De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft Tweede deel P.C. Hooft editie H.W. van Tricht e.a. GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 2893 B12   ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens enkele hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de eerste druk van het tweede deel van De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft in de editie van H.W. van Tricht e.a. uit 1977. Van de ‘corrigenda en addenda’ uit het derde deel (p. 838-840) zijn slechts de corrigenda doorgevoerd, de addenda zijn op de betreffende pagina's blijven staan. In drie gevallen (deel 2, p. 200, 443 en 1007) begrepen we de verbetering van de editeur niet en hebben we deze dan ook niet verwerkt. Hier en daar zijn koppen toegevoegd, deze zijn tussen vierkante haken gezet.   REDACTIONELE INGREPEN De prozaregelnummering van de brieven is op verschillende plaatsen onjuist. Omdat we elke prozaregel een nummer meegeven, zagen we ons de ene keer genoodzaakt een regelnummer toe te voegen (p. 246, nummer 24a; p. 691, 19a; p. 772, 43a; p. 853, 4a en p. 898, 18a) de andere keer moesten we er een doen wegvallen (p. 492, 20 en 24; p. 649, 29 en p. 778, 25).   Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 14, 1008, 1010 en 1036) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.   [pagina ongenummerd (p. 1)] De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft   [pagina ongenummerd (p. 2)] Teksten en studies Nederlandse taal- en letterkunde   Redactieraad Dr. P.J. Buijnsters Dr. A. van Elslander Dr. W.P. Gerritsen Dr. A.A. Keersmaekers Dr. J.P. Naeff Dr. M.H. Schenkeveld Dr. J.G. Sterck   Bij het tot stand komen van deze uitgave is Prof. Dr. C.A. Zaalberg als gevolmachtigde van de redactieraad opgetreden.   Deze uitgave is tot stand gekomen (mede) dankzij een subsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk.   Uitgegeven in samenwerking met de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde   [pagina ongenummerd (p. 3)] De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft   Uitgegeven door Dr. H.W. van Tricht   Taalkundig raadsman en bewerker van de Hugeniana: Dr. F.L. Zwaan Bewerker van de humaniora: Prof. Dr. D. Kuijper Fzn Bewerker van de Italiana: Dr. F. Musarra   Deel II. 1630-1637   Tjeenk Willink/Noorduijn Culemborg 1977   [pagina ongenummerd (p. 4)] Deel I. 1599-1630 Nummers 1-367 Deel 2. 1630-1637 Nummers 368-902 Deel 3. 1638-1647 Nummers 903-1336   © 1977 Tjeenk Willink/Noorduijn B.V., Culemborg ISBN 90 11 91314 0 Educaboek B.V., Industrieweg 1, Culemborg   Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.   No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.   [p. 1035] Inhoudsopgave Hooft's interpunctie 5 Brieven, nr. 368-902 15 Bijlagen bij nr. 619 981 nr. 636 986 nr. 674 987 nr. 681 988 nr. 698 989 nr. 730 991 nr. 739 994 nr. 775 995 nr. 810 996 Memoranda 998 Woordenlijst 1000 Lijst van illustraties 1004 Chronologisch register 1011 Alfabetisch register 1023   2005 dbnl / erven H.W. van Tricht / D. Kuijper Fzn., F.L. Zwaan, Franco Musarra en R.E.O. Ekkart   hoof001hwva03_01 H.W. van Tricht e.a. (red.), De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft (tweede deel). Tjeenk Willink/Noorduijn, Culemborg 1977   DBNL-TEI 1 2005-02-11 MG colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: H.W. van Tricht e.a. (red.), De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft (tweede deel). Tjeenk Willink/Noorduijn, Culemborg 1977 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/hoof001hwva03_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} Hooft's interpunctie Dr. H.W. van Tricht, verzorger van de Brieven van P.C. Hooft, verzocht mij iets, hoe beknopt ook, te zeggen over Hooft's interpunctie in zijn Brieven en wel zeer in het bijzonder over de wijze waarop hij dubbele punt en puntkomma hanteert. Hier liggen ook inderdaad de grootste moeilijkheden. Op zijn advies heb ik bij mij bij dit onderzoekje gebaseerd op een aantal brieven in handschrift, (50), alle autografen, alle aan dezelfde persoon (Joachim van Wickevoort) gericht, geschreven tussen 21 mei 1639 (datum eerste brief) en 25 augustus 1645 (datum laatste brief). Wanneer men Hoofdstuk IV ‘Invloed van Boekdrukkunst en Humanisme op de Interpunctie’ van de bekende dissertatie van J. Greidanus, Beginselen en ontwikkeling van de interpunctie, in 't biezonder in de Nederlanden, Zeist 1926, nogeens doorleest, wordt men getroffen door noot 1 op blz. 234: ‘Er blijft nog te onderzoeken over, op welke wijze onze grote schrijvers de vier opklimmende tekens gebruikten, d.w.z. in hoeverre ze zich hielden aan het syntaktiese beginsel ervan, en in hoeverre ze zich bij het plaatsen dezer tekens door hun ritmegevoel lieten leiden.’ Inderdaad, hier ligt het probleem. Hooft volgde het vierledige systeem van Aldus Manutius, die aan het eerdere drieledige (komma, kolon, punt) de puntkomma toevoegde. (Vraagteken, uitroepteken, parenthese blijven, als niet zinsgeledend, hier buiten beschouwing.) Aldus Manutius (Orthographiae Ratio, 1566) geeft vage syntactische criteria voor het gebruik van de vier tekens. Greidanus geeft deze even vaag weer. Ik bepaal mij tot kolon (= dubbele punt) en puntkomma (Greidanus 227 vlgg.). De puntkomma dient ‘1. tot scheiding in een langere opsomming als b.v.: publica/privata; sacra/profana; tua/aliena. 2. soms(..) als tussenvorm tussen het voorgaande en het volgende leesteken (bedoeld worden resp. komma en kolon. Z.), in een zin als deze: Ratio docet si adversa fortuna sit nimium dolendum non esse; si secunda moderate laetandum’ (227, 228). Een kolon zou hier een te grote scheiding teweegbrengen. De persoonsvorm docet, die beide delen van de zin regeert (utramque sententiae partem aeque regit) geeft een te nauwe samenhang aan, dat dat het kolon op zijn plaats zou zijn (228). Het kolon past ‘na een op zichzelf staand zinsdeel dat door zijn eigen werkwoord geregeerd wordt.’ (228). Aldus Manutius geeft hierbij twee voorbeelden uit Cicero, beide opge- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} bouwd uit een bijzin met etsi, gevolgd door hoofdzin die met tamen begint. Veel wijzer wordt men hiervan niet. Bij nevenschikking van twee (samengestelde) objectszinnen, met samentrekking van de persoonsvorm (sit) van de in de objectszinnen geïncorporeerde conditionele bijzinnen, scheiding door puntkomma. Bij hoofdzin na concessieve bijzin scheiding door dubbele punt. Ook de grammatica's van de 16e en 17e eeuw helpen ons niet veel. Despauterius (1573) spreekt voor het eerst van de puntkomma. Deze is media inter Comma et Colon (Gr. 230). Lipsius in een brief over interpunctie zegt dat de puntkomma een wat grotere respiratio (rust, pauze) aangeeft dan de komma, enz. De nederlandse grammatici Lambrecht (1550), Jacob van der Schuere (1612), Dafforne (1627, geheel steunend op Van der Schuere) spreken alleen over komma, kolon en punt. De puntkomma noemen zij niet, evenmin als Van Heule (1625, 1636), de door Hooft hooggestelde en aanbevolen grammaticus. In de schrijfpraktijk is de puntkomma in de 16e eeuw nog zeldzaam; in de 17e eeuw neemt het gebruik ervan toe. Hooft heeft hem al in Geraert van Velsen (1613) en Granida (1615). ‘In het prozawerk Hendrik de Grote, 1626, dat zich door de taal nog meer ertoe leende, is het Aldiniese vierledige sisteem zorgvuldig toegepast.’ (Greidanus). Maar hoe? Daarmee zijn we terug bij het probleem van noot 1 op p. 234, boven geciteerd. Het volgende is een zover mij bekend eerste poging om enigszins systematisch in een beperkt taalcorpus Hooft's toepassing van het vierledige systeem te bezien. In de 50 brieven aan Wickevoort over een tijd van ruim 6 jaar, heb ik alle dubbele punten en puntkomma's (er zullen mij wel gevallen ontgaan zijn) onderzocht naar hun syntactische plaats. Het resultaat is: 1. Hoofdzinnen door en(de) verbonden: 19 gevallen van dubbele punt zonder samentrekking, 18 gevallen met samentrekking van O (onderwerp), P (persoonsvorm), soms van O en P; 2 gevallen van puntkomma zonder samentrekking, 7 met samentrekking. Het aantal dubbele punten (38) overweegt dus verre dat van de puntkomma's (9). Samentrekking blijkt geen (niet veel) invloed te hebben op het gebruik van dubbele punt; bij de puntkomma is het aantal gevallen met samentrekking groter (7 tegen 2). In ieder geval kan Hooft hier niet alleen dubbele punt, maar ook (minder) puntkomma gebruiken. In het laatste geval is er meer samentrekking. Een vaste regel is niet te bekennen. Het enige dat in dit materiaal duidelijk wordt is dat Hooft hier bij voorkeur de dubbele punt hanteert. Maar ook de komma komt bij nevenschikking door ende meermalen naast de puntkomma voor. Alles kan dus! Wat overblijft is de behoefte om voor ende tussen twee nevengeschikte hoofdzinnen een leesteken aan te brengen, dat primair syntactisch bedoeld is. Twee constructies die als zin kunnen optreden, maar nu als zinslid fungeren, worden van elkaar gescheiden. De ritmische factor, waar Hooft een fijn gevoel voor had, bepaalt verder ws. de keus tussen komma {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} (lichte scheiding), kolon (zware scheiding) en puntkomma (daartussenin zwevend). Overigens kan Hooft ook een nieuwe zin met Ende openen. 2. Nevenschikking van hoofdzinnen door maar, doch. Zonder samentrekking 7 maal dubbele punt, 1 maal puntkomma; met samentrekking 6 maal dubbele punt, 3 maal puntkomma. Derhalve overwegend (al of niet samengetrokken) dubbele punt (13 maal) tegenover 4 maal (al of niet met samentrekking) puntkomma. Het beeld lijkt dus op dat bij de verbinding door en(de): voorkeur voor het kolon, zonder dat invloed van samentrekking te constateren is. Komma vond ik hier niet (wel bij nevenschikking van zinsdelen of delen van zinsdelen). Voor de volledigheid vermeld ik dat Hooft vaak ook een nieuwe zin opent met Maar, Doch, zelfs soms na dubbele punt! (een vb. in brief 1033, nummering Van Tricht, r. 21). 3. Nevenschikking van hoofdzinnen door oft: Geen geval van kolon; 3 van puntkomma, al of niet met samentrekking. Als mij geen gevallen ontsnapt zijn van kolon (of komma) zou hier dus alleen de puntkomma heersen. Waarom is mij niet duidelijk. 4. Nevenschikking van bijzinnen door en, maar, doch, oft; soms ook intonatief (secundaire bijzinnen, ook samentrekking heb ik hier buiten beschouwing gelaten): 6 maal kolon, 26 maal puntkomma. Hier dus een duidelijke voorkeur voor de puntkomma. Misschien vond Hooft op dit niveau de scheiding door puntkomma geschikter. Het gaat hier immers niet om constructies met zinswaarde (O P, P O, en imperatiefconstructies), maar om zinsdelen of delen van zinsdelen. Bij nadere beschouwing van de 6 gevallen met kolon blijkt hier het 1e of 2e lid van de nevenschikking grote lengte te hebben. Men zie bijv. brief 1033: ‘Ik vreeze dat ... brengen: ende dat ...’ (zeer lang 2e lid). Overigens is de komma hier ook meermalen aanwezig. Ik heb, evenals bij 1, omdat ik mij bepaalde tot kolon en puntkomma, deze gevallen niet geteld, maar ze zijn niet zeldzaam. Hooft's interpunctie doet mij hier denken aan die van de moderne scribent, die komma of puntkomma gebruikt zonder precies te weten waarom hij nu het een dan het ander kiest. Zal het zo ook niet met Hooft geweest zijn? De diepe scheiding van het kolon paste hier slechts bij uitzondering; het subtiele verschil tussen komma en puntkomma was in tegenstelling tot dat tussen dubbele punt en komma (nog?) niet aan regels gebonden. 5. Voor Ende gevolgd door inversie: We hebben hier niet met nevenschikking van 2 hoofdzinnen te maken, maar met twee zinnen. Na de eerste volgt de voor Hooft zo typische en veelvuldig voorkomende zin, door Ende ingeleid, waarna inversie volgt zonder dat enig zinsdeel, ook niet een samengetrokken zinsdeel, voorafgaat. De scheiding is voor Hooft zo groot dat men hier, naast de punt, alleen kolon aantreft. Gevoel voor meer of minder semantische samenhang zal de keus bepaald hebben. 6. Twee zinnen, slechts semantisch verbonden door een relatiebepalingswoord (daarenboven, jaa (= zelfs), ook, immers enz.). {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Dit geval is direkt te vergelijken met het voorgaande, en ik vond dan ook 5 maal dubbele punt, slechts 1 maal puntkomma. Ik meen dat Hooft ook hier de syntactische gescheidenheid ondanks semantische samenhang aanvoelde en derhalve de voorkeur gaf aan de zwaardere scheiding van het kolon. 7. Twee zinnen, semantisch samenhangend, zonder relatiebepalingswoord dat dit verband aangeeft (in een enkel geval kan er intonatieve binding zijn): 11 maal dubbele punt, 2 maal puntkomma. Vergelijk 6. 8. Voor uitbreidende bijv. bijzin: 27 maal kolon, 9 maal puntkomma. De zgn. uitbr. bijv. bijzin, die naar de vorm een bijv. bijzin is, maar eigenlijk een nieuwe zin, en sterk verwant is met de geïntercaleerde zin (Mijn vader, die veel rookt: Mijn vader - hij rookt veel -) krijgt terecht een dubbele punt voor zich (wij zetten daar nu vaak een komma) om de scheiding te markeren (voor echte bijv. bijzin zet Hooft in de regel een komma) en tevens de pauze, die hier altijd gerealiseerd kan worden, aan te geven. Toch zet Hooft soms een puntkomma, terwijl ook de komma meermalen optreedt. We zullen dit op rekening van de ritmische factor moeten stellen. 9. Voor bijstelling: 3 maal kolon, 5 maal puntkomma. Een regel is niet te bespeuren. In elk geval wordt de syntactische scheiding van de bijstelling (een soort pred. toevoeging, te vergelijken met een geïntercaleerde zin (Mijn vader, een stevige roker: Mijn vader - hij is een stevige roker -) steeds gemarkeerd. 10. Hoofdzin-bijzin of omgekeerd: 34 gevallen met dubbele punt, 48 met puntkomma. De laatste overweegt dus. Regels zijn niet te geven. Daarnaast vindt men ook de komma (ook na conditioneel-hypothetische bijzin in de vorm van een vragende zin, waarna hoofdzin zonder inversie volgt (een vb. in 1032); ook bij het type conditioneel-hypothetische bijzin aanvangend met Zoo (= Indien) gevolgd door hoofdzin zonder inversie (een vb. in 1033 ... zoo het tegendeel gebeurt is, 't werk voor Atrecht zal ‘er, mijns bedunkens, nae lujsteren,...). Zoals wij thans voor een bijzin al of niet een komma zetten, zo kon Hooft uit drie mogelijkheden kiezen, daarbij vermoedelijk geleid door zijn ritmisch gevoel. 11. Zinnen met nevenschikkend oft, na negatieve ‘voorslag’: Ik vond slechts 1 geval met puntkomma. Een voorbeeld van komma in 1075 begin. Voelde Hooft de verbondenheid van de twee leden (terecht) zo sterk, dat hij kolon niet geschikt achtte? Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk. 12. Voor bijw. bep.: 9 maal puntkomma, 3 maal kolon (waaronder een geval van een nakomende (achteraf toegevoegde) bep., zie 1083: ‘... dat er niet veel op te bouwen viel: inzonderheit ten aenschouw van enz.’). Meestal echter treedt hier komma op, als voldoende markering van dit zinsdeel (de komma is hier puur syntactisch, er is geen pauze). {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} 13. Hieronder vat ik enige bijzondere gevallen samen: a. Achter Neen voor O P: slechts 1 geval, met dubbele punt. b. Voor citaat: 1 geval, met dubbele punt. c. Voor een opsomming van zinsdelen: slechts 2 gevallen, met dubbele punt. d. Voor of na een conjuncte part. constr.: 1 maal kolon, 4 maal puntkomma. Overigens heerst hier de komma. e. Bij nevenschikking van zinsdelen: 1 maal kolon, 3 maal puntkomma. Overigens heerst hier de komma. f. Na conditioneel-hypothetische bep. in de vorm van een wensende zin: geen gevallen van kolon, 6 van puntkomma. Maar ook de komma treedt meermalen op (vbb. in 1022, 1032). Het bovenstaande - het zij met nadruk gezegd - is niet meer dan een voorlopige verkenning, die enig nut kan hebben voor de lezer van Hooft's brieven. Hooft maakt een veel ruimer gebruik van dubbele punt en puntkomma (en komma) dan wij, ook een heel ander gebruik. De lezer moet zich daarvan voortdurend bewust zijn. De puntkomma geeft niet slechts zoals voor ons het eind van een zin aan, die naar zijn inhoud nauw met de volgende zin verbonden is, maar markeert allerlei scheidingen, ook binnen de zin. De dubbele punt kondigt niet slechts een opsomming, een verklaring of een citaat aan, maar duidt allerlei scheidingen aan, die voor Hooft zwaarder zijn dan die bij puntkomma en komma. Aan die overvloed van primair syntactische, maar in hun onderlinge verscheidenheid vermoedelijk secundair ritmisch bepaalde komma's, puntkomma's en dubbele punten moeten wij wennen. Men leze bijv. 1262, een korte brief met 14 komma's die syntactische functie hebben. De brief bestaat uit één zin, besloten met een punt. Mijn' Heere ende Neeve, Gebrek van stoffe, ende U.Eed.Gestr. begeerte dat ik de schuldighe bedankingen achter laate, verbieden mij, bij deezen ijets meer te zeggen, dan, dat, neevens mijn' Hujsvrouw, ik eerbiedelijk, met toelaating van U.Eed.Gestr. de handen kus aan haare welwaarde helfte, ende in U.Eed. Gestr. beste gunste, gelijk meede in die van den Heere Barlaeus, van heelen heeten harte beveel, Mijn' Heere ende Neeve, U.Eed.Gestr. Onderdaansten, ootmoedighsten dienaar, P.C. Hóóft. De opbouw is: aanspreking Mijn' Heere ende Neeve (komma); {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} nevengeschikt onderwerp Gebrek ... laate, bestaande uit 2 door ende verbonden leden: Gebrek van stoffe (komma) en U Eed. Gestr. ... laate (komma); gezegde verbieden, meew. voorw. mij; lijdend voorw. bij ... P.C. Hóóft (punt). Voor het l.v. komma om dit af te grenzen; lijdend voorw. (niet-zinsdeel) bij zeggen: ijets meer dan dat ... ende (dat) ... Hooft heeft een ingewikkelde bouw: de nabepaling bij ijets meer: dan dat ... Hooft wordt afgegrensd door komma ervoor; voegwoord dan (komma ter afgrenzing van de bijzin met voegw. dat); voegwoord dat, de bijzin openend en in de tweede bijzin samengetrokken; na het voegw. dat komma ter afgrenzing van de bijw. bep. neevens mijn' Hujsvrouw; onderw. van de bijzin ik, bijw. bep. eerbiedelijk; bijw. bep. met ... Gestr. afgegrensd door komma ervoor (erna had ook best een komma kunnen staan; deze ontbreekt om onduidelijke redenen); voor ende dat het tweede lid van de nevenschikking inleidt ((dat) (ik) in ... Hooft) komma. Binnen dit tweede lid afgrenzing door komma's van de bijw. bep. gelijk meede in die van den Heere Barlaeus; aanspreking Mijn' Heere ende Neeve tussen komma's; object van de tweede bijzin U ... Hooft vormt het einde van de zin (punt). Tenslotte nog een analyse met het oog op de interpunctie van 958: Mijn' Heere ende Neeve, De vreeze, dat het, met Uwer Ed.gestr. afwezen, weder ujt de gissinge gaen wilde, heeft den wegh gebaent tot zoo veel te grooter genoeghen over Uwer Ed.Gestr. gelukkighe t'hujskoomst. 2. Ende verschijnt deze vreughd niet alleen (naer dat ik ujt schrijven van den Heere Barlaeus verstae) maer verzelschapt met een' andre, naemelijk het aenkoomen van Joffre onze Nichte, Uwer Ed.Gestr. schoonzuster, tot Amsterdam. 3. Waerover wij darren hoopen, dat ‘er haest, tot een’ derde, op volghen zal de eere van Uwer Ed.Gestr. verzoek alhier. 4. Ende komt de jeghenwoordighe gelaeden met gebeden, dat Uwe Ed.Gestr. zich gewaerdighe, ons, met den allereerste, die gloorij te gunnen, teffens met Uwer Ed.Gestr. gemaelinne, schoonzuster, den Heere Barlaeus, ende voorts alle vrienden, die 't Uwer Ed.Gestr. behaeghen zal mede te lejden; om alhier eenighe daeghen te slijten, met slaeken der wightighe bezigheden, die Uwe Ed.gestr. in 't zorghen voor {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Landen en lujden, zoo gestaedelijk bekommert houden. 