Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935 E. du Perron Editie Piet Delen Jaap Goedegebuure H.A. Gomperts Paul van der Plank J.H.W. Veenstra logo_edp__01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935 van E. du Perron in een uitgave van Piet Delen, Jaap Goedegebuure, H.A. Gomperts, J.H.W. Veenstra en Paul van der Plank uit 1979. Op www.eduperron.nl zijn van verschillende teksten scans van originelen te vinden. p. 92, 171, 206 en 300: ten behoeve van de consistentie zijn onregelmatigheden bij de volgnummers in de koppen aangepast. p. 53, 104, 105, 365 en 432: accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier, met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald. du_p001brie06_01 DBNL-TEI 1 2015 dbnl / Piet Delen / Jaap Goedegebuure / erven H.A. Gomperts / erven J.H.W. Veenstra / Paul van der Plank eigen exemplaar dbnl E. du Perron, Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935 (eds. Piet Delen, Jaap Goedegebuure, H.A. Gomperts, J.H.W. Veenstra en Paul van der Plank). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1979 Wijze van coderen: standaard Nederlands Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935 E. du Perron Editie Piet Delen Jaap Goedegebuure H.A. Gomperts Paul van der Plank J.H.W. Veenstra Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935 E. du Perron Editie Piet Delen Jaap Goedegebuure H.A. Gomperts Paul van der Plank J.H.W. Veenstra 2015-05-20 JvH colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: E. du Perron, Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935 (eds. Piet Delen, Jaap Goedegebuure, H.A. Gomperts, J.H.W. Veenstra en Paul van der Plank). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1979 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/du_p001brie06_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} E. DU PERRON BRIEVEN V {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} E. DU PERRON BRIEVEN V 2 mei 1934-31 oktober 1935 {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} 1979 G.A. VAN OORSCHOT, AMSTERDAM {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Deze uitgave is verzorgd door Piet Delen, Jaap Goedegebuure, H.A. Gomperts, Paul van der Plank en J.H.W. Veenstra, die bij de voorbereiding ervan terzijde werden gestaan door F.E.A. Batten, C. Bittremieux, H. van Galen Last, G.A. van Oorschot, Ronald Spoor, Louis Uding en Herman Verhaar. Copyright 1979 by Erven E. du Perron {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} INHOUD Inleiding brieven 2 mei 1934-31 oktober 1935 7 Bijlage: vertaling van Franse brieven 457 {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Inleiding Brieven 2 mei 1934-31 oktober 1935 In mei 1934 schreef Du Perron zijn essay Jan Lubbes, waarin hij de motivering van zijn besluit om uit de redactie van Forum te treden (‘Afscheid van Kostersloot’, Forum, december 1933) herdrukte en aanvulde. Op die literaire positie-bepaling volgde in juni de politieke: ‘Ons deel van Europa’. Beide stukken nam hij op in zijn later in het jaar verschenen essaybundel De smalle mens. Door deze bezigheden moest Het land van herkomst weer even wachten. Pogingen om verder te werken aan de roman gedurende de korte vakantie, doorgebracht in Spanje en bij Slauerhoff in Tanger, leverden weinig op door een opeenhoping van drukproeven en door het warme klimaat. Op 8 september werden de Du Perrons uit Tanger teruggeroepen wegens het overlijden van Dr. J.R.B. de Roos, de vader van mevrouw Du Perron. Om te bekomen van de doorstane emoties en vermoeienissen brachten zij enige dagen door in het Belgische Boschvoorde. Een korte rustkuur met leverinjecties bij de bevriende dokter Maasland had voor Du Perron een gunstig effect dat echter maar van korte duur was. In oktober en november klaagde hij herhaaldelijk over vermoeidheid en slapeloosheid. De hele maand december verbleef hij, evenals het voorgaande jaar, in het Bretonse plaatsje Le Roselier om er zijn roman af te maken, waarin hij echter nog niet zou slagen. Een cursus Perzisch, begonnen met het oog op een eventuele emigratie naar Perzië, had hij toen al opgegeven. Toch stond, toen hij begin januari 1935 uit Bretagne naar Parijs terugkeerde, het grootste deel van Het land van herkomst op papier. Terwijl de eerste hoofdstukken werden gezet, besteedde hij nog veel moeite aan de voltooiing van het slot. In maart schreef hij de slotzin, maar het duurde nog twee maanden vóór hij, na een derde bewerking de definitieve tekst van het ‘open einde’ vaststelde. Na de verschijning in mei volgde hij nauwlettend de reacties in dagbladen en tijdschriften, en ondanks het feit dat Marsman de roman ‘de compleetste uiting’ van hun generatie noemde, was hij teleurgesteld over de lauwe besprekingen van zijn vrienden. De publicatie van deze grote roman, waarin hij zijn verleden in kaart had gebracht, was voor hem aanleiding tot bezinning en heroriëntatie, wat trouwens ook gezegd kan worden van een andere gebeurtenis in hetzelfde voorjaar: de geboorte op 8 april van zijn zoon Alain Eric, het enige kind uit zijn tweede huwelijk. Deze nieuwe verantwoordelijkheid maakte het vin- {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} den van een betrekking met een vast inkomen een nog dringender noodzakelijkheid. Hij onderzocht allerlei mogelijkheden om een vaste baan te krijgen, voerde daarover in september diverse gesprekken in Nederland, maar ‘over de heele lijn was het niets dan bot’. Vast stond, dat DP in Parijs niet kon blijven wonen. Het was er te duur en de atmosfeer te onrustig om goed te kunnen schrijven. Toen de kansen op werk in Nederland vrijwel nihil bleken, kwam Indië scherper in het blikveld. DP's oudste jeugdvriend Ferdy de Grave adviseerde hem terug te gaan naar zijn geboorteland. Intussen ontbrak het hem niet aan bezigheden. Op aandrang van uitgever Stols voltooide hij de telkens onderbroken vertaling van Larbauds Fermina Marquez. Met Marsman stelde hij de verhalenbundel De korte baan samen, die in oktober bij Querido verscheen en waarvoor hij de inleiding schreef. In november gaf Stols zijn vertaling van Landors Serena uit. De N.R.C. plaatste regelmatig zijn besprekingen van Franse literatuur en intussen werkte DP hard aan zijn essayistische notities Blocnote klein formaat, waarvan de eerste twee afleveringen nog in Forum werden gepubliceerd. In Forum speelde zich ook een kort gevecht af tussen Ter Braak en Marsman inzake poëzie als roes. DP vond de strijd volkomen nutteloos en gaf in zijn reactie ‘Ieder zijn roes’ nog eens blijk van zijn waardering voor de poëzie van Engelman. Na dit panopticum duurde het tot oktober, voordat er in Forum weer iets van DP geplaatst werd. Het stond toen reeds vast, dat het tijdschrift aan het eind van de vierde jaargang zou ophouden te bestaan. DP schortte zijn medewerking op, zolang de Vlaamse redactie bleef weigeren Varangots verhaal ‘Virginia’ te plaatsen. Vanuit Parijs volgde hij met Argus-ogen de gang van zaken en was tot geen enkel compromis bereid. Vooral in zijn brieven aan Ter Braak reageerde hij buitengewoon fel op alle verwikkelingen in deze affaire, waarin principiële standpunten en persoonlijke verhoudingen in een onontwarbaar kluwen raakten. Zo ageerde Slauerhoff al in het begin van het jaar tegen Van Vriesland als Forum-redacteur. Ondanks bemiddelingspogingen van DP ontstond hierdoor een ernstige brouille tussen Van Vrieslands mederedacteur Ter Braak en Slauerhoff. Zelfs DP werd het slachtoffer van Slauerhoffs intriges en tenslotte, na ‘eindelooze brieven’ en na zijn voorstel ‘de heele rotzooi te bepraten’ in Bergen bij Roland Holst, zag hij zich gedwongen definitief met Slauerhoff te breken. Met deze Forum-kwestie hing ook samen een tijdelijke verwijdering tussen DP en Vestdijk, die zich voor hem onmogelijk had gemaakt door aanvaarding van het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Dit verlies op het persoonlijke vlak werd gedeeltelijk vergoed door nieuwe {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} contacten, zoals dat met de uitgeweken Italiaanse schrijver Nicola Chiaromonte. DP leerde hem kennen op het schrijverscongres ‘Pour la défense de la culture’, dat in juni te Parijs werd gehouden. In verband hiermee trad hij op als contactpersoon voor Nederland en België. Later in het jaar maakte hij kennis met de Italiaan van Russische afkomst Andrea Caffi, die hij één van de beminnelijkste en zuiverste personen genoemd heeft die hij kende. Ook een samenkomst met Marsman en Ter Braak bij Greshoff in Brussel, door DP betiteld als de ‘reünie van de vier musketiers’, deed hem goed. Sterke persoonlijke banden moesten een tegenwicht vormen tegen de zich verder verslechterende politieke situatie in Europa. De toenemende druk ten gevolge van de massificatie zowel van rechts als van links werd nog verzwaard door de economische malaise, die DP om zich heen zag toenemen. {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} 2063. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 2 mei 1934 Beste Joannes, Dank voor de gezonden Gemeenschap: het artikel van Dagens 1. is inderdaad zeer goed, en ongemeen onpartijdig en eerlijk (in de beteekenis van ‘honnête’). Het citaat uit Pascal kon niet beter zijn! In heb het nr. aan Malraux doorgezonden. Ik heb L.C.Hum. net af en ga nu voor een paar dagen naar Grenoble, een bedevaart doen naar de jeugdstappen van Henri Brulard. Daarna ga ik weer aan mijn eigen ‘roman’. Stuur me af en toe eens een Nwe Eeuw of Gemeenschap, als er iets in staat waarvan je denkt dat het mij niet onverschillig laat. Graag. Hartelijke groeten, ook van ‘Elisabeth’, - je EdP. Parijs, 2 Mei '34. 2064 (591). Aan M. ter Braak: Parijs, 4 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2065. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten en R.A.J. van Lier: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Beste Jongelingschap, Zeer moegewerkt door het verdietschen van La Cond. Humaine ben ik hierheen gegaan (steeds vergezeld door E. de Roos), in verband met een Stendhal-museum dat net geopend werd. 2. Hierbij het laatst ontdekte portret (was lange tijd in bezit van Prosper Mérimée en keizerin Eugénie); stelt Beyle voor op 52 jaar. (Hij was nooit zoo leelijk als Plasschaert 3.). Hart. groeten van EdP. EdeR. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} 2066. Prentbriefkaart 1. aan G. ter Braak: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Lieve Truida, We zitten in dit stadje, zooals je van Jan zult hebben gehoord. De keuken is er erg goed, maar erg overdadig: zou Stendhal daarom altijd zoo corpulent geweest zijn? Je kunt deze briefkaart als bladwijzer gebruiken of als porte-bonheur (sinds ze Stendhal's nagedachtenis in een soort klooster ondergebracht hebben is het misschien een image sainte). Hartelijke groeten van je E. Bep 2067. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Beste Joannes, Hierbij het laatst-ontdekte portret van Beyle (52 jaar oud). Het kleine museumpje hier is eig. niet veel meer dan een portrettenkabinet, maar het werd ondergebracht in een soortement klooster, zoodat Stendhal even ‘bezorgd’ kan zijn over zijn nagedachtenis als Rimbaud. Speur naar de Gratie op dit aangelaat! (Hij was ook ‘lang niet een Adonis’, maar niet zoo leelijk als A.v.D. en Plasschaert). Hartelijk gegroet door je EdP. Ik ben tegen 15 dezer weer in Parijs terug. 2068. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravensande: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Beste Hein, Het is hier alleraardigst, maar stuur toch maar niets hierheen, want wschl. gaan we eerstdaags naar Annecy, voor we naar Parijs teruggaan. Ongeveer 13 dezer denken we weer thuis te komen. Vind ik je brief dan? - Het Stendhal-museum hier is alleraardigst; {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} ik schrijf er straks een brief over voor de krant. Veel hartelijke groeten van je Eddy Bep 2069. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Beste Jan, Hierbij het nieuwst-ontdekte portret v. Stendhal 2. (zelfde jaar als dat met de stok = 52 jaar oud). Het museum is heel aardig - vol portretten; en Grenoble doet heelemaal aan Italië denken als sfeer. Ik antwoord later uitvoerig op je brief, ook over Larbaud. We gaan misschien nog even naar Annecy, nu we toch in de buurt zijn. Maar 12 of 13 dezer weer in Parijs. Heel veel hartelijks van ons 2, ook voor Atie. Je E. Bep 2070. Prentbriefkaart 1. aan F. Hellens: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 mai. Chers amis, Après avoir hollandisé la Cond. Hum., voici notre repos mérité. Cette ville est charmante, quoi qu'en ait dit Beyle, qui depuis avant-hier, a tout de même eu son musée. - J'ai vu Larbaud à Paris, 2. qui était inquiet parce que vs n'aviez pas encore accusé réception d'un conte - assez joli, d'après ce qu'il m'en a dit - qu'il vs a envoyé pour le Disque Vert. 3. Voulez-vous toujours un conte de moi (à travers Marc-Eemans 4.)? Prendre Drama van Huize-aan-Zee, non? Nous serons rentrés à Paris vers le 13. Amitiés, Eddy Bep {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} 5. Grenoble, Place Notre-Dame (mais la statue représente les représentants de la révolution). 2071. Prentbriefkaart 1. aan V. Larbaud: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 mai Cher Monsieur, Voulez vous (si vous en trouvez le temps) m'envoyer les vers de Maurice Scève que vous m'avez cités et où il y a question de ce qui domine la vaine discussion politique? Le nouveau musée, ici, est modeste, mais il y a de jolis portraits. Je vous envoie celui d'un homme qui doit vous être sympathique. Croyez-moi votre dévoué EduPerron 2072. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Beste Jan, La Cond. Hum. afgemaakt en nu voor een week hierheen, in verband met een Stendhal-museum dat hier gisteren geopend is. Hierbij de door Henri zoo geliefde grootpa Gagnon, wiens devies - als het jouwe - geweest moet zijn: - ‘Ze moeten mij gerust laten!’ We gaan misschien nog door naar Annecy, maar zijn zeker 12 of 13 dezer in P. terug. Veel hartelijke groeten van je E. Bep 2073. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Beste Sander, We zijn hierheen gegaan om een weekje uit te blazen, na volbracht vertaalwerk van La C. Hum. Het Stendhal-museum hier (eig. {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} een portretten-kabinet) is heel aardig. Hierbij een van de leelijkste portretten - voorstudie van het bekende portret waarop St. op Méral lijkt! Het is weinig bekend (al is het dan terecht). Hoe verliep de Italiaansche veldtocht? 2. Wij zijn ±13 Mei weer in Parijs. Hart. groeten, ook aan Greet, en van Bep, je E. 2074. Prentbriefkaart 1. aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 Mei. Zeer geachte heer Endt, Ik heb het afmaken van mijn vertaling beschouwd als een gelegenheid om hier vacantie te nemen! Zoodra ik terugben (± 14 Mei) stuur ik u de laatste blzn. Dit is een fraai beeld: de Grenobleezen meenen dat de revolutie bij hen haar vleugels heeft uitgeslagen; door deze 3 volksvertegenwoordigers hier bijeen. Vriendelijke groeten van uw EduP. Er is hier net een Stendhal-museum geopend. 2. Grenoble, Place Notre-Dame (niet: de la Révolution). 2075 (592). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Grenoble, 8 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2076. Aan J. Greshoff: Grenoble, 1. 9 mei 1934 Woensdag, 9 Mei. Beste Jan, Ik heb even tijd om op je brief te antwoorden. Bep is alleen naar de Grande Chartreuse gegaan; mij kon het après tout niet schelen, ik ben hier voor Beyle en niet voor den katholiek Pascal. En ik heb {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} nog van allerlei in Grenoble te doen voor we weggaan. We gaan overigens niet naar Annecy, maar naar Claix, een goed uur met de tram hiervandaan, in een heerlijk landschap en in een allercharmantst pension dat we gisteren ontdekten, op 50 meter van het aardige landhuis van Stendhal! * Het is het huis waarover hij schrijft in Brulard, in Mémoires d'un Touriste, enz.; en hij hield van Claix, terwijl hij nogal hevig het land had aan Grenoble. Later, toen hij het huis verkocht had, ging hij er nog heen om druiven uit zijn eigen tuin te koopen. Het huis behoort nu toe aan een generaal, maar die is er niet; ik zal probeeren er in te komen, gisteren keken we alleen maar over de muur naar binnen. - Maar het pension waar we in trekken is op zichzelf verrukkelijk: heelemaal een familiehuis uit denzelfden tijd, met oude meubels, familieportretten, een oude eetzaal; en we zijn de eenige gasten tot Maandag a.s. en krijgen de allermooiste kamer voor 30 frs. (pension inbegrepen) per dag. We waren beiden zoo gecharmeerd - ook om directe buren te zijn van Stendhal! - dat we Annecy op slag hebben vergeten. Dit blijft dus een exclusieve Brulard-bedevaart. - Ik moet straks mijn stuk nog schrijven voor Het Vad.; misschien maak ik er 2 stukken van. De mevrouw die ons herbergt, ziet er uit als Marceline Desbordes-Valmore: een beetje contrefaite, maar met prachtige zwarte krullen en een ouderwetsch vriendelijk gezicht, en ze was de hoffelijkheid en beminnelijkheid gepersonifieerd; française met een helft van haar voorouders in Columbia, en Franschen en Columbianen in prachtige familieportretten - schilderijen! - langs de muur. Ik antwoord nu maar op je brief. Je depressie kan ik me levendig indenken: ook hier, op reis, word ik voortdurend nog gekweld door mijn minder prettige vooruitzichten, door de juiste verdeeling voor het werk, die ik zou willen vinden, enz. Ik voel me den heelen tijd vervolgd, en tegelijk den pas afgesneden; en het probleem van wat we voor ons eigen plezier nog kunnen doen zal ons natuurlijk altijd kwellen! Hoe vereenigen we dat plezier met copy die geld oplevert, en als het niet direct artikelen zijn, hoe schrijven we dingen die ons bevallen èn er bij het stomste publiek van West-Europa ingaan? Het beste voor jou zou zijn dat je met Van Kampen of Zijlstra een regeling trof voor je roman, en dat je die afmaakte als werk; dan ben je ook tegenover je broodwinnerij verantwoord. Dat je dien roman niet zou kunnen maken, is natuurlijk een dwaze debutanten vrees: als {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} je ± 150 blzn. hebt geschreven, zooals die nu af zijn, is er geen enkele reden om aan te nemen dat je er niet nog een 200 à 250 zoo zou kunnen maken! En het schrijven zelf maakt de boel los, dat verzeker ik je. Ik borrel van copy voor Ducroo; ik moet me intoomen en overal schrappen - ook al om mijn broodgever te bevredigen. Je moet nl. weten dat die heer Querido zoetjesaan terugkrabbelt (quoi qu'il en dise): ieder nieuw opus van mij dat hij ter lezing krijgt, ontneemt hem weer wat moed; hij zal denken dat ik bepaald niets heb van het genie van den auteur van De Druivenplukkers (‘óók een jongere toch’!) en dat het publiek op mijn geschrijf vast niet zoo willig reageeren zal. Het voorstel van laatst *: fl.1000. voor Ducroo + een anderen ‘roman’, maar met uitgave van De Smalle Mensch is nu nl. teruggeloopen tot: fl. 1000. voor de twee ‘romans’, maar geen uitgave van De Sm. M. Sinds hij dien laatsten bundel gelezen heeft, is hij er nl. zeker van dat er geen publiek voor is, en dus kan hij die essays niet voor eigen risico uitgeven. Ik heb hem nu een nieuw voorstel gedaan: als ik thuiskom in Parijs vind ik misschien al het antwoord. Deze correspondentie heeft mijn afreis bijna totaal verpest, en ook nu zie ik met bezwaard gemoed tegen de verdere onderhandelingen aan. Het is voor mij tenslotte toch wèl van groot belang dat De Sm. Mensch uitgegeven wordt: zulke essays zouden in ieder ander land grif verkocht worden, het is weer de roman-idiotie van Holland die ons hier dwars zit. Ik denk er nu weer over om toch naar Van Kampen te gaan, als dat nog kan - alleen omdat die tenminste nooit bezwaren tegen mijn essays gemaakt heeft. Maar hoe verantwoord ik dat tegenover mijn broodwinnerij? En V.K. is nu ook allesbehalve enthousiast over Ducroo. - (Spreek hierover nog met niemand.) Ik zal moeten eindigen met een oproep om een Maecenas die de drukkosten van mijn essays op zich wil nemen. Zie jij zoo iemand als bestaanbaar? Waarom niet, eigenlijk? Zóó duur hoeft het toch niet te zijn. Zoowat 300 blzn. druks. Enfin, wachten eerst wat Querido antwoordt. Maar ik heb mijn buik vol van dit gedonder, en het werken aan Ducroo zelf wordt me erdoor vergald. 't Is toch al ‘controle’! Ik ben benieuwd naar het verhaal van Varangot. 2. En nog meer {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} naar de toestand van die arme Annie. 3. Even voor we van Parijs weggingen, hebben Bep en ik aan Kennie en Arthur geschreven, maar het blijft een precair iets, en hier zitten we zelfs te ver voor tijdig bericht. Mocht er iets zijn, schrijf dan een expresse-brief of telegram. Wij gaan Zondag weg, zijn Zondagavond of Maandag (uiterlijk) in P. terug. (Misschien blijven we 1 dag in Dijon.) Adres: Furonnière-Pension, Claix (Isère). Die Sammlung 4. heb je nu natuurlijk al uit het hoofd geleerd. Het stuk van Menno was verreweg het beste van het heele nummer. Mijn stuk gáát - verder niets. Bovendien, zegt Gino, is het wat ‘boersch’ vertaald. En ik heb het in rotomstandigheden, moe en met hoofdpijn, in die onvrije kamer bij de Russen, geschreven. Ik doe zooiets nooit meer! Nu Larbaud. Een alleraardigste, zachte, heel licht ironische, schuwe, vriendelijke man. Je bent telkens bang hem in de conversatie te hard aan te stooten. Ik zal hem met plezier terugzien, maar Malraux had volkomen gelijk toen hij mij zei dat ik in hem véél minder ‘Barnabooth’ zou vinden dan ‘le Petit Ami’ in Léautaud. Eigenlijk is het nu het type van den lieven lettré, menschenschuw geworden in het donker van de bibliotheken. Hij zal wschl. nog erg aardig kunnen vertellen, in vertrouwelijke momenten, vooral van reizen, maar zijn grootste liefde schijnt te spreken in citaten: er is geen idee, of hij haalt er verzen bij van Scève, van Boileau, van een 14e-eeuwsche Spaansche dichter - en hij is absoluut geneigd om de echte waarde van literatuur te toetsen aan de fraaie stijl. (‘Je me suis donné un mal extrême pour arriver à ce style concis et en même temps léger de Salluste’. Dit over een novelle, die hij mij verteld heeft, die mij heel aardig lijkt - genre Amants, heureux amants - en die nu bij Hellens ligt voor Le Disque Vert.) Onze conversatie was één trekken van mij naar ‘Barnabooth’ toe, en van hem naar Scève en de verborgenheden van de klassieke literatuur. Voilà. Maar hij is heel sympathiek en ongetwijfeld een eersterangsch-mensch, ook wat het hart aangaat. Nu ga ik ervan door. Hartelijke groeten en houd je taai. Je E. {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} P.S. - Kan je niet probeeren toch nog een paar dagen in P. te komen, als Menno er is bv.? Doe het voor je gezondheid. Als ik je met een 500 frs. (750 belgisch) helpen kan, met alle genoegen. En natuurlijk niet ‘in leen’: ik heb werkelijk genoeg overal verloren om dit met plezier erbij af te schrijven, en op gaat alles toch! Doe het dus gerust. 2077. Aan G.H. 's-Gravesande: Grenoble, 9 mei 1934 Beste Hein, Kan je dit stuk 1. apart al eerder plaatsen? Er komt nog ongeveer even veel - zoodat het mij beter lijkt voor 2 artikels dan voor een. Het andere schrijf ik morgen, maar ik verzend het uit Claix, zoodat je het misschien toch iets later krijgt. Wil je het dus tegelijk plaatsen (de cijfers kunnen dan geschrapt worden), mij best; anders 2 dagen achter elkaar. Het andere gaat alleen over het museum. Plaats je ze apart en wil je twee verschillende titels boven de stukken zetten, dan is dat natuurlijk ook prachtig. - We gaan Zondag terug. Hart. groeten, ook van Bep, steeds je E. 2078. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Grenoble, 11 mei 1934 11 Mei. B.H. - Ik schrijf dit in de tram tusschen Claix en Grenoble (vandaar het schrift). In Gr. doe ik mijn 2e artikel over het St.-museum op de post, gelijk hiermee. Wil je goed zorgen voor de juiste spelling van de namen? en zou je van het artikel, of de 2 artikelen, een ex. willen sturen aan Mr. J. van der Meulen, Lange Nieuwstraat 40, Utrecht, die een groot ‘Stendhaliaan’ is? Dank. Veel hartelijks, ook v. Bep, een hand van je E. 2079 (593). Aan M. ter Braak: Parijs, 15 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2080 (594). Aan M. ter Braak: Parijs, 15 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} 2081. Aan J. Greshoff: Parijs, 15 mei 1934 Parijs, 15 December. Beste Jan, Gisteravond bij thuiskomst je brief ontvangen. Er lag een geweldige post; zoo gevarieerd ook, dat ik niet weet waar en hoe het eerst te reageeren. Daarom dit in groote haast. Vóór alles: Bep en ik zijn onzegbaar blij met de goede berichten over Annie. Wij waren erg bang, eerlijk gezegd. Kan je ons omgaand haar adres opgeven: dat van de kliniek? Bep wou haar bloemen laten sturen en haar nu persoonlijk schrijven. Hierbij een blaadje uit Die Sammlung, met het staartje van het vorige artikel. 1. Graag omgaand terug. Ik vond hier proeven van het 2e stuk van Ducroo (voor Gr.Ned.) 2. maar geen bewijsnr. Het is een pestilente administratie daar! Kan je zorgen dat ik er spoedig een krijg? Het zou me van dienst zijn geweest met het oog op de proeven (om te vergelijken en zoo). Kom je nu hier? Ik weet nog niet wanneer Menno komt; weet jij het? Er was van hem geen brief hier, wel tot mijn verwondering. Kan je het dan zoo schikken dat je er tegelijk met hem bent? Ik heb het gevoel dat ik verschillende dingen met jullie beiden - of liever: onder ons drieën - moet bepraten. Het geld heb ik voor je op zij gelegd; je kan ook meer krijgen als 500 ffrs. niet genoeg is. Bep en ik gaven voor deze 10 dagen samen precies fl. 190. uit, en we hebben het overal voortreffelijk gehad. * In Claix, in dat pension, was het overheerlijk. Ik vertel je daar meer van. Ik heb ook photo's gemaakt, v/h huis v. Stendhal o.a., die ik nu nog moet laten ontwikkelen, maar die je natuurlijk krijgt. {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik ben blij dat er ‘buitenstaanders’ zijn die iets voor Ducroo voelen, als symptoom. Het zou zóó'n meevaller voor me zijn, als dat boek nu een beetje ging. Het zou de heele basis van mijn ‘samenwerken’ met Querido (zooals hij dat noemt) zoo anders maken; je krijgt dan ook meer zelfvertrouwen. Q. heeft me nu een heel geschikt aanbod gedaan, fl. 500. voor Ducroo, en hij geeft De Sm. Mensch uit, maar niet meer dan ± 240 blzn. compres druk. Ik neem het natuurlijk aan, maar veel liever zou ik 300 blzn. hebben en de rest bijpassen. Misschien op de manier die jij aangeeft, we zullen zien. Nu, Jan, schrijf nader, vooral over je komst. Het beste met je werk. Maar waarom zet je niet alles in Gr. Ned. - als complete vervolgroman? Dat is minder fragmentarisch - of is het juist je bedoeling om alleen fragmenten vooruit te publiceeren? Veel hartelijks van je E. 2082. Aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 15 mei 1934 Parijs, 15 Mei. Beste Hein, Bij aankomst hier vond ik, tusschen een stapel andere post, je brief. Je bent de leeuw onder de helpers! Veel veel dank. Ik ga straks mijn laatste hfdstn. 1. nu opkalefateren en naar de W.B. zenden. Als het niet anders gaat met de stukken in Het Vad. - nu ja, dan gaat het niet. Mijn 2e Stendhal zal je nu wel gekregen hebben. Het is gek dat Menno je geen ex. van zijn Politicus heeft gegeven; waarom vraag je hem er niet doodgewoon om? Ik wil er wel met je over praten (op papier dan), maar eerst als je het zelf gelezen hebt en mij gezegd hebt wat jij ervan denkt. Dat het zoo ‘zwaar’ zou zijn is gekheid 2.: het is een boek met intelligentie, ja; zeer in tegenstelling met wat soms daarvoor doorgaat (en meest zelfs dat niet) bij ons in Holland; maar het is glashelder en geschreven ‘in een stijl voor vrienden’, zooals M. het noemt. Hoe gewoner en rustiger je het leest, zonder flauwekul van hoogserieuze instelling of zoo - precies zooals je luisteren zou naar het intelligentie spreken van een goed {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} vriend - hoe beter. Als je dat gedaan hebt, moet je me schrijven wat jij van dien ‘verkeerden weg’ denkt - àls er dan een is! Ik ben blij dat je mijn stuk in Gr.Ned. 3. geboeid las. De flauwekul is daar wel totaal afwezig - althans, dat wil ik hopen. Maar één zoo'n los hfdst. geeft toch alleen maar een idee van den toon (dat is al veel, dat geef ik toe!) Voor den werkelijken inhoud moet je het heele boek hebben, en dat bestaat niet alleen uit herinneringen uit Indië, daar is ook nog een absoluut anderen kant aan (Parijs 1934). Ik laat het nu hierbij. Ik zou graag wat langer met je praten, maar ik weet niet waar te beginnen, zooveel moet ik opeens tegelijk afdoen. En met het nieuwe werk dat nu voor me begint, wil ik ook al deze correspondentie achter me hebben, zoo gauw het maar kan. Nogmaals dank en veel hartelijks, ook van Bep; steeds je E. P.S. Ja, de ‘kop-uitgave’ 4. is die van je vader: roodbruin, of paarsbruin, met een portret in goud op de band. Later is er een herdruk van gekomen - ander papier en misschien zelfs andere letters - waarvan de bandjes groen waren. Maar die is ook best. - Van de blauwe deeltjes, z.g. Garmond-editie, met een vervelende smalle letter, moet ik niets hebben. - Kijk eens voor me uit, maar alleen als je toch wat voor jezelf najaagt. 2083. Briefkaart aan J. van Nijlen: Parijs, 15 mei 1934 Beste Jan, We zijn alweer uit Grenoble terug en uit Claix, waar wij vlak bij het landhuis van Stendhal zaten, zeer goedkoop in een overheerlijk oud huis, en in een verrukkelijke streek. Hier komend vind ik weer drukproeven voor Gr.Ned. Ik heb, zooals je gezien hebt, ieder fragment een aparte titel gegeven, dat lijkt mij beter voor het afbreken en eventueel weer opnemen. Toch bevredigt het einde van dit 2e stuk mij niet erg; het 1e was tenslotte beter, als afgerond geheel. Kan je het volgende hfdst. (Gedong Lami), 1. dat eig. vlak bij dit eene hoort, niet nog in Juli plaatsen? jullie hebben dan drie stukken gehad van {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} ± 18 blzn., dat is toch niet te veel. - Zooniet, tant pis. Stuur mij s.v.p. het allereerste stuk hierheen - dat je wel nooit meer gebruiken zult - met de familiemalligheid en zoo. Dank. Hoe gaat het daar? Bep laat de beste wenschen doen; ik groet ook zeer hartelijk. Laat eens wat van je hooren. Annie is goddank over het gevaarlijke punt. - Ik stuur over een paar dagen photo's uit de streek van Stendhal. Steeds hartelijk je E. 2084. Aan uitgeverij Em. Querido: Parijs, 15 mei 1934 Parijs, 15 Mei. Zeer geachte Heer Querido, 1. Bij thuiskomst uit Grenoble - gisteravond - vond ik hier uw brief. Dit verklaart u waarom ik niet eerder antwoordde; ik haast mij nu het te doen. Ik ben zeer ingenomen met uw voorstel; ik heb nu weer een prettig gevoel van zelfvertrouwen over me gekregen - en wie weet of we tòch niet een grooter publiek bereiken dan u denkt (en dan ik denk)! Dus, om te beginnen, ik neem dit voorstel aan. U zendt mij vanaf 1 Juni fl.100. - 's maands; ik bezorg u vóór eind October, zoo mogelijk eerder, en zelfs hoe gauwer hoe beter, zonder schade voor het boek, Ducroo. - Met het volgende boek (de andere ‘roman’) is er toch niets verloren, want als ik dat maak, krijgt u dat natuurlijk ook. Inplaats van fl.900. - of liever fl.850. voor Ducroo, krijg ik dus fl.500.; de andere fl.350. zijn dan mijn aandeel in De Sm. Mensch. U wilt niet meer dan 240 à 250 blzn. compres-druk, zegt u. Maar wordt het boek veel meer, zooals het nu is? Als u er absoluut op gesteld is, kan ik probeeren er zóó in te werken (u moet mij dan het MS. terugsturen) dat ik er den door u bedoelden omvang mee bereik; maar misschien wordt het boek als geheel er dan slechter (zwakker) door. {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} Eén van de attracties ervan, dacht ik, en denken al mijn vrienden, is juist de variatie. En dat ik er een slotstuk aan wou maken, heeft een bepaalde reden. Naast de stukken die toch min of meer tegen de ‘revolutie’ gaan - en dit zijn hoogtepunten in den bundel, die ik dus niet schrappen kan - wou ik mijn reactie geven op het ‘fascisme’: dat lijkt me niet meer dan fatsoenlijk, gegeven den tijd waarin we leven, en dat zult ù zeker veel beter dan ieder ander uitgever begrijpen. Bovendien eindigt het boek dan op een absoluut actueel stuk. Ik kan dit laatste stuk een omvang geven van 30 blzn. hoogstens, maar dan moet ik uit het vorige nòg meer schrappen. Het beste lijkt mij dat u den tekst van nu precies schat. Hoeveel blzn. compres-druk als door u bedoeld wordt die, denkt u? En hoeveel schiet er dan over? Gesteld de tegenw. tekst wordt 280 blzn. druk; dan zou ik er dus 30 à 40 moeten schrappen. Schrijf ik er 30 bij, dan zou het 70 moeten worden. Maar hoe dan ook, het blijft tenslotte gaan om een verschil van 70 blzn. (± 5 vel). Misschien kan ik er iets op vinden om deze te laten betalen: hetzij door een vast aantal koopers, hetzij door een fondsje dat Ter Braak en Greshoff misschien bij elkaar kunnen schrapen. Geeft u mij omgaand dus op wat het verschil zou zijn, en op welke manier (koopers of contanten) dit zou kunnen worden gedekt. Gaat mijn plannetje dan niet op, dan vraag ik u direct de heele copy terug en ga aan het schrappen. In ieder geval kunnen we spijkers met koppen slaan, ditmaal. En nogmaals: als ik dien anderen roman maken kan, en u voelt ervoor, dan krijgt u die vanzelfsprekend; dat hangt dan, zou ik zoo zeggen, meer van u af dan van mij! Met vriendelijke groeten, ook aan mevrouw Van Nahuys, 2. steeds uw dw. EduPerron P.S. Voor het prospectus 3. van De Sm. M. schrijf ik, gelijk hiermee, aan Ter Braak. Het is beter dat hij het schrijft dan ik; onpartijdiger, en juister misschien. Kunt u uit de opdracht niets gebruiken (de brief-inleiding, meen ik)? {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} 2085. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 15 mei 1934 Parijs, 15 Mei. Zeer geachte heer Endt, Hierbij een brief van Parry, den photograaf, dien ik voor mijn vertrek nr Grenoble geschreven had, omdat ik maar geen antwoord kreeg over den prijs van die photo. Ik vond dit briefje, met uw schrijven en een heeleboel meer, gisteravond bij thuiskomst. - Het beste is dat u hem die 50 frs. dan maar direct toezendt, niet? Voor de inleiding zal ik zorgen. U hebt die vóór 1 Juni, vertaald en wel, dat is afgesproken. Hierbij uw papier met de laatste aanteekeningen. Ik ga nu mijn laatste blzn. toetsen aan de ‘commercieele inlichtingen’ die ik hier ook op me vond wachten en stuur u dan alles toe - wschl. gelijk hiermee. Op uw laatste contrôle reken ik dan erg. Dank. Het geld dat ik krijg, vroeg ik u al aan mijn schoonvader te willen zenden. Als ik er een papier voor moet teekenen, stuurt u mij dat natuurlijk. Ik laat het nu hierbij, omdat ik van allerlei te doen heb. Vriendelijke groeten en steeds hoogachtend uw dw. EduPerron 2086. Briefkaart aan F.E.A. Batten: Parijs, 16 mei 1934 Parijs, 16 Mei. Beste Freddy, De Stendhal-briefk. zal je ontvangen hebben; thuiskomend vond ik de contra-prestatie. Ach, ik vind deze mevrouw 1. eig. nog lang de kwaadste niet: zij is mank, schijnt het, en haar gezicht is toch niet kwaad? Waarom je boosheid? of verachting? Is het een jeugddrang naar slachtoffers? Hoe vaart Rudie - ook ten opzichte van (van... naar... langs...) zijn Ada van Holland? Ik heb La C. Hum. af en ingeleverd, goddank, en ga nu weer aan Ducroo. Een hfdst. ervan stond in Gr.Ned. (laatste nr.), lees het en zeg mij je indrukken, want het is Indië van begin tot eind. Een ander deel {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} van het boek is Parijs 1933-34, maar de verhalen (als die 2 in Forum) 2. gaan er, bij nader inzien, uit: Ducroo mag voor den uitgever niet te dik worden, en de lezer wordt er maar te verward van, en tenslotte heb ik nu een plan voor een volgend boek, dat ook een ‘roman’ zal zijn - dat beloof ik het Holl. publiek - en toch uit een heele verzameling van deze verhalen zal bestaan. De oplossing v/h vraagstuk zal je amuseeren. Hart. groeten voor jullie beiden, een hand van je EdP. Mevrouw de Roos laat je groeten en zeggen dat zij mevrouw Raedt ook zoo leelijk niet vindt. 2087 (596). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 16 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2088. Aan H. Mayer: Parijs, 16 mei 1934 Parijs, Woensdag. Beste Henri, Blij dat je terug bent, dat vereenvoudigt de betrekkingen! Ja, ik kreeg je briefkaart uit Italia, maar eerst later. Wat de boeken betreft, ik kan niet naar Holland, dus wil je ze zenden. Ik neem in ieder geval van Eck 1. en of Stapel 2. of Krom. 3. Dit laatste zal voor mij fl.15. moeten kosten, want ik behoor natuurlijk niet tot ‘de leden’ (van wàt???) Ducroo in Gr.Ned. 4. bevalt mij niet, geeft een verkeerde indruk, geloof ik, al is het element dat jij bedoelt zeker niet afwezig. Maar het boek is totaal anders, omdat het niet alleen uit herinneringen bestaat, er is een ander gebied naast, en daarvan verschijnt geen enkel fragment in de tijdschriften. {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} Ben je blij of bedroefd om weer in Holland te zijn? Geef me nog nader op of ik fl.15. voor Krom moet betalen dan wel - door een handige zet van jou bv. - voor ‘lid’ kan doorgaan. Hartelijke groeten van je E. 2089. Briefkaart aan A.C. Willink: Parijs, 16 mei 1934 Parijs, 16 Mei '34. Beste Carel en Wilma, De briefkaart uit Grenoble 1. zullen jullie wel hebben gekregen. Thuiskomende vond ik de catalogus. 2. Er zijn heel wat schilderijen bijgekomen, merk ik, die ik niet ken, en die ik erg graag zou zien. Het zoo onpartijdige stukje des Uylderts 3. heeft me veel plezier gedaan; hij heeft niet voor niets een paar jaar op deze wraak gewacht en nu kan hij nog staan achter de breede rug van Van Duinkerken: wat moet hij gesmolten zijn bij het schrijven! Een ander mooi stukje, dat ik je aanraad te lezen, is de heer Defresne achterin de laatste Sammlung; daarop heb ik, hoewel in haast, geantwoord. (Antwoord staat er onder.) Verder ben ik alleen nog maar kiplekker dat La Cond. Humaine af is: een ex. voor jullie staat genoteerd. Tenslotte je vraag: waarmee geld te verdienen? Met portretten misschien - maar is dat mogelijk voor je? - of met illustraties. Ik zou niet anders weten; ditzelfde probleem kwelt mij voortdurend. - En hiermee eindigt dan maar weer dit kletspraatje. Komen jullie niet eens hier? Amsterdam van de laatste keer heugt mij nog, maar jullie houden toch van Parijs? Hart. groeten van je E. We hebben nog in Claix gelogeerd (1 uur buiten Grenoble), in een zeer goedkoop en verrukkelijk ouderwetsch pension, op 50 Meter {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} van het landhuis v. Stendhal. We leven nog heelemaal in de herinnering ervan. 2090. Briefkaart aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 17 mei 1934 Beste Hein, Vanmorgen kreeg ik mijn IIe stuk over het Stendhal-museum, maar het eerste bleef weg! Zou je me dat nog willen laten zenden? Heb je aan Van der Meulen gedacht? Zou je nog 1 ex. van de 2 stukken willen zenden aan onzen vriend Sander Stols, Gr. Looiersstr. 28, Maastricht? Dank. In haast, je E. Parijs, 17 Mei. 2091. Aan J. Greshoff: Parijs, 17 mei 1934 Parijs, 17 Mei. Beste Jan, Hierbij de photo's van Grenoble en Claix. Heb je mijn stukken over het Stendhal-museum in Het Vad. gelezen? Natuurlijk voor de krant en dus niet ‘echt’ (ik zou alles in Forum over kunnen doen in ‘onzen’ toon), maar hier en daar toch wel aardig, lijkt me nu. Als je ze niet hebt, vraag ze dan aan Hein. Of ben je geabonneerd? Het offensief der weidenkenden 1. kan mij niet veel schelen, - en toch zou ik ze nog wel een paar oorpeuters willen geven; afschuwelijk polemistenbloed! Uyldert las ik ook: hij heeft twee jaar en langer op deze wraak gewacht, vergeet dat niet, en kan die nu heerlijk botvieren achter de dikke rug van Van Duinkerken. Poovere mentaliteit. In De Tijdstroom stond een ongeveer lovend stukje over Nutt. Verzet, door Jan Vercammen 2.; maar ik schijn toch ongehoord ‘gevaarlijk’ te zijn! Ik moet zeggen dat ik zoetjesaan lust krijg om ein- {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} delijk eens wat behoorlijks over mezelf te lezen, om eindelijk een reactie te ontmoeten die - voor mijn part niet ‘bewonderend’ - maar ongeveer juist is. Ik dacht dat jij vroeger een ‘studie’ aan me wou wijden in De Gids of zoo. Kan je niet iemand bedenken die het doet voor Gr.Ned.? Of is het wachten op de aanleiding van Ducroo? Over Nutt. Verzet heeft eigenlijk niemand een behoorlijk woord geschreven. Anthonie Donker heeft nog het beste stuk erover gemaakt 3. - op zijn manier! Het superieurderige stukje van Vestdijk in D.G.W. 4. was eigenlijk werkelijk nogal dun Menno, die gelegenheid had om de herdruk ietwat behoorlijk in Het Vad. te bespreken, heeft er zich met 3 regels van afgemaakt. Allemaal uit strategische overwegingen. Maar als wij onze lof van het ‘andere kamp’ moeten verwachten, kunnen wij eerst overlijden, denk je niet? We zullen zien wat Querido nu antwoordt over De Sm. Mensch. Ik houd je op de hoogte natuurlijk. Van Menno nog steeds geen woord bericht. Ik hoor vandaag van jou dat hij Zaterdag komt! Kom jij dan eind van de maand? Jany is hier van 29 Mei tot ± 3 of 4 Juni, denk ik: hij schreef ‘een paar dagen’. Misschien zijn Jany en jij samen nog aardiger dan Menno en jij. Je ontwijkt heel aardig mijn uitnoodiging, in je brief, maar ik wou hier toch wel graag antwoord op. Al kwam je ook maar 3 dagen, doe het toch - het is altijd prettig voor ons als we elkaar zien, en de laatste keer in Brussel was voor mijn gevoel je ware niet. Teveel menschen en teveel karreweitjes. Ik denk niet dat ik nu spoedig weer naar Brussel kom. Ik schreef J.v.N. of Gr.Ned. niet ook nog mijn hfdst. over ‘Gedong Lami’ kon plaatsen, dus 3 hfdstn. inpl. van 2. Dit laatste hfdst. staat veel minder aardig - zoo los - dan het vorige. Als het absoluut niet gaat, laat J.v.N. mij dan de rest van de copy terugsturen. Hij zei dat hij probeeren wou later nog een paar hfdstn. te plaatsen, maar ‘Gedong Lami’ hoort bij wat nu erin staat, niet bij het volgende. Dit alles in haast en zooals het me invalt. Schrijf spoedig weer. Het beste met je roman-arbeid. Veel hartelijks, ook van Bep en aan Atie, je E. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} 2092. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 17 mei 1934 Parijs, 15 Mei. Beste Sander, Heb je mijn briefkaart uit Grenoble ontvangen? Vanmorgen kreeg ik een ongemeen keurig ingepakt ex. van De Tijdstroom van je, waarin ik een artikel vermocht te ontdekken over Nutt. Verzet. Het deed mij plezier weer eens iets over me te lezen dat niet 100% vijandig is, al heb ik me aan die vijandigheden van de Polderlandsche weldenkenden langzamerhand wel gewend. Moet je het tijdschrift terug hebben? Ik vroeg 's Gravesande om je mijn 2 stukken over het Stendhal-museum in Grenoble te zenden. Het is natuurlijk krantenwerk, en terecht ongeteekend, maar misschien vind je het toch wel aardig voor het een of andere detail, of bijwijze van rapport. Wil je me nog 1 geb. ex. sturen van Mikrochaos? - Een paar dagen geleden had ik hier een grappige belevenis: in een Fransche boekwinkel, hier vlakbij, vroeg mij de verkoopster waar zij mijn gedichten moest bestellen; zij had nl. een Hollandsche schilderes tot klant die dat boekje hebben wou voor een groot lezer van mij in Spanje! Het klonk allergekst, maar ik heb je adres opgegeven; is de bestelling gevolgd? De Holl. juffrouw heet Jo Boer, de Spaansche lezer is nog geheim gebleven tot dusver. - Dit ex., dat ik je nu vraag, heeft daar niets mee te maken. Kan je voor mij tegen reductie krijgen: die Itinéraire van Stendhal door Martineau? Zoo ja, graag! Hoe gaat het verder, en hoe is het in het land van den Duce verloopen? Zag Hennie er al flink romeinsch uit? En heeft de Duce je in zijn bronzen armen gedrukt? 1. Laat eens iets hooren. Ik ben kiplekker dat ik mijn vertaling af heb, en ga nu weer aan mijn boek schrijven. En de warmte is mij ook zéér aangenaam! Hartelijke groeten van je E. Vergeet je Mikrochaos niet? Wordt er nog wel eens een boekje van me verkocht bij jou? Maak over een tijdje - al was het voor de grap - weer eens een ‘verrekening’! {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Hierbij nog een photo van het landhuis van Stendhal bij Claix (Furonières), een uur met de tram buiten Grenoble. Ons pension was een 100 M. daarvandaan; buitengewoon goedkoop en charmant ouderwetsch, de menschen alleraardigst, het landschap eromheen eenvoudigweg verrukkelijk. Moet je er niet eens heen? Ik sluit een kaart hierbij in - heb overigens nog geen aandeelen of zoo, het is puur enthousiasme! Ik zou er Menno ook heen sturen. Het huis is zelf even aardig en vol sfeer als dat van Stendhal, dat nu aan een generaal behoort. 2093. Aan J. Greshoff: Parijs, 18 mei 1934 Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Vanmorgen Gr.Ned. en de 2 boekjes gekregen, 1. waarvoor heel veel dank. Bestaat er van Een Ontgoocheling niet een gewoon ingenaaid exemplaar? Ik zou dat dan graag hebben in ruil voor dit. De omslagteekening is alleraardigst. Gisteren, bij het uitzoeken van papieren voor Timmers - die gronden in Indië - hypotheek - zijn nl. op naam van mijn moeder als directrice van de Mij Gedong Menu, en aandeelen van die ‘maatschappij’ kan ik absoluut niet vinden, zoodat er weer allerlei gedonder van zal komen! - vond ik ingesloten pennevrucht van onzen vriend Maurits (P.A. Daum). 2. Amuseer je ermee, en gooi dan weg, of bewaar het om in Ducroo te leggen, voor de sfeer. Ik vond nog een paar brieven, 3. zóó prachtig, dat ik ze absoluut in Ducroowil afdrukken. Tè mooi voor de sfeer! Hierbij nog wat photo's uit Claix. Hart. groeten van je E. Menno komt werkelijk morgen. Ik moet een stuk over Poe 4. schrijven voor Vic en zie er gruwelijk tegen op: ik voel me nu weer absoluut naar Ducroo toegesleurd! Maar dit moèt nog. {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} 2094. Briefkaart aan J. Greshoff: Parijs, 19 mei 1934 Parijs, 19 Mei. Beste Jan, Misschien heb je gelijk, wat die inspiratie betreft; en bovendien, de Podewilzen kunnen nu ook niet. Dus uitstellen tot begin Juni. Ik krijg jullie dan achter elkaar wat te genieten, wat ook veel prettigs heeft. * - Vraag eens of je een ingenaaid ex. van Een Ontgoocheling voor me kunt krijgen; ik stuur je dit gecartonneerde dan terug. - Ik bewonder de energie waarmee je nu opnieuw een boekje over Van Schendel gaat schrijven, 1. maar inderdaad, de redenen die je opgeeft zijn klemmend. - God zij dank, ja, is mijn vertaling geheel af; geheel bij Endt al! Nu nog dat stuk over Poe voor Vic, en dan ga ik weer met fut aan Ducroo. Ik weet nu precies hoe het worden zal; op de slotblzn. na. - Ik wacht nu dus op bericht van je uit Holland, of na je terugkeer, over dat 3e stuk Ducroo in Gr.Ned.: hoè idioot F.C. ook geworden mag zijn, misschien is er toch kans om hem op gezag te laten aannemen dat Ducroo nog wel wat ‘belangrijker’ is (mooi woord van de Holl. kritiek) dan Anneke van Eva en Johanna van Jef. 2. Wàt een flauwekul, zoowel het eene als het andere! Enfin - basta. Hartelijk je E. 2095. Briefkaart aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 19 mei 1934 Parijs, 19 Mei. Geachte Heer Endt, Mijn laatste zending hebt u nu natuurlijk ontvangen? Ik antwoordde niet dadelijk op uw laatsten brief, omdat die mijn aanget zending gekruist moet hebben. Zou ik van mijn vertaling, als het zoover is, telkens een dubbele drukproef mogen hebben? Dit met het oog op allerlei controle, waaraan ik die vertaling nog wilde onderwerpen. Ik zie Malr. vanavond en zal er bij hem op aandringen dat hij mij {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} eerstdaags zijn voorwoord bezorgt. Ik vertaal die dan met bekwamen spoed en zend u die meteen. Met vriendelijken groet hoogachtend EduP. 2096. Briefkaart aan J. Greshoff: Parijs, 20 mei 1934 Parijs, 20 Mei. Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je 1 ex. Gr.Ned. terug; ik kreeg er nl. nog een, en twee is te veel. Van Menno hoorde ik tot mijn schrik dat er een heel essay(!) over mij had gestaan in het vorige nr. van Gr.Ned., van de hand van zekeren heer Kijzer. 1. Waarom laat je me zooiets niet lezen? Al is het dan beroerd, ik ben toch zeer benieuwd; stuur me dus alsjeblieft zoo gauw mogelijk dat nummer! Dank. Hart. groeten van je E. 2097. Prentbriefkaart 1. aan R.A.J. van Lier: Versailles, 21 mei 1934 De dood stelt hij zich voor als lieve tante Lize 2. Maar hoe stelt hij zich 't leven voor? De hoofdzaak blijft: dat hij zijn leven niet verlieze Aan 't vaderschap, want in zijn kroost gaat men te loor! 3. MennoterBraak Karel van der Stoep vander Stoep-de Roos Versailles 21.5. '34 {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} 2098. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 23 mei 1934 Beste Freddy, Hierbij de brief van Kloos terug. 1. Ik kan je onmogelijk op alles uit je brief antwoorden, ik heb het razend druk. Ben o.a. bezig Ducroo èn mijn essays bij Querido te plaatsen; daar hij in beide een strop ziet, maar zeker in het tweede, is dat geen geringe zaak! Later meer dus, als je ook meer van Ducroo gelezen hebt. In Juni komt nog een stuk in Gr.Ned., in Juli niet, maar wel weer in Aug. 2. In Aug. een stuk dat ‘Gedong Lami’ heet, en dat voor mij persoonlijk het beste is, qua sfeer, van dit heele begin. (Marsman en Roland Holst vinden het een ‘inventaris’.) Mijn moeder is in dit 1e stuk inderdaad niet veel meer dan een meisje en een jonge vrouw. In ‘latere’ stukken zal je haar 10 × beter zien; in het boek gaat bv. haar dood hieraan vooraf, wat een groot verschil maakt. Er zijn allerlei dingen die mij beletten te werken. Maar als alles goed gaat, is het heele boek toch in October af. Hartelijke groeten van je EdP. Mijn vrouw laat ook hartelijk groeten. Ook Rudie natuurlijk, die trouwens een kaart uit Versailles kreeg. De verzen stuur ik je terug. Je bent, dunkt me, op den verkeerden weg: ze zijn gewrongen, would-be-subtiel, - je moet een totaal anderen toon vinden om ‘met jezelf in harmonie’ te zijn. Je brieven zijn soms zoo duister van hyper-subtiliteit dat ik er geen bliksem van begrijp. Waarom is dat noodig? Is het een verkeerde invloed van Tinan? Dat zou toch te betreuren zijn! Parijs, Woensdag. 2099 (597). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 23 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} 2100. Aan J. Greshoff: Parijs, 23 mei 1934 Parijs, Woensdag. Beste Jan, Het was erg gezellig hier met Menno. Je zult hem nu zelf al gezien hebben. Komt het heele begin van je roman nu in Gr.Ned.? Dat Coenen Ducroo opeens ‘dolgraag’ wou hebben, lijkt mij optimistisch voorgesteld. Maar however, dank voor het resultaat en bravo! Het omslag van de Garbo-imitatie ‘Mieltje’ 1. is - eere wien eere toekomt! - bizonder aardig, en als ze niet in zulke heele verre en rare oorden vertoefde, zou ik neiging krijgen om haar door Querido te laten vragen om een omslag voor Ducroo. Maar misschien teekent zij exclusief voor Van Kampen, al heeft zij de andere werkzaamheden stopgezet, d.w.z. in andere dienst overgebracht? Houd ons op de hoogte van Annie, want we zijn nu weer ongerust. Je had ons niet gezegd dat ze voor een 3e keer geopereerd moest worden. Arme Annie, ze draagt het zeker als een heilige? Ik staak dit gezwam; later beter, je E. Querido schijnt De Sm. Mensch te zullen nemen; hij telegrafeerde althans om een ‘exposé’! 2101 (598). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 25 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2102. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 25 mei 1934 B.J. - Jammer dat deze man niet in Hitler-Deutschland opereeren kon. Dank voor brief; ik wacht op de aangekondigde drukwerken die er nog niet zijn, en schrijf ondertusschen mijn ‘slot-essay’ voor Forum. 2. Ben er nu goed in. Dan Ducroo. Nu nog maar één wensch: {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} kan ik misschien mijn honorarium voor de gedrukte Ducroo krijgen van Holkema & Warendorf? Ik zag nog niets verschijnen en kan het best gebruiken. Kan je erom schrijven? Hart. gegroet door je E. 2103. Aan J. van Nijlen: Parijs, 25 mei 1934 Parijs, 25 Mei. Beste Jan, Hartelijk dank voor berichten; Jan had mij hetzelfde al geschreven, en ook dat Coenen het 3e stuk nu ‘dolgraag’ wou, wat mij optimistisch lijkt voorgesteld! Dank ook voor het terugzenden v/h 1e stuk, dat ik noodig zal hebben voor het omwerken van het begin. Alles wordt nu anders, wat de indeeling betreft; ik weet vrij precies hoe het boek verloopen zal, wat een prettig gevoel is. De Smalle Mens verschijnt ook bij Querido, wat mij nogmaals bizonder veel plezier doet. Zoo schikken sommige zaken zich weer, goddank ... Verder gaat alles hier nu heel goed; Bep schrijft rustig-aan voor de krant; ik werk nu aan mijn slot-essay voor De Sm. Mens en aan Ducroo door elkaar. In October moet Ducroo af zijn; ik heb alle hoop dat het best lukken zal, als ik niet door nieuwe pech bestookt word. Ik denk dat het met je ouderdom nog wel niet zoo'n vaart zal loopen. Met de nieuwe zomer zal je wel weer opknappen; anders is het zaak om wat minder pale-ales te verbruiken en bv. één cider tegen 2 pale-ales te bestellen. Nu, ik ga weer aan het werk. Veel hartelijks, ook voor de familie en van Bep, je E. P.S. Het schrappen van die 3 regels is best; als het nu te abrupt eindigt, zal ik er op de proef nog wel iets anders bij verzinnen. Gedong Lami als titel kan blijven, alleen moet er dan nog het andere 1. tusschen haakjes onder. 2104 (600). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} 2105 (601). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 27 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2106. Aan J. Greshoff: Parijs, 28 mei 1934 Beste Jan, Jany is hier; het is erg gezellig, maar daarom schrijf ik maar kort. Ik werk ook nog aan een essay voor Forum, dat Jan Lubbes heet. Hierbij een photo van het huis v. Stendhal (achterkant), die je aan J.v.N. moet geven, want het lijkt erg op de vorige die ik je zond. Je hebt je vergist met die voorschot-kwestie. Ik wou geen voorschot, maar mijn honorarium voor Mei, dat ik niet ontvangen heb. Die Holkema en Warendorf hebben de prulligste administratie die ik tot dusver heb meegemaakt. Enfin, ik heb nu zelf geschreven, doe dus geen verdere moeite. Ik krijg beroerde berichten van Slau, die in Tanger praktiseert(!), een eigen, en leeg, huis heeft en zich erg eenzaam voelt en nogal ziek. Ik overweeg nu de mogelijkheid om er in Juli voor een maand heen te gaan; hij zegt dat ik daar ook werken kan. Let's see. Maar de komst van mijn schoonzuster 1. - àls die nog komt - kan best ertusschen komen. Hartelijke groeten van je E. Parijs, 28 Mei. 2107 (602). Aan M. ter Braak: Parijs, 29 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2108. Aan H. Marsman: Parijs, 29 mei en 2 juni 1934 Parijs, 29 Mei. Beste Hennie, Je schrijft te mooie en te lange brieven om te kunnen hopen op gelijkwaardige antwoorden, vooral van iemand die zoo slaaf is van zijn werk als ik! Ik werk nu nl. aan Ducroo, aan 2 slot-essays voor De Smalle Mens 1. (die bij Q. uitkomt, ofschoon ik nu fl. 500. voor Ducroo {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} krijg daardoor), ik verwacht proeven van het 1e deel van De Sm. Mens, van de vertaling van La Condition Humaine, dan moet ik nog van allerlei lezen, en dikwijls allesbehalve interessante dingen. Verder is Jany op het oogenblik hier en legt nogal beslag op ons. Ik denk niet dat ik dezen brief straks verzenden kan, maar dan stuur ik je een briefkaart met Jany samen, vanmiddag als ik hem weer zie. Je vraagt me ook om op je vorige brief even ‘resumeerend’ te antwoorden. En het gekke is, dat ik het gevoel heb daarop niet te kunnen antwoorden per brief; over dat alles - zoowel jou als mij betreffend - zouden we lang en intens moeten praten. En ook over andere dingen die meer speciaal mij betreffen. Ik dacht met Jany te kunnen praten, maar dat valt niet mee. En ik weet ook wel waarom. Er is een kant in Jany (dit blijft volmaakt onder ons, want ik verzet er mij zelf tegen) die mij meer en meer tegenstaat: zijn mondaine gekwebbel soms, en zijn toch-‘Kring’-kant. De fout ligt geheel bij mij, want Jany hiernaar beoordeelen is waanzin. Maar ik zie ook geen reden om verstoppertje te spelen met dit ... instinct. Daarnaast heb ik altijd veel reëele waardeering en vriendschap voor Jany, maar laat ons zeggen dat hij de eerste zou zijn onder mijn vrienden dien ik zou opgeven, als ik me werkelijk door het leven of iets anders gedwongen voelde om me in dit opzicht schrap te zetten. Niet lang geleden had ik trouwens een minder vriendelijke briefwisseling met hem - wij besloten toen van beide kanten om het als een idiote en booze bui te beschouwen, om het in zeker opzicht ‘valsche’ van brieven te erkennen en hier in Parijs te praten: ‘aan een tafeltje in de zon’. De zon is er volop, tafeltjes zijn er al bij de vleet geweest, maar het gesprek komt heelemaal niet. Ook niet van mijn kant; ik ben minstens even ‘schuldig’ in deze ietwat melige historie, zooniet méér. Ik zou je erg graag terugzien, maar Slau heeft op de ééne vacantie, waarover wij beschikken, beslag gelegd. Hij zit nu in Tanger, in een leeg maar ‘eigen’ huis, en is een praktijk begonnen die hij weer heeft moeten stop zetten omdat hij erg van asthma, etc. te lijden heeft. Hij zit zonder Darja, die in Holland en België danst, en voelt zich totaal beroerd: eenzaam, ziek, zonder vooruitzichten. Hij wil koppig volhouden, om vooral niet naar ‘het Hollandsche geknoei’ terug te gaan, maar weet bijna vooruit dat hij het physiek zal moeten afleggen, zooniet moreel. Hij dringt er nu telkens erg op aan dat ik bij hem kom, omdat hij mij nu al 1½ à 2 jaar niet gezien heeft, geen enkele maal na mijn moeders dood. En hij wil Bep en mij logeeren, wat ons erg aantrekt, ook om Tanger. We hebben nu dus het plan om in Juli {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} voor een 3 weken naar hem toe te gaan; dan kan iemand hier in het slappe seizoen de krant waarnemen (Antonini bv., die vlak bij ons woont). Maar inderdaad, wanneer zie ik jou dan? Kan je niet over Parijs terug, om mij te zien, inpl. van over Duitschland? Wat moet je in dezen tijd in dat rotland? Er is nog een kans dat we niet naar Tanger kunnen, omdat mijn schoonzuster uit Indië in Juli zou kunnen komen. Ik moet haar dan absoluut spreken, ook met het oog op Gille, wiens opvoeding zij half en half aangeboden heeft voor haar rekening te nemen. En op nog andere dingen, te lang, te gecompliceerd en te vervelend om hier te vertellen. Grenoble was erg aardig, ja, dat schreef ik je al. 2. Vooral 4 dagen in Claix, bij het landhuis van Stendhal. Het heeft Bep en mij erg opgeknapt; ook de ‘mogelijkheid’ nog van zooiets! Op het oogenblik is het hier in Parijs zelf ook erg prettig, vanwege de zon en de ongelukkige erfenisrestjes die we nu op ons spaarbankboekje bij de post hebben belegd! Als ik het bolwerk zooals ik het me voorneem, zijn we nu toch wel 2 a 2½ jaar gered. Maar wat daarna gebeuren moet is ‘ondenkbaar’. Wat kan voor mij een uitkomst zijn, in dezen? Wat je van jezelf zegt, lijkt mij grootendeels zeer juist. Je bent wschl. in een periode waarin je aan jezelf meer werken moet, dan aan literaire getuigenissen en objecten. Of er werkelijk een romancier in je steekt, blijft zeer de vraag; toch geloof ik dat je je zeker ook in proza nog wel in je volle kracht zult laten zien, als je - opeens misschien - jouw prozavorm gevonden hebt. Ik ben tenminste erg blij te merken dat je je niet laat ontmoedigen. Dat je zoo scrupuleus doet tegenover Vera is voor mij nog altijd een zwakheid en niet consequent met wat je zelf zegt van je gevoel dat, deze jaren, je werk er minder toe doet. Vera of Angèle, qu'importe; zoolang je uitgever er iets in ziet. Geschreven heb je het tòch. En 2 woorden in de inleiding kunnen aangeven (wat in Holland bovendien iedereen weet), dat het ouder is dan Angèle. Nog wat: Vera is als ‘lyrisch verhaal’ - dus zooals het nu is - ‘kunstkritisch beschouwd’ beter, gaver, dan Angèle als ‘roman’. Ik voor mij geloof dat je ze later beide onder handen moest nemen er er 2 verhalen van maken, elk van 60 blzn. maximum; Angèle is ook een ‘verhaal’; meer niet (in wezen). - Toch moet ik je nu plechtig iets beloven: als je werkelijk doodgaat, zooals je in je brief uit Mallorca schreef, dan zal ik ervoor zorgen dat je testament in lite- {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} raire zaken stipt wordt uitgevoerd! Ik bewaar dien brief zorgvuldig: 1o. omdat het een van de hartelijkste en compleetste vriendschaps-betuigingen is die ik ooit kreeg, maar 2o. voor dat testament! 2 Juni. Gisteravond is Jany vertrokken. De laatste dagen waren erg aardig; ik heb het tenslotte ook met hem op dat gesprek gekregen, al was het niet in de zon maar in een Italiaansch restaurant. Hij zegt dat het bij hem vooral ‘mildheid’ is, als hij tegenover zoovele twijfelachtige menschen en dingen zacht gestemd blijft, dat hij eigenlijk ‘goeiïg’ is, en zoo; en dit is ongetwijfeld waar. Alleen: het is bij mij ook waar, op een enkel moment na, waarin ik werkelijk opeens giftig worden kan. Maar het doet er niet toe: Jany blijft me toch erg sympathiek, en er is iets absoluut authentieks in hem dat ik niet zou willen missen - ook als hij mij door andere kanten van zich verwijdert tegelijkertijd - en dat geen ander me geven kan. De vriendschap tusschen Jany en mij blijft een half mysterie, maar dat is dan ook op zichzelf iets boeiends. En daar hij ‘milder’ tegenover mij moet staan, dan ik (soms) tegenover hem... Ik heb je van alles te vertellen, maar heusch, vergeef het me: ik vind er den tijd niet toe. Als ik alleen maar op al je vragen uitgebreid antwoordde, zou ik 6 à 8 blzn. noodig hebben, en ik verga al van het andere schrijfwerk. Vooral nu - nu Jany ons een extra-vacantie bezorgd heeft, die achteraf toch betaald moet worden. Nu toch maar een paar vragen, 1. Malraux heeft inderdaad gevaar geloopen, maar niet zooals je denkt. Van landen was geen sprake. Ze hebben de stad ontdekt maar alleen overvlogen en gekiekt; het gevaar was puur van ‘aeronautischen’ aard. 3. Met T.E. Lawrence heeft het totaal niets te maken. 4. En waar de echte T.E. zit, weet ik niet. - 2. Ik geloof wel dat ik je garandeeren kan, dat ik geen priester zal laten halen. Als ik bedenk dat die pastoor een smoel hebben kan als dat van Van Duinkerken, bezwijk ik misschien meteen van dégoût; laten we daarop hopen. - Bep vindt het prachtig dat je zoo'n berouw hebt over je katholiseerende periode en kan zich nogmaals totaal met je vereenigen in je afschuw van Holland. Daarheen teruggaan is ook {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} haar schrikbeeld; het mijne ook wel, maar uiteraard weet ik minder dan jullie waar ik aan toe ben - al is ook dit relatief en al weet ik het eigenlijk verdomd goed! Ik zag laatst Matthijs Vermeulen met Jany - sprak hem overigens niet. Hij zag er, zoo gezien, erg goeiïg en welvarend uit, met een glad en bol gezicht, ook een beetje een veekooper en een ras-Hollander, geen twijfel aan. Maar hij schijnt het heel moeilijk te hebben, leeft als wij van ‘brieven’ (voor een krant in Indië) en woont in een soort arbeidershuis buiten met vrouw + 4 kinderen. Verdere vragen: 3. Het boek van Robert Francis is een soortement Grand Meaulnes, maar met zacht- en sprookjesachtig gekleurde kinderherinneringen, precies het ‘valsche’ genre, voor mijn gevoel. Ook nogal langdradig en vervelend (Je bedoelt toch La Grange aux trois Belles?) - Wat ik je moet aanraden weet ik absoluut niet. Ik lees zelf alleen maar wat ik moet, en iets sensationeel goeds is er niet verschenen, na Céline en Malraux. Misschien La Comédie de Charleroi van Drieu, oorlogsherinneringen, maar erg persoonlijk, veel meer ‘een mensch in den oorlog’ dan een ‘boek over den oorlog’. Men zegt dat het zijn beste boek is. En ken je Mors et Vita van Montherlant? Ik denk dat dat je inspireeren kan, om het ‘klimaat’. Voor Terzij de Horde, 5. bedoel ik vooral. Als je het wilt, kan ik het je zenden. De bloemlezing van Prévost uit Montaigne is, voor zoover ik weet, nog niet uit. 4. Natuurlijk zou je Het Vad. best kunnen doen; goed Fransch ervoor kennen is onnoodig; tenminste, je kent het goed genoeg. Maar we zullen dit baantje wel moeten vasthouden, als ik niet iets werkelijk goeds vind, en dat ons dan nog naar Holland drijft! En ik weet ook niet of je dit werk voor jezelf zou kunnen; het heeft iets erg ontmoedigends. Min of meer raak je er toch door verpest, al zegt Menno terecht dat het niets verhinderen kan wat er werkelijk uit moet. - Bep maakt het nu best; een tijdje geleden was ze moe, nu is ze eigenlijk zoo goed als ze maar zijn kan, al blijft ons tegenwoordig bestaan een rare smaak hebben, zoowel voor mij als voor haar. Maar tragisch is het heelemaal niet, en het in Parijs wonen heeft toch veel aardigs, vooral in den zomer. Wij wonen hier althans in een prettige buurt en hebben een ‘stamcafé’ dichtbij, waar we telkens uitblazen, vooral als het weer, zooals nu, prachtig is. Voilà; neem dit voor lief, ik heb heusch erg mijn best gedaan! Ik {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} heb zelf het gevoel dat ik 1000 dingen met je zou willen bepraten, en ook Rien zou ik graag weer eens zien. Kunnen jullie werkelijk niet over Parijs naar Holland? Veel hartelijks van ons beiden, een hand van je E. 2109. Briefkaart aan J. Greshoff: Parijs, 30 mei 1934 Parijs, Woensdag. Beste Jan, Van Holkema en Warendorf verdedigen zich ongeveer als August de Domme, want als ze nu nog postwissels naar Bellevue sturen, is hun administratie wel erg beroerd; gegeven dat ze Bep al 2 of 3 × geld hierheen zonden en mij 3 × proeven! Enfin, de zaak is nu, hoop ik, in orde. Wanneer ga je naar Holland? Wanneer dacht je hier te zullen komen? Toch niet als wij net weer weg zijn? Menno maakte een fraai prospectus voor De Sm.Mens, waarbij Querido eigenhandig een vergelijking met Van Deyssel plakte (‘hoewel op een ander plan’, schrijf hij er, misschien wel vleiend voor mij, bij). De Sm. Mens komt in September uit, Ducroo volgend voorjaar. Laat ons hopen dat de verkoop iets oplevert, anders zal alles wel hierbij blijven. Geef jij je roman aan Querido, aan Zijlstra of aan Van Kampen? Is het waar (Jany zei het me) dat Mieltje de omslagteekenaarster er met Heinz Liepmann vandoor is gegaan? Wonderlijke smaak. Hartelijke groeten van ons beiden, steeds je E. 2110. Aan J. Greshoff: Parijs, 31 mei 1934 Beste Jan, Zou je voor mij een groote photo willen koopen van De Val der Engelen van Bosch (of Breughel), die in het Museum in Brussel hangt? 1. Een photo van 4 of 5 frs.; en mij die laten sturen. Graag niet te lang ermee wachten; als je zelf geen tijd hebt, vraag Varangot of {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} Truida dan om er een te koopen, als ze in die buurt zijn, bv. voor het vegetarisch restaurant! Het was hier heel aardig met Jany; morgen komt hij voor het laatst bij ons eten en dan gaat hij in den trein. Ik ga dan weer hard aan het werk. Hoe gaat het verder? Met den roman? Veel hartelijks onder ons allen. Een hand van je E. Hierbij nog een vergrooting van het landhuis van Stendhal. Doorgeven als je er niet op gesteld bent. Ken jij gravures, etsen, dergelijke - liefst uit den ouderen tijd - met duivels erop? Het is voor een vriend van Alexeïeff, voor wien ook de Bosch bestemd is. Vergeet dit niet, wil je? Parijs, Donderdagavond. 2111. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 31 mei 1934 Parijs, 31 Mei 1934. Zeer geachte Heer Endt, Malraux heeft de beloofde inleiding niet kunnen maken. Ik zag hem gisteren - den laatsten dag dien ik hem ervoor gegeven had - maar moest hooren dat hij er absoluut geen tijd voor heeft kunnen vinden. Hij is op het punt naar Moskou te gaan, voor een film-scenario èn een tooneelbewerking van zijn boek, en denkt daarna naar Mongolië door te gaan; al deze plannen vergen allerlei voorbereiding, en hier in Parijs zit hij in een Thaelmann-comité 1. dat hem den laatsten tijd geen rust gunt. ‘Als we iets meer tijd hadden...’, maar dat hebben we niet. Ik heb dus vragen gesteld en zijn antwoorden opgeteekend; het resultaat 2. zend ik u hierbij. Wilt u het erin zetten, dan maar zoo eenvoudig mogelijk; misschien in iets kleinere letter? Het spijt mij zelf dat ik die inleiding niet gekregen heb. Mijn schoonvader heeft fl.285. ontvangen, waarvoor dank. Ik {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} krijg nu dus nog fl.95., als het zoover is. Wilt u die ook naar hetzelfde adres sturen? Met vriendelijke groeten, hoogachtend, EduPerron 2112 (604). Aan M. ter Braak: Parijs, 31 mei 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2113 (605). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 1 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2114 (606). Aan M. ter Braak: Parijs, 1 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2115. Aan J. Greshoff: Parijs, 2 juni 1934 Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Menno schreef ook mij 1. dat hij van Ducroo wschl. niets zou kunnen opnemen, om dezelfde reden. Maar hij heeft gelijk, wat zijn motieven betreft. - Over die adellijke positie van je hoofdpersoon 2. zou ik het met hem eens zijn als je boek verder werkelijk zoo'n ‘eerlijke autobiografie’ was, maar is dat zoo? Voor zoover ik ervan weet, is het absoluut een roman, met een geheel ander ‘verhaal’ dan het jouwe, want tot dusver heb ik niet geweten dat je van Atie weggeloopen bent om in Italië te sterven. Of heb je het verhaal veranderd? Is je held geen oud-officier meer, etc.? Menno heeft er nu meer van gelezen dan ik, zoodat ik weifel... Jouw opvatting om je held te ‘combieeren’ gaat natuurlijk geheel op, zoolang je er uiterlijk iets geheel anders dan een autobiografie van maakt. Het tegendeel zou al te mal worden! Van Duinkerken heeft helaas ook voor mijn gevoel voor ⅞ gelijk. 3. {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar ik kon je niet op dit euvel wijzen, omdat je stuk in Gr.Ned. 4. heel goed was. Eerst later heb je het zoo erg juichend gemaakt; later leerde je Elsschot persoonlijk kennen en hij schreef Kaas en zijn verzen werden ontdekt, en toen zijn zijn aandeelen opeens zóó hoog gestegen, - of je hebt gedacht aan het persoonlijk plezier dat je bewondering hem zou doen, - en toen liep het blijkbaar mis. Je schreef nu bv. dat zijn werk ‘zonder weerga’ is in de Ned. letteren, wat toch precies op dezelfde flauwekul neerkomt als het ‘weergaloos’, ‘mateloos’, etc. bij Coster; verder vind ik dat beeld van Elsschot als Joannes Baptista van Forum heel aardig, maar je hebt er beschouwingen aan vastgeknoopt die er weer heerlijk naast gaan, bv. dat hij ‘een meester’ voor ons was. Afgescheiden van de simpele logica dat je niet iemands ‘meester’ kunt zijn als je schrifturen onbekend bleven, lijkt het mij toch wat overdreven om te zeggen dat Menno of ik van Elsschot hebben leeren schrijven. En zoo doe je het rustig voorkomen, zulke dingen kunnen je niets meer schelen als je opgewonden raakt. Je denkt dan niet meer aan Menno of mij, maar aan Elsschot en Ary Delen. Ik vind de sop de kool niet waard en wil vooral niet dat je ook maar even denkt aan ‘kwalijknemerij’ van mijn kant, vandaar dat ik je er ook niet over schreef en de zaak allang weer vergeten was. Toen Menno hier was, had ik de inleiding net gelezen en was onder den indruk ervan hoe je je oorspr. goede stuk door gemakkelijk enthousiasme bedorven had, dit in tegenstelling met je boekje over Arthur, zooals Menno terecht opmerkte. Maar al antwoord ik je nu uitgebreid op je opmerking hierover, erg vind ik de zaak nog allerminst. Het vervelendste vind ik dat er zoo weinig te antwoorden is op het geschrijf van zoo'n rotvent als Van Duinkerken. Je hebt inderdaad over Elsschot geschreven alsof hij een Stendhal of Balzac was, terwijl zijn talent zeer zuiver, maar zijn kringetje tenslotte zeer klein is. * - Later maar over wat anders! Hartelijke groeten van steeds je E. {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} Jany vertrok gisteravond, na tot het laatst nog met ons te hebben ‘aangezeten’. Ik vind het erg prettig hem weer te hebben gesproken; hij is als altijd wat ongelijk in de conversatie, maar het fond is zoo authentiek. 2116 (607). Aan M. ter Braak: Parijs, 2 en 3 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2117. Aan J. Greshoff: Parijs, 4 juni 1934 Beste Jan, Ik ben nu weer hard aan het werk en heb een geweldig mooi programma opgemaakt, waar ik mij stipt aan houden wil. Anders kom ik niet uit en kan in Juli geen vacantie nemen. ‘In principe’ is nu besloten dat Bep en ik tegen 23 Juli via Spanje naar Tanger gaan, daar een 3 weken bij Slau logeeren, en dan haastig terug. Dat wordt dan toch eind Augustus vóór we weer in Parijs zijn. Hoe is het nu met jouw plannen? Schrijf me dit even. Als mijn schoonzuster in Juli of Augustus komt, kan ik niet weg, want ik moet haar zien. En er kan natuurlijk ook nog wat anders tusschenkomen. Maar als alles goed gaat, reken er dan op, dat we van eind Juli tot eind Augustus niet hier zijn. Ik zou je toch graag niet misloopen. Kan je me Les Messieurs Golovleff 1. terugsturen, dat, meen ik, bij jou is? Ik heb het noodig voor iets met Alexeïeff. Heb jij Théatre van Stendhal? Hart. groeten, ook aan Atie, van steeds je E. Als je dus voorloopig weinig van me hoort, is dat in verband met het werk. - Endt zal me wschl. ook nog wat proeven sturen, als toetje op de rest! Parijs, 4 Juni. Daarnet je brief. De zaak van Forum (plaatsing v. copy) moet je natuurlijk met Menno uitmaken. Het is, lijkt mij, niet alleen een {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} kwestie van 6 of 20 blzn., maar de variatie, die noodig is. De redactie van Forum (Menno niet alleen), heeft volgens mij gelijk als ze liever verschillende stukken plaatst dan romanfragmenten naast een complete loopenden roman (dien van Slau). Gr. Ned., met 4 à 5 vervolgstukken achter elkaar, is in dit opzicht een afschrikwekkend voorbeeld. Maar tenslotte sta ik er buiten, goddank! In de kwestie van dien jonkheer heb jij voor mij totaal gelijk. Als je als schrijver plezier hebt in kasteelen, dan heb je gelijk dat je van dat plezier een element voor je boek maakt. Je weet dat ik je zelf ook op dit punt soms aanval. Maar hier heeft niemand iets te zeggen, zoolang je talent je plezier verantwoordt. Het plezier van Larbaud in tinnen soldaatjes of postzegels is op zichzelf ook niet grandioos, maar we danken er Putouarey in San Marino aan. Ik heb niets tegen je baron ex-gele rijder, ook als hij elders met persoonlijke dingen van jezelf is opgevuld. Um so besser. Wat je aan Menno over Elsschot schreef, is precies juist. Ik waarschuwde je al eerder voor deze neiging: toen je het stuk over Willink 2. schreef. Het gevaar voor ons is om voor de idioten te brullen inplaats van tot ‘Ebenbürtigen’ te spreken, maar stukken die zoo geschreven worden zijn helaas nooit goed. Ook als ze bij de eerste lezing raak lijken, vallen ze later erg tegen; het is gemakkelijk te begrijpen waarom. En al wat je in je stuk uit Gr. Ned. gezet hebt, dat deze kant heeft (voor mij althans) is inderdaad van later: vooral bij de Verzen van Vroeger. Maar de zaak is heusch de moeite niet waard. Persoonlijk vind ik je stuk al lang best, ofschoon ik Elsschot ook niet als een ‘huisgodje’ beschouw. Hart. groeten van je E. 2118. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 4 juni 1934 Parijs, 4 Juni. Beste Sander, Mag ik je eraan herinneren dat ik je een heelen tijd geleden al vroeg om een geb. ex. Mikrochaos? Heb je mijn brief misschien niet ontvangen? Hoe gaat het verder? Hier best. Hart. gr. van je E. {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} Kan je me zeggen hoeveel de Itinéraire de Stendhal van Martineau kost? Is dat boek nog te krijgen? Antwoord ook op mijn verdere uitlatingen, als mijn brief tenminste niet weg is! Slau vroeg me je mijn ex. van Fleurs de Marécages te zenden, omdat je die herdrukken wou. Is dat waar? Ik geef anders dat ex. liever niet, want het is het eenige dat ik nog heb. Parijs, 17 bis rue Erlanger. 2119 (609). Aan M. ter Braak: Parijs, 4 en 5 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2120 (610). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2121 (612). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 6 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2122 (613). Aan M. ter Braak: Parijs, 6 en 7 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2123 (614). Aan M. ter Braak: Parijs, 8 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2124. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 8 juni 1934 Parijs, 8 Juni. Beste Sander, Je brief heeft den mijne gekruist, en vandaag kreeg ik het moois van dien voordrachtkunstenaar. 1. Ik heb hem de toestemming ijlings verleend: de eerlijkheid van zijn leurders-stijl was mij ontzettend sympathiek (in dit vak!) En zijn portret heeft ook indruk op me gemaakt. Dank voor Mikrochaos. - Die stukken over Stendhal 2. zijn toch tè mooi voor ‘cahiers stendhaliens’! Zelfs voor Holland. Die Spaansche lezer was niet Jhr. Flaes, diplomaat, maar zekeren {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} heer Blokzeil, * ingenieur. Hij krijgt het boekje cadeau van een zekere juffrouw Jo Boer, die schilderes is en hier in Parijs woont. Maar momenteel is zij naar Holland, vandaar zeker die vertraging met de duiten. Ik wil de Itinéraire wel probeeren te krijgen bij Martineau, maar zou dan moeten weten hoeveel het ongeveer kost. Herinner je je nog of het duur was? Schrijf me ook nog of het ernst is met die Fleurs de Marécage. Verrekening in Juli accoord. Het beste toegewenscht met je nieuwe winkel! 3. Ik zag gisteravond John, die er zeer somber uitzag, en hier vlak bij ons leeft Antonini ook in groote moeilijkheid. Ik ga ook weer mijn brood verdienen! (Wanneer worden we definitief opgeruimd?) Hart. groeten van je E. 2125 (616). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2126 (617). Aan M. ter Braak: Parijs, 10 en 11 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2127. Aan J. Greshoff: Parijs, 12 juni 1934 Parijs, Dinsdag. Beste Jan, Waarom krijg ik geen antwoord??? Ik heb je gevraagd om Les Messieurs Golovleff en om een photo van Bosch-of-Breughel, Val der Opstandige Engelen (Brusselsch Museum). Waarom zie ik niet alleen niets komen, maar krijg ik geen kik? Ben je uit Brussel weg? Stuur in dat geval - als ook deze brief je nagezonden wordt - het ding ijlings terug aan Atie, of naar Truida, en vraag Truida of zij die photo voor me koopen wil. Misschien kan zij ook het boek vinden en me opzenden? Beide heb ik - d.w.z. heeft ‘men’ - hier noodig. Anders vroeg ik je er niet om. Of is er iets met je? Moe, of ziek? Ontstemd misschien over die Elsschotkwestie? Dan zou je ongelijk hebben, want die is van geen {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} enkel belang. - Ik las met zeer veel plezier je romanfragment in Gr.Ned. 1. en heb voor mijn deel geen enkel bezwaar tegen al die fraaie namen, in dit verband. Het is zelfs zeer aannemelijk dat die verouderde Maarten daar in zijn eentje in Italië in dat oude boekje zijn oorsprong terugvoelen wil. Bep en ik vermaakten ons ook zeer met je stukken in Commentaar. 2. Dat over de voetballers misschien ièts te heftig, maar toch ook zeer goed. * Dat over Fabricius 3. uitmuntend - want deze V.V., zou jij dat niet zijn? Of is het je secretaris Varangot die zich in deze Greshoviaansche termen uitdrukt? Wie met pek omgaat... Ik vond mijn 2e stukje, zoo apart, vrij beroerd. Het 1e leende zich veel beter voor los fragment. 4. Ik werk nu hevig aan ‘actueele notities over Europa’. Ja, ja, dat is ook ònze taak, in deze tellurische tijden! Jan Lubbes is geheel af, en komt voor een deel in Forum. Ik wou dat ik van dit alles af was. Ik wil graag àlle nrs. hebben waarin fragmenten van je roman voorkomen: van Forum en van Gr.Ned. Als alles bijeen is, schrijf ik er je dan nader over, als dat tenminste nog mag. Hartelijke groeten van ons beiden, ook voor Atie en Truida, een hand van je E. Waarom wemelt Gr.Ned. toch altijd zoo van drukfouten? 2128 (619). Aan M. ter Braak: Parijs, 12 en 13 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} 2129. Aan J. Greshoff: Parijs, 15 juni 1934 Parijs, 15 Juni. Beste Jan, Dank V.V. voor de gestuurde briefkaarten. Ik vroeg een groote photo, waarop de duiveltjes beter te zien zijn, maar dit is zoo ook heel goed, vooral omdat er zooveel waren. Les Messieurs Golovleff heb ik zelf in je kast zien staan, en J.v.N. zei me dat hij het jou gegeven had. Je hebt dus blijkbaar totaal vergeten dat je het lezen wilde! Maar zoo gaat het, als je aan zoo'n grootbedrijf bezig bent. Ik beklaag je uit ganscher harte en word ziek als ik eraan denk. Nu wat anders: mijn schoonzuster schreef me dat ze 19 Juli a.s. in Europa komt, 20 Juli in Parijs. Wschl. ga ik dan met haar naar Brussel om Gille te zien. Dus ± 21 Juli. Ben jij er dan? Ik ga misschien in het hotel, maar zou je toch willen zien. Of kom je daarna nog hier? Van het idee om bij Podewils te logeeren komt nu wschl. niets? Wij dachten eind Juli over Spanje naar Slau te gaan; als je den 30en hier bent, gaan wij misschien den 31en - maar aan den anderen kant is dit absoluut niet je ware, dat hebben we den vorigen keer gezien. Als je met je heele familie één dag op doorreis hier bent, is het eigenlijk precies of we niet met elkaar gepraat hebben. Misschien is het dan beter iets te arrangeeren op je terugreis, maar wij zijn wschl. begin September pas weer hier terug. Verder geen nieuws dan dat ik hard werk aan mijn artikel 1. en hevig de pest heb omdat ik daarin natuurlijk toch niet precies alles kan zeggen wat ik wil (over de politiek). Ik wil 20 dezer met alles klaar zijn om dan 3½ maand aan niets anders dan Ducroo te werken. Ook al het geschrevene wil ik nog eens heelemaal goed doornemen. Et v'là. Antwoord nog eens, ook over de plannen. Het beste met de werkzaamheden, hart. groeten van ons beiden aan jullie allen. Je E. Hoe is het nieuwe boekje over Arthur geworden? 2. Ik kreeg de eerste proeven van De Smalle Mensch; het boek zal er keurig uitzien Slau zal wel blij zijn met zijn 1000 pop. 3. Hoe ‘edel’ van de Mij dat {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} ze hem die toch nog gegeven hebben. Ik hoor overigens van jou dat hij ze gekregen heeft, zoo weinig merken we soms van het vaderland. Vergeet je niet me de volgende Gr.Ned. te sturen, ook als er niets van mijzelf in staat? - Menno zal toch zeker wel iets van je roman nemen? Van Ducroo neemt hij hoogstwschl. niets (tenzij ik tegen het eind van het jaar niets anders meer leveren wil.) Ik lees daarnet in je brief dat je 21 Juli van je eindexamens terug komt. We kunnen elkaar dus in ieder geval in Brussel ontmoeten, want ik denk dat ik toch wel 2 dagen blijf, al of niet met mijn schoonzuster. Bep en ik betreuren het erg dat wij niet naar Sestri kunnen, maar die arme Slau heeft het werkelijk beroerd; en de reis is wel duurder maar het logeeren weer goedkooper. Wat kost het huis jullie? 2130 (620). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 16 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2131 (622). Aan M. ter Braak: Parijs, 17 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2132 (623). Aan M. ter Braak: Parijs, 18 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2133. Aan J. Greshoff: Parijs, 18 juni 1934 Parijs, Maandag. Beste Jan, Ik heb dezer dagen ontzettend geploeterd aan dat essay, 1. maar heb het nu moeten opgeven. Hoe meer ik over deze kwesties van ‘geest en politiek’ nadenk, hoe meer ik erover te zeggen heb, en om dat alles in één essay te doen, dat dan nog op een bepaalde tijd afmoet, zou aanleiding worden tot oppervlakkig geklets, inplaats van tot grootere conciesheid (want daarvoor ontbreekt dan weer de tijd). Enfin, De Smalle Mensch is toch al te dik; ik zou op deze manier 50 blzn. geven inpl. van 30. Bovendien denk ik dat ik hiervan later - nà Ducroo - iets 10 × beters, en dat ook weer iets geheel nieuws, maak. Ik zal een nieuwe Golovjef bestellen en je misschien in rekening {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} brengen. Tegen een paar kleintjes koffie in Brussel wellicht. Ik hoop nu maar dat ik je nog zien zal vóór we naar Tanger afreizen. Eerlijk gezegd zou ik, wat de omgeving betreft, wel zoo lief in Sestri zitten. Dat werk van je voor de kattendrek-pers is voor mij een obsessie. Je weet niet hoe ik daar soms met een 100% gerevolteerd gemoed aan denken kan. In zeker opzicht is zelfs je examen-werk daarnaast al een halve vacantie, dunkt me. En natuurlijk: God zegen Varangot - ‘God bless him for a helpful spirit and a mute one!’ * Ik denk niet dat Querido duurzame exemplaren ‘trekken’ zal. Of hij zou ze mij in rekening brengen. Maar zijn papier is heel gaaf en wit en solide, bijna Hollandsch voor oog en gevoel, iets tusschen vergé en Hollandsch. Ik laat het hierbij: sterkte met je kindertoetswerk. Ik had er haast bij geschreven: groeten voor je gastheer, 3. maar groet hem maar niet. Dat hij nl. perronophoob is, is hem van harte gegund, maar hij neemt een wonderlijke houding aan tegen Bep, die hem uit Grenoble nog een briefkaart zond en ook eerder het laatst van zich liet hooren, maar die hij - is het om haar nieuwe naam? - blijkbaar in zijn perronophobie opgenomen heeft. Waarop gezegde Bep verklaard heeft: ‘Hij kan nu een ons wegen vóór hij weer van mij hoort’. Ik vind deze historie werkelijk wat dwaas. Hartelijke groeten dus van ons beiden voor jou alleen in het phobische huis, en een hand van je E. 2134 (624). Aan M. ter Braak: Parijs, 20 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2135. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 20 juni 1934 Parijs, 20 Juni. Zeer geachte Heer Endt, Tot eind Juli ben ik nog hier. Daarna - dus ongeveer heel Augus- {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} tus - ben ik wschl. uit de stad; waarheen is nog niet zeker, maar dat zal ik u tegen dien tijd nog wel schrijven als dat voor de proeven noodig mocht zijn. Voor het geval ik op reis mocht zijn als het boek uitkomt, zou ik u willen vragen de 12 exx. die mij toegedacht zijn aan de volgende adressen te willen zenden: 6 geb.exx. aan: 1.Dr. M. ter Braak, Pomonaplein 22, Den Haag. 2.Dr. J.R.B. de Roos, Kon. Wilhelminalaan 19, Voorburg-Den Haag. 3.G.H. 's Gravesande, Scheven, laan 110, Kijkduin, Den Haag. 4.Mej. A. en R. Rissik, Kastanjestraat 37, Den Haag. 5.J. Greshoff, Bould Aug.Reyers 130, Schaerbeek-Brussel. 6.aan mijzelf: E. du P. 17 bis rue Erlanger, Parijs (16e). 6 ingen.exx. aan: 1.Mej. G. ter Braak, p/a Greshoff (zie boven). 2.A.C. Willink, Keizersgracht 538, Amsterdam 3.} aan mijzelf: adres boven. Krijgt Malraux 1 ex. door u toegestuurd? Zijn adres is 44, rue du Bac, Paris 7e. 4.} aan mijzelf: adres boven. Krijgt Malraux 1 ex. door u toegestuurd? Zijn adres is 44, rue du Bac, Paris 7e. 5.} aan mijzelf: adres boven. Krijgt Malraux 1 ex. door u toegestuurd? Zijn adres is 44, rue du Bac, Paris 7e. 6.} aan mijzelf: adres boven. Krijgt Malraux 1 ex. door u toegestuurd? Zijn adres is 44, rue du Bac, Paris 7e. (Ik krijg dus 1 geb. en 4 ingen. exx. hierheen gestuurd. Veel dank voor de moeite.) Het geld dat ik nog krijg, vroeg ik u reeds, evenals het vorige deel, aan Dr. J.R.B. de Roos te Voorburg te zenden. Met vriendelijke groeten, hoogachtend EduPerron 2136 (625). Aan M. ter Braak: Parijs, 22 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2137. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 22 juni 1934 Beste Sander, Daarnet krijg ik proeven van Fleurs de Marécage. Twee gedichten ontbreken: Le Galérien en Sixain pour une Croyante. Ik veronderstel dat dit laatste je te onfatsoenlijk is, maar waarom is ook het eerste gesupprimeerd? Antwoord omgaand hierop. {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik laat de proeven ook door Pia nazien; heb dus even tijd. Hartelijke groeten, je E. Parijs, 22 Juni. 2138 (627). Aan M. ter Braak: Parijs, 24 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2139. Briefkaart aan A.A.M. Stols: Parijs, 24 juni 1934 Parijs, Zondag. B.S. - Ik heb de uitleggingen nog op de proeven 1. gevonden. Pia en ik hebben samen de proeven gecorrigeerd en hier en daar ook de tekst nog wat ‘gezuiverd’. Wil je mij 1 ex. zenden van het boekje en 1 ex. aan Pia: 46 rue Lepic, Paris (18e)? Vergeet het niet, hij zou het erg graag hebben. Verder kom ik je vragen om 1 ex. Lente-eiland; het mijne is nl. in de boekenkoffer totaal bedorven. Dit alles dus voor ‘bewezen diensten’. Laat weer eens wat hooren. Hart. gr. van je E. 2140. Aan G. ter Braak: Parijs, 25 juni 1934 Parijs, Maandag. Lieve Truida, Wat een wanhopige brief! Ik wou dat ik wat met je praten kon, inplaats van erop te moeten antwoorden tusschen allerlei schrijfarbeid door. Het beste zou nog zijn als je maar vacantie nam en bv. in Parijs kwam voor een week bv. Het hoeft je maar een hotel te kosten (je kunt hier in de buurt een kamer krijgen voor 18 frs. per dag) en de reis; eten doe je dan bij ons. De vraag is alleen: wanneer? Op het oogenblik zijn Bep en ik beide erg bezet; Bep's vader komt vandaag en blijft ± 10 dagen, ik zit tot over de ooren in werk, zoowel voor Forum als voor Ducroo. Wij werken allebei vooruit, met het oog op die eene maand vacantie die we wilden hebben, hetzij in Tanger het- {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} zij in Sestri (als Tanger niet doorgaat). * Kan je niet mee naar Sestri? Als je in September zou willen komen - hier - zou het voor ons prachtig zijn; we kunnen ons dan ook werkelijk ‘aan je wijden’ zooals het lieve meisje het verdient en ons dubbel-maar-gelijkkloppend hart het graag doen wil! Er is met schrijven nl. iets erg vervelends: ik kom er niet toe je precies te vragen wat ik zou willen weten. Er is een minimum feitenkennis noodig om iemand in bepaalde omstandigheden iets te kunnen zeggen wat niet gefilosofeer in de ruimte is. Bv.: hoe ver sta je met je ‘verstandigen vriend Victor’? Voor het oogenblik, en van hier gezien, lijkt hij mij in je leven van het grootste belang, van oneindig meer belang altijd dan de andere Victor (die van de kunstrubriek in Rotterdam). Weet je dat je werkelijk in het teeken van de V. schijnt geraakt? V.V. na V.v.V.; als je nu nog fasciste wordt, moet je je abonneeren op Volk en Vaderland. Maar alle gekheid op zij: ik zou naar een oplossing voor je willen zoeken, althans moreel, want de rest betreft ons aller ongeluk: dezen crisistijd. En daarvoor weet ik eenvoudig niet genoeg. Varangot leek mij werkelijk heele aardige dingen te hebben, voor zoover je dat van een zoo zwijgzaam iemand dien je maar ééns ontmoet hebt beweren durft. Bovendien vertrouw ik hierin op Jan, die vòl lof over hem is, en op Menno. Is er geen toenadering tusschen jullie, nu je min of meer samenwerkt en zoo? (Dit lijkt wel een vraag van een oude oom - van Jany, als hij serieus wordt.) Ik geloof, altijd van hier gezien, dat je zou moeten probeeren er met Varangot iets van te maken. Anders wordt het zaak om te prakkezeeren over ander werk, weggaan uit Brussel, weggaan van Maurice, etc. Maar ook daarover zouden we moeten praten. Als wij hier ook maar iets voor je zouden kunnen vinden, zouden we je direct waarschuwen. Maar dat is pure onzin, want Malraux heeft nog niet eens iets voor ons kunnen ontdekken, sinds wij hier zijn; als Roëll niet toevallig gestorven was, hadden wij hier ook nog niet eens dat baantje voor Het Vaderland. Voor de grootste rotzooi moet je nu dankbaar zijn! Schrijf me nog eens, maar feiten. Denk over die vacantie in September althans, tegen 15 Sept. bv.; dan zijn we zeker terug. Je ‘vague à l' âme’ is absoluut normaal, gegeven je omstandigheden; daarover {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} zou ik je alleen maar tegenlyriek kunnen schrijven, of bekentenissen over mijn ‘reacties van toekomstig neurasthenicus’. En dat zou je toch niet bepaald verlichten. Hartelijke groeten en het beste. Je E. 2141 (628). Aan M. ter Braak: Parijs, 25 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2142. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 25 juni 1934 Parijs, Maandag. Beste Sander, Ik hoop van harte dat je kunstzaal marcheert, al of niet onder de selecten. Wat de prijs betreft: troost je, die krijg ik zeker nooit. Als ze zich voor Slau al in zulke bochten hebben moeten wringen om hun keuze te verantwoorden, wat moeten ze voor mij dan gaan uitvinden, en dan nog wel voor Nutt. Verzet! - Over de proeven schreef ik gisteren net een kaartje (met potlood). Pia vindt die verzen erg aardig; dus wie weet? misschien heeft Slau er werkelijk in het buitenland nog wat practisch nut van. Stuur een ex. ter bespreking aan Paulhan, N.R.F. en geef ook een ex. aan Larbaud. Een Sl.-d.P.-tentoonstelling 1. lijkt mij een zonderling idee. We hebben nu net een Forum-tentoonstelling gehad, dat heeft vanwege het ‘kollektieve’ meer zin. Misschien wil Menno wel lezen, als hij tijd heeft. Maar daar hij voor Forum gelezen heeft, is Engelman in dit geval misschien beter. Een stukje MS. kan ik je wel bezorgen; foto's heb ik niet veel. Daarentegen heb jij al mijn oude rariteiten op typografisch gebied, ikzelf heb er geen stukje meer van. Als je Agath nu flink voorop schuift, heb je meteen kans dat alleen de èchte selecten overblijven, maar bedenk je toch nog even voor je de proefneming waagt. Alles bij elkaar genomen zou ik je de heele vertooning willen afraden. De Itinéraire kreeg ik, voor 20 frs. Verder geen nieuws, dan dat ik hard werk. Veel groeten van je E. P.S. ‘De gulden roos’ is een mooi opschrift, vooral omdat er een kla- {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} verblad van 5 (anders gezegd: gewoon klaverblad) bij staat. Het is weer eens wat anders dan ‘le clepsydre et la rose’; maar als je er een klaverblad van 4 bij gezet had, had het misschien nòg meer geluk aangebracht. * 2143 (629). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 en 27 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2144 (631). Aan M. ter Braak: Parijs, 29 en 30 juni 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2145. Aan H. Marsman: Parijs, 30 juni 1934 Parijs, 30 Juni 1934. Beste Henny, Dank voor je briefkaart. Wat bedoel je met ‘omslagen’? De Nietzsche kan je houden zoolang je wilt. Mijn schoonzuster komt 19 Juli hier, vanuit Indië. Ik ga dan een paar dagen met haar naar Brussel om Gille te zien. Onze verdere plannen zijn nog niet zeker: in principe gaan we nog altijd naar Slau, maar er is een kans dat Darja die Augustus-maand bij hem gaat doorbrengen en in dat geval gaan wij niet. Wschl. gaan wij dan naar Sestri-Levante bij de Van Schendels en Greshoven; kunnen jullie dan ook niet die richting uit komen? Hierover nog nader dus. Schrijf me half Juli, om me je adres te geven. Ik ben nog steeds niet aan Ducroo begonnen. Allerlei ander werk hield me ervan af, o.a. nieuwe essays voor Forum, die ik ook, als het eenigszins kan, nog in De Sm.M. wou hebben. Ik ben er nu eindelijk zoowat mee klaar en denk dat ik over een dag of 4 weer aan Ducroo ga en dan ook ononderbroken doorwerk tot mijn schoonzuster komt. Een goede 14 dagen maar; maar ik doe veel in 14 dagen! Verder geen nieuws. Malraux zit in Moskou, het weer hier is heerlijk, en het is vooral heerlijk buiten zitten in Auteuil. Bep en ik voelen ons erg opgeknapt na Grenoble, en in het vooruitzicht op Augustus. Laat eens hooren wat je nu doet. En Rina? Veel hartelijks, van ons 2, je E. {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} P.S. Bep zegt dat Les Célibataires van Montherlant nogal een aardig boek is; heel anders dan zijn gewone lef-en-treur-genre. Een verzameling oude zonderlingen, die hij misschien in zijn familie heeft bijeengeraapt. Lees vooral Pages de Journal van Gide, als je dat in Italië krijgen kunt. 2146. Briefkaart aan F.E.A. Batten: Parijs, 1 juli 1934 Parijs, Zondag Beste Freddy, Het slagen van Rudie, aan wien ik vandaag een tweelingsbriefkaart stuur met felicitaties, herinnert me eraan dat ik nog steeds niet op je laatste brief antwoordde. Ik ben natuurlijk erg blij met wat je me over Ducroo schreef, maar wacht op het vervolg. Misschien komt ‘Gedong Lami’ toch al in Juli; ik kreeg tenminste proeven met verzoek om snelle terugzending. Anders zeker in Augustus. - Maar ik zou met je willen praten over deze kwesties, omdat ik je ervan verdenk mij wel èrg toegewijd te zijn! - in dit geval zou ik willen weten in hoever je Indië erin vindt, niet alleen om wat wij gemeen hebben, maar juist als ‘andere toeschouwer’, als controle. Later meer hierover, na het volgende stuk. Bovendien wordt het boek toch heelemaal anders, al heb ik het nu ‘vereenvoudigd’. Hartelijke groeten van je E. 2147 (633). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 1 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2148. Briefkaart aan R.A.J. van Lier: Parijs, 1 juli 1934 Parijs, Zondag. Beste Rudie, Ook namens mijn vrouw hartelijk gefeliciteerd met je ‘nieuwe weg’ en je bevrijding van het oude systeem. 1. Wij hopen vooral dat je je rekenschap zult geven van de tellurische eischen van dezen tijd, {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} en dat je je trainen zult om een Max Baer 2. te worden (die af en toe een beetje op je lijkt). Wij zijn in Augustus wschl. weg, maar zou je in Sept. niet eens met Freddy in Parijs komen? In ieder geval zien we nu vol verwachting naar je levensteekenen uit; maar verwacht geen groote epistels terug, want ik stik en verdrink in het werk, wat op 2 manieren van stikken neerkomt. Nu, nogmaals het beste, ook met de administratie van de vrijheid. Een hartelijke hand van je EduP. 2149. Briefkaart aan A.A.M. Stols: Parijs, 1 juli 1934 Parijs, Zondag. Beste Sander, De proeven van Fleurs de Marécage zal je allang gekregen hebben; misschien zijn ze al aan het afdrukken? Stuur je mij dus 1 ex. en 1 ex. aan Pia, of 2 aan mij, als dat gemakkelijker voor je is? Veel dank vooruit. Krijg ik dan ook nog 1 ex. van Yoeng Poe Tsjoeng van je? (nièt van Het Lente-eiland, zooals ik schreef, dat was een vergissing). Het is hier onmenschelijk warm; ik kom tot niets en heb iederen dag hoofdpijn. En de kranten kondigen iederen dag een toegevoegde portie aan van ‘Phebus' vyer’. Che calamitá! Het beste met je klaverblad-nering, 1. hartelijke groeten + een hand van je E. 2150 (634). Aan M. ter Braak: Parijs, 2, 3 en 4 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2151. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 4 juli 1934 Parijs, 4 Juli. 17 bis rue Erlanger. Beste Engelman, Kan je me de nrs. van De Nwe Eeuw sturen waarin je Forum van {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} Mei, Juni en Juli bespreekt? 1. Je krijgt ze desgewenscht omgaand terug. Kan je een vertaling plaatsen die ik maakte van een verhaal van W.S. Landor, ±30 blz. ms.? 2. Liefst tegen honorarium, al is het niet veel. Je gaf indertijd het verlangen te kennen dat ik met Kuyle zou polemiseeren. Ik denk niet dat ik dat doen zal (de vent stinkt werkelijk tè hard), maar in het stuk Jan Lubbes 3. heb je nu tenminste ook mijn publieke opinie over hem kunnen aantreffen. - Maar toch, met het oog op toekomstige conflicten: kan je me iets naders meedeelen over deze heeren van de Nwe Gemeenschap? Schrijf je wel eens terug, of laat je ze schelden? 4. Is het waar dat Den Doolaard Van Duinkerken op het bureau van De Tijd heeft afgeranseld, zooals verteld wordt? 5. Is er geen mogelijkheid om deze schobbers, en dan Kuyle in de eerste plaats, op een contra-pak slaag te trakteeren, als dàt de eenige argumenten zijn waar hun huid gevoelig voor is? Ik sta te ver van deze dingen af om zelf iets te kunnen doen, maar ik zou wel graag weten wàt er gaande is, en in hoeverre dit te maken heeft met het ‘tellurische’ optreden van de abruti's in Duitschland bv.? 6. Maar daar maakt de eene slager den andere tenminste eindelijk af, wat een vreugd is voor het menschenhart; als het in Holland voorloopig alleen nog maar tot slaan komt, is het zaak om toch niet al te rustig af te wachten of ‘ze’ je zullen komen slaan of niet. Ik word er hier warm van! {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} Marsman zit nog altijd in Italië en stuurt af en toe een briefkaart. Laat eens hooren hoe het met jou gaat en of je nog Parijsche plannen hebt. Met beste groeten je EdP. Ingesloten een stuk van Ter Braak over de kwestie waarover ik van jou wat hooren wilde. 7. Als je tijd hebt, zou ik van jou ook wel willen hooren of je de Politicus zonder Partij ook op dezelfde manier gelezen hebt als van Duinkerken en Coster in zaligheid vereend. 8. Ik vind dat er grenzen zijn, zelfs voor een opzettelijke botheid. Als Coster in zijn heele leven één essay geschreven had dat ook maar te vergelijken was met Ter Br.'s essay over Nietzsche en Freud, zou ik met eerbied over hem beginnen te schrijven. Je was het indertijd toch met Coster eens, meen ik, speciaal over dit essay, dat toen nog maar voor de helft in Gr. Ned. had gestaan? 9. Hoe sta je er nu tegenover, nu je het in zijn geheel hebt kunnen lezen, en zelfs in verband met de rest? Ik ben zelf volstrekt niet in allen deele ‘eensvoelend’ met de Politicus, maar dat het ongeveer het knapste essayistische werk is van onze generatie, lijkt mij alleen te ontkennen voor iemand die dat coûte que coûte wil. De kritiek van Coster had je bovendien één ding kunnen bewijzen: hoe verdomd belabberd die goeie man schrijft als hij zijn domineesgalm tracht in te slikken. Ik kan je dit met gerust geweten zeggen, want ik verzeker je dat ik geen haar meer over heb van mijn fameuse ‘haat’ tegen hem. Wij zullen trouwens onze energie noodig hebben tegen een heel nieuw ras van patsers. {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} 2152 (637). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2153. Aan A.C. Willink: Parijs, 5 juli 1934 Parijs, 5 Juli. Beste Carel, lieve Wilma, Wat een grappig idee dat jullie in ‘ons’ hotelletje 1. zitten en weer in datzelfde lieve dorp Spa! Groet de pouhons van me, of drink er op onze gezondheid van dat lekkere water dat je daar krijgt. Ik werk hard, aan alles en nog wat en voel me soms suf en beroerd. Soms is het toch ook wel prettig, met deze zon; wij wonen vlak bij het bosch en hebben maar een heel kort eindje te gaan om onder de boomen te raken. Wij zouden inderdaad van eind Juli tot begin Sept. ongeveer naar Tanger gaan, waar Slauerhoff een ‘eigen huis’ heeft gehuurd waarin wij logeeren kunnen. Maar zeker is het nog niet, want als Darja daar net in dien zelfden tijd heen gaat, gaan wij wschl. ergens anders, misschien naar Sestri, als dat niet te duur wordt. (Volgens Greshoff is het er spotgoedkoop.) Van wie hoorde je onze plannen? Van Greshoff zelf, die nu in Holland zit? Hoe lang zitten jullie nu al in Spa? Den dag zelf waarop ik je briefkaart kreeg over die teekeningen en gedichten, kreeg ik bezoek van Oepst. Ik heb hem dus zelf een gedicht laten kiezen, en Hordijk koos toen meteen nog een ander. Ik zal dus door deze twee heeren ‘geïllustreerd’ op die tentoonstelling prijken. 2. De heele boel lijkt me nogal flô-flô, maar men moet schijnbaar ook zoo de belangstelling gaande houden: wij leven in een ‘grootsche’ tijd! Mijn schoonzuster komt ± 19 Juli uit Indië, zit nu al op de boot. Ik ga dan met haar nog 2 of 3 dagen naar Brussel, met het oog op Gille. En dat is dan weer alles - verder wachten we af: dat we met ons ‘werk’ schatrijk worden, of dat het communisme ons opneemt, of dat we door de ‘tellurische’ schobbers van het genre Roehm worden geslacht. Je weet niet met welk intens plezier ik in de krant las hoe die patsers in Duitschland eindelijk bezig zijn elkaar op te ruimen, het is alleen maar zonde en jammer dat ze er zoo gauw mee opgehouden zijn. Wat een pracht-lijkencollectie voor Grosz om op {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} een gedenkplaat te zetten! Die sloebers beseffen werkelijk niet op welke manier ze de beste kansen maken voor de ‘Eeuwigheid’! Amuseer je en ga niet meer naar die ruïnes van je-weet-wel, 3. want het is warm en het was - weet je nog? - heel ver. Ontvang van ons beiden de beste wenschen en vele vriendschappen, zooals men hier zegt. Een hand van steeds je E. Het spijt me dat jullie niet doorgekomen zijn tot hier. Er is hier een aardig café in de buurt, met een pracht van een terras, waar we elkaar dagelijks hadden kunnen zien in dezen tijd. Schildert de zoon des huizes bij jullie nog altijd zoo mooi? En maakt zijn Isadora Duncan-achtig zusje 4. nog steeds van die treffende beeldhouwwerken? 2154 (638). Aan M. ter Braak: Parijs, 6 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2155 (639). Aan M. ter Braak: Parijs, 7 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2156. Aan J. Greshoff: Parijs, 7 juli 1934 Parijs, 7 Juli. Beste Jan, Ik schrijf voor de ‘haastigheid’ op dit stukje papier. Heb je mijn andere brief, 1. die ook ten perronophooben 2. ging, behoorlijk ontvangen? I hope so, and verily indeed. Het gaat hier matig: d.w.z. het is vervloekt warm, wat vervelend is voor het werk. Je boekje over Arthur las ik; het is, als Greshoviaansche uiting, hier en daar in tegenspraak met... je stuk over La Doulou 3. bv., maar op zichzelf voortref- {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} felijk. Als je deze beide boekjes over Arthur 4. bijeen kon trekken en dan op je gemak bijwerken, had je het boek over hem op je actief. Ik weet nog altijd niet of we naar Tanger gaan of naar Sestri. Vandaag schreef ik Slau er over. Maar zooals afgesproken, zien wij elkaar toch in Brussel, tenzij ik daar niet tot den 22en blijf.-------??? Het deed me genoegen dat je Jan Lubbes zoo goed vond, maar dat was eig. ook wel te verwachten, want bij wiè, zooniet bij jou, Menno en misschien 1½ andere, moet zooiets weerklank vinden? Ik heb verder genoten van de slachtpartij die die charcutiers in Duitschland onder elkaar hebben aangericht; ik hoop dat ze gauw overbeginnen, want het was wel wat gauw uit. - En wat gebeurt er in Amsterdam? 5. Kan je me wat berichten sturen, liefst van ‘wat niet in de krant staat’? Tot ziens, of tot nader. Veel hartelijks, ook van Bep, steeds je E. 2157. Aan J. Greshoff: Parijs, 7 juli 1934 Parijs, 7 Juli. (vervolg van het briefje van vanmiddag.) Beste Jan, Ik zou het voornaamste haast vergeten. Gesteld dat je op déze eindexamens al Jan Lubbes zou willen invoeren. Dan krijg je deze dialoog, tusschenjou en den jongen die een 10 krijgt voor zijn antwoord: -Dus, jongen, wie is Jan Lubbes nu precies? -Mijnheer, dat is wat men ook wel een boerelul noemt, maar dan flink in staat tot smeerlapperij. (Of het dan ook op Kuyle lijkt! Tu parles!) * * * {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} Ken jij een mijnheer Alexandroff, indertijd Nederlandsch letterkundige, die o.a. verhaaltjes schreef voor De Telegraaf, Eigen Haard en Elsevier's? Ik sprak hem hier laatst, 1. geheel toevallig, in de Murat, en kreeg toen o.a. een heel gesprek te voeren over Dirk Coster. Word jij nu binnenkort niet geslagen, als je Scholte ontmoet? Je hebt een beestachtig kwaad stukje 2. over hem geschreven, en het schijnt nog wel dat hij anti-fascist is. In ieder geval komt het slaan in Holland ook flink in de mode, want Den Doolaard schijnt Van Duinkerken om die prijs-kul te hebben afgerost. Je zult met een boksbeugel moeten loopen, oftewel ‘coup de poing américain’, oftewel ‘krakeling’. Kies er een met punten, dat is voor het resultaat allicht pittoresker. Ik heb overigens weer met genot gezien hoè 'n Jan Lubbes Frans Coenen is (en altijd was). Zijn bespreking van Harten en Brood 3. is teekenend: als je misschien nog een bewijs noodig had, hier dan! Als iemand den Léautaud uithangt tegen de Angèle van Hennie, om dan zóó lovend over die door-en-door goedkoope hulpfrikkenroman van Kuyle los te komen, dan is er werkelijk iets bewezen door de tijden heen. Ook de sympathie voor Dickens en de afkeer van Dostojevsky; ook die onleesbare Lubbes-romans van hemzelf. Coenen is precies Jan-Lubbes-die-voor-Léautaud-zou-willen-doorgaan (hij kent hem niet, maar ik bedoel nu de waarde Léautaud). Nu maar weer het beste, in en buiten school! Je E. 2158. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 8 juli 1934 Parijs, Zondag. Beste Freddy, Er is veel goeds in je verhaal 1.; alleen is het dikwijls onsamenhangend, deels door te vage formuleering, deels door slechte overgangen. Ik zal het je terugsturen met potloodkrabbels erin, bij de zinnen {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} die duister zijn, etc. - ook misschien nog met andere opmerkingen. Zend het dan (als je het nog eens goed nagekeken hebt) aan Ter Braak, en zie wat hij ervan zegt. Ik denk wel dat je dit verhaal in Gr. Ned. opgenomen krijgt; maar als je het werkelijk goed krijgt, waarom dan niet in Forum? Misschien is het beste dat je het even laat liggen, en het dàn onderneemt om helder te formuleeren wat nu nog vaag is. Subtiel en helder moesten altijd samengaan! Van ‘boosheid’ bij mij geen sprake: waarover trouwens? Wel voel ik mij moe, deels ook door de warmte; die voortdurende inktarbeid ontneemt me alle lust tot correspondeeren; ik kan bijna niets meer voor mijn eigen plezier lezen; verder slaap ik allerberoerdst en sta geregeld op met hoofdpijn. Over een tijdje zal het wel weer beter gaan. In ieder geval is dit het soort verklaringen, dat je zoeken moet, als ik niet lang antwoord op brieven van jou of Rudie. Ik lees jullie altijd met veel genoegen. Gedong Lami staat in Gr. Ned., maar werd gesplitst. Verder heeft dat fraaie blad altijd een schat van drukfouten; bv. in een passage die nog wel op een woordspeling uitloopt, heet een schout ‘Kramer’, die ‘Kalmer’ heette. - Enfin, er zijn erger dingen. Weet je wat Jan Lubbes precies is? Een boerelul, in staat tot smeerlapperij. En dan natuurlijk in Holland gekweekt. Natuurlijk ben ik het met jullie eens dat Jan Lubbes niets van mij kan leeren; waarom zou hij ook? Maar ik had geen trek om hem heelemaal ongestoord een zóó groote muil te hooren opzetten in De Nwe Gemeenschap. 2. Mijn verhouding tot mijn vader kan je tot dusver niet heelemaal gelezen hebben, want er staat véél meer verderop. Ook tot mijn moeder, van wie in de gepubl. stukken zoo goed als niets staat. (Of alleen voor welingelichte en erg goede verstaanders.) Troost je verder: van Jan Lubbes is in je verhaal niets te bespeuren. Maar nogmaals, pas op dat je de beroerde (aanstellerige) kant, de modegeurtjes van Jean de Tinan niet overneemt. Hij is goed om zijn eerlijkheid en ondànks dien kant; je zult later zien dat al die stijlfoefjes je steeds meer gaan irriteeren en dat je alleen het mooie eronder blijft waardeeren (als je den heelen auteur niet met zijn stijlfoefjes mee laat stikken, wat ook nog een manier is). Ik scheid er mee uit - te warm en te veel hoofdpijn. Hartelijke groeten, ook aan Rudie, en van mijn vrouw. Je EdP. {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} 2159 (640). Aan M. ter Braak: Parijs, 8 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2160 (641). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 en 10 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2161 (642). Aan M. ter Braak: Parijs, 11 en 12 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2162. Aan J. Greshoff: Parijs, 11 juli 1934 Parijs, Woensdag. Beste Jan, Even een kort briefje terug om je te vertellen dat wat je over je boek 1. zegt idioot is! - Of waar, jah... maar dan is het eigenlijk ook altijd waar! Wat kan een mensch altijd doen in een menschenleven?! Je gedichten zijn nu eindelijk bijeen in den vorm die ze verdienen * - en hierom alleen al zou ik den jongen Boucher blijven beminnen, dien ik verder een vrij arrogant vlerkje begin te vinden, met je permissie. ** Ik hoop dat je Meulenhoff ditmaal laat stikken, tenzij hij schatten betaalt. Anders is het werk doodend: vooral als je iets nieuws moet maken naast de verschenen boekjes, en die er niet in mag verwerken. In ieder geval zitten Bep en ik nu gespannen te wachten op 1 ex. van je gedichten, met een keurig geschreven en warm-aandoend woordje erin. Verzend het boek op slag, en goed ingepakt! Ik ga het van a tot z in Le Murat zitten overgenieten. Nu J.v.N. ook nog eens zoo bijeen, en dan is mijn hart vol zaligheid en bevredigde broedermin. Las je Menno's stuk over Theuntje's Eroica? 2. Absoluut prachtig! Gino, Hendrik de Vries (die hier net een dag over was op terugtocht {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} naar Groningen), Bep en ik waren er eenvoudigweg blakend van. Vraag het hem onmiddellijk, als je het nog niet las. (Het Vad. van verleden Zondag.) Wij hebben verdere Jan-Lubbes-plannen 3.: o.a. om een comité op te richten - waarin jij ook moet zitten - die 3 jaarlijksche Jan-Lubbes-prijzen uit zal deelen - voor de eer alleen en voor het juiste publiek (!), als de prix Theophr. Renaudot. Een J.L.-pur, een J.L.-excelsior en een J.L.-junior-prijs. De 1e is dit jaar al gewonnen door Harten en Brood, de 2e door Eroica, de 3e wordt wschl. glansrijk ingepalmd door Orient-Express. We krijgen nu Vicky Baum als DE eindelijk gekomen groote auteur voor Holland. Maar we zullen dan toch eens laten zien dat wij ook nog niet dood zijn - vóór we ‘tellurisch’ worden afgemaakt. Ik - d.w.z. wij (Bep en ik) - gaan zeker naar Tanger, maar nu wschl. pas tegen half Augustus. Dit komt beter uit met mijn werk èn met de plannen van Darja, en Slau schrijft dat hij het ‘niet overkomen’ zal, als wij wegblijven. En Bep is er dol op om Spanje ook nog te zien. Alzoo: adieu Sestri, en toch helaas! Dat Hendrik Scholte N.S.B.-er wordt, is tenslotte logisch. Alle lui die te pril met het communisme zijn gaan kalegezichten eindigen zoo: tegen 30 en 35 gaan ze een 2e puberteit in en willen zichzelf zien als (mede)-dictator. - Kan je me wat schrijven over de opstootjes? Ik laat het hierbij. Zie je dus in Brussel en dan in Parijs. Kàn je niet één dag langer in Parijs blijven? Er is een heel geschikt hotel hier vlak bij ons. Stuur je ijlings de bundel? Veel hartelijks van ons 2, een hand van je E. P.S. Vindt de Perronophoob Jan Lubbes ook uit den Booze? Hendrik de Vries was er zéér over uit; Slau schreef er ongevraagd een enthousiaste ontboezeming over. Ik leef weer op, in het gevoel dat tenminste niet àlles voor niets is! - En Menno is ook 100% in orde. 2163 (645). Aan M. ter Braak: Parijs, 13 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} 2164. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 14 juli 1934 Parijs, 14 Juli Zeer geachte heer Endt, Gelijk hiermee zend ik u de proeven terug. Het is een stevig werkje geweest, maar ik zie nu - nu het handschrift typografie is geworden - hoe slecht sommige zinnen loopen, en hoe ik hier en daar ook nog vrij treurig vertaald heb. Dit komt wschl. omdat ik de eerste 100 blzn. gedaan heb in zeer onaangename omstandigheden èn tegelijkertijd nog niet zoo met het werk vertrouwd was. Overigens heeft de zetter de vervelende hollandsche gewoonte van overal komma's erbij te zetten; zou u hem niet kunnen vragen dat niet te doen, want met de ingewikkelde zinnen van Malraux, die zoo nauw naar de punctuatie luisteren, wordt het dan heelemaal een misère. Ik hoop dat u niet vindt dat ik te veel veranderd heb, maar ik heb gemeend te moeten verbeteren wat mij (nog) verkeerd leek. Met vriendelijke groeten, hoogachtend, EduPerron Ik zou nog wel graag een revisie willen hebben, maar proef in 2 exemplaren is voortaan onnoodig. 2165 (645). Aan M. ter Braak: Parijs, 15 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2166. Aan J. Greshoff: Parijs, 16 juli 1934 Parijs, Maandag Beste Jan, Ik heb je bundel 1. gekregen en ben er verrukt van. De voorrede van Jacques doet het hier uitstekend: een beetje voor den meergevorderden Jan Lubbes geschreven, maar zelf vol voortreffelijke en juiste dingen. Het minst voel ik voor die ballast aan bibliografie en al dat gezwam over je geilerij in het typografenvak; dat had wel eens op een andere plek gememoreerd kunnen worden. Maar met dat al is dit boek een model voor een dergelijke uitgave, en ik verzeker je dat je poëtische opbrengst ER MAG ZIJN! Ik heb gisteren den heelen {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} dag ermee doorgebracht, en vandaag nog den heelen morgen. De keuze is voortreffelijk, zoowel voor de periode Oud Zeer als voor de periode Mirliton. En het uiterlijk is verrukkelijk; het grenst aan het wonderbaarlijke dat Boucher dit boek voor fl. 4,90 verkoopen kan, het ziet eruit alsof het minstens fl. 7.50 kosten moest. We zullen over een en ander nog praten, als we samen zijn. Mijn schoonzuster komt wschl. met eenige vertraging, dus zien wij elkaar hoogstwschl. 