Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940 (herziene editie) Menno ter Braak en E. du Perron Editie: Stichting Menno ter Braak logo_braa_01 GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaren Letterkundig Museum Den Haag, signatuur: B 00802A-BrDPTBr32-35, 37, 38, 40; B 00802A-BrTBDP32-35, 37, 38; B 00802A-CorTbrDP30-32, 36 ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron in de jaren 1930-1940. De correspondentie omvat ca. 1187 brieven. Een uitgebreide verantwoording is te vinden op www.mennoterbraak.nl. Ook zijn daar van verschillende teksten scans van originelen, typoscripten en drukproeven te vinden. REDACTIONELE INGREPEN E. du Perron aan Menno ter Braak [19 november 1932]: In de digitale versie kan een accolade niet over meerdere regels weergegeven worden. Daarom is deze op elke regel met bijbehorende tekst herhaald. E. du Perron aan Menno ter Braak [26 januari 1936]: Hollland → Holland: ‘Ik 25wil tot het uiterste antifascist zijn - in Holland tenminste, ...’ Voor een overzicht van redactionele ingrepen zie verder de website van de Stichting Menno ter Braak. 2011 dbnl / Stichting Menno ter Braak, erven E. du Perron & erven H. van Galen Last braa002brie21_01 grieks Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940 (herziene editie) werd niet eerder gepubliceerd. DBNL-TEI 1 2009-05-01 KE colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940 (herziene editie) werd niet eerder gepubliceerd. Zie: https://www.dbnl.org/tekst/braa002brie21_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 17 november 1930 Rotterdam, 17 Nov. 1930 Amice (Beter titel weet ik voorloopig niet; maar de qualificatie wil ik graag uitschakelen). Hedenmiddag vond ik je Cahiers voor de deur liggen. Eerste impressie: g.v.d., nu is de pleizierige onpersoonlijke relatie uitsluitend via Bouws en gedrukte stukken voorbij. Tweede: blij, dat ik je eindelijk kan lezen. Ik heb vanmiddag het grootste deel al verslonden. Het heeft mij om één reden nog meer gepakt dan Nutteloos Verzet, dat ik bij fragmenten prachtig vind, maar nog (als geheel) te zeer casuïstisch bekeken. Het is n.l. zoo prettig familiaar, zoo onmiddellijk, dat er geen enkele twijfel aan de directheid en zuiverheid van de reactie overblijft. Trouwens: je bent tot nu toe de eenige, die op den man af precies mijn bedoelingen bij het schrijven van het Carnaval hebt geraden. Dat was eigenlijk voor mij al voldoende, om in gedachte vriendschap te sluiten. Ik aanvaard graag het einde van deze onpersoonlijke vriendschapsperiode. Er zal nu zooiets moeten gebeuren, als een afspraak, waartegen ik overigens werkelijk niet opzie. Alleen: daarbij zal waarschijnlijk blijken, hoe verschillend onze antecedenten zijn, die ons tot dezelfde waarheid (of voor mijn part: onwaarheid) leidden. Ik ben n.l. van afkomst vrijzinnig-protestant, braaf opgevoed door brave ouders, zonder aanwijsbare neiging tot perversiteit etc. etc., alles waarschijnlijk anders dan bij jou. Ik begin, om zoo te zeggen, de perversiteit pas nu, door mijn intellect heen, te waardeeren, en mede door Nutteloos Verzet. Ik tracht nu mijn geboorte uit de braafheid ongeveer te beschrijven in de roman Hampton Court, die al behoorlijk opschiet. Wil je de kennismaking wagen met dit antecedentenverschil? Ik met liefde. Maar ik kan door mijn baantje moeilijk weg. Misschien eens een week-end in Brussel? Kom liever hier, Bouws heeft ruimte genoeg. Je zending belette mij gelukkig een radiorede te beginnen over het kreng Alie Smeding. Ik moet dat laatste prul van haar in toonbare woorden bespreken, maar zal trachten haar toch haar vet te geven. m.h.gr. en nogeens dank tt, Menno ter Braak in haast Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [18 november 1930] Brussel, Dinsdagavond. Waarde Ter Braak, Ik ben het geheel met je eens wat betreft het jammer vinden van het einde der ‘onpersoonlijke vriendschap’. Het kunststuk dat wij nu zullen hebben te volbrengen is: er tòch niets bij in te schieten. Ik heb hoop dat het ook nog wel lukken zal. Verschillen van antecedenten en zelfs van huidige qualiteiten zijn nooit een beletsel geweest; er is voor vriendschap een bepaald soort bodem noodig, die tusschen ons beiden, of beter: voor ons beiden, geloof ik, wel bestaat. Overigens ben ik evenals jij uit brave en zelfs vrome, zij het dan niet ‘fijnvrome’, ouders geboren, en deed ik tot 14 jaar ongeveer trouw mijn avondgebedje; van huis uit ben ik katholiek. Ik heb ook niets tegen de menschen die hun reden van bestaan op de verantwoordelijkheid van God willen schuiven (men werkt met de middelen die men heeft), ik heb alleen van kinds-af sceptisch en weinig sympathisch gestaan tegenover de verordeningen en het geadministreer door ambtenaren in zwarte gewaden. - Wat jouw evolutie betreft: zooals je die in enkele regels aangeeft, doet ze denken aan die van Gide - met enkel het verschil dat zijn jeugd-atmosfeer niet vrijzinnig-protestantsch maar streng calvinistisch was. Je kent natuurlijk Si le grain ne meurt... Ik las je Carnaval in een oogenblik van moreele depressie - ik had allerlei lamme, bête dingen als klissen aan mijn lijf hangen [vooral mijn ‘moreele lijf’] - en ik heb er meer plezier van gehad, dan, denk ik, onverschillig van wèlken roman. (Ik las het voor een groot deel in de Belgische Ardennen, het décor van Jacques Perk, na een terugkeer uit Holland: Bouws heeft je daar misschien wel van verteld.) Wat ik er de ‘klare, moedige wanhoop’ in noemde, kikkerde mij op; dàt heeft je boek trouwens met Nutt. Verzet gemeen, dat het ergerlijk moet zijn voor de menschen die vóór alles troost zoeken. Alleen dwingt je beschouwende intelligentie den Hollander malgré tout meer respect af; getuige het stukje in de N.R.C. van den heer Jan van Kasteel! (wie kan die lummel zijn?) De Cahiers die ik je zond kreeg ik, tegen alle verwachting in, een paar dagen geleden van mijn drukker cadeau: hij had een heel pakje overgebleven rommel bij elkaar gebracht dat hij mij vroeg mee te nemen op een toon van: ‘dan ik ben ik er tenminste van af.’ Ik vond er tot mijn verbazing 2 complete exx. bij van de Cahiers, en verscheidene van 3, 4 en 5 alleen. De 2 complete zond ik aan Van Vriesland en aan jou. Bouws vergat ik hier, omdat hij op deze kleinigheden toch niet let: binnenkort komt alles immers in 2 dln. bij Stols uit, gekuischt en wel, en hier en daar van al te persoonlijke uitlatingen ontdaan (o.a. Bloem over Coster, wat buiten mijn verantwoordelijkheid ligt), daarentegen, in deel 2, aanmerkelijk uitgebreid: stukken over Den Doolaard, Gide, Interview, stuk over jou. Verder door de 2 bundels heen vele savoureuze voetnoten! - Maar ik dacht dat je het grappig zou vinden de eerste, ‘familiare’ lezing, zooals je zegt, ook te bezitten, daarom zond ik je dat pak. Van Bouws hoorde ik van de zware taak die Ritter je op de schouders laadde. Had hij niet iemand anders kunnen bedenken? Die Utrechtsche redacteuren missen fantazie; zelfs als ze den Opperboef sprekend opvoeren... Het eenige aardige is dat je, al lezende, je kunt voorstellen hoe Alie dicht tegen haar man [den ernstig-levensvreugdigen man met het baardje] aangedrukt je stem in zich opneemt. Dat is een raffinement. Ik moet je van mijn kant verder nog danken voor je spontane appreciatie van mijn ‘fel eenzijdig’ (dat is de term) Gesprek over Slauerhoff. Ik heb op jouw raad het stuk naar Van Wessem gestuurd, die er zeer vóór is, maar nu de twee anderen nog. Voor mij is het lang niet zeker dat het opgenomen wordt. Nous verrons! Het lag anders al klaar om in brochurevorm te worden afgedrukt; maar dat grapje zou me toch gemakkelijk een 5 à 600 frs. kunnen kosten, en in mijn tegenwoordige omstandigheden geef ik die zeer ongaarne uit. Ik kan het stuk wschl. ook nog krijgen in Vlaamsche Arbeid, maar dat is wel een erg snertblad. Enfin, er is veel voor en tegen; het meest benieuwt me of er nog op zal worden gerepliceerd. Maar ik wou dat dit alles desnoods niet bestond, en dat ik het je na kon zeggen dat mijn roman opschiet. Ik heb het eerste deel ervan met een paar brieven aan een denkbeeldige lezeres ‘afgerond’; Vic Vriesland raadt me aan het zóó uit te geven, als afzonderlijk geheel, wat ook wel zou kunnen, als ik maar niet gehandicapt werd door de herinnering aan wat ik ervan had willen maken (en - zoolang er leven is, is er hoop! - misschien ook nog van maken kàn.) - Waarop slaat de titel Hampton Court? Het is een titel die verdriet zal doen aan Kelk, nog een wederzijdsche vriend, geloof ik. Kelk klaagt erover dat zoo erg veel moderne titels on-Hollandsch zijn (Archipel, Saturnus, Serenade, Eldorado, Parlando...); hij heeft aan zijn eigen bundel, dien ik bij Stols heb gebracht, dan ook een goed-vaderlandsch opschrift bijgezet: Spelevaart. Ik heb nog wat voor je: een cahier-aanteekening over je Havelaar-opstel. Ik zou het hierin sluiten als ik het had, maar het ligt al lang bij Stols. In ieder geval zal ik het je zenden op de drukproef. - Of neen, ik vermoed dat hij het uit Maastricht terug heeft laten komen om het, evenals jouw kritieken, in België te laten drukken en dan moet het hier op zijn bureau liggen. Ik zal morgen gaan zien en, als het er is, het je sturen. Last not least: wat zeg je van de tijdschrift-resultaten van our dear Bows? Kranig lijkt het me! Ik las vanmorgen zijn voorloopig rapport aan Greshoff. Ik ben alleen maar bang dat hij met mij ook al op een zakelijke basis wil beginnen. Gr. vraagt niets liever, maar ik, goeie God! moet er niet aan denken! Tot zoover. Als het niet te zeer tegen je principes strijdt, vertel me wat van je roman. Een afspraak komt zeker. Voor het oogenblik heb ik geen geld, maar omstr. 8 December moet ik Malraux in Holland ‘pilotteeren’ en hoop dan een paar dagen te logeeren bij Bouws. M.'s lezingen schijnen plaats te moeten hebben in Amsterdam, Hilversum, Den Haag en Rotterdam. - Sterkte met je radiotaak en met hartelijke groeten gaarne je EduP. Mocht je voor dien tijd een week-end hier willen komen, dan ben je natuurlijk hartelijk welkom. Voor de ongemakken, zie Bouws. Maar er is een goed hotelletje vlakbij. Origineel: onbekend Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 24 november 1930 R'dam, 21 Nov. 1930 Waarde duPerron Bijgaand velletje was een bijlage bij een brief over Hampton Court en zoo, die ik weer heb verscheurd. Het lijkt me beter, als we er over praten, schriftelijk lijkt het zoo zwaar. Je zult je dat wel kunnen indenken. De naam Hampton Court wil zeggen, dat daar de ‘held’ de eerste stoot [of liever: een eerste, lullige siddering] krijgt van de carnavalswaarheid. In je Gesprek over Slauerhoff trof me bijzonder je openhartige verwerping van Leopold, de goddelijke. Om allerlei burgerlijke vooroordeelen zou ik dat waarschijnlijk niet gedurfd hebben. Zonderling is dat toch, die neiging tot behoud, die zelfs de principieel-anti-behoudende overal tracht beet te nemen. De laatste zin, over Ritter, slaat op een incident met Alie Smeding, dat ik ook liever voor mondeling bewaar. Het is te zot, maar zij heeft hier Woensdag voor me in het stof gelegen, met kleine Aage erbij, mij smeekend, om de ‘honderden gezinnen’, voor wie het boek bestemd was, te sparen! Ritter is er in gemengd, enfin, de zaak is voor haar toch falikant uitgedopt. Tot binnenkort in Rotterdam dus! h. gr. je MennoterB. Zooeven krijg ik je artikel over Just Havelaar. Het is van een helderheid, die mij op vele punten dwingt: peccavi, te zeggen. Dat is mijn vervloekte vrijzinnig-protestantsche neiging, die bij zulke sterfhuisgelegenheden toch soms weer bovenkomt. Ik bewonder Havelaar niet, dat is zoo. Ik bewonder ook zijn eerlijkheid niet, d.w.z. die bewonder ik bij iedereen, van wie ik het ook niet hoef te zeggen. Toen ik dit stuk las, overkwam me hetzelfde gevoel, dat ik ook bij het lezen van je woorden over Leopold kreeg: ik ben nog aan alle kanten (en misschien gelukkig voor de activiteit) geneigd, vooroordeelen klakkeloos over te nemen, misschien niet in een volkomen onafhankelijk boek als het Carnaval, maar toch wel in confrontatie met personen, die ik dan nog ietwat vrijzinnig-protestant wil behandelen. Eén ding alleen lijkt me in je stuk niet juist, n.l. je verdediging van Bloem's aanval op Havelaar's ‘moed’. Wat ik door tusschenpersonen van hem weet, is werkelijk, dat hij diep gebukt ging (niet rhetorisch bedoeld) onder het feit, dat hij voor een dilettant werd uitgemaakt, dat hij er toch niets tegen kon zeggen, en dat hij niettemin in den nieuwen mensch geloofde. Omdat ik dit zeker weet, heeft het me ten onrechte verleid, er een toespeling op te maken in een verkeerd verband. De bewondering is ook al een carnavalsverschijnsel (natuurlijk). Ik heb altijd weer neiging, ergens een dilettant te bewonderen, als hij wat vurig is; maar je hebt gelijk, het heeft geen zin en werkt verwarrend, dat te zeggen in een vorm, alsof je niet bedoelde: de dichter in den burger, maar: dat is nou een echte dichter. Zoo is het me bij Havelaar ook vergaan, en het is een verkeerde geste geweest. Overigens ben ik blij, dat ik hem, zelfs over het graf, nog duidelijk de (mijn) waarheid heb gezegd. Ritter heeft gereconstrueerd. De honderden gezinnen zullen mij Zondag hooren, en, zoo God wil, het boek niet koopen. h. gr. MtB 3e Editie 24 Nov. Leege velletjes bleven, met eenige onbepaalde gevoelens, liggen. Inmiddels kwam Prisma in mijn bezit; en nu meen ik je te moeten antwoorden op je anregende stuk over mijn concessie aan Havelaar door de ingesloten critiek op mijn beste vriend. Graag je oordeel! Voorts: wil je het stuk aan Stols doorgeven, met het verzoek het nog in Man tegen Man op te nemen, en Havelaar eruit te gooien? Nu gaat deze brief werkelijk weg. h. gr. Menno tB Origineel: onbekend E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [25 november 1930] Brussel, Dinsdagavond. Beste ter Braak, Ik ga morgen naar Holland, zooals Bouws je misschien reeds heeft verteld. Adres: Den Haag, c/o Tissing, Van Aerssenstraat 113. Schrijf mij daarheen of laat me door B. schrijven waar we elkaar zien: Rotterdam of Haag. Je brief met bijlagen kwam vanmorgen binnen en enthousiasmeerde mij tot de huidige ure. Het stuk over Prisma is bewonderenswaardig, 3 × bravo! ik ben er verrukt over en gaf het aan Greshoff, die, na op zijn beurt wild geworden te zijn, het aan Stols verder-gaf. We zullen er lang en breed over spreken. Voorloopig alleen dit: 1o. heb je er mij een groot werk mee uit de handen genomen, want ik had eig. een dergelijk stuk erover willen schrijven (maar je hebt het oneindig beter gedaan); 2o. zal Binnendijk je, vrees ik, verdenken van gemeene zaak te maken met mij tegen hem. Ik schreef hem n.l. een ietwat onaardigen brief over het feit dat hij mij in zijn bloemlezing geplakt had: tusschen Van de Voorde nog wel en de pseudojuffrouw Proost, zonder mij ook maar eenigszins te waarschuwen (althans zoo dacht ik). Hij schreef mij terug dat hij mij wèl erover geschreven had en drukte zijn misnoegen uit over mijn onaangenamen toon. Ik heb hem toen wederom geschreven, o.a. dit, dat wanneer mijn materieele hardheid in het Gebed, dat ook jij aanhaalt, niet tot poëzie was opgespàt, ik hem verzekeren kon dat zij ook nooit tot het door hem gewenschte artikel zou ‘ontbloeien’ (of ‘uitbloeien’); reden waarom ik het ook voor hem niet bizonder erg vond wanneer ik in een volgende druk niet voorkwam. (Ik had n.l. ook in mijn eerste schrijven gevraagd mij in een event: herdruk te schrappen.) - Ik schrijf je dit omdat de coïncidentie in het oog loopt. Hij zal meenen dat wij elkaar hierover schreven, terwijl ik, wetend dat hij een vriend van je is, je met geen woord over de affaire zou hebben gerept. Maar wij schijnen werkelijk voorbeschikt om elkaar - althans in deze aera van ons leven - op een afstand en zonder woorden te verstaan! Jouw hoofdbezwaar: dat deze bloemlezing, nu van een jongere komend, absoluut geen verbetering (noch een tegenwicht) van Nieuwe Geluiden bleek te zijn, is ook mijn voornaamste grief. Je zult werkelijk vroeger of later jouw bloemlezing moeten maken, onder dat motto, tot meerdere glorie van Jong-Nederland. - Het einde van je stuk was meesterlijk; trouwens de heele belichting, - het sondeeren van alle rotte plekken, - prachtig. ‘Dit is nu het verlossende woord’, zei Greshoff met een lange zucht, ‘dat eindelijk gesproken wordt over die ‘Poëzie’-kwestie’. Ik ken anderen voor wie je stuk een verkwikking zal zijn. Over Alie Smeding en Ritter graag mondeling. Kan je me ook nog wat laten lezen van je radio-speech? - Ik waardeer Leopold méér dan mijn stuk doet vermoeden, maar Cheops versta ik eenvoudigweg niet, en waarom zou ik mijn domheden niet bekennen, ik die er nu eenmaal géén eer in stel ieder woord dat ik spreek tot het eind van mijn levensdagen te kunnen verantwoorden. Bovendien overdrijf ik liever naar den ‘antipathieken’ kant... - Je besluit het stuk over Havelaar te laten vervallen, is misschien wat erg genomen onder den indruk van niet fel genoeg te zijn geweest; maar je vergeet dat je, met al de ‘vrijzinnigheid’ die je je nu verwijt, de eenige bent geweest wiens getuigenis toch-maar-even uit het speciale nr. werd geweerd. Ik heb mijn gemakkelijke kritiek (voor mijzelf in een ‘cahier’) bedoeld als een soort gesprek met jou, après coup; niets zegt dat ik, wanneer men mij een stuk over H. had gevraagd, niet ‘vrijzinniger’ nog zou zijn opgetreden dan jij. Ik zou je daarom willen vragen je stuk over H. niet te laten vervallen; het heeft zéér veel goeds, en van ieder ander dan jou zou ik het, zooals het was, reeds hebben toegejuicht. Het is ook voor later aardig, te zien hoe je bij die gelegenheid schreef en dacht (of schreef en eigenlijk niet dacht); het beste is dus er desnoods een noot bij te zetten, vind je niet? - In ieder geval heb ik er Stols nog niets van gezegd; als je er absoluut bij blijft het te laten vervallen, kan je hem er zelf nog even een kaartje over schrijven. Ik laat dan ook mijn beschouwing erover vervallen: samen of geen! Maar heusch: waarom? Voor de plaatsruimte hoef je het niet te doen, op die 6 of 7 blzn. kijkt Stols niet. Voor welk tijdschrift heb je je stuk over Prisma bedoeld? Vrije Bladen? Of komt het alléén in Man tegen Man? Vóór dat verschijnt, verloopt er nog wel eenigen tijd. - Ik spits me op het gisten van velerlei donker bloed. Nu, tot ziens. Ik had dit briefje kort willen maken, maar je ziet... Het zal mij een groot genoegen zijn je spoedig persoonlijk te kunnen hooren en antwoorden. Met een hartelijke hand vooruit, graag je EdP. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Berlijn, 22 december 1930 B.E. Ik zit in Berlijn Barnabooth uit te lezen. Het is buitengewoon verwant en net iets om onder Duitschers heimelijk te genieten, terwijl zij aan veel grover dingen denken, b.v. aan een ‘Weihnachtsbescherung’. De burgers zijn hier toch weer door hun oppervlaksverschillen met Holland ongelooflijk boeiend. Ik heb nog altijd herinneringen aan de prikkelende persoonlijkheid van Malraux. Blij, dat je me aan hem hebt voorgesteld, niet primo om zijn woorden, maar vooral om zijn ‘Malrauxzijn’. Prisma en Dogma komt in de Bladen, met een noot van Binnendijk. h.gr. tot Brussel je Menno. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Berlijn, 28 december 1930 Berlijn 28 Dec. 1930 B.E. In de afgeloopen week heb ik hier zonderlinge dingen gedaan, waarvan ik, voor iemand anders het hoort, jou even in kennis wil stellen. Op de gewone, au fond onhandige wijze heb ik in Berlijn SO 36 weer contact met het leven gekregen, ik bedoel op die wijze, die alleen wij theoretici kennen. Het resultaat zal zijn, dat ik ga trouwen met een Berlijnsch meisje van 18 jaar, die niets van het Carnaval begrijpt, laat staan van Barnabooth. Toch geloof ik, dat ik iets ga doen, dat zin heeft, waarom weet ik niet. Ik moest bij de serie handelingen, die achtereenvolgens tot het doel geleid hebben, voortdurend denken: hoe zou Eddy du Perron gedaan hebben, welke draai zou hij in deze situatie hebben genomen. Vermoedelijk zijn jou deze perikelen niet vreemd, al zal er allerlei uiterlijk verschil zijn, zooals ook tusschen ons werk, dat toch tot ‘hetzelfde’ geleid heeft. Je afwezige aanwezigheid heeft me nu ten volle duidelijk gemaakt, dat ik jou in dit tijdsgewricht als mijn beste vriend moet beschouwen; vandaar ook deze voortijdige ‘annonce’. Barnabooth lag voortdurend op mijn schrijftafel (ik zit hier in een soort nette achterbuurt n.l.), maar op zulke particuliere vragen, van zulk een dwaas persoonlijk karakter, kon hij ook niet antwoorden. Handelen, agere, is een bezopen werk voor ons, maar we moeten wel. Volgende week is mijn adres Eibergen Holland! (komt terecht). Schrijf me eens even daarheen. Zoo gauw als mogelijk kom ik een weekend in Brussel. Een hart. groet van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, 31 december 1930 Brussel, 31 Dec. 1930 Beste Menno,Ik heb je, in antwoord op je kaart, een vrij langen brief geschreven nr Rotterdam; nu haast ik mij je te antwoorden op de ‘annonce’. - Maar eerst even iets afdoen, een erratum op mijn vorige. Ik spreek je daarin van een zekeren Paul Méral, een nogal curieus individu, amant, d.w.z. ex-dito, van lady Rosemeyer - zoo had ik den naam geschreven, zoo wordt hij ongeveer door de Fransch-sprekers uitgesproken. Maar het moet zijn: Rothermere. (Jou bekend?) Ik zal je zeggen wanneer je zou moeten zorgen hier te komen, n.l. welken Vrijdag. Ook dit slaat nog op den anderen brief. Ik moet dit afspreken met Hellens, maar vooral met Méral. Nu het gewichtige. Ik aanvaard de gebeurtenis zonder verbazing; als er één ding is waarover ik mij bij mijn vrienden niet meer kan verbazen, dan is het juist ‘de ure des huwelijks’. Ikzelf ben eigenlijk noodgedwongen getrouwd, op een oogenblik waarin het huwelijk voor menig ander juist zooiets van ‘onmogelijk’ zou zijn geworden. Ik heb de intelligentste kerels zien trouwen met meisjes die men zich niet naast hen zou kunnen dènken; ik geloof dus dat iedere opinie in gevallen als deze stupide is, en dat men altijd ‘opineert’ zonder rekening te kùnnen houden met een element, dat voor den betrokkene bijna alles beteekent en dat voor hemzelf ook nog meer dan mysterieus is, in vele gevallen. Als er dus een analyse moet worden beproefd, dan ben jij de eenige die dat zou kunnen beproeven en ik zou alleen maar naar je kunnen luisteren. Met je mee analyseeren, voor ik het meisje zelf gezien heb, zou al even ijdel zijn, omdat ik al mijn gegevens van jou zou krijgen. Hoe je het ook draait, als je eerlijk bent kom je tot de conclusie dat in het gebeurde niets anders voor mij kan steken dan een verhaal van jou aan mij, dat mij alleen iets ‘doen’ zal voor zoover het jou betreft. Ik wacht dus - cela va sans dire - met spanning op dit ‘verhaal’, beter: op dit getuigenis van vriend tot vriend. Iedere raad, opinie of wat dies meer zij à priori, of in het algemeen! is dwaasheid. Een Berlijnsch meisje van SO 36, 18 jaar oud, zegt mij letterlijk niets; misschien had ik a priori mij een ideetje kunnen vormen (dat onvermijdelijk valsch zou zijn geweest) indien het een Parijsch meisje van, laat ons zeggen Montparnasse, geweest was, - het individu is immers alles en het type alleen dan van belang, wanneer het individu zich werkelijk geheel tot het type terugbrengen laat. Mijn vrouw is een mijnwerkersdochter uit Charleroi, die eenige dingen met haar type gemeen heeft, maar die toch een héél apart indivutje vormt, alles welbeschouwd. - Ik heb overigens inderdaad menigmaal aan de door jou bedoelde ‘perikelen’ blootgestaan; het gekke is dat ik nooit gestreden heb dan met vrouwen van een zekere klasse en een zekere intelligentie, maar dat ik met die dan ook nooit ànders dan gestreden heb. Ik sta ontwapend tegenover een vrouw naarmate zij zelf ontwapend is, en de vrouw waar ik mee getrouwd ben was dan ook werkelijk de meest ontwapende die ik ooit ontmoet heb. (Heelemaal ontwapend is natuurlijk geen enkele vrouw; als zij de illuzie kunnen volhouden het te zijn is het eig. heel mooi.) Ik ben benieuwd naar het soort vrouw dat je 18-jarige meisje voor jou vertegenwoordigt, dat zij van Barnabooth niets begrijpt is misschien niet gehéél waar; dat zij van het Carnaval niets begrijpt is in zeker opzicht wenschelijk. Zou je je aangetrokken voelen tot de ‘eenvoud van het volk’ - in het vrouwelijke althans? Barnabooth heeft je in ieder geval kunnen antwoorden dat hij, persoonlijk, op het punt heeft gestaan Florrie Bailey tot zich te verheffen, omdat hij achter de theatergirl het kind liefhad uit de achterbuurt. Je spreekt ook van een ‘nette achterbuurt’: is er eenig verband? Ik ben werkelijk zeer benieuwd naar de détails - alleen, heusch, er is iets dat opweegt tegen alle analyses, ondervinding, theorie, etc. in de kwesties tusschen man en vrouw, dat wat de fransche straat-philosoof gewoonweg ‘la question de l'épiderme’ noemt: het al of niet accordeeren van jouw en haar huid. Bouws zal je veel meer goede raad en opinies geven dan ik, als je er met hem over spreekt; reken dààr op. Hij meent b.v. precies te weten hoe de zaak zit tusschen Darja en Slauerhoff. Neem van mij aan dat hij er minstens even weinig van weet als ik, die met het gevoel rondloop dat ik hoogstens eenige feiten ken. Maar een gesprek zit er altijd in, en het gevoel van nooit-weten verhoogt mijn belangstelling, verre van ze te verslappen, dus... Schrijf me uit Rotterdam of Eibergen wanneer je zou kunnen komen, en vooral, of een Vrijdag mogelijk is. Met Méral zou ik ook voor een Zaterdag of Zondag kunnen afspreken, mits tijdig vooruit. Het beste en zie nog in de eerste helft van Januari hier te zijn. Hartelijke groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 4 januari 1931 Rotterdam, 4 Jan. 1931 Beste Eddy, Ik ben ongerust; n.l. heb ik je brief, die je naar Rotterdam geschreven hebt, niet ontvangen. Gisteren verheugde ik me er op, die te zullen lezen, maar hij was er niet. Heb je hem verzonden? Of is hij weggeraakt? Je begrijpt, dat de aanduidingen over ‘Vrijdag’ en lady Rothermere in je brief naar Eibergen nu nog sphinx-achtig voor me zijn. Licht me dus in ieder geval daarover even omgaand in. Vrijdags heb ik 6 uur les, dus van overkomen naar Brussel kan dan moeilijk sprake zijn. Ik zal me helaas dus nu moeten bepalen tot beantwoording van je brief naar Eibergen. Je opmerkingen over mijn a.s. huwelijk zijn ongetwijfeld volkomen juist, in het bijzonder die over de epidermis. Ik geloof trouwens, dat dit in orde is. Eén ding blijft me alleen voortdurend als een raadsel voorzweven en pesten: waarom in godsnaam wil ik me binden, terwijl bij mij de quaestie van de huid weliswaar uitermate belangrijk is, maar niet den doorslag geeft? En daartegenover: hoe komt het, dat ik geen angst heb voor die binding, terwijl ik toch een paar jaar geleden alle ellende daarvan aan den lijve heb ondervonden? Ziedaar het mysterie, en het zal wel goed en rechtvaardig zijn, dat ik het niet kan analyseeren. Ik denk niet, dat je je over mijn vrouw zult verwonderen. Zij is niet het type van een Berlinerin, hoewel zij veel duitsche eigenschappen heeft. (tusschen haakjes; zij heet Gerda Geissel). Ik kende haar, merkwaardigerwijze, als kind van zeven jaar, toen zij in Holland was, om aan de oorlogsmalaise onttrokken te worden. Freudiaansch is de aangelegenheid daarom misschien nog zeer interessant, gezien de vervulling van een jeugd-imago. Zij is, in tegenstelling tot mezelf, spontaan en reageert zonder omwegen; ik geloof dat dit voor mij uitstekend of doodend zal zijn; dat heb ik af te wachten. Er zitten natuurlijk ook eenige heilslegergevoelens bij me voor, maar die tracht ik zooveel mogelijk te desavoueeren. Overigens, je zult haar moeten leeren kennen, om te kunnen oordeelen, niet over haar, maar over mij; misschien geeft het je een nieuwe kijk op mijn mentaliteit-van-achter-de schermen. Toen ik je schreef, had ik Barnabooth nog niet uit. Ik las de prachtige gesprekken tusschen hem en Stephane in een café aan Unter den Linden, volkomen meegesleurd door die verwante woorden; het boek stijgt, vind ik, voortdurend, het concentreert zich steeds meer op de hoofdzaak. De representanten der poésie pure zouden het overigens ‘geen roman en geen essay’, dus mislukt, dus slecht, vinden. Inderdaad, Barnabooth heeft mij weer een stuk verder van de vederlichte, magische schoonheid afgeholpen. Ik hoop er binnenkort een stuk over te schrijven, of liever meer naar aanleiding er van, over Schoonheid en waarheid of zooiets. Maar eerst moet Hampton Court af; ik hoop in godsnaam, dat ik er in Januari nu een slot aan kan maken, dat het baantje me niet uitmelkt. Gisteren zocht ik Binnendijk op, in zijn nieuwe huis in Amsterdam. Hij staat op het standpunt, dat mijn stuk over Prisma aardig is, maar au fond ‘stom’. ‘Ik weet het niet’. Trouwens, Vic v. Vriesland zal dat met hem eens zijn, getuige het lansje, dat hij in de N.R.Ct. voor het Dichterschap getrokken heeft. O wij verblinde eenzijdigen! Maar het kan me niet meer schelen. Je stuk over Slauerhoff is prachtig, ook al ben je zoo verblind, hem te overschatten, en je poëzie in Balans vind ik buitengewoon slecht. Ik voel, wat er in zit, maar het komt er niet uit. Volgens Binnendijk ben je dus niet creatief aangeraakt geweest, je was ‘alleen maar’ een mensch, maar altijd nog honderd maal liever deze mislukte verzen, dan de n.b. 20-jarige Gabriel Smit, die verloren is voor zijn leven met zijn weten van het aroma der poésie pure. Ik heb Barnabooth volgeklad met streepen, de dialogen met Steph. zijn bijna zwart. Wat een bevrijding, driedubbel getrouwd naar Zuid-Amerika te durven gaan. Volgens Binnendijk was Val. Larbaud, van wien hij niets gelezen had, een ‘verweekelijkte slappeling’ of iets dergelijks. Ik heb hem nu gezegd, dat hij Barn. moest lezen, en hij zal het doen. Ik weet vooruit, dat hij er geen poésie pure in zal ontdekken. Kortweg, hij zal zich vervelen. Eén ding: Binnendijk is volkomen eerlijk. Hij weet, dat hij met zijn poésie pure in steriliteit ondergaat, of paedagogisch bourgeois wordt. Hij is ook werkelijk niet persoonlijk getroffen door mijn stuk tegen hem. Dit pleit voor hem, en doet me toch onaangenaam aan, omdat hij er blijkbaar geen hinder van heeft ondervonden. Had hij dat wel, dan zou hij met mij willen afrekenen. Maar hij twijfelt niet meer, kan misschien al niet meer twijfelen. Mij trof één overeenkomst tusschen Larbaud en Thomas Mann's Zauberberg: het meerendeel hunner personen is onvoldoende gemotiveerd, is zelfs niets dan schaduw, en is toch absoluut bevredigend, afdoend. Het zijn beide romans van den kouden grond, en juist daardoor boeken, die den roman overwinnen. Voortdurend zit me het gevoel dwars, dat ik je eerste brief niet gekregen heb. Met zulke dingen moet je in de wereld óók nog rekening houden! Zaterdag 17 Jan. zou ik eventueel heel goed naar Brussel kunnen komen. Schikt jou dat? Laat het me zoo gauw mogelijk weten. En kijk nog eens naar dien brief. hart. gr. je Menno. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [6 januari 1931] Brussel, Dinsdagmorgen. Beste Menno, Ik begrijp niet waar die brief gebleven kan zijn; ik gaf hem aan den chauffeur van mijn moeder, die tot dusver altijd trouw alle correspondentie bezorgd heeft. Mogelijk raken er allerlei brieven weg met die Kerst- en Nieuwjaars-weeën? - Wat er instond? Inderdaad, of je niet kon zorgen, Vrijdagavond hier te zijn, met het oog op de soirées van Hellens. Naar aanl. daarvan sprak ik je ook van een zekeren Paul Méral, die de amant was van lady Rothermere, - ik ga je dit alles nu niet nògmaals schrijven, maar houd het in petto voor wanneer je hier bent. Als ik nu zeker ben dat je Zaterdag 17 komt, zal ik een ontmoeting met Méral arrangeeren, elders dan bij Hellens, of met de twee, maar niet op dien ‘Vrijdagavond’. Verder heb ik je veel geschreven over Duitsche auteurs en over mijn verveling bij Feuchtwanger en krachtige walging bij Döblin - twee absolute mode-auteurs, vooràl de laatste, die, zooals ik je schreef, geen spat minder poenig is dan bij ons b.v. Heyermans. (En zeker een minder goed schrijver.) Maar ook hierover mondeling meer. - (Zijn ‘simultaneïsme’ imponeert me overigens voor geen klier!) Ik antwoord nu op je schrijven. Over je a.s. huwelijk kan ik nog steeds niets zeggen, je moet mij daar bepaald over vertellen. Dat je ‘haar’ als kind van 7 jaar gekend hebt, is inderdaad nogal grappig. - Eén ding alleen: de reden waarom je geen vrees hebt voor een nieuwen band, terwijl je toch al de weeën daarvan kent, lijkt mij, zoo gezien, nogal eenvoudig: er moet een groot, misschien wel een absoluut contrast bestaan, tusschen deze vrouw en die andere. Vandaar de illuzie, die door het oude dégoût wschl. zelfs nog gevoed wordt. Het zou overigens stom zijn je nu te zeggen: ‘Wacht dus tot de nieuwe band dààr is, want die zet zich dan vanzelf wel in een nieuw dégoût om’ - want dgl. gevolgtrekkingen zijn, om hun z.g. logica juist, ònjuist. Iedere nieuwe combinatie, op dit gebied, brengt allerlei nieuwe gevaren, maar ook nieuwe spelregels mee, en het slimste is, je zoo eenvoudig mogelijk tegenover het ensemble van gevoelens, etc. in te stellen. Een Freudiaansche contrôle vooral lijkt mij flauwe kul, omdat, wil zij goed zijn, zij après coup komt, als het gevoel alles al lang heeft beslist. Die ‘heilsleger-gevoelens’ ken ik, d.w.z. hebben mij zelfs dikwijls beheerscht. (Zie overigens weer Barnabooth.) Maar ze behooren tot het beste en zuiverste in ‘den mensch’ - dus voorwaar, ook in ons! Désavoueer ze niet. Ik vond het curieus dat voor jou het hoogtepunt van Barn. in de gesprekken met Stéphane ligt. Voor mij was Putouarey eigenlijk het sappigste (niet alleen in erotischen zin). Maar dat is een détail. Het 4e cahier vond ik eerst een mislukking, een verval; tot ik begrepen had dat het een verval moèst zijn. Juist in die loshangende blzn. achteraan leest men alles. - Ik ben het dus niet geheel met je eens, zelfs dat Barn. geen ‘geslaagde’ roman zou zijn; mits men het woord ‘roman’ in een uitgebreider beteekenis neemt. Barn. is een ‘roman’ zoals Max Havelaar en Woutertje Pieterse ‘romans’ zijn, of, als je dit voorbeeld niet overtuigend vindt, zooals Benjamin Constant's Adolphe. Waarom zou l'Immoraliste bv. wèl een roman zijn en Barnabooth niet? Omdat het als object meer contour heeft? Voor mij zijn al deze scheidslijnen ontzettend vaag; - ‘maar de kritikus, zooals Malraux mij eens schreef, is eig. een klant van objecten’. - Ik zou ‘roman’ willen noemen, alles wat niet volkómen mémoires is [als verhalend proza van eenige lengte dan!]; de mémoires van Casanova b.v. zijn op menige plaats volkomen ‘roman’. - Wat jij het ‘essayistische’ gedeelte noemt, vindt men in iederen roman met ideeën (Bloem zou zeggen: met van die akelige ‘problemen’!) - dus ook in Les Faux-Monnayeurs, in Point counter Point, in menigen roman van Meredith, bij Wilde, etc. - misschien alléén niet in van die heerlijk-probleemlooze romans als Mario Ferraro's ijdele Liefde (leve Bloem!). Ik ben meer dan benieuwd naar Hampton Court. Wat mijzelf betreft, ik vrees dat ik voor een jaar of wat het vermogen - neen, de drang tot schrijven, verloren heb. Tot ‘creatief’ schrijven altijd. Binnendijk is zeker volkomen eerlijk, maar het is zéker ook een nulliteit. Als hij niet zo griezelig Marsman nabauwde - (ook de spijkers en scharnieren heb ik weer teruggevonden, zooals ik je, meen ik, reeds zei, in een art. van Marsman over Parlando - in De Gids) dan was het misschien nog iets. Maar het erge, het ontwapenende ook, is dat de goede man niets heeft dan de domme, twijfellooze verzekerdheid van den discipel-zeloot. - Ik zal toch zoo vrij zijn hem - of liever, Marsman achter hem, eenige vragen te stellen, zoodra jouw artikel verschenen is, met zijn voetnoot. Ik wil vnl., voor eens en voor goed, weten of al dat gappen ook tot het creatieve behoort. - O ja, kan je mij jouw ex. van Prisma zenden? als je hier komt, neem je het dan weer mee. Daar is ook nog de opinie van Binnend. over Larbaud. - Wat men in Holland - zelfs in de meest-ingelichte kringen, over Fransche auteurs zegt, is het aanhooren niet waard. Greshoff overdrijft naar den anderen kant en ijvert soms voor de raarste 2e-rangs-auteurs. (Als men Duhamel verwerpt, is dat nog geen reden om direct troost te zoeken bij den Comte de Comminges, of den vicomte de Bondy.) Maar Larbaud kent en bewondert hij - en toch heeft hij er nooit een flink behoorlijk stuk over geschreven. L. is overigens op het oogenblik vrijwel gâteus, een typische lettré geworden, die causerietjes schrijft à la Jaune Blanc et Bleu en Allen. (Van géén beteekenis, en zelfs nogal vervelend.) - Als je nog iets van hem zou willen lezen, neem dan, in deze volgorde: Enfantines (een jeugdwerk, charmant), Fermina Marquez (idem, in zijn soort uitstekend), - dan komt Barnabooth, waarvan je de poezieën nog zou kunnen lezen, [in een apart deel verschenen; maar stel er je niet te veel van voor] - en daarna eig. nog maar één boek, Amants, heureux amants. Hierin vind je den Barnabooth-kant dikwijls heel aardig terug, en als procédé (de bekende ‘monologue intérieur’) is het ook nogal curieus. - Alles uitgegeven bij de N.R.F. [Je kan ze ook van mij te leen krijgen.] Ik moet dien Zauberberg toch ook nog eens probeeren, maar ik heb nu net weer zoo'n schrik beet van Duitsche auteurs. Het zijn toch eig. verdomd grove individuën, met kermis-krachtpatserijen of - àls het ‘fijn’ wordt - een garçon-coiffeurs-verfijning, à la Schnitzler en Stephan Zweig. Rilke doet mij in zijn proza aan een wat hysterische oude maagd denken, en daaraan verwant is Der Tod in Venedig, met die poeplooze cholera aan het eind. Ik lees daar weer je phrase: ‘en die daardoor den roman overwinnen’. Maar is juist déze roman - de gladgepoetste, zuivergehoudene, niet de roman ‘van den kouden grond’? Kijk naar àlle groote romans: Balzac, Stendhal, Dostojevsky, Tolstoï... Vertel mij ook eens bij gelegenheid waarom mijn poëzie in Balans zoo buitengewoon slecht is? (et n'exagérons rien! zóó buitengewoon slecht is het, vrees ik, ook al niet!) Ik heb er n.l. ook bepaald iets tegen - maar ik zou willen weten of het hetzelfde is wat jij ertegen hebt. Accoord dat datgene wat er in zit, bijna alle waarde eraan geeft, daarom ook zal ik het ding toch niet opofferen; maar als we dàt opzij zetten, welke zijn je bezwaren? (Ik wil door jou laten contrôleeren of ik mij niet vergis.) Tot zoover. Kom je dus Zaterdag 17? Maar weet je dat Bouws Zaterdag 11 komen wil? Of stelt hij dit uit om met jou samen te komen? Bel hem op en maak dit met hem af, mij is alles goed. Gresh. is tot 20 Jan. in Parijs. Met hart. groeten je Eddy. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 8 januari 1931 R.dam, 8 Jan. 1931 Beste Eddy De brief is nog steeds niet terecht; maar enfin, dat blijft dan staan tot Zaterdag over een week. We spreken dat dus vast af; welke trein is aanbevelenswaardig? (Ik heb tot half één les). Bouws weet nog niet, wat hij doet; maar vermoedelijk komt hij ook op denzelfden dag. Over mijn a.s. huwelijk zal ik nu niet veel meer schrijven; dat leent zich beter tot een gesprek. Merkwaardig overigens is, dat de menschen, die mij zoo half kennen, zich allemaal bezorgd maken (of ze het zeggen of niet) over mijn ‘mésalliance’; ze zien in mij een doorgefourneerd intellectualist en vergeten, dat ik toch niets anders wil zijn dan een candidaat voor het eenvoudige. Met het Carnaval ging het trouwens precies zoo; dezelfde menschen vonden het ‘intressant’, edoch ‘moeilijk’ en hebben natuurlijk in hun binnenste binnenste gedacht: wat een strooien zemelaar moet dat zijn! Maar wat jij over deze materie schrijft, is me evenzeer uit het hart (het gewone hart) gegrepen, als wat je over het carnaval schreef. Laat ik me daarom ook in godsnaam niet nog eens gecompliceerd gaan uitdrukken, maar kortweg zeggen, dat ik van dat meisje houd, en daarmee uit, en dat ik al die controleurs van het ‘geluk’ en de ‘zelfopoffering’ en het ‘intellectueele verschil’ aan mijn laars lap. Mocht het mis gaan, eh bien, dan zullen ze wat te gnuiven hebben; ik denk aan Hampton Court. Dit laatste boek is op twee hoofdstukken na af. Ik hoop, dat het niet lang meer duurt, want ik heb het doorgedacht en verlang ernaar, het in afgeronden vorm te zien. Je krijgt het subiet van me te lezen, maar voor het af is, durf ik er geen fragmenten van sturen; je zult dat allicht zelf ook niet willen. En nu: wat je over ‘den’ roman schrijft, kan ik van a tot z beamen! Je hebt me waarschijnlijk niet geheel begrepen; want ook voor mij zijn die scheidingslijnen tusschen roman en essay minstens even ridicuul als die tusschen creatief en niet-creatief. Ik schreef toch, in die passage, niet uit eigen naam, maar uit dien van de lieden der ‘poésie pure’... Dat brengt me op je poëzie in Balans. Die deed me hier en daar werkelijk denken aan... poésie pure, zooals die in Nederland dan geschreven wordt. Daarom vond ik deze dingen mislukt, niet in je gewone, keiharde, lineaire toon, die juist de charme van je werk uitmaakt. Het is alles wat doezelig, niet volkomen du Perron, het is te week, zou ik zeggen. Alleen het laatste ding is veel, veel beter, hoewel ook nog lang niet behoorend tot je beste dingen. We kunnen er mondeling ook nog eens grondig op ingaan. Ja, voor mij waren de gesprekken tusschen B. en Stéphane het hoogtepunt. Putouarey is een heerlijke figuur, maar, of het aan mij ligt, laat ik daar, ik zie hem niet, hij is mij nu eens te gecompliceerd voor zijn directheid en dan weer te direct voor zijn gecompliceerdheid. Het type staat mij niet voor, het geeft me geen aanknoopingspunten in mijn ervaring, hij blijft mij daarom te zeer anecdote. Het vierde cahier heb ik daarentegen geen moment als een verval gevoeld, eerder als een verlossing, die onmiddellijk op mezelf terugsloeg. Voor een jaar zou ik er ongetwijfeld heel anders over hebben gedacht. Van Prisma of Dogma ontving ik al proef; misschien komt het stuk dus al in het Januarinummer. De redactie heeft nu besloten, dat er geen noot onder zal komen, maar dat Binnendijk in het volgend nummer een artikel over mijn carnavalsmoraal in het algemeen en deze kant in het bijzonder zal schrijven. Sehr gespannt! Toch heb je ongelijk (maar je kent hem ook niet persoonlijk) door Binnendijk een ‘nulliteit’ te noemen. 's Mans eigenaardige tragedie is juist, dat hij als mensch wel een vent is, en als dichter inderdaad een nulliteit, terwijl hij het zoo geweldig graag andersom zou willen. Ik begin alleen bang te worden, dat zijn steriele theorie hem tenslotte zal vernietigen, ook als mensch; hij heeft me nu al te veel liefde voor zijn schoolkinderen. Schitterend, zoo eng en eenzijdig als wij worden. Dat jij Berlin Alexanderplatz eenvoudig een modeprul vindt! Ik denk er in dit geval gunstiger over, ook nu ik weer uit die Berlijnsche sfeer opduik. Maar dat is incidenteel; ik bedoel, dat ‘ons slag menschen’ eng en eenzijdig over litteratuur moet denken, veel ‘verdienstelijks’ niet onder de oogen mag zien. Voor ons bestaan er geen ‘genres’, maar ‘tout genre est ennuyeux, sauf le bon’ (is dat fransch? Neen, waarschijnlijk, het klinkt vies). Wat is nu ons criterium? Ik voel het precies, en wil het bij gelegenheid toch eens probeeren te formuleeren. Van het lezen van Larbaud zal, vrees ik, voorloopig niets komen. Ik wil eerst Jean Barois beginnen, en moet eerst Hampton Court afmaken, voor ik trouw. Had ik maar den heelen dag vrij, inplaats van te moeten kletsen voor een klas. Maar ook dat zal wel zijn nut hebben, of zijn zin. Ik stuur je per zelfde post Prisma en het eerste deel van Prometheus, dat je immers niet gelezen hebt. (Het tweede deel krijg ik binnenkort terug, het eerste is trouwens het beste m.i.) Aan dit boek heb ik mezelf ontdekt, ademloos. Ik ben benieuwd, of je kunt navoelen, waarom het juist dit boek kon (moest?) zijn. Zoo dadelijk moet ik weer ‘naar school’. We houden het dus in ieder geval op Zaterdag 17? Schrijf nog even over treinen en zo. hart. gr. van je Menno. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [12 januari 1931] Brussel, Zondagavond. Beste Menno, Bouws heeft mij vanmiddag verlaten - na zijn vertrek heb ik mij geworpen in Prometheus, waarvan ik nu de heele inleiding (120 blzn, 1/3 van het boek) uit heb. Ik heb het met belangstelling gelezen, ofschoon ik er af en toe een beetje bij geduizeld heb; ik zal ook de rest met spanning lezen - althans, I suppose so. Ik zie nog niet precies waarom je jezelf juist in dit boek zoo ademloos terugvond; al ligt het natuurlijk voor de hand waarom het je sympathiek was; overigens is alles een kwestie van ‘het juiste moment’ misschien. Ik voor mij vind mevr. Van Bruggen zeer helderdenkend en knap, ik ben ook nergens tegen haar in opstand gekomen, d.w.z. ik aanvaard gemakkelijk en tot in ieder onderdeel haar ‘systeem’; ik word alleen een beetje gehinderd door haar stijl, of liever, haar betoogtrant. Ik voel me, haar lezend, bij momenten toch wel erg op de avond-cursus. Dit is mijn voornaamste bezwaar tegen haar, en wschl. de eenige reden dat er geen werkelijk contact tusschen haar en mij komt - althans, tot dusver gekomen is. Ik vind haar knap en overtuigend, maar mijn ‘dieper ik’ wordt door haar niet geboeid. En het is grappig te bedenken dat jouw Carnaval, waarmee ik onmiddellijk dit bepaalde contact had, in het begin reeds van hfdst. I, zijn grootste waarde voor mij heeft: natuurlijk door zijn inhoud, maar blijkbaar dan toch, onafgescheiden van zijn toon. De vulgarisators-allure van den leraar ontbreekt daar geheel, en hindert mij hier eigenlijk voortdurend. ‘We hopen in het volgende voortdurend aan te toonen, in welke mate en op welke wijze de Eenvormigheid de vijand van de Eenheid is, en we moeten dus met den meesten aandrang den oplettenden lezer voor dit verschil zijn voortdurende aandracht vragen’. (p. 43). Ik begin op mijn stoel te schuiven als ik zoo toegesproken word. Over de rest mondeling. Dit is eig. maar een korte mededeeling over de temperatuur. Mondeling dan ook over mijn gedicht in Balans. Laten wij het eens samen bekijken. Maar in hoofdzaak zijn we het alweer eens. Inderdaad, is wat ook mij erin hindert, die Nederlandsch-nobele toon. Het moet de slechte invloed van Holst zijn geweest. - Jammer, want men herschrijft zooiets niet meer, en wat er in zit, gaat mij nogal erg aan... Putouarey zie en ken ik nu juist van top tot teen (baard inbegrepen). Het zal zeker een kwestie zijn van ‘gegevens’, jij kent dit soort typen blijkbaar niet. Overigens zijn èn P. èn Barn. kanten van Larbaud zelf, terwijl Stéphane duidelijk een uitgedachte figuur is - en eigenlijk meer een ‘spreker’ dan een actief personage. Mijn opinie over Binnendijk geldt inderdaad zijn schrijvende persoonlijkheid, aangezien ik niet alleen hem niet persoonlijk ken, maar ook eig. niets van hem weet. Maar niet als ‘dichter’ alleen is hij nul, zijn proza-artikelen zijn al even onbeduidend. En dan: hoe kan iemand zóó de echo worden van Marsman! Ik verwacht van jou dat je werkelijk eens dat eigenaardige criterium van ‘menschen van ons slag’ formuleert. Ik onderschrijf n.l. volkomen je variante op die Fransche uitdrukking (van Voltaire, meen ik); de kwestie is nu alleen: wèlk genre is voor ons le bon? Als jij dat niet eens opschrijft, doet niemand het. Zet het dus serieus op je lijstje van ‘te doene dingen’. Ik ga eerstdaags een stuk schrijven over den verhalenbundel van Bijleveld, alleen voor het plezier om Nijhoff te antwoorden op het meer dan lullige stukje dat hij naar aanleiding daarvan in de Gids heeft gezet. Het flikflooien naar den kant van ‘de ouderen’ zal dien jongen man nog eens je reinste zotteklap doen uitslaan - waar hij trouwens hier al niet ver vandaan is. Ik heb trouwens sedert eenigen tijd steeds meer bezwaar tegen hem; plat uitgedrukt voel ik in zijn literaire situatie zooiets als ‘de verraaier’. Misschien wordt hij ook gewoon seniel; dat zou mij eig. niet zoo erg verwonderen van iemand die den Vliegenden Hollander in het Friesche polderland interneert en die bezoeken van God krijgt in de gedaante van een grijzen vogel. (Zie Helikon). Bouws zal je precies zeggen met welken trein je moet komen; ik meen kwart over 1 uit Rotterdam, dat zou dus prachtig uitkomen met ‘school’. Je vindt mij hier dan om tien voor vier aan het station. Zou je 2 gram. platen voor me mee willen nemen die B. je geven zal? Misschien moet je er ook nog iets voor betalen aan de douane, schiet dat dan zoolang voor. Tot Zaterdag dus; hart. groeten voor heden van je E. Maandagmorgen. Even voor ik dit posten ga, er nog wat bij schrijven. Ik heb nu weer een 60 blzn. méér in Prometheus gelezen, en merk dat de rest de illustratie is - met uitbreidingen! - van de theorieën uit de inleiding. En curieus, dan doet mevr. Van Br. precies hetzelfde wat zij andere ‘historieschrijvers’ ten laste legt, n.l. dat hun boeken eig. zijn: een verzameling beweringen, waarvan de meeste elkaar weerleggen,... uit de meest uiteenloopende tijden, zienswijzen en gemoedstoestanden (p. 131). Om je een vb. te geven: haar antipathie tegen Milton (met zijn ‘leeg’ en ‘oninteressant’ duivelsdrama) is nogal grappig, maar hoe kan ze, na zelf aangegeven te hebben, n.b.! hoe bekrompen (‘egocentrisch’) Dante Judas en Brutus als één soort verraders beschouwde, schrijven: ‘En toch was Dante, het behoeft nauwelijks gezegd, een eindeloos veel grooter geest dan Montaigne’. - Ik krijg dan opeens lust om een eindelooze discussie met haar te beginnen over wat zij bedoelt met ‘geest’ en met ‘groot’; ik geloof dat het respect voor het Dichterschap haar hier dan toch ook parten heeft gespeeld! (p. 161). Een beetje verder schrijft ze dat Byron's Manfred en Lermontov's Demon op elkaar lijken (p. 166); dit is onwaar. Er is inderdaad een gedicht dat op Lermontov's Demon lijkt, n.l. Vigny's Eloa. Kortom, nu we aan de voorbeelden toe zijn, zal ik wschl. telkens kleine botsinkjes met haar hebben. En ook dáárom - omdat je niet met dit soort voorbeelden uit ‘der Wereld Letterkunde’ gewerkt hebt, is het Carnaval mij oneindig liever; lijkt het mij ook ruimer, in één woord. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 13 januari 1931 R'dam, 13 Jan. '31 in haast B.E. Ik kom dus Zaterdag met de Pullmann van tien voor vier. Dan mondeling over alles meer. Wat je over Prometheus schrijft, deel ik volkomen! Alleen: waarom het mij den adem benam, daarover Zaterdag! Au revoir! H. gr. je Menno. Van Coster heb ik nog 90% minder illusies over dan vroeger, sinds Zaterdag. Het is erg! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [15 januari 1931] Brussel, Donderdag. Beste Menno, Vanmorgen kwam je briefje; toch moet ik je nog even terugschrijven! - Ik ben n.l. dezer dagen bezig geweest met een laatste lezing van mijn 2e bundel cahiers en heb naar aanleiding daarvan ook aan jouw Man tegen Man gedacht. Het is n.l. 1o: jammer dat je je copy niet over twee bundels hebt verdeeld, die Stols je graag gegeven had, dan had je méér kunnen geven en in chronologische orde; 2o: zou ik, zelfs nu, toch graag eenige van de stukken zien, die je hebt weggelaten. Bijv. die uit het Critisch Bulletin. Ik schrijf je dit, omdat het me bepaald aan het hart gaat dat je dat voortreffelijke stuk over Hinne Rode, waar ik in een Amsterd. leeskabinet zoo'n plezier aan beleefde, hebt weggelaten. Neem dàt in ieder geval nog op! het is ook zoo goed dat die Van G. Stort een klein beetje in het ootje genomen wordt, en je art. slaat eig. op zijn heele figuur. Als je mij dat stuk geeft, werk ik het nog wel in den bundel (al zou die geheel zijn gezet). Trouwens, we gaan samen Stols opzoeken, die jou ‘niets te weigeren heeft’, dat zal je zien! Hij gaat ook een aanslag doen (een nieuwe) op je roman. Ik kreeg gistermorgen tot mijn schrik een aanbieding voor mijn roman van Nijgh en Van Ditmar: ik kreeg een Zondaar-achtig gevoel, edoch was toch gecoiffeerd. Maar ik heb om zoo te zeggen geweigerd. Stols heeft plechtig beloofd dat hij zich serieus op een grootere administratie zal toeleggen, en verder heeft hij gelijk wanneer hij zegt dat - waar hij al het ‘onverkoopbaars’ zoo bereidwillig drukt en uitgeeft, hij af en toe ook wel de kans mag hebben op iets meer ‘verkoopbaars’. In ieder geval heb ik verplichtingen aan hem en ik blijf ook liever bij één uitgever, al was het maar met het oog op een gelijke uitvoering van mijn opera omnia. - Stols wil nu ‘beproeven wat hij waard is’ met 2 boeken (romans), n.l. Don Segundo Sombra - waar Bouws zoo over klaagde, maar dat officieel nog niet verschenen is (voilà le hic!) en eerst in Februari verkrijgbaar wordt gesteld; en Een Voorbereiding, mijn omgewerkt jeugdverhaal, dus óók ‘roman’. Dit boek, dat ik vroeger als vrijwel mislukt beschouwde, valt mij bij een herlezing op de drukproeven, eig. erg mee. Het verhaal zelf is wat erg naïef, maar voor mij toch van werkelijk belang, en de ‘manier’ is veel beter dan ik dacht. Stols zegt dat het ‘te moeilijk zal zijn voor het groote publiek’ en dat Vera van Marsman, ofschoon het veel aesthetischer is, veel leesbaarder toch is, vanuit een gewoon lezersstandpunt beschouwd. Ik zou zeggen: tant mieux. Ik wou jou één van déze 2 boeken opdragen: òf het event. 3e deel Cahiers, waarin o.a. het heele Gesprek over Slauerhoff, òf dit aan Bouws, en aan jou Een Voorbereiding. Dit laatste zou mij liever zijn, het boek is ook van veel meer belang, ondanks al zijn fouten. Ik zal je daarom de drukproeven zenden, zoodra ik volledige proef heb, en reken erop dat je me precies zegt wat je ervan denkt. Valt het jou niet mee, dan moet je het natuurlijk niet ‘aanvaarden’, dan komt er later nog wel wat voor je, of dan neem je dat 3e deel. (Deel 1 krijgt Stols, om zijn aandringen het uit te geven, deel 2, Jacques Bloem, om zijn anti-humanitarisme.) Tot Zaterdag, 10 voor 4 aan de staatsie, zulle! Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [19 januari 1931] Beste Menno, Dit in haast: ik moet nr mijn moeder die goed ziek is - ik slaap daar. Stols blijkt Eva niet te hebben; Prometheus II snelde ik door, las vooral het einde. Daarover later meer; ik zend je trouwens de 2 dln. terug die Gr. tòch niet lezen zal. Wil je mij Eva zenden? Dank. Ik moet nog een photo maken (van mijn vrouw en Gille b.v.), dan kan de film worden ontwikkeld. Hart. gr. van je E. Daarnet komt een enveloppe van de Vr.Bl. terug: Marsman vindt mijn aanteekeningen heel aardig soms, maar in dezen hypersubjectieven vorm voor elk tijdschrift eig. ongeschikt. (Leve de revue-directeur in den Dichter!) - Men vraagt mij de boel om te werken... Je begrijpt hoeveel ik daarvoor voel, en hoe gretig ik op de invitatie ben ingegaan! Zend gauw Eva, eer Trotsky mijn aandacht heelemaal opvreet. Prometheus is verzonden; de photo is gemaakt. Brussel, Maandagavond (geschr.), Dinsdagmorgen (verz.) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [22 januari 1931] Brussel, Donderdagmorgen. Beste Menno, Gelijk hiermee gaat Prisma naar je terug. Ik heb mijn taak volbracht en zend met dezelfde post mijn artikel naar de Vr. Bladen, naar Marsman zelf ditmaal, met verzoek om antwoord. Hij zal mij het stuk zelf wel terugzenden (vooral omdat het in menig opzicht een reprise is van het jouwe), maar misschien verlaat Achilles ditmaal tòch zijn tent. (Patroklos-Binnendijk komt er anders, vrees ik, wel erg gehavend van af.)* - In ieder geval zal mijn stuk dan niet vóór Maart in D.G.W. komen; want het Febr.-nr. heeft al het stuk tegen Pom. Het is griezelig, wat een schoonmaak ineens! In mijn volgenden brief hoop ik de kiekjes te sluiten. Zal ik een Franschen brief schrijven aan ‘Gerda’? Hart. gr. (oók aan je zusje) van je E. * Ik denk dan ook dat hij het ditmaal ‘stom’ èn heelemaal niet ‘aardig’ zal vinden. Let eens op! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 22 januari 1931 Rotterdam, 22 Jan. '31 Beste Eddy Eveneens in tamelijke haast dit antwoord op je briefje. Ik wilde je Eva graag cadeau doen, als een herinnering aan jongstleden week-end in Brussel; mijn boekhandelaar, opgebeld zijnde, blijkt het echter niet in voorraad te hebben, maar hij zou het in de stad opscharrelen. Zoodat ik het je vandaag waarschijnlijk al kan zenden. Zeer benieuwd naar je verhouding tot den Brotteaux van Carry van Bruggen! Wat heeft zij er volgens jóu van terechtgebracht? Ik geloof, dat trouwens bijna iedere figuur in een boek zich leent, om weer door een ander tot ideaal-figuur te worden omgeschapen. Ik corrigeerde het meerendeel van de proeven al; ze zijn goed gezet. Ook bedacht ik in den trein naar Hoorn, waar ik voor 600 gapende imbecielen een lezing moest houden, een titel voor het eerste deel: Afscheid van Domineesland. Ik ben van plan als inleiding dan een stuk te schrijven, over dit afscheidsproces, over den dominee in mijzelf, over de noodzakelijkheid voor mij, om dat alles door te maken. Lijkt je de titel goed? In ieder geval is het voor Stols' verkoopmarge niet slecht, dunkt me. Ik zond je brief over Prometheus door aan mijn vriendin, aan wie ik het Carnaval opdroeg, en die mij destijds Prometheus leende (geen indiscretie, verder colporteer ik niet met brieven; wij kennen elkaar lang en op een bepaalde ‘eeuwige’ manier). Zij was het niet eens met je oordeel, tenminste niet op alle punten, maar zij heeft me een heele dithyrambe over je handschrift geschreven. Ik zei je trouwens ook al, dat je hand buitengewoon merkwaardig is, dat het alleen daarom al een genot is, brieven van je te krijgen. Vergelijk daarmee deze smerige karakters; het is tenslotte toch ook een kwestie van symboliek. Welke, in dit geval? Our dear Bouws heeft mij aangeboden, in April getuige te zijn bij mijn huwelijk! Ik vind het eenvoudig charmant, zooals hij over ons allen, zwakke broeders, waakt en ons bij zulke precaire gelegenheden als deze altijd bij wil staan. Eergisteren had ik Bloem en zijn vrouw op bezoek, buitengewoon prettig vooral omdat ’s mans tong door veel Bols zeer beweeglijk was geworden. Er was nog een zeer pikante anecdote aan dit bezoek verbonden, maar die moet Bouws (die er n.l. ook bij was) je maar vertellen. Ik weet n.l. niet, of ik er wel over praten mag, met naam en toenaam, maar het is werkelijk de moeite waard. Stuur je me snel de foto's? Eén van de dingen, waarover ik het meest heb gepeinsd na deze week-end, is je fotografische volledigheidsdrang, die zoo uitstekend correspondeert met je boeken. Hart. gr. van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [23 januari 1931] Brussel, 23 Jan. (Vrijdag) Beste Menno, Veel dank voor Eva, dat ik met liefde aanvaard. Als je het maar ingenaaid besteld hebt, want ik laat mijn boeken tòch altijd overbinden. Enfin, als je het gebonden besteld hebt, is het ook niet erg; in den vervolge - ook voor je eigen opera - alleen gaarne altijd ingenaaide exx! Krijg ik ook nog Cinema Militans? De Brotteaux van Carry v.B. is op zichzelf heel goed; jammer alleen dat ik St. Just achter Gamelin en papa France achter Brotteaux zie. Overigens heeft C.v.B. niet, zooals je zei, de ‘oplossing’ in die Brotteaux-figuur gezien, ze geeft toe dat Gamelin een grooter oppositiefiguur blijft dan Brotteaux, en dat de zwakheid van Brotteaux steekt in zijn ‘niet partij kiezen’, wat noodig is! Vandaar de ‘eindwaarheid’, die papa France eerst in een later boek vond: La Révolte des Anges, en wel op de laatste pag., na den droom van Satan: ‘Il faut combattre Jaldabaoth (= God, Jupiter) en nous-mêmes’. - Gek dat jij la Révolte niet las, terwijl je papa France toch nogal au sérieux nam. Doe het alsnog en laat Thaïs waaien. Ik ben uiterst benieuwd naar je 2 deelen. Heb je de proeven nu gesplitst? Zend mij alles, ook de nog ontbrekende copy. - Afscheid van Domineesland vind ik eig. niet zoo erg goed, vnl. misschien omdat het laatste woord te veel lettergrepen heeft: Domi-nees-land*). Zou je niet, met het dominées-idee achter in je hoofd een bepaalde naam kunnen bedenken voor dat land (ik denk aan zooiets als ‘Tractoria’)? Je legt ook die naam dan in je voorwoord uit, wat wèl zoo aardig is, en het boek ook een zekere geheimzinnigheid verleent. Nu zou het sommige koopers misschien bij voorbaat al afschrikken (wat overigens natuurlijk toch nog een erge bijkomstigheid zou zijn). Dat je vriendin het niet met mij eens is over Prometheus lijkt mij logisch; zij is natuurlijk, ondanks alles, en hoe intelligent ook, een Hollandsche vrouw, en in Holland, d.w.z. voor wat werkelijk Hollandsch is, bestaat het euvel dat mij hindert eig. niet; men heeft zich met dat accent daar zóó vertrouwd gemaakt! Ik ben overigens benieuwd naar wat ze van mijn schrift zegt: vooral wanneer de uitspraken minder van calligraphischen, dan wel van graphologischen aard zijn. Ik schrijf zeer vlug, zooals ik je al zeide. Maar ik heb als kind altijd ‘lijsten’ gemaakt van mijn bibliotheek, die ik dan altijd zoo mooi mogelijk, zoo ‘gedrukt’-lijkend mogelijk, wou hebben. Misschien is dat een verklaring. Maar daarom geloof ik ook dat jij een karakteristieker hand hebt dan ik, wat je er ook op aan te merken hebt. Our dear Bows is werkelijk onvervangbaar. - Ik kreeg overigens een brief van hem, tegelijk met de jouwe, waarin relaas van avontuur, met naam en zelfs toenaam, wat trouwens zoo erg niet was in dit geval, aangezien ik er voldoende van afwist. Laat ons het vóór ons houden; met het oog vooral op den man. De foto's ga ik straks in de stad halen; ik sluit ze hier dan in. Schrijf eens uitvoeriger over iets ‘serieus’! Je Eddy *)Het is ook een ‘uitstervend woord’, zou een poésiepurist zeggen. P.S. -Hierbij de kiekjes; van de beroerde zend ik je 2 exx., van de goede 1, maar mèt de clichés. Gerda krijgt alleen de goede! (dat spreekt). P.P.S. - Nogmaals de enveloppe opengebroken om je te danken ditmaal niet alleen voor Eva, dat daarnet binnenkomt, maar vnl. voor de hartelijke opdracht. Een ferme hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 28 januari 1931 R'dam, 28 Jan. 1931 Beste Eddy Daar ik me voortdurend grieperig voelde, kon ik er niet dadelijk toe komen, je te danken voor je foto's, die je me toevallig op mijn verhuizingsdag van het 28ste naar het 29ste levensjaar deed geworden. Van de twee geslaagden bevalt die met het kleine hoofd me werkelijk uitstekend; ik heb zoo'n idee, dat ik wel zooiets ben. De ander trekt het welwillend stijve smoeltje, dat ook Anthonie Donker zou vertonen, wanneer hij door Dirk Coster werd gefotografeerd; vind je ook niet, dat is toch te benevolent, te hoffelijk en zacht? Heb je exemplaren naar Gerda gestuurd? Ik beloofde ze haar al. Als je haar in het fransch geschreven hebt, zal er wel een ‘woordentolk’ aan te pas moeten komen, maar het zal wel lukken. Ja, ik heb de twee bundels nu definitief voor elkaar, en ik zal je zoo spoedig mogelijk alles zenden, wat nog ontbreekt. Wat je over den titel Afscheid van Domineesland schrijft, is m.i. niet heelemaal waar; akoustisch: het rhytme is niet slecht en ik geloof zeker, dat die titel de verkoop in Nederland eer zal stimuleeren dan verminderen. Het klinkt toch vriendelijk, en tevens nog geheimzinnig, omdat niemand kan weten, wat ik er mee bedoel. Maar vraag Stols' meening eens over de verkoopbaarheid onder dien titel; ik wil hierin ook met zijn belangen rekening houden. Het lijkt me, dat ieder boek in Holland, waarin überhaupt het woord ‘dominee’ voorkomt, koopers moet vinden, zelfs ‘De dito-vrouw v. Blankenheim’, (tusschen haakjes, dat loeder heeft al twee lezingen voor de radio op mij staan afgeven, op mijn ‘looden sleutel van het kille verstand’ en mijn ‘vuile laarzen, die tegen de deur van Blankenheim hebben getrapt’!). Maar laat me nog even zoo snel mogelijk jouw aan die van Stols geconfronteerde meening weten over den titel, met het oog op het inleidend essay, dat ik nog schrijven moet. Ik kreeg van Stols een uitmuntend concept-contract, waar ik geen enkele aanmerking op heb; ik schrijf hem zelf binnenkort. In Deel I (Afscheid) komen dus: 1o ‘Afscheid van Domineesland’, 2o ‘Waarheen gaan wij?’, 3o ‘Ondergang’, 4o ‘Het Schoone Masker’, 5o ‘Dat ben jij’, 6o ‘Twee Methoden’, 7o ‘Waarom ik Amerika afwijs’, 8o ‘De Wegen’. In deze volgorde, in de inhoud zet ik dan de jaartallen van de tijdschriftpublicatie er achter. In Deel 2 komt dan de rest, die ik nog ordenen moet; je hebt de titels van de stukken thuis. Het komt zoo ook ongeveer uit met de verdeeling in dikte. Ik moet dus nog sturen: Afscheid v. Domineesland en Waarom Ketters. Van Stols krijg ik voorts nog in proef stuk over Marsman en Hinne Rode (Maja heb ik nog niet hier, komt in Febr.), die bij jou achtergelaten zijn. Deel I heb ik geheel gecorrigeerd, kan na toevoeging van het Afscheid wat mij betreft dadelijk worden afgewerkt. Hampton Court lijdt onder mijn vage griep en de afkeer van het leeraarschap, die me altijd zoo eens in een paar maand overvalt. Ik kan me dan zoo groen en geel ergeren, dat ik daar zes uur per dag vergooi aan niets en 's avonds te lamlendig ben om te schrijven. Komt overigens wel weer terecht. Werkelijk, ik zou geknipt zijn voor Barnabooth, thans financieel bedoeld! - Over ‘Serieuze’ dingen kan ik dan ook niet al te best loskomen; de microscopische beslommeringen van het koeliewerk schijnen me dan ineens zoo serieus, dat ik er niet bovenuit kan zwemmen, naar het werkelijk serieuze. Mijn vriendin heeft zich niet zoozeer in graphologische bespiegelingen over je hand verdiept, alleen zoo en passant daaraan de termen: ‘zeldzaam aardig, persoonlijk, flink, duidelijk, bevredigend’ (onderstreping van haar) gewijd en er bovendien aan toegevoegd, dat ze van zoo'n hand bijzonder graag brieven zou krijgen. Dit is overigens geen invite, want zoo is ze niet, maar als je haar soms over Prometheus zou willen attaqueeren, dan is haar adres: P. de Hooghlaan 67, Hilversum (Mevr. J.M.M. Planten-Koch). Voor de aardigheid zou ik wel eens willen zien, hoe de (inderdaad typisch hollandsche), onbevooroordeeldste vrouw, die ik ken, zou reageeren op de onbevooroordeeldste man, die ik ken. Wil je het experiment niet eens wagen? In ieder geval is ze dusdanig verliefd op Prometheus, dat je zeker een geanimeerd debat kunt ontketenen. Door de malaise begon ik ook nog niet aan Jean Barois. Kom in Februari nog eens week-enden; je kunt hier ook logeeren, als je aan een gedekte divan genoeg hebt. Maar laten we dan tijdig afspreken! Nu, beste, ik ga naar bed. Laat gauw weer eens iets hooren, vooral ook je opinie over Eva. Hart. gr. van je Menno. Speciale groetenissen van Truida! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [28 januari 1931] Brussel, Woensdag. Beste Menno, Voor ik je over Eva schrijf, dat ik bijna uit heb, stuur ik je dit krabbeltje als geleidebriefje voor een pak drukproeven dat ik je met gelijke post zend. Van die proeven moet je me alleen de velletjes die gekleurd zijn (mooi rose en geel) terugzenden, liefst zoo spoedig mogelijk; de rest kan je na lezing wegsmijten. Schrijf me hoe je het vindt, en maak aanteekeningen, als je dat noodig acht. Het verhaal is helaas niet compleet. Maar je kunt hierna wel zeggen hoe je er tegenover staat. De rest is beter; vooral de laatste 20 blzn., die een reis door Spanje zijn (althans door een klein ged. v. Spanje) en waarin de juffrouw niet meer voorkomt. Do quick, en vertel me spoedig eens wat. Met beste groeten, je E. Heb je al bericht van G. of de photo's gearriveerd zijn? Als je Bouws ziet, vraag hèm naar ‘nieuws’, ik schreef hem gisteren uitgebreid. - Kan je me een afdruk zenden van je 2 portretten; de mijne zijn beroerd. In haast. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [29 januari 1931] Brussel, Donderdagavond. Beste Menno, Ik lig ook met grieperigheid, d.w.z. ik zit daarmee in bed. De copy van Marsman en Hinne Rode is naar Stols. Over een uurtje heb ik bericht of hij met je titel accoord gaat. Zend dan zoo gauw mogelijk de verklarende inleiding. En De Wegen? is dàt er al bij? Ik meende van niet. Ik heb Stols gevraagd of hij de 2e proef, dus voor het definitief in elkaar zetten, aan mij wou sturen. Het is toch beter dat dat nog even nagekeken wordt. - Zend dus alleen wat voor het 1e deel bestemd is naar Stols terug; of naar mij; en in de juiste volgorde. Ook de doorgeschrapte blzn., anders denken die kerels dat wij de copy vergaten en plakken ze ergens erbij! Denk erom dat je bij Waarom Ketters? het vervolg doet, met ertusschen een résumé van het betoog van Engelman. (Ik correspondeer óók met dien meneer!) Ik kan niet met vrouwen debatteeren. Als ze vervelend zijn breek ik meteen af en als ze aardig zijn geef ik ze gelijk. Ik geloof trouwens dat een debat tusschen je vriendin en mij over Prometheus zou uitloopen op een beschouwing over nationale nuances. Ik heb hier eig. de zekerheid van, nu ik Eva gelezen heb, die wel meer met haar verwant zal zijn dan met jou; ik verdenk je ervan dat boek ‘à travers elle’ zoo te waardeeren; mij heeft het op menige plaats eig. geërgerd. Vergis je niet: het is nog dik ethisch, het heeft onmiskenbaar de ‘hooger-leven’-toon, bemind door de Costers. En daar heb je het geheim: als de Holl. vrouw onbevooroordeeld is èn zichzelf (d.w.z. dat ze niet de kleur aanneemt van den man met wien zij op een gegeven oogenblik ‘verkeert’), dus zooals Carry v.B. in Eva, dan wordt die onbevooroordeeldheid (wat een woord!) in haar eigen diepste wezen (zoo moet je het zeggen, voel je?) eig. alleen vrijgepleit door het cachet van ‘hooger-leven’ dat ermee moet samengaan. Ik wil hiermee zeggen dat een intelligente française of Italiaansche absoluut niets zou begrijpen van dat gegrübel van Eva; dat ze zich met ronde oogen zou afvragen waarom zooveel kuischheid met zooveel hysterische dweepzucht moet samengaan? - Ook technisch vind ik het verre van volmaakt: zij heeft het monologue-intérieur-procédé toegepast, maar de verschillende tijdperken eig. tegen het einde pas kunnen scheiden; het begin, de eerste helft, koekt aan elkaar. En, voor dit procédé, heeft het 2 groote fouten (waarvan de 2e wschl. een gevolg is van de 1e): het is niet gevarieerd genoeg; het is te lang. Als het boek tot op 2/3 of zelfs de helft teruggebracht kon worden was het 2 × zoo sterk. Ik zou vooral erg veel ‘o's!’ willen schrappen. En dan die onderwijzeres, die zoo in de knoop zit... neen, ook dit boek riekt toch wel sterk naar de hoofdacte. Al die bête aanhalinkjes ook: het is erg edel en toch simpel, en voor mij eig. van beide 10 × te veel. En heb jij geen lust om te lachen - ik bedoel, word je niet volkomen ongeloovig, als je de schóónheid krijgt mee te genieten van die verzen (die heusch wel samengaan met de rest): Stond hij aan zijn raam te staren, In zijn witte hemd alleen... Dat ‘alleen...’ met die puntjes er achter, kan alleen nog maar willen zeggen dat hij zelfs geen onderbroek aan had? - En die laatste zoenpartij met dien man in het duin (zou dat mijnheer Pit zijn geweest?), en die opmerkinkjes-van-Jan-Dirk van dien zoogenaamden ‘cynicus’ (Coenen?), die moet je bepaald eens overlezen, zoo maken we er samen 120 op een uur, voor één behoorlijke consumptie. Nee, - om in dien stijl te schrijven: - Nee. Nièt mooi. Te broeierig, te... te hooger-leven-achtig. Néé. Nièt verwant. Je zult me zeggen dat het knapper is dan alle andere boeken van Holl. vrouwen in dien toon. Dat is mogelijk, mais ça ne suffit pas. Het is tenslotte hetzelfde, alleen hebben die andere een hulpacte en voelt men hier de hoofdacte achter. Vgl. nu eens met dezen toon het werkelijk eenvoudig, soms werkelijk diepgaand, d.w.z. ‘analytisch’, proza van het dagboek van Marie Bashkirtseff. Dezelfde typisch vrouwelijke gedachtenwereld, maar zonder dat grübelen en die o's-en-puntjes-toon. Het is alleen maar jammer dat je me dat boek nu cadeau gedaan hebt; je hebt het nog wel voor me gekocht, en er een opdracht in gezet, die op ons, maar geen oogenblik op het boek slaat. Ik zal je mijn ex. van het Carnaval zenden, zoodra het van den binder terug is (over een paar dagen), met verzoek er letterlijk hetzelfde, met dezelfde datum en alles, in te schrijven. Dit boek geven we dan samen aan iemand die ervoor in aanmerking komt, als je 't goedvindt; wat denk je van Bouws? - Begrijp me wel: het is geen onhartelijkheid van me; ik laat je liever niet in de veronderstelling dat dit boek, om met jou te spreken, ook maar even een ‘symbool’ tusschen ons zou kunnen zijn. Als je in Febr. weer hier bent, moet ik werkelijk iets arrangeeren met Hellens en vooral met Méral, inpl. van met dien suffen Stols. Ik vind zijn gladden, d.w.z. gepolijsten kant - kant? neen, compleet oppervlak! - wel aardig, maar hij heeft iets dat me au fond toch wel op de zenuwen werkt: zijn burgersbehoefte om zich en zijn vrouw te ‘verheffen’ door het maken van stompzinnige, z.g. ‘kritische’ opmerkingen over letterlijk ieder ander, die net bij ze is geweest of van wie ze net zijn weggegaan. (Ik maakte dit kortgeleden weer mee na een gezamenlijk bezoek bij Maurice Roelants.) Een vriend die mij serieus zou bekritiseeren, vernedert noch zichzelf noch mij, maar als ik dit soort opmerkingen hoor, krijg ik het gevoel dat ik met zulke menschen eig. niet kan omgaan. Ik laat het voor vandaag hierbij, omdat het niet prettig is in bed zittend te schrijven. - Heb je mijn oude boekjes nu al eens ingekeken? In P. tot A. staat veel wat ik nu verwerp, maar B.G. aan E. erken ik nog vrijwel heelemaal. Als ik er een epigraaf in moest zetten, nam ik dit (van Gogol): ‘Niemand heeft geweten dat hij, toen hij om mijn personages lachte, om mij gelachen heeft’. Dat heele boek vertegenwoordigt voor mij één ding: mijn pogingen om zoo kompleet mogelijk een ‘jeune Européen’ te zijn. Geef eens je meening, en even onomwonden als ik het hier deed. En zend me Cinema. Met hart. gr., ook aan Truida, je E. P.S. - Stols gaat accoord. Ik liet nog een 3e stukje drukken dat ik te aardig vond om weg te laten: over je haat (positief) voor Coolidge en (negatief) voor het vrijzinnig protestantisme. Kan dat ook niet in deel I? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [30 januari 1931] Brussel, Vrijdagmiddag. Beste Menno, Kan je mij bezorgen het laatste nr. van Leiding, waarin Van Eyck, naar het schijnt, een groot stuk over Slau begint, waarin hij hem ‘tot op het hemd toe uitkleedt’, zegt Henri Mayer. Ik heb geen fl.2.50 voor dat nr. over, dat bovendien maar een begin brengt van - God weet - 100 blzn. misschien! Is dit overigens niet iets om op in te gaan, - als je tenminste niet tegen wil en dank in slaap valt, want die man spreekt in stroomen zand. Het moet hem toch eens verteld worden dat hij verreweg de vervelendste scribent is van Holland; lang niet zoo idioot, maar 3 × zoo vervelend als Coster. Nog een die (tegenover het onwetenschappelijke dichterschap van Slau) het huidje van zijn ondichterlijke wetenschappelijkheid verdedigt. Als ik het stuk te pakken kan krijgen - misschien kan jij het even te leen hebben van de een of andere redactie of leestafel - dan denk ik dat ik er een korte, cinglante aanteekening van maak voor mijn cahiers. Hem in het openbaar bestrijden zou ontactisch zijn: 1o zou ik den schijn krijgen van een soort lijfwacht te zijn van Slau; 2o zou ik mij tegenover dien aartslùl niet tot de noodige objectiviteit kunnen dwingen. Misschien is het iets voor jouw analytisch vernuft; deze twee dichterschappen tegenover elkaar te zetten, aan te toonen (op jouw heldere manier, zonder in mijn ‘persoonlijkheden’ te vervallen) waarom het eene dichterschap (Slau) den ondergang van het andere beteekent; ten slotte: wat wij allen van Van Eyck denken en waarom. De wetenschappelijke manier is de éénige om hem werkelijk te raken, en jij bent de eenige die deze manier meesterlijk beoefent, onder ‘ons’. - Doe het! Maar wacht tot zijn volledig geklungel verschenen is; maak vast alleen maar je aanteekeningen, stuk na stuk. Als je hiervoor voelt en de nrs. van Leiding daarvoor in huis moet hebben, dan wil ik ze wel koopen. Dan bestel ik ze bij Mayer, en zend ze jou na lezing op. Haast is er voorloopig heelemaal niet bij. Mijn 3e bundel cahiers is voor 2/3 af. De titel wordt wschl. Tegenonderzoek. Wat denk je daarvan? Laat gauw hooren wat je van mijn jeugdwerkje vindt. Protesteer alsjeblieft voluit als de kost je niet smaakt, ik bereid je later dan nog wel eens een schoteltje waar je van smult. Tenminste, let's hope so! Hart. gr. van steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 31 januari 1931 R'dam, 31 Jan. 1931 Beste Eddy Hoewel ik nog steeds aan het koortsen ben, wil ik je toch niet langer laten wachten op mijn eerste oordeel over Een Voorbereiding; in griep gelezen, dus misschien wat nevelig gestemd. Maar eerst bijzonder hartelijk dank voor de ‘fraaie foto's’ met onderschriften, die werkelijk alles op dit uitgeversgebied slaan. ‘Zij, die voor ons denken, subs. voelen’ hangen reeds op de plee, tot stichting van iederen met ‘drukken’ bekenden landgenoot, die deze woning bezoekt. Stopes zou ik natuurlijk nergens beter kunnen hangen dan in mijn toekomstig echtelijk slaapvertrek, maar de myrten of leliën of spinazie in haar haar schrikken mij af. - Toevallig, de catalogus van Meulenhoff, waaraan je deze illustraties ontleende, lag hier eigenlijk op het einde van mijn griep te wachten, om naar je verzonden te worden. Ik heb n.l. zoo genoten van het snijdige proza des heeren Meulenhoff, dat ik je daarin wilde laten deelen. Het is dus niet noodig, en je hebt natuurlijk zelf al gelezen, aan wat voor fielten wij in het algemeen zijn overgeleverd, dat wij met Stols en van Loghum onze handen mogen dichtknijpen! Maar de naïeve schaamteloosheid van dien ouden druif is zoo kostelijk! Ik geef om zulk proza werkelijk meer dan om vijf volzinnen van Helman; zij versluieren immers niets, zijn volkomen oprecht en hartelijk eenvoudig. Nu Een Voorbereiding. Ik aanvaard de opdracht graag. Niet, omdat ik het een meesterwerk vind, maar omdat de sfeer mij eigenlijk nader staat, verwanter is dan die van Nutteloos Verzet b.v. (In de andere boeken lees ik juist, schrijf ik later over). Vooral, omdat het mutatis mutandis de algeheele parallel van Hampton Court is, dat ik graag aan je had opgedragen, maar dat al voor ik je kende, beloofd was aan het model voor den hoofdschurk van Haaften, zekere Jacques de Thouars. Doet er niet toe, de verwantschap is er toch, het verschil is er ook. - Een Voorbereiding is jeugdiger, maar ook spontaner, minder casuïstisch dan je andere werk. Ik kan het veel gemakkelijker in overeenstemming brengen met je persoon dan Nutteloos Verzet; de compositie is veel zwakker, hoewel ik de vertel-dialoog van Oscar c.s. toch ook eigenlijk heimelijk als een gesprek aan spontanïteit heb beschouwd, een zwakte dus, die voor jezelf het manco aan directe ‘weergave’ moet vervangen. Hier is het afwisselen van verhaal en dialoog natuurlijk eenzelfde zwakte, maar het hindert mij persoonlijk niet, trouwens ik spreek niet over den vorm, als de ‘gevormde inhoud’ mij boeit. De figuur van Andrée is heel goed; het is tenslotte de Eline uit Hampton Court, al ziet die er ook ‘vrijzinniger’ uit (geen rouge, ik denk ook: wat voller). Arnold Meerman is zoo ‘precies’ naar het leven geteekend, dat ik, die den man zelf ken, je van ‘copieerlust des dagelijkschen levens’ beticht, terwijl ‘de’ lezer zal zeggen: ‘Schromelijk gechargeerd!’ Ik vraag me af, of je de dikke waanzin van Anton's krankjoreme allures niet te klakkeloos hebt ‘ingelascht’; de figuur wordt niet aannemelijk, ik kan dat juist precies zeggen, omdat ik het origineel ken. Het spijt me, dat ik het slot niet heb, want je komt steeds meer los, vooral in het ‘bijwerk’; de Butte is werkelijk een meesterstukje in zijn armetierige pose. De verschillen met Hampton Court liggen m.i. voornamelijk in onze natuurlijke geaardheid en wijze van tot-het-leven-komen. Bovendien geloof ik, dat ik me meer losgemaakt heb van mezelf dan jij, en tegen het eind steeds beslister. Ik kreeg er zoo het land aan, mezelf te zien, dat ik mijn heros geheel liet afdwalen van zijn aanvankelijke paden. Ik heb geen aanteekeningen gemaakt. Daaraan heb ik alleen behoefte bij knullen, die het zelf niet weten; een boek als geheel verwerp ik of aanvaard ik, dit het laatste. Het is van a tot z fijn en koel, toch met die vleug van gevoel, die ik anders alleen uit het Gebed (in veel versterkte trilling) ken. Dus: de opdracht zij gezegend! Nu in volgorde repliek op je drie brieven, voor ik weer in bed kruip. Gerda had de foto's ontvangen, is je zeer dankbaar, maar vindt, dat ik er in werkelijkheid verleidelijker uitzie. Dat mag ik nu nog niet te hard tegenspreken. - Cinema bezit ik niet, de katholieke ventjes zenden het op bestelling niet, dus ik kan je alleen op lange termijn de schenking beloven. Het zal je trouwens desillusioneeren, het is meerendeels nog onhelder. Zoodra ik weer beter ben, maak ik alles voor Domineesland in orde. Alles is daarvoor gezet, ook De Wegen, behalve dan de inleiding, die ik nog schrijven moet. - Dat je het stukje over Coolidge hebt laten zetten, is stout, want ik had het verdoemd, maar het kan wel in deel 2, als een entrefiletje. Het is m.i. niet onaardig en heeft destijds zelfs een prijsvraag in het vrijzinnig-protestantsch weekblad De Stroom ontketend; maar ik moet het dan toch ietwat serreeren. - Ik heb me voorgenomen, den Zondag te besteden aan Poging tot afstand en herlezing van Eva. Het laatste, om mijn oordeel, dat oud was, opnieuw aan de stof te verifieeren; dan zal ik ook op je psychologische gissingen, die inderdaad grond hebben, nader kunnen ingaan. In ieder geval was het stel opdrachten toevallig in dit boek verzeild, al had ik het natuurlijk niet geplant in iets, dat ik voor een prul hield. Maar je idee, om ze over te boeken in het Carnaval, is een trouvaille, die ik zeer toejuich. Bouws las je brief gisteren door de telefoon voor; je was op dreef, en je hebt het goed met hem voor! (E. de R.!) Alleen: ik begrijp nog steeds niet je voorkeur voor Vic v.V.! Wel je verontwaardiging over het belachelijk inmengen van v.d. Hoeven natuurlijk. Maar ik moet zeggen, dat ik zijn stukken ook doorgaans onhelder en troebel vind, doorspekt van versluierende groote woorden, te lang, te lang ook! De walgelijke afstand scheppend tusschen Poeët en kruier, die nu juist niet de afstand is, die moet blijven bestaan! Laat je je niet leiden door je persoonlijke voorkeur, die ik ook deel? Nog iets; ik kan niet door Les Conquérants heenkomen! Geef me de sleutel. Ik heb 80 pagina's gelezen, geeuwend, heb het boek weggelegd en 13 Pfeifen van Ehrenburg, een handig vod, gelezen. Die menschen interesseeren me niets. Ik kan hoegenaamd geen contact vinden met 's mans betooverende persoonlijkheid! Misschien moet het nog komen; tot nu toe vind ik het verdienstelijke reisbeschrijving. Over van Eyck kan ik niet schrijven. Ik heb nooit het ware interesse voor dien schrijftrant kunnen vinden, het heeft me niet koud en niet heet gemaakt, alles bleef ‘lauw’ volgens dominee Freriks te Almelo. Zijn verzen vervelen me, zijn opstellen ook. Ik kan Leiding hier alleen later uit het leeskabinet krijgen. Herinner me er dan desgewenscht nog even aan? - Veel liever zou ik over Meulenhoff schrijven, maar die is niet beroemd genoeg als auteur. Jammer, hij boeit me oneindig meer dan v.E. (analogie bij jou: Kriminalfilm: Turksib). Ik draai in bed. Onderzoek deze brief op temperatuur. hart. gr. je Menno Op school las ik je Gebed voor in de hoogste klas van het gymn. Zij begrijpen het wel niet, maar proeven toch den toon. Ook lees ik daar de Brieven van Huet en Potgieter! Hoe onbegrijpelijk soliede drukken die heeren zich uit! Zij schijnen zichzelf en hun stukjes in De Gids wel geweldig belangrijk te vinden. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [3 februari 1931] Brussel, Dinsdag. Beste Menno, Het is erg aardig van je dat je ondanks je koorts zoo spoedig geantwoord hebt; het is misschien nog aardiger dat je de opdracht van Een V. aanvaardt. Eerlijk gezegd, kreeg ik hoe langer hoe meer het gevoel dat je het wel tè zwak moest vinden; ik had je dan met het grootste genoegen iets toekomstigs ‘gewijd’. Maar ten slotte, wat je in dit boek aanvaardt, is niet in de eerste plaats het werk (al heb ik eig. met géén boek zooveel moeite gehad als juist met dit). Het einde is veel beter dan het begin; het werd ook later geschreven: het begin is van 1922, het midden van '23; het laatste hoofdstuk van '26. Het boek werd in den 3en persoon begonnen; later, in Montmartre, had ik een dagboek voor mijzelf, waaruit ik rijkelijk heb geput; nog later weer werkte ik alles in dagboekvorm om, en zoo is het ook verschenen. In 125 exemplaren, waarvan ik er zeker nog een 50 heb verbrand. Het werd daarom ook halfslachtig: Kristiaan ‘vertelde zichzelf’ op een manier die allesbehalve aannemelijk was; zooveel zelfcritiek, onmiddellijk volgende op de dwaasheden, was ongerijmd. Vandaar dat ik er dit afwisselend vertellen en citeren van het dagboek op gevonden heb. Het blijft overigens toch een gek boekje; in een nawoord heb ik het ‘verklaard’, en er ook meteen bij gezet waarom het mijzelf nog lief is. Het is tòch de sleutel tot mijn persoon-en-werk. De ironie is er al, want eig. ben ik nooit zóó lullig geweest; alleen het kwam niet in mij op mijzelf duidelijker (en met meer eigenliefde) tegenover Andrée gelijk te geven. De ‘Anton’-kwestie is bijzaak; ik moet indertijd gemeend hebben - hierin ook gesterkt door wat ik kende van Coster - dat alle Hollandsche jongeren zoo idioot waren, dat hij representatief was, en niet, in levenden lijve reeds, caricaturaal. De sentimentaliteit, waartoe ik later misschien geheel terug zal komen, is hier inderdaad niet zóó weggewerkt als in mijn verdere schrijverij (behalve misschien de Historie van Gevoel in N.V.). Na Een Voorbereiding, dat ik eerst als mislukt, of niet voor publicatie geschikt, wegstopte, schreef ik Het Roerend Bezit (eig. ertusschendoor dus, in Jan. '23); het was eig. precies hetzelfde, maar in een verhaal van 20 blzn. Met dat verhaal kwam het nieuwe genre; de ‘jeune Européen’ in tegenstelling met het naïeve mannetje dat uit Brugge (lees: Java) kwam. Kan dit alles je psychologisch wegwijs maken? Als je de eerste blzn. nog niet verscheurd hebt, geef ze dan aan Bouws, die ze graag wilde lezen. Door Anthonie Donker is het boek veroordeeld; door Slau eig. ook; we zullen zien wat hij ervan zegt. Werkelijk goed is het natuurlijk niet (daarover hoeven we niet te praten), maar ik zou het toch niet graag ruilen tegen b.v. Serenitas. - Wat Hampton Court betreft (en al ben je zoo vriendelijk er een zekere vergelijking mee te treffen), ik ben er zeker van dat het 3 × zoo goed is, je komt er bekaaider van af dan Jacques de Thouars! Ik wacht nu dus - voor Stols - op drukproeven en inleiding van Domineesland. De opdracht-overdracht bewerkstellig je wel als je weer hier bent; dan hoeft het Carnaval niet over de post naar je toe (ik heb het trouwens nog niet hier). Wanneer denk je te komen? Ik vind het nogal vermakelijk dat Bouws mijn epistel door de telefoon voorlas; gegeven de rust-en-duidelijkheid die hij achter dit toestel beoefent, kan het er alleen maar bij gewonnen hebben. - Waarom mijn voorkeur voor Vic van Vriesland? De persoonlijke sympathie zal er wel ièts toe doen, maar hij is toch ook werkelijk zeer intelligent en verfijnd; ik lees bij hem ook door den ‘vorm’ heen - al kan ik je bezwaren deelen. Het feit is dat hij tot een oudere generatie behoort, althans daardoor geschoold is: zijn opstellen zijn veel meer ‘geschreven’, veel minder ‘uitgesproken’ dan de onze, maar hij heeft toch niets van Coster bijv., hij is inderdaad zeer zuiver aanvoelend en penetrant; verder is hij - wat wij eig. geen van allen zijn - werkelijk uitstekend in de geheele Europeesche literatuur georiënteerd. Wat een verschil bijv. met het philosofisch-oordeelende van Anth. Donker; ook in zijn kritieken, en met al zijn respect voor den afstand Poëet-kruier, zooals jij terecht zegt, blijft Vic een verfijnd cosmopoliet en is Anthonie eig. een betweterige Rotterdamsche onderwijzerszoon. Misschien zal jij zijn kritieken beter waardeeren als je ze gebundeld leest, dus als de man erachter beter zichtbaar wordt. Maar wat je tegen zijn stijl hebt, voel ik volkomen, en ik beschouw hem tenslotte dan ook niet als bij ‘ons’ behoorend. Als mensch is het een verdòmd aardige kerel; ‘ver-dommde aaarrdig’, zoals voornoemde Anthonie zegt. Nu Malraux. Tegen dat je dezen brief ontvangt, heb je Les Conquérants misschien uit en bent al van gevoelen veranderd. Inderdaad begint met Garine eigenlijk Malraux. Het boek komt langzaam los, ofschoon ik toch ook het eerste deel eig. zeer goed vind - maar misschien merk je dit pas bij een herlezing, als je weet waar het alles naar toe moet. Meer dan een reisbeschrijving is het toch zeker! - het uitgevlakt karakter van den ‘ik’ (waarvan M. te bewust een ‘getuige’ heeft willen maken en vooral niets meer) dérouteert je misschien als onvoorbereid lezer, maar er zijn toch 2 dingen: het duidelijk voelen aankomen van het ‘gevaar’; van de actie die eerst door de radio's wordt aangekondigd; en de uitstekende portretten van de vertegenwoordigers, in elke haven, van de revolutionaire partij, met tenslotte het prachtige portret van Garine, juist vóór je hem ziet. Maar alles is misschien tè streng, tè beheerscht, in tegenstelling met het sappige, persoonlijke van Barnabooth. Larbaud is ongetwijfeld ook veel meer een rasecht schrijver dan Malraux. De stijl van Malraux is moeilijk: te fleurig en te geserreerd tegelijkertijd (tenminste soms); het element ‘prettig-leesbaar’ ontbreekt bij hem; in La Voie Royale is het nog veel erger dan hier. Maar je voelt toch wel dat je met een kérel te maken hebt, in tegenstelling met bijna alle andere jonge Franschen, inbegrepen die voor mij onverdragelijke would-be-krachtpatser: voetballer-toreador-en-candidaat-député, Henri de Montherlant. Ik ben werkelijk benieuwd hoe je het boek zult vinden als je het uit hebt. Ieder boek van M. wint bij een herlezing, als je je met het eig. ‘verhaal’ geheel vertrouwd hebt gemaakt. Ik vrees dat het je toch niet werkelijk helemaal treffen zal, dat het in de buurt van bewondering of waardeering zal blijven. Daarentegen zal Jean Barois je weer van a tot z te pakken nemen: let eens op. Jammer dat je dien Van Eyck niet eens op het potje wil zetten, waar hij al lang op behoorde te worden vertoond. Ik vind hem net zoo nietszeggend en vervelend als jij, maar dàt is geen bezwaar. Neen, wat mij weerhoudt is dat jij het veel beter zou doen, dat jij hem veel meer zou raken ook dan ik. Maar enfin, als je het verdomt, dan maar een paar zinnetjes in het ‘cahier v/e lezer’, tegelegenertijd. Word spoedig beter; een hand van je E. P.S. - Ik heb dat Meulenhoffsche proza niet gelezen - niet aan gedàcht het te lezen - en het boekje is weggegooid. Dus... Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron [Rotterdam], 4 februari 1931 4 Febr. 1931 B.E. Mijn gewone blocnote, die ik bij voorkeur gebruik, is épuisé en door mijn griep niet aangevuld; vandaar dit bizar formaat. Ik ben echter gelukkig eindelijk vandaag koortsvrij en kan dus nu eindelijk de brief, die ik in een paar potloodkrabbels opgezet had, schrijven. Je zult nu briefje met Afscheid van Domineesland, benevens proeven van één en ander, wel ontvangen hebben. Ik heb Zondag Eva nog eens doorgelezen, omdat ik mijn oordeel inderdaad niet versch vond. Maar: ik mag je geen gelijk geven, ik moet het ditmaal vrij positief met je oneens zijn. Natuurlijk niet in details, zooals de buitensporige lengte en de te vele o's, die mij nu ook onaangenaam aandeden; maar om de hoofdzaak. Je laat je door je antipathie tegen den toon verleiden tot schandelijke onbillijkheid, als je zegt, dat Eva tenslotte hetzelfde is als de boeken van andere holl. vrouwen. Dat is onjuist. Wat de boeken van de holl. vrouwen zoo onuitstaanbaar maakt, is, dat zij sexueele en huiselijke gevalletjes gaan beschouwen als dingen, die om zichzelf belang hebben (Selbstzweck), m.a.w., dat zij in een zekere moralistische begrensdheid (die bij de Zondaar toevallig erg ver gaat, maar even stom beperkt blijft) blijven steken, dat zij daarin een soort van religie of voor mijn part kunst zien. Het verschil begint, zoodra blijkt, dat de schrijver die feiten als symbool van een ‘amoreele’ wereld kan zien, waarin dus al die keezerij en hysterische non-keezerij en gevalletjes en handelingen om theepotten etc. geen belang meer hebben om zichzelf. Dat nu trof mij bij het lezen van Eva destijds zoo onmiddellijk (ik las het met tegenzin, omdat ik een andere roman van haar gelezen had, De Verlatene, die mij niets zei), dat ik het bij mijn Barnabooth-sensatie zou kunnen vergelijken! Bij het herlezen trof het me weer, en ik begrijp niet, dat je daarover heen leest! Natuurlijk kan het niet halen bij Barnabooth, ook niet bij Bashkirtsheff, maar het blijft voor mij: een boek van ‘le bon genre’ (qui n'est pas ennuyeux), zeker, het ruikt naar de hoofdacte, zooals ook Prometheus; maar zoo zal jij wel naar de tropen en ik wel naar de ‘dominee’ rieken. Dat is geen argument in dezen. Het argument is niet in zulke sferische voor-omstandigheden te zoeken. (Ik kom er dadelijk nog op terug). Hoofdzaak is, dat C.v.B. dit beroerde onderwijzersleventje niet met zelfvoldane of humoristische genoegzaamheid ‘abmalt’ (of verneuriet ev.), maar dat zij, evengoed als Barnabooth zich niet bij den millionnairsstand indeelt, aan het onderwijzerschap geen enkele andere beteekenis toekent, dan die van een zuiver toevallige levensmodus, waarin zij ter wereld is gekomen. Natuurlijk blijft zij toch de eigenschappen van haar ras en stand in haar stijl behouden, maar dat zijn dingen van het tweede plan, zoodra gebleken is, dat ze geen ‘Selbstzweck’ zijn. Ook je argument, dat een française van dat gegrübel niets zou begrijpen, houdt geen steek, want het is omkeerbaar; van de toevallige eigenschappen en gedachtencomplexen van een française zal een holl. Jodin ook niets begrijpen, een amerikaansche Iersche ook niet. Je had dat pas tegen het boek kunnen aanvoeren, als C.v.B. in deze sferische hysterie van haar ras en milieu was blijven steken, nu niet. - Verder is Eva inderdaad holl.-joodsch, met veel verf en gewetensbezwaren; maar het gaat principieel tegen eigen verf en geweten en dat is de prima causa salutis. Mijn stuk erover is zeker te eenzijdig, het veronachtzaamt te zeer de vorm-onvolkomenheden; maar het is dan ook geschreven als pleidooi tegen Letje, en als zoodanig handhaaf ik het. Stel daar nu tegenover, dat Bij Gebrek aan Ernst mij ijskoud laat. Hoogstens amuseer ik me, maar vaak heb ik me verveeld. Je hebt dit genre in Nutteloos Verzet wel uitstekend opgevoerd, hoewel het ook daar soms nog hachelijk blijft. Ik geloof, dat je in B.G.a.E. wel het maximum van bloedeloosheid bereikt hebt, dat je ook maar godsmogelijkerwijze zou kunnen fokken. Het is m.i. je slechtste boek. En ik moet bekennen: om den vorm, om al die Musae en Namenones en Erasmi, die ik als probleem wel herken, maar die zoo levenloos blijven staan, dat je er foto's bij zou willen. Het is me bijna volkomen onmogelijk, deze bundel met jou te vereenzelvigen. Een beetje hysterie zou in die periode misschien niet eens kwaad zijn geweest, want je ‘gebrek aan ernst’ is in wezen een doodelijke ernst voor het psychologisch geraamte! Werkelijk, ik moet dan Eva kiezen, met haar ondoorvorschten schoot! Natuurlijk is er tusschen de verschillende verhalen qualiteitsverschil, maar ze zeggen me geen van alle iets. Geef mij het naïeve mannetje van Mont Martre, of geef mij Gogol's Doode Zielen dat ik nog weer eens las. Tschitschikow is een speciale darling van me, die aartsburger. Tot nu toe aanvaard ik van je werk volstrekt: Gebed, een groot deel van je poëzie, de Cahiers; met voorbehoud: Nutteloos Verzet, rest poëzie, en Een Voorbereiding. Poging tot Afstand boeit mij stukken meer dan G.a.E. Jezus, wat versmaad ik dat boek! Malraux heb ik nog niet heelemaal uit, maar ik begin er nu toch de bedoeling van te voelen. De radio's in het begin zijn inderdaad sfeerscheppend, maar ik bleef er toch buiten, ben er nog buiten. Ik had me een boek van dien man veel directer en kernachtiger gedacht. De karakteristiek van Garine en dien heiligen Chinees is uitstekend, maar er zijn zooveel lacunes. Nu ik erover nadenk, staan er toch ook wel betere dingen in B.G. aan E. Dit niet als hoffelijke concessie; maar ik zie, dat ik ongeproportioneerd overdrijf, omdat de sfeer me zoo tegenstaat. Zooals jou waarschijnlijk de zweet-S.D.A.P.-zilveren linten-lucht van Eva. Zouden we ons op dit waarschijnlijk toch niet geheel toevallige punt niet kunnen verzoenen, door er achter te komen, wat jou zoo tegen Eva, en mij zoo tegen B.G. aan E. deed uitvaren? Ik zou er b.v. geen prijs op stellen, als je me dit boekje wilde opdragen! En dan te denken, hoe ik van je Cahiers gevreten heb! Je ziet, ik wil je tot slot toch nog iets vriendelijks zeggen, maar ik meen het ook. Hart. gr. van je Menno N.B. Zeg, ik had je gevraagd in Februari hier te komen! Doe alzoo! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [5 februari 1931] Brussel, Donderdag. Beste Menno, Van Bouws vanmorgen gehoord dat je veel meer voelde voor Een Voorbereiding dan voor Bij Gebr. aan Ernst. Des te beter; vooral in dit geval. Ik geloof niet dat literair gesproken deze voorkeur ‘juist’ is, maar aangezien de literaire kant ons niet in de eerste plaats treft, en zeker niet in de verhouding jij-en-ik, is alles pour le mieux. Toch graag je kritiek, en beschouwingen over Eva. Nog even dit ook: het stuk van Van Eyck over Slau las ik (Gr. had het). Er is een absoluut misverstand, ontstaan door den term ‘meer dan tot op het hemd toe uitgekleed’, gebezigd door Mayer. Ik had beter moeten weten met wien ik te doen had. Het stuk is absoluut niet afbrekend, integendeel: hij neemt Slau zeer au sérieux, en analyseert hem alleen maar op de moeizame en grondig vervelende wijze waarin hij zich heeft gespecialiseerd. Er is dus ook van een tegenaanval geen sprake meer. Het ging er anders om de waarde, onze waarde (valeur) ‘Slauerhoff’ te verdedigen tegen die opvattingen van de Beweging-brahmanen. Ma niente, signore, tutto va bene. Ik heb een nieuwe brief gekregen van Marsman, met uitgebreide beschouwingen omdat zijn eerste antwoord après tout te summier bleek; ook met een aanval op jou, maar een weinig-zekere. Ik kan helaas dit alles niet publiceeren, want ik heb nu al zoowat ruzie met Kramers over de eerste bezending, waardoor hij ‘in bittere tweestrijd’ alweer is geraakt. Ik heb hem geschreven dat als hij de boel ditmaal niet opnam, hij mij in zekeren zin een figuur liet slaan, maar dat ik dan geen tweestrijd zou hebben om voortaan geen regel meer te zetten in zijn blad; - waarop nog geen antwoord. Maar van inzenden van nieuwe bijlagen natuurlijk geen sprake. Als Marsman dus zijn eerste antwoord, zònder dit erbij, desavoueert, kan ik hoogstens zijn eerste brief met mijn naschrift terugvragen (wat Kramers heerlijk zou vinden!) en alles alleen afdrukken in mijn cahiers. Maar dat wordt een uitstel tot volgend jaar. Ik vind het een vervelend geval. Laat de verdediging van je stellingen gerust aan mij over, althans tegenover Marsman. Ik ben zeer benieuwd naar de repliek van Binnendijk. Je proeven met inleiding (zéér aardig!) zijn naar Stols. Ook Stols vond die inleiding bizonder goed, zei hij tegen Greshoff. Zou je bij ‘Jezus: je zus(ter)’... die ‘(ter)’ niet schrappen, die de grap een tikje te veel aandikt. ‘Je zus’ is bovendien juist zoo aardig, vooral omdat je een klein jongetje was toen je die heerlijke regelen las. - Ik zend je de drukproeven van die inleiding, maar kijk voor jou de nieuwe proef hier na, als je dat wilt. Nu, ik wacht op de beloofde letteren. Ben je uitgegriept? Groeten aan Truida en een hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [5 februari 1931] Brussel, Donderdagavond. Beste Menno, Vanmiddag postte ik net een briefje aan je, maar daar vind ik thuiskomende je ‘kritiek’ en ik ben er zoo enthousiast over (zou Bouws zeggen) dat ik geen uur kan wachten met antwoorden. Bravo! zoo leeren we elkaar verstaan! Je antipathie tegen mijn arme figuren uit B.G.a.E. is even spontaan als mijn ononderdrukbare weerzin tegen Eva, maar wschl. 3 × zoo erg. Never mind, zoo mag ik het hooren. Maar hoe nu precies uit te leggen, wat, waarom, etc.? Het feit dat je niets van dit boek wist, dat je er opeens tegenover kwam te staan en toen zóó reageerde, zegt mij meer dan een lange reeks beschouwingen pro en contra: het is duidelijk, we hebben alle literaire bedenkingen eig. finaal opzij gezet en ons alleen afgevraagd: heb ik hier wat aan? En het is, tusschen jou en mij, als wij vrienden zijn en niet twee literatoren tegenover elkaar, letterlijk het eenige wat telt. Jij kunt blijkbaar niet tegen deze sfeer, en Eva-Carry behoort blijkbaar tot een genre vrouw dat mij niets zegt. Ik kan je verdediging heel goed volgen, en ik zou natuurlijk ook wel mijn arm gebrekje aan ernst kunnen verdedigen, maar waarvoor? Het feit dat je op Barnabooth reageerde zooals je dat deed, heeft mij alle wantrouwen tegen je ontnomen; ik heb liever dat jij je op deze manier over BGaE. uitlaat (dat ik werkelijk nog lang niet verwerp) dan bijv. het superieur tòch-waardeerende dat Donker er eens over schreef in de N.R.C. ‘Dood’ zijn mijn figuurtjes niet, geloof ik; Holst zegt ervan: ze leven wel, maar niet als menschen, ze doen mij denken aan bewegende teekeningetjes. (Misschien vind je zelfs dàt nog te goed ervoor). Het idee om er photo's in te zetten vind ik wel aanlokkelijk; wat denk je van gewone èn radiophoto's? gegeven het ‘geraamte van de psychologie’. Paul van Ostaijen vond deze verhalen heerlijk, ze voldeden natuurlijk aan zijn eigen lust-voor-het-schema; terwijl ik op het oogenblik ervan griezelen zou om nog eens zooiets te schrijven. Maar toen ik ze schreef - vooral de eerste - was iedere pagina mij een ontdekking. Eén ding heb ik werkelijk met plezier en in één adem geschreven, het verhaal Een Bloempje aan 't Eind, dat ik trouwens ook wel een van de beste vind. Kortom, dit boek is voor mij een document voor mijn schrijversschap, maar ook een document voor mijzelf, want in 5 van de 8 verhalen heb ik eig. niets anders gedaan dan mijn eigen avonturen geradiographeerd. De haat die je deze ‘sfeer’ toedraagt, heeft blijkbaar ook Marsman ervoor, die mij weer schreef dat hij al dit werk verafschuwt. Ik enregistreer deze gevoelens als golden ze iemand dien ik zelf nauwelijks ken; ik vraag me alleen met eenige verbazing af: zou ik werkelijk zoozeer zijn veranderd? want zoo ongeveer ben ik dan toch geweest; in die sfeer heb ik dan toch geleefd. Ik vind ook op het oogenblik Een Voorbereiding veel sympathieker, maar B.G.a.E. lijkt me toch veel ‘sterker’; en dit is bijv. ook het gevoelen van Jan van Nijlen die toch geheel buiten deze dingen staat, zoowel door zijn 15 jaar ouder zijn als door zijn kalmte. - Het doet me daarom ook plezier dat je me meteen een lijstje opgegeven hebt van mijn boeken met mededeeling hoe je tegenover al deze dingen, stuk voor stuk, staat. Wat vind je nu eig. nog goed of aardig of de moeite waard in Poging tot Afstand? Ik heb eruit behouden: bijna alle verzen in strophen (daarentegen geschrapt alles wat eig. rhythmisch proza is), behouden nog: Windstilte, dat ik er verreweg het beste in vind, maar dat ik hier en daar nog van expresse onduidelijkheden heb gezuiverd; en een keuze uit Filter (10 kwatrijnen op de 49 laten vervallen). Het Boozige Boekje ook geschrapt, omdat het eig. niet bij de rest kwam. Als je hier komt, moet je je ex. van P. tot A. meenemen met aangestreept alles wat je er behoorlijk in vindt; het benieuwt me om te zien hoe jij de keuze zou hebben gemaakt. Ik lees je brief hier over en vind hem weer even prachtig. De reden? Ziehier, een zinnetje van jezelf: ‘Je laat je door je antipathie tegen den toon verleiden tot schandelijke onbillijkheid’. Ik geloof dat dit volkomen alles in zich besloten houdt, zoowel wat betreft mij tegenover Eva, als jou tegenover B.G.a.E. Maar deze ‘onbillijkheid’ is mij uit het hart gegrepen, zoolang er andere, en ernstiger, punten zijn waarop we elkaar verstaan. Natuurlijk was mijn gebrek aan ernst ‘doodelijke ernst’. Ik bedoelde met ‘ernst’ trouwens de specifiek-Nederl. ernst, die van Dirk Coster. Want hij krijgt van mij het recht niet om op dit boekje af te geven; het is nog altijd 10 × interessanter (vermeen ik) dan zijn walgelijke schijnverhevenheid. - Maar vanuit het standpunt Barnabooth geoordeeld, mag je gerust zeggen: wat een flauwe kul! En inderdaad, ook dàn is de naieve Kristiaan, die me bij buien toch ook ontzettend hinderen kan, oneindig sympathieker. Dus, résumons: als mensch voel ik met je mee (behalve dan tegenover het verborgen menschelijk document in BGaE., maar dat alleen ik misschien ontcijferen kan), als schrijver vind ik je ‘onbillijk’. Maar ik draag je Een V. op als mènsch, dus tout est pour le mieux tout de même. Misschien ruik ik naar de ‘tropen’ (was het maar waar!) maar ik kan de ‘dominee’ in jou niet vinden. Wel het belang dat ‘domineesland’ voor je heeft; niet den ‘dominee’, althans tot dusver. We laten nu alle subtiele omdraaierijtjes erbuiten, en de grapjes van: hij haat den burgerman omdat hij er zelf een is - die altijd min of meer opgaan. Ik voel je haat, maar niet den onmiskenbaren domineestoon in je. Wat de Malraux' betreft: dit en als je het later nog leest ook La Voie Royale, dat veel grooter ‘lacunes’ vertoont - lees ze over een tijdje eens over, en je zult zien dat je er andere boeken in vindt. Want ik was in mijn BGaE.-tijd misschien een (zij het oprecht) poseurtje, maar van den inhoud van Malraux ben ik absoluut zéker. De figuur die ik na Garine het beste ‘voel’, is Klein. Vind jij nu maar eens uit wat je zoo tegen BGaE. deed uitvaren; ik weet wel wat ik tegen Eva heb: de heldin. Ze zal dus wel bestaan. Maar ik versmaad deze vrouw, zooals jij mijn gebrek-aan-ernst-pose-tje versmaadt. Alle literaire fouten vallen daarbij in het niet. Ik zou zoo'n vrouw doodelijk vermoeiend vinden, en ze zou mij (dat is het ergste) zoo verdomd weinig geven in ruil! Geef mij Mme de Rênal of Angiola Cacace. Voilà. - Over Gogol's Doode Zielen een volgende keer. Wanneer kom je hier in Februari? Kijk je kalender vast na. Zorg dat je niet halfgenezen uitgaat. Een hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [9 februari 1931] Brussel, Maandagavond. Beste Menno, Ik schrijf je in peststemming. Allereerst: mijn binder heeft ditmaal gewerkt als een zwijn (wschl. omdat hij niet de noodige deferentie had voor al die demi-boche-auteurs); dan: onder de verpeste, bezoedelde, verwaarloosde boeken bevinden zich 3 bundels van Slau (3 op de 5 verloederd!) en jouw Carnaval. Behalve dat de titel beroerd is; daar plak je dan nog wel een etiket overheen (hij luidt op het oogenblik: m. ter brak. het carnaval der burges) - heeft de man zich niet de minste moeite gegeven om het portret dat ik er van je in had gezet behoorlijk op te plakken; hij heeft èn het portret bezoedeld èn de daartegenoverstaande titelpagina. Dit ex. is voor mij nu net goed genoeg om er iemand die ik niet bizonder hoogacht een z.g. ‘pleziertje’ mee te doen. Ingesloten het portret, zooals het er nu uitziet! Ik wou je nu vragen: heb je niet een ingenaaid ex. voor me, èn een afdruk van dit (of van een ander) portret? Je zou me er een gróót genoegen mee doen. Gelijk hiermee zend ik je ook de Boodschap in Eva, die je er dan meteen in kunt overschrijven. Maar als je geen ex. meer thuis hebt, koop er dan geen; schrijf het me alleen, dan laat ik je een ingen. ex. door Mayer (Nijhoff, Den Haag) zenden, waarin je je hupsche pen dan even laat woeden - maar zoo netjes mogelijk, for heaven's sake! - en dat jij mij dan doorzendt. Je krijgt verder nog een cadeautje van me: doorgezonden door denzelfden Mayer, maar er is een verhaal aan verbonden. Je moet weten - men moet altijd beginnen met het Begin te weten - dat er, in den Beginne dan, bestond: een zekeren Zwitserschen avonturier Hans Bringolf. Deze meneer gaf zijn mémoires uit in het Duitsch, maar ik maakte ermee kennis met een Fransche uitgave, bezorgd door Cendrars. Het eerste moment dacht ik aan een mystificatie; ofschoon Cendrars (na de creatie van Dan Yack ben ik er helaas van overtuigd) op geen stukken na zoo'n avonturier zou weten te ‘campeeren’ als deze. Ik informeerde dus en Mayer vertoonde mij de Duitsche uitgave: de mémoires van Bringolf waren inderdaad van Bringolf. Mijn Fransche uitgave werd intusschen ook verpest door dien boekbinder, d.w.z. hij maakte het kaftje weg, waarop 4 kleine portretjes van Bringolf. Zonder portretjes voor mij geen genot en bijna geen Bringolf; - maar ik was ondertusschen verliefd geworden op het jeugdportret dat in de Duitsche uitgave voorkomt. Ik heb die uitgave nu gekocht, alléén om dat portret, dat Mayer me zenden zal, en dat ik in mijn Fransche uitgave zal plakken. Maar met den Duitschen tekst heb ik nu een veeleer onaangenaam surplus, dus vroeg ik Mayer jou die te zenden. Als je hem nog niet hebt, komt hij spoedig; en - om je éénig idee te laten van des Bringolfen smoelement - heb ik er het kaft om laten zitten, waarop de man nògmaals voorkomt, maar in een latere phase: ik vrees, die nà het avontuur... Hoe het zij, de tekst is alleszins de moeite waard, en als je het cadeautje versmaadt, dan maar doorgeven aan Bouws bijv., die zich immers ook over de-nogmaals-onbegrepen Eva zal moeten ontfermen. - Nu iets anders. Zooals ik je schreef, werd de strijd met Marsman lustig gevoerd; zoo lustig dat er opeens te veel copy was voor DGW. Een artikel van mij (± 8 kolom), een brief van Marsman (1 1/2 kolom); een nawoord van mij (2 1/2 kolom) dan opeens wéér een brief van M., (van onverkort zeker 5 kolom, en verkort 3), dan mijn antwoord (dat ook op z'n minst 4 kolom zal beslaan) - de goede Kramers is tot het uiterste gebracht, d.w.z. zou het zijn, maar ik heb hem alles teruggevraagd, behalve het 1e artikel. Vanavond krijg ik opeens een briefje van Jan Engelman of de Nieuwe Eeuw alles hebben mag. Dat lijkt me amusant. Ik weet nog niet wat ik doen zal: òf het art. van mijzelf (de voortzetting van jouw stuk) in DGW en de rest in de N.E., of àlles in de N.E., mits ze mij voor nr. I honorarium betalen (de kwestie is n.l. dat ze graag alles op de pof zouden hebben). Als mijn 2e wederwoord integraal wordt afgedrukt is het geen grapje voor Binnendijk. Maar ik heb Marsman gezegd dat het mij onaangenaam was hem zoo te moeten aftuigen: ik werd er n.l. toe gedwongen door een welwillende maar nogal slappe verdediging van Marsman; - schrapt hij zijn Binnendijk-episode, dan doe ik het gaarne de mijne. Maar Dirk Coster komt er weer ongenadig van af - ook alweer eig. door de schuld van Marsman, die hem in één zakje wou doen - het Verhevenheids-zakje, met, je raadt nooit met wie: - met Jan Engelman, Gerard Bruning, Matthijs Vermeulen, A. Roland Holst, Slauerhoff, en Marsman zelf! Daartegenover schijn ik te moeten staan: pover, banaal individu, voorstander van het door Marsman grondig gehate ‘banale’. - Het is heusch een nogal vermakelijke historie, ook als wij beiden tot de verkorte lezing besluiten. Dàn is er van Binnendijk alleen in het ‘oorspr. artikel’ sprake. Verder geen nieuws; maar is het niet genoeg??? Mijn boekenramp en de worsteling om de ‘creativiteit’... Ik verveel me niet, après tout, al kost die rotbinder me een hoop goed humeur. En het beroerde is dat ik niet van binder kan veranderen, want deze kerel kent nu al mijn kleine tics èn is goedkoop en vlug! wat uniek is onder boekbinders, niet alleen hier maar over alle landen. Gelukkig man, die geen boekbinders frequenteert! Vergeet je ook niet de 2 kiekjes? Maar die zijn niet voor opplakken, die zijn voor het album. Met hartelijke groeten, ook aan Truida, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [10 februari 1931] Dinsdagmorgen. Beste Menno, Ik bedenk daar dat ik misschien wat onbeschaamd aan het aftroggelen gegaan ben. Bovendien zei je me dat de eerste oplage van het Carnaval zoo goed als uitverkocht was -: is het misschien niet beter dat ik mijn rotexemplaar dan maar aanhoud tot de 2e druk uit is, ‘alswanneer’ je mij wel een auteurs-ex. dààrvan zult kunnen offreeren? Vooràl als ze het zetsel niet aangehouden hebben en de 2e druk met een andere letter gezet wordt (vraag dat dien meneer Van Tricht(?) eens, als je hem je roman toezegt); dàn is het, dunkt me, verreweg het beste. Deze vette letter vind ik n.l. niet alleen leelijk - dat zou niet alleen niet erg zijn, maar het is ook niet wààr, - ik vind hem ethisch, ik vind het eig. wel de letter par excellence waarin de ‘diepe en sonore gemeenplaatsen’ van het rund Coster behooren te worden afgedrukt,* en zoover mogelijk verwijderd van jouw scherpe en snelle formules. Een goed uitgever moest eig. beschikken over een uitgebreide keuze van zetmateriaal en net doen als een goed photograaf: van elk auteur het genre-van-talent weergeven, ook typographisch. Ik ken misschien maar één boek in onze generatie waarin de tekst met papier en letter prachtig samengaat: de 2de druk van Marsman's Paradise Regained (misschien ook de 1e, die ken ik niet, maar de 3e al niet meer). Dat is Marsman op-en-top, met zijn precieusheid, maar ook met zijn pittigheid, met zijn literairen èn zijn poëtischen kant. - Daarentegen is Schuim en Asch om te zien bepaald bête. Die letters zijn minder forsch en toch nog veel lobbesachtiger dan die van Carnaval; een karakterlooze letter, tout bonnement. (Zeg me nu niet, omgaand, dat volgens mijn theorieën Slau gezet zou moeten worden in een veelal kapotte letter, met af en toe wat draden en baarden eraan!) Ik zal nog een post wachten voor ik dezen brief op de bus doe; misschien komt er nog wat van je, waar ik dan meteen op antwoorden kan. Van uitverkochte boeken gesproken: ik kreeg een opgaafje van Stols van wat er precies verkocht is, van mijn verzamelde werken bij ZEd. uitgegeven, tot 1 Jan. 1931. Het resultaat is verbluffend; van Poging tot Afstand (uitgeg. 1928): 28 exx. Bij Gebrek aan Ernst (idem): 38 exx. Nutteloos Verzet (uitgeg. 1929): 49 exx. (hé hé, dat loopt aardig naar de helft van 100)... Parlando (uitgeg. 1930): 80 exx! Je ziet, ik bevind mij in stijgende lijn. Als je de persexx. meerekent, dan zul je toegeven dat ik, alles welbeschouwd, tòch tot de gelezen auteurs van ons vaderland mag worden gerekend. Het is nu eenmaal een beetje ‘moeilijker’ lectuur, zie je, dan Antoon Coolen. Zou our dear Bows desalniettemin den verkoop tòch niet nog wat kunnen activeeren? Als we het weer eens met eigen krachten in de Kalverstraat probeerden? Er komt niks; dus daar gaat-ie. Je E * Het citaat (de formule) is van Van Vriesland. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 10 februari 1931 R'dam, 10 Febr. 1931 (haast) Beste Eddy Hartelijk dank voor je beide laatste brieven! Ik kon nog niet weer schrijven, omdat ik door de griep alles wat maar naar correspondentie zweemde, had laten liggen, en bovendien door mijn huwelijk allerlei ‘gedonder’ van de bekende aard aan mijn hoofd had (en heb). Ik maak het dus ook nu kort, maar begin daarom, om met klem aan te dringen op je overkomst in Februari en wel Zaterdag 21 Febr. Er is hier onderdak. Er zijn twee redenen, dat je persé nu moet komen. Vooreerst zal ik in Maart wel alle week-ends bezet zijn door mijn vrouw, die dan in Holland is; zij komt 28 Febr. Dus moet je nu komen. Verder zou ik je graag kennis laten maken met mijn broer, den neuroloog, een type, dat je ongetwijfeld zal interesseeren; hij komt dan ook hierheen, dien Zondag. Hij nam j.l. Zondag één van je boekjes toevallig op, keek er in, en zei: ‘Goddorie, iemand van internationaal formaat’. Hij is voor mij het prototype van het genie, leest zelden iets, buiten zijn kattenhersens en neurosen, en ‘weet’ alles; mist alle eerzucht, zal daardoor nooit veel produceeren, maar is volkomen met afwering van alle andere levensinteressen! ingesteld op de cultuur. Ik ‘stel je hem niet voor’ als een genie; hoe zou ik mijn broer trouwens zoo kunnen en willen introduceeren? Maar als iemand, die mij altijd weer aan het geniale herinnert. Hij wilde graag met je kennis maken, heeft dien dag voorloopig vrijgehouden. Tracht dus de munten voor de reis vrij te maken; hier hoef je geen kosten te maken, het eten is er. Dus: je instemmend bericht binnenkort? Blij, dat je mijn critiek hebt opgevat, zooals ze bedoeld was: n.l. als één van man tegen man, vriend tegen vriend, niet als een afweegpartijtje. We moeten er ook nog eens uitvoerig over praten. In ieder geval is er geen enkel misverstand gerezen; onze wisseling van teekens is blijkbaar helder en doorzichtig als poésie pure. Over dit thema ontvang ik juist de proef van het contra-artikel van Binnendijk: Dogma of Aesthetica. Je begrijpt uit den titel, waar het heen gaat. Ik zal je de proef maar niet doorzenden, omdat hij dat misschien als een indiscretie zou beschouwen. Toen ik hem n.l. onlangs schreef, liet ik een invite los voor hem, om eens toevallig een ontmoeting met jou te hebben, bij mij aan huis. Ik zou n.l. wel eens willen zien, hoe jullie als personen op elkaar reageerden. Hij antwoordt mij nu zoo boos, dat ik wel zie, dat hij door je stuk diep geschokt is; hij zou je niet willen ontmoeten en schijnt je verschrikkelijk te haten. Ik zou zoo allemachtig graag dat stuk eens lezen, dat je aan zijn adres gestuurd hebt! Maar ik vraag mij af: waarom neemt hij mij mijn aanval niet kwalijk? - Op het stuk zelf zal ik niet meer ingaan; het is te evident, dat wij langs elkaar heen praten en het eenige essentieele is, dat mij al die schoonheid niets schelen kan, als ze niet afschaduwing is van een vent, terwijl hij het kleinste graantje schoonheid (in de poëzie dan) zorgvuldig op wil pikken. Enfin, je moet het zelf maar lezen. De kern van mijn carnavalsmoraal ontgaat hem. Hij beschuldigt mij trouwens ook van onoorspronkelijkheid. ‘Moet ik zeggen, dat het Carn. d. Burgers verre van oorspronkelijk is, juist als idee? Dat b.v. Carry v. Bruggen (Prometheus, Hedendaagsch Fetichisme) aan de geboorte een meer dan zedelijk aandeel heeft gehad?’ Dat is natuurlijk waar, maar ik vind die verhouding toch niet dezelfde als b.v. Marsman: Gabriel Smit. Inmiddels heb ik Les Conquérants uit, en mijn bewondering is geweldig gestegen. Het eind van Garine is ronduit meesterlijk, prachtig ook de vermoording en het vinden van Klein. Ik blijf wel eenige bezwaren hebben, maar ze zijn toch veel minder dan in het begin. Bij voorbaat dank voor de mémoires van Bringolf! Ik heb ze nog niet. - Carnaval zal ik voor je laten komen en met opdracht zenden. Komt in orde, in een paar dagen, maak geen zorg over kosten, ik betaal het niet. Oja, één genoegen mag ik je toch niet onthouden, n.l. de lezing van ingesloten ‘spontanen’ brief van onzen Dirk, gisteren ontvangen. Ik antwoordde nog niet, dus graag bij volgende brief terug! Hoe smaakt dat? Hoe vooral ‘het korreltje goeds’? Waarom men zijn leven lang getreiterd wordt! Denk er vooral aan, onder ons; want ik zie je blaken, om op dit epistel een commentaar te schrijven. Laat dat echter aan mij over, het is helaas een persoonlijke brief. Ik doe hier ook de films bij, voor afdrukken. Ik beschik zelf niet over zoo'n man, ben volkomen leek in het vak. Tot ziens dus 21 Febr.? Doe het! Hart. gr. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [11 februari 1931] Brussel, Woensdag 11 Beste Menno, Je zult wel zeggen dat ik een epistolaire razernij heb, en dat is gedeeltelijk ook wel zoo (tenminste soms), maar met jou ben ik ook telkens weer ten achter. - Hierbij dan in de eerste plaats het Costerlijk epistel terug. Je ziet: hij heeft het levensprobleem, het probleem der Weltanschauung grondig overdacht en is tot de éénige synthetische conclusie gekomen: wie niet Godsdienstig is (wat gelijk staat aan ‘dogmaticus’, schijnt hij te willen zeggen) is humanist. Klaar. Laat ons elkaar de hand reiken, wij die geen van beiden in relatie met God zijn kunnen komen, als rechtgeaarde en tòch-christelijk-voelende broeders-humanisten! - Je hebt een proef genomen met Binnendijk, neem er nu een met Coster. Zeg dat jij en ik dus humanisten zijn. Je moet eens opletten wat hij antwoordt! Het is toch een jammerlijke verschijning. Met je broer zal ik heel graag kennis maken, maar heus, ik kan je nog niet beloven dat het zal zijn op 21 Februari. Maar laat ons zeggen: als het kan, dan kom ik. Ik heb in de eerste plaats geen duiten en vind het vervelend bij mijn moeder daarom te vragen; het gebeurt toch al meer dan genoeg. Ik houd niet van die zure verhalen, die ieder humanist nu krijgt, over de ‘slechte tijden’ (ook pecuniair!) - Iets anders: lees Trotsky's autobiografie; bij momenten prachtig. Ik zal je ook een boek sturen over Lenin, als ik het uit heb. De sociale kant van die kerels interesseert mij maar zoo-zoo, hun middelen van zelfbevestiging zijn mij vreemd, vreemd, vreemd; maar wat een individuen, potverju! Mussolini is naast Lenin toch maar een Napoleon-imitatie van bazaar-marmer. Grappig dat Binnendijk om jou als kritikus aan te vallen, moest overgaan tot het kleineeren van Carnaval. Maar het is zijn reden van bestaan, zou ik haast zeggen, dat jij ook onoorspronkelijk bent. Ik kom ook op deze kwestie misschien later eens in mijn cahiers terug. Als je niets had laten blijken van je bewondering voor Prometheus, dan had de brave jongen niets gemerkt; nu wéét hij het en schreeuwt: ‘Kijk!’ Maar hij vergist zich toch en zijn logica ten spijt. Oorspronkelijk, in de beteekenis die hij eraan geeft, is n.l. ook Carry niet; en de toon, de stem, zijn bij jou absoluut superieur. Bovendien, is het niet hetzelfde! Ik zal hier niet lang erop ingaan, want het zou grootendeels een herhaling worden van mijn vorigen brief over Prometheus-Carnaval, maar van een vergelijking tusschen jou en Gabriel Smit is geen sprake. Evenzoo zou men dan kunnen zeggen dat b.v. Gide's Nourritures Terrestres niet bestaat, omdat de philosofie daarvan Nietzschiaansch is. Wie zouden er overblijven? Spinoza, Kant en 2 of 3 andere philosofen. Dank voor de photo's. - Het zou mij amuseeren als het boekje dat je broer toevallig inkeek, Bij Gebrek aan Ernst bleek te zijn; dàn kom ik zeker (verneuk me dus maar gauw!) Enfin, over het komen hoor je nog. - Bouws heeft een nogal intelligente kritiek uit de Times Literary Supplement over Malraux voor je. Tot zoover. Hart. gr. van je E. P.S. - Marinetti had ook van die Costerlijke synthesen: n.l. men was of Homeros-discipel of futurist. De literatuur viel door het futurisme in twee! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [14 februari 1931] Brussel, Zaterdag. Beste Menno, Dank voor Carnaval; het verfomfaaide portretje lag er ook weer in; waaruit ik dus moet opmaken dat je geen exemplaar in superieuren vorm van hetzelve bezit. Verder ontving ik de verdere copy en bracht die naar Stols, ende wij lazen beiden het proza van den ouden heer Meulenhoff. Inderdaad: het was zéér voortreffelijk! Ingesloten een 20e eeuwsche Shakespeare die - verdomd! - aan het ‘Droeshout-portret’ van overgrootpa denken doet. Een beetje kruising met familie van Shylock lijkt me anders ook niet onwaarschijnlijk. Ik ben denkende over mijn komst naar Holland, maar eigenlijk schikt het me in Maart beter: 1o. om de gelden; 2o. omdat mijn moeder, die nog altijd ziek is, dan misschien beter zal zijn en ik liefst wel een goede week (meteen) wou wegblijven. Kan je broer niet op een dag in Maart? De aanwezigheid van je verloofde hoeft toch geen beletsel, zou eerder een attractie behooren te zijn. Laat eens hooren wat je hierop te zeggen hebt. Hartelijke groeten van je E. Ik zond je nog 2 Larbauds voor je bibliotheek. Dan kan je ze ook rustig opnemen wanneer het je schikt. Hoe is het nu met Hampton Court? - Ik ontving van Kristiaan Watteyn nog steeds geen verdere proeven. Bezit je Les Faux-Monnayeurs van Gide? Die kan je n.l. ook van me krijgen. P.S. - Heb je geen uitgave van Perk's Gedichten en zoo ja, welke? Ik zoek een aardige uitgave, niet die bête 17e druk die nu in omloop is. Maar ik moet wel een complete uitgave hebben, dus vanaf de 4e druk, niet vroeger. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 16 februari 1931 R'dam, 16 Febr. 1931. Beste Eddy Vandaag kom ik pas tot schrijven, omdat ik bij mijn schoolaffaire allerlei rotbesognes had, die geen uitstel konden lijden, (zoo o.a. het aanschouwen van ‘cinéma pur’ van Ivens te Amsterdam, waar Bouws' wagen ons heenbracht). Maar bovendien werkte ik als een gek aan Hampton Court, met het resultaat, dat er nu nog 2 of 3 pagina's aan mankeeren. Als het dus naar wensch gaat, stuur ik je de zaak nog deze week; want zooals gewoonlijk is het ‘burgerlijk’-voltooide van een boek me dermate een obsessie, dat ik aan het bijvijlen pas beginnen kan, als ik er afstand van heb genomen. Je krijgt dus het ‘typoscript’ in den eersten, ruwen vorm, waarin het werd neergeschreven. En nu eerst van harte bedankt voor de zeer mietersche deeltjes Larbaud, die er zoo buitengewoon sympathiek uitzien, dat ik er zoo spoedig mogelijk aan ga beginnen. (tusschen haakjes Faux Monnayeurs bezit ik). Maar eerst moet nu dat oor van Hampt. C. definitief gevild zijn, ik kan er bijna niets onderdoor lezen. Ik heb een nieuw plan gemaakt. Klaarblijkelijk bezwaart je de reis naar hier in Februari. Nu komt Gerda een week later, zoodat ik 28 Febr. (dag van salaris-inning) nog alleen ben. Zullen we nu afspreken, dat Bouws en ik dien dag naar Brussel komen, en dat jij in Maart kennis komt maken met Gerda? Dat lijkt me een tweezijdig aangename oplossing. Schrijf er spoedig even over. Op het artikel van Binnendijk zal ik toch moeten antwoorden. Ik heb nu het stuk degelijk overgelezen; het zit zoo boordevol aantastbare plekken, dat het zonde zou zijn, deze attaque op de poésie pure te laten voorbijgaan. Ik zal dan natuurlijk op Prisma niet meer terugkomen. Het stuk van Slauerhoff is mij uit het hart gegrepen! Ik heb Binnendijk een brief geschreven, om hem uit te leggen, hoe ik met een ‘querulant’ als jou bevriend kan zijn; maar ik weet niet, of hij het zal apprecieeren. Ik hoop, dat je in Maart dan toch ook mijn broer zult ontmoeten. Het is een merkwaardig individu, al zeg ik het zelf. Het boekje, dat hij inkeek, was echter Poging tot Afstand, dat werkelijk veel beter, ferventer is dan Bij Gebrek aan Ernst. Die zelfmoord b.v. is uitstekend, daar zit veel meer saus in dan die magere dingen uit B.G.a.E. Er staat een massa goeds in, ik zal het je 28 Febr. wijzen. Om te repliceeren op de verkoopsmarge van je werken: v. Loghem Slaterus bericht mij juist, dat er van Mei tot 31 Dec. 1930 van het Carnaval 570 exemplaren zijn verkocht. Daaraan verdien ik... ƒ 2.39 (niet ƒ 239)! Maar nu, zegt hij, begint er een toekomst van louter winst, want de onkosten zijn eruit. Afwachten. Van Cinema Militans, uitgegeven bij de katholieke schoeljes, heb ik nooit een opgave of afrekening ontvangen. De christelijke moraal houdt zich met zulke kleinigheden, ondanks het bestaan van een bindend contract, niet op! - De oplaag van het Carnaval was 750 ex., er zijn er in 1931 nog een 80 verkocht, dus je ziet, dat de herdruk nadert. Als v.L. tenminste wat in een herdruk ziet. Ik zal erover spreken, als ik Hampton Court kom venten. Inderdaad, dat bakkes van Shakespeare is frappant! Het is zelfs schokkend, als je er naar kijkt! Een editie van Perk bezit ik, de 14e, zeer bête druk. Ik heb nooit een aardige gezien, het zijn bijna altijd van die zemelige bandjes. De mijne draagt van lussen voorziene harten, sommige met dunne stelen verbonden aan hollandsche schaatsen. Niet aanbevelenswaardig! Schrijf snel over de reisplannen! Hart. gr., ook van Truida, van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [17 februari 1931] Brussel, Dinsdag. Beste Menno, Ik schreef gisteren juist aan our dear Bows om jou te zeggen dat ik deze Zaterdag wèl kom - tenzij het jou en je broer nu weer niet schikt. (Maar dan kom ik in Maart niet meer.) Marsman komt misschien ook Zondag in Rotterdam, tenzij hij de voorkeur geeft aan Den Haag. Houd Hampton Court dus aan tot ik in Holland kom; en maak het voor me af! Ik lees het dan in Den Haag en kom het, voor ik naar de Belziek terugga, even aanreiken (misschien uit den trein). Of zullen we 28 Febr. ‘gedrieën’ naar Brussel gaan? Greshoff zou je n.l. ook zoo graag terugzien. Dat spreken we dan nog af. Wacht met antwoord op Binnendijk tot de polemiek met Marsman in de Nwe Eeuw uit is: spoedig! Of schrijf nu; en verzend later, als je er misschien nog wat in gewijzigd hebt of toegevoegd. De polemiek gaat n.l. voor een groot deel over de al niet ‘ter Braaksche’ kijk op de poëzie; jij sukkel die nooit een vers gepleegd hebt, bent natuurlijk ‘een buitenstaander’! Benieuwd naar je aanwijzingen in Poging tot A. Ik sprak er gisterenavond, geheel toevallig, Méral over - die zeer goed Hollandsch leest - en die mij ook zei dat er voor zijn gevoel nog veel goeds in stond. Maar, zegt Marsman, die jouw afschuw voor B.G. aan E. deelt: ‘de poëzie van du P. begint bij Parlando’. Hoe nu? - Ik zal serieus moeten wikken en wegen om misschien toch nog wat meer uit P. tot A. in Mikrochaos op te nemen (dat Stols intusschen al ter drukkerij heeft gezonden). Ik schreef een stuk naar aanleiding van Trotsky in de cahiers, waar ik werkelijk nogal trotsch op ben; ik zal het meenemen naar Holland, alsook een groot stuk over mijn ex-‘verhouding’ tot Marsman. Je editie van Perk kom ik bekijken. Leg het maar voor mij klaar, met hartjes, linten en schaatsen. Hoe is de druk? Ingesloten mijn stuk over Bijleveld-Nijhoff; jij leest immers tòch niet Den Gulden Winckel. Tot Zaterdag. Je E Met Bouws afmaken wat er met mij gebeuren moet. Ik ben in die dingen de gedweeheid - of de onverschilligheid - zelve. - Geef mij het stuk over Bijleveld's bundel terug, als kopy voor de Cahiers. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [18 februari 1931] Brussel, Woensdag. Beste Menno, Vanmorgen hoor ik van Bouws dat Slau zoo ziek is. Ik kom dus in ieder geval deze Zaterdag in Holland. In principe houd ik mijn Zaterdagavond voor jou vrij, met of zonder broer; Zondag - tenzij Marsman in R'dam komt - gaan we b.v. met Bouws in zijn ‘wagen’ naar Haarlem, om even poolshoogte te nemen van den toestand. Kan jij niet, of is het, met het oog op Marsman, beter in Rotterdam te blijven, Zondag, dan ga ik in ieder geval Maandag naar Haarlem. (Dit spreken we dus nog nader af.) Ik hoop nu maar dat je niet reeds anders over dezen Zaterdag en Zondag beschikt hebt; want dan zou ik verplicht zijn mij alleen ergens op te schieten. Ik heb Bouws geschreven dat ik van het station naar jou zou rijden, in de hoop dat, als jij dan nog ‘op school’ mocht zijn, Truida zich zoolang met mij zal willen ‘occupeeren’ - tenzij óók verhinderd! Enfin, ik kom Zaterdag tegen half 5, meen ik, in R'dam, dus, als er nog iets dringends mee te deelen valt, laat Bouws mij dit seinen. Ingesloten nog een paar kiekjes. Tot ziens, Je E Ik neem voor je mee: Les lauriers sont coupés van Ed. Dujardin, een charmant boekje, en het eerste specimen van de monologue intérieur; waaraan èn Joyce èn Larbaud veel te danken hebben. Het is net zoo ingebonden als de 2 andere deeltjes, het komt er dus prachtig bij. Maar misschien kaap ik je Perk! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [28 februari 1931] Zaterdagmiddag. Beste Menno, Terugkeerend vind ik alweer proeven natuurlijk, zoowel van jou als van mij. Ze gaan met gelijke post. Schrijf me zoo spoedig mogelijk wat je denkt van het slot van Een V. - en of je vindt dat het nawoord erbij moet of liever niet. Vic Vriesl. vond het erg goed, maar dat zegt hier weinig. Je hebt de hartelijke groeten van Greshoff dien ik geheel toevallig aan den trein wachten vond op een anderen meneer, genaamd Burgers. Overigens geen nieuws. Vele hartelijke groeten aan Truida; de hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [3 maart 1931] Brussel, Dinsdag. Beste Menno, Je moet allerlei nrs. van het Crt. Bulletin hebben; zou je mij willen opzenden het nr. (een van de 3 laatste) waarin, onder den titel Critische Curiosa, een brief voorkomt van een gewezen scheepskapitein of zooiets in Indië, over Schuim en Asch? Sommige van die aanteekeningen leken mij nogal raak. Van hier geen nieuws. Kijk spoedig de proeven na en zend ze in de juiste volgorde naar mij - ik vraag dan de volgende proef, evenals bij het vorige boekje (afscheid). Groeten aan Geertruide; de hand van je E. (Ik moet me oefenen voor de ‘opdracht’: De Ridders zijn in druk, na goedkeuring ook van den heer D.A.M. Binnendijk, dichter van Het Andere Land, etc. etc., ook in Nederland welbekend.) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 3 maart 1931 R'dam, 3 Maart '31 Beste Eddy Hartelijk dank voor Bringolf, die gisteren kwam, en voor de proeven! Ik heb dadelijk je roman uitgelezen en de voor mij bestemde proeven nagezien. Het geheele Man tegen Man is nu gecorrigeerd; ik zend je morgen het heele pak; bewijs me de vriendendienst, het nog eens door te oogen, want ik ben zoo verschrikkelijk nonchalant in die dingen en heb er toch later het land over, als er fouten in de tekst staan. Ook het laatste deel van Een Voorbereiding las ik met dezelfde sympathie als het voorafgaande. Als ik het geheel overzie, moet ik concludeeren, dat het toch eigenlijk een verzameling, op zichzelf levende en spitse, fragmenten is gebleven, en dat het geen roman geworden is. Ik bedoel niet naar den vorm, maar naar de ontwikkeling van de personagiën, die te vaak door divagaties wordt onderbroken, om duidelijk te zijn. Maar je kunt die divagaties toch weer niet missen, ze vormen een deel van het werk, van deze annalen, die trachten aan de annalistiek te ontsnappen. Voor mij is Een Voorbereiding le bon genre, een mislukte roman wellicht, maar dat doet er dus pas in de tweede plaats toe. Het naschrift is in dit verband uitstekend. Overigens is het boek waarschijnlijk voor den gemiddelden Hollander tienmaal stuitender dan Hampton Court. Ik kreeg vandaag het Schetsboek van Coster en weet nu weer precies, wat den gem. Holl. niet ‘stuit’! Het is dan ook weer vrij erg, alleen het hoofdstuk over den laster is niet slecht. Bouws neemt de proeven van E. Voorber. Zaterdag mee naar Brussel; hij wou ze eerst graag nog lezen. Met Slauerhoff blijft het slecht gaan, hoor ik. Veel hart. gr., ook van Truida, je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [5 maart 1931] Brussel, Donderdag. Beste Menno, Vanmorgen ontving ik, gelijktijdig met jouw briefje, een nieuw briefje van Bouws, die mij o.a. vertelt hoe beroerd Slau er voor staat. Verder dat hij Zaterdag a.s. - d.i. overmorgen - komt. Wil je hem direct opbellen en hem vragen zijn komst liever uit te stellen? mijn moeder ligt n.l. zéér ziek, en werd gisteravond door 2 doktoren plechtig afgeschreven. Het is misschien een kwestie van weken, maar misschien ook van dagen. Den heelen dag door brakingen, afschuwelijk om aan te zien, en een hart dat alleen nog maar door injecties werkt. Ik ben er den heelen dag en nacht, en zeer onder den indruk. Het is afschuwelijk iemand zóó, voetje voor voetje, te zien sterven; het te weten, niets te kunnen doen, en er tant soit peu nog een opgewekt smoel bij te moeten zetten. En die arme Slau nu ook nog! De proeven zal ik doorkijken, dat leidt me dan nog af, want veel lust tot lezen heb ik niet. (Er hangt een doodsgeur over ieder boek dat ik opneem.) Wat je van Een V. zegt, lijkt me zeer juist; maar vind-je ook niet het einde beter dan het begin? Bouws hoeft me de proeven niet terug te geven; ik had n.l. nog een proef, die weer terug is. Het naschrift behoud ik dus; accoord. Ik laat Truida 3 boekjes sturen van de serie Kaleidoscoop. Groeten voor jullie beiden van je E. Zend me het Schetsboek van Coster eens. Wil jij er niet eens een stukje aan wijden; zonder het vooropgezet af te breken? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 6 maart 1931 R'dam, 6 Maart '31 Beste Eddy Ik begrijp, dat je momenteel voor niet veel anders gedachten overhebt dan voor je moeder. Merkwaardigerwijze heb ik nog nooit serieus met den dood te maken gehad; dat zal binnenkort ook wel eens komen. - Ik lig weer in bed, griep en koorts, excuseer daarom deze potloodregels; maar ik wou je toch dadelijk even laten weten, dat ik in deze twee onverwacht ledige dagen Jean Barois in één adem heb uitgelezen. Voor mij is de strijd van Barois niet zoo essentieel als hij waarschijnlijk voor den schrijver zelf is geweest. Het conflict met het katholicisme was voor mijzelf eigenlijk bijna steeds een parade, die mijn ziel nauwelijks raakt (n'en déplaise wat de jongkatholieken daarover mogen beweren; hun zekerheid is voor mij nooit problematisch geweest) - Ik heb veel meer last gehad met de vaagheden der dominees, die mij werkelijk hebben gefascineerd. Daarom blijft Barois voor mij altijd iemand, die een tikje tegen windmolens vecht; ik moet me even verplaatsen in zijn afstamming en opvoeding, om het volle gewicht van zijn conflict te kunnen beseffen. Dat hij daarbij als positivist nooit het argument gebruikt, dat ik zou willen gebruiken, joeg me soms bepaald op! Maar dat wordt vergoed door het grandiooze slot, waarbij een ‘lijfelijke siddering’ mij overviel, toen die abbé het heldere en frissche testament uit de la haalde! En dat tegenover het pas omvergeprate lijk Barois! Eén grove fout in het boek vind ik het proces Dreyfus, dat de spanning, door het ‘proces-Barois’ gewekt, tijdelijk totaal verbreekt. Het interesseert mij, in dit verband, allerminst, het relaas te hooren (stenografisch juist nog wel!) van een rechtzitting, terwijl de bedoeling: Barois te laten zien in zijn positivistische activiteit, ook wel korter en treffender had kunnen zijn aangegeven. Ook de figuur Luce blijft mij wat vaag, wat onopgelost mengsel van familievader, senator en wijze, waarop ik geen vat krijg. Meesterlijk is Cecile, vooral de rupture van haar en Barois; de volkomen stupiditeit van de vrouw tegenover de waarheid is prachtig. In die menschelijke dingen zit voor mij het beste van het boek; de theoretische dialogen had ik, bij wijze van spreken, zelf al ‘overwonnen’, hetgeen bij Barnabooth niet het geval was. Van abbé Joziers af steekt mij niettemin weer de walg voor het roomsche gedraai met woorden. De komst van Marie bij Barois, en het verloop van dat bezoek, is ook een uitstekende vondst, ook als bijna onmerkbare voorbereiding op zijn ‘bekeering’. Heb jij ook niet het gevoel, dat de tijd van het positivisme ontzaglijk ver van je afstaat? Juist door het positieve, ‘la science’, het negeeren van de simpele absurditeit, die de strijd tegen het katholicisme ook zoo veel gemakkelijker maakt. Dat de frazen, die Zola in J'accuse neerschrijft, eens realiteiten geweest zijn! Jean Barois zou je een Zauberberg van het positivisme kunnen noemen. Het ‘leven in dialogen’ mag dan volgens de aestheten ongeoorloofd zijn, het is in beide boeken enorm boeiend! Bouws heb ik gezegd, dat je uitstel van zijn bezoek vroeg; hij zal nu wel binnenslands blijven. Hij is nu wakend, dat ik Hampton Court niet te laag geprijsd verkoop! Gerda komt morgen in Holland; ik mag niet uit! Pech! Zij komt nu waarschijnlijk Zondag al hier. Van mijn juist gehuwde broer & echtgenoote zoo juist de briefkaart uit Parijs met de chimaere van Nôtre Dame. Ziedaar een eeuwige herhaling, die de positivisten veronachtzaamden! Het beste ermee! Het Schetsboek stuur ik je, als ik weer op de been ben. Een hartelijke hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [12 maart 1931] Brussel, Donderdag. Beste Menno, Dank voor je lange potloodkrabbel. Ik hoop dat je weer wat van je griep af bent; dat Gerda die heeft wèggekust. (Word je goed verzorgd? afgescheiden daarvan.) Hier gaat alles iets beter, al blijft de toestand précair. Over Barois zou ik je nog van alles willen zeggen, maar dat bij gelegenheid. Het meest curieuze vind ik, te constateeren dat ik dus eig. heel wat ‘katholieker’ ben dan jij! Men doet niet ongestraft zijn eerste (en volgende) heilige communie, al is het dan onder zachte dwang. De Dreyfus-affaire voel ik ook nog anders dan jij, d.w.z. logisch en objectief gezien heb je 10 × gelijk, maar ik voel toch hoézeer die Dreyfuszaak voor Roger Martin du Gard een definitief element is geweest, het geval bij uitnemendheid waarin een man zijn karakter kon toonen. Hij heeft er wschl. nog den vollen invloed van ondergaan, in zijn jeugd, en het is dan ook een van de gekste dingen geweest die men zich denken kan: het beste van Frankrijk op de been en tegenover elkaar, voor dien betrekkelijk karakterloozen en zeker uiterst-mediocren Jood. In een dik boek als dit, dat zich over de groote lijnen zoo meesterlijk handhaaft, is zoo'n digressie ook niet erg; en ik herinner mij dat ik b.v. erg meegeleefd heb met het optreden van Cresteil d'Allize (de man die later zijn snor scheert alvorens zelfmoord te plegen in een trein: ‘ce souci de disparaître’!) Nu iets van veel directer belang. Ik krijg daarnet een brief van Jany Holst, die o.a. schrijft: ‘Weet jij ook of ter Braak zijn roman al aan de Vrije Bladen beloofde? Pom N., die een dag bij mij was, vroeg mij of wij 't niet voor de Gids zouden kunnen krijgen, en ik zou er ook veel voor voelen hem te vragen het, als 't nog vrij is, in elk geval in te sturen. Maar ik weet zijn adres niet’. - Ik schrijf hem dat adres gelijk hiermee. Zijn adres is: Nesdijk, Bergen-binnen (N.H.). Is het niet iets voor je om direct aan te grijpen? In 4 nrs. is alles in de Gids wel klaar (in 5 hoogstens). Wschl. zal je den boerelul en de flapdrollen dan moeten veranderen - maar dat is gauw gedaan, en een essentieel belang hebben die epitheten niet, vermoed ik. (Maak er ‘boereknul’ van en ‘fluimen’!) Pas op voor te vroeg uitgaan - zelfs met Gerda. Ik weet niet of Bouws deze Zaterdag hier komt; ik méén van wel. Slau is, zooals je nat. weet, in een hospitaal te Leiden opgenomen, mogen ze nu eindelijk eens uitmaken wat hij eig. heeft! Nu, hoû je taai en doe mijn groeten aan Geertrui en Gerda. Een poot van je E. Ik vind evenals jij de verhouding van Barois tot zijn vrouw en vooral het laatste boek wel de hoogtepunten van dien roman. Maar net als bij Putouarey zie ik Luce heel goed: het moet een mannetje geweest zijn à la Clemenceau. Klein, taai en dapper, maar iets zachter, iets minder ‘tijger’. Ik vond dat gesprek van Luce met den abbé - na het laatste bezoek aan Barois - ook meesterlijk. Heb je opgemerkt hoe verdomd zuiver de toon van iederen spreker is bij Martin du G.? het is misschien wel zijn fort; ook in Les Thibault. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 13 maart 1931 R'dam, 13 Maart '31 Beste Eddy Neem me niet kwalijk, dat ik je zoo lang liet wachten op Schetsboek etc. Ik heb n.l. een paar ellendige dagen achter den rug, waarover ik nog niet objectief schrijven kan. Bouws zal je alles wel vertellen, hij heeft de heele geschiedenis meegemaakt. Waar het op neer komt is, dat de ‘list der natuur’ mij ook te pakken heeft gehad en dat ik vi coactus trouwen ga. Voilà, er zit niet anders meer op. Zoodra ik weer de oude ben, schrijf ik je heel uitvoerig. Ik wacht op het epistel van Jany. Hampton Court is nog vrij voor tijdschriftpublicatie. Een bijzonder hartelijke hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 19 maart 1931 R'dam, 19 Maart 1931. Beste Eddy Eindelijk kom ik er dan toe, je uitvoeriger te schrijven over mijn ervaringen van de laatste dagen. Ik was tot nu toe te weinig objectief, om er over te kunnen ‘verhandelen’, ik kon mezelf niet voldoende als een ander zien. Nu wel weer, langzamerhand. Bouws zal je wel één en ander verteld hebben, waarschijnlijk ook wel een poging tot reconstructie hebben gewaagd. Het is misschien vrij eenvoudig: ik had nog een rest van huwelijkssentimentaliteit bewaard; dit stofnest, aangekweekt door de opvoeding en theoretisch al lang verloochend, heeft zich nog even gedemonstreerd. Het moet een allerzonderlingst complex van gevoelentjes geweest zijn, dat Gerda er het slachtoffer van moest worden, maar ik kan niet anders zeggen, dan dat zij zich kranig gehouden heeft. In plaats van mij te verdenken van de gewone vrouwelijke verdenkenissen, heeft zij getracht, mij met rust te laten: de eenige mogelijkheid voor mij, om het stofnest op te ruimen. Ik meende, nadat ik met mezelf in het reine was gekomen, dat ik nu maar als een desperado moest trouwen, omdat ik Gerda niet ‘voor haar examen gezakt’ naar Berlijn terug kon sturen. Maar merkwaardigerwijze ontdekte ik, toen ik haar na een paar dagen in Eibergen weer ontmoette, dat ik ondanks alles van haar hield, nu op een andere manier, maar in ieder geval zoo, dat het desperado-gevoel van ‘het bewust-ongelukkige huwelijk’ verdween. Ook nu maak ik mezelf niets wijs; ik zou mijn vrijheid boven alles gesteld hebben, als ik loyaal terug had gekund. Dat is mijn cardinale fout geweest in Berlijn: dat ik mijn vrijheid onderschat heb, niet mijn gevoel voor Gerda overschat. Dat moest zich wel wreken: ik hoop, dat de reactie voldoende geweest is voorloopig. Maar nu ik ‘fatsoenshalve’ niet meer terugkan, nu geloof ik, dat ik in Gerda geen verkeerde vrouw heb. Zij heeft zich tenminste buitengewoon aangepast en ingezien, dat het van mij geen kinderspel was. Zij zal mij mijn vrijheid laten, voorzoover dat mogelijk is. Überhaupt herinnerde me de scène in je roman tusschen Boudewijn en zijn vrouw, die met haar pakjes valt, eenigszins aan de her-ontmoeting tussen Gerda en mij. Ik, vastbesloten, om nu de zaak ‘zakelijk’ te behandelen, maar ontdekkend, dat er toch allerlei relaties tusschen ons bestaan, die onloochenbaar zijn. Voor het oogenblik is dat mij voldoende: het is meer, dan ik verleden week mocht verwachten. Overigens droeg mijn reactie het karakter van een koortsaanval; er zat iets lichamelijks onafwendbaars in en ik voelde de ‘ziekte’ ook ‘verloopen’, geleidelijk aan van me afvallen en geheel verdwijnen. Ziedaar de superieure Geest van Hegel, aan particuliere bacillen onderhevig als een darm of een bloedvat! Bouws is in dezen zoo’n beetje als arts opgetreden; ik heb veel aan hem gehad, juist door zijn rust, die bij zulke gelegenheden erg weldadig is. Ik ga nu 9 April trouwen. Wat het resultaat is, weet ik zelf net zoo min als wie ook, maar ik kan in geen geval terug: de verantwoordelijkheid voor de economische kant van de zaak speelt ook een rol. En als ik me afvraag, of ik terug zou willen, zou ik geen gedecideerd antwoord kunnen geven. Dat kan ik pas geven, als ik eenmaal vastzit, als de natuur haar overwinning volledig gevierd heeft. Veel meer dan planten zijn wij toch eigenlijk niet. Ik heb E Poi Muori gelezen, gisteren. Ik vind het mislukt. De dooddoener ‘het is geen roman’ zou ik hier toch willen gebruiken; het is geen roman, want de memoires spelen er te duidelijk doorheen, het zijn ook geen memoires, want daarvoor zijn de gefingeerde situaties weer te manifest. Met ‘het is geen roman’ bedoel ik, dat de spanning van het geheel ten eenenmale ontbreekt. Het blijven fragmenten, waaronder buitengewoon goede, maar van een verbindende eenheid is niets te ontdekken. Het is eigenlijk vreemd, dat je de schrijftrant van Een Voorbereiding hier weer opneemt, maar met beslist minder succes! De fouten van Een Voorbereiding zijn hier mammoutisch vergroot, terwijl de levende figuur van Kristiaan verdund is tot den veel minder levenden Godius. Van de familie Weber, die voor mijn gevoel prachtige mogelijkheden biedt, maak je bijna geen gebruik, na het begin! Trouwens, alle figuren blijven te schetsmatig, om den lezer te kunnen vastpakken; het blijven projecties van Reinald, en die projecties zouden in een zuiveren memoirenstijl wel goed zijn, maar in dit halfslachtig verband deugen ze m.i. niet. Het zou onzin zijn, tegenover jou toegeeflijk te zijn en te gaan aanvoeren, dat er zulke goede fragmenten in voorkomen, dat het heele boek intelligent en sympathiek is, want je zult zelf ook met den strengsten maatstaf gemeten willen worden, die van het geheel. Ik mis altijd nog de vaart, die geen enkele bedenking doet opkomen, van je critieken, van de Cahiers, en van het Gebed. Dit is niet je maximale potentie, het is tenslotte een verlitteratuurde du Perron, die de gave mist, buiten zichzelf te treden, en toch een roman schrijft. Dit is m.i. de fout; je was in de stemming voor memoires en trachtte een roman te maken. Daardoor wordt de illusie van een intrige, van een verloop, van een ontwikkeling, telkens doodelijk onderbroken door de dialogen, wordt het geheel zeer onbevredigend. Ik schrijf zoo afwijzend, juist omdat ik absoluut niet de antipathie voel, die ik tegen Bij Gebrek a. Ernst heb, integendeel, E Poi Muori boezemt me dezelfde sympathie in als Een Voorbereiding, maar het is minder goed en daarom ben ik ‘er teugen’. Het is beneden je kunnen, daar is eigenlijk alles mee gezegd. De heer Roel Houwink heeft over het Carnaval geschreven in Elsevier. Hij vindt het zéér erg, en heeft zelf ‘blanke mazen’ gevonden, waardoor hij kan ontsnappen naar een betere wereld. Zou hij ons die mazen ook niet kunnen verkoopen, of althans verhuren? Hampton Court heb ik bijkans aan Nijgh & van Ditmar verhandeld. Zij geven zulke condities, dat ik als pauper er eigenlijk geen protest tegen kan aanteekenen. Schrijf gauw eens terug, ook over je eigen belevingen! Een hartelijke hand van je Menno Ik moet je nog van alles sturen; dat komt, ik heb allerlei laten liggen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [21 maart 1931] Brussel, Zaterdag. Beste Menno, Dank je voor je langen brief. Zooals je me het geval uitlegt, hoorde ik het ook van Bouws. Ik vind het erg vreemd, en bijna ‘vrouwelijk’ van jouw kant. Misschien is het werkelijk niets anders geweest dan een laatste verzet van den vrijgezel. Ik blijf op de ‘huid’ speculeeren, als het dat niet is, is alles niet verloren. Toch lijkt het me een verdomd iets om de zaak met zoo weinig illusie te beginnen. Misschien is dit iets sentimenteels in mijzelf; men beoordeelt zulke gevallen altijd, of men wil of niet, vanuit zijn eigen geval. Mijn huwelijk is absoluut niet ongelukkig, het lijkt er niet op, alles gaat beter, denk ik soms, dan ik het 90 x op de 100, in een andere combinatie, zou hebben getroffen; maar toch – ik wensch mijn vrienden (hoe wijs en analytisch ook) toe, dat zij tenminste hun huwelijk ingaan met een bête, rijke, dikke Illuzie! Iets anders: kan het zijn dat inderdaad je physieke toestand, stomweg je grieperigheid je zoo deed voelen? Dit kan. Ik herinner me dat ik, 14 jaar oud, ontzettend verliefd was op een meisje van 16, dat ook mijn eerste werkelijke ‘meisje’ was, ik bedoel: het zoenen inbegrepen. Denk je in hoe vereerend zooiets is; je bent eersteklas H.B.S.-er en het meisje is bijna een vrouw, is een jongedame. Op een dag werd ik ziek en kwam ze mij bloemen brengen aan mijn ziekbed. En ik lag haar aan te kijken alsof ze een monster was; ze was op onverklaarbare wijze abject voor mij geworden, zooals ze daar zat, erg ‘knus en vriendelijk’ aan mijn voeteneind, met die bête bloemen in d’r hand. Ik schrok er zelf erg van en begreep heelemaal niet wat mijzelf mankeerde, hoe zooiets mogelijk was – maar ik heb haar verdomd niet kunnen bedanken voor haar bloemen en haar bezoek. Met het gevolg dat ze erg gekwetst was, en dat compliceerde de boel, want toen ik weer op de been was, ontdekte ik dat alles heelemaal niet zoo erg veranderd was als ik bij dat bezoek meende. – Is jouw rare gevoelseruptie au fond niet een dergelijk geval? In ieder geval heb je Gerda op de proef kunnen stellen, en is het des te beter dat zij hier tenminste niet ‘voor haar examen zakte’. Voor de rest: doe je best wat het practische gedeelte van het samenwonen betreft, en wees economisch met het mysterie van de huid! Ik voel mij dikwijls als een oude knaap voor wie alle werkelijk élan voorbij is; een soort amateur van niets dan het voorpostengevecht. Reden te meer om mijn vrienden anders te wenschen; vandaar dat het mij ook zoo’n plezier deed dat Slau op dit gebied althans met Darja volkomen gelukkig is geweest. Als dat er maar is, dan kunnen we altijd later nog wel zien hoe of hoeveel we ervoor zullen betalen. Maar als dat er niet is – goeie God! waarom zou je het dan beginnen, zelfs? Dan is toch geen ‘fatsoen’ of zoo een dergelijke moreele suicide-à-deux waard? Beste kerel, maak voor jezelf uit hoe je er precies tegenover staat. Ik hoop van harte het beste, d.w.z. de voorbijgaande rarigheid; maar als het verraderlijker is dan dat, kijk dan nog eens goed of het niet beter is er nu van af te komen, ondanks alles. Bouws heeft mij uitstekend uitgelegd hoe de positie van het meisje is: haar tegenwoordige familie, de groote horizon van het ‘Frau Doctor’ zijn, voor een Duitsche wschl. Dubbel belangrijk, enz. enz. Het is natuurlijk intens beroerd, voor haar en voor jou, en de bedreiging met zelfmoord is natuurlijk in zoo’n geval direct aan de orde, maar tòch!... Ik kreeg vanmorgen je kaart, hoe definitief is zooiets. En tòch: als je gevoel géén voorbijgaande rarigheid is geweest, wat ik innig hoop, ik zou je zeggen: doe alles behalve dit huwelijk ingaan. Wat je over mijn roman zegt, of liever: over mijn stuk roman, voel ik eigenlijk net zoo. De kwestie is dat Reinald niet voor hoofdpersoon bestemd was, maar eerder voor gevoelige getuige van het werkelijke conflict. Maar ik vrees nu dat dit uitgangspunt verkeerd was, omdat immers noodig is: een eenheid van toon. En ik kan de rest natuurlijk nooit zoo ‘memoire-achtig’ krijgen als dit eerste stuk. Rest dus, òf het apart te publiceeren, òf het geheel op te offeren, òf het geheel om te werken. Ik denk dat ik dit laatste zal doen, maar niet nu; ik ben er nu in tè beroerde omstandigheden voor. Je hebt er geen idee van hoe ik dagelijks worstel om mijzelf ‘frisch’ te houden in de omstandigheden die mij nu al vijf jaar pesten, vanaf de ziekte van mijn vader af; ik krijg soms een soort zelfbewondering, een tòch tevreden gevoel over mijn eigen vitaliteit, als ik constateer dat ik toch niet volkomen gekoejeneerd ben, toch geen volkomen os geworden ben. Mijn moeder is prachtig opgeknapt, en ik hoop dat ze voor een paar jaar heeft bijgeteekend, al beteekent dit feitelijk idem zooveel slijtage meer aan mijn innerlijke mensch. Ik zou verdomd niet weten te zeggen wat ik eigenlijk ben: een zwakkeling, of iemand met te veel ‘geweten’. Wschl. een mengsel van allebei. Ik wensch je niet toe dat je in dgl. omstandigheden komt. Niets is zoo fnuikend, zoo meedoogenloos bindend, als ‘de familie’. Van Eibergen sta je los - ook al omdat je ouders elkaar hebben en je niet het eenige kind bent - maar met een vrouw, die niet de vrouw is, in zekeren zin, is het grapje eigenlijk precies over te beginnen. Die Jezus, waar jij niet aan gelooft, wist precies wat hij zei, toen hij aan het einde van weet-ik-welke-speech, misschien wel de Bergrede, niet verveeld wenschte te worden door zijn ‘moeder en broeders’; dit stuk is minstens zoo sympathiek en menschelijk overtuigend als het rossen van de sjacheraars uit den Tempel; neen, méér. Ik zou een roman moeten schrijven zooals ik dezen brief schrijf, vanuit een even groote zekerheid en volheid. Misschien bereik ik dat stadium nog wel eens. Heb je goed gelezen bij Houwink? Had hij het niet over ‘witte maden’? Dat lijkt mij zooveel logischer. Maar ik zou ze nog niet cadeau willen hebben, hoe heilzaam ook van uitwerking. Men moest zoo'n kalf toch Een Roman in twee Werelden zenden van de groote Corelli, in leer gebonden, voor Paschen bijv. Stols is erg onder den indruk van de desilluzie, veroorzaakt door het blauwtje dat hij liep bij Marsman en jou tegelijkertijd; maar hij geeft jullie gelijk. Hij voelt zelf verdomd goed dat jullie die 1000 pop schoon in het handje voortreffelijk kunnen gebruiken, ziedaar het geheim van zijn menschelijkheid in dezen! De heer Zeilstra (na den heer Van der Waals) schijnt nog een aanslag op mij te willen doen, to monopolize... Hartelijke groeten van je Eddy Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 26 maart 1931 R'dam, 26 Maart '31 Beste Eddy De brief, die je me j.l. Zaterdag hebt geschreven, was in den volsten zin een vriendenbrief, die me geweldig opgekalefaterd heeft. In omstandigheden, zooals die, waarin ik nu verkeer, is ieder woord van ‘verwant advies’ een bron van weldadigheid, juist omdat ieder woord van het z.g. ‘welmeenend advies’ een gruwel en een ergernis is, omdat het de zaak altijd precies voorbijschiet. Maar het typische van zoo’n tijdperk als dit is, dat de beslissing over het kernfeit een gok blijft. Ik weet het niet. Ik weet het absoluut niet, wat ik eigenlijk ga doen. Gerda was nu een week hier, en ik weet minder dan de vorige week. Op één dag varieerde mijn geestelijke temperatuur tusschen nul – en … neen, niet kookpunt, dat is te veel gezegd, maar toch, ik houd van haar. De hoofdzaak, of liever het hoofdprobleem, is echter, dat zij van mij houdt, en daarvoor veel zal kunnen verdragen, dat zij van den eerste de besten minnaar zou afwijzen. Dat maakt voor mij alles veel gecompliceerder, ook, omdat er geen enkele indice voor mij is naar een bepaalden kant. De ‘bête, rijke, dikke illusie’ is er niet, god beware me, maar er is ook geen aanleiding, om direct tot liquidatie over te gaan, waar de andere partij zooveel heeft opgeofferd voor de ‘zaak’. Alleen een uitgesproken afkeer zou mij een besluit in negatieve richting kunnen ingeven. Dus, bij gebrek aan levensernst en tevergeefs pogende, afstand te nemen, staak ik mijn vruchteloos verzet tegen de onbegrijpelijkheid van het leven. Zonderling eigenlijk, dat het eenige, wat mij in dezen duidelijk is, een soort verantwoordelijkheidsgevoel is, waarvan de oorsprong mij volkomen raadselachtig blijft. Dat zal in dit huwelijk nu wel opgelost worden. Eén ding is zeker: van mijn werk zal deze vrouw mij niet afhouden, ze is niet sentimenteel, hoewel gevoelig, en ziet goed in, dat ik een rarigheid naar dien kant heb. Ik fantaseer onderwijl druk aan een nieuw boek, waarvan het thema Barois-achtig is, denk ik: een man van ± 40 jaar, die ‘richting’ seniliteit krijgt, een ‘lijn’ in het leven gaat ontdekken, zich daartegen niet meer kan verzetten, en nu door een avontuur nog eenmaal totaal overhoop gesmeten wordt, juist als hij zijn richting meent gevonden te hebben. Eerste hoofdstuk: bezoek bij een tachtigjarige, die zich ingebeeld heeft, honderdvijftig te willen worden. Laatste hoofdstuk: groote huwelijksinzegening in kerk, met preek, orgelgebruisch, sluier en jacquet: de gevonden richting, een krakende caricatuur. Zooiets moet het misschien worden. Maar de idee van de richting is hoofdzaak. Ik zal je nu werkelijk heel gauw Coster etc. zenden. Socialistische letteren bezit ik bijna niet, ik zal nog eens zoeken. Ik zal er ook een Hegeliaansch artikel over het Carnaval bijvoegen (motto: hij heeft de klok hooren luiden, maar weet niet waar Bolland's klepel hangt), benevens een niet onvermakelijk entrefilet van een vrijzinnig predikant over hetzelfde ‘armoedige’ boek, waarmee je je zult amuseeren. Dit heer krijgt van mij een speciaal presentexemplaar van Afscheid van Domineesland. Hampton Court is verkocht, voor duizend gulden vooruit en 20% verder. Een uiterst ‘voorname’ firma, die Nijgh; geluidloos en discreet gepresenteerd honorarium, bijna als geschenk opgediend. Is al weer bijna op. Verder publiceert de mahatelooze de drie eerste hoofdstukken in De Stem; het ethische afscheid van Eline vormt dus het bemoedigend slot, waarmee de richting der 20e eeuw wordt aangegeven. Zoo, nu weet je weer het één en ander, of liever, je weet nog niets, net zoo min als ik. Wij kunnen, geloof ik, niet meer leven, we moeten ons maar zoo’n beetje laten waaien. In een oogenblik heeft het leven ons zoo overdonderd, dat er geen lieve vader en moederen meer aan helpt. Zoo ben ik nu al dermate in prachtige consequenties betrokken (meubels, huwelijksvoorwaarden en weet ik veel) – dat een eventueele breuk minstens 20 menschen zou raken. (geschenkgevers, notarissen, etc, etc., zelfs timmerlieden!) Groote God, wat een soort menschen is het toch, dat dit au sérieux kan nemen! Ik ben zoo ver heen, dat ik alleen maar lachen kan om de gelukwenschen, die me bereiken. Geluk! Ik ben in een paar weken een paar jaar ouder geworden, het is geen overdrijving. Kom in ieder geval gauw weer eens hier. Er zal veel te bepraten zijn. Bouws is een patente vriend in deze dagen. Ik heb nu eigenlijk pas volkomen gevoeld, hoezeer bij hem gebrek aan oorspronkelijkheid vergoed wordt door intuïtieve juiste kijk op allerlei dingen. Een hartelijke hand van je Menno Het beste met je griep! Vier deze uit! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [27 maart 1931] Beste Menno, Zooals je me de ‘zaak’ opnieuw voorlegt, geloof ik met jou dat er niets op zit dan probeeren. Ingesloten het mooie stukje retour. Alleraardigst, inderdaad. Ik schrijf je maar enkele regelen, voor dit keer, omdat ik me nog verre van goed voel. Gisteren ging het, maar vanaf gisteravond weer veel minder. Vooral de keelpijn hindert me ontzettend; ik moet een zuur gezicht trekken iedere keer als ik slik. Zend nu gauw die boeken. Ook St. Just aan Marsman. Dagdag. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 28 maart 1931 R'dam, 28.III.'31 Beste Eddy Vandaag verzond ik diverse drukwerken aan je adres. Ook St. Just en je roman zijn naar Marsman. Ik heb het met Gerda vandaag doorgehakt. Het kan niet. Later meer, ik kan de consequenties nog niet overzien. hart. gr. van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [30 maart 1931] Brussel, Maandag. Beste Menno, Dank voor het pak, dat hiermee alweer teruggaat. De griepmicroben zijn in mijn oogen gekropen, wat mij een beetje hindert, maar ik heb alles toch alweer doorgekeken. Het artikel van Houwink is prachtig, vooral dat tot scherven slaan van je metalen geslotenheid - zoo maar, ineens, men kijkt ervan op! - op zijn gratis lulpraatje. Het diepgaande stuk van het flensje heb ik niet kunnen lezen, dat is voor de dorpskroeg en de laatste getrouwen van Bolland, daar kan een fatsoenlijk mensch niet bij. Coster is inderdaad veel gematigder tegenwoordig in zijn schrijverij, hij doet het niet meer zoo ‘at the top of his voice’, maar Bloem heeft gelijk: de voornaamste reden waarom men hem niet lezen kan, is dat het van de eerste pagina tot de laatste een fluim is, onherstelbaar. Het stukje over Slau heb ik overgenomen; met hulp van Bouws zullen we probeeren die enkele technische foutjes te herstellen, die tenslotte onnoodig zijn. Las je ook Jef Last in D.G.W.? Van jouw nieuwe geste hoorde ik gisteren al van Bouws. Ik wacht nu maar af. Onmogelijk om er nog iets van te zeggen, al leef ik geheel mee met het drama of de farce (wat het worden mag), voor zoover mijn griep het mij veroorlooft. Houd me op de hoogte. Van naar Holland gaan, zal vooreerst wel niets komen. Maar als je huwelijk niet doorgaat, kom jij dan weer eens hier. In ieder geval: houd je taai voor de komende beroerdigheid; een ferme hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [5 april 1931] Brussel. Beste Menno, Het is vandaag - hoor ik - Paschen. Ik zend jou en Truida mijn welgemeende wenschen; met het leedgevoel er geen doos prâlines bij te kunnen doen. Ik verwacht verder nieuwe berichten, maar houd mij onzijdig, omdat mij voorkomt dat je met de nabije vrienden al genoeg te bepraten, te analyseeren en te verantwoorden hebt. Bouws rapporteerde mij o.a. het groote telephonische gesprek met Berlijn en mentioneerde zelfs een ‘zeer energiek optreden’ van Elizabeth de Roos! (die ik met geen mogelijkheid ‘Bep’ kan noemen). Ingesloten een staartje van de scheldpartij. Daartusschen een lummelige beweging van de heeren om niet meer dan één zin uit mijn antwoord te plaatsen. Ze kunnen me nu verder doodvallen. Ik ben gisteren voor het eerst een beetje uitgegaan. Laat - als je weer op adem komt - wat van je hooren. Een ferme hand van je E 5 April, vandaag. Wàt gebeurt er over 4 dagen??? Zeg Bouws en Truida dat ik ze binnenkort behoorlijk hoop te schrijven. Vraag Bouws mij nog te antwoorden op àlle kwesties betreffende Schuim en Asch; in volgorde. Voor dingen die hij signaleeren wil, houd ik mij aanbevolen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 6 april 1931 R'dam, 6 April '31 B.E. Je hebt in lang niets van me gehoord, maar het is dan ook allerberoerdst. Gerda, sedert eenige dagen naar Berlijn terug, heeft blijkens telegram van gisteren vergif ingenomen en is er ernstig aan toe. Ik ben nu op weg naar Berlijn, waar ik ook niets kan doen; maar in godsnaam. Welke beschaafde duivel schiep toch deze aarde? een hart. hand je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 9 april 1931 R'dam, 9 April '31 Beste Eddy Na een paar momenten voor heete Strindbergsche vuren te hebben gestaan, ben ik weer terug, en deze zaak is voor mij definitief ‘erledigt’. Ik zal je alles uitvoerig vertellen; maar het was vrij walgelijk, de heele hysterische opzet, om mij, via een half bewust, half onbewust geënscèneerde vergiftigingspoging met veronal nog in het huwelijksbootje te loodsen. Nog nooit heb ik de vrouw zoo poedelnaakt gezien, in haar vijandschap, die n.b. tot het uiterste met den naam ‘liefde’ wordt bestempeld, het is niet om over te schrijven. Ik kan je verzekeren, dat ik gedurende de 12 uur sporens naar Berlijn ‘geknepen’ heb; maar in plaats van een doode of half doode vond ik een welbewapende colonne, gereed om mij tot iedere prijs te overweldigen. Hetgeen inmiddels niet gelukt is. Toch heeft het mij bevrijd, deze reis naar Berlijn; er is geen schijn van twijfel overgebleven, of dit huwelijk zou een hel geworden zijn. Ik las onderweg, ondanks alles geboeid, Jenseits von Gut und Böse van Nietzsche, dat ik nog niet kende. Er zijn bladzijden in, die zoo meesterlijk geschreven zijn, dat ieder woord precies goed is! En dat, voor ons, terwijl het boek van 1885 dateert! Nietzsche is hier toch wel de absoluut ideale combinatie van denker en dichter. Ik weet er niets tegenover te stellen. Zelfs kan deze man het zich veroorloven, over de ‘duitsche ziel’ te divageeren! Wie kan dat, zonder oppervlakkig en rhetorisch te worden! Ook vergat ik nog altijd, je te schrijven over Bringolf. Die huwelijksgeschiedenis heeft me alle continuïteit ontnomen. Ik las het eerste stuk (tot de wereldoorlog) zonder onderbreken uit. Het is inderdaad een zoo menschelijk, zoo burgerlijk avonturier, dat Cendrars er naar kan fluiten! Die heimelijke genegenheid voor de Zwitsersche heimat, en voor het verloren ‘fatsoen’: het is verduiveld aardig. Bij de oorlog wordt het plotseling gewone gevechtslyriek; ik kon toen met moeite verder komen en ben ergens in Servië blijven steken. Vandaag heb ik, voor het eerst sedert weken, weer getikt, voor mijn pure pleizier, een stukje over Anthonie Donker, dat hierbij gaat. Ik wil het aan de Bladen sturen. Het zal me in dat geval wel weer een vijand erbij bezorgen; hoewel Anthonie bijna niet tot vijand te maken schijnt. Toen ik hem laatst sprak, vroeg hij zich af, of hij met jou ‘gebrouilleerd’ was of niet. Ik zei, dat ik het niet wist. - Stuur je me het stukje omgaand terug, met je oordeel? Our dear Bows steekt hedennacht naar Londen over, om de perikelen van het vrouwelijk geslacht weer eens te beproeven. Ik heb eenig vermoeden, dat ook voor hem een kleine huwelijks invitatie wacht. We zullen zien! Je komt binnenkort naar Holland, vertelde Bouws me, om bruine Ina te verschepen? Dan reken ik op je komst en op je verblijf hier! Ben je heelemaal van de griep hersteld? Een hartelijke hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [10 april 1931] Brussel, Vrijdag. Beste Menno, Na je kort bericht heb ik, zooals Truida je al verteld zal hebben, aan haar geschreven om details. Ik verwachtte dat je gisteren, in den val gelokt en wel, naast de nog halfvergiftigde bruid zou zijn terechtgesteld – ik bedoel: in den echt vereenigd. Goddank is dit niet het geval! (Truida schrijft me dat je terug bent.) Mag ik je één raad geven, de eenige die ik je gaf, meen ik, tot dusver? Wàt je ook gezegd mag hebben of gedaan, in Berlijn, schrijf die goede menschen dit: dat je absoluut ziek bent van de heele affaire en dat je, vóór je er nog met één woord op terugkomt, een maand met rust wenscht te worden gelaten. Dat is in zaken als deze verreweg het voornaamste. En als ze opnieuw schrijven, antwoord je gewoonweg niet. Over een maand heeft alles zich vanzelf, en op de rustigste manier, gewijzigd. Dan valt er ook beter over te praten. Aan trouwen hoef je nu zeker niet meer te dènken. Het is vreeselijk, zielig, alles wat je wilt, voor dat meisje, maar tegenover menschen die met zùlke kaarten spelen hoef jij geen oogenblik verder partij te geven. Fais le mort. En geloof me dat dààr geen dooden zullen vallen; alle gaskranen en vergiftdoozen blijven wel dicht. Schrijf me. Een ferme hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [10 april 1931] Brussel, Vrijdagavond. Beste Menno, Vanmorgen schreef ik je een blaadje, dat ik in een brief sloot aan Truida. Daarnet, thuiskomende, vind ik je ‘voorloopige verslag’; mijn raad van vanmorgen was dus overbodig. Des te beter – maar laat je nu ook niet verder vervelen; de beroerde rol heb je nu tòch. In den brief dien ik aan Truida schreef toen jij naar Berlijn was, sprak ik de vrees uit dat je den 9en gevankelijk naar het altaar zou worden geleid; ik heb mij dus in mijn diagnose niet vergist, maar wel, God zij dank, in mijn vrees. Ik kan mij levendig voorstellen dat je er nu ruim genoeg van hebt – al blijft alles natuurlijk heel erg voor dat meisje. In Minna de Wanghel, een onbekende novelle van Stendhal, laat hij een Duitsch meisje, overigens heel sympathiek, een anoniemen brief schrijven uit liefde; de man van wien zij houdt, en die van haar houdt, maakt het daarna ineens af. Die man is een Franschman en begrijpt deze voor een Duitsche kleine fout niet, schijnt Stendhal te willen zeggen. Ik zou Nietzsche verdomd graag eens compleet willen lezen, maar een behoorlijke Nederl. vertaling bestaat niet, en Duitsch lezen ontneemt me alle genoegen. - Accoord over Bringolf. Het 3e deel ben ik nog door kunnen komen, dank zij een soort vreemdelingenlegioen-accent, maar het 4e is heelemaal belabberd: Bringolf, als ex-krijgsheld, bezig zich een plaats te heroveren in de burgermaatschappij; de man van het kaftje, in één woord! Het aardigste vond ik misschien toch wel het ‘mondaine’ deel, de schneidige man op jacht naar een rijk huwelijk. En Zuid-Amerika is ook nog heel goed. Je stuk tegen Anthonie vind ik natuurlijk uitstekend. Maar je krijgt hem hierdoor niet als ‘vijand’ - op geen stukken na niet! (Ik ben niet met hem gebrouilleerd, ik vind het daarvoor eig. toch weer een veel te goede kerel; maar in eenig contact met hem heb ik absoluut geen ‘hoop’.) Je bezorgdheid over zijn geestelijke corpulentie heeft ook iets administratiefs, zou iemand kunnen zeggen, maar dat geeft niet; wat men duidelijk voelt, is dat die bezorgdheid niet zóó groot is, en meer aanleiding dan drijfveer tot dit stuk. Ik ga met spanning uitkijken naar het materiaal dat zich gaat opeenhoopen voor een derde bundel in de serie van Stols (die nogal aardig ontvangen wordt, hoorde ik vanmiddag). Die 3e bundel moet nòg beter zijn weer dan M. tegen M. Our dear Bows is een beste vent, maar zijn zielsproblemen in het Vrouwelijke hebben voor mij altijd iets komisch, of liever iets onafs, veroorzaakt door zijn superieure Lebemanns-ernst aan den eenen kant en zijn werkelijk onnoozelen kijk aan den anderen. Hij is een vrouwenkenner die slag op slag zal derailleeren op japonnen en z.g. ‘stijl’. In de literatuur overgebracht eig. iemand die zijn dagelijksch brood maakt van de romans van E. Phillips Oppenheim, omdat men daarin het groote leven van Monte Carlo zoo goed beschreven vindt. Die Ruth… (wier portret mij al zoo skeptisch stemt) en zijn kijk op Darja… Kèn jij die onvolprezen Ruth eigenlijk al? Maar zijn luiheid op sexueel gebied zal hem vele malen redden, dat is één troost; so let’s hope the best for England! Draai af met Berlijn; en het beste voor jezelf, wat betreft de reactie! (Over komst in Holland schrijf ik nader, niets is nog zeker.) Je Eddy Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [23 april 1931] Brussel, Donderdag. Beste Menno, Ik kom 29 April met een trein die om half 8 in Rotterdam komt, volgens Bouws. De boot gaat den 30en pas; hoogstwschl. blijf ik dien dag ook nog in Rotterdam. Is dat goed? Je hoeft mij niet af te halen, tenzij Bouws de ‘wagen’ heeft; anders kom ik wel per taxi bij je, na aflevering van Ina in dat hotel schuin tegenover our dear. Ik zag gisteravond, tusschen andere ‘kunstfilmen’, de Romance Sentimentale van je-weet-wel. Overheerlijk! vooral die juffrouw die op het eind met verzaligde tanden in de bloemen zong. En al die delicate, wondermooie herfstphoto's, precies als de artistieke opnamen tegenwoordig in The Studio, The Sphere en The Sketch, minus het rhythme dan altijd en de geluiden. O, die wind, en dan opeens, als onmerkbare overgang, zoo'n rimpeling in het water! En die vrouw, die eerst in het donker zingt, in een Rilke-atmosfeer; en God weet, als je goed kijkt, is het evenwicht misschien ook rigoureus goed, d.w.z. precies 2 X zooveel donkere photo's als lichte, wat de juiste verhouding is tusschen Dood en Hoop... Ik weet zelfs niet of niet de stem van die juffrouw (die overigens een verdomd vervelend smoel had, maar dat doet er voor de Kunst absoluut niet toe) in het begin donker was, en aan den wind buiten aangepast, en aan het einde licht, als de vlucht van de vogeltjes, die ze ziet (op)vliegen. Enfin, een per-fect kunst-werk. Ik heb me dan ook weer serieus verveeld; behalve toen het mensch aan de ramen stond en ik éven hoop had dat er iets ging gebeuren. Ik ben bepaald geen kunstenaar; - maar ik amuseer me liever, d.w.z. word liever 2 uur lang op een aangename manier door een ‘slechte talkie’ beziggehouden, dan, lettend op schikking, photokunst en rhythme, op kunstzinnige wijze zóó verveeld. De graad van zelfverneukerij niet alleen, maar van trots op het ‘kunnen onderscheiden’ die blijbaar noodig is voor het genieten van deze subtiele meesterwerken, zal ik wel nooit bereiken. Ik vind het een flauwe kul, die te vergelijken is met de ‘rozen van het donker bloed’ van Martin Leopold, alleen het moment, het stadium is anders. Maar het wezen is even aesthetisch-kakkineus. Het is jammer dat ik geen nr. meer kan hebben in jullie filmreeks. Ik zou verdomd graag een stuk of 20 ‘kunstfilms’ bespreken, tot opluchting misschien van de leden van de Filmliga, die nog niet heelemaal vertheoretiseerd zijn. Die arme Bouws is hopeloos verloren. Het genot alleen van precies te kunnen zeggen: die film is heelemaal goed, die half, die 1/8e, die - o jasses! daar deugt nièts van! (precies zooals het normale type leeraar M.O. zegt: France, eersterangs-auteur, Duhamel ook prachtig, Gide, wel goed, maar te vaag, en Dekobra - hu! hu!) voor dàt genot zal hij de grootste verrottenis als nectar slikken, mits voor de ‘elite’ als kunst opgediend. Het onderscheiden is voor hem het hoogste genot, en wat mij soms amuseert, maar soms ook ergert, is dat hij zich ongeveer verbeeldt dat mijn antipathie voortkomt uit het feit van niet te kunnen onderscheiden. En wat mij werkelijk nijdig kan maken - om de pretentieuze stompzinnigheid ervan en verder niets - is die soort film-eer, of filmkenners-eer, die niet meer gedoogt dat men ‘slechte’ films ziet, dan wanneer die tegenover het Liga-protocol althans op één manier verantwoord zijn. (Ik lees wèl detective-romans, maar nièt La Dame aux Camélias!) De heele houding is bezopen, snobistisch-idioot. Het wordt voor een behoorlijk mensch tijd om tegen die Liga-wijsheden te militeeren. Wanneer doe jij het? Ik bij de eerste gelegenheid die zich aanbiedt (mits het niet te veel van mijn tijd vergt). Dit moest me nog even van het hart, na het gesprek van Zondag en na mijn tocht van gisteravond naar die Romance, waar ik werkelijk in vol vertrouwen ben heengegaan. Enfin, ik ben er uitgekomen met een ‘matelooze’ hoogachting voor onpretentieuze maar amusante flauwekul als Le Roi des Resquilleurs! Tot ziens. Hartelijke groeten van je E Laat Bouws gerust deze ontboezemingen lezen. Hij weet dan meteen dat, als er in R'dam met mij naar de bioscoop wordt gegaan, dat het dan bepaald naar een voor hem woest-‘slechte’ film moet zijn. Die Brand in de Opera was geloof ik, nog voor 10% kunst (omdat het Duitsch was; als het een ‘Fransche talkie’ was geweest, had er maar 1% van gedeugd). Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 24 april 1931 R'dam, 24 April '31 Beste Eddy Met zeer veel genoegen las ik je hartstochtelijke afwijzing van Romance Sentimentale; en, geloof me, niet met dat hooghartig, welingelicht pleizier van den ‘filmkenner’, die ‘het toch wel weet’! Ik ben het au fond geheel met je eens; ik besef nu ook wel, dat de reden, waarom ik vroeger zooveel drukte over de filmaesthetiek gemaakt heb, in wezen niets anders was dan een polemische drift tegen een bepaalde vorm van maatschappelijke botheid (het bioscoopbedrijf),... ook al begreep ik dat zelf niet, ook al meende ik, belang te stellen in de filmische poësie pure. Het is symptomatisch, dat ik, nu jan-en-alleman over montage en cineasten praat, hoe langer hoe meer de pest krijg aan de film ‘als kunstuiting’; over montage praten had voor mij alleen zin, toen ik niet begreep, hoe de menschelijke geest met de rare machine van de gebr. Lumière ‘kunst’ zou kunnen maken. Vandaar natuurlijk mijn eenzijdig aesthetiseeren. Natuurlijk maakt het voor mij geen enkel verschil, of het over filmische of poëtische epigonen gaat! Een epigoon is een epigoon, een zatladder-aan-bedwelming-die-voor-anderen-verheldering-was. Ik had het onaangename gevoel, dat ik me laatst, in Brussel, geneerde voor Bouws, toen hij zoo ‘welingelicht’ deed, omdat ik wist, dat hij mij als medeplichtige van die ‘welingelichtheid’ beschouwde, figuurlijk over zijn bril naar mij keek. Je kunt je dat wel voorstellen, denk ik. Het is dezelfde gêne, die mij altijd bevangt, als ik voor den specialen filmdeskundige word aangezien, terwijl de heele filmgeschiedenis voor mij geen andere beteekenis heeft dan die van een doorgangshuis. ‘Een vent’, daarom gaat het overal en altijd. De Eisenstein van Romance Sentimentale is heelemaal geen vent; trouwens, hij schijnt aan de heele film alleen zijn naam gegeven te hebben; de Eisenstein van Generallinie is een enorme vent, iemand uit het geslacht van Lenin en Trotsky, mijn persoonlijke vijand, zou ik bijna zeggen, maar toch een kerel, geen Anthonie Donker b.v. Er was een tijd, toen onderscheiden ook voor mij het hoogste genot scheen; ik beschouw die tijd als een vagevuur, en beklaag degenen, die daarin altijd blijven branden, met heldere en diepe vlam. Nu vind ik partijkiezen, voor ‘le bon genre’, het eenige waardevolle, en de filmaesthetiek (die nu trouwens geen partijkiezen meer eischt!) kan me gestolen worden, mitsgaders de lieden, die overal ‘filmische details’ speuren. Er blijft dan ook maar één verschil tusschen ons over, op dit terrein: n.l., dat ik uit den onderscheidingstijd nog een zeker filmepicurisme heb overgehouden, zooals een dichter toch altijd een ‘kleine bekoring’ blijft voelen voor een regel van M. Leopold, ook al verwerpt hij zijn werk als bocht. Voor mij zijn de, absoluut gesproken, waardelooze sensaties van Romance Sentimentale altijd nog een aangename streeling der zintuigen (afgezien dan van de werkelijk afschuwelijke juffrouw), te vergelijken met lekker eten en een strijkje. Ik heb in die sensaties nog altijd zooveel pleizier, dat een film van jouw genus mij alleen pakt, als de technische qualiteiten draaglijk zijn. Misschien is dit de vloek van een aesthetisch verleden. Ook zal een vent-filmkunstenaar toch doorgaans zijn aesthetiek moeten kennen, om zijn ventschap te kunnen waarmaken aan de stof; hoewel b.v. een vent als Erich von Stroheim een zeer matig ‘cineast’ is, dat is waar. De bekoringen van Romance Sentimentale zijn door Elisabeth de Roos in de Bladen aardig beschreven. Ik voel die bekoring, zonder gekheid, ook, al doe ik er verre van een moord voor. Ook hier een quaestie van huid, denk ik! Maar in geen geval een quaestie van levensbeteekenis! Ik ken maar een paar films, die me absoluut geraakt hebben als het werk van een vent: b.v. Wedding March van Stroheim, Generallinie van Eisenstein. De abstracte film b.v. apprecieer ik als een menuet van Mozart, zonder eenige volstrektheid, maar toch woedend op citoyens, die dat gevoel voor zichtbare muziek niet wenschen te erkennen. Het is, als we de zaak scherp stellen, zoo: dat de kunst altijd een kant van zoete vergiftiging heeft, waarvan ieder iets, naar mate van de ontwikkeling van een zintuig, ervaart en waarop de aestheten zich blind staren, maar ook een kant van anti-zintuigelijke negativiteit (een visioen op de waarheid, die altijd voor het gros der menschen onaangenaam is). Alleen bij belangrijke kunstenaars wordt die laatste kant hoofdzaak; zij gebruiken de zintuigen alleen nog om de zintuigen op hun stupiditeit te wijzen. De meerderheid van de schrijvers verliest zich al voor den dertigjarigen leeftijd in het vergiftigde l'art pour l'art en meent zich daarmee een vrijbrief te hebben gegeven, om zich verder van alle bespiegeling over het wezen van hun geschrijf te kunnen onthouden. Voor dezulken is dan de aesthetiek een heilig kookboek geworden, terwijl zij gelooven, dat de kok het hoogste wezen in de schepping is. Bij Bouws past deze wijze van filmbeschouwing overigens heel goed; zij is immers epicuristisch. Maar als wij hem duidelijk maken, dat deze manier de goede niet is, neemt hij onze manier ook op in zijn epicurisme! Zooals ik je ook zei: ik waardeer Bouws geenszins om zijn originaliteit, die hij niet bezit; ik waardeer hem om de oprechtheid van zijn epicurisme, die het hem mogelijk maakt, onze trillingen te registreeren, zonder zich veel geweld aan te doen. Ik voorspel je, de wijziging in zijn filmbeschouwing is een quaestie van tijd. Schrijf maar eens een flink artikel! Mondeling duidelijker. Ik heb in de school te veel gekletst, maar was toch niet in staat, om lang te zwijgen. Tot 29 April dus! 's Avonds 1/2 8? Je kunt voor onbeperkte duur logeeren! Truida verzoekt zeer hart. groeten. hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [26 april 1931] Gistoux, Zondag. Beste Menno, Dank voor je alleraardigst schrijven, dat ik gisteren nog in Brussel kreeg. Een goed uur later rolde ik met moeder, zoon en dokter (ja, met een k) naar deze oorden. Een erg lange reis vanwege het voorzichtige rijden, maar alles is wondergoed gegaan. De patiënte is hier in handen van den ouden dorpsdokter Ferrière - een type; door mij ‘vereeuwigd’ in het sonnet O, Lieflik Dorp - afgeleverd. Het is hier heerlijk rustig; een zacht melancholiek regentje vanmiddag en tegen den avond opeens een heeleboel zon: een Romance-Sentimentale overgang, voorwaar! Ik ga mij hier een maand opsluiten, na terugkeer uit Holland, en hoop het beste; denk weinig te lezen en veel wandelingen te maken. Maar eerst zien we elkaar nog; den 29en, half 8, natuurlijk 's avonds. Den 30en blijf ik dan ook nog; den 1en ga ik naar Den Haag, den 2en hierheen terug. De rest mondeling. Met hartelijke groeten, ook aan Truida, je E Benieuwd of Slau met mij meekomt, wschl. wel niet. Maar je kan nooit weten, vooral niet met hem... Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [3 mei 1931] Gistoux, 3 Mei 's avonds Beste Menno, Gelijk hiermee zend ik jou en Truida ieder een ex. Voor kl. Parochie, waarvan ik hier een pakje vond. Misschien vind je het aardig de verschillen te bekijken; let dan vooral op de voetnoten. Rhum las ik in den trein uit [of liever voor een deel in den trein en de rest in Brussel]; ik zal je er binnen eenige dagen de bespreking van zenden. Het heeft meer van een financieel proces met bijbehoorend geknoei dan van rhum, het avontuur van Guyana blijft wel erg in de nevelen (van het onweten van Cendrars). Galmot was òf een veel braver kerel, òf 10 × gecompliceerder, en meer avonturier, dan dàt. Waarom Cendrars hem telkens zoo bète met Don Quichotte vergelijkt, begrijp ik heelemaal niet. Het geheel is inderdaad weinig inspireerend. Schrijf mij gauw eens hierheen; ik voel mij alweer ruimschoots overstroomd door het zoete gekabbel van een ‘levenloos’ bestaan. Ik ga mij vanaf morgen er toe zetten te wandelen en in de ‘natuur’ een griezelig belang te stellen! Tot nader. Een hand van je E. Zeg Bouws dat ik hem geen parochie-ex. zend omdat ik weet dat hij er toch een ontvangt op koninklijk pannekoek. En de uitgever is gierig geweest met zijn auteurs-exx. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, 5 mei 1931 Gistoux, 5 Mei '31. Beste Menno, Ik ben je nog een aanvulling schuldig op mijn briefje van eergisteravond. Ik vergat n.l. je te zeggen dat die aanhaling van Voltaire in de Larousse niet voorkomt. Dat rose gedeelte bevat alleen Grieksche en Latijnsche - enfin, nòg klassieker-citaten. Hier kan ik het nergens meer nakijken. Ingesloten 4 portretjes van Bringolf. Het 1e is verreweg het aardigste, dat heb ik in het groot uit jouw Duitsche uitgave gehaald; het 2e lijkt me erg bijgewerkt, het 3e heelemaal getruqueerd, het 4e daarentegen is weer echt en kondigt al den mijnheer aan dien jij op den omslag van je boek hebt zitten. Verder zend ik je per gelijke post het ex. Cinema Militans dat ik je beloofde. Je moet toch één ex. hebben; aanvaard dit, door mij ‘gearrangeerd’. Als je later nog eens een ex. te pakken kunt krijgen, geef je me dàt. - Dan een stuk uit de mémoires van Harry Domela, alles wat aardig is, volgens mij (het begin was erg banaal). Lezen en daarna weggooien als je er niet op gesteld bent, het ex. ziet er treurig uit. Maar het hfdst. van de Saxo-Borussen zal je erg boeien, en het volgende ook. Toch wel een grappige kerel, die Domela. - Tenslotte nog een boekje van Bordewijk, met interessante gegevens over Jack the Ripper. (De rest is veel minder.) Zal je ook wel even boeien. Misschien ook wel iets om op school voor te lezen. Ik houd er mee op, deze pen is onverdragelijk. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 6 mei 1931 R'dam, 6 Mei 1931 Beste Eddy Hartelijk dank voor je beide pakjes en brieven! Voor kleine Parochie ziet er beter uit dan Kort Geding, vind ik, door de letter, en door den inhoud. (dit laatste ziet men ook op het eerste gezicht). Ik las Marsman nog eens over; er staan uitstekende dingen in, maar mij hindert toch altijd dat zich - bruusk - retireeren achter het dichterschap, überhaupt de ‘ik vermoed’-toon, die geen ander fond heeft dan dichterlijke zelfoverschatting. Weshalve dan ook mijn anti-aesthetische aesthetica weer flink gevorderd is. Toch is Marsman een vent, een dichter in den goeden zin van het woord; hij kan soms losse dingen verbazend goed zeggen, werkelijk ‘onthullend’, zooals het in der heeren taal heet. Cinema Militans ziet er in dit costuum veel mooier uit dan vroeger. Maar ik kan het toch niet zonder een zekere afschuw lezen; tant de bruit pour un cinéaste! Maar ik ben blij, dat ik het weer bezit; zoodra de jongens van De Gemeenschap weer een ex. loslaten, stuur ik je een nieuw terug. - Meneer Domela lijkt me prachtig, een reuzeprol, die het voordeel heeft, zijn oogen goed open te kunnen zetten. Vanmiddag zond ik je De Stem van Mei, waarin veel wetenswaardigs staat, dat je zal boeien. Primo Coster's uitdaging aan jouw adres, dat je aanleiding moet geven, een grondig essay over zijn grondeloosheid te schrijven. Maar dan nu ook werkelijk afdoende, fundamenteel! Ik zou het zelfs zoo snijdend en zakelijk mogelijk doen, op de kern van de zaak af. Hij geeft zich overigens nogal erg bloot, met die verbeten armeluis-mop over het ‘kasteel’ (had ik het zelf maar, stinkt er uit). Het is toch een mieserig mannetje, en zoo uiterst kwetsbaar bovendien. - Verder staan er weer nieuwe documenten voor Anthonie's aderverkalking in dit nummer, zelfs een zeer duidelijke sneer aan mijn adres (radio!). Enfin, hij krijgt zijn pil in de Vrije Bladen te slikken, zij het dan ook zonder diarrhee. Jef Last is mij gedeeltelijk meegevallen. Als alle onklare auteurs wordt hij tegen het eind, waar zijn eigenlijke onklaarheid pas komt, durft komen kijken, slecht en banaal, m.a.w. positief, bejahend. Maar b.v. Lachgas is m.i. werkelijk, op zichzelf beschouwd, verdienstelijk, goed geschreven, ook goed van mentaliteit. Anna en Mary vind ik om te huilen van weeïgheid en beroerdigheid; daar mag blijkbaar de echte Last, na ‘flink’ gedaan te hebben, vol sentimenteel ‘gas’ geven! ‘De bedwelmende geur van haar haren!’ Zoowaar, het staat er, in een portiekje! Misschien loop ik er nog warm op, als ik een uitgangspunt kan vinden ten minste. Verder verloopen de dagen ook hier kabbelend. Benieuwd, wat je over Cendrars zult zeggen. Ik kon maar geen verhouding tot dat boek vinden. De Stem krijg ik bij gelegenheid wel eens van je terug; het is een nummer, om te conserveeren en op te zetten. Hart. groeten en hand van je Menno Denk er aan, nogmaals, het stuk tegen Coster moet nu slachtend zijn!! Een aanklacht, een positiebepaling, alles! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, 8 mei 1931 Gistoux, 8 Mei 1931 Beste Menno, Hierbij een stukje over Cendrars-Galmot; ik hoop dat ik het niet te lang heb gemaakt. Dank ook voor De Stem; maar Coster zelf had het mij reeds, via D.G.W., toegestuurd. Ook de rest heb ik met eenige belangstelling doorgekeken; in het bizonder ook de door jou gesignaleerde stukjes van Anthonie. De goede man had moeten weten, als welingelicht serieus waardigheidsbekleeder der Hollandsche kunstkritiek, dat het procédé van Van Moerkerken in Oranje-Balth. Gerards, klakkeloos uit Tharaud, La Tragédie de Ravaillac is overgenomen, wat 3 × verfoeilijk is: 1o. als gebrek aan oorspronkelijkheid, 2o. als extra-lulligheid, gegeven zelfs de gelijkheid van onderwerp (deze Gerards moet hier werkelijk uit Ravaillac geboren zijn!) 3o. omdat, àls men iemand navolgt, het toch niet de broertjes Tharaud moet zijn! - Verder is die edele ‘richtlijn’, die nu voor de radio werd ‘uitgestippeld’, inderdaad geheel in Anthonie's eigen lijn verantwoord. Hij wordt redacteur van de hééle Stem en lid van de Mij van Letterkunde - bestuurslid, bedoel ik. Wat Coster aangaat, je méént het toch niet, dat ik op die uitdaging van een ‘essay’ te gaan schrijven (bedenk bovendien wat hij daarmee bedoelt) zou ingaan? Als je alles wat ik over deze kloothark in de Cahiers bijeengeschreven heb bij elkaar zet, krijg je bovendien al een ‘essay’ dat meer dan essayerig genoeg voor mij is, dat ik als volkomen ‘geslaagd’ en afdoend beschouw! Ik begrijp dat je nu eens een uitgebreide studie van mij over hem zou willen lezen, maar dat kàn ik niet, om de doodeenvoudige reden dat ik den man zijn ‘proza’ daarvoor eig. van a tot z zou moeten lezen; en dàt, beste Menno, wil je mij toch niet aandoen? - Als jij het nu eenmaal kent, neem het dan bij gelegenheid nog eens door en schrijf jij het ‘essay’. Ik heb je al gezegd dat daar eigenlijk een pracht van een onderwerp voor jou is - dat meteen ook je eigen standpunt prachtig zou kunnen vertolken, een stuk te schrijven over Coster, met zijn volledig proza, aan den eenen kant, en mij, met de cahiers van een lezer, of desnoods ook alles wat ik bijeenschreef, aan den anderen. Noem het dan: ‘Zwaar en Licht, of de twee Tegenpolen van onze hedendaagsche letterkunde’. En geef dan ook al mijn gebreken, en zoo mogelijk Coster's deugden aan! Doe jij dat! do it now! Hierbij intusschen een brief dien ik aan den kwibus in kwestie schreef (gisteren verzonden). Plaatst hij hem niet, waar 100% kans op is, dan komt het wel in mijn ‘lijfblad’. Greshoff vond het stuk van Coster voor zijn doen erg goed. Ik kan er niets aan doen, ik vind het weer de taal van een eunuch. De Stem gaat gelijk hiermee terug, met een artikel van Trotsky over Malraux, en antwoord van den laatste. Dit stuk kan je ook houden als je wilt. - Wat je over Marianne zegt, is zoo goed en mij zoo ‘uit het hart gegrepen’, dat ik lust heb het in mijn cahiers op te nemen, als je dat goed vindt. Maar misschien schrijf je er nog over? Ik werk sinds gisteren weer wat aan mijn cahiers: ordening van mijn ‘revolutie’-indrukken. Overigens alles even doodkalm. Tot nader, je E. P.S. - Je kunt in dat stuk over Cendrars doen wat je wilt: schrappen, veranderen, zelfs het onderteekenen, als je het overtypt. (Anthonie kènt mijn schriftuur!) P.P.S. - Het stuk over Cendrars volgt in een andere enveloppe, anders maken ze deze weg, omdat ze zoo geldzwaar aanvoelt. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [9 mei 1931] Gistoux, Zaterdagavond. Beste Menno, Attentie, wat volgt is ernstig! Allerlei dingen hebben mij te denken gegeven, en dit denken heeft den vorm aangenomen, langzaam en natuurlijkerwijs, van een ‘krijgsplan’. Uitgangspunt: jouw idee dat ik inderdaad een essay over Coster zou schrijven. Ik werk op het oogenblik weer aan mijn cahiers, ik heb verder met groote moeite dat stuk over Galmot geschreven, en alles zegt mij dat ik er eig. genoeg van heb. Ik heb nog een hoop belangstelling voor allerlei literaire aangelegenheden, maar geen lust meer tot opschrijven. (Aan één kant een goed teeken.) Ik merk trouwens ook dat ik mij herhaal, nog iets dat niet missen kan. Mijn 3e deel cahiers is nu zoowat af. Ik wou er nog 2, hoogstens 3 hfdst. aan toevoegen: het stuk over Kort Geding dat ik Marsman beloofde, en een stuk over Hampton Court. Dan dat stuk als voorrede voor je Démasqué, - want dit deel verschijnt pas volgend jaar. Of misschien dat er niet bij; ofschoon het een prachtig slotstuk zou kunnen zijn! Ik heb dan voorloopig met ‘den vijand’ afgerekend. Maar jij niet. Jij hebt als het ware een nieuwe reeks ingezet met je stuk tegen Donker; jij zou over een jaar bijv. een nieuwe bundel klaar kunnen hebben, die jouw 3e zou zijn. Zet je anti-domineeslijn voort, niet zooals in het onbewuste afscheid, maar bewust nu. Mooi; nu het verschil tusschen ons. Wij gaan duidelijk in één richting, na schuinsch optrekkend tot elkaar gekomen te zijn, maar het ‘essay’-incident heeft mij weer het verschil bevestigd: jij bent een essayist, misschien de eenige werkelijke essayist van onze generatie; ik ben het niet. Ik zou misschien wel essays kunnen schrijven; maar je zegt zelf: mijn cahier-aanteekeningen zijn het best. Wat zich bij jou natuurlijk tot een essay ordent, blijft bij mij een spontane reactie, en als ik aan het ordenen ga, wordt het moeizaam en 2e handsch. - Dit verschillend karakter tusschen ons is juist heel goed; jij bent de geschoolde denker, ik de man met de natuurlijke slimheid, jij bent de tacticus, cum laude van de militaire academie, ik ben de guerillero. Jij zult Coster, als je wilt, belegeren, beschieten, uithongeren, tot overgave dwingen en dan desnoods fusilleeren; ik kan hem alleen op zijn lijf vallen in een hollen weg en met messtooten afmaken. Maar Coster is niet jouw vijand, althans niet je bizondere vijand. Wat de vijand is voor ons (en het is waar, Coster speelt daar een rol bijna van nationale instelling of monument) is de Nederlandsche dikdoenerigheid. In dit begrip ligt opgesloten: ‘domheid’ en ‘systeem’. Wat jij het ‘goede soort’ noemt, is hieraan tegenovergesteld; wat jij eischt, en ik ook, is de voor zichzelf sprekende persoonlijkheid. Wat zij vragen is: de waardigheid, het systeem, het ambt, de taak. Wanneer wij werkelijk den strijd willen voortzetten tegen dit ‘beroerde soort’, in Holland nog wel, dan zijn wij op elkaar - en nog een paar meer of minder eensdenkenden - aangewezen, terwijl de ‘vijand’ zich tot in het eindelooze varieert. Je hebt met de jong-katholieken afgerekend; we hebben daarna de poëzie-aestheten aangerand; je zou nu de z.g. revolutionairen (de systematische alweer) wat kunnen bekijken, en verder de vele soefi-orden, die van Coster in top. Enz., enz., keus te over; als je zoover bent, heb je maar voor het graaien - denk maar eens aan het Alie Smeding-soort. En Roel Houwink c.s.! Als militant nu gesproken, hebben wij samen tot dusver 5 projectielen klaar. Mijn 1e (Voor kl. Parochie) is wschl. moorddadiger dan jouw 1e (Domineesland), waarin je op het laatste moment eerst je dynamiet of gas hebt gedaan. Jouw 2e daarentegen (Man tegen man) is minstens even moorddadig als mijn 2e (Vriend of Vijand). Daarop komt mijn 3e (Tegenonderzoek). Wij kennen dit alles nu sedert lang, maar denk aan de velen die het voor de eerste keer bijeen zien; aan de jongeren vooral. Ik bedoel nu: zij die ± 20 jaar zijn, 10 jaar jonger dus dan wij. Ik ben er zéker van dat het meer uitwerking heeft dan wij over het algemeen aannemen; de Costerlijke toon mindert trouwens duidelijk in het essayistisch proza (dit is prachtig na te gaan bij Marsman; Anat. Les tegenover Kort Geding). Nu jouw 3e projectiel, waarvan ik het grootste heil verwacht. Daarin zou je kunnen opnemen, als openings-essay, Het Démasqué dat je nu schrijft - en dat in de aparte uitgave dan uitverkocht moet zijn tegen dien tijd, wat natuurlijk best kan als je de eerste druk stelt op bijv. 150 exx. Daarop volgt Donker en de rest. Ik zou je aanraden ook de radiolezing tegen Alie Smeding in dit verband op te nemen, voorafgegaan door een korte, verklarende noot. (Die pràchtig kan zijn.) Het zou werkelijk stom zijn - en een beetje esthetisch - als je het niet opnam; het karakter van ‘populaire lezing’ geef je even aan, je kunt dat zelfs op een manier doen die je volle minachting uitdrukt - en het dan ook even hebben over die slotenmakerij. Dat zijn al 3 goede stukken; en de rest gaat snel, zooals je zelf zegt. Een beschouwing naar aanl. van Marianne zou bijv. heel goed zijn; maar dan moèt er ook bij een stuk over Coster en mij. Het ‘goede soort’ geldt niet zoozeer de boeken, immers, maar de kerels; als je Anthonie aanvalt, is het niets anders dan een waarschuwing: dat je hem weldra niet meer zult kunnen rekenen tot het (zelfs vrij) goede soort. Geef nu aan wat Coster is. Hoe minder agressief je bent, hoe beter. Maar hem sparen in de waardebepaling die jij juist moet maken, zou sentimenteel en stupide zijn. Behandel hem met alle deferentie, maar geef aan waar hij thuishoort. (Bij de Potgieters, niet bij de Busken Huets - en dan flatteer je hem nog!) De beteekenis van Coster, gedurende een heel tijdperk, is te danken - behalve aan het typisch-Nederlandsche ethisch-utilitaire karakter, dat door hem als het ware belichaamd werd, tegen het nuttelooze l'art pour l'art - aan het feit dat hij geen enkele essayist van beteekenis tegenover zich had; Coenen was net voorbij, en Van Eyck, zijn eenige serieuze rivaal, was nòg vervelender (ofschoon veel geleerder) dan hij. De twee mannen, die hem hadden moeten verdringen, omdat zij op dat moment de oudsten waren onder de ‘jongeren’, n.l. Van den Bergh en Van Wessem, konden hem niet aan. Dùs kon hij zich welwillend naar de jongeren overbuigen en zijn reputatie vernieuwen toen hij de hunne ‘maakte’. Dùs werd hij jaren lang beschouwd als de oudere vriend en weldoener. Vandaar ook (tot nu toe) het soort ‘trouw’ dat Marsman aan hem verbindt, en jouzelf, en Slauerhoff een tijdlang, en eigenlijk alle jongeren behalve mij. Maar als je de serie Standpunten en Getuigenissen even bekijkt, met het oog van den literatuurhistoricus, dan zie je toch duidelijk, in stijl en gebaar, iets anti-Costerlijks, iets wat tegen dat zwaar-artistiek gepreek bijna lijnrecht ingaat. Het zou uitstekend zijn als jij dit alles in je 3e bundel nu aangaf. Jij bent de man om het te doen; en als je het doet, - gegeven de Nederl. eerbied voor het degelijke en weloverwogene, - dan is ook jouw 3e projectiel verreweg het moorddadigste van de 6. Dan hebben de 5 vorige alleen maar wat muren neergesmeten, maar ontploft dit 6e werkelijk onder de raadstafel van de heeren. - Wat vind je ervan? Schrijf mij omgaand dat je mijn opstokerij in rijp beraad hebt genomen en... wat je er dan verder van denkt. - Deze brief is mij een opluchting geweest; het is net of ik klaarder ben gaan zien in sommige verhoudingen. Met hartelijke groeten, steeds je Ed. P.S. - Zijn onze 6 projectielen geworpen, dan zwijgen we beiden een heelen tijd en schrijven òf ‘creatief’ werk (uitsluitend), of dingetjes voor onszelf, of af en toe een los - heel los - artikel, of niets, zooals het uitkomt. Dit vooruitzicht hoort nog bij het voorgaande! (Dan komt Greshoff wschl. en doet op zijn manier als militant voortreffelijk werk: d.w.z. hij vulgariseert de heele boel dan in De Groene, op een niet al te onpartijdige wijs...) Ik snak nu opeens naar je Démasqué! Schiet het op? P.P.S. - Wil je Truida zeggen dat ik haar morgen schrijven zal? Voetnoot: Let op het sluitzegel alsjeblieft! En dat heb ik hier, in Gistoux gevonden! Er stond nog: ‘Christ avant tout’ onder, maar dat heb ik er afgeknipt. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, [14 mei 1931] R'dam, Hemelvaartsdag! 1931 Beste Eddy Ik was werkelijk zeer geabsorbeerd in mijn antiaesthetica, en schreef daarom nog niet terug; je laatste brief met ‘opzweepingen’ heb ik echter bepaald genoten! Het Démasqué schiet flink op, maar de stof is overstelpend; en ik wil de zaak nu van a tot z overzien. Verder moest ik Dinsdag mee met een ‘schoolreisje’ naar de Betuwe! Je antwoord aan Coster heeft natuurlijk mijn volle sympathie; maar voor Coster zelf zal het de maat wel doen overloopen, omdat hij weer geen argumenten krijgt. M.i. zal hij het stuk niet plaatsen, op grond van het begeleidend schrijven met het woord ‘beroerd’ erin. Maar ik kan me wel begrijpen, dat je er voor past, het door mij gevraagde essay te schrijven. Toch zou ik het graag gelezen hebben, eerlijk gezegd. Dat je geen essay kunt schrijven, is niet waar; je kunt geen vervelend essay schrijven. Overigens: je strategische brief is mij uit het hart gegrepen. Ik zie wel aankomen, dat ik, eens, Coster moet aantasten. Maar het moment zal er pas zijn, als hij een onvergeeflijke ethische stommiteit begaat; dan zal ik wel de vereischte lust voelen, die me op dit oogenblik ontbreekt. Sentimenteele overwegingen zullen dan ook niet ter zake doen. Alleen verlies ik mijn papierbron; maar dat is te verhelpen. Je schildering van het literair slagveld is uitstekend; het is inderdaad een minderwaardigheidsroem, die van Coster. Dank voor de critiek op Cendrars; het is inderdaad moeizaam en ongeïnspireerd geschreven, des te dankbaarder ben ik je. Voor het Bulletin altijd nog te goed. Ik schrijf gauw weer wat meer, voel me momenteel weer ietwat gedrukt door het stomme werk op school, dat me belet, volle kracht aan het Démasqué te geven. Een hart. hand van je Menno N.B. - Ik stuur je zoo gauw mogelijk Démasqué, voor de ‘Voorrede’! N.B. - De Hemelvaartsdag heeft mij gedemoraliseerd. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [14 of 15 mei 1931] Beste Menno, Hierbij een verzoek om een bijdrage voor een juveniel Couperus-nr. Als je er niet al te veel moeite mee hebt, zend dan iets. Ik ga ook probeeren iets ineen te flansen, dat niet al te gek is. Als het oudere heeren waren geweest, gaf ik zeker niets, maar dit jeugdig enthousiasme voor Couperus verdient wel een kleine belooning. En als we er maar even voor gaan zitten, komt er wel wat ‘behoorlijks’, dunkt me. Twee blzn. zijn wel genoeg. Ik krijg nog over allerlei dingen antwoord, dus schluss. Je E Het stuk over C. hoeft geen artikel te zijn: desnoods een boutade, een stuk dialoog, een poëem, een poëem-in-proza, een fragment van een brief. Ik vind zulke ondernemingen op zichzelf ook altijd verdomd vervelend, maar in dit geval wil ik er toch wel iets voor doen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 24 mei 1931 Eibergen, 24 mei 1931. Beste Eddy Bouws zal je hebben verteld, dat ik de laatste dagen voor Pinksteren zuchtte onder het schoolmeestersambt, en dat ik daarom alle correspondentie liet liggen. Ik heb me nu in Eibergen een beetje hersteld; het weer was hier prachtig, en ik kon zelfs weer iets doen aan het Démasqué der Schoonheid. Het is pestilent, als een stuk onder je vingers uitgroeit, en als je er niet constant even aan doorwerken kunt, omdat er dictees en diergelijke flauwe kul na te kijken is. Je ziet dan de vellen liggen, half verleidelijk, en je voelt je te beroerd om iets anders te doen dan te rooken of naar de film te gaan. Ik hoop, dat ik er nu in een week een einde aan kan maken. Het wordt inderdaad veel grooter dan ik kon vermoeden; het zijn nu 18 dichtgetypte pagina's, dus gemiddeld 34 pagina's druks, en er komt nog een portie bij. Het geheel wordt een soort essayistische recapitulatie van Hampton Court, merk ik, met eenige praeludiën op een volgend boek erin verwerkt. Enfin, ik denk, dat je het nu, wind en weder dienende, gauw zult hebben voor je voorrede. - Anthonie heeft mij bericht, dat mijn stuk tegen hem ‘hem nergens meer raakt’, nu ik het gepubliceerd heb tegen zijn zin; want hij had mij toch nadrukkelijk meegedeeld, dat hij geen administrateur wilde worden! Ik heb hem nu nog even op pooten geantwoord, wat ik van zijn Haagsche-Post-principes denk; maar ook dat zal hem wel ‘nergens meer raken’. Zoo gaat het nu eenmaal met die humanisten. Het stuk tegen Coster, dat je mij ‘opgedragen’ hebt, zal, als ik het schrijf, verdomd scherp worden. Maar ook hij zal nergens geraakt worden. Die lieden hebben geen grein lenigheid en humor tegenover eigen psyche meer over, geloof ik! Ik hoop Coster ook in dit Démasqué nog even te kunnen verneuken, zoo langs de neus, dat heeft hij immers zoo graag. - Je hoorde, dat Kramers het protest van den ‘zakenman’ weigerde? Alles goed en wel, maar dan behoort hij ook zulke pornografie als die van Alie Smeding niet op te nemen! Overigens laat dat mij werkelijk geheel siberisch; hè ja, ook mij ‘raakt’ iets ‘nergens’! Ik stuurde je Afscheid v. Domineesland toe. Als ik het boekje zoo bekijk en doorlees, moet ik zeggen, dat het me als geheel minder voorkomt dan het volgende deel. Eigenlijk wordt het alleen goed gemaakt (als geheel) door die inleiding. Maar zoo'n stuk als Het Schoone Masker is toch au fond onleesbaar, een echt proefstuk vol onheldere plekken en moeizame definities; Adwaita is nog te ‘refereerend’, Ondergang van die groote stukken eigenlijk het best, hoewel ook gebrekkig. Het best geschreven vind ik zelf De Wegen, een oud lievelingsstukje van me. - Is Afscheid al in den handel, of wacht het nog op Man tegen Man? Ik las hier Twee Meisjes en Ik. Het eerste deel vind ik niet slecht, maar het tweede begon me geweldig te vervelen. Lijkt het jou ook niet aannemelijk, dat, als we dezen roman als auto-confessie mogen beschouwen, de ‘ik’ mevr. Nijhoff representeert en Ann Pom? Zoo stel ik me tenminste deze ‘Umwertung’ ongeveer voor. Het boek is voor mij het model van een tot het uiterste verfijnde onverfijnde damesroman, veel intelligenter dan Ina Boudier-Bakker, maar toch eigenlijk van dezelfde origine. En het tweede deel zit slecht in elkaar, heeft massa's overbodige stukken en mist alle climax, het is tegen het eind afgeraffeld. Neen, dan is een bad in Nietzsche heerlijk, na afloop. Hoe was het met de Pinksterdagen op Gistoux? Schrijf gauw eens. hart. gr. van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [1 juni 1931] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Even een paar regels om je te bedanken: in de eerste plaats voor de hartelijke en vleiende opdracht. Ik voel mij wezenloos-beroerd, al deze dagen, het nuttelooze van alles: vriendschap, landelijke rust, gesprekken over literatuur. Het voortdurend gevoel dat je jezelf niet toebehoort, is verlammend soms; ik word er niet meer opstandig van, maar apathisch. Kortom, ik heb weer een neurasthenische inzinking. Misschien is het après tout wel de schuld van het weer, ofschoon ik veel van warmte houd, geloof ik. Ik antwoord nu kort op je brief. Maar neen, eerst dank voor het stuk over Couperus dat je zond. En ik heb niets kunnen schrijven! Ik heb het geprobeerd, het leek wel snert. Ik voel mij tot niets behoorlijks in staat, en mijn 2 laatste stukjes (over Lenin en Vera F.) zijn weinig aanmoedigend. (Over Galmot niet te vergeten!) De heele literatuur kan me op het oogenblik gestolen worden; ik ben in een stemming voor rotromannetjes in den tuin. Je wordt tòch oud, en gaat tòch dood... Ik blijf natuurlijk wel benieuwd naar je anti-aesthetica! Misschien dat jouw energie me troost. - Domineesland las ik nog niet over; binnenkort alles tegelijk, als Man tegen Man er is. Het boek van mevrouw Nijhoff vond ik cosmopolitische snert; antipathiek van a tot z, en waar het er mee door kan, is het au fond nòg niks. En die beste ‘Pom’ (die, behalve dat hij een klein literair ijdeltuitje is, nog allerlei andere idiote bluff-kantjes heeft), vindt het zoowat een meesterwerk, een voorbeeld voor ons allen! Ik heb hem een avond in Brussel meegemaakt, de heer ‘Pom’; hij barstte van nijd over Slauerhoff. Hij is ‘charmant’, maar voor de rest kan het loeder me gestolen worden. Ik schrijf dit op, na rijp beraad. Baad je verder in Nietzsche en vergeef me deze slappe grommerigheid. Ik voel mij ook rijp, voor de prullemand. Met een hartelijke poot toch, je E. P.S. - De geest van ‘Pom’. Als antwoord op de uitnoodiging om een stuk over Couperus te schrijven, zond hij deze limerick (uit Marseille - haha!): ‘Waarde heer Frederik Batten, Ik zou een Louis willen jatten, Om hier aan zee, In een huur-coupé, Rustig een slaapje te vatten.’ De jonge Batten, die pathetisch is, maar niet idioot, vond het niet erg geestig. Ik ook niet. Maar het is zwaar van het cosmopolitisme van Mevrouw, komt mij voor. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 2 juni 1931 Rotterdam, 2 Juni 1931 Beste Eddy De stemming van je brief is mij volkomen begrijpelijk, aanvaardbaar, uit het hart gegrepen. Ik schrijf dit Démasqué tusschen aanhoudende inzinkingen van dergelijke constructie door. Het eenige, wat mij op de been houdt, om te schrijven, is de voortdurende botsing met de rest van het menschdom, de infame paedagogen, de luie idioten, de zatte kwallen, waarmee mijn vak me dagelijks dwingt om te gaan. Telkens als ik weer bij de pakken ben neergezegen, moet ik weer naar die school; en de ontmoetingen daar dwingen me telkens weer tot protest, zoozeer, dat ik aan het Démasqué maar geen einde kan maken. De stof is overstelpend en brengt telkens andere aspecten. Ik werk er soms dagen niet aan, en dan plotseling weer met verschrikkelijke vaart. ‘Le bon genre’, dat ons intens interesseert, is, geloof ik, alleen het werk, dat uit protest geschreven wordt, in strijd met de verlamming, op welk gebied ook. Ik voel tenminste alleen de kracht tot schrijven nog in het protest, in het verdomme-zeggen tegen de rest, in het herhaaldelijk betoogen, dat geen van hun imbeciele normen de absolute waarde heeft, die zij daaraan wenschen toe te kennen. Maar ik wacht als het ware ook op het oogenblik, dat ik het protest ook niet meer als belangrijk zal kunnen voelen; dan zal er bij mij ook wel een crisis komen van je welste. Enfin, misschien blijft het protesteeren de moeite waard. Het kan je misschien ietwat opmonteren, als ik je zeg, dat ik Coster en jou in het Démasqué tegenover elkaar stel (andere tegenstellingen: Nietzsche - Wagner, Multatuli - Perk, Gide - Maritain, Shakespeare - Vondel, Adwaita - Leopold, Stendhal - Flaubert, Mencken - Irving Babbit; je ziet wel, aan welke kant ‘le bon genre’ gevonden wordt!). Ik hoop nu eindelijk het slot te naderen, dan zend ik het manuscript linea recta naar je toe; maar ik moest dezer dagen eindexamen afnemen, kon weer niets doen. Mijn nieuwe roman (geheeten: Jan en zijn kleine Zeemeermin of zooiets), begint me nu langzamerhand ook duidelijker voor den geest te staan; ik zal de hoofdfiguur leeraar maken, die een jongen in zijn klas bijna vermoordt. Ik kan je zeggen, dat het idee, om mezelf zoo bloot te geven in mijn beroep mij eerst beangst heeft; maar het dringt zich zoo op, het krijgt in die vorm langzamerhand zin voor me. Ik loop dus kans, na verschijnen van dat boek ontslagen te worden als ‘bederver van de jeugd’, of minstens een martelaar te kunnen gaan uithangen, gelijk Alie Smeding. Op mijn nogal pootigen brief aan Anthonie Donker kreeg ik een ‘beleefd doch koel’ antwoord (‘Je rare brief met een half dozijn misverstanden’). Hij verzoekt mij thans te berichten, of ik zijn Fausten en Faunen als Haagsche Post-critiek veroordeel. (Ik had hem n.l. geschreven, dat ik hem een H.P. criticus vond). Wat nu? Ik heb dat boek als geheel niet gelezen en heb ook geen lust het te lezen. Och wat, hij kan doodvallen. Lees bijgaand stukje vooral, dat Marsman mij zond! hoe vind je de kop van zoo'n blad: Oog en Oor? Je oordeel over Nijhoff is ook het mijne; alleen jij durft het duidelijker formuleeren. Zijn limerick over Couperus vind ik beneden alles, niet alleen als rijm, maar vooral als geste; de beroemde auteur verwaardigt zich aan schooljongens een prulletje te sturen! (De ‘hommage aan Couperus’ schijnt daarbij totaal vergeten te zijn!). Het is toch niet de bedoeling, dat deze geestigheid gedrukt wordt? Zulke schunnige snert kan hij eventueel in De Gids laten drukken. Twee Meisjes en Ik staat me niet zoo tegen als jou. Zooals ik je schreef, het eerste deel is bepaald niet slecht, niet onzuiver; het kan me weliswaar niet veel schelen, maar het staat toch op een zeker peil. De rest is inderdaad vrijwel soep, en precieuze soep, bovendien met taalfouten (‘zij schudde de hand met hem’, vergeef me deze taalzuivering). Alles bij elkaar: ‘le mauvais genre’, maar deels niet onwaarachtig, deels onwaarschijnlijk vervelend. Dat Pom het als model voor de jongere letterkunde wil pousseeren, komt me op zijn minst overbodig voor. De neiging van die aestheten, om voorbeelden te stellen, is toch wel verdacht voor hun eigen potenties. Gisteren was mr Henrik Scholte hier. Ik had hem in maanden niet meer gezien. Het type van de op het aesthetische punt stilgezette aestheet, die nu verder werkt aan de volmaking van de branche; bij hem speciaal de litteraire journalistiek. Overigens in zijn soort een geschikte vent, zonder de allures van Pom; een zakenman met zakengeest in de letterkunde, die dat zelf ook wel ziet, maar er vrede mee heeft. Onderhandelt met ministers en redacteuren, is gelukkig gehuwd, schrijft feuilletons over Chopin en George Sand in de N.R.Ct. Maar tenminste geen zwendelaar zooals de man van de losgezongen woorden. Ik heb een verneukeratief hoofdstukje aan Jan Engelman en zijn cantilene voor Vera Janacopoulus gewijd in het Démasqué, onder het motto: Jan Engelman zong een liedekijn Al die dat hoorde wou bij hem zijn. Speciaal naar aanleiding van zijn Ambrosiamuziekje, dat ik heel aardig vind, maar geen zwaar probleem, zooals Vic v. Vriesland. Wat vind je van lessen in Charleston? Ik moet het voor de Avro bespreken, maar heb het nog niet gelezen. Men is bezig, de Vrije Bladen te reformeeren. Ik zou het liefst afzijdig blijven, maar als ik in de redactie moet, doe ik het alleen onder beding, dat jij ook meedoet. Als redacteur, wel te verstaan. Ik zou een jaar willen ageeren, tegen De Stem en de rest. Denk er eens over, als je niet te ‘rijp’ bent. Want ik kan het werkelijk alleen doen in gezelschap van iemand, die een redacteurschap met dezelfde waardetheorie qualificeert. Tracht in het protest de activiteit te hervinden! Ik spits me overigens zeer op een week vacantie in Gistoux. een hartelijke hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [4 juni 1931] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, Ik ga morgen naar Brussel terug, daarom snel eenige kantteekeningen. Wat je zegt van het protest als laatste drijfveer is misschien juist, ofschoon: misschien komt er na de crisis toch wel weer iets ‘anders’. We zouden dat moeten afwachten. Ik hoop het. In je tegenstellingen, stel ik twee wijzigingen voor: n.l. Gide - Claudel (Maritain is geen tegenhanger voor Gide!) en Multatuli - Potgieter (inpl. van den veel te zwakken, den onvolgroeiden en au fond toch zeer sympathieken Perk). Bovendien is, voor wat je bewijzen wilt, zoowel de keuze van Claudel als van Potgieter zuiverder. De rest uitstekend, vooral Adwaita - Leopold (waarom zeg je niet: Dèr Mouw? ik heb eig. het land aan dat theosophisch-klinkende pseudoniem). Ten zooveelsten male: van Anthonie was niets anders te verwachten. Laat hem stikken zonder je verder boos te maken, zooals ik het deed. Het is immers tòch zoo'n edele, goede vent. Nijhoff stelt hem zelfs ver boven Slauerhoff! Ingesloten je afstraffing terug, en een andere aardigheid die Marsman mij zond. Ik wist niet dat die heeren zóó vereend mij hadden ‘terecht gewezen’. Men zou daarop met één phrase moeten kunnen antwoorden. ‘De h. du Perron wijst de hh. Vlamingen van het soort Moens hièrop, dat àl hun terechtwijzingen in laatste instantie alleen terecht komen in zijn billegat’. Maar wààr plaats je zooiets? Zend me het fraais terug voor het Groote Plakboek. Jammer dat ik de stukken uit Jong Dietschland en Hooger Leven niet heb. Ik vind hun Nederlandsch ook zoo aardig. Ik schreef gisteren net aan Bouws dat ik liever buiten die V.B.-reformatie zou blijven. Wat heeft men eigenlijk aan mij? ik zeg het heusch in volle ernst. Ik zal vooreerst wel niets meer schrijven. Ik heb zoo'n au fond héérlijk gevoel dat de heele rotzooi me niets meer kan verdommen. [O, moge dit gevoel blijven duren!] De 5 of 6 menschen die me in Holland interesseeren zou ik willen lezen voor mijn persoonlijk genoegen, en verder zeggen: basta. Als jij nu absoluut de conditie stelt dat ik erbij moet (wat wordt dit alles roerend!) dan ‘in Godsnaam’. Jij bent een van onze levendigste producenten, al heeft de meneer van Oog en Oor nooit een definitief werk van je gelezen. Maar ik voel mij uitgeblazen aan het eind van mijn 3e deel cahiers. Ik zal me nog 2, 3 artikelen voortslepen. En dan: oe-oe-oef..., let me die, please. Wanneer kom je met Truida een week doorbrengen in Gistoux? Hart. gr. van je E. De Lessen in Charleston vond ik werkelijk erg aardig. Jany Holst en Greshoff ook. Stukken beter dan Vera en veel dichter bij jouw boek; ook lang niet zoo droog als je verwachten zou. Sympathiek en voor Holland zeker behoorende tot ‘le bon genre’. Begin er maar gauw aan. Ik zend je 2 bundels Tijdsignalen voor je archief. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [9 juni 1931] Gistoux, Dinsdag. Beste Menno, Bouws zal je gezegd hebben dat ik weer aangename dingen hier doormaakte. Mijn duim is minder pijnlijk nu, en ook minder gezwollen, maar nog stijf. Anders had ik je ook eerder geschreven. Dank voor je essay dan. Er staan uitstekende stukken in, maar ik geloof dat je te vroeg bent uitgeschreven; n.l. je geeft heel goed aan wat ons tegenstaat, maar je moest nu probeeren vast te leggen wat ons aantrekt, wàt ‘le bon genre’ is. Dat vind ik hier niet genoeg in, en dat was, uit essayistisch oogpunt vooral, de moeite waard. Voeg er dus nog 2 of 3 hfdstn. aan toe; lees bv. Donker's gewauwel (dat van den bezonken, soliden, Hollandschen literator) over Marsman en mij (in de N.R.C.), ga vandaaruit weer schrijven. Ik ben er zeker van dat, als je het stuk nog wat aanhoudt, je vanzelf er nog van alles aan toevoegt. Het moet ook worden de apologie van de z.g eenzijdigheid. Vgl. de idiote conclusie van Donker: ‘eenzijdig, dus schraal van leven’. Verklaar hem (ik bedoel: de zijnen) dat hùn algemeenheid juist verdomd oppervlakkig en schraal is. Ik stuur je het stuk hierbij terug. Als de V.Bl. ‘hervorming’ doorgaat, moet dit stuk in de eerste nummers, als een soort manifest. Ik schrijf mijn inleiding dan bij de uitgave in boekvorm, later - en misschien ook reeds in het tijdschrift, maar dan in een volgend artikel, als ‘reactie’. Ik heb nu nog steeds geen zier lust tot artikelen schrijven, nauwelijks tot brieven beantwoorden. Ik merk dat ik allerlei menschen eig. net zoo goed niet beantwoorden kan (Otten, die mij een briefkaart schreef, Kramers, etc.) Wat is de ‘levende literatuur’ toch ontmoedigend! Ik had 2 jaar geleden in de hervorming van de V.Bl. moeten vallen, toen ik vol vuur was. Ik geloof dat de vrucht bij mij nu rijp is - om met jou te spreken - en afvalt, of althans op het punt staat af te vallen. Dat gezwam van zoo'n Donker treft me als een onvermijdelijk kwaad. Als hij ook al werd als wij, zou ik mij ontevreden voelen; zulke ouwehoeren, die vooruit al gelijk hebben, moeten er immers zijn! dat zij zich daarvoor niet schamen is hun zaak. Zij streven naar waarden, die voor ons geen waarden zijn: de waardigheid, in de eerste plaats, het welslagen, de publieke consideratie, enz. - Als nu iemand komt, die zegt dat zijn leven het buiten deze kapstokken wil stellen, zelfs als hij schrijft, kijken ze verwonderd; maar hoezeer terecht! Wat Coster en Donker willen, wat de rechtvaardiging moet zijn van hun bestaan, is voor ons snert; maar geef nu aan waarom wij gelijk hebben, en je bent de kraan der (onwaardige) essayisten. Later, mondeling meer. Misschien schrijf je je stuk nog geheel anders, d.w.z. breid je het aanmerkelijk uit, als we er in details over hebben gesproken (niet zoozeer over het stuk, als over het gegeven). Maar kom daarvoor hier, dat is veel beter. Zooiets moet, vind ik, door gesprekken ernaast, levend gehouden worden; een bepaalde volgorde is niet absoluut noodig, men kan nog van alles zeggen, zonder aan de reeds bestaande hfdstn. afbreuk te doen. Je definitie van: door het aesthetisme heen gaan, inpl. van daarvan terug te keeren, is zéér juist; uitstekend vind ik ook het stuk over Vondel. En zoo meer; - maar je essay is te negatief; ik zou ook onze z.g. negatiefheid positiever verdedigd willen zien, en ik heb heusch het gevoel dat je alleen maar te vroeg bent opgehouden. Leg het stuk weg en neem het later (als je bv. hier bent in Juli) weer op je schrijfmachine. Geef het in ieder geval nu nog niet uit; maar in de V.Bl., zoodra wij de nieuwe redactie vormen. Overigens gaat alles hier weer als vroeger. Ik blijf nog een week of tien dagen, zeg dus ook aan Truida dat ze mij hierheen schrijft. - Ik doe niets dan feuilletons lezen van Couperus: soms alleraardigst, maar goeie hemel, wat is daar toch ook een lullekoek bij! Vooral als je een heele serie doorneemt, als ik nu, wordt het soms wel erg bedroevend. Schrijf me gauw weer eens. Een hand van je E. Je moet absoluut kennis maken met Paul Méral, die wel de aardigste spreker is, die ik hier in België in mijn buurt heb. Wanneer kom je? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 10 juni 1931 R'dam 10 Juni '31 Beste Eddy Als gewoonlijk heb je weer precies de wonde plek van het essay, dat ik je stuurde, aangegeven. (Je hebt er ‘de vinger op gelegd’, zou ik gezegd hebben, als ik je beschadigde duim, waarover ik mij vermaakt heb, geen leedvermaak maar filmvermaak! niet wilde ontzien!) Ik had het mezelf niet zoo gerealiseerd, maar nu je het zegt, moet ik het volkomen toegeven: het ‘bon genre’ is er nog niet juist in gedefinieerd. Het beste bewijs voor mezelf is, dat ik een dag na het versturen van de copie, al ‘aanvullingen’ in mijn hoofd had. Ik zal je raad opvolgen en het ding eenigen tijd laten liggen; vermoedelijk zal ik er wel een paar hoofdstukken aan kunnen passen, die het recht der eenzijdigheid nog nader vastleggen. Het schoone gefluit van Donker heb ik gelezen, met ongeveer dezelfde gevoelens als jij. Hoe fraai weet toch die man zich uit te drukken en hoe schitterend danst hij tusschen de eieren der critische objecten door! Ik kon niet nalaten hem nogmaals een brief te schrijven, ook om hem zijn belachelijke ‘antwoord’ even te verwijten; het helpt weliswaar niet, maar hij mag dan toch nog wel eens iets hooren, dat hem misschien één moment onaangenaam is. Gedeeltelijk hield ik ook op met schrijven omdat ik plotseling zelf door de lengte van mijn product werd gedegouteerd; waarvoor deze heele betooging, terwijl de Donker's en Coster's (je las toch zeker dat misselijke stuk over ‘Slauerhoff, de bloedbedropene’, een klein, vuil pamfletje?) zich niet laten ontmoedigen en rustig verder ‘objectiveeren’!) Daarom kwam het einde voortijdig, met dien veel te mooien zin op het einde (die er uit gaat!) Ik zal nieuwen moed verzamelen en nieuwe thema's. Marsman kondigde aan, dat hij een studie over mij ging schrijven. Als belangrijkste datum wil hij daarbij aangeven: ‘Einde 1930. ter Braak leert du Perron kennen’. Hij heeft gelijk, ik heb een bevrijdende invloed van je persoonlijkheid ondergaan, die Marsman zeer terecht ook in mijn stijl en toon ontdekt. De losheid, het lak-hebben aan traditie en gewichtige voosheid, heb ik inderdaad van jou geleerd, al stel ik me voor, dat de bodem rijp was. Nu heet het dus: oppassen, dat ik geen epigoon van je word! Volgens Marsman is daarvan geen sprake, maar ik zelf voel te goed (b.v. door je kantteekening bij die laatste zin!) hoeveel meer losheid en vrijheid je nog op mij voor hebt. Wat Donker aanziet voor luchtig gevlinder (in Voor kleine Parochie) heb ik leeren waardeeren als van oneindig meer beteekenis, als het aardbevinkje, dat ik noodig had, om me van de wankelheid van mijn domineesbodem bewust te worden. Laat ik je dit nu eens openlijk betuigen; ik hoop, dat Marsman het in foro publico duidelijk zal laten uitkomen. Zonder du Perron, zegt Marsman terecht, had ter Braak niet over de ‘gravité’ kunnen schrijven, zooals hij het deed. - Nog even over de redactie. Wij waren Zondag bij Binnendijk (Marsman, v. Wessem en ik). Binnendijk gaat zich uit ‘de literatuur’ terugtrekken; hij gaf werkelijk allersympathiekste bewijzen van juist begrip t.o.v. zijn positie. Wij projecteerden als nieuwe redactie: Marsman, du Perron, v. Vriesland, v. Wessem, ter Braak. Stelden voorts een voorloopige lijst van medewerkers op. Ik voel momenteel voor het plan; b.v. één jaar maandelijks actief zijn, daarna voor mijn part weer onderduiken. Marsman wil ons beiden een rubriek Panopticum laten schrijven, met polemiek op de nederl. verschijnselen. Ik heb me laten opzweepen, het lokt me wel aan. Die bundels Tijdsignalen zijn nog erger dan ik dacht. Beestachtig slecht. En die biografische byzonderheden! Om uitvoerig te citeeren in het stuk over Marianne! - Lessen in Charleston is wel aardig, maar vooral sympathiek en m.i. geen specimen van ‘le bon genre’. Het is daarvoor nog te weinig partij, te schilderachtig, te verteederd voor het arme meisje Celly. Maar het smaakt lekker, vind ik, al zit het niet te best in elkaar. Ik krijg 11 Juli (Zaterdag) vacantie. Zou het je schikken, als wij dan dadelijk voor een weekje naar Gistoux kwamen? Dat komt hier goed uit. Geef anders eens een datum, die jou gelegen komt. Als je nog meer adviezen vindt voor de positieve verdediging van de eenzijdigheid, houd ik me aanbevolen! Eén van de punten, die ik nog niet aanroerde, is b.v. het onmuzikale van onze houding (of liever: anti-muzikale, de muziek laat eigenlijk geen keuze toe, is niet in staat ‘bon genre’ te worden); verder: de verhouding van de gedemaskeerde schoonheid tot de wijsheid (philosophisch bedoeld). Ja werkelijk, ik ben te vroeg opgehouden! Maar er zal nog wel wat komen! Een hartelijke hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [16 juni 1931] Brussel, Dinsdag. Beste Menno, Gisteren schreef ik Truida om je te zeggen dat we jullie komst in Gistoux voorloopig best op 11 of 12 Juli kunnen houden en dat ik je spoedig schrijven zou. Dat doe ik vandaag dan maar, ofschoon ik er mij eig. nog weinig fit toe voel en verschillende dingen liever met je bespreek, - in Gistoux bijv. Vanmorgen kreeg ik een brief van Bouws, die zeer ontevreden is omdat hij zoo geheel buiten de redactie der toekomstige V.B. werd gelaten, terwijl hij toch alles voor deze ‘reorganisatie’ deed; hij is vnl. erg teleurgesteld door Marsman. En wat ik ervan denk! Goeie God, wat moet ik ervan denken? Ik voor mij heb hem natuurlijk grààg in de redactie, zóó graag zelfs, dat hij voor mijn part direct in mijn plaats erin mag. Maar ik ben niet bij die vergaderingen geweest en weet dus absoluut niets van de physionomie af van dezelve, van het waarom van zijn niet-opname, enz. en jij, die dit alles wel weten kunt, schrijft me er niets over. Hoe moet dat nu? En Vic Vriesland - die volgens mij een uitnemend redacteur kan zijn - hoort er eig. niet bij, zooals ik Marsman schreef, schaadt eig. aan het karakter van ‘ons’ blad. Hij is er precies 7 jaar te oud voor, vind-je ook niet? Ik stem hier vóór Slauerhoff tégen Vic, ofschoon ik eig. Vic liever heb, en als redactielid 10 × zoo goed vind. Maar eigenlijk kan de heele boel me niet schelen, vooral niet wanneer er nog om de plaatsjes gekibbeld moet worden. Enfin, ik zal toch moeten schrijven aan our dear Bows. Ik las Coster over Slauerhoff. Eenvoudig walgelijk. Iedere keer als een nobele ethicus in zijn bloote kont gaat/komt te staan, zie en ruik je nu zooiets. En dan zijn er nog menschen die aan het genre gelooven! Je brief was, voor zoover hij over onze literaire verhouding ging, uiterst vleiend voor me, en ik dank je dat je me dat allemaal zoo openlijk bekent, maar het spreekt vanzelf dat ‘de bodem’ méér dan rijp was, dat jouw anti-papisme bv. al bestond voordat je één regel van mijn anti-idem gelezen had, dat jouw manier-van-schrijven, je essayisten-talent, geheel verschillend is van mijn boutades, en dat het heele epigonen-gevaar natuurlijk èn voor Marsman èn voor mij èn voor jou niets is dan een flauw grapje. Als ik in staat was het Carnaval te schrijven... maar dat ben ik niet, al word ik 80 jaar. Literair berust mijn invloed dus op 3 of 4 persoonlijker stukken van je, als dat z.g. ‘Dageraadsartikel’ Waarom ketters, dat Marsman je, geloof ik, nog steeds niet vergeeft, zoodat mijn invloed voor hem eig. een betreurenswaardige moet zijn (maar dat schrijft hij niet!) - Enfin, ik bèn gevleid, maar beschouw de heele affaire toch eigenlijk als een nieuw carnavalletje (mijn papieren neus op jouw aangezicht). Panopticum niet voor jou en mij alleen, please, maar voor de heele redactie. Wèl met initialen de afz. stukjes onderteekenen, vooral als ze fel zijn! Over de positieve verdediging van ‘le bon genre’ mondeling nog een hoop; houd het aan tot Gistoux, en neem het daarheen mee; al pratende vindt men ook, tenminste vaak. Ciao! Hartelijke groeten van steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 18 juni 1931 Rotterdam, 18 Juni '31. Beste Eddy Gisteren was ik juist weer begonnen aan het Démasqué, en vermoedelijk ga ik er wel verder mee; maar het slotaccoord zal ik in ieder geval voor Gistoux bewaren (als ik zoover mocht komen, hetgeen te betwijfelen is, omdat ik door allerlei kleinigheden van de dagelijkse pestilentie word dwarsgezeten). Eén van de pestilenties is de affaire-Vrije Bladen, waar ik je expres niet over schreef, omdat ik daarbij our dear Bows in het geding zou moeten brengen. Maar nu hij zich bij jou beklaagt, moet ik wel repliceeren; en ik moet helaas zeggen, dat die klacht van zijn kant een vermoeden bij mij bevestigt: n.l., dat Bouws momenteel aan eerzucht lijdt, de eerzucht, om redacteur te gaan spelen. De zaak is zoo gegaan. Marsman verzocht mij, Zijlstra over uitgave Vrije Bladen te polsen (mij, niet Bouws). Aangezien Bouws Zijlstra beter kent dan ik, maakte hij voor mij destijds een rendez-vous in orde, waarbij hij zelf ook aanwezig was. Van dat oogenblik af heeft Bouws het reformatieplan-Vrije Bladen op de bekende (en in vele opzichten te waardeeren) ‘zaken manier’ overgenomen, een plan uitgewerkt, Zijlstra getutoyeerd etc. etc. Hij is zelfs namens Zijlstra met van Wessem gaan praten. Ik heb dit alles, zooals je kunt begrijpen, ‘dankbaar aanvaard’, omdat ik voor zakelijke zaken weinig deug en Bouws' interesse voor de plannen voor onverdacht hield. Ik heb later, in een bijeenkomst met de tegenwoordige redactie, ook voorgesteld, Bouws tot redactie secretaris te maken, als de geëigende schakel tusschen Zijlstra en ons. Daartegen kwam van verschillende zijden bezwaar. Men vroeg: ‘Wie is eigenlijk de heer Bouws?’ Waarop ik een definitie van het begrip Bouws trachtte te geven. Wij hebben toen besloten, Zijlstra eerst te laten zeggen, wat hij zich van Bouws' positie voorstelde. Niemand dacht er verder over, hem in de redactie op te nemen; te onzinnig trouwens, waar juist Binnendijk eruit gaat, om een representatieve redactie mogelijk te maken! De lezer zou dan terecht de vraag nog eens kunnen herhalen: ‘Wie is eigenlijk de heer Bouws?’ Ik zelf heb echter zijn positie als redactie-secretaris, ev. met adviseerende stem, hevig verdedigd; voor die plaats is hij, als ‘kenner’ der letteren en zakenman, juist bij uitstek geschikt, en in die positie zal ook iedereen hem waardeeren. Tot mijn spijt meende ik nu in de laatste week uit Bouws' opmerkingen al te moeten concludeeren, dat hij een beetje gepiqueerd was, omdat niemand er aan dacht, hem in de redactie te vragen. Je brief maakt die conclusie waarschijnlijker. Als het juist is, zou ik deze ijdelheid al heel klein in hem vinden! Ik heb hem in mijn voorloopige bespreking met Zijlstra gemengd, omdat ik van hem belangstelling voor de goede zaak verwachtte, als vriend dus en geïnteresseerde bij de quaestie. Wanneer hij nu martelaarsgezichten gaat zetten, omdat hij zooveel werk voor de reformatie heeft gedaan, dan moet ik daarop antwoorden, dat ik hem niet gevraagd heb, dat werk te doen; ik heb het aanvaard, omdat ik het als blijk van belangstelling beschouwde, niet als een zich-onmisbaar-maken bij Zijlstra. Het zou er nu n.l. wel eens op neer kunnen komen, dat de redactie en Zijlstra ruzie krijgen over Bouws, waarbij de redactie aan het kortste eind zal trekken, omdat Zijlstra in alles door Bouws geleid wordt! Ik heb Bouws al gezegd, dat ik het onjuist vond, dat hij in de redactie zou zitten, omdat de redactie-secretaris behoort te staan tusschen de redactie en de uitgever. Opzettelijk schreef ik je niet over deze onaangename quaestie, omdat ik Bouws niet wil zwart maken, zonder dat hij kan repliceeren. Ik kan me ook nu nog vergissen, maar als hij werkelijk uit ijdelheid het Vrije Bladen-plan laat springen, maak ik een eind aan onze omgang. Het zou mij in veel opzichten spijten, om de redenen, die we in Brussel al eens bespraken, bovendien, omdat Bouws de eenige man is, met wien ik hier in Rotterdam nog eenige relatie in intiemeren zin heb. Ik mag hem in allerlei opzichten, maar als hij een litteraire baantjesjager blijkt, kan ik hem niet meer zien. Misschien vergis ik me wel, ik hoop het. Veel vrienden blijven er niet meer over, en ik heb buien, waarin de hopelooze eenzaamheid me bijna te machtig wordt. Alleen du Perron en Nietzsche zijn er nog (en in zekere zin, zooals ik laatst ondervond, ook nog Binnendijk, maar op een zeer bepaalde manier). Het ging me zelfs één moment aan het hart, dat de heer Donkersloot mij berichtte, niets meer met mij te maken te willen hebben (onderteekening: Donkersloot, en dat van dien goeden Nico!). Eén moment, als gevolg van een algemeen verlatenheidsgevoel. ‘Men’ neemt mij hier mijn polemiek tegen Donker zeer kwalijk; ik, die het Carnaval geschreven heb, had mij niet met zulke futiliteiten mogen bezighouden. Zelfs Bep de Roos vindt het eigenlijk beneden mijn ‘waardigheid’. Je begrijpt, mijn verlatenheidsgevoel raakt niet de vriendschap van Donker, die immers nooit bestond, maar de toekomst van algeheel persoonlijk isolement (misschien een hoopje theoretische aanhangers, geen vrienden meer). Als ik in godesnaam maar twee of drie vrienden overhoud, dan zal ik nog niet vergaan; maar anders? Bouws zinkt steeds meer weg, ik voel me voortdurend meer zijn patroon, die hem de zaken voorlegt zooals ze zijn, zonder iets terug te verwachten; dat is een bedenkelijk teeken. Maar toch, met Bouws heb ik nog zooveel contact, dat ik met hem kan omgaan (niet al te vaak elkaar zien overigens, s.v.p.!) Daarom zou ik ook graag willen, dat je hem nog niet schreef over mijn onaangename vermoedens over zijn redacteursvanitas; als die werkelijk doorslaand blijkt, is het toch afgeloopen tusschen ons. Maar je weet nu tenminste, dat hij in dezen geen enkel dankbaarheidsrecht kan laten gelden (wat overigens een bedelaarsrecht zou zijn). Ik voor mij zou het probleem zoo willen oplossen, dat vijf redacteuren het blad leiden, waarbij Bouws als secretaris met adviseerende stem (hij woont dus de vergaderingen bij) de schakel met den uitgever vormt. Ik ben, bij dit plan (dat immers niets te maken heeft met zijn vroeger eigen plan), positief tegen een redacteurschap van Bouws. Als Bouws in de redactie zou treden is er geen enkele reden, om Binnendijk, die een zeer goed redacteur was, op straat te zetten! Wat je over mijn ‘epigonisme’ schrijft, zal wel waar zijn, maar toch is je invloed belangrijker, dan je denkt, waarschijnlijk ook op Marsman, die er zich nog tegen verzet. Marsman is een levende figuur, waar nog alles van te verwachten is m.i.; iemand, die zijn eigen Vera nog niet als veritas beschouwt, is nog ver van de vanitas der aestheten! Maar hij heeft een temperament, dat hem ook ieder moment in de sputterige seniliteit zou kunnen storten, iets van Kloos en van Deyssel. Ik hoop van niet. Theoretisch zou ik ook voor Slauerhoff als redacteur zijn. Maar hij schijnt practisch werkelijk onbruikbaar. Enfin, eerst het verloop van zaken met Zijlstra afwachten. Dat tegelijk zal uitmaken, of Bouws een man is met ijdelheden (wat wij al weten, en aanvaarden kunnen), of: ijdelheden met een man (wat ik nog altijd niet geloof). We houden het in ieder geval op 11 Juli? Hartelijke groeten van je Menno Truida verzocht haar groeten hierbij te doen. Het is beslist ‘hors le genre ennuyeux’ (fransche leeraren stemmen unaniem daarvoor!) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [25 juni 1931] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, Snel eenige woorden. Gisteren kreeg ik van Marsman, in één enkel zinnetje, het bericht dat Nijgh & Van Ditmar van de Vr. Bladen afzag. Hoe dit precies in elkaar zit kan Bouws je wschl. vertellen; ik voor mij oordeel van op een afstand liever niet, en het zou mij altijd te onaangenaam zijn om een vriend, of zelfs een goed kameraad, voor literaire aangelegenheden op te geven, maar toch, als Bouws het heele zaakje alleen heeft geëntameerd om zelf een literair rolletje te spelen, dan is het wèl treurig! Schrijf mij hierover nog eens, ik ben zeer benieuwd naar jouw lezing. Die campagne tegen Van Wessem vind ik ook lummelig. Laten we niet vergeten dat literair gesproken Van W. Bouws en Zijlstra tesamen 3 × uitkakt, al mogen die heeren dan groote zakenmannen zijn! Bouws schrijft zinnetjes als: ‘het zou mij verwonderd hebben wanneer een man als Zijlstra Van Wessem getolereerd zou hebben’ - ik zal hem eerstdaags vertellen dat zooiets toch al te mal is, - maar voor het oogenblik vind ik dit alles even onaantrekkelijk. Ik zond je 2 dln. Tinan, zijnde bijna alles wat hij schreef. Ik vermoed dat dit een nieuwe Fransche vriend voor je worden zal, al dateert het een beetje. Hij was 24 jaar oud toen hij stierf, en een groot vriend van Pierre Louijs. Een van de sympathieksten die ik ken. Wil je nog eens goed nazien of het ‘hors’ is, of ‘fors’? Vgl. het ‘gevleugelde woord’ van Frans I na Pavia: ‘Tout est perdu, fors l'honneur!’ (Niet hors.) Je kunt het toch gemakkelijk genoeg vinden; bij Stoett bijv. Hier stemt iedereen op ‘fors’. Maar ‘hors’ kàn wel goed zijn, geloof ik zelf. Kan je me omgaand even opgeven, de juiste volgorde van Nietzsche's geschriften? Dank. Wil je je broer vragen of: ‘dat individu behept met tollende waanzin die perodiek verdubbelt’ een behoorlijke vertaling is voor ‘cet individu atteint de folie circulaire à redoublements épisodiques’? Het is natuurlijk heelemaal een grapje, maar de vertaling moet toch ook even medisch klinken. Misschien stelt hij iets veel beters voor. Maar dit ook zoo gauw mogelijk dan, want het is voor mijn Pauvre Chemisier*)-vertaling en ik verwacht iederen dag nieuwe proeven. Verder van hier geen nieuws. Ik ben vanaf Maandag a.s. weer in Brussel. Met hartelijke groeten, je E. * Een verhaal uit de 1e druk van Barnabooth. Het komt in Stols' serie Kaleidoscoop. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 27 juni 1931 Rotterdam, 27 Juni '31. Beste Eddy Je alarmeerend bericht over de V.Bl. schijnt, naar Bouws mij juist telefonisch meedeelt, voorbarig te zijn. Er zijn alleen ‘zwarigheden’, die Zijlstra nog met de huidige redactie moet oplossen, voornamelijk de quaestie van het secretariaat. Ik vind het zeer begrijpelijk, dat Zijlstra een zakenman als Bouws als intermediair wil, maar v. Wessem zit daar weer tusschen. Enfin, ik bemoei me met het heele zaakje expres niet, voor de overdracht of een feit of afgesprongen is. De rol van Bouws lijkt mij niet heelemaal onverdacht, maar ik wil afwachten. Het resultaat zal veel uitwijzen. In geen geval doe ik aan een ‘wippen’ van v. Wessem mee als redacteur, daarvoor bestaat geen enkel motief. Hartelijk dank voor Tinan! Ik kon er nog niet in lezen, want ik verrek van het examineeren. Een hondsch baantje. Gelukkig is het einde in het zicht. Met gelijke post verzoek ik mijn broer, om je de gewenschte inlichtingen te geven. Ik gaf hem je adres op, hij kan je dus direct bereiken. Gisteren kreeg ik de duitsche vertaling van Wij Carnavalsgangers (Wir Karnevalisten). Er is n.l. een zekere heer Albert Vigoleis Thelen, die aangeboden heeft, het Carnaval in het duitsch te vertalen, en dien ik nu op het eerste hoofdstuk heb laten ‘proefstoomen’. Ik ben er werkelijk zeer content mee; dat hij ‘voetveeg’ door ‘Fusspfad’ vertaalt, is zijn eenige letterlijke fout, en voor de rest lijkt me de stijl goed overgebracht. De heer Thelen zal de vertaling nog dezen zomer afmaken. Ik voeg hierbij het proefstuk nog niet, want ik moet het Woensdag met hem doornemen; maar ik zal het meenemen naar Gistoux. De volgorde van Nietzsche's werken is in hoofdzaak: Geburt der Tragödie Unzeitgemässe Betrachtungen Wir Philologen Menschliches Allzumenschliches Morgenröte Fröhliche Wissenschaft Also sprach Zarathustra Jenseits von Gut und Böse Genealogie der Moral Fall Wagner Götzendämmerung Umwertung aller Werte Ecce Homo Wille zur Macht Er is nog wat kleingoed, maar dit zijn de voornaamste werken. Je moet dezen man werkelijk in het duitsch lezen, dan zul je waarschijnlijk evenals ik, het gevoel krijgen, dat we onzen mond eigenlijk wel kunnen houden, totdat we hem zelf overwonnen hebben. Zoo volkomen drukt hij uit, wat wij als overwinningen op anderen beschouwen. Verder geen nieuws. De laatste ronde ter schole begint, goddank. H. gr. je Menno N.B. Waar blijft dat Man tegen Man toch??? Informeer eens bij Stols. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [1 juli 1931] Gistoux, Woensdag. Beste Menno, Ik vind die Bouws-kwestie op het oogenblik wel erg idioot; als hij het goed meent, zou hij niet zoo onhandig moeten zijn. Hij schreef mij, dat Zijlstra geheel onafhankelijk van zijn (Bouws') oordeel zulke groote bezwaren tegen Van Wessem had, en aan Marsman schrijft hij letterlijk: dat hij Zijlstra gevraagd heeft, de zaak voorloopig op te houden! Verder hoor ik van Greshoff, dat Zijlstra zich tegenover hem over Van Wessem zeer gunstig uitliet (naar aanleiding van Lessen in Charleston). Wat beteekent dit alles? Ingesloten de copy van een brief dien Marsman aan Bouws zond, en dien ik après tout zéér goed vind. Zou je er met Bouws over willen spreken? de zaak is mij te onverkwikkelijk (en het is ook te warm). Ik mag Bouws verdomd graag en zie hem persoonlijk even graag dus in - of naast - de redactie, maar hier slaat hij toch naast - of achter - Zijlstra een pleefiguur, voor mijn gevoel. Je mag hem dit alles gerust zeggen. Ik schrijf hem zelf over eenigen tijd, als deze redactierotsmaak voorbij is. Je mag hem nu overigens, of via hem aan Zijlstra, laten zeggen, dat ik het redacteurschap niet aanvaard als Van Wessem eruit gegooid wordt. G.v.d.! tusschen Zijlstra en Van Wessem kies ik ongezien Van Wessem, op dit terrein! Neem Tinan mee naar Gistoux; pracht-vacantielectuur. - Dank voor de Nietzsche-lijst. Je broer schreef ook al; en ik zond je de proeven (een dubbel stel, je kan ze houden). Overigens geen nieuws en over allerlei spoedig mondeling. Je E. P.S. - Ik ben doorloopend in Gistoux. Schrijf dus maar altijd daarheen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [2 juli 1931] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, Ingesloten een antwoord van Bouws aan Marsman. Je zult het wschl. reeds kennen, maar ik zend het je met mijn aanteekeningen; bespreek de zaak met hem. In brieven is zooiets al te vervelend. Toch heb ik B. vandaag geschreven, omdat hij daar ‘recht’ op heeft! Maar de zaak is mij èrg onaangenaam.* Voor mij is één ding duidelijk (dit nu onder ons): Bouws wil, of hij het duidelijk beseft of niet, achter de schermen of niet, een tijdschrift besturen. Daarvoor is (helaas, misschien) noodig: een redactie en een uitgever. De uitgever, Zijlstra, is gevonden - en gewonnen. Mèt Zijlstra, zal Bouws een redactie vinden. Zoolang hij daarmee accoord gaat, d.w.z. min of meer eensdenkend is, kan alles goed gaan. Van het oogenblik af dat hij kan, of gewoonweg gaat, anders denken, komt er een botsing, en speelt Bouws zijn groote man Zijlstra tegen de redactie uit. Op die manier zou Bouws de ware ziel zijn, zooals dat heet, van het heele ‘gebeuren’. Charmant, maar onmogelijk voor mij als ik in die redactie moet zitten. Welke dan ook de verdere plannen zijn van Zijlstra-Bouws, ik bedank onherroepelijk voor iedere rol daarin. Ik heb B. dit geschreven, en ook dat ik het vreemd vond dat zulke groote zakenmannen, als Zijlstra en hij, blijkbaar zoo weinig begrijpen van deze (mijn, Marsman's, jouw) mentaliteit. De onhandigheid, de zakelijke idiotie van Bouws is, dat hij denkt dat zooiets met een beetje Amerikaansche bluff (en daarachter wat goede bedoelingen) kan worden weggepraat. Welke zijn bedoelingen ook zijn - ik kan mij vergissen après tout, ik ben zelfs geneigd aan te nemen dat hij zelf niet weet hoe zijn eerzucht precies in elkaar zit - hij heeft de boel verpest door zijn gebrek aan tact. Zeker bij Marsman, maar ook bij mij. Ik heb door deze lamme affaire het vertrouwen, het prettige gevoel van argeloosheid tegenover Bouws verloren. Ik zal mij niet met hem brouilleeren voor een literaire kwestie, dat zou te dwaas zijn, maar ik heb hem toch duidelijk laten merken wat ik van zijn optreden denk, en ik hoop dat hij daar tegen kan. Hij heeft ook het ‘recht’, boos te worden! De toon van zijn brief aan Marsman is op een zware manier pedant. De werkelijke ezel is hij, en met al zijn pretentie tegenover de tegenwoordige redactie van de Vr. Bl. vergeet hij dat tenslotte die 3 menschen geen enkele reden hebben om zich deze ‘superioriteit’ van de hh. Bouws en Zijlstra te laten aanleunen. Misschien was hij tot resultaten gekomen als hij wat fijner was geweest. Nu rest hem alleen nog maar droevig te verzuchten dat wij (want ik behoor er graag bij!) nog niet rijp zijn voor een modern, groot tijdschrift. Natuurlijk zal hij nu trachten om met Zijlstra iets anders, modern van de basis af, te realiseeren. Maar ik vind deze probeerseltjes nu zoetjesaan belachelijk, en hoe dan ook, ik heb er persoonlijk niet de minste interesse meer voor. Wat Bouws eigenlijk voor zijn zieleheil noodig heeft, is een betere Groene. Ik schrijf dit alles misschien wat scherp, onder de indruk van deze mislukking. Ik vind dat men er een beetje te veel kak bij gemaakt heeft, en daar kan ik in het bizonder niet tegen. Je begrijpt me wel; ik reken op jou om de rest nu mondeling aan Bouws duidelijk te maken. Heusch, ik blijf hem op menig punt apprecieeren, maar geen literaire akkefietjes meer samen. - Met hartelijke groeten, je E. * Vooràl misschien wel omdat Bouws een vriend van mij is, dien ik èn bij Marsman èn bij Van. W. laatst, sterk heb voorgestaan. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, 2 juli 1931 B.M. Ik maak aanteekeningen bij dit schrijven, voor het geval je erover met Bouws spreken wil. Bespreek gerust alles met hem ook uit mijn naam. Neem er dit papier bij! E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag | deze regels zijn geschreven op een brief van E. Bouws aan H. Marsman van 1 juli 1931 over de eventuele uitgave van De Vrije Bladen door Nijgh & Van Ditmar | geen scan beschikbaar Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 4 juli 1931 R'dam, 4 Juli '31. Beste Eddy Het archief V. Bladen-Bouws hangt mij zeer vele meters de keel uit! Maar ik moet er je toch nog even over schrijven, omdat mijn indrukken van het ‘incident’ momenteel anders zijn dan de jouwe. M.i. kan buiten beschouwing blijven, in hoeverre B. persoonlijke ijdelheid in het geding heeft gebracht; in ieder geval is dat dan toch onbewust (of onderbewust) gebeurd. B. heeft me eergisteren de ‘stukken’ laten lezen; hij trekt zich de zaak erg aan, en schijnt vooral door jouw briefje zeer van streek te zijn. Uit één en ander is me gebleken, dat hij werkelijk op ons gesteld is, en zeker geen kleinzielige beleedigdheid als argument gebruikt. Maar nu de ‘stukken’. B. heeft destijds aan v. Wessem een schriftelijke uiteenzetting gegeven van zijn verhouding tot Zijlstra (dus lang voor de beroemde conferentie). Ik heb dat ‘stuk’ gezien en moet constateeren, dat B. hierin volkomen duidelijk uiteenzet, dat hij als gemachtigde van Zijlstra optreedt, dus qua talis wel in de onderhandelingen betrokken is. v. Wessem heeft verzuimd, de inhoud van die brief duidelijk aan de redactie over te brengen, waardoor Bouws' positie in de oogen van Marsman c.s. verdacht werd. Voorts: de quaestie van het redactie-secretariaat was van den beginne af bij Zijlstra een sine qua non. Hij meent n.l. alleen te kunnen werken met een ‘manager’, die tegelijkertijd met de redactiezaken op de hoogte is, en dus niet met v. Wessem. Zijlstra heeft mij dat gisteren, in een gesprek, dat ik met hem had, positief bevestigd, ook dat v. Wessem als man voor dat secretariaat hem geheel ongeschikt leek. (Zijn gunstig oordeel over Charleston heeft daarmee niets te maken!). De zaak was dus eigenlijk heel duidelijk. Ik heb aan Marsman, daarom, voor de conferentie, nog geschreven, dat hij, om alle gevoeligheden te vermijden, aan Zijlstra in den mond moest geven, hoe hij zich de verhouding van redactie en uitgever voorstelde. Dat heeft M. echter niet gedaan; volgens Zijlstra (gesprek gisteren) had hij de onderhandelingen zeer onhandig aangepakt (dat laat ik overigens daar, als komende uit uitgeversmond). Had M. het wel zoo gedaan, dan zouden vanzelf de meeningsverschillen los gekomen zijn, zou er waarschijnlijk niets zijn gebeurd, want voor de rest klopt n.b. alles! Er is b.v. geen sprake van, dat Zijlstra v. Wessem uit de redactie wil hebben. Ik heb Marsman deze meening ook laten weten; hij heeft daarna (en op Bouws' brief) gereageerd, door opnieuw onderhandelingen met Zijlstra te vragen. De fout lijkt me in dezen meer bij v. Wessem en Marsman te liggen dan bij Bouws, en de heele quaestie draait evenzeer om v. Wessem's vastkleven aan zijn secretaris-baantje als (ook natuurlijk) om Bouws' neiging, een tijdschrift te besturen. Dit laatste vind ik niet a priori verwerpelijk, vooral nu me wel blijkt, dat er van een poging van Bouws, om alles op zijn persoon te laten stranden, geen sprake is. Dat hij tenslotte zijn persoon als redactiesecretaris zonder stem bij de zaak betrokken wilde zien, is een van zijn standpunt begrijpelijke ijdelheid. Ik schrijf er expres nog zoo uitvoerig over, omdat ik een tijdje geleden inderdaad Bouws' positie raar vond. Er blijkt nu van alles tusschen te zitten, wat ik toen niet wist. Dat Bouws Zijlstra niet aan zijn persoon gekoppeld heeft, blijkt bovendien hieruit, dat Zijlstra ook zonder hem wel wil beginnen; alleen handhaaft hij de m.i. zeer begrijpelijke eisch, dat de redactiesecretaris een tusschenpersoon moet zijn. Ik geloof, dat Marsman en v. Wessem zich hiervan te weinig rekenschap hebben gegeven. Nijgh & v. Ditmar is tenslotte geen idyllezaakje, zooals De Spieghel, en Zijlstra moet dus een man hebben, aan wie hij ook de zakelijke zijde kan overlaten; en die zakelijke kant is nu eenmaal onafscheidelijk van de ideeële. Bouws komt in geen geval meer in aanmerking, omdat hij uit deze feiten zijn consequenties trekt; misschien zou Otten heel goed deugen. Oef! Ik bezie de V. Bladen-zaak met gematigde interesse. Komt er wat van, dan wil ik actief meedoen, loopt het mis, dan zal ik geen traan storten. Voorloopig verlang ik zwaar naar vacantie! Maar ik wil in ieder geval Bouws niet in de steek laten, voorzoover hij dat niet verdient. Het lijkt me, dat je hem in je laatste brief te zwart beoordeelt; waar ik misschien zelf aanleiding toe gegeven heb, met al zijn ijdelheden (Bs/ce 583 Pr.), die wij tenslotte evengoed hebben, staat hij in dit geval m.i. niet ‘schuldig’, of tenminste niet alleen. Zijn antwoord aan Marsman vind ik ook zeer loyaal. Nogmaals: oef! Later eens een betere brief! Ik ben bek-af! In ieder geval nu tot spoedig ziens! Hart. gr. van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [25 juli 1931] Gistoux, Zaterdag. Beste Menno, Ik ben begonnen aan het werkje over Coster*; wat en hoeveel het worden zal weet ik nog niet. Wanneer kom je hier terug? Kan je niet probeeren dat zoo gauw mogelijk te doen, dus vóór de komst van Bouws? We zouden dan nog wat aan elkaar kunnen hebben voor het werk. Wil je je Nietzsche's in het Duitsch meenemen (alles, met het oog op citaten, die ik noodig zou kunnen hebben) en verder, als je ze hebt, al de latere Stem nrs., met de ongebundelde opstellen van Coster. Laat ten spoedigste weten wanneer je komt. Jan van Nijlen zou n.l. graag een week-end hier zijn met jou samen en had 1 Aug. daarvoor (in gedachten) weggelegd. Het is hier nu uiterst rustig. Hoe staat het met het Démasqué? Hart. gr. van je E. * Alle 's mans werken liggen hier! Maandag. Vandaag reeds 35 blzn. geschreven over onzen vriend. Marginalia en Dostojevski zijn besproken; nu de rest. Als je hier kwam, zou het gezelliger zijn! Tracht dus heusch zoo spoedig mogelijk te komen, je kunt immers later nog naar Eibergen terug? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 30 juli 1931 Eibergen, 30 Juli '31 Beste Eddy, Je briefje komt zoo juist binnenwaaien. Voor alles: uitstekend, uitstekend, uitstekend, dat je je toch hebt laten opzweepen tot bestrijding van onzen Dirrek!! Ik houd mijn ontbrekende buik bij voorbaat reeds vast! Ik twijfel er geen moment aan, of het zal in orde zijn. Gisteren draaide ik een punt aan het Démasqué, met een loflied op Stendhal en Nietzsche. Het is nog niet heelemaal naar mijn zin, maar het is nu toch af, het ‘genre’ is gedefinieerd. Ik breng het mee, ook voor de voorrede. Om nu spijkers met koppen te slaan (zoojuist ontvang ik het boekje van Greshoff, het is uiterst leesbaar en doet de titel werkelijk eer aan): ik heb nog een onopgeloste afspraak loopen, waaromtrent ik nog geen uitsluitsel heb. Die betreft a.s. weekend. Gaat het niet door, dan telegrafeer ik je, wanneer ik Zaterdag 1 Aug. in Brussel aankom (denkelijk de Pullman). Anders kom ik Maandag of Dinsdag daarop volgend. Ik zal zooveel mogelijk meebrengen aan Nietzschiana en Costeriana. Hart. gr. van je Menno. N.B. Het is nu wel heel mooi, dat die Spijkers met koppen er zijn (ook van de fa. Vermout!), maar waar blijft Man tegen Man? Van een dominee, die Domineesland had besteld, hoorde ik, dat hij het nog niet ontvangen had. Als de exploitatie van de reeks scheef gaat, is het geen wonder, op deze manier! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [13 augustus 1931] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, Vanmorgen je pakje. Gisteren photo's van hier verzonden. ‘Nietzsche’ lijkt après tout toch meer op een Duitsche förster! - (als je 't zoo schrijft). Gelijk hiermee zend ik je Otto III terug, dat mij toch niet geschikt lijkt om bij de andere opstellen te worden opgenomen; het accent ligt toch duidelijk en doorloopend op de Geschiedenis. Bovendien behoort het niet tot je boeiende opstellen. Ik vrees heel erg dat ik Thomas Mann niet lezen kan, vooral niet in dit uitgaafje! Ik zal wel eens in Holland informeeren wat de Holl. vertaling kost (ingenaaid). Met Bouws aan mijn zijde kom ik niet meer tot Costeren, althans niet goed meer. Toch zal ik het morgen weer eens probeeren. Ik geloof dat ik toch maar een flink stuk uit mijn oude bespreking van de N.G. zal citeeren; dat is mooi genoeg daarvoor. Overigens is alles hier bij het oude. Hartelijke groeten, ook aan Mejofvrouw Elisabeth, van je E. Hierbij nog 2 versjes. - Oma Britt heeft zich over ons uitgesproken: Ze kan het met Slauerhoff heelemaal niet vinden; met jou... je bent wèl aardig; met mij... ze is niet mijn ‘geestverwante’; met Bouws daarentegen gaat het opperbest! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [14 augustus 1931] Gistoux, Vrijdag. Beste Menno, Gelijk hiermee zend ik je 2 exx. van die rijmprent van Willink en Van Vriesland, waarin de 2 regels voorkomen, die zoo mooi op Huxley slaan. Tusschen haakjes, P.C.P. schijnt toch eenvoudigweg een ietwat gemaniëreerde term te zijn voor Counter-Point, Contra-punt. Ik heb ongelijk gehad met de pugilistische term to counter (a blow) met Huxley in betrekking te brengen, ondanks de moorddadigheden van den heer Spandrell. Van de rijmprent is 1 ex. voor jou, 1 ex. voor Elisabeth de Roos, indien zij dezelve aanvaardt. Bouws vertrekt wschl. in groote haast van hier, omdat hij een gepresseerde Ruth aan de telefoon kreeg. Highly energetic, that girl! Enfin, er zal wel een perfect samenzijn uit voortvloeien ... Laat spoedig wat van je hooren, en doe mijn groeten aan je charming hostess. Wat bèn ik Engelsch vandaag! Die Ruth ook! Je E P.S. - Een teekening in den trant van deze (van de rijmprent) zou lang niet slecht zijn voor de 2e druk van je Carnaval. Van Koch dan, inpl. v. Willink; en misschien iets minder zwart! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 15 augustus 1931 Eibergen, 15 Aug. '31 Beste Eddy. De foto's zijn heelhuids aangekomen. Ondanks fototechnische onvolmaaktheden vormen ze toch een geslaagde herinnering aan de dagen, waarin wij pro-Nietzsche en anti-Coster waren. ‘Nietzsche en Italië’ is werkelijk frappant! En Bouws is een onvergelijkelijke schurk, met zijn harigen voorgevel. Over mijzelf zwijg ik. Je hebt mijn pakje uit Rotterdam zeker ontvangen? Houd me vooral op de hoogte van je bestrijding van Coster. Schiet het op? Ik heb Point Counter Point uitgelezen, benevens Adolphe. Voor Huxley koester ik après tout toch een enorme bewondering; hij ging me in het tweede deel steeds meer boeien. Er mag van alles op hem aan te merken zijn: een uitstekend psycholoog is hij zeker en zijn ‘systeem’ is op den duur toch ook niet vervelend. Het is te uitgebreid, maar er zit toch qualiteit genoeg in. Overigens lijkt het me duidelijk, dat Huxley zich met Philip Quarles vereenzelvigt, die, hoe objectief hij ook ‘tegenpunt’ wordt, toch de sympathieke figuur blijft. (In zijn novellen kan ik die voorkeur niet ontdekken). Misschien trekt mij het engelsche fond van het boek ook aan, omdat het mij verwant is als bodem van zulke kunstenaars en intellectueelen. In ieder geval, merkwaardig genoeg kon ik daarna Adolphe nauwelijks genieten. Ik moet erkennen, dat het in zijn soort een meesterwerkje is, vrij van iedere duisterheid en opstopping; voor twee, drie jaar zou het me ook veel gedaan hebben. Nu blijf ik er volkomen koud bij en, afgezien van de eerste bladzijden, ongeïnteresseerd. Hebben wij deze affaire misschien zoo duidelijk voor oogen, dat de zakelijke behandeling van Constant ons niet meer raakt? Ik weet het niet; maar allerlei schakeeringen, die ik bij Huxley proef, en toejuich, gaan bij Constant schuil achter zijn al te geserreerde psychologie. Ik zou zelf zoo'n boekje nooit kunnen schrijven; maar ik heb voor mezelf ook het gevoel, dat ik het niet verlang te schrijven, dat het me eigenlijk geen belang inboezemt. Zooals ik zeg, alleen de eerste bladzijden (de expositie van Adolphe's mentaliteit) hebben me getroffen; de rest blijft me bij als een meesterlijk schema, waarin juist alles, wat ik nu problematisch zou willen zien, ontbreekt. Toch zou ik Adolphe onvoorwaardelijk tot le bon genre willen rekenen, omdat het absoluut helder en muzikaal tegelijk is, zonder concessies naar één van beide kanten. Alleen: het verraste mij niet meer; ik wist eigenlijk al, dat het zoo zou zijn, zou moeten zijn. Ik geloof, dat Constant oprecht is, als hij in het voorwoord zegt, dat het boek hem ‘fort indifférent’ is geworden. Geen valsche bescheidenheid ongetwijfeld; als dit geval afgeschud is, blijkt het eigenlijk al een erg gewoon gevalletje, ook voor den schrijver zelf, volkomen eerlijk verantwoord, maar niet belangrijker geworden, dan het op zichzelf was, toen het geleefd werd. Voor hypocrieten op liefdesgebied is Adolphe natuurlijk een model, dat zij zich kunnen aantrekken; voor anderen, die geen speciale hypocrisie bezitten op dit punt, heeft het zijn verrassing grootendeels verloren, lijkt me. Ik voelde de tijd, de afstand van de jaren, toen ik Adolphe las; een bedenkelijk teeken, niet voor Constant, maar voor de verhouding Constant - ter Braak. Morgen spreekt Binnendijk voor de Avro over Hampton Court! Eine Uraufführung, nog voor het boek uit is, die me eigenlijk onaangenaam aandoet. - Vanmiddag ga ik naar Voorburg, blijf daar tot Donderdag. Daarna tot einde van de maand weer in Eibergen. De dagen van Gistoux zullen voor het komend seizoen een bemoedigende droom zijn. Waarin het gelaat van den herrezen Nietzsche een bijzondere plaats inneemt! Hartelijk gegroet je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [17 augustus 1931] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Daarnet je brief uit Eib. ontvangen; gelijk met een van Marsman, dat hij morgen komt. Ingesloten een kiekje door Vera gemaakt, waarop jij met Nietzsche alleen staat, en tenminste één zwaan op den achtergrond figureert. Je reactie op P.c.P. en Adolphe zijn tenslotte geheel logisch, en door jou met groote preciesheid verantwoord. Inderdaad moet men bij Adolphe de tijd misschien wel in aanmerking nemen; ik las dit boekje voor het eerst nu 10 jaar geleden en toen maakte het om andere redenen geen indruk op me; ik herlas het een paar jaren later en vond het toen meesterlijk. Misschien zou het me nu bij een herlezing weer tegenvallen. Maar in den tijd waarin het ontstond, was het geniaal; je zou je moeten indenken een probleem van onzen tijd, dat dus wel van a tot z op actueele wijze ons zou boeien, en dan zóó verwerkt, zoo nonchalant en precies, zoo samengevat en genuanceerd tevens. Deze stijl van Constant (waarom jij hem tenslotte toch tot le bon genre rekent) vond ik onlangs ook zoo prachtig terug in Le Cahier Rouge, waar je me niets van zegt. Las je dat reeds? Als de mentaliteit van Adolphe in het begin, je meer dan de liefdeshistorie trof, zal Le Cahier Rouge je wschl. meer dan Adolphe treffen; dat verlangen naar ‘vrijheid’ en die onmiddellijke skeptische reactie daarop, zoodra hij in Engeland was, zijn wel prachtig genoteerd. - Wat Huxley betreft, heb je wschl. zeer groot gelijk als je de voornaamste fout in de te groote uitgebreidheid zoekt. Men wordt door al deze portretten naast en tegen elkaar, over déze lengte verstrooid; terwijl men ze in een reeks novellen, dus als van elkaar losstaande gevallen, misschien volkomen bevredigend had gevonden - hoogstwschl. zelfs. Maar deze ‘bewondering’ voor Huxley neemt niet weg dat zijn failure en zijn zwakte, op deze basis (en vgl. met Gide en Mann, volgens jou) bestaat. Verder heb ik bezwaren tegen dien meneer Spandrell en dien meneer Rampion naast hem, misschien juist omdat zij Quarles tenslotte niet verduisteren. Als ik Huxley was zou ik een boek willen schrijven waarin mijn eigen figuur wèl werd ‘overwonnen’; misschien dat ik daarom ook zoo met Reinald Godius schutterde, vnl. bij gebrek aan een serieus model voor de ‘avonturier’? Zooals we al zeiden: als Quarles veel met jou gemeen heeft (vandaar ook je subjectieve bewondering voor deze figuur), Spandrell lijkt mij te veel op een energieker Blijstra, en dat is eigenlijk misschien wel mijn voornaamste bezwaar tegen dit boek. (Dat overigens óók tot le bon genre behoort!) Zijn de rijmprenten niet al te zeer gedeukt aangekomen? Idioot, die bespr. van Hampton Court, nog vóór het verschijnen; reclame-achtig èn van een verkeerde reclame, zou ik zeggen. God-god, wat worden we, op deze manier, ‘beroemd’! - Kan je me Binnendijk's Commentaar eens zenden? Ik bedenk daar iets: tégen onze ‘bezwaren’. Zooals ik Huxley direct tot le bon genre reken, als ik maar denk aan Döblin en Feuchtwanger, zoo moet jij Adolphe ook om zijn stijl en toon bewonderen, als je het je denkt naast Werther b.v. (of vooral: naast René van Chàteaubriand). Maar op deze manier worden we toch ook al aardig dogmatisch?! Dit is ons ‘gevaar’! - Ceci dit, hoop ik dat ons blad spoedig moge verschijnen! Met hartelijke groeten, ook aan jouw ‘zekere Bep’, je E. P.S. - Wil je mijn ‘Elisabeth de Roos’ voorzichtig polsen hoe ze staat tegenover die opdracht? Bij nader inziens vrees ik dat ik haar hiermee misschien in een lastig parket heb gebracht. Dat mot niet! Als ze er iets tegen heeft, laat ze mij dat gerust zeggen. Ik zou het best begrijpen en zonder éénige ‘gekwetstheid’. Dit papier is verdomd vervelend om op te schrijven! Zal ik het meenemen naar Holl. voor je schrijfmachine? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Voorburg, 19 augustus 1931 Voorburg, 19 Aug. '31 Beste Eddy Hartelijk dank in de eerste plaats, ook namens Elisabeth, voor de schoone rijmprenten. Ik zal de mijne laten inlijsten. Het vers moge geen p.p. zijn (afkorting voor poësie pure wordt langzamerhand gewenscht), het is één van de meest levende gedichten, die ik van Vic gelezen heb. Van Bouws, die ik eergisteren ontmoette, gisteren bericht, dat Zijlstra heeft toegehapt, of, m.a.w., dat de ziel het lichaam tot gehoorzaamheid heeft gedwongen. Het wordt dus nu des te noodzakelijker, dat je in September overkomt om één en ander te regelen. Tracht Henny Marsman nog eens te overtuigen van de noodzakelijkheid van dit project. Met hem is de zaak toch eigenlijk pas compleet. Hoewel het misschien toch wenschelijk zou zijn, de V. Bl. te laten verdwijnen en door een nieuwe naam aan te geven, dat er nieuwe plannen zijn. Geef me in ieder geval spoedig bericht over je ‘onderhandelingen’ met Marsman. Merkwaardig: ik las juist Le Cahier Rouge, toen je brief erover kwam, en was juist bezig te constateeren, dat de toon veel beter is dan die van Adolphe, veel nuchterder, minder nog op het effect geschreven. Bij het lezen van Adolphe was ik den schrijver altijd voor, bij het Cahier niet. Jammer, dat het zoo gauw afbreekt en maar fragmentarisch belangrijk is. De verhouding tot Mme. de la Charrière beloofde veel! Mijn referaat over Huxley is af. Het blijft natuurlijk een referaat, maar ik geloof wel, dat het ev. met kleine omwerkingen een artikel kan worden. De figuur van Burlap = Coster heb ik, zonder des laatsten naam te noemen, ruimschoots omschreven voor ‘le bon entendeur’. Le Neveu de Rameau is ronduit prachtig. Zoo'n verlichte despoot, met zoo'n uitstekend ‘contrapunt’! En sappig geschreven, van bladzijde tot bladzijde boeiend! Zijn remarques sur les femmes zijn ook bijzonder aardig. Het andere las ik nog niet. Ik ben je zeer dankbaar, dat je me Diderot hebt aangeraden. Binnendijk sprak Zondag over H.C., onder het gedonder der aether-kanonnen (er woedde n.l. net een cycloon in Doetichem). Het was een zeer sympathieke inleiding, hoewel eenige verwijten aan mijn anti-aesthetische vooroordeelen niet ontbraken. Hij heeft ‘schat, schat’ geciteerd, dat wij juist uit de proeven hadden verwijderd! Overigens vrees ik, dat weinig luisteraars er iets van begrepen zullen hebben, gegeven het niet - verschenen - zijn en de artillerie van Onzen Lieven Heer. Ik schrijf met de pen van Elisabeth, waardoor mijn handschrift zich wijzigt, zooals je ziet. Zij is zeer ingenomen met het Démasqué, maar minder met neiging, om het woord ‘emmerdeur’ regelmatig te gebruiken. Dat schijnt toch wel heelemaal niet netjes te zijn! De foto van Vera is heel mooi; wil haar mijn speciale dank overbrengen, in het duitsch s.v.p.! Ohne Fehler bitte! Elisabeth wil je opdracht heel graag aanvaarden, maar is alleen bang, dat het op Coster misschien niet zoo’n indruk zal maken, omdat zij al (om particuliere reden) met hem gebrouilleerd is. M.i. geen enkel bezwaar. Commentaar kreeg ik vanmorgen van Binnendijk. Het is aan mij opgedragen, ‘den vriend en tegenstander’. Ook al curieus, tegelijk met Een Voorbereiding. Ik zal het je sturen, als ik het gelezen heb. Hoor ik spoedig nieuws over jullie besprekingen? Groet de Marslieden, zelf een hart. hand van je Menno Hart. gr. van Belisabep Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, 21 augustus 1931 21 Aug. Beste Menno, Het antwoord van Marsman heb je op de andere zijde gelezen. Heeft Bouws je gezegd dat Zijlstra met het oog op Vlaanderen Roelants in de redactie wil? Ik heb daar niets op tegen: 1o. is Roelants een uiterst-geschikte kerel, 2o. heeft hij het zeer druk, zoodat hij practisch niets of weinig zal uitvoeren, 3o. gaan zijn opvattingen met de onze vrijwel samen. Maar ik schreef Bouws dat ik liever nu heelemaal bij het oude plan bleef. Jij en ik dus, òf jij en Roelants en ik, met Bouws als redactie-secretaris-met-adviseerende stem. Daar blijft het dus bij? Ik kan Marsman geen ongelijk geven wat zijn houding betreft; ik zou zelf niet anders hebben kunnen doen. Jammer is het natuurlijk. - Verder heeft hij wschl. gelijk wat betreft het begin van je essay; in mijn herinnering kwam het ook erg traag los; is het niet gewenscht het eens door te zien, en hier of daar wat te schrappen? Ik ben zelf ook bezig de oude stukken van Coster op deze wijze te herzien. Die verdòmde herhalingen! Zend me dus eerstdaags Commentaar. - Ik zond je een pak Costeriana. Verz. Proza I dat ik verpestte, krijg je van Bouws. Tot nader. Hart. gr. van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [24 augustus 1931] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Ingesloten een betere afdruk - niet véél beter! - van het kiekje. Geef het andere aan Truida, als ze het hebben wil. Zeg haar ook dat ik haar spoedig schrijf. Bouws zond me heden het concept-contract, dat mij uitstekend lijkt. - Zond hij je ook een programma voor nr. 1? Ik heb bezwaren tegen Scholte, als hij ‘journalistieke’ stukjes levert; kan hij het niet anders dan in De Groene, dan hoort hij bij ons niet. Ik ben een beetje bang voor deze vulgariseerende neiging in Bouws. Ook ben ik tegen het stuk over schilderkunst, van Willink, vooral voor nr. 1; Greshoff kan ook beter wachten tot een volgend nr. Daarentegen ben ik sterk vóór een rubriek: ‘Publieke Belangstelling’ of zoo, waarin belangrijke boeken worden besproken: in nr. 1 wou ik hebben een rake bespreking van De Klop op de Deur, wat meteen ook uitstekend, tegenover het Publiek juist, het karakter van ons blad zou aangeven. In nr. 2 jouw lezing over Point Counter Point, zoonoodig bijgewerkt; - in nr. 3 een stuk over Der Weg Zurück bijv. Deze actueele kant missen de tijdschriften over het algemeen, de literaire althans. - Verder denk ik er sterk over die rubriek Panopticum te openen (met jou, of Roelants en jou, en zelfs anderen); korte stukjes, als Van de Redactie in De Gids, maar van polemischen aard, en bijgevolg door initialen onderteekend. Het critische werk achterin, met kleinere letter. Uren met Coster ook (dat in 5 keer moet gaan); Démasqué daarentegen in grootere letter vóórin: in 3 of 4 keer. Schrijf je manifest en zend het mij op: 3, 4 blzn. hoogstens, d.w.z. twee getypt op jouw manier. - Maar Bouws en Zijlstra willen Het Laatste Woord niet. Forum is niet slecht, van de nieuwe titels, maar rijmt mij te veel op Criterium (dat nu in het najaar verschijnen gaat). Ik voel voor zooiets als: Nieuwe Letteren, liever dan: De Nieuwe Revue, of Kunst en Letteren. Marsman stelt voor een heele aardige titel: (De) Phalanx. M.i. beter dan Forum en niet ‘moeilijker’ voor het Publicum. Nu jij; laat hooren wat je er allemaal van denkt. Ik schreef 26 blzn. over de bloemlezerij en gisteren 20 blzn. - iets kleiner formaat, dus 18 of 19 - over Schetsboek. Vandaag of morgen over: Waarheen gaan wij? ofschoon mij dit eigenlijk weinig inspireert, door het ‘universeele’ gedaas. Misschien schrijf ik nog één stuk: d.w.z. met de Conclusie inbegrepen. Mijn voorrede is ook klaar, en grootendeels uit het begin van Verz. Proza I (d.w.z. mijn stuk daarover) gelicht. Ik voel er toch voor om de heeleboel wèl aan Anth. Donker op te dragen; Marsman vindt dat zooiets best kan en het heeft meer zin dan El. de Roos. Doe de hartelijke groeten aan Truida, en antwoord spoedig. Je E. P.S. - Ik zond je gisteren nog de Marginalia. P.P.S. - Is het niet goed om in je manifest op de algemeenheden van Coster: ‘het verraad der jeugd’, enz. uit Waarheen gaan wij? te reageeren? Wil ik je het moois zenden? Het ligt meer in jouw dan in mijn lijn. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [24 augustus 1931] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Coster loopt op z'n eind: gisteravond en vanmorgen schreef ik het stuk over het Stem-programma en Waarheen gaan wij? Het is erg meegevallen; ik had hem op het laatst absoluut vast, en Marsman vindt het misschien wel het beste stuk van allemaal en raadt me bijna aan het hierbij te laten. Maar ik zal zien het in de Conclusie te overtreffen. Groot zal die conclusie wel niet worden; een 10 blzn. - ik heb nu 167 blzn. klaar. Dat wordt 5 nrs. in ons tijdschrift, niet minder. Marsman gaf 2 verzen (beide zeer goed, vooral het kortere); ik stuurde ze aan Bouws. Werk je aan het manifest? Ingesloten nog een afdrukje van Nietzsche - Peter Gast. Als Roelants in de redactie komt - wat nu alleen nog maar van jou afhangt - zal ik hem vragen om in Sept. met mij mee te gaan naar Holland, om met jou ook kennis te maken. Laat gauw wat hooren! Je E. De Marsluiden zijn sedert gisteren in het pension. Rien leest in den tuin en Hennie werkt aan een raam, boven. Niet aan het raam zelf, maar aan een nieuwen roman. Geef een van de 2 goede afdrukken aan Truida. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 25 augustus 1931 Eibergen, 25 Aug. 1931 Beste Eddy Je brief als contrapunt van dien van Marsman vond ik gisteren bij thuiskomst, met de Costeriana, die door den bibliothecaris van mijn bebliotheek in hartelijken dank aanvaard worden. Mary Anderson is wat je noemt een fraai meubel. Nu het antwoord van Marsman. Het heeft me eenigszins teleurgesteld. Ik neem aan, en begrijp volkomen, dat hij de V.Bl. niet wil ‘verraden’; maar is dat nodig? Wat mij hindert is, dat wij zelf de kogel door de kerk hebben gejaagd, omdat wij beu waren van alle persoonlijke hinderlagen, die gelegd waren, en dat nu opnieuw een persoonlijk motief (n.l. het ‘verrraad’ van Marsman) de vorming van een zoo sterk mogelijk tijdschrift komt dwarsboomen! Omdat M. zekere ridderlijke gevoelens heeft tegenover zijn collega-redacteuren, wordt een veel belangrijker formatie van een nieuwe groep onmogelijk gemaakt! Ik acht dit fout, om verschillende redenen. Vooreerst stuit mij de te voeren concurrentie met de V.Bl. tegen de borst, ook al winnen wij het gemakkelijk. Dan schijnt het mij tegenover het publiek, dat wij willen bereiken, verkeerd, om de leuze der ‘versnippering’ een kans te geven; vergeet niet, dat wij nu wel precies weten, wat wij willen, maar dat het publiek (in dit eéne geval een factor!) begint met een aantal concurreerende tijdschriften te zien; er is geen ‘jongere’ meer, die niet óók redacteur is. In dit geval zou het mogelijk zijn, dat geklep althans te vermijden; als Marsman met ons meedoet, zijn de V.Bl. ten doode opgeschreven; blijft hij bij de V.Bl., dan zullen ze misschien nog een jaargang halen, wordt concentratie voorloopig weer ondoenlijk. Het is mijn stellige overtuiging, dat alle vitale elementen, die in de V.Bl. schreven, ook in dit nieuwe tijdschrift onder dak zullen kunnen komen; de aanwezigheid van Marsman in de redactie zou voor ons zelf een stimulans zijn, om ondogmatisch te blijven, terwijl, aan de andere kant, een gemeenschappelijk programma zeer wel te formuleeren is. Moet nu op chevalereske gronden deze mogelijkheid verloren gaan? Dat lijkt mij werkelijk onzinnig: Marsman nog ‘plichtsgetrouw’ meesukkelend met de ‘sloome affaire’, die toch onderwijl beide partijen maar weer flink schade zal doen. Ik zou nog eens dringend willen vragen: overweeg de zaak nog eens aan alle kanten. Laat geen persoonlijke belangen den voorrang hebben als het om principes gaat. Een weg [via] de ridderlijkheid is er altijd wel te vinden. De verschillen, die tussen Marsman en ons bestaan, zijn in dit opzicht van geen belang en eerder stimuleerend, tegenover de Coster-groep en derzelve mentaliteit. Mijn persoonlijke opinie is, dat de V.Bl. dit jaar moeten worden opgeheven en door het nieuwe tijdschrift vervangen. In godsnaam geen onnoodige splitsingen! Ingesloten het contract, zooals Bouws het zich voorstelt. Ik sluit ook een doorslag in van mijn commentaar daarop aan Bouws (die van deze brief weer een doorslag krijgt). Het lijkt me noodzakelijk, in ieder geval eerst de deelname van Marsman veilig te stellen, voor we over het redacteurschap van Roelants gaan praten. Ik heb ook geen enkel bezwaar tegen hem, maar prefereer het driemanschap, dat mij organisch lijkt. Misschien zegt het je nog iets, dat mijn broer Wim, een buitenstaander dus, van de planner hoorend, dit driemanschap ook als het eenig-aanvaardbare beschouwde. Op dit moment dit triumviraat: zoo zie ik het. In ieder geval heeft de zaak haast. Laat mij dus gauw iets hooren. Je wilt deze brief wel aan Marsman laten lezen en mijn opvatting met hem bespreken? Ik laat het vanwege de haast bij deze onpersoonlijke tikkerij. Tot Zaterdag zit ik nog in Eibergen, daarna weer in Rotterdam. Hart.gr., ook voor de andere triumvir en eegade, je Menno Origineel: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Marsman-archief 68 D 59 nr 18 Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 25 augustus 1931 Eibergen, 25 Aug. '31 Beste Eddy Zooeven je brief, die na het verzenden van de mijne binnenkwam. Je plannen voor het tijdschrift lijken me uitstekend, zelfs getuigend van een bepaalde virtuositeit in die richting. Bouws stuurde mij geen programma voor het eerste nummer; maar ik ben het met je restrictie geheel eens. De rubriek ‘Publieke Belangstelling’ is prachtig, en De Klop zoo mogelijk nog beter; maar wie van ons heeft die turf gelezen? Of: wie kan er goed over schrijven zonder hem gelezen te hebben? Maar het idee moet vastgehouden worden. Point Counter Point, als ‘positief’ contra ‘negatief’, kan dan in II verschijnen. De rubriek ‘Panopticum’ zou ik willen maken tot een algemeene rubriek van ‘de maand’; een verzameling scherpe kronieken van wat er omgaat, vooral in leekentoon geschreven (daarom niet speciaal door ondeskundigen verzorgd). Over de leek contra den dichter wou ik in het manifest ook iets zetten. Ik wacht nog even met schrijven daarvan, omdat de titel nog niet vaststaat en een motiveering daarvan toch wel op zijn plaats zal zijn. Phalanx is ook niet kwaad, maar een hollandsche naam heeft iets voor. Ik zou willen voorstellen, met de keuze van den titel nog even te wachten; misschien krijgt iemand nog een lumineus idee. Je komt toch in ieder geval naar Holland in September; dan zetten we alles definitief in elkaar. Voor het manifest wil ik graag èn aan Den Sprong in het Duister èn aan Waarheen gaan wij appelleeren, zij het op verschillenden toon. Mijn kantteekeningen over Marsman's deelneming overweeg je zeker wel met hem. Zelfs als hij buiten de redactie wil blijven, zou ik het op prijs stellen, als hij de V. Bl. de nek omdraaide, aan het einde van dit jaar. Ik weet uit ervaring alles van versnippering in dit land. En wij hebben hem noodig, als één der eerste medewerkers nog meer misschien dan als redacteur. Ik ontving een alleraardigste brief van Jany Holst over het Démasqué. Hij wilde het in de Gids zien te krijgen, maar ik heb het hem nu teruggevraagd. Hetgeen hem misschien nog van een lastig akkevietje met Pom zal bevrijden. De goede Anthonie schreef mij weer als ‘amice’, maar met het verzoek, om deze benaming weer op te heffen. Ik heb hem nu verzoenend geschreven en hem tegelijk laten weten, dat ik mijn medewerking aan het Bulletin beëindig. Het is allemaal erg aandoenlijk. Ritter heeft mijn speech over Huxley op twee plaatsen gecensureerd, n.l. waar het Christendom, Jezus en het Koninkrijk der Hemelen beleedigd werden (door Huxley, niet door mij, maar dat merken de lui van de censuur niet, zooals hij mij schreef, en ze zetten de zaak eenvoudig stop!). De heele passage over Burlap - Coster ‘mag’; dus erg veel doet het er niet toe. Maar toch een reden, om het stuk eens ongecensureerd in het blad te drukken. Commentaar zend ik je morgen. Een motto uit Nietzsche of Huxley kan ik zoo gauw niet vinden; waarom ben je tegen dat over Strauss? Een beetje lang geeft niet. Maar ik zal nog eens zoeken. Ik voel niet voor het idee, om Uren met Dirk Coster aan Donker op te dragen. Het lijkt me wat opzettelijk, en, als je hem niet van te voren raadpleegt, onaangenaam voor den man, en noodeloos onaangenaam. Hij zal toch genoeg te verteren hebben aan het geschrift zelf! In haast, je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [26 augustus 1931] Gistoux, Woensdagavond. Beste Menno, Zelfs als Marsman vrij was tegenover Van Wessem - misschien komt hij wel zoo ver - dan nog is er een bezwaar. Ingesloten het eerste briefje van Bouws over deze oprichting, zie de eisch van Zijlstra. Marsman wil misschien nog wel in de redactie met Bouws als secretaris, maar absoluut niet met hem als gewoon redacteur. Hij heeft per slot niets tegen Bouws, zegt hij, maar vindt het eenvoudig krankjorem dat Bouws gewoon redacteur zou worden. Bovendien vindt hij de eisch van Zijlstra in dit geval idioot, en ikzelf eig. ook. Waarom die eisch? Misschien kun jij als je in R'dam terug bent, deze zaak met Bouws bepraten. Per brief lijkt het mij een hopelooze historie. Bovendien is Marsman voor het oogenblik niet vrij; hij wacht nog op antwoord van Van Wessem (aan wien hij schreef dat de Vr. Bl. nu maar moesten worden opgedoekt). Misschien schrijf ik hier morgen wat bij, als er nieuws is van dien kant. - Morgen moet ik ook mijn conclusie over Coster schrijven, misschien maar een bladzij of 4, 5. Ik zal blij zijn als ik ermee klaar ben. Je E. Donderdag. Toestand nog onveranderd. Marsman zal je schrijven, wanneer hij precies weet waar hij aan toe is. Coster zooeven voltooid! Ik schrijf vanavond aan Truida. P.S. - Ik zend dezen brief maar naar R'dam - omdat je in Eibergen toch niets aan de zaak doen kunt. Bespreek alles met Bouws. Als er een 3e redacteur bij moet, heb ik natuurlijk ook liever Marsman dan Roelants. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [28 augustus 1931] Gistoux, Vrijdag. (Heden is mijn moeder jarig...) Beste Menno, Vandaag krijg ik den doorslag van Bouws' brief aan jou, waarin van de bezwaren der oude heeren wordt gesproken. We slaan het grootste kakfiguur van het seizoen, als de zaak nu nog afspringt. Dan onmiddellijk bij een anderen uitgever probeeren! Doe je best om Bouws te steunen en praat met hem en Zijlstra samen. Ik gaf mijn Costeriade een ondertitel, zooals jij verlangde; Uren met Dirk Coster (Een Tegenstem) - vind-je dat niet mooi? De opdracht aan Donker zal ik dus weglaten. Maar ik heb zoo het gevoel dat Elisabeth absoluut niet op die opdracht aan haar gesteld is, en jij laat je daar vaag over uit. Haar naam ‘misvoegt’ dan ook wel erg in dit militante ensemble: inderdaad, als een roosje op een tank, zei ongeveer Marsman (hij zei ‘tractor’, ik maak er ‘tank’ van). Maar mijnerzijds graag. Merk ik daarentegen dat ze het heusch liever niet heeft (of niet eens heusch) dan gaat het ook naar een ander. Je broer bijv., die nu toch ook het Démasqué kreeg! - hij schreef me net dat hij altijd ontzettend de pest had aan Coster, vanaf den eersten regel dien hij van hem las. Of een ander, die zich in den loop der publicatie - àls die nog ‘loopen’ gaat, verdomme! - zich wild enthousiast betoont! Nu, schrijf gauw. Je E. - Ik stuur je spoedig Commentaar terug waaraan ik vandaag begon. Het is, geloof ik, in zijn ensemble: wèl ‘fijn’, en eigenlijk heel ‘saai’. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 28 augustus 1931 Eibergen, 28 Aug. '31. Beste Eddy Hoewel er nog geen antwoord is op mijn laatste brieven, schrijf ik je nu even, om een schrijven van Bouws te begeleiden, dat ik bij ongeluk niet aan je doorzond, omdat ik er niet uit kon opmaken, dat het doorgezonden moest worden; ik dacht, dat jij ook de copie had gekregen. Het was een nogal sensationeel schrijven, dat inmiddels door een ander, optimistischer, waarvan jij in ieder geval een copie kreeg, werd gevolgd. Maar ik moet nu, gelijk Thomas, eerst mijn vingers in de wonde van den Heer leggen (te weten: de handteekening van Zijlstra onder het contract zien) om te gelooven. De moed verlies ik nog niet. Het wordt met dien heer Zijlstra een eigenaardig biologisch geval. Wij meenden aanvankelijk, dat er een mensch Zijlstra bestond; hij bleek de ziel van Bouws te hebben. Wij meenden toen, dat hij tenminste een lichaam had, om die ziel te gehoorzamen; dat lichaam blijkt ook niet van hemzelf te zijn, maar van zijn commissarissen! De Zijlstra, die daartusschen eet, drinkt, slaapt, cohabiteert, is hoogstens een figuur in den familiekring; daarbuiten is hij een legende, een symbool, een fantoom. Maar we zullen zien. Je brengt je Costeriana natuurlijk mee naar Holland? Ik ben erg nieuwsgierig. Waaraan werkt Marsman? Ik zelf heb de eerste pagina's van Dr. Dumay geschreven, hoop ‘onder schooltijd’ door te kunnen gaan. Overmorgen ga ik weer weg, de Beukelsdijk wordt heropend. Ik las les Nourritures Terrestres. Het is me, na Nietzsche, niet meegevallen; maar na Nietzsche valt eigenlijk niets mee. Misschien denk ik ook teveel aan Nietzsche, en is me dit boekje daarom nog te veel litteratuur, nog te muzikaal, te mooi, te Couperusachtig zelfs. Gide is overigens hier wel een zeer ver-epicuriseerde Nietzsche. Niettemin heb ik verschillende bladzijden met bewondering gelezen. Ik voor mij zou het hervinden van de aardsche verrukkingen nuchterder te boek willen stellen, minder in een van paederastische damp verzadigde atmosfeer. Maar die Nietzsche ook; die vergalt me de rest van het lezenswaardige. Na ontvangst dezes dus je brieven weer naar Rotterdam, Beukelsdijk 143b! Hart. gr. ook aan de Marslieden je Menno Heb je Commentaar al gelezen? Geef me je indruk, ik heb er geen, omdat deze boekbesprekingen (meer is het eigenlijk ook niet) te persoonlijk voor me blijven. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [29 augustus 1931] Gistoux, Zaterdag. Beste Menno, Alweer een briefje! - Willink gaat 8 Sept. naar Italië, zoodat ik 4 Sept. a.s. van hier meteen doorga naar Amsterdam en dan ook maar met Bergen afreken. Ik denk dan 9 of 10 Sept. in Den Haag te zijn, bij Elisabeth of bij Bouws, of bij Slau in Scheveningen. Als er dan een conferentie moet plaats hebben in Rotterdam, kan ik er natuurlijk gemakkelijk heen. Maar zou je me 4 Sept., Vrijdag a.s., niet even aan den trein willen spreken, voor het geval er iets dringends te bespreken valt. De trein komt in Rotterdam om 16.12 (D.P.), ik zal uit het raam hangen. Zie ik je niet, dan is het een bewijs dat er niets belangrijks te bespreken viel, anders graag even dit ontmoetinkje. Tot spoedig. - Is Truida nog in Eibergen of komt ze ook in Rotterdam binnenkort? Ik schreef haar nog naar Eibergen, maar jou 2 × achtereen naar R'dam omdat het vnl. over het tijdschrift ging en jij in E. daar toch niets aan kon doen. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [30 augustus 1931] Gistoux, Zondag. Beste Menno, Marsman verzoekt me je de volgende aanteekeningen te geven, die hij maakte voor het blad: Er moet een critische rubriek zijn, actueel: ± 5 boekbesprekingen per nr., anders klagen de menschen. Dus: genre Critisch Bulletin (bespr. van Guzman, Lawrence, Huxley, de jonge Russen: nieuwe Ehrenburg o.a. en jonge Amerikanen: M. Gold, Mc. Almon(?), enz.; Duitsch: Joe Lederer, Der Held van A. Neumann, Traum und Schicksal van Schnitzler). Jij en Bouws zouden deze afdeeling voor jullie rekening moeten nemen; ik zorg voor de nieuwe Fransche literatuur, en enkele ‘vreemde’ schlagers (genre Guzman). Een rubriek Nederl. Poëzie, die Marsman zelf wil hebben. Een rubriek Nederl. Proza, van verschillende medewerkers. De Klop is daarvoor te oud volgens Marsman, en inderdaad, als ons tijdschr. eerst in Januari '32 uitkomt, is de aardigheid er ook wel erg af. Dan maar iets anders; Twee Meisjes en ik, Charleston, Eric, Marianne misschien, Overwintering en Triangel komen hiervoor in aanmerking. Een rubriek Publieke Belangstelling, reeds besproken. Een rubriek Van onder het Stof (titel v. Marsman) waarin af en toe belangrijke oudere boeken worden besproken, in het Ned. bv. Couperus, Paap (Vincent Haman), Nescio, enz. Als medewerkers zou men kunnen vragen: Greshoff, Jan v. Nijlen, Roelants natuurlijk, jij en ik, Helman(?), Engelman, Marsman, Donker(?), Vic Vriesland, Maurits Dekker (adres: Amstellaan 12III, Amsterdam), Blijstra (adres: Prinsengracht 540III, idem), Bloem, Kelk, Theun de Vries(?), Van Wessem. Voor muziek: Pijper, Lichtveld. Voor schilderkunst: Engelman, Van Uytvanck, Willink. Voor tooneel: Scholte (maar geen journalistieke stukjes!), Joh. de Meester Jr., Elisabeth de Roos. Deze laatste ook voor de boekbesprekingen natuurlijk. Voor de film wie je zelf maar vinden kunt. Voor architectuur: Van Ravesteijn. Voor fotomontage: Schuitema. Dit alles als bijdrage tot het slagen van het geheel. Bouws en jij hebben nog wel andere adressen en menschen, vermoed ik. Laat hooren wat je van Zijlstra enz. denkt als je Bouws of Bouws en hem gesproken hebt. Houd dit papier voor het archief. Hart. gr. van je E. Als dichter vooral ook vragen: Hendrik de Vries. Als boekbespreker schijnt het heel gek te zijn. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, [31 augustus 1931] H.M. Verjaardag 1931 Beste Eddy Opnieuw een getikt antwoord op de drie brieven, die ik van je vond; ik heb dan meteen een doorslag voor Marsman, damit sparen wir Zeit (ik werd n.l. bedolven onder allerlei rommel-correspondentie hier). Vanmorgen met Bouws geluncht, en de stand van zaken opgemaakt. Hij heeft goede hoop, de zaak er bij de commissarissen door te krijgen. Aangenomen, dat dit lukt, dan lijkt me, na overzicht van alles, wat we in de laatste weken bedacht hebben, de volgende gedragslijn het best: Wij nemen met zijn tweeën de redactie op ons, als M. bezwaren blijft hebben. Het is voor mij de hoofdzaak, dat hij zich niet versplintert door de V. Bl. te blijven bestendigen, en ik zou me kunnen indenken, dat hij van het redacteurschap schoon genoeg heeft; gaan de Bl. op de flesch, dan wordt de partij zuiver: voor of tegen het humanisme, voor of tegen de Stem, en de onzuivere factor van de ‘poëzie’ vervalt. De poëzie is m.i. geen factor, omdat wij het er allen over eens zijn, dat er achter de poëzie een ‘vent’ behoort te staan; hoe wij nu de poëzie-theorie verder uitwerken, is een tweede en van veel minder acuut belang dan het humanisme. Ik ben dan ook blij, dat de ondergang van de Bl. beslist schijnt, zie mijn oude argumenten. - De conditie van Zijlstra: Bouws stem tegen Marsman, is natuurlijk belachelijk en beslist verwerpelijk (ofschoon ik op zichzelf tegen een stem van Bouws heelemaal geen bezwaar zou hebben). Maar ik maak mij sterk, dat, àls M. redacteur wil worden, dit eischje wel zal vallen; en anders gaan wij maar eens dreigen. Het zou werkelijk al te gek zijn. De zaak krijgt in ieder geval deze week zijn beslag. Ik bedacht voorts nog een naam: Cahiers van den schrijver. Voel je daarvoor iets? Het is in elk geval blanco en klinkt niet slecht, vooral, omdat het gemakkelijk tot ‘Cahiers’ kan worden afgekort. Ik kan, wegens mijn nieuwe rot-rooster, onmogelijk aan den opgegeven trein komen! Maar ik kreeg vanmorgen een invitatie van Jany, om in Bergen te komen week-enden, tegelijk met jou; hij wil ernstig over het Démasqué praten; ik schreef hem n.l. uitvoerig terug. Laten we dus afspreken, dat ik Zaterdag na den noen in Bergen kom en tot Zondagavond blijft. Marsman is bang voor mijn ‘leek’. Ik bedoel echter volstrekt niet ondeskundigheid, maar Leautaud, gemis aan gravité, een beetje nuchtere biologie voor we mystisch worden. Dat hij de poëzie neemt, is prachtig; van hem is veel leekenpraat te verwachten. Voor de rest: mondeling. Ik bewaar mijn vertrouwen, omdat de Zijlstra's in laatste instantie toch een punt moeten zetten, en omdat zij de z.g. jongere veelbelovenden niet gaarne de bons geven. Schrijf je nog even hoe of wat, t.o.v. van Bergen? hart. gr., je Menno N.B. Roelants lijkt me bij nader inzien toch niet wenschelijk, als redacteur dan. Hij is onnoodzakelijk, daarmee is alles gezegd. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 1 oktober 1931 R'dam, 1 Oct. '31 B.E. Van Bouws hoorde ik je nieuwe adres Zullen we voor Zaterdagmiddag in den Haag (b.v. bij Riche) een afspraak maken? Ik ben vanaf half één vrij. Binnendijk heeft mij, als ‘verrader’ en ‘heimelijke vijand’, en wat dies meer zij, de vriendschap opgezegd. Het heeft mij toch geraakt, niet om het einde van een niet meer bestaande vriendschap, maar om dit ridicule slot. Hoor ik nog even iets? hart. je Menno Heb je al een Man tegen Man? En reserveer je een Vriend en Vijand voor me? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Den Haag, [12 oktober 1931] Den Haag, Maandag. Beste Menno, Ik ben 3 dagen naar Gistoux geweest, voor ‘zaken’. Gisteravond teruggekeerd. Vanmorgen schreef ik een Panopticum-stukje tegen Pom, dat hierbij gaat. Ongelukkigerwijs liet ik het nr. van De Gids, waarin ik gezegde Pom herlas, in den trein liggen; ik moest vanmorgen dus ‘uit geheugen’ werken. Wil jij nu even naar een van je vele bibliotheken gaan, vooral waar je zelf het fraais immers ook herlezen wilde, en de ontbrekende citaten invullen, en de uit hoofd neergepende corrigeeren? Daarna zelf misschien een paar regels Panopticum schrijven, geteekend M.t.B., opdat ik niet heelemaal alleen in deze rubriek sta? En geef dan alles aan Bouws. - Ik zag Bep zooeven, die mij Hampton Court vertoonde; krijg ik spoedig een ingenaaid exemplaar? Daar zij je zou opbellen om je te bedanken, heb ik haar gevraagd een afspraak met jou te maken voor Donderdag. Ik hoop dat je kan. - Greshoff had graag een gebonden ex. van H.C., stuur je hem dat? hij zegt dat hij er naar snàkt het te lezen. Straks hoop ik Bouws te overvallen, met de geheimzinnige Herta. Overigens geen nieuws. Ik reken dus op je voor die citaten; onderstreep ze dan, zooals ik dat doe. Ik hoop tot Donderdag, of komen we Woensdagavond al bij elkaar? Hart. gr. van steeds je Eddy De schemerlamp-complexen zijn wat verdwenen; ik begin deze kamer lief te hebben. De menschen hier zijn ook erg geschikt. Je hebt misschien wel een Gids in de leeraarskamer? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 12 oktober 1931 R'dam, 12 Oct. '31 Beste Eddy Hierbij de verzen van een Zantvoortsch poeëet, die reeds het spreekgestoelte, door ons opgericht, wil bestijgen. Ik heb alles plichtmatig doorgelezen en hier en daar (b.v. in De Verstandige) een ‘niet onzuiver geluid meenen te moeten beluisteren.’ Maar dat gelul over dien slaaf stond mij erg tegen! Nu zend ik het vrachtje ijlings aan jou, ter deskundige voorlichting. Benevens de commentaar van ‘botervloot en vetpan’. Jij bezorgt het dan verder wel; neem het mee naar de redactievergadering. Die is toch a.s. Woensdag? Bep belde me juist op en wilde me Donderdag aan een Indische lunch noodigen. Helaas, ik kan niet door de school! Het spijt me erg. Ik ben begonnen in L'ombre du Caudillo. Uitstekend! Vooral (ik ben nog niet erg ver), die Aguirre, die de ‘waarheid’ spreken wil en zoo in de draaierij-mechaniek zit, dat hij die ‘waarheid’ nergens kan kwijtraken! Maar ik schort mijn definitief oordeel op, tot ik er mee klaar ben. Er ligt hier een Hampton Court op je te wachten. Ik zie je toch Woensdag? Hart. gr. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Den Haag, [16 oktober 1931] Den Haag, Vrijdag. Beste Menno, Afgesproken voor Zondag. Ik kom dan tegen 11 uur, of iets later, dat hangt van den trein af dien ik te pakken krijg. Kunnen we ook nog naar de tentoonstelling Toorop, en die van Koch-Willink-Postma? Ik las je brief met aandacht, maar begrijp er eig. niets van. Que de bruit pour une omelette! Het lijkt wel of ik Pom verontramponneerd heb en verkracht, inpl. van zoetjes verneukt. Wat hij van ons gaat denken, en Coster, is wel mijn laatste zorg; ik vind dit stukje, eerlijk gezegd, uitstekend en prachtig om er Panopticum mee te openen. Wil je het er absoluut uit hebben, breng het dan in stemming en als Roelants het met je eens is - waar immers kans op is - kwak het er dan uit. Ik kan je alleen zeggen dat het mij aan het hart zou gaan. Al was het alleen omdat Jany een Gids-nr. naar Den Haag heeft meegebracht om me van de voortreffelijkheid van Pom's artikel te overtuigen, dan reeds zou er mij véél aan gelegen zijn om mijn stuk niet terug te trekken. Maar ik las het gisteravond in drukproef over en vond het zoo aardig, wèl ‘du meilleur du Perron’, al is het dan zacht verneukeratief en niet féroce. Laten we toch niet tè veel bedenkingen gaan hebben met, voor en over ‘den lezer’, dan gaat alle aardigheid er spoedig af. Roelants heeft ook katholieke lezers. Ik ben gisteravond een kop thee gaan halen bij je zusje Tine: de thee bleek koffie te zijn, maar als zoodanig ‘perfect’; een andere verrassing was echter dat ik er je ouders trof, en zonder moeite herkende. Het was erg aardig, maar heeft niet lang geduurd. Met je moeder heb ik het toch nog even gehad over Coster en Binnendijk. - Wat jij nog niet weet is, dat ik over die ‘verraads’-kwestie een duidelijk briefje aan Van Wessem geschreven heb, waarin ik ook bekend maakte wat ik van de houding van Binnendijk in dezen dacht; ik schreef erbij dat, indien hij het noodig vond om er nog verder met B. over te beraadslagen, de tekst van mijn brief voor genoemden B. geen geheim behoefde te zijn. De brave Stan heeft mij allervriendelijkst teruggeschreven, maar voegt erbij dat hij mijn briefje inderdaad aan B. is gaan vertoonen en dat B. het niet al te vriendelijk heeft opgevat. Mooi. Tenzij ik eerstdaags misschien een persoonlijke missive van B. ontvang, geloof ik dat we de verraads-affaire hierbij gerust kunnen afsluiten. Stan wil best wat inzenden aan Forum en ik zie er geen been in om - als ik erg productief word - iets te zenden aan de cahier-verschijning van de Bladen. Met revuedirecteurs-concurrentie hoop ik teneenenmale niet behept te worden. Nu, tot Zondag! Hartelijke groeten aan Truida, de hand van je E. P.S. - Iemand (Coster of een ander), die werkelijk het belang van het heele nummer kan negeeren door alleen te spreken over deze kantteekening in kleine letter, geeft zichzelf een brevet van incompetentie dat lang niet mis is. Moeten wij - al zijn wij dan redacteuren - met zùlke dingen rekening houden? Dan scheid ik er liever direct mee uit. Het is toch te dwaas om op zulke ‘mogelijkheden’ in te gaan! Hoogstens kunnen we erop reageeren, maar dan toch niet bij voorbaat? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 3 november 1931 Eibergen, 3 Nov. 1931 B.E. Sedert twee dagen zit ik in de provincie, om uit te blazen van de verdoeming van Hampton Court. Wat mezelf verwondert, is, dat de moralisaties van Helman en Scholte (in de N.R.Cr.) mij toch nog raken en zelfs veranderingen teweeg zullen brengen in de Dr. Dumay. Ik had n.l. gedacht, dat de gemiddelde Nederlander amoreeler was, beter vertrouwd met het probleem van het cynisme; en dat Scholte zich op zou werpen als een verdediger van Gethsemane (waarbij de redactie van de N.R.Cr. fatsoenshalve nog eenige regels van de door hem geciteerde passage heeft geschrapt!) had ik niet kunnen vermoeden. Begrijpelijkerwijze is Jan Greshoff vuur en vlam. Hij stuurde mij vandaag het volgende fraaie kwatrijn: ‘Er was er eens een Koning, Die smeerde zijn billetjes met honing, Toen riep hij Helman: lik lik lik, Zie wat een zoete billen heb ik!’ Niet slecht! N.b. heb ik de eerste begrijpende en begrijpelijke samenvatting (samenvatting, niet eens critiek) van de inhoud moeten vinden in Propria Cures, waar een overigens zeer stuntelig jongmensch weergeeft, waarom het boek hem sympathiek is; en ik was verbaasd, iemand te vinden, die tenminste zag, waar het om ging! Dat schijnt Scholte b.v. absoluut onduidelijk te zijn. De heer Zijlstra gedraagt zich bij deze débacle allersympathiekst. Hij vindt het allemaal erg naar, maar draagt zijn lot geduldig. Zelfs waagt hij het nog, H.C. mooi te blijven vinden. Voorloopig laat ik Dr. Dumay liggen. Ik wil eerst eens zien, hoe H.C. generaliter gebracht wordt, om het thema van het volgende boek des te scherper te kunnen stellen. Dat kan dan nog het voordeel van de moreele strafexpeditie zijn. Onderwijl heb ik (voor Forum) Rembrandt van Theun de Vries gelezen. Het is een mislukking, veel te lang en psychologisch conventioneel; een soort van dichterlijke schilderkunst van zeventiende-eeuwsche milieutjes. Van Rembrandt komt weinig terecht; als het nog iets is, is het de roman van Titus van Rhijn. Maar ik denk, dat Helman het wel erg mooi zal vinden, en ook Scholte (die immers eischt, dat de romanschrijver zich niet meer vertoone, als hij eenmaal aan het schrijven is gegaan). Het eenige, wat in Rembrandt te waardeeren is, is de lyrische beschrijving. Maar daarvoor een roman van meer dan 300 pag.! Ik zou dolgraag in Parijs zijn gekomen, maar je weet, waar hem de schoen wringt. Als ik maar eenmaal van die verdomde betalingen af ben, die financieele boetedoening! Dus: later, later. - Zaterdag heb ik een lezing in Groningen gehouden (hetgeen tusschen haken een erg aardige stad is), met eenige voorproefjes uit het Démasqué, weswege twee heeren (muziekliefhebbers) demonstratief de zaal verlieten! Ik logeerde bij een kunstzinnige jood (een Twentsche jood, die alles ‘verdomd goed’ en ‘verdomd mooi’ vond); dat was vrij erg. Wist je, dat er een belangrijke groningsche bohême bestond? Er is zelfs een vermakelijk type bij, waarover ik je wel eens nader zal vertellen. Wanneer ben je weer terug? Je weet toch, dat 11 Nov. Forum uitkomt, waarvoor ook Roelants overkomt? Ik heb nog een stukje vervaardigd voor Panopticum, een bladvulling. een hart. hand van je Menno tot Zaterdag ben ik nog hier Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 3 december 1931 R'dam, 3 Dec. '31 Beste Eddy In haast (ik moet ergens uit eten) een wensch van beterschap met je griep, waarover Bouws me telefoneerde. Ik hoop, dat het niet van ernstigen aard zal zijn; het weer is anders rot genoeg. Je stukje tegen Opwaartsche Wegen lijkt me niet erg geschikt voor Panopticum; de zaak is van te weinig belang (niemand leest natuurlijk dat flutblaadje) en bovendien vind ik de repliek van dien heer niet de moeite waard om nog eens op terug te komen. Het is zoo'n ‘esoterisch’ gevalletje, dat we er m.i. geen woord meer aan moeten besteden. Belangrijk verschil met ‘het kasteel’, dat óók esoterisch te noemen is, maar door jouw ironie tot een kaakslag wordt voor de lieden met armeluis-argumenten. Van Lier schreef mij ook een briefje over zijn bezorgde Pa en zijn vers. Ik heb hem nu dadelijk geschreven, of het dan niet onder pseudoniem zou gaan. Het ding is toch veel te aardig, om op zoo'n particulier bezwaartje te blijven hangen. En bovendien: ik heb bepaald vertrouwen in dien v. Lier! Zijn brief was rustig, intelligent en zeer juist in zijn critiek op de opstellen van mej. Schelling, die ik hem gezonden had. Forum 2 zal bereids ± 15 Jan. verschijnen, om geleidelijk aan ‘over te schakelen’. Dat lijkt me een heel goed idee van Zijlstra; ik heb Marsman nu nog eens aangepord over zijn Reporters. Ingesloten een briefje van den heere Anthonie Donker (bij gelegenheid graag retour), waarin, dunkt mij, zijn levenshouding weer eens extra duidelijk aan het licht komt. Schrijf spoedig je definitieve adres! Hart. hand je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [4 december 1931] Brussel, Vrijdag. Beste Menno, Inderdaad ben ik, direct na aankomst hier, verplicht geweest mij op te sluiten. Morgen of overmorgen mag ik weer uit. Erg ziek voel ik mij niet trouwens, meer ‘gevangen’ - wat ook al vervelend is! Jammer dat dat stukje nu ook alweer niet goed is. Die meneer K.H. heeft een christenmentaliteit als die van 1000 anderen, en mijn stukje beslaat 6 of 7 regels. Maar laat ons er niet over sabbelen, als je vindt dat Panopticum erdoor wordt geblameerd, stuur het me dan terug; ik maak er dan een noot van voor Tegenonderzoek. Maar in principe dacht ik mij deze rubriek ook polemisch; niet alleen ‘wijzend op wantoestanden in den lande’, en dat die meneer zichzelf zoo graag bevuild zag, leek mij een boeiend symptoom. Er was in een ander nr. van Opw. Wegen een veel grooter stuk tegen mij van een dominee Van Nie, maar dan als boekbespreking, zoodat ik daarop niet zou willen antwoorden, maar dit was polemisch een bijval van Coster, en daarom dacht ik: hier wel. Maar het verschil van standpunt tusschen ons is dat jij te hoog voelt voor sommige aanvallen (evenals Marsman) en dat ik dit, tegenover mijzelf tenminste, niet anders kan voelen dan als een soort excuus. Ik zou den strijd met zoo'n stronthommel stoot voor stoot eindeloos kunnen voortzetten; ik vind het vervelend als hij en zijn vrindjes kunnen denken: ‘zie je wel, nu we hem terug aangeblaft hebben, houdt-i z'n bek’. Maar soit - en je weet al lang dat ik hier zoo over denk. Ik kreeg ook van ‘Nico’ een briefje, en wel om medewerking aan een Holland-nr. van Le Journal des Poètes. Voor deze Fransche historie grijpt hij naar mij, en vooruit, ik zal hem niet in den steek laten. Dat Journal is wel van geen enkel belang, maar onsympathiek is het niet, en er moet dan maar wat voor Holland gedaan worden! ‘Nico’ vraagt om een interview van mij over de poëzie; als ik dat met Méral hier in deze ziekenkamer in elkaar kan draaien, lijkt me dat niet ongezellig. - Zijn briefje aan jou over H.C. is, als gewoonlijk, verre van onjuist, maar een beetje ergerlijk van toon, vooral aan het eind. Ik zou als ik jou was, daar zeer ironisch op antwoorden (zoo zelfs dat hij het begrijpt), niet ‘verklarend’. Over het algemeen vindt men het begin van je Démasqué langzaam loskomen; mij heeft het niet gehinderd, maar misschien is het wel zoo. Iedereen vindt het, zegt Marsman. Maar ‘Nico’ is hier mogelijk weer een echo van die Iedereen. Het doet er ook geen bàl toe! God zij dank! Ik heb op het oogenblik bepaald een kater van de chose littéraire. Ik las Den Doolaard's Druivenplukkers: 3 × zoo goed als zijn eerste boek, en 5 × zoo boeiend als De Stille Plantage. Maar in laatste instantie vraag ik: waar raakt me dat? en wat voel ik er voor? - En zoo gaat het ook met allerlei andere boeken, die ook in het buitenland verschijnen. Ik ben, geloof ik, rijp om me terug te trekken en rustig aan een paar eigen dingetjes te ‘arbeiden’, als het zoo uitkomt. Ik vraag me heusch af: wat doe ik eigenlijk in de redactie van Forum? Ik zou ergens buiten willen wonen (tenzij ik een baantje krijg van Zijlstra) - in Lugano, of in Spanje, en me heelemaal los voelen van alle productie van anderen, ook geen vakmansbelangstelling meer willen hebben. Daar komt het ook wel van. Nu, hartelijke groeten, ook aan Truida, van je E. P.S. - Schrijf me niet meer hierheen; je brief zou te laat komen. Eerder nog naar Gistoux - of wacht tot ik weer schrijf. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 7 december 1931 R'dam, 7 Dec. '31 Beste Eddy Je brief heeft me oprecht onpleizierig gestemd; niet zoozeer vanwege het incidentje zelf, als door den mismoedigen toon, die je aanslaat. Misschien ook door de griep beinvloed? - Maar werkelijk: je vraag, ‘wat doe ik eigenlijk in de redactie van Forum’, lijkt me niet conform de beteekenis van het stukje, waarover we van opinie verschillen. En sterker: ik durf de verantwoordelijkheid voor dat blad alleen aan met jouw medewerking! Wij zijn het toch in groote trekken volkomen eens en behoeven waarachtig geen revue-directeuren te worden in den professioneelen zin, om van het ding, dat we samen in Gistoux hebben opgericht, iets behoorlijks te maken. Zonder eenige reserve ben ik het ook eens met een panopticum als dat over het kasteel, hoe persoonlijk ook. Ik acht me ook evenmin ‘te hoog’ voor replieken, als die van jou tegen de ‘stronthommels’. Maar waarom in godsnaam zulk een discussie gerekt, als er geen enkele algemeene waarde aan ten grondslag ligt? Dat is voor mij het eenige criterium in dezen, en ik vind, dat je door dit repliekje geen enkele algemeene kant naar voren brengt. Trouwens, die knul K.H. is toch ook te bête, om door jou nog au sérieux te worden genomen; niet, omdat je je ‘te hoog’ acht, maar omdat hij geen enkele opmerking maakt, die ook maar eenigszins hout snijdt. Ik weet heusch de persoonlijke noot van je aperçu's te apprecieeren, ga absoluut niet accoord met het zwaarwichtige geklets van Donker, dat je alleen maar ‘aanstipt’, of hoe hij het noemen wil. Een stukje als dat over het kasteel is snijdend, afdoend voor de armeluisrepliek; geloof me, vernietigender dan een heel betoog; maar met dat verweer tegen K.H. bereik je bij geen enkele lezer effect (bij mijnheer K.H. natuurlijk niet, die is alleen maar gevleid, als je repliceert en stikt in zelfvoldaanheid). Nu de algemeene kant. Ik begrijp, dat je liever verdwijnt uit Holland. Ik wil ook, als het moet, het zakelijke zaakje, dat aan Forum vastzit, wel met de andere heeren opknappen. Maar één ding: het essentieele van Forum is voor mij onze samenwerking, ideëel bedoeld dan. Heb ik het gevoel, dat jij je terugtrekt, dan wordt het blad voor mij een nachtmerrie. Je ziet me misschien toch te veel als iemand, die alleen maar op intellectueel contact vriendschap voelt; ook al door het geval - Binnendijk, een slecht antecedent, omdat daarbij kwestie is van ev. verwateren van een intellectueele vriendschap in een onmogelijke (van zijn zijde onmogelijke) amicale verhouding. Voor mij is Forum een vriendschapskwestie, niet hoofdzakelijk omdat wij het theoretisch eens zijn, maar omdat wij die affaire als vrienden hebben opgezet. Ik zie ook niet in, dat een verschil van meening over een repliekje (dat misschien nog wel eens zal voorkomen) ook maar iets te maken heeft met de basis van de onderneming. Daarom: ga gerust naar Spanje, laat je niet weerhouden door wat ik vroeger zei over het alleen - opknappen; dat kan me niets schelen. Bouws is er overigens voor 9/10 goed voor. Maar laat Forum een fetisch blijven van onze relatie, die werkelijk niet alleen een ‘intellectueele phase’ voor mij beteekent. (Je kent niet de vrienden, die ik uit zuivere gevoelsoverwegingen heb, de ter Haar's b.v., menschen, die intellectueel in geen enkel opzicht belangwekkend zijn, evenmin waarschijnlijk als je indische vrienden, maar die juist daarom misschien vaster aan me verbonden zijn dan Binnendijk, bij wie het intellectueele element een groote factor was). Als ik weet, dat Forum voor jou hetzelfde vertegenwoordigt als dezen zomer in Gistoux, is het me onverschillig, of je tijdelijk uitknijpt of niet. Hierbij het stukje terug. Gebruik het als noot in Tegenonderzoek - zooals je zelf voorstelt. En laat zoo'n paar regels toch niet beslissen over je relatie tot Forum. Ik ben bezig aan een stuk, Een Studie in Schaduw, over het Tweede gezicht o.a. bij het lezen van boeken (waarom wij überhaupt nog lezen, als we kotsen van verdienstelijke romans à la Stille Plantage). Dit naar aanleiding van de philosophen Vergin en Spengler. Van Lier heeft me zijn gedicht onder pseudoniem van Aart terug gestuurd ter plaatsing. Ik las nu ook de critiek van Slau op H.C. Veel minder moraliseerend dan de rest, maar eigenlijk nog veel onbeholpener m.i. Hij komt tot de slotsom, dat Ali Smeding toch eigenlijk nog beter is, want die heeft meer van het volle leven. Toevallig raakte ik in de brieven van Dostojewski. Ik heb ze nu in één stuk uitgelezen, verrast door de eenvoud en de scherpe observatie van iemand, die philosopheert als een boer. Een man, die door Coster alleen maar bevuild kan worden! Ik stuur deze brief maar p/a Greshoff. Laat gauw weer iets hooren! hart. hand je Menno N.B. Maak bij gelegenheid mevr. Greshoff mijn compliment over haar uitstekende stukje in de Groene naar aanl. van van der Velde! Zeer sympathiek en een verfrissching, bij het geklieder van verschillende dames-kwijlen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Amsterdam, 10 december 1931 Donderdag. Beste Menno, Ik ben hierheen gespoord, na die rottijd in Br., die me heugen zal. Ik ben nog steeds niet geheel in orde, maar de rest zal wel slijten, ook op straat. Vanaf straks wordt mijn adres: c/o R. Blijstra, 540 III Prinsengracht A'dam. Ik blijf nog 5, missch. 7 dagen. Kom je me eens opzoeken? Gr. aan Truida, de hand van je E. Origineel: particuliere collectie E. du Perron aan Menno ter Braak Amsterdam, [12 december 1931] Amsterdam, Zaterdagavond. Beste Menno, Veel dank voor je hartelijke brief. Ik antwoord nu maar kort, 1o omdat de ‘aanleiding’ onbelangrijk is en ik die gisteren ook weer met Bouws heb moeten bespreken; 2o omdat mijn omstandigheden zoo zijn dat ik mij èn ziek èn heen en weer geslingerd, d.i. onbehagelijk, d.i. weinig schrijflustig voel. Ik zit nu in het Museum-Pension, P.C. Hooftstr. 4. Au fond komt alles hierop neer: ik voel mij bedreigd door een ‘finantieele ruïne’ en heb er stierlijk het land over in dat ik blijkbaar te beroerd zal blijken om - althans behoorlijk - geld te verdienen. Vooral gegeven de situatie tegenover mijn familie en andere mogelijkheden, is dit gevoel mij een voortdurende obsessie. - Ik meende eenige kans te hebben bij Zijlstra. Het zal wel NIETS worden (volgens Bouws). Waar moet ik solliciteeren? Met een baantje van fl. 60 (als jongste bediende in een boekwinkel) ben ik natuurlijk niet geholpen. Als dit zoo uitloopt als ik vrees, dan wordt het niet meer een kwestie voor mij van naar Spanje gaan, maar naar Indië. Daar vind ik nog wel iets, verbeeld ik mij. Wat mijn ontmoedigdheid betreft inzake Forum: op al wat je me voorhoudt heb ik niets anders te zeggen dan dat ik je geloof en dat het voor mij ook zoo is. Want ik had heelemaal geen zin om van Forum weg te loopen; ik wou alleen maar medewerker zijn, geen redacteur, dit voor de zuiverheid van de situatie. - Oók omdat ik qua redacteur meende meer belangstelling te moeten hebben voor allerlei ‘tijdsverschijnselen’, die mij in waarheid volkomen koud laten - als ze mij niet bête en naargeestig stemmen, als 3 op de 5 keer. Maar goed, als ik vrijheid van beweging houd, blijf ik nog een jaar tenminste. Het stáát ook wel goed, moet ik zeggen! - Mag ik ook redacteur in Indië zijn? Je stuk over het ‘tweede gezicht’ is zeer boeiend en goed - alleraardigste stukken overal; we spreken er nog over. Het is m.i. onnoodig om te zeggen dat ik ‘er voor’ ben het te plaatsen. Hierbij gaat het terug. (O ja, ‘schaduw’ is vrouwelijk, dus niet ‘in den schaduw’, zooals ergens staat. En in het laatste gedeelte staan herhalingen. Ook de slotzin wordt, meen ik, beter als je ervan maakt wat ik op mijn copy aangeef.) Ik heb Bouws het volgende voorgesteld, voor de volgende redactievergadering: 1. Geen ‘veto’ van redacteuren tegen panopticum-stukjes van andere redacteuren, over meerdere of mindere ‘belangrijkheid’. Voor mij is dit alles nagenoeg even onbelangrijk. In ieder geval wensch ik in geen enkel geval over panopticum-stukjes van jou en Roelants te beslissen (dit schijnt trouwens te zijn voorzien, want ik kreeg tot dusver geen enkel stuk te zien dan geplaatst of gezet). Let wel, ik wil mijn 7 regels tegen K.H. best terug, maar ben het nog steeds absoluut niet met je eens, en vind vooral het principe van deze controle op elkaar bedonderd. 2. Ik ben tegen het stuk van Nijhoff over Joh. de Meester, als hij er niets uit schrappen wil. Ik vind dan de heele figuur De Meester voor òns te onbelangrijk om er zooveel blzn. mee te vullen. - Alléén Panopticum mag voor mijn gevoel vòl staan met ‘onbelangrijke’ stukjes, mits ze op zichzelf aardig zijn. (Et encore!) Nu, later meer en beter. Geloof niet dat ik niet meer schrijf uit onhartelijkheid, maar ik voel mij physiek niet al te best en moet nog allerlei vervelende brieven schrijven, o.a. naar ‘huis’. Wil je dit ook aan Truida zeggen en dat ik haar spoedig zal antwoorden? Dank. Hartelijke groeten voor jullie beiden van steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [25 december 1931] Brussel, Kerstdag, 1931. Beste Menno, Bouws heeft je misschien al mijn adres gegeven. Vertel me eens wat. Ik ben weinig schrijfvaardig en heb ook niet veel te vertellen, of te vertellen misschien nog wel, maar niet te verpennen. Wat doe je? hoe schiet Dr. Dumay op? Of de rangorde? - En waar zit je? Het schijnt dat in het Handelsblad een groot stuk tegen Forum gestaan heeft, waarop we misschien kunnen antwoorden, in Panopticum, dunkt me. Het heet Schering en Inslag. Heb je het gelezen? Vanmorgen kreeg ik drukproeven hier, die ik dadelijk corrigeerde en terugzond. Ik heb de ontboezeming over acteurs, aan het end, nog met een paar regelen ‘verrijkt’, en o.a. ‘das Zweite’ van Nietzsche te berde gebracht, al was het maar om een paar Scholtes te kittelen. Ik probeer anders te werken aan een tooneelstuk, waarvan ik het schema in Amsterdam vrij snel in elkaar zette, maar het is een heele andere geschiedenis als je begint aan de dialoog. Toch moet het mij wel ‘liggen’; met een beetje routine kom ik er wel. Las je in D.G.W. onze goede Jacques over jou en mij, of liever: over mij en jou, in zijn volgorde? Lang niet mis, ofschoon sympathiseerender met mij dan met jou, en bij oogenblikken (vooral bij de ‘bezwaren’) allergenoegelijkst weer voorgedragen. Helman komt er met een héél klein pluimpje af. De rest volgt; zooals Jany zegt: ‘Ieder mag een oogenblikje op oompje's knie komen zitten’. Misschien zit je wel in Eibergen; ik eindig. Je Ed. P.S. - Ik stuur dit naar Eibergen - als je daar niet bent, zendt je familie het je wel door. Wil je niet eens in Brussel komen? Ik betaal in dit pension maar 45 frs = fl. 3 per dag, en minder kan ook. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 27 december 1931 Eibergen, 27 Dec. '31 Beste Eddy Van Bouws kreeg ik je tijdelijk adres; ik hoop, dat deze brief je daar nog zal bereiken. Truida en ik hebben ons voor eenigen tijd (ik denk tot 1 Jan.) in Eibergen neergelaten en vegeteeren hier. Veel nieuws heb ik niet. Ik schrijf zoo nu en dan aan den roman en rook veel. Verleden week-end was ik bij de Bloems, met het allergrootste genoegen. Jacques is werkelijk, hoe beter je hem leert kennen, een alleraardigste kerel. Ik heb kilometerlange gesprekken met hem gehouden over de poëzie en de philosophie en onderwijl op veel grammophoonplaten gedanst met Clara. Ik mag haar ook graag; zij ventileert haar gevoelens niet en dat is mij bepaald sympathiek. Deze vorm van huwelijk mag ik wel, al zit er iets raars en onhelders in. Overigens heb ik gemerkt, dat het baantje van Jacques het lui’ste baantje is (gemiddeld), dat er in Nederland bestaat; hij doet werkelijk heelemaal niets en verdient toch geld. - Heb je het stuk van Jacques in de Gulden Winckel gelezen, over ons? Lang niet gek, met zeer juiste opmerkingen, als geheel weer wat ‘toegeeflijk’, maar in zijn soort geslaagd. Ik heb intusschen La Voie Royale gelezen, met gespannen aandacht. Vergeleken bij De Stille Plantage: enfin, er hoeft niet eens over gepraat te worden, malgré alle ‘oerstroomen’ van Marsman. Toch kan ik den avonturier van Malraux moeilijk accepteeren; mij hindert steeds het geforceerde van deze afkeer van het ‘burgerschap’; zoowel in Perken als in Claude ruik ik de theorie van den goeden avonturier, den onbestaanbaren verzetspleger. Dit is geen absoluut bezwaar; het is een gebrek aan ‘avontuurlijkheid’ bij mij waarschijnlijk. Onmiddellijk dringt zich bij mij de vraag op: waarom in 's hemelsnaam zich zoo druk maken over die reliëfs en met alle geweld muskietenbeten willen oploopen? De vraag van den eersten den besten ‘burger’ dus, die in mij blijkbaar spreekt, op dit moment des avontuurs. De scène met Grabot en de wilden is ongelooflijk goed, ook de terugtocht naar Siam. Curieus is, dat aanvankelijk Claude denkt, en later hoofdzakelijk Perken; het is, of Malraux zich daar meer van zichzelf heeft losgemaakt en zich in Perken heeft geobjectiveerd. - Mijn ‘bezwaar’ is dus alleen het uitgangspunt; voor alle andere bezwaren à la Otten voel ik absoluut niets. Zelfs voel ik de beroemde ‘sfeer van het oerwoud’ volstrekt niet minder bij Malraux dan in de fragmentjes van Helman. Kun je niet eens een stuk schrijven over de film, van ‘leekenstandpunt’, zooals je destijds wilde doen? Voor Filmliga, waarin ik zooiets opwekkends graag zou willen plaatsen. Al die serieuze aestheten daar hangen me erg de keel uit. Je leeken opmerkingen over Romance Sentimentale en Turksib zouden het zaakje belangrijk opfrisschen. Het zal mijn mederedacteuren wel choqueeren, maar ik waarborg de plaatsing. O jezus ja, ik hoorde, dat je met Pom gestreden had. Ik verlang naar mondelinge bijzonderheden over dit duel. Vic vertelde me er met sloome stem iets van, in Sandeman. Hij is aan de N.R.Ct. en was de eerste dag al erg moe, terwijl hij een paar russisch-uitziende vrouwmenschen had opgepikt. Rudi van Lier zond me eenige poëzie, op mijn verzoek. Niet slecht, maar m.i. niet zoo aardig als de Scholier. Ik laat dat hier maar liggen, tot ik een solieder adres van je weet. Laat gauw weer eens iets hooren. Ik heb het gevoel, of ik je in lang niet gezien heb. hart. gr. je Menno Mijn adres is dus tot 1 Jan. hier, daarna weer in Rotterdam. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 27 december 1931 Eibergen, 27 Dec. '31. B.E., Dit is al het derde geschrift, dat ik vandaag aan je adres op de post doe. Ik kreeg na verzending van de eerste twee je brief, waarvoor hartelijk dank. Het lijkt me een goed idee, mijn vacantie in Brussel te beëindigen. Schikt het je, als ik Zaterdag 13.01 (Midi) in Brussel kom? Ik tref je dan wel aan den trein. Laat me nog even naar Eibergen weten, of je daarmee accoord gaat. Ik ben tot Vrijdag nog hier. Zeer verlangend naar nader nieuws omtrent je tooneelstuk. Het genre lijkt me uitstekend voor je geschikt, gezien je talent voor de dialoog. Je bent dan meteen van de ‘beschrijvingen’ af. Kan ik dus à f 3 bij Herman logeeren? tot ziens dus waarschijnlijk. hart. hand je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [29 december 1931] Brussel, Dinsdag. Beste Menno, Als je me geschreven had dat je vandaag of morgen kwam had ik je brief met gejuich ontvangen. Nu is het te laat om nog te komen, althans als je mij wilt zien; ik ga Zondag uiterlijk van hier weg; niet alleen heb ik meer dan mijn bekomst weer van dit wintersche Brussel, maar òf ik krijg ‘goed bericht’ van Malraux en ga dan naar Parijs (en blijf daar of ga verder naar het Zuiden) òf het is ‘slecht’, d.w.z. dat er absoluut niets voor mij te vinden is, ook daar, en dan ga ik het maar weer in Holland probeeren. Misschien ga ik dan voor de goedkoopte naar Utrecht. Je suis un bouchon, dansant sur les flots - nog nooit ben ik zoo ‘dansende’ geweest. Maar heelemaal onprettig is het niet, en zeker verre te verkiezen boven de ‘kluisters’ van Brand Whitlock en Gistoux. Ik heb hier serieuze specialisten voor echtscheiding geconsulteerd. Het is gewoonweg krankzinnig wat ze hier in hun katholiekerigheid bedacht hebben om de boel pestilent te maken. Ik vertel er je mondeling meer van, ook van die kinderachtige bakkelei-partij met Pom. Pom was aangeschoten, Stols begon te stoken, Pom deed erg haantjesachtig, sprak van ‘buiten uitknokken’ en zoo meer, tot ik hem zijn zin gegeven heb. De strijd was kort en idioot en stolde in de armen van vele taxichauffeurs. Pom heeft me onder mijn neus gekrabd, en ik heb hem twee muilperen verkocht, waarvan één, volgens zijn eigen zeggen, ‘verdomd goed’ en precies midden op zijn neus. Ik vond het een belachelijke historie van begin tot eind en heb me geen oogenblik boos kunnen maken; maar ik wou hem de legende niet gunnen van mij 3 × tevergeefs naar buiten te hebben geroepen of zoo, ook al was hij dan een beetje dronken. Het stuk dat ik je hierbij terugzend lijkt mij nu eens geen lettergreep waard. Zulke pure schoolmeesterij hoeft ons toch niet te raken. Wie is die ‘W. Ver...’? Voor nr. 3 schrijf ik dat panopticumpje voor hh. romanciers: Schema te geef. In Utrecht dan misschien, of God weet waar. Ik wou ook dat deze rotwinter weer om was. Mijn 1e bedrijf is klaar. De dagen die ik hier nog blijf - dus tot Zaterdag of Zondag? zou ik kunnen besteden aan het 2e. Je ziet mij op een dag hoogstwschl. in Rotterdam opdagen, of ik bel je op, of schrijf je weer, zooals dat het beste uitkomt. Wat je over La Voie Royale zegt ben ik grootendeels met je eens, en die ‘oerwoud-atmosfeer’ is zéker bij Malraux geen spat minder dan bij Helman. Bien au contraire, zou ik zeggen. Ik ben benieuwd naar de verzen van Van Lier. - Als ik in Holland terugkom spreken we over die leekenstukjes over filmkunst ook nog nader af; als ik, onverhoopt, in Parijs of Frankrijk ben, heeft het natuurlijk weinig zin. In Holland wil ik ook nog altijd best voor Forum over tooneel schrijven. Maar hebben we wel genoeg plaatsruimte? Als jij en ik zóó productief worden, blijft er nauwelijks een hoekje open waarin Roelants zich wringen kan! Nu, beste, òf tot spoedig ziens in het rijk van Wilhelmina, òf tot een nieuwe brief uit Zuidelijker oorden. Vanaf 1 Januari ben je dus in Rotterdam terug? Hartelijke groeten aan Truida, de hand van je E. P.S. - Schrijf ook niet meer hierheen, want als ik de brief van Malraux eerder ontvang en het me hier te benauwd wordt, breek ik nòg eerder op, bv. Vrijdag. Het is hier eig. sinister voor mij geworden, al deze karakterlooze donkere buurten. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel [2 januari 1932] Zaterdag, Brussel. Beste Menno, Ik maak me zoetjesaan op om te verdwijnen, maar wacht nog steeds op antwoord van Malraux. Anders ga ik toch, zoo maar. Even nog wat werken aan mijn 2e acte. Ingesloten een prachtstuk, waarin wij allen even ervan langs krijgen; van een mijnheer C.C.K. in een Leidsch studentenblad. Volgens Greshoff zit Pom hier achter, en het is best mogelijk. Overigens: bah! Ingesloten ook nog een paar verzen van Vestdijk, die ik alle zeer goed vind. Maar hierna wachten we een beetje met verdere proeven van hem, voor de ‘variatie’. Je hoort weer van me zoodra ik dichter bij je of verder van je af zit. Hart. groeten, ook aan Truida, van je E. Hoe zit dat nu met dat stuk over Koch? Het is beter Engelman te nemen, als meer ‘bij ons hoorend’, al is het dan maar door schrijfwijze en leeftijd. Wanneer is er weer een vergadering? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [10 januari 1932] Zondag. Beste Menno, Wil je Bouws mijn nieuw adres opgeven en het zelf ter harte nemen? 83 Frederik Hendrikstraat, Utrecht. Woensdagmiddag kom ik bij je. Maar schrijf vóórdien, si le coeur t'en dit, want ik heb zoo'n idee dat je me eenige dingen hebt te vertellen, die op een Forum-vergadering niet grondig genoeg behandeld kunnen worden. En hoe het zij, je zult moeten toegeven dat ik je niet in het onzekere heb gelaten omtrent wàt een historie als deze voor mij beteekent. Met hartelijke groeten en in de verheugenis je spoedig terug te zien, steeds je Ed. Dank voor de verzen van Van Lier. Ik ben het met je eens: wel aardig, maar toch onvoldoende. Ik heb prachtbrieven voor je van deze jongelieden (Fred en Rudie) over jouw jongemeisje (Aat)! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 11 januari 1932 Rotterdam, 11 Jan. '32 Beste Eddy Blij, weer wat van je gehoord te hebben. Inderdaad, na de tijding van de laatste dagen, is er iets meer te bepraten dan op de Forum-vergadering gebeuren kan. Maar nu ben ik ongelukkigerwijs Woensdagmiddag bezet (door een zaak, waarover later meer). Zullen we nu de Donderdagmorgen (ik ben dan vrij) voor wederzijdsche mededeelingen reserveeren? Je blijft dan bij mij logeeren. In ieder geval verwacht ik je, voor de redactievergadering, om half acht Woensdag bij mij. We kunnen dan vandaar naar Zijlstra gaan. Tot ziens dus, hart. gr. je M. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 januari 1932 R'dam, 15 Jan. '32 Beste Eddy Zooals ik al half gedacht had, houdt de ‘zaak’, waarover mondeling meer, me dit week-end in Rotterdam. Neem het me niet kwalijk; maar ik weet, dat je het mij bij voorbaat niet kwalijk neemt, zelfs als uitwisseling van gedachten er op moet wachten. Zullen we nu vast vooruit afspreken, dat ik de volgende week-end in Utrecht kom? Ik schrijf het voorloopig op en houd er dan rekening mee. Misschien heb je dan al de derde acte af? een hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Utrecht, [16 januari 1932] Utrecht, Zaterdagnacht. Beste Menno, Als je deze Zaterdag hier gekomen was, had je bij Marsman kunnen logeeren (dat kan volgende week trouwens ook) en je had me morgen weer zoowat ziek kunnen meemaken. Gisteravond schijn ik weer een paar griepbacillen te hebben opgedaan; erg plezierig is dat - de 3e keer nu al, deze winter. Après tout is het dus beter als je de volgende week komt. De boel hier inspireert me niet erg tot werken. Vandaag was ik bij Engelman met de Marsmenschen, en later met Blijstra en Halbo Kool, van de eene kroeg naar de andere, waarbij op een gegeven oogenblik de heer Kuyle met vrouw aan ons tafeltje kwam te kleven. Beste vent overigens, die Kuyle; hij is glad en vet, maar ik zweer je: goochem! Enfin, het is boeiend literair, zooals je ziet. Kool is wèrkelijk een alleraardigste kerel: al ben jij een beetje zijn bête noire door je ‘teveel aan intelligentie’. Maar ik heb je ‘verklaard’! Ik heb me Van de Velde aangeschaft, 2e handsch, en denk hem tegen je te verdedigen. Het is een zeer nuttig iemand; zéér. Het 2e deel van zijn ‘trilogie’ bevat alleraardigste plaatjes zelfs: kom de schoonheid zien van het mannelijke lichaam onder een gelaat met snorren! De rest mondeling. Ik ben en blijf zeer benieuwd, en reken dus op volgende Zaterdag. - Blijstra zeer ontgoocheld door de nieuwe weigering van Forum, [‘Nieuw’, na de vele weigeringen n.l. bij de Vrije Bladen], gaf me bijgaande monoloog die ik heel geschikt vind. Ik hoop dat het ditmaal lukt hem op te nemen; het is nu niet te lang. Tot nader, hartelijke groeten, ook aan Truida, van je E. Ik ben werkelijk zéér benieuwd! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 19 januari 1932 R'dam, 19 Jan. '32 Beste Eddy Als je griep over is, kom ik dus Zaterdag a.s. met den trein van 14.08; ik hoop je dan aan de statie te treffen. Maak jij dan in orde, dat ik bij Marsman logeeren kan? De monoloog van Blijstra is heel aardig, hoewel ik voortdurend blijf denken, dat hij tot betere dingen in staat is. Maar ik ben vlak voor plaatsing, geef het ms. door aan Bouws. De ‘zaak’ is inderdaad j.l. week-end in een nieuw stadium gekomen. Zullen wij hier moeten spreken van ‘the love of the parallels’? Wie weet! Je begrijpt al, dat deze ‘zaak’ niet commercieel is, maar ik demaskeer mij verder niet voor Zaterdag. Naar de snorren van het Volmaakte Huwelijk en je argumenten pro ben ik verlangend. Tot Zaterdag dus, zonder tegenbericht? hgr. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Utrecht, [22 januari 1932] Utrecht, Vrijdag. Beste Menno, Kom Zaterdag hier, maar aan het station zal je me niet vinden. Ik ben genezende van de griep, maar zeker Zaterdag nog niet capabel om uit te gaan. Ik zou je graag zien en heb je van allerlei te vertellen. Ik reken er dus op en zal met Marsman voor logies afspreken. Ingesloten een vers voor Forum dat wschl. je goedkeuring zal hebben. Jan Engelman legde mij uit dat èchte poëzie (bv. Rilke) wijn is, vgl. met jenever (bv. Corbière), hoe goed die jenever overigens ook zijn mag. Wijn is edeler dan jenever. Ik ga met deze onderscheiding volkomen accoord. Zend of breng mij dat versje dat wij samen eens dichtten bij Bep; ik wou het naar Helikon sturen als je het goedvindt, onder pseudonym, - en opdragen aan Engelman. De rest mondeling. Hart. groeten van je E. Neem a/h station lijn 2 a tot achterin de Stadhouderslaan. Je bent dan op 2 pas van mij af; vraag dan aan den conducteur verder. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Voorburg, [3 februari 1932] Voorburg, Woensdag. Beste Menno, Hier is mijn adres: Laan van Oostenburg 27, Voorburg. Wanneer kom je me opzoeken? De kamer is heel wat ruimer dan die in Utrecht. Laat ons anders afspreken voor Den Haag of Rotterdam zoodra jij kunt. Schrijf me wat je vindt van mijn Scenario voor de Prijs. Gaf Bouws je mijn sonnetten door? Schrijf spoedig en geef Truida mijn adres. Met hartelijke groeten voor jullie beiden, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 4 februari 1932 R'dam, 4 Febr. '32 B.E. Ik heb deze week op een telefoontje van je zitten wachten, maar dat is er zeker bij ingeschoten. Vanmorgen je nieuwe adres; geluk er mee! De catalogus van je adressen wordt stattlich’! Nu dan: je ‘scenario’ is ronduit schitterend! Maximum aan effect, door de ‘juiste toon’ vooral. Wim heeft er een heele morgen pleizier mee gehad; hij was er werkelijk voor, dezen roman te laten ‘uitvoeren’. Heb je overigens gezien, dat Helman in De Groene van deze week een novelle geplaatst heeft, waarin Thilde en de avonturier reeds optreden? Hij wil het je blijkbaar zoo gemakkelijk mogelijk maken. Sonnetten vind ik ook goed, hoewel ik geloof, dat de eerste redactie van Garbo-Dietrich beter, directer was. Ik zou ze moeten vergelijken, overigens. Bouws zegt, dat alles waarschijnlijk in no. 3 kan. We hebben dan een groote voorraad Panopticum. Ik schreef n.l. nog een paar regels over de Gideonsbende en hare ‘ledige kruiken’ (Richteren VII, 16); en voorts een stukje over Harris. Beide berusten bij Bouws; ik zal hem dadelijk opbellen en hem zeggen, dat hij ze ter lezing aan je door moet geven. Over Harris had ik veel meer kunnen zeggen, maar het mocht maar 3 pag. zijn. Ik heb a.s. Zaterdag te half drie in Riche een afspraak met de jongeheeren van Forum (v. Lier en Batten). Kom jij ook? Ik ben er in ieder geval. We kunnen dan tegelijk een datum afspreken, om je kamer te komen zien. Een Voorbereiding is vandaag naar Zutfen verzonden. hart. gr. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Voorburg, [20 februari 1932] Voorburg, Zaterdag. ‘De Burcht’, zijgalerij. Beste Menno, Na eenige dagen Gistoux ben ik, nu met de heele familie, hier teruggekeerd. Als alles goed blijft gaan, sta ik Donderdag a.s. met Simone voor den rechter in Utrecht. Wanneer zie ik je? Maandag en Dinsdag zou ik je ergens kunnen ontmoeten. Woensdag, Donderdag, Vrijdag niet. Schrijf eens. Je kan bij Bep komen eten, met mij samen of alleen; in het laatste geval zie ik je dan er na. Groeten aan Truida. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Den Haag, [22 februari 1932] Den Haag, Maandagmiddag. Beste Menno, Ik rukte uit het Voorburgsche huis naar een pension waar mijn moeder en Simone zitten (ook liggen, slapen). Ik voel me rot, erg slap; de dokter vindt niets speciaals - enfin. Twee dagen rust en kamer houden, liefst drie. Maar morgen kruip ik er zeker weer uit. B. zie ik op deze manier wel erg ‘tusschen de bedrijven door’. Ook dat is hardly bearable. En jou zie ik niet. Ik wou dat je me eens wat van die bewuste Zaterdag in Amsterdam vertelde. Heb je me naar Voorburg geschreven? Bouws is uitgezonden om daar de post op te halen, maar zal niet hier zijn voor straks 8 uur. Het is nu 6. Het stuk van Gr. dat hierbij teruggaat vind ik ook heel aardig, maar toch niet voor ons. Ik hoorde van Bouws dat je dat andere stuk (over Flandres) zoo goed vond. Tant mieux! Ik schreef zelf een antwoord op dat fluimige kif-stuk van Schotman; het is een beetje lang geworden, maar toch wel afdoend hoop ik, en misschien wel een plaats waard in het Panopticum. (In geen geval elders!) Verder te beroerd om iets uit te voeren. Donderdag, zooals ik schreef, ga ik wschl. met Simone naar Utrecht. Moge dan alles achter den rug zijn - in ‘wezen’ althans, zooals de philosophen zeggen. Het stuk van Aad is wel aardig, maar wat valt ervan te zeggen? Liever had ik een dagboekbladzij van haar. Ik geef deze enveloppe straks aan Bouws. Tot ziens, volgende week misschien? Met hartelijke groeten aan Truida, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 29 februari 1932 Rotterdam, 29 Febr. '32 Beste Eddy Bouws heeft je zeker al bericht, dat ik nevelige pogingen deed, je Zaterdagavond op te bellen, maar dat ik aan die automaat-telefoon in Atlantic geen gehoor kon krijgen. Misschien lag het aan mij, want ik was niet erg nuchter; maar veel miste je er niet aan of het moest zijn aan de schoone Hertha, die werkelijk de conversatie blijkt te hebben van een, laat ik zeggen, filmster, maar ik wou eigenlijk zeggen: duitsche dienstbode. Poor Bows! Of misschien zal hij zoo juist gelukkig worden, wie weet! Schrijf vooral in Gistoux dat stuk over de persoonlijke moed, dat (ik voel het) één van je beste dingen zou kunnen zijn. Er is zooveel liederlijke leugen en hypocrisie juist om de moed heen, dat een directe blik bepaald onthullend zal kunnen zijn. Wat je er voorloopig over zei, leek me buitengewoon geschikt als fundament. Je hebt hier bovendien een gallische belezenheid voor, aangezien de moed in Frankrijk wel exemplarisch zal zijn. Het fransche begrip van den Roem kun je er ook misschien bijhalen; daar ligt ook een massa stof op en volgens Anthonie Donker kun je dat immers zoo goed van de dingen afblazen. De stem van Marsman klinkt vreemd in Forum III, vind ik. Ik ben werkelijk nieuwsgierig, of ‘men’ dit nu mooi en sympathiek zal vinden. Voor mij is het altijd nog edel bazuingeschal of gesublimeerde angst voor mogelijke buren met een radio. Maar het is niet onvermakelijk, dat we ditmaal met dit stuk openen; en sympathiek is het zeker. Als Maurice het niet doet, zal ik er toch een paar kantteekeningen bij schrijven onder Panopticum. Veel sterkte in de eenzaamheid! Hart. gegroet van je Menno Ik stort morgen mijn laatste betaling aan de dochter van den armen hemdenmaker. Waar blijven tragedies! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Voorburg, [5 maart 1932] Zaterdag. Beste Menno, Hierbij een stuk dat ik pleegde voor Film-Liga. Kan je het gebruiken? Ik hoop het; anders schreef ik het voor niets! Ik ontving je brief, die hierheen teruggezonden werd. Laat ons iets behoorlijks afspreken voor de volgende week, hier of in Rotterdam. Mondeling dan meer over alles. Met hartelijke groeten steeds je E. Mijn adres is: Parkweg 49, Voorburg. Origineel: particuliere collectie E. du Perron aan Menno ter Braak Scheveningen, [21 maart 1932] Scheveningen, Maandag. Beste Menno, Accoord voor Dinsdag, 5 uur bij mij. Vestdijk komt dan weer. Ik ben niet erg goed, d.w.z. was dezen nacht erg hoestend en snotterend, maar hoop morgen toch voldoende hersteld te zijn. Kom in ieder geval, anders zien we elkaar misschien in geen tijden terug. Jullie kunnen hier eten, en als het je verder verveelt, en ik nog niet geheel hersteld mocht zijn, bv. samen na het eten de stad ingaan. V. is werkelijk een zéér geschikt iemand, vooral in de intimiteit. Hart. groeten, ook aan Truida, van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Scheveningen, [21 maart 1932] Maandag; Scheveningen. 2e brief Beste Menno, Ik heb je brief en panopticum aan Bouws doorgestuurd met een commentaar waarover hij je wel zal opbellen. Ik ben natuurlijk weer ‘lastig’ geweest. Soit; maar mijn besluit staat vast. Als dat kwatrijn geschrapt wordt, gaat de rubriek Panopticum mij verder niet meer aan. Dan moet Maurice je daarin maar wat krachtiger bijstaan en, zoonoodig, Bouws. Ik kan alleen polemiseeren op mijn manier, anders doe ik het liever heelemaal niet. Maar de oorzaak ligt dieper. Ik heb het je al eens gezegd: van het begin af heb ik den indruk gekregen dat ik voor Zijlstra, voor Bouws, voor jou en Maurice zelfs waar het ‘algemeen belang’ jullie preoccupeert, een ongewenscht element ben - niet geheel, maar toch wel ergens. Dit gevoel begint mij te hinderen. Als Zijlstra wèl je Démasqué uitgeeft en niet mijn Uren met Coster acht ik mij van iedere solidariteit met Nijgh & Van Ditmar ontslagen. (Ik schreef dit aan Bouws). En voor een groot deel verlies ik dan ook het gevoel van te hooren bij Forum. De Uren met Coster heetten vroeger uitstekend te zijn, juist voor ons ensemble; en als het te lang werd voor het tijdschrift, dan leek het in de Forum-reeks toch een nummer van kapitaal belang. Nu krijg ik allerlei ‘condities’ te hooren, en heeft ook Bouws allerlei ‘commercieele inzichten’ er over; ik heb het gevoel (zéér oncommercieel en onverstandig, dat geloof ik graag) dat ik alleen met een deel van mijzelf bij Forum hoor, maar dat iedereen in laatste instantie bereid is om (uit welke overwegingen dan ook) tegen mij te stemmen. Dit gevoel is mij verdomd onaangenaam; het gaat op een compromis lijken, en daar kan ik bepaald niet tegen. Ik geef heusch liever voor de rest van mijn levensdagen bij Stols uit, en betaal dan nog mijn boekjes, als dat moet en kan, dan zoo half getolereerd een ‘voorman’ van Forum te zijn. Je begrijpt toch, hoop ik, dat dit alles allerminst tegen jou gaat. Ik leg je alleen uit wat ik voel - en wat ik al eens eerder met je besproken heb. - Toen Forum werd opgericht, sprak onze brave Zijlstra van een ‘historisch moment’. Men moest hem aan het verstand zien te brengen dat, voor zooiets, de Uren met Coster wschl. van meer belang zullen blijken te zijn dan Het Verboden Rijk van Slauerhoff. Als we den heelen tijd rekening moeten houden met Fatsoen en Verkoopswaarde, word ik langzaam maar zeker misselijk van de heele affaire. Daar wou ik op neerkomen. Ik behoor heusch liever heelemaal niet ergens bij, dan half of driekwart wèl (En dan om wèlke redenen niet!) De rest bespreken we morgen wel als je hier bent. Dit zend ik je met het oog op het telefoontje van Bouws. Met hartelijke groeten je Eddy Over dat Panopticum nog dit. Èn jij, èn Bep, en Vestdijk, vonden het kwatrijn op zichzelf aardig. De bedenking dat men Grauls alleen a/h woord moet laten is malligheid; in zoo'n geval antwoordt men over het algemeen altijd. Ik krijg nu het gevoel dat het gaat tusschen Bouws en mij, en alweer om ‘fatsoens’-principes. Het wordt me tè bête. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 23 maart 1932 R'dam, 23 Maart '32 Beste Eddy, Dit korte briefje stuur ik toch maar naar Bergen; het zal je daar wel treffen. Ik telefoneerde met Bouws, die de zaak zeer vervelend vindt en pertinent ontkent, dat zijn waardeering t.o.v. Uren met Dirk Coster ook maar eenigszins gewijzigd is. Voor mij heeft dit alles dezelfde katterige bijsmaak als het geval destijds met de Vrije bladen-overgang; er is een rotelement in gekomen door de negociantenhouding van Zijlstra inzake de boekuitgave van Uren, maar waardoor per saldo de verhouding Bouws-jou-(indirect: mij) niet behoeft verpest te worden. Je vrees voor ver-commercialiseering van Forum is, al deel ik je waakzaamheid tegenover Zijlstra, per slot van rekening noch in de verschenen nummers, noch in de aangenomen copij voor de volgende nummers, realiteit. Conclusie: laten we de zaak op denzelfden voet blijven voortzetten en in vredesnaam, aangezien wij elkaar toch zeer goed begrijpen, geen mot maken voor het werkelijk principieel noodzakelijk is. Er is bericht van Slau, dat hij niet in staat is, in de eerste maanden zijn roman te bewerken, door het dood geboren kind. Wij zullen dus in het Meinummer moeten annonceeren, dat het vervolg wordt uitgesteld. Nu komt er, is mijn idee, een uitstekende gelegenheid om al de volgende maand met Coster te beginnen. Lijkt je dat ook niet geschikt? Je stuk over Trotski zou dan nog moeten blijven liggen, omdat je anders het heele nummer ongeveer zou beslaan; maar het lijkt me gewichtiger, al in Mei met den attaque op Coster te openen. We kunnen dan alle teere punten na de vacantie verder mondeling wel behandelen. Maar ook tegenover Zijlstra ben ik zeer sterk voor: nu Coster, Bouws gaat accoord. Prettige dagen in Bergen en hart. gr. aan Jany. hand van je Menno Ik ga dus morgen (Donderdag) naar Eibergen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 23 maart 1932 Rotterdam, 23 Maart 1932 B.E. Als drukwerk gaat hierbij een nummer van Filmliga dat mij zoo nijdig maakte, dat ik heet van de naald ingesloten stuk schreef, dat je waarschijnlijk pleizier zal doen. Ik heb het aan Scholte gezonden, met het verzoek het in het volgend nummer te plaatsen. Ik vrees (of: vrees?), dat de gevolgen, nu of op den duur, de affaire-Binnendijk zullen benaderen. Maar ik heb geen zin, die flauwe kul langer te slikken, dien bezeten Sternberg en de rest! Stuur je me het ms. na lezing naar Eibergen terug? Een hart. hand je Menno Vorige brief bereikte je zeker al? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Scheveningen, [26 maart 1932] Scheveningen, Zaterdag. Beste Menno, Ik ben niet doorgegaan naar Bergen, omdat de advocaat hier moest komen voor Simone. Dus kreeg ik ook je brief niet. Daarentegen sprak ik Bouws en kwamen we mondeling tot een ‘voorloopig accoord.’ Verder schreef ik Scholte een brief, die hij wel ‘vol dreiging’ zal vinden, met verzoek mij mijn gecorrigeerde proef terug te zenden. Ik las nu zijn stuk in Filmliga en heb er me stevig mee geamuseerd. Zijn lyriek over den trein van Sternberg is heftig overdreven, maar zijn verdediging van de duiten van de massa is prachtig als standpunt, en de ‘overwinning van de avantgarde’, door hem uitgelegd, lijkt op de ergste nederlaag. Het einde is hartverheffend: ‘men maakt de koek nu tenminste als koek, en niet als zand en grint’. Waarop ik ga antwoorden dat ik niet zooveel illusie bezit als hij en mijn neus ophaal voor die koek die nog zóó naar zand en grint smaakt. Kan je ervoor zorgen dat ik mijn gecorrigeerde proef spoedig krijg? Ik schrijf dan een artikel in 3 stukken: I. mijn artikel over Sjanghai Express. II. polemiek met Scholte. III. algemeene beschouwingen over het kunst-stadium van de film en over een nauwgezet gekweekte film-imbeciliteit (dit ga ik ook vergelijken met de poésie pure en het niet meer zien van het onderwerp door specialisten in het schilderijenvak!) Het kan heel amusant worden en ik wacht dan met spanning op antwoord van de hh. Scholte en Jordaan. Ik was bijna naar Eibergen gegaan; maar vandaag komen de Marsmans voor een paar dagen in Scheveningen. Tot ziens! Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Scheveningen, [26 maart 1932] Scheveningen, Zaterdag. Nwe Parklaan 187. Beste Menno, Het gaat er werkelijk op lijken of we ‘zwei Seelen und eine Gedanke’ worden, want gisteren, na de Filmliga bij Bouws te hebben doorgezien, schreef ik een brief aan Scholte om mijn gecorr. proef terug te vragen, en vanmorgen schreef ik jou naar Rotterdam (volgens Bouws zou je Maandag terug zijn) om je van mijn brief aan Scholte te vertellen. Ook van mijn voornemen om een stuk tegen hem te schrijven en over de door hem gepropageerde filmkunde. Voor de grap sluit ik hierbij de blaadjes uit Filmliga, waarop ik reeds eenige aanteekeningen krabbelde. En daar komt je stuk uit Bergen overgewaaid - of via Bergen, waar ik niet heenging.* Het maakt mijn stuk eig. overbodig; tenzij... Enfin, we'll see - Ik stuur je nu alles als expresse en aangeteekend naar Eibergen; bij aankomst in Rotterdam vind je dan mijn brief van vanmorgen, nu bijna duplicaat. Zorg in ieder geval dat ik mijn gecorr. proef spoedig terug krijg. Scholte zal zich niet bepaald ‘rustig’ voelen; misschien wordt hij wel pisnijdig. En dat je onder mijn invloed staat en zoomeer, zal nu ook wel weer worden opgeworpen! De eensgezindheid is trouwens frappant, maar we kunnen toch beiden getuigen dat deze historie door ieder van ons, onafhankelijk van den ander, werd begonnen, en dat mijn stuk over die Express eigenlijk door jou werd losgemaakt en besteld. Je zult zien, met Sjanghai Express begint de breuk in de ‘film pur’! Ik dank je intusschen zeer dat je zoo spontaan eig. voor mij in de bres gesprongen bent. Na deze geste kan ik je niet in Panopticum alleen laten, ook al zou het kwatrijn voor Grauls toch geschrapt zijn, dat spreekt wel vanzelf. In zeker opzicht wordt dit stuk van je dus nog een soortement victorie voor Bouws! Ik wou voor Forum ook een stuk schrijven over de poëzie en ‘onze’ epigonen. Verder over De Bende van de Stronk van Van Ostaijen. Verder over Lawrence dan maar weer! Uit Gistoux zend ik je wschl. een heel pak. En over de film heb ik toch ook nog van alles te zeggen, al is het geval Scholte nu eig. door jou afgedaan. Dat wordt een heel programma. Coster moet tòch maar in Juni beginnen (ik heb de tekst nu van Zijlstra terug); ik heb liever Trotsky in Mei. Bel Bep op, zoodra je in Rotterdam terug bent, of waarschuw mij per briefkaart. Vóór ik naar Gistoux ga, wou ik je in ieder geval nog spreken. Hoe heeft je Mama mijn ‘verloving’ opgenomen? Daar schrijf je maar niets van! Doe haar en je vader mijn beleefde en vriendelijke, en Truida mijn hartelijke groeten, en ontvang zelf een stevige hand. Je E. * Verklaring hiervan in mijn anderen brief. Stuur me de blaadjes uit het filmkundige periodiek ook terug. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 27 maart 1932 Eibergen, 27 Maart 1932 Beste Eddy De overeenkomsten van onze commentaren op het verheerlijkte gedaas van Scholte zijn inderdaad frappant. Ik schreef mijn reactie onmiddellijk, als destijds het stuk tegen Binnendijk. Van S. hoorde ik taal noch teeken. Ik voorzie heftige conflicten, waarvan het eindresultaat wel zijn zal: uittreden uit de Filmliga-redactie. Des te pleiziger de gedachte, dat de Forum-zaak, die mij ter harte gaat, niet door kwatrijntjes en commercieele uitgevers verstoord zal worden. Mijn stuk is zeer onvolledig en op het actueele berekend; voor jou is er, dunkt me, nog gelegenheid te over, om andere kanten van de filmverdwazing naar voren te halen. Je brief naar Rotterdam kreeg ik ook opgezonden. Ik kom waarschijnlijk Donderdag pas weer terug; ben je er dan nog? In ieder geval zal ik je dadelijk een résumé zenden van Scholte's reactie, als hij tenminste tijdig reageert. Dan zal ik ook op terugzending van je proef aandringen; maar hij zal wel zoo beleefd zijn, zelf daarvoor te zorgen. Het zou grappig geweest zijn, je hier in Eibergen te zien! Over het bericht van de ‘verloving’, dat ik plechtig gepousseerd heb, mondeling meer! Ik kan hier wegens lawaai niet meer schrijven. Binnenkort meer! Hart. hand van je Menno Ook hart. gr. van Truida! zij leest Phioso, ik las Gespräche mit Eckermann en ben nu verzadigd van den ‘dämonischen’ Goethe. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 30 maart 1932 Eibergen, 30 Maart '32 Beste Eddy Hierbij als merkwaardige documenten van den menschelijken en aesthetisch verstarden geest, twee brieven van Jordaan en Scholte. Je zult zien, dat de situatie thans hier op neer komt: de zaak moet in de doofpot. Op grond van vriendschappelijkheid en andere niet ter zake doende sentimentaliteiten. De brief van Jordaan is hartelijk, maar van een afgrondelijk wanbegrip. Bij deze menschen schijnt het gevoel voor mentale zindelijkheid zoo volkomen verdweenen te zijn, dat een gedachte aan een bad hen doet huiveren als een hoveling van het Louis XIV Versailles. Inderdaad: wij spreken een andere taal. Ik heb hier, in afwachting van de redactievergadering, vast op geantwoord, dat ik in ieder geval sta op plaatsing van mijn artikel en een ‘heftig en verbitterd’ tegenartikel van Scholte gaarne wil afwachten. Wat de consequenties zullen zijn, vermoed ik alleen. Maar in geen geval gaat het stuk in den vriendschappelijken doofpot. Lees de documenten nauwkeurig, ze zijn levendige illustraties van het Démasqué. Na lezing graag terug (naar Rotterdam). De brief, die Scholte jou geschreven heeft en waarvan hij een doorslag insloot, is eenvoudig een ambtelijke poging, het conflict naar onbenullige formaliteiten te verleggen. De waarheid is: men is bang voor de ‘dictatuur van den litterator’, d.w.z. voor een korfbal-opinie over voetballen in een voetbalblad. Mijn stuk schijnt den collegae zelfs niet aan de opperhuid geraakt te hebben! Althans niet bewust. Heb je het stuk van den anonymen ‘maître de Breukelen’ al gelezen? Ik schiet goed op met Dumay. H. gr. je Menno Morgen ga ik waarschijnlijk weer naar Rotterdam. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Voorburg, [30 maart 1932] Voorburg, Woensdag (niet meer Scheveningen!) Beste Menno, Zou je B. Donderdagmiddag of -avond willen opbellen voor een afspraak? Ik vertrek óf Vrijdagmorgen óf Zaterdag, maar ook in het laatste geval ben ik Vrijdag eig. niet vrij. Het beste zou dus zijn als we elkaar Donderdagavond ontmoetten; anders Vrijdagmiddag, liefst zoo vroeg mogelijk, en dan hier in Den Haag. Of ben je Donderdag doodmoe van je Eibergensche reis? Ik zou je graag nog even zien voor ik wegga. Scholte zond me een proef terug, maar niet de gecorrigeerde. Kan jij die nog van de drukkerij halen of erom telefoneeren? - anders gaat het zóó ook wel. Ik kreeg van Scholte een uitgebreid schrijven in opgewekt-officieelen toon! Nu, de rest liefst mondeling. Tot ziens. Hart. gr., ook aan Truida, van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [31 maart 1932] Donderdagmorgen Beste Menno, Ik sluit mijn briefkaart van gisteravond hierin, omdat je brief, die ik met de morgenkoffie kreeg, nog even moet beantwoord. Die beide heeren zijn in hun schrijven aan jou veel minder aestheten enz. alswel filmtijdschriftleiders. Als zoodanig hebben zij, zoowel tegen jou als tegen mij, over de heele linie gelijk. Ons gelijk ligt op een ander terrein; maar niet, zooals Scholte bot opmerkt, op dat van de literatuur. Ik heb hem geantwoord dat ik zijn ‘filmische’ bezwaren zeer goed begreep, maar niet dat hij mij van ‘literaire’ bezwaren verdacht; en dat het mij zelfs onmogelijk zou zijn een literaire bespreking van films te geven, zoodat hij nooit te maken had, noch zou hebben met den literator du Perron (dat hij opeens mijn naam niet meer spellen kan is ook een griezelig verschijnsel), maar met den toeschouwer van dien naam. Als hij dat niet begrijpt, zal ik hem dat op een scherper manier aan het verstand zien te brengen - in Forum dan maar - al zou hij van ‘heftige bitterheid’ groen worden. - Als hij zegt: ‘de film laat zich niet door de literatuur overwinnen’, neemt hij het woord ‘literatuur’ in een anderen zin dan ik; - want ik zou zeggen: inhoud. En die inhoud, die jammerlijk rot is, kàn met geen mogelijkheid literair worden besproken, aangezien hij filmisch bestaat, en met deze film, die door Scholte koek genoemd wordt, één is. Wanneer zijn koek door de ‘literatuur’ nog altijd naar zand en grint smaakt, dan wòrdt de film ook door de ‘literatuur’ overwonnen, of althans grondig verpest, wat meer is dan ik zou willen beweren! In laatste instantie gaat onze ‘rel’ weer tegen de specialisten; anders niet. Maar deze specialisten, die het nog steeds met zooveel ijver zijn, hebben gelijk wanneer ze mij voorhouden dat ik op hun terrein nooit specialist was, en dat jij een afvallige dito bent. Jouw eenige standpunt kan zijn: dat jij het, in dit stadium van de filmkunst, niet meer de moeite waard en zelfs idioot vindt als specialist op te treden. En de eenige consequentie (die door de beide heeren al gevoeld wordt) is dan: dat jij uit dit specialistenblad treedt. Maar is dat de moeite waard? Wat Jordaan zegt van die ruzie is zeer sympathiek. Als je op de redactievergadering niet tot een betere oplossing komt en zij jouw stuk in hun blad ook weigeren, zou het dan niet beter zijn, als wij het heele geval als een ‘algemeene’ filmkwestie in Forum liquideerden? Ik zou kunnen beginnen met mijn bespreking van Sjanghai Express + antwoord aan Scholte + algemeene beschouwingen; in een volgend nummer kan jij dan je stuk zetten met wat er nog noodig aan moet worden toegevoegd als het zoover is. Dit lijkt mij-als wij tenminste plaats hebben! - beter dan met gekibbel onderdak te worden gebracht in die specialistenkraam. Mijn moeder is ziek en kan vandaag weer niet weg; misschien blijven we dus nog wel langer. Schrijf in ieder geval niet meer naar Scheveningen, maar naar Voorburg voor een afspraak. Beste groeten, en tot ziens? - je Eddy. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 5 april 1932 Rotterdam, 5 April '32 Beste Eddy De specialist is niet meer; gisterenmiddag te drie ure is hij in Tivoli overleden. De vergadering was bepaald eenigszins aangrijpend. Ik had n.l. van te voren nog een verzoeningspoging-op-schrift van Jordaan ontvangen, die ongeveer dezelfde argumenten inhield als de vorige, maar nog vriendschappelijker. Er is in de mondelinge bijeenkomst geen hard woord gevallen, daar ik geen moment de terugtrekking van mijn stuk (zooals de collega's hoopten) kon overwegen. Toen moest ik dus ‘van mijn plaats opstaan’, hetgeen geschiedde. Figuurlijk althans. Het uittreden is daarop als volgt geregeld: ik zou mijn artikel eenigszins herschrijven als ‘afscheids-credo’, zooals Scholte het zielvol noemde, zoodat het geen aanleiding behoefde te geven tot een laatste woord van hem. Dit was het eenige argument van hun kant, waarvoor ik iets kon voelen: dat het beter is afscheid te nemen met een artikel zonder repliek. Dat is ook de eenige verplichting, die ik tegenover mijn filmverleden in acht kan nemen. Ik heb nu inderdaad het stuk herschreven, wat neerkomt op het weglaten van de citaten uit Scholte's stuk; hij behoeft nu niet te antwoorden, want ik verdwijn met een ‘credo’ (geen ‘sex credo’, maar het credo tegen de sex-appeal van Marlene dus!). Het stuk lijkt me nu even scherp gebleven, al is het minder persoonlijk; het viel me des te minder moeilijk, op dit punt toe te geven, omdat ik wist, dat jouw stuk in Forum onze boontjes verder wel zal doppen. Jordaan huilde bijna; hij ziet in deze drieheid blijkbaar een stuk van zijn leven kapotgaan. Zijn houding is sympathiek, en het was ook voornamelijk daarom, dat ik niet met openlijke kif wilde aftreden. Dit formaliter. Voor de rest, wat dus de kracht van de argumenten betreft, had ik het gevoel, met ambtenaren af te rekenen, met politici, journalisten. De poging, om de zaak te schipperen, spreekt al boekdeelen. Het doet me alleen wel pleizier, dat deze ambtenaren toch weer van een iets beter kaliber zijn dan Premsela of Schotman, zoodat het mogelijk was, de principieele uiteenzetting in een aangename en contrapuntische sfeer te houden. En dan: er bestaat werkelijk zooiets als een ‘teedere herinnering’ aan de jaren van de oude liga; voor Jordaan zou die herinnering op zichzelf al voldoende zijn, om al maar door verteederd samen te blijven, voor mij is het hoogstens een reden, op een iets gewijzigde manier op te stappen. Ik kondigde aan, dat je artikel in Forum zou verschijnen. De heeren ‘hadden het liever in Filmliga gehad,’ maar ik denk, dat die wensch wel vergaan zal, als ze het artikel lezen. Eén opmerking frappeerde me. Jordaan zei, met een erg voorzichtig en pijnlijk gelaat: ‘Eerlijk gezegd, bij het lezen van je stuk tegen Scholte moest ik telkens denken aan de toon van het gezond verstand, dat wij vroeger plachten te bestrijden.’ Dat is wel karakteristiek voor de situatie en voor de specialiteiten. Het werd, geloof ik, wel tijd voor deze groote schoonmaak op filmgebied. Ik ben zeer benieuwd naar de reacties. Laat spoedig iets hooren en groet Vestdijk. Een hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [6 april 1932] Gistoux, Woensdagmorgen. Beste Menno, Werkelijk ‘eenigszins aangrijpend,’ dat rapport van je. Die Jordaan lijkt me een beste vent, en Scholte is ook de kwaadste niet. Maar waarom hebben die menschen zóó weinig gevoel voor humor, en zóó volkomen ieder gezond verstand in het ‘vak’ begraven? Als wij in Forum ooit een dergelijk verschil van meening, of van standpunt kregen, zou het mij een feest zijn jouw stukken naast de mijne te zien. Het eenige criterium is: dat de menschen niet stom worden; maar hun gezichtshoeken! Enfin... Het is jammer van de fl. 25. Vestdijk en ik kwamen hier gisteravond aan, na een vrij gecompliceerd reisje. In Brussel heeft V. kennis met Greshoff gemaakt; de heeren bevielen elkaar over en weer, geloof ik, zeer best. Gr. vroeg of wij zijn 2 Liedjes in den Volkstoon niet in het volgende nummer konden zetten; op 2 blzn. kan het best (dat is 6 pop voor hem). Kan je Bouws dit niet vragen? Hierbij een gedicht met begeleidend schrijven van Jany. Wat vind je ervan? Ik houd óók niet van Japan, maar het vers is me wat làng. Overigens heb ik geen bezwaar... Enkele strophen zijn werkelijk heel goed.* Ik schrijf je spoedig meer en beter. Op het oogenblik ben ik nog wat ‘verbluft’ van de eerste ronde Hollywoodkuur: één halve pompelmoes en een kop zwarte koffie pour tout potage, d.w.z. pour tout petit déjeuner. Maar je zult eens kijken: ik ben als een Stendhalletje weggegaan, ik kom als een Ramonnovarrootje in de Nederlanden terug! Zal Bep dan nòg meer van me houden? Who knows? Vestdijk laat je hartelijk teruggroeten; ook hij was geschokt door het relaas, dat ik hem te lezen gaf Hierbij overigens een kwatrijn dat hij voor je schreef, d.w.z. voor, of op, je Démasqué, laatste deel: Aan een Parfum-artist Laat in het kunstbedrijf de geuren niet ontbreken, Sluit met tabakstank 't snuiforgaan niet af, Want anders zal de opdring'righeid zich wreken Van 't zure zweet dat hoog're kunst ons gaf! S.V. 4-4-'32. En nu, ter vulling, van het laatste plekje wit, vraag ik hem zelf om eenige regels. Doe mijn hartelijke groeten aan Truida. Een hand van je E. * En het is misschien prachtig voor de ‘groote stroomingen die onze wereld van nu beheerschen’, en waarvan zoo weinig bij ons bleek! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 7 april 1932 Rotterdam, 7 April '32 Beste Eddy Dank voor je brief. Juist even vroeger zond ik je een paar persknipsels, een paar stukken van v. Leeuwen, bijzonder sympathiek, en Vic's recensie van Forum, waarin je een beetje beknord wordt, omdat je je talent niet goed administreert. Je ‘hondsche’ kant schijnt niet gepermitteerd te worden door de poésie pure! Vestdijk daarentegen is onze poëet! Van Vic's standpunt bekeken begrijpelijk; ik zie dat verschil zoo niet, ook al zie ik de verschillen tusschen Bossche en Deventer koek wel. Voor Vic bestaat er tóch alleen maar Deventer koek, en jij smaakt naar zand en grint. Over de poëzie van Jaap v. Gelderen ben ik niet zoo erg enthousiast. Ik vind het op het kantje van rhetorisch en die Hetze tegen Japan ruikt werkelijk naar Erich Wichmann. Waarom zou Europa zooveel heiliger zijn dan Japan? Ik geloof er niet veel van en zou over de opname nog wel eens willen discussieeren. Tegen ben ik niet a priori, maar mijn ‘voor’ zou heel gematigd klinken. Bouws heeft de copie. Anthonie Donker kwam eergisteren in Atlanta, even aan onze tafel, in gezelschap van Vic. Wij hebben niet meer dan drie woorden gewisseld. De vent hangt me oprecht ter keele heenuit. Zooals hij zich nu weer, in dicht en ondicht (Gids en Critisch Bullitin) aan Hopman ophangt, met de gebruikelijke verwijzing naar ons natuurlijk, die alleen maar ruzie maken, ‘buitenlandsche hobbies najagen’ (vroeger werd ons verweten, dat we het buitenland niet kenden, nu is het weer niet goed!) en de grootheid van Hopman niet kunnen zien. Een dikke aartsburger of aartsengel: zoo zweeft hij door Atlanta! Bedank Simon Vestdijk voor zijn kwatrijn! Het is heel goed! De aesthetica van de zweetlucht is inderdaad een thema voor ruik-naturalisten. Wat zeg je van een ruik-pessimisme, gesymboliseerd door verdroogd zweet, tegenover een ruik-optimisme in boerenkool-met-worst: Kamertjeszonde contra Pallieter. Van Ant zul je binnenkort een door mij met noten voorzien artikel (+ brief) van Jacobus Hiegentlich ontvangen Het is van een zoo kruiperige joderigheid (vooral de combinatie), dat je er bijna onpasselijk van wordt. Nu, hab' Sonne im Herzen, word mager en vereenig je geest met dien van Vestdijk, tot heil van ons allen, Amen! h. gr. voor jullie beiden en van Truida je Menno De brief van Jany is een heel aardig document. Van velerlei! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [7 april 1932] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, Ik heb je gisteren een boekje van Van Ostaijen gezonden, dat Greshoff in mijn plaats voor Forum bespreken zal. Ik vind het wel aardig, maar eigenlijk kan dit soort geest of intelligentie me geen bal meer schelen, en dat zeg ik liever niet over V.O. Bovendien, het boekje zit vol qualiteiten (het minst wel die van de stijl!) - lees het maar, het zal je wel amuseeren. - Verder keek ik mijn Coster door, wat mij niet bepaald meeviel. Erg veel hetzelfde, en waarom zoo véél? Ik heb overal zinnetjes geschrapt en in het stuk over de bloemlezingen 7 blzn. laten vervallen. Het stuk van Suarès heb ik er nu bijgehaald, maar Suarès zelf niet bestreden, wat ik toch eig. dolgraag zou doen, omdat hij de moeite waard is: larmoyant soms en ‘liefdevol’, máár intelligent en diep. Alleen, hièr zou mij dit veel te ver voeren. Is het niet iets voor jou? Lees dat essay over Dostojevsky eens over; pag. 352-357 kan je razend maken, je moet eens zien met welke minachting Nietzsche daar behandeld wordt. Het is eig. erg grappig, al deze uiteenloopende zienswijzen; voor Gide zijn Nietzsche en Dostojevsky sterren van één constellatie, voor Suarès zijn Dostojevsky en Wagner het! Dit ‘Wagnerisme’ van iemand, die overigens soms zulke uitstekende dingen zegt, is de moeite van het analyseeren waard; je zou over Nietzsche en Suarès een nog beter artikel kunnen schrijven dan over Nietzsche en Brann. Ik stuur je het boek gelijk hiermee terug. - Laat gauw eens wat hooren. Hart. groeten, ook aan Truida, van je E. Later. Beste Menno, Daarnet kreeg ik een brief van Bouws met een vers - zeer poésie pure - van Engelman, genaamd Ambrosia, dat ik naar Maurice moest doorzenden met mijn advies. Ik ben er zeer voor; wil je dit Bouws zeggen? Verder hierbij een hekeldicht van Slau op Nijhoff, dat ik voortreffelijk vind, maar verdient het aanbeveling het zoomaar zonder reden te plaatsen. Slau zelf laat het aan ons over; ik ben er eig. niet voor, ofschoon ik het op zichzelf heel aardig vind. Spreek er eens met Bouws over en als jullie beiden vinden dat het er liever niet in moet, stuur het me dan terug. Heb je in het Crit. Bulletin gezien hoe het mannetje van stroo Theun de Vries zich tot Costeriaansch strooman ontwikkelt en mij zelfs met zooiets als een lichamelijke kastijding bedreigt? Ik begin de heeren èrg dwars te zitten, dat is duidelijk! Zal ik op dit stuk antwoorden met: zegge 10 regels in Panopticum? Zoo ja, schrijf het mij omgaand, want als het stuk er weer uit moet als het al geschreven is, vind ik het altijd verdomd vervelend. - Hart. groeten. E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 9 april 1932 Rotterdam, 9 April '32 Beste Eddy Ziezoo, kereltje, na Hampton Court heb jij nu ook je portie te pakken van de heeren objectieven! Voor het geval je dat niet in handen mocht gevallen zijn, stuur ik je hier het stukje van Donker. Ik heb aan Jacques, die hem vandaag ging bezoeken, de mondelinge boodschap meegegeven, dat hij (Donker) mij voortaan op geen enkele wijze meer behoefde aan te spreken, te groeten etc. Je hebt wel succes met je speldeprikken; zelfs de edele A.D. verliest zijn gentlemanlike manieren. Theun de Vries las ik ook; een goede, domme, maar voor alles edele, gezonde(!) V.C.S.B.-palurk. Ik ken dat type, het lijkt altijd nog wat, maar het is eigenlijk heelemaal niets. Wat je reageeren aangaat: je weet, dat is het eenige punt, waarin we meestal van opinie verschillen. Ik voor mij zou die kerels beslist niet antwoorden, tenzij ik werkelijk op een zoo lumineuze inval kwam, dat ik wist, dat ze er van zouden kruipen. Maar ik weet, dat jij er anders over denkt en kan je alleen (gelijk in de affaire-Grauls) zeggen, dat, tenzij er een vlijmend antwoord komt, niet-reageeren altijd het meeste succes heeft m.i. Aan de andere kant: ik tintel toch ook wel... maar behandel ze, als je antwoord, ijzig koel, niet getergd, of ook maar in één opzicht ‘emotioneel’; daar hebben ze toch nog pleizier van. Ik heb een Panopticum over Huxley geschreven, waarvan hierbij doorslag. Ik ben tegen het vers van Slau. Het zegt mij niets, maar dat ligt misschien aan mij; maar ik ben het toch al met jouw bezwaar eens. Maar bovendien: als leeken-lezer zegt het mij niets, is het mij te ‘moeilijk’. En niet moeilijk in den zin van de Parasiet... Mijn broeder Wim logeert hier en heeft zich reusachtig vermaakt met je Panoptica. Hij vindt je een magister in dat vak en verzoekt je, zij het dan ook als ‘klein baasje’, door te blijven gaan. Ambrosia: ben ik zoo maar voor. Alle poésie pure, in hoe verfijnden vorm ook, behoort bij mijn ruik- en tastorganen en die zeggen bij een friction-Engelman altijd: ja! Dank voor de Bende. Ik moet er nog aan wennen. Heb eigenlijk meer lust in Euréka. Het doet me pleizier, dat Suarès niet zoo'n kever blijkt te zijn als Coster. Ik had n.l. eenige vrij goede herinneringen aan hem uit den ouden tijd, maar één blik op zijn uitingen over Nietzsche heeft me al op stang gejaagd. Ik ga er zeker over schrijven. Gisterenavond heel prettig met Clara bij Pschorr gedanst. Als het alleen om dansen ging, zouden wij een onberispelijk paar zijn. Maar ze is verder ook erg aardig. Jacques ging met Truida uit naar non-dancing-holen. Heb je mijn vorige zendingen al ontvangen? Onze brieven hebben elkaar juist gekruist. Is Vestdijk er nog? Groet hem hartelijk in dat geval! een hart. hand van je Menno Donderdag ga ik bij Bep eten; Woensdag met Kok door de havens varen. Hij informeerde door de telefoon ook naar jou. Ik heb het vers van Slau aan Bouws doorgestuurd. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [9 april 1932] B.M., En hierbij een briefje van Maurice. Dat is me toch werkelijk wat al te stom: als we ons nu ook nog aan eigen ‘Grondwetten’ gaan vastleggen, kunnen we ons meteen als de tegenhangers-professoren van Donker c.s. uitroepen! Het vers van Engelman vond ik zeer aardig. Maar ik schijn zelf niet meer te begrijpen waarom het gaat. Als Engelman ons Vera J. gezonden had, was ik er ook krachtig vóór geweest. Als dit zoo doorgaat, zie ik mij gesteld voor de taak om een stuk te schrijven, in Forum of daarbuiten, voor de goede ‘poésie pure.’ Je E. P.S. - Ik schrijf gelijk hiermee een ietwat schoolmeesterachtige brief aan Bouws, die eenige hautaine gevoelens voor Greshoff gaat ontwikkelen. Hij heeft gehoord dat wij soms ‘kritiek’ op Gr. hadden, en dat gecombineerd met de antipathie tegen Gr. van Oud, en eenige anderen. Vandaar de nieuwe stemming. Vandaar mijn tegengif, in ambtelijke stijl en vol opvoedkundige elementen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [9 april 1932] Gistoux, Zaterdagavond. Beste Menno, Ik krijg tegelijk met je brief een expresse van Bep, waarin het stukje van Donker; ze schrijft erbij dat jij dienzelfden morgen getelefoneerd had om het haar te signaleeren en dat je er razend over was. Waarom? Alles komt precies uit zooals het moet; na Hampton Court dit, en met veel meer woede; niet zoo heelemaal uit stommiteit alléén (trouwens, dat was het bij H.C. ook niet), gegeven de rekening die ‘vereffend’ moest worden! En dan: het is een aanval van bijna heel het Costeriaansche front, met de generalissimus waar het behoort, in de achterhoede. Ik kan nù niet meer antwoorden, maar in nr. 6 kan ik in Panopticum mijn serie over Coster aankondigen, met eenige woorden aan het adres van deze beide heeren*, als je dat goed vindt. Ik zal dan meteen duidelijk maken hoe ver deze polemiek strekt, en wat eig. Forum tegen de Stem is. Eén bladzij Panopticum is, denk ik, ruim voldoende. - Of wil jij het doen? Wat denk je? Stuur je me het briefje van Jany terug? Ben je vóór of tegen dat vers? Als wij beiden zwak vóór zijn, dan hangt alles van Roelants af; laat Bouws het hèm dus zenden. - Ik ben zeer benieuwd naar wat Ant me zenden zal. Hoe was dat stuk: De jongeren schrijven romans, van dezen zelfden meneer? Maurice, vertelde Greshoff, was verrukt over mijn filmstukje, maar wou er één zinnetje o zoo graag uit hebben, het zinnetje waarin ik gezet had, dat ik wist wel eens betere maar ook wel eens mindere stukjes te hebben geschreven dan die bespreking van de Express. Dàt vond Maurice dan nu toch van een ‘narcissisme’! Ik schijn een ontzettende narcissist te zijn; - maar enfin, dit eene zinnetje ga ik nu, om Maurice plezier te doen, stilletjes schrappen! Die Van Leeuwen begrijpt inderdaad meer dan de meeste Hollanders, zelfs met 5 en 6 samen. Het standje van Vic verwachtte ik; eerlijk gezegd óók de smaad des Anthonie's. - Simon Vestdijk werkt hier aan een groot essay over Emily Dickinson dat hij nu al: Em. Dick. en de moderne poëzie heeft genoemd, omdat hij er allerlei kwesties in aanroert, en zelfs uitgebreid behandelt, betreff. de poëzie in het algemeen; sommige stukken, lijnrecht tegen de theorie van Nijhoff, zullen je zéér bevallen. De stijl moet hij nog wat soepeler (minder professoraal) maken, maar er staan uitstekende gedachten in. Op het oogenblik wordt het essay 40 folio pagina's groot; het is wel terug te brengen, denk ik, tot 25 à 30; als het dan werkelijk goed is, zouden we het in 2 keer in Forum kunnen zetten. Het is naar den geest heelemaal een stuk voor ons. Vestdijk is werkelijk onze grootste ‘trouvaille’. Wat komt er in nr. 5 als Panopticum? Ik heb niets, dit keer; jij? En Maurice, dien menonkel?! - Heb je het vers van Engelman gezien? Ik schrijf je spoedig weer. Hart. groeten, ook aan Truida, van je E. * N.l. Donker en Theun, wiens stuk je nu wschl. gelezen hebt. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [11 april 1932] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Sedert 3 dagen lees ik volstrekt niets meer dan het stukje van Donker: van alle zijden wordt het me toegestuurd! Wat ik ervan denk, schreef ik je gisteren. Misschien heb je gelijk en is niet-reageeren in dit geval het verstandigste. Vroeger of later zal ook deze rekening worden vereffend, denk ik, en dan mijnerzijds. Het doet me toch plezier te zien dat jij en ik die menschen dwars zitten op een lang-niet-gewone manier; als we ons rustig hielden, zouden ze ons alleen maar ‘negeeren’. Maar laat ons het Costerianisme niet vergeten, dat hier ook achter zit; daar steek ik mijn hand voor in het vuur, of, laat ons zeggen: de top van mijn pink! Je stuk tegen Houwaard is opperbest. Vraag Maurice, dien menonkel, nu óók eens wat voor Panopticum! Is hij dààrvoor journalist, om zoo weinig aanleidingen te vinden? Of vindt hij dat stukje over Walschap zóó afdoend? Ik ben zeer blij met je stem vóór Ambrosia. Het had mij, om verschillenden redenen, zeer gespeten als Engelman dat vers teruggestuurd had gekregen; ik schreef ze je reeds, en nog uitgebreider aan Bouws. Vandaag ontving ik van Greshoff het Engelmansche stukje dat ik hier insluit; objectief gezien geloof ik dat Engelman over de heele linie gelijk heeft en veel juister dingen zegt dan Greshoff over die nieuwe foto-methode van Luc en Paul H. Jou zal zijn ‘aesthetischen’ toon wel onaangenaam treffen, maar ik moet zeggen: als ik te kiezen heb tusschen Engelman en van die zakelijken à la de Haesaerts, dat ik dan niet lang aarzel, er is heusch een verschil van gehalte. Liever een ‘aestheet’, die op vele punten mee kan, dan die extramoderne half-industrieelen, waarvan Ehrenbourg en Feuchtwanger voor mij de afschrikwekkendste specimina zijn (ook al omdat bijna iedereen erin vliegt.) - Je had in je stuk over Lawrence-Huxley nog kunnen zetten dat een oppositie als deze alleen op één plan van belang is, zooals trouwens door de persoonlijke verhouding L.-H. werd aangegeven; dat met het omhoog blazen van L. ten koste van H., of andersom, de vergissing en de stommiteit beginnen. Wat verder? - Ik heb Engelman geschreven en hem jouw mooie zinnetje over zijn frictions meegedeeld. Hij heeft humor genoeg, denk ik, om dat te apprecieeren. Accoord dus over wèl-opname (ondanks Maurice) van Ambrosia in nr. 5 en over niet-opname van Slau's epigram. Doe je broer Wim mijn hartelijke groeten en zeg hem dat ik altijd zeer in mijn sas ben met zijn adhaesie-betuigingen. Wil je hem niet vragen om eens een stukje voor ons te schrijven, bv. over literatuur en philosofie, of literatuur en medische wetenschap, of waarover hij het, ‘binnen ons kader’, maar hebben wil? Vestdijk heeft een alleraardigste novelle geschreven, geinspireerd door Gistoux: een soort droom over een revolutionaire overval, waarbij hijzelf- of althans de man die ik zegt - in den laatsten regel wordt opgehangen. Hij moet het nog wat bijwerken, daarna zend ik het je direct op. Ik ben zeer benieuwd naar je ontboezemingen pro-Nietzsche-anti-Suarès. Amuseer je met Bep en Kok, als ik een zoo oneerbiedige samenkoppeling me mag veroorloven tegenover niemand minder dan mijn ‘aanstaande’. Je hebt de groeten terug van Vestdijk, en ons beider dito aan Truida, en de hand van je E. P.S. - Dank voor je houding tegenover Donker, maar doe jij hem op deze manier ook niet te veel eer aan? En dikhuidig blijft hij tot het graf. Enfin, het is voor jou een kwestie van eigen ‘hygiëne’! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 12 april 1932 Rotterdam, 12 April '32 Beste Eddy Onze brieven kruisen elkaar bestendig, maar daarom niet getreurd! Er is altijd genoeg te bewaren voor een volgende gelegenheid. Laat ik ditmaal beginnen met twee berichten, die je zullen treffen: 1o ik bracht gisteren den avond bij Bep door; wij hebben buitengewoon prettig gepraat, 2o aldaar vernam ik onder het eten van een aristocratisch kievitsei, dat H.K.H. Prinses Juliana op Forum geabonneerd is (bron is de boekhandelaar van Beversen). Ik brand nu van verlangen, om een satyre op vorsten te schrijven. Inderdaad was ik nogal nijdig op Donker, niet om de scherpte van het stukje, maar om de botte kwajongenstoon en het volkomen gebrek aan argumenten. Maar het is alweer over; de engel kan mij verder gestolen worden. Je plan, om in Panopticum Coster aan te kondigen met verwijzingen naar zijn satellieten, lijkt mij uitnemend. Dat ontneemt diens satellieten het pleizier (niet te onderschatten!), dat je regelrecht op hen antwoordt en treft hen veel beter. Maurice heeft soms rare bezwaren! Dat ‘narcisme’ in Shanghai Express zou ik nooit gevonden hebben! (Het is toch niet geheim iets anti-katholieks, die narcisserij?) Zijn bezwaar tegen het vers van Engelman (dat ik overigens nog niet gezien heb) vind ik intusschen niet zoo gek als jij, alleen ben ik het niet met hem eens. Ik ben van meening, dat de richting van een tijdschrift als het onze veel beter tot uiting komt door ook goede dingen van ‘de tegenpartij’ op te nemen (Marsman, Engelman) dan door exclusieve toepassing van een ‘wet’. Wij houden toch het heft in handen. Ik zou b.v. voor Vera Janacopoulos hebben gestemd. Maar ik kan me in Maurice's standpunt wel verplaatsen en vind het eigenlijk sympathiek, dat hij iets te rigoureus is dan omgekeerd. Overigens verheug ik me op een stuk van jou voor de poésie pure!! Dan zullen de ‘echte’ dichters heelemaal verlamd zijn en waarschijnlijk daarin scheiding van tafel en bed ontdekken! Waarop ik dan weer kom verklaren, het geheel met je eens te zijn. Ik kan me n.l. precies voorstellen, wat je voor de p.p. wilt zeggen! Dat zou ik er ook voor kunnen zeggen, vermoedelijk. Natuurlijk nemen we het stuk van Vestdijk, desnoods in twee deelen. Ik ben zeer benieuwd, hoe hij een essay schrijft en wat hij wil zeggen. En ook, hoe hij zijn philosophisch ‘verleden’ zal verwerken. Dat is m.i. een gewichtig punt: de philosoof, die zich niet meer laat verlakken door de dikke termen. Wat heeft Bouws tegen Greshoff gekregen? Ik hoop dat vanavond van hem in Atlanta te hooren. Ook, of hij al door jou ‘gestraft’ is. Hart. gr., ook voor Vestdijk, je Menno Als drukwerk nog een stuk van mij voor de N.R.Ct., op smeekbede van Vic in één uur geschreven, omdat hij ‘ohne’ was. Hij vond het, zei hij me, een goed artikel, maar ik was een dwarse dichterbestrijder, ik begreep niet, dat die woordopstopperij van Benn juist zoo mooi was. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 12 april 1932 Rotterdam, 12 april '32 (av.) B.E. In haast nog een kleine aanvulling op mijn juist verzonden brief. Bouws had nl. in Atlanta het poëem van Engelman bij zich; en na nauwkeurige lezing ben ik er beslist tegen. Je kunt uit mijn vorige brief mijn motieven afleiden. Ik ben er tegen, niet omdat het poésie pure is, maar omdat ik het een zeer slap aftreksel van de eerste Ambrosia vind, zelfs de mogelijkheid niet uitgesloten acht, dat E. ons hier à la Guido met een nieuwe Julia wil vernachelen. Maar daarvan afgezien (in dat genre is er eigenlijk niet veel kunst aan!): op andere gronden dan die van Maurice, eenvoudig, omdat ik het een slecht en onbeduidend ding vind, ben ik tegen. Met deze poésie pure zouden we, m.i., inderdaad ons standpunt vertroebelen. Schenk mij goede poésie pure; en ik ben voor. Ik heb Bouws over zijn Greshoff-idiotie ‘berispt’. Hij ‘legt zich al neer’. Je brief liet hij mij lezen; volkomen accoord daarmee. Als Greshoff niet bij ons hoort, wie dan wel? hart. hand van je M. Ondeugend, ter zijde: Zou deze Ambrosia niet jouw Marietje zijn? N.B. Wil je bijgaande druiven niet een kwatrijntje als antwoord zenden? Het lijken me zulke goede jongens! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [12 april 1932] Gistoux, Dinsdag. Beste Menno, Daarnet krijg ik van Ant het artikel van Jacob toegestuurd*. Het is toch ìn-treurig, en voor déze ‘lettré's’, naast de Donkerslooten, schrijven we nu, publiceeren we althans, in Holland! Waar halen we de goede moed vandaan om het twee jaar vol te houden? Ik ben er nù soms al volkomen misselijk van. De groote moeilijkheid is om frisch te blijven, in zoo'n pest-atmosfeer van dierbare verstomptheid. En wat die Jacob al niet gelezen heeft! Bij Vera denkt hij ‘maar liever niet’ aan de revolutieroman van papa France; bij Hampton Court gelooft het klootje te doen te hebben met een soortement pastiche van Proust! En de 1000en imbecillen die zich voorstellen dat dit alles wel dik in orde zal zijn. Enfin, het staat gelukkig maar in de Nieuwe Gids, de vullisbak par excellence van de Nederl. literatuur van dit tijdvak. - Heb je dien klungel nog geantwoord? Haal hem dan toch uit den waan dat wij zijn versjes hebben teruggestuurd om hun pederastische ‘inslag’. Zeg hem carrément dat ze voor ons zoo’n snert waren, dan weet hij meteen dat hij de relatie met ons niet hoeft aan te houden. Ik word ziek ook als ik denk aan de artikels die men nog zou moeten schrijven. Jij hebt heusch oneindig meer goede moed en opgewektheid dan ik. Ik zou het allerliefst willen vergeten, dat er zooiets als een Nederl. literatuur bestaat; niet omdat er een paar Thonie's en Theuntjes en Hiegentlichen bestaan, maar omdat dit nu eenmaal altijd de ware producten van dien bodem zullen blijven. Hoeveel intense, en vereerde, kalkpotten tegenover één Huet en één Multatuli. En die grondige burgerlijkheid, die is blijven bestaan, een beetje veranderd, maar eens zoo dik en overtuigd, na, en zelfs gedurende '80! Een Johan de Meester is, in het Hollandsche verband, een levendig en geestig auteur; Querido een reus van kracht en belezenheid (voor dit spektakel van autodidactenprots en Byzantisme-voor-de-Jordaan vindt men in de wereldliteratuur maar één pendant, geloof ik, een idioot genaamd Jean Lombard!); Coster-Donker-Hiegentlich is één constellatie van ernstig-voelende, breedkijkende, zeer gecultiveerde Nederlandsche lettrés!** En dat is onuitroeibaar voor dat land. Forum is, in wezen, een doodgeboren kind, dat wij met kunst en vliegwerk, en ten koste van verdomd veel geestkracht, goed humeur en enfin, levensvreugd, 2 jaar schreeuwend zullen houden. En dan... Ik ben er dan uit, hoop ik. Jij toch ook? Dan moeten Vestdijk en Blijstra het maar doen, of Marsman maar weer eens, als Djoeke dan tenminste niet resoluut Alie Smeding op zijn eieren legt. Enfin, het beste! Hart. gr. van je E. * Ik stuur het door naar Bep, die er ook in voorkomt; misschien krijg je het Donderdag al van haar terug, als de post een beetje goed gaat. ** Dat Coster de dominee, Donker de leeraar M.O. en Hiegentlich de schoolmeester met acte Fransch is in dit verband, doet er niets toe. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [14 april 1932] Gistoux, Woensdagavond. Beste Menno, Ik zal die ‘aankondiging’ dus schrijven voor het Juni-nr.; - alle tijd! Vestdijk zendt hierbij zijn novelle. Ook voor dat nummer, als het eenigszins kan. Ik sprak zooeven Maurice, in Brussel, die het verhaal van Brulez met 1/4 bekort had; - als je het nog te lang vindt, mag er nog meer uit. Opnemen dus maar, vooral gegeven de schaarste aan verhalend proza. Ook bleek mij dat Maurice niet zoo èrg tegen dat vers van Engelman was. Ik lees Lawrence en zal spoedig over Lady Chatterley loskomen. Maar voor welk nummer? Het wordt toch allicht 9 à 10 blzn. Vestdijk zal nog veel in zijn Emily schrappen. - Ik gaf je art. in de N.R.C. door aan Greshoff; het is heel aardig, al zeg je wel dikwijls hetzelfde. Dat Juliaantje Forumlezeres was, wist ik al voor ik Holland verliet. Prettig dat je nog altijd zoo goed met mijn aanstaande, nu ja, verloofde, kunt opschieten. Ach, jullie kennen elkaar ook al lang, hè? Ik ben blij dat onze verloving zoo heelemaal geen wijziging in jullie vriendschap heeft aangebracht, en vertrouw zeker dat ons huwelijk dit ook niet doen zal. Je moet maar eens gauw bij ons komen logeeren. Iedereen is nu wel ‘ingelicht’. Tot nader. Steeds je E. Donderdagmorgen. Ik moest nog wat wachten op het verhaal en kan nu ook op je brief, die ik vanmorgen kreeg, antwoorden. Vervelend is dat nu, met dat vers van Engelman! Zooals ik je reeds schreef, heb ik hem nu gezegd dat wij, juist dank zij jou, het zouden opnemen. Ik moet hem nu dus schrijven dat het weer niet doorgaat. En heusch, om 2 dingen vind ik het opnemen van dit vers gewenscht: om Engelman als medewerker te behouden en om ons zelf niet vast te leggen aan principes. Zet daarbij dat het vers beslist niet slecht is (ofschoon inderdaad veel minder dan Vera J.) en dat het een beetje als antwoord bedoeld is, volgens hemzelf. (Waarom zouden wij in dit opzicht hoffelijker zijn tegenover Grauls dan tegen Engelman?) Wat je zegt van die Julia-kant lijkt me onjuist, of, indien juist, van geen belang. In dit opzicht beschouw ik blijkbaar de poésie pure meer als friction dan jij; het kan mij niet schelen wat de diepere beteekenis van een friction is! Het is een poésie pure, aardig genoeg, in geen geval slecht, niet van een epigoon, maar van Engelman. Zouden wij van Van Ostaijen een minder geslaagd gedicht niet opnemen? - Maar enfin, ik heb nooit zooveel argumenten gebruikt voor zooiets doodgewoons als het opnemen van een vers. Ik zou zeggen: bekijk de zaak nog even, en als je zoo tegen blijft, schrijf jij dan even aan Engelman dat je je bedacht hebt (dat je het vers ongezien had goedgekeurd maar bij het zien het moest afkeuren of zoo) en dat het daarom teruggaat. Hierbij de brief van die twee leuke aestheten terug, waarop ik met geen syllabe kàn antwoorden. Verneuk jij ze maar! Hart. groeten en tot nader maar weer. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 14 april 1932 Rotterdam, 14 April '32 Beste Eddy Hierbij een aantal verzen van Clara Bloem. Op vijf ervan heeft Jany beslag gelegd, het laatste is nog ‘vrij’. Zij heeft het mij voor Forum aangeboden; schijnt nog meer te hebben. Ik vind deze gedichten alleszins de moeite waard en ben zeer voor de plaatsing van de twee kwatrijnen in het Meinummer. Wij kunnen dan ook een beetje Clara ontdekken. Wat vind jij ervan? Wil je, als je voor bent, dat gedicht voor Forum afknippen en naar Maurice doorzenden? En mij de rest terugsturen? (Stuur het in ieder geval maar naar Maurice, hij moet het toch lezen). Hartelijk dank voor je beide brieven. Die Vestdijk maakt me razend nieuwsgierig. Stuur vooral gauw de novelle, als die af is! En ook het essay. Hiegentlich is inderdaad erg. Het is wel het allerergste in de litteratuur. Juliana is ongetwijfeld beter. Maar laat je niet al te erg door deze smous afschrikken. Als de dominee-leeraar M.O.-schoolmeester werkelijk onuitroeibaar is in Holland, dan is er toch de mogelijkheid hen langzamerhand tot paria's te maken. Aan die mogelijkheid geloof ik nog een beetje. Er is nu toch ook niemand meer, die zich door een barbier laat behandelen voor steenpuisten. God's molens malen langzaam en geweldig. En anders verlaten we na twee jaar de redactie. Maar ik bid je: gezamenlijk. Greshoff en Engelman over Flandre vergelijkend, heb ik eigenlijk weer eens het gevoel: de waarheid ligt in het midden. En zegt dat niet veel voor een eenzijdige? hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [15 april 1932] Gistoux, Vrijdag. Beste Menno, Hierbij de verzen van Claartje terug; ik vind ze allemaal aardig en het eene, niet door Jany opgeslokte, niet eens het minste. Maar ik stuur het je terug, omdat ik er toch liever minstens één ander vers bij heb. Dit eene heelemaal alleen vertegenwoordigt in te bescheiden mate het talent van de dichteres. Vraag haar dus nog wat en zend jij dan de oogst naar Maurice (ik zal dan wel in Holland terug zijn). Het verhaal van Vestdijk ging gisteren naar je toe. Ik begin vandaag aan het stuk over Lawrence. Het is alleen vervelend, te bedenken dat er zoo weinig plaats is, zoodra Coster wordt ‘opgeruimd’. Je hebt misschien gelijk wat betreft het tot ‘paria’ maken van die types. Misschien. Ik geloof er niet aan. Als iemand in Holland een boek schreef van de eerste rang (van uit onze gezichtshoek bekeken) dan schreeuwde de heele vaderlandsche kritiek nog dat het toch dit en dat en nog wat tegen had. Het zijn incurabele boerelullen, en hoe meer ‘cultuur’, hoe erger dit uitkomt. Schrijf gauw hoe je Vestdijk vond. Hartelijke groeten van, als steeds, je E. P.S. - Ik stuur die andere verzen van Cl. maar naar Bep, die kan ze je dan terugbezorgen. Ze was er nieuwsgierig naar. P.S. - Als er nog plaats is in het Mei-nr., dan alsjeblieft die 2 liedjes van Greshoff. Dit versje van Clara alleen zegt niet veel; laat ons haar dus uitstellen tot Juni, dat zal niemand kwaad doen. - En komen er geen titels bij? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 april 1932 Rotterdam, 15 April '32 Beste Eddy Over de novelle van Vestdijk ben ik enthousiast! Het is prachtig, en volkomen zijn stijl, de ‘dichte romantiek’. Ik zal het stuk natuurlijk nog goed overlezen, maar zeg hem nu vast, dat ik zijn eerste proza-‘Versuch’ hoogelijk bewonder. Over de opname-quaestie hoef ik dus (gelukkig) niet meer te schrijven! Ik geef het manuscript door aan Bouws. Hierbij doorslag van een brief aan Engelman. Inderdaad, veel woorden om één vers, maar, aangenomen nu eenmaal, dat een redactie redactionééle plichten heeft, vond ik die woorden niet geheel zonder belang. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik Ambrosia beroerd ga vinden, en daarom zeker niet voor ons. Ik zou het al erg flauw vinden, als Engelman na mijn suikerzoete briefje zich als medewerker terugtrok of dacht, dat ik aan principes onderhands wilde vasthouden. Het is werkelijk stom van me geweest, dat ik op poésie pure zoomaar ja gezegd heb; wil Engelman zich aan mijn toezegging houden, dan houd ik me er natuurlijk ook aan. Kreeg je mijn narcisme? Misschien is het toch wat al te facile voor Panopticum; in dat geval heb ik nog een mooie bladvulling van een nieuw tijdschrift Onze Taaltuin van twee proffen, waaronder Jac. v. Ginneken. De naam ‘taaltuin’ is al tamelijk veelzeggend! Tot spoedig meer! Hart. gr., ook voor den zwaanridder, je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [16 april 1932] Gistoux, Zaterdagmorgen. Beste Menno,Kan je je vereenigen met deze Annonce voor het Juni-nummer? Als ik het nu niet schrijf, word ik het zaakje langzamerhand beu; dus, als het je goedkeuring wegdraagt, geef het door aan Bouws. Anders graag je kritiek en mogelijke voorstellen tot wijziging, verscherping, verkoeling, enz. Tot nader! Je co-in-Forum, E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [16 april 1932] Gistoux, Zaterdagavond. Beste Menno, Ik ben blij dat je Vestdijk's verhaal zoo goed vindt. Ik was er ook ‘zeer over te spreken’. - Je brief aan Engelman was alleraardigst, ik hoop dat hij zich ermee vereenigen zal. Als hij je aan je woord houdt, kan ik het heusch niet zo erg vinden, want zóó beroerd was dat vers toch heusch niet! - Het grapje over de narcisserij vind ik ook heel bruikbaar, mits je er een paar regels bij schrijft. Hierbij dus, voor eventueele overname in Panopticum je briefkaart terug. Ook je doorslag. Het is mogelijk - niet waarschijnlijk! - dat ik spoedig naar Holland terugga. Het hangt van Bep af; bel dus zoonoodig daarheen op, als je het vervelend mocht vinden om voor niets hierheen te schrijven, of ik ‘verwacht’ word of niet. Hart. groeten, ook aan Truida en van Vestdijk, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [18 april 1932] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Daarnet krijg ik uit Maastricht een briefje van Engelman. Hij schrijft dat hij jou zijn standpunt duidelijk heeft uitgelegd, en eindigt met te zeggen dat hij zich als medewerker terugtrekt als dit vers (dat niet alleen hij, maar ook Marsman als een van zijn beste beschouwt) niet wordt geplaatst. Wat ik vermoedde, zal dus gebeuren, en ik kan niet anders zeggen dan dat het mij spijt. Er zijn in Holland genoeg Donkers en Theun de Vriezen om ons niet de Vic van Vrieslands en Engelmannen, de goede ‘aestheten’, ook nog tot vijand te maken; dit niet uit voorzichtigheid, maar omdat ik me afvraag wie we dan tenslotte overhouden, behalve onszelf + Greshoff. Dat jij Engelman aanvalt in ons blad vind ik best, maar het principe om iemand, dien men als auteur aanvaardt, door speciale keurinkjes van vers na vers te laten gaan, vond ik altijd verkeerd: alleen bij groote keuze of plaatsgebrek vind ik die methode verantwoord, anders aanvaardt men al of niet de heele auteur. Als je het met mij eens bent dat Engelman niet iemand is waarmee Forum zich ‘blameert,’ (zooals m.i. Maurits Dekker), wat dùvelt het dan of dit eene gedicht wat beter is dan dat andere? Je zult me toch niet gaan vertellen dat er ook maar één versje is bij de productie van Claartje, dat naast dit afgekeurde Ambrosia kan staan? Hoe 'n ‘friction’ dat dan mag zijn, geloof mij dan maar, als ik je zeg: zoo'n vers schrijft ze nog in geen jaren! - Maar... Engelman compleet er uit is een andere opvatting en een andere zaak. Vraag Vic nu ook eens om gedichten. Waarom geeft hij die niet? Por hem eens duchtig aan! En bel hem op, en zeg hem dat ik nog steeds met ongeduld op antwoord wacht (ik schreef hem onlangs). Tot slot nog een raar verzoek: weet jij nog precies hoeveel we dien avond samen wogen? (niet samen opgeteld, maar samen ieder voor zich.) Als je dat niet meer weet, wil je je dan nog eens gaan wegen - zonder mantel - op dezelfde weegschaal, dus in de pisgelegenheid van Sandeman, als ik me niet vergis. En geef me het cijfer dan nauwkeurig op! Ik weeg nu n.l. 70 kilo, na een tiendaagsche veldtocht tegen de pompelmoezen. Ik ben hevig worstelende met mijn stuk over Lawrence. Het gaat, maar niet gesmeerd. Er is zoo verdomd veel te zeggen over dit onderwerp, niet alleen over het boek, maar eromheen. Als ik het klaar heb, en niet naar Holland terug moet, stuur ik het naar Bep met verzoek het over te typen, daarna neem ik het dan nog eens goed door. Maar het fond zal goed zijn, dat weet ik nu al zeker. Ik heb Bep voorgesteld om The Well of Loneliness van Radclyffe Hall (een lesbisch boek, ook in Engeland verboden) voor ons te bespreken; lijkt jou dat niet prachtig? Ik schreef erbij: ‘dit is het beste wat uitgestootenen als wij voor Holland kunnen doen’ - een treffende zin, triest en waar. Wat vind jij van het plan en van de zin? Ik hoop je spoedig weer te lezen; morgen, uiterlijk. Hartelijke groeten van je E. P.S. - Roel Houwink heeft zijn idiotie voor de Pen-Club in boekvorm herdrukt en o.a. met jouw conterfeitsel geïllustreerd. Moet je 't niet eens panopticummen? P.P.S. - Maurice en jij zijn wonderlijk eensgezind; Maurice vond dat kortademige gemem van dien Breukelschen jongeling ook zoo aardig. Wat moet er nu mee gebeuren? Moet dat nu in Forum? Ik griezel van het idee!... Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, 18 april 1932 B.M. Dit stuk schreef ik ook nog; kan dit nog in Mei, als je 't goed vindt? Als het slot te ‘erg’ is, dan kappen onderaan blz. 2, waar ik het vierkante haakje zette. Goed? - Op dit laatste reken ik wel! Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 19 april 1932 Rotterdam, 19 April '32 Beste Eddy Laat ik deze brief met eenige familieberichten mogen openen: 1o ben ik oom geworden, aangezien mijn broer een zoon gebaard heeft en 2o heeft mijn moeder op haar verjaardag Vriend of Vijand als geschenk gevraagd. Bon sang ne peut pas mentir (of is het iets anders). Het geval Ambrosia geeft me eenig pleizier. Jou als protector van de poésie pure te zien optreden, is op zichzelf een genoegen, maar bovendien nog als diplomaat om de ‘goede aestheten’ voor Forum te behouden... Ik schijn in dit opzicht veel rigoureuzer te zijn. Mij zegt de friction-poézie, zelfs de goede, zéér goede, zoo weinig, dat ik de zelfs-iets-minder-goede al abject vind. Ik ben in dit verband ‘erg steil’, zooals Jan Engelman me schrijft; hij mag er nog een schepje op doen, dan ben ik het nog, want het gemurmel om Ambrosia is mij een steen des aanstoots. Wat moeten wij daarmee, zelfs als het nogal goed is? De Gids wil het toch best hebben? En ik vind het eigenlijk onwaardig, onze beslissing afhankelijk te maken van een ultimatum van Engelman, die dit gedicht als ‘test’ wenscht te gebruiken, om onze betrouwbaarheid te toetsen. Dat is ook het eenige, wat ik op zijn overigens heel geschikte brief aan mij tegenheb. ‘Nietwaar, de beroemde specialist op poëzie-gebied Marsman, waartegen de Forum-redactie slechts als proza-en-essay-specialiste in het geding kan treden, vindt mijn vers ook erg goed.’ Dat klinkt er voor mij uit, en ik zou bijna boos worden. Geef mij dan maar de poëzie van Clara! Het kan me werkelijk niet schelen, of zij niet in staat is tot het frictionneeren van Engelman; haar verzen hebben tenminste iets te zeggen, zijn geen geur-pastiches, en dat is mij eigenlijk wel voldoende. Ik geloof jou, als je zegt, dat Claartje in jaren nog geen Ambrosia zal kunnen schrijven; geloof je mij ook, als ik zeg, dat ik desondanks de poëzie van C. veel meer waardeer en veel meer in Forum op zijn plaats acht? Hoera, E. du Perron, wij hebben, geloof ik, een verschilpunt ontdekt: het beroemde punt, waarop de Costerianen vlassen! Maar voordat ik me om Ambrosia separeer, moet er veel gebeuren! Toch moet ik erkennen, dat ik je, zelfs gematigde, voorliefde voor Ambrosia niet goed begrijp. Ik zou nu willen voorstellen, Engelman tot de volgende redactievergadering te bewaren; actueel is A. toch niet, ten minste de ‘repliek’, die er in verborgen moet zitten, ontgaat mij, en waarschijnlijk iedereen. En over dit versje heen betreft het toch m.i. een quaestie van redactioneel ‘beleid’, dat niet zonder belang is. Ik zou ook de ‘goede aestheten’ niet willen verliezen (al houden wij, behalve Greshoff, toch ook nog Slauerhoff, Vestdijk en nog wel iets, over!); maar ik vind het onnoodig, hun daarom op het gebied van hun geurige flauwe kul dadelijk hun zin te geven. Marsman kan als levend model staan voor onze ‘ruimheid’, met zijn verzen in Jan. en zijn Aesthetiek der Reporters in Maart! Dat rammelen met de ultimatum-sabel, als er een versje wordt geketst, is me ook niet dierbaar, moet ik zeggen. Ik zal Engelman in dezen geest antwoorden, hem in ieder geval te verstaan geven, dat wij zeer op zijn medewerkerschap zijn gesteld, maar ons de beslissing over Ambrosia nog even voorbehouden. Lijkt je dat ook niet het beste? Ik kan werkelijk niet zoo maar toegeven. Je Panopticum over Hiegentlich heb ik dadelijk naar Bouws doorgezonden. Ik hoop, dat het er nog in kan, want ik kon hem gisteren niet telefonisch bereiken. Het eind heb ik er afgeknipt, bij het door jou aangegeven punt. De toespelingen daarin kunnen je voor den kinderrechter brengen (knapenrechter, bedoel ik), en ik vond ze niet erg treffend. De rest van het stukje is juist heel aardig. De annonce van Uren met C. is uitstekend. Zeer scherp en zeer beheerscht en verdomd duidelijk. Wij wogen elk, meen ik zeker te weten, 72 kilo. De veldtocht heeft je dus van 2 kilo afgeholpen. Voor tien dagen niet onaardig! Vic heb ik al om gedichten gevraagd. Maar hij schrijft zich zoozeer het apenlazerus aan de N.R.Ct., dat hij, geloof ik, tot niets meer komt. Ik spreek hem vanavond nog, zal hem nog eens porren. Ik ben natuurlijk ook tegen Marietje! Ik vond het alleen niet zoo erg slecht, en in het uiterste geval, niet onplaatsbaar. Maar waar we Vestdijk's novelle hebben: waarom zoo'n middelmaat-stukje huiskamerproza? Een hart. hand van je Menno Groet Vestdijk! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [19 april 1932] Gistoux, Dinsdag. Beste Menno, Ik weet al waar het op staat: 26 dezer ga ik van hier weg en ben dien avond of in den Haag of in Amsterdam, en den 27en bij Jany in Bergen (tot den 30en). Daarna...? Hierbij een mooi uitknipsel. Groeten van Vestdijk en aan Truida, de hand van je E. Vergeet niet je te wegen of me te zeggen hoeveel je woog! - Ik heb Lawrence bijna af en stuur het morgen naar Bep, om het te typen en dan nog eens goed door te nemen. Bouws stuurde ik vandaag een sonnet, als vervolg van De Vooruitgang. Het eerste kwatrijn en de laatste twee regels zullen jou zeer bevallen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [21 april 1932] Gistoux, Donderdagmorgen Beste Menno, Inderdaad, àls we ons nog eens ‘separeeren’ om een literaire kwestie (wat de God van Engelman verhoede!) dan zal het toch wel niet om Ambrosia zijn. Maar de historie is voor mij nu uitgeput; je kent al mijn argumenten, ook de meest redacteur-achtige. Allora, basta. Ik stem voor en jullie beiden tegen, alles is in den haak - behalve misschien je onvoorzichtig jawoord en mijn niet minder onvoorzichtig bericht daarover aan Engelman zelf. Al doende leert men... Het spijt me erg als ik mààr 72 kilo woog. Ik dacht: 74. Maar heb jij een goed geheugen voor cijfers? Ga toch nog maar eens naar Sandeman om heelemaal zeker te zijn! het is ook een prétexte om er een portje te drinken, dat ik je dan aanbied (te verrekenen bij een volgende occasie). Het zou jammer zijn als Hiegentlich niet nog in dit nr. kwam. Maurice zou iets schrijven over een Vlaamsche aanblaffer van Paul v. Ostaijen. Is dat nog gebeurd? Goddank dat Marietje de deur uitblijft. Dat was een heel wat zwaarwichtiger geval dan Ambrosia. Ik ben blij dat je de annonce goed vindt. Op de drukproef kan ik het misschien nòg wat geserreerder en ‘koeler’ maken. - Ik schreef je gisteren, meen ik, dat het stuk over Lawrence af is en naar Bep voor 't overtypen. Ik heb er echt moeite voor gedaan, resultaat 15 blzn. ms. Het is van veel meer belang dan ‘Trotsky’, dus dan moet die revolutie-historie maar worden uitgesteld tot na Coster. Trouwens, over de revolutie heb ik nog meer te vertellen; misschien maak ik er later dan een soort ‘vervolg’ bij, over Bakoenin bv., of St. Just, of Sawinkov. Voorloopig moet toch alles blijven liggen voor Coster; maar Lawrence niet, al was het alleen maar omdat prinses Juliana er misschien wat uit zal leeren! - Ik stuurde 2 sonnetten naar Bouws. En wat is er van je novelle geworden? - Ik las bij Gr. in het U.D. een stukje, overgenomen uit Opw. Wegen, en dat bevatte: jeugdherinneringen van W.A.P. Smit aan jou, uitgesproken in een lezing die hij te Bandoeng hield! Prachtig, niet? Dat je den naam Nugae vond, en toen al was zooals je nu bent, en dat je op je 19e jaar al een merkwaardig stuk geschreven hebt, geheeten Gesprekken met de Maan. Naar dit laatste ben ik nu zéér benieuwd; kan je het me bezorgen? En nog iets: Greshoff wil een bloemlezing maken van 100 gedichten, van dichters na Boutens (en van ieder één); daarom liefst langere gedichten. Hij vroeg me iets uit Adwaita, maar ik heb de tekst niet hier. Jij hebt die bundels toch; zou jij voor Gr. willen overtypen het lange gedicht, in deel II, in de afdeeling die door Vic zoo geestig ---- is betiteld (zie verantwoording achterin!) en dat ook geen titel heeft, maar beschrijft hoe Adwaita naar de geboorteplaats gaat van zijn gestorven vriendin. Pas op dat je niet te vroeg ophoudt, want het wordt telkens door wit onderbroken, geloof ik (of door sterretjes) en zonder titels werkt dat verwarrend. Het is nogal lang en heel goed en absoluut niet ‘puur’; wil je dat dan met bibliophielen-correctheid overtypen en Gr. opzenden? Dank; en van hem komt er nog wel een dankje. Hij vroeg me het je vooral nù nog te vragen. Schrijf je me nog voor Dinsdag a.s. = 26? Groeten van Vestdijk en aan Truida, een hartelijke hand van je E. Prachtig dat je Moeder mij nu bezitten wil! Is Bep daar schuld aan? P.P.S. - Ik zou haast vergeten je geluk te wenschen met je oom-schap. Moge Ant je eerlang een nog intiemer trots leeren kennen! - ik bedoel: onderwijzen te kennen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 21 april 1932 Rotterdam, 21 April '32 Beste Eddy Je angst, dat we alleen met Greshoff zouden blijven zitten, is voorloopig nog ongegrond. We hebben zooveel copie, dat het Mei-nummer gebarsten is en je a.s. eegade eruit is gewipt. Zij schijnt van die gelegenheid te hebben geprofiteerd, om Bouws van jullie plannen in kennis te stellen, althans gemelde heer telefoneerde mij vanmorgen geheel perplex ‘het laatste nieuws’. Geen haar op zijn hoofd had dat vermoed! Maar hij vond het heelemaal niet gek! Bep schijnt hem telefonisch te hebben gezegd, dat (na Bouws' mededeeling, dat haar stuk moest blijven liggen voor jouw actueele stuk over de film) ‘het dan toch in de familie bleef’. Waarop hij met open mond gereageerd moet hebben*... Ik kreeg van Engelman al weer antwoord, zeer geschikt. Hij vindt het, geloof ik, wel aardig, dat zijn vers nu ook een ‘cause célèbre’ in de boezem der Forum-redactie is, en gaat accoord met mijn voorstel. Ingesloten een stuk van Siegfried van Praag, dat ik niet slecht vind. Het is niet persoonlijk, maar wetenschappelijk geschreven, maar om de qualiteiten zou ik er voor zijn. Lees het ook eens door en schrijf (of zeg, na 26 April) me je meening. Er is nog een roman van Freek van Leeuwen binnengekomen. Iets heel verschrikkelijks, lijkt me. Tot ziens dus? Hart. gr. aan Vestdijk, een hart. hand van je Menno * Er staan in dit no. nu Panoptica van jou, Maurice en mij. Verder ook de liedjes van Greshoff. Ik vroeg Claartje om meer verzen. - Heeft Maurice het proza van Vestdijk al gehad? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [22 april 1932] Gistoux, Vrijdagmiddag. Beste Menno, Hierbij een ontwerp voor de teekening die ik voor de 2e druk van je Carnaval wou maken. Maar: ik weet niet of Zijlstra daar nog toe komt, of ik dit werkelijk heelemaal goed kan uitvoeren (een uitvoering à la Cocteau-Willink zou het beste zijn), of jij het mooi vindt, en zoo meer. - Hier kom ik ook niet meer tot werken; Vestdijk heeft nu beslag op me gelegd met zijn essay over Emily Dickinson, dat vol is met aardige opmerkingen, maar ook met eindelooze herhalingen, stoplappen, ezelsbruggetjes, enz. - het loont wschl. de moeite, maar het is een zware taak om het tot het noodige te bekorten. Daarbij komt dat zijn handschrift verre van vloeiend is, en dat hij op foliobladzijden schrijft, zoodat je het gevoel krijgt in een bosch te zijn met erg veel uitspringende sprieten en twijgen. Maar gelukkig is hij als auteur absoluut niet ijdel en heeft hij nogal vertrouwen in me. Zijn verhaal is oneindig, onvergelijkelijk veel beter dan zijn essay - ofschoon zijn essay toch volstrekt niet dom is, integendeel. Hoe zou dat komen? Zou de wetenschap hem hier nog parten spelen, terwijl hij zich daar ‘gewoon’ liet gaan? Bep schrijft dat The Well of Loneliness tot de snertliteratuur behoort; wat jammer is! Maar een Engelsche Cora Westland hoeven we natuurlijk niet te bespreken. Ik ben èrg benieuwd naar jouw en haar reacties over mijn Lawrence-artikel. Ik heb daar werkelijk nogal mee geworsteld; het ordenen van deze ‘rijke’ materie ging niet op de gewone manier... Daarnet krijg ik de copy van Van Praag. Ik zeg je wel wat ik ervan denk. Tot ziens. Mooi, die schrik van Bouws! Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 23 april 1932 Rotterdam, 23 April '32 Beste Eddy De laatste brief dus naar Gistoux; het wordt tijd, dat je terugkomt, want ik stook postzegels op! Kreeg je het fatale nummer van Filmliga, dat de strijd tegen de specialisten inluidt? Zeer verlangend naar je stuk over Lawrence! Ik ben het met je eens, dat het voor moet gaan op Trotzki, hoewel het me toch spijt van dat artikel. Het is ongelooflijk moeilijk, zie ik wel, een tijdschrift met veel copij te vullen; moeilijker ongetwijfeld, dan een tijdschrift met weinig. Als ik je nog een kleine ‘serreering’ in het stukje ter inleiding van Coster zou mogen aanraden, dan zou het zijn de tirade tegen Theun de Vries' Rembrandt. Bij overlezen trof het me, dat alleen daarin nog iets van kif zou gezocht kunnen worden. Je moet het argument natuurlijk behouden, maar het nog iets gemeener, hatelijker zeggen, zoodat de Vries niet zijn dunne V.C.S.B.-schoudertjes kan ophalen, mompelend: ‘kif’. - Je sonnetten heb ik nog niet gekregen, zullen wel doorkomen. De novelle heb ik nog in petto gehouden. Ik werkte ijverig aan dr. Dumay, ben van plan de novelle te schrijven, als er een punt komt, waarop ik een oogenblik vastzit. Dumay schiet aardig op, is al 115 pag. typs; de vechtpartij is voorbij en Dumay zit aan Gerda (die in het boek Karin heet) vast. Met zijn avontuur loopt parallel het avontuur van de ‘intelligente vrouw’ en een cavallerie-luitenant, waar tusschen door nog weer het avontuurtje van een ‘poète pure’ zich slingert. Het geheel is ongetwijfeld veel minder mager dan Hampton Court. Een (geheel onverwacht in mij opgedoken) spuug-scène is tot nog toe volgens mij het beste fragment. ‘Hoe een roman ontstaat’: daar over zou ik, als ik tachtig ben en alleen nog maar kan herkwijlen, wel eens iets anders willen zeggen dan Robbers destijds! De heer dr. W.A.P. Smit heeft nu al mijn Eckermann willen zijn en zich dus tot een misselijk kruiperig stuk voor kristelijke jongelieden laten verleiden. Het is, of ik al dood en begraven ben en een ter Braak-herdenking b.v. in Riche zal plaats vinden. Gesprekken met de maan heb ik naar aanleiding van dat stuk opgescharreld; je moogt het hier lezen, ik stuur het niet weg, het is te lullig. Dat ik toen al was, zooals ik nu ben, is van den heer Smit een betrekkelijke waarheid en in het kader van zijn stuk een ongehoorde stommiteit. Want als ik was, zooals ik nu ben, dan was ik het in mijn rhetorische, valsche stijl zeker niet! Moet er weer een bloemlezing losbarsten? Waarom toch? Maar het gedicht van Dèr Mouw zal ik voor Gr. overtypen en het hem zenden. Ik las overigens naar aanleiding van je brief weer eens in Brahman; het slaat toch eigenlijk alles, wat er omstreeks dien tijd aan poëzie bestond. Vic en ik hebben nu afgesproken, dat wij de massa onuitgegeven werk, die in het archief ligt, binnenkort zullen uitzoeken en persklaar maken. Het schijnt van alles te zijn: philosophie, grieksche, latijnsche en fransche en nog veel nederl. verzen, etc.! - Het gedicht in... is inderdaad bijzonder mooi en voor den d... (ik bedoel den god van Engelman) niet puur! Ik heb de verzen van Clara nog niet van Bep terug. Zij heeft ze toch? Schrijf bijtijds, wanneer je ‘te spreken’ bent! Hart. gegroet van Truida, en groet even hart. Vestdijk. je Menno Las je Siegfried v. Praag al? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [24 april 1932] Gistoux, Zondagmiddag. (Ik vertrek overmorgen vroeg.) Beste Menno, Dat stuk ‘over het komische’ vond ik wel aardig, maar dan toch ook niets meer. Maar terwille van het niet uitsluitend-literaire karakter van Forum is het misschien goed af en toe zooiets te plaatsen? Dan nog lijkt het me wat erg vulgariseerend en lang. Maar soit; ik ben slap vóór. Ik zond het door naar Roelants. De novelle van Vestdijk zag Roelants niet, neen. Hierbij de 1e helft van het essay. Gegeven de absolute onbekendheid van de dame, èn haar ‘poetisch karakter’, ben ik zeer voor dit stuk, dat zoo geheel bij ons hoort. Vmdl. zal een heeleboel eruit jou ook zeer behagen. De 2e helft is net zoo lang en wordt ‘in het net gebracht’. Die stuurt Vestdijk je zelf dan nog wel eens uit den Haag. Of schrijf hèm wat je van dit 1e stuk denkt (hij is daar zeer benieuwd naar), adres: Daal-en-Bergschelaan 18, 'sGravenhage - en spreek eens een ontmoeting met hem af. Schrijf je me eens naar Bergen, tusschen 27 en 30? In een brief van Bouws (de man is natuurlijk op slag aan het overbrengen geslagen, Willink en wie niet?) stond: ‘bij je terugkomst moeten we dat vieren (precies iets voor mij, en voor Bep!) met Menno en juffrouw X en Vic en Truida.’ Ik schreef hem terug of dit laatste ook een soortement feit is, of alleen nog maar een stoute veronderstelling? En wat is ‘Vic en Truida’? Iets tant soit peu serieus, of alleen maar un goût passager, dat het ‘avontuur’ moet vervangen voor de vrouw? Als ik onbescheiden ben, hoef je niet te antwoorden, maar je weet, ik wensch Truida alleen maar het beste toe, in dit opzicht, en op een manier die je moeder misschien voorgoed met me zou verzoenen, als ze er ooit achter kwam. Maar nogmaals: àls het met een ‘avontuur’ beginnen moet, dan nog veel liever Vic dan de een of andere Kring-pallurk met een Don-juanisme van den Nederl. Tooneelbond. Je mag Truida ook deze brief laten lezen, voor het geval zij oordeelen moet of jij het zeggen zal, of zij, of dat er niets gezegd mag worden, of dat er niets te zeggen valt. Gegeven de stompheid van mijn berichtgever, dacht ik dat er wel iets moest zijn, eer hij het ontdekken kon. Maar misschien is hij na de schok die hij per telefoon kreeg zóó overslim, dat hij overal spoken ziet, dat kan natuurlijk ook. Deze laatste dagen in Gistoux zijn curieus. Ik zal toch blij zijn, als ik weer elders zit. En eerst werkelijk gelukkig als ik in den trein zit naar het èchte avontuur. Kreeg je van Bouws mijn toegevoegde revolutie-vaerzen? De 2 slotregels van het eene beteekenen dat ik, àls ik als salonanarchist of zooiets door de communisten moet worden opgehangen, dat toch liever niet tusschen de rokken van pastoors en andere ‘foedralen’ van misdienaars word. Het schijnt n.l. dat ik ook erg ‘cryptisch’ ben geweest. - Ik stuur je spoedig (wschl. uit Bergen) het stuk over Lawrence. Dadag! Ook veel hartelijks, en indien noodig, still my very best wishes, voor je jongste zusje. Een hand, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [25 april 1932] Gistoux, Maandagmiddag. Beste Menno, Daarnet kwam je ‘laatste brief’, waarop ik eig. gisteren reeds antwoordde. Ja, dat stukje tegen Theun zal ik nog wel een beetje anders maken; het kan zijn dat ik er zelfs iets bij schrijf, zonder mij veel te bekommeren over de gymnastiek die hij zijn schoudertjes kan laten uitvoeren. Hij doet eig. zoo kampioenerig in zijn stukje, dat ik het méést nog zin zou hebben om hem bij een event. ontmoeting aan zijn lijflijke oortjes te trekken. - Een uitstekend idee van je om met Vic de inedita van Dèr Mouw te bezorgen; maar kàn Vic dat? hij, die me niet eens een briefkaart kan schrijven! - Ik stuur je, gelijk hiermee, een erg boutade-achtig en toch zeer sympathiek artikel van Greshoff over La Doulou; en het eigenlijke La Doulou zelf (de rest v/h boek had hier niets mee te maken) dat gewoon prachtig is; ongehoord van moed - bij een zieke - en luciditeit. Dagboek van iemand die ruggemergstering had; poignant. Groeten aan Dumay en ik blijf zéér benieuwd naar de Maan. Ja, verzen van C. zijn nog bij B. Hart. groeten en tot ziens. Steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 28 april 1932 R'dam, 28 April '32 Beste Eddy Vergeef mijn lange zwijgen (lang, voor ons dan). Ik werd zijdelings in een echtscheiding gewikkeld en had daar rijkelijk het land over, omdat het geval me werkelijk ter harte ging (mondeling meer). Ik was zeer verrukt over Vestdijk's essay! Van de stoplappen enz., die jij mij signaleerde, heb ik eigenlijk niets gemerkt. Het stuk heeft me van a tot z geboeid, hoewel ik niets afweet van Emily Dickinson. Juist dat beetje philosophisch parfum doet mij zoo goed! Het is weer eens iets heel anders dan jouw of mijn tegenwoordige stijl, het is werkelijk origineel in den besten zin. Ik vind essay en verhaal op hetzelfde peil staan, volkomen Vestdijk. Ik geloof, dat we in dezen man de rechtvaardiging alleen al van Forum kunnen zoeken. - Natuurlijk schreef ik hem dadelijk. Hij antwoordde alleraardigst; zijn briefstijl is ook al best! Over jou schrijft hij, dat je voor hem geweest bent ‘een soort causticum, een bijtend, geconcentreerd vocht, dat alle overtolligheden uitbrandt’. Uitstekend geformuleerd! Dat is precies je invloed op philosophische Germanen onder woorden gebracht. En ook de reden, waarom je de Thony's en Theuny's zoo ergert. Zij willen allang niet meer gebeten en uitgebrand worden. Zij willen zingen en gezag hebben onder de burgers. - Ook schreef hij over de verhouding van Een Voorbereiding en Hampton Court goede dingen. De teekening voor het Carnaval lijkt me in aanleg heel goed. Maar er moet inderdaad iets Cocteau-achtigs in de uitvoering komen. Hoe doe je dat? Bouws gaf me je sonnetten. Ik vind ze géén van beide bijzonder. St. Just heeft in de laatste regels iets dúperronsch, maar het andere vind ik bepaald slecht, voor jouw doen. Het klinkt me als maakwerk, als kleurlooze, klanklooze constructie. Heb je het ongeïnspireerd geschreven? Het zegt mij niets. Ik zou je publicatie (niet van St. Just!) afraden; of vergis ik me heelemaal, als niet-dichter? Je P.S. over Potgieter-Multatuli moet je beslist omwerken tot een stukje! Het is allemachtig aardig en juist heftig geïnspireerd. Ik voel in principe ook wel voor het thema, maar jij kunt het veel beter. Dit hoeft maar een beetje opgeflikt te worden... en het is b.v. een schlagend Panopticum! (Ik schreef een Panopticum over opdrachten in boeken, o.a. ‘aan jou, voor wie ik het eerste en het laatste woord schreef’, zeer liefdeloos). Ik stuur je het P.S. dus hierbij terug; doe het nog even in Bergen! Want voor het Elysium is Potgieter toch ook een ongewenschte gast, dunkt me. Het geval Vic-Truida is aan Bouws lieflijke phantasie ontsprongen. Nu, in dit opzicht, kennen we den man. Je moet Jany maar eens vragen, wat hij via onzen Everard al zo aan pittige anecdotes van mij weet. Wanneer krijg ik het stuk over Lawrence? - Ik lees momenteel het boek van Klages over Nietzsche. Niet dom, maar wat hinderlijk is het toch, een gewone man over een genie te hooren melken. En verder lees ik (voor de N.R.Ct.) een geschrift Under the Fifth Rib van C.E.M. Joad. Kent Jany dien man soms, of ken jij hem? Het is een individu in den geest van Berl, met een sterke afkeer van Lawrence, maar niet onintelligent. Het is de autobiografie van een intellectualist, en als zoodanig valt het mij juist geweldig tegen. Ik hoop U.Ed. spoedig weer te lezen en, wat meer is, spoedig te zien. Hart. gr. aan Jany en een hart. hand van je Menno Veel dank voor ‘Multatuli’. Ik lees er al ijverig in. Maar hij is toch in veel opzichten de mindere van Nietzsche, alleen niet wat geniale aanleg betreft. Ook daarover nader. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron [28 april 1932] Donderdagav. B.E. Zooeven je stuk over Lawrence ontvangen en gelezen. Prachtig!! Een meesterlijke analyse, niet alleen van L., maar van het heele probleem ‘erotische litteratuur’. En merkwaardig: geschreven in een heel andere stijl dan je gewone ‘essay-stijl’! Met bijna duitsche degelijkheid hier en daar, zonder dat je overigens in duitsche draderigheid vervalt. Ik vind dit weer één van de superieurste stukken van je hand. Waar kan ik Lady Ch. krijgen? Is het in het engelsch (onverkort) niet te bemachtigen? Anders maar de fransche vertaling. Ik kan Dinsdagmiddag en avond in den Haag komen. Tegen 4 1/2 uur in Riche b.v. h. gr., ook aan J. je Menno Ik wilde Vestdijk 's avonds ook in Riche bescheiden. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bergen, [29 april 1932] Bergen, Vrijdag. Beste Menno, Dank voor brief en briefkaart; en hierbij het verkeerde vel terug. Als ik het andere van je krijg, kunnen we er een panopticum van maken als brief (bv. brief aan Ter Braak; of wil je: brief aan een leeraar?) - Dinsdag kunnen we elkaar bij Riche ontmoeten; best. Tegen half 5 dus. En 's av. Vestdijk. Komt Truida mee? ik zou haar graag terug zien. Bouws is een rund, maar goedig. En Willink heeft hij toch niet ingelicht; dat leek maar zoo. Bovendien: iedereen weet het nu toch. Wat indecent, maar enfin... Ik ben Zaterdag bij Marsman in Utrecht, Zondag in Haarlem bij Slauerhoff. (Hij en Darja zijn terug). Maandag bij mijn aanstaande. Kan ik Woensdag misschien bij jou logeeren in Rotterdam? Ik wacht ook met spanning op Méral. Lady Chatterley's Lover kost onverkort ± 6 pop. Nijhoff (Mayer) kan je gemakkelijk eraan helpen. Een compleet gecastreerde, belachelijke uitgave van 7/6 is net in omloop gebracht pas op dat je je daar niet mee inlaat. Ik keek het prul gisteren door in Amsterdam, en zal er een noot over schrijven bij mijn artikel. Je vindt nu wschl. toch ook dat dit en niet Trotsky in het Juni-nr. moet? Ik ben werkelijk in mijn nopjes dat je het zoo goed vindt. Bep was er ook erg tevreden over, en ook over het filmstuk! Jouw filmstuk las ik op het allerlaatste oogenblik in Gistoux. Het is ook zéér goed, Vestdijk was er verrukt over, Greshoff niet minder. Alleen het zalfje aan het eind hoorde er eig. niet bij, maar dat was ‘obvious’. Ik vermoed dat Scholte de woede die hij tegen jou niet luchten wou, of kon, nu tegen mij zal dirigeeren. In dat geval reserveer ik een panopticum over deze aangelegenheid in het Juni-nr. 's Mans bewering n.l. (dat hij voor de nieuwe klankfilm wil strijden, als vroeger (met jou) voor de stomme film, is zooiets curieus, dat ik er bepaald weer wat over te vertellen heb, als hij mij daartoe uitlokt. Overigens vind ik het een beste vent, vergeleken met de Thonies en Theuns. Lees de Engelsche Lady C., niet de Fransche vertaling. Het eerste is véél ‘sappiger’. Gelukkig dat je het stuk over Emily D. ook heelemaal goed vindt. Wel wat lang toch nog, maar boeiend. We hebben er taai op gezwoegd, wel met resultaat dus. Vestdijk is een onvermoeid werker, als het zoo doorgaat, moet hij ons later maar vervangen in Forum. Zal ik Willink vragen die carnavalsteekening nog eens te bewerken? Of zal ik het zelf eens probeeren? Geef me het ‘concept’ maar eens terug. De juffrouw is misschien te kleeden in een pittiger pakje. En de burger ook... Die sonnetten zijn misschien niet bizonder, maar toch ook niet slecht, dunkt me; in ieder geval had ik ze er graag alle 3 in. Vestdijk en Greshoff vinden ze heel goed; ook het 2e, waarvan ik dacht dat het jou bevallen zou. De 2e strophe zakt wat, maar al was het alleen om de slotterzine, en zelfs om beide terzinen, zou ik er toch zeer op gesteld zijn om het ding te publiceeren, en zeker in dit verband, d.w.z. als overgang tusschen De Vooruitgang en Saint-Just. Bovendien weet je wat ik van die detailselectie denk; als ik nu ook al niet integraal als auteur kan worden ‘genomen’, om een gedicht van één bladzij, wordt het toch sneu. Maar bovendien geloof ik dat het gedicht best is, al vind ik het zelf ook niet van mijn beste. Ik geloof dat ik eig. maar geen sonnetten meer moet schrijven. Natuurlijk is Multatuli in vele opzichten de mindere van Nietzsche, maar is Nietzsche het in andere opzichten weer niet van Multatuli? Zou Nietzsche Woutertje Pieterse hebben kunnen schrijven, met al die nuances, of een even boeiende Havelaar? Deze vergelijkingen zijn trouwens mal. Waar het op aankomt is de ‘standing’. Tot ziens! Met hart. groeten, je E. P.S. - Neen, Jany kent dat boek niet en hoorde geen schandaaltjes van je door Bouws. Hij laat je hartelijk groeten. - Groeten aan Truida. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, [1 mei 1932] R'dam, Dag der Proletaren 1932 Beste Eddy Dus Dinsdag half vijf in Riche. Truida komt denk ik wel mee; komt Bep ook? Vestdijk heb ik 's avonds om half acht vastgelegd, terzelfder plaatse. Allerlei bewaar ik dus maar tot mondeling. Ik stuur je hierbij vast het stukje over M. en P. Maak ervan: brief aan een leeraar, uitstekend. Dat kan het frikkenelement in Potgieter vooral nog accentueeren. Ik kocht gisteren Lady Chatterley's Lover in het fransch. Las bereids de inleidingen, en bladerde. Ik voel nu al, dat ik er een stuk over (of naar aanleiding van) zal schrijven. Over heel andere kanten dan jij, vooral in verband met de beschrijving als element überhaupt, waarvoor Lawrence me juist de geschikte aanleiding zal geven, denk ik. De inleiding van hemzelf is in principe absurd, maar sympathiek. Ik heb er al een paar vraagteekens bijgezet. B.v. het tegenover elkaar stellen van ‘pensée’ en ‘acte’ bewijst, dat Lawrence een volkomen ander mens is dan ik. Hartelijk dank ook nog voor La Doulou, een prachtig ding. Ik vraag me telkens af, of ik ook nog maar tot schrijven als ‘acte’ zou komen, als ik zoover heen was. Wat die sonnetten betreft: ik critiseerde je niet als administrateur van Forum en heb in die illustre functie heelemaal geen bezwaar tegen plaatsing. Ook wil ik je met alle liefde integraal nemen. Maar daarom kan ik je als M.t.B. toch wel mijn meening zeggen en je als M.t.B. de publicatie van het ééne sonnet afraden? Ik ben juist heelemaal niet van de theorie van het ‘geduldig wachten op meesterwerken’, maar ik vond, dat dit ééne vers je niet gelukt was. Maar als je er zelf anders over denkt, ben ik voor plaatsing. En zonder een redacteursgezicht! Maar waarom zou je daaruit in het algemeen de conclusie trekken, dat je geen sonnetten meer moet schrijven? Ik ben van meening, dat ze je, als ze je gelukken, juist bijzonder liggen. Getuige De Bierpiraat en zooveel andere. Heb je Anthonie's knieval voor Nijhoff in de N.R.Ct. gelezen? Forum wordt daar ook even terechtgewezen, omdat wij te slordige poëzie publiceeren. Tot Dinsdag dus. Bedank Bep vast voor haar uitnemende paapsche zending; ik hoop haar ook Dinsdag te zien. Tot zoolang aan haar mijn hartelijke groeten. Een h. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Voorburg, [12 mei 1932] Voorburg, Donderdagmorgen. Beste Menno, Ik was zoo verdomd moe gedurende die vergadering, dat ik uit een soort overspannenheid (alle factoren hebben daaraan meegewerkt sedert mijn overhaast vertrek naar Gistoux) dezen heelen nacht niet geslapen heb. Ik las van 's morgens 6 tot 8 de copy: Vestdijk's verhaal is best, ofschoon toch niet zoo goed als het eerste; maar zoo geheel anders, dat we het toch zeker moeten opnemen; de anonyme - of liever pseudonyme - meester van Slau lijkt mij treurig; Otten's artikel is de meligste aansporing tot revolutionair mephisto-schap die ik ooit las. Zeg hem maar dat ik het een gezond artikel vind; zeg er desnoods bij: gezond in onzen zin. Maar je hebt gelijk wat betreft het zeker niet opnemen ervan in Forum. Ik houd het pak hier voor je aan, tot morgenavond, met de nieuwe versie van Vera en Lady Ch. 's Lover. We moeten samen ook een paar spijkers met koppen slaan over de rubriek Panopticum. Als het ‘negatieve’, zooals Maurice zegt, ons allen eig. zoo weinig ter harte gaat, althans, vergeleken met het zooveel hooger-staand ‘positieve’, doen wij beter met iets anders te vinden tot vulling van deze rubriek. Ik voor mij wil er best verhaaltjes in vertellen, treffende anekdoten of zelfs rijmpjes, maar polemiseeren trekt mij werkelijk niet meer aan. Ik kan niet tegen die remmen, hoe welgemeend dan ook; de polemiek gaat mij blijkbaar meer ter harte dan de ‘literatuur’; ik geef jullie groot gelijk, maar 1 1/2 uur praten over zooiets als dit is me dan ook te machtig. Eén ding staat vast: mijn strijdmethode gaat niet samen met jullie opvattingen, als jij geen bedenkingen hebt, komen ze van Maurice. En je krijgt er mij nooit toe om ook maar even jullie stukjes in deze rubriek als redacteur te becritiseeren; het laatste panopticum van Maurice leek me, eerlijk gezegd, een volmaakt prul; maar wat doet dat er toe? Ik hecht aan de eene kant blijkbaar te veel, aan de andere te weinig beteekenis aan deze afdeeling; in ieder geval is het mij niet mogelijk te polemiseeren anders dan volgens mijn ‘temperament’; het spijt mij werkelijk als ik me niet superieur genoeg kan voelen in allerlei gevalletjes en jullie hèbben wschl. gelijk, maar ik onthoud me liever van het heele gedoe, dan het te beoefenen op deze manier. Nog eens: ik doe niets dan herhalen wat ik de allereerste keer al zei (naar aanl. van dat stukje tegen dien christenheld), als ik volhoud dat het heele systeem van elkaar op dit gebied beknibbelen niet deugt. Jullie vinden van wel en ik trek mijn stukje dus weer ‘met genoegen’ (neem de term niet al te diep) terug, maar als ik nog aan Panopt. meewerk, dan heusch liever niet meer als polemist. Laat ons aannemen dat ik dan te ‘Fransch’ ben en dat de schuld aan mij ligt; ik wil dat best aannemen, en zeg dit zonder eenige hatelijkheid, maar anders dan zóó doe ik het niet met plezier. Ik zie verdomd niet in waarom ik me ‘superieur’ zou voordoen, als ik er niet eens in slaag mezelf wijs te maken dat ik het ben! Bedenk dus iets anders; er moet een mogelijkheid zijn deze rubriek levendig en boeiend te houden ook met een andere dan polemische inhoud. Ik zal er ook over nadenken; want we kunnen er toch niet opeens glad mee uitscheiden? Of polemiseeren jullie (d.w.z. jij, want wat Maurice doet kan men bezwaarlijk zoo noemen), ik lever dan andere handwerkjes. Tot Vrijdag half 8 hier. Groeten van Bep, die het grootendeels met je eens is, geloof ik. en een hartelijke hand van je E. P.S. - De ‘brief aan een leeraar’ lijkt me een mooi overgangsstukje van het genre dat ik tot dusver in Panopt. beoefende tot een ander genre. Es war bestimmt in Gottes Rat!... Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, 21 mei 1932 Lugano 21.5.32 Beste Menno, Ik heb vandaag zoo'n troep van deze kaarten verstuurd dat ik niet alleen de brief uitstel, die ik je al 3 dagen toedenk, maar je vriendin vragen zal de rest van dit wit te vullen. Tot spoedig. Veel hartelijks, ook aan Truida, van je E. [E.d.P.-d.R.:] - We hebben een mooi verhaal voor je in petto van een italiaansch-berlijnsche verleidingsscène die we in een restaurant-tuin afgeluisterd hebben. Dag, je Bep Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, 25 mei 1932 Lugano 25.5.32 Beste Menno, Ik was vanmorgen aan een brief begonnen, maar die is mislukt; vandaar dit kaartje, voorstellende 2 menschen die muziek maken op de S. Salvatore. Beschouw het maar als een van de merkwaardigste verschijnselen van hier. Ik ben weinig schrijvensgezind en kan geen verhaaltjes vertellen, dus ook niet van dat paartje in die tuin. Maar we denken wel dikwijls dat het aardig zou zijn als je hier was. Schrijf jij maar gauw. Hotel de Midi, Cassarate-Lugano. Veel hart. gr. E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 26 mei 1932 Rotterdam, 26 Mei 1932 Beste Eddy Hartelijke dank voor je beide kaarten, waarvan de laatste gisterenavond kwam. Ik schrijf nu snel even een enkel woord naar het opgegeven adres, heb buitengewoon weinig tijd, zoodat na de beloofde brief van jou meer volgt. Een glanzende Nietzsche met oolijke opdracht ligt hier op jullie te wachten. Ik houd hem maar hier, tot je iets vaster gehuisvest bent. Ik las dezer dagen Unzeitgemässe Betrachtungen, no. 2, over Strauss; de frappante overeenkomst met Uren met Coster trof me. De stijl van N's middenperiode heeft veel weg van de jouwe, die van de latere werken veel minder. Gisteren compareerden Bouws en ik bij Zijlstra. Hij was weer uitermate geschikt en jongensachtig verlegen over zijn onhandigheid inzake het ‘schelden’. Eigenlijk bleek hij nogal erg in zijn sas met Forum, meer dan met het specialistenblad Filmliga, waarvan Scholte nu ook een radio- en grammophoonblad wil maken!! Ik geloof, dat ik dit al dan niet zinkende schip ter rechter ure heb verlaten! Zijlstra sprak ook nog eens bewonderend over je ‘scherpe geest’ en over Koek, Zand en Grint hebben we hem eenige wijsheid ingegeven, die hij engelachtig slikte. Maandag at Vestdijk hier. Buitengewoon gezellig en naar wensch. Ik had het genoegen hem een étude van Chopin te hooren voordragen op mijn klavier. Het frappeerde me, dat het een vreemd gezicht is, een fatsoenlijk man aan een piano te zien zitten, en zien ijveren met zijn vingertoppen. Hij speelde overigens niet slecht, onzen Simon. Vic gaf me gisteren drie verzen voor Forum, twee fransche en één hollandsch, alle drie afwijkend van zijn poésie pure-toon en meer in den Forum-toon. Je zult ze wel van Bouws krijgen. Verder hebben de epigonen Grauls en van Geuns ons met verzen overplast! Ik ben tegen alles. Het is allemaal even klef en middelmatig. Forum 6 wordt zeer gevarieerd. Wij openen met uw gade, en sluiten met Potgieter en mixed-pickles, van Alie Smeding o.a. Dumay schiet flink op. Vestdijk was zeer te spreken over de twee acten van je tooneelstuk. Maak je dat niet eens even af? Ik zou het graag lezen. Binnenkort wordt je voorrede voor het Démasqué gezet. Toch cursief? Ik zal je een extra proef laten zenden. Tot spoedig meer, een hartelijke hand van je Menno N.B. Aan de vraag: hoe bevalt je tot nu toe het huwelijk! kom ik nog niet toe. Het spreekt vanzelf (dit ook voor de toekomst), dat ik in brieven voor Bep geen geheimen heb. Alleen: opschriften als: Beste E. en B. zijn me te indirect. Doe Bep mijn hartelijkste groeten en zeg haar, dat Grauls een gedicht op haar heeft gemaakt; dat heet n.l.: ‘De Roos’. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [27 mei 1932] Beste Menno, Dank voor je brief; en voor Nietzsche! Maar je moet hem nog een tijdje aanhouden en hem ons werkelijk deel voor deel zenden, want we zijn beiden doodsbang voor zoo'n heele Nietzsche tegelijk! - Als contraprestatie, of neen, als hygiënische maatregel, zend ik je gelijk hiermee Weininger, die we serieus zijn begonnen te lezen, maar die een reusachtige teleurstelling werd. Als dìe knaap geniaal was, dan weet ik heelemaal niet meer wat ik over genieën te denken heb. Ik wou dat jij eens in een goed artikel met hem afrekende! - je moet dan ook zijn andere boek lezen, dat je achterin in dit werk aangekondigd ziet. - Verder las ik me een indigestie aan Lawrence, die zijn lonely dog-motief van Mellors blijkbaar heeft willen overtreffen door een lonely hengst, genaamd St. Mawr, die de loneliness van een ietwat hysterische juffrouw op zijn verantwoording krijgt. Jany vond dit boek zeer goed, herinner ik mij; ik vind het gewoonweg krankjorem. Hoe een idée fixe iemand idioot kan maken, wordt er prachtig door gedemonstreerd. De voornaamste infirmiteit van de tegenw. mannen schijnt te zijn dat zij niet goed paardrijden; vandaar een overdonderende superioriteit van 2 grooms, die in het boek voorkomen. Het toegevoegde verhaal, The Princess, is ook de moeite waard! - Verder vind je in het pakket een nummer over lesbische dames, met aardige teekeningen van Vertès (van wien je die litho bezit met de versjes van Pia eronder). Je moet me heusch eens schrijven wat je over Weininger denkt. De 1e hoofdstukken, met al die zoölogische en plantkundige klasseeringen van arrheno- en thelyplasma hebben we met open monden van verbouwereerdheid geslikt, maar gekomen aan het zoo veelbelovende hoofdstuk over de geëmancipeerde vrouw, hebben we hem op zùlke reusachtige stommiteiten en vergissingen betrapt, dat ik niet zeker ben of Freddy Batten niet morgen in staat zou zijn om een gelijkwaardig stukje daarover samen te flansen, en nou, die is ook 21 jaar! Ik geloof dat er een element van ‘brutale Jood’ in dezen W. zit, dat voor Coster en dgl. direct ‘geniaal’ smaakte, en dat hij verder ontzettend veel dankt aan zijn zelfmoord - net als in Frankrijk een zekere Léon Deubel, die een bundel schreef vol schoolmeestersverzen, getiteld Régner..., en die toen ook opeens van onleesbaar, veelgelezen werd. Heb je Lady Ch.'s Lover nu gelezen en behoorlijk mijn potloodkrabbels met gomelastiek eruit gewerkt? Geef het dan aan Bouws terug en zeg dat wij drieën het zoo stuk gelezen hebben, maar dat hij het op mijn kosten mag laten inbinden. Dat verhaal van die verleidingsscène in den tuin van de Grotto Helvetia is te lang om goed te vertellen. Het was een paartje in een hoek van den tuin, waarop wij neerkeken, niet alleen vanuit onze jonggehuwdheid, maar omdat we lijflijk op een terras erboven zweefden. Zij wou niet gekust worden, en de jongeman zei: ‘Verzeihen Sie mir,’ en kuste toen eerbiedig en veelmaals haar hand. Waarop zij liever werd en sprak van haar familie [E.d.R.: ‘Meine Mutter ist so konservativ!’] en van een missie die zij had moeten volbrengen en die haar ‘gelungen’ was. Zij kwam uit Berlijn, hij wschl. uit Cassarate. Toen hij tegenbekentenissen begon te doen [E.d.R.: na het klassieke intermezzo van hem tot haar: Warum sind sie abends immer ein wenig Traurig... Sie scheinen ein bischen traurig zu sein...]: - als dat hij altijd geheel in zijde gekleed was (wat zijn onderkleeren betreft) en dat hij de stof voor zijn bovenkleeren uit Engeland had laten komen, kon zij zich niet weerhouden hem aan die bovenkleeren te bevoelen. (Je moet dit middel van seductie toch ook eens toepassen.) Twee minuten later liet zij zich wèl kussen, onder den rand van haar hoed, voor zoover wij konden zien. Zij maakten plannen om in Italië kant te koopen, en ik geloof zelfs te ‘smokkelen’, toen moest zij nog even naar de ritirata en kregen we den jongeman een oogenblik alleen te aanschouwen, een lied neuriënde in nabetrachting; eindelijk kwam zij terug en gingen zij samen heen. - Een kwartiertje later, toen wij ook naar huis gingen, ontmoetten wij hen op een bank aan den weg, zoomaar in het donker. Zij zaten; maar zij had haar hoed afgezet... Ik beantwoord nu je brief. Hoe prettig, dat Zijlstra zoo goed over me spreekt - ik had haast geschreven: denkt, maar ik kàn nietmeer zoo stoutmoedig veronderstellen dat hij over zooiets als ‘geest’, scherp of niet, denken zou. (De veronderstelling, dat hij over andere dingen ‘denkt’ is al brutaal genoeg!) - Ik denk dat ik het hartgrondig met je eens zal zijn over de poëziebijdragen van Grauls en Van Geuns; jammer dat ik de rommel nog moet inkijken. Ja, zend me vooral de voorrede van het Démasqué; mogelijk schrijf ik daar nog wat bij. We zitten hier nog 3 weken: zooeven ‘voldeden’ wij de hotelrekening van de 1e week. Het is, de omstandigheden in aanmerking genomen, werkelijk het liefste èn goedkoopste hotel dat we hier konden vinden. Kan je niet even overkomen? We missen je erg, op onze wandelingen. Ik denk dat je het hier heerlijk zou vinden, en vol onverwachte geneugten. Bep antwoordt hieronder nog op je hartelijke groeten; een volgende keer moet je haar maar schrijven en lees ik als - laat ons niet zeggen ‘fâcheuse’ - troisième mee. Veel liefs voor Truida, en een ferme hand voor jou van je E. P.S. - O ja, hierbij 3 toekomstbeelden van ons. Als je wat overmoedig wordt van je ‘jonge geluk’, moet je jezelf wat in het licht zetten van zoo'n photomaton. Probatum est! Deze 3 specimina moet je doorzenden aan Bep's vader, van wien je 3 andere in ruil zult ontvangen. Die 3 andere moet je hierheen terugzenden, want per Baccho! het is een blijk van vertrouwen, dat we je daar geven, caro amico Menno, houd je daarvan overtuigd! [E.d.P.-d.R.:] Lieve Menno, Ik kan geen brieven schrijven als ik op reis ben, maar ik hoop dat we er verscheidene van jou zullen ontvangen, en ik dank je ook vast hartelijk voor Nietzsche! Zijn alle deelen op elkaar zoo hoog dat wij hem eventueel als bankje kunnen gebruiken zoolang we nog geen stoelen hebben; of één voor één als hoofdkussen zoolang wij nog geen bedden hebben? Dag, gr. aan Tr. je Bep. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, [30 mei 1932] Lugano, Maandag. Beste Menno, Mijn Lawrence-artikel is nog niet verschenen, en zie eens wat ik krijg! Of kreeg jij ook zooiets, word jij ook serieus genoeg geacht voor deze bekentenissen? En heb je er 20 mark voor over? Bep worstelt met Le Monde Sans Ame van Daniel-Rops, iets heel ergs; ik gaf het gisteren op, na een taaie strijd met Sons and Lovers. Genoeg Lawrence voor mij. Trouwens, de zon komt terug, wij zullen weer kunnen gaan wandelen. Als ik niet wist dat jij S. and L. had, zou ik het jou ook gezonden hebben, nu wordt het een cadeau aan de bibliotheek van het hotel. Wij hebben hier een oude Amerikaansche tante met een wondervolle buste, je hebt nog nooit zooiets gezien: een wonder, niet alleen van volume, maar - vooral! - van evenwicht. Het is een buste die niet hangt, of zich breed uitstalt, maar die absoluut zwééft. En soms is ze heelemaal wit, in zilver gehuld, scherp vooruitstekend uit een zwart kleedingstuk met goud op de rug. Ik heb er dit versje op gemaakt, a l'improvisto, toen ik voor de eerste maal het wonder op deze wijze zag omkleed: Mijn oog, als langs de kusten een trage stoomboot gaat, glijdt om Uw zilvren busten en rug van goudbrocaat. Het is niet bizonder goed, zelfs qua Forum-poëzie, maar neem het hier maar voor lief. Tot nader. Met hart. groeten, ook van Bep, je E. Als jij die Finamotterij, of dat Finamotwerk, wenscht te bezitten, de boekhandel ‘Mondain’ zal er zeker niet zoo erg op letten of de eene of de andere Forum-redacteur het bestelt! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, [2 juni 1932] Rotterdam, 2 Mei 1932 Beste echtelieden Laat ik ditmaal een eerste schuchtere poging wagen, jullie als een soort twee-eenheid een brief te schrijven. Ik zal er, denk ik, geen gewoonte van maken, maar voor een enkele keer is het wel aardig. Het heeft eenige dagen geduurd, voor ik er toe kwam jullie brieven te beantwoorden. Ik leed aan de voor-vacantie-malaise, die zich omstreeks deze tijd met lekker weer altijd voordoet; en gisteren was ik even in Amsterdam, waar ik den steeds volijverigen steeds idealistischen Mannus Franken tegen het lijf liep. Hij schrijft nog steeds lustrumspelen en is een goede herdruk van zichzelf gebleven. (Verder heeft ook de heer Anthony Gishford zich gemeld; ik moet hem nog bescheid geven). De verschillende semi-pornografische geschriften, die mij geneerden, in dank ontvangen! Weininger bezat ik al, zij het in een onooglijke editie. Ik zou over zijn talent niet meer durven oordeelen, denk onmiddellijk, dat ik hem destijds nogal overschat heb (hoewel ik er altijd een luchtje aan vond). Maar om hem weer te gaan lezen? Misschien in een verloren oogenblik. Ik ben in ieder geval momenteel heelemaal door Dumay in beslag genomen en heb zelfs Lawrence nog niet gelezen. - Dat mooie prospectus van ‘die Mot’ is mij niet toegezonden. Blijkbaar is de reputatie van mijn geschriften nog niet pornografisch genoeg. Ik zal overigens het serieuze werk niet bestellen; de degelijkheid van de aankondiging lijkt me al verdacht. Van de verleidingsscène heb ik zeer veel pleizier gehad! Is alle desbetreffende text werkelijk authentiek? ‘Het kon in een boek staan.’ Zooeven ontving ik Forum, dat zeer geschakeerd is inderdaad. Een bittere pil is deze maand voor mij het ontbreken van laat ons zeggen twintig bladzijden ter Braak, aangezien ik werkelijk zwaar in de geldverlegenheid zit. Alles schijnt zich plotseling op elkaar te stapelen, zooals het wel eens meer gaat. Enfin, wird schon wieder besser, hoop ik. Bouws beweert ook al op zwart zaad te zitten, maar ik geloof, dat de pantserplaten niet zoo jeremiabel zijn als het paedagogenvak. Overigens nadert onze secretaris steeds meer de huwbaarheidsgrens, door den sterrenhemel gesteld. Hij ‘richt zich in’, en kibbelt nu met Hertha over stalen meubelen, die haar niet ‘gemütlich’ genoeg zijn. Verder heeft zijn schoonmama hem verzocht, haar Du en Mutti te noemen, wat hij ons niet zonder physieke walgingsbewegingen vertelde. Maar hij zal ongetwijfeld, als het moet, gedwongen worden! ‘Meine Mutter ist so konservativ?’ Verder heb ik een aan Forum gezonden roman: Mijn Vader en ik, van Willem Putman gelezen, dien ik werkelijk zeer veelbelovend vind en op veel punten zelfs buitengewoon geslaagd. Er is wel een beetje invloed van Roelants, maar de structuur is forscher. Bouws zal je het manuscript wel zenden. Ik ben benieuwd, wat je (hier wordt de redacteur du Perron bedoeld, hetgeen medelezen van mevr. du Perron niet uitsluit!) er van denkt. Er is een kostelijke familiescène in, waarbij als maar gezopen wordt, zonder dat het pallietersch toegaat. Ik hoop, dat ik binnenkort eens tot meer bespiegelend schrijven kom. Sedert een paar dagen leef ik weer eens in ‘raadselen’, ik bedoel: in het sterke gevoel, dat ik door een hoogere macht ‘gespeeld’ word, en niets van dat spel begrijp. Overigens: minder paapsch dan ooit, en zelfs gechoqueerd door den nieuwen duitschen rijkskanselier. Of drong het niet tot jullie ‘jong geluk’ door, dat Brüning is afgetreden en vervangen door von Papen? Hart. gr. voor jullie beiden, ook van Truida Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [4 juni 1932] Beste Menno, Vind-je dit geen goed panoptikumpje voor 't Julinummer? Een groote letter is het toch niet waard - en bovendien, ik krijg dan al 24 blzn. groote letter! Wil je nog even twee citaten in het boek nakijken (ongeveer middenin, even vóór Mrs. Witt den groom Lewis ‘bevrijt’), n.l. bij dat: she felt that she could make Mind kiss her hand, en bij dat: she felt that she could make God (of staat er Him?) kiss her hand too. Als je het goed vindt, stuur het daarna dan door naar Everard. Schrijf gauw! Tot nader. Beste groeten van de twee hier. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, [5 juni 1932] Lugano, Zondag. Beste Menno, Dank voor je brief, die we hier vonden na een lange wandeling - wel de aardigste die we tot dusver maakten - het berglandschap in, d.i. ver van het water. Ik vond je toon weinig opgewekt, wel aan den buitenkant, maar niet ‘echt’; vergis ik mij hierin? Gisteren hadden we Jany hier, als altijd onder een doodsch laagje, maar overigens heel aardig. Hij danst en ‘amuseert’ zich druk, onder de Asconeesche bohème; als hij er over vertelt hoor je de innerlijke verveling, of liever, die verspreidt zich als de walm van een Turksch bad om hem heen, maar never mind, iets beters schijnt hij toch niet te kunnen vinden, en aangezien the fuckin' niet ontbreekt... Ik voel me met de dag degelijker worden, en stijf van een solide, wat zeg ik? een intolerante moraal. Je zult me, na het stukje dat ik je gisteren zond over St. Mawr, wel niet van een parti-pris vóór Lawrence betichten. Maar gee whizz! in zijn koppige afkeer tegen de Asconeesche milieus van Engeland en de verdere aardbol wordt hij mij toch weer eindeloos sympathiek! Ik denk dat ik het nog eens probeer met The Plumed Serpent. Gistermorgen kwamen de Forum-exemplaren hier. Ik was eerst opgetogen, maar deze stemming sloeg om in een hevige woede, toen ik merkte dat die stommelingen van de zetterij of God weet vanwaar, de outrecuidance hebben gehad (vind jij maar het goede Holl. woord hiervoor) om zelf eens te kijken wàt ze in mijn correcties zouden uitvoeren en wat maar niet. Ik ben in mijn heele ‘literaire loopbaan’ nog nooit zoo misselijk behandeld en ik heb Bouws dan ook onomwonden geschreven wat ik ervan dacht, in de hoop dat hij mijn briefje niet alleen in het archief legt (waarin het dan natuurlijk ook nog een prachtspecimen zal vormen van schrijvers-minderwaardigheid) maar aan de betrokken autoriteiten doorgeeft. Om haast te maken heb ik tot vrij laat 's avonds, terwijl ik omviel van de slaap, niet alleen mijn copy verbeterd, maar ook nog zeer conscientieus die van Slauerhoff; en die idioten hebben zoowat met niets rekening gehouden. Zou je nu zoo goed willen zijn Bouws aan te porren dat hij mij de copy van Coster (met proeven) tijdig zendt; zoonoodig vraag ik revisie, om die kerels manieren te leeren! En wat de copy van Slau betreft, die mag verder in orde gebracht worden door Bouws of Zijlstra of wie maar wil, maar dat werkje knap ik verder niet op; het is op zichzelf al niet bepaald een prettig werkje, maar als men - voor de zuinigheid misschien - een bonte en rotte tekst prefereert boven een behoorlijke, dan heb ik er te weinig plezier van; ik ploeter liever niet als een hulponderwijzer, om dan nog niet eens tevreden te kunnen zijn over het resultaat. De opmaak van Forum is ook alles behalve perfect. Die Spaansche liedjes van De Vries voorop, is een paskwil; dat had in de orde-van-de-poëzie achteraan kunnen staan, vlak bij Panopticum. De typografische zetting van Noodklok, met al dat wit tusschen de strofen (alsof er telkens een heel nieuw gedicht begint) is idioot. Het heele nummer heeft me hevig geërgerd, hoe aardig de inhoud ook was. Ik ben benieuwd naar verdere copy, van Putman etc. Verder schreef ik voor eigen plezier een polemiek tegen De Vries, Donker en Van Duinkerken, waarvan ik je eerstdaags een getypte copy zend. Het komt dan in mijn 4e bundel(!!) Cahiers, die getiteld zal zijn: Panoptikum en Forum, en die ik aan Bouws wou opdragen. - Ik scheid er hier mee uit, later eens beter. Bep wou er nog wat bij schrijven. Een hartelijke hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, [6 juni 1932] Lugano, Maandag. Beste Menno, Vanmorgen kreeg ik een schrijven van onzen Everard, waaruit mij bleek dat hij die correcties niet had laten doen. Tant pis voor hem dan, maar het spijt me maar half. Ik kreeg 3 verzen van Vic, niet onaardig, maar ook niet al te best. Dat eene, Hollandsche, moge de betrokken dame (die zich naar de datum onderaan kan richten) een steek in het hart geven, dat gun ik haar graag, maar ik bloos voor Vic als ik bedenk dat die dame een meneer kan hebben en als ik het versje dan lees met het oog van dien meneer. Hoe het zij, het poëem heeft me hevig geïnspireerd; bijgaand het resultaat, dat je in Panopticum kunt zetten, dunkt me. (Verdient het aanbeveling om het te zetten in hetzelfde nummer?) Zou je er niet voor voelen om, als uitzondering, omdat die film toch eig. zoo erg goed is, een stuk te schrijven voor ons over Mädchen in Uniform? Ik vroeg het Bep, maar zij voelt er niet zoovéél voor. Ze heeft het op het oogenblik trouwens erg druk met een paar boeken die elders gerecenseerd moeten worden (o neen, één ervan is ook voor Forum en het boek zelf: een ‘modern jaarboek’, Transition, zal joù worden toegezonden). Deze brief moge je bewijzen dat Vic groot gelijk had toen hij zei dat mijn intelligentie dreef op ‘affecten’; iets wat Bep dezer dagen ook met duidelijkheid constateerde. - Het weer was vandaag allersikkeneurigst. Later meer; schrijf jij gauw weer eens. Hart. groeten van ons beiden, ook aan Truida, de hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, [6 juni 1932] Lugano, Maandagavond. Beste Menno, Hierbij een stuk dat ik, bij gebrek aan plaats in Forum, dan maar schreef voor mijn toekomstige 4e bundel Cahiers! - Je ziet dat ik er van allerlei in onderbracht; als polemische slotstrophe van een bepaalde afdeeling in dien bundel voldoet het zeer. Graag eenige opmerkingen van jou erover. - Wil je het ding daarna doorzenden aan den ouden Beversen (Dr. N.J. Beversen, Parkweg 197, Voorburg); hij interesseert zich erg voor al deze aanvallen en zal het dus aardig vinden als hij leest wat ik voor de heeren in petto heb. Schrijf je er dan een begeleidend woordje bij? Dank. Bep zendt je eerstdaags dat stuk over Transition. Ik ga nu naar bed, dus later meer. Je hebt trouwens lectuur genoeg. Het beste van ons beiden; de hand van je E. Het stuk van Engelman over Koch kreeg ik zooeven. Wel wat zwaarwichtig, maar soit! Altijd véél hartelijke groeten voor Truida. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 8 juni 1932 Rotterdam, 8 Juni '32 Beste Eddy Mag ik eerst een woordje zeggen over een psychologische ontdekking, die ik gedaan heb, en die geleidelijk aan voor mij zekerheid gaat worden? Dat je er een slecht gecureerd minderwaardigheidscomplex op na houdt; ergens, waar ik het bij jou niet zou hebben verwacht. Ik las n.l. gisteren je brief aan Bouws, waarover de goede man zeer ontsteld was; en m.i. terecht, ik kan die brief niet anders dan bijzonder unfair noemen. Om, terwijl je natuurlijk wist of minstens sterk vermoedde, dat Bouws de zonden tegen de puntjes etc. begaan had, een redevoering te gaan houden tegen een anonyme ‘meneer’, die je zonder eenige reserve afdekt, of hij je met oneerbare voorstellen te na was gekomen, dat gaat me werkelijk te ver! Ik was werkelijk even razend op je en je zult het mij, als je 100% toegewijde vriend, wel niet kwalijk nemen, dat ik je ronduit zeg, wat ik van dat soort brieven denk! Vooral, omdat het de prolongatie is van die andere Forum-verschillen. Ik ben bereid aan te nemen, dat je in dezen gelijk hebt; dan nog is je onmiddellijk vijandige toon tegenover menschen, die het beste bedoelen, een bewijs van een allerzonderlingst gevoel van wantrouwen; de naam ‘minderwaardigheidscomplex’ is voor dit gevoel dunkt me niet verkeerd. Je veronderstelt blijkbaar, zoowel bij Bouws als bij mij, telkens kwade trouw (bewust of onbewust) en in plaats van te informeeren naar de reden van het vergrijp, kom je dan maar voor den dag met een stormaanval, die in geen enkele verhouding staat tot de futiliteiten waar het om gaat. Temeer, waar Bouws zich door de verlating der proeven een ongeluk heeft gewerkt om het nummer op 1 Juni uit te krijgen! Het was je plicht geweest, om even, voor je uit de verte zulk een brief lanceerde, te overwegen, of het misverstand niet met de beste intenties kon zijn geschied; dan had je brief voor 75% achterwege kunnen blijven en de overige 25% hadden op niemand een onaangename indruk gemaakt; de volgende maal zou er meer acht geslagen zijn op je correcties dan nu gebeurd is. Het is natuurlijk onprettig, als je verwaarloosde correctie ontdekt, maar het is belachelijk, om daaruit maar aanstonds achterdochtig ‘verguizing’ of ‘minachting’ te construeeren. Ik kan me dit niet anders verklaren, dan uit een gevoel van minderwaardigheid, dat zich bij je heeft vastgezet en zich nu zelfs tegen je beste vrienden afreageert. Precies hetzelfde met die Panopticum-futiliteiten, en met de critiek, die ik destijds op je beide sonnetten gaf! Onmiddellijk voel je je geprikkeld, verwaarloosd, beleedigd, geattaqueerd, god weet wat meer, en het resultaat is telkens een brief, waarvan de ontvanger de vijandschap kwetst. Ik heb niets tegen de grootste openhartigheid, maar een fulminatie als tegen den ‘meneer’ van Bouws is een kinderachtigheid. ‘Ik ben nog nooit zoo misselijk behandeld’, schrijf je mij n.b.! Dan heb je, als het je ernst is, niet veel misselijks ondervonden! Maar daarom gaat het niet eens: alleen al, als je veronderstelt, dat Bouws en ik, die de proeven in laatste instantie hebben nagekeken, je met opzet misselijk willen behandelen, ben je er naast, en geef je er blijk van iets te veronderstellen (a priori!), dat je desnoods bij Dirk Coster kunt aannemen, maar niet bij mij. Je zakelijke verzoek: om de proeven van Coster tijdig te ontvangen, is volkomen billijk en er zal voor gezorgd worden ook; maar waarom dit verzoek met een serie verdachtmakingen gepaard moet gaan, begrijp ik niet. Van jou tenminste niet. En de eenige weg, die me over blijft, is, het voor mezelf te verklaren. Heeft de botte tegenstand, die de hollandsche Theun's en Thony's bieden, je werkelijk toch meer gedaan, dan ik dacht? Of zit het dieper, en stamt dit gevoel uit een veel vroeger tijd? Het zou me interesseeren, dat te weten. Wat nu de zuiver zakelijke kant betreft, je hebt hoogstwaarschijnlijk gelijk. Maar waarom lever je je copij niet zooveel mogelijk persklaar af? Dan vervalt al dit gedonderjaag, dat verdubbeling van kosten meebrengt. Op kleinigheden zal geen mensch aanmerking maken, en zelfs op veel kleinigheden niet; maar het is begrijpelijk, dat reeksen van 3 puntjes, die in 4 moeten worden veranderd, aanleiding geven tot zure gezichten. Ik hoop, dat je dit nu weer niet beschouwt als een aanleiding, om de boel er bij neer te smijten en verder b.v. geen proeven meer te corrigeeren; want ik zou dan werkelijk het gevoel krijgen, dat ik een eenvoudige zakelijke quaestie niet meer met je kon bedisputeeren. Wanneer in het algemeen de copij ongeveer persklaar wordt ingeleverd, zal geen sterveling ooit tegen (zelfs een behoorlijk aantal) correcties bezwaar maken; daarom schrijf ik je hierover. Ik vond het nummer van Forum bijzonder geslaagd en de doodzonde, dat de Vries ergens voorging bij andere poëzie, is me niet opgevallen voor je er aanmerking op maakte. En wat kan je dat toch schelen! Je komt op deze manier nog in het schuitje van Scholte, die een blad ‘niet kan lezen’, als het niet typographisch heilig is. Maar overigens ben ik het in dit opzicht met je eens. Het stukje over Lawrence is bijzonder aardig; ik heb de citaten gecontroleerd, God moest Him zijn, verder was alles in orde. Hoe kom je aan dat benijdenswaardige geheugen? Ik zal St. Mawr maar niet lezen; ik keek het eens door en ontdekte, dat je meening volkomen juist was. - Laten wij nu s.v.p. dat vers tegen Vic niet plaatsen; ik vind het bepaald niet erg geslaagd, en tegenover het persoonlijk feit (welk? weet niet), dat aan Vic's gedicht ten grondslag ligt, onnoodig kwetsend. (Alweer: je gaat me zeker voor een tolerant oud wijf verslijten; mijn minderwaardigheidscomplex! maar ik zeg dit uit vriendschap voor den goeden Vic.) Wil Bep niet over Mädchen in Uniform schrijven? Het lijkt me juist iets voor haar, veel meer dan voor mij. Vraag het haar nog eens dringend! Haar stuk over Schnitzler wint bij iedere lezing; het laatste hoofdstuk is, dunkt me, wel ongeveer het beste, wat zij ooit geschreven heeft. Dat je intelligentie drijft op je affecten? Natuurlijk, en deze brief is een bewijs, dat ik èn op je affecten èn op je intelligentie bouw, want anders zou ik een nietszeggend pampiertje hebben gestuurd. Bij mij is, geloof ik, de intelligentie meer tot een affect geworden, zoodat ik daarom niet minder polemisch ben dan jij, maar minder geneigd, persoonlijke antipathieën te veronderstellen. (Een argeloosheid, waar ik voor zal boeten, op een gegeven moment). Want tot toelichting van deze ‘scherpe’ brief nog dit: het heeft me zelf verbaasd, dit ‘affect’ in je te ontdekken en het verandert niets aan mijn opinie over je. Het is een buitengewoon eerlijk affect, alleen m.i. verdomd kinderachtig. En ik, die op zooveel punten revoluties in mezelf aan je te danken heb, kan je toch deze ‘scherpe’ woorden wel schrijven? Reageer spoedig. Een scherpe brief moet scherp beantwoord worden. Groet Bep heel hartelijk, zelf een bijzonder knijpende handdruk van je Menno Schrijf den goeden Everard toch even een verzoenend briefje, hij was totaal gedeprimeerd. Hart. gr. van Truida, die je ook verwijtend aanblikt. Tot op zekere hoogte dan... Dumay vordert snel en heeft nu den omvang van Hampton Court bereikt. Hierbij de foto's terug, met dank voor het vertrouwen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Morcote, [8 juni 1932] Morcote, Woensdag. Beste Menno, Ik schrijf dit werkelijk uit dit plaatje - zóó'n plaatje, dat Bep beweert het alweer vergeten te zijn, terwijl we er nog zitten. - Nu ditte: ik wou graag voor Forum de Daendels van Van Wessem en de Jan Steen van Kelk bespreken, tenzij jij dat wilt doen (het is beter dat jij het doet, in aansluiting op je stuk over Rembrandt-Coen). Maar wil je niet, laat Bouws die boeken dan voor mij aanvragen. Tot nader. Hart. groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Lugano, [9 juni 1932] Lugano, Vrijdag. Beste Menno, Het gaat alweer slecht: gisteren schreven we je uit Morcote en maakten plannen om dààr wat te blijven; vandaag kwam er een telegram dat mijn moeder weer ernstig ziek is. Onze koffers zijn aan het station en wij zitten nu onder arcaden, gelijkende op die van deze kaart, te zuigen op onze laatste uren hier, - behalve op een Italiaansch drankje. Morgen zijn we in Gistoux; schrijf dus voorloopig daarheen. Hart. Groeten van Bep en je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 10 juni 1932 R'dam, 10 Juni '32 B.E. Zoo juist kwam je briefkaart, die jullie terugreis meldde. In de eerste plaats: het beste met je moeder en breng haar mijn hartelijkste wenschen over! - Ontving je de brief nog over de drukproeven-quaestie? Ik hoop, dat je je er in deze omstandigheden verder niets van aantrekt; ik meende, op dit feitje zoo omstandig te moeten ingaan, omdat ik je niets wilde verzwijgen. Als aanvulling binnenkort meer over je polemische stukje tegen de heeren V.C.S.B.-vaatdoeken, waarvan ik de argumenteering geheel deel. Maar dat weet je trouwens wel, het gaat hier meer om de ‘handeling der polemiek’. - Ook zond ik nog een paar knipsels over de Mij der Letterkunde, die mij tot lid heeft benoemd en bij mij een blauwtje heeft geloopen. Moge Slauerhoff tenminste dit voorbeeld volgen; de rest zal wel erg blij zijn met de eer. Bespreek jij vooral Kelk en v. Wessem; ik zal Bouws morgen vragen, ze voor je te laten komen. - Stukje van Bep gaf ik al aan hem door; is heel goed als kroniekje. Spoedig meer dus. Ik ga morgen even naar Ant, schrijf zoo mogelijk Maandag. Hart. gr., ook voor Bep, en nogmaals, het beste met je moeder! je Menno Is Vestdijk nog in Gistoux? Zoo ja: ik heb een H.C. hier voor hem klaarliggen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron en E. du Perron-de Roos aan Menno ter Braak Gistoux, 11 juni 1932 Gistoux, Zaterdagavond. Beste Menno, Je brief en je briefkaart kwamen hier tegelijk. Ik antwoord nu wat haastig op je brief, maar, zonder scherp te willen zijn, doe ik het zoo precies mogelijk. Ten eerste dan: ik vind het uitstekend, dat je me geschreven hebt zonder je gevoelens te verzwijgen. Maar dit eenmaal gezegd, begrijp ik van die gevoelens zelf niet veel. Een minderwaardigheidscomplex is best; ik zal er, behalve dit eene, nog wel 3 of 4 andere hebben, wil ik hopen, of ik zou geheel uit de mode zijn! Maar een ‘eerlijk affect’ rijmt slecht met een ‘unfaire handeling’ (i.c. brief). Daarom, ter verklaring, dit: Ik wist niet dat Bouws die ‘meneer’ was, omdat ik voor de spoed die proeven gezonden had in een enveloppe, die men erbij had gedaan, aan N. & Van D., Rotterdam, en niet, als gewoonlijk, via Bouws. Ik kon een beetje veronderstellen dat hij er toch achter zat, maar het had even goed de een of andere chef-corrector kunnen zijn. Ik had behoefte die brief zóó te schrijven, en hij was op dat moment zóó naar Bouws in hoogsteigen persoon gegaan, wanneer ik zeker was geweest dat hij de ‘meneer’ was. Ik was pisnijdig over die misselijke rotbehandeling, en ben het eigenlijk nog; zijn dit kleinigheden? mogelijk, maar rot en misselijk blijf ik het vinden, het praatje over de haast pakt nog altijd niet, en ik betreur niets van mijn schrijven aan Bouws. Als hij mij hier zelf over schrijft, inpl. van achter jou te gaan staan, zal ik mij hierover nog verder, en duidelijk, met hemzelf verstaan. Dat je dus razend was op mij: jij, die hier zoo weinig mee te maken had, begrijp ik dus gewoon niet. Je zoekt te veel van wantrouwen, etc. in mijn reacties. Er is één ding dat ik verdomd vervelend vind, maar meer ook niet, in ons ‘team’: dat principe van contrôle; niet van kritiek. Dàt zal dan mijn minderw. complex zijn, maar het heeft niets te maken met die misselijkheid van mij te tracteeren op een halfverbeterde tekst. Het Forum-nr. is voor mij bedorven, zooals ik Bouws schreef; daarmee uit. Een volgend maal prefereer ik mijn extra-correctie te betalen, dan nogmaals voor déze ‘kleinigheden’ te worden gezet, waar ik niet tegen kan. Die 3 puntjes waren inderdaad wèl een kleinigheid; maar daarover had ik al eens met Bouws gesproken en ik had er dan 3 gezet. (En ik bedank voor die 4e van zetter of corrector of Bouws, die niet door mij gezet werd!) Waarom dat vers tegen Vic (is het nu opeens zoo pertinent tegen Vic, inplaats van door zijn houding ‘geïnspireerd’?) niet opnemen? Ik ben erg gesteld op welopname ervan. Ik beschouw je niet als ‘tolerant’, maar als ‘beschermer’ van menschen die zich zelf toch ook nog kunnen verdedigen, en een beetje noodeloos. Als ik Vic ooit persoonlijk bedoel, zal ik dat erbij vermelden, maar hij was hier alleen maar ‘gangmaker’, ik heb nu aan minstens 5, 6 anderen erbij gedacht. Wat ik jou persoonlijk schrijf, valt buiten de logica van dat poëem, dat zich tenslotte vrij algemeen tegen de Kring-leer keert. Ik heb ook vriendschap voor Vic, en in dit geval zou ik zeggen: daarom juist! (Dit laatste verklaart je misschien alles?) Terwijl ik dit schrijf is Bep bezig aan een briefje aan jou, waarin deze kwestie wschl. ook wordt ‘behandeld’, want zij las na mij je brief. Beschouw onze reacties dan alsjeblieft als buiten de ‘tweeëenheid der echtelieden’ liggend, die je in een vorigen brief zeide maar bij uitzondering te willen in acht nemen. De toestand is belabberd, maar niet alleen door die ziekte, die minder erg is dan het telegram deed verwachten. Hierover later meer. Schrijf nog hierheen als iets je onduidelijk of onjuist voorkomt in deze verklaring. Met hartelijke groeten steeds je E. Zaterdag 11-VI-'32 Lieve Menno, Denk niet dat ik als een andere Cornelia moeder der Gracchen het zwaard omgord om voor mijn gemaal in het strijdperk te treden. Maar ik kan mijn psychologische bijdrage tot het geval niet voor me houden omdat ik vind dat je hier naar een zoo ver liggende verklaring gezocht hebt. Want ik, met mijn ik zou bijna zeggen berucht on-anti-en a-polemisch karakter, reageer in een geval als dit met die proeven precies zoo als Eddy deed. En wel omdat het zonder verder commentaar niet-acht-slaan op een nadrukkelijke wensch of opdracht (zoo kun je die correctie wel noemen) een van de meest irritante onhebbelijkheden is die iemand van een ander ondervinden kan. Je begrijpt, ik spreek absoluut niet uit naam van Eddy, maar als ik mezelf als psychologisch voorbeeld aan de tand voel krijg ik dit resultaat: dat mijn ergernis en woede alleen maar te smoren waren geweest (en dan waarschijnlijk ook werkelijk wel verminderd zouden zìjn) als de verantwoordelijke persoon - dus hier Everard - gezorgd had dat ik vóór het ontvangen van Forum mededeeling van het geval gekregen had. Dit fait-accompli (zooals het nu was) zou mij tot dezelfde reactie als Eddy gedreven hebben. (Alleen zou ik dan waarschijnlijk daarna die brief verscheurd hebben en inplaats daarvan met een hautain gezicht en zonder opgave van redenen het verdere werk geweigerd hebben, hetgeen kennelijk de vrouwelijke en tevens veel kinderachtiger variant in dezen is.). Dag, je Bep Ik heb eerst mijn brief gepend, toen dit gelezen en doe het nu maar in hetzelfde omhulsel. De verklaring van Bep lijkt mij zeer juist: in ieder geval, ik was woedend, en ik ben het au fond nòg, als ik me de zaak weer goed herinneren ga. Er is hier een element bij, dat jij dus misschien niet begrijpt?* En je denkt, geloof ik, dat het alleen om puntjes en andere leesteekens gaat; neen, er zijn verscheidene andere correcties, die voor mij van belang waren, niet gedaan, en waarom sommige dan wèl uitgevoerd werden begrijp ik nog niet. Wel was dat feit op zichzelf iets dat de woede nog wat sterker maakte. Dit wordt werkelijk een psychologische bijdrage... En toch, als ik het goed beschouw, ik heb volstrekt niets tegen je ‘eerlijk maar kinderachtig affect, oftewel minderwaardigheidscomplex.’ Als ik een volgende keer maar niet meer zoo ‘verrot misselijk’ word bejegend... Je E. * [E.d.P.-d.R.:] Ik denk dat je het wèl begrijpen zult! En dat ondanks mijn opvatting dat begrijpen een temperaments- en klierenkwestie is!! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [13 juni 1932] Gistoux, Maandagavond. Beste Menno, Vanmorgen ontving ik het breedvoerige proza van Bouws, dat ik hierbij sluit, ook om nieuw geklik voor te zijn. Zijn ‘standpunt’ en het verdere lesje zijn paskwillig genoeg om zelfs op Otten geen indruk te maken, en de toestand hier is nu zóó, dat ik graag tijd uitspaar. Ik heb hem dus in 3 regels geschreven dat ik bij een herhaling van het geval mij van verdere medewerking zou onthouden. Jij vindt dit wschl. weer niet goed, maar ik kan niet anders: Bouws vindt blijkbaar dat hij goed heeft gedaan en wenscht zich kennelijk het recht voor te behouden nogmaals hetzelfde te doen; ik vind dat hij verkeerd heeft gedaan en verdom het om nogmaals zooiets te ondervinden. Tusschen deze 2 zienswijzen is géén middenweg; - deze beknibbelarij is mij nooit gebeurd en het is mij onmogelijk die te accepteeren. Ik ben eig. nòg woedend op Bouws, om dat eigendunkelijk schiften van mijn correcties; als hij deze toon aanslaat van ‘jonge vriend, kijk eens hoe het zit’, zeg ik eenvoudigweg ‘verrek’. Beschouw dit nu weer niet als ‘vijandig’ tegenover jou; niets zou maller zijn. Met hart. groeten, steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 14 juni 1932 Rotterdam, 14 Juni 1932 Beste Eddy Je antwoord bevredigt me niet heelemaal. Ik heb dadelijk al erkend, dat je in de grond van de zaak wel gelijk zoudt hebben, dus daarover wil ik niet eens twisten. Inderdaad zou (zooals Bep zegt) Bouws alleen correct hebben gehandeld, als hij van te voren kennis had gegeven, dat hij iets verzuimd had. Goed: maar daarmee vervalt niet je manier van reageeren. De toon is alles, zooals je zelf dikwijls hebt gezegd, en de toon was ditmaal die van een gekrenkt despoot. Dat er iets in dien toon blijkbaar meer beteekent dan een uitval, moet ik concludeeren uit het feit, dat je ook in deze brief veronderstelt, dat je ‘gecontroleerd’ wordt, dat Bouws ‘achter mij gaat staan’ etc. Waarom in godsnaam die veronderstellingen, terwijl je toch uit mijn brief kon blijken, dat ik niet om Bouws te dekken, schreef, maar alleen uit persoonlijke overwegingen. En die ‘contrôle’? Ja, als je zoo mijn oordeel over je werk wilt noemen, dan is er natuurlijk contrôle; in dien zin controleer jij mij gelukkig dan op dezelfde manier. Het is juist, wat ik je schreef: je veronderstelt contrôle, waar ik mijn meening zeg. Exempel: het vers over de Kring. Het persoonlijke argument (Vic) heb ik wel ingeschakeld, maar na je gezegd te hebben, dat ik het vers niet erg geslaagd vind. Alweer: dit laatste negeer je eenvoudig! Ik vind het gedicht bepaald gewrongen en daar door niet treffend. Maar als je het daarmee niet eens bent, vervalt mijn ‘contrôle’, want ik heb niets willen controleeren. Intusschen begin ik werkelijk 5% bang te worden, om je een oordeel over je werk te zenden, omdat je mij nu eenmaal als contrôleur van een tijdschriftrubriek schijnt te beschouwen, wanneer ik het juist niet wil zijn! Ik geef het gedicht vanmiddag door aan Bouws. Het argument-Vic, dat geef ik toe, is bijzaak. Deze quaestie moeten we eens à tête reposée bespreken, omdat het inwisselen van schriftelijke sententies weinig helpt, denk ik. Het komt in laatste instantie neer op een verschil inzake persoonlijk reageeren in de litteratuur. Ik heb je polemiek tegen de V.C.S.B.-ers met pleizier gelezen, maar me tegelijk afgevraagd: is alleen ‘een hollandsch-waardig zwijgen’ het tegendeel van deze manier? Ik geloof van niet. Het is ook niet juist, wat je zegt: dat Donkersloot je niet meer interesseert. Hij interesseert je wel, want anders zou je geen lust hebben over hem te schrijven, of alleen en passant over hem schrijven. Hij interesseert je zoo, dat je hem met Theun zou willen meppen. Volkomen respectabel, en m.i. de eenige consequentie van jouw polemisch temperament. Au fond verschillen wij toch hierin, dat ik alleen interesse voor Donker heb, voorzoover hij een idee representeert, terwijl jij hem persoonlijk te lijf wilt. In de practijk komt het hierop neer, dat jij, telkens als je de antipathieke persoon ontmoet, slaan wilt, terwijl ik, na eenmaal de idee in hem geslagen te hebben, voor mijn gevoel ook met het stoffelijk en stoffig omhulsel van de idee heb afgedaan. Ik vraag me nu af: ben je werkelijk (serieus!) niet verplicht, Anthonie en Theun uit te dagen of af te ranselen, in plaats van dit steekspel met woorden voort te zetten? Het is duidelijk, dat, als je Theun verwijt, dat hij een h in zijn naam heeft (wat ik ook als een fout voel!), het onmiddellijk naastbijzijnde argument is: de vuistslag. Je polemiek betreft ook geen ideeën meer, maar antipathieke lullen en ik vind, dat als je gevoel van walging werkelijk zoo physiek is, slaan de eenig volledig-voldoende reactie is. Op deze conclusie zou m.i. je stuk over de persoonlijke moed moeten uitloopen: er is een verhouding, ook in de geciviliseerde samenleving, tusschen geestelijke vijanden, die op een bepaald moment moet worden omgezet in een gevecht, een letterlijk gevecht. Woorden zijn op een gegeven moment niet voldoende meer; zij hebben geen andere waarde meer dan degenstooten, omdat hun argumenteerende kracht in het principieel debat is verbruikt, en moeten dus, willen zij niet bête worden, voor degenstooten verwisseld worden. Overweeg eens, of je deze consequentie niet juist acht. Ik geloof, dat ik daarmee ook het verschil tusschen onze polemische houdingen heb aangegeven. Ik heb, hand op het hart, geen physieke afkeer van Donker, zoolang ik hem niet in mijn omgeving behoef te tolereeren; als ik eenmaal gezegd heb, waarom hij mij als ideeëndrager ridicuul en dom voorkomt, laat hij mij verder werkelijk koud. Ik sta in persoonlijke verhouding tot zijn objectiviteitsfictie, die ik overal en in alle andere denkbare personages zal blijven vervolgen, maar het stuk vleesch Donker kan voor mijn part rustig blijven rondloopen; als hij mij maar geen handjes komt geven, zooals laatst in Atlanta, want daar voel ik niet voor. Van objectiviteit gesproken: ik heb bijna een groot stuk af over het ‘beschrijven’; het gaat over Querido, Feuchtwanger, Nijhoff, Lawrence, Malraux en nog een paar menschen. Mijn conclusies over de erotiek zullen de jouwe wel grappig aanvullen, denk ik. Erfolg is heel erg. De kreupele adjectieven alleen al, waarvan elke pagina krioelt. - Zoodra het stuk af is, stuur ik je de copie. Ik moet dadelijk gaan examineeren; een rotwerkje met die warmte. Deze brief overlezend, zie ik, dat ik nog vergeten heb te zeggen, dat het woord ‘misselijk’, dat je ten overvloede nog eens extra accentueert, alleen maar beteekenis kan hebben, wanneer je kwade trouw veronderstelt. Volgens mij is, wat Bouws gedaan heeft, niet misselijk, maar hoogstens incorrect, getuigend van onjuist begrip van auteurscorrecties. Door ‘misselijkheden’ aan te nemen, geef je te kennen, dat Bouws je willens en wetens heeft willen bedriegen; en dit is niet zoo, ik weet het positief. Ik wist alleen maar van die befaamde puntjes en wil dus zijn ‘beleid’ niet verontschuldigen; maar zeer positief weet ik, dat hij hetzelfde gedaan zou hebben in mijn proef, gesteld, dat ik op korten termijn uit het buitenland een proef had gestuurd. Ik zou waarschijnlijk ook uitermate nijdig zijn geworden, maar zou bereid zijn achteraf gebleken goede wil (inclusief stommiteit van den corrigeerenden man) te erkennen. ‘De mis dat is een misverstand van misselijke papen’, dichtte Willem Sluyter, maar dit heeft er niets mee te maken, het kwam uit mijn anti-katholieke ader gevloeid. Ik spin deze quaestie zoo uit, omdat er een psychologisch belang achter zit: dit belang n.l., dat we elkaar tot in details volkomen begrijpen. Bedank ook Bep zeer voor haar bijdrage tot het geval! Ik heb al geschreven, dat ik het daarmee eens ben; maar dat gaat in zekeren zin langs de quaestie van de bewuste ‘misselijkheid’ heen. hart. gr. van je Menno N.B. ten overvloede: als je soms in de meening mocht verkeeren, dat Bouws mij verzocht heeft, om hem te ‘dekken’, dan is dit absoluut onjuist; ik wil Bouws niet... enfin, hij is te dik, om Pasiphaë te zijn. Polemiek is aan Beversen verzonden. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [14 juni 1932] Gistoux, Dinsdag. Beste Menno, Bezit jij Nieuwe Geluiden, 3e druk? Ik kreeg hier de 4e, die ik aan iemand cadeau wil geven, maar schreef er een paar regels over, om bij mijn stuk over N.G. III te zetten, als voetnoot. Ik wou nu weten hoe de kwibus heet die in III de reeks afsluit (een protégé van Coster, meen ik, die hier uit het beschermd domein werd verwijderd). Kan je mij dat omgaand opgeven? - Het gaat hier vandaag iets beter, maar gisteren en eergisteren was het erg slecht; verder hebben zich vóór onze komst weer eens complicaties voorgedaan tusschen mijn moeder en Simone, zoodat deze laatste met 1 Juli het samenwonen met Gille beginnen wil. Dat moet dan maar gebeuren, al ontbreekt op de pijnlijkste wijze het geld. Bep en ik blijven hier misschien tot begin Juli. Later meer. Hart. groeten, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [15 juni 1932] Gistoux, Woensdag. Beste Menno, Vanmorgen kwam je nieuwe vraag om uitleg. Het wordt een ingewikkelde, een bijna ‘philosofische’ kwestie, maar ik heb nu net een beetje tijd, tusschen de treurige rommel door waar ik nu opeens kom vóór te staan, en antwoord dus punt voor punt. Als je de grond van mijn gelijk erkent, rest dus de toon. De toon van mijn briefje aan Bouws was niet ‘vijandig,’ maar wat men wschl. noemt ‘onbeschoft,’ laat ons zeggen: ‘onhebbelijk.’ Maar het vergrijp van Bouws zelf (waar ik woedend over was en waar jij het ook over had kunnen zijn) was van aard, zooniet van toon, even ‘onbeschoft’ oftewel ‘onhebbelijk’. Dit is een kwestie van de dingen te voelen. Ik moet hem excuseeren, zeg je, vanwege zijn idiotie. Het is niet vleiend, maar soit. Ik heb dat zelfs reeds meer of min gedaan. Maar als de idioot op de zaak terugkomt met zwaarwichtige lesjes (als in dien brief van hem die je nu hebt) zeg ik hem zoo kort mogelijk waar het op staat, op gevaar af van weer onhebbelijk te zijn. Je komt hierlangs op het idee ‘controle’. Ik geloof hoe langer hoe meer dat de schoen hem daar wringt, dat deze heele zaak, tusschen jou en mij althans, daar begint en eindigt, omdat in jou ook een bepaald ‘complex’ is wakker geworden (dat ik niet direct ‘minderwaardigheidscomplex’ zal noemen); bref, er is hier tusschen ons blijkbaar een onopgeloste gevoels- of gedachte-verwarring. - Ik herlas bijv. later je eerste brief, waarin het woord ‘unfair’ me al een beetje raar gekozen leek, ik zie nu: ‘verdachtmakingen’, en zelfs een zin als: ‘zooiets zou bij Coster mogelijk zijn, maar niet bij mij.’ (Dit laatste leek me bij eerste lezing zoo dwaas, dat ik instinctief eroverheen gelezen heb.) Maar ook nu kom je hierop terug: ‘misselijk’ is voor jou iets dat met ‘bedriegen’ te maken heeft. Laat ons beginnen met dit op te ruimen. Ik heb geen oogenblik, noch bij jou, noch bij Bouws, noch bij Maurice, gedacht aan bedriegen, zelfs niet aan een nuance daarvan (en zeker het allerminst bij jou!) Ik geloof nu dat we langs elkaar heen praten omdat je gevoelens bij me waant, die er geen oogenblik waren; het is zelfs verdomd gèk, dat je dit dacht, of denkt. Wanneer ik ‘contrôle’ zeg, blijft het bij mij een verdomd vervelende (zooals ik al zei), maar exclusief practische kwestie; had ik vermoedens en gevoelens, zoo raar en idioot als jij nu blijkbaar veronderstelt, ik zou ook raar en idioot genoeg zijn om ze je ronduit te zeggen. Ik vraag je nu één ding: hoe kom jij aan deze rare gedachtegang? Ik heb je al gezegd, en naar ik meen ook verscheidene malen bewezen, dat ik èn tegen je kritiek kan, èn die niet negeer. Maar met ‘contrôle’ bedoel ik een practisch ‘veto’. Dit ‘veto’ heb ik nooit tegen jou of Maurice uitgesproken, omdat ik het niet zou kùnnen; daarentegen ben ik bereid jullie te zeggen hoe ik jullie werk vind, als jullie dat per se weten willen. Maar ik zou er haast bij zeggen: met verzoek je daar niet aan te storen (want mijn meening blijft een persoonlijke meening) wat de publicatie betreft. Ik heb er niets tegen als jij en Maurice mij zeggen: ‘ik vind dat sonnet een lor,’ maar als ik het idee krijg dat jullie mij de publicatie ervan gaan beletten, komt wat ik onder ‘contrôle’ versta, in mij boven, en vind ik het verdomd vervelend, anders gezegd: onaangenaam. Dàt is dan mijn minderwaardigheidscomplex, dat ik tegen deze practische manier van beletten (die nu 3 x heeft plaats gehad) erg slecht kan; na jullie persoonlijke en vriendschappelijke kritiek, moest de beslissing tenslotte aan mij overgelaten worden, en in alle 3 gevallen heb ik je niet verborgen dat ik het zeer onaangenaam vond mijn stukjes terug te trekken. Dat ik daarom beland zou zijn in de Costerlijke sfeer van ‘verdachtmakingen’, ‘vijandigheid,’ enz. heb ik bij mezelf geen oogenblik kunnen waarnemen. Ik vind, vond, en zal altijd blijven vinden dat dat contrôle-idee van elkaars copy verrot is (neem èn contrôle èn ‘verrot’ nu in mijn zin); alleen in uiterste gevallen als pornografie of zoo, zou ik van dit recht gebruik maken tegen jullie, en dus... Maar dit is een oude zaak! De historie met Bouws is een nieuwe zaak, waarin jij ten onrechte meent betrokken te zijn. Voor mijn gevoel was je dat nooit. Deze zaak is anders spoedig uitgeknobeld: in den grond geef je mij gelijk, maar mijn toon tegen Bouws is ongepast. Waar Bouws die toon ‘maar zal laten voor wat hij is’, kan jij het ook doen; en principieel komt het hierop neer: een tijdschrift, waar de secretaris zich het recht voorbehoudt om zelfs mijn auteurs-correcties te controleeren (alweer dat woord, maar heusch, dit is een nieuw geval), is een tijdschrift waar ik niet in schrijf. Bouws heeft volmaakt ongelijk; als hij idioot is, moet hij van zijn ongelijk, ondanks zijn idiotie, worden overtuigd. Dus: kwestie wantrouwen: - als bv. mijn stukje tegen Van Duinkerken voor Panopticum bestemd was geweest, was jij er misschien vóór geweest, Maurice niet. Ik zou dan inderdaad een nuance van wantrouwen hebben gehad tegen de katholiciteit van Maurice. Maar ik zou dit meteen ook zoo vanzelfsprekend gevonden hebben, dat ik nòg geen oogenblik aan ‘bedriegen’ had gedacht. En alweer: alleen wanneer het mij belet werd, zou ik het onaangenaam vinden; anders niet. Je zegt dat ik een ‘tijdschriftcontroleur’ in je zie, waar jij het juist niet wilt zijn. Dat is dan ook voor 5% mogelijk (dit zijn de 5% van jouw angst om mij voortaan je opinie te geven), maar vergeet dan niet dat ik 3 × een onaangename ondervinding achter mij heb. (Dit wordt door jou genegeerd!) We komen nu op die kwestie van ‘persoonlijk reageeren’. Dit zou ons erg ver voeren, liever een volgend maal. In hoofdzaak is het zooals je zegt: tenslotte bestrijd jij eigenlijk de idee, ofschoon onafscheidelijk verbonden met de persoon, en ik de persoon, ofsch. onafsch. verb. met de idee. Maar dat ik daarom direct op Theun en Thonie zou moeten slaan, omdat woorden ontoereikend zouden zijn, lijkt mij wat paradoxaal. N.l. ik heb een héél groot vertrouwen in de meppen die je met woorden kunt uitdeelen, en ik geloof héél lang aan een strijd-met-woorden alleen, en ik heb misschien niet zooveel physieke afkeer juist van die heeren als jij! Maar dit zijn allemaal nuances: hier ik een beetje meer, daar jij. In laatste instantie ben ik ook niet onbereid om op Theun en Thonie te slaan; maar dat dit de éénige logische konsekwentie zou zijn van de strijd-in-woorden die polemiek heet, lijkt mij vooreerst nog te stout. Een beetje seduisant ook wel! Maar het kan zijn dat men elkaar als polemisten zóó haten gaat, dat men elkaar alleen nog maar kan vermoorden (liefst zonder risico te loopen, dus van achter.) Als ik met Bep over zaken van dezen aard spreek, krijg ik binnen 3 minuten diè konsekwentie: de menschen die niet véél nuances kennen van haat, willen direct naar de simplistische ‘laatste waarheid’ gaan! Maar vooreerst dan toch, geloof ik (scusi, signore!) nog aan de polemiek, als iets volledigs en aparts; geloof ik nog aan een vermoorden met woorden, dat erger kan zijn dan een pak slaag. Waar houdt de literatuur voorgoed op en waar begint de menschelijkheid = het persoonlijke-conflict-zònder-literatuur, in dit alles? Het lijkt mij een boeiend gegeven voor een gesprek; maar vandaag zal ik blij zijn als ik die ‘contrôle’kwestie althans van de ‘verdachtmakingen’ zal hebben gepurgeerd. (Ik moet nu naar Wâvre voor een gesprek met een notaris; stel je voor wat ik dààrvoor aan krachten moet verzamelen, het is vast heel wat meer dan voor een physiek conflict met Theun!) Iets anders dus tot slot: heb jij, in mijn cahierpolemiek ook maar één zweem van gevoel dat ik je ‘verraden’ zou hebben? Je zegt er niets van, maar dààrvoor vooral zond ik je die tekst. Bep beweert dat zij in gevallen als deze bij zichzelf het begin zou waarnemen van het tanen van de vriendschap; ik geef je de verzekering dat zulke dingen, zelfs bij herhaling voorkomend, mijn vriendschap eerder hechter zouden maken dan niet. Maar dit geeft jouw standpunt niet aan. Als je dus in dat stuk, dat voor mij zoo moest zijn binnen de logica van mijn cahiers (d.w.z. van het memorialistische karakter ervan), iets vindt dat je als vriend onaangenaam is, zeg dat dan ronduit, en ik schrap het heele begin, en alles wat niet lijnrecht tusschen de Donkers en mij gaat. De moeilijkheid wordt dan alleen: hoè ik verantwoorden moet dat ik niet elders (bv. in Forum!) heb geriposteerd. Ik heb zoo'n idee dat we nog een heeleboel meer over dit alles te praten zouden hebben, vooral met het oog op onze verschillende opvattingen (soms!) van polemiek. Ik houd van Drumont, die door Bep en jou zoo wordt veracht. En er is een soort ‘waardigheid’, die mij alleen maar lust geeft mij te misdragen, die, eerlijk gezegd, op mij werkt als een roode lap, wanneer die mij wordt voorgehouden. Dit is een ‘zwakheid’ en een ‘fout’ in mij, die ik misschien zou moeten corrigeeren. Misschien; want ik zou eerst moeten begrijpen: waarvoor? Ik ga er nu werkelijk van door. Met hartelijke groeten, als steeds je E. Groeten van Bep, die eergisteren een Dr. Veldkamp heeft gemolesteerd (zie uit in de N.R.C.), maar niettemin noch de grootste narigheden ondervindt van al dit gepolemiseer; - en ook dàt is een oude zaak! En als je dit doortrekt naar de paradoxale ‘laatste waarheid’, dan krijg je dat ze ons, maar zeker mij, zoo ondoeltreffend vindt als polemist! De ware, de wèrkelijk moordende polemist is hij, die alles van de sterren uit bekijkt. En je weet: zoo zijn er dichters, geleerden, avonturiers... Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 juni 1932 Rotterdam, 15 Juni '32 Beste Eddy Vervelend, die quaesties op Gistoux! Ik kan me levendig voorstellen, dat de atmosfeer er verre van prettig is. Is je moeder inmiddels weer opgeknapt? Mijn ervaring is, dat gedonder op dit gebied niet tot stilstaan komt, voor de partijen elkander niet meer zien. Maar krijg dat, in bepaalde omstandigheden, eens gedaan! Ik wil je in deze huiselijke beroerdigheden eigenlijk liever niet meer lastig vallen met mijn afwijkende zienswijze inzake het correctie-incident. Met den besten wil van de wereld kan ik in de brief van Bouws geen aanleiding zien, om ‘met de portefeuille te rammelen’. Wat hij schrijft, is zwaarwichtig, verantwoordelijk etc. etc., maar althans zakelijk en van zijn standpunt uitermate fatsoenlijk. Ik lees nergens uit, dat dit geval zich weer zal herhalen en dat hij je correcties niet meer zal eerbiedigen; dat hij je vraagt, om minder veranderingen in de proef te brengen, is toch niet onhebbelijk? Ik schijn voor dit soort verontwaardiging absoluut geen orgaan te hebben. - Natuurlijk beschouw ik je repliek heelemaal niet als ‘vijandig’ tegen mij; ik heb dat woord een vorige maal wel gebruikt, om den toon te karakteriseeren, die mij als zoodanig aandeed. Maar toch doet het me onprettig aan, dat je alweer de kabinetsquaestie stelt, alsof er aan ons ‘team’ geen enkel ander belang verbonden was dan een akkevietje tusschen een redactie-secretaris en een redacteur. Waarom in vredesnaam de zaak niet op een vriendschappelijke manier geregeld, i.p.v. dadelijk weer een dreigement? Ik vind dit alles beroerder dan je misschien denkt, omdat het me de pest injaagt, Bouws tegenover jou te moeten verdedigen; maar in dezen zie ik geen reden, om hem iets te verwijten, nu hij getracht heeft (zij het dan op zijn manier) zijn breedvoerige standpunt uiteen te zetten. Of had je van hem soms felle en beknopte aphorismen verwacht? - Enfin, ik doe er verder het zwijgen liever toe; ik heb er geen zin in, een vriendschap door tijdschriftquaesties te laten bederven; en als je meent, dat deze houding de eenig-mogelijke is, moet ik me er bij neerleggen. Het zou me overigens hevig spijten, als Forum op dezelfde wijze moest crepeeren, als de Vrije Bladen: door dingen, die voor de hoofdzaak volkomen zonder beteekenis zijn. - Van Vestdijk een brief uit Brussel. Hij schreef, dat jij graag een ‘flinke partij verzen’ van hem in het Juli-nummer wilde hebben. Ik ook; maar er zijn nu al 84 pagina's! Dus er zal al verschrikkelijk geprutst moeten worden, om een behoorlijk nummer te fabriceeren! In Augustus zal er waarschijnlijk meer plaats zijn; maar misschien komt er juist ruimte voor verzen open. Ik zond je vandaag mijn stuk over de beschrijving. Ben benieuwd, wat jullie beiden ervan zullen vinden! Verder moet ik voor mijn fatsoen eigenlijk wel een stukje voor Panopticum dichten over de Mij. v. Letterkunde. Hier hindert me weer de volkomen onbelangrijkheid van die fossielen; ik zou werkelijk liefst ‘waardig zwijgen’, maar een kleine motiveering van mijn bedanken ligt wel voor de hand. Houd je verder goed in de narigheden! Voor je moeder het beste gewenscht! Groet Bep hartelijk van mij en zelf de hand van je Menno Ik heb alleen de 2e druk v. N.G. Die eindigt met van Elro. Is dat soms de bedoelde man? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [16 juni 1932] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, We hebben zoonet in den tuin je Paletstuk gelezen, dat morgen doorgaat naar Ant. Ik heb er in de marge eenige kleine opmerkingen bij gezet; over Lawrence en Huxley zouden we moeten praten, maar in ieder geval vind ik wat je hier erover zegt heel grappig. Het stuk is misschien wat lang voor het onderwerp, en ondanks vele heele aardige opmerkingen over ons bête noire: de domheid, ondanks het prachtige stukje over Nijhoff, Wilhelmus en Jo Kuller, misschien als conclusie wat mager, n.l. dat men niet schilderen mag in de literatuur (de domme schilders hebben jarenlang met ijver verkondigd dat men vooral geen literatuur mocht brengen in de schilderkunst - wat jij trouwens beaamt). Maar over het geheel: zeer boeiend en goed. Tot nader. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [17 juni 1932] Gistoux, Vrijdag. Beste Menno, Daarnet nog een brief van je; inderdaad, het is, geloof ik, beter als we die proeven-correctie en -incorrectie laten rusten; we hebben er nu al zóóveel over geschreven en op een bepaald gebied ‘begrijpen’ we elkaar niet (of jij mij niet, aangezien jij hier de beoordeelaar bent). - In je stuk over het ‘palet’ staat dat Lawrence over-sexed was; hij schijnt undersexed geweest te zijn en had dààrom zoo'n afgunstige bewondering voor Mellors en St. Mawr; maar zeg dit niet zóó (dan krijg je die banale omkeering, waar o.a. Defresne zoo'n held in is); alleen zou ik van dat positieve over-sexed iets anders maken. - Waarom in Godsnaam moet je je weigering t/o de Mij. v. Letterk. in Panopticum motiveeren? Hier is dan eindelijk ‘contrôle’ van mij: ik raad je dat pertinent af (vooràl als je er eig. geen lust in hebt;) het zou het heele effect van je weigering bederven en er een soort Forum-reclame van maken! - Kan je me hierheen zenden: Fermina Marquez, Enfantines en Amants, heureux amants? ook als je ze een tijdlang kwijt raakt? Ik heb Jany n.l. voor De Gids een groot artikel beloofd over Larbaud (mede voor de duiten); Forum is 6 maanden becosterd! Hart. groeten en tot nader. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 18 juni 1932 Rotterdam, 18 Juni '32 Beste Eddy Inderdaad, laten we het debat over de proevenquaestie sluiten! Na je brief van Woensdag begrijp ik nog iets beter, wat je onder polemiek verstaat, en hoewel ik het nog op allerlei punten niet heelemáál met je eens ben, laat ik de toespitsing liever aan een gesprek over. Alleen dit nog: ik heb het stukje over Donker en de Vries geen oogenblik als iets onvriendschappelijks beschouwd! Waarom ook? Integendeel, een dergelijke openhartigheid in het publiek beschouw ik juist als een proefsteen van de vriendschap. Het is ook niet eens bij me opgekomen over dat begin te schrijven. Het was een bijzonder duidelijke uiteenzetting van de situatie. Rest nog de practische staart van dit ‘incident’, n.l. je ‘onbeschofte’ briefje aan Bouws (je noemt het zelf zoo, dus dat mag ik wel overnemen). In zijn plaats zou ik zoo'n briefje ook als een grove onhebbelijkheid hebben beschouwd en kwaad zijn geworden. Over zulke behandelingswijzen word je niets anders dan: kwaad, rood! Maar soit: je schijnt hem daarna weer een heel vriendelijk briefje te hebben geschreven, nadat hij een smartelijk ultimatum naar Gistoux had gezonden. Ik heb hem nu weer week gemaakt, en hij wil alles als afgedaan en vergeten beschouwen. Maak hem dat nu alsjeblieft niet weer moeilijk door zwaar geschut! Hij heeft van die drukfouten spijt genoeg en is daarbij in zooverre in zijn recht, dat hij de aanmerkingen over de extra-correcties (zwaarwichtig inderdaad) onder je oogen heeft gebracht. Voor die aanmerkingen moet hij tenslotte opdraaien. Ik zou dus dit alternatief willen stellen: of jij ‘werkt’ voortaan niet meer dusdanig in de proeven, of de extra-correctie wordt van je honorarium afgehouden. Het eerste wil je waarschijnlijk niet, dan lijkt het tweede me een zakelijke en billijke regeling. Je hoeft dan ook geen enkele Rücksicht te nemen op de zure gezichten van de zetterij. Zeer geamuseerd las ik gisteren in de N.R.Ct. Bep over Veldkamp. Wat een vent! Een christen van de ware soort! Christendom is toch in elken vorm een zwakheid, zelfs bij een man als Schweitzer, die zich vernedert om het publiek te likken in kerken. Hierbij een stukje panopticum, dat ik over hem schreef en voorts een heel klein stukje over de Mij. Ik ben het geheel met je ‘contrôle’ eens, dat ik over mijzelf met het meeste effect zwijg; als je van meening bent, dat ook dit stukje te zwak is, schrijf het dan omgaand, dan gooi ik het weg. Hartelijk dank voor de critiek op mijn artikel. Ik zal ‘over-sexed’ (inderdaad banaal, evenals ‘under-sexed’) veranderen; Bep heeft ook gelijk, wat de Tate-Gallery betreft. Verder zal ik je opmerkingen verifieeren, als ik ze via Ant terug heb ontvangen. Ik zal nog een stukje inlasschen over de intelligentie van schilders en cineasten; waarom toch wel een intelligent beeldend kunstenaar boven een domme gaat (quaestie Shanghai-Express), en waarom toch deze intelligentie nog niet veel met de intelligentie te maken heeft. Fermina Marquez heb ik aan Ant uitgeleend. Heb je het dadelijk noodig? Ze heeft het, denk ik, nog niet uit, maar als je het moet hebben, schrijf ik haar, dat ze het direct naar Gistoux opzendt. - Enfantines heb ik niet! Amants, heureux Amants zend ik je binnenkort met weer een hap Nietzsche. Hart. gr. voor jullie beiden, je Menno Wat de ‘magerheid’ van mijn conclusies betreft: ik concludeer niet alleen, dat men niet schilderen mag in de litt., maar ook (hoop ik tenminste), waarop dat mag berust. Maar ik zal het nog wat omwerken. Kreeg je 2 Nietzsche's? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [18 juni 1932] Gistoux, Zaterdag. Beste Menno, Dank voor de 2 deeltjes Nietzsche en de mooie opdracht. Maar nu we toch hier zitten, kan je ook de andere deeltjes wel zenden. Ik ga eraan beginnen als ik Kleist zal hebben bestudeerd. - Van Bouws kwam gisteren een brief, waarop ik weer heb geantwoord; het wordt nu een heele ‘politieke’ affaire, maar niet onvermakelijk, après tout. - Met mijn moeder gaat het dàn een beetje vooruit, dàn weer achteruit; en daarbij hebben we van alles te regelen. - Heb je de jaargangen van De Stem niet meer opgehaald, die nog bij Bep's vader lagen? die zullen nu dan wschl. verkocht zijn; maar er moeten nog wèl liggen: de deeltjes Multatuli die Truida hebben wou. Kan je diè niet eens halen? Ik schrijf nog wel eens beter als er weer bericht van je is. Nu maar de groeten, ook van Bep, die je natuurlijk ook nog wel voor de Nietzsche bedankt. Je E. Bep laat vragen of die nieuwe briefkaarten die je gebruikt tegenwoordig in de mode zijn in Holland. Zij vindt ze zoo mooi. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [19 juni 1932] Gistoux, Zondag. Beste Menno, Hierbij je twee stukken terug. Ik vind ze allebei heel best; en op déze manier is je uitvalletje tegen de Mij. v. Letterkunde natuurlijk verantwoord, ook buiten je weigering om. Het stuk over Schweitzer is uitstekend, het andere heel aardig. - Het stuk van Hendrik de Vries tegen Nijhoff vind ik ook heel goed; onze vriend Pom zal het bestaan van Forum erg vervelend beginnen te vinden, als hij dat niet sinds lang al doet. Vooral het ‘technische’ gepraat in deze anti-critiek lijkt mij in dit geval zoo doeltreffend. Ik ben ook tegen het schrappen van die eene passage. Het panoptikumpje van Jan Engelman vind ik niet best, maar toch wel om te plaatsen. Het is minstens even goed als de stukjes van Maurice, en het gaat tegen iets hinderlijk-doms; dus vooruit, ik stem vóór. Wil jij niet de Brieven van Paul v.O. bespreken? Ik had een heel mooi panoptikumpje in het hoofd over een zekere Achille Rezzonico, een patriot die in Lugano een toren van ijzer heeft gesmeed en dat met eigen commentaar aan iedereen vertoonde (de man was tot een zelfreclame en zelfcultus gekomen, zóó naïef, dat het ‘onthullend’ werd); maar de omstandigheden waarin ik nu weer zit dooden iedere lust tot schrijven, en vooral van zulke dingetjes. Ik scharrel als een idioot (het is niet te sterk uitgedrukt) tusschen het ziekbed van mijn moeder en allerlei verborgen (en dus moeizaam op te diepen) paperassen, en tusschen notarissen, advocaten en assurantie-agenten, dat zelfs Coster medelijden met me zou krijgen! Ik ben ook bezig mijn boeken te schiften, voor als de ‘krach’ komt. Het is dan wel heerlijk een minimum te bezitten! Van Beversen kreeg ik daarnet mijn cahier-fragment terug en schrapte het kwatrijn voor Grauls. Las je een uitstekend stuk van Marsman in De Nieuwe Eeuw over de nieuwe Holl. romans, als door Donker gepropageerd? Het zou in Forum prachtig op zijn plaats zijn geweest. - O ja, moet die Anticritiek van Hendrik de Vries in groote letter? Ik zou zeggen, zulke stukken kunnen het best in Panopticum, ook al zijn ze wat lang. Vind jij niet? Bep zou 2 stukken in den Forum-geest, of liever binnen het Forum-programma willen aantreffen: een stuk van mij over de poëzie, over het ‘incantatie’-karakter van de poëzie, en de nieuwe ‘borreltoon,’ etc. - en een stuk van jou over het ‘waarom’, n.l. waarom wij dit ‘waarom’, dit neo-Multatulische, vrijdenkerige ‘waarom’ weder opvatten: uit liefde voor Holland, uit eerlijkheid alleen, of wat dan ook. Wat denk jij daarvan? Ik heb nog van alles in het hoofd, maar zoolang Forum door mij overcosterd is, kan ik er niets meer bij zetten dan heele kleine stukjes voor de kleine letter. Maar jij!... Wanneer komt het stuk over Spengler en Fergin erin? In het volgende nummer? Vind je het prettig of eig. niet prettig, dat Maurice zich zoo achteraf houdt in ons Forum-optreden? Er is geen haast met Ferm. Marquez. Laat Ant dus het boekje eerst maar rustig uitlezen. Ze wordt wèl ‘opgevoed’ door je, lijkt me! Pas op dat je eens niet met je ‘beste leerling’ trouwt; je vond dat zelf bezwaarlijk, toen we het er eens over hadden (bij Riche). Het ultimatum van Bouws was inderdaad ‘smartelijk’, maar ‘kwaad’ is hij, tegenover mij althans, heelemaal niet geweest. Ik schreef hem dat zijn ‘jij of ik’ onzin was, omdat hij nooit voor mij zou moeten gaan, ik altijd voor hem - en dit meen ik ten volle. Maar als ik gepest word (neem dit weer in mijn, en niet in Costerlijken zin) ga ik grààg. Enfin, vooreerst is het ‘incident’ weer achter den rug en ik zal hem zeker niet opnieuw beschieten! Hart. groeten van je E. P.S. - Accoord voor die betaling van extra-correctie. Maar kàn daarbij rekening worden gehouden met het feit dat ik bepaald arm begin te worden, en dat Proust en Joyce (zie in je ex. van Transition!) altijd bijna alles omwerkten, zònder daarvoor te moeten betalen? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [21 juni 1932] Dinsdagmiddag. B.M. en T. Ziehier nog eenmaal Jan van Nijvel, als op een langverleden dag, die met zijn kinderlijken slag strijdt tegen Nietzscheaanschen twijfel. (Maar gij, ten prooi reeds aan den duivel, lacht hier Uw humorloozen lach!) Ach ach! - Dagdag! B. en E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [22 juni 1932] (Gistoux, Woensdagavond) Beste Menno, Hierbij mijn oude ‘revolutionaire’ stuk terug, maar nu bijgewerkt en van een slotstuk voorzien. Zooals het nu is, lijkt het mij weer best te publiceeren; wat zou je ervan denken om het in twee stukken te doen en dan gelijk met Coster? Na het 3e Coster-stuk worden die hoofdstukken veel kleiner en kunnen misschien gelijktijdig deze stukken verschijnen. Titel: De Dilettant en de Revolutie; wat hier 3 is wordt dan I en 4: II. Of zijn die dingen dan nòg te lang? In dat geval kan je me alles weer terug sturen tot bv. Januari. Met Januari kan dan misschien alles erin? Het zou mij anders wel spijten zoo lang te moeten wachten, en dit stuk sluit, ook wat ‘strekking’ betreft, zoo goed aan bij onze tegenwoordige ‘activiteit.’ Schrijf me hoe je het geheel vindt. Dit is nu een geval waarin je kritiek van oneindig meer belang voor mij wordt dan bij het goed- of afkeuren van een sonnet; niet omdat ik vind dat jij geen ‘verstand’ hebt van verzen (als dat zoo was, zou het een reden te meer zijn om juist jou hevig te consulteeren), maar omdat ik zoo'n sonnet zelf veel meer als een ‘behoefte’-alleen beschouw, dat daarom alleen dus zonder te veel contrôle moet doorgaan. - Je had in je stukje over de Mij. wel eens mogen wijzen op het proza van de commissie. Las je dat? In welke termen worden die heeren bedankt, verwellekoomd en op den schouder geklopt! En als het nog behoorlijk Nederlandsch was!... Van Duinkerken heeft een nieuw stukje geschreven, nu tegen Marsman, om hem te vertellen, dat ik toch geen beduidend schrijver ben en alleen maar ‘secundaire’ kwaliteiten en ‘hulpvermogens’ voor heb op Coolen. De echte romanciersdomheid is bij Coolen veel krachtiger aanwezig. Las je het stuk van Marsman? Ik had het graag in Forum gezien, al noemt hij natuurlijk weer Dekker bij de goeden (en jou ganschelijk niet). Schrijf spoedig weer. Ik antwoord je later nog wel eens over je Schopenhaueriaansch-menschelijk schrijven aan Maurice, bv. als jij Bep beantwoord zal hebben. Onze gedachtenwisseling hier putte mij n.l. zeer uit, en mijn conclusie was heusch (zooals ik aan Ant schreef) dat jullie, jij en Maurice, dan maar moesten ontsnappen aan jullie eigen gevaren: hij geen ‘philister,’ jij geen ‘querulant’. Met hartelijke groeten, ook aan Truida (en hè! wat zeg je wel van de nieuwe Jan-van-Nijvel-rijmpjes?) - Steeds je Eddy P.S. - Ik ben met de ‘zaken’ hier een beetje klaar. Maar we moeten toch om verschillende redenen nog wat blijven, zeker tot begin Juli. Daarna...? Men zegt: Parijs, maar ik geloof dat het weer te mooi is om het te gelooven. Ik lees hevig in Kleist, leer stevig Duitsch, en vind het wondermooi. Zonder eenige spot, werkelijk uitstekend. Kort, compleet en suggestief, zonder ‘beschrijving’ en toch ‘beeldend’ van begin tot eind. Lees het ook maar eens. Erzählungen, uitgave ‘Bibliotheca Mundi’, Insel-Verlag. Wil jij niet over de Brieven van P. van Ostaijen schrijven. Of zal ik het Marsman vragen; die zou er dan een ongepubliceerde brief van P.v.O. uit dezelfde periode aan hèm bij kunnen doen. Of vind je zooiets niet ‘interessant’, gegeven ook onze geringe plaatsruimte? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [24 juni 1932] Gistoux, Vrijdag Beste Menno, Hierbij een panopticum-stukje dat berust op een authentiek avontuur; alleen was Bep erbij en zou het journalistieke ‘wij’ dus niet misplaatst zijn geweest. In een ander envelopje zend ik je trouwens het brochuretje dat de ‘maker van den ijzeren toren’ mij gaf. Tot spoedig lezens! Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 25 juni 1932 Rotterdam, 25 Juni '32 Beste Eddy Een dwangbevel in Naam der Koningin van de belasting (binnen twee dagen betalen!) en een geslaagde ontmoeting met heeren gecommitteerden bij de eindexamens, Frans Coenen en Jan Greshoff, zijn de voornaamste feiten van den dag. Die oude Coenen is toch werkelijk een zeer frissche vent voor zijn 67 jaren! Liever een beroeps-pruttelaar dan een Pom Nijhoff in de Mij. v. Letterk.! Greshoff was springlevend en had veel te vertellen. Het panopticum over den toren is heel mooi! Ook de ‘beschrijving’ van deszelfs ideale roeping is uitstekend, en dan die edele oogen van dien mooien smid! - Je stuk over de revolutie las ik met stijgend genoegen over; het is best, hier en daar ‘trekt’ het misschien wat, maar vooral het nieuwe einde stelt de zaken duidelijk en scherp. Het is natuurlijk aangewezen voor Forum; alleen, als het dit jaar nog gaat, zal het me verbazen! We zijn nu eenmaal gedwongen de pagina's te verdeelen over het grootst mogelijke aantal goede stukken, en als die er zijn, moeten we ze toch ook kwijt. Enfin, mijns inziens zal je stuk het in Januari nog precies even goed doen en wie weet, gaat het toch nog na Emily Dickinson. Het artikel van Marsman las ik niet, wel een hevig gekakel als reactie daarop deze week. Peil: beneden alles, vooral Herman de Man; de beschrijvers moeten theoretisch zijn!! - En Jacques heeft een stuk Vorm of Vent in D.G.W. geschreven, waarin hij Forum èn Binnendijk verzoent: wij hebben beide gelijk, eigenlijk is er niets te vechten, van het paradijs-standpunt bekeken heeft alles een zachten glans. Zoo is het, mr. J.C. Bloem, maar wij zijn nu eenmaal niet in het paradijs. Laat Marsman liever over de Brieven van P.v.O. schrijven! Het lijkt me zeker de moeite waard, als hij er een onuitgegeven brief bij publiceert. Ik zelf moet in een andere richting momenteel, heb ook Dumay weer opgenomen. Kleist wil ik beslist lezen, ik heb er erg veel goeds van gehoord en een sympathiek citaat van hem gevonden. Eindelijk begint mijn vacantie naar realiteit te zweemen. Goddank. Ik weet absoluut niet wat te doen, vgl. het dwangbevel, dat genoeg zegt. Toch wil ik even weg. Als jullie nu in Parijs zoudt zitten... Schrijf daar eens over, die reis is te betalen. Verder ga ik misschien een paar dagen bij Greshoff logeeren. Maar ik moet Dumay snel afmaken. Zal ik de Dilettant maar aan Bouws geven? Het stuk ligt dan altijd ter beschikking. Hart. gr., ook voor Bep, je Menno O ja, nog een mooi incident. Een jongen van ± 16 jaar heeft vanmorgen op school spontaan gewaterd, in de klas! Groot vermaak bij zijn klasgenooten, maar woede bij den rector, die hem ‘verwijderd’ heeft. Frans Coenen was onmiddellijk zeer geïnteresseerd bij dezen ‘zwakke’! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [27 juni 1932] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Ja, dat gekakel (met recht!) in De N. Eeuw was wel héél erg; vooral De Man, maar ook de Smid met den aartsengelenvoornaam. Blij dat mijn toren-verhaaltje je beviel. Wil je (als je het nog hebt) erin schrappen: de oprichter v/d Mij van Letterk. en alleen de president erin laten staan? (Die oprichter is wschl. allang dood.) Las je de brochure van den smid, den echte, ditmaal? Prachtig, niet? De Dilettant zou in 2 dln. gesplitst kunnen, lijkt mij, tegelijk met Coster 4 en 5, dus in October en November. - Hierbij het stuk van Marsman dat het gekakel losmaakte en dat ik graag terug had. Wil jij niet een panopticum wijden aan dit geval? Jij kunt dat in dit geval beter dan ik. En dan meteen deze kwestie van het ‘nieuwe proza’, de ‘plans’, enz. belichten. En en passant den heer De Man misschien vertellen wat een pallurk hij is. In dat geval kan je dit stuk aanhouden en stuur ik je, als je wilt, ook nog het gekakel, waaruit eenige citaten niet ongewenscht zijn, dunkt me. Kan je me D.G.W. zenden met dat artikel Vorm of Vent erin? Ik wil ook nog wel een stuk schrijven over proza en poëzie na Forum; n.l. over deze door Marsman aangeroerde kwestie, over de ‘borrelpoëzie’ en de andere, over ‘vorm en vent’ (in antwoord dan op Bloem) en zomeer. Maar op zijn kortst wordt dat 7 of 8 blzn. En wanneer kàn dat dan? Daarom is het in de gegeven omstandigheden veel meer iets voor jou. Putman maakt me tureluursch. Wat ziè je in die rotzooi? Enfin, ik wil het nog even probeeren. Geef De Dilettant maar aan Bouws. Kleist stuur ik je nog wel. Later meer; hart. groeten nu, ook van Bep, je E. Over Parijs later. De vraag is wanneer wij er komen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [4 juli 1932] Gistoux, Maandag. Beste Menno, Waarom krijg ik geen antwoord? Bouws stelt voor om 10 Juli a.s., dat is dus eind van deze week, te Brussel te vergaderen. Dat lijkt me best; daarna gaan Bep en ik dan naar de Ardennen. Zou jij nu niet meteen met ons willen meegaan, als je toch vacantie hebt? Wij vinden wel een goedkoope gelegenheid en het idee lijkt ons allergezelligst. Je kunt dan ook werken, want ik doe het zeker. Ik ben er nu eindelijk weer ‘in’. Ik zond je Kleist's verhalen. Als je het èrg mooi vindt, mag je ze houden, anders had ik ze voor Marsman bestemd en kan jij ze hem doorzenden. Maar in dat boek liet ik, geloof ik, een brief liggen met opgaaf van allerlei aandeelen. Ik kan tenminste dat papier nergens meer vinden en bedenk nu dat ik het als bladwijzer in die Kleist heb gebruikt. Wil je even nazien en me het ding dan omgaand terugzenden? Tot spoedig. Steeds je E. Wat gebeurt er met Truida? Je vertelt niets over haar. Geef eens eenige berichten hoe HEd. het maakt; wij zijn immer zeer belangstellend te dien opzichte. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 5 juli 1932 R'dam, 5 Juli '32 Beste Eddy Het heeft weer eens lang geduurd, voor ik antwoord. Je hebt geen idee van de verslappende, verpestende werking, die een doodloopend seizoen aan een school op iemands mentaliteit kan hebben, vooral, als er dan nog een hittegolfje bij komt. Ik kom gewoon tot niets, wacht maar af, tot het geteem eindelijk op kan houden; het is verschrikkelijk. Verklaar daaruit mijn geringe schrijfdrift; ik sta stil, hopelijk ‘pour mieux sauter’. Het lijkt me prettig, je Zondag in Brussel even te zien! Komt Bep ook mee? Ik kan nog niet mee naar de Ardennen, want het gemeier houdt nog aan tot 15 Juli! Daarna wou ik eerst een paar dagen naar het Oosten, deels in Eibergen, deels bij Ant. Maar plannen mondeling; ik durf gewoon niet aan vrijheid denken, met de sloome dagen, die nog komen moeten, voor oogen. Kleist lokt me erg aan; ik zal er in de vacantie (alweer dat woord) aan beginnen. Is het juist, dat het me bij een hoogst oppervlakkige ‘inkijk’ herinnert aan Poesjkin? Of lijkt dat maar zoo? Laten we Zondag ook de quaestie Marsman bespreken; ik wil er met liefde een Panopticum over maken, want het stuk is werkelijk bijzonder goed, vind ik, en het gekakel miserabel slecht. Het stuk van Jacques heb ik niet, ik las het op het leeskabinet. Je zult er niet veel nieuws in vinden en de toon is... Jacques, dus beschaafd, verstaand en zachtmoedig tegen ieder. Maar wij krijgen toch het meeste van de hulde ditmaal. Met groot en satanisch genoegen je eerste Costeriana overgelezen. Het stuk over de Marginalia is toch ook zeer afdoend! Het meest verlang ik toch naar Waarheen gaan wij. Men is nu te Bennebroek waarschijnlijk nog warmer dan het seizoen al meebrengt. In De Gids word ik deze maand stijf gekapitteld over mijn bedankje aan de Maatschappij, waarschijnlijk door Huizinga. Zooiets doet men niet en vooral, ‘men zet het niet in de krant’! Slauerhoff, hoor ik, zal de benoeming wel aannemen; de piraat prefereert dus ook al de Tweede Kamer der Hooge Letteren. Ik begin aan het piratisme een beetje te twijfelen, of liever, ik begin het steeds meer als een snel varieerend burgerdom te zien. Maar misschien ben ik er naast. Vestdijk sprak ik onlangs in den Haag. Hij was geweldig nerveus, zoodat wij eenige uren over complexen konden praten. Ik kreeg een exemplaar van de Verzen, waarvan ik de ‘alchimistische’ kant toch het meest apprecieer. Vind je Putman zoo beroerd? Het is mogelijk, dat ik bij romans van anderen te weinig eisch; maar ik herinner me b.v. duidelijk een fragment aan een etenstafel, dat ik bijzonder goed vond. Enfin, ik wil mijn meening Zondag graag aan de jouwe toetsen. Van Maurice heb ik taal noch teeken gehoord! Hij zal toch niet ontsticht zijn over mijn directe wijze van reageeren? Tot Zondag dus, voorloopig! Groet Bep hartelijk van mij en voor jezelf een stevige, zij het ietwat zweeterige handdruk van een tijdelijk stervende M. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 6 juli 1932 Rotterdam, 6 Juli '32 Beste Eddy Onze brieven kruisten precies, dank zij mijn gedegenereerde zwijgzaamheid. Je weet dus over een en ander nu al meer. - Ik denk, dat ik Kleist mooi zal vinden en in dat geval zal ik het beslist houden, gegeven mijn soort van boekenmanie; maar anders zal ik het eerlijk naar Marsman zenden! Het ongeluk wil, dat Truida vandaag naar Bergen vertrokken is, voor een paar dagen, en Kleist heeft meegenomen, zoodat ik nu ter plaatse de al- dan niet aanwezigheid van het bedoelde papier niet kan nagaan. Ik schrijf haar met deze post een briefkaart, met het verzoek, je bij aanwezigheid het document dadelijk te sturen. – Wat U.Ed, betreft: ik had juist eenige mondelinge berichten over haar opgespaard, betreffende haar verhouding tot den heer Victor E. van Vriesland. Er heeft zich n.l. in den laatsten tijd toch zooiets ontwikkeld, half en half tot mijn spijt, moet ik zeggen. Ik zou me in dezen willen aansluiten bij de opmerkingen, die jij destijds maakte over ‘het avontuur’ en de rest voor Zondag bewaren. (Of kunnen jullie niet Zaterdag al in Brussel komen? Ik zou er ’s middags kunnen zijn en, daar Forum de reis betaalt, wel een hotel vinden voor de nacht ). Zoo juist gelezen Essai sur la France van Curtius (type van een veel betere Huizinga!) en Katholiek (juister gespeld: katteliek) Verzet van Anton den Pater. Het laatste een exquise oplichterij, gemanaged van de rots van Petrus. En wat de Ardennen betreft: ik hoop, dat jullie er eind Juli nog zijn. Dan zou ik ook kunnen komen, en ook mij lijkt het allergezelligst. Hart. gr. voor jullie beiden, je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [6 juli 1932] Gistoux, Woensdag. Beste Menno, Neem het stuk van Marsman voor mij mee, als je Zondag komt; ik heb nu n.l. het art. van Bloem ook hier, en wou, naar aanleiding van dit alles, een groot stuk schrijven over proza en poëzie enz., dat wij dan in Januari kunnen plaatsen - dat zou zelfs voortreffelijk zijn bijwijze van ‘rapport’ na onze Ie jaargang. Ik vind het èrg jammer dat je niet met ons mee kunt naar de Ardennen! Maar laten we nu echt iets afspreken, als wij elkaar Zondag zien. Jan v. Nijlen komt ook mee naar het station, misschien, om jullie af te halen. We eten dan samen bv., en vergaderen na het eten. Maurice heeft ons niet uitgenoodigd om bij hem thuis te eten, Bep veronderstelt (maar dit is een ‘verdachtmaking’!) dat hij geen ketters aan zijn disch kan hebben op Zondag. Boos op je zal hij wel niet zijn; maar ik kreeg vanmorgen een gepiqueerd opmerkinkje omdat ik die banaliteit van Vermeylen's Wandelende Jood liet staan. Ik heb hem hierop geantwoord. Van Slau valt het me bitter tegen. Ik ben het ook langzamerhand met je eens over dat ‘piratendom’, al zou ik dit niet aan iedereen willen zeggen en al kàn het nog altijd zijn dat we ons beiden vergissen. Ik heb Slau erover geschreven en ben benieuwd naar zijn antwoord. Heb je dat stukje uit De Gids over je weigering overgenomen? Ik zou het graag lezen. En ik vind dat je hierop wèl moet antwoorden, en doe het ‘waardig’, maar cinglant. Godbewaarme! zij zetten in de krant dat je benoemd bent en jij moet je dit maar laten aanleunen? Wat is dit voor logica? en vooral: wat zijn dit voor ‘slechte manieren’? Het is net als met de belangstelling bij huwelijken, waarbij men ook beter deed zich tot one's own fucking te bepalen, zooals de onvolprezen Mellors zegt. Iedere keer als zulke menschen je vertellen wat ‘men’ doet of niet doet, geven ze zich bloot juist op het gebied van smaak, delicaatheid, enz. Ik verheug er mij bij voorbaat op om je stukje te lezen; en breng er dan het paskwillige Hollandsch van de heeren bij; zeg dat het iemand van smaak onmogelijk is zich aan te sluiten bij menschen die zóó schrijven. Doe het niet boos of driftig, maar ijzig en toch massacrant. Zeg erbij dat je geen verdere verklaring had gegeven, wanneer je niet door een zoo stupide lesgeverij hiertoe was genoodzaakt - dat is altijd prachtig met het oog op onze lezerskring! Ja, Kleist lijkt op Poesjkin, en op Mérimée, maar hij heeft minder te zeggen, al vertelt hij zeker even goed. Tenminste, minder dan P. en M. op hun best (de eerste in La Dame de Pique, Le Coup de Pistolet, La Demoiselle Paysanne, de tweede in La Double Méprise, Arséne Guillot, Le Vase Etrusque bv.) Maar je leest het toch van a tot z, voor je genoegen, al zal je het wschl. nooit overlezen. Denk je aan dat papier? Het is wschl. in een enveloppe. Ik vind Putman... neen, ik kan hem zelfs niet ‘vinden’. Maar misschien heb ik hierin ongelijk. Die eterij deed me ook nix. Met beste groeten, ook van Bep en aan Truida, en tot ziens! Je E. Ik schrijf je in bed en op mijn knieën, vandaar dit rare pootje. Die Van Wessem is toch een klootharkje, alles welbeschouwd; naar aanleiding van Coster, schreef hij mij nu voor de 4e maal dat hij het vroeger eigenlijk al zooveel beter gedaan had, of daaromtrent; althans dat het in 1919 veel ‘levensgevaarlijker’ was! Hij gaat zichzelf nog eens beschouwen als Daendels. Ik heb hem nu, eindelijk! eens copieus verneukt. Il ne l'a pas volé, heusch niet! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [7 juli 1932] Gistoux, Donderdag. Beste Menno, Je brief kwam vanmorgen eerst hier; als onze afspraak doorgaat zal je dus moeten telegrafeeren. We kunnen Zaterdag best naar Brussel en gaan dan (jij ook) bv. in Hotel Joseph, vlak bij de Beurs en niet duur (kamers vanaf 20 frs. per persoon, 30 frs, voor 2 in één kamer!) Telegrafeer dus Zaterdag of Vrijdag het uur van aankomst en aan welk station. Komt Bouws ook mee? of komt die eerst Zondag? Tot ziens dus, de rest mondeling. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [11 juli 1932] Gistoux, Maandagavond. Beste Menno, Ondanks alle subtiliteiten, politieke slimmigheden, roerende bij-verschijnselen, enz. - behoud ik den indruk dat het lastig gaat worden met onze redactioneele samenwerking. Ik vind Maurice een beste vent, en iedere keer als wij samen zijn, houd ik weer rekening met het feit dat hij in laatste instantie tegenover ons altijd één tegen twee is; - maar aan den anderen kant is het dwaasheid wanneer ‘een deel van ons wezen’ gefnuikt zou moeten worden door het feit dat hij redacteur, en onze mederedacteur, is. Zoolang het om kleinigheden gaat, moeten we iedere strijd vermijden, vooral waar het gaat om literatuur en niet om religie of politiek, maar... ook als literator zie ik Maurice best in staat om een steeds ‘verantwoordelijker’ personage te worden, en over 2 of 3 jaar is het verschil tusschen hem en Donker misschien uiterst gering. Maurice heeft een grappiger aard, maar officieel wordt hij met den dag meer. En zooals je terecht zei: op een keer gaat het compromis dat wij nu al, min of meer, met hem maken, niet meer op. Ik heb in één woord - en hoe geschikt ik hem ook vind - weer de indruk gekregen dat hij eigenlijk niet bij ons hoort; ik vraag me af wanneer dit pertinent blijken zal. Zoolang wij met Maurice alleen te doen hebben, wil ik veel water in mijn wijn doen, maar als ik mettertijd de dupe blijk te zijn van allerlei Vermeylens en soortgelijke officieele letterkundigen die via Maurice hùn belangen in Forum laten verzorgen, vind ik mijn rol een beetje triest. Schrijf mij eens precies jouw indrukken van deze laatste vergadering; want we hebben elkaar na Bouws' en M's. opdagen alleen nog maar ‘officieel’ [Ditmaal tusschen aanhalingsteekens!] kunnen spreken, en de werkelijke nasmaak, het bezinksel van zoo'n vergadering is toch eigenlijk het ware. Ik zend je, gelijk hiermee, Mlle de Maupin en Emaux et Camées. Het boekje van Bédier volgt, wschl. met iets anders; ik heb hier n.l. een charmante uitgave van Jane Austen's Pride and Prejudice, met alleraardigste plaatjes van Vera Willoughby; ik heb het Mayer aangeboden, maar als hij het niet hebben wil, stuur ik het jou ook maar. Als je het zelf niet houden wilt, is het altijd (het is geheel ‘ongewijzigd’) een prachtding voor een cadeau. Vooral met het oog op het verhuizen, wil ik hier zooveel mogelijk opruimen. Wat de boeken betreft die je nu hebt, ik wil volstrekt niet dat je er te veel voor geeft; als ik ze aan een boekhandelaar verkocht had, had ik er zoo goed als niets voor gekregen. Als je me fl. 10.- geeft voor de 4 dln. Shelley en Keats (fl. 2.50 per gebonden deel; eigenlijk zijn het vijf boeken, want de Shelley = 3 dln. in 2 banden) en fl. 3. voor de Byron lijkt het mij best; dan fl. 2.50 of fl. 2. voor Maupin, en de Emaux als premie? Ik zeg je niet dat ik deze prijzen hèbben wil; liefst zou ik je alles cadeau geven - maar ik geef ze je op ‘ter oriënteering’, en je betaalt Mayer (of mij, als ik bij hem schoon sta) wanneer het je schikt, zooals afgesproken werd. Later meer. Ik smelt in deze warmte, en zoonet heb ik eindelijk die hypotheek onderteekend. Wij gaan Donderdag of Vrijdag van hier weg, naar de Ardennen; ik stuur je ons adres zoodra we er weer een hebben, naar Eibergen dus, na de 15e. - Doe mijn hartelijke groeten aan Truida, en die van Bep, en natuurlijk idem en idem voor jou; en de hand van je E. Jan van Nijlen schijnt je erg graag te zien, sprak althans met veel hartelijkheid over je, en op bezadigde toon over het toch niet bij elkaar hooren van ons beiden met Maurice. ‘De Vlamingen zijn anders’. Paul van Ostaijen was misschien de eenige, die er wèl heelemaal bij gehoord had, en dan nog: dat had weer andere moeilijkheden opgeleverd. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 13 juli 1932 Rotterdam, 13 Juli '32 Beste Eddy Met je conclusie betreffende Maurice ben ik het volkomen eens. Op een gegeven oogenblik zal het niet meer mogelijk zijn, de compromis-toestand te bestendigen en dan zal er op een of andere manier ‘mot komen’, waarschijnlijk met een glimlachenden pastoor of een grijnzenden flamingant op den achtergrond. De eenige reden, die er mij eigenlijk van afhield, nu al heftig op mijn stuk te staan, was, dat Maurice zoo'n volmaakt hulpelooze indruk maakte bij zijn kakkerlakkensprongen tusschen het ventisme en het katholicisme-flamingantisme. Misschien voorloopig een sentimentaliteit dus. Maar aan den anderen kant voel ik toch ook, dat hij nog probeert ‘bij te blijven’, al vrees ik met jou, dat hij binnen jaar en dag de vlaamsche Donker zal geworden zijn. Die argumentatie over het fondsje, waarvan Vermeylen het spaarbankboekje schijnt te hebben, was ridicuul, omdat hij het als bijzaak voorstelde, terwijl hier nu juist het aapje uit het mouwtje kwam. Ik zou me zoo'n argument best als geldig kunnen voorstellen, maar dan ook direct, met humor geplaatst, als belachelijke hoofdzaak in het rijk der zotheid; in dezen vorm was het armetierig en een pleidooi tegen Vermeylen en die vlaamsche kliek om hem heen. Enfin, wie katholiek is, moet rare sprongen maken, als hij ook nog een fatsoenlijk mensch wil zijn en per slot van rekening was het Zondag, vlak na de mis. De geloovige (in kerksche beteekenis) is een zielig individu; en Vlaanderen is voor deze soort menschen blijkbaar nog een extra-kerk, waarin van tijd tot tijd een klein dienstje moet worden verricht. Het bedenkelijke in Maurice is, lijkt mij, zijn ontegenzeggelijk bestaande subtiliteit, die hoe langer hoe meer los gaat staan van zijn geheele individualiteit, dus: litteratuur zal worden, zooals alles, wat los raakt van den geheelen mensch. Men zal, juist als bij Donker, zich nog een tijdlang op zijn subtiliteit (die overigens veel beter is dan die van Donker!) blind staren, en hem daardoor nog meer tot Vlaamsch meester-prijzen-letterkundige maken, zonder te zien, dat hij langzamerhand officieel is geworden. Hoe verleidelijk schijnt toch die officieele waardeering te zijn! Een ‘algemeen geacht schrijver’ is zelfs voor wezens met behoorlijke begrippen een achterdeurtje, dat altijd open blijft staan. Er is maar één weg, om daaraan te ontkomen: veel lachen. De flauwe kul van Slauerhoff in zijn Open Brief aan de Maatschappij is daarvoor b.v. zeer geschikt! Al beschouw ik die ‘lollige’ toon als een zelfverdediging; iemand, die vaster in zijn schoenen staat, antwoordt met minder moppen. In de practijk ben ik er voor, waar M. een geschikte vent is, het zoolang mogelijk te probeeren. Ik heb hoogst toevallig geen anti katholieke bui, kan zelfs op van Duinkerken onmogelijk meer warm loopen. Ik meen, wat ik zeg, in Man tegen Man: het katholicisme is voor mij curiositeit geworden en ik kan alleen maar huilen van het lachen om zulke ‘gebaren’ als die van Maurice ad maiorem Dei gloriam. Ten overvloede heb ik laatst in het filmjournaal het Eucharistisch Congres gezien... Maar eens komt er, of bij jou of bij mij, natuurlijk iets erg kettersch boven en barst de bom. Ik denk, dat ‘Vlaanderen’ wel steeds bijgelegd zal kunnen worden; maar de rots van Petrus? Pasce oves meas, weid mijne schapen, sprak de Heer tot Maurice; etiam in Foro paganorum! - Toch heb ik geen onprettige nasmaak van de vergadering, omdat wij tenslotte van ons hart geen moordkuil hebben gemaakt en Maurice nog niet ‘bitter’ wordt, als er een hard woord over den paus valt. Quo usque tandem? Zal hij eindigen als van Eeden, opgestopt met crucifixen? Ik stuur binnenkort f 10 of als het kan wat meer naar Henri Mayer; er kwam n.l. een extra-tantième van de school vandaag, en dus zit ik er iets beter voor. In Shelley zat ik al zoo'n beetje te bladeren. Allicht krijg ik er plotseling vat op en maak ik er een artikel van over den dichter. Ik heb hier ook nog een boek van een zekeren Dekker in het afrikaansch over Keats en Shelley en hun invloed in Nederland. Hulle heb baje veul op Kloos geinvloed, geloof ik. Truida komt waarschijnlijk in Sept. in de leeszaal te Schiedam. De invloed van Forum zal daar dan baje stijgen, denk ik. Vrijdag dus ga ik naar Eibergen! Vandaar weer meer. Rukken de Borinage-mannen nog niet naar Gistoux op? hart. gr. voor jullie beiden je Menno Jan v. Nijlen vind ik zoomaar bijzonder sympathiek. Het schijnt dus bij hem te resonneeren. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [15 juli 1932] Gistoux, Vrijdag Beste Menno, Gisteren schreef ik met hevige hoofdpijn en in groote haast (ik moest naar Brussel en wou het stuk nog op tijd bij je hebben in Rotterdam) dat stuk tegen de Mij. Nu bedenk ik, dat het slotstukje er misschien als droog zand bij hangt, eenvoudig omdat ik niet duidelijk heb aangegeven wat ik bedoel met het geklieder over ‘geestelijke hiërarchie’ -n.l. het gezwam van Jacques, die ons van wanbegrip beticht en van 2e rangs-figuren-cultus (wie? Casanova? Stendhal?) Ik ben vandaag begonnen aan het groote ‘rapport’ dat ik in het Januari-nr. wou zetten en kan dat stukje (anders bewerkt, maar mèt het ‘zitvlak’) veel beter daarin gebruiken. Als je dat panopticum dus goed vindt, stuur het dan aan Bouws, maar schrap het slot door, dus laat het eindigen met de onderteekening van Slauerhoff. Of schrijf anders een kaartje aan Bouws, dat hij dat stukje laat vervallen. (Maar leesbaar laten, a.j.b., want ik heb er geen copie van!) Schrijf uit Eibergen wanneer je komen kunt. Wij gaan nu eerst Maandag. Waarheen moeten we je ons adres in de Ardennen laten weten? Beste groeten, je E. Je brief ontving ik, maar er valt niets op de antwoorden, omdat het een antwoord is op de mijne; en we zijn het blijkbaar tot in het kleinste onderdeel eens. - Hier komt Bep. [E.d.P.-d.R.:] L.M., In Maurois' Byron staat een mooi motto voor je Ing. Zieke. ‘He brought back doubts. as solid as acts of faith.’ Hart. gr. je Bep Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 17 juli 1932 Eibergen, 17 Juli '32 Beste Eddy Je panopticum nog juist in R. ontvangen en sofort naar Bouws doorgezonden. Ik ben het er natuurlijk gloeiend mee eens; en het is zeer geslaagd naar den vorm ook. Alleen: laat ook het slot staan, om mij een plezier te doen! Het is volkomen begrijpelijk en eventueel kun je er Bloem nog wel bij vermelden. Toevallig stuurde een onbekende hand mij ingesloten knipsel uit de Prov. Groninger Courant, waaruit nog eens blijkt, hoe slecht de burgerman zulk soort bedankjes verkroppen kan; overigens een voorbeeld van walgelijke geesteloosheid. Daarom is de passage over het zitvlak zeer goed; ik had uitsluitend deze bedenking (diplomatie!), dat Anthonie Donker in den laatsten tijd door ons te veel wordt genoemd, zoodat hij toevalligerwijze de eenige van zijn soort schijnt. Kun je niet een ander exemplaar vinden? - Als je dus toch het slot wilt weglaten, bericht dan zelf Bouws nog even. Ik vind het te aardig. Deze brief zal je wel uit Gistoux worden opgezonden naar de Ardennen. Mijn plannen zijn nu als volgt. Ant kan helaas niet mee, want zij heeft al een oudere afspraak, om met haar vader op reis te gaan. Nu heb ik half en half met Wim afgesproken, om op reis te gaan, maar wij hebben beide weinig geld. Vind jullie het nu geen goed idee, als wij beiden een week in de Ardennen komen? Dat zou dan waarschijnlijk zijn tusschen 28 Juli en 4 Augustus, als jullie dan ‘op orde’ zijn. Schrijf spoedig, hoe je dat plan bevalt. Ik zit nu tot Woensdag 20 Juli in Eibergen en daarna bij Ant [dit ook voor mijn adres!]. Van Zutfen kan ik dan regelrecht naar België gaan. Mag ik nu even mevrouw hebben? Het citaat uit Byron is uitstekend en slaat precies op mijn bedoelingen. Is het van Byron zelf of van Maurois? Ik wil het graag gebruiken, maar zou me daarbij willen voorstellen, in welk verband het staat. Ik ben toevallig in de Pensées van Pascal gevallen en weer eens enthousiast. Ken jullie die man eigenlijk ten voeten uit? Ik niet. Het is werkelijk enorm door directheid en intelligentie. In 34 ± 36 staat alles, wat wij schuchter in Forum poneeren tegenover de aestheten en specialisten. En dit is van ± 1650! Er zijn toch eenige wezens, die elkaar over afgronden de hand reiken en waarvoor ‘tijd’ weinig ter zake doet. Dit versterkt mij in mijn meening, dat ‘intelligentie’ iets omschrijfbaars is, althans sedert de Renaissance als term aan een behoefte van een zekere slag van menschen beantwoordt. Ik zie althans steeds meer van die eilanden: Pascal, Montaigne, Stendhal, Multatuli, Nietzsche, Dostojewski. Ik schreef uit Pascal een citaat over, bestemd voor zijn mede apologeet v. Duinkerken (wat een verschil!!): ‘Ceux qui font les antithèses en forçant les mots sont comme ceux qui font de fausses fenêtres pour la symétrie: leur règle n'est pas de parler juste, mais de faire des figures justes.’ Jane Austen is mooi, de plaatjes zijn ‘beeldig’. Dit slaat voorloopig alleen nog op het uiterlijke, ik las er nog niet in hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Melreux, [21 juli 1932] Melreux, Donderdag, 21 Juli Beste Menno, Het is hier een ontgoochelend gedoe met dure en zeer beroerde hotels, met een allerakeligst Hollandico-Belze-publiek van miniem karakter, of liever met die vette karakterloosheid die deze ‘reizigers’ nòg karakteriseert - enfin, wij hebben niets dan pech gehad in onze pogingen om iets behoorlijks te vinden. Kom niet voordat wij iets goeds hebben. Daar Bep's vader van vandaag tot Zondag hier komt, hebben we gisteravond met wrevel besloten tot een vrij goed hotelletje in Hotton (het plaatsje zelf is, vooral 's avonds, nogal sinister); maar zoodra hij weg is, dus bv. Maandagmorgen, gaan we weer op zoek. Wschl. gaan we dan probeeren in Nassogne, dat heel lief moet zijn, en buiten deze al te vermaarde regionen van Melreux-Laroche ligt; valt het ook dààr niet mee, dan gaan we misschien naar Bouillon. In ieder geval zal ik je dus Maandag, uiterlijk Dinsdag telegrafeeren; daar ik vermoed dat je tot 28 dezer bij Ant zit, daarheen. Het idee om Wim mee te nemen lijkt ons beiden prachtig; maar kàn je eventueel iets later komen, bv. tegen 1 Augustus? (en dan ook langer blijven). Dit met het oog op onze ‘installatie’ en om jullie werkelijk iets behoorlijks aan te bieden - anders wordt het zoo'n jachten. In mijn telegram, dat jij dus den 25en of 26en ontvangt, zal ik meteen zetten hoe het er is, dus ik telegrafeer ons adres (dan kan je meteen terugtelegrafeeren) en daarachter: opperbest, bevredigend of matig, of zooiets; in het eerste geval beteekent het dat je direct kunt komen (ik telegrafeer dan ook de route erbij, als dat noodig is), anders: dat je beter kunt wachten tot we iets anders hebben. Als je den 28en weg moèt, is er geen tijd meer voor correspondentie en moet alles per telegram. Het is natuurlijk ook mogelijk dat we Maandag zóó schrikken van Nassogne, dat we meteen iets anders zoeken en per ongeluk vinden: ook dàt wordt je dan per telegram geopenbaard. Maar telegrafeer of schrijf direct terug zoodra je ons nieuwe adres hebt, anders verliezen we contact. Met hartelijke groeten, ook voor Ant, en van Bep, je E. Ik lees Nietzsche, maar heb er voorloopig het Fransch nog naast; misschien is dit Duitsch op zichzelf niet ‘moeilijker’ dan dat van Kleist, maar al die ideeën brengen een ander vocabulaire met zich mee dan dat van een zoo zuiver verteller. - Ik schreef Bouws nogmaals over het panopticum. Het slotstuk zal ik misschien laten staan; anders vervangen door iets anders, als antwoord op die grapjas van Groningen (Bep denkt dat het de een of andere Herman Poort is). Maar met al dit gescharrel heb ik voor Bouws ook geen vast adres en moet hij alles maar naar Gistoux zenden, dat door mij telegraphisch wordt ‘bij’gehouden! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Spa, [23 juli 1932] Spa, Zaterdagavond. B.M. Ziehier! - Wij zijn niet meer nr Nassogne gegaan, we waren ziek van dat landschap. We zitten nu in Spa, in het hotel Z.O.Z. Je moet tot Luik gaan, misschien is er zelfs wel een directe trein tot Spa. Het hotel is erg aardig, en kost met pensionprijs mee 50 frs (= ± fl. 3.50 per dag). Telegrafeer dus wanneer je komt; wij zitten hier zeker wel een week. Je kan komen wanneer je maar wilt. Hart. groeten, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Spa, [2 augustus 1932] [voorgedrukt op prentbriefkaart: Spa est bien triste sans vous!] Eddy Origineel: particuliere collectie E. du Perron aan Menno ter Braak Spa, [5 augustus 1932] Spa, Vrijdagmorgen. Beste Menno, Dank voor de photo van de ‘juffrouwen’. Wij kregen verder nog een prachtige kaart, van zijde met paarse letters bestikt, zijnde een felicitatie met ons huwelijk van... Truida en Vic. Waar is Truida op het oogenblik? Wij zonden haar gisteren een toepasselijke kaart terug en adresseerden die op de bonnefooi naar Rotterdam. Maar uit vrees dat het ding haar naar Eibergen zou worden doorgestuurd, schreef ik er alleen maar op: ‘doorgeven aan andere belangstellenden’ – waarbij eigenlijk le seul Vic bedoeld werd. Je moeder zou nu kunnen denken dat de briefkaart op dit ‘koppel’ (Bep en Edje) slaat, en dat zij en jij die belangstellenden kunnen zijn. Niets is minder waar; dus neem er nota van! Gelijk hiermee zend ik je het domste boek van de wereld. Je hebt er géén idee van! ik zweer het je; en je hebt nog nooit zooiets doms gelezen! Ik legde er gisteren 22 frs. 50 voor neer, maar schreef vanmorgen dan ook het panopticum-stukje dat hierbij gaat. Het verhaal van den jongen auteur die het voorbeeld van den ouderen auteur volgde en toen zooveel dikke boeken schreef, heb ik ook voor het panoptikum klaargemaakt en aan Bouws gestuurd. Stuur jij hem dit door, en schrijf mij hoe je het vindt; maar niet dan na ook het boek te hebben ingekeken. Vind je het verder ook geen fraaie tegenzang voor jouw Mussolini-stuk? Ik las met veel plezier het mij nog onbekende stukje over die professoren. Ik veronderstel dat je mijn stukje tegen de Mij, met de toegevoegde regelen en voetnoot, ook wel met instemming zult hebben teruggezien. En ook het panoptikum van Hendrik de Vries ‘deed’ het uitstekend. Ik kreeg vandaag uit Gistoux het 2e deel van Nietzsche, dat met Menschliches... begint, en keek het even in; het lijkt mij al onvergelijkelijk veel boeiender en persoonlijker dan al het vorige wat ik nu las (Strauss inbegrepen). Schopenhauer stel ik dan ook maar uit tot later. O ja, antwoord mij hierop: wanneer is toch die lezing van Bouws over het Démasqué? Ik snak ernaar dat te hooren; en kan in Spa misschien ook nogwel een radio veroveren. Vanavond gaan wij naar La Perichole, operette van Offenbach, wschl. naar Mérimée. Dezelfde Périchole, zangeres van Lima, werd ook door Thornton Wilder gegapt voor zijn Bridge of San Luis Rey. (Ken je eigenlijk dat ‘keurige’ boek?) Ik hoop spoedig dat groote artikel voor Januari af te doen. Beroerd alleen dat ik zoo'n wak moet openlaten voor de in dit najaar te verschijnen meesterwerken. Ik voel mij hier in Spa soms ook vreemd ‘opgehangen’; er is niet de minste logische verantwoording voor ons hier-zijn. Gisteren gingen we naar Verviers (5 kwartier met de tram en ± 1 uur met de autobus terug), dààr stapten wij in een bioscoop, waar wij een detective-film zagen (boeiend maar slecht) èn een uitvoerige klucht van Sacha Guitry (ook boeiend maar zeker even slecht); toen wij weer buitenkwamen wisten we heelemaal niet meer in welk oord wij waren: er was ook een onwezenlijk zonlicht over een provinciaal pleintje, door een ellendige serie van regenbuitjes. Heb jij beter weer in Eibergen? Schrijf wat je er doet. Wij hebben beiden het gevoel dat we je wel erg ondankbaar en agressief bejegend hebben, toen we spraken over dat toekomstige boek van je, dat nogwel aan ons opgedragen zal zijn! Maar de kwestie komt hierop neer, dat je je hoe langer hoe meer een paradoxale, boutade-achtige manier van praten hebt aangewend, (wschl. ook door de menschen waaraan je gedwongen blijft je te ergeren), die eigenlijk in geen enkele verhouding staat tot de genuanceerde intelligentie waarmee je schrijft. En wij hebben dan het gevoel of we ook een beetje ‘publiek’ voor je geworden zijn, al is er nogwel een verschil in reactie, tusschen Bep en mij. (Zij legt misschien het accent op de leeraarstoon - niet in de beteekenis van leeraar-H.B.S.! - ik op het ongenuanceerde.) Als wij je lezen, is het, voor Bep meestal, voor mij vrijwel altijd, direct iets anders. Enfin, après tout was het geen geringe zaak om tot dit schema te zijn gekomen, dank zij het onderscheidingsvermogen ook van Wim: Nietzsche Casimir sympathieke bordeelhouder Ik zeg: ook van Wim, omdat de vertikale lijn van hem is, maar de vakjes die deze lijn scheiden, weer van mij! - Hoe was jullie terugreis? en heeft Wim zijn ergernis over het niet naar de ‘groote’ speelzaal gaan nog verteerd? Schrijf ook nog of mijn 2e stuk over Coster nog steeds den goeden indruk van nr. 1 in je huisgezin bevestigt, dan wel of ik het hiermee weer verkorven heb. En doe onze hartelijke groeten (ja, ook die van mij) aan je moeder, je vader, en Truida, als zij daar is. Een hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 6 augustus 1932 Eibergen, 6 Aug. '32 Beste Eddy Dank voor je brief en het sublieme panopticum, één van de meest flitsende korte stukken, die ik van je gelezen heb. Het boek zelf is er nog niet, maar ik verwacht er heel veel van, na dit apéritief. Ik zend het stuk door aan Bouws, en zal er bij schrijven, dat het, zoo mogelijk, met Mussolini moet geconfronteerd worden. Van hem ontving ik ook het schrijversloopbaan-verhaal, dat aardig geworden is. Ik zelf plengde heden een panopticum (je ziet, het is weer Forum-barenstijd), geheeten Het linksgerichte Collectief, waarin ik eindelijk Miss Univers goed kon benutten. Je zult het wel van Bouws ter keuring ontvangen. Ik zit hier, voorloopig alleen met de oudelui, hard te werken aan Dumay. Hij moet nu af, is al over de 200 pagina's. Als er geen tegenstroomen komen, kan ik ± 20 Aug. klaar zijn. Maar ik werk momenteel werkelijk stug, doe haast niets anders. Ik las intusschen nog Een Vuistslag, waarover ik mijn voorloopige meening aan Constant schreef; ik maakte daarvan voor het gemak een doorslag, die Bouws je ook zal opzenden. Als ik me nu niet weer vergis in een getypt manuscript (dat mij schijnt te beïnvloeden ten gunste van de auteur, misschien omdat het er zoo netjes uitziet), dan is het hier en daar zeker ‘bon genre’. De inzet is bij v.W. altijd zoo gering, ook hier; maar vergelijk het ding bij welke succes-roman je maar wilt, en de qualiteiten stijgen tot meesterlijkheden. Maandag stuur ik het ms. aangeteekend naar Spa; geef daar dus vooral je adres, als je onverwachts mocht vertrekken. De kaart voor Truida kwam hier inderdaad aan. Het is maar goed, dat je de naam Vic er niet op vermeld hebt, want mijn moeder is zeer ongerust over deze heer. Zij heeft er zoo eenigszins de lucht van gekregen en ruikt intuitief gevaar, denk ik. Momenteel is Truida bij een dominee in Dordrecht; dat is andere kost. Ik las Forum met pleizier. Coster houdt het bijzonder goed! De familie hier is nu zoover, dat zij Coster voor een domme man houdt... ‘maar hij heeft het toch beslist wel eerlijk gemeend, is geen leugenaar’. De citaten zijn vooral moordend voor menschen, die Thomas-naturen hebben. - Alleen het vers van Bourbon beviel mij bij herlezing verbazend slecht! Wat een vervelend broekje eigenlijk. Janus Bifrons is toch wel goed. Het Verboden Rijk moest nu maar eens uit zijn! - Wanneer Bouws over het Démasque leest, weet ik nog altijd niet; ik las wel de tekst van zijn rede, maar hij vergat de datum te schrijven. De rede is goed als samenvatting, maar het is dan ook letterlijk samen-gevat. (Dit te schrappen bij publicatie der brieven door de wed. Bouws). Alleen de inleiding is erg aardig van toon. Over de ‘leeraarstoon’ heb ik ook nagedacht. Ik weet niet precies, wat Bep bedoelt; maar waarschijnlijk, als die toon bestaat, is de biologische afleiding van mijn milieu wel juist. Er komt bij: ik heb een tegenzin in genuanceerd praten over een boek, dat ik nog maar in groote trekken in mijn hoofd heb, waarvan ik de nuances expres nog wat wil laten zwemmen, om ze frisch te houden, om voor mezelf verrassingen te laten bestaan. De groote lijn is altijd grof, ook in dezen. Maar een boek à la Wyndham Lewis zal het zeker niet worden; ik ben het geheel met Bep eens over wat zij in de N.R.Ct. op deze schrijfmanier aanmerkt. (een goed stuk, zij het slecht leesbaar door de zetterij!). Ik las ook haar Opschorting, waar ik mijn oordeel niet over klaar heb. Er is iets in, dat mij, ondanks de intelligente schrijfmanier, niet heelemaal bevalt, maar ik kan nog niet vinden wat precies. Misschien is het wel de enscënering van den krabbelende bankier, die me iets te geforceerd aandoet. De analyse is volkomen raak, maar die ‘bankroetier’ ligt me nog niet (Het cursieve eerste stuk is misschien te veel ‘opstel’). Moet ik er nog aan toevoegen: als redacteur ben ik voor plaatsing? Natuurlijk, daarom gaat het niet. Ik ga nu maar weer aan den slag. Schrijf spoedig terug en laat vooral tijdig ev. adresverandering weten. De dagen in Spa behooren, inbegrepen de Salon des petits Jeux, tot de zeer prettige herinneringen! hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 9 augustus 1932 Eibergen, 9 Aug. '32 Hooggeschatte jongelui (dit om eens een staaltje van den leeraarstoon te geven). Zeer bedankt voor het boek van Doumer en de fraaie briefkaart, die mij met weemoedige herinneringen vervulde, aan jullie, aan de bloemen van Beau Séjour, aan den melancholieken kellner zelfs (doe hem mijn groeten, laat hij morgen 5 franken op rood zetten, dan zal hij winnen). Het boek van den president is al eenige dagen mijn dagelijksch brood; het heeft het probleem van den burger weer in ontstellende volheid bij mij wakker geroepen. Iedere dag ontdek ik nieuwe heerlijkheden; je hebt gelijk, completer heeft zich deze mentaliteit zelden geuit! Geen schijn zelfs van twijfel, of weekheid in de definities, gesloten als systeem, prachtig voor die zonen! Zou pa dit zelf geloofd hebben; of hoe lang heeft zijn hypocrisie werk gehad om weer geheel eerlijk te worden? Ik zond je, behalve een brief, het manuscript van Constant, een kolossaal pak. Schrijf me gauw je meening daarover. - Vlijtig bewerk ik intusschen de lotgevallen van den docent Dumay, die thans tenminste zijn ondergang vrij onder de oogen ziet. Deze laatste episodes brengen mij in de herinnering telkens weer zoozeer naar dat rare stuk van mijn leven terug, dat ik er soms half misselijk van word. Voor den goeden verstaander is het een uitkleedpartij van mezelf zonder weerga. Ik hoop, dat het goed wordt; in ieder geval wordt het met ‘roode inkt’ geschreven. Maar de omvang dijt steeds uit, hoewel ik zoo geserreerd mogelijk tracht te zijn. Ik ben nu al aan pag. 213 bezig, terwijl Hampton Court er in ditzelfde formaat 176 telde. Het zal, schat ik, tusschen 240 en 250 pag. worden. Inliggend een verslag van een begrafenis, dat je (bij uitzondering!) mag vermaken. Wat men aan het graf van Is. bij elkaar gebrald heeft, mag er zijn, zou ik zoo zeggen. Als het niet ‘de laatste eer’ was, zou ik er een panopticum over gebrouwen hebben. Vanmiddag heb ik me eindelijk eens losgerukt van Dumay en verrukkelijk gezwommen in de molenkolk alhier. Gevolg: slaperigheid en een zekere voorliefde voor Pride and Prejudice, waar ik nog maar niet in kan komen. Zooeven komt ook je panopticum over Ludwig, dat ik linea recta aan Bouws doorzend. Het is heel grappig en heeft me bijzonder vermaakt; maar dat over Doumer is beter, zooals waarschijnlijk Doumer ook weer een stuk dommer is dan Ludwig. Ik geloof, dat ik nu ook weet, wat mij aan het stuk van Bep eenigszins opzettelijk voorkwam: het is een als novelle gearrangeerd essay. Nu ik dit voor mezelf weet, vind ik het een uiterst gering bezwaar. Constant schreef mij vandaag over mijn oordeel over E.V. Het blijkt, dat hij de gedeelten, die ik als overbodig aangaf, later heeft ingelascht; hij wil ze ook schrappen. hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Spa, [9 augustus 1932] Spa, 9 Aug. Beste Menno, Ik las Bouw's pleidooi, maar de goede man zwamt een beetje, zooals ik hem overtuigend meen te hebben aangetoond. Hij schrijft: ‘met deze Coster (27 blzn) en de 18 blzn. van Slau, en Menno over Ludwig, blijft mij niets over’. Hieronder copie van het lijstje dat ik hem zond, bijwijze van ‘mogelijkheid’: Coster III 27 blzn. Slauerhoff laatste stuk 18 blzn. Menno over Ludwig 4 blzn. (zeker niet meer!) Kort verhaal (Bep of Vestdijk, Louis XIII) 5 blzn. Twee sonnetten van Jan v. Nijlen 2 blzn. Gedicht van Van Geuns bv. 2 blzn. Eén of 2 gedichten van Vestdijk bv. 2 blzn. Panopticum 4 blzn. ----- 64 blzn. Lijkt jou dat geen prachtnummer? Dat meneer Brulez moet wachten, kan me daarnaast een zorg wezen, dat doet men wel meer in tijdschriften. Brulez komt dan in October en Blijstra in November, dat is heusch nog vroeg genoeg - en als er een te groote opstopping is van copy, slaan we na Slau eens een nr. over met de vervolgroman, dat is voor de lezers ook wel eens plezierig. - Als Coster III gesplitst moet worden, bederft B. niet alleen mijn effect, maar houdt hij natuurlijk een Coster-stuk over voor Januari, wat absurd zou zijn en zelfs onmogelijk, met het oog op mijn samenvattend artikel over poëzie, proza, enz. En om de verdere stukjes ook allemaal te splitsen, en telkens de beenen van een vorig tegelijk met de romp van een volgend te moeten plaatsen, verdraai ik absoluut. Ik las je waardeerend stuk over Van Wessem en ben zéér benieuwd naar die roman. - Heb je papa Doumer nu ook al? En mijn stukje over de thee bij Ludwig? Graag je opinie over allebei! Ik ben ook erg benieuwd naar je panopt. over het ‘linksgerichte’. Misschien hapert er inderdaad nog iets aan Bep's verhaal, maar het is een ‘eerste proeve’. Zij heeft iets anders in het hoofd, dat mij toeschijnt veel beter te kunnen worden. In ieder geval vind ik Opschorting ook zeer plaatsbaar; of moet ik mij van stemming onthouden? Jouw bezwaar tegen den schrijvenden bankier kan ik niet deelen, et pour cause! ik ‘suggereerde’ dat, omdat als monologue intérieur 's mans vocabulaire mij zoo ‘precies’ en ‘hoog’ leek! Ik ben confuus van het succes dat mijn Coster in je familiekring heeft. Ja, ‘eerlijk gemeend’ zal hij het wel hebben! Het is een ‘eerlijk gemeende’ zwendel geweest, dank zij nòg dommeren, die er jaren lang nòg harder in gezwijmeld hebben. Wij gaan ± 16 dezer van hier naar Parijs. Houd je daar rekening mee? Tegen 27 Aug. zijn we weer in Gistoux, dus in den tusschentijd - òf naar P., als ik je een adres kan opgeven, òf naar Gistoux schrijven. Bouws' lezing viel me ook erg mee. (Ik mag niet zeggen dat ik er ièts mee te maken heb!) Ik won nog 22 frs. in de salle des tout petits jeux. Dien avond met jou verloor ik er 32. Het tafeltje is me dus nog 10 frs. schuldig (dat vechten we nog wel uit). Hartelijke groeten, ook van Bep, je E. Ik schreef nog een kort panopticumpje tegen Colmjon en Verbraeck, met dat kwatrijntje tot slot. Het moet pas in December erin; tegen Sinterklaas, zegt Bep. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Spa, [13 augustus 1932] Spa, 13 Aug. (Zaterdag). Beste Menno, Ik las Een Vuistslag, en vind het een langdradige historie, met herhalingen uit Charleston (Spel der nymphen is een zwakke copie van Verzoening der Dieren; Paula is een verbleekte Celly), met vulsel dat niets met het eig. verhaal te maken heeft en op zichzelf dood is [dat is het erge - anders was het mij best!]; en het eig. verhaal tusschen John en Jacques, met wat geflutter van Leopoldine erdoor, is ook maar matig aardig, maar heeft een nogal goed ‘grondidee’ (ofschoon dan nog ietwat gegapt van Het Pistoolschot van Poesjkin); het zou in ieder geval zeer behoorlijk kunnen zijn als het werd samengetrokken tot een novelle van een bladzij of 40. Alle Otto's, Anka's en Arnolds (een mislukte copie van Van Haaften! - ik weet trouwens niet eens meer of de man Arnold heet, ik bedoel: de initiateur van Jacques) moeten m.i. radicaal er uit. Ik ben alleen vóór opname van de goede stukken in Forum; zeer tégen opname van alles. (We hebben Dumay ook nog, en misschien Marsman's roman.) - Ik heb Van Wessem duidelijk, en met nog veel meer details dan hier, geschreven wat ik ervan dacht. Het ms. stuur ik vandaag terug naar Bouws. Wil jij Bouws deze brief doorzenden ter kennisname? Ik heb geen doorslag en ben moe van dit 2 × opschrijven al. Wil Van W. zelf een keuze doen, dan is het best; anders moeten we de zaak op een redactievergadering beslissen, als Maurice de tekst ook heeft doorgekeken. Het boek is voor mij een erge teleurstelling geweest: een overbelaste, eig. vervelende historie, niet te vergelijken met Charleston. Het spijt me voor Van Wessem; ik hoop dat jouw enthousiasme hem troost geeft voor wat mijn meening aan onaangenaams voor hem hebben kan! Maar het was beter dat ik het hem precies zei. Ik ben zéér benieuwd naar Dumay. Als dit niet het meesterwerk wordt van ‘ons soort’, zal ik me zeer ontmoedigd voelen. - Maar we gaan 17 dezer van hier. Stuur het ms. dus naar Gistoux tegen 27 Aug., als het dan klaar is. Willink en Wilma zijn hier. Ik ontmoette ze gisteren geheel toevallig. Het is erg gezellig met hen; straks komen Jan en Atie ook nog (voor één nacht). Dan 2 ‘feestdagen’ nog en dan weg. De kellner heeft met 5 franken op rood géén sjans gehad. Ik gaf hem die 5 frs., omdat hij met klagelijke stem kwam vertellen dat hij dien dag jarig was. Heb je mijn klacht per briefkaart ook ontvangen? Die ging een post later van hier - ‘voor het effect’. Nu, later meer. Hart. groeten, ook van Bep, en leve Dumay! wil ik nu al roepen. Een hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 14 augustus 1932 Eibergen, 14 Aug. '32 Beste Eddy, Je oordeel over Een Vuistslag verbaast mij in zooverre, dat je het toch achterstelt bij Lessen in Charleston. De ‘grondidee’ beviel mij werkelijk oneindig beter, en het epigonisme van Poesjkin heeft mij eigenlijk niet gehinderd. Overigens heb je zeker gelijk, wat de rommel van de bijfiguren betreft; die Arnold (in het licht v. van Haaften had ik hem nog niet eens gezien, zoo schematisch is hij) en Otto etc. zijn nogal erg. Voor de rest: ik overschat blijkbaar zulk werk geregeld, dat neem ik dadelijk aan, omdat ik de oorzaak bij mezelf langzamerhand kan constateeren. Ik merk n.l. (wat ik je ook al schreef) eerst het gebrek aan inzet en ben dan bij voorbaat ietwat ontnuchterd; dan lees ik door en begin plotseling blij te worden, als er tenminste geen zoetigheden, bêtises, oerwoudverheerlijkingen e.d. volgen, word zelfs te blij als er, zooals bij van Wessem vooral in de eerste hoofdstukken, zeer goed geschreven gedeelten staan. Mijn waardeering krijgt daardoor een negatief karakter, gericht tegen het genus Donker c.s. - Met dat al denk ik toch gunstiger over deze Vuistslag als jij, hetgeen eigenlijk het best geformuleerd wordt door mijn geringe waardeering van Charleston. - Misschien is het het beste, dat we in de volgende maanden de beste hoofdstukken in Forum zetten; ik zal je brief aan Bouws doorsturen en hem om practisch advies vragen. Je verwachtingen omtrent Dumay worden voor mij nu extra ‘bezwarend’, omdat ik nu den Vuistslag ‘goed moet maken’ bij je. Ik kan er natuurlijk (en vooral in dit stadium van er midden in zitten) niets van zeggen; soms denk ik H.C. met meters geslagen te hebben, dan weer twijfel ik aan alles en houd ik me alleen maar schrijvend door er aan te denken, dat ik onder de laatste hoofdstukken van H.C. dezelfde schommelingen doormaakte. Eén ding kan ik wel zeggen: de inzet is meer dan bij v.W., ik verlies er wat aan, als je oordeel negatief is, en ik win veel, als je er iets in kunt zien. Ik heb sedert Spa over de 40 pagina's geschreven en nader nu werkelijk het eind; dus tegen 27 Aug. zal ik je het manuscript wel kunnen zenden. Deze week hoop ik de laatste bladzijden te kunnen schrijven. - Vonnis den heer Dumay, docent in de oude talen en romantisch scharrelaar, zoo streng mogelijk, geef hem in ieder opzicht het volle pond! Laat me spoedig je adres in Parijs weten! - Ik blijf deze week nog hier, ga dan een paar dagen weg, naar Amsterdam en Zutfen. 24 Aug. ben ik dan weer, met Ant waarschijnlijk, in Eibergen. Groet Bep hartelijk van mij; naar haar vonnis zal ik niet minder gespannen uitzien. Een hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Garches, [20 augustus 1932] Garches, Zaterdag. Beste Menno, Dit uit een allerliefst plaatsje bij Parijs, maar het is het derde dat we afzoeken in deze smoorhitte. We doen niets dan limonade drinken, eten is bijzaak, zweeten gebeurt zonder één seconde oponthoud: iedere drie minuten een natte zakdoek. We hebben van allerlei gezien, maar nog niets geschikts gevonden; en het leven wordt echt duur. Vandaag hebben we een gesplitste campagne; Bep in Suresnes, ik hier; rendez-vous tegen avondval in Le Val d'Or! (mooie naam, hè?) Hierbij een brief van Van Wessem die mij met walging vervult. Als ik deed wat ‘mijn hart mij ingaf’, schreef ik hierop: ‘Je bent een verdomde ouwehoer en loop verder naar de pomp’. Maar ik bedenk dat het in menig opzicht een brave kerel is en ik antwoord dus maar heelemaal niet. Zijn brief mag je na lezing verscheuren. Wat zijn roman betreft, ik blijf bij mijn idee: alleen de strict-noodige fragmenten voor het verhaal Jacques - John (dit door ons uit te maken: jij, Maurice en ik); anders ben ik tegen. Schiet je op met Dumay? Stuur je het ms. dan naar Gistoux? Ik ben er zeker den 27en, en kan mij er dan heerlijk aan wijden. Hartelijke groeten, en neem dit krabbeltje voor lief. je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Zutphen, 25 augustus 1932 Zutfen, 25 Aug. '32 Beste Eddy Het was me een waar feest, na zooveel dagen zwijgens weer iets van jullie te hooren; ik begon me al eenigszins ongerust te maken. Ik hoop, dat als je dit episteltje krijgt, de huiszoekerij geslaagd zal zijn! Inmiddels maakte ik Dumay af en gisteren zond ik het manuscript aangeteekend naar Gistoux. Het zijn 253 pag. geworden; het laatste hoofdstuk vloog eruit en komt mezelf voor, het beste te zijn. Overigens heb ik nog geen afstand kunnen krijgen. Volgens Ant is het veel beter dan Hampton Court; ik zelf kan wel zien, dat het minder ‘kaal’ is, maar voor de rest wacht ik eerst af, tot er tijd tusschen schrijven en overlezen is gekomen. Jullie zult wel zoo spoedig mogelijk over je indrukken berichten, denk ik? Ik ben er erg benieuwd naar; als ik weet, wat Ant, jij, Bep en Wim ervan zeggen, heb ik zoo voor mijn eigen gevoel wel in de gaten, wat het ding ‘is’. Nu zit ik een beetje uit te blazen in Zutfen; heb nog even de Rembrandt-tentoonstelling gezien, maar wensch tot het begin van de school (6 Sept.) voorshands niets meer te doen. Gisteren kreeg ik de proeven van het Démasqué, ook je voorrede. Heb jij ook een proef daarvan ontvangen? Ik veranderde in mijn text zoo één en ander, niet bijzonder veel, maar het geheel beviel me nog wel. Niet overal, er zijn te ‘geleerde’ plekken in, die er niet uit kunnen, zonder de conceptie van het geheel te verstoren. Ik wacht nu eerst op een levensteeken uit Gistoux. Schrijf tot 3 Sept. nog maar naar Eibergen. Wij gaan er morgen weer heen. hart. gr. voor jullie beiden je Menno De brief van v. Wessem heeft inderdaad een raar luchtje; het uitspelen van mij tegen jou is ook slecht gekozen, en de ‘tegenaanval’ op Coster is belachelijk! Het verbaast me steeds weer, dat een man, van wien men altijd zulke petieterige dingen merkt, als v.W., een toch niet dom boek kan maken als Een Vuistslag! Overigens moeten we in Sept. snel uitmaken, wat er met dit verhaal gebeuren moet. Allicht, dat wij (M., jij en ik) het uitmaken!... Wil je het ms. van Dumay, als jullie het beiden gelezen hebt, aangeteekend doorzenden aan Bouws? N.B. Ik heb aan de voorrede natuurlijk niets veranderd. Denk daarom ook aan de punten, die er weer ten onrechte in zijn gezaaid! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [27 augustus 1932] Gistoux, Zaterdagavond Beste Menno, We vonden eindelijk een appartement, in Bellevue-Meudon (vlak bij Van Schendel), in een allerliefste laan, geheeten: Rue du 11 Novembre 1918! Vanaf 15 Sept. a.s. is dat ons adres. We zijn nu 3 dagen hier; Dumay kwam vanmorgen, ik lees erin wat ik lezen kan, opdat Bep het overmorgen meenemen kan naar Holland. Daarna schrijf ik je erover. - Ik zond naar Rotterdam 1 ing. ex. van B.G. aan E. voor Truida en liet jou een geb. ex. sturen door Stols uit Maastricht (hij was ditmaal erg karig met zijn auteursexx!) Ook Wim kreeg het beloofde fraais, hoezeer zijn zwijgzaamheid mij ook ‘an evil omen’ lijkt. O ja, zeg: lees Een Bloempje a/h Eind over voor de verhouding Bennie - Lajos; die ‘in een nootenschaal’ die van Andreas - Van Haaften is - met dezelfde ‘overwinning’ van Bennie Andreas aan het eind! - Ik stuur je vandaag, om bij de andere boeken te leggen, een door mij van illustraties voorzien ex. van een boek van Mérimeé, dat ik een van zijn beste vind - wat expres ‘droog’ maar uitstekend geschreven en boeiend qua verhaal; misschien net iets voor je om nog als vacantielectuur te genieten. Nu, spoedig meer. Hartelijk je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [28 augustus 1932] Gistoux, Zondagavond. Beste Menno, Ik heb Dumay verslonden; het is bijna 2 × zoo goed, dunkt me, als H. Court, en vooral: veel meer roman; het is, zou ik zoo zeggen, een ongewoon vlotte, een bijna angstig vlotte (vanuit ons standpunt bekeken) roman, die ook bij het groote publiek een behoorlijk succes zou moeten hebben. [Maar met H.C. heb ik ook al zooiets voorspeld!]. Het is in ieder geval zéér boeiend, en sommige hoofdstukken (ik denk aan het 3e en het laatste) zijn ronduit voortreffelijk. Vele gedeeltes zijn zeer goed. Ik heb maar enkele bezwaren: 1. Die groote vlotheid, zooals ik al zei, maakt me een beetje bang. Het is me iets tè veel ‘roman’; ik krijg nu opeens het gevoel dat je er 5, 6 andere op deze manier zou kunnen schrijven, en weet niet of dit wel een gunstig teeken is. 2. Je ‘photografeert de realiteit’ wat te veel; sommige trekjes zijn te ‘smakelijk’; bv. als Dumay om een taxi op te bellen, zegt: ‘Dumay... de D. van Dirk...’ enz. Die ‘D van Dirk’ is flauwekul; en waarom dat heele zinnetje genoteerd? - Over het algemeen zou ik, vooral in de dialoog, de stijl wat strakker willen; - wat mij zoo hindert in het tooneel: de vlotte flauwekul ‘naar de realiteit’, die noodig is om ‘gelijkend’ te zijn, en die men in een roman juist zoo goed vermijden kan, komt hier véél meer voor dan in H.C.; en in dit eene opzicht alleen zou ik H.C. haast prefereeren. 3. Ik zou met een potlood willen werken om die verdomde puntjes wat te beperken, waar je zóó kwistig mee bent geweest. Dat de menschen soms rustpunten hebben in hun manier van spreken (vooral in emotievolle oogenblikken) begrijpt de (goede) lezer wel; dit is een procédé van akelige schrijvers. Hier en daar is het best; maar jij bent er wel èrg gul mee geweest! In verreweg de meeste gevallen zou een komma volstaan; soms, waar de opening grooter moet zijn, een punt. Ik vind dit typisch een bijbedenking, maar toch verraden zùlke dingen direct iets; en je moet eens opletten wie er met puntjes werken en wie niet. 4. Op één plek heb ik er een zinnetje bijgezet, dat me trouwens uit een verhaal van jou was bijgebleven. Ik vond dat te mooi! Het staat op een blz. waar ik een kruisje bij gezet heb (het is in een gesprek tusschen mevr. Laurens en Dumay) en betreft den ‘Ehrenmann’! 5. Het gesprek tusschen Karin en haar moeder en vooràl de lange denkerij van mama L. vóórdat Karin haar verloving met Dumay komt aankondigen, kunnen volgens mij rijkelijk worden besnoeid. ‘Tante Nel’ lijkt me bv. geheel overbodig. Deze stukken hinderden, onafh. van mij. ook Bep. Meer zou ik vooreerst niet weten te vinden; eig. zijn hierin ook alleen 1-3 van belang. De rest is al detailbespreking. (O ja, ‘in de gang’, en ‘aan den gang’, zegt het woordenboek; jij maakt telkens de vrouwelijke gang mannelijk). - Nog iets. De scène waarin Marie George een klap geeft, vind ik zwak, maakt hier de indruk van onnoodig te zijn; de andere gesprekken daarentegen met George vind ik alleraardigst. Ik zou met je over het heele boek willen spreken, stuk voor stuk zeggen wat ik erg goed vind, wat minder, wat bijna niet. Maar over het geheel is het een knap stuk werk, dat ook psychologisch veel subtieler en belangrijker is dan H. Court, dat lijdt niet den minsten twijfel. Met Een Vuistslag is het niet te vergelijken: het is 2 × zoo vlot en ‘goedgeschreven’, 3 × zoo belangrijk en intelligent. Ik voel er op het oogenblik voor om heusch, alleen maar enkele fragmenten van Van Wessem op te nemen (de John-Jacques-historie) - hoogstens 3 nummers! en dan alles van Dumay. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik voel dat, buiten puur-technische kwesties om, ik maar één bezwaar heb: het boek zou heelemaal van ‘ons’ zijn, als er niet die tòch ‘gezellige’ vlotheid in zat, zooals ‘men’ die in Holland hebben wil, en zooals er nu toch al zóóveel in je boek zit, dat men zich op enkele oogenblikken afvraagt (Bep en ik voelden hetzelfde zonder er elkaar over gesproken te hebben): ‘waarin verschilt dit nu van de Holl. romantraditie?’ Kan je dat bij herlezing er niet wat uitwerken? Wat minder wit tusschen de ‘tekst’; ik bedoel: de alinea's over het algemeen wat laten doorloopen, het den lezer niet zóó gemakkelijk maken...; en hier en daar wat overbodige zinnetjes er uit. Als je, deze manier volgend, van de ± 250 blzn. die het boek nu telt, er tien kon schrappen, zou het karakter van het geheel wschl. al aanmerkelijk ‘soberder’ zijn. Ik schrijf je dit, terwijl het boek nog hier is. Bep gaat er morgen mee naar Holland. Ik heb het zooeven, uiterst geboeid, uitgelezen; misschien leest Bep, die nu omstreeks p. 190 moet zijn (het is 9 uur 's avonds) het vannacht nog uit - anders morgen in den trein. Ze zal je uit Holland erover schrijven. Schrijf mij gauw weer eens een gezellige brief hierheen. Veel hartelijke groeten, en summa summarum, oprecht gefeliciteerd met Dumay; een hand van je E. Dit is nog iets bijzakelijks, maar, gegeven dat je zooveel verschillende gebeurtenissen, met verschillende personages meestal, in één hoofdstuk verwerkt, zou je, inpl. van witte regels, niet gewone cijfertjes zetten, als onderverdeeling van ieder hoofdstuk? Ik dacht ook dat je titels zou geven aan de hoofdstukken, - ‘Dr. Dumay verliest...’ dit of dat. Dat leek me een aardig idee. Zou je dat niet toch nog doen? Die meubelkooperij van Dumay is ook uitstekend! En ook het begin van de mislukking met Karin (tot zij weggaat, na de vaas te hebben gebroken). Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron, E. du Perron-de Roos, en J. Greshoff aan Menno ter Braak Brussel, 29 augustus 1932 [J.G.:] Beste Menno,Kom je nog? Waarom zou je eigenlijk niet komen? Er is een bed bereid. Schrijf p.o. even. [E.d.P.-d.R.:]Van mij krijg je zoo dadelijk uit de trein nog een epistel. Excuus bij voorbaat voor het schrift. [E.d.P.:]Van mij ging vanmorgen een lange brief over Dumay uit Gistoux. Maar sindsdien bedacht ik wel 100 dingetjes, die ik je er nog over zeggen wou. Nu vertelt Jan me dat hij je te logeeren vroeg. Waarom zou je inderdaad niet komen? het hoeft je maar de reis te kosten; wschl. kan je ook nog een avond of zoo bij mij komen in Gistoux. We ‘deviseeren’ dan nog aangenaam over Dumay, etc. Jan. Bep. Eddy In Tienda bij de Beurs, Maandagmorgen 12 uur. P.S. - Kunnen we er niet meteen een redactie vergadering van maken, terwijl ik nog hier ben? (tot 10 Sept.) Bouws komt dan ook over; en we vergaderen ditmaal bij Jan. Ik heb nog een hoop andere dingen met je te bespreken. E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron en E. du Perron-de Roos Eibergen, 1 september 1932 Eibergen, 1 Sept. 1932 Beste Eddy en Bep Om dat jullie gescheiden bent, typ ik een antwoord op jullie brieven, voor zoover het de ‘zakelijke’ kant van den heer Dumay betreft, in duplo. Ik ben jullie uiterst dankbaar voor je uitvoerig geformuleerde oordeelen, waarvan ik de overeenkomsten zoowel als de verschillen bijzonder heb geapprecieerd! Ik zou liever tot een mondeling antwoord wachten, omdat ik daarbij de finesses beter naar voren kan brengen; maar nu dat niet gaat, begin ik, hoewel eenigszins versuft door een wandeltocht over den Montferlant, maar schriftelijk. Ik ben blij met jullie voor het geheel gunstigen indruk; daarover hoef ik natuurlijk niet uit te weiden. Ik had zelf ook het gevoel, dat het geheel completer was dan Hampton Court, al blijf ik zelf de ‘onvolledigheid’ van dat boek als een aparte aantrekkelijkheid beschouwen (maar dit alleen als vader van het kind). De ‘gezelligheid’, die E. in Dumay ontdekt, heb ik zelf ook wel gezien; het is een gevolg van mijn poging, om iedere gezochte originaliteit te vermijden, ieder Bij Gebrek aan Ernst - effect ditmaal te onderdrukken. Ook ben ik het met jullie eens, dat daarin een gevaar steekt. Als ik doorging in deze ‘branche’, zou ik mijn geweten aanstonds kunnen verliezen. Ik heb gedeelten van dit boek inderdaad gemakkelijk geschreven, deels, omdat de ervaring bijna overal direct voor de hand lag, maar ook, omdat ik merkte, het métier geleerd te hebben. Niets is gevaarlijker; ik voel het zoo sterk, dat ik voorloopig geen roman meer zou kunnen schrijven, zonder òf een nieuw procédé te hebben gevonden òf ervan te vomeeren. Dit is, dunkt me, sterk genoeg gezegd, maar het is zoo; de puntjes zijn zeker symbolen van een te gemakkelijke uitvoerigheid en de wijze van presenteeren doet er wel degelijk toe, al gààt het dan niet om de presenteermethode an sich. Wat Bep zegt naar aanleiding van Valéry (‘Mme la marquise sort etc.’) heb ik onder het schrijven herhaaldelijk als een beleedigende werkelijkheid gevoeld; dat aansteken van sigaren en openen van deuren en ‘denken’ en zich begeven en een auto huren etc. etc. is bijwijlen hoogst stompzinnig, vervult je met walging; je gaat alleen door, omdat je denkt aan een volgend ‘goed’ stuk en omdat je voor geen geld een opzettelijk ander procédé tusschen het eenmaal gekozene wilt inschuiven. Dat is één van de onaangenaamste dingen, vind ik: het volhouden van een procédé. Ik zag geen kans, om in dit geval de gekozen methode te verloochenen; misschien is het ook niet noodig, en zeker zou het een opzettelijken indruk gemaakt hebben; maar het is op den duur bête, als die dr Dumay weer gaat ‘denken’ en rooken. Onder het schrijven aan de volgens E. overbodige tante Nelly stuitte ik hier toevallig op de Klop op de Deur en las daar even in; tot mijn groote schrik ontdekte ik toen een zekere gelijkenis. Toch kon ik die scène niet missen of anders schrijven, omdat dat personage later de peripetie in mevrouw Laurens' houding tegenover Dumay moet verklaren (de trots op de academische opleiding bij burgermenschen; anders is het bijdraaien niet voldoende gemotiveerd). Een roman heeft bepaald een stompzinnige kant: de beschrijving van onnoodige en toch onmisbare dingen is, ik merk het zelf aan den lijve, eigenlijk voor den privé-secretaris... en dus overbodig! Ik heb niettemin getracht, den privé-secretaris zoo weinig mogelijk kans te geven en, hand op het hart, nooit aan het effect bij het publiek van de leesportefeuille gedacht, ook niet, waar ik ‘populair’ schijn. Echter begrijp ik jullie bezwaren tegen den D van Dirk en het stapje links. Ik zal die passages en dergelijke nog eens doornemen en zien, waar ik ze ook als te gemakkelijk en te volledig voel. Wat de puntjes betreft: ik weet niet, of ik daaraan veel kan veranderen zonder het heele procédé van den roman aan te tasten. Het is overigens wel erg, juist hierin op Herman Robbers te lijken... (puntje puntje puntje). Maar het procédé eischte ditmaal een zeker realisme; toen ik het eenmaal aanvaard had, kon ik er niet weer af. Op veel plaatsen heb ik het bewust tegenover niet-realistische gedeelten gesteld; de D van Dirk b.v. als een plotselinge inval van de ‘realiteit’ in een volkomen door gedachtencombinaties ‘onwerkelijk’ geworden sfeer; als het daar ‘gemakkelijk’ aandoet, is het mijns ondanks. In ieder geval schijnt mij de moraal heel duidelijk (die was er al voor jullie brieven, maar wordt daardoor in het quadraat bevestigd): ondergeteekende moet zijn volgende boek perse niet als roman schrijven; dat zou al zijn slechte neigingen boven doen drijven. In Dumay is de kaalheid van Andreas Laan in zekeren zin gewroken; in een ev. direct volgenden heer Maylaan of zoo zou het embonpoint waarschijnlijk niet uitblijven. Geen roman, voor een ander procédé zonder markiezinnenuitgang zich heeft voorgedaan; ernaar zoeken leidt toch tot litteratuur, dus afwachten is in dezen de boodschap. Intusschen kan ik een ander boek schrijven, dat ik ongeveer, zooals jullie weet, in mijn hoofd heb, en dat volgens lieden als de pseudo-Shakespeare Blijstra, dan wel ‘niet scheppend’ zal zijn, evenmin als het Carnaval. (ja mijn hemel, wat een klutten zijn die Blijstra's toch!). Hierin zal ik mezelf de terugtocht naar het oude procédé ook afsnijden door het te demaskeeren. Als ik dan daarna toch weer begin met ‘denken’ en rooken, kan iedereen veilig zeggen, dat ik kindsch ga worden. Het is misschien wel aardig, om Dumay met Bij Gebrek aan Ernst te vergelijken; die taak zouden we Wim kunnen opdragen, dien ik het doorslagmanuscript dezer dagen zal zenden. (hij had over B.G.a.E. al willen schrijven, is daarvan zeker nog door zijn werk afgehouden). Het zijn zeker twee uiteinden van vertelmethode, met toch vrijwel hetzelfde kernprobleem. Ik zal vandaag de situatie Bennie-Lajos herlezen. Nu nog een paar detailkwesties. Eerst Bep. 1o Zelfsatyre in Dumay betreft meer de situaties dan den man als karakter; het satyrieke zit hoogstens in zijn hulpeloosheid, anders heb ik ook niet bedoeld. 2o de begrafenisscène sla ik zelf hooger aan, niet alleen als genrestukje; ik dacht, dat de ‘ontroering’ van Dumay er van het begin af aan wel inzat, maar kan me vergissen; in ieder geval heb ik de scène met ‘ontroering’ geschreven, niet zooals b.v. de scène met den Populaire en het skelet, geamuseerd alleen. 3o de groene vrouw met het koperroode haar zal ik herzien; het doet me leed, maar ik geloof, dat je gelijk hebt. Of het met Marie's voorstelling van Lucas ook zoo zal zijn, weet ik niet. Misschien wijzig ik wel iets, maar hier doet mee, dat M. eigenlijk aan een (jeugdiger en onpersoonlijker) Dumay denkt. Natuurlijk moet dit niet met de gegeven feiten contrasteeren; ik zal de scène nauwkeurig overlezen. 4o De details, die je als erg goed aanhaalt, heb ik inderdaad stuk voor stuk met dien geheimen wellust neergeschreven, die alleen een goed verstaander er weer uithaalt. Zeker de kamerjapon! dat merkt ‘men’ zeker niet! Eddy. 1o Misschien kun jij te zijner tijd wat puntjes verwijderen? Ik zal er eerst zelf nog eens naar kijken, maar ik vrees, dat ik er geen zicht op zal hebben. 2o Naar het zinnetje over den ‘Ehrenmann’ ben ik razend benieuwd! Ik ben het verhaal notabene zelf vergeten, herinner me, nu je het zegt, wel het woord. Dit is ook een thema voor een verhaal: de man, die zijn verleden beter hoort uit de mond van zijn vriend, terwijl hij het zelf deels vergeten, deels versymboliseerd heeft! 3o Het gedenk van mevr. Laurens, tante Nel incluis, en de klap aan George heb je er m.i. zeer terecht uitgehaald als de zwakste van het boek; ze zijn gedeeltelijk van den privésecretaris afkomstig blijkbaar. Maar de vraag is, wat ik ervan kan missen; het gedenk kan wel bekort worden, tante Nel moet op een of andere manier blijven om reden bovenvermeld, klap George is als einde van de verhouding Marie-George ook onmisbaar. Ik denk, dat ik daar wel genoegen mee zal moeten nemen, maar zal herlezen. 4o Als je, in mijn doorslagmanuscript, aanteekening wilt maken van de te ‘hollandsche’ zinnetjes, die er volgens jou uitmoeten, kan ik probeeren één en ander te schrappen. Dat het boek in een enkel opzicht de holl. romantraditie nadert, is zeker waar en misschien het onvermijdelijk gevolg van het feit, dat ik een echte Hollander ben; maar waar dit een gezellige, vlotte indruk maakt, en niets meer dan dat, wil ik mijzelf genadeloos castreeren. Ik kan dat werk echter zelf niet doen, ook al weer om redenen boven vermeld; wèl misschien als ik tien jaar wachtte en op mijn procédé kon neerblikken in de befaamde objectiviteit van dr. D. Bartling. (ik maakte hem gisteren weer mee; zelfs zijn stem is objectief geworden, toonloos, onmenschelijk; geef mij dan maar ‘dominé F.’, die misschien veel heeft van den ouden heer Lisse uit mijn roman, wanneer de zaken door het herderschap worden vervangen). 5o Ik heb opzettelijk onder het schrijven geen titels aan de hoofdstukken gegeven, omdat ik mijzelf daardoor misschien een zekeren dwang had kunnen opleggen (de verleiding van titel-symmetrie en zoo); maar ik voel eigenlijk voor het idee, om het ‘Dr. Dumay verliest’-motief in de hoofdstukken te brengen. Dus I. Dr. Dumay verliest zijn prestige. II. Dr. Dumay verliest zijn Snor... XII. Dr. Dumay verliest zijn Geweten. Etc. Ik zal eens een lijstje maken en zien, of het niet te gewild wordt; in ieder geval kan het achteraf geen kwaad en het grapje is aardig. Ook hartelijk dank voor de beide boeken! Ik zal, na overlezing van Bennie-Lajos, daarover nader schrijven. Ik schreef gisteren aan Jan Greshoff, of hij mij 10 en 11 Sept. kon hebben; eerder kan ik helaas niet weg. We zouden daarmee de redactievergadering kunnen (moeten! het is noodig!) kunnen combineeren. Als jullie dan één dag langer blijft, klopt het precies. Ik hoor er nog wel over? 5 Sept. ben ik weer in Rotterdam, dan begint het gedumay weer. Dus: tot ziens hoop ik! Op de herfstvacantie reken ik al met vreugde! En heb ik niets vergeten? Er was ditmaal veel. hart. gr. voor jullie beiden en nog extra bedankt voor de brieven je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [2 september 1932] Gistoux, Vrijdagmiddag. Beste Menno, Wat een uitgebreid schrijven! Ik stel je het volgende voor: zend mij het doorslagmanuscript zoodra Wim ermee klaar is en laat mij daarin zooveel puntjes schrappen als ik kan en eenige aanteekeningen maken bij wat ik ‘te Hollandsch’ vind. Je ziet dan zelf op het andere exemplaar wat je juist lijkt en wat niet. Het zinnetje dat ik erbij schreef, hoeft je niet zóó erg te puzzlen; na de peroratie van mevr. Laurens: ‘Een fatsoenlijk man betaalt anders’ of zoo, heb ik gezet: ‘Of ben je geen fatsoenlijk man?’ Dat vond ik zoo mooi in je verhaal, dat Duitsche: ‘Sie sind doch ein Ehrenmann?’ Ik kreeg hier vandaag van Bouws de copy van Marino Faliero en van Heineke Vos; ik ga dat vanmiddag en morgen doorwerken en houd het dan maar aan tot de bestuursvergadering. Maar het is jammer dat je nù niet komen kon. Ik beloof nog niet vast dat ik er 11 Sept. zal zijn; het is hier zoo prettig niet en met het oog op onze verhuizerij en installatie daar is het misschien noodig dat wij daar vóór dien tijd zijn, maar in principe is het natuurlijk best. Het zal ook wel lukken, denk ik. Vind je niet dat Zijlstra als het eenigszins kan een Forum-reeks moèt uitgeven, voor zijn eigen prestige zoowel als voor het onze? Wat hebben we eigenlijk met al die idioten van zijn verder fonds te maken, met de Alie's en Josines die nu al ons omslag vercretiniseeren? Ik heb groote lust hem daarover te schrijven, zoodra ik mijn gebonden halve jaargang heb, waarvoor ik hem dan moet bedanken. Maurice ontmoette ik vanmorgen in Brussel: hij had allerlei hoogliteraire en hoogvlaamsche bezwaren tegen het uitgeven van Van Ostaijen's Brieven door Burssens, was erg boos op Burssens omdat die P.v.O. in het veld stuurde voor eigen literair-politische opvattingen, enz. enz. Een hoop geschreeuw en gelul voor een kwestie die me geen oogenblik vermocht te interesseeren. Maurice wordt met den dag dikker en botter van physionomie; ik zie dat gezicht nù al met een baard - en hij zou een pracht van een president zijn van de een of andere Vlaamsche Mij van Letterkunde. Hij gaat, vrees ik, hard en hopeloos dien weg uit! En toch is het nog een beste kerel. Hij vond Van Wessem matig, Heineke Vos prachtig (dat was te voorzien) en Blijstra zeer boeiend en geestig en eig. opperbest (dat was geenszins te voorzien!) Naar dit laatste ben ik nu erg benieuwd geworden. De rest mondeling of later. Hartelijke groeten van je E. Wat je over het contrast tusschen Dumay en B.G. aan E. vindt, is best - maar het zou toch allemachtig jammer zijn als jouw boek op déze (tegendraadsche) manier de dupe moest worden van mijn jeugdschrijfsel! Denk liever aan Stendhal, Kleist en een stuk of tien anderen, die zonder mager of incompleet te worden, nooit aan deze ‘gezellige’ toon offerden. En het is per se niet noodig. Ook de scène tusschen Marie en George kan er, geloof ik, best uit. Je vermindert er George ook door, die in zijn soort een aardige kerel was; je maakt er op deze manier een B.G. aan E.-figuur van. En voor Marie is de scène een gezochte en ongeloofwaardige ‘pendant’ van die op zichzelf ook al niet erg gelukkige spuughistorie van Karin. P.S. - Wil je Truida zeggen dat ik haar morgen schrijven zal? Nu maar vast de hartelijke groeten. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 2 september 1932 Eibergen, 2 Sept. '32 Beste Eddy Gisteren heb ik me nog eens in Bij Gebrek aan Ernst verdiept, en vooral in de geschiedenis van Bennie en Lajos, die werkelijk een nogal frappante gelijkenis vertoont met de verhouding Andreas-v. Haaften. Dit verhaal vind ik trouwens wel één van de beste uit het boek, al blijft het me toch nog wat te veel gearrangeerd. De beste kant van B.G.a.E. is ongetwijfeld de zoo volkomen onhollandsche (en in Holland nooit gewaardeerde) doorzichtigheid; geen damp, geen atmosfeer, maar ijzerdraad en vaak prikkeldraad. Reken vooral niet op eenige appreciatie in de lage landen bi der see. Dit slikt men niet en nooit. Ik begin daarentegen sommige dingen steeds meer te waardeeren; b.v. het verhaal Een tusschen Vijf, dat eigenlijk bijzonder geestig geschreven is. De Poging tot Afstand vind ik ongeslaagd; het lijkt me, dat je de fragmenten er toch in gewerkt hebt zonder ze te verwerken. Het eerste Nameno-verhaal kan ik ook altijd nog niet slikken; het is me te mager en gearrangeerd; maar het laatste verhaal is weer heel goed, in dezen stijl, die ik nooit voor 100% zal opeten. Ik begrijp wel, waarom je in deze dingen iets blijft vasthouden; ze hebben ook zeker het stempel van een persoonlijkheid, veel meer dan mijn jeugdwerken, die ik voor geen geld meer in handen zou nemen. Je was veel vroeger zelfstandig dan ik; voor Ondergang heb ik me eigenlijk nooit aan mezelf durven wagen, want zelfs het stuk over Adwaita is voor mijn gevoel nog absoluut ‘wetenschaps’werk. Wat ik in '23 en '24 schreef heeft niets om het lijf. - Nog één opmerking over B.G.a.E.: datgene, wat de Hollander het afstootelijkst vindt, is de z.g. ‘aanstellerij’ en het ontbreken van den ‘werkman’. Men zal hier nooit willen zien, dat één soort aanstellerij een mensch kan bewaren voor de honderd officieele aanstellerijen, waarmee de andere volwassenen zich occupeeren; men zal het je altijd kwalijk blijven nemen, dat Bennie c.s. niet een paar uur per dag op een kantoor zitten, in plaats van z.g. astronomie te studeeren, waar geen kip aan gelooft natuurlijk. Ook dit behoort bij het kasteel-complex van de Borels. Een hollander geeft zichzelf (en anderen) pas recht op problemen na een minstens achturigen arbeidsdag, die van de problemen een dessert maakt. Vacantie met problemen in Barchem, dat is echt Hollandsch! Daarom geloof ik niet aan eenige echo voorloopig. Je cahiers en Coster hebben een eigenschap, die het onmogelijk maakt om ze geheel voorbij te gaan, die deze bundel mist: ze zijn logisch onontkoombaar gesteld en daarvoor neemt men dan een antipathieke atmosfeer op den koop toe. Ik constateerde dit gisteren bij een bezoek aan van Leeuwen, den man van de litteraire kronieken over Forum etc. in Enschedé. Hij heeft de aversie van den Hollander tegen je ijzerdraad-atmosfeer, maar is door het essay over Coster bekeerd. Hij heeft Coster gematigd geapprecieerd en moet nu erkennen, dat hij hem verwerpt. Dit is de soort menschen, die precies je stuk noodig hadden. - v. Leeuwen liet me een brief van Coster lezen, naar aanleiding van een stuk over mij, dat hij aan De Stem had gestuurd en natuurlijk prompt terug ontvangen (het stuk was n.l. lang niet dom, maar eenigszins waardeerend). Het venijn, dat onze Dirk hier bladzijden achter elkaar over mij uitspuwt, is niet van gisteren! Ik ben ‘uitnemend begonnen’ (in De Stem n.l.!), maar onder invloed gekomen van du Perron en Greshoff, ‘ziek en giftig’ geworden, tengevolge van een ‘karakterzwakte’, die Coster altijd al in mij had geconstateerd. Hampton Court is een boek, zooals Coster het op zijn zestiende jaar zou hebben geschreven; het Démasqué is warhoofdig, giftig, pedant en onbegrijpelijk. ‘En dit schrijf ik niet’, voegt de heer C. erbij, ‘omdat hij mij den oorlog, of liever den guerilla heeft verklaard. U zult wel weten, dat ik van een ijzige objectiviteit ben.’ Tot slot waarschuwt hij v. Leeuwen, om toch nog eens goed na te denken, voor hij zijn stuk ergens anders publiceert, want ik ben een gevaar, een gezwel etc. Daarna: Waarom schrijft U voor ons niet eens over Henriette Roland Holst, Boutens, Gezelle? - Het heele document is een bevestiging in margine van je stuk. Ik heb er levendig van genoten. Schrijf verder weer naar Rotterdam. Een hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 5 september 1932 Rotterdam, 5 Sept. '32 Beste Eddy Aangezien ik niet zeker weet, of je de proef van het Démasqué hebt ontvangen [Zijlstra is n.l. uit geweest en kan mijn (persoonlijken) brief niet ontvangen hebben], stuur ik je hierbij mijn duplicaat. Stuur het maar gecorrigeerd naar mij terug, dan voeg ik het bij de rest. Vandaag heb ik me hier weer ingekwartierd, schulden betaald etc. Ik heb een pestilente rooster dit jaar, maar het week-end blijft tenminste vrij. Ik reken op Zaterdag, kom met den Pullmann. Bouws komt dan weer Zondag, als laatst; ik hoorde sedert maanden voor het eerst weer zijn stem door de telefoon; hij houdt zich nu bezig met papieren-beslommeringen voor zijn germaansch huwelijk ... de papieren zijn dezelfde als die van mij destijds. - Bouws zei me ook door de telefoon, dat Minne je niet was tegengevallen. Het doet mij pleizier voor hem en het element Vlaanderen in Forum; maar ik vond het, op goede fragmenten na, vervelend van gewilde originaliteitsvisscherij. Blijstra beviel me ook zeer matig. Enfin, er is Zondag een en ander te bepraten. Over de ‘karakterzwakte’ (om met den heer Coster te spreken, die in De Stem een gedichtje aan je opdraagt) van Dumay denk ik nog voortdurend na. Ik heb jullie brieven in Zutfen (waar ik Zondag was) met Ant besproken; die was het op de meeste punten met jullie eens, alleen niet over de roodharige vrouw en de St. Lucas voorstelling, die zij juist goed vindt. Maar de klap-George-scène vindt zij ook overbodig, en die zal er dus met algemeene stemmen uitgegooid moeten worden. Het is waar, dat George onnoodig in waarde verminderd wordt en er zit in de klap iets gewilds-analoogs. Alleen: voor de spuugscène Lucas-Karin (die jij n.l. ‘niet erg gelukkig’ noemt) neem ik het nu eens met 100% auteurswoede op! Dat lijkt mij zelf één van de beste stukken van het heele boek. Natuurlijk heb ik niet bewust een methodische tegenhanger van jouw Gebrek a. Ernst-stijl willen schrijven. Voor een deel zal het te veel aan ‘realisme’ in den dialoog zeker voortkomen uit de burgermenschen, die ook hun rol moesten spelen, niet figureeren, zooals in Hampton Court. Zonder het boek als geheel te verprutsen, zal ik er niet gemakkelijk veel uit kunnen laten vervallen; maar ik ben er benieuwd naar, wat je zult aanwijzen als te ‘gezellig’, en wat mijn reactie daarop weer zal zijn. In het algemeen zal ik het vermoedelijk met je eens zijn, waar ik zelf moet toegeven, dat één of ander gezegde geen rol speelt, overschot van de pen is; maar ik heb getracht dat te vermijden en zal me er dus zelf op moeten betrappen na jouw indicaties. Ik heb Kraft und Stoff van Büchner gekocht en ga dat eens voor mijn pleizier lezen, met Darwin. Ik ben n.l. in Mrs. Dalloway blijven steken; het is intelligent, maar het litteraire procédé hinderde me er zoo in, dat ik tijdelijk heb moeten stoppen. hart. hand je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [12 september 1932] Gistoux, Maandagmorgen. Beste Menno, Vanmorgen een brief van Bep, dat ze Woensdagavond om 7 uur in Brussel komt; als je haar dus nog wil opbellen, moet je het Dinsdagavond of Woensdag ‘tegen de koffie’ doen. - Ik ben blij dat we zooveel vooruit gedaan hebben met Forum; maar als we elkaar terugzien in Parijs (Meudon), is het toch hoognoodig, vind ik, dat we deze literatuur totaal onaangeroerd laten (althans zoo ‘totaal’ als wij maar kunnen), om ons te wijden aan de vriendschap. - Terwijl ik je dit schrijf, zijn de verhuizers bezig de boel leeg te halen; Bep heeft dit grapje morgen. Daarom nu niet zooveel. Ik schreef je vnl. om te wijzen op iets dat ik nog verbeterd wou hebben in mijn voorrede; n.l., op de laatste blz., het zinnetje: deze amateur van het grensgebied is wellicht niet méér behebt met luciditeit, dan hij gevoel bezit voor ‘muziek’. Dit moet worden: ...is niet zoo intelligent alléén, dat hij onmachtig werd tot het leveren van eigen ‘muziek’. Wil je dit nog veranderen op de revisie? En kijk ook nog naar dat nieuwe zinnetje over den gentleman-verleider, of de tijden wel kloppen: ‘hij was’ en zijn manieren zijn, staat er, geloof ik. Verbeter dit ook nog, en maak van ‘held van den geest’, ‘heros van den geest’. Dan is alles wel in orde. - Dus van dien gentleman moet staan: ‘hij is zelden’, enz. Schrijf me nog hierheen, want na Woensdag zitten we hier misschien nog wel een week; onze meubels zijn nu tegen 22 Sept. pas in Parijs. Hartelijke groeten, ook aan Truida, van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron 17 september 1932 17 Sept. 32 Beste Eddy, Mijn vulpen is sinds dagen in reparatie en daarom kan ik geen ‘vertrouwelijke’ brieven schrijven; excuseer dus mijn machineschrift. Dank voor je brief. Ik heb Bep niet meer gesproken of opgebeld, zooals je gehoord zult hebben; bijzonder nieuws had ik niet en ik dacht wel, dat zij het te druk zou hebben gehad om over te komen. Is nu de boel aan kant? Geluk met de plaatsing van één en ander! Ik hoop het in November te zien en inderdaad zoo weinig mogelijk de ‘zaken’ aan te roeren! Correctie van je voorrede kreeg ik nog niet, wel het reisexemplaar, zijnde band, omslag en eerste vel. Band is keurig, papier uitstekend, omslag niet onaardig. Zijlstra maakt 10 ex. op japansch, waarvan jij er natuurlijk ook één krijgt, met vier gewone erbij. Alles bij elkaar wel weer een ‘gek’ boekje. De carissimus frater, aan wien het is opgedragen, komt vanmiddag hier, beladen met het manuscript van en zijn critiek op Dr. Dumay. Van Maurice kreeg ik ook een bijzonder aardigen brief over Dumay. Hij zegt er eenige zeer juiste dingen over, is over het geheel in het vlaamsch geestdriftig. ‘Niet zoodra zijn Uw figuren tegen elkaar gaan tollen, of ik ben fel geïnteresseerd geweest: het menschelijke schiet er waarlijk bij vonken uit.’ Merkwaardig: hij haalt de scène met den bezopen George als bijzonder treffend aan! Ant en ik hebben Woensdag voor haar een kamer in Scheveningen gezocht; zij wil graag zeelucht hebben, voor haar hoofdpijn. Natuurlijk bereidde het fatum ons deze verrassing, dat de eenige geschikte kamer zich bevond Zwolsche straat 341, alzoo twee deuren van Bouws echtelijk verblijf verwijderd! Ook hier dus een kleine Forensen-kolonie, van uiteenloopend kaliber... Op weg naar Scheveningen zaten wij in de tram met Willem Kloos en echtgenoote. Een oprecht triest gezicht, zulk een letterkundig toekomstbeeld. Hij volkomen een lijk, met drankneus en melancholieke, stijve oogen, zij een opgeblazen, vooze pop, die hem aan den arm de tram uitzeult. Ik zou nooit meer iets tegen dit stel kunnen schrijven. Ook het Forum-negertje ontmoet, die in de beste conditie was, en wild over Uren met Coster. Hij wordt volwassener en lijkt mij steeds veelbelovender. Momenteel zwelgt hij in Gide. Gisteren zijn Bouws en ik bij Zijlstra geweest, die krachtige propaganda gaat maken. Als het abonné-aantal eenigszins meeloopt, geeft hij een vel erbij. Al ontgaat hem misschien de kern van de zaak, pleizier heeft hij er in ieder geval in en krenterig is hij niet. Weet je, dat hij een bundel van Vestdijk heeft aangenomen? Als ik mijn pen terugheb meer. Dit tikken is niet je ware. Hartelijke groeten voor jullie beiden, ook van Tr. je Menno Hierbij nog een vers van Rudi. Wat vind je ervan? Stuur het ev. door aan Maurice. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [18 september 1932] Gistoux, Zondag Beste Menno, Brief ontvangen; vers van Rudie aardig. Ik ben er voor. - Bep is terug en zendt je veel groeten, ook aan Ant en Truida, verder geen nieuws dan dat zij het inderdaad die laatste dagen veel te druk had om te komen. HEd. ziet UEd. overigens ook met groot genoegen in Nov. tegemoet (weet je ook wanneer in Nov.?) - Mijn voorrede laat ik dus geheel aan je goede zorgen over. Mijn ex. op Japansch wil ik aan den carissimus frater geven die daarop recht heeft, vind ik; - van de 4 gewone exx. die ik erbij krijg, had ik graag 1 ingenaaid. (Wil je dit Zijlstra zeggen?) - Ik hoop dat je de scène met George toch eruit wipt, ondanks het Vlaamsche applaus van Maurice? Schrijf je me ook eens wat Wim ervan heeft gezegd? (van de heele Dumay, bedoel ik!) Prettig voor Ant dat zij bij ‘betrouwbare buren’ komt. - Van Bouws hoorde ik van de propagandaplannen van Zijlstra, en dat daarvoor één Coster-stuk moest worden opgeruimd. Ik ga accoord met het weglaten v/h stuk over Schetsboek, mits de uitgave in boekvorm dan ook doorgaat. Anders houd ik mij mordicus aan onze afspraak! - Nu, later meer en uit Bellevue dan. Hartelijke groeten, ook aan Truida*, van je E. *En Ant natuurlijk! Wij ‘verreizen’ Woensdag van hier. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 20 september 1932 Rotterdam, 20 Sept. 1932 B.E. Nog steeds zit ik zonder pen, alleronaangenaamst! En bovendien heb ik in mijn verwarde vacantiepapieren vergeefs naar je nieuwe adres gezocht, zoodat ik dit papier nog maar over Gistoux stuur. Schrijf me omgaand, waar je precies woont! - Ik krijg Zaterdag 29 Oct. vacantie en moet Maandag 7 weer op school zijn; als het uitkomt, neem ik dan liefst direct Zaterdag den Pullmann en blijf, als het mag, tot Donderdag of Vrijdag. Maar dat bespreken we nog wel nader. De komst van Wim bracht een verrassing (voor ik het vergeet: hij wil je steeds over B.G.a.E. schrijven, maar is er nog niet toe gekomen en heeft daarover wroeging, mitsgaders een verstuikte pols, die hem ook in het promoveeren belemmert). Z.Ed. prefereert n.l. Hampton Court boven Dumay; hij vindt dat belangrijker en Dumay een excursie naar den psychologischen roman zonder meer. Volgens hem ontbreekt het ‘Weltanschauliche’, dat H.C. interessant maakte, aan dit boek; hij vindt het woord van Nietzsche vooraf beter toepasselijk op H.C. dan op Dumay. Verder vindt hij hoofdstuk 3, en met name de figuur Max Donner, mislukt; hem interesseeren alleen Dumay en Marie en de rest acht hij betere Ina Boudier-Bakker. Wij hebben er een uitvoerig gesprek over gehad, zijn het niet eens kunnen worden, omdat ik het belang van zijn argumentatie wel voel, maar niet toegeef, dat het ‘Weltanschauliche’ ontbreekt; het is m.i. alleen minder theoretisch aanwezig dan in H.C. Over Donner konden wij het heelemaal niet eens worden; Wim beweert, dat ik die figuur tekort gedaan heb, dat het dwalen door de mist ongeloofwaardig is etc. etc., wat ik met geen mogelijkheid kan inzien, gegeven de bronnenstudie voor het geval Donner, uit Engelman, Binnendijk, Otten. Dit oordeel is overigens een bewijs temeer, dat er een uiterste grens van realisme in Dumay is bereikt, die althans bij een intelligent mensch tè realistische indrukken achterlaat. Het is trouwens een feit, dat ik nog nooit zoozeer op een bepaald reëel geval ben ingesteld geweest als ditmaal en dat ik het misschien ook nooit meer zoo zal zijn. Daarom kan ik de critiek van Wim voor een deel begrijpen; hij mist van Haaften, en de gesprekken tusschen Andreas en hem; maar tegelijk kan ik ook niet anders zeggen, dan dat ik met dit boek mijn tol moest betalen aan een periode in mijn leven, waarin de realiteit plotseling bijzonder onverbiddelijk en zelfs als casus voor mij interessant was. Karin was voor mij hoofdpersoon, haast nog meer dan Dumay en zeker meer dan Marie; de roman heeft gediend, om Karin van mij af te schrijven. Een sterk theoretisch aangelegd mensch als Wim schijnt dat accent er niet in na te voelen. - Ik zal je spoedig het manuscript sturen. Misschien volgt uit het bovenstaande, dat ik je correcties voor een deel zal ‘ontdekken’; als correcties op mijn te beperkte manier van instellen; misschien ook zal ik het boek maar als episode moeten laten zooals het is. Voor hoofdstuk I van het nieuwe boek heb ik al veel aanteekeningen; ik heb zoo'n idee, dat ik het in één élan zal schrijven. Wat de plaatsing van Coster betreft: het argument van de propaganda lijkt mij niet zwaar te wegen. Een positief voordeel van het beëindigen van de plaatsing in November zou ik vinden, dat we dan in Dec. allicht je stuk over de revolutie zouden kunnen plaatsen. Of is dat te lang geworden voor één nummer? ik herinner me het niet precies meer. Maar weglaten van een stuk Coster zou ik, ook als de publicatie in boekvorm doorgaat, jammer vinden. Er zal wel een mouw aan gepast kunnen worden; in ieder geval is het een zuiver practische quaestie. De carisssimus krijgt toch al een japansch ex. van het Démasqué; je kunt dus het jouwe gerust accepteeren! Heb je het vers van Rudie aan Maurice doorgezonden? hart. groeten, ook aan Bep je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Gistoux, [21 september 1932] Gistoux, Woensdagmorgen. Beste Menno, Daarnet kwam je brief. Vreemd, die bezwaren van den carissimus! - Enfin, later meer hierover. De auto wacht. Mijn adres is: 24, rue du 11 Novembre 1918 - Bellevue (S. et O.) - (Frankrijk). Tot later. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron 22 september 1932 22 Sept. 1932 Beste Eddy Ik heb gisteren nog met Bouws gepraat over de zaak van het December-nummer. Het zit dus zoo, dat Zijlstra voor het volgend jaar een extra vel wil toezeggen, als de propaganda dat mogelijk maakt, en dat hij voor het propagandanummer Dec. liefst geen vervolgstuk heeft. Ik heb je al geschreven, dat ik aan de invloed van een vervolgstuk in zoo'n nummer geen waarde hecht; maar blijft de aanwas van abonné's ev. beneden de raming, dan heeft Zijlstra tegenover ons geen argument, wanneer wij een nummer alleen met afzonderlijke artikelen geven. Ik voor mij zou hem zijn zin willen geven, nu hij werkelijk belangstelling voor de zaak toont, maar ditmaal hangt het niet van mij, maar van jou af. Als je een stuk van Coster wilt laten schieten, maak je de afwikkeling van het zakelijk gedeelte gemakkelijker; maar ik zou niet het stuk over Schetsboek laten vervallen, maar dat over de bloemlezingen. Schetsboek is te belangrijk in verband met de (oudere en daarom misschien als door Coster ‘overwonnen’ te beschouwen door idioten, die aan een ontwikkeling van Coster gelooven, zooals Otten b.v.) Marginalia. Over Coster als bloemlezer heb je destijds al geschreven bovendien en het totale effect zal daarom door het weglaten van speciaal dit stuk niet worden geschaad. Ik blijf het jammer vinden, ook van dit stuk; maar het zou de eenige oplossing zijn m.i., als we Zijlstra in dezen niet willen tegenwerken. Dan de complicatie van de uitgave als boek. Ik heb laatst bij Zijlstra en passant nog eens over de boek-uitgave gesproken en wel gemerkt, dat hij er weinig voor voelt. Hij voelt er niet voor, omdat hij als echte Hollander dit soort van polemiek, al moet hij de qualiteit ervan erkennen, niet goed hebben kan. Natuurlijk zit hij ermee in, want hij begrijpt heel best, dat het stuk een heel andere waarde heeft dan die hij er zelf in kan vinden; en bovendien mag hij je, daar heb ik mij ook nog eens van overtuigd, persoonlijk graag en ook als redacteur van Forum. Ik zou je nu willen voorstellen, dat ik dezer dagen naar Zijlstra ga en de quaestie compleet met hem behandel. Ik zal hem dan voor het alternatief stellen: uitgeven of het zetsel, dat staat, voor een prikje overdoen, zoodat Stols het kan gebruiken. Deze laatste mogelijkheid lijkt me heelemaal niet gek; maar ik wil er niet over beginnen, als jij er niet voor voelt. Ik wil Zijlstra in ieder geval hiervan overtuigen, dat het te gek is, als er van dat zetsel pastei wordt gemaakt, zonder dat het eerst als boek is gepubliceerd, en ik maak me sterk, dat ik er zeker iets op vind. Het geheel moet als boek verschijnen, onafhankelijk van private voorkeuren van een uitgever. Ik heb Ter Zake van Anthonie Donker in huis: een bloemlezing uit zijn laatste critieken. Het valt toch bitter tegen, zelfs bij gemiddelde verwachting; door alles heen schittert toch de ethische dominee en de zelfvoldane litterator, de dikke bedrijfsleider. En het joviale is bepaald onuitstaanbaar. - Ik herlees voorts Jenseits von Gut und Böse. Heb je dat al ingezien? Voor de tweede maal wint het nog kolossaal! Antwoord omgaand even! Stel je het weglaten van een speciale toezegging van Zijlstra over de boekuitgave afhankelijk, dan moet het geval in snel tempo behandeld worden. hart. gr. voor jullie beiden je Menno Adres gaf Bouws me. Is het volledig? (dep.?) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron 22 september 1932 22 Sept. avond Beste Eddy Hartelijk dank voor Mikrochaos! Je uniforme edities vermenigvuldigen zich met den dag! Dit is zoo een bijzonder geslaagd boek, een ‘oogst’, die er mag zijn. Ik amuseer me nog met de varianten en herlees wèèr met apart pleizier die Filter-versjes. De krankzinnigheid van die verschillende combinaties is bijna geniaal te noemen. Heb je gemerkt (of is het verborgen opzet?), dat de zittende man op het plaatje van Willink een rechtervoet aan zijn linkerbeen heeft? Wie moet de man verbeelden, die de jaloezie wil dichttrekken? Het hek van Gistoux is duidelijk herkenbaar. Vergeef mij deze ‘realistische’ opmerkingen. Vanmiddag een uur voor de apenkooi in de diergaarde doorgebracht voor De Ingebeelde Zieke (laat ik het voorloopig zoo maar noemen, de naam staat nog allerminst voor me vast). Ik heb verder al onze mede-primaten bezocht en heb de stank van de kleine roofdieren, mitsgaders onovertrefbare apenurine, nog in mijn neus. Onderwijl lees ik Darwin, een engel van een apenkenner, maar wel zoo dom als psycholoog als een Engelschman maar zijn kan. Wie spreekt van het ‘instinct der sympathie’ heeft toch niet veel meegemaakt! Ingesloten een stukje uit de N.R.Ct. van heden, dat anders je oog misschien mocht voorbijgaan? Of ga je je als gevestigd man abonneeren op dit deftige papier? Dit is de derde brief, die naar je toegaat; ik wacht dus nu eerst maar op antwoord en hoop, dat die verdomde pen inmiddels weer terug zal zijn. hart. gr. voor jullie beiden je Menno De laatste proef van de Voorrede heb ik gisteren gecorrigeerd volgens je aanwijzingen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Parijs, [23 september 1932] Parijs, Vrijdag Beste Menno, Daarnet een onverkwikkelijk briefje van Bouws, door de installatie-drukte heen. Ik heb hem gezegd de zaak verder met jou te bespreken! Het begint mij knapjes te vervelen, dit gedraai van of met Zijlstra, en kortom, ik houd me bij ons oude standpunt: volledige publicatie van Coster in ons tijdschrift, indien niet in boekvorm. Het stuk dat event. vervallen kan, is dat over Schetsboek; ik ben blij dat ik dus vóór November weten zal of Zijlstra het boek uitgeeft, ja dan neen. Bouws deed mij voorkomen dat jij met het opofferen van een Coster-stuk in ieder geval accoord ging; uit jouw schrijven bleek dat heelemaal niet! De kwestie is (volgens mij) dat Bouws èn Zijlstra deze Coster-historie nu lang genoeg vinden - ik ook trouwens! - en er graag in Dec. mee zouden uitscheiden - ik ook, maar alleen als het dan in boekvorm uitkomt! De heele aarzeling van Z. in dezen is mij ontzettend antipathiek, niet alleen omdat het tegen mij gaat, maar om de lulligheid en de saamhoorigheid met het ‘Nederlandsche fatsoen’. En godbetere 't, als je nagaat wat Multatuli dan nog uitgegeven kreeg en Van Deyssel, en anderen! Neen, het wordt me te lam en ik maak er een principekwestie van: of Z. geeft dit boek uit (en dan vervalt ook dat stuk) of het komt, zooals wij toèn al afspraken, in extenso in Forum en ik geef het elders als boek uit en heb met de heele firma N. en Van D. als ‘particulier auteur’ ook verder geen drol meer te maken. Ik schreef dit Bouws nu voor de xe maal, maar hij schijnt het niet te begrijpen. Ik heb hem nu gezegd dat hij de rest met jou moest bespreken. Als ik vóór 1 November weet dat Z. het boek niet uitgeeft, maak ik direct werk van een anderen uitgever. En jij vindt dat een aardige vent? Ik vind het dan een bêteling en een kaaskop, verder niets; iemand die bij Stols niet in de schaduw kan staan (en God weet wat dit zeggen wil!) De man schijnt niets te begrijpen - wat ik hem vergeef - maar bovendien nog van een akelige, kleinburgerlijke, Polderlandsch-fatsoenlijke bangigheid te zijn, qui m'écoeure. Wie weet of hij zijn bangheid niet nog overwint; ik ben er nù al tureluursch van, maar gegeven het definitieve karakter dat deze breuk tusschen die groooote firma en mij hebben zal, wil ik wachten tot November. Gaat Schetsboek dan uit Forum, dan komt Coster ook als boek uit, en tant mieux. Anders: het stuk absoluut in Forum en Zijlstra mag verder voor mij de pip krijgen. Dit alles heusch eigenlijk minder voor Coster zelf (dat ik tòch ergens uitgegeven krijg, natuurlijk) dan wel om de lammenadige, misselijk-bange manier waarop deze historie van het begin af behandeld is, en die me extra op stang jaagt als Bouws begint met zijn beroepjes op mijn ‘goed hart’ waar ik over ‘strijken’ moet, met de grapjes dat ik ‘a good lad’ moet zijn, enz. De dupe te zijn van den Hollandschen uitgever Zijlstra in een affaire als deze, verdom ik. Ik zal een goed hart hebben en a good lad zijn, als hij ook aan die eischen voldoet, anders mag hij voor mijn part barsten. Dit vanuit een gecompliceerde verhuis-en-installeer-activiteit. Schrijf gauw. Hart. groeten, je E. P.S. - Als Bouws de zaak met je bespreekt, laat hij dan de beide brieven van mij hierover vertoonen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [23 september 1932] Bellevue, Vrijdag. Beste Menno, In haast: ik moet naar Parijs, we zijn beduveld door den Belgischen expediteur en afgezet voor ± fl. 50., terwijl we al geen geld hebben! - hierbij dus snel je panopticum terug. Dank ervoor; en het lijkt mij uitstekend. Met al het gescharrel over en weer komt er nu een Coster-diarrhee in November los, van wat ben je me! Enfin, we zullen er Bouws geen verwijt van maken; de brave man hééft ongelijk (o.a. dat hij mij niet in ieder geval de proeven van Schetsboek zond) maar schreef me vanmorgen dat ik hem als ‘voetveeg’ behandelde, de idioot. Stols kan Coster niet uitgeven. Greshoff zal nu probeeren bij Meulenhoff en Van Kampen - zal ook wel niet lukken. Dan komt het maar niet uit. Het is allemaal erg logisch, maar zoo stom, en (om een woord van Multatuli te gebruiken) ook wel bitter. En ik bezit geen sou meer om ‘de kosten te helpen dragen’. Bep en ik zitten triest in de rommel, die niet opschiet, omdat we eigenlijk tot de behoeftigen behooren. Dag. Tot later. Steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [24 september 1932] Bellevue, Zaterdag. Beste Menno, Je brieven van vanmorgen maken een vervolg aan mijn brief van gisteren noodig. Ik heb nog altijd een sterk gevoel van walging bij deze inderdaad stom-Hollandsche historie; het is me overigens duidelijk dat iemand die eenvoudigweg bij recht van geboorte Costeriaan, want Polderlander is, mijn boek ‘uit eigen smaak’ niet kan uitgeven. Het contrast met Parijs, met Engeland, met Amerika is weer treffend; we zitten werkelijk in het labbekakkigste oord van ‘letterlievendheid’, althans met ons ‘werk’. Maar goed, verdere beschouwingen zijn nu wel overbodig; jij en ik zijn het althans hierin geheel eens. Het lijkt me het best dat jij nu geheel als ‘executeur’ voor mij optreedt, al is het dan nog niet ‘testamentair’. Wil je nu het volgende doen: 1. Als je het zelf in het belang van Forum acht om Zijlstra in dezen toe te geven (wat dit voor mij beteekent, heb je uit mijn brief van gisteren kunnen merken), laat dan het stuk over de bloemlezingen vervallen, en laat Bouws mij onmiddellijk de proeven van Schetsboek zenden; maar daarvóór: 2. Wil jij persoonlijk (dus niet Bouws), de zaak met Zijlstra bespreken en hem, in de taal die hij verstaat, uitleggen wat zijn weigering om Coster uit te geven voor mij beteekent; 2a. wil je hem er duidelijk bij zeggen dat hiermee iedere relatie van mij als auteur met de firma die hij vertegenwoordigt, verbroken is; 2b. wil je zorgen dat ik omgaand opgave krijg van het hem nog verschuldigde voorschot (fl. 200.-) voor mijn verhuizing, na aftrek van de copy door mij geleverd voor het October-nr. (Ik zal zorgen dat hem dit geld onmiddellijk teruggestuurd wordt, want hoè dwaas het je ook lijken mag, ik weiger ieder verder gevoelentje van verplichting te hebben aan iemand van dit allooi.) Je moet hem dit alles duidelijk maken, - misschien begrijpt hij dan nog wat beter dat het tenslotte om ‘heele andere waarden’ gaat dan zijn voorkeur voor Coster of voor Alie Smeding; ik voor mij heb dan verder met den goeden man totaal afgedaan. Ik ben kotsensvol van deze historie; je zou mij dus een vriendendienst bewijzen als je je er geheel aan wijdde. En laat dat zetsel dan ook maar gerust stikken; ik maak, zoodra ik antwoord van je heb, werk van een anderen uitgever. En als ik in Forum blijf, is het om net niet te veel belang te hechten aan Zijlstra, en uit vriendschap voor jou*. Ik ben blij dat ik nu tenminste spoedig hoor dat de boel niet doorgaat; inplaats van dat aan het lijntje houden met die stomme zetselbewaarderij. Laat het nu gauw serieus neen zijn, met alles wat daaraan verbonden is. - Nu moet ik weer naar Parijs om er matrassen op te scharrelen. Ik schrijf je spoedig nader en over on-Polderlandsche dingen. Hartelijke groeten, ook aan Truida, van je E. * Maar de aardigheid is er voor mij vrijwel af. P.S. Wil je dit nog eens rustig overwegen: - geloof je niet dat het mogelijk is om mij, met Januari a.s., te vervangen als redacteur van Forum? Ik blijf met genoegen medewerker aan een tijdschrift waarvan jij redacteur bent, maar het is mij onaangenaam om zelf in die functie te staan tegenover een uitgever van het Zijlstra-soort. Want als jij den man hier en daar nog aardig vindt, ik zie in hem, nà deze affaire, de pooverste pleefiguur waartoe een Hollandsch zakenman het brengen kan, ook als hij overigens (wat ik graag geloof) een ‘beste kerel’ is. Vind je dat ik jou op deze manier in de steek laat - maar waarom eigenlijk, want als medewerker heb je veel meer aan mij en het is duidelijk gebleken dat ik als redacteur toch maar ‘lastig’ ben - dan wil ik nog wel één jaar blijven. Mijn vriendschap voor je heeft deze vorm van ‘saamhoorigheid’ heusch niet noodig; en de sfeer van Forum is werkelijk voor mij verpest. Het is een compromis-zaakje geworden met den uitgever van Alie Smeding, voor mijn gevoel, dus...! Antwoord me ‘na rijpe overweging’ ook hierop, en spreek niet van ‘met de portefeuille zwaaien’, want dat is het niet. Het adres is: 24, Avenue du 11 Novembre 1918, Bellevue (S. et O.) Frankrijk. Dit is ‘perfect’! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 25 september 1932 Rotterdam, 25 Sept. 1932 Beste Eddy Je beide brieven ontvangen. In principe ben ik het natuurlijk geheel met je eens, n.l. op het punt van de ‘polderlandschheid’. Alleen meende ik, dat je, bij een beoordeeling van de figuur Zijlstra dat punt langzamerhand ook als uitgangspunt had gekozen, evenals ik. Als ik hem niet ongeschikt noem en hem bij tijd en wijle zelfs wel aardig vind, geschiedt dit, omdat ik een Hollander (en een mensch überhaupt) onmogelijk alleen kan schatten volgens zijn intellectueele waarde; van dat standpunt bekeken is Z. natuurlijk bij voorbaat gevonnisd. De man heeft geen ‘intellectueel geweten’ en wat hij zichzelf wijsmaakt mooi te vinden passeert eerst de ‘gedachte aan het fonds Nijgh & van Ditmar’. Ik heb allang opgehouden hem zoo te bekijken en zelfs confidenties te doen aan een uitgever op dit gebied; die lui zijn door het zakendoen in literatuur zoo vervalscht, dat ze letters volkomen anders bekijken dan wij. Ik geloof daarom ook niet aan den Heiligen Stols, die je bij zulke gelegenheden als deze tegenover Z. oproept; wat Stols in onze oogen aanvankelijk sympathieker maakt, n.l. het feit, dat hij op ons ‘soort’ gewed heeft en niet òòk nog konkelt met Alie Smeding, is evenmin zuiver als Z.'s tactiek; het is meer snobisme, minder ‘zaken’ zoomaar, met onze appreciatie van literatuur heeft het niet veel méér te maken. Natuurlijk blijf ik met jou Stols boven Z. prefereeren, maar ik geef me er tegelijk rekenschap van, dat die preferentie voor 90% het fonds Stols en niet den mensch Stols betreft! - Wat mij in Z. dus nog sympathiek voorkomt, ligt allerminst op het terrein van het begrijpen; want daar is hij een knoeier. Ik apprecieer b.v. in hem, dat hij niet krenterig is, en verder, dat hij tegenover ons nooit heeft beweerd, zooals destijds Querido placht te doen, dat hij uit idealisme uitgaf. Dat hij in dit bijzondere geval inderdaad een pleefiguur maakt, komt voort, daarvan ben ik vast overtuigd, uit de waardeering, die hij voor je heeft; daarom heeft hij geen uitsluitsel gegeven over de boekuitgave, en hij zit er zelf mee in. Wanneer je hem dus verwijt, dat hij Alie Smeding wel uitgeeft, kom je weer op het terrein van het begrijpen; hij zàl de nogal komische analogie van die gevallen eenvoudig niet begrijpen, omdat het begrip voor hem door het fonds N. & v.D. gaat; hij heeft zich allang wijsgemaakt, dat er in Alie iets zit, dat de moeite waard is, terwijl hij haar in werkelijkheid aanhoudt, omdat hij aan haar verdient. Het kan zijn, dat deze beschouwing hollandsch klinkt; maar ik kan werkelijk Z. niet als een walgelijk individu zien, evenmin Forum als een ‘compromiszaakje’. Vergeet niet: Z. heeft nooit eenig bezwaar gemaakt tegen de opname van de Coster-vervolgen, hij heeft uitsluitend verzocht om een Dec. nummer zonder vervolgen; en al mag daar nu zijn antipathie tegen het Coster-stuk achter zitten, op Forum slaat dat niet terug! Blijft: dat mij eveneens in deze zaak erg tegenstaat de wijze, waarop Z. zijn beslissing over Coster heeft opgeschort; begrijp me wel, ik excuseer dat niet door het te verklaren. Ik heb hem zoojuist opgebeld en met hem voor morgenmiddag een onderhoud afgesproken; dit zal ik hem ook duidelijk onder zijn neus wrijven. Als je executeur zal ik ongeveer de volgende gedragslijn volgen: ik zal beginnen met hem zonder omwegen te laten verklaren, of hij Coster wil uitgeven, ja of neen; is het antwoord negatief, dan zal ik hem zeggen, dat ik dat zeer betreur, en om welke redenen. Ik zal hem dan ook zeggen, dat je als auteur verder (in het negatieve geval) geen relaties meer met hem wenscht te onderhouden, al ben ik zelf overtuigd, dat hij de beslissing over Coster niet heeft uitgesteld, om je als auteur aan het lijntje te houden. Punt 2b kan ik echter onmogelijk (voor mijn eigen gevoel) bespreken; zooals ik je zeg, ik kan Z. nu eenmaal niet als een schoelje beschouwen en ik kan hem dus ook niet beleedigen door hem geld in zijn gezicht te gooien, dat hij je ongetwijfeld niet met ‘zakelijke’ bedoelingen heeft geleend. Ik zou je dit adviseeren: wacht even, wat het resultaat van mijn gesprek met Z. is; acht je het na mijn brief, die ik dadelijk daarna zal schrijven, gewenscht, om hem alsnog het geld te retourneeren, dan kun je het zelf schriftelijk beter doen dan ik, die in dezen geen recht van inmenging voel. En nog dit: komt er in dit gesprek geen regeling tot stand, die mijns inziens voor jou bevredigend is, dan ben ik er tegen, om een stuk van Coster weg te laten in Forum. Ik vind dit alleen verantwoord, wanneer Z. er blijk van geeft jouw standpunt te (laat ik maar zeggen) begrijpen. De quaestie, die je en passant nog aansnijdt, n.l. het redacteurschap van Forum, laat ik ook liever tot morgen rusten. Ik blijf bij mijn meening, die ik vroeger ook al eens gezegd heb, dat deze en soortgelijke geschillen absoluut niet motiveeren, dat je uit de redactie gaat. Je zou daarmee 1o Z. als een belangrijke man in Forum-zaken beschouwen en 2o daarmee te kennen geven, dat in de afgeloopen jaargang Z. compromissen heeft weten te bereiken, wat niet het geval is. Je zou daarvan kunnen spreken, als hij zich òf tegen de opname van Coster had verzet òf Smedings en Reulings aan ons had opgedrongen. Als je niet wilt, behoef je je met Z. niet meer te bemoeien; je kunt hem als particulier auteur verder kalmweg passeeren en rancune behoeft daaruit niet te ontstaan. Ik weet wel, dat onze vriendschap met Forum niet staat of valt (misschien zelfs zouden we, als je géén redacteur was, veel quaesties, die daarvoor van geen belang zijn en toch brieven eischen, vermijden); maar Forum is voor mij nu eenmaal ons tijdschrift en niet het mijne, en ik walg nu eens van de gedachte, dat de gesties van een Z. daarbij verandering zouden brengen, tenzij het strikt noodzakelijk is. Wat Z. totnogtoe gedaan heeft, motiveert geen uittreden. Maar tenslotte is ook dit een gevoelsquestie; als voor jou het feit van Z.'s uitgeverschap zwaarder weegt dan ons gezamenlijk front tegenover de holl. halfzachtheid, kan ik niet anders dan amen zeggen, hoewel met groote tegenzin! Want het is toch iets anders, of je medewerker bent, speciaal voor mij; voor mij is er pas dan het pleizier af, nù nog lang niet. Laten we, als het eenigszins kan, den tweeden jaargang nog samen leiden; dan zullen we er beide wel zat van zijn en kunnen naar andere mannetjes zoeken en beide medewerkers worden. Morgenavond dus nader. Veel succes met de installatie, matrassen enz. Ant en Truida, die hier zitten en niet zonder levendige belangstelling je bombardement op Zijlstra hebben gevolgd, zenden je hartelijke groeten. Tot slot de mijne, ook voor Bep, je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 26 september 1932 Rotterdam, 26 Sept. 1932 Beste Eddy Zooeven met Zijlstra gepraat; per expresse dit verslag. Ik heb hem de zaak zoo openhartig mogelijk voorgedragen en ik krijg den indruk, dat hij tegenover mij ook openhartig is geweest. Hij geeft Coster niet uit en motiveert dit met de antipathie, die hij tegen het geschrift heeft. Zijn bezwaren zijn dus niet van zakelijken aard. Ik heb hem gevraagd, waarom hij dan niet dadelijk alle twijfel had opgeruimd en onmiddellijk na lezing geweigerd. Uit zijn antwoord daarop blijkt mij nog eens duidelijk, dat hij er geen raad mee heeft geweten en de beslissing op de lange baan heeft willen schuiven. Hij zei overigens, dat hij je bij de laatste bijeenkomst bij hem thuis al vrijwel te verstaan had gegeven, dat hij er niet voor voelde; dat zal wel zoo zijn, maar een directe beslissing was natuurlijk dè manier geweest. - Ik heb daarna met hem gediscussieerd over de waarde van Coster, om er achter te komen, of hij werkelijk die waarde niet inziet; en ik kan alleen maar constateeren, dat hij dat inderdaad niet doet. Hij erkent de feiten wel, maar de persoonlijke toon is hem onaangenaam. Ik heb het debat toen maar stop gezet; het helpt toch niet. Ook Alie Smeding heb ik er nog bij gehaald. Zijn repliek was, dat hij er rond voor uit kwam, die dame om de verdienste uit te geven. Voor geschriften als Coster, waar ik geen winstobject in zie, moet ik persoonlijk sympathie voelen, anders geef ik ze niet uit, zegt hij ongeveer. Het onderhoud heeft mij in mijn meening over Z., die ik je gisteren al schreef, bevestigd. De man mag formeel ongelijk hebben gehad, door je niet dadelijk zijn beslissing te zeggen (als hij die voor zichzelf tenminste klaar had, wat ik natuurlijk niet weet), hij verdient niet de heftige uitval, die je tegen hem lanceerde. Hij heeft bovendien van de gelegenheid gebruik gemaakt, om mij met nadruk te verzekeren, dat hij ev. geschriften van mij, die hem niet liggen, ook niet zal uitgeven; voor de symmetrie misschien, maar het was ietwat pijnlijk. Dat neemt niet weg, dat ik hem in de hoofdzaak als absoluut eerlijk beschouw: n.l., dat hij winstlooze boeken alleen uitgeeft, als hij er zelf pleizier in heeft. En nogmaals: hij heeft daartoe als uitgever het recht, en ik zie er geen reden in, om niet van zijn steun aan Forum te profiteeren. Gegeven het feit, dat hij niet de ideale uitgever is, apprecieer ik zijn houding. Verder: hij verklaarde zich dadelijk bereid, om de quaestie van de publicatie in Forum op te lossen door in October een vel extra te geven, waarop dus Nieuwe Geluiden èn Schetsboek kunnen komen. Ook wil hij het zetsel van Coster gratis tot je beschikking stellen voor een anderen uitgever, Stols b.v. Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik dit een zeer royale manier van doen vind, die er op wijst, dat hij je ondanks zijn persoonlijke overtuiging inzake Coster in alle opzichten tegemoet wil komen. Ik heb gezegd, dat ik je dit aanbod over zou brengen. Het komt dus m.i. hier op neer: Zijlstra kan Coster niet slikken, maar neemt overigens de meest loyale houding tegenover je aan, die je maar van iemand van zijn structuur kunt verwachten. Ik zie niet in, waarom je zijn aanbod niet zou aanvaarden: tenzij je blijft vasthouden aan een gedroomde Z., bevrijd van de erfzonde der holl. klei, zul je het met mij eens moeten zijn, dat hij niet chicaneert en zoo ver gaat, als eenigszins mogelijk is. Antwoord me even per omgaande, wat je er van denkt. Ik zou het ongemotiveerd en nog meer ongeproportioneerd vinden, wanneer je op grond van deze bespreking een definitieve breuk met Z. uitlokte, door hem b.v. dat geld terug te sturen. Je kunt van een Fries geen polemist maken; en niemand verlangt toch van je, om verder intimiteiten met Z. te wisselen, of hem zelfs maar met offertes te bezwaren. Z. heeft me nog speciaal gevraagd, om je te zeggen, als ik je schreef, dat het hem speet, als hij een verkeerden indruk bij je had gewekt omtrent de uitgave van Coster in boekvorm. Ik zou dit niet overbrengen, als ik meende, dat het een phrase was, al is het dan ook moeilijk de phrasen van zakenlieden te scheiden van hun gemeende uitingen. In haast voor de expres, hart. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [27 september 1932] Bellevue, Dinsdag. Beste Menno, Veel dank voor je beide brieven, die ik kort na elkaar kreeg, en vooral voor je alleszins vriendschappelijk optreden in deze stomvervelende (ook voor jou!) aangelegenheid. Ten slotte heb je gelijk: Zijlstra is een Polderlandsch rund, maar in dien staat niet van een zekere vlotte chic ontbloot. Wat voor mij de zaak absoluut verandert, is dat beschikbaar stellen van een extra vel voor een afwikkeling van den steen des aanstoots, als deze beeldspraak niet al te krachtig ‘aandoet’, vóór December. Daarmee is tenminste het eigenlijke conflict, en het ‘dwingen’ over en weer, van de baan. De rest bestaat uit vriendelijkheidjes. Ik verwacht van Stols antwoord wat betreft die Coster-uitgave. Liefst had ik het boek dan ook maar heelemaal anders gedrukt. In het zetsel van Forum zou ik n.l. nog verscheidene wijzigingen willen; ook het formaat vind ik niet zoo aardig - en vooral, waarom deze soort gunst aanvaarden in een kwestie als deze? Ik wil Zijlstra nu niet meer kwetsen en zal hem dat geld dus maar niet ‘in zijn gezicht gooien’, zooals jij zegt, ofschoon ik het gemakkelijk van Malraux had kunnen krijgen; alles welbeschouwd is Zijlstra inderdaad voor zijn doen wschl. tot het uiterste gegaan! Er zijn 2 dingen waarin ik mij wschl. vergis en zal blijven vergissen: dat er zooiets als een persoonlijke sympathie van Zijlstra voor geschriften bestaat (maar het is waar, hij plengt tranen bij de romans van Maurice en Helman, en siddert van spanning bij de avonturen van Camoës) - en daarnà, dat er menschen bestaan die daarmee rekening moeten houden. Dat jij en ik zelfs onder deze laatsten behooren is het koddigste; in dit geval ben jij beklagenswaardiger dan ik, omdat voor mij tenminste het begin doorslaggevend is geweest. Maar hoe Dr. Menno ter Braak in zijn verdere literaire loopbaan dit gevoel zal behouden of verliezen, wordt een interessante kwestie op zichzelf. Als ik in Holland was, zou ik van nu af aan beginnen te zoeken naar den ‘idealen uitgever’ die Zijlstra dus niet is. Bep heeft gisteren een heel pak Engelsche winter-catalogi gekregen; wat een benijdenswaardig lot hebben de Engelsche highbrows en Amerikaansche schrijvers van buitennissigheden toch, bij ons vergeleken! Ik ben benieuwd of Dumay ‘verkoopbaar’ zal blijken, danwel ‘strop’; dit alweer met het oog op het Hollandsche uitgevers-gevoel, waarvan hier sprake is. Maar toch is in Holland wel iemand van behoorlijker allooi te vinden: hoe hadden anders Multatuli en Van Deyssel hun ‘gescheld’ (dat nog wel een ander toontje had dan mijn Coster) gedrukt gekregen? Dat hij tot deze soepelheid niet eens in staat is, neem ik Zijlstra kwalijk. Maar dat ik hierin ongelijk heb, is duidelijk. De man is blijkbaar dom genoeg om, ofschoon hij niets verstaan kàn van het Démasqué of van de verzen van Vestdijk, deze boeken toch te aanvaarden, als (volgens zijn instinct of voor zijn reukorgaan) tè subtiel en bijgevolg ongevaarlijk. Een andere kwestie wordt het met Coster, waar de ‘persoonlijke toon’ en natuurlijk het ‘schelden’ eenige langingemetselde begrippen omtrent fatsoen tot nieuwe bloei brachten. Mooi; tout va bien, als men eenmaal de persoonlijke smaak, sympathie, enz. van Zijlstra op dit gebied tot de... ik had haast geschreven: waarheden, maar laat ons niet te ver gaan, laat ons zeggen: tot de ‘aanvaardbare’ mythen en illuzies rekent. Nu uit hiermee. Maar krijg ik dan nog als de bliksem de proeven van het stuk over Schetsboek, als dat in October verschijnt? Ik heb dat liever dan met het laatste samen. Bouws schreef me zooiets van: ‘ik heb zelf de laatste revisie doorgenomen’ - maar dat gaat niet op bij dit stuk, waarvan ik zelfs geen eerste proef kreeg. Ik schrijf je deze brief tusschen allerlei installeerdaden door van beleid, ijver, heldenmoed en aanverwante qualiteiten. Daar waar ik een regel wit heb gelaten, heb ik een kist met afval gevuld en de daarbij behoorende planken vol spijkers naar den kelder helpen dragen; even voor ik dezen brief begon, kwam ik uit het dorp, beladen met de meest diverse en curieuze artikelen, als daar zijn: 1 flesch terpentijn, 2 potjes gele verf, 1 glas om desgewenscht uit te drinken, 2 wrijfmatjes van ijzerdraad (die misschien anders heeten), vele spijkers, een hamer, een groot pak Lux, vele lucifers, en nog andere dingen, want ik bedenk niets, maar sla integendeel veel over. Als je in November hier logeert, zal je niet kunnen vermoeden hoe het in deze dagen geweest is. Bep en ik verven beurt om beurt aan tafels, bedden en buffetten, en je zou het niet gelooven, maar het wordt alles even mooi. Eergisteravond hebben we, om er eens uit te zijn, met de Malraux' in Parijs gegeten, in een duur restaurant en wij in de rol van gasten - ik geloof dat het sinds tijden het eerste restaurant van dit soort is, waar wij ons ‘attableerden’; Bep heeft zéér gesmuld van een visch in een roomig sausje, en ik heb 2 X genomen van een pâté de foie gras die gegarandeerd uit Périgord kwam; dit alles, en de dingen die ik weer oversla, doorgespoeld met een uitgezochte Vouvray, en overstroomd door een conversatie van Malraux over Shakespeare, over de karakters van Pia en Germaine Chevasson, over Lawrence, over Huxley, over nog 1000 dingen die ik ditmaal niet oversla omdat ik ze vergeten ben, maar die allemaal boeiend en intelligent waren en briljant en overdonderend snel afgedraaid. Malraux herinnert zich jou nog heel goed en houdt zich voorbereid om in November de conversatie over Stalin met je te hervatten, precies dáár waar ze 2 jaar geleden werd afgebroken, omdat ‘cette question doit être vidée’. Hij was alleraardigst en maakte zich van het 1e oogenblik af al ideeën over het plaatsen in de een of andere betrekking van Bep en van mij! Clara daarentegen is moe en niet goed op dreef, ofschoon ook als altijd aardig en nog meer dan intelligent, zelfs voor wat Dumay een ‘intellectueele vrouw’ noemt. Andere historie: vanmorgen kreeg ik via Greshoff een aanbieding van de firma Boucher uit Den Haag om mijn bloedhemdenhistorie (zooals Greshoff zegt), de aan Truida opgedragene, in 150 exx. uit te geven, waarvoor ik dan fl. 40 ontvang. Gegeven onze tegenwoordige uitgaven, heb ik het met beide handen aangegrepen. Later meer. Tot slot alleen dit: er is bij Chatto and Windus, 97 & 99 St. Martin's Lane, London, verschenen de bloemlezing van Huxley, waarvan ik je het prospectus hierbij zend. Bep vroeg het aan voor de N.R.C., maar het lijkt mij geknipt voor jou (Huxley, jij en de poëzie!) om in Forum te bespreken. Koop het dus of laat Bouws het aanvragen. - Hart. groeten, ook van Bep en aan Ant en Truida, de hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 29 september 1932 Rotterdam, 29 Sept. '32 Beste Eddy Je brief heeft me rijkelijk beloond voor de (inderdaad niet zoo erg gezellige) démarche bij Doeke Zijlstra. Zooals je het geval nu bekijkt, bekijk ik het ook. Je hebt werkelijk den hollandschen gemiddelden (beter dan gemiddelden!) uitgever nog te hoog aangeslagen, wat zijn intelligentie betreft. Maar vergelijk nu de reacties van amsterdamsche studenten, in het knipsel, dat ik je stuurde, en het stompzinnige, quasi-alcoholische, joviale, poenige en onderwijl nog heftig domineesachtige gezwets van ‘collega’ A. den Doolaard, auteur, gebruikmaker van woorden, begrippen en aanverwante artikelen... en verwonder je dan niet te erg meer over Zijlstra, die nog vol waardeering probeert te zijn, en het alleen, als gentleman, maar niet kan! Ik weet nog niet, wat je van mijn Panopticum zegt; maar ik blaak van verlangen, om tenmininste te toonen, dat ik achter je sta en niet b.v. de afzijdige philosoof ben, waarvoor sommigen mij dan nog wel willen verslijten. Vind je beter, het stukje niet te plaatsen, all right; ik moest het na het verteren van dat prulstuk even schrijven. Op het leeskabinet las ik zooeven nummer 1 van Links Richten. Dat is erger snert dan je je zelfs met bescheiden verwachtingen kunt voorstellen; van een branderige, poeeterige quasi-revolutiegeest, die niet boven slechte schoolopstellen uitkomt. Die Jef Last is ook een zeer frisch individu; hij begaat de heldendaad, in het Fregatschip een soort voorpost van de kanonnenindustrie te ontdekken! In die kringen zal dat wel voor een geniale trouvaille doorgaan, denk ik zoo. Neen, dan ga ik maar weer in Nietzsche und kein Ende zitten lezen. Ik herlees alles van hem, het werk na Menschliches, Allzumenschliches dan; en het is steeds weer beter, verrassender zelfs dan de eerste maal. De Unzeitgemässen zijn daarmee niet te vergelijken. Die Fröhliche Wissenschaft en Jenseits zijn de geniaalste boeken, die ik ken. Lees in Fr. Wissenschaft over de acteurs!! Prachtig! Het zal me enorme moeite kosten, in mijn nieuwe boek de invloed van N. te verwerken; ontloopen kan en wil ik hem niet eens. Een auteur die je twee jaar achter elkaar vasthoudt, is een ‘Erlebnis ersten Ranges’. Werkelijk, daarbij legt ook Multatuli het absoluut af; er is niets van de rancune en het heesche stemgeluid van den man, die nog op een publiek wil werken, die bij Multatuli nooit heelemaal verdwijnen. Misschien interesseert het je, dat Anthonie Donker (om weer eens een representant van de hollandsche klooterigheid te vermelden) ontdekt heeft (eindelijk!), na lezing van De Bende van de Stronk, dat jij een epigoon bent van v. Ostayen. Hij heeft dat boek besproken voor de N.R.Ct., maar Vic heeft de desbetreffende passage er uit geschrapt. Ik heb geweigerd voor de N.R.Ct. Ter Zake te bespreken; ik kan geen woord meer vuil maken aan die middelmaatsoep met een enkel balletje er in; en bovendien, de gedachte alleen, dat die heeren zulke besprekingen alleen maar als ‘Forum-politiek' lezen, doet me langzamerhand walgen. - Ik heb wel verneukeratief over Katholiek Verzet geschreven; een kleine echo van De Moderne Ketterjager. Schetsboek kon niet meer gezet worden voor dit nummer. De rest komt dus nu in November. De combinatie was beter geweest volgens jou idee, maar het ging niet anders; en erg lijkt het me niet. Ik zie met heimwee uit naar de Pullmann van 29 October! Je verslag van huiselijke werkzaamheden belooft een fraai interieur! En ook op het weerzien van Malraux verheug ik mij. Ik denk een beteren (ik bedoel: completer) indruk van hem te krijgen dan in die holl. omgeving mogelijk was. Wil hem van te voren eens ter zijde waarschuwen, dat hij zijn spreektempo verlangzaamt, als wij moeten debatteeren, want anders verlies ik den draad. Mijn beide manuscripten van Dumay zwerven nog steeds rond. Als ik ze terugheb, stuur ik je er één voor de ontluizing. Eén er van heeft... mevrouw Zijlstra, het ander Greshoff, die in De Gemeenschap gekarakteriseerd wordt als ‘de zitvlaklikker der dertigers’. (Ook hier weer: Forum-politiek; iets anders zien die menschen niet meer in hun rancuneuze stemming). Théophile Gautier heb ik met belangstelling uitgelezen; het tweede deel heeft overigens 40% stuiversroman, vind ik. En daarbij heeft hij het dogma van de Schoonheid toch maar gecreëerd. Maar wat een verschil met de methode van de Tachtigers! Ik zal Vestdijk eens schrijven. Hij zwijgt als het graf! Bedank Bep vooral voor haar belofte-rijke kantteekening op je brief! hartelijke groeten en veel succes met de meubels! je Menno Er zijn twee novellen van Blijstra ingekomen, die ik heel beroerd vind. Op het imbeciele af zelfs. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [1 oktober 1932] Bellevue, Zaterdag. Beste Menno, Ik lig alweer in bed: een van die ‘griepsoorten’ weer, die eigenlijk bronchitis of gewoon verkoudheid heeten, waar je niet heelemaal ziek van bent (gisteren heb ik nog geholpen met meubels installeeren) en toch ook lang niet lekker. Vandaag komen we echt op orde, zooals dat heet. Morgen komt de mij onbekende Gishford, die ik in gedachten ‘young Anthony’ noem, hier lunchen - zoomaar uit San Gimignano overgewaaid, en tusschen twee treinen, wat ook erg poëtisch klinkt. De Belgische verhuizer heeft ons voor fl. 50.- afgezet, maar ik heb hem een fraaie brief gestuurd, meer waardig dan polemisch; en omdat mijn moeder voortijdig te hulp kwam zijn we vandaag (lijken we althans!) weer rijk. Toch moet het nieuwe leven, dat dus morgen begint, voorzichtig en nauwgezet begonnen worden. Ik zal de noodige artikelen moeten pennen, naast mijn meer persoonlijke ontboezemingen; Bep maakt zich ook op om serieus te gaan bookreviewen. En onze logés - waarvan de scharen door jou geopend zullen worden - krijgen in principe logies, morgenkoffie of ontbijt en avondboterham gratis, maar moeten het hoofdmaal, vreezen en betreuren wij erg, met ons buiten zoeken en zelf betalen. Bep zei, na lezing van je brief: ‘Nou, als Menno nog met de Pullman komt, kan hij dat ook nog wel doen’... Wij maken er een grapje van, maar wij vinden het au fond niet leuk, dat verzeker ik je. Maar wij behooren nu heusch tot de minbedeelden, ik bedoel: - vermogenden. Je brief was erg gezellig en vol wetenswaardigheden. Het stuk van den Bulgaarschen naaktlooper is echter nog niet verschenen, ik bedoel: van den Balkaneeschen zwerver oftewel Provençaalschen druivenplukker; dat het bête zal zijn, wil ik met gerust gemoed hopen. En de inderdaad ‘Polderlandsche’ - immers van alle ‘buitenlandsche’ belezenheid gespeende - ontdekking van Donker is ook karakteristiek. Het doet er niet toe dat ik De Stronk eerst 1/2 jaar geleden las, in hetzelfde boekje dat jij nu bezit, ik ben een epigoon van P.v.O., zooals Apollinaire dat was van Stramm, of Aragon van Kurt Schwitters! Heeft Vic die opmerking geschrapt uit welwillendheid tegenover mij, of uit verzet tegen de domheid tout court? Ik vind het aardig van hem, maar hoop op het laatste. Erg aardig is ook dat hij jou Ter zake overleverde, en jammer (ook buiten de Forum-politiek, die tenslotte natuurlijk bestaat, omdat men niet strijden kan, als partij aanvallen of aangevallen worden, zonder dat er tòch een soort ‘politiek programma’ gaat ontstaan) - en jammer, dat jij het niet besprak. De lezers van de N.R.C., die buiten alle literaire politiek staan en voor wie iedere kritikus: jij of Donker of ik, de fameuze ‘ze’ zijn, die recensies plegen, zouden dan hebben kunnen lezen wat ‘ze’ over den man zeggen, die de ‘ze-’rol zoo vaak en met zoo'n zuiver begrip in hun krant voor ze speelt. Kan je het niet toch nog doen, en dan meteen een zuivere analyse geven (zonder gescheld) van die Donkersloot-intelligentie-met-matelooze-belangstelling-en-joviale-Olympismen? Het zou uitstekend zijn, en het kost je geen handomdraaien; uitstekend, niet voor de Forum-getrouwen, maar voor wat jij het ‘halfzachte Holland’ noemt en voor deszelfs ‘publieke opinie’. Òf je strijdt deze strijd niet meer, en dan heb je gelijk - òf je laat je hier een eersterangszet ontgaan! Ik hoop dat je mij nu niet als te verpolitiekt beschouwt. Je dégoût van het werkje kan ik levendig meevoelen. - Maar het heele accent van mijn betoog ligt in het 1e deel van de laatste zin van de vorige alinea (hè?!) - met die opvatting kan ik me nl. ook best vereenigen, maar is die reeds de onze, kan die het reeds zijn? Je brief zit vol van verwijzingen naar aanvalletjes op ons uit de meest verschillende hoeken. En we hadden op onze vingers kunnen natellen, toen we Forum op dezen voet begonnen, dat het ook zóó zou zijn. De Polderkikkers voelen zich nu blijkbaar onrustig worden door ons steenen smijten, vandaar het verdubbeld alarm. Je stukje vind ik, zooals ik je gisteren schreef, erg aardig - niet alleen tegenover mij (dat is vanzelfsprekend), maar als ‘eigen manifestatie’ in deze heibel. Het November-nr. wordt op deze manier wel èrg aan Coster gewijd, maar daar is nu niets meer aan te doen, zeg je zelf. - Verder heeft Esser (Gerard van Eckeren) in D.G.W. een stuk willen plaatsen, waarin hij mij betrapt op verkeerd lezen en verkeerd citeeren; Kramers stuurde het hem terug, omdat hij vreesde ‘de waakhonden (dat moeten jij en ik zijn!) te irriteeren’. Ik heb nu Esser geschreven om mij dat stuk te zenden; als het niet te lang is, kan het misschien bij ons, ook in de rubriek Panopticum, met een naschriftje van mij (dat ook kort zal zijn) over den ‘Costeriaan’. Ik brand wel van verlangen om de heele rotzooi van Theuntjes, Donkers, Doolaards en Gemeenschappers op hun baadje te komen, dat kan met mijn temperament wel niet anders! Maar wààr? want ik begrijp dat we Forum niet tot stapelplaats van Costeriana kunnen maken. Enfin, vroeger of later... Het 1o nr. van Links richten ken en bezit ik. Ik zou zelfs graag de volgende nrs. lezen en er dan een stuk over schrijven. De grootste stommiteit die in dit 1o nr. voorkomt is niet van Jef Last, maar van Lenin. Dat de kunstenaar eerst ‘vrij’ zal zijn, wanneer hij zich geheel in dienst stelt van het proletariaat, is wel een van de daverendste partij-imbeciliteiten die ooit verkondigd werden. Ik zou daartegenover wel een passage willen citeeren van Nietzsche, die ik aanstreepte in Schopenhauer als Erzieher, dat ik nu lees, en waarin reeds pràchtige dingen voorkomen, van die dingen die je eigenlijk al wist (onderin), maar die je toch heelemaal vullen en waar je dan dagen mee rondloopt. Deze ‘betrachtung’ is stukken beter dan de 2 vorige, vind ik; de universiteitstoon is hier al zoowat geheel verdwenen. Ik hoop eind volgend jaar den geheelen Nietzsche te hebben gelezen. Wil je me je stuk over Katholiek Verzet zenden? [Hoeft niet! Bep krijgt het daarnet uit Holland gestuurd. Het is voortreffelijk.] - En wil je vooràl niet vergeten mij te vertellen wat Mevrouw Zijlstra, die zoo op mijn schoonzuster lijkt (onze concierge hier lijkt ook, maar op een andere manier, op mijn schoonzuster) van Dumay gezegd heeft? Greshoff schreef mij dat Aty het had verslonden. Het is trouwens ongetwijfeld boeiend, en dat is lang niet de minste waarde ervan! Het is niet een boek dat liegt, evenmin als Hampton Court, terwijl in Holland bijna ieder boek gelogen is. [In de ‘jongere’ productie, bedoel ik.] Rembrandt is van a tot z gelogen, behalve misschien in enkele heele kleine fragmentjes over Titus; en als het dan nog maar op een boeiende manier gebeurde, maar zelfs het liegen gebeurt daar op zijn-sloome-duikelaarsch. Arme Blijstra! Ik schreef hem een spottende brief, waarin ik aan den ‘hooggeachten heer Blijstra’ mijn excuses aanbood over het bewerken van zijn copie, en teekende met ‘de redacteur van Forum’ - ik kreeg daarop een brief terug, die werkelijk nogal sympathiek en zelfs een beetje touchant was. En nu krijgt hij misschien wéér zijn verhalen teruggestuurd! Nu, eens in de week schrijf ik je een brief, ofschoon wij ons voorgenomen hadden voortaan alleen maar briefkaarten te schrijven. Eens in de week 1fr. 50 port = 6 frs in de maand; het màg (voor jou) zelfs wel 7 frs. 50 worden. - Hartelijke groeten, ook van Bep, en aan Ant en Trui(da), van je E. P.S. - Wààr komen de opmerkingen van Nietzsche over acteurs voor? (pagina's opgeven) - en staat daar ook dat in over ‘das Zweite’? Ik heb in Spa aanteekeningen gemaakt over dit onderwerp en wil die nu wel graag met N.'s argumenten vergelijken! Later. B.M., Het stuk van den Doolaard is nog steeds niet hier, maar wel kwam er een brief van Jan Gr., waarin weer een brief van Henri Mayer, waaruit dit citaat: ‘In het laatste nr. van De Gemeenschap werpt Spoelstra, Den Doolaard, zich op als paladijn voor Dirk Coster. Hij belooft Eddy een gratis pak slaag, franco thuis, als hij het nog eens over ‘eties kwijl’ heeft. Als dat eens gebeurt, hoop ik erbij te zijn; ik ben n.l. niet zeker of die wildeman niet van Eddy zijn vet krijgt.’ Jan teekent hierbij aan: ‘Henri heeft fidutie in je, sedert je den zoon van de firma (= Pom!) op het gelaat geraakt hebt’. Ik heb die fidutie absoluut niet. Het is vrijwel uitgemaakt, dat Den Doolaard mij een gesoigneerd pak slaag verkoopen kàn. Maar dat is geen reden om er niet op in te gaan. Nu er, na die eerste uitlating van het Theuntje, weer over slaan gesproken wordt, wil ik graag een panopticum wijden aan deze kwestie. Kan je je daarmee vereenigen? Den Doolaard woont, meen ik, in Parijs; ik kan hem dus mijn adres opgeven. Als iets mij hiervan weerhoudt, is het mijn samenwonen, tegenwoordig, met Bep. Zoo'n tooneeltje lijkt me niets voor haar; en dan, ons meubilair staat nu net op zijn plaats; en tenslotte, zij heeft de boel hier zoo keurig en lief haar eigen stempel gegeven, en ik heb binnen de laatste dagen zooveel aanwijzingen van haar gekregen van hygiënischen en huishoudelijken aard, dat ik het prettige gevoel heb (ik zeg dit zonder eenige ironie!) van zelf bij haar gelogeerd te zijn - al is het dan als een heel intieme logé, die in, inplaats van naast, de slaapkamer slaapt. En Bep kan die den Doolaard so wie so (om met haar te spreken) al niet goed zien; ik weet dus niet of ik, zelfs uit espagnolisme, het recht heb om het individu hier te vragen. Maar ik zou op de een of andere manier toch wel willen reageeren op deze pugilistische bedreigingen, en althans mij ‘beschikbaar’ stellen; dat kan je je misschien wel indenken? Het spijt me erg dat dat stuk nog altijd niet hier is; ik brand nu van verlangen om het in zijn geheel te bestudeeren. De consequenties die jij eens aan de polemiek wilde geven, schijnen dus van de andere zijde te worden gezocht; wat mij benieuwt is alleen of de heer Coster zijn bravo's met plaatsruimte in de Stem betaalt, of in species, zooals vroeger placht te gebeuren. (Ik zou zooiets ook wel in mijn stukje willen vragen.) Weliswaar heeft hij mij destijds gesommeerd ‘het mes’ te trekken, maar het ging toen nog maar om een essay-mes; terwijl de dapperen uit het Costerlijke kamp nu met ‘physieke afstraffingen’ schijnen te willen reageeren. De bleeke boekenwurm Theun was in dit opzicht nauwelijks au sérieux te nemen, maar iemand die Bob Spoelstra heet, van gletschers op muildieren glijdt en van muildieren zoonoodig in één run weer op zwaargeparfumeerde juffrouwen, is heusch een andere zaak: tegen zóóiets gespierds, dat bovendien nog een paar ribben meer heeft dan ieder ander (blijkens gepubliceerde photo's), zal ik mij dienen te wapenen; want onder ons gezegd, ik geloof niet dat ik een pak slaag van dezen meneer, zelfs franco thuis bezorgd, zou kunnen verdragen. Schrijf mij dus omgaand ook over deze aangelegenheid, en laat mij hem, zoolang het op papier gaat, rustig nog wat ethisch kwijl toe mogen dienen. (Het schijnt mij nu wèrkelijk dat dat stuk zoo wegblijft, en het verwondert me dat je me zelf niets schreef van deze nieuwe argumenten.) Als voren, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 1 oktober 1932 Rotterdam, 1 Oct. '32. Beste Eddy Ook in haast: je briefje heeft bij mij nu een plan overrijp doen worden, dat ik allang, voor gegeven moeilijkheden, in petto had. Er wordt opgericht (on-officieel natuurlijk): N.V. tot Exploitatie van ‘Uren met Dirk Coster’ in Boekvorm. Het is te idioot, als door die fatsoenspsychose van Nederlandsche boekfabrikanten de uitgave in boekvorm wordt belet. De zaak wordt nu eenvoudig zoo: ik vraag nauwkeurige prijsopgave bij Zijlstra van het afdrukken en brocheeren van het aanwezige zetsel in b.v. 500 exemplaren (als het te duur wordt desnoods de helft). Met deze gegevens in de hand breng ik het geld zeker bij elkaar; ik zelf zal waarschijnlijk in de komende maanden f. 50 kunnen missen, Bouws moet bloeden, Ant heeft ook wel wat en aldus komt het geld er persé. Verder zal ik Zijlstra vragen, of hij tegen contante betaling van het voorafgaande zijn fatsoenlijke zaaknaam wil leenen en voor de exploitatie verder zorgen; wil hij dat niet, dan nemen we een andere uitgever, desnoods drukker in den arm. Dat is bijzaak. Het eenige, wat van jou gevraagd zou moeten worden, zou zijn: zoo weinig mogelijk correctie, om de kosten niet te hoog te maken. Ik wacht nog even met het begin van mijn campagne, tot je definitief bericht hebt van v. Kampen en Meulenhoff; willen die er aan, dan is het natuurlijk gemakkelijker. Laat me dat dus zoo spoedig mogelijk weten. Daarna kom ik met cijfers. Van Vestdijk zooeven een brief, dat hij nog altijd in depressieve toestand verkeert, opium neemt en op zijn bed ligt. Inmiddels zul je mijn brief wel gekregen hebben. Hart. gr. voor jullie beiden, ook van Truida je Menno N.B. Die ‘voetvegerij’ van Bouws zal wel weer overgaan. Hij meent het wel goed, maar zijn persoon is hem nu eenmaal dierbaar op een bepaalde, ons onbekende wijze. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [4 oktober 1932] Bellevue, Dinsdag. Beste Menno, Het is werkelijk alleraardigst van je dat je die N.V. wil oprichten. Maar... Stols wil ook het gratis zetsel niet, en dan, Stols is misschien wel geboycot als uitgever, hij verkoopt werkelijk griezelig weinig, zelfs als hij uitstekende reizigers heeft. - Aan den anderen kant zal Zijlstra zeker de exploitatie van Coster niet op zich willen nemen; immers, hij is niet bang voor het risico, maar juist voor zijn goeden naam! Wil je de zaak verder met Jan behandelen, die verreweg de meeste kijk heeft op uitgevers-aangelegenheden, laat hij jou dus schrijven hoe het met Meulenhoff en van Kampen verloopt. - Art. Den Doolaard nog steeds niet hier. Esser signaleert mij blz. 208 en 209 van Costers Verz. Proza II als door mij verkeerd geciteerd (ik verwijt hem het tegendeel van wat hij schrijft, zegt Esser). Wil je die blzn. eens opzoeken en met het geciteerde vergelijken; dan mij je opinie zeggen en mij het Verz. Proza II sturen, opdat ik, als E. gelijk heeft, die correctie kan aanbrengen. Ik zal Jan gelijk hiermee schrijven over deze aangelegenheid; ik bedoel: die boek-uitgave van Coster. - We beginnen vandaag (3 Oct.) eigenlijk ons huishouden, het is veel ingewikkelder dan men zich voorstelt. Gisteren waren we bij de Malraux' in Parijs en hadden een heerlijk gevoel van uit onze eigen rommel (ook ‘op orde gebracht’!) te zijn. Schrijf spoedig weer; mijn brief ging laat weg. H. gr. van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [5 oktober 1932] Bellevue, Woensdagavond. B.M. - Vanmorgen kwam eindelijk Forum, een aardig nummer, vinden wij; in principe heeft Z. gelijk met zijn bezwaar tegen vervolgstukken! - Jan schreef over de Uren aan Meulenhoff; zien wat het oplevert. Van Boucher kreeg ik f 40.- voor die hemdenhistorie. Zooeven waren wij bij den politiecommissaris hier om als vreemdelingen te worden ingeschreven; kosten f 4.- voor ons beiden, inpl. van f 20.-, omdat we beiden ‘schrijvers’ zijn! Maar morgen moeten we dat per attest van de legatie of zoo zien waar te maken! - Ik keek mijn Uren nog eens goed na, inclusief het laatste stukje; na schrappen van vele kleinere emendaties, blijven er, op dit punt, 83 regels te ‘herzetten’. Bouws rekende 15 cts. per regel; of dit ook de prijs van Z. is? Alles bijeen zal het dus wel op een kleine 100 regels neerkomen. Daarbij dan nog eenig bijwerk: titelblad, motto, hoofdstukken in cijfers, sterretjes op de plaatsen waar nu alleen een regel wit staat. Je kunt Z. grofweg al eens polsen over de prijs. Meer dan 400 exx. hoeven er toch niet te worden gedrukt - desnoods minder, maar zeker toch wel 250 minimum, omdat ‘je kan nooit weten’. Ik krijg nog antwoord van je op 1 of 2 brieven, dus dit gaat maar als voorloopige inlichting. De teekening van Coster, die misschien in Forum komt, had ik er ook wel graag bij; dat kan niet duur zijn, want het is een lijncliché. - Ik ga probeeren aan verschillende dingen tegelijk te werken, Bep spant zich hevig in om een huisvrouw te zijn, ‘the poor dear’. Als je hier bent, zal je soms wel raar opkijken. Hart. gr. v. ons; je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 6 oktober 1932 Rotterdam, 6 Oct. '32 Beste Eddy Met dat stuk van den Doolaard is het een gek geval: ik meende, dat ik het je al gestuurd had en merkte pas door je brief, dat het er nog lag. Waarschijnlijk, omdat ik er al over geschreven had. Je zult het inmiddels wel ontvangen hebben. Het is zoo bot, dat ik voor mij het geen verdere repliek waard vind; maar het aanbod van het pak slaag zou misschien met vijf regels te beantwoorden zijn (b.v. alleen adresopgave). Een weerlegging van zulke stukken lijkt me onnoodig en (behalve de slagen) zit er ook geen ‘eerezaak’ in, dunkt me. Ik heb zoo'n idee, dat die slagen ook nogal mee zullen vallen en voor 75% stijlfiguur in gletschervorm zullen zijn! Mij persoonlijk ergert dat geschrijf over slaan honderd maal meer dan werkelijk slaan. Was den Doolaard onverwachts bij je thuis gekomen (hij woont inderdaad in Parijs!), om je te slaan, dan zou ik het tafereel belachelijk, maar niet onsympathiek hebben gevonden; dit dreigen (en dan na zoo'n stom stuk) is kwajongensachtig, en Borel, die er een ‘zedenbederf’ in ziet (hoor ik), heeft niet heelemaal ongelijk.* Als je er in het publiek op antwoordt, zou ik je aanraden, voor het effect, om zoo kort en scherp mogelijk te antwoorden: geen intieme hatelijkheden, die je hem ev. per brief kunt doen toekomen, geen ‘kryptisch’ nootje dus, maar een voor den lezer absoluut duidelijke tegenzet. - Vic vertelde me gisteren, dat Anthonie in De Stem van deze maand een erg kinderachtig tooneelstukje moet hebben geschreven, waarin jij, Greshoff, Slauerhoff en ik optreden. Volgens Vic was het beneden peil; ik hoop het vandaag of morgen op het leeskabinet te zien. Verder vertelde hij me nog, dat Lichtveld Ter Zake heeft besproken en in een (volgens hem aardig) stuk heeft afgemaakt. Als het in de N.R.Ct. komt, zal ik het je sturen. Forum van deze maand was mager van volume, maar verder wel afwisselend. Minne valt me erg mee, na herlezing! De poëzie is goed ditmaal. Blijstra blijft dwingend middelmatig; dit soort schijnt wel zijn maximum te zijn, als je die laatste novelletjes vergelijkt. (misschien is hij het, die ons bij de leesportefeuilles ‘invoert’!) - Het stuk Coster lijkt mij ditmaal het minste; afgezien van de uitstekende stukken over Couperus en Multatuli is het als los artikel te veel ironische commentaar en te weinig conclusie: in een boek dus een goed intermezzo, om het laatste oordeel voor te bereiden, maar afzonderlijk niet zoo inslaand. Mijn smaak zegt me, dat in het volgend nummer de groote afrekening moet komen. Maar wat nu, als de heele rest nog ± 45 pag. wordt? (Bouws schatte het daarop). Zelfs met het vel extra komen we er dan niet. Ik zou je dan toch aanraden, om Schetsboek te laten vervallen en dadelijk op de eindafrekening over te gaan. Dit dus geheel onafhankelijk van de ruimtequaestie, of de vervolgen in December. Mijn lezers-instinct zegt me: het moet nu met een knal uitzijn. Nemen we b.v. Schetsboek in November en de rest toch in December, dan geloof ik, dat je het goede moment, om de laatste klap te geven, verzuimt. Vooral waar die klap zoo driedubbel aankomt. Ant had onafhankelijk van mij hetzelfde gevoel. Waar het geheel nu in ieder geval als boek uitkomt en Schetsboek toch ook al gezet staat, lijkt me dit ev. weglaten geen onoverkomelijk bezwaar meer. Ik heb aan Greshoff al over de N.V. geschreven. Ant en Wim hebben al financieele assistentie toegezegd; Bouws natuurlijk ook**, al gromt hij nog wat na over de voetveeg. De quaestie is nu: hoe. Ik denk ook, dat Zijlstra de exploitatie zal weigeren. Mij lijkt dan het best: Nijgh & v. Ditmar laten drukken, omdat dat wel het goedkoopst zal uitkomen en voor correctie het gemakkelijkst is, en dan een boekhandel of klein uitgevertje opscharrelen voor den naam, die voor de verkoop percenten krijgt. Het zal dan wel een snertexploitatie worden; maar dat dondert niet, het gaat hier om het feit van de uitgave en de verkrijgbaarstelling als boek. Maandag heb ik voor de V.U. in den Haag uit eigen werk gelezen, d.w.z. het proza van v. Haaften aan een 150-tal oudere dames en aanverwanten in het gezicht geslingerd. Het wekte ontstemming, een net heer liep weg. – Batten en van Lier waren er; na afloop met hen in Riche gezeten. Batten is precies een klein Duperrontje geworden, maar hij is toch niet ongeschikt; de helft van zijn woorden kan hij niet verantwoorden. Van Lier wordt steeds aardiger en komt ook meer los; ik geloof werkelijk, dat hij één van die langzame intelligenties is, die laat, maar dan goed zullen loskomen in hun eigen vorm. Ik heb eenige humoristische passages uit Dumay voorgelezen, waar ze veel pret om hadden. Wim is zoo handig geweest, zijn promotie op 2 Nov. te zetten, wat allerongelukkigst uitkomt met mijn toer naar Parijs. Ik ben nu bezig den dag te verschuiven naar 3 Nov., hoop, dat het lukt. Lukt het niet, dan moet ik Dinsdag met den nachttrein weer weg. In ieder geval houd ik me aan Zaterdag. En mijn eigen eten kan ik heel best betalen, maak daarover geen zorg! Als Dumay in Januari in Forum verschijnt... Ik heb het citaat over de knapenliefde nagelezen in Proza II, maar geen verkeerd lezen kunnen ontdekken. Je hebt alleen tegen den toon van Coster geprotesteerd en dat komt volkomen uit. Zoo erg veel voel ik niet voor de opname van het stukje van Esser; we zouden dan werkelijk bulken van Coster! Dezer dagen begin ik bepaald weer te schrijven. Vanavond wil ik het hoofdstuk Marie-klap-George omwerken. Dan: ‘Waarom men op zijn dertigste jaar nog schrijft’. - Pleizierig (ik voel dat als een persoonlijk pleizier), dat je Schopenhauer als Erzieher al beter vindt. Want het wordt nog veel beter, reken daar maar op! - Over de acteur staat allerlei goeds in Die Fröhliche Wissenschaft, maar vooral: Aph. 361 (Vom Probleme des Schauspielers), op pag. 272. Een hoofdstukje, speciaal geschreven voor groote acteurs als Louis de Vries en andere Saalborns (‘welcher gute Schauspieler ist heute nicht - Jude?’). Ik beveel je trouwens dat heele boek erg aan. Als je het gelezen hebt, vraag je je af, of het werkelijk in 1882 geschreven is. Voor vandaag genoeg. Ik moet dadelijk weer doceeren! hart. gr. voor jullie beiden je Menno * Om andere redenen dan hij zelf meent, vermoed ik! ** Jo Donkersloot heeft vol afschuw geweigerd! Zij is gechoqueerd door den persoonlijken toon. Er is sedert Multatuli en Huet niets veranderd! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 7 oktober 1932 Rotterdam, 7 Oct. '32 B.E. Hierbij het stuk van Helman. Ik vind het heelemaal niet aardig en minstens even erg als de stijl-Donker. De lieftallige dame ernaast zal je hart zeker goeddoen. - Het tooneelstukje van A.D. in De Stem is inderdaad nog onbenulliger, geesteloozer en gymnasialer dan ik had verwacht; en dat zegt iets. Het gaat weer over ‘Menno’ en ‘Eddie’ en ‘oom Jan’ (= Greshoff); wij staan ‘met inkt te gooien’ etc. etc. Als je zooiets leest, krijg je lust, om coûte que coûte Fransch of Duitsch te gaan leeren schrijven. Maar vooruit maar weer! De carissimus heeft zijn promotie niet meer kunnen verzetten. Ik zal dus Dinsdag met den nachttrein weer wegmoeten, of Woensdag om 9 uur met de K.L.M. gaan vliegen. Als ik geld heb, doe ik dat. Vanavond ga ik bij Zijlstra prijsopgave voor Coster vragen. Je hoort daarna meer. hart. je M. Ik heb gisterenavond de scène omgewerkt, zóó, dat George geen klap krijgt, maar zich onder Marie's blik tot fatsoen bekeert. Zij is m.a.w. ook hier zijn ‘fatsoensengel’. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [8 oktober 1932] Bellevue, 7 October. 's middags. Beste Menno, Ik ontving vanmorgen het stuk van Den Doolaard, en iets eerder: eenige citaten eruit, in Het Vaderland! Het is werkelijk van een botheid, waar weinigen aanspraak op kunnen maken, maar dat krìjg je van het groote-zwerven. Hierbij een stukje dat ik graag onder het jouwe zou willen hebben, ook al omdat het zoo goed onze verschillen van reactie aangeeft. In geen geval jouw stuk schrappen. Ik wacht nog even, voor ik dit verzend, of er geen brief van je binnenkomt, waarop ik moet antwoorden. Ik ben hier begonnen aan iets ‘serieuzers’, maar het ‘rhythme van onze huishouding’ is nog niet gevonden en baart ons soms zorgen. Bep denkt dat dit getruqueerd is! Fraaie gedachte - niets is meer authentiek! 's Avonds. Daar is je brief. Grappig, je gebruikt precies hetzelfde woord: bot; en verder zeg je dat weerlegging onmogelijk (of de moeite niet waard) is. Toch ‘weerleg’ jij in je stuk meer dan ik; je grijpt nog naar een soortement bewering erin. Enfin, in ieder geval heb je nu mijn repliek; ik hoop dat het kort genoeg is. Mocht het je nog steeds niet bevallen, schrijf me dat dan gerust. Die adresopgave alleen lijkt mij tegenover dit kulstuk te ‘ridderlijk’; dàt zou ik dan beter in een persoonlijk schrijven kunnen doen, gesteld dat ik daartoe overging. Maar ik geloof dat een verneukerij als die hierbij gaat het in het publiek heel goed ‘doet’ (vergeet niet dat ik, toen ik je schreef, alleen dat eene citaat uit den brief van Maijer kende). Nu de verdere punten; allereerst Coster. Ik ben het absoluut met je eens, en als de boekuitgave nu toch komt, ben ik nog altijd bereid om Schetsboek te laten vervallen. Maar mijn voetveeg zwamt, met permissie, als hij zegt dat er 45 blzn. overblijven; het is 35 hoogstens. Dus wèl met 1 extra vel meer af te doen. Trouwens, ik kreeg de proeven van Schetsboek (15 blzn.) Het ms. was, meen ik, 18 blzn., en 21 blzn. voor de heele rest, dus ik veronderstel: 15 + 18 = 33 blzn. Wil je dit aan Bouws zeggen, en hem vragen mij zonder verwijl de complete proeven te zenden? Van Esser's stukje is geen sprake meer. Maar zend je me nog wel Verz. Proza II.? (Ofschoon ik werkelijk alle vertrouwen heb in jouw oordeel). Misschien dat ik daar nog een voetnoot bij zet(?) Wat denk je? Moet je het nr. van De Gemeenschap terughebben? Of kan ik het moois uitscheuren voor mijn plakboek? Ik ben op zulke dingen juist zoo dol voor mijn lezers. En dan: Bep en ik zijn eergisteren naar het Consulaat gegaan om ons te laten legitimeeren als ‘schrijvers’ (dit scheelde ons ƒ 16.- voor onze identiteitskaarten) en op dat papier kwam te staan dat wij waren: ‘hommes de lettres, et honorablement connus au Consulat-Général’. Daar is het pak slaag van Den Doolaard maar een licht tegenwicht voor! Bedank alvast alle menschen die finantieele steun beloofden voor de Uren. Die lieve Jo toch! had ik dàt ooit van haar gedacht? Maar de banden des bloeds zijn niet zoo maar te verloochenen; on sang ne peut mentir, vooral in fatsoenskwesties. Ik ben benieuwd naar het tooneelstukje van Donker. Kan je het niet voor mij bemachtigen en mij opsturen? Ik wil ook eens lachen, we hebben het hier zoo hard gehad met de meubels. - Des te beter als Helman jouw taak in de N.R.Ct. overnam; en stuur ons dat dan ook (om te leeren). Je lezing op de V.U. zal wel curieus geweest zijn; maar hoe doèn de menschen als ze ontstemd zijn, - behalve weggaan? Draaien ze op hun stoelen, laten ze hun brillen vallen? Kuchen ze; blazen ze? Ik zou van Wim hierover een diagnose, ik bedoel: ziektebeeld, willen hebben. - Batten begon me in zijn brieven wat op de zenuwen te gaan; àl te Perroniaansch grappig misschien; als je een jeugdcaricatuur krijgt te zien van jezelf, gaat het op een gegeven oogenblik tegenstaan. - Malraux heeft beloofd dat hij probeeren zal minder vlug te praten, als hij je weer ontmoet. Hij komt morgen met Clara hier eten. Anthony Gishford was onze eerste bezoeker (ik zeg dit omdat ik aan het eten denk); ik verstond hem voor precies de helft niet, maar hij mij ook niet voor ongeveer net zooveel, zoodat we dus toch nog ‘on equal terms’ gediscussieerd hebben. Hij had een paar heerlijke verhalen over den Engelschen gezant in Den Haag, te aardig om hier op te schrijven, maar als je bij ons bent, zullen Bep en ik ze je in collaboratie oververtellen (er komt een beetje nadoen bij.) - Dat Wim 2 November promoveert, precies op den dag waarop ik 33 ga worden, is jammer, want anders had jij dien dag hier kunnen vieren. Maar misschien lukt het je nog de plechtigheid op te schuiven. Ik ben alweer uit de koers geslagen met Nietzsche; ik heb het gevoel dat ik weldra niets meer zal kunnen lezen dat niet in een artikel kan worden omgezet. Maar misschien ben ik te pessimistisch; op resultaten althans kan ik niet eens bogen. Nu, veel hartelijks, ook voor Ant en Truida en van Bep (dit wordt een geijkte term) en van je E. Zaterdagmorgen. Zooeven kwam bijgaande brief van Bouws. Hij is een ouwehoer van het eerste water, maar werkelijk nogal braaf, bedenk je telkens weer. Wat zeg je van die keurige oprichting in 18 karaats businessmen-terminologie? Maar laat hem de boel maar doen, als je wilt. Ik schrijf hem om hem te bedanken en zeg hem (evenals Greshoff) dat hij zich met jou moet verstaan. Vraag Zijlstra zelfs niet om de exploitatie te doen! Zeg hem dat er, met bijwerk (cijfers boven de hoofdstukken, sterretjes tusschen de onderdeelen en titelpagina + correcties) ± 150 regels er bij te drukken zijn, en vraag hem dan wat hij ervoor moet hebben, bij een oplaag van 250 exemplaren. Daarna kunnen we er gewoon Stols op zetten, om het juiste argument van Bouws. En Stols heeft zeker even veel kans als een gewone kleine boekhandelaar; hij adverteert er dan tenminste nog voor in het blad voor den boekhandel en in Helikon. Als alles klopt, wil je dan - of dat kan Greshoff beter - er ook over schrijven aan Stols? Mij lijkt dit ‘voor het oog van de wereld’ ook beter. Later behoud ik mij het recht voor om deze typisch-Hollandsche historie ‘wereldkundig’ te maken. Hernieuwde hartelijkheden. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 10 oktober 1932 Rotterdam, 10 Oct. '32 Beste Eddy Hierbij den brief van Bouws (die inderdaad schoon is, vooral de laatste passage, die de firma's Grootenhuis en Collin als Siameesche tweelingen koppelt!) en het Panopticum terug. Ik doe dit laatste er nog bij, omdat ik je adviseer een kleinigheid te wijzigen; voor de rest is het m.i. best. Mijn lezersadvies is: 1o de koe is onduidelijk en kan door een scherper beeld vervangen worden (3e regel v.o.); 2o de hatelijkheid tegen Theun de Vries verzwakt het stuk, omdat hij er weer ‘zijn schouders over zal ophalen’ (en hij is niet erg, maar ook de lezer, die de woorden als een ‘jij-mop’ ondergaat). Ik zou den zin zoo willen lezen: ‘Maar waar men zijn schouders kan ophalen over den vergeestelijkten vader van een schimmigen Rembrandt... etc.’ Of iets dergelijks. De woorden, die er nu staan, zijn te duidelijk woedend en maken den indruk van iemand, die nu eens vreeselijk bulderend een tegenzet wil doen. Waardoor hij niet slaagt. - Het is een detailquaestie, maar ik ben overtuigd, dat dit het eenige zwakke, althans verzwakkende detail in het stukje is. Stuur je het omgaand terug? Het November-nummer moet ik n.l. in elkaar zetten, vanwege de Siameesche tweelingen op de huwelijksreis. De beide stukjes vullen elkaar overigens heel goed aan, lijkt mij, omdat ik eigenlijk niet tegen den Doolaard schrijf, maar indirect tegen Coster zelf. Ik ben bij Zijlstra geweest; hij zal mij een berekening sturen. Hij beloofde het voor den goedkoopst mogelijken prijs te zullen doen (niet op mijn verzoek, maar uit eigen initiatief). Eigenlijk lijkt mij dit ook verreweg de beste oplossing: Zijlstra drukt en Stols geeft het uit. Ik vind n.l. dat, nu Stols geweigerd heeft het boek op eigen risico uit te geven, wij moeilijk het zetsel van Zijlstra, dat hij gratis afstaat, kunnen gebruiken voor de drukkerij van een ander, waar Nijgh & v. Ditmar zelf drukkers zijn. Het lijkt me dan ook niet fair, zooals Bouws wil, met dit gratis zetsel drukkers tegen elkaar uit te gaan spelen. Zijlstra zal zeker een schappelijken prijs noemen. Je hoort meer, zoodra ik zijn gegevens heb. - Ik had uit je brief begrepen, dat Stols ook al principieele bezwaren had! Heeft hij die niet, dan is zijn naam natuurlijk de beste, die wij in dit geval kunnen hebben! Naar den werkelijken omvang van de rest Coster begin ik heusch benieuwd te worden! De heele geschiedenis is nu in ieder geval ter zetterij, met Het Schrijverspalet, dus je zult wel gauw proeven ontvangen. Ik heb ook een soort prospectus in elkaar gedraaid voor den tweeden jaargang, in boekhandelaarsjargon zoo goed mogelijk onze bedoelingen weergevend (b.v.: ‘het Panopticum lees ik altijd eerst’, zei ons een abonné.). Het stukje van A.D. kan ik niet krijgen, want koopen verdom ik. Maar als knipsel een proefje, dat je wel van den snijdenden geest zal overtuigen. Nu, spoedig meer. Hart. gr. voor jullie beiden je Menno Ik schreef gisteren de drie eerste bladzijden van De Ingebeelde Zieke. Nu zit ik dus voorloopig weer vast aan een amicinimicus. Maar ik reken er niet op, eerder dan de Kerstvacantie hard te kunnen opschieten! Vandaag 6 uur les, morgen 6 uur, overmorgen 5 uur. Poeh! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [12 oktober 1932] Bellevue, Woensdag. Beste Menno, Het spijt me dat mijn stukje alweer zoo weinig kijk op de Nederl. psychologie verraadde! Van woedend is toch, geloof ik, geen sprake, en het komt mij al even vanzelfsprekend voor dat ik ook hier een grap (= zijgrap) maakte, als er nu eenmaal besloten werd om de heele troep tegelijk af te doen. Maar jouw wijziging zegt voor mij weer heelemaal niets; liever dan het op die manier te ‘versterken’, schrap ik de heele passage, wat het stuk zelf weer zooveel korter maakt. Alléén de ‘misbakkenheid’ van het onderhavige individu is m.i. hier een argument, omdat er van physieke afstraffingen (en niet van vlammend vitalisme in poëzie of proza) gesproken is; maar natuurlijk, de beschaafde Nederlander zal vinden dat zooiets nooit een argument kan zijn. En ik begin het nu meer dan zat te worden om met het effect op dien beschaafden Nederlander te rekenen; ik kondig je hierbij (voor de zooveelste maal, zal je zeggen, maar soit...) aan, dat dit mijn laatste polemiekje zal zijn; ik krijg er werkelijk telkens weer een beetje minder plezier in. Als Den Doolaard mij niet had aangevallen, zou ik dit stukje ook al niet geschreven hebben. Wil je Bouws vragen het panopticum tegen Colmjon en Verbraeck te laten vervallen; die menschen hebben mij niets gedaan, en voor den beschaafden Nederlander wil ik ze niet uitschelden, die vindt toch dat zij beter zijn dan ik. Ik zou er haast over na gaan denken om voortaan met macchiavellistische kronkelingen stukjes te gaan schrijven waarin ik die beschaafde Nederlander heelemaal op mijn hand zou krijgen, maar mijn literaire verleden zit me dwars, en ook de vrees om, zoo jong al! op Borel te lijken. Ik heb de Reinald Godius-historie deze laatste dagen (om verder op gang te komen) geheel omgewerkt en belangrijk bekort; wat jij het ‘mémoires’-element noemde, is er nu wel uit, het is nu ook geen ‘kleine roman’ meer, maar gewoon een verhaal. Ik vind het jammer het aan de Vrije Bladen te geven; het zou misschien in 2 keer in Forum kunnen. Maar ik wil er toch eerst met van Wessem over correspondeeren. In ieder geval zal ik het jou zenden om er nu je opinie over te hebben; misschien vind je het nu ook nog knudde; gaat het dan toch naar Van Wessem, dan stuur jij het wel door. Het begin van het stukje van Donker lijkt me, in deze toon, niet eens zóó onaardig. Maar het zijn maar 10 regels; als het langer duurde zou het misschien heelemaal onleesbaar worden. Afgesproken dus, dat ‘in principe’ Zijlstra drukt en Stols uitgeeft. Als vriend (zooniet als ex-uitgever) kan ik Stols zelfs manen tot medecontributie! Heb ik nog vergeten op iets uit je brieven te antwoorden? Hartelijke groeten; je E. Wat een infame rotzooi was de ingekomen copy, ditmaal! Hoe jij nog vóór dat stupide vulgarisatie-artikeltje van Juffrouw Visser kon zijn, was mij een raadsel. En de rest: Bourbon, Blijstra, Gilbert de Zigeuner, Chassé bij Waterloo, alles al even onbenullig. Ik ben tegen alles. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 13 oktober 1932 R'dam, 13 Oct. '32 Beste Eddy Een misverstand, van geheel vroolijken aard overigens: ik bedoelde bij mijn aanteekening op je panopticum met ‘lezersstandpunt’ niet den gemiddelden Nederlander, maar mijzelf als lezer, dus niet als vriend, die wel weet, dat je niet woedend bent. Maar of het nu den beschaafden Nederlander of een ander ras betreft: die passage suggereert ‘den’ lezer een soort machtelooze woede, die je hier niet bedoelt. Je zult het toch met mij eens zijn, dat zoo'n stukje tegenover een idealen lezer een effect wil sorteeren? Mijzelf dan even onbescheiden als zoodanig stellend, geloof ik, dat iedereen dien onjuisten indruk zou krijgen, niet alleen Theun zelf, die ik geen idealen lezer wil noemen. Maar als je er niet zoo over denkt, waarom laat je de passage dan niet staan? Het is zuiver een stijlquaestie, die ik zoo voel, en als die opvatting je pleizier aan het stukje bederft, stoor je er dan niet aan. Zal ik de zin er weer inlasschen? Ik heb nog geen cijfers van Zijlstra; hij zit in zijn herfstcampagne, maar dat komt wel. Ik heb f 50 gereserveerd; die liggen klaar voor het aandeelenkapitaal. De rest komt ook wel, ik denk zelfs, dat er ‘overteekend’ zal worden. Dat je het stukje van Anthonie nog kunt waardeeren, is mij even onverklaarbaar als jou mijn voorstemmen voor Mathilde-Picasso. Ik vind dien vent een gymnasiast van de humoristische doch zeer deftige soort (zoon van den arrondissementsrechter b.v., die grappig wil zijn). Inmiddels (dit onder ons) heeft deze jongeman zich in een schrijven van ettelijke kantjes bij de hoofd-redactie van de N.R.Ct. beklaagd over de ongunstige critiek van Helman en de toelating van deze critiek door Vic. Hij verklaart daarin o.a. recht te hebben op meer waardeering! - Ik ben overigens maar erg slap voor die Picasso-geschiedenis en heb aanvankelijk het heele zaakje aan de dame terug gestuurd (ze had het mij persoonlijk gezonden): ze is er toen van alles in gaan verbeteren en ik kreeg het weer in huis. Ik steek er verder geen pink voor in het vuur. Bourbon vond ik werkelijk niet gek! Daar blijf ik voorstemmen. Ik stuur je straks Coster en Ter Zake. Daarnet komt je aangeteekende brief met Godius. Wacht, even openmaken... (dit is holl. romanstijl!) Ik zal het dadelijk gaan lezen en schrijf je nader mijn meening. Aan mijn eerste hoofdstuk heb ik al een en ander gedaan. Het wordt toch weer polemisch, merk ik; maar ik wil zooveel mogelijk ditmaal de polemiek tegen idioten vermijden. Liefst kies ik dan maar groote, opgeblazen, algemeen bekende idioten. Het is overigens heel prettig, dat ik nu geen arrangementen behoef te treffen; ik schrijf nu alleen maar zoo direct mogelijk, veel ik erin. Zeer aanstootelijk voor de objectieven. Als ik nu maar tijd kan vinden. Zaterdag over veertien dagen sluit ik dus alweer voor een week. Ik hoop een Démasqué mee te kunnen brengen; officieel verschijnt dat 5 November, heb ik gehoord. We zullen er beide wel heel wat over moeten hooren! Dikke vrouwen, en anti-Vondel! - Maar ik heb een abonné op Forum ontdekt, die Uren met Coster het beste van den heelen jaargang vindt (een zekere dr. Fortanier, psychiater te Leiden). Natuurlijk heb ik dat even aan Zijlstra verteld, die verlegen glimlachte. hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [14 oktober 1932] Beste Menno, Dank voor Coster en Donker; - wat je me van den laatsten vertelde is weer onbetaalbaar. Dàt is de man. - Goed, als je wilt, herstel dan de passage over Theun; maar zooals het nu is, kan het ook. Van ‘machtelooze woede’ voor mijn gevoel geen sprake, hoogstens van een groote verachting en passant. (Maar misschien heb jij gelijk!) - Stols wil Uren exploiteeren, mits hij er een kleinigheid aan verdient voor de moeite, daar komen nog porti bij en zoo. Ik heb hem gezegd jou te schrijven. - Ik ben blij dat er in Holland nog eenige dokters Fortanier schijnen te bestaan. - Schrap in Godius de stukken aan, die je zwakker, of heelemaal slecht, lijken; je ziet dat ik wèl om je opinie geef! - Anthonie's grapjes: over het soort ben ik het natuurlijk totaal met je eens. Maar jij las het heele stuk, en ik tien regels; dat Slau, ‘nonchalant en barbaarsch: Naaktloopen!’ zegt, vond ik wel ‘leuk’. Maar als ik àlles gelezen had, wie weet...? - Nog iets van belang. Las je ooit Boender over Querido? Ik heb dit boek hier voor je en wil het je graag cadeau doen, maar dan moet jij een panopticum erover schrijven: een ‘lof van Boender’, die ik schrijven zou, als ik niet te veel ‘collega’ van den man was! Ik denk dat je er bij oogenblikken echt van genieten zult; voor Holland is zooiets meer dan heilzaam! Resultaat: 90 verkochte exx. in vijf jaar! Laat ons reclame voor dit boek maken, dat even actueel is als de Holl. domheid. Tot nader. Steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [14 oktober 1932] Bellevue, Vrijdag. Beste Menno, Als jij voor het volgende nr. zorgt, wil je dan ervoor zorgen dat ik de proeven van de heele verdere Coster spoedig krijg? en wil je dan, bij de ‘opmaak’ rekenen op 1 bladzij meer? Ik heb n.l. door een brief van Van Eckeren gemerkt wàt het voornaamste bezwaar tegen mijn Coster-bestrijding zou kunnen worden, met een schijn van logica, en eenvoudigweg omdat men nu eenmaal aanneemt dat Coster iets is. Mijn slotzin: ‘ik getuig als mensch tegen mensch’ is, gegeven de Nederlandsche mentaliteit, totaal verkeerd; ik wil dat vervangen door iets als: ‘wat men zich tenslotte afvraagt is op welke wijze men zou hebben te argumenteeren in een streek waarin men Kokadorus zou aanzien voor een philosoof’. Of zooiets. In ieder geval heb ik, door Van Eckeren daartoe genoopt, nog verscheidene dingen te zeggen, die misschien wel een regel of tien, twaalf zullen vullen; ze zullen in jouw geest zijn, meer redeneerend dan polemisch! Dus tel er een blz. bij, dat maakt, met de 15 blzn. van Schetsboek precies het extra vel vol. Je zult zien dat alles erg meevalt. Zend gauw de boeken en schrijf weer eens. Hart. groeten van ons Twee. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 oktober 1932 Rotterdam, 15 Oct. '32 in haast, vòòr laatste post Beste Eddy De proeven-Coster zijn op 5 pagina's na, die spoedig komen, aan je afgezonden. Stuur je ze zoo gauw mogelijk terug? - Ik heb nu de beschikking over 80 pagina's. Ik moet nu òf mijn 20 pagina's Schrijverspalet er uit gooien, òf Schetsboek, anders kan ik geen behoorlijk nummer componeeren. Laat me nog even omgaand weten, wat je het beste lijkt. Het nummer is gevarieerder, als mijn stuk er ook in komt, maar het kan nog wel blijven liggen natuurlijk. Ik zet Bep's novelle er deze maand ook in. Op de ééne pagina meer reken ik. Ook van het Panopticum krijg je gauw proef. Nog een mijnheer... herlezen, en met groote instemming ditmaal. De verbeteringen zijn uitstekend; de vertelmanier wordt nu nergens meer topzwaar en de vele goede fragmenten zweven nu niet meer zoo los in het geheel. Vooral de reorganisatie van het geval Weber lijkt mij een uitstekende wijziging. Mondeling binnenkort meer. Bouws gaat Maandag [huwen]. Het gewichtig feit vindt plaats Donderdag a.s. 10 uur (adres: Frau K. Westmann, Ostra-Allee 15b, Dresden A1). Ik zal een wellevend telegram zenden. Je weet toch, dat er een bisschop aan te pas komt? hart. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 16 oktober 1932 Zondag B.E. Omdat ik gisteren mijn brief met een vaart moest afschrijven, vergat ik een paar dingen. 1 Reserveer vooral het verhaal voor Forum en laat De Vrije Bladen, als dat correctheidshalve gaat, doodvallen. Het is toch echt iets voor ons en minder geschikt voor Chassé en zijn kameraden, lijkt me. 2o let eens op de opdracht in Ter Zake aan dien luitenant ter zee. Daarin zit de heele Anthonie Donker: de joviale, niet studeerkamerachtige auteur, die ook met zeelui kan meedoen en daarvoor graag, heel graag zelfs, in het publiek uitkomt. Zoo'n opdracht is nog verraderlijker dan die van Helman in De Stille Plantage. Zijlstra is ziek hoorde ik gisteren van Bouws; met de prijsopgave zal het dus nog wel even duren. Maar die kan aan het feit van de boekuitgave toch niets veranderen. h. gr., ook voor Bep je Menno Ik heb de heele rest van Coster nog eens overgelezen: Schetsboek kan m.i., wat het effect betreft, in de tijdschriftvorm vervallen, omdat het laatste gedeelte op zichzelf een volkomen vonnis is. Bovendien (dit is een practische overweging) hebben de koopers van het boek dan nog iets extra. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, 16 oktober 1932 Bellevue, Zondag. B.M. - Ik las Schopenhauer uit, waarin tot het eind meeslepende dingen staan; toen begon ik aan Richard Wagner in Bayreuth, dat mij ontzettend emmerdeerde. De woorden zijn hier bijna nergens dik genoeg om het veelzijdige genie van Wagner opzij te streven, dat genie ‘waar zelfs het sublieme onder ging!’ En het malle is, dat N. op datzelfde moment den man al door had, dat Der Fall Wagner in aanteekeningen reeds bestond! Het is een vreemd geval; maar hoe vreemd dan ook, deze Bayreuth-brochure compleet verorberen is een andere historie, die boven mijn krachten gaat. Vind je het noodig dat ik nog eens probeer? Ik las ± de helft en het eind. Het was me een deprimeerend stijlgewrocht. - Ik las verder Ter Zake (waarvan ik gelukkig de helft al kende); het is werkelijk erg goed bedoeld, vind je niet? - en de indruk die achterblijft, ook als je Donker niet in de ‘politiek’ als ‘verdwaalde kameraad’ zou zien, maar als een gedistingeerd jong kritikus wiens bundel je toevallig gekocht zou hebben, en après tout ‘leesbaar’ gevonden, is die van volslagen karakterloosheid. Hij zweeft zóó welwillend van het een naar het ander, praat zóó zelfvoldaan Brentano na en de krant en wat hij nog meer als lesje geleerd heeft, dat het eigenlijk te dwaas en onbenullig wordt om er zich aan te stooten. Hij heeft zich voor het publiek van de N.R.C. op de hoogte gesteld; geen wonder dat hij beter gewaardeerd wenscht te worden! - Schrijf me gauw je indrukken over den cidevant Reinald, thans Maarten, Godius. De hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, 17 oktober 1932 Bellevue, Maandag. Beste Menno, Ik weet niet meer of ik Bouws of jou moet schrijven, want misschien is Bouws al weg uit Holland? Hiermee gaan de drukproeven terug: 30 blzn., maar de Konklusie is er niet bij! Het zal alles bijeen dus toch wel een 36 blzn. worden. - Ik heb mij verder bij Bouws beklaagd omdat hij mij ƒ 11.- extracorrectie heeft laten betalen voor de vorige portie; daarvoor zou ik 75 correcties (regels) moeten hebben gemaakt, wat m.i. onmogelijk is. Ik heb nu zelf alles precies nageteld. Tot/met blz. 14 maakte ik (in de 2 keer, dus in eerste proef + revisie) 56 auteurscorrecties. In de rest staan vele gewone drukfouten. Dat tel ik er later bij. Regels die ik er bij schrijf, zijn natuurlijk geen auteurscorrecties, maar eenvoudigweg toegevoegde tekst. Het spijt mij erg dat ik met dit alles moet rekenen, ik gaf alles veel liever gratis. Maar hoe gauwer mijn voorschot afbetaald is, hoe beter. Ik had van Bouws bedongen dat ik een gemiddeld van 1 auteurscorrectie per pagina ‘vrij’ zou hebben (niet voor 15 cents de regel!), of mij dit werd toegestaan, weet ik nog niet. Mocht hij er nog zijn, Bouws, wil je deze kwestie dan met hem bespreken, dan weet jij het ook voor de volgende maand, aangezien jij het nr. in elkaar zet. Als ik die eene correctie per blz. vrij heb, heb ik n.l. (op 14 blzn.) maar 42 regels à 15 cts te betalen, zie je, inpl. van 56. Nu, krijg er maar geen hoofdpijn van en schrijf gauw. Hartelijk steeds je E. Ik moet zoo gauw mogelijk de rest hebben! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [18 oktober 1932] Bellevue, Maandagmiddag. Beste Menno, Alweer omdat ik niet zeker ben of Bouws nog in Holland zit, stuur ik jou dit velletje. Het moet het slot worden, vind ik, van het stuk over Waarheen gaan Wij? Het geeft éven mijn houding aan tegenover het ‘afgrijselijke probleem’ door Coster behandeld, en dat ik niet mee - be‘sneeren’ wil, alweer, voor de niet-begrijpers. Wil je het direct naar de drukkerij opzenden? Het is maar 1/2 bladzij. En het slot van de ‘konklusie’ wordt ook maar 1/2 bladzij, wschl. Vervelend dat je opinie over Maarten Godius er nog niet is. Ik zal wachten op de post van vanavond. L.M., Heb je genoeg vriendschap voor me om je zakken met net zooveel hollandsche (dwz tandstickor)-lucifers vol te stoppen voor me als je bergen kunt? Je zult dubbel welkom zijn; ik word zenuwziek van de fransche! Dinsdagmorgen. Gisteravond niets, ofschoon Bep alvast het verzoekje onderaan deze bladzij deponeerde. Ik heb de avond doorgebracht met het lezen in Montaigne en heb me weer heftig verveeld. Met Montaigne is het erg gek, je weet dat de man ergens erg goed moet zijn, en als je hem leest, denk je voortdurend: het zit bepaald ergens anders. Ik heb nu een 100 blzn. gelezen, en er geen 4 bij gevonden die, laat staan me troffen, maar me ook maar eenige genoegdoening gaven. Ken je iets akeligers dan al die voorbeelden van oude koningen, veldheeren en andere akeligheden? Men moest uit Montaigne een ‘definitieve’ keuze maken en nooit iets anders publiceeren dan dat! Enfin, misschien vind ik morgen of overmorgen iets wat me verrukt. Je moet de hoop niet opgeven; en daarover wou ik het niet hebben. - Vanmorgen kwamen dan je brief en briefkaart. Ik ben in mijn schik dat Godius je zooveel beter leek, en wat het reserveeren voor Forum betreft, dat is al in orde; ik kreeg gisteren een kaart van Chassé dat hij er eigenlijk geen plaats meer voor had en heb de gelegenheid dankbaar aangegrepen. Wil je nu de passages nog aanstreepen die je minder geschikt lijken? Hier en daar, dunkt me, kan iets nog wel wat korter of geheel er uit.! [Vind je bv. dat denken over het weggaan - ‘en waarheen?’ - niet een beetje flauwe-kullig? Of is dat in het verband toch wel noodig?] Nu je voorstel betreffende Schetsboek. Nu, vooruit dan maar, als het moèt!... Maar aan den anderen kant begrijp ik niet meer waarvoor dat extra-vel van Zijlstra dan dient: het laatste stuk zou er immers in ieder geval zóó in gekomen zijn en het ‘overtollige’ (Schetsboek) beslaat 15 blzn., dus met de eene bladzij meer die ik erbij maak, precies dat extra-vel. Het is waar dat te veel essays elkaars ‘effect’ opheffen, maar dààrvoor is 15 blzn. meer of minder Coster eigenlijk geen argument. Als je dààrop let, zou het ook anders voor jou beter zijn als je je groote essay in December zette. Het essay over Virginia komt toch in Januari? Of wou je dàt anders in December zetten? Als je essay er in November in moèt, ben ik ook voor laten wegvallen van Schetsboek, ofschoon het me - voor het principe nog altijd en tegenover Zijlstra - een beetje aan het hart zou gaan. Maar doe het dan maar, en zend mij dan zoo gauw mogelijk de proeven (ook revisie) van de rest. (Iets anders is: dit Schetsboek geeft een periode van ‘rust’, die misschien ‘politiek’ gezien niet slecht is, tegenover de ‘charge’ aan het slot.) Het beste lijkt mij: wèl de heele Coster erin - waarschuw me in het andere geval, want dan moet ik er een noot bij zetten, omdat ik in de ‘konklusie’ naar het stuk over Schetsboek verwijs - en dan jij in December. Kan je voor November dan niet een ander stuk schrijven, korter, over iets dat je op het hart ligt? dit omdat ik het noodig vind dat men jou toch ook weer eens hoort, ergens anders dan in het panopticum. Een stuk van een blz. of 7, 8 zou heel goed voldoen. Je krijgt dan, voor je 80 blzn.: Uren met Coster (maximum!) 37 blzn. Verhaal van Bep 5 blzn.? Essay van jou 8 blzn.? Panopticum 4 blzn.? ----- (Dit is alles wat ik weet! - O neen, Minne natuurlijk! 18 of 20 blzn.? ----- 74 blzn. Dus rest 6 blzn., of 8, voor poëzie bv. Het is dan niet zoo'n èrg gevarieerd nummer - ofschoon je met een behoorlijke verspreiding van de poëzie een heel eind in de goede richting komt - maar tant pis! Zijlstra heeft het dan zoo gewild, en moet dan maar een briljante revanche nemen in het December nr. - In dat Dec.-nr. wou ik alleen de drie sonnetten hebben, die er van mij nog in de portefeuille liggen; maar in Januari heb ik een artikel van een blz. of zes, zeven over Anthonie Donker als kritikus, waarvan ik het begin reeds schreef (zéér bezadigd...) Ik schreef Bouws iets over een kaart die we in het Dec.-nr. konden leggen en waarin de uitgever zijn abonné's vraagt wat ze het boeiendst, wat ze het best en wat ze het slechtst vonden in de afgeloopen jaargang. Er moet dan ook een nieuwe inhoudsopgaaf bij (in Dec., niet in Januari!) - Maar Bouws is op het huwelijkspad. Ik zal ook een telegram zenden, ofschoon ik niet goed weet waarmee het te betalen. Dat groote stuk over proza en poëzie, dat ik in Spa begon, zal ik maar niet schrijven voor Januari. Later maak ik er nog wel eens iets anders van; misschien in dialoogvorm. Ik heb eigenlijk ook veel te veel voor Forum. Dat revolutiestuk bv. in 2 dln.; dan Godius, in minstens 2 dln.; ik vrees dat het er niet allemaal meer ingaat. Godius en Dumay samen is niet goed, vind ik; dus Godius moet in ieder geval wachten tot Dumay afgedraaid is... Tegen dien tijd hoop ik dan ook ander ‘creatief’ werk klaar te hebben; we zouden dan kunnen kiezen, en het mindere naar De Gids sturen bv. - Of wil je het stuk over Donker wèl in December, tegelijk met de drie sonnetten? dat zou dus ± 10 blzn. du Perron zijn, hoewel ik van Bouws nog hooren wou of dit wel bevorderlijk is voor de reclame. En o ja, zou je, in je essay, van Pom liever niet zeggen dat hij ‘verward’ is, of ‘versluierd’ of zoo, inplaats van zoo direct ‘dom’? want 1o raakt hem zoo'n term meer en 2o is het overtuigender voor den lezer. - Je merkt dat ik maar van alles opschrijf, wat me te binnen schiet. Nu, we krijgen dus nog proeven van het verhaal van Bep en van Coster revisie + bijvoegseltje en laatste stuk. Ik zend alles altijd denzelfden dag terug. Maar laat de drukkerij er toch ook niet te lang mee wachten. Neem Dumay mee, als je hier komt. Een pakje boeken ligt hier voor je klaar. En als je hier bent, dan doen we alle Forum-zaken in één groote séance af en wijden ons verder aan de vriendschap en aan Bellevue-Parijs. We hebben alvast een diner met de Malraux' (in het een of andere exotische restaurant) uitgesteld tot jij er zou zijn. En we hebben allerlei hoekjes ontdekt, waar wij je heen willen slepen (of is het hier met 2 e's?) Schrijf me nu nog één brief over alles - ik bedoel: wat hierin en op mijn 2 briefkaarten staat. Hart. groeten ook van Bep, en de hand van je E. Komt Heineke Vos in het Dec.-nr. klaar, of wordt dat uitgesteld tot Januari? Wanneer begint Dumay dan? Ik snak naar het begin van Dumay! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 20 oktober 1932 Rotterdam, 20 Oct. '32 Beste Eddy Er ligt een stapel post van je, waarop ik zoo goed mogelijk zal antwoorden; want ik ben niet erg helder en nogal vermoeid door één en ander. Bovendien zit ik in een onaangename situatie; ik moet n.l. morgen een gesprek met... Emil Ludwig hebben voor de N.R.Ct! Toen Vic het mij vroeg, was ik eenigszins overrompeld en dacht bovendien dadelijk aan een prachtige gelegenheid om dien man eens flink te vernachelen; achteraf vrees ik, dat ik in de interviewsfeer toch niet tot een behoorlijk ‘flitsend’ gesprek (om met dr. Otten te spreken) zal kunnen komen en met mijn mooie stel vragen weinig resultaat zal hebben. Het moet morgenmiddag in den Haag gebeuren; als het wat oplevert, zal ik je de flitsen in de N.R.Ct. van Zaterdagav. sturen. De groote man houdt hier lezingen. Mijn vragen zijn scherp genoeg, zelfs bijna onbeleefd; maar zal ik ze kunnen stellen? Anders zit ik er zooals meneer zelf bij Mussolini. Ik ga je nu systematisch beantwoorden. Richard W. in Bayreuth heb ik ook niet kunnen lezen; ik had eerst Der Fall W. gelezen en ben toen blijven hangen. We zijn daarover accoord; maar dezen Nietzsche wil ik geen moment verdedigen, tenzij misschien als toch wel ‘interessante’ bovenlaag van een veel beter onderlaag. - Je definitie van Ter Zake: accoord, accoord! Karakterloosheid, en compleet! ‘Die verdomde ruime blik’, zooals Marsman zei, die eergisteren hier sliep, at en zeer gezellig praatte; hij blijft dezelfde alleraardigste, openhartige, prettige vent, die hij altijd was. De zaak van de correcties komt natuurlijk in orde; want Nijgh e.v. Ditmar zijn veel, maar geen afzetters, gelukkig. Ik zal Bouws er na zijn terugkeer over polsen, maar hij zal het ook op eigen houtje wel goed in orde brengen, hoop ik. Ik zelf zit nu met dat secretariaat te scharrelen en merk wel, dat Everard toch nog vervelende werkjes heeft op te knappen voor zijn salaris. Gezanik aan de telefoon, copie naar je toe en weer weg, bah! - De laatste proeven Coster, benevens Panopticum moeten vandaag per expresse aan je verzonden zijn. Stuur ze omgaand terug, want ik heb nog geen benul van het heele nummer! Als ik de inhoud precies voor elkaar heb, stuur ik je dadelijk bericht, wat ik met het Schetsboek heb gedaan. Ik vrees, dat het, wil ik een behoorlijk nummer maken, zal moeten laten vervallen, maar zal misschien nog een andere combinatie kunnen bedenken. Maar stuur me in ieder geval de noot; als het vervalt, heb ik die! Over Montaigne ook accoord! Toch heb ik een aardig citaat uit hem gehaald voor mijn boek, ergens in den tekst dan. (O ja, kan Bep niet eens nazien, hoe het citaat van Maurois over de ‘doubts as solid as acts of faith’ in het fransch luidt?) - Mijn schrappingen in Godius liever mondeling; ik heb weinig te schrappen, maar kleinigheden kunnen we dan gelijk oversteken, met Dumay erbij. Van Greshoff een bijzonder aardige brief over Dumay, die ik je via Ant zal sturen. Hij prefereert zeer positief Hampton Court! Al vindt hij Dumay ‘beter’; de inzet is volgens hem geringer. Ik kan het momenteel niet meer beoordeelen; voor mij was de inzet allerminst gering, maar mogelijk is het effect anders. Ik vraag me af, of ik te persoonlijk op het gegeven ben ingesteld geweest. - Bewaar Greshoff's brief maar tot ik kom. Gek, ik had voor je brief de opmerking over Pom's ‘domheid’ al in de proef geschrapt! Ik heb er iets van ‘suggestief staren’ van gemaakt. Waarom kunnen Godius en Dumay niet (later in het jaar dan) samen? Enfin, dat zien we wel. - Ik verheug me sterk op Parijs en de rust. Zaterdag 19.30 ben ik aan het Noordstation; maar daarvoor nog wel bericht. hart. gr. v. jullie beiden je Menno Heineke Vos komt in December klaar! Zweedsche lucifers, die heiligsten Güter, hoop ik in abondantie mee te smokkelen! Het stuk over Anthonie Donker kan m.i. best in het December-nummer, maar als de goede zakenlui er soms reclamebezwaar in zien (wat ik overigens niet denk), zou ik er tot Jan. mee wachten. Ik telegrafeerde Bouws: ‘Herzliche Glückwünsche beim Betreten des Eheforums.’ Vannacht smaakt onze Everard dus zijn eerste echte, gezegende huwelijksnacht! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [22 oktober 1932] Bellevue, 22 October. Beste Menno, In de eerste plaats een minder goed bericht: de Malraux' gaan ook van hun vacantie profiteeren en vertrekken denzelfden Zaterdag waarop jij hier komt; en ze komen terug als jij weggaat; - dat is dus mis. Maar wij zien in spanning naar je uit. Schrijf nog eens precies wanneer. - Ik ben ook erg benieuwd naar het onderhoud met Ludwig. In jouw plaats had ik ervoor bedankt, maar nu je er toch heen moest... Stuur me in ieder geval de N.R.Ct. Bouws zond ons een drukwerk van belang; zooiets als het menu van de Rotterdamsche Loyd. En hij heet ingenieur; hij heeft werkelijk alle pudeur afgelegd. - Dààr komen de proeven; ze gaan Maandag, of als het kan, vanavond nog terug. Bep zal hieronder Maurois voor je copieeren. Donker maak ik vandaag in orde. Dat houd ik dan voor je tot je hier bent. Dag! Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [23 oktober 1932] Bellevue, Zondag Beste Menno, Door de haast waarmee de proeven gisteren nog teruggingen, heb ik het slotstuk van Coster niet zoo goed gekregen als ik het gewild had - al geloof ik wel dat het nu veel beter is. Zou je er in de revisie, die ik voor de haast naar jou gedirigeerd heb, willen veranderen (allemaal aan het slot - het citaat is maar zoozoo): 1. ik heb het gemis bewezen van zulk een ‘kern’, en de banaliteit van een ‘levensopvatting’, of beter een ‘boodschap’ enz. - in dezen zin het woord ‘levensopvatting’ veranderen in ‘wereldbeschouwing’ (ook tusschen aanhalingsteekens). 2. En iets verderop: inplaats van de ‘verbijsterende hansworst’ Querido, bv. de ‘verbijsterende prulschrijver’ (-scribent?). Het woord hansworst lijkt mij nu eens te boos; het moet ‘constateerender’ zijn. - Heb je de passage over Theun nu geschrapt gelaten of hersteld? Krijg ik daar ook nog een proef van? - Ik las dat Scholte door de acteurs ook met slaag bedreigd werd; zijn antwoord daarop is zéér goed. - De voetnoot voor ingeval je Schetsboek vervallen laat, schreef ik; maar maak er liever geen gebruik van! Nu, dank, en tot ziens. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [25 oktober 1932] Bellevue, Dinsdag. Beste Menno, Gisteren zond ik je mijn stuk over Donker, waarover graag bericht! Of kom je dat maar brengen? Ik kreeg ook de N.R.Ct.; je hebt je, in de gegeven omstandigheden, zeer handig gedragen, maar helaas, Ludwig ook... Mondeling meer hierover. Ingesloten het begin van dat stuk dat ik in Spa schreef, je weet wel, en dat mij niet meer interesseert, tot panopticum-praatje omgesmeed. Goed voor December, inplaats van Colmjon-Verbraeck. - Ik heb ook nog een ander stukje over de roman in Holland, waar misschien ook een panoptikumpje van te maken is (voor Januari), maar dat wou ik eerst met je bespreken. Tot ziens! Hartelijke groeten in afwachting daarvan, je Ed. Neem niet te veel lucifers mee, want je kunt er het grootste geduvel mee krijgen, hoor ik. P.S. Ik had nu graag: in December het stuk over Donker en dit panopticum; - in Januari het stuk over de revolutie (compleet = ± 20 blzn!) en misschien een ander panopticum; - in Februari de 3 sonnetten (eindelijk!) en misschien iets anders. Vind je dat goed? P.P.S. In Februari-Maart moet Emily Dickinson toch afgedraaid worden, vind ik; als wij zelf tegen dien tijd weer groote stukken leggen, moeten wij die dan maar slijten aan Gids of Groot Nederland. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 26 oktober 1932 R'dam, 26 Oct. '32 Beste Eddy Nu dus de laatste afspraak: a.s. Zaterdag stap ik bij leven en welzijn te 19.30 (Nord) uit den trein (zegge: half acht). Ik hoop je (jullie) daar te vinden, want mijn geographische kennis van de omgeving van Parijs is zoo gering, dat ik in een dure taxi zou moeten vervallen om jullie huis te bereiken. Ik speur aan den uitgang wel rond. Gisteren heb ik na veel gewurm het nummer in elkaar gekregen. Ik kon geen oplossing vinden, behalve: of Schrijverspalet eruit, of Schetsboek eruit. Deed ik mijn stuk eruit, dan waren er 4 pagina's te kort, die ik Zijlstra niet wou schenken. Eindelijk heb ik dus maar beslist en ik heb nu werkelijk een ideaal nummer: Elsschot, Verzen v. Vroeger 6 pag. Ego, Het Schrijverspalet 20 pag. Terborgh, De Bruiloft 6 pag. Engelman, Afscheid 1 pag. E.d.P., Uren m.C. 22 pag. E.d.P., Opschorting 4 pag. Minne, Heineken Vos 17 pag. (moest ook gerantsoeneerd worden) Red., Panopticum 4 pag. ----- 80 pag. Als jouw Conclusie meeloopt, wat ik vandaag zie, komt het versje van van Geuns er nog bij. - Ik zal de wijzigingen op je briefkaart nauwkeurig aanbrengen. Lijkt het jou ook geen uitstekende combinatie zoo? - Ik breng verder Zaterdag Zijlstra's prijsopgaaf mee; we kunnen dan verder tot practischer resultaten komen, tusschen haakjes: Zijlstra had van Bouws een foto van zijn huwelijk ontvangen, met het verzoek die in De Wereldkroniek te plaatsen!! Onderschrift had hij er bij opgegeven, dat bewaar ik voor mondeling! Je schreef al, dat hij geen pudeur meer bewaard had... Ik heb me krom gelachen: Bouws in rok, Hertha in het wit, wat bruidsknaapjes of hoe heet dat, en autoriteiten! Zelden heb ik zoo duidelijk in iemand een domineerende grondtrek gezien als in Bouws: ijdelheid en nog eens ijdelheid. Ook het verhaal breng ik natuurlijk mee. Ant heeft het deze week gelezen en vond het bijzonder goed, alleen het begin wat traag. Het is ook werkelijk enorm verbeterd vergeleken bij wat het vroeger was. De naam Maarten heeft je goed gedaan. Vandaag schreef ik het eerste hoofdstuk van de Zieke af, 25 pagina's. Ik denk, dat ik, wind en weer dienende, snel van dit boek zal bevallen; het ligt zoo klaar voor me als nog nooit tevoren. Het stuk over Anthonie is goed, ik zou bijna zeggen, als het geen twijfelachtige term was: objectief veroordeelend; een vonnis, waarmee hij het voorloopig kan doen. Als een toon hem nog aan het nadenken kan brengen, dan moet het toch wel deze, voor jouw doen bijzonder welwillende, toon zijn. Maar hij is ongetwijfeld al te ver heen. Ik heb in mijn eerste hoofdstuk ook een passage over den ‘physieken moed’. Emil Ludwig was een kwal. Ik heb hem op Mussolini kunnen vangen; heb je de courant gekregen? Dus: nu werkelijk tot Zaterdag! hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron [Amsterdam, 3 november 1932] Een uitstekende reis gehad. Het vliegen is werkelijk prettig, als het niet waait. Laat mijn eenige medepassagier... een lid van De Kring zijn! (voormalig, Germ. de Jong, schilder). De promotie is ook heel aardig verloopen, alleen heb ik nu een geweldige kater te bestrijden. Binnenkort meer. Ik heb Dick Binnendijk de hand geschud. Heb ik mijn regenjas (merk Telemac) bij jullie laten liggen? Wil je hem dan samengerold tot een bal gehakt opsturen? Ik zit er om verlegen met slecht weer. Model doet er niet toe, dus elk formaat is best. Het waren bijzonder prettige dagen! Dank! Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [4 november 1932] Bellevue, Vrijdag. Beste Menno, Na je vertrek kregen we Bob hier; hij is nog wel niet bij ons gelogeerd, maar hij komt. Verder, gisteravond, Van Uytvanck. Wanneer ik weer tot werken kom, weet ik niet! - Forum kwam ook; een boeiend en gevarieerd nummer, ofschoon ik bezwaren blijf houden tegen die kwistigheid met novellen. Je stukje over de kunst des kleermakers, en vooral ‘het Absolute Pak’ daarin is alleraardigst; we lazen ook met groot genoegen het Palet over, ofschoon wij beiden dit stuk ‘ongelijk’ vinden. Het beste eruit, dunkt me, kan uitstekend in je Ingebeelde Zieke; als ensemble is het toch te lang. Verzen van Elsschot vielen bij herlezing erg mee. Zend je me wat Vic erover schrijft? Ik zond je gisteren nog de laatste Uren (gecorrigeerd). Hoe was de fuif? heeft Wim ons telegram nog op tijd gekregen? Wil je Truida bedanken voor haar gelukwenschen, in afwachting van mijn briefje, dat in de maak is. Heb je nu Texts and Pretexts van Huxley? het zal je erg interesseeren! (vooral de inleiding). Ik zend je La Hollande - Krijg ik gauw volledige proef van Coster? Wat werd er besloten? Hart. Gr. van ons 2; je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 8 november 1932 Rotterdam, 8 Nov. '32 Beste Eddy Ik kom laat tot schrijven, omdat ik me griepachtig voel, zonder nog de luxe van een officieele griep te kunnen accepteeren. Het is onpleizierig, zoo vlak na de vacantie, maar ik hoop op spoedige beterschap. - Veel dank voor je bewerking van de eerste hoofdstukken Dumay. Ik bewonder je fijne neus voor details! Voor ¾ heb ik je wijzigingen overgenomen, alleen op sommige punten natuurlijk blijf ik op mijn standpunt staan. Ik voel er echter voor, het heele stuk aan het eind van II eruit te gooien, zooals jij deed; alleen moet dan het gesprek Marie-Lisse over de romantiek als onwerkelijk gevaar ergens anders worden ondergebracht, omdat het later een belangrijk leitmotiv wordt. - Het geheel blijkt duidelijk een kleine bekortingsbehandeling te kunnen velen. Je bent in dit opzicht werkelijk onbetaalbaar; zullen we het boek maar niet als een soort ‘Scharten-Antink’ annonceeren? Je hebt er recht op! Ik ben benieuwd naar de rest. Alleen met de titels van de hoofdstukken zul je niet uitkomen, zonder geforceerd te worden. Vermoedelijk blijven ze het best onbenoemd. Hierbij een brief van Nico Donkersloot, die voor zichzelf spreekt. Hij beveelt zich nu al ‘minzaam’ aan; morgen krijgen we zeker een stuk voor Forum. Ik heb hem kort teruggeschreven, dat het me zinneloos leek de oude quaestie nog eens overhoop te halen en dat ik de boeken niet wilde hebben. Ontving je de Démasqué's? Ze zijn in den boekhandel. Bouws heb ik nog niet gezien. Ik hoop vanmiddag met hem te eten en de loopende zaken met hem te bespreken. Ook over de uitgave van Coster. Zijlstra heeft inmiddels mijn bod geaccepteerd, zoodat ik nu alleen nog het geld moet inzamelen. Ook daarover pols ik Bouws vanmiddag. Rest Coster en Salverda ontvangen. Het laatste heb ik nog niet gelezen, maar wat een vervelend product überhaupt! Hoe kan een man van ‘naam’ zooiets tezamen flodderen! Zelfs een Salverda. De regenjas is ook terecht. Ik had hem hier vergeten en mijzelf daarna gesuggereerd, dat ik hem ingepakt had. Voor den rechter zou ik daarop een eed hebben gedaan; maar de realiteit was anders. Tegen de foto voor Marie Ramondt heb ik geen enkel bezwaar. Ben jij ook vertegenwoordigd? Text en Pretexts heb ik nog niet; ik zal het dezer dagen koopen, want ter recensie vragen in het buitenland is een onzeker en langdurig geval. Voor jullie beiden, en ook voor Bob, als hij er nog is, hartelijke groeten! En, als mijn griep gestild is, weer meer! je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, 9 november 1932 Bellevue, 6 Nov. '32 Beste Menno, Huxley's Texts and Pretexts inspireerde mij tot een bespreking, die ik aanvankelijk voor Den Gulden Winckel wilde bestemmen, maar ik schijn dat soort boekbesprekingen niet meer te kunnen schrijven, voor ik het wist had ik er al van alles bijgehaald dat mij van veel meer belang lijkt voor Forum dan voor Kramers en zijn abonnés. Wil je mij zeggen wat je ervan denkt? Over Huxley zal je het wel niet met mij eens zijn (ik vond hem hier eigenlijk, op de inleiding na, een allemachtige ouwehoer!) maar de rest bevalt je misschien wel. Als je het stuk voor Forum wilt, moet het toch zeker in Januari. - Anders stuur ik het nu nog liever aan Greshoff (voor Gr. Nederland) dan aan Kramers. Gisteren verzond ik hoofdstuk I en II van Dumay. Je zou er werkelijk héél goed aan doen met die 2 1/2 blz. over Marie, die ik schrapte, te laten vervallen; lees trouwens alles nog eens door en je zult zien dat het veel minder een ‘gehang’ en ‘getrek’ is, dan zooals jij het had. Er moet iets mislukt zijn op die plaats, door een scène die je eerst anders had of zoo; je houdt Marie ‘op’, zonder dat er eenige reden voor is, èn zonder dat het iets bijdraagt tot haar innerlijk portret. - Verder schrapte ik allerlei regisseurs-notities van nògmaals flonkerende ringen, nògmaals glimlachende menschen, enz. De lezer ziet de personages soms werkelijk veel beter dan de auteur! Schrijf me wat je van mijn Dumay-arbeid denkt en ook, in details liefst, van mijn stuk. Verder wat je met Binnendijk alzoo besprak! En is ons telegram terecht gekomen? Als je dit stuk nu ook voor Forum neemt, laat ons het dan heusch zetten in Januari (de aangewezen plaats; het vervangt dan in zeker opzicht dat andere stuk dat ik schrijven wou). Maar wanneer komt dan in Godsnaam die revolutiehistorie? Ik wou van Bouws graag weten hoeveel voorschot ik nu aan Zijlstra heb terug betaald; en Bep wacht met spanning op haar honorarium. Als je Bouws dus ziet... [Dit hoeft niet meer. Ik kreeg al een brief van Bouws.] Ik teeken dit aan, als iets kostbaars. De 3 verzen (sonnetten) hoef je me niet terug te sturen; ik schreef ze uit hoofd op en zond ze aan Greshoff. Wèl uit de portefeuille halen en verscheuren. Wij zagen Bob hier een paar malen; verder geen nieuws. De Van Schendels komen pas den 10en. Vandaag, Zondag, bleven we heerlijk thuis. Méral is in Parijs en noodde mij ten disch per telegram, ik wuifde af per tegentelegram; resultaat: wij zien elkaar morgen om 12 uur in de Closerie des Lilas. Morgenavond hebben we de Chevassons te eten; - Dinsdag komt Bob hier een dag of vier logeeren, in dien tijd hoop ik hem zijn opera-tekst te kunnen bezorgen; ik vind het wel grappig daaraan te werken, omdat ik geen bàl van muziek weet! Het wordt ‘naar Poesjkin’*. Nu, de beurt is aan jou. Schrijf gauw. Hartelijke groeten van ons beiden (Bep heeft je gezegd dat er van een overjas hier niets te bekennen is?); de hand van je E. * Als het lukt! Dus geheim houden, vooreerst. P.S. - Ik zond je ook La Hollande van Salverda. Wil je er ijlings een stukje over maken en mij het boek dan terug zenden, anders moet ik het 2x kopen! P.P.S. - Ik zend je het artikel later! Ik las n.l. Huxley's Vulgarity in Literature (vnl. voor wat hij zegt over Poe). Ik vind hem nu gewoonweg een kloot; en héél ‘vulgar’, hij zelf; alleen opgepommadeerd door Oxford. Later meer! Tweede ronde Vandaag (Woensdag 9 Nov.!) je brief gekregen, met het fraaie poginkje tot samenklonteren van Donkersloot, Nico. (Het gaat hierbij terug). - Ik las Music at Night van Huxley; dat doet de deur dicht. Het is absoluut een journalist, een penny-a-liner op ‘hooger plan’; de meneer die over alles wel een paar ideetjes heeft en die ideetjes bladzijden lang weet uit te melken volgens een Engelsch table-talk-recept. Iets afschuwelijks, voor mijn gevoel, want òf je bent echt sceptisch en dan ben je niet zóó zwaarwichtig gracieus, òf je bent het niet en dan heb je je dingen te vertellen in een andere toon. Het tempo, de toon van Huxley zijn volmaakt in tegenstrijd met wat hij als zijn ‘wezen’ suggereert; en voor iemand die zoo nonchalant-mondain wil doen, begaat hij één schromelijke vergissing: de mondain spreekt, en hij steekt voortdurend een discours af. Als Music at Night 3 × zoo snel en zoo onpretentieus was (of zoo ‘concies’) en dus een boekje van ± 90 blzn. inpl. van 270, zou ik het misschien alleraardigst en sympathiek vinden. Nu kan deze Oxfordsche kletsmeier het me voor eens en voorgoed doen. En zijn bezwaren tegen Poe (in Vulgarity in Literature) zijn één Oxford-vooroordeel, met pretentieuze, en werkelijk nogal domme, grapjes aan den man gebracht. Ik zal daar in mijn stuk uitvoerig op ingaan - niet alleen met het oog op Huxley en Poe, want Poe blijft geniaal en Huxley een gecultiveerde lulmeier, zoodat dààr toch niets van afhangt, maar ook op een bepaalde poëzie (wat de Oxford-cultuur van H. als ‘barrel-organ’-muziek versmaadt). - Ik wist altijd dat Huxley 2e rangsch was; dat hij het zóó duidelijk zou zijn, heb ik met een zekere schrik ontdekt. Zijn Texts & Pretexts kan ik je afraden. Het kost 7/6, dus koop het maar niet. De inleiding is aardig, de rest daverend vervelend, en hyper-Engelsch op het onbenullige af. Van dit boek ben ik althans zeker dat het je ook stevig vervelen zal. - Maar Music at Night, dat Bep en jij zoo aardig vinden, is heusch erg genoeg; ik begrijp nu opeens volkomen Malraux, die dit alles ‘des rigolades’ noemt - ik was anders eerst geneigd hem van onbegrijpen te verdenken. Een enkel stukje is wat minder gezapig en journalistiek dan de rest, maar lees eens, willekeurig, een blz. of 3 hieruit bij je ontbijt en zeg dan of je niet het gevoel hebt dat je een meer ‘gecultiveerde’ Mon Film leest uit de krant. Mijn photo is ook naar Marie Ramondt gegaan, ja. Wat zullen we allen goed staan, in dat Duitsche boek! Ik hoop dat Anthonie Donker er toch ook bij komt? Die fl. 200.- voor Zijlstra zal je wel niet zoo direct bijeen krijgen. Wat geeft Nijkerk? Je kan ook probeeren bij Rademacher Schorer, zelf of door Marsman. Schrijf er Marsman maar over. Ik heb de pest in dat ik ook niet een gldn of 50 kan bijdragen, maar het gaat werkelijk niet; ik moest een oude rekening bij Boosten en Stols afdoen (half) en allerlei rekeningen zijn op til. Nu, ik hoop je spoedig weer eens te lezen over het niet verouderde in deze brieven. (Die eerste had ik bestemd om weg te houden of anders te schrijven, maar de tijd ontbreekt me.) - Hartelijke groeten, ook van Bep, een hand van je E. Het stuk is nog altijd niet af, en nu Bob hier is (hij kwam gisteren) kom ik er ook vooreerst niet toe, natuurlijk, het af te maken. Later wel eens; je krijgt het direct. P.S. Ik las ook New Poems van Lawrence; méér dan onbeduidend. Dit is nogal gek. Tenslotte toch ook maar een getrapte Engelschman, in poeticis. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 9 november 1932 R'dam, 9 Nov. '32 B.E. Ik vergat gisteren nog de verzen in te sluiten, die je voor Groot-Nederland wou bestemmen. Maar bij overlezen vind ik het sonnet De Vooruitgang toch eigenlijk heel goed en b.v. erg geschikt om bij je stuk over de revolutie te verschijnen. Vind je ook niet? Ik houd het dus zoolang nog hier; het is ook al gezet. - De beide andere blijf ik ongeslaagd vinden, rijmelachtig-kryptisch. Gisteren Bouws gesproken; hij bloeide in huwelijksgeluk en was 17 pond aangekomen, nu al! Overigens was hij ‘de oude’, sprak alleen over ‘mijn vrouw’ en zoo. Enfin. Ik heb met hem een voorloopig December-nummer geprojecteerd, waarin Anthonie Donker en je beide panoptica. Ik zal dan iets over Salverda maken. - Voor de briefkaart met vragen voelde hij niet veel, omdat dat volgens hem een bewijs van onzekerheid tegenover de lezers zou zijn. Ik kan daar wel inkomen; het zou inderdaad (ook al onderteekenen wij niet) kunnen lijken op: Schrijf ons, lezer, uw koers voor. Wat toch allerminst onze bedoeling is. hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [10 november 1932] Bellevue, Donderdag. Beste Menno, Ik kreeg vanmorgen een absoluut verwarde en verschrikte brief van Stols, dat ik toch vooràl niet over Boender moest schrijven, omdat hij net eenig werk krijgt van den uitgever Querido. Aangezien dat stukje niet veel bizonders is en Stols voor ons al zooveel stroppen heeft gehad, wil ik het wel terugtrekken. Wil je dus Bouws vragen het niet aan de zetterij te geven, of het daaruit terug te vragen. Zeg hem ook maar niet wat de ware reden is, want dan roddelt hij er maar over; zeg maar dat het mij niet bevalt. Ik vind die reden ook een beetje bête, maar ach, aan den anderen kant: hij verkeert ‘aan den rand v/h failliet’ (hier in Parijs zegt iedereen zelfs dat hij het al is) en probeert nu geld te verdienen met drukken. Wschl. drukt hij later voor Van Kampen de boekjes die van K. van mij uitgeeft, want het schijnt dat Greshoff iets bereiken zal met dien uitgever. Hierover later meer; spreek er vooreerst niet over (vooral niet met Zijlstra, als je niet opeens een surplus van ƒ 100.- voor opnieuw verongelukt zetsel wil betalen). Ik vertrouw niemand meer van al die ‘zakenmenschen’. - Vanmorgen kreeg ik het Démasqué. Ik las het voor een groot deel over; het is 3 × zoo boeiend en zoo belangrijk als Music at Night van je bewonderden Aldous, dien praatjesvirtuoos. Tot nader. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 11 november 1932 R'dam, 11 Nov. '32 Beste Eddy Je brieven over Huxley brengen me in zoo verre in verlegenheid, dat ik den man van Point Counter Point en ook Those Barren Leaves toch maar niet gratis kan laten schieten als intelligent. Ik laat nu zijn novellen en essays even daar; je kunt gelijk hebben, omdat novellen perslot van rekening voor een groot deel op trucs en essays op mimicry kunnen berusten. Maar het wil er bij mij toch nog niet in, dat P.C.P. een ‘klootenboek’ is, om je eigen woorden te gebruiken. Speciaal de figuur van Quarles heeft voor mij iets zoo oorspronkelijks, dat ik op grond daarvan alleen al de originaliteit van Huxley zou volhouden. Dat hij een nare Oxford-kant heeft, neem ik a priori aan, nam ik zelfs al aan; ik zal nu zeker Texts and Pretexts lezen, juist om te zien of die vervelende kant in zijn essays den doorslag geeft. Het element: zich amuseeren met zijn intelligentie (à la Berl) heeft Huxley ook, maar ik blijf er bij, dat P.C.P. een boek is met een zekere drooge bezieling geschreven en geen tweede-rangs-boek. Voor mijn part wordt de latere Huxley een ‘kloot’ van een enorme rondheid en gewicht, misschien is hij het al volkomen. Ik zou haast op een persoonlijk eerewoord durven verklaren, dat Quarles niet door een 2erangsman is gecreëerd, al heeft deze ook duidelijk de eigenschappen van een Oxford-auteur in zich. Het kan dus zijn, dat Huxley na P.C.P. ‘op’ is en dan den gewonen weg van alle litteratoren kiest. Na de lezing van Texts and Pretexts (titel overigens al slecht gekozen) kom ik op de zaak terug. - Wie houden wij nu nog als zeker over? Heeft Larbaud in zijn later werk (na Barnabooth) ook niet iets van die ‘klooterigheid’ meegekregen? Maak eens een lijstje van de nog voor 100% acceptabelen: Nietzsche, Malraux... Lawrence wil ik er niet bij hebben! In de definitie van ‘intelligentie’ (waaraan ik juist voor de Zieke bezig ben) komt nu ook een element van onzekerheid, voor mijn eigen gevoel. Overigens heb ik je aanval op Huxley zeer gewaardeerd, om de volstrekte eisch, die er uit klinkt. Maar mag de Huxley van P.C.P. daarbij sneuvelen? Neem aan b.v., dat hij dood is! Dan is hij er toch geweest! Dat je het Démasqué bij herlezing boven Music at Night stelt, vind ik bijzonder prettig. Ik sluit een grappigen brief [na lezing graag retour!] in van een 70-jarige over dit boekje; het is mijn oud-directeur dr. A. Verschuur, die mij het frikkenbestaan heeft binnengeleid. Is het niet benijdenswaardig, om zoo oud en nog zoo frisch te zijn? Theun de Vries is zeker tien maal senieler. Inderdaad was de scène in hoofdst. II van Dumay aanvankelijk heel anders bedoeld; en je conjectuur over de mislukking aldaar is dus geheel juist. Ik schreef je al, dat ik de weglating ook toejuich, als alleen op een of andere manier de paar regels over de romantiek er later nog ingelascht kunnen worden. Van Greshoff hoop ik nu binnenkort definitief bericht over zijn Maecenas te krijgen; heb ik dat, dan kan ik zien, of Bouws en het ter Braak-concern het alleen afkunnen. Over de relatie met v. Kampen zwijg ik natuurlijk; en het stukje over Boender zal vervallen, al spijt het me. Maar de geste van Stols met de Standpunten en Getuigenissen verdient dit wel, vind ik ook. Zend spoedig je stuk over Huxley! Hart. gr. voor jullie beiden van je Menno Ik zond je als drukwerk mijn stukje over de spiegel der v. prot. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [12 november 1932] Bellevue, 12 November. Beste Menno, Deze briefkaart was zoo rot; zoo rot gekocht aan het postkantoor! (Ja, dat heb je met die buitenplaatsjes.) Ik stuur je gelijk hiermee de proeven van Schetsboek; nu heb je dus alles compleet. Gr. schreef mij dat Zijlstra fl. 250.- moest hebben, ik dacht dat je hem fl. 200.- geboden had. Enfin! - En komt het nu ‘in eigen beheer’? Vindt Gr. Stols te duur? - De 3 sonnetten heb ik nu aan Gr. gegeven; ze hooren bij elkaar, vind ik, dus laat dat eerste ook maar vervallen. Bouws moet me dan maar 14 regels (à 15 cts) in rekening brengen, dat is 2 gulden en 1 dubbeltje, geloof ik; titel en onderteekening krijg ik misschien gratis? Ik heb je niets naders te vertellen. Zeg Truida dat ik vanmorgen den brief kreeg dien zij bij den telg der Ottens schreef en dat ik haar ‘binnen afzienbaren tijd’ zal antwoorden. Dat eene panopticum (over Boender) vervalt, ik heb in Dec. dus alleen het stuk over Donker en het langere stuk voor de hekelrubriek, mijn polemische zwanenzang wellicht! Dat Bouws 17 pond = 8 1/2 kilo is aangekomen, lees ik toch goed? Hoe ziet hij er dan uit? Hart. groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [13 november 1932] Bellevue, Zondag Beste Menno, Ik schreef in deze drie dagen het operalibretto voor Bob, naar Poesjkin's Pistoolschot: 2 kleine bedrijven, van alles bij elkaar 15 blzn. typsel; dat wordt nog flink veel met de muziek. (Maar je mag er met niemand over spreken, je bent de eenige die het weet!) Of het ooit opgevoerd wordt? Ik moet de tekst nog laten nakijken door Pia - want alles is in het Fransch, moet je weten, en God weet welke affreuse ketterijen tegen de aesthetiek ik in die taal bedreven heb! Je krantenstuk over de Protestanten kwam vanmorgen. Het is aardig, maar toch niet van je betere soort, het is te resumeerend nog; voor de N.R.C. ging het zeker moeilijk anders. - De brief van Verschuur is heel aardig. Treffend vind ik die slotzin over invloed en zelfbeperking. Ja, men kan ook te ver schieten. Waarom voelt hij zoo dat ik een goed vriend ‘van en voor’ je moet zijn? Heb je dat begrepen? Heeft hij het alleen uit de inleiding opgemaakt? Het is mogelijk dat de schrijver van Point counter Point een 2e rangsfiguur is, n'en déplaise je verrukking over Philip Quarles. Ik geloofde nooit, zooals je weet, aan de groote waarde van P.c.P.; jij bent er opeens hevig verrukt over gaan doen, omdat je met alle geweld wou dat Quarles op je leek - wat hij inderdaad wel meer doet dan Donker of Theun de Vries - maar herinner je dat ik het in Gistoux al hevig vervelend vond, en tenslotte, het is net zoo aan elkaar geluld (intelligent, zeker, dàt betwist ik nauwelijks of niet) als de essays. Huxley is géén ‘vent’, dat is mijn slotindruk; en als hij het ergens zou zijn, dan in dit P.c.P., maar misschien dan toch vooral omdat het 500 blzn. dik is. Maar met Barnabooth is het niet te vergelijken; en het verschil is er vooral een van toon. Het is die ietwat labbekakkige, op zijn Oxfordsch gecultiveerde leutertoon van Huxley, die hem mij zoo antipathiek maakt; hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik het bijna uitsluitend in zijn tempo vind. - Wat je zegt over die absolute eisch is zeer juist; maar wat doen we sedert jaren anders dan bruggen achter ons afbreken? Het slot zal héél tragisch zijn: opeens merken we dat we zelf ook heelemaal niet tot le bon genre behooren, tenminste met onze capaciteiten! - tant pis, onze wil en onze luciditeit (wil ik hopen) moeten ons dan maar rechtvaardigen. Larbaud is gaga geworden, maar hij heeft Barnabooth geschreven, en zijn toon is niet 2 ×, maar 10 × superieur aan die van Huxley, voor mijn gevoel. Ik klamp me vast aan Le Petit Ami van Léautaud als het type van een absoluut superieur boek, door iemand die geen beroepsliterator geworden is; de complete Huxley kan voor mijn gevoel hiervan dan ook niet in de schaduw staan, en Léautaud vertegenwoordigt voor mij het ideaal van een ‘vent’ (ongeveer zooals Schopenhauer dat voor Nietzsche deed, alleen: Léautaud heeft werkelijk wel wat van Schopenhauer en ik bitter weinig, vrees ik, van Nietzsche) - om dezelfde reden waarom Huxley het voor mij niet is. Wat Lawrence betreft, ik vind hem zeker meer ‘vent’ dan Huxley, en hierin ben ik het alleen met Huxley zelf eens, maar maak je niet ongerust, tot de ‘onzen’, tot òns ‘bon genre’ reken ik hem zeker niet. - Ik zou over dit alles uitgebreid met je willen praten, zoo per brief gaat het niet, want mijn tegenwoordige omstandigheden maken dat ik weinig goeds van mezelf denk, vooral niet in de ‘vent’ lijn. Maar ook als ik over 3 jaar, verarmd en platgedrukt, hoogstens nog maar goed ben om als particulier ‘mijn broodje te verdienen’, en mijn heele ‘literaire carrière’ beperkt bleef tot de niet onaardige proeven die ik achter me heb, en die alles hebben van den ‘begaafden amateur’ zonder veel meer, dan nòg zou dat geen reden zijn om Huxley als ‘vent’ te erkennen; neen, juist dàn niet! - Wat het Démasqué onmiskenbaar boven Music at Night voorheeft, is alweer de toon. - Ik maak mijn artikel spoedig af en stuur het je dan. Hartelijke groeten, ook van Bep; steeds je E. P.S. Ik ga Donderdag a.s. voor 3 dagen naar Brussel, maar ben Zondag of Maandag weer terug. - Vind je het niet typisch dat de eenige scène in P.c.P. die ‘groot’ moest zijn en waarin iets gebeurt: het einde van Spandrell, zoo treurig mislukt is? Dit is wat ik in Huxley ‘ruggegraatloos’ vind. Hierbij nog een gedicht van E. van den Borcht, dat Greshoff mij zond; bedoeld voor Forum. Ik vind het nogal beroerd en stem tegen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 november 1932 R'dam, 15 Nov. '32 Beste Eddy Hierbij het stukje over Salverda (met een ander commentaartje); ik heb het kort gemaakt, want de man is werkelijk zeer onbenullig en alleen als symptoom wel even signaleerenswaard. Ik legde vooral den nadruk over zijn bêtise over Multatuli, zooals je ziet; deze man wordt weliswaar voor ons een monotoon symbool, maar in vredesnaam, het is dan ook een man, die zijn symboliek waard is. Ik zit te werken aan mijn hoofdstuk over de intelligentie, waarbij ik uitga van de geschiedenis van mijn intelligentie. Dit met een inleiding over de bescheidenheid in de litteratuur. Ik tracht den toon van I te blijven vasthouden. Binnenkort stuit ik ook op de quaestie intelligentie-‘vent’. Ik zal dan een verduidelijking van het ‘ventisme’ moeten geven, waarbij ik Lawrence ook hoop te gebruiken. Ik las n.l. op het leeskabinet de brieven van Lawrence, die erg goed zijn, vooral sympathiek. (uit een brief van L. aan Huxley: ‘Not that I care much whether people are intro or extra or anything else, so long as they're a bit simpatico’). De controverse Lawrence-Huxley komt er goed in uit. Ik heb het boek, hoewel het duur is, gekocht. Verder las ik in Apocalypse, dat te zeer van Nietzsche geleend is om erg indruk op me te maken. Maar Lawrence is zeker iemand, die aardiger is dan hij schrijft. Ook over Lady Chatterley staan in de collectie alleraardigste brieven! - De heele vraag, of Huxley 1e of 2e rangs is, kan een temperamentsquaestie worden. Intelligent is hij zeker, zijn gemis aan ‘ventisme’ moet ik tot op zekere hoogte toegeven. Toch is me het heele probleem nog niet volkomen duidelijk. Ik krijg misschien ineens een ingeving, waardoor ik de verhoudingen beter zie. Je rol als operacomponist naar Poesjkin lijkt me een curieus geval! Hoe doe je zooiets? Moet jij naar Bob luisteren of luistert hij naar jouw aanwijzingen? Maar het gegeven lijkt me geschikt voor een operatext! Ik zwijg er verder over, maar wil graag bij de première tegenwoordig zijn. Ik moet binnenkort le petit Ami lezen, want je wedden op dit paard maakt me langzamerhand enorm nieuwsgierig! - Dat wij zelf, met intelligentie, temperament en al, opeens in de kou kunnen staan, is waar; ik voel dat ook zoo, en ben bezig de intelligentie als vorm van domheid te rechtvaardigen. De vraag wordt voor mij: welke domheid dienen wij door intelligent te zijn? Of: welk aandeel in het leven willen wij veroveren, door over de dingen strijdbaar te denken? Dat wij ons qualitatief van de domooren zouden onderscheiden, is natuurlijk onmogelijk. Waarom ook? Het zou weer een nieuw ‘uitverkoren volk’ opleveren, en ik wil toch niet in een Gideonsbende! Waarom Greshoff Stols niet als uitgever wil, heb ik nog niet begrepen. Heeft hij daarvoor financieele redenen? Maar ik zal hem er nog nader over schrijven. - Ik heb Naakte Waarheid doorgelezen. Iets zoo smerigs en taai-vervelends, dat ik het opgaf. Ant heeft zich na lezing van onder tot boven (letterlijk!) gewasschen. De Zondaar is hierbij vergeleken een zuiver apostolaat voor vrije zeden. Ik heb Zijlstra in onverholen termen laten weten, wat ik van zijn onzindelijke cliente dacht. Ik ben ook tegen v.d.B.'s gedicht. Het is zoo absoluut Greshoff in toon, dat het een middelmatige Greshoff zou kunnen zijn. In dat geval zou ik voorgestemd hebben, nu ben ik positief tegen. We behoeven bloed en engelen niet te vervangen door een epigonisme van aardsche beschrijvingskunst! Groet Bep hartelijk, een hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [16 november 1932] Bellevue, Woensdag. Beste Menno, Hierbij het stuk over Huxley en een stuk van Van Wessem, dat ik kreeg met een warme aanbeveling van Bouws. B. vond het wel niet erg oorspronkelijk, wel een beetje à la jou en mij, maar toch zóó goed, dat hij het met haast in December nog wilde uitgeven. Ik vind het ± een prul; ik zie niet in dat we dergelijke vulgariseerende opstellen zouden moeten plaatsen voor de ‘eensdenkendheid’. Het begin gaat nog, het slot vind ik één wauwelende herhaling van onszelf. Het spijt me voor Van Wessem, maar ik ben alweer tegen. Misschien vergis ik me en zie jij er nog iets goeds in. Over mijn artikel lees ik graag je oordeel; doe het zoo uitvoerig mogelijk, want ik heb er nogal aan gepeuterd, omdat ik er telkens wat anders bij wou doen; het lijkt mij als artikel niet wat je noemt ‘gaaf’. Toch had ik het graag in het Januari-nummer. Tot spoedig; ik ga Donderdag weg en ben Maandag a.s. terug. Hartelijke groeten, ook van Bep, je E. Van Wim kreeg ik een brief over B.G. aan E. met zijn opinie (die ik van jou al wist) over Dumay. Alles zeer grappig gezien en opgewekt geformuleerd. Ik zal hem er nog eens op antwoorden. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [16 november 1932] Bellevue, Woensdagav. B.M. Ik had geen tijd meer om nog wat op mijn brief erbij te schrijven, want ik moest in haast naar Parijs. Ik heb daar op de N.R.F. Jean Paulhan gesproken, die alleraardigst, en Benjamin Crémieux, die infect was - met dezen laatsten idioot, representatieve auteur met baard voor Penclub-bijeenkomsten, had ik zelfs een scherp verschil van meening over Coster, - voor hem de eenige interessante Hollander die hij (op Penclub-bijeenkomsten) ontmoet had. Hij heeft mij daarbij meegedeeld dat Coster een ‘auteur Orangiste’(!) was, iets waarvan ik hem werkelijk nog niet had verdacht! - Je stukje over Salverda vond ik best, dat over Albatross wat vitziek en wel erg gemakkelijk, maar ik heb er niets tegen. Kan je me later die brieven van Lawrence eens leenen? ik ben er ook erg benieuwd naar. Maar over de post stuur je het zeker liever niet? Wacht dan maar tot we elkaar weer eens zien. - Accoord over V.d.B.'s gedicht, ofschoon ik er niet zoo erg Greshoff in zie als jij, maar er is gewoonweg ‘niets aan’. - Dank voor het aan Maijer gezondene. Heb je Paludes, dat mijn moeder je uit G. zond, ontvangen? Als je later nog eens een pop of 15 aan M. zendt, zijn we wel quitte, en heb ik tenminste niet het gevoel je te hebben afgezet! Later meer. Hart. hand. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 17 november 1932 R'dam, 17 Nov. '32 Beste Eddy Je stuk over Huxley is uitstekend en uitstekend!! Het is zelfs zeer ‘gaaf’, als men aanneemt, dat de heer Huxley hier maar bijzaak werd en het thema hem overvleugelde. Voor dezen Huxley wil ik inderdaad geen hand uitsteken. Je betoog over de poëzie lijkt mij bijzonder overtuigend en is zonder eenig teveel opgesteld; het is zeer boeiend en gevarieerd en kennelijk door een ‘dichter’ geschreven, in dien zin, dat het een intiemere relatie met de materie verraadt dan b.v. mij mogelijk zou zijn. Ja, het moet in Januari, vóór de ‘revolutie’ dan maar weer; de forensen krijgen je dan al dadelijk van twee verschillende kanten te zien. - Verdere detailcritiek heb ik niet. Het is grappig, dat wij via Huxley en Lawrence telkens eenige accentverschillen in onze persoonlijkheden tegen elkaar uitspelen, al denk ik, dat jij je in je stuk over L. en de erotiek te spoedig met L. en ik mij in mijn polemiekje tegen Houwaard te spoedig met H. heb vereenzelvigd (tijdelijk dan). Maar wat de conclusies van dit stuk betreft, ben ik het zoo volmaakt met je eens als maar mogelijk is. En meer: het is één van je allerbeste stukken, vind ik, die ik ‘creatief’ zou noemen. Tegen van Wessem ben ik ook. Het goedbedoelde gepraat van den man is niet erg beroerd, maar hij is toch zeker een naprater en een soepvent. Welke vent heeft er nu pleizier in, om de ‘waarheden’ van anderen zoo vulgair na te kauwen? Ik las gisteren een ‘roman fragment’ van Marsman in De Stem! Als dat zijn nieuwe roman moet worden, geloof ik, dat we er beter geheel naast kunnen gaan zitten! Het is in dit fragment zooals ik vreesde: hij wil ook eens psychologisch doen en verdiept zich dus in banaliteiten over de glimlach van de Mona Lisa! Van Vera is nu ook de poëtische charme afgespoeld, zoodat er niet veel meer overblijft. Hoorde je, dat Carry van Bruggen dood is? (men zegt: suicide). Ik schreef een klein panopticum in Memoriam. Met alles, wat jij over ‘den stijl van den avondcursus’ (en terecht) zegt, zou ik het toch ondankbaar vinden van mezelf, wanneer ik haar zoomaar had laten doodgaan. Ik herlas een paar stukken van Prometheus (voor de Zieke) en bleef het een belangrijkbvoek vinden. Eva kan ik niet meer zien. Overigens is mijn In Memoriam geen lofgeschreeuw geworden. Het stuk van Valentijn kwam vandaag; niet onaardig, maar bedonderd geschreven. Ik knoeide er een beetje in en zond het toen naar de zetterij; hij schrijft de gekste fouten, maar zijn beweringen zijn tenminste niet, zooals die van v. Wessem, bijeengelepeld uit andere lectuur. Eenige dagen geschreven aan hoofdstuk Intelligentie. Over het Carnaval o.a. Ik zou graag de brief van Wim eens lezen. Kun je hem bij gelegenheid opsturen? Greshoff is tegen Stols, omdat hij volkomen geboycot schijnt te worden! Ik zal me nu met van Kampen in verbinding stellen, die misschien geneigd zal zijn, op dezelfde basis als Stols de oplaag te exploiteeren. Laat gauw weer iets hooren na je terugkeer! En Bep, als je deze brief eerder leest: ik denk nog veel aan Bellevue! Hart. gr. voor jullie beiden van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [19 november 1932] Brussel, Zaterdag. Beste Menno, Ik heb vanmorgen, ten einde raad, 60 boeken (meestal gebonden) naar mijn oude boekhandelaar Moens gebracht. Ik dacht 1000 frs. minstens te krijgen - héél slecht betaald! Ik kreeg een aanbod van 500 frs. Voorloopig heb ik het niet aangenomen; daar de menschen daar overigens zeer geschikt zijn, heb ik alles daar achtergelaten, en zal ze vragen om te proberen de boel voor mij te verkoopen. Ze zouden een complete lijst voor mij opmaken. In afwachting daarvan hierbij eenige titels; misschien is er iets bij dat jou nog interesseert. Gide, Caves du Vatican, goed papier van vóór den oorlog, Fransche titel ontbreekt, gebonden in blauw, als de jouwe. Gide, Faux-Monnayeurs, édition originale op goed papier - een soort Hollandsch - in blauw gebonden. Gide, Nourritures Terrestres (maar dat heb je al). Casanova. 10 dln., waarvan 6 of 7 gebonden - en de laatste deelen ontbreken (zijn n.l. nog niet uit). Meredith, ± 10 dln. romans; groene banden, papier van voor den oorlog. Shakespeare, in 10 dln. gebonden in blauw. Pierre Louijs, Aphrodite. } alles in uitstekende uitgaven en in blauw gebonden. - La Femme et le Pantin. } alles in uitstekende uitgaven en in blauw gebonden. - Contes (2 dln. in èèn band, n.l. Contes en Le Crépuscule des Nymphes). } alles in uitstekende uitgaven en in blauw gebonden. - Aventures du Roi Pausole } alles in uitstekende uitgaven en in blauw gebonden. - Trois Filles de leur Mère [je weet wel!] } alles in uitstekende uitgaven en in blauw gebonden. - Chansons de Bilitis } alles in uitstekende uitgaven en in blauw gebonden. Anat. France, Rotisserie de la Reine Pédauque } Dit zijn de 3 goede boeken van France; ze zijn goed gedrukt en geïll. door Carlègle, Naudin, Dufour. In blauw gebonden. -, Les Dieux ont soif } Dit zijn de 3 goede boeken van France; ze zijn goed gedrukt en geïll. door Carlègle, Naudin, Dufour. In blauw gebonden. -, La Révolte des Anges } Dit zijn de 3 goede boeken van France; ze zijn goed gedrukt en geïll. door Carlègle, Naudin, Dufour. In blauw gebonden. Toulet, Mon amie Nane, prachtuitgaaf, geïll. door Chas. Laborde [dit deel is ingenaaid, maar zonder kaft en ik heb geen trek om dat er nog om te laten maken]. Toulet, Les Demoiselles La Mortagne, geb. in blauw. -, Les Tendres Ménages, geb. in blauw. Verder nog enige erotieken, o.a. Gamiani (met litho's) - dit moet nog ingeb. worden, ligt uit elkaar. Vidame Bonaventure de la Braguette (Glatigny), Les Joyeusetés Galantes et autres (met een frontispiece van F. Rops). La Légende des Sexes, door le Sire de Chambley (Edmond Haraucourt). Tristan Derème, Le Poème de la Pipe et de l'Escargot (zijn beste verzen, zonder bandje, maar wel ingenaaid - je weet wel, zooals de Multatuli's van Truida). Philippe Soupault, Le Voyage d'Horace Pirouelle (uitverkocht boekje, het aardigste v. Soupault, grijs kaftje). Er moet nog wel meer bij zijn, ik schrijf dit uit hoofd op in een café - ik ben gedegouteerd uit de winkel geloopen. Ik vond het al beroerd genoeg om alles te moeten verpatsen, ik dacht tenminste met 60 dln. nog iets meer te krijgen dan ± 8 frs. 50 Belgisch = 60 cts per deel! En er is zoowat niet één rotuitgaafje bij! alles is met moeite verzameld; dat is nog het ellendigste. Als je er nog wat van hebben wilt, schrijf ik die menschen uit Parijs dat ze je het gewenschte opzenden. Ik heb een rekening van ± 75 pop bij Mayer, waarvan jij fl. 20.- betaald hebt en nog fl. 15.- betalen zult (nemen we aan); dan blijft er nog fl. 40.- over. Als je nog boeken neemt, kan je alles gewoon met Mayer verrekenen en zonder je te haasten. Maar doe het alleen als je er zelf voor voelt, niet ‘om mij te helpen’, dat zou ik verdomd beroerd vinden; je hebt nu al die Coster-historie voor me in orde te brengen! Ik vind het feitelijk alleen maar te stompzinnig dat die heele partij voor ± fl. 35.- zou gaan, en ik heb dan nog liever dat jij alles voor die prijs neemt (plus het porto dan!) Trouwens, als ik de boel daar voor mij laat verkoopen, brengt het ook per se meer op. Alleen duurt het dan zoo lang. Schrijf me naar Bellevue; ik ben er Maandag terug. Hier was alles even beroerd, mijn moeder ziek, Simone ziek - enfin, gelukkig niets levensgevaarlijks. Een hartelijke hand van je E. Ik heb bij Maijer nog staan: 2 dln Tom Jones, van Fielding, goede uitgave en een prachtuitgave, geïll. door Laboureux, van Sterne, compleet, 4 dln. - Misschien wil Bouws of een ander wat van dit alles overnemen? Uit Parijs kan ik je de volledige lijst sturen, zoodra ik die zelf heb. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 20 november 1932 R'dam, 20 Nov. '32 Beste Eddy Je briefkaart uit Parijs en brief uit Brussel ontvangen; de laatste niet zonder eenigen schrik. Zit je er zóó beroerd voor, dat je je boeken moet verkoopen? Het spreekt vanzelf, dat ik, zoo gauw de nieuwe maand er is, de f 15 aan Mayer zal afdragen; en ook kan ik natuurlijk een veel beter bod doen op de boeken, die je noemt (niet uit ‘philantropie’, maar omdat ze het mij waard zijn!). Maar: overleg eerst nog eens, of je er iets aan hebt! Misschien zou ik je voor f 70 kunnen afnemen; en wat doe je daar dan nog mee? Bovendien vind ik het idee onprettig, je van je boeken te berooven; ik meende, dat je aan de exemplaren, die ik totnogtoe van je overnam, geen bijzondere waarde meer hechtte, maar met deze lijkt me dat wel het geval. Overleg dus eerst nog eens. Je zult ook een brief van Ant krijgen over deze quaestie, die je een zakelijk voorstel wil doen om uit je moeilijkheden te komen. Zij droeg mij dat plan gisteren voor; je zou er gerust op in kunnen gaan, maar ik laat de afwikkeling aan haar zelf over. Dus: ik wacht eerst nog even af. Verander je niet van gedachten, dan neem ik de boeken, zonder dat je daarbij ook maar eenigszins aan altruïsme hoeft te denken, want je kent mijn bibliophiele honger. Maar het is me werkelijk veel liever, dat je voor dit geringe bedrag je boeken houdt. Van van Kampen juist antwoord, dat hij de exploitatie van Coster op zich wil nemen (en zelfs met genoegen) tegen 10% kostenvergoeding. Hetzelfde dus als Stols, en met tienmaal betere kansen. Ik heb hem voorloopig geschreven, dat ik zijn aanbod accepteer. Het is misschien niet prettig voor Stols, maar met een geboycotten uitgever, die f 4 aan herfstuitgaven verkoopt, is de zaak bij voorbaat verpest. Als Greshoff nu maar eens met zijn Maecenas over de brug kwam; want daar is mijn wachten eigenlijk op. Het stukje over de Albatross is inderdaad allesbehalve geweldig, en ook niet anders bedoeld dan als bladvulling. Komt het niet uit met de pagina, dan laat ik het vervallen. Mijn extreem gunstige opinie over je Huxley-essay heb je nu al gelezen. Ik heb inmiddels het boek gekregen en bevind het inderdaad nogal heel erg vervelend en kwasterig. - Terzelfdertijd kan ik Eureka van Poe maar niet begrijpen; voorloopig lijkt het me niet anders dan baarlijke nonsens, maar misschien komt het nog. The poetic principle daarentegen is uitstekend! Van Greshoff eenige verzen van Elsschot gekregen, die ook weer heel goed zijn (je hebt ze al gelezen, schrijft hij). Vooral Het Huwelijk vind ik bijzonder sterk van toon. Trouwens, die bult is ook best. Ook Greshoff's Mirliton ontvangen. Erg ongelijk, lijkt me! Schrijf gauw weer eens. Veel hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [21 november 1932] Maandagmorgen. Beste Menno, Las je Borel over Forum in het Vaderland? Het was weer ‘dik in orde’, zooals Greshoff zei. Kan het volgende stukje nog in Panopticum van deze maand? Anders is het verjaard! Bij een klacht van de heer Borel over ‘J. van Elschot’, als gedeponeerd in ‘Het Vaderland’. ‘Daar scheele Piet reeds met uw teenen trekt’, een vers van Willem Elsschot, onbekende voor wie in deugd Het Zusje heeft verwekt, heeft, waar 't van smart niet uit zijn voegen rende, van pa Borel de hartespier verrekt: de moederhartspier - want op 't Noordende werd zelfs de agent voorzeker bleekgebekt als men bij pa ook zulk een spier ontkende. - En het artikel, door grootoma Swarth reeds uitverkocht en toch hetzèlfde, kittelt, en op dezèlfde plek, door heel Den Haag, zo wild nog al de tantes, dat men zwart zag van ‘de kift’, werd men niet door zijn maag wilder, en onweerlegbaar, gekapitteld. E.d.P. Als je 't goed vindt, snijd het dan uit en stuur het naar Bouws. Ik schreef het gisternacht om slaap te krijgen. Straks ben ik weer heerlijk in Bellevue! Hoop je daar te lezen. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [22 november 1932] Bellevue, Dinsdag. B.M. Ik ben zeer in mijn schik dat je mijn poëzie-en-Huxley-hutspotje zoo geslaagd vindt. Ik ben bovendien bij stukken na niet zoo Lawrence-gezind als jij denkt, ik heb mijn ‘voorbehoud’ tegen hem in dat artikel over Lady Ch. toch duidelijk genoeg gezegd. Iedereen die een echte Angelsaks blijft, is mij het tegendeel van ‘verwant’, dus ook Lawrence. - Van W. vroeg zelf zijn bijdrage terug, schreef mij Bouws. Naar Marsman blijf ik benieuwd, al ben ik meteen ook al wat benauwd voor die glimlach van de Monna Lisa. - Dat stuk van Valentijn vond ik nogal aardig - ook eigenaardig, wat toch een verdienste is! De brief van Wim zond ik door aan Greshoff, die zou je hem dus kunnen vragen om heen-en-weer gezend te voorkomen. - Schrijf jij liever niet aan van Kampen, als je het nog niet deed; maar wacht tot ik bericht van hem heb, dan vraag ik het hem zelf. Anders maakt het wel een erg hulpbehoevende indruk, vrees ik. Binnenkort schrijf ik je beter en hoop je een volledige lijst van mijn boeken te sturen; misschien ken jij eenige menschen die er ook wat van hebben willen. - Het was hier in Bellevue vanmorgen heerlijk, na Brussel; we hadden een prachtige dag en hebben met de Van Schendels wat gewandeld. Arthur is echt al een oude heer, maar toch erg geschikt, en zijn vrouw is heel lief. Ik maak me op om mijn artikel over het detectiveverhaal te beginnen; ik gaf er wat voor als ik een hoop artikelen de deur uit had. Als Bouws mij de verz. gedichten van Lawrence nog tijdig bezorgt, bespreek ik die tegelijk met de bloemlezing van Huxley - daar komt het dan ook uitstekend bij (in Januari). Hart. groeten van ons. je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [22 november 1932] Eerst de briefkaart lezen! B.M., De kaart is nog niet de deur uit en daar komt je brief, dus gaat alles nu maar in een envelopje. Je bent werkelijk - wat ik altijd tegen Hennie en andere praters over je ‘cerebrale’ gevoelens heb volgehouden - een toegewijd vriend (un ami dévoué) en Ant lijkt me ook in ieder opzicht een aardige kameraad. Laat hooren het voorstel! Intusschen: met fl. 70.- zou ik al heel erg geholpen zijn, hoe dan ook. Ik heb Mayer 2 onopengesneden Mussets teruggestuurd en hem gezegd dat ik dat, + 2 dln Tom Jones, + 4 dln. Sterne (Tristram Shandy en A Sentimental Journey) à tout prix afstond, tenzij jij die boeken hebben wilde. De Mussets raad ik je af, die zijn incompleet, maar de Sternes zijn prachtig, met heele aardige etsen van Laboureur en gedrukt door the Cockerill Press, en in gewonen tijd minstens fl. 100.- waard. Als jij voor deze deelen meer voelt, dan voor de Fransche boeken, schrijf jij Mayer dan dat je ze hebben wilt en dat hij ze jou stuurt. Als je me voor Tom Jones èn voor de 4 dln. Sterne fl. 30.- geeft, vind ik het prachtig; als je ze nog eens verkoopt, krijg je er zeker evenveel voor. Maar schrijf Mayer dan eerst wat hij mij ervoor zou hebben gegeven, - d.w.z. van mijn rekening afgetrokken. Ik heb, na je afbetaling van fl. 20.-, dus ± fl. 55.- schuld bij Nijhoff, waar ik in dezen tijd absoluut van af wil. Jij betaalt daarvan nog af fl. 15.-; rest fl. 40.- Mayer is zeer geschikt, maar op zijn speciale gebied tòch een Jood, anders zou hij voor wat hij van mij heeft (de Mussets inbegrepen) zonder aarzelen fl.40.- geven en de rekening vereffenen; maar dat doet hij wschl. niet, of màg hij dat niet doen van pa Nijhoff, wie weet? De vraag is of jij iets hebt aan die Sternes en Tom Jones. Zoo niet, laat Mayer dan aan mij over en kies uit de lijst die ik je sturen zal, de boeken die je zelf interesseren. Ik laat je die dan zenden door den boekhandel Moens, waar ze nu nog liggen. Haast is er niet bij. De lijst stuur ik je in ieder geval. Ik denk aan niets dan aan baantjes en bijverdienen! Van Vic kreeg ik een voorzichtig briefje; hij wil de [condities van medewerken aan de N.R.C.] liever met mij bespreken. Ik heb hem nu geschreven dat ik mij op allerlei onaangenaams voorbereid houd en dat hij het mij dus kort kan schrijven (omdat ik vooreerst toch niet in Holland kom). Als ik niet in ieder art. moet zetten dat Duhamel bewonderenswaardig is en Maurois verrukkelijk, komen we al een heel eind. - Verder heb ik gesolliciteerd voor het Parijsche correspondentschap van Roëll bij Het Vaderland; er is misschien een heel klein kansje dat ik dat krijg, maar héél klein dan. Verder ‘lunch’ ik Vrijdag a.s. met Arthur van Schendel te Parijs met eenige Hollandsche journalisten, wat misschien ook ‘mogelijkheden’ opent. Ik wil ook wel wat vertalen - maar dan tegen een eenigszins behoorlijke betaling natuurlijk. Hier of daar zal uit dit alles nog wel wat naar me ‘toekomen’ - en dan is er het plannetje van Ant ook nog! Ik zou bv. uitstekend zijn als bibliothecaris van de Holl. Cité Universitaire in Parijs, als ze me daarvoor gebruiken konden. Maar ze hebben zelf geen geld en nauwelijks boeken, zegt Arthur. Bravo voor Van Kampen, dat is dus een opgeloste kwestie. Toch wel pijnlijk, vind ik, voor de fatsoensknobbel van Zijlstra, wanneer een zóó fatsoenlijk uitgever als Van Kampen het aandurft. Nijkerk, de ‘Maecenas’ van Jan, is op het oogenblik in een slechte periode van zaken; vandaar dat Jan er niet goed over spreken durft. Maar schrijf jij aan Hennie, en laat die er met Rademacher Schorer over praten; misschien wil ook Van der Meulen wel fl. 50.- geven. Maar stel jij het Hennie voor; dat is beter dan wanneer ik het doe. En schrijf Greshoff dan of hij in ieder geval fl. 50.- van Nijkerk vraagt, dàt zal de man nog wel hebben en geven! Zeg maar dat er haast bij is. - Krijg ik dan spoedig de proeven van Zijlstra? Van Bouws kreeg ik een belachelijke brief, met praatjes als: Zal Slau nog wel een roman schrijven? Wie heeft eig. Coen geschreven: jij of hij? en (dààr moest het heen) wat zou er van Het Verboden Rijk terecht zijn gekomen zonder jouw en mijn assistentie? - Ik heb hem hier duidelijk op geantwoord, dat hij dergelijk schoolmeesterswerk wel erg hoog scheen aan te slaan en dat hij moest oppassen om niet te lijken op de menschen die zichzelf genialer dan een genie vinden wanneer ze over zoo'n genie een boek schreven. Het wordt tijd om onzen Everard wat juistere ideeën bij te brengen; ik heb hem liever als hij het over de ‘culinaire topprestaties’ van Hertha heeft, moet ik zeggen, waarvan wij nu met iederen nieuwen brief kennis nemen. Ik heb hem daarover gezegd dat Bep alles liet aanbranden, maar dat, gegeven mijn liefde voor haar, zooiets mijn gevoelens net weer in het evenwicht bracht - ik ben niet zeker dat hij het zal verstaan. Ik ben werkelijk erg blij met Van Kampen! Het sonnet dat ik je nog uit Brussel zond heb ik nog wat verbeterd en naar Bouws gestuurd, als de juiste lezing voor àls het er nog in komt. Ik ben er zelf nogal op gesteld. De titel wordt nu: De Haagse familie Van Hart; en in een noot beneden de aanleiding; dit ‘veralgemeent’ het ook. Als jij je Albatross handhaaft en het om 1/2 blz. gaat, laat mijn halve bladzij, als actueeler, dit keer voorgaan. Ik heb bovendien nog iets anders voor je om bij je Albatross-stukje te doen en het ook ‘algemeener’ en aardiger te maken. Je moet eens ter inzage vragen: De Kleine Parade van Henriëtte van Eijk (waar Vic zoo wild over doet, of is). Dit boek is uitgegeven door een rasprol van een Jood, Andries Blitz. Die prol nu heeft iets ècht geniaals bedacht, als reclame: achteraan het laatste hfdst. van het eig. boek heeft hij compleet verhaaltjes geschreven over zijn verdere boeken, beginnende met: ‘Eindelijk werd ik gearresteerd’ - en zoo, - en in precies dezelfde letter als de tekst van het boek zelf, zonder overgang, zonder ‘te waarschuwen’, in één woord. Aan het slot staat dan: al deze boeken verschenen ook bij A. Blitz. - Het zou alleraardigst zijn te wijzen op deze uitgeversreclame, naast die van Albatross, als èn genialer èn poeniger, en je kunt zùlke uitgevers een nog veel ‘dwingender’ methode aan de hand doen, bv. Andries Blitz geeft Dostojevsky uit, en wij lezen dan in de tekst: Van Dostojevsky (bv.): ‘Raskolnikov wendde zich met het gelaat naar den muur en bleef 3 uren lang bewegingloos.’ Regel wit. Dan: Andries Blitz: ‘Maar aangezien hij toch niet slapen kon, greep hij een boek dat Rasoemikhin bij hem had achtergelaten, en weldra, alsof hij nooit een moord begaan had, verslond hij het! Het was dan ook niets minder dan het geniale Amsterdam van Maurits Dekker, uitgegeven bij Andries Blitz’. De verzen van Elsschot zijn inderdaad weer heel goed, en Het Huwelijk is uitstekend. Van Mirliton zou ook voor mijn gevoel gerust de helft kunnen vervallen. Ik heb Jan dit ook weleens gezegd (niet zoo cru), maar hij is kinderlijk gehecht aan alles en stelt de schifting liever uit tot later. Nu, dat zijn 4 zijdjes er even bij! Nogmaals dank en veel hartelijks, ook van Bep en bij voorbaat (d.w.z. voor ik van haarzelf hoor) voor Ant; en een hand van je E. Adres Mayer = Henri Mayer, Boekh. Nijhoff, Lange Voorhout 9, Den Haag. P.S. - Nòg een idee: wil jij voor die fl. 50.- die je nu toch al in Coster steekt, niet gewoon wat boeken van me hebben? Ik vind dat ik je anders toch wel erg op kosten jaag. Ik schrap graag voor fl. 50.- van mijn lijstje. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 23 november 1932 R'dam, 23 Nov. '32 Beste Eddy Hierbij in haast het ‘verslag’ van Vic over Forum in de N.R.Ct. Ik moet zeggen, dat ik het nogal kras vind; afgezien nog van dat vaderlijke* ‘doordraven’, dat dan met een paar schouderklopjes moet worden geboet; geen woord over het slot van Coster! Terwijl het vers van Engelman ‘de vermelding waard’ schijnt! Met al zijn z.g. sympathie voor je Coster-bestrijding heeft Vic er ongeveer nooit melding van gemaakt en er geen syllabe van geciteerd. Als ik niet bang was, den indruk te maken van aan de ‘groote pers’ en haar oordeel te hangen, had ik hem dadelijk opgebeld; maar après tout is het zijn zaak en kan ik alleen maar nijdig zijn om zijn halfslachtige kool- en geit-spaarderij. Ik wacht nu even op zijn recensie van het Démasqué, die hij al drie weken heeft beloofd en achterwege gelaten; Zaterdag zal die nu eindelijk wel komen en naar aanleiding daarvan spreek ik hem nader. Je versje over Borel vind ik te ingewikkeld; ik begrijp het, eerlijk gezegd, zelf nog niet na herhaald overlezen. Het lijkt me, dat je niet in een aphoristische bui was toen je het schreef. Zal ik het maar niet doorgeven? Ik vind het werkelijk te gewrongen om als panopticum in te slaan. Schrijf daarover nog even. Spoedig meer na berichten jouwerzijds. Hart. je Menno * het geheel is trouwens van een ‘bekakte’ seniliteit, vind ik. Vgl. Verschuur! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [24 november 1932] Bellevue, Donderdag. Beste Menno, Ingesloten een brief van Jany met aardige dingen, o.a. over jou. (Stuur me omgaand terug.) - Hoe vreemd dat nu mijn sonnetje weer zoo ingewikkeld blijkt te zijn, en nogwel voor iemand die zonder moeite Vestdijk ontcijfert! Enfin, dan maar niet in Panopticum - schrijf Bouws dan maar dat hij het mij terugstuurt, want hij heeft de goede lezing. Het is misschien ook niet ‘politiek’, voor iemand die net bij Het Vaderland solliciteert, om, zij het indirect, tegen dat blad te schrijven! Ik zal eindigen met te vergaan in deze ‘politiek’. Daarom alleen zou ik het graag (nog even!) geplaatst zien. Maar als het zóó cryptisch is!... Wat je van Vic zegt, trof mij ook, maar ook daar kan de ‘politiek’ een rol spelen. Misschien wil hij mij niet als een zoo doorloopende polemicus aan Van der Hoeven signaleeren, met het oog op mijn eventueele medewerking. Misschien vindt hij het ook voor zijn particuliere smaak onbelangrijk en beroerd (waarom zou dat niet kunnen?) Je zou hem er eens naar kunnen vragen, als je hem weer spreekt. - En bovendien, voelt hij zich zelf wel safe op dat redactiebureau? Ik ga nu een brief op proef schrijven - ofschoon het mij op delicate wijze gevraagd werd - komt het toch daarop neer; misschien dat ik het moois Maandag de deur uitkrijg. Och, après tout, troost ik me, schreef Couperus ook brieven aan Het Vaderland. Ik blijf ook benieuwd naar de uitgebreide instructies waar Vic zoo moeizaam van schijnt te kunnen bevallen. En wie weet wat morgen die journalistieke lunch oplevert! Hartelijke groeten, ook aan Truida en Ant, van je E. Blijstra zond een boeiend verhaal, iets te lang misschien, maar toch wel goed, waar ik ditmaal vóór ben. Las je het al? Ik schrijf je hierna niet meer, tot ik op alles antwoord heb - anders komt ons ‘budget’ niet uit op het punt ‘postzegels’. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 27 november 1932 Rotterdam, 27 Nov. '32 Beste Eddy Juist wil ik aan deze brief beginnen, daar word ik opgebeld door mej. Donkersloot., die juist het Démasqué heeft gelezen en geheel overstuur is van je voorrede; zij vindt je een ‘prolurk’ en heeft gedurende vijf minuten door het apparaat getierd. Het is idioot, zooals jij haar dwarszit! Ik heb haar nu gezegd, dat ze je dat persoonlijk maar eens moest schrijven en je adres opgegeven. Het is een raar wicht, deze Donkersloot, maar 10x sympathieker dan haar loggen neef, over wien je nu zeker het pittige stukje van Henny M. wel gelezen hebt. Het was niets nieuws, maar zeer afdoend en uitstekend geschreven. Vic heeft gisteren het Démasqué besproken, waarvan ik je een exemplaar stuur. (Over het niet-citeeren van Coster heeft hij zich geexcuseerd, door te zeggen, dat hij geen vervolgen bespreken mocht; lijkt me nogal nonsensicaal, er moet iets anders achter zitten, maar enfin...). Het stuk is te lang, sympathiek, maar bevat m.i. geen enkel steekhoudend tegenargument; voor lezers van de N.R.Ct. staan er bovendien veel te veel citaten in. Ik geloof toch eigenlijk, dat die ‘poëziekenners’ maar zwakke broeders zijn en geen volwaardige tegenstanders meer. Vic heeft dan nog officieuze levendigheid en smaak genoeg, om zijn stokpaardje ten halve te verloochenen, maar een standpunt kan ik dit lange gepraat toch moeilijk noemen. En dat ‘gevaar voor de ned. letteren’, dat wij zouden opleveren! In welke gevaarlijke wereld leven die menschen toch! De eerste de beste vent heeft direct maling aan zulke ‘gevaren’ en de rest doet dan toch zeker niets ter zake! - Ik zal mijn bezwaren tegen het stuk aan Vic opzenden en er jou een doorslag van sturen. Ik zal je brieven verder in volgorde beantwoorden, want ik ben ‘achter’. Ik heb n.l. nogal wat geschreven aan de Zieke en bovendien met spanning gelezen in Les Liaisons Dangereuses en Lawrence's brieven. Laclos bevalt me, al wordt op den duur het object van al die psychologische geraffineerdheid wat kinderachtig en zelfs ‘grave’. Men moet wel een Fransoos zijn, om al die erotische kampspelen zoo au sérieux te nemen; het is bijna een ‘zesdaagsche’, en de brieven van Danceny en Cécile lees ik nu maar in daarbij passend tempo. Maar de zelfbeschrijving van Mme. de Merteuil b.v. is ongemeen goed! Ik zal in de Zieke mijn intelligentiebegrip met dat van Valmont en Merteuil vergelijken (perversiteit, nieuwsgierigheid etc.). Lawrence is een allemachtig aardige vent! De wijze, waarop hij M. Murry uitbekt, is prachtig en zal je anti-costerlijke hart goeddoen. In zijn jeugd blijkt hij zelf niet vrij van ‘half-zachtheid’, praat veel over God en zoo, maar hij bevrijdt zich er stevig van. Tom Jones en Sterne kreeg ik. Sterne is inderdaad een weelde! Lokt tot lezen. Mayer schreef mij, dat hij voor T.J. f 9.75 van je rekening kan aftrekken en dat ik Sterne verder met jou verrekenen kon. Ik zend dus die f 9.75 met de f 15 naar Nijhoff en stuur jou f 30. Is het zoo in orde? Het werd me even te ingewikkeld. Vrijdag Greshoff gesproken, die me je brieven liet lezen over Mirliton. Je hebt groot gelijk, en dat ziet hij ook wel in. Hij was overigens goed op dreef. - Nijkerk teekent voor f 50 in de Coster-uitgave. Ik zal nu Radermacher Schorer ook eens polsen voor datzelfde bedrag; als Bouws dan f 100 geeft, zijn we er al. (Wim kan n.l. niet betalen, hij gaat met Januari in een wetenschappelijk zeer eervolle, maar financieel onmogelijke positie: assistent physiologie en psychiatrie, resp. bij Zwaardemaker en Carp in Leiden). Ik heb met v. Kampen afgesproken, dat de uitgave in het voorjaar zou verschijnen. Eerder kan hij er niet mee reizen. J.l. Zondag bij Bouws met Ant thee gedronken. Wij hebben achteraf veel pret gehad over het jonge echtelijke geluk. Hertha wordt door Everard “gelucht” voor het publiek; hij heeft (omdat Ant het nog niet wist, meende hij) het verhaal, dat hij het Verboden Rijk grootendeels gemaakt had, ook nog eens gedaan. Zum totlachen! - Ik spreek Dinsdag definitief met Everard over Coster. Hoeveel hij voor zijn rekening neemt etc. Hij kan dan, als hij graag wil, verder als ‘manager’ optreden. (Wim zit achter mijn rug als maar Filter en De Notaris spreekt te lezen en luid te lachen; het laatste wekt volgens hem herinneringen aan Vincent van Gogh). Zeer benieuwd naar je journalistieke pogingen! Stuur me die proefbrief eens, in Het Vaderland liefst! De combinatie Borel-du Perron zal een sterk ‘koppel’ zijn! Wat de boekenlijst betreft, ik blijf er bij: stuur me alleen, wat je werkelijk niet meer na aan het hart ligt! (Het doet me veel pleizier, dat je Ant's voorstel zoo goed begrepen hebt; ik las je brief aan haar en vind die alleraardigst) - Ik zou de met rood aangekruiste boeken graag hebben; maar wanneer mag ik ze betalen? In December ben ik met de Sterne's etc. wel ‘bezet’! - Er is nog wel meer bij, dat ik zou willen hebben; maar probeer liever eerst nog eens, of ze hun volledige prijs niet kunnen opbrengen. (Op de erotieken ben ik gebrand, om er vrijzinnigprot. te zijner tijd mee te kunnen verlakken). Ook de brief van Jany hierbij terug. Zeer merkwaardig, dat hij Buning niet in staat acht mij te attaqueeren. Waarom eigenlijk niet? ‘De oogen, die het hart zich heeft gekozen’ kunnen ter Braak toch wel doen blozen? Het verhaal van Blijstra kreeg ik gisteren, las het nog niet. Ik hoop, dat het nu eens aardig zal zijn, maar heb goeden moed door je fiat. Ziezoo, nu ben ik ‘bij’ en ga Vic betuttelen. Meer dan betuttelen wordt het niet, want principieel heb ik hem niets te zeggen. Hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [27 november 1932] Bellevue, Zondag. Beste Menno. Het lijkt me een rotzooi met die brieven van Het Vaderland: slecht betaald (fl. 10.- inpl. v. fl. 25.-) en walgelijk bête. Enfin, ik weet er het ware nog niet van. Vrijdag lunchte ik met de Holl. journalisten in Parijs; van Van Loon hoorde ik dat Mathilde Visser ook gesolliciteerd heeft! - Ik schrijf er je wel nader over; ik heb nu weer geschreven aan Pannekoek. Het stuk van Henny over Donker is voortreffelijk, véél beter dan dat van Helman - zoowel met het oog op Donker zelf, als op het publiek. Hierbij een stuk voor Panopticum van Januari. Dit is een van de ‘nieuwe’ stukken, die ik geven wilde. Misschien maak ik ook nog wel iets anders. Dit eerste is misschien niet zoo gelukkig, maar kan Bouws verrukken, die immers zoo graag wil dat wij onze aandacht wijden aan ‘andere kunsten’. De albums waarover ik schreef - vooral Paris de Nuit - waren werkelijk bizonder mooi. - Lijkt het je minder geschkt voor ‘panopticum’, kan er dan een gewoon stukje van gemaakt worden; maar om 2 redenen verkies ik het ‘panopticum’: 1e verdient het geen groote letter; 2e kunnen wij op deze manier aangeven dat wij in de 2e jaargang niet meer bijna uitsluitend polemisch in kleine letter zullen zijn! Ant en ik hebben brieven gewisseld. Ik dank je voor het in ieder geval nemen van Tom Jones en Sterne. Schrijf Mayer dus dat hij je die deelen zendt. Dat wordt dan fl. 45.