5. Welke gunst een' knoop te meer zal zijn aen de gehoudenissen, waer door zich eeuwelijk t'uwer Ed.gestr. verplicht vindt, Mijn' Heere ende Neeve, Uwer Ed.Gestr. Onderdaenste, Toegedaenste dienaer en Neef, P C Hóóft. Van den Hujze t.Mujde, 21en Maj, 1639. zin 1: subject De vreeze ... wilde (komma). Binnen het subject de nabep. bij De vreeze: dat ... wilde tussen komma's (de tweede sluit tevens het subject af). Binnen de nabep. de bijw. bep. met Uwer Ed.gestr. afwezen tussen komma's. Daarna loopt de zin verder zonder komma's af (eenvoudige opbouw die geen behoefte heeft aan afscheidingen): persoonsvorm heeft; meew. voorw. ons; lijd. voorw. den wegh; partic. gebaent (samen met heeft gezegde); bijw. bep. tot ... t'hujskoomst, door vast voorz. met gezegde en lijd. voorw. verbonden (de weg banen tot). De bijv. bep. bij genoeghen: over ... t'hujskoomst behoeft ook geen markering; het is geen bijzin met eigen O en P, zoals die achter De vreeze. zin 2: zinsopenend Ende gevolgd door inversie; gezegde verschijnt; onderw. deze vreughd; predicatieve toevoeging bij onderw. niet alleen; geïntercaleerde bijzin naer ... verstae tussen haken; nevengeschikte pred. toev. verzelschapt met een' andre (geen komma voor voegw. maer, omdat de haken al voldoende distantie schiepen); bijstelling bij een andre: naemelijk ... Amsterdam afgegrensd door komma ervoor; binnen deze bijstelling de bijstelling Uwer Ed.Gestr. schoonzuster tussen komma's. zin 3. De uitbreidende bijzin grafisch als nieuwe zin behandeld (hoofdletter). Voor het object dat ... alhier komma; binnen dit object de pred. toev. tot een' derde tussen komma's. zin 4. Voor het begin verg. zin 2; de bijv. bijzin bij gebeden: dat ... houden na een komma; daarbinnen het voorzetselvoorw. ons ... gunnen tussen komma's; binnen dit vzv. de bijw. bep. met den allereerste tussen komma's; de bijw. bep. teffens ... lejden geopend met komma; binnen deze bijw. bep. de leden van de nevenschikking Uwer ... lejden door komma's afgegrensd; de bijv. bep. in het laatste lid die ... lejden door komma ervoor afgegrensd; {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} de finale bep. om ... houden afgescheiden door komma ervoor; binnen deze finale bep. de bijw. bep. met ... houden na komma; binnen de laatste bijw. bep. de bijv. bijzin bij bezigheden: die ... houden met komma geopend. zin 5. Voor het begin vgl. zin 3. Voor de uitbr. bijzin waer door ... Hooft een komma. Hierbinnen de aanspreking Mijn' Heere ende Neeve tussen komma's.   F.L. Zwaan. Roman Road 6 Beit Hanina Jerusalem {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Brieven {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} 368 A Monsieur Monsr Joost Baek A Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.171. * 1 Monsr et frere, 2 Het ongeval van UE vertrek op gister avont wert getroost met een² 3 ander ongeval. Want het verwacht gezelschap niet en is³ 4 gekoomen. Zulx duchte dat ick beter verstaen oft onthouden heb 5 als mijne hujsvrouwe, die meende dat zij zich stip aen dien avont 6 verplicht hadden. Hierinne gaet mijn schrijven aenden H.⁶ 7 Auditeur. UE gelieve hem daer nevens de afschriften van de Reqe, 8 apostille ende daerop gevolght voorschrijven te behandighen; 9 mitsgaeders te doen mijne gebiedenis, gelijk hier bij ben doende 10 aen U E, dien God, met alle de zijne, 11 Monsr et frere, in schut ende scherm houdende goede rejze 12 verleenen wille, naer wensch van 13 U E 14 Gansdienstwen Broeder 15 P C Hóóft. 16 In haeste, vanden Hujze te 17 Mujden, den 18en Julij, 1630.   Lopende zaken. 2 ongeval: tegenspoed; getroost: versterkt (WNT troosten 3285 1). 3 ander: tweede. 6 vgl. 369. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} 369 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 49. Hs. watervlek. T. tekstverlies doordat de pen over de rechterkant gegleden is (r. 20). (Baek: Muyden 1630 den laesten Julj beantw. 5 Augustj) Loont.   1 Monsr et frere, 2 Op gister gins ende weder t' Amsterdam zijnde, sprak t' uwent² 3 aen om UE te bedanken voor de moejte mij te geval inden³ 4 Haeghe gehadt, maer mijn geluk was zoo goedt niet, ende dit⁴ 5 papier tot die plicht verschikt. Niettemin gaf ick UE dienaer de⁵ 6 loopmaeren van de laeste ende naestlaeste weke, die met den Haen, 7 dat is den Franchojs, kraeijen. D' Italiaensche ontfing ick gister, die 8 d'ellenden van Italien breed ujtmeten, ende aen 't Fransch geluk⁸ 9 mede 't hooft ophouden, meldende van eenen schrik in Milaen, die 10 alle 't dierbaerst der haeflijke goederen op 't Slot gedreven zoude¹⁰ 11 hebben. Is dit waer, zoo ziet het daer zujr ujt. De pest woedt daer 12 allomme raezender wijze: ende dreight ergher alsse noch doet. Ick¹² 13 vernam bij mijnen swaegher Cloek nae den brief daer d'Heer¹³ 14 Auditeur af zeide, maer is aldaer, sedert dien van de bouw-¹⁴ 15 betering, van welx ontfang zijne Ed. verwittight is, geen gekomen.¹⁵ 16 'T benieuwt mij, die heel ongewoon ben dat de Haeghsche¹⁶ 17 brieven verloore rejze doen, ende denk hem weder te schrijven, als¹⁷ 18 UE op nieuw derwaerts gaet: vertrouwende dan immers het af-¹⁸ 19 schrift vanden Heere van der Mijle verwerven zult. Mij doet wee 20 dat de boeken vande Rechtsschrift [-] sedert den jaere 1558 tot 61²⁰ 21 juist verloren zijn. Een van mijne voorneemste boodschappen was 22 Griete Proosten te vraeghen, nae den tijdt van 't ombrengen van²² 23 Geele Fij, die zeit dat het in 't jaer 1558 geschiedt zoude zijn, ende²³ 24 zij lange gevangen zat. Waer ujt oordeele dat zij ontrent den tijdt 25 van 't schrijven des Raedsheeren de Waert, zal aengetast zijn, ende²⁵ 26 mits verscheidene ujtvluchten, alle dien tijdt gezeten hebben.²⁶ 27 T' Amsterdam leeft een' vrouw die in schout Willem Dirxzoons 28 hujs gewoont heeft, daer ick ter geleghener tijdt ijets ujt hoop te 29 scheppen. De dingen van Jacob Reael ende hun aenkleven, gaen mij²⁹ 30 aen gelijk het weder, daer ick 't best in wenschen ende niet toe 31 doen kan. Echter bedwing quaelijk mijn ongedult, in 't verlangen 32 naer een' ujtkoomst, met Deventerwaegh ende Bartelt. Maer mijn³² 33 hoop is te beter om datter UE mede bekommert is, ende hoort {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 gaeren ijet goeds. Dank hebt voor d'opening vande zaken inden 35 Haeghe broeijende, zonderling den toeleg op Breda. Alhoewel mij 36 jammert dat ick 't weet, om dat ick 't alleen niet en weet. Zulke³⁶ 37 raedslaeghen moghen tegens de lucht niet. Vallen ze wel ujt, zulx³⁷ 38 wij aen die stadt ende Lingen zijnen mantel quijtraekt, ick zal 't³⁸ 39 voor een troeteltrek der Fortujne houden, die 't hart aen den Prins³⁹ 40 schijnt verhangen te hebben: Lang moet het dujren, tot Heil des⁴⁰ 41 Vaderlants. In Oostlandt woelt het met zulk een' levendigheit, oft⁴¹ 42 het geen' tijdt had om langer te leven, ende een' groote 43 moorddaedigheit op handen waer. Het schijnt oft Vrankrijk ende 44 Sweeden den Caisar hadden laten ten einde zijnen aedem loopen, 45 om hem dan op 't lijf te vallen. Ist waer dat Peru ende Nieuw⁴⁵ 46 Spanjen goudt ende zilver braken bij tonnen teffens, 't zal hem wel⁴⁶ 47 te passe koomen. D. Coster plaght Amsterdam een modderpraem⁴⁷ 48 te heeten, om dattet rondom in moeren lejdt. Roemer saligher⁴⁸ 49 zeid' er tegens dat de natujr voor zijn' vailigheit gezorght had,⁴⁹ 50 had zij zijn' wellustigheit vergeten. Nu zien wij dattet beter is in⁵⁰ 51 een modderpraem goê sier te maken, als op 't harde in de ge- 52 nuchlijkh der bosschaedjen verscheurt, vertreden ende gepijnight te 53 werden, door 't zaeijen van oorlooghe ujt oorlooghe. Ellendighe⁵³ 54 gewesten, die alle overrompeling onderworpen, ende nemmer ujt 55 de paerdevoeten zijn! Een werkelijk jaer wil 't wezen, al doen wij⁵⁵ 56 niet dan toekijken: gelijk men vande Philosophen zeidt. Met wat⁵⁶ 57 verrekijker, ende van wat kijkveer, kanmen 't endt afzien. De⁵⁷ 58 Papisten zullen den Pals ujt de klaeuwen niet slaeken, zoo lang zij⁵⁸ 59 eenen veêr vanden mondt kunnen blaezen. Wij ende ons gelijke 60 zullen geenen kans verkijken, hoe kleen hij is, om dat hok weder in⁶⁰ 61 te krijghen ende de wieken vanden arent te fnujken. De Franchois⁶¹ 62 kan den Mantuaen niet in de pekel laten steken, zonder te waenen⁶² 63 dat de schael die dus lang in 't gewight gehangen heeft, over de⁶³ 64 Spaensche zijde slaet. De hoop van dat overslaen staet den Span- 65 jaert, zonder twijfel, ook zoo zoet voor, dat hij een op al zetten 66 zal, eerze inde assche raekt. De Nieuwenburgher zoude 4 tonnen⁶⁶ 67 schats mede gebraght hebben, ende die aen rijxdalers. Waer toe al⁶⁷ 68 dat geldt, ende hoe heeftmen 't behendelijk konnen voeren?⁶⁸ 69 Vande jonge brujdt verwondert mij niet. Het trouwen is een⁶⁹ 70 koophandel onder meest alle de grooten. Ende de geringen dingen 71 dikwils nae de eere der zelve grootmoedigheit. UE weet hoe de⁷¹ 72 voorneemste onzer stadt plaghten bewijft te wezen. Euripides wist 73 wat anders, als hij zeid, dat de menschen zaligh waeren, die 't wel 74 troffen met huwen, anders, ongelukkigh van binnen ende van 75 bujten. Dit is niet bij geval gekalt. Van binnen, om 't oorlogh in 't {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} 76 gemoedt: van bujten, om dat de huiszaken, dan meenighmael ook 77 verwilderen, oft, zoo men schoon, goedt aenbaggert, men heefter⁷⁷ 78 luttel wils af. De beloften van Carel van Gelder smaken mij niet⁷⁸ 79 qualijk, dewijl ick daer ook wel heb af te vaeren. Niettemin en⁷⁹ 80 denke nauwlijks, dat hij ons ijet geven zal, oft alle de wereld en 81 heeft het in Bor. In 't tweede boek van Tacitus heb ick ijets be-⁸¹ 82 gonnen, mij vindende verknocht UE moejten in 't afschrijven⁸² 83 t' erkennen. Hier bij gaen noch twee smeekschriften aenden Prins⁸³ 84 Willem, ho.ged. ende twee brieven, d'eene van Reinout, d'ander 85 van Henrik van Brederode aen den Schout. Die van Henrik wilde 86 wat zeggen, in dien tijdt. Het schijnt datmen met vertooninge van 87 't groot getal der Liefhebberen in Amsterdam op dat pas, de parthije 88 der Edelen hebbe 't hart onder den riem willen steken, ende 89 d'andere verbluffen. Ick verwacht dubbelt van alles t' uwer E eerste 90 geleghenheit, ende mij gebiedende t' haerwaerts, laete dezelve 91 met alle de haren 92 Monsr et frere, Gode bevolen, blijvende 93 U E 94 Gansdienstwe broeder 95 P C Hóóft. 96 In haeste ujt mijn Toorentjen. 97 den laesten Julij. 1630.   98 Wat ick aen Vanden Vondele schrijf, zal UE konnen zien, daer nae⁹⁸ 99 den brief gelieven te sluiten ende te weghe helpen.   Babbeling over binnen- en buitenlands nieuws. 2 gins ende weder: (op een dag) heen en weer; sprak (ick) t' uwent aen: ben ik bij u aan de deur geweest. 3 mij...gehadt: om mijnentwil in Den Haag gedaan. 4 mijn geluk...niet: ik had tegenspoed: je was uit. 5 verschikt: bestemd. 8 aen...ophouden: (de berichten over) het geluk van Frankrijk ook bevestigen (WNT ophouden 861). 10 alle 't dierbaerst: al het dierbaarste; haeflijke: roerende; op 't slot...hebben: haastig op het kasteel (in veiligheid) zou hebben doen brengen. 12 dreight ergher: dreigt met ergere dongen (WNT 3277 2); alsse noch doet: dan tot nog toe. 13 vernam: informeerde; daer...zeide: waar mijnheer de Auditeur over sprak. 14 Auditeur: Joachim van Mierop; is (...) geen gekomen: inversie na maer. 15 zijne Ed.: de Auditeur; bouwbetering vgl. 371 e.v. 16 'T benieuwt...ben: Het verbaast mij, daar ik er helemaal niet aan gewend ben. 17 verloore (Mem. 3) rejze doen: onderweg verloren gaan. 18 vertrouwende (dat U E) (Mem. 6 en 7); immers: in elk geval; het afschrift: C. van der Mijle bezat veel historische stukken maar gaf de originelen niet uit handen, vgl. 344, 350. 20 de boeken van de rechtsschriften: de criminele rol, d.w.z. de notulen van de vierschaar, afdeling criminele zaken. 22 Griete Proosten: vgl. 362. 23 Geele Fij: in het tweede boek van de Nederlandsche Historiën beschrijft Hooft uitvoerig het lot van deze vrouw en de door haar ten onrechte van ketterij beschuldigde schout Willem Dirckszoon Bardes (1542-1566), vgl. 364; die zeit: dit moet op Griete Proosten slaan, Baek moest deze mededeling van haar blijkbaar verifiëren. 25 Christiaen de Waert, procureur-generaal van de keizer, schreef 31 januari 1555 brieven om de machinaties van Geele Fij te verijdelen; aengetast: aangehouden. 26 mits...ujtvluchten: door verscheidene listen. 29 De dingen enz.: Dr. Jacob Reael, vroedschap enz., ging 19 november 1629 op grote schaal failliet; gaen mij aen: raken mij, ik ben erbij betrokken. 32 Deventerwaegh is misschien de door Elias (Vroedschap I 125) vermelde lakenkoper Dirck Hendricksz. van Cloppenburch gezegd Deventerwaegh, Bartelt was misschien zijn compagnon. Baak had, waarschijnlijk als curator, met de zaak te maken. 36 alleen niet: niet alleen, als enige. 37 moghen...niet: moeten geheim blijven. zulx wij aen die stadt (raeken)...quijtraekt: zodat wij die stad (Breda) krijgen en Lingen zijn wallen verliest: als het ontmanteld was, miste de vijand dit steunpunt. 38 Breda en Lingen (bij Oldenzaal) werden als begeerde grensvestingen dikwijls in één adem genoemd, verg. 356; beide behoorden tot het familiebezit van de Oranjes. 39 een troeteltrek: een verwennerij. 40 't hart verhangen: het hart verpand; moet: moge. 41 Oostlandt: Duitsland; het: onpersoonlijke constructie die in een persoonlijke overgaat: het is er zo'n herrie alsof Duitsland overal haast mee had, omdat er aanstonds moord op grote schaal zal gepleegd worden. 45 Nieuw Spanjen: Mexico. 46 bij tonnen teffens: bij vaten tegelijk (in dit zinsverband wschl. nog niet abstract als maat of bedrag). 47 modderpraem: modderschuit. 48 moeren: moerassen. 49 (Mem. 7); dat: toen. 50 wellustigheit: schoonheid, schilderachtige ligging. 53 door...oorlooghe: doordat de ene oorlog de andere voortbrengt. 55 wil: zal; werkelijk: druk. 56 wat (bep. bij verre- en bij -veer). 57 kijkveer: uitkijkpost (veer: ver). 58 den Pals: Beieren had de Palts bezet, vgl. 379. 60 dat hok...krijghen: allusie op de uitdrukking het hok in hebben: de baas zijn (WNT hok (I) 861). 61 den arent: de Habsburger adelaar. 62 waenen: moeten vrezen. 63 in 't gewight: in evenwicht. 66 eerze: nl. de hoop; De Nieuwenburgher: Wolfgang Wilhelm hertog van Pfalz-Neuburg, 1578-1653 (vgl. 398), zwager van Maximiliaan keurvorst van Beieren, 1573-1651, die de katholieke vorsten in Duitsland, in verstandhouding met de Keizer, aanvoerde. 67 ende die: en nog wel. 68 behendelijk: vlug en handig. 69 FV 133. 71 grootmoedigheit: het WNT geeft de betekenissen edelaardigheid, dapperheid, en trots met synoniemen. Geen van alle past hier met zekerheid. Doordat onbekend is, op welke opmerking van Baak Hooft antwoordt, blijft er veel duister. Ook de toepasselijkheid op de in 364 genoemde huwelijken is onduidelijk. 77 zoo..aenbaggert: of men al rijker wordt (goedt volgens WNT i.v. 56 1 subst. en geen adv.). 78 Carel van Gelder, geb. Antwerpen, overl. Den Haag 1632, welgesteld notaris en agent van de Deense koning aan de Poten in Den Haag. Hij had blijkbaar historische documenten beloofd. 79 daer wel af vaeren: er voordeel van hebben. 81 Pieter Bor, 1559-1635, schreef de beroemde geschiedenis van de eerste helft van de Tachtigjarige oorlog: Oorspronck, begin ende vervolgh der Nederlantsche oorlogen. Hij verscheen van 1595 tot 1635 en loopt tot 1600. Veel belangrijke documenten in extenso. 82 verknocht: verplicht. 83 stukken van C. van der Mijle die Baak voor Hooft overgeschreven had. Vgl. J.C. Breen, P.C. Hooft als schrijver der Nederlandsche Historiën, Amsterdam 1894, o.a. blz. 89. 98 daer nae (zal U E). {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} 370 A Monsieur Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.170. (Baek: Muyden 1630 1 Augustj beantw 5 ditto -) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Gisteren heb ick geschreven, te lange misschien voor U E, te kort 3 voor mij. Want vergeten heb te zeggen dat Jan de Bok mij³ 4 bescheit ujt Brussel brengt, hoe de wentelende lessenaers daer⁴ 5 gemaekt worden bij eenen schrijnwerker, die vande grootste on-⁵ 6 trent vijftigh guldens neemt. Voor dat geldt kanmen al vrij wat 7 lessen ujt goede boeken, hier te lande hebben, ick laet lessenaers⁷ 8 staen. Derhalven zal mij groote gunst zijn, dat ick op 't aller- 9 spoedighst weten moghe, hoe die van Lejden gemaekt is, ende voor 10 wat prijs men der zoo eenen hebben kan. Want zoo mij die niet en 11 voldoet, zal echter aende kostelijke Brabandsche moeten: alzoo¹¹ 12 mij geene andere daer bij te gelijken dunken. Moght ick met eenen 13 de tekening oft schetz daer af op papier zien, dat zoude mij 14 verzekeren, oft het een maxel waere. Want het is quaedt een' kat in¹⁴ 15 een zak te koopen. Hier heeft UE ijet ujt Tacitus. Weet niet oft het 16 smaken zal: maer dit wel dat het in mijnen zin beter aerdt hebben¹⁶ 17 zoude als ick den Latijnschen rok niet alleen ververwen, maar ook¹⁷ 18 het Duitsche maxel geven moght. Niettemin kan wel bezeffen dat¹⁸ 19 UE op deze manier d'invallen vanden schrijver juister vatten zal. 20 Ende dit werk is voor geene anderen, 't en waere ijemanden in 't 21 heimelijk, ende onder verzekering dat het nojt den dagh zien 22 zoude; immers niet met mijnen naem in 't aenzicht.²² 23 God zij met UE ende alle de zijne, aende welke 24 Monsr mon frere, zich dienstelijk gebiedt, 25 U E 26 Gansdienstwe broeder 27 P C Hóóft. 28 Ujt mijn Toorentjen, 29 j Aug. 1630.   Aankoop van een lessenaar. - De moeilijkheid van het vertalen van Tacitus, als {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} men zich geen vrijheid mag veroorloven. De vertaling is uitsluitend voor Baak bestemd. 3 Jan de Bok: een zaakwaarnemer die herhaaldelijk naar de Zuidelijke gewesten reisde, vgl. 500, 517. 4 vVl. tekent hierbij aan, dat de Bibliotheca Thysiana te Leiden er een bezat (1856). 5 van: voor. 7 ick...staen: gezwegen nog van lessenaars. 11 echter: toch; kostelijk: duur. 14 een: hetzelfde; maxel: patroon. 16 beter aerdt hebben: een juistere vorm hebben (WNT aard Suppl. 237 4). 17 den Latijnschen...moght: als ik het Latijn niet alleen (letterlijk) vertalen, maar in Nederlands idioom overbrengen mocht. 18 Niettemin enz.: Baak kende weinig Latijn en trachtte uit Hooft's letterlijke vertaling dat idioom en de gedachtengangen van Tacitus te leren kennen. 22 immers niet: althans niet; in 't aenzicht: op de titel. {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} 371 A Monsr Monsieur Joost Baek, bij 't oude-mannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA CLXXIab. 50. Hs. watervlek. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 De voorspoedt der Franchoizen op de grenzen van Italien verhief 3 mij ook het hart tot halfweghe den hemel. Maer komende tot het 4 overrompelen van Mantua toe, voelde den slagh van die petards op⁴ 5 de borst, ende docht het mij wel een droom te zijn. Noch kan 6 mij quaelijk inbeelden dattet ernst is. Een stadt daer haer Prins 7 binnen is, met zoo veel voks en voorraeds, daer zijn gloorij, 8 staet ende leven aen hangt, die belegert is ende gewoon daeghelijx 9 den vijant onder de vesten te hebben, te bekrujpen, twee petards⁹ 10 aen haer' poorten te klampen, ende dat bij een' zoomersche nacht, 11 juist d'opening grootgenoegh te maken, geen wolfskujlen te¹¹ 12 vinden, daer in te bersten, zonder gekeert te werden, spoedigh¹² 13 gevolght te werden van noodighe meenighte krijsvolx, dat, naer 14 allen schijn, daer nae bij, zich niet heeft konnen verborghen hou- 15 den, willende de reden ende wijze vanden oorlogh daer zoo lange¹⁵ 16 gedujrt hebbende, dat alle gebouw ende geboomte, een goedt 17 stuk in 't ronde zij ujtgerooijt, dunkt mij voorwaer een droom; 18 ende zoo 't vervolght, zeg datter een waeghen met tejrlingen¹⁸ 19 omgevallen is, alle met ses ooghen boven; ende de fortujn der¹⁹ 20 oorlooghe zoo wiltwaeijigh, datter geen gissing ter werelt op te 21 maken is. Veele zouden zeggen datter 't spel mede ujt waer, ende 22 mij dunkt dat deze sprong het eindt deszelven verre jae tot ujt den 23 gezichte toe, doet aerzelen.²³ 24 De loopmaeren met een versch blad ujt Tacitus zijn hiermede²⁴ 25 gescheept. Ende is mij lief dat UE het zoo verre gebraght heeft met 26 afschrijven: verwachtende alle de stukken alsse gereedt zullen zijn. 27 De onleesbaere woorden moet ick dan zelfs ten besten helpen,²⁷ 28 konnende quaelijk overkoomen om de vergelijking te doen.