gemaeckt een heerlijck tractement/ namelijck seven duysent gulden ter maent/ ende den Prince van Oranien Luytenant Generael twee duysent acht hondert gulden ter maendt. Daer is ghesonden [1578.] in Duytsch-landt / ende bestellinghe ghedaen tot aenneminghe van veel Duytsche Ruyteren / ende Voet-volck/onder het beleyt van Hertogh Hans Casimir / Phals-Grave by den Rijn /des Keur-Vorstes Frederici III. Soon / tot den welcken de Coninginne wel gheneycht was. Jtem onder het beleyt van den Grave van Swartsenburgh / Marquis van Havre/ Wolmerinc-housen / den Baron van Scenck/ ende Lazarus Muyller. De Coninginne Elisabeth heeft des maels tot stuyr deses Crijchs belooft te tellen tachtentich duysent Angelotten/ tot onderhoudt van vijf duysent Man te Voet / ende duysent Peerden: Jn de Obligatie die de Staten hare Majesteyt ghegheven hebben / staen dese uytghedruckte woorden/ Quod pro servitio Regis Catholici, & pro conservatione {==293==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (100) Milite conscripto belli Dux impiger armis, Adversis fictas acies concurrere signis Ecce parat, juvat et belli simulacra cientes Cernere ductores, equitum, peditumqƷ cohortes. ==} {>>afbeelding<<} {==294==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] Provinciarum in ejus obedientia Regina mutuo dederit, &c. De Staten hebben alle neersticheyt aengewendt/ om haer Crijchs-volck in eenen Legher by een te brenghen: Soo haest als het Peerde-volck des Graven van Schwartsenborgh / ende van Edel Hendrick/ Bastaert van den Hertoghe van Brunswijck / in de Langhe-strate in Brabant aenghecomen waren/soo hebben de Staten haer Legher-plaetse ghenomen tusschen Liere ende Herentals in Brabant/ daer een goet deel Hollandtsche / Enghelsche / ende Schotsche Regimenten by een ghecomen zijn / ende is tot Veltoverste over de selfde ghestelt Maximiliaen de Hennijn/ Grave van Bossu. Want den Grave van Lalain hadden de Staten ghecasseert / om dat hy sonder hare kennisse het Legher by Gemblours verlaten hadde. Den xiiii. Iulij ginck de Arch-Hertoghe Matthias desen Legher der Staten besichtighen/ ende in ordre stellen/ ende vondt gheraden/ op het advijs des Princen van Oranien / ende anderer Heeren/dat sy haer begraven ende beschansen souden by Rymenant / in Brabant / een mijle weechs van Mechelen gheleghen/ ende aldaer te verwachten den Hertoghe Casimir met sijn Ruyteren/die op den tocht was. De Francoysen die onder het ghebiedt van Hertogh Casimirus gehoorden/waer van de Heere van Argentlieu Overste was / die waren door Vlaenderen ghetrocken/ende waren ghecomen tot voor Antwerpn. Sijn Hoocheyt ende de Heeren Staten wouden geern gehadt [1578.] hebben/ dat dit volck stracx nae het Legher ghetrocken hadde / maer men condese hier toe niet verwillighen / overmits sy expressen last ende bevel hadden van haren Oversten Hertoghe Casimir/ hem in Gelderlandt te ontmoeten. Dat dit volck dus vaste bleef by den last van haren Oversten/ dat quam de Staten ende Landen heel qualijck/ want hadden sy in het Legher te Rymenant soo veel Voet-volcx nae advenant ghehadt / als sy Ruyteren hadden / sy souden Don Johan seer groote schade ende af-breucke ghedaen hebben. Der Hoofden ende Gebieders waren te veel. De Heeren Staten hebben oock/ op het aengheven des Princen van Oranien/ des Graven van Bossu/ ende des Borg-Graves van Gent / goet ghevonden te versoecken den Heere van La-Noüe tot Velt-Marschalck van haer Legher / zijnde gheachtt een van de Cloeckste / Wijste / ende Manhaftichste Crijchs-verstandighe van sijnen tijden/ ghelijck niet alleen sijn boecken/maer ooc sijn cloecke feyten in Vranckerijck/ ende in Neder-landt bedreven / hem getuygenisse zijn gevende; Hy heeft op het versoeck ende ernstich aenhouden der voorghenoemder Heeren/ dese commissie ende last aenghenomen / ende hy is in aller ijl tot dien eynde uyt Vranckerijck in Neder-landt ghecomen/ ende beleefdelijck ontfanghen. {==295==} {>>pagina-aanduiding<<} Campen by de Staten den eersten Iulii beleghert/ ende haer overghegheven den XX. der selfder maendt / Anno 1578. [1578.] ALs vele Neder-landtsche Steden haer selven in vrydom stelden / de Hooch-duytsche Soldaten uyt hare Steden coopende / ofte stootende / soo bleven ghelijcke-wel binnen Deventer ende binnen Campen noch eenighe stercke Vaendelen Hooch-duytsche / die aldaer wel ses jaer gheleghen hadden / voor de Pacificatie van Gent: Binnen Campen lach het Vaendel van den Oversten Nicolaes Polwijler/ ende Hans Casper Fons Compagnie/t'samen ontrent vijfhondert Man sterck zijnde. Sy wierden des te beter gheleden/om dat sy met den cost te vreden waren/ ende gheen extraordinarise ongheregheltheyt en bedreven: Oock soo hielden sy haer langhe als neutrael. Maer nae dat Don Johan de victorie te Gemblours bevochten hadde / soo verclaerden sy opentlijck dat sy het met hem hielden. Eenige uyt de Ridderschap ende Steden van Overyssel/beter Staets / als Spaens zijnde / sochten alle middelen om van dese Hooch-duytsche ontslaghen te worden: Haer docht dat de Grave van Rennenbergh, Baron van Ville, die doe Stadt-houder van Frieslant en̄ van Groeninger-lant was/haer hier toe seer dienstelijck soude wesen/daerom so hebben sy by de Generale Staten versocht / om hem tot haren Gouverneur te hebben/oock te ghelijcke om hulpe tot haerder verlossinghe biddende: De Staten hebben de Overysselsche geern haer versoeck ghegunt / Rennenbergh is het Gouvernement van Overyssel ende van Linghen ghegheven. Hy begon stracx te practiseren/hoe hy Deventer ende Campen soude verlossen van die Hooch-duytsche Spaens-ghesinde garnisoenen. Hem werdt alle hulpe van de omligghende ghebuyren toegheseyt/ als van Gelderlandt/ Hollandt/ Frieslandt/ jae daer werdt op eenen Landts-dach tot Zutphen/ den derden Iulij, door toe-doen van Graef Johan van [1578.] Nassou / Gouverneur van Gelderlandt/besloten ende verwillicht / dat de belegheringhen der Steden Campen ende Deventer / op ghemeyne costen souden uytghevoert worden. Rennenbergh hadde op Campen eenen aenslach/ eer hy eenich groot volck by den anderen conde brenghen/om alsoo dese Stadt/ware het hem mogelijck gheweest te verrasschen. Tot desen eynde hadde hy eenighe van sijne Crijchs-lieden in de Stadt ghesonden / ghecleedt als Coop-lieden ende Handt-werckslieden / die voor-hebbens waren de Wachters aen de Vene-poorte beck af te spelen / ende de Poorte vermeystert hebbende / Rennenberghers volck/ d'welck daer op lach te loeren / in de Stadt te laten. Maer desen aenslach misluckte/door dien eenen die dit volck in het Dorp Heerde ghesien hadde/ dat den Hoochduytschen aen-seyde / die ghewaerschout zijnde / wel op hare wacht ende gheweere pasten. Desen aenslach ghefalieert zijnde / soo is Capiteyn VVolter Hegeman, in die tijden een vermaert ende cloeck Crijchsman / met sijn volck nae de Stadt van Campen ghetrocken / ende heeft den aenvanck der belegheringhe ghemaeckt den eersten Iulij. Dese Stadt hadde des maels eenen schoonen hooghen muyr / met veelderley fatsoen van schoone toorens daer in ende daer aen constelijck ende cierlijck gemaeckt/maer sonder Wallen ofte Bolle-wercken / want die daer nu zijn / die zijn nae der handt aldaer ghemaeckt / ghelijck nu teghenwoordelijck / dewijle ick dit schrijve / aen de Vene-poorte een treffelijcke fortificatie gemaeckt wort. Tot belegheringhe deser Stadt heeft de Prince van Oranien Rennenbergh ter hulpe ghesonden Joncker Diederich Sonoy, Gouverneur van Noort-Hollandt/ {==296==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] met eenighe Neder-landtsche Compagnien. Sonoy daer ghecomen zijnde/begost stracx met Bergh-knapen te mineren/by de Haven/de selfde des maels ligghende sonder Gracht aen den Dijck. Het gheheele Leger van Rennenbergh en was niet boven de duysent Man sterck. Die van binnen vielen elcke reyse lustich uyt / daghelijcx met haren vyandt schermutserende/met verlies van beyde sijden. De Magistraet/ om de Soldaten des te beter in ordre te houden/ liet Clippinghen munten van goet silver / vier-cantich/ met Stadts wapen/van de weerde van twee en veertich stuyvers/de halve ende quaerten naer advenant/ en̄ daer op stonden dese woordē/Extremum subsidium. Rennenbergh hadde ses Cartouwen van Vtrecht ghecreghen/de welcke hy aen de Landt-sijde plantte/ ende schoot daer mede tusschen de Kalverecke ende Haghe-poorte / een bresse van drie en dertich treden lanck. De Magistraet siende dat de Stadts-gracht/ door het instorten des muyrs/bedeckt was/heeft den seventhienden Iulij aen Rennenbergh geschreven/ende begeert te parlamenteren/ d'welck geern aenghenomen is/ende zijn verdraghen/dat de Hooch-duytsche/ behoudens lijf en goet/ uyt de Stadt trecken souden/ [1578.] midts belovende / dat sy in drie maenden teghen de Staten niet dienen en souden/ des soudemen haer in sekerheyt gheleyden tot op des Rijcx bodem: De ghevanghens ten beyden sijden werden los ghelaten sonder rantsoen. De Stadt heeft haer begheven in de Vnie ende onder de ghehoorsaemheyt van de Generale Staten. De Hooch-duytsche zijn den twintichsten Iulij met pack en sack/ met Vrouwen en Hoeren/ met honden en hanen ter Stadt uyt ghetrocken. Dese Stadt soude des Graven van Rennenberghs ghewelt noch wel teghen ghestaen hebben / want sy hadden noch van alles ghenoech / ende de bresse was wel te repareren / maer sy en verstonden des maels den handel soo wel niet / als sy nae der handt geleert hebben; Oock vreesdender vele Casimiri comste/ die alreets in het Landt was ghecomen / met een groote heyr-cracht tot hulpe der Staten: Oock waren de Borghers hare Hooch-duytsche cost-gangers/ cloeck in't eten/traech in't betalen/ heel moede. Sint dier tijdt is die Stadt aen der Staten sijde getrouwelijck ghebleven. Campen, campt eenen goeden camp: Behoudt het gheloove, ende vvare Religie: So sal Godt voor u campen. {==297==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (101) Hinc terrisqƷ mari-qƷ quies, fortesqƷ Batavi, Menapij, Atrebatés, Frisij, dulcesqƷ Brabanti, Bello, animisqƷ pares, quaerebant otia soli Restabant CAMPI, cedunt virtute subacti. ==} {>>afbeelding<<} {==298==} {>>pagina-aanduiding<<} Schermutsinghe tusschen Don Johans / ende der Staten volck by Rymenant, den eersten Augusti, Anno 1578. [1578.] DEr Staten Legher by Rymenant /tusschen Mechelen ende Leuven/beschanst liggende/ ende Don Johan wel wetende dat sy alle daghe meer Ruyteren ende Knechten verwachtende waren / soo heeft hy besloten die te gaen bespringhen / eer het verwachtte volck daer by soude ghecomen wesen: Hy hadde corts nieu volck uyt Jtalien ghecreghen/tot versterckinge sijnes Legers/ soo dat den roep ginck / dat hy xxiiii. duysent Man te Voete / ende ontrent ses duysent te Peerde sterck was/meest al oude ervarene Crijchs-lieden/ende uytghelesen volck/maer andere meynen/dat hy nergens nae soo sterck en was. De Prince van Parma was Don Johans Luytenant Generael: Octaviaen Gonzaga / Generael over 'tPeerde-volck: Peter Ernst/Grave van Mansvelt/was Velt-marschalck/ De Grave van Barlaymont/ Generael van 'tGheschutt. Don Johan hadde in sijn Vaendels een Crucifix met dit gheschrifte/In dit teken hebbe ick de Turcken verwonnen, ende in't selve teken sal ick oock de Ketters verwinnen: Maer hy riep Harinck eer hy gevanghen was. Als nu Don Johan alles in sijn Legher beschickt ende gheordineert hadde/soo is hy den lesten Iulij met al sijn macht ghenomen ontrent Aerschot/ met voor-nemen om der Staten Leger te overvallen/ ofte tot den slach uyt te locken. De Grave van Bossu den eerstē Augusti door de wacht van sijn Peerde-volc veradverteert zijnde / datter ontrent elf ofte twaelf Cornetten Peerden nae der Staten Leger aen-quamen/met een groot Esquadron ofte slach-ordene Voetvolcx / die ontrent neghentich ofte hondert dicke in't ghelit trocken/soo heeft de Grave van Bossu belastt/ dat der Staten wacht soude achterwaerts deynsen/ tot een feker plaetse/daer hy vijf ofte ses hondert Archebusiers bestelt hadde/die lustich vier op de Spaensche [1578.] gaven/ maer sy wierden eyndelijck door de menichte harer vyanden ghedwonghen te rugghelen ende te wijcken/d'welck sy met goede ordre deden/sonder merckelijcke schade; Don Johan door het wijcken van der Staten volck moet crijghende / dede eenen gheweldighen aen-val op der Staten Ruyteren/ die dappere teghen-weere deden/maer moesten evenwel oock wijcken: Maer ghesterckt zijnde/keerden sy stracx wederom/so cloeckelijck/dat sy haren vyant deden de Heyde verlaten/ende wijcken nae seker Haghen daer ontrent. Don Johan schickte volck op volck / tot versterckinghe der gheener die te rugghe gheweken waren/hopende dat sy met ghewelt doorbreken souden / maer het was te vergheefs/ Bossu hadde eenighe Enghelsche Voet-knechten van Norrits Regiment (die maer een uyre te vooren in het Legher ghecomen en waren) met eenighe Schotten/ gestelt by een Rivierken/ om de Spaensche te keeren/ d'welck sy seer mannelijck deden: Oock dede Bossuys Gheschutt / daer de Heere van Crecques Generael van was/ uyt de beschansinghe seer wel sijn devoir/ als de vyandt wat te nae quam/schietende wel CXX. scheuten ter wijle dat dese schermutselinghe duyrde/ d'welck was van 'smorghens te seven uyren/ tot 'savonts tusschen vijf ende ses uyren/zijnde eenen seer heeten dach / soo dat de Schotten / ende andere/hare cleederen van het lijf wierpen/ ende vochten in hare hemden / die tusschen de beenen toe-bindende/ende sy deden sulcken devoir ende weere/als mogelijck mochte wesen / ten aensien van sulck een groote menichte/ ende dat het al ervaren Crijchs-lieden waren daer sy mede te doen hadden. De Colonel Johan Norrits heeft sich boven maten wel ghequeten / hem zijn {==299==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 102) Mox iterum saevis ardescere motibus omnes MAGNI belligerae peditumqƷ equitumqƷ cohortes; At miles peregrinus opimâ vincere praedâ Exultat, terris excedere jussit IBEROS ==} {>>afbeelding<<} {==300==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] ettelijcke Peerden onder het lijfdoodt gheschoten/hy viel even mannelijck op den vyant aen: Desgelijcx dede oock een Engels Capiteyn/Bingan genoemt: Als oock deden de Schotten onder Colonel Balfour/ende onder andere. De Fransche ende Neder-landtsche Soldaten droeghen haer oock cloeckelijck/ als Mannen toe-staet. Den grondt ende gheleghentheyt en was niet bequaem om de Ruyteren veel te ghebruycken. Don Johan ende de Prince van Parma/ zijn met haer gheheel Legher ontrent den avondt te rugghe ghetrocken/den selven wech dien sy gecomen waren/ achter-latende/ soomen gissede / acht of thien hondert Man/ ten is haer hier soo wel nae haren wensch ende vermoeden niet ghegaen/ als te Gemblours. [1578.] Eenighe blameerden den Grave van Bossu/ om dat hy sijn beschansinghe niet en verliet/ende met al sijn macht uyt en trock/ om sijnen vyandt te vervolghen / achtende dat hy lichtelijck Don Johan met sijn gantsche Legher soude t'eenemael verslaghen hebben/hy heeft het/soo eenighe schrijven / nae der handt beclaecht/ dat hy het niet ghedaen en hadde: Maer hy heeft het nae-ghelaten/om der Staten Legher/ daer des Landts welvaert grootelijck aen was hanghende / niet te hasarderen / ende om dat hy daer toe niet genoechsaem van alles/nae behoor/versien en was. Regium est bene facere, & male audire. Aencomste van Hertoghe Hans Casimir in Brabant/met veel Ruyteren ende Soldaten/ende hoe de Arch-Hertoghe hem wille-comt ende sijn volck besiet/den XXVI. Augusti Anno 1578. [1578.] GHelijck ick te vooren gheseyt hebbe / nae den Slach te Gemblours hebben de Staten Generael groote bestellinghe ende aenneminghe van Ruyteren ende Knechten ghedaen/ soo Vranckerijck / Enghelandt/ als in Duytsch-landt/ ende elders. Van den Doorluchtighen / Hooch-gheborenen Vorst Hertoghe Hans Casimir, is versocht/dat het sijne Vorstelijcke Doorluchticheyt woude ghelieven tot dienst der Generale Staten aen te nemen drie duysent Ruyteren/ende drie duysent Voet-knechten. Doch corts hier nae heeft de Coninginne van Engelandt raedtsaem ghevonden/dat Hertogh Hans Casimir/twee duysent Peerden/ende drie duysent Voet-knechten meer aennemen soude / als de Staten hem eerst gheschreven hadden/ het welcke hem soude beweghen in eyghener persoon afte comen/ om die te [1578.] voeren/ want de eerste bestellinghe niet groot ghenoech en was nae eysch ofte reputatie sijnes Vorstelijcken persoons. Maer hy heeft/ uyt goeder meyninghe/aenghenomen ende mede gebracht seven duysent Peerden/ ende by de acht duysent te Voete/daer onder waren vier duysent Francoysen Harquebusiers. Jn het aennemen van so veel Ruyteren ende Knechten/ als oock in het trecken nae Neder-landt/ is veel tijdts versleten. Als Casimirus aen de Frontieren van Neder-landt ghecomen was/en wilde sijn volck niet voorder trecken sonder gelt voor het overgetal der Ruyteren en Knechtē. Hier toe en wisten de Staten niet wel raedt te vinden/want al het gelt dat uyt Enghelandt ghecomen was / hadden de Staten {==301==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (103) Dux Nemetum Casimirus in auxilium Belgarum, Congregat aeratas nullo terrore cohortes, Et sumptis pariter se jungunt Teutones armis, Incolumes servent oppressos fraude Tyranni, ==} {>>afbeelding<<} {==302==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] door hare Commissarisen in de Franckfortsche Misse van Half-Vasten/doen tellen in handen van Hertogh Casimiri Commissarisen. De Coninginne van Engelandt en was niet te beweghen voor dat-mael meer gelts te gheven. Dit gelt soude moeten comen hebben van de contributien der Provincien / die haer onder malcanderen niet en conden verghelijcken/ om de groote jalousije die onder haer gheresen was. Hier over bleven dese Ruyteren en Knechten wel ses weken lanck den schoonsten somer-tijdt stille ligghen in de Graefschap Zutphen/ tot grooten over-last ende verderf des Landts ende der Boeren daer om her. Desen grooten hoop volcx hier aldus ligghende / soo isser allerley voorgheslaghen/ eenighe van meyninghe zijnde/datmender soo vele betalen soude/als de Staten eerst belastt hadden aen te nemen/ende datmen de andere soude laten te rugghe keeren. Dit dreven die insonderheyt die de Roomsche Religie toe-ghedaen waren/vreesende dat Casimirus, zijnde de Ghereformeerde Religie toe-gedaen/ ende de Prince van Oranien oock/ als mede ende insonderheyt oock de Coninginne van Enghelandt / (die nu tot Casimirus wel gheneycht was) lichtelijck tot nae-deel der Paeps-gesinde wat aenrichten souden. Casimirus heeft in openen drucke gheremonstreert/dat hy ghemeynt hadde den Landen eenen sonderlinghen dienst te doen / met het aennemen ende aenbrenghen van sulck eenen statelijcken hoop Ruyteren ende Knechten: Daer by voegende/dat hy oock om sulcx te doen van verscheydene daer toe versocht was. De Ghecommitteerde Staten waren seer perplex/niet wetende wat sy best doen souden/de Landen waren boven vermogen belastt /want sy hadden des maels in soldije (Duc d'Alencons volck daer onder gerekent / die nu oock in het Landt ghecomen was) wel twintich duysent Peerden / ende wel veertich duysent te Voete/ van alles wel versien/uyt-ghesondert van gelde/dat wel gheordineert/maer qualijck opgebracht wierdt/want de [1578.] Provincien om de jalousije die sy hadden/d'eene over den Hertoghe van Alencon/d'andere over dese groote macht Casimiri, hielden elck hare contributien in/ tot hare eygene beschuttinge/die van Vlaenderen tegen de Malecontenten/die van Arthois ende Henegouwe elders toe. De Staten Generael sonden Gesanten / schreven/baden/protesteerden/insonderheyt qualijck te vreden zijnde met die van Vlaenderen/(die het derde deel van alle der Landen contributien opbrengen moesten) als oock seer clagende over die van Arthois ende Henegouwe/die elck een achtste part te betalen hadden: Maer overmits behalven het achter-dencken dat d'eene Provincie op d'andere hadde/ daer oock eenen ongheregelden yver / ende verborgenen haet onder speelde; Soo was al het schrijven ende protesteren te vergheefs/daer en quamen van alle willighe Provincien in ses maenden maer vier hondert duysent guldens eens/ ende de costen van 'tgheheele Legher waren nu bedraghende neghen hondert duysent guldens ter maendt/ sonder de gagien der Soldaten die in Vlaenderen/Arthois ende Henegouwe garnisoen hielden. Eyndelijck hebben de Staten moeten gelt op-nemen/om Casimiri volck op den aentocht te crijgen/d'welck in Brabant /niet wijdt van Liere by het ander volck gecomen is den xxviii. Augusti. De Arch-Hertoghe Matthias, vergheselschapt zijnde met den Prince van Oranien/den Hertoge van Aerschot / ende andere groote Heeren/ heeft den Doorluchtighen Vorst Hertogh Hans Casimir ghewillecomt ende ontfanghen met groote eerbiedinghe/ alle de Trommelen ende Trompetten gheluyt gevende / al het grof Gheschutt / Musquetten / ende Roers los-schietende / ende andere Crijchs-triumphe in't velt bedrijvende. De quaet-willige Provincien/Malecontenten/en̄ Spaens-gesinde waren seer verblijdt als sy hoorden ende vernamen dat der Staten saken alsoo {==303==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] ghestelt waren/ gelijck ick stracx verhaelt hebbe/ende daer zijn des maels van eenighe Spaens-gesinde dese verskens ghemaeckt ende aen den dach ghegeven. Iam tandem venit nostras Casimirus in oras: Belgae exspectarunt te Quasi-mira diu. At reor (ut montes parerent quasi mira tumentes) Quod paries murem vix, Casimire, tumens. Jmmers het schoone en̄ seer treffelijcke Legher der [1578.] Statē en heeft niets uytgericht/dan de platte Landen verdorven/ende daer en boven de selfde in seer groote schulden ende t'achterheyt ghebracht. Der groote Heeren en Hoofden (d'een treffelijcker van huyse en af-comste/als d'andere/) waren te vele/ende de jalousije te groot. Multitudo Imperatorum perdidit Brabantiam cum Flandria. Meenen ingenomen by den Heere van Montigny, Hooft van de Malecontenten, den 24. Septembri, 1578. [1578.] DOe de saken in Neder-landt soo schoon ende soo wel stonden/ dat de Staten lichtelijck Don Iohan met sijn Spaenjaerden/ Jtalianen/Albanoisen/ende andere vreemde Natien souden hebben connen vermeysteren/ ende t'eenemale te Lande uytstooten/ ende alsoo eene bestendige ende goede Jn-landtsche vrede onder malcanderen maken/soo is dit om-ghestooten ende te rugghe ghebleven door de inwendighe scheuringhen der Provincien van malcanderen/die/tot groot leet-wesen van vele vrome persoonen/ bevonden hebben warachtich te zijn het oude segghen/ Discordia res maximae dilabuntur. De Walsche Provincien waren male-content ofte t'onvreden / om dat over al by de Generale Staten ende Hertoghe Matthias, Religions vrede gheconsenteert was: Sy protesteerden daer teghen/lijf/leven/ eere / goet en bloet te willen waghen; Ter contrarie en wouden die van Gent gheen ander Religie / soo wijdt als sy te ghebieden hadden/ lijden noch dulden/ als die nae Godes woordt ghereformeerde. Sy hebben de Cloosters ende Kercken der Paus-ghesinde ghebroken/ende de Geestelijcke persoonen uyt Gent/ ende oock uyt meer andere Steden in Vlaenderen gewesen/haer [1578.] alleen gevende eenich onder-houdt/voorwendende dat de noodt der oorloghe/als fortificatien van Steden/ende gagien der Soldaten/die vele waren/haer sulckes deden doen. Van de Clocken/Coper / ende Metael / d'welck sy uyt de Kercken ende Cloosters namen / hebben sy veel Gheschuts ghegoten/ de meubelen ende cieraet der Kercken ende Cloosteren hebben sy om een geringhes vercocht: De Bosschen ende Boomen der Cloosteren zijn by groote menichten afghehouwen ende vernielt. Desen yver sonder verstant of discretie/ en heeft niet alleen de Walsche Provincien bedroeft / maer oock de Staten der Landen / als oock den Hertoghe Matthias, ende den Prince van Oranien/ die alle moghelijcke middelen ghebruyckt hebben om dit heete vier te dempen/maer het was al te vergheefs. Eenighe Hoofden in Vlaenderen vermochten te vele by de Gemeynten/die lichtelijck tot op-roer/daer profijt mede gemenght was/ te brenghen waren. De gheveynsde Patriotten/ende ghespanioliseerde Neder-landers/ welcker heel vele waren/ hebben dese gheleghentheyt al te wel weten waer te nemen/om haere passien van eer-giericheyt/ {==304==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] en̄ wraeck-giericheyt in het werck te stellen. Een van de eerste/ soo niet de alder-eerste/die dese ghelegentheyt heeft waer ghenomen/is gheweest Valentijn de Pardieu Heere van La-Motte, Gouverneur van Grevelinghen, een sterck Stedeken in Vlaenderen/ Frontier teghen Cales. Van hem zijn in die tijden dese Verskens ghemaeckt/ Monsieur La-Motte Pour la bourse bon Patriotte: Tandis que la bourse durera, La-Motte bon Patriotta sera. Desen La-Motte, nae dat der Staten Legher voor Gemblours gheslaghen was/daer hy Generael over 'tGheschutt gheweest was/ door Vlaenderen treckende/so is hem daer erghens eenighe onweerdicheyt ofte schamperheyt aengedaen / d'welck hem seer verdroten heeft. Te Grevelinghe ghecomen zijnde/heeft hy hem volcomen meester van die plaetse/ ende van 'tgarnisoen ghemaeckt: Hy heeft hem heymelijck versoent met den Coninck / met volcomene macht / om oock andere daer toe te beweghen/d'welck hy lichtelijck heeft connen doen in de Walsche Provincien/daer veel Adels ende groote Heeren waren / als Montigni, Heze, Egmont, d'Alennes, Capres, Bours, die als Overste / Colonellen / Ritmeesters / ende Hooge Bewinthebbers langhe de Landen in hare crijghen ghedient hebbende / vrees den ende vermoedden/dat het Leger der Staten nu voortaen principalijc uyt Hooch-duytsche/ Enghelsche/Hollandtsche/ende andere Natien/ de Religie toe-ghedaen wesende / bestaen soude/ ende dat sy weynich groote Officien souden erijghen/ oock cleyn credijt souden hebben: Jmmers de sake is in corter tijdt soo verbittert / dat de een teghen d'andere tot handt-dadicheyt ghecomen is. Jn September laghender eenighe Walsche Regimenten te Gavre (den Grave van Egmont toe-comende) ontrent drie mijlen [1578.] van Gent/die daer ende daer ontrent de Huys-lieden grooten over-last deden met Brandt-schatten/ Vrouwen-cracht/oock hier en daer de Boeren doodtslaende/ / de Gentsche Quartieren af-heysschende in gereede penninghen de somme van drie hondert duysent gulden/dreyghende datse die van Gent wel haest souden leeren ter Misse gaen/ ende dat sy de ghevanghene Heeren souden comen verlossen. Dese wierden van die van Gent Pater-nosters Knechten, maer in't ghemeen male-contenten ghenoemt/welcken naem sy oock selve (als die haer seer wel paste) aennamen. Die van Gent zijn by den Hertoge ende Raedt van Staten over de foulen ende overlast der male-contenten seer clachtich ghevallen: Waer op sy geenen grooten troost en cregen/ maer haer werdt geantwoordt/ dat sy hare Quote van penningen souden op-brengen/ so soude daer in versien worden: Die van Gent wouden de male-contenten eerst gestraft en̄ verjaecht sien/ eer en begeerden sy van gheen Contributie tescheyden. Dit aldus staende/ soo sijn eens by nachte uyt Gent ghetrocken eenighe Ruyteren ende Soldaten/ die met den dach de malecontenten te Gavere in't Legher ghevallen zijn/ eenighe doot-slaende / ende ontrent vijftich binnen Gent ghevanghen brenghende/ meest in't hemde ende schier naeckt/want sy haddense uyt het warme nest ghedreven. Daer zijn nu en dan noch meer reconters ende schermutselinghen tusschen de male-contenten ende het Gentsche Crijchsvolck gheschiedt / ende die van Gent hebben eens de male-contenten uyt de limiten van Vlaenderen gedreven/haer vervolhende tot by Rijssele/nemende de Vrouwe van Glayon gevangen. Als nu de male-contenten dus met ghewelt elcke reyse bespronghen ende gheslagen werden/soo hebben sy oock dien van Gent/ ende hare aenhanghers / den crijch opentlijck aengedaen/af-loopende ende brandt-schattende veel rijcke {==305==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (104) Nec Mora, mox Miles malefidus non sine saevo Agmen agente Duce, haec MENENARUM moenia vastat, Et properat totam gladijs excindere gentem, Picta tabella refert, insani effecta furoris. ==} {>>afbeelding<<} {==306==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] ende machtighe groote Dorpen/als Belle/ Poperinghe / ende andere. Den vier en twintichsten Septembris heeft Emanuel de Lalain, Heere van Montigny, met eenighe Walsche Colonels ende Capiteynen eenen aenval ghedaen op Meenen / gheleghen op de Leye/ tusschen Cortrijck/Rijssel/ ende Armentiers/d'welck des maels meest openlach / want men was daer in't werck om dat te fortificeren ende met Bolle-wercken te stercken. Montigny hadde secreet verstant met den Pastoor ende Baillu van Meenen/ende noch eenighe andere daer binnen/die de Wacht/alsmen ter vroech-Misse luydde/hieten gaen rusten; De Malecontenten stracx daer op aen-vallende / vonden weynich teghen-weere: De Burghers die den alarm hoorende met haer gheweere uyt hare huysen op de strate quamen / werden stracx doodt gheslaghen / of in de Leye [1578.] geworpen ende verdroncken. De Male-contenten hebben het Stedeken gheplondert / daer sy grooten buyt cregen / want daer woonden veel rijcke Drapeniers/ ende wel tachtentich rijcke Brassers/ of Brouwers/ welcker Bier / ghenoemt Meenensche Kuyte, door de bequaemheyt van de Riviere / ghevoert / ende ghedroncken wierdt door gheheel Vlaenderen / Arthois/ ende andere Quartieren daer ontrent. Montigny noemde het Stedeken Meenen/sijn Conqueste / ende maeckte aldaer Sedem Belli, om daer uyt teghens die groote Stadt van Gent de oorloghe te voeren. Dit zijn wederom beginselen van groote elenden geweest/ jae de ruyne ende verderf van Vlaenderen ende aller om-ligghender Steden en Provincien. Il n'y a si grand, ne si sage, Qui du petit n'ait bien dommage. Hoe de Staten in onder-handelinghe zijn ghetreden met Dúc d'Alenson, die Bins inghenomen heeft / den 11. Octobris, 1578. [1578.] ALs de Groote van Neder-landt Anno 1577. onder malcanderen spraken van het verkiesen eenes Gouverneurs Generael over de Neder-landen / soo isser mede van verscheydene / die goet Frans waren / ghesproken van Francoys de Valois, des doe-maels regierenden Coninck van Vranckerijcr Broeder / die eenigen tijdt daer te vooren hem selven ende al sijn vermoghen den Landen vriendelijck aengheboden hadde. Eenen tijdt hier nae / als de tijdinghe van de nederlaghe der Staten by Gemblours in Vranckerijck ghecomen was/ soo heeft de Hertoghe van Alenson in Neder-landt aen de Staten ghesonden Monsieur de la Fougere, ende sijnen Secretaris/ om te betoonen sijn mede-lijden van [1578.] weghen haer verlies / ende om haer te ghelijcke aen te bieden sijnen persoon ende middelen tot harer hulpe ende bystande. Daer en is wel doe ter tijdt soo stracx op dese presentatie niet gheresolveert; Maer als alle saken in groote verwerringhe hier te Lande ghecomen waren/ ende men qualijc wist hoemen het Schip stuyren soude / om het selfde in een goede Haven te brenghen; Ende Duc d'Alenson Anno 1578. noch al continueerde in sijn voorighe beleeftheyt ende presentatie/so hecftmen op sijn persoon naerder gelett; Jnsonderheyt hebben de Walsche Provincien hier seere toe gheroept ende geraden/ende is nae verscheydene {==307==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (105) Languenti patriae magno discrimine belli, Auxilium nullus belli ut componeret aestus Fert, at Alenconii subito collecta virum vis Binchia vi pauco non milite moenia solvit. ==} {>>afbeelding<<} {==308==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] deliberatien de sake soo verre ghecomen/ datter by de Generale Staten besloten is / datmen in handelinge met den voorschreven Hertoghe treden soude/diemen hoopte dat meer by-vals ende aenhanghs (overmits hy met veel volcx hem presenteerde) crijgen soude/als Hertoghe Matthias, die sonder volck of gelt ghecomen was. Dewijle de Staten ende Provincien noch waren delibererende over dese groot-wichtighe sake/soo is de Hertoghe van Alenson / om sijnen grooten yver tot de Landen te bewijsen / met cleynen state ghecomen binnen Berghen in Henegouwe / den xii. Iulij, alwaer hy eerlijck van den Grave van Lalain, Gouverneur in Henegouwe / sijnen Compere, is ontfanghen/ ende oock seer beleefdelijck van wegen de Staten is ghewille-comt. Van daer heeft hy nae Antwerpen aen de Generale Staten gesonden den Heer Loys d'Amboyse, Marquis van Revel, Baron van Bussy, ende den Heere van Neuf-ville. Midler wijle hebben eenighe Regimenten van sijn Crijchs-volck/tot dienst van de Staten/ het Casteel van Havreh beleghert/beschoten / ende inghenomen / den 26. Iulij. Oock heeft sijn Alteze garnisoen gheleyt in de verlatene Steden Soigny, Reulx, ende andere daer ontrent. Duc d'Alensons Ambassadeurs eenighe dagen t'Antwerpen met de Staten ghesproken ende ghebesoigneert hebbende/ soo isser op den xiii. Augusti besloten / Duc d'Alenson aen te nemen / als Beschermer van de vryheyt der Neder-landen, teghen de tyrannije der Spaenjaerden, ende hare adherenten. Duc d'Alenson voor Bescherm-Heer der Nederlandtsche vryheyt aenghenomen zijnde / soo heeft hy/ nae luydt des Contracts met hem op-gherichtt/ ghesocht den Spaenjaert eenighe afbreucke te doen/ hy heeft sijn volck ghemonstert/ ende bevonden dat hy sterck was ontrent seven duysent te voet / ende neghen hondert te peerde. Men heeft stracx wel connen mercken/ dat dit de lieden met en waren/die Neder-landt uyt sijn elende verlossen souden/want het was [1578.] eenen hoop ongebonden ende onghereghelt volck/het schuym van de Leghers die de Jn-landtsche oorlogen van Vranckerijck ghevoert hadden / oock warender vele onder / die de moort van Parijs hadden helpen doen / Anno 1572. Met dit volc heeft Duc d'Alenson belegert de Stadt van Bins, of Binche, in Henegouwe / gheleghen op den arm van den water-vloed Haine, drie mijlen van Berghen. Het is een oude ende seer playsante Stadt/ eer-tijdes wel bewoont ende volck-rijck: Maer door de Fransche oorloghen alsoo gequelt ende verdruckt/ dat het meeste deel der Borgheren van daer nae Berghen met der woone getrocken is. Dese Stadt heeft Duc d'Alenson met sesthien stucken Gheschuts alsoo beschoten / dat sy haer nae veerthien daghen belegheringhe / namelijck op den vii. Octobris, heeft overghegheven in sijn handen/ alsoo daer gheen ontsett voor haer te verwachten en was / want Don Iohan even te dier tijdt ghestorven was. Overmits hy soo redelijck ende beleefdelijck met de Borgers ende Soldaten deser Stadt handelde/ soo heeft stracx daer nae Maubeuge haer over-ghegeven tot sijnen goeden wille/ d'welck is een Stedeken vier mijlen van Berghen gheleghen/ op de Riviere Sambre, die daer door loopt. Duc d'Alenson bleef nae dese victorien op de Frontieren van Neder-landt tot aen het eynde van December, de Staten door sijnen Ambassadeur Espruneaulx ontbiedende / dat sijnen Broeder de Coninck hem versocht in Vranckerijck te comen/ d'welck hy des te eer ende te meer gesinnet was te doen / om dat hy wel ghemerckt ende vernomen hadde/ dat eenighe ordeelden / dat sijn verblijfin Neder-landt den vredehandel tusschen den Coninck van Hispanien ende de Staten seer hinderlijck soude wesen / daer hy doch den Landen van herten sulck eenen vrede ende welvaert was toe wenschende/dat sy sijnen hulpe voort- {==309==} {>>pagina-aanduiding<<} aen [1578.] mochten ontbeeren/ daer hy verclaerde/ dat hy niet ghecomen en was / om sijn eyghen bate/ eere / of promotie te soecken/ als wel eenighe deden/ maer om de Landen uyt hare elende te helpen. De Staten wel wetende / dat Duc d'Alenson niet wel te vreden en was / datmen in gheen veerder onder-handelinghe met hem en was comende / soo hebben sy gesocht hem goet contentement voor sijn vertreck te gheven / hem belovende op het vlijtichste by de Provincien te sullen bearbeyden/ dat / indien hy met allen moghelijcken vlijt soude trachten te stillen ende te slechten de beroerten tusschen de Male-contenten ende Gentenaers/ tot dien eynde de Francoysen aftreckende van de Maleconten; Jtem/soo hy woude beloven in alle de Provincien ende Steden van Neder-landt de beyde Religien / soo veel het eenichsins moghelijck soude wesen/ te hantaven / ende dat den vrede met den Coninck voor den eersten dach Martij Anno 1579. ghetroffen wierde; Soo souden de Staten sijne Altese, die eere doen/dat sy by openbare publicatie souden verclaren/ dat de selfde het instrument ende veroorsaecker daer van was/ ende ter eeuwigher ghedachtenisse daer van / souden de Staten sijn beeltenisse van coper binnen Antwerpen ende Brussel / op de aensienelijckste plaetsen dier Steden/ doen oprichten / ende souden noch daex en boven alle jare met ses Gesanten/twee [1578.] Prelaten/ twee Edele/ende twee van wegen de Steden / in Vranckerijck senden / een gouden Croone / in de forme van Olijf-tacken ghemaeckt / met noch andere juweelen daer by / weerdich zijnde hondert duysent guldens / ende dat niet alleen sijn leven lanck geduyrende/maer oock beloofden sy sulckes te continueren op sijne wettelijcke mannelijcke lijfs-gheboorte. Maer by aldien de Coninck van Hispanien alle redelijcke conditien afslaende/ den vrede niet voort en ginghe / soo souden de Staten nae den verloopen tijdt/ den Coninck verclaren vervallen te wesen van het recht d'welck hy over dese Landen hadde / ende de Ondersaten hares eedts ontslaghen wesen: Ende dat sy alsdan terstont met malcanderen souden beramen sekere conditien / op de welcke sijn Altese voor Souvereyn ende Heere der Landen soude aenghenomen werden. Duc d'Alenson hier aen een goet ghenoeghen nemende/is op het eynde van December met sijn Crijchs-volck nae Vranckerijck gereyst/den Staten in handen stellende Bins, Maubeuse, Beauvois, ende tCasteel Temnon, hy heeft oock den Franschen Colonel Combelles bevolen / dat hy met alle de Francoysen die onder sijn ghebiedt stonden / de partije der Malecontenten stracx verlaten souden. {==310==} {>>pagina-aanduiding<<} Beroerten binnen Atrecht, ende onthalsinghe van Nicolaes Gosson, den XXVI. Octobris, Anno 1578. [1578.] NEvens andere Heeren ende Edele / die haer met den Coninck heymelijck versoent hebben / is oock gheweest de Heere van Capres, Gouverneur van Atrecht/Hooft-stadt van Arthois/ onaenghesien dat hem van de Spaenjaerden sulck een d'espit ende cleynicheyt is aenghedaen gheweest/doe hy ghevanckelijck werdt ghebracht op het Casteel van Antwerpen / ghelijck ick boven verhaelt hebbe. Hy heeft allen vlijt ende neersticheyt aenghewendt/ om dese Stadt (daer de gheheele Provintie van Arthois d'ooghe op hadde) te versekeren voor de male-contenten. Hertoghe Matthias hier van verwitticht zijnde/heeft des Heeren van Capres ende sijner aenhangheren voornemen ghepoocht te breken/ latende eenighe Prelaten/ Officieren/ ende persoonen van qualitè, die tot scheuringhe geneycht waren/ ghevanckelijck nemen door de goet-gesinde Borgers; Daer benevens ordonnerende ende bevelende den Heere van Capres, ende den Magistraet van Atrecht/ dat sy in hare Stadt souden oprichten een Collegie van vijfthien Notabele / diemen nemen soude uyt de vijfthien Vaendelen der Borgheren/ welcker ampt soude wesen sorghe te draghen voor den welstant/ruste/ ende vrede der Stadt / ende versekeringe der selfder in de Vnie met d'ander Provincien. Dit is den Heere van Capres ende andere seer teghen de borst gheweest / ende hiclden teghen soo langhe als sy eenichsins conden / doch eyndelijck hebben sy daer in moeten verwillighen / dewijle den Hertoghe enckelijck hebben wilde dat het gheschieden soude. De persoonen die in dit Collegie ghesett werden/ waren dese / Robert Bertoul Heere van Halenghes, Nicolaes Gosson, een treffelijck Rechts-gheleerde/Guliame Caulier Heere van Belacourt, Pierre Bertoul Heere van Bois-Bernard, Iaques Moullot, beyder Rechten Licenciaet/ [1578.] Ioan Caffart, Ontfangher Generael van den Burg-Grave van Gent / Robert Vassal, Nicolaes Denis, Loys Roche, Iean VVidebien, Heere van Jumelle /Ioan Pottier, Morand Camp, Sebastiaen Chocquet, Vincent Vlaemijnck, ende Robert Penin, Procureur. Onaenghesien dat dese vijfthien Mannen haer gheensins en staken in het ampt des Gouverneurs / noch oock des Magistraets / so en hebben die even wel de selfde niet connen lijden / maer sochtense in den haet te brenghen by de Borgherije / om dat sy haer hinderlijck waren in het volbrenghen des quaden aen-slachs daer mede sy swangher ginghen. Want dese vijfthien Mannen vermaenden en baden daghelijcx de Borgherije tot eendracht/ ende tot onderhoudinghe van de Vnie met de ander Provincien/ haer voor ooghen stellende wat elende en̄ jammer dat haer boven het hooft was hangende / indien sy haer afscheurden van hare nae-buyren. Het is ghebeurt den xvii. Octobris, dat de Magistraet alle de Borghers aen het Stadt-huys te comen ontboden heeft / aldaer in wapen ende op de wacht ordonerende de ghesworene Schutterije: D'welck d'ander Borghers siende/soo hebben sy wel ghemerckt datter wat besonders omgaende was tot naedeel der Stadt. Haerder eenighe met eenen besonderen yver en̄ vrymoedicheyt ontsteken zijnde/ maecten haer meester van het Corps de guarde der Schutterije (d'welck sy des te beter conden doen / overmits den roep ginck / datse Ambroise le Duc, Wacht-meester / ende de Ruyteren aen hare sijde hadden/) ende voorts ginghen sy nae de Camer daer de Magistraet vergadert was/ dien ghevanghen nemende / sonder dat yemant haer sulcx verhinderde: Dese stout-moedighe Borghers en beschadichden niemandt. Den {==311==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (106) Regnandiquos tum vexat furiosa libido Atrebati, Cives paci patriaeqƷ studentes Obruere, et jugulum morti praebere, furore Nobilium Gosson perijt sub judice iniquo, ==} {>>afbeelding<<} {==312==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] Provincialen Raedt van Arthois hier aen een groot mishagen hebbende/heeft soo veel te weghe gebracht/ dat den grootsten deel der Burgheren ghewapender handt / ende met vliegende Vaendelen (het garnisoen sich neutrael houdende / ende het spel aensiende) den Magistraet verlost ende in vrydom ghestelt hebben/ vier daghen nae haer ghevanckenisse. Capres quam stracx hier nae in de Stadt / wel blijde zijnde / dat het dus wel afgheloopen was / ende heeft hem beraden met den Magistraet / hoe sy haer best wreken souden over die Borghers die haer teghen waren: Sy hebben eenen voor-namen Borgher / die hare partije teghen was / stracx opghehanghen / ende sy hebben die vijfthien Gedeputeerde afghesett/doch eenen der selfder/ghenoemt Pierre Barthoul, eenen Man van seventich jaren/hebben sy den xxiii. October by nachte opghehangen / ende met hem den Advocaet Allard Crugeot, met veel toortsen en fackelen den nacht luchtende. Nicolaes Gosson, Vir bonus, & sapiens, linguaque & pectore verus Iustitiae cultor, rigidi servator honesti. een wijs ende seer gheleert Edel-man/twee en seventich jaer oudt / die de Stadt / ende het Landt veel groote diensten ghedaen hadde/werdt op het Raedthuys ghevanckelijck ghesett / ende was boven alle d'andere van Capres ende de andere afvallende ghespanioliseerde seer ghehaett / om dat hy stant-vastelijck gesustineert hadde/dat het die van Arthois geensins voorderlijck en conde wesen haer te scheuren van die van Vlaenderen / ende de Vnie te breken die sy besworen hadden: Dat sy behoorden te ghedencken hoe groot profijt / ende wat weldaden / dat sy menichmael uyt Vlaenderen / ende uyt Brabant ghetrocken [1578.] hadden: Tot de welcke sy altijdt haren toevlucht in tijdts des noodts plechten te nemen; Dat het soo veel was / als of sy met de rechter hant haren slinckeren arm afhieuwen / indien sy haer van die Provincien scheurden/ &c. Sijn vyanden hebben hem den xxv. October des nachts uyt sijn bedde doen rijsen/ende hem voor hare Vier-schare stellende/hebben sy hem doen aenclaghen/ als eenen Moeyt-maker/ ende verstoorder der ghemeyne vrede/ende verwesen onthooft te worden/ d'welck dadelijck gheschiedt is des nachts tusschen een en twee uyren op eenen Sonnedach/het gheheele ghedingh ofte proces maer seven uyren gheduyrt hebbende/ teghen alle ordre/recht/ende ghebruyck der Stadt. Vera loquens subijt constanti pectore mortem. Hier nae hebben die Male-contenten binnen Atrecht ghevanghen ghenomen Morand Camp, oock een van die vijfthiene / dien sy opghehanghen hebben/nae dat hy ses maenden lanck in een leelijcke ghevanckenisse gheleghen hadde. De andere van het Collegie der xv. hebben middelen ghesocht ende ghevonden / om haer met den Magistraet te versoenen: Doch Iean Caffart ende noch een van de xv. vluchtten by tijdts/sy zijn ghebannen/ ende hare goederen gheconfisgueert/ teghen de privilegien der Stadt / d'welck oock veel andere goede Borghers weder-varen is. Op dese maniere heeftmen gheprocedeert als Arthois / Henegouwe / Rijssel / Douay / ende Orchies haer ghescheurt hebben van d'ander Provincien: Gheen Steden in Walsch-landt aen der Staten sijde bestendich blijvende/dan Camerijc/ Doornijc/ ende Bouchain. Occasionem quaerit, qui vult discedere ab amico. {==313==} {>>pagina-aanduiding<<} De belegheringhe der Stadt Deventer, welcke de Staten inghecreghen hebben / den XIX. Novembris, Anno 1578. [1578.] SOo haest als de Grave van Rennenbergh te Campen ordre ghestelt hadde/ soo trock hy den derden Augusti voor Deventer / de treffelijckste ende grootste Stadt van Overyssel / met ontrent thien Vaendelen Soldaten / sy begonsten haer stracx te beschansen aen den Galghen-bergh. Dese Stadt was van provande ende grof Gheschutt wel voor-sien/ maer daer was weynich busse-cruyt in voorraet. Daer laghen in de Stadt vier Compagnien van Polwijlers Regiment / in alles sterck ontrent neghen hondert Mannen / oude gheoeffende Soldaten / over de welcke commandeerde eenen Capiteyn Hauringcourt. De Borghers waren meest voor en nae vertrocken/ ende die daer noch binnen waren / dien was meest het gheweere afghenomen. Rennenbergh dede stracx / nae het oude ghebruyck/ de Stadt opheysschen soo haest als hy daer voor ghecomen was: Maer overmidts sy goede vertroostinghe van ontsett van Don Johan ghecreghen hadden / ende sy noch luttel ghewelts saghen / soo antwoordden sy/datse de Stadt voor den Coninck wouden houden. Daer lach soo schoon een Brugghe over d'Yssel / streckende tot aen den Velu-soom / dat der ghelijcke naeu in gheheel Neder-landt en is. Dese heeft Hoopman Hegeman afghebrandt / op den eersten Septembris. Den neghensten Augusti werdender seven en dertich scheuten met grof Gheschut op de Stadt gheschoten / om die van binnen het ghebruyck des Noordenberghschen Torens te benemen / zijnde een schoon ende groot ghebou/ hebbende eenen Muyr die wel achthien voeten dicke is/ seer groot ende hooghe / soo datmen van den selfden alle gheleghentheyt rontomme ontdecken ende beschieten [1578.] can / van den welcken de belegherde groote schade in't Legher deden. Rennenbergh liet onder d'aerde