22 of 23 in Brussel. Schrijf mij nu omgaand even van wie je bundel komt: van jou, of is het een present-ex. van Boucher zelf? In het laatste geval moet ik hem persoonlijk ervoor danken. - Of heb je nòg een ex. laten zenden door Varangot (zooiets schreef je) en is dit een ex. dat Boucher op eigen initiatief heeft gestuurd? Hartelijke groeten en tot ziens. Je E. 2167. Aan H. Marsman: Parijs, 17 juli 1934 Parijs, 17 Juli Beste Henny, Dank voor het leeren omslag, dat gisteren kwam! De kleur is erg mooi, het leer lekker glad, de N. is zoo-zoo, maar doet er niet toe. 1. Gelijk hiermee zend ik je aangeteekend het 3e deel van Nietzsche. Je bent toch maar een geluksvogel dat je nog lezen kunt wat je zelf wilt. Ik, arme.... Ik zit in zoo'n rotzooi van werk en andere plichten dat ik niet tot schrijven kom. Bovendien voel ik mij physiek sedert eenigen tijd beneden alles. Deels door de warmte, deels door het abominabel slechte slapen dat ik doe. Ik heb iederen dag hoofdpijn of loop op zijn best met watten in mijn kop rond. Aan Ducroo nog niet over kunnen beginnen, ofschoon ik het mij iederen dag voorstel. Nu komt mijn schoonzuster uit Indië (ze kan er over 3 dagen zijn) en moet ik met haar naar Brussel. Daarna gaan we zeker naar Tanger, want Slau is ontzettend op onze komst gesteld, bezweert ons dat zijn huis erg koel is (!), dat ik daar hard zal kunnen werken (!!), etc. Wij vertrekken wschl. 10 Augustus; ik hoop dan nog het noodige aan Ducroo te hebben kunnen doen. Maar ik word op alle manieren weggetrokken: word nu bv. overstroomd door druk- {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} proeven van De Sm. M. en van La Cond. Hum. (In dit laatste heb ik een kort overzicht van de politieke situatie gezet.) Van dat museum waarover je schrijft weet ik niets. Bep zag de Daumiers, ik niet. 2. Ook dit behoort stomweg tot de ‘werkverdeeling’. Als je hier bent, zal ik dus maar met jou meegaan om ook weer eens wat genie in olieverf waar te nemen. Ik moet nog een 200 blzn. Ducroo schrijven en het geschrevene heelemaal nazien. Ik heb daarvoor tot October, dat kàn dus best, maar dan moet ik mij beter voelen dan nu. Je vraagt zoo vriendelijk naar Ducroo, en ik zal zien dat ik je in December bezorg wat ik kan: doorslagen, proeven misschien al, enz., maar waarom zou je er nu anders tegenover staan dan laatst? misschien vind je de heeleboel één rotzooi, die je niets zegt en je in ieder geval erg teleurstelt. Verwacht er maar niet te veel van! Nummers van Forum heb ik niet dubbel, en de mijne zend ik liever niet, omdat ze dan verpest raken. Ik zal probeeren ze van Menno te krijgen, want er staat van alles in dat je interesseeren zal. Kan je anders niet een briefje aan Zijlstra schrijven en hem vragen om ze jou te sturen tegen een prix d'ami? Dank voor het citaat uit Mann. Als het kan, zet ik het op de proeven misschien nog er boven, maar ik vrees dat het niet gaan zal; ik heb toch al veel geknoeid. 3. Het beste boek over de verhouding Byron-Augusta dat ik ken, is dat van Maurois (dat trouwens heelemaal uitstekend is). 4. Het minst opgeschroefd, en toch als vanzelfsprekend, en ‘eerlijk’, verteld. Heb je Die Geächteten al eens gelezen, van Ernst von Salomon? Dat is toch wel een van de beste boeken over ‘dezen tijd’ die men lezen kan. Ik schei er mee uit, werkelijk niet uit gebrek aan warmte, maar om dat watten in mijn hoofd. Ik ga nu mijn ‘luchtje scheppen’ als een oude heer, op een bankje in het bosch, wschl. met een heerlijk stel proeven weer, die nu al beneden bij de concierge liggen. Hou je goed {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} en het beste voor je werk. Als we elkaar terugzien, behandelen we alles grondig. Veel hartelijks van ons beiden voor jullie bei. Een hand van je E. P.S. - Jan Engelman schijnt op de een of andere reden (katholisch misschien) kwaad op me te zijn, althans antwoordt niet op een briefje 5. dat ik hem schreef. Ik zal hem vandaag vragen hoe het ermee staat: ik weet zooiets liever op een duidelijke manier. 2168 (646). Aan M. ter Braak: Parijs, 18 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2169. Aan J. Gans: Parijs, 18 juli 1934 Parijs, 18 Juli Beste Gans, Veel dank voor je prachtige brief! Ik schreefje 2 × naar Amsterdam, vóór en na ontvangst van het Roodboek, maar kreeg geen antwoord. Vandaar dat ik me ongerust begon te maken over je: het idee had dat je erg in de beroerdigheid zat, Ter Braak bezwoer je vooral te vinden, enz.! Heb je die 2 brieven van me 1. niet gekregen? En zoo ja, waarom dan geen asem? Laat ons nu spijkers met koppen slaan. Allereerst: ga Ter Braak spreken (bel hem op, op Het Vaderland of thuis) en maak met hem af dat je een groot artikel voor Forum schrijft over de ‘sociale’ (politieke) romans die we nu dan eindelijk hebben in Holland. Ik kan je daarvoor bezorgen: Fakkeldragers van Ed. Coenraads, Sjanghai van Wagener, Partij Remise van Last, Harten en Brood van Kuyle, De Voorsten van Gerard Vanter; en jijzelf weet er misschien nog een paar. Hierbij 2 besprekingen van Ter Braak over soortgelijke onderwerpen; dat over Theun de Vries is werkelijk prachtig. 2. Je brief is zóó goed, dat ik die in extenso in Forum zou zetten (gesteld dat jij dat wou), wanneer ik redacteur was. Ik zend hem nu {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} naar Ter Braak: 1o. opdat hij er zijn plezier aan beleve, 2o. opdat hij zien kan hoe je schrijft. Hij is trouwens sinds lang accoord om je voor Forum te laten schrijven; ga dus in ieder geval met hem praten, nu je toch in Den Haag bent. Endt zal ik direct schrijven, vanavond nog. Schrijf me ook nog even of je Straat zonder Zon wilt hebben (dat vroeg ik je in die vorige brieven). Ik stuur je dus het heele pak, als je voor dat artikel voelt, of althans wat je daarvan niet zelf al hebt. Zoodra ik van T. Br. je brief terug heb, zal ik er langer op antwoorden. Hierin doe ik nu maar eerst het practische af. En nu nog iets, maar dit is ‘geheim’. Wij gaan van half Augustus tot ± half September uit Parijs. Wil jij dan het correspondentschap van Het Vaderland waarnemen? Dat zou je in staat stellen een goede maand in Parijs te zitten; en het werk is stom, maar gemakkelijk. Als je de copy tikt en naar Ter Braak zendt, hoeft zelfs niemand anders te weten dat jij het bent. Je krijgt hiervoor fl. 10.- per kolom, en zou dus 80 à 90 pop kunnen verdienen; bovendien kan ik je dit geld voorschieten, zoodat je er niet van de krant op hoeft te wachten. Ook dit plannetje kan je met Ter Braak bespreken, maar laat liever niemand anders ervan weten, vanwege de vrees voor ‘communisten’ bij de andere heeren van de krant. Misschien kan ik je zelfs hier logeeren, terwijl wij weg zijn, maar reken daar niet op, omdat de huisbaas dat misschien niet toestaat. Antwoord mij op al deze punten en tot nader. Je EdP. Vertaling van La Cond. Humaine, essay-bundel Smalle Mens (bijna allemaal essays uit Forum, dus jou voor 9/10 bekend!) en de ‘roman’, die Het Land van Herkomst zal heeten, maar eerst volgend jaar uitkomt, zal ik je allemaal sturen. 2170. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 18 juli 1934 Zeer geachte heer Endt, Ik heb vergeten u te zeggen dat ik zeker tot half Augustus a.s. nog in Parijs ben. Als ik wegga en de drukproeven dan nog niet gecorrigeerd mochten zijn, zal ik u natuurlijk mijn adres opgeven. Mijn vriend Jacques Gans zou erg graag voor u vertalen: Massen-psychologie des Faschismus van Reich. Mag ik hem bij u aanbevelen; {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} en als u voor het idee voelt, zou hem dan een onderhoud met u willen toestaan? Zijn adres is: Laan van N.O.I. 147a, Den Haag. Hij zal het werk zeker héél behoorlijk doen, en het is wschl. een boek dat om actueele redenen in Holland veel lezers kan vinden, dat ook wel zijn nut hebben kan, in ‘onzen’ zin. Met vriendelijke groeten, uw dw. EduPerron Parijs, 18 Juli. 2171 (648). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 21 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2172. Aan J.A.A. Engelman 1.: Parijs, 21 juli 1934 Parijs, 21 Juli. Beste Joannes, Ik ben zeer blij met je in alle opzichten lezenswaardigen brief, maar antwoord nu kort omdat ik familie uit Indië over heb, waarmee ik alle idiote monumenten van Parijs moet aftrappen. Bovendien moet ik voor een paar dagen naar Brussel. De Nwe Eeuw-en zag ik door en stuur ik hiermee terug, en ingesloten het meesterstukje van Ter Braak over Theun, 2. dat je me terug moet zenden, want ik vind het nog te mooi om er nu al definitief van te kunnen scheiden. Die goede Theun heeft hierop geantwoord 3. dat Ter Braak toch geen verstand heeft van literatuur, aangezien hij Tolstoy heeft willen evenaren (dat boekske dat Oorlog en Vrede heet) en geenszins dien meneer Dostojevsky, en dat verder een authentieke Poolsche dame - alhoewel blijkbaar in Sneek wonend - hem de heele atmosfeer en zelfs de typen bezorgd had, en dat verder een kind kon zien dat Lucka Stalin was, en dat enz. enz. - behalve de conclusie dat Jan Lubbes op deze manier te werk gaand het onvermijdelijk brengen moet tot het genre Dekobra. Wij krijgen wèl onze trekken thuis met {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} ons geroep om onpolderlandsche romans: Kuyle's Harten en Brood is tenminste nog onverbloemd Jan Lubbes met alleen de ‘moderne techniek’ van de Ot-en-Sien-stijl, maar als we nu op de groote buitenlandsche onderwerpen worden getrakteerd, met Malissoren, 4. Orient-expressen en revoluties in Polasneekitsjki, dan begint het eerst recht. - Ik heb de turf van Theun ingekeken (lezen kón ik het niet) en heb er een panopticumpje van gemaakt voor Forum; 5. maar zoo voortgaan kan het ook niet; wij gaan er werkelijk mesjokke van worrede als wij alle rotzooi van wat ik de ‘publieke auteurs’ noem voortaan au sérieux moeten gaan nemen (al is het dan maar om te signaleeren dat het poep is). Op je brief antwoord ik behoorlijk, zoodra ik weer hier ben. En op adem gekomen, want de proeven stroomen nu over mij heen: vertaling van Malraux en Smalle Mensch door elkaar - om je ieder plezier in drukinkt voorgoed te ontnemen! Gelukkig hebben we toch nog vooruitzicht op vacantie, dank zij Slauerhoff, die een ‘eigen huis’ heeft in Tanger, en waar wij een maand dachten door te brengen. Van ± half Augustus tot half September zijn we dus uit Parijs. Misschien zien we je als je uit Rome komt? Hartelijke groeten, ook van Elisabeth, een hand van je EdP. Dat portretje van Theun 6. is ook al zoo prachtig: Jan Lubbes als de intellectueele verleider... (zie verder mijn stuk over Valmont). 7. 2173. Aan J. Gans: Parijs, 21 juli 1934 Parijs, 21 Juli. Beste Gans, Ik zend je vandaag Harten en Brood en Straat zonder Zon; dit laatste valt buiten het artikel, tenzij als vergelijkingsmateriaal. Morgen wschl. Fakkeldragers, Sjanghai en Partij Remise. Wil je ook het boek {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} van De Kom hebben, dat ik zeer sympathiek vind? (Wij Slaven van Suriname). Zoo ja, schrijf me dat even, dan zend ik dat met Vanter achteraan, want Vanter moet ik zelf nog lezen. Je kan alles houden, behalve Harten en Brood, dat je aan Ter Braak terug moet geven, omdat het aan 's Gravesande behoort (van Het Vaderland), en eventueel de Kom, die ik graag terug wou hebben. Je kan óók de revolutieroman van Theun de Vries erbij nemen! - vraag die dan maar aan Ter Braak, in het exemplaar met de vele aanteekeningen! Ik heb hier op het oogenblik een heele familie uit Indië over, waarmee ik Parijs moet bewonderen, wat onzegbaar vermoeiend is. Overmorgen moet ik dan ook nog voor 2 of 3 dagen, of 1½ dag, zooals dat zal uitkomen, naar Brussel. Ik kan je dus eerst schrijven als ik terug ben, d.w.z. tegen 25 of 26 dezer. Mijn vrouw zegt dat ik erg optimistisch ben geweest in mijn vorig schrijven, omdat zij zelf nooit meer maakt dan fl. 85. in de drukke tijd, terwijl zij in de slappe tijd met moeite voor fl. 60. bij elkaar schreef. Bovendien wou zij nog 2 of 3 brieven plaatsen uit Tanger. Maar hoe dan ook, 3 brieven van 1½ kolom, of 1 van 2 en 2 van 1½ kan je toch zeker maken, of je neemt ons dat werk uit de hand in de eerste week als we terug zijn. * Je maakt dus fl. 45, fl. 50. of fl. 60., en schrijft daarnaast bv. 4 of 5 stukken voor mij voor de N.R.C. We zullen samen nog wel afmaken welke, want ik moet ze vooruit laten ‘reserveeren’. Deze stukken moet je dan getypt naar Tanger zenden, opdat ik er nog zelf een en ander aan verander, voor mijn ‘persoonlijk cachet’! Maar hoe dan ook, het plan lijkt mij best uitvoerbaar. Ik zal je hier met iemand kennis laten maken met wie je zéker kunt opschieten: mijn oude vriend Pascal Pia. Heb je het adres van Souwarine nog? misschien ligt daar - al is het niet bepaald ‘trotskisme’ - je toekomstige anti-stalinistische partij. Schrijf me dus nog even hoeveel je noodig hebt om een maand of 6 weken in Parijs te leven. Ik zal je dat geld dan vooruit geven; je verdient het dan wel terug met artikelen, voor Vaderland, N.R.C., en eventueel zelfs Forum; lijkt je dat niet het beste? Terwijl je hier bent, kan je dan voor jezelf weer uitkijken naar een nieuwe mogelijkheid om te blijven. Dus bij terugkomst uit Brussel meer en beter. Hartelijke groeten van ons beiden, je EdP. {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} 2174. Briefkaart aan A. Greshoff-Brunt: Parijs, 21 juli 1934 Parijs, Zaterdag. Beste Atie, Gelijk hiermee stuur ik een telegram aan Simone dat ik Maandag a.s. in Brussel kom met mijn schoonzuster; - als S. dan niet weg is en alles geregeld verloopt, dacht ik dien Maandagavond in Br. te blijven, en Dinsdag weer terug te gaan. Zou ik dan bij jullie kunnen eten en slapen? Ik ben dan tegen half 7 of 7 uur bij je. Ik zal je nog eerder opbellen, en gaat het niet, dan ga ik òf met den nachttrein terug òf ik ga in het hotel. In ieder geval tot ziens toch. Hartelijke groeten van je Eddy. 2175 (649). Aan M. ter Braak: Parijs, 22 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2176. Prentbriefkaart 1. aan H. Marsman: Parijs, 22 juli 1934 Parijs, Zondagavond. B.H. Mijn schoonzuster is op het oogenblik hier en vergt zoowat al mijn tijd (t/m a.s. Vrijdag). Ik zend je gelijk hiermee de drukproeven terug. Je brieven zijn steeds beter en werkelijk, als je zoo doorgaat schrijf je zeer spoedig je goede roman. Ik vind het boek 2. ook steeds beter worden en zoo goed als ik niet gedacht had dat het nog worden zou bij dit gegeven; het is in ieder geval zeer boeiend. Laat V. vooral die revolver-kul eruit gooien, die erg veel v/het dramatische juist verzwakt. Zooiets is zóó traditioneel treinlectuur-achtig en maakt wat goed was tot een grap. Wèg daarmee! Hartelijk je E. 2177. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 22 juli 1934 Parijs, 22 Juli Beste Sander, Dank voor de 3 exx. Fleurs de M. Jammer dat je een zóó miniem {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} papiertje ervoor nam. Zijn er geen exx. op beter papier gedrukt? Zoo ja, kan ik er dan een krijgen, zij het tegen vergoeding? Hart. groeten van je E. 2178. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 26 juli 1934 Parijs, 26 Juli '34. Beste Joannes, Zooals ik al schreef: je brief deed me groot genoegen. Ik zou er langer op willen antwoorden dan mijn tijd - en de stroom van drukproeven die nu bijna dagelijks over me losbreekt - mij veroorloven. Maar al is het dan in details kort, ik wil toch op àlles antwoorden! Dat Ritter Den Doolaard als ‘flink’ man boven den ‘decadenten’ Slauerhoff stelt, is precies in orde. 1. Dit is de nieuwe Jan Lubbes-lijn; en het gekke is dat ik hierop al vooruit had geantwoord, in de rest van mijn Jan L.-artikel, die niet in Forum kon, maar al lang bij Querido ter perse ligt. In ieder geval is de idiotie van dit stukje, naast het opportunisme altijd, flagrant, en het ‘Neen, duizendmaal neen’ aan het slot een hartstochtelijk compliment voor de afgekeurden. Wat je me van Kuyle vertelt, 2. amuseert me altijd, behalve op één punt: ik vind dat je zulke smeerkeezen niet te nobel moet aanpakken, en ze wèl in de pot draaien, als dat kan. - Het ‘pak slaag’ dat Den Doolaard Van Duinkerken zou hebben toegediend, is blijkbaar ook, hoewel officieus, voor ‘de kranten’ bedoeld. Ik moet je zeggen dat ik - hoezeer zonder sympathie voor Van D. - met ongenoegen over dit ‘pak slaag’ hoorde. En toch is in laatste instantie die Den Doolaard ook zóó ongeschikt niet, en meer een verdwaasde knaap, {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} die op de nieuwe manier de aandacht wil trekken, dan iets anders. De invloed van het gezwelletje Kuyle zal voor zijn tellurische krachten ook wel de grootste pest zijn. W.S. Landor is een 19e-eeuwsch schrijver, en ‘the prince of english prose-writers’. Het verhaal stuur ik je gelijk hiermee. * Ik had het apart willen uitgeven, maar dat is in dezen tijd onmogelijk, en Forum plaatst geen vertalingen. Landor is heel oud geworden, meen ik, anders zou hij haast een tijdgenoot zijn van Byron; ‘vrij’ is het verhaal dus in ieder geval. De argumenten van die heeren tegen je libertijnsche reputatie, zijn ook precies zooals het hoort. En dat terwijl je ‘gonohroe’ op deze manier schrijft, wat wel het beste bewijs is dat je zelfs van zooiets gespaard bent gebleven. Het is een snoode wereld, bij braven en onbraven, Joannes. En toch, après tout, als ik denk hoe geschikt ik je vind en welke aardige kanten je ongetwijfeld bezit, dan weet ik niet in welk gezelschap ik je het minst graag zie: in dat van deze pharizeeërs, of in dat van de kringfluimen met wie je soms toch ook graag verkeert, geloof ik, à l'instar van Vic Vriesland, die er zijn ruggemerg bij heeft ingeschoten, al is zijn intelligentie jaren lang onaangetast gebleven. ** Onder ons gezegd: ik geloof dat je van dat vullis niets behoorlijks leeren kunt, zèlfs niet - wat de burger toch veronderstellen zou - behoorlijk naaien. Ik hoorde onlangs van Jany dat je vanwege een ietwat kritische, hoewel sierlijk gestelde bespiegeling, gebrouilleerd was geraakt met den ex-‘don Juan’ Plasschaert. 3. Als je overweegt dat dit individu onder de kringfluimen nog zooiets als een ‘condottiere’ is, begrijp je precies wat ik bedoel. Ik ben over condottieres en andere ‘renaissance’-slechtaards trouwens ook bizonder sceptisch, vooral omdat ik verleden week een scheele {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} joodsch-amerikaansche tooneelschrijver 4. sprak, die mij bekende dat hij in den filmacteur John Barrymore het type van zoo'n ‘renaissance’-schoelje moest bewonderen. Deze verneukerij, ten bate van wat? - van de ‘kleur van het leven’ misschien? - is helaas ook een soort ‘poëzie’! Marsman is zeer ònchristelijk geworden; hij schreef mij o.a. een brief waarin hij mij liet beloven dat ik, als ik op mijn sterfbed lag, vooral toch géén geestelijke zou laten halen (zooals ik, de eerste maal dat ik met jou en hem sprak - ik herinner er mij zelf niets van! - schijn te hebben mogelijk geacht). Die belofte heb ik hem nu maar gegeven. - Verder schijnt hij bewondering te hebben opgeloopen voor het fascisme, maar daar hij mij hierover nog niets schreef, moet je dit nog rekenen tot de vage geruchten. - Als je me die kiekjes van Jany en hem, door mevrouw Wiegersma gemaakt, kunt bezorgen, zal ik er je zeer dankbaar voor zijn. Ik schreef je al dat we van ± half Aug. tot half September in Tanger zijn (en Spanje, op doorreis). Toch zou ik je, later misschien? graag hier ontmoeten. In wat je zegt over Rusland, over Duitschland, over het onnoodige van voortgezette ‘politiek’ in literaire tijdschriften als De Gemeenschap, ben ik het vrijwel totaal met je eens. 5. Onnoodig dus om hierover lang te pennen. Ik heb met dit deel van het literaire leven voorloopig weer afgerekend in een stuk dat niet meer in Forum kan, maar in Sept. met De Smalle Mens uitkomt en dien bundel afsluit. 6. En toch kunnen we ons nu iederen dag à la Coster afvragen: ‘waarheen?’ als wij ons niet krampachtig met andere dingen bezighielden. Stuur me je stuk over de Politicus van T. Br., 7. als je daar nog toe komt. Het stuk over Nietzsche-Freud in zijn geheel is een van de beste hoofdstukken eruit, maar wschl. niet buiten het verband met de rest te lezen. Het ‘irriteerendste’ is Een Zonde tegen den H. Geest; maar in het slothoofdstuk maakt hij een groot deel hieruit gelukkig weer goed. Maar het boek is als geheel eigenlijk zoo voortreffelijk geschreven: boeiend en Lubbes-vrij - wat kan je in Holland eig. méér bereiken? ‘In de poëzie toch veel meer!’ hoor ik je al zeggen. Dat maakt mij juist zoo wantrouwig. De proef van het proza lijkt {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} mij voor ons nog steeds verreweg de gevaarlijkste. Wat een wezen is, niet wat hij schijnen kan, merk je toch het best aan zeg 30 blzn. proza. En zelfs hier - en in de verschillen van schijn - weer alle nuances: wat het proza van Jany onthult en verbergt is toch altijd nog heel wat anders dan dezelfde dingen in het proza van Plasschaert. (Deze 2 ‘proza's’, en dat van Marsman, als je wilt, laten zich voor deze proef uitstekend vergelijken. Héél grof genomen zou ik er deze etiketjes op plakken: Jany, mislukt; Plasschaert, belachelijk, Marsman, onjuist nog, maar met mogelijkheden. Ik bedoel met ‘mislukt’ bij Jany niet, dat het ‘ongekund’ zou zijn - haast het tegendeel; ik bedoel dat er een désaccord is tusschen wat hij voelt en wat hij uitdrukt, zoodra hij in proza schrijft: hij wordt dan als een vogel die met vliegbewegingen loopt. Terwijl Plasschaert een eend is die, hoewel hij niet anders kàn dan loopen, tracht te suggereeren dat ook hij feitelijk een arend is. Marsman zal nog wel leeren loopen als hij koppig blijft. Ik vraag mij alleen maar af waaròm hij dat zoo koppig wil?) Ik zal Ter Braak je brief doorzenden: hij kan hem in menig opzicht interesseeren. En ik eindig dan hier maar, zonder eenigszins het gevoel te hebben dat dit nu precies is wat ik met je had willen bespreken. In ieder geval is het tant soit peu een antwoord op je lange missive, waarvoor nogmaals dank. Nogmaals met hartelijke groeten, je EdP. P.S. - Ik zag laatst in De Groene dat graphologenstukje over onze hss. 8. Als het geen grap is, is het hier en daar heel aardig. Maar wat een verschil tusschen 's mans termen als hij het over jou, Binnendijk {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} en Buning heeft, of over mij of Vestdijk bijv.! Ik ben geneigd te gelooven dat de poëzie ook zoo'n grapholoog meer ‘lyrisch’ maakt dan ‘lucide’. Maar wat hij over Jany schreef was, met uitzondering van 2 punten, uitstekend. Hoe jammer dat het handje van Slauerhoff ontbrak! Hoeveel ‘masochisme’ dààrin? - Deze deskundigen zijn wonderlijk, ook als ze de sterren raadplegen: ik ben geboren onder een kruising van Mars en de Schorpioen - wordt het niet haast àl te mooi en is het niet of ze onder elkaar complotteeren?! 2179 (650). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 27 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2180. Briefkaart aan J. Greshoff: Parijs, 27 juli 1934 Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Zooeven, na ontvangst van je expressebrief, het hotel opgebeld en de boel op Maandag gezet. Ik houd mij toch liever aan de afspraak van 8 uur Deux Magots, want wij moeten nog eerst thuis eten. Wat zeg je van het vermoorden van den kleinen kanselier? 1. Gelijk hiermee zend ik je een stel proeven van Bep voor Gr. Ned. 2. Blijkbaar heeft ze zich in de drukkerij vergist, want ze zijn zeker wel een week of 10 dagen de deur uit en zooeven kwamen ze onbestelbaar terug. Wil je ze, om tijd te winnen, direct zelf even doorsturen? Dank. Tot Maandag dus! Je E. 3. Hartelijke groeten van Gino A. 2181. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 30 juli 1934 Parijs, 30 juli. Beste Sander; Zou je me nog 1 geb. ex. van Een Voorbereiding willen sturen? Liefst {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} omgaand, want over een paar dagen gaan we wschl. al op reis. Ik stik in de proeven, die van alle kanten over me losbarsten. Hoe gaat het jou, hoe de Gulden Roos? 1. Laat eens wat hooren, al is het op een briefkaart. Ik heb van hier weinig te vertellen. Werk, werk, werk, en warm, warm, warm (dit laatste wat minder sedert een paar dagen, maar toch nog erg genoeg). We hebben allebei de vacantie goed noodig: en het akelige vooruitzicht dat het misschien wel onze laatste is! Maar als Slauerhoff zijn zin krijgt, gaan we misschien ook in Tanger wonen. Het lijkt mij van hieruit gezien zeer onwaarschijnlijk, maar je kan nooit weten. Is het ook niet iets voor jou? * Bij voorbaat dank voor het boek en hartelijke groeten van je E. Jan Gr. trekt vanavond hier voorbij, op weg naar Sestri. Jany is alweer in Holland terug. C'est le flux et le reflux hollandoys... nog sterk, ondanks alle misère. 2182. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 30 juli 1934 Zeer geachte heer Endt, Ik vertrek hoogstwschl. 10 Aug. a.s. van hier en ga dan tot half Sept. ongeveer naar Tanger. Als het eenigszins kan, laat u mij de proeven van La C. Hum. dan vóór 8 Aug. hierheen sturen; anders geeft het allicht vertraging. Is het echter onmogelijk, stuurt u dan alles na 8 Sept. aan het volgende adres: chez Monsieur J. Slauerhoff 6 rue Garibaldi Place du Marschan Tanger (Marocco). Met vriendelijken groet hoogachtend EduPerron {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} Gelijk hiermee zend ik u de revisie van de eerste 80 blzn. terug. Dit pak is nu wel goed, als de corrector de laatste verbeteringen tenminste behoorlijk naziet en als de zetters geen verkeerde regels inschuiven, zooals nu op blzij 11! Parijs, 30 Juli. 2183 (651). Aan M. ter Braak: Parijs, 31 juli 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2184. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 1 augustus 1934 Beste Sander, Zou je mij een plezier willen doen? Kan je dan nakijken en mij zeggen hoeveel exx. van Een Voorbereiding je verkocht hebt (niet in dépôt gegeven of gratis verstrekt maar werkelijk verkocht) sedert 1931. Ik zou dit in verband met allerlei toekomstplannen en berekeningen van mijn ‘mogelijkheden’ èrg graag willen weten. Maar dan ook een vrij precies cijfer. En wil je me dan ook zeggen hoeveel exx. je er nog zoowat van hebt. (Dit is niet zóó precies noodig!) Stuur me ook nog 1 ingenaaid ex. van B. Gebr. aan E. En wanneer zend je me onze verrekening, of afrekening? - Kan je me nog wat anders zeggen van mijn boekjes? Bv. gaat alles even slecht, of gaat het eene iets beter dan het andere? Is het onder de dingen die het slechtste gaan, of gaat eenvoudig alles slecht? (Ik bedoel: ook Slau en zoo). Dank voor deze inlichtingen, die ik graag spoedig had, want 10 Aug. gaan we weg. Daarna, tot ± 10 Sept., is mijn adres dat van Slauerhoff in Tanger. Hart. groeten van je E. Parijs, 1 Augustus. 2185. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 1 augustus 1934 Parijs, 1 Augustus. Zeer geachte Heer Endt, Vandaag of morgen zend ik u de vierde portie van 80 blzn. (241- {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} 320). Als u het zoo zou kunnen schikken dat ik vóór 10 Augustus de laatste 80 blzn. krijg (321-400), dan kan de revisie zoo noodig door een ander worden gedaan. (Van dit pak krijg ik de revisie zeker nog wel vóór den 10en, en het laatste pak zal ik dan extra-goed nazien.) De kwestie is nl. dat wij, als wij 10 Aug. weggaan, eerst 10 dagen later - dus tegen 20 Aug. - in Tanger denken te zijn. Als u dus proeven daarheen liet zenden, zou ik ze bij aankomst wel vinden en direct kunnen nakijken, maar vóór u ze dan weer hebt, is het dan wel eind van de maand. Kortom, het zou voor u vervelend kunnen zijn om noodeloos 14 dagen te verliezen. Met het oog daarop, zou het dus goed zijn als ik alles voor mijn vertrek kon doornemen. Misschien gaan wij ook eerst 12 Augustus, maar dit is niet zeker. Mocht het zoo zijn, en mocht ik de proeven vóór 10 Aug. nog niet hebben, dan zal ik u waarschuwen. Met vriendelijke groeten hoogachtend, EduPerron 2186. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 5 augustus 1934 Parijs, 5 Augustus. Beste Freddy, Kort antwoord, want wij maken ons op om vacantie te nemen, wat wij erg verdiend hebben. Vacantie, maar niet zonder werk, althans voor mij. Vanaf 10 of 12 Aug. zijn wij denkelijk van hier weg. Wat je over Ter Braak zegt is wel wat erg ongeduldig! 1. Hij heeft heel wat te doen, en waarom zou hij eigenlijk géén Forum-redacteur voor je zijn? Ik geloof dat ik je een beetje verwend heb met mijn prompte reacties (ik heb nu eenmaal de gewoonte alle aangename en onaangename dingen per keerende post te beantwoorden); maar je zou toch groot ongelijk hebben als je dacht dat dit nu regel is. - Ikzelf kan van den invloed van Ducroo weinig bespeuren, ik zou het je anders wel hebben gezegd; toch is er misschien wel iets, bv. de ‘inspiratie’. Maar voor Ter Braak zijn er al dadelijk eenige overeenkomsten: óók Indische herinneringen, óók een vader! Toch ben ik het met Rudie eens dat de toon geheel verschilt. Ik ben benieuwd te {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} hooren wat Ter Braak verder zal zeggen. Mocht hij het niet in Forum willen hebben, leg het dan even weg voor later; ik denk dat dit stuk kan winnen als je het later nog eens doorneemt, er hier en daar wat schrapt, hier en daar wat bij schrijft. Van Ducroo zelf heb je op deze manier toch wel een heel verkeerd beeld, denk ik. Een boek, voortdurend in die toon geschreven, zou toch vervelend worden; - de 2 latere stukken leenen zich ook minder voor publicatie apart, vind ik, dan dat stuk over mijn ouders. - De belangstelling van je lezerskring heeft mij overigens zeer ontroerd. Wat de resident Fredius betreft, laat ik jou diens ware naam toch vooral onthullen! dat was de heer John Couperus, broer van Louis, gehuwd met mijn tante Clémentine (Bédier). Mevr. Dankmeyer 2. hoeft zich nu ook niet verder het hoofd te breken. Eén goede bespreking van Ducroo zal er misschien nog wel verschijnen, bijv. van.... Ter Braak! Hij en ik hebben overigens met den dag het gevoel dat wij in Holland niet meer in handen van kritici vallen, maar van de ‘vijandige bende’. Wij hebben het overigens ernaar gemaakt... Tot zoover, vandaag. Je hoort nu een heelen tijd niets van mij, of ik zend een briefkaart of zoo, uit Spanje of Tanger (waar wij bij Slauerhoff denken te logeeren). Het kàn ook zijn dat we iets later weggaan. Hart. groeten van je EdP. 2187 (653). Aan M. ter Braak: Parijs, 15 augustus 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2188. Aan J. Greshoff: Parijs, 7 augustus 1934 Parijs, 7 Aug. Wij gaan den 12en weg. Beste Jan, Ook in haast een kort briefje terug. Hierbij het adres van Gino: Hotel Moderne St. Nectaire (Puy de Dome). {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} Veel liefs terug aan Annie, van ons beiden (is zij nu heelemaal in orde?) en ook aan Arthur. Natuurlijk krijgt hij De Smalle Mensch. Zeg hem dat ik zeer blij ben met zijn belangstelling voor dit soort werk, dat hem anders toch niet erg aantrekt; maar ook zonder die blijdschap had ik al een ex. voor hem bestemd. Het beste met je arbeid. Doe niet te veel tegelijk; dat breekt je op, zooals ik nu aan mezelf merk! De proeven van Sm. Mensch en van La C. Hum. vooral, hebben me belet tot nu toe het minste te doen aan Ducroo. Ik voel mij beroerd en heb de vacantie hard noodig; Bep ook. Blijft Arthur tot Sept. in Sestri? Hieronder adres in Tanger: chez le Dr. J. Slauerhoff 6, rue Garibaldi (ja, ook daar!) Place du Marshan Tanger (Maroc). Et v'là. Hartelijke groeten voor de heele hollandsche kolonie, van ons beiden; je E. We gaan op weg naar Tanger (over Spanje) Montpellier aandoen om Larbaud een ansicht te sturen uit Palavas-les-Flots. 1. 2189. Aan A. de Kom 1.: Parijs, 8 augustus 1934 Parijs, 8 Augustus '34. Geachte Heer, Veel dank voor uw boek en voor uw schrijven. Mijn ex. van het boek (ik had er een gekregen van Last) heb ik opgestuurd aan mijn vriend Menno ter Braak, die redacteur is van Forum, met verzoek er een bespreking van te geven; mocht hij dit zelf niet doen, dan zal dat {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} wschl. gebeuren door Cola Debrot, een West-Indiër. Verder heb ik met mijn vriend Greshoff afgesproken dat hij persoonlijk een bespreking zou geven in Groot-Nederland. Gans zal W.A. Kramers vragen uw boek te bespreken in Den Gulden Winckel. Ikzelf heb erover gesproken in een langer artikel dat in Forum had moeten staan, maar door haast van mijn uitgever niet meer apart verschijnen kon, en nu voor het eerst zal uitkomen achterin een bundel essays van mij, die September a.s. bij Querido verschijnt, en waarvan ik probeeren zal u een ex. te bezorgen. Anders zal Gans - of Last - zeker niet nalaten u de passage in kwestie te laten zien. Door de vacantiemaand kan er eenige vertraging komen in de artikelen die wij voor u op touw hebben gezet, maar lukken zal het zeker. Met Last heb ik verder besproken dat u een brief zou kunnen schrijven aan André Gide (schrijver van Voyage au Congo - dat ik u aanraad te lezen; ook het vervolg, Le Retour du Tchad) en dat ik dien brief voor u zou vertalen. 2. Ik wacht nu op den brief, dien Last mij, na correspondentie met u, zou toesturen. - Er is haast bij, omdat ik 12 dezer voor ± 5 weken uit Parijs ga. Last heeft - zooals hij u misschien geschreven zal hebben - ook nog een andere, en m.i. zeer goede kaart, nl. uw boek te sturen aan Bernard Groethuysen. In ieder geval hebt u op deze manier, Barbusse inbegrepen misschien, drie kansen op een fransche vertaling. Voor Barbusse kan Last, dunkt mij, gemakkelijk zorgen: hij staat in betrekking tot Monde, wat ik niet doe. 3. De groote moeilijkheid is natuurlijk om uw boek in het hollandsch te lezen, voor al deze menschen! Een lijstje van literatuur over Cayenne heb ik voor u gevraagd. Mocht die eerst komen na mijn vertrek, dan zal Gans, die hier op het oogenblik voor een tijdje verblijft, die hier insluiten. - U moet dan nader opgeven wat u het meest interesseert: aan Gans, want ik zal hier dan niet meer zijn (tot ± 15 Sept. a.s.) Een adres in Cayenne ken ik niet. Maar als u mij nader wilt opgeven wat u bedoelt, kan ik probeeren zooiets te vinden. Alleen: zou het niet beter zijn daarmee te wachten tot uw boek in het fransch vertaald is? {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik hoop, als ik nog eens in Den Haag kom, vroeger of later, u op te zoeken. Doet u het mij als u - met het oog op de vertaling van uw boek misschien - hier mocht komen. Geloof mij, met alle sympathie, gaarne uw dw. EduPerron Voor alle verschenen besprekingen zullen Gans en ik zorgen. Beste de Kom, Voor de brochures die je vroeg, zal ik naar een linksche politieke boekwinkel in Belleville gaan; of er politieke-critische boeken verschenen zijn over Fransch Guyana zal ik in de Bibliothèque Nationale nakijken en je berichten. Schrijf me na het toesturen der lijst, wat je noodig hebt. Mijn adres is 5 Rue Blainville, Paris (Ve). Tot ziens. Gans. 2190. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 10 augustus 1934 Parijs, 10 Augustus. Zeer geachte Heer Endt, De heer Van Suchtelen schreef mij dat u met vacantie bent, maar tijdig genoeg terug zult zijn voor de persrevisie van Het Menschelijk Tekort. Deze laatste revisie is wèl noodig, omdat de zetters neiging hebben nieuwe fouten te maken, en zelfs heele regels te vergeten. Tot 15 Sept. ben ik van hier weg. Daarna kunt u de mij toegedachte exemplaren gewoon hierheen laten zenden. Zou u Greshoff niet een pers-ex. willen zenden (wat mij recht geeft op 1 ex. meer); verder 1 pers-ex. willen sturen aan: Jef Last, Leimuidenstraat 331, Amsterdam West. Als u zich verder aan mijn lijstje houdt, krijg ik dan nog van u: 2 gebonden en 4 ingenaaide exemplaren. Krijgt Greshoff géén ex. van u, dan worden de 4 ingenaaide teruggebracht tot 3. Met dank bij voorbaat, hoogachtend uw dw. EduPerron Vanmorgen zond ik het laatste pak proeven gecorrigeerd terug. - Mocht het boek vóór 10 Sept. verschijnen (wat ik niet ver- {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} moed) zoudt u mij dan 1 ingenaaid ex. willen sturen aan mijn adres in Tanger, dat ik in mijn vorigen brief opgaf? 2191. Aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 11 augustus 1934 Parijs, 11 Augustus. Beste Hein, We vertrekken morgen (Zondag 12) en het is ons een opluchting. De proeven van La C. Hum. zijn eindelijk klaar! het is me nogmaals stevig werken geweest, want ik heb op de proeven zelf nog veel veranderd. Oef! eindelijk kan ik nu weer de noodige aandacht geven aan mijn eigen boek: het wordt met het oog op Querido méér dan tijd. En de proeven van De Smalle Mensch laten me daartusschendoor ook nog niet los. Ik hoop nu maar dat de combinatie met Gans niet ‘opvalt’. In het ergste geval kan je nog altijd zeggen dat we, voor urgente gelegenheden, hadden afgesproken met een vriend van ons, 1. die toevallig in Parijs zit en vroeger voor De Verlofganger heeft geschreven (dit is waar). Ik denk dat Gans die paar brieven heel behoorlijk zal doen, maar je moet toch een beetje op den stijl letten, wil je? - hij heeft soms neiging om een zin niet goed af te sluiten. Kijk in ieder geval de copy altijd nog even door vóór je die aan den zetter geeft en ontvang hiervoor veel dank. Ik heb de W.B. gezegd dat ze je linea recta een geb. ex. van Het Menschelijk Tekort moesten sturen. Kan je er in de krant nog iets van zeggen, graag; maar dat is toch de bedoeling niet. Als je wilt dat ik er nog iets in schrijf, kan ik dat doen als we tegen Kerstmis weer in Den Haag zijn bv. Nogmaals veel dank voor je hulp! Geloof me met hartelijke groeten steeds je E. P.S. - Mocht je Gans voor de een of andere hint en voor de meerdere snelheid direct willen schrijven, dan is hier zijn adres: J. Gans, Ĥotel de St. Omer, rue Blainville 5, Paris (5e). {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} 2192. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 11 augustus 1934 Beste Sander, Ik kreeg wel het ex. van Een Voorbereiding, maar niet Bij G. aan E., en ook niet de gevraagde inlichtingen, die voor mij toch van belang zijn. Wij vertrekken nu morgen; zoodat je vóór 15 Sept. niet meer hierheen kunt schrijven. Heb je nog tijd voor die inlichtingen, schrijf me dan tusschen ± 16 Aug. en 5 Sept. naar het volgende adres: chez M.J. Slauerhoff 6 rue Garibaldi Place du Marshan Tanger (Marocco). Maar je hebt het adres natuurlijk zelf! Zend het ex. van B.G. aan E. vooral niet daarheen! - dat dan maar als ik hier terug ben, dus na 15 Sept. (Tusschen 5 en 15 Sept. scharrelen we op een kilometerkaartje door Spanje). Beste groeten van je E. Parijs, 11 Augustus. 2193 (654). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Barcelona, 16 augustus 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2194. Prentbriefkaart 1. aan G. ter Braak: Granada, 20 augustus 1934 Lieve Truida, Dat deze stierenbekamper door de zon van Andalucia krom is getrokken hoeft je niet te verwonderen; hij heet tòch Bombita. (De elegante Bombita). Behandel hem met liefde, al behoort hij niet tot de intelligentzia. - Wij denken overmorgen in Tanger te zijn en zenden je dan wat moois van daar. Houd je goed in het vaderland, en schrijf eens nr. Tanger. Eddy Bep. {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} 2195. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Granada, 20 augustus 1934 Granada, 20 Aug. Beste Jan, We zijn op weg naar Tanger (bij Slauerhoff). Granada is heel mooi, d.w.z. het Alhambra (hoewel vergiftigd door toeristen en nog meer door de onmogelijkste tolken en gidsen). Deze leeuwtjes hebben vischbekken, waarin het pijpje voor het water - vanaf 4 uur 's midd. wordt het een fontein - steken als sigaretstompjes. Het beste! Tegen 15 Sept. denken we in Parijs terug te zijn. Veel hartelijks voor de familie. Je E. Bep 2196. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Granada, 21 augustus 1934 Granada, 21 Aug. Beste Hein, We naderen Algeciras - en vandaar binnen 3 uur Tanger. Heeft Gans zijn stukken behoorlijk ingeleverd? Dit land is prachtig in menig opzicht; het heeft ook zijn schaduwzijden (vooral wat de hygiëne betreft). Maar wat een heerlijk oord is het Alhambra. Je E. Bep 2197. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Granada, 21 augustus 1934 Granada, 21 Aug. Beste Carel & Wilma, Het Alhambra is heel wat mooier en zelfs frisscher om in te wandelen dan die ruïnes waar we toen heen gegaan zijn bij Spa. 2. Zijn jul- {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} lie in Holland terug? Wij arriveeren overmorgen in Tanger en blijven er ± 3 weken. Schrijf daarna weer naar Parijs. Hart. gr. v. Eddy Bep 2198. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Granada, 22 augustus 1934 Granada, 22 Aug. De Englen van Andalucia Wekken des Hombres jalucia Als Utrechts Juan * Don Engelman Haar toekweelt zijn Santa Lucia. ** I VA VD. CON DIOS! Edp. EduP. deR. 2. Niet uit de harem van Boabdil 3. 2199. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Algeciras, 23 augustus 1934 Algeciras, 23 Aug. Beste Freddy, Op het punt naar Tanger over te steken stuur ik je deze kaart. In dat bassin rolden 36 hoofden van de Abenceragen, door Boabdil (lieveling van Couperus) verraderlijk gevangen gemaakt en omgebracht. Zegt de legende, maar het schijnt vuige laster te zijn. Boabdil was in waarheid een zwak en edel man: el zogoybi, de Ongelukkige. Et v'là. Later nog een kaartje uit Marokko. Groeten aan Rudie. Je EdP. {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} 2200 (655). Aan M. ter Braak: Tanger, 24 augustus 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2201. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Tanger, 25 augustus 1934 Tanger, 25 Aug. Beste Jan, We zijn bek-af hier aangekomen, maar knappen nu weer op. Het is hier erg aardig, vooral de arabische cafétjes; ik voel me weer op en top koloniaal worden. Hoop nog wat te werken, want het moèt. Toch is het een ideaal-oord voor het far niente. Hartelijke groeten aan allemaal. Een hand van je E. Gino was zeer gelukkig met je Gedichten. Dag. Bep Het leven is helaas weer potverteren. Slau 2202 (656). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Tanger, 27 augustus 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2203. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Tanger, 28 augustus 1934 Tanger, 28 Aug. Aanschouwt de moederlijke heuvlen Van 't marokkaansche strand: Zij die bij deze oorden keuvlen Verliezen hun verstand (E.du P.) Dat is nog 't minste aller euvlen! (Slauerhoff) {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} 2204. Prentbriefkaart 1. aan R A.J. van Lier: Tanger, 28 augustus 1934 Tanger, 28 Aug. Gij die van Afrika's geheimen Eén kant hebt bijgewoond, Sta vast, dat is: wilt niet bezwijmen, Nu zich Marokko hier vertoont. (E.d.P.) Laat je niet door Eddy lijmen... (J.Slauerhoff) 2205. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Tanger, 29 augustus 1934 Tanger, 29 Aug. Beste Hein, We kregen hier nog geen enkel nr. van de schrijfselen van Gans. Hoe zit het daar eigenlijk mee? Er is toch niets spaak geloopen? Hierbij een schoone uit deze heete zandstreken, met een gloed als die der ‘Lybiaansche zanden’. Hart. groeten van E. Bep 2206. Aan J. Greshoff: Tanger, 29 augustus 1934 Tanger, 29 Aug. '34 Beste Jan, Het is hier heerlijk weer en Slau betoont zich een in alle opzichten charmant gastheer. Soms denken we erover om hier te blijven wonen, maar alles blijft onzeker, onzeker in ons leven, onzeker. Ook het werk: ik ben voor broodschrijver blijkbaar niet gemaakt. Ik werk met tegenzin, slecht en langzaam; nooit kom ik op tijd klaar voor Querido. De Sm. Mens is nu op 8 blzn. na geheel gecorrigeerd; maar ik denk aan allerlei dingen die met ‘kunst’ niets te maken hebben, en heb soms het gevoel dat ik er definitief aan ten onder zal gaan. Te veel om zoo te vertellen, te vaag ook - maar het crisisgevoel sinds {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} de dood van mijn moeder laat mij niet los, vervolgt mij overal en vreet steeds dieper in. Enfin... Soms heb ik lust om Q. zijn 500 pop terug te sturen en Ducroo niet uit te geven; uit een héél sterk gevoel van: wat helpt al deze ‘kunst’, in laatste instantie? wat maak ik ermee goed of wat belet ik ermee? Nu - slot, we zullen wel zien. Hierbij een vervelend akkefietje. Blijkens ingesloten briefkaart heb je de drukproeven die ik jou zond om aan de firma Buys door te zenden (kort voor je vertrek uit Brussel) of niet ontvangen of vergeten door te zenden. Het waren drukproeven van Bep's kroniek, die zij bij ongeluk naar Amersfoort gestuurd had en die onbestelbaar terug waren gekomen. Om tijd te winnen zond ik ze toen naar jou, want noch Bep noch ik wisten het juiste adres nog. Het is overigens met die Gr. Ned.-affaire in ieder opzicht mis; want de proeven waren abominabel - anders zouden we nu zeggen: corrigeer maar zelf en druk af. Maar er zijn heele zinnen uitgevallen, enz. Ook kreeg ik weer nòch een bewijsnr., nòch het honorarium voor Ducroo 1., hoewel het toch al de 14e was toen wij op reis gingen. Wat nu gedaan? Schrijf eens hierheen: niet alleen over die proeven, maar ook over Sestri. Werk jij tenminste goed? Veel hartelijks van ons drieën, ook voor Arthur en Annie, een hand van je E. 2207. Aan J. Gans: Tanger, 1 september 1934 Tanger, 1 Sept. '34 Beste Gans, Wij zitten hier nogal beroerd, in zoover dat het klimaat fnuikend is voor alle werk. Ik schiet héél slecht op en voel me nog steeds allerbedonderdst. Wij dachten 10 Sept. van hier weg te gaan en ± 20 Sept. in Parijs terug te komen: dit uit vrees voor de harde banken! Het wordt een moeilijk geval voor ons allemaal. Het beste is dat je aan Ter Braak voorschot vraagt op je Forum-artikel (dat zal wel lukken), en dàt nu zoo gauw mogelijk schrijft. Omdat ik je vóór ons vertrek hierheen de volle 900 frs. gaf, en onze reis ook duurder is uitgevallen dan we aanvankelijk dachten, hebben we hier niet genoeg {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} geld om je nu bij te springen. Toch zal je wat moeten hebben. Bep heeft nu haar vader geschreven om ons nog wat geld testuren; tegen den 7en kan ik je dus nog wel een 200 frs. van hieruit zenden. Maar kan je dan rondkomen tot den 20en? - Ik zal het geld tegen den 5en van hier sturen. Je eerste stuk zal òf fl. 20. òf fl. 17.50 òf fl. 15. hebben opgebracht; dat hangt ervan af hoe ze rekenen. Soms hebben ze een gulle bui en zien zoo'n stuk aan voor 2 kolom, soms voor 1¾, soms voor 1½. Maar als je 3 stukken van ± deze lengte gestuurd hebt, heb je toch zeker al ± fl. 50 terugverdiend. - Vanaf 15 Sept. kan je weer stukken naar 's-Gravesande sturen; het is te hopen dat die tentoonstelling 1. dan nog geldig is. Zoo niet, stuur het stuk dan omgaand ‘par avion’ naar hier, dan doet Bep net of zij het hier, met parijsche gegevens, gemaakt heeft, en stuurt het van hier naar Holland, dat maakt dan nog een ‘reëele’ indruk! Het zou jammer zijn als dat werk verloren ging. Tot dusver is alles goed gegaan. Als je nu vanaf bv. 10 Sept. vooruit werkt, kan je tusschen 15 en 20 Sept. 3 stukken naar de krant zenden. Dan zijn we werkelijk een heel eind quitte, tegen dat wij in Parijs terug zijn, en kan ik je wschl. wel weer wat voorschieten, al zal het niet veel zijn. (Er zijn nl. andere verwikkelingen voor ons in zicht, daarover mondeling.) Over Samain ook mondeling. Excuseer dit zakelijke en vervelende briefje. Ik heb ontzettend het land dat ik me zoo misrekend heb met het werk voor Querido, en voorzie de grootste micmac als ik in Parijs terugben: ik zal dan moeten pennen als een bezetene, terwijl ik noch werkelijk vacantie gehad heb, noch physiek beter geworden ben. Hier in Tanger kan je alleen leven als oosterling! Jij hebt je breedemenschtijd leeren kritiseeren, maar ik heb hier leeren beseffen wat ‘Tahiti’ (event. ‘Perzië’) zou zijn. Iets prachtigs, als je dan ook totaal verzaken wilt; anders een katastrofe au ralenti. Slauerhoff is al zoo ver dat hij niet eens meer behoorlijk lezen kan, en snakt terug naar een ‘intellectueel’ milieu; in October komt hij in Parijs. Je ziet hem dan ook. Voilà. Het beste. Veel hartelijks, ook van Bep, je EdP. Ben je nog naar Pia gegaan? {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} 2208 (658). Aan M. ter Braak: Tanger, 4 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2209. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Tanger, 4 september 1934 Tanger, 4 Sept. Beste Hein, Van Menno hoorde ik dat je met vacantie bent: bravo! Ik hoop dat het aardig was. Deze kaart vind je zeker pas bij thuiskomst. Dit land is alleen perfect om lui te zijn: oosterling worden of ondergaan. Gelukkig dat de Plicht roept. Veel hartelijks van ons beiden; je E. 2210. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Tanger, 4 september 1934 Tanger, 4 Sept. Beste Jan, We kijken naar de zee en zijn vrijwel tot niets anders in staat. Het klimaat (dat niet bepaald ‘warm’ is, het is veel gecompliceerder) slorpt alle energie op. Daar wij geen oosterlingen kunnen worden gaan wij over een week weg; ± 20 Sept. weer in Parijs. Veel hartelijks van je E. 2211. Prentbriefkaart 1. aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Tanger, 4 september 1934 Tanger, 4 Sept. Zeer geachte heer Endt, Zoudt u een recensie-ex. van mijn vertaling van Malraux willen zenden aan: J. Slauerhoff, 6 rue Garibaldi, Place du Marshan, Tanger (Marocco) - ter bespreking in de Nwe Arnhemsche Crt.? Het is hier in menig opzicht aangenaam, maar op zijn oostersch, d.w.z. dat alle energie vervliegt. Met vr. groeten hoogachtend, EduPerron {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} 2212. Prentbriefkaart 1. aan G. ter Braak: Tanger, 5 september 1934 Tanger, 5 Sept. Lieve Truida, Warm is het hier niet, maar je komt tot niets meer dan wat suffen. We hebben toch nog het zeewater beproefd; maar het werken dat ik hier nog wou doen is zielig mislukt. Tegen 20 Sept. zijn we weer in Parijs, met een berg werk vóór ons en wschl. toch bitter weinig uitgerust. Enfin, je hebt van die misrekeningen. En jij? Hart. groeten van ons. Je E. 2213. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Tanger, 5 september 1934 Tanger, 5 Sept. Beste Jan, Wat een schrik, die geschiedenis van een gespleten rib. Met welke sportieve wandaad heb je jezelf dat aangedaan? Is het nu beter? Ik heb hier ook heel weinig gedaan, en wij voelen ons niet uitgerust maar op. Nu nog Spanje, ± 8 dagen, tegen 20 Sept. weer in Parijs. Schrijf daarheen en zend de vaerzen. Het beste en houd je taai, veel hartelijks van ons drieën. Steeds je E. 2214 (659). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Tanger, 7 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2215. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Parijs, 19 september 1934 Parijs, Woensdag. Beste Freddy, Gelijk hiermee zend ik je de gepubliceerde stukken van Ducroo; maar ik ben het totaal met Rudie eens over deze afzonderlijke publi- {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} catie. Ook deze stukken - en vooral dat van mijn ouders - heb ik trouwens voor het boek sterk bijgewerkt. Heb je de Hopes 2. nog gekregen? Ik zit hier nu tot 24 Sept., daarna tot 4 Oct. ongeveer in Brussel. Groeten aan W.v.R., 3. houd de copie nog voor me aan, je kan nooit weten. Hart. groeten van je EdP. 2216 (660). Aan M. ter Braak: Parijs, 19 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2217 (661). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 19 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2218. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 19 september 1934 Beste Joannes, Ik ben weer in Parijs terug en zou willen weten: 1.of je mijn 2 briefkaarten ontvangen hebt - (1 uit Granada, 1 uit Tanger 1. - vooral die van Granada dient ter contrôle, want werd gepost door een politieagent); 2.of je iets met Serena hebt weten te doen 2.; 3.of je mij het art. van Ter Braak over Theun's revolutiepudding 3. nog terug wilt zenden. Of liever,,als je 't niet wegmaakte, zend het dan omgaand naar Slauerhoff, 6 rue Garibaldi, Place du Marshan, Tanger (Marocco), die er zeer benieuwd naar is. Hartelijke groeten van je EduP. Parijs, 19 September. 17bis rue Erlanger. {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} 2219. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 19 september 1934 Parijs, 19 Sept. Beste Hein, Kan je me omgaand nog een bewijsnr. sturen van het stuk over de émigrés 2. en van dat over ‘Paris mon village’? 3. Ze hebben beide in Aug. gestaan, of misschien het 2e begin Sept. - Ik zit hier nu weer en tracht te werken, maar het gaat absoluut niet zooals het moet. Hartelijk steeds je E. 2220. Aan J. Greshoff: Parijs, 19 september 1934 Parijs, 19 September. Beste Jan, Je hebt natuurlijk het nieuws van den dood van mijn schoonvader gehoord. 1. We zijn hals over kop van Tanger naar Den Haag gereisd en nog op tijd gekomen voor de ‘verassching’ (een woord dat je niet in de nieuwe spelling moet schrijven). Alles buitengewoon vermoeiend en triest. Bep en ik zijn totaliter uitgeput; Bep zit nu nog in Den Haag voor de verdere ‘afwikkeling’; ik ben naar Parijs teruggegaan om nog wat te werken. Maar tegen 25 Sept. komen we allebei een week bij Dr. Maasland in Boschvoorde logeeren, om wat bijgewerkt te worden: rust, injecties met een leverpreparaat, eindelijk de tuin die in Tanger ontbrak, etc. Ik zie je dan en we bespreken dan van allerlei. Hoe is het met de rib? En met den roman? Dus: van ± 25 Sept. tot 3 Oct. zijn we bij Maasland. Ik heb deze rust ook hard noodig. Wat ik hier nog in Ducroo moet schrijven weet ik niet. Ik denk dat ik bijwerk wat al gemaakt is, en eerst begin October, als dan eindelijk àlle rotzooi doorgemaakt is, * met kracht aan het nieuwe ga. Dat ik nu vóór November of December de copy inlever, is uitgesloten. Schrijf nog eens wat over jullie terugkomst. - Vraag Truida of ze {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} het portret van Bombita 2. nog in Eibergen gekregen heeft. Als je Bep wilt schrijven, ze is tot 25 Sept. dus in Voorburg. Maar als je liever wacht tot je haar ziet, is het natuurlijk ook bèst, misschien zelfs beter. Dag. Tot spoedig ziens toch! Je E. 2221 (662). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 21 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2222. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Boschvoorde, 27 september 1934 Boitsfort, Donderdag. Beste Freddy, Je brief en ook de fragmenten Ducroo kreeg ik hier. Wij zijn uitrustende, en zouden het nog 10 × beter willen doen. Maar het doet ons toch veel goed. Uit Parijs schrijf ik beter; bedank W.v.R. alvast voor de fraaie aanteekeningen, 2. in het bizonder die over de ficus elastica! Heeft hij je ook over de ‘musketiers’ verteld? 3. Hart. gr. van je EdP. 2223 (665). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Boschvoorde, 27 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2224. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Boschvoorde, 27 september 1934 Boitsfort, Donderdag. Beste Joannes, Dank voor je bemoeienis inzake de geboorte van Serena. 2. Zou Charles Eyck er niet een frontispiece voor kunnen maken? Enfin, {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} als ik mijn ‘honorarium’ eruit krijg, ben ik tevreden. - De slechte dienst om die novelle van Marsman 3. af te drukken heb ik hem bewezen; ook bij herlezing viel het me inderdaad niet mee, maar mijn vertrouwen in hem is toch sterker dan het jouwe: qu'importe, als hij toch is die hij is en als hij nog wel eens revanche zal nemen? Overigens merk ik dat je al even hupsch de frissche levensbeschouwing ingaat als zij die ‘een generatie jonger’ zijn. Bravo! [...] komst jullie gelijk geven! [...] over de heruitgave van je [...] ichten 4. bij Querido is althans [...] cht verblijdend. Wil je me [...] ex. sturen? - Wat tot slot [...] 5. etreft, deze ‘Nederlandsche vrouw’ beroemt er zich op den minst Nederlandschen man te hebben gekozen dien zij vinden kon. En wat het professorale uiterlijk betreft, heb ook daarover vertrouwen in hetzelfde... argument. Tot ziens, vroeger of later. Je EdP. Zou je Rien M. niet eens opzoeken, inpl. van [...] o vriend en E 2225 (666). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Boschvoorde, 30 september 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2226. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Parijs, 3 oktober 1934 Parijs. B.F. - Ik kom op mijn goede voornemens terug: ik heb nl. je nieuw epistel gekregen en nu geef ik het maar op. Schrijf zooveel je wilt, maar reken alleen op prentbriefkaarten. Dit nieuwe systeem wil ik trouwens minstens 3 maanden tegenover zoowat iedereen volhouden; ik wil nu ‘eenzaamheid en werk’. Tot later dus. Fragmenten Ducroo zend ik je gelijk hiermee. Je EdP. 2227 (668). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} 2228. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 3 oktober 1934 Parijs, Zaterdag. Beste Henri, Kan je me een ingen. ex. zenden van de Ethica van Spinoza (in de W.B. of in een andere vertaling als die beter is)? Dan nog iets. In het teruggezonden boek Luctor et Emergo van R.v. Eck komt een poëzie voor (wschl. van dezen heer zelf), daar waar de Hollanders Java aan de Engelschen verliezen, dus ± 1811. Je vindt het gemakkelijk, zou je deze poëzie nauwkeurig voor me willen (laten) overtypen en me omgaand sturen? Bij voorbaat veel dank. Hart. gr. van steeds je E. P.S.: Zend me ook Gedachten van Marcus Aurelius. 2229. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 3 oktober 1934 Parijs, 3 October '34. Zeer geachte heer Endt, Dank voor het prospectus. 1. Het is jammer dat de onjuistheid van dat ‘comité van 12’ behouden bleef en dat er nieuwe onjuistheid aan werd toegevoegd, nl. dat Malraux nooit eerder in het Nederl. vertaald zou zijn. Er bestaat een vertaling van Les Conquérants, bij ‘De Voortganck’ verschenen, door een mijnheer Canté. 2. Ik veronderstel dat u mijn briefkaarten uit Tanger ontvangen hebt. Door den dood van mijn schoonvader vervalt dus het opzenden van het laatste geld aan zijn adres; ook van het geb. ex. voor hem bestemd. Om u gezoek te besparen laat ik hier nog een lijstje volgen van de te zenden boeken: 6 geb. exx. { 1 ex. aan A.C. Willink, Keizersgracht 538, Amsterdam 6 geb. exx. { 1 ex. aan G.H. 's Gravesande, Scheveningsche laan 110, Kijkduin-Den Haag. 6 geb. exx. { 1 ex. aan Mej. A. en R. Rissik, Stephensonstraat 18, Amersfoort. 6 geb. exx. { 1 ex. aan Dr. H. Maasland, Woudlaan 111, Boschvoorde-Brussel. 6 geb. exx. { 2 exx. aan mij. {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} 6 ingen. exx. { 1 ex. aan Dr. M. ter Braak, Pomonaplein 22, Den Haag. 6 ingen. exx. { 1 ex. aan Mej. G. ter Braak, c/o J. Greshoff, 130 Bould. Aug. Reyers Schaerbeek-Brussel. 6 ingen. exx. { 1 ex. aan A. Roland Holst, Nesdijk, Bergen-binnen (N.H.) 6 ingen. exx. { 3 exx. aan mij. Er gaan dus 2 geb. en 3 ingen. exx. naar mij toe. - Greshoff, Jef Last en Slauerhoff krijgen dan pers-exx. van uzelf; evenzoo Malraux. Tot slot nog één verzoek: u zoudt mij een groot plezier doen als u mij een ‘waarloos’ (pers- of ander ex.) kon bezorgen van van Schendel's Schoone Jacht in de nieuwe uitgave met houtsneden, liefst ingenaaid. Mocht u over zoo'n ex. echter niet meer kunnen beschikken, laat u dan den prijs ervoor gewoon van het mij nog verschuldigde aftrekken. Met vriendelijken groet en bij voorbaat u dank zeggend, uw dw. EduPerron Amusant detail: de Russische vertaling was zóó slecht, dat Malraux de uitgave ervan heeft laten verbieden. De volgende vertaling wordt beter, maar moet worden geamputeerd, niet vanwege de ‘trotskistische’ kritiek op de 3e Internationale, maar vanwege de groote kuischheid in Sovjet-Rusland. Ook in de Tsjecho-Slovaaksche vertaling schijnen alle minder oirbare passages te zijn overgeslagen. U en ik en Holland komen dan toch nog anders voor het voetlicht! De Amerikaansche en Noorsche vertalingen schijnen voortreffelijk te zijn, de Engelsche (die de Amerikaansche had afgekeurd) zeer slecht, de Duitsche beneden alles. Alle andere - Spaansche, etc. - slecht, middelmatig, kortom, wat ervan kon worden verwacht. 2230 (670). Aan M. ter Braak: Parijs, 4 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2231. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 4 oktober 1934 Parijs, 4 October. Beste Joannes, Ik ben je een haastig antwoord schuldig, na lezing van je brief. Je bent nl. ongehoord serieus ingegaan op een zeer voorbijgaande opmerking van mij, die niets anders wilde zeggen dan: ‘Ik vind die {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} novelle ook lang niet best, maar doet het er wèrkelijk iets toe?’ (ja, ook ondanks het rollen van de drukpers). - Dat Bloem en Jany het even erg vinden, vind ik overigens ook best. Ze zullen met jou toegeven dat alles vergeven en vergeten is als Henny overmorgen 3 goede verzen publiceert. That's all! - En wat die ‘frissche levensbeschouwing’ betreft, die sloeg hier niet op, maar op je opmerking dat wij allemaal zulke somberlingen waren. En ook dit was al even voorbijgaand. Als ik je precies zeggen moet wat ik van dezen ‘grootschen tijd’ denk, dan: dat het een van de emmerdantste momenten is (in den vollen zin van het woord) die het iemand gegeven is door te maken. Doodgaan zullen we allemaal; tè veel daarover denken is dus inderdaad niet gezond. Maar ik zou als vrij man willen sterven - volgens ‘liberale’ opvattingen, aangezien deze grootsche tijd tot het gebruik van zulke woorden dwingt - en liefst niet met een slurf in een trog, d.w.z. met een gasmasker vóór, dat niet eens beletten kan dat een ander gas je huidje afstroopt, en meer van dergelijk heroïsch plezier. Je ziet, van boosaardigheid geen zweem, hierin tenminste. - Eerder (dat geef ik toe) in het verwijt dat je je niet herinneren wilt; of precies gezegd: in de hint om naar Rien te gaan. Ik ben benieuwd waar zij zit, maar dacht dat jij het wist. Als je het nu dus ontdekken gaat, wil je me dan haar adres opgeven, opdat ik haar van hieruit ook nog ‘bereiken’ kan? Bij voorbaat dank. Henny verwacht ik nog in Parijs te zien voor hij naar Holland teruggaat. Ik laat het hierbij, vond bij terugkomst hier allerlei verzuurde plichten die schreeuwen om betrachting - om de beeldspraak goed stout te maken, zooals de Mr. Hendriks van den grooten auteur Ivans zegt. 1.! Vergeet den bundel niet, en geloof me als steeds gaarne je EduP. Je via de drukpers gepubliceerde kritiek over Angèle 2. ken ik niet. Wil je mij die niet eens toezenden? Ofschoon ik minder met deze Angèle uitstaande heb dan jij soms veronderstelt, wil ik toch graag weten {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} hoe je je over haar ± mystieke rol in het leven des trotschen * de Blécourts uitgesproken hebt. Ik voel voor de bedoeling van dat boek, ook waar ik om de personages lachen moet. 2232 (672). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 6 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2233. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 6 oktober 1934 Parijs, Zaterdag. B.J. - Nu zijn we dan weer een paar dagen thuis; ik ben weer een beetje aan het werken, maar kan de ware draai toch nog niet vinden. - Schrijf me hoe 't met J.v.N. gaat 2.: ik wil hem persoonlijk niet schrijven in deze dagen, maar wil jij me op de hoogte houden? Ik denk er voortdurend aan en vind het hondsch beroerd. - Kan je me 1 ingen. ex. bezorgen van het Fregatschip J. Maria en van De Waterman? Hart. groeten van ons 2, ook voor de lieve Atie. Je E. 2234 (673). Aan M. ter Braak: Parijs, 7 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2235. Aan J. Greshoff: Parijs, 7 oktober 1934 Zondag. B.J. Dit komt er nog bij: zou je een trekkingslijst van de loterij van de Tentoonstelling die 9 October plaats heeft willen zenden aan den heer D. Simons, Ruysdaelstraat 8811, Amsterdam-Zuid. Dit is een oom van Bep. Die lijsten kan je aan het postkantoor krijgen, ik geloof ongeveer aan ieder loket; ook in ieder bijkantoor. Dank voor de moeite en wil je ons opgeven hoeveel het gekost heeft? Endt stuurde me De Schoone Jacht, zeggend dat ‘er veel zorg aan besteed was, en dat Van Schendel ook het zeer mooi vond, maar nu {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} komt Menno ter Braak in Het Vad. vertellen dat het heelemaal niet deugt’. 1. - Zou het een vrome leugen van Arthur geweest zijn of een brutale van hem? Ik moet overigens zeggen dat de houtsneden van Essers - vooral voor de Zwerver verdwaald - zoo mogelijk nòg beschetener zijn. Die voor de Zwerver verliefd zijn trouwens ook belachelijk; Jan Lubbes-mysticus. Viva Villa is volslagen snert. 2. De August de Domme van de moordpartij - + nog wat kul op ieder gebied. Ga het zien, want het is in z'n soort wel boeiend, maar verwacht er niet veel van; het is DE film voor Den Doolaard. Voilà. Tot nader. Je E. 2236. Aan A. Roland Holst: Parijs, 7 oktober 1934 Parijs, 7 October. Beste Jany, Ik heb erg moeten lachen om je brief, ten 1e om Nietzsche met zijn snorren en de vuist op tafel - ik zie jou met achterdochtige blikken kijken naar dat ‘spektakel’; ten 2e om die ‘tooverformulieren’. De waarheid is, dat ik dien laatsten tijd vóór en in Tanger totaal abruti was, nu nog is het verre van schitterend, en in staat tot al dergelijke slips of the pen zonder eenige booze grapjasserij in het achterhoofd. Ik bedoelde formules en vind ook dit geen bijster gelukkige ... formule; ik las later nl. een heele reeks van die gedichten in het Gids-nr. waarin Bep's artikel stond 1. en zie ze nu weer heel anders. Maar een definitief oordeel, of wat de pretentie heeft daarvoor door te gaan, schort ik nu liever op tot ik alles gezien heb. Ik kan je wel zeggen dat het geheel mij zéér aantrekt, en mij voorkomt een uitstekende vernieuwing van jezelf te zijn, een concentratie binnen je eigen perken. Het is of je jezelf niet loslaat en toch zooveel uit je vroegere ik hebt weggesneden, en andere elementen hebt ‘gekristalliseerd’ (niet {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} in den zin van Stendhal's De l'Amour!), dat het toch is of dit in het vorige altijd verborgen zat. Ik bedoel: dat men van dezen Jany beter de ribben kan tellen, maar daarom ook zien waarom hij altijd zoo'n stevige structuur had. De verlokkelijke rondingen (een soort muzikaliteit ook die niet minder verlokkend werkte) zijn intusschen door de winter aan zee wat verloren gegaan; dit zeer in tegenstelling misschien met den biologischen Jany die zich, als ik mij goed herinner, over een opkomend buikje ongerust maakte. Enfin, dit alles om niet het ‘definitieve’ te zeggen; en als het je niet bevalt, beschouw al deze formules dan als een formulier, waar je op schrijft wat je een gezonder taal lijkt. Ecce Homo lijkt me zeer ongelukkig om mee te beginnen, speciaal voor jou, die de ‘bluf’ ervan moet verfoeien zonder door den iktoon ervoor te worden schadeloos gesteld. Er is een soort wanhoop in Ecce Homo die alles verklaart, maar daarvoor zou je Nietzsche's leven moeten kennen. - Ik geloof dat er 2 manieren zijn om N. te bestudeeren: de eerste is alles te lezen, van het eerste tot het laatste en in chronologische orde, met daarnaast zijn brieven die onmisbaar zijn en op zichzelf vaak prachtig; de tweede is om een goed boek over Nietzsche te lezen, en daarna een keuze uit alles, + de brieven, + tot slot zijn definitieve werk, de Wille zur Macht. (Vooral nièt Zarathustra, dat eigenlijk onverdragelijk is, op den eigenlijken inhoud na.) - Maar dan nog weet ik niet of jij inderdaad iets aan N. hebben zou. Het vervelende is ook dat iedereen het zijne uit hem halen kan: Menno, Hitler en Henny, zooals je ziet. Maar het is ook een feit dat Gide gelijk heeft als hij zegt dat alles wat men nu zou willen zeggen, door N. eigenlijk al beter en definitief gezegd is. En qua leven is het het grootste en eerlijkste leven dat men bij mogelijkheid vinden kan. Alle smeerlapperij van den kunstenaar, alle vrijbriefjes die de kunst iemand geven kan om een smeerkees te zijn, heeft hij - behoudens een paar dwalingen, als zijn jeugdliefde voor den cabotin Wagner - werkelijk veracht. Hij is voor mij, in en ondanks de geniale proporties, het model geworden van den fatsoenlijk-man (die precies de tegenstelling is van wat de burger zoo noemt, ça s'entend). De poëzie van Henny lijkt mij niet zóó buiten adem als jou, integendeel dikwijls mat. Maar hier en daar inderdaad geforceerd. Toch alles bij elkaar nog zéér ‘honorabel’. Ik las onlangs, in Holland en bij Slau, allerlei dichtbundels en stond versteld van de kul die als goede poëzie toch nog jaren lang aan den man gebracht wordt. Bijv. de {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} Beatrijs van Boutens, wat een akelige snert voor kunstlievende mevrouwen en ietwat hysterische maagden, volmaakt in overeenstemming met die hollandsche hysterie-die-voor-mystiek-wil-doorgaan van het prentje van Rie Cramers dat er bij gaat. Een hoop holl. poëzie lijkt sprekend op zulke prentjes: die van Toorop en alle sous-Toorops, de illustraties van Essers voor de Tamalones van Arthur bijv., die om je dood te lachen zijn. Dat is Jan Lubbes als mysticus, met meer of minder of totaal geen ‘talent’; Miek Jansen en Essers sluiten de rij, en Boutens' Beatrijs en Toorop gaan voorop. Ik las ook de sonnetten van Boutens, iets onvergetelijk beroerds; niet één goed sonnet staat er in en de stuntelige en idiote regels puilen uit ieder van deze gewrochten, waarin men ook jaren lang verzocht werd het volmaakte meesterschap te bewonderen. In het 1e sonnet staat zooiets van ‘zilverend zoeten’; de man is werkelijk te veel aan dat zilverend zoeten geraakt om het tot een fatsoenlijk dichter te brengen (fatsoenlijk in den zin van Nietzsche nu). Leopold is dan inderdaad onvergelijkelijk anders, dat kan zelfs ik met kracht getuigen, al weet je dat ook die poëzie me niet ‘ligt’. Ik las ook Leopold over, in Tanger. En verder de Poems of Ernest Dowson, iets ongelooflijk zieligs. Pastisches van Verlaine, studentikooze visioenen van erge dingen, veel Oxford-muziek, geen snars intelligentie, wijn en vrouwen à 3 sous en dit alles overdekt door een flets geurtje van real english poetry en een dikke nasmaak van onbenul. Daarbij vergeleken zijn Henny en Jan Engelman toch heroën!? Slau was redelijk goed en ook wel voldoende los van Darja om het weer in zichzelf te zoeken. 2. Maar Tanger is een oord om je te laten gaan; als je daar geen oosterlingenlevensbeschouwing kunt krijgen, ga je gewoon langzaam maar zeker naar de lommerd. Stel je voor een burgerlijk en dorpsch Port-Saïd, ook het schuim van alle maatschappijen, maar verlegen schuim, wat klef geworden en zonder prik erin. Je kàn er ‘gelukkig’ zijn, als je van alles afstand doet. Het lastige met Slau is dat hij niet goed weet wat hij doen wil: daar blijven en probeeren er een praktijk te krijgen die wat opbrengt, of weer varen, of weer iets in Holland zoeken. Over een tijdje komt hij voor een paar weken hier misschien - tenzij ook dit plan verwaait. Hij was voor ons bizonder aardig, op zijn manier een voortreffelijk gastheer, en rustig en menschelijk; kortom, Bep die hem alleen uit verhalen kende, zag een heel ander iemand en vond hem zeer sympathiek. {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} Wij hebben weinig aan onze vacantie gehad, wat rust betreft. De rust in Boitsfort heeft ons wel goed gedaan, maar wij zitten nu weer in het werk (ik schrijf je zoo lang omdat het Zondag is). Wij hebben allerlei plannen - ook om van hier weg te gaan; verder heb ik een kans om hier te werken bij de ‘Utrecht’ (levensverzekering), 3. wat mij zou ontslaan van de broodschrijverij, die ik tenslotte toch niet aan kan. Door al deze verplaatsingen, het zijn in Holland na den dood van Bep's vader, enz., ben ik totaal uit Ducroo geraakt en moet mij nu met de tanden op elkaar er weer in werken. Voor Querido ben ik absoluut te laat; er is dan ook geen sprake van dat het boek voor December klaar komt, al zou ik van onze ongelukkige spaarbankboekjes het tot nu toe ontvangen geld terug moeten betalen. Alles liever dan dit boek voor mijn gevoel bederven. Wat Nicolas 4. over Engelman zegt, lijkt mij ook onjuist, of liever: ‘wel juist’, maar wie ontsnapt ten slotte aan zoo'n formule (niet formulier)? zijn wij niet allemaal complexen van overgenomen ideeën enz.? ontsnapt Nicolas er soms aan? Ik zag den man eens en kreeg den indruk van een chef de rayon; als ik die in verband moet brengen met zijn gekleurde ruitjes van meer of minder heilige inspiratie, dan wordt het samenraapsel al eindeloos waarschijnlijk. Ik heb trouwens een dégoût van deze libertijnsche katholieken; het is weer de smeerlapperij via de ‘kunst’ in alle glorie. Engelman is mij om onverklaarbare (of misschien ononderzochte) redenen sympathiek, al is hij een beetje Jan Lubbes Don Juan, op de keper beschouwd. Maar zijn dichterlijk talent lijkt mij onmiskenbaar. Overigens weet ik niet of ik je dit alles nu maar zoo ronduit schrijven kan, want die verkoudheid die hij je heeft overgedaan maakt me een beetje angstig. Je bent toch niet te intiem met hem geworden? er komen in het erotische leven van de grootste figuren vreemde varianten voor, vooral na de 45, en als je dezelfde evolutie doormaakt als je poëzie gaat nu misschien blijken wat er zoo lang in jou verborgen heeft gezeten? - Stel me gerust, en geloof me in ieder geval, ook het ergste, steeds * je E. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} P.S. - Ik liet je door de W.B. mijn vertaling van Malraux sturen (2e helft van October) en zend je zelf De Smalle Mensch die dezer dagen uitkomt. 2237. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 7 oktober 1934 Parijs, Zondag 7 October. Geachte Heer Endt, Dank voor de snelle toezending van De Schoone Jacht. ‘Men mag een gegeven paard enz.’, maar aangezien het toch ook onjuist zou zijn hier te liegen, moet ik u zeggen dat ik Ter Braak's kritiek (die ik niet las) volkomen begrijpen zou waar het de plaatjes van Poortenaer betreft: die vind ik ook, op de eerste na, die dragelijk is, bepaald leelijk. Hij moet zich geïnspireerd hebben op werk als dat van Buckland Wright, maar dan met veel hollandsche houterigheid en gebrek aan smaak - het is trouwens een treurig feit dat Hollanders geen boeken kunnen illustreeren. De houtsneden van Essers voor de twee Zwervers van Van Schendel zijn absoluut beneden alles; dààrmee vergeleken is Poortenaer alweer honorabel. Maar ondanks dit alles, dat ik u zeggen moest om misverstand te vermijden, ben ik toch zeer blij met het boek, omdat het toch de beste uitgave is die van deze verhalen bestaat en omdat het papier en de Bodoni-letter zeer behoorlijk zijn. Met vriendelijke groeten, hoogachtend, Edu Perron 2238. Aan J. van Nijlen: Parijs, 8 oktober 1934 Parijs, 8 October, 's avonds. Beste Jan, Ik was heel blij met je brief; je handschrift is tenminste even vast en fraai als altijd. Het speet Bep en mij ook dat we je niet meer zagen, dien middag, maar na wat Jan ons gezegd had dachten wij dat je liever met rust gelaten werd en wij konden ons dit heel goed voorstellen. Zelf waren we allesbehalve florissant (nu ook niet trouwens, al hebben die leverprikken ons toch wel goed gedaan). Alles blijft even onzeker voor ons; dat correspondentschap van Het Vaderland is toch ook niet bepaald een lucratieve betrekking, en het houdt ons in Parijs {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} waar het leven toch duur is. Wij beramen van alles, ook om van hier weg te gaan. Met mijn boek gaat het bepaald slecht, ik krijg het zeker niet op tijd af, ben er geheel ‘uit’, enz. enz. Enfin, wij leven als iedereen in dezen tijd: op losse schroeven en met voortdurend de smaak van ‘voorloopig’, wat ten slotte erg deprimeerend werkt. Want om de ‘vrijheid van den avonturier’ te hebben, moet je je leven heelemaal anders inrichten. Je brief is zoozeer gesteld buiten de jammertoon, dat ik mij bijna schaam je dit alles zoo te zeggen. Maar over jou schrijven gaat me slecht af; je begrijpt, hoop ik, ook zonder dat hoezeer ik met je meeleef. Houd me op de hoogte van je verdere belevenissen en houd je zoo goed als je maar kan. Als er iets is wat ik voor je kan doen, beschik dan absoluut over me. Er zijn weinig menschen op wie ik innerlijk zoo gesteld ben als op jou, en als het leven je beroerd behandelt, gaat mij dat aan, ik verzeker het je. Als ik Gistoux nog had, vroeg ik je een heelen tijd te logeeren, maar misschien geeft het gaan naar je bureau juist steun; het is met ons menschen zoo vreemd, ieder heeft zijn rarigheid en de manier van reageeren die voor hemzelf het beste uitkomt. Ik hoop van harte dat je me toch spoedig betere berichten stuurt, dat de doktoren blijken hun vak te verstaan en het kwaad te kunnen uitroeien of stuiten. Het is wel hondsch beroerd dat deze geschiedenis voor je komt met je 50e verjaardag, met je nieuwe jubileum-bundel 1. en de felicitaties; neem mijn deel daarvan, of laat het, naar eigen believen. Het stuk dat Jan over je schreef 2. was alleraardigst, ik las het vanmorgen in Forum en het heeft mij oprecht goed gedaan. Beste Jan, dit is alles voor ditmaal en het is misschien nog te veel en te mooi-mooi. Schrijf me vooral, als er iets dat ik voor je doen kan, of waar ik je plezier mee doen kan. Bep zendt je haar heel hartelijke groeten, ontvang een hartelijke hand ook van geheel je E. 2239 (675). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} 2240. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 10 oktober 1934 Parijs, 10 Oct. Beste Jan, Dit kort, omdat ik weer aan Ducroo werk! De Waterman heb ik nu zelf aan Zijlstra gevraagd, krijg ik ook wel. Maar Meulenhoff is iets anders. Zorg jij daar dus voor. Dank voor trekkingslijst. Wat zeg je van Kelemen? en van ‘le bibliophile’? 2. Hartelijke groeten van ons, ook voor Atie. Je E. 2241. Aan H. Marsman: Parijs, 10 oktober 1934 Parijs, 10 Oct. 1934. Beste Henny, Dank voor je brief. Ik heb het te druk om er lang op te antwoorden. Door al deze gebeurtenissen en ook doordat ik overwerkt ben (was) heb ik alle contact met Ducroo verloren, zoodat ik, inplaats van dit boek in October af te leveren, nu aan Querido geschreven heb dat hij òf wachten moet tot December (en dan nog beloof ik hem niets) of het zekere voor het onzekere nemen en de tot dusver gestorte fl. 400.- terugnemen. Ik kan dit nù nog terugbetalen! Het idee om een broodschrijver te worden is toch al niet aanlokkelijk, maar voor mij zeker niet voor dit boek. Na den dood van Bep's vader is onze situatie zoo onzeker (ik bedoel dat zij zelf nog niet weet wat zij financieel nu heeft) dat wij allerlei plannen door elkaar maken. Ik zou je daarover 3 blzn. lang kunnen schrijven, maar het zou des te minder nut hebben waar over een maand misschien alles weer anders is. Ik zou graag met je praten, maar deze correspondentie mat me af en bevredigt me niet. Ik ben ook buiten allerlei dingen geraakt en in heel andere, sinds onze laatste ontmoeting. Such is life, maar alleen een heel trouwe en ijverige briefwisseling houdt dat bij. Ik zou je dus willen voorstellen om Parijs aan te doen voor je weer naar Holland gaat. Wie weet hoeveel je daar zelf nog aan hebt. Vanaf {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} begin November is Slau hoogstwschl. voor 2 of 3 weken hier; zou je ook hem niet graag terug willen zien? Ik vind hem zoo menschelijk en aardig als hij nog nooit was; ietwat mat (wie zou dat niet worden in dat abrutisseerende Tanger), maar toch flink; en voor ons was hij als gastheer alleraardigst. Bep, die hem alleen uit verhalen kende, heeft een reëele sympathie voor hem opgevat. Ik zou zeggen: zie dat je begin Nov. ook hier komt; misschien komen ook Jan Greshoff en Menno dan voor een paar dagen over en kunnen we van allerlei met elkaar uitwisselen. Over een jaar is het misschien gasoorlog en zijn we allemaal als insecten uitgeroeid. De roman in brieven die je met Vestdijk schrijft moet erg curieus worden. Ik snak ernaar het resultaat te zien; naderen jullie het einde of wordt de zaak ietwat meer fictief in Holland zelf voortgezet? - Je bundel kreeg ik. Ik ben heel kwaad dat het idee van alles bij elkaar niet doorgaat, blijkbaar hebben die gemeenschapsheeren toch meer vat op je dan mij lief is. Ze hebben dezen bundel in geheel andere letter gezet en dus moet er nu weer gewacht worden tot dit ook uitverkocht is, voordat het andere boek gerealiseerd wordt! Bon; ik heb Witte Vrouwen niet, ik zal Porta Nigra ook wegzetten, mijn ex. wacht op je, vol inktkrabbels bij elk gedicht. Neem het weg en laat ik niets meer hiervan zien tot ik je definitieve werken (van de lier) ontvangen mag; amen. De rest mondeling. Ook over Nietzsche wil ik graag met je praten: het interesseert me nl. wat jij uit hem gehaald hebt. Want ieder haalt het zijne uit dit wonderdier: Menno, jij en Adolf! de krijgslieden, de stille denkers en de pederasten. Maar Jany heb je met hem weggeschrikt, door hem een totaal ‘onoordeelkundige’ volgorde van lectuur op te zenden, - ce qui te ressemble. Overigens: wat heeft Jany aan Nietzsche? Voor hem de poëzie (uitsluitend), en daarbij als hors-d'oeuvre nog wat zuiver ‘idealisme’; nooit, nooit ‘pragmatisme’, ook als hij het uit de verte mooi vindt. Tenzij misschien een ‘pragmatisme’ van het dier-met-2-ruggen-in-het-ledikant, maar ook daar maakt hij weer uitsluitend poëzie van, als zijn wezenlijke ziel in werking komt. Alzoo... Hartelijke groeten van ons beiden; je E. 2242 (677). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 11 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} 2242a. Aan Menno ter Braak 1.: Parijs, 11 oktober 1934 B.M. - Ik had deze briefkaart al klaar, maar doe daarnet een ontdekking bij het werken aan Ducroo. In het hfdst. Balekambang, Zandbaai is een bladzij verloren gegaan (wschl. bij Querido) en ik zie geen kans die aan te vullen. Maar ik denk dat jij die blzij wel hebt, in de copy die J.v.N. je gezonden moet hebben - als hij dat tenminste deed, want dat heb ik nooit gehoord. Zou je mij die blzij willen zenden? het moet de 17e bladzij zijn van bovengenoemd hoofdstuk. Het gaat heelemaal over mijn moeder. De laatste woorden van de 16e blzij zijn: ‘een élan, een energie die’, en de eerste woorden van de 18e: ‘zei dat zij er goed uitzag’. Als je die blzij niet hebt omdat je die copy nog niet van J.v.N. hebt - nog niet gevraagd of nog niet gekregen, zend hem dan omgaand dit briefje met een krabbeltje van jou, en laat hij het mij zenden (gewoon in een brief). Laat hij jou dan ook alles van Ducroo zenden wat hij nog heeft, want volgens Jan Gr. neemt Gr. Ned. toch niets meer. Voilà. Excuseer me voor al deze moeite - je E. P.S. Het hfdst. Balekambang, Zandbaai lijkt me niet een van de beste om te publiceeren. Als je er iets uit neemt, zou het het begin moeten zijn; of beter nog fragmenten. Het beste is misschien dat jij de copy bewerkt, d.w.z. doorstreept wat je onbelangrijk voorkomt en dan telkens zoo'n -------------------- streep zet. Ik heb er geen moed voor en geen kijk meer op. Balekambang, Zandbaai is anders het hfdst. dat direct aansluit op wat tot dusver (in Gr. Ned.) gepubliceerd werd. 2243. Aan J. Greshoff: Parijs, 11 oktober 1934 Parijs, 11 october. Beste Jan, Hierbij het stuk terug. Dit is nu ècht een bespreking van Slau 1.: hier en daar moppert hij wat (dat moet er schijnbaar bij), maar hij {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} vindt het eigenlijk heel mooi, dat is duidelijk. ‘Slau en niet een beetje gek’, zeggen Bep en ik nu net tegen elkaar, 'dat kan nu eenmaal niet anders. Binnenkort schrijft hij over mijn Smalle. 2. Overigens geheel logisch dat hij die ‘Simili Hai Kai’ zoo mooi vindt. Wat die 2 geciteerde verzen in het begin betreft (was Jany die ‘verheven dichter’?), ik vind precies in tegenstelling met Slau het kwatrijn echt en alleraardigst en die groeterij heb ik altijd een beetje ergerlijk gevonden, op de 2 laatste regels na die zéér mooi zijn (en waarvan de voorlaatste in het citaat werd verpest). 3. Slau komt hier pas begin November. Gelijk hiermee schrijf ik naar Hennie in Potsdam om hem te vragen dan ook hier te komen, voor hij naar Holland gaat. Doen jij en Menno dat dan ook. Schreef ik je dat ik van den goeden Jan v.N. een brief kreeg? Ik antwoordde daarop. Het is nog lang niet best, zooals het nu met hem is, maar enfin. Wat zeg je van le supposé Petrus Kelemen? Hij wist wat hij wou, die mijnheer; ik heb er gisteren met een eigenaardige verrukking door rondgeloopen, niet om de gedoode exemplaartjes van meer of minder verpolitiekte smeerkeezen, maar omdat dit protest mogelijk blijft! Waarom is er geen Kelemen voor Hitler gevonden? wat had hem meer kunnen overkomen dan hem nu overkomen is? Stel je voor, een Kelemen die een wagen had schoongeveegd met Hitler, Goering en Goebbels erin? potvermille en nondeku, ce qu'on se serait amuseï, non, ça ne peut pas se raconteïr! om Pikhaantje en Libeau te citeeren. 4. Is die veroordeeling van Van Ravesteyn 5. overigens niet iets om tegen te ageeren? Kunnen wij - jij, Menno, ik, Slau, nog wat menschen - geen organisatie vormen met protesten, lijsten, artikelen, zoodra zooiets weer plaats heeft? Het ongeluk is, in dezen tijd, dat alleen collectieve acties helpen. Last sprak er mij over, zeggend dat het communisme voor Holland verdacht was, maar dat verbonden {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} niet-communisten misschien toch op die manier wat konden bereiken tegen dergelijke fascistische procédés. Ik had vroeger al het idee om een soort club voor individualistische vrijheid te vormen, met Kramers, Menno, enz. (na de Liepmann-zaak). 6. Dat scheen toen niet te gaan. Maar kunnen we niet iets beters vinden, iets ‘wijders’ ook, voor het goede doel, en om die staatskoetsiers te bewijzen dat wij althans met kracht protesteeren als zij op deze manier optreden. Als je altijd vooruit zegt ‘het helpt toch niet’, is dat de manier om tenslotte als schapen in een concentratiekamp te komen. Op Urk, zegt men! Schrijf mij hierover. Hartelijke groeten van je E. P.S. - Kan je mij de drukproeven van Ons Deel van Europa niet zenden, als Varangot ze nog niet weggegooid heeft. Ik wou ze nl. sturen aan De Kom, 7. om wat er over zijn boek in staat. Las je dat boek en bespreek je het nog in Gr. Ned.? 2244. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 11 oktober 1934 Parijs, 11 October '34. Zeer geachte heer Endt, Het getuigt van christenliefde bij u, dat u mij een nieuw boek aanbiedt. Ik zag het door u bedoelde boek nooit, en weet dus niet eens (want u verzweeg het mij) wiè ‘zijn kunst’ het is. Maar ik wil het boek graag ontvangen. Echter..., aangezien ik geen groot bibliofiel ben wat geïllustreerde uitgaven betreft, ik zou mij vooral aanbevolen willen houden voor 2 boeken uit uw fonds, die mij om geheel andere redenen aantrekken: 1o. De bewerking van Freud 1. door Van Renterghem (als die tenminste herdrukt en weer in omloop is); 2o een roman van Maurits (P.A. Daum), die, naar men mij onlangs zei, door de W.B. uitgegeven is (of wordt). Welke roman is het? Ik bezit van dezen Maurits, na ze met veel moeite te hebben gezocht, 3 boeken: Uit de Suiker in de Tabak, Goena-Goena, en Aboe-Bakar. Mocht de door u gekozen roman dus een andere zijn, dan zou u er mij een zeer groot plezier mee doen. - U kunt dit trouwens beschouwen als {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} een recensie-exemplaar, want ik zal niet verzuimen een lovend stukje te schrijven over dit eindelijk door een uitgever genomen ‘initiatief’ om deze alleraardigste boeken over Indië te herdrukken. * Met vriendelijke groeten, hoogachtend, EduPerron 2245. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 13 oktober 1934 Parijs, Zaterdag. B.J. - Werk hard aan Ducroo, daarom een kaart. Je 2 stukjes 2. zijn best, vooral dat over de militairen. - Vergeet proeven niet, en bespreek als je kan, De Kom. 3. - Stuur mijn laatste brief aan Menno 4. door met een paar regels van jou en vraag hem wat hij ervan denkt. Kunnen wij in Brussel of hier niet beginnen iets te organiseren? Wat had Endt? - Giono 5. krijg ik zeker niet cadeau, wel tegen reductie als het nog te krijgen is. Wil je dat? Je E. 2246. Aan S. Vestdijk: Parijs, 14 oktober 1934 Parijs, Zondag. Beste Simon, Ik heb zoo lang gewacht met schrijven: 1o. omdat ik nogal stevig {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} werk, 2o. omdat Pia me nog steeds dat kwatrijn 1. niet terugzond. Hij heeft het ook druk en ik heb absoluut geen tijd om speciaal naar hem toe te gaan (daar ben ik uren mee kwijt). Je moet dus nog wat wachten. Ik stel het volgende voor: ‘Depuis longtemps la sauce est engloutie, Par le ministre d'Armagnac de Brie. Mais par faveur {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} , à l'impromptu, Elle ressort du nez, au lieu du cul.’ ‘Tarie’ en ‘chez’ lijkt me onmogelijk, ‘cul’ daarentegen zéér mogelijk. Dank voor Vrouwendienst. Ik kom tot de ontdekking dat ik je proza - althans je essays en verhalen - heel wat liever lees dan je poëzie. Misschien doe je er verkeerd aan om nu alles uit die verzencahiers te publiceeren. Een boek vol van die poëzie wordt voor mij steeds meer een lange reeks gecrispeerde berijmde raadsels. Als je weet wat er achter zit, treffen ze; als je dat niet weet (wat voor den lezer 99 × op de 100 het geval is), wordt het een moeizaam gepeuter in een geklonter van formules, waarvan alleen de dichter de geschiedenis + het geheim kent. Ik geloof dat je, met je werken eraan, soms 2, 3 tussenschakels wegwerkt; jij vergeet ze niet en weet dus precies wat door je laatste formule verbeterd en vervangen is; de lezer staat argeloos tegenover die laatste formule, en zonder stommer te zijn dan jij (tenminste, dat is niet onvermijdelijk) breekt hij er toch zijn hoofd op. Ce qui ne laisse pas d'être fâcheux... De Sm. Mens zal Querido je gezonden hebben. Zoodra ik Pia zie of het kwatrijn terugkrijg, schrijf ik weer. Hart. groeten, ook van Bep, je E. 2247 (679). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 15 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2248 (680). Aan M. ter Braak: Parijs, 15 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} 2249. Aan J. Gans: Parijs, 15 oktober 1934 Parijs, Beste Gans, Een kort briefje maar, want ik werk nu weer hard, en het is zelfs of ik mij daardoor beter voel. De Sm. M. is uit, en ik vroeg Q. (die mij maar 6 exx. zond!) om het ex. voor D.G.W. aan jou te adresseeren. Ga dus naar Kramers of bel hem hierover op, en schrijf me je indrukken. Misschien kan jij ook het stuk voor D.G.W. 1. schrijven. Werk maar hard. Het is het eenige wat voldoening geeft, en zeker in Holland. Je hebt hier nu weer het noodige ‘geëmmagasineerd’. - Je stukken in Het Vad. zijn alle geplaatst, en voor hun soort heel goed; je begint in ieder geval veel meer routine met de pen te hebben, dat is opmerkelijk en komt je - in dit stadium - voor je eigen uitingen ook erg van pas. Je gevaar is: te veel te citeeren. Je moest alleen citeeren als je zelf erg veel naast of tegen het citaat te zeggen had, of als het op onvervangbare - en dan liefst kernachtige wijze een lang betoog van jezelf vervangt. Maar het gevaar is dat je dat te vaak denkt! Ga ter Braak opzoeken voor de aanspraak. Er schijnt een poolsche émigré 2. bij hem te logeeren, met wien je duitsch kunt praten, en die zeer de moeite waard is (volgens t.B.). Dank voor het adres rue Daubenton, misschien komt het ons goed te pas. De heer Kelemen of Suck lijkt mij inderdaad een prachtkerel. Het commentaar in de pers is natuurlijk stompzinnig en vomitif als altijd; men denkt aan alles behalve aan wat die man moet hebben doorgemaakt. Dat hij voor een Dostojevsky bijv. de eenige was die een bestudeering verdient, wordt natuurlijk door de sociale saus totaal vergeten. (Ik geloof niet alleen verzwegen, maar werkelijk vergeten.) Schrijf spoedig; ik antwoord dan beter. Je EdP. Hartelijke groeten ook van Bep. P.S. - Je hebt nu fl. 95. afgelost. Rest dus fl. 85. Valt toch mee! Stuur {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} me toch gauw bv. één stukje, 3. anders sla ik zoo'n figuur tegenover V. Vr. 2250. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 15 oktober 1934 Beste Jan, Kan je me omgaand het juiste adres van Arthur schrijven, om hem De Sm. Mens te laten zenden, die nu uit is. Heb jij je ex. gekregen? En J.v.N., dien ik ook opgaf? Laat even hooren als het boek uitblijft, of schrijf direct nr Querido waar het blijft. Hartelijk je E. Voor Giono zal ik zorgen. Guilloux is inderdaad op reis. Vraag je J.v.N. of hij Ducroo direct naar Menno zendt. Ik zit er zeer om verlegen. 2251 (682). Aan M. ter Braak: Parijs, 16 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2252 (683). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 17 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2253. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 17 oktober 1934 Parijs, Woensdag. B.J. - Dank voor adres. Schrijf aan Q. om je ex.; overigens zond ik er gisteren 1 aan Truida, zoodat je nieuwsgierigheid kan worden bevredigd. - De copy van Ducroo moét bij J.v.N. zijn, als hij die niet naar Menno gezonden heeft (misschien al eerder?) J.v.N. had alle copy voor Gr. Ned. bestemd en heeft daaruit de gepubliceerde hfdstn. gekozen, waar is de rest dan gebleven? Om die rest gaat het. Doe vooral moeite! Giono is besteld. Je E. 2254 (685). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 18 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} 2255. Aan J. van Nijlen: Parijs, 18 oktober 1934 Parijs, Donderdag. Beste Jan, Het spijt me erg je erom te moeten lastig vallen, maar ik ben een blaadje kwijt, waarvan het duplicaat zich moet bevinden in de copy van Ducroo die bij jou moet zijn. Jan Gr. zegt dat je niets meer hebt, maar waar is de copy dan heen? Je kreeg alles, om er voor Gr.Ned. een keuze uit te doen. Je koos toen 2 of 3 hfdstn., die gepubliceerd zijn. Later stuurde je mij, op mijn verzoek, het inleidende, of 1e, hoofdstuk. Maar waar is de rest gebleven? D.w.z. alle hfdstn. van Balekambang. Die moeten nog bij jou zijn, tenzij je ze gaf aan Jan Gr. of zond aan Ter Braak. Maar Ter Braak zegt dat hij nog niets van je kreeg. Wil je nog even zoeken en mij of Jan Gr. dan laten weten hoe het ermee staat. Niet alleen zou ik graag nog wat van deze copy publiceeren in Forum, maar die eene bladzij, die ik natuurlijk niet uit het hoofd kan ‘reconstrueeren’, remt en hindert mij erg. Vandaar dit briefje, dat je me niet ‘euvel mag duiden’. Jan Gr. zegt dat je toestand beter is, op het oog na. Heb je een behoorlijke dokter? of zelfs in dat geval, zou je niet naar nòg een ander gaan? De medicijnmeesters zijn zulke vreemde wezens, dat je er soms 10 moet zien vóór er opeens iemand komt die in een bepaald geval het mysterie oplossen. Zoo heel veel veranderd sinds de aziatische doktoren is er misschien toch niet. - Hartelijk, steeds je E. 2256. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 18 oktober 1934 Parijs, Donderdag. Zeer geachte heer Endt, Dank voor de 2 boeken! 1. De Esopet ziet er inderdaad heel aardig uit, en de plaatjes van Cantré bevallen mij inderdaad heel wat beter {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} dan die van Poortenaer. Maar Cantré is ook een uitzondering op den regel, als illustrator, en dan - is het een illustrator, is dit een geïllustreerd boek en niet een boek van illustraties + wat tekst? Om mijn onbescheidenheid goed te maken laat ik door Querido 1 ex. zenden van mijn Smalle Mensch. Moge het door u gelezen worden met pleysier ende niet met knersing der tanden. Wat Van Eeden betreft, op dit punt zijn we het dan geheel eens, want de Koele Meren zijn, met Kl. Johannes I, ook voor mij zijn beste werk. En ik verfoei hem niet zoozeer als u veronderstelt; hij behoort tot de vele auteurs die ik apprecieeren kan zonder veel aan ze te denken. Hoe hij Raad van Indië werd van Daum is een van de 2 boeken waarvoor hij pluimpjes van Van Deyssel kreeg; ik ken het niet (wel het andere: Uit de Suiker...) Maar leest u Goena-Goena of Aboe-Bakar. Er staan overal ‘fouten’ en banaliteiten van feuilletonistisch karakter (maar daar wemelt Uit de Suiker... ook van), maar over het geheel is het raak, vlot, òn-‘boerelullig’, wat toch al een heel iets is voor een hollandsch - en dan nog wel een holl.-koloniaal - auteur. Ik laat het hierbij, want u zou mij gaan verwijten dat ik uw christelijke liefde ook nog exploiteer om u van een tijd te berooven ‘die óók geld is’, volgens de philosofen op dit gebied, dat voor mij obscuur blijft... Met vriendelijken groet, hoogachtend, steeds uw dw. EduPerron 2257 (686). Aan M. ter Braak: Parijs, 19 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2258 (687). Aan M. ter Braak: Parijs, 19 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2259. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 20 oktober 1934 Parijs, 20 October. Beste Sander, Dank voor de eindelijk gekomen brief. Ik dacht dat je verongelukt was of voorgoed van je oude kennissen afgekeerd. De verrekening ziet er inderdaad nogal pover uit. Querido verkocht van De Smalle Mensch bij vooraanbieding 210 exx. Is dat veel of weinig voor een bundel essays? {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik wil Fermina wel voor je vertalen, mits het niet dadelijk hoeft. Ik ben ten achter met mijn ‘roman’ en zal daar nu zeker tot eind December mee bezig zijn. Anderzijds is Fermina nogal gauw vertaald, toch zeker wel in 2 maanden. Wat de prijs ervoor betreft, baseer je op fl.1.- per bladzij; maar de blzn. zijn hier nogal klein, dus laat ons zeggen 75 cent. Schikt je dat? Ik kan het niet anders niet goed doen, omdat het natuurlijk toch ander werk voor me onmogelijk maakt en omdat ik mij al dergelijke luxes niet meer kan veroorloven. - Fermina is 213 blzn., à fl. 0.75 zou dat dus worden fl. 159.75. Dus voor jou fl. 150.- Maar ik moet dan ook zeker zijn dat ik meteen het geld krijg, want daar leven we die 2 maanden dan voor de grootste helft van. 1. Van Sawinkov is maar één boek goed en vertaalbaar: Ce qui ne fut pas. Als roman tenminste. Anders: Souvenirs d'un Terroriste. Waarom laat je L'Ombre du Caudillo ook niet vertalen? bv. door Slau? Bep zegt: The Wooden Doctor door M. Evans. Maar Boucher en Querido geven nu ook al Albatros-boekjes uit, 2. en nog anderen, meen ik. Het schijnt de formule te zijn. Maar wordt het voor jou dan niet riskant? We zullen nog wel verder zien, als het ernst wordt. Wat nu die verrekening betreft, kan je me, volgens de afspraak, zoowat opgeven hoe we nu tegenover elkaar staan: d.w.z. wat jij mij ‘in principe’ schuldig bent of ik jou? Je hoeft niet bang te zijn dat ik je ‘manen’ zal, maar ik zou dit wel graag weten. Vergeet je dan ook onze Poesjkin niet, of werd daar geen enkel ex. meer van verkocht? - Hoe is de Byron gegaan? Hoe gaat het je zelf? Schrijf eens uitgebreider. Hartelijke groeten van je E. 2260. Aan J. van Nijlen: Parijs, 22 oktober 1934 Parijs, Maandag. Beste Jan, Dank voor de teruggestuurde Ducroo-stukken. Het mysterie was {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} meteen opgelost, want het door mij verloren blaadje lag bij jou in duplo; aldus... Het doet mij plezier dat je De Sm. Mens goed vindt; trouwens, je kent 9/10 ervan, en zelfs ‘de groote dingen van de planken’ stonden in Forum. Wat nieuw is, zijn sommige uitbreidingen, staarten en andere toevoegsels, en dan het heele laatste stuk, + een groot deel van Jan Lubbes. Vermoei je er maar niet mee, maar als je beter mocht gaan en langzaam af en toe wat leest, schrijf me dan eens welke je de beste stukken, daar zou je me een groot plezier mee doen. Of zeg het aan Jan en laat het mij - maar dan nauwkeurig! - schrijven. Ik hoop dat ik spoedig betere berichten van je krijg. Met ons gaat het nu iets beter; ik werk weer aan Ducroo, wat mij toch nog de meeste bevrediging geeft. Ik ben bang dat er te veel komt, anders zeer tevreden over het algemeen. Toch moet ik nog een 200 blzn. schrijven, daar is niets aan te doen, hoe ik het ook draai; het boek is instinctief daarop berekend: een 700 blzn. ms., dus ± 500 gedrukte bladzijden. Dat is Barnabooth ook, en dat Brulard ook met gemak geworden, als het niet in de steek gelaten was... Nu, beste Jan, tot later. Het allerbeste toegewenscht en de tout coeur. Ook van Bep. Je E. 2261. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 24 oktober 1934 Parijs, Woensdag. Beste Freddy, Dank voor brief en voor de prachtige foto's 1.. Mag ik die een tijdje houden? ze zijn werkelijk frappant. Arme kleine Edy toch! Over die geschiedenis met Annie 2. moet ik je ernstig onderhouden als we elkaar eens terugzien. Ik heb nl. later iets gehoord dat een absoluut nieuw licht werpt op de oorzaak van haar dood. Kan je mij het adres van Edy nog eens opgeven? {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} W.v.R. zal ik eerstdaags schrijven. Zijn brief was heel aardig, ofschoon ik niet goed begrijp waaròm dat boek 3. hem zoo heeft doen ‘trillen’, enz. Kan je dat voor me te weten komen; want het interesseert me erg, maar hij zal het jou beter en precieser zeggen dan mij. Ik heb het gevoel dat alle buitenstaanders dit boek beschouwen als ‘vakliteratuur’; d.w.z. zooals wij de dissertatie van een medicus zouden inkijken. Een paar ‘gewone’ lezers aan wie ik een ex. moest zenden, reageerden alleraardigst; één schreef dat hij mij dankte voor mijn roman, die hij spoedig hoopte in te zien. De anderen hoopten ook op spoedig, maar lieten zich minder gedecideerd uit over den aard van het werk. Wat iemand als W.v.R. er dus precies in ziet, zou ik erg graag weten, mits hij het eerlijk zegt en niet denkt dat hij kunstenaars op een soort kunstjargon moet onthalen. Tracht het dus te weten te komen, zonder hèm te gaan voorzeggen wat hij ervan denken moet, waar je natuurlijk als ‘ingewijde’ direct toe komt! Zijn indrukken te vergelijken met die van Rudie en jou is natuurlijk onzin, jullie waren altijd verlangende naar iets, dat voor hem bijzaak blijft, hoe graag hij ook leest, enz. Ik hoop hem eens in Parijs te zien, want hij lijkt mij heel aardig. Hartelijke groeten van je EdP. Over ter Braak en je ‘novelle’ 4. kunnen we ook beter praten. Je kan het heele ding nu ook nog eens naar Greshoff sturen, voor je een fragment ervan aan Forum geeft. 2262. Aan J. Greshoff: Parijs, 24 oktober 1934 Parijs, 24 October Beste Jan, Le Moine is een oud boek van Lewis, bewerkt door den volslagen idioot Artaud. Niets voor jou, die zelfs geen detective-verhalen lezen kan. Pallante's 1. boeken zijn ook vrijwel onleesbaar. Zeer intelligent en met voortreffelijk gekozen citaten, maar terne en schoolsch ge- {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} schreven, absoluut dissertaties van de eerste tot de laatste. Bovendien nu ‘verouderd’. Het portret lijkt niets. Hij lijkt daar niet alleen op Hindenburg, maar ook op André de Ridder. Wat een drama deze man heeft gehad staat niet in deze souvenirs, maar wel in den komenden roman, waar hij Cripure heet. De afgezant van De Groene was hier, 2. maar kondigde zich aan als ‘oude kennis’ van Bep, verwonderd haar man nog niet ontmoet te hebben, willende lunchen, enz. Als hij gewoon gezegd had dat hij ons adres van jou had en over De Groene wou praten had ik hem ontmoet. Nu heeft Bep geschreven dat we een week-end weg moesten. Ik houd niets van dat soort manieren, en als ik hem had moeten antwoorden, had ik gewoon gezegd dat ik geen tijd had. Bovendien, die regeneratie van De Groene 3. lijkt mij ook nu kul. Over welke medewerkers beschikt een Holl. Marianne? Marianne zelf is al een kutblad, maar een Holl. Marianne? Dat valt toch op Scholte en Helman terug als beste krachten. En wie is deze mijnheer Dijkstra, die zoo als regenerator moet functioneeren??? Ik werk aan Ducroo voor het oogenblik en heb schijt aan de rest. Vanaf 12 Nov. a.s. ga ik hier op een perzische cursus. En als ik perzisch ken, over 2 jaar, en ook mijn volgend boek af heb, ga ik naar Perzië, you'll see that. Zuiderzee ook gelezen. Niet onaardig, en daarmee uit. Ik heb Last gisteravond hier hooren praten, naast Gide, Malraux, Ehrenburg, etc. Een fraaie avond! Je laatste berichten waren beroerd. Ik hoop van harte dat dit alles zich wijzigt en dat je in Holland misschien iets vindt. Kan Meulenhoff je niet wat goeds bezorgen? Of Querido? ga hem eens zien. Schrijf me gauw weer eens, ook als ik niet direct antwoord, door de schrijverij. Veel liefs voor Agatha-Christina ook van Elisabeth de Roos. Je E. Wàt heeft die oudeheer Frans gezegd, dat mij zoo uit het hart gegrepen zou zijn? Waarom vertel je me er dat niet bij, binnenvetter?! {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} 2263 (689). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 25 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2264 (690). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 oktober 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2265. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 oktober 1934 Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Je moet absoluut lezen het nr. 13-14 (Sept. Oct.34) van Commune (6 frs.) uitg. Rue Racine 24, Parijs. Je vindt daarin allerlei stukken, gesproken of geschreven gedurende het Congres in Moskou. De stap naar de ‘vrijheid’, daar gedaan, is enorm; zou zeker niet zoo groot geweest zijn zonder de boekverbranding en de rest v/h fascisme in Duitschland, maar soit. Lees alles en schrijf er een mooi, flink stuk over, desnoods met al je ‘tegens’, in Gr. Ned. 1. Jij en ik, en Menno en oude Frans, staan er trouwens broederlijk in, op blz. 85, in het rapport over les Pays-Bas, uitgebracht door Jef Last. Hartelijk je E. Dit Congres is DE literaire wereldgebeurtenis, dat staat boven alle twijfel vast, hoeveel je ook nog tegen hebben kan. Vooral Gorky ouwehoert hier en daar nog héél zwààr. 2266. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 oktober 1934 Parijs, Vrijdagav. Beste Jan, Dank voor je beide brieven. Ik schreef je vanmorgen, maar wil nu toch direct antwoorden. Vooral die plannen van Atie lijken me iets heel ergs. Dat zijn van die dingen die logisch prachtig lijken, en waarop alleen ‘waarom niets’ schijnen te kunnen volgen, en die prac- {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} tisch en moreel de pest kunnen zijn. Ik hoop van harte, dat zij (en jij) er wat anders op vindt! ‘Perzië’ begint 13 November. Ik doe vele schietgebeden voor jouw verschillende plannetjes en voor de goede afloop van je kamergymnastiek. Ik neem mij voor te gaan zwemmen, in een nieuwe inrichting hier vlak in de buurt. Verder zit ik zoo in dat congres van Moskou, dat Ducroo weer een weekje zal moeten wachten. God helpe mij, ik kan niet anders. In Jan. schrijf ik erover in Forum, 1. aangezien December alleen verhalend zal zijn (voor den goeden Sint). Het buikspreken van Gino en ZEd.'s optreden in music-halls was mij bekend. Ook de inspireerende rol daarbij van la Comtesse, gegeven het andere nummer. Zooiets is werkelijk ongehoord! Ik laat het hierbij, hebbende weinig tijd en weinig te zeggen. J.v.N. zal ik zeker niet vergeten; maar liefst zend ik een telegram. Dat doet het beter! 2. Arthur heb ik een Sm. M. naar Amsterdam gezonden (bij Sjeu), want zij komen niet over Parijs helaas, wat ons èrg spijt. Hierbij wat copy die je door de juffrouw van J.v.N. moet laten typen in één exemplaar. Of door een ander, als het maar niet duur wordt. * Ik weet niet wat dit waard is, maar wou er het begin van maken voor een serie aanteekeningen, 4. waarvan je in het volgende nr. van Forum een betere portie zult aantreffen. Kan het gauw teruggestuurd worden? Zorg je er goed voor? Dank en hartelijk de hand gedrukt door je E. 2267. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 28 oktober 1934 Parijs, 28 October. Beste Freddy, Ik heb met ronde oogen het gruwelverhaal over Edy gelezen. En {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} al die symptonen! en op zijn 10e jaar al! Dat die man het nog zoo lang en zoo kras heeft gebolwerkt! Mijn haren rijzen ervan te berge. En dat hij af en toe, zoo maar eens, op den rand van den dood kwam, door die syphilis altijd! Maar... weet Betty misschien ook niet precies wat syphilis is, en welke symptomen daaraan verbonden zijn? Is ze er zeker van dat ze het niet heeft over kinderpokken? Vóór ik met deze Betty ga praten moet ik eerst weten hoe ze zich precies voorstelt dat syphilis er uit ziet. Maar zelfs zoo voel ik er misschien toch niet voor. Wat ik je te vertellen heb heeft met al deze histories niets te maken. Bij gelegenheid - als we elkaar terugzien - zal ik je op de hoogte brengen van wat ik weet, of meen te weten. In afwachting daarvan - en dat ik je dan ook nog eens precies vertellen zal wat syphilis ongeveer is, want de goede Betty hoeft dat niet te weten, maar jij langzamerhand wel - zal ik nu maar niet aannemen dat die Edy met de meest fantastische syphilis behebt is geraakt die zich misschien ooit op aarde heeft gemanifesteerd. Ik zal W.v.R. zelf schrijven. Als hij hier komt, is mij dat nog liever. Ik kan dan wat beter met hem praten, en niet over De Sm. M. alleen. Het boek ligt nu alweer achter mijn belangstelling. Ik antwoord nu dus maar op je vragen. Die z.g. fascist 1. is niet Bloem, is... niemand. Zoo maar een fantazie, voor ditmaal. Zooals de sprekers A. en B. 2. die over de detectives loskomen, ook ‘niemand’ zijn. En de revolutionair aan het eind van De Sm. M. ook weer ‘niemand’. - Op blz. 187 is ‘pietsie’ het woord; wat wou je anders? ‘Pikkie’ misschien? Lees het er nog eens op na. Het vers ‘Weineen, ik ben niet boos’ 3. is voor mij - met Klutt 4. - het beste van de heele rij; volgens Bloem het eenige ‘anthologiestuk’ uit Het Bozige Boekje. Maar er staan andere fouten: bv. ‘inleiding’ inpl. van ‘indeling’ op de 1e blzij van het stuk over Indië, en in het laatste stuk 2× ‘gelezen’ (bij De Kom), en dan - o gruwel! - ‘Rossaert’ voor ‘Rossaart’ (2×), en 1× ‘Tetjra- {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} kov’ voor ‘Tretjakov’. Dat komt ervan als je niet altijd alle boeken en tijdschriften thuis hebt... Ik laat het hierbij. Dus over Annie Rijpstra's dood - deze meisjesnaam die je zoo hardnekkig ‘bevoorkeurt’ geeft er bepaald iets Robbersachtigs aan - als we elkaar weer spreken. Tot zoolang houd ik dan ook maar de photo's van den armen syphisleider, en ik zal er niet meer naar kunnen kijken of ik moet er dan bij bedenken dat zóó spoedig hierna die vreeselijke ziekte dit jongetje al moest besluipen, en misschien ga ik nog eens goed zoeken of ik niet al een voorbode van deze syphilis kan waarnemen in de vorm van een rammelaartje. Het beste met je novelle, maar pas op bij het omwerken. Je verpest er meestal net zooveel aan als je goed maakt op andere plaatsen. Laat Rudie me schrijven. Hart. groeten van je EdP. 2268. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 28 oktober 1934 Parijs, 28 Oct. Beste Jan, Wil je me omgaand op een briefk. opgeven of Maarten Rossaert (in De Waterman) zijn naam schrijft met aa of ae? Ik heb het boek niet hier en en denk dat ik zijn naam verkeerd schreef in De Sm.M. Dank. Hart.gr. Je E. Dank voor brief. Ik kan Commune absoluut niet missen! 2269. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Parijs, 31 oktober 1934 Parijs, Woensd. Het wordt er niet beter op. Maar wat beteekent: ‘Ik hoop dat u mij nu maar bij mijn naam noemt’? Graag omgaand antwoord. EdP. {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} 2270. Aan H. Marsman: Parijs, 31 oktober 1934 Parijs, Woensdag. Beste Hennie, Ik antwoord maar direct op je brief, anders kom ik er nog minder toe. Maar betrekkelijk kort toch. Allereerst je vragen. Wàt mij bezighoudt? In de eerste plaats de voortzetting van wat je in Ons Deel van Europa hebt kunnen lezen. Verder: plannen om uit Europa weg te gaan. Vanaf 12 Nov. ga ik hier een gratis cursus volgen in Perzisch. Bedoeling is over ± 2 jaar naar Perzië te gaan. Ik wou in die 2 jaar Ducroo + een ander boek publiceeren; dan ervandoor. Dan in Ispahan wonen, en zien wat we daar vinden kunnen, ook om van te leven. Grootste rem kan zijn: oorlog, of misschien revolutie hier. Revolutie van rechts dan; want links schijnt niet sterk genoeg te zijn. Terwijl kolonel La Roque met zijn ‘vuurkruisen’ 1. kans loopt de fransche Hitler of Mussolini te worden, of nog beter, een geslaagde heruitgave van generaal Boulanger. Maar geknokt zal er wel worden. * Ik stuurde je het ex. Porta Nigra en Le Chasseur Vert. Nieuwe fransche boeken heb ik niet voor je en lees ik zelf niet. Het schijnt dat Le Chant du Monde van Jean Giono erg goed is. Duranty is best; althans Le Cas du Beau Guillaume, maar waarom zou je dàt, in dezen tijd, lezen? Het spijt me dat je niet hier komt, door die verbintenissen aan Potsdam. Slau zal ik je woorden overbrengen. Een ex. van La C. Hum. (vertaling) heb ik je laten zenden; maar is nog niet uit. Als je hier bent zullen we zeker 1000 dingen op de levendigste en aangenaamste manier behandelen, daar maak ik me niets over ongerust. En wat is die vrees van je voor verandering in ‘overtuigingen’? Ben je bezig fascist te worden, en geloof je dat het probleem van de menschelijke waardigheid op die manier is op te lossen? Ook daar- {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} over moet ik dan het noodige hooren; en vooral ook waarom het voor jou de ware manier zou zijn. Maar ik wil hopen dat deze radicale omkeeren inderdaad onwaarschijnlijk zijn, voorloopig. Au fond, heb ik één verlangen: uit dit verpolitiekte Europeesche gedoe weg te komen. In naam van mijn menschelijke waardigheid: geef me Perzië! Maar het kan zijn dat ook deze houding onmogelijk wordt, dat er partij gekozen moet worden. En in dat geval, liever 10 × communist dan me aan te sluiten bij kwaadaardig geworden burgers. Maar zie daarover weer Ons Deel van Europa, waarin ik eigenlijk praat met mijzelf. Ik veronderstel dat je beterende bent en door Rien goed wordt verzorgd. Ik zou ook Rien zoo graag terugzien, daarom spijt het mij dubbel dat jullie in November niet hier komen. Slau zit nu nog in Spanje, maar komt wel, over een week of 10 dagen. Tot zoover. Ik schrijf je met hoofdpijn en met allerlei ‘taken’ vóór me. Het beroerdste van alles is dat ik absoluut aan slapeloosheid lijd; ik heb de hoop opgegeven om nog eens normaal en diep mijn volle portie te slapen. Misschien dat mijn constitutie zich wennen kan aan ± 5 uur lichte slaap (vol gedachten en droomen). Of dat men in Perzië beter slaapt. - Geloof me steeds van harte je E. Groeten van Bep en aan Rien. P.S. Heb je op Menno's enquête in Het Vad. 2. geantwoord? Doe het vooral, want Jan Lubbes zet natuurlijk van alle kanten zijn muil open. En vrouw Lubbes ook - ik las daarnet tot mijn volledige dégoût een stukje in D.G.W. van Emmy van Lokhorst. 3. Moraal: ik zou met zulke wijven niet naar bed kunnen! Dan 10 × liever een keukenmeid! (oude liefde roest niet?) {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} 2271 (692). Aan M. ter Braak: Parijs, 1 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2272. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 1 november 1934 Parijs, 1 Nov. Bestejan, Ik schrijf weinig omdat ik werk. Bovendien vind ik al deze onzekerheid zoo beroerd voor je, dat ik niet weet wat te zeggen. Houd me op de hoogte, ook over dat weekblad. Als Arthur en Annie vlak bij jullie wonen, geeft dat toch weer veel warmte. Hou je taai, een ferme poot van steeds je E. Aan het adres kan je zien dat... 2. 2273. Aan S. Vestdijk: Parijs, 1 november 1934 Parijs, 1 November. Beste Simon, Neen, als impotentie gesuggereerd moet worden, dan is mijn lezing onvolledig. 