²⁸ 29 Evenwel zal daer toe gedrongen zijn, 't en zij Claes de Metselaer²⁹ 30 mij bezoekt, om 't werk nader t'overleggen ende te besteden.³⁰ 31 'T welk ick UE bidde hem driftelijk te verzoeken ende mij³¹ 32 antwoort te doen hebben, blijvende ondertussen den almoghenden 33 bevolen, {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 Monsr mon frere, ende hartlijk gegroet van   35 U E 36 Gansdienstwen broeder 37 P C Hóóft. 38 In haeste, ujt mijn Toorentjen, 39 den 5en Aug. 1630.   Verrassing van Mantua. - Lopende zaken. Vgl. 356, 372, 373, 374, 398, 400, 403, 417. 4 Gallas bestormde Mantua 18 juli 1630; petards: mijnen, springbussen. 9 onder de vesten: voor de wallen. 11 wolfskujlen: toegedekte kuilen, waarin een spitse paal naar boven wijst, de toenmalige landmijnen. 12 daer in te bersten: naar binnen te stormen (nadruk op in). 15 reden en wijze: theorie en praktijk. 18 vervolght: doorgaat; tejrlingen: dobbelstenen. 19 ende (dat) de fortuin...wiltwaeijigh (is): dat het krijgsgeluk zo grillig (U.W. IV 368) is. 23 aerzelen: achterwaarts gaan, nl. naar de toekomst. 24 zijn hiermede gescheept: gaan hierbij, zijn hierbij ingesloten. 27 zelfs: zelf; ten besten helpen: verbeteren, in orde maken. 28 vergelijking: (purisme voor) collatie. 29 gedrongen: gedwongen; Claes de metselaer, zie 372 e.v. 30 besteden: opdragen. 31 driftelijk: krachtig, voortvarend (van drift WNT 3332 B 2; de vermelding van deze plaats onder driftig 3340 Afl. lijkt twijfelachtig). {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} 372 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 51. (Baek: Muijden 11 Augti 1630 beantw 12 ditto -) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 D'uwe van gisteren ende eergisteren, mitsgaeders de koomste van 3 Claes den Metselaer alhier, hebben mij doen blijken UE vlijt³ 4 daer toe aengewent. Ick heb met hem van verscheide bedenkingen 5 op het werk vallende gehandelt, ende entlijk beslooten in wat wijze⁵ 6 't zelve dient voltrokken, doch met hem ben niet slotsgewijs⁶ 7 overkoomen, alzoo 't houtwerk hier door den gewoonlijken⁷ 8 timmerman liefst gemaekt had, die nu van mij daer op gehoort is, 9 zulx wij 't genoeghzaem eens zijn. Ende naerdien ick voor deez'⁹ 10 tijdt niet ujt kan, als elke ujre, volk verwachtende, zal mij ver-¹⁰ 11 stouten UE de moejte te verghen, van met hem te overkomen ujt 12 mijnen naeme, om alle 't metsel ende steenwerk te maken in 13 maniere, als 't bestek hier nevens gaende, medebrengt. Ick zende¹³ 14 UE met eenen zijn briefken vande beraeminge der kosten in 't 15 geheel. Den vollen eisch van 't welke beloopende gl 650, als men¹⁵ 16 hem toestonde, ende voor 't timmermans werk, 't welk hij begroot 17 op 60 oft 70 gl ten hooghsten, tzamt de loode goote gewaerdeert¹⁷ 18 bij hem op 36 gl, aftooghe gl 106, zoo zoude zijne beraeminge 19 blijven, op 't ujterste genoomen, gl vijfhondert vierenveertig. Voor¹⁹ 20 de welke, indien hij 't aenneemen wil, te leveren, naerkomende²⁰ 21 mijn voors hier nevensgevoeghde bestek, ben te vreede dat UE dat²¹ 22 ujt mijnen naeme inwillighe, ende hem 't bestek doe ondertekenen. 23 'T welck ik daer nae ujtschrijven zal ende hem de getekende²³ 24 wedergaê onder mijn' handt, toeseinden. Edoch gelieve UE te²⁴ 25 dringen zoo veel doenlijk is, om het onder de voors gl 544, te 26 brengen: ende mij binnen twee oft drie daeghen beschejdt te doen 27 hebben. Mooght hem ook aenzeggen, dat, indien hij tot redelijken 28 prijze aenneemt, ick wel van meeninge zoude zijn, de vloer van²⁸ 29 blaeuwe steenen te maken, die ick anders met estrikken roodt ende²⁹ 30 graeuw onverglaest zoude leggen. De pijne, die UE hiermede heeft 31 zal mij altijds verplicht houden. Gezien 't geen UE van Mantua³¹ 32 schrijft, houd ick niet alleen op van wangeloof, maar ook van ver-³² {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 wonderen. Want heeft het daer zoo gestaen, dat de persoon vanden 34 Hartogh, met overleveren van 't Slot, gerujmt had, zoo is de³⁴ 35 vijandt bujten twijfel in voordeel onder de wallen geweest, ende de 36 stadt wel anders benauwt, als de voorgaende tijdingen mede-³⁶ 37 braghten. Zulx het veroveren der zelve niet voor een schielijken³⁷ 38 aenslagh ende verrassinge met den petart kan genomen worden. 39 Ende is zeer vreemt, dat die van binnen ziende hunnen vorst zijne 40 vajligheit aldaer mistrouwen, niet getraght hebben, op voor- 41 waerden, hoe slecht die ook zijn moghten, over te gaen. 'T en zij de⁴¹ 42 belegger verzekert alles in zijner handt te hebben, nae geen ver-⁴² 43 dragh altoos, en hebbe willen luisteren. Vondelen schrijft van 44 20000 zielen, diemen roept daer omgekomen te zijn. Dit is wel te 45 gelooven, ende waere een' fraeije stof voor zijn' penne, om de 46 wreetheit des vijands ten hatelijksten ende ijsselijxten ujt te meeten,⁴⁶ 47 tot vernieuwing, vanden ouwden ende flaeuwenden afkeer. Ick en 48 twijfel niet, oft Italiaen ende Franchojs, en zullen daer hunne konst⁴⁸ 49 aen te kost leggen, met een geschreij om 't heele Christendoom te 50 doen jammeren. Waer ook niet nieuws, dat alle zich dus lang stil-⁵⁰ 51 gehouden hebbende vorsten ende staten, voorneemelijk Paus ende 52 Italiaensche door deze verbittering, anxt ende nijdt gedreven, in 53 ernst te zaemen spanden, ende d'Oostenrijksche meer handen,⁵³ 54 als ojt, op hun hooft kreghen. Maer dit wort mij, misschien, door 55 de zucht tot onze eighene zaeke, dietsch gemaekt. Op 't geen U E,⁵⁵ 56 noopende den aert der twee volken, redeneert, zoude veel te zeggen⁵⁶ 57 vallen. In ernst, in gedult, in gestaedigheit, in aen en endthouden,⁵⁷ 58 wint het de Spanjart den Fransman af: die hem wederom, in⁵⁸ 59 rassigheit, in stoutmoedigheit, in heftigheit, in werklijkheit, ende⁵⁹ 60 aenslaghstichting te boven gaet. Het Spaensch voetvolk steekt het 61 Fransche de loef af: daer 't meeste deel des oorloghs mede gevoert⁶¹ 62 wort. De Fransche Rujterij daerentegens is de braefste te velde,⁶² 63 ende in een werk van waepenen, dat het treflijkste stuk vanden⁶³ 64 krijshandel is. Van bewaeren weet de Spanjaert, ende bij den dujm⁶⁴ 65 te houden de geene die hij met wreetheit en overlast pijnight; van 66 winnen de Franchojs; maer luttel van bewaeren, als te slappelijk⁶⁶ 67 gaede slaende, ende zich te weenigh hoedende voor de geene, die 68 hij met hoon ende dertelheit terght. De Fransche Oversten, houd 69 ick, dat doorgaends, in wijsheit en weetenschap de Spaensche over- 70 treffen. Ende schijnen de Spanjaerts dit gebrek, in zich zelve te 71 kennen, gedooghende zoo dikwils hunne ingeboore trotsheit, ⁷¹ {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} 75 leghen in 't behouden van Napels ende Milan, 't zamt het ver- 76 overen der weerlooze onnozele naekte menschen van Westindien, 77 met zulk een voordeel van waepenen ende paerden: daer de⁷⁷ 78 Franchojzen ouwlinx veele plaetsen van Grieken, Italien, ende⁷⁸ 79 Asien hebben afgeloopen, ende inden middeltijdt, Turken ende⁷⁹ 80 Saracenen in 't Ujterste Oosten bestookt, Constantinopelen, 81 Jerusalem, Cypers verovert, ende veele jaeren bezeeten: waer 82 door hunne naem in die gewesten ten hemel geklommen, ende der 83 wijze vermaert is, dat aldaer alle volken van Europe voor een aen-⁸³ 84 kleef van Vrankrijk gehouden ende Franken geheeten worden.⁸⁴ 85 Maer dit 's van mij d'eene voet in een groote zee gezet, ende⁸⁵ 86 d'ander op landt gehouden, om te rugge te stappen zonder zich te⁸⁶ 87 laten scheepen. Ook wil mijn brief gesloten zijn, met wensche van⁸⁷ 88 alles goeds aen UE ende de zijne, die God in genaede behoede, 89 hartlijk gegroet, 90 Monsr et frere, van 91 U E 92 Gansdienstwen broeder 93 P C Hóóft. 94 Vanden Hujze te Mujden, 95 den 11en Aug. 1630.   Hooft heeft van de Rekenkamer gedaan gekregen dat er een overdekte galerij op de binnenplaats van het Slot gebouwd mag worden, die toegang geeft tot de grote zaal (eerste verdieping) en langs een buitentrap bereikbaar is. Doel: een wachtkamer te krijgen voor de mensen die hem moeten spreken en tot nog toe in de open lucht moesten wachten. Bij restauratie van het Slot omstreeks 1900 is de Middeleeuwse toestand hersteld en de galerij afgebroken. Claes de metselaar was o.a. de bouwer van het Pesthuis bij de Overtoom te Amsterdam, vgl. Jaarboek Amstelodamum 1912. Als bij vele zakelijke aangelegenheden steunt Hooft op zijn praktische zwager Baak. 3 metselaer: een mr. metselaar van Claes' kaliber zou tegenwoordig aannemer of architekt heten. 5 gehandelt van: onderhandeld over. 6 slotsgewijs: definitief, voor het hele werk. 7 overkoomen: overeengekomen (WNT overkomen (II) 1798 2). 9 genoeghzaem: nagenoeg; voor deez' tijdt: nu en vooreerst. 10 als...verwachtende: daar ik ieder ogenblik bezoek verwacht; zal mij verstouten (Mem. 10). 13 in maniere als (...) medebrengt: zoals aangeeft. 15 den vollen eisch...toestonde: (prolepsis) Als men met zijn totale prijsopgave akkoord ging. 17 gewaerdeerd: geschat. 19 op 't ujterste genoomen: ten hoogste. 20 Voor de welke...leveren: (prolepsis) Als hij het hiervoor wil aannemen (leveren); naerkomende: volgens. 21 ben te vreede: ga ik akkoord ermee. 23 ujtschrijven: overschrijven. 24 wedergaê onder mijn' handt: afschrift, door mij ondertekend; Edoch enz.: afdingen laat Hooft graag aan Baak over. 28 van meeninge: van plan. 29 blaeuwe steen: Namense natuursteen; estrik: gebakken vloertegel. 31 Gezien, vgl. 371: Hooft's aan ongeloof grenzende verbazing over de eerste berichten van de gelukte verrassing van M. 32 houd...wangeloof: houd ik niet alleen op, het niet te geloven. 34 gerujmt (intr.): er vandoor gegaan. 36 wel anders benauwt (geweest): veel erger in 't nauw gedreven geweest. 37 voor (...) genomen kan worden: opgevat kan worden als. 41 op voorwaerden overgaen: een overeenkomst (capitulatie) sluiten. 42 verzekert (als hij was). 46 des vijands: Habsburg, in dit geval Oostenrijk. 48 Italiaen ende Franchojs: Italiaanse en Franse dichters, schrijvers, nieuwsverspreiders. 50 Waer: Het zou zijn; nieuws: verbazingwekkends. 53 meer...kreghen: zich meer vijandschap berokkenden (WNT hand 1756). 55 zucht: hartstochtelijke liefde. 56 noopende: over, wat betreft; redeneert: betoogt (WNT redeneeren 918 3 a). 57 endthouden: aanhouden, hardnekkig op zijn stuk staan (WNT einde 4031). 58 wederom: daarentegen. 59 rassigheit: snelheid; werklijkheit: ijver. 61 daer (...) mede: waarmee, nl. het voetvolk. 62 braef: dapper; te velde: die ergens ter wereld in 't veld staat. 63 een werk van waepenen: een strijdvorm. 64 krijshandel: oorlogvoering (assimilatie veelvuldig in dit woord); bewaeren: verdedigen (v.e. stad); bij den dujm houden: onder d.d.h. 66 winnen: veroveren; als slappelijk gaede slaende: doordat hij te nonchalant het oog houdt op en te weinig op zijn hoede is voor degenen die hij (tot verzet) tergt met schoffering en losbandigheid (gaede slaende kan ook intrans. gebruikt zijn: op de zaken passen, waakzaam zijn). 71 gedoogende...trotsheit: daar hun aangeboren trots zo dikwijls verdraagt (Spinola b.v. was een Italiaan). 77 voordeel: overwicht; daer: terwijl. 78 ouwlinx: in de Oudheid, nl. de Galliërs. 79 afgelopen: afgestroopt; inden middeltijdt: in de Middeleeuwen, nl. tijdens de Kruistochten. 83 der wijze: zodanig, zo. 84 aenkleef: aanhangsel. 85 Maer dit enz.: ik waag me niet verder met dit betoog. 86 zich te laten scheepen: aan boord van een schip te gaan. 87 wil...zijn: is eraan toe, gesloten te worden. {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} 373 A Monsieur Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.169. (Baek: beantw 14 augustj 1630 -) Loont.   1 Monsr et frere,   2 Alhoewel ick ducht, het UE te veel te maeken, met overlast van 3 brieven, kan echter niet ledigh staen, dezelve op 't spoedighste te³ 4 verstendighen, dat aen d'overgezonde papieren ontbreken drie 5 briefkens op een oort van een bladt ijder geschreven bij de handt⁵ 6 vanden Raedsheer Christiaen de Waert, inden Jaere 1555, die van 7 groot verlank zijn, inde zaek van Geele Fij, ende UE derhalven 8 gelieve op te zoeken eer zij wijder dwalen, oft mits hunne kleenig-⁸ 9 heit t'zoek raeken. Ick dank UE hooghlijk voor de afschriften van 10 d'andere stukken, ende reeds genoome moejte om Claes van Delft 11 te spreken, van wien binnen 2 oft 3 daeghen UE bescheit ver- 12 wachten zal. 13 De loopmaeren vertellen ons veel van Mantua, 't een luttel met het 14 ander over een komende, ende leg ons toe noch eenighe daeghen,¹⁴ 15 met sprookjens gespijst te werden; welverwondert zijnde, dat 16 heden geen schrijven van Monsr Bartolot verneem; 't en zij hij nae¹⁶ 17 't Bijdelmeer drieghende, gelijk gezeit wort, van daer eens in 18 persoon denkt over te springen. Moght de loopmaer noopende de 19 Fransche zaeken geloofwaerdigh zijn, 't moght een hartzalf op het¹⁹ 20 zeer van Mantua strekken. Ick wil ten besten hoopen ende U E²⁰ 21 Monsr et frere den almoghenden bevolen laeten, naer hartlijke 22 groete ende gebiedenis, van 23 U E 24 Gansdienstwen Broeder 25 P C Hóóft. 26 Ter vlught, van 27 den Hujze te Mujden 28 den 12en Aug. 1630. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Lopende zaken. 3 kan (ick); dezelve: UE (Mem. 1). 5 oort: kwart. 8 mits: door. 14 leg ons toe: beloof ons, verwacht. 16 nae 't Bijdelmeer drieghende: (elliptisch) van plan zijnde, over te wippen naar de Bijlmermeer (driegen is een variant van dreigen, dat hier zijn oorspronkelijke betekenis van iets onaangenaams aanzeggen verloren heeft. Vgl. 385 en 417 ‘wanneer UE naeden Haeghe denkt’). 19 hartzalf: balsem voor het hart, troost. 20 strekken: dienen als. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} 374 (P.C. Hooft aan J. Baek.) Origineel. UBA II C 13.168. Hs. enkel blad, dat op twee verschillende formaten gevouwen en bij 375 ingesloten geweest. 1 Monsr et frere,¹   2 Den dekker van dezen slingerd' ick gisteravont af, om de reden daer² 3 aengewezen. De Veerman hier gebleven zijnde door 't harde 4 weder ende scheuren van zijn zeil, heb tijdt gevonden, om de 5 bijgaende overzetting ujt Tacitus te voltrekken. Hoope dat zij in 't⁵ 6 midden haer kromtongen wat verleert zal hebben, mits UE mij⁶ 7 ontslaet vanden bandt der woorden, die Hasius grondigh verklaeren⁷ 8 kan. Ook heb ick de nevensgevoeghde stukken tegens Bor⁸ 9 vergeleken, ende eenigh verschil van verlank gespeurt, dat mij⁹ 10 beweeght d'afschrift te verzoeken, om tegens dien pas te bewaeren;¹⁰ 11 denkende hiermede bujten noodt te zijn van U E, in al een' wijle te¹¹ 12 quellen. 13 Graef Ernst zeggende heden van Harlingen met zijne gemalinne¹³ 14 afgevaeren te zijn, was thans hier, om 't hujs ende plantaedje te¹⁴ 15 bezightighen, alzoo zijne Gen. tot Ujtrecht ten Duitschen Hujze,¹⁵ 16 ende in de Baronnij van Liesvelt, doende is, met bouwen en 17 planten. Dezelve verklaerd' het op Amsterdam gemunt te hebben,¹⁷ 18 maer dattet inden windt was. Ick zeide van waeghens: daer zijne¹⁸ 19 Gen. op antwoorde geen' bootschap aldaer te hebben, ende der-¹⁹ 20 halven zijnen wegh op Ujtrecht te zullen vorderen. In 't wandelen²⁰ 21 beklaeghd' ick het verlies van Mantua. Zijn' Genaede zeide dat²¹ 22 noch niet aen te neemen, ende geen' maniere te zijn datmen be-²² 23 bij beladdering legherde steden bij escalade veroverde, dat ook de brieven van 24 Venetien daer af noch niet en melden. Waer op ick voeghde, hoe²⁴ 25 mij anders bericht was ende 't schrijven van daer dien ramp beves- 26 tighden, maer d'omstandigheden al anders afmaelden, zulx de²⁶ 27 vijandt binnen verstant hebbende aenden wal scheen geweest te²⁷ 28 zijn, mits de Hartogh met hem verdongen, ende in veiligheit tot²⁸ 29 Verona oft Ferrara gelejdt was. Doen scheen zij 't geloof te geven:²⁹ 30 ende is voorts vertrokken. 31 Hier ontfang ick schrijven van mon frere Bartolot, met d'Ita-³¹ 32 liaensche nieuwmaren, zonder stuxgewijze ende met klaerheit te³² 33 spreken van de verovering van Mantua. In tijdingen ismen altijds 34 een bakken ten achteren: ende nu mijn meeste verlangen nae³⁴ 35 't geene de Franchojzen, Venetianen ende Paus zullen bijder handt 36 neemen. Doch mondt mij qualijk ujt de voors nieuwmaren te³⁶ 37 lezen, dat de Paus, op 't laeste maeken van Cardinaelen aen zich³⁷ 38 gehouden hebbende, in tijdt ende wijle, noch eenen tot die waerdig- 39 heit te noemen, alsnu verklaert heeft Cardinael den Bisschop van {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} 40 Sivilien. Zulx datter de Spanjart schijnt de vreez in te hebben; ende⁴⁰ 41 jeghenwoordelijk een gelukkigher jaer, als 't voorgaende. Dit 's 't⁴¹ 42 beloop vande werelt, ende ick 43 Monsr et frere,   44 Ter ijl. 13 Aug. 44 U E 45 Gansdienstwe Broeder 46 P C Hóóft. 47 Heden is mij de brief vanden⁴⁷ 48 H. Auditeur Mierop geworden, 49 zijnde, zoo 't schijnt bij afwezen 50 van mijn' swaegher Cloek 51 verzuimt te bestellen.   Over het vertalen van Tacitus. - Bezoek van Ernst Casimir. - De val van Mantua. - Benoeming van kardinalen. 1 dekker: briefomslag (WNT dekker 2383 2); daer: in deze, de brief. 2 De Veerman...zijnde: Doordat de veerman (op Amsterdam) hier gebleven is. 5 zij: de overzetting. 6 kromtongen: krom praten, koeterwalen; mits...woorden: daar u mij toestaat vrij te vertalen. 7 Hasius (niet gevonden, was blijkbaar classicus). 8 nevensgevoeghde: bijgevoegde; tegens: met. 9 verschil van verlank: belangrijk onderscheid. 10 verzoeken, nl. aan Baak; tegens dien pas: tegen die tijd (dat ik eraan toe kom). 11 denkende...quellen: in de mening dat dit voorlopig het laatste is waarmee ik u lastig hoef te vallen. 13 zeggende: die zeide. 14 thans: zo pas. 15 alzoo...Hujze: omdat zijne Genade te Utrecht bij het Duitsche Huis (vgl. 154, 155). 17 het...hebben: naar Amsterdam te willen reizen. 18 inden windt: tegen de wind in. 19 aldaer: te Amsterdam. 20 zijn weg vorderen: zijn reis voortzetten. 21 beklaeghd' ick: bejammerde ik. 22 geen' maniere te zijn: dat er geen methode bestond. 24 niet: niets. 26 afmaelden: afschilderden. 27 zulx: nl. dat; binnen: in de stad; verstandt: verstandhouding; aenden wal: aan, voor de stadsmuur. 28 mits: daar; met hem verdongen (was): een overeenkomst met hem had. 29 zij: zijn' Genaede (vr.). 31 Hier: Toen ik zo ver was. 32 stuxgewijze: in bijzonderheden. 34 een bakken ten achter: het brood is dus oud; ende nu (is). 36 Doch...quaelijk: maar het smaakt, bevalt mij slecht. 37 op 't maeken...hebbende: nadat hij zich bij de laatste kardinalenbenoeming voorbehouden had. 40 Zulx...hebben: Zodat Spanje zich gevreesd schijnt gemaakt te hebben. 41 een gelukkigher jaer (schijnt te hebben). 47 de brief van den H. Auditeur, vgl. 369. {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} 375 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.167. N.B. schetsje in margine. (Baek: Muyden 15 augti 1630 beantw 17 ditto -) Loont.   1 Monsr et frere,   2 UE aengenaeme vanden 13 ende 14en, heb ick heden ontfangen, 3 waer op tot Antwoort voeghe belangende mr Claes den metselaer,³ 4 dat ick het werk niet altoos beswaert en heb ujtgezeidt met een⁴ 5 {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} blaeuwesteenen knoop boven aen den trap te stellen, gelijk onder⁵ 6 getekent was. Want dat ick vande vloer gesproken heb, zoude⁶ 7 bujten betaelt worden. Wel is waer dat ick begeert heb de hein-⁷ 8 mujr vanden trap (die hij getekent had, als de bovenste form hier op 9 de kant) gemaekt te hebben, gelijk d'onderste form. Maer en kan 10 niet denken, dat hij dit voor beswaernis rekent. Ende is zijn 11 overslagh alhier geweest, gelijk 't bijgaende sedelken ujtwijst¹¹ 12 gl 570. Waer bij gevoeght gl 36 voor de loodegeute, komt gl 606, 13 die hem in 't gedacht leggen. Indien hij andere reke gemaekt heeft, 14 moet hij abujs zijn. Niettemin hij is in zijn geheel, zijnde niet ten¹⁴ 15 vollen overkoomen; ende als 't anders waere, zoude mij noch¹⁵ 16 leedt zijn hem te bekoopen. Indien hij nu echter te vreede is, voor¹⁶ 17 de voors gl 570, 't welk 20 gl meer is als zijn eerste beraeminge, 18 ende voorwaer genoegh voor de beswaernis vanden heinmujr 19 vande trap, ende 't leggen vande vloer, blijvende de vloersteenen¹⁹ 20 bujten te bekostighen. Zoo ben ick te vreede, dat de mujr maer²⁰ 21 1 1/2 steen, dik zij, tot op de hooghte van acht voeten, de rest een 22 steen. Oft hij indien hij de gl 606 vol ujt begeert zoo moest hij 23 immers de loode geute bekostighen. Entlijk indien UE met hem²³ 24 kan overkomen tot gl 570 zonder loode goote, oft gl 606 met de²⁴ 25 zelve, zal mij aengenaem zijn. Ende gelieve UE in zulken gevalle²⁵ 26 mijn ontwerp te veranderen noopende de 1 1/2 steen, ende daer bij²⁶ 27 te voeghen 't arbejdsloon van 't vloeren: ende 't zelve voort in 't²⁷ 28 net te doen stellen, ende ondertekenen, mij met een verwittighende 29 wanneer hij overkomen zoude om in 't werk te treden: alzoo de²⁹ 30 Timmerman zich daer nae reghelen moet. Zoo mr Claes hier niet³⁰ 31 toe verstaen en kan, zoud het mij, die der Graeflijkheit als mijn'³¹ 32 rijker zijnde, niet garen geven zoude, te hooghe loopen, ende {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 benoodighen nae eenen anderen metselaer te zien, alhoewel met³³ 34 verdriet om der oude kennisse ende geneghenheit wille. 