nae desen toorn aen mineren / d'welck die van binnen ghewaer wordende door het uyt-draghen der aerde / doch niet eyghentlijck connende vernemen wat streke dat de Gravers namen / soo hebben sy rontom den toorn henen ghegraven / om harer vyanden Mijne niet te missen. Den derden Octobris zijn die van buyten soo nae in't graven by die van binnen ghecomen / dat sy malcanderen onder d'aerde met spiessen afreycken / steken / ende dooden conden: Sy hebben malcanderen met giftighe rooken en dampen daer uyt ghesmoockt. Nae der handt zijn sy noch tot verscheydene reysen in de Mijne aen malcanderen gheweest met spiessen / ende met roers. Midts de groote schade die desen toorn in der Staten Legher dede / gheboodt de Overste Sonoy / den twee en twintichsten Septembris nae de cappe des toorns te schieten / d'welck soo langhe duyrde / tot dat d'een sijde van de pilaren afgheschoten was / d'welck gheschiedt zijnde / soo viel de Cappe 'sanderen daechs met groot ghedruys nae buyten toe. Wat schade die van buyten deden met schieten/dat repareerden die van binnen wederom / dach ende nacht arbeydende: De Soldaten dwonghen de Burghers/ Man/ Wijf/ en Kindt tot den arbeyt/soo wel by nachte / als by daghe / die sonder eenighe discretie/ uyt hare huysen drijvende: Sy deden de Borgheren grooten overlast/ vallende by hopen in de wijn-kelkers/haer vol drinckende / ende dan noch wijn/ bier/ {==314==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] victualie/ende wat sy draghen conden/mede nemende: Sy hieuwen oock alle die schoone Linde-boomen af/die voor der Borghers huysen stonden: Alser alarm was/soo moesten alle de Borghers van de Straten/ doch altijt van de Vesten blijven/behalven als sy daer aen moesten arbeyden/ by pene van door-steken te worden: Als de belegeringhe wat geduyrt hadde/soo wilden de Soldaten alle de arme lieden / ende andere die haer onnutt waren/ ter Stadt uyt-drijven/ vreesende dat haer de victualie met der tijt ontbreken soude: Sy hebben oock al het silver ende gout/ uyt de Kercken/ Cloosters ende Raedt-huys genomen/ende hebben daer gelt van ghemuntt: Oock namen sy al het coorn ende victualie uyt de Cloosters/den Geestelijcken persoonen/cleen/ja geen respect toe-dragende. Hadden die van binnen veel dinghen van doen / die van buyten ontbrack noch meer / want overmits het belegh soo langhe duyrde/ soo wasser groot ghebreck van Gheschutt / Busse-cruyt / Pioniers / ende insonderheyt van gelt: Soo dat Rennenbergh ghenoech te rennen ende te loopen / te bidden ende te smeecken/ te sweeren ende te beloven hadde / om sijn volck contentement te gheven / ende by een te houden / daer in Seino van Dort, Heere te Dort, Lant-Drost der Graefschap Zutphen / de Drost van Sallant Oeneko Ripperda, de Drost van Vollenhove Iohan Sloot, Capiteyn Cornput, Hottinga, ende andere Capiteyns haer [1578.] devoor oock wel ende ghetrouwelijck deden. Doch alsmen in het Legher schier t'eynden rade was/ soo hebben de belegherde tijdinghe ghecreghen/dat Don Johan doodt was / ende dat haer ontsett te Lintdorp geslagen ende verstroyt was by Capiteyn Jan Stuper; Oock begonden sy de Borghers te vreesen/ overmidts sy soo grooten moet-wille over de selfde ghebruyckt hadden; Oock hadden sy weynich bussepoeder in voorraedt: Dewijle haer dan docht dat sy haer eere ghenoech ghequeten hadden/soo schreven sy den xiiii. Novembris aen den Grave van Rennenbergh / ende versochten stille-stant van wapenen om van verdrach te spreken / d'welck eerst den xix. ghetroffen is: Het garnisoen is uytghetrocken met toegheslagen Vaendelen/ende brandende Lonten/swoeren in drie maenden teghen de Staten niet te dienen: D'welck geschiedt zijnde/so zijnse des anderen daechs uytghetrocken/ met vry gheleyde tot Boeckholt op 'sRijcx bodem. Daer trocken uyt wel ses hondert ghesonde wel ghewapende Mannen/tot groote blijtschap ende verhenginghe der Borgheren. Rennenbergh dese eere behaelt hebbende / trock nae Antwerpen/daer hy van Matthia ende den Prince met groote eere is ontfanghen / ende ghewillecomt / ende is ghemaeckt hooft van de Financien. D'aventeur en gelt niet meer, Deventer bewaer' de Heer. {==315==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (107) Exserit ultrices dextras Deus, urbibus hostes Eicit, et solvit belli terroribus urbes, Turrigera ante alias pulsoqƷ DAVENTRIA gaudet Teutone, Renbergo portas reserare potenti. ==} {>>afbeelding<<} {==316==} {>>pagina-aanduiding<<} Afbeeldinghe / Gheslachte / Houwelijck / Leven / ende Gouvernement des Princen van Parma ende Plaisance. [1578.] NAe de doodt van Don Johan van Oostenrijck / is Alexander Farnese Prince van Parma ende Plaisance by den Coninck verordineert Gouverneur ende Capiteyn Generael over de Provincien ende Landen noch staende onder de gehoorsaemheyt van sijne Majesteyt. Anno 1578. den eersten Octobris, zijnde in Ianuario des selfden jaers te Marche in Famine in het Landt van Lutzenborgh by Don Johan aenghecomen met eenen grooten hoop Spaenjaerden ende Italianen. Deses Alexandri Vader was Octavio Farnese, Hertoghe van Parma ende Plaisance; Sijnen beste-Vader was Pierre Loys Farnese, des Paus Pauli III. Sone: Alexandri Moeder was Margareta van Oostenrijck/ Bastaert-dochter des Keysers Caroli Quinti, Regente der Neder-landen in den name des Conincx Philippi II. voor Duc d'Alve. Jn den jare 1565. heeft Alexander Farnese te Brussel getrout de oudtste Dochter van Don Eduwaert/ jonghste Sone van Coninck Jan van Portugael/genaemt Maria. Graef Peter Ernst van Mansvelt is met sijn Huys-vrouwe/ uyt last van Regente/in Portugael ghereyst/om de Bruyt te halen/de welcke hy in Novembri 1565. in Brabant gebracht heeft/daer sy met veel eer-biedinghe ende groote pompe ontfangen is. De Stadt van Antwerpen heeft den nieu-gehouden een seer costelije bancket gedaen/ daer het al van suycker gemaeckt ende gebacken was/met figueren/ hoe de Bruyt in Portugael was te schepe gegaen/de reyse over Zee/hare aencomste in Neder-landt/ende andere der ghelijcke Historien ende Poeterien. Op de Bruyloft des Princen van Parma waren ghenoodicht/ende verschenen oock/ de grootste ende treffelijckste Heeren ende Edele van Neder-landt/onder de welcke veel propoosten ende discoursen ghevallen zijn/belanghende de op-rijsende troublen ende den [1578.] staet der Landen / insonderheyt van de nieuwe Bisschoppen/Inquisitie / Placcaten van den Religionsdwanck / ende het Concilie van Trenten. Elck een van haer heeft beclaecht / dat dese schoone Nederlanden / soo vol en rijcke van Menschen / gelt en goet / souden gheruineert ende ten uytersten verderve ghebracht worden/ ende dat soo veel ghetrouwe ondersaten des Coninckx malcanderen souden comen te vermoorden ende doodt te slaen/ om dat sijne Majesteyt sich niet en conde een weynichsken buyghen ende neyghen/ om haer toe te laten 'tgheene sy soo ootmoedelijck waeren biddende ende versoeckende. Den Grooten ende Edelen heeft ghedocht/dat sy ten aensien hares eedts/ ende harer stammen/ schuldich waren dese sake te behertighen/ ende allen moghelijcken vlijt aen te wenden om dit quaet met behoorlijcke middelen voor te comen / waer op nae der handt noch veel beraedt-slaginghen ghevallen zijn/te lanck hier te verhalen. De Prince van Parma en is niet alleen gheweest een dapper Crijchs-helt met de vuyst / maer oock wijs/ voorsichtich/ ende abel in politijcke saecken ende in de Landts-regieringhe. Hy heeft om de Walsche Provincien contentement te gheven/ ende om het contract met haer opgherichtt te voldoen/ allenckskens de Spaenjaerden / Duytsche / ende Italianen uyt hare Steden ende Fortressen ghetrocken/ ende in de plaetse der selfder heeft hy van de ghetrouste Waelen gheleyt/ die hy wist dat van de weder-partije meest gheoffendeert waren. Doch het Italiaens Peerde-volck/ende de principale Hoofden der Spaenjaerden ende Hooch-duytsche hieldt hy by hem. Ende op een corts wist hy die Provincien in sule {==317==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (108) ALEXANDER FARNESIVS PARMAE ET PLACEN TIAE DVX, GVBERNATOR ET CAPITANEVS GENERALIS REGIONVM BELGICAR ==} {>>afbeelding<<} {==318==} {>>pagina-aanduiding<<} [1578.] eenen noodt te laten vervallen / dat sy consenteerden/ jae selfs versochten/datmen het vreemde Crijchs-volc wederom ontbieden ende in hare Provincien brengen soude: Ende midler wijle heeft hy hier door de herten der Heeren/Edele/ende Borgheren dier Provincien ghewonnen. Anno 1580. quam sijn Moeder in Neder-landt van den Coninck derwaerts ghesonden/om haer met behendicheyt wederom in het Gouvernement te brenghen/ende de Sone te laten behouden alleen het ampt van Capiteyn Generael/en̄ het beleyt van den Crijch: Dewijle vele achten dat de Moeder bequamer was om des Adels ende des volcx humeuren tot ghehoorsaemheyt des Conincx te brenghen / ende dat hy ghenoech te doen hadde met het voeren des Crijchs. Hy is sijn Moeder tot Namen te ghemoet ghetrocken/ alwaer sy met malcanderen wijtluftich van deser sake ghesproken hebben/maer de Sone en woude geensins [1578.] daer toe verstaen/dat hy sijn Moeder soude wijcken/ achtende hem selven wijs en cloeck ghenoech te zijn om de Landen te regieren/ende den Crijch te voeren. Met onwille den Prince van Parma hier toe te dwingen en vont den Coninck ende sijnen Raet geensins practicabel/ want hy hadder vele in de Landen ende onder het Crijchs-volck die hem seer toe-gedaen waren. Immers is de Hertoginne het naest-volghende jaer wederom nae Italien ghereyst/ende haren Sone is absolutelijck ende alleen Gouverneur gebleven xiiii. jaren lanck / ghebruyckende alle behendicheyt om alle mans gunste ende goeden wille te crijghen. Hy heeft den Coninck met sijn behendicheyt ende Hoofsche beleeftheyt meer dienst ghedaen/dan al de voorgaende Gouverneurs met hare Spaensche strengicheyt ende hoovaerdije. Qui velit ingenio cedere rarus erit. Hoe de Prince van Parma het Casteel Kerpen ende eenighe Stedekens heeft inghenomen. [1578.] DE Prince van Parma in het Gouvernement der Neder-landen ghetreden zijnde/is in den beginne van November Anno 1578. met sijn Legher de Mase by Ruermonde gepasseert/ passende op des Hertogen Casimiri volck / d'welck op sijn vertreck uyt Neder-landt nae Duytsch-landt stondt. Hy heeft / om den tijdt niet gheheelijck sonder vrucht te verslijten/Octavio Gonzaga Overste der Ruyterije/ende den Colonel Montdragon met sijn Regiment Waelen / ende daer by een goet deel Spaenjaerden/ ghesonden nae het Casteel Kerpen/ op den Cuelschen bodem gheleghen/twee groote mijlen van den Rhijn/ daer is een groot Dorp/ als een Stedeken/aen of nevens het welcke dit sterck Casteel leydt. [1578.] De Spaenjaerden meynden het met eenen aen-loop in te crijghen / maer het miste haer / want Capiteyn Biel, eenes Borghers Sone van Vtrecht / een van Graef Lodewijcks Capiteyns/ die daer op garnisoen was houdende/ heeft den Spaenjaert cloecke teghen-weere ghedaen/niet tegen-staende datter een goet deel van sijn volck op een convoy ghetrocken was. De Spaensche niet willende onverrichter sake aftrecken/hebben het Gheschutt voor dit Casteel geplantt / ende hebben het met twaelf stucken eenen geheelen dach lanck / aen drie sijden dapperlijck beschoten; Bresse ghemaeckt hebbende/zijn de Spaensche {==319==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (109) Illustris Dux Farnesio de sanguine PARMA, Ingentis belli turbatas caepit habenas Faelici auspicio primum fera bella gerebat, Arcem KERPENI superans, et moenia vastans ==} {>>afbeelding<<} {==320==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] met een furije aenghevallen/ ende hebben dit Casteel op den achtsten Ianuarij, 1579. stormender handt inghenomen. De Spaenjaerden hebben ghevanckelijck ghecreghen den Capiteyn/ met vijf en veertich Soldaten: De ses en dertich zijn stracx aen boomen ghehanghen: Corts daer nae is de Capiteyn in de Poorte des Casteels opghehangen/ ende nevens ofte ontrent hem de reste sijner Soldaten. Dit geschiet zijnde/is des Princen van Parma Leger [1579.] wederom over de Mase nae Ruermon de getrocken/ende heeft ingenomen Helmont/Weert/en̄ Faulquemont/daer ooc al het garnisoen opgehangē wert. Het schijnt dat de Spaenjaerden gemeynt hebben/dat het dus altijdt met haer voor windt voor stroom afloopen soude/sonder dat haer voortaen eenich onghemack of teghenspoet soude connen beyeghenen. T'zijn goe spillekens, die sachte drayen, en langhe loopen. Des Princen van Parmas tocht voor Antwerpen op Vastel-avondt / den tweeden Martij, Anno 1579. [1579.] DE Prince van Parma/nae het vertreck van Hertogh Casimirs Ruyteren/ meester van 'tvelt zijnde/ is den eersten Martij met Ruyteren en Knechten nae Antwerpen ghetrocken/ seyndende voor uyt Ian Baptista de Monte, met het Peerde-volck. Men meynt/ dat hy sich verlatende op eenighe intelligentie binnen de Stadt/ die haer niet gheopenbaert en heeft/desen tocht ghedaen heeft. Hy heeft eenigher Edel-lieden ende anderer huysen op den wech gheleghen/inghenomen/ende hy is den tweeden Martij ghecomen by Borgherhout/ 'twelck het naeste Dorp aen de Stadt is/ alwaer een goet deel van der Staten Crijchs-volc beschanset lach/ namelijck veertich Vaendelen/ van allerley Natien/ daer Generael over was de Heere van La-Noue, sorterende onder de Colonelschappē van Norrits, Argentlieu, Mouy, ende andere. De Spaensche hebben met der Staten volc wel twee uyren lanc dapper geschermutseert. Maer overmidts Parma veel stercker van volcke was als de Staten/ oock om dat der Staten [1579.] volck geen Ruyteren by haer en hadden/so moesten sy haer plaetse verlaten ende te rugghe wijcken/ onder het Gheschut der Stadt / d'welck sy met goede ordre al vechtende deden/nae dat sy Borgherhout in brande ghesteken hadden. De Borghers van Antwerpen waren wel ghemoedt / sy spanden de ketens/elck trock in sijn gheweer nae sijn alarm plaetse / ronde op ronde binnen de Stadt/ ende op de Stadts-vesten doende. Als de Spaensche binnen scheuts quamen/ soo heeftmen uyt de Stadt het grof Gheschut dapper daer onder laten spelen/ dat armen en beenen in de lucht vloghen/ evenwel duyrde dese schermutselinghe tot 'savondts toe/ als doen zijn de Spaensche te rugghe ghetrocken/ achter-latende wel vijfhondert Man/ ende van der Staten sijde blevender ontrent twee hondert. Hertogh Matthias ende de Prince van Oranien stonden t'Antwerpen op de Stadts-muyren of Rampart/ {==321==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (110) Hinc petit Anversam furioso milite PARMA, Implentur clamore viae, magnoqƷ tumultu Quâ data porta ruunt Cives, vis Principis illum Hinc cogit fugere, ast nonnullas perculit Urbes. ==} {>>afbeelding<<} {==322==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] ende saghen dit ghevecht aen / op alles goede ordre ghevende. Dese schermutselinghe gheeyndicht zijnde/ heeft de Magistraet van Antwerpen/ laten in der Stadt brenghen de ghequetste Capiteyns ende Officieren/ latende hare wonden verbinden/van ghelijcken is oock gheschiedt aen de ghemeyne Soldaten/so buyten als binnen de Stadt; Oock heeft de Magistraet eenighen die haer cloeckelijckst in dit ghevecht ghedraghen hadden/bedanckt ende vereert: De doode zijn eerlijck/nae Crijchs-ghebruyck/gheeerdet ende begraven. Des anderen daechs is Parma met sijn Legher vertrocken by ghebreck van lijftocht/nae Leuven/afbrandende ontrent Antwerpen eenige Meulens ende Huysen: Hy heeft beleghert het Casteel van Grobbendonck, gheleghen aen de Nethe/ toe-behoorende Heer Iasper Schets: Dit Huys heeft Parma met vier stucken grof Gheschut beschoten: Soo dat die daer in laghen/ haer by compositie moesten overgheven in sijn handen: Het Casteel staken sy in brandt: Parma heeft alle de Neder-landers/die daer in waren/ laten om-brenghen: Maer de uyt-landers/insonderheyt de Francoysen/ quamen vry/ op de bede ende versoeck van eenen Franschen Capiteyn/Serre ghenoemt/ die by de Spaensche diende. Dese trocken nae Herentals/ daer de Heere van La-Noue in was/om gade te slaen waer den vyandt neder-slaen soude/ende om den selfden soo veel afbreuck te doen/als hy conde. Corts hier nae isser eenighe beroerte binnen Antwerpen gheresen/door dien dat de Engelsche qualijck te vreden zijnde / begonnen te murmureren ende te [1579.] mutineren/om dat sy in langhe tijdt gheen betalinghe ghecreghen en hadden: Sy hebben die versocht by de Generale Staten/des maels binnen Antwerpen vergadert/die dit volck met beloften/ sonder gelt te gheven/ opghehouden hebben/ niet connende het Crijchsvolck betalen/ overmits de groote disordre in Vlaenderen gheresen/door dien de male-contenten het gheheele Landt in roere stelden/ roovende en brandende over al/ ende alsoo bedervende der Staten contributien. d'Enghelsche hare patientie verloren hebbende/soo hebben haerder ontrent veertich/als de Heeren Staten des middaechs uyt de vergaderinge quamen/ ghevatt ende ghevanghen ghenomen den Abt van S. Michiel/ een van de Staten / ende sy hebben hem tusschen haer/ midden door de Stadt gheleydt/ ende tot aen de Riviere ghebracht/daer sy hem in een schuyte setten/ daer sy haer volck in hadden/ sy staken van landt/ ende wouden hebben/dat hy haer beloven soude te betalen/ zijnde eenen seer rijcken Abt binnen Antwerpen/ of sy wouden hem over boort werpen/ ende verdrincken. Doch de Prince van Oranien/ende de Colonellen van Antwerpen sonden eenighe goede vrede-makers aen de Enghelsche/ die beloofden haer datse op eenen corts souden betaelt worden/ ende hebben alsoo den Abt uyt haere handen ghecreghen/ die wel blijde was/ dat hy uyt deses volcx handen ontcomen was/ haer niet houdende noch achtende voor Enghelsche/ maer voor Duyvelsche. Laesa patientia fit furor. {==323==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Prince van Parma de Stadt van Maestricht beleghert heeft/ Anno 1579. [1579.] ANno 1579. den xii. van Meerte is de Prince van Parma met sijn Leger voor Maestricht gecomen/een seer treffelijcke Stadt in Brabant gheleghen. Daer waren binnen dese Stadt/alser de Prince van Parma voor quam/thien hondert Soldaten/ Francoysen/ Enghelsche / ende Schotten/ ende ontrent twaelf hondert weerachtige Borghers/ onder twaelf Vaendelen. Daer waren inghevluchtt met Wijf en Kinderen/ ontrent twee duysent Boeren/ die seer goeden dienst ghedaen hebben/gheduyrende de belegheringhe: Sommighe der selfder werden gebruyckt om te graven ende te schansen: Sommighe hadden dorsch-vleeghels met yseren pinnen beslaghen/daer mede sy den vyandt op het lijf dorschsten/ als hy de Stadts-muyren beclom. Daer was voor Overste binnen een Edel-man uyt dat quartier gheboortich/N. Swartsenborgh van Herle genoemt/met eenighe goede Jngenieurs ende Werckbasen/ waer van de principaelste ende vernuftichste was eenen Capiteyn Sebastiaen Tafin, een Francoys/ die hem seer wel ghequeten heeft. Parma maeckte terstont twee Bruggen over de Mase/d'eene boven/ d'andere beneden de Stadt: Daerleyt een Eylandeken in de Riviere voor de Stadt/d'welc Parma ingenomen heeft: Maer daer op zijnde/wert sijn volc van die vander Stadt also beschoten/dat sy het wederom moesten verlaten. Hy heeft rontom de Stadt terstont met 54. stucken Gheschuts alle de Borst-weeringhen afgheschoten. Dit gheschiedt zijnde/ heeft hy op twee plaetsen sijn Batterije ghemaeckt/ eene aen de Brusselsche Poorte/ die naest Luyck leyt; ende eene aen d'ander sijde der Stadt by de Hooghe Poorte aen de Riviere/ alwaer oock Montdragon van over d'ander sijde van de Mase sijdelinghe in schoot. De Prince van Parma heeft met veel schietens den Stadts-muyr [1579.] om leeghe gheschoten/ maer stracx sach hy bescheedelijcken eenen nieuwen aerdenen wal van binnen daer teghen ghemaeckt/ met strijck-weeren ende Grachten wel versien. Den ix. Aprilis werter seer vreeselijck gheschoten/ soo wel op de oude Muyren/ als op de meuwe Wallen/van 'smorghens te vijf uyren tot na den noene. Nae dat Parma met veel schietens twee Bressen ghemaeckt hadde / soo heeft hy die beyde te ghelijcke doen bestormen ofte invallen / d'welck met een groote furie gheschiedde. Dewijle de Spaensche in't stormen ende vechten waren/ soo hebben die van binnen uyt eenen Toorn by de Bresse met Bassen ende Steen-stucken/ gheladen met naghelen ende ketenen/seer dapperlijck los gheschoten/ ende hebben de Spaenjaert groote schade ghedaen; Onder andere is aldaer doodt ghebleven Fabiaen Farnese, Broeder van den Bisschop van Parma/ met veel Adels/ die voor aen traden/ om hare couragie te betonen/ende om eere te bevechten. De Spaensche vielen soo dicke aen/ dat sy malcanderen hinderden/ ende maeckten dat de teghen-weere van binnen wel werckte. Soo haeft als het Regiment / of Tertio de la ligua aen de Bresse quam/ soo sachmen daer comen loopen eenen Man te peerde/en̄ stracx daer nae noch twee andere/ roepende: Victoria, victoria, victoria, Sant Iago, il Tertio de Lombardia è dentrò: Victorie / victorie / S. Jacob/ het Regiment van Lombardien is al in de Stadt/d'welck niet waer en was/maer dit was een Stratagema, om haer volck moet te maken / ende die van binnen vreese aen te jaghen: Aen d'ander sijde aen de Bresse werdt gheroepen/ dat het Regiment de Ligua binnen was. Maer met dit roepen heeft den Spaenjaert weynich voordeeel ghedaen/ghemerckt {==324==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] datter aen beyde sijden oudt ervaren Crijchs-volck was / die sulck roepen niet lichtelijck gheloove en gaven. Als de Spaenschen de Bresse beclommen / isser uyt de strijck-weeren soo dapper gheschoten / dat het schier al ter neder ghevelt wierdt watter quam: Die ontquamen / die moesten al cruypende lancx de treencheen haer ontstelen / ende nae veel aenvallen zijn sy te rugge getrocken: Daer bleven doot in desen storm/ als andere schrijven xv. Spaensche Capiteyns / ende meer warender ghequetst/vijf Vaendraghers doodt/ ende viere ghequetst / xiii. Jtaliaensche Capiteyns ende veel Spaensche ende Jtaliaensche Dons, so doodt als ghequetst / behalven wel drie duysent ghemeyne Soldaten / vele ghequetste storven oock corts daer nae. Parma dese groote schade in sijn volck gheleden hebbende / heeft maken laten een Catte of platte forme by de Brusselsche Poorte / van de welcke hy gheschoten heeft langhst de Straten der Stadt / die van binnen grootelijcx daer mede hinderende ende beschadighende: Nochtans en toonden sy gheenderhande teecken van vreese. Sy conden wel tot goede compositie gheraeckt hebben / maer sy en wilden gheen ghehoor gheven / soo op hope van ontsett/ als dat de vrede-handelinghe/daer over beyder sijdts ghedeputeerde binnen Cuelen doende waren/ eenen goeden voortganck hebben soude / tot haren troost ende verlossinghe. Voor de Brusselsche Poorte was een sterck Ravelijn [1579.] / daer Parma allerley ghewelt op ghebruyckte met schieten/ stormen / onder-graven/ en vuyr-wercken / daer voor hy alle daghe veel volcx verloor. Nae dat Parma vijf weken lanck alle ghewelt op dit Ravelijn ghedaen hadde / soo is hy daer eyndelijck meester van gheworden / daer mede hy die van binnen meest al hare strijck-weeren benomen heeft; ende is corts daer nae op de Stadts-muyren gheraeckt/daer sy met de belegherde schier handt aen handen vechten conden. De Heere van Hierges, Overste van 'tGheschutt / is hier doodt gheschoten. Als nu Parma dit Ravelijn in hadde/ende ghelogiert was op de Poorte ende Muyr van de Stadt / soo heeft hy voorts weynich ghewelts ghetoont met stormen/maer met gheduyrighen alarm heeft hy die van binnen ghematteert / moedeloos / ende crachteloos ghemaeckt / want sy gheenen tijdt hadden om te slapen of te rusten: Hy heeft veel schade ghedaen met mineren. Die van Luyck hebben hem ghesonden vier duysent mineurs ofte gravers / diemen achtt de beste van Neder-landt te zijn. Parma heeft / gheduyrende dit belech/ doen springhen xxii. minen/ ende heeft door middel der selfder onder d'aerde ettelijcke hondert Soldaten in de Stadt ghebracht/die meest verslagen werden. Homo homini lupus. {==325==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (111) Urbem divisi populi coluere Brabanti, Non nec EBURONES, medius fluit inter utrumque Mosa, Ducis premitur PARMAE obsidione, resistunt Unanimes patriae pro libertate potenter. ==} {>>afbeelding<<} {==326==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe Maestricht met ghewelt is inghenomen/ den XXIX. Iunij, Anno 1579. [1579.] GHeduyrende de belegeringhe van Mastricht/ hebben de Staten Generael / Hertoghe Matthias, ende de Prince van Oranien/allen vlijt ende neersticheyt aenghewendt / om de belegherde te ontsetten / zijnde door verscheydene Boden (onder den welcke nevens andere gheweest is Capiteyn Ridder) dickmaels verwitticht van den staet ende ghelegentheyt der belegerde/ als oock met vuyren/ roocken / noodt-vaendels / ende andere tekenen uyt de toorns: Maer sy en hebben soo veel machts/noch middels niet connen te wege brenghen/ om een proeve van ontsett te doen / onaenghesien dat vele vermoghende Coop-lieden / ende andere lieden van qualitè binnen Antwerpen ende elders / seer mildelijck tot aenneminghe van volck ter asistentie van de belegerde ghecontribueert hadden. Het ontsett deser Stadt werdt verhindert / insonderheyt door den afval der Walscher Provincien/ daer door de Contributien in Vlaenderen / ende elders te rugghe bleven / ende de Staten moesten meest al haer Crijchs-volck teghen La-Motte ende de afghevallene Provincien ghebruycken: Oock misten de Staten door dien afval ende scheuringhe der Provincien / de Regimenten van Egmont / Bours / ende andere: Parma lach oock so vaste van achteren begraven/dat het qualijck aen sijn Legher te comen was; De Staten en hadden oock daer ontrent geen plaetsen bequaem of dienstelije tot het ontsett deser Stadt. De Staten hoopten/dat de Commissarissen des Keysers/als mede de Keur-Vorsten van Cuelen ende van Trier (te Cuelen vergadert zijnde met veel andere Heeren / daer sy daghelijcx het schieten op de vrome Stadt en̄ Borgerije hooren conden) eenē Treves of stille-stant van wapenen soudente wege gebracht hebben/of ten minsten dat sy de Stadt van Mastricht in hare handen en bewaringhe souden [1579.] ghenomen ende als neutrael ghehouden hebben/ daer op de Ghedeputeerde der Staten te Ceulen seer aenhielden / ende verscheydene Ghecommitterde Heeren waren hier toe oock wel gheneycht: Maer den Hertoghe van Terra-Nova, die van des Conincks weghe aldaer was/antwoorde/dat hy wel last van den Coninck hadde/nopende den Vrede-handel/maer dat de Prince van Parma bevel over den Crijch hadde. Na lange uytstel werter van haer beyden geantwoordt/ dat sy tot geen Bestant verstaen en conden/overmits datter noch soo cleyne apparentie van Vrede was/en̄ dat by gebreke dat de Statē den rechten wech niet en wilden/so sy seyden: Men was niet gewoon Bestant te maken/dan op hope van Vrede: Ooc was den Coninc aen de Stadt van Mastricht te vele gelegen/dan dat hy die (welcke sy achtten so goet gewonnē te zijn) wederom verlaten soude/ te vergheefs soo veel brave Crijchs-lieden/ ende soo veel gelts en tijdts verliesende. Op den xxiii. Iunij haddent de Keyserlijcke Commissarisen/ende de aenwesende Vorsten soo wijt ghebracht/dat Parma soude verwillicht hebben / dat de Stadt haer soude overgheven in sijne handen/behoudens lijf ende goet/ende dat sy ghenieten soude sulcke Articulen van Vrede / als die te Cuelen souden ghemaeckt worden. Maer dewijle der Staten Ghedeputeerde daer van gheenen last en hadden / ende dat (sonder bestant te maken) den tijdt te cort was om aen de Staten Generael te schrijven/want de Stadt was doe in den uytersten noodt/ soo en dorsten sy die conditien niet aennemen; noch al hopende ende vertrouwende/ dat de Keyserlijcke Commissarisen/ende de Vorsten eenighen naerderen wech of middel tot troost der vromer Borgheren van Mastricht vinden {==327==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (112) Quanta fides populi pro Libertatia amore, Iam constat cunctis, ex haustis civibus, illâ Obsidione gravi, superantur milite PARMAE, Et pereunt miserè ferroqƷ et fluminis undis. ==} {>>afbeelding<<} {==328==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] ende beramen souden. Maer ten is niet gheschiedt. Hier en tusschen zijn die van Mastricht in den uytersten noot gecomen/door het menichvuldighe stormen/ sieckten/quetsuren/ ende ander onghemack: Daer en waren van de duysent Soldaten/gheen vier hondert die weere bieden conden: Haer ontbrack oock van alles/insonderheyt Busse-cruyt/ ende sy waren afghearbeydt; Sy merckten wel datter geen ontsett voor handen en was/ dan hoopten noch al dat te Cuelen wat goets voor haer soude ghedaen worden/ of dat de Prince van Parma haer een goet compositie soude gheven/die sy nu versochten/ende Parma gheliet sich daer toe gheneycht te wesen/daer door sy al vry wat tragher gheworden waren om tegen-weere te doen. Maer dese hope heeft haer bedroghen/ ende sy zijn eyndelijck vervallen in de handen harer vyanden/die ghelogiert ende begraven laghen op de Muyren ende Vesten harer Stadt/ daer die van binnen maer een Borst-weeringhe teghen en hadden/ soo dat sy dach en nacht scherpe wacht moesten houden/ daer sy luttel volcx toe hadden/sy en mochten van de Vesten ende Wachten niet gaen/maer aldaer moesten sy slapen ende eten. Het is ghebeurt den xxix. Iunij, dat 's morghens vroech eenighe Parmasaensche Soldaten van buyten over de bevestinghe ghemerckt hebben/dat de Wacht binnen van den slaep overvallen was: Parma dese occasie waer-nemende/dede sijn volck in alle stillicheyt aen allen sijden op-climmen/ende hy heeft also de Stadt ende Wacht verrascht / de selfde ongemoekelijck uyt den slaep weckende: Het wasser al masse, masse, slaet doodt, slaet doodt, daer en werdt niemant verschoont/noch Soldaet/noch Borger/noch Vrouwen/noch Kinderen/niemant en wasser vry/dan die ontvluchten/of haer verstakē. Daer zijn over de twee duysent ende vijfhondert. Menschen in dese furie doot [1579.] gebleven. De Borgers en Soldaten/ja selss de Vrouwen deden noch grooten wederstant op verscheydene oorden en plaetsen. Een groot deel vluchtten en liepen nae Wijck/ so datter op de Brugge sulc een gedrangh was/dat veel Mannen/Vrouwen/en Kinderen in't water ghedronghen werden: Jae vele niet wetende waer sy loopen/of haer bergen souden/spronghen in't water. Soo haest als Parma meester van de Stadt was/so heeft hy oock die van Wijck gedwongen haer over te geven/d'welck stracx geschiet is/overmits sy verbaest waren/ende geenes dincx provisie ofte voorraet en hadden. De Gouverneur is doot ghebleven: Capiteyn Taffin Ingenieur seer ghequetst zijnde/is gevangen genomen/ende Parma heeft hem om sijn wetenschap het leven gheschoncken. De elende die dese Stadt/(een van de stantvastichste ende strijdtbaerste van Neder-landen is over-comen/ en ware niet moghelijck te beschrijven. Daer en bleven in alles gheen drie hondert Borgers in't leven/ende die zijn noch nae der handt meest vertrocken/nae dat sy haer rantsoen betaelt hadden/d'een hier/d'ander daer/niet connende leven by de gheene die haer ende de hare gheruineert hadden: De Borgers uyt de Stadt treckende/hebben de Soldaten haer huysen afgebroken/ om brant-hout te hebben: Jn de plaetse der goeder Borgeren/zijn na der hant veel Luycker-Waelē comen woonen. Door dit belegh/d'welck vier maenden lanck geduyrt heeft/ is des Princen van Parmas volck seer geswackt ende gemindert/jae hy selfs is door de groote trauayllie ende vermoeytheyt in een groote sieckte vervallen corts nae dese victorie/so dat hy de selfde niet en heeft connen vervolgen/d'welck de Staten seer wel quam/ om ordre in hare saken te stellen. Victus flet, & victor non gaudet. {==329==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Grave van Egmont de Stadt van Brvssel verrascht ende inghenomen heeft / op den vierden Iunij, Anno 1579. [1579.] NAe dat die van Arthois ende Henegouwe van de Vnie waren afghevallen/so zijn oock in andere Provincien de gedachten van veler Heeren herten ontdeckt geworden/doende blijcken dat sy het niet met de Staten des Lants/ maer met de Spaenjaerden hielden. Een van de voornaemste/ soo niet de alder-voornaemste der selfder/is gheweest de Grave van Egmont, die sich veynsende goet Staets te zijn/ ghepoocht heeft de princelijcke Stadt van Brussel te brengen onder de gehoorsaemheyt des Conincx van Hispanien/om also de goede gratie des selfden te verwerven. Hy heeft ghemeynt op den vierden Iunij Anno 1579. sijn voornemen in het werck te stellen op dese wijse: Hy lach in de Stadt met een Vane Ruyteren/ ende hy was Overste van een Regiment Waelen/d'welck hy ontboden heeft ende bevolen in aller stillicheyt teghen den vierden Iunij in den Morghen-stondt voor Brussel te comen. Hy heeft het meeste deel sijner Ruyteren (onder decksel van te vernemen watter voor volck in't veldt was) haer te ghemoete ghesonden/met de reste bleef hy aen de Dobbrussel Poorte staen. Eenige van de Borghers die het goet meynden/ siende dit volck recht tot de Stadt aencomen/ wouden de Poorten sluyten/ maer Egmont heeft met schieten en slaen sulckes verhindert /ende hy heeft de Poorte/met het Bolle-werck daer aen ligghende/inghenomen/de selfde met sestich Man besett/ende dan in goede ordre nae de Marckt ghetrocken/ de welcke hy inghenomen heeft/de weghen en straten daer om her wel besettende/om niet overvallen te connen worden. Dit ghedaen zijnde/ heeft hy eenich volck ghesonden om het Hof in te nemen/d'welck sterck is/ende leyt aen d'een sijde van de Stadt. De Borgers op den Steen-wech nae het Hof gaende woonachtich/ wisten meest wat [1579.] datter gaende was: Daerom hebben sy elck hare Soldaten/die by haer ghelogiert waren/verhindert nae de alarm plaetse ende hare Vaendels te gaen/ sy hielden oock te rugghe/soo veel haer mogelijck was/ de Borghers die van de Gereformeerde Religie waren/ op dat Egmont des te onverhinderlijcker de Stadt soude connen vermeysteren. Maer des Gouverneurs Soldaten quamen hare Cameraden ende de goede Borgers op den Steen-wech so cloeckelijck te hulpe /dat sy de malecontenten te rugghe gedreven ende haer voornemen gestutt hebben. Daer zijn oock eenighe Borghers in der Stadt geweest die Egmont by-vielen. Maer de andere Borghers den alarm hoorende/quamen stracx uyt-geloopen met haer geweer/ sommighe maer half ghecleedt zijnde/ ende sy vocchden haer by het Crijchs-volck van Mons de Tempel, Gouverneur der Stadt. Sy hebben stracx alle de straten ende toe-ganghen tot de Marckt besloten met waghens/carren/stoelen/bancken/tafelen/ende allerley tuych dat sy eerst vinden en vatten conden/ ende stracx daer nae hebben sy de straten ende steghen nae de Marckt aen streckende/ opghegraven/ soo dat Egmont met sijn volck omcinghelt was/ende gheen uytcomste en sach. Als nu Egmont met sijn volc op de Marckt so besloten ende gebarriquardeert was/dat hy nerghens uyt-breken en conde: Soo is de Heer Bomberghe Colonel van de Borgherije met eenich volck nae de Poorte ghetrocken/die Egmonts volck in-hieldt/daer hy soo mannelijck op-ghevallen is met schieten en slaen/ dat hy meester van de Poorte gheworden is. Daer toe seer behendich ghebruyckende drie waghens met hoy gheladen/d'welck tot beneden op d'aerde hongh; Dese drie waghens waren vast {==330==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] ghemaeckt aen malcanderen/ende diese voort schuyfden schuylden achter het hoy/ soo datmen haer met schieten niet hinderen en conde. De Borghers ende 'tgarnisoen hebben twee daghen lanck Egmont met sijn volck op de Marckt besloten ghehouden/ ende indien Mons de Tempel ende andere Overicheden haer niet te rugghe gehouden en hadden/sy souden tot Egmont ingevallen zijn/daer uyt een groot bloedt-badt soude ontstaen hebben: De Borgers ende 'tgarnisoen saghen dat sy Egmont met de sijne als een muys in een valle besloten hadden/ ende dat hy haer niet en conde ontcomen: Maer de Gouverneur ende andere verstandige oordeelden dat dese honghere Malecontenten uyt desperatie haer liever doodt vechten/ dan in de handen van de Borghers overgheven souden. Andere waren van meyninge/datmen alle de huysen rontom de Marckt soude in brande steken/ om Egmont met alle de sijne te versmachten ende te verbrandden. Maer desen raedt dochte Mons de Tempel ende anderen Hoofden te heet te zijn / ende met al te groote schade vermenghelt/ daerom en wouden sy sulcx niet toe-laten. Egmont aldus op de Marckt besett zijnde / moest menighen schamperen scheut ende verwijt hooren/ hem toe-roepende/ dat het op dien selfden dach elf jaren waren, dat sijnen Vader op die selfde marckt van de Spaenjaerden (die hy nu diende ende gunstich was) onthalst was gheweest: Daer by roepende [1579.] / Breeckt maer twee of drie steenen op, ghy sult uwes Vaders bloedt noch sien, d'welck de Spaenjaerden vergoten hebben. Dese verwittinghen (vergheselschapt met den spijt dat sijnen aenslach niet voort en ginck) hebben hem de tranen uyt de ooghen gheperst. De Heere van Liesvelt Raedt van State/ende andere Gedeputeerde van Hertogh Matthias, ende van den Prince van Oranien/ hebben desen Crijch ter neder gheleght/ nae dreyghen en bidden over beyde sijden. Egmont perste den honger/ ende vreese die hy hadde van versch secours/ d'welck hy vernam dat uyt Mechelen quam tot hulpe van de Brusselaers. De Burgers lieten haer gheseggen om niet te staen in perijckel van bloedt-storten/ brandt/ plunderinghe/schofferinghe van Vrouwen en Dochters/ ende andere wreetheyt/ die den Crijch mede brenght. Jmmers isser eyndelijck veraccordeert/ dat Egmont met al sijn Crijchsvolck / ende de Borghers van sijn factie / sonder hinder of schade uyt de Stadt trecken soude/ d'welck gheschiedt is den tweeden dach nae dat hy daer binnen ghecomen was. Ende alsoo is dese alarm afgheloopen sonder bloedt-stortinghe / tot blijdtschap der goeder Borgheren/ ende tot groote schande van den Grave van Egmont ende sijne complicen. Vis consilij expers mole ruit suae. {==331==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 113) Dux Egmonde refers spolia ampla à Civibus Urbis Bruxellae, comite Hispano, cui fortiter ante Praebujt ipse PATER jugulum tuus, hacqùoqƷ sede, Ah scelus est GNATUM patricidis posse favere. ==} {>>afbeelding<<} {==332==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Schanse te Willebroeck over ende weder overghegeven / doch eyndelijck van de Staten inghehouden is. Anno 1579. [1579.] NEvens andere gedenck-weerdige exploicten die dit jaer van 1579. ghepasseert zijn/is het innemen / verlaten / vaste-maken / bevechten / ende in-houden der Schanse te VVillebroeck, d'welck een Dorp is in Brabant gheleghen/ alwaer vier Sassen ofte Sluysen van die schoone Vaert ligghen / die van Antwerpen op Brussel gaet/ welcke Vaert die van Brussel ghecost heeft wel achthien hondert duysent guldens / midts dat sy veel hoochten / heuvels / en berghen te door-graven hadden / eer sy de diepte conden crijghen. Dese Gracht ofte Vaert comt van de Stadt af tot in de Rupel/wel vijf mijlen weechs: Soo dat de Schepen van Brussel door dese Vaert comen in de Rupel/ van daer in de Schelde/ ende voorts in de Zee/ met groot gherief ende profijt van de inwoonders ende bywoonders deser Stadt. Door dese Gracht ofte Vaert loopen en vlieten verscheydene wateren / constelijck gheleydt zijnde / so datse van onderen in dese Gracht comende/ maken datse noch met modder / noch met slijck / noch met sant / niet vervult noch vervuylt en wordt. Te Willebroeck op het beginsel van de Brusselsche Vaert/ staet een Fort ofte Schanse / welcke die van Mechelen/ (nae dat sy / volghende den raedt van Mons de Bours haren Gouverneur / hadden verlaten de Vnie/ ende met Spaens garnisoen besett waren) hebben over-vallen / ende hebben in stucken gheslaghen alle de Sassen/daer mede men conde af-sluyten/af-laten/ in-nemen/ende op-houden het water der Brusselscher Vaert / zijnde costelijcke ende stercke structuren / als vier Poorten / die het water soo stouwen connen/dat het te Brussel in het beginsel van de Gracht/wel twee en veertich voeten hoogher is / dan aen 'teynde / teste Guicciardino in descript. Bruxel. Die van Mechelen hebben/ dese treffelijcke Sluysen in stucken slaende/ [1579.] aen die van Brussel ghewroken haren ouden wrock ende gramschap die gheresen was uyt het maken van dese Vaert. Overmits dese Schanse soo nae by Antwerpen ende Brussel lach/so en hebben de Spaensche of die van Mechelen/ de selfde niet wel connen provianderen/ also datter van alles in corter tijdt in ontbrack. Jn September hebben de Spaensche meynen victualie daer in te brenghen/ maer der Staten volck heeft haer sulckes te doen verhindert / d'welck veel cloecke Soldaten het leven ghecost heeft. De Hoochduytsche die in dese Schanse laghen/ dit vernomen hebbende / ende vreesende dach op dach van La-Noue beleghert/ofte veel eer dewijle hy haer so nae by lach/ overvallen ende verrascht te worden / hebben aen hare Overicheyt sulcx gheschreven / ende daer by ontboden / dat sy de Schanse die des maels niet sterck en was / niet langher en conden noch en wouden verdedighen teghen hare vyanden / ten waxe datmen haer stracx van alle nootdruft / in een belegherde plaetse behoefttich / versorghde: Gheenen troost noch ontsett crijghende / hebben sy de Schanse verlaten / vernagelende het Gheschutt/ ende sy hebben haer binnen Mechelen begheven. De Staten en hebben hier op niet gheswijmt noch gheslapen/ maer hebben stracx dit Fort wel besett met goet Crijths-volck / ende is alsoo hier door voor eerst de passagie tusschen Brussel ende Antwerpen ghevryet geworden. De Arch-Hertoghe Matthias, de Prince van Oranien/ende de Heere van La-Noue zijn stracx derwaerts ghecomen in eyghener persoon/ om dese Schanse ende alle ghelegentheyt daer ontrent te besichtighen: Sy hebben goet gevonden ende besloten/ datmen de Sluysen her-maken/ ende de Schanse verbeteren soude / tot verseke- {==333==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (114) Jam ductas in bella acies, atqƷ agmina vidit Hoc munimentum Nassovi milite faetum, Hostis adest, et iam plenis occurere campis, Sed frustra interreunt non pauci vulnere glandis. ==} {>>afbeelding<<} {==334==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] ringhe der Vaert / ordeelende dat sy soo wel ghelegen was natura loci, datmense schier onwinbaer maken conde. Hier door zijn die van Brussel seer versterckt/ ende die van Mechelen seer geswact en̄ benout/so dat sy nu eerst begosten de ooghen te openen / ende te sien/ hoe qualijck dat sy gedaen hadden/ haer soo lichtveerdelijck overghevende in handen van Parma / verlatende de Staten des Landts / ende hare goede naebuyren. De Prince van Parma dit alles hoorende ende vernemende/was seer qualijc te vreden dat sijn volck dese plaetse so leelijck verloopen ende verlaten hadde/ haer bevelende dat syse wederom souden gaen innemen/of dat hy haer straffen woude. Maer het was te [1579.] late / want het werck was al in defensie. Eenige Spaensche Compagnien hier om her swevende en̄ streupende/zijn vanden Ritmeester Mornault besprongen/ verslagen/ende verstroyt: Maer dewijle dit volc heel besich was in het plunderen van de doode/ende in het deylen des buyts / so zijn de verstroyde ende gevluchte Spaenjaerden vergadert/ ende sy zijn op Mornaults Ruyteren ghevallen / die sy so dapper bevochten hebben / dat sy de gheheele Compagnie te schande ghemaeckt hebben; daer bleven op de plaetse doot liggen veertich Ruyteren/de reste wert ghevangen/ Mornault ontquam. De oude hebben gheseyt: Ludit in humanis divina potentia rebus. Uan het innemen der Steden Cortriick ende Meenen. Anno 1579. ende 1580. [1579.] COrtrijck is een Stadt in Vlaenderen/ ghelegen op de Leye / die daer midden door loopt: Dese Stadt leyt Rijssel / Doornijck / Ypre/ ende Oudenaerde even nae/van elck vijf mijlen weechs. Dit is een van de oudtste Steden van Vlaenderen/ ende heeft oock een oudt Casteel/ende is al voor dese in-landtsche oorloghen tamelijck sterck gheweest. Dese Stadt heeft haer portie van onghemack wel gehadt/gheduyrende dese Neder-landtsche oorloghen. Het is geschiedt Anno 1579. dat de Heere van Alennes, Colonel van een Regiment Walsche Male-contenten, in garnisoen ligghende binnen Meenen/ eenighe correspondentie ghehouden heeft met den Heere van Pottels berge Bailliu van Cortrijck, ende andere die hem belooft hebben dese Stadt te leverē op den twintichsten dach Octobris. Pottels berghe heeft heymelijck den Schotschen Colonel Balfour dit laten weten/ [1579.] die met sijn Regiment ontrent Brugghe lach. Desen heeft sich seer behendelijck nae Meenen begeven/ende hy heeft seer gheluckelijck de Stadt/daer nu weynich garnisoen in was / besprongen ende inghenomen/des selfden nachts als Alennes uytghetrocken was/ende nae Cortrijck marcheerde / niet twijfelende of hy en soude de selfde incrijghen. Alennes tot aen de Grachten der Stadt gecomen zijnde/ ende de diepte der selfder peylende / soo was Pottelsberge in't opperste van den Tooren des Casteels/ om te luysteren of hy den alarm op Meenen conde sien of hooren. Hy riep de Schilt-wacht die op 'tBollewerck stondt/ en̄ vraechde/ of hy noch niet ghehoort en hadde? Niet wetende/ dat Mons d'Alennes met sijn volck soo dichte onder de Stadt was. De Schilt-wacht antwoorde over luyt Neen. Waer op de Bailliu seyde: Nochtans is den {==335==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (115) Non semper fortuna bona est, quandoque Noverca est, Exemplo Pottelsbergt, successibus audax Fallitur, ut cautè paulo ante fefellit Alennes, Moenia Cortraci qui milite vastat Ibero. ==} {>>afbeelding<<} {==336==} {>>pagina-aanduiding<<} [1579.] tijdt nakende. Alennes dese woorden hoorende/ende gheen ghewach vernemende van openinge der Poorten/of eenich teken/ghelijck hem belooft was: Soo begon hy achter-dencken te crijghen: Hy beraedtslaechde sich met sijn volck/ wat sy best doen souden? Dus in twijfel staende/hoorde hy den alarm te Meenen/ d'welck maer twee uyren gaens van Cortrijck en leyt. Doe merckte hy wel/dat hy bedrogen was/ d'welck hy stracx daer nae noch beter wijs wert/ alsmen uyt de Stadt met grof Geschut ende Musquetten hem groette. Hy trock stracx in aller haeste nae Meenen/ om die te helpen/soose noch niet over-meestert en ware/ of indien den vyandt meester was geworden/ dien te overvallen/ dewijle hy besich soude zijn in't plunderen. Maer hy ende sijn Crijchs-volck wierden soo moede ende verbaest/ dat hy haest van meyninge veranderde/ende trock nae Werveke. So dat de Schotten tijdts genoech hadden/om den buyt te vergaderen ende te deylen/ den welcken de Malecontensche Waelen aldaer/ als wesende haer roofnest/ vergadert hadden. Daer wierdt des maels dit spreucxken ghemaeckt van dese enterprinse: MEENEN meende Cortrijck in te nemen, Maer meenen dede MEENEN weenen. [1580.] Maer Anno 1580. den xxviii. Februarij is den Male-contenten haeren