1. Maar de jouwe ook, of zóó duister, dat geen mensch het begrijpt. Tot dusver heb ik er dan ook geen flauw vermoeden van gehad dat die minister impotent was; ik dacht dat het alleen maar een gastronoom was! Maar dan is het ook beter om van ‘jus’ te spreken, denk ik, inpl. van van ‘sauce’. Alleen zie ik er nu geen kans meer toe om een behoorlijk fransch kwatrijntje in elkaar te zetten over dit onderwerp. Maak er maar een hollandsch epigraaf voor; dat lijkt mij nog het beste. Wat je zegt van die afkeer van de poëzie in het algemeen is niet geheel waar; tenminste, de verklaring bevredigt mij niet geheel. Er moet iets anders zijn: verschil tusschen duister en duister bv. Misschien zoo: bij sommigen is het alléén duister door de formuleering, {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} bij anderen alléén doordat men de feiten achter het gedicht niet kent; bij anderen omdat de twee samenwerken. Dat is 9 op de 10 × bij jou het geval. En de lezer krijgt dan niets meer tot troost voor zijn onbegrijpen! Niet eens muziek. Naar den roman ben ik zeer benieuwd. Het fragment in Forum trok mij niet aan, 2. maar dat wil niets zeggen. De titel vind ik zeer aardig. - Als je je verhalen bundelt, zou het jammer zijn als je De Oubliette 3. wegliet, omdat het idee daarvan aangrijpend is. Maar je zou er minstens ⅓ van moeten schrappen, lijkt mij, om het verhaal op 't peil te krijgen van je andere verhalen; het is traag, zwaar van ietwat ‘geijkte’ literatuur. Volstrekt niet in de kern, maar in de uitwerking; dus... Ook naar den roman met Marsman 4. ben ik ‘snakkende’. - Dat je Hamlet bij mij het hoogtepunt 5. vind is alleraardigst, en volkomen in overeenstemming met je zelf, d.w.z. met wat de waarde uitmaakt van je eigen essays. Ik ben over je goede opinie natuurlijk zeer tevreden, maar eerlijk gezegd, d.w.z. in alle onbescheidenheid, ik geloof zelf dat er maar 3 ‘jongeren’ essays maken op dit peil: Menno, jij en ik. Ik zou verdomd graag zeggen: ook Anth. Donker bv., maar het zou onwaar zijn. Donker zou het, wat de literaire middelen betreft, gerust kunnen, maar zijn ‘geest’ of ‘persoonlijkheid’ is kennelijk van-huis-uit en wschl. onherstelbaar verlubbest. Van Duinkerken, afgescheiden nog van de katholieke imbeciliteit, evenzoo. Ze zijn voortreffelijk, allebei, als ze over een gegeven onderwerp kunnen leeraren, * maar een essay schrijven als aanleiding tot, als getuigenis van, iets anders - iets verders - ook als men het onderwerp heel aardig uitput (zooals jij meestal doet), is iets wat zij zelfs niet begrijpen. {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik laat het hierbij om niet in een panegyriek van ‘ons’ trio te vervallen. Verklaar mij eens bij gelegenheid: vanwaar die afkeer van de poëzie? Want dat die bestaat, ontken ik allerminst. Is het ‘deze grootsche tijd’? Voor jou niet, want je schrikt al van de ‘politiek’ weg, als het er nog niets van heeft om reëele politiek te worden. En tòch... Hartelijke groeten van je E. 2274. Aan A.C. Willink: Parijs, 1. 1 november 1934 Parijs, 1 November. Beste Carel, Dank voor je schrijven, dat me natuurlijk veel genoegen deed. Maar dat het voor jou zoo miezerig uitgevallen is, vind ik weer allerminst aardig. Waarom niet één schilderij verkocht? Ik las een bespr. in de N.R.C., die nogal hoopvol stemde; wil je me ook nog de artikelen sturen van Engelman? 2. Is er geen mogelijkheid om in België of Frankrijk te exposeeren? je ‘hollandsche traditie’ geeft je in het laatste land misschien een goede kans. (‘C'est un vrai cadet de De Hoogh!’ enz.) Denk er eens over; ik wil hier graag voor je doen wat ik kan. Ook de gezondheid moet maar weer in het gareel komen, dank zij God of Wilma. Het Land van Herkomst - mijn ‘roman’ - is hevig in de maak. Die fragmenten in Gr.Nederl. laten zich niet goed kritiseeren; ik heb ze gepubliceerd voor het geld, maar ze geven een heel verkeerde, d.w.z. eenzijdige indruk van het geheel. Wat niet zeggen wil dat het geheel iedereen bevallen zal: God verhoede dàt! Op het noodige gezwam reken ik ook nu nog, vooral van de kant van lieden die het niet genoeg ‘uitgewerkt’ zullen vinden, te ‘schetsmatig’, te ‘slordig’, enz., enfin, die mij de noodige groote verwijten zullen maken overal waar ik precies bereikt heb wat ik gewild heb. In één woord, kunstkritici die Stendhal verwijten zouden dat hij Henri Brulard niet geschreven heeft als Malte Laurids Brigge, d.w.z. stinkend van litera- {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} tuur. Voor mij is de zaak doodeenvoudig, ditmaal: dit is mijn boek; ik heb nooit zoo het gevoel gehad dat ik in mijn eigen lijn op den goeden weg was. En hierna heb ik een heel ander boek ‘in mijn hoofd’, dat niets hierop lijken zal, niets ‘ik’-achtigs meer zal hebben, maar van a tot z verhalend zal zijn, en bijna ‘marxistisch’ verantwoord. Over 2 jaar hoop ik met dit alles klaar te zijn en naar Perzië te gaan. * Vanaf 12 Nov. a.s. volg ik hier een gratis cursus in perzisch; de zaak is dan om in 2 jaar voldoende van die taal te kennen om me daar te kunnen debrouilleeren; maar dat zal wel lukken als mijn geheugen niet naar de maan is. En dan...! Alles liever dan in het verpolitiekte Europa te worden gesmoord, of in het kunstlievende Polderland te worden geklut, verburgerlijkt en verdrekt. Misschien volg ik mijn fatum nog wel in zoover dat ik toch blijf schrijven in het Hollandsch; maar dan over perzische onderwerpen. Enfin, de logika is ook hier onverbiddelijk juist: de Balkan voor Den Doolaard en Ispahan voor mij. Ik had jullie graag hier teruggezien; dat is dan ook een verloren kans door die pecuniair mislukte tentoonstelling. Maar misschien vind je er nog iets anders op? Schrijf me af en toe, ook als ik niet direct antwoord. Dit is tegenwoordig een ongehoord lange brief voor mijn doen, maar er viel dan ook iets te vertellen. Vertel het niet door aan de fluimen van de Kring (waartoe tegenwoordig ook Binnendijk en Blijstra moeten worden gerekend), want de kans op mislukking is natuurlijk niet uitgesloten. Wie is er van iets nog zeker, in deze rottijd! Men spreekt hier over niets anders dan over een ‘revolutie van rechts’, met de kolonel La Roque als Hitler, en de ‘vuurkruisen’ voor de ‘hakenkruizen’, allemaal één pot nat als abruti's. Maar die aardigheden kunnen al je plannen den kop indrukken - tenzij ik zoo koppig blijk te zijn dat ik mij dan naar het Perzenland begeef zonder perzisch te kennen, en probeer het daar te bolwerken tot ik het daar geleerd heb. Enfin, plannen maken voor verder dan 1 maand is absurd. Maar je moet toch iets doen, in afwachting. Hou je taai, hartelijke groeten aan Wilma, aan Ma ook, en van Bep, een stevige hand van steeds je E. {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} 2275. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 1. 2 november 1934 Parijs, 2 Nov. Flinke Frederik Batten, Ik heb met de manier waarop Robbers je al of niet noemt niets te maken, maar hierbij wordt dan aan je wensch voldaan. Mijn tegenwensch is: dat je mij voortaan heelemaal niet schrijft of toespreekt. Ik laat je graag verder over aan je verwarde ideetjes over syphilis, je wauwelpraatjes met ‘Betty’ en je lichtgeraaktheid. EduPerron 2276. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 3 november 1934 Beste Jan, Dit lieve meisje werd (evenals de vorige) ± 14 jaar geleden door mij te Port Saïd gekocht. Ik ruim de collectie nu maar op, in de hoop dat de bestellers ze niet wegmaken. Schrijf dus even. Chant du Monde op goed papier is bij de N.R.F. uitverkocht; moet ik moeite doen bij een boekhandel? - Lees vooral: La Tragédie de la Jeunesse Allemande door Ernst Erich Noth (bij Grasset). Zéér goed, en buitengewoon verhelderend. Tot nader. Steeds je E. 2277. Aan H. Mayer: Parijs, 4 november 1934 Parijs, 4 Nov. Beste Henri, Zie inliggend papier. Deze boeken trekken mij, zoo gezien, alle aan. Zou je voor mij kunnen informeeren welke goed zijn? Misschien is dat van Heymans niet veel waard, dat van Endt een prul etc. Als je me geantwoord hebt, zien we verder; wschl. vraag ik je dan mij de deeltjes te bezorgen die goed zijn, maar zonder ‘keurband’! Iets anders: kan je mij inlichten over perzische literatuur - d.w.z. over het land zelf (vroeger en nu), over de literatuur en kunst ervan, etc. Wat bestaat daarover in het Holl. of Engelsch? In het fransch niet veel. Ook over de godsdienst. Dank. Hart. groeten van je E. Was het gezellig in Antwerpen? {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} 2278 (693). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2279. Aan R.A.J. van Lier: Parijs, 5 november 1934 Parijs, 5 Nov. Beste Rudi, Dank voor je brief. Je hebt gelijk: werken om wapens te hebben! Philosofie, sociologie, geschiedenis, allemaal uitstekend. En tant pis voor dien verleugenden professor. 1. Wat je van De Sm. Mens zegt is misschien onvermijdelijk. Wàt moet ik je geven? welk houvast? Ter Braak en ik zoeken zelf, brengen alleen verslag uit, zoo eerlijk mogelijk, van wat wij vinden, maar ook van wat ons ontvalt. Mijn ‘ideaal’, zoals jij dat wilt, bestaat niet. Het blijft de vraag of men zoo'n ideaal ooit vindt, maar zeker niet zoomaar ineens. Gide vond tegen zijn 64e jaar - en misschien daaròm alleen - het communisme. Geef ons nog een paar jaren om ieder in onze lijn ook nog wat te vinden. Nietzsche zegt ergens dat men ‘met 30 jaar’ op geestelijk gebied een kind is, een beginneling: Ter Braak en ik zijn dus 3 en 5 jaar oud. Maar wij leven misschien snel, in dezen grootschen tijd. Als jou de tijd gelaten wordt, verzamel dan wapens, werk aan jezelf, in alle bescheidenheid (wat geen élans hoeft uit te sluiten) tot je 30e minstens. Met alles wat je geleerd hebt kan je wat doen, als je tot degenen behoort die dat in zich hebben, en als het moment daar is. Het is ook onzin om te denken dat de levenswijsheid voor jou van T. Br. of mij komen moet; vergeet nièt: wij zitten met 100 dingen vast aan het verleden, terwijl jij wschl. in alle oprechtheid, zonder verraad en zonder moeite, daartegenover vrij zult zijn. Je kunt niet ontsnappen aan je eigen tijd; en jouw tijd is de mijne niet; het zou een leugen zijn dat te denken. Maar wat je van de massa zegt is... hoovaardig. Precies zoals ik er trouwens over dacht, d.w.z. met de geestelijke superioriteit van menschen die aan de omstandigheden te danken hebben dat zij zoo kunnen voelen en denken. Je pleidooi voor het aristocratische, het eenig-aristocratische dat telt, dus van ‘gemoed en geest’, is natuurlijk iederen intellectueel uit het hart gegrepen. En tòch is een marxistische {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} kijk, d.w.z. een ontkenning van den mensch die los van de omstandigheden zou kunnen bestaan ontegensprekelijk juist. Geef je even de moeite om al je literaire meesters 3 dagen op zij te zetten en dit boekje te lezen, van Ernst Erich Noth (een uitgeweken Duitscher van ± 28 jaar): La Tragédie de la Jeunesse Allemande. (In het Duitsch bestaat het niet, d.w.z. is het niet kunnen verschijnen, deze vertaling kwam uit bij Grasset.) Dit boek is 1o. ideologisch de helderste uiteenzetting die ik las over den toestand in Duitschland, 2o. in zeker opzicht de tegenpool van Ortega y Gasset; d.w.z. dat de ‘horde’ er toegelicht en rustig verklaard wordt, inpl. van met liberale journalistiek-getinte filosofie weggebekt. En stel je dan deze vraag: wat zou jij nu kunnen voelen of denken als je inpl. van in Holland te wonen een Duitsche jongen geweest was. - Deze E.E. Noth is zeer intellectueel en verraadt de intellectueelen allerminst. Maar hij heeft aan den lijve gevoeld wat, ook voor een intellectueel, die ‘eenvoudige problemen van eten en huisvesting’ beteekenen. Wij zullen het misschien ook allemaal hevig ondervinden. Ik laat het hierbij, want het gaat den kant uit van de preek. Lees Noth en schrijf me precies wat je daarvan vindt. Hartelijke groeten, en het beste toegewenscht met de studie, met het exposé en met je Soul Image 2.. door je EdP. Ik schrijf alles in haast tegenwoordig, ook dit. P.S. - Dat Ducroo je de oplossing zou brengen geloof ik niet, want Ducroo is ideologisch minder ‘ver’ dan De Sm. Mens. 2280 (695). Aan M. ter Braak: Parijs, 7 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2281. Aan J. Gans: Parijs, 7 november 1934 Parijs, Woensdagmiddag. (Vanmorgen stuurde ik je een mooie vrouw op briefkaart.) 1. Beste Gans, Ik las met groot plezier je betoog, en ik geloof dat je revolutionair {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} gesproken van a tot z gelijk hebt. Vooral die opmerking over mooi weer spelen terwijl het weer slecht is, is overtuigend. Maar met deze politieke problemen is het altijd hetzelfde: alleen de historie zal uitmaken wie werkelijk gelijk had. Dat ik Stalin niet verdedig of anders zie dan altijd geloof je zeker wel. Maar wat er voor de kunst bereikt kan worden, als het weer ooit werkelijk goed wordt, dat interesseert mij opeens buitengewoon. En daarin is een mogelijkheid tot vrije ontwikkeling van het individu (‘van een elk’ volgens Marx) zooveel belangrijker en reëeler, dan de richtingen van Prolet-kult 2., Vapp 3. en andere uit-de-grond-stampe-rij van stootbrigadeliteratuur. Om het kort te zeggen: buiten alle revolutie, politiek en klassenvraagstukken om word ik hier geboeid door het recht dat de intelligentie weer schijnt te krijgen boven de imbeciliteit, zelfs de meest overtuigde en georganiseerde. Maar je hebt gelijk als je zegt dat dit alles gepaard gaat met bedenkelijke anti-revolutionaire tendenzen. Wat mij interesseert is: het voorsmaakje (al is het dan ten onrechte) dat men nu krijgt van de cultuur van een werkelijk vrij proletariaat. Overigens zal je over dit alles 10 × betere aanteekeningen in Januari-Forum ‘aantreffen’. Misschien treffen wij er zelfs samen? 4. Ik stuur je gelijk hiermee De Sm.Mens + een ex. dat ik dubbel had van Dr. Dumay. Dit laatste boek zal je misschien niet interesseeren, zijnde te veel gewone holl. roman; toch is het boeiend en zeer vlot geschreven. Laat zeggen: bijwijze van ontspanningslectuur, en voor den lezer die Ter Braak's essays ook kent. Het antwoord van Joost Mendes 5. is idioot. Zet er gerust alle opmerkingen bij die je wilt. Bep laat je hartelijk groeten, zeggen dat ze je brief ook met veel {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} instemming en plezier gelezen heeft en dat je er bepaald een stuk van moet gebruiken voor je Forum-artikel. Juist in deze directe toon zit veel kracht. Ik stuur je den brief dus terug. Misschien kan je ook stukken gebruiken uit je ‘rapport’ over de Jordaan-episode, dat uitstekend was. Over de fascistische pers kan je ook schrijven, stuur dat stuk maar; dat is allicht weer fl.15. -Maar van opsturen van wat je van Forum krijgt, willen wij hier niets hooren! Overigens: met stukjes voor de N.R.C. verdien je makkelijker, dat is een dubbeltje per regel, dus fl.15. voor 150 regels. Dat betaalt Het Vad. niet. Ter Braak vond je zeer opgewekt, 6. maar verlangt erg naar je artikel. Tot zoover. Ik ga weer wat werken. Ik ben toch nog niet de oude en vooral de nachten blijven voor ¾ slapeloos. Maar misschien kan mijn constitutie zich wennen aan 5 à 6 uur slaap inplaats van 8. Hartelijke groeten van ons beiden en hoû je taai. Je EdP. Laat jij De Kom die passage over zijn boek zien? 7. Ik heb helaas geen ex. meer voor hem, want de heer Q. brengt mij nu ieder ex. in rekening! 2282 (696). Aan M. ter Braak: Parijs, 8 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2283. Aan J. Gans: Parijs, 8 november 1934 Parijs, 8 Nov. Beste Gans, Hier heb je nu het gedonder in de glazen! Wil je me omgaand 1 of 2 besprekingen zenden: vóór ze bij V. Vr. terug zijn duurt het dan nòg een week. Ik hoor van Ter Br. 1. dat je stuk voor Forum klaar is en heel lang is; maar in ieder geval, typ me die stukjes (desnoods kort), omdat anders ook deze manier van geldverdienen bij de N.R.C. ‘gecompromitteerd’ raakt. {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} Kan je me De Nieuwe Weg bezorgen met een stuk erin over het oorlogsgevaar en de 3e internationale, dat jou toegeschreven wordt. 2. Stuur me in ieder geval de stukken die jij schrijft; en wil je de D.G.W.'s etc., waarin stukken over boeken van de N.R.F. (Goriély, Primo Garnera, Dabit? etc.) 3. opzenden aan: M. Louis Chevasson, Nouvelle Revue Française, 5 rue Sébastien Bottin, Paris 7e. Dit is nl. een soort justificatie voor jou en voor mij om daar andere boeken te krijgen. Je kunt dan tegelijk aan Chevasson schrijven (die een vriend van mij is) als er boeken zijn die je ter bespreking wenscht. Hart. groeten van je EdP. In haast. Wij wachten hier met spanning op wat er vandaag gebeuren zal, of niet gebeuren. (Het stuk over Jacquemont 4. heb ik nu meteen geschreven en verzonden. Volg dit edele voorbeeld, for God's sake!) Peysson, Une Femme, heb ik nu maar laten afschrijven. 2284. Aan J. Greshoff: Parijs, 8 november 1934 Parijs, 8 November. Beste Jan, In afwachting van de revolutie of wat anders - iedereen hier zit te wachten met het hart dat klopt van rikketikketik - kom ik je vragen of je al mijn naakte bedoeïenenjuffrouwen 1. ontvangen hebt, met de missives die ik, hoewel op andere wijze dan Valmont, 2. op hun ruggen schreef. Anders moet ik alles overbeginnen. Het zou kunnen zijn dat de post in Brussel door Dr. Wibaud 3. is beïnvloed... {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe gaat het je verder? Ik schrijf morgen aan J.v.N. voor het halve-eeuw-feest. Hoe gaat het hem? Menno schreef voor Het Vaderland (en deszelfs publiek, een voortreffelijke karakteristiek van De Smalle Mensch. 4. Véél beter dan dat stuk over jouw gedichten 5.; zijn stuk over Porta Nigra 6. daarentegen viel mij mee. Ik heb je o.a. geschreven dat Giono op goed papier bij de N.R.F. uitverkocht is. Maar ik kan het wel elders krijgen, denk ik, hoewel het dan wat duurder worden zal. Moet ik ernaar zoeken? Kan je mij een present-ex. bezorgen van Tsjip? * Ik vind het verreweg het minste boek van Elsschot, maar wil het toch bij de rest hebben. En kan je mij zijn portret niet bezorgen? Arthur zond me zijn Domme Jongen 7. Zoo bij elkaar vallen die vertellingen weer erg mee, door den toon van het geheel. Bovendien waren de verhalen die in Gr.Ned. stonden zeker de beste niet; althans dit lijkt mij zoo... Ik wil probeeren voor Januari een verhaal voor Gr. Ned. te maken, aangezien Ducroo blijkbaar niet je ware is. Maar over een kleine week, neen 5 dagen, begint mijn perzische cursus. (Als God of kolonel La Roque niet anders verordonneert.) Ik sprak, bij Gino, Ernst Erich Noth, van zichzelf Krantz, een jongen die van moord beschuldigd is geworden in Berlijn, 5 jaar geleden, in een van die typische Duitsche Jugendtragedies. Hij werd vrijgesproken en moet inderdaad onschuldig zijn; hij ziet er althans ‘snoezig’ uit, en is werkelijk heel sympathiek: 25 jaar nu, en schrijver van het boek dat ik je aanraadde en van een roman die goed schijnt te zijn en die De Mietenkazerne 8. heet (in het Duitsch dan)! Malraux {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} werkt heel hard aan een korte roman, of lang verhaal 9.; niet dat over Perzië, maar het schijnt heel goed te worden. Hij is nu weer heelemaal de oude, in de huiselijke kring; ik sprak onlangs geanimeerd en toch heel gezellig met hem, en voor de helft tegen hem, wat hij met veel humor opnam. Verder weinig nieuws. Slau is weggeraakt in Spanje, moet ik aannemen. Laat dus hooren over jou. Hierbij een prachtkaart van Henny aus Berlin. Amuseer je ermee, bestel ijlings een ‘Zusammenstellung’ van 43 × 55 c.M. grootte, stuur de kaart door naar Menno, opdat hij zich ook amuseere, maar verzoek hem mij die terug te zenden. Doen - want mijn brief over de ‘organisatie’, 10. dien ik je vroeg door te zenden heb je blijkbaar torcheculatief gegaspilleerd. Je schijnt te denken dat ik ook nu zulke dingen best 2 × schrijven kan. Terwijl ik slapeloos mijn nachten doorbreng vanwege de dagelijksche inktbaden die ik neem. Antwoord op mijn vragen en geloof me steeds je E. 2285. Aan J. van Nijlen: Parijs, 8 november 1934 Parijs, 8 November ('s avonds). Beste Jan, Ik maak mij dan ook maar op om je geluk te wenschen met je verjaardag. 1. Je hebt nu den leeftijd die Stendhal had toen hij aan Henri Brulard begon; en ik ben een paar dagen geleden voluit 35 geworden. Je zult wel vinden dat ik piepjong ben, bij een zoo oud man als jij vergeleken. Maar misschien is het niet eens waar; dan voor enkele physieke dingen, en dan nog... Als je dezen laatsten tijd niet die vervelende dingen had gehad, zouden de gelukwenschen toch in menig opzicht redelijk zijn geweest; nu zijn ze het, hoop ik, nog. Maak er één prettige dag van, tusschen de menschen van wie je houdt, en denk dan bv. aan Hitler-Duitschland. (Terwijl je dit leest, gebeurt hier misschien ook van allerlei, want men is erg bang voor een revolutie, sinds het kabinet aftrad.) 2. {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik zou voor je verjaardag graag in Brussel zijn gekomen - als er tenminste niet officieel gebanket wordt! Jan zal me wel schrijven nu wat er allemaal gebeurd is. Het zou mij persoonlijk oprecht plezier doen als ik niet alleen over den dag zelf, maar over je heele verdere toestand, goede berichten kreeg; jij bent een van die menschen wier aanwezigheid mij altijd troosten over allerlei onzuivers in het leven. Ik ben dus egoïstisch als ik eindig met toch terug te komen op de gebruikelijke formules van ‘ik hoop dat je nog vele jaren...’ Komt Elsschot je omhelzen op de manieren die hij in Tsjip heeft opgebiecht en die een integreerend deel schijnen uit te maken van zijn huiselijk dramatisch leven? Ik wou dat ik je een paar moppen kon vertellen om mijn felicitatiebrief waardig af te ronden. Maar hier is er één: de literaire delegatie van de Kirghiezen, te Moskou, sprak aldus: ‘Wij komen u enkel vragen om nog een huis voor ons te bouwen. Volgens het literaire programma dat ons door u werd gezonden, hebben wij niets meer bezongen dan wat het Vijfjarenplan ons gebracht heeft. Het heeft ons 1 huis gebracht, waarmee wij zeer verrukt zijn. Maar nu onze dichters sinds 3½ jaar niets dan dit ééne huis hebben bezongen, meenen wij u te mogen vragen ons nog 1 huis te geven.’ De toepasselijke vergelijking zou eischen dat ik nu nogmaals 50 jaren voor Jan van Nijlen vroeg om ons nog eens zooveel zangen te geven als zijn lier het deed in zijn eerste 50 levensjaren; maar het zou een vermoeiende taak kunnen zijn, voor jou en voor ons, niet vanwege de zangen maar vanwege het leven. Ik laat het hier dus bij, met veel hartelijks ook voor Griet, Sophie en Charles, en een ferme hand voor jou - een plaats openlatend nog voor de pen van mijn vrouw Bep, opdat zij zich niet alleen per procuratie ‘bij mij aansluite’... Je E. P.S. - Slauerhoff zou hier sinds gisteravond zijn aangekomen, maar noch telegram noch brief verklaren zijn uitblijven, zoodat wij beginnen te gelooven dat hij door de troepen van Gil Robles is ontvoerd. 3. Of zou hij het volgend verzet voorbereiden? {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} Beste Jan, Ik voel me zelden zoo gedrongen om niet ‘per procuratie’ mijn eigen gelukwenschen bij die van Eddy te voegen, in dit geval dus bij zijn lithanie der leeftijden, die zoowaar nog bijna als een officieele feestrede eindigt. Onze gelukwenschen zijn natuurlijk in de eerste plaats wenschen voor beterschap; we hebben met erg veel blijdschap van Greshoff gehoord dat die al in vervulling beginnen te gaan. Ik druk je dus ook schriftelijk van harte de hand, het betreurende dat het niet een beetje materieeler kan. Geef mijn beste groeten aan Griet en de ‘kinderen’ (want ik, om weer met de lithanie der leeftijden te eindigen, hoor evenals Eddy bij de bejaarden). Bep. 2286 (698). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 9 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2287. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 9 november 1934 Parijs, 9 November. Beste Joannes, Veel dank voor je bespreking, 1. die mij ondanks het gezelschap veel plezier deed, en zelfs om het gezelschap, gegeven jouw goede bedoeling, die voor mij het eenige is wat uit deze koppeling overblijft. Bovendien is het als artikel zoo ook heel aardig geworden. En boven alles stel ik (egoïst genoeg overigens) in dit geval de onpartijdigheid juist, waarover je je tegenover mij verdedigt; die ik in wezen, d.w.z. in de diepte totaal met je meevoel, en die hier althans gemaakt heeft dat je stuk van alle kleingeestigheid vrij bleef. Ik ben werkelijk zeer kwetsbaar voor dit soort chic. Maar gegeven de partijkiezerij die nu intusschen onvermijdelijk lijkt, heb je toch gelijk: in laatste instantie zou ik het communisme moeten kiezen. We zullen zien. Ik zou het nl. willen doen zonder botheid, ‘met Marx’ zoonoodig, maar niet als ‘marxist’. (‘Ik, die geen marxist ben’, zooals Marx eens schreef...) 2. Maar ik heb andere plan- {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} nen, die ik misschien ook wel ten uitvoer breng, als ze binnen de 2½ jaar niet op een van de vele mogelijke manieren verpletterd worden. Daarover later eens, als ze ook wat rijper zijn. Curieus verder dat jij (met Huizinga) gelooft dat Ter Braak (en ik) ‘nooit zullen weten dat ons vernuft’, enz. 3. Ik vond die bewering zoo gratis en klakkeloos, dat ik het al lezend vergat. Ongeveer zooals Jany meteen vergeten zou als iemand hem zei dat hij nooit weten zal hoeveel hij dankt aan andere poëzie (sous-entendu Rossetti en Yeats). Voor zoover ik mij herinner heeft T.B. ook op dit punt voortreffelijk geantwoord. De superioriteit van Huizinga hierin is die van iemand die op bittere toon met een ‘vérité première’ komt aandragen, terwijl het gesprek dialectisch zich op een ander gebied afspeelt; afgescheiden daarvan veracht ik de specialistenwijsheid * waarop hij zich beroept. Je zegt: ‘jullie’, maar ik heb met deze polemiek toch werkelijk niets te maken? Als ik met H. had moeten polemiseeren had ik mijn kracht ook gezocht in den toon (die reden is waarom hij het ‘gewonnen’ heeft voor jou, terwijl Bep bv. het gevoel had dat hij afdoend op het potje was gezet); T. Br. heeft zich vergenoegd met dialectisch en qua intelligentie superieur te zijn. De bittere verontwaardiging van Huizinga's ‘Wij armen’, laatste regel {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} (apart), heeft hem zeker voor 50% in jouw oogen tot winnaar gemaakt; ik zou dat begrepen hebben en ook wat van deze effecten in mijn tegenbetoog hebben gedaan. Maar de heele historie is niet veel waard; dat H. ongelijk heeft is bewijsbaar: anders was de taal verarmd na Maerlant, en Vondel zou zich al niet hebben kunnen bedienen van een spelling die toen even onzeker als nieuw was. Ik geef de menschen volkomen gelijk die teksten willen lezen in de spelling waarin zij geschreven werden (en heb daarom óók het land aan gemoderniseerde Vondels en Bredero's), maar dat een nieuw taalbeeld de volle kracht kan - en haast moèt - uitmaken van een auteur die zich daaraan gewend heeft, is iets zoo evidents, dat een tegenbetoog iemand voor mij meteen rangschikt onder de reactionaire frikkenzielen, hoe superieur verder dan ook. Hoe kàn je er anders tegenover staan? Het amusantste is bovendien dat èn Maerlant èn Bredero een heeleboel woorden schreven met de eenzame e's en o's van de spelling Kollewijn (gematigd toegepast door Marchant). En dat hun taal er alleen steviger, sappiger, zelfs ‘vaderlandscher’ door werd. - De enkele keeren dat het er iets op aankomt wat je alleenzaligmakend zou willen verklaren op dit gebied, lijken mij gevallen als ‘kinderlik’ en ‘kinderlijk’. * Ik ben benieuwd naar Tuin van Eros en zie er verlangend naar uit, ondanks het opgeven van dat kwatrijn dan, waarvan ik de plotseling verhulde ‘schenkel’ inderdaad ook niet betreur, maar wèl eenigszins die ‘wild geurende schoot’. 4. - Mocht je de een of andere Ambrosia hebben die nog graag een luxe-ex. wil hebben, dan weet je dat ik er nog een voor je heb. In afwachting van het teeken gaat dit ex. in de boekerij van Bep. Ben je gesteld op een ex. van mijn Malraux-vertaling? Zoo ja, schrijf dan omgaand een briefkaart. Ik heb maar weinig exx. en zend daarom alleen aan menschen die er echt op gesteld zijn, maar als dat bij jou het geval is, krijg jij er met plezier een. Slauerhoff is op het oogenblik hier en neemt mij nogal in beslag; ik laat het hier dus bij. Doe Jany mijn hartelijke groeten als je hem {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} dezer dagen ontmoet en zeg hem dat ik zijn opmerkingen afwacht, zoowel over smalle mensch als over menschelijk tekort. Met hartelijke groeten, steeds je EduP. Ik las met sterke weerklank het zeer mooie sonnet van Wijdeveld 5. dat op de gezonden blaadjes meekwam: ‘aan iemand die vond dat ik in mijn gedichten te veel de vragende vorm gebruikte’. (Om dezelfde redenen overigens waarom ik altijd lust heb Van Duinkerken tegen te spreken als hij alle vragen schijnt te hebben weggeslikt!) 2288. Aan R.A.J. van Lier: Parijs, 9 november 1934 Parijs, 9 Nov. '34. Beste Rudie, Gelijk hiermee zend ik je een ex. van mijn vertaling van Malraux. Maar je moet het verdienen. Wil je het aandachtig lezen en mij de drukfouten signaleeren die erin staan? Verder ook andere opmerkingen, als je die hebt (als over den titel laatst). 1. Ik sla het boek nl. open en zie meteen 2 × ‘polite’ staan voor ‘politie’ (op blz. 127). Het is onmogelijk dat ik dat zou hebben laten staan, zulke fouten worden soms achteraf gemaakt, omdat ze met dit machinezetsel telkens de heele regel moeten overzetten. Dan op blz. 14, regel 6 van boven: ‘meer levend’ inpl. van ‘weer levend’ (het kan zijn dat dit mij ontsnapt is). Maar ik heb geen moed meer om alles nogmaals over te lezen; dit boek is totaal dood voor mij geworden sinds ik het 3 × nakeek. Je zou me dus een groote dienst bewijzen als je me alle ongerechtigheden wou signaleeren die je vinden kunt. Kijk dus ook alles na wat je bij lezing stoort. 2. Haast is er niet bij. Bij voorbaat dank. Hart. groeten van je EdP. Lees liever bij kleine scheutjes, in dit verband, omdat je je anders door ‘den 'stroom’ laat afleiden. {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} In ieder boek staan drukfouten, zegt men, maar de W.B. heeft een reputatie van overdrijven. In het boek over Het Ik en de Psychologie der Massa van Freud (dat ik je ook sterk aanraad te lezen, in verband met wat je me laatst schreef) wemelt het gewoon; maar de grofste drukfouten zijn nu juist meestal de ergste niet. Ik wacht vol vertrouwen, en zonder verder onderzoek, op je rapport! 2289 (699). Aan M. ter Braak: Parijs, 10 november 1934aant. [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2290. Aan J. Gans: Parijs, 10 november 1934 Parijs, 10 Nov. Beste Gans, Dank voor je uitvoerig schrijven; ik ben natuurlijk ook zeer benieuwd naar je 23 blzn. ms. voor Forum: en toch geloof ik nu dat je heele probleem draait om dit idee: de revolutionair moet een oppositiefiguur, een révolté, een opstandige zijn. Vandaar je telkens terugkomen op Rimbaud als ‘révolutionnaire par naissance’. Ik geloof dat je alleen in den kern, of nog beter in de oorsprong, gelijk hebt, maar dat tenslotte een revolutionair toch op iets anders neerkomt. Hij is niet alleen iemand die het bestaande niet wil, en die misschien wel niets wil (omdat hij, als Rimbaud, een ‘mysticus’ à rebours is die eig. alles verwerpt uit naam van een beter iets dat niet bestaat of niet bestaan kan: ‘God' of zelfs niet 'God’), maar die iets anders wil. En dan hier op aarde, anders werd hij beter christen en hield het op een andere wereld na den dood. Het oppositie-element in een Rimbaud en een Trotsky komt wellicht neer op vrijwel hetzelfde, maar de redenen waarom, het ‘wat dan wèl?’ zeker niet. En hier wordt de eene practisch en rationeel (marxistisch) revolutionair, terwijl de andere toch ‘vlucht’, in zichzelf, zijn poëzie, of naar Harrar. 1. Bij Rimbaud moet alles mislukken, van zichzelf uit; de vraag is verder alleen nog maar waarmee hij zich zoet houdt (want men kan niet eens zeggen dat hij zich troost, men kan zelfs zeggen dat hij zijn poëtische genialiteit als troost verachtte en verwierp). Bij Trotsky is er, {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} het heele leven door, een doel: de revolutie, d.w.z. het ‘andere’, dat wat hij wèl wil. Of dit nu is: het administreeren van het eigen land (à la Stalin) of de révolution permanente die hij zelf predikt, is inderdaad nogmaals een belangrijk verschil, maar hier wordt het al meer een ‘kwestie van oriëntatie’ 2. 2291. Aan A. Roland Holst: Parijs, 10 november 1934 Parijs, Zondag 10 Nov. Beste Jany, Dank voor je lange brief. Het is gek, maar ik voel veel meer voor ‘de geest’ in jouw zin dan je denkt. Alleen: het probleem nu is toch maar: waar partij kiezen? en dit partijkiezen gaat met de meest reëele daden gepaard. Dat ik geen conceptie geef die tot een systeem wordt is maar goed ook; 1o. ben ik geen vakphilosoof, 2o. vind ik systemen altijd zoo bitter onbevredigend, vandaar ook dat Keyserling 1. me niets gegeven heeft, after all. Jou wel? dat zou me nog het meest verwonderen... Maar er is tusschen jou en mij vooral een verschil in woorden, in het gebruik van het woord ‘geest’. Dat jij een zee ziet en erkent, behalve golven, eb en vloed, is voor mij vreemd; voor mij wordt de zee uit golven, eb en vloed, en voor jou is er dus eerst een zee? Bij de vergelijking met een bosch wordt wat ik bedoel veel duidelijker; er is tenslotte inderdaad een bosch - een bosch dat je zien kunt ondanks de boom en, maar het is toch geworden uit de boom en. Bij jou wordt ‘geest’ iets als ‘God’ - à la Hegel. * Ik ben in dit opzicht inderdaad van nature meer materialistisch. Wat niet wegneemt dat je toch gelijk hebt waar je me niet tot degenen rekent die het tenslotte aanleggen op een einddoel hier op aarde; dat ik mèt jou geloof aan de variaties van het leven, behalve waar ik gedwongen word partij {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} te kiezen. Gedwongen door mijn ‘temperament’, door een bepaald eigen beleven, of, zoals nu misschien, door uiterlijke omstandigheden. Je hebt bezwaar tegen 2 argumenten van mij, als beneden mijn stand. Maar het eerste, dat van ‘ploertendooders en concentratiekampen’ is een realiteit waartegen geen enkele verantwoording door den geest mij beschermen kan; ik verfoei met alle kracht van mijn geest een geest die ons gebracht moet worden door de methodes van Hitler-Duitschland en die dan nog gebaseerd is op het menschonteerende gebazel van Mein Kampf. Daar is een ‘waardigheid van den geest’ die dit weigert, ook als het onvermijdelijk blijkt. Als je een partijtje rotzakken die alle smeerlapperij hebben van Duitsche burgers, slagers, gangsters, politici (in de rotste beteekenis van het woord), pederasten, en pruisische uniform-idioten moet aanvaarden als de voormannen van een komenden geest, dan 100 × neen, ook als de dood erop volgt. Dus zal het einde voor mij wel zijn dat ik communist word... in jouw geest! Tweede argument: ‘tramverkeer’ etc. is niet een argument van mij, maar een omgedraaid argument van de menschen die alles economisch verklaren willen en er telkens weer op neerkomen dat alles goed wordt, als daarvoor gezorgd is. Dit is zeker meer waar dan wij vroeger dachten. Maar het is ook onwaar, om wat ons beiden lief is, jou èn mij. Nu is dit alles ook oppervlakkig en te kort, maar je hebt gelijk: wij zouden erover moeten praten. Ik ben bovendien moe van allerlei schrijverij. Op één ding komt het neer: dat ik, evenals jij, grif iets anders erken qua ‘geest’ dan ‘intelligentie’ alleen, dat ik, evenals jij, ‘groote geesten’ kan zien in menschen die niet in de eerste plaats intelligent zijn. Maar: 1o. gaan de twee heel vaak samen, omdat de intelligentie dan toch onschatbare diensten bewijzen kan aan de ‘ziel’, 2o. is het spraakgebruik waarop jij je beroept (zelfs de oude taal) erg elastisch, zoodat men met pedantisme moet gaan uitknobelen wat men in een bepaald verband verstaan wil onder ‘geest’. Er is inderdaad: ‘den geest krijgen’, maar ook ‘den geest geven’; er is ‘zondigen in den geest’, maar ook ‘tegenwoordigheid van geest’, een ‘vriend in den geest’ en ‘een man van geest’ - dus ‘geest’ tegenovergesteld aan ‘stof’, ongeveer gelijk aan ‘ziel’ (zooals jij het toch vooral neemt) en ‘geest’ tegenovergesteld aan 'hart' of'gemoed' of'gevoel', dus in den zin van ‘verstand’, waarbij de intelligentie al een veel grooter rol speelt. En bovendien, wat de geest als ziel zonder intelligentie zou {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} vermogen te doen is mij toch ook een beetje een raadsel. Menschen met veel ziel verspreiden sterk hun sfeer, maar ik ben bang dat het vaak toch ook op theater neerkomt(als bij zoovele oostersche denkers etc.) als de intelligentie deze ‘grootheid van geest’ bepaald niet meer verantwoorden kan. (Hier zeg jij natuurlijk: - Ik bedoel Blake en niet Inayath Khan (?) 2. - of hoe heette die heer ook weer?) Dat je mij niet geheel opgeeft in deze ernstige kwestie komt er dus op neer dat je mij niet alleen intelligentie toekent van een zeker gehalte, maar ook wel ziel - en by Jove, zou ik met eenige aanstellerij willen zeggen, I think I can agree with you even in that! Maar alle grapjes op een stokje: ik ben zeer blij met je brief en geloof heusch dat we minder ver van elkaar afstaan dan jij denkt, en dan jij en Menno bv. van elkaar afstaan. Verder komt het mij voor dat je òf in Roermond zit òf er net geweest bent, en dit maakt mij bang over een mogelijke verbroedering van jou met Joep Nicolas 3. in den geest; of is het om juist alles behalve dat? Wat Eric de Hauleville 4. betreft, ik zal hem graag ontmoeten en wacht dus een briefje van hem af als hij weer eens hier is. Over zijn boek zal ik zelf met plezier een stuk schrijven in de N.R.C., maar laat hij dan niet te lang wachten met het mij te zenden. 5. Je grapje over Cohen en den bandontwerper van de W.B. 6. heeft Slau, die net hier is, en Bep en mij, zeer vermaakt. Ik laat het hier nu bij, in de hoop je in den loop van den winter toch te zien, als Parijs dan nog bestaat. Hieronder, buiten den brief om, een lijstje van blzn. uit De Sm. M. die niet in Forum * gestaan hebben en die je dus misschien nog eens lezen wilt. Hartelijke groeten, ook van Bep; een hand van je E. Blz. 49-52. Nabetrachting over het Ik. Laatste blzij van het Detective-verhaal, blz. 79. Blz. 142-145, over een opvoering van Hamlet gezien door een {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} Franschman die geen engelsch verstond (zéér amusant, het citaat daar) en over den Hamlet die Stendhal uitdacht toen hij 19 was! Blz. 151-153. Toevoeging over dichters, waarin jij ook weer compareert. Laatste blzij van ‘De Planken’, waarin ik duidelijk gezegd heb wat ik bedoel: blz. 204. De Kalender en de Notaris (compleet hfdst.): 215-221. Laatste blzij bij Nietzsche-Tielrooy, blz. 233. Het heele slot van Jan Lubbes: blz. 252-258. Je ziet: een hoop inedita nog, behalve dat laatste ‘gesprek’, waarvan iedereen weten wil wie de ‘hij’ is en vraagt: Is het Jany of Jacques? 2292 (701). Aan M. ter Braak: Parijs, 11 en 12 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2293. Aan J. Greshoff: Parijs, 11 en 14 november 1934 Parijs, 11 Nov. Beste Jan, Dank voor je brief. Ik schrijf niet veel, omdat ik bezig ben met mijn aant., die me niet meevallen. * Ik ben moe en sliep vannacht eerst om 6 uur in! - tot 10, dus 4 uur slaap. Mijn hoofd houdt het niet, op deze manier. Slau is hier, maar ook dat uitgaan en praten met hem, het zien van andere menschen en zoo vermoeit mij. En 13 Nov., dus Dinsdag a.s. begint mijn Perzische cursus. Ik weet heelemaal niet hoè moeilijk dat zal zijn en hoezeer het mij in beslag zal nemen. Aan Ducroo kom ik niet meer toe, en dat moèt toch gauw weer. De berichten deden mij goed; je bent nu tenminste weer wat uit de onzekerheid, al blijft het rotzooi, goedbeschouwd. Het idee van Boucher (essays van Menno) 1. is prachtig. Dan moet het ook een complete essaybundel worden, tot op heden, of 1935. Gans is een zéér geschikt iemand, veel aardiger en ‘onbevangener’ dan Last. Zijn panopt. tegen de W.B. 2. is wat te lang (de helft was vol- {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} doende geweest), maar ceci dit, kan ik alleen getuigen dat ik tot in ieder onderdeel met hem accoord ga. Ik vind die rijmpjes abominabel (maakt Endt die of het jongste zoontje van Van Suchtelen?) en de heele toon is er één van handelsprollen die hun klanten diep verachten. Ik verfoei dit slag en verwonder mij erover dat jij telkens weer met zachtheid ertegenaan kijkt, of uit naam van het métier vindt dat het zoo moet. * Een behoorlijk uitgevershuis zou zich schamen voor zooveel banaals en vulgairs als de W.B. ieder jaar weer voor ‘het publiek’ van zich afgeeft. Als uitgevers niet weten met welke ‘menschelijke waardigheid’ auteurs behandeld moeten worden - al is het dan ook koopwaar! - wie dan wel? En in ieder geval gun ik ze af en toe zoo'n sermoen van harte, Menno is het hierin trouwens ook geheel met Gans eens. Arme Varangot! ik hoop dat je hem daarna weer wat beklopt en gestreeld hebt. Maar de Groote Alcoofheld is hij m.i. niet. Maar hoeft dat? Ingesloten een brief van Jany die je amuseeren en stichten zal. Ik zal Gans (die in Den Haag zit) schrijven over De Groene. Hij kan zooiets best gebruiken, dat is zeker. Het is ongehoord dat je bundel 3. zoo goed gegaan is. Maar kàn je een goedkoopere druk uitgeven van al deze verzen, zonder te vervallen in krantenpapier? Wie en wat is Campendonck? 4. Ik weet van niets! Dank bij voorbaat voor Tsjip. {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik verwacht met vreugde je komst in Parijs. Blijf je een paar dagen of moet je direct weer weg? De rest houd ik aan tot ik verslag heb over Jan van Nijlen's jubileum. * * * 14 Nov. Van J.v.N. zelf hoorde ik nu dat het erg gezellig was, dat Jacques er ook was en zich heel geestig heeft betoond Bravo. - Mijn perzische cursus is begonnen. Boeiend, maar ongehoord moeilijk, d.w.z. het perzisch zelf valt erg mee, maar het arabische schrift is een soort stenografiesysteem om tureluursch van te worden. En nu, des deux l'une: òf ik ga er mee door òf ik merk dat het te tijdroovend wordt en doe er 14 dagen aan voor de juiste smaak, om dan ± een maand nr St. Brieuc te gaan en daar Ducroo af te schrijven. Ik doe dan ook niets anders; het perzisch hervat ik dan in Januari, als ik weer hier terug ben. Anders gaat Ducroo naar de ratten. Dit in haast. Ik schrijf nu niets meer tot ik hoor dat je hier komt. God helpe mij, ik kan niet anders. Je E Wil je me attent maken op fouten etc. in mijn Malraux-vertaling en me je indruk zeggen? Ik ben er blind op gekeken. Brief van Jany graag terug. 2294. Aan A.C. Willink: Parijs, 12 november 1934 Parijs, 12 Nov. Beste Carel, Hierbij toch het stuk van Engelman 1. terug. De kritiek is je goed gezind; ik las ook elders een lang niet onaardige bespreking van je werk, maar je hebt (voor dezen tijd zeker!) gelijk: wat helpt je dit alles als het je niet in staat stelt ongeveer menschwaardig te bestaan? Misschien heb je gelijk dat het nu de tijd niet is voor exposities hier. De holl. schilders die hier wonen en exposeeren zooals het uit- {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} komt, klagen steen en been, fransche schilders komen ook van honger om. Een ‘revolutie van rechts’ wordt nog altijd verwacht - hoewel het voorloopig kalm is. De politiek zal ons allen, arme kunstenaars, dwingen ons met ‘serieuze’ zaken als voedingskwesties en staatsburgerschap bezig te houden. Ik spreek hier soms ook duitsche kunstenaars, die heelemaal aan het crepeeren toe zijn. Ik hoop dat Wilma plezier beleeft aan de vertaling, waarin ik Malraux' stijl (die vaak heel eigenaardig is) naar beste kunnen heb gehandhaafd. Ik wacht overigens af wat de beroepsvitters van het Premsela-soort over dit boek zullen verkondigen, in de speciale blaadjes die daarvoor bestaan. 2. Morgen begint mijn ‘school’, ik laat het hier dus bij. Als je naar Den Haag gaat - wschl. een heel goed idee, als je het klaarspelen kan - hoor ik het zeker. Hartelijke groeten van je E Ik heb mijn belangstelling voor drukfouten nog niet verloren; als je er dus ziet in mijn vertaling, signaleer me die dan. De W.B. is voor verregaande slordigheid op dit gebied maar al te vermaard... 2295 (703). Aan M. ter Braak: Parijs, 13 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2296 (704). Aan M. ter Braak: Parijs, 13 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2297 (705). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 14 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2298. Aan uitgeverij Em. Querido: Parijs, 14 november 1934 Parijs, 14 November. Zeer geachte heer Querido, Ik ben begonnen met perzisch te leeren, maar merk dat dit zoo {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} tijdroovend zou zijn, dat Ducroo erdoor in het gedrang zou kunnen komen. Met het oog hierop heb ik nu besloten om begin December alles stop te zetten tot ik Ducroo àf heb; ik wilde daarvoor dan naar St. Brieuc gaan in Bretagne, waar ik het vorige jaar zoo goed gewerkt heb, en hoop dan eind December òf het boek klaar te hebben, òf er althans zoo ver mee te zijn opgeschoten dat het op een oor na gevild is. (De rest doe ik dan gemakkelijker hier in Parijs.) Met het oog hierop, zou ik u dus willen vragen mij eind dezer maand weer fl. 100.- te sturen, bv. tegen den 28en. Ik krijg dan nog fl. 100, - van u in Januari, als ik zeker ben dat ik de copy kan inleveren. Met vr. groeten, hoogachtend, EduP. * * * Met de door u voorgestelde regeling betreffende De Sm. Mens kan ik niet anders dan accoord gaan, maar op één punt toch zou ik nadere verklaring willen: als de drukkosten zijn goedgemaakt, krijg ik dan 12½% per verkocht ex. daarna, of wordt dit berekend van het begin af aan? Het 2e zou mij nl. billijker lijken dan het 1e, waar ik toch een deel der risico heb (mee)gedragen. Kunt u mij ook zeggen hoeveel % mij berekend zal worden bij Ducroo? Ik veronderstel wel niet dat ik de fl. 850. voorschot daarvoor met mijn royalty zoo gauw zal dekken, maar men kan nooit weten... Ik meen trouwens dat u mij vroeger schreef over een eventueel contract in dezen. - 15 Dec. schrijf ik u precies uit Bretagne waar ik met Ducroo aan toe ben. Wat is voor het inleveren der copy ùw uiterlijke termijn? 2299. Aan J.A.A. Engelman: Parijs, 15 november 1934 Parijs, 15 Nov. Beste Joannes, Je bent een grappenmaker. Of je schijnt te veronderstellen dat ik zóó ver niet heb doorgedacht (wat die titel betreft!) - poor me... De 1e die mij deze aardigheden zei was A.C. Willink; hij zei nl.: ‘Is het een menschelijk tekort, of juist een menschelijk teveel?’ met een douloureus en dwalend oog. - Dit was vóórdat ik zeker was dat ik {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} dezen titel nemen zou. Dr. Endt van de W.B. had nl. ook iets heel moois: Wij zijn maar menschen. Ik wilde: De Menschelijke Staat, wat de eenige letterlijke vertaling is, maar dat wilde de W.B. niet; 1o. omdat het niet mooi was (zeer juist), 2e. niet pakkend (ook waar), en 3o. niet duidelijk voor de velen die zouden denken aan een paradijs op aarde: het menschelijke rijk! Ik heb ook aan Menschelijk Noodlot gedacht (titel van de Amerik. vertaling: Man's Fate) 1., maar toen ik met Malraux over het tekort sprak, raakte hij zeer enthousiast en wilde dàt. 2. ‘Le trop court est une excellente idéé’. Ik zei hem dus wat het ook beteekenen kon (jouw en Willink's opvatting); dat het niet alleen beteekende ‘la limite humaine’, maar ook wat er te weinig kon zijn in den mensch zelf. Hij zei: ‘Ook dat is volkomen verantwoord. Tout cela reste dans le sens’. - M.a.w. als er grenzen zijn voor den mensch van buiten, is dat ook omdat hij van binnen te kort schiet, omdat hij maar een mensch is, geen Uebermensch, halfgod of - voor jou moet ik er wschl. bij zeggen: heilige. Als je het alléén in deze beteekenis nam, een tekort aan menschelijkheid, is de titel inderdaad onjuist. Maar wie drijft je daartoe, terwijl van al mijn vrienden niemand behalve Willink en jij daar zelfs maar aan gedacht heeft? Een ‘menschelijk drama’ is niet vóór alles een drama in den mensch, het ‘menschelijk lot’, ‘menschelijke behandeling’ enz. worden zeker toch courant gebruikt zonder dat je denkt aan ‘in den mensch zelf’, - wat jij doet. Maar ook zoo genomen, in de 2e plaats, of doodgewoon naast de andere beteekenis, is er niets tegen, volgens de auteur himself. Aldus.... Toch geef ik toe dat het niet ideaal is. Maar het ideale bestaat hier niet. Ik zou een omschrijving hebben moeten geven die leek op een affiche voor een revue, of op een stichtelijk tractaatje. De Duitsche vertaling - die ongemeen slecht schijnt te zijn - geeft: So lebt der Mensch. Mij doet dit direct denken aan onderwereld, krotten en stadsreinigingsdienst. Mijn titel heeft vóór, dat het korte, samenvattende bewaard bleef, en dat de klank goed is. * Een bepaald publiek {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} zal aan ‘tekort in kas’ denken; tant pis dan, of liever, dat mag ook, want zie boven. Wat Huizinga-Ter Braak betreft 3., staak ik de discussie omdat je nu eenmaal vooropzet dat T. Br. en ik onze wortels willen afsnijden, terwijl het voor mijn (en zeker voor zijn) gevoel eenvoudig niet waar is! Dat die wortels er zijn, en dat er vóór ons eindeloos veel en voortreffelijk, en veel voortreffelijker, gedacht is, ik zou geen seconde aarzelen om het toe te geven. Ik begrijp alleen maar niet waarom dit ter sprake komt. Er is taalvernieuwing noodig, en spellingvernieuwing mogelijk (en noodig); je kan dat overal om je heen zien; daarin heeft Ter Br. gelijk. Nu komt Huizinga op bittere toon aan met waarheden als koeien. Voor mij is dàt het debat. Voor jou niet, omdat je aan heele andere dingen denkt. Jij denkt: ‘Ik, Jan Engelman, zou niet ik zijn als de katholieke kerk en het christendom niet vóór mij bestaan hadden.’ Ik vind het uitstekend, maar het komt erop neer dat je de vrouw die je liefhebt verdedigt omdat ze blond is en Huizinga toevallig over het recht-van-bestaan van blonde vrouwen heeft gesproken. Ik ontken geen moment dit verleden in het algemeen, Ter Braak ook niet. Wij verdedigen ons pas wanneer ons gezegd wordt: jullie zijn idioten, want hierbuiten is geen heil. * Wat jij (en Ter Braak ook) steeds meer de ‘menschelijke waardigheid’ noemt, is iets waarvoor men leven kan zonder aan de kerk vast te zitten, dat is iets wat ik dan voelen kan, en waarop jij dan maar mijn woord vertrouwen moet, zoals ik jou op je woord vertrouw wanneer je zegt dat voor jou leven zonder de kerk onmogelijk zou zijn. Dit alles is trouwens al te evident. De fout is om te denken dat T. Br. en ik ‘onze wortels afsnijden’, omdat wij bepaalde dingen van het verleden bestrijden of verwerpen. Wat een simplistische redeneering! Als alle menschen gecultiveerde en wijze conservatoren van de schatten van het verleden waren geworden, hadden wij een soort mandarijnenbeschaving en verdomd veel professoren, maar geen Spinoza, geen Diderot, geen Nietzsche, etc. - een ‘verleden’ overigens waar Ter Braak bv. met al zijn wortels aan vast zit! Dat Huizinga niet minder bevattelijkheid etc. heeft dan wij neem ik graag aan. Dat hij een voorzichtig klein historicusje is van niets naast Nietzsche lijdt voor mij ook geen twijfel; al heeft hij dan zoo {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} afgerond gepraat op die Société d'Etudes européennes. 4. Gevaar is er voor iedereen die intens deel neemt aan het geestelijk leven, goddank (het is al sedentair genoeg, ook zoo) - maar er is zeker even veel gevaar in het vastkleven aan het verleden als in de te groote bewegelijkheid. Dit is geen hatelijkheid; ik bedoel alleen: dat ook die methode niet veilig verzekerd is, dat het ook zoo aankomt op menschelijke en andere kwaliteiten, op intensiteit, op wat Malraux ‘la densité’ noemt van een individu. ‘Dialectiek als zelfdoel’ acht ik ook heel verkeerd!.... Dit alles is te kort en te lang; praten erover zou beter zijn. - Groote constructies, neen. Een mensch kan andere dingen nastreven dan dat. Er is een dienen van wat men voor de waarheid houdt, van binnen uit, en telkens vernieuwd, dat troost over het niet-samenstellen van constructies, systemen, enz. Jany verweet mij ook ongeveer * dat ik niet gekomen was tot een soort all-round ‘conceptie’, maar meer ‘reacties’ gegeven had; ik heb hem daarop geantwoord dat systemen mij altijd een onaangenaam gevoel geven van onbevredigdheid en dat ik geen vakphilosoof ben. 5. Ik denk bovendien dat dit alles ook maar praten voor niets is, want neem een methodisch denker genre 1e prijs in vakphilosofie en laat hem systemen uitdenken voor 10 persoonlijkheden van dichters of aanverwante geesten; naast het boeiende van hun ‘ontwikkelingsgang’ zal hij je een systeem maken voor elk van hen; en ben je dan erg ver gevorderd? Ben ik, of is Ter Braak, erg ver, omdat wij weten dat Nietzsche geloofde aan den Uebermensch en aan de Eeuwige Terugkeer? Ik vind dit alles prachtig als kanten van een persoonlijkheid; zoodra dáár het accent op valt, begin ik de avondcursus te ruiken. Jij als dichter zou toch moeten toejuichen dat Nietzsche den philosofen hun waarde van waarheidvinders (in onweerlegbare systemen) heeft afgenomen om hun een waarde te geven als dichters van het denken? Hartelijke groeten van je EdP. {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik ben toch maar blij dat ik niet in het verleden leef, want 400 jaar geleden zou Van Duinkerken mij hebben verbrand, en jij had hem niet weerhouden! 17bis rue Erlanger, Paris (16e). P.S. - Ik studeer op het oogenblik perzisch; vind je dat geen manier om het verleden en de cultuur te eeren?! Maar ik geloof bij voorbaat den professor niet die mij vertelt dat de 110.000 verzen van de Sjah-Namè nergens ‘indifférent’ zijn! 2300. Aan A. van Schendel-de Boers: Parijs, 15 november 1934 Parijs, 15 November. Lieve Annie, Dank je voor je schrijven. Bep zal hier nog wat onder zetten; ik maak het ditmaal kort. Het perzisch is nl. begonnen, maar kost mij veel hoofdbreken, d.w.z. de taal zelf is bizonder aantrekkelijk, maar het arabische schrift (een soort stenografie met 32 teekens die ieder 4 × kunnen veranderen, naargelang van de plaats waar ze staan, en waarvan verscheidene in iederen vorm weer vrij gecompliceerd zijn) werkt fnuikend. Ik ben nu opeens bang geworden dat mijn arme hoofd dit niet allemaal tegelijk opzuigen kan en daarnaast nog iets behoorlijks ‘van zich geven’ in romanvorm. En mijn boek moet nu toch spoedig af, met het oog op Querido, en ook op mijzelf, want het zal mij zoo langzamerhand een opluchting zijn als ook dat boek tot mijn verleden behoort! - Ik heb tot op het perzisch 100 blzn. gelezen (¼ dus) van het boek van Arthur. 1. Zoo bij elkaar ‘doen’ deze verhalen het veel beter dan in een tijdschrift; ze hebben een eigenaardige sfeer, maar die is gaver en sterker als het eene verhaal het andere aanvult. En toch zijn ze erg gevarieerd. Ik vind het verhaal van de Khan erg mooi (komt dat door het perzisch? maar het was er nog vóór!) en verder ‘De Schilder en het Allermooiste’ dat ongelooflijk goed is geschreven. Dan van den ‘Gauwdief en het Ideaal’, dat onbetaalbare draaien heeft in de manier van vertellen. Schrijf ons eens gauw wat uit Brussel; of het daar mee valt en zoo. Het moet voor de Greshoffs wel prettig zijn jullie zoo vlak bij zich {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} te hebben. Ik verlang erg naar Bellevue terug soms, waar ik heel wat beter werkte, ondanks de tegenslagen, dan in Parijs. Als het met het perzisch te moeilijk wordt, stel ik het voorloopig uit en ga 3 weken naar Saint-Brieuc, waar ik ook goed gewerkt heb, om daar dat boek zoo ver mogelijk naar het einde te brengen. Hier word ik telkens weer door iets afgeleid, en ofschoon ik niet eens veel doe, ik heb voortdurend het gevoel dat ik de handen vol heb en gejaagd word. Als dat boek maar van mij af is, zal dat wel anders worden, neem ik aan. Nu, dit is toch nog flink lang geworden! Ik had ook nog naar jou mogen vragen, maar dat moet Bep nog doen, en bovendien kregen we van Jan goede berichten. En hoe stelt het de grootmeester met het roode strikje? Ik eindig; met hartelijke hand voor jullie beiden van Eddy en hier is vrouw Bep: Lieve Annie, Hartelijk dank voor je lieve brief. Wij hebben een nare zomer achter de rug, en komen pas langzamerhand weer in het gareel. Ik ben erg blij dat we zulke goede berichten over je hebben gekregen, en hoop erg dat jullie je in Brussel thuis zult voelen. Jan leek erg tevreden over jullie flat. Komen jullie toch nog een paar dagen naar Parijs om boeken op te halen of zoo? We zouden jullie dolgraag in Brussel opzoeken, maar voorloopig ziet het er niet uit of we die kant op hoeven. Ook ik bedank den Grootmeester zeer voor de Domme Jongen, Eddy leest me er soms uit voor; hij heeft nu minder tijd dan ik en heeft zich op het regiem van één verhaal 's ochtends en één 's avonds beide in bed, gesteld. Maar ik betrap hem soms ook op het lezen ervan in zijn bad (Hij kan dat zonder het boek nat te maken; al de rest in de badkamer wel nat). Ik blijf maar hopen op een spoedig weerzien. Maken Kenny en Sjeu het goed? Heel veel liefs van Bep 2301 (706). Aan M. ter Braak: Parijs, 16 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} 2302. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 16 november 1934 Parijs, 16 Nov. B.J. - Willen Atie en jij Donderdag 22 hier komen lunchen of 's avonds eten - zeg maar wat. Wij kunnen de Nijkerks niet meevragen, gegeven het kleine bestek waarover wij beschikken. Voor ons liefst 's avonds, maar 12 uur is ook best als we 't vooruit weten. Wij zijn beiden erg blij jullie te zien. Rest mondeling. Je E. 2303. Prentbriefkaart 1. aan R.A.J. van Lier: Parijs, 16 november 1934 Parijs, 16 Nov. Beste Rudie, Dank voor je brief en de aanmerkingen. Ik zal alles nog eens goed nazien (ik heb je brief in het boek gelegd) en je later erover schrijven. Vooreerst kan ik het boek 2. niet meer zien! Hart. groeten van je EdP. 2304. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 19 november 1934 Parijs, Maandag. B.J. Afgesproken dus voor Donderdag, 6 uur Deux Magots. De rest spreken we dan nader af. Hart. gr. van je E. Kunnen we eerst nog wat met jullie alleen zitten vóór de N's erbij komen? Ik kan ook om 5 uur natuurlijk. 2305. Aan A. Roland Holst: Parijs, 20 november 1934 Parijs, Dinsdag. Beste Jany, Ook het bosch heeft misschien toch wel iets anders dan boo- {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} men, - een ‘ziel’, als de zee, zooals we zouden merken als we in het oerwoud van Borneo moesten overnachten. Maar de zee is wschl. nòg iets anders; getuige de oude Grieken met hun elementen; de zee is misschien doodgewoon de meest overtuigende vorm van het element Water. Waarmee aan je behoefte aan ‘ziel’ nog niet heelemaal zou zijn beantwoord; maar ik heb weinig lust om je die te bestrijden, ook als een specialist-geleerde in deze zaken dat misschien doen kon. Nogmaals, we zijn het eigenlijk in hoofdzaak eens, en wat je zegt over onze gemeenschappelijke, of althans nabije sterfbedden trekt me het meest aan in dit alles. - Zullen wie die bedden in een concentratiekamp zien opgesteld? Maak vooral dat grapje in De Groene 1. over dat bandontwerp. (Bep vraagt of je daar tegenwoordig een rubriek 2. hebt: ‘A. Roland Holst laat u eventjes lachen.’) Toch zou ik je dan nog een ander bandje willen aanraden: het omslag van Pom Nijhoff's Nieuwe Gedichten, dat bij Querido verschenen is, maar met een opvallend uiterlijk van de Nouvelle Revue Française. Wonderlijk, deze kwastelorumkant; die trouwens in de gedichten zelf niet zoek is, en waarvan het antwoord op de enquête in Het Vad. letterlijk stonk. 3. Ik zal in Forum deze gedichten wschl. bespreken, en hoop op een zelfs jou bevredigende manier, d.w.z. met de noodige distinctie, duidelijk te maken dat deze dichter, bij al zijn ‘gaven’, voor mij het type is geworden van den kwibus en den aansteller. 4. Het is voor mij nl. langzamerhand duidelijk geworden dat iemand die in den dichter Nijhoff dàt hoofdbestanddeel verwaarloozen zou een idioot is, als mensch en als kritikus; dat men den dichter Nijhoff alléén recht laat wedervaren als men deze kant van zijn ‘ziel’ net zoo krachtig laat {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} meetellen, als hij het zonder ophouden doet. Dat het laatste gedicht bv. opeens door de spelling Marchant is achterhaald, spreekt voor mij ook op onverwachte wijze! 5. - Ik vraag me af of je tegenover mij even zachtgezind moet zijn, uit andere redenen, om mijn geschrijf te kunnen verdragen, als je het zijn moet tegenover de kul bij Nijhoff, als je die onder de oogen krijgt. Of vergis ik mij hierin en kan deze cabotin-kant je werkelijk niets schelen in een vriend? Gesteld dat een vriend van mij - Menno bijv. - die had, ik zou het hem toch ongezouten laten merken. Maar misschien is dit alleen gal bij mij, omdat ik Nijhoff nu eenmaal niet kan uitstaan? Het is een vreemde geschiedenis, want ik verzeker je dat ik dat boekje gevraagd heb omdat ik er heel wat van verwachtte, zonder eenige vijandigheid (vooropgezet) en zelfs met alle vertrouwen. Maar met zoo'n speciaal - en toch gegapt - omslag kondigt deze ‘ziel’ zich dan aan, en meteen ruik ik het luchtje dan alweer dat voor mij pleegeur is. Ik kijk uit naar het boek van de Haulleville, en misschien naar hemzelf. 6. Maar eind van de maand ga ik 3 weken naar Bretagne, om te probeeren daar Ducroo af te maken. Ik ben bang voor de vale vlerken die de eenzamen al zien, maar voordat ze je gehaald hebben moèt je wat doen, helaas; en het ziet er naar uit of ik toch boeken zal moeten schrijven. Hart. groeten van ons beiden, je E. Ik had je een ernstiger vraag te doen, maar die hoort niet meer in dit briefje. 2306. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Parijs, 21 november 1934 Beste Joannes, Veel dank voor je nieuwe Tuin, die zooeven kwam. Ik las alles weer door, en vind je vooral in de muziek. De eerste gedichten zijn {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} als een mistasten, een onhandig groepeeren van elders-gehoorde klanken, vergeleken bij de rest. Het grootste deel van den bundel heeft een bewonderenswaardige eenheid. Je bent een koorknaap en een troubadour; vind je 't prettig dat je niet alléén een vogel bent? 2. Hart. gr. van je EdP. 2307. Aan S. Vestdijk: Parijs, 21 november 1934 Parijs, Woensdag. Beste Simon, Dank voor je bespreking in de N.R.C. 1. Ik vind het ook grappig dat dit je debuut is in die krant. Het is voor mij een plezier te constateeren dat je je nog maar heel ‘terzijde’ aan de journalistieke toon hebt weten aan te passen; ik ben nu zoo ver dat ik mij idioot voel zoodra ik weet dat het voor de dagbladpers is, en dit geeft niets dan last, want achteraf denk je dan weer dat het toch zoo niet hoeft en je krabbelt er nog van alles bij om het wat meer op peil te brengen.... Wat je bespreking aangaat, heb ik in dit geval natuurlijk niets te zeggen. Menno schreef mij dat hij Hamlet-als-hoogtepunt typisch voor jou vond; maar dat is juist het aardige. Er zullen er nog wel genoeg zijn die over de ‘politieke’ en actueele gedeeltes zullen loskomen. Je bezwaar tegen dat rijmpanopticum, deel ik zelf - hoewel het me geen grijze haren bezorgt. Die stukjes proza, in 2 uur bijeengeschreven, dienden inderdaad als cement, meer niet; toch zou ik ongeveer zóó die rijmpjes becommenteerd hebben, gesteld dat ik ze als een soort portretalbum aan iemand vertoond had. En één regel uit het cement is mij dierbaar: die over de nuchtere Don Quichotes tegen de verheven Sancho Panza's. Het lijkt faciel, het is het misschien, maar het is zoo verdomd juist, voor mijn gevoel. {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} Wanneer krijg ik je roman? 2. Is het fransche versje 3. nog behoorlijk op tijd gekomen? - Ik ga eind van de maand ± 3 weken verdwijnen naar Bretagne, om daar mijn ‘roman’ af te maken; hier gaat het gewoon niet! Ik hoop dat Vic joù een heeleboel holl. boeken laat bespreken voor de N.R.C.; de lezers krijgen dan misschien weer wat benul van verhoudingen, na de totaal idiote maatstaven, en de lofzangen op allerlei prullaria, van ZEd. zelf. Hartelijke groeten van ons beiden; je E. 2308. Aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 23 november 1934 Parijs, 23 Nov. Beste Hein, Gefeliciteerd met het succes van Nen 1.; ze verdient een betere tijd dan deze voor de bekwaamheid waarmee zij de lange baan kort maakt. Heeft ze al iets op het oog? Wat is het einddoel? Je zou me een plezier doen als je me opgaf welke passages je gestoord hebben, of onjuist leken, in mijn vertaling. Ik heb alles nog eens doorgenomen, en er nog wat foutjes en slordigheidjes uitgehaald. Een volmaakte vertaling van een boek als dit vergt ± een jaar. In 4 maanden kàn je het niet zoo hebben als je zou willen. Toch geloof ik dat Malraux tevreden kan zijn. De noorsche vertaling schijnt erg goed te zijn, de amerikaansche ook. De duitsche heel slecht, de hongaarsche, tsjechoslowaaksche enz. beneden alles. Kan je me misschien het nr. van De Telegraaf nog sturen, (van Woensdagavond 1.1., waarin Buning mijn smalle bespreekt. Erg beschermend, schijnt het, en vol hoogachting voor Kuyle... 2. Maar vóór het ter prullemand gaat, kan men er altijd een blik in slaan. De kritiek is anders tot dusver lovend, al te lovend; ik begin mij onwennig te voelen! {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe gaat het met je en op de krant? Bep is van plan Schilt een andere regeling voor te stellen, maar wacht liever nog even, met het oog op allerlei. We gaan wschl. over een paar maanden ook in een ander appartement; ik werk hier slecht. Eind van de maand denk ik voor 3 weken naar Bretagne te gaan, in alle eenzaamheid en afzondering, om zoo mogelijk den ‘roman’ af te maken. Parijs is te levend voor veel werk; ik heb in Bellevue en in Bretagne 10 × beter gewerkt dan hier. Enfin... Hartelijke groeten van ons beiden, ook aan Nen, een hand van je Eddy P.S. - Ik heb Q. gevraagd het ex. van Het Vad. aan jou te adresseeren. Misschien hebben ze dàt dan gedaan? 2309 (708). Aan M. ter Braak: Parijs, 24 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2310. Aan J. Gans: Parijs, 24 november 1934 Parijs, 24 Nov. Beste Gans, Dank voor de bespr. v. Magre, 1. die ik bewerkt en opgezonden heb. Heele stukken ervan waren best, ofschoon iets te veel navertellend. Ik heb vooral het begin wat veranderd, en aan het slot wat erbij geschreven, o.a. over De Kom, om hem plezier te doen. - Stuur me zoo gauw je kan het stuk over Angélina 2. (vgl. het ook met Dabit) en dat over Breton. 3. Ik ga wschl. 30 Nov. of 1 Dec. naar Bretagne. De polemiek met Endt is fraai; waar heeft dat plaatsgehad? 4. Het stuk van Endt is al heel ongelukkig gesteld, en zet hemzelf in zijn {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} hemd in de oogen van ieder mensch van smaak; je antwoord is heel goed en afdoend. Had nog ièts korter gekund; ik hoop ook dat je je alleen op het afschrift vergist hebt met ‘steil’ - zulke dingen zijn altijd punten voor den tegenstander. Maar je hoeft je niet ongerust te maken wat de ‘toon’ betreft; vooral na het voorgaande! Je stuk in Forum vond ik toch wat serieus en lang; je moet vooral in zulke dingen ook herhalingen zien te vermijden. Hoe vlugger en schijnbaar en passant, hoe raker. (Je hebt tè veel ‘grutter’ gebruikt, vooral de herhaling in de slotzin was verzwakkend.) Over Trotsky etc. zouden we inderdaad nog heel wat meer kunnen zeggen. Het stuk v. Kramers 5. las ik; het was werkelijk even bewonderend en ‘warm’ gesteld; ik voel mij onwennig bij zooveel lof, maar de anderen zullen nu ook wel loskomen! Tot zoover, voor heden. Het beste met je werk; hartelijke groeten, ook van Bep, je EdP. 2311. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 november 1934 Parijs, Maandag. Beste Jan, Hierbij het stuk van Vestdijk 1. waar je om vroeg. Ik lees uiterst geboeid Ina Damman, goddank weer eens een boek op peil in onze hollandsche letteren. Ik zag gisteren Gide bij Malraux; eerst nogal stijf (hij is een beetje timide, nu nog!) - later kwam hij heelemaal los, gesticuleerde, lachte allervriendelijkst en vertelde moppen. Bep zegt dat ik hem ‘ingepalmd’ heb; maar dat is verwonderlijk, gegeven mijn moeheid in het hoofd, zoodat ik het gevoel heb moeilijk te spreken, enz. - Ook toen jullie hier waren was dat zoo; ik was inwendig erg blij jullie hier te hebben, maar met het gevoel van: où donc est la paix d'antan? Misschien dat Bretagne mij goed doet, al ga ik daar dan ook werken. Ik ben moe, moe, moe en onderin, tot als ik slaap toe, ontzettend gekweld en ongerust. Ik vond dat Atie en jij er ook moe uitzagen; het wordt een obsessie voor me, deze moeheid bij mijzelf en mijn vrienden. Een ‘Parijzenaar’ zal ik wel nooit worden! {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} Vond je Gino geschikt? Merk je hoe rustig hij is geworden? Zoo is hij nu altijd. Heb je een brief van Menno gevonden? Laat over een tijdje eens wat hooren; hoe je 't maakt, wat je doet en zoo. Ik denk dat ik 2 Dec. nr. Bretagne ga; maar je kunt hierheen schrijven, want Bep zit hier toch vooreerst. Hart. groeten voor jullie 2 van ons 2, een hand van je Eddy Ik verlang er erg naar om elkaar weer eens een tijdje ongestoord te zien, als vroeger. Misschien mogen Bep en ik later eens 3 of 4 dagen komen logeeren? Bespreek je het boek van De Kom nog in Gr. Ned.? 2. Of laat je het bespreken? Ik zou het zielig vinden als wij niet overal protesteerden tegen het doodzwijgen ervan. Ik denk hier weer aan, omdat Gide er mij naar vroeg, met het oog op een eventueele vertaling. 2312. Aan J. Greshoff: Parijs, 27 november 1934 Parijs, Dinsdag. Beste Jan, Zou je me het art. kunnen bezorgen dat Donker over Nutt. Verzet schreef? 1. Ik heb het niet meer; maar ik meen dat jij het in een (oud) ex. van N.V. hebt gelegd, dat jij bezit. Wil je dit even nazien, en als het waar is, mij dat stuk dan zenden? Zou je verder willen nazien in welke D.G.W. het stuk van Donker heeft gestaan over Parlando? 2. Ik denk eind 1930 begin 1931. Als je het nr. weet, zou je dan aan Wijnand willen vragen mij dat nr. te zenden? Heel veel dank voor deze beide dingen, en vergeef me de moeite die ik je bezorg. Maar vergeet je 't niet? Misschien kan Arthur mij een ingenaaid ex. Fregatschip bezorgen? Ik kreeg het nooit van hem. Wil je hem dan vragen er iets in te schrijven voor hij het hierheen zendt? Doe onze hartelijke groeten aan Annie en Arthur. Hebben jullie het gezellig samen? {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik voel me voortdurend down en moe. Reactie van alles uit de afgeloopen 2 jaar, of God weet wat; misschien zal ik heelemaal opknappen als Ducroo de deur uit is. Ik ga nu a.s. Zaterdag weg (1 Dec.). Als de proefneming niet lukt, d.w.z. als ik daar niet werken kan, kom ik gauw terug, want waarvoor die eenzaamheid en hotelkosten als het toch niets oplevert? Las je Ina Damman? Het is absoluut voortreffelijk en voor een eersten roman zóó knap, dat het bijna volmaakt is. Lees het maar gauw. Ik wil er een stuk over schrijven, later (in Jan. of Febr.); mag het in Gr. Ned. zijn? 3. Hartelijk je E. 2313 (710). Aan M. ter Braak: Parijs, 28 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2314. Aan S. Vestdijk: Parijs, 28 november 1934 Parijs, Woensdag. Beste Simon, Ik heb gewacht met je te antwoorden, en te danken voor de toezending van Ina Damman, tot ik het boek gelezen had. Zoover ben ik nu, en ik kan je er dus mijn verrukking bij schrijven. Dit boek is werkelijk ongehoord knap voor een eersten roman (‘wij’ weten nu toevallig dat het je eerste niet is, maar ook dan...); 1. verder is het buitengewoon boeiend, tenslotte is het onderwerp zoo indringend behandeld dat De Kleine Republiek van Van Deyssel bijv. er naïef en zwaar-op-de-hand bij is. Deze vergelijking lijkt mij beter dan die met Fermina Marquez, omdat daar toch (bij alle humor en zich-erboven-zetten van den auteur) de charme, de romance van het schoolleven gegeven wordt, en hier, naast 1/5 romance 4/5 satyre en van de onmeedoogendste soort. Al deze kleine viezerts, waar men de toekomstige viezerts van de burgermaatschappij al in proeven kan, zijn haast onovertrefbaar weergegeven; je bent haast in de caricatuur overgegaan, en toch (dat is de kracht van het boek) gebeurt dat {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} eigenlijk nooit. Ina Damman is uitstekend *; Jelle Mol en Jan Breedevoort en Gerrit Bolhuis zijn on ne peut mieux; Anton heb je natuurlijk in het klooterige overdreven, omdat je jezelf altijd te kort doet in deze soort afrekening met jezelf. Maar ook deze zelfkritiek is dikwijls onovertrefbaar, en de heele rijkheid van het boek, dat waardoor het toch 100% een ‘grootemenschenboek’ wordt, berust daarop. De namen die je voor je jongens en meisjes gekozen hebt verdienen een extra-pluimpje, want ze zijn absoluut overtuigend. (Meneer Couvée klinkt alleen onwaarschijnlijk; als het een Hollander was met een fransche naam was het goed, maar voor een Franschman ‘doet’ die naam het niet.) ** Op bijna elke bladzijde staan details, die alle literatuurfijnproevers bevredigen kunnen, die voor Holland wschl. al tè fijn zullen zijn. In dat land waar de literatuurkenners en -administrateurs vóór alles een verschil in plans zouden moeten leeren, zal men dit boek wschl. wel aanprijzen (met eenige bedenkingen tegen de onzedelijke kanten ervan), maar zonder te zien dat dit boek, dat door-en-door hollandsch is, door 50 anderen ‘uitgedacht’ hadden kunnen worden en door niemand geschreven op het plan dat door jou bereikt werd. Kortom, ik geloof dat je menschelijk en literair volkomen bent geslaagd. Ook als je dat niet was, zou het boek belangrijk genoeg zijn. Maar nu het zoo is, tant mieux. Als ‘roman’, als compositie, in de ‘literaire’ uitwerking ervan, heb je misschien het beste staaltje geleverd van al de ‘jongeren’ tot dusver. Ook dat zal de kritiek wel niet zien, die wschl. in Orient-Express een heel wat sterker gewrocht zal bejubelen, terwijl het minder dan de helft van dit boek is, èn qua ‘levenswijsheid’ èn qua talent. Je ziet, ik ben absoluut veroverd door je boek. Je hebt een gevaarlijk soepel en vèrgaand talent. Ik ben bang voor één ding: dat je je door het succes, dat je met reuzeschreden tegemoet gaat, - moèt gaan, - zult laten inpalmen en tot literaire verbroederingen zult komen met allerlei cloportes, die meenen zullen dat je aan hèn verwant bent, om dezelfde redenen tenslotte waarom de vriendjes van {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} Anton Wachter denken dat hij één van de hunnen is. * Met het talent dat je hebt op ieder gebied van de literatuur (als je een drama in verzen wou schrijven kon je dat ook), schuilt dáár het gevaar. Geen enkele kans meer dat ze je zullen afweren - al was het maar om ‘cynisme’ of zoo; je bent zóó hollandsch, en iedere vernieuwing en verbetering die je in de literatuur zult aanbrengen gebeurt zoozeer op holl. basis en desnoods in de holl. traditie, dat het miskijken haast noodzakelijk wordt (en voor het succes zeker is). Word, als je op dezen weg voortgaat, vooral niet de Cloporte onder de cloportes, want dan dondert je talent daar onvermijdelijk ook in, vroeger of later, direct na de eerste ‘bekroning’, of 5, of 10 jaar, erna. Je zult het gek vinden, misschien, dat ik dit alles zeg, maar ik zie opeens je ‘literaire carrière’ voor me, na dit debuut. (Verzen zijn zoozeer en uiteraard toch voor de weinigen, dat dit je debuut is.) Bij Hampton Court kon de aesthetische of would-be-dito kritiek allerlei bezwaren formuleeren; hier zullen ze begrijpen dat dat niet gaat. Rest dus je ‘cynisme’, maar daarvan komen ze ook terug, sinds wat daarvoor afgevochten werd. Ik merk ‘onze’ overwinning, of althans ‘onze’ invloed, aan de pers over De Smalle Mens, vooràl in blaadjes van de 3e rang. In sommige opzichten lijkt Ina Damman op Ducroo; d.w.z. op een deel van Ducroo, en is dan 10 × uitgewerkter, indringender, enz. Ik ben hier blij om, omdat het me bewijst hoe we in wezen een totaal ander boek schrijven, hoe de dikke ‘roman’ die in MS. nog bij Menno ligt, absoluut anders geconcipieerd is dan mijn ‘roman.’ Als morgen ook Marsman zijn jeugd in een ‘roman’ ging verwerken, zou het verschil niet grooter kunnen zijn. Des te beter. - Maar als je het MS. bij Menno eens ophaalt, en er stof uit kunt halen voor een tweede boek in deze lijn, doe dat dan vooral; want je hebt het recht om niet uitgeput te zijn. Ik zou toch verduiveld graag willen weten hoè de ex-Jan Breedevoorts en Jelle Mols - thans procuratiehouder of sigarenhandelaar - dit boek zouden aankijken, gesteld dat ze het thuisgestuurd kregen. En Ina Damman! Heb je er geen idee van waar ze zit en wie ze geworden is? Stuur haar - als je denkt dat er ook maar iets van een mensch uit gegroeid is - toch vooral een exemplaar. Ik kan dit boek niet van me afzetten, zonder het idee dat je door het te schrijven een éclatante overwinning hebt behaald op alle menschen die in jou {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Anton Wachter’ gezien hebben; en het zou me haast spijten als ze niet de kans kregen om ‘de waarheid’ te zien - ook als het een kans op 100 is. (Daar zijn bovendien natuurlijk ook nog de idioten voor wie een gedrukt boek volstaat, of één lovend artikel van de hooggeachte ‘ze’ van de dagbladkritiek.) Tot zoover; ik moet nog van allerlei doen. Zaterdag a.s. ga ik voor 3 weken - wschl. - naar Bretagne, om er te probeeren Ducroo af te maken. Ik zal mij een beter en een vrijer mensch voelen, daarna. Hartelijke groeten, ook van Bep die in ieder opzicht mijn bewondering voor je opus deelt, je E. P.S. Ik voel er veel voor om over dit boek te schrijven, hetzij in D.G.W., hetzij in Gr. Ned., maar wacht liever af tot de holl. kritiek zich heeft uitgesproken. Op het moment zou de tijd me ook ontbreken. - Tot slot 2 minuscule foutjes: op blz. 144 zegt Couvée: ‘à la bonheur!’ (holl. verschrijving voor ‘à la bonne heure’, maar voor een Franschman vervelend. Het lied van Andreas Hofer begint met: ‘Zu Mantua’, niet met ‘In M.’... - De dialoog is in je boek ook voortreffelijk; tegelijk waschecht en reëel, en toch satyriek door den schrijver belicht, door de synthese die je telkens gemaakt hebt. 2315. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 28 november 1934 Parijs, 28 Nov. 1934 Zeer geachte heer Endt, Van onze bevitters kunnen wij het meeste leeren. Ik krijg van alle kanten ‘wenken’ over mijn vertaling en houd met alles rekening: de meeste van deze ‘wenken’ bestaan uit schoolmeesterseigenwijsheden zonder eenig belang voor het nederlandsch, waarin ik ook Malraux' eigenaardigheden heb willen weergeven; maar af en toe blijkt dat er nog zeer storende drukfouten staan, hier en daar is zelfs een tusschenzin weggevallen, en op blzij 337 zelfs een heele alinea met een zinnetje van Kyo! Het is absoluut zeker dat ik deze weggevallen zinnen vertaald heb, want ik herinner ze mij heel goed; ik ben alleen niet zeker ervan dat ik ze op de eerste proef al niet gemist heb, misschien zijn ze op een revisie weggevallen. (Ik zeg dit omdat ik andere weggevallen zinnen, tot op de 2e revisie, heb aangegeven; maar het kàn zijn dat deze mij direct zijn ontgaan: als ik mijn vertaling ook {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} nog woord voor woord met het fransch had moeten confronteeren zou ik nooit op tijd klaar zijn geweest.) Hoe het zij, ik vind dit zelf allesbehalve prettig, en zal het heele boek nu bij stukken en brokken nog eens doorgaan, en ook mijn voordeel doen met wat géén beunhazerij is in de kritiek. Specialisten als Premsela en zoo zullen ook nog wel in het openbaar loskomen. Misschien wilt u mij op een gegeven moment wel een pakje ingekomen recensies sturen (ik zelf zie hier weinig); waarna ik u een compleet herzien exemplaar zal toesturen, met het oog op een eventueele 2e druk. Ik veronderstel dat het u evenzeer ter harte gaat als mij om een zoo mogelijk ‘volmaakte’ vertaling van dit boek te geven, als het tot een herdruk komt. Met vriendelijke groeten, hoogachtend, EduPerron Nu ik u toch hierover schrijf, kan ik er ook wel bij zeggen dat het mij speet dat u die opdracht, en nog wel in zoo groote letters, erin hebt gezet; voor zoover ik weet heeft geen van de andere vertalingen die overgenomen, en hier is het wel erg of ik mijn vertaling aan mijzelf opdroeg. Ik zou bovendien niet ‘voor E. d P.’ vertaald hebben, maar ‘aan...’, wat een kleinigheid is, maar toch de nuance wegwerkt die er nu is, als zou het boek ‘voor mij geschreven’ zijn. Maar als u het nu in een herdruk weglaat, is het misschien alsof Malraux en ik ons intusschen gebrouilleerd hebben... Enfin, de drukfouten zijn ernstiger! 2316 (711). Aan M. ter Braak: Parijs, 29 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2317. Aan H. Marsman: Parijs, 29 november 1934 Parijs, 29 Nov. - (Ik vertrek Maandag a.s.) Beste Henny, Ingesloten een brief van Querido. Ik zal hem zeggen dat ik hem den inhoud 1. nader zal opgeven. * Vraag jij dus Nijhoff om De Pen {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} op Papier? (hij zal wel weigeren.) En geef je me op wat jij nemen wilt? Wil je alléén ‘modernen’? Ik zit hier buiten alle lectuur, waaruit gekozen moet worden en zie dus nog steeds niets anders dan wat ik je opgaf. Zeg Engelman dat ik zijn ‘binnenportret’ door Panhuysen 2. las en, voor zoover ik er verstand van heb, zeer juist bevond. Hierbij het stuk terug, dat hij misschien terughebben wil. - Ik gaf hem een lange verklaring van ‘menschelijk tekort’, 3. dat ik o.a. (en ook in de door hem alléén eraan toegekende beteekenis) met Malraux besprak; hij antwoordt met een arrogant zinnetje dat hij tòch gelijk heeft en dat Malraux geen nederlandsch kent. Mijn antwoord op zooiets is merde. Of nix. Wat van veel meer belang is, met die vertaling, is dat er - na 2 revisies - nog overal storende drukfouten in staan en dat zelfs zinnetjes weggevallen zijn! Vandaag of morgen komt er dus wel een degelijke schoolmeesterij over, in een zoogeheeten vakblad, waaruit blijken moet dat ik: a/ geen fransch ken, b/ geen nederlandsch ken, c/ niet lezen kan, d/ niet vertalen kan, e/ niet corrigeeren kan. - 4. Waarop ik tenslotte alleen kan antwoorden dat ik, voor een werkelijk volmaakte vertaling van dit boek, niet 3½ maand had moeten hebben maar minstens 6 (Larbaud doet een jaar over iedere Butler-vertaling!) en dat ik dan nog met minder slordige drukkers te maken zou willen hebben dan die van de W.B. (Tot op de 2e revisie heb ik nieuwgemaakte fouten moeten verbeteren en weggevallen zinnen moeten bijschrijven: je merkt zooiets 3 ×, maar 1 × lees je er over heen.) Ik heb de W.B. geschreven en ze gezegd dat ik een gecorrigeerd ex. tot hun beschikking hield voor een eventueele herdruk. Maar ik heb de pest hierover, omdat ik er werkelijk veel inspanning voor over heb gehad. Als je me de lectuur bezorgt voor dien verhalenbundel, zal ik je weer antwoorden. Ik ga nu eerst voor 3 weken naar Bretagne om te probeeren Ducroo daar af te maken. Tot eind Januari wil ik mij aan niets anders meer wijden. Daarna ben ik tot je beschikking voor ‘onzen’ bundel. {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Antwoord jij Querido nu? Zeg dan dat niets nog zeker is, maar dat... enz., enfin, wat je wilt, aangezien het idee van jou is uitgegaan. Hoofdzaak is dat hij best wil. Met je toestand gaat het nu beter, hoop ik? 5. Het is mij toch net of ik alle contact met jou, op dit gebied, verloren heb, tot ik je weer teruggezien hebben zal. Na Nieuwjaar gaan wij hier wschl. naar een ander appartement. Het beste, in ieder geval, en met alles; veel hartelijks, ook aan Rien, van ons beiden. Je E. P.S. Vraag jij Q. ook hoeveel blzn. het boek mag worden, wat de auteurs ervoor kunnen krijgen, en wat wij? Wou je er een inleiding bij schrijven? En hoe? klein of groot? 2318 (712). Aan M. ter Braak: Parijs, 30 november 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2319. Aan A. Roland Holst: Parijs, 30 november 1934 Parijs, 30 November. Beste Jany, Ik heb kennis gemaakt met Eric de Haulleville, 1. en vraag mij nu af of onze gelijkenis voor jou niet in het ‘exaspereerende’ ligt! Bep zegt dat zij hem er een heele avond op aangekeken heeft, maar dat de gelijkenis steeds ‘nuller’ werd - maar Bep is te veel partij, en ik moet zeggen dat hij inderdaad een mitrailleurachtig orgaan heeft, zelfs voor mij, en dat zijn discoursen nogal luchtig, ik bedoel: springerig zijn en tenslotte - hier was de gelijkenis voor mij onbetwistbaar - dat hij het koord van de lamp uit het stopcontact heeft getrapt, zonder daardoor in zijn woordenvloed te kunnen worden gestuit. Tenslotte heeft hij ons tot het laatste toe vastgehouden, terwijl wij hem telkens te kennen hadden gegeven dat we bij vrienden moesten eten, zoodat het bezoek ons een extra-taxi heeft gekost. Dit alles is heelemaal niet erg; maar ik heb hem sindsdien geschreven - op zijn verzoek - om hem ergens te ontmoeten, voor een {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} boek dat ik hem terug moest geven, en ook die afspraak schijnt lucht te zijn geworden. Misschien is hij ook eerder weggegaan uit Parijs dan hij dacht, zoodat mijn briefje hem niet bereikt heeft. Alles bij elkaar vind ik het een niet ongeschikt iemand, maar zonder eenig houvast; àl te surrealistisch-lichtbevederd 2. voor mijn smaak. Ik zou dit nog niet zeggen, als ik niet geprobeerd had zijn boek 3. te lezen, dat mij eerst aantrok, omdat ik dacht dat het een soort poëtische avonturenroman was, iets als Le Voyage d'Urien, maar ook als A High Wind in Jamaica. Maar ik heb er nu 50 blzn. van gelezen en geloof dat ik er maar niet over schrijven zal; ik zal de H. wel eens zeggen dat ik het niet goed ‘begrijp’. In werkelijkheid vind ik het even poover als nutteloos, daarbij beroerd geschreven, vol gegapte trucjes à la Henri Michaux, Aragon, etc. - enfin, iets zoo poëtisch-op-de-verkeerde-manier, d.w.z. op de manier van auteurs die werkelijk niets anders kunnen, dat ik er alleen grapjes over zou kunnen maken, bv. een bespreking in den stijl van het boekje zelf. Ik begrijp er bovendien werkelijk niets van als iemand van 34 jaar, in dezen tijd, dit sousen post-surréalisme blijft beoefenen. Ik ga Maandag a.s. voor 3 weken naar Bretagne om er Ducroo af te maken, zooals ik je, meen ik, al schreef. Als het niet lukt kom ik gauw terug, als het goed gaat komt Bep mij de laatste week gezelschap houden en we komen na nieuwjaar weer samen hier; half Januari denken we te verhuizen naar een ander appartement, als dat tenminste kan. Anders in Maart of April. Laat nog eens wat van je hooren; je kan gewoon hierheen schrijven, want Bep zendt mijn brieven wel na. Ik heb het bundeltje van Nijhoff aandachtig gelezen en er ± 4 gedichten in gevonden die mooi waren, naast veel bluf en zelfs wat snert. Dat laatste poëem Awater is typisch: als het als grap op te vatten was, zou ik het aardig vinden; nl. de uitgeputte dichter, die toch virtuoos is, vraagt zich af: ‘hoe ver kom ik als ik een onzinverhaal zoo hard mogelijk voortduw over alle assonnances die ik maken kan op alle bestaande klinkers en diphtongen?’ Maar het is bij Nijhoff precies als bij Cocteau: als zij zulke grapjes maken is het met een air of eigenlijk de allergrootste kunst geleverd wordt (Les Mariés de la Tour {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} Eiffel is eigenlijk gelijk aan Aeschylus.) Het beste gedicht - en het minst met flauwekul besmet - van alles is voor mij Het Klimop. Het zeer mooie sonnet Aan een Graf (dat in Erts heeft gestaan) heeft hij door het te ‘verruimen’ met een soort didactisch geouwehoer, vrijwel totaal verpest. En een gedicht als De Soldaat en de Zee, dat voortreffelijke dingen heeft, heeft opeens regels als: ‘En al is in mijn blauwe tuniek nog blauw van de zee verdronken’ wat Heine-achtig moet klinken, maar wat mij herinnert aan het onovertrefbare beeld van J.P. Heye-die-onze-vlag-bezingt: - ‘Maar... daaldet gij ooit op den vloed: Wij heffen uw wit uit de schuimende zee En voeren naar 't blauw van den hemel u mee, Al kleurt zich uw rood met ons bloed!’ 4. Ik heb op 't oogenblik geen tijd, zoodat ik mij in Forum tot een kleine schermutseling over die ‘eersterangs-schrijvers’ Dante en Shakespeare heb bepaald. 5. Jij bent soms ook geneigd dergelijke kecke preekjes van Nijhoff ‘diep’ te vinden; ik vind ze pretentieus en stom. In December en Januari wil ik aan niets anders denken dan aan Ducroo; daarna zal ik wel weer van allerlei nieuws moeten aanpakken, maar zoo niet en als ik even tijd heb, dan maak ik voor Forum nog wel die kritiek. 6. Die moet natuurlijk ‘degelijk’ zijn, omdat de menschen anders denken dat ik het eigenlijk toch niet weet; ik heb aan de kritiek op De Smalle Mens weer kunnen merken wat de recensenten ontzag inboezemt; het komt gewoon neer op ‘bulk’. Zonder ‘bulk’ was Coster, was Casimir niets geworden, tenzij misschien door de volslagen afwezigheid van dat minderwaardige element dat ‘geest’ heet; ‘esprit’ noem je dat in Holland, om het toch vooral te onderscheiden van de èchte, de respectabele ‘geest’. Na Ducroo zullen ze weer extra mogen kankeren omdat het niet ‘uitgewerkt’ is; op 2, 3 menschen na zal niemand begrijpen dat ik het heel best had kunnen ‘uitwerken’, maar dit èn als genre, èn om de onechtheid ervan, verfoei. Ducroo wordt een boek èn voor de verfijnde intellectueelen (‘over-intellectueelen’, zooals dat heet) die de ‘uitwerkerij’ door hebben, èn voor armen-van-geest die dit juist zoo {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} makkelijk lezen zullen vinden. De ernstige half-aestheten, die zoo zwaar prakkezeeren over de stand van de nederl. poëzie, de film en het tooneel, zullen het gruwelijk onaf vinden (en zoo slecht geschreven). Ik heb in werkelijkheid den tekst zoowat 3× overgedaan, en het hindert me dat ik het slot gauwer zal moeten afleveren, alleen omdat ik geld noodig heb. Maar mijn volgende boek (dat ik al heelemaal vóór me zie) verkoop ik eerst als het af is. Ik was je dezen brief schuldig na den vorige, maar schrijf ook weer eens. En zeg me gerust dat ik een idioot ben, als je Awater misschien een ontzagwekkend opus vindt. Hartelijke groeten, ook van Bep, en een hand van je E. 2320. Aan J. Greshoff: Parijs, 1 december 1934 Parijs, 1 December. Zaterdag. Beste Jan, Dat briefje van zoo'n patser is wel teekenend. Gelukkig dat Van der Kuil 1. (die zelf natuurlijk ook een patser is) er nog om lachen kan. Ik bedoel: als het van V.d.K.'s ziele-adel of intègre karakter afhing, was je weer de sigaar; de aardigheid is alleen, goddank! dat de omstandigheden hem nog veroorloven om deze houding te hebben en geen andere. Ik zag Noth vandaag weer. Een alleraardigste jongen, zou je hart stelen door zijn eenvoud. * Als je Guéhenno's boek 2. bespreekt, stuur je hem dan een ex. van je artikel? Dat zal hem zeker plezier doen. Het art. dat je over Guilloux 3. schreef, zal ik nu eerstdaags wel voor hem moeten vertalen. Ik ga Maandag weg, dus overmorgen - als je dit leest. Ben 's avonds half acht in St. Brieuc, ga dan Woensdag ‘ter eenzaamheid’ op het puntje van Le Plérin. {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} Zou je Arthur niet willen vragen om een Fregatschip voor mij? Tenminste, als hij zijn ex. gratis krijgt of ze niet direct betalen moet, maar bij gelegenheid eens, als hij de schatten krijgt uitgekeerd die Meulenhoff hem schuldig is. Anders niet. Ik laat het hierbij, ben moe en snak naar het werk daarginds; denk wel dat het lukken zal. Veel hartelijks van ons voor jullie, je E. Het hengelaartje = Pont d'Avignon van Creixams hing boven je teste toen je op onze blauwe divans lag! 2321. Aan A. Roland Holst: Parijs, 1 december 1934 Parijs, 1 December. Beste Jany, Ik haast me je nogmaals te schrijven, want onze brieven hebben elkaar gekruist en ik ga overmorgen pas weg. Watje van mijn ‘gal’ zegt is juist en onjuist. Er is in alles wat N. zegt of doet iets wat op mijn ‘gal’ werkt; ik heb een idiosyncrasie voor hem, en hij is voor mij typisch een personage met rotkantjes; kortom, als ik een zuster had van wie ik zooveel zou houden als jij van de jouwe, dan zou hij degene zijn van wien ik het werkelijk onverdragelijk zou vinden als, enz. Maar dit heeft nooit weggenomen dat ik zijn vroegere verzen buitengewoon op prijs stel. De arrogantie van zijn optreden, zou mij niet zóó tegen hem innemen; ik kan veel voelen voor een bepaald soort arrogantie; het is de aanstellerij in de arrogantie die mij ergert; hij is, tot in zijn beste werk toe soms, kakkineus. En deze kakkineusheid is van de rotkantjes bovenbedoeld alleen maar de oppervlakkigste uiting, maar aangezien ik van diepere uitingen goddank ben gevrijwaard... Intusschen zijn onze brieven die elkaar kruisten nu toch een amusante illustratie geworden van onze verschillen, ook tegenover de kunst van Nijhoff, want ook buiten het mysterieuze Awater om, hebben we over en weer dingen als de beste genoemd die precies niét dezelfde waren. De Dwaze Bijen maken me direct opstandig door de aanstellerij van die ‘hoogere honing’, - ik kan dan meteen niet goed meer tegen de rest. Het Jongensportret is voor mij (en ik geloof dat ik hier gelijk heb, ook ‘objectief’) het type van een perfectie voor een petit-maître; bijna een pastiche van hoopen son- {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} netten van deze ‘parnassiaansche’ gaafheid, zoowel in de italiaansche literatuur, waar het van zulke verzen moet wemelen (en van zulke complimenten tot slot), als in de school Théophile Gautier-Moréas. Ik vind dit dus het type van de perfectie die er niets toe doet. De Hofstee zegt mij weinig, maar ik zal het overlezen om te zien welke diepten het verbergt. De Laatste Sterren (die jij niet noemt) vind ik een kulgedicht; would-be alomvattend, in werkelijkheid slechter en vlakker dan wat ongeveer iedere ‘jong-katholiek’ nu presteeren kan. Maar het mysterie van Awater puzzle't me, na jouw lofrede erover, buitengewoon, want aangezien jij zeker weet wat poëzie is en ik misschien niet, zal ik wel ongelijk hebben. Bep begrijpt er ook niets van. Ik begrijp wel dat het zooiets moet zijn als jij zegt, maar doe je er niet erg veel van jezelf bij, en proef je in het ‘obsedeerende’ hiervan niet vooral De Uitspraak en De Nederlaag? Ik kan mij niet voorstellen dat iemand die werkelijk geladen is met een menschelijke ontroering van beteekenis dit vormpje neemt van aa-ee-oo-ie-uu en dan nog oe-ei-enz. (Ik kreeg even lust om de heele bespreking op die rijmen te doen, om te laten zien dat het zóó moeilijk niet is!) Maar hoe dan ook, en als jij gelijk zou hebben en ik ongelijk - ik zal speciaal dit gedicht nog eens op mij laten inwerken als ik aan die bespreking toe ben, in Januari of Februari 1. - dan nog houd ik vol dat ook hier weer het kakkineuze krachtig geurt. De beschrijving bv. van dien meneer Awater, die naar kantoor gaat en sprinkhanen eet, en het doordouwen van die vergelijking met Johannes den Dooper vind ik du dernier mauvais goût, al is het in de beste traditie Giraudoux-Cocteau. En wat erger is, het verlangen van Nijhoff naar zijn betere kanten vertoont dan nog altijd dit groote verschil met het jouwe, dat het zich afspeelt in een café-restaurant. Misschien is ook dit décor, evenals de speech van Awater (wil ik hopen), 100% symboliek. Maar de keuze van symboliek teekent dan weer den man. Het gekke is dat, logisch gesproken, jij een afschuw zou moeten hebben van dit soort gedichten, en ik een soort oude liefde ervoor! Als je me nu weer schrijft, zit ik zeker in Bretagne. De vraag die ik je wou doen is deze. In een discussie met Bep, onlangs, hadden we het over ploertigheid in erotische verhoudingen. Het type van ploertigheid is voor mij een man die, zelf wetend dat hij alleen maar ‘verliefd’ is, een meisje ontmaagdt van wie hij, als hij éénige kijk op vrouwen en éénig gevoel heeft, vooruit weten kan {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} dat zij zich aan hem hechten zal, en méér dan ‘verliefdheid’ in het spel brengen. Tegenover een vrouw komt het bijna op hetzelfde neer - tegenover een bepaald soort vrouw althans, - maar het jonge meisje is natuurlijk dubbel ontwapend en weerloos. In een repliek van Bep kwam toen voor dat jij toch wschl. ook wel eens zooiets zou hebben kunnen doen. Ik was er 5 minuten door geïmponeerd, daarna heb ik met een steeds toenemende overtuiging beweerd dat ik er niets van geloof, en dat ik jou, zelfs vroeger toenjij zooveel jonger was, niet in staat acht tot dit soort oplichterij. Let wel, het gaat natuurlijk niet stomweg om het maagdenvlies, en ik denk niet eens aan de 1001 vierges folles die het sinds lang broodnoodig hadden dat hun deze weldaad bewezen werd; ik denk aan het soort vrouw dat juist als maagd extra-opgelicht wordt qua gevoel; een verklaring is trouwens onnoodig omdat je me natuurlijk met een half woord begrijpt. Als je dus op mijn vraag niet wilt antwoorden, mij best; maar zoo ja, doe het dan in alle eerlijkheid, want gesteld dat je antwoord verkeerd voor mij uitviel, dan zou het mij een... moreele zekerheid (?) ontnemen misschien, maar niets veranderen aan mijn affectie voor jou. D.w.z. dat ik nog altijd niet ontwapend zou zijn op dit punt: dat jij dan in ieder geval tegenwaarden bezit waar een ander zich 99 × op de 100 niet op beroemen kan. Maar terwijl ik je dit schrijf, voel ik weer even duidelijk dat ik gerust ‘op je wedden’ kan! Er is toch één ding dat erg sterk voor je pleit: dat jij, ondanks het leven dat je leidt en waarover je je in je oogenblikken van ‘hoogere honing’ een standje maakt, nooit een kringfluim bent geworden, zooals de dichter Buning, de dichter Nijhoff misschien, en helaas zeker de dichter Van Vriesland. Van je verdere talent en de mysterieuze band met Elysium is hier dan nog niet eens sprake! En ik bedoel met kringfluim niet noodzakelijk het bezoeken van die bepaalde club van mindere kunstenaars, maar een zeker peil van bassesse in de knoeierij, in de ruggegraatloosheid en de kwartjesvinderij van het gevoel; Montparnasse bv. loopt over van het soort. Je zult me hierna wel geen moralist vinden, want ik ken je een grooter psychologische finesse toe; en bovendien, ik meen te weten dat je voor 90% mijn antipathie hier deelt. Hartelijke groeten en een hand van je Eddy 2322 (713). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 3 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} 2323. Aan J. Greshoff: Parijs, 3 december 1934 Parijs, Maandag. Beste Jan, Ik ga straks ‘op’ de trein. Mijn adres in Bretagne is: Hôtel du Manoir, Le Roselier-en-Plérin, près Saint-Brieuc, (Côtes-du-Nord). Ik wou je vragen of je mij dat boekje niet bezorgen kunt over Paul van Ostaijen dat door Burssens geschreven zou worden, 1. als dat tenminste uitgekomen is. Als je dat niet weet, zou je er navraag naar willen doen? (Uitgeverij ‘Avontuur’, of zooiets, Wilryck-Antwerpen; - ik ben met Burssens gebrouilleerd 2..) Ik heb ook nooit dat boekje gekregen, dat jij wel bezat, meen ik, met allerlei kleinere kritieken en ander proza erin; Self-Defense, Diergaarde, Kluwen van Ariadne, enz. Kan je me dat in ieder geval bezorgen? Misschien ben je niet eens meer gesteld op je eigen exemplaar; zoo ja, kan je het dan niet voor me koopen, dat lijkt me nog het makkelijkste. Kan je ook informeeren of ze nog andere dingen van P.v.O. hebben uitgegeven? Ik wil er ook best over schrijven, in Gr. Ned. of Forum. Doe dus je best om mij over dit alles zoo compleet mogelijk in te lichten; als je het adres van Burssens kunt krijgen kan je hem zelf schrijven misschien. Dank voor al de moeite. Stuur me brieven en boekje(s) naar Bretagne. Veel hartelijke groeten, ook aan Atie en van mijn gade, een hand van je E. Schrijf me toch eens of jij Awater ook zoo ‘obsedeerend, gespannen’, enz. vindt als Jany. Ik ben wschl. idioot, maar ik vind het voor 50% goed, voor 25% aanstellerij en voor de andere 25% flauwekul. 2324 (714). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 6 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2325 (715). Aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 7 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} 2326. Aan J. van Nijlen: Le Roselier-en-Plérin, 8 december 1934 Bretagne, 8 Dec. '34. Beste Jan van Nijlen, Ik zit hier in Bretagne en werk weer aan Ducroo. Ik hoop er spoedig zoo goed als klaar mee te zijn, vooral nu ik er weer goed ‘in’ ben, wat in Parijs niet lukken wou. Als ik geluk heb, ben ik in Januari absoluut klaar, en het is dan een boek van ± 700 blzn. MS., dus zeker 500 blzn. druks. Ik wou je nu vragen of die juffrouw op het kantoor nog altijd bereid is voor me te typen? Ik wou nl. dit slot toch getypt vóór me zien, alvorens het naar Querido te zenden. Tegen ± 5 Januari kan ik je wschl. een heele vracht papier zenden, maar kan zij dat dan zoo mogelijk in Januari zelf nog afdoen? (zoowat 200 blzn. MS.) Het is voor mij nl. van veel belang als ik de tekst gauw terug heb, met het oog op later komende invallen en correcties, want Querido moet uiterlijk Maart het complete MS. hebben. Schrijf me dit dus even op een kaartje. Mijn adres is: Hôtel du Manoir, Le Roselier-en-Plérin, par Saint-Brieuc (Côtes-du-Nord), France. Ik zit hier heel eenzaam, want Bep is in Parijs gebleven. Met het oog op het werk is dit gevangenisleven wel goed, en een mensch went aan alles. Ik had bovendien groote behoefte om wat uit Parijs te zijn, waar iedereen wat van me moest hebben en alles me afleidde. Ik kwam daar gewoon niet meer tot serieus werken; alleen maar snippers en zoo, panopticumpjes en notities + een enkele boekbespreking. Hoe maak jij het nu? Gaat het oog toch wat beter en is de lever langzamerhand getemd? Ik heb je bundel 1. helaas niet gekregen, maar tant pis, ik bezit Geheimschrift en Heimwee naar het Zuiden, en wacht op een latere, gewonere uitgave, bij Nijgh & Van Ditmar of Querido, waarin dan ook meer verzen zullen staan. (Of bij Boucher, in de verzorging van Jan Greshoff's vaerzen 2. - of is je dat te kleine oplaag?) Zijn Griet, Sophie, Charles gezond? Schrijf eens een woordje, als het je tenminste niet vermoeit. Het is hier koud en het waait bretoensch buiten. In mijn kamer werk ik met een petroleumlamp. Als ik Bep hier had, zou ik dit alles {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} bij elkaar heerlijk vinden. Maar het kan niet te duur worden - al word je hier vetgemest met de heerlijkste spijzen voor 25 frs per dag - dus als alles goed gaat, komt Bep mij van Kerstmis tot Nieuwjaar gezelschap houden; anders ga ik naar Parijs terug. Help me dus wenschen dat de inkt moge blijven stroomen zonder een ongemerkte cretinerie des auteurs. Lees je nu weer wat? Veel hartelijks, ook thuis, een hand van steeds je Eddy 2327. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Le Roselier-en-Plérin, 8 december 1934 Le Roselier-en-Plérin, Zaterdag B.C. - Bep zond me je briefkaart door en heeft je geschreven hoe het ermee staat. Ik moèt mijn boek afmaken, en zit nu hier met dat loffelijk doel. Begin Januari, vanaf 5 Jan., zijn wij wel weer in Parijs, kan je je komst niet tot dan uitstellen? Ik zou je natuurlijk heel graag zien. Hart. gr. ook aan Wilma, je E. 2328. Aan J. Gans: Le Roselier-en-Plérin, 9 december 1934 Le Roselier, 9 Dec. Beste Gans, Ik begrijp dat er iets stuk in je is; hoogstwschl. is het bijna uitsluitend door je politieke situatie. Misschien vind je weer steun als je serieus werk doet in de trotskistiesche lijn. Ook als je erin slaagde behoorlijke essays te schrijven zooals je je die voorstelde - maar desnoods ook zuiver politiek - kom je, denk ik, weer een heel eind op dreef. Deze tijd is rot voor ons allemaal. Sinds ik hier ben werk ik als een razende; dat komt door het gevangenisleven! Ik heb alweer 60 blzn. klaar, en het gaat, het gaat... Op mijn beroerde physieke toestand, hoofdpijnen, hartkloppingen en zoo, let ik maar niet meer, - behalve als het te erg wordt. Slapen is een gewoonte, voorloopig kan ik die niet al te best terugkrijgen. Maar als mijn werk vlot, zooals nu, ben ik dieper-in toch tevreden, dat is altijd dat. {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik heb Van Vriesland nu geschreven dat hij Guilloux en Breton maar schrapt. Je hoeft ze dus niet meer te maken, als je het tot heden niet deed. Het is voor mij met-dat-al toch een wat zielig experiment geworden. Maar wschl. kan je er ook niets aan doen, dus basta. Als je later wat meer fit bent, stuur je misschien zelf wel eens wat. (Bv. dat artikel over de émigrés voor Bep?) 1. Met beste groeten, je EdP. P.S. Grappig dat deze brief net geschreven was vóór ik je antwoord kreeg dat Bep mij doorzond. Onze gedachten hebben elkaar wel gekruist, want we schrijven bijna krek hetzelfde! Het beste met je activiteit. 2329. Prentbriefkaart 1. aan H. Marsman: Le Roselier-en-Plérin, 9 december 1934 Bretagne, 9 Dec. Beste Hennie, Je stukje in Forum 2. lijkt me, van hier gezien, een voortreffelijke verbetering, en wschl. heb ik mij juist met V. Sch.'s landschappen (meerv.) tevreden gesteld omdat ik Holland ook nogal slecht ken. Maar ‘sfeer’ is inderdaad juister, en alles wat je zegt lijkt mij precies en juist. - Ik werk hier erg hard, gegeven de gevangenis. Toch zijn er heerlijke uren buiten, als de zon er maar is. Heb je Q. geschreven? Denk je aan die verhalen? 3. Hoe gaat het met de gezondheid? Het beste in ieder opzicht, en veel hartelijks ook voor Rien. Een hand van je E. 2330 (717). Aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 10 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} 2331 (718). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 10 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2332. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Le Roselier-en-Plérin, 10 december 1934 Zondag. Beste Jan, Heel veel dank voor de 2 boekjes, 2. die toch vol aardige dingetjes zetten, achteraf beschouwd. Zeg me wat ik er je voor schuldig ben als je ze kocht. Ik werk heel hard aan Ducroo; wat kan zooiets toch opeens weer levend worden onder je handen, als je het weer warm krijgt! Daarom nu kort. Ik ben wel tevreden over wat ik nu maakte. Veel hartelijks van je E. 3. × is mijn kamer. 2333. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Le Roselier-en-Plérin, 10 december 1934 10 Dec. B.H., zit hier in ballingschap om mijn ‘roman’ af te maken en schiet weer hard op. Ontving de rekening (fl.26.45), maar verzond onlangs met het oog daarop fl.27, zoodat je - d.w.z. de zaak - 55 ct. te veel hebt! Wil zoo goed zijn daar persoonlijk wat voor te drinken op de gezondheid v. Arthur Ducroo, ik reken erop! Hartelijk je E Schrijf gewoon nr Parijs. 2334. Prentbriefkaart 1. aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Le Roselier-en-Plérin, 10 december 1934 Bretagne, 10 Dec. Zeer geachte Heer, Ik zit hier ‘verbannen’ om een boek af te maken, daarom kort. Alles lijkt me bovendien in orde en afgesproken. U {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} stuurt mij over een tijdje vooral al de standjes, en ik u een zoo goed mogelijk bijgewerkt ex. Ik zal tot zelfs de komma's nagaan, aan u om dan uit te maken wat u nog veranderen wilt (als het te veel last mocht geven.) Vriendelijke groeten van, hoogachtend, EduPerron 2335 (719). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 12 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2336 (720). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 12 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2337. Aan J. van Nijlen: Le Roselier-en-Plérin, 15 december 1934 Bretagne, 15 December. Beste Jan, Zóó definitief als Jan Gr. het voorgesteld heeft met die ‘Oceaan-plannen’ is het nog niet. Maar wie weet, vroeger of later...! Op het oogenblik werk ik met alle spieren en zenuwen aan den ‘roman’. Ik stuur je nu maar gelijk hiermee vast 2 hfdstn., die ik graag had in twee exemplaren. De rest zien we dan wel in Januari. Hoe gauwei; de juffrouw hiermee klaar is, hoe beter; maar stuur me de resultaten eerst in Januari, als we weer thuis zijn. Wij denken 5 Jan. weer in de rue Erlanger te zitten; Bep is nu ook hier. Ik schrijf je dan wel weer. Ik lees ook Giono: op het oogenblik lijkt het me een kruising tusschen Fenimore Cooper (van Padvinder en Lederkous 1. en Paul Claudel. Toch wel mooi en poëtisch. Het is een soort literatuur die mij niet in het minst dreigt te beïnvloeden, c'est toujours cela. Is het niet iets voor Jany? Maar ik ben nog niet ver, lees maar weinig, vanwege het schrijfwerk. Wat vervelend, met je oogen. Als de rest wat minder bleef en dàt in orde kwam zou het beter zijn. Maar geef de hoop niet op; als er {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} geen organisch gebrek is, komt het misschien langzaam maar zeker weer goed. Misschien kan het je ‘troosten’ als ik je zeg dat het met mijn hart niets goed gaat, dat is ook een nogal delicaat orgaan. We worden oud en wrak, zooals de andere Jan verzucht. Later meer, uit Parijs. Veel dank voor de bloemlezing, 2. stuur die dan maar hierheen, want we blijven nog lang genoeg; en ik ben er toch wel verlangend naar; Bep ook. Heel veel hartelijks van ons beiden, ook thuis, - steeds je E. 2338. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Le Roselier-en-Plérin, 16 december 1934 B.J. - Schrijf me eens ½ blzij over je afkeer v. Duitsland (de nazi's); je ‘diepste’ gedachten daarover! Ik moet 1 blzij met je vullen (spelende Okt. '33!) en kan gemakkelijk van alles bedenken, maar zou het aardig vinden als ik er een paar authentieke zinnetjes van je zelf doorheen kon smokkelen (liefst persoonlijke reacties); dat heb ik met Menno ook gedaan. Maar jij komt maar heel even voor, in een deprimeerend hfdst. (realiteit, vendutie in Br., etc.) 2. Ik schiet erg goed op, laat me niet lang wachten! Schrijf ook wat over jezelf. Wat doe je, etc.? Je E. 2339. Aan J. Greshoff: Le Roselier-en-Plérin, 17 december 1934 Bretagne, 17 Dec. Beste Jan, Ik ben nog altijd flink bezig, hoewel ik moe ben. Nog maar 4 hoofdstukken en ik ben er. Het moeilijkste hoofdstuk (het gekkenhuis v. Gistoux!) is zoowat af. Het boek krijgt 33 hfdstn., dat is nu uitgemaakt, en zoowat 500 blzn. druks, met vrij veel per blzij. Stuur me vooral gauw die eene blzij, want er is een gaping in dat hfdst., die ik pas aanvullen kan als ik je brief heb. En alle gapingen {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} achter mij hinderen mij nu! Maak het niet te mooi, schrijf voor de vuist weg wat je me gezegd zou hebben, dat doe je gauw genoeg. Ik heb weer 2 hfdstn. naar J.v.N. gestuurd, de rest volgt. Want ik kan de boel toch eerst goed corrigeeren als ik mijn gekrabbel netjes getypt voor me zie. Ik denk dat ik begin Januari met schrijven klaar ben; eind Jan. of begin Febr. gebruik ik dan voor het nazien. Misschien maakt Alexejef het omslag, 1. maar Querido is hierin een aarts-uil en gedraagt zich als een kruienier. (Ik hoop half en half dat Alexejef het verdomt.) Verder schrijf ik later wel eens. Dit is vooral een aansporing om die blzij te schrijven, omdat je me weer een flinke duw geeft daarmee, al is het helaas een beetje ‘achteruit’. - O, o, wat zal mijn boek VÒL zijn! Hart. groeten, ook aan Atie, en véél dank voor de twee boekjes; een hand van steeds je E. Ik lees Giono's Chant du Monde en vind het nogal mooi en zelfs nogal boeiend, maar het is toch ook een beetje De Woudlooper herzien door Claudel! 2. 3. Amitiés - avec l'espoir, toujours, que nous nous verrons bientot Guilloux. 2340 (722). Aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 18 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2341. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Le Roselier-en-Plérin, 18 december 1934 18-XII-'34. Beste Jan, Kun jij licht werpen op de duistere wegen waarop mijn engelsche Kroniek zich bevindt? Ik heb hem in November aangeteekend aan Coenen gestuurd, ruim op tijd voor het Decembernummer. Hij kwam daar niet in; maar het wordt nu dunkt me tijd voor het {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} Januari-nummer, en nog ontving ik geen proeven. Met de feestdagen en het feit dat die drukker zoo ongehoord slecht is dat er altijd een revisie noodig is (die ze me bijna altijd verzuimen te sturen), wordt het zelfs dringend. Heb jij tuyaux hierover? Nooit zal ik zoo klein kunnen schrijven als jij, om van de Krullen maar niet eens te spreken. Dag, veel groeten aan Aty en zonen-met-vacantie, Bep Stuur gauw de bladzij! Alexej. maakt het omslag. E. 2342. Aan J. Greshoff: Le Roselier-en-Plérin, 19 en 20 december 1934 Bretagne, 19 Dec. Beste Jan, Ik zal je dezen brief verzenden als ik je bladzij heb! Het wachten is nl. alleen daar nog op om een nieuw pakje naar J.v.N. te zenden. Er zijn nu meer dan 600 blzn. Ducroo klaar, de laatste 100 komen vanzelf! Ben je niet bang dat het wel wat véél wordt van het goede? - quel interminable bavard que ce M. Ducroo, als hij het over zichzelf heeft! Maar hij hééft het niet alleen over zichzelf, goddank; het is een wonderlijke poespas, en ik hoop toch een ‘wereld’, dit boek. Het volgende boek zal geheel anders zijn. Maar waarom ik je schrijf is dit. Ik kan hier nog 2 hfdstn. maken en heb daarvoor tot nieuwjaar ampel tijd. Dan maak ik de 2 laatste hfdstn. in Parijs, van ± 4 tot 10 Jan., als het mij lukt. Daarna wou ik een kleine week in Brussel komen, ook om uit te rusten, maar vnl. om mij weer wat door Dr. M. te laten prikken. Zou ik dan bij jou terecht kunnen? Laat ons zeggen van 11 t/m 15 Jan. 's morgens of 's middags, want 16 Jan. (Zondag) wil ik in Parijs terug zijn. Als het je niet schikt, zeg het dan gerust. Bep blijft in Parijs, je hebt mij dus alleen te gast. Als het wèl schikt, richt andere logés etc. dan hiernaar, want ik moet het zelf dan ook precies zoo schipperen dat het uitkomt, ook met ander gedoe, o.a. Slau die weer in Parijs moet komen, en Willink, etc. Als het goed is, zeg Jan v.N. dan, dat hij mij niets hoeft terug te zenden, maar alles aanhoudt wat de juffrouw zal hebben ‘afgeklopt’ tot dan. Ik breng dan zelf de laatste flarden mee. Als de juffrouw haar best doet en van het bureau niet te veel werk krijgt, kan ik op deze {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} manier eind Januari of begin Februari de heele rotzooi naar Querido zenden, en dan komt de proeven-historie los! Ik heb Q. gevraagd wanneer hij het boek wil doen verschijnen: in April of Mei? Een tekst voor prospectus 1. zond ik hem al; ik hoop dat hij er niet àl te veel flauwe kul bij spuit; ik heb trouwens een drukproef gevraagd, want zijn prospectus voor Den Doolaard 2. geeft mij doodsangsten. Hieronder komt nog wat nà je bladzij. * * * 20 Dec. Bep is al hier. Hierbij zelfs een briefkaart van haar. Ik stuur deze brief nu maar weg, omdat daarnet je briefk. kwam, zonder blzij. Er staat een prachtig stuk over me van een pater, in Boekenschouw, of hoe dat blaadje heet. 3. Amuseer je met het volle huis. In haast en met een verkleumde poot. Je E. P.S. - Als J.v.N. mij de tikkosten moeilijk kan voorschieten, laat hij mij dat dan gerust schrijven, dan stuur ik hem van hieruit of van Parijs het geld. Kan je het adres van Marc Eemans 4. voor me te weten komen? Dit is van belang. 2343 (723). Aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 20 december 1934 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2344. Aan A. Roland Holst: Le Roselier-en-Plérin, 20 december 1934 Adres achterop enveloppe. Bretagne, 20 Dec. '34. Beste Jany, Het doet me plezier dat Menno al net zoo sympathiseerend over {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} je schreef als jij over hem; hij schreef mij nl. gisteren dat hij zéér tot zijn genoegen bij je logeerde en dan: ‘Sedert dit bezoek schat ik hem nog hooger dan ik al deed; hij is alleraardigst, allervriendschappelijkst en een qualitatief ander mensch dan Pom-Jacques-Vic. De eenige dichter, die werkelijk is wat hij dicht. Wij hadden lange gesprekken en bleken het eigenlijk erg eens’. 