35 Ist dat UE der eenen heeft oft weet, daer redelijk mede te handelen 36 is, zoude mij gunst geschieden, dat UE deszelven gront alsdan eens³⁶ 37 peilde, ende mij liet weeten waer voor hij 't werk zoude willen 38 aenneemen. Doch als 't noch op een pondt vlaemsch of twee aen-³⁸ 39 quam, zoud het liefst met mr Claes voleinden.   40 Mij is lief, dat de brieven vanden Raedsheer de Waert behouden 41 zijn, en de d'afschriften gedaen, ende zal pooghen UE goede 42 geneghenheit ende vlijt, naer behooren t' erkennen, in 't geene⁴² 43 verstaen zal haer aengenaem te wezen. Ondertussen naer dank- 44 zegging ende hartlijke groetenis, dezelve met Joffre ma Soeur ende 45 alle die UE lief zijn, Gode bevelende, blijf 46 Monsr et frere, 47 U E 48 Gansdienstwillighe broeder 49 P C Hóóft. 50 Zoo UE eenen anderen metselaer spreekt, zoudt hem konnen de 51 bijgevoeghde tekening toonen, doch het onderscheit van de trap- 52 heiningmur aenwijzen. 53 Vanden Hujze te Mujden, 54 15 Aug. 1630.   Verbouwing van het slot. 3 voeghe: moge passen. 4 ujtgezeidt: behalve. 5 knoop: knop, rond uitsteeksel (WNT knoop 4765); onder: onderaan. 6 dat: wat. 7 bujten: apart, buiten de aanneemsom, vgl. r. 20; heinmujr: afscheidingsmuur (WNT heinen 481). 11 overslagh: raming (WNT overslag 2013); sedelken: ceeltje, briefje. 14 hij is in zijn geheel: hij is nog vrij; zijnde...overkoomen: daar hij het niet volledig (met mij) eens is bij de onderhandeling, vgl. r. 25. 15 ende als...waere: en als hij wèl gebonden was. 16 bekoopen: afzetten; te vreede is: akkoord gaat (WNT tevreden 1744 2); de met Indien beginnende zin is een voorwaardelijke bijzin bij de op r. 20 met Zoo beginnende hoofdzin. Ze zijn echter door een punt, gevolgd door een hoofdletter, gescheiden. 19 blijvende...bekostighen: daar de vloerstenen buiten de aanneemsom betaald moeten worden. 20 ben ick te vreede: ga ik ermee akkoord. 23 immers: in elk geval. 24 tot: op een bedrag van. 25 in zulken gevalle: in dat geval. 26 noopende: betreffende. 27 voort: meteen. 29 overkomen: hier komen. 30 hier niet toe verstaen: dit niet goed vinden, hiermee niet akkoord gaan. 31 die...zoude: die de Grafelijkheid, die rijker is dan ik, niet graag iets cadeau zou geven (hetgeen gebeuren zou als Claes boven de door de Rekenkamer goed te keuren begroting zou gaan: het verschil zou voor Hooft's rekening komen). 33 benoodighen: noodzaken. 36 deszelven gront peilde: hem aan de tand voelde (WNT peilen 945 2 b γ). 38 een pond Vlaams = zes gulden. 42 erkennen...wezen: vergoeden met hetgeen ik vernemen (of begrijpen) zal dat u welkom is. {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} 376 Mijn Heere Mijn Heer P.C. Hooft Drost van Muijden. Origineel. UBL. Pap 2. 1 Mijn Heer;   2 Tot verscheidene reisen meen ick U.E. onderhouden te hebben met² 3 de gedachtenisse van Doctor Donn, tegenwoordigh Deken van³ 4 St Pauls tot Londen, ende, door dat rijckelick beroep, volgens⁴ 5 't Engelsch gebruijck, in hooghen aensien; in veel hoogher, door 6 den rijckdom van sijn gadeloos vernuft, ende noch onverge-⁶ 7 lijckelicker welsprekenheit op stoel. Eertijds ten dienste vande⁷ 8 groote te hove gevoedt, inde werelt gewortelt, inde studien⁸ 9 geslepen, inde poesie vernaemt, meer als ijemand. Van die groene⁹ 10 tacken hebben veel weeldrige vruchten onder de liefhebbers leggen 11 meucken, diese nu bijnaer voor verrott van ouderdom uijtdeijlen.¹¹ 12 Mij zijnse voorden besten slagh van mispelen terhand geraeckt, by¹² 13 halve vijf en twintighen, door toedoen van eenighe mijne be-¹³ 14 sondere Heeren ende vrunden van die natie. Onder de onse hebb¹⁴ 15 ick geene konnen uijtkiesen, diese voor U.E. behoorden mede-¹⁵ 16 gedeelt te werden, slaende dese dichter ganschelick op U.E.¹⁶ 17 manieren van invall ende uijtspraeck. In prose docht het mij min¹⁷ 18 gevoechelick, 'ten ware bij monde, ende meer omspraecks: hoewel¹⁸ 19 ick bekenn de stoffe soo doorgoed te wesen, datse oock versmolten,¹⁹ 20 sonder fatsoen behaeghelick blijft. In dicht hebb icker dese twee²⁰ 21 stalen af geavontuert. U.E. nemese voor schaduwen van schoone²¹ 22 lichamen, bij (dat ergher is) belemmerden sonneschijn. Want dese²² 23 swacke stralen schiet ick noch maer door 't gedrang van soo veel²³ 24 andere bekommeringen: die flickeren daer voor als 'tlindeloof in 25 mijn laen; en maken all bevende trecken van stracke voorbeelden. 26 U.E. goede gissingen alleen staen mij te baet te roepen: ende verr²⁶ 27 bedriegh ick mij, oft U.E. sal ijet voordelighs besluijten vanden 28 leew, uijt dese naghelen. Mij lust'er wat bescheijts af te sien ter²⁸ 29 bester stade van U.E. die mij desen inbreuck van sijne beter 30 gedachten te goede houde. Ick ben 31 Mijn Heer: 32 U.E. gansch dienstwille 33 C Huygens. 34 In 's Gravenhage, den 35 17en Augti 1630. {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} Huygens stuurt enige vertalingen van gedichten van John Donne (1572-1631), deken van St. Pauls te Londen. Hij had hem in 1622 ten huize van de familie Killigrew leren kennen. Hij schrijft, waarom hij ze in de eerste plaats aan Hooft zendt en in dichtvorm. Hij vergelijkt zijn vertalingen met ‘schaduwen van schone lichamen bij belemmerde zonneschijn’. Later herdenkt hij Donne in zijn De vita propria sermones II, 170-175 (W. VIII, 208): Te, maxime Donni, Omnibus antefero, divine vir, optime Rhetor, Prime Poetarum: O, quoties sermonibus illis Aureolis, quos vel privatos inter amicos Vel de suggestu, Praeco facunde, serebas, Intereram, quo me visus sum nectare pasci! U, machtige Donne, Kies ik voor allen, gij hemelse zangheld, voortreffelijk rhetor, Eerste der dichtren bent: hoe dikwijls mocht ik bij die reednen Gouden van taal, die gij hieldt of onder vrienden persoonlijk Of van het kanselgestoelt, gij, vloeiend prediker, uitspraakt, Luisteraar zijn, met godenspijs, docht mij, mocht ik mij sterken. (vert. D.K. Fzn.) 2 Tot...reisen: Verscheidene malen; U.E. onderhouden te hebben: u bezig gehouden te hebben (met u gesproken te hebben) (Br. I, 489 n. 2). 3 gedachtenisse: de herinnering, mijn herinneringen aan. 4 rijckelick: eervol (WNT rijkelijk 292). volgens...gebruijck: naar Engelse traditie. 6 gadeloos: weergaloos. 7 op stoel: op de kansel; Eertijds: tegenover tegenwoordigh, r. 3; ten...gevoedt: voor de dienst van de aanzienlijken opgevoed aan het hof. 8 in...gewortelt: geheel vertrouwd met de wereldse zaken, man van de wereld. 9 geslepen: ervaren, bekwaam; vernaemt: vermaard; die groene tacken: dat jonge talent (van de jonge Donne). 11 meucken: murw, zacht worden; bijnaer voor verrot: in bijna verrotte toestand. 12 voorden...mispelen: als het beste soort mispels (deze worden in bijna rotte toestand gegeten, vgl. 289; bij halve vijf en twintighen: bij plukjes, kleine hoeveelheden (WNT half (I) 1594: een half vijfentwintig, t.w. vijfentwintigtal) = dertien, een dertiental; WNT vijfentwintig 565 geeft o.a. dit citaat. Maar ‘bij dertientallen’ is hier toch wel vreemd. Huygens vertaalde in totaal achttien Donne-gedichten (zie W. II, 214-217, 255-272). De betekenis zal hier wel zijn: bij kleine hoeveelheden. 13 eenighe...vrunden: enige Heren met wie ik intiem bevriend ben (besondere WNT bijzonder 2682 6); wellicht op te vatten als schertsend meervoud van de boven brieven niet ongewone vocatief ‘Heer en Vriend!’ 14 de onse: nl. natie. 15 voor U.E.: eerder dan (aan) u. 16 slaende...uijtspraeck: daar deze dichter geheel overeenkomt met (aansluit bij) uw manieren van denken en uitdrukken (uw soorten invallen, vondsten en uw wijze van uitdrukking). 17 het: ze u mee te delen. 18 gevoechelick: passend; 't en...omspraecks: tenzij mondeling en met meer woorden (WNT omspraak 569 omschrijving; cit. uit Huygens). 19 bekenn: moet zeggen; de stoffe: de stof, met materiaal (zie de beeldspraak versmolten enz.); oock versmolten: zelfs in gesmolten toestand. 20 zonder fatsoen: zonder vaste vorm, nl. dichtvorm; twee stalen, nl. Aende Sonn (van 8 aug.) en De verstelling (van 14 aug.). Zie W. II, 214, 215. 21 geavontuert: gewaagd te maken. 22 dat: wat. 23 schiet...voorbeelden: breng ik nog slechts voort door de menigte van zoveel andere beslommeringen heen; die bewegen daarvoor heen en weer zoals het lindenloof in mijn laan (het Voorhout waar Huygens woonde) en maken niets dan (allemaal) bevende lijnen van strakke voorbeelden (voorbeelden met scherpe contouren). Het beeld is niet eenvoudig en ook niet strak volgehouden. Waar het op aankomt, het tertium comparationis, is: Zoals de zonnestralen belemmerd door de bewegende lindebladen daarvan bevende schaduwen op de grond werpen, zo brengt het zonlicht van mijn geest, belemmerd door vele bekommeringen, geen vaste schaduw voort van de gedichten van Donne (de stracke voorbeelden), maar niets dan bevende lijnen daarvan. Als het beeld consequent was volgehouden, zouden de bekommeringen afgeschaduwd moeten zijn. De sprong zit dus hierin dat plotseling de voorbeelden optreden en door de zon, Huygens, hun inadequate schaduwen krijgen vanwege de belemmerende bekommeringen van zijn geest. 26 U.E....roepen: Ik kan alleen uw goede berekeningen (taxatie) (nl. omtrent de stracke voorbeelden, de originele gedichten van Donne) te hulp roepen; ende...naghelen: en ik moet me wel heel erg vergissen of gij zult iets goeds concluderen (als gij niet...concluderen) omtrent de leeuw uit deze nagels (vertaling van het Latijnse gezegde ex ungue leonem, nl. pingere: naar de klauw de leeuw zich scheppen, d.i. uit een lichaamsdeel tot de vorm van het gehele lichaam concluderen; gezegde door Plutarchus, De defectu oraculorum 3 (410 C) aan Alcaeus (ong. 610 v.Chr.), door Lucianus, Hermotimus 54 aan Phidias (geb. 500 v.Chr.) toegeschreven.) 28 Mij...sien enz.: Ik zal er graag iets over horen als de gelegenheid gunstig is voor u, die mij ten goede houde deze storing van uw betere gedachten. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} 377 Eerentfe voorse seer discrete Heere Joost Baeck, Coopman T' Amsteldam. Origineel. KA CLXXIac 52. Port.   1 Mijn Heer; Den Heere Hóóft weet ick niet vaster te besticken dan¹ 2 door U.E. beleeftheit. Deselve bevele ick de dobbele moeijte, van 3 dit te lesen ende te bestellen. Will U.E. vande helft verlicht wesen,³ 4 d'ander is met eenen drop lacks te boeten. U.E. schuijve het pack⁴ 5 ongesien vande hand. Ick blijv'er niettemin voor ⁵   6 U.E. Dienstwille vrund 7 C Huygens. 8 'sGravenhage, den 9 17en Augti 1630.   Huygens verzoekt Baak iets (de Donne-gedichten) aan Hooft te doen toekomen. 1 Den...beleeftheit: Ik weet geen zekerder methode om de Heer Hooft te bereiken (treffen, vinden) dan door uw vriendelijkheid (vriendelijke tussenkomst). WNT bestikken 2162 geeft niet de hier vereiste betekenis; vermoedelijk is bestikken in bet. identiek met stikken in de zin van: vinden, treffen (WNT stikken (IV) 1674), o.a. citaat uit Huygens' Dagh-werck (vs 632, uitg. Worp, Ged. III, p. 66). 3 bestellen: bezorgen, aan de geadresseerde doen toekomen; de helft: van de dobbele moeijte, nl. het lesen. 4 d'ander: de andere helft, nl. het bestellen; is...boeten: kost u niet meer dan een droppel lak (verzegeling bij verzending). 5 ongesien: ongelezen; er...voor: met dank ervoor {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} 378 A Monsieur Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.166. Met een mande, Loont.   1 Monsr et frere,   2 Gisteravont braght mij UE schrijven de boodschap, van 't vol-² 3 trekken der handelinge met Claes van Delft, die UE eenen arbejdt 4 gekost heeft, daermen schier een half bestandt tussen ons ende⁴ 5 den Spanjaert meê maeken zoude, als wij hem in zijne graegheit⁵ 6 te gemoete quaemen. Indien UE nu noch de verdraghschriften 7 volghends mijn schetz, met behoorlijke verandering gelieft in te⁷ 8 stellen, ende getekent over te zenden, met weete wanneer men in 't⁸ 9 werk te treeden hebbe, zoo word ick op nieuw UE schuldigh 10 eenen dank van meerder geduirigheit, als 't zoomerooft, dat bij¹⁰ 11 dezen derwaerts gaet. Niettemin vertrouwe, dat de goede 12 geneghenheit zal boeten, 't geen aende waerdij van zoo gering een' 13 gifte ontbreekt. 14 Het zal onnoodigh zijn, op morghen de loopmaeren herwaerts te 15 zeinden, alzoo mon frere Bartolot mij heden vergastende met zijn'¹⁵ 16 swaegher Schujl, een' zak met tijdingen over heeft gebraght, daer¹⁶ 17 tweederleij Neder-Duitsche onder waeren, ende een brief vanden¹⁷ 18 Geheimschrijver des Ambassadeurs van Vrankrijk, lujdende, vande¹⁸ 19 overvalling van Mantua, la quelle est si estrange, qu' elle passe au¹⁹ 20 delá de l'imagination. Het zonderlingste van alle het nieuws, is 't 21 geen dezelve zeit van Brussel geschreven te worden, que le Prince²¹ 22 Cardinal d'Espagne y est attendu, pour tout le mojs d'Octobre, 23 afin de s' instruire, soubs l' Infante, au gouvernement des provinces 24 de dela; et qu' il y a beaucoup a Philosopher sur celá. Zijn gesel-²⁴ 25 schap ende 't lezen van zoo veele tijdingen hebben mij te diep inden 26 avont gevoert, om dezen te verlengen. Waer over UE ende²⁶ 27 Joffre ma Soeur, met alle die UE E lief zijn, Gode bevele, nevens 28 groete ende gebiedenis, 29 Monsr et Frere, van   30 U E 31 Gansdienstwen broeder 32 P C Hóóft. {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 De Hartogh van Savojen schijnt voor 34 gewis, overleden. Daer ick luttel³⁴ 35 voordeels bij reken.   36 Ter vlucht, vanden Ht 37 Mujden. 18 Aug. 1630.   38 Mijn' hujsvrouwe plukkende de prujmen, terwijl ick dezen ben 39 schrijvende, komt mij op het slujten zeggen, datze quaelijk 40 zendbaer zijn, mits de nattigheit. Niettemin, alzoo 't hier 41 daeghelijx reghent, ende onzeker is, oft het weder zich bekeeren 42 zal, laten deze voortgaen met bede, dat UE eerstdaeghs gelieve, de⁴² 43 weêrgaên alhier in volle varsheit te komen proeven. Waer aen ons⁴³ 44 gunste geschieden zal.   De onderhandelingen over de verbouwing, lopende zaken en nieuws. 2 't voltrekken der handelinge: het voltooien van de onderhandelingen. 4 schier: bijna, welhaast. 5 hem: misschien met nadruk (‘hèm, de Spanj. ook’), omdat Claes en de Spanj. allebei ‘graeg’ zijn; graegheit: begerigheid. 7 behoorlijke: nodige; in te stellen: op te stellen. 8 met weete: met kennisgeving (Mnl. Wdb. wete 2375 5). 10 geduirigheit: houdbaarheid, blijvendheid. 15 vergasten: bezoeken. 16 Wijnand Schuijl, koopman, in 1629 getrouwd met Maria Bartolotti, schoonzuster van Leonora Hellemans. Hij was evenals de andere zwagers een verschaffer van nieuws en hielp de kopij voor de Nederlandsche Historiën in 't net schrijven. 17 vgl. 305. 18 lujdende: zeggende. 19 la quelle etc.: die zo vreemd is, dat ze de verbeeldingskracht te boven gaat. 21 que le Prince etc.: dat de Prins-kardinaal van Spanje er verwacht wordt, de hele maand october, om zich onder de Infante (Isabella) in te werken in de regering van die gewesten en dat dat heel wat te denken geeft. Bij de dood van de kinderloze Isabella zouden de Zuidelijke Nederlanden aan Spanje terugvallen (formeel was dit al met de dood van Albertus in 1621 gebeurd; Isabella was van toen af landvoogdes, geen souverein); men veronderstelde (terecht) dat de Prins-kardinaal de toekomstige landvoogd was. 24 Zijn geselschap: òf: het met B. gekomen gezelschap, òf: de aanwezigheid van B. 26 Waer over: Waarom (ik). 34 de Hartogh van Savojen: Karel Emanuel I, vgl. 356. 42 laete deze voortgaen: stuur ik deze toch. 43 de weêrgaên: andere pruimen. {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} 379 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel UBA II C 13.165. (Baak: Muijden 20 Augustj 1630 beantw [-] deselver)   1 Monsr et frere,   2 Het mangel, aende verdraghschriften met Claes den metselaer² 3 gemaekt, bevonden, UE groote bezigheit ende den werkelijken 4 maendagh uitwijzende verplicht my des te meer voor de genome 5 moejte. Want weete wel dat zonder zulk een' beletsel UE zorgh- 6 vuldigheit te stipsch ende zinlijk is, om over 't hooft te zien, 't geen⁶ 7 ick in 't afschrift van UE dienaer gebetert heb. Naemelijk, daer, zoo 8 wel als in mijn ontwerp, is overgeslaeghen de somme van⁸ 9 vijfhondert tzeventigh gl, gelijk UE schrijven van den 17en is 10 meldende, dat UE op overkomen was: 't welk 't geen is daer 't¹⁰ 11 meest op aenkomt. Daerbenevens isser gestelt vande mujren op te¹¹ 12 trekken tot 9 voet, boven de booghen, 1 1/2 steen dik, ende voort tot 13 de hooghte van 8 voet, een steen dik. 'T welk groot misverstandt 14 maeken kon: gemerkt de voors boghen niet hoogher zullen 15 stijghen als 8 voeten zulx ujt UE reke volghen zoude, dat de heele 16 mujr maer hoogh en zoude zijn 25 voeten: daer dezelve moet haelen 17 met de kanteelen daer in begrepen, de hooghte van 29 voeten: 18 gelijk mijn ontwerp klaerlijk te vooren ujtdrukt. De zaek is wel¹⁸ 19 niet groot, maer hapering best verhoedt. Derhalven, mitsgaeders¹⁹ 20 om alles in wat beter orde te brengen, alzoo 't gezien is voor de²⁰ 21 HH van de Reke te koomen, om mijne kosten te eischen, heb den²¹ 22 rechten zin ujtgedrukt, zoo mij dunkt, op 't papier dat hier inne 23 gaet. Ende aenvejrdende UE milde ujtbiedenis van 't afschrijven,²³ 24 bidde 't zelve te doen dubbelen, ende bejde van Claes te onder-²⁴ 25 tekenen, dewelke 't mijne reeds getekent zijnde zal moghen 26 behouden. Ick zeinde mijn eerste ontwerp met UE naeder 27 verklaringe te rug, op dat Claes zien moghe dat het nieuw met den²⁷ 28 zin over eenkomt. UE dienaer had het zijn ook geslooten aldus²⁸ 29 Ondertekent Claes Adriaenszoon &c. 't welk ongerijmt is ende daer²⁹ 30 ujt moet blijven, hebbende Claes met zijn' eighen' handt te tekenen. 31 Ick hoore nieuw op, vanden voorstel des Ambassadeurs van³¹ 32 Engellant: zonderling noopende den koning van Bohemen. Het³² 33 kan wel zijn dat die van Grootbrittanjen, den persoon van dezen, in 34 den pais begrepen heeft: maer dat de Spanjart Kaisar, oft Vorst van 35 Bayeren ujt den Palsgraefschappe zouden meenen te scheiden, zal {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} 36 ick voor eenen droom houden tot dat men 't ziet gebeuren. Lieve,³⁶ 37 zoo UE hier op eenigh vervolgh gewaer wort, laet het herwaerts 38 over waejen: ende teffens weten oft ter eerste geleghenheit,³⁸ 39 wanneer Claes de metselaer zal komen in 't werk treden want daer 40 zal wat gehajt moeten zijn ende de timmerman, die dat, mitsgaders⁴⁰ 41 't houtwerk aengenomen heeft, zich daer nae richten. Het zoude⁴¹ 42 moghen zijn, dat, noopende 't ophaelen vanden mujr, ick ende 43 Claes elkanderen, over de dikte niet volkomelijk verstaen, waer 44 door hy swaerigheit moght maeken mijn geschrift hier by gaende 45 te tekenen. Maer in zulken gevalle kan UE hem met bescheiden-⁴⁵ 46 heit te gemoete koomen, ende stellen 't nae zijnen zin, alzoo 't my 47 genoegh is, als die maer zijn behoorlijke stevigheit heeft, ende in 48 alles, 29 voeten, hoogh gemaekt wort: waer nae het houtwerk⁴⁸ 49 reeds aengelejdt is. Tot bewijs, dat UE vlijtigh in 't bevorderen 50 mijner zaken, van my begrepen wort, inder voeghe, als 't behoort, 51 heb my gespoejt, met weder een stuk ujt Tacitus, af te doen, dat vrij 52 wat schor ende weerbarstigh in 't overzetten bevonden is.