aen-slach op Cortrijck beter gheluckt/d'welck aldus is toe-ghegaen. De Heere van Pottelsberge Bailliu ende Gouverneur deser Stadt/ acnmerckende/ dat hy nae aen den vyandt lach/ die daghelijcx met troupen door het Landt van Vlaenderen/insonderheyt ontrent Cortrijck swarmde/ende wel wetende in wat predicament dat hy by haer stondt; Woude geern meer garnisoen daer binnen ghehadt hebben / d'welck de Borghers gheensins [1580.] wouden consenteren. Ian Francoys Petit, treffelijck History-schrijver der Neder-lantsche geschiedenissen/ was weynich tijdts hier te vooren derwaerts gesonden met vier Compagnien/ om daer mede het garnisoen te verstercken/ maer de Borghers en woudense niet in-nemen/ segghende dat sy alreedts volcx ghenoech hadden. Maer de Gouverneur heeft evenwel by de vier leden des Landts om meer volck aenghehouden/schrijvende dat sy't hem op den xxvii. Februarij senden souden: Daer by voeghende in dien selfden brief/ dat hyse heymelijck langhst een Bleyck-velt in het Casteel soude in-laten: Den Bode ende brief hebben de male-contenten in handen ghecreghen/ende hebben hare profijt daer mede seer wel weten te doen: Want de Heere van Alennes, die dese naest voor-gaende vier of vijf maenden niet anders ghedaen en hadde / dan practiseren hoe hy wreken soude den spijt die hem van Pottelsberghe weder-varen was / heeft Capiteyn Iaques Corbiticres in Boeren cleederen daer binnen ghesonden om alles wel te besichtigen/ die den aen-slach licht makende/soo is Alennes met sijn volck op den xxvii. Februarij onder schijn van vrienden/ ter bestemder plaetse gecomen/ende in de Stadt gelaten. De Gouverneur en heeft niet gheweten noch vernomen dat het vyanden waren / voor en aleer sy alreets soo verre ghecomen waren/ dat het te late was haer wederstant te doen. Dit was een groote foute van een wijs Man begaen. Daer waren eenighe Malecontensche Soldaten heymelijck in de Stadt ghecomen/ ende gelogiert by lijden van haer humeuren/die staken het huys de Swane ghenoemt/in brande/even als den alarm aenginck/ om de Burghers ende Soldaten des te meer in verbaestheyt ende disordre te brenghen. De drie Vaendelen Schotten/die daer in garnisoen laghen/ den alarm ende verraderije vernemende/ begaven haer stracx in hare wapenen/ ende {==337==} {>>pagina-aanduiding<<} [1580.] namen de Marckt in/ daer sich eenighe goede Borghers by voechden/ ende hebben tot neghen uyren toe / wel vier uyren lanck/ teghen-weere ghedaen: Doch eyndelijck zijn de Schotten overwonnen/ ende meest doodt gheslaghen/ met veel Borghers. Dit gheschiedt zijnde/ is de Stadt gheplundert/ ende daer en boven zijn de Burghers op groot rantsoen [1580.] ghesett. Mons de Bours, die nu Male-contents was gheworden / wordt Gouverneur aldaer ghestelt/ maer ten duyrde niet langhe / Francoys Halewijn Heere van Sweuegem wordt het Gouvernement bevolen. Manten en Calle Staende te Cortrijck op de Halle Beschermen de Stadt niet met alle. Ioh. Iovin. Pont. Nec temeris semper faelix, nec prudentia ubique tuta. Hoe de Casteelen in Frieslandt afgheworpen/ende de Moniken te Leeuvvaerden met Pijpen en Trommelen ter Stadt uyt gheleyt zijn/ Anno 1580. [1580.] ALs de Prince van Oranien met de Staten van Frieslandt merckten/ dat George de Lalain Grave van Rennenbergh, Gouverneur van Frieslandt, de partije des Conincx van Hispanien tegen de Geunieerde Provincien woude by-vallen/so hebben sy sulckes in Frieslant by tijts voor-gecomen / haer meesters makende voor eerst van het Casteel van Leeuwaerden/ daer nae van de Blockhuysen van Harlingen en̄ Staveren. De Capiteynen Fervou en̄ Bouwinga wierden belastt met hare Compagnien het Casteel van Leeuwaerden van achteren te besluyten: De Borgers vielen het Casteel van binnen de Stadt aen/ sy stelden voor aen de Vrouwen der Soldaten die op het Casteel laghen / soo vele als syder in de Stadt vonden/ ende sy begosten stracx teghen het Casteel Schansen op te werpen/ ende de Gracht te vullen/ oock Batterien te maken om te [1580.] schieten ende te stormen. Capiteyn Ian van Schaghe lach met sijn Compagnie op het Casteel/ die wel geern teghen-weere soude gheboden hebbe / maer siende dat sijn Soldaten haer devoir met schieten niet en deden (verschoonende haere Vrouwen die voor aen stonden/ ende als Pionieren moesten arbeyden om de Gracht te vullen) soo begost hem den moet te ontvallen/ insonderheyt doe hy sach/ dat de jonghers het Gheschut voorts trocken ende nae het Casteel aen sleepten / met sulcke couragie ende groote ylveerdicheyt/ dat vele Peerden daer voor gespannen zijnde/daer mede so subijtelijc niet en hadden connen voort-comen. Derhalvē so heeft hy geparlamenteert/ende het Casteel over-gegeven behoudens lijf en goet/en̄ een jaerlijcsche pensie voor hem selvē ad vitam. {==338==} {>>pagina-aanduiding<<} [1580.] Als de Borghers meester van het Casteel gheworden waren/soo hebben sy stracx de Muyren ende Wallen nae de Stadt aen streckende afghebroken/ende in de Grachten gheworpen: de buyten Muyren ende Wallen hebben sy aen de Stadts-wallen ghehecht/tot defensie der gheener die haer van buyten souden willen aen-vallen. Dit is gheschiedt op den eersten dach Februarij 1580. Des anderen daechs/ zijnde Lichtmis dach/ terwijlen de Borghers met het af-werpen des Casteels besich waren/quamen die Compagnien/die het Casteel van buyten belegert hadden/in de Stadt/ ende liepen in de Cloosters/ daer sy de Moniken uytjaechden/ ende sy hebben de Minder-Broeders tusschen hare ghelederen ghenomen/ ende met pijpen en trommelen ter Stadt uyt ghebracht/ ende elck een trecken laten daer het hem beliefde/ waer over haer eenighe bedroefden/ ende andere verblijdden. Stracx nae het innemen des Casteels van Leeuwaerden zijnder vier Compagnien van der Staten volck nae Harlinghen (een Zee-stadt van Frieslandt) getrocken/haer in de Stadt (die des maels open lach) neder-slaende om het Casteel te beleghereu/ d'welck sy op-heysschten. De Grave van Rennenbergh vernomen hebbende/ dat het Casteel van Leeuwaerden beleghert was/ vreesde stracx dat hier wat meer op volghen soude: Daerom eer hy noch de tijdinge van het overgaen des Casteels van Leeuwaerden/ ofte van de belegeringe des Casteels van Harlingen ghecreghen hadde/ soo heeft hy sijnen Secretaris Baylie nae Leeuwaerden ghesonden/ met amplen last ende commissie/ om het op-rijsende onghemack te dempen op de bequaemste wijse als hem soude mogelijck wesen. Desen Secretaris is vrymoedelijck te Leeuwaerden [1580.] ghecomen/niet quaets vermoedende: Maer hy is stracx ghevanckelijck ghenomen/ende benevens sijn commissie ende instructie zijnder by hem ghevonden eenighe blancquetten ofte onbeschrevene pampieren / alleen met des Graven van Rennenberghs name onder-tekent/hem vry staende daer in te schrijven sulcx als hy nae verheysch der saken raedtsaem soude vinden. Desen Secretaris is ernstlijck uyt den name der Staten belastt ende bevolen/dat hy in een van dese pampieren aen den Luytenant van het Casteel te Harlingen (want Oyenbrugge Drossaert ende Capiteyn des Casteels was te Groeningē by Rennenberg) schrijven soude / als uyt den name des Graven van Rennenbergh/ dat hy dadelijck het Casteel van Harlingen soude leveren in handen der Staten. De Luytenant niet wetende wat bedroch hier onder schuylde/ heeft ghedaen sulcx als de letter des briefs mede brocht/ende hy heeft op den vijfden Februarij het Casteel op-ghegheven. De Borghers vielender stracx aen met alle ghewelt/ ende hebben het af-gheworpen aen desijde van de Stadt. Te deser selfder tijt wiert Ioncker Diederich Sonoy met vier Vaendelen Soldaten nae Staveren gesonden/ om het Casteel aldaer te belegeren/ende af te breken. Daer lach op voor Drossaert N. Pipenpoy, met eenige Soldaten / die vernemende dese ghemeyne revolte teghen Rennenbergh/ ende wel merckende dat hy teghen de Staten des Landts niet vermoghen en soude/ soo heeft hy het Casteel overgheven met appoinctement/ bedinghende voor hem selven een jaerlijcx tractament. Accidit in puncto, quod non speratur in anno. {==339==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (116) Hispanis nimium addictus Renbergius, Arces Deserit atqƷ Urbes jussus civilibus armis. Quae fuerit fortuna Duci, quae concita pubes, Gesserit in Frislâ schulptor descripsit in aere. ==} {>>afbeelding<<} {==340==} {>>pagina-aanduiding<<} Het innemen van Mechelen by Mons de Tempel, ende Colonel Norrits, den IX. Aprilis, Anno 1580. [1580.] DE schoone Stadt van Mechelen heeft in dese Neder-landtsche troublen alsoo veel gheleden ende uytghestaen als eenighe Stadt in gheheel Brabant. Wat sy van Duc d'Alve gheleden heeft/hebbe ick in Anno 1572. verhaelt. Anno 1579. in Iunio isser mis-verstant gheresen tusschen de Overicheyt en Burgherije met het garnisoen. De Arch-Hertoge Matthias, ende de Prince van Oranien/ niet sonder groote oorsaecke vreesende datter veel quaets uyt desen twist mocht rijsen/vonden geraden/ datmen de garnisoenen daer uyt trecken soude / op conditie dat sy ander Crijchs-volck / d'welck de Staten aenghenaem ware / nae haer wel-beval innemen soude / tot des Stadts versekeringhe. Dit beloofden sy te sullen nae-comen / tot verseeckeringhe daer van hebben sy de Staten Gyselaers ghegheven. Het garnisoen is uyt Mechelen getrocken nae Brussel/ seer wel te passe door Godes voorsichticheyt aldaer comende / om Egmont daer uyt te helpen keeren / doe hy dese Stadt verrascht ende overvallen hadde. Daer was te dier tijdt binnen Mechelen eenen Monick/Provinciael der Carmeliten/ eenen grooten Clamant, ghenoemt Broer Pieter de VVolf (eenen ominosen naem voor eenen Herder of Pastoor) die correspondentie hielt met Parma / die met sijn Predicatien hem soo veel aenhanghers ghemaeckt heeft / dat hy bycans het gheheele Gouvernement der Stadt in sijne handt hadde: Hy stelde de Schout der Stadt/ Alveringhe ghenoemt / van sijn ampt af/ ende nam hem selfs ghevanghen. Hertogh Matthias, ende de Prince van Oranien sonden nae Mechelen den Commissaris Carpereau, ende waerschouden den Magistraet / dat sy doch wel op hare hoede wesen wouden / op dat sy haer selven niet [1580.] in schade brachten: Jn de plaetse van dese getrouwe naebuyrlijcke waerschouwinge aen te nemen/hebben sy den Commissaris onbeleef delijck ghetracteert/ jae ghevanghen ghenomen. De Magistraet ende Colonellen der Stadt van Antwerpen sonden oock haere Ghedeputeerde derwaerts / om het aenstaende quaet voor te comen: Maer sy setten die goede Mannen oock ghevanghen: Waer over die van Antwerpen alle de Mechelaers/ ende hare Gyselaers / oock al hare Schepen arresteren lieten. Noch hebben de Hertoghe / Prince / ende Staten ten over-vloede derwaerts gesonden Doctor Sille, Secretaris van den Raedt van State, met vol-macht alles te doen wat moghelijck was / jae schier al wat sy begeeren souden / om haer te bevredighen: Desen hebben sy oock ghevanghen ghestelt: Ende schreven ten laetsten uytdruckelijck / dat sy haer vereenicht hadden met den Coninck / ende den Prince van Parma/ die haer met opene armen aennamen/ ende eenen eeuwighen vrede beloofden. De ghevanghene Ghedeputeerde zijn teghen malcanderen los gelaten. Dit is gheschiedt den 20. Iulij. Hier en tusschen regierde ende domineerde de voorschreven Monick Broer Pieter Catholijck / binnen Mechelen: Hy heeft de oude/ groote / silveren Casse van S. Rombout (een Juweel des Landts gheachtt) laten smelten / met noch andere Reliquien/ ende Kerckelijcke ornamenten: 'tgene noyt te vooren / noch Spaenjaerden / noch de Prince van Oranien / noch de Staten / in haeren uytersten noodt ghedaen en hadden. Dese Casse wert geschatt op sestich duysent guldens: Sy woech drie hondert marck silvers / elck marck silvers was verguldt met twee Ducaten gouts/ ende daer waren veel Peerlen {==341==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (117) [O furor, o validae caedis malesuada libido Moenia MECHLINIAE quoties vastavit, et ensis Quae tulit hostilis, siquidem vidistis et ipsa Infandum MAURI scelus, et narrare potestis.] ==} {>>afbeelding<<} {==342==} {>>pagina-aanduiding<<} [1580.] ende edele Ghesteenten in ghewrocht. Als de saken te Mechelen aldus stonden/hebben de Staten gepractiseert/hoe syse wederom onder hare ghehoorsaemheyt brenghen souden. Sy hebben derwaerts gesonden de Engelsche die binnen Lier laghen/ met haren Colonel Ian Norrits, als oock Heer Olivier den Tempel, Gouverneur van Brussel, ende Charles de Lieuin, Heere van Famars, met eenich volc te voet ende te peerde. Dese zijn t'samen den ix. Aprilis, 'smorgens voor Mechelen gecomen: d'Engelsche hebben aen d'een sijde van der Stadt eenen alarm ghemaeckt / terwijle dat Mons de Tempels Crijchs-volck aen d'ander sijde de Brusselsche Poorte beclom/ende over de muyren geraeckte. Daer werdt dapper ghestreden eermen de Poorten conden open crijgen/om het Peerde-volck in te brengen: Binnen gheraeckt wesende/ hebben de Borghers met een deel Papen en Moniken op de Marckt groote weere gedaen/ doch vele der selfder werden verslagen/ ende onder andere Broer Pieter de VVolf, die wel gewapent was/ ende met een Hallebaerde hem dapper weerde/ maer hy en conde de slagen en scheuten op sijn tanden niet schutten. De Gouverneur Rossignol, met de Schoutet Boefkercke, ende meer andere gheraeckten ter Stadt uyt. Daer bleven doodt over de hondert Borgers/ende ontrent hondert Soldaten. De Overste hadden te vooren met de Soldaten gehandelt/ende de plonderinghe der Stadt/ so sy die in cregen/afghecocht voor ettelijcke maenden gagije / diemen haer geven soude. Maer 'twas al van niet/de Soldaten/ insonderheyt de Enghelsche / die acht hondert sterck waeren / en condemen van het plonderen niet houden: Jae als nu de plunderinghe al ettelijcke daghen lanck gheduyrt hadde/soo en wast niet moghelijck dit [1580.] volck te doen ophouden. Eerst beroofden sy de Kercken/ ende de Gheestelijcke persoonen/d'welck de Engelsche soo grof ende so leelijck maeckten/ dat felfs de andere Soldaten sulcx mishaechde/ende twistich met haer daer over wierden / als mede cregen Tempel en Famars met Norrits hier over heftighe woorden/ schier tot slaens toe. Het rooven ende rantsoneren der Enghelsche duyrde een maent lanck / sy waren verre de sterckste / sy namen de Stadts-sleutelen in haer bewaringe/ende en pasten op niemant. Sy namen de Clocken uyt de toorns; als oock het groote schoone uyr-werck; De Sarcken van de doot-graven / ende dat by honderden / die sy in Schepen brachten / ende voerdense nae Engelandt. Nae datmen Norrits veel geschreven ende lange gebeden hadde/dat hy met sijn Enghelsche Natie woude uyttrecken/den dienst des Landts sulckes verheysschende / soo heeft hy het eyndelijck geconsenteert/doch met conditie/dat ooc Mons de Tempel ende de sijne ghelijckelijck op eenen Clockslach souden uyttrecken/d'een d'eene Poorte/ d'ander een andere / nae datter eerst ettelijcke hondert Borgers van Antwerpen waren binnen ghecomen/die de Marckt ende Vesten besetten. Dit is geschiedt de vi. Maij. De Heere van Famars wert binnen Mechelen Gouverneur die alle middelen gesocht en̄ by der hant genomen heeft/om de Stadt wederom in eere ende in esse te brengen/d'welc lancksaem by gecomen is. Dusdanighe plunderinghe als der Stadt van Mechelen twee-mael in corte jaren is overcomen / en is gheene Stadt in Neder-landt weder-varen/geduyrende den gheheelen tijdt der Neder-landtsche oorloghen. Rara fides pietasq´ue viris qui castra sequuntur. {==343==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Burg-Grave van Gent den Heere van La-Nove te Jnghel-Munster gheslaghen ende ghevanghen heeft/ den X. Maij, Anno 1580. [1580.] DE Heere van La-Noue hebbende het opperste bevel over der Staten Crijchs-volck in Vlaenderen heeft steedts sijn uyterste devoir ghedaen om de male-contenten, die Vlaenderen jammerlijck plaechde/schade ende afbreucke te doen. Daer leyt een Casteel by Wackene aen het Rivierken Mandere / geheeten Inghel-munster, daer uyt de male-contenten den omligghenden Dorpen groote schade deden: Derhalven heeft de Heere van La-Noue eenen goeden hoop Ruyteren ende Voet-knechten in den beginne van Mey by een ghebracht / ende hy is ghegaen om Jnghel-Munster te belegheren. Het volck ghecampeert zijnde / is de Heere van La-Noue met het beste Peerde-volck ende Voet-volck van daer ghetrocken / hebbende eenen heymelijcken aenslach op Rijssel / die hy hoopte dat hem niet mislucken en soude: Den Heere van Marquette heeft hy met de reste van het volck voor Inghel-munster ghelaten / met last dat hy het Casteel datelijck beschieten soude. Den aenslach op Rijssel is ontdeckt / ende de Borg-Grave van Gent (alias Marquis van Richeborgh) ordre gestelt hebbende binnen Rijssel / is in aller haeste met vijftien Vaenen Albanoysen ende eenich Voet-volck ghetrocken nae het volck d'welck voor Inghel-munster lach/ hopende het selfde te slaen eer Mons de La-Noue daer soude connen by-comen. La-Noue cuntschap crijghende/ dat de Borg-Grave het hooft nae Inghel-munster hadde / ist stracx te rugge ghekeert / ende nae Inghel-munster toe ghereden. Maer alsoo hy eenen wijden wech om rijden moest/ende sijn volc seer moede was/ soo heeft hy het meeste deel sijnes volcx te Wackene/ twee mijlen van Inghel-munster, moeten laten/ ende hy is met de reste van Ruyteren ende Voet-knechten daer nae toe ghetrocken / daer hy noch den selfden [1580.] avondt/ aenghecomen zijnde / soo heeft hy stracx op alles goede ordre ghestelt / ende goet ghevonden/datmen de Brugghe die over de Mander lach/ soude afbreken/ om niet onversiens overvallen te worden/eer de reste van sijn volck by hem soude zijn: Maer andere Hoofden des Leghers ordeelende dat het beter was datmen de Brugghe liete blijven/ ende met goede Wacht besette / soo en is het bevel van Mons de La-Noue niet in het werck ghestelt. De Borg-Grave hadde eenen corteren wech ghenomen / als La-Noue hadde connen doen/passerende door Cortrijck (d'welc Malecontents was/ ) ende Mons de La-Noue moeste omtrecken tot beneden daer de Mandre in de Leye valt. De Borg-grave is corts nae den Heere van La-Noue voor Inghel-munster ghecomen/ende hy heeft noch dien selfden nacht / de Waeht aen de Brugghe bespronghen/ ende nae eenighe schermutselinghe verslaghen; D'welck verricht zijnde / soo is hy stracx op de reste van der Staten volck met een groote couragie aenghevallen. De Heere van La-Noue heeft stracx sijnen Sone Mons de Tiligny, ghesonden ende bevolen dat die van Wackene met aller haeste by hem comen souden: Midler wijle heeft hy sich met de Francoysen ende Schotten / die by hem waeren/ (sterck zijnde ten hoochsten acht hondert te voete / ende twee hondert te peerde) lustich ter weere ghestelt/hopende dat sy den vyandt afkeeren souden. Maer de vyandt viel soo dapperlijck aen / dat der Staten volck het velt ruymen moest. Mons de La-Noue hadde wel connen ontcomen / maer hy achtte dat het hem groote schande soude zijn te vluchten ende het Gheschutt in handen des vyandts te laten: {==344==} {>>pagina-aanduiding<<} 1580 Derhalven soo heeft hy hem gheweert soo langhe als hy eenichsins conde. Doch eyndelijck is hy aen alle canten van den vyandt soo omcingelt gheworden/als oock de Heere van Marquette, dat sy haer beyde moesten gevanghen gheven. De Borg-Grave van Gent heeft hier ghecreghen al het Gheschut dat voor Ingel-munster was ghebracht / ende achthien van der Staten Vaendelen/daer van het volck ten deel verslagen/ doch meest verloopen was. De Heere van La-Noue wierdt eerst/ als in triumphe/ te Cortrijck gebracht/ ende van daer nae Berghen in Henegouwe geschickt/ ende den Coninck van Spanien geschoncken/d'welck men achtte dat de Borg-Grave ghedaen heeft/op dat dien Heere sijn revenge niet wederom op hem halen en soude/ want hy wist wel/ dat hy in handen des Conincx zijnde/ niet lichtelijck en soude vry gelaten worden/ noch voor rantsoen/noch by wisselinghe/ghelijck den tijdt sulckes gheleert heeft/ want hy sat ghevanghen [1580.] tot in het jaer 1584. onaenghesien dat de Regimenten van Egmont / Hese / ende Capres mutineerden / willende datmen de Grave van Egmont (den welcken La-Noue te Nienoven hadde gevangen) voor La-Noue lossen soude. De Heere van Marquette bleef oock langhe ghevangen in Henegouwe/ doch hy heeft eyndelijck eenen middel ghevonden om uyt te breken/ sus anders soude hy swaerlijck te lossen zijn gheweest / dewijle de vyandt wel wist dat hy een dapper Crijchs-man was. Daer en bleef wel in dit ghevecht niet vele van der Staten volck/ maer even wel waren sy hier mede seer ontrieft/ eensdeels om het verlies ofte missen van Mons de La-Noue, wiens ghelijcke sy niet haest en wisten te crijghen: Ander deels stelde dit der Staten voornemen ende aenslagen veel te rugghe. Qui binos lepores una venabitur hora, Vno quandoque, quandoque carebit utroque. {==345==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (118) Marte fuit nulli, nulli virtute secundus Ille la-Nove potens belli Dux cogitat hostem AtqƷ hostem superare armis, set vincitur ipse Haec belli fortuna, cadit qui caeder tentat. ==} {>>afbeelding<<} {==346==} {>>pagina-aanduiding<<} Diest beclommen ende ghewonnen den achtsten Iunij, van de Staten/ Anno 1580. [1580.] DJest is een fraeye Stadt/ ende groot van gebiedt/sy leyt op den water-vloed Demer/ een mijle van Halen/ende drie van Thienen/ sy is een halve uyre gaens groot in't ronde: Sy heeft aen d'een sijde drooghe Grachten/ ende aen d'ander sijde weynich waters: Sy is ronde sonder flanckeringhe: Buyten nae by dese Stadt liggen verscheyden Berghen ende Hoochten. Het is een oude Baneye van Brabant / de Heere van dese Stadt is van oudts altijdt Burg-Grave van Antwerpen. Diest comt heden ten daghe den Prince van Oranien toe/sijne voor-ouders de Graven van Nassou hebben het ghecreghen van den Hertoghe van Cleve/by wisselinghe van Hensberghe. Jn dese Neder-landtsche oorloghen heeft oock de Stadt Diest vele geleden/want dewijle sy niet sterck en is/ soo isse in seventhien jaren tijdts ses mael dan van d'eene/dan van d'andere partije inghenomen geweest/ meermaels gheplundert/ heeft oock van de Ghemuytineerde Spaensche Soldaten voor en nae veel gheleden. Op den achtsten dach Iunij, Anno 1580. des morgens heel vroech/werdt dese Stadt van wegen de Staten Generael/by de garnisoenen van Herentals/Brussel/ ende Mechelen beclommen ende inghenomen/door den Francoyschen Colonel La-guarde, ende Capiteyn Alonzo, eenen Spaenjaert, de Staten getrouwelijc dienende. Jn dese Stadt hielden garnisoen twee Vaendelen Waelen/ende drie stercke Vaendelen [1580.] Hooch-duytsche (welcker een des Graven van Londrons Colonel-Vaendel was.) De Staten volc overclimmende aen de leeghe ofte morassche Poorte/inlatende den Ritmeester Alonzo met sijn Ruyteren. De Waelen deden weynich tegenweere; Maer de Duytsche Vaendelen weerden haer seer mannelijck/ slaende hare vyanden ettelijcke maelen te rugghe. Doch ten lesten bleven sy meest alle doodt/ als Catilijusche Soldaten/ ter plaetse daer sy haer ter weere ghestelt hadden/ sonder datmen bevonden heeft/ dat sich eenighe omghekeert/ of den vyandt den rugghe gheboden hadden/sy hebben so mannelijck ghevochten/ende haer tot den uytersten toe soo dapperlijck gheweert/ als oyt hier in Neder-landt eenighe Soldaten ghedaen hebben. Het waren meest oude Soldaten/die in Neder-lant den Coninck wel veerthien jaren lanc gedient hadden. Daer bleven vele van der Staten Soldaten doot/ ooc eenige Capiteyns/door de vaillantise ende manhafticheyt deser Hooch-duytsche Knechten. Corts hier nae hebben de Staten oock inghenomen Sichem/ ende Aerschot. Wt Halen verliepen de Spaensche / vreesende datse oock souden overvallen worden: Maer siende dat de Staten niet voort en voeren/ om hare victorie te vervolghen/ soo quamen de gevluchte wederom in het nest dat sy een weynich tijdts verlaten hadden. Non minor est virtus quàm quaerere parta tueri. {==347==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (119) Ire iterum inpugnas, Urbes superare superbo Pressas hostili imperio, discrimine magno Urget amor patriae, scanduntur celsa Diestae. Moenia, sic lethalem animan bibit hostis Iberus. ==} {>>afbeelding<<} {==348==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de vier Keur-Uorsten der Staten Schepen van den Rijn-stroom verdreven hebben / in Augusto 1580. [1580.] DE Heeren Staten siende ende bevindende dat de Prince van Parma meester in't velt was / ende dat hy groot ghewelt was bedrijvende/ende daghelijcx dieper ende dieper in't Landt socht te comen/soo hebben sy nevens andere middelen welcke sy by der handt namen om sijn voornemen ende loop wat te breken / oock gheraedtsaem ghevonden hem de passagien ende toevoer van victualie / amonitie / ende crijchs-volck over de Revieren te benemen ende te becommeren/daer toe de Staten veel beter gelegentheyt ende middelen van Schepen ende Scheeps-volck hadden / als haren vyandt. Sy hebben hare uytleggers op de Mase/ ende op den Rijn geleyt/ wel gemant/ende elck Schip versien met thien of twaelf goede metalen stucken Gheschuts/ welcke den Rhijn hooghe op seylden/tot voorby Ceulen/ jae tot Bon / ende somtijts noch hoogher. Eenighe der Boots-ghesellen ofte Soldaten somtijts op het Landt tredende / deden oock de passanten/ ende anderen die voor de handt woonden / schade ende onghemack aen: Meynende op hare wijse / dewijle de Spaensche in die contreyen/ende daer om her daghelijcx quamen / moet-wille bedreven / de lieden beroofden / ende quelden / sonder dat sonderlincx over haer gheclaecht wierdt: Der Staten Boots-volck ende Soldaten dit siende /meynden dat het haer oock wel vry stondt sulckes in neutrale Landen te doen/ niet eens denckende dat het niet even vele en is wie dit of dat doet / maer datmen het van den eenen beter wil ende can verstaen als van den anderen/ Idem factum aut dictum non ab eodem, non est idem: Jmmers alsser meermaels over der Staten volck [1580.] clachte gecomen was aen de Keur-Vorsten van Ceulen/ Mens/ Trier/ en Phals / welcker Landen lancx den Rhijn grensen en palen / soo hebben sy / ofte immers den meesten deel der selfder / ghedacht ende geachtt/dat het haer betaemde hare stroomen/straten/ en steghen te vryen van het vreemde Crijchs-volck/op dat hare ondersaten vry en vranck mochten reysen en trecken / waer het haer gheleghen was: Sy hebben dan eenighe Schepen toegherust / als Galeyen/welcke sy met volck / gheschut / ende alle noodt-druft hebben versien ende versorcht / ende hebbense in Augusto Anno 1580. afghesonden / om der Staten oorlochschepen nederwaerts te drijven/d'welck sy lichtelijck/ jae schier sonder slach of stoot ghedaen hebben: Niet om dat der Staten Schepen haer teghen de Galeyen der Vorsten niet setten en dorsten / of vreesden van de selfde overwonnen ende geslaghen te worden: Maer om dat het haren last niet en was haer te stellen teghen de Schepen ofte Ondersaten ende Crijchs-volck der Keur en Vorsten van Duytsch-lant/met de welcke de Heeren Staten / ende sijn Princelijcke Excellentie alle goede naebuyrschap sochten te hebben ende te houden / ghelijck sy oock ghedaen hebben met alle andere hare benaebuyrde Princen/ Heeren / Republijcken ende Steden / die den Neder-landtschen Crijch niet aen en ginck / of sich daer niet in en staken/so dat dan der Staten Schepen meer vrywillich/ vredes halven/ van de Rivieren ghescheyden ende vertrocken zijn / dan dat sy sulcx uyt dwanck ofte gewelt der Hooch-duytscher Vorsten Schepen ende Galeyen te doene ghenoodtsaeckt zijn gheweest. ----- Faciles imitandis Turpibus & pravis omnes sumus. {==349==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (120) Illicitis miles Batavus grassatur in arvis, Principibussacnt Imperij obsistentibus, ultro Mox RHENUM linquit, qui nomine tangit Olijmpum Nonfas vicinos praedâ vastarier agros. ==} {>>afbeelding<<} {==350==} {>>pagina-aanduiding<<} Slach tot Hardenbergh, tusschen des Conincx ende der Staten volck/den XVII. Iunij, 1580. [1580.] DOe de Staten de Stadt van Groeninghen met eenich volck omcinghelt/ ofte beleghert hadden/soo heeft de Prince van Parma alle ghereetschap gemaeckt om de selfde te ontsetten door Rennenbergh/die nu met Parma versoent was: Hem zijn ter hulpe ghesonden xiiii. Vaendelen Voet-knechten/genoemt het Friesche Regiment/ ende daer by zijn noch andere ghecomen/ soo dat sy 'tsamen zijn sterck gheweest ontrent drie duysent te Voet/ ende ses hondert Peerden/ daer Overste van waren Billy ende Schenck. Dese bleven te Hardenberg wat rustende/d'welck is een Vlecke een mijle weechs van Coeworden gheleghen/ende viere van Zwol/op de Riviere ghenoemt de Vecht. De Grave van Hohenlo hoorende van de aencomste sijner vyanden/ heeft het grootste ende beste deel des volcx uyt het Legher voor Groeninghen ghelichtt/ (onaenghesien hy sekerlijck verwitticht was/soo door vertroude vrienden / als door afgheworpene brieven/ dat de belegerde sekere Articulen op het pampier gebracht hadden/ om met hem te accorderen) ende hy is den vyandt neghen groote mijlen weechs te ghemoete ghetrocken/ stellende sijne eere / de ghewisse veroveringhe van Groeninghen/ ende den welstant van Frieslandt/der Omme-landen/van Overyssel/ende van Gelderlant/ in de onsekerheyt van den uytganck eener onnodiger schermutselinghe. Daer waren veel cloecke Capiteynen in sijn Leger/die hem desen tocht ontrieden/meynende dat doch den vyandt haest by gebreck van victualie ende van gelt/soude moeten verloopen. Maer Hohenlo heeft sich even wel op den tocht ghegheven/ ende dat op eenen seer heeten dach/ over de dorre Heyde/ daer gheen water en was/so datter vele van hitte ende van dorste verstichten/ onder andere Ioncker Iohan van Duyvenvoorde. Daer enteghen hadde [1580.] Schencks volck wel drie uyren lanck in de schaduwe gherust/ ende wel ghegeten/ ende hadden veerthien tonnen biers ten besten ghehadt. Soo haest als Hohenloh nae by sijnen vyandt naeckte/ stelde hy sijn volck stracx in slach-orden/ sonder haer tijdt om rusten te gheven/ d'welck nochtans gantschelijck van nooden was/ nae het advijs van de Oversten Yselsteyn, Sidleniski, VVijngaerden, ende andere. Al Hohenlohs Voet-volck en was niet boven de achthien hondert Man/ ende ontrent veerthien hondert Ruyteren/doch weynich spiessen/ ende vijf stucken Gheschuts. Als de slacht-ordenen aen beyden sijden gemaeckt waren/ was het middach/ soo dat Schenck/staende in't Suyd-westen/ de Sonne van achteren hadde: Ende Hohenloh hadde de Sonne in't aensicht/ende de wint was stille. Nae dat der Staten volck haer ghebedt ghedaen/ de hoeden opgheworpen/ende 't Gheschut los geschoten hadden/ soo renden de drie Friessche Vaenen van Hohenloh voort teghen twee Vaenen Lanciers van Schencks Albanoysen / waer van d'eene eermen om sach gants verslaghen/ ende de andere/ met groot verlies van volck en peerden/ verstroyt werdt/ de welcke de Duytsche Ruyteren naejoegen: Schencks Voet-volck begon oock te wijcken/ alsoo dat een yeder begon te ordeelen/dat Hohenloh soude victorie bevochten hebben: Maer alsoo de Friessche Ruyteren haer ghereet maeckten/ om wederom te treffen/soo quam Schene aentrecken met een goede troupe Lanciers/ ende een tamelijck ghetal schutten/om op Hohenloh aen te vallen/ d'welck dese siende/ ende wel wetende dat sy gheen/ of weynich spiesen aen haerder {==351==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (121) Metropolim longâ premit obsidione Groningham, Dux belli Teuto, venienti occurrere campis Hosti dum studet, ah, violento exercitus omnis Hostili cadit ille manu, fuga sola saluti est, ==} {>>afbeelding<<} {==352==} {>>pagina-aanduiding<<} [1580.] sijde hadden daer sy haer op verlaten of wijcken mochten/soo vluchten sy alle gaer op eenen camp met boomen beplantt: Schenck is stracx op dit verbaesde volck / d'welck heel in disordre was / aenghevallen: Eenige weerden haer mannelijck genoech / maer den meesten deel verstoof ende verliep als eenen blixem/ eenighe loopende of swemmende midden door de Vecht / andere over 'tmoer by Ommen / ende elck daer hy best conde / de vlucht nemende nae Coeworden. De Ruyteren waren wel soo vierich in't vluchten / als de Voet-knechten / des te meer overmits sy van haren vyandt dapper vervolcht werden. Capiteyn VVijngaerden bleef vechtende doodt, als oock de Vaendrich Nievelt, met veel andere Bevel-hebbers/ Edele / ende ghemeyne Soldaten. Schenck creech al het Gheschutt / doch weynich Bagagije / want die was meest te Coeworden ghebleven. Nae dese ongheluckighe slachtinghe begaf hem de Grave van Hohenloh nae Oldenzeel / vreesende / dat den vyandt / sijn victorien vervolghende / die Stadt in dese verbaestheyt stracx overvallen soude. Daer quam het meeste deel van het verloopen volc by hem/ 'tsamen sterck zijnde ontrent seven hondert te voet/en̄ vier hondert Ruyteren / nae dat een yeder sijn pacxken en bagagije uyt Coeworden ghehaelt hadde/ d'welc met grooter haeste ende verbaestheyt toeginc: Jae de verbaestheyt was soo groot / dat die allegaer Coeworden verlieten/die verordineert waren om aldaer garnisoen te houden/ aengesien het noch niet nae [1580.] behooren ghesterckt en was/ oock om dat sy gheen voordeel van de Rivierkens en hadden/ overmits de droochte des somers / want men alomme door mochte. Sy zijn ter midder-nacht opghetrocken / vluchtende nae Oldenzeel. Schenck en hadde het ruyme velt so stracx niet durven verlaten na dese slachtinge/ achtende dat het noch niet al ghewonnen en was/ maer dat sijnen vyant op de passagie ende te Coeworden een hinder-laghe soude gestelt hebben: Maer contrarie vernomen hebbende/ trock hy 'anderen daechs binnen Coeworden/ daer hy noch Jnwoonders noch Crijchs-volck in een vondt. De Staten volck dat voor Groeninghen lach/ seker tijdinghe van dese neder-laghe crijghende / ende vernemende dat Schenck met sijn volck te Coeworden lach / soo isser sulck een vreese onder haer ghecomen / dat Graef Willem van Nassou / noch Sonoy/ (die van de Staten in't Legher voor Groeninghen gesonden was/om Graef Willem met raedt en daedt by te staen) haer niet bereden noch beweghen en conden/ om daer langher te blijven ligghen; Maer sy staken den brandt in haere Hutten ende Schansen/ ende vertrocken in garnisoen/ eenighe binnen Doecum / eenighe te Collum/sommighe nae Steenwijck/ andere nae den Opslach. Aldus is de Stadt Groeninghen aen des Coninckx sijde voor dat mael ghebleven. Vir fugiens denuo pugnabit, mortuus non. {==353==} {>>pagina-aanduiding<<} Hattvm wort overghelevert in handen van Rennenbergh/maer stracx wederom ghebracht onder de ghehoorsaemheyt der Staten/ den XVIII. Decembris, Anno 1580. [1580.] HEt gaet in der Weerelt noch al nae den ouden stijl / daer voor ettelijcke hondert jaren de Poet van gheschreven heeft/ Dolus, an virtus, quis in hoste requirat? Dat is: Het geldt gelijcke veel, bedroch of manlijckheyt, Alsmen nae 'sherten wensch can comen te bescheyt. Gheduyrende de belegheringe van Steenwijck/so heeft Rennenbergh verscheydene aenslaghen hier en daer voor ghehadt/ meynende tot voordeel des Conincks eenighe Steden of Sterckten de Staten af te nemen. Nevens andere aenslaghen die hy in't hooft hadde/is mede gheweest het verraedt/d'welck hy ghepractiseert hadde op Hattum, een Stadt in de Veel-auwe gheleghen/ aen de slincke sijde van den Ysel-stroom/ doch wel een halve uyre gaens te landewaerts in: Een groote mijle van Campen / ende een cleyn mijlken van Zwolle. Rennenbergh hadde secretelijc correspondentie met Lodewijck van Montfort, Drossaert te Hattum, die hem belooft hadde het Casteel te leveren/ om sich soo voorts meester van de Stadt te maken. Rennenbergh heeft veertich Soldaten ghelichtt van het huys Blyenbeeck / daer Schenck des maels meester ende Gouverneur op was: Dese veertich Soldaten zijn met eenen Sergeant/genaemt Fonseco, nae Hattum ghecomen/ende sy zijn by nachte van den Drossaert in het Casteel/ ligghende aen d'een sijde der Stadt/ingelaten. Daer [1580.] laghen op dit Casteel niet meer als vijfthien van der Staten Soldaten/ de welcke de Drossaert droncken heeft ghemaeckt / haer eenige vaenen biers ten besten ghevende: Als dese Soldaten nu droncken en vol waren / soo heeft de Drossaert de selfde in een camer/die hy van buyten conde vast maken/ besloten / d'welck gheschiedt zijnde/ so is Fonseco met sijn Soldaten/ geleydt zijnde van des Drossaerts Sone / in het Casteel ghecomen. De Drossaert is den selfden nacht met eenighe deser Soldaten van het Casteel in de Stadt gegaen / ende hy heeft Hoopman Hegheman, als oock Hoopmaen Haen, ende noch twee Edel-lieden die by haer waren/ van hare bedden ghehaelt/ende gevanckelijck op het Casteel ghebracht/ wel grootelijcx tot haren onghelucke des avondts daer gecomen zijnde/ om 'sanderen-daechs voorder te reysen. Alsmen desen handelin der Stadt vernam / soo isser groote beroerte ende vreese onder de Borgers ghecomen; De weynighe Staetsche Soldaten die daer in garnisoen lagen/waren oock verschrickt ende verbaest/ elck een vreesende/dat den vyant stercker op het Casteel was/ als na der hant bevonden is. Die van Zwolle hebben stracx derwaerts gesondē Capiteyn Jacob van Mechelen/met sijn onderhebbende Soldatē: Stracx hebben oock die van Zutphen / Deventer/ Campen/ Elburg/en̄ andere nae by gelegene Steden/ eenige goetwillige Borgers/ooc eenige Soldaten van haren garnisoene derwaerts ghesonden/ om de Stadt te versekeren/en̄ het Casteel te benouwen: Sy hebben met ses Cartouwen dese Burgt/wiens muyren vier en twintich voeten dicke zijn/ beschoten / ende bresse daer in ghemaeckt. Die op het Casteel waren/ siende dat {==354==} {>>pagina-aanduiding<<} [1580.] het gheheele Landt rontom her op de beenen was/ ende dat Rennenbergh haer niet en ontsette: Soo heeft den Drossaert door den ghevanghen Capiteyn Hegeman/ met sijne belegheraers/ gheappointeert/ op den xviii. Decembris; ende zijn verdraghen/ dat het Casteel soude overghelevert worden in handen van de Staten; dat Schencks Soldaten / die de Drossaert daer op ghebrocht hadde/souden vry ende onbeschadicht vertrecken moghen: Maer de Drossaert [1580.] met sijnen Sone moesten haer ghevanghen gheven. Sy zijn nae Aernhem ghevoert / alwaer sy by sententie des Edelen Hoves zijn verwesen onthalst ende ghevierendeelt te worden/ om dat sy staende in den eedt der Staten ende der Landen/ het Casteel van Hattum hadden overgelevert in handen van den vyandt des Landts. Sic pereant omnes iniquè agentes. {==355==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (122) Quis nescit fraudes, insperatosqƷ nefandâ Proditione dolos RENBERGI, militi pauco HATTEMII invadens Arcem, Satrapâ duce, qui mox Praemia cum GNATO recipit quoqƷ digna scelesto. ==} {>>afbeelding<<} {==356==} {>>pagina-aanduiding<<} Steenwiick by Rennenbergh beleghert/ Anno 1580. By der Staten volck ontsett/ Anno 1581. [1580.] GEorge de Lalain Grave van Rennenbergh Heere van Ville/ der Staten sijde verlaten/ ende sich in den dienst des Conincx begheven hebbende/is Anno 1580. den xviii. Octobris voor Steenwijck/ des maels eenswacke Stadt/gecomen/sterck zijnde ses en vijftich Vaendelen te voet/ ende twaelf hondert Ruyteren/meest Lanciers. Binnen Steenwijck lach Hoopman Olthof; Capiteyn Cornput daer voor comende / wierdt van de Spaensghesinde Borgheren buyten ghekeert/ doch Olthofs Vaendel brocht hem met ghewelt daer binnen. Eer Cornput noch binnen Steenwijck quam/so beweechde hy met redenen sijn Soldaten/ hem by eede te beloven/ dat niemandt van haer een woordt van opgheven/ ofte met den vyandt te handelen spreken en soude/ eer hy selfs daer van spreken soude/ op pene van datelijck door-steken te worden van de naest-bystaende die sulcke woorden hooren souden. Noch zijn daer binnen geraeckt Capiteyn Plaet, ende Capiteyn Stupers Vaendels/ daer Ian van Berenbroeck Luytenant afwas. Dese vier Vaendelen waren wel ses hondert Man sterck/ ende de Borghers waren ontrent drie hondert sterck/ maer niet boven vijftich daermen sich op verlaten mocht. Daer en was gheenen Gouverneur binnen/ maer de Hoop-lieden met eenen Borghermeester regierden ghelijckelijck. Haer ontbrack grof Geschut/ ende hadden weynich Bussecruyts. Daer was tamelijcke provisie van coorn in de Stadt/ maer weynich Turfs/ daer nochtans ontrent de Stadt veel Turf-venen zijn. Soo haest als hem Rennenbergh voor de Stadt gheschanst/ ende met vier Turf-schepen de Aa overburght hadde/soo wouden de belegherde stracx aen de Staten schrijven om ontsett/ daer Capiteyn Cornput hart en ernstich teghen was/ segghende datmen [1580.] sulcx niet en behoorde te doen/om de Staten geen quade opinie van hare couragie te gheven/ ende om de Borgers ende Soldaten gheen quaet achterdencken te geven van hare versekertheyt. Evenwel deden het de andere Capiteyns/ den xxiii. Octobris uytdruckelijck schrijvende/ dat het onmogelijc was de Stadt langher dan acht daghen teghen te houden. Cornput schreefheymelijck eenen anderen brief aen de Staten/ haer verwittighende / dat sy noch gheenen noodt en hadden/ maer dat sy van alles voor ses maenden genoech versien waren: Haer nochtans vermanende/ dat sy haer so haest als het haer mogelijck soude wesen/ ontsetten souden/ niet soo seere ten aensien van haren noodt/ als ten aensien van de onverduldicheyt der ongheoeffender Soldaten/ ende der quaet-willigher Borgheren. De Borghers siende datmen haer met ernst aentastte/arbeyden cloeckelijck/makende de Wallen ende Borst-weeren dicker/ teghen het schieten van 'tgrof Gheschutt. De Hoop-lieden ordineerden/datmen om de Soldaten tot arbeyden willich te maken/haer by obligatie / (alsooder gheen gelt en was) beloven soude vijf stuyvers 'sdaechs/ te betalen nae het belegh/ maer de Magistraet woude daer in niet consenteren. De onverduldighe ende onwillighe schreven ontrent half November al wederom seer ernstich om spoedich ontsett. Cornput ende Berenbroeck schreven ter contrarie/ ende vermaenden de Staten dat sy haer niet verhaesten en souden/ maer dat sy haer stuck seker en vast nemen souden. Ontrent uytgaende October zijnder twee dinghen gheschiedt verhalens weerdich. De belegeraers quamen by nachte met een tonne vol stroo/ pick/ enswe- {==357==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (123) Milite scutato STEENVICUM cinxerat Urbem RENBERGUS, vanis oppressam vincere caeptis Tentat, vis belli, nec rerum tristis egestas Cornputium flectunt, hoc verè est belligerari. ==} {>>afbeelding<<} {==358==} {>>pagina-aanduiding<<} 1580 vel/ die sy aen de Hameye van de Gast-huys poorte brachten/ ende in brande staken/ dapper met Musquetten nae de Wacht schietende dewijle sy hier mede besich waren. Een van Cornputs Soldaten van den Wal afghelaten zijnde/sleepte in het over-swemmen eenen lederen emmer met sijnen mondt door het water/ ende hy ginck met gemack nae de brandende Hameye / ende ruckte de brandende tonne daer af/haelde veel emmeren waters uyt de Stadts-gracht / ende leschte den brandt gheheelijck uyt / niet achtende het schieten sijner vyanden / die duysent en duysent scheuten op hem deden / sonder hem te quetsen ofte geraecken / nochtans was het licht overmidts den brandt/ ende hy dede dit werck al met ghemack/ roepende/ Schelmen, Dieven, Ick ben Arent van Groeninghen een Brouwers Sone. Als hy dit vuyr gheheel uytghelescht hadde / soo swom hy weder over / ende quam sonder quetsure in de Stadt. Daer was eenen Hooch-duytschen Soldaet in des vyandts Leger/die den naesten nacht oock sijn coenheyt ende onversaecht ghemoet woude doen blijcken: Hy quam dichte aen de Hameye van de Wal-poorte / uytroepende veel smaet ende schelt-woorden over de Staten ende Hohenlo / ende daer by voeghende veel leelijcke godts-lasteringhen. Maer het is hem qualijck vergaen / want eenen Soldaet van binnen/in het doncker gissinge makende nae het gheroep ende stemme deses lasteraers / schoot los op hem/ende schoot hem inden mont/ende trefte even het lidt/daer mede hy Godt lasterde/ghelijck vele gesien hebben nae dat sijn doode lichaem in de Stadt ghehaelt was. Den xviii. Novembris begonst Rennenbergh de Gast-huys-poorte te beschieten/soo langhe tot dat hy alle de Hoochten ende Borst-weeringhen daer afgheschoten hadde. Als nu het ghesichte van de huysen ghenoechsaem ontdeckt was/soo schoten sy met ghegotene gloeyende yseren coeghelen het vuyr aenverscheydene oorden in de Stadt: De Soldaten stelden [1580.] haer alle gaer in haer gheweer op de Stadts-Vesten/ ende de Borghers deden allen moghelijcken vlijt om den brandt te lesschen/ende haer goet te bergen. Daer waeyde doe eenen stercken wint / ende 'twas meest al weeck dack daer de huysen mede ghedeckt waren/soo datter wel tseventich huysen afbrandden/ ende ettelijcke schuyren vol hoy / stroo / rogghe / ende gerste ligghende. Het vuyr was soo groot/ ende den Oosten windt soo sterck / dat de vlamme over de Stadts-vesten sloech/soo dat de Soldaten wel het derde deel der selfder verlaten moesten / ende dat even aen die sijde daer het Ys in de Grachten niet ghebroken en was: Even wel so en dorst den vyandt de Stadt niet aentasten/ daer hy nochtans gereet stondt tot den storm. Ware desen brandt by nachte ghecomen/ de halve Stadt /soo niet de gheheele/ soude afghebrandt hebben / ende de vyandt soude in sulcke disordre ende verslaghentheyt de Stadt lichtelijck ingecregen hebben. Soo haest als den brandt gheslijst was / sont Rennenbergh twee Trompetters / ende liet de Stadt opheysschen/haer aenbiedende een goet appoinctement. Maer Capiteyn Cornput ende Capiteyn Plaet en wouden gheen ghehoor gheven/ segghende: Dat een jonck-vrouwe die begint sprake te houden, wel half met kinde ghemaeckt is. De andere Capiteyns waren met die afflachtighe antwoorde wel te vreden/ alle gaer gaven sy malcanderen de handt ende beloofden/ dat sy de Stadt niet overgheven en souden/ soo lange alsser wat te eten soude zijn. Op den xx. Novembris maeckten vele Borgers een muyterije op de Marckt/ daer haer veel Soldaten by vervoechden/ malcanderen tot op-gheven op-roeyende. Cornput dit siende quam gewapent met een goet deel Soldaten tot haer aen/ ende sprack tot de Borghers: Packt u nae huys ghy schelmen / wat staet ghy hier en kakelt / om met leughenen onse redelijcke Soldaten den moet te ver- {==359==} {>>pagina-aanduiding<<} minderen [1580.] / sy verstaen haer stuck beter als ghy doet. Den meesten deel vertrocken/ maer eenen Vleyschhouwer bleef nevens andere staende/seggende: VVat salt ten laetsten zijn, als wy niet meer t'eten en hebben? Cornput antwoorde/ Daer is noch langhe toe, ende als dien tijdt comt, soo willen wy dy, loose keerl, ende dijns gelijcke op freten. Hier mede troc een yeder nae huys/ ende men dede eenen yederen de beste onderrichtinge die men conde/ om haer te stillen ende gerust te stellen. Daer vielen tusschen den Prince ende de Staten veel disputen van het ontsetten van Steenwijck/doch eyndelijck wierter besloten/ datmen met alle Heyrcracht soude poghen dese Stadt/daer de