- minder van een rekening van fl. 55.- Ik zou zeggen: neem nog voor fl. 10.- boeken van de lijst, om mijn rekening heelemaal ‘over te nemen’, en dan nogmaals voor fl. 50.- maar die dan de fl. 50.- door jou voor Coster gestort. Zie je daar later dan iets terug, dan geef je dàt geld aan mij. Ik verzend dezen brief nog niet, omdat de post morgen misschien nog wat van je brengt. - Naar Lawrence ben ik ook zeer benieuwd - zoowel naar de gedichten (door Bouws besteld) als naar de brieven. In Maart kan ik dan Lawrence misschien bespreken, òf tegelijk met Huxley in Januari. In Februari wil ik er nu absoluut de revolutie in hebben! Tot morgen misschien. Steeds hartelijk je E. Maandag Vandaag geen post, dus verzend ik dit. Geen post van jou - wel van Thula, Tilly, Mathilde (hoe ze verder heeten mag) Visser. Overvallerig en afspraakjesmakend. Ik heb met 3 regels geantwoord dat ik mijn vrije tijd alleen wijdde aan mijn vrienden en of ze me niet schrijven kon wat ze te vertellen had. Ik hoop dat het pakt. Mayer schreef me vanmorgen dat Tom Jones tegenwoordig voor fl. 6.50 nieuw te krijgen is - maar dat hij joù dat maar niet had verteld. Zoo'n slimmerik. Maar de Sterne die geheel uitverkocht is en maar in weinig exx. gedrukt, maakt dan ook nog het evenwicht goed. Zeg Mayer nu maar dat hij je gauw die 6 dln. zendt. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [29 november 1932] Bellevue, Dinsdag. Beste Menno, Het doet me plezier dat mej. Donkersloot óók aan mij denkt. Nu ja, ik begrijp dat ze bezwaar heeft tegen mijn houden van dikke vrouwen; maar ook tegen hààr kan ik alleen maar zeggen: ‘wat kan ik daaraan doen’? Ik zou haar ook wel een betere opinie over mij willen bijbrengen, maar je weet zelf, ik bèn nu net getrouwd! Het spijt me oprecht (daar komt het dan maar op neer) dat ze zoo slècht over me denkt, dat ik haar - zooals jij zegt, en al is het gelukkig nog maar au figuré - zoo ‘dwars’ zit; maar het verheugt me reeds dàt ze aan me denkt (hoe dan ook). Doe haar, als ze weer eens komt, of desnoods per telefoon, mijn meest gentlemanlike groeten. Over het stukje van Hennie schreef ik je gisteren. Wat de boetpredicatie van Vic betreft (ik weet nog altijd niet of het alleen door de houding van je hoofd komt, dat zijn artikel voor mij zooiets geworden is): ik vind alles best - ik ben het met jou eens, met hem eens, weer met jou eens; ik geloof als Lawrence dat dit alles er zoo weinig toe doet, als de twee menschen tusschen wie het gaat beiden ‘a bit simpatico’ zijn. Die brieven van Lawrence trekken me geweldig aan; ik zal probeeren ze van John Buckland Wright te leenen; als dat niet lukt, moet je jouw ex. maar eens goed verpakken (Ant helpt je daar wel bij of verstrekt de ‘deskundige leiding’) en mij als aanget. drukwerk opzenden. Je bezwaar tegen Laclos geldt eigenlijk toch de lengte van de opzet, dunkt mij, meer dan de inzet. Wat is er nu aangenamer en een ‘directer opium’ in het leven, een ‘directer staat van poëzie’, dan keezen? En wat, een meer ongezochte aanleiding tot menschelijke conflicten? Zou je het belangrijker gevonden hebben als het ging om politieke, of intellectueele, of economische ‘kampspelen’? Sterne en Jones kosten je samen fl. 30.-; meer wil ik er niet voor hebben. En die fl. 30.- + de fl. 15.- voorgaande + de fl.10.- volgende, alles gaat naar Mayer, in het tempo dat je zelf wilt; het is volstrekt niet noodig daarmee haast te maken. Du moment dat ik weet dat jij dat betalen zult, is het van mij af, en kan ik ‘mijn aandacht wijden aan andere dingen’. - Ik laat je nu uit Brussel alles zenden wat je vraagt. Laat ons zeggen dat je voor de fl. 10.- ontbrekende guldens voor Mayer neemt: de 3 dln. Anatole France; dan krijgen we voor de rest: Meredith 14 1/2 deel (uitverkocht; destijds compleet, dus met 1 1/2 deel meer, of, ik meen zelfs met 2 1/2 deel, want er was ook nog een deel volkomen onleesbare poëzie bij, kostte het mij fl. 50.-) - laat ons zeggen voor jou: 15 gld. (Als je er niet èrg op gesteld bent, mag ik deze serie later misschien weer van je terug-overnemen? Het is maar een idee; hoogstwschl. doe ik het niet.) Toulet, Tendres Ménages en Demoiselles la Mortagne 3 gldn. Toulet, Mon amie Nane (moet je laten inbinden) 4 gldn. Baudelaire, Amoenitates Belgicae (doe ik er maar bij, omdat het een curieuze editie is, die uitverkocht is en bovendien amusant om te lezen) 2. gldn. Horace Pirouelle laat ik je ook maar zenden (het is een alleraardigst verhaal!) 1 gldn. Gide, Caves du Vatican en Faux-Monnayeurs 6 gldn. Gamiani (omdat het uit elkaar ligt) 5 gldn. Joyeusetés du Vidame (zeer zeldzaam, kostte mij indertijd 300 frs) 9 gldn. Légende des Sexes (ook duur en uitverkocht) 5 gldn. ----- Totaal 50 gldn. ----- Het is net of ik het expres heb gedaan - die 50 gldn! Ik zweer je dat het puur toeval is! Enfin, die 50 gldn. hoef je aan niemand te zenden; dit ‘dépôt’ is voor de 50 gldn. die je voor Coster besteedt. Krijg je diè later terug, dan zend je ze mij. Wil je nu nog iets anders hebben (ik laat alles bij Moens staan), dan hoor ik het nog wel. Daar zijn nu nog: 6 dln. Pierre Louijs (waaronder 1 erotisch). 10 dln. Casanova (incompleet, helaas) } deze zal ik maar meteen verkoopen. 1 deeltje Derème en de 1e Father Brown (die je niet interesseeren) } deze zal ik maar meteen verkoopen. Nourritures Terrestres en Ninon de Lenclos (idem) } deze zal ik maar meteen verkoopen. Ik vind dat jij mij reusachtig geholpen hebt, en tel daarbij vooral de ‘moreele kater’ om mijn boeken voor een prikje te zien gaan in de handen van God weet wat voor Belzen-idioot. Nu ga ik verder. Ik vond het beroerd Jan zoo te moeten schrijven, maar ook te onaangenaam, dat wij er wel onder elkaar zoo over zouden spreken en hemzelf ‘aanmoedigen’ om met die vlotte productie door te gaan. Hij heeft het uitstekend opgenomen, al geeft hij toe dat het toch beroerd voor hem was. Hierbij zijn brieven, die ook werkelijk alleraardigst zijn. - Hij schreef mij vanmorgen dat hij je in Holland sprak, en dat hij zoo verdomd gesteld op je is. - Rademacher S. zal wel fl 50.- geven, als Henny hem ‘opwarmt’. Bouws is toch werkelijk een ‘rotjongen’; als hij fl. 100.- geeft, mag hij vertellen dat hij Coster geschreven heeft; zou je hem dat niet zeggen? De Notaris spreekt vind ik zelf (met een Apostel) tot de allerslechtste dingen behooren uit mijn poëzij, grappig dat Wim er zoo om moest lachen. - Spreek me niet over Het Vaderland, ik ben er al misselijk van. Vandaag schrijf ik die proefbrief. Ik kreeg daarvoor voorbeelden van Roëll's schrijverij, dat ‘zéér goed’ heet - je hebt er geen idee van hoe 'n karakterlooze, smaaklooze watersoep zooiets is. Ik wou dat Vic nu eens beviel van zijn grootsche reorganisaties met Fransche uitgevers, dan liet ik Het Vaderland schieten. Kan je hem niet erover spreken, en als hij geen tijd heeft om zijn lesjes op papier te zetten, kan hij jou dan niet precies zeggen wat hij wil, dan schrijf jij het mij wel (desnoods weer per tikmachine, opdat hij het duplicaat goedkeure!) Je rijmpje op het beroemde vers van Buning getuigt van een groot psychologisch inzicht, dat toch zeker voor de helft in het beschermd domein der poëzie dringt - ongerekend nog de helft van Buning, dat is dus ¾ poëzie in 2 regels. Zeg ze Vic maar eens en vraag hem wat hij ervan denkt. - Blijstra is verre van volmaakt en zou geserreerder kunnen, maar het was zeer leesbaar, vond ik. Ik snak naar het volgende Forum en o ja, als dàt nu verschenen is, wil je mej. Donkersloot dan vragen of het al ièts gentlemanliker is dan die voorrede? Als het niet zoo duur was, zou ik haar om haar opinie zelf willen telephoneeren, maar nu, helaas, in deze barren staat... Hartelijke groeten ook onder de vrouwen (bedoeld worden: Bep, Ant, Truida) en een hand van je E. Ik schrijf gelijk hiermee aan mevr. Moens. Je krijgt dus 28 dln. opgestuurd. Maar de Gamiani (die het gevaarlijkste is voor douaniers-oogen, vanwege de litho's) gaat misschien apart; misschien zelfs als aanget. brief, als het niet àl te duur is. De verzendkosten verreken ik wel met Moens, op een paar andere boeken. De Louijs laat ik door haar verkoopen voor 360 Belgische franken, alle 6 deelen; dus ± fl. 25.- Mocht het je later voor die prijs nog interesseeren - of nù, want je hoeft immers niet direct te betalen (Mayer kan nog wel 1/2 jaar wachten), schrijf het mij dan; ik laat je die 6 dln. dan ook zenden, onder dezelfde voorwaarden als bij Meredith. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 1 december 1932 R'dam, 1 Dec. '32 Beste Eddy Je twee brieven ontvangen en het panopticum aan Bouws doorgegeven. Het is m.i. iets te lang voor de materie, maar verder goed. Ook heb ik, om eerst de zaken af te doen, ƒ 30 aan Nijhoff overgemaakt, zoodat er nu nog ƒ 25 volgen. Je hebt daar dan schoon schip gemaakt. Ik wacht nu maar af, welk reusachtig pakket er uit Brussel zal komen! Gamiani kreeg ik al, geheimzinnig aangeteekend; nu, het is inderdaad stevig pornografisch! De tekst is, zooals je zelf zegt, ‘desperaat second rayon’ (nog wel iets minder, lijkt me, of heb ik al te veel van het gevarieerd programma geslikt?), in ieder geval heel leerrijk als contrast met de werkelijk volledig ‘erstklassische’ Liaisons Dangereuses. Gamiani is eigenlijk alleen maar ‘omgekeerd fatsoenlijk’, Mme. de Merteuil is werkelijk pervers, want intelligent. Ik heb er een bladzij over in den Zieke geschreven. De plaatjes van Gamiani zijn werkelijk uitstekend, bij een eerste visie zelfs niet onverleidelijk; bij een tweede overzicht valt het circusachtige [ik bedoel het geenscèneerde van de ‘nummers’] al meer op, maar de teekenkunstige qualiteiten blijven toch boven twijfel. Ik kon niet nalaten, om je op St. Nicolaas de brieven van Lawrence cadeau te zenden. Ze bevallen me steeds beter en ze zullen jou ongetwijfeld extra interesseren. Grappig is, dat L. de Max Havelaar heeft bewonderd! En zijn verhouding tot Huxley bewijst mij toch steeds meer, dat Huxley, ondanks zijn Oxford-kant, een sympathieke vent moet zijn (ev. geweest). L. zegt zeer juiste dingen over zijn werk, o.a. ook over Point Counter Point. O.m. ook dit, dat mij genoegen deed in verband met mijn these in Het Schrijverspalet: ‘It seems to me it would take ten times the courage to write P. Counter P. that it took to write Lady Ch.; and if the public knew what it was reading, it would throw a hundred stones at you, to one at me.’ Ik geloof niet, dat een man als L. zooiets als compliment zegt; ik ben trouwens van de waarheid ervan overtuigd. Uitstekende critiek op Aldous op pag. 783! Verder is Vestdijk weer opgedoken met verzen en een essay over Valéry en het Duistere Vers. Ik heb het nog niet gelezen, maar de aanhef is goed. In ieder geval hebben wij nu tegenover Vic onzen Valéry-specialist. - Vic geeft mij dezer dagen de tien verzen Jeugd van Dèr Mouw, die we dan in Februari met een portret kunnen afdrukken; lijkt je dat niet aardig? Vic heeft drie portretten, waaruit ik het beste zal kiezen. Stel je overigens voor, dat hij bij zijn verhuizing een deel van Dèr Mouw's nalatenschap heeft weggemaakt! De verhuizers hebben ‘eenig papier’ weg laten waaien! Eigenlijk godgeklaagd, zooals hij met die boel is omgesprongen. Over de Liaisons ben ik zeer opgetogen. Ik zou dan ook geen verhandeling op een ander gebied begeeren! Mijn eenige overweging is, dat het hier niet meer om het ‘directe opium’ gaat, maar dat de manoeuvres met een perfectie en een ernst worden uitgevoerd, die mij persoonlijk allerminst zou liggen. Ook niet, als het om andere kampspelen ging. Maar dat maakt mijn bewondering geen millimeter kleiner. Het is een meesterstuk van schrijfkunst en intelligentie. Het hoofdstuk over de intelligentie is bijna af, het is veel langer dan het eerste. Het nu volgende noem ik: Nietzsche contra Freud; het zal over de termen ‘ziekte’ en ‘gezondheid’ gaan. Ik schrijf dit boek veel sneller dan Dumay en ik weet wel zeker, dat, wat er ook aan mag mankeeren, hiervan niet gezegd kan worden, dat het een hollandsche traditie nadert. (Heb je, dit terzijde, de ontluizing van Dumay al voortgezet? Ik ben er n.l. erg benieuwd naar!). Op een klein beetje leedvermaak heb ik mezelf wel betrapt, toen ik over je journalistieke debuut las! Het leedvermaak van den ‘werkman’ waarschijnlijk, die een ander graag ook eens met soeperige compromissen-op-maatschappelijk-gebied ziet worstelen. Ik zou Het Vaderland voorloopig maar probeeren! De brieven van Greshoff zijn ‘in orde’. Waarom is zulk reageeren toch (blijkbaar!) zoo moeilijk en dus zeldzaam? Want het sympathieke is, dat hij duidelijk een kater heeft en zich daar toch overheen weet te zetten. Vergelijk daar de reacties van oom Anthonie en oud-oom Coster eens mee! Over Bouws’ huishouden kan ik, daar het laat is, voor Bep helaas niet meer uitweiden. Ik schonk hem een spiegel. (geen symbool!) Na repliek jouwerzijds weer meer. Hart. gr. x en vooral ook aan Bep je Menno Nog eenige feiten. Vanmiddag een juffrouw van het ‘leekentooneel’ gedesillusioneerd; zij wou mij in een comité, maar ik heb haar iets van mijn opvattingen over acteurs verteld. - Laatst opgebeld door... Aad Schelling. Zij wil mij spreken en komt Zaterdag hier! Studeert sedert eenige maanden in Leiden. - Rotterd. studentencorps wil mij een... lustrumspel laten maken! Ik zal hen naar Bouws verwijzen of naar den onvermijdelijken Mannus anders maar! Bijlage. Brief van Maurice met antwoord van Bouws, ter inzage, aan hem terug! Misschien wil je er Maurice nog over schrijven? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [3 december 1932] Bellevue, Zaterdag. Beste Menno, Ik kreeg vanmorgen werkelijk een zielschok van blijdschap toen je St. Nikolaasgeschenk kwam. Ik was al blij toen ik dacht dat je het mij te leen zond, maar de opdracht erin deed Bep en mij huilen van vreugde. Als Bouws nu nog de Verz. Gedichten voor mij koopt (ter bespreking), maak ik over een tijdje voor Forum nog een stuk over Lawrence, als je dat wilt. Tenzij jij daar zelf voor voelt? Op ditzelfde oogenblik wordt er een brief van je binnengebracht. - O, neen! het is een brievenpak! Maurice, Bouws en Greshoff, dat moet ik even uitzoeken. - O, wacht, Greshoff is van mijzelf, gaat dus gewoon in het laadje. Maurice is best en Bouws ook; ik heb op dit alles niets te zeggen, ik hoor graag wat er besloten wordt. Die Panopticum-kwestie blijft vervelend; zoo kreeg ik van Bouws een brief dat hij het sonnet er maar uit gegooid had, omdat jij gezegd had dat ik dat introk. Voor zoover ik mij herinner hadden wij in laatste instantie juist besloten dat het sonnet verschijnen zou en jouw Albatross-stukje zou worden uitgesteld. Blijkbaar heeft Bouws daarvan niets meer gehoord - ik dacht dat jij het hem zeggen zou - en heeft hij zich aan de eerste opvatting gehouden. Ik vind dat wel vervelend, maar het schijnt niet anders te gaan. En Maurice voelt natuurlijk weinig voor het ‘geëmancipeerd cretinisme’. - Het inkorten van Minne vind ik arbitrair. Ik zou daar ook tegen zijn geweest; misschien omdat ik zoo goed voelen kan hoe beroerd Minne zooiets vindt. Als hij er dus mee accoord gaat, voel ik het meeste voor het plan van Bouws om dat z.g. aparte stukje nòg in Januari te zetten. De brieven stuur ik aan Bouws terug. Ik wou je graag Gamiani cadeau geven - als premie op de rest of ook voor Sinterklaas, dat duvelt niet. Je hebt dus nog fl. 5.- aan boeken van me te ontvangen; onthoud je dat? Vroeger of later zend ik je die. Of wil je de complete Louijs voor fl. 20.-? Dan heb je er fl. 5.- van betaald, en krijg ik bij gelegenheid nog wel eens fl. 15.- van je. Zeg gerust als je er niet voor voelt, want ergens heb ik toch nog een zwakje voor die 6 dln. Louijs, en ik kan je natuurlijk later eens best wat anders geven. Ik ben benieuwd of je het groote pak nu al hebt. Laat je Gamiani inbinden? Het is toch heusch wel een ‘meesterwerk’ in het soort. - Van vergelijking met Laclos' boek voor mijn gevoel geen sprake. De Liaisons zijn toch in de eerste plaats een psychologische roman, en staan dichter bij Clarissa Harlowe dan bij de werkelijke erotica. Wat Lawrence over Point counter Point zegt, vind ik heel curieus, vooral in verband met wat jij zegt over die ‘amoraliteit’ of ‘durf’ van Huxley. Ik geloof dat ik het alleen niet mee kan vòelen omdat ik dan blijkbaar behoor tot de menschen ‘who know not what they are reading’ - want de gedurfde strekking of wat het zijn mag bij Huxley glijdt absoluut op mij af. Kàn het zijn omdat ik teveel Gamiani's gelezen heb? Ingesloten twee Fransche aanteekeningen die ik maakte voor de N.R.F. Ik hoop dat ze zonder wijziging worden geplaatst. Van ‘Tilly Visser’ ontving ik geen syllabe antwoord. Ik ben benieuwd naar berichten over het bezoek van Aad Schelling en de proposities die ze je doen zal, binnen en buiten lustrumspel. Mijn solliciteeren bij Het Vaderland liep totaal mis. Te lang om je hier uit te leggen, te akelig ook. Bep heeft nu een kans gewaagd en gisteren - in de fossielenatmosfeer van de Bibliothèque Nationale - bij Jove, den brief geschreven, waar ik totaal op ben gederailleerd. Het zal wel op nix uitdraaien, maar de kàns is nu gewaagd. Ik wou dat Vic me wat bezorgde en jou uitlegde wat hij voor te stellen heeft. Kan je er geen werk van maken? Ik moèt er iets bijverdienen, willen we hier kunnen blijven. Gisteren solliciteerde ik bij zekeren heer Vrede, directeur van het Holland-gebouw van de Cité Universitaire, naar een postje van bibliothecaris of iets aanverwants. Ik scheen een goede kans te maken, maar één ding geeft den doorslag: er is geen geld. Het is trouwens duidelijk dat al deze monumenten voor de bourgeoisie en bourgeoise samenleving hun laatsten tijd doormaken. Iedereen praat van communisme; zelfs Gide heeft een communistische acte van geloof opgezegd, en is half en half toegetreden (half en half, omdat hij dat nu eenmaal altijd doet). De representant van de Sovjets in Parijs schijnt er verrukt mee te zijn. Het idee om, na Elsschot, nog jeugdverzen - of ‘jeugd’ in verzen? - van Dèr Mouw te geven is prachtig; en natuurlijk ook het idee om er een portret bij te doen. Wij moesten méér zulke dingen doen. - Van Schendel sprak me van ‘heele knappe’ Italiaansche schrijvers (jongeren), die in Genua hun tijdschrift uitgeven, en een nummer willen wijden aan Hollandsch verhalend proza. Greshoff zou daarvoor de inleiding schrijven, en Prampolini, het talenwonder, vertaalt. Zij willen vooral proza van Holl. jongeren: Van Schendel noemde Marsman, Slauerhoff, Helman. Kunnen wij niet een speciaal-nummer van Forum aan jong-Italië wijden? Ik geloof met jou dat Huxley een goed vriend geweest moet zijn; al was het alleen maar om zijn aanhankelijkheid en bewondering door dik en dun voor Lawrence. Maar de toon van zijn proza is, vind ik, vervelend; de toon van Lawrence's proza trouwens niet minder. De eene is langdradig van koppige zwaarte, de andere van meelige gracieusheid. Als mensch zou ik wschl. véél beter met Lawrence hebben kunnen opschieten dan met Huxley; verwànt voel ik mij met geen van de twee. - Maar misschien wordt na lezing van de Letters mijn oordeel over dit alles gewijzigd. Ik zou graag mijn stuk over de revolutie terug hebben, om daar ook overal oordelen en gevoelens te wijzigen - of althans, toe te voegen - ik heb anders het gevoel dat het ten opzichte van mijzelf een slecht artikel wordt. Over die toetreding van Gide tot het communisme wou ik ook wel wat zeggen. Wil je Bouws vragen mij dat stuk aangeteekend weer op te zenden? Ik geloof dat ik je nu op alles geantwoord heb; dus nogmaals veel dank voor het cadeau, en een hartelijke hand van je E. Ik vertaal een novelle in brieven van Landor, misschien voor Groot-Nederland, en schreef voor dat blad een dialoog over het detective-verhaal, waarvan ik je een doorslag zal sturen. - Met Dumay ben ik nog niet kunnen doorgaan. Vestdijk over Valéry: kent Vestdijk genoeg Fransch om precies te zien hoè duister het is? Ik betwijfel het. Maar het gaat misschien om wat anders. De plaatjes van Gamiani zijn niet zóó goed, als jij schijnt te denken. Er bestaat op dit gebied heel wat beter werk. Wat beteekent het kruisje: x na je ‘hartelijke groeten’? Ik hoop dat ik spoedig tot lezen kom van Lawrence's brieven, het deel ziet er zóó aanlokkelijk uit. De plaatjes zijn ook prachtig, L. zelf over het algemeen erg sympathiek, met en zonder baard. Ik heb in een jeugdportret den jongen schoolmeester herkend met het stijve boord waarover Mellors het heeft; en wat is Frieda soms leelijk! en wat een prachtspecimen van ridiculiteit is die Naktkultur-reproductie in kleuren, en hoe kinderachtig belabberd heel Lawrence's teekenkunst. Erg veel zelfkritiek had hij althans niet te verduren. - De Gemeenschap zal ik inkijken en je dan terugsturen. Ik heb het gevoel dat ik je nog iets vertellen of antwoorden moet, maar weet niet wat - dus tot later. Misschien heb jij op een vorigen brief van mij ook nog niet geantwoord? Mijn geheugen lijkt naar niets tegenwoordig. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 6 december 1932 Rotterdam, 6 Dec. '32 Beste Eddy Na gisteren met opgewekte kinderlijkheid in den Haag bij Tine Sinterklaas te hebben gevierd had ik geen tijd meer om je te antwoorden. Dat pak uit Brussel was een zeer goede prélude op het feest (alleen kostte het moeite, het ingeklaard te krijgen). Over de Meredith schaam ik me eenigszins, nu hij zoo volledig boven op de kast staat, zonder dat ik er nog een syllabe van heb gelezen. Schrijf me eens, waarmee ik het best beginnen kan! - Afgesproken dus: de ƒ 50 uit Coster, die er zeker uitkomen, wil ik hopen, gaan geheel of in porties aan jou terug. Een andere quaestie is, dat ik van Marsman geen letter heb ontvangen over Schorer of v.d. Meulen. Als het nog lang duurt, waag ik het erop en laat aan de boel beginnen; desnoods ga ik dan weer eens failliet. Wat die zaak met het ‘kryptische’ versje betreft, je geheugen speelt je hier toch parten. Je hebt me zelf geschreven: dan maar niet in Panopticum! Ik heb dat toen aan Bouws gezegd. Overigens is ook de ‘chaos’ vervallen, omdat er geen plaats was. Ik heb het nummer nog niet gezien, het is wat laat, vanwege de zaak-Minne. Dat bekorten vond ik ook niet leuk, maar (gezien de uitgave in boekvorm) toch verantwoord. Persoonlijk begin ik mij steeds meer aan Heineken Vos te ergeren, maar dat heeft hier geen rol gespeeld. Den Gamiani neem ik graag als cadeau van je aan; maar trek daar nu geen verdere consequenties uit voor de ‘leverantie’! Ik heb je heusch genoeg bestolen door dien Sterne voor ƒ 30 over te nemen. En ook al is de rest door de individualistische coupures, die je erin aangebracht hebt, bibliophilisch misschien minder waard, voor mij maakt dat geen verschil. Houd dus den Louijs, waar ik toch niet zoo veel voor voel en heb niet het gevoel, dat ik Gamiani gekocht heb! Heusch, ik geniet veel meer van die boeken dan van het ranzige geld, dat ik er voor naar Mayer stuur! De aanteekeningen over Salverda en Querido zijn uitstekend. Je schrijft toch minstens tien maal beter fransch dan Salverda! Het aardige is, dat je er heelemaal in zit, dat je blijkbaar zonder moeite jezelf in fransche zinnen kunt draaien. Ik benijd je dat voorrecht.- De dialoog heb ik nog niet kunnen lezen, want ik zit vol met allerlei correctiewerk voor het Kerstrapport, en ik wil er goed in studeeren. Gelukkig heb ik onder de bedrijven het hoofdstuk over de intelligentie kunnen voltooien. Ik ben benieuwd, wat je er van zeggen zult. Nu: Nietzsche contra Freud. Over de termen ‘gezondheid’ en ‘ziekte’. Begint met een vergelijking tusschen Valéry en Lawrence! (De één intelligenter dan de ander, en toch minder sympathiek: hoe kan dat?) Schrijf jij dus gerust voor Forum over de brieven! Ik verwacht er veel van, het lijkt me precies iets voor jou! Aad Schelling bracht hier een bezoek. Zij maakt o.a. in Leiden propaganda voor je, door Het Gebed b.d. harde Dood in ontstelde meisjeskringen te declameeren; zij kent het n.b. geheel van buiten! Overigens was haar komst kennelijk een smoesje, om... nou ja, om eens te komen. Maar in eroticis heb ik geen behoefte aan haar; zij zal dus van dit leeraar-vader-complex maar af moeten zien te komen. Zoodra ik Vic spreek, zal ik het met hem over jouw aangelegenheid hebben. Maar hij is ongelooflijk langzaam, het loopt de spuigaten uit. Vestdijks stuk vond ik uitstekend, de verzen waren ook al eerste rangs. Als die man niet gek wordt, wordt hij m.i. de beste ‘missing link’ tusschen ons en de ‘echte’ dichters! Mijn x beteekende: groeten over en weer. Maar groet nu Bep zoomaar hartelijk en neem zelf een handdruk in ontvangst van je Menno N.B.! Vic zooeven opgebeld, maar niet kunnen bereiken, misschien kan ik hem vanavond te pakken krijgen. Ik lees nog steeds zoo voor het inslapen een stuk of wat brieven van Lawrence. Hij wordt tegen het eind steeds harder en scherper. Een ‘vent’! Liaisons D. uitgelezen. Slot weer geweldig pakkend en ook goed. Nu lees ik (gedwongen) voor de N.R.Ct. een duitsch boek Die Generation ohne Männer. Een echte mof, alles 10 maal te lang en te dik; en n.b. wordt Nietzsche hier vereerd!! Bewaar ons voor deze Nietzsche-vrienden! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron en E. du Perron-de Roos aan Menno ter Braak Bellevue, [8 december 1932] Bellevue, Donderdag. (Ik ga straks naar het Holland-huis van de Cité Universitaire!) Beste Menno, Zou je niet zelf aan Van der Meulen schrijven, om hem de zaak uit te leggen. Zijn adres is Mr. J. van der Meulen, Lange Nieuwstraat 40, Utrecht. Misschien pakt zooiets zelfs nog beter als een vriendenwoordje van Henny. Of schrijf Henny zelf nog eens aan. In ieder geval zou ik Coster nu maar laten uitvoeren; in het ergste geval zouden we de ontbrekende gelden van iemand kunnen leenen en misschien kan ik later van copy of zoo nog iets mee (terug) betalen. Ik kreeg nu van allerlei de deur uit: dat stuk over het detective-verhaal (wil je mij het duplicaat dat ik je zond gauw terugzenden, ik moet er nog dingen in veranderen, o.a. over Marie Rogêt), het poëzie-stuk voor Forum, een stuk over tien verhalen van Poe door Stols uitgegeven met houtsneden van Buckland Wright voor D.G.W., een vertaling van Larbaud's Hautes et Basses Classes en Italie, naar W.S. Landor: 31 blzn. Ms., alles bij elkaar niet kwaad, ofschoon ik nog een fl. 50.- aan Zijlstra schuldig ben, die van de opbrengst hiervan afgaan. (Na het stuk over de poëzie ben ik wschl. nòg niet klaar.) Las je de rijmen van Hendrik de Vries? Ik vind die grap alleraardigst, al krijgen we allemaal een veeg uit de pan. Het stuk Coster spreekt is meesterlijk. Hierbij ingesloten een lijstje van Meredith, in chronologische volgorde. Ik heb de ‘beroemde’ aangestreept, ofschoon het niet geheel zeker is dàt het de beste zijn. Ik zend je in ieder geval nog iets, en beschouw de Gamiani nu toch maar wel als ‘gekocht’. Vroeger of later vind ik nogwel een passend cadeautje. Ik wou alleen dat het iets was, waar je echt iets aan had. Die aanteekeningen van mij zijn door Pia bijgewerkt. Niet dat ik er bepaalde fouten in gemaakt had, maar sommige dingen waren niet ‘helder’ genoeg voor een Fransch verstand en andere niet ‘licht’ genoeg. Ik wou dat ik werkelijk in het Fransch kon schrijven, misschien deserteerde ik dan wel uit de Hollandsche bellettrie. En toch - psychologisch lijkt dit me nog onwaar! Jammer dat je voor Aad dus niet de inwijder wilt zijn, de zachte ‘oudere’ man, je weet wel, die de defloratie met kunst en vliegwerk volbrengt, ‘de boucher éloquent’ volgens Méral, waaraan de vrouwen de pest zouden moeten hebben, maar waar de mallootigheid, die een erfzonde van Eva moet zijn, ze juist zoo vaak aan verkleeft. ‘Je m'en fous comme de mon pucelage’ is essentieel géén vrouwelijke logica. Je hebt dus misschien de kans laten glippen om een onuitwischbare indruk te maken op een vrouwen... hart. (Pierre Louijs: ‘Ne dites pas: mon con, dites: mon coeur.’) Met al de moraliteit die zooiets ons bijzet, jou en mij en nog een paar stommelingen die voor deze priestergebaren terugdeinzen - ofschoon ik nu meteen met smart bedenk dat jij wel eens niet teruggedeinsd bent voor zoo'n ‘gebaar’ - heeft het toch ook iets lafs, en o wonder! soms is de weigering ook al voldoende om een onuitwischbare indruk achter te laten. Het vrouwenhart is heusch iets bizars. Je moest in je Zieke ook nog iets schrijven over vrouwenintelligentie, die natuurlijk ‘samengeweven’ is met vrouwelijk gevoel. En om kort te gaan, je moest Jo Donkersloot toch eens vragen, raden, bezweren, mij persoonlijk te schrijven. Ik kreeg vanmorgen terminste zoowaar nog een briefje van Tilly Visser, die zoo kwaad is, dat ze Mathilde voor me geworden is. Ze schrijft dat ze me als ‘samensteller’ van een panorama van Holl. letteren aan den uitgever Kra heeft aanbevolen, en dat anders Tielrooy het zou kunnen doen, maar dat het haar tenslotte onverschillig is. Ik schrijf haar terug dat Tielrooy me uitstekend lijkt en dat het een troost is te constateeren hoe groot onze onverschilligheid voor sommige dingen kan zijn. Die arme Aad is misschien bezig een soortgelijke ‘troost’ tot haar wanhoop te constateeren. Je moest clementer zijn, tenzij het zuiver een kwestie van trouw is aan Ant, want dan duik ik als Satanas achter jou en haar weg. Maar in ieder geval moet je toch een ‘op het strengste afgestemd onderzoek’ (Anth. Donker) bij jezelf instellen of het nu trouw is, dégoût voor de bizondere prestatie (priestergebaar), moreel bezwaar, of doodgewoon lafheid om je te ‘verbinden’. In dit laatste geval ben je het jezelf - en trouwens ook Ant - verplicht, de passer outre! Je zou jezelf, en je toekomstige, of zelfs reeds hedendaagsche levensgezellin moeten bewijzen, dat je genoeg van den Superman in je hebt om je niet verbonden te achten, ook na zoo'n bloedverbond! Ik heb mij eens bij een wicht waar het geen haar op aankwam, een Luxemburgsch flaarsje dat ernaar hunkerde om ‘bevrijd’ te worden, onverrichter zake teruggetrokken (c'est le cas de le dire), of, subtieler nog, halfverrichter zake, want de zaak werd voor mij verricht en voor haar geenszins. Daarna heb ik haar een maand lang totaal gerespecteerd. Ik durf hierna zeggen dat het bij mij niet alleen lafheid was. In bepaalde gevallen lijden we toch ook nog aan moreele kwellingen, want verheel het je niet: de eene vrouw, Menno, is niet de andere. Heb je je er nooit op betrapt dat je dacht aan de verdwenen pucelages (Villon schrijft het met ai, wat veel mooier is) van diverse vrouwen, die je gekend hebt in veel latere oogenblikken? Wat bv. denk je bij het pucelaige van Mme Curie, of van Margot Antink, of van Dr. Aletta Jacobs, of van Mme Dieulafoy? Niet dat we deze exempelen gekend hebben van man tot vrouw, maar de portretten zeggen toch al veel. Als de vrouw haar inwijder uitzoekt, aldus de hoogere wijsheid, kleeft ze aan hem; anders, bij violatie, opgedrongen huwelijk, (zie brief Bep) enz., ‘haat’ ze hem. Maar een enkele keer wordt ook de uitgezochte inwijder gehaat, als zijn kunst en vliegwerk en priesteroptreden onvoldoende bleek, bv. als hij te veel fantazie tegelijk manifesteerde, of zelfs, te veel temperament. Den Doolaard als uitgezochte inwijder lijkt mij zonder mankeeren catastrophaal. Neen, er moet ‘zachtheid’ bij komen, er bestaat een prachtig maleisch woord voor: djinekin = temmen, of liever: mak maken; van beestjes, vogeltjes en zoo. Daar is het vrouwen...hart, maar daar is óók: de vrouwenziel! Maar ik scheid er mee uit, want wat geeft het of ik je al mijn theoretische kennis toezwaai, als Aad er misschien tòch niet van profiteeren kan. - Ach! dat Jo Donkersloot mij schreef! Vic is werkelijk een alleraardigst kameraad voor me, moet ik zeggen. Hij weet dat ik geld noodig heb, hij moet beter dan een ander weten hoe beroerd zooiets kan zijn, en uit lakschheid laat hij mij in de onzekerheid, of suggereert zulke aardigheden als even overkomen naar Holland. Ik wil graag een dag overkomen, maar ook als Nijgh meer dan de helft van de reis betaalt, heb ik er het geld niet voor. Ik zal Vic nu niet meer schrijven, maar als je hem weer spreekt, dank hem dan uit mijn naam voor de ‘opvoedende kracht’ van zijn houding.- Ik las Vestdijk's stuk en vond het heel goed, al durf ik niet zeggen dat ik er veel meer dan de helft van begrepen heb. Maar ik heb lak aan zijn conclusie, ook poëtisch, omdat Valéry, in al zijn glorie, zelf een poover figuur slaat, voor mijn gevoel (voor dat van Pia, voor dat van honderd anderen) naast Apollinaire. De surrealisten naast Valéry laten ‘verschrompelen’ is heel aardig; Valéry tot een moeizaam mathematicus laten inkrimpen naast de oneindig overtuigender rasechtheid van Apollinaire is aardiger. Als Vestdijk afgedrukt is, en ik tijd heb, wil ik zooiets in Forum wel beproeven, al beschik ik bij lange na niet over hetzelfde woordarsenaal. Nu, Menno, dit is een lange brief. Hartelijke groeten aan Truida en Ant, en ‘hang’ (Engelsche uitspraak) Vic. Een hand van je E. Donderdag [E.d.P.-d.R.:] Lieve Menno, Ik heb je notabene niet eens zelf bedankt voor de Lawrence; en ik voel er toch niet voor om zulke zaken per machtiging via mijn echtgenoot af te doen. Het was erg aardig van je en het is buitengewoon prettige lectuur (inderdaad: voor in bed). Dat ik Jany gevraagd heb of hij er een artikel van mij over wil hebben, laat ik maar heelemaal terzijde: dat hoort in het moerassig terrein der phinancieele preoccupaties thuis. Dat gedraal van Vic v.Vr. (Lawrence zou zeggen damn his eyes) is des te beroerder omdat een regeling van déze kwestie ons misschien dat gehang en gewurg met het Vaderland had kunnen besparen. Wat mijn verwijzing in Eddy's brief betreft, dat zinnetje van hem daar bovenaan die bladzij is een nuanceloos résidu van zijn aandeel in een conversatie die we met de Malraux hadden, en waarin Clara en ik glorieus de zegepraal wegdroegen van menschenkennis, doorzicht en finesse!! Ik wil dus maar zeggen: laat je niets wijsmaken. Veel hartelijke groeten ook aan Truida en Ant, je Bep [E.du Perron:] Deze toelichtingen emaneerden vanuit een kookboek, tusschen het hoofdstuk ‘Andijvie in een vuurvast schoteltje’ - en de paragraaf ‘Slakropjes met bruine suiker’ - Après ça!...* [E.d.P.-d.R.:] * Met bruine suiker!! Je kunt zoo'n ‘naïf’ toch àlles laten neerschrijven als je het een beetje suggestief inkleedt. Van het kookboek is waar, maar dat is nu toch juist: nuance? (Goddamn.) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 9 december 1932 Rotterdam, 9 Dec. '32 Beste Eddy Wat een amusante brief over het hymen! Had ik half zooveel over dit intieme detail van Aad Schelling nagedacht als jij, dan zou ik al ontrouw moeten bekennen; maar ik ging haar heusch geheel ongeroerd en zonder de minste ontroering voorbij. Overigens heb ik nooit zoo gephilosopheerd over de religie van het maagdenvlies, en ik kan dus niet beslissen tusschen jou en Bep. Waarschijnlijk zal generaliseeren hier ook wel de slechtste weg zijn. Mijn passantenhouding tegenover A.S. was dus noch trouw, noch dégout voor het priestergebaar (inderdaad voel ik iets voor het ‘overlaten’ aan anderen, ev. priesters, zooals bij primitieve volken), noch moreel bezwaar, noch lafheid; ik heb er doodeenvoudig geen seconde aan gedacht, geen moment de verhouding van leeraar tot leerling voelen slinken tot een meer delicate. Was dat wel zoo geweest, dan geloof ik, dat ik het alleen uit lafheid zou hebben gelaten; want ik ben trouw op een manier, die mijzelf verwondert, en waarvoor ik zelfs geen feitelijke ontrouw zou vreezen! - , maar als je voor nieuw materiaal voor je philosophie voelt: vergeet dan niet, dat A.S. 28 strophen van het Gebed vanbuiten heeft geleerd en bovendien zeker nog tot de hymenophoren behoort, (garantie echter niet langer meer dan laat ik zeggen een half jaar), zoodat jij die rol, die je mij had toegedacht, gemakkelijk zou kunnen overnemen. Voor mijn reputatie op school kan ik alleen geen schriftelijke aanbevelingen verstrekken. - Ik zal zeker over de vrouwelijke intelligentie iets schrijven, in het hoofdstuk over den ‘doorsneemensch’; want ik zal op dien eerenaam de vrouw een bijzonder goede kans toekennen. De houding van Vic is inderdaad, schijnt mij, een uitvloeisel van zijn werkelijk grenzelooze laksheid. Ik moet b.v. a.s. Woensdag een ‘openbaar twistgesprek’ met hem houden over het ‘ventisme’; maar meen niet, dat hij eerder beschikbaar is om te repeteeren dan op de laatste dag! Onvriendschappelijkheid is het niet, alleen maar inertie. Wat die geheimzinnige instructies zijn, weet ik niet, maar ze schijnen zeer gewichtig te zijn, vooral om van der Hoeven niet te passeeren; ik zou je aanraden, hem nog eens dringend te schrijven, dat je geen geld hebt voor de reis en werkelijk in nood zit. Misschien ontwaakt hij dan uit zijn sluimer. Ik kan niets meer doen, want hij heeft mij vrij duidelijk te verstaan gegeven, dat het een geheim-geheime zaak was! Bijgaand schrijven aan Henny Marsman toont je de reactie van den heer v.d. Meulen. Schorer schijnt te weigeren. H.M. schreef mij, dat v.d. Meulen nu zoover bewerkt was, dat hij de Uren wilde lezen en dan genadig zijn oordeel zeggen. Ik heb hem geantwoord, dat de heer v.d. M. kan dood vallen, dat ik hem geen proefmonsters van deze fijne soorten literatuur kan zenden etc. Als het dan werkelijk moet, betaal ik wat er ontbreekt wel zoolang uit mijn salaris. Maar om me voor de meneer van de Ware Kunst te prosteneeren, ik dank je. Henny heeft overigens flink zijn best gedaan. Vind je zijn stuk over zijn poezie niet aardig? Ik wel. Vestdijk heeft mij voor a.s. Donderdag ten zijnent genoodigd. Hij heeft weer een novelle geschreven, liet hij me weten. Ik ben benieuwd naar zijn toestand. Forum was toch wel weer zeer gevarieerd. 's Konings Poppen is bij herlezing uitstekend, het vers van Michel hebben wij, om met Bouws te spreken, toch maar aardig verbeterd en dus eigenlijk zelf geschreven; maar zonder gekheid, het is een symphatiek gedicht. Hart. je Menno Lieve Bep, Ik laat mij niets wijsmaken over het hymen! Maar bij gelegenheid zou ik de bewuste conversatie nog wel eens willen overdoen, om over de gewisselde argumenten te kunnen beschikken. Overigens: zou er één verhouding, die an sich iets waard was, op een hymen stranden? Dubito. Dag! je M. Hierbij ook het stuk over de detectieve romans terug. Het is heel aardig, maar ik kan me er toch niet door laten opzweepen tot belangstelling in het genre. Die zal wel eens vanzelf komen. Ik ben blij, dat je niet het stuk over Huxley, maar dit naar Gr. N. stuurt. Het is toch meer een ‘stuk over...’, terwijl het andere een ‘creatie’ is! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [9 december 1932] Bellevue, Vrijdag. Beste Menno, Daarnet kwam Forum dan eindelijk. Altijd gezellig om in te kijken, maar, ondanks de beoogde variatie, is dit nr. als ‘propagandanr.’ toch èrg zwak. Het verhaal van Vestdijk is niet kwaad; het gedicht van Jan... gààt (eigenlijk ben ik totaal ‘fed-up’ van dezen toon en kan ik, op de 26 stukjes, er ongeveer 7 of 8 waardeeren); het stuk van Van Uytvanck is ‘geschikt’; Michel gaat ook (nog maar net); Minne is aardig en meer niet (voor jou niet eens ‘aardig’); Louis van Loo is eigenlijk prullig (ik heb spijt dat ik deze gedichten nam nu ik ze bij elkaar afgedrukt zie); Van Aart is aardig maar zwak (Slauerhoff-achtig). Het ziet eruit alsof we alle zwakke en beroerde verzen die we hadden in het ‘propagandanr.’ gespuid hebben. - Het is gevarieerd, maar, door de poëzie vooral, ook krachtig 2e-rangsch, dit nummer. Heb je zelf niet zoo'n gevoel? We moeten heusch wat kieskeuriger zijn met de poëzie - tegen Louitjes van Loo stem ik voortaan altijd tegen, hoe geschikt de jongens zelf dan ook zijn. Met Jan, met Elsschot als onverwachte kameraad, en af en toe Jan v. Nijlen, hebben we aan dit soort poëzie meer dan genoeg - zonder er nog zùlke epigonen bij te nemen. En waarom in Godsnaam alles bij elkaar gezet? Laat ons hopen: om het nieuwejaar frisch en onbelast in te gaan! Hartelijke groeten en tot nader. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [10 december 1932] Bellevue, Zaterdag. Beste Menno, Ingesloten een briefkaart die ik je gisteravond schreef; maar vanmorgen kwam er een N.R.F. binnen, met een artikel over Ch. de Laclos door Giraudoux, en dit bracht me op het idee, dat ik je nog heelemaal niet antwoordde over de Liaisons. Je vindt het nu zoo goed, intelligent, enz. - ik ook; maar evenals jij (denk ik) prefereer ik Mme de Mertueil verre boven Valmont. De legende dat Valmont zoo superieur zou zijn, is wat dom: l'homme à femmes is, als men hem niet alleen als een zieke beschouwt die zijn kwellend zaad nu eenmaal in gevarieerde schoten uitstorten moet, bijna ‘zonder aanzien des persoons’, intrinsiek ridicuul; en het idee van de verleider = held is een puberteitsdroom, of een speciaal wanbegrip van heele leelijke, of van alle charme verstoken, mannen. Ik schreef je gisteren in een badineerende toon over de ontmaagding; maar ik sta daar feitelijk veel ernstiger tegenover, en de waarheid is dat ik de maagd altijd nog een heel stuk sympathieker vind dan de ontmaagder. Nu is de ontmaagder specifiek de triumphator in zulke gevallen: ik bedoel van verleiding, mannelijk overwicht, enz. Als je bedenkt hoè drastisch-bête de mannelijke trots al is van den bordeelbezoeker, die na verrichte arbeid, weer ‘beneden’ komt, en die meestal moeite heeft om geen hooge borst te zetten van zwellend zelfgevoel na zijn mannelijke prestatie, dan heb je ongeveer een idee van het walgelijke triomf-element in de naroes van den ontmaagder. Valmont heeft, alles bijeen genomen, afgescheiden van zijn ‘eerlijkheid’ dan om alles op papier te zetten (maar deze was technisch al noodig, want anders had Laclos geen roman in brieven kunnen schrijven en niets kunnen maken van die boeiende 18e-eeuwsche compliciteit tusschen de ex-amants Valmont-Mertueil), maar één beter moment, één menschelijke troef: wanneer hij erkent dupe te zijn van zijn eigen pathos, als hij de présidente de Tourvel eindelijk verovert. Precies zooiets, en eerlijker nog, met nòg minder fanfaronnade, en dus beter, vind je in de mémoires van Lauzun, in de episode van Prinses Czartoryska, als de verleider gaat bloedspugen, omdat de vrouw hopeloos lijkt. Lauzun houdt effectief nòg meer van Prinses C., als Valmont van de presidente - d.w.z. is nòg minder dupe van de heldhaftigheid die hij zijn rol nu eenmaal verschuldigd is. - Ik geloof dat ik rijp ben voor een groot stuk over de verleider = de gebraden haan, de vulgaire pauw, de ridicule chance-fokker, enz. enz. bij uitnemendheid, en kortom, wat ik je vroeger al zei: de dappere haan tegenover de kip, die zich alleen maar ‘racheteert’ als hij ook nog een dappere haan tegenover een andere haan vermag te zijn. Valmont nu blijkt, als het erop aankomt, erg gauw weggeprikt te kunnen worden door iemand die hij den heelen tijd aanduidt als le petit Danceny. Ik zou dien petit Danceny wel eens beter belicht willen hebben dan Laclos het deed; Laclos heeft zóó'n interesse in de slimmigheden van Valmont, dat hij van Danceny een vage ‘poëet’ maakt, maar: 1e. is de verleidingshistorie van Cécile Volanges door Valmont niets dan een heldendaad voor de commisvoyageurstafel (ofschoon met 18e-eeuwsche allure verteld); 2e. bleek de kleine poëet kwaad genoeg te kunnen worden om handelend op te treden, en dan prikt hij opeens beter dan Valmont. Ik geloof niet dat dit een concessie van Laclos was aan de moraal - vooral in 18e-eeuwsche romans was dat geen mode, maar Laclos lijkt me voor zooiets ook te vrij èn te intelligent - ik geloof dat dit puur een menschelijke reactie in hem was; ook niet alleen een middel om te laten zien hoeveel sluwer Mme de Mertueil was dan Valmont, zoodat zij van Danceny gewoonweg haar werktuig maakte (na haar: ‘Hé bien, la guerre!’) Danceny is vaag gehouden omdat hij jong is; als Laclos het aangedurfd had om den roman nog wat meer uit te breiden, en niet, après tout, toch te concentreeren op het duo Mertueil-Valmont, had hij hem ook wat beter kunnen doen zien; want zoowel hij als Cécile Volanges zijn de moeite waard. Wat de jeugd doet in zoo'n verleidingsatmosfeer, is nog wel gecompliceerder te maken, en uit te werken, dan hier gebeurd is. De reactie van Danceny is die van een boosgeworden kalf, omdat het andere kalf, Cécile, voor hem bedorven werd, maar dit boosgeworden kalf maakt een eind aan de prikkunsten van den hengst Valmont, en al was het alleen maar omdat die hengst dàt zoo beroerd moet hebben gevonden (en de bewonderaars van den hengst, die hem in een eventueel vervolg - zooals toen de mode was - zoo graag nog eens hadden zien optreden) pleit die daad voor zijn figuur. Kortom, de jonge Intnest is mij alleen onsympathiek, summa summarum, omdat zijn jeugd hem tranen doet plengen bij het kreng van den heer Dalberg. Ik zou een vervolg willen lezen, met de verdere avonturen van hem en van de bedorven Engelvlucht, uit het klooster losgebroken. Je moet de mémoires van Lauzun maar eens lezen - er bestaat een vrij goedkoope editie van, met portretten - en je zult zien dat Lauzun, die een model had kunnen zijn voor Valmont, met al zijn ijdelheid veel ‘grooter’ en boeiender is dan de libertijn die door Jan Greshoff zoo wordt bewonderd. (Als Jan over Valmont spreekt, zegt hij: ‘Ha, wat een vent!’ en trekt er de verlekkerde lip bij van iemand die 20 jaar achter zich heeft van een trouw en gelukkig huwelijk.) Mme de Mertueil is een Kring-madam, maar in het loederachtige werkelijk ‘groot’; Valmont is goedbeschouwd een heros voor schooljongens; ik kan me voorstellen dat Santos Iturria hem tot levensmodel gekozen had. Ik zou graag weten wat jij van dit alles denkt. Tot zoolang dan maar weer vele hartelijke groeten. Je E. Er staat niets in het heele stuk van Giraudoux, dat ik nu eerst inkijk, dat de moeite waard is. Alleen tegen het eind zegt hij dat Laclos de moraal niet heeft willen dienen, wat mijn gevoelen bevestigt. Maar ik heb de Liaisons hier niet, en ik las dat boek nu toch zeker wel 5 jaar geleden; mijn reactie van nu is gewoon een veranderde houding tegenover den verleider, en Valmont is natuurlijk een prachtig specimen van dat soort. Casanova is er een hevige opsnijder bij, beurtelings laf en moedig, wiens voornaamste kwaliteit is: zijn menschenkennis, want zijn gekees komt op hetzelfde neer, of je het nu 80 keer leest of 10. Bij een opmerking van Giraudoux: dat de confidentie tusschen Mertueil en Valmont zoo'n overwegend deel neemt in de libertinage van ieder apart, bedenk ik dat ook hier een element steekt van superioriteit voor Mertueil: nl. haar haat tegen het genre kuische vrouw als de présidente, en hoe zij Valmont als het ware aan het werk zet om haar stand van Kring-loeder te rechtvaardigen; zij maakt van hem de wreker van hààr hoerenstaat. Daarvoor in de plaats vertelt zij hem grappige anecdoten, die haar nooit iets anders kosten dan die brieven - ‘eerlijkheid’ waar ik het al over had: voor Valmont persoonlijk zijn haar bekentenissen zonder belang, of op z'n best streelden zij zijn ijdelheid. Terwijl het voor haar au fond natuurlijk een rechtvaardiging van haar bestaan was, wanneer de présidente ‘eraan ging’. Dupe van iemand die nog minderwaardiger is dan hij, het is alweer weinig vleiend voor Valmont. En als je dan bedenkt wat een pleefiguur de ‘groote’ Mertueil zou hebben geslagen bij een man, die met wat anders bezig zou zijn geweest - bv. bij een Saint-Just. Dit wordt te fantastisch, maar zoo'n man bestaat natuurlijk, en is dus wel in een historische of romanfiguur te bedenken: bv. hoe zou Mme de Mertueil behandeld zijn geworden door Diderot? Ik geloof dat zij in 2,3 brieven rondement haar vetje had gehad - zonder Diderot daarom aan te zien voor wat men later een ‘bourgeois’ genoemd heeft. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [11 december 1932] Bellevue, Zondag. Beste Menno, Ik krijg nog meer antwoord van je - daarom nu maar kort. Neen, je hebt gelijk: geen antwoord aan V.d.M., of wat je zei. Ik heb nog altijd een zwak voor hem, omdat hij werkelijk wel een goede kerel, is, en omdat hij mij indertijd in die scheiding zoo aardig heeft geholpen, maar de toon van zijn briefje is van een lulligheid, die ik, als ik Henny was, bepaald niet anders zou kunnen noemen dan ‘abject’. We kunnen het geld zeker wel leenen - het ontbrekende dan. Jij geeft fl. 50.-, Nijkerk fl. 50.-, Ant ook iets, meen ik; verder zou je Van Kampen kunnen vragen of hij niet fl. 50.- erin wil steken (hij kan zichzelf vóór alle anderen betalen). Wend je daarvoor tot den heer B. van Kampen, den zoon, die een zeer geschikt iemand moet zijn. Wil ik het doen? Hierbij meteen een stuk dat ik schreef over Buning. Me dunkt: voor Februari; tegelijk met het 1e stuk over de revolutie - dat nl. in twee stukken moèt, omdat ik aan het 2e deel (het Parijsche) nog een hoop heb toe te voegen. Ik barst hier gewoon van pro- en contra-revolutie-indrukken. Ik vraag me af of het bij Vic wèrkelijk alleen maar laksheid is. Een mensch heeft soms vreemde ‘complexen’. In ieder geval denk ik er niet aan, hem ook nog maar één syllabe hierover te schrijven. - Ik hielp Bep zooeven aan een nieuwe proeve voor Het Vaderland (over den prix Goncourt); misschien krijgen we het nog, verdomme! Ik wou dat ik ook nog aan Lawrence beginnen kon; maar ik moèt allerlei andere dingen lezen. Op het oogenblik Céline - een van de Fransche prijzen, een dokter-menschenhater, heel vreemd, maar sympathiek, en hevig verbitterd. (Malraux is erover uit.) Als je Donderdag bij Vestdijk bent (ik raadde hem sterk het boek van Céline aan, dat hij wschl. prachtig zal vinden) bespreek dan eens met hem een nieuw genre panopticum. Misschien heeft hij geniale invallen; het lijkt mij net iets voor hem. Als ik volgend jaar eruit ga, moet jij per se in Forum blijven - gesteld dat het voortgezet wordt - en dan Vestdijk als 3e man nemen: niemand heeft er meer ‘recht’ op dan hij, en zoowel voor de poëzie, als als kameraad, is hij voor jou de geschikte man. Vind je zelf niet? Hij moèt ook maar willen; als jij het hem met klem vraagt, wil hij ook wel. Nu, tot de volgende jouwerzijds. Hartelijk je E. - Wil je nazien of het werkelijk wel is: ‘Tusschen Katrijp en Hargen’? In Erts 2; ik heb het niet hier. Gelijk hiermee zend ik een Zijden Harnas naar Truida; jij krijgt er geen want ik zelf kreeg maar 3 exx! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, [13 december 1932] Dinsdag, op school B.E. Door de onaangename drukte inzake z.g. ‘rapporten’, heb ik nog geen tijd gehad voor beantwoording van je aardige brief over de Liaisons. Ik schrijf dus later meer, maar laat je nu vast weten, dat ik Vic gisteren zijn geheimzinnige condities heb afgeperst. Hij schijnt geen gelegenheid te hebben om ze te formuleeren en verzocht mij het te doen. Hierbij dus alles wat ik mij herinner: 1e Je kunt fransche boeken reserveeren, nadat je hem dat verzocht hebt en binnen 5 dagen geen antwoord hebt gekregen. Dan geldt het als in orde. 2e In aanmerking komen alleen romans (geen poëzie en curiosa, behalve natuurlijk in uitzonderingsgevallen ter beoordeeling van Vic). Geen apert onbelangrijke werken, want er is te veel stof voor het bijblad, ook dus geen prullen. 3e Formaat van de stukken moet kort zijn. (natuurlijk geen vaste maat!) 4e Schrappen wordt door V. zoo weinig mogelijk gedaan, maar moet in principe worden aanvaard, ook als hij geen tijd heeft erover te correspondeeren. Ik geloof, dat dit de voornaamste punten zijn. Bericht Vic dus even, dat je mijn brief hebt ontvangen en of je met die punten accoord kunt gaan. De beperkende bepalingen moet hij opleggen uit reverentie voor v.d. Hoeven, die om onnaspeurlijke redenen iets tegen fransche litteratuur schijnt te hebben. Binnenkort dus meer. Mej. Donkersloot heb ik hier zoojuist in de leeraarskamer betrapt op een ijverig lezen in Voor kleine Parochie. Zij studeert er ijverig in. Gisteren heb ik met Vic het begin van ons ‘twistgesprek’ gerepeteerd. Het was nogal grappig, maar ik hoop hem in de tweede ronde, die wij expres niet gerepeteerd hebben, te kraken. Maar eigenlijk gaat het om de ƒ 30, die wij er elk aan verdienen. Tot meer dus! h. gr. voor jullie beiden van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [15 december 1932] Bellevue, Donderdag. B.M., Dank voor de condities van Vic - of liever van de N.R.C. - Wil je Vic opbellen en hem vragen of hij reeds artikelen heeft over Le Pari van Fernandez, Les Loups van Mazeline, en Voyage au bout de la Nuit van Céline? Ik denk van wel; want het zijn de ‘prijzen’ van dit jaar; - als er één bij is dat nog niet besproken of gereserveerd werd, laat hij jou dat dan zeggen, schrijf jij het mij dan dadelijk en zeg Vic dan dat ik hem over 5 dagen een stuk erover zenden zal (dus dat hij dat meteen voor mij ‘reserveert’). Ik doe dit nu zoo, omdat het haast heeft - de rest behandel ik wel met hemzelf. Ik zou ook willen weten wat de limites van ‘kort’ zijn; dan stel ik daar mijn toon op in. Twee bladzijden MS.? Vraag hem dat ook, wil je? Dan wordt 2 1/2 blz. MS. een groote uitzondering. Vreemd, die afkeer van V.d.H. voor Fransche literatuur; maar het zal een natuurlijk gevolg zijn van de groote lappen die hij plaatste van Premsela! - Werkt Pr. nog altijd mee? Dan zie ik niet veel heil voor mij, behalve juist in de ‘curiositeiten’ (qua roman dan). Is Jo D. bezig aan een studie voor Uren met E. du P.? Zooja, zeg haar dan dat ze eerst met volle aandacht blz. 89-90 bestudeert van Vriend of Vijand. Of is het liefde tout court? Nu, ik wacht op antwoord over Valmont, Mertueil, etc. Hart. groeten, je E. Slotnoot: Après tout, laat maar loopen: ik heb ook geen haast! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 december 1932 R'dam, 15 Dec. '32 Beste Eddy Je hebt toch mijn beide vorige brieven ontvangen? Ik kreeg nog geen antwoord. - Gisterenavond had het ‘twistgesprek’ met Vic plaats. Stampvolle zaal met Rotterdamsche smoelementen; de menschen puilden eruit. Je vindt hierbij een verslag van de zaak, die me voor de zooveelste maal in mijn individualistische neigingen heeft versterkt. Ik geloof, dat ik, door mijn ‘schildpadsoep’ en mijn gebrek aan eerbied tegenover het Hoogere, voor velen ‘af ben gegaan’; zelfs heeft de schilder Bieling zijn bulkende schildersdomheid met woede over mij losgelaten; ‘de heer ter Braak, die niets ernstig opvat, en om alles lacht, behalve om zichzelf’ etc. etc. Het merkwaardige was, dat Vic zich de gunst van het publiek wist te verzekeren door zich op de juiste momenten achter de Vereeniging voor Wijsbegeerte te retireeren... hetgeen diepe indruk maakte, omdat niemand hem daar kon volgen! Terwijl ik hem met zijn ‘belangeloosheid’ verlakt had, want hij moest alles toegeven, ging hij aan het slot n.b. plotseling declameeren over ‘zijn philosophische levensbeschouwing’, die hij ‘alleen in de Vereen. v. Wijsbeg.’ kon uiteenzetten! Ik kon niet meer antwoorden, maar ik zag hem plotseling zoo duidelijk als nooit te voren als een handig exemplaar van een handig ras, als een venter in betere litteratuur. Overigens was het een vermakelijke avond, en zeer inspiratief voor mijn Zieke. De recordsnelheid, waarmee de debaters uit het publiek zich naar het Hoogere spoedden, documenteerde mijn vermoedens nog eens een keer. Dinsdag heb ik met Bouws bij Zijlstra over de Forum-campagne onderhandeld. Het prospectus ziet er heel goed uit en zal in 30.000 ex. verspreid worden. Verder zal het nummer, zoolang Dumay verschijnt, 80 pagina's groot zijn, met dien verstande, dat ik voor dat extra-vel van honorarium afzie. We hebben dus evenveel ruimte als anders. Ik heb die Kolibri's van Slau nog niet gelezen, maar het lijkt me een mengsel van infantilisme en seniliteit, bij oppervlakkige beschouwing! Zou hij werkelijk aan het eind zijn? En de versjes van Hendrik de Vries vond ik maar zeer matig aardig; ik ben niet tegen opname, maar ook niet voor; laat Maurice het maar uitmaken. Verder heb ik nu definitief Coster geregeld. Ik heb Zijlstra opdracht gegeven, mij het boek ultimo Januari ‘op te leveren’. 250 of 300 ex., al naar gelang de kosten van de correctie mee- of tegenvallen, en 10 op holl., die je dan moet signeeren, want daaraan moeten we ‘verdienen’! Ik heb nu: ƒ 50 van mezelf, ƒ 50 van Nijkerk en (n.b.!) ƒ 50 van Bouws, die zich vreeselijk verontschuldigt over de slechte tijden (hij verdient, godbetert, altijd minstens ƒ 500 in de maand! maar ik kon hem niet meer afpersen). Er ontbreken dus nog ƒ 100. Krijg ik ze niet bij elkaar, dan waag ik het toch; allicht haal ik er het bedrag uit. Ik wacht nu even op de post, om te zien, of er iets van je is. De Liaisons-quaestie moet ook nog even wachten op de school. Ik ben het volkomen met je eens: Mme. de Mertueil is symphatieker dan Valmont; haar ‘biecht’ is trouwens het beste stuk van het boek. Maar in beide zit de kant van ‘nijvere werkzaamheid op erotisch gebied’ (= domheid), het volslagen gemis aan humor voor de ‘industrie van gevoelens’, waarmee zij zich in hun oneindig-rekbare vrije tijd ophouden. (Er schiet me ineens een klein detail te binnen uit de Liaisons, ongewild symbolisch: als Mme de Mertueil door de pokken geschonden is, verdwijnt zij naar... Holland! Waarschijnlijk, om eindelijk in de armen van Dirk Coster verhevener en geestelijker zaligheden deelachtig te kunnen worden?). Toevallig ben ik juist, in een oogenblik vrije tijd, in je correspondentie gevallen, die werkelijk al een boekdeel beslaat! Het was voor mij nu al boeiender dan een roman. Ontzettend gek, de brieven uit de Gerda-periode! De eerste opmerkingen over een zeker ‘bon genre’, waarover nu al Rotterdammers een officieelen mond opendoen etc. etc.! Ik ben er zeker van, dat ik, twintig jaar later (als ik nog niet dood of verkalkt ben), aan deze brieven een verleden tijd kan laten herleven. O ja, over het December-nummer nog dit: ik denk er iets beter over dan jij. Vooreerst vind ik Vestdijk uitstekend, en Michel ook beslist heel goed. Ook Greshoff (bij wien ik Zaterdag ga week-enden) bevalt me toch nog juist goed genoeg, om hem weer anders te vinden dan de vorige malen. Maar het Januari-nummer wordt zeker driemaal beter! (van Loo is inderdaad, bij herlezen, niets!). Ik stuur deze brief maar vast weg. Twistgesprek gaat als drukwerk. h. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 16 december 1932 R'dam, 16 Dec. '32 Beste Eddy Nog een klein vervolg op mijn brief van gisteren. Ik kreeg sedert dien de jouwe met het stuk over Buning en bezocht 's avonds Vestdijk. Heel gezellig, in een stampvol hollandsch burgermilieu. Ik begin hem steeds meer te waardeeren; onder de holl. schrijvers, Buning incluis, is hij één van de weinigen, die ik 100% vind. Hij zat vol plannen, en goede! Ik heb enorm fiducie in hem. Geen schijn van litteratuur-kul om hem heen! Zijn nieuwe novelle, Het Veer, vind ik uitstekend; zij speelt in den tijd van de zwarte Dood. Ook heeft hij zijn Jardins sous la Pluie nog aangevuld met een tuin in den sneeuw, die ik ronduit meesterlijk vind. Ik stel voor, ze beide in het Januari-nummer te zetten. - Vestdijk maakte verder een bepaald normalen indruk, hij was eigenlijk op zijn best. Wat me oprecht pleizier deed. Laat voor mijn part Theun de Vries maar op een ordinaire manier gek worden! Natuurlijk, als er iemand in aanmerking komt als jouw opvolger, is het Vestdijk. Maar slaap over je uittreden nog maar eens. Trouwens, hoe het aan het eind van 1933 zal zijn, weet toch geen sterveling. Misschien walg ik ook van het baantje. Intusschen aanvaard ik, vrijblijvend, het perspectief van een Forum met Vestdijk en mij als redacteuren en jou als voornaamste medewerker; dit laatste conditio sine qua non! Je stuk over Buning lijkt mij goed, al kan ik dien man zelf via zijn Maria Lecina niet meer luchten. Is er wel een zoo belangrijk verschil tusschen zijn rozen-poëzie en die andere paar dingen, als jij suggereert? Ik betwijfel het, tenzij je alleen ‘in poeticis’ wilt blijven. Voor mij blijft de heer Buning, nadat ik me van het sentiment van zijn In Memoriam en de passagère hartstocht voor zijn hysterische gade heb ontdaan, niet veel meer dan een bijzonder artistiek decorateur, die naar verkiezing rozen maalt, Vondel oplegt of den volkstoon aanstemt. Het komt er eigenlijk op neer, dat ik zelfs voor het beste gedicht weinig meer geef, als het op allerlei andere wijzen door den maker telkens verpest wordt. Had b.v. Vestdijk M. Lecina geschreven, dan zou ik het als een schakel in den keten-Vestdijk lezen, met andere oogen. Iemand, die alleen maar goede gedichten in den Buning-stijl schrijft, blijft voor mij altijd een zeer beperkte waarde. Deze zelfde Buning heeft verleden week 7 regels over het Démasqué geschreven, waarin hij verklaart, geen woorden te kunnen wisselen met iemand, die kwaad van Vondel spreekt. ‘Porqué, Maria?’ Mijn geringe meening over hem berust dus op ‘kif’, dat geef ik aanstonds toe. Hij zal overigens zeker een aardigen kant hebben; maar de gezagvoerder Hedlund is voor mij symbolischer dan alle 100 strophen bij elkaar. - Dit is een zeer persoonlijk bezwaar, verder vind ik je beschouwing best. Laat vooral v. Kampen buiten de betaling van Coster! Het komt in orde, want ev. leen ik de ƒ 100 van Ant. Het lijkt me niet wenschelijk, om den exploiteerenden uitgever in onze kaarten te laten kijken. Ik zal hem binnenkort opzoeken, om details te bespreken en kan dan wel iets vinden op de betalingscondities; Zijlstra heeft ook geen haast met de afrekening. Vestdijk heeft al een panopticum over Meyrink (†) geschreven. Eigenlijk meer een klein essay, heel goed. Ik voel er ook veel voor, om hem en Greshoff dit jaar veel in die rubriek te laten schrijven. Tussen Katrijp en Hargen is goed, maar het staat niet in Erts 2, maar V.Bl. 1927. hart. gr. voor jullie beiden je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, 16 december 1932 Bellevue, Vrijdag. Beste Menno, Ik schreef je nu al dat ik je vorige brieven ontving; het wachten was op de bespreking van Maria Lécina?. Het debat met Vic, maar vooral de inmenging van de anderen, leek mij heel boeiend. Moet je toch een katterig gevoel geven van je moeite verloren te hebben, après tout. In dezen collectivistischen tijd zijn we heusch ‘voorbije figuren’. Ingesloten een kleine reactie van mij, die ik aan jou ter beoordeling overlaat. Zoo je het goed bevindt, dan nog in panopticum van deze maand. Heb je Vestdijk al gesproken? Had hij iets aardigs, als plannetje voor panopticum? Bep schreef voor die rubriek een stukje over een gymnastiseerend duplicaat van Mädchen in Uniform; het is naar Bouws. De verzen van H. de Vries vind ik èrg aardig, en vooral Coster spreekt is meesterlijk. Wat gek dat je daar nu tegen bent! Dat is nu iemand, die ons niet au sérieux neemt, - Coster ook niet, ik weet toevallig dat hij hevig de pest aan hem heeft - en die zich met geest, althans met niet goedkoope middelen uitdrukt. Ik hoop sterk, dat Maurice vóór zal zijn! Het prospectus kwam daarnet binnen en was inderdaad zeer fraai. Ik zend er eenige door, in de hoop iets te ‘vangen’. Maar de menschen denken aan wat anders dan aan onzen frisschen toon, vrees ik. Heeft Truida Het Zijden Harnas ontvangen? Ik zend je vmdI. morgen mijn 2e stuk over de revolutie - het 1e is al lang terug naar Bouws; en doe je in den brief die daarbij gaat een voorstel om met Zijlstra te bespreken. Wat Z. doet voor Dumay is alleraardigst. - Zou je niet aan B. van Kampen vragen of hij niet voor fl.50 mee wil doen: persoonlijk (het moet een erg geschikte kerel zijn) - hij zit er het dichtste bij om zichzelf terug te betalen. Ik ben er bijna zeker van dat hij het doet. In De Gids die komen gaat, een voortreffelijk, althans uiterst sympathiek stuk van Marsman over Feuchtwanger. Ik las het in drukproef. Wordt De Gids ons toegezonden? dat zou toch moeten gebeuren, ‘in ruil’ dan. Waar is eig. het ‘archief’ van Forum? - Ik zal je de N.R.F, sturen, zoodra ik met mijn revolutiestuk klaar ben. Ik snak naar proeven van Coster. Wordt de teekening ook gereproduceerd? In blauwe inkt bv. op het omslag? - alsof het met de vulpen erop gekrabbeld was, zooals het ook was. Wat je van Mme de Mertueil zegt, is erg aardig (dat over Holland). Ik stel je voor onze correspondentie over de Liaisons tot een artikel voor Forum om te smeden. Jij schrijft het. Ik zend je de N.R.F., daarin staat, als aanleiding bv., het stuk van Giraudoux. Jij gaat daarop in: bv. in een gesprek, onder een bepaalde naam. Ik kan je je brief terugzenden, waarin je je eerste bezwaren tegen de erotische ernst erin formuleert. Dan ik. Dan weer jij. Gegevens van mij, licht je gewoon uit mijn brieven; als je me het MS. opzendt (getypt met interlinie) schrijf ik er hier en daar nog wat tusschen. Tenslotte weer jij - wat je me vandaag schreef ‘opgewerkt’ (maar laat vooral Coster eruit! Wij moeten diens naam nu volkomen begraven). Op wat je vandaag zei, heb ik nog iets te zeggen: de ernst die M. en V. aan de erotiek wijden is niet zóó dom - niet dommer dan iedere zuivere temperamentskwestie - omdat zij bovendien een middel is om de ware ernst, die van het gevoel te overstemmen en weg te drukken. Door zich zóó blind te staren op de libertinage en het genot pur, hebben ze gedaan wat ook de pure aestheten doen: het hart, de ziel vergeten. Hierin juist is Mertueil zooveel meer geslaagd, lijkt mij, dan Valmont. - Als je het stuk maakt, mag je wel al mijn termen veranderen, verlatiniseeren of verliteraturen, naar keuze. Ja, ik droom van het oogenblik - maar ik moet daarvoor dood zijn! - waarin mijn brieven door jou zullen worden ‘bezorgd’. Gisteren, omdat er met Malraux vaag sprake van was om brokken uit mijn cahiers te vertalen voor de N.R.F., hebben Bep en ik geprobeerd er een keuze uit te maken; maar het viel niet mee, want de echte dagboektoon is het aardigste, maar in andere stukken staan soms ook heele goede fragmenten. Denk je eens in dat ik spoedig kapot ging en dat jij en Bep dan twee dikke deelen van mij uitgaven, ieder met een inleiding: het eene, een bloemlezing van al mijn gepubliceerde teksten, het andere, een keuze uit mijn brieven. Ik geloof dat het allerbeste wat ik ooit schreef en wat ik überhaupt schrijven kan, het meest ware en complete, in mijn brieven aan Bep staat; maar het menschdom zal daar dus zeker nooit een letter van zien, tenzij Bep zelf stierf - en dan nog zou het mij niet verwonderen als zij het pak in haar kist liet doen, of met zich mee liet verbranden, want het eerste zou nog aanleiding kunnen worden tot halve lijkenschennis, als in het geval van Rossetti met The House of Life. Wij kunstenaars zijn nu eenmaal in dit opzicht geboren verraders! Maar goed, de ‘brieven aan Elisabeth’ zouden een aparte roman vormen, die dan maar, als ze ooit verschijnen, zouden moeten verschijnen 100 jaar na onzen dood, dus midden in het collectieve Jong-Holland, waarin dus alleen 2 of 3 nog niet totaal verstompte wezens er nog zooiets in zouden proeven van le ‘coeur humain’; de rest zou vinden dat het verdomd nutteloos was als machineonderdeel van komsomollerigheid. - Het beste waartoe iemand als wij - van onze ‘formatie’, zooals dat heet - in staat is, kan alleen weer herkend worden over misschien 300 jaar, als de neo-indivi-dualisten klaar zijn met het terugkraken van de collectieven en de machinale verdwazing. Je zou me een groot plezier doen met dat stuk over Mertueil en Valmont in elkaar te zetten (ik heb er heusch geen tijd meer voor) en verder: met me uitgebreid te schrijven wat je van mijn revolutiestuk en van Gide's ‘bekeering’ en van het cahier des revendications (vooral dit laatste!) denkt. Niet zooals jij dat als debater zou formuleeren tusschen de Bielings, maar tegenover mij, van hart tot hart. Van Schendel vond Vestdijk's verhaal ook erg aardig, en ook het andere verhaal, over de revolutie in Gistoux. Het doet mij genoegen voor V., want op het gebied van ‘knap’ werk, zooals hij het zelf noemt, is Van S. tenminste een eersteklas-beoordeelaar. Ik stuur je dit maar bij Jan, waar je morgen bent. Amuseer je gesamenlijk, hartelijke groeten van je E. Bep zou willen weten of dat gymnastiek-trilbeeld: Acht Mädels im Boot, in Holland verboden is. Er komen nl., tusschen het roeien en zwemmen en sportief halfnaakt loopen door, eenige lesbische motiefjes en een abortus-thema. - ‘Neen, daar is het niet om!’ zegt Bep. Het is om een bizondere nuance in de abortus, zooals die nl. in Germanië officieus geoorloofd wordt beoefend. Voilà. - Laatste correctie van Bep: ‘neen, niet wordt beoefend, maar is.’ Alzoo: is. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [17 december 1932] Bellevue, Zaterdagmorgen. Beste Menno, Hierbij het 2e stuk* van de revolutie, ‘bijgewerkt tot op den huidigen dag’. Op blz. 8 staat een open plekje, met in de marge een aanteekening voor jou; wil je even dien naam opzoeken en invullen? [Kan je me die nu even schrijven? het gaat om de echte naam van Stalin. In Otten staat hij!] Ik heb dezen laatsten tijd over niets gehoord dan over de nieuwe wereldvorm; vandaar deze reactie - het zal hierna, hoop ik, voor langen tijd over zijn. Iets anders, zou je Zijlstra niet willen voorstellen om een serie brochures te publiceeren, met overdrukken (van 40 tot 60 blzn.) uit Forum? (neen, 32 blzn., 2 vel, is het minimum). Een aardig omslagje, telkens met een andere kleur letters (get. door een van zijn helden, Detleff Voss of zoo iemand), en op goed papier gedrukt: formaat en papier van je Démasqué, en bv. alles in 250 exx. Dat zou men kunnen noemen: Forum-schriften of Cahiers van Forum of Brochures van F. of iets in dien geest, en het zou heel aardig kunnen gaan, en hem zoo goed als niets kosten. Als in ieder boekje een frontispiece kwam: een portret of een teekening, zou hij de boekjes duurder kunnen maken en ze zouden nog aardiger zijn. Ik dacht dan dit Revolutiestuk van mij bv. te geven, en de essays over poëzie van Vestdijk (Emily Dickinson, gevolgd door Valéry en nog wat; of alleen - met een portret van Emily erin), eventueel iets van jou dat weer eens wat langer wordt, of een tooneelstuk bv, als dat nog eens door ons wordt gepubliceerd. Je kunt het hem allicht voorstellen. Een lang gedicht als Pro Domo, anders gezet: 1 strophe per blz. inpl. van 2, zou ook best gaan, of die vertalingen van Poe door H. de Vries, zoonoodig vermeerderd. The Hogarth Press geeft op een dergelijke manier ‘brieven’ uit van bekende jongere schrijvers: telkens één brief, van een dikte van 24-32 blzn., met een aardig omslagje. Onze ‘brochures’ zouden al veel meer voor den gewonen kooper zijn, die van ‘brieven’ natuurlijk een stuip zou krijgen! Spreek er eens met Everard Bouws over en dan met Zijlstra, als het jullie iets zegt. Die Hogarth-boekjes kosten een shilling; - een andere serie, ook in brochure-vorm, is van Faber en Faber (daarin staan o.a. dingetjes van Lawrence) en kost ook een shilling per nummer. Zijlstra zou voor onze boekjes dus gemakkelijk een gulden kunnen vragen, of beter 95 cts. Als Bouws doet alsof het idee uit zijn zakenmansgenius is ontsproten, is Z. hem later misschien nog eeuwig dankbaar. Er zijn allerlei menschen, moet je bedenken, die terugschrikken voor een heel abonnement op Forum, maar best zoo'n boekje apart voor een losse gulden kunnen koopen. Ik heb zooeven in een Milton van Van Schendel een prachtige versregel gevonden om te zetten boven mijn volgend stuk over Lawrence; nl.: Lawrence, from virtuous father virtuous son... (Het was ècht een sonnet voor een Mr. Lawrence!) De revolutie zit me hevig dwars; het kollektivisme vooral. Tot nader. Je E. * Neen, ik ben er niet mee klaar - het komt later wel. Ik heb nog van alles te bestudeeren. E. Zaterdag, later. Daarnet komt je nieuwe brief. Waarom antwoord je niet op Buning met zeven regels - in Panopticum - histoire de l'emmerder à ton tour? [Zet er vooral dat Porqué, Mária? in!] In hetzelfde nr. waarin Mária Lécina door mij besproken, verschijnt? Dan ben je van je persoonlijke grieven af. - Accoord als je Van Kampen er niet bij wilt. - Ik kreeg een stuk van Jan over Willink, met zóó'n doorhollen naar den verkeerden kant (een ànderen verkeerden kant) en zoo'n slechtverwerkte toepassing van sommige dingen uit je Démasqué, dat ik er eerlijk gezegd griezelig van werd. Ik stuurde het hem terug, vòl aanteekeningen, ofschoon ik ook dat ellendig vind. Later meer. Wil je nog eens goed nazien of Tusschen K. en Hargen niet in Erts 2 ook heeft gestaan; ik ben er zoo goed als zeker van! Zoek eens erg goed! De Erts van '27. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 19 december 1932 Rotterdam, 19 Dec. '32 Beste Eddy Er liggen al weer drie documenten van je te wachten. Ik ben in de malaise, omreden de nog niet aangebroken vacantie, waarin ik perse wil schrijven. Eerst je briefkaart. Aangezien je er bij aanteekent, dat ik de geschiedenis met de boeken van de N.R.Ct. moet laten lopen, heb ik Vic niet opgebeld. Het is ook beter, dat je hem nu zelf schrijft, want als hij niet antwoordt, beteekent dat nu, dat je de boeken kunt reserveeren. Maar hij is walgelijk sloom en, eerlijk gezegd, begint hij me sedert dat debat te ergeren, omdat hij zich altijd en eeuwig achter die poëzie verschuilt. En laat ik nu doodmoe gisteren uit Brussel thuiskomen, liggen te slapen en door een soort brandalarm van de schel worden gewekt! Ouders dood, brand? (het was 2 uur!). Neen, teeder telegram van Vic aan Truida; hij dacht blijkbaar, dat ik nog in Brussel zat! Tegenover mij heeft hij met geen woord van deze aangelegenheid gerept; maar wel logeert hij in mijn bed! Ik vind het verdomd vervelend en ik heb hem nu twee ironische regels geschreven: n.l., of hij ev. romaneske telegrammen voortaan voor middernacht wil laten bestellen. Als hij zich (zie N.R.Ct.) als mijn vriend beschouwt, kan hij toch minstens even acte de presence geven, als hij in mijn huis en met mijn zuster wil scharrelen. In dezen treft me weer de juistheid van je opmerkingen over Valmont…. Overigens, Premsela gaat er met Jan. uit, dus je hebt goede kansen, die je alleen deelt met Tielrooy! Wees er dus bijtijds bij! Je brief van Vrijdag kruiste met de mijne; je weet dus al, dat ik met bijzonder veel pleizier bij Vestdijk was. Inmiddels was ik bij de Greshoven, ook met veel genoegen. Jan was zeer op dreef, Aty erg aardig. Ik sprak Jan van Nijlen, (een bovenste beste kerel toch!), en Delen, die me bijzonder ‘lag’. Guitige oogen, en geen omhaal! Hij vroeg 50 prospecti van Forum om te verspreiden; hij is zeer ingenomen met het blad. Wij hebben, waarschijnlijk voor 21 Jan., een nieuwe ontmoeting afgesproken. Ik blijf Hendrik de V. maar matig vinden, maar hij komt erin. Jouw panopticum doet die stomkop van een Bieling veel te veel eer, maar is voor den lezer wel goed. Alleen: zal alles erin kunnen? Greshoff gaf me ook nog een stukje over de Chanterou-affaire mee, dat ook al actueel is. Mijn Chaos kan natuurlijk weer blijven liggen, naar ik vrees. - Het stuk van Greshoff leek mij niet slecht! Zijn theorie is inderdaad niet origineel en ik schat Willink, ook als schilder, hooger; maar zijn opvatting is verdedigbaar en althans een opvatting. De heer Greshoff is een rare; wij waren in avondtoilet op een Bal des Cinémas, waar hij mij met 2 ridderorden (echte, kruizen!!) de oogen uitstak. Toen ik er naar keek, vroeg hij een beetje verlegen, of hij ze weg zou bergen. Ik heb hem ook gezegd, dat ik Stendhal's ‘cet homme déteste l'emphase’ heelemaal niet op hem van toepassing vond. Ik geloof, dat het meest echte aan hem is zijn vriendschap; de rest is zonderling gemengd, maar, gegeven die vriendschap, neem ik veel op den koop toe. Ook heb ik den heer Nijkerk vast bedankt voor zijn hulp; een zeer geschikt handelsman, van goeden wil, maar met een enorme stem en een aardige vrouw. Aan Coster wordt al gewerkt. Ik ga nu Woensdag even bij v. Kampen aan, om een en ander met hem te bespreken. Het lijkt me een goed idee, onze bespiegelingen over de Liaisons uit te werken tot een dialoog; maar dan onder jouw naam s.v.p.! Want de heele positieve kant is, voor zoover ik me herinner, van jou. Of anders plaatsen we het onder pseudoniem. Laat ik zeggen, dat ik het bewerk na mijn hoofdstuk over Nietzsche en Freud te hebben voltooid. Ik vraag je dan wel om de desbetreffende brieven. En waarom zou het onmogelijk zijn, een soort Cahiers (te zijner tijd) uit je brieven te trekken? Dat heb je vroeger toch ook gedaan? Maar ik zou, als ik jou was, er pas dan toe overgaan, als je werkelijk voelt, voor een zekere periode leeggeschreven te zijn. Nu je derde brief, die me steeds nieuwsgieriger maakt naar de revolutie! Ik zal je plan met Zijlstra (ev. eerst met Bouws) bespreken, maar veel verwacht ik er niet van. Iemand als Zijlstra is geen man van bibliophiele, of zelfs maar ‘cahierachtige’ dingen. We zouden nog eerder, geloof ik, iets met zijn bijkantoor De Waelburgh kunnen bereiken. Maar ik zal er eens over spreken. Pro Domo en Heineke Vos komen toch al apart uit! Maar Zijlstra een Faber & Faber? Het zou bijna een belediging aan Ant's adres zijn... Beste, ik repliceer niet op je stuk over Buning! Speciaal in dit geval wil ik iedere schijn van persoonlijke rancune vermijden en niet doen, alsof ik hem niet in Forum kan dulden, zonder hem te beknibbelen. Ik zou trouwens in veel algemeener polemiek vervallen, die in het hoofdstuk over de intelligentie al staat. En Maria Lécina is niet slecht, dus goed als poëzie; dan weet ‘men’ toch ook wel, in hoeverre ik dat waardeer! Maar geef mij Tuinen bij Wind en Weer I van Vestdijk; dat is voor mij het meesterlijkste vers, dat ik in jaren las! Bijna poëzie pure, ik lach een beetje om mezelf, dat ik het zoo prachtig vind! Ik ga Woensdag (via v. Kampen) naar Eibergen, waar ik tot 3 Jan. blijf. Schrijf dus een volgende brief daarheen! Vreemd, Harris' Oscar Wilde, dat ik dezer dagen las, viel me, bij stukken, tegen! Beter dan Shaw vind ik het ook niet. Harris is uitstekend, als hij niet gaat refereeren en zichzelf al te zeer opdringt. Hoewel dat als methode natuurlijk juist is; geen biografie zonder biograaf als tweede acteur! Wilde is mij sympathiek! Nu, verdrink niet in de revolutie! Het beste met jullie beiden en een hart. hand van je Menno De Mädel im Boot zijn hier nog niet geweest! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [19 december 1932] Bellevue, Maandagavond. Beste Menno, Ik heb een ‘reuzen-idee’: laat ons, na de 6 nrs. waarin Dumay verschijnt, een heel nr. (van 64 blzn. dus) wijden aan brieven. Deze brieven mogen 3 tot 11 blzn. lang zijn, en moeten gaan over allerlei onderwerpen; het liefst niet over literatuur, en zoo ja, dan over algemeenheden in de literatuur. De ‘geadresseerden’ mogen, maar hoeven niet te worden vermeld; namen kunnen door stippeltjes worden vervangen. Ik geef een brief van ± 9 blzn. over acteurs. Ik wou verder uitnoodigen: jou, Bep, Vestdijk, Greshoff, Jany, Jan v. Nijlen, Maurice, Marsman misschien, Slauerhoff (over zeereizen, de Congo of zoo?) en bedenk jij nog maar wat. De brieven zijn speciaal voor Forum geschreven, of althans ‘opgewerkt’; en als het nr. succes heeft, kan Zijlstra er een speciaal-uitgave naast verkoopen. Zal ik Arthur van Schendel ook vragen? Ja, hè? Het lijkt Bep een prachtidee; ze is al hevig zoekende naar een idee. Op mijn plan om een Italiaansch nummer uit te geven, kreeg ik nooit antwoord van je. - Ik denk dat dit je wel zal aantrekken. Jijzelf bent een uitstekend ‘epistoleerder’ Vestdijk ook, Jan, als hij op zichzelf past, schrijft natuurlijk uitstekend in deze branche; van Jany en Jan van Nijlen verwacht ik heel veel; voor Maurice is het misschien een aanleiding om weer wat voor Forum te schrijven. Als je ervoor voelt, en Maurice ook (zend hem dit epistel door om tijd te sparen), dan mogen we wel direct beginnen met om copy te vragen. Antwoord gauw. Hartelijke groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 22 december 1932 Eibergen, 22 Dec. '32 B.E. Het idee van een ‘brievennummer’ lijkt me bijzonder aardig! Zou het niet het beste zijn, daarvoor dan de maand Augustus uit te kiezen? Ik zal ijverig op een idee gaan broeden. Maurice schrijf ik over het plan. - Voor het Italianen-nummer voel ik niet veel. Waarom Italië en b.v. niet Finland? Ik vind de verdeeling der letteren naar nationaliteiten niet gelukkig en zeker voor ons niet wenschelijk. Verder lijken me de practische moeilijkheden nogal erg groot! Gisteren was ik bij v. Kampen, die zeer geschikt was. Hij zal de zaak energiek exploiteeren en profeteerde, dat we er bijna zeker uit zouden komen. Ik corrigeer juist de proeven van Dumay. Je ontluizing heeft veel goed gedaan; en bij overlezen in druk ben ik het werkelijk niet met Greshoff en Wim eens. De zetters hebben soms heel aardige zinnen gemaakt uit deze ‘Scharten'-Antink-tekst’, b.v.: ‘Weet je wel, dat je al minstens drie jaar tot de snordragers behoort, Holl. roman-leukheid?’ Is dat geen origineele zin? Ik hoop gauw iets van je te hooren op mijn laatste brief. h.gr. je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [23 december 1932] Bellevue, Woensdag. B.M. - Dit verzend ik eerst als ik al je antwoorden heb - of voor mijn vertrek nr Brussel. Ik ga Zaterdag a.s., ben Dinsdag daaropvolgende hier weer terug. Accoord voor Blijstra, het verhaal is te lang. Laat ons zeggen dat Maurice en jij tegen zijn, ik vóór blijf (ofschoon zonder veel overtuiging); dat ‘settles’ de kwestie, I mean: the question. Ingesloten de brieven waarin je over de Liaisons spreekt. Graag terug. Het stuk over Willink van Jan blijf ik belabberd vinden, niet om wat hij over W. zegt, maar om de kouwe drukte waarmee hij die snerttheorie erbij sleept. Ik heb hem nu nogmaals geschreven; overigens kan het stuk er zóó in - het kan hoogstens meewerken tot een heerschend wanbegrip over de botte eenzijdigheid van Forum, en die is hier dan ook bot genoeg. Als zijn theorie verdedigbaar is, is zij ook aanvalbaar; en ik stel je voor dat ik in het volgende nummer een panopticum eraan wijd. Waarom niet? - Ik begin te gelooven dat Jan alleen goed is om theorieën van anderen op een hartelijke wijze ridicuul te maken, maar soit; zijn vriendschap is inderdaad iets meer dan gewoons. Ik stel je voor om het gesprek over de Liaisons gewoon onder onze eigen namen te publiceeren. Dat gebeurt wel eens meer. En de sprekers te noemen M.t.B. en E.d.P. (met initialen). Vind je dat niet goed, dan twee voornamen, maar dan niet Menno en Eddy, ten pleziere van Thonie Donker. Nu wacht ik op antwoord over mijn brieven-voorstel, dat voor Forum, bedoel ik. - Wat die andere brieven - voor een cahier! - betreft: maak jij dat later maar eens in orde, als ik met Bep in Perzië woon. Dat is nl. ons laatste plannetje. Om niet ‘bekommuniseerd’ en ‘gefordiseerd’ te worden, willen we daar leven en sterven. Je hebt vergeten me den waren naam van Stalin op te geven. En weet je wat de ‘brigade de choc’ in het Hollandsch is? - die lui, die zich vrijwillig uit den naad werken voor het vijfjarenplan. Vrijdag. Er is nog altijd niets, dus is het vrijwel zeker dat je mijn brief niet meer in Rotterdam ontvangen hebt. Mijn stuk over de revolutie kwam vandaag af. Ik stuur het je aangeteekend naar Eibergen, gelijk met dezen brief. Wees voorzichtig met mijn stuk, want ik heb er geen copy van. En ik heb het gevoel dat het het beste is - het meest uit het ‘diepste van mijzelf’ gehaald, wat ik in tijden geschreven heb. Ik zou èrg graag hebben dat het 1e stuk: Flirt met de Revolutie in Februari kwam, en dit, De Smalle Mensch, in Maart. Ga je daarmee accoord, als je de stukken zelf goed vindt? Ik stuur je óók de N.R.F., waarin de Revendications en Giraudoux over Laclos. Schrijf me gauw over alles, waar ik antwoord op verwacht. (‘Gauw’ = zie beneden.) Met hartelijke groeten, ook van Bep, en haar vader die vanaf gisteravond hier is, je E. Je hebt allen tijd met antwoorden, want ik ben hier niet terug vóór a.s. Dinsdag. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 27 december 1932 Eibergen, 27 Dec. '32 Beste Eddy Hartelijk dank voor je vele zendingen, niet het minst voor het gedicht van Orléans, dat me werkelijk getroffen heeft (misschien het meest door de orthographie?). Die Boucher schijnt het royaal aan te leggen! En vandaag kreeg ik eindelijk je Smalle Mensch. Ik heb het geboeid uitgelezen. En toch: ik heb meer direct contact met je stuk over Huxley! Ik kan me met de beste wil van de wereld die collectieve idealen zelfs niet als vijanden voorstellen! Of beter: ik ben zoozeer overtuigd van de oer-vijandschap tusschen dit soort ideeën en de mijne, dat ik me er niet zoo benard door zou voelen als jij. Ik geloof nog niet zoo hard in het collectivisme voor West-Europa, anders dan in den kuddevorm, waarin we het nu hebben; een vorm, die ons nog juist vrijheid genoeg laat om te polemiseeren. De indruk, dat het collectivisme in zijn stompsten vorm een typisch nationaal-russisch verschijnsel is, kan ik niet kwijt. En dat: ‘wij tellen niet mee’ is iets, dat ook geldt in deze maatschappij! Wij, d.w.z. wij als denkers, dichters etc. tellen nooit mee, wij tellen alleen, als schoolmeesters en letterkundigen. Zoo zal het in de Sovjet-Unie ook wel zijn. - Bij fragmenten pakt je stuk me ineens hevig, dan komen er weer stukken, die ik alleen met intellectueele belangstelling lees. Tegen het einde wordt het bijzonder goed en direct-persoonlijk. Maar ik voor mij heb het idee, dat je de ‘gevaren’ (of zelfs maar de mogelijkheid van bestaan) van een werkelijk consequent-collectivistische maatschappij in W. Europa overschat. Of wij leven er al in (als leeraren - kuddedieren etc.) òf wij krijgen het hoogstens relatief iets beroerder. Eigenlijk voel ik wel een beetje op de simplistische manier van v. Schendel, d.w.z. ik aanvaard ‘collectieve problemen’ in geen enkel opzicht; ze zijn voor mij een contradictio in terminis. Werden wij gedwongen, er collectieve problemen op na te houden, dan zou ik geen problemen (althans geen theoretische. De maag heeft andere problemen.) hebben. En het tweegesprek met dien ‘hij’, dien je laat optreden, is dan ook voor mij geen dialoog van gelijkwaardigen, zooals die tusschen Diderot en neef Rameau. (ik las die gisteren nog eens over). Ben ik misschien al zoo gewend aan een idioot gareel, dat zelfs het Sovjet-gareel mij niet zoo benauwt als jou? Afgezien dan van de gewetensvrijheid; maar dat is een quaestie van volkerentemperament. Ik geloof eenvoudig niet aan russische methoden in Nederland of Frankrijk - tenzij als intermezzo. Vergeet niet, dat de Russen van alles overslaan, dat ze zich dus ook allerlei luxe niet eens kunnen permitteeren, omdat ze de charmes ervan niet kennen. Een vrije meening zal voor de gemiddelde Rus wel niet eens zoo bijzonder begeerenswaardig zijn. - Het gedoe van Gide vind ik nogal seniel. Zou het inderdaad mode worden, op den ouden dag naar Moskou i.p.v. naar Rome te gaan? Den naam van Stalin kan ik hier in Eibergen niet vinden. (Maar hier vind ik iets; hij heet: Josef Dsjoegalsjwili). Een ‘brigade de choc’ heet hier een stootbrigade, als ik me niet vergis. - Maar als geheel vind ik het stuk weer een uitstekend specimen van je manier van denken - voelen. Trouwens, misschien ben ik momenteel te veel gepreoccupeerd door mijn eigen werk, om het volkomen naar waarde te schatten. Ik zit zelf met het thema ‘doorsneemensch’ weer op een ander punt in de knoop; het komt au fond op hetzelfde neer, maar mijn aanrakingspunt met den ‘collectivist’ zit ergens anders. Natuurlijk ben ik er voor, dat de stukken over de revolutie in Feb.-Maart geplaatst worden. Ze hooren bij elkaar en zijn, hoe mijn persoonlijke instelling ertegenover ook mag zijn, onbetwistbaar eersterangs. Wie weet, ben ik in Febr. al zoo door collectieven aangeknauwd, dat ik ook naar Perzië wil! Overigens, dat lijkt me bedenkelijk dicht bij de Sovjets! Liever Tahiti. Ik heb misschien a.s. week al tijd, om de Liaisons-dialoog te bewerken. Conform jouw idee dus: M.t.B. tegen E.d.P., dat lijkt me ook voor Forum wel aardig en geschikt, om de legende van de Siameesche tweelingen nog eens wat op te warmen. Die legende is voorloopig voor mij één van de weinige dingen, die mij nog aan de ‘Ned. letteren’ bindt. Als ik zoo'n stuk van Giraudoux lees, dat ook voor mij niets bepaald nieuws bevatte, dan vraag ik me toch af, welke nederl. essayist zoo'n stuk kan schrijven! Donker, Theun soms? De intelligentie is hier toch wel griezelig zeldzaam, en misschien in Frankrijk griezelig frequent... Ant was gisteren en vandaag hier. Wij willen in ieder geval in den zomer trouwen; ik ben zeer goedsmoeds op dit gebied. Misschien kunnen we dan gezamenlijk ergens in Frankrijk een paar weken zonnebaden? Of ergens wegduiken tenminste, voor de collectieven. Ik schrijf steeds maar door. Freud verkeert bijna in Nietzsche. A.s. Maandag ben ik weer in Rotterdam! Maar ik hoop hier nog iets van je te hooren! Veel hartelijke groeten voor jullie beiden! je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [29 december 1932] Bellevue, Donderdag. Beste Menno, Ik kwam hier terug, maar vond niets van je. Dumay 3 en 4 zend ik gelijk hiermee naar Rotterdam; ditmaal was er niet zooveel te schrappen, vnl. puntjes. - Maurice voelt veel voor het brievenplan, hoor ik van Jan. Het was in Brussel allesbehalve prettig. Nu, schrijf me. Hart. groeten van je E. Ik stuurde uit Br. 2 romans van Elsschot en Nescio. Als je ze al bezit, stuur ze me dan terug, hierheen. Anders voor jou. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [30 december 1932] Bellevue, Vrijdag. Beste Menno, Dank voor je lange reactie op mijn stuk; ik apprecieer het dubbel omdat ik begrijp hoezeer de verschillen tusschen ons, niet alleen hierin uitkomen, maar op het oogenblik extra voor jouw gevoel, waar je zoo met je eigen problemen bezig bent. Een herlezing in druk zal je, denk ik, meevallen. De sombere revolutionair aan het slot, dien je niet ‘gelijkwaardig’ vond, is N.B. voor meer dan de helft gebouwd uit betoogen van Malraux! - ik zou dit oordeel dus nog maar ‘herzien’. Ik verzond gisteren nr Rotterdam hfdst 3 en 4 van Dumay, en uit Brussel 3 dln. Nescio en Elsschot. (Zend terug wat je al hebt.) Wil je ‘stootbrigade’ zetten voor ‘br. de choc’ op die 2 plaatsen - als ‘stootbr.’ tenminste goed is, en ook de naam van Stalin, maar laat hem Joessoef heeten, niet Jozef (zoo héét hij trouwens!) Ik denk dat ik er op de proeven hier en daar nog wat bij schrijf. Ik ben èrg benieuwd naar de Zieke; kan je me over een tijdje een gedeelte ervan sturen? Coster kwam hier volledig in 1e proef; het is afschuwelijk die rommel telkens nòg eens te moeten lezen, ik heb er nu meer dan mijn bekomst van. Maar als het als boekje binnen komt, is mijn vreugde weer groot. Nu, de rest naar Rotterdam. Hart. groeten van je E. Het beste met 1933, natuurlijk, vooral in verband met het plan, dat wij zeer toejuichen Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Eibergen, 31 december 1932 Eibergen, 31 Dec. '32 Beste Eddy De proeven van omslag Coster en begeleidende brief zijn net weg, nu je aanvullende briefkaarten komen. Het valt me geweldig mee, dat Zijlstra zoo bliksemsnel met Coster opereert! In zulke dingen is hij toch werkelijk ‘een heer’. Corrigeer nu niet te veel, want anders krijgt hij vat op mijn bedrag van ƒ 250. Volgens v. Kampen is er zelfs mogelijkheid om te verdienen, als de heele oplaag à ƒ 2,50 wordt verkocht. Ik hoop het! Vandaag nog een laatste dag van het jaar aan den Zieke gewijd (die overigens maar heelemaal niet ziek wil worden). Ik heb nu 105 pagina's, ben er over tevreden. Het boek zweept me soms zoo op, dat ik vergeet, hoe betrekkelijk schrijven waarde heeft. Ik zal je, als ik Nietzsche contra Freud afheb, de doorslag van dat en Geschiedenis eener Intelligentie sturen. Het moet goed zijn, zoo'n gevoel heb ik, of anders ben ik niet goed. Wat trouwens best het geval kan zijn. Ik stel N. als den ‘vriendenstijl’ tegenover F. als den ‘publiekstijl’; F. is daarvan de superieure vertegenwoordiger, ik kan hem hier en daar zelfs geniaal noemen, dat maakt de tegenstelling des te vermakelijker. Mijn eerste ontmoeting met de psychoanalyse zal je zeker pleizier doen! Gelukkig, dat ik er geen idee van had, dat de sombere revolutionnair Malraux behelsde! Het zou mijn opinie beinvloed hebben. Ik blijf bij mijn meening; eigenlijk zegt hij superieur, wat een zekere socialist Garmt Stuiveling over Mikrochaos zegt in een artikel, dat ik je zend. In een ‘reelegjeus-soosjelistisch’ weekblad. Wij tellen niet mee, inderdaad, maar telde Nietzsche mee? En toch lezen wij hem, vijftig jaar na datum, terwijl diverse Esdeapeeërs uit die dagen druipen van het lijkenvet. Ik ben op dat ‘niet-meetellen’ volledig ingesteld, al zal ik er een paar bladzijden aan wijden in de Zieke. Ik ga straks Dumay nakijken. In Forum zul je zien, dat ik de ondertitels van de hoofdstukken wegliet; ik meende n.l., dat je alles wou samendringen in ‘Dr. Dumay verliest dit of dat’, en dat leek me onmogelijk. Maar ik zie nu, dat je het vrijer doet; als het aardig is, en dat lijkt me nu wel, zet ik de titels in de boek uitgave. Dus zet ze er wel bij! Je stuk De Smalle Mensch viel me inderdaad bij herlezing nog mee; d.w.z. ik voelde op meer plaatsen dan eerst contact. En passant heb ik Diderot van Billy gelezen, niet om Billy, maar om Diderot. Zijn ‘Neveu’, dien ik steeds prachtiger vind, is blijkbaar wel historisch, maar de dialoog geenendeels. Ik had zooiets vermoed. Curieus is dat ‘vertu’ - idealisme in een man als Diderot; het woord moet toch wel een heel andere, veel polemischer klank hebben gehad dan tegenwoordig. Daarover ga ik ook nog eens schrijven, als ik meer gegevens heb. Voorloopig houd ik me aan de Zieke en ook zal ik dezer dagen de Liaisons-dialoog bewerken. De oudejaarsavondsfeer hangt hier zwaar. Ik ga morgen naar Zutfen, Maandag weer naar Rotterdam. Tot nader dus! Groet hartelijk Bep en zelf een hand van je Menno Later. Dumay gecorr. Dat ‘lichamen vormeloos’ is een beste vondst! Ik heb alles overgenomen aan veranderingen, behalve de ‘vermicellisoep’ op het eind, die ik voor het effect laat staan. Dank!! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, 2 januari 1933 Bellevue, 2 Jan. Beste Menno, Gelijk hiermee gaat het omslag terug. Ik vind dit ook het beste, maar het zwart hierop is wat doodsch; vraag dus een andere kleur: felrood bv., of blauw, of paars, of zelfs groen. Tant mieux als je noch Elsschot, noch Nescio had. Later meer. Hartelijke groeten van je E. Nieuwjaar wenschte ik je al, meen ik. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, [3 januari 1933] Rotterdam, 3 Jan. '32 Beste Eddy Briefkaart en proef ontvangen, tegelijk met een fraai artikel van Borel over het Démasqué, dat, geloof ik, door Bep's vader aan mij wordt toegezonden. Ik zal de titel rood laten drukken en dan nog even een proef vragen. Vandaag een zeer vervelende uiteenzetting met Truida gehad. Het gesmoes van de heer v. Vriesland die nu b.v. telkens probeert op te bellen, als ik er niet ben en dan, als ik er wel ben een boodschapje voor mij verzint, begon me wat erg tegen te staan. Enfin, het blijkt nu wel, dat hij T. volgens de regelen der Valmont-kunst heeft verleid en haar met zijn slappe collectionneurs-air bij zijn andere garderobe kan ophangen. Je weet niet, hoezeer me dit geval dégouteert. Niet uit morele, maar in de eerste plaats uit aesthetische overwegingen. En als er nu nog maar een gram fut van dat individu uitging! Maar hij is nog te beroerd, om op een (vriendelijk!) briefje van mij te antwoorden! Een frisch heer, deze specialiteit in poëzie pure! Ik schrijf je dit, 1e omdat het me hoog zit en ik er alleen met jullie over wil praten. 2e omdat jij nu wellicht de zaak van de Dèr Mouw-verzen met hem moet afhandelen. Maar daarover natuurlijk nader. Hij is n.l. ook nog te beroerd, om die verzen voor ons op te scharrelen. Ik zal n.l. probeeren mij niet met hem te brouilleren, maar relaties van meer persoonlijke aard wil ik met dit sujet niet meer onderhouden. Reageer hier noch tegenover Truida, noch tegenover Vic op; ik schrijf je dit, omdat ik dit voor jou niet wil verzwijgen. Spoedig meer. Hart. gr. voor jullie beiden en een hart. hand van je Menno N.B. Het geval Valmont interesseert me nu extra. Er zal zeker wat spaansche peper bijkomen! Nescio gelezen! Bijzonder goed, in dat tachtigerjargon van ‘hatti’! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 5 januari 1933 R'dam, 5 Jan. '33 Beste Eddy Zooeven kwam Bep's brief met het bericht van het overlijden van je moeder. Ik zal er nu, een uur na het bericht, niet uitvoerig over kunnen schrijven; wat heeft dat trouwens voor zin, tusschen vrienden? Je weet, dat ik je gevoelens tegenover je moeder ken en dat ik begrijp, wat dit verlies voor je beteekent. Maar als je in Holland bent, bel je me natuurlijk op en we praten erover. Mijn laatste dagen zijn volkomen verpest door het individu van Vriesland, mede een van de grootste lafbekken, die er op gods aardbodem rondloopen. Als je mijn vorige brief kreeg, weet je, hoe hij zich gedragen heeft: een joodsche compôte van Valmont en le neveu de Rameau. Gelukkig heeft Truida de knoop doorgehakt en hem de bons gegeven; mij heeft hij op alle mogelijke manieren ontdoken, maar ik heb hem nu a.s. Maandag een gesprek opgedrongen, waarin hij het één en ander van mij hooren zal. Mijnheer is n.b. verontwaardigd, dat ik mij met deze zaak bemoei en vindt dat ‘burgerlijk’. Enfin, het heeft dit voordeel, dat ik mijn vriendschap nog iets precieser kan afgrenzen. Het meest irriteert mij de sloomheid, waarmee hij alles behandelt; in mijn bed maft en iederen opheldering als te veel moeite beschouwt. – De komische zijde van het geval zal zonder twijfel zijn, dat ik als medewerker uit de N.R.C. verdwijn en waarschijnlijk Forum voortaan ‘zuur’ besproken zal worden. Zoo zijn deze heeren nu eenmaal; ik weet het uit ervaring; het is zelfs duidelijk dat er in dit geval niet onduidelijk gespeculeerd wordt op mijn angst voor de machtigen N.R.C.-redacteur. Bah! Maar laat ik je hiermee niet langer vervelen; het voornaamste is, dat Truida nu den rol van de ‘boucher éloquent’ duidelijk ziet. Te voorkomen schijnt zoiets niet, zelfs een bescheiden aesthetiek schijnt bij de keuze van de ontmaagder te ontbreken. De smoesjes van den man zijn, als gewoonlijk, aandoenlijk libertijnsch; Kring-stijl… Onder al dit weerzinwekkend gedoe is mijn stuk over Nietzsche tot een formeele bede om vriendschap geworden. Hoe meer pseudo-vrienden ik afsnijd, hoe meer behoefte ik voel aan het ‘blijf tot uw laatsten grom mijn vriend’! Laat ik het hierbij vandaag laten. Je begrijpt, dat ik allerlei dingen met je zou willen bespreken; maar ik wacht tot ik je zie. Houd je goed in deze roerigheid om de practische gevolgen! En bel dadelijk op, als je hier bent. Eventueel kun je ook bij Ant (tel. 557038) te weten komen, waar ik precies zit. Veel hart. gr. voor jullie beiden van jullie vriend Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 14 januari 1933 R'dam, 14 Jan. '33 Beste Eddy Gisteren liep tot mijn vreugde Coster al binnen! Ik zond omgaand een exemplaar (het eenige behalve de 2 reisexemplaren voor v. Kampen, die al weg zijn!) naar Bellevue; je zult het nu wel hebben. Geluk ermee! Het is prettig, dat het boek er nu is; want een boek werkt altijd anders dan een reeks tijdschriftvervolgen, dat merk ik aan het Démasqué. - Ik heb de heele oplaag naar v. Kampen gedirigeerd (als die is afgedrukt) en de 10 luxe-exemplaren naar mij. De teekening van Coster op pag. 1 is werkelijk verrassend! Ik wist niet, dat die er zoo in was gekomen en werd bepaald getroffen! Gisterenavond bij Vestdijk vertoefd. Ik voorspel de gekste (= beste) dingen van dien man voor 1933! Hij heeft in een paar weken geschreven: een meesterlijke novelle van 65 pag. De Oubliette, weer beter dan de voorgaande; een korte novelle Eén Twee Drie Vier Vijf, ook heel goed, al lijkt mij daarin de invloed van Joyce wat erg merkbaar; drie panoptica, waaronder één, dat beter is als artikel (over Proust en Freud); een bijzonder goed essay van 25 pag. over Luke Havergal. Hij gaat vandaag aan een roman beginnen en heeft plannen voor vijf andere, allen even fascineerend. Over een jaar is Vestdijk, of Nederland is werkelijk volkomen blind en doof, een figuur van de eerste grootte. Je begrijpt, dat het me des te meer pleizier deed, dat hij zeer te spreken was over Dumay (voorloopig, de 2 hoofdst.) en het nu al prefereerde boven H.C. Hij gaf ook heel duidelijk aan, waarom het heelemaal geen Robbers is; wat ik zelf ook niet geloof, maar de toon van Marsman werkt toch onwillekeurig nog wat na. Maar ik tart Marsman, om bij Robbers aan te wijzen een aequivalent van: 1o de achterste-affaire, 2o het Margot-bedenksel, 3o het millionnairsdroombeeld, 4o de Oklahomahistorie. Dit niet om op te hakken of een typisch hollandsche sfeer van burgerlijkheid te ontkennen; maar ik weet, dat zich achter die sfeer iets anders afspeelt dan bij Robbers. En laat Dumay verder maar een verre naneef van B. Bandt zijn; hij philosopheert toch zeker niet over het zondige van bordeelen. Ik hoop, dat je besognes nog meevallen. En dat Bep zich binnen den kortst mogelijke tijd weer bij je kan voegen. Ant is vanavond bij haar op bezoek. Tot nader. Een hart. hand van je Menno Zeg, die Pannekoek ’s Gravesande is een luxe-editie van Bouws, vind ik; veel guller, geloof ik ook, maar toch au fond ook een snob! Hij heeft na je vertrek à la manière de Bouws allerlei vriendenverhalen zitten opdisschen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Brussel, [15 januari 1933] Brussel, 15 Januari Beste Menno, Bij Jan las ik Programma, een bundel poëzie van Muus Jacobse = (wat ik trouwens reeds dacht, door dat nr. van Opw. Wegen, waar ook verzen van die ‘Muus’ stonden) K. Heeroma. De man is student, bijna afgestudeerd, en leerling van Verwey. Hoogstwschl. is hij ook dezelfde die stukjes in het studentenblad schreef over mij en het kasteel en zoo. - Je zou me nu een heel groot genoegen doen als je mij ditmaal niet tegenwerkte in het plaatsen van de twee bijgaande panopticums. Jan Greshoff las ze en vond ze heel goed [vooràl het éérste van de twee (op de kleine pampiertjes]; ik heb werkelijk een razende behoefte om al dit vulgus nog een paar meppen terug te verkoopen, en de Muus heeft het toch zeker niet gestolen. Ik heb geen ‘trots’, enz., dat weet ik nu wel. Maar gun me dit plezier. Het eerste panopticum moet dan nog in Februari; het tweede (met het gedicht erin) in Maart. Als er in Febr. geen plaats meer is, laat Bouws Parijs bij Nacht (dat niet actueel is) uitstellen tot Maart. Ik reken er op dat je je ditmaal mijn gang laat gaan, ook als je vindt dat ik belachelijk ben, mij encanailleer, enz. Als ik dit achter mij heb, kan de vent verder doodvallen, maar om niets terug te doen, gaat mij gewoon niet af. Ik heb nog allerlei beslommeringen en weet letterlijk niet hoe ik er nog uitkom. Dit schrijf ik op een gedwongen Zondag - ik had vandaag door willen gaan naar Bellevue, maar kon niet, omdat mijn aanvrage om ‘benefice van inventaris’ eerst Maandag geteekend kan worden (op het Paleis van Justitie). Ik ben ziek van beroerdigheid en suf en gejaagd tegelijkertijd; ik geloof niet dat ik ooit zoo'n harde tijd heb doorgemaakt. Het is net of ik tot het ‘menschelijke’ niet meer toe kom, of het ‘zakelijke’ voortaan alles opslokken zal. Ik lees vandaag bv. Le Pari, om coûte que coûte Dinsdag een stukje erover aan Vic te kunnen verzenden, waar ik dan 6 pop mee verdien. Kijk eens om je heen of je een behoorlijke baan voor me ontdekken kunt. Op het oogenblik zie ik alles even donker in. Ik zei je nog niet, meen ik, wat ze mij in Amsterdam zeiden. [Op de Nederl. Handel Mij.] Mijn moeder sprak altijd van ongeveer 2 ton in aandeelen. In werkelijkheid heeft zij hoopen verkocht en ‘opgenomen’, en is de rest gezakt tot ± 60.000 fl. Haar schuld is ± fl. 40.000. Dat maakt fl. 20.000, waar ik niet aan komen kan, en die ook kunnen vervliegen [waarvan bovendien ± de helft naar mijn neefjes gaat]; + al het gedonder hier. De rekeningen stroomen nog binnen en de noodige berichten uit Indië kunnen nog wel een jaar wegblijven. - Morgen om 9 uur moet ik weer bij den notaris zijn; valt alles mee, dan kan ik om 1 uur in den trein, waarin Bep dan zit. Anders laat ik haar alleen doorgaan: met het oog op Het Vaderland moèt een van ons in Parijs zijn; ook de huur daar moet worden betaald. En de man die Gistoux voor mij zou verkoopen, geeft taal noch teeken. (Hij heeft nog maar 5 dagen tijd.) Ik schrijf je weer uit Bellevue en zal Dumay niet vergeten. Herinner me eraan, als er nog iets anders is. Een hartelijke hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 17 januari 1933 Rotterdam, 17 Jan. '33 Beste Eddy De toon van je brief uit Brussel vond ik niet bepaald opgewekt en bovendien niet vrij van een zekere onrechtvaardigheid. Ik kan me dat overigens levendig voorstellen, gegeven de chaos, waarin je zit, maar moet er toch ronduit op antwoorden. Wat de twee panoptica betreft, doet je toon me n.l. ‘dwingerig’ aan: ‘als je me ditmaal niet tegenwerkte’, de autoriteit van Greshoff op den achtergrond, ‘gun me dit pleizier’, ‘ik reken er op, dat je me ditmaal mijn gang laat gaan’. Waarom al die omhaal in 's hemelsnaam, terwijl ik nooit een andere bedoeling heb gehad, dan je eenvoudig mijn opinie te zeggen over die stukjes? Bij dergelijke aanmaningen wil ik overigens geen oogenblik wachten met het doorzenden van die panoptica aan Bouws en me verder geheel van opmerkingen over de opname onthouden. Maar over de qualiteit dit: ik vind ‘Als Verschuldigd Antwoord’ slecht, querulant en op het kinderachtige af, ‘De Pit der kr. Poezie’ daarentegen bijzonder aardig. Ons verschil zit m.i. precies tusschen deze twee dingen. No. 1 treft geen doel, wat je waarschijnlijk niet kan schelen (mij ook niet veel), en geeft je vijanden nu juist het recht om je van overschatting van je persoonlijke aangelegenheden te betichten. Kan je misschien ook niet schelen, maar ik kan hun in dezen geen ongelijk geven. Je bewijst hierin niets, je behandelt eenige onwaarschijnlijke individuen* (aldus voortgaande, kun je er nog tienduizend laten volgen) met enorme verachting, dat is alles. Bovendien ga je in op een niet eens zeker relletje in een achterhoekje van een winkeliersblad geventileerd (de Avro-quaestie). Het eenige, waarin ik hier wel met je mee kan gaan, is de toelichting van het woord ‘proleet’ tegenover Heeroma. Maar om zelfs die hondenquaestie nog eens op te halen: ik begrijp werkelijk niet, hoe je in allerlei moeilijkheden zittend, daaraan nog kunt denken. - Het stukje over het sonnet heeft daarentegen juist substantie; het is een klap, die aankomt. Als ik je brief overlees, komt het me bijna voor, alsof je me bezweert, ditmaal toch vooral geen kwaad te zeggen van je panoptica. Houd me ten goede, dat ik het zòò hoor: ‘Laat me, nu ik toch al zooveel gedonder heb, ditmaal nu eens met rust met je eeuwige gefit op mijn particuliere besognes.’ Ik waag het er toch maar op, je dit te schrijven, want anders besluipt me het vervelende gevoel van een compromis. Volgens mij is dit geen tusschenweg meer tusschen theoretisch dispuut en knokken; want van polemiek mag de lezende (ik vermijd den ‘lezer’, om geen misverstand te wekken) toch vergen, dat zij, om welke reden dan ook, iets meer is dan particuliere woordenwisseling tusschen de betrokken, gegriefde etc. partijen. Ik aanvaard alles, de persoonlijke toon kan me nooit ergeren, je vorige polemiekje tegen de Litt. Gids vond ik, vooral om het versje, geslaagd; maar niets anders dan de persoonlijke toon wordt op den duur maar vermoeiend. Vergeef me, dat ik zoo scherp ben en nog wel tegen je verzoek in; maar ik weet, dat je het in laatste instantie toch prettiger zult vinden dan een kulbriefje. Voor de rest: vanavond geef ik de stukjes ter plaatsing aan Bouws. Acht je ook niet verplicht aan wat ook (redactie of vriendschappelijkheid b.v.), om het eerste, volgens mij dan ongeslaagde, terug te nemen. Ik geef hier alleen mijn particuliere opinie, spreek niet als de veto's zwaaiende redacteur. - Ik zal ijverig speuren naar baantjes en je dadelijk schrijven als ik iets weet! Het zal wel toeval zijn, als er iets is, maar wie weet. Je moet vooral, als het noodig is, niet aarzelen, om het geld van Ant zoolang aan te nemen. Zij kan het werkelijk missen, ook ‘naar den geest’ en maakt het liever zoo productief dan in een of andere obscure hypotheek. In een volgende brief minder polemiek over polemiek, hoop ik! Het beste met de ‘zaken’! En hart. gr. voor jullie beiden van je Menno * Dit is waarschijnlijk nog een verschil met Tailhade ook; dat een Heeroma, van wien niemand iets zal verwachten, zich misdraagt, dringt tot vrijwel geen kip door. Een Heeroma bestaat eenvoudig niet! Alleen voor de Burg. Stand en 5 gristenen! De quaestie met Vic is beslecht; hij heeft mij, na nog een brief van mij, zeer loyaal geantwoord, zoodat wij nu de diplomatieke betrekkingen hersteld hebben. Ik knap dus Dèr Mouw weer op. Je kreeg Coster en mijn brief daarbij? Naar Bellevue gezonden. Ik wacht met spanning op ‘Dumay’! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [19 januari 1933] Bellevue, Donderdagmorgen. Beste Menno, Gelijk hiermee verzend ik hfdst. 5 en 6 van Dumay. Ik zal de rest zoo gauw mogelijk erna doen, omdat ik, in deze omstandigheden vooral, niet weet of het later niet nòg gehaaster moet. Ingesloten een briefje van Bouws. Komende na jouw 2e brief, doet dit de deur dicht; vooral de laatste regel. Ik antwoord hem niet, omdat ik herhalingen van den briefstijl die zooiets in mij losmaakt wil vermijden: wil jij hem zeggen dat het in ieder geval onnoodig is om ook nog Maurice in het Schwarzwald te mobiliseeren of de fameuze ‘coup du retard’ toe te passen, die hij al eens met vrucht heeft toegepast. Zeg hem dat ik jou toegegeven heb en dat de beide panopticums kunnen worden verscheurd. Als het stuk Parijs bij Nacht nog niet gezet is, wou ik dit omgaand terug hebben voor D.G.W. of zoo, want hierna, werkelijk, voel ik mij in de rubriek Panopticum gedisqualificeerd. Dat jullie, vooral jij dan, want Bouws beschouw ik als een importanterige idioot, aan een kwestie als deze zóó'n belang hecht - ongetwijfeld geen haar minder dan ik, al is het in tegenovergestelde zin - vind ik teekenend. En daar we dan toch elkaar precies zeggen waar het op staat, anders zou je ook niet tevreden zijn: alles is best zoo en je hebt misschien gelijk (niet voor mij!) maar de heele historie is nu voor mij écoeurant (een goed Hollandsch woord ken ik niet). Laat ons er ook niet verder over schrijven. Eén ding alleen nog: ik haalde Greshoff niet aan als ‘autoriteit op den achtergrond’, maar als één lezer. Maar inderdaad, verreweg de meeste lezers zullen het met jou en Bouws eens zijn. Bouws schreef me ook nog dat hij Máriá Lécina tot Maart wou uitstellen, omdat er al zoveel in dit nr. stond. Dit is natuurlijk best. Wil jij het hem ook even schrijven, omdat ik den man anders daarover schrijven moet, en ik doe het liever een paar dagen niet. Nu antwoord op je 1e brief. Veel dank voor Coster; zend je mij spoedig nog wat exx. - vijftien bv.? Niet aan Het Vaderland, want dan krijgt Borel het; ik heb afgesproken dat ik er een zou zenden aan 's Gravesande (die mag het nl. doen, als Borel het niet ontvangt). Ik kreeg van Vestdijk een door-en-door literaire brief in antwoord op het bericht van het overlijden van mijn moeder en mijn situatie; de man denkt blijkbaar aan niets meer dan aan zijn eigen productie, wat overigens den waren artist verraadt. Je moet hem werkelijk volgend jaar in de redactie nemen, het zou dwaasheid zijn als je een ander nam. Je overschat je ‘vondsten’ in de 2 eerste hoofdstukken van Dumay - dat van ‘Margot’ bv. zou zooniet Robbers, dan toch zeker een van de anderen gemakkelijk hebben kunnen vinden [Top Naeff of de oude De Meester of zoo, zegt Bep] - maar wat doet het ertoe, daar ik het met Hennie volkomen oneens ben. En meer: ik ben er zoowat zeker van dat hij op zijn ‘felle’ eerste uitspraak een heel eind terug zal komen. 's-Gravesande mag een soort Bouws zijn, maar hij is, geloof ik, nòg trouwer en braver, en zeker oneindig minder important. [Bep: ‘En hij heeft meer klappen v/h leven gehad. En hij bezorgt echte baantjes, terwijl Bouws imaginaire belooft.’ Ik: ‘Mààr hij heeft Forum niet uit Zijlstra geklopt!’] - Het doet me echt plezier dat Vic zich beter betoonde dan je dacht; ik kan niet eens zeggen: ‘het valt me van hem mee’, omdat het me feitelijk niet van hem verwondert. Vic heeft iets verdomd aardigs, of ik zou me altijd vergist hebben. Zijn ‘Kring’-kant is zijn rotte plek, het fond is superieur. Nu, Menno, zonder de toezang van Bouws was deze brief wschl. hartelijker uitgevallen, maar trek geen conclusies uit zijn ‘huidige’ vorm. Een volgend maal beter; ik hoop, met een nieuwe portie van Dumay. Ik keek de volledige proef van Tegenonderzoek na; wat valt zooiets bij herlezing na een jaar toch tegen! Coster daarentegen boeit me als ‘verschijnsel’ nog. Het omslag is erg serieus, doet erg dissertatie-achtig aan; in dit geval is het wel grappig. Hart. groeten, ook van Bep, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [20 januari 1933] Bellevue, Donderdagavond. Beste Menno, Ik zend je Le Pari van Fernandez, dat mij een zekere verwantschap met jou als romancier lijkt te bezitten. Hij is handiger en trager; jouw rhythme lijkt mij superieur, maar zijn bouw is solieder. Lees het boek eens en zeg me wat je ervan vindt. Dumay en Robert Pourcieux hebben niets met elkaar gemeen, en toch, zoowel bij jou als bij Fernandez verraadt de romanvorm iets juveniels, terwijl jullie beiden als ‘denker’ zooveel rijper zijn. Ik vind jou als essayist veel beter, want oneindig ‘pakkender’ dan F., maar in den roman zijn jullie ‘evenknieën’, al vind ik Dumay sympathieker, ondanks de Holl. kant - vnl. omdat het zooveel sneller opschiet. Intusschen: in de laatste hfdstn. die ik voor je nakeek, stonden allerlei passages, die veel korter hadden gekund - niet zoo ‘natuurgetrouw’, vooral bij zoo weinig origineelheid van gegeven. Overpeinzing van mevr. Laurens, gesprek van haar met Karin, overpeinzing van Dumay over zijn verliefdheid (als hij met den Populaire is en Karin terug moet zien), ontmoeting en gesprek met Karin. Op zijn best is het in den trant van Couperus (niet van Robbers), maar zonder de nevrose eronder, die Couperus dikwijls gedurende zulke gesprekken aangrijpend doet blijven. Hoe traditioneel Dumay is, merkt men eerst goed nu het in tijdschriftvorm verschijnt; het rhythme ervan, de snelheid die den lezer boeit en meesleept als hij het boek in handen heeft, zijn hier verbroken, en de aparte passages zijn helaas lang niet alle van het soort van ‘Max Donner in den mist’. Kan je niet juist profiteeren van dit fragmentarische karakter, door sommige dingen samen te trekken, synthetischer te maken, pakkender op zichzelf? Of vind je dat principe ten eenenmale verkeerd? Iets anders, ik heb 6 in blauw gebonden deeltjes van Wilde (de goede uitgaaf van Methuen) die ik weg wou doen: nl. Dorian Gray, Lord Arthur Savile's Crime and other stories, Lady Windermere's Fan, A Woman of no Importance, An Ideal Husband en The Importance of being Earnest. Heb je ze al, of interesseeren ze je misschien? Je kunt ze voor een prikje + de verzendkosten krijgen. - Wil je ook nog Wilde door Harris, of heb je dat al? Wil je opzoeken in jouw uitgave van Les Cahiers d' André Walter wat er staat op een aanteekening boven ‘Mercredi 28 (août)’ - ongeveer in het midden van het 2e deel: Le Cahier Noir. Het gaat om continûment en continuellement, en daaronder staat, in mijn tegenw. uitgave 2 × douloureusement, wat ik niet begrijp. Het komt mij voor dat de 2e × iets anders moet staan: douleurement, of zoo. Wil je mij even opgeven wat er bij jou staat? De kwestie is, dat ik geloof dat Gide een woord wou vervormen, maar dat de zetter het tot het laatste toe verdomd heeft. Vrijdagochtend Ik heb ook Bouws nu maar geschreven, 3 regels op een briefkaart. Mijn brief aan jou van gistermorgen is de deur niet uitgegaan, omdat ik tot het laatste toe bezig ben geweest met allerlei dingen en om 7 uur sluit de post. Ik doe alles dus vandaag in èèn enveloppe en ga er nu de deur mee uit. Mijn 3 regels aan Bouws zijn niet onaangenaam, tenminste ik heb er mijn best op gedaan om ze zoo ‘effen’ mogelijk te maken. Het is een goed rund, zooals Marsman terecht zei, alleen zijn secretaris-toon werkt me altijd weer op de zenuwen. Ik schrijf hem ook dit: dat het voor Forum ‘oneervoller’ is om een fragment te publiceeren van het gehalte van Willem Putman, dan een te persoonlijk, querulant, kinderachtig etc. panopticumpje van mij. Want de ‘eer van Forum’ staat voor hèm toch zeker op het spel. Je E. P.S. - Ik zend je morgen of Maandag zonder mankeeren een nieuwe portie (zoo groot mogelijk) van Dumay. Vandaag moet ik een schilderijententoonstelling ‘verslaan’. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 23 januari 1933 R'dam, 23 Jan. '33 Beste Eddy Zooals ik al achter op een couvert van Greshoff schreef, kreeg ik je vele ‘stukken’. Juist voor mijn afreis naar Antwerpen. Ik heb daar Zaterdag met Delen en Greshoff Elsschot te pakken gekregen. Een bijzonder merkwaardige kerel, van uiterlijk een gewone slimme handelsman; en het gekke is, dat hij bij nadere kennismaking ook werkelijk uitgeslapen blijkt in dat vak. Lijmen is vrijwel geheel uit mémoires samengesteld; hij heeft ons de zotste verhalen gedaan over zijn lijmpractijken. Zijn laatste meesterwerk op dit gebied schijnt te zijn een Almanach des familles nombreuses, die het Wereldtijdschrift nog slaat. Hij zou er mij een exemplaar van zenden, dat ik je dan bij gelegenheid wel eens doorstuur. Het sympathieke in Elsschot is, dat hij geen seconde de dupe is van zijn eigen zwendelarij; hij is een combinatie van Laarmans en Boorman en als ik me niet vergis au fond een uiterst geschikte kerel. - Zondag was ik in Brussel, bij Greshoff. Stols verscheen er ook plotseling met zijn vrouw; hij verandert niet; blijft geheel en al correct aanhangsel van zijn legioen v. Eer. Ik liet bij Greshoff de drie eerste hoofdstukken van den Zieke achter, met het verzoek die zoo spoedig mogelijk aangeteekend aan jou door te zenden. Wil je ze, als je eenigszins tijd hebt, met Bep deze week lezen en ze met jullie critiek terugzenden naar mij? Ik pauzeer nu n.l. even, maar wil er volgende week weer aan beginnen en kan dan moeilijk zonder de doorslagen (met het oog op ev. veranderingen). Je wijzigingen in Dumay heb ik en bloc overgenomen. Hartelijk dank voor de vele kleine, maar uitstekende verbeteringen! Wat de algehele toon en vaart betreft: ik geloof niet, dat ik daaraan nog iets kan veranderen. Het is waar, wat je zegt, maar het boek is van die uitweidingen voor mijn gevoel toch niet los te maken. Het is aan één kant nu eenmaal traditioneel-hollandsch en als zoodanig moet het dan maar optreden. Ook zal ik mijn vondsten niet meer overschatten; mijn toon klonk misschien wat onjuist-heroïsch, maar het was alleen maar ten opzichte van Robbers bedoeld! Je had gelijk, me op dien toon te wijzen; die was een ietwat te felle reactie op Marsman's toon. - Nog een speciaal verzoek: kun je niet iets bedenken op de relatie juffr. v.d. Wall-Lucas, die, zooals het er nu staat, werkelijk wat al te toevallig aandoet? Ik bedenk zelf ook al, maar heb hier den tekst niet om op een idee te komen. Le Pari hoop ik gauw te lezen! Je opmerkingen daarover maken me erg nieuwsgierig. Gisteren ‘amuseerde’ ik me in den trein met Mes Songes que Voici van Maurois: de grootste mediocriteit, die er maar te bedenken is. Ik wou er een paar pagina's in Forum over schrijven. André Walther, p. 163: Il faut lutter continûment. - Continu et continuel existent, - continuellement oui, mais continûment? Je ne sais pas, - j'aurais besoin d'un dictionnaire... (Douloureusement, emphatique, trop espagnol - du dehors - pas d'intimité - il faut douloureusement, qui bien plus discrètement pleure. - Ik wacht maar tot het slot van dezen brief om nog eens over de panopticum-geschiedenis te beginnen. Eenerzijds zou ik er niet op willen terugkomen, anderzijds wil ik er mijn mond toch niet over houden. Dat Bouws weer zijn administrateursmond niet heeft kunnen houden en precies tegen mijn gegevens in de ‘zaak’ tot een redactioneel punt heeft gemaakt, kan mij tenslotte koud laten; het verbaast me alleen, dat je daarover nu nog nijdig wordt en zelfs mijn reactie op die stukjes daarmee min of meer gelijkstelt. Ik verwerp absoluut de gewichtigheid van dat soort secretariaatsbriefjes; zijn beroep op Maurice is gewoonweg idioot. Maar ik wil zelf deze quaestie uitboren, niet op het stuk van die panoptica zelf, maar in het algemeen. N.l.: moet ik in het vervolg, bij het ontvangen van korte polemieken van jou, mijn meening voor mij houden? Moet ik je dus in dit opzicht ‘respecteeren’, omdat je anders dadelijk een ultimatum stelt? Het zou me godsonmogelijk zijn, of de heele basis van onze vriendschap zou verdwijnen. Je hebt mij onbillijk behandeld door op mijn persoonlijke critiek te antwoorden met een (onovertuigde) intrekking en zelfs (naar Jan Greshoff mij zei) met een definitieve breuk met Panopticum (je schreef dat niet aan mij); daarmee heb je eigenlijk Bouws boven mij geprefereerd, want voor hem geldt voor alles de ‘beleefde polemiek’. (Ik laat nu daar, dat de intrekking achteraf mij pleizier doet, dat heeft er immers niet mee te maken; bovendien hebben Colmjon en Verbraeck hun holl. boekhandel zoo juist geliquideerd, maar dat doet er ook niets toe). Enfin, het geval zelf ben ik al weer volkomen vergeten; ik schrijf dit alleen met het oog op de toekomst. Nu heb ik het gevoel, dat ik bepaalde sentimenten bij je moet ontzien en dat is voor een vriendschapsrelatie een ondraaglijk gevoel. Schrijf er nog maar eens over; waarom zouden we niet tot een oplossing trachten te komen? - Beschouw om te beginnen de ingesloten stukjes nu niet als een soort verzoek om ‘tegen-controle’! Ik stuur ze je, om ze je te laten lezen; persoonlijke aanvallen komen er niet in voor, geloof ik, het is allemaal maar wat humor. En verder een schitterend nieuw document van onzen Bieling! Oase. Lees dat met ernst! Als je ze werkelijk weg wilt doen, neem ik de Wilde's graag over! Maar alleen in dat geval! Ik heb ze geen van alle. Schrijf de prijs maar. Ik zoek geregeld naar baantjes, maar heb nog geen vondst gedaan. Vanavond wordt er een ervaren ‘zoutzieder’ gevraagd, maar dat lijkt me meer iets voor Theun de Vries. De moeilijkheid zit hem in de diploma's, waar de menschen hier nu eenmaal op verzot zijn. Ik blijf echter diligent, zooals dat heet. Voel je er niet voor om, met de ev. opbrengst van erfenis en Gistoux, hier staatsexamen en rechten te doen? Het kan, met jouw intellect, in vijf of zes jaar (misschien minder) gebeuren. Een soort gekkenwerk is het wel, maar je zou je kans daarna natuurlijk vertienvoudigen. Zooals het nu staat, ben je natuurlijk van toevallige dingen afhankelijk. Maar ook daarin zijn vele mogelijkheden, dus wie weet? Nu, beste, behandel de staart van de panopt. geschiedenis met de bijgedachte, dat ik er alleen een toekomstbelang bij heb; voor de rest geloof ik alles allang. Ik ben misschien ook maniakaal, op een andere manier dan jij; ik kan niet ‘respecteeren’ zonder uitboring. Veel hart. gr. voor Bep en een hart. hand van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [23 januari 1933] Bellevue, Maandag. Beste Menno, Ingesloten de ‘querelle de cuistres’ van De Gids. Ligt het niet in jouw lijn (zijnde zelf historicus) om hier een panopticum van te maken? Ik zou het graag doen, maar het spel is voor mij uit - dit is heusch geen maniertje om het weer aan te maken; hoe dan ook, ik schrijf geen panopticums meer. Bovendien is het in dit geval beter dat jij het doet. Colenbrander lijkt me een rotzak, en ik hoop dat men het hem per eere - en andere raad aan den lijve zal doen ondervinden, maar de toon van het stuk van Van Eyck en Geyl is toch ook om bij te kotsen. Wat een ‘nationaliteit’, in de passage die ik aanstreepte! Kan je ze niet rustigweg verneuken? En als je dan weet, dat het zuiver persoonlijke rancune is - al vind ik dit op zichzelf niet zoo erg - die zich achter al die nationale hooggeleerd-en-waardigheid verschuilt. Jij, die zooveel liever het geval dan de persoon belicht, dit geval is teekenend qua nationale waardigheids- en onwaardigheidsgeklieder, en qua antipathieke sympathiekheid. Gelijk hiermee verzend ik 2 hfdstn Dumay. Arthur van Schendel vond je 2 eerste hfdstn. Hollandsch, maar frisch, vlot, goed geschreven. En hij houdt heelemaal niet van Robbers. Vind-je dit een prettige wetenschap? V. Sch. màg ons trouwens nog al, ons-van-Forum; het laatste nr. vond hij bizonder geslaagd, en hij leest onze ‘revue’ trouw. Et v'la. Laat ons de panopticum-historie nu heusch als afgedaan beschouwen (ik kom toch niet op mijn plan terug) en schrijf jij, ook voor mijn plezier, een stukje over al die historische klooten.* Een hand van je E. * Je kunt er iets van maken als pendant - en aardiger nog - van je stukje over de Rembrandt-vereering, dat ik een van je allerbeste panopticums vond. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron 24 januari 1933 24 Jan. '33 B.E. Wel erg toevallig, dat ik al voor je knipsel uit het Hbl. over het geval Colenbrander had geschreven! Naar ik hoop verneukeratief genoeg? Ik schreef het onder schriftelijk werk op school. Van Geyl en v. Eyck vind ik de affaire allerbelabberdst! Vuile concurrentie, anders niet! Dumay compleet ontvangen. Ik kon weer al je veranderingen en bloc overnemen! Ook de vermecellisoep van Lydia is er nog uit gegaan, evenals het a.s. huwelijk van den Populaire. Het toeval van mej. v.d. Wall's familieschap van Lucas hinderde me bij overlezen niet zoo erg; het kan eigenlijk best, maar als je soms een nog iets onopvallender oplossing weet, houd ik me aanbevolen. Ik ben je erg dankbaar voor het ondankbare werk aan Dumay verricht; want al die kleine dingen zijn voor mij van groot belang gebleken! Bij Greshoff las ik zoo terloops in twee nieuwe (?) verhalen van Jani, bij Stols verschenen. Ligt het aan mij, dat het net schoolopstellen lijken? Van den superieuren leerling natuurlijk. Vanmiddag kreeg ik voor Forum een groote novelle van Cola Debrot. Nog niet gelezen, ik ben wel benieuwd. hart. gr. voor jullie beiden je M. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [24 januari 1933] Bellevue, 24 Januari. Beste Menno, Hierbij een proeve van Bob over muziek. Het stuk lijkt mij heel geschikt, ook wat de keuze van onderwerp betreft; en de manier van schrijven viel mij erg mee. Trouwens, Bob spreekt, als hij wil, heel aardig; vandaar dat ik fiducie in hem had. Hij had mij gevraagd dit eerste stuk zoonodig wat op te doffen, maar je zult zien dat mijn correcties heel erg detailwerk zijn. Eén herhaling in het slot schrapte ik. Ik stem vóór, zonder eenig ‘familiezwak’. Ik denk dat Bouws er ook nogal tevreden over zal zijn... De gevarieerde kunsten in Forum, zijn ZEd.'s hartewensch. Ik hoop je gauw te lezen. Hart. groeten, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [25 januari 1933] Bellevue, Woensdagmiddag. Beste Menno, Hierbij de 2 pan. terug; dat over den boekhandel is best, dat over de professoren ook, maar ik wou dat je die ‘nationale’ flauwekul er nog even inbracht. Dat was toch het akeligste van alles, in het nobele betoog van den heer Van Eyck en dien anderen heer met den zoo ignobelen naam. - Je kunt dit stuk trouwens beter nog wat aanhouden, nu het wschl. toch pas in Maart erin kan, omdat de uitslag van de eereraad er dan misschien ook nog bij gaat. Je portret is mooi. De mond wat week-poëtisch, maar de rest uitstekend. Hawk-like and pearcing! Ik schrijf je met een verkleumde hand - ik kom zóó uit Parijs en het vriest hier afschuwelijk - let dus niet op mijn lettervorming. Hoe vriest het bij jullie wel? De Wildes stuur ik je morgen, óók de Wilde van Harris. Alles bij elkaar 7 dln. Vind je 12 fl. ervoor te veel? Die komen dan bij de 25 die nog naar Mayer gaan - maar mijn schuld is zoo groot niet meer. Over het verschil correspondeeren we nog wel; haast is er niet bij. Het is aardig van je dat je me in 5 of 6 jaar staatsexamen wilt laten doen; maar het geld en de tijd zijn er niet. Ook niet als Gistoux verkocht wordt, wat een moeilijke historie lijkt! Bovendien: in dezen tijd zou ik misschien net er niets meer aan hebben wanneer ik dat diploma veroverd had. Dumay heb je nu toch compleet gekregen? Dank voor citaat uit A. Walter. Nu zijn we aan de panopt.-geschiedenis. Jan's brief, die overigens goedbedoeld was, maakte me kregelig: jullie gaan beiden uit van het standpunt dat jouw slechte opinie over deze polemiekjes van mij, mij kwaad maakt, dat ik daarom wensch te worden ‘gespaard’. Als ik je afkeuring over andere dingen best hebben kan, dan toch zeker over deze? Wat mij hindert, is niet je afkeuring, maar het belang dat de zaak voor jou ook heeft; je vindt niet alleen mijn manier van polemiseeren verkeerd, maar het hindert je, als zooiets dan toch in Forum komt; anders schreef je er ook niet zoo uitgebreid over. En ik heb in deze kwestie nu het gevoel dat je totaal ongelijk hebt; dat de zaak uitsluitend mij aangaat, zooals ik het gevoel zou hebben dat het jou alleen aanging, als je met Buning wou polemiseeren of met wie dan ook. Jan wil dat ik Bouws ‘op zijn plaats zet’, en zoomeer. Neen, ik heb van het heele gedoe, dat deze stukjes telkens weer opwerpen, schoon mijn bekomst; het is tenslotte waar, dat de stukjes mij ter harte gaan, maar dit heb ik er niet telkens weer voor over. Vandaar mijn brief aan je uit Brussel van: ‘je vindt het natuurlijk weer niet goed, maar laat mij mijn gang gaan’. Nu ik zie dat het belang voor jou heeft, hef ik liever de heele oorzaak van dit soort wrijvingen op. Ik schreef je toch duidelijk, dat ik hierna het gevoel had uit de rubriek Panopticum te zijn ‘gedisqualificeerd’; daarmee, en met mijn bedoeling om de zaak nu werkelijk van geen belang meer te laten zijn, gaat samen dat ik daar niet meer publiceer. - Ik schreef Bouws ook, dat die rubriek nu voor mij van de baan is; zijn optreden heeft er ook schuld aan, niet omdat ik er ‘te veel eer’ aan bewijs (Greshoff) of het boven jouw reactie laat gelden (jijzelf) - maar gewoon omdat het ook deel uitmaakt van dezelfde onaangenaamheden, die deze stukjes van mij telkens weer veroorzaken. En Maurice is volkomen de 3e man tegen mij - en met z'n 3en, en ieder met z'n aparte, persoonlijke anti's, hebben jullie voor mijn gevoel ongelijk: totaal, zoo totaal als ikzelf iemand-anders ongelijk maar kan voelen. Omdat de zaak mij alleen aangaat, omdat ik, in jullie plaats, ieder ander in mijn plaats zijn gang zou laten gaan, en zonder dat het voor mij belang had. - Je idee van de vriendschap hoeft dus niet te worden aangetast; integendeel, in groote mate is het vriendschap voor jou die mij mij terug doet trekken, inplaats van toch te eischen dat de boel geplaatst wordt, zooals Jan het wilde. [Tegenover Bouws dan, en mij beroepende op een allesbehalve overtuigd ‘pro’ van jou!] Als de zaak belang heeft voor jou, dan draai ik mijn belang, in een kwestie als deze, de nek om. Wat Bouws betreft: hij stuurde mij de panopticums terug, met niets dan een los velletje erbij, waarop stond: ‘Parijs bij nacht is al gezet - B’. Hij veronderstelt nu misschien dat hij ijzig flink is geweest? Maar ik wacht op zijn volgende briefje, of ik negeer hem meteen, en zonder verdere waarschuwing, straal. Loop hierop niet vooruit; ik wil hopen dat hij achteraf blijkt het ‘reusachtig druk’ te hebben gehad. Ik heb de beide stukjes nu overgelezen en vond ze - als mijzelf ook nog een opinie in dezen veroorloofd is - allebei heel goed. Misschien niet goed wat het ‘principe’ betreft, daarin zijn we het nooit eens geweest; maar heel goed in het soort. Ik was erop voorbereid ze inderdaad nogal beroerd te vinden: ik schreef ze in Brussel tusschen de grootste rotzooi door - maar ze vielen mij werkelijk mee. En wat is een opinie in een kwestie als deze? Jan vond het eene goed, en jij het andere; Bouws vond ze allebei nogal ‘kinderachtig’. Ik kan alleen maar zeggen, dat ze bij herlezing beide aan mijn doel beantwoorden, en dat ik ze dus heel goed vind; voortreffelijk; uniek zelfs (zoolang de actualiteit er niet af is). Over 3 maanden zou ik er niets meer aan vinden, maar ik schreef je, geloof ik, al hoe de drukproeven van Tegenonderzoek mij waren tegengevallen. Zoo'n ding kan toch alleen maar aan een directe bedoeling beantwoorden, en warm blijven zoolang het duurt. - Maar jouw principe om alléén maar de ‘idee’ en zoo te vervolgen, en je tegenstanders uit te zoeken, erken ik niet - tenminste niet, waar het mij betreft! Als Coster voor een deel van Holland staat, een stukje gelocaliseerd rot-Holland is, is Heeroma, vooràl dan om zijn anonymheid, een representatief rot-christen. Maar dit geeft maar een nieuwe discussie, en we worden het toch niet eens. Het idee dat je die twee aartswinkellullen Colmjon en Verbraeck niet en passant een vlèr zou mogen geven, niet van ze spreken als van ‘twee mij onbekende boekwinkeliers’ - of dat omdat ze zooveel meer zijn (schijnt Bouws te zeggen), en omdat ze zoonet hun Hollandsch fonds hebben opgedoekt (als ik jou goed verstaan heb)! Het is werkelijk al te idioot; maar het wordt tragisch, wanneer wij er nog zulke lange brieven over moeten schrijven, en onze vriendschap erbij halen, en zoomeer. Dat tragische nu, wou ik voorgoed stop zetten. Voilà, ik geloof nu heusch uitgebreid genoeg te zijn geweest. Oase kreeg ik zelf; kreeg ik ook nog van Greshoff; dat is drie maal. Ik doe bij de Wilde's een boek van Thierry Maulnier, een eerste bundel essays. M. is de man wiens ‘revendication’ in de N.R.F. mij zoo trof. Hij is ± 23 jaar. Wil je die bundel lezen en mij zeggen wat jij ervan denkt? Tot nader. Steeds hartelijk je E. P.S. - Je kunt niet ‘respecteeren’ zonder uitboren; maar ik vraag niet om te worden gerespecteerd; voor niets, dus zeker niet voor mijn panopticums! Ik vraag je ‘er langs te gaan’, als het je niet bevalt; maar dat kon je blijkbaar ook niet. Gesteld dat wij ergens samen woonden (dat is Forum) en ik had een manier van keezen, die jou niet beviel, zou je die dan ook moeten ‘uitboren’? Of zou ik daarvoor in een ander huis moeten gaan? P.S. - Ik wou graag het stuk van mijn vriend Heeroma terug hebben, bij gelegenheid. Juffr. v.d. W's familierelatie met Lucas vind ik heelemaal niet erg - waarom er iets beters op vinden? Uit je briefk. vanmorgen bleek mij pas dat je het panopt. over V.E. en G. niet op mijn verzoek schreef! - Wat denk je van dit mopje: na al het ‘nationale’ door henzelf erbij gehaald, v.E. en G. tot nationale helden te benoemen inpl. v. Oranje, althans voor dit seizoen? - Ja? E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 27 januari 1933 R'dam, 27 Jan. '33 Beste Eddy Geheel accoord! op het punt panopticum worden we het toch niet eens, en na je brief van Woensdag ben ik daarmee ook weer volkomen verzoend. Ik begrijp je werkelijk niet precies, waar het dit kleine sectortje polemiek betreft; ik voel je argumenten wel aan, maar het zal hier nu werkelijk in laatste instantie een temperamentsquaestie zijn. Laten we dan bij gelegenheid die temperamenten maar weer eens laten botsen! Dat is ook al niet erg, al kan mijn temperament er in dezen het slechtst tegen. Mijn hang naar ‘algemeenheid’ betrekt n.l. altijd dadelijk de ‘waarheid’ en het ‘uitboren’ erin. Want je vergelijking van het keezen gaat voor mij bepaald niet op; keezen op het forum publicum lijkt mij onvereenigbaar met mijn hollandsche netheid. Maar laten we nu even flink om dit ‘incident’ lachen, dan is het voor 100% uit de weg geruimd. (wat Bouws betreft, neem hem zijn ‘zakelijkheid’ nu maar niet kwalijk; van zulke dingen heeft hij werkelijk weinig benul. Ik neem hem wel kwalijk, dat wij, Ant, Greshoff en ik, slecht bij hem gedineerd hebben, terwijl hij ons minstens een reuzenmaal had voorgespiegeld. Het was dun. Bep kookt tienmaal beter; dus ook in dit opzicht mag je je huwelijk als superieur prijzen!) Dit nummer van Forum was een puzzle, wat de samenstelling betreft; het moest gepast en gemeten worden. De heele Hendrik de Vries moest eruit, ook het stukje over 8 Mädels im Boot heb ik moeten laten liggen (de film is nog niet hier geweest, daarom is het niet erg). Enfin, er staat veel aardigs in, maar als geheel zal het niet zoo voldoen als het Jan. nummer. Ik heb het panopt. over de tyrannie zeer moeten bekorten en ergo kan ook het ‘nationale tweetal’ er niet meer bij [laten overliggen leek mij niet zoo geschikt; de zaak is nu actueel en na een maand weer vergeten.]; alles past nu precies in elkaar. Het stuk van Bob vond ik niet slecht, maar ook niet erg goed; een beetje te ‘overzichtelijk’ en te weinig ingaand op de muzikale humor zelf. Maar toch heel geschikt. De novelle van Debrot is lang niet gek, volgens mij; afgezien van een stuk of vier aarts-flauwe mopjes, die je bij het lezen zelf wel zult opmerken (ik heb hem geschreven, die in ieder geval te schrappen), vind ik het een goede satyre op de Sovjets, met een origineele humor. Ik ben benieuwd, wat jij er aan vindt. - Je hebt nu, hoop ik, ook de hoofdstukken Zieke van Greshoff gekregen? III is een overgangshoofdstuk, dat zul je wel gevoeld hebben. II lijkt mij ongetwijfeld het beste als afzonderlijk essay. De prijs van de Wilde's is best (ƒ 12). Maar Harris heb ik al! Schrijf me dus nog even, of ik hem terug moet zenden, of dat ik hem aan een ander door kan sturen of trachten aan te bieden. En doe er dan ook het preciese cijfer bij van je resteerende schuld aan Nijhoff; ik wou n.l. in Februari de rest afdoen. Het vriest hier geweldig; het huis is bijna niet te verwarmen. Ik hunker naar den zomer! Tot spoedig. Hart. gr. voor jullie beiden van je Menno Truida rijdt momenteel schaats met mej. Donkersloot, die onlangs een ijverige studie heeft gemaakt van Bep's portret. Ik ben nog altijd niet aan onze dialoog toegekomen, maar hoop op binnenkort. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [28 januari 1933] Bellevue Zaterdagmiddag. Beste Menno, Ik vind ook alles ‘best’, maar lachen om die panopticumhistorie lukt mij niet; ik heb mij teruggetrokken, en ik wil alle verdere botsingen daarmee juist vermijden, maar, of je mij begrijpt of niet, de waarheid gebiedt mij te constateeren dat ik er ‘wrok over blijf hebben in mijn ziel’. Jan Gr. schreef me een nogmaals erg goedbedoeld, maar wat superieur wegwuivend briefje, waarop ik hem nogmaals precies verteld heb wat ik van de zaak denk. Als hij er ook niets van begrijpt, vind ik het ook alweer ‘best’, maar aan duidelijkheid van mijn kant heeft het dan niet gelegen; ik kan niet nòg duidelijker zijn! Het ware begrip en de ware lach erover is voor den lezer van onze correspondentie over 50 jaar, die dan meteen ook voor zichzelf moet uitmaken wie ‘gelijk’ heeft en wie de ‘aardigste’ is geweest van ons allen in deze historie. Ik geloof dat ik een goede kans maak, en dat mijn gebrek aan lachlust (hoe vreemd je dat ook lijken mag) die kans grooter maakt. Kortom, de zaak ging mij alleen aan; in wezen althans; dat ik, voor de zooveelste en laatste maal, den strijd, of de ‘botsingen’, opgeef, hoewel ik er niet om lachen kan, vind ik het grootste bewijs van vriendschap dat in deze heele historie is vertoond, en het zou mij niet verwonderen als de lezer van over 50 jaar dat zonder eenige moeite inzag. Ik ben het niet met je eens dat die nationale historie nu vervallen moet, omdat er een paar bladzijdjes ontbraken aan dit nr. van Forum. Ik in jouw plaats had nog liever die zooveelste zang over den boekhandel geschrapt. Maar zooals ik je zei: de uitslag van den ‘eereraad’ enz. geeft je misschien nog een nieuwe actueele aanleiding voor Maart; dus doe in ieder geval dat stuk niet weg. De Wilde's komen nog - ik haal Harris er dus uit. Maar de prijs is dan maar fl. 10. + porto! Ik kreeg een enorm pak copy te bekijken, maar op alle Vestdijken zette ik ‘voor’, zonder zelfs het ms. uit de enveloppe te halen. Evenzoo op Jan's Goeree. Behalve in heel bizondere gevallen (als bv. toen over Willink) waarin Jan een vrijwel mislukte vulgarisatie uitbrulde over onze Forum-theorieën, voor mijn gevoel; en als er een keuze gemaakt moet worden (bij verzen), wil ik onze echte medewerkers niet aan proefjes onderwerpen; men weet wat men aan iemand heeft of niet. Jij zou, als je Multatuli in de redactie had, nog willen ‘nagaan’ en ‘uitboren’; ik zou, wanneer hij zijn drollen en zijn kwakjes in Forum wou zetten, nòg zeggen: ‘blindelings hoera voor de drollen en kwakjes van Multatuli!’ Dàt is ons verschil van ‘temperament’. Ik zou er zoo zeker van zijn, dat het minste kwakje van Multatuli, hoe ‘slecht’ op zichzelf ook, toch nog iets anders vertegenwoordigt dan de fraaiste novelle van F.C. Terborgh. Jij niet; jij zou je vrienden en groote mannen, uit vriendschap en bewondering wellicht, willen ‘verbeteren’, mooier maken; terwijl ik, als mensch, een vriend en een groot man integraal neem, op een heel enkele uitzondering na. Iets anders wordt het wanneer ik als bibliophiel, genieter, voor eigen gebruik, zijn werk bekijk, dan gooi ik eruit wat mij niet meer aanstaat. Maar daar heeft hij dan niets meer mee te maken. - Het werk dat ik voor jou in Dumay heb gedaan, vind ik de eenige kritiek, die tusschen vrienden werkelijk opgaat; details bij een eensgezindheid van opvatting. Maar 6 × ‘botsen’ bij een verschil van opvatting, als de vriend zelf zijn werk goed vindt, zou mij niet lukken; niet tegen jou, niet tegen Pia, gesteld dat die in de redactie zat, niet tegen Vestdijk of Marsman, niet tegen Maurice zelfs. Après tout ben ik dus misschien een slecht redacteur. Het geeft mij nu het genoegen om Vestdijk met plezier te lezen - of niet, maar met een zuiver contact van lezer tot auteur - wanneer ik hem gedrukt-en-al in Forum zie staan. Bij de anderen was ik het vrijwel overal met je eens. Bep vindt het ‘zalig, gewoon’, dat ze als het erop aankomt nòg beter kookt dan Hertha. Die Hertha is, vrees ik, a hopeless failure; zij werd speciaal gecreëerd om Bouws te strikken, met precies die illusie (in den verneukeratiefsten zin van het woord) waar hij rijp voor was. Als het erop aankomt, ben ik er zeker van dat ze even beroerd ‘coucheert’ als ze kookt en praat. En dansen kan ze natuurlijk tenslotte ook niet. Haar intellectueele en andere opvoeding rijpten haar weer net precies voor Bouws. Het is hier ook verrot koud. En iedere dag, behalve vandaag, gaan wij nu naar Parijs en werken van 12 tot 4 in de Bibliothèque Nationale aan een boek van poëtische proeven door dokters, voor Pia. Daar verdienen we dan ook een kleinigheid aan, of, als het boek ‘gaat’, dan krijgen we een aandeel in de oplaag. Niet hierover praten; anders gapt een ander het idee! (dit is half een grapje, maar half ernst; praat er liever niet over, dat is ‘veiliger’.) Verder schrijf ik besprekingen voor de N.R.C., en Bep brieven voor Het Vaderland. En de walgelijkste correspondentie, daar tusschendoor, met de Brusselsche pestmenschen. Wat er van den verkoop van het kasteel terecht moet komen, weet ik niet. Er is niet één vent bij al die rotlui, die er zich mee bemoeien, die ik half vertrouwen kan. Ik heb nu Jan van Nijlen gevraagd of hij af en toe in mijn plaats den notaris ‘controleeren’ wil, maar misschien voelt hij er niet voor, ofwel, misschien geeft dat letterlijk niets (behalve ongenoegen aan Jan v.N.) Over De Zieke schrijf ik verderop. Ik lees die 2 hoofdstkn. morgen (Zondag). Vandaag las ik 2 boekjes voor Vic; de rest van den dag wil ik besteden aan eigen overpeinzingen mitsgaders een gezellig theeuur bij de Van Schendels. De atmosfeer daar is zoo typisch gezellig en ‘voorbij’, dat ik daar alleen het gevoel heb in een wereld apart te verkeeren, die van mijn zorgen vrij is. - De kou zit me anders hevig dwars. Bep is bewonderenswaardig en 3 × zooveel waard dan ik (zonder overdrijving); enfin, ze moet mij dan ook ‘ophouden’, om de terminologie van Jany toe te passen. En wat zei juffrouw Donkersloot wel van dat tragische portret, van die actrice-met-een-verleden die mijn echtgenoote is? Was ze niet jaloersch, afschuwelijk jaloersch op die vrouw, die zich in het bezit van den felbeminden prolurk bevindt? Tusschen haakjes, mej. D. en Heeroma vinden elkaar in hun appreciatie van me: beau mariage! Zou je haar dat stuk niet laten lezen, voor je het mij terugzendt? 's Avonds. Ik heb een groot stuk van je hfdst. II gelezen, maar het oogenblik is slecht gekozen om mijn oordeel erover te vragen; ik reageer niet, ik onderga alleen. Ik ben trouwens bezig om dag aan dag te veranderen; het is te lang om te schrijven, maar het is heusch of ik nu al niet meer dezelfde ben. Wat jij de acteur in den kunstenaar noemt, begint mij tegenover mijn tegenwoordige realiteit te verlaten; laat ons hopen dat er niet een slimme burger van wordt, trots op de manier die hij nog heeft kunnen leeren om zich ook in het reëele leven (dat van ‘kop boven water houden’ en ‘behoorlijk z'n brood verdienen’) te bevestigen! Ik lijd op het oogenblik gewoon aan dàt soort waardebepaling: aan den eenen kant vind ik het gevoel afschuwelijk dat ik mij in zekere mate zal moeten verkoopen, aan den andere schaam ik mij bijna erover dat ik niet eens een kooper vinden kan, een behoorlijke althans, die iets op mij geeft. En ik zoek de fout niet in de omstandigheden, ondanks den ‘crisistijd’, maar bij mij. - Ik vind je hfdst. heel boeiend; op de eene pagina geloof ik wat je zegt, op de andere minder, maar over het algemeen onderga ik het als een vertooning; het is net of het mij al niet meer aangaat. Misschien is dit een reactietoestand van mij, veroorzaakt door al de dingen die ik nu achter mij heb, waar ik nog middenin zit en die ik vooruit voel. Maar daarom, het is beter dat ik je het ms. zonder opmerkingen terugzend. Je voordracht lijkt me uitstekend; jou volkomen waardig. Tenslotte zal ik bovendien toch nog anders staan tegenover het heele boek. Is het niet beter dat ik dit afwacht, inpl. van het bij brokken te lezen, en vooral nu? - Bep zal je misschien nog erover schrijven. Hart. groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 31 januari 1933 R'dam, 31 Jan. '33 Beste Eddy Ik kan het dan ook niet helpen, als je niet lachen wilt om de panopticumgeschiedenis; en aangezien ik zelf de realiteit van wrok ook best ken, zou ik je voor geen geld tegen je zin willen laten lachen. Beschouw dan deze quaestie als ernstig; ik aanvaard de consequentie, ook zonder beroep op den lezer van over 50 jaar. Ze is wellicht ook ernstig; een principieel verschil in gedragslijn, in vriendschapsopvatting. De belichting, die je in deze laatste brief geeft, maakt mij dat trouwens nog duidelijker. Ik kan nooit een man critiekloos als geheel aanvaarden, zelfs al is hij mijn beste vriend; voor mij vervalt daarmee zelfs een kostbaar part van de vriendschap, de onderlinge critiek, het elkaar in alle dimensies de waarheid zeggen. ‘Kwakjes en drollen’ van Multatuli blijven voor mij kwakjes en drollen, al prefereer ik daarom nog niet het beste stuk van Busken Huet. Een vriendschap, die tot een soort persoonsvergoding zou leiden (zoodra het iemands geschreven producten betreft althans) zou mij niet liggen, ik zou me onlekker voelen in een dergelijke verhouding. Bovendien is het niet waar (zooals jij zegt), ‘dat men weet wat men aan iemand heeft of niet’; er is toch zeker voortdurende verandering, waaraan zelfs de intiemste vrienden onderhevig zijn, in hun verhouding tegenover elkaar [dat is geen depreciatie van het dagelijksch op-elkaar-aan-kunnen, maar een eisch, om de verhouding voortdurend op de proef te stellen, in alle dimensies, ook in de theoretische, litteraire]. Morgen aan den dag kun jij mij betrappen op een beginnende verkalking van mijn gedachten; volgens jouw theorie zou je me dat niet meer aan mijn verstand mogen brengen, of liever: volgens de consequente doorvoering van je theorie. Nogmaals: ik kan niet inzien, dat alleen detailcritiek tusschen vrienden geoorloofd is. Vrienden moeten voortdurend bezig zijn, elkaar hun ‘waarheden’ afhandig te maken, wat is de heele zaak anders waard! Dit behoeft geen sport te zijn, integendeel het is een bijna onmerkbaar ‘Sine qua non’ van de vriendschap. Liever 6 × botsen, dan geen enkele maal. Temperamentsverschil, goed, ik leg me erbij neer; maar als ik om dat panopticum ernstig moet blijven kijken (want ik wil niet alleen lachen), is er voor mij iets, dat ik wel weg kan lachen*, voorgoed verdwenen, of beschadigd, hoe je het noemen wilt. Ik heb niets anders gedaan, dan mijn persoonlijke critiek uitgesproken over je stukje, zonder eenige pressie op de plaatsing te willen uitoefenen; jij hebt daarop gereageerd met een terugtrekken van dat stukje, waarom ik je niet gevraagd had; voor mij beteekent dat, als er hier wrok achter moet blijven, dat ik je voor laten we zeggen 10%, als een wrokkende tegenstander zou moeten beschouwen. Wat ik een onverdraaglijke gedachte vind, onvereenigbaar met den toon, waarin we tot nog toe gepraat en geschreven hebben. Ik begrijp overigens geheel je stemming. Ik zelf ben met het baantje in het leven gerold en heb nooit anders dan dat compromis gekend. Het gevoel van ‘zich te verkoopen’ heb ik niet meer, wel vaak gehad in het begin, alleen na vacanties walg ik altijd weer een week van mijn ‘ambt’. Maar zoek de schuld niet bij jezelf; als er schuld is, dan zijn het toch zeker alleen de omstandigheden, en daarmee vervalt voor mij meteen het woord schuld. - Laat ik nu ook niet reageren op je passage over de Zieke. Inderdaad, alles is op een bepaald moment litteratuur en niet meer, en ik vind momenteel zelfs de quaestie van de ‘wrok’ belangrijker dan een discussie over een essay. Ingesloten de ƒ 10 voor de Wilde's, waarvoor hartelijk dank. Schrijf nog even, hoeveel Nijhoff nog moet hebben! Zoo zijn we toch weer aan het ‘uitboren’. In godsnaam. hart. gr. voor jullie beiden je Menno * lachen wil voor mij in dit geval zeggen: de relativiteit van mijn en jouw meening erkennen, en dus de vriendschap boven een intellectueel verschil stellen! Wrok heb ik, op mijn eerewoord, in dezen niet; en ik ben heusch niet wrokloos in zulke dingen. Er ontbreekt een pagina van de Zieke! Wil je daar nog even naar kijken? Het paket kwam erg beschadigd aan, misschien is de bladzijde er uit gevallen? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Parijs, [2 februari 1933] Parijs, 2 Febr. Beste Menno, Ik schrijf je uit de Bibliotheek; vandaar dit rare papier. Gisteravond schreef ik je een brief, maar vanmorgen, doordat ik er iets onjuists in had gezet dat te maken had met een opinie van Bep, werd die brief weer verscheurd. Het komt er nu op neer dat Bep je zelf wel eens schrijven zal wat ze op het hart heeft (het gaat over mijn ‘pernicieuze invloed’ op jou, d.w.z. op geschriften van jou), en dat ik mijn deel hier nu afdoe. Maar dit deel is gering: ik geef het ‘uitboren’ nl. op. Als mijn opvatting van de vriendschap tot ‘persoonsvergoding’ leidt, dan versta ik mezelf blijkbaar niet; maar dat vind ik nu ook best. Een volgende keer over wat anders - ik behoor mezelf nu maar een paar uur per dag toe, en dan nog!... Geloof me steeds hartelijk je E. Je moet Frank Harris lezen door Hugh Kingsmill (Jonath. Cape). - Verder de heibel over Lawrence door Murry, Mrs. Carswell en nog een. Dit is een grappige man: schrijver van Chardons Nancéiens ou Prodrome d'un Catalogue des Plantes; heetend le Dr. Hussenot (1835). Onder zijn naam, op het titelblad, heeft hij gezet: ‘Qui N'est rien, Pas Même médecin; membre d'Aucune acad., corresp. d'Aucune soc savante; qui N'est Ni de la soc. royale des sciences lettres et arts de Nancy, Ni de la Soc. centr. d'agricult. de la même ville; Pas plus de la soc. d'émulation des Vosges Que de celles philomatrique de Verdun, Ou d'Aucune de celles de Metz; directeur d'Aucun jardin public ou particulier; conservateur d'Aucune collection, autre que la sienne, qui se mange des bêtes; rédacteur de Rien Du Tout; enfin, Simple Citoyen comme tout le monde, hors qu'il N'est Pas décoré.’ Hij ging door voor getikt. Wschl. was hij het ook; maar hij lijkt mij nog veel meer gedégoûteerd. Zijn voorrede luidt zoo: ‘Il n'y aura que les sots qui ne me liront pas: car mon oeuvre est plutôt philosophique et morale que botanique; je me sers de la Botanique pour éclairer la Morale, et j'emploie la Morale à perfectionner la Botanique.’ Ik doe hierbij nog een gedicht van een anderen Dokter, le Sieur Du Four, dat mij eigenaardig verwant lijkt aan de Iris van Perk. Dat Perk The Cloud van Shelley kende is zeker, maar kende hij ook dit gedicht??? Is het niet iets voor panopticum? (Stuur mij het gedicht terug.) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Parijs, [februari 1933] B.M., Wat is er eigenlijk gebeurd met de Uren met Coster? Kan je niet zorgen dat ik er een 15 exx. van hier gestuurd krijg? Is het officieel al uit? Wat doet van K.? - Kan je me telkens het nr. van de N.R.C. sturen waarin een stukje van mij staat? - ik houd er dan een voor mij (dat van jou) en stuur het bewijsnr. door aan de uitgevers. Dank. Je E. Graag de N.R.C. met Gide 1e deel erin! (van 29 Jan.) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [3 februari 1933] Bellevue. B.M. - Ik heb ook mijn boekerij hier eens goed doorgenomen en van allerlei naar de lommerd gebracht. Twee boekjes stuur ik jou per gelijke post: Une Saison en Enfer van onzen vriend Jan, en de erotische geschriften van Stendhal - dit laatste ‘onbetaalbaar’. De beide als cadeautjes. De 6 dln. Wilde + 1 deel Maulnier zal je nu wel ontvangen hebben! Schrijf me over den laatste. Je E. Dit kan nog in den brief van Bep om een postzegel uit te sparen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 3 februari 1933 R'dam, 3 Febr. '33 Beste Eddy Goed, ik geef het ‘uitboren’ ook met liefde op; voor mij is de zaak werkelijk geheel afgedaan, en ik wil best mijn part van het ongelijk hebben achter af. Het aardige boekje (hoe samengesteld?) van Jan Greshoff heb ik werkelijk met groot pleizier in bed gelezen; ik heb toevallig een aantal van dezelfde stukken in dezelfde bezetting gezien, en dan is de reactie nog meer te apprecieeren. Als ik bedenk, wat ik zelf in P.C. over zulke stukken schreef... Stendhal Erotique was mij voor een groot deel bekend, o.a. uit Souvenirs d'Egotisme. Het drukje is grappig. Ik dank je zeer voor deze aanwinsten! Laat Bep mij gauw schrijven over de door haar ontdekte ‘pernicieuze invloed’ van jou op mij! Welke? In de Zieke? Dit intrigeert me werkelijk zeer, omdat ik me maar al te zeer van dien invloed bewust ben en zelf natuurlijk moeilijk kan uitmaken, waar die heilzaam of ‘pernicieus’ is. - In ieder geval, na het aanhooren van de lezing van Jef Last ben ik nog eens voor de zooveelste maal tot de overtuiging gekomen, dat onze ‘verschillen’ miniem zijn tegenover die snert-atmosfeer; zelfs ook onze verschillen met Marsman. Over de Uren met D.C. dit. Het boek komt pas in Maart of April uit; de exemplaren voor v. Kampen en jou zijn extra gemaakt, de rest is nog niet afgedrukt. Ik wacht nu eerst maar eens af, hoe het met de aanbiedingsreis gaat. Maar in ieder geval komen er 10 exemplaren op japansch aan mijn adres; daarvan wilde ik Nijkerk en Bouws (ev. ook mijzelf) een exemplaar sturen als dank voor hun steun en de rest naar jou zenden. Minimaal zijn dat er dus 7. De mogelijkheid, om die luxe edities aan den man te brengen, is volgens v. Kampen nu toch niet groot. Waar kan ik het relletje over Lawrence vinden? Ik zou daar dolgraag meer van weten. Ik heb me er al over verbaasd, dat de brieven aan Murry door Murry zijn afgestaan; tenminste, zoo moet het toch wel gegaan zijn, hoe komt Huxley er anders aan? Licht me daarover eens in en vertel me ook, waar de rel is gepubliceerd. De zelfqualificatie van dr. Hussenot wil ik, als je geen ‘eigendomsrechten’ op de ontdekking laat gelden, graag gebruiken in het laatste hoofdstuk van den Zieke; het komt n.l. erg in mijn kraam te pas. - Enigme lijkt frappant op Perk; maar weet jij er meer van? Over de mogelijkheid b.v., dat Perk het gekend heeft? Het lijkt me bijzonder aardig, er een panopticum aan te wijden! Ik ga vanavond Vestdijk opzoeken, die aan een roman schrijft en alsmaar op zijn geruite sloffen binnenshuis blijft. Het moet langzamerhand wel een obsessie voor hem worden, denk ik. - Je Flirt in Forum overgelezen en uitstekend bevonden, in het byzonder ook het slot. Putman was een vergissing, ik geef het toe, maar het had erger gekund. Nu, tot spoedig. Hart. gr. voor jullie beiden en geef(t) spoedig inlichtingen over de pernicieuze invloeden, want daar moet ik op letten! je Menno Heeft Bep mijn brief ontvangen? Het was hier en daar erge brabbeltaal, want ik was wat naar, maar ik apprecieerde haar brief te veel, om niet dadelijk te antwoorden. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [4 februari 1933] Bellevue, Zaterdag. Beste Menno, Vanmorgen kreeg ik 2 pakken van Walschap: kleine romans, Carla en Trouwen. Ik moet die rommel lezen, en heb er heel weinig tijd voor, zoodat het wat zal duren, voor ik ze je zend. Als het eenigszins kan, is Trouwen beter dan Carla voor ons, omdat het 1o korter is, 2o niet een vervolg van elders verschenen boeken (Adelaïde, Eric). Maar ik ben er lang niet zeker van dàt het iets voor ons is, en dat Walschap zelf nog iets beteekent. Zijn Eric was veel zwakker dan Adelaïde, en die katholieke kant van hem hoort ook minder bij ons thuis. In ieder geval heeft Marsman recht op voorgaan, wanneer de fragmenten uit zijn roman, die hij bij ons publiceeren wou, goed zijn; hij heeft lang vóór Walschap ‘plaats besproken’. Zijn stuk tegen Last, maar vooral tegen De Kring, was bizonder aardig. Ik heb overigens met schamperheid geconstateerd dat onze importante secretaris in dit geval de knoop wel heeft durven doorhakken en dat panopticum geplaatst heeft zonder rondzending - althans aan mij. Ik applaudisseer; maar het gevoel dat hij verrekken kan, na die gewichtigdoenerij tegen mij, wordt er alleen wat sterker door. Het principe van elkaars copie keuren, als je samen in een redactie zit, vind ik verkeerder dan ooit (ik bedoel: het in stemming brengen, - dat wat Bouws zoo sterk maakt. Het ‘divide et impera’ van Bouws!) Ik stel voor dit radicaal af te schaffen; en ik doe het met des te meer recht omdat ik er zelf niet meer van profiteeren zal. Greshoff, Van Schendel, iedereen die ervan hoort, vindt het principe verkeerd. Als je samen in een redactie zit, neem je elkaar genoeg au sérieux om niet over elkaar te stemmen; Van Schendel zei terecht: ‘Wat betekent de opinie van 2 tegen 1, in zoo'n geval?’ Als een van de drie niet meer volwaardig is, moet hij eruit gesmeten worden, maar die pesterij van tegen-stemmen (die door Bouws tegen mij is uitgespeeld, en in zeker opzicht zelfs tegen jou, als hij het werkelijk tegen je instructies deed) vind ik nu eens ‘onverdragelijk’. - Heb je het er eigenlijk nog met hem over gehad? Waarom doet het rund zoo gepiqueerd? Heb je hem een standje gemaakt (tegen mijn zin in dan)? Ik wil mijn correspondentie in telegramstijl met hem nog wel wat voortzetten, maar het wordt toch ook weer tijd voor een redactievergadering, waarop ik sommige dingen - o.a. tegen vriend Bouws - zeggen kan. In ieder geval: als ik er niet bij ben (uit armoe), wil jij mijn voorstel wel ter sprake brengen. Het Febr.-nr. viel mij erg mee. Greshoff over Willink is heel goed geworden; het stuk over de revolutie ‘doet’ het best, lijkt mij, Dumay is in ‘topvorm’; het panopticum is voortreffelijk; alleen het fragment van Putman beschouw ik als de blamage van Forum, en als een ernstige toenadering van ons tot Felix Timmermans. De verzen van Bourbon zijn heel, heel onbeduidend, zoo bij elkaar, en heusch niet veel beter dan die van Louis van Loo. Maar deze rotte plekken worden toch, al is het nr. niet eens zoo ‘gevarieerd’, door de rest goedgemaakt. Later over iets anders; dit is een redactioneele brief. Debrot las ik, en ik ben er voor. - Hartelijke groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [5 februari 1933] Bellevue, Zondag. Beste Menno, Dank voor je antwoord dat vanmorgen kwam. De explicatie van Bep is nu ook naar je toe; gevolgd door een redactioneel epistel van mijzelf. Als je alles opspaart, kan je op het heele pakje tegelijk antwoorden. Je moet werkelijk Harris door Kingsmill lezen; het is een zeer middelmatig boek, maar met vele interessante gegevens. De rel over Lawrence begint met Son of Woman van Murry; daarop werd ‘geantwoord’ door Mrs. Carswell in The Savage Pelgrimage; daarop weer door Murry in Reminiscences of D.H. Lawrence (juist verschenen) en tegelijkertijd is er een andere juffrouw over L. losgebroken in een boek dat heet Lorenzo in Taos en dat hevig flauwekullig moet zijn. De juffrouw heet Mabel Dodge-Sterne. Dat maakt dus vier boeken! - Nu over Coster. Stuur je me niet alle Jap. exx. eerst op, om ze van handteekeningen en andere inscripties te voorzien? De exx. naar jou, Bouws en Nijkerk gaan dan van hier weer terug. Greshoff zal ook wel een ex. op Jap. willen (hij krijgt het mijne dan). Rest 6 exx. voor de verkoop (ad. fl. 10.- bv.) - Het stukje van Hussenot is geheel tot je beschikking, maar houd vooral 's mans schrijfwijze. Over Enigma en Perk maak ik een stukje voor D.G.W. - Later meer. Ik ben wat ‘krank’. Veel hartelijks van ons beiden, een hand van je E. Harris doet sterk denken aan Méral. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [7 februari 1933] Bellevue, Dinsdagmorgen. Beste Menno, Ik heb je hoofdstuk, waarin de tegenstelling voorkwam, niet gelezen, maar als je aan mij (een aanvaarden van) de banale tegenstelling ‘Fransche oppervlakkigheid tegen Duitsche diepte’ te danken hebt, dan ben ik de eerste om haro! te roepen tegen mijn invloed en je te zeggen: écrasez l'infâme. Het mag dan al zijn dat Diderot ‘oppervlakkiger’ is dan Nietzsche, maar wat maak je van de Duitsche diepte van Wassermann, Döblin en laat ons zeggen Schiller, tegen de Fransche oppervlakkigheid van Gide, Larbaud en laat ons zeggen Stendhal? Ik verlustig mij ook in een vergelijking tusschen Pascal en bv. de Duitsche 17e eeuwsche denker - o neen, toen hadden ze nog geen denkers, dus de Duitsche 18e-eeuwsche, of 19e-eeuwsche denker Schlegel. Ik wil aannemen dat Germanië meer rasechte philosofen heeft voortgebracht (van het soort, door jou en Nietzsche verfoeid), maar verder is die sage van Fransche o tegen Duitsche d toch typisch een soort conciergeswijsheid, die op hetzelfde plan staat als ‘de vrolijke, frivole lichtstad Parijs,’ de ‘geest’ van de Fransche hoeren, de Duitsche trouw van den trompetter van Säckingen, en misschien het genie van den Germaanschen regisseur Reinhardt. Enfin, ik heb het stuk niet gelezen, dit is maar een zijdelingsche reactie. Dat stuk in De Stem lijkt me heerlijk. Overtuigend voor onze theorie: dat de humbug van het hooger leven altijd met het grootste gemak op de loslijvigheid van een anonieme rasploert uitloopt. - Zou je met 3 regels niet dààrop wijzen? Of is de hooge houding hier weer het eenig-mogelijke? Wat Vic ermee te maken heeft, ontgaat me. De rest staat psychologisch op het peil van n'importe welke tramconducteur, lijkt me. Maar ik heb op het oogenblik de handen weer vol met mijn advocaat en 2 notarissen. Te lang om te vertellen; later eens misschien. Ik begin heusch menschenkennis op te doen ‘aan den lijve’ - d.w.z. ik begin dit soort menschen dat in duitendiefformules denkt en voelt, voor het eerst ècht van dichtbij mee te maken. Bep's griefje tegen die aureool van je ‘heiligen’ slaat in het bizonder op de overschatting van Harris, die een mythomaan en een leugenaar is (dat is wel duidelijk bewezen). Ik schreef je al: hij lijkt in zijn gevarieerde gaven en tegenstrijdigheden op Méral - maar energieker, zegt Bep terecht. Hoe het zij, ik ben het half met Bep eens (over Harris), maar geloof toch dat hij veel belangrijker blijft, al is het dan zonder aureool, dan zij hem ziet; voor haar is zoo iemand, mythomaan en leugenaar, meteen vrijwel ontluisterd. En door wie? Door een benepen kritischdoend ex-trawant, een meneer Kingsmill, wiens toon en stijl overal 50% beneden het slechtste van Harris zelf staan. Toch geef ik jou geen gelijk in je Harris-bewondering; maar over dit alles zouden we moeten praten. - Trouwens, hier is Bep al, protesteerend! [E.d.P. - d.R.: En ik ben tenminste behoorlijk aangekleed en niet ongeschoren!] Later meer. Hartelijke groeten van je E. Ik moet weer naar de bibliotheek! [E.d.P. - d.R.: Helaas, ik word een onbegrepen vrouw, de Mme Bovary van de blauwkousen! Ik ben het precies met Eddy over de waarde van Harris - ook over de onwaarde van Kingsmill - eens. Alleen vind ik dat het bewezen feit dat hij een mythomaan was, wel het noodige afdoet aan zijn betrouwbaarheid als documentateur-psychologique: je legt zoo de nadruk op zijn niet-verlitteratuurdheid, maar een mythomaan schrijft èn leeft verlitteratuurd, psychologisch gesproken. Voorts vind ik het feit dat hij de autobiographie I met onmiskenbaar pornografische bedoeling (expres) schreef, (zie hierover Eddy's kritiek binnenkort in N.R.C. of G. Winckel) nogal moordend voor het beeld van den man van de ‘eerlijke biecht’, de naakte persoonlijkheidsuitdrukking etc. - Afgezien daarvan is Harris toch boeiend en met aardige kanten. Met Eddy's interpretatie van jouw oppervlakte theorie ben ik het oneens. Wilde's tooneel doet mij ook erg ouderwetsch aan. Nu, nu zijn we weer mis au point voor een dag of wat! B.] Wilde was voor de ‘plots’ van zijn stukken in zijn tijd al drakerig en ouderwetsch! Alléén zijn dialoog is (en wàs zeker nog veel meer) uniek. Je zou nog kunnen vragen of de ‘Spectator’ van C. familie is van ‘De Holl. huismoeder’, die over Prutske schreef, - àls je reageert... Wie is De Lairesse??? [E.d.P. - d.R.: Ik heb gelijk over Harris, zegt E.!!] Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [8 februari 1933] Bellevue, Woensdag B.M. Ik stuur je gelijk hiermee de 2 MSS. van Walschap. Ik ben eigenlijk tegen allebei; ze hooren niet bij ons, voor mijn gevoel. Bovendien is het wel erg koekoek-éénzang. Als er een van de 2 genomen moet worden, dan wil ik liever Trouwen, omdat het geen vervolg is, en 20 blzn. korter. Hart. groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [9 februari 1933] Bellevue, 9 Febr. Beste Menno, Vergeet je niet mij de N.R.C.'s te zenden waarin stukken van mij staan? Mocht je ze niet hebben, wil je ze dan even voor mij bestellen? Ik wou hebben het literaire bijblad, of hoe dat heeten mag, van 29 Jan. en van 5 Febr. l.l. Wil je verder Bouws eraan herinneren dat ik hem om nog een nr. van Forum van Febr. gevraagd heb? Mocht hij geen ‘termen’ vinden om aan dit verzoek te voldoen, wil jij dan dat nr. aanvragen en mij zenden? Dank. Jan is hier; nogal gezellig, al zien wij hem niet zooveel, door ons eigen werk op de ‘Nationale’. Dag! ik krijg nog antwoord van je. Vergeet je deze 2 dingen niet? Hart. groeten van ons twee, de hand van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 10 februari 1933 R'dam, 10 Febr. '33 Beste Eddy Alweer eens in lang niet geschreven! Er ligt hier een heele post van je! Ik verging in allerlei bijzaken, ben n.l. solliciteerende naar een baantje in Amsterdam aan dezelfde school, waar ik mijn ‘loopbaan’ ben begonnen. Over de kansen weet ik nog niets, maar ik moest er Woensdag en Donderdag voor naar Amsterdam. Ik logeerde bij Debrot, waar ook Pijke Koch was; beide zeer geschikte kerels, zeer opgetogen over je Flirt. (zij zijn trouwens überhaupt goed te spreken over Forum en... abonné!) Koch begreep alleen niet, dat je de Sovjets zoozeer als probleem voelde, maar, dat aangenomen, vond hij het stuk superieur. - Vic besprak het in de N.R.Ct. op meewarigen toon, zooals je wel gezien zult hebben; de dilettant, de arme leek wordt voor het gericht van den specialist gebracht. Wat hij eigenlijk met die ‘kennis’ van de revolutie doet? Quaeritur. Typische ‘Verblödung’; de ‘flirt’ is volkomen au sérieux te nemen en in zoo'n stuk doet ‘kennis’ hoegenaamd niet ter zake. ‘Kennis’ schijnt hier zelfs te moeten neerkomen op een zekere welingelichte domheid, die geen directe conclusies meer mag trekken! Alleen omslachtige, met vakjargon doorspekte rapporten zijn blijkbaar ‘ter zake’. Wat een nonsens. ‘Zeichen des Originalen: dass man die Gebildeten gegen sich hat.’ Jammer, dat die rel over Lawrence zich in niet minder dan boekdeelen afspeelt. Ik zal die hier wel niet kunnen krijgen en ik verdom het om ze aan te schaffen. Tenslotte weet ik wel ongeveer, wat een Murry zich van Lawrence herinneren zal; misschien valt het mee, maar veel kan het zeker niet zijn. Maar het boek over Harris schaf ik beslist aan, zoodra ik weer tijd heb om te lezen. Ik wil eerst Maulnier lezen, en daarna een roman van Dostojewski herlezen; het lijkt me, of ik dien man altijd nog verkeerd gelezen heb. Dämonen ligt al klaar. In La Pari ben ik blijven steken; op enkele plaatsen interesseerde het me, maar het is zoo wijdloopig, dat ik vastliep. Ongetwijfeld heb je gelijk, als je mijn romanstijl met dien van Fernandez vergelijkt; maar hij is veel uitvoeriger dan ik en (vind ik zelf tenminste) erg weinig humoristisch in zijn ‘beschrijvingen’. - Marsman schreef mij, dat hij ook III en IV van Dumay verrot en Robbersiaansch, banaal en geesteloos vindt. Vera is, volgens hem, ook wel slecht, maar tenminste van eenigen rang. - Je ‘polemiek’ tegen mijn oppervlakkigheidstheorie moet ik laten voor wat zij is, want wat jij als ‘conciergeswijsheid’ brandmerkt, heb ik heelemaal niet beweerd! Ik beweer, dat de duitsche ‘diepte’ niet bestaat, dat de eenige diepte in de psychologie aan de oppervlakte kleeft en dat de Franschen dat beter weten dan de Duitschers. Wat jij me daar in de schoenen schuift, is inderdaad nog banaler dan de ‘lichtstad Parijs’! Veroordeel mij arme zondaar niet te snel! In jullie meeningsverschil inzake Harris kan ik moeilijk partijkiezen, alvorens het boek van H. gelezen te hebben. Ik meen, dat ik hem in de Zieke alleen even heb ‘geprezen’ om zijn oppervlakkigheid in het biographische genre, maar allicht laat ik dat weg, als hij tegenvalt. Dat hij veel van Méral zou hebben, lijkt mij lang niet onwaarschijnlijk; toch blijft Méral - Harris dan nog appreciabel tegenover de quasi-‘diepen’! Ik voel ook veel voor een redactievergadering. Maar hoe? Is Maurice weer van zijn overspanning bekomen? En kun jij in Brussel komen? Ik persisteer op een complete redactie, anders heeft het geen zin. Walschap ontvangen, nog niet gelezen. Erg veel hart. groeten voor jullie beiden, ook van Ant en Truida, van je Menno Jo Donkersloot heeft Janacopoulos (Ambrosia) prachtig in het Grieksch vertaald. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [11 februari 1933] Bellevue, 11 Febr. Beste Menno, Daarnet krijg ik de opgave van mijn rekening bij Nijhoff, nl. 37,50. Ik zend je hierbij de fl. 10. terug, en ik meen dat je me nog fl. 25. schuldig was; er ontbreken dan nog maar fl. 2,50 aan. Wil je die gelijk overmaken, dan ben ik van de rekening inééns af. Ik stuur je daarvoor dan nog wel het een of andere boek dat je hebben wilt; er zijn trouwens nog 3 Gides voor je opzij gelegd: L'Immoraliste, La Porte Etroite en Isabelle, in mooie uitgaven en in blauw gebonden. Ik wacht tot ik ze in de complete werken heb om ze je te sturen. Ik las eindelijk Sawinkov's Vale Paard. Een prul, of vrijwel! Hij heeft maar één boek geschreven (behalve zijn herinneringen) dat de moeite waard is: Ce qui ne fut pas. Las je dat ooit? ‘Slecht - revolutionair’! Nu, ik tijg weer ter bibliotheeke, en krijg trouwens nog véél antwoord. Prachtig was die ‘communistische’ vermaning van Vic in de N.R.C. Ik schreef hem gisteren, heet van de pan, een brief, dien ik hier insluit; maar stuur hem mij terug - het is de moeite niet. Allicht kan ik het gebruiken voor een ‘publieke reactie’ of zo, vroeger of later. Hartelijke groeten van steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [13 februari 1933] Bellevue, 13 Febr. Beste Menno, Het stukje over Donker (door Stelberg) was weer onthullend; in het panopticum van Jan, dat ik hier insluit, heb ik met zijn goedvinden nog een voetnoot daarover aangebracht. Het deed mij verder plezier te zien dat ‘men’ hier en daar ook nog met instemming mijn revolutiestuk las. Ik schreef een anderen, korteren, brief aan Vic, die vanmorgen wegging. Stuur mij de ‘eerste lezing’ terug. - Wij zijn het weer roerend eens! En wanneer zend je me het stuk van Heeroma nu terug? De Februari-Forum kwam. Rest dus nog de 2 N.R.C.'s, die ik je opgaf. - Dank voor ‘Maulnier’. Ik ben zeer benieuwd te hooren hoe jij hem vindt. Wat ik je over die diepte en oppervlakte schreef, was dus gezwam in de ruimte. Ik neem het direct aan, omdat ik je 3e hoofdstuk niet las. Marsman schreef mij ook weer over Dumay, en dat hij mijn en Bep's waardeering ervoor totaal ‘onverklaarbaar’ vond; wschl. beïnvloed door onze conceptie van jou als totaal-figuur. Maar als dit zoo was - en ik ben er zeker van dat het bij lange na niet zoo simplistisch is - dan nog was onze manier van zien niet foutief. Als roman is Dumay bovendien 6 × zoo goed als Vera, dat staat vast. Maar op zichzelf zegt dat natuurlijk niets. En dàn... Mijn stukje over Harris-Kingsmill heb je nu wschl. in de N.R.C. gelezen. - Vertaalde mej. Donkersloot Ambrosia, met het oog op Vera Janacopoulos in eigen persoon? Of was het zoomaar een kunstemotie die haar hiertoe dreef? Heb je haar al op haar verwantschap met Heeroma gewezen? Benieuwd naar wat je zeggen zult over Walschap. Ik weet nog heelemaal niet wanneer ik naar Brussel kan. Later meer, ook daarover. Hartelijke groeten van Bep en aan Ant en Truida en van je E. P.S. Slauerhoff stuurde een smaadvers in - tegen wie? - waar ik niets van begrijp. Verder wel aardige dingen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [15 februari 1933] Bellevue, 15 Febr. Beste Menno, Gelijk hiermee zend ik je aangeteekend mijn stuk over de acteurs. Het kàn in het brievennummer, maar ook eerder, wat mij betreft; voor het brievennr. nemen wij dan een echte brief van mij aan jou bv. - Ik wou in deze maanden, tot ik weet waar ik aan toe ben met Gistoux, liefst iedere maand een behoorlijke portie in Forum hebben. Dit wordt, denk ik, 9 blzn. - misschien kan het in April? Bep laat je vragen hoe die Duitsche film van Lubitsch, Trouble in Paradise, in het Fransch zou kunnen heeten, en wie erin spelen? Zij heeft ernaar gezocht, maar hier niets gevonden. Nu, ik moet weer stukjes leggen voor de krant. - Vergeet je niet die 2 N.R.C.'s en stuur je me ook het stukje over Harris op, als je dat nog hebt? Kan je de Oscar Wilde van Harris voor mij verkoopen voor fl. 2,50 bv. Zij boden mij hier in een boekwinkel 50 cts., dat is wel erg weinig voor een boek dat mij bij de fl. 10,- gekost heeft (het was toen uitverkocht). Misschien wil Bouws het wel hebben; hij vond het toen erg mooi. Maar stel jij het hem dan voor, want ik ben met hem nog steeds aan den telegramstijl. Anders Otten misschien, of Debrot? Hart. groeten van je EdP. - O neen, laat de Wilde maar; ik kan hem aan Engelman cadeau doen in ruil voor Den Tuin van Eros. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 16 februari 1933 Rotterdam, 16 Febr. '33 Beste Eddy Hierbij dan eindelijk de brief aan Vic terug. Ik weet niet, wat mij bezielt, maar ik kom niet tot briefschrijven. Van tijd tot tijd heb ik van die dagen, dat ik eigenlijk het liefst maar wat voor mij uit zit te kijken; stemming Dumay, en te denken aan de mogelijkheid om in de zomervacantie heele dagen niets te doen. Gaat voorbij. Maar ik zou in deze stemming met de beste wil van de wereld niets tegen een druif als ‘Spectator’ kunnen schrijven. Dus dan maar de ‘hooge’ houding. Panopticum van Jan vond ik best, met je niet-verzonden brief aan Vic was ik het (zooals je al bleek trouwens) volkomen eens. Hoe meer ik erover nadenk, hoe ridiculer mij die ‘deskundigheid’ toeschijnt. Gesteld, iemand weet alles van de russische revolutie (en ik ben er nog niet eens zeker van of Vic er meer van weet dan jij!) en hij is in dat weten verzopen, wat dan? Het weten is zoo iets vulgairs, merk ik steeds meer, dat een genie met 1 feit meer uitricht dan een gewone ‘weter’ met 10000. Ik zie soms wetenschapsidioten met even troeven in hun hand! Maar ze spelen ze niet op, ze knoeien er maar wat mee! - Ik ontving nog een Zijden Harnas van Boucher, als recensieex. voor Forum. Jouw initiatief? In ieder geval ben ik er blij mee, het hoort bij den Hemdenmaker, niet alleen tailleursgewijze. De quaestie Marsman-Dumay is raar. Ik heb hem nog eens geschreven. Tenslotte is het ongetwijfeld een aangelegenheid van de hiërarchie: wat is een mensch van rang? Volgens Marsman zeker niet de sigarenrookende leeraar, maar eerder de berlijnsche Vera. - Van Berlijn gesproken: ik kreeg vandaag twee brieven daarvandaan, één van Gerda en één van een oude portiersvrouw, die ik daar gekend heb. Beide met die eigenaardige hysterische nuance, die mij god doet danken, dat ik toen ‘maar’ niet getrouwd ben. Die portiersvrouw is, geloof ik, ietwat in de war, zij ziet spoken en tracht mij te gebruiken als een apostel. Het geheel is niet uit te leggen, als ik de situaties er niet allemaal bij vertel. Wat Gerda daar overigens uitvoert, ik kom er niet achter; ik denk, dat zij wel een beetje de baan op is, maar duidelijk wordt dat ook al niet. Volgens de portiersvrouw denkt zij op griezelige wijze aan den dood etc, etc. De rekening bij Nijhoff maak ik deze week in orde. Morgen krijg ik weer geld voor een lezing voor de... Dordrechtsche Vrouwenclub. Pecunia non olet, zullen we maar zeggen; het zijn alles bankjes, en ik mag mijn meening zonder eenige reserve uiten, dus... Het stuk van Heeroma stuur ik als drukwerk terug. Wim was Zondag hier, en vond je revolutiestuk alleraardigst. De N.R.Ct. zendt je de twee kranten (29 Jan., 5 Febr.) Groet ook Jan Greshoff hartelijk als hij er nog is. Ik kwam er nog niet toe, hem te schrijven, maar hij is verzekerd van mijn genegenste gevoelens! Voor jullie beiden veel hartelijks van je Menno Ik heb een complete Racine gekocht in één deel op dundruk, met uitstekend lettertype (48 francs, ed. La Pleïade) Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [16 februari 1933] Bellevue, 16 Febr. 's midd. Aanvulling. B.M. - Misschien is het aardiger om de vierde strophe te laten beginnen met een authentieke regel uit het Wilhelmus, en Clio (den Prins wellicht minder vertrouwd) te laten vervallen. De 4 eerste regels v/die strophe worden dan bv.: Oorlof mijn arme schapen, Ick stijg weer van u heen: Om ses gheschied-satrapen Soo commert U gheen been. Maar je zou bij ‘ses’ dan een sterretje moeten zetten en in een voetnoot bv.: ‘Zou de Prins doelen op de 3 geleerden die met elkaar in strijd geraakten en de 3 die tot richten werden genood’? Hart. groeten van je E. Hier is nog een derde lezing: Oorlof mijn arme schapen, Ick laet weer mijn verleen Voor wie hun faem zich schrapen Daeruit, de gift is cleen. Lees het in het verband met de rest; misschien is dit dan nog het beste. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [18 februari 1933] Bellevue, Zaterdagmorgen. B.M. Je zult denken dat ik stapel geworden ben, maar er moet nòg een verandering gemaakt worden; in de 2e regel van str. 2 heb ik ‘armsaeligh’ laten staan; dit moet gespeld worden: ‘armsalich’. Ik heb nl. het Wilhelmus nog eens goed aangekeken; mijn eerste spelling was een reminiscentie in het algemeen. Wil je dit nog even veranderen? Dank; en lach me maar niet te hard uit! Het is jammer dat je me de verhalen niet kunt doen die bij de Duitsche missives behoorden. Ik bracht gister een ‘vrije dag’ door met het in orde brengen van mijn 4e bundel ‘essays’. De opdracht aan Bouws is geschrapt, de titel Panopt. en Forum vervangen in De Smalle Mensch. De polemieken uit Panopticum beslaan 2 groote hoofdstukken, hierin heb ik ook de ‘geweigerde’ stukken ondergebracht, de 2 laatste en het vers op Borel. Misschien doe ik later nog een hfdst. erin, bevattende een bloemlezing (stukken en brokken) uit mijn tegenwoordige koeliewerk. - Over een tijdje is Van Kampen misschien toch wel bereid deze bundel uit te geven, al is het geen roman. - Stuur je de 10 Costers nog? Hart. groeten, ook aan Ant en Truida, en van Bep, - je E. Dank voor de Heeroma, die vrij behoorlijk aankwam. Als je me mijn 2 brieven stuurt over Valmont, kan ik er zelf wel iets van maken voor het brievennummer. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [18 februari 1933] Bellevue, Zaterdagmiddag. Beste Menno, Uit de dingetjes die ik nog op mijn briefkaart krabbelde, kan je gemerkt hebben dat ik weer een rage van werken doormaak, d.w.z. van ‘voor plezier werken’. Ik heb nl. voor eenigen tijd afgedaan met de Nationale (in Maart begint het weer) en voor Vic kan ik ook niet steeds-door stukjes leggen. - Morgen begin ik serieus aan Lawrence, d.w.z. aan zijn brieven, en de boeken van die verschillende menschen over hem; verder lees ik dan zijn Apocalypse, zijn brochure over obsceniteit en pornografie, enz. Dat kan een goed stuk worden voor Forum, van bv. een blz. of 15. Maar wanneer kan dit alles geplaatst worden? Kan jij het met Bouws zoo schikken, dat tot Juni bv. iedere maand een flink stuk van mij (minstens een vel) in Forum komt? Het zou mij reusachtig helpen, vooral in deze onzekere tijden. In Juni weet ik wel weer waar ik aan toe ben, en moet ik òf Gistoux verkocht hebben òf iets anders erop gevonden hebben, coûte que coûte. Dit leven op deze ‘voorwaardelijke’ manier is natuurlijk niet langer dan een paar maanden houdbaar. In Juni is dan ook het balonnetje dat ik met Pia op wil laten, misschien serieus opgegaan. Kan jij dus rekening houden met ongeveer het volgende program: Maart, De Smalle Mensch (dat is beklonken); April, Acteurs of Lawrence; Mei, Lawrence of Acteurs; Juni, misschien het essay over de persoonlijke moed, dat ik nog steeds schrijven zou. Juli, dan desnoods niets, of wat kritiekjes; Augustus, in het brievennummer een groote brief aan jou, naar aanleiding van Les Liaisons D.; als je me mijn brieven daarover zendt (zooals ik al schreef), maak ik er één groote brief van, met wegwerking van alle matrozentaal, en met bijvoeging van andere dingen. Wat vind je daarvan? Misschien is dit toch aardiger dan dat gesprek, waar jij maar niet toe komt. Wil je daarentegen dat gesprek hebben, zend mij dan mijn brieven plus wat ik uit de jouwe overschreef; dan maak ik er dat gesprek van. Dat kan dan in Juli, en voor Aug. nemen we dan een andere brief van mij, bv. aan Greshoff. - Schrijf hier precies over wat je denkt en zelf het liefste hebt. Ik zou het prettig vinden als tusschen jou en mij een programma werd opgemaakt, waar ik mij stipt aan te houden heb. Maar dan moet Bouws niet de boel kunnen derangeeren met zijn olifantspooten en zijn officieele zwaargewicht. Ik heb hier een boekje van Van Collem, dat ik liever niet bespreek, maar dat voor Forum werd aangevraagd. Misschien kan Vestdijk er wel een stukje aan wijden, maar dan niet te groot: 2 of 3 blzn. hoogstens. Wil je het hem vragen, als je hem ziet? Zal ik jou het boekje vast zenden? Iets anders is Java door Brom. Dat moet ik wel bespreken: 4 à 5 blzn.; maar dat kan tusschen de rest door. - In Juni is Dumay klaar; in Augustus wordt het heele nummer aan brieven gewijd; in Juli kunnen we dus niet een nieuwe roman beginnen. Wanneer wou je Reinald Godius er dan in doen? In September-October? Of het eerste stuk samen met het laatste van Dumay en het tweede in Juli? - In dat geval vervalt voor Juni het essay over persoonlijke moed (dat trouwens niet de minste haast heeft) en is Juli (ook zonder kritiekjes) voor mij vol. Het essay komt dan in September of October. - Lees deze brief met zorg na en maak jij voor mij het programma, netjes met de maanden voorop! - Hierbij ter belooning iets moois, dat je niet weg mag gooien. Hartelijke groeten van je E. P.S. - Ik wacht met spanning op je uitspraak inzake acteurs en prins. Als je direct geantwoord hebt, kan je brief er straks zijn, over punt 1 tenminste. Gewacht - neen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 18 februari 1933 Rotterdam 18 Febr. '33 Beste Eddy Mijn blocnote is op, dus ziehier een brief op Forumpapier. Ik heb ontvangen: je panopticum (pardon, dat van Willem van Oranje), dat ik zeer geslaagd vind, en je stuk over de acteurs, dat excellent is! Met enorm entrain geschreven, nergens te lang, in één woord: weer du meilleur d.P. Het zal mij overigens, bij het verschijnen van den Zieke, wel weer de beschuldiging van d.P.-epigonisme doen oplopen, hoewel de coïncidentie louter en alleen uit onze gesprekken voortkomt! Maar enfin, laat dit soort ‘drekschedels’, zooals Greshoff ze noemt, praten. Het stuk is prachtig en er lijkt mij (van verstandige zijde) niet veel tegen te zeggen. Ik zelf ben het alleen al door de empirie met je eens: Laseur, Charlotte Köhler etc. etc. Nu een belangrijke (gegeven: Saturnus niet meegerekend) quaestie. Bouws vindt n.l. het stuk van Bob erg slecht, en hij heeft nu bericht van Maurice, dat die het met hem eens is. Ik moet bekennen, dat mijn pro zeer slap is geweest en zelfs de mogelijkheid openlaten, dat ik door het feit, dat Bob het geschreven had, nog beïnvloed geweest kan zijn. Vermoedelijk heeft Bouws gelijk (ik zou het stuk moeten overlezen) en hebben wij nu eens tegenover hem ongelijk. Bouws zegt (en het komt mij voor niet zonder grond), dat het artikel niet meer dan een inlichtend karakter heeft en voor Forum geen enkele beteekenis heeft. Neem aan, dat wij te oppervlakkig geoordeeld hebben (ben jij zelf zeker van een onrechtmatige voorkeur door de omstandigheid, dat je Bob een aardige vent vindt? ik niet), dan acht ik het niet gemotiveerd, om Bouws en Maurice in dezen zoo maar door onze formeele meerderheid te overtroeven; vooral, waar mijn voor al heel zwak was en het jouwe, geloof ik, ook niet geweldig overtuigd. Maar dit is perslot van rekening maar één van de vele dingen, die nu een redactievergadering absoluut noodzakelijk maken. Het is bovendien toch ook te gek, dat jij en Bouws elkaar nog maar voortdurend ‘telegrafeeren’; die zaak moet worden uitgepraat, desnoods uitgebekt, maar al dat geschrijf vertroebelt de situatie. Bouws zal nu Maandag Zijlstra om een credietje vragen voor jouw en onze reiskosten, zoodat we in Brussel bij elkaar kunnen komen. Maurice is er nu weer, dus een zakelijk beletsel is er niet meer. Ik doe hier trouwens niets anders dan je eigen wensch vertolken, meen ik. Spoedig dus nader nieuws over voor ons mogelijke week-ends, die we dan met jouw mogelijke kunnen vergelijken. Het is bepaald hard noodig, dat we er een halve dag voor nemen om schoon schip te maken, ev. met Jan Greshoff in de buurt als ambulance. Ben je het hier mee eens? Nog altijd ben ik niet aan Walschap toegekomen. Misschien heb ik vanmiddag tijd. Eergisteren de neger van Lier weer eens gesproken; hij is nog eenigszins oud en wijs, maar aardig. Tot spoedig meer! Hart. gr. voor jullie beiden en de hand van je Menno Trouble in Paradise is een amerikaansche film; hij heet in het holl. De familie Adam en Eva, in het fransch, keine Ahnung! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [19 februari 1933] Na de zouteloosheden in toneelvorm waartoe de idealist Donker zich wist op te werken, bracht het Februari-nummer van De Stem, als reactie tegen ons, de onvermomde loslijvigheid van een anoniemen, of liever pseudoniemen lafbek [abruti, of wat je wilt! of ‘Spectator’ dit in verband met van Effen, als je die erbij houdt.], die ons verder niet aangaat; van wien het ons zelfs niet interesseert of hij nog familie kan zijn van Justus van Effen of de Hollandsche huisvrouw die eens zulk roerend proza over Prutske bijdroeg; op wiens manifestatie wij alleen willen wijzen in verband met de Charitas, het Hooger Leven en de andere verhevenheden van het nu zoo rijkelijk bevuilde orgaan en de tijdschriftleiderswaardigheid van den heer Coster. De meest elementaire begrippen omtrent eerlijkheid en lafheid hadden ons weerhouden een zoodanig stuk te plaatsen. Waarvan acte. (Red. Forum.) Zondag. Beste Menno, Vind je het niet goed om - met het oog op het publiek - bovenstaande regelen onderaan Forum te zetten? Laatste bladzij, allerlaatste aanteekening. Ben je het er niet mee eens, verscheur het dan. Mij lijkt het, ‘politiek’ gezien, niet overbodig. Maar ik stel het op voor de redactie (Maurice telt nu eenmaal niet mee, uit) en niet voor mij persoonlijk. Je kan alles erin veranderen wat je wilt. Typ het dan even over, en neem hieruit alleen wat je goed lijkt. H. gr. je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [20 februari 1933] Bellevue, Maandag. Beste Menno, Vanmorgen kwam eindelijk je brief. Ik ben blij dat je beide inzendingen zoo goed vindt. Dat gevaar van ‘plagiaat’ tusschen jou en mij is niet groot, want wat jij van de acteurs schreef in De Zieke is toch heel anders; maar ‘das Zweite’ en de ‘infames’ zijn van jou; die kan ik er misschien nog wel uitwerken. Zeker het laatste; het eerste hèb ik al eens gebruikt. Het stukje over Bob daarentegen vind ik weer zeer pijnlijk; vooral omdat het alweer zoo'n totaal ònbelangrijke historie is, die opgeblazen wordt tot iets van veel belang. Ik schreef Bouws onlangs om Bob dat stuk terug te sturen; hij antwoordde dat hij het ‘stuk van mijn zwager eerst aan jou terug zou zenden, omdat jij erom gevraagd had’. Dit lijkt mij, na wat je me nu zegt, een zeer incomplete en onjuiste voorstelling. Ik vind het, afgescheiden van alles, hoogst onaangenaam om Bob, aan wien ik nu zoowat een maand geleden (?) schreef dat jij ook vóór het stuk was en dat het dus opgenomen zou worden, te moeten zeggen dat je je bedacht hebt en dat het nu neen is. Bovendien weet ik niet zeker of Bouws, die zoo ostentatief ‘je zwager’ schrijft, hier niet een prettig gevalletje aan beleeft. Ik vind Bob heel geschikt, maar heb hem gevraagd om iets voor ons te schrijven, geheel buiten die geschiktvinderij om; ik dacht dat het aardig zou zijn als wij ook een ‘jonge’ musicus hadden, buiten den onvermijdelijken, en naar iedereen zegt onmogelijken, Pijper. Dat een musicus, wiens waarde op een ander terrein ligt, niet voortreffelijk schrijft, is het minste; zijn meening wordt dan toch nog gesteund door zijn verdere ‘waarde’. Het stuk van Bob is helder en niet slecht geschreven, hij geeft er een opinie in, die hij verantwoordt, en slechter dan het stuk van Van Uytvanck over de schildersintelligentie kan ik het met de beste wil van de wereld niet vinden. Ik vind dat Bouws wel erg veel invloed krijgt bij ons, en zijn manier van op Maurice te werken begint mij op de zenuwen te gaan. Anderzijds is deze kwestie extra-delicaat voor mij omdat Bob nu eenmaal mijn zwager is. Ik laat dus de zaak geheel aan jou over, maar blijf pertinent voor stemmen. Wordt het stuk dus geweigerd, dan blijft mij de prettige taak om Bob daarvan op de hoogte te stellen, tegen mijn vorige beweringen in. (Prettig, vnl. als Forum-representant!) Maar nogmaals: je hebt nu alle gegevens, stel jij zelf maar voor wat er gedaan moet worden. We hebben nu dus, officieel: Maurice tegen, ik voor, advies Bouws tegen, Menno ‘onzeker’. Ik wil best naar Brussel komen voor die vergadering, maar de ‘opluchting’ die jij verwacht, komt toch niet. Mijn gevoelen over Bouws verandert niet meer, en Maurice vind ik tenslotte ook zeer matig. Je moet maar eens van Greshoff hooren op welke gearriveerde manier hij verontwaardigd is over Greshoff's volkomen juiste restricties inzake de Van de Woestijnehuldiging. Een ‘beste kerel’, maar ook een arrivé. Bouws, een ‘beste kerel’, maar tenslotte een onuitstaanbare platvoet. Voilà. Begin Januari '33 ga ik bovendien toch vast uit Forum, ik verzeker je dat dit aan de vriendschap tusschen jou en mij geen haar verminderen kan, eerder geloofde ik nog het tegendeel! Mijn éénige serieuze voorstel is: het niet meer in stemming brengen van werk van redacteurs; jullie zullen daar wel niet mee accoord gaan, en Bouws zeker niet. Dus dan kwakkelen we zóó voort, tot eind December (voor zoover mij betreft), daarna ben ik simpel medewerker van Forum en heb met deze kwesties niets te maken, dan wordt er gewoon over mij beslist.Ik schrijf je nu niet meer, voordat je ook op dezen brief geantwoord hebt, anders schrijven we telkens langs elkaar heen. Neem dus al mijn correspondentie door, sinds den laatst beantwoorden brief tot-en-met dezen; als ik dàt antwoord van je heb - als het snel gaat, is het over 4 dagen - zijn we weer ‘op orde’. Met hartelijke groeten, je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron 20 februari 1933 20 Febr. '33 Beste Eddy Diverse zendingen van je ontvangen, ook de mooie koperroode dame; zooiets had ik me juist voor Marie gedacht, als hallucinatie! Dank! Of het Wilhelmus op de eerste pagina kan, weet ik niet. Het Maartnummer zal n.l. wel weer onhandelbaar worden. De zaak is, als gewoonlijk, dat wij veel te veel schrijven; en die godvergeten Dumay, die al maar door moet loopen! Ik beheersch me al zooveel mogelijk, maar een panopticum op Eikenboom (bijgaand) kon ik toch ook niet verzuimen. Loopt het nu zoo, dat het met de pagineering om een bladzij gaat, dan zal het er wel van afhangen, of het Wilhelmus voor- of achterin (kleine letter) komt. Ik zal het eerste probeeren. Maar het is een verduivelde toer, dat gecomponeer. En dus: hoe kan ik nu al een bindende afspraak maken over de plaatsing van je stukken? Natuurlijk zorg ik wel, dat alles er zoo gauw mogelijk in komt; maar we zitten met massa's Vestdijk, Debrot etc. etc. Bovendien annonceert Greshoff juist een nieuwe roman van Elsschot, Kaas*, die hij ons aanbiedt. Je ziet dus wel, dat het hoogst noodzakelijk wordt, persoonlijk te compareeren! Er zit eenvoudig niet anders op. Ook om de lucht tusschen jou en Bouws te zuiveren; dat verdomde getelegrafeer vind ik ronduit belachelijk, na zooveel dagen tijdsverloop. Bek het en hem uit, maar laat het dan ook uit zijn. Dit heeft niets te maken met mijn waarlijk nogal geringe appreciatie van onzen secretaris, maar alleen met mijn hevige afkeer van verduurzaamde rellen. Zoo kwaad is B. tenslotte ook niet; hij is alleen walgelijk ijdel, dat blijkt steeds meer. Laten we die affaire in vredesnaam even uit de wereld praten. Wat de Liaisons betreft: uitstekend, maak er een brief van aan mij, zooals het geval dus ook was ongeveer. Ik heb n.l. voortdurend op een goede vorm zitten peinzen, maar ik vond geen reden, om mijzelf in dezen als gelijkwaardige tegenstander naar voren te brengen, waar het gros van de ideeën van jou afkomstig was. Hierbij zend ik je dus de betreffende brieven en ook mijn opmerkingen, die je voor me overschreef. Veronderstel vooral, als je de brief omwerkt, dat de meeste menschen hier even feitelijk op de hoogte moeten worden gebracht van de situatie Valmont-Merteuil! Ik las het eerste hoofdstuk van Maulnier. Bijzonder goed, vind ik, geen woord te veel, en in de roos geschoten! De rest lees ik zeker ook, maar ik heb zoo ontzettend weinig tijd, omdat ik ook nog schrijven wil en momenteel de school weer eens slecht verdraag. Een collega heeft een stuk tegen mij (in ‘bedekte toespelingen’) in het leerarenblaadje geschreven; en zulk soort dingen zijn vervelend, als je een sollicitatie hebt loopen. Vondel komt er natuurlijk weer aan te pas. Enfin, ik moet op zulke aanvallen van idioten voorbereid zijn en me prepareeren op een eeuwig verblijf in Rotterdam; als ze me daar tenminste ook niet een keer naar de deur verwijzen, maar daarvoor is gelukkig veel noodig. Ik spits me op de ontvangst van je essay over den acteur! Dat kan goed worden, want zooiets heeft men hier nog nooit verteld, geloof ik. En toch is het allemaal zoo ongelooflijk duidelijk... als je er eenmaal oog voor hebt. Hieraan schijnt het de meeste menschen wel volkomen te ontbreken. Het eerste (relatief) goede stuk over het Démasqué, dat ik gelezen heb, is van een jezuïet, pater van Heugten; het stond in Boekenschouw en was merkwaardig juist, ofschoon katholiek. Ik heb het niet, anders zou ik het je sturen; de man raadt n.l. (als consequentie van het Démasqué) aan welk boek ik nu bezig moet zijn: Het Démasqué der Intelligentie. hart. gr. voor jullie beiden van je Menno * in 14 dagen geschreven, na onze ontmoeting in Antwerpen! is die roode dame niet lady Macbeth? Ik herinner me zooiets. Je brieven over Liaisons graag later weer terug! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [22 februari 1933] Bellevue, Woensdagmorgen. Beste Menno, Dank voor de brieven; ik zal probeeren er iets van te maken, ofschoon zij mij niet meevallen, nu ik ze hier heb. En wat een last om al die termen weer fesoendelijk te krijgen! Stuur me in elk geval nog even de brief over de ontmaagding erbij, die hieraan voorafgaat. Je krijgt later alles terug, en zelfs binnenkort. Over Bouws schreef ik je al. Ik voel er niets meer voor om te ‘bekken’! Hij is nu ook in mijn gevoel ‘geklasseerd’. Een beste secretaris; verder nix meer, tenminste voor mij. Je panopt. over die officieren is maar zoo half waar, lijkt mij, dat ik het er eigenlijk heelemaal mee oneens ben. Vooral voor menschen die er hun vak van gemaakt hebben, is de Van Speyck-houding toch altijd nog beter (en zelfs sympathieker) dan die van M'Aarsbergen. Maar jij wilt de helden van ‘De Witte’ te lijf, alzoo... Ik vind het overigens best. Ik zou anders een panopticumpje over officieren kunnen schrijven, waar de jou sympathieke schijtlaarzen bekaaid van af zouden komen, - zonder me te beroepen overigens op hh. Van Sandick en Van Nouhuys, ‘De Witte’ en de heroïek der ingezonden stukken. Jammer dat het programma weer mislukt. Maar als de copy zóó rijkvloedig wordt... - Bravo voor Elsschot! Ik had graag het Wilhelmus wèl voorop; zooals ik nu ook aan Bouws schreef. Laat mijn panopt. Parijs bij nacht dan maar weer een maand wachten (d.i. 2 blzn.) en Mária Lécina kan (met een voetnoot) ook naar April. Dit alles schreef ik Bouws reeds. Kan het Wilhelmus er dan tòch niet in, op de manier door mij aangegeven - ik wou er nl. onze ‘Oranje-hulde’ van maken en niet een panopticum! - stuur het mij dan direct terug, dan stuur ik het naar de bladen. Die roodharige dame is Lady Macbeth. (Ik meen zelfs: door den man ‘who painted as if he never saw a pair of buttocks in the whole of his life’; maar in de armen heeft hij zich hier ‘gerevancheerd’!) Die leeraar verdiende physiek gekastijd te worden. Antwoord je, of mag dat niet? - Pater van Heugten schreef ook het fraais, dat ik hierbij insluit. Dirk Coster onaantastbaar als maker van 2 bloemlezingen; het teekent des paters intelligentie! Ik geef er dan geen duit voor. En de rest; in dien walgelijk - dierbaren toon! Trek om dien man te schrijven dat ik geld noodig heb en voor 500 pop (door hem gegarandeerd) hem 2 bloemlezingen zal bezorgen binnen 2 maanden, mèt een ‘dichterrevue’, en minstens even goed als die van Coster. Enfin, het is eigenlijk al net zoo vleiend als die verdediging van Den Doolaard - stel je voor dat je zóóveel proza gedirkt hebt, in eindelooze scheuten, om alleen voor je bloemlezerij taboe verklaard te worden! Kan jij eventueel niet een klein stukje schrijven over deze mentaliteit (met dit als één voorbeeld; er zijn er wel meer te vinden). En die senieliteit van Forum en zoo - moet daar nooit op geantwoord worden? Slauerhoff stuurde mij 2 verhalen, die ik wel goed vind en even opknap, alvorens ze aan Bouws te zenden. Het stukje van juffr. Donkersloot zond ik gisteren aan jou terug, als papiers d'affaires. - Er was verder een stuk tegen mijn ‘flirt’, van dien mijnheer Gans. Daar de man in Parijs woont, heb ik hem zijn stuk teruggezonden, met den raad te wachten tot ook De Smalle Mensch verschenen zou zijn. Het stuk was vrij beroerd geschreven, maar van communistischen aard zijnde, niet erg bête, en vooral wel sympathiek. Als hij het bijwerkt - en trouwens ook zóó - ben ik voor opname; mits met een bladzij van mij als antwoord achteraan. Maar laat nu eerst maar zien wat de man doet; ik verwacht een brief van hem. - Ik stuur je vandaag dit alles maar weer op, met het oog op die Wilhelmus-historie, die haast heeft. Maar je hoeft hierop niet meer te antwoorden, omdat alles antwoord van mij is. Hart. groeten van steeds je E. Het stuk van den jezuïet graag terug. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron 23 februari 1933 23 Febr. '33 Beste Eddy Over het stuk van Bob, dat ik nu herlezen heb, het volgende. Het is (volgens mijn opinie) werkelijk niet erg goed, maar wel plaatsbaar, als tegen het eind een meer principieele uiteenzetting volgt. Het is zoo al te zeer ‘inlichtingendienst’, en tegen het slot wordt de lezer vrijwel in de steek gelaten. Zal ik het stuk nu aan Bob terugzenden, met een briefje van mij erbij, waarin het verzoek om het stuk vooral principieeler te redigeeren? Zoo ongeveer als het stuk van Valentijn, dat ik qualitatief beter vind, absoluut. Maurice blijkt achteraf (wat ik verkeerd begrepen had) vrijwel ‘kleurloos’ te zijn in dezen. Bouws zal je wel geschreven hebben over den datum van de redactievergadering; 12 Maart, wat mij aangaat, schikt uitstekend. Die vergadering is noodig, en er zal het een en ander verteld moeten worden. Ik houd me er overigens van overtuigd, dat een oplappen van de verschillen tusschen jou en Bouws (ev. ook tusschen jou en Maurice) niet meer mogelijk is. Zelfs (maar dit zuiver en alleen als tijdschriftredacteuren!): tusschen jou en mij niet meer. Ik zal je standpunt inzake de panoptica en daarmee de polemiek nooit kunnen deelen, en ‘uitboren’ is mislukt, dus... Daarom heb ik me langzamerhand gewend aan de gedachte, dat je er volgend jaar uitgaat, en zelfs dat ik eventueel doorga. Vroeger kon ik mij een dergelijke scheiding nog niet goed anders denken dan als een breuk in de vriendschap. Ik zie het nu anders. Op den duur zouden wij door al die kleine geschilpunten in redactioneele zaken niet vrij kunnen blijven van allerlei even kleine verbitteringen, die we tenslotte beter kunnen vermijden. O.a. is het mij onaangenaam, in zooveel gevallen formeel de partij van Bouws te moeten kiezen, terwijl mijn motieven veel meer aan de jouwe verwant zijn. Daartoe schijnt het ‘revue-directeurschap’ nu eenmaal te moeten leiden. Het eenige ‘pand’, dat je me zult moeten achterlaten, is de belofte van je medewerkerschap! Voor de rest: ik wacht het eind van het jaar maar eens af. Als Zijlstra contractueel verder wil gaan (hij kan in 1934 ophouden), is het ongetwijfeld jammer, deze publicatiemogelijkheid zoomaar prijs te geven. - Als het eenigszins kan, ben ik echter voor een behoorlijke afwerking van dezen jaargang met de oude compagnons, ook al is hun front ietwat kaduuk. Daarom moet de vergadering maar bij Jan Greshoff zijn, vind ik; hij heeft ambulance qualiteiten. De houding van Maurice tegen hem is overigens niet anders dan als klooterig te definieeren. Zoo iemand schijnt zichzelf niet meer zonder hooge hoed te kunnen zien. Ik blijf er tegen, om op de spectator te reageeren. Juist deze gemoedelijke ‘drekschedels’ (om een woord van Greshoff te gebruiken) kan men alleen of door een uitgezochte hatelijkheid beantwoorden of doodzwijgen. Verdenk mij nu maar niet van ‘hoogheid’; ik heb dien spectator niet eens gevoeld. En wat het publiek ervan denkt, laat me volkomen koud. Willen zij die gijn apprecieeren, dan moeten ze hun gang gaan; ze zijn dan eenvoudig niet mijn publiek. Maar laten we niet weer beginnen; hierover worden we het niet eens. Met moeite je Smalle Mensch in dit nummer gewrongen; maar het ging net, en ook het Wilhelmus komt op pag. 1. Het komt mooi uit met de tot razernij gestegen liefde voor den Vader des Vaderlands. Er zijn zelfs twee concurreerende tooneelstukken! Ik wacht nu op je antwoord om aan Bob te schrijven. Natuurlijk neem ik in dezen alle schuld op me, als er schuld moet zijn; maar het zal, hoop ik, zoo wel losloopen. Hart. gr. voor jullie beiden en een hart. hand van je Menno N.B. Ik heb een complete Shakespeare. Dus houd ik me daar maar bij. Ἰϰ Ϝιστ νιετ, δατ ἰε γρίεϰσγἑ λεττερς ϰενδε! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [25 februari 1933] Bellevue, 25 Februari. Beste Menno, Veel dank voor je laatste uiteenzettingen; veel dank werkelijk, omdat ik 1o hierop precies en ‘zakelijk’ kan antwoorden; 2o een opluchting heb, dat we eindelijk, ook practisch, weer ‘bij’ zijn! Allereerst dan dit: ik schreef Bouws dat ik voor zaken eind Febr. of begin Maart in Br. moest zijn en daarom liever vóór 12 Maart vergader. Kan dit nog zoo geschikt worden, graag. - Verder, je opmerkingen over uitbekken, een-en-ander zèggen, ambulance-qualiteiten van Jan, etc. zijn werkelijk erg ver van mijn bedoelingen. Tegenover jou wil ik mij graag compleet uitspreken, tegen de redactievergadering hoogstens een paar punten afdoen. Wat ik van Bouws en Maurice denk, weet je nu. Overigens beide beste kerels (dit meen ik ook). Maar flap-drollen, die rond de 30 niet de humbug juist hebben leeren inzien van literatuurambtenarijtjes, maar die er meer en meer van smullen. Terwijl ik met den dag voel, dat alles even bête en ‘de moeite niet waard’ is. Formeel komt alles dus gewoon hierop neer: het divide et impera van Bouws lust ik niet meer, de contrôle op elkaar, als mederedacteuren, die ik nooit verdragen heb, lijkt mij steeds ridiculer (en in dit geval kan het gevoelen van een zoo wijs en bedaard man als Arthur v. Sch. mij ‘steunen’), en kort en goed, als mederedacteur pas ik daar verder voor, als dit in kracht blijft. Dat in bepaalde gevallen, bij heele hooge uitzondering, van dat recht van contrôle gebruik wordt gemaakt - als bv. ingeval van pornografie - is best; anders is het een paskwil. En van het begin af heb ik telkens onaangenaamheden op dit gebied gehad; eerst formeel, dan half formeel, en met Bouws als éminence grise (of bezoldigde schijtlaars van Zijlstra, qu'importe) achter de schermen. Dat jij schrijven kunt: ‘ik moet hem formeel gelijk geven, terwijl mijn motieven aan jouw kant staan’, begrijp ik gewoon niet. Voor mij zou zoo'n scheiding geen oogenblik kunnen bestaan. Al had je voor mijn gevoel het grootste ongelijk, dan nog zou ik totaal aan jouw kant staan tegenover het divide et impera van het rund Bouws. Maar ook dit is dan een verschil tusschen jou en mij. Als ik één ‘gravité’ als ridicule beschouw, dan vóór alles die van dergelijke ‘formeel’-heden. Maar je slaat zelf den spijker op de kop: ‘Daartoe schijnt het ‘revuedirecteurschap’ nu eenmaal te moeten leiden’. - Alzoo: jij hebt het er voor over; ik verdom het. Hoe dan ook, lijkt het mij dus beter dat ik er volgend jaar uitga, en dat jij blijft, met Vestdijk in mijn plaats. Ben ik eenmaal gewoon medewerker, dan is de contrôle ‘vanzelfsprekend’ geworden, dan nemen jullie gewoon wat jullie lusten en de rest niet. Niet dat ik deze opvatting zoo bizonder verheven of geslaagd vind, maar ça se défend mieux dan het voor halfvol aanzien (op bepaalde plaatsen) van een quasi-vol mederedacteur. Nu antwoord op de rest. Ik voel, hoe vreemd dit je lijken zal, dien ‘Spectator’ ook niet. Ik heb er ook, au fond, pret om. Maar ik vind dat wij éven moeten wijzen op zulke bokken, door den hoogeren-lever geschoten in het hooger-levende Polderland. Kwestie van politiek wschl. - Ik vind ook dat wij althans één principieel artikel mogen wijden aan die specifiek-Polderlandsch-dierbare criteria van cynisme, seniliteit, bedorven magen en andere kul, als te berde gebracht door den pater, die jouw waardeering nog had, en die één Polderlander (met zwarte jurk toevallig) is, onder vele. Jij zult dit ook wel met mij eens zijn. Vooral in den eersten tijd van een blad als het onze, heeft men zich tegenover het publiek, of de kritiek, te rechtvaardigen; te imposeeren, is beter nog. Je rekent hier opeens te veel op het juiste begrip van ‘jouw publiek’. Het gedrag van iemand als Van der Meulen n.b. een van de meest-belangstellende Hollanders, moest je anders al te denken geven. En van een Van Houten en wie weet wie nog meer? ‘Jouw publiek’ bestaat uit 10 man: Greshoff en ik, Willem Elsschot en Ary Delen, Rudy van Lier en nog 5 anderen. Bouws moet je er vooral niet bij rekenen en Maurice ook maar niet. De tweede vindt het belangrijk om redacteur te zijn van een ‘leidend tijdschrift’, terwijl hij er geen bal voor doet (dat geeft dan nog een gedistingeerd bijsmaakje van afzijdigheid, èn je hebt er minder ruzie door met de heer- en andere oomes); de eerste staat met al het snobisme van zijn dikke kont op het Forum, en kon verder morgen meteen in De Stem Secretaris spelen, als dat toevallig zoo uitkwam. Neen, het is duidelijk: ik hoor er niet bij. Mijn voorstel is formeel een kwestie van zelfverdediging. Wordt het afgeslagen, waar natuurlijk alle kans op is, dan ga ik er ook met opgewekt gemoed uit. Tusschen jou en mij zal dit de vriendschap geen oogenblik bederven; je kunt er zeker van zijn, als ik je dat zeg. Ik behoor tot die individuen, die zich 100 × kunnen ergeren aan een vriend, en 100% vriend blijven, als de ergernissen buiten de vriendschap zelf om plaats hadden; je weet niet half hoever mijn trouw gaat, wanneer ik iemand ééns ‘volledig heb geaccepteerd’. Zend het stuk van Bob maar aan mij terug; ik zal het hem dan wel opzenden met bijbehoorende opmerkingen. ‘Als Maurice kleurloos was, was het rapport van Bouws blijkbaar flink gekleurd,’ zei Bep. God-God, wat vindt die espèce de cul het interessant om ons tegen elkaar uit te spelen en zoo'n beetje de verborgen leider te zijn, die hij in Hertha's oogen en in die van Ruth natuurlijk in optima forma is! En als ik er uit ga, zegt de brave ezel: ‘Ik heb hem er toen maar uit laten zetten, toen hij zoo lastig en minder bruikbaar werd - natuurlijk, zoo ben ik’ - en weet niet eens hoe ik hem door heb. En wou je nu hebben, dat ik hem precies vertelde wat ik van hem dacht? Dan moet je daarvoor liever een andere ontmoeting arrangeeren dan een redactievergadering. Want als ik Bouws dat precies doe, zooals ik het denk, dan is er zèlfs geen telegramstijl meer tusschen ons mogelijk, you can lay to that. Nu, tot besluit een mooi prentje, om bij de piano te prikken! Hartelijke groeten, ook aan Ant en Truida, en van Bep, en als steeds je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak [26 februari 1933] 26 Februari. Beste Menno, Lees eens met aandacht bijgaand schrijven van Bouws. Ik geloof heusch dat de man idioot wordt van ijdeltuiterij. Wat wil hij eigenlijk? Dictator van Forum worden of redacteur? Wat bedoelt hij met ‘in de rij’? Ik heb hem nu duidelijk geschreven wat ik van de heele zaak denk. Wil je de zaak eens met hem bepraten, en hem dan ook precies zeggen hoe jij ertegenover staat? De man wordt voor mij werkelijk onuitstaanbaar, en wat is hij eig. toch stom! Tracht eens precies te weten te komen wàt hem niet bevalt, en wàt hij zou willen. In de 1e plaats een stem, denk ik. Ik denk dat hij één ding moet doen: Zijlstra bewerken dat Forum met 1934 wordt opgeheven, of, indien doorgezet, dan met een andere redactie, liefst ook zonder jou. Bouws komt er dan mèt stem in en wordt de Richelieu (inpl. van de éminence grise) van dit tijdschrift, dat binnen 1/2 jaar sprekend zal zijn gaan lijken op een wat omslachtige Groene Amsterdammer. Hoofdartikelen van Bouws natuurlijk, in grootere letter, en gespatieerd. Ik heb hem nog zeer beleefd geschreven, maar ik kots van het gezwel. Voilà. Het is een naïeve etterbuil. Hartelijke groeten en tot nader Je E. Vóór 12 Maart schijnt de verg. niet te kunnen. Belangrijk! Ik heb een idee, dat ik bespreken wil met Van Kampen. Daarvoor moet ik naar Holland. Het beste is, dat ik nu eerder naar Brussel ga, en dan doorga naar Holland. De vergadering kan dan ook in Holland plaats hebben en Zijlstra betaalt dan de reis van Maurice en van mij tot Rotterdam en retour. Dit komt op precies hetzelfde neer als wanneer hij voor Bouws en jou de reis Rotterdam-Brussel betaalt, en voor mij Parijs-Brussel, + retours. Wil je dit ook met Bouws bespreken en dan iets probeeren af te maken op een ‘vorige’ Zaterdag, dus bv. 4 Maart in Rotterdam. Maak er direct werk van, en schrijf mij dan, of laat Bouws mij schrijven - als mijn brief hem tenminste niet totaal verstopt heeft. Zeg niets van mijn idee aan Bouws; zeg alleen maar dat ik voor ‘zaken’ ook naar Holland moet. Het heeft trouwens met Forum niets te maken, maar gegeven de mentaliteit van Bouws zou hij dat toch niet geloven. Bouws is nl., merk ik, op en top van een zakenmans-psychologie, ook in zijn schatting van ons en van zijn eigen situatie in Forum. Onder zijn vernisje van literair-en-kunst-epicurisme is het, met alle slimmig- en dommigheden een banale handelsprol, precies als Zijlstra, die voor mij nu dan ook net zoo hard als Zijlstra verrekken kan. Omdat het verder een ‘best rund’ is, wil ik ruzie met hem vermijden. Maar met hem omgaan zooals ik het vroeger deed, kan ik nu ook voor den schijn niet meer. Als de vergadering op 4 Maart in Rotterdam mogelijk is, telegrafeer mij dan direct hierheen, dan kan ik misschien van 1 tot 3 Maart nog zaken in Brussel afdoen. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 27 februari 1933 Rotterdam, 27 Febr. '33 Beste Eddy Het wordt hoe langer hoe moeilijker, over die quaestie van de Forum-redactie heen en weer te schrijven, omdat ik voortdurend voel, dat er in het geschrijf iets verloren gaat. Daarom: laten we, of het nu 11-12 Maart of een week later gebeurt (deze datum komt mij het best uit), de Zaterdag voorafgaande aan de vergadering besteden voor een gesprek onder vier oogen over dit thema. Ik kan eenvoudig geen nieuwe argumenten meer bedenken, hoewel ik je standpunt niet deel; maar eigenlijk is de verzekering, dat onze vriendschap er geheel buitenstaat, mij voorloopig al voldoende. Bij mij is dat ook zoo; als ik ‘formeel’ Bouws in sommige opzichten gelijk geef, is dat een verraad, waarvan ik je dan ook dadelijk in kennis heb gesteld. ‘Formeel’ komt hier neer op: Bouws en ik hebben één toevallig snijpunt, de panopticumquaestie, waarin hij uit fatsoensoverwegingen (dat denk ik tenminste) en ik uit de nu uit den treure uiteengezette overwegingen practisch op hetzelfde uitkomen. Verder zal ik er niet aan denken, hem in bescherming te nemen; dat hij ‘van goeden wille is’, wordt langzamerhand wel wat al te bekend. Hij is secretaris, met daarbij nog een soms welingelichte opinie over enkele zaken, maar meer niet; wij zijn het in dat opzicht geheel eens. Onderwijl moet ik met hem samenwerken, wat mij, door mijn meerdere routine in het hypocriet spelen tegenover onverschilligen, beter afgaat dan jou. In zooverre behoort hij bij mijn 25 collega's. Ik heb er geen behoefte aan hem ‘de waarheid’ te zeggen, jij ook niet trouwens. Toch is er duidelijk verschil in onze wijze van reageeren op zoo iemand, precies als bij het reageeren op spectatoren en van Heugtens. Voor mij is er b.v. een onoplosbare tegenspraak in je volkomen afkeer van alle litteraire gedoe (die ik deel) en de neiging om toch telkens weer op die walgelijk-litteraire foetera in te gaan. Ik zweer je, dat ik kots van de litteratuur en op een spectator met geen syllabe meer zal reageeren, voor welk publiek ook. Als die idioten het nu nog niet weten, moeten ze maar in onwetendheid sterven. De positie van Forum is nu bekend genoeg, en dus mogen de heeren ons naar onze ‘daden’ beoordelen, vind ik. (Misschien zal bijgaand, uit Propria Cures geknipt stukje, je in dit verband pleizier doen). - Hetzelfde verschil met de ‘contrôle’ onderling. Ik ben er ook tegen, maar bij mijn weten is er ook nog nooit contrôle voorgekomen! Maar jij hebt altijd zoo verbitterd-persoonlijk gereageerd op onderling overleg, dat je aan een verliezen zelfs bij overleg de beteekenis van een nederlaag hebt toegekend. Mijn persoonlijke critiek op het Heeroma-stukje heb je zelfs instinctief in een contròlegebaar omgezet! Goed, als je dus wilt, vind ik contrôle in een algemeene staart als Panopticum ook al weer niet verkeerd; contrôle op elkanders stukken verder zou ik zelf niet afwijzen, als er maar niet gestemd wordt. Ons verschil ligt hier weer tusschen overleg en geen overleg. De consequentie van een redacteursbaantje is m.i. overleg op bepaalde punten; ik zie daarin ook niets vernederends, dat zich zou onderscheiden van de ontelbare andere overleggerijen, die in alle zakelijke verhoudingen noodig zijn. Ik zal dit wel anders zien dan jij, omdat ik iedere dag in die coulante hypocrietensfeer eenige uren moet doorbrengen, en daarom zelfs een redactievergadering met Maurice en Bouws nog een oord vind, waar men relatief nogal ronduit kan spreken. Ook al hecht ik er geen enkele ‘vriendschappelijke’ waarde aan. Maar als ik volkomen ‘eerlijk’ ben, moet ik het nu ook zoo zien, dat jij, die nooit die coulante hypocrietensfeer hebt hoeven te slikken en nu voor het eerst door notarissen en ander tuig met zulke lolletjes kennismaakt, zelfs in een redactie niets anders dan een stel onmogelijken moet kunnen ontdekken. Iedere schijn van opzettelijke hypocrisie is jou vreemd, veel meer dan mij; en daarom kan ik jouw meening over Bouws volkomen aanvaarden en toch met dien man omgaan. Ons eerste intieme gesprek zal over de waarde van de hypocrisie moeten gaan. Want de hemel bewaarme, als je 26 uur in de week ex professione hypocriet moet spelen (in een zekere graad) tegenover jongens, tegen wie je liefst zou zeggen: ‘Alles en alles is kul, en leer dat in de eerste plaats!’, dan begin je anders over de hypocrieten te denken. Vandaag 6 uur: gekletst over Napoleon, over onderwerp en gezegde, over Hottentotten, de Camera Obscura en nog heel wat meer, terwijl alles me ronduit voorkwam als hopelooze bijzaak, als kul en nogeens kul! Daarna is zelfs een telefoontje van Bouws een weldaad! Je gelooft het misschien niet, het is zoo. Ik heb vandaag o.a. gezegd, dat de 3e coalitieoorlog zeer belangrijk was, en dat het van gewicht was, dat men hoofd - en bijzinnen goed leerde onderscheiden. Kul en nog eens kul! En vanavond waarschijnlijk te slaperig om te kunnen schrijven aan de eenige hoofdzaak, n.l. die lui het tegendeel te vertellen! Na zoo'n dag kan geen publiek me meer iets schelen. En tot mijn 65e jaar zal ik die kul hier verkoopen, jawel, altijd met dezelfde humor en het bijzakelijke gezicht. Enfin, het staat me niet altijd zoo tegen. Laat ik er het beste van hopen. Neem deze brief maar als een neergekletste reactie op een Maandag. En laten we op die redactievergadering (als Maurice en Bouws erbij zijn) alleen maar ‘punten’ behandelen. Hierbij ook nog een stuk van Marsman, kersversch gearriveerd. Ik ben er voor (April), vind het donquichotterie, maar aardig om op te nemen, als uiting. Een kleine neiging om martelaar te zijn lijkt me niet te ontbreken overigens. Stuur het omgaand aan Bouws terug, met je opinie, wil je? - En de mooie brief van Last moet je maar (bij gelegenheid) aan mij terugsturen, ik wilde hem nog aan Ant laten lezen; Marsman sloot die in. Dit is dus, met het stuk van Bob, een heel pak. Lees mijn brief met reserve, ik voel me gedeprimeerd door de ‘kul’, en sterk me aan de gedachte aan een vacantie mogelijk ergens met jullie en Ant, in Bellevue, in Bretagne? Veel hartelijks voor jullie beiden van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [28 februari 1933] Bellevue, 28 Febr. Beste Menno, Ik heb Maurice nu ook geschreven, met het oog op die a.s. vergadering. De boel is nu mooi voorbereid! Bouws schreef ik zelf nog eens, over eerder vergaderen. Maar het is vandaag al de 28e en ik vrees dat het wel op 12 Maart zal blijven. Ook al goed. - Jan heeft nu ruzie met Slau voor de variatie, omdat hij half humoristisch boos op Slau geworden is over dat versje op Stols' legioen v. eer, dat ik Jan hier liet lezen. Slau heeft van Jan's humoristische toon niets gemerkt, denk ik, en is serieus boos geworden (wat verdomd begrijpelijk is, eenmaal gegeven het misverstand); nu krijg ik van beide kanten geklaag erover en moet lange brieven schrijven om de heeren te troosten, zoo mogelijk de boel weer goed te krijgen, enz. - Ik heb Maurice nu ook persoonlijk geschreven dat hij m.i. Forum tekort doet, wanneer hij den tijd dien hij heeft wèl aan Van de W.-huldigingen kan wijden, maar een jaar lang geen regel voor Forum heeft. Mogelijk wordt hij ook boos. - Ik heb een kater van dit alles, en snak nu naar die vergadering als naar een mise-au-point. - Daarnet komt je aanget. brief met bijlagen; maar ik moet nu naar Parijs. De punten daarin zijn trouwens rustig te behandelen, en tenslotte bezijden de Forum-historie. (Goddank!) Ik zou graag een Open Brief schrijven aan Pater van Heugten, die principieel zal zijn. Daarover dan ook maar later. Werk nu aan iets anders. Hart. je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [28 februari 1933] Bellevue, 28 Febr. 's avonds Beste Menno, Met je opmerkingen over school, over mijn ongewendheid aan hypocrisie enz. enz. ben ik het bijna geheel eens! Over het verschil van ‘overleg’ en ‘contrôle’ zullen wij praten. Daar wij elkaar spoedig zien, wacht ik met die dingen dus maar tot een ontmoeting. Het stuk van Henny verraadt een invloed van Multatuli die niet mis is, ofschoon Marsmaniaansch verwerkt. Toch vindt hij M. een ‘straatventer’, enz. Ik ben vóór zijn stuk, al denk ik er net zoo over als jij. Hierbij het klad van een soort p.s. dat ik erachter zou willen laten afdrukken. Maurice valt hierbuiten, maar het zou eigenlijk van de heele Forum-redactie moeten zijn. Als je het goed vindt, werk het dan bij en tik het over in andere spelling. Als jij het niet mede-onderteekenen wil, maar wel plaatsen, moet ik het omwerken. Maar ik schreef het met het oog op ons beiden. Vind-je het weer onnoodig, enz., dan merk ik dat wel. Je kan het dan weggooien, net als dat over den ‘spectator’. Ik zal eerstdaags een stuk voor je overschrijven van Lawrence, zijnde een gedicht over L. staande voor de klas en alles kul vindend; zal je wel uit het hart gegrepen zijn! Ik scheid er voor vandaag mee uit; ben moe van het loopen door Parijs en tentoonstellingen bezien met Bep. Hart. groeten aan iedereen, je E. - Die ‘bevriendheid’ van Henny met den ‘eerwaarden pater’ vind ik werkelijk in zijn stuk heerlijk als bijsmaak. Zoo'n ‘pater’ is toch ook niet de eerste de beste, dat merk je toch alweer als je dat leest... Het moet je ijdelheid streelen dat je gezicht voldoende is om de psyche van den revolutionair Last met stomheid te slaan! Hier is toch het gedicht van Lawrence. Last Lesson of the Afternoon. When will the bell ring, and end this weariness? How long have they tugged the leash, and strained apart, My pack of unruly hounds! I cannot start Them again on a quarry of knowledge they hate to hunt, I can haul them and urge them no more. No longer now can I endure the brunt Of the books that lie out on the desks; a full threescore Of several insults of blotted pages, and scrawl Of slovenly work that they have offered me. I am sick, and what on earth is the good of it all? What good to them or me, I cannot see! So, shall I take My last dear fuel of life to heap on my soul And kindle my will to a flame that shall consume Their dross of indifference; and take the toll Of their insults in punishment? - I will not! - I will not waste my soul and my strength for this. What do I care for all that I do amiss? What is the point of this teaching of mine, and of this Learning of theirs? It all goes down the same abyss. What does it matter to me, if they can write A description of a dog, or if they can't? What is the point? To us both, it is all my aunt! And yet I'm supposed to care, with all my might. I do not, and will not; they won't and they don't; and that's all! I shall keep my strength for myself; they can keep theirs as well. Why should we beat our heads against the wall Of each other? I shall sit and wait for the bell. Toen ik dit las, herinner ik mij nu, dacht ik aan een gemis in Dumay. Je merkt nergens hoe Dumay menschelijk reageert op zijn leeraarsvak. In het begin heb je het er wel even over en door uiterlijkheden slaag je er ook wel in hem aannemelijk te maken als leeraar; maar er is geen dieper hoofdstuk over, en langzamerhand vergeet je dat leeraarschap van Dumay als iets dat nu wel ‘voldoende is afgedaan’. Ik raad je aan om - in een stemming, die je gemakkelijk genoeg kunt afwachten - een stuk er nog in te lasschen, juist tegen het eind, tegen de ‘avontuurlijke’ ontknooping met Karin, waarin de lezer Dumay weer terugziet voor de klas, maar nu intiem; de jongens werken, hij zit alleen, voelt zich alleen, denkt aan Karin of aan de liefde of aan het avontuur, ziet zich dan in de klas zitten, een leeraar en alleen, en tracht voor zichzelf uit te maken wàt hem aan die jongens verbindt, wat hij nog werkelijk als mensch ook voor hen voelen kan. Geef een kijk op de banden die er toch moèten zijn (die ontstaan moeten zijn, of hij het wilde of niet) tusschen de leeraar Dumay en die jongens; laat hem bv. probeeren sympathie voor de klas te krijgen via bepaalde jongens, die hem aan zichzelf herinneren toen hij jongen was. ‘Zóó'n jongen was ik, aan zóó'n jongen had ik gloeiend het land toen ikzelf nog een jongen was’. (wat is van deze haat overgebleven en hoe zie ik dàt soort jongen nu ik zelf een man ben?) Laat hem terugdenken aan zijn eigen schooltijd, zijn jeugd; en vlecht hierin dat verhaal over dat kamp met die pijnlijke sexueele lessen! Je zult er een prachtig stuk bij gezet hebben, geloof me. Probeer het in ieder geval. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 28 februari 1933 R'dam, 28 Febr. '33 Beste Eddy Hierbij het fluimige document van Bouws terug. Ik schrijf je dadelijk even, als aanvulling van mijn brief van gisteren: dat ik, ondanks al mijn pogingen, om in B. de rest van een fatsoenlijke vent te blijven zien, door deze brief mijn verdenking nog voel groeien, dat hij, door jou er uit te werken, zelf redacteur wil worden, en anders (via bemoeiingen bij Zijlstra) het blad onmogelijk wil maken. Ik geef je de verzekering: alleen over mijn lijk Bouws als redacteur in Forum. Zijn bezwaren zijn belachelijk, de stomste voorwendsels om naar boven te komen. Liever zie ik de heele boel springen, dan dat ik Bouws' eerzucht ga vleien door naast hem te gaan zitten. Niemals. Als jij eruit gaat, is dat een zaak tusschen ons, en eventueel nog van Maurice, en Bouws mag adviseeren, of wij Marsman dan wel Vestdijk zullen adopteeren. Maar ik wil mezelf nog altijd wijsmaken, dat hij nog eenig fatsoen heeft; zoolang hij niet openlijk ‘solliciteert’, zal ik de vrede, die in het belang van Forum is, handhaven. Zijn ijdelheid is ontstellend door de naieveteit van de middelen. Maar: laten we trachten Forum (= publicatiepapier etc!) uit den rommel te redden. Eerst zal ik trachten, Bouws van Zijlstra af te houden, die overigens ook niet gek is t. opz. v. dezen secretaris-met-roemzucht. Lukt het Bouws eventueel, om Zijlstra tegen ons op te zetten, dan hebben wij altijd nog recht op den naam en kunnen naar v. Kampen overgaan. Ik neem dan ook mijn relaties mee natuurlijk. Maar ik hoop, dat het niet zoover hoeft te komen. Zeg in geen geval iets over deze mogelijkheid aan v. Kampen, en laat je niet nog eens door diens vriendelijke manieren bedwelmen; ook de heer v. Kampen is een zakenman en niets dan dat; ik ken die smoelementen langzamerhand wel. Walgelijk, deze aangelegenheden. Het onaangename is, dat van zulke stinkerij wij onpopulaire auteurs volkomen afhankelijk zijn! Ik telegrafeer (of laat B. telegrafeeren) over de vergadering, nadat ik hem vanavond heb gesproken. Deze gaat nog naar Bellevue. hart., in haast je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [1 maart 1933] Bellevue, 1 Maart, 's middags B.M. Vanmorgen nog verzond ik een aanget. brief aan je, met vele bijlagen. Daarna kwam een brief van Maurice, dat hij ook deze Zaterdag in Holland wil; toen je telegram. Prachtig. Ik vertrek nu van hier (Parijs) Zaterdagmorgen om 9.15 en ben dan om 16.6 te Rotterdam (D.P.) Kom je aan het station en kan je het nog zoo schikken dat we even alleen zijn? Kan ik dan bij je eten en slapen? Zondag heb ik misschien afspraak met Van Kampen (ik denk in Amsterdam), 's avonds logeer ik in Voorburg. Maandag moet ik òf naar Amsterdam (als het Zondag niet gebeurd is) of ik ga naar Brussel terug. Hart. groeten van Bep; tot ziens. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 10 maart 1933 Rotterdam, 10 Maart '33 Beste Eddy Na je vertrek ben ik weer in erge preoccupatie verzeild over mijn boek. Het nam eenige dagen mijn aandacht volkomen in beslag (afgezien dan van die school, die in deze dagen ontzettend hinderlijk is). Ik heb daarom het mestiezen-handschrift ook maar gedeeltelijk gelezen; maar wat ik er van gelezen heb, vind ik erg aardig en uitermate geschikt voor een mystificatie! Ik zend het je hierbij terug, ben benieuwd, wat je ermee doet. (zoojuist loopt je brief aan Ant binnen; ik neem hem vanmiddag mee naar den Haag). - Over het ‘adres’ aan den pater S.J. nog dit: ik zou het, wat de intentie aangaat, met liefde onderschrijven, en je zult in mijn Zieke nog scherper passages aan het adres dezer theologen lezen; ik doe aan de onderteekening dus uitsluitend niet mee om de uit den treure besproken redenen. Je bezoek was kort, maar heel prettig voor de vriendschap. Je houding inzake Bouws was royaal: het standpunt van den meerdere, niet in den maatschappelijken, maar in den hierarchischen zin. Ik zie duidelijker dan ooit, dat onze relaties wel een stootje velen kunnen; ze zijn, wat mij betreft, hechter dan ooit. Als ik door het hoofdstuk heen ben en bevrijd van mijn gedachten over den ‘geest’ schrijf ik weer uitvoerig. Tot zoolang veel hartelijks voor jullie beiden en de hand van je Menno Waarom Godius niet plaatsen?? Het ms. is bij Roelants, meen ik. Maar ik vind het nu erg plaatsbaar! En juist voor Forum! Wat zei v. Kampen? Ook over Coster! Schrijf dat eens! De japansche ex. komen vandaag of morgen. P.S. Gisteren opgebeld door de teekenaar van de kleermaker, die ik destijds in Panopticum vernachelde. Hij wou weten, hoe dat boek van Poiret heette! Doodernstig. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [12 maart 1933] Bellevue, Zondag. Beste Menno, Ik ben zelf hevig schrijvende aan mijn ‘roman’. Als ik niet telkens gepest word met missives van advocaten en notarissen, geloof ik dat ik nu een heel eind kom. Mijn stuk tegen den pater stuur ik je hierbij gewijzigd en overgeschreven terug. Ik onderteeken het nu alleen, maar aangezien je zei dat je er niet tegen was, wil ik het toch graag gepubliceerd hebben, al is het misschien als mijn laatste ‘krijgskreet’ in Forum. Het moet vooral achter het stuk staan van Marsman, waar het de tegenzang van is. Stuur jij het dus door aan Bouws, met de woorden die je ditmaal doeltreffend lijken tegenover het principe der contrôle, en zoonoodig de katholiciteit van Maurice. Die kleermaker was prachtig! - Ik was gisteren in Bep's plaats, op een thee voor journalisten, aangeboden door den gezant = Jhr. Loudon, in het Holland-gebouw van de Cité Universitaire, met de bedoeling om over het gebouw te laten schrijven overigens. Het was een griezelig zoodje, waaronder de ‘goede kerels’ niet ontbraken; er was zelfs een meneer Kuiper bij, die mij het wit van mijn zwarte jas klopte en zich daarna voor de 2e maal voorstelde omdat hij mijn naam niet had verstaan. Er was verder een verdomd vervelende en leukerige Jodenjongen, die ik maar genegeerd heb, en die mij achteraf voorkomt de door Binnendijk hoogaangeslagen ex-poëet Van den Bergh te moeten zijn. Misschien plaats ik Godius toch nog wel. Maar ik moet hem eerst even hier hebben, om te zien hoe ik hem misschien in mijn ‘roman’ kan opslokken. Later meer. Hartelijke groeten, ook van Bep; de hand van je E. P.S. Kaas gelezen en naar Bouws teruggestuurd. Ik vind het einde: de débâcle van de kaas, beter dan het begin. Over het algemeen best, maar niet zóó prachtig van stijl als jij denkt, en zeker niet beter dan Dr. Dumay. Ook niet qua stijl; al is dit procédé van zakelijke zinnetjes en veel nieuwe alinea's op het eerste gezicht aardiger. Maar imponeeren doet het me geen bal. Het laat zich weer niet herlezen! Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [14 maart 1933] Bellevue, 14 maart Beste Menno, Marsman schreef mij over zijn booze briefkaart, die hij alweer betreurt; hij vindt het alleen niet aardig dat ik niet aan zijn belangen en onze afspraak gedacht heb. Nu vind ik dat hij absoluut gelijk heeft; hij heeft met mij en met jou in principe afgemaakt dat na Dumay een paar fragmenten van Angèle zouden komen, als die ons bevielen. Ik schrijf hem dus of hij mij die fragmenten wil sturen (of jou) en als het eenigszins kan, moeten we er dan bv. Juli en Augustus aan wijden, vind je zelf niet? Kaas kan dan van Sept. t/m December; of - als het in 3 keer kàn - nog beter van October t/m December. Laat even hooren wat je hiervan vindt of schrijf Marsman zelf. Hartelijke groeten van je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 15 maart 1933 Rotterdam, 15 Maart '33 Beste Eddy Het ‘incident-Marsman’ is al weer gesloten. Ik kreeg ook een vreeselijk booze briefkaart van hem, waarop ik hem dadelijk terug heb geschreven, hoe m.i. de vork in de steel zat; en hij heeft zich toen dadelijk verontschuldigd en zijn spijt betuigd. De zaak met die afspraak zit n.l. zoo, dat Henny ons die fragmenten al maanden geleden had zullen sturen, wat hij voortdurend heeft laten loopen, hoewel ik hem er telkens aan heb herinnerd. Hij heeft dat nu ook toegegeven. Bovendien wil (en mag hij van Querido) in geen geval de heele roman publiceeren. Ik ben er in dit geval voor, even met een beslissing te wachten, tot de fragmenten er zijn en dan te zien, of er één eventueel tegelijk met Elsschot kan geplaatst worden (ev. twee in 2 nummers). Om Elsschot te laten wachten (die ook in den herfst wil uitgeven als boek) lijkt mij onredelijk, vooral waar de schuld, (de nonchalance tenminste) bij Henny ligt. Maar laten we even afwachten; ik voor mij ben nog niet zoo zeker van die fragmenten. - Overigens schrijft Henny, dat hij in een zeer overprikkelde toestand verkeert, zich te kort gedaan acht door iedereen, en dat dat invloed op zijn stemming heeft; dat gebruikt hij niet als excuus, zijn brief is erg aardig. Maar die stemming lijkt me bedenkelijk en geheel in overeenstemming met onze conjectuur over het ‘martelaarschap’! Hierbij ingesloten de verzen van Dèr Mouw, die ik eindelijk van Vic loskreeg, met een portret. Ik heb ze overgetypt naar het handschrift, waarvan ik één facsimile wou opnemen en het portret. Voel je daarvoor? Opening met deze verzameling van het Meinummer. Ik vind, dat er een paar bijzonder goede en typisch - Dermouwsche sonnetten bij zijn; ze zijn niet allemaal even goed, maar het geheel is zoo absoluut zonder eenige aanstellerij en poëtische kul, dat ik ze als geknipt voor ons acht. Ik ben overtuigd, dat er in de nalatenschap nog veel meer zit, maar er zit geen grein orde in; het is een zoodje, zooals het in de kast ligt. Het handschrift is aardig om te facsimileeren. Morgen worden je door N. & v.D. de luxe-exemplaren van Coster toegezonden. Signeer ze en stuur ze dan aan mij terug; ik zal de presentexemplaren dan wel expedieëren. Houd dus alleen 2 of meer ex. voor jezelf achter, maar liefst niet te veel, omdat ik het geld eruit wil zien te halen door deze luxe ed. à ƒ 10 te verkoopen. Je aanteekening tegen den S.J. is naar Bouws. Je zult het dus wel spoedig in proef zien. Het is heel goed zoo, lijkt me. Je opinie over Kaas deel ik alleen niet inzake het begin. Dat vond ik werkelijk uitstekend. Maar ik moet het nog eens in druk zien. Het laat zich inderdaad niet overlezen, geloof ik, maar het heeft alle voordeelen van een goedgeschreven boek zonder omhaal. Het slot heeft Elsschot nog eenigszins omgewerkt, zoodat de moeder (als lijk) nog even terugkomt; dat lijkt mij beter, voor de verdeeling van de stof. Dumay is goddank maar 30 pagina's, deze maand. Ik voel me eindelijk eens geen ‘verrader van het nummer’! Stuur je Dèr Mouw naar Bouws terug? En schrijf mij je oordeel. hart. gr. voor jullie beiden van je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [16 maart 1933] Bellevue, Donderdagav. Beste Menno, De verzen van Der Mouw zijn bizonder aardig, en behooren zeker tot zijn sympathiekste. Laten we ze dus vooral plaatsen. Alleen: is het noodig om er die pedante varianten bij te doen? Het zou veel aardiger zijn als we telkens 2 sonnetten op 1 blz. zetten (als indertijd Greshoff) en desnoods de varianten in kleine letter dan achteraan. (Er zijn 21 regels varianten.). In ieder geval raad ik de plaatsing van 2 sonnetten per blz. aan; dan wordt het toch al minstens 9 blzn. (of 10 met de varianten). - We sparen dan 8 blzn. uit voor ander werk, wat in dezen tijd geen luxe is! - Ik stuur de copy naar Bouws. Ik werk hevig aan mijn ‘roman’ en schreef vandaag en gisteren 32 blzn. Ik heb er nu over de 60. De vraag is alleen: waar plaats ik dat alles? want als het zóó doorgaat, wordt dat boek wel 400 blzn.! Ik schreef Jan erover, maar kreeg geen antwoord; zou hij ziek zijn? Hij was in Brussel erg geplaagd door zorgen en zag er ziek uit. Die historie met Henny is dus in orde. Mocht er een goed fragment bij zijn, laten we het dan vooral plaatsen; iets van hem is toch altijd ‘persoonlijker’, ook als het niet goed is, dan werk van menig ander. Ik zal je de Coster-exx. alle terugsturen, ofschoon ik niet begrijp, waarom ik bv. de exx. voor Bouws, Nijkerk, Greshoff en... jouzelf, niet persoonlijk afzenden mag. Ook Slauerhoff krijgt zoo'n ex., dat is dan het eenige dat ik er van afneem. Ikzelf wil gewoon een ex. op Hollandsch. Je houdt dan 5 ex. over, waarvoor je fl. 50,- zou maken, als je idee opgaat. Ik zal deze exx., behalve van een handteekening, van een ‘motto’ voorzien. Ik scheid er mee uit; later meer. Hart. groeten, ook van Bep en aan Ant-en-Trui, van je E. Ik ga natuurlijk accoord met het facsimilé en het portret van Dèr Mouw. Last schreef me wat ik dacht van het gevangen zetten van Renn, Mann, etc. door Hitler, en of ik daar niet een stukje over schrijven wou. Ik schreef hem dat hij dat zelf kon doen, omdat zijn toontje me niet beviel (later stuur ik je die correspondentie). Maar in principe heeft hij gelijk - stuurt hij dus een stuk in, en is het bruikbaar als panopticum, dan ben ik er voor om het te plaatsen. Ik krijg morgen wschl. van Gans zijn 2e stuk omgewerkt = verkort terug; wil hij dat niet, dan plaatsen we alleen het 1e. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 18 maart 1933 Rotterdam, 18 Maart '33 Beste Eddy Je briefje liep zooeven binnen. Ik voel me hoogst bedonderd, bijna niet in staat les te geven. Nog nooit heeft me het probleem van dat gedicht van Lawrence zoo erg te pakken gehad als juist nu. Tot nu toe bleef het meestal theoretisch, maar ik ben nu zoover, dat het wel eens ernst kon worden. Maar misschien gaat het ook voorbij, god weet het. Momenteel voel ik me in ieder geval physiek beroerd, als ik in de eerste klassen die onzin van het ‘programma’ moet vertellen. Gevolg: hopelooze inspanning mijnerzijds om toch interesse te wekken, en natuurlijk falen. Wat weer op mijn persoonlijke leven terugslaat. Ik geloof werkelijk niet meer in het ‘weten’, en ben gedoemd om voortdurend andere individuen met het onnoozelste weten te belasten. Zou ik eruit moeten? Ik tracht nu maar weer aan iets anders te denken. Accoord inzake Dèr Mouw! Varianten vind ik ook flauw, maar ze staan nu eenmaal gelijkwaardig in het manuscript; dus lijkt me het beste, ze achteraan te plaatsen. Benijdenswaardig ben je (ditmaal jij nu weer eens!), dat je geregeld aan je roman kunt werken. Ik zit nu voortdurend met het dilemma, waarover ik boven schreef, en verpest er mijn vrije oogenblikken nog mee ook. Inmiddels heb ik het tot 174 pagina's totaal gebracht, maar ik zou nu het heele boek in één adem uit kunnen en willen schrijven. Maar dat mag blijkbaar niet van de maatschappij. Het is werkelijk om te huilen. - Jan Gr. schijnt inderdaad ook slecht in orde te zijn; ik hoorde in tijden niets van hem en kreeg gisteren een heel klein briefje. Elsschot zond mij het bijgaande vers over hem, dat hij (zonder dat Jan er van wist) graag in Forum zou hebben. Wat denk jij ervan? Het is wel aardig, maar ik herken er den goeden Jan toch maar half in. En zou hij het zelf prettig vinden? Schrijf er dus alleen over aan mij; ik weet niets op het oogenblik over goed of slecht. Een fragment van Angèle, dat Henny zond en dat jou ook wel bereikt zal hebben, vond ik vrij beroerd! Het is allemaal zoo net niet, dat is het eenige, wat ik er eigenlijk van zeggen kan. Ik ben er ev. voor, om dit stuk toch maar te nemen (om de persoonlijkheid Marsman), maar van de rest niet meer, als het niet oneindig beter is. - Als je het leuk vindt, kun je de Coster-ex. natuurlijk zelf sturen!! Ik dacht alleen, dat het gemakkelijker voor je zou zijn als ik het deed of liet doen door N. & v.D. Dus doe zooals je wilt! - V. Kampen berichtte mij, dat er 50 ex. van de gewone oplaag verkocht zijn! Ik vrees dus een beetje voor een strop. Hoe ik dan het geld moet krijgen, zal later dan wel blijken. Ik heb ƒ 150. Maar dit is van later zorg. Van Last heb ik nog niets gehoord of gemerkt via Bouws. Nu, succes met je roman! En voor jullie beiden de hartelijkste groeten van een vrij miserabel individu, dat evenwel tracht om niet aan die miserabiliteit toe te geven. Ik ga vanmiddag met Ant naar Zutfen week-enden. Dag! je Menno Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [19 maart 1933] Bellevue, Zondag Beste Menno, Tot je amusement: hierbij mijn briefwisseling met Jef Last. - Hiernà heb ik hem geschreven, dat als we de mopjes voor den bitteren toon lieten varen, ik hem ook wel anders antwoorden kon. Ik heb hem dus uitgelegd dat Forum geen politiek tijdschrift is, en dat actueele dingen (niet van literairen aard) altijd in het panopticum gingen; dat ik hem dus in ernst voorstelde een panopticum te schrijven of mij alle gegevens te bezorgen voor dat stukje. Après tout heeft hij gelijk, en waarom zouden wij dien rot-Hitler niet eens in het panopticum zetten, na al de gijntjes over Vsevolod Ivanov, Last zelf en Eikenboom. Zien wat hij nu doet. Zend me het moois terug. En laat weer eens wat van je hooren. Hartelijke groeten, ook van Bep, je E. Het fragment van Marsman was werkelijk nogal slecht. Ik ben er absoluut tegen; ook als hij niet iets anders zenden wil. Kan je me die ene brief nog terugsturen, over de ‘boucher éloquent’, die aan den brief over Valmont voorafging? Ik maak liever iets van de twee samen - als ik de juiste terminologie vinden kan. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [20 maart 1933] Bellevue, Maandag Beste Menno, Ik vind het pestilent dat je zoo de pest in hebt tegen het vak. Als het je te machtig wordt, moet je het ook maar probeeren met de ‘vrije baan’. Ga dan mee met ons naar Lissabon, of kom er bij ons, als wij er al zijn! Maar het slijt misschien wel weer, als De Zieke toch af is. Benijd me maar niet; vanmorgen waren er weer pestbrieven. Enfin, ‘ook dit zal voorbijgaan’... Heeft Ant dat boek nog aan Engelman gestuurd? Ik zou haar zelf graag iets anders geven. Als ze mij niet antwoordt, kan jij me dan niet verraden wat? Het vers van Elsschot op Greshoff vind ik wel aardig, ofschoon wat faciel. Jan zelf zal het zeker best vinden, ondanks de wat kritische beschrijving van zijn mond. Ik ga weer aan het werk. Maarten Godius is totaal veranderd en opgenomen in het ‘groote verband’. [Bladzijden tellend als jij, merk ik dat ik vandaag - nu Godius er bij opgenomen is, over een ms. van 140 blzn. beschik!] Hartelijke groeten, je E. P.S. - Die Coster-historie is vervelend. Ik heb de exx. op Japansch nog steeds niet, maar zal er haast mee maken, zoodra ik ze hier heb. De 5 overblijvende exx. op Japansch moet je voor fl. 10,- verkoopen aan: 1.Wim ter Braak (dat doet hij dan maar inpl. van wat hij zou hebben gedaan). 2.Flaes-Terborgh (via Bouws) 3.Dr. met Fransche naam, die het zoo mooi vond. 4.Dominé Faber (met het oog op het gekrakkeel in de Kamer) 5.Ruth of Heer van Ruth (Boaz de Marez Oyens, niet te verwarren met Boaz-Bouws). Geef me in elk geval op wat je bereikt, omdat ik misschien zelf nog het een of ander doen kan. De verkooperij door Van Kampen blijkt geen succes te zijn! Ligt het aan Coster of aan ‘den tijd’? Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [24 maart 1933] Bellevue, Vrijdag Beste Menno, Jan zond me je brief door over de Forum-historie, d.w.z. de panopticums van Jan en het ‘tegen’ van Maurice. Ik geloof niet zoozeer als jij aan een persoonlijke rancune, d.w.z. daaraan alléén; ik geloof dat deze rancune een gevolg is uit de botsing van twee houdingen: de steeds meer officieele van Maurice en de nog protesteerende van Jan. - Ik heb Bouws gevraagd mij in te lichten en mij alles te sturen, als ik tenminste tot Januari volgend jaar nog stemrecht heb. Ik ben niet van plan om klakkeloos alles goed te vinden wat Jan instuurt, maar wel om mij tot het uiterste te verzetten tegen de officieelerige geest waardoor copie geweigerd wordt. Jan zegt: ‘als Forum nu ook al een blad wordt waarin men niets zeggen kan, heeft het geen reden van bestaan meer’. En inderdaad, dan is het een tijdschrift als een ander. Ik wijs je hierop, omdat, met mij eruit, en jij en Maurice erin, je verdomd goed moet letten op wie je als 3e man neemt. Hart. groeten, en dit in haast. Je E. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag Menno ter Braak aan E. du Perron Rotterdam, 25 maart 1933 R'dam, 25 Maart '33 Beste Eddy Hierbij de alleraardigste correspondentie van jou en kameraad Last terug (hij is inmiddels door de politie in hechtenis genomen bij relletje bij de film Morgenrot, waarschijnlijk dadelijk weer vrijgelaten. Ook dr. J.F. Otten is, omdat ‘op hem een fluitje bevonden werd’, bij de vertooning van diezelfde film te Rotterdam uit de zaal verwijderd. Het wordt hier langzamerhand ook al duitsch!). De brief over den ‘boucher’ moet ik nog zoeken. Ik was twee dagen thuis (niet naar school), volkomen beroerd en overwerkt. Vandaag begon ik maar weer. Ik kan niet schrijven in mijn vrijen tijd, en de gedachten belegeren me. Vooral na de Hitler-revolutie in Duitschland moet mijn laatste hoofdstuk Eindelijk Politiek! goed worden. Maar ik moet het over Stamtijden en Potgieter hebben. Inmiddels een vervelende geschiedenis met Maurice, waarvan hier bijgaande de documenten. Je moet nu toch over deze panoptica van Greshoff stemgeven! Maurice heeft Bouws een (ook ingesloten) brief geschreven, die ik vrij detestabel vind. Het is te duidelijk m.i., dat hij zijn rancune over de vd. Woestijne-historie op deze manier moet afreageeren; want waarom blaast hij anders die zaak zoo op, terwijl hij vlak bij Jan in de buurt woont? Ik heb hem dit ook geschreven, nogal nijdig. Zijn toon vooral ergert me nog meer dan vroeger; die ‘bezonnenheid’ van den vlaamschen Zwijger! Ook al vind ik de stukjes van Jan maar zoozoo: bij die geposeerde letterkundigheid zijn ze altijd frisch en springlevend! Schrijf mij omgaand, wat je er van denkt. Ik heb Maurice bericht, dat hij volgens mij verplicht was die zaak mondeling uit de weg te gaan ruimen en ons niet met een ‘crisis’ op te schepen, zoolang het onnoodig is. Het Aprilnummer heeft weer een massa moeite gegeven, omdat die Gans zoo lang is! (14 pag.! Ik had om 6 of 7 gevraagd, maar die communisten schijnen langer noodig te hebben om te beweren, dat ze heiligen zijn.) Vestdijk moest weer overliggen met zijn 21 pag! Maria Lecina staat er nu eindelijk in. Het lijkt nu wel een geslaagd nummer. Dinsdag nog een heel geslaagde opvoering van Ubu gezien in Utrecht, van studenten. Bij Marsman gegeten, met Ant; v. Wessem was er ook. Marsman in den beginne erg bleek en down. Hij ‘vreet zich op’, geloof ik, ziet zelf te goed zijn zwakheden, maar kan ze toch niet loslaten. Ik mag hem steeds meer. Maar ja, dat fragment moet toch maar terug! Het is inderdaad slecht. Zijn stukje over v. Duinkerken vond ik daarentegen wel aardig, al zou ik over iemand, die Willem de Zwijger met generaal Snijders samen herdenkt, wel wat anders weten te vertellen! Ik wil een artikel over Mein Kampf schrijven, in de meest ironische termen, die ik bedenken kan. Maar ook dat belet mij wellicht de afschuwelijke malaise van de schoolmeesterij. Schrijf maar eens gauw terug. Hart. gr. voor jullie beiden en een hand van je Menno. Er is een gek essay van Elsschot binnengeloopen. Ik ben er zeer voor, hoewel het begin wat onhandig is. Het is volkomen anders dan onze schrijfmanieren. Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag E. du Perron aan Menno ter Braak Bellevue, [25 maart 1933] Bellevue, Zaterdagmiddag. B.M., Je brief met bijlagen van Jan en Maurice kwam als contant antwoord op mijn vorige. Daarna het stuk van je ex-discipel. Dit laatste lijkt mij best, als het niet zoo schoolsch telkens weer met een nieuwe regel begint. Maar vind-je het ‘de moeite waard’, vooral nu we zoo overstelpt worden door copy? - De stukken van Jan heb ik maar gewoon zelf gelezen en gekeurd; ze zijn soms heel goed voor Jan, al kan ik me au fond met deze faciele manier van afrekenen niet meer zoo vereenigen als ik het misschien vroeger deed. Dat Maurice bezwaren heeft tegen een Greshoff-toon in het Panopticum, kan ik mij voorstellen; deze bezending mag wel met zorg worden verdeeld! Twee dingen keurde ik af - dat over ‘de Prins’ (waar we nu genoeg over hebben gehad) en nog een, dat ik erg flauw (mat) vond. Wat ik verder over M. denk, schreef ik je gisteren al, en daar blijf ik bij. Ik stuur alles terug aan Bouws, ook het stuk van je ex-discipel. Ik ben benieuwd wat je van Hitler maken zult; ik sprak er zoonet met Bep over, die bang was dat je hem - hoe aardig op zichzelf dan ook - toch te literair alleen zou aanvallen, of, politisch gesproken, te veel van het ongerepte Holland uit. Dat je Hitler belachelijk kunt maken als ‘geest’ lijdt niet den minsten twijfel, je zou, vanuit Europeesch-politiek of- menschelijk standpunt moeten aantoonen waarom hij zelf tenslotte zoo'n flapdrol is, zoo'n politieagent, die nu al door zijn onder-dienders wordt voortgeduwd en overschreeuwd. Waarom deze vent in Duitschland mogelijk is, terwijl voor Italiaansche (wan)smaak tenminste nog een Mussolini noodig was: wat het triviale, prollige, minderwaardige in de figuur Hitler is, niet als ‘geest’, maar zelfs in de rol die hij zich gekozen heeft. Je zou daarvoor nog andere dingen moeten lezen dan Mein Kampf, denk ik, dat boek kàn n.l. niet echt zijn, geschreven in volle actie! dat boek moèt vol humbug staan waar de Adolf zelf niet aan gelooft. Het is beroerd dat je zoo gefnuikt wordt en belemmerd door je schoolplichten; in een anderen tijd zou ik zeggen: wees nu maar moedig, ga weg en ga ook dat ongerepte-land-ter-zij-van-alles voor een paar jaren uit - maar nu moet ik met hopen en vreezen tegelijk zelf aan een baantje denken, zooals jij er dan een verwerpen zou! de ‘goede raad’ is ditmaal dus werkelijk niet aan mij. De N.R.F. denkt over een nieuwe vertaling van de Havelaar. Ik ben bezig Malraux aan te porren om het vooral te doen, en later, als het gaat, nog wat andere dingen. Het is toch een schandaal dat een Europeesche eersterangs-figuur in ieder opzicht als Multatuli was, nog steeds opzij gezet is niet alleen, maar langzamerhand voor verouderd doorgaat, zooals uit de brieven van Lawrence blijkt. Het stuk van Elsschot over Stijl vind ik wel aardig... nu ja, voouit, omdat het Elsschot is. Ik ben soms toch wel bang dat we een beetje in de commis-voyageurs-toon belanden, met al die ‘frischheid’. Nu niet, maar het zou kunnen... Greshoff heeft op dat gebied nooit een paard van een ezel kunnen onderscheiden en allerlei prulkerels bewonderd om hun frissche toon, die werkelijk - het spijt mij dat ik Maurice gelijk moet geven - eigenlijk in de Pourquoi pas thuishoorden. Voor Jan zelf maak ik een uitzondering en ben ik het niet met M. eens! Het zit bij hem altijd aan andere dingen vast, die wel hun bizondere waarde hebben, vind ik. Wat wàs die rel bij Morgenrot? Waaròm had Dr. J.F. Otten een fluitje bij zich? Ik weet nu wel het een en ander van Duitsche en Fransche, maar weer niets van ‘Dietsche’ politiek. Alzoo: licht mij in, in een volgend nummer. Ik wil nog eens een stuk schrijven over de infame, minderwaardige, degelijke, polderlandsche, botheid van Potgieter: die vent vertegenwoordigt alles wat wij haten