1. - Dit laatste is misschien toch een illusie, maar zooals je weet heb ik die ook, en wat mij vooral genoegen doet is Menno's vergelijkend oordeel dat, geheel afgescheiden van mij, zoo precies met het mijne overeenkomt! - Menno schreef overigens een stuk over Engelman-Nijhoff 2. dat ik werkelijk ‘pour une fois’ zonder eenig plezier gelezen heb. Deze argumentatie tegen het dichterschap wordt zelfs mij wat te goedkoop. Maar Menno zelf is, bij veel ‘vreemds’, d.w.z. ‘hollandsch’ voor mij, absoluut een van de eerlijkste en zuiverste menschen die ik ken. Hij is zeker precies even loyaal en betrouwbaar als Henny, en geen haar minder ‘zeker’ als vriend. Geef mij bij gelegenheid eens het adres van Haulleville. Je moet absoluut lezen: Le Chant du Monde van Giono, niet alleen omdat het een van de allerbeste fransche boeken is sinds jaren, maar omdat het zoowel Bep als mij door-en-door een boek lijkt voor jou. Bep wil het bespreken voor haar volgende kroniek in De Gids, 3. maar als je tot zoolang wachten kunt zenden we jou ons exemplaar, zoodat je het niet hoeft te koopen. Maar ik geloof dat je er ook dit laatste gerust op wagen kan. Ik ben hier inderdaad weer enorm opgeschoten en zie het einde naderen. Als alles goed blijft gaan, denk ik tegen half Januari klaar te zijn. De rest is dan bijvijlen en omwerken, als ik de getypte tekst vóór me zie. En ik schrijf nog wel met deze abominabele dikke pen, die me een schrift geeft als van een sergeant-majoor. Ik vond Het Leven op Aarde wat traag, maar inderdaad, zooals jij zegt ‘voor het voornaamste’ heel mooi. - Met Haulleville zal ik toch nog eens verder gaan, nu jij zijn einde zooveel beter vindt. 4. Toch {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} geloof ik niet dat er een ‘geboren schrijver’ in hem zit - wat bij Slau zoo absoluut duidelijk is. Slau is voor mij werkelijk het type van een eersterangsschrijver die schrijft met de linkerhand. (Zooals Jef Last het type is van een vierderangsschrijver, die combineert en doet wat hij kan.) Mijn gezondheid is erg matig, maar voorloopig denk ik maar aan één ding: het boek af te maken ook als het mij diezelfde dienst terug bewijst. Querido wacht, maar dat is het niet; ik ben er nu weer in, maar het wordt hoog tijd dat ik er nu uit kom, want lang houdt deze historie mij niet meer bezig; het leven trekt mij nu al telkens naar andere kanten en ik zie al duidelijk mijn volgend boek vóór me, dat totaal anders zal zijn. Stuur je nog eens wat poëzie aan Forum, ondanks het getheoretiseer van Menno? Is het met het oog op deze uitingen dat je de erotiek stop wilt blijven zetten, ofschoon... Het is gek, maar wij hebben hier allebei angstig naar elkaar gekeken toen we moesten lezen dat je ‘in een nagenoeg volstrekte onthouding’ leefde, en Bep maakt zich nu weer ongerust over het karakter van wat de volstrektheid nog breken kan. Stel ons in je volgende brief gerust, en ontvang, hoe dan ook, voor alles onze beste wenschen + een hand van je E. P.S. - Wij zijn vanaf 3 of 4 Januari weer in Parijs. Als ik je later niet meer schrijf, d.w.z. tusschen nu en dan, dan hierbij het beste met Xmas-en-wat-erop-volgt. En moge de onthouding geen aanloop tot het huwelijk blijken te zijn! 2345. Aan J. van Nijlen: Le Roselier-en-Plérin, 22 december 1934 Bretagne, 22 December. Beste Jan, Ook namens Bep véél dank voor het boek dat er prachtig uitziet. 1. Over de keuze ben ik minder tevreden, vooral in de eerste helft. Het kan zijn dat ik mij vergis, maar ook bij onbevooroordeelde herlezing vind ik mijn keuze uit Verzen, Het Licht en zelfs Naar 't Geluk heel wat beter dan die van Jan. Ik vind dat Jan de groote fout heeft {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} begaan, verzen te kiezen die jij in hun eigen soort later 10 × beter hebt overgedaan. Een liedje als ‘Zoo blij, zoo blank is 't in mijn woning’, dat trouwens op zichzelf heel mooi is, vervangt voor mijn gevoel heel wat sonnetten van het oude soort, waarin de invloeden van '80 niet overwonnen zijn en waarvan de rijmwoorden soms wel heel erg de onhandigheid verraden. Het is of Jan een voorliefde heeft gehad voor de gezapigheid in je oudere werk, inplaats van er weinig uit te halen, maar dan ook dingen die of vaster van toon zijn, of door je latere uitingen niet worden weggevaagd. - Daarentegen mis ik (die je werk goed ken) vele mooie dingen achterin; maar dit is minder een bezwaar voor den minder ingelichten lezer. Vooral achterin vind ik het ook een fout om witte blzn. open te laten, waarop nog net een sonnet méér had gekund! Ik ben, zooals je ziet, een ‘woekerend’ iemand, op dit gebied. - Toch is de bundel een lief bezit. Alleen: ik blijf dorsten naar de definitieve, en groote, bloemlezing, die jou weer zal geven zooals de bundel van Boucher Jan heelemaal weergeeft. 2. Je moet die dan ook maar zelf maken. De inleiding van Jan zou er anders best voor kunnen dienen, die is nl. alleraardigst. Ik werk nog altijd hevig, moet af en toe zelfs rust nemen omdat het te hard gaat. Hoogstwschl. komt het boek 15 April uit; ik zelf denk 15 Febr. geheel klaar te zijn; als de typjuffrouw het dan maar is! Ik kom wschl. 16 of 17 Jan. voor een paar dagen in Brussel. Van hieruit zond ik je 2 hfdstn., en morgen of overmorgen zal ik je weer een pakje zenden. Houd het getypte dan gewoon aan tot ik het in Brussel kom halen. Schrijf me ook of ik je geld moet zenden voor het typwerk, of kan je dat zoolang voorschieten? Zeg gerust als het niet, of moeilijk, gaat. Ik heb allerlei andere plannen, maar daarover mondeling. Houd je goed, doe onze hartelijke groeten ‘om je heen in huis’, en heb zelf een hand van steeds je Eddy Schrijf je me bij gelegenheid een kaartje om me te zeggen dat je de copy ontvangen hebt? Ik ben hier tot 2 à 3 Januari. Het beste met Kerstmis en Nieuwjaar! {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} 2346. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Le Roselier-en-Plérin, 23 december 1934 Bretagne, 23 Dec. Beste Hein, Ontvang met Nen onze beste wenschen voor Kerstmis en Nieuwjaar. Jan schreef me dat je een blaadje van Meulenhoff te redigeeren hebt gekregen; 2. bravo. Hoe gaat het verder? Ducroo loopt op z'n eind, vooral dank zij het verblijf hier. Nogmaals het beste! Je E. Bep 2347. Aan H. Marsman: Le Roselier-en-Plérin, 25 december 1934 Bretagne, 25 Dec. Beste Hennie, Je brieven - oud en nieuw - deden mij groot plezier. In de eerste plaats wat je schreef van De Sm. M. Het doet mij vooral goed dat je me ditmaal tenminste ‘heelemaal gevonden’ hebt! Dat dat met Ducroo niet het geval zou zijn, kan ik mij nog niet goed voorstellen; wacht tot je alles gedrukt vóór je hebt. Bep zegt dat het voor iedereen die niet verliteratuurd is ongewoon boeiend moet zijn, en verreweg het beste wat ik ooit van me gegeven heb, y compris De Smalle. D.w.z. ze vindt allebei even goed, maar zou Ducroo toch kiezen, zijnde... enfin. Het is haar opgedragen! Ik heb mijn volgende boek al heelemaal in mijn hoofd en denk dat het ook 100% bevatten zal wat ik te geven heb. Ik wou jou dat opdragen; daarover spreken we nog wel. Titel wschl. De Onzekeren. Nu antwoord ik maar op je vragen. Maar eerst dit ‘programma’; half Januari denk ik met Ducroo klaar te zijn, dat half April wschl. al uitkomt. Daarna moet ik wschl. Fermina Marquez vertalen (voor Stols). 1. Maar eind Jan. dacht ik even in Brussel te komen en zelfs in Holland; o.a. om met Querido te spreken. Kan jij dan ook even in Amsterdam komen, dan doen we alles af wat over dien bundel bepraat moet worden. * 2. {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik voel soms ook meer voor Po Sju I en Yuan Sjen dan voor Larrios, om dezelfde reden als jij. Maar ik vind dat we ons bij dezen representatieven bundel niet met zulke vragen moeten ophouden. Iemand die Larrios leest, weet het maximum wat één verhaal zeggen kan van dezen auteur Slauerhoff, bij het andere leest hij een prachtig verhaal, maar heeft een verkeerd beeld van een Slauerhoff, specialist in een bepaald soort chineesche verhalen. Ik vind Po Sju I en Yuan Sjen èn knapper èn misschien beter, d.w.z. als verhalend proza ‘geslaagder’ dan Larrios, maar ik stem toch voor Larrios als zijnde veel meer onverhuld, en oorspronkelijker Slauerhoff. (Toch vind ik het andere ding zóó verdomd goed dat ik, ook na deze redeneering, blijf aarzelen!... Zeg jij nu maar weer wat.) Eén, twee, drie, vier, vijf is m.i. verreweg het beste verhaal van Vestdijk. Het boeiendste, het knapste èn het oorspronkelijkste. Hier dus geen twijfel. Het heeft in Forum gestaan, 3. vraag er hemzelf maar om. - Hoe gaat het met jullie brieven-roman? Met Den Doolaard wil ik erg streng zijn, en alleen iets nemen wat boven zijn gewone flauwekul uitsteekt. Ik heb na Orient Express zeer duidelijk en pertinent mijn opinie over hem: het is een magazine-schrijver met vrij groote vertellersgaven, maar een onherstelbare boerelul. Die juffrouw van hem in den trein is weer om je te bepiemelen. 4. En zoo'n verhaal als Ogaru der Raüber (in Die Sammlung) 5. {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} vind ik goed als meesterwerk voor Mork's Magazijn. Toch ben ik in principe niet tegen hem, als er iets bij is wat hem op zijn best geeft: peil van de beste stukken van De Druivenplukkers; of misschien iets heelemaal anders? In Gabrielle van Loenen heb ik veel meer vertrouwen. Dat stuk van haar in den bundel van Bijleveld zou ik gerust willen hebben. Maar dat mag zeker niet, en misschien heeft ze nog beter. 6. Van Debrot vond ik het eerste stuk van Mijn zuster de negerin, ondanks alle onhandigheden, voor de sfeer, alleraardigst. Maar is het een verhaal of een roman? In ieder geval: lees alles van Debrot wat hij heeft. 7. En Helman? Dat vind ik ook over het algemeen je reinste magazine-peil. Misschien heeft hij iets nieuws. Anders is er misschien toch iets in Hart zonder Land of dat andere verhalenboek dat niet al te erg maakwerk is. De ‘naam’ is natuurlijk best. Van Kuyle moet maar een prollenverhaal genomen worden, dus Sjooks (uit Balans). 8. Overigens ook magazine-peil, maar een vent die Harten en Brood kan schrijven, kan vast niet beter. Anders die visschenhistorie uit De Bries, meer een poème-en-prose maar literair het beste wat de man ooit geschreven heeft (in proza.) Neen, geen fragmenten of reisboek-schetsen, tenzij ze absoluut een verhaal vormen. Een enkele keer (als bij Couperus) kan dat natuurlijk. Maar het principe lijkt me totaal verkeerd. Geen Elsschot, geen Nescio. Misschien Jany, maar het eenige dat ik zou willen hebben is De Afspraak. 9. In dat geval moet de bundel daarmee openen. Minder doe ik het niet; beter heeft Jany als ‘verhaal’ nooit geschreven. Maar krijgen we dit, denk je? Ook van Van Dishoeck? Van Van Genderen Stort, na Jany - tusschen Jany en Nijhoff - is {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} ook wel een verhaal te nemen. Ik voel dan het meeste voor Een Nachtwake van Lambert Brodeck. * Maar als wij Jany en V.G. Stort nemen, wie moeten dan ook nog bekeken worden, uit die zelfde generatie? Als je de Vlamingen neemt, onderzoek dan: Roelants, Minne, Gilliams, Lode Zielens, Raymond Brulez, André Demedts (bv. diens verhaal Dood van een Dichter in Forum, 11. dat wel aangrijpend was) en natuurlijk Walschap. Is Bordewijk van de generatie van Jany? Ik las 's mans novellen. Zeer handig en soms boeiend, maar totaal magazine-writing. Imitaties van Poe, Ewers, en iedereen. Van Last en Dekker zou ik in principe graag iets opnemen. Maar dan moet het ook goed zijn. Dit alles brengt je weer wat op weg. En o ja, dan is er een verhaal van Paul van Ostaijen dat ik als verreweg zijn beste beschouw en dat je zonder meer plaatsen kunt, want ik heb evenveel recht erop als Burssens en ik heb het bovendien uitgegeven bij De Driehoek, nl. Het Bordeel van Ika Loch. Je ziet, we schieten op, zelfs zonder verder onderzoek! Wat je me van Duitschland vertelt, vind ik zéér opwekkend en von Salomon lijkt me ‘prima’, zou Jan zeggen. Ik ken ook een zéér sympathieke jonge Duitscher, Ernst Erich Noth. Als je in Parijs komt, zal ik je met hem in aanraking brengen. Perzië? Oorlog??.... Come what come may. Voorloopig kan ik niet gaan, en om het alléén te doen om 'm te smeren gaat tegen mijn betere aard, per moio! (Dit is een uitroep van Perrol met de Roode Hand, 12. jou natuurlijk straal onbekend.) Die enquête in Het Vad. was ongehoord als verveling! En al die ‘vooraanstaande menschen’, die Menno gevraagd heeft! Wat je schreef van zijn stuk over Engelman 13. ben ik vrijwel geheel met je eens; ik heb hem dan ook vrij kras geschreven wat ik ervan dacht. 14. {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} En die vergelijking van poëzie en roes is èn onorigineel èn knudde. Toch staan er hier en daar - laat ons zeggen tot de helft - juiste dingen in: bv. wat hij zegt tegen die definitie van Kloos. Maar voor de 2e helft wordt het een goedkoop gezwam, waar ik zelf ook kriebelig bij werd. Ik vind den bundel van Engelman, die dan ‘sierpoëzie’ is, als geheel vrij wat sterker en echter dan het laatste verzenboek van Nijhoff. Maar, zooals Bep zegt, Menno schrijft over Awater alsof het een novelle was. Heb je Le Chasseur Vert 15. nu gelezen? Nu tot slot nog even een klein vraagje van niets - om even te beantwoorden onder het theedrinken: welke fransche verhalen zou ik kiezen tusschen 1780-1880!! Je moet weten dat de fransche 18-e eeuw wemelt van ‘petits conteurs galants’ die soms uitstekende dingen hebben geschreven; ik bedoel nu vooral: in een eersterangs-verhalend-proza juist, bv. Fougeret de Montbron, Crébillon fils, Godard d'Aucourt en dgl. Moet ik die erbij nemen of me alleen bepalen tot klassieker auteurs? Moet ik Diderot en Voltaire erbij nemen? * Dan bv. Diderot, La Religieuse (een meesterwerk, maar misschien al een kleine roman). Anders: een kort verhaal waarvan ik de titel nu kwijt ben 16.; zooiets als ‘een parel van een vrouw’ of zoo, bijna ‘de Zachtmoedige’ van Dostojevsky; dat uitstekend is! Le Neveu de Rameau zou ik bovenaan zetten, maar is dit een verhaal? Eig. toch wel, als je het begrip ruim neemt. Van Voltaire Candide natuurlijk. Of L'Ingénu. (Ook te beschouwen als kleine romans.) Van Chateaubriand - in Godsnaam - het voor de fransche literatuur onmisbare René. Van Benjamin Constant: Adolphe. (Ook kleine roman?) Van Alfred de Vigny: een verhaal uit Stello. (Niet La Canne de Jonc, ofschoon dat zijn beroemdste is; eerder nog La Soirée de Vincennes.) Maar een van de korte verhalen uit Stello: bv. Kitty Bell, waar hij later zijn beroemde tooneelstuk Chatterton van maakte, lijkt mij beter. Van Alfred de Musset: één van zijn korte verhalen, ik zou moeten overlezen welke. Misschien Les Deux Maîtresses. {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} Van Hugo: wschl. niets. Toch zou ik onder het kortere werk nog eens willen ‘grasduinen’. Misschien toch Le Dernier Jour d'un Condamné (als het niet te lang is). Van Stendhal: Mina de Vanghel. Van Mérimée: Arsène Guillot. (Anders: La Double Méprise, dat alweer bijna kleine roman is, of Le Vase Etrusque.) Van Xavier de Maistre: Les Prisonniers du Caucase. (Dit is een beminnelijk ouwehoerend katholiek auteur, * maar dit verhaal is treffend goed, en heelemaal niet ‘mak’.) Van Flaubert: Un Coeur Simple (in Godsnaam!) Van Alphone Daudet: Les Vieux (uit Lettres de mon Moulin). Of iets anders, want dit is in werkelijkheid misschien van Mistral of van Paul Arène! Van Zola: L'Attaque du Moulin, of Naïs Micoulin of zooiets. Van Erckmann-Chatrian: Hughues le Loup. (Zéér goed!) Van Guy de Maupassant: het een of andere beroemde ding. Wat een rotwerk om het uit te zoeken. Bij Zola trouwens ook!) Van de Goncourt: ook iets moois. (Als boven.) Van Pierre Loti, van Anatole France ook het een of andere verhaal, dat je ook best zou vinden. Daar zou het dan mee op moeten houden; Gide is al te modern. Maar dan zijn er natuurlijk allerlei verborgen juweeltjes, die geweldige resultaten kunnen geven, als je bv. zoekt bij de romantiek om Hugo: bij Gautier en Petrus Borel en zoo. Maar het is enorm wat je ervoor zou moeten zoeken, ik moet er niet aan denken. Bijv. van Baudelaire zou je La Fanfarlo kunnen nemen, van Nerval Sylvie of Octavie (beide eersterangs), van Aloysius Bertrand ook iets (?) van allerlei later onbekend geworden novellenschrijvers, waaronder Duranty, en van later: Ernest Hellen. En natuurlijk één verhaal van Barbey d'Aurevilly, bv. Le Bonheur dans le Crime (dat is wel zijn allerbeste), en van Villiers de l'Isle Adam, die ik zoowat even onverdragelijk vind als Maupassant, ook de een of andere ‘conte cruel’; van Schwob misschien ook. En de humoristen: Courteline! En er zijn natuurlijk onverwachte vondsten te doen bij auteurs als George Sand, Henri Murger, Champfleury, Alphonse Karr, Léon Gozlan. Als je deze keuze bevredigend wou doen kostte het je een jaar hard lezen in de Bibliothèque Nationale. Ik wil, tot belooning voor deze lijst, graag Undine van je hebben, {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} d.w.z. Bep wil het graag. Stuur het naar Parijs, na 3 of 4 Januari. Hier nu maar de hand. Veel hartelijks, ook voor Rien, van je onverbeterlijke rotliterator-kameraad, EduP. P.S. Zend mij het lijstje verhalen van Hoffmansthal. Heeft hij ook iets genomen van Tieck en van Achim von Arnim? Waarom Chamisso niet? 17. Ik heb antwoord van Van der Meulen gehad. Dank. 2348. Aan A.A.M. Stols: Le Roselier-en-Plérin, 25 december 1934 Le Roselier-en-Plérin, 25 december. Beste Sander, Ik zit op het oogenblik in Bretagne, waar ik mijn boek afmaak. Tegen 5 Jan. ben ik weer in Parijs. Ik kan Fermina wel voor je doen, maar kan eerst eind Jan. of begin Febr. beginnen. In 2 maanden denk ik dan wel ermee klaar te zijn. Maar kan je mij dan elke maand fl.75. sturen, want het werken hieraan beteekent dat ik vrijwel niets anders doen kan in dien tijd. De copy kan ik je natuurlijk bij kleine pakjes sturen als er haast bij is. Naissance is heel goed, * vooral met Changer d'Etoiles erbij. Ik besprak het zeer onlangs in de N.R.C. 1. Het heeft ook het voordeel dat het klein is. Je moet de 2 samen nemen, want Naissance alleen is een kort verhaal (30 blzn.) Bep wil dit boek graag vertalen, voor fl.100., en onder haar eigen naam; een detective-verhaal wil zij ook wel doen, maar dan onder pseudonym. (Of wij doen dat dan samen.) Ik zal informeeren naar goede fransche detective-verhalen voor je. Véry is soms heel aardig, maar juist niet voor het grootere publiek. Maar Boca, L'Ombre sur le Jardin o.a., schijnt nogal boeiend te zijn. {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} Lees het zelf maar; het is in de collectie Succès van de N.R.F. verschenen (van 6 frs.) Moet je niet liever engelsch of amerikaansch nemen voor dit soort. Ik raad je erg aan: Red Harvest van Dashiel Hammett. Of The Thin Man, dat bizonder goed schijnt te zijn en komisch (er is ook een film van). Maar informeer of ze niet al vertaald zijn! Iets anders: Querido gaat in zijn Albatross-serie wschl. een roman van Maurits herdrukken. Zou jij niet als de bliksem een anderen roman van hem nemen (als je weet wat Q. geeft), want dit kan een zéér goed succes worden! Ik meen dat ook de W.B. ervoor begint te voelen. Ik kan je mijn exx. niet meer zenden, helaas, omdat Q. die te leen heeft. 2. - Of neem je alleen buitenlandsche boeken in je serie op? Dit zou mij zeer onjuist lijken; want je zou het best kunnen probeeren met af en toe een herdruk van een goed hollandsch boek te geven, als het ‘gaat’ met de serie. Antwoord mij tegen 5 Januari naar Parijs op dezen brief, met het oog op mijn eigen verdere plannen. Met hartelijke groeten, je E. Het beste met 1935, in alle opzichten! Zou je mij een ingen. ex. B.G. aan Ernst willen zenden. De Smalle Mens schijnt bij Q. voor een essaybundel ongehoord goed te gaan en de kritiek is van alle kanten ophemelend. Is dit niet het moment voor jou om een stuk of wat exx. van mijn 3 cahiers te laten cartonneeren (met een nieuw titelblad voorin: E. du Perron. Cahiers van een Lezer) en die opnieuw aan te bieden. Een praatje ervoor is gauw gevonden: ‘gezien het succes van De Sm. M., meenen wij deze cahiers, die tot betere kennis van E.d.P. volstrekt onmisbaar zijn’, enz.! Maar snijd de drie eigenlijke titelblzn. dan er uit en laat alleen de fransche titels staan; anders wordt het een afschuwelijk boek met 4 titelpagina's. Q. vraagt voor De Sm. M. geb. fl.4.90 meen ik; je kunt dus voor een gecart. ex. van de cahiers zeker wel fl.4.50 vragen. Als je het probeeren wilt, moet je het nu doen. 3. {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} 2349. Aan H. Marsman: Le Roselier-en-Plérin, 27 december 1934 Bretagne, 27 December. Beste Henny, Hierbij - uit mijn documentatie voor Ducroo - een zeer curieus artikel over Malraux, 1. dat verduiveld goed is, in zoover dat het precies weergeeft welke indruk hij maken kan op menschen die hem niet kennen en die hem dan antipathiek gaan vinden. Ik heb dit stuk altijd benijdenswaard gevonden! Lees het en gooi het dan weg, ik heb het nu niet meer noodig. (Het portret is ook al zoo mooi!) Nauwelijks was mijn vorige brief weg of ik ontdekte dat ik Gobineau vergeten had. Als je misschien dat lijstje verkort voor jezelf opneemt (ik vind er later misschien nog andere, hoogstwschl. zelfs), zet er dan van Gobineau bij: Adelaide, Akhrivie Phrangopoulos of La Chasse au Caribou. Ik weet voor mezelf nog niet wat ik kiezen zou, het zijn 3 totaal verschillende verhalen. Er zijn ook nog de Nouvelles Asiatiques, die heel beroemd zijn. Van Villiers de l'Isle Adam zou ik bij voorkeur een verhaal nemen dat niet op Poe lijkt; hij heeft dingen gemaakt die op Maupassant lijken, maar daarvóór geschreven, en eigenlijk beter. - Duranty heeft 3 bundels novellen geschreven. Ik las er één van, dat zeer middelmatig was. Maar in de 2 andere zijn misschien ‘parels’. Ik voel mij ongenoeglijk en bijna ongerust over de goede pers die De Sm. Mens krijgt, en hoop erg op de nobelgetinte smeerkeezerij van Donker of de gewoon-prollige van Janus-Kuyle om weer de vertrouwde geluiden te hooren. Schotman ontdekte Greshoff, 2. tegen Menno en mij in bijna, en vindt hem heel wat beter dichter dan jou, ofschoon hij op een gegeven oogenblik jouw invloed schijnt te hebben ondergaan. La connerie est illimitée, dat staat tenminste nog altijd vast. Ik had even trek om te antwoorden, maar kom! De sukkel meent het nog goed ook; dat hij van de gelegenheid gebruik maakt om wat vuiligheidjes tegen mij en Slau te loozen is tenslotte begrijpelijk, en dat hij nu eenmaal zoo vervloekt stom is ligt buiten zijn verantwoordelijkheid. {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} Jany zond mij opeens ingesloten photo. Hij schijnt Den Doolaard dus ook niet al te zeer te beminnen? 3. Gaat het nog altijd niet goed met de gezondheid? V. der Meulen schreef dat je er nogal goed uitzag en erg opgewekt praatte. 4. Hoe maakt Rien het? Geef vooral eens wat berichten over haar, want ik heb haar nu zoo goed als geheel uit het oog verloren en vind dat heelemaal niet prettig. Hartelijke groeten van ons beiden, je E. P.S. Ik gaf van Slau de definitie: een eersterangs-schrijver met de linkerhand. Jany vindt dat zeer mooi en voegt er twee definities van hem aan toe: Muller-Lehning, een Chopin van de politiek; Crena de Jongh, de Just Havelaar van het Bankwezen. Ik ken de beide heeren onvoldoende, maar wat zeg jij ervan? - Zullen we deze definities collectioneeren? * * * Wat van Mérimée prachtig is als superieur ‘opstel’, als beschrijvingskunst, of schrijfkunst, genre beknopt en compleet, is L'Enlèvement de la Redoute. Een paar blzn. maar. Maar voor den bundel zou ik toch Arsène Guillot nemen, als ‘veel verder gaande’. Schrijf me eens wat je van Achim von Arnim kent en hoe je het vindt; ook hoe het in het duitsch geschreven is. Ik ken 3 verhalen die ik zeer goed vindt en die mij veel meer zeggen dan Kleist. Het mooiste heet in het fransch: Les Héritiers du Majorat. 5. 2350. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Le Roselier-en-Plérin, 29 december 1934 Bretagne, 29 Dec. Beste Henri, Dank voor je kaart, en het beste met '35! Ik ga 3 Jan. van hier naar {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} Parijs terug. Kan je mij daarheen een ex. sturen van dat groene blaadje: Boekenschouw, Boek en Kunst of hoe heet het? Waarin een stuk over mij staat van J.v.H. (pater van Heugten?) 2. - Wat je me schrijft over De Smalle en het Tekort is zeer verheugend, inderdaad. Hoe gaat het verder met UEd. zelf? Hart. groeten van je E. 2351. Prentbriefkaart 1. aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Le Roselier-en-Plérin, 30 december 1934 Bretagne, 30 Dec. Zeer geachte Heer Endt, Dank voor inzage van de knipsels, die gelijk hiermee teruggaan. Het is inderdaad niet veel zaaks, ondanks de heer van de Venne 2. die Brasillach naschrijft. Ik had bovendien gehoopt op vertaalkundigen, genre Premsela. Zou u mij diè vooral willen zenden? Wanneer wilt u het gecorrigeerd ex. hebben? - Ik ben nog altijd hard pennende, vandaar deze briefkaart weer. Begin Jan. ben ik weer in Parijs. Het beste met 1935, vr. gr. van uw EduP. 2352. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Le Roselier-en-Plérin, 31 december 1934 Bretagne, 31 Dec. Beste Jan, Je hebt me tot dusver teleurgesteld met die bladzij, 2. maar neem je 't niet veel te ernstig op? Het hoeft geen gedegen literatuur te worden, een brief over dit onderwerp is meer dan genoeg. In ieder geval, wij gaan Donderdag a.s. naar Parijs terug, stuur dus niets meer hierheen. Als ik de blzij niet in Parijs heb, doe het dan maar niet meer, dan vul ik het wak zelf wel. Ik heb nog heel veel te doen, zooiets valt nooit mee. Hart. gr. van je E. Het allerbeste met '35. {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} 2353 (725). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Le Roselier-en-Plérin, 1 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2354. Aan H. Marsman: Le Roselier-en-Plérin, 2 januari 1935 Bretagne, 2 Jan. '35. Beste Henny, Wij gaan morgen van hier naar Parijs terug, maar ik geloof nu toch zeker dat ik niet in Januari naar Holland kom. Ik heb hier 4½ hfdst. geschreven, maar heb nog 3½ hfdst. vóór me; daarna moet ik al dit geschrevene nog nazien. Wschl. ga ik wel eind Jan. even naar Brussel, maar niet naar Holland. Wanneer zien we elkaar dus? Kan je niet naar Br. komen? Malraux was hier de laatste week met mij samen, - wat veel aardigs had, maar mij toch ook vermoeide en van het werk afhield. Hij kon wel werken, maar had geschreven dingen te verbeteren, terwijl ik nieuwe dingen moest opschrijven, wat een geweldig verschil maakt. En dan: die doorloopende worsteling tusschen twee ‘werelden’! Toch ben ik tevreden over mijn verblijf hier, en ook wel een beetje blij naar Parijs terug te gaan. Als ik daar maar met rust gelaten kan worden! - Ducroo telt nu 622 blzn. ms., wordt zeker 700 blzn. (D.w.z. 500 blzn. compresdruk, dus iets als Barnabooth 1e uitgave.) Ik hoop dat ± 250 blzn. daarvan ook voor jou leesbaar zullen blijken te zijn, want het lijdt voor mijzelf toch geen twijfel wat mij liever is en mij beter ‘uitdrukt’, De Smalle Mens of dit. Ik heb met dit boek pertinent het gevoel dat ik mijn heele verleden verwerkt heb - tot Bep dus. Bep zelf blijft er vrijwel in verborgen. Maar je hebt geen idee hoezeer al het voorbije leven hierna voor mij verhaal is geworden. Ik zie toch heel duidelijk het volgende boek vóór me. Daarna zal de ‘nieuwe maatschappij’ ons misschien hebben opgeruimd (?). Zooniet, dan hoop ik het te brengen tot Perzië, om daar een Rome, Naples et Florence te schrijven: Sjiraz, Teheran en Ispahan bijv.! - wat zou je daarvan zeggen? Natuurlijk vol anecdotes, historische en actueele. Wat ik voor dit alles noodig heb? - een beetje practische handigheid, moed, gezondheid. Een beetje chance ook natuurlijk. Aan poëzie dènk ik gewoon niet meer; ik zou het zoover willen brengen om ook geen kritieken meer te schrijven. Maar dat zal wel niet lukken, al was het alleen maar omdat het het makkelijkste middel is om geld {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} te verdienen (de volslagen nuttelooze stukjes in de N.R.C. bijv.). Een broodromancier wil ik nl. toch niet worden. Bep laat je vragen of je ons niet het verhaal wilt schrijven van Slau bij Charley Toorop aan het ontbijt. Zij heeft mij dit al bij herhaling willen vertellen, omdat het zoo leuk moet zijn, maar is het nog altijd vergeten. Schrijf me ook over andere dingen. Hartelijke groeten onder de 4, een hand van je E. P.S. Fransche verhalen. Van Lamartine: Graziella (?) Malraux zegt dat van Gobineau èrg goed is: La Guerre des Turcomans. Van Théophile Gautier, bv. Fortunio of Le Club des Hachichins. Van Petrus Borel: Champavert. Van Balzac, Le Colonel Chabert (heel beroemd; maar misschien ook iets anders). Van Villiers de l'Isle Adam vindt Malraux het beste: Akédysséril (ik meen door Van Deyssel vertaald); van Maupassant: Boule de Suif - (vreeselijk vermaard!) - Voilà nog een vrachtje. 2355. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Le Roselier-en-Plérin, 2 januari 1935 Bretagne, 2 Jan. Beste Jan, Wij gaan morgen nr Parijs terug, vanwaar ik je direct weer een heel pak 2. ter typsel zal zenden. Maar als de juffrouw inderdaad tegen 5 Jan. met het vorige klaar is, stuur het mij dan toch op, want er is haast bij voor Querido, en ik kom zeker pas eind Januari (na 21) in Brussel. Geef je me op wat ik je schuldig ben? Veel dank en veel hartelijks van ons twee. Je Eddy 2356. Aan V. Larbaud: Parijs, 5 januari 1935 Cher Monsieur, Avec quelque retard, à cause d'un séjour en Bretagne je vous écris {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} pour vous remercier du très curieux poème que vous m'avez envoyé 1. avec vos voeux de nouvel an. Veuillez croire à mes meilleurs voeux pour vous et m'excuser si je n'ai rien d'équivalent à vous offrir en matière poétique. Stols m'a demandé de traduire pour lui Fermina Marquez, ce que je ferai avec le plus grand plaisir. Il doit vous en avoir parlé, car je vous soupçonne de vous trouver près de lui, puisque l'enveloppe portait votre écriture et le timbre - un peu sachaguitryien - de Berg-op-Zoom 2.... Si Stols se décide pour la traduction, j'aimerais vous consulter sur certains détails, ce qui me paraît un excellent prétexte pour le plaisir de vous revoir. Croyez moi sincèrement à vous, EduPerron Paris, 17bis rue Erlanger Le 5 janvier 1935. 2357. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 5 januari 1935 Parijs, 5 Jan. Beste Jan, Als curiosum zend ik je een nieuwjaarsprestatie van Larbaud. Nogal wonderlijk en op humoristische wijze gâteus. Waar zit je op het oogenblik? Al in de Saar? Zoo niet, schrijf dan even. Verwacht me tegen 25 Jan. bij je, als Ducroo gaan blijft en Europa op zijn plaats. Kan je een fragment (over Arthur Hille = Batten) in Gr. Ned. plaatsen, als ‘apart verhaal’ vóór April? 2. Antwoord hier even op. Hart. gr. van je E. {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} 2358. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 6 januari 1935 Parijs, 6 Jan. '35. Beste Carel, We zijn terug en hoogstwschl. ga ik nog niet direct weg naar Brussel, omdat ik toch nog een hoop te schrijven heb. Laat dus hooren wanneer je komt. Hartelijke groeten, ook aan Wilma en je moeder, je E. Het beste met 1935! 2359. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Qravesande: Parijs, 7 januari 1935 Beste Hein, Ik heb in Bretagne 4½ hfst. geschreven, maar merk dat ik er nog 3½ vóór me heb. Zit er dus nog middenin, vandaar deze briefkaart. Ik hoop van ganscher harte dat die geschiedenis met Meulenhoff 2. nog in orde komt. Bep en ik zijn in principe natuurlijk bereid mee te werken. Maar hoofdzaak is dat het voor jou in orde komt! - Ducroo moet half April verschijnen. Later meer. Hartelijke groeten van ons 2, ook voor Nen, een hand van je E. 2360 (727). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 8 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2361. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Parijs, 8 januari 1935 8 Jan. '35. B.J. - De copy ontvangen; ik stuur je gelijk hiermee een postwissel met 75 belg. frs. Heb je daar ook het porto bij gerekend, want dat viel niet mee, geloof ik. Ik zit nu weer druk in het werk, en stuur je spoedig nog wat. Veel hartelijks van in haast je E. {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} 2362 (729). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 9 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2363. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 9 januari 1935 9 Jan. '35 Beste Sander, Kan je me met het oog op eventueele andere plannen, omgaand antwoorden op mijn brief uit Bretagne? Ik ben nu weer in Parijs. Hart. gr. van je E. 2364 (730). Aan M. ter Braak: Parijs, 10 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2365. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Parijs, 10 januari 1935 Parijs, 10 Jan. '35 Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je nog een hfdst. 29: blz. 586-598 v/h MS. Ik zou het liefst hebben dat de juffrouw alles zoo spoedig mogelijk afmaakte. Ik kom dan bv. tegen 21 Jan. in Brussel om de papieren persoonlijk op te halen. Op het oogenblik ben ik weer moe en kan slecht verder. Tot spoedig ziens, hoop ik. Je E. 2366. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 10 januari 1935 Zeer geachte heer Endt, Gelijk hiermee stuur ik u het gecorrigeerde ex. van mijn Malraux-vertaling. Zou u zoo goed willen zijn mij het stuk van Henr. Roland Holst 1. omgaand te sturen; ik ben er zeer benieuwd naar, vooral om wat zij van Malraux zegt. {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} Kunt u mij dan ook het stuk sturen dat u tegen de vertaalkundigen à la Premsela schreef? 2. Alles gaat behoorlijk weerom. Met dank bij voorbaat en vriendelijke groeten, uw EduPerron Heb ik u al het beste met '35 gewenscht? Anders bij dezen. Parijs, 10 Jan. '35. 2367 (731). Aan M. ter Braak: Parijs, 12 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2368. Prentbriefkaart 1. aan A. Lehning: Parijs, 12 januari 1935 Parijs, 12 Jan. Waarde Heer M.-L., Ik heb geprobeerd Q. te bewegen tot het u zenden van een recensie-ex. 2. Als u dat niet ontvangt, wilt u het mij dan schrijven? ik zal hem dan zeggen dat hij er een stuurt voor mijn rekening; maar ik wou hem dat niet meteen zeggen. Hoe klinken uw stappen op den Amstelschen grond? Vriendelijke groeten van uw EduP. 2369. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Parijs, 12 januari 1935 Parijs, 12 Jan. Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je in één pak 2 stukken copy. Het eene, getiteld Dubbelportret van Arthur Hille is om door te geven aan Jan Greshoff en is voor Groot Ned. bestemd, maar dan zou het vóór 1 april a.s. moeten verschijnen, want het boek komt 15 April uit. Het tweede is hfdst. 30 (blz. 599-629 van het MS.) en bestemd voor de typjuffrouw. Zij moet nu dus hebben: hfdst. 26, 27, 28, 29, 30. Tot ziens binnenkort. Steeds je E. {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} 2370. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 13 januari 1935 Parijs, 13 Jan. Beste Sander, Zou je me een verrekening willen zenden over de heele lijn tot 1 Jan. '35? Ik zou nu toch wel willen weten hoe we financieel ‘tegenover elkaar’ staan. - Wil je me dan ook eindelijk het gevraagde ex. B.G.a.E. zenden (ingenaaid) en graag dan ook 1 ex. van dat boekje van Jaloux (met plaatjes v. Franken) 2. als je er nog een ex. van hebt. - Krijg ik dan ook nog antwoord? Hart. gr. van je E. 2371 (735 en 736). Aan M. ter Braak: 15 en 19 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2372. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 15 januari 1935 Beste Sander, Dank voor de chèque, die ik begin Februari zal laten encaisseeren. Het eerste hfdst. zal ik je over een week zenden; op het oogenblik heb ik de handen vol. Daarna zal ik je een deel van het boek eind Febr. sturen, en het slot eind Maart. Als titel lijkt Fermina Marquez mij uitstekend. * Ik had graag ook nog antwoord op de andere vragen in mijn brief. Als je de Cahiers van een Lezer niet nogmaals wilt exploiteeren, waarom bied je ze dan niet aan Querido aan? misschien gaat hij erop in. (Ik bedoel nu: op de manier die ik je voorstelde, dus 3 dln. bijeen met een nieuw titelblad). 2. {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} Mijn briefkaart waarin ik 2 boeken vroeg en de verrekening tot 1 jan. '35 heeft je brief gekruist. Met hart. groeten, je E. Parijs, 5 Jan. '35. 2373 (734). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 17 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2374. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 20 januari 1935 Parijs, Zondag. Beste Jan, Als je niets meer van me hoort kom ik dus Donderdag (24 dezer). Wil je Jan v.N. zeggen dat ik kom en dat ik hoop zooveel mogelijk getypte copy van hem te krijgen, want het gaat nu spannen met Ducroo, de eerste proeven loopen al binnen, en de 2 laatste hfdst. moeten nog geschreven worden. In Brussel ga ik het getypte nakijken. De rest mondeling. Ik weet nog niet met welke trein ik kom, maar is dat erg? Tot ziens. Veel liefs ook v.B. en aan A., je E. 2375. Aan J. Greshoff: Parijs, 23 januari 1935 Beste Jan, Ik heb, vervelend genoeg, griep gekregen, zoodat ik mijn reis een paar dagen zal moeten uitstellen. Ik kom toch misschien al Vrijdag, anders Zaterdag of zelfs Zondag. Schrijf je daarover nader. Heb je de tekst van ‘Arthur Hille’ van J.v.N. gekregen en is er kans voor Gr. Ned.? Stuur het anders zoo gauw mogelijk door naar Menno, voor Forum van Maart. - Menno komt misschien ook een dag naar Brussel, tenzij ik een dag naar Den Haag ga. Hartelijke groeten van je E. Is de juffrouw van J.v.N. klaar gekomen met het klopwerk? Parijs, Woensdagmiddag. {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} 2376 (738). Aan M. ter Braak: Parijs, 23 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2377 (739). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 24 januari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2378. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 24 januari 1935 Beste Jan, Ik kom morgen (Vrijdag) met de trein die om 2 u. 15 van hier gaat (± half 6 Brussel). Tot ziens. Je E. Parijs, Donderdag. 2379. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 1. 25 januari 1935 Parijs, 25 Januari 1935. Beste Sander, Ik heb 2× tevergeefs geprobeerd bijgaande chèque te innen. Het is een chèque die alleen betaalbaar is te Maastricht, en die dus overgeschreven moet worden op een fransche bank. Bovendien heb ik geen ‘compte en banque’, zoodat het allemaal last geeft. Wil je zoo goed zijn mij dit geld gewoon per postwissel te sturen; de kosten trek je er dan maar van af. Ik heb je 3 hfdstn. F.M. 2. gezonden die je nu wschl. al hebt. Dank voor de 2 boeken. Op de verrekening wacht ik dus. (En met nog meer spanning op het geld!) Met hartelijke groeten, je E. Bijlage; 1 chèque fl. 75. 2380 (741). Aan M. ter Braak: Parijs, 2 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} 2381. Aan H. Marsman: Parijs, 2 februari 1935 Parijs, 2 Febr. Beste Henny, Ducroo is op een oor na gevild, komt zeker in April uit. Ik krijg al proeven van de eerste helft. Maar deze manier van werken geeft me de handen vol. Ik ben, om lucht te happen, nog even naar Brussel en Den Haag geweest, maar kon het met de beste wil niet brengen tot Amsterdam en Utrecht. (Ik had ook graag Cola Debrot eens ontmoet.) Enfin, later eens. Ik hoop dat het gedonder met jou nu spoedig afgeloopen zal zijn en dat je bv. hier komt. In Bretagne had ik iederen dag wat met mijn hart: alle soorten van kloppingen en benauwdheden en ééns zelfs een ‘syncope’; nu gaat alles alsof er nooit iets aan de hand is geweest (de ‘hand’ par manière de dire). Zenuwen, buiten-physieke oorzaken, heusch: Ga er eens uit. Dat zal je meer genezen dan kamer-arrest, geloof ik. En neem Rien dan mee, als je hier komt! Wat die bundel betreft, het is toch onzin als Van L. en wij elkaar in de wielen moeten rijden. 1. Slau zegt dat hij Van L. ook weigeren zal; dat maakt ons nog wat ‘sterker’, maar het stuit me toch tegen de borst, deze concurrentie. Als Van L. weer andere auteurs vastlegt, komen we uit met 2 mislukte verzamelingen. Wat wou je met hem bepraten? Dat hij zich terugtrekt of met ons meedoet? Het eerste zou mij liever zijn. - Je moet ook nog met Querido uitmaken wat de auteurs krijgen (per bladzij?) en wat wijzelf. Hoe lang dacht je de inleiding te maken? * Voor Vriamont voel ik weinig. Hij heeft maar 2 verhalen geschreven: Sebbedee (dat vrij beroerd is) en Tabarijn (dat m.i. te lang is en niet zóó mooi als Jany bv. vindt. Ook zal Stols wel bezwaar maken, daar het ook een apart boekje vormt.) Ik vind Het Leven op Aarde heel goed, heel zuiver Slau, maar minder pakkend (afwisselend) - eentoniger, trager dan Het Verb. Rijk. Het is net een soort wiegzang van de troosteloosheid, dat is er zeker ook de kracht van. Hij moest nu maar uitscheiden met dit genre. Ik {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} vind verder ook de korte verhalen veel beter (dus mèt jou tegen Rina). Maar waarom mag ik Ina Damman niet mooi vinden omdat het hollandsch is?! Wat noem je hollandsch? Als je de intelligentie, de buitengewone subtiliteit van Vestdijk in aanmerking neemt, dan is het boek in dit opzicht althans zeer ònhollandsch. Den Doolaards Orient-Express vind ik 10 × meer ‘hollandsch’ dan Vestdijk's realisme. Er valt nog wel meer van te zeggen, maar dit verklaart voorloopig toch genoeg. Ina Damman is voor mij de knapste roman (in den goeden zin) dat onder de holl. ‘jongeren’ uitkwam, en bv. 3 × zoo superieur als schrijversproduct dan de bewonderde romans van Maurits Dekker; ik bedoel dat Vestdijk - vooral als je Meneer Visser en Else Böhler meetelt - nog veel beter schrijver is dan Dekker, nl. met niet minder schrijverstemperament en met een onvergelijkelijk superieure smaak en intelligentie. Zou je niet eens een nieuwe beschouwing wijden aan het hollandsche verhalende proza, nù, na al die romanprestaties van Helman, Doolaard, Slau, Last, Dekker, Vestdijk? En het ploertje Kuyle niet te vergeten, dat ik zelfs literair het meest van allen uitkots. Dank voor Undine, al houd ik niets van die gotische letter. Werk je nog - of weer - aan den brievenroman. 2. Laat zooiets niet te lang wachten, dan gaat de overtuiging weg. Ik ben blij dat ik zoowat afgedaan heb met Ducroo. Mijn volgende boek zal, als reactie al, heel anders worden. Ik vertaal (na Ducroo) Fermina Marquez van Larbaud, voor Stols. Dat brengt me fl. 150. op, dus dat moet. Bovendien laat ik Larbaud liever niet aan een ander over. Over Nietzsche moet ik met je praten. Ik begrijp dat je Menno's opvatting van N. niet vertrouwt, maar ik vertrouw jouw interpretatie nog minder. Men kan uit N. alles halen (net als uit den Bijbel!) en ik kan van hier ruiken op welke kant van N. jij spelen zult. (Denk aan deze aardige opmerking van Valéry over hem: ‘Combien de faibles se croiront forts, pour n'avoir que lu’.) 3. Ik publiceer in Forum, Gr. Nederl. (J.v.N. en Gresh.), en dan, voor het geld, in N.R. Ct. en D.G.W. Anders niet. Wat de anderen doen weet ik niet; voor sommigen is Elsevier's ook nog een uitkomst. Las je van Blijstra wel eens een verhaal, getiteld Inleiding tot de {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} Codex Calsbergiensis. 4. Ik niet, maar volgens sommigen moet het goed zijn. Het heeft in Elsevier's gestaan. Bl. is nu in Spanje, anders zou ik het hem vragen. Zou je het niet even lezen? Wat moet je met 10 goede boeken van Couperus? Ze lezen? Ze ‘vernoemen’? Voor mij heb je de beste zelf genoemd: Langs Lijnen, Eline V., Kleine zielen, Oude Menschen. Die oudheidsromans staan me altijd wat tegen, maar De Berg van Licht en Iskander schijnen daarvan de toppen te zijn. Ik las - d.w.z. bekeek - Bint van Bordewijk, door Menno hoog geroemd, door Vestdijk ook. Ik vond het boeiend en aardig als bizar idee, maar vol akelige stijlfoefjes en tenslotte - als nasmaak - toch niet je ware. Hoort niet bij ‘ons’, laat me toch totaal koud. Ik ben het met je eens dat De Druivenplukkers in zijn leege krachtpatserij nog eerlijker is, en dus beter, dan Orient Express. Ik voel er zéér weinig voor om Den Doolaard in onze collectie op te nemen, vooral omdat zoo'n kloot daaruit zou concludeeren dat wij hem dus toch ‘erkennen’. Ik ‘erken’ hem geen minuut; hij hoort naast Fabricius, en mag dan nog blij zijn ook. Slauerhoff op één lijn zetten met Den Doolaard is Larbaud in één boekje opnemen met Kessel of Dekobra. Ik geloof dat ik nu op alles heb geantwoord, behalve op het poëzieduel, 5. waarover later meer, als ik alles gelezen heb in Forum. Menno is inderdaad op dat gebied eersterangs. Maar hij was laatst toch woedend over een zeer stompzinnig en vlerkachtig schrijven van zekeren Utrechtschen heer Jonker, - die de broer schijnt te zijn van den zelfmoordenaar-voor-Claartje, en dien men graag voor dien broer zou hebben geruild. Slau is momenteel hier; hij zei dat hij van plan was je te schrijven. Hij is héél besluiteloos, weet niet of hij hier zal blijven om wat bij te studeeren (medicijnen), of naar Tanger terug gaan, of weer gaan varen, etc. Hij versluiert allerlei dingen voor zichzelf en is toch wel een erge ‘dichter’, goedbeschouwd. Daarbij heel aardig, maar soms erg accaparant. {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} Nu jij weer eens. Hartelijke groeten onder ons 4, een hand van je E. Ik vind het best dat je Po Sju I en Yuan Sjen neemt inpl. van Larrios. - Neem vooral van P.v.O., Het Bordeel van Ika Loch (ondanks de schrikwekkende titel!). 2382. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 2 februari 1935 B.S., Dank voor de nieuwe chèque; ik hoop dat het ditmaal lukt, hoewel een postwissel mij liever was geweest. - Wil je 1 ex. B.G. aan E. en 1 ex. Voorbereiding (beide ingenaaid en het eerste voor mijn rekening) sturen aan: F. de Grave, 2. Werkhoefstraat 17II, Rotterdam. Bij voorbaat dank. Hart. gr. van je E. 2383 (742). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2384. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 4 februari 1935 Parijs, 4 Febr. '25. (17 bis rue Erlanger) Zeer geachte heer Endt, Zou u zoo goed willen zijn het herziene ex. van mijn Malraux-vertaling te zenden aan Dr. M. ter Braak, Pomonaplein 22, Den Haag? Hij beweert dat hij er nog verschillende dingen in ontdekt heeft die onhollandsch zijn, en ik moet zeggen dat van de 3 of 4 voorbeelden die hij mij gaf, 1 of 2 mij hebben overtuigd. Zoo schijn ik ‘maison de prostitution’ te hebben omgezet in ‘huis van prostitutie’ inpl. van ‘huis van ontucht’; en in het voorlaatste hfdst. biedt een minister ‘ulevellen in het rond aan’ terwijl hij caramels zou moeten laten ‘rondgaan’. Het zijn tenslotte kleinigheden, maar àls u het tot een 2e druk brengt is het voor ons allen beter dat het boek zoo ‘volmaakt’ mogelijk her-verschijnt. - Het spijt mij zelf dat ik het niet {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} beter heb kunnen doen, maar ik heb het tusschen ander werk door moeten doen en de tijd - 4 maanden - was voor een zoo moeilijk boek wat kort. Ik zeg dit, omdat Larbaud's vertalingen van Butler bv., die zoo voortreffelijk zijn, hem 1 à 2 jaar kosten; dan wordt het ook wel een andere historie. - Ik vertaal op het oogenblik, voor Stols, van gezegden Larbaud, Fermina Marquez, een klein boekje goddank. Mocht u later nog eens iets uit het fransch te vertalen hebben, - van Gide, of Larbaud eventueel? - waarom bv. is La Porte Etroite nooit vertaald, dat voor Holland ‘geknipt’ is! - dan houd ik mij aanbevolen. Ook mijn vrouw - Elisabeth de Roos - houdt zich zulks, maar dan liefst voor engelsch; hoewel ook voor fransch (zij is Dr. in de fransche letteren), als dat zich alleen voordoet. Ik heb nog een ander plannetje: 3 verhalen van Stendhal te vertalen, en wel 3 vrouwenportretten, uit verschillende boeken bijeengebracht: nl. Ernestine (uit De l'Amour) voor het fransche jongemeisje; Mina de Vanghel (uit Romans et Nouvelles) voor het duitsche dito; en Vanina Vanini (uit Chroniques Italiennes) voor het italiaansche. 1. Alle 3 verhalen zijn op zichzelf zeer goed, en Mina de Vanghel zelfs van de beste vertellende Stendhal. Als u er iets voor voelt, zou u de ‘materie’ kunnen bestudeeren. Ik denk dat ik Stendhal zeer goed vertalen kan; hij ‘ligt’ mij oneindig meer dan Malraux bijv. Bij voorbaat dank voor het opzenden aan Ter Braak. Als u haast hebt om het boek terug te hebben, waarschuwt u mij dan; ik zal er dan voor zorgen dat het zoo gauw mogelijk weer naar u toe gaat. Met vriendelijken groet, hoogachtend, EduPerron 2385. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 5 februari 1935 B.J. - Wil je me alle Gr. Ned sturen waarin je ‘landjonker’ 2. wordt voortgezet en wil je me waarschuwen als alles wat je geschreven {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} hebt is afgedrukt. Ik lees het dan over en schrijf je mijn bevindingen. Dit nr. heb ik gekregen, door de kroniek van Bep. 3. Het volgende krijg ik wschl. door Arthur Hille, als dat geplaatst wordt. Deed je daar nog wat voor? Schrijf me dat, want als het niet gaat, moet het ijlings naar Forum. Hart. gr. van je E. 2386. Aan H. Marsman: Parijs, 6 februari 1935 Parijs, 6 Februari '35. (Door allerlei schrijverij heen!) Beste Henny, Je brief heeft me in diepe meditatiën geplonsd. Dat je teleurgesteld bent is tenslotte begrijpelijk, maar dat je er zóó'n beteekenis aan hecht is wat speciaal. Ik geloof dat je bezig bent je in een onmogelijke toestand te brengen, dat je neurasthenisch begint te worden of althans aan allerlei dingen een neurasthenisch getinte uitleg geeft. Waarom word je door al je vrienden verwaarloosd? Hèb je zooveel vrienden en ben jij het niet die ze - na je reis - verwaarloost? Als ik in Holland woonde zou ik wschl. eens in de 14 dagen overkomen, of jij kwam bij mij. Van een ‘werkelijke, diepere’ reden is dus geen sprake; ik ben me niets bewust, en van verandering van gevoelens voor je is zeker niets bij mij te bekennen. Het eenige is: omstandigheden. Ik moest in Holland 2 indische vrienden 1. zien, waarvan één mijn alleroudste vriend is, bijna een ‘broer’, en ik had hem in geen 10 jaar gezien. Ik ben alles bij elkaar 2 dagen in Den Haag-Rotterdam geweest en ben den 2en dag om 8 uur 's morgens opgestaan om alles af te kunnen doen. Als er dus een ‘diepere’ reden is, dan deze: ik heb zeker behoefte je terug te zien, maar dan goed, niet gehaast. Als ik naar Utrecht was gekomen was ik er zoowat een dag mee kwijt geweest voor een onbevredigende ontmoeting van misschien 3 uur (en misschien was Rien er niet bij geweest). Van der Meulen schreef mij onlangs dat je niemand wou zien; ik heb dus ‘onderin’ wschl. ook gedacht dat ik je storen kon, althans dat de omstandigheden ook van jouw kant ongunstig waren (ik heb op dit gebied de herinnering aan een bezoek dat ik met Bep in Utrecht bracht en waarbij je, na ons {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} eerst aan de deur bijna afgepoeierd te hebben, erg afwezig en gekweld op de divan lag). Begrijp me goed: ik heb aan dit alles niet bewust gedacht, maar ik zoek nu naar een ‘diepere’ reden, omdat jij me die vraagt. Als ik geweten had dat je me zóó graag wou zien, zou ik zeker nog een dag langer in Holland gebleven zijn, hoewel dat erg slecht met mijn plannen uitkwam. Ik had me nl. 6 dagen vacantie gegeven, tusschen Ducroo door, en heb 4 daarvan in Brussel doorgebracht en 2 in Holland. Ik was zelf moe en had behoefte aan uitspanning, en als zoodanig was deze reis ook nu vrij ongeslaagd. Aan den anderen kant begrijp ik niet waarom je naar Potsdam bent gegaan en niet naar mij, als je zóó'n behoefte had me te zien, als nu uit je brief blijkt. De brief van v.d.M. en die Potsdam-affaire hebben me zeker ook ‘onbewust’ het gevoel gegeven dat jij ook liever een beter moment afwachtte. Beter verklaren dan zóó kan ik het ook niet. Maar al het dramatische dat jij er nu in ziet, kan je gerust als onjuist verwerpen, want ik zou je hèèl graag terugzien, en Rien ook. Maar dan liefst een paar dagen, niet gehaast en ‘branderig’, zoodat alles in een paar uur eruit moet. Ik heb je zeker van allerlei te vertellen, daarom zeg ik nogmaals: kom hier. Als je toestand zoo slecht is dat je Utrecht niet uit kunt, dan was komen naar Den Haag ook niet goed voor je geweest (bovendien zou ik je ook daar zéér onvoldoende gezien hebben, zooals nu Menno en Vestdijk, en wschl. in gezelschap) - en als je wèl reizen kunt, is het juist het allerbeste misschien om er flink uit te gaan. Je hebt hier een pension voor 30 frs. per dag, dat heel geschikt is; hier vlakbij; en als je een retour neemt dat 10 dagen geldig is, kost de reis je 2e klas ± fl. 30.- (heen en terug). Jij werkt niet; ik heb de handen vol. Slau zit hier ook in de buurt, lijkt dit moment je niet gunstig? Ik kon heel slecht langer uit Parijs zijn en was in Den Haag van begin tot eind beziggehouden; dit wil niet zeggen dat ik jou niet liever gezien had, maar in deze omstandigheden had ik een gevoel van ‘neen’. Dat ik niet naar Sestri ben gegaan, vind ik nu nog ‘zalig’! Het idiote idee van Greshoff om daarheen te gaan met 2 zoons, Nini Brunt, een nichtje Pieterse, en dan nog de Binnendijken erbij te bestellen! Ik weet niet of jij daar tòch nog graag bij geweest was, maar voor mij was iedere ontmoeting bedorven, die in zoo'n hollandsche kolonie had moeten gebeuren. Dat je die bloemlezing 2. nu wilt laten stikken, lijkt me niet erg {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} serieus. Maar als je dat wilt, mij best. Laat van Leeuwen het dan maar doen zonder ons. Als jij je terugtrekt, dènk ik er niet over om die collectie alleen te patroneeren, vooral waar het jouw idee was en ik het voor jou zou hebben gedaan. Maar het eenige verstandige woord in dit alles lijkt mij dat je alles overdreven zwart ziet, door je toestand. Gegeven mijn werk en mijn veranderde omstandigheden, kan ik mij ook op het gebied van de ontmoetingen beperken - zoals ik me in zoovele andere dingen beperkt heb - mijn vriendschapsgevoel lijdt daar niet onder, dus maak geen verkeerde gevolgtrekkingen onder invloed van je eigen toestand. Als je hier komt, zal je zien dat je je ten opzichte van mij althans vergist (hoewel ik zeker ben dat je je dat ‘verwaarloozen’ door de anderen ook meer inbeeldt). Hoe het zij, het spijt me werkelijk dat je je deze historie zoo erg aangetrokken hebt, en als ik het geweten had zou ik zeker gekomen zijn. Ik maak me nu ongerust, niet over onze vriendschap, maar over je toestand. Je hebt me bij herhaling geschreven dat je physiek wel niet goed was, maar innerlijk vol moed en opgewektheid; deze brief eerst doet me denken dat er toch ook iets anders met je moet zijn. Misschien zou een terugzien van mij een kleine kuur voor je kunnen zijn. Maar daarvoor moeten we een paar dagen samenzijn, niet een paar uur. Als ik het niet zoo druk had, zou ik in staat zijn nu speciaal naar Utrecht te gaan, maar voordat Ducroo af is, kàn dat werkelijk niet. Ik stel je dus in alle ernst voor: kom hier, liefst na 15 Februari; maar als je gehaast bent, dan dadelijk. Met hartelijke groeten, ook aan Rina (die ik graag over het ontdane gelaat zou willen streelen, als jullie dat allebei goedvindt), en van Bep (die ook van je brief geschrokken is en er nu dus ook ontdaan uitziet), en met een hartelijke hand, steeds je E. 2387. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 7 februari 1935 Parijs, 7 febr. Beste Carel, Ik heb het zoo ingepikt dat ik precies 1 Febr. weer hier terug was, maar merk niets van je. Heb je je plannen gewijzigd? Ik zit nog erg te scharrelen met het einde van mijn boek, en ga nu daarvoor van 11 t/m 15 Febr. in Bellevue werken. Dit met het oog op je {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} komst; als je er dus niet eerder bent, komt dan liever na 15 Febr. Met hart. groeten, ook aan Wilma, steeds je E. 2388. Aan De Wereldbibliotheek (P. Endt): Parijs, 8 februari 1935 Zeer geachte heer Endt, Neen, geen van de door mij beoogde verhalen is lang genoeg om - zelfs met alle trucs van het drukkersbedrijf - iets anders te vullen dan een ‘boekie’. Dit wil dus zeggen dat het plannetje niet opgaat. Wat een Gide-losbarsting opeens over Holland! En nog wel door mevr. Nijhoff vertaald wier echtgenoot Paludes vertaalde. 1. Als het geen monopolie wordt, dan houd ik mij aanbevolen voor een concurreerende vertaling van Les Capes du Vatican bijv., of van Les Faux-Monnayeurs, of van Isabelle, of van iets anders... Met vriendelijke groet, hoogachtend, uw dw.EduPerron Het liefst van alles (en misschien het best!) zou ik Larbaud's A.O. Barnabooth vertalen; maar daar komen we zeker nooit aan toe, ondanks alle kunstgrepen. Parijs, 8 Febr. '35. 2389 (743). Aan M. ter Braak: Parijs, 8 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2390. Aan H. Marsman: Parijs, 9 februari 1935 Parijs, 9 Febr. '35. Beste Hennie, Ik heb met aandacht je brief 2 × gelezen, en vind het een rotzooi voor je. Sinds de dood van Bep's vader is de toestand voor ons iets {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} beter, d.w.z. vooral minder ‘dreigend’, maar de afgeloopen 2 jaar - en zelfs nu - geven me toch wel een extra begrip voor het soort probleem waarmee jullie te doen hebt. Kan je niet probeeren er met vertaalwerk (uit het Duitsch?) wat bij te verdienen? Vertalen is niet makkelijk, maar het went gauw, en het heeft het voordeel dat het minder afleidt en in beslag neemt dan stukken schrijven (als je het lezen van allerlei rotzooi meerekent); je kunt het ook beter opnemen-en-laten-liggen, d.w.z. er alleen bepaalde werkuren aan wijden, - alsof je ‘kantoorwerk’ deed. Heeft Querido niet zulk werk voor je? Haasten zal ik je zeker niet. Doe dien bundel 1. precies af zoals je wilt, maar bedenk één ding: als wij zelf er nu ook uit moeten, blijft er zoowat niets over, en voor welk proza moet deze bundel dan representatief zijn? Ik zou de inleiding niet langer maken dan 4 blzn., in een sobere stijl, en het ‘europeesche peil’ niet dan zijdelings aanroeren. Je idee ‘kort verhaal beter dan roman’ is véél beter. Om het plaatsgebrek hoef je Jany en Stort niet weg te laten; maar ik vrees dat je De Afspraak niet krijgt (van den uitgever), en een ander verhaal van Jany zou ik zoo erg vinden... Wat vind je eigenlijk van dat stuk van Jany in Forum over al die ‘toestellen’? 2. Ik kreeg den indruk dat de oorlog toch wel op komst is, en dat een tank als ‘toestel’ inderdaad heel wat slechter is onderdak te brengen - naast het spinnewiel bijv., als zwaard, schild en speer. Je polemiek met Menno lijkt mij erg onnuttig, nu ik de 2 stukken las. Menno is handig, al te handig, maar ontwijkt op een manier die me maar matig bevalt. Ik heb een panopt. stuk over dit duel ingestuurd 3. en Menno zelf geschreven. Maar misschien wordt dat panopt. toch als ‘onwenschelijk’ geketst. Dat vind ik dan ook best. Ik zou het niet leuk vinden als een fluim van het soort Buning eruit zou opmaken, dat ik aan zijn kant sta om Menno te bestrijden. Het ernstigste van alles lijkt mij: wanneer zullen we elkaar terugzien? En waar? Als ik in April (tegen Paschen?) weer naar Holland {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} kom, zal ik je zeker opzoeken. Of jullie komen hier? Wij wonen dan wschl. niet meer in dit eene studio; wij zoeken nu een appartement met althans 2 kamers, ook omdat de prijzen op het oogenblik flink zakken. Hoe het zij, tegen dien tijd vinden we er wel wat op. Anders betaal ik bv. de helft van je reis, of je heele reis en jij alleen het verblijf hier of zoo. Als ik van Ducroo af ben, zal ik verademen. Ik schrijf het slot met een gevoel dat de literatuur mij nog nooit gaf: dat van er grijze haren van te krijgen. - Ofschoon sommige stukken van De Sm. M. (kan je me je ‘synthese van reactie’ daarop niet toch nog eens schrijven?) heb ik ook geschreven in rotomstandigheden: hoofdpijn, etc. Slau laat je hartelijk groeten. Ik laat het hierbij, en schrijf eig. alleen om je te verzekeren dat van mijn kant geen wolkje in de lucht is geweest, en zeker allerminst om je brief, die eig. alleen vleiend voor mij is! Veel hartelijks onder ons vieren, een hand van je E. P.S. - Ik kan van hieruit niets anders voor je bedenken dan dat vertalen, maar overweeg dat toch eens. Ook de W.B. kan je misschien werk geven op dit gebied. 2391. Aan J. Greshoff: Parijs, 11 februari 1935 Parijs, Maandagavond. Beste Jan, Veel dank voor de foto's; wie heeft ze gemaakt? Jij zelf? En waar? Op het podium? Ik wou dat je tekst wat grooter geweest was, in antwoord op de lange brief die ik je pende. 1. - Ik zag Malraux niet terug na zijn lezing in België; Donderdag pas, vandaar dat ik van hèm niets weet. Ik pen met handen en voeten om Ducroo af te maken en ben al over de 700 blzn.! Ik heb nl. tenslotte besloten om dat hoofdstuk over de naweeën van Clairette, waaronder die engelsche epistolière, 2. toch maar te maken; het is nu bijna af, want sinds gisteren gaat het weer gesmeerd. Nu nog 20 à 25 blzn! En dan: BOE-OE-OE-A-A-AH! {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik ben immuun voor al het andere, vond misschien daarom het poëzieduel Menno-Henny schrikbarend vervelend en vooral Menno erg ontwijkend (hoewel ‘knap’). Wat een advocaterij allemaal! In wezen heeft Henny toch gelijk. Ik heb er haastiglijk een panopt. over geschreven, maar daarover nog geen bericht. Et voilà pour ce soir. Als je me niet meer schrijft vóór begin April: tot dàn! (Wat zal Bep dan een mooi buikje hebben.) Groet alle vrienden hartelijk van ons, en het beste met je na-Varanjot. 3. Dank voor bemoeienis bij Coenen. Hartelijk je E. Wil je dit contract 4. even lezen en mij omgaand terugsturen, en zeggen wat je ervan denkt. Dit boek is nu toch niet van Querido geworden? Die herdrukken bevallen me niet. 2392. Aan J. Greshoff: Parijs, 14 februari 1935 Beste Jan, Dank voor het snelle antwoord. Er is iets met je post niet in orde, want even vóór Truida bij je wegging, hebben Bep en ik haar een lange brief geschreven die verloren is geraakt, en ditmaal schreef eerst Bep je (dat zal je wel ontvangen hebben?) en 2 of 3 dagen daarna schreef ik je een lange brief over Holland en allerlei andere dingen. Wij bussen onze brieven altijd zelf, dus moet de post er schuld aan zijn als ze wegraken. Kan je me zeggen of het huis Brill van Leiden een serieus uitgevershuis is? Het is voor Delmas. Is het niet een oude firma (genre Nijhoff) voor wetenschappelijke publicaties? Ik ga weer verder... Hartelijk steeds je E. Parijs, Donderdag. 2393 (744 en 1157). Aan M. ter Braak: Parijs, 14 en 17 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} 2394. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 17 februari 1935 Parijs, 17 Febr. B.J. - Dank voor Cassandre. Het stuk is best; 2. alleen de citaten doen ongelooflijk bête aan, en heelemaal ‘pour les Pays Bas’! Alle nuance is eruit, en de keuze is ook niet al te best. Wil je Simone een ex. sturen? (Mme. Sechez, 5 rue Wappers); dat zal ze prachtig vinden. Zou Arthur mij een ex. kunnen bezorgen van Der Liefde Bloesems en van Rose-Angélique (maar alleen als hij er niet voor betalen moet). Vraag het hem eens. Allebei liefst ingenaaid. Dank ook voor je teksten, maar ik had alles al, behalve de komende stukken in Gr. Ned. Is dit nu alles? Hart. gr. van je E. 2395. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 18 februari 1935 Parijs, 18 Febr. B.J. - Wil je ook nog een ex. van Cassandre sturen (of v/h art. van Brulez uitgeknipt) aan Querido (Keizersgr. 333). Misschien is het van belang voor hem, en zelfs voor mijn contract dat ik hem teruggestuurd heb om het te herzien. Ik heb ook 15% gevraagd vanaf de 3e druk. Slau krijgt dat altijd van Zijlstra. Schrijf weer eens. Hart. gr. van je E. 2396. Prentbriefkaart 1. aan R.A.J. van Lier: Parijs, 18 februari 1935 Parijs, 18 Febr. B.R. In haast antwoord op je brief; later meer. Ik zit nu te worstelen met mijn laatste hfdst.! Het boek komt zeker tegen half April uit, want ik krijg al proeven van het begin. Er staan in mijn vertaling nog allerlei drukfouten en zelfs weggevallen regels, zoodat ik nu alles nog eens herzien heb, en nu ziet Ter Braak het nog eens na, - alles voor {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} een event, herdruk. 2. Wat de duitsche jeugd betreft: de vraag was niet of je ‘kan meegaan’ (natuurlijk ‘gaan we vrijwillig niet mee’), maar wat je voelen en doen zou als je een duitsche jongen was. We hebben het nòg makkelijk in Holland. Hart. groeten en tot later. Je EdP. 2397. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 18 februari 1935 Parijs, 18 Febr. Beste Carel, Het spijt me nu dat ik je niet zien zal. Zoo gaat het altijd als je dingen uitstelt. Maar ik kan me voorstellen dat de andere plannen dringender zijn. Ik hier ben nòg maar niet klaar! - nu nog maar één hfdst. (zoowat 20 blzn.) - ik schreef er nl. nog een bij, waar ik niet goed buiten kon! Tot ziens toch, vroeger of later, en met hartelijke groeten, ook van Bep en aan Wilma, steeds je E. 2398. Aan R. Brulez: Parijs, 19 februari 1935 Parijs, 19 Febr. '35. (17 bis rue Erlanger) Geachte Heer Brulez, Veel dank voor het nr. van Cassandre, 1. voor de moeite die u zich gegeven hebt om zoveel goeds over mij te zeggen, en nog meer misschien voor deze goede opinie zelf. Ik heb met meer plezier gelezen hoe u mij samenvatte en weergaf, dan hoe ik mijzelf uitdrukte (de citaten). Mijn argumenten lijken, zo losgemaakt, wel erg platvloers en plompverloren; de franse lezers zullen denken: ‘voilà qui est encore bon pour les Pays Bas’ ... {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} Wat uw konklusie 2. betreft: ik ben niet meer, maar ook niet minder ‘kommunist’ dan aan het einde van De Sm. M. Als het kommunisme inderdaad leidde naar een klassenloze en staatloze maatschappij - zoals beloofd wordt - dan zou ik het wschl. geheel zijn. * Maar voor een diktatuur van het proletariaat voel ik precies even weinig als voor een diktatuur van het fascisme (dat zich trouwens ook socialisties noemt). Dit alles is natuurlik een kwestie van ‘incompatibiliteit’; maar wat doe je daaraan als het zo is? Ik zal u over een paar maanden graag mijn ‘roman’ zenden, die ook bij Querido uitkomt. Met vriendelijke groeten, gaarne uw dw. EduPerron 2399. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 19 februari 1935 Parijs, Dinsdag. B.J. - Gelijk hiermee zend ik je het pak copy terug. Ik krijg dus gewoon nog de 2 volgende Gr. Ned. (1 komt vanzelf, het andere moet jij mij bezorgen). - Gino zegt dat ‘contino’ 2., als door jou gebruikt, onmogelijk is; wordt alleen gebruikt tegen een jonge man, eig. als ‘zoon van den ouden graaf’, dus als zijn vader nog leeft. In dit geval moet er staan: ‘caro conte’ of ‘caro barone’ of zoo (het tweede klinkt mooier!) Hartelijke groeten, je E. {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} 2400 (746). Aan M. ter Braak: Parijs, 20 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2401. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 21 februari 1935 Parijs, 21 Febr. Beste Jan, Je weet niet hoè ik worstel met mijn laatste hfdst. De Sm. Mens zit me hier dwars: alles komt nl. toch op hetzelfde neer, alleen via de gebeurtenissen en niet via ‘de geest’. Daarbij word ik sinds een dag of 5 geplaagd door een soort angina - een groote witte vlek in de keel althans - die erg pijnlijk is en me soms flink ‘uit mijn doen’ brengt. Enfin, het einde nadert toch. Eind Febr. ben ik toch zeker klaar! Met Gr. Ned. is het in orde; ik heb al lang proeven gehad. Wat je boek betreft, 2. je moet het zeker afmaken, dus als deze hfdstn. gepubliceerd zijn, werk die 40 blzn. dan op, en ga dan verder! Hart. groeten van je E. 2402. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 21 februari 1935 Beste Sander, Even een woordje om je te zeggen dat je me geen geld hoeft te sturen in Maart; wel begin April. Ik ben nl. ontzettend opgehouden door het slot van mijn eigen boek, waarvan ik nu eerst de laatste 20 blzn. schrijf; Querido bombardeert me al met proeven van het begin. Door deze staat van zaken zal ik eerst in de laatste dagen van Februari weer aan mijn vertaling van Fermina kunnen werken. Ik zal je nu tegen 15 Maart een pak zenden en dan nog eens eind Maart - probeerend zooveel mogelijk te doen (maar wij moeten ook nog verhuizen) -; de rest komt dan in April. In ieder geval is het voor mij goed als je me de andere fl. 75 begin April zendt. Hartelijke groeten van je E. Parijs, 21 Febr. '35. {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} 2403. Aan A.C. Willink: Parijs, 23 februari 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Carel, Dank voor je schrijven. De discussie met Debrot is mij niet geheel duidelijk, omdat ik wel goed zie wat jullie met ‘bovenbouw’ bedoelen - iets wat ik de ‘kunstvermomming’ zou noemen - maar niet wat ‘onderbouw’ is. Tenminste niet precies. Als ik de vergelijking op mijzelf zou toepassen - althans op Het Land van Herkomst - dan zou ik zeggen dat mijn heele ‘bovenbouw’ op niets anders berekend is dan om mijn ‘onderbouw’ zoo schandalig mogelijk ‘eruit te doen springen’, zoodat Marsman, wat dat betreft, een groot ‘artist’ naast mij wordt! Maar zóó simplistisch is het natuurlijk niet, want het ‘kunstenaarschap’ door mij aan deze besogne besteed is, technisch beschouwd, niet gering; terwijl de gewone lezer zal denken dat het zoo maar neergeklad is (effect dat ik juist bereiken wilde). Zoo zie je dat er toch heel wat ‘vermomming’ bij komt, after all. Bovendien, misschien is een macchiavellisme dat zooveel bovenbouw noodig heeft om den schijn te wekken van niets-dan-‘onderbouw’ op zichzelf weer een kunst! Maar wat nu je veronderstellingen betreft over het einde, die zijn heelemaal mis (omdat je geen gegevens hebt). Eigenlijk is er niets in het heele boek dat niet op feiten berust; hier en daar zijn een paar feiten alleen een beetje anders geordend, soms met het oog op het fatsoen! Ook het einde - neen, juist dat - is bittere realiteit; en wat mij zooveel moeite geeft is juist dat het bijna journalistiek is: het gaat nl. om den tijd van de Stawisky-relletjes 1. hier van verleden jaar. Het ‘dagboek’ wordt tegen het eind van mijn boek overstroomd door de ‘krant’, en mijn ‘ik’ genaamd Arthur Ducroo zwemt als individu zielig en ietwat verbluft rond in den vloed van ‘openbaar leven’ die zijn eigen leven verdrongen heeft. Tot slotaccoord dan nog een terugkeerende bezinning met de wil tot een mise-au-point, al is het dan een voorloopige, - zooals alles voorloopig is in dezen tijd. Dit lijkt allemaal erg op De Smalle Mensch, maar dat is tenslotte logisch, en het groote verschil is dat het hier over feiten (gebeurtenissen) gaat, en dààr over de ‘zaken des geestes’. Wat dus het woord ‘roman’ betreft, dat gebruik ik alleen en uitsluitend voor het nederlandsche (en andere) publiek dat niets anders {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} wenscht. Persoonlijk ben ik heelemaal niet gesteld op die qualificatie, integendeel. Sinds den laatsten tijd (10 jaar?) interesseeren wij ons misschien alleen echt voor romans die z.g. ‘slechte’ romans zijn (Barnabooth, Jean Barois, etc.) - en mijn boek is, alles welbeschouwd, precies zooveel en zoo weinig een roman als bv. Max Havelaar, d.w.z. dat er heele hoofdstukken zijn die als literair arrangement, technisch dus, toch het meest op een roman lijken, en dat in den grond alles neerkomt op een auto-biografie, en niet eens op een ‘voorloopige’ zooals jij dat wenscht. Integendeel, hoe definitiever - en hoe definitiever dus ik ermee zal hebben afgedaan - hoe beter! * - Dat op het boek ‘roman’ staat is dus tenslotte een zaak tusschen het publiek en Querido (+ een uiterlijke gelijkenis toch). Ik ben overigens bereid om, als ik daartoe gedreven word, een kookboek uit te geven en, voor het publiek, hetzelve te vermommen als ‘roman’! Dat op deze manier weer de deur geopend wordt voor een hoop stommiteiten in de nederl. kunstkritiek (literaire branche) spreekt vanzelf. Maar daar zullen we tot onzen dood mee hebben te rekenen, dus... Ik ben zeer benieuwd naar het werk van Debrot, roman of geen roman. Mijn zuster de negerin was uitstekend. Hij vergist zich overigens als hij denkt dat de ‘onderbouw’ daar niet uitspringt; de ‘bovenbouw’ is soms - vooral in het begin - heel onhandig, en de ‘onderbouw’ is met de vinger na te wijzen als een ribbekast onder een niet al te dikke huid. Maar het doet er niets toe, want het eenige dat telt - een inhoud, en een inhoud van iemand die het ook zeggen kan - is sterk aanwezig. Wat Marsman's roman 2. zwak maakt is heel iets anders. Maar daarover zouden we een half uur lang moeten praten. Nu iets anders. Volgende week komt een vriend van me in Amsterdam om lezingen te houden: Jean Guéhenno, - een alleraardigst, eenvoudig iemand. Misschien zal hij je opbellen, als hij zich tenminste vrij kan maken. Zou je hem dan de grachten bij avondbelichting willen laten zien, en vooral onze weldenkende dikke hoeren met handwerk achter de ruiten. Niet ‘de Kring’, want hij is dan al ziek van kunstminnende lulmeiers (al is het van een ander soort). {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} Hij zelf zal je wel sympathiek zijn; het is een man van even 40, links georiënteerd, maar zonder eenige stompzinnigheid. Ik zou nu haast schrijven: ‘het beste met den vader van Wilma’, maar is dat gewenscht? Het beste dus voor zoover het met jullie samengaat. Ik hoop jullie van den zomer te zien. Hartelijke groeten, ook van Bep, en natuurlijk aan Mama, steeds je E. 2404 (748). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 25 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2405 (749). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 februari 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2406. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 28 februari 1935 Beste Jan, Ik heb Malraux opgebeld, die exx. thuis heeft, ze hoeven dus niet te worden gekocht. Hij zegt dat het hem spijt dat hij geen exx. op tijgerhuiden heeft, maar voor de inscriptie zal worden gezorgd. Ik eet Vrijdag bij hem, zal de boeken 2. ophalen en direct verzenden (dat is dan de 1e), zoodat Kees ze zeker vóór den 6en heeft. Ducroo is zoo goed als af; nog 7 of 8 blzn. Het laatste hfdst. is in de vorm van een ‘brief aan Wijdenes’. Het beste met alles. Hart. groeten onder ons 4 en aan Arthur en Annie. Je E. 2407. Aan J. Greshoff: Parijs, 2 maart 1935 Parijs, zaterdagochtend Beste Jan, Gelijk hiermee stuur ik je Les Conquérants voor Kees, met inscriptie + een teekeningetje (dyable!) van Malraux. Schrijf me eens waarom Kees deze boeken zoo mooi vindt. Om het ‘avontuur’ alleen kan het toch niet zijn? La Cond. Hum. volgt - ontbreekt op het moment, maar ik heb {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} Kees' adres achtergelaten, en Malraux zal ervoor zorgen dat het zoo gauw mogelijk volgt. Schrijf eens wanneer Annie en Arthur ook weer hier zouden komen? Begin Mei? April? We zijn vanaf ± 15 Maart in ons nieuwe appartement: 88, boulevard Murat. Schrijf het op. Je kunt voortaan bij ons logeeren, als je alleen komt, en je een beetje behelpen wilt. Maar dan liefst wel nà de bevalling van Bep (die even goed begin April kan plaats hebben als eind). Verder geen nieuws. Misschien is Ducroo morgen af; anders overmorgen. Op zijn laatst Maandag, denk ik. Hartelijke groeten van ons beiden voor jullie twee, een hand van je E. 2408. Aan J. Greshoff: Parijs, 3 maart 1935 Parijs, 3 maart 's avonds Beste Jan, Zooeven, 's avonds half 12 (het is nu kwart vóór!) schreef ik de slotzin van het werk Ducroo. 741 blzn. MS., zeker 500 blzn. compresdruk. Of het slot werkelijk goed is weet ik niet; het is fatalerwijs gaan lijken op de ‘conclusie’ van De Smalle Mens, d.w.z. dat het boek hetzelfde ‘open einde’ heeft. Maar nu over jullie, daar had ik mee moeten beginnen. Bep en ik zenden jou en vooral Atie natuurlijk onze welgemeende condoléances. 1. Verdere woorden hiervoor kan ik niet vinden; ik denk dat zooiets toch altijd heel droevig is. De begrafenis is iets dat ik oma Brunt zou benijden: ik heb Bep trouwens al lang geleden gezegd dat ik, ook als ik ‘omringd van belangstellenden’ stierf, niet meer dan 8 vrienden wou meehebben om me eronder te stoppen. Acht, omdat dat net 2 rijtuigen vult. Hoe gaat het verder? Als we eerder dan 15 Maart kunnen beginnen te verhuizen, zoodat tegen den 15en alles zoowat in orde is, dus als alles meeloopt, kan je tegen den 20en al bij ons logeren, als je dat wilt. Of zit je vast aan Podziwill? 2. - Wanneer komen Arthur en {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} Annie? daar antwoordde je niet op. - Ik ben ook erg blij je spoedig te zien. So long! Ik ben erg moe en toch o, zoo verlicht dat mijn bevalling vandaag over is! Bep is elke dag meer bezwaard. Hartelijke groeten onder ons vieren; je E. 2409 (750). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2410. Aan R.A.J. van Lier: Parijs, 5 maart 1935 Parijs, 5 Maart. Beste Rudie, Ik ben het met 3/4 of 7/8 van je brief volkomen eens; maar je ontwijkt nog altijd het werkelijke drama. De vraag is: waar zou je nu staan als je een duitsche jongen was, onverbiddelijk en onontkoombaar; als je honger geleden had en door de politiek overstroomd was geweest vanaf je 6e of 8e jaar? Op zijn best in de plaats van Ernst Erich Noth zelf, d.w.z. emigrant. Dat wij in principe al deze collectivistische akeligheden verwerpen spreekt vanzelf; en inderdaad, wij ‘kolonialen’ meer dan Hollanders nog. Ofschoon wat wij ‘intelligente Hollanders’ noemen (Ter Braak, mijn vrouw, enz.) tenslotte even weinig patriottisch voelen, in den stupiden zin, als wij zelf. Toch: mijn vaderland - sentimenteel gesproken - zou Indië zijn. En voor jou, Suriname? De vertaling van Malraux zal pas goed zijn als er een 2e druk van uitkomt, maar dan ook èrg goed, wil ik hopen. Voor de kwestie die ons bezighoudt, in onze brieven althans, verwijs ik je naar het eind van Ducroo, dat ik dezer dagen schreef. Ik ben er niet heelemaal tevreden over, maar op de proeven kan nog flink wat worden omgewerkt. Vestdijk gaat alles zeer kritisch na. Ik kan je niet zeggen wat een opluchting het voor me is, dat dit boek achter me ligt: 741 blzn. ms., in nog geen 2 jaar, als je de 4 maanden voor de vertaling van La C.H. niet meetelt. Multatuli deed het vlugger en beter, maar je kan alleen geven wat je hebt... (En een groot deel van De Sm. M. ontstond in dezelfde tijd.) Of mijn boek een periode afsluit? - ja en neen. Voor zoover het mijn eigen verleden betreft, totaal. Maar voor zoover het den tijd betreft waarin wij leven, allerminst. Ieder oogenblik kan ons helaas {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} terugdwingen om politiek mee te leven, of we het willen of niet. Mijn boek heeft dus een ‘open einde’, en dat de horizon van die ‘openheid’ rose of stralend is, heb je zeker wel niet verwacht. Het boek komt zeker in April uit, want ik krijg ook nu nog bijna dagelijks proeven, en van het begin zelfs al revisie. In Forum staat deze maand een kort stukje (de helft van een hoofdstuk) dat de ‘andere kant’ vertegenwoordigt; de kant die niet uit herinneringen bestaat. 1. Nu moet ik weer met volle ijver aan mijn vertaling van Fermina Marquez werken, die Stols mij opgelegd heeft. Ik laat het hier dus bij. Hartelijke groeten, ook van mijn vrouw, steeds je EdP. Vind je Mijn zuster de negerin van Cola Debrot ook zoo goed? Voor mij is het menschelijk zeer superieur aan Zuid-Zuid-West, hoewel soms veel onhandiger. Maar soms is het beter geschreven dan Helman, in den zin van dat er meer uitgedrukt wordt met een grooter ‘economie van middelen’, met minder, d.w.z. met een beter soort, ‘literatuur’. 2411. Aan A.C. Willink: Parijs, 3 maart 1935 Parijs, 5 Maart. Beste Carel, Begin April zijn wij zeker hier. Vanaf ± 15 Maart zijn we wschl. verhuisd, maar in deze buurt: 88 Boulevard Murat; schrijf het vast op. Die overeenkomst tusschen schilder- en romankunst zullen we dan bespreken, want eerlijk gezegd zie ik nog altijd niet goed tot waar de parallel gaat, omdat ‘onderbouw’ in een schilderij voor mij veel reëeler is (concreter, als je wilt) dan in een roman, en m.i. ook iets geheel anders beteekent. Bij een roman, of literatuur in het algemeen, wordt deze ‘onderbouw’ al veel figuurlijker. Tenzij Debrot het oog heeft op schrijvers die eerst in een banaal stijltje schrijven, en daarna hun zinnen tot literatuur gaan opwerken. Als ‘onderbouw’ ‘inhoud, menschelijke inhoud’ beteekent, dan gaat de vergelijking met de schilderkunst niet meer op; omdat de ‘bovenbouw’ in de schilderkunst niets verbergt van wat in de literatuur dan verborgen {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} moet worden. - Maar misschien begrijp ik per correspondentie alles verkeerd en zou een gesprek van 10 minuten - met Debrot erbij - alles verhelderen. Hoe het zij, wat je van dezen tijd zegt is mij uit het hart gegrepen. Inderdaad, ons fatum, enz. ... De Russen denken intusschen allerminst aan een verloren classiciteit, maar aan een nieuwe maatschappij (beschaving, wereld), die dus op primitieve wijze moet worden uitgedrukt, en je maakt de grap mee dat Gladkov, Ehrenburg, etc. voor primitieven moeten doorgaan. Enfin... Ducroo is af. Ik ben er volstrekt niet zeker van dat het einde goed is; misschien werk ik nog heel wat op de proeven om. Maar voorloopig voel ik mij buitengewoon verlicht, na dit resultaat! - Als je hier bent, kan ik je misschien een heel stuk laten zien, zooniet alles. Dat Brave New World vervelend is, raadt je de donder. Heb je ooit zulke toekomstconstructies gelezen die nièt vervelend waren? of althans erg faciel en would-be-ig aandeden? Ik niet. Bovendien is Huxley een zeer knap schrijver, maar - om in Forum-termen te vervallen - toch erg een 3e-rangs-persoonlijkheid. Het beste wat hij schreef is misschien Point counter Point (een engelsche Faux-Monnayeurs), maar ook dat is vrij vervelend. Toch zou ik het daarmee probeeren, als je vindt dat het respect terug moet komen. Bep en ik betuigen jullie onze deelneming met den dood van Wilma's vader. Zooiets is toch altijd beroerd, ook als je elkaar niet ‘begrijpt’. Tot ziens dus, en met veel hartelijks, je E. Bep zou erg graag lezen: Dichtung und Wahrheit en Wilhelm Meister van Goethe. Zou je ons die deelen niet kunnen zenden (3 of 4 dln., meen ik) uit die goede editie die ik bij je liet staan? Als je hier komt, kan je ze dan weer mee terugnemen + het deeltje Nietzsche dat ik ook nog altijd heb. Bij voorbaat veel dank. 2412. Aan H. Marsman: Parijs, 6 maart 1935 Parijs, 6 Maart. Beste Hennie, Allereerst: die ontmoeting in April zal wel niet doorgaan, omdat - hier komt de aap uit de mouw, maar dat màg nu - Bep in {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} die maand een kind verwacht. Het is niet zeker of het begin, half of eind April zal zijn. Ze vraagt jullie om het niet verder te vertellen, ofschoon hier en daar iemand het wel weet. Eerst was er sprake van dat zij naar Amsterdam zou gaan, omdat zij daar een tante heeft, maar zij heeft hier nu een zeer goede dokter gevonden en dan is Parijs wel zoo gemakkelijk. Bovendien trekt Zeeland mij niet erg aan, en in het huis van Pom ga ik zeker niet. 1. Maar als alles afgeloopen is, bv. in Mei of Juni, kom ik misschien wel naar Holland. Of wij spreken nader af voor jouw komst hier. Je kunt dan ook bij ons logeeren, als je alleen bent: we hebben nu een appartement met 2 kamers, omdat dat wel noodig werd. Ik verwacht er ook veel van voor mijn werk, want hier viel dat mij dikwijls erg moeilijk. Ducroo is sinds eergisteren af; wat een opluchting! Ik weet niet of het eind goed is; als ik de proeven heb zal ik misschien nog heel wat omwerken. Ik heb er ontzettend over gezwoegd. Wschl. zal meer dan de helft jou niet bevallen, toch lijdt het voor mij geen twijfel dat dit mijn boek is, tot dusver. Wat je over jouw boek zegt verontrust me! 2. Ik ben er nl. heelemaal niet zeker van dat ‘natuurlijk vertellen en bespiegelen’ voor jou de juiste manier is; pas op dat je je niet ontdoet van wat joùw sterkste middelen zijn, van joùw schrijvers-charme. Daarover moeten we ook nog praten. Wuthering Heights en Salomon zal je zeker goed vertalen. - Wat is ‘Boekengemeenschap’? ik weet van niets. - Op Demets ben ik niet gesteld; stuur mij Marianne Philips. Het verhaal van Vestdijk 3. ken ik niet, dus laat hij het ons beiden zenden. Verschijnt het in Forum? Ik weet niet of het ‘iets goeds’ is dat ik je nu verteld heb, laat ons het allemaal hopen. Wat jij mij vertelt, vind ik allesbehalve prettig; ik proef weer heelemaal de sfeer van ‘armoe’ waarin ik het grootste deel van Ducroo schreef. Als je op het moment zelf denkt dat je je eruit schrijft, denk je: ‘wat ben ik een aansteller’, maar achteraf merk ik dat het toch inderdaad zoo is geweest. Ik heb eig. alleen vlot (en als je wilt ‘met plezier’) aan Ducroo gewerkt toen ik nog midden in de rotzooi zat. {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} Nu moet ik haastig weg en deze brief posten. Denk niet aan onhartelijkheid, ik schrijf hem om hem gauwer weg te hebben, en omdat ik de verdere dag vandaag, en morgen druk bezet ben. Schrijf gauw weer eens, en tot nader en beter. Een hand van je E. 2413 (752). Aan M. ter Braak: Parijs, 8 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2414 (753). Aan M. ter Braak: Parijs, 8 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2415. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 8 maart 1935 Parijs, 8 Maart '35 B.H. Dank voor het prospectus, 2. dat heel best is, en waarvan althans de bedoeling voor mij telt! Eén feitelijke onjuistheid, maar gering: ik was niet tot mijn 23e, maar tot even na mijn 21e in Indië. Moet je het nog veranderen? (voor mij niet). Vanaf ± 15 Maart wordt ons adres hier: 88 boulevard Murat, teeken het vast op. Het boek is af, 741 blzn. ms. wat een opluchting! Maar ik werk nu alweer voor Stols, aan een vert. v. Fermina Marquez. Veel hartelijks v. steeds je E. 2416 (755). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2417. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 10 maart 1935 B.J. - Tant pis voor die vertaling. We hooren dan wel nader over je komst. Voor die 2 boeken v. Malraux hoef je vooral niet te betalen; dat zou hij zeer onaangenaam vinden. Die opdracht is in de haast {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} wschl. vergeten, maar is een dedicatie in één boek niet genoeg? Had mij het ex. maar gezonden, dan had ik vlugger voor het andere schrijfsel gezorgd dan nu misschien. Bep wil Musil niet meer lezen, omdat het haar toch niet veel zegt en omdat zij liever Wilhelm Meister bestudeeren wil. Tot nader. Hart. je E. 2418. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 11 maart 1935 B.J. Ik heb gisteren heelemaal vergeten te antwoorden op die hormonenkwestie. Het fleschje heet: Polyglandon (van Oss); maar het is nog ¾ vol, en als je hier komt kan je het van mij krijgen, want mij heeft het geen goed gedaan. Later meer. Hart. gr. van je E. In haast 2419. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 12 maart 1935 Beste Sander, Wil je me omgaand precies schrijven wanneer je Fermina uiterlijk hebben moet? Ik ben er weer aan begonnen, maar ben doodop en de dokter heeft me zoo mogelijk 14 dagen rust voorgeschreven. Bovendien verhuizen we deze week, wat dus vanzelf al niet practisch is voor schrijfwerk. Vanaf ± 20 dezer is ons adres: 88 boulevard Murat. En in April verwacht Bep haar kind, wat ook wel met stoornissen voor mijn werk gepaard zal gaan. Graag antwoord dus, of je werkelijk haast hebt of niet, want deze historie drukt anders erg op mijn geweten! Het is in mijn eigen belang dat ik er zoo gauw mogelijk mee klaar ben, maar toch, ik zou het ook zoo goed mogelijk willen doen, waar het Larbaud betreft. Hartelijke groeten van steeds je E. Parijs, 12 Maart '35. P.S - Mijn bedoeling is: je in ieder geval eind dezer een pak ms. te {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} zenden en dan te zien hoever ik gekomen ben en hoe ik tegenover de rest sta. Ik hoop eind April zeker klaar te zijn, maar gegeven Bep... 2420 (756). Aan M. ter Braak: Parijs, 13 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2421. Aan S. Vestdijk: Parijs, 13 maart 1935 Parijs, 13 Maart. Beste Simon, De Slauerhoff-historie 1. is volslagen paskwillig, maar ik heb er Menno uitvoerig over geschreven, dus lees die brief dan maar. 2. Slauerhoff is nu naar Holland. Het beste is (ook dat schreef ik Menno); ga eens samen over mijn brief praten! Dank voor al de moeite die je je geeft voor Ducroo. Ik verwacht nu weer een nieuw stel van je. In het volgende paket komt de ‘journalistiek’ los, denk ik; hoewel misschien nog maar een kort stukje. Vanaf hfdst. 32, en dan tot en met het eind, zou ik willen dat je de proeven aan Menno doorgaf. Ik heb hem gevraagd om ze dan direct te lezen en mij door te zenden. Maar tot en met 31 verwacht ik ze gewoon van jou. Else Böhler 3. boeit ons zeer, en is af en toe eenvoudig meesterlijk geschreven. Wat een paralellen tusschen ons: eerst Ina Damman, en nu die moeder met de bediendes! Je bent tegelijk de eerste en de laatste om een oordeel over Ducroo te vellen. Ik denk toch: de eerste. Als je wilt dat ik het duitsch van Else Böhler laat nakijken, stuur me de copy dan. Ernst Erich Noth, dien ik hier vaak zie, zal er zeker graag even controle op houden. Hoe lang wordt Else? - Hoe maak je het in je nieuwe woning? Wij staan op het punt te verhuizen, naar 88 boulevard Murat, maar ik {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} zal je nader opgeven als we er zijn; wschl. Maandag a.s. Teeken het adres vast op. Hartelijke groeten van je E. 2422 (758). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 16 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2423. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 16 maart 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Het was erg gezellig je hier te zien en als de 2 producten er zijn (Ducroo en het andere) moet je werkelijk eens met Atie terugkomen. Ik zorg dan voor een hotel, tenzij je dit het allerbeste vindt. Ons adres is vanaf overmorgen: 88 boulevard Murat (16e), geef je het ook door aan J.v.N., Arthur, enz. Ik verzend Maandag, als ik tijd heb, het boek voor Kees. Schrijf gauw. Hartelijke groeten van ons beiden. Je E. 2424. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 16 maart 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Henri, Dank voor het papier over Anquetil. 2. Ik vrees dat hij niets met me te maken heeft, al zou mijn liefde voor Perzië wel daarop wijzen! De grap van Menno 3. is inderdaad kostelijk, en in {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} ieder geval geeft het plezier als zooiets zóó contant ‘pakt’. De bd. Murat ligt in het 16e arrondissement (het is maar een paar straten van hier). Wij verhuizen overmorgen, Maandag. Hart. groeten, door de drukte heen, van je E. 2425. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Parijs, 16 maart 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Voortaan is ons adres: 88, boulevard Murat, Paris (16e). Kan je me de naam en het adres opgeven van de typjuffrouw die een ex. van Ducroo wilde hebben? Ik zal haar dan een ex. laten sturen; maar misschien is het aardiger voor haar als ik er iets in schrijf? Laat dit even weten. Hoe gaat het verder? Veel hartelijks, je E. 2426 (759). Aan M. ter Braak: Parijs, 16 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2427. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 18 maart 1935 Beste Carel, Dank voor Dichtung und Wahrheit, maar meer is er niet gekomen. Stuur vooral Wilhelm Meister's Lehrjahre (niet de Wanderjahre), want dat zou Bep vooràl willen lezen. Ons adres is vanaf morgen: 88 boulevard Murat, Paris 16e. Ik meen dat ik je dat al schreef. Kom je nu zeker begin April? Er is een geschikt hotel hier in de buurt, 30 frs. per dag met pension, meen ik, je kan ook half pension nemen. Breng je de boeken die je niet zelf zendt zelf mee? Dank; hart. groeten van steeds je E. 2428 (760). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 20 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} 2429. Briefkaart aan L.J.C. Boucher: Parijs, 21 maart 1935 Parijs, 21 Maart. Geachte Heer Boucher, 1. Dank voor het gezonden nr. van Boekenschouw. 2. Ja, die Pater Van Heugten, S.J. is (voor een pater dan) een zeer oolijk iemand; in ieder geval minder verstopt dan zijn geloofsgenooten over het algemeen. - Nu een bestelling: zou u mij een werkje van Nelly Bodenheim kunnen bezorgen: het werkje met de meeste plaatjes en de minste tekst, - als het niet àl te duur is (± fl. 3.- kan). Het moet een hollandsch cadeau worden voor een fransch kindje. - Heb ik u al bedankt voor de kinderkranten? 3. anders doe ik het hierbij. Ze zijn inderdaad nogal poover. - Hebt u Noth al gelezen? (Die Mietskaserne.) Met vriendelijke groeten hoogachtend EduPerron 2430. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 21 maart 1935 Parijs, 21 Maart. Beste Henri, - Jan signaleert mij een literaire platen-atlas waarin mijn aangezicht naast dat van Anthonie Donker 2. staat afgedrukt. Daar ik niets van deze atlas weet en toch zeer benieuwd ben naar het effect in kwestie, zou ik je willen vragen mij een exemplaar (van deze atlas) te bezorgen, wanneer dat niet al te duur is. Misschien kunnen gefotografeerden ook een gratis exemplaar bekomen? Zoo ja, meld mij dit dan en den uitgever. Hartelijk je E. {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} 2431. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 22 maart 1935 Parijs, 22 Maart. B.J. - We zitten nog midden in de verhuizing, maar het begint er nu toch al menschelijk uit te zien; alleen is Bep erg gauw moe. Nu iets heel anders. De russische schrijver Zamiatin 2. zou erg graag in Holland lezen - over tooneel in Rusland en over de nieuwe jeugd daar -; kan je me omgaand opgeven waar je denkt dat hij de meeste kansen maakt op een (goed) gehonoreerde avond en tot wie hij zich wenden kan. Het is een erg geschikt en eenvoudig iemand: U.R.S.S.-man, maar met veel humor en vrijheid, heeft o.a. een satyre geschreven tegen de gewapend-beton-mentaliteit (getiteld Nous autres, bij de N.R.F. verschenen). Hij wil ook in België lezen. In Holland logeert hij bij een half-Holl. half-Russ. vriend. Schrijf mij omgaand, dan kan ik hem nog tijdig inlichten. Veel hartelijks, je E. 2432. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 22 maart 1935 Parijs, 22 Maart '35. Beste Sander, Dank voor je brief. Ik zal mijn best doen om je eind dezer nog wat copy te zenden, maar de rotzooi van het verhuizen komt voor het grootste deel op mij neer, gegeven Bep's toestand, en omdat wij het ook zoo goedkoop mogelijk moeten doen. Daarbij al het gebeloof en gelieg, dat je van iedereen krijgt: zoo zitten we nu al 4 dagen zonder electrisch licht. Overdag moeten we het daglicht benutten om de boel in orde te krijgen, 's avonds zou ik wat kunnen vertalen, maar met een kaars in een huis waar nog van alles overhoop ligt gaat dat toch slecht. Zoodra ik weer beginnen kan, doe ik niets meer dan Fermina tot het af is; want de proeven zijn goddank zoowat klaar. Nu een idee. De W.B. geeft Goena-Goena van Maurits uit, Querido Uit de Suiker in de Tabak. Zou jij niet in je serie Aboe-Bakar opnemen? dat is niet al te groot (valt erg mee, al was het in 2 dln. - het {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} was in een groote letter en flink geïnterlinieerd). Als je wilt, zal ik een inleiding ervoor schrijven. Aboe-Bakar is misschien wel het beste boek dat Maurits geschreven heeft, en het einde is zeer goed; het herverschijnen van zijn werk op verschillende plekken in het land kan er een nieuwe populariteit aan geven, en je hebt dan meteen ook iets hollandsch. Een ander ding is: voel je voor een keuze uit de verhalen van Conan Doyle? Die zou ik dan met Bep kunnen vertalen; en ook van een voorwoord voorzien. Voor vertaalrechten hoef je, meen ik, niet te betalen; of hebben vorige vertalers er rechten op?!! In dat geval wordt het wat lastiger; maar het boek zou heel goed kunnen gaan. Het beste met alles thuis, en hartelijke groeten, ook van Bep en aan Greet (wanneer komen jullie weer eens hier?) een hand van je E. 2433. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 23 maart 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Carel, Dank voor het prentje dat behouden aankwam. Nu iets anders. De russische schrijver Zamiatin - schrijver van satyres en tooneelstukken, 2. waarvan o.a. De Vloo in het Kunsttheater van Moskou 7 seizoenen lang is gegaan, vertrekt eerstdaags nr Holland (hij logeert bij een vriend in Amsterdam) en zou graag lezingen houden. Is het niet iets voor de Kring - of betalen ze daar niet? Zal ik hem in ieder geval met je Mama in verbinding stellen? Hij is zeer geschikt en eenvoudig; en zou willen lezen: over de russische jeugd en over het tooneel in Rusland (waar hij voortdurend mee te doen heeft gehad; zoo is 3. hij o.a. scenario-schrijver voor de film). Laat omgaand hooren wat je ervan denkt en of er andere ‘mogelijkheden’ voor hem zijn. Hart. gr. van je E. {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} 2434. Aan S. Vestdijk: Parijs, 23 maart 1935 Parijs, Zaterdagavond. Beste Simon, Ik schrijf dit in een huis zonder electrisch licht en waar nog maar de helft op zijn plaats staat; alles schiet ontzettend langzaam op, omdat alle Franschen beloven en liegen, d.w.z. je laten scharrelen zooals je kan. Bovendien (dit is nog half ‘geheim’) is Bep gravida en verwacht over ± een maand haar kind, zoodat ze nu voor ¾ buiten gevecht is gesteld. Overigens is het appartement heel erg naar onze zin; we hebben nu tenminste 2 à 2 ½ kamers, wat ook voor mij stukken schelen kan met het oog op het werk. Nu dat boek. Je weet niet hoe dat einde mij tegenstaat, al zou ik het inderdaad niet anders kunnen dan zóó, en al heb ik het ook altijd zoo gezien. Die sfeer van rotzooi, en van nogmaals De Smalle Mensch over te doen, hindert me bij het overlezen geweldig. Ik heb dan ook nog heele stukken geschrapt en andere erbij gezet; je zult dat wel zien als je alles terugziet. Ook de slotnoot (‘aan Wijdenes’) zou ik totaal anders willen; maar ik kan gewoon niet. Ik kan toch niet iets gaan liegen of verzinnen op deze plek, alleen om mijzelf niet te herhalen; ongerekend nog dat er après tout meer lezers zullen zijn van Ducroo dan van De Smalle (waarvan, tot groote tevredenheid van Querido, nu zoowat 300 exx. zijn verkocht - dat is prachtig voor een essaybundel in Holland!!) Else Böhler. Als je wilt dat ik die blzn. 1. laat nazien door Noth, moet je mij een nieuw ex. van die nrs. laten sturen, dat doet Zijlstra toch zeker wel. Anders proeven. Ik kan zeggen dat hij het met potlood bewerkt, dan zie jij zelf wel wat je houdt en wat niet. (Ik kan zeggen dat ik van jouw aanmerkingen zeker voor ¾ notitie genomen heb. Soms kon ik het niet beter dan wat er stond, soms zou het te groote schade in het zetsel hebben aangericht. Ook Bep heeft nog een keurend oog door de proeven laten gaan en andere feilen aangetoond). Je bundel verhalen. Ik begrijp daar niets van. Waarom kan dat korte verhaal van 1, 2, 3, 4, 5 er ook niet in? Het is een van je beste, en voor je ‘ontwikkelingsgang’ lijkt mij maar één ding eerlijk: de verhalen te verzamelen in de volgorde waarin ze zijn ontstaan; althans zooveel mogelijk. Dat je De Oubliette eruit houdt, is tot daaraan toe, maar 1, 2, 3, 4, 5 weglaten of zonder andere reden dan ‘omvang’ in een {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} volgende bundel pooten lijkt me bepaald onjuist 2.. - Wat die opdracht betreft: je hebt me nu een gedicht, een essay en een verhaal opgedragen, best! Maar is het niet gek dat je verhalen opdraagt in een bundel die als geheel weer voor een ander is? Als je dit in principe handhaaft, heb ik Ars moriendi natuurlijk graag - al was het maar ter herinnering aan Gistoux! - maar als ik de eenige ben die Menno ‘de buit betwist’, schrap die opdracht dan. 3. Ik krijg dan later misschien wat anders van je; je bent zoo ‘rijk’, dat ik daar niets bang voor ben. Ik ben zelf ook van plan je nog eens iets beters op te dragen dan dat 3e deeltje Cahiers van een Lezer; dus dan kunnen we hopen dat we geen van beiden afgetakeld zullen zijn tegen dien tijd, opdat de ruil onszelf en den ander eere! Maar nogmaals, dit laat ik allemaal geheel aan jou over, omdat je misschien graag hiermee van me af bent, of omdat, hoe dan ook, de opdracht van dit eene verhaal een bepaalde beteekenis voor je heeft: - ‘maar 't spook blijft grijnzen uit de donkere hoeken’... 4. Je moet werkelijk nog eens iets maken van Gistoux, met of zonder het Simonemotief erin. Qua sfeer zal je 't zeker 3× zoo goed doen als ik. Ik snak nu naar een totaal andere ‘schaal’ van vertellen; het genre van die 2 verhalen toen in Forum. 5. Ik ben toch eigenlijk bang dat ik ontzettend aan het ouwehoeren ben geraakt in die ± 500 blzn. Ducroo. Later meer. Kom je niet eens naar Parijs; je kunt later bij ons logeeren. Nogmaals veel dank voor alles, en een hand van je E. {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} 2435. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 25 maart 1935 B.J. Dank voor het adres van Huyts, maar was er niets anders te bedenken? jij bent anders nogal ‘rijk’ aan adressen. De proeven v. Ducroo zijn (in 1e lezing nu geheel klaar). Nu voor de goede orde - ontving je: 1. La C. Hum. met inscriptie voor Kees; 2. Varangot's artikel 2. terug; 3. een nogal grappig stukje van pater Van Heugten, 3. dat gelijk hiermee vertrekt? Hart. groeten van je E. 2436 (763). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2437. Aan H. Marsman: Parijs, 26 maart 1935 Parijs, 26 Maart. Beste Henny, Mij dunkt: een geserreerde, korte inleiding. 1. Zooveel ideeën als er zinnen zijn; soepel maar heel ‘didactisch’, geen enkel gezwam om zich op het eigen proza te laten wiegen - of het den lezer te doen. Maximum 4 blzn.? Met fl. 75. ben ik best tevreden. Ik voel èrg voor 1, 2, 3, 4, 5, vooral omdat dat nu niet in den bundel komt (voor mijn gevoel een onvergeeflijke fout!) * die nu eerstdaags verschijnt. Ook omdat 60 blzn. met 20 (dus ⅓) het maximum overschrijdt, lijkt mij. Slau gaat accoord; je hoeft niet meer te vragen. De Bezoeker is best - juist omdàt het later, min of meer gewijzigd, in een z.g. ‘roman’ komt. {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} De Negerin van Debrot is ook te lang, en bovendien zal Zijlstra er wel niet aan denken om dit heele verhaal af te staan waarvan hij een apart boekje heeft gemaakt! Walschap. Stel je met hem in verbinding en vraag of hij je al zijn korte verhalen zendt. In Volk staat één zeer goed verhaal; ik zal je wel zeggen welk, als ik het weer vóór me zie. Maar misschien heeft hij wel wat anders. Roelants. Vraag hem. Kraaien hebben gekrast is te lang. Maar hij had vroeger iets korters, dat Twee Helden heette (meen ik) en dat alleen in Vlaanderen is verschenen. 2. Adres Walschap is: Lemméstraat 12, Antwerpen. Roelants: Avenue Gribaumont 40, Woluwé - Bruxelles. Liever jij dan ik, ook voor hèn, om verschillende redenen. Helman: vraag hem wat hij zelf wil en of hij iets onuitgegevens heeft. Ik vind zijn schrijverij zeer commercieel, eigenlijk even erg als dat van Den Doolaard ‘magazine-stuff’, maar apart gezet valt één ding misschien nogal mee. Iets over Suriname liefst, bv. Je suis Lindor 3.; of anders uit Het Euvel Gods een verhaal over begijnen 4., het eenige dat mij iets beter leek dan de rest (ofschoon op zichzelf ook nog flink goedkoop). Maar ‘ken’ hem zelf in dezen! Van P.v.O. zonder éénige twijfel Ika Loch. Het andere (bedoel je De Trust der Vaderlandsliefde?) heeft wel aardige momenten, maar is veel te lang en te goedkoop ‘satyriek’ - genre ‘tijdsbeeld’ - en bovendien lang niet zoo goed geschreven. Ika Loch is een vermomd essay, maar dat is juist wel aardig, en volgens mij P.v.O. 's ‘meesterwerk’ in proza. Van Jeanne van Schaïk wil ik heel graag iets hebben; als het bijv. zoo goed is als haar fragment of verhaal in dien bundel van Bijleveld. 5. Dus wend je tot haar om copy. Maar het moet wèl een verhaal zijn, vind je niet? Van Richard Minne geloof ik niet dat er iets is. Vraag hiernaar aan Roelants. Karel Leroux heeft een aardig verhaal geschreven - niet werkelijk goed, maar zeer behoorlijk - dat Mijnheer Carlos heet {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} (meen ik) en apart is uitgegeven. 6. Misschien heet het anders, maar ‘mijnheer Carlos’ is de hoofdpersoon. Van het ‘schrijnende’ soort. Lees je Blijstra nog? Die Codex in Elsevier's. 7. Van Last zou ik eventueel Lachgas 8. willen hebben, maar dat alleen. Tenzij hij nog iets anders heeft dat ik niet ken. Van Dekker weet ik niets. Ik las één verhaal: heel beroerd. Eva Raedt, neen! 9. Kuyle, neen! Marianne Philips? Het zou wel aardig zijn om nòg een ‘dame’ te nemen. Maar heeft ze iets goeds? Beb Vuyk, zeker niet. Dat eene verhaal 10. vind ik trouwens ook erg would-be, erg à la Slauerhoff, welbeschouwd. Den Doolaard is te probeeren, als je hem vragen wilt. Later beter, en over persoonlijker dingen. Ik heb het nog erg druk met mijn vertaling + de installatie hier. Hartelijk je E. P.S. - Stuur me alles op wat ik ‘keuren’ moet. Ik ben geheel tot je beschikking daarvoor. Liefst véél tegelijk. 2438. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 26 maart 1935 Beste Henri, Nu we zoowat geïnstalleerd zijn zou ik graag een bijbel in huis hebben; zou je me dus dat ex. jou door F. Batten teruggebracht nog eens kunnen opsturen, als je het toch niet verkocht hebt. Liefst heb ik nog altijd een beter drukje, maar als dat niet gaat... - Dan graag 1 ex. Mrs. Dalloway van Virginia Woolf (in the Hogarth Press). Bestaat er ook een goedkoop aardig uitgaafje van Orlando (niet Taughnitz). Wat kosten die kleine boekjes van The Hogarth Press? Mrs. Dalloway kan je ieder geval zenden. Dank. Hart. gr. van je E. {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} 2439. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 27 maart 1935 Parijs, 27-3-35 Beste Hein, Kan ik je plezier doen met La Mort dans l'Ame van Hellens en met dat verhaal van dien kapitein over zijn vergaand schip (deel III en IV van Folemprise)? 2. Zoo ja (misschien kreeg je ze zelf al), geef dan een teeken. Mijn adres is nu: 88 boulevard Murat, Paris 16e. Hoe gaat het? Hartelijke groeten van Bep en van steeds je E. 2440. Aan H. Marsman: Parijs, 28 maart 1935 Parijs, 28 Maart. Beste Hennie, Nu dan toch antwoord op je brief. Het kind - moge het een ‘knaapje’ zijn! - wordt in April verwacht; in Mei of Juni denk ik dus zeker wel naar Holland te gaan. Met die fl. 75. van Querido ben ik werkelijk best tevreden, en misschien kunnen diè besteed worden aan de hollandsche reis?... We zitten hier nu werkelijk erg aardig - voor zoolang het duurt. Het liefst zouden we nu willen dat het lang duren kon (zònder Perzië dus!), als er maar geen oorlog komt, geen bombardement van Parijs, wat vooral voor het kind zoo ongezond zou kunnen zijn, en als de duiten ons zoo lang op dit peil konden houden. Maar het is dwaasheid om ergens op te rekenen, in dezen tijd. (Dio cane!) Ik ben zeer benieuwd naar je boek, 1. op zichzelf en als étappe in jouw productie. Het mòet nog beter worden dan Angèle; anders moet je er een tijdje mee uitscheiden en je weer onbelemmerd wijden aan de poëzie. Maar over deze kwesties praat ik liever met je dan dat ik schrijf, omdat ik voor schrijven toch de oude lust verloren heb. (Wat mij nu nog voortduwt, is een soort brieven ‘routine’ van weleer! eigenlijk iets zeer verdoembaars.) Toch, wat je me schrijft lijkt me ditmaal geheel juist; en dat wat {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} voor jou ‘de juiste lijn’ is. - Ik ben erg benieuwd naar wat je van Ducroo zult zeggen als je de heele rommel bij elkaar ziet, en als dus het rhythme en de afwisseling van toon enz. van 500 blzn. zich laten gelden, en niet, zooals nu, wat losse fragmenten, die tenslotte toch in de ‘ruimte’ verloren gaan. Ik vind het eind - de laatste 3 hoofdstukken die eigenlijk totaal parallel gaan met De Smalle Mens (maar hoe zou het anders?) - allerminst ‘goed’; het hoeft ook niet ‘goed’ te zijn, als het maar in zekeren zin ‘fataal’ is. En het feit dat ik geprobeerd heb dit einde anders te krijgen, en dat het mij absoluut niet gelukt is, dat ik alléén dit kon maken en zelfs geen nuance verschillend, heeft op zichzelf iets imposants! Bovendien, als het maar niet vervelend is. Maar misschien zal jij ¾ van het boek vervelend vinden, lang vóór je aan het einde toe bent! Er is met dat al veel ‘Dichtung’ - een mooier woord voor ‘leugen’ - in al deze ‘Wahrheit’. Een ‘echte’ waarheid en een ‘kunst’-waarheid, zooals ik Menno schreef; en de laatste voldoet alleen den lezer die de ‘echte’ waarheid niet kent of meent te kennen. Dit is het eindoordeel van Vestdijk (die alles in proef doorging - ik heb daarna nog heel wat veranderd): ‘Je bent in [de laatste hfdstn] wel wat erg in de journalistiek verzeild geraakt [gebeurtenissen van Jan. en Febr. '34 in Parijs], maar het is te verdedigen, niets van den inhoud van dit boek uit te sluiten. [Hij bedoelt: van dit jaar, want Ducroo bestrijkt, in het heden, de tijd van Febr. '33 - een maand na den dood van mijn moeder - tot Febr. '34: het moment dat we van de oude Russen in de rue de l'Yvette weggingen om weer een eigen “huis” te hebben, de rue Erlanger dus]. In elk geval heb ik je roman met veel genoegen doorgelezen en zonder me één oogenblik te vervelen! [Dat is dus al beter dan wat ik van jou verwacht.] Wat beschrijvingskunst en stijl [toon?] betreft, staan er alvast dingen in, die niemand je zou verbeteren, maar ook psychologisch is het eersterangs, terwijl de zwakke kanten bijna zonder uitzondering terug te brengen zijn tot het idee waar je van uit bent gegaan’. Ik citeer je deze uitspraak van Vestdijk omdat hij: 1) de eenige is die het boek meteen in proef en in de goede volgorde gelezen heeft; 2) minder ‘intiem’ met mij is dan mijn andere vrienden (op de korte periode-Simone na); 3) van ons allen het meest bewust en kritisch kunstenaar is, en dit zelfs verreweg (na hem kom ik, zou ik zeggen). De anderen zullen toch altijd als vrienden reageeren, vooral op dit boek! Dat Jan, jij, Slau, Menno, zelfs Jany het zouden kunnen lezen als ‘nur’ literair werk is natuurlijk kolder. Wat mij van jullie dus inte- {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} resseert is primo de gewone, menschelijke reactie, daarna eerst: de poging tot literaire waardebepaling. - Maar ik ben ook erg benieuwd naar de reactie van de vrouwen van mijn vrienden, omdat die ergens toch instinctief een grooter afstand weten te bewaren. Ant-van-Menno, die heelemaal niet dom is en absoluut geen literaire vrouw, is hierin bijv. van waarde; zij beweert dat zij het boek zeer geboeid gelezen zou hebben, ook als zij mij niet gekend had. En een eerlijke reactie van: ‘O, wat een mispunt!’ is natuurlijk ook prachtvol. * Je schreef over Heleen; Bep vindt Eva beter (voor zoover ze zich herinnert, ze is er heelemaal niet zeker van). Heb je dat gelezen? Als jij Heleen per se beter vindt, stuur het ons dan op. Is Sophie Blank zoo goed als ze zeggen? Vestdijk is er zeer over uit (was het tenminste). Zou je Chateaubriand niet eens lezen, om je te ‘inspireeren’ bij wat je nu maakt? Ik ben wel bang dat hij op je ‘slechte instincten’ werken kan, maar hij is je niet heelemaal onverwant. Lees dan René, en stukken van Mémoires d'Outre-Tombe. Ik bezit ze niet, en het laatste is in 6 dln. en nogal duur; maar misschien kan je het van Van der Meulen krijgen. Het is lyrisch, poëtisch, vaak gezwollen, vaak verleugend, maar nooit laag of minderwaardig. René is een geschiedenis met een ‘zuster’, voor mijn gevoel onverdragelijk, maar voor jou misschien veel mooier. Mutatis mutandis kan het onze houding zijn tegenover den stijl van De Afspraak. Jany in proza is een (mindere) Chateaubriand! Ik vind Else Böhler uitstekend, vol meesterlijk geschreven stukken. Ik geloof dat we van Vestdijk alles kunnen verwachten; zijn heele optreden sinds 4 jaar is bepaald ‘begenadigd’. Dat naast schrijvers van het gehalte van Vestdijk fluimpjes als Kuyle als groote prozaïsten worden geciteerd is ook alleen in Holland mogelijk. Het ‘sublieme’ proza van Kuyle is hulponderwijzerswerk naast wat Vestdijk presteert; ik zeg dit ‘sans haine et sans colère’, wat vind jij ervan? Heb je de poging tot eerlijkheid, d.w.z. tot rechtvaardige kritiek gelezen van Van Duinkerken over mijn Smalle, in De Gids? 2. Zoo {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} niet, doe het dan, want het is als lesje curieus. Iedere syllabe van ‘lof’ is hem ontwrongen; bij de eerste lezing denk je dat het een kraak-partij is, bij de tweede heelemaal niet: hij heeft werkelijk zijn best gedaan om als Gids-redacteur een ernstige kritiek te leveren. * De dommigheden puilen overal uit, maar hij heeft heusch gedaan wat hij kon; de man is op zijn manier ‘erudiet’, dat hij ‘intelligent’ zou zijn is een vrome leugen van katholieke zijde. Hij vindt mij ‘erudiet’, zooals trouwens al mijn vijanden in Holland; iets waarin ze zich voor mijn gevoel nog flink vergissen! Kon ik me daarin maar 10 × overtreffen! Als ik nu verder moest gaan zou het weer over het verhuizen zijn; dit is dus een mooi eind. Het mooiste van alles vind ik het bericht dat je physiek zooveel beter bent. Veel hartelijke groeten, ook van Bep en aan Rien; een hand van je E. 2441. Aan E.K.M. de Bock: Parijs, 29 maart 1935 Zeer geachte heer De Bock, 1. Ik verneem dat u een werkje, Literatuur in Beeld, 2. hebt uitgegeven waarin een conterfeitsel van mijzelf voorkomt. Ik wist niet dat ik een zoo publiek persoon geworden was, dat ik zoo onverhoeds in een boek gezet kon komen te staan, maar soit. Maar wel zou ik het apprecieeren als u mij nu een exemplaar van dit boek wilde zenden. Mijn adres is: 88 boulevard Murat, Paris (16e). Mag ik erop rekenen? - hoogstwaarschijnlijk schrijf ik er dan nog een stukje over in Forum. 3. Met vriendelijke groeten en u bij voorbaat dank zeggend, hoogachtend, EduPerron. Parijs, 29 Maart 1935. {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} 2442 (764). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 30 maart 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2443. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 30 maart 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Sander, Dank voor het België-poëzieboek. Ik probeerde erin te lezen en sta paf van het gezwam-in-de-ruimte in metrum en al of niet op rijm, de rhythmische flauwekul van dit alles. Het is een luxe-uitgave van dat onleesbare Journal des Poètes, 1. waarin de eene het gedaas van den andere voortzet, zonder dat je eigenlijk meer onderscheiden kunt wie uitgepraat is en wie begint, tenzij je met groote toewijding op de onderteekeningen let. Wat een uniform ectoplasma is al deze poëzie! De eene is soms een klein beetje beter in het soort dan de ander; daar mag je als lezer dan vreugdezuchten bij loozen, als je coûte que coûte ermee voort wilt gaan om te zien wie of wat. Dit wil niet zeggen dat ik het niet van je apprecieer dat je mij het boekje gestuurd hebt. Maar een hollandsche bloemlezing - zelfs na Binnendijk, Jan en Coster 2. - is toch altijd heel wat verkwikkender. Ik heb nu nòg geen electrisch licht, en allerlei andere besognes houden mij absoluut van het werk af, maar we zijn toch al op den goeden weg, en morgen of overmorgen hoop ik mij weer heelemaal met Fermina bezig te houden. Ik zal je dan iedere week bv. een pak copy zenden; zien hoe ver we dan zijn na 14 dagen, 3 weken of een maand. Ik hoop gauw klaar te zijn! Hartelijke groeten, ook aan Greet, van je E. P.S. Morgen zal er wel niemand komen, maar Maandag hoop ik toch licht te hebben, wat mijn tijd met vele uren vermeerdert! Antwoord ook nog eens op mijn ‘plannetjes’. 3. {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} 2444. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Parijs, 1 april 1935 Parijs, 1 April '35. Beste Engelman, Zou je zoo goed willen zijn Nypels mijn vertaling v. Serena 2. terug te vragen? Laat hij òf jou òf mij direct het MS. terugzenden; ik heb er nu misschien een uitgever voor; bovendien heeft hij het nu lang genoeg gehad. Mijn adres is voortaan: 88 boulevard Murat, Paris (16e). Hoe gaat het verder? Hart. groeten van je EduP. 2445. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 1 april 1935 Beste Henri, Ik lees op het oogenblik een zeer sympathiek boek: Journal d'un Homme Déçu door W. Barbellion. Wat is de engelsche titel: Journal of a disabused Man, of gewoon Journal? 2. Kan je informeeren en me opgeven wat de prijs is? Het is een beroemd boek in zijn soort. Als het niet te duur is zou ik het graag in de oorspr. taal bezitten. Heb je al berichten over Mrs. Dalloway? Dank voor de inlichtingen over die platen-atlas. Ik schreef aan DeBock. Hart. groeten van je E. 2446. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 1 april 1935 B.S. - Per gelijke post vraag ik Querido Aboe Bakar terug, en ik zal je het boek dadelijk zenden als ik het weer hier heb. Wat die ‘excerpten’ betreft, hoelang moeten ze zijn? Die van de Albatross 2. zijn heel {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} kort; geef dus even op hoeveel regels ongeveer voor Fermina en hoeveel voor De Hemdenmaker? Kan je mijn vertaling van Hautes et Basses Classes en Italie (Landor) niet in de nieuwe serie verwerken? dan zijn alle vertaalde Larbauds bij jou, en het is maar 31 blzn. ms., dus 2 vel (niet klein gedrukt). Hart. groeten van je E. 2447 (766). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 2 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2448. Aan F. Hellens: Parijs, 3 april 1935 Paris, ce 3 avril 1935. Mon cher ami, Tu es vraîment très gentil de te souvenir encore de nous. Je t'ai attendu à Paris, après ta carte d'Espagne, puis, ne voyant rien venir je me suis laissé retomber dans le train-train des choses. Ecrire des lettres m'est devenu très pénible, depuis la besogne plumassière qui m'est imposé maintenant. Excuse-moi. Je compte bien te revoir un jour ici à Bruxelles, où enfin mes ‘affaires’ sont terminées. Ci-joint enfin un article que j'ai écrit avec un certain plaisir 1. - écrire n'importe quel article m'ennuie à présent un peu. J'espère que tu le trouveras à ton gôut. En tout cas, Bep et moi te remercions pour le charmant petit bouquin, et t'envoyons toutes nos amitiés, ainsi qu'à Maroussia. Comment va la vie pour vous? Ici pas mal, vu les circonstances. J'ai terminé un livre de 500 pages petite impression et en ai le ‘cerveau consterné’. Bien cordialement à toi, EdP. 2449. Aan H. Marsman: Parijs, 3 april 1935 Parijs, 3 April. Beste Hennie, Mijn afkeer van briefschrijven is ‘algemeen’. Alleen met Menno gaat het nog vrij goed, door een soort vitesse acquise. Daarna zou het {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} met jou het beste gaan, ondanks een zekere afstand, die op niets berust dan op het lange elkaar-niet-zien. Als we elkaar in Mei of Juni niet zien, dan toch zoo gauw mogelijk daarna, dat blijft afgesproken. Ook met het oog op de oorlog, die iedereen nu dit jaar verwacht, zeg ik dit alles ‘vagelijk’, maar toch... Gaat Debrot voorgoed naar Curaçao? In dat geval benijd ik hem. Zend niet Eva, maar Heleen. Eva herlas Bep laatst nog. Ik heb voor Celibaat ook de grootste waardeering en ben blij deze zoo ongezocht bij jou te vinden. Jan (en ook Eva Raedt-de Canter) 1. liet zich er over uit op een manier die me echt prikkelde, maar soit, je kunt niet alles releveeren; en sterker, het ‘kritische genre’ trekt me op het oogenblik zelfs niet aan. Van Duinkerken: ik neem aan dat hij is zooals je zegt, maar noode. Je denkt vaak toch veel te goed over de menschen; zoo over dien ‘sympathieken’ Binnendijk, dien ik, nu om menschelijke gegevens, door-en-door een 3e-rangs-vent vind, en verleugend als een kapper die aan moreele problemen doet, kortom, een volmaakte kringfluim in één woord. Dit onder ons, en ter illustratie van je ‘kijk op de menschen’, want gelukkig gaat het binnendijksche gebeuren mij persoonlijk niet aan. In zooverre alleen dat ik nu beslist weiger ooit kennis met hem te maken, en dat mijn opinie over hem vaststaat; dat is wel ièts. Met Slau ben ik ongeveer gebrouilleerd. 2. Ik heb een zéér onaangename herinnering aan zijn verblijf hier, en vind hem een zielig stuk mensch, maar een onmogelijke vent. Tenzij hij gewoon half gaar is, wat ik volstrekt niet uitgesloten acht. Hij van zijn kant heeft vele grieven tegen mij, en de uitwisseling hiervan heeft mij ook nog brieven gekost; ik wacht er nu, eerlijk gezegd op, dat hij de vriendschap verbreekt. Ik wil hem graag die ‘eer’ laten, gegeven zijn ontoerekenbaarheid, maar het zal mij een ‘rust’ zijn als het zoo ver is. Jany weet er iets van, omdat Slau bij hem zit, en nu jij; laat het daarbij blijven. De zaak is te lang, en vooral te ‘verdeeld’ om je hier te vertellen; later wel eens mondeling. Maar één ding is zeker: deze piraat bestaat uit een halve gare en een kleinzielige kleinburger die iedere vriendschap weten te slopen; en de mijne was toch werkelijk tegen een stootje bestand. Het is een accaparante egoïst, bij wien de vriendschap een taak wordt; die bovendien - als hij niet half gaar is - grie- {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} zelig verleugend is, ook tegenover zichzelf; en alles bij elkaar een beklagenswaardig iemand, maar die een flink stuk atmosfeer verpest. Hij heeft Vic en mij gebrouilleerd (of nagenoeg) voor een complete kùlkwestie, waarin hij au fond gelijk had - als je het vanuit zijn standpunt bekeek - en die hij voortgezet heeft en aangepakt op een krankjoreme manier, en altijd ‘te goeder trouw’. ‘Te goeder trouw’ heeft hij zich ook tegenover Menno en Vestdijk gedragen op een manier die òf alweer halfgaar is, of bepaald inferieur. Enz. - Persoonlijk geloof ik sterk aan deze ‘goede trouw’, maar dit neemt niet weg dat ik meer dan mijn bekomst van hem heb, en de vriendschap met zoo iemand als vrijwel onmogelijk beschouw. Goed. - De toestemming voor dat verhaal 3. heeft hij mij laatst gegeven, maar het kan best zijn (dit ligt geheel in zijn lijn) dat hij die nu terugtrekt. Het beste is dus dat je je met den uitgever (Stols) verstaat, zeggend dat ik de toestemming al kreeg. - Wat voor mij de grootste teleurstelling is, is misschien dit: ik heb de overtuiging gekregen dat Slauerhoff stukken minder is dan zijn literatuur, en feitelijk in zijn persoonlijk optreden zijn heele ‘talent’ - althans wat daardoor wordt uitgedrukt - tot een leugen maakt. Een pijnlijke gewaarwording, als je te maken hebt met iemand die je, bij al zijn fouten, hoog stelde uit bewondering niet alleen, maar uit vriendschap. Enfin!... Wat nu Nijhoff betreft, hij doet er verkeerd aan mij te lezen, mij ‘boeiend’ te vinden, enz. Zeg hem, als je hem weer spreekt, uit mijn naam dat menschen als ik het een bewijs achten dat zij op den goeden weg zijn (laat ons zeggen: in de vervulling van ‘zichzelf’) wanneer zij menschen van zijn soort ‘teleurstellen’. ‘L'honnête homme’ die den aansteller in zichzelf tracht uit te roeien, is een teleurstelling voor den aansteller die al zijn ‘honnêteté’ zal opofferen voor een aanstellerij die hij allesheiligend vindt onder den naam ‘kunst’. De schrijver van Awater mag 10 × meer ‘talent’ hebben, voor mij is het een kwibus. Enz.; het is onnoodig hier dieper op in te gaan; wees er alleen van verzekerd dat het mij behagelijk stemt als ik Nijhoff ‘teleurstel’. Terwijl de opinie van iemand als dien pater 4. mij alleen maar onverschillig is. Wat is een ‘mensch’ voor hem, en wat bedoelt hij met een ‘boeiend’ mensch? Als je hem liet doorpraten, zou hij je òf banaliteiten verkondigen òf stommiteiten; ik ben er in ieder geval zeker van dat wat er werkelijk goed of boeiend in mij zou kunnen zijn, {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} niets uitstaande heeft met de begrippen die dit soort lezers aan die woorden hechten. En dan, wat een kul! - je weet niet hoe ik mij aan het begin voel staan van een heel leven, en hoe ik nu eerst besef hoeveel ik nooit realiseeren zal. Een ‘honnête homme’ te acteeren is oneindig makkelijker dan het werkelijk te zijn. Het gezwam over ‘kunst’ is werkelijk - bewust of onbewust - een prachtig masker voor het streven naar verleugendheid, bijwijze van troost of van wat dan ook. En al die ‘luciditeit’ van mij is 9 op de 10 keer ook nog maar half en flauwe kul. Opeens krijg je jezelf door, en je zegt in werkelijke eerlijkheid: ‘God-god, wat ben ik weinig zaaks’. Een ander zou zooiets niet tegen je moeten zeggen, niet als hij je vijand is en niet als hij je vriend is, maar als je jezelf opeens zoo te pakken krijgt dan is het ook onontkoombaar. Ik heb het gevoel dat Bep en Ducroo de 2 eenige dingen zijn die ik (momenteel of ten naastenbij) ‘gerealiseerd’ heb, en Ducroo is dan - in dit licht gezien - nog maar erg, erg matig. Maar als morgen Nijhoff komt vertellen dat Ducroo voor hèm een débàcle is, dan denk ik met alle zekerheid van de eenvoud: ‘Er staat dus toch nog verdomd veel goeds in’. Dit alles is geen literatuur; het zijn menschelijke points de repère (hoe heet dat in onze schoone taal?) Gek dat je Ina Damman (en Else Böhler?) niet goed vindt. Menschelijk geef ik ze 8, artistiek 9; dat is alles bijeen een buitengewoon peil! (Bep menschelijk 7 en artistiek 9½, zegt die blauwkous.) Ik raadde ook La Porte Etroite aan (door mevrouw Nijhoff bovendien reeds vertaald!). Maar God-weet-wie houdt het blijkbaar toch op L'Immoraliste. 5. Ik heb een klein satanisch pleziertje dat jij dit boek vertalen gaat, waarover we vroeger zoo geplukhaard hebben en waar je zooveel kwaads van hebt gezegd! Ken je het dagboek van W. Barbellion, 6. een jonge Engelschman, natuurhistoricus, die op zijn 28e jaar is overleden? Erg engelsch en soms heel ‘jong’, maar meestal bizonder sympathiek. Zie het iemand te ontfutselen, misschien ‘inspireert’ het je voor Vreede; vooral ook omdat de verschillen zoo groot zullen zijn. Ik laat het hier nu bij, moet nog wat van Fermina verdietschen en ga eerst nog even naar de post. Hartelijke groeten aan Rina en van Bep, een flinke hand van je E. {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} 2450. Aan A. Roland Holst: Parijs, 4 april 1935 Parijs, 4 April. Beste Jany, Die historie met Slau zit me èrg dwars, ook om de would-be-superieure houding inzake ‘literatuur’ in zijn brief. Hij heeft zich laten kennen als 10× minder dan zijn ‘literatuur’, dat is zeker; en, ondanks alle goede kanten die ik hem nog altijd wil toeschrijven (jij weet beter dan een ander hoe ik hem door dik en dun verdedigd heb) geloof ik nu dat hij au fond een beroerling is, d.w.z.: pietluttig, baloorig, onhandig en kwaadaardig tegelijk, tyranniek en warhoofderig, en kortom, denkend dat hij heroïsche of demonische daden moet doen, die hij in werkelijkheid uitvoert als een verzuurde provinciaal. Dit beeld naast de piraten- en andere groote literatuur, geeft voor mij aan hoezeer de rest ‘literatuur’ is, d.w.z. een vergrooting van de waarheid (ik bedoel niet dat dit allemaal valsch is, dat zou onmogelijk zijn); en het heele gedoe van Slauerhoff, dat ik nu van zeer dichtbij heb meegemaakt, maakt me werkelijk beroerd, juist omdat ik zooveel vriendschap voor hem had. Ook als ik hem nu nog heel goed zou ‘begrijpen’, dan is de vriendschap toch niet langer mogelijk. De man is zoo grondig en zonder het te weten egoïst, dat het begrijpen van een vriend voor hem onmogelijk is. Hij verwijt mij gebrek aan hartelijkheid en vriendschap, en heeft de imbeciele smakeloosheid om mij te schrijven dat mijn manier van literatuur beoefenen hem afkeerig maakt of zoo iets, wanneer dit in werkelijkheid erop neer komt dat hij het mij niet vergeeft dat ik niet meer tijd voor hem heb kunnen maken dan ik gedaan heb. Ik heet nu getourmenteerd ‘door een boek’. Wat dit ‘boek’ voor mij beteekent, schijnt niet tot hem te zijn doorgedrongen. Maar dat is nog het ergste niet. Hij schijnt niet te begrijpen dat mijn omstandigheden veranderd zijn, dat ik nu veel werken moet (en voor tenslotte zielig weinig geld), dat ik voor het eerst van mijn leven ‘literatuur’ bedrijf als ‘kostwinning’. Dat ik verkeerde berekeningen heb gemaakt, en dacht eerder klaar te zijn met mijn boek dan ik kon, is waar, maar is dan toch even vervelend voor mij zelf. Ik heb niets gedaan dan geworsteld om dit boek zoo goed mogelijk te krijgen, terwijl de proeven van het begin al binnenkwamen. Toen ik naar Bretagne ging was ik al moe, en ik heb daar zelfs een ‘syncope’ gehad, omdat ik 8 uur per dag schreef; toch heb ik daar goed werk gedaan; maar toen ik in Parijs terug was ging alles dubbel beroerd: {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} 1o. omdat ik me steeds vermoeider voelde, 2o. door de sfeer van Parijs zelf, die me tot dusver altijd tegenwerkte wat het schrijven betreft, 3o. door de aanwezigheid van Slau. Een vriend die je voortdurend controleert of je wel al je vrije tijd aan hem geeft, is een monster dat de vriendschap opvreet. Niettemin heb ik inderdaad zoowat al mijn andere vrienden laten stikken, om mijn vrije tijd te geven aan Slau. Op een paar keer eten bij de Malraux' na (alles bij elkaar misschien 6 keer) heb ik, zoolang hij hier was, zoowat ieder vrij oogenblik doorgebracht met eindeloos over zijn beroerdigheden te prakkezeeren. De halve gare schrijft me nu: ‘Het waren meer knappe analyses dan hartelijkheid.’ Ik heb hem geschreven dat als hij niet begrijpt dat deze ‘knappe analyses’ de beste vorm van hartelijkheid waren die ik hem geven kon, hij een idioot is en een rotvent. - Hij zal je wel verteld hebben dat Bep zwanger was; ik heb je dit niet geschreven omdat Bep zooiets vervelend vindt, maar nu weet iedereen het wel. Gegeven de toestand van Bep èn mijn werk konden wij Slau niet telkens bij ons hebben: wij hebben geen dienstmeisje, en hij moet, voor zijn physieke toestand, goed gevoed worden; dit alles bij elkaar genomen maakt dat Bep niet voor hem koken kon, want wij eten dikwijls wat er maar is - anders hadden wij hem gevraagd bij ons te eten. Hij heeft dit nu bij Antonini gedaan; gevolg is dat hij mij schrijft: ‘Ik heb meer hartelijkheid ondervonden van Antonini dan van jou’. (Bij Antonini overigens tegen ‘vergoeding’.) Ik was getourmenteerd door ‘een boek’, inderdaad! - maar ik wend mijn getourmenteerdheden nooit tegen mijn vrienden; bij Slau berust de vriendschap voor een deel dààrop. Dat ik je geschreven heb dat hij de vriendschap ziet als een taak is volkomen waar; hij schrijft nu dat hij die ook als een taak heeft opgevat, in een tijd toen ik zoo lastig was. Ik houd niet erg van dit soort argumenten, maar goed; ik veronderstel dat hij doelt op den tijd toen ik bij hem in Amsterdam logeerde. Hij was toen inderdaad heel aardig, maar zóó lastig kan ik niet zijn geweest: 1o. heb ik niet langer dan 8 dagen bij hem doorgebracht, 2o. heb ik in dien tijd zijn heele Jan Pz. Coen persklaar gemaakt, wat geen sinecure was, 3o. heb ik mij bereidwillig verwijderd, iedere keer als hij het veld vrij moest hebben voor Darja en zichzelf. Bovendien, als de vriendschap dan op deze manier nagemeten moet worden, dan heb ik zijn prestatie bij die gelegenheid zeker 3× later ‘vergolden’. Tenslotte zijn wij zelfs naar Tanger gegaan - wat erg ver en duur voor ons was, in een tijd toen wij het werkelijk erg krap hadden - bijna uitsluitend om Slau te zien. Er was {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} afgesproken dat ik daar aan mijn boek zou werken, dat toen al zoowat afhad moeten zijn; maar in werkelijkheid heb ik 2× zooveel gedaan aan de proeven van Het Leven op Aarde, omdat Zijlstra daar nog meer haast mee had dan Querido met mij. Ik ben ziek geworden van deze proeven die mij tot in onze korte vacantie (het eenige wat op vacantie leek!) in Boitsfort, een week, na den dood van Bep's vader, hebben vervolgd. En tenslotte, ik kan gerust zeggen dat ik altijd de ‘literatuur’ van Slau vóór de mijne heb laten gaan, in Gistoux en overal, tot aan Tanger toe dus, en dat mijn groote ongelijk uitsluitend eruit bestaat dat ik ditmaal, moe en getalonneerd door een uitgever, voor wie ik voor geld werkte, minder tijd voor Slau kon maken. Zijn grootsche opvatting van ‘literatuur’ tegenover mijn kleine en afkeerig-makende laat ik aan jou over om te beoordeelen, na het bovenstaande. Iemand die in Slau's omstandigheden met dit pispraatje tegen mij komt aanzetten, vind ik een rotvent. Je kunt hem dit alles gerust zeggen; anders dringt misschien nog niet eens tot hem door waarom de vriendschap naar de duivel is gegaan. Nu verder. Bep heeft, sinds de dood van haar vader, een klein beetje geld. Zij wilde een kind; het was dus het moment om het kind te laten komen. Dat ik in deze omstandigheden er mijn eer in stel om met ‘literatuur’ (ik heb helaas niets anders!) althans voor mijzelf te zorgen, zoodat het geld van Bep in groote lijnen voor haar en het kind wordt besteed, is misschien ook klein, maar dan toch van een ander soort, wil ik hopen, dan de kleine kanten van Slau. Hij begrijpt dit ook al niet, ik heb er met hem over gepraat. Tant pis, maar tenslotte gaat dit mij toch aan? Bijgevolg heb ik na Ducroo, waar ik nu nog suf van ben, en waarvan de proeven mij nòg geregeld op het lijf vallen, mij direct weer ingespannen voor een vertaalwerk 1. dat mij fl. 150.- moet opbrengen en dat mij zeer matig interesseert; maar waar ik - ook door Ducroo - nu zeker al een volle maand mee ten achter ben. En na dit werkje, moet ik probeeren andere copie in geld om te zetten, en dat is mijn voor groote avonturiers en dichters afkeerig-makende literatuur. Ik had inderdaad zelf niets liever gedaan dan met Slau of een ander flaneeren, en... praten over ‘literatuur’. Terwijl ik nu op bittere manier literatuur heb moeten leggen, en praten over zoowat niets {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} dan de beproevingen van Slau. Zonder vriendschap waren deze beproevingen een voor mijzelf ondragelijke beproeving geweest, want de manier waarop Slau er zich doorheen stuntelt is allesbehalve ‘groot’ of zelfs maar ‘hartverheffend’. Ziedaar. Heb het geduld dit te lezen, en geloof dan dat ik je alle kleine en bizondere pestilenties van het samenzijn met Slau heb bespaard. (Als je mijn brief aan hem gelezen hebt, maar hij zal wel te laf zijn geweest om die te vertoonen, want hij is werkelijk in zulke dingen aardig laf, heb je je er een klein idee van kunnen maken.) Een ander ‘groot’ onderwerp van gesprek is een ‘groote’ campagne die hij begonnen is om Vic Vriesland uit Forum te werken, en waarin hij au fond ook volstrekt geen ongelijk had. Maar hij heeft die zaak aangepakt op een zoo malle en onhandige manier dat hij mij noodeloos met Vic gebrouilleerd heeft en dat èn Menno èn Vestdijk hem den rug hebben toegedraaid. Ik heb ook daaraan veel kostelijke tijd verspild, om Menno een beter idee te geven (uit vriendschapsredenen!) over Slau. 2. Menno was ziedend en vond hem een schoft met chantage-praktijken; dit is in wezen onjuist, maar dat iemand het baloorige optreden van Slau zoo ziet is in de plaats van Menno - die hem niet kent en die in zulke zaken de loyauteit zelf is - volkomen begrijpelijk. Slau ziet zichzelf aan voor heroïsch, wanneer hij dreigt met ‘onthullingen’ en ‘tippen van sluiers lichten’ als een ontslagen huisknecht. 3. Ik geef hem één ding toe in dit alles: hij is waarschijnlijk ‘te goeder trouw’ en meent oprecht dat hij alleen verwaarloosd en beleedigd is en dùs gelijk heeft. Dat zijn stoethaspelige kwaadaardigheden onverdragelijk zijn, daarover verkeert hij althans in een kinderlijke rust, zou men zeggen. Goed; ik heb jou dezen brief geschreven omdat ik werkelijk sinds gisteren ‘vol’ ben van deze historie, maar hier laat ik het dan ook bij. Als ik geld en tijd had, en voor Bep nu wegkon, zou ik nog de meeste lust hebben naar Bergen te komen om met Slau over deze dingen te praten in jouw tegenwoordigheid. Nu heb ik de noodige of onnoodige tijd besteed aan dezen brief. Er zijn andere dingen, waarover ik hier niet gesproken heb, en waarover ik met jou niet spreken kan voordat hij het heeft gedaan. Maar ook die tellen en zitten hem, en ook mij, dwars. En daarin is hij even {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘verleugend’ en stuntelig kwaadaardig geweest als overal elders. En kortom, het komt hierop neer: er is geen enkel punt waarover hij nu misschien met jou zijn mysterieuzigheid aflegt, waarover ik je niet scherper en juister kan inlichten dan hij. Dit betreft overigens niet mijzelf, maar derden. Tot zoover dan. Je hoeft op dit alles niet te antwoorden, maar ik heb er behoefte aan jou het mijne te hebben gezegd. Wat Slau betreft, ik heb verder in ieder geval (ook ingeval van verzoening) toch met hem afgedaan. Voor mij is zooiets, na een vriendschap van 8 jaar, pijnlijk, ik erken het graag, - en ik erken ook zijn ‘ontoerekenbaarheid’. Maar zijn onmogelijkheid wint het nu; dus leg ik mij daarbij neer. Geloof me met hartelijke groeten je E. P.S. Ik acht hem in staat - niet uit zichzelf maar om zich te verdedigen - om te zeggen: ‘Wat? naar Tanger gekomen voor mij alleen? Maar Bep moest zich laten aborteeren’. Daar was inderdaad toèn sprake van (op een erg twijfelachtige manier) en inderdaad was Slau hierin zeer geschikt. Maar dààrvoor zijn wij allerminst gegaan, want het besluit om te gaan was toen allang genomen, en als die geschiedenis in Parijs had moeten gebeuren zou er alleen van uitstel sprake zijn geweest. Ik schrijf dit erbij, omdat jij mij er misschien niet over schrijven zou, en omdat ik Slau's manier van de zaken voorstellen ken. Ik ben graag ‘compleet’. (Bep zou Parijs en ‘geen kennis’ geprefereerd hebben in het gegeven geval.) 2451 (768). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2452. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 6 april 1935 Parijs, 6 April '35. Beste Sander, Hieronder de gevraagde zinnetjes 1.; Aboe Bakar zend ik gelijk hiermee. Landor gaat zoodra ik het terugheb; ik heb het ‘uitgezet’ en nu teruggevraagd, in de hoop dat het niet is weggeraakt. Maandag of Dinsdag zend ik je een portie Fermina. In haast, met hartelijke groeten, je E. {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} Fermina Marquez. In de bijna onreëele wereld van een afgelegen jongenskostschool vol rijke vreemdelingen, verschijnt de Vrouw in de gedaante van het jonge meisje uit Columbia dat haar naam aan dezen roman geeft. Even poëtisch als psychologisch-verantwoord ontwikkelt het verhaal dan het conflict van jeugd en jeugd: de mannelijke leerlingen leeren zichzelf kennen terwijl zij zich toetsen aan dit eerste ‘Symbool van Liefde en Lust’. De Arme Hemdenmaker. Te dichterlijk om geheel een satyricus te zijn, te scherp om voor een onschadelijk verteller door te gaan, analyseert Larbaud in de zelfironie van den jongen milliardair die zijn avontuur met de dochter van den armen hemdenmaker noteert, zonder een woord te veel, in dit afgerond meesterwerkje, het drama van een bepaalde gevoeligheid: dat van den verleider die van zijn prooi nooit zeker zal zijn. 2453. Aan S. Vestdijk: Parijs, 8 april 1935 Parijs, 8 April. Beste Simon, Je brief is mij een groote teleurstelling; althans, dreigt die kant uit te gaan. Zonder werk van Helman of Coolen kan ik mij onze bundel bèst voorstellen, maar zonder iets van jou erin, wordt mijn plezier vergald en voel ik mij als verantwoordelijk voor de keuze ‘geblameerd’. Misschien is er iets waars in Zijlstra's bewering, maar de concurrentienijd geeft zeker den doorslag, en wij zijn het werkelijk aan onszelf verplicht om onze uitgevers niet te vleien in hun laagste instincten. Als de bundel toch uitkomt, is het ‘gevaar’ even groot, en dan is het tenslotte nog beter dat jij er als ‘uitverkoren novellist’ in voorkomt, voor de RECLAME! * - Ik wil er, wat mij betreft, ook wel meteen mee uitscheiden, maar Marsman rekent er nu èrg op, meen ik, en schreef mij vol zekerheid en vreugde dat wij ‘in ieder geval’ 1, 2, 3, 4, 5 konden krijgen (waartoe {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} ik, ook om de plaatsruimte, al besloten had). Trouwens, jij schreef dat ook, net zoo. 1. Ik zal Marsman je brief doorzenden, maar reken er op dat je ons werkelijk dit nog ‘vrije’ verhaal afstaat. Schrijf dit dus nog even aan hem of aan mij. Als je naar Menno gaat zal hij je vertellen van een congres, waarvoor ik ook absoluut op jou reken! 2. Barbellion zal ik later zenden. Mijn boek kan nu tot blz. 400 afgedrukt zijn, tot zoover althans gaf ik mijn ‘imprimatur’. Ik vond in het stuk in Forum over Taalverkalking een voor mijn gevoel onthullende alinea over mijn eigen methode en stijl in Ducroo, nl. hoe ik met groote zorg eigenlijk erop gewerkt heb om de herinneringen als ‘vertrouwd’ te suggereeren. 3. De bedoelde alinea is die op blz. 359, de tweede van boven; het lijkt mij net iets voor jou om het op deze manier te belichten. Ik ben achteraf vooral benieuwd wàt je het beste vindt in Ducroo (je bent tot dusver de eerste en eenige die het boek in de juiste volgorde en in zijn geheel heeft gelezen). Vind je het element ‘herinneringen’ beter dan de ‘gesprekken’? vind je met Menno 4. dat de vrienden van nu ‘schimmen’ zijn? wat is voor jou de voornaamste qualiteit van het boek? de toon, (het ‘vertellen’, de ‘eerlijkheid’); de psychologische kant; de historische, indische ‘wereld’; het geheel? Het is jammer dat je me dit niet zeggen kunt en dat ik misschien tot je artikel zal moeten wachten; 5. want ik zelf heb er geen opinie meer over! {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} Intusschen: wanneer komt je stuk over Greshoff eindelijk in Forum? 6. Het boek is al uitverkocht! (maar er komt een 2e populaire uitgave). - En het blijft toch afgesproken dat jij over Nijhoff schrijft? 7. Marsman dacht nog altijd dat ik het zou doen; maar ik doe het zeker niet, dus... Ik laat het hier nu bij, want eigenlijk wacht ik op een telefoontje uit de kliniek, waar Bep nu is. Misschien kan ik het bericht hier nog onder schrijven. Hartelijke groeten van je E. Ik las je Parc-aux-Cerfs niet, keek het alleen even door, en wacht liever op het geheel 8.; maar zoo gezien lijkt me dit een gevaarlijk genre, met toch altijd een zekere Van Geuns-kant 9. erin. Maar als je die èn kunt laten bestaan èn tegelijk laten vergeten... Else 10. was weer puik. Ik zou als ik jou was dat eene zinnetje schrappen van ‘Zwijg als je tegen me spreekt!’ - omdat het een mop wordt, en de banaliteit hier de rest afbreekt, die heel goed is. Geef liever nog een echt ‘vuile’ zin van mama tegen zoon, en een echt vrouwelijke, dan is die passage compleet. P.S. - Of het een vrouwtje of een mannetje geworden is, zal ik je morgen wel op een aparte briefkaart melden, nu is er nog niets gebeurd... 2454. Aan H. Marsman: Parijs, 8 april 1935 Parijs, 8 April. Beste Henny, Hierbij een wat beangstigend briefje van Vestdijk. Ik heb gezegd {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} dat het te gek was en dat we althans op 1, 2, 3, 4, 5 rekenden. Schrijf jij ook nog wat, want zonder zijn werk wordt onze bundel voor mijn gevoel vrijwel onmogelijk. Last is inderdaad met Gide in Marokko - een zeer amusant gevalletje, dat ik je later zal vertellen. Maar schrijf hem vooral niet daarheen, want dan denkt hij dat hij daarom gevraagd wordt - ik zie hem ervoor aan dat hij dat meteen zoo interpreteert! Zijn gewone adres is: Leimuidenstraat 331, Amsterdam West. Schrijf hem daarheen, met verzoek event, door te zenden. Men is bezig een internationaal congres in Parijs op te richten, waarover later meer 1. Ter bescherming van de cultuur en tegen de dictatuur over den geest. Kàn heel goed worden. De tekst van L'Immoraliste in de Oeuvres Complètes is absoluut onveranderd. Gebruik dus gerust je gewone editie. 2. Voor ‘hulp’ ben ik natuurlijk altijd tot je dienst, en mijn fransche vrienden hier ook! Ik voel heel weinig voor Bordewijk; en wàt wou je nemen? Voor Kuyle voel ik geen bal; om iedere reden niet, ook niet om zijn werk zelf, dat ik zeer minderwaardig vind. Revis ken ik niet, maar het zou me verwonderen als het maar ièts beter was dan mode-flauwekul. Is Eva Raedt niet een oudere juffrouw? En heeft ze novellen geschreven? Ik ben er heelemaal niet voor om ons met haar ‘in te laten’, als het niet strict noodig lijkt. Van Houwink een van de oude novellen is te doen, maar ik ben bang dat het ook gewoon kul zal blijken te zijn. Beb Vuyck uit de V.B. ken ik ook, en vond ik ook nogal pseudogoed. Maar zend maar... 3. Over Slau is de kwestie niet zoo maar uitgeput. Ik heb hem nu een heele tijd lang van dichtbij meegemaakt, en laat dàt nog voor wat het is; het lust mij alleen maar niet om te behooren tot de vrienden waar hij zijn kwellingen tegen lucht. Misschien ben ik op het oogenblik extra ‘geladen’, maar toch, - alles bij elkaar hoef ik de rotsmaak van dit samenzijn niet voor mezelf te verhelen. Den brief dien hij mij uit Bergen schreef, vind ik dun, en van een totaal onbegrip getuigend ook in de vriendschap. Over Binnendijk wil ik liever heelemaal niets meer zeggen. Beklaag hem zooveel je wilt, als vriend is dat je goed recht, en mis- {==276==} {>>pagina-aanduiding<<} schien je plicht. Ik vind het een Kwatsch-kwibus die me niet interesseert, en een demonisch- of universeelminnend poelier waartegen ik alleen als een intolerante burger wil afsteken, en die ik dus ook als zoodanig wensch te ‘verwerpen’. Maar daar komt het niet toe, want ik ben werkelijk heel blij het voor jullie nog zoo ‘sympathieke’ heerschap niet te kennen. - Dit is overigens een punt dat met mildheid niets te maken heeft, want ik heb jouw redenen niet om hem op een speciale manier te zien; vergeet niet: iedere karakterlooze smeerkees denkt dat hij dupe is, en iedere ‘kringfluim’ is, als je het zoo zien wilt, beklagenswaardig. Het zou voor mij een pijnlijk moment zijn als ik zou moeten erkennen dat een vriend van mij even goedkoop en ersatz-achtig is qua persoon, als zijn ‘talent’. Met Slau is het totaal iets anders; ik ‘verwerp’ hem allerminst; hij is zooals hij is; ik vind hem alleen onmogelijk in het gebruik. Als je alles gezegd zult hebben, komt het daarop neer. Met Binnendijk is het voor mij 100 × objectiever; ik zie hem gewoon als een oplichter, en als ik zijn vriend was zou ik mij méé door hem opgelicht voelen. Dit geeft zonder eenige haat of rancune aan hoe ik zijn ‘geval’ zie. Over die andere boeken later. Ina Damman is scherp en satyrisch, als géén hollandsch boek bijna, schreef ik je dat al niet? Ook het gevoel ervan is veel genuanceerder en bewuster dan gewoonlijk bij ons. Vandaag zooveel. - Hartelijke groeten van je E. Ik denk dat ik je vanavond of morgen kan schrijven tot welke kunne onze telg behoort. 2455 (770). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 8 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2456. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 8 april 1935 Beste Hein, Voordat je het van Menno hoort: er is ons een kind geboren van de mannelijke kunne 2., hedenmiddag tegen 5 uur. In haast, hartelijk je E. Vooral niets in ‘Het Vaderland’ zetten! {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} 2457. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 8 april 1935 Parijs, 8 April '35 B.H. - Wil je me de Journal van Barbellion voor 3/6 bezorgen? Van de Woolfs à 5/ alléén Mrs. Dalloway. De Bijbel graag alleen over de post, ja; of met Barbellion? - Verder kan ik je meedeelen dat ons hedenmiddag een kind geboren is van de mannelijke kunne. Hart. groeten van je E. 2458. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Parijs, 8 april 1935 Parijs, Maandag 8 April '35. Beste Jan, Het is vanmiddag gekomen (alles heel goed voor een 1e keer, hoewel met de noodige pijn), en het vertoont zich als een jongen en zal naam krijgen: Alain. Ons adres is nu: 88 boulevard Murat, Paris (16e) - of schreef ik dat al? In haast, hartelijk je E. 2459. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 8 april 1935 Maandag, 8 April. B.S. - Je zult nòg wat moeten wachten, want gisteren en vandaag waren kliniekdagen. Maar het resultaat verscheen hedenmiddag: het is een jongetje, zijn naam zal zijn: Alain. Hart. groeten van je E. 2460. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 8 april 1935 Maandagavond. Beste Jan en Atie. Het product is vanmiddag verschenen, tegen 5 uur. Het is een jongetje en zal heeten Alain. Adres van Bep in de kliniek (als je haar {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} schrijven wilt) is: Villa Raffet, 45 boulevard Montmorency, Paris (l6e). Alles wel. Hart. groeten van je E. 2461. Prentbriefkaart 1. aan A, Roland Holst: Parijs, 8 april 1935 Maandagavond. Beste Jany, Het - Slau zal je het ‘geheim’ al geopenbaard hebben - is een jongetje, en zal heeten Alain. Vanmiddag verschenen, tegen 5 uur. Lijkt op het oogenblik op Goebbels, maar we geven ook hier niet alle hoop op. Wil je het Slau ook zeggen? Hart. groeten van je E 2462. Aan J. Greshoff: Parijs, 9 april 1935 Parijs, 9 April. Beste Jan, Ik schreef je gisteren een briefkaart. Vandaag moet ik mijn zoontje aangeven, enz., en wordt het ook een drukke dag, maar toch wil ik even antwoorden op je kaart. Ik kreeg een kort briefje van je: ± 10 regels, niet uit Den Haag, voor zoover ik weet, en al vrij lang geleden. Het begon met: ‘Verwonder je niet als je niet veel van mij hoort, ik ben bezig met Van Rantwijk op te kweeken’ 1. of zoo. Dat is alles. Bedoel je dat? Ik denk het niet, want je spreekt van ‘uitvoerig’. Heb je wel het nieuwe adres gezet? Het zoontje is een klein mormeltje, dat op het oogenblik het meest van alles op Goebbels lijkt; hij heeft ook al haar op zijn kop. Het gebeuren zelf is heel goed gegaan, vooral voor een eerste keer. Crimineel pijnlijk is zooiets nu eenmaal 99 op de 100 keer, maar het was betrekkelijk gauw afgeloopen (daar troost de heele kliniek je dan ook mee, al heb je 4 uur op de folterbank gelegen!) Ik heb het {==279==} {>>pagina-aanduiding<<} een uur bijgewoond, nogal aangrijpend, vooral door je volslagen onmacht. Maar gisteravond maakte Bep het alweer best en deed haar eerste pogingen om aan het mormel te wennen. (Hij heeft nogal een forsch stemgeluid.) Ik dacht eigenlijk dat je in Genua zat! Hoe gaat het met die plannen? Waarom zit je nog in Brussel? Zendt Querido je ook de gedrukte vellen van Ducroo? En lees je ze al, of wacht je tot alles er is? Tot blz. 400 ben ik met de correctie heelemaal klaar. De rest volgt dus wel spoedig. Noth zit hier erg in moeilijkheden. Ik beloofde hem toen een stuk van hem in een holl. blad te plaatsen, en hij maakte een artikel over Aragon's Cloches de Bâle, dat Bep vertaald heeft en dat ik naar Kramers zond. Het was niet prachtig, maar ook zeker even ‘goed’ als 99% van wat er in D.G.W. staat. Ik kreeg daarop van Kramers een volslagen idioot briefje, van dat het ‘gedaas’ was, niet genoeg verantwoord, enz. enz., en dat hij het volstrekt niet hebben wou. Voor fl. 1.25 per kolom, dus het heele stuk had misschien 3 pop opgebracht! Als hij denkt eersterangs-artikelen daarvoor te mogen eischen is hij gek; maar daar gaat het niet om; ik sta er altijd even van te kijken als je in een geval als dit niet eens snapt dat het gaat om een behoorlijk mensch te helpen; en gegeven de ‘beroemdheid’ van Noth, had ik gedacht dat daarom alleen D.G.W. al zeer gelukkig met het stuk had kunnen zijn. Ik heb nu lust om Kramers gewoon niet meer te schrijven; wat zou ik hem van allerlei gaan uitleggen? Maar zie jij kans het stuk elders onder te brengen? In Groot-Ned. misschien? Het is 4 blzn. ms. en kan in kleine letter. Als je denkt dat het gaat, zal ik het je opzenden; anders moet ik er misschien maar een ‘interview met Noth’ van maken voor Het Vaderland. 2. (Liefst niet, vanwege de tijd die dat weer kost.) Geef even antwoord hierover, en ook over je reisplannen. Ben je tevreden over Van Rantwijk? Wat hapert eraan? Het beste met alles, veel hartelijks van je E. P.S. - Het ontboezeminkje van Gijsen 3. is heel mooi. Ik begrijp nu eigenlijk niet meer dat iedereen dien Coster ooit voor iets anders {==280==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft aangezien dan voor een mislukte dominee van zeer gering verstand. Maar hij ruste in vrede! Ingesloten een portret van Arthur Ducroo. 4. 2463 (771). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2464. Aan A. Roland Holst: Parijs, 10 april 1935 LEES EERST DIT... 10 April. B.J. - Vanmorgen kwam je wijze brief; die van Slau is er nog niet. 1. Ik verzend vandaag den brief 2. dien ik nu bijna een week geleden schreef; niet dat ik hem heelemaal goed vind, * maar hij kan je toch een idee geven van wat ik tegen Slau heb. Ik heb sindsdien nog iets over hem gehoord van Menno; het volgende (ik schrijf het letterlijk over): ‘Slauerhoff is voortgegaan (hoewel ik met hem “gebroken” had) mij briefjes te schrijven. Ik heb hem nu nog even geschreven dat ik eerst een opheldering van hem verwachtte over zijn manieren; daarop is geen antwoord gekomen. Overigens verlang ik niets beters dan van hem niets te merken en voor zijn geïntrigeer gespaard te blijven; want dat hij een geboren intrigant is, lijkt mij niet langer te ontkennen. De wijze waarop hij nu bv. Jany weer in zijn correspondentie betrekt, is niet minder dan insinueerend.’ 3. - Ik heb hierop geantwoord dat het niet waar is, dat Slau een intrigant is; 4. en ik neem volstrekt niet aan dat hij ‘insinueerend’ over jou schrijft; de heele zaak is dat hij baloorig is, en zijn lust tot kwaad-doen - waar- {==281==} {>>pagina-aanduiding<<} mee hij zich tegenover zichzelf verheft en zijn verdere zwakheden compenseert - alléén kan realiseeren door er anderen bij te halen: ‘dié is het ook met mij eens’ of ‘diè zegt ook...’ Zoo is zijn houding in de heele Vic-historie geweest 5.; deze piraat die niet al te best denken kan en alleen instinctief weet wat hij wil - d.w.z. op zijn instincten schommelt - grijpt naar zijn vrienden en hun opinies om niet te vallen. Hij meent overigens geheel te goeder trouw dat hij zeer karaktervol en ferm en puur is opgetreden, en dat al de anderen - Menno, Vestdijk en ik, karakterlooze literaten zijn. * Dit alles, omdat wij hem allemaal in zijn bezwaren gelijk hebben gegeven; ook Vic weet dat nu heel precies (ofschoon de slecht denkende piraat nog altijd iets wauwelt van dat wij - d.w.z. Menno en Vestdijk - hem ‘vlijtig gedesavoueerd’ hebben; de piraat heeft geen oogenblik kunnen begrijpen, hoewel ik het hem 10 × voorgezongen heb, dat wij hem wel gelijk gaven in zijn bezwaren, maar volstrekt niet vonden dat Vic daarom uit de redactie van Forum gezet moest worden, en dan op de botte manier die hij zoo graag gezien had. Sindsdien is de piraat steeds nijdiger geworden en steeds slechter gaan denken, wat Menno het idee geeft van intrigeeren. Ik heb de August-de-Domme-maniertjes van Slau nu dag aan dag meegemaakt en weet dus beter; het is een demi-inconscient. Maar onverdragelijk, met dat al. Er is ook nog een historie waarop hij gerekend had - zéér verkeerdelijk, en ondanks mijn herhaalde waarschuwingen - en die verkeerd is uitgevallen; ik weet niet of hij je daarover heeft verteld, maar ik geloof nu dat een deel van zijn grieven tegen mij ook daarop berust, terwijl ik voor hem hierin toch deed wat ik kon. Wanneer deze historie wèl gelukt was, zou hij mij ook heel wat minder noodig hebben gehad; sterker, zooals ik hem nu ken, zou hij mij zeker op een afstand hebben gehouden en met de lompheid die hem in deze zaken kenmerkt, mij graag hebben laten voelen dat ik ‘er verder niets mee te maken had’. In Tanger heeft hij over de geschiedenis geleuterd, alsof het een beklonken zaak was, terwijl hij, zoo ooit, dààr zijn mysterieuzigheid had moeten laten heerschen. Beste Jany, wij zijn allemaal op onze beurt onmogelijk; ik geloof het graag. Maar alleen Slau keert zijn onmogelijkheid tegen zijn vrienden; althans op deze manier. En hoe dan ook, ik vind alles best, {==282==} {>>pagina-aanduiding<<} en wil zelfs met mildheid aan hem denken en hem tot slot gaan ‘beklagen’, zooals in dergelijke gevallen regel is. Maar ik heb voorloopig van zijn rancuneus gemodder (dat is het woord) gegeten en gedronken. Zeg hem, of verzwijg hem van dit alles, precies wat je wilt. Op zijn brief zal ik niet - of weinig - antwoorden, en 4 maanden of 4 jaar ‘dépôt’, alles is mij best. Vergeef mij deze eindelooze uitleg, maar ik wil jou laten begrijpen dat ik een vriend niet zoo maar opgeef uit ‘geprikkeldheid’. Hartelijk je E. 2465 (1158). Aan M. ter Braak: Parijs, 11 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2466. Prentbriefkaart 1. aan A. Roland Holst: Parijs, 11 april 1935 Parijs, 11 april. B.J. Hierbij nog een Blake. Ga vooral niet denken dat je op mijn brief van gisteren moet antwoorden; als je hier bent praten we er nog wel over en met de humoristische details; en Bep, die alles ‘bijgewoond’ heeft en er veel meer buiten staat dan ik, kan je dan ook haar indrukken geven. Nu ik die lange brief ‘van mijn hart geschreven’ heb, is de zaak voor mij gedaan; het blijft een teleurstelling voor me en ik vind het altijd jammer als de vriendschap zoo kelderen moet, maar tenslotte, er zijn dingen die me 10 × dieper geraakt hebben dan deze mislukking met Slau. Laat ons daar over eens zijn, geloof me hartelijk je E. 2467. Aan S. Vestdijk: Parijs, 11 april 1935 Parijs, 11 April Beste Simon, Dank voor je brief. Bep maakt het uitstekend en het wurm ook. Het is nu oranjekleurig en krijgt morgen bacillen te slikken tegen t.b.c. Het lijkt eigenlijk precies op die taschjes en tabakszakken die de Jivaro's van de Amazone maken van gesnelde koppen; de schedel wordt er keurig uitgehaald en wat overblijft krimpt samen tot de {==283==} {>>pagina-aanduiding<<} grootte van een vuist. Aangenomen dus dat hij sprekend op mij lijkt - wat allerlei menschen natuurlijk weer zeggen - dan is hij dus wat mijn hoofd-en-smoelehuid zou vertoonen als ze de Jivaro-bewerking op mij toepasten. ‘Ceci dit, passons aux choses sérieuses!’ zooals Malraux-Heverlé zegt. Wat je van de gesprekken zegt, zal wel waar zijn; terwijl Marsman bv. de herinneringen ‘inventaris-achtig’ en vervelend vond, mijn ‘Neue Sachlichkeit’, enz., en de gesprekken erg ‘interessant’ en boeiend. Voor mij vloeit alles toch samen, omdat deze gesprekken inderdaad DE andere manier zijn geweest om uit het rotgevoel van die erfenishistorie te komen. Voor mij is Ducroo dus: Gevonden Jane, onmiddellijk gevolgd door: ROTZOOI ERFENIS (dit voor een groot deel gevoeld, misschien vooràl, als mislukking van wat mijn ‘prettig leven’ met Jane had kunnen zijn - niet v/h ‘geluk’, of alleen op den langen duur, - vooreerst daar eerder ‘voordeelig’! - hoewel tòch rot...) a) HERINNERINGEN INDIË b) GESPREKKEN PARIJS, enz. (middelen om eruit te komen. Dat de gesprekken, hyper-parijsch intellectueel, een contrast vormen met de 10 × meer instinctieve gevoelswereld van de herinneringen is menschelijk juist, maar tenslotte toch meer ‘artistiek’ van belang, geloof ik. Voor mij telt alleen de ‘genezing’, het ‘opium’ in dit alles.) KRONIEK VAN DE ERFENIS (rotste gedeelten, zoo kort mogelijk afgedaan, en werkelijk met ongenoegen - als iemand die klaagt, en dan wel verlichting ervan heeft, maar het toch rot vindt, en het toch weer niet laten kan. De ‘historische noodzakelijkheid’, de ‘verantwoording’ van deze deelen ook van mijn verhaal, is een truc, op mijzelf toegepast: ‘Ik wil wel klagen, ik moèt trouwens ook, maar ik zal het zoo kort mogelijk trachten te doen’...) POLITIEK (als het ware de uitbreiding en de voortzetting van de erfenisrotzooi. Trouwens: die rotzooi is hieruit geboren. Beeld voor dit alles: overal ‘notarissen’!) * * * {==284==} {>>pagina-aanduiding<<} Als je dus Jane eigenlijk vóór het boek plaatst, dan krijg je: Erfenis - herinneringen + gesprekken als bestrijding ervan - Politiek als uitbreiding ervan (slot). In de gesprekken wordt het groote onderwerp: liefde en erotiek, langzamerhand verdrongen door de politiek. Niet zonder strijd, en met alle tegenzin, getuige het hfdst. ‘Terug in Parijs’. Maar toch... het motief ‘pesterij door de politiek’ wordt steeds dringender. Jane is voor mijn gevoel overal - ofschoon zij (dit vind ik wel goed) bijna overal ‘verzwegen’ wordt. De herinneringen, die als opium moeten werken, zijn toch van het begin af bedoeld als een verantwoording voor Jane. In de gesprekken over liefde en erotiek is Jane bijna voortdurend inzet. (Ik heb hier soms mijn ‘diepste overtuigingen’ in geformuleerd, zoodat ik daarom alleen al erg op de gesprekken gesteld ben.) De latere herinneringen; ‘Teresa; Jacht op de Eene’ zijn bijna heelemaal voor Jane geschreven. En tenslotte is zelfs de Politiek het ergst als bedreiging van de liefde, d.w.z. van de mogelijkheden van gelukkig samenleven met Jane, van een zich-wijden-aan-Jane-alleen. (Naieve idylle.) Wat absoluut juist is, voor mij: is dat ik eigenlijk dacht met hartstocht over de liefde te zullen schrijven, en dat mij dit wèrkelijk niet is gelukt! Hfdst. 2 (‘Alle Wegen’) is daarover nog het meest uitgesproken; in de rest wordt dit element of teruggedrongen, of vermomd, of alleen in een zijvorm behandeld (in de ‘gloed van de discussie’ of zoo). De herinneringen zijn tenslotte eenvoudig; en zouden ook eentonig zijn, als ze niet door de gesprekken werden afgewisseld. Probeer het maar eens je Ducroo in te denken als een boek van herinneringen alleen (dus werkelijk als Brulard). - De gesprekken zijn, qua techniek, gevarieerder, ofschoon ik heel goed weet wat je met ‘eentonigheid’ hier bedoelt; die is er ook. Misschien is alles te ‘redeneerend’ opgezet, en had ik er meer jus in moeten brengen, via de personages of zoo. En dan is er een obsessie in deze gesprekken: op het punt liefde-erotiek, er is ergens een ‘verborgen vijand’. * * * Na dit alles, doen de gesprekken zich aan mij zóó voor: 1.‘Avond met Goeraëff’ - later geschreven, en eig. exposé van alles wat volgen gaat, alle onderwerpen worden er al in aangestipt: erfe- {==285==} {>>pagina-aanduiding<<} nis, Indië, liefde, politiek... Ik vind dit hfdst. ‘knap’, maar meer niet; op een paar ‘rake opmerkingen’ na is het voor mij alleen aardig om het croquis van Goeraëff, een van de meest geslaagde ‘schimmen’. 2.‘Hoofdzakelijk Viala’ - onzuiver als ‘gesprek’, want veel te veel verweven met de ‘kroniek van de erfenis’. Misschien is Viala daarom ook de meest ‘schim’ geblevene! (Refoulement?) 3.‘Bella op de Divan’ - dit is qua materie erg ‘waar’. Lees het vooral over: ik heb er erg aan verbeterd en geloof dat het nu stukken beter is dan toen jij het las. Eigenlijk staat hier het leidmotief van de ‘gesprekken’ in. * 4.‘Gesprek met Heverlé’ - als gesprek misschien het beste. Dat vond jij, meen ik, ook. En iedereen: Greshoff, Marsman, Jan van Nijlen zelfs. 5.‘Bezoek van Wijdenes’ - dit is toch niet slecht? Om allerlei redenen is het mij ‘uit het hart gegrepen’. 6.‘Dubbelportret van Arthur Hille’ - althans de tweede helft (de eerste is een placenta van de indische herinneringen). Of tel je de 2e helft, als te zeer verhalend, toch ook niet tot de ‘gesprekken’? Dan vloeien de genres hier samen... 7.‘Terug in Parijs’ - reprise en verdieping van ‘Bella op de Divan’. Maar ook: strijd met de politiek (die in ‘Wijdenes’, in het korte gesprek met Graaflant, in het eind van ‘Kontakt met de Wet’ telkens weer het hoofd opsteekt.) 8.‘Tanya-Teresa’ - eerste deel, als Goeraëff over Tanya vertelt. Of is dit, als Arthur Hille 2, een ‘verhaal’ en geen ‘gesprek’? Toch is er een groot verschil tusschen dit gesproken verhaal, en wat erop volgt, het geschrevene en ‘herinnerde’ Teresa-stuk. 9.De gesprek-flarden met de ouweheer en ouwedame, met Goeraëff en de Heverlés, in de politiek-journalistieke hfdstn. laat ik liever niet tellen. Daar is het met recht saus om de verdere rotzooi te laten slikken. * * * {==286==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik weet niet of je iets hebt aan deze opmerkingen; mijn bedoeling is heelemaal niet je iets ‘voor te duwen’ wat niet een ontdekking van jezelf bevestigt. Want in werkelijkheid begint je kritiek mij natuurlijk pas te ‘treffen’, waar je me dingen openbaart die ik zelf niet ontdekte, en indien van iemand, dan verwacht ik deze ‘treffers’ inderdaad van jou! Spaar ze me niet, ook als je denkt dat ze onaangenaam smaken. Maar technisch gesproken is de confrontatie Ducroo-Proust toch niets anders dan Brulard-Proust - zonder éénige twijfel, ook al zouden er de grootste verschillen bestaan tusschen Ducroo en Brulard. Uiteraard geloof ik dus dat de verschillen tusschen de 2 laatsten boeiender zullen zijn dan tusschen Ducroo en Proust. (Ik ken Proust heelemaal niet goed, maar Bep beweert dat Ducroo, zelfs in de passages die jij als ‘proustiaansch’ aanstreepte, met Proust niets te maken heeft. Komt de overeenkomst hier niet voort uit het feit dat jij ‘Proust’ zoekt? - zooals ik een tijdlang altijd, als het maar éven ging, Barnabooth wilde terugvinden.) Lees in ieder geval eerst Brulard, ook in dit verband (mogelijke overeenkomst met Proust). Ik voor mij geloof dat er 2 invloeden in Ducroo zijn: Brulard voor de herinneringen - heel sterk - en Barnabooth (tòch nog!), voor de gesprekken. Verder kan ik het bij mijzelf niet nagaan. Tenzij misschien een beetje Malraux, hier en daar, uit ‘besmetting’? Wat nu het geheel betreft, dat heeft met Stendhal of Larbaud niet veel meer te maken. Wàt lijkt op deze ‘roman’? Misschien de Havelaar toch nog het meest! Je hebt daar ook geromanceerde mémoires, met allerlei bij- en voorwerk en een epiloog (mutatis mutandis is mijn ‘Brief aan Wijdenes’ of ‘Open Einde’ 1. toch de slottoespraak van Havelaar!) - en je hebt daar vooral de in romantechniek opgedischte gesprekken (over Amy Robsart, enz.!) Ik heb de Havelaar in geen tijden ook maar ingezien, maar dat wil niets zeggen, zooiets kan na 10 jaar nawerken. Ik geloof dat ik nu werkelijk wel alles over dit boek gezegd heb wat ik ± ‘objectief’ zou kunnen zeggen. Als een latere ‘Ducroolâtre’ deze brief vindt, moet hij er minstens een tientje voor geven, te meer waar hij begint over het andere product dat ongeveer gelijktijdig ter {==287==} {>>pagina-aanduiding<<} wereld kwam (al kan ik dat eigenlijk alleen zien als Bep's product, en vooral in de gegeven tegenstelling)! * * * Een roman à la Dumas schrijven trekt me voorloopig niet aan; een in brieven over de 18e eeuw evenmin - of het zou iets totaal fantastisch moeten worden, ongeveer Hoffmannesk! Daarentegen zou ik erg graag in de plaats van Marsman dien roman in brieven met je hebben geschreven 2. in onze eigen tijd; het idee daarvan was werkelijk heel aardig (al is het voorbeeld van Van de Woestijne-Teirlinck nog wat dicht bij). 3. Maar dat nog eens doen, gààt niet. Doe dus met M. wat je kunt! Waarom komt Mijnheer Visser eerst in '37 uit?!! Je doet me schrikken! Waarom niet in het najaar, als Else Böhler in het voorjaar verschijnt, of andersom? 4. Blijven al die gedrukte exx. zoolang op zolder liggen? Wat mij vooral hindert in deze verkeerde administratie is de vervalschte chronologie: Else moest nà Visser verschijnen, al vonden alle Zijlstra's dat ongewenscht! Graag nog bericht dus over 1, 2, 3, 4, 5. Ik verlang niet alleen naar Barioni en Peter, maar naar de heele bundel. 5. (In afwachting mag ik matrozenverhalen besnuffelen van Last, Voor de Mast, buitengewoon verwaterd inderdaad, als ik me niet erg vergis). Hartelijke groeten van steeds je E. 2468. Aan H. Marsman: Parijs, 12 april 1935 Parijs, 12 April. Beste Henny, Vestdijk zegt dat hij er nu weer ‘toe overhelt’ om 1, 2, 3, 4, 5 toch af te staan, zelfs als Zijlstra jammerkreten slaakt. Hij sprak er ook met Menno over. {==288==} {>>pagina-aanduiding<<} Waarom stuurde je me het geleuter van Uyldert??? 1. Het was inderdaad weer fraai; wat moet die man rekenen op een geconstipeerd auditorium! Brulard met Le Rouge et le Noir te vergelijken (behalve de ‘donkere harten’ 2. dan van Sorel en Brulard!) lijkt mij onzin. Als kunstwerk telt Brulard niet mee; als toon voor het ‘ik’-boek is het voor mijn gevoel onovertroffen, en de ‘beylisten’ stellen het dus terecht ver boven Sorel. Jij bent een ‘stendhalien’ (in potentie), ik ben ‘beylist’ èn ‘stendhalien’, althans, ik vind Le Rouge ook beter, tenslotte, maar ik houd misschien meer van Brulard. Wat je verder zegt van dat schrappen is natuurlijk heelemaal waar; 1/3 van het boek is te veel, en er staan ook telkens herhalingen; maar vergeet niet dat hij het niet voor de uitgave heeft klaargemaakt, dat men gewoon het ms. eerst bij elkaar heeft geraapt en toen - steeds ‘integraler’ - is gaan uitgeven. Wat je leest is gewoon een ‘klad’. Ik lees nu Mémoires d'Outre-Tombe in een verkorte uitgave, in één dik deel. De complete uitgave is in 8 dln., waarvan 2 heelemaal gevuld worden door Napoleon. Ik zal je mijn uitgave zenden, als ik ermee klaar ben. Het is hier en daar nog flink theatraal (genre Byron), maar toch verreweg het soberste en het reëelste wat Chateaubriand ooit van zich gaf, en ik denk dat jij er veel aan hebben kunt. Àls je iets van Kuyle opneemt, wil ik alleen Sjooks hebben (uit Balans), 3. omdat je alleen daarin de geestelijke structuur van dit prolletje ± waarheidsgetrouw in terugvindt. ‘Et tout le reste est littérature...’. Las je Voor de Mast al, van Jef? Dat zijn nl. verhalen, en wel van de zee. Wie weet of je er niet een verborgen parel uit ophaalt! Anders: Lachgas, dat kan zéker. So long, in Bouws-terminologie. Ik voel me al deze dagen beroerd: duizelig, draaierig, moe - het zal wel bloedarmoede zijn {==289==} {>>pagina-aanduiding<<} (ofschoon Bep de bevalling toch heelemaal alleen gedaan heeft). - Bep maakt het best en het product, behalve dat het nu oranje is, ook; het is een buitengewoon gulzige natuur en een snelzuiger; verder lijkt het sprekend op die taschjes en tabakszakken die ze aan de Amazone maken van gesnelde Jivarokoppen, d.w.z. van de huid ervan, die dan tot vuistgrootte inkrimpt. Hartelijke groeten, ook aan Rien, van je E. Ducroo bestaat uit: Liefde-----plotseling vermengd met Rotzooi Erfenis (daar begint en eindigt het boek mee, de liefde begint eig. ervóór) - dan 2 manieren om ‘er uit’ te komen: herinneringen aan Indië, intellectueele gesprekken, grootendeels over liefde en erotiek - dan uitbreiding van de rotzooi erfenis in Politieke rotzooi (maar dit is eig. één ‘sfeer’). Dat is, schematisch genomen, het heele boek! En de teruggedrongen figuur van ‘Jane’ beheerscht in werkelijkheid alles - behalve de ‘rotsfeer’ -, omdat de herinneringen toch ook als ‘verantwoording’ voor haar geschreven zijn, en een groot deel van wat er in het heden gebeurt, ook; terwijl zij in de gesprekken bijna ‘inzet’ wordt. Maar op deze manier valt er méér te zeggen; dat schema dat ik achteraf gevonden heb (al schrijvende aan Vestdijk) lijkt mij serieuzer. 2469. Prentbriefkaart 1. aan J. van Nijlen: Parijs, 12 april 1935 Vrijdag. Beste Jan, Dank voor je brief, en hadden we nu ook maar wat betere berichten over jou zelf! Maar we wachten in vertrouwen. Wat het knaapje betreft, hij is nu oranjekleurig, maar maakt het best (het is een slokop en een snelzuiger). Bep is ook heel goed. Je bent aardig om aan Alain Fournier te denken, niet aan Alain sec (zooals Menno) of aan Alain Gerbault, zooals al de hollandsche kennissen van Bep! Hart. groeten van je E. {==290==} {>>pagina-aanduiding<<} 2470. Prentbriefkaart 1. aan H. Marsman: Parijs, 14 april 1935 Zondag. B.H. Ik vind die Vlinder-historie 2. van M. Philips, met zijn getrukeerde nobelheid en zijn symboliek van 3 stuiver erg erg matig. Wat een lor naast Po Sju I en Yuan Sjen als chineesche bijdrage! Maar als je erop gesteld bent... Hier en daar, tegen het slot, is het wel ‘spannend’! - Houwink is onbruikbaar, allemaal meer proza-gedicht dan verhaal, behalve het eerste, dat hondsch belabberd is. Dan voel ik nog meer voor een soortgelijk ding dat bij De Driehoek uitkwam, en althans langer is (dus iets meer verhaal): Om den Dood. Toch vind ik het beroerd, slechter dan Kuyle. Dus...? Geef me het adres van Van Leeuwen, voor het terugsturen. 3. Hart. gr. van je E. 2471. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 14 april 1935 Zondagavond. B.S. - Ik heb al deze dagen, met Bep in de kliniek, allerlei karweitjes alleen moeten doen, en eerst vandaag ben ik weer met F.M. verder kunnen gaan. Ik zal je het resultaat in ieder geval Dinsdag zenden, maar dit werk gaat me erg moeilijk af (nu weer door andere stoornissen dan laatst), en ik heb er zelfs spijt van dat ik het aangenomen heb. Bovendien ben ik absoluut overwerkt, - hartkloppingen, draaierigheid, slapeloosheid, - ik geloof dat ik, als ik mij niet beter ga voelen, omstreeks Paschen (als Bep hier terug is) voor ± 3 weken naar Bretagne ga om op te knappen en dan F.M. als eenige ‘tijdsvulling’ meeneem. In ieder geval zal ik je elke Dinsdag sturen wat ik deed. Hart. gr. E. {==291==} {>>pagina-aanduiding<<} 2472. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 16 april 1935 B.J. Dank voor de vellen; ik stuur je alles terug. Préfailles = Bertrand Guégan, 2. jou wschl. van naam bekend, een ontzettende mythomaan. Die v.d. Kuilhistorie 3. is het infaamste en platste dat ik in jaren hoorde. Je zult het nu toch wel opgeven en andere maatregelen nemen? Schrijf hem een brief die 300 pop waard is, of neem stappen voor een advokaat. Zijn er geen brieven van hem, die je bewaard hebt? dan is alles toch nog niet verloren. Schrijf mij dit nog even. En ga er dan coûte que coûte even uit. Veel hartelijks en een stevige hand van je E. 2473. Prentbriefkaart 1. aan A. Roland Holst: Parijs 17 april 1935 Parijs, 17 april. Beste Jany, Bep heeft je gisteren wschl. uit de kliniek geschreven om je namens Alain dank te zeggen voor het rosekleurige gewaad. Dit schrijf ik om je te vragen wanneer je ongeveer hier dacht te komen, want er zijn plannen om naar Bretagne te gaan. Bep en bijvoegsel komen overmorgen thuis. Hart. groeten van je E. 2474. Aan S. Vestdijk: Parijs, 17 april 1935 Parijs, 17 April. Beste Simon, Gelijk hiermee zend ik je Barbellion. 1. Als je het erg goed vindt, {==292==} {>>pagina-aanduiding<<} mag je het houden. Zend het anders bij gelegenheid door aan Greshoff. Ik zit nog altijd te ploeteren aan Ducroo! Greshoff zond me de vellen die hij gelezen had (hij zegt dat hij het 10 × beter vindt nu alles bij elkaar is dan in losse fragmenten), maar ik merk dat er overal nog fouten staan; dat sommige passages inderdaad ‘duister’ aandoen, - tenzij dit laatste komt door mijn totale verslapping van reactie. Ik las nu weer ± 200 blzn. en met voortdurend het gevoel dat het me geen bal schelen kan, dat het een verzameling is van onbenullige uitspraken en anecdoten, en hoe het mogelijk is dat ik behoefte had dit alles op papier te zetten! Zóó erg kan het in werkelijkheid toch niet zijn, dus moet het liggen aan de sleur tusschen Ducroo en mij. Maar dit geeft me wel een heel goed beeld van hoe een ander, die werkelijk totaal ‘een ander’ is, dit soort boek moet zien: de Van Duinkerkens, Kuyle's, Coolens en Jef Lasten en zoo. Ik wacht ook op de reactie van Marsman! Nu zou ik lust hebben om een heel nieuw boek uit deze tekst samen te stellen: in losse fragmenten met telkens wit ertusschen (genre Barbellion!) en dan van allerlei schrappend, zoodat er van de 500 blzn. niet meer dan 300 overbleven. Misschien gebeurt er zooiets met de eventueele fransche vertaling, waar ik gisteren met Malraux over sprak. Hij zegt dat het niet zóó moeilijk zal zijn om het boek hier uitgegeven te krijgen, als het maar eerst in behoorlijk fransch omgezet is; maar hij zou de zaak hyper-serieus willen aanpakken en willen dat het een winstgevende historie voor mij werd, inplaats van dat ik alleen ‘de eer zou krijgen + een plak chocola’. Hij denkt nu dat er voor een ‘succesvolle’ fransche editie veel zal moeten worden geschrapt; ik ben er tenslotte niet zoo zeker van, maar in principe heb ik er niets tegen. Ik telde (voor Malraux) de deelen waaruit het boek bestaat na, en kreeg de volgende uitkomst: Mémoires van Indië en Europa 305 blzn. Gesprekken - meer of minder ‘zuiver’ 85 blzn. Rotzooi van geldelijke en politieke aard 95 blzn. Ik zou ‘op het bloote oog’ gedacht hebben: veel méér ‘gesprekken’ en veel minder ‘rotzooi’; en dit laatste hoofd doet mij een beetje schrikken; maar het is toch zooals het hierboven staat. Dat komt natuurlijk door die dikkejournalistieke staart, en ook de slotbrief aan {==293==} {>>pagina-aanduiding<<} Wijdenes heb ik hier natuurlijk bij geteld. Intusschen: ik ben daar nòg niet mee klaar; ik wacht op de revisie om er nog zeker wel 2 blzn. bij te schrijven. Lees deze slotbrief in ieder geval heelemaal over, want hij is sterk gewijzigd. In het hfdst. ‘Bella op de Divan’ zijn door schrappen 2 fouten gekomen: ‘hij’ voor ‘Luc’ ergens, en nog iets, waardoor één passage erg elliptisch en gewrongen lijkt. Ik zal een erratum achterin zetten, als Querido dat niet te erg vindt; maar in werkelijkheid zou ik dit boek een jaar compleet willen vergeten, en dan in alle rust bijwerken. Maar misschien is het ‘vervolmaken’ ervan een verraad, en gelooft niemand dan meer dat het in de omstandigheden geschreven is die het voorgeeft; wat jij de ‘vermoeidheid’ noemt van bepaalde slechtere stukken is misschien toch een garantie van echtheid. Wat vind jij hiervan? Zou jij voelen voor een eventueel werkelijk verbeterde Ducroo, of zou je deze eerste uitgave prefereeren? 2. Hierna zal ik er je niet verder mee plagen, en ook dit schrijf ik je grootendeels omderwille van het ‘métier’, dat jou ook interesseert. - Wanneer komt je bundel over den dood? 3. Wat heeft het gesprek met Marsman opgeleverd? Schrijf weer eens, en geloof me steeds van harte, en ‘aandachtig’ (zoals de fransche literaten zeggen), je E. 2475. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 17 april 1935 Woensdag. Beste Jan, Stuur mij vooral de rest van Ducroo, naarmate je het zelf ontvangt en gelezen hebt, want ik ontdek nog allerlei fouten, die ik dan nog in een erratum kan signaleeren. Ik stuur je de vellen terug, zoodra ik een flink pak heb; bv. 300 blzn. Goed? Schrijf me ook je verdere bevindingen: waar het taaier wordt of zoo. Ik heb nu het gevoel dat het een collectie onbelangrijke praatjes en anecdotes is en dat Coenen schoon gelijk heeft! Que veux-tu, na àl dat corrigeeren! Hartelijk je E. {==294==} {>>pagina-aanduiding<<} 2476. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 17 april 1935 Parijs, 17 april. Beste Sander, Veel dank voor je brief en, namens Bep ook, voor de gelukwenschen. Bep komt wschl. overmorgen weer thuis, alles gaat dan weer vlotter, hoop ik. Ik zond je Maandag nog een portie Fermina. Ergens staat ‘meester van de rijschool’ (als Santos 's avonds naar Parijs uitknijpt), moet dit niet zijn: ‘pikeur’? Maak er dat dan van. - Stuur me de volgende 75 pop als je merkt dat ik zoowat op de helft ben; of ik geef dan wel een noodkreet. Hartelijke groeten en houd je taai met de rotzooi-voor-iedereen; je E. 2477. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Parijs, 18 april 1935 Parijs, 18 April. Beste Joannes, Dank voor de gelukwenschen, ook namens Bep, en voor Serena. 2. Ik schrijf kort, want ofschoon de letters in ons huwelijksleven meestal de rol van ping-pong spelen, voor mijn dagtaak is het een gansch ander geval. Ik ploeter nu nog aan de laatste proeven van mijn ‘roman’ (ik zal eindigen met het holl. publiek een kookboek voor te zetten als ‘roman’!), en toch merk ik dat ik in de nu reeds afgedrukte vellen allerlei fouten heb laten staan. Voor zulke zwaarlijvige wezens als mijn ‘roman’ is een gehaast uitgeverstempo niet probaat. - Hart groeten van je E. 2478. Aan H. Marsman: Parijs, 18 april 1935 Parijs, 18 April. Beste Henny, Ik merk dat je me het adres van Van Leeuwen al gegeven hebt en dat je zelfs bij hem logeert. Ik zend hem dus die Vlinder-historie gelijk {==295==} {>>pagina-aanduiding<<} hiermee retour; het ding lijkt mij, bij naproeven, steeds bazaar-achtiger en ik ben er bepaald tegen het op te nemen, vooral als we van Slau Po Sju I, enz. nemen. Het ziet er dan wel naar uit of wij niet weten te onderscheiden onder de chineesche verf! Ik lees met plezier Chateaubriand, waar uitstekende stukken in staan: zijn presentatie aan het hof, de Revolutie. Het is alleen jammer dat er zooveel in gelogen schijnt te zijn, dat een groot deel van zijn reizen in Amerika gelogen is (blijkens latere onderzoekingen), dat hij nooit bij de Niagara is geweest die hij zoo gevoelvol beschrijft, enz. Pas op voor deze ‘Dichtung’ bij Vreede! anders zend ik je het boek maar niet... Slau en ik schrijven elkaar giftige brieven, en wat de ware reden is van mijn teleurstelling zal ik je nog wel eens precies uitleggen. Zijn irritante kanten waren voor mij altijd verdragelijk zoolang ik hem ± gelijkstelde met zijn literatuur. Maar als de ‘grootsche’ literatuur het compensatiemiddel is, en zelfs vrijbrief wordt om zich ‘in het leven’ als een kleinzielige dorpsidioot te gedragen, dan wordt het voor mij de komedie waar ik het minst tegen kan. De avonturiers van Slau zijn, ook als zij ‘kapot’ zijn, nooit pietluttig en klein, hijzelf.... helaas! En dan altijd die superioriteit om het ‘leven’ boven de ‘literatuur’ te stellen, anderzijds, die halfgare leukigheden van den piraat aan het biljard. Ik heb deze keer opeens geen lust meer om het verder te gelooven, hoe verstoord hij daarover ook worden kan. Bovendien is het een onaangenaam gevoel als je van een vriend niet meer zeker bent of het alleen zijn dorpsidiotenkant is die maakt dat hij alles zoo ‘destructief verwart’, of dat hij toch een kleine knoeier is en bewust liegt. Hij vertoont een plezier van telkens derden in zijn ongenoegens te betrekken en mee te trekken (Menno, Vestdijk en ik tegen Vic, Jany tegen Menno, Greshoff tegen Menno, vandaag of morgen Jany tegen mij) die mij soms erger voorkomt dan alleen maar lullig. En toch houd ik ergens een zwak voor hem, omdat hij, bij al dit gemodder, werkelijk ergens een maanbewoner blijft! Ik streef er naar om niet minder te zijn dan mijn literatuur; ik zou die literatuur zoonoodig op mijn peil terughalen, als ik geloofde dat de eerlijkheid dat gebood. Menno is precies zoo, en wat hij tegen den dichter heeft (je weet hoe ik het er niet mee eens ben, in het algemeen) is eigenlijk precies wat ik nu tegen Slau heb. Ik zou Slau hooger stellen als hij wat minder ‘heldhaftig’ en ‘grootsch’ was in zijn literatuur, om in dat zoo opgevijzelde ‘leven’ wat eerlijker en bewuster te zijn. Je zei vroeger dat ik mijzelf te kort deed (in mijn Name- {==296==} {>>pagina-aanduiding<<} nootjes, Reinald Godiussen en zoo), en je had kunnen zeggen dat die tekortdoenerij eigenlijk toch ook op zelfverheffing neerkwam: van mijzelf dan ten koste van mijn literatuur - maar dan is dat toch nog een gecompliceerder vorm die vroeger of later naar een juistere waardebepaling voert. In Ducroo is het evenwicht, geloof ik, wel gevonden. - Ik ploeter nu nog aan de laatste proeven, terwijl 400 blzn. al zijn afgedrukt. De indeeling is: 305 blzn. ‘mémoires’, uit Indië en Europa; 85 blzn. ‘gesprekken’; 95 blzn. rotzooi door geldzorgen en politiek. Soms denk ik met trots: Querido beseft niet wat voor een boek hij daar uitgeeft, enz., - maar gisteren, bij het overlezen van de afgedrukte vellen, had ik, ongelogen, het gevoel dat ik te maken had met een verzameling praatjes en anecdotes zonder het minste belang, en waarvan een behoorlijk mensch zich afvraagt hoe het mogelijk is dat iemand de behoefte heeft gehad dat alles op papier te zetten! Natuurlijk is het vermoeidheid en ‘sleur’; maar het geeft mij toch ook een helder beeld van hoe een ander (die werkelijk totaal ‘een ander’ is) tegenover deze lectuur kan staan: de Kuyle's, Coolens en Lasten, en godbetere't, misschien ook jij! Spaar me toch vooral niet, als je merkt dat het zoo is, en zoek de schuld niet bij jezelf uit vriendschap voor mij, want het is duidelijk dat dit boek pakt of niet, juist als het in zijn soort goed is. Wat zou het zijn, als ik de meneer was die vele gangsters en groote politici gekend had! Bep en bijvoegseltje maken het allebei uitstekend en komen morgen thuis. Ik blijf moe en gedegouteerd van Fermina. Ben je al bezig je Immoralist te verkennen? Hoe voelen jullie je nu, en rust mijn goede Rina uit? Schrijf eens wat, over wat jullie bezighoudt, over hoe het in Delden (O.) is, etc. Jan Engelman schreef me vanmorgen gelukwenschen en eindigde met voor jou ook een ‘laat zoontje’ te verlangen, speciaal voor jou, omdat het je zoo'n goed zou doen! Deze groote vrouwendwinger heeft blijkbaar de aangenaamste herinneringen behouden aan zijn vierdubbel vaderschap; bravo, bravo! ik vind het al even sympathiek van hem als toen hij bleek ‘gonorrhoe’ niet te kunnen spellen. (‘Wij, voor wie alle vrouwen bezwijken, hebben toch liefgemeubelde kamers in ons!’ 1.) Denk eens na, jij - diejezelf ook op dichterdroomen kunt onthalen, maar die de eerlijkheid zelf bent - of er niet ook iets goeds steekt in Menno's afkeer van ‘compensatie-literatuur’, van ‘l'art de ne pas {==297==} {>>pagina-aanduiding<<} s'engager envers ce qu'on écrit’. Malraux, die 10 × meer ‘avonturier’ is dan Slau, en wschl. ook nog een flink stuk meer ‘talent’ heeft, is in hooge mate trouw aan wat hij schrijft; de jalouzie die Slau dus o.a. manifesteerde voor mijn bewondering-voor-Malraux was volkomen belachelijk. Ik zie de fouten van Malraux ook heel goed (zouden wij die niet altijd zien, ha! ha! van elkaar?), maar het geheel is werkelijk een van de bewonderenswaardigste menschen, die je je als vriend wenschen kan. Ik ben erop gesteld jou met hem samen te brengen, als je hier komt; ik ben ervan overtuigd dat het héél goed zal gaan tusschen jou en hem. Zoowel hij als Clara weten nu trouwens zoo langzamerhand uitvoerig wie je bent; dus je komt dan toch op vertrouwd terrein, en niet alleen als schrijvers uit diverse kontrijen tegenover elkaar. Ik heb lust naar Bretagne te gaan om na Ducroo een io dagen ècht te rusten, of naar Holland (maar dan komt er van rust natuurlijk niets terecht!) - en het einde zal zijn dat alles wordt uitgesteld. Jany zegt dat hij binnenkort hierheen komt. Ik heb naar Indië geschreven, aan mijn ouden chef aan de Bibliotheek daar, 2. om voor mij te blijven uitzien; het einde zal toch een ‘baan’ moeten zijn, en wie weet welke mogelijkheden Indiëjuist voor mij reserveert, vooral na Ducroo! De geboorte van het knaapje schroeft mijn ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ toch weer wat aan; hier blijven moet tenslotte toch mislukken; Holland is voor Bep en mij het ergste van alles, en veel erger dan Indië. Voel je er niet voor om met ons mee naar Indië te gaan? Misschien richten wij er nog eens The New Criterion op van de Malay Archipelago! 3. en Rien en Bep kunnen krachtig meedoen. Hartelijk steeds je E. P.S. - Iedere pen waarmee ik schrijf zit me tegenwoordig lullig in de vingers; kan je niet ergens een oude vulpen voor me opduiken, die opeens mijn pen blijkt te zijn? Het eerste wat ik ermee schreef zou een lofdicht op je zijn! Ik doe hier een portretje bij dat mijn onderbuurman van me maakte, en dat iedereen te ‘jong en mooi’ vindt... 4. {==298==} {>>pagina-aanduiding<<} 2479. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 19 april 1935 Beste Batten, Je vergist je als je denkt dat ik met één vijandig gevoel tegen je bezwaard ga. Ik vond je gewoon onuitstaanbaar en kon daarom voor geen verdere correspondentie voelen! 1. Natuurlijk kan je al wat je wilt gerust aan me opdragen; ik vind dit zelfs heel aardig van je. Ik kijk dus uit naar het eerste optreden van je in Forum, 2. en zal een wijze glimlach zien te trekken bij mijn ‘patronaat’. Ten overvloede kondig ik je aan dat ons een paar dagen geleden een knaapje geboren werd, genaamd Alain - niet naar Fournier, niet naar Gerbault, en niet naar Chartier; zoomaar. Hij schreeuwt al hard en is ook al ingeënt tegen de syphilis. 3. Met beste groeten ie EdP. Doe mijn hartelijke groeten aan Rudie en zeg hem dat ik gewoon niet meer tot schrijven kom. Parijs, 19 April. 2480. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 19 april 1935 Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Dank voor de verdere blzn.. Heb je zelf alles tot daar gelezen, of heb je moeten ophouden? Ik heb nog heel wat dingen verbeterd; wil je dat ik die verbeteringen op jouw losse vellen aanbreng (dat wordt dan een curieus ex. voor je!) of liever niet? Schrijf dit omgaand - onmiddellijk na je antwoord stuur ik alles terug. Ga je nog naar Genua? Schrijf me vooral of Ducroo het houdt, of je niet langzamerhand het idee krijgt van ‘nouja, waar is dat allemaal voor?’ of het vervelend vindt. Hart. groeten van je E. {==299==} {>>pagina-aanduiding<<} 2481. Aan J. Greshoff: Parijs, 20 april 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Dank voor je briefkaart, die de mijne kruiste. Bep en Alain maken het best, zijn gisteren thuisgekomen, wat natuurlijk eenige drukte geeft, vooral voordat alles weer loopt. Bep zal bovendien nog een dag of 4 in bed moeten blijven. Ik heb het dus druk als ‘kraamheer’. Wat je me van Ducroo schreef doet me veel genoegen. Het lijkt mij ook zeer juist, die moeilijkheid van mensch worden, tant mieux als dàt er uit te voorschijn komt. 1. Ik had bij het overlezen (schreef ik je dat al niet?) de indruk dat alles even onbeduidend was en als droog zand aan elkaar hing en dat Coenen volmaakt gelijk had! Ik ben benieuwd naar de reacties van Henny, Jany, Menno, als alles bij elkaar zal zijn. Voor wie schrijf je zoo'n boek, als voor je vrienden en de onbekende vrienden die je misschien ergens hebben kan? En toch heeft van géén van mijn andere boeken de ‘weerklank naar buiten’ mij zoo benieuwd als van dit. Ook al om uitgeversredenen, want als ik nog geld had zou ik niets liever willen dan altijd voor de happy few te schrijven. Nu hoop ik half en half - en natuurlijk totaal ten onrechte - op de mogelijkheid van een malentendu als bij La Condition Humaine. Als alle ‘bewonderaars’ van dat boek het kenden in zijn werkelijke waarde zou de wereld een heel stuk dichter bij hel en hemel zijn! Het beste lijkt mij dat je nu ophoudt met lezen - daar waar je bent is het juist heel geschikt daarvoor 2. - tot je de complete rest hebt. Anders verlies je zeker het verband, het ‘rhythme’ zooals de cineasten zouden zeggen, en daarover zou ik juist eenige zekerheid willen hebben. Als je de politieke slot-hoofdstukken apart leest, en niet als onmiddellijk vervolg van het voorgaande, moèt alles haast beroerd lijken. Je krijgt nu nog ± 100 blzn., dus nog ⅕ van het geheel. Voldoende om je een overzicht ook op de ‘afloop’ te geven. {==300==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat antwoord van Rebel geeft dus nieuwe hoop. 3. Maar kan je, als je er nu mee doorgaat, toch niet vragen dat ze zich, per brief of hoe dan ook, ‘engageeren’? Dat je er wat op wacht is voor iemand in jouw omstandigheden alleen ‘zoo erg’ niet, als je zeker bent dat je het geld later ook krijgt. Als jij ze dus niet in de steek laat, is het niet meer dan billijk lijkt me (vooral uit zakenmansoogpunt beschouwd) dat ze je een zekere garantie geven. En nu het gekste! Een 3 of 4 dagen geleden kreeg ik een verzoek van de Groene (geteekend Foppema of zoo?) of ik de rubriek van J.v.N. tijdelijk wou overnemen 4.: in principe tot zijn oog weer beter is. Ik heb dat aangenomen: 1o omdat ik, door Slau's optreden, met Vic en de N.R.C. gebrouilleerd ben, 2o.omdat ik niet op die plaats zal blijven, àls J.v.N. inderdaad erop terug wil. Ik heb dus gezegd dat ik in principe bereid was, mits met medeweten van J.v.N., en wacht nu op antwoord over de condities. En daar komt je verhaal! 5. Trek er je conclusies uit. In ieder geval is - zelfs als ze jou ‘aan het lijntje wilden houden’ tot ze over mij zekerheid hadden - de manier allerbelabberdst. Verwijs ze naar de Mengelstoffen, en je verdere kronieken overal, met een verneukeratief geluid. Ik zal je melden wat voor antwoord ik krijg. Later meer dus. Hartelijk gegroet door je E. P.S. - Ik heb de Groene in geen tijden gezien en vertrouwde er een beetje op dat de nieuwe redactie geschikter is dan de vorige, maar dat lijkt er niet hard op. 6. Het kan dus best zijn dat ik toch nog afzeg, of anders zeer gauw ruzie krijg. Als ik je eenig plezier ermee kan doen, kan het trouwens so wie so omgaand... 2482 (773). Aan M. ter Braak: Parijs, 21 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==301==} {>>pagina-aanduiding<<} 2483. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 21 april 1935 Parijs, Zondag. Beste Jan, Daarnet je briefkaart. Laat ons vaststellen dat ik in geen geval aan die Groene meewerk. Maar ik ben wel benieuwd naar hun antwoord, aangezien ik gecenseerd word niets van deze historie te weten. Schrijf je me nog of ik die vellen van Ducroo moet corrigeeren of niet! Het terugzenden wacht alleen daarop. Hartelijk je E. 2484. Aan A.C. Willink: Parijs, 21 april 1935 Parijs, Zondag. Beste Carel en Wilma, Dank voor Goethe! Bep is weer thuis, maar het is nog een heele toer om de juiste draai te vinden met het wurm. Toch gaat alles wel goed. Jullie blauwe geschenk is het pronkstuk van de collectie kleertjes en door Bep's tante erg bewonderd. Verder was (om bij de aangename berichten te blijven) Sofka Nossowitsj 1. over jullie uit; ze vond jullie allebei zóó sympathiek, enz.; we hebben in de taxi over niets anders gepraat. Het is anders wel jammer dat de geboorte van het Alijntje ons zoo m beslag heeft genomen en dat ik tegenwoordig zoo moet combineeren om, zelfs voor het uitgaan, ‘ieder het zijne’ te geven; want anders (in normale omstandigheden, bedoel ik) hadden we elkaar zeker 3× zooveel kunnen zien. (We waren nl. al in het stadium van ‘wroeging’ gekomen tegenover Sofka!) Toch hebben we nog wel aardige uren gehad samen, vind je niet? En wat een prestatie van Bep, dat eten buiten, 36 uur vóór het groote werk! Ik ben goddorie nòg niet klaar met de proeven, maar dat komt omdat ik het laatste vel nog geweldig heb bijgewerkt. Nu is toch alles afgedrukt, op dat laatste vel na, dat nog ééns naar me toe moet. Dàn is het afgeloopen! Hendrik de Vries schreef me uit Groningen het volgende; na eerst {==302==} {>>pagina-aanduiding<<} te hebben gezegd dat Vestdijk en ik zoo ‘genadeloos analyseerden’ en ‘van de eerlijkheid zelf een soort gif maakten’: - ‘Van Willink begreep ik in het algemeen weinig; is dat ook zooiets? Ik zie over zijn werk een dorre, legendarische, oud-testamentische somberheid liggen, gelijk in de woorden “als de rups van 't dorrend blad”. Zou dit een “toevallige” eigenschap, bv. een uit studietijd meegenomen museumsfeer, of een bewust, bv. critisch, element zijn?’ Hij schreef het, omdat ik hem gezegd had dat jullie hier waren. Maar ik geloof dat hij je werk bijna uitsluitend van reproducties kent. Stuur je me die foto nog eens van het portret van Cola Debrot? 2. Marsman dringt er hevig op aan, dat ik in Mei naar Holland zal komen, ook om Debrot te ontmoeten; maar hoe graag ik dit ook zou willen, ik vrees dat ik het niet doen kàn. Die vertaling voor Stols weegt erg op me, ik heb lust om dàt af te doen vóór alles, en daarna weer te probeeren perzisch te leeren. En dan dat nieuwe boek, 3. en de stukjes die ik dan toch nog schrijven moet om wat te verdienen. Ook heb ik weer naar Indië geschreven, naar mijn oude chef aan de Bibliotheek daar, om werk, eventueel bij hem weer. Op ieder gebied dus onzekerheid, en ik snak naar een vaster bodem. Reisjes naar Holland zijn nu een heel probleem voor me. Schrijf eens hoe het thuis is: viel ‘Ma’ nogal mee, of was het conflict er meteen weer? Gaan jullie nog weg? Zou je het niet eens in Den Haag probeeren? Andere omgeving, andere ‘klanten’ (eventueel); je hebt daar ook Ter Braak en Vestdijk; en de ‘linke-jongens’-manieren van Amsterdam wat te vergeten kan ook bevredigend zijn! Hartelijke groeten, ook van Bep, steeds je E. 2485. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 22 april 1935 Parijs, Maandag. B.S. - Bep is nu thuis, maar moet vooreerst nog in bed blijven, en {==303==} {>>pagina-aanduiding<<} daar wij geen verpleegster hebben kost dit mij veel tijd. Vandaar dat ik deze week weer een vrij kleine portie F.M. zend, volgende week hopelijk beter. Maar ik stuur je Serena (Landor). Als je ervoor voelt dit in je fonds op te nemen, kan je me er dan een kleinigheid voor sturen? Ik had vroeger fl. 40. - willen hebben, maar fl. 30. - of desnoods fl. 25. - is ook goed. Zie wat je doet. Eind volgende week hoop ik toch wel over de helft te zijn met F.M. Hart. groeten van je E. 2486. Aan De Wereldbibliotheek (N. van Suchtelen): Parijs, 22 april 1935 Zeer geachte heer Van Suchtelen, Gelijk hiermee zend ik u mijn ex. van Goena-Goena. U kunt het gebruiken zooals u wilt (eventueel als copie voor de zetterij), ik hoef het niet terug te hebben. Wel zou ik graag een ex. ontvangen van het boek, als het bij u verschijnt. Met beleefden groet, hoogachtend, EduPerron Het is werkelijk ‘Maurits’ en uw lezers een dienst bewijzen als u een indeeling in hoofdstukken invoert: de mijne of een andere. 88 bould. Murat Paris (16e) 2487 (774). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 23 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2488. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 23 april 1935 Parijs, Dinsdag. Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je je gecorrigeerde proefvellen terug. Er zijn overal heele kleine correcties, komma's, komma's weg, bedienden voor bediendes, enz., die je niet dadelijk ziet, omdat ik geprobeerd heb het zoo netjes mogelijk te doen en met O.I. inkt, maar ze stààn er wel! Als ik bezwijk en geen andere tekst nalaat, {==304==} {>>pagina-aanduiding<<} wordt dit de tekst voor de herdruk!! - Van die grappemakers nog steeds geen verder nieuws, maar ik houd je ook op de hoogte. Hartelijk gegroet, je E. Zend je mij later ook de andere vellen? 2489. Aan J. Greshoff: Parijs, 23 april 1935 Parijs, Dinsdagavond. Beste Jan, Dank voor de nieuwe briefkaart met verdere impressies over Ducroo. De kantteekeningen, etc. zijn tot nu toe alleen verbeteringen geweest. Maar als je er een echt curieus exemplaar 1. van wilt maken, dan stel ik je iets voor. Laat dit dan doorschieten met wit papier en kartonneeren, als alles bij elkaar is, óók het omslag van Alexejeff, dat dubbel aardig is omdat hij ‘Goeraëff’ is in het boek zelf. Ik zal dan op de witte blzn. telkens allerlei dingen zetten, in verband met de waarheid, enz. Goed? Mijn hartewensch, nu, is: herdrukt te worden in de Salamander-serie, in 2 dln! Maar wat een dwaasheid, want ik breng het, zooals jij zelf zegt, natuurlijk nog niet eens tot een ‘3e, verbeterde druk’. Hierbij een brief van die heeren. Schrijf me zoo spoedig mogelijk wat ik antwoorden moet. Kan ik zeggen: ‘ik verneem dat mijn vriend Greshoff sinds lang deze kroniek gevraagd heeft en tot dusver geen definitief antwoord heeft ontvangen; reden waarom ik ervan afzie’ of zoo? Je weet beter in welke termen zooiets het beste gaat. Of zal ik zeggen dat de betaling mij niet convenieert? Hartelijke groeten en tot lezens, Je E. P.S. - Stuur mij eerst de slotvellen van Ducroo, als je alles gelezen hebt, voor gewone correctie. Van vel 31 (het laatste) moet ik nog altijd de 1e revisie hebben, en ik wil daar heel wat bij piesen! Dus wacht rustig af. {==305==} {>>pagina-aanduiding<<} 2. Bep zegt dat, voor haar gevoel, wat je zegt over het zelfrespect maar niet de koketterie in D., een van de meest juiste dingen is die over dit boek gezegd zijn. 2490. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 24 april 1935 Woensdag. Beste Jan, Ik las met veel interesse Heleen van Carry van Bruggen. Het is erg traag en gaat niet zoo ver, maar het is absoluut ‘van standing’, en wat een genot tusschen al die andere kwetterende holl. vrouwen er een te vinden die zich gedoemd ziet tot ‘denken’. Bezit jij Het huisje aan de sloot, en zoo ja, kan je het mij zenden? Hart. groeten van je E. 2491. Prentbriefkaart 1. aan A. Roland Holst: Parijs, 24 april 1935 Woensdag. Beste Jany, Onze plannen zijn ook erg vaag, en wschl. ga ik alleen. Er is een zéér goed hotel (in alle opzichten sympathiek), dat van Le Roselier, waar we nu 2 maal waren, en dat ons genomen heeft voor 25 frs. de ‘man’ (alles inbegrepen en uitstekend eten met cider van de eerste soort à volonté). Voor één ‘man’ alleen kan het dus 30 frs. worden, maar als wij samen gaan wordt het weer 2 of 3, dus zeker toch weer 25. De zee daar is eenvoudig snoezig, het landschap zal je erg aantrekken, lijkt mij. Dus.... Hart. groeten van je E. 2492. Aan S. Vestdijk: Parijs, 24 april 1935 Parijs, Woensdag. Beste Simon, Dank voor je correcties. Ik houd er behoorlijk rekening mee, voor {==306==} {>>pagina-aanduiding<<} zoover dat gaat. Ik kan de proeven niet heelemaal laten omgooien, maar voor een heeleboel details heb ik je raad opgevolgd. * Dikwijls vraag je dingen die je later nog krijgt (dat heb je trouwens al gemerkt). Ik denk dat dit boek over het algemeen toch niet in je smaak zal vallen: het is, denk ik, èn niet geserreerd èn niet ‘Proust’-achtig genoeg, d.w.z. dat er niet genoeg subtiele details in voorkomen, op een speciale manier gezegd. En dan moet het lezen in kleine vervolgjes (proeven) wel fnuikend zijn. ** Overigens zijn er vele dingen die ik zelf belabberd vind en die ik ook nog zooveel mogelijk heb veranderd. O.a. allerlei herhalingen en kleine ouwehoerigheden; en dan is er één hfdst. (dat over Bella Heverlé etc.) dat erg beroerd is geschreven. Ik moet je trouwens zeggen dat ik van dit boek nu meer dan mijn bekomst heb en dat deze proeven - ik krijg ook nog revisie en moet er niet aan denken! - een bezoeking voor me zijn. Met de kleine details die je aangeeft, help je me dus erg, waarvoor hierbij veel dank. Ik kom misschien spoedig even in Den Haag en reken er dan op je bij Menno te zien. Hartelijke groeten van je E. 2493 (775). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 25 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2494. Prentbriefkaart 1. aan H. Marsman: Parijs, 25 april 1935 B.H. Schrijf even een kaart om te zeggen of de Vlinder en ook mijn lange brief 2. aan je in Delden zijn aangekomen. Bep en ik lazen geboeid Heleen; het is wat traag en vol herhalingen, maar wat een genot om dit denken van een vrouw te ontmoeten tusschen de ver- {==307==} {>>pagina-aanduiding<<} heven of gezellige kletsica van de schrijvende hollandsche dames. Ik zou graag dit boek houden; aan wie behoort het toe? Als het van jou zelf is, kan ik je iets anders ervoor in de plaats sturen? Het blijft hier heel best gaan, en ik hoop dat Rien en jij het noodige uit de vacantie halen. Ik vind verder dat jij fl. 100. moet hebben en ik fl. 50. voor die bloemlezing, gezien mijn luiheid. Je E. 2495. Aan H. de Vries: Parijs, 25 april 1935 In De Nacht, in ieder geval opnemen: Mijn Broer! Ik voel ook veel voor: De Zwever en De Verdwenenen. En, om de muziek misschien, voor Oorlogs-Tarantella. En die andere Tarantella's, kunnen die er niet bij? In Vlamrood zou ik Vergelding behouden. Verder voel ik ook wat voor De Zee, en nogal veel voor Zonsopgang. Parijs, 25 April. Beste Hendrik, Het bovenstaande teekende ik op, na je keuze met de 2 boekjes te hebben vergeleken. De alphabetische orde is natuurlijk zinneloos! Òf een ‘innerlijke bouw’, die deze lezer wschl. ontsnappen zal, maar die voor jou bestaat, of een zooveel mogelijk chrónologische ordening, die mij altijd het meeste zegt, en ook allerlei herhalingen en andere feilen het best en het meest ongezocht verklaart. Je keuze lijkt mij zeer goed; alleen ben je m.i. wat tè streng geweest; en als je Mijn Broer weglaat ben je ‘misdadig’! Bep en het kind maken het goed; alleen neemt zoo'n wezentje, zonder het zelf te merken, alles in beslag, en goed ook! O ja, nog iets: ik vind Koorts geen goed begin-gedicht. Zet dan liever De Twintigjarige voorop, dat is maar een kleine omzetting. Wat je over Vestdijk zegt is grootendeels wat ik er ook van denk; toch geloof ik niet dat hij in proza ‘sterker’ is dan Slauerhoff; wel véél bewuster, véél meer precies wetend wat hij wil en wat hij niet wil, veel meer knap, op de manier van Poe zelfs. Ik geloof overigens dat hij ongemeen begaafd is, en alles kan waar hij zich toe zet. Verder verwijderen Slau en Vestdijk zich toch steeds meer van elkaar; gesteld dat hun ‘werelden’ nog wel aan elkaar grenzen, dan is hun {==308==} {>>pagina-aanduiding<<} kunstenaarschap toch absoluut andersoortig. Slauerhoff is zeker veel meer dichter, op dezelfde manier alsjij (al werkjij technisch misschien veel meer als Vestdijk); en wat je het ‘rauschgift’ noemt is bij Slauerhoff zeker veel sterker aanwezig, is zelfs, goedbeschouwd, een bestaansvoorwaarde voor zijn talent; - is dat trouwens niet kenmerkend voor het dichterschap? Niet dat Slauerhoff niet lucide zou zijn, maar zijn luciditeit streeft toch naar een andere wereld, waar hij het best op zijn plaats zou zijn *; Vestdijk en ik probeeren ons te arrangeeren (dat is slecht hollandsch: te verstaan, zoo goed en zoo kwaad als het kan, meestal het laatste) met deze wereld. Toch denk ik dat jij den novellenbundel De dood betrapt, die van Vestdijk binnenkort uitkomt, extra naar je hart zal vinden. Sommige bladzijden had jij kunnen illustreeren. Jij en Vestdijk hebben 2 dingen gemeen: een uiterst gewetensvolle techniek bij het kunstenaarschap, en den 'Goya-kant, die voor een groot deel plastisch is, lijkt mij. Mijn boek gewordt je wschl. over 14 dagen. Het gaat bijna tegen de kunst in: ik heb erop gezweet om de herinneringen vooral, zoo vertrouwd en zoo natuurlijk mogelijk te laten. Sommige blzn. zijn 3,4 × bewerkt om eruit te zien als een ‘geraffineerd klad’. In de gesprekken is de techniek veel bewuster toegepast **; dat moest ook wel, omdat gesprekken anders al heel gauw in een stijllooze gezelligheid ontaarden, cher au coeur du bon Jan Lubbes, zooals je weet. Ik heb meer dan mijn bekomst van proeven nakijken, want het kreng is uitgedijd tot ± 500 blzn. compresdruk (zeker een kleine 700 gewone blzn.) Dat is veel, maar er staat dan ook een ‘ondervinding’ in van ± 35 jaar! Ik ben benieuwd hoe je dit alles lezen zult: geboeid, of eerder geschokt, zoowel door vorm als door inhoud. *** Schrijf het me precies, al is het kort. En geloof me, met veel hartelijks, ook van Bep, steeds je E. 2496 (776). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==309==} {>>pagina-aanduiding<<} 2497. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 april 1935 Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Gelijk hiermee zend ik je de 3 vel gecorrigeerd terug. Nu nog 3 vel, dan is het uit. Ik snak naar de complete verlossing! Gelukkig dat de Locomotief betaald heeft. 1. Ik leef heelemaal met je mee, en met deze verdoemenis-door-de-letters. Ik kan me alles zóó goed voorstellen, en er zelfs mijn voorland in proeven, wat me nu al beroerd maakt. Wat een genot als je er weer uit komt; dat gebeurt misschien toch wel, al zouden we nu niet weten hoe. Dat ex. van Ducroo moet je zelf laten doorschieten, tenzij je wilt dat ik de opmerkingen in de marges krabbel. Ik schrijf nu aan De Groene om te zeggen dat ik zelf ervan afzie. Als jij niet genoemd mag worden, is het ook beter J.v.N. niet te noemen, omdat ze anders zoo tòch op jou komen. Maar wat je er allemaal achter zoekt lijkt me onjuist. Ik denk dat er iemand is die jou best wil hebben (Moussault bv.) 2. en dat een ander gezegd heeft dat ze mij moesten hebben (vanwege De Smalle Mens of zoo en ‘de mode’) en dat daarom al dit geslinger is. Enfin... Daarnet een briefkaart van je. De attentie voor Querido is charmant. Bij voorbaat dank voor Carry. Je moet Coenen bij gelegenheid toch eens vragen waarom hij Heleen zoo mooi vindt (het is hem zelfs opgedragen) en Ducroo zoo idioot; het zijn boeken, niet van dezelfde soort, maar absoluut voor dezelfde soort lezers. En waar is het ‘beeldende’ van Heleen? - al schrijft ze ‘bijkans’ (en andere fraaie termen). Je woede tegen Romburgh is mij uit het hart gegrepen 3.; het gekke is dat ik dezen man ken en dat hij tegen mij zeer geschikt was (indertijd met die Gistoux-affaire van erotische boeken). Het is toch nogal een kort gezet mannetje met een kort blond kneveltje? Wat moest je van hem, of hij van jou? Kan het N.S.B.-igheid van den man zijn? In ieder geval: waarom ben je in zoo'n geval niet meteen honds onhebbelijk terug, gaat weg, smijt met de deur of zoo? Ik doe zulke dingen altijd, en heb er vaak baat bij gevonden. Ironie kan ook hel- {==310==} {>>pagina-aanduiding<<} pen, als je daar kalm genoeg voor bent. Alleen als ze je terug kunnen pesten (voor wat je vragen kwam misschien) is het natuurlijk vervelend; je moet het zwaarste dan het zwaarste laten wegen (ik bv. zou wschl. toch onhebbelijk worden). Maar als je den man nog eens ‘noodig’ hebt, wrijf hem dan rustig zijn onhebbelijkheid onder de neus, zeg connerieën als dat je ‘van een consul wat anders verwacht had’, dat doet soms ook wonderen! Ik ben ook altijd pijnlijk benieuwd waarom zoo'n smakker zich opeens zoo meent te moeten gedragen. Maar als je het hem vraagt, kan het heusch veel ‘deugd’ doen. Ik heb zooiets gehad met den dokter van Bep; met het gevolg dat ik hem nu straal negeer, wat ook een voortreffelijke verhouding zijn kan. Enfin, deze kleine rottigheden moet je er blijkbaar ook bij hebben, tusschen de groote rotzooi door. Maar uiterlijk is Romburgh een aristocraat vergeleken bij Dewever! verbeeld-je maar nix! Hartelijk je E. Ik schrijf tegenwoordig met 3 rotpennen, zoodat mijn hand op die van Vestdijk gaat lijken! 2498. Prentbriefkaart 1. aan A. Roland Holst: Parijs, 27 april 1935 Parijs, 27 April. (Dit is de laatste Blake!) Beste Jany, We komen je te hulp roepen. We hebben dezer dagen nl. Moore's Irish Melodies ingekeken en waren gecharmeerd door het eene snoezige vers na het andere. Maar de inleider zei dat Moore een typische minor-poet, en eig. heelemaal geen poet, en meer een songmaker, is. Hiervan overtuigd, zijn we elkaar en Alain de sonnetten van Keats gaan voorlezen, om ons met het èchte goede vertrouwd te maken. En nu zitten we zeer bedroefd bijeen, want op 4 of 5 passabele sonnetten na, lijkt het ons een monument van gecementeerde en vergulde rhetorica. Hoe zit dat? Zeg ons omgaand wèlke sonnetten mooi zijn! Bij voorbaat veel dank! Bep en E. {==311==} {>>pagina-aanduiding<<} 2499. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 29 april 1935 In haast Beste Sander, Let niet op ongeregelde zendingen van Fermina. Ik ben deze week totaal beroerd geweest, en schiet niet op. Bep kan ook nog niet veel doen, en het kind is geweldig accaparant. Ik heb nu wat geld van de postspaarbank genomen, met de bedoeling om naar Bretagne te gaan, en Fermina dààr af te maken; maar ik aarzel toch ook weer, 1o. omdat het toch duur is, 2o. omdat ik Bep niet graag alleen hier achterlaat vóór zij heelemaal aan het nieuwe rhythme met het kind gewend is. Zoodat alles erg onzeker is, wat ook weer onaangenaam werkt. - Maar ik werk aan niets anders. Je antwoordde niet op mijn briefkaart over Serena. Wil je in ieder geval mij de resteerende fl. 75.- zenden, als ik je hfdst. XII van Fermina gezonden zal hebben (misschien over een dag of drie al), want dan ben ik over de helft. Ik laat het hierbij. Kàn je me nog wat voor Serena zenden, dan graag. Hartelijke groeten, ook aan Greet, je E. Dit Fermina Marquez kost mij, in deze omstandigheden, veel meer inspanning dan La Cond. Humaine. Als ik een maand werkelijk rust kon nemen, deed ik het misschien ‘spelenderwijs’. Parijs, 29 April. P.S. Zet in die regels over F.M., inpl. van: ‘het conflict van jeugd met jeugd’: ‘de wrijving van j.m.j.’ - Dat is juister. 2500 (778). Aan M. ter Braak: Parijs, 30 april 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2501. Aan S. Vestdijk: Parijs, 30 april 1935 Parijs, 30 April ('savonds). '35 Beste Simon, De oplossing van die bespreking zal wel zijn: dat Bep het doet! (over die platenatlas, bedoel ik.) 1. Tenzij ik misschien toch nog... Op {==312==} {>>pagina-aanduiding<<} het oogenblik word ik door allerlei onliteraire dingen - behoudens dan het allerpestilentste vertalen van Fermina Marquez, waar ik mij ieder oogenblik toe schroèven moet - zoo in beslag genomen, dat ik aan geen werk voor mezelf denken kan. Vanmorgen nog schreef ik Menno 2.; daarna kwam er een nieuwe rotbrief van Slauerhoff, met wien ik, sinds zijn vertrek, voortdurend in conflict ben; en ik voel me nu zóó, dat ik hem voorgesteld heb om naar Holland te komen om de boel daar met hem te ‘bepraten’. Daarna kan de vriendschap dan (zij het in een nieuwe phase) voortgezet worden, òf we kunnen met goed fatsoen tegen elkaar zeggen: verrek. Ik denk soms dat ik idioot ben met hem zoo au sérieux te nemen, terwijl ik toch beter dan iemand anders op de hoogte diende te zijn van zijn ‘halftoerekenbaarheid’; maar als je midden in het conflict zit, helpen zulke redeneeringen toch weinig! In ieder geval wordt het nu erg waarschijnlijk dat ik eerstdaags naar Holland ga: zooniet voor Slauerhoff, dan voor Marsman, die me zeer verlangt te zien - deze tegenstrijdige redenen vullen elkaar toch aan en duwen elkaar voort. Ik denk (hoop althans) na Bergen en Utrecht ook nog een paar oogenblikken in Den Haag te zijn, en in dat geval leg ik nu al beslag op je om met mij te rijsttafelen - als duplicaat van de ‘avond met Goeraëff’! 3. Ik schrijf je dus wschl. uit het ‘noorden’ om je te waarschuwen wanneer ik kom. (Tenzij van hier toch nog, dat alles is uitgesteld.) Wat je me van Ducroo zei, en vooral van het nieuwe, is natuurlijk ontegensprekelijk. Een paar drukfouten heb ik nù nog verbeterd (ook vergissingen in den tekst zelf) en zullen in een erratum achterin compareeren; verder laat ik voorloopig alles maar zooals het is. Een 3e druk zal wel niet verschijnen, of door Mussert verboden worden, tegen dien tijd! Het vertalen hier is een aparte pest. Ik heb herhaaldelijk over Ina Damman gesproken met Malraux, maar ze nemen ± ‘onbekende’ boeken (en zelfs ‘bekende’) alleen aan als het schlagers zijn qua verkoop òf als ze over bepaalde actueele dingen handelen (duitsche jeugd, revolutie, etc.). Ducroo is ook allesbehalve zeker, en na lang beraad zijn we nu zoover gekomen dat het misschien door mijzelf en Pia vertaald zal worden, daarna nagezien door Malraux, daarna.... Kortom, het zal een wonder zijn als er iets van komt, ook al zou Mal- {==313==} {>>pagina-aanduiding<<} raux zijn best ervoor doen, en al zou ik geen enkel bezwaar maken tegen adaptatie ‘au goût français’. (Ze hebben het met Dostojevsky wel tientallen jaren lang zoo gedaan, dus waarom niet met mij?) Voor je betoog tegen Huize-aan-Zee en vóór Energie II 4. zou ik in principe voelen, als ik voor die 2 verhalen (die tot dusver in Forum alleen voorkwamen) niet een absoluut andere bestemming had: nl. ze opnemen in die kroniek van verhalen die ik ook ‘roman’ wil noemen en die ik in het hoofd heb. 5. Het kan zijn - het is zelfs hoogstwaarschijnlijk - dat ik ze dan in een heeleboel details wijzig, en dan vestig ik er liever niet de aandacht op dat deze verhalen ook zoo mooi ‘los’ kunnen zijn! Wat worden we combinards! - Ik troost me dus met het idee dat Huize a/ Zee wel bekend, maar toch erg ‘representatief’ is, in zijn combinatie van Wahrheit und Dichtung ook nog actueel (het had eig. een hfdst. kunnen worden van Ducroo), en dat het, hoe dan ook, toch altijd nog wel mijn beste korte verhaal is. - Dank voor 1, 2, 3, 4, 5. Menno verhaalde me treffend het mislukte uitstapje naar Antwerpen en het bezoek bij Walschap. 6. Ik wou dat ik die zoo goed liegende dienstbode hier had om me te vrijwaren voor een agent van de levensverzekering die het erg op me voorzien heeft! - Nu, tot later dus of tot ziens. Hartelijk je E. 2502. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 1 mei 1935 Parijs, 1 mei. B.J. Ik heb met Slau een zóó onaangename briefwiss. gehad sinds zijn vertrek, dat ik nu op het punt sta naar Holland te gaan, - ook om Henny te zien overigens, en Cola Debrot, en mijn schoonzuster Erna! Maar Slau geeft de doorslag, dus misschien springt alles toch {==314==} {>>pagina-aanduiding<<} af. Querido schrijft dat hij bij vooraanbieding 950 exx. van Ducroo verkocht heeft; is dat goed, matig of heel goed? 2. Hij zegt ‘niet slecht’. Je bent èrg aardig geweest met dat zenden van je poëzij! Aan je werk voor de kranten durf ik niet denken: duizeligheid. Tot nader. Je E. 2503 (780). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 2 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2504. Aan H. Marsman: Parijs, 2 mei 1935 Parijs, Donderdagmiddag 5 uur. (2 mei '35) Beste Henny, Nadat onze rotcorrespondentie net een beetje beter begon te worden, kreeg ik van Slau opeens een zoo onaangename brief, dat ik er nu nog ziedend van ben. Hij is halfgaar en ik heb ongelijk dat ik hem au sérieux neem - ik had hem gewoon een onzinbrief tot besluit moeten sturen, zooals Jany destijds - maar de historie heeft nu haar ‘eigen logica’ gekregen. Ik begrijp zelf soms niet vanwaar plotseling dit felle doordrijven tusschen ons: is het onze heele diepere ik die tegen den ander in opstand komt met alle gerefouleerde grieven? is het mijn steeds meer streven naar bewustheid dat zich rot ergert aan zijn versluierdheid, en natuurlijk andersom? Het gekke is: au fond houd ik tòch medelijden en sympathie voor hem, maar slag op slag maakt zijn baloorig geleuter mij wild. In iedere brief had hij het over mijn ‘valsche voorstellingen’, hij die alles (bewust of onbewust) verdraait alsof het vanzelf sprak. En op niets van wat ik hem tegenwerp, antwoordt hij; bij gebrek aan argumenten komt hij met nieuwe grieven, op een toontje alsof hij alleen de eindeloos gekwetste was! - Na de laatste rotbrief, die ik aan Jany teruggestuurd heb (want verdomd, Slau vertrouw ik niet meer!) heb ik èn Jany èn hem geschreven dat er nog maar één ding op was om iets van vriendschap te behouden: dat ik naar Bergen kwam om deze heele misère te bepraten. Met Slau, maar waar Jany bij is. Het idee dat ik nu ook naar jou kon gaan, heeft natuurlijk ook flink meegewerkt. Bep is van plan om dan zoolang ik weg ben een duitsche émi- {==315==} {>>pagina-aanduiding<<} grée of zoo in huis te nemen, ook om haar 's nachts te helpen met het kind (dat deze heele brief brieschend accompagneert!) - Dat zou wel een oplossing zijn. Ik heb Slau en Jany beiden per expres geschreven, 1. één post na den brief die naar jou ging. Ik heb gevraagd mij telegrafisch te antwoorden. Tot nu toe geen bericht. Ik heb nu groote lust om van mijn kant te telegrafeeren dat het goed is en dat Slau verrekken kan. - Maar er zijn nog 2 bestellingen vóór vanavond; ik zal daarop dus wachten vóór ik ook dit schrijven verzend. Misschien kan ik je dan meteen opgeven wanneer ik kom. Als ik ga - morgen of overmorgen dan, uiterlijk - reis ik meteen door naar Bergen, als dat nog kan (misschien moet ik toch één avond in Amsterdam overblijven?); ik hoop daar dan zoo kort mogelijk te blijven: die corvée afdoen en dan misschien nog ééns met Jany alleen zijn, - daarna naar Utrecht te gaan voor het aangenamer deel! Als ik niet ga - doordat Slau te beroerd is voor het gesprek, of omdat zijn antwoord doorslaggevend blijkt te zijn - dan blijft het beter dat ik nu toch maar meteen die vacantie neem. Deze brieven-rotzooi heeft me hier flink ‘losgewoeld’ natuurlijk; en tot vervolmaking van de vreugde kreeg ik gisteravond een brief van Simone (van wie ik niets hoorde sinds de geboorte van Alain en die me daarover ook nu met geen woord schrijft) of ik geld wilde sturen, want dat de 10.000 frs. die ik haar gaf op zijn, dat ze 3 bezwijmingen heeft in de week, enz. Hoe dit ‘geregeld’ moet worden, weet ik eenvoudig niet, maar met het oog op Gille moet ik in ieder geval eerstdaags ook nog naar Brussel - óók om te ‘praten’! Je zult er hierna wel overtuigd van zijn dat de vele dingen die wij elkaar te vertellen hebben bepaald het dessert moeten worden van het maal. Laat ons dus afspreken dat, als ik niet verder dan Brussel ga, jij mij daar ontmoet, en dat we van daar dan doorgaan naar Esch, of naar Malmédy, of waar je maar wilt. Geld heb ik dan wel bij me, zoodat ik je ook hiermee helpen kan. Je brief heeft me veel goed gedaan, door die andere missives heen, zoodat ik nu het gevoel heb dat dit de oplossing is, en dat een breuk met Slau zonder naar Holland gaan haast gewenscht wordt! Toch zou Utrecht goed geweest zijn voor één ding: ik had Debrot wel willen zien, en ook Engelman, en ‘onder ons’ eens ernstig willen bepraten (nòg een praat-séance!) of er niet iets serieus' tegen die {==316==} {>>pagina-aanduiding<<} ongehoorde schoften van de Nwe Gemeenschap te beginnen valt. Menno stuurde me het laatste nummer, waarin een ongehoord ploertig stukje over een fragment van Ducroo 2. (wat zullen ze nog aan laagheid overhebben voor het boek zelf? - maar het is waar: ze zijn onuitputtelijk in dit artikel), dat overigens precies is wat ik uit deze hoek, en aanverwante gaten, verwacht had. Maar daar gaat het voor mij niet om; de kwestie is dat ik dit blad anders nooit zie en nu opeens weer overvallen ben door een zóó straffe secreetlucht. Inderdaad, Van Duinkerken is hiernaast een heer en een licht. En jij wou zooiets onnoemlijks als die Kuyle werkelijk nog om een bijdrage vragen? Alle opvattingen van ‘hoog’-doen hinderen me toch, omdat er een manier moet zijn om deze plee-vol laffe vlegels afdoend te tuchtigen: ik weet wel dat doodzwijgen niet zoo slecht is, maar kan mij toch niet neerleggen bij de straffeloosheid waarmee in dit blaadje iedereen bevuild kan worden (Menno vertelde me ook van die ontboezeming over ‘dichteressen, die zonder daarom katholiek te worden, aan de katholieke borst van Engelman hadden gelegen’). 3. Er staan anders een paar onthullende bekentenissen (sans le vouloir) in dit nummer, die ik je nog zal laten zien, in België of in Holland. Als je dit Kuitenbrouwers-rapalje in Utrecht ontmoet - wat doe je dan? Groetje ze, volsta je met niet te groeten, of geef je ze schoppen? - Als deze rotzooi niet allemaal tegelijk was losgekomen in de laatste 3 dagen, zou ik nu wschl. tot meer humor in staat zijn. Maar zelfs praten van 3 dagen is optimistisch: mijn heele leven schijnt humorloos geworden - eerst door die 7 jaar Gistoux, die me natuurlijk toch niet in de koude kleeren zijn gaan zitten, en daarna, toen ik eigenlijk nauwelijks met Bep was, de nieuwe misère van die erfenis. Ik proef sinds ± 9 jaar (eigenlijk sinds de ziekte van mijn vader) een bepaalde rotsmaak van het leven, zooals jij of Jany die zeker niet kent, althans niet zoo ononderbroken. ‘Erotische smarten’ zijn een heel superieure kwelling hiernaast, werkelijk. Ook vanuit dit standpunt wil ik Ducroo graag met je bekijken! Misschien zijn de eerste exemplaren uit terwijl wij samen ‘vacantie nemen’. {==317==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik wil vooral van je weten wat je er, na complete lezing, beroerd in vindt: zoowel stylistisch als qua ‘inhoud’. Maar ik zal toch een beetje aan Fermina moeten werken. Gedurende dit wachten op antwoord uit Bergen heb ik daar weer niets aan kunnen doen, en het was tòch al zoo'n ‘taak’ voor me! Ik wou dat ik het aan iemand kon overdoen voor de 2e helft, die dus nog fl. 75. opbrengt; maar het zou niet aardig zijn èn tegenover Larbaud (verbeeld ik mij) èn tegenover Stols. - Als ik je schrijf van mijn moeheid is dat volkomen waar, maar het is niet voortdurend zoo; ik slaap allerberoerdst en heb physiek en moreel geweldige inzinkingen, maar daartegenover voel ik me op andere momenten nog wat je noemt ‘ontembaar’, met een stevige kern in me van verbetenheid en, als reactie op de slappe momenten, opeens geladen met een soort ‘electriciteit’ die mij de illuzie geeft dat ik de-sterke-man-van-de kermis onder de voet zou kunnen loopen! Ik hoop dat het toch niet de razernij is die gekken zoo sterk maakt... Gelukkig dat de ‘jonge moeder’ en het kind goed zijn - al gaat alles tegenwoordig per uurwerk en weegschaal, wat een heeleboel schijnrampen in het leven roept, en waarbij ik dan ook een soort troostende handigheid moet simuleeren. Maar als ik de aangename aard van Slauerhoff had, zou ik me nu furieus met Bep moeten brouilleeren, omdat zij - hoe onaangenaam ze 't zelf ook vindt - ¾ van haar tijd gewoon niet meer aan mij geven kan. Er is één ding dat enorm daarmee verzoent: de absolute hulpeloosheid van zoo'n krijschend klein beestje. Malraux komt Zaterdag a.s. pas terug: naar die boeken voor je heb ik dus nog niet kunnen vragen. Maar lees Chateaubriand, dat je nu wel zult hebben gekregen. Hierdoor een heel stuk met hem verzoend, las ik Atala over, maar God-God, wàt een flauwekul van leugens verguld-op-snee als prijs voor catechisanten! Als je nagaat dat dit zijn meest bewonderde en populaire boek was, dan zie je dat de menschelijke domheid zich toch nooit heeft verloochend. Mutatis mutandis was dit het Harten en Brood van dien grooten romanticus! René, dat ik daarna las, is ook nog flink beroerd, maar wordt toch in den goeden zin ‘heilig’ bij Atala vergeleken. - De Mémoires zijn verreweg wat hij het beste kon, van ons uit bekeken. Je vragen over dien bundel van ons zal ik nu maar meteen beantwoorden (altijd: al wachtend op de post). Genezing door Aspirine heeft m.i. goede stukken, maar is als geheel toch niet goed, en zeker niet een representatief verhaal voor Walschap. Vraag hem dus of hij je {==318==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn bundel Volk niet wil sturen, en of wij daaruit niet iets mogen hebben, als wij dat beter vinden dan de Aspirine. Over Bordewijk praten we wel. Maar als we hem nemen, dan ook Van Genderen Stort en Jany, zou ik zeggen: die Bordewijk is 50! (Misschien geeft dit dan wel de noodige uitbreiding aan het boekwerk.) Roelants kunnen we in Brussel persoonlijk aanporren. Brulez zal zeker grààg wat geven. Zijn adres is: Joe Englishpark, Sint-Michiel(?) Brugge. Het komt wel terecht, denk ik. De Pillecijn heeft één verhaal geschreven, nogal lang en apart verschenen, dus wschl. evenals Debrot ‘onneembaar’, dat Monsieur Hawarden heet. * Het is een would-be fijnzinnig gedaas, geïnspireerd op zooiets als Garbo-in-een-heerenpak, iets zéér kapperachtigs dat in Holland alweer voor iedereen wonderbaarlijk mooi is. Zielens ken ik niet; d.w.z. ik las weleens fragmenten van hem: het leek mij het heerschende gedaas in gewapend beton-stijl. Bovendien waren het geen verhalen, maar romans. Maar hij is een erge ‘coming-man’ in Vlaanderen en misschien heeft hij wel verhalen die op dat gebied Last en Dekker naar de kroon streven; je kunt hem altijd vragen. - De eenige van wien het mij spijt, tot dusver, dat wij zijn ‘representatief’ verhaal niet krijgen, is Debrot. Je merkt dat ik zelfs in mijn kwellingen deze taak consciëntieus blijf vervullen. Heb je Ika Loch al? Denk je toch nog iets van Helman te kunnen nemen? Het Open Einde van Ducroo (een ‘brief aan Wijdenes’) heeft me erg veel moeite gekost en werd 3 × door me bijgewerkt. Ik dacht eerst dat het slecht zou blijven, maar eergisteren zond ik eindelijk de laatste proef (van het laatste vel) terug en bij de definitieve tekst had zoowel Bep als ik het gevoel dat het werkelijk goed geworden was. Ik heb het daarop Pia voorvertaald, die mij zei dat hij het uitstekend vond, en dat hij heelemaal het gevoel had, zonder de rest te kennen (op een paar stukjes na), dat alles hierop uitliep. Dat zou dus ook technisch goed zijn; en het is wèrkelijk een ‘open einde’! Maar volgens Pia is mijn vrees om toch bourgeois te zijn, ongegrond: de bourgeois kan dit alleen afschuwelijk vinden, zei hij, en ofschoon er nergens sprake was van ‘vrijheid’, leek hem mijn standpunt volmaakt anarchistisch. - Hij is verre van idioot, dus hiermee kan rekening worden gehouden. {==319==} {>>pagina-aanduiding<<} Eén ding is zeker: dat ik daarin absoluut mijn tegenwoordig standpunt in bepaald heb, voor mijn gevoel. Ik kan mij vergist hebben, maar wat ik weet en denk, staat nu wel hierin: directer, completer, persoonlijker, lijkt mij, dan in De Smalle Mensch. Maar het ongeluk is natuurlijk dat deze heer Ducroo, gedegenereerd enz. als hij al is, nu ook nog met zijn uiteenzetting aankomt nà De Smalle Mensch. Neem, als we elkaar in Brussel ontmoeten, vooral alles wat je ‘klaar’ hebt van Vreede 5. mee. Voel je er niets voor om Vera en Angèle samen uit te geven. - als eerste stappen van je verhalend proza, en vóór Vreede dus - beide in de verkorte lezing, en met een voorwoord? Daarin kan je nog een paar rake dingen zetten over je ‘werkmethode’. Want je kunt praten wat je wilt, maar èn Vera èn Angèle behooren tot een andere klasse van ‘literatuur’ dan de heele z.g. geslaagde schrifturen van Kuyle en Den Doolaard. Je noemt het boek dan: ‘De Dood van Angèle Degroux, voorafgegaan door: Vera, een lyrisch verhaal’. Ik schrijf je dit niet om je alweer met Vera te plagen, maar omdat je me laatst zelf schreef dat je half spijt had het toch niet aan Querido te hebben gegeven. Bij een eventueele herdruk van Angèle zou je hem deze combinatie kunnen voorstellen. Literair verantwoord je dan ook dat je ze allebeide nog als ‘proeven van verhalend proza’ ziet; terwijl je Vera op deze manier dan nog een beetje ‘wegmoffelt’ ook. Querido schreef me dat bij vooraanbieding 950 exx. Ducroo zijn verkocht en vond dat ‘niet slecht’. Ik vind het èn verheugend èn ontstellend. Wat moeten 950 lezers - en nog wel Hollanders - met dit boek van mij? Stel je voor dat ik 950 menschen bij elkaar had getrommeld om ze al deze verhalen te doen! Of (als deze vergelijking onjuist is), dat ik al deze ‘bekentenissen’ in een kamer had opgezegd, met 950 gaten in de muren en een oor achter elk gat! Ons vak is het meest absurde dat er bestaat, dat is toch boven elke discussie verheven. Alleen de auteur die in een boek wenscht te leeraren geeft een schijn van logica aan zijn absurdheid. 's Avonds. Er is niets gekomen, en ik breng dit nu maar naar de post. Laat ons zóó afspreken: als ik morgen of overmorgen naar Holland ga, doe ik in Amsterdam of Bergen een briefkaart voor je in de bus dat ik er ben; uiterlijk 2 dagen later zie je me dan in Utrecht. - Anders {==320==} {>>pagina-aanduiding<<} schrijf ik morgen of overmorgen (dan toch zeker?) wanneer we elkaar in Brussel kunnen treffen. Bep zegt dat ze in dat geval liever heeft dat ik nog even hier blijf tot ze die émigrée of zoo heeft; het waarschijnlijkste lijkt me dan dat ik volgende week Woensdag of Donderdag vertrek (dus 8 of 9 Mei). Kan Debrot dan misschien met je mee tot Brussel? Hierover schrijven we dan nader, al was het per briefkaart. Ook het schrijven van dezen brief heeft me goed gedaan, vooral de 2e helft. Maar ik blijf rekenen op een brief van Slauerhoff! Ruzie met vrienden is iets wat mij bijna nooit overkomt, maar als het gebeurt kan ik er ook erg slecht tegen. Veel hartelijks, ook voor Rien, van je E. 2505. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Parijs, 3 mei 1935 Parijs, 3 Mei '35. B.F. Hierbij het gevraagde; moge het je niet teleurstellen! Het boek verschijnt inderdaad ‘binnen weinige dagen’. Beste groeten, EduP. 2506 (781). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2507. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 3 mei 1935 Parijs, 3 Mei. B.C. - Het boek kan er nu binnen een week zijn - bij jou thuis, bedoel ik. Prachtig dat je zoo goed verkoopt! Gelijk hiermee zend ik de kranten. Er is een kans dat ik toch spoedig in Holland kom: om Marsman en Slauerhoff te zien, en ik hoop Debrot dan te ontmoeten. Maar het is niet zeker. Hart. groeten, ook aan Wilma en van Bep + Alain, je E. Dank voor de foto van C.D. 2. {==321==} {>>pagina-aanduiding<<} 2508. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 3 mei 1935 Parijs, Vrijdagavond. 3 Mei. Beste Sander, Ik kom gewoon niet tot werken: 1o omdat ik mij ‘op’ voel, 2o door een serie beroerdigheden die ik achter elkaar krijg te verwerken (eindelooze ruzie met Slauerhoff, beroerde berichten van Simone enz.). Ik ga nu misschien naar Holland, ook om bepaalde dingen met mijn schoonzuster te regelen. Van Bretagne geen sprake meer, dat is trouwens toch te duur; maar misschien ga ik, met Marsman samen, een dag of 10, 14 in een klein plaatsje in België (Esch-sur-Sûre, Malmédy of zoo) om er rust te nemen. * Mijn bedoeling is nu om Fermina daarheen mee te nemen en daar verder te gaan met vertalen; ook hier zal ik nog wel wat doen, vóór ik naar Holland of België ga. Maar zeg mij eerlijk wat jij liever hebt: dat ik dit werk toch doe, al is het met vertraging, of dat een ander het overneemt? In het laatste geval ben je, wat mij betreft, geheel vrij om iemand anders te nemen: Claartje Bloem of zoo zal, dunkt mij, best de 2e helft willen doen voor die fl. 75. Ik ben dan zelfs nog bereid om voor de toon van het ensemble dat werk na te kijken. ** Bep zou het wel hebben willen doen, maar kàn op het oogenblik absoluut niet; met het kind en de krant heeft zij geen tijd meer voor iets anders! Schrijf mij omgaand hierover, en laat dan ook nog wat hooren over Serena. Hartelijke groeten, je E. 2509 (782). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 5 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2510. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 5 mei 1935 Zondag. Beste Jan, De tocht naar Holland gaat niet door, maar wèl dacht ik Donder- {==322==} {>>pagina-aanduiding<<} dag bv. naar Brussel te gaan en daar bv. 2 dagen te blijven. Henny komt me daar dan ontmoeten om samen door te gaan naar de Ardennen of zoo. Bretagne is te duur. De Pia's gaan wschl. naar Malmédy. We hebben allemaal hard rust noodig, wij decrepieten! Ik zal wel niet bij jou terecht kunnen? Schrijf je dit even. In dat geval ga ik naar dat Cyrus-hotel. Tot ziens in elk geval. Je E. 2511. Prentbriefkaart 1. aan H. Marsman: Parijs, 5 mei 1935 Zondag. Beste Henny, Dank voor je brief. De zaak is nu zoo geschikt dat ik niet naar Holland kom. Dat Slau en ik ons niet brouilleeren is nog wel mogelijk, dat het werkelijk ‘in orde’ zou komen als vanouds is onmogelijk. Je doet zooiets niet 2 × over. Tant pis. Ik wou nu Donderdag of Vrijdag a.s. naar Brussel, maar heb dan wel 2 dagen noodig voor Gille en Simone. Schrijf dus of je bv. Zaterdag in Br. kunt komen? We zien elkaar dan bij Jan en gaan verder. Hartelijk je E. 2512 (784). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 6 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2513 (785). Aan M. ter Braak: Parijs, 6 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2514. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 7 mei 1935 Beste Jan, Als je het goeddunkt kom ik nu Vrijdag, met de trein die om kwart over 2, meen ik, van hier gaat. Dus ± kw. voor 6(?) in Brussel. Kom me maar niet halen; ik neem wel een taxi direct naar je toe. Don- {==323==} {>>pagina-aanduiding<<} derdag eet ik bij de Malraux', rue du Bac, en zal dan op de bd. St. Germain een Zola-tje voor je meenemen. Maar vertrouw Gide hier niet al te erg; 2. hij vindt Ehrenburg ook zoo leesbaar! Hart. gr. van je E. 2515 (786). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 7 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2516. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Parijs, 8 mei 1935 B.F. - Wat een mooie brief voor dat portret. Iedereen vindt me te ‘jong’ daarop, wat moet ik er al ‘oud’ uitzien. De hooge schouders komen van het naar voren zitten met de handen geklemd om houten dingen, alsof je roeien moest. Ik heb geen hooge schouders in werkelijkheid, voor zoover ik weet, wel een steeds ronder wordende rug! - Ducroo kan nu iedere dag uitkomen. Ik ga nu ±10 dagen met èchte vacantie (hoop ik) in België (Ardennen of zoo) met Marsman. Beste groeten, ook voor Wim en Rudie. Je EdP. 2517. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 8 mei 1935 Parijs, 8 Mei '35. Beste Sander, Dank voor het gezondene. Ik sprak gisteren een dokter, die zich zeer ontevreden betoonde over mijn ‘algemeene staat’ en mij zoo mogelijk een maand volkomen rust voorschreef. Dat zal niet gaan, maar ik hoop dat de ± 14 dagen met Marsman in de Ardennen mij toch een heel eind op streek zullen brengen. Fermina neem ik mee. Die paar zinnetjes over Serena kan je zelf wel maken. Zet maar: idylle; jonge Engelschman, Italiaansch meisje uit lagere stand; achtergrond van Italië; Landor's meesterschap; etc. Veel valt er niet over te zeggen! {==324==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik zal Marsman vragen of hij iets heeft. Maar wat bedoel je? Een Vertaling? Ik raad je aan, voor de ‘kleine serie’: Trois Rencontres van Toergenjeff (staat achterin Dmitri Roudine van Stock); en van Pierre Louijs, het prachtige verhaal L'homme de Pourpre. Laatst vroeg je me een photo van me, voor de een of andere reclame; maar ik had toen niets. Hierbij iets dat mijn onderbuurman hier maakte, en dat nogal ‘jung und schön’ uitgevallen is, niet? Is Larbaud in Parijs of elders? Ik wou hem, als Fermina klaar is, over een paar punten consulteeren. Hartelijke groeten, steeds je E. De baby blèrt goed en is dus best. Hoe gaat het jouw nakomelingschap? Ik ga overmorgen naar Brussel en hoop Maandag in de Ardennen te zitten - of liever: te loopen. Moge ik gebruind, soepel en werklustig mij hierna weer op Fermina kunnen werpen! 2518 (787). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Spa, 13 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2519. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Spa, 13 mei 1935 Maandag. Beste Jan, We zitten in dit hotel. Donderdagmiddag gaan we wschl. met de Pia's naar Malmédy. Als je dus nog hier komt, moet je je haasten. Of anders vooruit aankondigen, dan komen wij van M. naar hier terug. Wij hebben ons allen zeer gesterkt, vindje niet, aan de hartige kout! 2. Hart. groeten, ook voor Atie je E. Henny {==325==} {>>pagina-aanduiding<<} 2520. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Spa, 17 mei 1935 Spa, Vrijdag. Beste Jan, Henny is zooeven naar Utr. vertrokken. Het is hier rotweer, en het heen en weer geloop is verre van bevredigend. Ik laat de Pia's dus alleen naar Malmédy gaan en neem straks de trein naar Parijs. Bep heeft niemand kunnen krijgen om haar te helpen met het kind en van ‘vacantiegevoel’ voor mij is toch geen sprake. Het samenzijn met Henny, en onze gesprekken in Brussel hebben mij bovendien ruimschoots genoeg gegeven; ik ga nu maar weer wat werken, inplaats van hier in de kou rond te hangen. Hart. groeten, ook aan Atie, en nogmaals dank. Je E. Ducroo in 3 dln. ontvangen. 2521. Aan A. Greshoff-Brunt: Parijs, 18 mei 1935 Parijs, 18 mei. Beste Atie, Ik schrijf jou, omdat ik niet weet of Jan niet al naar Genua is. Het is te hopen dat hij in dat geval beter weer treft dan wij in Spa! Ook hier is het kou en nattigheid van vroeg tot laat. Ik heb van allerlei bij je achtergelaten; zou er kans zijn het mij op te sturen? Een bruine jas, een gummi-zakje met Gillette-mes, scheerkwast en scheerzeep (de laatste 2 mooi lila-kleurig), en een nr. van De Nieuwe Gemeenschap. Ook moet er van Bep nog een brief gekomen zijn. Is Ducroo eindelijk gekomen, met het goede omslag? Ik zou ook graag hooren wat jij ervan denkt. Henny vindt de indische stukken nog altijd even onmogelijk; d.w.z. ze glijden op hem af, zegt hij, en hij is ook als hij het hier en daar aardig vindt, toch meteen weer vergeten wat hij gelezen heeft. Nu, tot zoover. Hoewel ik Gille en J.v.N. niet gezien heb, wat mij echt spijt, en hoewel ik ook jullie met even veel plezier zou hebben teruggezien, ben ik toch blij dat ik maar naar huis gegaan ben. Met zulk weer als dit verlies je toch elk vacantiegevoel! En met het {==326==} {>>pagina-aanduiding<<} geld dat ik nu overgehouden heb, denken Bep en ik later eens in de buurt een week vrij te nemen. Hartelijke groeten van ons beiden, je E. P.S. - Als Jan er nog is, wil je hem dan zeggen dat Bep de kroniek (engelsch) voor Gr. Ned. opgeeft. 1. Dit kost haar nog het meeste moeite, zegt ze, en met het kind nu gààt het gewoon niet meer. 2522. Aan H. Marsman: Parijs, 18 mei 1935 Parijs, Zaterdagavond. '35. Beste Henny, Ik heb niet den moed gehad om met de Pia's naar Malmédy te gaan, en was gisternacht dus hier terug; zéér tot mijn genoegen, moet ik zeggen! Het is hier ook rotweer, maar Bep en ik stralen van warmte over de hereeniging (is dit wel een woord?), en de Malraux' hebben zooeven hier gegeten, en alles is weer als in de beste tijden. Ik ben ook erg blij dat ik maar niet meer naar Brussel ben gegaan. Ducroo lag thuis zeker op je te wachten? Schrijf mij er nu niet over dan nadat je alles gelezen hebt, en in je hebt laten bezinken; en misschien doe je nog beter als je er een week niet in kijkt, na al onze uitwisselingen van Spa. Ik zal aan deze dagen met jou in Spa ook later zeker ‘intensief’ terugdenken. Maar ik ben toch bang dat jij er niet uit gehaald hebt wat je verwacht had, en dat het genoegen voor jou meer dat van den ‘gever’ geweest is. Als je me dus nog wat vragen wilt... Was de reis dragelijk? De mijne nogal gek: ook met 2 × overstappen; en tenslotte in een trein vol moffen van een ‘drastisch’ soort. Het is een leelijk ras! Schrijf je me ook de opinie van Rina? Ik ben er nu bij voorbaat van overtuigd dat jullie koppel door de indische kant van Ducroo hevig beproefd zal worden; maar ik wil nog durven hopen dat het toch meevalt na Anthonie Donker. Kan je me die Schaduw niet zenden? Dit breng ik nog even gauw naar de post - het is morgen Zondag, en ik wil het eerst geschreven hebben! {==327==} {>>pagina-aanduiding<<} Het beste, nogmaals dank voor alles, veel hartelijks aan mijn ‘zusje’, en zelf een stevige hand van je E. Ook veel hartelijke groeten voor jullie beiden van Bep. 2523 (788). Aan M. ter Braak: Parijs, 19 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2524. Aan J. Greshoff: Parijs, 20 mei 1935 Parijs, Maandagavond. Beste Jan, Querido zou je nog een ex. ‘ter bespreking’ zenden - of dat ingenaaid of gebonden is weet ik niet. Ik krijg zelf maar 2 geb. exx. en heb er dus geen over. Maar als je er een bij hem bestelt, krijg je het toch zeker met de remise? Anders kan ik het beter voor je doen. Het congres is niet 2 maar 20 Juni. 1. Je hebt dus nog allen tijd! Ik heb Menno ook gezegd dat hij, als hij alleen was, hier terecht kon, maar wschl. komt hij met Ant, en bovendien is dat nog wel te schikken. Maak dan met hem uit, tegen dien tijd, wie van de twee bij ons komt, de sofa is vrij voor één (die zich wat wil behelpen! - Menno houdt nogal van prettige hotels.) Ik zag mijn werken nog eens door en heb nu van alles een gecorrigeerd ex. weggelegd voor een latere herdruk in mijn ‘oeuvres complètes’ (die nooit zullen komen omdat ik dan als decadent verguisd zal zijn)! Maar àls het nog eens gebeurt, dan wordt het zoo: 1.Mikrochaos (complete gedichten, ook met alles wat nu nog ongebundeld is of er later bij zal komen). 2.Een Voorbereiding (zijnde de ‘voorstudie’ voor Ducroo moet dit boekje maar zo blijven). 3.De Lachspiegel (verhalen; zijnde Bij Gebrek aan Ernst, en Nutteloos Verzet bijeen. * Van later af bezien hooren die verhalen toch eigenlijk nog flink bij elkaar! Als motto zet ik erin: ‘Het merkwaardige van lachspiegels is, dat zij altijd vervormen, maar dat men niet altijd om {==328==} {>>pagina-aanduiding<<} het vervormde lachen kan’. Dit wordt dus een kloek deel met al mijn verhalen van '23-'28.) 4.Cahiers van een Lezer (d.w.z. alles wat ik daarvan overhoud - ik keek dat eens in Bretagne na) - gevolgd door Uren met Dirk Coster (waarin ook flink werd geschrapt). 5.De Smalle Mens (vrijwel onveranderd, of misschien met een paar losse artikelen eraan toegevoegd - dit laatste alleen als ik niet genoeg heb voor een nieuwe bundel). 6.Het Land van Herkomst (geleidelijk aan verbeterd). Zou het jou zóó aanstaan? No7. wordt dan een dikke ‘kroniek’: De Onzekeren (waarin je eig. het ‘rijpen’ zult moeten vinden van mijn vorige verhalen, zooals Ducroo het ‘rijpen’ beteekent van Een Voorbereiding). En dan?... Vóór het zoover is, zijn we misschien al door de Kuitenbrouwers opgeruimd! Met hulp van Mussert altijd. Ik denk ook met vreugde terug aan de réunie van de vier musketiers in Brussel. Henny was alleraardigst en zeer gezond en opgewekt, maar het gescharrel daar in Spa onder de regen en op morsige wegen, met maar ééns even de mogelijkheid om in het zonnetje buiten te zitten, was griezelig en tenslotte zelfs niet warm te kletsen. Hou je taai, en vroeger of later schrijf je wel wat meer over jezelf of wat anders. Hartelijke groeten, ook voor Atie en van Bep, een hand van je E. 2525. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 22 mei 1935 Parijs, Woensdag. Beste Freddy, Dank voor je lange brief, die mij vooral plezier doet om wat er tusschen jou en mij - meer onbewust dan je wschl. vermoedt - aan ‘Indië’ bestaat... Afgescheiden daarvan vind ik het natuurlijk heel prettig dat het boek je niet tegengevallen is, na al het gepraat erover; en dat je je zooveel moeite geeft om het te ‘plaatsen’, vind ik alleraardigst van je! Een ander portret voor je heb ik niet; als ik er moet laten ‘namaken’ heb ik er weer een hoop, en dat wou ik vermijden. Maar ik wil je wel een kiekje sturen van ‘de kleine Ducroo’, dat met het schotsche dasje waarvan sprake is in het boek, 1. en een van ‘de {==329==} {>>pagina-aanduiding<<} jonge Indischman’ - 19 jaar, even vóór ik naar de krant van Wybrands ging, en destijds zéér gelijkend - 2. (gemaakt bij Beng Ik Tjang te Bandoeng, en met een sterk indische kant!) Je kunt deze 2 foto's laten overkieken voor weinig geld, als je een geschikte man daarvoor vindt, en stuur mij dan ook een afdruk, want meerdere exx. heb ik niet. Maar schrijf eerst of je dit wel wilt. Ik hoop dat ik van den bezadigden Rudie ook nog een west-indische reactie krijg. Nu antwoord op een paar punten: Wat je van die naamsverandering zegt gaat alleen op omdat jij mij persoonlijk kent. Maar het was het eenige logische, want de ‘historische waarheid’ is op vele punten verkracht, en bovendien zouden de andere namen dan ook echt hebben moeten zijn (standpunt complete mémoires) Wat je van Barnabooth zegt in dit verband is juist, maar van Brulard volslagen ònjuist (ik vraag mij nu zelfs af of je Brulard wel ooit las?), want Stendhal is nog veel meer Henri Brulard dan ik Ducroo; vergis je daarin niet omdat je Stendhal niet gekend hebt! En de ‘gesprekken’ zijn bij mij natuurlijk allesbehalve stenografisch opgenomen, dus technisch toch zeker geheel door den ‘romancier’ gearrangeerd. Enz.; er zou nog veel meer over te zeggen zijn, zooals over deze heele ‘ik’-zeggerij trouwens, van Benvenuto Cellini tot Jean Guéhenno... Over Edy Batten moet ik nog altijd met je praten, want de vervalsching van jouw kijk, beïnvloed door je gevoel voor Annie, is enorm. 3. - Wat je verder van dat drama zegt is natuurlijk waar: het zou op zichzelf een aangrijpend verhaal kunnen vullen. Maar daarom juist: in mijn herinneringen zou die geschiedenis zijn ‘overgeloopen’, en de infaamheid die schrijvers veroorloofd is, heeft toch zijn grenzen... Daarom is hier, en ook elders, de waarheid vermomd; zooals je ook wel kon verwachten! Rudie heeft misschien gelijk dat de bohémien-tijd ontbreekt: die paar zinnetjes in Tanya-Teresa 4. zijn natuurlijk al te onvoldoende - maar op 2 plaatsen kon ik mijn vorige schrijverij niet nogmaals overdoen: bij de zelfmoord van mijn vader, die ik 10 × beter had kunnen maken als ik Huize-aan-Zee niet geschreven had, en bij Montmartre, waar ik nu eenmaal alles over gezegd heb in Een Voor- {==330==} {>>pagina-aanduiding<<} bereiding. Tant pis; en ik troost mij met het idee dat belangstellenden die episoden dan maar ter plaatse moeten naslaan, omdat zij dan toch bestaan, en dat Ducroo ook nu al veel te dik is! Ter Braak is natuurlijk allerminst ‘barokker’ dan Wijdenes; hoe kom je daarbij? Ter Braak is èn veel completer dan dit ‘portret’, dat om in een zoo kort bestek gelijkend te zijn - gelijkend beteekent: overtuigend - een beetje caricaturaal moest worden opgezet, èn Ter Braak heeft iets dat bij Wijdenes allerminst vaststaat: een verdomde hoop ‘talent’. Ook hier is het natuurlijk zoowel goed als niet-goed om het model te kennen. De vraag is: wat is Wijdenes voor iemand die Ter Braak niet kent? Ik heb geprobeerd in mijn slotbrief van Ducroo - die ik 3 × omgewerkt heb - mijn standpunt * toch anders te belichten dan in De Sm. Mens. Vinden jij en Rudie dat dit gelukt is, of blijft het toch eig. precies hetzelfde? Ik zelf heb hierover geen enkel idee, nu alles gedaan is. In mijn leven een ‘gelukkige invloed van het toeval’? - je bent blijkbaar niet met weinig tevreden wat rotzooi betreft... Dat Jane zwijgt is force majeure. De heele invloed van Jane kan alleen ‘voelbaar’ zijn; zoo wil het het leven, amen. Technisch gesproken kan men natuurlijk alleen zeggen dat deze heele Jane ‘niet bestaat’, en misschien des te beter dan. De heer Ströbl heette in werkelijkheid Knebel. En de geleerde van Bali: Neubronner van der Tuuk; en de man met de baard (toean Boetå): Stein Callenfels. Voilà. Het verhaaltje over de douairière is mooi, maar er moet iets abuis zijn. Mijn vrouw kent nl. mevrouw Mangarduc heel goed, en ook haar moeder, die gestorven is; bovendien schrijf jij zelf dat de dochter Alida Doorman heet van zichzelf, en de mama Hora Siccama-Jäger; hoe zit dat? Wat ik ervan onthoud is trouwens alleen dat deze mama blijkbaar meer van mijn mama weet dan ik-zelf, aangezien zij er zoo zeker van is dat ik ‘gelasterd’ heb. De smeerlapperij van dit soort bourgeoises is werkelijk van God gegeven en onuitroeibaar. (Misschien kan je hieraan nameten wat ik absoluut onverdragelijk van je vind als je op interessante bakerpraatjes bij ‘Betty’ uitgaat). Die klewang-historie van Edy kan waar zijn, maar dan toch wschl. bij een andere gelegenheid. Ik heb een z.g. ‘pathologisch geheugen’ op dit gebied en verzeker je dat mijn lezing precies is zooals Edy de {==331==} {>>pagina-aanduiding<<} zaak aan mij heeft verteld. 5. Want als hij den man met zijn eigen klewang gemold had, dan wordt de tik die hij er zelf dan nog mee krijgt, wel èrg onwaarschijnlijk... dat is te veel heen en terug, zelfs voor een klewang. Tenslotte deze mededeeling: het omslag-vignet van Ducroo is van A. Alexejeff, die het model was van Goeraëff, en van wien je ook verder wel zal hebben gehoord. Querido vond die teekening, die ik charmant vind, erg matig en heeft het blijkbaar tot het laatste toe verdomd de naam van den maker te vermelden(!), terwijl die naam toch ‘beroemder’ is dan die van alle hollandsche teekenaars en duitsche emigranten waar hij over beschikt. Je hebt soms van die rare gevallen. Ik eindig in haast. Groeten aan Wim en Rudie, en van je EduP. 2526 (789). Aan M. ter Braak: Parijs, 22 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2527. Aan J. Gans: Parijs, 22 mei 1935 Parijs, 22 Mei '35. Beste Gans, Inderdaad kreeg ik indertijd je brief, maar in de verhuisdrukte ben ik hem kwijtgeraakt, en het geschrijf aan Ducroo nam ook veel van mijn energie weg. Ik was werkelijk ‘op’ toen het boek klaar was; voor een deel komt dat ook door het mij opgelegde tempo. Ik heb er 2 jaar en 4 maanden aan gewerkt, maar daartusschendoor ¾ van De Sm. Mens geschreven, La Condition Humaine vertaald, stukken voor de N.R.C. gelegd en daarvoor de noodige rotboekjes gelezen, af en toe naast Bep ook nog stukken voor de krant (vooral in het begin), enfin... Op het oogenblik vertaal ik Fermina Marquez voor Stols, maar als een luis op een teerton, omdat al mijn lust weg is. Vandaar dat ik de briefschrijverij noodzakelijk tot het allernoodigste beperk. Het verdomde menschen zien hier (noodig en onnoodig) neemt ook al zoo'n tijd in beslag. En tenslotte: ik heb je brief met de grootste belangstelling gelezen, maar veel kon ik er niet op zeggen. Wat ik te zeggen had was: dat {==332==} {>>pagina-aanduiding<<} ik het beroerd voor jou vond om op dit standpunt aangekomen te zijn, maar dat ik er èn voor een deel altijd zelf op gestaan heb, èn voor het andere deel allerminst verwonderd erover kon zijn... Ik ben benieuwd tot hoever je je nieuwe (of hernieuwde) waarden zult handhaven en je nieuwe ideeën volgen; misschien kom je langs dezen weg tot de Betrachtungen eines Unpolitischen, met een héél andere inhoud overigens dan die van Mann, over... laat ons zeggen 10 jaar? Zal je eindigen met toch een ‘bourgeois’ te worden (van een bepaald soort), of een ‘anarchist’? Het heele probleem voor jouw behoefte aan activiteit, maar tegelijk aan een eerlijke intellectueele verantwoording, zal vooreerst de schommeling blijven tusschen: ‘politiek beoefenen of niet’ - ‘kàn ik erbuiten of niet’. Geen mensch kan je daar eigenlijk bij helpen; het is een strijd tusschen je wezen en je mogelijkheden, je ‘instinct’ (wat jij ‘het kind’ in jezelf noemt) en je tòch politieke formatie. Maar eruit kom je zeker, dat is één troost die de eerlijkheid geeft! En tenslotte is er geen enkele ‘wijsheid’ waar een mensch niet eerst flink voor moet hebben betaald. (Lees er Gisors op na!) Het is goed dat Ter Braak je aan een ex. van Ducroo heeft geholpen - je kréég het toch van hem? - omdat ik inderdaad weer krap zit. Toch kan ik, als T.B. je dat ex. alleen maar leende, zoonoodig wel een ex. bezorgen, maar dan toch tegen betaling van de halve prijs. Ik vind het overigens natuurlijk voortreffelijk dat jij het boek bespreekt voor D.G.W. 1. Maar denk eraan dat de ‘politieke’ zijde bepaald niet de grootste is? Wat dat prospectus betreft, dat is een vulgariseerend praatje voor menschen die eig. verdacht worden het boek anders verkeerd te begrijpen of te ‘zien’, hecht daar dus niet te veel beteekenis aan! Denk je nog eens hierheen te komen? Ik denk niet dat ik spoedig in Holland kom. Bep laat je hartelijk groeten; zoowel zij als het kind maken het best. Ik zie D.G.W. nooit meer; stuur je me dus je stuk, als het verschenen is, en misschien ook dat over Guéhenno? Dat Journal was werkelijk ongewoon sympathiek, vooral als toon. Er valt over die ‘ik’-schrijverij inderdaad nog heel wat te zeggen, en Guéhenno was er een zeer curieus voorbeeld van: een krampachtige kruisingsvorm {==333==} {>>pagina-aanduiding<<} tusschen ‘ik’ en ‘wij’, - met toch erg de nadruk, tenslotte, op ‘ik’. De man zelf is alleraardigst; hoorde je hem in Holland? Ik veronderstel dat je met Ter Braak contact onderhoudt en ook verder toch de noodige uitwisseling hebt, daarginds. Neem mij niet kwalijk dat ik het hierbij laat. Het is als vroeger: ik zou je graag spreken, maar het pennen wordt me te machtig. Hartelijke groeten van je EduP. 2528. Aan H. de Vries: Parijs, 22 mei 1935 Parijs, 22 Mei '35. Beste Hendrik, In groote haast deze brief, daarom zoo kort. Je schrijft dat je 25 April vertrekt en wschl. 12 Mei hier bent; dit moet toch zeker zijn: 23 Mei en 12 Juni? In ieder geval: wij zitten hier zeker tot ver na Augustus. Het kàn zijn dat wij begin Juni voor een week of zoo er even uit gaan, maar als wij weten dat je 12 Juni hier komt, kunnen we wel zorgen dat wij er zijn. Schrijf dus nog even een kaartje om deze datum te bevestigen; al was het als vermoedelijke datum. Heb je een gelofte afgelegd om Ducroo niet te lezen vóór je op reis gaat? Wil je het dan lezen gedurende de reis? Dit lijkt mij slecht in 2 opzichten: 1o. het boek is wel wat zwaar en zwaarlijvig voor de knapzak, 2o. de ‘anecdotas’ zijn toch zeker niet spaansch genoeg (in den goeden zin)? Ik veronderstel dus dat je deze lectuur opschort tot na terugkomst in het Noorden. Wat je over T. Br.-Nietzsche zegt is een lange bespreking waard. Daarover dus als je hier bent. Maar bedenk toch dit: Wijdenes is niet heelemaal Ter Braak, en hij heeft allerminst woordelijk gezegd wat ik Wijdenes allemaal in den mond leg. Toch geloof ik wel dat hij over N. inderdaad vrijwel denkt wat ik W. laat zeggen, zoodat op het genuanceerde na.... Enfin, later meer. Hartelijke groeten, ook van Bep, je EdP. 2529. Aan uitgeverij Em. Querido (A. van Nahuys): Parijs, vermoedelijk 23 mei 1935 Zeer geachte Mevrouw Van Nahuys, Zou u zoo goed willen zijn om omgaand een ingenaaid ex. van {==334==} {>>pagina-aanduiding<<} Het land v.H. te sturen - voor mijn rekening - aan Ter Braak? (Pomonaplein 22, Den Haag). Er is haast bij. Met veel dank en vriendelijk groeten, uw dw. EduPerron Parijs, Donderdag. 2530 (791). Aan M. ter Braak: Parijs, 24 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2531. Aan J. Greshoff: Parijs, 24 mei 1935 Beste Jan, Wil je J.v.N. opbellen en hem vragen of Querido hem een ex. Ducroo gezonden heeft? Ik gaf hem op, als redacteur van Gr. Ned., maar Q. houdt daar zoo zijn eigen opinietjes over op na en kan best vinden dat jij genoeg bent daarvoor. Ik heb hier nog één ex. beschikbaar (ingenaaid) en koop er liefst geen bij. Als J.v.N. dus geen ex. kreeg, is hij natuurlijk de gegadigde. Anders Truida of... de typiste van J.v.N., die zoo graag een ex. wilde hebben. Truida krijgt er misschien toch wel een ‘middels’ Varangot. Wil je dit laatste ook even vragen. Q. is zeer geschikt maar niet royaal met pers-en gratis-exemplaren. Schrijf je gauw? - Las je Eleuthère 1. al? Hartelijk gegroet door je E. Parijs, Vrijdag. 2532. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Parijs, 25 mei 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Carel, Wil je me even melden of Debrot zijn ex. Ducroo nog gekregen heeft? Of werd het nog steeds niet gebracht? Als D. al weg was toen het kwam en het ex. nog bij jou is, vraag ik je misschien het voor- {==335==} {>>pagina-aanduiding<<} loopig naar iemand anders te zenden, want ik kom exx. te kort en D. krijgt er dan wel een als hij weer terug is. Hart. gr. v. je E. 2533 (793). Aan M. ter Braak: Parijs, 28 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2534. Aan J. Greshoff: Parijs, 28 mei 1935 Parijs, Dinsdag. Beste Jan, Dialogue d'Eleuthère is zeker nog te krijgen. Bestel het maar; Massardo 1. zal wel weten wie het nu heeft. Of wil ik het hier voor je koopen? Ja, wacht daar maar op. Wie zal ik uitnoodigen voor het congres? 2. Antwoord omgaand, want de kaarten heb ik overmorgen. Ik dacht: Arthur; Henriette R.H.; Boutens. Jany (al komt hij zeker niet); Menno; Jij; nog iemand? Huizinga misschien? En voor Vlaanderen? Stijn Streuvels? Moet ik Roelants of Walschap vragen? Geef me eens raad, en ook adressen. Waar bv. kan ik Streuvels bereiken? Het gaat erom representatieve auteurs te nemen, liefst met ‘namen’. Maar ze moeten ook ‘antipathiseeren’ met het fascisme! Walschap doet dat, meen ik; maar die andere roomsche Vlamingen? Bel Maurice er eens over op. Kosten zijn geheel voor de heeren uitgenoodigden! Reis, verblijf, eten; alles. Van Holland zullen van de 7 of 8 genoodigden wschl. alleen Menno en jij komen. Of wat denk je? Arthur kan, als hij niet komen wil, ook een briefje schrijven; Henriette R.H. ook. Ken je het adres van H.R.H., en van Boutens? En van Huizinga? Hoe gauwer ik de adressen heb, hoe beter. * * * {==336==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik kreeg een kort, maar alleraardigst schrijven van Van der Meulen over Ducroo. Dit is de ideaal-lezer ervoor! Wanneer schrijf jij je stuk erover, en waar verschijnt het? Het stuk van Menno kreeg ik nòg steeds niet. Vestdijk schreef dat zijn artikel af is, maar dat hij het aan Gr. Ned. heeft aangeboden, en dat het er misschien vóór October in komt. Niet bepaald strategisch. Henny schrijft erover in de N.R.C.; ook hij is er nu over uit en schreef alleraardigst (ook uit naam van Rien). Ik vind het vooral prettig dat jij, V.d.M., Rien, Atie, het boek boeiend vinden. Stuur me vooral dadelijk je stuk erover, want ik ben erg verlangend het te lezen, zooals je begrijpt. 3. Gans kreeg een ex. van Menno. Ik stuurde mijn ex. nu aan de typjuffrouw van J.v.N., in de hoop dat Varangot een present-ex. krijgt, wat wel lukken zal als zijn stuk over mij nog geplaatst wordt. 4. (Q. is erg zuinig met recensie-exx., zoodat ik voor Hein P. o.a. een ex. moest koopen.) Vergeef dit geaffaireerd briefje, maar ik heb van alles te doen, vertaal nu weer hevig Fermina en heb een pijnlijke en dikke tong met een ‘aphte’ erop (hoe heet zoo'n kreng in het hollandsch?) wat mij bepaald uit mijn doen brengt.... Hartelijke groeten en het beste met je werk! Je E. Kan J.v.N. Ducroo nog lezen? Of leest Griet - of Sofie - het hem voor? Ik vind dit een akelig idee, en het bederft me het plezier van hem dat boek te hebben gezonden. * Misschien laat hij ook daarom niets van zich hooren. Heb je Le Temps du Mépris gekregen? De pers erover ‘zet daverend in’: het is o.a. hemelhoog geprezen door Maxence, van rechts - wat toch prettiger aandoet dan stomme bewonderingen te lezen van links, alleen vanwege het partijgenootschap! Ik zag vandaag ook nog de ital. tentoonstelling in het Petit Palais, 5. {==337==} {>>pagina-aanduiding<<} reden waarom ik ook moe ben. Oude bekenden met vreugde teruggezien, weinig nieuws ontmoet dat schokkend was. De menschen dronken thee in een open galerij langs een tuin, waarin het gudste van de regen. 2535. Aan J.E. van der Meulen: Parijs, 28 mei 1935 Parijs, Dinsdag 28 Mei '35 Waarde Van der Meulen, Je briefje is zeker een van de aardigste die ik over Ducroo ontvangen zal. Het is zeker overbodig je te zeggen dat men voor een boek als dit precies dit soort reacties wenscht; in dit speciale geval wordt de belangstelling dubbel zooveel waard door de ‘communie in Brulard’, om het met een minimum van woorden te zeggen. De heer Ritter, in het U.D. 1., heeft nu al vastgesteld dat het boek, ondanks -----, en in aanmerking genomen ----, en nogmaals overwegende -----, toch geen roman is, omdat daartoe behoort -----, en hier gemist wordt -----. Het maakt op mij de indruk die het hebben kan op iemand, die het desgewenscht ondernemen zal om kookboeken als ‘roman’ uit te geven, gezien de alleenzaligmakende klank van dit artikel voor uitgevers en publiek. Ik ben blij dat ik deze ontboezeming achter mij heb; en dat het resultaat af en toe gelezen zal worden zooals jij het deed. Ik heb mij nog steeds voorgenomen je in Utrecht op te zoeken, als ik weer in Holland kom; de vraag is maar wanneer. Anders zeker toch nog eens hier? Met hartelijke groeten, ook van Bep en aan je vrouw, steeds je EduPerron 2536. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 28 mei 1935 Parijs, Dinsdagavond. Beste Freddy, Ik kan je schrijftempo alweer niet bijhouden. Dus kort antwoord. Dank Wim v.R. voor zijn brief, en zeg hem dat ik later nog eens {==338==} {>>pagina-aanduiding<<} schrijven zal. In elk geval is deze lezing - hoe ‘gewaagd’ ook - waarschijnlijk; oneindig meer dan die van ‘Betty’. Maar tenslotte is àlles best (dood is dood!) Misschien heb je gelijk wat dat ‘toeval’ betreft; althans voor zoover het de vrienden betreft, heb ik inderdaad geen klagen. Maar... er zijn natuurlijk ook honderden menschen die Heverlé en Wijdenes ontmoet hebben, zonder dat het tot vriendschap kwam; en bovendien was bij Wijdenes het toeval al niet zóó toevallig meer. Kortom, ik mag hier zeker niet klagen; maar jij beschikt niet over alle gegevens... - Nu voor Rudie, al zijn deze namen van geen belang: Junius = Jordaan; Odinga's = Tissings inderdaad; Rudie van Geen = Ferdy de Grave (op dit oogenblik in Holland). Ik denk er niet over mijn foto in zoo groote overvloed over Holland uit te storten! Dus, met of zonder rijkdom, met of zonder kroepoek, enz., er wordt niet nabesteld, niet gehandteekend over revers, enz.; en de 2 afdrukjes die Rudie en jij bezitten blijven in hun - overigens zeer relatieve - waarde gehandhaafd. - Ik woon overigens niet met die fotograaf op één atelier, maar op de 4e verdieping van een huis, waar ook, op de eerste, een fotograaf woont. Dàt is het ‘raadsel’, eenvoudig genoeg. De 2 beloofde kiekjes kan ik intusschen niet vinden. Ze zijn bij het verhuizen wschl. zoo goed opgeborgen dat ik er niet achter kan komen waar ze zijn. Maar ik vind ze natuurlijk nog wel. Die ‘eerste uitgave’ van de prospecti werd door een vergissing van Q. gemaakt en is belachelijk. Ik spreek daarin over mijzelf als ‘du Perron’, en er staan fouten in *; de kwestie is dat hij een tekst noodig had en dat ik die in Bretagne inderhaast voor hem gemaakt had, met het verzoek mij nog een proef ervan te zenden. Inplaats daarvan liet hij - zònder mij dus een proef te zenden - de boel afdrukken, waarna ik mocht constateeren dat hij mij sprekend had opgevoerd! Als hij mij dat gezegd had, zou ik een héél andere tekst geleverd hebben; nu heb ik erop gestaan deze tekst te corrigeeren, maar de afspraak was dat hier niets van gebruikt zou worden. Doe mij dus het plezier die 25 exx. niet te gebruiken en Q om 25 goede prospecti te vragen; zoo kort mogelijk en zeggend dat ik mij ertegen verzet heb. (Je mag er ook bij zetten dat mij immers gezegd was dat hiervan niets verspreid zou worden, maar maak er geen lange brief van!) {==339==} {>>pagina-aanduiding<<} Later meer. Ik kom zoo van de ital. tentoonstelling en moet nog andere brieven schrijven. Met hartelijke groeten, ook aan Rudie, je EduP. 2537 (794). Aan M. ter Braak: Parijs, 29 mei 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2538. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 29 mei 1935 Parijs, Woensdag. Beste Jan, Heb je Menno's kritiek over Ducroo gelezen? Wat vind je ervan? Is dat boek van Poulaille dat je in hetzelfde nr. bespreekt 2. werkelijk zoo goed? In dat geval wil ik het lezen. Is het bv. ‘rijker’, beter, dan Guilloux' Maison du Peuple? Schrijf dit ook even. Ik stuur je eerstdaags Eleuthère. Wil je mij die 6 frs. Germinal 3. leenen? Hart. groeten, je E Wat is het adres van Enny Binnendijk? 2539. Prentbriefkaart 1. aan H. Marsman: Parijs, 29 mei 1935 Parijs, Woensdag. B.H., Menno's stuk over Ducroo (in Het Vad. van Zondag) moet je ernstig lezen: het is een ‘intiem’ stuk geworden in een taal voor buitenstaanders. Schrijf eens wat je ervan denkt. Voor mij is het, vooral bij 2e lezing, heel aardig, maar zoo eenzijdig belicht als zijn stuk over De Sm. M. ‘omvattend’ was. Hier verder alles best. Verlustig je aan ommestaand prentje, in het teeken van de romantiek! Hartelijk je E. {==340==} {>>pagina-aanduiding<<} 2540. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 1 juni 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Hein, Je zou me een plezier doen als je me schrijven wilde welke stukken je na lezing de beste, en welke de beroerdste vindt. Graag dan ook nog verslag van die lezing v. Ritter! 2. als je me overigens opgeeft wanneer precies kan ik probeeren er hier ook naar te luisteren (al weet ik niet waar, maar dat moet te vinden zijn!) Menno's stuk was heel aardig, maar toch wel erg exclusief naar ‘Jane’ georienteerd - en zeker voor buitenstaanders! Als ik ‘Jane’ brieven had geschreven, had ik wèl alles kunnen zeggen, het publiek telt toch ook... Hart. groeten, je E 2541. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 1 juni 1935 Beste Sander, Mijn vacantie in België leek naar niets; Marsman en ik waren ± 5 dagen in Spa waar het afschuwelijk weer was; om niet nog meer geld te vergooien ben ik toen naar Parijs teruggegaan, waar ik nog een griepje uitziekte. Nu, eindelijk! schijnt het weer beter te zullen worden. Bep en ik gaan wschl. Woensdag a.s. voor een weekje ‘uit’; misschien dat déze vacantie lukken zal!. Dinsdag verzend ik dan een pakje Fermina, waar ik wel weer wat van af heb, ondanks alles. Zou je namens mij en waar noodig voor mijn rekening, een ingenaaid ex. willen sturen van Een Voorbereiding, van Bij Gebr. aan Ernst en van Mikrochaos aan Dr. A. Hulshof, Rijksuniversiteit te Utrecht. Dank. Tot nader, en met hartelijke groeten, ook van Bep en aan Greet, je E. Parijs, 1 Juni 1935 {==341==} {>>pagina-aanduiding<<} 2542. Aan S. Vestdijk: Parijs, 1 juni 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Simon, Dank voor je boek. 1. Ik heb het nu uit - zeer geboeid, op een paar passages na, waar het begon te trekken, alles gelezen (en herlezen). Ik kan je wel vrij precies zeggen wat ik vind. * In de eerste plaats: dat ik het radicaal oneens ben met Marsman, die je vooral een verteller (novellist?) vindt, en die je verhalen stelt boven Ina D. Voor mij zijn Ina en Else absoluut superieur; ik zou geneigd zijn te zeggen: behalve in de techniek misschien, omdat je verhalen zoo verdomd ‘knap’ zijn en zulke goedgeschreven ‘juweeltjes’ vertoonen, maar ook dit is onzin, omdat Ina en Else (Visser ken ik niet) minstens even ‘knap’ en ‘juweel’-rijk zijn. Wat nu de ‘inzet’, of de ‘inhoud’ betreft, die is in je romans absoluut van meer belang. Ik vind in deze bundel Het Veer misschien het allerbeste; dan Ars Moriendi en Het Steenen Gezicht; dan Barioni en Peter; dan: Drie van Tilly en Parc-aux-Cerfs. En 1, 2, 3, 4, 5 vind ik beter dan dit alles; ik ben dus erg blij dat de bundel van M. en mij dàt verhaal krijgt! Afgescheiden daarvan blijf ik het kolder vinden dat dat verhaal hier ontbreekt. Het is minstens zooveel ‘de dood betrapt’ als Parc-aux-Cerfs, en als de bundel 250 blzn. was geworden inpl. v. 226, was er toch zeker niets gebeurd! Laat je nooit meer door een uitgever op deze manier bedoen, geloof me. Dat ik die 3 kortere verhalen beter vind dan die 2 lange is heel gemakkelijk te verantwoorden. 1o is de ‘inzet’ ook hier voor mij het kriterium voor de ‘kwaliteit’, 2o. zijn ze precies goed wat de ‘adem’ betreft. De 2 andere zijn absoluut te lang, en vervallen allebei in een - zij het superieur - storytellersrhythme; ontplooien voor het ontplooien, overbodige commentaar en herhalingen daarin (ook in Barioni, als je zijn gemoedstoestand toelicht). Ik vind B. en P. allerminst je beste verhaal, omdat het voor mij, hoe geslaagd ook, toch een bijsmaak heeft van het goedkoopere. Je kunt, als je wilt, binnen 6 jaar 4 of 5 bundels vullen met zulk soort verhalen, en de algemeen-geroemde novellenschrijver zijn van Holland: ‘S. Vestdijk's ongeëvenaarde stijl en opzet...’ Er staat veel aardigs in het verhaal, maar {==342==} {>>pagina-aanduiding<<} inpl. van 67 blzn. had het er 50 maximum moeten hebben; hier en daar is het, ondanks de ‘zwarte’ kleur, ‘gezellig’. De episode van de tijgerjacht met de ‘blonde kolonelsvrouw’ is van een afschuwelijk soort traditioneele novellen-romantiek-en-satanisme (de ‘tropen’ à la Stefan Zweig in Amok): kwak die heele passage, die Barioni als indisch kapitein niet reëel maakt maar operette-achtig en onwaarschijnlijk, er in een herdruk totaal uit, laat de zwager komen na één alinea meditatie over jacht en tijgers. Nog een paar details: een Indo tegenover hollandsche boeren zal waarschijnlijk géén maleisch spreken, juist om zijn minderwaardigheidsbesef. Dan zeg je een paar keer ‘kraton’ (wschl. denkend aan Lombok) waar ‘benteng’ (fort) veel beter zou zijn: ‘Benteng-bestorming’, zoowel bij die luitenants - ook diè scène vind ik beroerd - als tegenover Peter, aan het slot. Blz. 139 staat 2× ‘koetji's’ (voor katten), moet zijn: ‘koetjings’. Blz. 178. is ‘silit kepiting’ voor mijn gevoel te veel, maar het kàn; maar ‘pigi, ja?’ is verkeerd; maak daarvan: ‘Pigi, ajo!’ En ‘skrrobki’ (zonder e). Parc-aux-Cerfs vind ik niet, als B. en P. lang maar gaaf, maar absoluut gespleten; verder ook 20 blzn. te lang. Het is hier een anecdote van niets - het grapje van die cantharide - dat opgevuld wordt, en ofschoon je hier qua ‘literatuur’ soms voortreffelijke dingen hebt, voel je toch telkens dat het vlechtwerk is boven kuilen. Het heele begin is 3× te lang; ik wou ook dat je die banaal geworden d'Eon (held voor alle ‘curieuze levens’ als bladvulling in Eigen Haard, met Caspar Hauser!) eruit gelaten had, of als ‘symbool’ maar heel even genoemd. De gesprekken, zoowel met Digby als met Lebel, zijn erg traditioneel; vooral hier laat het geheel denken aan Duitsche novellen over fransche hoven, ook al een verfoeilijk soort. Wat er goed in is, is wat je prijsgeeft als ‘neigingen’: liefde voor viezigheid en perverse dingen; de koning in bed is goed, en met Louise samen uitstekend; kortom alles wat ‘smeerlapperij onder poeder’ is vind ik niet alleen geslaagd, maar suggestief. Als je dit verhaal wat scherper en korter verteld had, liefst met een denkbeeldige koning erin - niet Louis XV, en die verdomde truc om hem overal de ‘Bien-Aimé’ te noemen, en niet met al die historische saus eroverheen - dan was het misschien werkelijk goed geworden. Drie van Tilly is een voorbeeld van wat dit soort worden kan, als het niet uitdijt. Ik vind dit veel beter, terwijl het toch ook om een anecdote van niets gaat. Wat hier de perversiteit van syphilis en poeder vervangt is het martelen van den boer en de moordscènes aan het slot; dat is dus de ‘inhoud’ volgens mijn opvatting; maar de uit- {==343==} {>>pagina-aanduiding<<} werking is veel beter, want strakker. Ook de beschrijvingen van het doodgaan (vooral van den jonker) zijn heel goed. En toch zou ik dit verhaal op de 2e rij zetten, ook om het anecdotische. Een gek verschijnsel, dit: ik ben dol op anecdoten die een beteekenis hebben; ik blijk geringschattend te denken over één opgetuigde, of beladen, anecdote! Deze heele bundel is voor mij nogal onthullend, omdat hij precies aangeeft wat je goede kanten zijn (soms op de briljantste manier)en wat je ‘gevaren’. Parc-aux-Cerfs, met al het reëele schrijverstalent, smaakt een beetje naar Hanns Heinz Ewers (of een andere Mof) en een beetje naar Henri de Régnier. Beware! - Tot dusver ging het er misschien toch nog een beetje om, om jezelf en anderen te bewijzen dat je goede verhalen kon schrijven. Dat kàn je - hééle fraaie, zelfs! - en wat het gekste is: dat kon je meteen! (Ik heb Ars Moriendi vergeleken met de lezing in Forum, en tot mijn verbazing gezien dat je er maar één woord in hebt veranderd: ‘duidelijk’ toegevoegd in de eerste regels: dit verhaal nu, ook nà al de andere gelezen, is absoluut op peil) (Ook stylistisch, daar gaat het hier trouwens om.) Wat je voortaan te bewijzen hebt, is dus: wat je ‘te zeggen’ hebt, ook in je korte verhalen. In Parc-aux-Cerfs staat veelmaals ‘châlet’. Dit woord moet zonder hoedje op de a - ofschoon alle Hollanders het mèt schrijven! Ik kan toch niet zeggen dat deze bundel als geheel niet genoeg ‘wereld’ van Vestdijk bevat. Maar ik voel die wereld telkens achter-uitgeduwd door tweederangs-kunstenaarschap. Dit is, geloof ik, wel precies wat ik bedoel. In Ina en Else is het kunstenaarschap even sterk aanwezig, en toch compleet (of vrijwel) dienstbaar gemaakt aan den ‘inzet’. Als je het niet met mij eens bent, schrijf me dat dan, want het kan natuurlijk best dat ik sommige gegevens over het hoofd zie, of me om andere redenen vergis. Ik vind je talent ook hier bewonderenswaardig; maar nu ik juist 6 verhalen bij elkaar zie, krijg ik een ‘onthulling’ die bij je romans uitbleef - maar vooral bij de 2 langere verhalen, dus ook ‘technisch’. Hartelijke groeten van je E. Curiosum: op blz. 18, regel 15 t/m 21, heb je de woorden zoo gezet, dat ze proza van Roland Holst hadden kunnen zijn. Het Veer is prachtig als ‘satanische Breughel’! {==344==} {>>pagina-aanduiding<<} 2543. Prentbriefkaart 1. aan F.E.A. Batten: Parijs, 3 juni 1935 Beste Freddy, Nee, geen uitgeverstruc, maar een vergissing (door haast misschien). 2. Toch is het goed dat je om nieuwe prosp. gevraagd hebt. Nu het voornaamste: den brief van Rudie heb ik niet ontvangen, wat mij spijt. Heeft hij duidelijk 88 gezet? ze lezen hier gemakkelijk 55, of 33, of god weet wat. Misschien komt het nog terecht, als dit de reden is. Ik ga spoedig een week uit Parijs. Hart. groeten, EduP. 2544 (796). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2545 (797). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2546. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 3 juni 1935 Parijs, 3 Juni. Beste Jan, Het congres heeft 21 Juni plaats, zoodat je uiterlijk 20 Juni hier moet zijn. Tenminste, als jij niet elders gelezen hebt dat het 23 is, want ik weet daar niets van... (hoe kom je daar eig. aan?) Wat gebeurt er met het stuk van Vestdijk als jij in Gr. Ned. schrijft? 2. komt dat dan in Forum? Eerlijk gezegd, lijkt mij dat beter. Ik ben bezig met in je boek te krabbelen, en heb één deel al klaar. 3. Ritter gaat over Ducroo spreken voor de radio, meldt me Hein; moet je dat niet hooren? Dank voor Germinal; verder geen nieuws hier. Hart. je E. {==345==} {>>pagina-aanduiding<<} 2547. Aan F. Hellens: Parijs, 3 juni 1935 Paris, ce 3 juin '35. Mon cher ami, Merci de m'avoir envoyé l'enfant sauvage, sous le nom de Frédéric. 1. J'ai reconnu quelques anciennes connaissances, mais le temps me manque pour tout relire; je suis ‘claqué’, pour avoir pondu un gros volume, et me vois néanmoins obligé de faire une traduction, qui ne m'intéresse que médiocrement. Si le temps reste bon, nous partirons dans les environs de Paris pour prendre une semaine de repos. J'aurais aimé faire un papier sur Frédéric (histoire de parler des 3 volumes ensemble); 2. malheureusement, je suis brouille avec le directeur artistique du Nieuwe Rotterd. Courant. 3. Et Bep n'a plus le droit que de parler de livres anglais. Nous espérons bien te revoir ici, un jour. Bien à toi, et avec nos amitiés pour nous deux, EduPerron 2548 (798). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 4 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2549. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 4 juni 1935 Parijs, 4 Juni. B.S. - Gelijk hiermee zend ik je weer een pakje F.M. Je hebt nu de copie tot/ met blz. 141 van het boek (op mijn blaadjes ben ik de nummering telkens overbegonnen). Wil je me even schrijven of je alles ontvangen hebt? Hart. groeten van je E. {==346==} {>>pagina-aanduiding<<} 2550. Aan J. Greshoff: Parijs, 5 juni 1935 Beste Jan, Even in haast: we gaan voor ± 6 dagen naar Bougival, 1. om er te ‘rusten’, eindelijk! Onze bus gaat om 11 u. 20. Henny vraagt of je hem De Overjas * 2. kunt sturen en proza van Gilliams - voor onzen bundel. Of iets van Brulez? Scheherazade, als je dat hebt. Kan je dat doen? De uitnoodiging heb je wschl. al. Het begint 21, dat staat vast. Je kunt bij ons logeeren. Je kan me poste restante Bougival bereiken of wachten tot we hier terug zijn. De 12e zijn we hier zeker, want dan komt H. de Vries uit Spanje, één dag. In haast. Hartelijk je E. Parijs, Woensdagmorgen. 2551. Aan H. Marsman: Parijs, 5 juni 1935 Parijs, Woensdagmorgen. Beste Henny, Dit in vliegende haast, want wij moeten om 11.20 de bus pakken naar Bougival, waar wij eindelijk de week ‘rust’ zullen nemen. Je kunt er mij poste restante schrijven. Ik zal probeeren daar die 2 prospectussen te maken, maar verwonder je niet als het niet lukt. Ik doe zooiets in hotelkamers en zoo nogal slecht. Wat denk je van De Korte Baan als titel voor de bundel? Beter kan ik niet vinden, vrees ik. Dat boek van Nietzsche berust op een vergissing. De vervalsching is al veel ouder, zegt Noth, en sluit alleen aan bij artikelen die nu verschijnen. 1. {==347==} {>>pagina-aanduiding<<} De politieke overtuiging van Nietzsche moet je uit zijn levensbeschrijvingen zien op te maken, iets precies' erover staat niet in Andler. 2. Een ‘portret’ van je maken doe ik wschl. nog wel, maar niet zooals je nu zegt - ik ben vooreerst trouwens niet in staat tot dit soort werk. 3. Maar wschl. later, in De Onzekeren?... 4. ‘Se manifestent cruelles’ = die zich wreed openbaren. (Au fond hetzelfde als ‘cruellement’ - wat meer geaffecteerd en ‘mooi’ gezegd.) Als je Zaterdag die teksten niet hebt, is het niet gelukt. Kijk ze in ieder geval erg na. Voor de inleiding stel ik voor dat jij mij je klad stuurt en dat ik dat bewerk, en dat jij dan mijn stuk weer herleest. Goed? Nu, ik ga. Hartelijk je E. 2552. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Saint-Germain-en-Laye, 5 juni 1935 Woensdagmidd. B.J. We zijn niet in Bougival gebleven, waar geen behoorlijke hotels waren, maar zitten in het Hôtel du Parc, alhier. 2. Hart. groeten van je E. We zitten hiet tot de 11e. 2553 (799). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: St. Germain-en-Laye, 6 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==348==} {>>pagina-aanduiding<<} 2554. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Saint-Germain-en-Laye, 7 juni 1935 St. Germain, Vrijdag. Beste Hein, Dank voor je trouw en compleet rapport. 2. De bespr. lijkt mij van het genre ‘juist en van geen belang’. Laat de opgroeiende jeugd zich ook maar niet aan mij sterken, er zijn zedelijke smeerpijpen genoeg goddank. Bep en ik zitten hier voor een paar dagen; ik voel me nog altijd verre van frisch. En tegen 20 Juni is in Parijs dat groote Congres, waar Menno je wel van zal hebben verteld. Ik wou dat ik met je naar een rijsttafel in Den Haag kon gaan. Veel hartelijks, ook van Bep en aan Nen, steeds je E. 2555 (800). Aan M. ter Braak: Parijs, 10 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2556. Aan J. Gans: Parijs, 10 juni 1935 Parijs, Maandag. Beste Gans, Ik schrijf je weer kort. Weliswaar ben ik er nu met Bep een weekje uit geweest - naar St. Germain-en-Laye - maar ik voel me nog altijd verre van goed, en Fermina geeft me nu weer het gevoel dat ik nooit uit de inkt kom! Over Ducroo schrijf ik maar niet. Dit boek is bovendien DE gelegenheid voor de kritiek tot persoonlijke wraakneming, en Ter Braak zond mij een stuk van Van Duinkerken, in De Tijd, dat héél fraai was in deze lijn. 1. Ik heb het vooruit geweten, en ik zou ook niet anders willen (d.w.z. dat een lof van V.D. mij bepaald uit mijn doen zou brengen), maar ik heb toch ook het gevoel: ‘Voor welke runderen schrijf je, in dat land?’ Nu nog Donker + eenige anderen; en de stukken van mijn vrienden - die in hun brieven enthousiast zijn en het er ongeveer allen over eens zijn dat dit het ‘rijkste’ boek is van heel onze generatie - doen erg bleek in de krant. 2. {==349==} {>>pagina-aanduiding<<} Wat je kritieken over boeken van de N.R.F. betreft, doe het volgende. Vraag Kramers álle nrs. van D.G.W. waarin ze voorkomen - die kan hij je toch wel gratis bezorgen - en stuur mij die. Ik ga er dan mee naar de N.R.F. en zal probeeren je als vast recensent te laten inschrijven. Je krijgt dan misschien alles gestuurd, maar zeker krijg je dan de boeken die je aanvraagt. Die briefjes (die heel kort kunnen zijn) * richt je dan tot Louis Chevasson. Maar stuur mij eerst die nummers; geen uitknipsels, maar alles. Fermina loopt nu naar haar eind, en het is beter dat ik alles maar zelf doe; maar daarom toch bedankt voor je aanbod. Wat dat geld betreft, denk daar maar niet aan. Je stuk over Guéhenno sluit ik hier weer bij in. Of wil je dat ik het hèm geef? Stuur het mij dan terug. Poulaille is bij stukken na niet zoo goed als Gr. het in de krant gezegd heeft. (Dit volgens Gr. zelf!) Maar als je het lezen wilt, het is bij Grasset verschenen, meen ik. Hartelijke groeten van je EdP. Ik las het eerste deel van Klim Samguine - hèt epos van Gorki - en bevond het stompzinnig vervelend. 3. Wat zijn al die russische auteurs als ‘revolutionaire’ kost toch onverteerbaar naast het werk van Guzman! De nieuwe Ehrenburg zal ik toch ook weer probeeren, ik idioot. 2557. Aan J. Greshoff: Parijs, 10 juni 1935 Parijs, Maandag. Beste Jan, Dank voor je briefje. Heb je Henny die boeken nog gezonden? Dit is van belang. En heb je Scheherazade van Brulez voor hem? Dat van Angèle Manteau is een mooi bericht; maar als je haar ziet, zeg haar dan dat ze ongelijk heeft met zoo de pest aan mij te hebben, {==350==} {>>pagina-aanduiding<<} omdat ik haar weleens geplaagd heb maar nooit met de bedoeling haar te pesten. (Overigens leg ik mij er natuurlijk direct bij neer dat ik niet in aanmerking kom voor vergelijking met de persoonlijkheden die haar sterkere sympathie vermogen aan te trekken.) Ingesloten een brief van Arthur - erg grappig, en vooral als je bedenkt dat hij nooit over een boek loskomt! Ik zal hem spoedig hartelijk schrijven; stuur me den brief omgaand terug. Ik doe erbij: een stuk van bolle Ton; precies wat je verwachten kon; ik had dit stuk voor hem kunnen schrijven! Het is De Nwe Gemeenschap met een vernisje van fatsoen. De kritiek over mij wil zeggen: voor 90% persoonlijke wraakneming - waarvan je dan, als je optimistisch bent, 15% ras-domheid mag aftrekken. En daartegenover steken stukjes als die van Menno - strategisch dus - wel erg bleek af. Ik verdien misschien noch een ‘excès d'honneur’ noch zooveel ‘indignité’ 1.; maar ik ben er nu toch al vrijwel zeker van dat het laatste mij heel wat royaler zal worden toegemeten dan het eerste. En de idioten die wij zijn maken zich toch dan nog flink druk - op gezette tijden - over de nederl. literatuur! Om het dan maar meteen weer eens te doen: kom alsjeblieft de 20e, want anders sta ik hier per slot alleen met Tielrooy. 2. Ik stuurde uitnoodigingen aan: Henriette Roland Holst, Huizinga, Arthur, Helman, jou, Menno, Coenen voor Holland, en Aragon, Lalou of een ander heeft daar Tielrooy bij gezet, die de eenige zal blijken te zijn die zeker komt! Voor Vlaanderen vroeg ik: Stijn Streu veis, Vermeijlen, Walschap. Ik heb nu nog 2 uitnoodigingen. Zie jij nog iemand? Ik probeerde Klim Samguine te lezen, HET groote ‘epos’, de Jean-Christophe en het z.g. levenswerk van Gorky. Er is nog maar één deel van uit (Klim l'Enfant), maar dat is dan ook stompzinnig vervelend voor een heele bibliotheek tegelijk. Bah! - Wat zijn we toch goeiïg om al deze onleesbaarheden, die door de politiek weer naar voren gestouwd worden, te probeeren te genieten. De komende roman van Ehrenburg zal ik ook weer inkijken, al kan ik vooruit nagaan dat het heele zwikje revolutionaire literatuur van dezen heer geen 25 blzn. waard is van Guzman. Ik denk dat het groote Congres heelemaal niet mee zal vallen als {==351==} {>>pagina-aanduiding<<} resultaat, maar zéér de moeite waard zal zijn om te beleven. Maar kom, hoe dan ook, voor Menno en mij. Hartelijk gegroet, met Aty en van Bep - steeds je E. Ook het stuk van bolle Ton graag terug. Ik wil alles verzamelen wat door Ducroo loskomt. 2558. Aan H. Marsman: Parijs, 10 juni 1935 Parijs, 2e Pinksterdag. Beste Henny, We zijn een dag eerder teruggekomen, omdat Bep zich ongerust maakte over het Alijntje dat in de kliniek niet wou ‘aankomen’. Ik zal nu probeeren vanavond of morgenochtend dat prospectus te maken, ook met behulp van jouw papieren. Je stuk is veel te breed opgezet *; ik ben ervoor om het veel korter en strakker te maken - ‘strakker’ ook van toon - omdat met Den Doolaard en Last het ‘dubieuse peil’ toch wèl bereikt is; wij moeten ons daar dus excuseeren vanwege de overzichtelijkheid, het representatieve of zooiets. Ik zal probeeren mijn stuk zoo te maken dat het èn vulgariseerend genoeg èn goed genoeg is om ook als inleiding te dienen. Maar hoe staat het nu met wat wij hebben? Heeft Jany geantwoord? Krijgen we dat verhaal van Stort? Wat neem je nu precies van Helman? (krijg je dat?) Van de Pillecijn wil ik De Schaduw wel hebben (in de 2 laatste Forums), maar niet tot het eind, want de laatste helft zakt erg en wordt één geteem over steeds hetzelfde zonder dat er werkelijk iets gebeurt. Ik stel dus voor om de P. te vragen dit verhaal af te staan; maar het af te breken op blz. 539 van het laatste Forum-nr. bovenaan, na de zin: ‘Deze maand word ik een jaar ouder’. Als de P. dat wil, drukken we het zoo, met een regel streepjes of puntjes daaronder. ** Lees het zelf en zeg wat jij vindt. Het eerste stuk vind ik lang niet slecht, vooral qua ‘sfeer’. 1. {==352==} {>>pagina-aanduiding<<} Zond Jan je die boeken nog? Gilliams, Overjas, enz. Ik kreeg van Van Leeuwen Volk (dat hier lag); ik ga het nu heelemaal herlezen om te zien of dat eene verhaal werkelijk nog het beste is. * Als alles tegenvalt, nemen we Genezing door Aspirine. 2. Eerlijk gezegd interesseert dit alles mij meer om ‘sportieve’ redenen, en omdat we het nu eenmaal begonnen zijn, dan om het belang voor de nederl. literatuur, die mij werkelijk minder dan ooit kan schelen. Voor welke runderen publiceeren wij? Je moet bolle Ton over Ducroo toch eens lezen, in De Tijd, en mij dan zeggen of je werkelijk gelooft aan een volkomen eerlijkheid bij dit individu? De ‘kritiek’ tegenover mij, voor zoover die niet uit authentieke domheid voortkomt, is voor 75% persoonlijke wraakneming, - waarnaar ik het dan ook wel gemaakt heb, zal je zeggen, maar wat toch een klap in het gezicht is voor de menschen die zich zoo laten voorstaan op ‘objectieve kritiek’. Bolle Ton is precies ‘de Nieuwe Gemeenschap’ met een vernisje van fatsoen; literair fatsoen, wel te verstaan. Ik laat het hierbij. Hartelijke groeten voor jullie beiden, en ik hoop je morgen dat prospectus te sturen. Als je het goed vindt als prospectus, maar niet als inleiding, neem er dan een copie van en werk jij die tot inleiding op. Je E. Vind je De Korte Baan geen goede titel? Aldus, dacht ik: DE KORTE BAAN - ||12 (of 15, of 20) Nederlandsche Verhalen||bijeengebracht (niet samengesteld, dit woord!) door||H.M. en E. du P. 2559. Aan R.A.J. van Lier: Parijs, 10 juni 1935 Parijs, Maandag. Beste Rudie, Dank voor je lange brief. Er staat veel juists in, lijkt me; maar vóór alles houd ik van de verhouding lezer-van-dit-boek tot dit boek, die je zelf aangeeft. Ik krijg de meest uiteenloopende kritieken, en er hebben zelfs al een paar mooie aanvallen in de krant gestaan. Lees eens een stukje, genaamd Eerloze Eerlijkheid in het laatste nr. van De Nwe {==353==} {>>pagina-aanduiding<<} Gemeenschap (dat was nog van vóór het boek uitkwam *) en nu een stuk van Van Duinkerken in De Tijd. Ducroo is DE gelegenheid voor de vijand om wraak te nemen; dat kon een kind vooruit berekenen. En al mijn vrienden zijn het er zoowat over eens dat dit boek het ‘rijkste’ boek is van heel onze generatie, maar in hun kritieken komt dat, vrees ik, niet bepaald uit: nu niet, en straks niet. Querido zei tegen Marsman over het artikel van Ter Braak (dat ik zelf heel aardig vind, ofschoon uiterst eenzijdig): ‘er spreekt geen groote waardeering voor het boek uit’. Enfin, als alles gezegd zal zijn, dan is de indruk die de gewone, zelfs intelligente, lezer uit de kritiek krijgt, dat het een mislukt werkje is, met misschien wel wat goeds hier en daar. Het zij zoo. - Ik ben voorloopig totaal op het boek uitgekeken en hoor liever over wat anders. Ik laat het hier dus bij, ook al omdat ik nu wel weer een weekje vacantie genomen heb, maar mij nog even belabberd en slap voel. Ik ga het nu probeeren met zwemmen hier vlak bij huis, in de Piscine Molitor. Doe mijn hartelijke groeten aan Wim van Reyen en aan Freddy, en nogmaals dank voor je lange brief. Ik ga nu weer aan het verdietschen van Fermina, wat mij versterkt in het idée-fixe dat ik, ondanks alle zwembaden en vacanties, toch nooit uit de inkt kom. Hartelijke groeten van je EdP. Wim v.R. schreef me een tijdje geleden, naar aanl. v. het prospectus van de firma Nijhoff (dat natuurlijk voor Jan Lubbes vervaardigd werd), dat ik van ‘het indische landschap’ verdomd weinig afwist. Zeg hem dat ik het daarin geheel met hem eens ben, en dat niet alleen, maar dat ik, ook als ik in Borneo was geweest, die landschappen zeker niet zou kunnen beschrijven. Maar dat ik Indië anders zou kunnen weergeven dan, in een toon van meer of minder echtheid, als het ‘Indië in mij’, is, hoop ik, geen probleem meer voor wie mijn prospectus gelezen heeft. HET boek over Indië is misschien Neerland's Indië Oud en Nieuw, onder leiding van Colijn geschreven. 2. Er {==354==} {>>pagina-aanduiding<<} is onlangs een goedkoopere editie van verschenen, hoewel die toch ook nog aardig duur is. 2560. Aan J. Greshoff: Parijs, vermoedelijk 11 juni 1935 Beste Jan, De mare gaat hier, dat Streuvels zeer katholiek en zelfs fascistisch is. Is dat zoo? Walschap en Vermeylen zwijgen als moffen. Zal ik Lode Zielens nog even uitnoodigen? Kan je me omgaand zijn adres bezorgen? Hartelijk, en in haast, je E. Stuur jij, om tijd te winnen, zelf dit ‘boekje’ aan Zielens, met een woord van uitleg erbij! Dank. 2561. Aan H. Marsman: Parijs, 11 juni 1935 Parijs, Dinsdagmorgen. Beste Henny, Hierbij in haast je ‘inleiding’ terug met een blaadje krabbels van mij. Ik heb geprobeerd dat prospectus te schrijven, maar ik kàn het gewoon niet! Ik voel mij òp, zoowel physiek als geestelijk. Ik wil probeeren met zwemmen en bijna niet lezen er in 14 dagen uit te komen, maar ik kan gewoon niet in behoorlijke zinnen neerzetten wat ik denk. Het denken zelf gaat wel, - ofschoon nog maar net. Beschouw jij mijn papier dus gewoon als een opstel-opgave en maak even, vlug, dat prospectus daarnaar. * Als je het zoo doet wordt het zeker een behoorlijk prospectus. Als je klaar bent, lees het dan over, en schrap liever dan dat je er wat aan toevoegt. Helder en kort, vooral geen toon alsof je de nederl. letterkunde wilde redden. Laat Rien die 3 of 4 blzn. dan overschrijven en mij een copie sturen - het hare misschien voor Q., en het jouwe voor mij. Ik laat die copie dan overtypen, en zie daarna wat ik er nog bijschrijf of in verander misschien; tegen dien tijd hoop ik dan weer fit te zijn. Neem mij deze mislukking niet kwalijk; ook dit schrijf ik je met {==355==} {>>pagina-aanduiding<<} een gevoel of ik meningitis ga krijgen. En toch hebben we nu zoogenaamd ‘gerust’ in St. Germain. Wat heb ik? Hartelijk je E. P.S. Geen namen noemen in het prospectus, dus ook niet spijt betuigen over A.R.H. en Debrot. Zulke dingen kunnen we op het laatste moment nog in de inleiding zetten. Maar misschien beter van niet - en zoo ja, dan met vermelding van de bedoelde verhalen (Afspraak, Negerin.) Volk van Walschap zend ik gelijk hiermee. Voor zoover ik het met mijn suffe kop beoordeelen kan is het toch te provinciaal voor ons, - hoewel goed in dat soort. Ook dat eene verhaal is me tegengevallen; bovendien geeft het absoluut niet meer den Walschap van nu. Dus dan maar Genezing door Aspirine nemen, lijkt me, dat bovendien door Roelants, Gijsen etc. een meesterstuk wordt gevonden. 2562 (802). Aan M. ter Braak: Parijs, 13 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2563. Aan J. Greshoff: Parijs, 13 juni 1935 Parijs, Donderdag. Beste Jan, Ik heb er geen idee van wie die mijnheer van de Mercure is, en ik heb zijn stuk pas gelezen nadat jij er mij op attent maakte. 1. Ik denk, ekik, 't is nen Bels! Stuur je alsjeblieft, zoo gauw mogelijk, Gilliams en De Overjas en Brulez, en wat je nog meer bedenken kan, naar Henny? Het gaat er nu om, vlug en hard te werken. Querido jacht ons alweer en we hebben in haast een kulprospectusje gepresteerd! Zamiatine is een ietwat opstandige communist, die niet gezien is daarginds, in Moskou. Hij schreef o.a. een satyre tegen het ‘nieuwe leven’ daar: Nous autres (N.R.F.), 2. maar ze vergeven hem veel omdat hij vroeger het noodige voor de revolutie heeft gedaan. Hij is héél {==356==} {>>pagina-aanduiding<<} geschikt: een rustige, aardige kerel, tegen de 50, maar ‘goed geconserveerd’; er valt alleszins met hem te praten, hoewel langzaam. Tot later. Dit gaat in haast. Je E. Je komt dus zeker voor het Congres? Sjeu is nu hier; komt Zaterdag bij ons eten. Hendrik de Vries was gisteren, even aardig als altijd. Hij praat ook zoo aardig, als hij loskomt, en hij is werkelijk intelligent. Ernst Groenevelt schijnt ook een stukje gebraakt te hebben tegen Ducroo. 3. Ik zag het nog niet. 2564 (803). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 13 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2565. Aan J. Greshoff: Parijs, 13 en 14 juni 1935 Parijs, Donderdagavond. Beste Jan, Hierbij het stukje van Groenevelt, dat mij door Hein gewerd. Lees en geniet het; ik vind dat je ook op dit gebied gedocumenteerd mag zijn vóór je over Ducroo schrijft. Mijn vervloekte aard geeft mij telkens lust om op al deze nobele fielterigheden te antwoorden, maar mijn geest zegt mij ditmaal: Waarvoor? Wij zouden allemaal toch tè dom zijn, als we dit niet precies zoo hadden voorzien! Waarom zou het rapalje anders blijken dan het is? Stuur mij het lekkers na gemaakt gebruik terug - vergis je dus niet in het gebruik. Dit alles gaat voorloopig bij mij in één doosje. Later nog wel waar het hoort. De heer Coster heeft mij inderdaad nooit van een gelijksoortige repliek gediend, zooals deze heer Groenevelt zoo innig-tevreden beweert. 1. Hij vond het beter om op de vuilste manier gal te spuwen, {==357==} {>>pagina-aanduiding<<} vermomd als ‘Spectator’. En dit is precies de nobelheid die al deze ridders van de verkapte hoogheid karakteriseert. Verder geen nieuws. Ik voel mij physiek nog altijd beneden nul; het schrijven van het geringste briefje kost mij inspanning. Vertalen kàn ik gewoon niet; met groote moeite werkte ik mee aan Henny's prospectus voor den verhalenbundel. Ik had vandaag willen zwemmen, maar dat werk heeft het plan weggevaagd; bovendien ben ik een beetje bang voor de eerste keer in het zwembassin, zooals ik in Brussel bang was om in die hoepelende schuitjes te gaan, altijd omdat ik alle zelfvertrouwen mis door die verdomde hartkloppingen, die me telkens overvallen en die soms een half uur duren. Ik lees langzaam Anna Karénine, dat zoo vervelend is als Robbers, alleen maar 10 × ‘belangrijker’. Niets haalt voor mij toch bij Stendhal! - hij is de eenige die mij meteen vertrouwen en goed humeur geeft; zoodra ik 5 blzn. van hem ‘op’ heb, - 2 blzn. zelfs; en soms 5 regels. Ik wou dat ik ergens in het Zuiden van Frankrijk zat, in een rustig stadje, met Bep en het kind, niet in dit Parijs dat wel aardig is, maar toch vermoeiend en versnipperend werkt, als je behoefte aan rust hebt. We kennen hier al tè veel menschen! Daarginds zou ik rustig een paar echte mooie boeken lezen, die me lust zouden geven om te werken; ik zou wat wandelen en lezen tot mijn fut terugkwam. Hier kan ik niet eens een blzij Fermina vertalen, op het oogenblik; ik ben dan geestelijk buiten adem, en physiek bijna ook. Soms verlang ik wanhopig naar een BAAN, alsof dààr de rust vandaan zou komen. Je begrijpt, als ik je zulke dingen schrijf, misschien, dat ik niets overdrijf als ik zeg dat ik de grootste bewondering heb voor wat jij aan rotwerk presteert, en zooals je je dan nog houdt. Hartelijk je E. Ken jij iemand die mij kan helpen aan Het Avontuur van Van Genderen Stort, en aan Paul Hooz en Lambert Brodeck? Heeft Nijkerk die boeken niet, en kan je ze me niet goed-verpakt laten zenden? Maar Nijkerk heeft het ook niet ‘op me’, vraag ze dus voor jezelf. P.S. - Je hoeft hier niet lang op te antwoorden; ik schrijf je zooals het uitvalt - en naarmate de ‘adem’ strekt - soms lang, soms kort. Dit schreef ik terwijl de badkuip zich met het water vult, waar ik mij nu in ga ‘vautreeren’. {==358==} {>>pagina-aanduiding<<} Vrijdagochtend. Ik doe er nog een stukje bij uit de Haagsche Post 2. dat daarnet binnenvalt. Dit is ook nog een hollandsche reactie; eerlijker, d.w.z. zonder haat van de Groenevelts, maar ontevreden uit gebrek aan stichting. Hoe de man denkt, moet je maar niet probeeren na te gaan; één ding blijkt er krachtig uit: dat een groote intelligentie toch eigenlijk niet veel beteekent. Een schrijver moet schrijven voor ons = wie is die ‘wij’? hoe ziet die er uit? wat moet die hebben (behalve stichting - en natuurlijk ‘schoonheid’)? Je zou een cursus kunnen beginnen naar aanleiding van de kritiek op Ducroo. Van je ex. met wit doorschoten heb ik al 2 dln. klaar, vandaag begin ik zachtjes-aan aan het 3e. Misschien kan je alles meenemen als je hier komt. Nogmaals gegroet. E. 2566 (805). Aan M. ter Braak: Parijs, 16 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2567. Aan J. Greshoff: Parijs, 16 juni 1935 Parijs, Zondag. Beste Jan, Die geschiedenis van de Mij 1. is ook even verkwikkend als verwacht! Voor mij is dit alles één wereld van smeerlapperij. Zoo zijn ze; wat willen wij anders? Ik zou vroeger een stuk hierover geschreven hebben, nu zal ik het misschien toch nog doen, maar de overtuiging is er uit. Overigens is de rol van Jan de Vries, volgens de lezing in Het Vad. {==359==} {>>pagina-aanduiding<<} (de eenige die ik las), pràchtig! Deze man heeft de kans gehad om, toen de stemmen staakten, de balans naar de goede zijde te laten doorslaan en - over Henny spreek ik nog niet eens - zijn Mij te behoeden voor een vuiligheid. En wat doet deze man? Hij gaat onderscheiden! Persoonlijk is hij tégen de vuiligheid, maar als voorzitter moèt hij er voor zijn. En hij wordt subliem, negeert vol zieleadel zijn persoonlijke overtuiging, om in functie de overwinning te geven aan de vuiligheid. Dit is precies waar Multatuli zijn leven lang tegen gevochten heeft, en dit is Olland. Ik vind het beneden alles en die mijnheer De Vries een fluim, excuse me. 2. Een andere vraag is of Henny dit geld nog had kunnen aannemen, ook als hij het - zóó - gekregen had... De benoeming van Simon was mij onbekend. 3. Maar als hij in deze omstandigheden en na dit bewijs van het gehalte van de troep die hem uitnoodigt, er toch in gaat zitten, is hij ook een fluim en anders niet. En ik zal zoo vrij zijn mij in mijn persoonlijke verhouding tot hem daarnaar te gedragen. De vergadering met de Vlamingen heeft plaats gehad. Vic van Vr. is voor schipperen (wil Virginia in De Vrije Bladen zetten). Vestdijk was op de Veluwe. Menno wil weg, maar Zijlstra heeft gezegd dat Forum niet doorgaat als hij of Maurice eruit gingen; en hij aarzelt nu omdat Forum het bestaan is (letterlijk en figuurlijk haast) van Vestdijk. Hij heeft dus uitstel gevraagd om Vestdijk te raadplegen. - Overigens, als Virginia toch opgenomen wordt, gaat de heele vlaamsche redactie eruit, ook Walschap en Herreman, heel solidair. Ik schrijf Menno met gelijke post dat ik in ieder geval geen letter meer in Forum zet als Virginia er niet in komt. Ik vind dat Forum beter barsten kan dan voortgaan onder de katholieke overheersching. Dank voor de attentie om het doodsbericht van mijn oom Frits op te plakken. Hij was een alleraardigste vent, vroolijk, royaal, en erg geborneerd, d.w.z. in oudere ideeën verkalkt: ‘Landrechter met ongezouten straffen’ en erg ‘oud-sabreur’. Hij is 79 geworden, en zijn historie (die niet in Ducroo voorkomt) is prachtig; vertelde ik je die al eens? Tant mieux als Nijkerk niets tegen mij heeft, want ik vind hem erg sympathiek: eerlijk, enthousiast, eenvoudig, en wat je maar wilt. {==360==} {>>pagina-aanduiding<<} Het spijt me alleen dat de omstandigheden zoo zijn dat ik telkens van hem wegga zonder afscheid te nemen, wat op onhartelijkheid van mijn kant kan lijken. Zoo bv. laatst in Brussel. Maar met ‘bedoelingen’ heeft dit niets te maken; ik heb nooit anders dan prettige gevoelens als ik hem zie. De komst van P.-G. van Hecke als uniek vlaamsch auteur is een ‘vaste rigolade’. Maar enfin... Tot Donderdag dus. Met welke trein kom je? Neem een taxi tot hier, want het is voor mij een eindelooze reis naar het Gare du Nord. Met Menno bepraten we een en ander dan wel. Hartelijk je E. Ik merk dat jij mij dit alles ook al schreef! Maar tegelijk kwam een brief van Menno. 4. 2568. Aan H. Marsman: Parijs, 16 juni 1935 Parijs, Zondag. Beste Henny, Ik merk vandaag pas, uit een toevallig nr. van Het Vaderland en een briefje van Jan, welk ‘drama’ plaats heeft tusschen jou en de Mij van Onbenullen. Het is pijnlijk om die fl. 1000.-, natuurlijk. Maar het wordt haast verkwikkend zooals dit tuig zichzelf bloot geeft en het bewijs levert dat men het nog te hoog heeft aangeslagen toen men het uitschold. Het is ook verblijdend wat de uitwerking van het geschreven woord betreft: vier jaar hebben ze dus rondgeloopen, die 39 nullen, met dat onverteerde proza van jou in hun maag. En nu, ondanks de grootste krachtinspanning van hun eigen soort om edel te zijn en, zooals hun legende het dan toch wil, min of meer ‘hoog te staan’, het is hun te machtig, en zij geven zich zooals zij zijn, en meteen het bewijs dat je eindeloos gelijk had toen je ze behandelde als het beneden-de-literatuur-wriemelend rapalje waar ieder behoorlijk mensch ze altijd voor heeft aangezien. Ik ben bereid, als het je plezier kan doen, om dit en andere dingen in Forum te schrijven, 1. maar dan zóó. Minder doe ik het niet. En Vic zal er dan wel tegen zijn - hij die lid is en niet heeft bedankt - en {==361==} {>>pagina-aanduiding<<} Vestdijk - God weet? ik hoor dat hij lid is geworden of nog worden moet. Ik heb Menno gevraagd hem aan zijn verstand te brengen (als dat noodig mocht zijn, wat ik ernstig hoop van niet), dat een intreden onder dat rapalje, in deze omstandigheden en na dit bewijs, vanuit ons standpunt gezien ontoelaatbaar wordt. Als hij dat werkelijk anders zou zien, heb ik verder niets met hem te maken. Hij loopt nu over de Veluwe rond, zoodat hij ook niet aanwezig was op de vergadering met de Vlamingen die nu eindelijk plaats heeft gehad. Menno voelt steeds minder voor Forum en wil er eig. graag uit. De Vlamingen hebben verklaard dat zij er en bloc uitgaan als dat stuk van Varangot geplaatst wordt, hoe dan ook. Het is een zuivere principenkwestie: òf de holl. red. is onafhankelijk en staat buiten roomsche invloed òf zij is dat niet. Ik heb Menno voorgesteld om het stuk van Varangot te plaatsen en Forum eind '35 te laten uiteenspatten. 2. In ieder geval heb ik mijn laatste letter in Forum gepubliceerd als de roomschen hun zin krijgen; en de ironie van het leven zet mij hier dan naast Slauerhoff! 3. Persoonlijk walg ik van al dit gedoe, en zou er geen woord aan willen wijden; het laten verrekken van Forum lijkt mij gewoon een gezondheidsmaatregel. Maar schrijf omgaand als je zou willen dat ik iets over die Mij zei: misschien doe ik het in de vorm van een open brief aan jou. (Stuur mij deze dan terug, die mij althans op de goede weg helpen kan!) Hartelijk je E. P.S. - Kan je me, als ik erover schrijf, ook dat stuk van je nog bezorgen, met de juiste datum? - Kan je geen geld leenen van Van der Meulen voor het Congres? Een heen-en-terug-kaartje; hier zorg ik voor je: hotel en eten. Doen? Je moet er dan Donderdagavond zijn. 2569. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 19 juni 1935 Parijs, Woensdag. Beste Freddy, Ik heb mijn handen vol met het komende congres - anti-fascisme! - dat 21 Juni, dus overmorgen, begint. Dus vrij kort. {==362==} {>>pagina-aanduiding<<} Je bent een bovenste beste om zoo ‘overal tegelijk’ voor me op te komen, en ik zou je temperen, als ik niet dacht dat ik vroeger net zoo was (en au fond nòg!) Maar met dat al: er is geen bijhouden aan. Ik ben me dan ook alweer aan het amuseeren. Al die nobele Nederlanders die door Ducroo gekitteld en verontwaardigd vanuit hun eigen rijke en diepe levens zijn komen getuigen! En dit alles is van het deeg dat zich wreekt met iooo pop te weigeren aan Marsman! Ingesloten je correspondentie met Ritter terug. Ik doe er wat kritiekjes bij * die je niet gelezen hebt, en die je, hoop ik, tot leering zullen strekken. Maar ga vooral niet aan àl die heeren schrijven dat je ze aanziet voor wat soms onder een paard bengelt. Tenzij de politiek ze helpt - en ook dàn alleen maar zoolang het duurt - worden ze toch onherroepelijk geslagen. Ik ben daarvan volmaakt overtuigd; en voor een deel is deze rancune trouwens het bewijs dat ze het al zijn. Zoo'n Uyldert is voor mij erger dan alle Ritters, want de Ritters leven tenminste nog, en dit lijk bevuilt alles wat het niet begrijpen kan, met 1½ idee indertijd in de Beweging opgedaan. Hij leeft alleen nog met permissie van Verwey, die hem weleens talent heeft toegekend... Ik ben op het oogenblik weer geboeid door allerlei dingen die hier goddank niets mee te maken hebben. Het beroerde is alleen dat ik physiek nog allesbehalve goed ben. Als dat beter was, zou alles anders zijn, van binnen en van buiten. Tot schrijven kom ik niet. Na het congres maak ik Fermina af. Over het congres zal je wel lezen in Het Vad. Ter Braak komt morgenavond, Greshoff ook. In September zijn wij hoogstwschl. niet hier. Of naar Sestri - bij de Van Schendels die ons te logeeren gevraagd hebben - of in een landhuisje dat Clara Malraux gehuurd heeft in Le Morvan. Dus Rudie doet beter in Juli of Augustus te komen, als hij mij zien wil. Uit Indië nog altijd geen bericht. Plannen of zoo hebben we overigens absoluut niet; wanneer ik ‘aan mijn volgend boek beginnen ga’, is mij zelf nog een mysterie. - Maar ik stel nu met Marsman een keuze samen uit Nederl. korte verhalen, getiteld De Korte Baan (als Q. die titel wil), en te beginnen met Van Genderen Stort en Nijhoff; dit brengt ons ook een kleinigheidje op. Er komt binnenkort een aardig stuk van Marsman over Ducroo {==363==} {>>pagina-aanduiding<<} in de N.R.C.; 1. dat is dan weer een ‘tegenzang’ na al de wraaknemingen. Ik ben natuurlijk ook erg verlangend naar je stuk in de Nieuwe Gids 2.; ik geloof dat het de eerste maal zal zijn dat daar überhaupt over mij geschreven wordt! (De raté Hiegentlich lijkt mij zeer goed thuis te hooren in het gezelschap van den raté Groeneveld.) In D.G.W. komt een lang stuk - erg politisch georiënteerd wschl! - van Jacques Gans, 3. een aardige kerel, die met mij ‘polemiseeren’ gaat. Ik ben nog niet aan het zwemmen toe gekomen, ofschoon ik mij dat óók iedere dag voorneem. Ook na het congres! - Ik zend je verder nog 2 knipsels (over Ter Braak en over mij) uit het belgische blad Cassandre 4.; deze kan je beide houden. Maar stuur mij de slechte beurten terug, daar kan ik nog niet van scheiden. Anquetil du Perron - die overigens meer A. was dan du P. is een heel bekend iemand; ik heb hier een boek over hem door Raymond Schwab, dat niet slecht is, dus spaar je de moeite om al die dingetjes te zoeken. Later meer. Nogmaals dank en hartelijk je EdP. Wie Jean Baudoux is weet ik niet. Het is wschl. een pseudonym. Zijn artikel was zeer matig - ook van stijl. 5. Dit is een snertbrief, maar ik kan voorloopig niet beter. 2570. Aan H. Marsman: Parijs, 19 juni 1935 Parijs, Woensdag. Beste Henny, Véél dank voor je kritiek - die mij werkelijk goed deed na het algemeene geuyldert - en voor het stukje uit de brief van Van Leeuwen. Ik heb de handen vol, daarom dit vlug. Menno en Jan komen {==364==} {>>pagina-aanduiding<<} morgen. Dekker heeft ongelijk als hij denkt dat het alléén maar Komintern zal zijn: alle Engelschen, op John Strachey na, zijn ± anti-communistisch. De stukken stuur ik je terug als ik mijn ‘open brief’ af heb (ik zal probeeren die vanavond te maken, anders morgen vroeg). Lorre van Dekker 1. vind ik ook niet ‘je’, maar vooruit maar. (Blijstra heeft zulke verhalen beter geschreven.) Met Dekker, Last en Doolaard moeten onze concessies nu maar zijn gedaan. Pillecijn zonder dat nahangen vind ik beter dan een heeleboel anderen. Ik schreef Roelants, misschien wijst hij nog op andere Vlamingen. Anders is De P. best, ook omdat er niet te weinig Vlam. in moeten staan. Maar Gilliams, Brulez, Zielens moeten we nog ‘probeeren’. Misschien bezorgt Jan me die 2 boeken van Stort. Ik zou ze graag spoedig hebben. Ik zal àlles dan herlezen. Ik zal mijn ‘open brief’ misschien toch wat minder fel schrijven, om hem des te raker te laten zijn. Verder ook met het oog op Duyvendak en zoo. 2. Vraag Greshoff ook nog om Scheherazade van Brulez. Beb Vuyk wil ik liever niet; het viel mij niets mee toen ik het in Spa herlas. Later meer. Hartelijk je E. 2571. Prentbriefkaart 1. aan G.H. 's-Gravesande: Parijs, 20 juni 1935 Parijs, Donderdagavond 20 Juni '35. Beste Hein, Veel dank voor de ononderbroken stroom van sweets and sours die je me zoo dadelijk doorgeeft. Ga er vooral mee voort! Hieronder teekenen de nieuw-gearriveerden. Hartelijke groeten van je E. Giacomo Antonini, Jan Greshoff, Menno (net aangekomen), Bep. {==365==} {>>pagina-aanduiding<<} 2572. Briefkaart aan M.R. Radermacher Schorer: Parijs, 21 juni 1935 Parijs, 21 Juni '35 Met de grootste bereidwilligheid en klem protesteeren ook: 1. EduPerron Giacomo Antonini Jef. Last J. Greshoff Elisabeth de Roos 2. 3. { E. du Perron 3. { (Edgar, niet Eduard) 3. { Elisabeth de Roos 3. { Giacomo Antonini 3. { J. Greshoff 3. { Jef Last 2573. Aan J. Gans: Parijs, 23 juni 1935 Parijs, Zondag. Beste Gans, Dank voor je brief. Het gevaar waar je voor vreesde, is voor mij niet erg groot, inderdaad. En toch, herinner je den dag toen jij mij zei dat men kiezen moèst, dat het nù al tijd was, enz. Ik sta er nog precies zoo tegenover als toen; d.w.z. dat als er gekozen moet worden - alles hangt af van dit moeten - ik toch Rusland kies, zelfs zooals het nu is, zelfs met Stalin, liever dan welk fascisme ook. * Of denk je dat er nog wel eens een aanvaardbaar fascisme komen kan, met de jaren? Maar het allerliefst zou ik naar Tahiti gaan, - nog altijd. Je ziet: ik verander weinig! {==366==} {>>pagina-aanduiding<<} Hierbij een artikel dat ik uit Vendredi 1. heb geknipt, speciaal voor jou - maar zend het ook door aan Ter Braak! - en dat aansluit bij het portret dat ik gaf van Guéhenno. Ik vind zooiets werkelijk misselijk, en lamlullig bij uitstek. Die valsche deemoed, die ‘geloofstoon’ alweer, die angst om de jongens van daarginds te bedroeven! Er steekt ook een wereld van ijdelheid in: ‘ik, die zoo'n groote rol speel in het tijdsgebeuren’. Ik vertrouw al die kerels niet die zoo graag ‘wij’ inplaats van ‘ik’ zeggen; als je goed kijkt dient het meervoud alleen maar tot een enorme zelfverheffing. Het briefje aan Chevasson kan heel eenvoudig zijn; dus bv.: ‘Monsieur, Ci-joint (of: par le même courrier) je vous envoie quelques comptes-rendus sur des livres de la N.R.F. Vous m'obligeriez en m'envoyant les livres suivants: (namen) à cette adresse: (adres). Je vous remercie d'avance et vous prie d'agréer mes meilleures salutations.’ - Bij ‘ci-joint’ moet je de artikelen insluiten. Dat verhaal kan je best naar Greshoff sturen. 2. Ik heb hem er al over gesproken. Vraag hem of hij het eerst leest; dat scheelt bij het stemmen. Maar kan je het niet overtypen? Gr. is nu weer in Brussel, 130, Boulevard Auguste Reyers, Schaerbeek-Bruxelles. Ik kom niet tot schrijven, maar lees veel en vooral in de Grieken, allemaal ‘ter voorbereiding’, anders om mijn ‘basis’ te versterken. Ook brieven schrijven gaat me slecht af. Ik wacht ook nog steeds op bericht uit Indië. Houd je taai, veel hartelijke groeten, ook van Bep, je EdP. P.S. Wat voor bundel gedichten heb je verloren? Mikrochaos? Ik kan Stols vragen je een ex. te sturen, maar geef even op of het dàt is. 2574 (807). Aan M. ter Braak: Parijs, 24 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2575 (808). Aan M. ter Braak: Parijs, 26 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==367==} {>>pagina-aanduiding<<} 2576. Aan E.P. van Lokhorst: Parijs, 26 juni 1935 88 boulevard Murat. Zeer geachte mevrouw Van Lokhorst, In antwoord op uw schrijven 1. moet ik u mededeelen dat ik absoluut niets heb, - althans niets dat onuitgegeven is. Een teekening of caricatuur bezit ik evenmin: het portret door Van Uytvanck, dat voor beide kan doorgaan, lijkt mij, door de groote ‘kunst’ die eraan besteed werd, minder geschikt, en bovendien, het zou geen zin hebben dit conterfeitsel af te drukken zonder bijgaande ontboezeming. Ik vrees dat ik u dus zal moeten teleurstellen; al is hier werkelijk geen enkele booze bedoeling bij mijnerzijds. Met vriendelijke groeten, ook van mijn vrouw, uw dw. EduPerron L.E., Het gaat mij, mitsgaders mijn zoon van 10 weken, uitstekend. Misschien zien we elkaar nog eens in Parijs? Hart. gr. Bep Parijs, 26 juni. 2577. Aan H. Marsman: Parijs, 26 juni 1935 Parijs, 26 Juni. Beste Henny, Ik stond op het punt ingesloten briefkaart 1. te verzenden toen er een groote lijst kwam van namen, beteekenende een protest-actie voor jou tegen de Maatschappij. Menno, Greshoff, Bep, Antonini en Jef Last hebben die omgaand mee-onderteekend. Zoowel Menno als Jan waren daarop van meening dat ik voorloopig géén stuk moest schrijven, wat mij zelf ook zoo voorkwam. Misschien bereikt het protest iets; en als die menschen door een nieuwe publicatie in alle {==368==} {>>pagina-aanduiding<<} bladen aan de kaak gesteld worden, zijn zij veel meer gepest dan door een verachtelijk stukje van mij. Bovendien hoeft van dit stuk niet geheel te worden afgezien; maar daar ik de lijst ook onderteekend heb is het dwaasheid om de menschen die het initiatief tot deze actie namen (Van der Meulen en Raderm. Schorer o.a.) er min of meer mee te dwarsboomen. Menno heeft verder nòg een plan, als deze actie 2. niets oplevert, dus... We zijn doodop van het Congres. Lees er Menno op na in Het Vaderland. 3. Bep schrijft vandaag nòg een stuk, 4. want na Menno's vertrek, dus gisteren en eergisteren, is het nog boeiend geworden. Ik schrijf je later beter. Ik ga nu hard werken aan het schikken en noteeren van al mijn ‘gedachten en indrukken’, die ik binnenkort denk te publiceeren (in Forum?) 5. onder den titel: Waarom ik geen Communist ben. (Dit kan nog veranderd worden.) Over het algemeen was het een écoeurante bedoening. * Ik stuur je alle uitknipsels voorloopig terug. Ook Lorre van Dekker (dat we dus nemen) en het verhaal van Karel Leroux, 6. dat ik wel goed vind. Stort ga ik nog goed ‘bestudeeren’. Kan je mij zijn volledig adres bezorgen? o Later meer. Ik moet 100 dingen doen, ben o.a. gevraagd om secretaris voor Holland te worden van het Comité de Vigilance des Intellectuels Antifascistes 7. (onder leiding van Paul Rivet, Alain en Paul Langevin) dat althans met Moskou niets te maken heeft. Ik vind {==369==} {>>pagina-aanduiding<<} niet dat ik weigeren kan, al zou ik het - vooral na dit congres - wel erg graag doen. Veel hartelijks, ook van Bep en aan Rien, een hand van je E. 2578 (809). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 26 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2579 (810). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 28 juni 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2580. Aan H. Marsman: Parijs, 29 juni 1935 Parijs, Zaterdag. B.H. De naweeën van het Congres zijn nog niet voorbij. Ik heb me voor Het Volk laten interviewen door Sandberg 1. (corresp. hier) en me daarin ook over jouw geval en de Mij uitgelaten. Verder over het Congres natuurlijk. De vraag is of ze alles onveranderd zullen opnemen; zoo ja, dan is het wel aardig want ik heb het stuk behoorlijk herzien. Sandberg is een oud kind dat beroerde versjes schrijft - van het ‘heel eerlijke’ soort, meer voor voordrachten geschikt - en dat mij natuurlijk direct al zijn werken heeft voorgelegd. Met Last had ik gisteravond een nogal aardig gesprek, waarin hij tot mij sprak als tot een biechtvader - hoewel hij als biechteling zijn verhalen zelf erg apprecieerde. Toch, er zit veel aardigs in hem, - naast minder prettige dingen. Hij heeft zijn novelle heelemaal veranderd: 2. het slot is uitgebreid en veel verbeterd; zooals het nu is ben ik er niet tegen. Hij zou alles laten overtypen en jou direct opsturen. Verder wil hij moeite doen om naar Abyssinië te gaan. Ik laat het hierbij. Beslis jij over die novelle. Misschien is het beter om dit te nemen en niet Lachgas, ook met het oog op den ‘toekomstigen Last’. Hartelijke groeten van je E. {==370==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik wacht nog op het boek van Van Genderen Stort 3. dat ik besteld heb. Zend jij mij zijn adres. - Hoe gaat het verder? 2581. Aan H. Marsman: Parijs, 30 juni 1935 Parijs, Zondag. Beste Henny, Het pak ontvangen en vandaag gebruikt om alles te lezen. Ik vind het allemaal even bedonderd. Gilliams en Bruning, ieder op eigen manier, onverdragelijk van gevoelige aanstellerij. Jeanne van Schaïk leesbaar, maar zeer matig; en het geheel nogal banaal. Van Wessem wel aardig, maar flut. What next? Jan zegt dat Eva Raedt-de Canter 2 bundels novellen geschreven heeft die door de ‘élite’ ook wel goed gevonden worden, en dat we ze in ieder geval moeten onderzoeken. Deed je dat al? Ik zou ze ook wel willen lezen, als je ze me bezorgen kan; het schijnt dat ze bij Querido zijn verschenen. 1. Las je Menno (en ons) in Het Vaderland over het Congres? Vraag hem anders je die 3 stukken te sturen. Verder geen nieuws. Ik ben absoluut niet ‘dans mon assiette’; dat Congres heeft me ook weer uit de lijn gebracht. Maar vroeger of later weet ik wel weer precies wat ik wil; en ook nu weet ik althans precies wat ik in geen geval wil. Hartelijke groeten, ook voor Rien, je E. Het Negerbeeld 2. vind ik slecht. Het staat in het allereerste nr. van Forum; lees het nog even, als je wilt. Als je vindt dat het kàn... We hebben nu dus: 1.Van Genderen Stort: -----? 2.Nijhoff, Pen op Papier 3.Van Ostayen, Bordeel van Ika Loch 4.Slauerhoff, Po Sju I en Yuan Sjen 5.Du Perron, Drama van Huize-aan-Zee {==371==} {>>pagina-aanduiding<<} 6.Marsman, De Bezoeker 7.Walschap, Genezing door Aspirine 8.Last, De Slaaf (?) - Lachgas (?) 9.Dekker, Lorre. (Kan jij deze rottitel niet veranderen, bv. in: De Papegaai?) 10.A. den Doolaard, De Schapen. 11.Leroux, De Barmhartige Samaritaan (?) 12.Vestdijk: 1, 2, 3, 4, 5. En onzeker zijn: Roelants: Negerbeeld (?) Brulez: De Faun (?) Berghen: De Overjas (?) Otten: Noodlottig Vaderschap (?) Blijstra: Inleiding tot de Codex Calsb. (?) De Pillecijn: De Schaduw (?) Helman: een nieuw verhaal (?) Belcampo: dat laatste verhaal (?) Als we Jeanne v. Schaïk weigeren, zal ze wel niet nog iets inleveren. Eva Raedt moet dus nog worden ‘onderzocht’. Misschien schrijft Menno nog iets; hij heeft een idee: van een vent die dood blijft gedurende een Goethe-herdenking. Por hem eens aan! zeg dat we het over een maand uiterlijk moeten hebben. 3. 2582 (811). Aan M. ter Braak: Parijs, 1 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2583. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 2 juli 1935 Parijs, 2 Juli 1935. Beste Freddy, Vandaag word ik overstelpt door berichten over Ducroo: kort achter elkaar kwamen hier je artikel in de Nwe Gids en dat van Gans in D.G.W. - 1. Dank voor het jouwe. Wat je in je brieven zet is voor mij ‘beter’, maar dit zal het wel ‘doen’ bij het publiek. Een fout: ik ben maar tot mijn 21e in Indië gebleven (je hebt de fout overgenomen van het prospectusje van Nijhoff). {==372==} {>>pagina-aanduiding<<} vering van dit tijdschrift te bekijken: dit is in de wereldliteratuur eenvoudig weergaloos als oudemannenhuis, als kransje van volkomen gaga geworden schrijverds. Kloos over Elisabeth Augustin verplettert - als afschrikwekkend voorbeeld voor alle egotisten waaronder mijn nederig zelf - alle Binnengedachten. En het schijnt dat hij iedere boekbespreking zoo afdoet! Ik heb mijn vrouw gezegd dat ze, als ik later zoo word, de geschreven copie moet zien weg te moffelen. Of is hij dààr nog te helderziend voor? Ik raad je toch aan om zoo min mogelijk tusschen deze fantomen te publiceeren: dat moèt ongeluk aanbrengen. Over Ducroo stond opeens een alleraardigst stuk - heelemaal niet literair, noch literatuurkennerig, maar werkelijk vol begrip - in Het Volk, 2. van de hand van den hoofdredacteur, die Winkler schijnt te heeten. Ik werd voor Het Volk verder nog geïnterviewd door den parijschen correspondent, een zekeren Sandberg die op een grijzend kind lijkt en die ook verzen schreef en o.a. een heele roman in de Nwe Gids publiceerde, bekende hij mij. Kijk naar dat interview uit, want het kan jullie amuseeren, als ze het in zijn geheel plaatsen, en het spaart mij dan de moeite om nog eens over het Congres te schrijven. De stukken van Ter Braak erover waren bovendien uitstekend. Iets geheel anders nu; ik heb mij vandaag gespannen voor een nieuw werkje: de verbinding tot stand te brengen tusschen de groote vereeniging van antifascistische intellectueelen van Vigilance hier (groep van eenige duizenden onder leiding van de ‘oud-republikeinen’ Rivet, Langevin en Alain) en Holland. Ik stuurde circulaires aan Ter Braak, Kramers en Gans, in de hoop dat zij een voorloopig comité zullen vormen dat leden kan werven; maar ik reken ook op jou en Rudie om lid te zijn. Alles liever dan het fascisme, en met communisme heeft deze vereeniging, als ze tot stand komt, in Holland zeker heel weinig uitstaande. Hier in Frankrijk bestaat ze uit een ‘front uni’ van z.g. liberalen, radicalen, socialisten en communisten. De kwestie is zoo veel mogelijk leden te krijgen: ook studenten, en al wat maar even op een intellectueel lijkt; in deze tijd gaat alles nu eenmaal alleen per massa. Bel er Ter Braak of Kramers over op, jij of Rudie, maar eerst over een paar dagen. De contributie zal heel laag zijn, misschien 1 of 2 gldn. 's jaars. Als het kan moet er een bulletin worden uitgegeven - ter {==373==} {>>pagina-aanduiding<<} controle van alle fascistische rotzooi, als Vigilance hier - en antifascistische brochures: de bedoeling is om de leugens van het fascisme (beloften van socialisme, enz.) ook ideologisch te bestrijden. Dit is niet zoozeer politiek als wel lijfsbehoud. Als Mussert het over een paar jaar ‘haalt’ in Holland, zijn wij allemaal foutu. In Italië hebben ze in de laatste maand over de 200 intellectueelen gearresteerd, met het oog op een ‘moreele terreur’ en opdat niemand tegenpruttele over Abyssinië. ‘Wij, intellectueelen’ moeten ageeren. Hart. groeten van je EdP. 2584 (812). Aan M. ter Braak: Parijs, 2 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2585. Aan J. Gans: Parijs, 2 juli 1935 Parijs, 2 Juli. Beste Gans, Veel dank voor je stuk in D.G.W., 1. dat werkelijk zeer goede dingen bevat, en dat mij, zooals je wel begrijpen zult, veel goed deed. Ik vroeg Kramers mij nog een ex. te zenden. Ik ging voor je naar de N.R.F. en gaf je briefje aan Chevasson. Hij beloofde je alles te zenden. Bezit jij nog van mij: Death in the Afternoon van Hemingway? Ik kan het hier niet meer vinden. En La Terreur Fasciste van Salvemini? Zoo ja, stuur 2. [...] terug; vooral Salvemini, die [...]ekend heeft gesproken. [...] zal Ter Braak je hebben verteld. [...] e mij voor Het Volk. Ik ben be-[...] erview integraal zullen plaatsen, [...] egd wat ik ervan dacht.* [...] heb ik aangenomen de groep [...] rtegenwoordigen naar Holland. [...] kend werk geleverd tegen de fas- [...] Holland ook kunnen. Ik sluit [...]; verder schreef ik uitvoerig hier- [...] an jij niet met Kramers, Ter Braak [...] voorloopig comité vormen, maar [...] eling om {==374==} {>>pagina-aanduiding<<} ruzie te maken, maar [...] enschen (intellectueelen en anderen) samen te brengen tegen het fascime? Ter Braak bezit alle bulletins van Vigilance *; er zijn ook een paar heele goede brochures tegen het fascisme hierdoor verspreid, die voor Holland ‘geadapteerd’ zouden kunnen worden. Jij of Kramers zouden die gemakkelijk kunnen bewerken. Graag zoo gauw mogelijk antwoord, vooral op den brief dien ik aan Kramers 3. schreef. Hartelijke groeten van je EdP. Vigilance telt nu duizenden leden, en misschien ken je de alleraardigste overwinning - op het laatste nippertje-van Prof. Rivet, den laboratorium-geleerde, op den sterken fascist Lebecq? Greshof [...]. Zou je in Den Haag [...]nen vormen met: Ter B [...] veling? Ook communiste [...] afschrikken, of is dat [...] minder ‘verdacht’ de [...] hoe beter. We moeten [...] een schijn van Sovjet-[...] hier. 2586 (813). Aan M. ter Braak: Parijs, 2 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2587 (814). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 3 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2588. Aan H. Marsman: Parijs, 4 en 5 juli 1935 Parijs, 4 juli 1935. Beste Henny, Ik reken nog op een nieuwe wending van je affaire, juist nà dit protest. 1. Bovendien heb ik heel wat erover gezegd in dat interview voor Het Volk. En voor Forum kan het nòg, denk ik, als alles mislukt is. Menno heeft nl. nòg een plan. Het Vaderschap van Paul Hooz is het beste van de 5 verhalen die Stort ons aanbiedt. Het is toch vrij onbeduidend en ± 40 blzn. lang. {==375==} {>>pagina-aanduiding<<} Het boek met de andere verhalen, dat ik bij Henri Mayer bestelde is er nog altijd niet. Als je De Slaaf niet wilt, laat ons dan Lachgas nemen. Er is geen reden om Dekker's Lorre te nemen en niets van Last. De Slaaf is stukken beter dan Lorre en dan De Schapen, ondanks de belgische madam, zooals het nu is. Op Helman wacht ik. - Jeanne v. Schaïk wil ik ook in geen geval; als nasmaak is dat verhaal heelemaal beroerd. Eva Raedt dus ook niet? Of mòet ik dat nog nakijken? Je lezing van het voorwoord heb ik niet meer; ik beschouwde het als een klad en gooide het dus weg. Maar ik geloof dat ik nog wel zeggen kan hoe het was, als je me een drukproef van mijn lezing stuurt. Bovendien: het juiste lijkt mij, dat jij nu nogmaals op mijn proef werkt, en dat ik dan nog eens alles herzie. (En dan jij desnoods nog eens!) Accoord voor die keuze onder de ‘onzekeren’ op het laatste moment. Ik ben al tégen Belcampo (bij nadere overweging). Leroux, Pillecijn, Brulez, Berghen, Negerbeeld van Maurice, is voor mij: omdat we toch Vlamingen ook moeten hebben. Ik schreef je al over andere dingen! 2. Ik wacht nu met verzenden hiervan tot ik daarover antwoord heb, en tot ik Helman gelezen heb. Ik zal mijn best doen Stort te bewegen tot het afstaan van die Nachtwake v.L. Br.; als ik het verhaal herlezen zal hebben. Menno schrijf ik, gelijk hiermee, over die Mij-kwestie. Er moet nog meer aan worden gedaan, zoo mogelijk ‘practisch’ juist. 3. 5 Juli. Daarnet kwam het interview, dat ik hierbij insluit. Ik verzend dit nu maar, dan krijg je het wschl. nog vóór jullie weggaan. Stuur mij dadelijk je adres, - en Berghen en Helman. Misschien is het toch goed om in de inleiding te zeggen dat wij, voor de compleetheid van ons ‘beeld’ het gemis van 2 verhalen betreuren: De Afspraak en Mijn Zuster de Negerin; en desnoods ook De Jazz-Speler van Roelants. Heeft Marianne Philips niet een verhaal geschreven dat niet Chineesch is? Ik zou toch wel graag één vrouw erbij hebben, als het ee- {==376==} {>>pagina-aanduiding<<} nigszins kan. Elisabeth Zernike misschien? Kan Rien niet op zoek gaan naar iets van vrouwen dat bruikbaar is? Als Carry v. Br. niet zooveel te oud was, zou ik, al was het maar voor de demonstratie van wat wij willen, een fragment willen nemen van Heleen (die tocht naar den zolder bv.) Tot later. E. Ik vraag gelijk hiermee A.v.Nahuys om de bundels van E. Raedt-de C. 4. Er staat veel geschommel in dit haastige briefje, houd je dus alleen aan de ‘laatste decisies’. Als ik in Holland was, zou ik zelf allerlei dingen naspeuren voor die bundel van ons, nu sta ik er een beetje ‘hufterig’ voor te doen, en wat mij vooral hindert is dat we zoo weinig ontdekken. Zou die novellenbundel van Godthelp en Mirande 5. revelaties bevatten? P.S. - Stuur mij De Overjas, als je het nog niet deed. In Forum stond laatst een nieuwe roman van Berghen; 6. het 1e stuk viel mij niet mee. De Schaduw (zonder het slot) trekt mij tot dusver het meeste aan, van de Vlamingen. Laat mij spoedig prospectus of drukproef sturen. 2589 (816). Aan M. ter Braak: Parijs, 4 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2590. Aan H. Mayer: Parijs, 5 juli 1935 Parijs, 5 juli 1935. Beste Henri, Dank voor je aardige brief en je oordeel over Het Land v. H. De beste kritiek erover verscheen, geloof ik, in Het Volk; het was geen literaire hoogvliegerij, maar zeer helder een uiteenzetting van wat {==377==} {>>pagina-aanduiding<<} het was, en precies zooals ik het zou hebben gewild! - aangezien het van een geheel onbekende kwam was het mij dubbel welkom. De rest van de strijd om het boek ken je wschl. - Hoe is de verkoop, voor zoover je na kunt gaan? Dank ook voor de catalogus, 1. die wschl. met Hooz en Brodeck 2. meekomt. Zou je me nog 5 exx. willen bezorgen van Het Volk van 3 Juli ll. (eergisteren), waarin een interview van mij voorkomt. 3. Ook daarvoor bij voorbaat dank. Ik ga 14 dezer Gille in Brussel halen, die zijn eerste vacantie bij mij komt doorbrengen - de helft daarvan tenminste. Voorloopig gaat alles redelijk wel. Ik heb naar Indië geschreven, naar mijn ouden chef Gediking, bibliothecaris v/h Museum te Batavia, maar, hoewel mijn brief nu bijna 2 maanden oud is, ik kreeg nog geen antwoord. Het einde van alles zal toch moeten zijn dat ik een ‘baan’ vind, en Indië zou me de gelegenheid geven om een goede indische roman te schrijven - een ‘echte’, ditmaal, met allemaal ‘andere’ personages!! - terwijl ik met Holland hiervoor toch nooit het noodige contact vind, ook al zou ik er gaan wonen. Tot zoover. Hartelijke groeten van je E. 2591. Aan J. Greshoff: Parijs, 6 juli 1935 Parijs, 6 Juli 1935. Beste Jan, Ofschoon ik niet goed weet of je wel veilig bent aangeland, schrijf ik nu toch maar: aan het lieve adresje dat je me op een speciaal bedrukt en begomd papiertje hebt toevertrouwd. 1. Over het Congres zal je van Menno wel het noodige hebben gehoord, en misschien gelezen? - Nà Menno's vertrek werd het onverhoopt opeens boeiend, doordat de oppositie aan het woord kwam, maar de rot- {==378==} {>>pagina-aanduiding<<} smaak van straffe sovjetpropaganda is toch tot het laatste toe gebleven. Ik heb me uit de commissie, het bureau, of hoe het heeten mag, voor te vertalen werken teruggetrokken, omdat ik - ondanks alle groote en ‘liberale’ namen - toch niet de minste lust had om, als het erop aankomt, door de zeef te moeten van meneer Aragon (die in zijn groote speech van de laatste avond even idioot als om te schoppen was), of van meneer Nizan, of van andere Moskou-sergeantjes. Met het gevolg dat Nederland nu ‘verzorgd’ zal worden door het groote schrijverstrio Brusse, Last en Rost (als God het niet anders wil). - Ik heb mij sindsdien laten interviewen door Sandberg voor Het Volk, en zal je dat interview zenden. Ook de stukken van Menno over het Congres waren aardig, en dan was er nog een vrij neutraal stukje over de laatste avonden, door Bep bij veel slaap opgeteekend en door mij ± gedicteerd. 2. Ik zal je alles zenden, als je dat wilt; maar schrijf me als het overbodig is. - Zeg in ieder geval aan Arthur dat hij goed gedaan heeft met zich afzijdig te houden. Heelemaal ten slotte wordt de bedoeling misschien toch wel weer goed, maar de vorm waarin we die te slikken kregen...., enfin, je was er zelf bij voor een gedeelte! Mijn groote ontdekking op het congres was de nadere kennismaking met Chiaromonte, 3. een alleraardigste italiaansche jongen, die er ook meer dan zijn bekomst van kreeg. Ik ga er nog een ‘diepgaand’ stuk over maken voor Forum, 4. maar eerst over een paar dagen. Ik ga nu eerst Fermina afmaken, dat me zwaar op het geweten ligt. Verder lees ik Anna Karénine, dat me boeit zooals een goede Robbers het doen zou, en dat ik werkelijk het stomste * werk van Tolstoï vind dat ik nog ooit las; en daarnaast het boek van Gomperz over de voorsocratische wijsgeeren, dat {==379==} {>>pagina-aanduiding<<} boeiender is dan alle veldslagen van Pontigny bij elkaar en me werkelijk moreel opkalefatert. 5. 14 Juli ga ik Gille in Brussel halen, met veel gevoelens van spijt dat ik jullie dan niet zien zal. Tegen 1 Augustus gaan we met Clara Malraux naar een huisje dat zij gehuurd heeft in de Morvan: de streek schijnt verrukkelijk te zijn. Vandaar ga ik dan wschl. nog even naar de Noths in Aix-en-Provence - nà 15 Aug. - ook om te zien of wij daar niet zouden kunnen wonen. Het is hier duur, en voor mij remmend voor het werk. Valt Aix niet mee, dan zoeken we elders..., misschien is er ondertusschen dan ook bericht gekomen van Gediking uit Indië. In Het Volk heeft een alleraardigste bespreking van Ducroo gestaan door den hoofdredacteur, die een zekere Jan Winkler schijnt te zijn; jou bekend? Zonder eenige poespas van literaire spitskijkerij, maar helder, intelligent, menschelijk; eigenlijk wel het beste stuk dat er tot dusver over verschenen is. Verder schreef Gans in D.G.W. - ook lang niet kwaad - en Fredje Batten in de verzameling van mummelende grijsaards oftewel het Oudemannenhuis van de Ned. Letterkunde, waarin Kloos zijn gaga-schap uitviert, naar aanleiding van n'importe quoi. Het stuk van Batten was erg-erg goed bedoeld, en erg-erg onbenullig, in een erg-erg verzwikt stijltje: er staat niet één zin in die niet lukraak gedacht en beroerd geformuleerd is (het 2e trouwens als gevolg van het 1e). Verder blafte Kramers, heel sympathiek, maar heel slecht, naar Uyldert. 6. Dan werk ik hier nu voor Vigilance. Ik verwacht niet zoo heel veel van mijn pogingen, maar wie weet? Ik heb nu geprobeerd een voorloopig comité in Den Haag te laten vormen door Menno, Kramers, Gans en misschien nog een paar anderen. Wat een ideaal zou zijn, is dat iemand als Huizinga zich aan het hoofd van de beweging stelt, als hier Rivet. Maar ‘iemand als Huizinga’ is daar vanzelfsprekend te beroerd voor... Laat eens uitgebreid hooren wat jullie doen; wat Annie en Arthur {==380==} {>>pagina-aanduiding<<} doen; of je leest - en wat? - en of je al een paar vaerzen gepleegd hebt. Kortom, stel me gerust betreffende je verdwijnen, want uit Brussel heb je niets meer laten hooren. Bep is vol wroeging over die mislukte laatste morgen en vreest dat je nooit meer hier logeeren wilt. Toch berust deze mislukking op iets heel speciaals: dat zoowel zij als ik tusschen congres en spruit zóózeer beroofd waren geraakt van slaap, dat alles dramatisch leek; jij in de andere kamer hebt dat niet zóó kunnen merken. Maar de spruit is niet altijd zoo. Veel hartelijks van ons beiden aan jullie allen, en schrijf als je een boek noodig hebt, of wat dan ook. Moet ik het monster Chiappe niet ophalen? 7. maar zeg dan nog eens precies waar. Steeds je E. P.S. - Die mijnheer Poulaille is een poerummakerige, orthodoxerige patjepeër, daarover bestaat voor mij na dit Congres ook geen enkele illuzie meer, al zou het mij haast spijten voor Kees! Wie nogal aardig is, is Dabit. * * * Vóór ik dit naar de post breng, komt daar je brief. Het is ons een vreugde te lezen dat het jullie allen zoo goed gaat, maar vooral dat jij herlevende bent. Wat je over J.v.N. schrijft is allesbehalve opwekkend; toch zal het me groot genoegen doen hem hier te zien. Ik zal hem nu vragen met Gille tot hier te reizen, dat bespaart mij reiskosten enz. naar Brussel en terug. Van Menno vreemde berichten: hij voorziet nu een voortzetting van Forum met Hennie, Vestdijk en Vic, wil zich zelf terugtrekken maar Virginia laten vallen. Ik zal hem daarover nu dadelijk gaan kapittelen. 8. In ieder geval ga ik er totaal uit. Vestdijk is een karakterloos vod; hij heeft niet willen bedanken voor het edele gezelschap van de Mij. Ik hoop dat jij althans, evenals ik, geen letter meer in Forum zal zetten als de roomsche overwinning, hoe dan ook, plaats heeft. En ik zal Henny zeggen dat hij het onder die omstandigheden ook niet doet. {==381==} {>>pagina-aanduiding<<} Alain is, na die eerste warme dagen, weer heelemaal opgeknapt. Ik ben benieuwd te zien hoe Gille en hij elkaar zullen aanblikken. Ik zal probeeren met J.v.N. te praten in de lijn van wat je schreef. Maar hij is heel koppig en het is te begrijpen dat hij in een soort wanhoopstoestand verkeert. Nu Jan, ik zal je alle stukken over het Congres nu spoedig zenden. Nogmaals groeten. Je E. P.S. - Sandberg vroeg me je te vragen wanneer zijn versjes nu in Gr. Ned. komen. 9. Hij vertoonde mij alles: het is heel ‘eerlijk’, maar wel heel ‘zielig’ ook; een soort naïevere Dop Bles. Maar je geeft hem het leven als je wat plaatst, en hij leeft nu al heelemaal op die eene gunstige kritiek van jou! Er schuilt tòch een gevaar in om Poulailles en Sandbergen op te kammen, al begrijp ik het ‘principe’ best. S. is overigens zeker 10 × een goede daad waard dan Poulaille. 2592 (817). Aan M. ter Braak: Parijs, 6 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2593. Aan H. Marsman: Parijs, 6 juli 1935 Parijs, 6 Juli. Beste Henny, Nog even in haast. De Vlaamsche redactie, die zich alléén met het vlaamsche gedeelte zou bemoeien in Forum, dreigt, zooals je weet, met aftreden, als Virginia van Varangot (dat door de heele holl. red. was aangenomen) geplaatst wordt. Het gaat niet om Virginia of Varangot, maar om een schop te aanvaarden van de vlaamsche katholieken of niet. * Menno had mij ± beloofd dat hij in ieder geval Virginia zou plaatsen. Maar {==382==} {>>pagina-aanduiding<<} hij schippert nu voortdurend, en zijn voornaamste betoog is dat Vestdijk van Forum moet bestaan. Ik heb Menno zelf geraden om jou te vragen. Maar op één voorwaarde: dat Menno er uit zou gaan als redacteur, maar zou blijven meewerken, en dat Virginia geplaatst zou worden. Hij schrijft nu: dat jij over Virginia niet struikelen zal, waaruit ik opmaak dat Virginia niet geplaatst wordt. Ik protesteer met alle kracht tegen deze houding en heb Menno vandaag geschreven. Dat Menno mij den rug toedraait voor Vestdijk en om coûte que coûte Forum voort te zetten staat hem vrij, maar ik verzeker je dat ik van vandaag af met Forum heb afgedaan (als ik bevestigd krijg dat Virginia niet verschijnt) en dat ik dat blad absoluut als vijandig beschouw, als bevuild door de katholieken van Vlaanderen, enz. - En een karakterloos Forum omderwille van een karakterloozen Vestdijk is mij dubbel antipathiek. Ik verlies óók het noodige met het opheffen van Forum. Ik kan óók geld gebruiken: zoowel dat van Forum als dat van de N.R.C. En 1000 pop van de Mij zouden mij óók welkom zijn! Ik zal niettemin nog het noodige tegen die Mij schrijven, als jij het geld niet krijgt. Dat Vestdijk nu in die Mij gaat, doet voor mij de deur dicht. Het is erg nobel van jou dat jij het niet erg vindt (in jouw situatie zou ik wschl. ook zoo spreken) maar voor mij is Vestdijk hierna een karakterloos stuk stront, dat mij niet in het minst interesseert. Als hij in de Mij gaat, heb ik met hem afgedaan. Als hij een bepaalde ‘dwang’ ondergaat, ik ook. Maar ik kom je nu vragen om niet in Forum te gaan, om er zelfs niet verder aan mee te werken, als Menno er uit gaat en Virginia niet wordt geplaatst. Deze heele knoeiboel terwille van Vestdijk is Menno onwaardig, maar jou ook. En als je hieromtrent nog twijfel overblijft, doe het dan eenvoudig terwille van mij. Met hartelijke groeten, je E. P.S. - Mijn idee was: Virginia in ieder geval te plaatsen. Te zien wat de Vlamingen dan zouden doen (die klungels vinden het oneindig beroerder als zij het prestige van Forum verliezen, dan wij!). De boel te laten barsten als het niet anders kan. En als het wèl anders kan: bv. door andere Vlamingen in de vlaamsche redactie (bv. Brulez, Elsschot en Zielens), dàn Holland te houden met jou in de plaats van Menno (die er in ieder geval uit wou gaan). Maar jij naast iemand {==383==} {>>pagina-aanduiding<<} als Vestdijk nu blijkt te zijn, en naast iemand als Vic, nà de trap van katholiek Vlaanderen, is voor mij een paskwil. P.S. - Misschien is het beter om, gegeven de situatie die tusschen mij en Vestdijk hieruit voort kan komen, mijn naam te schrappen op onze bloemlezing. Jij bent ‘beter’ met al die heeren en jouw naam alleen is toch ook genoeg voor de verkoop. Natuurlijk wil ik met plezier jou verder helpen als je dat wilt. Ik wil er dan ook niets voor hebben. 2594. Aan J. van Nijlen: Parijs, 6 juli 1935 Parijs, 6 Juli 88 boulevard Murat. Beste Jan, Ik hoor - uit Sestri! - dat je tegen den 18en van deze maand hier denkt te komen. Bep en ik zien met verlangen naar je uit. Jan Greshoff schrijft dat je niet bij ons komt logeeren, ‘vanwege de rust’, maar dat je vaak bij ons hoopt te zijn: ook daarop verheugen wij ons bij voorbaat! Maar nu komt het zoo uit, dat je me een groote dienst kunt bewijzen. De vacantie van Gille begint nl. 14 dezer, en ditmaal wou ik hem hier hebben. Ik zou hem dus den 14en in Brussel zijn gaan halen, omdat er niemand was om hem mee te nemen, maar als jij nu toch komt, geef ik dat geld liever aan wat anders (aan Simone zelf bv.) en wilde ik jou vragen om met Gille te reizen. Hij zal zich wel behoorlijk gedragen. Als het je niet schikt, schrijf me dat dan; anders ook; maar graag omgaand. Ik vraag Simone dan eventueel hem die 4 dagen bij haar te houden, als jij tenminste pas den 18en vertrekt, en hem bij je te brengen op den dag dat je weggaat - of je aan het station te ontmoeten. Ik kom hem - en jou - dan hier van den trein halen. Als ik je van dienst kan zijn met een hotel of zoo, zeg het dan. - En als het reizen met Gille hinderlijk voor je is, zeg dat dan ook gerust, ik kom hem dan toch den 14en halen. Tot spoedig. Veel hartelijks van ons beiden, je E. {==384==} {>>pagina-aanduiding<<} 2595. Aan S. Vestdijk 1.: Parijs, 7 juli 1935 Parijs, 16 Juli. Beste Simon, Als je sinds jaren in de Mij van Letterkunde had getroond, dan zou ik van je verwacht hebben dat je er nu voor bedankt zou hebben. Dat je er nu ingaat, is voor mij kortweg van een weerzinwekkende karakterloosheid. Indertijd vond je Julien Sorel zoo antipathiek; maar met dergelijke middelen om ‘er te komen’ word je een Julien Sorel in het groezelige. Wat Marsman je hierover gezegd heeft is van geen belang, dat kan een kind begrijpen. Iedereen zou, in de plaats van Marsman, zoo gesproken hebben. Bovendien, laat ik er geen lange uitleg over geven. Je begrijpt het, of niet. Eén ding dus: als je met dat vee in de stal gaat, wil mij dan niet langer als vriend beschouwen. Je wint misschien bij de ruil... Een ander stuitend gebrek aan karakter is de trap die jullie je als holl. redactie van Forum door de vlaamsche katholieken laat welgevallen. Ook hierover kan ik kort zijn: als Virginia niet wordt geplaatst, heb ik opgehouden medewerker van Forum te zijn, van heden af. Met beste groeten, Eddy Hierbij afschrift van de brief aan V. Graag terug. 2596 (819). Aan M. ter Braak: Parijs, 7 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2597 (822). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2598. Aan J. Greshoff: Parijs, 9 juli 1935 Parijs, 9 Juli. Beste Jan, Hierbij - ook voor Arthur, als het hem interesseert - de stukken over het Congres. Je briefk. aan Bep zal ik aan Gino doorgeven, die {==385==} {>>pagina-aanduiding<<} dat stuk op zijn geweten heeft; hij lost ons soms af, d.w.z. Bep, als hij toevallig iets gezien heeft en Bep niet weg kan vanwege het Alijntje. Gelukkig doet het er geen bal toe wat over deze hooge kunst wordt afgeleuterd. Shakespeare op tooneel is toch altijd nog griezeliger dan de kwibus Passeur. 1. - Later meer. Hart. groeten voor allemaal van ons 2, je E. Van veel meer gewicht dan deze Passeur-kwestie is, dat Vestdijk (die natuurlijk ook wèl in de Mij v. Letterlullen gaat) en Vic besloten hebben Virginia nièt in Forum te zetten; Menno gaat er aan het eind v/h jaar uit, maar heeft zich maar heel zwak verweerd en denkt erover Forum door te laten gaan met Henny in zijn plaats. Ik heb Vestdijk geschreven dat ik niets meer met hem te doen wil hebben als hij in de Mij gaat, en aan Menno dat ik van nu af ophoud aan Forum mee te werken als de katholieken hun zin krijgen. Henny heb ik gezegd om te bedanken. Ik weet niet wat ervan komt, maar voor mij heeft Forum nu voorgoed afgedaan. Zou je Menno niet schrijven dat ook jij van alle verdere medewerking afziet? Ik ben misselijk van dit heele gemodder omderwille van de karakterlooze streberij van Vestdijk. 