omliggenden Landen seer veel aen ghelegen was/te ontsetten/ende daer toe werdt als Velt-overste gestelt Sir Ian Norrits, een seer cloeck en dapper Crijchs-man/die met xxiii. Vaendelen voet-knechten ende eenige Ruyteren derwaerts trock / ende den xv. Decembris quam hy aen de Swarte Sluys/daer hy Otto van Sandens nieu aenghenomene Compagnie sloech ende verstroyde/ ende nae dat hy Rennenbergh / comende sijn volck te Swarte Sluys bespringhen over het Ys/ met elf Vaendelen Knechten/ ende ses Vaenen Ruyteren/ met hulpe van den Heere van Nienoort (die sterck uyt Frieslandt ghecomen was om Steenwijck te ontsetten) eenen goeden hoop volcx hadde afgheslaghen/ ende wel voor vijf hondert Mannen gheweer ghecreghen hadde / soo sondt hy veertich Mannen binnen Steenwijck / die ontrent seven hondert vijftich pondt busse-cruyts / d'welck de belegherde grootelijcx van doene waren / daer binnen brochten. Corts hier na vonden de Staten middel om sesthien hondert guldens in goude daer binnen te schicken/ tot betalinghe der Soldaten. Ghelijck den meesten deel der belegherde onwillich waren langher teghen te houden / schrijvende elcke reyse om haestich ontsett / ende haren noodt grooter makende als hy was: Alsoo waren oock de belegheraers [1580.] seer qualijck te vreden/ datmen haer soo langhe was houdende/in sulcken harden vreeselijcken coude/ ende weynich gelts crijghende: Soo dat Schencken Ruyteren eens op het vertreck waeren/ doch met weynich gelts / ende veel schoone woorden creechmense wederom in het Legher. Den neghenden Ianuarij 1581. sont Rennenbergh [1581.] wederom eenen Trompetter met eenen brief/ ghebruyckende allerley redenen/om haer tot overgheven der Stadt te beweghen/ maer hy clopte noch al voor eenes dooven mans deure. Corts daer nae liet Rennenberg even wel de Stadt al wederom opheysschen/ schrijvende eenen seer trotsighen brief aen de belegerde / den welcken Cornput met Apostillekens op den cant beantwoordde / ende hy maeckte / dat hy hem ter handt quam / ende bestelde dit so behendelijck/dat hy opentlijc in presentie van veel Colonellen ende Capiteynen is ghelesen geworden / tot grooten spot van Rennenbergh. Het is ghebeurt/ datter op den vierden Februarij op de Marckt binnen Steenwijck drie Velt-hoenderen quamen vlieghen/ die met der handt gevangen wierden. Doemen dit Cornput vertelde / soo sprack hy stracx: Godt is drie-vuldich, hy heeft den wanckel-moedighen Israeliten oock der ghelijcke spijse ghesonden, hy sal oock voor seker dese Stadt spijsighen: Maer dese drie Velt-hoenderen gheven te kennen, dat het eerst over drie weken gheschieden sal. Het heeft sich bevonden / dat Godt dit door Cornput prophiteerde ende voorseyde/ al en wist hy het moghelijck selfs niet: Want even drie weken nae dien dach wierdt Steenwijck volcomelijck ghespijsicht. Den xxi. Februarij heeft de Heere van Nienoort ende de Ridder Norrits eenige Soldaten door eenen wech/ daer de vyandt niet en vermoedde datmen door conde comen / ghesonden/ die hondert en vijftich Kaesen/ {==360==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] ende drie hondert en vijftich brooden in de Stadt brachten/ als oock eenich bussecruyt/ d'welck seer wellecom was/ende groote vreucht veroorsaeckte by den goetwillighen. Daer zijn geduyrende dit belech veel uyt ende aenvallen/ oock veel schermutselinghen gheschiedt/ doch insonderheyt op den xxii. Februarij, doe Norrits met al sijn volck den vyandt aen alle canten aenghevallen is/het grof Gheschutt aen beyde sijden gheweldelijck donderende: Welcke schermutselinghe gheduyrende/ die van der Stadt oock sterck uytvielen/ ende het scheen datter eenen generalen Velt-slach uyt ontstaen soude. Doch nae den middach weken de Beleggers te rugge/insonderheyt het voet-volck/nae datter vele doodt ghebleven waren/roepende: Gelt, Gelt, in duysent Duyvelen naem. Als de Belegherde saghen/dat hare Ontsetters ontrent drie uyren nae den middach/ weder uyt hare Schanssen quamen/ soo liepen sy met horden ter Stadt uyt/die sy over de sloten leyden/om de Ontsetters den wech tot de Stadt aen te banen/ die met Ruyteren ende Knechten aenquamen/geleydende een groot ghetal Boere-waghens/ gheladen met coorn/ meel/ ende Busse-poeder / d'welck sy met eenen ren ende loop tot voor de Brugghe brachten/ het voet-volck brocht keesen ende brooden. Dit alles wierpen sy op stroo/ tot dien eynde voor de Poorte [1581.] gheleyt/ ende trocken stracx te rugghe/ om noch meer te halen/ d'welck de vyant/ tot sijn groot leet-wesen/ moeste aen sien/ende en conde het niet verhinderen. Terwijle dat dese victualieringhe gheschach/ heeft Cornput de Schanse die haer meest in den wech lach/ met brandende stroo ende pick-reepen bestormt/meynende de selfde in brande te steken/ maer ten woude niet lucken/ alsoo de twee Vaendelen Soldaten die daer in laghen haer weerden als Leeuwen: als nae een dapper ghevecht Rennenberghs Ruyteren quamen aen rennen/ soo moeste Cornput afwijcken ende hem binnen de Stadt begheven. Rennenberg siende dat de Stadt nu van alles versorcht was/ ende bevindende sijn Crijchs-volck seer onwillich om daer langer sonder gelt in de coude ende t'onghemack te houden/ soo resolveerde hy op te breken/ghelijck hy ghedaen heeft op den xxiii. Februarij, by nachte stillekens opbrekende/ende alle sijn Schansen verlatende/daer hy wijsselijck in dede/want hadden de belegherde ofte Norrits en Nienoort dat gheweten ofte vernomen/ sy souden hem in den steert ghevallen/ ende veel volcx te schande ghemaeckt hebben. Dit is gheschiedt even drie weken nae Cornputs prophetije. Perfer & obdura. {==361==} {>>pagina-aanduiding<<} Breda by Haultepenne inghenomen/den XXVIII. Iunij, Anno 1581. [1581.] BReda is een seer schoone Stadt/gheleghen op de Mercke/drie mijlen van Hooch-strate/ses mijlen van Antwerpen/ende sesse van 'sHertoghen-bos: Dese Stadt / met de Dorperen/ ende Heerlijckheden daer onder hoorende / heeft nu over de twee hondert jaren de Vorstelijcke Graven van Nassou toebehoort / noch heden ten daghe toecomende Heer Philips van Nassou, Prince van Oranien. Jn of aen de Stadt van Breda staet een costelijck cierlijck Paleys / seer schoon ende wel ghetimmert/ met dobbele water-grachten rontom/ ghetimmert van Graef Hendrick van Nassou, die oock Anno 1534. vijf groote Bolwercken gefondeert heeft aen het Casteel/ ende om de Stadt gaende / al op malcanderen flancquerende / ende ront om met breede diepe grachten: Gheduyrende dese Neder-landtsche oorloghen/ zijn daer noch neghen Ravelijns ofte Bol-wercken aenghemaeckt/ ende elcke Poorte buyten met een halve mane ghesterckt: Alsoo dat de Stadt Breda onder de Neder-landtsche Landt-steden/ teghenwoordelijck voor een van de sterckste wordt ghehouden. Anno 1581. was Roelof Stakenbroeck, een cloeck Edel-man/ Drossaert van Breda/ by sich hebbende in Iunio, maer xxxv. Soldaten op het Casteel/ ende in de Stadt en lach maer de halve Compagnie van Ioncker Floris van Brederode: De andere waren ghelicht/ ende met den Colonel La-Garde op eenighe aenslagen. Glaude van Barloymont, Heere van Haultepenne, ende den Oversten Marten Schenck namen dese ghelegentheyt waer/ ende vergaderden in haeste eenen grooten hoop volcx ontrent Eynd-hoven / ende sy zijn met de selfde den xxvi. Iunij teghen den avondt opghetrocken nae Breda. Alsoo te dier tijdt het water afghelaten was/ om de Grachten te diepen / soo is den [1581.] vyandt neffens den Beyr of steenen-schutsel secretelijck op de Wallen ghecomen/ hebbende al langhe te vooren gewonnen eenen Soldaet op 'tCasteel in garnisoen ligghende / die op dese uyre aen dien hoeck de Schilt-wacht hadde / ende doe wel drie uren lanck ghehouden hadde / versendende de gheene die hem wilden aflossen/ segghende: Ghy sult op een anderNota bene. tijdt wederom voor my staen/ andere schrijven dat de vyandt door den Baron van Fresin, die op het Casteel te Breda ghevanghen lach/ wel vijf of ses Soldaten des Casteels ghewonnen/ ofte aen sijn sijde ghecreghen hadde/ om desen aenslach te helpen in't werck stellen. Terwijle de vyandt de Wallen en Vesten beclom / isser eenen Capiteyn met een Jacht uyt Hollandt tot voor de Stadt aengecomen/ die dit volc siende opclimmen/stracx wel ghemerckt heeft/dat het t'ondege was; Hy heeft twee scheuten geschoten/ende daer mede heeft hy de Stadt in alarm ende in wapen ghebracht. De Borghers (door bevel ende ordre van Heer Godevaert Montens, Borghermeester der Stadt, een vigilant ende voorsichtich Man) begaven haer elck op hare loop-plaetse/ doch eenighe liepen nae de Gracht daer het water afghelaten was. Den vyandt door den alarm ontdect zijnde/heeft het Casteel aengedaen/ ende het Corps de Guarde overvallen/daer werdender elf verslagen/ de andere gaven haer ghevangen/twee vielen over de muyren in de Stadt. De Borghemeester Montes, met eenighe andere Heeren des Magistraets/ende de VVacht-meester VVierijck, van Biestraten, vernemende dat het Casteel inghenomen was/ hebben de Stadts-wallen rondt-om besett/ ende sy hebben stracx op de pleyne een trenchee ofte baricade ghemaeckt/ ende schutten in de naeste huysen ghe- {==362==} {>>pagina-aanduiding<<} leyt/ [1581.] als mede eenighe dobbel haken op den Kercktoorn/op hope van haer te connen so lange verweeren ende hare vyanden uyt de Stadt te houden/tot dat de Colonel La-Guarda (tot welcken sy stracx boden en posten sonden) haer ter hulpe soude comen met sijn volck. Maer de vyandt het Casteel vermeestert hebbende/ is terstont in de Stadt ghevallen: Hy vondt groote teghenweer/soo dat hy tot vijf of ses malen te rugghe ghedreven werdt. De vyandt hier so groote teghenweere vindende/ is aen een ander sijde afghecomen/daer de Borgerije oock teghen ghetrencheert hadde/ende daer sy haer langhe wel weerden: Maer ten laetsten overweldicht zijnde/hebben sy de trenchee moeten verlaten: Doe is het Vaendel der jonge-gesellen dapperlijck op den vyandt aenghevallen / ende hebben met schermutselen den vyandt noch lange opghehouden: Doch ten laetsten moesten sy oock die plaetse verlaten/met verlies van veel volcx aen beyde sijden. Als nu de vyandt dieper in de Stadt quam/so hebben oock de Borghers haer dieper in de Stadt op verscheydene plaetsen beschanst / ende hebben over al groote teghen weere ghedaen/selfs de Vrouwen haer wel gebruyckende in het Schansen. De vyandt heeft eenighe huysen in brandt ghesteken/om de Borghers verbaest te maken/ ende al vechtende is hy meester gheworden van de Gast-huys-poorte / door de welcke hy sijn Ruyterije binnen ghelaten heeft. Als Haultepenne [1581.] alle de Poorten vermeestert/ ende met volck wel besett hadde/ soo trock hy nae de Marckt/ alwaer hy noch groote teghen-weere gevonden heeft/ want de Borgers uyt het Stadt-huys/uyt de groote Kercke / ende van den grooten toorn/schoten noch veel volcx doodt; Doch ten laetsten heeft oock de vyandt dese plaetse met appoinctement inghecregen/ ende is also absoluyt meester van dese schoone Stadt/ ende cloecke Borgherije gheworden/nae dat de Borghers ende Soldaten haer mannelijck gheweert hadden/ van 'smorghens te twee uyren/ tot neghen of thien uyren voor den noene. De vyant heeft dese victorie wreedelijc gebruyckt/ grooten moordt daer in begaende / sparende noch Vrouwen / noch Kinderen; Noch Geestelijcke/noch Weereltlijcke: Noch op de straten/ noch in huysen/ alle ghewelt ende moet wille bedrijvende. Daer bleven doodt ontrent hondert persoonen van de Borgerije / ende van den vyant over de vier hondert en vijftich. Haultepenne bleef Gouverneur binnen Breda/ sijn volck toelatende alle wreedtheyt te ghebruycken in het rantsoneren der Borgherije/ ende dat ettelijcke daghen lanck. Jae nae dat veel Borghers haer ende al haer goet gherantsoneert hadden/heeft hy haer het coorn ende granen anderwerf doen rantsoneren. Vae victis. {==363==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (124) Urbs jacet, Et Geminis latè circumdatur undis Arx quae NASSOVIJS paret, contermina MERKAE, Hanc tacito subijt pede miles, Marte secundo, AtqƷ Urbem superat, non pauco vulnere Civis ==} {>>afbeelding<<} {==364==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Prince van Parma Cameriick gheblockiert ende beschanst heeft/ende hoe het Duc d'Alenson ontsett heeft/ Anno 1581. den 18. Augusti. [1581.] ICk hebbe in Anno 1578. verhaelt/ hoe verre dat de Staten met Duc d'Alenson in onderhandelinge ghetreden zijn/waer mede hy/wel te vreden zijnde/op het eynde des jaers 1578. nae Vranckerijck ghetrocken is/de Staten in handen stellende die Steden ende Casteelen/welcke hy met sijn Frans Leger inghenomen ende verovert hadde. De Heere van Ainsi Gouverneur van Camerijck, heeft oock des maels uyt noodt ende vreese der Male-contenten, ghehandelt met den Hertoge van Alenson/(met voorwete der Heeren Staten) dat hem ettelijc Francoys Crijchs-volc/so te voet/als te peert/onder het bewint van dē Heere van Ballaigny, Bastaert Sone van Ian de Monluc Bisschop van Valence, ghesonden werdt/met de welcke die van Camerijck gheheel Henegouwe ende Arthois doorliepen ende brandt-schatten. De Prince van Parma/ ende de Walsche Provincien / die het nestelen der Francoysen aldaer seer vreesden/hebben alle middelen ghesocht/om Camerijck te vermeesteren ende aen hare sijde te crijghen/ het ware met ghewelt/ gelt/ ofte behendicheyt/ tot dien eynde met eenighe daer binnen secretelijck handelende: Maer alsoo haer dit alles niet en gheluckte nae haren wensch/ soo hebben sy ghesocht deser Stadt alle victualie / uyt ende inganck te verhinderen/tot welcken eynde sy in de naeste Steden ende plaetsen stercke garnisoenen leyden/ met de welcke sy een gants jaer lanck die van Camerijck besloten hielden/ ende allen toevoer benamen: Doch de Francoysen hebben nu en dan met sterc convoy eenighe vivres ende noodt-druft daer binnen ghebracht: d'welck Parma siende/soo heeft hy die Stadt alsoo met sijnen Leger besett / datmen daer niets uyt of in brenghen en conde. Waer door die van binnen in grooten hongher en commer vervallen zijn/ soo datmender [1581.] Peerde-vleys/ Honden en Catten at: Een Koe/ nerghens nae de vetste/ golt daer binnen twee hondert guldens: Een Schaep vijftich guldens: Een pont Botter vier en twintich stuyvers: Een Ey twee stuyvers: Een once souts acht stuyvers/ ende op het laetste en wasser gheen sout voor gelt te crijghen. Die van binnen soden ende her-soden alle die dingen daermen eenighe souticheyt uyttrecken conde/soo langhe ende soo vele/dat sy daer pekel ofte eenighe souticheyt uyt cregen/daer mede sy dan hare andere spijse coockten en souten. De History-schrijvers verhalen / datter gheduyrende dese belegheringe een Bruyloft in de Stadt ghehouden wert van rijcke lieden/daer alleen dese gherechtenter tafel quamen/Lattou-salaet/met asijn sonder olije ofte sout / ghehackt Peerde-vleys/ ende huts-pot van Esels-vleys: Voorts twee ribben van Peerde-vleys/ende twee gebraden Catten/ende in't midden een Catte in pasteye. Tot Bancket brochtmen Radijs ende Ajun sonder sout. Het broodt wasser noch redelijck te becomen voor gelt. Als Camerijck in desen noodt was/ heeft Duc d'Alenson alle middelen aenghewendt/ om haer te ontsetten. Hy heeft op het versoeck der Staten eenen schoonen hoop volcx/ soo te voete/ als te peerde vergadert ontrent Chastean Tyrij, meest Avonturiers/of ghewillighe/ sonder gagije sijne Hoocheyt desen tocht te ghevalle doende. Hier by hebben haer ghevoecht ende ghevonden eenighe Benden Peerden van der Ordonnantie des Conincx/ als oock eenighe treffelijcke Heeren ende Edel-lieden: Als waren de Marquis d'Ellebeuf; De Graven van Laual, S. Agnan, ende sijnen Sone/ Fervaques, Rochepot, Montgommery, {==365==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (125) Milite cingebat Cameracum PARMA superbo, Restabat miseris tandem spes nulla salutis, DUX at Alenconius fert subsidium generosus, Sic gentem oppressam fovet, et sic discutit hostes. ==} {>>afbeelding<<} {==366==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] Vandatour, Vidame van Meaulcx, Vi-conte de Touraine, Vi-conte de la Guerche, Mons de Chatres, Generael van de lichte Peerden/ Rochefort, Generael van 'tvoet-volck / ende andere meer van qualite. Als Duc d'Alonson ontrent Camerijck quam/so was sijn Legher sterck ontrent vier duysent Peerden/ende thien duysent te voet/wel ghewapent. Sijn Legher was van Gheschutt ende munitie versien nae behooren. Met dit gheselschap vertoonde hem Duc d'Alenson den xvi. Augusti by Camerijck. Alsoo ten selven daghe eenighe jonge Fransche Heeren ende Edel-lieden meynden door des Princen van Parma Legher te breken/ ende in Camerijck te comen/soo werdt de Vi-conte de Touraine, ende de Grave van Vantadour, met noch vijf andere van qualite, benevens eenighe ghemeyne Ruyteren en Soldaten / ghevanghen / ende moesten groot rantsoen betalen eer sy conden los comen. De Prince van Parma al sijne macht ontrent Camerijck vergadert hebbende / vertoonde hem den xvii. Augusti in slach-orden voor de Stadt / wel ses uyren lanck: Het scheen dat hy den Hertoghe het hooft bieden wilde / d'welck de Marquis de Roubay Generael van de Ruyterije hem seer riedt; Maer [1581.] Parma siende dat den Hertoghe met sijn Legher in goede ordre hem naerder quam/van meyninghe zijnde hem slach te leveren/soo is hy van daer opghebroken/met sijn gheheel Leger/verlatende zijn Schansen/ ende mede nemende het volck d'welck hy in de naeste plaetsen in garnisoen gheleyt hadde/ende hy is met al sijn volck gaen ligghen ontrent Valencijn. De Stadt aldus van haer langh-duyrende belegheringe ghevryet zijnde/heeft Duc d'Alenson alle noodtdruft/ victualie/ende amonitie daer binnen ghebracht/ ende hy is in eyghener persoon den xviii. Augusti seer triumphant elijck daer binnen ghereden / alwaer hy ontfanghen ende ghehult werdt / als protecteur/ofte beschermer van de vryheyt der Stadt/des Casteels/ ende des Landts van Camerijck. Den xx. der selfder maent dede hy den eedt in de Lief-Vrouwe-Kercke / ende daer nae op het Stadt-huys / belovende de Stadt ende de Borgherije te houden ende te regieren nae hare oude Privilegien: Den eedt ghedaen zijnde/ heeft eenighe gouden ende silveren penninghen onder het volck ghestroyt/met Fovet & discutit. Het Casteel van Cambresis van Duc d'Alenson beleghert/ ende met ghewelt inghenomen/ Anno 1581. in September. [1581.] NAe dat Duc d'Alenson binnen Camerijck ordre ghestelt / ende sterck garnisoen ghelaten hadde / is hy op den xxi. dach Augusti van daer vertrocken nae Arleux ende l'Escluse, soeckende Parma uyt te locken/ende hem slach te leveren: Maer desen loosen Vos dede even als Duc d'Alve gedaen heeft/doe de Prince van Oranien hem socht slach te leveren by Bergen in Henegouwe/ende by Mastricht/hy bleef in sijn voordeel ligghende/ende [1581.] liet dese buye over gaen/ wachtende gheleghentheyt om sijnen vyandt/ met minder perijckel/ afbreucke ende schade te doen. Duc d'Alenson dan siende/ dat Parmaniet slaen en woude/soo is hy met sijn Leger ghecomen voor het Casteel van Cambresis, ses mijlen van de Stadt van Camerijck ghelegen/op het welcke in garnisoen laghen achte van des Princen van {==367==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (126) Vindice Alenconio toties cui palma triumphum Iam dederat, dedit et invictae Cambresis arcis Moenia dissolvi, tulit et virtutis honores, Felici auspicio felix Dux bella gerebat. ==} {>>afbeelding<<} {==368==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] Parma Vaendelen voet-knechten. Duc d'Alenson meyndedat de verbaestheyt by dit volc so groot soude wesen/dat sy hem met sijnen geweldigen Legher niet en souden durven die plaetse lange onthouden: Maer hy heeft veel anders bevonden/ want sy hebben haer dapperlijc geweert/hopende dat de Prince van Parma/die met sijn Legher niet verre van daer en was/ haer soude comen ontsetten. Duc d'Alenson heeft sijn Gheschutt voor dit Casteel ghebracht/ende heeft daer mede geschoten op het Casteel twee hondert ende negen scheten/ een groote bresse makende/ door de welcke hy het Casteel meynde vechtender handt in te nemen. D'welc die van binnen siende/ende vreesende dat de Francoysen haer met een furie souden overweldigen/so hebben sy haer in des Hertogen handt overgegheven/ghenochsaem tot sijn eygen discretie: Hy liet het garnisoen uyt trecken met haer wapenen/ doch met doode lonten/ ende sonder trommel-slach/des sy wel blijde waren/want sy seere vreesden/ dat sy om haer opiniatreren/van haren vyandt qualijck souden getracteert worden. Laedenti parcere virtus. Gheduyrende de belegeringe/is uyt het Casteel door het hooft geschoten ende doodt gebleven le Vi-conte de Touars. Hier werdt oock de Heere van Ballagny, die naemaels Gouverneur van Camerijck gheworden is/door sijn been gheschoten. Door dese victorien heeft de Hertoghe grooten lof ende eere ingeleyt/ende hy heeft veler herten daer mede gewonnen/ alsoo datter vele ordeelden/dat hy hier mede een goede proeve van sijn cloecmoedicheyt ende wijs beleyt in oorloochs-saken ghegeven hadde/ ende dat hy de Man soude zijn/die den Prince van Parma het hooft soude bieden durven. De Staten Generael ende de Prince van Oranien hebben eenige Gesanten [1581.] aen sijne Hoocheyt gesonden/biddende dat het de selfde woude ghelieven met sijn Legher dieper in Neder-landt te comen/daer toe sy haer volck onder het beleyt van den Prince van Espinoy in Vlaenderen veerdich hielden/om hem in't ghemoet te trecken/ende haer by sijn Leger te vervoegen: D'welck de Hertoge te doene wel gesinnet was/maer overmits de Winter voor de deure was/ ende sijn Legher meest bestaende was uyt vrywillige Heeren ende Edele/ die hem dese tocht te gevalle ghedaen hadden/de welcke hy niet langher conde by hem houden/alst haer selfs beliefde/ende sy niet ghesinnet en waren dieper in't landt te trecken: Oock dewijle daer eenich misverstant in sijn Legher geresen was tusschen de Edele / ende de Benden van Ordinantien/ van wegen de officien ende preferentie in de bedieninghe der hooge ampten: Soo en heeft hy met sijn gheheel Leger niet connen dieper in het landt comen/ende met een deel des selfden hem op den wech te begheven en was gheensins gheraden/ want de Prince van Parma / die in die Quartieren een sterck Leger by der handt hadde/soude hem stracx gevolcht ende geslagen hebben. Soo is den Hertoghe met sijn Leger nae Vranckerijck ghetrocken/ ende hy is met veel Fransche Heeren van daer overgescheept in Engelandt/voor de tweede reyse/alwaer hy den eersten Novembris aengecomen is/eerst bestelt hebbende/dat sijn eyghen Crijchs-volck onder het beleyt van den Grave van Rochepot door Cales lancx den Zee-strant in Vlaenderen tot der Staten Legher trecken soude/ niet durvende passeren door Arthois/om dat de Prince van Parma daer so sterck lach/ende alle passagien besett hadde. Principium fervet. {==369==} {>>pagina-aanduiding<<} Dappere slachtinghe te Northorn in Frieslandt gheschiedt/den XVI. Septembris, Anno 1581. [1581.] NAe de doodt van George de Lalain Grave van Rennenbergh, is Iasper de Verdugo eenen Spaenjaert/van een gemeyn Soldaet Colonel geworden zijnde/van Parma gemaeckt Gouverneur van Frieslandt/ die stracx in den aenvanck sijnes Gouvernements daer nae gestaen heeft om hem selven eenen goeden name ende renomee te maken. Hy heeft den xviii. Augusti Anno 1581. de Schanse Reyde, gheleghen aen den Dollaert teghen over Emden/ inghecreghen/ ende hy maeckte ghereetschap om noch dieper in het Landt te comen. Den Landt-Raedt in den nae-somer deses jaers te Leeuwaerden ghecomen zijnde/heeft het Crijchs-volck eenighe maenden soldije betaelt/ende den Generael Norrits belastt/ dat hy allen mogelijcken vlijt soude aenwenden/ om soo veel Ruyteren ende Knechten op de beenen te brenghen/dat hy Verdugo soude mogen het hooft bieden/ende voorderen inval in Frieslandt verhinderen. Norrits heeft sich hier toe bevlijticht/ ende als Grave VVillem Lodewijck van Nassou met eenighe Ruyterije by hem ghecomen was / soo is hy te velde ghetrocken/by sich hebbende vijf stucken Gheschuts/ ende dertich Vaendelen te voete/ (doch niet boven drie duysent man uytmakende) ende ontrent vijfhondert Ruyteren/ onder de Ritmeesters Hendrick van Eck, Goor, Elleborn, ende een Enghelsche Vaene/daer Cipiteyn VVillems over commandeerde. Verdugo lach te Noorthorn op sijn voordeel/in een ghebroken landt volsloten en grachten / seer hinderlijck den gheenen die hem souden willen invallen. Der Staten volck was seer moedich/dewijle sy sagen dat Verdugo geen grof Gheschut by sich en hadde/ ende sy porden Norrits tot slaen/ daer hy niet heel geern aen en woude/ om dat Verdugo in sijn voordeel vast bleef liggen/hem stellende in een breede slacht-ordeninghe/'tvoet-volck [1581.] in drie hoopen/ ende de Ruyterije op beyde de vleughels. Norrits en conde/ van weghen de enghte des velts/sijn volck niet te dege in slach-ordre stellen noch houden/behalven de Ruyterije/die op eenen breeden Heer-wech quam te staen. Grave VVillem van Nassou is met de Ruyterije den vyandt seer cloeckelijck ingevallen/dat hy sijnen eenen vleugel op de vlucht brocht/ der Staten Ritmeesters ende Ruyteren onder het beleyt van Graef Willem haer devoir seer wel doende/ alsoo dat den Tros van Verdugo de baggagije begoste te vluchten. Tusschen beyder sijdts voet-volck waren vele sloten/alsoo dat sy aen malcanderen niet en costen comen/of een van beyde partijen moest door de sloten gaen. Verdugo was wel soo wijs / dat hy niet lijden en woude/ dat sijn volck hare slach-ordre verbreken souden/om door de sloten te waeden/ende den vyandt op het drooghe staende/nat ende beslijckt aen te tasten/ derhalven soo bleef hy stille staende in sijn slach-ordre. Norrits achtende/ dat Verdugo dit dede uyt cleyn-moedicheyt/ heeft sijn voet-volck belastt door de sloten te waeden ende den vyandt aen te tasten/ hopende dit voet-volck des te eer op de vlucht te brenghen/ de wijle hare Ruyteren voor der Staten Ruyteren tot achter Noorthorn ghedreven waren. Verdugo siende dat der Staten voet-knechten tot den gorde-riem nat en bestijckt waren/ ende sonder ordre uyt de sloten en grachten gecropen quamen met nat gheweer/soo heeft hy sijne Soldaten op haer laten aenvallen/ die de selfde in heel corten tijdt by menichten doodt sloeghen/doch eenighe gheraeckten wederom over de sloten/ ende soo ontquamen die: Der Staten Ruyteren wierden oock noch eyndelijck van Verdugoos Lanciers op de vlucht ghebracht/ {==370==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] ende haerder vele verslaghen/ Verdugo haer vervolghende tot aen de Nieuwe-ziel/een Schanse daer eenighe Friessche Vaendelen in garnisoen ghebleven waren. Jn dese slachtinghe bleef by nae de helft van der Staten voet-volck/ ende veel Ruyteren/ met verlies van al het Gheschut dat sy te velde gebrocht hadden/ ende de vyandt creech nevens anderen buyt vele van de Staten Vaendelen. Des te grooter verlies hebben de Staten hier gheleden/ om datter soo vele van hare beste Ritmeesters/ Capiteyns/ ende Bevel-hebberen doodt bleven; Als onder andere de Ritmeester Hendrick van Eck, een Gelders Edel-man/ ende Bellewijn Luytenant van Elborn, ende meer andere Officieren. Oock bleven hier doodt dese Capiteynen ende Luytenants te voet / als Ioncker Carel van VVijngaerden, Ioris Roberts, Schul, VVijnaert van Ommeren, Rets, Gerrit Entens, Cornelis Loevesschen, ende dese Enghelsche Capiteyns/Cotton, Bisschop, Fitswilliams, met noch andere brave Bevel-hebberen ende [1581.] Soldaten van verscheydene Natien. Capiteyn Nisbeth was seere in het hooft verwondet/ dat hy corts daer nae van de quetsure starf. Graef VVillem van Nassou wiert het cruyce van sijn rapier in stucken geschoten/ ende hy creech oock eenen moeden coeghel op het dicke van sijn been/ benevens noch andere scheuten/ die de deuchde van sijn rustinghe afkeerde. Hy heeft sich in dit verloop alsoo ghehouden/dat hy daer meer eere behaelt heeft/ als menich man die in een batalie vechtende doodt blijft. Eenighe van der Staten Soldaten uyt haere ghevanckenisse gheransoneert zijnde / seyden van verscheydene Crijchs-lieden in des vyandt Legher verstaen te hebben/ dat sy hadden moeten opbreken ende verloopen / indien det Staten volck noch eenighe daghen hadden blijven stille ligghen / overmidts de groote peste/ hongher/ ende armoede die haer druckten/ende het groote onweder d'welck corts nae dese slachtinghe volchde. Wiste den eenen vyandt hoe het met den anderen ghestelt is, hy soude dickvvils laten 'tgheene dat hy doet, ende doen 'tgene dat hy laet. {==371==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (127) Northorni Frisicae copiae fera bella parabant, IamqƷ propinquabant hosti, pugnamqƷ ciebant Cominus, at primum non par ea pugna videtur Hostibus oc-isis, victis redit ast sua virtus. ==} {>>afbeelding<<} {==372==} {>>pagina-aanduiding<<} Den afscheydt des Arch-Hertoghes Matthiae uyt de Neder-landen/den XXIX. Octobris, Anno 1581. [1581.] ALs de Arch-Hertoghe Matthias hem selven verlaten vondt van de Walsche Provintien/ (die de eerste ende principale waren die hem uyt Duyts-landt ontboden hadden/) nae dat sy haer met den Coninck versoent hadden: Oock siende/dat den Vrede-handel tot Ceulen gheenen voortganck ghenomen en hadde: Als mede bevindende/dat de Keyser / noch sijn ander Broeders/ noch yemant van alle de Duytsche Vorsten/hem geenderhande behulpsaemheyt en deden / niet teghen-staende dat hy sulckes meermaels by haer versocht hadde: Doch insonderheyt wetende / hoe verre dat de Staten in onder-handelinghe ghetreden waren met den Hertoghe van Alenson, van Anjou, &c. Soo heeft het sijne Vorstelijcke Doorluchtich goet ghedocht/eenen eerlijcken afscheydt van de Staten te nemen/ende sijn Gouvernement te resigneren. Hy heeft de Staten soo mondelinghe/ als schriftelijck door den Prince van Espinoy sijnen grooten Hoof-meester aenghedient/dat het hare Edele Moghende kennelijck ende indachtich was/ dat hy van eenige der principale Heeren ende Staten der Landen gheroepen was tot het Gouvernement van Neder-landt/ende daer nae met over-een-stemminghe aller Provincien daer voor ghekent ende aenghenomen was: Dat hy alle de Articulen die hy besworen hadde/voldaen ende vol-toghen hadde; ende dat hy sich in den dienst der Landen nae behooren gequeten ende ghedragen hadde / om met perijckel ende ghevaer sijnes levens: Dat het hem seer leet was/ dat hy door des tijdts ongheluckicheyt/ gheen meerder diensten en hadde doen connen / insonderheyt bedroeft zijnde / dat hy de Landen niet en hadde connen brenghen tot eenen ghewenschten Vrede/ eenicheyt ende ruste / waer toe in hem noyt neersticheyt ofte goeden wille ontbroken en hadde. Hy vermaende [1581.] oock de Staten/dat sy haer niet lichtveerdich en souden onderwerpen der vreemder heerschappije: Dat de veranderinghen seer periculeus waren/&c. Eyndelijck heeft sijne Hoocheyt hier by ghevoecht / Dat hy begeerde / dat de Heeren Staten wouden verclaren wat sy in den sin hadden / nopende sijn persoon ende sijn huys/ op dat hy sijn saken daer nae schicken ende richten mochte. Tot besluyt / soo heeft sijn Hoocheyt den Landen ende den Heeren Staten sijnen goeden wille ende dienst ghenadelijck aengheboden. Op dit vertoogh hebben de Staten noodtsakelijck ghevonden/dat sijne Hoocheyt alle contentement met eenen eerlijcken afscheydt soude ghegheven worden/ ende oock volcomene betalinghe van sulcx als hem tot sijn onder-houdt belooft was. Jn de Articulen met den Hertoge van Anjou aen te gaen/hadden de Staten op den persoon van sijne Hoocheyt oock ghelett/ ende daer in ghementioneert / dat hy gheroepen ende aenghenomen zijnde tot het Gouvernement des Landts/hem daer in wel ghedraghen ende gequeten hadde/ende dat by de Landen ende den Hertoge soude gheadviseert worden/ op de alder-beste middelen diemen soude connen bedencken / om sijne Hoocheyt eerlijck ende redelijck contentement te gheven. Maer alsoo de resolutien by de Staten ende Landen in verscheydene saken langhsaem ghenomen wierden/ soo is de Arch-Hertoghe Matthias noch meer dan een jaer lanck/ als Gouverneur Generael/ in Neder-landt gebleven / want het boven-verhaelde vertoogh is geschiedt den xxii. Iulij, Anno 1580. ende hy is eerst den xxix. Octobris, Anno 1581. t'Antwerpen t'schepe ghegaen/ende uyt Neder-landt vertrocken. Hy is eerlijck ghescheyden/ende eerlijck afghedanckt: nae-la- {==373==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (128) Quem patriae patrem voluit, quem fortibus ausis Esse Ducem, et saevos belli sedare tumultus Belgicae, jam repetit patriam, scanditqƷ triremes, Semper honos manet hic, et tantae gloria palmae, ==} {>>afbeelding<<} {==374==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] tende eenen goeden naem van vreedsaemheyt ende sachtmoedicheyt / geern sich latende raeden/ daer in hy nae sijnen Heer Vader/ den vromen Keyser Maximiliaen aerdde. De Heeren Staten hebben sijn schulden betaelt/ende hem vry ghehouden op sijn reyse/tot dat hy uyt Neder-landt ghescheyden was. Hy heeft sijnen wech genomen door het Landt van Cleve/ende soo voort op Ceulen. Sijn onderhoudt was geweest hondert duysent/ende twintich duysent guldens jaerlijcx / die hem de Landen als Gouverneur Generael gaven. Doe hy sijnen afscheydt nam / ende van Antwerpen [1581.] vertrock/werdt hem belooft vijftich duysent guldens jaerlijcx/ tot een teken van danckbaerheyt voor al de moeyte ende sorghe die hy tot dienst der Landen gedaen ende uytgestaen hadde: Oock hebben de Staten sijne Hoocheyt in sijnen afscheydt van Antwerpen vereert ende beschoncken met een goede somme penninghen aen ghereet gelt/ ende met eenighe schoone ende costelijcke juweelen/ die hy in dancke heeft aenghenomen. Munera, crede mihi, placant hominesq́ue Deosq́ue, Placatur donis Iupiter ipse datis. Hoe de Prince van Parma Berghen op Zoom met verrasschinghe heeft inghenomen/ doch wederom heeft moeten verlaten/ den vijf den Decembris, Anno 1581. [1581.] DEwijle Duc d'Alenso in Enghelandt was/ ende de Heeren Staten seer besich waren om ordre te stellen op verscheydene saken in de Politije ende in den Crijch: Soo ist ghebeurt op den vijfden Decembris, dat de Heere van Haultepenne Gouverneur van Breda/ettelijck volck te voet ende te peerde binnen Breda ende daer ontrent vergadert hebbende / sijnen voor-ghenomenen aenslach op Bergen op Zoom den v. Decemb. meynde in het werck te stellen: Hy hadde door hulpe van goede vrienden ende heymelijcke correspondentie/binnen de Stadt gecregen boven de twee hondert Soldaten/ ende dat seer avontuyrlijck/ want sy waren d'een voor en d'ander nae ghecropen door een gat d'welck in of nevens een water-sluyse was / onaenghesien datter een Schilt-wacht dichte by stondt/ t'allen ghelucke ofte onghelucke wat doofachtich/ Het was sulck eenen duysteren ende mistighen morghen-stondt [1581.] / datmen qualijck drie treden verre vanNota bene. hem sien conde: Soo dat dese doove Schilt-wacht gheenen alarm en maeckte / maer een van de Wacht by ghevalle / ofte om beter te segghen / door Godes beschickinghe / daer ontrent comende/ hoorde gheruchte ende maeckte alarm, waer door de reste verhindert werdt in de Stadt te comen. Die alreets binnen waren doe den alarm aenginck / die trocken met een onversaecht gemoet in slach-ordre door de Stadt tot op de Marckt / ende voorts nae de Wousche Poorte/ die sy meynden open te slaen ofte breken/ ende haer Peerde-volck / d'welck voor dese Poorte stondt te wachten/ daer in te laten: Hadden sy dat connen doen/soo ware de Stadt hare gheweest ende ghebleven. Maer de Wacht der Francoysen van het Regiment van Mons de La-Guarde heeft sich hier seer wel {==375==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (129) Dum ridet fortuna cave, mutabilis illa est. Experti Malecontenti, felicibus ausis Qui portam subeunt BERGAE, civilibus armis Ecce cadunt subito, victor sic victus obibat ==} {>>afbeelding<<} {==376==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] ghequeten: De Soldaten waren wel in't eerste als den alarm aenginck/ (siende hoe sterck den vyant binnen was/ende hoe weynich in ghetale dat sy waren) versaecht ende perplex/ maer soomen ghemeynlijck seyt: Een goet voor-gangher maeckt een goet nae-volgher, de Colonel Mons d'Alleines, met de Capiteynen Meetkercke, Durant, ende andere/ grepen cloeckelijck het sweert in de vuyst/ende als Leeuwen ghemoedt zijnde/leydden sy hare Soldaten aen den vyandt/die soo cloeckelijck ende mannelijck op de selfde ghevallen zijn/dat syse op de vlucht brochten/ ende op eenen hoop tot voor aen de Poorte dreven/ die haer beste deden om de Poorte op te slaen/ maer sy en condense niet op crijghen/mits dat het Schof ende Val-poorte neder-ghelaten was: Hart vervolcht ende bevochten zijnde van de Borghers ende Soldaten/ hebben [1581.] sy de Poorte verlaten/ ende zijn gheloopen nae de Vesten/ om over de selfde te vallen/ ende alsoo/ ten besten sy conden/het leven te salveren. Daer zijnder oock vele ontcomen/ onder de welcke vele ghequetste waren: maer daer blevender 'tseventich doodt ligghen binnen de Stadt/ende hondert wierdender ghevanghen/ onder de welcke was Capiteyn Paulo Boboca. Van het garnisoen der Stadt bleef doodt/ridderlijck vechtende /Capiteyn Riviere. In sulcke Rivieren vanghtmen sulcke Visschen. Maer de gantsche Ghemeynte der gheloovighen die daer binnen was/heeft met vreucht ghesproken/ jae ghesonghen uyt den LXXXIX. Psalm: Soo vvy sterck zijn, daer van hebt ghy alleen de eer. Vermoghen vvy oock yet, sulcx alles comt, ô Heer, Van u goetheyt, die ons beschermingh is bevonden, Ist dat vvy benout zijn, nu of t'eenighen stonden, Ghy, ô heylighe Godt Israels hooch verheven, Zijt ons' Coninck, tot vvien vvy ons gantslijck begeven. Afbeeldinghe van Francoys de Valoys, Hertoghe van Alenson, ende hoe hy tot Souvereyn over de Geunieerde Provincien is aenghenomen/ Anno 1582. [1581.] IN de voorgaende Descriptien hebbe ick cortelijck verhaelt/hoe verre dat de Edele Mogende Heerē Staten der vereenichde Neder-landen met Francoys de Valoys, Hertoge van Alenson en̄ van Anjou, eenighen Broeder Henrici III. Conincx in Vranckerijck, in onderhandelinge ghetreden zijn: Als oock/ hoe dat hy Camerijck van de belegheringhe ontsett/ ende Cambresis inghenomen hebbende / ende onder het [1581.] beleyt van den Grave van Rochepot de Fransche Regimenten/ die hy gagierde/ lanckx Calis by der Staten volck in Vlaenderen ghesonden hebbende/ hy voor sijn persoon / verselschapt met veel treffelijcke Heeren ende Edele / over-ghescheept is in Enghelandt / alwaer hy den eersten Novembris {==377==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (130) FRANCISCVS VALESIVS, DVX ANDEGAVENSIS ALENCONIVS BRABANTIAE ETC-COMES FLANDRIAE. ==} {>>afbeelding<<} {==378==} {>>pagina-aanduiding<<} [1581.] Anno 1581. is aenghecomen/ende met seer groote eerbiedinghe ende triumphe onthaelt / ende hy is daer gebleven drie volle maenden/seer ernstlijck soliciterende ende ten houwelijcke verfoeckende Elysabeth Coninginne van Enghelandt, die haer soo vriendelijck ende beleefdelijck 'themwaerts neychde/ ende sulck een goet ghelaet toonde /jae selfs vryen toeganck in haer camer gunde / dat niemandt daer aen en twijfelde/ of het houwelijck en soude voor seker voltogen worden: Des te meer / overmits (gelijck de History-schrijvers verhalen/) op den xxii. Novembris desen Hertoghe der Coninginne / ende de Coninginne hem / eenen costelijcken Rinck/ tot een teken van onder-trouwe gegheven heeft/ in de teghenwoordicheyt van vele soo Fransche/als Enghelsche Heeren/doch op seker conditien by den Coninck van Vranckerijck / nae te comen/ of te voldoen. Daer wierdt des maels vertelt/ dat eenige Enghelsche Heeren verwondert zijnde/hoe de Coninginne haer sinnen conde stellen op Duc d'Alenson/die niet schoon noch aensienelijck van persoon en was/ (want hy was cleyn van persoon / ende de pocken hadden hem het aensicht leelijck mismaeckt/ ende hadde een leelijcke groote neuse) soo heeft hare Majesteyt geantwoordt: Ghelijck hy sich niet en stoott aen mijnen ouderdom, alsoo en erghere ick my niet aen sijn uytwendich ghelaet. Sy liet een treffelijck gheleerden Man de rechter-handt afhouwen/om dat hy een boecxken gheschreven; ende aen den dach ghegheven hadde / daer in hy soo uyt de H. Schrifture/ als met politijcque redenen bewees/dat de Coninginne/doende professie van de ware ende nae Godes woordt gereformeerde Religie/niet en behoorde te trouwen met eenen/die van de ware Religie vreemt was. Philips van Marnix, Heere van S. Aldegonde, die des maels met Doctor Iunius Borghemeester van Antwerpen in Engelandt van de Generale Staten gesonden was/schreef uyt Londen aensijne Meesters/ dat voor seker het houwelijck tusschen de Coninginne/ ende Duc d'Alenson [1581.] besloten was. Als dese tijdinghe over-quam/ soo zijnder over al in de Gheunieerde Neder-landen veel tekenen van blijdtschap ghetoont/met vreuchdevuyren/'tGeschut af te schieten/ende de groote Clocke te luyen / &c. Doch het houwelijck is achter ghebleven/ de Coninginne voorwendende/ dat sy het houwelijck niet en dorst aengaen / overmits sy dagelijcx meer ende meer bevondt/ dat vele van hare ghetrouste Heeren ende ondersaten hier teghen waren/ teghen welcker danck sy sulck een groot-wichtige sake niet geern aengaen en soude: Daer noch by-voeghende / dat die mutuele houwelijcks-belofte geschiet was op sekere conditien by den Coninck te vol-doen/ waer van hy versekeringhe te gheven/sich beswaert vondt. Doch het heeft ghebleken nae der handt/datter groote gheveysheyt aen beyde sijden ghebruyckt is. De Grave van Licester heeft in den Haghe eenighen vertrouden vrienden heymelijc/nochtans voor waerheyt vertelt / datmen nae der handt is wijs gheworden / dat de Hertoghe van Alenson onder decksel van desen vryeraedt/ eenen grooten verraedt op Enghelandt voor hadde / meynende in Engelandt te vallen/ ende dat te vermeesteren. Sed Dues qui habitat in caelis deridebat eum. Nae de groote uytwendighe tekenen van vriendtschap [1582.] ende beleeftheyt / is Duc d'Alenson den eersten dach Februarij Anno 1582. van Londen ghescheyden/ ende heeft hem op de reyse nae Neder-landt begeven: De Coninginne heeft hem verselschapt ende gheleyt ghedaen tot binnen Cantelberghe / een Stadt drie duytsche mijlen van de Zee gheleghen/ alwaer dese beyde groote personagien met groote courtesie ofte Hoofsche beleeftheden van malcanderen ghescheyden zijn. Duc d'Alenson is den vii. Februarij met sijnen grooten magnifijcken treyn en Hof-ghesin t'schepe ghegaen in ettelijcke van der Coninginne schoone {==379==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] Schepen/daer toe veerdich ligghende. Nevens andere Fransche Heeren waren by hem de Prince van d'Aulphin, des Hertoghes van Montensiers Sone, de Graven van Laual, van S. Agnan, Feruaques, le Cheualier Breton, Bacqueville, Tilligny, d'Espruncaulx, ende meer andere. De Coninginne van Enghelandt heeft eenighe van de principaelste Heeren hares Rijcx met den Hertoghe ghesonden/die hem tot Antwerpen toe gheleyden/ende aen de Staten op het hoochste recommanderen souden/ met toe-segginghe / dat alles wat de Landen tot dienst ende eere van sijne Hoocheyt souden doen/dat sy dat achten en rekenen soude/als haren persoon ghedaen te wesen. De Enghelsche Heeren die desen Hertoghe gheleydden / waren de Grave van Licester, de Heeren ofte Lords, Hauwart, opper-Admirael van Enghelandt, ende Hundson, alle drie van hare Majesteyts secrete Raden/ ende Ridders van de hooghe Ordre der Jartiere ofte Cousebandt: Met noch meer andere Lords / als VVillougby, VVinsore, [1582.] Cheffield, Philips Sidney, Charles Parrat, Russel, Drewery, Boucher, ende voorts soo vele andere / dat de Enghelsche wel hondert Heeren en Edele/ ende wel drie hondert Knechten of Dienaers sterck waren/die met Duc d'Alenson rot Antwerpen toe ghereyst zijn / alle gaer seer magnifijck ende costelijck in cleederen ende juweelen. Het is een Nota bene, ende wel aenmerckens weerdich/Nota bene. dat even te deser tijdt/ als de Gheunieerde Provincien veranderden van Landt-Heere / soo isser een aerdt-bevinghe gheweest in gheheel Nederlandt/ welcke of schoon soo ghevoelijck nochte soo crachtich niet gheweest en is / als wel somtijdts in Griecke-landt / in Jtalien / ende in andere heete hooghe Landen gheschieden / so is sy nochtans soodanich gheweest / datmense lichtelijck heeft connen sien ende ghevoelen. Mirabilis est Deus in operibus suis. De aencomste van Duc d'Alenson tot voor Antwerpen/alwaer hy Hertoghe van Brabant ghehuldt wort/den XIX. Februarij, 1582. [1582.] DVc d'Alenson den achtsten Februarij in Engelandt t'schepe ghegaen zijnde/ is den thienden te Vlissinghe aenghecomen/ daer sulck gheclaeter en donderen van 'tGheschutt geweest is/ datmen het te Cales ghehoort heeft. Het scheen dat de gheheele Stadt Vlissinghe in brande stondt / soo van de triumph-vuyren/ als van 't Gheschntt datter los gheschoten werdt/ d'welck by nae den gheheelen nacht gheduyrt heeft. De Princen van Oranien ende van Espinoy, zijn tweemael een groot stuck weechs in Zee ghevaren/ om sijn Hoocheyt te ontmoeten/ maer gheen Schepen vernemende / zijn wederom binnen Vlissinghe ghecomen/ ende hebben [1582.] hem waer-ghenomen ende ontfanghen/ als hy aen't hooft uyt sijnen boot aen Landt treden soude/alwaer de Prince van Oranien sijn Alteze den knije tastende/ tot hem seyde/ dat hy seer blijde was dien gheluckighen ende langhe gehoopten dach te sien/in den welcken hem ghebeuren mocht die eere van sijne Hoocheyt te groeten/ ende hem aen te bieden sijnen ootmoedighen dienst/ sijne middelen/ ende sijn eyghen leven/ gantschelijck verhopende/dat door sijne Hoocheyt de Landen nae veel lijdens souden verheucht worden. Alle de andere Heeren/ ende Staten van de Landen/ {==380==} {>>pagina-aanduiding<<} 1582 d'een voor d'ander nae / hebben oock met alle beleeftheyt ende eerbiedinghe sijne Hoocheyt ghewillecomt ende ontfanghen: Den welcken alle gaer de Hertoghe cortelijck ende bequamelijck antwoordde. De treffelijcke History-schrijver Iean Petit, die dese aencomste van Duc d'Alenson te Vlissinge ghesien heeft/ ghetuycht/dat hy ende andere meer met hem/in goede achtinghe ghenomen hebben/ dat de Hertoghe aen Landt tredende/met sijn rechter been struyckelde/alsoo dat hy in het water soude ghevallen hebben / ten ware datmen hem ghevatt ende weder-houden hadde/d'welck des maels verscheydene verre-siende persoonen voor een presagium ofte voor-spoocksel namen van de fauten ende leelijcken val die hy doen ende begaen soude. Hy bleef voorts dien dach ende nacht te Vlissinge / ghelogiert zijnde op het Stadt-huys. Des anderen daechs/midts dat het seer cout weder was/ is hy die mijle van Vlissinge tot Middelburgh te voete ghegaen/ daer hy oock seer heerlijck ontfanghen werdt. Voor de Stadts-poorte werdt hy ghegroett ende