⁵² 53 Wenschte wel, in meerder, dienst te konnen doen aen U E, die met⁵³ 54 Joffre ma soeur ende alle de zijne, den almoghenden, bevolen zy, 55 nae vruntlijke groetenis, 56 Monsr et frere, van 57 U E 58 Gansdienstwen broeder 59 P C Hóóft. 60 Vanden Hujze te Mujden, 61 20 Aug. 1630.   Baak heeft zich bij het controleren van Claes' raming vergist, wat Hooft beleefd toeschrijft aan de extra drukte die de maandag altijd voor Baak meebrengt. - Nieuws. 2 Het mangel...uitwijzende: De fout, gevonden in de geschreven overeenkomst, die met Claes gemaakt is en die toont hoe volhandig u het hebt en dat het de drukke maandag was. 6 zinlijk: keurig. 8 overgeslaeghen: geraamd. 10 overgekomen: overeengekomen. 11 isser gestelt van: wordt er gezegd. 18 klaerlijk te vooren: duidelijk zichtbaar (WNT tevoren 1741 1 b). 19 hapering (is) best verhoedt: strubbelingen kunnen 't best voorkomen worden. 20 alzoo (dat) 't gezien is: zodat het netjes genoeg is. 21 kosten te eischen: voorschotten terug te vorderen; heb...ujtgedrukt: heb ik de juiste bedoeling omschreven. 23 ujtbiedenis: aanbod. 24 van Claes te ondertekenen: door Claes te doen ondertekenen. 27 het nieuw (ontwerp). 28 het zijn: het zijne (dat van Claes). 29 ongerijmt: onlogisch. 31 Ick...op: Ik verneem met verbazing. 32 zonderling: vooral; Keurvorst Frederik van de Palts, calvinist, had zich laten uitroepen tot koning van Bohemen (1619), maar was weldra door de keizerlijke legers uit dat land verjaagd (1620) en ook de Palts was, door Beieren, bezet en gekatholiseerd. Frederik woonde verder met zijn vrouw Elisabeth Stuart in Den Haag. Hij was door de keizer in de rijksban gedaan. Vgl. 384. die van Groot-Brittanjen: de koning van Engeland, Karel I. meenen: bereid zijn; scheiden: weggaan. 36 Lieve: Beste vriend. 38 teffens oft ter eerste geleghenheit: meteen of bij de eerste gelegenheid. 40 gehajt zijn: geheid worden. 41 zich daer nae (moeten) richten. 45 met bescheidenheit: met gematigdheid. 48 waer nae...aengelejdt is: waarop het timmerwerk al afgepast is. 52 schor: stug. 53 in meerder: in meer (en grotere) zaken. {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} 380 (P.C. Hooft aan J. Baak) Origineel. UBA II C 13.164. Hs. enkel vel, rechts afgesleten, links in de rug gebonden, waardoor gering tekstverlies. N.B. in de marge bovenaan tekende Hooft een schets van het besproken afdak. 1 Monsr et frere,   2 {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Nu heeft het verdragh met Claes den metselaer zijn volle beslagh. 3 Oft hij 't afdak maekt loopende van 't hujs af nae den nieuwen 4 mujr, oft recht anders, komt hem op een ujt, ende blijft op beide⁴ 5 die wijzen, verhoolen voor 't oogh van de plaets, gelijk UE bij de⁵ 6 tekening, op de kant hier verneemen kan. Ende ick vind bequaemer⁶ 7 tot de waterloozing, ook om de goote schoon te maken, datmen 8 achter de kantelen heenen konne gaen. Moghen de woorden van⁸ 9 den man niet bij 't gewicht van zijn lijf haelen, zoo zal 't wel te 10 passe koomen, datter UE een lóótjen op legge, met dikwijls te¹⁰ 11 zenden. Hij zal ons op maendaeghe aenstaende, niet te vroegh¹¹ 12 koomen: alhoewel de Timmerman hem gaeren gesproken had, eer 13 hij aen 't haijen viel, om dat de mujr op pijlaer staen zal, ende¹³ 14 oorbaer is, te weeten bescheidelijk, waer ijder voet heeft te¹⁴ 15 neemen, tzamt hoe verre in 't vierkant onder elk gehajt dient: 16 want alzoomen hier ter plaetse niet diep, nocht anders als met de 17 handt behoeft te haijen, zoo zal de timmerman, daer met alle zijn¹⁷ 18 volk aenvallende, wel een eindt af maeken, eer Claes d'oude mujr 19 afgebroken, ende zijne stoffen gelandt zal konnen hebben. Ick heb¹⁹ 20 hier in geslooten een briefken aenden lejdekker oft lootgieter om 21 dat UE brieven doorgaends wel bestelt worden, ende andere, aen²¹ 22 lujden dien ick zoo vaeke niet en schrijf, somtijds daeghen 23 onbestelt blijv[-] door dien de sloffe schippers quaelijk lezen ende²³ 24 de hujzen vinden kunnen, ook dikwils dronken zijn, ende de 25 moejte van 't zoeken ujtstellen. Nu had ick den Leidekker garen op 26 Sondagh eens hier. De broeder van Claes, biedt aen, blaeuwe 27 vloersteenen tweederleij, d'eene wat lichter, d'andere, wat 28 duisterder van verwe, ende derhalven bequaem om te schakeren, te²⁸ 29 leveren 't hondert voor 24 oft 25 gl. Waer 't dat UE op Sondagh, 30 oft morghen den tijdt had, om eens te verneemen oft hij die ook 31 overlooft, ende ten nausten dezelve te bedingen, ick zoude te³¹ 32 vreede zijn, datter Claes zoo veele af medebraght, als tot de 33 galerije lang 30, breedt 12 voeten binnen 's werks, van doene zijn: 34 mits dat hij d'ouwde daer jegenwoordelijk leggende weder aen- 35 name, tot 2 st. 't stuk, gelijk hij hier verklaerde te willen doen, oft 36 zoo veel hoogher als 't UE brengen konde.³⁶ 37 Ick en kan niet wel bevroeden waer ujt UE de vremdigheit schept, 38 die dezelve vint in den voorstel des Ambassadeurs van Engellant. 39 Want heeft zijn meester volmaght om te handelen, dat is niet³⁹ {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} 40 gezeit om te slujten. Als hij ook van weghe Spanjen met de⁴⁰ 41 HH Staten handelt, zoo en worden de Staten nie[-] onhebbelijk⁴¹ 42 geoordeelt, tot het beleidt hunner eighe zaken. Ende geschillen 43 tussen zoo ongelijke parthijen, willen gaerne door middelaers van 44 aenzien, beslecht zijn. UE moet eenigh bedenken op dit werk⁴⁴ 45 hebben, dat ick ujt haer schrijven niet ontdekken kan. Dies mij lief 46 zal zijn, bij geleghenheit daer af meerder klaertte te verstaen.⁴⁶ 47 D' overzetsels van den H. Huighens heb ick doorlezen met lust,⁴⁷ 48 maer jeghenwoordigh geenen tijdt om te antwoorden. ende ujt den 49 brandt gehaelt het vertolkte stuk hiernevens gaende.⁴⁹ 50 Mijn hoope is dat ick vooreerst UE met deze kleene timmeraedje 51 die zoo veel moejte maekt niet weder en zal behoeven te quellen, 52 ende UE 't voorgaende dus verre in 't goed[.] neemen. Ende op⁵² 53 dezen toeverlaet, zal UE den almoghenden, met alle die haer lief 54 zijn, 55 Monsr et frere, in schut ende scherm bevolen laten, nevens 56 hartlijke groete ende gebiedenis van 57 U E 58 Gansdienstwen Broeder 59 P C Hóóft.   60 Zeer haestigh, vanden Hujze 61 te Mujden. 23 Aug. 1630.   62 Ons voorneemen is bij deeze eenighe prujmen te zenden, om 63 d'onschult van d'andere te doen. Maer mits het weder begonnen⁶³ 64 heeft sterk te regenen, weete niet oft het volbrengen zullen. Op 65 Dinxdagh hadden wij redelijk weder, maer zoo veel verzoex,⁶⁵ 66 datter niet rijps waert om zenden overschoot. Konde UE met 67 Joffre ma Soeur eens ujtbreken, dat waere ons wel aengenaemst, 68 ende de meeste eere voor dit ooft.   Einde van de onderhandeling over de verbouwing. - Beschouwing over de bemoeiingen van de Engelse gezant met de Spaans-Nederlandse onderhandelingen over een bestand. - Donne. - De Muider pruimen. 4 recht anders: andersom. 5 plaets: binnenplaats. 6 verneemen: zien; bequaemer: doelmatiger. 8 (het gewicht van) de woorden. 10 datter...legge: dat u aan de woorden wat extra nadruk verlene (WNT lood 2704 4). 11 zenden: een boodschap sturen (om te informeren) (Mnl. Wdb. senden 970); Hij zal...koomen: Als hij op maandag a.s. begint, is hij ons welkom, maar de timmerman had willen overleggen. 13 op pilaer: het waren er meer dan een, er is dus geen lidwoord weggelaten, misschien een meervoudsuitgang geapocopeerd. 14 oorbaer: nuttig; bescheidelijk: duidelijk, precies; waer...nemen: waar elke pilaar komt te staan. 17 daer...maeken: er wel mee klaar komen. 19 stoffen: materialen; gelandt: uit de schuiten aan wal gebracht. 21 UE (gen.). 23 lezen (kunnen). 28 verwe: kleur; bequaem: geschikt; schakeren: schaakbordsgewijze schikken. 31 overlooft: te hoog prijst; ten nausten...bedingen: er de laagst mogelijke prijs voor bedingen. 36 UE (subj.). 39 zijn meester: de leider van de buitenlandse politiek in Engeland. 40 slujten: een verbintenis aangaan, in tegenstelling tot onderhandelen. 41 onhebbelijk: ongeschikt. De Infante Isabella wilde onderhandelingen over vrede of een nieuw bestand. In juni was Gustaaf Adolf in Pommeren geland, in juli was ons verdrag met Frankrijk vernieuwd, zij zelf (†1633) dacht over aftreden. De koning van Engeland had zich als bemiddelaar opgeworpen en Baak had iets geschreven in de zin van: alsof de Staten-Generaal niet in staat (‘onhebbelijk’) waren om zelf te onderhandelen (WNT onhebbelijk 1697 1). Afgezien van politieke overwegingen op korte termijn, lag het bevorderen van vrede tussen Spanje en de Nederlanden in de lijn van Engelands diplomatie door de eeuwen heen, omdat het alternatief hoe langer hoe duidelijker een verdeling van de Zuidelijke Nederlanden tussen Frankrijk en ons werd; Engeland wil de overkant van de Noordzee in handen van kleine of veraf gelegen (Oostenrijk) mogendheden. 44 UE...hebben: u hebt er blijkbaar iets tegen. 46 klaertte: duidelijkheid. 47 D' overzetsels: de vertalingen naar Donne, vgl. 376. 49 Tacitus. den brandt: de drukte. 52 in 't goede (zal) neemen: niet kwalijk zult nemen. 63 onschult: verontschuldiging. 65 verzoex (gen.): bezoek. {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} 381 Mijn Heere Mijn Heere P.C. Hooft Drost van Muijden. Origineel. KA CLXXI ac 53. 1 Mijn Heer; 2 Voor weinighe daghen behoort U.E. door een derde vriends handt² 3 eenen lapp of twee van 'tfijne Engelsch laken onfen te hebben,³ 4 daer noch zedert dese lassen uijtgevallen zijn. Keurlijcke snipper-⁴ 5 lingen in mijn oogh, ende die U.E. een diep achterdencken sullen⁵ 6 geven van dien seldsamen wever. Met dit laeste DelfsEngelsch⁶ 7 scheide ick'er uijt, te vreden met U.E. dus veel saeijens daeraf⁷ 8 toegedroncken te hebben. Hier uijt doet mij de groote haest oock⁸ 9 scheiden, blijvende 10 Mijn Heer 11 U.E. dienstwilligste 12 C Huijgens. 13 U.E. sal mogelick niet ongeern gewaerschouwt wesen dat sijn Ex:¹³ 14 ter wederkomste van de Reise die wij de naeste weke beghinnen,¹⁴ 15 voor niet veel uijtblijfs, voor heeft over Naerden ende Muijden te¹⁵ 16 wandelen.¹⁶ 17 's Gravenhage, den 24en Augti 1630.   Huygens stuurt twee nieuwe Donne-vertalingen, waarover hij in deze begeleidende brief met grote bescheidenheid spreekt. 2 behoort: moet; door...handt: door een derde, een bevriende hand. 3 eenen lapp of twee: Het waren inderdaad twee lappen. Zie de vorige brief aan Hooft (376), r. 20. Huygens zond deze twee Donne-vertalingen aan Baak met zijn briefje 377 en schreef op dezelfde datum Hooft erover. 4 dese lassen: deze tussenstukken, verbindingsstukken, tussenzetsels? (WNT lasch (I) 1106) Huygens stuurde met deze brief rechtstreeks aan Hooft de Donnevertalingen: Aen sijn lief (van 21 aug.) en Vertreck (van dezelfde datum) (W. II, 217-219); Keurlijcke snipperlingen: Uitgelezen snippers (stukjes van dat goed, dat fijne Engelsch laken, de vertaalde gedichten. 5 een...geven: diep zullen doen nadenken over (WNT achterdenken 651: nadenken over iets wat gebeurd is. 6 Met...uijt: Huygens, in het lakenbeeld blijvend, noemt zijn vertalingen delfs Engels d.i. zeker soort van laken (WNT Delftsch 2390), dat hij als van minder soort bedoelt dan het fijne Engelsch laken van Donne. Zijn vertalingen zijn immers slechts ‘schaduwen van schoone lichamen’ (376 r. 21). Hij impliceert misschien ook: Engels tot delfs (Nederlands) gemaakt. Hij houdt er nu mee op (maar zette later toch zijn Donnevertalingen voort). 7 dus veel saeijens: zo veel saaiens; saaien is adj. bij saai: zekere lichte gekeperde wollen stof (WNT saai (I) 3). Dit schijnt een woordgroep als: zoveel nieuws, d.i. zoveel dat nieuw is; dus zo veel dat van saai (de stof) is. Wederom een depreciërende benaming voor de stof die hij van het fijne Engelse laken gemaakt heeft. 8 toegedroncken te hebben: Overspringend op delfs Engels in de betekenis van een soort bier, drinkt Huygens nu in een onmogelijk beeld Hooft dus veel saeijens van dat delfs Engels toe; Hier...scheiden: De grote haast (waarin ik verkeer) doet mij ook hiermee (nl. met deze brief) ophouden. 13 gewaerschouwt: verwittigd (Kil. o.a. certiorem reddere, vgl. Mnl. Wdb. waerschuwen 1584). 14 ter wederkomste: op de terugkeer. 15 voor...uijtblijfs: voor niet lange afwezigheid (de reis zal niet lang duren) (vgl. Mnl. Wdb. utebliven: afwezig blijven enz.). 16 wandelen: reizen (Mnl. Wdb. wandelen 1654). {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} 382 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't ouwdemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.163. Met een mande.   1 Monsr et frere,   2 Op eergister avont schreef ick UE laest, 't geen, hoope, wel ter² 3 handt geraekt ende behartight zal zijn. Op morghen zal ick den 4 metselaer verwachten, oft ten minsten bescheidt wanneer hij voor 5 zeker hier zal zijn: gemerkt UE laest scheen te twijffelen aen zijn' 6 woorden. De prujmen waeren d'andre rejze zoo wel te nat als⁶ 7 d'eerste, die ick duchte luttel ooghgezien overgekomen zijn. De⁷ 8 geene die hier bij gaen, zijn heden tussen de droppen door geloopen:⁸ 9 meest al witte, niet zoo goedt als ick die wenschte, om dat de rijpste, 10 mits den reghen ten deel aenden boom verrot, ten deel, door 't 11 gezelschap van zuster, zusterskinderen ende eenighe anderen zoo 12 nu zoo dan, zijn ujtgepikt. Die van Damasco zijn nojt quaelijker¹² 13 geslaeght. UE gelieve aen 't goedt hart te genoeghen, waer ujt wij¹³ 14 dezelve vruntlijk gegroet, den almoghenden, met alle die UE lief 15 zijn, bevolen laten, nevens gebiedenis van 16 Monsr et frere, 17 U E 18 Gansdienstwen Broeder 19 P C Hóóft. 20 In haest, vanden Ht 21 Mujden, 25 Aug. 1630.   Lopende zaken. 2 laest: 't laatst; wel ter handt geraekt en behartight: goed bij u besteld. 6 d' andre rejze: de tweede keer; zoo wel: evenzeer. 7 d' eerste (pruimen); ick duchte: vrees ik; luttel ooghgezien: weinig ooglijk (U.W. III 105). 8 tussen...geloopen: tussen de buien door gedroogd. 12 Damasco, Damascus, een pruimensoort, ook genoemd in 539; nojt quaelijker geslaeght: nooit zo slecht uitgevallen. 13 aen...genoeghen: tevreden te zijn met het goede hart; waer...laten: uit welk (goede) hart wij u, vriendelijk gegroet zijnde, aan de Almachtige aanbevolen laten (aanbevolen doen blijven). {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} 383 Aenden Heere Constantin Hujgens, Ridder, heer van Zujlekhom, secretaris des Prinssen van Oranjen. Minuut. UBA II C 11.809. Afschr. KA CLXXI ab. 52. Dat. ‘Den 27 van Oogstmaendt 1630’ (Br). Op het afschrift: ‘De drost spelt altijd Oestmaendt. Dit in 't toekomend soo te volgen’ (Br). Hs. dubbel vel, fol. 2 r en v van 799-800 (XLVI) - 809-810 (LVI) 1 Ede &c.   2 Het Engelsch ooft, van UEd. in Hollantsch sujker gezult heeft mij² 3 grootelijx verplight, door de maghtighe schaemte, die 't onze³ 4 boom oft liever aertvruchten aenjoegh, doende verwelken de⁴ 5 festoenen bij de dochter mijner hujsvrouwe, tot sieraet dezer zale⁵ 6 opgehangen, ende alle andere siere haeren smaek verliezen. Want⁶ 7 mijn swaegher Schujl, dat pas, hier ende een liefhebber zijnde, daer⁷ 8 een' zoetigheit ujt zoogh, die hem dacht bet te bevangen, als⁸ 9 Rijnsch of eenigh ander zap, daer de lekkertanden gewoon zijn⁹ 10 hunne vingers nae te slikken. Nu 't noorden lieflijkheden ujtlevert¹⁰ 11 van die geur, ende dus nae onzen mondt zoo mach Arabien zelf¹¹ 12 ende 't ujterste van oosten den zijnen wel toe houden. De geest¹² 13 van dien man dunkt mij een tijdtgenoot van den zondtvloet ende 14 door een van de zoonen der andere werelt beswangert te wezen.¹⁴ 15 Want zoo hooghvlieghende vonden zijn elders als op den aerd-¹⁵ 16 bodem geraept ende meer als mannelijk de kraght van adem ende¹⁶ 17 kloekheit der spieren, waermede hij die ter keel is ujtzettende.¹⁷ 18 Niettemin komende van onlanx UEd. Wijvenhater ende Ont-¹⁸ 19 ledinge te bezichtighen, zoud' ick geen' minder moedt hebben, op¹⁹ 20 de handt van deze ende anderen van UEd. afkoomst, als op 21 eenighe vande zijne, zoo zij t'zaemen aen 't worstelen waeren. Hier²¹ 22 ontfang jck UEd. laesten met het Verlaet ende Afscheidt, die mij in²² 23 noch dieper verwondering dompelen. Blijve doch echter daer bij, 24 datter U Ed, Ambre blanq, ende Printen niet voor swichten²⁴ 25 zouden. Maer indien UEd. in 't geslaght van mijn schrepel en²⁵ 26 krepel vernuft eenighen schijn vindt van zoo hoogh eenen tret nae²⁶ 27 te kuijeren, daer magh het UEd. heusheit voor danken, die 't gelieft²⁷ 28 mij met UEd eighe voeten te meten. Evenwel de schaemschoe²⁸ 29 moet uit, ende tot een diepsel van deze uitstekende verwen en²⁹ 30 toghen, hier mede gescheept komen een deuntjen, zoo fraej,³⁰ 31 (plagh Mr Jan Pietersz. Sweeling te zeggen) als over twee voeten³¹ 32 gaen magh. Want UEd. heeft mij ijets van de stof eerst in 't hooft³² 33 gehangen, de welke nu uitgebroejt is van een smijdighe keel, die³³ 34 mij t'elkenmael in 't oor quam kittelen, met het slieren van dat 35 rameine, in deze vaersen, {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} Qui me le trouve & le rameine L'Amour, L'Amour? 38 De rest zal UEd. beter bekent zijn. Ick weet niet hoe 't begint. Op³⁸ 39 die wijze had ick het dan gaerne gehadt, alhoewel etlijke woorden³⁹ 40 geweighert hebben zich naer den troetelenden toon van die silb,⁴⁰ 41 mei, te vlijen. Ick laete te zeggen dat het swaer valt, de nuchtere⁴¹ 42 stemmigheit in 't historijschrijven vereischt van den stijl te spoelen,⁴² 43 om den reigher niet te gelijken, die zeide dattet quaed water was, 44 ende kon niet swemmen. Maer zal mijn onschult zoeken, in de⁴⁴ 45 gunste van UEd. dewelke te verdienen meer gewenscht als gehoopt 46 wort, 47 Ede &c. van 48 Uwer Ed. Gestr. 49 Dienstwillighsten 50 P C Hóóft.   51 Hooghlijk ben ick gehouden in UEd. voor 't verwittighen van de⁵¹ 52 koomste zijner Vorstl. Doorl. ende zal 't noch bet zijn, zoo 't ons⁵² 53 gebeuren magh drie oft 4 daeghen oft meer te vooren vanden 54 zekeren tijdt derzelve gewaerschout te werden.⁵⁴   Hooft geeft uiting aan zijn bewondering voor Donne's gedichten (vgl. 376), maar weet er toch het compliment aan te verbinden, dat bepaalde gedichten van Huygens er niet voor onderdoen. - Tenslotte brengt hij een gedicht ter sprake dat hem uit de pen wil, en waar een door Huygens gezongen of gemaakt Frans liedje de toon voor helpt aangeven. Dit wordt de Klaghte der Prinsesse van Oranjen, over 't oorloogh voor 's Hartogenbosch. 2 Het...gezult: omschrijving voor Huygens' via Baak gezonden Donne-vertalingen. Gezult is eig. gezouten, maar deze bet. ontwikkelt zich tot: gedrenkt. doordrongen met; hier (met suiker) doortrokken, dus zoeter gemaakt. 3 verplicht: Hooft acht zich grotelijks aan deze gedichten verplicht omdat ze hem doen beseffen hoe de Hollandse vruchten en verdere versiering en lekkernijen erbij in het niet vallen. Hij bedoelt geen vergelijking met Hollandse poëzie, gezien de context waarin het slechts gaat over reële versiering van de zaal van het Muiderslot; maghtighe: geweldige. 4 boom...aerdvruchten: boomvruchten of beter gezegd aardvruchten (depreciërend, ze zijn minderwaardig); doende verwelken: terwijl ze door hun kleur deden verwelken, verbleken. 5 de dochter: Susanna Bartolotti, vgl. 266. 6 alle andere siere: alle overig onthaal, wat tot onthaal dient. 7 Schujl, vgl. 378; hier: hier zijnde (zeugma); een liefhebber (van de poëzie). 8 die...bevangen: die hem docht hem bet te bevangen, die hem, naar hem leek, meer benevelde. 9 zap: vocht, drank; daer...slikken: waarop de lekkerbekken gewoonlijk verlekkerd zijn (WNT slikken (I) 1769: (zich) de vingers naar iets (s)likken = zeer verlekkerd zijn op, vgl. likken (I) 2398). 10 ujtlevert: voortbrengt. 11 dus nae onzen mondt: zo naar onze smaak; Arabien zelf: zelfs Arabië. 12 't...oosten: het Verre Oosten; den zijnen: zijn mond (dus zwijgen, zich gewonnen geven). 