2599 (823). Aan M. ter Braak: Parijs, 9 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2600. Aan J. van Nijlen: Parijs, 10 juli 1935 Parijs, 10 Juli. Beste Jan, Simone schrijft mij dat zij van zins is Gille mee te nemen naar haar moeder bij Charleroi. Ik antwoord nu dus gelijk hiermee dat ik hem hier wil hebben. Wil jij haar verder vragen om Gille naar het station te brengen, dan zou dat heel aardig van je zijn. Maar als ze érg veel moeilijkheden maakt, laat het dan maar; je moet er geen last van krijgen. Het is hier een beetje onveilig op het oogenblik; men spreekt van {==386==} {>>pagina-aanduiding<<} een botsing tusschen fascisten en communisten voor 14 Juli. 1. Als je 18 Juli komt, is het òf ‘gebeurd’ òf ‘voorbij’. De wijzen zeggen dat er wel niets gebeuren zal; maar om déze reden kan ik den 14en toch niet weg. Het Royal Hotel van Jan is een ‘legende’: ik ben er geweest, en het is geen steek beter dan andere hotelletjes voor denzelfden prijs, noch is het beter gelegen. Ik zal een goed hotel voor je zoeken, of we doen dat samen, na overleg, als je om half 12 al hier bent. Er is geen enkele kans dat je geen plaats zou krijgen! Met of zonder Gille, schrijf me nog even wanneer je komt en je vindt me aan het station (gezegd van het Noorden). Hartelijk je E. Het adres is: Simone Sechez, 5 rue Wappers, Bruxelles. Het is niet zoo ver af van het huis van Jan. 2601 (826). Aan M. ter Braak: Parijs, 11 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2602 (827). Aan M. ter Braak: Parijs, 11 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2603. Aan H. Marsman: Parijs, 11 juli 1935 Parijs, 11 Juli. Beste Henny, Vóór alles die Forum-historie. Ik heb inderdaad èn Menno èn Vestdijk geschreven, en de zaak is voor mij beslist. Menno heeft Greshoff en mij, na alles wat wij hierover besproken hebben, laatst in Parijs nog, en wetende hoè wij op hem rekenden om in geen geval de katholieken hun zin te geven, * doodgewoon laten vallen. Wat zijn bedoelingen zijn geweest, gaat me tenslotte niet aan; maar van {==387==} {>>pagina-aanduiding<<} verder meewerken aan Forum is èn voor Greshoff èn voor mij geen sprake. Het wordt bovendien wat komisch als ik jou vraag om je solidair met mij te verklaren tegen de verrottenis en je mij dan vraagt om hetzelfde met jou te doen vóór hetzelfde. Laat ons er niet verder over praten. De zaak heeft mij zeer gegriefd, en Menno is mij zeer tegengevallen. Ik ben verder bereid om alle oprechtheid aan te nemen die hij wenscht en zal mij met hem niet brouilleeren. Maar ik voor mij zou liever heelemaal niet meer schrijven dan in dit karakterlooze gedoe mee te schipperen. Dit schijnt erg ‘imperialistisch’ van me te zijn; het zij zoo, of het heete zoo. Vestdijk is voor mij een flapdrol, met wie ik geen enkele relatie meer wil. Dit staat geheel buiten de Forum-historie, waarin vooral Menno mij heeft teleurgesteld. (Van Vestdijk en Vic verwachtte ik niet anders.) * * * Wat die bundel betreft, ik heb je toch gezegd dat ik tot het uiterste eraan zou werken? Ik zal alles doen war je mij vraagt; maar vmdl. zullen we van Stort tòch Het Vaderschap van Paul Hooz nemen. Wil je me de adressen van Van Wessem en van Jeanne van Schaïk geven, anders kan ik die dingen niet terugzenden. Is het zoo socialistisch als ik zeg dat iemand niet tegen de bevrijding van het proletariaat kan zijn? In dat geval ben ik sinds ik denken kon socialist. En om dezelfde reden is Vigilance wèl antifascistisch, maar niet anticommunistisch. Het antifascisme is het eenige positieve in het programma ook van het Front Commun hier; als het fascisme overwonnen wordt, spat de boel wel weer uiteen, maar het communisme heeft hier zeker maar een héél geringe kans, en in Holland ook. Ik ga Internaat en Huwelijk ook lezen; ik heb ze nu hier. Kan je me die Elzevieren met Blijstra erin opsturen, dan lees ik het nog pour acquit de conscience. Als je De Slaaf beter vindt dan Lachgas, laat ons het dan plaatsen, ook als Last die veranderingen niet aanbrengt. Tenslotte zijn dat details, en werkelijk goed wordt het toch niet - van gehalte, bedoel ik. ‘Coudres’ zijn ‘hazelaars’; de rest is nu gemakkelijk genoeg. Schrijf me niet meer over Forum. Ik vind alles beter dan een karakterloos bolwerk, en jij in Forum, nà de overwinning van katholiek Vlaanderen tusschen de sterke en betrouwbare figuren Vestdijk en {==388==} {>>pagina-aanduiding<<} Van Vriesland is voor mij, ik schreef het je al, een paskwil. Tienmaal liever Groot-Nederland, dat tenminste in zijn soort eerlijk is en in ieder geval niet onder roomsche contrôle staat. Forum is voor mij een hypocriet tijdschrift en, gegeven het verleden, antipathiek. Als Gr. en ik onmogelijk zijn omdat we de voordeelen niet willen begrijpen, dan zij het zoo, maar de vriendschap voor ons is hier: de rotzooi te laten barsten en niet meer in dat schuitje te gaan. Hartelijke groeten, ook van Bep en aan Rien. Je E. 2604. Aan J. Greshoff: Parijs, 11 juli 1935 Parijs, 11 Juli. Beste Jan, Ik heb Vestdijk geschreven dat ik met hem heb afgedaan, en Menno dat hij mij is tegengevallen; ik heb verder gezegd dat ik geen medewerker van Forum meer wil zijn. Henny schijnt al beloftes te hebben gedaan aan Menno en Vestdijk, nog vóór hij wist hoe de zaak precies in elkaar zat. Hij vraagt mij nu om terwille van hem te blijven; ik heb hem gezegd dat het komisch wordt als hij mij vraagt te blijven terwijl ik hem vraag om er niet in te gaan; in ieder geval heb ik èn voor jou èn voor mijzelf nogmaals neen gezegd. De zaak zit zoo: dat Henny en Menno (van Vestdijk praat ik niet eens) coûte que coûte dat tijdschrift als laatste ‘bolwerk’ van ons willen houden, en dat wij niet gelooven aan een karakterloos ‘bolwerk’ onder contrôle van vlaamsche katholieken. Daar wringt hem de schoen. Maar hoe dan ook, ik schrijf liever heelemaal niet meer, dan in dit tijdschrift. Schrijf er maar geen wilde brieven over, want de mijne zijn al scherp genoeg. En zeker niet aan Henny, die tenslotte verreweg de onschuldigste is. Menno is mij in dit bedrijf erg tegengevallen; hij heeft geit en kool willen sparen, in alle oprechtheid (dat neem ik aan), maar hij heeft jou en mij er niet minder om laten vallen. Ik heb hem dit geschreven, waar hij ontsticht over is, maar, welke zijn bedoelingen ook mogen zijn, ik kan dit feit niet anders zien dan zoo. Ik schrijf er nu niet langer over, want mijn houding is beslist, en tenslotte is dat voor mij toch het voornaamste. Misschien zul jij in dit geval toegeven dat mijn ‘karakterbetoonerij’ - die jij soms zoo haat, of althans afkeurt - soms verkwikkelijker kan zijn dan het {==389==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘begrijpen’ waar Menno nu blijk van geeft. De solidariteit tusschen jou en mij is tenminste het eenige plezier dat ik beleef in dit rotgeval. Verder gaat alles best, al wordt er een putsch verwacht voor 14 juli a.s. Hartelijke groeten onder ons allen, een hand van je E. Die insecten bij je thuis lijken mij heel erg en Bep een ramp erger dan het fascisme, maar misschien lukt de defensie hier toch nog? In ieder geval couraazje gewenscht ende dispereert niet; het is altijd minder erg dan de infectie van het bolwerk Forum. 2605. Aan H. Marsman: Parijs, 11 juli 1935 Parijs, 11 Juli. Beste Henny, Vandaag las ik Eva Raedt. Internaat is eig. een ‘roman’; in Huwelijk - meestal burgerlijk en vervelender dan Hollandsch Binnenhuisje - vind ik één ding dat ik best hebben wil: die operatiehistorie, De Droom. Ik zend het je gelijk hiermee, samen met mijn herziene tekst van Het Drama van H. aan Z. Ik heb het adres van Eva Raedt niet. Wil je haar om dat verhaal schrijven, als je het ook goed vindt (Bep las het na mij en vond het zéér bruikbaar, ook zeer juist, getoetst aan eigen operatiegevoelens!), en wil je het haar dan even terugzenden om, als zij wil, een paar dingen te veranderen, die onduidelijk zijn; ik heb er streepen bij gezet. Ik vind dit verhaal ook technisch, dus als literair soort, heel sympathiek, d.w.z. ‘van het goede soort’. Mijn jaargangen Forum gaf ik vandaag aan de bibliotheek van de Cité Universitaire hier: een nuttige en uitnemende bestemming, lijkt me; en dan is het bij mij wèg. De rotzooi waarin het avontuur verloopen is vergalt me het plezier om ook de eerste jaargangen te houden; voor mij - en voor Menno vroeger - was Forum méér dan alleen literatuur. Ik neem nu alles terug wat ik later gezegd heb over dat Menno toch gelijk had om het compromis met die vlaamsche kloenen te aanvaarden; Greshoff had gelijk, en ik, toen ik Menno er destijds met kracht tegen waarschuwde * 1. En het groote argument {==390==} {>>pagina-aanduiding<<} van Menno: dat de holl. redactie volstrekt onafhankelijk zou zijn, dat hij er anders ook niet over gedàcht zou hebben, enz. - een opvatting die hij tot laatst hier in Parijs nog met kracht verdedigde - blijkt achteraf een pispraatje te zijn geweest, en de vlaamsche roomschen hèbben het gewonnen, en de holl. redactie hèèft zich karakterloos laten schoppen. Ik heb Menno gezegd dat ‘wij’ zonder verder gepraat Virginia moesten plaatsen, en dat hij dan zien zou dat ‘zij’, - die Forum 10 × meer noodig hebben voor hun prestige en hun literaire behoeftes, - bakzeil zouden halen; maar de holl. redactie blijkt zelf zoo godvergetensch gesteld op het behoud van dit tijdschrift, zelfs hypocriet en karakterloos, dat ‘wij’ voor de bedreiging van de roomsche troep maar meteen zijn gezwicht. Ik zou het Menno misschien toch minder kwalijk genomen hebben als hij tegenover Greshoff en mij niet tot het laatste toe gesproken had alsof hij op dit punt onwrikbaar zou staan; ik heb hem bij herhaling gezegd dat ik niet meer mee zou werken als het vlaamsche episcopaat zegevierde, maar òf dit was voor hem van geen belang meer, òf hij heeft gedacht dat het van mij een pispraatje was. Ik zou Menno nooit zoo in de steek gelaten hebben als hij mij, daar komt het voor mij op aan. En al dat gepraat om een infaam Forum te behouden, coûte que coûte, ja, daar ben ik dan blijkbaar te bot voor. Qu'y faire? Schrijf mij even een kaart om me te melden of je de 2 brieven en het envelop met de 2 stukken erin, die ik je vandaag zond, ontvangen hebt, want het adres van Van Leeuwen had ik niet opgeschreven en ik weet het niet goed uit het hoofd meer. Het beste met de vacantie, ook (of vooral) voor Rien; hartelijke groeten van je E. 2606. Aan H. Mayer: Parijs, 11 juli 1935 Beste Henri, Met eenige schrik kreeg ik je brief uit Rome, - vooral waar ik je net nog weer geschreven had. Ik hoop van harte dat Henri zich spoedig herstelt en dat je heelemaal gerust naar Holland teruggaat. 1. Geef me een teeken als je daar weer bent (ik neem aan dat je dit schrijven trouwens niet eerder ziet). {==391==} {>>pagina-aanduiding<<} Zou Gediking nu in Holland zijn? Zou het je in dat geval mogelijk zijn uit te vinden waar hij zit? Als hij in Indië gebleven was, zou men hem toch in ieder geval mijn brief bezorgd hebben... Voor het boek van Stort (Idealen en Ironieën) heeft bij je afwezigheid misschien een ander gezorgd. Anders wel graag zoo spoedig mogelijk. Het beste, en bij voorbaat dank. Steeds je E. Parijs, 11 Juli. 2607. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 12 juli 1935 Parijs, 12 Juli. Beste Freddy, Even vlug, tusschen vertaalwerk door (nog steeds Fermina). Dat stuk van Kloos over zijn grootvader 1. was inderdaad onovertrefbaar; schreef ik je er al niet over? Gisteren kreeg ik van mevrouw Kloos verzoek om een portret + wat biografische aanteekeningen voor een kalender met auteursportretten in koperdiepdruk! 2. Ik heb maar toegegeven... als je dus veel van die kalenders koopt kan je me nog aan iedereen cadeau geven. Ik wou dat ik met je praten kon, om de stijl van je art. 3. te bekijken, samen; bij het overlezen merkte ik nl. dat de heele eerste blzij bestond uit op de gekste manier, d.w.z. lukraak, aan elkaar geschroefde zinsdeelen, in den trant van: ‘Een hond in zijn jeugd gehad hebbende, was hij op zijn 21e jaar student te Leiden.’ Ik raad je aan om auteurs te lezen die eenvoudig en helder formuleeren: je hebt een neiging naar het wazig-subtiele (dit nu slaat op het fragment in Forum) 4. die je bepaald moet bestrijden. Je schrijft op het oogenblik lukraak naar halfverteerde literatuur * van anderen; bij de herinne- {==392==} {>>pagina-aanduiding<<} ringen gaat dat nog wel op; men denkt: ‘hij wil het nu eenmaal zoo’, maar in zoo'n kritisch artikel wordt het onthullend als een onvoldoende samenwerking tusschen je ‘vorm’ en je gedachtengang. Ik kan overigens over het fragment niet goed oordeelen, omdat het ongetwijfeld een minder goede indruk geeft dan het geheel. Toen ik het geheel las, trof het mij tenminste als veel meer ‘de moeite waard’. Maar toch zeg ik je hierbij graag nogmaals dank, dat spreekt vanzelf. Ik geloof overigens - eerlijk gezegd - dat je beter doet dit alles om te werken tot een verhaal, liefst in de 3e persoon. Misschien kan je het vermengen met je plan over die 3 liefdes; er dezelfde ‘jongeman’ van maken. (De titel in Forum was erg ‘gemakkelijk’.) Er staat veel aardigs in wat je schrijft, maar je zult hard moeten werken (als bijna iedereen trouwens) voor het goed wordt. Ik heb ontzettend gewerkt aan Een Voorbereiding - eig. meer dan 4 jaar - en het is nog het slechtste geworden van wat ik schreef; denk dus niet dat dit alles het ontmoedigende gepraat is van den ‘arrivé’; integendeel, ik zeg je dit zoo kameraadschappelijk mogelijk. ‘Moderne’ auteurs, genre Tinan, lijken mij voor wat jij te veroveren hebt in de kunst (term van Malraux) absoluut de pest. Diderot, Stendhal, Mérimeé, Stevenson, en dgl. voor jou. In de Piscine Molitor 5. ben ik tenslotte niet terecht gekomen, want het bleek maar een smal strookje water te zijn, weliswaar verlokkend blauw, maar zoo omgeven door al te gezond vleesch, dat ik mij angstig verwijderd heb. Dank voor de krantenknipsels: die 2 over Indië. Het ziet er banaal genoeg uit, op deze manier, maar toch... Mijn erotische verzen ben ik vergeten. 6. Maar hier is een limerick - ook indisch - in ruil voor de aardige die je mij zond: Een heer van Panaroekan, Die trof bij zijn vrouw bezoek an. De zaak leek hem verdacht, Want 't was na middernacht, En 't bezoek had niet eens een broek an. Hartelijke groeten, ook aan Rudie, van je EdP. {==393==} {>>pagina-aanduiding<<} 2608 (828). Aan M. ter Braak: Parijs, 12 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2609. Aan J. Greshoff: Parijs, 12 juli 1935 Parijs, 12 Juli. Beste Jan, Menno heeft Zijlstra nu gezegd dat hij niet alleen 1 jan. '36 aftrad, maar zich solidair met ons verklaarde en geen medewerker meer wilde zijn. Aan Vic (die met vacantie is) heeft hij geschreven dat jij en ik niet meer mee zullen werken, en hij verwacht dat Vic nu ook coûte que coûte Virginia zal willen plaatsen. Kortom, er is heel veel kans op dat het oude programma wordt uitgevoerd. En Henny zonder ons verdomt het natuurlijk ook. Menno schreef mij vandaag dat hij mij verkeerd begrepen had. 1. Hij dacht dat, als hij uittrad, de rest ons niet schelen kon. Wij moeten wel erg onduidelijk zijn geweest (ik althans, die hem zoowat 4 ×, per brief en mondeling, gezegd heb dat ik uit Forum ging als Virginia niet geplaatst werd), maar er is geen reden om aan te nemen dat hij hierin niet te goeder trouw is. Schrijf hem nu, als je het nog niet deed, hoe jij alles begrepen hebt. Het ging toch ook voor jou, altijd, om het feit dat de roomsche contrôle zijn zin niet kreeg, en niet om het feit dat Menno zou aftreden. Als Menno was afgetreden, gewoon omdat hij er genoeg van had, zou ik het uitstekend vinden dat Henny zijn plaats innam (ik heb dit zelfs aangeraden!). Maar niet na een nederlaag tegen de roomsche makkers (er ontbreekt een s, geloof ik). Hartelijke groeten van je E. 2610. Aan H. Marsman: Parijs, 12 juli 1935 Parijs, 12 Juli 's avonds. Beste Henny, Deze brief moet ik ook nog versturen - dat is dus de derde! - omdat Menno mij vanmorgen uitvoerig schreef. Hij zegt dat hij nooit begrepen heeft dat ik niet meer mee zou werken, ook als {==394==} {>>pagina-aanduiding<<} hij uittrad. Ik ben dan wel heel onduidelijk geweest, want per brief en per gesproken woord heb ik hem aangekondigd (alles bij elkaar zeker 4 ×) dat dit gebeuren zou als Virginia niet geplaatst werd, - niet om Virginia, maar om de onbeschaamdheid van die roomsche troep uit Vlaanderen; om het principe waardoor de samenwerking met hen niet heelemaal dégoutant was, in één woord. Het is gek dat ik zoo onduidelijk ben geweest, ik die tot op het ouwehoerige probeer mij in zulke dingen precies te laten verstaan; - maar er is allerminst reden om Menno te wantrouwen, dus dit verklaart alles. Het is weer het ‘misverstand’. Hoe het zij, hij heeft nu aan Zijlstra geschreven dat hij na 1 Jan. '36 zich solidair met mij verklaarde en ook niet verder zou meewerken, en hij heeft Vic geschreven dat Greshoff en ik uitvielen als Virginia niet geplaatst wordt; hij vermoedt dat Vic nu ook op plaatsing zal aandringen, zoodat de gezwichte Vestdijk alleen zal staan en kans loopt om met de vlaamsch-roomschen aan het kortste eind te trekken. Ik heb misschien een erg laag karakter, maar ik zeg 10 × ‘bravo’. Bovendien heb ik zoo'n idee dat de vlaamsch-roomschen, als hier voet bij stuk gehouden wordt, van hun kant bakzeil zullen halen, zooals ik je, meen ik, al schreef. * Gebeurt dit niet: tant pis. Dan heeft Forum 2 jaar zuiver bestaan en 2 jaar in een half compromis met roomsch Vlaanderen, maar de contrôle van het episcopaat heeft het dan tenminste ontzeild. Ik sta er achteraf versteld van dat hierover zooveel gedaan en gepend is moeten worden, met eindelooze ‘verklaringen’ tusschen Menno en mij, terwijl alles toch zoo doodeenvoudig was. Draaien de vlaamsch-verroomschten bij en gaat Menno er in '36 toch uit, dan zou ik het natuurlijk zeer toejuichen als jij zijn plaats innam. Ik ben evenmin op den dood van Forum, coûte que coûte, gesteld als op een voortleven coûte que coûte, en materieel voordeel hebben wij er allemaal bij. Maar liever niets dan inbreuk op de ééne regeling die er niet een smeerlapperij van maakt: volstrekt onafhankelijke en gescheiden redacties. Sta daar vooral op, als je er nog in gaat, want wat ik Menno vroeger voorspeld heb is nu gebleken waar te zijn: zoodra die smakkers zich onmisbaar voelen gaan ze wetten voorschrijven. Ik las Helman's novelle. Als je het absoluut hebben wilt, mij best, {==395==} {>>pagina-aanduiding<<} maar ik vind het een vlot ding van niks, met een weerzinwekkend-goedkoope propaganda tot besluit. Van het soort literatuur waar je in communistische kringen een 9 voor krijgt, ook al heb je geen snars talent. Eigenlijk voel ik meer voor het verhaal dat laatst in Forum heeft gestaan, dat ook zoozoo is, maar korter en minder conformistisch naar de mode-moraal. 1. Ik vind dit verhaal minder goed dan De Slaaf, en veel meer een blamage voor onze bundel, om die imbeciele zielewerverij in de ‘moraal’ ervan, het laatste hoofdstuk. Als Tolstoi dit geschreven had was het misschien goed geworden, en 10 × soberder ook. De Overjas van Berghen niet kwaad, maar lang van stof, * en erg ‘ouderwetsch’, vooral het begin. De Pillecijn is toch zeker beter, vooral de eerste helft. Van Blijstra signaleer ik je het eerste verhaal van IJzeren Vlinders, dat kort is, en in mijn herinnering zijn ongeslagen coup de maître is gebleven. Maar het wordt tijd dat we wat Vlamingen nemen. Wat moet ik doen met De Overjas en het boekje van Gilliams? Naar Greshoff sturen? - En met de vērhalen van Henri Bruning? Ik geloof steeds meer dat onze verzameling toch ‘matig’ zal worden, maar we kunnen nu niet meer terug. De inhoudsopgaaf van die bundels van Godthelp en Mirande had inderdaad weinig verontrustends. 2. Je moet later heusch de verhalen van V.G. Stort bestudeeren: zijn slechte kanten lijken sprekend op jou als je naar het kitschige toegaat, zijn Lambert Brodeck (Bep en ik hebben ons erg geamuseerd bij het overlezen van dit verhaal) is familie van Charles de Blécourt. Je zult zien dat je er werkelijk wat aan hebt, al zal je er tegenaan kijken als tegen je karikatuur. Voilà. De brief van Menno heeft mij toch veel goed gedaan. Hij zal je zelf wschl. ook wel geschreven hebben. Hartelijk je E. P.S. - Na met die andere rotpen volslagen te zijn gebrouilleerd heb {==396==} {>>pagina-aanduiding<<} ik nu een glazen pen gekocht; ik geloof niet dat het resultaat veel beter is, maar het schrijven gaat makkelijker! 2611. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 13 juli 1935 Parijs, 13 juli. Beste Sander, Gelijk hiermee zend ik je 34 blzn. Fermina - tot/met blz. 196 in de N.R.F.-uitgave. Je kunt nu gerust alles aan den zetter geven, de laatste 2 hfdstn. (25 blzn.) doe ik nu wel heel gauw af. Neem mij niet kwalijk dat ik je zoo liet wachten Het gaat met mij nu wat beter. En jij? Hartelijke groeten van je E. 2612 (830). Aan M. ter Braak: Parijs, 16 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2613. Aan J. Greshoff: Parijs, 16 juli 1935 Beste Jan, Het bericht van den dood van Henri Mayer Jr. 1. heeft mij ook heelemaal ontsteld. Zooiets is afschuwelijk en revoltant. Die arme Henri moet kapot zijn. Over Forum later dan maar weer, als er wat nieuws gebeurd is. Menno en Vic zijn op het oogenblik beiden met vacantie. Hartelijke groeten voor jullie allen en haro voor de vlooienarmee! 2. Je E. Ik denk toch wel niet dat we naar Sestri gaan. Het lijkt ons steeds onmogelijker om met onze vloo zóó ver te reizen. Parijs, 16 Juli. {==397==} {>>pagina-aanduiding<<} 2614. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 16 juli 1935 Parijs, 16 Juli. Beste Sander, Gelijk hiermee zend ik je de laatste portie Fermina. Ik zou nu wel graag een briefje van je krijgen dat je alles ontvangen hebt; dan kan ik al de bewijsjes van aangeteekende zendingen weggooien, die ik ervan bewaard heb. Als je me drukproeven stuurt, dan graag zooveel mogelijk tegelijk, en liefst in 2 exemplaren (althans de eerste keer). Op twee punten moet ik nog ‘uitsluitsel’ hebben van Larbaud. Maar van veel belang is het niet. Hart. groeten van je E. 2615 (831). Aan M. ter Braak: Parijs, 17 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2616. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 17 juli 1935 Parijs, 17 Juli '35. Beste Sander, Gelijk hiermee gaan de drukproeven van Serena terug. Ik zou wel graag een revisie hebben. Is het voor Fermina Marquez niet gewenscht om het latijn en spaansch achterin te vertalen? - Heb je het al laten drukken? Zoo niet, dan raad ik je aan den letter te nemen waarin De Dood van Angèle Degroux gezet is; die komt alleraardigst met dezen tekst overeen, voor mijn gevoel, even ‘sober en sierlijk’. Als je de kleine serie van je Kaleidoscoop-boeken ook al van nieuwe omslagen voorzien hebt, zend mij dan een ex. van De Arme Hemdenmaker, dan heb ik mijn 3 Larbaud-vertalingen in uniform. - Niet vergeten! Wanneer vraag je mij Barnabooth te vertalen? Wil je niet de 3 novellen uit Amants, heureux amants ieder apart uitgeven, dus als 3 boekjes van de kleine serie? Bep zou graag vertalen: Trois Rencontres van Toergenjev. Ik heb nog andere kleine boekjes die ik je aanraad, bv. L'Homme de Pourpre van Pierre Louijs, en Les Prisonniers du Caucase van Xavier de Maistre. Zou je ook niet Nij- {==398==} {>>pagina-aanduiding<<} hoff 's vertaling van Paludes in de serie nemen, gegeven de tegenwoordige beroemdheid (ook in Holland) van Gide? Of heeft Querido hier al beslag op gelegd? Marsman is bezig L'Immoraliste voor hem te vertalen, en La Porte Etroite hebben ze ook, in de vertaling van mevrouw Nijhoff. Hartelijke groeten van je E. Wat heb je besloten over Aboe Bakar? Als je het boek niet meer noodig hebt, zend het mij dan terug. En wat over die keuze uit Conan Doyle? Als jij het niet wilt, vraag ik dit misschien nog aan Querido of Boucher. 2617. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 18 juli 1935 Parijs, 18 Juli. Beste Freddy, Dank voor de photo. 1. (Er was er maar 1.) * Ik meen erbij te hebben geschreven dat je stuk in Forum (NATUURLIJK) veel beter was dan het andere. Maar de manier van slecht schrijven, d.w.z. van ernaast schrijven is (begrijpelijkerwijs) precies dezelfde; en gemakkelijker na te gaan, en bijgevolg ‘onthullender’, in het haastige stuk. Het gaat er ook niet om, of je genoeg vat op je geeft of niet - dit zijn termen, tusschen Ter Braak en mij in zwang en die ik dus heel goed ken, maar die er hier niet toe doen. Ik zeg niets tegen den inhoud van je stuk, en niets tegen den ‘ik’ die erin vervat is, mijn raad en mijn bezwaren gelden uitsluitend de vorm. In je antwoord aan mij schijnt dit je niet duidelijk te zijn geworden; het kan zijn dat ik het niet duidelijk genoeg schreef. Èn Tinan, èn Couperus, èn Tourguénieff schrijven in hun kader voortreffelijk; althans vaak (Couperus het slechtst). Ik had dus allerminst de bedoeling je tegen Tinan te waarschuwen om Tinan - ook dat begreep je niet! - en ik persoonlijk heb voor Tinan nog altijd zeer veel bewondering. Maar puur technisch zijn al deze auteurs {==399==} {>>pagina-aanduiding<<} voor jou de goede niet; m.a.w. als ik het met een simplistisch voorbeeld zeggen mag: om te schrijven als Tourguénieff zou jij moeten gaan door bv. Mérimée. Ik hoop dat je het zuiver ‘oefenkundige’ van mijn bemoeienis nu begrepen hebt. Ben je het niet met mij eens, best; vind je dat er niet geoefend moet worden (dergelijke idiotieën denk je als beginnend auteur, tot je na 10 jaar werken merkt dat je je als een gek tòch geoefend hebt - al is het niet altijd op de meest doeltreffende, d.w.z. economische manier) - nog beter. Ik schrijf je dit alleen om je niet het idee te geven dat ik idioot ben; althans, idioter dan ik verdien. Als een schrijver ook als schrijver ‘zichzelf wil worden’, moet hij voor een groot deel tegen zijn natuurlijke gaven ingaan; d.w.z. die disciplineeren, zich oefenen in het beheerschen van wat hem niet meteen afgaat; dus in jouw geval: de korte scherpe formule en niet de lyrische pathetiek. Wat je haastig en daarom ‘te compact’ noemt, is allerminst compact, is alleen maar slecht gedacht, lukraak opgeschreven (geformuleerd) in pasklare, ‘sluimerende’ formules (dus van anderen), en toen heel slecht in elkaar geschroefd. Dit alles heeft niets met jezelf te maken, want je kunt hiernaast in potentie een genie zijn, - het is puur technisch. En wat het ‘wazig-subtiele’ vormt in de ‘mémoires’ is eenzelfde manier van lukraak formuleeren, alleen met een al-of-niet echt subtiele inhoud en bedoeling. Terwijl je vat op je wil geven als mensch, slip je ernaast als schrijver; het resultaat is dat je toch slecht vat op je geeft. Misschien vind je deze kinderlijke waarheid een korte meditatie waard. Misschien ook niet; ik probeer alleen je dingen te zeggen waar je iets aan hebben kunt. - Als je hier was zou ik èn de eerste blzij van het haastige stuk (zéér de moeite waard, zooals haastig geschreven kladjes voor graphologen) èn je ‘mémoires’ met je bekijken, en je op 100 plaatsen vol deemoed vragen: ‘Fredje, wat bedoel je hier precies mee, want ik begrijp het niet al te best.’ Waarom je wel de poëzie van Larbaud kunt overlezen, ‘altijd opnieuw’, en van dien armen Tinan alleen maar af en toe een bladzij voor de ‘sfeer’, is mij ook mysterieus. Tenzij gewoon omdat alle poëzie zich beter laat overlezen dan alle proza - altijd als de twee ongeveer gelijkwaardig zijn. De poëzie van Larbaud is zeer veel minder dan zijn proza in Barnabooth; maar zijn Barnabooth is inderdaad ook zeer veel beter - en nu in ieder opzicht - dan Tinan. Maar (3e draai!) zijn Barnabooth behoort dan ook tout simplement tot het allerbeste proza dat ooit geschreven werd. {==400==} {>>pagina-aanduiding<<} Verlies van Tijd 2. doet onmiddellijk denken aan À la Recherche du Temps Perdu, wat voor Vestdijk - eminent proustiaan - natuurlijk niet te verdragen was. Voor Rudie: begin October ben ik hoogstwschl. hier. Mijn vrouw laat zeggen dat ze alle Vaderland-artikelen ongelezen weglegt en er nooit van wil horen. Maar bovendien schijnt dat dansen op de vulkaan van iemand anders te zijn, die ‘Onder den Eiffeltoren’ schrijft. Dat je onze rotzooi voor Het Vad. ook nog bekijkt, is anders toch wel het toppunt van toewijding! Hartelijke groeten, ook aan Rudie, van je EdP. P.S. - O ja, dat voorbeeld van die hond en die student te Leiden gaf ik je niet op om het onnoozele ervan (zooals jij schijnt te veronderstellen), maar als vb. van een zin waarvan het 1e deel op het 2e slaat als een tang op een varken. 2618. Aan H. Marsman: Parijs, 18 juli 1935 Parijs, 18 Juli. Beste Henny, Menno schrijft dat er een nieuw offensief ondernomen wordt tegen de roomsche jongens. Dus afwachten. Greshoff zal ik met je mededeeling troosten. Last heb ik een briefje van 3 regels geschreven. 1. Ik zal hem wel mondeling vertellen wat je van hem denkt (als hij mij hier opzoekt ‘op doorreis naar Abessinië’). Het is een cascanadeverkooper, en zijn briefje is teekenend, inderdaad. Maar als je hem mijn ‘nieuwe vriend’ noemt ben je optimistisch; en de goeie dunk van zichzelf heeft hij zich gevormd zonder hulp van mij, voor zoover ik na kan gaan. Moet ik je het verhaal van Helman ook naar Lossen sturen? 2. Graag even antwoord hierover. De verhalen van Van Wessem en Van Schaïk verzend ik vandaag. Stort zal ik schrijven zoodra ik zijn Idealen en Ironieën gelezen heb. Ik wacht nog op het boek. {==401==} {>>pagina-aanduiding<<} Wschl. gaan we in Augustus even weg - naar de Morvan, en ik misschien ook nog even naar Aix-en-Provence. Maar niet vóór ± 7 Augustus. Ik schrijf je dat wel. Alain maakt het best. Ik ben niet sterk in het beschrijven van kinderen; het zou een ‘kunstwerk’ moeten worden voor ik dat met de noodige zorg zou kunnen probeeren! Hij grijnst met wijdopen muil als hij voor een spiegel wordt gezet; niet ééns, maar keer op keer. Verder heeft hij wat last van de warmte en gaat dan te keer, maar over het algemeen is het nogal een zoet beestje. Geniet allebei flink van de vacantie! Hartelijke groeten onder ons vieren. Je E. Wanneer moet dat boek van ons eigenlijk verschijnen? Over Eva Raedt beslis jij. Heb je Brulez? Zal ik de Pillecijn dat verhaal vragen tot die blzij? Lees je het 1e verhaal uit IJzeren Vlinders nog, en zend je mij die Elzevieren met dat andere verhaal v. Blijstra? Roelants zal ik nog eens vragen; hij zou in deze vacantie wat maken. Bep en Menno hebben nog niet heelemaal neen gezegd om iets te probeeren, maar reken daar maar niet op. Otten en Leroux blijven onzeker. Dit lijstje is - met V.G. Stort - alles wat ons nog te doen valt, meen ik; dus bestudeer het! Wil je toch niet even die Verdwenen Soldaat van Helman in Forum 3. lezen, die ik beter vind dat dit propaganda-verhaal? Als je dan nog hièrop gesteld bent, wasch ik mijn handen in onschuld. Voor mij is het dan het slechtste (= goedkoopste) verhaal uit den bundel, maar één moet dat zijn, dus waarom niet dit? 2619. Aan J. Greshoff: Parijs, 19 juli 1935 Beste Jan, Wat een mooie reis voor de boeg! (c'est le cas...) Adres Thelen is: Apartado 112, Palma-Mallorca. J.v.N. is hier, een beetje kalm maar toch gezellig. Is vandaag ter expositie getogen 1. en komt vanavond met Pia samen. Ik geef hem de proeven straks. {==402==} {>>pagina-aanduiding<<} Henny laat zeggen dat hij niet tot schrijven komt, maar dat je gerust kan zijn: hij is solidair met jou, Menno en mij. Morvan begint pas ± 8 Augustus. Dus dat heeft nog al den tijd. Veel plezier - hoe gaat het met de vlooien? - groeten aan allen van ons hier, J.v.N. ook. Je E. Hierbij de bespr. van Winkler. 2. Op die nogal malle vergelijking met Ibsen na (de man is geen literator!) is het stuk werkelijk heel aardig, lijkt mij. Parijs, 19 Juli. 2620. Aan W.L.M.E. van Leeuwen: Parijs, 19 juli 1935 Parijs, 19 Juli '35. Zeer geachte Heer van Leeuwen, Ook nog vóór ik uw naschrift en de bespreking 1. gelezen had - waarvoor veel dank - zou het niet in mij opgekomen zijn uw brief hatelijk te vinden. Een andere vraag is of ik werkelijk bevredigend kan antwoorden in een brief - wat immers altijd iets geheel anders blijft dan een gesprek, en des te meer tusschen menschen die elkaar nooit gezien hebben. In de eerste plaats zou ik willen zeggen dat uw brief de correctie is op uw stuk, omdat ik van mijzelf met de beste wil niet kan aannemen dat ik zóó vol goede eigenschappen en zoo ‘edel’ zou zijn als u het in dat stuk voorstelt. Een gemeenheidje hier en daar lijkt mij in dit beeld bepaald noodig! En als u dit ook zoo lijkt, bij nadere beschouwing, dan hèbt u eigenlijk het antwoord al op uw vragen. Toch kan ik u natuurlijk ook meer ‘technisch’ antwoorden, d.w.z. probeeren u op dit gebied tevreden te stellen. Vooreerst dan de bestaande personen. Wat menschen daarvan {==403==} {>>pagina-aanduiding<<} denken die ze niet kennen, zou ik ook erg graag willen weten, maar voor zoover ik dit heb trachten te onderzoeken waren de uitkomsten onbevredigend. Goeraëff is over het algemeen de minst bekende; met Arthur Hille, die iedereen erg levend vindt, terwijl iedereen Heverlé het onduidelijkst vindt. Over Goeraëff verschillen de meeningen, sommigen zien hem slecht (Greshoff en u), anderen vinden hem erg duidelijk. Dat Heverlé onduidelijk is, neem ik direct aan: 1o was hij te dicht bij, d.w.z. mijn buurman terwijl ik schreef (wat Wijdenes niet eens was), 2o had ik, om hem ook levend te maken, allerlei details moeten vertellen, in het soort dat u mij bij Wijdenes verwijt; er was trouwens een 3 × zoo goed beeld van Hille te maken geweest als ik om dezelfde reden niet een flink stuk had moeten verzwijgen. En dit brengt ons op het geval van Menno. Hier komt het gewoon neer, dunkt mij, op de verschillende kijk die u en ik hebben op het geval. Ik vind die juffrouw heel matig sympathiek (zielig is nog wat anders dan sympathiek) en haar mama heelemaal niet, het idee aan die menschen hoefde mij dus niet te geneeren; Menno heeft mijn stuk gelezen en had alles erin kunnen laten veranderen dat hem niet aanstond; bovendien vergeet u één ding dat in dit verband (het opteekenen van die belevenis) van werkelijk belang is, nl. dat Menno Dr. Dumay geschreven heeft, met ‘deszelfs’ laatste hoofdstuk! Wat de ouders betreft: ik ken ze niet, en, sterker, ik heb ze niet beschreven, want het heele geval van het voorlezen aan tafel en van ‘Otje’, komt uit een geheel andere familie. De vraag is nu of de menschen gelijk hebben, die voor zichzelf uitgemaakt hebben dat dit boek geen roman is, en die dus alles nalezen om een soort historische waarheid te leeren kennen; die in dit geval dus moeten constateeren dat ik de familie Ter Braak van Eibergen schandelijk belasterd heb en mijn lezers voorgelogen. Maar ik erken het vooropgezette idee van deze menschen allerminst, en zou hen erop willen wijzen dat er niet voor niets ‘roman’ op het titelblad staat. Ook op verscheidene andere punten heb ik de waarheid geweld aangedaan; meestal om redenen die u zou bijvallen. U ziet dus dat het een kwestie wordt van het eene nog te gebruiken en het andere niet meer. Ik bedoel volstrekt niet dat alles wat er nu in het boek staat geen aanstoot zal geven aan de betrokken personen; maar ik heb overal de grenzen daar getrokken waar ik het voor mijn eigen gevoel kon verantwoorden. Ik heb altijd een stevige minachting gehad voor wat ‘men’ ervan zeggen zou, maar zonder dat, of zelfs als ik een ‘delicater’, ‘schroomvalliger’ natuur had gehad, zou ik het heele boek niet geschreven hebben. {==404==} {>>pagina-aanduiding<<} Zoodat de laatste wijsheid deze wordt, dunkt mij: dat je iemand, wiens temperament hem drijft tot het schrijven van bekentenisliteratuur, niet vragen kunt dezelfde eerlijkheid en kieschheid te hebben van iemand die zelfs zijn eigen ondervinding legt in een boek als bv. Niels Lyhne (of Malte Laurids Brigge). Het wordt een kwestie van grenzen. Als u ten opzichte van deze dingen zegt: ‘ik mis de objectiveering van den romanschrijver’, komt u natuurlijk op het terrein waar het boek absoluut géén roman is. Maar deze kwestie (die u zelf de begrenzing, van het genre roman dus, noemt) is voor mij alleen van belang om op te lossen in een essay van ± 20 blzn. (In hoeverre zijn Adolphe, Max Havelaar, Barnabooth, Brigge, Point counter Point - ik geef u expres verschillende graden - romans, of niet? In hoeverre zijn zelfs de Confessions van Rousseau en de mémoires van Casanova géén roman? en wat moeten we precies denken van den ‘romancier’ Proust?) Uw bedenking tegen het verwerken van werkelijke gebeurtenissen - nu zonder moreele bijbedenkingen - in romans, is geen oogenblik houdbaar, omdat u dan zelfs Dickens, Tolstoi, en hoogstwschl. iedereen (die niet bepaald fantastische vertellingen geeft) zou moeten verpletteren onder de slechte punten. En sterker: ik geloof niet dat men het leven fantazeeren kan, of verbeteren; ik geloof dat ieder groot, of belangrijk, boek dat het leven pretendeert weer te geven - of zich althans daarop baseert - alleen bestaat door het technisch arrangement van een stof die door het leven zelf gebracht wordt. - Dit arrangement is bij mij nu juist gering, zult u zeggen. Natuurlijk, geringer dan in menige ware roman. Maar veel minder gering dan u aanneemt, wanneer u zich op het standpunt stelt hier met een complete autobiografie te doen te hebben. De vergelijking met Henny in Angèle zou nooit in mij opgekomen zijn, omdat hij eigenlijk zichzelf gestoken heeft in een omhulsel à la Jany. - Overigens is Rijkloff (bij mij) een samenraapsel van verschillende lieden, gestekt op een mijnheer à la Jany, en met enkele grapjes van hemzelf. Maar als u het tot het uiterste drijft, zou ik ook allerminst durven beweren dat Heverlé Malraux en Wijdenes Menno zou zijn. Op dit uiterste beweer ik trouwens dat Ducroo een ander is dan ikzelf. Of liever: dit is het uiterste; de vorige waarheid vindt u na 2,3 stappen! Waarom denkt iemand dat een lezer interesse zal hebben voor dingen die alleen belang lijken te hebben voor hemzelf? - Eig. beteekent dit: waarom publiceert iemand iets? Het geloof waarmee {==405==} {>>pagina-aanduiding<<} hijzelf iets opschrijft, moet zich, bij voldoende talent altijd, meester maken van den lezer. Er zijn natuurlijk altijd onmogelijkheden van contact; maar voorwaarde is toch dat de man die schrijft, al was het alleen ‘voor zichzelf’ doordrongen raakt van de noodzakelijkheid, en dus van het ‘belang’ (ik vind dit woord eig. onuitstaanbaar) van het opschrijven. De voorouders van Ducroo zijn ‘van belang’, om dezelfde reden als een beschrijving van de tuin waarin iemand kind geweest is; om het bereiken van een sfeer, die hier door menschen ontstaat inplaats van door landschapsbeschrijving. - Ik zeg niet dat dit mij gelukt is, maar dat het zoo te verklaren en te verdedigen is, spreekt vanzelf. Er is in principe geen enkele reden waarom iemand over zijn overgrootvader zou zwijgen, en wèl de kamers beschrijven van een huis waarin hij (of een ander) gewoond heeft. Eén bedenking, in uw stuk nu, vind ik precies ernaast; waar u zegt dat de groote Ducroo er al is, wanneer over de kleine gesproken wordt. Dit is mijn heele punt van uitgang geweest, omdat ik dit het eenige vind dat echt is. (Bij verschillende gelegenheden heb ik er in het boek zelf trouwens de nadruk op gelegd.) De reconstructie van kinderleven heb ik altijd gevoeld als iets willekeurigs en onwaars. In uw brief staat dan nog: ‘In een roman eisch ik dat de personen elkaar naderen en verlaten. Hier zijn ze allemaal al waar ze wezen moeten of komen’. Ik kan u hierop alleen antwoorden met een wedervraag: Vanwaar die eisch? Waarom zou een roman zóó moeten zijn en niet anders? En waarom is het ‘elkaar naderen en verlaten’ dat de menschen bij mij dan in het verleden doen minder goed dan wanneer het in het heden gebeurde? - De ontmoetingen gebeuren in het heden bovendien ook; want wat u met ‘interviews’ vergelijkt is voor mijn gevoel precies het tegengestelde daarvan: in een interview gaat het om den geïnterviewde, terwijl voor Ducroo iedere ontmoeting een spiegelen is, een vergelijken van een ander met zichzelf. Dat deze ontmoetingen in woorden plaats hebben - dus ‘cerebraal’ verwerkt worden - inplaats van in gebeurtenissen (als wanneer de een bv. verliefd wordt op de vrouw van den ander) maakt natuurlijk verschil; maar ik vraag u nu welke geldige reden u hebben zou om te zeggen dat het eene niet mag (of niet deugt)? U ziet, zoodra men deze kwesties een beetje ingrijpend gaat behandelen is eig. een gesprek noodig, want ik heb u nu 6 blzn. geschreven en wschl. bent u niet voor de helft ‘bevredigd’. - Ik denk nog wel in Holland te komen, maar wanneer is de vraag; en ook of ik dan naar Delden zal kunnen komen. Maar in principe: graag. Zoo- {==406==} {>>pagina-aanduiding<<} wel Menno als Henny hebben mij van u beiden de meest sympathieke dingen gezegd; ik begin het dus als een gemis in mijn opvoeding te voelen dat ik u nooit ontmoette. Ik zou het heel prettig vinden als u iets uit de Zandbaai 2. in uw boek opnam, en schreef Henny daar zelfs al over. Wat de strijd om Forum betreft, het ziet er nu naar uit dat de roomsche Vlamingen hun zin niet zullen krijgen, maar we zullen toch moeten afwachten. Met vriendelijke groeten, ook aan uw vrouw en van de mijne, gaarne uw EduPerron 2621. Aan W.L.M.E. van Leeuwen: Parijs, 19 juli 1935 Parijs, 19 Juli ('s middags). Zeer geachte Heer Van Leeuwen, Ondanks de lengte ervan, heb ik mijn brief vanmorgen haastig moeten schrijven (er werd op mij gewacht) en nog haastiger moeten eindigen. Het komt mij nu voor dat ik u op één punt onduidelijk heb geantwoord, en zelfs ‘oneerlijk’, in zooverre als het de schijn kon hebben dat ik 2 dingen door elkaar haalde om mijn eigen boek te verdedigen. Ik bedoel nu de kwestie over het ‘elkaar verlaten en naderen’ dat u eischte. - Tenslotte verdedig ik Ducroo niet, maar de mogelijkheid (voor wie dan ook) om het anders te doen. Wat u bedoelt is nl. dit: de lezer moet getuige zijn van wat er gebeurt, d.w.z. de heele ontwikkeling in het heden kunnen volgen. Dat is inderdaad de manier waarop de meeste romanciers hun illuzies van ‘leven’ geven. En hoe meer het verloop van den tijd erin wordt gesuggereerd (Anna Karénine, L'Education Sentimentale) hoe geslaagder. - In dit verband is Angèle Degroux, als u het idee ‘roman’ dan toch zoo precies mogelijk begrenzen wilt, ook allerminst een roman, maar (ondanks het slothfdst. dat vele jaren later speelt) intrinsiek een novelle. En toch lijkt mij deze gedachte, die door de traditie sterk gesteund wordt, in wezen onjuist. Het is dan alsof u bij de Havelaar zei: ‘Havelaar is er alleen als Sjaalman, al wat er uit het verleden wordt opge- {==407==} {>>pagina-aanduiding<<} haald is voor mij, lezer, eigenlijk niet gebeurd’. (Precies ditzelfde geldt voor Ducroo.) Ook de manier van vertellen geeft niet de doorslag; ik bedoel nu dat men iets dat uit het verleden opgehaald wordt kan vertellen als romanhoofdstuk of als herinnering - want dit heeft met het ‘elkaar naderen en verlaten’ niet veel te maken; de hoofdzaak is of het gebeurde (van nu of van het verleden) zoo verteld is dat het een indruk achterlaat, dus met voldoende intensiteit. Er zijn anecdotes van 12 regels die bij den lezer blijven hangen, waar beschrijvingen van complete bals, soireés, enz. totaal vervliegen. - En kortom, ik verdedig de mogelijkheid van alle middelen, zonder begrenzing door etiketten en vakjes. In Barnabooth gebeuren sommige dingen in het heden; ontmoetingen als bij mij, maar ook wel directe gebeurtenissen, die een ‘novelle’ zouden kunnen vullen. Maar sommige herinneringen, heelemaal willekeurig in den tekst gezet, uit de jeugd van B., zijn zoo compleet en duidelijk, dat ze als gebeurtenis (als ‘naderen en verlaten’) minstens even goed zijn als wat ook. Daarvoor is maar één ding noodig; geen vooropgezette ideeën bij den lezer dat hij alleen getuige zou zijn van wat hij in het heden gebeuren ziet. De mogelijkheid bestaat, een retrospectieve roman te schrijven: bv. een mijnheer in een badplaats maakt kennis met een mevrouw, wordt verliefd op haar, denkt weer dat het niet zoo is, dan toch weer wel, enz., en eindigt met haar te verlaten zonder dat er iets gebeurd is, omdat de herinnering aan een oude liefde (die in zijn herinneringen verteld wordt) hem remt. Stel dat het huidige gebeuren een ‘novelle’ vormt, en dan nog een ‘novelle’ met weinig gebeurtenissen, van ± 40 blzn., en dat de als herinneringen vertelde ‘roman’ 160 blzn. besloeg), dan had u in zijn geheel een onmiskenbare roman van 200 blzn. Dit boek zou niet lijken op Ducroo; evenmin is het een boek (stel u daarover gerust!) dat ik zou willen schrijven. Ik wil alleen maar zeggen dat alle getheoretiseer tenslotte steriel blijft, en dat in het getheoretiseer alleen van belang is wat nieuwe gezichtspunten veronderstelt, niet wat de balans opmaakt van oude gezichtspunten. Het essay over de heele, halve kwart-roman, zou inderdaad heel boeiend kunnen zijn, vooral omdat ook ‘het heden’ en ‘de tijd’ nog lang niet alles oplossen. Voorbeeld: Het Leven op Aarde van Slauerhoff dat èn in het heden speelt, èn zeer goed het verloop van den tijd suggereert, is toch allerminst een echte roman, maar bijna klassiek een lang (lyrisch) verhaal. Vindt u niet dat wij een gevulde middag zouden kunnen hebben {==408==} {>>pagina-aanduiding<<} over deze kwesties? u als eischer, ik als verdediger? Maar natuurlijk, ik ben niet verdediger voor niets; ik had moeten beginnen met te zeggen dat ik persoonlijk eig. steeds minder voel voor den ‘zuiveren’ of ‘echten’ roman; dat die, ook als hij heel rijk is, mij meestal een beetje verveelt. Het genre roman lijkt mij alleen van belang (daar hebt u die akelige woorden weer) als het zoo elastisch, ònbegrensd mogelijk gehouden wordt, en als het z.g. onzuivere niet a priori veroordeeld, of zelfs achtergesteld wordt, om het z.g. zuivere. Als Multatuli de Havelaar geschreven had naar het zuivere model van dien tijd (dus Walter Scott) dan hadden wij ongeveer de beste hollandsche... roman niet gehad; als Woutertje Pieterse was ingeperkt tot een zuivere constructie, dan hadden we een boek gehad van de waarde van De Kleine Johannes misschien, of van Jaapje, inplaats van iets dat 10 × rijker is. Als Joyce Ulysses had moeten schrijven om werkelijk de gebeurtenissen van één dag te suggereeren, * dan was zijn boek wschl. veel leesbaarder geworden, maar dan was het resultaat wschl. minder geweest (minder geniaal hoewel zuiverder, minder overstelpend hoewel fijner en aangenamer) dan Mrs. Dalloway. Neemt u dit naschrift op mijn vorige ontboezeming voor lief, en antwoord, als u er lust en tijd voor hebt. Ik heb nu juist wat tijd, in de aangename periode waarin ik verkeer na eindelijk mijn vertaling van Fermina Marquez aan Stols te hebben afgeleverd! Op een ander moment zou ik u misschien met groote moeite maar één blaadje kunnen schrijven. Met vriendelijke groeten, uw dw. EduP. P.S - Een tijd geleden spraken de ‘deskundigen’ van romans die op essays leken, als er wat langer dan gepast leek in werd gesproken of gedacht. In werkelijkheid bewezen zij één ding: dat zij zelf nog ontzettend zouden moeten onderscheiden als zij iets probeeren wilden (is dit wel een roman, of een essay?) Ik denk nu aan Binnendijk, die Barnabooth en Der Zauberberg zoo ‘essayistisch’ vond bv. Maar de Wahlverwandschaften wemelt van ‘essayistische’ gesprekken, en romans als Tristram Shandy zijn dan van a tot z ‘essay’. De zuiverheid zou juist moeten constateeren dat een gesprek in een boek van verhalenden aard onmogelijk een essay kan zijn, alleen al door het verband! {==409==} {>>pagina-aanduiding<<} P.S. - Ik zou erg graag uw bloemlezing zien; kunt u mij het boek ter inzage zenden? Ik stuur het u dan welverpakt terug, en zoo spoedig mogelijk. 2622. Aan H. Marsman: Parijs, 20 juli 1935 Parijs, 20 Juli '35. Beste Henny, Ingesloten het prospectus 1.. Ik ben nu ‘bij volle positieven’ en vind het zooals het is heel best; Bep ook. Met potlood gaf ik aan wat ik zelf ook veranderd zou willen hebben; de dingen die jou hinderen moet je er zelf dan maar uitgooien of veranderen. Ik heb niet veel van jou geschrapt - hier en daar een tusschenzin en een stuk over de knoeierij van de kunst van '80, die ook nu nog te lang besproken wordt, vind ik, in vergelijking met de rest. Werk dus gewoon hierop; verander met inkt wat ik met potlood voorstel, als je ermee accoord gaat (wat tusschen haakjes staat kan dus worden geschrapt), en schrijf met potlood erbij wat jij nog veranderen wilt. Stuur mij het document dan terug. Ik voor mij heb er niets aan toe te voegen. ‘Nederlandsche’ òf ‘nederlandsche’, ‘Europeesche’ òf ‘europeesche’; daar jij allebei schijnt goed te vinden stem ik voor de kleine letter. Zet er ‘ter inleiding’ boven, niet ‘inleiding’. Of ‘ter verklaring’? Ik zou deze blzn. cursief gedrukt willen hebben. Ik las met eenig genoegen ook nog Idealen en Ironieën van Stort en schrijf hem gelijk hiermee. 2. Het vaderschap van Paul Hooz 3. blijft het beste, alles welbeschouwd; het is wat effen, maar wel ‘fijn’, en er staan minder gekkigheden in dan in De Nachtwake, die hier en daar gewoon potsierlijk is. Maar de opzet, en de nasmaak zelfs van die Nachtwake is beter. Ik schrijf hem nu toch dat wij Paul Hooz nemen, omdat hij zelf bezwaar schijnt te hebben tegen de dingen die hij niet noemde. (Het ensemble is anders werkelijk nogal grappig, vooral voor Holland.) {==410==} {>>pagina-aanduiding<<} Hartelijke groeten van ons twee en schrijf of ik Helman post restante sturen moet. Je E. 2623. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 23 juli 1935 Beste Freddy, Dank voor je brief en die van je broer. Hij lijkt mij een aardig iemand en ik hoop dat hij zijn moordenaar laat vierendeelen. 1. Ik heb op het oogenblik absoluut geen tijd tot schrijven, maar wil je brief + photo's toch zoo gauw mogelijk terugsturen. Eerstdaags wat uitknipsels over het Congres + een bespreking van Ducroo door Winkler, redacteur van Het Volk. 2. Je kunt alles houden. Ik noemde je Mérimée niet om den inhoud (die vaak onbevredigend is) maar als het type van iemand die tegelijk strak en soepel - of elegant en sober, hoe je 't noemen wilt - weet te schrijven. Later meer. Hart. groeten, ook voor Rudie, van je EdP. Parijs, 23 Juli 's av. 2624. Aan V. Larbaud: Parijs, 23 juli 1935 Paris, 25 juillet 1935 Cher Monsieur, Merci de m'avoir écrit de Tirane 1. et d'avoir accordé eet intérêt au manuel de littérature néerlandaise! j'ai terminé la traduction de Fermina il y a une quinzaine de jours, et Stols m'envoie déjà les premières épreuves. Je m'empresse donc de vous envoyer ma liste 2.; vous pourriez remplir l'autre côté du papier. Il me semble que pour la Hollande il faudrait traduire les citations latines et espagnoles en notes à la fin {==411==} {>>pagina-aanduiding<<} du volume; comme je ne connais que très mal ces deux langues vous me feriez plaisir en m'envoyant votre traduction. Quant au texte français, je crois m'en être tiré assez bien, quoique ce petit livre s'est révélé bien plus difficile qu'il n'en avait l'air. J'ai tâché d'être aussi fidèle que possible, en supprimant néanmoins le ‘monsieur’ et ‘mademoiselle’ que se donnent ces enfants et qui, en hollandais, seraient devenus trop comiques. Le grand discours final de Joanny a été un morceau plein d'embûches pour la même raison; pour éviter que le jeune homme devienne ‘impossible’ dans le sens le plus complet du mot j'ai dû exécuter le morceau piano. J'espère vous revoir à Paris, eet hiver, si les révolutions qu'on annonce de droite et de gauche nous laissent tranquilles. Mais il se peut que j'aille passer une partie du mois d'août chez des amis 3. dans le Morvan. Je pense que de là à St. Pourçain doit être un voyage un peu compliqué mais faisable - peut-être même pour l'aller et retour en une journée? - et si je ne vous dérangeais pas, je pourrais essayer de le faire. Pourtant, rien n'est encore décidé; peut-être irai-je prosaïquement en Hollande et dans des endroits bien moins attirants que Bergen-op-Zoom. Croyez-moi, cher Monsieur, votre dévoué, EduPerron J'ai changé d'adresse et je me trouve à présent au 88 boulevard Murat (16e). 2625. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 25 juli 1935 Beste Sander, Gisteren zond ik je de revisie van Serena terug. Het ms. gooide ik helaas na de eerste proef al in de prullemand. Die van Fermina zal ik nu voor je ‘opsparen’, al begrijp ik niet goed waarom je gesteld bent op die vodjes papier: als het nog het ms.van een verzenbundel was! Stuur mij Aboe Bakar dus terug; en ik (wij) wacht(en) dan op je verdere besluiten. De serie lijkt mij heel aardig en verdient succes. Ik zal aan je denken bij een goede engelsche detective-roman. Is Death of my Aunt door Kitchin al vertaald? Dat is heel ‘behoorlijk’. {==412==} {>>pagina-aanduiding<<} Stuur je mij - liefst omgaand - een Hemdenmaker in nieuw gewaad? Wat is er van de serie eig. al uit? 1. Hart. groeten van je E. Parijs, 25 juli '35. 2626. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 juli 1935 Parijs, 26 Juli '35. Beste Jan, Jan v. N. was heel aardig, en toch wel uit zijn doen: nogal tegensprekerig (voor het plezier van de tegenspraak), koppig, enz. - altijd voor zijn doen. Verder heeft hij, geloof ik, wel genoten van de tentoonstelling, maar voor de reis naar Sestri voelt hij niet veel. Hij zou je spoedig schrijven. Hierbij een brief van Henny, die heel aardig zou zijn als V. ‘behoorde tot de weinige menschen met wie vriendschap mogelijk is’. Maar dat lijkt mij alleen juist qua literaire stand! - voor de rest is hij dat nu juist niet. Enfin... ik laat het erbij. Heb je een goede reis gehad? Ik kon je niet meer schrijven naar Barcelona, want je brief kwam te laat hier (Donderdag.) Hierbij nog wat fraais, dat niet terughoeft: het interview met Sandberg nl. 1. Die Sandberg wordt voor mij een moeilijk geval: hij wil met ons ‘omgaan’ en komt bij iedere ontmoeting met al of niet geplaatste of nog te plaatsen versjes aanzetten, en hij is erg geschikt, maar een complete hebephreen en zijn versjes zijn voor mij vaatwater à la Dop Bles. Gelukkig dat ik eerstdaags met vacantie ga. Deze Sandberg is nu een slachtoffer van je, om je goede kritiek! Hartelijk, je E. {==413==} {>>pagina-aanduiding<<} 2627 (834). Aan M. ter Braak: Parijs, 27 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2628. Aan M. ter Braak: 1.: Parijs, omstreeks 27 juli 1935 Beste Menno, Hierbij een stuk van Antonini - ‘herinnering aan Ascona’ - dat mij heel geschikt lijkt voor Forum 2.. Het zou misschien wat beter geschreven kunnen zijn, hier en daar veranderde ik een uitdrukking, op zijn verzoek - maar het geheel ‘voldoet’ toch wel, lijkt mij. Tot later Je E. 2629. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 27 juli 1935 Parijs, 27 Juli. Beste Sander, Gelijk hiermee weer een pakje proeven. Graag spoedig het laatste pakje. De revisie kan ook in één exemplaar, mits gepagineerd en dan graag alles tegelijk, niet in 2 porties. (Dit voor het vergelijken.) Hart. groeten vje E. 2630. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 29 juli 1935 Parijs, 29 Juli '35. Beste Sander, Gelijk hiermee zend ik aangeteekend het laatste pak proeven en het heele MS. van Fermina. Verder een vervelend gevalletje: ik had Larbaud een klein lijstje gestuurd van onzekere plaatsen, met verzoek mij spoedig te antwoorden, 1. omdat jij me de eerste proeven al had gezonden. Inplaats {==414==} {>>pagina-aanduiding<<} van dat lijstje krijg ik vanmorgen een aangeteekende brief van hem, met bijgaand briefje van de N.R.F. Beide brieven sluit ik hier in. Ik meen dat in Holland boeken, die 10 jaar geleden verschenen, vrij zijn; maar tegenover Larbaud kan je je wschl. niet daarop beroepen? Hoe het zij, ik schrijf hem gelijk hiermee dat ik de brieven aan jou heb doorgezonden; het beste is dat je deze zaak toch spoedig in orde maakt 2. - ook met het oog op dat lijstje! De ‘indiscretie’ zal ook wel van mij zijn, want, aangezien je mij niets gezegd hebt, heb ik aan Malraux en aan Chevasson gezegd dat ik dit boek voor je vertaalde. Ik kon niet vermoeden dat je die zaak nog niet geregeld had; maar ik veronderstel dat je dat ook nu nog wel gedaan krijgt zonder veel moeite. Met beste groeten, je E. Graag de revisie ineens. 2631. Aan V. Larbaud: Parijs, 29 juli 1935 Cher Monsieur, J'ai bien reçu votre lettre recommandée, avec celle de la NRF, et je les envoie par la même poste à notre ami Stols, qui doit être seul à répondre. J'ignorais moi-même qu'il n'avait pas encore l'autorisation de M. Gallimard, puisque je n'ai fait la traduction que sur sa demande (au moment à peu près où je vous en ai parlé la première fois). J'espère que l'affaire sera vite arrangée. Avec mes voeux pour la guérison de votre bras, je reste bien à vous, EduPerron Paris, le 29 juillet 1935. 2632 (836). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 31 juli 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2633 (837). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 1 augustus 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] {==415==} {>>pagina-aanduiding<<} 2634. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 1 augustus 1935 Parijs, 1 Aug. Beste Sander, Dank voor je brief, maar wil jij Larbaud schrijven? Ik heb hem nl. heel kort geantwoord dat ik jou de brieven doorzond, omdat ik niets met deze zaken te maken had en Fermina alleen vertaald heb op jouw verzoek. 7 Aug. ga ik uit Parijs, liefst de revisie dus daarvoor. Anders na 5 Aug. uit Holland, niet méer zenden vóór ik je mijn nieuwe adres opgeef. Met hart. gr. je E. 2635. Aan J. Greshoff: Parijs, 2 augustus 1935 Parijs, 2 Aug. '35 Beste Jan, Heb je mijn brief met de lange brief van Henny erin, enz. enz. bij terugkomst ontvangen? Ik vermoed dat je nu terug bent; zijn ook de vlooien verdelgd? Dank voor je brieven uit Palma, en de kaart uit Barcelona. Thelen lijkt mij heel vroolijk, maar niet vrij van krachtige overdrijving - een van die hooge geesten die alles coûte que coûte lollig willen zien. Wij gaan nu 7 Aug. van hier naar Morvan. Adres tot ± 15 Aug: chez Mme Malraux, Léveque, par Châteauneuf, Val-de-Bargis (Nièvre). Daarna gaan Bep en ik misschien naar de Noths in Aix-en-Provence, maar dat schrijf ik je dan nog wel. Ik kom niet meer tot lange ontboezemingen op papier, neem dit dus voor lief, en geloof me als steeds je E. Het beste met den rijmvloed! 2636. Aan H. Marsman: Parijs, 2 augustus 1935 Parijs, 2 Aug. '35 Beste Henny, Heel veel dank voor al je goede plannen: voor mij reizen, enz. {==416==} {>>pagina-aanduiding<<} - maar neen, iedereen schijnt uit Holland weg te zijn of te gaan, en zooals ik je al schreef, ik zal nu maar meegaan naar de Morvan. Daarna gaan Bep en ik misschien samen voor een week naar Aix-en-Provence, bij de Noths, want het Alijntje kan bij Clara M. blijven. Eind Aug., begin Sept. kom ik hoogstwschl. dan toch naar Holland, ook met het oog op andere dingen; ik moet ook Q. spreken o.a. - Ik schrijf je vóórdien natuurlijk. Het is dus afgesproken dat jij fl. 100. krijgt en ik fl.50. Maar ik wil met plezier één proef nazien, bv. jij de eerste en ik de revisie of andersom. Overigens; ja, de ‘realisatie’ is niet meegevallen! Stuur mij je complete vertaling 1., met de dubieuze passages aangestreept; dan kan ik beter oordeelen. Je vergelijkt het vertaalwerk met eigen werk: als zoodanig is het natuurlijk afschuwelijk. Maar vergelijk het met stukken-schrijven voor de krant, vooral met journalistiek werk, dat je immers ook doen wou! Die inleiding werk je dus nog om; mij best. Menno schreef mij dat Virginia nu geplaatst wordt, maar dat, ook als de Vlamingen niet aftreden, Vic dat doen zal, om ‘gecompliceerde redenen’ 2.. Ik zou zeggen: laat Menno dan blijven, en vervang jij Vic dan; dan hebben we weer een ‘puik’ hollandsch Forum! En zóó'n rompslomp heb je er toch niet aan, als je in Holland zelf zit. Maar laat ons eerst afwachten wat de Vlamingen doen; ik denk - als Virginia in het volgende nr. gezet wordt, zoodat ze 4 maanden bedenktijd hebben - dat ze en bloc bijdraaien. Dat zulde nog gewaarworden! De Slaaf is nu naar Q.; dat schreef ik je al. Last gaf ons permissie om 3 kleine stukjes te schrappen - maar lièfst niet. Gegeven mijn totale onverschilligheid heb ik vol grootmoedigheid één stukje geschrapt (waarom weet ik nog niet) en de rest gelaten. Ook Lyautey, die hij wel wilde opofferen; maar laat hem die 3½ regel waarin een zoo beroemde maarschalk. Hij komt - Last, niet Lyautey - eerstdaags hier en zou me opbellen. Ik hoop dat ik dan in de Morvan zit, wat je een idee geeft, misschien, van het soort ‘nieuwe vriend’ dat ik in hem heb opgedaan. Ik hèb inderdaad misschien een nieuwe vriend, maar het is een Italiaan: zeer intelligent, zeer ‘hon- {==417==} {>>pagina-aanduiding<<} nête’, genaamd Nicola Chiaromonte (Nico Lichtenberg). Misschien lanceer ik hem nog eens in Forum als hollandsch auteur, of neem ik hem mee naar Holland, als ik daar kom. Ik kreeg gisteren het boek van Van Leeuwen 3., waar ik vriendelijk om had gevraagd. Onder ons gezegd: het is een goedbedoeld, vooruitstrevend misbaksel. Ik zal er maar niets van zeggen; hij schrijft me trouwens ook niet, ofschoon ik hem op zijn lange brief uitvoerig antwoordde. Ik neem aan dat hij erg aardig is, een zekere gevoeligheid heeft en vooral - wat ons meteen ‘inpalmt’ - minder verkalkt is dan andere leeraren, maar hij vertoont toch alle symptomen van een authentiek-hollandsche dom heid. Veel hartelijks van ons 2, ook aan Rina, die ik niet alleen in mijn brieven ‘niet vergeet’, een hand van je E. Adres in de Morvan (van ± 7-15 Aug.) is: Chez Mme Malraux, Léveque, par Châteauneuf, Val-de-Bargis (Nièvre) - Frankrijk(!) Heb je Querido De Droom, Paul Hooz, Lorre en Genezing door Aspirine gezonden? Wat blijft ons nu nog over? 5 blzn.? 2637 (839). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 augustus 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2638 (840). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 augustus 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2639. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 5 augustus 1935 Parijs, 5 Aug. Beste Jan, Schreef ik je al niet dat Gille in België gebleven is? Hij zit nu bij zijn grootmoeder. Ik ga hem nu begin September halen, zoodat hij het staartje van zijn vakantie bij ons hier doorbrengt. (Dat is misschien ook beter.) Wij vertrekken nu overmorgen tòch naar de Morvan. Van daaruit schrijf ik je verdere plannen. Geniet van je vrijheid en versifieer! Veel hartelijks aan iedereen, je E. {==418==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe is het met je Palazzo Cimiciaio? 2. Q. is met vacantie; ik zal hem schrijven na de 10e; dan zit hij weer in Amsterdam. 2640. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 6 augustus 1935 Parijs, 6 Aug. Beste Sander, Als je onmiddellijk na ontvangst hiervan de revisie van F.M. zenden kunt, doe het dan aan dit adres: chez Malraux, Lévèque, par Châteauneuf, Val de Bargis (Nièvre). Maar tegen 15 Aug. ben ik zéér wschl. alweer vandaar weg. Heb je Larbaud al geschreven? Hart. gr. van je E. 2641. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Lévèque, 10 augustus 1935 Lévèque, 10 Aug. Beste Jan, Dank voor je brief en de kiek met Albert Vigoleis. Wij zitten hier best - na met Flit hevig tegen de insecten te hebben gestreden (spinnen en torren, niet het soort dat jou heeft geteisterd). Voorloopig blijven we hier. Maar tusschen de 15e en de 20e gaan wij wschl. een weekje naar Noth in Aix. Ik kom niet tot schrijven, ook omdat niets daarop ingericht is, hier. Neem dus kaarten voor lief. Heel veel hartelijks van ons voor jullie; je E. 2642. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Lévèque, 10 augustus 1935 Lévèque, 10 Aug. B.J. - Je hebt me zelf geschreven om De Sm. Mens aan je vriendje 2. {==419==} {>>pagina-aanduiding<<} te sturen, wat ik aan Q schreef. Ik zal vandaag Van Kampen schrijven om ook een ex. N.V. te zenden. Het gaat hier heel best; we zijn gisteren naar La Charité geweest, dat onwezenlijk aardig is; en we hebben daar ongehoord goed gegeten om met een halfdronken Clara aan het stuur (bij nacht!) terug te gaan. Maar we leven allemaal nog, en het weer is heerlijk. Voilà. Tot later. Veel hartelijks. E. 2643. Prentbriefkaart 1. aan de ‘Jongeren Vredes Actie’ 2.: Lévèque, 10 augustus 1935 Lévèque, 10 Aug. '35 Mijne Heeren, Als u mijn werk kende zou u weten dat ik een onoverwinnelijke afkeer heb van alle theater, het pepermolensoort inbegrepen. 3. Het spijt mij dus u te moeten zeggen dat ik hierin niets voor u doen kan. Met beleefde groeten, hoogachtend EduPerron 2644. Prentbriefkaart 1. aan A.C. Willink: Lévèque, 10 augustus 1935 Lévèque, 10 Aug. Beste Carel en Wilma, Bravo voor het nieuwe adres 2. dat we opgeteekend hebben. Wij zijn met vakantie in een landhuisje van de Malraux en met dezelven. Misschien gaan we nog verder, als we het Alijntje hier kunnen laten. Iedereen maakt het best. Begin Sept. zijn we zeker weer in Parijs terug, misschien wel eerder. Van Debrot kreeg ik een erg aardige {==420==} {>>pagina-aanduiding<<} briefkaart uit Curaçao. Misschien kom ik in de 2e helft van Sept. in Holland en hoop jullie dan te zien. Veel hartelijks onder ons vieren, je E. 2645. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Lévèque, 15 augustus 1935 Lévèque, 15 Aug. Beste Jan, Er valt niet veel te vertellen. We hadden 2 koude dagen, ik heb nu rheumatiek in mijn schouder en het Alijntje is heelemaal van streek (tandjes + diarrhee + verkoudheid). Er is geen denken aan om met hem verder te reizen, zelfs niet naar Grenoble, wat Bep nog van plan was. Misschien ga ik, maar dan alleen, Maandag a.s. naar Noth in Aix (en Provence). Misschien ook niet; dat hoor je nog wel nader. Ik lees Sallustius (zéér goed) en Cesar, Gallische Oorlog (ook goed, hoewel minder). Veel liefs onder ons allen. Je E. 2646. Aan V. Larbaud: Lévèque, 15 augustus 1935 Lévèque, le 15 août 1935. Cher Monsieur, Merci de m'avoir écrit, et cela malgré le petit accroc Gallimard-Stols. Je suis triste de vous savoir à Paris maintenant; d'abord parce que vous y avez affaire aux médecins, ensuite paree que me voici dans le Morvan, quelque part entre Cosne et La Charité, de sorte que j'aurais pu facilement me rendre dans les environs de Vichy. Mais j'espère vous revoir à Paris, et vous y revoir guéri. Quant aux traductions des phrases latines et espagnoles, je n'ai jamais pensé les faire dans le texte même, mais à la fin du volume; surtout paree que Stols veut l'insérer dans une série ‘abordable’, genre Albatross (on ne voit plus que cela en Hollande). Vous avez une trop bonne opinion de la littérature hollandaise en supposant Tibulle et L'Espagnole anglaise traduits, et dans de bonnes traductions {==421==} {>>pagina-aanduiding<<} encore; peut-être trouverai-je Tibulle dans un hollandais périmé de 1840, mais Cervantès sûrement pas. (Nous avons deux traductions de Don Quichotte, incomplètes à tous points de vue.) Mais peu importe; pour ces traductions en fin de volume - qui, du reste, ne sont pas indispensables - j'aurai le temps. Stols m'a écrit, en effet, qu'une loi, ayant quelque rapport avec la convention de Berne, je crois, autorise tout éditeur hollandais de s'approprier en traduction tout ouvrage étranger paru depuis 15 ans. Je m'en doutais: dans les provinces de l'Europe on a encore de ces droits-là, et ce qui est plus curieux, il s'y établit ensuite un droit du premier accapareur. C'est-à-dire que celui qui a fait traduire un livre en hollandais, même très mal, peut défendre sa traduction contre d'autres traducteurs, comme s'il était, lui, l'auteur en personne. Je ne sais pas si M. Gallimard a des moyens pour com battre cette loi en soi; sinon, ce serait peu juste d'incommoder le seul Stols qui, du moins, pourrait dire qu'il a lu et aimé vos écrits. Quand on pense qu'un grand éditeur hollandais comme Querido vient seulement de faire traduire Gide, et avec infiniment de prudence (malgré la toute actuelle célébrité communiste) et, bien entendu, en l'ignorant tant qu'il peut... Stols, lui, rêve depuis longtemps d'éditer vos oeuvres complètes aux Pays-Bas; Fermina est son coup d'essai. Voilà à peu près ce qu'il m'a dit; je ne comprends seulement pas pourquoi il ne vous en a pas informé jusqu'à présent. Pour ma part, je suis à la disposition de Stols ou de tout autre pour vous traduire entièrement; je serais heureux de faire pour vous aux Pays-Bas ce que vous avez fait pour Butler en France. Mais j'ai bien peur que cela aussi ne restera qu'un rêve. Vos vrais lecteurs, même aux Pays-Bas, vous lisent en français. Excusez cette lettre écrite sur mes genoux avec une encre d'auberge, et veuillez me croire, à travers toutes les lois et luttes éditoriales, votre dévoué EduPerron (J'aurais de grands sentiments de tendresse pour M. Gallimard s'il se décidait à publier vos oeuvres complètes, au moins comme celles de Proust, dans la collection dite ‘la Gerbe’.) {==422==} {>>pagina-aanduiding<<} 2047. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Lévèque, 15 augustus 1935 Lévèque, 15 Aug. Beste Henri, Zou je me een ingen. ex. willen zenden van de Verz. Verzen v. Leopold (Brusse)? Gewoon naar Parijs. Ik zit nu ergens in de Morvan, ga misschien nog verder, misschien ook spoedig terug. Ik schrijf dit met rheumatiek in mijn schouder. Hoe gaat het? Veel hartelijks van je E. 2648. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Lévèque, 15 augustus 1935 Lévèque, 15 Aug. '35 Beste Sander, Ik ga wschl. de 20e van hier weg (naar Aix), zend daarom de revisie van F.M. aangeteekend aan: Mme E. du Perron-de Roos chez Mme Malraux Lévèque par Châteauneuf-Val de Bargis (Nièvre) Frankrijk. Bep zorgt er dan wel verder voor, zooals het het beste uitkomt. Tegen den 26en of 28en zijn we allebei weer in Parijs. Met beste groeten, je E. 2649. Prentbriefkaart 1. aan M. ter Braak: Lévèque, 17 augustus 1935 Lévèque, 17 Aug. '35. B.M. - Daarnet je kaart. 2. Neen, niets om ongerust over te zijn. Maar de groote les van dit verblijf hier is geweest dat je niet denken moet {==423==} {>>pagina-aanduiding<<} aan vakantie als je een zoogeheeten baby bij je hebt. Alain heeft onze heele vakantie gesaboteerd, en morgen gaan wij naar Parijs terug, na allerlei vluchten te hebben zien mislukken. Schrijf dus gewoon daarheen. Veel plezier in Sestri en hartelijke groeten aan Ant en iedereen; steeds je E. 2650. Briefkaart aan A.A.M. Stols: Lévèque, 17 augustus 1935 Lévèque, 17 Aug. Beste Sander, Het kind sukkelt, zoodat van verdere plannen niets komt. Vanaf overmorgen zijn we gewoon weer in Parijs; stuur alles dus daarheen. Wel graag zoo spoedig mogelijk. - Larbaud schreef me dat Gallimard ‘des objections sérieuses’ had laten gelden; zijn die werkelijk zoo 'serieus’? Ik hoop dat het boekje niet vertraagd wordt en dat je, op de een of andere manier, toch met de N.R.F. afrekent. Hart. groeten vh. t. h. Je E. 2651. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 19 augustus 1935 Parijs, 19 Aug. Beste Jan, Deze vacantie heeft geen uitzondering gemaakt op de vorige. We zijn in een overvolle trein teruggereisd met Alijn, die niet goed in zijn buikje is. Parijs is leeg en ik moet zeggen: daarom wel aangenaam. Ik ga probeeren wat te werken. - Ik kreeg v. Boucher het laatste werk van den heer Van Breem 2., een schaamteloze en grove copie van jou, als het goed is, en als het niet goed is nix niemendal. Boeah!... En de titel was gegapt van Musset (Un Spectacle dans un Fauteuil). Veel hartelijks van ons 2, E. Wanneer ben je weer in Brussel? Ik ga begin Sept. Gille halen. {==424==} {>>pagina-aanduiding<<} 2652. Aan E.P. van Lokhorst: Parijs, 19 augustus 1935 19 Augustus '35. Zeer geachte mevrouw Van Lokhorst, Ik zal probeeren aan uw herhaalde aanmaning te voldoen, al veronderstelt u een boordevolheid die in werkelijkheid niet bestaat. Wilt u mij omgaand nog even opgeven hoeveel blzn. proza ik vullen mag. (Het minimum is zeker een limerick?) Ik heb eenige aanteekeningen 1., die misschien wel kunnen voldoen, en fragmenten van een oud verhaal, maar dit laatste sta ik u alleen af in uiterste nood en het zal voor Kristal zeker allesbehalve een aanwinst zijn, in de vorm die het nu heeft. Wat het honorarium betreft, hoef ik natuurlijk niets meer te hebben dan wat een ander krijgt. Met vriendelijke groeten, hoogachtend, EduPerron 88 boulevard Murat Paris (16e). 2653. Aan J. Greshoff: Parijs, 20 augustus 1935 Parijs, 20 Aug. '35. Beste Jan, Ik vroeg je gisteren wanneer je weer in Brussel zou zijn; de kwestie is nl. dat ik er Gille ga halen (begin September) en dan misschien bij Maasland ga logeeren, misschien zelfs met Alain en Bep. Niets is zeker, maar het kàn. * Gebeurt dit niet en kom ik alleen, dan logeer ik liever bij jou. Ik blijf dan ook maar 2 dagen hoogstens. Nu iets anders. Je weet dat ik door het optreden van Slau ‘gebrouilleerd’ ben met Vic van Vriesland, althans dat ik niet meer in de N.R.C. schrijf. Een kroniek van fransche letteren in De Groene heb ik ten jouwen behoeve geweigerd. D.G.W. is de moeite niet waard, betaalt niets. In Forum is, geloof ik, alleen nog maar plaats voor Vestdijk. Bijgevolg weet ik zoowat niet meer waar te publiceeren, en toch wordt het hoog tijd dat ik weer een beetje geregeld {==425==} {>>pagina-aanduiding<<} verdien. Nu meen ik dat Jan v. N. zijn kroniek van de fransche letteren in Groot Nederland ook niet meer kan voortzetten, en dat jij in dat blad over hollandsche letteren gaat schrijven. Ik kan me ook niet goed voorstellen dat je over fransche letteren zou schrijven in Het Vaderland, De Groene èn Gr. Nederland - en dan naast een kroniek over wat in Holland verschijnt. Ik kom je dus vragen mij 4 × per jaar over fransche boeken te laten schrijven in Gr. Ned. 1., met een maximum van zeg 6 boeken (minimum 4?) en...? blzn., voor fl. 30. per keer (wat Bep kreeg voor haar engelsche kroniek). Of heb je al iemand die het doet? Wie? Als het Varangot is, vervalt mijn sollicitatie. Graag antwoord hierover. Is Guéhenno al in Gr. Ned. besproken 2.? Zoo niet, dan wou ik - als ik de post krijg - ten spoedigste schrijven over: Journal d'un Homme de 40 Ans, - Le Temps du Mépris, - Les Violents (Fernandez), - La Vigie (Arland), - + nog 2 andere boeken. Deze manier van kritieken schrijven ligt mij veel meer dan losse boekbesprekingen in de N.R.C., dus ik vlei me met de hoop dat ook Coenen en Eva Raedt tevreden zullen zijn... Spuit de poëziefontein weer? Ik heb allerlei ideeën die ik uit wil werken, zoodra ik weer zit heb. Op het oogenblik lees ik, maar niet zoo maar: om iets voor te bereiden. Op dit moment, na Caesar en Sallustius, de Anabasis van Xenophon, waar ik aardig wat aan heb *. Geniet Menno al van Sestri? Hoe is de hollandsche kolonie zoo bij elkaar? Je dagindeeling leek verrukkelijk. Komen jullie - of Ant en Menno - over Parijs terug? Zoo niet, dan zie ik jou toch spoedig in Brussel, hoop ik, en Menno in de 2e helft van September in Holland. Veel hartelijks onder ons allen, steeds je E. P.S. - Ik kreeg de 2 laatste stukken van je Landjonker niet, die in Gr. {==426==} {>>pagina-aanduiding<<} Ned. hebben gestaan 3.. Kan je mij die laten zenden? Dan heb ik alles compleet(?) 4. Prachtig bericht over den bundel van J.v.N.! - En H. de Vries daarna 5. zou ook zeer mooi zijn! Die Boucher is om in goud te beslaan (Boucher d'Or), maar Leo van Breen - sjonge neen - moet branden. 2654. Prentbriefkaart 1. aan H. Mayer: Parijs, 20 augustus 1935 Parijs, 20 Aug. '35. Beste Henri, Dank voor de Leopold. Ik ben alweer terug, omdat het kind sukkelde. Het gaat nu weer beter. Ik moet nu van mijn vrouw aan je vragen haar te bezorgen Hermien Manger, Groenten als Hoofdschotel, uitg. te Baarn. Bij voorbaat dank, hartelijk je E. Ik kom in de 2e helft v. Sept. wschl. in Holland en hoop je dan te zien. 2655. Aan H. Marsman: Parijs, 21 augustus 1935 Parijs, 21 Aug. '35. Beste Henny, Hierbij een brief van Q. Hij schijnt voor mijn argumenten ‘oor te hebben’. Schrijf hem nu zoo gauw mogelijk. Dus: beslis over Helman; kies tusschen de 2 verhalen van Jeanne v. S.-W.; lees Brulez en kies (liefst wat korts!); schrijf dan aan Q. vóór je Brulez vraagt! zend De Schaduw aan Q. en zeg hem vooral duidelijk dat we het heele slot willen laten vervallen; {==427==} {>>pagina-aanduiding<<} wees eerst accoord met Q. alvorens Brulez en De Pillecijn te vragen; maar doe het daarna dan ook zoo gauw mogelijk! 1. Ik heb Q. o.a. gezegd dat zijn boek ook meer kans had in Vlaanderen verkocht te worden als er wat meer Vlamingen in kwamen. Ik kreeg een postwissel van fl. 13.50, zijnde de fl.50.- honorarium na aftrek van fl.36.50 aan geleverde Smalle Mensen en Landen van Herkomst. Arme ik! - Het wordt tijd dat ik weer aan bronnen van inkomsten denk. (Ik schreef nog haastig wat voor Kristal, en nu nog wat voor Forum. 2.) Ik vroeg Jan om de kroniek van fransche letteren in Gr. Ned., als opvolger van Van Nijlen, maar ik geloof dat Varangot het nu doet en die heeft het nog véél meer noodig, al doet hij het meer dan belabberd. Later meer. Schrijf Q., en houd mij op de hoogte. Je E. P.S. - Als Brulez behalve die Faun, die te lang is, vrees ik, niets goeds heeft, zullen we dan toch maar Het Negerbeeld nemen? Roelants is een ‘naam’. Of schrijf hem: 40. Avenue Gribaumont, Woluwe Br., of hij in de vakantie nog wat schreef. En dat er haast bij is! Het is beter dat alles nu meteen naar jou gaat. 2656 (843). Aan M. ter Braak: Parijs, 22 augustus 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2657. Aan A. van der Veen 1.: Parijs, 24 augustus 1935 Parijs, 24 Aug. '35 Waarde Heer, Uw brief deed mij veel genoegen, al is Nutt. Verzet voor mij wel erg verleden geworden. Ik ben nu bang dat u - ofschoon uw brief van groot begrijpen getuigt - toch de satyrieke kant uit het oog zult {==428==} {>>pagina-aanduiding<<} verliezen; ik vind, en vond, ondanks alles, al deze helden een beetje belachelijk. Het ongeluk, als je tegen de hypocrisie van de ‘burgerij' ingaat, is dat je erg gauw vervalt in goedkoope vervalschingen; en tenslotte is de ‘honnête homme’ die Ter Braak in de Politicus predikt heel wat meer waard en moeilijker te realiseeren dan idioten à la Van Haaften. 2. Als ik het ooit later tot een herdruk van mijn ‘volledige werken’ breng, denk ik Nutt. Verzet en het daaraan voorafgaande en nog veel caricaturaler Bij Gebrek aan Ernst bijeen te doen onder den titel De Lachspiegel. Misschien maakt dat mijn bedoeling duidelijker. Ik voel op het oogenblik eig. alleen voor Het Land van Herkomst, en daarom, in Nutt. Verzet, alleen voor Het Drama van Huize-aan-Zee, dat eig. een hoofdstuk van het latere boek had kunnen zijn. Als ik dit verhaal niet geschreven had, was Het Land v. H. een goed hoofdstuk rijker geworden, ongeveer waar nu de eerste blzn. staan van het hfdst. Het Gekkenhuis. Uw opmerking over de verhouding Nescio-Nutt.V., vergeleken met die van Greshoff's poëzie met de mijne, is zeer juist: zoowel Nescio als Greshoff zijn minder gecompliceerd, maar daarom ook minder krampachtig, giftig, vervalscht. Ik geloof niet dat mijn oudere geschriften kwaad kunnen - in hun agressiefheid tegen klakkeloos voortgepreekte waarden zijn ook zij misschien een goed tegengif - maar de lachspiegel-misvorming erin is toch niet te negeren; achteraf beschouwd hebben zij het noodig daardoor ‘gered’ te worden, wat toch een slechte noot blijft voor den auteur. Kortom, ik hoop dat u ook Petrus 3. zult zien met de noodige humor, waarzonder hij al te onmogelijk zou zijn; en dit niet om later-ingetreden moreele bedenkingen, maar eenvoudig omderwille van de waarheid; van de juiste verhoudingen, beter gezegd. Ik zend u vandaag, van hieruit, eenige Ertsen + een Balans (in dit laatste ontbreekt één blzij!). Ik dacht dat u zich met de gegevens, die u daarin vinden kunt, zou kunnen amuseeren. In de 2e helft van September kom ik hoogstwschl. in Holland; het zou mij dan genoegen doen u te zien. Ik schrijf u tegen dien tijd wanneer ik in Den Haag ben. Geloof mij, met vriendelijke groeten, gaarne uw EduPerron {==429==} {>>pagina-aanduiding<<} 2658. Aan J. Greshoff: Parijs, 24 augustus 1935 Parijs, 24 Aug. '35. Beste Jan, Wat een rotzooi voor je om terug te gaan! Ik proef de akeligheid van dat werk met je mee. Waarom die ééne kamer? Om er verzen te schrijven of je roman, in een andere omgeving dan het krantenwerk? Dank voor je goede bedoelingen ten opzichte van Gr. Ned. Ik vroeg Menno al je te bedanken, en schreef hem, ook voor jou, over allerlei plannen van me. Vanmorgen kreeg ik een brief van Van der Veen; erg aardig. Ik heb hem wat Ertsen gestuurd en hem geantwoord. Hij moet in Sept. maar eens bij Menno komen, als ik er ook ben; dan zien Menno en ik hem samen en Ant zorgt voor de gemoedelijkheid en de thee. Maasland heeft geantwoord. Hij wil ons hebben. Wij gaan nu dus tegen 8 of 9 Sept. van hier en gaan bij Maasland logeeren. Wij 3en, en Gille komt er dan ook, om met zijn broertje kennis te maken. Dit broertje is nu weer best; de dokter vindt hem zelfs erg sterk voor zijn leeftijd. Dat is dat. Tot ziens in Brussel, tenzij er nog schokkende feiten vallen te signaleeren. Veel hartelijks van ons 2 voor allemaal, een hand van je E. 2659. Aan E.P. van Lokhorst: Parijs, 24 augustus 1935 Zeer geachte mevrouw Van Lokhorst, Ik had mijn blaadjes al verzonden toen uw antwoord kwam. Ik veronderstel nu dat ik veel te veel gezonden heb. Zend u mij in dat geval gerust een paar velletjes terug; de keuze laat ik aan u over; maar in ieder geval graag het velletje waarop Guitry en Cocteau staan. Ik heb nl. nog wat meer over den laatste te zeggen en doe het liever in één notitie; dat gaat dan wel in Forum; vroeger of later. 1. Als u een betrekkelijk kleine letter hebt, gaan de andere 8½ blzij misschien wel (ongeveer) in het voorgeschreven bestek? Wat 350 {==430==} {>>pagina-aanduiding<<} woorden zijn, heb ik nooit weten uit te maken. Maar nogmaals: stuurt u gerust terug wat te veel is en wat u het minste aanstaat. Met vriendelijke groet, hoogachtend, EduPerron Parijs, 24 Aug. '35. 2660. Aan J. Greshoff: Parijs, 27 augustus 1935 Parijs, 27 Aug. '35. 's avonds. Beste Jan, Er is een - naar ik hoop klein - ongeluk gebeurd. Gistermiddag, terwijl ik even uitliep, gaf de concierge me een brief van je. Daar ik haast had, stopte ik hem in mijn zak. Een kwartier later was hij weg, ik moet hem ernaast ‘gestopt’ hebben. Ik heb nog op straat enz. gezocht, maar niks, en tot op vandaag had ik gehoopt dat de vinder hem mij nog brengen zou, want ik moet hem hier in de buurt hebben verloren. Maar het ziet ernaar uit dat de vinder ditmaal curieus is geweest naar je proza. (Moge het hem zijn verstand kosten!) Schrijf dus nog even wat er in stond. Ik schreef je al, niet, dat we de 8e naar Boitsfort gaan bij de Maaslands? Tegen 15 Sept. ga ik dan door naar Holland. Wil je Menno zeggen dat ik 20 blzn. Ms. Blocnote klein formaat voor hem heb, voor mijn gevoel heel best, en dat ik dit heele zwikje erg graag in October zou zien afgedrukt. De affaire die ik nog met Walschap had over Decorte-Rimbaud 1. heb ik tusschen de andere notities door gedaan, wat oneindig beter is, geloof ik nu, dan in een afzonderlijk panopticum. Als Menno al weg is, bespaar je dan de moeite van het navertellen, maar zend hem deze brief door. Tot spoedig ziens; veel hartelijks onder ons allen, een hand van je E. {==431==} {>>pagina-aanduiding<<} 28 Aug. - Ik krijg daarnet wèl je brief met den brief van J.v.N. erin; het is dus de vorige die weggeraakt is. Hierbij de brief van J.v.N. terug. - Gelukkig dat hij dat huisje gevonden heeft, moge de rust hem goed doen. - Wàt schreef je over Gr. Ned.? 2661. Aan V. Larbaud: Parijs, 28 augustus 1935 Cher Monsieur, Je suis rentré à Paris, et à votre disposition si vous voulez me voir. C'est à dire jusqu'au 8 septembre, car je me vois obligé de partir pour la Hollande où je resterai probablement jusqu'au début d'octobre. J'aimerais beaucoup vous revoir, mais j'espère vous retrouver guéri, ou presque. Si ma visite devait vous incommoder, dites-moi très simplement non, et essay ons de nous revoir en octobre. 1. Croyez-moi bien à vous, EduPerron Paris, ce 28 août 1935 88, boulevard Murat. 2662. Aan A. van der Veen: Parijs, 28 augustus 1935 Parijs, 28 Aug. '35 Waarde Heer, Dank voor uw aanvullend schrijven. Ik geloof dat wij het nu lang-en-breed eens zijn. Zou u mij nu nog willen schrijven op welke uren u vrij bent? dan houd ik daar rekening mee met het maken van een afspraak als ik in Holland ben. Misschien is het eenvoudigste nog, dat u op een avond bij Ter Braak komt, als ik daar logeer; u treft ons dan allebei tegelijk, en mevrouw Ter Braak kan dan voor thee en koekjes zorgen. Schrijft u mij ook welke van mijn boeken u nog niet hebt. Verschillende oudere titels zijn later in andere boeken opgenomen, bv. Poging tot Afstand is gesplitst in B.G. aan Ernst en Mikrochaos; heel Par- {==432==} {>>pagina-aanduiding<<} lando steekt - en nog wel verbeterd! - in Mikrochaos; enz. U zou, voor de compleetheid, moeten hebben: 1.Een Voorbereiding (‘onrijpe’ voorstudie voor Ducroo). 2.Bij Gebrek aan Ernst } deze 2 hooren eig. bij elkaar, ik schreef u al over De Lachspiegel. 3.Nutteloos Verzet } deze 2 hooren eig. bij elkaar, ik schreef u al over De Lachspiegel. 4.Mikrochaos (volledige verzen). 5.Cahiers van een Lezer, 3 deeltjes, u bekend. 6.Uren met Dirk Coster - sluit eig. bij het vorige aan. 7.De Smalle Mens 8.Het Land van Herkomst - ik weet van Gr. dat u dit bezit. Ik laat u het ontbrekende dan sturen. Met vriendelijke groeten, gaarne uw EduPerron 2663 (845). Aan M. ter Braak: Parijs, 29 augustus, 1 en 6 september [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2664. Prentbriefkaart 1. aan A.A.M. Stols: Parijs, 29 augustus 1935 Parijs, 29 Aug. Beste Sander, Ik ga 8 Sept. naar Brussel en daarna wschl. naar Holland. Kan je dus je best doen om mij de revisie van Fermina, waar ik misschien 2 volle dagen mee kwijt ben, nog hierheen te sturen vóór 8 Sept? Het schikt mij later veel minder goed, op reis, dan hier. Met beste groeten, je E. 2665. Aan J. Greshoff: Parijs, 1 en 2 september 1935 Parijs, 1 September 1935. Beste Jan, Dat is een verhaast einde - of begin! Dat Astrid 1. je dat moest aandoen! Maar het is een zielige geschiedenis, en ik heb nog nooit zoo {==433==} {>>pagina-aanduiding<<} met een gekroond hoofd meegevoeld als nu met die arme Leopold III van België. Ik zend je nu eerstdaags een gebonden halfjaar van Forum en een paar boeken van jezelf - of neen, er is ook nog een boek bij, geloof ik, voor Nijkerk (Van Genderen Stort). Wat Gino in Esthland doet, behalve vakantie nemen, is mij onbekend. Het schijnt daar heel mooi en beestachtig goedkoop te zijn. Van de Gr.Nederland- en -Forum- of Groot-Neder-Forum-plannen hoor ik dan nog wel. Over een goede week omhelzen we elkaar weer in Brussel. Als alles blijft zooals nu afgesproken is, komen we 8 Sept. 's avonds aan - tegen kwart voor 6, gaan dan meteen door naar Maasland. Maar als je zin hebt, kom dan 's avonds even bij ons. Je kunt bij ons thuis praten, of me in het hotel ontmoeten, of wat met me wandelen, of wat je wilt; we kunnen er ook nog uitgebreid over telefoneeren! Ik zeg het je alleen maar voor het geval je die avond ‘open’ zou moeten houden. Veel hartelijks, ook van Bep en aan Aty, steeds je E. Natuurlijk ben je in October welkom! Ik schrijf met weemoed het oude adres weer, en vergeet daarbij niet de viale die nu met recht della Rimembranza 2. voor je geworden is. Maandagochtend. Als ik in Brussel ben, wil ik toch weer moeite doen om een vertaler te vinden voor Ducroo. Malraux is bereid ervoor te doen wat hij kan, als het boek maar uit die heerlijke hollandsche taal is overgekomen, die gelijk staat aan kickapos voor iederen Europeër. Met Pia en Malraux kunnen we alles retoucheeren, maar het is onmogelijk voor ons om er 6 maanden aan te verliezen om het samen ‘over te brengen’; we hebben desnoods gewoon een ‘grondtekst’ noodig - hoe beter hoe liever toch, - maar hoe zelfs diè te krijgen? Marc Eemans verklaarde zich bereid; ik liet hem een ex. door Querido zenden en schreef hem later, maar kreeg geen antwoord. Zou je zoo goed willen zijn hem op te bellen en te vragen wat hij ervan denkt? Als hij {==434==} {>>pagina-aanduiding<<} er niets meer voor voelt, laat hij dat dan gerust zeggen; maar laat hem dan ook dat ex. van Ducroo teruggeven, dan hoef ik niet een nieuw te koopen bij Q.! (Hij stuurde wonder boven wonder 1 ex. à l'oeil aan Thelen, op jouw verzoek; als ik hem wat vraag - o.a. voor Last - verdomt hij het, en mij heeft hij voor fl.36.- zooveel aan geleverde extra-exx. gerekend, zoodat ik er nu de schrik van beet heb! Ik verdiende op deze manier fl.13- zooveel aan de verhalen bundel die ik met Henny maak, inpl. van fl.50.) - Als Eemans het verdomt, wil jij dan navraag doen naar een andere vertaler? is die mevrouw waar je 't over had nog bereikbaar? Je zou me een groot plezier doen met hierover al een en ander besproken te hebben als ik er aankom, dan doen we de rest misschien meteen af, voor ik weer uit Brussel wegga. Voilà, dank bij voorbaat en nogmaals je E. N.B. Laat ons hopen dat we, dank zij Engeland en Rickett, 3. geen europeesche oorlog hebben vóór ik in Brussel ben! 2666. Aan E.P. van Lokhorst: Parijs, 4 september 1935 Zeer geachte mevrouw Van Lokhorst, Tot mijn verwondering hoor ik niets meer, en het teruggevraagde blaadje over Guitry-Cocteau blijft ook weg. Ik zou dit tóch graag terughebben, of, als het al naar de zetterij (en gezet) is, dan zou ik in ieder geval de drukproeven willen hebben om er, zoo mogelijk, nog wat regels bij te doen. Tot 8 September ben ik hier; daarna, van 8 tot 15 September, p/a Dr. H. Maasland, 111 Avenue de la Forêt, Boitsfort-Bruxelles. Na de 15e wschl. in Holland, p/a M. ter Braak, Pomonaplein 22, Den Haag. Het is een heele administratie, maar ik had gehoopt meteen antwoord te krijgen. Met vriendelijke groeten, hoogachtend, uw dw. EduPerron Parijs, 4 Sept. '35 88 bould. Murat. {==435==} {>>pagina-aanduiding<<} 2667. Aan A.C. Willink: Parijs, 4 september 1935 Parijs, 4 Sept. '35. Beste Carel, Als alles goed gaat, gaan Bep en ik + wicht in Boitsfort, bij Brussel, logeeren bij Dr. Maasland, III Avenue de la Forêt, van 8 tot 15 September. Daarna kom ik in Holland en ga daar ‘zwerven’ (Den Haag, Amsterdam, Bergen, Utrecht, Haarlem - bij mijn schoonzuster) en wat dies meer zij. Ik hoop je dan te zien, en ook je nieuwe woning. 1. Is Debrot dan ook al uit Curaçao teruggekeerd? Nu iets anders: ik kom wschl. met een italiaanschen vriend van me, 2. die van de reis gebruik wou maken voor een soort reportage. Denk je dat er kans is om foto's te krijgen, voor Voilà, 3. van de bordeelen in Amsterdam of iets dergelijks. Ook andere ‘pittoreske’ dingen, maar nu eens geen molens en Volendammers, meer ‘verborgen’ dingen, en liefst wat prammen, voor het publiek hier. Kan je iets bedenken? - foto's van die huiselijke ramen aan de gracht zijn wel het meest gewenscht, maar dan moeten de dames wat décolleté vertoonen. Ken je misschien de een of andere ‘kunstfotograaf’ die zulke foto's kant en klaar heeft? (Verbonden aan Het Leven 4. of zoo.) Informeer eens, als het niet te veel tijd kost, en schrijf me dan naar bovenstaand adres. Als ik in aantocht ben, hoor je natuurlijk nader. Bep en zoon gaan weer naar Parijs terug, je ziet me dus alleen. Hoe gaat het nu met jullie 2 op de nieuwe basis? Is Wilma gelukkig en ‘bevrijd’? Veel hartelijks van ons voor jullie, een hand van je E. 2668. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 6 september 1935 Parijs, Vrijdagav. Beste Jan, Dank voor je berichten. Ik zal probeeren Eemans te spre- {==436==} {>>pagina-aanduiding<<} ken; 2. maar die mevrouw misschien toch ook? 3. - Zondagavond zijn we bij Maasland, we hebben nu zelfs plaatsen in de trein. - Ik ontving daarnet Gr. Ned. en walg nog van de laatdunkende pooverheden die het mensch De Canter over Cola Debrot schrijft. 4. Als er eens een goed debuut in Holland is, dan gaat het in Gr. Ned. in handen van zoo'n wijf; men kan er trouwens zeker van zijn dat alles wat een beetje goed is, in Gr. Ned. gekraakt wordt. Verander dàt in ieder geval. Deze Shakespeare (Z.O.Z.) lijkt me die van de De Canters. Tot ziens! Je E. 2669 (847). Briefkaart aan M. ter Braak: Brussel, 10 september 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2670 (848). Aan M. ter Braak: Brussel, 11 september 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2671. Aan uitgeverij De Spieghel: Brussel, 14 september 1935 Brussel, 14 Sept. '35 L.S. Nadat ik 3 brieven aan mevrouw Van Lokhorst schreef, waarin ik zo inschikkelijk mogelijk ben geweest, en waarop ik geen letter antwoord ontving, kreeg ik gisteren de proeven van mijn stuk hier nagezonden. Ik keek die dadelijk na en stuurde u het pakje. Vandaag komt het tweede pakje en een brief namens de redactie om mijn tekst tot op de helft te bekorten. Ik vind deze manier van doen, vooral na de eerste correspondentie waarin mevrouw Van Lokhorst zeer op een bijdrage aandrong, raadselachtig, om geen ander woord te gebruiken, - maar hoe dan ook, ik ben aan het eind van mijn inschikkelijkheid. Ik verzoek u dus - of de met stomheid geslagen redactie - om òf alles te plaatsen, òf niets. Het laatste zou mij het liefste zijn. {==437==} {>>pagina-aanduiding<<} Misschien wilt u wel zoo goed zijn om mij de nagekeken proeven te retourneeren. Met beleefden groet, EduPerron Wanneer u alles plaatst, kan eventueel de heele notitie over Guitry-Cocteau (blz. 122 beneden, 123 boven) vervallen. Maar in geen geval plaatsen zonder wat ik erbij geschreven heb. Ook hierover schreef ik aan mevrouw Van Lokhorst! Het is onnoodig mij hierheen te schrijven. Ik vertrek morgen en kan u vooreerst geen vast adres opgeven, tenzij Parijs. - Het beste lijkt mij, verreweg, om de heele bijdrage als vervallen te beschouwen. Wanneer u, na 6 blzn. te hebben gezet, een papierbesparing van 3 blzn. nastreeft, hebt u er misschien ook nog winst bij om 6 blzn. papier uit te sparen, en alles te beschouwen als niet gezet. 1. 2672. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Amsterdam, 19 september 1935 Donderdag, A'dam Beste Jan, Hierbij het portret van Tamalone. Als het je niet bevalt, zie dan het portret van Laurent Fromont door van der Weyden, 2. maar dit is verneukeratiever. Wij gaan morgen naar Jany. Je E. Il n'est pas mal, tout de même, votre pays - Le problème c'est, avec quoi a-t-il été fait. Et, cela dit, puisqu'il fallait exprimer une pensée, je vous remercierai, de l'hospitalité charmante Bien de choses à Mme. N. Chiaromonte. {==438==} {>>pagina-aanduiding<<} 2073. Prentbriefkaart 1. aan E.P. van Lokhorst: Bergen, 21 september 1935 Bergen, Zaterdag. Zeer geachte mevrouw Van Lokhorst, Het wegraken van dien brief heeft dus alle onheil veroorzaakt. Maar groote uiteenzettingen zijn natuurlijk overbodig. Ik dank u voor uw brief; geloof mij met vriendelijke groet, hoogachtend, uw dw. EduPerron 2674 (849). Aan M. ter Braak: Parijs, 28 september 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2675. Aan J. Greshoff: Parijs, 28 september 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Wil je me de fragmenten sturen van je roman die ik nog niet heb? Het laatste is: Zelfportret v/e Landjonker I (eindigt met ‘deze aarde en haar ijdelheden’). Sindsdien zijn er, meen ik, nog 2 stukken gedrukt. 1. Schrijf je Coenen nog? Als Forum doorgaat kan Menno niet in Gr. Ned., zei hij mij. Zoo niet, dan is Vestdijk ‘ter beschikking’. Wil je me even nog het nr. van Van der Veen opgeven, voor die boeken? Is het niet Brugmanstraat 3? Ik vond het prettig je nog even gesproken te hebben. Hier alles wel, maar ik ben echt moe en vooral slaperig. Veel hartelijks, ook van Bep en voor Atie; een hand van je E. 2676. Aan J. van Nijlen: Parijs, 28 september 1935 Parijs, Zaterdagavond. Beste Jan, Ik ben nog bij je geweest op kantoor, maar kwam 2 minuten te laat. Je was net weg! 's Avonds om 10 voor 8 zat ik in den trein, om 12 uur was ik thuis. Brussel heeft altijd een verlammende invloed op me, vanwege de herinneringen. Maar jou heb ik met veel plezier teruggezien; zooals {==439==} {>>pagina-aanduiding<<} trouwens altijd. Ik had ook graag dien Donderdagavond met jou doorgebracht, inplaats van dat onderhoud te hebben waartoe ik was uitgenoodigd, maar dat was dure plicht. Vanmiddag heb ik op de bould. Saint-Michel een ex. Maître de Ballantrae 1. voor je gevonden. Het is een oud ex., maar het boek is uitverkocht. Ik kan het je pas Maandag zenden, dus je krijgt het na dezen brief. Je moet Jan eens vragen je te vertellen van die Méridien 5 of hoe die club heeten mag; 2. hij heeft er alweer schoon genoeg van. Houd je goed en tot nader. Als je me schrijft, zal ik graag antwoorden, maar op het oogenblik ‘weet ik niets’. Als je een boek of zoo van hier noodig hebt, kik je maar. Veel hartelijks, ook van huis tot huis, een hand van steeds je E. 2677. Briefkaart aan H. Mayer: Parijs, 30 september 1935 Beste Henri, Dank voor het laatste pakje; alleen de Multatuli ontbreekt nog. Zend die spoedig; hij kan niet meer in de kist, maar het formaat is gelukkig klein, dus dan maar het valies in. Sjonge, sjonge, wat is die mijnheer Elias een sjoviale en uiïge man! En zoo knap daarbij, wat is dat - hoewel geestig - ook scherp geredeneerd; wat dènkt die man goed en wat zègt ie het goed. Ben je geabonneerd op dit st.-blad? 1. - Het is weer eens het bewijs van wat ik over Holland zei in het interview in kwestie. 2. Voor dat publiek en dat soort geesten schijn je ook te moeten schrijven. Ik ben bepaald getroffen over die rake uiteenzetting betreffende ‘handelswaar’; jij toch ook, hoop ik? Later meer. Het beste met de verhuizerij. Hartelijke groeten, je E. Hartelijk bedankt voor uw attentie. Practische wenken zijn precies wat ik noodig heb en ik zal zeker de eerste maanden met uw boekjes onder mijn arm rondwandelen. Met beste groeten, E. duP.-deR. {==440==} {>>pagina-aanduiding<<} 2678. Aan A.A.M. Stols: Parijs, 30 september 1935 Beste Sander, Zou je zoo goed willen zijn 1 ingen. ex. te sturen van Een Voorbereiding en van Bij Gebr. aan Ernst aan: A. van der Veen, Brugmanstraat 3, Schiedam. Bij voorbaat dank, hart. groeten van Eddy Komt Fermina spoedig uit? Zend je me wat exx. ervan, en ook van Serena? Bij voorbaat dank. Parijs, Sept. '35. 2679 (851). Aan M. ter Braak: Parijs, 3 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2680. Aan H. Marsman: Parijs, 4 oktober 1935 Parijs, Vrijdag. Beste Henny, Vandaag nog een pak proeven van Q. nagezien en weggestuurd. Ik heb nu alles gehad, op Jeanne v. Schaik en Roelants na. - Van De Bezoeker was maar één stel, ik heb dit teruggezonden maar erop gezet dat ze het jou moesten opsturen. Schrijf er anders Q. nog eens om. Hierbij het cliché. Ik ga vanavond de rest doen van de Immoralist en stuur je dat pak morgen. - Deze week heeft me onzegbaar geteisterd. Het is niet mogelijk met één kant van jezelf dergelijke werkjes te moeten doen (ik zeg dit niet voor jou, maar voor mezelf), * terwijl een deel van je wezen zoo te keer gaat. Enfin, één oplossing moet er zijn. Veel hartelijks, ook aan Rien, van je E. {==441==} {>>pagina-aanduiding<<} 2681 (853). Aan M. ter Braak: Parijs, 5 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2682. Aan H. Mayer: Parijs, 5 oktober 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Henri, Kan je me inlichten omtrent de poëzie van Anthonie Donker? Ik heb hier: Grenzen (uitg. Hijman Kroese), waarin opgenomen Acheron; verder Kruistochten (uitg. De Gemeenschap); tenslotte De Draad van Ariadne (uitg. Hijman Kroese). Er is nog meer van hem verschenen; maar wat? Is in een van de later gekomen bundels misschien Kruistochten weer opgenomen? Of is men bezig een bundel te maken waarin alles zal komen te staan? Ik had graag volledig antwoord hierop, omdat ik geen lust heb om boeken te laten binden die misschien komen te ‘vervallen’; ik bedoel: als Kruistochten of Ariadne opgenomen worden (of zijn) in later uitgegeven werk. Verder geen nieuws. Hartelijke groeten van je E. 2683. Aan J. Greshoff: Parijs, 5 oktober 1935 Parijs, Zaterdagavond. Beste Jan, Niet alleen de rotzooi in Abessinië, 1. maar ook in Forum, 2. is dus gegaan zooals men verwachten kon. Menno's brief lijkt mij uitstekend, en het briefje van Zijlstra (met kwaadheid tegen mij) heeft mij ook verkwikt! Nu werken op één ding: de reorganisatie van Gr. Ned., zooals Coenen die nu wil. Me dunkt, het kan niet missen, want als het niet een Gr. Ned. wordt onder Coenen, jou en Menno, wordt het nog altijd iets zeer goeds onder Coenen, jou en Vestdijk. Je hoeft niet bang te zijn dat Vestdijk de partij van Coenen tegen jou zal kiezen {==442==} {>>pagina-aanduiding<<} (behalve misschien bij hooge uizondering); hij vindt 1o Coenen gaga, 2o zal hij, na wat er gebeurd is, zich wschl. ‘beter gedragen’, en 3o zal hij voor zichzelf en iedereen willen bewijzen ook in Gr. Ned. een goed redacteur te kunnen zijn. Maar dan moet jij nu ook het ijzer smeden terwijl het heet is. Het beste is om met Coenen èn met Vestdijk te gaan praten, brieven schrijven is te veel werk in dit geval. Rudie van Lier logeerde hier ± 3 dagen, is vanmorgen weer weggegaan. Verder corrigeerde ik de revisie van den bundel korte verhalen bij Q. Vandaar dat ik niet tot schrijven kwam. Bovendien behelsde je brief niet veel nieuws, behalve je breuk met Boucher om dien kloen van een Bakker 3. etc., een ‘eigenwijs stuk stront van een burgerman’, voor zoover ik er over oordeelen kan. Ik kan niet anders dan je gelijk geven; maar wat heeft Boucher hiervan gezegd? Gaat hij op de breuk in? Hij wil mijn Blocnotes in principe uitgeven, maar gegeven mijn contract, moest ik Querido hiervoor permissie vragen, en nu vraagt Q. mij de tekst eerst naar hem te zenden, omdat het ‘heelemaal niet onmogelijk’ is, zegt hij, dat hij er ‘een boekje van maakt.’ Dus eerst afwachten tot ik die tekst persklaar heb. 4. Verder geen nieuws, behalve de smeerlapperij: om en bij Adoea! Hartelijk je E. 2684 (854). Aan M. ter Braak: Parijs, 7 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2685 (855). Aan M. ter Braak: Parijs, 7 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2686 (856). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 9 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2687. Aan J. Greshoff: Parijs, 9 oktober 1935 Parijs, Woensdagmidd. Beste Jan, Wat een ellendig bericht weer over J.v.N. Wat heeft de arme {==443==} {>>pagina-aanduiding<<} kerel gedaan om zóó vervolgd te worden? Als hij nu maar totaal genezen van het ziekbed verrees! Ik zal hem schrijven, al weet ik niet wàt hem te zeggen. Houd me op de hoogte van Coenen etc. - Van Boucher zeg je niets. Is hij gebrouilleerd gebleven? dus dan komt er van dat logeeren van je in zijn landhuis ook niets? Wanneer dacht je te komen? Bep gaat eerstdaags voor 2 dagen naar Holland om ‘zaken’ te regelen, althans stappen te doen van financieelen aard. Wat is dat werk dat je doet in je verholen hokje? - Ik begin weer te werken, vulde o.a. mijn 2e portie ‘blocnotes’ aan voor Forum 1. (waarvan portie 1 er nu in heeft gestaan). Misschien schrijf ik notities over het Congres, maar dan voor Gr. Ned., 2. want in Forum kan dan zeker niets meer, en die soortement novelle. 3. En daarna, als ik weer wat op gang ben, met kracht aan mijn nieuwe boek! 4. Verontrust je dus niet als je weinig van me hoort. In zeker opzicht is dat dan een goed teeken. Maar laat wel een paar dagen vooruit hooren wanneer je in aantocht bent. Veel hartelijks onder ons vieren, van je E. 2688. Aan J. van Nijlen: Parijs, 9 oktober 1935 Parijs, Woensdagmiddag. Beste Jan, Vanmorgen kreeg ik een kort briefje van Jan Greshoff, waarin mij werd meegedeeld dat je weer te bed ligt. Ik ben er erg over ontdaan. Het is net of je vervolgd wordt, en het eenige goede, na dit alles, zou zijn dat je ook totaal genezen van je bed verrees! Ik dacht dat je rustig en wel buiten Brussel zat en dat de rust je veel goed deed. En nu dit bericht! Als er iets is dat ik voor je doen kan, laat het mij dan vooral weten, en wees ervan overtuigd dat ik het met veel plezier doen zou. Zoo ook Bep. Ik ben nu eigenlijk net terug uit Holland, waar ik een jachtige, zeer vermoeiende tien dagen doorbracht, ook o.a. met het oog op een {==444==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘baan’; maar zoowel bij Querido als elders, over de heele lijn was het niets dan bot. Ik ben een beetje ontmoedigd teruggegaan. - Nu gaat Bep even naar Holland om er haar zaken te regelen, wat hoog noodig is; verder om zich te laten keuren door een dokter die in de tropen geweest is, met het oog op een eventueel vertrek van ons naar Indië. De eenige kans die ik zag was nl. daar - mijn vriend de Grave meent dat ik zeker iets vinden zal bij het Indo-Europeesch Verbond, waarvan hijzelf voorzitter is geweest (van de afdeeling Batavia). Maar mijn schoonzuster 1. zei terecht dat ik het niet hoef te probeeren als Bep de tropen niet doorstaan kan; dus op dat punt moeten we nu zoo gauw mogelijk zekerheid hebben. Is de dokter pertinent tégen, dan vervalt iedere poging in die richting. In dat geval gelooven wij beiden nu dat het het verstandigst is om naar Holland te gaan, - en daar voortdurend uit te zien naar een ‘baan’; dus Aix en verdere droomen zijn geschrapt. - 2. Ik probeer op het oogenblik te werken, maar het gaat nog maar zoozoo. In ieder geval is ‘de pen als broodwinning’ ook onzin; ik heb hierover uitvoerig gesproken met Querido, die mij op dit gebied mijn laatste hoop ontnomen heeft. - Dus; òf Indië, òf Holland; en in het laatste geval wordt de vraag: wàt vind ik, zonder diploma's en met mijn reputatie (waar ook Querido het weer over had), in Holland? - Je ziet, alles bijeen geen erg rustig vooruitzicht. Maar wie heeft dat wel in deze ‘grootsche tijd?’ Schrijf mij niet terug, als het je moeite kost, maar laat Jan mij op de hoogte houden. Ik eindig nu met mijn allerbeste wenschen en een hartelijke hand. Ook Bep zendt je veel liefs, natuurlijk ook aan Griet en nageslacht. Geloof mij steeds je Eddy 2689. Aan J. Greshoff: Parijs, 12 oktober 1935 Parijs, Zaterdag. Beste Jan, Kan je me dat boek zenden van John Charpentier (?) over Napoleon en de schrijvers van zijn tijd? 1. Graag zoo spoedig mogelijk, als {==445==} {>>pagina-aanduiding<<} je het bezit. Het is voor mijn aanteekeningen, waar ik nu flink mee bezig ben. Ik zond Querido 70 blzn. ms., zoodat hij zich een idee kan vormen. Verder ziet het er momenteel een beetje beroerd voor ons uit. Jij, met Gr. Ned., bent onze eenige kans. Zelfs D.G.W. is door Strengholt aan De Bijenkorf versjacherd, schrijft Menno, en Kramers is eruit gewimpeld. 2. Het blad wordt nu een reclameblaadje van niets, met ‘frissche, opbouwende’ stukjes! - Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik vind dat Vestdijk bèst is, als redacteur. Als hij maar begrijpt dat hij Gr. Ned. niet heelemaal alleen kan vullen. Hij kan verder gerust in ieder nr. iets hebben, want hij is altijd lezenswaard. Het boek van Guilloux is klaar, komt eerstdaags uit, 433 blzn. compresdruk, titel: Le Sang Noir. Wilde Boucher tenslotte je bundel niet uitgeven, zoodat Sander het doen moet? Doe je er nog latere verzen bij? 3. Verander je nog die stoplap ‘hoor die oude wijs’ in ‘Sara Malcolm’, etc. Het beste met je werk. Hartelijk je E. Ik schreef J.v.N. en kreeg vandaag antwoord. Het ergste is dus voorbij. 2690. Aan J. Greshoff: Parijs, 14 oktober 1935 Parijs, Maandag. Beste Jan, Dank voor je brief. Het boek is er nog niet, maar zal wel spoedig komen. De tweede reeks blocnotes is polemischer dan de eerste. Eig. jammer, maar ik wou nog wat ‘afdoen’ voor het schip zonk... Coenen is fraai! Ik hoop dat je hem stevig bij zijn jasje houdt, en dat de uitgevers hem ook zullen verplichten. Het wijf de Canter heeft natuurlijk nattigheid gevoeld, en oom Frans zelf zal bij nader {==446==} {>>pagina-aanduiding<<} overwegen ook gedacht hebben dat zelfs Vestdijk... Als het met Gr. Nederland niet lukt zijn we op tijdschriftgebied foutu. Het boek van Guilloux is uitstekend: ik lees het nu in proef. Ik zal zien een ex. voor je te bemachtigen (op goed papier). Het is hier dubbel noodig, want de druk is allesbehalve prettig. Gino is in Parijs terug. Schrijf hem zelf: 6, rue Corot, dat zal hem plezier doen. Wat bedoel je met de ‘opmerkingen van mijn vriend uit de sigarenwinkel’? Van Duinkerken over het een of ander? 1. Ik las niets, althans dezer dagen. Laat me dus weten wat je bedoelt of zend me het moois als je het bezit. Mijn vrouw Bep is voor 3 dagen naar het vaderland. Vanmorgen vertrokken, komt Woensdagnacht terug. Verder geen nieuws. Hartelijk je E. Ik hoop dat het gesukkel spoedig gedaan zal zijn en dat je ‘paraat’ hier komt tegen de 25e. 2691. Aan R.A.J. van Lier: Parijs, 14 oktober 1935 Parijs, Maandag. Beste Rudie, Ik antwoord maar kort, vanwege de bezigheden die nu langzamerhand weer ernstig worden. Dus: dank voor tijdschriften, enz. Als je nog wat geld overhebt (fl. 2. of fl. 2.50, meen ik) breng dit dan ook aan Mayer, want ik heb een heele bestelling bij hem gedaan! Wij weten nog altijd niet goed wat we doen: in Holland gaan wonen of het probeeren met Indië. Ook niet of we hier zullen blijven tot het huurcontract om is, dus tot ± 1 April '36, of probeeren eerder weg te gaan. Tenslotte hangt dit alles ook niet van ons alleen af. Het liefst zouden we tot April hier blijven, dan nog wat ergens in een stil oord zitten waar ik mijn boek kan afmaken, dan naar Indië. - Maar het zou haast al te mooi zijn, als dat alles precies lukken zou. Hartelijke groeten, ook aan Freddy, van je EdP. {==447==} {>>pagina-aanduiding<<} 2692 (858). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 16 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2693. Aan J. Greshoff: Parijs, 16 oktober 1935 Beste Jan, Dank voor brief. Het lijkt me met oome Frans een hopeloos geval. Enfin, hoû je taai en geef niet toe, vooral niet nu hij het zoo ‘stiekem’ doet. Hierbij de brief van S.V. terug. En voor jou, om er plezier aan te beleven, een voortreffelijk stukje van Henny over Buning. 1. Later meer. Het beste, je E. Parijs, Woensdag. 2694 (859). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 17 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2695. Briefkaart aan H. Mayer: Parijs, 17 oktober 1935 Parijs, Donderdagavond. Beste Henri, Er is een vergissing met die Grieksche geschiedenis van Burckhardt. 1. Deze heb ik nl. al! Ik heb bij Jany een ander boek gezien, ik meen in een iets grooter formaat. Ook het boek over de Renaissance 2. was anders - ik meen met een profiel van de Colleone op het omslag. En een van de twee was, geloof ik nu, niet van Burckhardt. Hoe het zij, dat eene dat ik al heb (Griekenland) stuur ik je morgen terug; het andere houd ik. - Kan je me misschien die 2 titels opgeven? En hoor ik dan nog over Shakespeare, Multatuli en de rest? Hartelijke groeten van je E. {==448==} {>>pagina-aanduiding<<} 2696. Prentbriefkaart 1. aan J. Greshoff: Parijs, 18 oktober 1935 Parijs, Vrijdag. Beste Jan, Als je dit ontvangt, wil je dan zoo gauw mogelijk iets afspreken met Eemants en hem vragen onder welke condities hij mijn boek vertalen wil. Het is ernst; ik heb veel kans om bij de N.R.F. uitgegeven te worden, als ik maar een vertaling produceeren kan. Als hij niet wil of kan (er is nu haast bij) dan die mevrouw. Ik reken op je. Dank bij voorbaat en hartelijk je E. 2697 (861). Aan M. ter Braak: Parijs, 22 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2698. Aan J. Greshoff: Parijs, 22 oktober 1935 Parijs, Dinsdag. Beste Jan, Ik heb het dossier ontvangen en gelezen. Wat een oudehoer is die Frans! - Wat doet Vestdijk? Heeft hij het geld voor de reis? heb je dààraan gedacht? Ik zit zeer in spanning over wat er verder gebeurt. - Verder schreef ik een uitgebreid verweer tegen dien katholieken voorvechter Van Duinkerken, dat ik naar Het Vaderland zond. Maar de vraag is: of het niet tè sterk, tè onroomsch, enz. is voor dat blad, en wat Menno ermee doen kan als ze het daar niet plaatsen? 1. Weet jij een weg? Ik heb lust, als het zoo doorgaat, om medewerker te worden van De Vrijdenker! 2. Is dat eig. onmogelijk? Wie is die Constandse? Hebben ze een behoorlijk iemand voor de literaire rubriek? zal ik mij aanbieden? Licht mij hier eens over in. Wie was die vrijdenker ook weer, die onlangs zijn mémoires {==449==} {>>pagina-aanduiding<<} schreef, door Varangot in Gr. Ned. besproken? 3. Ik vroeg je indertijd mij dat boek ter inzage te bezorgen, en je beloofde dat ook, maar het is er niet van gekomen. Kan je het nu meebrengen als je hier komt? Graag ook Kristal, dat, naar ik zie, al door je werd besproken! Ik zag er niets van, schreef aan het rijmwoord op Plokworst, bleef desalniettemin niets zien, ook geen honorarium. Het zijn aangename lieden. Dus graag: Kristal en die vrijdenker z'n mémoires. De rest bepraten we wel, ook die vertaaldame. Hartelijk je E. Kom je Donderdag of Vrijdag? Voor ons liever Vrijdag, omdat we Donderdag van alles te doen hebben. Maar je kùnt best terecht, en zeker Donderdagavond. Vanaf ± 5 uur zijn we weer vrij. Las je het alleraardigste stuk van Donker over Den Doolaard 4. in de N.R.C.? Ik heb het hier voor je. Dat die Nico zoo lollig kon zijn; qui l'eût cru? 2699. Prentbriefkaart 1. aan J.A.A. Engelman: Parijs, 23 oktober 1935 Parijs, Woensdag. Beste Joannes, Dank voor mijn problematischen oud-oom (mij reeds bekend door het boek van Schwob, en dan, hij heette eigenlijk Anquetil) 2. en voor het bijbehoorende kiekje, dat zeer ‘trefsaem’ is! Ik heb je niets beters aan te bieden, in ruil, dan deze Don Juan van het canine ras, maar ‘barbone’ is poedel en niet hetzelfde als ‘barbon’. Het beste met alles en nog wat, en dezen tijd. H. gr. van je EdP. {==450==} {>>pagina-aanduiding<<} 2700 (862). Prentbriefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 23 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2701. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 29 oktober 1935 Parijs, Dinsdagavond. Beste Freddy, Heel kort, vanwege geen tijd. Over al die indotaaltjes en kalffjes kan ik niet schrijven. 1. Dank voor kiekjes, 2. portret van stiefzusters was er niet bij. Stapel zal ik probeeren te lezen, anders ongelezen retour. Ik ken dezen Stapel wel, ook zijn indische geschiedenis, 3. die inderdaad vlot, maar flink oppervlakkig is. * Het boek van Van de Wall 5. - zelf een volslagen rund - zou ik willen zien om de foto's. Hoe is de titel en waar is het uitgegeven? Wat is de prijs? Schrijf me eens de droom van je moeder, na Land v.H.; dat vind ik interessanter dan al die kalfhistories! En wat als cadeau? Kroepoek bv., maar niet te veel; en hoe krijg je het hier? Doe het maar niet; het geeft maar allerlei last met de douane; ik heb er niets geen plezier van als ik ervoor naar het Gare du Nord zou moeten bv. Toch veel dank aan je moeder voor de lieve bedoeling. Rudie heeft je zeker al gezegd dat we het ‘gemeneer’ hebben afgeschreven, en dit geldt ook voor jou natuurlijk. Met hartelijke groeten, ook van mijn vrouw Bep, je EdP. 6. Daarnet kwamen de ‘zusjes’. Ik stuur nu alles in één enveloppe terug. {==451==} {>>pagina-aanduiding<<} 2702 (864). Briefkaart aan M. ter Braak: Parijs, 29 en 30 oktober 1935 [ga naar deze brief in Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940] 2703. Aan H. Marsman: Parijs, 29 oktober 1935 Parijs, Dinsdagavond. Beste Henny, Jullie zijn nu dus weer terug? Brengt het verandering in je ‘optiek’? Loisy is niet slecht, Renan is goed; hierbij overigens een lijstje van boeken 1. in een speciale serie over christianisme verschenen. Verder schijnt de literatuuropgave van Salomon Reinach in Orpheus (historie van alle religies), bij Hachette uitgegeven, zeer goed te zijn, zoodat je daar verder kunt zien als er een speciaal onderdeel is dat je interesseert. Wat beteekent deze belangstelling eigenlijk? Ga je een roman schrijven om Quo Vadis? te verslaan? Ik ontving eindelijk De Korte Baan. Ziet er best uit. De inhoud ook, - voor wie niet al te diep kijkt. Van Querido een brief gehad, dat hij mijn blocnotes niet wou uitgeven, after all. Ik was met Boucher zoowat klaar, maar zond hem, op zijn verzoek, eerst de copy; dat moet volgens mijn contract. Hij wil het niet uitgeven, best. Maar hij houdt een idioot sermoen, omdat hij zou willen dat ik dit ook niet bij een ander uitgaf. Ik weet niet welk macchiavellisme hier achter zit, maar zijn brief heeft me ditmaal op de zenuwen gewerkt, en ik heb hem daar blijk van gegeven in mijn antwoord. 2. Ten slotte zou een schrijver zich, voor deze heeren, diep moeten gaan schamen voor zijn schrijversschap en - voor zoover de gewone commercieele logica niet meer volstaat - zich moeten toeleggen op de hoogere meditaties van den uitgever. Overigens, hierbij zijn brief. Na lezing graag terug. Ik wil nu voorloopig niets meer met hem te doen hebben, ook niet voor vertalingen of zoo - helaas zond ik hem een paar dagen geleden het boek van Guilloux, dat hij overigens ook wel ketsen zal. Nu krijgt hij alleen nog maar mijn volgende ‘roman’, als ik daaraan toe ben. {==452==} {>>pagina-aanduiding<<} Stuur je mij een ex. van je Immoralist? 3. Ja, het zou aardig zijn als je Gide een ex. stuurde met een paar regels erin. Adres: gewoon N.R.F. Hartelijke groeten onder ons vieren, en ook van Jan Greshoff die nu hier is Je E. 2704. Aan J. Greshoff: Parijs, 31 oktober 1935 en 1 november 1935 Parijs, Donderdag. Beste Jan, Het is hier heel saai na je vertrek. Ik heb me meteen maar weer aan den arbeid gezet en het Congres afgemaakt 1. (gistermiddag-en-avond, en vandaag). Ik ben blij dat het pak van mijn hart is! Dit is toch ‘conscience d'aujourd'hui’, wat je er verder ook van zeggen kan, en mijn rapport ervan is voor Holland toch beter dan dat van ongeveer ieder ander. Het is jammer dat het zoo veel bij elkaar is, maar ik zie geen kans tot een andere manier. Ik heb de boel nu in 3 enveloppen verdeeld, die ik wschl. tegelijk hiermee sturen zal. Je kan dat dan aanbieden en die heele rubriek-kwestie voor me in orde maken, als je 15 November naar Holland gaat. Principieel lijkt mij dit toch ook de houding van Coenen en Vestdijk, al heb ik het werkelijk niet expres daarom gedaan! Ik ga nu door met de verdere notities en zend je spoedig, hoop ik, een enveloppe voor April. Die zal dan een gevarieerde inhoud bevatten! misschien is het daarom wel goed als je die tegelijk met het voorgaande ‘overlegt’. Als ik nu 6 Nov. naar Le Roselier ga, werk ik daar zeker nog wel voor Mei bij, en misschien zelfs voor Juni. Ik heb hier krabbels te over, plus wat mij nog te binnen schiet als ik eenmaal bezig ben. - Als ik naar Aix ga - wat nuttig zou zijn met het oog op de verhuisplannen - kom ik wschl. alleen tot lezen en ‘voorbereiden’. Ik moet daarvoor dan ook nog bericht hebben van Noth. Maar als jullie zeker niet hier komt, houdt dit voor mij de mogelijkheid open {==453==} {>>pagina-aanduiding<<} om stilletjes hier te blijven, zoodat ik jullie mogelijk-en onmogelijkheden ook wel spoedig hooren zou. * * * Zoodra ik De Oubliette en De Bruine Vriend heb, ga ik aan het lezen van Vestdijk. Laat ons dus afspreken dat ik vóór alles je dat bezorg om er 15 Nov. mee naar Holland te gaan. De eerste notities voor het artikel 2. maakte ik al. Reken wel op 10 à 12 blzn., als het niet in kleine druk is; - ik merk nl. dat ik méér over V. te zeggen heb dan oppervlakkig leek. - Maar laat mij die boekjes sturen! Vrijdag. De notities stuur ik je later, op het oogenblik is de 3e portie voor mij toch nog niet goed. Wel stuurde ik je gisteren Critias 3. en Monnier. Vandaag ga ik naar de Malraux' vanwege de heilige dag, 4. daarna zal er van werken wel niet veel komen. Het goede van mijn notities is, geloof ik, dat ik niet alléén de sovjet-rommel behandel. Van sovjet-rommel gesproken, ik kocht die Anthologie terug, voor 13 frs. 50. Dat maakt, met Critias mee (frs. 10), dus 23 frs. 50 die je me supplementair schuldig bent. Dus verreken met Mayer de ‘tegenwaarde’ (is dat goed nederlandsch?) van 173 frs. 50., wschl. iets als fl. 17. tout court. 