ontsanghen van de Staten der Graeflijckheyt van Zeelandt/verclarende hare blijdtschap over sijne comste. Van de Poorte tot sijn logement / waren schut-boomen ofte afschutselen vier schreden wijt van malcanderen ghesett/over beyde sijden stonden brandende toortsen: De Borghers stonden in hare wapenen / soo buyten / als binnen de Stadt / onder thien Vaendels. Langhs de straten ende op de toorens waren groote constighe vuyren; ende door de gantsche Stadt was groot gheschaeter ende geclanck van Trommelen / Tromperten/ ende Schalmeyen. Op het Stadt-huys werdt sijne Hoocheyt sulck een costelijck Bancquet gedaen/dat alle de Heeren die daer teghenwoordich waren/haer daer over verwonderden. Oock is hy aldaer van de Heeren des Magistraets met seer schoone ende costelijcke presenten vereert. Hy verwonderde sich seere/als oock alle de vreemde Heeren/ over de heerlijckheyt/schoonheyt/ [1582.] ende magnificentie der Stadt van Middelburgh/in soo cleyn een Eylandt gheleghen/ende daer toe so nae by noch drie andere goede Steden/ staende niet voorder dan een mijle van malcanderen/de welcke hy ooc heeft gaen besien. Den xvii. Februarij is Duc d'Alenson met al sijn Hof-ghesin t'schepe ghegaen: De Staten hadden vier en vijftich groote Schepen laten bereyden/ ende daer by waeren noch wel veertich cleyne / die hem de Schelde op tot voor Antwerpen brenghen souden: Den xviii. is hy voor het vastbeschanste Dorp Lillo gecomen/ende heeft des nachts daer binnen gheslapen. Den xix. is sijn Altese met al sijn oorloch-schepen / verciert met Vlagghen ende Wimpelen/seer triumphantelijck voor de Stadt van Antwerpen ghecomen/ neffens 'tCasteel/ daer alle de Cayen ofte Werven besett waeren met de Borghers/die ontrent twintich duysent in getale waren/ alle gaer soo fraey ende soo wel gherustt ende gewapent / dat drie de beste Steden van Christenrijck soo vele schoone wapenen/ de Borghers toe-behoorende / niet en souden connen toonen. Dese ontmoetten den Hertoghe buyten ende binnen de Stadt/ ende groetten hem met alderhande Gheschutt/ daer die van de Schepen op antwoorden. Op 'tKiel buyten de Stadt tradt sijn Hoocheyt aen Landt/ daer hem de Staten van Brabant/ ende de Magistraet van Antwerpen met hare Trompetten/Heraulten/ende andere Officieren te Peerde met groote eerbiedinghe ontfinghen. Neffens de buyten muyren des Casteels was een Theatrum ofte stellagie bereydt / daer eenen guldenen stoel op stondt/ daer de Hertoghe / met de principaelste Enghelsche ende Fransche Heeren/ opgheleydt werdt van de Staten/Edele/ende Ghedeputeerde der Steden van Brabant. Als Duc d'Alenson op dien costelijcken stoel gheseten was/ende de Staten van Brabant aen sijn beyde sijden / soo heeft {==381==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (131) Cum nostris nonnulla daret deus otia terris, Ecce tenax verae ferit aurea sijdera famae Rumor, ALENCONIUM electum Comitem esse Brabantis, Perfidiam qui non claudebat pectore fido, ==} {>>afbeelding<<} {==382==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] de Raedts-Heere Doctor Hessels, van wegen de Baender-Heeren/Edele/ende Ghedeputeerde der Steden van Brabant gesproken/dat sy Godt danckten voor de blijde aencomste van sijne Altese; dat sy hem vercoren hadden tot haren Landts-Heere/ende Beschermer teghen den Coninck van Hispanien/den welcken sy wettelijck waren afghegaen/verhalende in't corte de oorsaken van dien: Ende dat sy daer reede waren/ om hem manschap/ghehoorsaemheyt/ende ghetrouwicheyt te sweeren. Waer op den Hertoghe antwoorde/dat sy hem voor soo veel andere Princen ende Vorsten vercoren hadden/ om haer te verlossen van de tyrannije der Spaenjaerden/ ende om haer te regieren nae hare Wetten ende Privilegien: Haer versekerende / dat de rechtveerdicheyt harer sake/ mitsgaders de eere ende liefde die sy hem betoonden/hem hadden beweecht hare bescherminghe aen te nemen/ daer toe hy ghebruycken wilde alle de middelen/ die Godt hem in handen hadde ghegheven/ ende die de Coninck sijnen Heer Broeder/ ende de Coninginne van Enghelandt / door gunste soude believen hem te doen: Jae oock dat hy willich was/sijn eygen bloedt ende leven voor den welstant der Landen te verstrecken. Daer nae werden ghelesen de Articulen van de Blijde-Jncomste in Duyts/ daer een transtatie in't Francoys/met een nieuwe voor-reden by was / die hy beswoer in handen van Heer Diederick van Liesvelt, Cancelier van Brabant, op het Euangelie-boeck dat de Cancelier was houdende. Stracx daer aen dede hy op de selfde maniere eenen tweeden eedt/den [1582.] Baroenen/ Edelen/ Steden/ ende Vassalen/ van haer te sullen zijn een goet ende rechtveerdich Landt-Vorst/ ende haer niet te sullen tracteren nae sijnen wille / noch by weghe van daedt/ maer in gherechticheyt/justitie/ ende nae hare Privilegien. Als dit alles (d'welck wel twee uyren duyrde) ghedaen was/ werdt des Hertoghs van Brabant langen slependen Mantel ende Hoed of Mutse gebracht/die beyde van Carmoyside Fluweel waren/ ghevoert met bonte Ermynen/met breede omslaghen: Desen heeft hem de Prince van Oranien aenghedaen/ die den knoop voor toe-knoopende/seyde: Dat dien moeste vaste ghesloten zijn, op dat niemant hem dien Mantel en ontruckte: Daer nae hem den Hoed op 'thooft settende met behoorlijcke ceremonien/ wenschte hy hem alle gheluck / als nu zijnde Hertoghe van Brabant. Doe deden hem oock de Staten eedt van getrouwicheyt/ door den mondt van den Cancelier voornoemt/ die nae-ghesproken werdt van de Baender-Heeren / Edele / ende Ghedeputeerde met alle eerbiedinghe hem belovende manschap/ghetrouwicheyt/ende ghehoorsaemheyt. Met der ghelijcke ceremonien is oock Duc d'Alenson stracx aldaer ghehult Marck-Grave des H. Rijcx: De Amptman Stralen gafden Hertoghe eenen vergulden sleutel/ tot een teecken van onderdanicheyt / den welcken hy hem weder gaf / hem belastende den selfden van sijnent weghe ghetrouwelijck te bewaren. Prov. 20.2. Om des Landts sonden vville gheschieden vele veranderinghen der Vorstendoemen. {==383==} {>>pagina-aanduiding<<} De incomste van Duc d'Alenson binnen Antwerpen/ den XXII. Februarij, Anno 1582. [1582.] DJt alles/soo te vooren verhaelt/gheschiedt zijnde / is den nieuwen Hertoghe van Brabant op een schoon wit Napels Peerdt / costelijck behanghen / gaen sitten / ende hy is nae de Stadt ghereden / de Keysers Poorte in. Nae hem volchden de Hooch-duytsche ende Oostersche Coop-lieden/ meest te Peerde/ al in't wit ghecleedt/ doch eerst voor aen rijdende de Sergeanten Majors/ met de Stadts-boden ende Trompetten. Daer nae de Enghelsche / al op eenderley maniere gecleedt/met Casacken vans wart Fluweel. Nae dese volchden de Colonellen ende Capiteynen der Stadt / met veel Edel-lieden/ soo in-landtsche/ als Francoysen ende Enghelsche: Nae dese volchde het lichaem van der Stadt/te weten de Magistraten/ ende alle de voornaemste Officieren der Stadt/als d'Amptman/Pentionarisen/ Secretarisen/ Tresoriers/ Ontfanghers/ ende andere Officieren/ al met swarte Fluweelen Mantels omhanghen. Nae dese volchden de Trompetten der Staten / met de Heeren Staten / eerst de Ghedeputeerde der Steden / daer nae de Edele van Brabant. Nae haer volchde de Cancelier van Brabant/met Lamorael van Egmont/Baron van Gaesbeke/des Grave van Egmonts Broeder. Nae dese volchden de Switsers ende des Hertoghes Hellebardiers: Daer nae/de Francoysche /Engelsche/ende Neder-landtsche Heeren/ ende nae dese de Marck-Grave van Antwerpen/ bloots hoofts / draghende een Roede van Justitie in de handt. De Baender-Heere van Merode / Heere van Petersum/dien dach bedienende den Staet van Marschalc van Brabant/ droech een bloot sweert voor den Hertoghe / desen volchde de Hertoghe in sijn pontificael. Hy werdt gevolcht van sijn Fransche Guarde, ende was omringhelt met de Gulde-broeders van den Handt-boghe/ [1582.] Voet-boge/ende Cloveniers/alle gaer met de schoonste wapenen om-hanghen diemen hadde connen vinden. Aen de Poorte verwachtten hem ses Edel-lieden van der Stadt/ met eenen hemel van ghefriseert gouden laken / dien sy over sijn hooft alleen droeghen tot dat hy van het Peerdt af-tradt. Binnen de Poorte ontmoete hem den triumphanten Waghen/ ghenoemt den VVaghen des Verbondts, daer op satt een schoone jonghe Dochter / seer costelijck verciert / representerende de Maecht van Antwerpen. Jn der Stadt waren ghestelt op alle de hoecken der straten daer hy passeren moest/ Pyramiden, Colossen, Arcus triumphales, ofte stellagien met figueren/ oock stellagien met verscheydene vertooninghen/ elck hare bebuydinghe hebbende/ghepast op de teghenwoordighe ghelegentheyt /seer heerlijck / cierlijck/ oock seer costelijck ende constelijck. Oock werdt mede vertoont den grooten Reuse, die van over ondenckelijcke jaren in de Processien ofte Ommeganghen vertoont wort/ zijnde een seer groot stock-beeldt / als eenen Reuse/ den welcken volghen eenighe Mannen / der welcker eene handt schijnt afghesneden te zijn: D'welck hier van sijnen oorspronck ghenomen heeft/dat/soo eenige schrijven/ ten tijde van Iulius Caesar, op de kant van de Schelde een Borcht ofte Casteel ghestaen heeft/ daer in eenen grooten Reuse woonde/genoemt Druon (andereschrijven Antigon) die tyrannichlijck levende op dese passagie/ dede betalen de halve weerde van alle de Coop-manschap die daer passeerde: Ende als hy eenich bedrogh by den Coop-man vondt / soo confisqueerde hy al het goet/ende dede daer en boven/ nae den inhoudt sijner Wet / des Coop-mans handt af-houwen/ ende in den vloed werpen: Alsoo dat van {==384==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] handt ende werpeu de ghebuyren de Burght Handtwerpen ghenoemt hebben. Tot bevestinghe van dit boven-verhaelde dient aengemerckt/dat deser Stadt wapen noch op desen dach/is een Burght/ende daer by staende twee afghehouwene handen. Schoone Musijck isser eenighe daghen lanck al de Stadt door geweest. Op de wijde plaetsen der Stadt stonden alomme de Borgheren in fraeye slach-ordre/ onder hare Vaendelen: In somma hy is Conincklijck ontfanghen ende ghewillecomt: Al de solemniteyten/ ceremonien/ende triumphen duyrden soo langhe/dat sijn Hoocheyt eerst des avondts spade / alst doncker was/in sijn Palleys ghecomen is: De geheele Stadt door stonden veel Tortsen en Fackelen/oock warender vuyren in alle de straten der Stadt/ ende op de Kerck-toorns; Soo dat de Stadt scheen in een vuyr te staen. De Herauten van Brabant/ Limborgh/ ende Lotrijck/&c. riepen elcke reyse Vive le Duc de Brabant, ende sy saeyden hier en daer goudene ende silveren penningen/met des nieuwen Hertoghs beeltenisse [1582.] aen d'een sijde / met een omschrift in den rinck daer drie F.F.F. in quamen/beduydende Franciscus Filius Franciae, doch andere maecktender van Frustra funera facis. Op d'ander sijde stondt sijn devise / namelijck Een opgaende Sonne, die alle duysterheyt ende onweder verdrijft / met Fovet & discutit, dat is / Sy coestert ende verdrijft, willende daer mede te kennen gheven / dat hy hoopte als een opgaende Sonne/ alle donckerheyt ende onweder te verdrijven/ ende alle vruchten ofgoede saken te coesteren ende te verquicken. Den Hertoghe doe hy sijn incomste binnen Antwerpen dede / volchden by de drie hondert misdaders ende ghebannene / bloots hoofts/ al aen een coorde haer vast houdende/begeerende ghenade ende landtwinninghe /die sy vercregen. Als hy in het Palleys ghecomen was/so werdender wel xx. of xxx. duysent Roers en Musquetten tseffens los geschoten/ende tot tweemael toe al het grof Geschut rontom de Stadt. Vanitas vanitatum, & omnia vanitas, Sic transit gloria mundi. {==385==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (132) Urbs antiqua jacet pulchrae regionis ocellus, DivitijsqƷ armisqƷ potens ANVERSA, recepit Illa DUCEM, insigni pompâ properabat in Vrbem, Vidit et Indomitum caput ad fera bella GIGANTIS. ==} {>>afbeelding<<} {==386==} {>>pagina-aanduiding<<} Uoorder verhael van sulckes als binnen Antwerpen gheschiedt is/nae dat Duc d'Alenson daer binnen ghecomen was. [1582.] DEs Donder-daechs/wesende den xxii. Februarij, is den Hertoghe ghecomen op het Stadt-huys/ voor het welcke een schoone groote stellagie ghemaeckt was/ fraey gheschildert ende verciert / alwaer hy der Stadt van Antwerpen in het besonder eedt ghedaen heeft / nae behoorlijcke aensprake/ uytlegginghe / ende solemniteyten/in handen van den Borgemeester Heer Philips van Schoonhoven. Daer nae werdt by den Pencionaris ghelesen den Eedt/ die de Magistraet ende het volck moeste doen/die oock terstont ghedaen werdt/ de Amptman sprack den selfden voor/ ende de Overicheyt / midtsgaders het volck/sprack dien nae/met opgherechte vingheren. Dit ghedaen zijnde/werter wederom gelt in den grabbel gheworpen / de Trompetten ende Schalmeyen lustich gheblasen. Dit alles gedaen zijnde/wert op het Stadt-huys sijne Hoochheyt/mitsgaders al den Franschen ende Enghelschen Adel/een seer heerlijck ende costelijck Bancquett ghedaen. Des anderen daechs zijn de Enghelsche Heeren vertrocken / heerlijck haren af-scheyt nemende/ ende de Landen van weghen de Coninginne alle gunste ende faveur aenbiedende. By den Prince werden den nieuwen Hertoge ghepresenteert de Gedeputeerde van de Consistorien der Ghereformeerde Kercken/ die hem ende de Landen hebben gecongratuleert van sijn blijde incomste / hem biddende haer te willen nemen onder sijn bescherminghe / verhopende dat de Landen onder sijne regieringhe souden genieten het selfde gheluck/dat sy eertijts ghenooten hadden van den Hertoghe van Borgongien/gesproten uyt den huyse van Vranckerijck/verhalende des selfden deuchden / die sy hem baden te willen volghen: Hem oock voor ooghen houdende sijnen Groot-Vader den Coninck Francoys/ eenen [1582.] lief-hebber ende promoteur aller Gheleerder Mannen: Sy van hare sijde beloofden hem alle ghetrouwicheyt ende onderdanicheyt nae haer vermoghen: Sy wenschten hem alle gelucksalicheyt aen der siele/ ende aen den lichame/ Godt biddende/hem te maken soo vroom als David, soo wijs als Salomon, ende soo yverich voor de eere Godes / als Ezechias gheweest was / &c. Waer op de Hertoghe antwoorde/dat hy seer blijde was / te sien soodanighe eendracht des volcx / dat hy soo hoopte te regieren/ dat sy in hare hope niet en souden bedroghen wesen/ dat hy de voet-stappen sijner treffelijcker voor-ouderen woude volghen: Haer voorder bedanckende voor hare goet-herticheyt/seyde /dat hy haer in sijne bescherminghe aennam/haer vermanende / jae biddende / dat sy in hare professie stantvastelijck volherden souden: Daer by belovende/dat hy de Gheleerde soude voorstaen ende in eeren houden. De Rooms-Catholijcke hebben haer oock by den nieuwen Hertoghe vervoecht/ ende versocht opentlijcke exercitie harer Religie / want acht maenden te vooren de selfde binnen Antwerpen by authoriteyt der Overicheyt gheschorst was/haer alleenelijck toeghelaten zijnde het Doopen /Trouwen/ Siecken-besoecken/ende Dooden-begraven/sonder ceremonien. De Hertoge/die selfs professie van de Roomsche Religie dede / en conde haer dit niet wel weygheren / hy heeft/met verwillinge der Overicheyt/en̄ aller Leden der Stadt/de voorschrevene schorsinge afgedaen/ende men heeft den Rooms-Catholijcken geconsenteert ter Misse te gaen/doch alleen in de Kercke van S. Michiel, daer sijne Hoocheyt daghelijcx Misse liet doen. Dese {==387==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (133) Jlluxit festiva dies quâ turba Brabantum Spectat ALENCONIUM comitem periuria multa FalsaqƷ jurantem quisquis Saturnia sperat Secula, sed latuit dolus illo in pectore GALLI. ==} {>>afbeelding<<} {==388==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] toelatinghe is den xv. Martij Anno 1582. opentlijck/by last des Magistraets/afghecondicht / doch met dese conditie/dat alle de Borgheren ende inghesetene/die daer begeerden te gaen/souden gehouden wesen eerst den Coninck van Hispanien ende sijne aenhangers af te sweeren/ende eedt te doen aen sijne Hoocheyt/ende aen de Stadt/in handen van de Commissarisen daer toe te verordineren/ ende dat voor ende aleer sy in de selfde Kercke souden moghen gaen/ op sekere penen daer op verordineert. Daer worde by verclaert/dat dit dien alleen toegelaten wert/die de drie laetst-voorledene jaren binnen Antwerpen ghewoont hadden/ niet dien/ die nae deser tijdt souden moghen in deser Stadt comen woonen. Vele Catholijcke lieten liever nae de Misse te hooren/ dan dat sy desen eedt doen woudē/so datter schier niet dan Vrouwen en gingen. Doch by publicatie den 11. Aprilis gheschiedt/ is even wel den Papisten bevolen den Hertoge te comen eedt doen voor Commissarisen/in S. Michiels Kercke/op de verbeurte van twee hondert Keysers guld. tot behoef van den armen. Maer bevonden zijnde/dat oock andere/behalven de Catholijcke/met die huldinghe ende aenneminghe van Duc d'Alenson niet wel te vreden en waren/so isser den xiii. Iulij by openbare publicatie/generalijck allen in-ghesetenen gheboden/elck onder sijnen Capiteyn/den voorgemelden eedt te doen binnen drie daghen/op den Ban. Sonder twijfel onse naecomelingen sullen haer verwonderen/ dat dese schoone ende eerlijcke Landen/ Duc d'Alenson tot haren Souvereyn ende Over-heere hebben aenghenomen. Ten is nochtans niet lichtveerdichlijck toegegaen/maer met groote swaricheyt van beyder sijdts Religions-verwanten: Beyde wisten ende verstonden sy wel/wat perijckel datter is in het kiesen ende veranderen van Prins/ende in het invoeren van een vreemde Natije. De Rooms-Catholijcke wouden veel liever met den Coninc van Hispanien [1582.] haer wederom versoent hebben/ tot wiens afsweeringhe sy seer swaerlijck/ als stracx verhaelt is/ conden ghebracht worden: Aen d'ander sijde en was Duc d'Alenson die van de Gereformeerde Religie niet aenghenaem/om dat sijn Moeder ende Broeders die van de Religie in Vranckerijck so leelijck mishandelt/ ende so dickwils met list ende ontrouwe bedrogen ende beschadicht hadden. De Predicanten warender insonderheyt seer teghen/ leerende ende predikende/ dat het den gheenen die belijdenisse deden van de ware Religie/ niet en betaemde hulpe te soecken by de vyanden der selfder. Maer den staet der Geunieerde Neder-landtsche Provincien was des maels soo desperaet ende clendich/ datmen niet en wist waermen sich keeren of wenden soude/om een goede haven in te seylen. Alle die des Spaenjaerts aert ende bitter ghemoed kenden/ wisten ende verstonden wel/ dat van hem niet dan gestrengicheyt ende wrake te verwachten en was/die soo wel over de Papisten/als over de Gereformeerde sekerlijck gaen soude: Duc d'Alenson wiert van de Coninginne van Engelant/beste vriendinne der Religions-verwanten/den Landen hooghe aengepresen/jae men hieldt het des maels voor seker/ dat sy hcm trouwen soude. Jmmers hoopten de Landen dese redelijckheyt ende bescheydenheyt by hem te vinden/dat hy/aensiende de schoone Croone/die sy op sijn hooft setten/soude beweecht worden haer alle beleeftheyt ende goedertierenheyt/ trouwe ende bescherminghe/ te betoonen ende te bewijsen: Ende dat de Coninck van Vranckerijck/ ghelijck hy sich gheliet/ hem soude assisteren/tot dat hy den Spaenjaert uyt gheheel Neder-landt soude verdreven hebben. Maer hoe leelijck dat de Landen in hare hope bedrogen zijn/sal stracx hier nae beschreven ende aenghewesen worden. {==389==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Prince van Oranien door het hooft gheschoten wort/ binnen Antwerpen/ Anno 1582. den XVIII. Martij. [1582.] DEn Coninck van Hispanien ghenoechsaem bekent zijnde / de wijsheyt / ende het cloeck beleyt des Princen van Oranien/ soo in Politijcke/als in Crijchs-handelinghe/ende wel wetende dat hy den principalen Man was die hem verhinderde te comen tot de absolute heerschappije over de Neder-landen/ soo heeft hy alle moghelijcke middelen aengewendt / om de Neder-landtsche schapen van desen haren seer ghetrouwen ende nemmermeer slapenden Wachter te berooven. Gheduyrende den Vrede-handel te Ceulen Anno 1578. heeft hy groote neersticheyt ghedaen / om den Prince door schoone beloften aen sijne sijde te creghen/of ten minsten om hem soo wijdt te brenghen/ dat hy beloven soude uyt Neder-landt te trecken/ ende hem stille te houden. D'welck indien hy doen woude/soo beloofde hy hem alle sijne goederen te restitueren: Sijnen ghevanghenen Sone den Grave van Buren vry en los te laten: Alle sijne schulden te betalen: Dat hy een woon-plaetse binnen/ ofte buyten Neder-landt soude mogen verkiesen/daer hy sijn Religie soude vry houden: Dat hy hem woude vergoeden al de schade die hy gheduyrende den Crijch gheleden hadde: Jae de Coninck heeft sijne Princelijcke Excellentie laten aensegghen/dat hy hem woude geven al wat hy van hem versoecken ofte begheeren soude. Otto Hendrick Graef van Swartsenburgh, Keyserlijcke Ambassadeur op den Vrede-handel binnen Ceulen, was de Man die in des Conincx naem de Prince dese boodtschap dede: Verclarende hooch en diere/versekert te zijn/dat sijne Majesteyt sijn woort en belofte onverbrekelijck houden ofte volbringhen soude/het soude hem leet zijn dat hy het alder-minste soude willen doen/spreken/of raden/ dat tot nae-deel des Princes/ sijnes soo lieven ende ghetrouwen vriendts/strecken soude. Daer en [1582.] is niet aen te twijfelen/of desen oprechten Duytschen Grave en hebbe sincerelijck ende by sijn beste wetenschap/ tot des Princen besten/ dit aldus ghedreven/ de Spaensche loosheyt ende bedriegherije niet ghenoechsaem kennende / van de welcke met der waerheyt wel mach ghesproken worden: Nulla a fides est in pactis, Mel in ore, verba lactis, Fel in corde, fraus in factis. Wat sijn Princelijcke Excellentie aengaet / of hy schoon des Conincx woordt ende beloften vastelijck hadde moghen vertrouwen/soo en heeft hy noyt nae dusdanighe particuliere handelinghen willen luysteren/ hy heeft altoos meer 'tghemeyne beste ghesocht/ als sijn eyghen profijt ofte welvaren. Jn sijn Princelijc herte ende gemoet stonden dese woorden geprent/ SALVS POPVLI SVPREMA LEX ESTO. Als de Coninck van Hispanien merckte ende bevondt/ dat hy desen treffelijcken Vorst door schoone beloften niet en conde bewegen de handt van het roer des Neder-landtschen Schips te trecken: Soo heeft hy ghesocht den selfden te laten vermoorden door den eenen of den anderen booswicht: Hy heeft Anno 1580. in Iunio, doen proclameren in tweederley spraken een proscriptie ofte Ban/waer in ende waer mede hy den Prince van Oranien uytroept voor eenen Ketter, Rebel, Hippocrijt, Cain, Iudas, Meynedich, Hooft van de Neder-landtsche beroerten, Peste van Christenrijck, ende vyandt des menschelijcken gheslachtes: Wes halven hy hem proscribeert / verbant ende vervloeckt/ tot buyt ghevende alle sijne goederen/lijf ende leven/allen den gheenen die de selfde wouden nemen: Ende op dat dit selfde des te eer mochte in't werck ghestelt {==390==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] worden / begheerende de deucht te loonen / ende het quaet te straffen / soo belooft hy op sijn Conincklijck woordt / als Dienaer Godes/indien yemant gevonden wordt van so genereusen ofte Edelen ghemoede/ ende soo yverich tot dienst des gemeynen welvaerts/ als te willen executeren ende in het werck stellen dit sijn voorverhaelde bevel/ den Prince van Oranien van het leven beroovende /dat hy alsulcken/ ofte sijne erfghenamen / soude doen gheven in gelde / ofte in gronden van Erven / 'tsijner beliefte / de somme van vijf en twintich duysent gouden Croonen (dit is even den prijs daer voor de Tyran Marcus Antonius eertijts het hooft des treffelijcke Marci Tullij Ciceronis ghecocht heeft.) Ende met eenen hem te vergheven allerhande misdaedt/ die hy te vooren mochte bedreven hebben: Ende so hy geen Edel-man en ware / so soude hy hem ten aensiene van dit vrome feyt/ende weerde daedt / Edel maken. Hier op heeft de Prince van Oranien een Apologie ofte beant woordinghe in openen druck uytghegheven / die wel weerdich is ghelesen te worden. Langhe tijdt en isser so slimmen schelm noch moordadigen booswicht in Christenrijck niet te vinden geweest / die dorst dencken ofte bestaen sijn vervloeckte handen aen desen treffelijcken Prince te slaen/ dien Godt de Heere als eenen Mosen hadde verweckt om ons te voeren uyt het gebiet ende gewelt des Spaensen Pharaonis: Tot dat Anno 1582. een Spaensche adder-slanghe/ ghenoemt Ian Iauregui, eenen Rabaut ontrent xxiii. jaren oudt / van een Spaensche Basilisco (Iasper de Anastro ghenoemt) soo wijdt gebracht is met tranen / bidden / smeecken/ oock door beloften van eeuwighe salicheyt daer door te verdienen / ende boven dien noch groote belooningen van gelde te ontfanghen / dat hy heeft aenghenomen ende belooft sijn Princelijcke Excellentie te doorschieten in sijn Hof [e]nde camer/soo haest als hy het eenichsins soude connen te passe brenghen / hy heeft hier toe gecoren den Sondach [1582.] / xviii. Martij, zijnde den geboort-dach van Duc d' Alenson, om den welcken des avondts met een seer costelijck bancket ende magnificentie te celebreren/ groote gereetschap gemaeckt was. Iauregui heeft sijn boos voornemen geopenbaert eenen Iacobiner Monic binnen Antwerpen/genoemt Antonis Timmerman, die hem geern absolveerde / dewijle hy sulcx dede ter eere Godes / en̄ uyt eenen yver om de Catholijcke Religie te bevoorderen/ jae dese Pape heeft den Moordenaer in sijn boos voornemen gesterct ende gestijft/ende gaf hem daer op het Sacrament. Iauregui is den 18. Martij, nae dat hy een groote teughe Spaenschen wijn ghedroncken hadde / ontrent den noene nae het Casteel ghegaen / daer de Prince ghelogiert was. Hy heeft ghewacht tot dat de Prince van de maeltijt ende tafel opstondt / ende nae sijn camer toeginck/ daer heeft hem de Moorder by de deure waerghenomen / met een Pistolet geschoten ende ghetroffen onder sijn rechter oore/ dat den koeghel ter slijncker sijde door de kake / by de neuse uytvlooch / passerende door 'tghehemelte des mondts onder sijn boven-tanden: Alleen eenen tandt mede nemende/ sonder de tonghe te quetsen / maer gaende door de hals-ader. De Moordenaer sette de Pistole soo dichte aen des Princen hooft/ dat met den slach als de coeghel en vlamme uytsloech / des Princen baert ende lobben verbrandden. De Prince (ghelijck hy nae der handt vertelt heeft) en wist eerst niet watter te doene was / hy meynde datter een stuck des huys ghevallen hadde/ niet wetende dat hy gheschoten was. Hy wert stracx flaeu nae dat hy ghetroffen was/doch bleef noch over eynde staende / ghehouden ende ghestutt van eenighe der omstanders. De Heeren ende Edele dien siende die dese moordadighe scheute ghedaen hadde / gaven hem stracx drie ofte vier steken met haer rapiers/ende de Hellebardiers staken hem voorts doot. De Prince {==391==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (134) HISPANUS ceptis Furijs suadentibus audax ANVERSAM properat mediaeqƷ illabitur aulae Principis, et fauces scelarata glande petebat, Non perijt PRINCEPS, Scelus ast Primi ecce trucidant, ==} {>>afbeelding<<} {==392==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] midler wijle tot hem selven comende/ende merckende 'tgheene datter ghebeurt was / voelende ende siende den brandt in sijn hayr / ende 'trumoer rontom den Moordenaer/so riep hy: doodet hem niet, Ick vergeve hem mijn doodt: De Fransche Heeren aensiende/seyde [1582.] hy: Sijne Hoocheyt verliest een ghetrou Dienaer aen my. Hy wert voorts in sijn camer geleyt/niet connēde wel gaen / hoewel hy van den slach niet gevallen en was. Watter ghevolcht ende gheschiedt zy nae dat de Prince van Oranien binnen Antwerpen door het hooft gheschoten was. [1582.] SOo haest als dese tijdinghe op de strate quam/ soo was de gheheele Stadt van Antwerpen in roere; ende overmits de Moordenaer op sijn Frans ghecleedt was/ soo vielder groot vermoeden op de nieu-aengenomene Francoysen/ onder de welcke verscheydene waren / die beruchtt ende bekent waren mede handt-dadich te zijn aen den moort van Parijs/thien jaren daer te vooren geschiet. Den ghemeynen man riep over luyt: Siet/ dit is de tweede Bruyloft van Parijs / laet ons de Moordenaers doodt slaen. Iean Petit schrijft / dat hy Duc d'Alenson nae der handt heeft hooren spreken / dat hy noyt soo devoot gheweest en is / als hy was gheduyrende desen tumult / oploop / gheroep / ende gheschrey binnen Antwerpen/ ende dat hy sich gheheelijck tot sterven ghestelt ende begheven hadde: Hy belaste al sijn Hofghesin de wapenen af te leggen/ende hy sondt aen den Prince/den welcken hy liet bidden/ dat hy hem in sijn bescherminghe woude nemen. Sekerlijck indien de Prince stracx ware doodt gebleven/ende so de Moordenaer niet stracx en ware bekent geworden/ de Hertoghe/ met al de nieu aengenomene Francoysen souden in seer groot perijckel hares levens geweest zijn/ want den op-roer/ ende de droeffenisse onder het volc was heel groot. Maer door de goede politije des Magistraets ende der Colonellen van Antwerpen/is terstont de gheheele Stadt in wapenen gecomen/elck onder sijnen Capiteyn/ ende op sijn alarm plaetse. Alle de ketenen op de hoecken der straten werden gespannen [1582.] / soo dat niemandt / herwaerts ofte derwaerts loopen en mocht. De vrome Prince liet stracx schrijven aen de Colonels der Borgherije/dat sy doch geen quaet bedencken op Duc d'Alenson, noch op yemandt van de sijne hebben en souden: Dat hy een seer goedertieren Heere was/ die niet anders en was soeckende dan haren heyl ende welstant. De Prince was seer becommert over den Hertoghe / beclaechde /dat hy noch soo veel moeyte hebben soude/ ende vermaende de omstanders (als meynende stracx te sterven) tot stillicheyt/ onderdanicheyt/ ende ghetrouwicheyt/ segghende/ nae den staet ende gheleghentheyt dies tijdts / geenen bequameren beschermer voor de Landen te weten. De liefde en denckt niet quaets. De doode Moordenaer wert stracx van het bloedt ghewasschen / ende 'taenghesicht schoon ghereynicht/ maer alsoo hem in het Hof niemandt en kende / soo is hy op een sleep-schavot aen een pale recht over eynde gheset/ ende vast gemaeckt/ ende also nae de Marckt ghevoert / op dat hy mochte bekent worden/ d'welck haest geschiede/verscheydene riepen/dat hy de knecht was van den Spaenjaert Iasper Anastro. Veel Borgers liepen stracx nae het huys van Anastro, ende namen ghevanghen sijnen Kassier ofte Boeck-houder Antonio de Venero, de Dienst-maecht/ ende Antonis Timmerman, ende al diemen daer meer in't huys vont. Doch sy wierden stracx / nae eenighe examinatie/los {==393==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (135) Proditor hic caesus, nec Civi noscitur ulli, Impositus medio vehitur per strata Theatro. Hispani famulus cunctis inno tuit jnde, Qui semp.er rabido hoc sacrum caput ense petivit. ==} {>>afbeelding<<} {==394==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] ghelaten/ uytghesondert Antonio de Venero, ende de Mis-pape. Anastro hadde sich by tijdts versien/ ende en was binnen Antwerpen niet als de moordersche scheute gheschiedde. Maer was verreyst nae Calis/ om aldaer tijdinghe te verwachten/ hoe dit abominabel schelm-stuck afloopen soude: Van daer is hy ghereyst nae Spanien/om sijnen moorder-loon te versoecken /doch men heeft hem gewesen op de financien der Male-conten in Neder-landt / die voor hem niet veel ten besten en hadden; Hy vertrock van het eene Landt in het andere / waer hy quam /hy werdt verachtt/hy leefde noch eenen tijt lanck/ als eenen Cain, by alle Man ghehouden voor een Verrader ende Moorder/ ende der halven vreesende dat wie hem vondt hem dooden soude/onaenghesien dat de Prince van Parma hem een wacht ofte bewaerders gaf eenen tijdt lanck. De doode Moordenaer is opentlijck op een schavot ghevierendeelt / ende het hooft met de quartieren werden op de Poorten/ ende Bollewercken des Casteels gestelt/als oock des Biecht-vaders/ ende des Cantoir-knechts/ die aldaer gestaen hebben tot in Anno 1586. als Parma de Stadt van Antwerpen inghenomen heeft/ alsdan zijnse by de Jesuyten ende andere Geestelijcke afghedaen/ ende in goeder bewaringhe ghenomen. Men heeft by den dooden Moordenaer ghevonden/ eenen Jesuytschen Catechismum, met een Tafel-boecxken vol Spaensche ghebeden/vota ofte beloften: met noch andere schriften/ ende memorien/ hoe dat hy hem te reguleren soude hebben/om sijn leven te versekeren: Daer is oock by desen Moordenaer eenen brief gevonden/die Anastro, nae dat sy van malcander ghescheyden waren/ aen [1582.] hem gheschreven hadde / daer in hy hem belaste / dat hy niet vergheten soude twee rondekens te maken/ ende de mate van achter te nemen / d'welck te seggen was / dat hy twee coeghels op sijn Roer doen / ende den Prince van achteren door-schieten soude. Daer zijn oock by den dooden Moordenaer ghevonden gebedekens tot Godt/tot de Enghelen/ende Sancten. Onder andere ghebedekens wasser een aen den Arch-Engel Gabriel, dien hy badt/eenen middelaer te willen wesen by Iesus Christus, ende by sijnen dierbaren Sone (als of Christus eenen Sone hadde) oock Middelaer of Advocaet by de Maget Maria, dat sy hem wouden behulpelijck wesen om sijn voornemen te moghen volbrenghen. Hy beloofde Godt ende sijne Heylighen/ indien sy hem bewaerden / dat hy niet stracx omghebracht en werdt / maer dat hy ontquame / dat hy een heele weke te water ende te broode vasten soude: Hy hadde ooc op die voor-verhaelde conditien vele Croonen/ Rocken/ ende andere vercierselen belooft te gheven desen ende ghenen Crucifixen ende Marien-beelden/in Spanien ende elders: Wt welcken allen ghenocchsaem bleeck/ dat desen Iauregui eenen slechten bloedt was in de dingen de salicheyt aengaende/meynende den Hemel te verdienen / ende eenen eerlijcken naem by de Menschen te crijghen/ door sulck eenen daedt / daer mede hy de helle ende eeuwighe verdoemenisse verdiende / ende eenen stinckenden vervloeckten name heeft naeghelaten by alle redelijcke Menschen/selfs by de Heydenen ende Turcken / die sulcke daden sijn verfoeyende ende verdoemende. Hic solet eventus facta cruenta sequi. {==395==} {>>pagina-aanduiding<<} Wat groote blijdtschap daer gheweest zy in de Paepsche Landen en Steden / als de tijdinghe daer ghecomen is / dat de Prince van Oranien doorschoten was. 1582. [1582.] SOo haest als sijn Princelijcke Excellentie door het hooft gheschoten was/heeft Fama (qua non aliud velocius ullum) haer vleughelen wijt open ghedaen/ ende heeft dese nieu-mare door verscheydene Coninck-rijcken ende Landen verspreydt/ jae/gelijck wel met der waerheyt de Poeet seyt/Vires acquirit eundo, den roep is grooter gheworden / dan de daedt was / want men heeft op vele plaetsen gheseyt ende voor seker ghehouden / de Prince van Oranien ware doodt. Hier over is groote triumphe/ vreucht en blijdtschap geweest over al in de Malecontensche Steden/ als mede te Roome/ in Spanien/ende by meest alle de Rooms-Catholijcke. De Prince van Parma / nevens hondert duysent andere / deser tijdinghe gheloove ghevende / heeft terstont brieven gheschreven aen die van Antwerpen/Brussel/Gent/ Brugge/Yperen/van date den xxv. Martij uyt Doornijck/in de welcke veel gesuyckerde woorden waren. Hy hieldt haer voor/ deliefde die hy de Landen toedroech / daer by voeghende / dewijle het Godt belieft hadde haer nu den wech om tot reconciliatie met den Coninck te comen/te openen door de doodt des Princen van Oranien/ wiens doortraptheyt / valscheyt/ ende bedriegherije haer ghenoechsaem bekent was/ daer mede hy haer nu lange tijdt in mistrouwen ende elende ghehouden hadde/ende dat om sijn eyghen eere ende profijts wille: Soo hadde hy niet connen naelaten desen aen haer te schrijven/ ende haer te versekeren/indiensy dese occasie ende ghelegentheyt wouden waer-nemen / dat sy geenen persoon ter Weerelt vinden en souden / om haer te helpen ghereeder noch beter gheneycht / dan hy was: Haer versckerende/ dat sy geen minder gunste noch gratie te verwachten en hadden / als sulcke vercreghen hadden/die haer op [1582.] sijner Majesteyts aengeborene sachtmoedicheyt verlatende/ in de armen van sijne goedertierenheyt gheworpen hadden: Hy wenschte dat hy/ dewijle de deure der ghenade noch open stondt/ sulck een antwoorde van haer mochte crijgen/dat sijne Majesteyt mochte oorsake hebben op te schorsen de gereetschap/ die hy maeckte om haer tot gehoorsaemheyt te brenghen/d'welck haer niet wel dienen en soude. Onder stont / Alexander. Dese brieven en hebben de goede onder-saten ende inwoonders der Landen niet beweecht tot versoeninghe met den Spaenjaert/ maer sy zijn door dese leelijcke moordersche daet veel meer op den Spaenjaert verbittert gheworden / als sy oyt te vooren gheweest waren/daer toe seer gheholpen hebben de brieven/die de Hertoge van Brabant / met de Staten Generael/ ende de Prince van Oranien/ aen alle de voornaemste Steden schreven/ haer vermanende volstandich te blijven by den eedt ende trouwe/die sy haer ghesworen hadden. Daer werdt oock den Paeps-Catholijcken eenen nieuwen eedt voor-ghestelt ende bevolen te doen/ by soo verre sy wouden behouden die vryheyt ende exercitie harer Religie/ diesy doe hadden: Jn welcken eedt begrepen was de af-sweeringe des Conincx van Hispanien/ ende aenneminghe van Duc d'Alenson voor Hertoghe van Brabant/&c. Vier daghen nae dat de Prince gheschoten was/celebreerden die van de Ghereformeerde Religie / soo wel de Fransche/ als de Neder-duytsche binnen Antwerpen/eenen Vast ende Bid-dach met soo veel tranen/suchten/en kermen/ oock met sulck eenen yver ende menichte des volcx (die meesten-deels den ghe- {==396==} {>>pagina-aanduiding<<} heelen [1582.] dach in de Kercke bleven/ de predicatien hoorende / biddende ende Psalmen singhende) dat desgelijcke noyt binnen Antwerpen ghesien en was. Als nu de Prince op den tweeden Maij voor d'eerste reyse in de Kercke verscheen / om Godt den Heere in't midden sijner Gemeynte voor sijn ghesontheyt ende ghenesinghe te dancken/so isser sulcke vreucht ende blijdtschap by het volck geweest /dat die niet te beschrijven noch uyt te spreken en was (zijnde een openbare attestatie der liefde welcke sy hem toe-droeghen) daer toe alle goede Patriotten groote oorsake hadden / want de Vader hares Vader-landts/nulli pietate secundus, nu als op een nieu gheboren ende haer van Godt den Heere weder ghegheven was / ende dat miraculeuselijck / boven aller Doctoren ende Chirurgijns hopeninghe ofte vermoeden / ghemerckt dat de coegel ofte cloot door sulcke deelē des hoofts gepasseert was/dat gheen Medecijn-meester noch Chirurgijn soude connen ghelooven/ten ware dat hy't gesien hadde/dat de wonde geneselijc was: Alle die aen de wonde gemeestert hebbē (onder de welcke de voornaemste was Doctor Iosephus Michaelis van Luca) bekenden/dat merckelijck Godes handt met haer in dese cure gewrocht heeft. De Spaenjaert om in sijn stuck des te vafter te gaen/ heeft de Pistole den Prince so nae aen't hooft gesett / dat sijn hayr ende baert daer van versenghde. Dit / d'welck een seker oorsake des doodts scheen te wesen / is gheweest een oorsake der ghenesinge/want de aderen wierden door de vlamme ende het vuyr/ dat uyt de Pistole quam met den coeghel/ ghecautiseert ofte gheschremt / ende alsoo werdt miraculeuselijck het bloedt terstont ghestopt ende ghestelpt/so dat de wonden niet meer en bloeden voor dat de rove van 't verbrande vleesch verdroocht zijnde / van selfs afviel. Ware dit door Godes wonderbaerlijcke regieringhe niet gheschiedt/ daer en soude noch Medicus, [1582.] noch Chirurgus tijdts ghenoech connen comen hebben om het bloedt te stelpen/het soude met sulcker menichte uytgeloopen hebben (want eene van de aderen der kele was in stucken) dat de doodt eer daer soude gheweest zijn/eer het eerste verbandt hadde connen gheschieden. Nae veerthien daghen viel de rove van 'tschrimpen der aderen van selfs af/ doe begon de wonde seer te bloeden/ alsoo dat den Prince wel xii. pondt bloedts afliep/ ende de Medici lieten hem op een ander plaetse noch wel twee pondt bloedts af/ om het bloeden van de wonden te diverteren. Als dit noch niet en holp/ so hebben de Meesters desen raedt ghebruyckt/ datter steedts dach en nacht yemandt den duym op de bloedende ader houden ende drucken soude/d'welck negen daghen lanck gheduyrt heeft / eer dat de natuere soo veel vleesicheyt ghegheven heeft / dat de ader gestopt werdt / ende op-hieldt van bloeden. Aldus wert het bloedt door Godes gehenckenisse / ende goeder Meesters neersticheyt ghestempt/ende de wonde wonderbaerlijck ghenesen / sonder dat de Prince daer van eenich letsel behieldt/tegen aller Menschen opinie/waer in de Gravinne van Swartsenburg, des Princen Suster/ een vrome/cloecke/ende gheschickte Dame, sonderlinge sorchvuldicheyt ende neersticheyt bewees. De Princesse van Oranien, Charlotte de Bourbon, dochter van den Hertoge van Monpencier, over de scheute ende quetsure hares Heeren grootelijcx verschrickt ende bedroeft geworden zijnde/is cranck geworden/doe de Prince genas/ende is overleden binnen Antwerpen den vijfden Maij, seer Christelijck: Sy wierdt seer solemnelijck den ix. Maij t'Antwerpen begraven/in de groote Kercke/ in de Besnijdenis-Capelle. Veel lieden zijn om haer af-sterven seer bedroeft gheweest: Maer Salich zijnse die in den Heere sterven, sy rusten van haren arbeydt. {==397==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (136) Hostiles mendax volitavit fama per Urbes, NASSOVIUM occubuisse Hispania tota Papatus Omnis gaudebat latronem tollit ad astra Angelus ecce Dei, Princeps detruditur orco. ==} {>>afbeelding<<} {==398==} {>>pagina-aanduiding<<} Executie over Antonis Timmerman Mis-pape / ende over Antoni Venero ghedaen binnen Antwerpen. [1582.] ANtonius Timmerman Jacobiner Monick/is/ ghelijck te vooren verhaelt is / gevonden ende ghevanckelijck genomen in het huys van den Moordt-stichter Anastro, alwaer hy gewoon was in het heymelijcke Misse te doen. Om dat hy kennisse ende wetenschap van dese moordt gehadt hebbende / die niet en heeft gheopenbaert / maer heeft den Moordenaer de biechte gehoort/ het Sacrament ghegheven / hem versekert dat hy een kindt des eeuwighen levens soude worden / als oock hem wijs gemaeckt / dat hy invisibel ofte onsichtbaer soude zijn/ tot welcken eynde hy hem eenige characteren op pampier ghegheven hadde/met eenighe steentgens/beentgens/welcke sy Reliquien noemen / den selfden gheleydende tot aen het Casteel des Princen logement/ onder weghe hem in sijn boos voornemen sterckende ende stijvende / ende hem tot aen de trappen van des Princen camer ghebracht hebbende / aldaer de benedictie ghegheven hadde: Soo is hy verwesen als eenen verrader / gheselle / ende mithulper eenes grouwelijcken Moordenaers / met den stroppe geworght te worden / daer nae ghevierendeelt / ende het hooft met de quartieren op de Stadts-poorten ghesett te worden / d'welck oock geschiet is / den xxviii. Martij, onaenghesien dat de vrome Prince van Oranien voor [1582.] hem ende sijne complicen ernstlijck gheintercedeert ende ghenade by de Overicheyt versocht hadde. Qui male pavit oves, nunc bene pascit aves. Ten selven daghe en stonde is oock met ghelijcke sententie ende vonnisse ter doodt verwesen/ Antonio de Venero, Spaenjaert, Kassier ofte Boeck-houder van Anastro, den welcken Anastro, sijn godloos voornemen eerst gheopenbaert ende ontdeckt hadde/versoeckende dat hy hem dese moordt te doen hem beloven woude; als daer mede connende Godt eenen aengenamen dienst doen/als oock den gantschen Lande ende Kercke/ ende mede hem in't particulier: Desen Venero heeft sijnen meester Anastro dit te doen afgheslaghen/ segghende / dat hy te bloode ende te cleynhertich was om dat te beginnen: Doch nae dat hy hem een weynichsken bedachtt hadde / soo seyde hy: Daer en is gheen Man ter weerelt bequamer om dit te doen, als onsen Ioanille (verstaende Iean Iauregui) die sal het wel aennemen / ende hy sal het oock wel uytvoeren / want hy is stout ende onversaecht. Jn dusdanighe moordt-stucken heeft den heeler soo groote schult/ als die het werck verrichtt ende doet. {==399==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (137) Quod non TISTPHONE tentat, quod Stygius horret Ille PATER scelerum semper crudelis origo, Hoc quidam effrais MONACHUS tentavit, ANASTRO HISPANO monstrante, datus corvo esca voraci. ==} {>>afbeelding<<} {==400==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe de Stadt Lier door Sempel is verraden ende overghelevert in handen van den Parmesaen/den tweeden Augusti, 1582. [1582.] IN den Somer des jaers 1582. zijnder van beyder sijdts volck vele aenslagen gemaeckt / bycans op alle Steden/ ende in alle de Provincien / doch weynighe zijnder gheluckt / onder de welcke is gheweest den verraderschen aenslach van VVillem Sempel Capiteyn van een Compagnie Schotten garnisoen houdende binnen Liere / een cleyne/ maer een stercke ende fraeye Stadt/ drie mijlen van Antwerpen/ tusschen Mechelen / Antwerpen/ ende Diest/ alwaer een Edel-man van Antwerpen Gouverneur binnen was/ghenoemt Eetvelt. Desen Sempel claechde van mis-betalinghe: Oock was hem eenighe cleynicheyt ofte onghelijck (nae sijn segghen) van de Staten wedervaren/welcke hy ghewroken heeft met het verraden ende overgeven der Stadt Liere, in handen van den Prince van Parma/ op den tweeden dach Augusti, Anno 1582. bedroevende soo menich eerlijck Man en Vrouwe / uyt pijcque ende wraeck-gierichheyt. Hy heeft sijnen aenslach ende voornemen aldus in het werck ghestelt: Den eersten Augusti was hy ten eten by den Gouverneur; Aen tafel zijnde / seyde hy / dat de vyandt een van sijn Soldaten ghevangen hadde / den welcken hy voor gheen rantsoen en conde los crijghen/waerom hy verlof van den Gouverneur badt ende versocht / om te moghen met eenighe Soldaten van sijn Compagnije uyttrecken/om den vyant erghens te betrappen/ende ghevanghens te erijghen/ om sijnen Soldaet alsoo by wisselinghe te lossen. De Gouverneur en heeft hem dit niet connen noch willen weygheren / maer was te vreden / dat hy soude uyttrecken met dertich sijner Schotten/ ende seven Soldaten van des Gouverneurs Compagnie/hem sijnen Trommel-slagher mede ghevende. Als nu Sempel de Lovensche Poorte uytghterocken was / twee mijlen buyten de Stadt zijnde / heeft hy sijn volck om te rusten [1582.] in een Kercke doen trecken/ alwaer hy van sijn Schotten/ des Gouverneurs Soldaten dede vangen en̄ binden. Aldaer quam by hem het volc van den Heer Haultepenne, 'twelck in der haest uyt de naeste garnisoenen vergadert ende by een ghebracht was / gelijck sy versproken waren. Met dit volck trock Sempel nae de Stadt Liere; de Soldaten des Gouverneurs ghebonden zijnde/volchden desen hoop. De Schotten die in der Stadt ghebleven waren/ onder den Luytenant Sempel, Broeder van den Capiteyn / met den Vaen-drager ende Sergeant / lieten haer ter bestemder tijdt by malcanderen vinden boven de twee Corps de Guarden die sy ordinaerlijc besetteden/op