14 Vgl. Gen. 6:1, 2: En het geschiedde als de menschen op den aerdbodem begonnen te vermenigvuldigen / ende hen dochters geboren werden; Dat Godes sonen de dochteren der menschen aensagen / dat sij schoon waren / en zij namen hen wijven uijt alle / die sij verkoren hadden. Naar oude exegese zijn die Gods zonen (Hooft: zoonen der andere werelt) een soort hemelingen en uit deze vereniging kwamen reuzen voort. De geest van Donne wordt vergeleken met een vrouw uit de tijd van de zondvloed, die bezwangerd wordt door een zoon Gods en iets geweldigs baart. 15 hooghvliegende vonden: verheven, diepzinnige vondsten, inventies; elders als: ergens anders dan. 16 zijn...geraept: zijn van hemelse oorsprong; meer...mannelijk: meer dan van een (gewone) man is (samentrekking). 17 die: die vonden; ter keel ujtzettende: uit de keel stoot, naar buiten brengt (slaat op de krachtige uitdrukking der vonden). 18 komende...bezichtighen: nadat ik kortgeleden uw Misogamos en Anatomie (nog eens) heb bekeken (goed gelezen): Huygens' Misogamos van 1 october 1620 (W. I, 188) werd door Hooft in rijmlooze Nederlandse verzen vertaald onder de titel Huwelijxhaeter (LSt. I, 293). Dit gebeurde vermoedelijk kort na deze herlezing. Huygens' L'Anatomie. Paradoxes en satyre (W. II, 136) is van 31 maart 1626. 19 zoud' ick...waeren: zou ik niet minder kans geven aan de zijde van deze en andere van u afkomstige gedichten, dan aan enige van de zijne, als ze met elkaar worstelden. 21 Hier: Op dit moment, zojuist. 22 het...Afscheidt: zie de brief van 24 augustus, 381. Hooft doelt op Aen sijn lief en Vertreck, al wijken de door hem genoemde titels af. Hij zal ze wel van het door Huygens toegezonden hs. hebben overgenomen. Vgl. over deze titels W.II, 217 met n. 1 en 2. 24 Ambre blanq: zie W. I, 300 Sur un brasselet d'ambre blanc de Mad.le Anne vander Noot, van 16 mei 1623; Printen: Huygens' Characteres of Printen van 1623/24 (W. II, 1 v. en 89). 25 't geslaght: de kinderen (dichterlijke voortbrengselen); schrepel: mager, schraal. 26 eenighen schijn: een zweem; van...kujeren: van een zo verheven trant (gang) na te treden. 27 heusheit: vriendelijkheid, goedheid. 28 mij...meten: mij met uw persoonlijke (welwillende) maatstaf te meten; de...ujt: het schaamtegevoel moet terzijde gezet worden, vgl. 347. 29 tot een diepsel: als achtergrond, om beter te doen uitkomen (vgl. 215, r. 6); verwen en toghen: kleuren en lijnen. 30 gescheept: ingesloten, als lading; soo fraej...magh: een alleraardigst liedje, zo mooi als je maar wensen kunt. Ter verklaring kunnen aangehaald worden: ‘het is so vromen man als op voeten gaen kan’ (S. Ampzing, gecit. uit Zwaan, GNS, blz. 147) en het moderne ‘Dat is de grootste gek die op twee benen rondloopt’. 31 Mr J.P. Sweeling, 1553-1621, componist, organist van de Oude Kerk, leermeester van Christina van Erp. Waarom wordt hij aangehaald, als de uitdrukking, zoals uit de citaten blijkt, gangbaar was? Hooft dacht aan de twee voeten die op een orgel een eenvoudige begeleiding onder de melodie speelden, en over betekent: boven. Bovendien kàn - tweede gissing - bij Hooft de associatie meegespeeld hebben aan de uit twee voeten bestaande zesde en achtste regel van de strofen, die het ritme van zijn gedicht in zo hoge mate bepalen en ook in de aangehaalde Franse regels voorkomen. 32 Huygens heeft geopperd (vgl. 348) dat Hooft de Epistola Ameliae van Barlaeus in het Nederlands zou vertalen. Hiervoor bedankte Hooft, en het ‘deuntje’ dat hij aan 't schrijven is of geschreven heeft (dit blijkt uit de tekst niet duidelijk), nl. de Klaghte van de Prinsesse van Oranjen, over 't oorlogh voor 's Hartogenbosch, heeft er niets dan het onderwerp mee gemeen. 33 de welke...keel: die nu door een soepele stem ‘uitgebroejt’ is: de stof is klank geworden in de gedaante van een Frans liedje, waarvan enkele regels hem in 't hoofd blijven zitten. 38 De rest enz.: deze melodie en de Franse tekst zijn dus van Huygens afkomstig. Had hij die gezongen, begeleid, of gecomponeerd? Op die wijze: Op die manier, met die melodieuze val. 39 etlijke: een aantal. 40 troetelende: vleiende, liefkozende. 41 vlijen: voegen; laete: laat na. 42 stemmigheit: bedaardheid. 44 onschult: verontschuldiging. 51 Hooghlijk ben ick gehouden: Zeer ben ik aan u verplicht. 52 bet: meer. 54 derzelve: daarvan (van die aankomst). {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} 384 Aan Justus Baak. Geen hs. Overgenomen uit Mengelwerken (1704) blz. 270, no. 55. 1 Mijn Heer en Broeder,   2 Gisteravondt had ik schrijvens aan U E. in alle yl afgeveirdight op 3 hoope dat het dezen morghen, met een veerschuit voortgeraakende³ 4 den ingeslooten aan den Heer van Zuilichem, over weg zoude⁴ 5 helpen, om wat naader bescheits van 's Prinssen reize en herwaarts- 6 koomst te moghen krijghen. Heden aan den middagh komt de 7 Schipper zeggen, dat 'er geen vraght is, en hy derhalven aan landt 8 blijft. Waar over op d'uwe van gister en eergister bet stuxwijz⁸ 9 zal konnen antwoorden by dezen. 10 Den lessenaar zijnen wandel naakuijerende met overleg, oordeel¹⁰ 11 dat de verscheide beweghenis desselven, wel zoude konnen verzint¹¹ 12 worden, maar tijdt behooren tot het raamen van de verdeelinge des¹² 13 eenen ommeganx tegens den anderen. Waar over best zal zijn, den 14 meester die dezen gemaakt heeft, daar mede te laten gewerden, oft 15 eenen te zien van 't Dortsche maxel, als men daar toe komen konde.¹⁵ 16 'T welk naa allen schijn niet gebeuren zal, tussen dit en maandag 17 naastkomende. Zulx oorbaar vinde, mits vast gaande, dat de¹⁷ 18 meester van Leiden alsdan t' U E. huize verschijnen zal, tegens dien 19 tijdt eens over te komen, om hem te hooren. Want ben wel half 20 beducht, dat als men dien maakte op de grootte van boeken in 't²⁰ 21 blad, te draaghen, dezelve dan quaalijk in mijn toorentjen, jaa door 22 eenighe deure zoude moghen. Het brengloon en andere kosten hier 23 op gevallen, gelieve U E. my te rekenen dat ik die voldoe.²³ 24 Den metselaar heb noch niet vernomen, en ben grootelijx met zijn²⁴ 25 werk beladen, vrezende zoo men hem uitstel verght, dat hy daar²⁵ 26 uitscheiden moght, en zoo niet, dat wy ter koomste zijner Vorstl. 27 Doorl. met half gedaan werk zullen zitten, alles overhoop geraken,²⁷ 28 in 't midden gestaakt werden, en daar over geschil ontstaan zal. 29 Wanneer ook de spoedt zoo onbegrijpelijk groot waare, dat het 30 moght voltoghen zijn, voor de koomste derzelve, zoo kan nocht³⁰ 31 vloer nocht plaistering van muiren droogh zijn, en zullen dapper 32 door 't loopen van zoo veel jaghts te lijden hebben en geschendt³² 33 worden. Derhalven wenschte wel dat U E. alsnu alle zijne 34 behendigheidt aan Klaas te kost leide, om den zelven te doen ver-³⁴ 35 staan, dat hem ook best zal zijn, zoo lange te toeven, en zoo veel³⁵ 36 te weghe te brengen, dat hy 't gewilligh doe, is 't moghelijk. Zoo 37 hy geen gehoor geeft, kan ik 'er qualijk door zien: gemerkt het³⁷ 38 werk besteedt is, en mijn woordt niet en kan verachtert worden.³⁸ {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 'T quaatst is noch dat men niet en weet hoe lange 's Prinssen koomst 40 al zal aanloopen. Want als men zeker waar, daar in 14 daaghen⁴⁰ 41 over te zijn, wellicht dat de metselaar, voor zoo een' tijdt verdragh⁴¹ 42 naame. Het ongestaadigh weder, onvermoede voorvallen, kunnen 43 zijne Vorstl. Doorl. zelfs doen misslaan in zijn' gissinge; en ons⁴³ 44 noch bet. Dies dienstighst waare geenen zekeren dagh met Klaas te⁴⁴ 45 stemmen, maar te bearbeiden, dat hy aannaame zoo ras te⁴⁵ 46 koomen, als de Prins vertrokken zoude zijn. Hy heeft het ge- 47 meenlijk zoo drok, dat hem misschien geen ongerief zijn zal, naar⁴⁷ 48 ons te wachten. Maar U E. zal zelfs zijnen grondt best peilen, en den⁴⁸ 49 oorbaar konnen schaffen, naa geleghenheit van zaaken.⁴⁹ 50 Belangende de vloersteenen, zal wel gedaan zijn, 't geen U E. 51 noopende den prijs magh gehandelt hebben. Maar de ouwde 52 steenen te verbouwen, en vind ik niet goedt: alzoo hunne⁵² 53 geslepenheit, meer tot misstal, als sieraadt zoude strekken om der⁵³ 54 ongelijkheit wille. Derhalven moest de steenkooper die aanneemen, 55 ten meesten prijse, des U E. bedingen kan. 56 Den voorslagh des Ambassadeurs van Grootbrittanjen vind ik met 57 galossen geschoeit, en 't hard niet onder de zoolen te hebben;⁵⁷ 58 gemerkt hy spreekt van proeve te neemen; die ik leg op een tant-⁵⁸ 59 trekkery, verleiding, oft ophoudenis, en niet dan windt in 't eindt, 60 uit te koomen. Gelijkmen zich mompen liet, als Wezel laast⁶⁰ 61 verlooren werdt. Want datmen den Koning van Bohemen yets⁶¹ 62 meent in te ruimen, kan quaalijk in my koomen. Wel is my bekent,⁶² 63 dat als zijne Majt de Prinses van Engelandt ten huwelijk gebeurde,⁶³ 64 de vader het oogh had, op d'erffenis van Beyeren: maar twijffel⁶⁴ 65 dat die Vorst sedert eighen erfgenamen gewonnen heeft, oft dat 66 zijn broeder Keurvorst-van-Keulen, niet zoo verre ten geestelijk- 67 heidt is ingewijdt, oft hy en zoude by gunst van den Paus, den 68 mijter moghen verwerpen, om kinderen te teelen. De hoofden der 69 Roomsche gezintheidt zullen om hoogh nocht laagh, mijns be- 70 dunkens, niet lijden, dat een onroomsch Vorst het hooft, in⁷⁰ 71 Duitslandt weder, zoo veer opsteek. Dat het verbondt tussen ons en 72 Engelandt genoemt wort met den naam van bescherming, is een 73 laffe eerbiedenis, om quansuis Spanjen niet te schijnen te naa te⁷³ 74 willen gaan, en daar op genoomen, dat men niet en zoekt als 't⁷⁴ 75 recht van den Palsgrave te verdaadighen, zonder naa de kroon te⁷⁵ 76 talen. 77 Dewijl 't U E. aangenaam was, zoo en heb ik niet gedekt, het geen⁷⁷ 78 van my aan den Ridder Huighens geschreven wort. U E. zal daar 79 een groenigheit in vinden van de jeughd, die 't schijnt datter met⁷⁹ 80 my uit moest; en nochtans niet zoo veel berispens verdient, als de {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} 81 schotschriften, die niet alleen geen goedt maar maghtighe ver- 82 bittering baaren. Ik kon quaalijk met ledighe handen t'huis⁸² 83 koomen, den geenen, die de mijne zoo wel is vullende. Naa 't lezen 84 kan U E. den mijnen sluiten, oft onder dexel voorts zenden, 't welk 85 my om 't effen is, 't en zy zommighe luiden liefst den maaghdoom 86 van een ding hebben, en minder smaak in 't geen zy weten van 87 anderen eerst gezien te zijn. Ende alhoewel ick vreez dat mijn brief 88 zijn Ed. nu inden Haaghe niet beloopen zal, zagh dien echter⁸⁸ 89 gaaren voortsgevaardight, op hoope dat die van daar wel spoedelijk 90 te recht geraken zal, en my eenighe zekerheit van den tijdt der 91 Prinsselijke overkoomste gewerden. Papier en tijdt gebieden mijne 92 gebiedenis te doen, en U E. met alle de zijne, Gode te bevelen, met 93 hartlijke dankzegging voor alle moeite, en groetenis 94 Mijn Heer en Broeder, van 95 U E. 96 gantsdienstwilligen broeder 97 P C Hóóft. 98 Uit mijn Toorentjen den 99 28 van Oestmaandt 1630.   100 Heden heb het 2de boek van Tacitus voltoghen, en zal vervolghen, 101 mits U E. my gunne het wat zachter op te neemen. De kerklijk-¹⁰¹ 102 heden en aaloutheden maken veel sporlings.¹⁰²   Overleg over een lessenaar van bijzonder maaksel. Ongewenstheid de verbouwing te laten beginnen voor het verwachte bezoek van de Prins. - Dertigjarige oorlog. - Hooft sluit de Klaghte der Prinsesse van Oranjen in bij een voor Huygens bestemde brief: Baak dient soms als doorzendpost tussen hem en Hooft, vgl. 377, 406, 409. 3 het: het schrijvens, de brief. 4 over weg: op weg. 8 waer over: om welke reden. 10 wandel: doen en laten. De lessenaar (vgl. 370) kan blijkbaar om twee assen wentelen. 11 verzint: begrepen. 12 tijdt (zoude) behooren: dat er tijd nodig zou zijn. 15 daer toe: daaraan 17 mits vast gaende: mits het zeker is. 20 op...te draaghen: zo groot, dat hij boeken in folioformaat (WNT blad 2766, dit citaat) kan dragen. 23 te...voldoe: in rekening te brengen, opdat ik die voldoe. 24 vernomen: gezien; met...beladen: in zorg over zijn werk. 25 dat hij...moght: dat hij er (d'r, daar) uitscheiden zou. 27 alles (wat het metselwerk betreft). 30 derzelve: zijner V.D. 32 jaght: drukte; geschendt: beschadigd. 34 te kost leide: besteedde. 35 hem: voor hem; en (om) (...) te brengen (nevengeschikt met om (... verstaen). 37 kan ik...zien: zie ik er geen gat in. 38 verachterd: gebroken, niet nagekomen (WNT verachteren (I) 51). 40 al: wel. 41 verdragh: uitstel. 43 zelfs: zelf. 44 bet: eerder. 45 stemmen: bepalen (WNT stemmen 1408 7). 47 naer: op. 48 zelfs...peilen: zelf zijn bedoelingen het best doorzien. 49 den oorbaar...zaaken: kunnen bereiken wat in de gegeven omstandigheden het nuttigst is. 52 verbouwen: anders opnieuw te gebruiken. 53 misstal: iets lelijks, dat misstaat; om...wille: vanwege de ongelijkheid, doordat ze rondom bekapt waren. 57 galoche (Fr.): overschoen, die niet stevig op de grond staat, hier fig. voor onbetrouwbaarheid, vgl. 380 r. 39v. 58 ik leg + te + inf.: ik houd het ervoor, dat enz.; tanttrekkerij: beuzelarij, met bijsmaak van kwakzalverij. 60 mompen: bedotten; als Wezel enz.: dit was een onwaar gerucht geweest. 61 den koning van Bohemen: Frederik V van de Palts, de ‘Winterkoning’ genoemd om zijn korte effectieve koningschap van Bohemen (1619-1620), vgl. 379. 62 in te rujmen: af te staan. 63 gebeurde: den deel viel. 64 maar (mij is) twijfel: ik vermoed (Mnl. Wdb. twivelen 842 4). N.B. Waarschijnlijk was in de 17de eeuw de betekenis vermoeden ook in het persoonlijk gebruik doorgedrongen; in dat geval is op de gewone manier het subject ick weggelaten. 70 dat een...opsteek: dat (afgezien van de in de vorige zin genoemde beletselen) Frederik V hertog van Beieren zou worden. 73 eerbiedenis: eerbetoon. 74 en daar op genoomen: en als voorwendsel gebruikt (WNT nemen 1827 2). 75 de kroon, nl. van Beieren. 77 gedekt: gesloten. 79 groenigheit: dartelheit, nl. de Klaghte der Prinsesse van Oranjen, over 't oorloogh voor 's Hartogenbosch; met mij: bij mij. 82 met ledighe...den geenen: met lege handen aankomen bij degene (enkelv.) - Huygens had juist zijn eerste Donne-vertalingen aan Hooft gestuurd, vgl. 376, 377, 381, 383. 88 beloopen: aantreffen. Huygens is in 't gevolg van Frederik Hendrik onderweg van Wezel naar Den Haag. 101 kerklijkheden: priesterlijke gewoonten enz. 102 sporling: moeite (WNT sporreling 2968 3). {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} 385 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.162. (Baak: Muyden 29 Augti 1630 beantw 30 ditto) Franq.   1 Monsr et frere,   2 Gisteravont schreef ick U E, in 't breede, 't geen hoope wel ter² 3 handt gekomen zij. Mits nu mijn loopende bode derwaerts gaet, 4 koom ick UE op nieuw quellen, om bevordert te hebben eenighe 5 zaken vereischt tot vercieringe van 's Prinssen koomste alhier.⁵ 6 Voor eerst wenschte wel dat Mr Dirk Sweeling moghte beweeght⁶ 7 ende bewillight worden, (want met onwillighe honden quaedt⁷ 8 hazevangen is) om hier te koomen tegens dien tijdt op de Clave- 9 cimbel speelen, die ick heb doen stellen, zoo dat hij daer weenigh⁹ 10 werx aen vinden zoude. Indien UE zich niet sterk maekt hem te¹⁰ 11 bepraeten, moght zien, oft de Ridder Reael, aen wien mij¹¹ 12 dienstelijk gebiede, met behulp van mijne Neeven Simon de Rijke¹² 13 ende P.Jansz. Hóóft, zoude konnen goedtvinden de HH. 14 Burgermren eens daer af te spreken, om te zien oft hunne EE 15 gelieven moght Sweeling daer af een woordt te doen zeggen: 16 waerop ick achte, hij zich niet zoude t' zoeke maken. Zoo men met¹⁶ 17 Sweeling niet te rechte raken kan, diende d'Organist vande 18 nieuwe kerk Mr Willem gesproken, die 't niet weigheren zal. Ick 19 en weet niet oft de HH Burgermren de kosten der stadt, in deze¹⁹ 20 geleghenheit zouden kunnen verstaen zoo verre te rekken, als tot²⁰ 21 het festeren zijner Vorstl. Doorl. op dezen Hujze. Maer in allen 22 gevalle acht ick hunne EE niet ongeraeden zullen vinden eenighe 23 Heeren, daer mijn Neef de Rijk wel onder diende te maghtighen,²³ 24 om zich alsdan hier te vinden, ende 't geene tot sterking dezer 25 plaetse gedaen is, nevens de geleghenh aen te wijzen; alzoo dit de²⁵ 26 Stadt, ten hooghsten, om verscheide inzichten, is betreffende. UE 27 zal ujt den Heere Reael, ende door zijne Ed.gestr. werkende, 28 lichtlijk speuren wat hier af te verwachten zij, zonder der zake 29 schijn te geeven, als ofter van mij grootelijx op gedrongen werdt. 30 De Heeren van Amsterdam, ontfingen 't voorleeden jaer een Plan 31 oft aftekening van deze plaetse van mij, ende hebben die tot noch³¹ 32 toe behouden, om op te raedslaeghen, ende die bequaemer te doen³² {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 stellen: gelijk geschiedt is, immers ten meestendeel. Nu zoude mij³³ 34 quaelijk voeghen zonder aftekening gevonden te werden, ende³⁴ 35 derhalven vrundschap geschieden, dat mijn Heer Reael, oft UE 36 zelf, geliefde van mijnen Neeve de Rijk het ouwde ende nieuwe 37 ontwerp oft plan, bejde te verwerven, om mij toegeschikt te 38 werden. Zullen bejde altijds tot stads besten blijven. Wel is waer³⁸ 39 dat ick op maendaeghe driegh daer te koomen: maer mijn tijdt zal³⁹ 40 'er kort zijn, ende de Heeren zijn dikwijls vander handt.⁴⁰ 41 Wat ick aen Vondelen schrijf kan UE bij den ingesloten zien, 42 denzelven daernae slujten, ende hem behandighen, blijvende, 43 Gode bevolen, naer groete ende gebiedenis, 44 Monsr et frere, van 45 U E 46 Gansdienstwen Broeder 47 P C Hóóft. 48 UE gelieve door de voors Heeren te bevorderen, dat hier tegens 49 dien tijdt de bosschieter van overjaer gezonden werde oft een⁴⁹ 50 ander, maer diend 'er eenen dagh te vooren te zijn. Hij heet 51 Laurens.   52 Ter vlught, ujt mijn 53 Toorentjen, 29 Aug. 1630.   Voorbereidingen voor de ontvangst van de Prins. 2 't geen (ick) hoope (dat). 5 vercieringe: niet alleen ‘mooi maken’ maar ‘tot een siere, een goed onthaal maken’. 6 D. Sweeling, 1591-1652, organist van de Oude Kerk, zoon van Jan Pieterszoon; beweeght: overgehaald. 7 bewillight: verlof kreeg van zijn superieuren, of, vanwege het erop volgende spreekwoord, ‘beweeght en bewillight’ tautologisch voor: bereid gevonden worden. Blijkens de volgende zinnen was Hooft van die bereidheid niet zeker. 9 stellen: stemmen. 10 zich...bepraten: geen kans ziet, hem over te halen. 11 moght zien: zou u kunnen proberen. 12 Simon de Rijck, vgl. 324. 16 zich t' zoeke maken: zich aan iets onttrekken. 19 de kosten der stadt: het bedrag dat Amsterdam placht te besteden aan het slot, als steunpunt van de Vechtlinie. 20 verstaen: goedvinden. 23 wel onder diende: wel bij zou behoren te zijn. 25 gelegenh: ligging, situatie. 31 aftekening: getekend plan. 32 bequaemer stellen: beter opmaken. 33 immers ten meestendeel: althans grotendeels. 34 ende (mij). 38 tot stads besten: ter beschikking van de stad. 39 driegh, vgl. 373. 40 vander handt: het tegenovergestelde van: bij de hand. Dus: weg. 49 bosschieter: busschieter, kanonnier; overjaer: verleden jaar. {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} 386 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.161. Loont.   1 Monsr et frere,   2 Alhoewel, deze achterblijvende, ick hoopen zoude, dat UE geene² 3 reke en zoude maeken op mijn' koomste ten eeten, zoo weete 4 nochtans hoe onlustigh het is, in onzekerheit van zoodanigh een 5 verwacht gehouden te werden, ende heb daerom goedt gedacht⁵ 6 UE bij dezen te vertoonen, dat het op maendaeghe geen pas geven⁶ 7 en zal, gemerkt mijne hujsvrouwe ende dochter, op Sondagh' 8 savonts, zoo 't weder ijetwat dient, menen mede te koomen, ende 9 zullen zoo veel te beloopen hebben, dat de siere doch meest in⁹ 10 't onderhoudt ende goedt gezelschap bestaende, niet besteedt¹⁰ 11 zoude zijn, aen lujden, die op heete koolen zouden zitten, ende met 12 de zinnen, midden in moejte steeken. Waer over UE gelieve U E¹² 13 zelven voor ditmael te verschoonen, ende ons van gelijken, die ter 14 geleghener tijdt wel zullen weeten te innen, 't geen wij in 't vat¹⁴ 15 houden. UE naerstigheit in bevorderen van alles voldoet ende 16 verplicht mij ten hooghsten. Vondelen heeft mij geantwoort, ende 17 zal hem zelf dienen te spreken. De Schetz van den lessenaer meen 18 ick mede te brengen, ende stellende alles aen onze genaekende¹⁸ 19 mondtgemeenschap, blijve 20 Monsr et frere, 21 U E 22 Gansdienstwe Broeder 23 P C Hóóft. 