5. Is Aty ook goed thuisgekomen na haar week-van-beproeving, en hebben jullie het nu weer gezellig daar? Wij gaan zeker naar Bretagne, dat hebben we nu uitgemaakt. Schrijf dus of het voor jullie goed uitkomt als wij den 6en weggaan? Anders gaat Bep misschien wat later dan ik. Hartelijke groeten van ons 2 voor jullie 2, je E. {==454==} {>>pagina-aanduiding<<} {==455==} {>>pagina-aanduiding<<} Bijlage Vertaling van Franse brieven {==456==} {>>pagina-aanduiding<<} {==457==} {>>pagina-aanduiding<<} 2070. Prentbriefkaart aan F. Hellens: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 mei. Beste vrienden, Na la Cond. Hum. te hebben verhollandst, genieten we hier van onze verdiende rust. Het is een leuke stad, wat Beyle, die sinds eergisteren toch eindelijk zijn museum heeft gekregen, er ook van heeft gezegd. - Ik heb Larbaud in Parijs ontmoet; hij was ongerust omdat jullie nog niet de ontvangst hadden bevestigd van een verhaal - wel aardig, naar wat hij er mij over vertelde - dat hij jullie voor de Disque Vert heeft gestuurd. Willen jullie nog steeds een verhaal van mij (te vertalen door Marc-Eemans)? Wat denk je van Drama van Huize-aan-Zee? We zijn tegen de 13e in Parijs terug. Groeten, Eddy Bep 2071. Prentbriefkaart aan V. Larbaud: Grenoble, 7 mei 1934 Grenoble, 7 mei Geachte heer, Wilt u (als u er tijd voor vindt) mij de verzen sturen van Maurice Scève die u citeerde en waarin sprake is van hetgeen in vruchteloze politieke discussies de boventoon voert? Het nieuwe museum hier is bescheiden, maar er zijn mooie portretten. Ik stuur u er één van een man die u, denk ik, wel sympathiek zult vinden. Uw toegenegen EduPerron 2356. Aan V. Larbaud: Parijs, 5 januari 1935 Geachte heer, Vanwege mijn verblijf in Bretagne schrijf ik u met enige vertraging om u te bedanken voor dat heel merkwaardige gedicht dat u mij toegezonden hebt tegelijk met uw nieuwjaarswensen. Ook ik zend u mijn beste wensen, met mijn verontschuldiging dat ik u in dichterlijk opzicht niets gelijkwaardigs te bieden heb. Stols heeft mij gevraagd voor hem Fermina Marquez te vertalen, wat ik met het grootste plezier zal doen. Hij zal er wel met u over hebben gesproken, want ik vermoed dat u zich bij hem in de buurt bevindt omdat {==458==} {>>pagina-aanduiding<<} het adres op de envelop door u was geschreven en deze - een beetje Sacha Guitry-achtig - afgestempeld was in Bergen op Zoom... Als Stols tot de vertaling overgaat, zou ik u graag over bepaalde bizonderheden raadplegen, hetgeen mij een voortreffelijke aanleiding lijkt om weer eens het genoegen te hebben u te ontmoeten. Graag uw EdP. Parijs, 17bis rue Erlanger 5 januari 1935. 2448. Aan F. Hellens: Parijs, 3 april 1935 Parijs, 3 april 1935. Beste Hellens, Het is werkelijk heel aardig van je dat je ons niet vergeten bent. Ik verwachtte je in Parijs na je kaart uit Spanje en toen ik niets zag komen heb ik me maar weer overgegeven aan de dagelijkse sleur. Brieven schrijven valt me momenteel erg zwaar, sinds al dat gepèn dat ik nu voor de kost moet doen. Mijn excuses. Ik reken er echt op je weer eens te zien, hier of in Brussel, waar eindelijk mijn ‘zaken’ afgehandeld zijn. Hierbij eindelijk een artikel dat ik met een zeker plezier geschreven heb - tegenwoordig zie ik tegen het schrijven van èlk artikel een beetje op. Ik hoop dat het bij jou in de smaak zal vallen. Bep en ik bedanken je in ieder geval voor het charmante boekje en sturen jou, en ook Maroussia, heel veel groeten. Hoe gaat het bij jullie? Hier, gezien de omstandigheden, niet slecht. Ik ben klaar met een boek van 500 bladzijden klein gedrukt en ben helemaal ‘dolgedraaid’. Heel hartelijk je EdP. 2547. Aan F. Hellens: Parijs, 3 juni 1935 Parijs, 3 juni '35. Beste Hellens, Bedankt voor de toezending van l'enfant sauvage, nu echter als Frédéric. Een paar figuren herinnerde ik me van vroeger, maar ik heb geen tijd om alles opnieuw te lezen; ik ben ‘doodop’, want ik {==459==} {>>pagina-aanduiding<<} heb net een groot ei gelegd, een dik boek; en desondanks moet ik nog een vertaling maken die me maar matig interesseert. Als het weer goed blijft, gaan we ergens in de omgeving van Parijs een week uitrusten. Ik had graag een artikel geschreven over Frédéric (dan had ik de 3 delen samen kunnen behandelen); helaas ben ik gebrouilleerd met de kunstredacteur van de Nieuwe Rotterd. Courant. En Bep mag het alleen nog over Engelse boeken hebben. Wij hopen van harte je hier weer eens te zien. Met onze hartelijke groeten voor jullie beiden, steeds je EduPerron 2624. Aan V. Larbaud: Parijs, 25 juli 1935 Parijs, 25 juli 1935. Geachte heer, Dank voor uw brief uit Tirana en voor alle aandacht die u aan het handboek van de Nederlandse letterkunde hebt geschonken! Ongeveer twee weken geleden ben ik gereedgekomen met de vertaling van Fermina en Stols stuurt mij al de eerste drukproeven. Ik zend u dus snel mijn lijst; als u dat wilt, kunt u op de achterkant ervan schrijven. Volgens mij moeten in deze Hollandse uitgave de Latijnse en Spaanse citaten worden vertaald in noten achter in het boek; omdat ik deze beide talen maar heel slecht ken, zoudt u mij een plezier doen met mij uw vertaling te sturen. Wat de Franse tekst betreft, geloof ik dat ik het er vrij aardig afgebracht heb, hoewel dit boekje heel wat moeilijker bleek te zijn dan ik op het eerste gezicht dacht. Ik heb geprobeerd zo letterlijk mogelijk te vertalen, maar ik heb niettemin het ‘meneer’ en ‘juffrouw’ geschrapt dat de kinderen tegen elkaar zeggen en dat in het Hollands wel heel erg belachelijk zou zijn. Om dezelfde reden zat het lange betoog van Joanny aan het slot van het boek vol struikelblokken; om te vermijden dat de jongeman ‘onmogelijk’ zou worden in de meest uitgebreide zin van het woord, was ik verplicht bij het vertalen piano te werk te gaan. Ik hoop u deze winter weer in Parijs te ontmoeten, als de revoluties die men van rechts en van links aankondigt ons met rust laten. Maar het is mogelijk dat ik een deel van de maand augustus door ga brengen bij vrienden in de Morvan. Ik denk dat het van daaruit doenlijk moet zijn naar Saint Pourçain te gaan - misschien zelfs op {==460==} {>>pagina-aanduiding<<} één dag heen en terug? - ook al is de reis wat ingewikkeld, en als het u niet ongelegen komt zou ik het kunnen proberen. Maar het staat nog geenszins vast; misschien ga ik heel prozaïsch naar Holland en naar heel wat minder aantrekkelijke plaatsen dan Bergen op Zoom. Uw toegenegen EdP. Ik woon nu op een ander adres: 88 boulevard Murat (16e). 2631. Aan V. Larbaud: Parijs, 29 juli 1935 Geachte heer, Uw aangetekende brief, met ingesloten de brief van de NRF, heb ik ontvangen en ik stuur ze met dezelfde post aan onze vriend Stols, die de enige is die erop kan antwoorden. Ikzelf wist niet dat hij nog geen toestemming had van de heer Gallimard, want ik heb de vertaling uitsluitend op zijn verzoek gemaakt (zo ongeveer op het ogenblik dat ik er met u voor het eerst over sprak). Ik hoop dat deze kwestie gauw wordt geregeld. Ik wens u beterschap met uw arm; steeds hartelijk uw EdP. Parijs, 29 juli 1935. 2646. Aan V. Larbaud: Lévèque, 15 augustus 1935 Levêque, 15 augustus 1935. Geachte heer, Dank voor uw brief, die u mij ondanks de lichte wrijving tussen Gallimard en Stols geschreven hebt. Het stemt mij verdrietig te weten dat u nu in Parijs bent; in de eerste plaats omdat u er te maken hebt met artsen en vervolgens omdat ik net hier in de Morvan zit, ergens tussen Cosne en La Charité, zodat ik gemakkelijk de kant van Vichy op had kunnen gaan. Maar ik hoop u in Parijs terug te zien, genezen en wel. Wat de vertalingen van de Latijnse en Spaanse zinnen betreft ben ik nooit van plan geweest ze in de tekst zelf te zetten, maar achter in het boek; vooral omdat Stols het wil uitgeven in een niet te dure {==461==} {>>pagina-aanduiding<<} serie van het genre Albatross (dat is tegenwoordig de grote mode in Holland). U hebt een te hoge dunk van de Hollandse literatuur als u denkt dat Tibullus en de Espagnole Anglaise vertaald zijn, en nog wel goed ook; misschien is er van Tibullus een verouderde vertaling te vinden uit 1840, maar van dat toneelstuk van Cervantes is er beslist niets. (Er bestaan bij ons twee vertalingen van Don Quichot, onvolledig in elk opzicht). Maar dat doet er niet zoveel toe; voor die vertalingen achter in het boek - die overigens niet strikt noodzakelijk zijn - heb ik de tijd. Stols schreef mij inderdaad dat een wet die, geloof ik, iets te maken heeft met de Berner Conventie, elke Hollandse uitgever machtigt elk buitenlands werk in vertaling uit te brengen dat meer dan 15 jaar geleden is verschenen. Ik vermoedde het al: in de in Europa liggende delen van het Koninkrijk der Nederlanden bestaan dat soort rechten nog en wat merkwaardiger is, er is daar ook nog een recht van de eerstverkrijgende bij gekomen. Dat wil zeggen dat wie een boek in het Hollands heeft laten vertalen zijn vertaling, al is die nog zo slecht, kan beschermen tegenover andere vertalers, alsof hij de schrijver in eigen persoon was. Ik weet niet of de heer Gallimard over de middelen beschikt om de wet zelf aan te vechten; anders zou het niet erg eerlijk zijn alleen Stols dwars te zitten, want die kan tenminste aanvoeren dat hij uw boeken gelezen heeft en ervan houdt. Als men bedenkt dat een grote Hollandse uitgever als Querido nu pas Gide heeft laten vertalen, en nog wel zonder enig risico te nemen (ondanks het feit dat Gide politiek gezien momenteel midden in de belangstelling staat) en bovendien natuurlijk niets van die man weet... Terwijl Stols er al lang van droomt alles wat u geschreven hebt in Nederland uit te geven; Fermina doet hij bij wijze van proef. Zoiets heeft hij me tenminste gezegd; ik begrijp alleen niet waarom hij u er tot nu toe niet van op de hoogte heeft gesteld. Ik van mijn kant ben graag bereid voor Stols of voor wie dan ook uw hele werk te vertalen; ik zou het heel prettig vinden voor u in Nederland te kunnen doen wat u voor Butler in Frankrijk hebt gedaan. Maar ik ben erg bang dat ook dit slechts een wensdroom zal blijven. De mensen die echt van uw boeken houden, lezen u in het Frans, zelfs in Nederland. Mijn verontschuldigingen voor deze brief die ik op mijn schoot met inkt uit de herberg schrijf. Uw, ondanks alle strubbelingen met wetten en uitgevers, toegenegen EdP. {==462==} {>>pagina-aanduiding<<} (Ik zou een groot gevoel van tederheid voor de heer Gallimard koesteren als hij besloot uw verzameld werk op z'n minst als dat van Proust uit te geven, in de serie die ‘La Gerbe’ heet). 2661. Aan V. Larbaud: Parijs, 28 augustus 1935 Geachte heer, Ik ben terug in Parijs en tot uw beschikking als u mij wilt ontmoeten. Dat wil zeggen tot 8 september, want ik moet naar Holland, waar ik waarschijnlijk tot begin oktober blijf. Ik zou u heel graag weer ontmoeten, maar hoop u dan genezen, of zo goed als genezen terug te zien. Mocht mijn bezoek u ongelegen komen, zegt u dan heel gewoon nee, dan proberen we elkaar in oktober te ontmoeten. Hartelijk uw EdP. Parijs, 28 augustus 1935. 88, boulevard Murat. {==463==} {>>pagina-aanduiding<<} Lijst van voornamen, bijnamen en initialen (voorkomende in de delen 3, 4, 5) A., Alexis, Alexeï Alexeï Ormesson Ada van Holland Aad Schelling, vriendin van Van Lier Agatha-Christina, Agatha, Aty, Atie, Athie Aty Brunt, vrouw van Greshoff Albertine D. Albertine Draayer-de Haas Alex Alex Leclercq Alie, Alie S. Alie Smeding A.M.L., Arthur, Arthur M.L. Arthur (Müller) Lehning Angèle Angèle Manteau Annie Annie Batten-Rijpstra Annie Annie de Boers, tweede vrouw van Van Schendel Ant Ant Faber, vrouw van Ter Braak Anthonie Anthonie Donker (ps. v. N.A. Donkersloot) A.R.H. A. Roland Holst Arthur, Arthur v. Sch. Arthur van Schendel A.v.D. Anton van Duinkerken B. K. Boender B. E. Bouws B. N.J. Beversen B., Bep Elisabeth de Roos, tweede vrouw van DP B.B., B. Brouwer A.J. Bothenius Brouwer Betty Betty Batten, nicht van Edy Batten bleeke Theun Theun de Vries Bob Robert de Roos, broer van Elisabeth de Roos Bob, B. van Kampen P.N. van Kampen jr. bolle Ton Anton van Duinkerken (ps. v. W.J.M.A. Asselbergs) Br. Gerard Bruning {==464==} {>>pagina-aanduiding<<} Buning J.W.F. Werumeus Buning B.W.'s, B. Wrights Buckland Wrights B. Wright John Buckland Wright C. Dirk Coster C. Louis Couperus Carel A.C. Willink C.D Cola Debrot Charl Karel-Benoît, zoon van Van Nijlen Charley T. Charley Toorop Chasalle ps. v. Constant van Wessem Christa Christa de Roos, vrouw van Robert de Roos Claartje Clara Eggink, vrouw van Bloem Clairette Clairette Petrucci, DP's Belgische vriendin Cléo Cléo de Mérode Constant Constant van Wessem D., Darja Darja Collin, vrouw en ex-vrouw van Slauerhoff Dalilah Aad Schelling, vriendin van Van Lier Danny B. Danny Bolle D.D. A. den Doolaard (ps. v. C. Spoelstra) De B. Eugeen de Bock Den B. C. den Besten Dirk Dirk Coster Do Do Beynon, zuster van Paul Beynon Dr. M. Dr. M. Maasland, arts te Boschvoorde E. Jan Engelman E. de R., Elisabeth Elisabeth de Roos, tweede vrouw van DP Engeltje Manteltje Angèle Manteau Eveline b, Evelyn Eveline Blackett, DP's Engelse vriendin Everard E. Bouws E. v.L. de J., Eef E. van Lidth de Jeude, vriend van Greshoff {==465==} {>>pagina-aanduiding<<} F., F.B., Freddy, Freddij, Freddie, Fredje B., Fredje F.E.A. Batten Flip Flip Mayer, jongste zoon van Mayer Frans Frans Coenen Frederik Chasalle ps. v. Constant van Wessem G., G.t.B., Geertruida G. ter Braak, zuster van Ter Braak Gerda, fräulein Gerda Gerda Geissel, Duitse vriendin van Ter Braak Gé van B. G.A. van Bovene Gille zoon van DP en Simone Sechez Gino Giacomo Antonini Gr., Gresh. Jan Greshoff Greet M. Kroesen, vrouw van Stols Griet M. van Eekhoven, vrouw van Van Nijlen Grootmeester, grootmeester met het roode strikje Arthur van Schendel Gr.'s Greshoffs H., Hennie, Henny Henny Marsman H.B. Henri Borel H. de V. Hendrik de Vries Hein, Hein P. G.H. (Pannekoek) 's-Gravesande Henri M. Henri Mayer Henriquez G.H. (Pannekoek) 's-Gravesande? Herbert H. Philippeau, neef van DP Hertha Hertha Westmann, vrouw van Bouws Holst A. Roland Holst Ies Israël Querido Ina Ina Boudier-Bakker Ina pleegzuster van DP Jacques, Jacob van Breukelen J.C. Bloem J. Gr., Jan, Jan Gr. Jan Greshoff Jan Jan Greshoff, oudste zoon van Greshoff Jany A. Roland Holst {==466==} {>>pagina-aanduiding<<} J.D, Jo, Jo D. Jo Donkersloot, nicht van N.A. Donkersloot Jef Jef Last Jobs J.W.F. Werumeus Buning John, John B.W. John Buckland Wright Joost Mendes-Q. Em. Querido J. v. N, Jan v. N. Jan van Nijlen K. Pyke Koch Kees Kees Greshoff, jongste zoon van Greshoff Kennie Corinna, dochter van Van Schendel L. Valery Larbaud Louis G. Louis Guilloux M,. Menno, Menno t. B. Menno ter Braak M. André Malraux M. H. Marsman M. G. de Maupassant Maroussia M. Miloslansky, vrouw van Hellens Mary, Mary B.W. Mary Buckland Wright, vrouw van Buckland Wright Matthijs Matthijs Vermeulen Mauk Maurits Esser (ps.: Gerard van Eckeren) Maurice, Maurieske Maurice Roelants M. du G. Roger Martin du Gard Mevr. M. du P. Mevr. M. du Perron-Bédier de Prairie, moeder van DP Mieltje Emile Bron Mme S. Mme J. Salti-Goetz N. M. Nijhoff N. M.B.B. Nijkerk Nan, Nen Nen 's-Gravesande, dochter van 's-Gravesande N. en Van D. Nijgh en Van Ditmar Nettie, Netty N. A.H. Nijhoff-Wind Nico N.A. Donkersloot (ps.: Anthonie Donker) {==467==} {>>pagina-aanduiding<<} Nini Nini Brunt, schoonzuster van Greshoff de N's de Nijkerks, Brusselse vrienden van Greshoff Oom Frans Frans Coenen Oom Frits Frédéric Achille Bédier de Prairie, neef van de moeder van DP oude heer Frans Frans Coenen oude Petel E. van Polanen Petel, eerste echtgenoot van DP's moeder Pannekoek, Pannekoek van Buitenzorg G.H. (Pannekoek) 's-Gravesande Paul, Paul B. Paul A. Beynon Pop Buning Mevr. G.J. Werumeus Buning-Ensink P.v.O, Paul, Paul van O. Paul van Ostaijen Q Em. Querido R., Rudie, Rudy R.A.J. van Lier Rad. Schorer Jhr. M.R. Radermacher Schorer Rein Rein Blijstra Rien, Rina R.L. Barendregt, vrouw van Marsman Roel Roel Houwink Rose Elisabeth de Roos, vrouw van DP. S, Sl., Slau J. Slauerhoff S., Sander A.A.M. Stols S., Simone Simone Sechez, eerste vrouw van DP Schorer Jhr. M.R. Radermacher Schorer Sjeu Arthur van Schendel jr. Sofie, Sophie dochter van Van Nijlen St. Stendhal (ps. v. Henri Beyle) Stan Constant van Wessem Suzie Suzie van Hall, eerste vrouw van Kelk Tante Henny Mevr. Henny-Du Perron, tante van DP T. Br., Ter Br. Menno ter Braak {==468==} {>>pagina-aanduiding<<} Theun Theun de Vries Thonie Anthonie Donker (ps. v. N.A. Donkersloot) Thijs Matthijs Vermeulen Top Top Naeff Toussaint F.V. Toussaint van Boelaere Truida G. ter Braak, zuster van Ter Braak T.V., Timmers, Timmers V., T. Verhoeven H.L. Timmers Verhoeven Urbaaf, Urbaan, Urbave Urbain van de Voorde V. Simon Vestdijk V., Vic, Victor E., V.v. Vr. Victor E. van Vriesland Valentijn Valentijn van Uytvanck Van Chandelles Van Schendels Van de W. Karel van de Woestijne Van Sch. Arthur van Schendel Van W. Constant van Wessem V.D., Van D. L. van Deyssel V.D., Van D. Anton van Duinkerken V.d.B., Van der Borg, Van der Borghdt van den Verwoolde, Van den Borght Emile van der Borch van Verwolde v.d. M., V.d.M., Van der M. J.E. van der Meulen V.E., Van E. Gerard van Eckeren (ps. v.M. Esser) Vera gezelschapsdame van DP's moeder Vera, Vera F. Vera Figner Victor chauffeur van DP's moeder V.K., Van K. P.N. van Kampen V.O., Van O. Paul van Ostaijen V.S.'s, V.S. en, Van S's Van Schendels W. A.C. Willink Wim, Wilma Wilma Jeuken, tweede vrouw van Willink {==469==} {>>pagina-aanduiding<<} Willem E. Willem Elsschot (ps. v. A. de Ridder) W.v.R, Wim, Wim v.R. Wim van Reijen, jeugdvriend van DP Wijnand W.A. Kramers Z. D. Zijlstra Zusje R.L. Barendregt, vrouw van Marsman {==470==} {>>pagina-aanduiding<<} {==471==} {>>pagina-aanduiding<<} COLOPHON In opdracht van G.A. van Oorschot, Uitgever te Amsterdam, werd E.du Perron ‘Brieven’ gezet uit de Bembo en gedrukt door de Koninklijke drukkerij G.J. Thieme bv te Nijmegen. Het bindwerk werd verzorgd door Boekbinderij van Rijmenam te 's-Gravenhage. 1. Zie 2045 n 6. Het citaat is uit de Pensées van Blaise Pascal (Zie Oeuvres complètes. Paris 1954, p. 1302, nr. 696). 1. Foto van Piccardy's schilderij Stendhal en consul (1835). 2. Het Stendhal-museum werd op 5 mei 1934 geopend. DP schreef hierover in Het vaderland van 12 en 15 mei 1934 (av.) ‘Museum voor Stendhal geopend in zijn geboorteplaats Grenoble.’ (Vw 6, p. 131-143). 3. Vgl. 944. 1. Foto van een medaillon van Stendhal door David d'Angers (1829). 1. Foto van Piccardy's schilderij Stendhal en consul (1835). 1. Foto van Stendhals portret door Dedreux-Dorcy (1839). 1. Foto van Piccardy's schilderij Stendhal en consul (1835). 2. Een portret van Stendhal geschilderd door Jean-Louis Ducis. 1. Foto van het gedenkteken in Grenoble voor de revolutie van 1889. 2. De kennismaking met Larbaud vond op 2 mei 1934 plaats, zoals vermeld in Journal 1912-1935, p. 298. 3. ‘Tan callando’. In Au disque vert. Paris-Bruxelles 1934, p. 61-75. 4. Belgisch kunstschilder en journalist (geb. 1907) die probeerde Het land van herkomst in het Frans te vertalen. 5. Op de beeldzijde geschreven. 1. Portret van Henri Gagnon (1728-1813), grootvader van Stendhal. 1. Portret van Henri Gagnon (1728-1813), grootvader van Stendhal. 1. Foto van Stendhals portret door Dedreux-Dorcy (1839). 2. Op 23 april 1934 had Stols een audiëntie bij Mussolini. Tijdens zijn verblijf in Rome ontmoette hij Marsman. 1. Foto van het gedenkteken in Grenoble voor de revolutie van 1889. 2. Op de beeldzijde geschreven. 1. Briefhoofd: Grand hôtel du Louvre, Grenoble. * Het geboortehuis van Stendhal in Grenoble daarentegen is luguber. * Het was voorwaardelijk gehouden, begrijp je. 2. ‘Virginia’. In Forum 4 (1935) 11 (november), p. 1049-1070. Het verhaal werd al op 24 april 1934 via Greshoff aan de redaktie van Forum toegezonden. 3. Annie van Schendel onderging in deze tijd een operatie in een Brusselse kliniek. 4. Het aprilnummer van jaargang 1 van Die Sammlung bevatte onder meer overzichten van Nederlandse literatuur, muziek en toneel van DP, Van Wessem en Henrik Scholte, en Ter Braaks essay ‘Geist und Freiheit’. 1. Zie 2065 n 2 en 2068. 1. Foto van ‘les ponts de Claix’. 1. Zie 2053 n 2. 2. Uit Het land van herkomst verschenen achtereenvolgens in GN: ‘Retrospektief van mijn ouders.’ In GN 32 (1934) 5 (mei), p. 418-435. ‘De eerste jaren.’ In GN 32 (1934) 6 (juni), p. 499-514. ‘Gedong Lami.’ In GN 32 (1934) 7 (juli), p. 58-70 en 8 (augustus), p. 156-165. (Vw 3, p. 51-72, p. 82-98 en p. 99-120). * Ik bedoel: we hebben ons niets ontzegd, hebben uitstapjes gemaakt, behoorlijk in restaurants gegeten, toen we in Grenoble waren, enz. In het pension was het erg goedkoop en de menschen alleraardigst. Maar dat wordt voor jou hier dan vervangen door de Podewielen. 1. Van de vertaling van La condition humaine. 2. Vgl. Bw TB-DP 2, p. 400-401. 3. Zie 2081 n 2. 4. Zie 1970 n 1. 1. Zie 2081 n 2. 1. Emanuel Querido (1871-1943) stond sinds 1915 aan het hoofd van het uitgeversbedrijf Em. Querido. Aanleiding tot de correspondentie, door bemiddeling van Marsman tot stand gekomen, was de uitgave van Het land van herkomst. Vermoedelijk zijn er eerder brieven door DP aan Querido geschreven; deze zijn waarschijnlijk in oorlogstijd verloren gegaan. 2. Alice van Nahuys, secretaresse van Querido. 3. Prospectus aanwezig op het Letterkundig Museum. 1. Deze prentbriefkaart van Batten was een foto van de schrijfster Eva Raedt-de Canter (ps. van A.E.J. de Vries-de Mooy). 2. ‘Bij wat Stendhal noemt “energie”’. In Forum 3 (1934) 2 (februari), p. 139-150 en 3 (maart), p. 236-247 (Vw 5, 21-46). 1. R. van Eck, Luctor et emergo, of de geschiedenis der Nederlanders in de Oost-Indische archipel. Zwolle 1897-1899. 2 dln. 2. F.W. Stapel, Geschiedenis van Nederlandsch-Indië. Amsterdam 1930. 3. N.J. Krom, Hindoe-Javaansche geschiedenis. Uitgegeven door het Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde van Ned.-Indië, met ondersteuning van de Ned.-Indische regeering. 's-Gravenhage 19312. 4. Zie 2081 n 2. 1. Niet teruggevonden. 2. Catalogus bij de tentoonstelling die Willink hield bij de Haagse kunsthandel G.J. Nieuwenhuizen Segaar van 14 april tot 9 mei 1934. 3. In zijn ‘Letterkundige kroniek’ in het zaterdagbijvoegsel van het AH van 5 mei 1934 besprak Uyldert o.m. Twintig tijdgenoten van Anton van Duinkerken. Hij betuigde zijn instemming met de wijze waarop Van Duinkerken Du Perron en Greshoff had behandeld, ‘met de ironie van het geestelijk overwicht’. 1. Het is mogelijk dat DP doelt op Dirk Costers stuk ‘De twee heren Anton van Duinkerken’ (Stem 14 (1934) 5 (mei), p. 500-507), aan het slot waarvan hij opmerkte dat Greshoff en DP het moesten gedogen hoe ‘hun vale, schrale en nijdige menschelijkheid [...] ontstellend ontdaan van elke edelmoedigheid’ door Van Duinkerken tentoongesteld werd. 2. In De Tijdstroom 4 (1934), p. 334-335. 3. In NRC van 13 mei 1930. 4. In DGW 32 (1933) 384 (december), p. 232. 1. Zie brief 2073 n 2. 1. Romans van Willem Elsschot. 2. Onbekend om welk geschrift het gaat. 3. Zie Vw 3, p. 260-261, 302-303, 434-435 en 436-437. 4. In NRC van 29 juni 1934 (av.) besprak DP L'étrange vie et les étranges amours d'Edgar Poe van Emile Lauvrière. * Jany komt Maandag 28. Zie je hem nog in Brussel? 1. Arthur van Schendel. Amsterdam z.j. Zie 2156 n 4. 2. De roman Ons Anneke van Eva Raedt-de Canter verscheen vanaf april 1934 in GN; van Jef Last De Johanna vanaf mei 1934. 1. Max Kijzer, ‘Een markant lezer’ (over Voor kleine parochie en Tegenonderzoek). In GN 32 (1934) 4 (april), p. 363-368. 1. Reproduktie van het schilderij ‘Marie Antoinette et ses enfants’ van Vigée le Brun, in het paleis te Versailles. 2. De eerste regel van Van Liers gedicht Scherzo, dat in Forum 3 (1934) 3 (maart), p. 234 onder het pseudoniem R. van Aart was verschenen, luidde: ‘De dood stel ik mij voor als lieve tante Lize...’ 3. De eerste twee regels in het handschrift van Ter Braak, de laatste in dat van DP. 1. Brief, gedateerd 15 mei 1934, bewaard in het Letterkundig Museum. 2. Zie brief 2081 n 2. 1. Zie brief 1917 n 4. 1. Portret van Jean-Baptiste Carrier (1756-1794), die volgens een door DP onderstreepte zin uit het onderschrift in 1793 te Nantes gevangenen liet verdrinken in speciaal voor dat doel uitgeruste boten. 2. ‘Jan Lubbes’. In Forum 3 (1934) 7 (juli), p. 586-599 (Vw 2, p. 679-705). 1. ‘Uit de Indische jeugd van Arthur Ducroo.’ Zie 2081 n 2. 1. Erna van Polanen Petel-Britt. 1. ‘Jan Lubbes’ en ‘Ons deel van Europa’. Zie 2102 n 2 en 2129 n 1. 2. Deze brief is niet teruggevonden. 3. Malraux ondernam in februari-maart 1934 per vliegtuig een archaeologische verkenningsvlucht naar Mareb, de hoofdstad van het rijk van de koningin van Sheba, gelegen in de Arabische woestijn. 4. Zie 1508 n 1. 5. Nooit voltooide roman van Marsman. 1. Schilderij van P. Breughel de Oude in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel. 1. Het comité ijverde voor de vrijlating van deze in 1933 door de nazi's gearresteerde communistische partijleider. 2. ‘Tot beter begrip’, het voorwoord in Het menschelijk tekort. 1. Niet teruggevonden. 2. Vgl. Bw TB-DP 2, p. 414, voor Ter Braaks mening. 3. In De tijd van dinsdag 22 mei 1934 besprak Van Duinkerken Een ontgoocheling van Elsschot. Over de inleiding van Greshoff merkte hij op: ‘Dit hinderlijke herhalen eener getuigenis, die ieder allang van hem hoorde, is een persoonlijke karaktertrek. Hij heeft de aanleg van een handelsreiziger bij de geestdrift van een apostel en deze zonderlinge mengeling van driften belet hem ten eenenmale de bescheidenheid te betrachten, die de geloovige past.’ 4. ‘Praten over Willem Elsschot.’ In GN 30 (1932) 9 (september), p. 241-253. * Ik bedoel met ‘kringetje’ niet de menschen en kringen die hij kent, maar zijn conceptie daarvan. Heel vèr gaat hij toch niet, en dat is zelfs opvallend duidelijk. Hij is alleen volmaakt in wat hij geeft, en dat is zijn groote kracht. Hij heeft ‘le génie de connaître ses limites’, had je dat maar gezegd! 1. De Franse vertaling van Gospsda Yslovlëvy van M.E. Saltykow (Sjtsjedrin) (Moskou, 1880). 2. ‘A.C. Willink’. In Forum 2 (1933) 2 (februari), p. 113-122. Zie ook brief 1418. 1. Niet geïdentificeerd. 2. Verg. 2065 n 2 en 2092. * Of Blokhuis, of Blokland. 3. Stols' kunsthandel 'De gulden roos'. 1. ‘Jeugd en deugd’. In GN 32 (1934) 6 (juni), p. 482-496. 2. ‘Gross en Truc’. In GN 32 (1934) 6 (juni), p. 573-574 (over een overzicht van de contemporaine Franse literatuur) en ‘De Nederlandsche toets’, p. 574-575, waarin Greshoff de coach van het Ned. voetbalelftal, Lotsy, aanviel om zijn toekennen van nationale betekenis aan een voetbalwedstrijd. Hij besloot zijn stuk als volgt: ‘En wanneer de bewondering voor Lotsy en zijn bende het kriterium voor het onderzoek naar het Nederlanderschap is, dan ben ik géén Nederlander en dan hoop ik het nooit te worden.’ * Vooral de slottirade. 3. ‘Kitsch en kitsch’. In GN 32 (1934) 6 (juni), p. 575-576. 4. Zie 2081 n 2. 1. ‘Ons deel van Europa’. In De smalle mens, p. 259-285 (Vw 2, 709-735). 2. Zie brief 2094 n 1. 3. Slauerhoff ontving van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde de Van der Hoogt-prijs 1934 voor zijn dichtbundel Soleares. 1. ‘Ons deel van Europa’. * Deze uitroep is niet letterlijk geciteerd; Hobhouse zei van Byron iets anders (toen hij uit Engeland werd weggestonken): ‘God bless him for a gallant spirit and a kind one!’ 2. Aardig, hè? 2. Zie J.C. Hobhouse, Lord Broughton, Recollections of a long life. London 1909. Vol 1, p. 336. 3. D.A.M. Binnendijk. 1. Van Fleurs de marécage. * Dat zou zijn: ± van eind Juli tot begin September. Maar 20 Juli kom ik nog in Brussel, met mijn schoonzuster uit Indië, die 19 Juli hier komt (van de boot over Marseille). 1. Stols had DP voorgesteld iets dergelijks te organiseren, en Ter Braak of Engelman een lezing te laten houden. * Neen, neen, een gewoon klaverblad is er een van 3, merk ik. Dus dan beteekent 5 extra-geluk. Dat is dus in orde! 1. Deze briefkaart stuurde DP n.a.v. het behalen van het diploma gymnasium-α door Van Lier. 2. De Amerikaanse bokser van Duits-Joodse afkomst Maximilian Adelbert Baer (1909-1959) werd op 14 juni 1934 wereldkampioen in een titelgevecht tegen Primo Camera. 1. Zie 2124 n 3 en 2142. 1. DNE 873 (17 mei 1934), 879 (28 juni 1934) en 880 (12 juli 1934). 2. Zie 1513 n 2. 3. Zie 2102 n 2. 4. Jan Engelman had in DNE 859 (8 februari 1934) gereageerd op de heren van De nieuwe gemeenschap, in het bijzonder op Albert Kuyle, d.m.v. de uitspraak: ‘Miserable pays que le nôtre!’ 5. A. den Doolaard had samen met Jan Engelman de Mei-prijs 1934 gekregen voor zijn roman De herberg met het hoefijzer. Hij weigerde echter een gedeelde prijs te accepteren. Van Duinkerken schreef vervolgens een stuk in De tijd, waardoor Den Doolaard zich gegriefd voelde. Hij zocht Van Duinkerken ter redaktie van De tijd op om hem een oorvijg te geven, wat volgens het getuigenis van Den Doolaard wèl, volgens dat van Van Duinkerken niet lukte (cf. Bw TB-DP 2, p. 452 en 536). 6. Op 30 juni 1934 werden Ernst Röhm, chef-staf van de S.A., diverse van zijn medewerkers en velen uit het conservatieve kamp op last van Hitler terechtgesteld in de zgn. ‘Nacht van de lange messen’ na een conflict tussen de leiding van de S.A. en Hitler. 7. ‘De eeuwige jeugd, geproclameerd door “De nieuwe gemeenschap”. Tragedie van het gezag’. In Het vaderland van 3 juli 1934 (av.). Ter Braak signaleerde de discrepantie die bij de groep rondom De nieuwe gemeenschap bestond tussen de verheerlijking van de jeugd en de roep om een sterker gezag. 8. In De tijd van 4 mei (av.) 1934 besprak Van Duinkerken Politicus zonder partij. Coster nam een fragment uit deze recensie over in zijn rubriek ‘Merkwaardigs uit de tijdschriften’ in Stem 14 (1934) 6 (juni), p. 622-623. 9. In de rubriek ‘Op den kandelaar’ in DNE 860 (15 februari 1934) besprak Engelman het eerste gedeelte van ‘Nietzsche contra Freud’ (het 3e hfdst. van Politicus zonder partij) dat was gepubliceerd in GN 32 (1934) 1 (januari), p. 59-70, onder de kop ‘Ter Braak over Freud. Wat rest er dan aan “geest”?’ Hij verweet Ter Braak ‘zijn tegenstanders te treffen door ze eerst op ongemotiveerd hautaine manier voor nullen te verklaren’, en citeerde met instemming Costers bezwaren tegen Ter Braaks ‘delirium tremens van verwaandheid’, geuit in ‘Merkwaardigs uit de tijdschriften’ in Stem 14 (1934) 2 (februari), p. 188-190. 1. Mogelijk Hotel Beauséjour; zie 1224 e.v. 2. Niet achterhaald. 3. Franchimont bij Spa; zie 1232 n 1. 4. Willink herinnerde zich niet welke personen hier worden bedoeld. 1. Niet teruggevonden. 2. D.A.M. Binnendijk. 3. Zie 1415 n 4. 4. Arthur van Schendel, Aanteekeningen over ‘Jan Compagnie’ en ‘De Waterman’. Rotterdam 1934. (Slotwoord van najaar 1933). Arthur van Schendel. Amsterdam z.j. (Slotwoord van juni 1934). Zie 2094 n 1. 5. Als gevolg van een verlaging van de steun aan werkelozen, braken er op 4 en 5 juli te Amsterdam relletjes uit, het Jordaan-oproer, die tenslotte door militairen de kop werden ingedrukt, waarbij zes doden en honderden gewonden vielen. 1. Vgl. Vw 2, p. 738-740. Niet in De smalle mens. Amsterdam: Querido 1934. 2. ‘De bekeerling’ in de rubriek ‘Commentaar’ in GN 32 (1934) 7 (juli), p. 93-94, waarin Greshoff Henrik Scholte beschuldigde van toenadering tot het nationaal-socialisme op grond van de teneur van diens toneelkritieken. 3. In GN 32 (1934) 7 (juli), p. 85-86. 1. ‘Mémoires van een jongeman’. Een fragment hiervan, met de opdracht ‘Voor E. du Perron’, werd geplaatst in Forum 4 (1935) 7 (juli), p. 634-648. 2. Zie 2035 n 1. 1. Greshoffs boek over Van Schendel. Zie 2156 n 4. * je hebt een volstrekt eigen inhoud, een eigen toon, met een sterk gesuggereerd eigen leven erachter! ** tenminste, in zijn correspondentie; in persoon zou het misschien heel anders zijn. 2. Zie 2169 n 2. 3. Deze plannen werden niet verwezenlijkt, o.a. omdat Ter Braak tegen was (Bw TB-DP 3, p. 12). 1. Gedichten 1907-1934. 's-Gravenhage: Boucher 1934. (Folemprise 2). 1. Zie 2145. 2. Van de exposities in de Orangerie en in de Bibliothèque Nationale werd verslag gedaan in ‘Twee tentoonstellingen van Daumier. Prenten en schilderijen’. In Het vaderland van 6 april 1934 (av.). 3. In De smalle mens. Amsterdam: Querido 1934 nam DP een citaat van D.H. Lawrence op en één van Stendhal. In Vw 2, p. 393 is slechts dat van Stendhal gehandhaafd. 4. Byron. Paris 1930. 5. 2151. 1. Niet teruggevonden. 2. ‘Ehrenburg maakt school’ (n.a.v. Harten en brood en Partij remise) in Het vaderland van 25 maart 1934 (ocht.) en ‘Courts-Mahler op de barricaden’ (over Eroica van Theun de Vries) in Het vaderland van 8 juli 1934 (ocht.). 1. Tussen 2151 en 2172 is mogelijk één brief verloren gegaan, nl. die waarvan sprake is in 2167. Zie ook Bw TB-DP 3, p. 13. 2. Zie 2169 n 2. Ter Braak schreef dat Eroica een navolging van Dostojevski's Demonen was. 3. Per brief aan Ter Braak. DP heeft dit schrijven gelezen, zie Bw TB-DP 3, p. 7. 4. Zie 1963 n 3. 5. ‘Over haarwater’. In Forum 3 (1934) 8 (augustus), p. 782 (Niet in Vw). 6. Bij het artikel van Ter Braak over Eroica. 7. ‘Naar aanleiding van Les liaisons dangereuses’. In Forum 3 (1934) 5 (mei), p. 409-418. In De smalle mens, p. 179-187 (Vw 2, p. 527-536) o.d.t. ‘Naar aanleiding van Laclos’. * Dan komt er nog wat bij, bedoel ik. 1. Tekening van de Carmel de Lisieux, voorstellend een episode uit het leven van Ste Thérèse de l'Enfant-Jésus. 2. Heden ik, morgen gij, roman in brieven die Marsman samen met Simon Vestdijk schreef. 1. Foto van Auteuil, Parijs. 1. In het Utrechtsch dagblad van 16 juni 1934 (av) schreef Ritter over de toekenning van de Mei-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde aan Den Doolaard en Engelman (zie ook 2151 n 5) en de Van der Hoogtprijs aan Slauerhoff. Hij vroeg zich af of Slauerhoff en Engelman kunstenaars waren ‘die den nood, de kracht, het leven, den humor vertolken van den Nederlandschen geest? Neen, duizendmaal neen.’ 2. 2. In vrijwel iedere aflevering van het mede door Albert Kuyle geredigeerde tijdschrift De nieuwe gemeenschap werd Engelman aangevallen om zijn ‘a-moreel, aesthetisch gemeier’. * Ik denk dat jij persoonlijk het erg aardig zult vinden, vandaar ook dat ik aan jou dacht, want ik had het allang als onbestelbaar onder in een laadje verstopt. ** Wat zweven kon boven de Plee - Moest sneven in de N.R.C.! (Maar houd dit geheim.) 3. ‘Plasschaert over Wiegersma’. In De Gemeenschap 10 (1934) 3 (maart), p. 176-181. Engelman maakte een aantal kritische opmerkingen over Plasschaerts gemaniëreerde stijl die hij met die van Van Deyssel vergeleek. In de rubriek ‘Hagel’ van De Gemeenschap 10 (1934) 5 (mei), p. 334 citeerde Engelman de reactie van Plasschaert uit een openingsrede voor de Vereeniging ‘Voor de kunst’, en voegde daar een gedicht ‘Aan Albert Plasschaert’ aan toe. 4. Edwin Justus Mayer. Zie Vw 2, p. 738. 5. In ‘Kroniek’. In De Gemeenschap 10 (1934) 6 (juli), p. 484-485. 6. ‘Ons deel van Europa’. Zie 2129 n 1. 7. Niet geschreven. 8. N.a.v. een handschriftenexpositie bij Santee Landweer te Amsterdam schreef Hellmuth Carsch in De groene Amsterdammer van 21 juli 1934 (p. 7) ‘Het handschrift onzer literatoren’. Bij de bespreking van het hs. van Engelman, Binnendijk en Werumeus Buning werden aan de poëzie ontleende termen gebruikt, terwijl van DP werd gezegd: ‘Zijn handschrift openbaart een uitermate analytische verbeelding en hij teekent letterlijk een knuppel uit den zak, die hij in den grond van de zaak tegen zichzelf richt. Uit een zelfde masochisme stelt hij wetten op als dwarsbalken, waaraan hij zich vastklampt.’ Vestdijks handschrift werd ‘ziek’ en ‘allerongelukkigst’ genoemd, en van A. Roland Holst heette het dat hij voornaam schreef, ‘met een natuurlijk geworden pretentieusheid, stijf, pathetisch, intuïtief, gevoelig en zich prijsgevend als een vrouw, geheel bezield van rythmische zuiverheid en grootheid van ziel, zonder eerzucht, in trotsche verdroomdheid.’ 1. Bij een mislukte staatsgreep van de nationaal-socialisten in Oostenrijk kwam bondskanselier Engelbert Dollfuss (1892-1934) om het leven. 2. Pas in GN 32 (1934) 9 (september), p. 275-280 verscheen er weer een bespreking over Engelse literatuur van Elisabeth de Roos. 3. In het hs. van G. Antonini. 1. Zie 2124, 2142 en 2149. * Waarom zouden we, met het oog op de komende Europeesche verrukkingen, niet maar meteen daarheen ‘koloniseeren’? Slau als dokter, jij als maître-imprimeur, ik....? 1. Batten had zijn ongeduld uitgesproken over het uitblijven van Ter Braaks antwoord op de inzending aan Forum van ‘Mémoires van een jongeman’. Zie 2158 n 1. 2. Mevr. Ch. Dankmeijer-Bayer was een Indische kennis van de familie DP. 1. Niet teruggevonden. 1. A. de Kom (1898-1945), afkomstig uit Suriname, had in Wij slaven van Suriname het Nederlandse kolonialisme scherp gehekeld. Zie ook Bw TB-DP 3, p. 16. 2. DP vertaalde inderdaad een brief van De Kom aan Gide. 3. In Le Monde werden enige fragmenten uit Wij slaven van Suriname geplaatst. 1. Arthur van Schendel, die voor De Indische verlofganger schetsen en verhalen schreef. Zie ook 2284 n 7. 1. Foto van de stierenvechter Bombita. 1. Foto van de leeuwenfontein in het Alhambra. 1. Foto van de Patio de los Arrayanes in het Alhambra. 1. Foto van de Patio de los Arrayanes in het Alhambra. 2. Zie 2153 n 3 en 1232 n 1. 1. Foto van zes Andalusische vrouwen met kanten mantilla's. * Spr. uit: Gwan. ** Bedoeld wordt: Ambrosia, enz. 2. Door DP onder de afbeelding geschreven. 3. Zie 2199. 1. Foto van de Sala de los Abencerrajes in het Alhambra te Granada, waarvan Boabdil van 1482 tot 1492 de laatste koning was. In Couperus' roman De ongelukkige (1915) is Boabdil de hoofdpersoon. 1. Foto van Arabische wijk en fort te Tanger. 1. Foto van halfnaakte Marokkaanse danseres. 1. Als 2203. 1. Als 2203. 1. ‘Gedong Lami (2).’ In GN 32 (1934) 8 (augustus), p. 156-165 (Vw 3, p. 99-120). 1. In september 1934 bevond zich onder de Parijse brieven in Het vaderland geen verslag van een tentoonstelling. 1. Foto van de moskee van Marshan te Tanger. 1. Foto van het gerechtsgebouw in Tanger 1. Foto van Romeinse ruïnes te Tanger. 1. Overzichtsfoto van Tanger. 1. Foto van de sultan op weg naar het vrijdaggebed. 1. Foto van de Arc de Triomphe du Caroussel te Parijs. 2. De romans The prisoner of Zenda (1894) en Rupert of Hentzau (1898) van Anthony Hope. 3. DP's lagere-schoolvriend Wim van Reijen (geb. 1899), familielid van F.E.A. Batten, verbleef in Den Haag met verlof uit Indië, waar hij officier was. 1. Die uit Tanger is niet teruggevonden. 2. Zie 1513 n 2, 2151 n 2 en 2178. 3. Zie 2172 n 2. 1. Foto van de Jardin du Luxembourg te Parijs. 2. ‘Vaderlandslooze gezellen. Van Duitsche emigranten, hun bestuur en hun vermaak.’ In Het vaderland van 21 augustus 1934 (av.). 3. In Het vaderland van 22 augustus 1934 (av.). 1. Dr. J.R.B. de Roos overleed op 8 september 1934 op 59-jarige leeftijd. * Wat ik werkelijk nu wel mag hopen! 2. 2194. 1. Foto van het Zoniënwoud, Etang de l'Ermite te Boschvoorde. 2. W. van Reijen had bij de gepubliceerde fragmenten van Het land van herkomst aantekeningen gemaakt, die later in de tekst werden verwerkt. 3. Door DP en Van Reijen geschreven verhaal, in de tijd dat zij samen de lagere school te Meester-Cornelis (Batavia) bezochten. 1. Foto van de grotten van Han. 2. Zie evenwel 1513 n 2; zie ook 2151 n 2, 2178 en 2218 n 2. 3. ‘Drievoudig afscheid’. In Forum 3 (1934) 8 (augustus), p. 776-778. 4. Tuin van Eros en andere gedichten. Amsterdam 1934. 5. Tekst ontbreekt gedeeltelijk, omdat de hoek met de postzegel uit de kaart is gescheurd. 1. Foto van de Beurs te Parijs. 1. Foto van het Parijse stadhuis. 1. Niet teruggevonden. 2. Zie 1912 n 1. 1. Ivans (ps. van mr. dr. J. van Schevichaven (1866-1935)) was de auteur van populaire detective-verhalen en mr. Hendriks één van zijn personages. 2. Engelman besprak dit boek samen met Dr. Dumay verliest... in ‘Twee romans’ in DNE 858 (1 februari 1934). * ... en weerbarstigen, en demonischen, en eenzamen... 1. Foto van La Madeleine te Parijs. 2. Greshoff had geschreven dat Jan van Nijlen bijna blind was. De ziekte bleek echter van tijdelijke aard. 1. In Het vaderland van 10 september 1934 (av.) verscheen een klein, niet ondertekend bericht waarin de vierde druk van dit boek werd aangekondigd. De houtsneden van Jan Poortenaar en de Bodoni-letter werden daarin ‘weinig geslaagd’ genoemd. 2. Film uit 1934 van de Amerikaanse regisseur Jack Conway (1887-1952). 1. A. Roland Holst, ‘Gedichten uit “Een winter aan zee”’.In Gids 98 (1934) 9 (sept), 271-279. 2. Slauerhoff leefde in Tanger gescheiden van zijn vrouw Darja Collin. 3. Bemiddelaar hierbij was de directeur van het Brusselse filiaal van de levensverzekeringsmaatschappij ‘Utrecht’, de heer Timmers Verhoeven. Zie ook Bw TB-DP 3, p. 30 en 32-33. 4. Zie 2022 n 1. * maar dan ‘in alle eer en deugd’! 1. Gedichten, Gekozen uit zijn bundels [...]. Uitg. en ingel. door Jan Greshoff. Haarlem 1934. 2. De inleiding door Jan Greshoff van de in n 1 genoemde bundel, verscheen in Forum 3 (1934) 10 (oktober), p. 935-940, onder de titel ‘Jan van Nijlen, 1884-10 November-1934.’ 1. Foto van een vergezicht over de Seine en Parijs. 2. Op 9 oktober 1934 vermoordde de Kroaat Petrus Kelemen te Marseille de Zuidslavische koning Alexander III, die juist voor een staatsbezoek per schip was gearriveerd, en de hem verwelkomende Franse minister van buitenlandse zaken en bekend bibliofiel Louis Barthou. 1. Aanvulling van DP op een apart vel bij de prentbriefkaart 2242 (677). 1. ‘Een poëtisch levenswerk’ (over Greshoffs Gedichten 1907-1934). In Nieuwe Arnhemsche courant van 6 oktober 1934 (av.). 2. Niet gebeurd. 3. Die laatste twee regels van het gedicht ‘Ik groet u’ dat Slauerhoff echt vond klinken, luidden in het citaat: ‘Gejaagd, gedeukt en toch nog zoo/ Gebrand op dit onzalig leven.’ In J. Greshoff, Gedichten 1907-1934, p. 82 eindigt de voorlaatste regel op ‘nog even’. 4. Fluppe Pikhaantje is een personage uit een strip van Edgard Tijtgat. 5. Op 5 oktober werd W. van Ravesteijn (1876-1970) vrijgesproken van de beschuldiging, dat hij in het dagblad Vooruit de Italiaanse koning zou hebben beledigd. 6. Zie 1969 e.v. 7. Zie 2189. 1. Zie 2256 n 1. * Van Deyssel heeft zich totaal vergist toen hij de 2 eerste boeken van Maurits prees, om hem voor de rest een standje te geven. 2. Zijn latere boeken zijn minstens even goed, en soms beter. Het is nooit ‘hoogere literatuur’, maar het is mij oneindig liever dan het wèl hooger gestemde proza van bv. Augusta de Wit. 2. Zie 1731 n 1 en 1740 n 1. 1. Foto van St. Brieuc. 2. Eén van deze stukjes was ‘Mars en muze’ (GN 32 (1934) 11 (november), p. 477-478); welk het andere is, valt niet uit te maken, omdat Greshoff in deze maanden vele bijdragen voor de GN rubriek ‘Commentaar’ schreef. 3. Wij slaven van Suriname. Niet door Greshoff besproken. 4. 2243. Op deze brief is door Ter Braak niet gereageerd. 15 oktober werd hij door DP aan Ter Braak aangekondigd (Bw TB-DP 3, p. 47). Het ging vooral om het slot van de brief. 5. Jean Giono, Le chant du monde. Paris 1934. 1. Vestdijk had voor zijn novelle ‘Parc aux Cerfs’ een epigram gedicht, en via Ter Braak op 29 augustus 1934 DP laten vragen of het Frans correct was. Op 4 september zond DP aan Ter Braak een versie die overeenkomt met die uit deze brief. Vestdijks origineel had ‘tarie’ i.p.v. ‘engloutie’ en ‘chez le ministre’ i.p.v. ‘par le ministre’. Zie ook Forum. Brieven, citaten, dokumenten en knipsels. Verz. door Willem Mooijman, ingel. door L. Mosheuvel. Den Haag etc. 1969, p. 325. 1. In ‘Uit den stormhoek’ in DGW 33 (1934) 11 (november), p. 175-176 besprak W.A. Kramers zelf De smalle mens. 2. Samuel Lewin (1890-1959), Pools-Joodse schrijver. 3. Gans zou tijdens DP's verblijf in Tanger ook het recenseren voor de NRC waarnemen. 1. Foto van de Tour Saint-Jacques te Parijs. 1. Foto van het kasteel te Chantilly. 1. Karel van de Woestijne, De nieuwe Esopet. Met tekeningen van Jozef Cantré. Amsterdam: WB 1933. Sigmund Freud, Inleiding tot de studie der psychoanalyse. Vert. en voorw. van A.W. van Renterghem. 2e druk. Amsterdam: WB 1933. 1. Valery Larbaud, Fermina Marquez. Vertaald door E. du Perron. Maastricht & Brussel: A.A.M. Stols, verscheen in 1935. 2. Naar het voorbeeld van ‘The Albatross Modern Continental Library’-pocketserie gaf Boucher de ‘Karavaanserie’ uit en Querido de Salamander-pockets. 1. Een serie foto's van de zesjarige Edy Batten (Arthur Hille uit Het land van herkomst) in de monoloog De zakkenroller tijdens een avond van de amateurtoneelvereniging te Batavia. Verg. Vw 2, p. 375-376. 2. Batten had op 5 juni 1932 het overlijden meegedeeld van Annie Batten-Rijpstra, echtgenote van DP's jeugdvriend en Battens neef Edy Batten. Nu schreef Batten, dat zij volgens een specialist door haar man met syphilis was besmet, en aan de gevolgen daarvan was gestorven. 3. De smalle mens. 4. Zie 2158 n 1. 1. Georges Palante, Frans filosoof en leermeester van Louis Guilloux stond model voor Cripure, hoofdfiguur in Guilloux' Le sang noir (1935). 2. Mogelijk R. Dijkstra, redacteur van De telegraaf en later directeur van De groene Amsterdammer of IJge Foppema, redaktie-secretaris van De groene. 3. Vanaf de aflevering van 3 november verscheen De groene Amsterdammer, met een andere omslag. Op 10 november werd Th.Moussault in de redaktie opgenomen. 1. DP schreef zelf over het eerste congres van communistische schrijvers, gehouden in augustus 1934 te Moskou, ‘Verdediging der kultuur’ in GN 34 (1936) 1 (januari), p. 66-79 en 2 (februari), p. 167-181 (Vw 5, p. 51-61 en 77-92). In datzelfde artikel behandelde DP het internationale schrijverscongres, dat in juni 1935 te Parijs plaatsvond (zie 2453 n 2). 1. Zie 2265 n 1. 2. Zie 2285. * Vervalt. 3. 3. Namelijk de tekst vanaf ‘Hierbij’ tot en met ‘wordt’, die is doorgehaald. 4. ‘Blocnote klein formaat’. In Forum 3 (1934) 11 (november), p. 1026-1036 (Vw 2, p. 450, 460, 462, 610, 613-617, 736.) 1. De gespreksgenoot in ‘Ons deel van Europa’ uit De smalle mens. Zie 2129 n 1. 2. Uit ‘Dialoog over het detective-verhaal’. In GN 31 (1933) 1 (januari), p. 61-75 (Omgewerkt herdrukt in ‘Het sprookje van de misdaad’. In Vw 6, p. 549-569). 3. Gedicht XV uit Het boozige boekje (1926); ook in De smalle mens, p. 158-159 (niet in Vw). 4. In De smalle mens, p. 161-162 (niet in Vw). 1. Foto van een halfnaakt Arabisch meisje. 1. Foto van een Romeinse buste. 1. De luitenant-kolonel b.d. François de la Roque leidde in 1934 de sterke, rechtse, para-militaire en anti-parlementaire organisatie Croix de Feu, die op 6 februari 1934 de kans voorbij had laten gaan om de republiek omver te werpen, net als de populaire bonapartistische generaal Georges Boulanger in 1889. De organisatie werd in juni 1936 door de regering ontbonden. * Het wordt Weenen en niet Berlijn. 2. Door Het vaderland werd aan verschillende Nederlandse auteurs gevraagd of er in de Nederlandse literatuur schrijvers of boeken waren die over- dan wel onderschat werden. De antwoorden werden, bijna dagelijks, gepubliceerd van 2 november tot en met 5 december. Zie ook Vw 5, p. 61-64. 3. ‘Een Hollandsch novum’. In DGW 33 (1934) 394 (oktober), p. 161. (Over de duurte van boeken en de verschijning van de ‘Salamander’-serie). In hetzelfde nummer (p. 162) besprak Emmy van Lokhorst ook Vóór alles Moeder van Caroline van Dommelen. 1. Foto van twee Arabische meisjes, waarvan één met een borst ontbloot. 2. DP had aanvankelijk geadresseerd aan Lange Voorhout 9, Den Haag, en dit verbeterd in 130 Bd. Auguste Reyers, Bruxelles. 1. Heeft betrekking op het kwatrijn uit ‘Parc aux cerfs.’ Zie ook 2246 n 1. Tenslotte zou de volgende versie ontstaan: ‘Depuis longtemps le suc est desséché/ Du bon ministre Saint Gervais d'Uzé/ Mais par faveur royale, à l'impromptu,/ Il lui jaillit du nez au lieu du...)’ 2. ‘Jan Breedevoort’ (fragment uit Terug tot Ina Damman). In Forum 3 (1934) 10 (oktober), p. 941-946. 3. In Vestdijks eerste verhalenbundel De dood betrapt (1935) werd deze novelle, die eerst was gepubliceerd als schrift 11 van DVB 10 (1933), niet opgenomen. 4. Heden ik, morgen gij. 5. Ook in zijn recensie van De smalle mens in de NRC van 18 november 1934 (ocht.) had Vestdijk een soortgelijk oordeel over ‘De grote dingen van de planken.’ * Al is het dan superieur: gevoeld, subtiel, etc. 1. Briefhoofd: Le Murat, café te Parijs. 2. ‘Huinck en Scherjon, A.C. Willink.’ In de N.R.C. van 4 oktober 1934 (av.). En Jan Engelman, ‘A.C. Willink.’ In de rubriek ‘Beeldende kunst’ van De gemeenschap 10 (1934) 10 (oktober), p. 730-732. * Hierover dus ook niet spreken met Ma! 1. Briefhoofd: Le Murat, café te Parijs. 1. Foto van een halfnaakt Arabisch meisje. 1. Prof dr. A.J. de Sopper, die te Leiden filosofie doceerde en wiens christelijk georiënteerde redeneerwijze Van Lier als onzuiver ervoer. 2. Van Liers vriendin, Aad Schelling. 1. Niet teruggevonden. 2. De Proletkult (1917-1923) was de proletarische cultureel-opvoedende organisatie in de Sovjet-Unie, die ten doel had de arbeiders ontwikkeling bij te brengen en hun creativiteit te stimuleren. 3. VAPP, Associatie van proletarische schrijvers van de Sovjet-Unie (1925-1932); vanaf 1928: RAPP, Russische associatie van proletarische schrijvers. Deze literair-politieke organisatie streed voor de ideologische hegemonie van de proletarische literatuur. Zie ook Vw 5, p. 51 en 77. 4. Gans publiceerde in Forum 4 (1935) géén bijdragen. Van DP verscheen: ‘O, toon der kultuur!’ In Forum 4 (1935) 1 (januari), p. 62-63 (Niet in Vw). 5. Het betreft hier waarschijnlijk een brief van Em. Querido aan DP, die hij aan Ter Braak doorstuurde. Ter Braak heeft Gans het schrijven kennelijk ter inzage gegeven. Vgl. Bw TB-DP 3, p. 62 en 68. 6. Zie Bw TB-DP 3, p. 56-57. 7. Op p. 282 van De smalle mens maakte DP melding van A. de Koms Wij slaven van Suriname (Vw 2, p. 731). 1. Bw TB-DP 3, p. 59-60. 2. Seres, Charkow, ‘Het oorlogsgevaar en de 3e internationale’. In De nieuwe weg 9 (1934) 9 (september), p. 253-259 en 10 (oktober), p. 300-304. 3. In DGW 33 (1934) 9 (september), p. 136 besprak Gans Les poètes dans la révolution russe van Benjamin Goriély onder de titel ‘De poëzie in de revolutie’ en in DGW 33 (1934) n (november), p. 171 L'Ile van Eugène Dabit onder de titel ‘Verhalen van een eiland’. 4. Recensie van Pierre Maes, Un ami de Stendhal: Victor Jacquemont, in NRC van 21 november 1934 (av.). 1. 2268, 2272 en 2276. 2. In Les liaisons dangereuses schrijft Vicomte de Valmont een brief aan de vrouw die hij wil veroveren, terwijl hij het achterwerk van een prostituée als lessenaar gebruikt. 3. Dr. F.M. Wibaut, samen met M. Wibaut-Berdenis van Berlecom auteur van Wordend huwelijk. Haarlem 1932. 4. In Het vaderland van 4 november 1934 (av.). Vw TB 5, p. 332-338. 5. In Het vaderland van 22 juli 1934 (ocht.). Vw TB 5, p. 248-254. 6. In Het vaderland van 30 september 1934 (ocht.). Vw TB 5, p. 296-303. * Ingenaaid. 7. Van de verhalen uit Arthur van Schendel, Herinneringen van een dommen jongen. (Rotterdam 1934) waren ‘De luistervink’, ‘De clown en zijn andere ik’, ‘De nauwgezette schuldenaar en zijn rekening’ en ‘De makelaar en de Jonkvrouw’ verschenen in GN 32 (1934) 1 (jan.), p. 2-9; 4 (apr.), p. 289-296; 7 (juli), p. 1-7 en 9 (sept.), p. 196-202, ‘De luiaard en zijn tegendeel’ in Het vaderland van 30 september 1934 (ocht.) en ‘De weduwe en de klok.’ in De Indische verlofganger van 22 december 1933. 8. Die Mietskaserne, Roman junger Menschen. Frankfurt 1931. 9. A. Malraux, Le temps du mépris. (Parijs 1935). 10. 2243 en 2245. 1. 10 november. 2. Op 8 november trad oud-president Gaston Doumergue af, die na de gebeurtenissen van 6 februari Edouard Daladier als premier had opgevolgd. Zie 1959 n 1. 3. Gil Robles, eigenlijke naam José Maria Gil Quiñones (geb. 1898), Spaans conservatief politicus en jurist, hoogleraar politieke wetenschappen te Salamanca, oprichter van de conservatief-katholieke Acción Popular. Steunde de regering Lerroux in haar poging de opstanden te bedwingen die op 6 oktober 1934 waren uitgebroken in Catalonië en Asturië. Was in 1935 minister van oorlog en emigreerde in 1936 naar Portugal. 1. Engelman besprak De smalle mens samen met Anton van Duinkerken, Twintig tijdgenoten. Nederlandsch proza na 1930 in ‘Antipoden’ in DNE 897 (1 november 1934), p. 136-137. 2. Bekend uit het citaat van Engels in een brief van 5 augustus 1890. Zie Karl Marx, Friedrich Engels, Werke. Berlijn 1967. Band 37, p. 435-436. 3. In een ‘Open brief aan den heer H.A. Höweler te Hilversum’, NRC van 19 oktober 1934 (av.) had Prof. J. Huizinga zich tegenstander verklaard van de door minister Marchant voorgestelde spellingwijze. Deze brief werd overgenomen in DNE 896 (25 oktober 1934), waarbij Engelman aantekende voor Huizinga's standpunt te zijn, en in Het vaderland van 19 oktober 1934 (av.) onder de titel ‘De spelling Marchant, Prof. Huizinga raadt aan de oude spelling te handhaven bij het onderwijs.’ Ter Braak reageerde op 22 oktober 1934 in Het vaderland (av.) met ‘Prof. Huizinga en de spelling, Het axioma van den “bouw der taal”, Bevordert de spelling Marchant de vulgariteit.’ Huizinga antwoordde in Het vaderland van 26 oktober 1934 (av.) in ‘De spelling Marchant, Nadere toelichting van prof. Huizinga, Spelling en levensbeschouwing.’ en eindigde zijn betoog aldus: ‘Dr. t.B. leert ons beter. Hij heeft ons, wat men noemt, door. Wij zoeken enkel onze positie, als revolutionairen of als cultuurdandy's, te handhaven, anders niet. Wij armen.’ Ter Braak repliceerde in hetzelfde stuk. In Het vaderland van 7 november 1934 (av.) verscheen tenslotte van Huizinga ‘Laatste spellingronde, Antwoord van prof. Huizinga aan minister Marchant.’ Voordien had DP in Forum 3 (1934) 8 (augustus), p. 780-781 het panopticumstuk ‘De beving der oude spellers’ gepubliceerd, waarin hij zich evenals Ter Braak keerde tegen overdreven conservatisme (Vw 2, p. 740-743). Zie ook Bw TB-DP 3, p. 53-58. * geleerdheid is beter * ‘Er heerschte groote vreugde onder de kinderlijken’. 4. In de eerste druk van Tuin van Eros kwam het gedicht ‘Conflict’ voor dat in de tweede druk ontbrak. Het luidde: ‘Ik kuste de wreef, toen de fijne enkel:/ haar schoot geurde wild als zoo menig uur./ Maar zij trok het hemd weer over haar schenkel/ en keerde zich zwijgende af, naar den muur.’ 5. ‘De vragende’. In DNE 897 (1 november 1934), p. 136. 1. Zie 1984. 2. In het Letterkundig Museum te Den Haag bevindt zich een exemplaar van Het menschelijk tekort met daarin verbeteringen van de tekst door Van Lier, Ter Braak en DP zelf 1. Nadat Rimbaud zich uit de literatuur had teruggetrokken, verbleef hij geruime tijd in deze plaats in Ethiopië, waar hij handelsagent was. 2. Het slot van de brief ontbreekt. 1. Duits filosoof, die sterk was beïnvloed door Aziatische levensbeschouwingen en die tussen de beide wereldoorlogen zowel bekend was vanwege de door hem gestichte ‘Schule der Weisheit’ in Darmstadt als door zijn Das Reisetagebuch eines Philosophen uit 1919. * Al zal het bij jou ook een gevoel zijn, iets bijna physieks misschien wel, dat met geen enkel philosofisch systeem te maken heeft; iets magisch veel meer dan iets ‘verklaards’. 2. De Indiër Hazrat Inayat Khan, van oorsprong musicus, stichtte onder invloed van de Perzische mystiek de 20e eeuwse Soefi-beweging. 3. Nicolas was inmiddels naar Roermond verhuisd (Verg. 2022 n 1). 4. Franstalig Belgisch schrijver (vriend van Odilon-Jean Périer), getrouwd met een schoonzuster van Joep Nicolas. 5. DP heeft geen recensie over een boek van de Haulleville in de NRC gepubliceerd. 6. H. Friedländer. J. Cohen (1886) publiceerde hij De Wereldbibliotheek. * (of elders) * Ik heb ze nu voorlopig stopgezet. Tot Febr. misschien. Tant pis. 1. Het tweede gezicht. 's-Gravenhage: Boucher 1935. 2. ‘Boekennieuws’. In Forum 3 (1934) 11 (november), p. 1061-1062. Boekennieuws was het reclameblad van de uitgeverij De Wereldbibliotheek. * Blijkbaar hindert jou hier het kankeren van een ander, terwijl jij precies zoo tegen iets dergelijks had kunnen uitvaren. Of is het je ‘vriendschap’ voor Endt? 3. Gedichten 1907-1934. 4. De Duitse expressionistische beeldend kunstenaar Heinrich Campendonck (1889-1957) vluchtte in 1933 uit Duitsland. Zijn a.s. benoeming tot hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam deed enige stof opwaaien, omdat ook de Nederlander Joep Nicolas kandidaat voor die functie was. Nadat Albert Plasschaert in De groene Amsterdammer van 8 december 1934 ‘Waarom Campendonk, Hoogleeraars benoeming aan de Rijks Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam.’ had gepubliceerd, ontstond er in De groene Amsterdammer en in Het vaderland een polemiek. Ter Braak interviewde Campendonck in Het vaderland van 24 december 1934 (av.), ‘Gesprek met Campendonck, Zijn levensloop en zijn werk, Een zeer veelzijdig kunstenaar.’ Zie ook Bw TB-DP 3, p. 126. 1. Zie 2274 n 2. 2. M.J. Premsela was in 1931 mede-oprichter van de Vereniging ‘Nederlandse Vertalingen’. In het orgaan van deze Vereniging evenals in Nederlandsche bibliographie en Het Fransche boek verschenen, ondermeer van Premsela, kritieken op vertalingen. Zie ook 16 n 1, 1071 n 1 en n 2. 1. A. Malraux, Man's fate. Transl. by Haakon M. Chevalier. New York 1934. 2. Zie 1984. * Ook behoudt ‘menschelijk tekort’ beter de philosofische sfeer die bij Malraux zoo sterk meespreekt, dat ‘menschelijk noodlot’, dat veel banaler klinkt. 3. Zie 2287 n 3. * Bij een bepaald onderdeel van dit verleden dan, bv. de kerk. 4. De toespraken, uitgesproken op het congres van dit genootschap, gehouden van 16 tot 18 oktober 1933, werden gebundeld in L'avenir d'esprit europeen. Paris, 1933. Huizinga's rede was getiteld ‘Discours sur l'avenir de l'esprit européen’. Zie ook Vw 2, p. 707-708 (De smalle mens, p. 260-261). * Ik verdenk jullie er trouwens van dat jullie veel steun bij elkaar zoeken in deze aangelegenheden! 5. Zie 2291. 1. Herinneringen van een dommen jongen. Zie 2284 n 7. 1. Foto van de Place de la République te Parijs. 1. Foto van Les portes St. Martin en St. Denis te Parijs. 2. Het menschelijk tekort. 1. Foto van de Ste. Chapelle te Parijs. 1. Zie 2291 n 6. 2. Roland Holst had geen vaste rubriek in De groene Amsterdammer. 3. Zie 2270 n 2. Nijhoff antwoordde op de enquête dat alle eersterangs schrijvers in Nederland worden onderschat en alle tweederangs overschat. Een eersterangs schrijver noemde hij daarbij ‘een schrijver die verdwenen is in zijn werk’, terwijl een tweederangs schrijver volgens hem ‘bespiegelend of weerspiegelend’ schrijft. DP reageerde hierop in Forum 3 (1934) 12 (december), p. 1202-1203 in een panopticum-stukje ‘Kijk waar hij zit’, waarin hij Nijhoffs definities een goocheltoer noemde en zijn voorbeelden opvallend slecht gekozen (Vw 5, p. 61-64). 4. DP besprak Nijhoffs bundel Nieuwe gedichten (1934) niet in Forum maar pas naar aanleiding van de 2e druk op 26 maart 1938 in het Bataviaasch nieuwsblad (Zie Vw 6, p. 245-251 en ook p. 217). 5. Als voorstander van de door minister Marchant in 1934 ingevoerde vereenvoudigde spelling had Nijhoff in de 1e druk van zijn Nieuwe gedichten het laatste gedicht, ‘Awater’, in de nieuwe en de rest in de oude spelling laten afdrukken. In volgende drukken werden ook de overige verzen in de nieuwe spelling gepubliceerd. 6. Zie 2291 n 4 en 5. 1. Foto van L'Eglise d'Auteuil te Parijs. 2. Volgens het advies van de Commissie der schone letteren van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde bij de toekenning van de Mei-prijs (zie 2151 n 5 en 2178 n 1): ‘Jan Engelmans onbezorgde doch fijnverzorgde woordkunst zingt letterlijk gelijk een vogel dat doet.’ 1. Van De smalle mens in NRC van 18 november 1934 (ocht.). Vestdijk vond de rijmpjes, hoewel op zichzelf genietbaar, binnen het geheel uit de toon vallen. Overigens had Vestdijk op 17 november 1934 (av.) al een artikel over Dèr Mouw in de NRC gepubliceerd. 2. Terug tot Ina Damman. 3. Zie 2246 n 1 en 2273 n 1. 1. 's-Gravesandes dochter had haar kandidaatsexamen chemie afgelegd. 2. In het niet ondertekende, maar wschl. door J.W.F. Werumeus Buning geschreven artikeltje ‘Essay en pamflet’ in De telegraaf van 21 november 1934 (av.) werden Albert Kuyle's Alarm en DP's De smalle mens besproken, overigens in zeer neutrale termen. 1. Pirates, flibustiers et négriers van Maurice Magre werd besproken in NRC van 11 januari 1935 (av.). 2. Deze roman van Louis Guilloux werd besproken in NRC van 22 januari 1935 (av.). 3. André Bretons Point du jour werd gerecenseerd in NRC van 15 januari 1935 (av.). 4. Op het stuk van Gans ‘Boekennieuws’ (zie 2293 n 2) over het zogeheten reclameblad van de W.B. reageerde P. Endt met ‘Protest’ in Forum 3 (1934) 12 (december), p. 1206-1207. Gans' repliek ‘Jan Lubbes boos’ volgde in datzelfde december-nummer onmiddellijk op p. 1207-1208. 5. Zie 2249 n 1. 1. Zie 2307 n 1. 2. Waarschijnlijk niet gebeurd. 1. In NRC van 13 mei 1930 (av.). 2. ‘Noodschoten van een franc-tireur.’ In DGW 29 (1930) 9 (september), p. 208-211. 3. In GN 33 (1935) 12 (december), p. 560-572 publiceerde DP een groot essay ‘Over S. Vestdijk’ (Vw 6, p. 15-27), waarin ook Terug tot Ina Damman ter sprake komt. 1. Zie 1715 n 1. * omdat men haar proeven kan, ook achter de visie die Anton op haar heeft, ** 2. Opmerkingen van Bep! 2. Met een accolade heeft DP aangegeven dat het gaat om de passage van ‘een extra-pluimpje’ tot ‘niet’. * Meer of minder dan zij, is tenslotte hetzelfde. 1. Zie 2347 n 2. * Of jij - als we er zeker van zijn. 2. Jos Panhuijsen, ‘Jan Engelman’. In Boekenschouw 28 (1934-193$) 7 (november 1934), p. 295-300. 3. Zie 2299. 4. Zie 2294 n 2. 5. Marsman leed in die tijd aan zenuwpijnen, waardoor hij gedeprimeerd raakte. 1. Zie 2291 n 4. 2. Als jong dichter had de Haulleville, evenals zijn vriend Odilon-Jean Périer, behoord tot de kring rondom Hellens en diens blad Le disque vert. Hij schreef ondermeer Un gentilhomme de lettres: Prosper de Haulleville en Le voyage aux Iles Galapagos. 3. Zie 2291 n 5. 4. Slot van ‘Vlaggelied’, dat begint met de regel: ‘o Schittrende kleuren van Nederlands vlag’. 5. Zie 2305 n 3. 6. Zie 2305 n 4. 1. H.W. van der Kuil, direkteur van Nieuwe Arnhemsche courant, waarvoor Greshoff een letterkundige rubriek verzorgde. * Hij vindt de emigranten ook een stel poeremmakers en literaten bij elkaar, waarin hij geheel Menno's gevoelen deelt. 2. Journal d'un homme de 40 ans (1934). 3. In de rubriek ‘Fransche letteren’ in Het vaderland van zondag 23 september 1934 (ocht.) besprak Greshoff Dossier confidentiel. 1. Zie 2305 n 4. 1. Paul van Ostaijen, zoals hij was en is. Antwerpen: Avontuur 1933. 2. Zie 1001, 1024 n 1 en 1082. 1. Zie 2238 n 1. 2. Zie 2166 n 1. 1. Foto van l'Hostellerie du Manoir. 1. Brief aan Van Vriesland niet teruggevonden. Zie 2283 en 2310. Wat betreft het artikel over de émigrés zie 2219 n 2. 1. Foto van l'Hostellerie du Manoir. 2. ‘Van Schendel en het Hollandsche landschap’. In Forum 3 (1934) 12 (december), p. 1205-1206. In ‘Jan Lubbes’ (Forum 3 (1934) 7 (juli), p. 586-599; Vw 2, p. 679-705) had DP de landschapsbeschrijvingen in De waterman geprezen. Marsman miste het landschap in dat boek. 3. Zie 2347 n 2. 1. Foto van l'Hostellerie du Manoir. 2. Zie 2323 n 1 en n 2. 3. Zin geschreven boven de brieftekst. Op de afbeelding staat links bij een balkonkamer een kruisje. 1. Foto van St. Brieuc, achterzijde met voorgedrukte plaatsnaam. 1. Foto van de kathedraal St. Etienne te St. Brieuc. 1. James Fenimore Cooper (1789-1851), ondermeer bekend door zijn reeks van vijf romans The leatherstocking tales. The pathfinder (1840) behoort tot deze reeks. In 1923 verschenen bij Kruseman, 's-Gravenhage 5 delen Padvinder-verhalen. Deel 3 en 4, bewerkt door Henriëtte Rappard heetten achtereenvolgens: Padvinder en Lederkous. Mogelijk doelt DP op deze vertalingen. 2. Zie 2238 n 1. 1. Foto aan het strand van Le Roselier-en-Plérin. 2. Hoofdstuk 26 uit Het land van herkomst ‘De kwelling’ (Vw 3, p. 394-401). 1. Alexeïeff ontwierp inderdaad het omslag met een gegraveerd vignet. 2. Zie Vw 5, p. 68. 3. Op de achterzijde van de envelop. 1. Foto van l'Hostellerie du Manoir. 1. Niet teruggevonden. Zie ook 2536. 2. Voor Orient express. Deze prospectus bevatte o.m. de volgende kwalifikaties: ‘onmiskenbaar de echte romantische romanschrijver’, ‘een boek rijk aan leven en vol conflicten’. 3. J. van Heugten, ‘Een uur met du Perron’. In Boekenschouw 28 (1934) 8 (december), p. 337-342. 4. Zie 2070 n 4. 1. Zie Bw TB-DP 3, p. 100. 2. In Het vaderland van 16 december 1934 (ocht.) recenseerde Ter Braak onder de titel ‘Poëzie als roes’ Engelmans Tuin van Eros en andere gedichten en Nijhoffs Nieuwe gedichten (Vw TB 5, p. 368-373). 3. Niet besproken in De gids door Elisabeth de Roos. 4. Zie 2291 n 4 en n 5. 1. Zie 2238 n 1 en n 2, en 2326 n 1. 2. Zie 2166 n 1 en 2326 n 2. 1. Foto van l'Hostellerie du Manoir. 2. Dit plan werd niet gerealiseerd. Zie 2359. 1. Zie 2259 n 1. * Hierover dus nader, uit Parijs. 2. De korte baan, Nieuwe Nederlandsche verhalen. Bijeengebracht door H. Marsman en E. du Perron. Amsterdam: Querido 1935. In de bundel werden de volgende verhalen opgenomen: R. van Genderen Stort, ‘Het vaderschap van Paul Hooz’; M. Nijhoff, ‘De Pen op Papier’; Jeanne van Schaik-Willing, ‘Barbaarsche Rhapsodie’; Paul van Ostayen, ‘Het Bordeel van Ika Loch’; Maurice Roelants, ‘De eeuwig Bestolene’; J. Slauerhoff, ‘Po Sju I en Yuan Sjen bij de Yang tse’; H. Marsman, ‘De Bezoeker’; E. du Perron, ‘Het Drama van Huize-aan-Zee’; Albert Helman, ‘De verdwenen Christen’; Gerard Walschap, ‘Genezing door Aspirine’; A. den Doolaard, ‘De schapen’; Eva Raedt-de Canter, ‘De Droom’; Maurits Dekker, ‘De Papegaai’; Jef Last, ‘De Slaaf’; Filip de Pillecijn, ‘De Schaduw’ en S. Vestdijk, ‘Een, twee, drie, vier, vijf’. De redaktie betuigde haar spijt dat van A. Roland Holst, De afspraak, van J. Vriamont, De exploten van Tabarijn en van Cola Debrot, Mijn zuster de negerin niet opgenomen konden worden. Zie ook 2317 n 1. 3. Forum 2 (1933) 9 (september), p. 673-684. 4. In het hoofdstuk ‘Todor's duister leven’ uit Orient express gaat het personage Milja als koerierster per trein van Sofia naar Zagreb. Op de terugreis observeert ze Servische boeren (haar vijanden) en vraagt zich af of de Macedonische vrijheidsstrijd wel gerechtvaardigd is. 5. Die Sammlung 1 (1934) 8 (april), p. 412-417. 6. ‘De lusteloozen’ dat de schrijfster onder haar eigen naam, Jeanne van Schaik-Willing, publiceerde in Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche verhalen. Utrecht: Erven Bijleveld 1930. Verg. n 2. 7. Zie n 2. 8. Albert Kuyle, ‘Sjooks (van Manhattan)’. In Balans, Algemeen Jaarboek der Nederlandsche Kunsten, 1930-31. Maastricht [1932], p. 12-17. Eerder in DVB 7 (1930) 7 (juli), p. 193-201. 9. Zie n 2. * In: Paul Hooz en Lambert Br. 10. 10. R. van Genderen Stort, ‘Een Nachtwake van Lambert Brodeck.’ In R. van Genderen Stort, Paul Hooz en Lambert Brodeck. Rotterdam 1913. 11. In Forum 1 (1932) 4 (april), p. 253-261. Maar niet opgenomen in De korte baan. 12. Met Jan van Schaffelaar hoofdpersoon in De schaapherder van J.F. Oltmans. 13. Zie 2344 n 2. 14. Brief van 20 december 1934, in Bw TB-DP 3, p. 102-105. 15. Roman van Stendhal, later getiteld Lucien Leuwen. * Van den marquis de Sade zou ik één verhaal nemen: Eugénie de Franval. 16. ‘Ceci n'est pas un conte’. * Bekend om zijn Voyage autour de ma chambre. 17. Zie Deutsche Erzähler. Bloemlezing samengesteld door Hugo von Hofmannsthal. Leipzig 1921. 3 dln. * Ik bedoel ook: met het oog op Holland. 1. In N.R.C. 19 december 1934 (av.) verscheen de door Jacques Gans geschreven en door DP ondertekende bespreking van Marcelle Auclair, Naissance, précédé de Changer d'étoile. Paris 1934. 2. P.A. Daum (Maurits), Goena-goena. Met een voorwoord van E. du Perron. Amsterdam: De Wereldbibliotheek 1936. Querido gaf geen werk van Daum uit. 3. Voor kleine parochie, (Cahiers van een lezer) en Vriend of vijand, (Cahiers van een lezer) werden in een kartonnen band door Stols in 1939 opnieuw in de handel gebracht. Zie bibliografie Vw 7, p. 546-547, nrs. 50 en 51. 1. Mogelijk een artikel van Gabriel Marcel over La condition humaine in L'Europe nouvelle van 3 juni 1933. 2. Niet achterhaald. 3. Foto van A. den Doolaard als halfnaakte atleet, uit een advertentie van zijn werk in De gemeenschap. 4. Zie 2317 n 5. 5. De oorspronkelijke titel luidt: Die Majoratsherren. 1. Foto van het strand van Le Roselier-en-Plérin. 2. Zie 2342 n 3. 1. Foto van het strand van Le Roselier-en-Plérin. 2. ‘André Malraux of de onmenselike staat’. In Tijdstroom 4 (1933-1934) 5 (februari), p. 213-221. 1. Foto van l'Hostellerie du Manoir. 2. Zie 2338. 1. Foto van het strand van Le Roselier-en-Plérin. 2. Van het manuscript van Het land van herkomst. 1. Het gedicht ‘La Neige’, geschreven te Bergen op Zoom op 29 december 1934, met versregels in verscheidene, zowel dode als levende, Europese talen. Later heeft Larbaud een vertaling in het Frans gemaakt. (Valery Larbaud, Oeuvres. [Paris 1957]. Ed. Pléiade, p. 1113-1114.) 2. Blijkens een brief van Stols aan Larbaud hebben zij elkaar tijdens Larbauds reis in Nederland niet ontmoet. 1. Foto van de Place de la Concorde te Parijs. 2. ‘Dubbelportret van Arthur Hille.’ verscheen in GN 33 (1935) 3 (mrt), p. 235-252 (Vw 3, p. 375-393). 1. Foto van Le Moulin Rouge te Parijs. 1. Foto van Le Carrousel te Parijs. 2. Zie 2346. 1. Foto van het Parijse stadhuis. 1. Foto van het lie de la Cité te Parijs. 1. Foto van Le pavilion de la Reine Blanche te Chantilly. 1. H. Roland Holst, ‘Een epos van de Chinese burgeroorlog’. In Tijd en taak 33 (1934-1935) 14 (5 januari 1935), p. 2. 2. Zie ook 2294 n 2. 1. Parijs, le pont Alexandre III et l'Esplanade des Invalides. 2. Van De smalle mens. 1. Foto van L'Arc de Triomphe te Parijs. 1. Foto van Le Dôme des Invalides te Parijs. 2. E. Jaloux, Sur un air de Scarlatti. Illustr. gravées par J. Franken Pzn. Maestricht 1928. * La Condition Humaine is voor vertalers een onmogelijke titel. Maar Storm in Shanghai is rondweg imbeciel; Malraux heeft dan ook met kracht geprotesteerd. De vertaling is verder opvallend beroerd, terwijl de Amerikaansche (van Chevalier) zeer goed is: onder den titel Human Fate (ook niet je ware). 1. 1. André Malraux, Storm in Shanghai. Transl. by Alastair Macdonald. London 1934. Zie ook 2299 n 1. 2. Zie 2348 n 3. 1. Luchtfoto van het Louvre te Parijs. 1. Foto van L'Arc de Triomphe te Parijs. 1. Briefhoofd: Le Murat, café te Parijs. 2. Fermina Marquez. 1. W.L.M.E. van Leeuwen werkte aan een bloemlezing van proza en kritiek sinds 1880. Zie ook 2620 n 2 en 2347 n 2. * Hierop graag gauw antwoord 2. Heden ik, morgen gij. 3. In Quatre lettres au sujet de Nietzsche. Paris 1927, p. 19. Het citaat luidt in de tweede brief: ‘Mais que de faibles se croiront forts pour n'avoir que lu!’ 4. ‘Inleiding van Joachim Tilenius Bolt tot de publicatie des Codex Calsberghiensis’. In Elsevier's geïll. maandschrift 43 (1933) 3 (maart), p. 179-194 en 4 (april), p. 244-263. 5. Deze polemiek over poëzie begon met Ter Braaks ‘Poëzie als roes’ (zie 2344 n 2 en 2347 n 13). Marsman reageerde daarop in Forum 4 (1935) 2 (februari), p. 165-170 met ‘Critiek van de blauwe knoop’, dat Ter Braak in hetzelfde nummer op p. 171-177 beantwoordde met ‘Repliek van den nuchteren Dionysos.’ Zie Vw 5, p. 70-72 en ook 2390 n 3. 1. Foto van de Rue de Rivoli te Parijs. 2. Oude Indische schoolvriend van DP, die toen in Rotterdam economie studeerde. 1. Zie Blocnote klein formaat, p. 114-115 (Niet in Vw). 1. Foto van l'Avenue de l'Opéra te Parijs. 2. ‘Zelfportret van een landjonker’, fragment uit de onvoltooide roman Tien Mei 1903, verscheen in GN 33 (1935) 2 (feb.), p. 168-178; 3 (mrt.), p. 297-306 en 4 (apr.), p. 411-423. Een ander fragment, ‘Jeugd en deugd’, was reeds verschenen in GN 32 (1934) 6 (juni), p. 482-496; 7 (juli), p. 28-40 en 8 (aug.), p. 112-127. Een derde fragment, ‘Een kluizenaar begint zijn memoires te schrijven’, verscheen in Forum 3 (1934) 9 (september), p. 786-800. 3. Vanaf jan. 1933 verzorgde Elisabeth de Roos de rubriek Engelse letteren van GN. 1. Adé Tissing en Ferdy de Grave. 2. Zie 2347 n 2. 1. Foto van de Notre Dame te Parijs. 1. Uitg. Querido had de rechten verkregen om vertalingen van o.a. La porte étroite en L'Immoraliste uit te geven. Paludes werd onder de titel Moer gepubliceerd in Stem 9 (1929) 3 (maart), p. 214-230; 5 (mei), p. 321-339; 6 (juni), p. 435-454. In augustus 1944 verscheen de vertaling, clandestien, in boekvorm bij A.A.M. Stols. 1. Zie 2347 n 2. 2. ‘Oorlogstuig.’ In Forum 4 (1935) 2 (februari), p. 156-161. 3. Zie brief 2381 n 5 en Bw TB-DP 3, p. 131. DP's panopticum ‘Ieder zijn roes’ verscheen in Forum 4 (1935) 3 (maart), p. 251-252. Op een teruggevonden los blad uit Forum met het begin van Ter Braaks stuk ‘Repliek van den nuchteren Dionysos’ heeft DP de vermoedelijk voor Marsman bestemde opmerking geschreven: ‘Dit stuk van Menno is niet al te best. Niet mee opnemen bij jouw stuk, lijkt mij’. 1. Deze brief is niet teruggevonden. 2. ‘Jacht op de Ene’, hoofdstuk 31 van Het land van herkomst (Vw 3, p. 481-497). 3. Greshoffs nieuwe secretaris, mr. A.E. van Rantwijk, die in de plaats kwam van Victor Varangot. 4. Voor Het land van herkomst. 1. Foto van het meer in het Bois de Boulogne te Parijs. 2. Zie 2398 n 1 en n 2. 1. Foto van Le tour Saint-Jacques te Parijs. 1. Foto van de Place Vendôme te Parijs. 2. Van Het menschelijke tekort verscheen in 1935 een herdruk. Zie ook 2288 n 2. 1. Foto van La porte d'Auteuil (l'Entrée du Champ de Courses) te Parijs. 1. Van 16 februari 1935 met daarin ‘Edgar du Perron ou le dernier des individualistes’ van Brulez, die met deze zending het eerste schriftelijke contact legde. 2. Brulez legde sterk de nadruk op DP's uitspraak: ‘Als wij het werkelijk zouden moeten zoeken in een collectieve actie [...] dan is het énige dat wij kunnen aanvaarden [...] het enige dat niet logisch een aanfluiting voor onszelf wordt, het communisme.’ (Vw 2, p. 727-728). * Ik ben het nl. in de grond geheel met u en Benda eens dat de clerken niet verraden moeten, maar geloof aan de andere kant niet dat ‘onpartijdig’, of werkelik ‘niets’ zijn in deze tijd niet gewoonweg op een leugen neerkomt. 1. Foto van het monument van Claude Debussy te Parijs. 2. Zie Forum 3 (1934) 9 (september), p. 788, en 2385 n 2. 1. Foto van de Boulevard des Capucines te Parijs. 2. Zie 2385 n 2. 1. Zie 1926 n 1. * Of bedoel je dat ik liever niet direct daarna moet doodgaan en dus een ‘2e deel’ publiceeren als ik 70 ben? Dan wordt het zooiets als Wilhelm Meister! 2. De dood van Angèle Degroux. Amsterdam: Querido 1934. 1. Foto van La Roseraie de Bagatelle in het Bois de Boulogne te Parijs. 2. Les conquérants en La condition humaine. 1. Naar aanleiding van het overlijden van Greshoffs schoonmoeder, mevr. C.A.M. Brunt-Pietersen. 2. Graaf Podewilz, een jonge Tsjechische diplomaat, die in de tijd, dat hij in Brussel en later in Parijs geplaatst was, regelmatig Greshoff ontmoette. 1. ‘Bezoek van Wijdenes’. In Forum 4 (1935) 3 (maart), p. 211-224 (Vw 3, p. 351-374). 1. Nijhoff had een huis in Biggekerke, Zeeland. 2. Marsman werkte aan Vreede dat later, omgewerkt, als Zelfportret van J.F. verscheen. 3. Wellicht ‘Parc-aux-cerfs’ dat in Forum 4 (1935) 4 (april), p. 367-390 en 5 (mei) p. 430-454 verscheen. 1. Foto van het Stade Roland Garros te Parijs. 2. Boekhandel Nijhoff kondigde de verschijning van Het land van herkomst aan in een gestencilde prospectus, waarvan de tekst door Greshoff was opgesteld. 1. Foto van het Stade Roland Garros te Parijs. 1. Foto van Les Tuileries en de Rue de Rivoli te Parijs. 1. Al geruime tijd was Slauerhoff van mening, dat V.E. van Vriesland bij gebrek aan ‘persoonlijkheid’ uit de redaktie van Forum moest verdwijnen. Zo niet, dan zou hij zijn medewerking aan het tijdschrift opzeggen. Ondanks vergaande bemiddelingspogingen van DP voerde Slauerhoff zijn dreigement uit en raakte hij ernstig met Ter Braak en DP gebrouilleerd. 2. Zie Bw TB-DP 3, p. 153-156 (= 2417 (755)). 3. Vestdijks roman, Else Böhler, Duitsch dienstmeisje, verscheen in twaalf afleveringen in de vierdejaargang (1935) van Forum. 1. Foto van Le Grand Palais te Parijs. 1. Foto van L'Arc de Triomphe te Parijs. 2. De Franse oriëntalist A.H. Anquétil-Duperron (1731-1805), grondlegger van de studie der religieuze, Oudperzische teksten, vertaalde de Zend-Avesta (Zend-Avesta, Ouvrage de Zoroaste (1771)) en, in het Latijn, 50 Upanisjaden (Oupnek'hat (1801-1802)). 3. Als reactie op een ‘Inviet’ van de redaktie aan de lezers in CB 6 (1935) 2 (februari), p. 62 om een oordeel in te sturen over o.a. De smalle mens en Politicus zonder partij had Ter Braak onder het pseudoniem Thea Poortman, litt. cand., een stukje in ethische stijl ingezonden over Politicus zonder partij, dat prompt geplaatst werd in CB 6 (1935) 3 (maart), p. 91-92. Ter Braak onthulde de mystifikatie in ‘Thea ter Braak-Poortman’, Forum 4 (1935) 4 (april), p. 406-408. 1. Foto van de Rue de Rivoli te Parijs. 1. Foto van La Madeleine te Parijs. 1. Van een vermoedelijk niet erg omvangrijke correspondentie met de uitgever L.J.C. Boucher is waarschijnlijk slechts deze briefkaart bewaard gebleven. Boucher verzorgde twee uitgaven van DP: in 1932 zijn vertaling Het zijden harnas en in 1936 de notities Blocnote klein formaat (Folemprise). 2. Zie 2342 n 3. 3. Niet achterhaald welke kinderkranten worden bedoeld. 1. Foto van La Tour Eiffel te Parijs. 2. Onze litteratuur in beeld. Samengesteld door J. Kuypers en Th. de Ronde e.a. Antwerpen etc.: De Sikkel etc. 1935. Behalve DP en Donker staan op de betreffende bladzijde Marsman, Greshoff en Ter Braak. 1. Reproduktie van een miniatuur uit een vijftiende eeuws hs., voorstellend St. Bernardus van Siena (British Museum). 2. Eugeni Ivanovitsj Zamjatin (1884-1937), naar Parijs geëmigreerd Russisch auteur, schrijver van de satirische toekomstroman Wij (1922). Brieven aan Zamjatin werden niet teruggevonden. Zie ook Vw 5, p. 90. 1. Reproduktie van Giovanni Bellini's schilderij van doge Leonardo Loredano. 2. Dit woord is door beschadiging moeilijk leesbaar. 3. De lezing van ‘zoo is’ is twijfelachtig. 1. Met passages in het Duits. 2. De dood betrapt (1935, waarschijnlijk mei), opgedragen aan M. ter Braak, verscheen zonder het verhaal ‘Een twee drie vier vijf’, dat later opgenomen werd in Narcissus op vrijersvoeten. Rotterdam 1938. 3. Het gedicht ‘De ongrijpbare’, voor het eerst verschenen zonder opdracht in S. Vestdijk, Twaalf gedichten (Helikon, april 1933), kreeg in Kind van stad en land. Rotterdam 1936, p. 28 de opdracht ‘Voor E. du Perron’. Het essay ‘Bij een gedicht van E.A. Robinson’ in Forum 3 (1934) 9 (september), p. 802-820 had dezelfde opdracht. Vestdijk gaf ook het verhaal ‘Ars moriendi’ in De dood betrapt (p. 217-226) deze opdracht, die in Forum 1 (1932) 6 (juni), p. 382-388 nog ontbrak. 4. Citaat naar de achtste regel van ‘Afstand’ uit S. Vestdijk, Vrouwendienst. Rotterdam 1934, p. 60. 5. Zie 2086 n 2. 1. Panorama van Rouaan. 2. Vermoedelijk het ms. van een verder onbekend artikel, dat Greshoff ter beoordeling aan DP had gestuurd. 3. Zie 2342 n 3. 1. Voor de verhalenbundel De korte baan. Zie 2347 n 2. * Dit heeft niet hiermee te maken, maar met het oeuvre Vestdijkienne. 2. ‘Kraaien hebben gekrast’. In Forum 3 (1934) 12 (december), p. 1134-1146; 4 (1935) 1 (januari), p. 82-97 en 2 (februari), p. 121-151. Twee helden. Mechelen 1929. 72 blzn. 3. ‘Ik ben Lindor’. In A. Helman, Hart zonder land (1929). 4. ‘De begijnen van Woldry’. In A. Helman, Het euvel gods (1932). 5. Zie 2347 n 6. 6. De barmhartige Samaritaan. Mechelen etc. [1931]. 7. Zie 2381 n 4. 8. In J. Last, Marianne. Den Haag 1930, p. 35-56. 9. Zie 2347 n 2. 10. Vele namen, verschenen als schrift 1 van DVB 9 (1932). 1. Reproduktie van het schilderij Taisha (‘Misty morning’) van Hiroshige. 1. Reproduktie van William Blake's Bathseba. 2. J.A.N. Schagen van Leeuwen, De ondergang van de Cornelia. Herinneringen, neergeschreven door haren gezagvoerder [...]. 's-Gravenhage 1934. (Folemprise dl. 4). 1. Zie 2412 n 2. * Misschien zal Rien-van-Henny die leveren. (Bep-van-Eddy zegt dat ze niet veel opinie meer over heeft, na alle medewerking!) Atie-van-Jan zegt dat ze niets ziet dan Eddy, en dat die er zoo natuurlijk in voorkomt; dit is ‘un peu faible’. 2. Anton van Duinkerken, ‘Onder het teeken van den schorpioen’. In Gids 99 (1935) 3 (mrt.), p. 338-344. * Het begin van dat ik Jany in het openbaar tutoyeer enz. buiten beschouwing gelaten; dat was de lullificatie om ‘er in’ te komen. 1. Zie 143 n 1 e.v. Dit is de enige brief van DP aan De Bock die is teruggevonden. 2. Zie 2430 n 2. 3. De Bock schreef op deze brief de woorden ‘goed’ en ‘gratis’, zodat mag worden aangenomen dat DP een exemplaar kreeg toegestuurd. Hij heeft echter niet over het boek geschreven. 1. Niet achterhaald. 2. De Nederlandsche poëzie in honderd verzen. Bijeengebracht en toegelicht door Dirk Coster. Arnhem: Van Loghum-Slaterus 1927; Prisma, Bloemlezing uit de Nederlandsche poëzie na 1918. Verzameld en ingeleid door D.A.M. Binnendijk. Blaricum [1930]. Zie voorts 1559 n 2. 3. Zie 2432. 1. Foto van ‘Mask representing the god Quetzalcoatl, ornamented with turquoise mosaic. Aztec of Mexico’. 2. Zie 1513 n 2 en 2224 n 2. 1. Foto van de spits van de kathedraal te Rouaan. 2. W.N.P. Barbellion (pseudoniem van Bruce Frederick Cummings (1889-1919)), The journal of a disappointed man (1919), waarin hij o.a. schrijft over zijn ziekte (sclerose). 1. Foto van de kathedraal van Rouaan. 2. Zie 2259 n 2. 1. DP's bespreking van F. Hellens, La mort dans l'âme. Den Haag 1935, in de NRC van 2 april 1935 (av.) (Vw 6, p. 170-171). 1. Eva Raedt-de Canter besprak Celibaat in GN 33 (1935) 3 (mrt.), p. 327. 2. Zie 2421 n 1. 3. Zie 2347 n 2. 4. Zie 2342 n 3. 5. Marsmans vertaling, De immoralist, verscheen in 1935 bij Querido. 6. Zie 2445 n 2. 1. Van Fermina Marquez. 2. Zie 2421 n 1. Zie ook Bw TB-DP 3, p. 145 e.v. 3. Slauerhoff had gedreigd gegevens uit de privé-correspondentie met DP bekend te maken. 1. DP's inleidende teksten zijn nagenoeg ongewijzigd afgedrukt. * Zeg dit aan Z., en doe hem dan ook begrijpen dat je ‘solidariteit’ verplicht bent aan hem, maar niet minder aan ons tenslotte. Van initiatief van Querido geen sprake, want het plan is van a tot z door Marsman uitgebroed. 1. Na zijn aanvankelijke toezegging ‘Een twee drie vier vijf’ af te staan voor de verhalenbundel De korte baan trok Vestdijk deze toezegging weer in. DP en Marsman konden hem toch overhalen het verhaal te laten opnemen. 2. Malraux had DP gevraagd de Nederlandse en Vlaamse delegatie samen te stellen voor het internationale schrijverscongres ‘Pour la défense de la culture’, dat in juni te Parijs gehouden zou worden. 3. Het artikel ‘Taalverkalking’ van M.R.J. Brinkgreve en V.W.D. Schenk in Forum 4 (1935) 4 (april), p. 350-362 behandelde een merkwaardig geval van afasie. De bedoelde alinea luidt: ‘In de meeste gevallen maakt men de inschakeling der nieuwe beleving in het geheel der belevingsgewoonten af, door één of meer “geijkte wendingen” te laten volgen, welke van den spreker geen nadere verdieping in het gegeven vragen en den hoorder er niets nieuws over meedeelen, maar de “vertrouwdheid” der beleving onderstrepen. Op dezen laatsten vorm van taalgebruik vestigde men tot nog toe te weinig de aandacht.’ 4. Zie Bw TB-DP 3, p. 115. 5. Zie 2534 n 3. 6. In Forum 4 (1935) 11 (november), p. 1032-1048 en 12 (december), p. 1186-1203 verscheen Vestdijks reeds lange tijd daarvóór geschreven artikel ‘Hemelsche en aardsche poëzie’ over J. Greshoffs Gedichten 1907-1934. 7. In Forum heeft Vestdijk niet over Nijhoffs Nieuwe Gedichten geschreven, maar wel in de NRC van 12 november 1935 (av.) in de rubriek ‘Boekaankondigingen’. 8. Zie 2412 n 3. 9. De dichter J.J. van Geuns (1893-1959) behandelde historische personages en tijdperken in zijn poëzie. 10. Zie 2421 n 3. 1. Zie Bw TB-DP 3, p. 170-171, 175 e.v. 2. Zie 2449 n 5. 3. Zie 2347 n 2 en 2437 n 10. 1. Reproduktie van Aubrey Beardsley's Loan-Night piece. 2. Genaamd Alain Eric. 1. Reproduktie van Vincenzo Morosini's portret door Tintoretto. 1. Foto van het beeld van St. Antonius (Musée de Cluny te Parijs) 1. Foto van Hampton Court Palace te Londen: dial of astronomical clock. 1. Reproduktie van Hokusai's The hollow of the deep-sea wave of Kanagawa (British Museum). 1. Reproduktie van William Blake's The wood of self murderers. 1. Zie 2391 n 3. 2. ‘Russen en Duitsers, Maatschappijen in de maatschappij, Een gesprek met den Duitschen schrijver Ernst Erich Noth.’ In Het vaderland van 8 mei 1935 (av.). 3. Niet achterhaald. 4. Foto van DP en profil, die dateert van het voorjaar van 1935. Zie E. du Perron. Den Haag 1969. Schrijversprentenboek 13, p. 34, nr. 96. Dit portret stuurde DP in die dagen aan pers en vrienden. 1. Slauerhoff logeerde bij Roland Holst, die hem tot een verzoenende brief aan DP had aangespoord. 2. Zie 2450. * hij is tòch te veel in een ‘vol’ moment geschreven, ondanks mijn pogingen om helder te zijn 3. Zie Bw TB-DP 3, p. 172. 4. Zie Bw TB-DP 3, p. 174. 5. Zie 2421 n 1. * ‘Dat is dan nu eens echt gebleken!’ (Juffrouw Meier.) 6. 6. Verg. Vw 5, p. 86. 1. Reproduktie van William Blake's Loan-Elyah. * Geen wonder, met niemand heb ik zooveel ‘besproken’ als met de Malraux. En dit hfdst. + ‘Terug in Parijs’ geven de ‘synthese’ van al die gesprekken aan, over dit onderwerp tenminste! (Ik wil niet zeggen dat het als ‘synthese’ geslaagd is!) 1. Het laatste (34e) hoofdstuk van de 1e druk van Het land van herkomst. DP herzag in Indië zijn boek ingrijpend. Deze herziene en bekorte tekst verscheen posthuum in 1948 bij uitgeverij Contact. Hierin is o.a. ‘Open einde’ bij ‘Voor pessimisten’ gevoegd, zodat dit 33e hoofdstuk het slothoofdstuk werd (Vw 3, p. 517-541). 2. Heden ik, morgen gij. 3. De onvoltooide brievenroman De leemen torens (1917-1928). 4. Mijnheer Visser's hellevaart kwam in 1936 uit; Else Böhler, Duitsch dienstmeisje in 1935. 5. De dood betrapt met daarin ondermeer ‘Barioni en Peter.’ 1. Mogelijk gaat het om Maurits Uylderts bespreking van H. Marsman, Porta Nigra in de rubriek ‘Letterkundige kroniek’ van het zaterdag-bijvoegsel van het AH van 16 maart 1935. 2. Citaat uit H. Marsman, ‘A.-M.B.’. In Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche verhalen. Samengest. en ingel. door Constant van Wessem. Utrecht: Erven J. Bijleveld 1930, p. 104. In het Vw van Marsman luidt de tekst: ‘onstuimige harten.’ 3. Zie 2347 n 8. 1. Reproduktie van William Blake's Beatrice adressing Dante (National Gallery, Millbank). 1. Foto van Hampton Court Palace te Londen: view in Master Carpenter's Court. 2. De jacht op de vlinder (Bussum 1932), niet opgenomen in De korte baan. Zie 2347 n 2. 3. Zie 2478. 1. Foto van de haven van Rouaan. 1. Reproduktie van The coronation oj the virgin (National Gallery). 2. Op p. 194 van het doorschoten ‘Greshoff-exemplaar’ (zie 2489 n 1) van Het land van herkomst tekende DP bij deze naam aan: ‘“uitgever” van een keuze uit Ronsard, van het kookboek van Apicius, enz. enz.’. 3. Wegens ‘reorganisatie’ van de Nieuwe Arnhemsche courant was de uitbetaling aan medewerkers als Greshoff en Slauerhoff opgeschort. H.W. van der Kuil was direkteur van de krant. Zie ook 2320 n 1. 1. Reproduktie van William Blake's Ascent of the mountain of purgatory. 1. Zie 2445 n 2. 2. Zie 2467 n 1. 3. Zie 2434 n 2. 1. Foto van het orgel in de St. Macloukerk te Rouaan. 1. Foto van Hampton Court Palace te Londen. 1. Foto van Hampton Court Palace te Londen: Chimneys of Tudor kitchen. 2. Zie onder andere 1513 n 2, 2151 n 2, 2178 en 2218 n 2. 1. Citaat uit een brief van Engelman. Zie ook 2178. 2. P. Gediking, die als bibliothecaris van het Bataviaasch Genootschap opgevolgd was door A.J. Bernet Kempers. 3. Toespeling op The criterion (1922-1939) van T.S. Eliot. 4. Zie 2462 n 4. 1. In zijn brief van 2 november 1934 had DP Batten gevraagd hem niet meer te schrijven. Zie 2275. 2. Zie 2158 n 1. 3. Zie 2261 n 2. 1. Luchtfoto van Rouaan. 1. Op een briefkaart van 19 april 1935, aanwezig op het Letterkundig Museum, schreef Greshoff DP: ‘Ik las in één stuk, ademloos, H.L.V.H. Het is een tragisch boek. Ik was vergeten, dat het zóó verschrikkelijk moeilijk is om langzamerhand een klein beetje mensch te worden’. 2. Op dat moment had Greshoff de tekst t/m het begin van hoofdstuk 29 ‘Terug in Parijs’. 3. Hoofdredakteur van de Nieuwe Arnhemsche courant. Zie 2472 n 3. 4. Van Nijlen verzorgde de rubriek Franse letteren. 5. Greshoff had gevraagd, of hij de rubriek kon overnemen en had als antwoord gekregen, dat hij een proefstukje moest insturen. 6. De redaktie van De groene Amsterdammer was sinds het eerste nummer van april (6 april) uitgebreid met P.H. Ritter Jr. en N.J.C.M. Kappeyne van de Coppello. 1. Foto van het middenschip van de kathedraal van Rouaan. 1. Zie 1977 n 1. 2. Afbeelding van deze crayontekening door Willink in CB 14 (1947) 4 (april), t.o. p. 177. 3. ‘De onzekeren’, waarvoor het reeds geschreven verhaal ‘...E poi muori’ de aanzet moest worden. 1. Foto van de Zeddamse molen in Montferland. 1. Foto van de koorgang van de kathedraal van Chartres. 1. Een kopie van dit driedelige, doorschoten, zgn. Greshoff-exemplaar bevindt zich in het Letterkundig Museum te Den Haag; het origineel is in het bezit van P.H. Dubois. 2. Op de achterzijde van de envelop. 1. Foto van de kathedraal van Chartres. 1. Reproduktie van William Blake's The bard. * Schrappen gaat beter dan bijschrijven, over het algemeen. ** Ik zou willen dat de ‘goede lezer’ het in boekvorm verslond; d.w.z. het leest bijna als roddelpraat, om dan achteraf te merken dat het als ‘wereld’ toch heel wat behoorlijker is. Zooals je iemand uit brieven leert kennen; dit laatste zegt wel alles. 1. Foto van de Dom van Keulen. 2. 2478. * in de een of andere Camoës-vcrmomming. ** ik bedoel nu: ook voor den lezer. *** En tenslotte verveeld, in dat geval vrees ik. 1. Zie 2025 n 2. 2. Zie 2262 n 3. 3. H. van Romburgh (1883-1977), Nederlands consul in Brussel tussen 1920 en 1949. 1. Reproduktie van William Blake's The first book of Urizen 1794, pl. 27. 1. Zie 2430 n 2 en 2441. 2. Zie 2500 (778). Bw TB-DP 3, p. 184-185. 3. Hfdstk. 1 uit Het land van herkomst (Vw 3, p. 7-23). 4. Zie 2086 n 2 en 2347 n 2. ‘Het drama van Huize-aan-zee’ was eerder opgenomen in Nutteloos verzet. 5. Zie 2484 n 3. 6. De Nederlandse redaktie van Forum zou in Antwerpen overleg plegen met de Vlaamse over de controverse die ontstaan was door inzending van het verhaal ‘Virginia’ van Victor Varangot. De Vlamingen dreigden met aftreden als het verhaal geplaatst zou worden. Zie Bw TB-DP 3, p. 182. 1. Foto van het Louvre en het monument van Gambetta. 2. Zie 2543. 1. Geen van beide brieven is teruggevonden. 2. N.a.v. ‘Bezoek van Wijdenes’ (zie 2410 n 1) fulmineerde H. Kuitenbrouwer in ‘Eerloze eerlijkheid’ in de rubriek ‘Hagel’ in De nieuwe gemeenschap 2 (1935) 3/4 (maart/april), p. 187-188 tegen DP's ‘geestelijke melaatsheid’ en zijn ‘vergiftigde en giftige geest.’ 3. Mogelijk is bedoeld Jan Derks, ‘Gewonde harten’ in ‘Hagel’ in De nieuwe gemeenschap 2 (1935) 3/4 (maart/april), p. 183-186. * Het heeft in Forum gestaan. 4 4 Jrg. 3 (1934) 6 (juni), p. 493-507. 5. Zie 2412 n 2. 1. Zie 2462 n 4. 1. Foto van het monument voor Claude Debussy te Parijs. 2. Zie 2484 n 2. * Dit dan nà, of inplaats van Holland, niets is nog zeker. ** Ik zal dit - voor jou en Larbaud - zelfs met de grootste zorg doen, daar kan je op rekenen. 1. Foto van de kerk van Auteuil te Parijs. 1. Reproduktie van G. Maroniez' Vieille ferme. 1. Foto van La porte d'Auteuil te Parijs. 2. In een literaire enquête in Le Figaro had Gide zijn voorkeur uitgesproken voor Germinal (1885) van Emile Zola. 1. Foto van het stadhuis van Boulogrie-Billancourt. 1. Foto van Hôtel des Colornès te Spa. 2. In het weekend van 10 tot 12 mei ontmoetten DP, Ter Braak, Marsman en Greshoff elkaar in Brussel. 1. Foto van park en casino te Spa. 1. Elisabeth de Roos werkte voor het laatst mee in febr. 1935. 1. Zie 2453 n 2 en 2454 n 1. * Wel wordt de splitsing in het deel gehandhaafd (onder de oude titels). 1. Zie E. du Perron. Den Haag 1969. Schrijversprentenboek 13, p. 5, afbeelding 9. 2. Niet teruggevonden. 3. Zie 2261 n 2. 4. Zie hoofdstuk 30 van Het land van herkomst (Vw 3, p. 456-480). * tegenover de kwestie die ook jou en Rudie zoo bezighouden 5. Onder officieren van het K.N.I.L. was een versie in omloop van Edy Battens klewang-gevecht, die sterk afweek van DP's weergave van Arthur Hilles avontuur in Het land van herkomst (Vw 3, p. 390). 1. J. Gans, ‘Aanteekeningen bij “Het land van herkomst”.’ In DGW 34 (1935) 6 (juni), p. 63-65. 1. Essay van Julien Benda, Dialogue d'Eleuthère (1910). 1. Reproduktie van Goya's Soufflé. 1. Boekhandelaar te Brussel, vlak bij Greshoffs ‘stamcafé’, de Taverne du Passage. 2. Zie 2453 n 2 en 2454 n 1. 3. Een korte bespreking van Greshoff verscheen in Zwart op wit, huisorgaan van de Haagse boekhandel Boucher; dat van Ter Braak, ‘Roman voor Jane’, in Het vaderland van 26 mei 1935 (ocht.); en dat van Marsman in de N.R.C. van 18 juni 1935 (av.); Vestdijks ‘E. du Perron's groote anti-roman’ is voor het eerst verschenen in Lier en lancet. Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar 1939. 4. Van V. Varangot is geen artikel over DP of Het land van herkomst bekend. * Niet voor mij, maar voor hèm! Ook al om die kleine letter... 5. DP deed verslag van dit bezoek in ‘De Italiaansche tentoonstelling’ in Het vaderland van 14 (av.) en 22 juni 1935 (av.). 1. Het artikel van P.H. Ritter jr. verscheen in het Utrechtsch dagblad van 25 mei 1935 (av.). * Kijk eerst na of dit juist is. 1. Reproduktie van Tiziano Necelli's portret van Alphonso de Ferrare en Laura de Dianti. 2. In ‘De stem des volks, De waarde van het document’ (Het vaderland van 26 mei 1935 (ocht.)), besprak Greshoff H. Poulaille, Le pain quotidien 1903-1906. Paris 1931, en Les damnés de la terre 1906-1910. Paris 1935. 3. Zie 2514 n 2. 1. Reproduktie van La jeune martyre van P. Delaroche. 1. Reproduktie van Charles Allston Collins' Girl reading a letter. 2. Op maandag 3 juni hield Ritter een radiolezing voor de A.V.R.O. over Het land van herkomst. Ritter las voornamelijk de prospectustekst voor. Batten maakte hem hierop opmerkzaam. Zie ook 2569. 1. De dood betrapt. * Ik geloof niet dat hier een 2e lezing voor noodig is. 1. Reproduktie van Goya's ets Si amanece, nos vamos. 2. In een aantal exemplaren van Het land van herkomst werd bij verschijning 2e druk vermeld. Het heette dat de oplage van de 1e druk bij de vooraanbieding uitverkocht was. Zie 2502 en 2504. 1. Reproduktie van Goya's ets A caza de dientes - A la chasse des dents. 2. Zie 2534 n 3. 3. Zie 2489 n 1. 1. Hellens' autobiografische roman Frédéric (1935). Maar verg. 251 n 1. 2. Met Frédéric de andere twee autobiografische romans van Hellens: Les filles du désir (1930) en Le naïf (1926). Verg. Bw TB-DP 3, p. 212. 3. Victor E. van Vriesland, die redakteur was van de letterkundige rubriek. Zie ook 2421 n 1 en 2450 n 2. 1. Als 2546. 1. Een 18 km. ten westen van Parijs gelegen dorp. * van Baert? 2. Novelle (1935) van de Belgische auteur René Berghen. 1. Der Wille zur Macht werd door Nietzsches zuster Elisabeth uit de nalatenschap zeer willekeurig samengesteld en posthuum uitgegeven. 2. Charles Andiers zesdelige Nietzsche, sa vie et sa pensée (1920-1931). 3. Pas in Bataviaasch nieuwsblad van 20 augustus 1938 (Vw 6, p. 286-292) gaf DP bij zijn bespreking van Marsmans driedelig Verzameld werk een ‘portret’ van Marsman aan de hand van zijn oeuvre. 4. In de onvoltooid gebleven romancyclus ‘De onzekeren’ wilde DP ook zijn tijdgenoten een plaats geven tegen de achtergrond van de 20ste eeuw. 1. Overzichtsfoto van Le pavilion Henri IV te Saint-Germain-en-Laye. 2. Een pijl wijst naar de voorgedrukte tekst ‘Saint-Germain-en-Laye, Le pavilion Henri IV [...]’ 1. Foto van het kasteel te Saint-Germain-en-Laye. 2. Van Ritters radiolezing op 3 juni. Zie 2540 n 2. 1. Anton van Duinkerken besprak Het land van herkomst in de rubriek ‘Het Boek van de Week’ in De tijd van 6 juni 1935 (av.). 2. Marsman noemde in zijn bespreking (zie 2534 n 3) Het land van herkomst ‘de compleetste uiting van onze generatie. Om de intelligentie, den menschelijken rijkdom, den hartstocht en het schrijverschap ervan - om het streven naar menschelijke waardigheid.’ * Ik zal wel zoo'n modelbriefje voor je maken. 3. Zie Vw 5, p. 55-56. 1. Naar Racine, Britannicus, acte 2, scène 3: ‘Ni eet excès d'honneur, ni cette indignité.’ 2. J.B. Tielrooy (1886-1953), Nederlands romanist, sinds 1938 hoogleraar te Amsterdam. * en ‘verloopt’ tegen het eind ** Als hij niet wil, dan nemen wij het niet. 1. ‘De Schaduw’. In Forum 4 (1935) 5 (mei), p. 468-487 en 6 (juni), p. 535-550. In De korte baan eindigt dit verhaal inderdaad met de zin: ‘Deze maand word ik een jaar ouder.’ * Wat ik bedoelde was: De Goddeloosheid van Soo de Kommer. 2. In Forum 4 (1935) 4 (april), p. 326-342 en in De korte baan. Zie 2347 n 2. * naar aanl. van het fragment in Forum over Wijdenes. 1. 1. Zie 2504 n 2. 2. Neerlands Indië, Land en volk; geschiedenis en bestuur; bedrijf en samenleving. O.l.v.H. Colijn. Voorwoord van J.B. van Heutsz. Amsterdam 1910-1912.2 dln. In 1935 verscheen de vierde druk onder deze titel. * Het kost je 1½ uur maximum als je fit bent. 1. Jean Baudoux (pseudoniem van de Vlaamse auteur Jan Schepens; zie 3030), ‘Lettres néerlandaises’. In Mercure de France 46 (1935) 887 (i juni), p. 420-426 (over De smalle mens p. 423-425). 2. Zie 2431 n 2. 3. In De avondpost van 9 juni 1935. 1. M.b.t. Uren met Dirk Coster merkte Groenevelt in zijn bespreking van Het land van herkomst op: ‘Waar heeft deze Arthur du Perron de geestelijke durf vandaan gehaald om mannen als Dirk Coster, brutaal en honend neer te halen? Dirk Coster maakt nu - door deze roman - kennis met zijn tegenstander. Hij zal er dankbaar voor zijn, zich in zijn geestelijke superioriteit altijd voor gewacht te hebben deze mijnheer van een gelijksoortige repliek te dienen’. Zie ook 1505 n 2. 2. Van 8 juni 1935, niet ondertekend, maar mogelijk van E. Elias. 1. De Commissie voor schoone letteren had het bestuur van de Mij. der Ned. Letterkunde voorgesteld de C.W. van der Hoogtprijs 1935 uit te reiken aan Marsman voor diens bundel Porta Nigra. Het bestuur onder voorzitterschap van prof. Jan de Vries legde dit advies naast zich neer uit ongenoegen over een stuk van Marsman in De groene Amsterdammer van 11 juli 1931, waarin deze het advies van de letterencommissie om de aanmoedigingsprijs in dat jaar aan de 57-jarige Van Schendel toe te kennen, ‘een infaam, gearriveerd rotstuk’ had genoemd. Tegen de houding van het bestuur rees verzet, maar een motie van afkeuring, ingediend door prof. dr. J.J.L. Duyvendak werd op de vergadering van 12 juni 1935 verworpen met 45 tegen 39 stemmen. Ter Braak lichtte de gang van zaken toe in ‘Marsman niet prijshoudend’, Het vaderland van 13 juni 1935 (av.). 2. Prof. De Vries was een oude Arnhemse vriend van Greshoff. 3. Vestdijk had zojuist zijn benoeming tot lid van de Mij. der Ned. Letterkunde aanvaard. 4. Zie Bw TB-DP 3, p. 222-224. 1. DP heeft hierover niet geschreven. 2. Zie Bw TB-DP 3, p. 222-224 en 224-225. 3. Zie Bw TB-DP 3, p. 145 en 2450 n 2. * Neen, die gaan in een aparte enveloppe. 1. Zie 2534 n 3. 2. F.E.A. Batten, ‘Het land van herkomst, Een Europeesche roman over Indië.’ In De nieuwe gids 50 (1935) 7 (juli), p. 42-45. 3. Zie 2527 n 1. 4. R. Brulez, ‘Menno ter Braak ou le politicien sans parti’. In Cassandre van 15 juni 1935. Zie ook 2398 n 1. 5. Zie 2563 n 1. 1. Bedoeld is ‘De papegaai’. Zie 2347 n 2. 2. Zie 2567 n 1 en 2577 n 2. 1. Foto van het Bois de Boulogne te Parijs. 1. Zie 2567 n 1 en 2577 n 1. 2. Vijf handtekeningen. 3. Toevoeging van DP. 3. Toevoeging van DP. 3. Toevoeging van DP. 3. Toevoeging van DP. 3. Toevoeging van DP. 3. Toevoeging van DP. * Ik weet wel dat jij, De Kadt enz. Rusland ook fascisme noemt, maar dat is natuurlijk toch maar gedeeltelijk waar, d.w.z. waar uit zuiver communistisch standpunt. 1. Niet achterhaald. 2. Om welk verhaal het gaat is niet bekend. 1. Emma Pauline (Emmy) van Lokhorst (1891-1970) had DP om een bijdrage gevraagd voor het jaar boek Kristal, Letterkundige productie 1935. Op p. 159-164 verschenen fragmenten van Blocnote klein formaat (Vw 2, p. 612, 667-668, 737-738, 743-744, 746 en Vw 5, p. 66, 70, 72). 1. Mogelijk 2572. 2. 81 Nederlandse en Belgische schrijvers, intellectuelen en kunstenaars ondertekenden het protest in Het vaderland van 29 juni 1935 (av.). 3. ‘Schrijverscongres te Parijs’. In Het vaderland van 24 (av.) en 25 juni 1935 (av.). 4. Verschenen in Het vaderland van 28 juni 1935 (av.). Ter Braak had de laatste twee dagen van het congres niet meer bijgewoond. 5. ‘Blocnote klein formaat’. In Forum 4 (1935) 10 (oktober), p. 984-997 en 12 (december), p. 1208-1218 (Vw 2, p. 666-674 en Vw 5, p. 67-68, 72-73, 93-94, 115-119, 125-127). * Spreek hierover niet te veel, en vooral niet met menschen als Dekker, die ook maar politieke kankeraars zijn. 6. Zie 2437 n 6. o Maurice Roelants stuurde mij een fragment uit zijn onuitgegeven roman - totaal onbruikbaar. 7. Het comité was 4 maart 1934 opgericht en telde medio 1935 ruim 8500 leden. In navolging hiervan werd in 1936 in Nederland het Comité van Waakzaamheid opgericht met Ter Braak als secretaris. 1. Het interview met H.W. Sandberg verscheen in Het volk van 3 juli 1935. Een klein gedeelte nam DP op in zijn aantekeningen over het congres (Vw 5, p. 83). Sandberg publiceerde o.a. verzen in GN en een roman Andrée in De nieuwe gids 48 (1933) 1 (jan.), p. 3-19 tot en met 10 (okt.), p. 345-355. 2. ‘De slaaf’. Zie 2347 n 2. 3. Zie 2565. 1. Internaat (1930) en Huwelijk (1932), beide uitgegeven bij Querido. 2. Maurice Roelants, ‘Het negerbeeld’. In Forum 1 (1931) 1 (november), p. 44-51. 3. Zie 2347 n 2. 1. Zie 2527 n 1 en 2569 n 2. 2. J.W., ‘Soort dagboek met duidelijk autobiografisch karakter, Indische herinneringen’. In Het volk van 27 juni 1935 (av.). 1. Zie 2527 n 1. 2. Vel is ernstig beschadigd. De bij de verwijzing achter ‘dacht’ behorende tekst is daardoor verloren gegaan. * Ik zend ook een stel aan Kramers. 3. Niet teruggevonden. 1. Zie 2577 n 2. 2. In een niet teruggevonden brief van begin juli had DP de medewerking van Marsman gevraagd aan de Vigilance-beweging in Holland. Zie ook Bw TB-DP 3, p. 131. 3. Zie Bw TB-DP 3, p. 234-235. 4. Dit briefje aan uitgeverij Querido is niet teruggevonden. Zie 2581 n 1. 5. Het nieuwe Nederlandsche proza in novellen. Samengest. door H. Godthelp en A.F. Mirande. Groningen 1935. Een driedelige uitgave voor het middelbaar onderwijs. 6. ‘Het jeugdavontuur van Leo Furkins’ verscheen in vier afleveringen in Forum. De eerste aflevering in Forum 4 (1935) 6 (juni), p. 514-533. 1. In het boekje Een rondgang door de verzameling van het Gemeente-museum te 's-Gravenhage (1935) wordt op p. 40 vermeld, dat het schimmenspel ‘De bruiloft van Alladin’ gemaakt door J.R.B. de Roos in een van de zalen als fries is aangebracht. 2. Zie 2565. 3. Zie 2580 n 1. 1. Greshoff was met vakantie naar Sestri Levante, de woonplaats van de Van Schendels. 2. Zie 2577 n 3 en n 4: 2580 n 1. 3. Nicola Chiaromonte (1905-1970), Italiaans essayist, vestigde zich in juli 1934 in Parijs en maakte via Malraux kennis met DP. DP en Chiaromonte hebben gecorrespondeerd, maar brieven zijn niet bewaard gebleven. Zie voor zijn visie op DP en Ter Braak Bw TB-DP 3, p. 468-469. 4. Zie 2577 n 5. * Onjuist woord: het is meer ‘onbeduidend’. En misschien ook dat niet, er zou veel meer over gezegd moeten worden. Maar een gezapig boek, over menschen en situaties die je al 100× bij 3e en 4e rangsauteurs ongeveer even goed ontmoet hebt, is het wel. Anna K. lijkt me de grootmama van alle burgerlijke familieromans. 5. Deel 1 van Th. Gomperz, Griechische Denker. Eine Geschichte der antiken Philosophie. Leipzig 1896-1909, 3 dln., komt niet voor op DP's literatuurlijst van 1935. In een Middeleeuws Cisterciënzer abdij bij Pontigny (Yonne) vonden sinds 1910 jaarlijks internationale schrijversbijeenkomsten plaats. 6. In ‘Bedenkelijk oordeel’ in DGW van juni 1935, p. 66 bestreed Kramers kritiek van Uyldert op Het land van herkomst in ‘Letterkundige Kroniek’ (AH van 15 juni 1935 (av.)). 7. Zie 1959 n 2. 8. Zie Bw TB-DP 3, p. 232-233 en 235-237. 9. In GN 33 (1935) 10 (okt.), p. 341 werd één gedicht, ‘Bescheidenheid’, gepubliceerd. * Om de inbreuk op het eenige wat een samenwerking met die vlaamsche ‘kamferbroeken’, zooals Jan zegt, aannemelijk maakte: dat de 2 redacties volstrekt onafhankelijk zouden zijn. 1. Dit door DP gemaakte afschrift is aangetroffen in de nalatenschap van M. ter Braak. Zie Bw TB-DP 3, p. 237 en p. 242. 1. Pseudoniem van Etienne Morin (1899-1966), Frans toneelschrijver en scenarioschrijver voor films. 1. Op 14 juli werden in Parijs en andere Franse steden grote betogingen gehouden waaraan communisten, socialisten, radikalen, de vakbonden en tal van andere groepen deelnamen. Gelijktijdig vond een tegendemonstratie plaats van de Croix de Feu. * hij was zelf hierover zoo positief als het maar eenigszins kon! * Toèn hadden we er al een alleronaangenaamste correspondentie over - ik zat toen in Bretagne. 1. Bw TB-DP 2, p. 216 e.v. 1. Mayers zoon overleed enkele dagen later te Rome aan tyfus. 1. In ‘Naar aanleiding van Johann Wolfgang von Goethe’ in De nieuwe gids 50 (1935) 6 (juni), p. 600-601 weidde Kloos uit over de welgevulde bibliotheek van zijn grootvader. 2. In 1936 verscheen bij Kruseman in Den Haag onder redaktie van Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe een kalender met schrijversportretten, o.a. van DP. 3. Zie 2569 n 2 en 2583 n 1. 4. Zie 2158 n 1. * (misschien is beter: naar in je geheugen sluimerende vormen) 5. Een zwembad, gelegen aan de Avenue Porte-Molitor, vlakbij de Bd. Murat. 6. Zie 114 en 596 met name n 4. 1. Zie Bw TB-DP 3, p. 255-257. Brief van 11 juli 1935 (nr. 825). * Hoe moet ik nu nog weten - ik, arme! - wat ik aan Menno geschreven heb, aan Greshoff of aan jou??? 1. ‘De verdwenen Christen’. In Forum 4 (1935) 6 (juni), p. 552-567. Zie 2347 n 2. * dit in tegenstelling met wat ervan verteld wordt. 2. Zie 2588 n 5. 1. Zie 2606 n 1. 2. Vermoedelijk had Greshoff in zijn vakantiehuis te Sestri Levante last van vlooien of van wandluizen. Zie 2619, 2635 en 2639. 1. Een foto van Batten en Van Lier in de tuin van Battens ouderlijk huis in Den Haag. * Kan je me hiervan een vergrooting zenden? 2. De oorspronkelijke titel van Battens verhaal in Forum (zie 2158 n 1). 1. Dit briefje is niet teruggevonden. 2. Marsman en zijn vrouw brachten enige weken door in een zomerhuisje vlak over de Duitse grens bij Losser (Ov.). 3. Zie 2610 n 1. 1. Zie 2534 n 5. 2. Zie 2583 n 2. Winkler schreef: ‘Ik heb toen ik Het Land van Herkomst las aan Ibsens drama gedacht, aan Spoken bijvoorbeeld. Du Perrons boek is van soortgelijke structuur’. 1. W.L.M.E. van Leeuwen (1895-1974), die in Delden (Ov.) woonde, besprak in Tubantia van 6 juli 1935 Het land van herkomst. Van Leeuwen nam dit artikel later op in Drie vrienden. Studies over en herinneringen aan Menno ter Braak, H. Marsman, E. du Perron. Utrecht 1947. 2. Medio 1935 verscheen te Groningen Naturalisme en romantiek. Proza en kritiek in Nederland sinds 1880. Met bloemlezing. Hierin nam Van Leeuwen geen fragment uit hfdstk 10: ‘Balekambang, Zandbaai’ of elders uit Het land van herkomst op. * inplaats van een monsterdag die alle logische verhoudingen tart 1. Zie 2551 en 2558. 2. Brief niet teruggevonden. Verdere correspondentie van DP met R.J.W. van Genderen Stort (1886-1942) is niet bekend. 3. Zie 2347 n 2. 1. R.J.C. Batten (1907-1941) was als bestuursambtenaar op Celebes belast met de oplossing van de moord op een zesjarig meisje. 2. Zie 2583 n 2. 1. Larbaud had een gedeelte van juli doorgebracht bij zijn vriend Marcel Ray, Frans consul in Tirana (Albanië). 2. Deze lijst met vertaalproblemen is niet teruggevonden. 3. Zie 2635, 2640, 2644 etc. 1. In Stols' Kaleidoscoopserie waren toen verschenen: Het pistoolschot van A. Poesjkin, De wijze van liefde en dood van den cornet Christoffel Rilke van R.M. Rilke, De kinderkruistocht van M. Schwob, De ballade van den oud-matroos van S.T. Coleridge, De arme hemdenmaker van V. Larbaud, Het gevaar dat nadert van Ph. Macdonald en Thérèse Desqueyroux en Het einde van de nacht van F. Mauriac. 1. Zie 2580 n 1. 1. Niet afgedrukt in Bw TB-DP 3. 2. Niet in Forum verschenen. 1. Foto van La Madeleine en de Rue Royale te Parijs, 1. Zie 2624 n 2. 2. Zie 2631, 2634, 2646 en 2650. 1. Foto van het meer in het Bois de Boulogne te Parijs. 1. Zie 2449 n 5 en 2454 n 2. 2. Bw TB-DP 3, p. 279-280. 3. Zie 2620 n 2. 1. Foto van het meer in het Bois de Boulogne te Parijs. 2. Cimiciaio = wandluizennest. Zie ook 2613, 2619, 2635. 1. Foto van de Place de la Concorde te Parijs. 1. Foto van Châteauneuf, Val-de-Bargis, Nièvre. 1. Foto van het postkantoor te Châteauneuf, Val-de-Bargis, Nièvre. 2. A. van der Veen (geb. 1916). 1. Foto van de ruïne van Les Tours te Passy, Nièvre. 2. De Jongeren Vredes Actie was opgericht in 1924 en probeerde een mentaliteitsverandering teweeg te brengen, o.a. door het uitgeven van brochures, zoals in 1936 Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme, waarin op p. 19-22 van DP het ‘Pacifisties tweegesprek’ werd opgenomen (Vw 7, p. 305-308). 3. De dochter van Thomas Mann, Erika (1905-1969), leidde een politiek cabaret ‘Die Pfeffermühle.’ 1. Foto van het Château-Val-de-Bargis en de Route de Varzy in Nièvre. 2. Op 10 augustus 1935 verhuisde Willink naar de Ruysdaelkade 15 in Amsterdam, waar Jan Sluyters zijn atelier had gehad. 1. Foto van La Charité-sur-Loire in Nièvre. 1. Foto van La Charité-sur-Loire in Nièvre. 1. Foto van La Charité-sur-Loire in Nièvre. 1. Foto van de kerk van Châteauneuf, Val-de-Bargis, Nièvre. 2. Deze prentbriefkaart is niet teruggevonden. Ter Braak was op weg naar Sestri Levante om daar zijn vakantie door te brengen. 1. Foto van Le stade Jean-Bouin te Parijs. 2. L. van Breen, Een reis per leunstoel. 's-Gravenhage: Boucher 1935. 1. Zie 2576 n 1. * In dat geval vraag ik of Gille ook, samen met ons, bij Maasland logeeren kan. 1. In GN 34 (1936) publiceerde DP ‘Verdediging der kultuur’ (zie 2265 n 1) en, in afleveringen, ‘Blocnote klein formaat’ (3 (mrt), p. 254-260 tot en met 12 (dec.), p. 597-602). De laatste ‘Blocnote klein formaat’ verscheen in GN 36 (1938) 4 (apr.), p. 395-400, nadat de rubriek in GN 35 (1937) en GN 36 (1938) was voortgezet. 2. In GN 33 (1935) 8 (aug.), p. 217-218 besprak V. Varangot van J. Guéhenno Journal d'un homme de 40 ans. * Lijkt mij tenminste. Precies weet je het natuurlijk nooit. 3. Zie 2385 n 2. 4. Tekst achterop de envelop. 5. Door Boucher werd geen werk van H. de Vries en J. van Nijlen uitgegeven. 1. Foto van Les Tribunes, Paris-Auteuil. 1. Zie 2347 n 2. 2. ‘Blocnote klein formaat.’ In Forum 4 (1935) 10 (oktober), p. 984-997 en 12 (december), p. 1208-1218 (Vw 5, p. 93 e.v.). Zie ook 2576 n 1. 1. Zie 2642 n 2. 2. Personage uit M. ter Braak, Hampton Court. 3. Zie 497 n 6. 1. ‘Blocnote klein formaat.’ In Forum 4 (1935) 12 (december), p. 1213-1214 (Vw 5, p. 118-119). 1. DP meende dat B. Decorte met zijn gedicht ‘De ruiters’ (Forum 4 (1935) 6 (juni), p. 510-513) Rimbauds Bateau ivre had geplagieerd. Zie Bw TB-DP 3, p. 213 en 258-259. Zie ook ‘Blocnote klein formaat’. In Forum 4 (1935) 12 (december), p. 1208-1209 (Vw 5, p. 93-94). 1. DP heeft Larbaud niet meer ontmoet en hem niet meer geschreven. Larbaud was in het begin van augustus getroffen door een hersenbloeding, die hem gedeeltelijk verlamde, waardoor afasie optrad. 1. Foto van het meer in het Bois de Boulogne te Parijs. 1. Koningin Astrid van België kwam op 29 augustus, 30 jaar oud, om het leven bij een auto-ongeluk tussen Luzern en Küssnacht (Zwitserland). 2. Tijdens zijn vakantie in Sestri Levante logeerde Greshoff aan de Viale della Rimembranza (Laan der herinnering), in de woning van de Van Schendels. Zie ook 2619 en 2639 n 2. 3. F.W. Ricket (geb. 1888) leidde een Engels-Amerikaans consortium dat een concessie voor 75 jaar had gekregen om de in Abessinië voorkomende olie en mineralen te exploiteren. Mussolini protesteerde hiertegen heftig. 1. Zie 2644 n 2. 2. Nicola Chiaromonte. 3. Frans weekblad met foto-reportages en verslagen. 4. Nederlands geïllustreerd weekblad. 1. Portret van William Shakespeare. 2. Zie 2070 n 4, 2342 n 4 en 2715. 3. Mevr. Chandler. 4. In GN 33 (1935) 9 (sept.), p. 326 besprak Eva Raedt-de Canter in de rubriek ‘Literatuur’ Mijn zuster de negerin van Cola Debrot. 1. DP's inzending werd uiteindelijk in haar geheel in Kristal geplaatst. Zie 2576 n 1. 1. Reproduktie van het portret door Rembrandt van zijn zoon Titus in monnikspij. 2. Zie bijvoorbeeld H. Beenken, Van der Weyden. München 1951, p. 199, voor een afbeelding van dit schilderij, voorstellende Laurent Froimont, waarvan het origineel zich in Brussel bevindt. 1. Reproduktie van Van Goghs schilderij Zonnebloemen. 1. Zie 2385 n 2. 1. R.L. Stevenson, The master of Ballantrae (1889). 2. Cultureel genootschap van Franstalige Belgen. 1. Zie 2565 n 2. 2. Zie 2580 n 1. * ik bedoel dat ik er ook soortgelijke werkjes voor mezelf onder versta: ‘blocnotes’, enz! 1. De Italiaanse aanval op Abessinië begon op 3 oktober met een bombardement op de grensstad Adoea. 2. Er was besloten Varangots verhaal ‘Virginia’ in het novembernummer te plaatsen. De Vlamingen weigerden daarop in de redaktie te blijven. Nijgh & van Ditmar, de uitgever, liet toen aan Ter Braak weten, dat de uitgave van Forum gestaakt zou worden. Zie ook Bw TB-DP 3, p. 297. 3. Mr. H. Bakker Niemeyer was van 1933 tot 1936 met L.J.C. Boucher geassocieerd in diens uitgeverij. Tot een breuk met Boucher is het niet gekomen. 4. Blocnote klein formaat zou in 1936 bij Boucher uitkomen. 1. Zie 2655 n 2. 2. Zie 2265 n 1. 3. Vermoedelijk ‘...E poi muori.’ In GN 36 (1938) 5 (mei), p. 433-465. 4. De onvoltooid gebleven cyclus ‘De onzekeren’. 1. Erna van Polanen Petel-Britt. 2. Zie 2704 en 2748. 1. Napoléon et les hommes de lettres de son temps. Paris 1935. Zie De groene Amsterdammer 8 februari 1936 (Vw 5, p. 94-101). 2. Met ingang van september verscheen DGW onder redaktie van Han G. Hoekstra. Zie Bw TB-DP 3, p. 302 en 332. 3. Gedichten 1907-1936, verschenen bij Stols in 1936, werd in vergelijking met Gedichten 1907-1934 uitgebreid met de afdelingen ‘Voces mundi’ en ‘De verloren zoon’. 1. In De tijd van 10 oktober 1935 (av.) was een ongesigneerd stuk van de hand van Anton van Duinkerken opgenomen onder de titel ‘“Forum” gaat verdwijnen, Welkom afscheid’. 1. Mogelijk het panopticum ‘Lof der domheid’. In Forum 4 (1935) 5 (mei), p. 464 of Marsmans bespreking van Bunings Negen balladen in NRC van 3 december 1935. 1. J.C. Burckhardt, Griechische Kulturgeschichte. Hrsg. von J. Oeri. Berlin etc. 1898-1902. 4 dln. 2. J.C. Burckhardt, Die Kultur der Renaissance in Italien. 1e uitg. Wenen: Phaidon-Verlag 1933. 1. Afbeelding van een poes. 1. ‘Kleine bijdrage tot de kennis van een katholieke voorlichting en strijdmethode.’ werd door Ter Braak niet in Het vaderland geplaatst (zie ook Bw TB-DP 3, p. 309-310) en is voor het eerst gepubliceerd in Vw 6, p. 631-640 (zie ook p. 661). 2. Orgaan van de Vrijdenkersvereniging ‘De Dageraad.’ A.L. Constandse (geb. 1899) was medewerker aan dit tijdschrift. 3. J. Hoving, Levenshouding van een vrijdenker (Jeugd). Antwerpen 1934, door Varangot besproken in GN 33 (1935) 2 (febr.), p. 216-217. 4. In de NRC van 19 september 1935 besprak Donker Van vrijheid en dood. Hij stak daarbij de draak met de sterke verhalen van Den Doolaard over zijn skien alpinisten-prestaties in Joegoslavië en Bulgarije en de bewondering die deze daarmee bij de bevolking zou hebben geoogst. 1. Foto van witte, halfgeschoren poedel met bijschrift ‘barbone bianco’. 2. Zie 2569. 1. Batten bereidde een scriptie voor over de taal der Indo-Europeanen en vroeg DP naar gegevens, onder meer naar een studie van S. Kalff. 2. Van A.E. Batten te Batavia. 3. Geschiedenis van Nederlandsch-Indië. Amsterdam 1930. * Mevr. Fruin-Mees, 4. helaas onaf, was, voor de 2 verschenen deelen, héél wat beter. 4. W. Fruin-Mees, Geschiedenis van Java. 2e druk. Weltevreden 1922. 2 delen. 5. V.I. van de Wall, Indische landhuizen en hun geschiedenis. 2e druk. Batavia 1932. 6. Achterop de envelop. 1. Dit lijstje is niet teruggevonden. 2. Deze brief is niet teruggevonden. 3. Zie 2454 n 2 en 2636 n 1. 1. Zie 2687 n 2. 2. Zie 2312 n 3. 3. Julien Benda, Les sentiments de Critias (1917). 4. DP's verjaardag viel samen met Allerzielen, 2 november. 5. Zie 2707.