een plaetse ghenoemt den Cluysen-pleyn / des morghens voor drie uyren. Als nu Capiteyn Sempel met des Parmesaens volck voor de Stadt quam/ roepende dat sy eenen grooten buyt ghecreghen hadden/ende versoeckende inghelaten te worden/ eer de vyandt/ die sy vreesden dat haer haest volghen mocht / haer dien quame afnemen: Soo is de Luytenant Sempel (die mede een verrader was) gegaen op het Stadt-huys/ biddende dat de Capiteyn van der Wacht met de Officieren ende eenighe Borghers souden willen tot den Gouverneur gaen om de sleutelen te halen / ende sijnen Broeder in te laten/met sijnen schoonen buyt. De Gouverneur heeft geconsenteert/ datmen het Wijncket soude openen/ maer de Poorten niet/voor dat het lichten dach soude zijn. De Capiteyn van der Wacht met de goede Borghers / geen achter-dencken hebbende op dese Schotten/die langhe tijdt ghetrouwelijck ghedient hadden sonder opsprake / waren stracx willich de Poorte op te doen / insonderheyt Cornelis Crieckaert, dien nacht {==401==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (138) Die ouerwininge der stat Lier hoese de malcontens ingenomẽ en grouwelijcke tiranie daerin bedreuen hebben met moorden aen vrouwen en kinderen onooselyck veraden sijnde van Sempel Capiteijn vande schotten. La malleurense fortune de la ville de Lier prinse par le malcontens & masaccres cruellement a femmes & enfans les quels ont este vendu de leur Capitaine esquoschois 2. Augusti 1582. ==} {>>afbeelding<<} {==402==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] Capiteyn van der Wacht/ achtende gheen perijckel daer in gheleghen te wesen/midts dat hy wel verselschapt was/ende die Poorten oock bequaem waren/ om sulcx sonder perijckel te connen doen / want daer waren drie ofte vier Wijncketten achter malcanderen: Soo is hy alleen met den Poortier aen het uyterste Wijncket ghecomen / de andere van de Wacht soo lange binnen blijvende/ende d'ander Wijncketten met de grendels ghesloten houdende/ tot dat de Capiteyn van de Wacht soude besichticht hebben/of het al claer werck was. Sempel siende datmen de Wijncketten van binnen toeghegrendelt hieldt / heeft terstont den Poortier door-steken/ ende Crieckaert tot der doodt toe verwondet / also in handen crijgende des Stadts sleutelen. Antonis Kray een van des Gouverneurs Soldaten was midler wijle los ghecomen ende dese Schotten ontspronghen / die van buyten aen Fransmans Toorn de Borgheren toe-riep dat sy verraden waeren / ende maeckte alarm. Als dit de Luytenant Sempel, ende de Schotten die noch binnen waren/hoorden/overweldichden sy de Borghers in der Poorte / openden de binnen Wijncketten / creghen de sleutelen / ende openden de Poorten / de vyandt inleydende soo stillekens als sy conden: Doch soo haest als Haultepennens Peerde-volck / sterck zijnde ontrent ses hondert / in de Stadt was / soo hebben die hare Trompetten gheblasen/ ende terstont haer als vyanden bewesen / doodt slaende alle die haer ontmoetten/ ende besetten alomme de straten / de Borghers belettende op hare alarm plaetsen by malcanderen te comen. De Borghers siende dat de vyandt meester was van hare Stadt / soo heeft elck ghesien om een goet heen-comen / eenighe hebben haer versteken/ eenighe haer over de muyren werpende zijnt [1582.] met swemmen ontcomen / onder de welcke oock de Gouverneur was / die in't hemde ontcomen is/ met een schuytgen over de Stadts Grachten gherakende. De vyandt is seer wreedt gheweest over de Vrouwen ende Kinderen / Nonnen ende Bagijnen/ vele der selfder vermoordende/ selfs oock niet verschoonende de arme oude Vrouwen in't Gast-huys: Men houdt het daer voor / datter boven de twee hondert Vrouwen ende Kinders vermoordt zijn /behalven de Mans die niet weynich en waren. De vyandt heeft de heele Stadt uytgeplondert/ende daer nae de overgheblevene Borghers op grooter rantsoen gesett/als sy betalen conden. Onder andere ghevanghens is geweest Capiteyn Alonse, een Spaenjaert/ die eenen geruymen tijdt de Staten getrouwelijck gedient heeft/ ende was corts hier te vooren seer swaerlijck voor Antwerpen ghequetst gheworden /daer van hy noch niet ghenesen en was. Desen hebben sy opghehangen by een been / tot dat hy doodt was / daer nae hebben sy hem ghevierendeelt / ende de quartieren buyten de Poorten aen galghen ghehange. Maer de Ruyters van Antwerpen haelden de quartieren/ ende hy wert op sijn Crijchs-mans eerlijck binnen Antwerpen in de groote kercke begraven. Corts nae het innemen van Lier trock de Verrader Sempel nae Namen / daer hy den Prince van Parma / ende sijn Moeder begroette / die hem weynich careffe oft eere aen deden/ maer sonden hem nae Spanien/ om aldaer by den Coninck te versoecken loon voor desen dienst sijner Majesteyt gedaen; maer hy heeft weynich ghecreghen. Proditionem amo, proditorem non amo. {==403==} {>>pagina-aanduiding<<} Lochvm beleghert zijnde van Parma, wordt ontset door Graef VVillem van Nassou, ende den Grave van Hohenloh, Anno 1582. den 24. Septembris. [1582.] FRancisco Verdugo, een cloeck/ervaren/ende beleeft Spaenjaert/die door sijn dapperheyt/van Musquetier/daer hy voor diende doe Haerlem beleghert was/ tot den Gouvernemente van Frieslandt geclommen was/ hadde met vier ofte vijf duysent Voet-knechten/ ende eenighe Peerden/ het Stedeken Lochum, ghelegen in der Graefschap Zutphen/ op de Berckel/twee mijlen van de Stadt Zutphen/ beleghert/ ende hadde dat tot den uytersten noodt van provande gebrocht. Maer Graef VVilhelm Lodewijck van Nassou, eenich Crijchs-volck vergadert hebbende / heeft een goet ghetal van Waghenen gheladen met victualie ende allerley behoeften / daer binnen gebracht/dat het den vyandt moeste aensien/ende en conde het niet verhinderen. Graef VVilhelm dit verrichtt hebbende/ende wederom vertrocken zijnde/ende Verdugo wel vermoedende/dat het revictuaillieren niet ghenoech en was/om langhen tijdt tegen te houden / soo is hy met sijn Legher blijven ligghen/ makende rontom de Stadt xvi. of xvii. stercke Schansen/ ende op den Bergh die voor Lochum leyt/maeckte hy drie Schanssen/eensdeels om allen toeganck tot de belegherde te beletten/ ander deels om daer in versekert te ligghen voor den aenloop sijner vyanden. Graef VVillem Lodewijck van Nassou, ende de Grave van Hohenlo dit vernemende / hebben vergadert ende by een ghebracht in Gelderlandt ende Overyssel / soo veel volcx als sy conden/ ende sy zijn wederom derwaerts ghetrocken/ met twee duysent te voet ende thien hondert Peerden/ met eenich Gheschutt. Jn d'eerste schermutselinghe vielen sy den vyandt so dapper aen te voet ende te peerde/ dat Verdugo met sijn volck in-sijn Schansen op den Berghtrock. Twee daghen hier nae bespronghen den Franschen Colonel [1582.] d'Alleyn, een seer cloeck Crijchs-man / een van des vyandts sterckste Schansen/ beneden den Bergh gelegen/ende die van der Stadt deden op de selfde uyre eenen uytval/daer mede sy de Schanse by de Molenpoorte wonnen / daer ontrent tachtentich van den vyandt doodt bleven: Daer wierdt aen beyde sijden soo langhe ende soo wel ghevochten/ dat daer en tusschen de Brugghe over de Berckel/ die afghebroken was / hermaeckt werdt/daer over dan de Waghens passeerden ende de Stadt overvloediger victualicerden / als te vooren geschiedt was: Den naesten nacht werdender noch twee Schansen des vyandts overweldicht. Daer nae zijn Duc d'Alencons Ruyteren onbedachtelijck op haren vyant (dien sy op den Berg ghenoechsaem besett ende beleghert hadden) aenghevallen met disordre, daer over sy van Verdugo in de vlucht gheslaghen werden/met verlies van twee ofte drie Capiteyns / ende eenige Ruyteren en Soldaten: Sommighe bleven doodt in't vechten/ maer sommige zijn van den Spaenjaert in coelen bloede doodt geslaghen. Daer nae vertrock Duc d'Alensons volck met den Colonel d'Alleyn: Maer de drie jonghe Graven van Berghe, Herman, Frederick, ende Hendrick weken in de Stadt. Verdugo bleef noch even wel voor de Stadt liggen/ ende hy creech sijn verlooren Schansen lichtelijck wederom in/ ende hy benaude de Stadt veel meer als hy te vooren gedaen hadde/ wetende dat de Stadt meer beswaert was met de Heeren / ende het volck datter nieu inghebracht was/ als sy door de inghebrachte vivres versterckt was. Verdugo zijn te hulpe gecomen Graef Carel van Mansvelt, en̄ de Heere van Haultepenne, {==404==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] mede brenghende ses hondert Peerden/ende vijfthien hondert Voet-knechten. De Stadt is in sulcken honghers-noot gecomen/datmender begon Peerde-vleys te eten / zijnde ontrent twintich daghen gheleden/dat de laetste provande daer binnen ghebracht was. Verdugo dede de Stadt voor de tweede reyse sommeren ofte opheysschen / maer te vergheefs / de cloecke Borghers van Lochum, ende de Soldaten wouden liever het uyterste verwachten/dan haer overgeven in handen van haren vyandt. De Grave van Hohenlo was seer neerstich om 'tontsett van Lochum voor de derde reyse te bevoorderen; Hy is in aller ijl ghereden nae Antwerpen/ ende heeft van den Hertoghe meer volcx als hy te vooren ghehadt hadde / vercreghen / te weten twee duysent / ende vijfhondert Voet-knechten/ ende vijfthien hondert Peerden / soo Fransche / als Duytsche / met noch drie Cornetten Engelsche onder Norrits. Hier mede trock de Grave van Hohenloh nae Lochum: Soo haest als hy aenquam verliet Graef Carel van Mansvelt sijn Legher-plaetse/ ende dat met groote disordre, treckende over 'twater/om naerder by Verdugo te wesen. Hohenloh is stracx in Mansvelts Leger-plaetse gaen ligghen. Dese beyde Legers zijn aen malcanderen ghecomen: Daer is aen beyde sijden dapperlijck ghevochten / ende daer bleef veel volcx doodt. Daer en tusschen liet de Grave van Hohenloh een Schanse opwerpen tusschen twee van des vyandts Schansen/door behulp van de welcke hy een Brugghe over de Berckelbracht / over de welcke hy in de Stadt conde comen/daer hy vers volc inbracht/ daer uyt nemende die ghequetste / ende die onnutt in de Stadt waren. Aen d'eynde deser Brugge dede Hohenloh noch een Schansken maken / tot bewaringhe ende beschuttinghe der selfder Brugghe: Verdugo [1582.] ende de andere dit siende ende merckende / ende achtende de Stadt nu ghenoechsaem gherevictualieert te zijn: Oock vreesende dat sy van achteren mochten omcinghelt worden/soo resolveerden sy op te breken/ d'welck sy gedaen hebben den xxiii. Septembris, verlatende alle haere Schansen / ende optreckende in slach-ordre. Verdugo trock nae Grolle/ ende Mansvelt met Haultepenne weder nae Brabant. Des anderen daechs werdt Lochum met ghemack volcomelijck gespijst / ende van allen noodtdruft versorcht / ende alle de Schansen die den Spaenjaert daer gemaeckt hadde / wierden stracx gheslichtt. Gheduyrende dit belech is met een coeghel uyt der Stadt ghetroffen Gijsbert van Batenburgh, Heere van Anholt, Baender-heere des Vorstendoms Geldre ende der Graefschap Zutphen, Colonel van een Regiment Duytsche Voet-knechten/die den Coninck van Hispanien diende/ende was de voornaemste die dese belegheringhe veroorsaeckt ende te weghe ghebracht hadde / overmits het garnisoen van Lochum hem seer quelde/ ende dagelijcx voor Anholt quam. Sic patitur in telis vulnera facta suis. Corts hier nae werdt den Spaenschen afgenomen het schoone huys te Keppel, in der Graefschap Zutphen ghelegen / nae dat eenighe scheuten daer op ghedaen waren. Als mede het huys te Bronckhorst, oock in der Graefschap Zutphen / toecomende den welgeborenen Heer Grave Iobst, Grave te Limburgh, ende Bronckhorst, Heere te Styrumb, VVis, ende Borkeloh, Baender-heere des Vorstendoms Geldre ende der Graefschap Zutphen. {==405==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (139) VERDUGO belli fulmen, quoqƷ Martis alumnus, LOCHEMIUM forti Cingebat milite portas, Indoluit mox NASSOVII de stirpe GILELMUS, Liberat obsidione viros, et pellit IBEROS, ==} {>>afbeelding<<} {==406==} {>>pagina-aanduiding<<} Avdenaerde by Parma beleghert ende inghenomen/den vijfden Iulij, 1582. [1582.] NAe dat de Prince van Parma de stercke Stadt Doornijck overwonnen hadde / soo isser by de Staten alle neersticheyt ghedaen om Oudenaerde / een stercke oude Stadt in Vlaenderen / vijf mijlen van Gent / ende seven van Doornijck gheleghen / van alle noodruft/ ende insonderheyt met een goet sterck garnisoen te versekeren/ d'welck door eenighe die beter Spaens / dan Frans/ of Oraniens waren / is verhindert gheworden: Sy seyden dat sy met weynich garnisoen sterck ghenoech waren om haer Stadt te bewaren: Sy mis-trouden haren Gouverneur Guilliame de Maulde, Heere van Mansaert, sonder dat oyt ghebleken heeft / dat sy daer wettelijcke oorsake toe hadden. Hy siende dat hy met believen der Borgeren de Stadt met gheen genoechsaem garnisoen versorghen en mocht/ soo heeft hy gepoocht buyten kennisse van den Magistraet ende Borgherije/den eersten Decembris 1581. eenige Ruyteren van den Prince van Oranien hem ghesonden/ in de Stadt te brenghen; Alser twee Vaenen binnen waren/ soo heeft de Wacht-meester de yseren Poorte toe-ghesloten / ende de andere buyten ghehouden. De Borghers vernemende / dat Mansaert dit volck daer binnen ghebracht hadde / zijn stracx op de beenen ghecomen met haer gheweer en wapenen/ ende sy hebben de Ruyters ter Stadt uyt ghedreven/ ende den Gouverneur met sijn Crijchs-volck jaechden sy nae / ende souden hem voor seker doodt gheslaghen hebben/hadden sy hem gheereghen; maer hy ist ontcomen/ ende op het Casteel ghevluchtt. Stracx hebben de Borghers in dese haestighe furie haer beschanst teghen het Casteel / ende wouden den Gouverneur daer van hebben / schietende daer op met twee halve Cartouwen/eenen halven dach lanck: Sy brandden de Valbrugge af/ende deden al het gewelt dat sy conden/nae [1582.] den aert eenes toornighen volcx. De Heere van Mansaert dit gewelt ende rasernije siende/ende geen macht noch middelen hebbende om genoechsame tegen-weere te doen / is met eenighe Soldaten van sijn Compagnije des nachts van het Casteel ghetrocken / ende tot den Prince ghegaen om hem dit teclagen / ende te openbaren in wat perijckel die Stadt was. De Borghers en hebben niet gherust voor ende aleer sy meester van dit Casteel / ghenoemt het Nieu-Casteel/geleghen aen de Stadts-muyren/in't Suyd-oosten/geworden waren/ meester gheworden zijnde/ hebben sy het selfde/haer bloedt noch niet coele gheworden zijnde/ afghebroken ende gheheel gheraseert. De Prince van Parma dit vernomen hebbende/ heeft stracx aen die van Oudenaerde geschreven/ende eenich Peerde-volck tot voor de Stadt gesonden / sijnen dienst ende vriendtschap haer aen-presenterende/ soo sy haer met haren Coninck wouden versoenen: Maer sy gaven hem voor dat mael een afslagighe antwoorde. Doch dese mutinatie heeft veroorsaeckt/ dat Parma het naeste saysoen met sijn Legher daer voor ghecomenis/ namelijck op den achtsten Aprilis Anno 1582. hem gelatende als of hy Meenen meende te belegheren: Doe hy met sijn Legher voor by Oudenaerde trock / soo vielender drie Compagnien uyt de Stadt in sijn arriere-guarde, maer sy wierden meest doodt-gheslaghen / ende stracx keerde het gheheele Legher om/ ende bleef voor Oudenaerde vast liggen. Hy nam het Casteel van Gavere in/een mijle van dese Stadt gheleghen / vreesende datmen uyt het selfde hem soude beletten den toe-voer van vivres in zijn Legher: Parma heeft oock met behendicheyt het Casteel van Castens/aen d'ander geweste van de Stadt {==407==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (140) De Belegeringe Voor Audenarden Door den Prince Van Parme den .19. april Voorgebracht Anno 1582 De sluysen op doende heeft de meeste helft der stat Omrigelt ende beuryt met den water. La siege de' Audenar de fut mis par le Prince de Parme le 19. d'auril. 1582 Alors ceulx de la ville aijant ouuert les escluses se faisant enuironer, la plus grand, de la ville des eaux partie Abraham de bruijn excudit. ==} {>>afbeelding<<} {==408==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] gheleghen/ inghenomen/ om alsoo sijn Legher aen alle canten des te beter te versekeren voor inval des vyandts. Heer Frederick van der Borght was te deser tijdt Gouverneur binnen de Stadt. Parma heeft terstont sijn Gheschutt geplant/ende met xxv. stucken twaelf uyren lanck sonder ophouden soo geschooten/ dat hy een bresche ghemaeckt heeft/ groot ghenoech om een storm aen te brenghen / d'welck hy oock soude ghedaen hebben/ ten ware dat het hooghe ende dagelijcx wassende water hem verhindert hadde: Hy liet eenige Vlot-bruggen maken om daer mede het volck aen de bresche te brenghen/maer 'twas te vergheefs. Die van binnen hebben haer seer wel gheweert/maer sy en haddender maer ontrent vier hondert Soldaten binnen / die niet veel uytrechten en conden met uytvallen/ ofte om den vyandt te verhinderen sijn Gheschut te planten: Sy setten een groot deel der Stadt in't water; maer waren sy binnen sterck ghenoech van volcke gheweest / sy souden by nae de gheheele Stadt in't water connen stellen hebben/ want de geleghentheyt ofte situatie deser Stadt leegh is/ ende bequaem om met water te laten beloopen / alsmen de Schelde/die door de Stadt loopt op-houdt. De Prince van Parma heeft meest al sijn macht gebruyckt op een van der Stadts-poorten / ende op een Ravelijn ofte buyten-werck daer nevens / welcke die van binnen langhe cloeckelijck defendeerden/aen beyde sijden veel volcx doodt blijvende/ ende onder andere eenen van der Staten Capiteyns / ghenoemt Ioncker Bernoylie, van Antwerpen gheboortich. Eyndelijck heeft de Prince van Parma dit buyten-werck stormender handt inghenomen: Maer de Soldaten ende Borghers hebbender den vyandt cloeckelijck starcx weder uytgeslagen/ met verlies wel van drie hondert Man/ die van binnen maer vier Mannen verliesende. Siet wat dat cloecke gheresolveerde Soldaten doen connen. Parma hier uyt ghedreven zijnde/heeft aen d'ander sijde der Stadt een bollewerck doen onder-graven [1582.] / daer hy meester van gheworden is: Maer die van binnen hebbender stracx een halve mane teghens op-gheworpen. Duc d'Alenson ende de Staten/insonderheyt die van Vlaenderen / deden groote neerstichheyt om dese Stadt te ontsetten. Maer de Francoysen / daer mede men de Stadt meynde te ontsetten/quamen lancksaem uyt Vranckerijck / als oock deden eenighe nieu-aenghenomene Duytsche Ruyteren: Soo dat de Staten / by ghebreck van volck/des Princen van Parmas Legher niet en dorsten bespringhen / die sterck en wel begraven lach aen den cant van de Riviere/langhst de welcke die van Doornijck sijn Legher spijsighden ende van alles rijckelijck versorchden. Die van Gent meyndender eens Ruyteren en Soldaten in te brengen/(victualie ende amunitie wasser genoech in/) maer de Marquis van Roubay heeftse ten deele gheslaghen / ten deele te rugghe ghejaecht / haer vervolghende tot voor de Poorten van Gent / daer bleven wel tachtentich Ruyters doodt/ behalven een goet deel Voet-knechten. Binnen de Stadt en waren de Borghers ende Soldaten niet wel eens; De Paeps-ghesinde Borghers welcker vele waren / spraken al stracx alser Parma eerst voor-gecomen was / van opgheven ofte appoincteren / ende verstaken de victualie voor de Soldaten/soo seere als sy eenichsins conden; Soo dat de Gouverneur desen onwille der Borgheren siende / ende wel merckende dat hy geen ontset te verwachten en hadde/de Stadt nae drie maenden belegheringe / heeft overghegeven/ in handen van Parma, op den vijfden dach Iulij, haer consenterende schier al wat sy begeerden. De Soldaten zijn met haer gheweer / ende bagagije uytgetrocken. De Borghers moesten tot afcoopinghe der pilagie / ende tot betalinghe der gheener die haer beleghert hadden/opbrenghen in ses weken tijdts dertich duysent guldens in baren gelde: Die uyt de Stadt {==409==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] vertrecken wouden/ werdt ghegheven een gheheel jare om hare goederen te vercoopen: Dien van de Ghereformeerde Religie werdt gheoorlooft in de Stadt te blijven/ sonder inquisitie/midts dat sy niemandt schandael gheven en souden / d'welck een breede uytlegginghe heeft / want uyt de Misse ende [1582.] Predicatie blijven/ niet Biechten/ niet te Sacrament gaen/ &c. is schandael gheven. De Heere van Manuy is van Parma Gouverneur deser Stadt ghemaeckt. Tempora mutantur, & nos mutamur in illis. Hoe Salcedo, ende andere verraders Duc d'Alenson, ende den Prince van Oranien binnen Brugghe meynden te vermoorden / ende hoe sy daer over zijn ghestraft gheworden / Anno 1582. [1582.] IN den jare 1582. doe Duc d'Alenson ende de Prince van Oranien te Brugghe in Vlaenderen waren/ isser aen den dach ghecomen een verraderije ofte moorderije/voorghenomen by eenen Spaenjaert/ghenoemt Nicolaes Salcedo; Eenen Jtaliaen/ ghenoemt Francisco Baza, gheboren in't Landt van Bressa / wesende eenen Ruyter onder de Compagnie van Farnando Gonsaga, ende eenen Wale/ ghenoemt Nicolaes Hugot, toeghenaemt la Borde. Dese drie fijne gesellen zijn door den Prince van Parma ofte sijne Dienaers daer toe ghebrocht ende ghecocht/ dat sy belooft en voorgenomen hebben/elc alleen/of t'samen/ Duc d'Alenson, ende den Prince van Oranien te vermoorden/so haest als sy daer toe occasie ofte gelegentheyt vinden souden/het ware dan door fenijn/of door eenighen anderen middel/ hoe sy best connen souden/ ghelijck sy selfs/ghevanghen zijnde / bekent ende beleden hebben. Desen Salcedo hadde eenen tijdt lanck hier bevoorens binnen Rouan op sijnen hals gevangen gheseten / aengheclaecht zijnde / dat hy sich gheneert hadde met valsche numte: Hy stondt in duysent perijckel sijnes levens / maer hy is van Duc d'Alenson verbeden ende uyt de ghevanckenisse verlost. Hy is nae Hispanien getrocken/alwaer hy eenen tijdt lanck gheweest zijnde/so is hy in Loreynen comen woonen. [1582.] Als Duc d'Alenson in Vranckerijck ende elders volck op nam / om nae Neder-landt te comen ende Camerijck t'ontsetten / soo heeft hy hem in sijnen dienst begheven / ende heeft hem gevolcht tot binnen Antwerpen / hopende eenich Officie in d'een of d'ander Compagnije te crijghen. Lamorael van Egmont, die nae der handt Grave van Egmont gheworden is / hieldt groote kennisse met desen Salcedo, d'welck de Prince van Oranien niet geern en sach / want hy hadde een quade ooghe op desen boeve / wel merckende dat hy met eenich schelm-stuck swangher ginck. Alsoo dan de Prince van Oranien den kinderen van Egmont een goet herte toedroech/ soo om hares vaders wille/ met den welcken de Prince seer goede kennisse ende vriendtschap gehadt ende ghehouden hadde / als mede om dat de Hertoginne van Beyeren/weduwe van Egmont / den Prince van Oranien al hare kinderen in haer doodt bedde seer hoogelijck ghecommandeert hadde: Des te liever en aenghenamer was desen jongen Heere sijn Princelijcke Excellentie om dat hy sich gheliet de Ghereformeerde Religie eenichsins toegedaen te wesen. De Prince arbeydde sijn beste / om Lamorael tot het Gouvernement van Vlaenderen te {==410==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] brengen/daer toe groote apparentie was. De Prince heeft desen jonghen Heere eens in sijn camer genomen ende ghevraecht / waerom dat hy soo groote conversatie met Salcedo hieldt? Hy antwoorde / nerghens om anders/dan om dat hy so goede kennisse ende wetenschap heeft in de Alkemisterije / daer ick oock mijn plaisir in neme/ende my oeffene. De Prince seyde hem/ dat hy wat erghers vreesde/ ende vermaende hem/ dat hy hem ontslaen soude van Salcedos gheselschap ende ommeganck/daer by voeghende/dat hy Salcedo niet openbaren en soude/ dat hy hem dit seyde. 'Twelck Lamoral nochtans niet verswegen en heeft/ maer heeft het hem weder over gedragen so haest als hy by hem quam/het zy door onbedachtsaemheyt /of dat het doch der menschen natuere is/ dat sy gemeynlijck geneycht zijnte doen of te spreken/ datmen haer verbiedt. Weynich daghen hier nae heeftmen soo veel ghehoort/ghesien/ende vernomen van Salcedo, dat hy is aengetast ende inder gevanckenisse gebracht op den xxi. Iulij. Francisco Baza ontrent het Hof wandelende/ ende verwachtende sijnen mit-gheselle Salcedo, ende den selfden niet connende vernemen/so heeft hy d'een en d'ander nae hem ghevraecht/niet wetende dat hy vast ghehouden was. Baza comende by eenen die wist dat Salcedo ghevanckelijck ghenomen was/ende waerom/hem vragende of hy Salcedo nerghens ghesien hadde? Soo is hy oock aenghetast ende ghevanghen gheworden/als bekent wesende voor eenen gheselle van Salcedo. Noscitur ex socio, qui non cognoscitur [1582.] ex se. Het derde Moordt-kindt/ ghenoemt Hugot, of la Borde, lonten rieckende/heeft hem stracx van daer gepackt/ende hy is ontcomen. Salcedo ende Baza gheexamineert ende onder-vraecht zijnde/hebben bekent dat sy voorghenomen hadden den Hertoghe ende den Prince te vermoorden/ het ware aen tafel/ of in het schip/of op de strate/daer haer d'eerste ghelegentheyt presenteren soude / ende op sulcker maniere als sy best souden connen. Dese hare belijdenisse hebben sy onder-teeckent ende onder-schreven. Francisco Baza wel wetende / dat hy verdient hadde met een harde ende schandelijcke doodt ghestraft te worden/ soo heeft hy hem selven den xxx. Iulij met een mes in de ghevanckenisse gedoodt: Waer over hy verwesen is als eenen die hem selven vermoordt hadde/ter Galghe gesleept te worden/ ende met den hoofde in een vorke ofte spriet ghehanghen te worden. Maer uyt cracht van een tweede vonnisse/is hy gevierendelt/ende de quartieren zijn aen halve galghen ghehangen gheworden/ om dat hy voorghenomen hadde den Hertoghe van Brabant ende den Prince van Oranien te vermoorden; Jn de sententie / die opentlijck aen de Galghe ghenaghelt werdt / stondt met uytghedruckte woorden by / dat hy dit meynde ghedaen te hebben door expressen last ende bevell van den Prince van Parma. {==411==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (141) Veraderije gesticht om den Hertoge van Brabant en den Prince van Orangien te vermoorden door een spaignart Salcedo genaemt en franciscus basa die hem seluē heeft vermoort en is daer na gesleijpt gehangē en gequartiert Lexecution faict a franciscus basa traitre & complice de Salcedo aijant eu intelligence de tuer le Duck de Brabant & le Prince D'orange apres auoir tuee soij mesme en prison fut traines pendu et mis en quartier. le. 31me Iuliet 1582 ==} {>>afbeelding<<} {==412==} {>>pagina-aanduiding<<} Doodt-straffe van Nioclaes Salcedo binnen Parijs/den vijfentwintichsten Octobris, Anno 1582. [1582.] LAmoral van Egmont wierdt oock gevanckelijck ghenomen/om dat hy met Salcedo dagelijcx verkeert ende omme-ghegaen hadde; Als hy over dit feyt ghevraecht ende gheexamineert wierdt/so bekende hy wel/ dat hy Salcedo hadde overghedraghen/ al wat de Prince van Oranien hem gheseyt ende ghewaerschout hadde /belangende den daghelijckschen ommeganck met hem: Doch ontkende gantschelijck eenighe kennisse van dit moordadighe feyt te hebben. Hy bleef noch eenighe daghen lanck in goede versekeringhe ende bewaringe: Maer als de Hertoghe uyt Neder-landt vertrock/soo is hy los ghelaten/ende is met hem nae Vranckerijck ghereyst. Salcedo werdt/ten versoecke van den Coninck van Vranckerijck/ ende sijn Moeder/ nae Parijs ghevoert / alwaer hy bekent hebbende/ dat hy tot volvoeringhe der voor-verhaelder moorden/ van den Coninck van Hispanien tot een arra of Judas penninck ontfanghen hadde de somme van vier duysent Ducaten: Oock noch verscheydene stucken openbaerde/ die den Coninck/ Duc d'Alenson, ende eenighe Groote in Vranckerijck te na souden gegaen hebben: Soo is hy by sententie van den Parlamente van Parijs verwesen met vier Peerden levendich van een ghescheurt te worden. Jn de sententie stondt uytghedruckt / dat dit gheschieden soude in de teghenwoordicheyt van den Coninck/ de Coninginne / des Conincx Moeder/Princen van den bloede / ende andere Princen en Heeren des Hoofs. Dit alles alsoo/ nae den in-houdt der sententie/ volbracht op den vijfentwintichsten Octobris, Anno 1582. De quartieren sijn [1582.] aen halve Galghen ghehanghen/ende het hooft is op eenen staeck ghesett/tot aes der voeghelen/ende spot der Menschen. Het is wel een seer sware ende schrickelijcke pijne / die desen Moordenaer is aenghedaen gheweest/maer daerom worden dese boose Menschen dus pijnelijck om-ghebracht/Vt ad unum paena; Metus ad plures: Exemplum ad omnes perveniat. Dat is: Op dat eenen booswicht aldus ghestraft wordende / vele vreesen/ ende alle Menschen een exempel of spieghel daer aen nemen souden. De oude Leeraer Bernardus seyt seer wel: Mala est peccatorum mors, in amissione mundi, quia non possunt sine dolore separari ab eo quem diligunt: Pejor in dissolutione carnis, à qua evelluntur eorum anima à Spiritibus malignis: pessima in tormentis Inferni, quando corpus & anima perpetuis simul addicuntur ignibus. Dat is: Der boos-daders doodt is quaet/ten aensien dat sy de weerelt verlaten moeten/ van de welcke sy sonder groote hert-seer niet scheyden en connen/ dewijle sy de selfde soo seer bemminnen: Noch quader is haere doodt/ ten aensien dat hare sielen van de quade Gheesten uyt hare lichamen gheruckt worden: Maer alder quaetst is haere doodt/ ten aensien/ dat haere sielen ende lichamen in der helle eeuwichlijck sullen moeten branden en blaken. In tali tales capiuntur flumine pisces. {==413==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (142) Salzedo ouertuijcht en̄ bekent den Hertoge van Brabant te hebbē willen vermoorden is met vier peerden verschuert in Paris in Conincks presentie. Nicolas Salzedo convaincu d'auoir voulu tuer Mon. Seigneur le Duc de Brabant & D'aniou est tire a quatre cheuauls en greue a Paris en presence du Roij. ==} {>>afbeelding<<} {==414==} {>>pagina-aanduiding<<} Des Hertoghen van Brabants volck neemt Aelst in/ den XXIII. Aprilis, Anno 1582. [1582.] TErwijle de Prince van Parma met sijn Legher voor Oudenaerde lach/ soo heeft Duc d'Alenson verscheydene aenflaghen op de Steden in Brabant ende in Vlaenderen gehadt / meynende daer door/soo sy hem gheluckt waren / den Prince van Parma te doen opbreken/of immers met weynich costen ende cleyne spillinghe van volck/meer uyt te richten/als Parma doen soude met de belegeringe voor Oudenaerde. Rochepot hadde eenen aenslach op Cortrijc/die misluckte: Die van Antwerpē op Aerschot/te vergeefs: Maer Mons de Tempel, Gouverneur van Brussel / de Colonel La-Garde, ende Mons de Thyant, Gouverneur van Nienove/hadden eenē aenslach beraemt op de Stadt Aelst, zijnde de Hooft-stadt van Flandria Imperialis, of Rijcx-Vlaenderē/die haer gelucket is. Des nachts te twee uyren/ den xxiii. Aprilis, hebbē sy door het garnisoen van Liederkercke eenen alarm gemaeckt aen de swackste sijde der Stadt. Terwijle die van binnen al derwaers liepen/om den vyandt te keeren/so is der Staten volck aen de sterckste sijde der Stadt/ by de Brusselsche Poorte / neffens den Steen-wech aengevallen; haerder ettelijcke door de Stadts-grachten/die by na eens Mans lenghde diepe waren/passerende/met de slincker handt hielden sy hare bussen boven hare hoofden/ in de rechter handt hielden sy den blooten deghen/ de poeder-flesschen staken sy in hare hoeds-banden/in de plaetse van pluymagien; de brandende lonten hielden sy in den mont. Door het water geraeckt zijnde/hebben sy drie ledderen in de Stadts-gracht ghesett/ende eenighe plancken/teghen de muyren aen lenende/daer lancx eenighe Soldaten cloeckelijck op-clasterden en clommen / d'eerste was een seer braef Soldaet / Coninck ghenaemt/hy werdt stracx van die van binnen door-schoten: Doch de andere en verloren daerom [1582.] den moed niet/maer volchden malcandere cloeckelije/ ende staken terstont de Schilt-wacht doodt/met alle die haer ontmoetten: Sy deden haer Trommel stracx alarm slaen/ om die van binnen des te meerder vreese aen te jaghen / als of haerder vele binnen waren gheweest/daer het om een thien of twintich Man te doene was. Die van binnen schoten de grove stucken los op der Staten volck/maer sy deden weynich schade/ overmidts de duysterheyt des nachts. Alser nu ontrent twee hondert opgheclommen waren/trocken sy wat dieper in de Stadt; By malcanderen staende op een groot pleyn beneden de muyren/so zijn die van der Stadt haer stoutelijck aenghevallen/haer twee mael te rugghe drijvende/ soo dat die noch buyten ende op de ramparde waren / niet wel en dorsten voorts opclimmen / of in de Stadt vallen: Maer als de Capiteyns ende aen-leyders haren Soldaten goeden moet aenghesproken ende ernstlijck vermaent hadden haer devoir te doen / ende haren eedt te betrachten/so hebben sy eenen dapperen inval ghelijcker handt gedaen/ ende eenighe van haer sijn gheloopen nae de Brusselsche Poorte / daer sy de Wacht om-brachten/ ende braken de Poorte met ghewelt open/ met noch een buyten-brugghe / den Ruyteren die buyten ghereet stonden/alsoo den wech openende: Als die van binnen dit hoorden en saghen / soo namen sy de vlucht nae de Marckt ende nae het Stadt-huys/ alwaer sy noch wel een half uyre tijdts met schieten en schermutselen teghen-weere deden/ maer ten laetsten hebben sy genade versocht/ ende daer hebben haer ontrent hondert en thien Soldaten (behalven vele Borghers) gevanghen ghegheven: Sommighe ontliepen/ende verstaken haer daer sy best conden: Eenighe spronghen {==415==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (143) Dinterpriscende memen der stat Aelst gedaen bij Monsr Tian Collonel vande voetknechten ende Monsr de Temple Ouerste Vande Ruijters. anno 1582. den 23. april. La vaillante enterprinse suy la ville D'alost gaigneé par Monsr Tian Collonelle de linfanterie' & Monsr de Temple Cheff de la cheuallerie auec Monsr de la Garde. ==} {>>afbeelding<<} {==416==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] over de muyren/welcker vele buyten gevangen wierden van der Staten Crijchs-volck. Daer bleven in het ghevecht doodt ontrent twee hondert Mans/soo Borghers / als Soldaten / waer onder waren xvii. Papen, die haer/ nevens veel ander Moniken ende Papen/ (welcker wel tot vier hondert voor en nae/ om dat het buyten soo periculoos was/ in de Stadt gevlucht waren) mannelijck gheweert hadden. Van der Staten volck blevender ontrent xxv. doodt. De Heere van Moucheron, Gouverneur der Stadt / wert ghevanghen/ met vier Capiteyns: Als oock Heer Pieter Aloys, Abt van Ninove, sijn rantsoen/met twee van sijn Monicken werdt ghestelt op vier duysent guldens: Een Soldaet/ghenoemt Paulus Carlier, die de thienste op de muyren was/ creech desen Abt met de twee Monicken ghevanghen. De Heere van Tyant is Gouverneur van Aelst ghestelt / ende ghebleven/ tot dat hy inde Fransche furie doodt bleef. Mons de [1582.] Temple, ende la Guarde, trocken wederom elck nae haer garnisoen/daer latende genoechsame besettinge. Corts hier nae hebben vijfthien van Parmas Soldaten/ seer behendelijck malcanderen jaghende/haer voor het Casteel van Gaesbeke (toccomende den Grave van Egmont/ twee mijlen van Brussel ghelegen) vertoont / het een deel sich veynsende met buyt gheladen te zijn/ ende van het garnisoen van Aelst te zijn/ versoeckende in het Casteel ghelaten te worden/ eer de vyant haer den buyt af-jaechde ende doodt sloech. Die van binnen/ hopende mede wat van den buyt te ghenieten/ openden de Poorten/ ende ontfinghen hare vyanden/ tot haren ende des Landts nae-deel: want de Parmesaensche hielden de Poorte in/ ende lieten al haer volck binnen comen/ der Staten volck doodt slaende ende uytjaghende. Sich voor dich, trouvve is vveynich. Schermutselinghe tusschen Duc d'Alensons ende des Princen van Parmas volck/ by S. VVijnocx-berghe, den derden Augusti, Anno 1582. [1582.] WEynich dagen eer Oudenaerde overghegeven werdt/is de Grave van Rochepot, Colonel van het Fransche Voet-volck/met het Crijchs-volc dat onder Gent hadde beschanst ghelegen/getrocken nae Duynkercke/om aldaer te ontmoeten ende dieper int Landt te convoyeren Graef Carel van Mansvelt, (Neve van Graef Carel van Mansvelt die den Coninck van Hispanien diende) comende door Vranckerijck lancx den Zee-cant/met vijfthien hondert Duytsche Ruyteren/ende eenich Frans Voet-volck/onder het beleyt van den Heere de la Pierre, met de welcke men Oudenaerde meynde te ontsetten/ d'welck sy apparentlijck wel souden gedaen hebben/hadden sy vroech [1582.] ghenoech ghecomen/ Fronte capillata, post est occasio calva. Een weynichsken te laet is veel te laet. Dese Ruyteren ende Knechten t'samen in Vlaenderen tusschen Duynkercke ende S. VVijnocx-berghe (welcke Steden maer een mijle weechs van malcanderen en ligghen) gheleghert zijnde/is de Prince van Parma met een groot deel des Legers d'welck Oudenaerde ghedwonghen hadde/daer nae toe getrocken/ ende heeft hem den tweeden Augusti nae by der Francoysen Legher gheset: Stracx hebben dese beyde Leghers malcanderen met schut-gheveert gegroet/ende {==417==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (144) Schermutsing bij Wijnox Bergen vande Malcontens En dē leger vanden Hertoch van Brabant. Escarmouche fait par le Malcontens et le camp du Duc de Brabant. 1582. le 3. Aůst. ==} {>>afbeelding<<} {==418==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] gheschermutseert tot dat den avondt haer scheydde/ soo dicht onder S. VVijnocx-berghen, datmen met grof Gheschut daer uyt geschoten heeft op de Spaensche. Des anderen daechs quam de Prince van Parma met sijn Legher de Francoysen noch naerder/alsoo datter maer een cleyn Rivierken tusschen dese beyde Legers en was. De Grave van Rochepot lach op dat mael cranck binnen S. VVijnocx-berghen, even wel heeft hy sijn devoir seer wel ghedaen/hy liet sich dragen op de Stadts-muyren/van waer hy alle ghelegentheytsien conde/ende hy heeft op alles ordre gegeven: Hy heeft bevolen/datmen uyt alle Vaendelen soude nemen eenighe goede Arkebusiers/tot twee duysent toe/ende daer by vijfhondert Peerden/ende dat de reste binnen de Legher-plaetse in slach-ordre souden staende blijven/tot naederen last. De Prince van Parma, behalven dat hy verre de sterckste van volcke was/so heeft hy de Francoysen dit voordeel afghesien/ dat hy terstondt alle de Weghen/Hagen/en Grachten inghenomen heeft/ d'welck hem seer voorderlijck ende den Francoysen seer schadelijck was. Doch de voor-verhaelde twee duysent Francoysen zijn den derden Augusti haren vyandt soo mannelijck aenghevallen/dat sy hem uyt sijn voordeel ghedreven hebben/ ende dat met sijn groote schade. De Prince van Parma willende sijn schade weder in-halen/ sont den Baron van Balancon [1582.] (die daer nae Grave van Varax gheworden is/ Broeder van den Marquis van Varrabon of Warenbon) met sijn Compagnie lichte Peerden/ende een ander Compagnie Archebusiers te Peerde / die op de Fransoysen eenen onversaechden aenval deden/maer sy wierden soo ontfangen op de Enghelsche Spiessen/ daer sy door dansen moesten/ dat haerder vele doodt bleven. De Baron werdt van Norrits Enghelsche Ruyters ghevanghen/ende nae Antwerpen gevoert/ sijn Vane of Cornette wert ghenomen/ende de Vaendrager werdt doodt gheslagen. De helft van de beyde Parmesaensche Vaenen bleefer wel doodt / ende daer toe noch tusschen de vier of vijfhondert Voet-knechten. De Francoysen ende Engelsche leden cleyne schade/maer creghen goeden buyt. Dit gheschiedt zijnde/zijn de beyde Leghers opghetrocken. Het innemen van Aelst / ende dit cleyn victoritgen heeft die van Vlaenderen/die des maels in grooten noodt ende benautheyt waren/ een weynichsken verquickt/gelijck een weynichsken wijns eenen crancken Mensche het herte verheucht/ ende het heeft den vromen bedruckten ghemoederen oorsake ghegheven met den Coninck Assa te bidden ende te spreken/ 2. Par. 14. vers. 11. Heere by u en isser gheen onderscheyt, te helpen door vele, of daer gheen cracht en is: Helpt ons Heere onse Godt, vvant vvy verlaten ons op u. {==419==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe Parma op het Legher van Duc d'Alenson ghevallen is voor Gent, den XXVII. Augusti, Anno 1582. [1582.] NAe dat Duc d'Alenson eenen tijdt lanck in West-Vlaenderen gheweest was/soo is hy den xxvii. Augusti met sijn Legher gecomen by Gent/ sterck zijnde ontrent vier duysent Man: De Prince van Parma is met eenen grooten hoop van sijn beste Soldaten (achterlatende alle baggagije) 'sanderen daechs des Hertoghen Legher comen besoecken/meynende het selfde onversiens te bespringen: Maer sijn auant-garde des morgens vroech by de Wacht der Francoysen ontdeckt zijnde/so heeft de Heere de la Pierre, Mareschalck van 't Fransche Leger, terstont sijn volck in slach-ordre ghebracht/haer goeden moet ende couragie ghevende / vermanende tot mannelijck vechten/indien haer de vyandt quame bespringhen. Siende nu den vyandt aencomen/soo belaste hy den Heere van Seisseval, dat hy met de Ruyterije soo langhe teghen Parma soude schermutseren/tot dat de baggagie uyt het Dorp nae de Stadt mochte ghebracht worden/ende dat hy alsdan sonder langer teghen-weere te doen in goede ordre reliereren soude/ overmits des Princen van Parma volck/ soo te voete als te peerde/ongelijck meer en stercker was/als sy/ want hy hadde corts te vooren veel nieuwe Spaenjaerden/Jtalianen/Hooch-Duytsche/Ruyteren en Knechten/ ende oock veel Boheemsche Pyoniers gecreghen. Seisseval heeft het bevel van la Pierre seer wel nae-ghecomen/ ende is alsoo al dit volck in goede ordre ghesacket nae de Stadt van Gent aen. Naest den vyandt was het Regiment Enghelsche/ gheassisteert met eenighe Vaenen van des jonghen Grave van Mansvelts Duytsche Ruyteren; Nae dese was het Fransche Regiment van den Colonel du Borgh: hem volchde de Colonel Norrits met sijn drie Compagnien Enghelsche Peerden/ ende daer by noch vier Compagnien lichte Fransche Peerden: Dese boven-verhaelde [1582.] maeckten de auant-guarde. Drie Cornetten Fransche Peerden / met het Fransche Regiment Voet-knechten van den Colonel Fouquerolles, ende de Vlaemsche met de Schotsche Vaendelen/ maeckten de batailie. Jn de arriere-guarde of hinder-tocht was een Regiment Enghelsche/meest Pijckeniers/met eenighe Compagnien soo te Peerde/ als te voete/ onder den Colonel Seisseval. Jn dese ordre marcheerden sy pas a pas nae de Stadt toe. Op den wech zijn sy van de Spaensche/die seer sterck van Ruyteren ende van Voet-volck waren/nu en dan bespronghen ende aengherent/die hier en daer stercke embuschaden ofte laghen gheleyt hadden. Doch overmits de goede ordre die Duc d'Alensons Crijchs-volck hieldt/so zijn sy met weynich schade/doende den vyandt groote af-breucke/ghecomen tot onder de Stadt van Gent. De Heere van Rochepot siende den vyandt dapper aencomen/ soo is hy/onaenghesien hy sieckelijck was/met eenighe Capiteyns ende volck uyt de Stadt den vyandt onder d'ooghen ghetrocken/ende hy heeft buyten S. Lievens Poorte eenighe meule-berghen ende hoochten ingenomen/ ende hy beval de vier Vaendelen die in de auant-guarde waren/met Norrits Peerde-volc/ ende eenighe Enghelsche Spiessen/ eenen aenval op den vyandt/die de Stadt al meer en meer naderde/te doen. D'welck de Enghelsche met sulcke couragie ende cloeckheyt deden/ dat de vyandt ghedwonghen werdt voor dat mael te retireren. Duc d'Alenson, ende de Prince van Oranien presenteerden haer in persoone op de Stadts-vesten / om op alles te helpen goede ordre gheven/ sy belastten haer volck te deynsen tot dicht onder de Stadt/ op datmen van de Strijckweeren ofte Bollewercken der Stadt/ den vyanden {==420==} {>>pagina-aanduiding<<} [1582.] soude connen schade aen-doen / als hy binnen scheuts comen soude. De vyandt heeft eenen nieuwen aenval ghedaen op Duc d'Alensons volck / die haer soo cloeckelijck ter weere stelden / dat de Spaensche wederom met groote schade moesten wijcken. Doe wert het gheheele Legher dicht onder de Stadt in slach-orden gestelt: Daer op quam de Prince van Parma aentrecken met sijn gheheel Legher in goede ordre / ende begost dapperlijck op der Staten Leger aen te vallen: Maer overmits het Gheschutt uyt der Stadt grouwelijck op hem ende de sijne los gheschoten wierdt/ d'welck hem seer groote schade dede / soo en dorst hy niet naerder comen / maer hy bleefbuyten scheut wel twee uyren lanck in slach-ordre staen/sich bedenckende ende beraedt-slaende wat hy best doen soude. Duc d'Alenson ende de Prince van Oranien achterdencken hebbende / of Parma mochte soecken erghens over de Riviere te comen / ende alsoo in't Landt van Waes / d'welck noch rijck en vett was/ te wallen: Deden sy / soo stillekens als sy eenichsins conden / al het Peerde-volc (behalven drie Cornetten/die sy buyten by het Voet-volck lieten) in de Stadt comen/om de selfde stracx nae den vyandt te schicken ende dien te schutten/ soo hy erghens hadde willen de Rivieren [1582.] passeren. Als de Prince van Parma dat sach / so dede hy eenen gheweldigen aenval op het Voet-volck/ontblootet zijnde van de hulpe der Ruyteren: Maer hy werdt soo ontfanghen van der Staten volck/ende so ghegroett met het grof Gheschutt uyt de Stadt/dat hy met schande en schade moeste te rugghe wijcken. Den avondt ghecomen zijnde/is Parma met sijn gheheel Legher vertrocken/ eerst begraven hebbende nae by de Stadt / ontrent twee hondert dooden/d'welck al ghemeyne Soldaten waren / want de doode Capiteyns/Bevel-hebbers/ ende persoonen van qualite, als oock de ghequetste / zijn op Waghens geleyt/ende wech-ghevoert. Daechs nae dese schermutsinghe is Duc d'Alenson met den Prince van Oranien, mede nemende al het Voet-volck ende Peerde-volck ghetrocken nae Dendermonde / daer hy als Grave van Vlaenderen sijn triumphante incomste dede / latende den Prince van Espinoy tot Gent/ om op alles goede ordre te stellen. Den tweeden Septembris is Alenson met den Prince van Oranien, vergheselschapt van het Crijchs-volck tot Antwerpen aenghecomen/ daer sy willecome waren. Prov. 21.31. De Peerden vvorden vvel ten strijde bereydet, doch de overvvinninghe comt van den Heere. {==421==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (145) Schermusing bij Gent vande Malcontens en den leger vanden Hertoge van Brabant. Escarmonche aupres de Gand fait par le Malcontens et le camp du Duc de Brabant. le 29. Augusti. 