24 In haest als UE ziet, 25 vanden Ht Mujden 26 XXX Aug. 1630.   Lopende zaken. 2 deze achterblijvende: als ik deze brief achterwege liet. 5 verwacht: afwachting. 6 geen pas geven en zal: niet zal schikken. 9 beloopen: zorgen dat men iets krijgt, dus hier: boodschappen doen; meest: het meest. 10 onderhoudt: gesprek. 12 zinnen: gedachten. 14 innen: in ontvangst nemen. 18 stellende aen: overlatende aan (WNT stellen 1287 8). {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} 387 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.160. Hs. dubbel blad, het adres loopt over fo 1v en 2r, 2v is blanco. Loont.   1 Monsr et frere,   2 Hier bij heeft UE La Pietra del paragone Politico, waer voor Ick U E² 3 broeder bedanke. Gister naer ons afscheidt, gink ick eens aen 4 't stadthujs, om de HH. Burgermren te spreken van 't Plan: maer⁴ 5 waeren wat tijdtlijker afgegaen, als nae gewoonte. Waer over wel⁵ 6 wenschte dat UE mijnen Neef de Rijke, aen wien mij gebiede eens 7 aenspraeke, ten einde zijne E geliefde 't zelve voor mij te vorderen,⁷ 8 gelijk hij mij gister middagh aenbood, te doen in mijn afwezen.⁸ 9 Zijne E heeft de meeste kennis, zoo ick acht van dit werk, als zijnde⁹ 10 't voorleden jaer, hier zoo lange, met last van de Ed. Mo. HH 11 Staten, daer over bezigh geweest. Maer indien hij moght ujt der 12 stadt zijn, gelijk zijn E meeninge was haest nae de Hoef te gaen, zal¹² 13 de H. Ridder Reael oft mijn Neef P J Hóóft, hierom gemoejt 14 dienen, op dat ick het hoe eer hoe beter moghte bekoomen: 15 gemerkt ick daer op wel wat diene te spieghelen, om de beden-¹⁵ 16 kingen, die anderen daer op gehadt hebben, te vatten, ende t' over-¹⁶ 17 leggen oft er ijets meer waere, daer op te letten stonde. De H. 18 Oetjens zeit mij, dat inde tekening is achtergelaten het ontwerp¹⁸ 19 vanden Hinderdam, om redene, maer op een ander papier gestelt,¹⁹ 20 zulx men 't daer bij voeghen kan: 't welk wel oorbaer waere, ende²⁰ 21 datze mij bejde gewerden moghten. Ist mooghelijk dat met 22 behendigheit kan vernomen werden oft daer geneghenheit waere²² 23 om Zijne Vorstl.Doorl. hier te festeren, mij zoude lief zijn zulx te²³ 24 verstaen. Niettemin 't moest voeghlijk geschieden, ende in voeghe²⁴ 25 dat het schijnt oorspronkelijk van die HH te komen, denwelken 26 daer af den vollen dank behooren te hebben. Altijds de Busschieter²⁶ 27 ende ten minsten Sweeling, hoop ick niet en zullen geweighert 28 worden. Wel is waer dat Burgermr Oetjens meent, men zal hier 29 gemaghtighden schikken om den H. Prins te noodighen maar die 30 zullen niet overkoomen, voor dat zijne Vorstl. Doorl. hier is, ende 31 de busschieter gelijk ook Sweeling waer van noode, datze gereedt 32 waeren, tegens mijn ontbieden: te weeten 's daeghs tevooren. Doch {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 zoo de H Reael goedt vindt deze niet te verzoeken voor dat ick 34 naerder tijding hebbe, het zij zoo: ende ondertussen UE Gode 35 bevolen, naer groete ende gebiedenis, 36 Monsr et frere, van 37 U E 38 gansdienstwen 39 P C Hóóft. 40 In haest, vanden Ht 41 Mujden, 4 Sep. 1630.   Over de ontvangst van de Prins en het ontwerp van verdedigingswerken. 2 La pietra del paragone politico, vgl. 302; UE broeder: Jacob Baak. 4 't Plan, nl. voor de versterking van het noordelijke deel van de Vechtlinie, vgl. 385. 5 tijdtlijk: vroeg; Waer over wel wenschte: Daarom zou ik wel willen. 7 't zelve: het plan. 8 afwezen: afwezigheid. 9 als zijnde bezigh geweest: doordat hij bezig geweest is. 12 zal hierom gemoejt dienen: zal hierover lastig gevallen moeten worden. 15 spieghelen: denken. 16 daer...stonde: waarop gelet zou moeten worden. 18 achtergelaten: weggelaten. 19 om redene: weloverwogen. 20 ende ('t waere wel oorbaer). 22 daer: in Amsterdam, nl. bij het stadsbestuur. 23 om Zijne V.D. hier te festeren, vgl. 385. 24 voeghlijk: naar den eis. 26 Altijds: In elk geval; de busschieter...waeren: de kanonnier moest, evenals Sweeling, klaar zijn (de constructie van de zin is vreemd: het subject van waer (ware) is de zin dat ze gereedt waeren tegens mijn ontbieden; het subject van deze bijzin de busschieter gelijk ook Sweeling is proleptisch vooropgeplaatst, en wordt in de bijzin door ze herhaald. Vgl. F.L. Zwaan, Hooftiana III, N, Tg. 68, 456. {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} 388 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.159. Loont.   1 Monsr et frere,   2 Ziet UE hier weder toekomen de loopmaeren, die ick vreeze dat 3 den mondt zoo zeer tot lieghen gewent hebben, datze in 't 4 begrooten vande Indische schatten, ons min als de waerh zeggen. 5 Want 9 millioen ende 900 M. Realen van achten, te verre onder 6 18 millioenen is, daer UE ujt Antwerpen, af geschreven was. Jae 7 anderen hebben my, met stijve kaken, van twintigh gezeidt. Zoo⁷ 8 UE yet zekers hier af heeft, zal 't gaerne verneemen. 9 Die van Mujden niet moghende tegens de kosten van den Prins hier⁹ 10 kostvry te houden, zouden wel gaerne, eenigh bewijs van goeden¹⁰ 11 wille betoonen: 't welk voeghlijxt geschiedt, door yet zeldzaems,¹¹ 12 dat niet zeer te gelde loopt. Hierop is my ingevallen, dat ick met den 13 H. Wytz (twijfel oft UE daer by was) ten hujze van Mr Moor 14 Schoonvaeder vanden Ridder Reael, zekeren Vin Muschat ge- 15 dronken heb, die zoo goedt was, dat de H. Wytz zeide, 't was een 16 wijn niet om te drinken maer om te eeten ende te kauwen: ende dat 17 zijne Vorstl. Doorl. jaerlijx van die soorte plagh te doen komen ujt 18 Engelant van 's koninx kelderwaerder, maer nojt zoo goedt. Nu 19 levert Amsterdam ael ujt, gelijkmen zeidt, ende de lekkerny ende¹⁹ 20 keurigheit der kooplujden, stookt dikwijls ujt de gaat', 't geen daer²⁰ 21 de Prinssen geenen raedt om en weeten. Derhalven zoude my wel 22 aengenaem zijn, indien UE van dien oft diesgelijken wist op te doen²² 23 loopen, daermen eer af hebben moght: al zoude die al vry veel²³ 24 kosten: gemerkt men 't vat wat te kleender neemen moght. 25 Zoo de H. Wijtz noch daer is, zal UE yet zekerders konnen ver- 26 nemen, dan wy, die niet als loopende geruchten en hebben, mel- 27 dende dat de Prins noch binnen den Bosch is, ende de Prinses, door 28 verswaeren haerder ziekte, nae den Haeghe gekeert. 'T welk indien²⁸ 29 't zoo is, zal, nae schijn, de koomste zijner Vorstl. Doorl. noch lang 30 aenloopen. UE zal dit ten minsten konnen weeten, ende zij, 31 Monsr et frere, 32 met alle die UE lief zijn Gode bevolen, naer groete ende gebiedenis {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 van 34 U E 35 Gansdienstwen broeder 36 P C Hóóft. 37 Vanden t Mujden, 38 10 Sep. 1630.   Over de ontvangst van de Prins. 7 met stijve kaken: boudweg; van twintigh gezeidt: gezegd: 20. 9 niet...kosten: niet in staat zijnde, de kosten te dragen. 10 kostvrij houden: (nog tegenwoordig ‘vrij houden’) alles voor iemands onderhoud betalen. 11 voeghlijxt: het best, op de meest geschikte manier. 19 levert ael ujt: levert heel wat op (ael: woordsp. met ‘al’? WNT aal (VI) Suppl., zonder vermelding van een mogelijk meeklinken van aal (I) d.i. al); lekkernij ende keurigheit: lekkerbekkerij (WNT lekkernij 1528 1) en kieskeurigheid (WNT keurigheid 2677 1). 20 stookt ujt de gaat': schommelt op (WNT stoken 1843: door porren en rommelen met een stok uit de gaten te voorschijn doen komen (gaat' geapocopeerde oude meervoudsvorm gate 341)). 22 oploopen: te koop vinden. 23 al: wel. 28 'T welk...is: En indien dit zo is. {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} 389 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.158. (Baak: Muyden 13 Septembr 1630 beantw 14 ditto -) Loont.   1 Monsr et frere,   2 UE wedervaeren met den Lantmeeter had ick te vooren gespelt. 3 Maer vreemder is dat alzoo mijn oude plan ende 't nieuwe van³ 4 mijn' HH. van Amsterdam, bejde 'tzoek blijven: ende dat de geen⁴ 5 dieze laest gehadt heeft niet bedenken kan, waerze belandt zijn. 6 Mijn' gissing liep, van eersten in, daer op al, dat de Heeren, tot⁶ 7 hun tweede bedenken koomende, niet laten zouden gemaghtigh- 8 den hier te zenden, om zijn' Vorstl. Doorl. de handen te kussen, 9 ende te vertoonen, wat vlijt, in den voorleden jaere hier, door [de]⁹ 10 die stadt gedaen is, ende vorder tot de sterking vereischt wort. 11 Indien de Frontignac aldaer te krijghen is, zoo goedt als die van 12 Monsr Moor was, wij en zullen geen oxhooft laten om 120 jae¹² 13 tweehondert guldens. Dies bid ick UE gelieve om te hooren bij¹³ 14 alle lekkertanden. Der isser gereeds binnen Amsterdam, ende¹⁴ 15 moghelijk, wien zoo groot een geldt beter mondde als de wijn. 16 Zoo men geenen Frontignac vindt, moght UE eens doen ver- 17 neemen, door Haek oft ijemant anders, ofter Vin Franchojs is 18 daermen eer af hebben kon. Maer ick ducht wel neen, om dat 19 dierghelijke te hoof gedronken wort, ende lichtlijk pujk te beko-¹⁹ 20 men is. Rijnschen wijn, meen ick, dat mijn Heer de Prins niet en 21 drinkt, oft noode. Niettemin hij moght zoo ujtneemende zijn, 22 datmen 't in beraedt naeme. Deze goede lujden deeden gaeren ijets,²² 23 om te beweeren, dat zij geene van de groote steden, in goedthartig-²³ 24 heit, wijken. Fruiten in sujker gezult zijn te hoof in goeden 25 aenzien; maer als 't niet wat heel zeldzaems waere, zouden voor 26 daeghelijksch broodt, deurgaen. UE helpe mij bedenken: want 27 nae dat mijn Schout alhier, ujt mon frere Hasselaer aldaer verstaen 28 heeft, komt zijn' Vorstl. Doorl. eerst heden in Wezel. Men heeft 29 dan noch 5 oft 6 daeghen tijds, nae mijn' reke ende zal ick mij 30 verlaten tot de kundschap van UE handt. 'T geen de H. Wijtz den 31 HH Burgermeesteren verwittight, komt gemeenlijk gericht aen 32 mon frere voors, dien UE nevens mijne gebiedenis, gelieve te {==*1==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 1 P.C. Hooft==} {>>afbeelding<<} {==*2==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 2 Joost Baak==} {>>afbeelding<<} {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 verzoeken deeling aende tijdingen van boven komende, noopende³³ 34 deze stof. Hierbij gaet wat vervolghs op 't laeste ujt Tacitus. Wij 35 wenschten de groote vlijt ende moejte daeghelijx bij U E, ons te 36 gevalle, gedaen, door eenighen wezentlijken dienste te verschul- 37 dighen. Maer de wil voor 't werk neemen, is God naevolghen,³⁷ 38 dewelke U E 39 Monsr et frere, verleene alle wat zalighst is, nae wensch van 40 U E 41 Gansdienstwen Broeder 42 P C Hóóft. 43 Vanden Hujze te Mujden, 44 13 Sep. 1630.   45 Ick en heb deze weeke geen schrijven van mijn' Swaegher Bartolot 46 gehadt. Zal moghelijk van hujs zijn; zoo niet, UE misschien 47 behulpigh konnen zijn, om Frontignac op te loopen. Monsr Schujl 48 waer ook goedt daer eens op gehoort: maer bejde onder verzoek 49 van te swijghen, waer toe die dienen zoude. Want als die dingen⁴⁹ 50 te vooren geweeten worden, verliezen zij van haeren aerdt.⁵⁰ 51 Wanneer men ook niet te recht geraekte, zoude 't luttel val⁵¹ 52 hebben, zoo veel waters te vergeefs vujl te maken. 'T welk U E⁵² 53 naer zijn bescheidenheit best weet in te zien, ende gelieve Messr.⁵³ 54 Bartolot ende Schujl, in zulken gevalle te groeten.⁵⁴   Over de komst van de Prins. 3 plan: nl. tot versterking van het noordelijke deel van de Vechtlinie. 4 mijn' HH. van Amsterdam: het Amsterdamse stadsbestuur. 6 tot...koomende: bij nadere overweging. 9 vertoonen: uiteen te zetten, te demonstreren; wat vlijt: hoeveel ijver. 12 oxhooft: wijnvat (220 l.); laten: wschl. schertsend voor: niet kopen. 13 om te hooren: rond te vragen. 14 Der isser gereeds: Er zijn er voorhanden (lekkertanden nl.); ende...wijn: en er zijn er misschien die meer lust hebben in zoveel geld dan in wijn, dus die een deel van hun voorraad voor een goede prijs willen verkopen. 19 pujk te bekomen is, nl. te hoof. 22 Deze goede lujden: de Muidenaren. 23 beweeren: tonen (WNT beweren 2406 7); goedthartigheit: goede en gulle gezindheid. 33 deeling: aandeel; van boven: van stroomopwaarts, en: van het hof. Frederik Hendrik kwam uit Wezel. 37 is God naevolghen, die dit nl. met de mensen aldoor doet. 49 waer...zoude: waarvoor die zou moeten dienen. 50 haeren aerdt: hun eigenaardige kwaliteit. 51 te recht geraken: zijn doel bereiken; luttel val hebben: geen goed figuur maken. 52 'T welk...zien: dit kan betrekking hebben op het hele betoog in r. 49-52, maar ook alleen op de kans, vergeefs gerucht te maken. 53 bescheidenheit: vermogen tot oordelen. 54 in zulken gevalle: als u ze hierover spreekt. {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} 390 A Monsr Monsieur Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 53. (Baak: 1630 - Muijden 15 September beantw 17 derselver)   1 Monsr et frere   2 De lasch ujt Tacitus vergeten, door dien 't web niet en scheen te² 3 gapen, gelijk UE bij 't nevensgaende zien kan, heb ick op 't einde 4 van 't bladt geklampt: ende zoud' het UE zelf gaerne gebraght 5 hebben, om mijn' Hujsvrouwe, die morgen derwaerts denkt,⁵ 6 gezelschap te houden: maer heb mijn been, met afstooten van een 7 lapken vels, bezeert, 't welk altijds nauw gewacht dienende,⁷ 8 vooral bij deze geleghenheit geviert wil zijn om tot geneezinge te⁸ 9 komen. Mijn' gissing had het getroffen, met mon frere Bartolet,⁹ 10 die ujt der stadt geweest is, ende mij op gisteren, de loopmaren ujt 11 Italien, met eenen brief van den geheimschrijver des Franschen 12 Ambassadeurs, gezonden heeft, doch melden niet gedenkwaer- 13 dighs. Mij deert dat de Mt van Sweden zoo schijnt te smelten. Ik¹³ 14 waende dat, in plaetse van dien, hem aenwas ende toeval te ver-¹⁴ 15 wachten stondt, vandegeene die met haer nochte met den kaizar 16 beholpen, daerenboven altijds met haet tegens dezen waeren¹⁶ 17 ingenoomen. Zoo dit dien koning niet gelukt, ende eenighe vor-¹⁷ 18 sten oft volken zich voor hem verklaeren, zie wel dat hij geen 19 voordeel doen kan, met zijn hajr t'elkenmaele in een' versche wejde¹⁹ 20 te brengen, gelijk de noodt den geenen dwingt te doen, dien 't aen 21 betaling gebreekt, 't en waere dan dat hij met lantbederven, zijnen²¹ 22 vijandt eenighe goede voorwaerden wist' ujt te wringen. Vinde 23 derhalven niet zoo vreemdt dat hij 't ingenoomen zoekt vast te 24 houden ende te beleggen, met schanssen en sterkten, die voeten²⁴ 25 inde aerde hebben, ende swaerlijk uit deune handen te breken zijn.²⁵ 26 Men legt de schuldt op Vrankrijk ende Venetien, als niet zoo 27 scheutigh van gelde, als hem wel hoop gegeven was. Maer 't is 28 d'ouwde wijze der grooten, meer t' omvaedemen, als de lankheit 29 hunner armen lijden wil, ende schijnt de gauwste, die zijn bondt-²⁹ 30 genoot, op schoone beloften t' zee weet te helpen, om hem dan³⁰ 31 voort op genaede der fortujne te laten drijven. Die litzert evenwel,³¹ 32 zal zich niet lichtelijk in gat steken, daer hij niet door en ziet, 33 ende is voor een niet te vangen. Wie weet wat keer de zaken noch³³ 34 neemen, indien de loopmaeren de waerheit hebben leeren spreken {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} 35 van de lading der Indische vloote? want zeker de geruchten van de³⁵ 36 Spaensche zijde gestrojt, om hunnen rijkdoom groot te maken, en 37 dienen niet blaeuwer. Acht millioenen te versteken en vertrouwen³⁷ 38 onder krijsvolk, dunkt mij bedenkelijker, als die in 's koninx 39 handen te laten vallen. Ick en verstae mij op deze wereldwijsheit 40 ook niet, van ontzigh te willen maeken, met berghen in arbejt te⁴⁰ 41 doen gaen, die met het baren van een mujs, niet dan te beschaemder 42 ujtkoomen. Mijn' hoope is al dat UE noch eenighen lekkeren 43 muskat zal opstoken. Zoo niet moeten 't met wat anders afzien.⁴³ 44 Altijds gelieve U E, zoo ras daer tijding is van 's Prinssen koomste,⁴⁴ 45 mij die over te schikken, bij een afgezonden ende vertrouwden 46 bode. Cornelis de Glasemaker, die 's nachts ons hujs bewaert, 47 zoude daer toe kunnen dienen, ende UE door mijnen swaegher 48 Pieter Hasselaer aengewezen werden; 't en zij UE ijemant anders 49 heeft. Ondertussen mij gebiedende ujt alle mijn vermoghen, aen 50 U E, late dezelve Gode bevolen, blijvende, 51 Monsr et frere, 52 U E 53 gansdienstwe broeder 54 P C Hóóft. 55 Vanden HtMujden, 56 15 Sep. 1630.   Over het nieuws. 2 lasch: inzetstuk, hier blijkbaar een overgeslagen stuk uit Tacitus, dat in de tekst van de vertaling (het ‘web’) de aandacht niet getrokken had. 5 denkt: denkt te gaan. 7 nauw gewacht: goed verzorgd. 8 geviert: versterking van ‘gewacht’, omdat het been genezen moet zijn voordat de Prins komt. 9 had het getroffen: was raak. 13 smelten: versmelten, achteruitgaan. 14 toeval: toeloop. 16 beholpen met: gediend van; daerenboven altijds: toch vooral. 17 ingenoomen met haet: van haat vervuld (WNT innemen 1817 β). 19 hajr, zeldzame variant van heir, ook LSt.I, 176, 214 (WNT heir 482 inl.) 21 't en waere...wringen: tenzij hij, door de bevolking uit te plunderen, zijn vijand een stuk of wat gunstige voorwaarden wist af te persen. 24 houden en beleggen: eig. een touw stevig vasthouden en vastzetten (WNT beleggen 1695). 25 die voeten inde aerde hebben: die voetstappen, dus geloop en moeite kosten; deune: strenge, dus goed vasthoudende. 29 gauwste: slimste. 30 die...helpen: hij die zijn bondgenoot met mooie beloften in de strijd weet te verwikkelen. 31 litzert: slimmerd. 33 voor een gat (samentrekking). 35 Deze en de volgende regels slaan op dezelfde berichten als het begin van 388. 37 en dienen niet blaeuwer: en kunnen moeilijk maller (WNT blauw (I) 2795). 40 ontzigh maeken: ontzag wekken, indruk maken; het baren etc.: Bergmassieven gaan zwaar, straks werpen z' een pieperig muisje. Horatius Ars 139). 43 opstoken, vgl. 388 r. 24; 't afzien: ons vergenoegen (WNT afzien 2006). 44 Altijds: Maar in elk geval. {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} 391 Mijn Heere Mijn Heere Hooft, Baillieu van Goijland ende drost van Muijden. Origineel. KA CLXXIac 54. T. de aantekeningen in margine zijn blijkbaar purismen van Wijtz. De afkorting van Magistraet in r. 7 is onduidelijk. Cito Cito Cito   1 Mijn Heer;   2 Tot noch toe heeft S.Exes voornemen gewanckelt. ende is niet² 3 mogelick geweest U.E. vroeger te waerschouwen dat hij merghen³ 4 middagh te Naerden will eten, Muijden besien inden achternoen,⁴ 5 (in margine:) ofte sonderling ende te Weesp vernachten. Daer toe gaet desen expressen: dien⁵ 6 U.E. gelieve het pacquet af te nemen, ende den ingeslotenen van de⁶ 7 Heere Wijts aenden Magat van Amsteldam op 'tallerspoedigste 8 den bondel J. Wijts door een versch mann derwaerts te schicken, alsoo het schijnt dat 9 die Heeren S.Ex: tot Muijden wenschen te begroeten, door dien hij⁹ 10 het voorts recht opden Haghe gemunt heeft. 11 Ik ben 12 Mijn Heer 13 U.E. ganschdienstwe 14 C Huygens   15 Amersfort, den 18en Septemb 16 tuschen tien en elven 'savonds. *1634*   Huygens schrijft dat de stadhouder de volgende dag Muiden zal bezoeken en waarom hij dit niet eerder kon berichten. 2 S. Exes: Men lette op deze genitief die Hooft goed vindt (vrl. woord met attr. bep. ervoor als eenheid met -s gebogen, voor de kern; zie Waern. 35, ed. GNS p. 243). 3 waerschouwen: verwittigen. 4 besien: inspecteren. 5 desen expressen: deze opzettelijk voor de gelegenheid afgezonden bode (WNT expresse 4325: wschl. uit expresse bode. Dit zou de vorm expressen met -n voor aanvangs-b van het volgende woord verklaren. Vgl. desen voor klinker). (In de marge het purisme sonderlingh = bijzonder. Daaronder de naam J. Wijts; dien...nemen: van wie u het pakket gelieve te ontvangen (in de marge wederom puristisch voor het pacquet: den bondel. De streng-puristische Wijtz, die een brief insloot, heeft, het briefje van Huygens doorziende, niet kunnen laten deze aantekeningen in de marge te plaatsen!) 