158[2] ==} {>>afbeelding<<} {==422==} {>>pagina-aanduiding<<} Fransche furie, ofte/hoe Duc d'Alenson ghemeynt heeft hem meester van Antwerpen te te maken/ den XVII. Ianuarij, Anno 1583. [1583.] ICk hebbe hier boven verhaelt op wat conditien dat Duc d'Alenson te Bordeaux met de Ghesanten der Staten heeft ghehandelt/ om als Hertoghe van Brabant/ ende Grave van Vlaenderen &c. aenghenomen te worden. Dese Conditien ofte Articulen hebben de Heeren ende Edele/ die met hem in Neder-landt ghecomen waren/eerst vernomen als sy t'Antwerpen ghecomen zijn. Sy wierden seer ghestoort in haren ghemoet/ ende waren seer qualijck te vreden/als sy verstonden/ dat sy tot gheen hooghe Ampten noch Staten in dese Landen en souden connen gheraken: Maer dat de selfde alleen by de Jngheboorene des Landts souden bedient worden. Van dier tijdt aen hebben dese (diemen in de wandelinghe noemde Le Conseil du cabinet) den Hertoghe tot alle quaet gheraden ende aengestoockt/hem inbeeldende/ dat hy maer den blooten name van Hertoghe en hadde/ dat de Prince van Oranien veel meer gherespecteert was/als hy: Dat het niet Princelijck en was/ gheregiert te worden van Staten/ wesende meest maer Edel-lieden/ende Hoop-lieden/ofte Boghers/ ende die niet by hem vercoren ofte gheauthoriseert. Noch laghen hem sijne Raedts-Heeren ter ooren/ende maeckten hem wijs/dat den meesten deel van de Jnwoonders der Landen/ het herte nae Spanien was hangende/ende dat sy lichtelijck hem verlatende/met den Coninck van Hispanien haer wederom versoenen souden/dat hy sich op de toeseggingen ende uyterlijcken schijn des volcx (insonderheyt in soo veel verscheydene Religien ende factien verdeylt zijnde) geensins vertrouwen en mocht: Dat het derhalven van nooden was/dat sijne Hoocheyt by tijdts hier in versaghe/ sich meester makende van eenighe machtighe Steden/ om alsoo tot alsolute authoriteyt te comen: Hier toe rieden hem insonderheyt de Graven van Rochepot, [1583.] van S. Agnan, Feruaques, Quinsay, ende andere tot ontrent seventhiene in ghetale: Met welcker advijs hy gheresolveert heeft/op eenen dach sich meester te maken van alle de Steden daer de Francoysen in garnisoen laghen. Antwerpen nam hy op hem/alwaer des maels de Staten meest/ende vele Hoofden van de Provincien waren. Tot desen eynde heeft hy (benevens de Regimenten ende het volck d'welck eenen tijdt lanck daer gheleghen hadde) den 14. ende 15. Ianuarij over de Schelde tot voor Antwerpen onder des Stadts beschansinghe comen doen vier duysent Switsers/ende een groot ghetal Francoysen te voet ende te Peerde uytgevende dat hy een generale monsteringhe van al sijn volck doen woude: Hy dede onder den name van sijn Hof-ghesin over al in de Stadt veel volcx logieren/ende stelde ordre op alles. Petrus Villers een Francoys Predicant, die door ghewelt des vyandts uyt sijnen Kercken-dienst verdreven zijnde/ nu een van des Princen Raedts-Heeren gheworden was/ is d'eerste gheweest die den Magistraet heeft ghewaerschout/ ende ghebeden wel toe te sien/ dat haere Stadt niet overvallen en werde. De Magistraet en heeft dese waerschouwinghe niet licht in den wint gheslaghen/ want des selfden avondts sijn alle herberghen besocht/de ketenen ghespannen/de wachten verdobbelt/ende over al lanternen uytgehangen. De Borghemeester D. Petrus Alostanus, is tot den Hertoghe ghegaen/hem biddende dat hy het niet qualijck nemen en woude / dat sy dese sorchvuldicheyt ghebruyckten tot versekeringhe der Stadt ende Borgerije. Hy prees hare neersticheyt/doch eerst verclaert hebbende/datmen gheen reden en hadde eenich quaet bedencken op sijn volck te hebben. Des nachts be- {==423==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (146) Caelat ALENCONIUS fraudem cum cogitat Vrbem Diripere ANVERSAM, plus quam furialibus armis, Quin etiam rupto violentus faedere miles, Occulto Ducis jmperio tentat scelus istud. ==} {>>afbeelding<<} {==424==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] geerde hy de Croonen-burgher Poorte gheopent te hebben/voor-wendende eenighe seer noodighe saken: Dit werdt hem gheweyghert. Hier door is Alenson belett dien nacht sijn voornemen in't werck te stellen: So resolveerde hy dan des aencomenden daechs sulcx te doen/ende langher en dorst hy't niet uytstellen/om dat van ghelijcken dien dach in d'andere Steden gheschieden soude. Op den xvii. isser oock een Frans Edel-man vermomt (doch nae der handt ghekent) in een Wachthuys der Borgheren ghecomen/ haer aensegghende ende vermanende/ dat sy doch goede wacht houden souden/want dien dach meynde de Hertoge de Stadt te overweldighen: 'Twelck ter ooren van den Hertoghe gecomen zijnde/so heeft hy hier over geclaecht/ ende gheseyt/ datmen sulcke aenbrenghers behoorde te straffen. Hy badt den Prince met hem nae het Legher te willen rijden/om sijne generale monsteringhe aen te sien/ d'welck de Prince met beleeftheyt weygherde / als noch niet sterck noch ghesont zijnde / jae de Prince riedt den Hertoghe/ dat hy oock selfs dien dach in't Legher niet gaen en soude/ op dat niemant eenich quaet vermoeden daer uyt nemen en soude: Hy beloofde den Prince/dat hy het doen soude: Maer so haest als hy sijn middach-mael ghehouden hadde/ d'welck hy vroeger dede als hy sus gewoone was te doen/ soo is hy op-gheseten ende nae buyten toe ghereden/ doende onder dat decksel alle de ketenen ende draey-boomen ontspannen ende openen/in de straten nae twee Poorten streckende/sijne Dienaers seggende/ dat sy niet en wisten uyt welcke Poorte dat sijn Hoocheyt rijden soude: Hy is ontrent een uyren/doe de Borgers noch meest saten en aten/ ende de Wacht in de Poorten swackst was/met ontrent twee hondert Peerden/oock met sijn Lijf-wacht/so Francoysen/als Switsers/ghereden nae de Kipdorp Poorte/ alwaer veel Edel-lieden ende eenighe Ruyteren hem teghen quamen/quansuys om hem nae het Legher te [1583.] gheleyden. Als hy nu de tweede Val-brugge passeerde/ soo gheveynsde hem de Grave van Rochepot, als of hy sijn been ghequetst ofte gebroken hadde/d'welck de loose was/ roepende Ma jambe est rompue. Een Colonel van de Borgherije/genoemt Adriaen Vierendeel, quam op desen roep uyt beleeftheyt aen het Peerdt/Rochepot vraghende: Of het hem gheliefde in het Wacht-huys te comen/tot datmen in der haeste eenen Barbier ginghe halen? Desen heeft Rochepot stracx door-steken/ende stracx zijn de Francoysen ghevallen op de Borgers/(die voor het Wacht-huys met de hoeden in de handt stonden/ om haren Prince te eeren) stekende ende doodt-slaende alle die sy crijghen conden. Hier op keerden die twee hondert Peerden te rugghe/ ende vielen met een ghedruys in de Stadt/ende men sach terstont den heelen Leger nae de Stadt aencomen; Daer gheraeckten binnen de Stadt sonder slach of stoot xvii. Vaendelen Francoysen die naest voor de Poorte lagen/ende vier Cornetten Peerden/roepende: Ville gaignee, Vive la messe, Tue, Tue. Ontrent de Poorte staken sy twee huysen in brande/tot een teken dat sy meester van de Stadt waren: Sy liepen stracx op de Vesten/ende maeckten haer meesters van 'tGheschutt/d'welck sy teghen de Stadt keerden: Eenighe trocken lancx de Kipdorper-strate/andere door de langhe Nieuwe-strate/tot voorby de Borse/ ende d'andere naeste straten/ roepende: Slaet-doodt, Vive la messe, ville gaignee, ende begosten te plunderen. De Hertoghe van Monpensier voor den welcken/ als oock voor Laval, ende andere Heeren van de Religie men desen aenslach hadde verborghen ghehouden/siende oock voor sijn oogen watter gaende was/badt den Hertoghe dat hy doch sijnen Swagher den Prince van Oranien gheen leet en woude laten weder-varen/d'welck hy hem beloofde. De Borghers ghewaer wordende/ datmen haer soo {==425==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] verraderlijck over-viel / quamen stracx met haer gheweer op de straten gheloopen/ met schermutselen de Francoysen op-houdende. Eenighe Vaendelen in ordre ghebracht zijnde/hebben sy over al de ketenen gespannen/ ende de Francoysen dapperen wederstant ghedaen. Godt almachtich (wien alleen de eere toecomt) heeft de Borgheren sulcke Leeuwen-herten ghegeven/dat nae der handt Feruaques bekent heeft/ dat hy noyt Soldaten soo cloeckelijck en heeft sien vechten/als de Borghers van Antwerpen ghevochten hebben: Doe de vyandt schier alle de straten inghenomen/ ende wel een uyre lanck meester van de Poorte geweest/ ende met vlieghende Vaendelen tot aen de groote Marckt ghecomen was: Soo hebben de Borghers de selfde te rugghe gheslaghen/ uyt de Stadt ghedreven/ jae doen loopen met groote disordre/ ende Man en Peerdt van boven neder van de [1583.] hooghe muyren en vesten doen springhen. Eenighe Borgers/door groote haeste niet ghenoechsaem versien zijnde van coeghelen/ namen het gelt uyt haere beursen/buyghden het met hare tanden/ende verschoten het in de plaetse van loot/als oock silveren knoopen van haere wambaysen. Eyndelijck hebben de Borgers de Vesten wederom inghecregen aen beyde de sijde der Poorte/met de Strijck-weeren ende Bolle-wercken. Nevens veel Fransche Heeren ende Soldaten/is oock de Heere van Tyant, Gouverneur van Aelst/over de borst-weeringhe in de Stadts-grachten ghespronghen/ meynende soo te ontcomen/maer als hy nu al tot aen d'ander sijde aen Landt gheswommen was/soo is hy uyt der Stadt van den Wal door het hooft gheschoten ende doodt ghebleven. Breeder verhael van sulcx als in de Fransche furie ghepasseert is. [1583.] ALs nu de Borghers meester van de Stadtsvesten gheworden waren/soo wenden sy het grof Geschutt nae buyten/en̄ schoten dapper onder de Switsers/en̄ Fransoysen/die/door aendrijven van Alenson, al haer beste na de Stadt toe marcheerden: Haer alsoo boodtschappende/hoe hare gesellen in der Stadt voeren: D'welc sy siende en̄ vernemende/so zijn sy te rugge ghetrocken. Als de Francoysen die binnen geraeckt waren begonsten te vluchten/so zijn sy cloeckelijc van de Borgers vervolcht gewordē/ende haerder zijn in de Kipdorp-poorte so vele doodt gheschoten ende gheslagen/dat sy by nae twee Mans lenghde hooge (ende dat diepe in de Poorte) op malcanderen liggende/den geenen die uyt of in comen wilden/den wech afstopten: Onder de welcke noch eenige leefden/ende jammerlijc misericorde, misericorde riepen/in plaetse van Ville gaignee, tue, tue, Vive la [1583.] messe: maer sy verstickten meest/ende bloedden doodt. Als de Hertoghe sach/dat de Poorte gewonnen/ende sijn volc daer binnen getrocke was/so meynde hy dat voorseker de Stadt sijne was/insonderheyt so meynde hy heel vaste te gaen/ als hy Menschen sach over de Stadts-muyren in de Gracht springen/niet anders denckende/dan dat het de Borghers waren/die haer aldus sochten te salveren: Maer siende ende vernemende dat het sijn eyghen volck was/ ende dat het Gheschutt uyt de Stadt op hem ende op sijn volck begoste te schieten/soo gaf hy den moet verlooren/ende weeck van de Stadt af. Daer en was doe gheen questie onder de Borghers van Catholijcke Religie/ Gereformeerde/of Luthersche/maer alle gaer deden sy wat vrome Borghers toe-stondt/het golt hare lijf {==426==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] en goet/ soo wel den eenen als den anderen. Als nu de Francoysen het spel verloren gaven/ende gheen teghen-weere meer en deden/so hebben oock de Borghers op-ghehouden van haer te vervolghen: Maer trocken met goede ordre nae de Kipdorp-poorte/om die te sluyten ende wel te bewaren/die soo vol doode Menschen en Peerden lach/ datmender qualijck conde over comen/om de uyterste Val-poorte te sluyten: Men was langher besich met het wech-nemen der dooder lichamen/ende het ruymen der Poorte/dan den alarm ende ghevecht gheduyrt hadde. Meteranus schrijft / dat eenighe der gheener die over de voorschreven doode lichamen gheclommen waeren/ hem vertelt hebben/ hoe schrickelijck / dat het aen te siene was/ sulck eenen hoop doode als daer op malcanderen ghetast laghen/meest met den hoofden uytstekende/om aessem te scheppen/want daer warender verscheydene in desen hoop/die noch leefden/ de welcke niemant beschadicht en heeft/maer dese/ende oock alle andere ghequetste/ die nae de victorie in de Stadt gevonden zijn/heeftmen laten meesteren ende verbinden. De Borghers hebben by de twee duysent Francoysen/ meest Heeren ende Edele van qualite, ghevanghen ghenomen/welcker eenighe in de Stadt gebleven waren doe de Hertoge nae buyten toe reedt/ onder de welcke waren Feruaques die in de Stadt gebleven was/om ordre te gheven/ende de Bisschop van Constance / de Barons van Beaulieu, ende van Chaumont. Daer warender wel ses hondert ghebleven in S. Michiels Clooster/ d'welck des Hertoghen Hof was/ die eenen besonderen uytval meynden ghedaen te hebben: Maer dit is haer verhindert door dien de Magistraet stracx een Regiment Borghers schickte/ om het Clooster te besetten/als oock tot bewaringhe des Princen van Oranien/ die op het Casteel was/ d'welck dichte nae by S. Michiels Clooster leyt. De Borgers en hebben die Francoysen die in het Clooster waren gantsch gheen leet aengedaen: Maer des anderen [1583.] daechs heeft de Magistraet met Karen en Waghens daer uyt laten halen een groot ghetal Musquetten/Calibers/ende ander gheweer. Het is ghedenckweerdich datter in desen alarm zijn doodt ghebleven duysent vijfhondert Francoysen, ende drie en tachtich Borghers, d'welck even is het jaer-getal in het welcke dit geschiedt is. Daer lagender twee hondert ende vijftich in sijde ende fluweelen cleederen. De Hertoghe bekende selfs nae der handt/datter menighen Velt-slach ghehouden was/daer soo veel treffelijcke Heeren ende Edele niet en bleven/als hy daer verloor. Doch daer zijn nae der handt noch eenighe/doch weynighe Borghers/maer veel meer Francoysen aen hare quetsuyren gestorven/oock vele buyten doodt geschoten uyt de Stadt/ende niet weynighe in de Stadts-grachten verdroncken. By nae alle de verwonde zijn ghestorven/want sy en hadden en hadden gheen Barbiers/oock en hadden sy in dat coude natte weder gheen huysen om haer te berghen. Meest al de doode Francoysen zijn de twee naest-volghende by de Borgers op de Vesten in eenen grooten diepen put begraven/ de groote by de cleyne / hier wast/Mors sceptra ligonibus aequat. Daer zijn nevens veel andere Heeren en Edele doodt ghebleven de Grave van S. Agnan, ende sijnen Sone, de Grave van Chasteau-rousse, des Marschalc van Birons Sone, de Heere van Saisseval, de Sone van Mirambeau, Durce, Feullade, Dargy, Sancheval, Birale, Tourijs, al Meesters de Camp, ofte Overste van Regimenten, behalven vele so Ritmeesters/ als Capiteyns / ende Officieren. Onder de doode Borgers waren dese de voornaemste/de Colonel Hadriaen Vierendeel, Balthasar Tas, ende Iasper Hoymaker, beyde VVacht-meesters: Capiteyn Michault, op het Francoys ghecleedt zijnde/ is van sijn eyghen Mitborghers doodt-gheschooten. Dese/ ende de andere Borgers zijn vromelijck vechtende voor haer Vader- {==427==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (147) Fugit Alenconius, complevit funere portas, Corpora Nobilium passim quoqƷ mersa sub undis, Magnanimi CIVES mandarunt caesaqƷ terrae, Ah quam turpe DUCI, commissam prodere gentem. ==} {>>afbeelding<<} {==428==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] landt/Vrouwen ende Kinderen/doodt gebleven/sonder hulpe van Crijchs-volc den vyant oyt hare Stadt slaende. Duc d'Alenson heeft hier met schade ende met schande geleert/hoe swaerlijc dat een vrije Natije/die de wapenen in der hant heeft/te vermeysteren is: Als ooc dat eenē hont stout is op sijnen mist hoop staende. Duc d'Alenson trock dien avont op'thuys van Barchem d'wele ledich stont/onversien van meubelen/ooc en wasser niet te eten noch te bijten/ ghelijck oock het gantsche Leger gebreck van alles hadde. Hy schickte noch dien selfden dach twee Borghers van Antwerpen/die hy buyten vond/met brieven ende instructie in der Stadt/eens deels beclagende sijne begangene foute/ander-deels die excuserende/als daer toe ghecomen zijnde/door dien men hem geen behoorlijc respect/eere/ authoriteyt/noch gehoorsaemheyt bewesen en hadde. Hy badt ende versocht datmen hem doch soude senden sijne en̄ sijnes Hof-gefins meubelen/brieven ende pampieren. Des anderen daechs heeft hy de Gordes een van sijne Hof-meesters in de Stadt gesonden/biddende datmen hem doch eenighe proviande schicken soude/voor hem ende voor sijn volck. De Magistraet van Antwerpen heeft hier in groote swaricheyt ghemaect/besorgende/indien sy sulcx deden/eenen op-loop onder de Borgerije/die (also de wonde noch heel vers was) seer verbittert waren op dese Francoysen/ een Refereijn tot verfoyinge van den Hertoge uytgevende/waer van den stock-regel was/ Hertogh, Moorder, en Bedelaer, al in drie daghen. Overmits het vier daghen aen liep eer op des Hertogen versoec eenparighe resolutie conde gegeven worden/so isser by hem ende de sijne so groot gebreck ende honghers noodt gheweest/dat Duc d'Alenson selfs een maeltijt gehouden heeft met een tarwen brootgen, ende een weynichsken suyvels, jae men heeft hem sien eten raeuwe rapen, die hem mogelijc so wel gesmaeckt hebben/als op andere tijden al sijn delicate gherichten en [1583.] bancquetten/ Optimum condimentum fames. De Hertoge van gebrecks halven niet connende by Antwerpen de resolutie der Staten verwachten/is nae Dendermonde ghereyst/welcke Stadt sijn volck vermeestert hadde. Comende te Rimenant/soo moest hy een water passeren/genoemt de Deil/d'welck doe ter tijdt van wegen den lang-duyrigen regen/heel diepe was/ soo dat het schier onmoghelijck was het selfde sonder schuyten of ponten te passeren. Maer den honger/ooc de vreese van vervolcht te worden/ dwongh hem een ander Leger-plaetse te soecken. Eenighe gingen door dit water te voet/andere te peerde. De Hertoghe van Monpensier is met sijn Peerdt in't water zijnde/ ghestruyckelt/ende was heel onder/datmen hem niet en sach; Doe hy weder op quam/heeft eenē Switser hem een spiesse toegereyckt/ende also aen landt getrocken. Duc d'Alenson dit perijckel siende/ is van zijn Peerdt getreden/ende hy is door het water/d'welck hem tot aen den hals ende kinne quam/gewadet/d'welck hem seer qualijck becomen heeft/ want nae dier tijdt en is hy noyt te dege gesont van lichame gheweest/ als ooc niet van geeste noch gemoede/hem selven vergrensende ende quellende van weghen de groote schande ende schade die hy hier in Neder-landt ghehaelt hadde. Van de ghemeyne Soldaten zijnder over de duysent in't passeren deses waters verdroncken. De reste hebben al hare rustinghen achter-ghelaten/jae oock meesten-deels haer gheweer/ bagagije/ ende tros-waghens. Corts hier nae is Duc d'Alenson nae Vranckerijck ghereyst/alwaer der Staten Ghesanten aen hem ghesonden zijn / om hem wederom aen te nemen voor Heere van de Landen / maer eer de onder-handelinghe voltrocken was/ is hy te Chasteau Thiery ghestorven/ den xxxi. Maij, stilo veteri, vergheven zijnde. VVho swimes in vice, wil sinke in vanity. {==429==} {>>pagina-aanduiding<<} Beeltenisse van Gebhardus Trvchses Ceur-Vorst van Ceulen. Anno 1583. [1583.] NAe dat de Wel-gheborene Heer Salentinus, Grave van Isenburgh, (soeckende in stillicheyt ende sonder moeyte de overighe daghen sijnes toe te brenghen) het Arch-Bisdom van Ceulen / met alde Hertochdoemen / Graefschappen/ ende Heerlijckheden daer aen hanghende / gheresigneert hadde / soo is met de meeste Ceur-stemmen /in sijn plaetse vercoren de VVel-geborene Heer Gebhardt Truchses. Desen in sijn Arch-Bisschoplijck ampt ghesett ende bevesticht zijnde/ ende bevindende hem soo gestelt/dat hy of een echte Vrouwe moeste trouwen/ ofte steedts branden in oncuyscheyt ende sich in hoerdom verloopen: Soo heeft hy ghedacht/dat het beter ende den bevele Godes ghelijckmatiger was/dat een Bisschop soude zijn eener Vrouwen Man, nae het uytghedruckte bevel des H. Apostels Pauli, Tit. 1.6. Ende nae het exempel eenigher Apostelen/ ende veler godsaligher Bisschoppen die nae de tijden der Apostelen/Godes volck ende kercke gheleert ende geregiert hebben/ dan dat hy / achter-volghende het exempel veler Pausen/ ende Cardinalen/ Pauselijcker Bisschoppen/Abten/ ende Prelaten/ soude in ontucht ende vleeschelijcken wel-lust leven/ hoererende ende boelerende met alle daer sijn ontuchtighe ooghe opvallen/ ende daer sijn vleesch verlieven soude; Wel wetende ende behertighende/datter geschreven staet/ dat de hoereerders ende overspeelders het rijcke der Hemelen niet besitten en sullen, 1. Cor. 6. So heeft dan de Ceur-Vorst Truchses belooft/ende onder-trout de wel-gheborene Agnes, Gravinne van Mansvelt; Ende hy heeft te ghelijcke aenghevanghen de Aughsburchsche Confessie in te voeren in alle Steden ende Landen onder sijn ghebiedt ende gehoorsaemheyt ghehoorende/achtende dat het niet genoech en was/ dat hy voor sich selven wist ende verstont [1583.] welck de rechte Religie was/maer dat hy oock/ als eenen Bisschop/ Herder/ ende Opsiender schuldich was aller ende eenen yederen sijnen onder-saten/ soo veel in hem was/ te bevoorderen ende te brengen tot kennisse der salichmakende Religie/ achter-volgende het bevell dat Christus den Apostel Petro, ende in sijnen naem allen ghetrouwen Bisschoppen/Herderen/ ende Predicanten ghegheven heest/ segghende/ Tu conversus, converte fratres tuos: Ghy bekeert zijnde bekeert oock uwe broederen. Hier door quam stracx het gheheele landt in oproer; Paus/Keyser/en Coninck/ en conden dit noch dulden/noch lijden: Verscheydene van de Dom-Heeren vielen hem af/ende vercoren tot Ceur-Vost in sijn plaetse Ernestum Hertoghe van Beyeren, Bisschop van Luyck, &c. die veel Hoeren ende anderer Mans Vrouwen onder-hieldt. Wt desen handel isser in't Sticht van Ceulen een bloedighe oorloghe gheresen/ de Paus heeft Truchses in den Ban/ ende de Keyser heeft hem in de Acht ghedaen: Den Prince van Parma is de executie bevolen/ met wille ende believen van den Coninck van Hispanien/ die niet en conde lijden/soo hy seyde/ dat de Ketters soo nae by sijne Neder-landen nestelen souden. Truchses maeckte Bon ende andere Steden sterck/ ende besettese niet garnisoen. Hertogh Frederijck van Saxen ende Louwenborgh Dom-Heer, heeft stracx veel sterckten en Steden inghenomen ende ghevesticht teghen sijnen Heere den Ceur-Vorst Truchses; Daer zijn verscheydene schermutselen/ slachtinghen/ over-vallinghen ende inneminghen van Steden en Casteelen gheschiedt / ende 'tgantsche Sticht van Ceulen met de om-liggende en̄ benaebuyrde Steden is leelijck bedorven. De Doorluchtighe Vorst Hertogh Hans Casimir Phalsgrave by {==430==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] den Rijn, quam met Ruyteren en Knechten Truchses te hulpe: Maer alsmen alles in ordre stelde om te velde te trecken/ soo creech sijn Doorluchticheyt tijdinghe/dat sijn Heer Broeder de Ceur-Vorst Lodewijck, Phalsgrave by den Rijn, te Heydelberge gestorvē was/ daer henen sijn Doorluchticheyt stracx te poste ghetrocken is/om de Administratie aen te nemen/en̄ alle onheyl in der Ceur-Vorstelijcke Phals voor te comen/ dewijle Hertogh Frederich de derde/eenich Soon des afgestorvenen Ceur-Vorstes/noch onder-jarich was. De Ceur-Vorst Truchses is op een corts van Lant en luyden gecomen: Sijn voor-nemen was wel goet/ maer ten is niet wijsselijck noch voorsichtichlijc aenghevanghen/noch beleyt gheweest. Hem wierdt van verscheydene treffelijcke persoonen hooghes ende leghes standts gheraden/ dat hy soo seere niet spoeden en soude de Religije over al in te voeren/maer dat hy eerst de hoochste ampten en officien soude sien te stellen in handen van soodanighe die de Religije toe-ghedaen waren: Dat hy door sijne gunste ende toe-latinghe de Religije in alle Steden soude doen wassen: Dat hy insonderheyt ende voor alde Frontier-steden en [1583.] Casteelen/ met goede vertroude Mannen soude versorghen/ende dat hy de quaet-ghesinde allenckskens soude af-setten: Dat hy sich voorsien soude van gelt/ amunitie ende proviand. Dat hy dese ende andere der gelijcke saken eerst bestelt hebbende/dan sijn meyninghe ende wille soude openbaren/ ende in't werck stellen. Maer Truchses en heeft desen ghetrouwen raedt niet ghevolcht/het zy door al te heeten yver tot invoeringhe van de Aughsburchsche Confessie/ ofte door onervarentheyt in Crijchs-saken/ dulce bellum inexpertis: Of door dien de Graven van Mansvelt hem soo lastich vielen /die platt uyt al dreygende seyden/ dat sy gheensins lijden en wouden/ dat hy hare Nichte de Gravinne van Mansvelt voor sijn concubijne houden soude/maer sy wouden hebben/dewijle hy haer belofte ghedaen hadde/ dat hyse opentlijck trouwen soude/ ende dat met den aldereersten/ of sy wouden hem daer toe constringeren. Het sy hoe het wil Truchses is uyt sijn Rijck in corter tijdt gestooten ende verdreven gheworden. Et Episcopatum ipsius accepit alius. {==431==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (148) GEBHARDUS D.G. ARCHIEPISC: COLONIEN: PRINC: ELECT: S.R.I.P ITA: CAN:. ==} {>>afbeelding<<} {==432==} {>>pagina-aanduiding<<} Uan de belegheringhen ende inneminghen van Eyndoven, insonderheyt van de laetste/Anno 1583. den XXIII. Aprilis. [1583.] EYndoven is een fraey Stedeken in Branbant gheleghen / op de vloed Dommel/vier mijlen van 'sHertogen-Bos/het is d'eerste Stadt in Kempen/toebehoorende den Grave van Buyren. Dese Stadt heeft so vele gheleden geduyrende de Neder-landtsche oorloghen/door dien sy tot vier verscheydene reysen/dan van d'een/dan van d'ander/in min dan twee jaren tijdts/is beleghert ende ingenomen. Eerst Anno 1581. als den aenslach op den Bos ghefallieert was/ want alsdan hebben der Staten Crijchs-liedente rugge treckende gevangen gecregen eenen Soldaet uyt het garnisoen van Eyndoven/door wiens aen-leydinghe sy de Stadt (in de welcke drie Vaendelen Soldaten/ ende een Bende Jtaliaensche Ruyteren lagen) op het onversienste ingenomen hebben/den ix. Augusti, den meesten deelder Jtaliaensche Ruyteren tegen-weere doende/bleven doodt. Sy cregen binnen de Stadt gevanckelijck den Capiteyn van 'tCasteel/ den welcken sy dreychden te dooden/ ten ware dat hy haer holpe het Casteel vermeesterē; Hier door/ende met de fortse die sy toonden/hebben sy die van 'tCasteel gedwongen haer over te geven. Maer so haest als Iohan Iunius Ridder, ende Borgemeester van Antwerpen, die de Beleyder van desen aenval was/ met der Staten volck vertrocken was/so is de Heere Haultepenne met den Grave van Mansvelt voor Endoven ghecomen/ende sy hebben het met schieten/ ende ander Crijchs-gewelt/bedwonghen ende ingecregen/ in't beginsel van Septembri, zijnde niet ghenoech van alles versien. Den sevenden Ianuarij Anno 1583. soo heeft Duc d'Alenson door den Heere van Bonnivet dit Stedeken wederom ingecregen: Aldus/daer was eenen Soldaet/ghenoemt Heyngen de Schermer, die den aenslach gepractiseert ende aengegeven heeft: Dese is oock d'eerste gheweest die by nachte de muyren deser [1583.] Stadt heeft beclommen/ende zijnde van sijne mit-gesellen (Bonnivet op alles goede ordre gevende) wel gevolcht/soo zijn sy meester daer van gheworden. Daer lagen binnen ontrent vijftich Albanoysche Ruyteren/ die meest al doodt of geslagen werden/haer cloeckelijc weerende. De reste van 'tgarnisoen vluchten op het Casteel/ d'welck sy by apoinctement over-gaven in handen van Meester de Bonnivet. Door dit innemen van Eyndoven verschrickte Graef Carel van Mansvelt/ende andere Spaensche Overste so seer/datse de Meyerije van den Bos/ende 'tLandt van Kempen/ daer sy lange gelegen hadden/verlieten/ende na Lutzentborg ende Naementoe trocken. Jae die van den Bos/nulange neeringh-loos geseten hebbende / ende qualijck eenigen toe-voer connende crijghen/dan met groote convoyen/begosten te murmureren/ende souden wel lichtelijck haer aen der Staten sijde gegeven hebben. Maer soo haest als Duc d'Alenson t'Antwerpen ende elders die grove foute begaen hadde/ daer door al der Staten Landen en luyden in verbaestheyt ende groote disordre quamen: Soo heeft Parma Eyndoven doen belegeren door den jonghen Grave Carel van Mansvelt. Daer waeren binnen de Heere van Bonnivet, als Gouverneur/met acht hondert Soldaten/so Francoysen/als Schotten: Oock was binnen de Fransche Colonel Focquerolles, ende de Heere d'Aleyn, die haer alle gaer getrouwelijck ende vromelijck ghequeten hebben in het stercken ende bewaren deser Stadt/hopende vastelijck dat sy ontsett souden worden/gelijck oock de Prince met de Staten groote prepacaten daer toe maeckten/ende haer des te meer spoedden om haer met Duc d'Alenson wederom te vereenighen. Al het Crijchs-volck/soo Francoysen/ {==433==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (149) Beslegeringhe der Stadt Eijndhouen sose vande Malcontens belegert is geweest onder Graeff Carolus van Mansuelt binnen lach Mr Boniuet na dien hij met sijn volc so francoijsen en schotten meer dan drij maenden cloecke lijck tegen gehouden hebben peerden catten en honden gegeten hebben die stat ouer gegeuen op conditie wt te trecken met de volle wapen ende bagasie soot geschiet is den 23. april. 1583 stijlo nouo. ==} {>>afbeelding<<} {==434==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] Switsers/Engelsche/Schotten/als oock hooch ende neder Duytsche vergaderden ontrent Antwerpen/ onder het beleyt van den Mareschalck de Biron, ende trocken nae het Casteel te Versele/ by Liere in Brabant gheleghen/d'welck sy met het Canon beschieten moesten/eer sy het conden incrijgen/d'welc by accoort gheschiedde: Capiteyn Wensel/die daer op commandeerde gevanghen blijvende/met de Officiers/ende de Soldaten afgaende alleen met rapier en ponjaert. Voor dit huys is doodt gebleven de Fransche Colonel de Heere de la Garde, Overste van 'tGheschutt, van een stuck d'welck borst. Desen Colonel wierdt seer beclaecht/hy hadde de Staten ende Landen veel goede diensten gedaen in Hollandt ende in Zeelandt/ten tijde van Duc d'Alve ende andere Gouverneurs/ ende hy is ghetrouwe ghebleven in den dienst der Landen tot sijne doodt toe. Hy is seer eerlijck ende statelijck op sijn Crijchs-mans begraven binnen Antwerpen in S. Joris Capelle. Hy is gheweest een van de cloeckste/wijste/voorsichtichste/ende matichste Capiteyns die in de Nederlandtsche crijghen sijn gebruyckt gheweest/ hy hadde wel ghestudeert/ ende verstont het stuck van de politie so wel/als hy den crijch dede. Hy was in soo menigen aenslach/schermutsinge/ende belegeringe [1583.] gheweest ende ontcomen/om voor dit huys doodt te blijven van ons eyghen Gheschut/ daer hy meester van was. Aldus vint de doodt elcken Mensche op sijn plaetse en tijdt. Nae dat de Heere van Bonnivet drie maenden lanck was beleghert gheweest/so wasser in de Stadt groot ghebreck van alles/soo datmender Peerden/Honden en Catten gheten heeft/ oock en wasser gheen bussepulver meer. Parma meester van 'tvelt zijnde / heeft alle de weghen ende toeganghen tot de Stadt soo besett ende bewaert/dat het Biron onmogelijck was de belegherde te ontsetten: D'welck Bonnivet siende ende merckende / soo heeft hy heymelijck eenen Soldaet uytghesonden/ om te laten weten sijnen uytersten noodt / ende te boodtschappen/ indien men hem in acht daghen tijdts niet en ontsette/dat hy soude moeten de Stadt over gheven/ ghelijck hy oock ghedaen heeft/siende datter gheen ontsett en quam. Hy ende alle de Crijchs-lieden zijnder uytghetrocken met hare bagagie / gheweer / ende het Vaendel voor den windt vlieghende/ op den xxiii. Aprilis, Anno 1583. Quod cito fit, cito perit. Het stercke Casteel van VVovwe wordt van den Franschen Mareschal de Biron beleghert ende ghewonnen/den thienden dach Maij, Anno 1583. [1583.] NAe dat Parma de Stadt van Eyndoven vermeestert ende inghecreghen hadde/soo is de Mareschal van Biron met sijn Legherken getrocken nae het stercke Casteel van Woude/ een mijle weechs van Berghen op Zoom gheleghen/ toe-behoorende den Marquis van Berghen, die eenighe dagen van dit Casteel getrocken ende verhuyst was/ eer Biron daer vooren quam. Daer laghen in dit Casteel [1583.] hondert en twintich of dertich Jtalianen/ ende ontrent hondert vijftich Boeren/met geweer en wapenen tamelijck wel versien. Biron heeft sijn Geschutt voor dit Casteel gheplantt/ende heefter op geschoten vijfthien hondert scheuten met grof Gheschutt. Hier mede was weynich uytgherichtt/ de bresche dieder {==435==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (150) ARX quadrata situ, medijs WOUDA innatat undis, Magni flammigeros BIRRONIS senserat jgnes, Nec perferre potis, patefecit perfida portas, Displicuit Comiti Parmēsi, et punit jnertes, ==} {>>afbeelding<<} {==436==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] geschoten was/en was neghens nae soodanich/datmender hadde durven eenen storm op aenbrenghen. Maer de vreese van met stormender handt over-vallen ende inghenomen te worden/is even wel so groot gheweest by de belegherde/ dat sy gheparlamenteert hebben/ haer over-ghevende in handen van Biron, midts dat het Crijchs-volck uyttrecken soude/ alleen met rapier en ponjaert / d'welck gheschiet is op den thienden dach van Mey/ Anno 1583. Alle de Boeren die daer binnen waren/ zijn ghevanckelijck ghenomen/ende op groot rantsoen ghesett/uytghesondert die/welcke haer in dienst der Staten begeven hebben. Den Jtaliaenschen Capiteyn die op dit Casteel [1583.] ghecommandeert hadde/ is van Parma voor eenen Verrader gescholden/ende hy heeft hem binnen Breda laten den cop af-houwen: Daerom heeft het Parma des te meer verdroten dat dit Casteel so haest was overghegheven/om dat hy alle ghereetschap maeckte om het selfde gewapender handt te ontsetten/hopende Biron daer een merckelijck af-breuck te doen/ende de Landen tot de uyterste desperatie te brenghen/als hy haer vast al het Crijchs-volck / d'welck sy te velde conden brenghen/soude afgheslaghen hebben. Maer dit en heeft Godt soo niet belieft. Mansvelt beleghert ende wint Westerlo, den vijfden Iunij, Anno 1513. [1583.] TErwijle Biron voor Woude besich was/ heeft Graef Carel van Mansvelt de Staten wederom afghenomen Tuernhout / Hooch-straten/ Loenhout/ Versele/ende Diest/ ende terstont hier nae is hy met sijn Legher ghecomen ontrent Westerloo/een sterck Casteel in de Kemden in Brabant gheleghen/ op de Riviere Nethe. Sommighe Spaens-ghesinde Boeren/ of oock wel om des te eer van het Spaensche Legher ontlastt te worden/ wesen Mansvelt een valeye ofte leechte/ ontrent een halve mijle van het Casteel gheleghen/in de welcke hy het water van Westerloo conde afleyden. Desen raedt der Boeren heeft Mansvelt goet ghevonden ende ghevolcht latende een voore graven van de Grachten van Westerloo tot in de valeye/door de welcke het water uyt de Gracht soo afgheloopen is/datmen droochs voets rontom het Slot gaen conde. Capiteyn Vliet die op het Casteel commandeerde/ dit siende/ende bevoelende daer en boven hoe dapper dat hy van sijnen vyandt beschoten werdt/ soo heeft hy dese Veste overghegeven in handen van den Grave [1583.] van Mansvelt/ op den vijfden dach Iunij. Hy is binnen Antwerpen ghecomen/ daer hy niet seer ghewillecomt en is/maer werdt leelijck ghescholden van de Borgherije / ende hy werdt ghevanghen ghesett: Maer hy heeft sijn onschult so wel weten te doen/dat hy corts daer nae op sijn vrye voeten ghesett is. De Prince van Parma ghenoechsaem bekent zijnde de cleyne macht der Staten in't velt/ ende dat noch schadelijcker was/ vernomen hebbende/ datter oneenicheyt ende misvertrouwen tusschen de Engelsche ende Francoysen was/soo heeft hy dese ghewenschte gheleghentheyt waer ghenomen/ ende heeft besloten der Staten volck den xx. Iunij te gaen bespringhen. Biron met de Francoysen ende Switsers/lach te Roosendal; De Enghelsche ende Schotten laghen wel een mijle weechs van daer/ weynich beschanst ofbegraven zijnde: Parma is met sulck een furije ende gewelt op dese aengevallen/dat hy vele de selfder heeft doodt gheslagen/de reste ontliepent tot onder Steen- {==437==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (151) VLIETIUS obsessam MANSVELDO tradidit Arcem, Subducente vias alimenti, et munera Bacchi, Parma Rosendaliae florentes aere catervas Scottorum fudit, cecinit quos PAPA triumphos. ==} {>>afbeelding<<} {==438==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] berge. Of wel Biron met sijn Francoysen ende Switsers binnen Roosendael soo versekert lach/ dat Parma hem niet overvallen nochte beschadighen en conde/so heeft hy even wel raedtsaem ghevonden Roosendael in brande te steken/ ende van daer te vertrecken tot voor Berghen op Zoom. Parma heeft Biron vervolcht tot voor Berghen/ende meynde hem aldaer te slaen/ maer ten gheluckte Parma hier soo wel niet/ als het hem met de Engelsche corts te vooren geluckt hadde/ siende ende bevindende dat hy met een oudt Crijchs-man te doene hadde/soo is hy te rugghe ghetrocken/ niet sonder schade/want Birons Switsers vervolchden Parmas volck/ ende namen haer eenen goeden buyt af. Biron werdt in de schermutselinghe voor Bergen in sijn been ghequetst/doch deschade en was niet groot. Of wel de victorie die Parma by Roosendal ghecreghen heeft/niet veel te beduyden en hadde/soo is die even wel by den Paus seer hooghe gheacht ende gheroemt gheweest/want hy heeft de selfde/nevens andere/tot een eeuwighe ghedachtenisse in sijn Paleys [1583.] binnen Roome laten schilderen enschrijven/ met dese woorden: Alexander Farnesius, Octavij F. Parmae & Placentiae Dux tertius, Provinciarum nactus Belgicam, Philippi Hispaniarum Regis imperia detrectantem, Mastricchum Vrbem munitissimam expugnavit: Bironium Gallum, diversarum partium Ducem collatis signis praelio vicit, &c. Dat is: Als Alexander Farnesius, Octavij Soon/de derde Prince van Parma ende Plaisance / Gouverneur van Neder-landt gheworden was/ soo heeft hy de stercke Stadt van Mastricht/ die haer onder de ghehoorsaemheyt des Conincx van Hispanien niet en woude buygen/met ghewelt overwonnen ende inghenomen: Biron den Fransman, Velt-Oversten der teghen-partije/heeft hy in een slachtinghe overwonnen/&c. Ex musca Elephantem. Hoe Parma de Stadt van Gent beleghert ende inghenomen heeft/ Anno 1583. 1584. [1583.] NA dat de Prince van Parma den meesten deel der Steden van Vlaenderen/so met gewelt van wapenen/ als oock met listicheyt ende verraderije/ ghebracht hadde onder de ghehoorsaemheyt des Conincx van Hispanien/ soo heeft hy in den jare 1583. sijn Crijchs-volck te voete ende te peerde ghebracht ende geleyt in de Steden ende Dorpen naest ontrent de Stadt van Gent/gheenen middel noch macht hebbende om de selfde met ghewelt van volcke te dwinghen/ soo heeft hy raedtsaem gheachtt de selfde van langher handt te besluyten/ ende [1583.] haer allen toe-voer van victualie ende noodruft te benemen. Den omme-loop der Muyren deser Stadt/ van binnen ghemeten/ is groot seven Jtaliaensche mijlen/ ende van buyten ghemeten/ wel thien Jtaliaensche mijlen/ makende over de drie Nederlandtsche mijlen. Sy is alsoo groot (indien niet grooter) als eenighe Stadt in gantsch Europa: Daer staen binnen de muyren over de vijf en dertich duysent huysen / ende derthien Marckt-velden. Mejerus schrijft/ {==439==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (152) GANDAVUM jnvictis Parmae Dux cinxerat armis, Nec spes ulla fugae, quum (proh dolor) impia Mauri Perfidia AURIACUM dederat laeto, cadit illa Urbs quae faeta viris, caderet cum spes BATAVORUM, ==} {>>afbeelding<<} {==440==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] datter Anno 1380. binnen Gent ghetelt zijn tachtentich duysent weerachtighe Mannen. Eenen nieuwen History-schrijver seyt/ datter ten tijde des Keysers Caroli V. in S. Michiels Kercke (een van de seven Prochie-kercken) geweest zijn 35000. Communicanten. Dese Stadt is water-rijck/want door de selfde vlieten dese vier schoone Rivieren / de Schelde/ de Leye/ de Lieve/ de Moere/ die binnen de Stadts-muyren ses en twintich eylandekens maken / alle gaer betimmert ende bewoont. Daer zijn over dese wateren binnen de Stadt XCVIII. groote steenen Brugghen/ daer groote Schepen met goet geladen onder deur varen/behalven veel cleyne Brughskens/ die schier ontelbaer zijn. Hier zijn boven de hondert windt-meulens/ ende ses goede water-meulens. Daer zijn binnen dese Stadt soo Kercken/ als Cloosteren/ ende Godts-huysen tot vijf en vijftich in ghetale/ende vijf rijcke Abdijen. Benevens veel treffelijcke antiquiteyten ende schoone costelijcke wercken die in de selfde te siene zijn/is verwonderens weerdich die schoone Orghel in S. Michiels Kercke, die drie duysent pijpen heeft. De groote Clocke op het Belfort hanghende/ghenoemt Roelant/ weecht elf duysent pondt. Daer staet boven op desen thoren eenen cooper-verguldenen Draeck op eenen claeu/die de Vlaeminghen uyt Constantinopolen ghebracht hebben/als sy Anno 1200. haren Grave Boudewijn hebben helpen die Stadt innemen. Daer zijn binnen Gent veel constighe handt-werckers/verdeylt in drie en vijftich Ghilden/onder de welcke der Wevers het voornaemste is/d'welck aldaer soo machtich ende soo treffelijck is/dat het een van de drie Staten der Stadt is. Binnen dese vermaerde Stadt werdt gehouden den Provincialen Raedt van Vlaenderen/ bestaende uyt eenen President/ twaelf Raedts-Heeren/ ende andere Officieren/hare vergaderinghe houdende op het Princen Hof, daer de Keyser Carolus V. Anno 1500. gheboren is/ een seer schoon ghebousel/ in het welcke drie [1583.] hondert cameren zijn. Dese Stadt is nae de Pacificatie ende het af-breken des Casteels/ in twee jaren tijdts/ met aerdene Wallen/ Bolle-wercken/ ende Ravelijns rontom her ghesterckt gheworden/ niet meer costende als twee hondert ende tachtentich duysent guldens. Als nu de Prince van Parma meester van het velt/ ende by na van alle de Steden in Vlaenderen was/so heeft hy door den Marquis de Roubaix ende Montigni het Sas van Gent doen innemen/d'welc op het uyterste van de nieuwe Vaert by die van Gent eertijts gegraven/leyt/deur het welcke hare Schepen die in de Honte ende Schelde willen comen/ passeren moeten. Met hulpe van den Baillou van Waes hebben sy ooc het Casteel van Rypelmonde, ende andere tot haren voordeele wel-ghelegene Steden ende plaetsen ingeereghen. Dendermonde hoopten sy oock te vermeesteren/maer Ioncker Ian van Ketulle Heere van Ryhove heeft dat cloeckelijck voor-ghecomen. Soo heeft dan Montigni te Wetteren / tusschen Gent ende Dendermonde /de Schelde toe-ghepaelt/ ende aen beyde sijden Schansen ghemaeckt/om alsoo die van Gent allen toevoer van vivres lancx die Riviere te verhinderen. Binnen de Stadt DEINSE, te Eeckeloo ende elders leyde Parma veel volcx/ die alle daghen in het velt waren/ makende alle weghen ende straten onveylich rontom Gent. De Stadt van Brugge heeft de Prince van Chimay, Gouverneur van Vlaenderen zijnde/ende staende in den eedt der vereenichde Staten/ in handen van Parma ghelevert/ ende die van Gent ernstlijck vermaent gheen langhe belegheringe uyt te staen/maer met den Coninck te reconcilieren/ haer versekerende goede conditien. Iohan van Imbyse Voor-schepen ofte eerste Borghermeester van Gent/ was het met Parma eens/ ende socht alle middelen om Gent in sijne handen te leveren/ ende hy hadde {==441==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] eenen grooten aen-hanck van veel malecontensche Borgheren. Doch als het uyt-brack/ende de goede partije d'over-handt behieldt/soo is hy ghevanghen/ verwesen/ende het hooft afghehouwen/op den vierden Augusti, 1584. Roelant Yorck een Enghels Capiteyn binnen Gent in garnisoen ligghende/was oock een verrader/die gevanghen wierdt/ende noch eyndelijck los quam/de executie over hem soo langhe opghehouden zijnde/ tot dat Parma gheheelijck meester was gheworden van Vlaenderen ende Brabant. Die van Gent zijn oock seer ghediscourageert gheweest/ als sy de tijdinghe creghen/ dat de Prince van Oranien binnen Delftvermoort was/d'welck des Princen van Parmas Soldaten den belegherden binnen Gent des anderen daechs toe-riepen ende vercondichden. Parma heeft oock/ gheduyrende de belegheringhe van Gent/ door den Marquis de Roubaix op den thienden Iulij het Fort van Liefkens-hoeck inghecreghen. Die van Brabant verlieten Herentals, het Crijchs-volck van doene zijnde om elders te gebruycken. Den xvii. Augusti is Parma meester gheworden van Dendermonde, nae dat hyse beschoten ende bresse ghemaeckt hadde/de Heere van Rijhove in Hollandt ghereyst zijnde om met den Prince ende Staten te spreken. Den vii. Septembris heeft Parma Vilvorde (alias Ville-Forte) inghecreghen. De Staten ghebruyckten des maels hare meeste macht om Zutphen te beschansen ende te benauwen/ ende die van Brabant hadden meer dan ghenoech te doen om haer selven te verdedighen. De Male-contenten ende Ghespanioliseerde Borghers binnen Gent wierden dagelijcx stouter door alle de victorien van Parma/ende de goede alle daghe flaeuwer. Den hongher wierter oock van daghe te daghe grooter onder de schamele ghemeynte/die gheenen grooten voor-raedt van victualie en hadden connen op-doen/ende der self der getal was groot/want vele Huys-lieden van het Landt verdreven zijnde/vluchten binnen Gent/welcker vele [1583.] van hongher en commer/in groote aermoede storven ende verdorven. Jck hebbe ghesien/dat arme lieden malcanderen sloeghen om de hoofden en vellen van paelinghen/die andere lieden wech-gheworpen hadden. De Magistraten schickten over al hare Ghesanten uyt / om te vernemen/ offer erghens eenighe apparentie van ontsett was/ gheresolveert zijnde het uyterste te verwachten: Maer nerghens gheene hulpe noch ontsett vernemende / soo zijn sy / nae dat de Stadt wel een jaer lanck was besloten geweest/ende gheenen toevoer van provande becomen en hadde/genoodtsaeckt gheweest met den Prince van Parma te appoincteren/d'welck geschiet is op den xvii. Septembris, het verdrach in-houdende / dat sy den Coninck van Hispanien souden kennen ende aennemen voor haren Souvereyn ende Heere/als Grave van Vlaenderen/des souden sy genieten al hare Privilegien ende Costuymen / ghelijck sy voor de beroerten ghedaen hadden. De Coninck soude wederom comen tot het gheniet van zijn domeynen: Daer en soude gheen ander Religie gheexerceert worden dan de Rooms-Catholijcke / de Prelaten/ Collegien/Cloosteren/ ende alle Gheestelijcke souden in hare goederen her-stelt worden. Doch alle die van de Religie waren/souden moghen noch twee jaren lanck in de Stadt blijven/ ende van hare goederen disponeren nae haer believen/ levende sonderschandael. Die van der Stadt souden betalen twee hondert duysent Croonen/tot erkentenisse van de genade die sy van sijne Majesteyt ontfinghen/ tot onderstant van de groote costen in de belegheringhe ghedaen. Alle de Predicanten der Ghereformeerde Religie / souden datelijck met het garnisoen moghen uyttrecken/met hare familien ende baggagie: Noch moesten die van Gent in handen van den Prince van Parma leveren ses Mannen die hy noemen ende uyt-kiesen soude/ belovende / nae vele {==442==} {>>pagina-aanduiding<<} [1583.] beden ende intercessien/ dat hyse het leven schencken soude/ ende dat sy met rantsoen te betalen soude los ghelaten worden. De Heere van Champagny, die dus langhe binnen Gent hadde ghevanghen gheseten/ wierdt van Parma ghemaeckt Gouverneur der Stadt/ende stracx heeftmen begonnen het afghebrokene Casteel weder op te timmeren/ ende met sterck garnisoen te besetten: Meer dan de helft der Borgheren zijn binnen de twee jaren uyt der Stadt vertrocken/ [1583.] ende gaen woonen in Hollandt/Zeelandt/ ende elders. Parma vondt in dese Stadt een groote menichte van schoon Gheschutt/ende alderhande munitie/ende wapen-tuych/d'welck hem seer dienstelijck was ende wel te passe quam/ om Antwerpen/ Brussel/ ende andere Steden te gaen belegheren. VVat helpen Muyren, Grachten, Vesten, Als niet en helpt, den Alder-besten. Graef Adolph van Nieuvvenaer ende van Meurs wordt Gouverneur van Gelderlandt / Anno 1583. [1583.] IN Grave Willems van den Berghes plaetse/ is tot Gouverneur van Gelderlandt beroepen ende aengenomen Graef Adolph van Newenaer, Meurs, ende Limpurgh, Heere te Bedwer, Alpen, Althena, VVirt, Hackenbroich, Lennep, ende Helpensteyn, des Arch-stifts Ceulen Erf-Hof-meester ende Erf-vooght. Hy was een seer wijs/cloec/courageus/geleert Heere/in verscheydene spraken wel ervaren/seer yverich in het bevoorderen van de Religie/ arbeytsaem/nuchteren ende eerbaer vanleven ende omme-ganck: Seer gespraecksaem/ende so ghereet om elck een te hooren/ dat hy maer al te ghemeynsaem was. Hy was soo open-hertich ende ongeveynst/dat hy andere ordeelende nae sijn eyghen herte en̄ gemoet/somtijts al te licht geloofde/ende met schoone woorden van onbestendige luyden van sijn goet voornemen sich af-leyden liet/ende sijnen raedt veranderde. Hy en was nimmermeer swaermoedich/so seer tot jocken en boerdē geneycht/ dat hy het somtijts in ernstige saken niet laten en conde: [1583.] Hy was met der vuyst veerdigher/als met raedt/ seer neerstich in het geene dat hy te doene van ampts wege schuldich was. Hy vondt alles in Gelder-landt ende in der Graefschap Zutphen soo verwerret/ende d'een tegen d'ander so verbittert/dat hy naeu en wist waer hy eerst beginnen soude: Veel vrome Mannen verflaeuden/de Papisten en̄ Spaens-gesinde ter contrarije staken d'ooren op/ ende wierden stout/de neutralisten voechden haer by de geluckichste partije/het het Crijchs-volck was ooc moet willich ende qualijc in discipline te houden/overmidts de betalinghe niet seer fix en was: Hier en daer waren het oock de Borgers en Soldaten niet wel eens. Soo dat de Landen des maels in eenen soberen ende bedroefden stant stonden/ daer uyt haer Godt de Heere noch eyndelijck door sijnen uytgereckten arm verlost heeft/als heden aen den dach voor de gantsche Weerelt is blijckende. Cum duplicarentur lapides venit Moses. {==443==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (153) ADOLPHUS COMES A NEUWENAHR / MOERS ET LIMPURG. DOM: IN BEDV.. ==} {>>afbeelding<<} {==444==} {>>pagina-aanduiding<<} Truchses comt te Delft/hulpe soeckende by de Heeren Generale Staten/ Anno 1584. [1584.] TRuchses uyt sijn Ceur-Vorstendom verjaecht zijnde/heeft sijnen toevlucht genomen tot de Generale Staten der vereenichde Nederlandtsche Provincien / ende hy is den twintichsten Aprilis, Anno 1584. te Delft by den Prince van Oranien ghecomen / hulpe/ troost / en raedt by den selfden / ende by de E.M. Heeren Staten soeckende/wel wetende/dat de selfde seer goedertieren ende beleeft zijnde / wel gheneycht souden wesen/ hem haren naebuyr/vervolginghe lijdende om de Religie/gelijck als sy/ende bestreden wordende van den selfden Coninck/ die haer was bestrijdende ende bevechtende /te helpen ende bystant te doene. Ghelijck sy dan oock met sijne Ceur-Vorstelijcke Doorluchticheyt in confederatie ghetreden zijn: Maer of wel den wille goet was / soo ontbrack haer des maels de macht om desen Ceur-Vorst wederom in sijn Bisdom te stellen: Want alle saken stonden doe ter tijdt in groote verwerringe ende onsekerheyt: Duc d'Alenson hadde haer leelijck bedroghen: Vranckerijck en woude de bescherminghe der Landen niet aennemen: Enghelandt was oock scrupuleus om hem vyandt van Spanien te verclaren: Midler wijle soo voer de [1584.] Prince van Parma al vast voort/belegerende ende innemende de beste Steden van Vlanderen ende van Brabant. Ende corts is hier op ghevolcht de droeve/ ende voor de Landen seer schadelijcke doot des Princen van Oranien/dewijle Truchses in Hollandt was. Den aenslach op 'sHertogen-Bos failieerde/alwaer deses Ceur-Vorsten Heer Broeder doodt bleef: Sijne vrienden en magen en hadden de macht niet hem met ghewelt wederom in de besittinghe sijnes Ceur-Vorstendoms te her-stellen: De Duytsche Vorsten en wouden hem te gevalle haren eygenen staet/landt en luyden niet waghen/noch in perijckel stellen. De onder-saten in het Ceulsche Landt/ die hem eerst toeghedaen waren/vielen hem oock meest af/want het heet/ Cum fueris faelix multos numerabis amicos, Tempora si fuerint nubila, solus eris. In somma, Truchses was uyt sijnen stoel ghestooten/ ende hy isser al sijn leven lanck uyt ghebleven/treckende nae Straesburgh/ daer hy Dom-Heere gheworden zijnde/over-ledenis. Non minor est virtus quàm quaerere, parta tueri. Casus inest illic, hic erit artis opus. Ten is gheen minder deucht/soo de Poete seyde/ Het voor-ghewonnen goet bewaren met ghemack/ Dan het vercrijghen is: Jn velen dit ontbrack. Dien Prins leeft in verdriet/die't niet en can van beyde. {==445==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (154) Relligionis opus dum tentat TRUXIUS armis, Exuitur regno, vicinas venit ad Urbes Auxilium poscens, quas tum terrebat IBERUS, Marte valens, exul moritur, caelumqƷ recepit. ==} {>>afbeelding<<} {==446==} {>>pagina-aanduiding<<} Afbeeldinghe ende beschrijvinghe van de Schansen/ende Forten die de Staten hebben ghemaeckt/om Zvtphen te besetten ende benouwen. [1584.] ALso het garnisoen van Zutphen (Anno 1582. van Parma by surprinse inghenomen) den benaebuyrden Steden ende Quartieren veel schade ende onghemack was aenbrengende/ halende ghevanghens ende op contributie brengende vele wijt-gesetene persoonen ende landt-streken: So hebben de Staten/ al stracx nae het verliesen der selfder een groote gheweldighe Schanse doen maken recht teghen over de Stadt/ op de Veelau/ aen den Yssel-cant / eensdeels om het loopen en streupen des garnisoens van Zutphen te verhinderen/ander-deels om de Riviere te besluyten. Maer in den Winter is d'Yssel soo hooghe opgheloopen/ (ghelijck dat ghemeynelijck alle jare gheschiedt) dat dese Schanse seer verswackt ende schier geheelijck verloopen ende vervallen is. Soo haest als het water der Riviere ghevallen ende afgheloopen was/soo hebben de Spaensche dese verdorvene ende vervallene Schanse inghenomen/ met garnisoen besett/ wederom vernieuwt ende versterckt/ende daer uyt gheheel Gelder-landt/ Overyssel/ 'tSticht van Vtercht/ ende het Landt rontom her /tot in Hollandt toe /berooft/gebrandtschat / ende op contributie ghebracht. De Staten hebben (soo om het loopen ende buyt halen te beletten/ als oock op hope van dese groote Schanse ende de Stadt selfs te benauwen met af-snijdinghe van allerley noodruft) hare omligghende Steden ende Forteressen met stercke garnisoenen besett/ ende sy hebben de groote Schanse ende de Stadt met veel andere Schansen / Forten/ende begravinghen alsoo omcingelt ende besett/dat sy hoopten dat sy haer met lanckheyt van tijde souden uythongheren/ende dwinghen de Stadt te verlaten/ of in handen van de Staten over te gheven. Oock hebben de Staten de Grave van Hohenlo met een goet deel Crijchs-volck/d'welck [1584.] in den Ceulschen Crijch Truchses ghedient hadde / in de Veelau ghesonden/ om Zutphen meer en meer te belegheren ofte besluyten. Hy heeft sijnen vlijt ende neersticheyt aenghewendt om de groote Schanse te vermeesteren/ende alsoo Zutphen te moghen naeder comen/maer siende ende bevindende/dat hy met ghewelt niet uytrichten en conde / soo heeft hy de Stadt soo besett ende met Schansen en Crijchs-volck so omcinghelt/ d'eene Schanse met gordinen ende retranchementen aen d'ander soo hechtende van den eenen oever der Riviere boochs-wijse tot aen den anderen/ datter van den Veelanschen cant af niet in de Stadt en conde ghebracht worden/jae daer en conde niet een Mensche aen die sijde uyt of in de Stadt comen/of hy moeste sich met een schuytgen heymelijck by nachte boven ofte beneden die Schansen ende retranchementen deur stelen. Aen d'ander sijde op den bodem der Graefschap hadden de Staten oock eenighe plaetsen met garnisoen besett/als Lochum/ende het huys te Dort: Alsoo datter niets in de Stadt en conde ghebracht worden/ dan met groote ende stercke convoyen/daer de arme Borghers nae verlanghden om wat spijse te moghen crijgen/maer vreesden voor den eyselijcken inval en̄ wrevelmoedicheyt der Ruyteren ende Knechten die de proviande binnen brachten/niet anders haer tierende elcke reyse/dan of sy eene vyandelijcke Stadt veroverden ende increghen. Dit victualieren met stercke convoyen heeft wel seven jaren lanck gheduyrt/dan den eenen/dan den anderen wat voordeels hebbende/ ende malcanderen wat slaende ende afnemende. Alsoo dat de Borghers/ dus gheperst ende ghequelt zijnde/ meesten-deels verliepen/ huys en hof verlatende. De Borghers uyt de Stadt {==447==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (154) Moenia ZUTPHANIAE PARMAEDUX alta tenebat, Infestans patriae fines, quod non SACER ORDO Pertulit, obiciens haec propugnacula, miles Ne ruat Hispanus vicina per arva cruentus. ==} {>>afbeelding<<} {==448==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] wijckende/soo wierden stracx hare huysen ghebroken ende vernielt. Alsmen Taxis den Gouverneur clachtich viel/ soo antwoordde hy/ Als ick den Coninck de muyren en wallen der Stadt levere, soo doe ick ghenoech: Ick en ben niet ghestelt om uwe huysen te bewaren. Dit was den troost dien de schamele Borghers by Taxis vonden. Dit belegheren/beschansen/victualieren/ende schermutselen voor ende ontent Zutphen/ is van beyden partijen soo langhe ende soo ernstich ghedreven gheweest/ als of den gheheelen welvaert [1584.] ofte onder-ganck aller Steden ende Provincien aen dese Stadt ende Quartieren waren hanghende gheweest. Soo dat de Staten hier opiniatrerende/ende hare meeste macht/volck/ en gelt consumerende/midler wijle de beste Steden van Vlaenderen ende Brabant/ jae schier die gheheele treffelijcke Provincien/ in Parmas handen zijn vervallen/by ghebreck van ontsett/hulpe/ende ghenoechsaem bystant. Als Godt Landen en luyden straffen vvil, soo beneemt hy d'Overicheden hare vvijs heyt. Hoe de Prince van Oranien binnen Delft vermoordt is/ den X. dach Iulij, Anno 1584. [1584.] EEr ick come tot de beschrijvinge van den vervloeckten moordt aen den Doorluchtighen Prince van Oranien Guiliame de Nassou begaen: Soo sal ick met weynich woorden aenroeren sijn gheboorte/houwelijcken/ende Kinderen. Hy is gheboren te Dillenborgh, Anno 1533. den xiiii. Aprilis, maer van sijner jeughet af in Neder-landt op-ghevoedt. Hy was een wel gemaeckt Man/ wat langher dan middelbaer / bruyn van coleur ende van baerde/eer magher dan vett/vroylijcke ooghen/ seer minnelijck in't spreken/hy was oock ghenoechelijck ende boerdich daer het pas gaf/gantschelijck niet gheneycht tot den dronck. Al de vermakinghe die hy hadde was over maeltijdt. Hy en versleet gheenen tijdt met spelen/rijden/of jaghen/maer was altijdt besich met swaerwichtighe Landt-saken. Wat sijn cloecheyt/wijsheyt/ende verstant aengaet/die hebben sijne vrienden ende vyanden wel bevonden/ geene tot haerder blijdtschap/ dese tot haren leedt-wesen. Hy was de oudtste Sone van Graef Willem van [1584.] Nassou / ende hy hadde vier Broeders / ende seven Susters/ die alle aen treffelijcke Graven zijn ghehylijckt gheweest. Des Princen Moeder was Vrouwe Iuliana, een Gravinne van Stolbergh/een seer wijse/ cloecke/ende gheschickte Vrouwe. Anno 1578. als sy LXXV. jaren gheleeft hadde / heeft sy ghesien uyt haren lijve ghesproten/hondert drie en twintich kinderen / ende kindts kinderen. Mijn Heer Prins van Oranien heeft eerst te houwelijck ghenomen de eenige Dochter ende erfghename van Maximiliaen van Egmont / Grave van Buyren/ Leerdam/ &c. by de welcke hy ghewan Philips van Nassou, nu Prince van Oranien, ende een dochter ghenoemt Maria. Sijn tweede Huys-vrouwe was Anna, eenighe Dochter van Hertogh Maurits Ceur-Vorst van Sassen/die hem gebaert heeft eenen Sone/ ghenoemt Maurits, gheboren te Dillenburgh Anno 1567. den xiii. Decembris, teghenwoordelijck {==449==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (156) Traijcit incauto geminas per viscera Latro NASSOVIO glandes, et costas vulnere laesit, Concidit extemplo letali saucius jctu AURIACUS, genibusqƷ labans animam expirabat. ==} {>>afbeelding<<} {==450==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] Stadt-houder ende Velt-Overste der Gheunieerde Neder-landtsche Provincien, dien Godt lange spare ende beware; ende twee Dochters/ Anna, ende Aemilia. Sijn derde Huys-vrouwe was Charlotte de Barbon, Dochter van den Hertogh van Monpensier; by de welcke hy ses Dochters geprocreert heeft Loyse Iuliana, Elisabeth, Catarina Belgica, Flandrina, Charlotte Brabantina, ende Aemilia secunda. Sijn vierde Huys-vrouwe was Loyse van Colligny, dochter van Caspar de Colligny, Admirael van Vranckerijck, by de welcke hy ghewan eenen Sone/Hendrick Frederijck ghenoemt / geboren binnen Delft, Anno 1584. Oock heeft de Prince naeghelaten eenen natuyrlijcken Sone/ ghenoemt Iustinus van Nassou, tegenwoordelijck Gouvernuer van Breda. Anno 1584. den x. Iunij, doe desen treffelijcken Prince oudt was eenen vijftich jaren / elf maenden/ ende sesthien daghen: soo is hy seer verraderlijck binnen Delft vermoordt van eenen Borguignon/ ghenoemt Balthasar Geraerts, oudt tusschen de xxv. ende xxvi. jaren/hy was leelijck van opsicht/cortachtich van persoon/slecht van ghedaente / ende hy noemde sich Francoys Guyon van Besanson, segghende dat sijnen Vader in Vranckerijck om de Religie gedoodt was: Hy gaf voor dat hy om den yver die hy hadde tot de Ghereformeerde Religie/uyt Borgognien ghevlucht was / vervolcht zijnde van de Jesuyten; Te Delft zijnde en versuymde hy gheen Predicatie/ende hadde steedts eenen Bybel/Testament / of Psalm-boeck in de handt; hy seyde dat hy niet hoogers enwenschte/ dan den Prince ende Landen eenigen dienst te mogen doē/voor de welcke hy geern sijn bloet wagē woude/ Tuta frequensque via est per amici fallere nomen. Hy is/ nae dat hy eenen tijdt lanck in Hollandt gheweest was/ wederom nae Vranckerijck ghereyst/ corts daer nae weder in Hollandt ghecomen/brieven mede brenghende van den Heer Caron, soo aen den Prince/als aen de Staten/sprekende van de doot van Duc d'Alenson. De Prince noch op sijn bedde liggende [1584.] doe desen booswicht met de brieven te Hove ghecomen was/so liet hy hem voor sijn bedde comen/om hem particulierlijck te vraghen nae de doodt van Duc d'Alenson. Hy heeft naemaels bekent dat hy den Prince aldaer soude door-steken hebben/hadde hy sijnen ponjaert/ofte mes by hem ghehadt. De Prince heeft hem door sijnen Secretaris thien of twaelf Croonen ghegheven/daer mede hy twee pistolen gecocht heeft / om daer mede den Prince te door-schieten. Om hier toe des te bequamelijcker te connen comen/so heeft hy kennisse ghemaeckt met verscheydene Dienaers aen het Hof van den Prince/ ende is daghelijcx by d'een of d'ander te Hove gecomen. Op den thienden Iulij is hy te Hove ghecomen / doe de Prince des middaechs noch aen tafel was / ende eyschte een paspoort / met een bevende stemme ende verbaest ghemoet. Teghens dat de maeltijdt ghedaen soude wesen/ginc hy achter by de Stallen wandelen/maer als de Prince van der tafel op-stont/soo stondt desen schelm buyten de deure van de eet-camer nevens eenen pilaer / den mantel hanghende op sijn slincker schouder / onder den welcken hy de pistolen aen sijnen gordel hanghende verborghen hieldt: Jn de rechter handt hadde hy een pampier / als quansuys sijn paspoort zijnde / ende versoeckende dat het de Prince woude onder-tekenen. Met dat de Prince uyt de Salettetradt; heeft desen schelm een van sijn pistolen/ met drie coeghelen gheladen / los gheschoten / ende heeft den Prince aen d'een sijde des lichaems ingheschoten / dat het aen d'ander sijde uytvlooch/door-schiet ende de maghe / ende andere edele deelen des lichaems. De Prince ghevoelende dat hy ghetroffen was/ riep over luydt: Heere Godt weest mijn siele ghenadich, Heere Godt ontfermt u over my, ende over dit arme volck. De Prince dese woorden ghesproken hebbende/begost te suyselen/d'welck een {==451==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] van de Hof-jonckeren siende/soo heeft hy den Prince in sijn armen ghevatt / ende op de trappen neder ghesett. Nae dier tijdt en sprack hy niet meer/ alleenelijck doe de Gravinne van Swartsenborgh/sijn Suster/ hem vraechde/ of hy sijn siele niet en stelde in de handen Iesu Christi? Soo antwoorde hy Jae. Hy werdt op het bedde ghedraghen in het salett daer hy ghegheten hadde/alwaer hy stracx sijnen gheest gaf. Aldus is de wijste/voorsichtichste/ende treffelijckste Prince die des maels in Christenrijck leefde/van het tijdelijcke leven berooft door de handt des aldersnoodtsten booswichts / die op aerden leefde / daer toe uyt-ghesonden /ghelijck hy naeder handt selfs bekent heeft / van den Prince van Parma, met belofte van groote belooninghen / die de Coninck hem ende de sijne daer voor doen soude. De oude segghen/Vitae tuae Dominus est quisquis suam contemnit. De Princesse siende haren lieven Heer en Man den gheest gheven/ werdt seer bitterlijck schreyende/te gelijck Godt biddende/om [1584.] gedult en lijdtsaemheyt in dit sware cruys/ dewijle het sijne Goddelijcke Majesteyt belieft hadde haren Vader/haren eersten Man/ende nu oock desen/ door de handen van boose boeven te laten ombrengen. Brenght dit der Pausen leere mede / datmen met moorden de Princen en Vorsten mach om-brenghen/ gelijck de Jesuyt Mariana dat drijft en schrijft/so is het trouwens een afgrijselijcke leere ende religie/ wijdt verscheyden van de leere der geener die voor ettelijcke hondert jaren voor treffelijcke Leeraers sijn ghehouden gheweest / ende noch by velen gehouden worden/ Gregor. seyt lib. 7. epist. 1. Quia Deum timeo, in mortem cujuslibet hominis me miscere formido, dat is / Om dat ick Godt vreese, so en wil ick my niet vermenghelen met het dooden van yemandt. De goede Ghemeynte is seer bedroeft gheweest over de doodt van desen haren goeden Vader/ nochtans heeft sy ghesproken/ Omnia, Domine Deus, tua sunt, & quae de manu accepimus tua, reddimus tibi. Executie binnen Delft ghedaen over den Moordenaer des Princen van Oranien/den XIIII. Iulij, 1584. [1584.] DE Moordenaer den Princen dus verraderlijc door-schooten hebbende /meynde te ontcomen langhst de achter-plaetse/ ende hy was de stallinge voor by/streckende aen der Stadts vesten / meynende in de Stadts-grachten te springhen/ die vol waters waren: Jn het loopen heeft hy het andere Sijnckroer laten vallen: Hy hadde by hem twee blasen/ die wat opgheblasen waren/ met een pijpken om de selfde voorts op te blasen/ende alsoo daer mede over de Stadts-grachten te swemmen: Maer eer hy soo verre conde comen/werdt hy [1584.] achter-haelt/ ende van twee van des Princen Dienaers (daer stracx meer volcx by quam) aenghetast ende ghevanghen ghenomen. De Moordenaer was seer verschrickt doe hy aenghetast werdt/maer siende datmen hem niet stracx doodt en sloech/ soo maeckte hy den onversaechden/roepende dat hy niet ghedaen en hadde/ dan dat de Coninck sijnen meester hem te doene bevolen hadde. Hy werdt ghebracht in de camer van de Concergherije/ alwaer eenighe van den {==452==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] Magistraet quamen/om desen schelm te examineren. Hy heyschte pampier/ penn' en inckt / belovende dat hy de gheheele waerheyt soude openbaren/ d'welck hy nochtans niet en dede/maer hy menghde veel leugenen onder sommighe saken die warachtich waren/ ghelijck daer nae ghebleken ende bevonden is: Hy beleet/dat hy ses jaren lanck den wille ghehadt hadde den Prince te vermoorden / daer toe hy insonderheyt ghesterckt was gheworden door de proscriptie ofte Ban dien de Coninck van Hispanien hadde laten publiceren. Jn Martio Anno 1584. hadde hy binnen Trier eenen Jesuyt in biechte verclaert al sijn voornemen/die hem daer in ghesterckt ende gestijft heeft/ hem belovende /dat hy soude ghestelt worden in 'tgetal der Martelaren / soo hy in de daedt storve. Hy hadde noch drie anderen Jesuyten sijn voornemen geopenbaert/ als oock eenen Minder-broeder binnen Doornijck/die hem den seghen hadde ghegeven/ende belooft/ dat hy Godt voor hem bidden woude. Hy bekende oock/ dat hy den Prince van Parma sijnen aenslach ontdeckt hadde/die door eenen Raedts-Heer hem aen-seyde/dat hy de sake prees/ ende dat hy den Coninck eenen seer grooten dienst daer mede soude doen/ende dat hy het stuck volbracht hebbende/voor seker ontfanghen soude den loon in de proscriptie belooft/ namelijck vijf en twintich duysent Ducaten/ ende gheadelt te worden. Desen schelm was so wijdt van berou of leet-wesen/ dat hy seyde: Indien ick nu noch twee duysent mylen weechs van hier ware, so woude ick stracx hier comen om den Prince te dooden. Hy bekende wel dat hy somtijdts becommert ende twijfelachtich was gheweest / of hy dit/ ende hoe hy dit stuck soude in het werck stellen/ insonderheyt siende/ dat het hem niet moghelijck en was te ontcomen: Maer dien dach als hy het dede /was hy gheheel geresolveert gheen perijckel te ontsien/al ware oock de Prince omcingelt geweest van vijftich duysent Mannen. Jae noch des derden daechs/nae dat hy was [1584.] ghepijnicht gheweest/sprack desen schelm/ dat het hem niet leet en was, maer so het noch te doene ware, dat hy't niet laten en soude te doen, al soude het hem costen duysent lijven. Dus can de Duyvel door de Jesuyten sijne boose instrumenten/ der booser Menschen sinnen betooveren ende verblinden. De schriftelijcke bekentenissen /oock de ghewillighe ende pijnlijcke/gehoort ende ghesien zijnde/ so hebben de Heeren van de Hooghe ende Provinciale Raden/ beneffens de Ghecommitteerde van den Gherichte der Stadt Delft/ den xiiii. Iulij, vonnisse teghen den Moordenaer uytgesproken: Jnhoudende in effect/ dat hy binnen de Stadt Delft soude gheleyt worden op het schavot voor het Stadt-huys opghericht/ alwaer eerst sijn handt/daer hy het verradersche moordadige feyt mede bedreven hadde / met een gloeyende toe-sluytende yser gheschroeyt ende afgebrandt soude worden/ende daer nae met gloeyende tangen tot ses reysen/op verscheyden plaetsen/ soo aen armen/beenen/ als aen andere plaetsen daer het vleys dickst was/het vleys uytghebrandt ende afgheknepen soude worden: ende dat hy daer nae levendich aen vier quartieren soude ghehouwen worden/beginnende van onder; Ende dat ten lesten sijnen buyck op-ghesneden/ sijn herte uytghenomen/ende in sijn aensichte gheworpen/ende daer nae sijn hooft afgehouwen soude worden: Ende dat de vier quartieren op vier bolle-wercken ghehanghen/ende sijn hooft op den School-toorn/achter het Hof des Heeren Princes/ op eenen staeck soude ghestelt worden/ verclarende daer by al sijne goederen geconfisqueert. Des selfden daechs als dese sententie is gheprononcieert/ is sy oock gheexecuteert. Des daechs te vooren werdt hem de wete gedaen van sijn vonnisse/ om hem te bereyden 'sanderen-dacchs te sterven. Jn't eerste was hy verschrickt ende verbaest/ ende beclaeghde dat hy dit gedaen hadde op hope van {==453==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (157) Interijt PRINCEPS, restabat paena GERARTO Patrati sceleris, vivo cui membra scelesto Delaniata foro Delfis, praecordia tortor, Disrumpens, fronti obiecit cor persceleratum. ==} {>>afbeelding<<} {==454==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] rijcke te worden. Doch stracx daer nae nam hy een stout resoluyt ghemoed; hem selven wijs makende/ dat hy den Hemel hier mede verdient hadde; Hy sprac plat uyt, dat hy met dit feyt niet misdaen en hadde, ende dorst segghen/ dat hy nae den Hemel trock, om voor de Menschen te bidden, ende haren Advocaet by Godt te zijn: Elcke reyse weder-haelde hy/ende sprack/so hy dit niet ghedaen en hadde, dat hy het noch doen soude, zijnde het ampt van een goet onder-saet, te doen dat zijn Overicheyt hem beveelt &c. Ja doe hy uyt de pijn-camer quam/staende voor de Heeren/soo trock hy sijn wambays voor open/ ende toonende haer de striemen van de roeden op sijn borst/ sprack hy van hem selven/ghelijck eertijdts Pilatus van Christo, Ecce homo. Als de sententie aen hem is in't werck ghestelt/ soo heeft hy wonderlijcke patientie ghetoont / door noodt-dwinghende ghedult glorie soeckende/selfs doe stijn handt afghebrandt/ ende sijn vleys afghenepeu [1584.] wierdt/ en maeckte hy gheen groot ghetier noch misbaer / maer bedwanck hem selven/ tot groote verwonderinghe van alle de om-standers. Hy en wilde gheen Predicanten eenich ghehoor gheven / maer verachtte ende bespotte al hare ghetrouwe vermaninghen. Jn verscheydene Steden daer de Gheestelijckheyt vieren ende triumpheren wouden van weghen de doodt des Princen / en heeft het volck sulcx niet willen toe-laten: Binnen 'sHertoghen-bos de Geestelijckheyt niet durvende opentlijck vieren/vergaderde in de Dom-kercke / ende heeft aldaer met opene kelen ghesonghen Te Deum laudamus. Des avondts daer nae isser een schreckelijck onweder van donderen en blixemen opghestaen/daer door Thoren der Dom-kercke verbrandt is/sonder eenich huys in der Stadt te beschadighen. Mirabilis est Deus in operibus suis. Begravenisse des Princen van Oranien, den derden dach Augusti, Anno 1584. 1584 DEn derden dach Augusti, wesende eenen vrydach/werdt de hooch-loffelijcke/ nemmermeer ghenoech gheroemde Prince van Oranien binnen Delft in de nieuwe Kercke op het hooghe Choor seer eerlijck begraven. Voor aen ginghen de Borghers van Delft ghewapent/ maer rou-draghende wijse: Nae haer volchden de Trompetters: Daer nae werdender van seker Edel-lieden gheleyt acht Peerden/ met swart laken tot de aerde toe behanghen. Achter elck Peerdt werdt ghedraghen een Baniere ende wapenen/ representerende elc een besonder Heerlijcheyt des Princen: De Peerden waren oock met de selfde wapenen behanghen. De Baniere met de wapenen van Oranien droech [1584.] de Heere van Maquette: De Heere van Mansaert droech de Cornette: De Heere van Rijhoven het Guidon: Joncker Ian van Naeltwijck de Baniere: Hier nae werden gedragen vier schilden daer des Princen vier quartieren op stonden/Nassou, Stolburgh, Hessen, Coninghsteyn: Daer nae werdt ghedraghen het geheele wapen / met sijn Timber ende Coleuren: Daer nae het Helmet: Daer nae het Rijdt-sweerdt: Daer nae den Wapen-rock: Daer nae werdt gheleyt het Roupeerdt / met swert fluweel tot der aerde toe behanghen. Hier nae volchde den Grave van Oversteyn, draghende een bloot sweerdt in de handt/ ende de Baron {==455==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (158) Quem non Hisponus potuit REX nec Coriae Dux Belgarum terror, nec Princeps Parma nec arma Vincere, proditione cadit Battavia tota Aggemit, et fontes lachrijmarum in funere misit. ==} {>>afbeelding<<} {==456==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] van Creange een gouden Croone: Dese volchden de drie Hof-meesters met stocken in de handt: Daer nae volchde de Bare met het lichaem / ghedraghen van twaelf Edel-lieden / met wapenen behanghen/ nevens het welcke ginghen Heer Iohan van Borgoignen, Heere van Froymont: VValrave, Heere van Brederode: De Heere van Merode, ende de Heere van Soeterwoude. Naest het lijck volchde den Herault met eenen rock daer de wapenen op stonden: Desen volchde Prince Maurits, des Princen Sone/aen hebbende eenen mantel die lanck sleepte/ de slippe werdt ghedraghen van sijnen Gouverneur/den Heere van Sonsvelt. (Prins Hendric van Nassou en was doe noch maer acht maenden oudt.) Aen des Princen Maurits rechter sijde ginck Truchses Ceur-Vorst van Ceulen/aen sijn slincker sijde de Grave van Hohenloh: Hier nae volchden/ elck alleene/ Graef VVillem Lodewijck van Nassou, Graef Philips van Nassou, ende de Grave van Solms, die den rouwe sloot. Dese volchden de Heeren Staten Generael/de Raden van State/de Staten van Hollant/ de Presidenten ende Raden van de Hooghe ende Provinciale Raden van Hollandt/met haer Secretarisen: Daer nae den Schout/ende de gantsche Magistraet van Delft: Daer nae de Predicanten: Daer nae de Capiteyns van den Prince/ met andere Capiteyns ende Bevel-hebberen: Hier nae volchde ontallijcke veel volcx van alderley qualiteyt/elck nae dat het hem in de rijghe te passe quam. Daer was door 'tgantsche Landt/insonderheyt binnen de Stadt van Delft/ seer groote droeffenisse/men sach noch en hoorder niet anders / dan weenen/ suchten/ en kermen. Daer werdt in de Kercke een seer aendachtighe treffelijcke predicatie ghedaen van den Eer-weerdigen/Hoochgheleerden Arnoldo Cornelij, Leeraer der Ghemeynte Iesu Christi binnen Delft, over de woorden/Salich zijn de dooden die in den Heere sterven, &c. welcke predicatie daer nae in drucke is uyt ghegaen/ghelijck oock ghedruckt is ende in coper ghesneden den gheheelen [1584.] treyn en sleep der begraffenisse/ met den namen aller der voor-treffelijcster Heeren ende persoonen die met het lijck ter Kercken ghegaen zijn. Dit is gheweest het eynde van den Doorluchtigen Hooch-gheborenen Prince van Oranien/wiens cloecke daden de nae-comelinghen veel hooger sullen achten ende roemen/als die de selfde ghesien ende beleeft hebben. Hy is in sijn leven ghehaet ende vervolcht gheweest van den grootsten Potentaet van Christenrijc/also ernstachtich ende onversoenelijc/ als eertijts Saul den vromen David vervolchde. De Ghemeynte voor de welcke hy goet en bloedt waechde/ en conde hy't oock niet altijdt te dancke maken. Oock sijn eenighe Coningen ende Vorsten die noch Spaens/noch Paeps en waren/ met sijnen handel niet welte vreden gheweest/ vreesende dat oock heen ofte morghen hare ondersaten tegens haer mochten op-staen/achter-volghende het exempel der Neder-landers. Daer sy hadden behooren in te siende wettelijcke / menichvuldighe/ ende groot-wichtighe oorsaken die de Neder-landers hebben om den Coninck van Hispanien af te sweeren. De Prince van Oranien is den Keyser Carolo V. seer lief ende aenghenaem geweest/ende hy liet hem in den Raedt altijdt aen sijn sijde staen: Soo dat hy van sijner jeughet aen is gheoffent gheweest in groot-wichtighe raedt-slaghen. Gheenderley teghenspoet en conde sijn herte doen beswijcken/ ende in arbeydt was hy onverdrootsaem: Hy was van so goede complexie/dat de Medecijns sijn lichaem balsemende/bevonden hebben/dat sijn herte/longhe/ lever / ende andere deelen soo fris ende ghesont waren/als of hy noch in sijne bloeyende jaren ware gheweest. Hy en was niet cierlijck in langhe propoosten/ maer wat hy sprac dat was bondich ende vast/yeder woort woech een pondt: Noyt Heere en hadde beter gratie om een gemeynte te leyden/dan met soeticheyt/ {==457==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] dan met ernstachticheyt/de Ghemeynten vrymoedelijck hare ghebreken voor ooghen stellende / d'welck hem des te beter afghenomen wierdt/dewijle een yeder sach en spuerde / dat hy altijdt den welstant des Landts socht/besijden stellende sijn eyghen eere ende profijt. Wel ten rechten mach desen Godtsalighen/ ende cloeck-moedighen Helt by Iudas Machabaeus vergheleken worden/ want beyde hebben sy ghestreden ende haer leven ghewaecht tot bescherminge des waren Godts-dienstes. Beyde zijn sy gheweest beschermers eener aermer verdruckter Ghemeynte: Beyde hebben sy met cleyne middelen sware crijgen gevoert teghen groot-machtighe Coninghen: Beyde hebben sy/teghen het vermoeden van alle Menschen/groote dinghen uytgherichtt. Ghelijck de Machabaei vijf ghebroeders waren/ malcanderen seer ghetrouwelijck by-staende/die eyndelijck alle vijve door het ghewelt [1584.] of verraderije ende bedrieghelijcken handel haerer vyanden van het leven zijn berooft gheworden: Alsoo heeft de Prince van Oranien oock vier Broeders gehadt / die hem alle broederlijcke liefde ende ghetrouwicheyt bewesen hebben/ te weten Graef Lodewijck, Graef Adolph, ende Graef Hendrijck, die alle drie in den Crijch/ strijdende voor Godes volck en kercke/doodt ghebleven zijn/gelijck oock sijn Princelijcke Excellentie/Hooch-loffelijcker memorie/in den dienst der Landen sijn leven verloren heeft. Van dese vijf ghebroeders is alleen Graef Iohan vreedsamelijck op sijn bedde in den Heere gherustt / die oock met goet en bloedt de vryheyt der Religie/ ende des Landt Privilegien ettelijcke jaren lanck hier in Neder-landt heeft helpen voor-vechten ende beschermen. Orba parente suo Patria maesta gemit. Graef VVillem Lodewiick van Nassou wordt Gouverneur in Frieslandt / Anno 1584. 1584 DE Prince van Oranien en was in sijnen leven niet alleen Gouverneur van Hollandt ende Zeelandt/ ende andere Neder-landtsche Provincien meer. Jn des Princes afwesen regierde in Frieslandt/ als Luytenant Bernard van Merode, Heere van Rumes, die met de cleyne macht die hy hadde/het Landt so wel ende wijselijck eenighe jaren lanck gheregiert heeft/ dat yeder een merckelijck heeft connen sien en speuren/ dat hy een cloeck/wijs/ende verstandich Heere was. Als hy nu bevant dat hy van weghen sijnen hooghen ouderdom den last des Crijchs niet wel draghen en conde / ende dat hy alle de swaricheden die daghelijck in de politie waren rijsende niet en soude connen remedieren/ insonderheyt bevindende/dat vele Edel-lieden hem soo [1584.] seere niet en respecteerden (achtende dat sy hem schier ghelijck waren) als dat wel betaemde: Soo heeft hy sijn ampt vry-willich gheresigneert/ ende den Prince van Oranien ende de Staten om sijnen af-scheyt aenghesocht/ die hem/ om de voor-verhaelde oorsaken/ ende andere meer/goedelijck ende met danck-segginghe verlaten hebben/ende de hooch-gheborene Grave VVillem Lodewijck van Nassou, (Sone van Graef Johan) is met ghemeyne stemmen in Martio Anni 1584. Gouverneur van Frieslandt vercoren. Hy heeft stracx in den beginne sijner regieringhe groote swaricheyt ghevonden/van weghen d'oneenicheyt gheresen tusschen 'tCollegie der Ghedeputeerde van Fries- {==458==} {>>pagina-aanduiding<<} landt [1584.] ende het Hof aldaer. De President ende Raden van 'tHof Provinciael wouden staende houden / dat de Stadt-houders in voorighe tijden haer altijdt niet het Hof hadden beraden in voor-vallende saken des Landts regieringhe betreffende / ende dat derhalven sulckes nu voortaen oock behoorde te gheschieden/het ampt der Ghedeputeerde zijnde / den Stadt-houder ende den Hove te remonstreren de abuysen ende misbruycken hier ofte daer vallende. De Ghedeputeerde seyden/dat sulckes wel alsoo was ghebruyckelijck gheweest/soo langhe als de Provincien den Coninck van Spanien tot Souvereyn ghehadt hadden: Maer dat sulckes nu niet langher plaetse en hadde/ de Coninck afghesworen zijnde/ ende de Souvereyniteyt aen de Staten vervallen wesende/ de welcke sy representeerden/want het Collegie der Heeren Gedeputeerde in Frieslant bestaet uyt negen persoonen/daer wordender twee gecoren uyt Ostergo/twee uyt Westergo/twee uyt de Seven-Wolden/ende drie uyt de Steden/en̄ dese negene representeren de Staten van Frieslandt. Jmmers de Gedeputeerde sustineerden/ dat de President en̄ Raden des Hofs haer met de regieringe der Landen niet en hadde te bemoyen/maer dat haer alleene toe-quam de bedieninghe van Civile ende Criminele justitie. De Steden hielden het met den President ende Raden. De Goon ofte platte landen hielden het meest met de Ghedeputeerde. Noch isser te deser tijdt groote oneenicheyt geresen tusschen de drie Goon/ende de Steden/van weghen de stemminge op Landts-daghen. Dese tweedrachten liepen soo hooghe/ ende sy wierden soo verbittert/ dat het te vreesen stondt/dat het een oorsake soude wesen/dat Frieslandt wederom in handen van den Coninc van Spanien vervallen soude. Elck een dede sijn beste om den nieu-vercorenen Stadt-houder aen sijn handt te crijghen: Maer sijn Ghenade heeft sijn ordeel opgeschort/ ende beyde partijen tot vrede ende verdrach vermaent/haer voor oogen houdende hoe periculoos [1584.] dat het was dese sake dus heftich te disputeren/ dat het veel meer de noodt verheyschte / datmen met eenparicheyt ende met 'tsamen-ghevoechde macht soude pogen den vyant buyten Landts te keeren / ende dese gheschillen soo langhe op te schorten. De Ed. Mog. Heeren Generale Staten hebben allen moghelijcken vlijt aenghewendt / om dit misverstant wech te nemen/ende sy hebben het gheaccommodeert so veel als sy voor dat mael conden/ elck een in Graef Willems des nieu-vercorenen Stadt-houders Commissie sijn parck stellenden: Als namelijck/ dat hy met advijs van de Ghedeputeerde Staten de Landts-regieringe beleyden soude: Met advijs van 'tHof de saken van justitie: De Crijchs-saken met advijs der Ghedeputeerde / ofte eenighe der selfder. Waer mede dit verschil voor dat mael wat gheslist ende gestilt wiert/ ende 'tis allenxkens meer ende meer ghemindert. Als Graef Willem van Nassou Gouverneur in Frieslant gheworden is/soo en warender tot bescherminge des Landts maer xvii. Vaendelen Soldaten in Frieslandt/eenighe van hondert en vijftich doch meest van twee hondert coppen/ende een Vaene Neder-landtsch Ruyteren van hondert Man / ende stracx in den beginne sijnes Gouvernements werter noch een Vaene aenghenomen. Hier teghen hadde Verdugo Gouverneur van Groninghen/Omlanden/Drente ende Twente van s'Conincx weghe/drie goede Regimenten voet-volcx/ ende vier Vaenen Ruyteren onder sijn gebiedt/die hy meest te velde conde ghebruycken. Want in Groeningen en hadde hy geen garnisoen/en̄ in Steenwijck ende Oldenzeel behoefde hy weynich besettinghe: Daer ter contrarie alle Friefsche Steden met garnisoen moesten besett wesen/ soo wel uyt vreese van vele malecontensche ghespanioliseerde inwoonders/ als teghen den vyandt. Verdugo trock den brandtschat uyt de Seven-Wolden/ uyt gheheel {==459==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (159) GUILIELMUS LUDOVIC: COMES A NASSAU / CATZENELNB: VIANDEN ET DIE: ==} {>>afbeelding<<} {==460==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] Oostergo/ ende uyt een groot deel van Westergo. Maer de Staten van Frieslandt en ghenooten niet uyt de Omme-landen/dan seer weynich uyt de Dorpen op de West-sijde van Nijebomster-zijl ligghende/ die meest verwoest waren door de menichvuldighe door-tochten ende in-legheringhen/oock brandt ende plunderinghe van beyder sijdts Crijchs-volck. Graef VVillem heeft stracx inden beginne sijner regieringhe nieuwe Schansen ende Wacht-huysen doen bouwen op verscheydene weghen ende vaerden / daer door de vyandt meest mocht verhindert worden in het Landt te comen / om het selfde op brandt-schattinghe te brenghen ende te houden. Hy schreef oock aen Verdugo, dat hy wel ghesinnet was goet quartier met hem ende sijne Soldaten te houden/latende de selfde rantsoneren nae Crijchs-ghebruyck/ wel verstaende als sy op eenighen tocht ofte in schermutselinghen en slachtinghen onder hare Vaendels ende Bevel-hebbers zijnde / souden ghevanghen worden / maer dat hy de Soldaten/die by nachte ende by ontijde sluyps wijse in Frieslandt souden comen/om erghens eenen Huys-man van 'tbedde te halen/ ofte om waghenen/ schepen / of reysende lieden afte setten ende te vangen/woude straffen als straet-schenders ende landt-roovers. [1584.] Dese mannelijcke resolutie heeft Graef Willem ghenomen/ende sy is hem wel gheluckt/also dat het rooven ende buyt halen stracx seer verminderde/ daer te vooren eenighe stoute buyt-haelders daghelijcx in het landt quamen/ ende alle wateren ende straten onveylich maeckten/ waghende een maendt solds op hope van eenen buyt ofte ghevanghenen te crijghen/die haer een duysent guldens meer ofte min soude opwerpen. Nae de doodt des Princen van Oranien/ heeft in Decembri deses jaers Graef Willem een nieuwe Commissie besworen/ als nu selfs absoluyt Gouverneur gheworden zijnde / daer hy te vooren ghestaen hadde onder den Prince van Oranien. Mijn meyninghe en is niet hier te gaen verhalen de loffelijcke ende Heroique feyten ende qualiteyten van Graef Willem/maer ick sal de selfde elck op hare plaetse ende tijdt verhalen. Hy troude Anno 1587. den tweeden Novembris des Princen van Oranien Dochter/Prins Maurits volle Suster/een seer deuchden-rijcke Princesse/die ontrent drie jaren daer na gestorvē is sonder Kinderen na te laten/en̄ sijn Genade is tot noch toe (Anno 1614.) ongetrout gebleven. Af-beeldinghe der Coninginne Elysabet, midtsgaders een cort verhael der hulpe ende troost die sy den Geunieerden Provincien bewesen heeft. [1584.] VAn den aenbeginne der Neder-landtsche beroerten / hebben de Religions-verwanten hare ooghe gheslaghen op de Christelijcke Coninginne van Enghelandt/hopende ende vertrouwende /dat sy middelen by der handt nemen soude tot harer verlossinghe: Veel duysenden zijn oock nae Enghelandt ghetrocken/ende hebben onder deser Coninginne vleughelen gheschuylt / als sy voor Duc d'Alba ende andere Spaensche Tyrannen moesten vluchten ende haer Vader-landt verlaten. Als [1584.] Anno 1575. de Prince van Oranien/ de Staten ende Steden van Hollandt ende Zeelandt met hare gheassocieerde saghen/ dat den aenghevanghenen Vrede-handel te Breda, niet ghevoordert en wierdt nae behooren/ ende dat sy van den selfden niet te verwachten en hadden eenighe vryheyt van conscientie/ versekeringhe van lijf en leven/noch bewaringe van Vrouwen ende Kinderen: Soo hebben sy (voor seker {==461==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding (160) ELISABETH DEI GRATIA ANGLIAE / FRANCIAE / HYBERNIAE ET VIRGI: REGI:. ==} {>>afbeelding<<} {==462==} {>>pagina-aanduiding<<} [1584.] houdende/ dat de macht des Conincx van Hispanien haer met der tijt te lastich vallen soude) beraetslaecht/ wiens hulpe ende protectie dat sy best versoecken souden. Daer wierdt voor-gheslaghen den Keyser/ de Coninck van Vranckerijck / ende de Coninginne van Enghelandt / ende eyndelijck isser gheordeelt/dat de protectie van Enghelandt (al hoe wel de sprake haer seer ongherieflijck was) de beste / bequaemste/ ende versekerste soude wesen/ soo wel om de conformiteyt der Religie/bequamheyt der Traffijcke/ende der Coninginne macht te water ende te lande/ als oock om datter in Enghelandt een matighe regieringhe was. Daer zijn in Engelandt ghesonden eenighe wijse ende treffelijcke Mannen/met laste om een goede verbontenisse te maken/ ofte om dese Landen onder de protectie der Coninginne te begheven. Maer de Coninginne Elysabeth/ een vrede-lievende ende verre siende Princesse haer rijpelijck op dit stuck beraden hebbende / ende over-weghende de vyandtschap met den machtigen Coninck van Hispanien: het benijden van Vranckerijc: Ende de groote costen die sy tot vol-voeringe van de Neder-landtsche oorlogen behoeven soude/so en heeft sy der Gesanten versoeck niet in-gewillicht/maer sy heeft geraden/datmen eenen eerlijcken en̄ vasten vrede met den Coninc van Spanien maken soude/tot welcken eynde sy bequame Artijckelen heeft voor-gheslaghen/met desen aen-hanck/dat by al dien de Coninc de Neder-lantsche saken niet en accommodeerde/dat hy het haer niet qualijc afnemen en soude/ indien sy om hare bedruycte na-gebuyrde te helpen/en̄ om hare eyghene versekertheyt/de Landen van Hollandt ende Zeelandt hulpe dede/ eer hare erf-vyanden de Francoysen sulckes te doen aennemen souden. Het rat onses wagens over dese asse eenen tijdt lanck ghedraeyt hebbende/ ende de Coninginne ghenoechsaem bevindende dat de Landen te vergheefs hoopten tot reconciliatie ende eenen vasten vrede met den Coninck van Spanien te gheraken: Maer dat ter contrarie [1584.] de Spaenjaerden dese Landen sochten te brenghen in de uyterste slavernije/ende in de selfde te maken Sedem belli, om uyt de selfde niet alleen Enghelandt / maer oock alle de omligghende Coninck-rijcken ende Landen te becrijghen: Soo heeft sy Anno 1577. een naerder verbondt met de Gheunieerde Neder-landtsche Provincien op-gherichtt/leverende (op belofte ende versekeringe die haer ghedaen was) den Generalen Staten Jnstrumenten van Obligatien ofte Credit-brieven/ om daer mede op haren naem te mogen lichten de somme van hondert duysent ponden sterlincx/ ofte de weerde van twee hondert duysent Anghelotten. Hier benevens heeft de Coninginne den Heeren Staten belooft tesenden vijf duysent Voet-knechten/ende thien hondert Peerden. Doch dit Contract is nae der handt verandert/ ende in plaetse van 'tvolck heeft de Coninginne in gelde belooft te gheven tachtentich duysent Anghelotten/tot bevoorderinghe van den tocht des Hertoghen Hans Casimir Phalsgraven by den Rijn. Sy heeft aen den Coninck van Hispanien gheschreven/dat sy den Neder-landen dese assistentie dede/ tot sijnen besten/ op dat de bedroefde Neder-landers te hart geparst zijnde / niet en souden ghenoodtsaeckt worden eenen anderen Heere te kiesen / daer toe vele der selfder seere gheneycht waren. Daer by voeghende / indien sijne Majesteyt tot gheene behoorlijcke vrede-handelinge met de Neder-landers verstaen en woude/maer door ghewelt/bedroch/ende valsche handelinghe voortaen de selfde soude soecken te overvallen/dat sy gheresolveert was al hare macht/ die sy soude connen te weghe brenghen/ te employeren tot bescherminghe van hare nae-buyren/ende tot behoudenisse van haren eyghenen staet. Maer indien den Coninck gheneycht ware der Staten redelijck versoeck te consenteren/ ende dat de Staten dies niet teghenstaende in onghe- {==463==} {>>pagina-aanduiding<<} hoorsaemheyt [1584.] tegen den Coninc souden willen voortvaren: Soo beloofde sy hare fortsen teghen de Staten te keeren/ ende den Coninck behulpelijck te zijn/ om de selfde/ten besten sy soude connen/ tot redenen ende tot billicheyt te dwinghen. Desen goeden raedt ende waerschouwinge der Conninginne heeft de Coninck van Hispanien verachtt/ ende hy is met rigoreusheyt ende ghewelt van wapenen voort-ghevaren/sijnen moet gewassen zijnde door de victorie van Don Iohan te Gembloers onlancx daer te vooren bevochten. Als de naest-volghende jaren den stant van Neder-landt alle daghe soberder ende elendigher was gheworden/ ende de Prince van Parma by nae gheheel Vlaenderen verheert hadde/ende de Stadt van Antwerpen vaste besloten hieldt: Soo heeft de Coninginne/door haren Ambassadeur Davidson, vriendelijcke ende troostelijcke brieven aen de bedroefde Nederlanders ghesonden/ beclaghende de doodt van haren Cosijn den Prince van Oranien/ 'tverlies van so veel goede Steden/ ende den bedroefden stant der Landen/daer by verclarende/dat haer dit seere ter herten ginck om de oude vriendtschap ende naebuyrschap die hare Rijcken hadden met de Neder-landen/ die haer dwonghen extraordinaire sorchvuldicheyt voor de selfde te draghen. Daer noch voorder by voeghende / dat sy desen haren Ambassadeur afveerdichde/om gheinformeert te wesen van den staet der Geunieerder Provincien/ ende wat resolutie sy dochten te nemen tot haerder bescherminghe/ &c. De Heeren Staten hebben hare Majesteyt hooghelijck bedanckt van weghen de sorge die sy voor de Landen was draghende / ende ontdeckten haren Ambassadeur/dat sy geresolveert waren haer te werpen in de armen van den Coninck van Vranckerijck/ ende hem aen te neme