6 ende...schicken: en de hierbij ingesloten brief van de Heer Wijtz aan de magistraat van Amsterdam door een verse man (een nieuwe bode) daarheen te zenden. 9 tot: te; doordien...heeft: omdat hij verder recht naar den Haag wil doorreizen (zonder Amsterdam aan te doen). {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} 392 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.157. Loont.   1 Mij is leedt dat UE zoo veel moejte, ende die noch te vergeefs doet 2 om aen Frontignaq, dat ick meen een' soorte van Muskat te zijn, te 3 geraken: ende ben dienaengaende ten einde mijner hoope. Met 4 Rijnschen wijn, als gemeen zijnde ende geen overpuik, ook den 5 Heere Prinsse niet zeer aengenaem, kan luttel danx behaelt worden. 6 Waerover mijne gedachten beginnen te speelen op eenighe over-⁶ 7 vloedt van ujtneemende visch, in 't aenkoomen zijner Vorstl. Doorl. 8 ten toon te stellen; dat te beter een' val hebben zoude mits het⁸ 9 eighentlijk schijnt van 't gewas dezer plaetse te zijn: voorneemelijk⁹ 10 wanneer 't met voeghlijkheit, ende in tobbens onder riedt ende¹⁰ 11 waterruighte schujlende, geschiedde. Konde UE nu daernevens¹¹ 12 eenighe zeldzaeme frujten in suiker gezult, bekomen, zouden 13 waenen daermede eenigher wijze, te kunnen bestaen. De visch¹³ 14 zouden wij wel verzorghen. Heden was hier Monsr Vander Molen 15 een groot ingewatert der Naerder meere, die zeide verstaen te¹⁵ 16 hebben, dat zijn' Vorstl. Doorl. dezen avont tot Amersfoort slaepen 17 quam, om morghen hier te zijn. Maer wij slaen alle zulke loop- 18 maeren inden windt, op toeverlaet vanden soldaedt, door den 19 H. Wijtz belooft hier over derwaerts te zenden, vastlijk vertrou-¹⁹ 20 wende, UE in genen gebreke zal zijn van oogh in 't zeil te houden, 21 ende ons van daer door zekeren bode te verwittighen, oft de²¹ 22 soldaet zijn' boodschap hier vergate te doen. Ende smaekt nae 23 goede zorghvuldigheit UE voorneemen, van niet naetelaten, ons 24 kundschap te geven, zoo ras die daer is, 't en waer' ick UE te vooren 25 verstendight hadde des onnodigh te wezen. Bedanke UE derhalven 26 daer vooren, tzampt voor de tijdingen in UE laesten geroert. 27 Van 't verlaten van Manmaker was mij ijet door d'ooren gewaejt,²⁷ 28 daer ick luttel staets af maekte. Maer naerdien 't UE ende andere²⁸ 29 bevestighen, ende UE niet wel bericht schijnt van 't ampt door²⁹ 30 hem dus lange bedient, moet ick UE zeggen, dat mijn neef de rijke 31 't zelve plagh te noemen niet ende altemael. Niet, om dat hij geen 32 zeker beroep had: altemael, om dat hij toegang had, tot alle voor-³² 33 treffelijke vergaderingen van regeringe in Zeelandt, toeziende ende {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 genoeghzaem de maet slaende op alles watter gehandelt wort, 35 onder tijtel van premier noble, dien hem zijn' Vorstl. Doorl. als³⁵ 36 Markgraef van Vlissingen ende der Veere, toevoeght. Waer hij zich 37 in misgaen heeft, ende dit verdient is mij eighentlijk onbekent.³⁷ 38 Want over den Heere van Oldenbarnevelts zake gezeten te hebben, 39 dat is hem met 23 anderen gemeen, zulx geenszins denk, dat het³⁹ 40 daer op genoomen wort. De H. Huighens meene ook, dat nae zijne⁴⁰ 41 bescheidenheit zich wel hoeden zal ijets daer of te openbaeren. De⁴¹ 42 H. Wijtz, moghelijk als min inder zake gebrujkt, zoude milder zijn⁴² 43 van eenighe openinge hem door d'anderde handt gedaen, ende niet⁴³ 44 recht ujt vanden Heere Prinsse komende. Wat ick verneem, valt⁴⁴ 45 UE ook te deel. De Duitsche tijdingen gedenken van eenen gezant 46 hunner Ho. Mo. tot Hamburgh bezigh met bijleggen van 't geschil 47 tussen die stadt ende de Mt van Denemarken. Zoo UE weet wie 48 dat zij, verstond' het gaerne. 't en zij dat het de gewoonlijke Legger⁴⁸ 49 Aisma magh wezen, die voor een overbequaem persoon gaet. Ick⁴⁹ 50 hoor dat die vande kerke zich luttel genoeghens beloven van 51 's Prinssen koomst aldaer, ende duchten voor afzetting van vier⁵¹ 52 predikanten. Doch waer 't zoo, UE had mij des ijet gemelt, 53 dewelke den almoghenden, met alle die haer lief zijn bevolen blijve, 54 nae dienstlijke groete ende gebiedenis, 55 van 56 Monsr et frere, 57 U E 58 Gansdienstwen Broeder 59 P C Hóóft. 60 Ter vlught, vanden Ht 61 Muijden, 18 Sep. 1630.   Wijn en een vistafereel voor de Prins. Onzekerheid over zijn komst. - Het ontslag van Adr. de Manmaker in Zeeland. - Kerkelijke twist te Amsterdam: spanning over de komst van de Prins aldaar. 6 Waerover: Waarom; eenighe: een soort, de een of andere. 8 een' val hebben: indruk maken, ‘staan’ (WNT val (I) 245); mits...zijn: daar het op karakteristieke manier toont tot de voortbrengselen van deze plaats te behoren. 9 eighentlijk: karakteristiek. 10 voeghlijkheit: smaak. 11 waterruighte: wilde waterplanten. 13 enigher wijze te kunnen bestaen: enigszins te kunnen volstaan. 15 ingewatert: een door Hooft gevormd woord, naar analogie van ‘ingeland’: iemand die een perceel water in eigendom heeft. 19 hier over derwaerts: hiervoor, met dit bericht, naar Amsterdam. 21 oft...doen: voor het geval de soldaat zijn boodschap hier zou vergeten te doen. 27 verlaten: ontslag; Adriaen de Manmaker, baljuw van Middelburg 1604-1612, representant van de Prins als Eerste Edele van Zeeland 1618-1630. 28 daer...maekte: waar ik weinig om gaf (WNT staat 235 c) 29 wel bericht: goed op de hoogte. 32 voortreffelijke: aanzienlijkste. 35 dien...Doorl.(...)toevoeght: die Z.V.D. zichzelf(.. .)toekent. 37 eighentlijk: als men 't goed nagaat (WNT eigenlijk 4003). 39 dat...wort: dat als een voorwendsel gebruikt wordt. 40 nae zijn bescheidenheit: volgens zijn grote verstandigheid. 41 openbaeren: aan de openbaarheid prijsgeven. 42 als...gebrujkt: daar hij minder ambtshalve bij de zaak betrokken is; zoude...openinge: zou lichter tot het geven van inlichtingen komen. 43 hem...gedaen: die hij uit de tweede hand heeft. 44 recht...komende: zoals bij Huygens het geval was. 48 Legger: resident, speciaal in de Hanzesteden: Foppe van Aitzema, ca. 1580-1637, Ned. diplomaat, speelde een rol in verscheidene onderhandelingen tijdens de Dertigjarige oorlog (als purisme of schertsend gebruikt, WNT legger 1447 Aanm.). 49 gaet: doorgaat. 51 aldaer: waar de geadresseerde woont, dus Amsterdam; afzetting, vgl. 364, 403. {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} 393 A Monsr Monsieur Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.156.    ito C ito ito   1 Monsr et frere,   2 Terstondt heb ick UE geschreven om wijn, ende door groote haest² 3 vergeten, dat UE gelieve de H H Burgermeesteren aen te dienen³ 4 hoe zijn Vorstl. Doorl. te middagh tot Naerden eeten zal: voort 5 zoo 't moghelijk is dat Laurens de Busschieter met gereedschap om⁵ 6 lossen ende laden, hier koome; ook Sweeling oft meester Willem,⁶ 7 ende blijft gode bevolen, 8 Monsr et frere, 9 van 10 U E 11 Gansd.w. Broeder 12 P C Hóóft.   13 Vanden Ht Mujden, 14 19 Sep. 1630.   De Prins zal te Naarden eten. Voorbereiding voor welkomstschoten en muziek op het Slot. 2 Tenstondt: Zojuist. 3 aen te dienen hoe: mede te delen dat. 5 met...laden: voorzien van apparatuur om een kanon af te schieten en weer te laden. 6 Sweeling oft meester Willem, vgl. 385. {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} 394 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.155.    ito C ito ito   1 Monsr et frere,   2 Wij worden hier verrascht met tijdinge dat de kox al tot Naerden 3 zijn, om de maeltijdt aldaer dezen middagh te berejden voor zijn 4 Vorstl. Doorl. Waerover ick door Burgermeesteren der voors⁴ 5 stede verzocht word daetlijk daer te komen. Ende die van Mujden⁵ 6 verzoeken in aller ijl een aem wijns vanden besten, die UE brenger 7 dezes gelieve mede te geven, ende zij Gode bevolen, nae groete⁷ 8 ende gebiedenis, van 9 U E 10 Gansdienstwen Broeder 11 P C Hóóft. 4 Waerover: Waarom, Om welke reden. 5 die van Mujden: de Muidenaars (of, in dit verband, de burgemeesters van Muiden). 7 die...geven: en die gelieve UE brenger dezes mee te geven. {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} 395 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.154. T.r. 57 versien, l. versich? (Baak: Muyden 20 en 22 7mbr beantw 23 ditto. 1630) Loont.   1 Monsr et frere,   2 Nae dat zijne Vorstl. Doorl. in zijn voornoemen van hier over te² 3 komen, tot op eergister avondt, gewankelt had, zonden de 4 HH Wijtz ende Huighens bejde hunne brieven af, tussen 10 ende 5 11 ujren, inder nacht, ujt Amersfoort bij eenen zekeren boode, 6 dieze mij ten 10 1/2 ujre, voor de poorte van Naerden leverde, met de 7 fraeije onschult, datmen hem dronken had gemaekt, ende daer⁷ 8 door belet beter te spoeijen. De Heer Prins gezint heden inden⁸ 9 Haeghe te zijn, daer hij zeer nae ijverde om de daghvaert, vondt⁹ 10 goedt gister middagh tot Naerden te eeten, naedenmiddagh, deze 11 plaets te bezichtighen, ende des avonts zijne intreede tot Weesp te 12 doen; 't welk als 't heden geschiedde, gemerkt de tijdt daer toe¹² 13 < nodigh >, mitsgaeders 't bezightighen vande burghers in 14 waepenen, ende geleghenheit der plaetse, ondoenlijk was dezen 15 avont zich inden Haeghe voors te vinden. Zijne Vorstl. Doorl. 16 heeft tot Weesp geslaepen ten huize van Sr Laurens Schouten, als 17 UE moet bekent zijn, ende trok heden morghen ontrent half 18 achten van daer; welvernoeght, zoo 't scheen, vande goedthartigh-¹⁸ 19 heit, inde landzaten van dit geweste gespeurt, ende met alle 20 heusheit overbodigh, hun in 't geene tot versterking der plaetsen,²⁰ 21 dient, te begunstighen. De wijn quam rechts op 't ujterste oghen-²¹ 22 blik aen, ende mits het spoeijen zijner Vorstl. Doorl, ook dat de²² 23 zelve ende andere Heeren, tussen de maeltijden, beter met bier 24 gedient waeren, wert luttel gedronken: zulx mij dunkt ick de rest²⁴ 25 van dien van Mujden zal voor mijn voorraedt overneemen. Wiste 26 daerom gaerne oft hij wat zal konnen dujren op den tap. Want²⁶ 27 als hij wat toegemaekt waere, gelijk vaeken gebeurt, als de wijn-²⁷ 28 koper reke maekt, op vaerdigh ujtdrinken, zoo diende daer wat op²⁸ 29 gelet. UE gelieve mij te laeten weeten watze kost, dat ick de 30 betaling verzorghe. 'T en waere 't vertrouwen tussen ons zijnde,³⁰ 31 ick zoude mij ontzien te zeggen, dat hij immers zoo luttel aerds³¹ 32 heeft van de rechte Rijnsheit als mijn Overmoezelsche, zulx {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 datmen mij, hem lichtlijk voor eenen goeden Franschen zoude 34 doen drinken. Doch heb van de dunste tongen niet, ende verlaet³⁴ 35 mij bet op anderen. Weet ook wel dat UE maer te veel moejte ende³⁵ 36 zorghe hier mede gehadt ende mij ten hooghsten verplicht heeft. 37 Maer vermaen het, ten einde UE daer op gelieve te letten, in 't³⁷ 38 maken van den prijs: welwenschende de zelve hier eens moght³⁸ 39 komen verzoeken. 40 'T is wonder hoe 't Plan alzoo ook op de laetste ujre, quam op-⁴⁰ 41 gedondert. Zeker wel te passe. Want Hopman Jan vanden Bos het⁴¹ 42 zijne, nevens andere papieren, op den Haeghe, had gezonden,⁴² 43 als houdende de herwaertsreize af te zijn. Ick zend' het mon frere⁴³ 44 Hasselaar weder, om den HH burgermeesteren te behandighen. 45 Wij zouden leelijk verleghen geweest zijn, zonder dit. Gelijk ick⁴⁵ 46 ook om veele niet en wilde, van Stadsweghe, oft Burgermr Boom⁴⁶ 47 en waere hier geweest, om plicht te bewijzen. 48 Met de zake van Manmaker ist dus geleghen. Hij heeft zijnen last⁴⁸ 49 ontfangen van wijlen Prinsse Mauritz Ho. Ged., nojt van den 50 jeghenwoordighen, maer sedert de doodt des anderen vervolght⁵⁰ 51 zonder wederzeggen, tot nu toe. Zulx hy niet eighentlijk afgezet is, 52 maer gelaten aen te houden. Niettemin schijnen hier toe wightighe⁵² 53 redenen te zijn, die ick niet wel heb konnen gronden. Doch vatte 54 wel zoo veel, dat hij d'achtbaerheit des Prinssen, wel wat te stijf,⁵⁴ 55 ende quaelijk ter zaeke moght hebben gedreven, tot onbenoeghen 56 zijns meesters. De geen die nu zijn' plaets bewaert, doet het maer 57 bij maniere van versien ende tot naeder orde. 'T is de H. de Wit,⁵⁷ 58 gewoonlijk Pensionaris der H H Staeten van Zeelant, een bequaem⁵⁸ 59 persoon, maer geneghen tot goede sier maken, ende geen doodt- 60 vijant van den wijn: zoo ick bericht word. 'T welk zijne mis- 61 gunners breedt genoegh ujtmeeten. Men heeft gezeidt, dat ook de 62 geheimschrijver Junius verlaten was van zijn ampt, hier is niet aen,⁶² 63 ende heb 't hem noch heden zien oeffenen, bij instellen van een⁶³ 64 bescheit mij rakende ende ter handt bestelt, ter oorzaeke van een' 65 doodslagh in mijn bedrijf gevallen.⁶⁵ 66 D' eene moejte is niet over, oft ick en vind mij geperst UE een' 67 andere te verghen. Dat is Claes den metselaer nu voorts te drijven, 68 zoo veel eenighzins moghelijk is. Want de tijdt jaeght ons, ende⁶⁸ 69 leght op zijn vertrek, als UE weet: dewelke 70 Monsr et frere, met alle die UE lief zijn, den almoghenden bevolen 71 blijve, nevens hartlijke groete ende gebiedenis van   72 U E 73 Gansdienstwen Broeder 74 P C Hóóft. {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} 75 Vanden Hujze te Mujden 76 XX Sep. 1630. in haeste   77 De veerman heden morghen aen landt gebleven zijnde, ende deze 78 met eenen, zal hier zeggen 't geen gisteravont inder haest vergeten 79 had, dat Sweeling hier quam op eergister avont ontrent half zeven, 80 als ick reeds bij zijn' Vorstl. Doorl. tot Weesp was, ende braght bij 81 tot zijne verschoninge, dat hij maer eerst te 4 ujren, van UE was⁸¹ 82 aengesproken. Mijn' Hujsvrouwe had hem gaerne nae Weesp 83 gehadt, maer zijn waeghen was wegh, ende de duister viel; zulx 84 wij hem daer niet en kreghen. Niettemin heeft de clavecim wat 85 beter gestelt, ende hier vernacht. Nu wilde wel dat UE hem zijne⁸⁵ 86 waghenvrachten betaelde van mijnen 't weghe. Zijne moejte denk 87 bij anderen weghe t' erkennen. Ende gebiede mij op nieuw aen UE. 88 xxj Sep. 1630.   89 Dit 's nu ten derdenmaele bij mangel van bestellinge, dat ick dezen 90 opene, ten einde van daer in te slujten een plaester, ujt Tacitus, om⁹⁰ 91 op de blaeren te leggen, die UE om ons voorts te helpen, magh 92 inde voeten geloopen hebben. Maer ick ken mij zelf eenen 93 ellendighen artst, ende waerdigh des bijnaems van eenen dien de 94 boeren in Goeijlandt, Meester Jan Zonderzalf heeten. Mijn' goede 95 wil dient wel een dubbel man ende tefeens werk en weetenschap te⁹⁵ 96 strekken. 'T welk UE gelieve haer te gunnen.⁹⁶   Verslag van het haastige bezoek van de Prins aan Muiden, Naarden en Weesp, maar niet aan het Slot. Zorg over de overgeschoten wijn. - Het ontslag van Manmaker en verdere Zeeuwse bestuurszaken (vgl. 392). 2 hier over: hierlangs, langs deze weg. 7 onschult: verontschuldiging. 8 gezint: van zins. 9 daghvaert: vergadering van de Staten v. Holland. 12 't welk enz.: en als dit vandaag gebeurde, was het onmogelijk vanavond in Den Haag te zijn. gemerkt enz.: de tijd in aanmerking genomen, daartoe, en tot het inspecteren van de schutterij en de ligging van de plaats nodig. 18 goedthartigheit: goede gezindheid. 20 heusheit: welwillendheid. 21 rechts...ogenblik: net op het nippertje. 22 mits het spoeijen: door het haasten; dat: (mits) dat. 24 zulx enz.: zodat 't mij het beste dunkt dat ik enz. 26 dujren op den tap: goed blijven nadat het vat aangestoken is omdat eruit getapt wordt. 27 toegemaekt: klaargemaakt. 28 vaerdigh: binnenkort. 30 'T en waere: Als er niet was. 31 immers...heeft: minstens zo weinig de aard heeft. 34 Doch heb enz.: Maar ik ben geen wijnproever. 35 maer te veel: maar al te veel. 37 vermaen: noem. 38 maken: overeenkomen; de zelve...verzoeken; (dat je) hem hier eens kon komen proeven. 40 't Plan: het ontwerp, vgl. 387 r. 4. 41 opgedondert komen: plotseling komen (WNT opdonderen 453). 42 op: naar. 43 af te zijn: niet door te gaan. 45 Gelijk...bewijzen: Zoals ik ook om een lief ding niet wilde dat burgemeester Boom hier niet geweest was, om zijn opwachting te maken. 46 van Stadsweghe: om de indruk die de stad zou maken. 48 last: aanstelling. 50 heeft vervolght zonder wederzeggen: is aangebleven zonder dat ertegen geprotesteerd is. 52 gelaten: nagelaten. 54 dat hij d'achtbaerheit...gedreven: dat hij wel wat te stijf, en waar het niet zo te pas kwam, op de eer van de Prins gestaan mocht hebben. 57 bij maniere van versien: om er voorlopig in te voorzien; Boudewijn de Witte, † 1641, secretaris van Goes 1601-1625, daarna van de Staten van Zeeland. 58 gewoonlijk: ordinaris. 62 niet aen: niets van aan. 63 instellen: opstellen. 65 bedrijf: ambtsgebied (WNT bedrijf 1227 b). 68 de tijdt...vertrek: het seizoen, de zomer (de brief is van 21 september), d.w.z. het wordt tijd om de winterkwartieren in Amsterdam te betrekken (wat niet kan tijdens de verbouwing). 81 maer eerst: pas; van UE was aengesproken: bericht van u gehad had. 85 gestelt: gestemd. 90 ten einde van: om; plaester: pleister. 95 een dubbel man strekken: voor twee tellen. teffens werk en weetenschap: niet alleen het werk maar ook de kwaliteit daarvan. 96 haer: de wil; gunnen: toestaan, toekennen. {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} 396 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.153. (Baak: Muyden 1630 25 Sepr beantw 27 ditto.) Loont   1 Monsr et frere,   2 UE schrijven van den 23 heb geenen tijdt gevonden, voor dezen te 3 beantwoorden. Het werpt veele woorden in 't water, om te³ 4 beweren, de vlijt, in 't bestellen vanden wijn ende 't bedingen⁴ 5 deszelven aengewent. Want het waere al te arm een' zaek, dat ick⁵ 6 UE anders zoude toevertrouwen. Hebbe Carel vander Wijen aen- 7 geschreven, dat hij dien zal betalen aen Arent Bosman. Van 8 verwisselt te zijn, waere quaedt ijet te zeggen. Evenwel ist mij op 9 mijn' bruiloft bejeghent, zoo klaerlijk dat de wijnkooper over- 10 tuight door de proef, een vat weder nae zich nam. Dat volk meent¹⁰ 11 bijnae een werk van barmhartigheit te doen, als zij een' dikke tong,¹¹ 12 als de mijne, konnen mompen, ende door 't geloof den Rijnschen¹² 13 in Franschen veranderen. Niettemin, mijn Fransche daer bij 14 verzocht ende vergeleken, ontviel meer als ick meende. Mijn¹⁴ 15 Rijnsche kostende de aem ontrent 65 gl, geeft hem mijns oordeels 16 niet toe. Maer doet ons de gunste van kennis te komen neemen, 17 ende dan vonnis te vellen. UE gissinge vande koomst des 18 metselaers op morghen, en zal acht ick, geen' missinge maken: ende 19 veel zijn, zoo wij hem op maendagh naestkomende krijghen. De 20 kermis niet te houden, waer kerkroof gepleeght; ende 't staertjen²⁰ 21 der week is niet waerdt, om mede te beginnen. Ick bid UE gelieve 22 immers te bevorderen, dat hij eenen knecht, twee oft meer vanden²² 23 Leidekker met zich brenge, om 't dak van 't hujs te verstellen, 24 ende vooral dat vande gang af te breken. Want de metselaers 25 zouden alle de laijen schenden. Zoo UE mij ook mijne reke van 26 't verschot aen Sweling ende ter zaeke vanden wentellessenaer 27 zonde, zoude mij te gelde schikken: hoe eer, hoe liever.²⁷ 28 Het laeste stuk ujt Tacitus, hoop ick UE behaeght zal hebben: 29 zonderling de brief van Tiberius, op 't ende gestelt in zeer 30 gedrongen schrift, ujt ijver om dien heel bij een te hebben. Hartzalf³⁰ 31 voor den staet isser in; op meer dan een' plaetse. De loopmaeren 32 komen UE wederom toe, die des Fransmans bedrijf breder³² {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 ujtmeten, als d'Italiaensche doen. Maer elk suft op de wonderen³³ 34 door den H. van Thoirax gewroght. Geen tegenspoedt kan hem 35 zijn' glorij beneemen. Maer zoo de fortuin hem een hoon schuldigh³⁵ 36 is, dien hij niet verdient, mij dunkt dat ickze hem zal helpen 37 draeghen; zoo help ick hem met alle mijn geneghenheit. God 38 geeve een beter, ende U E 39 Monsr et frere 't volkomen uwer goede begeerten, met hartlijke 40 groete ende gebiedenis van   41 U E 42 Gansdienstwe broeder 43 P C Hóóft.   44 Vanden Ht Mujden, 45 25 Sep. 1630.   Lopende zaken. 3 Het werpt...water: Het spreekt veel woorden onnodig (vervolgd in r. 5: Want...). 4 beweren: aantonen. 5 Want...toevertrouwen: Want het zou wel heel armzalig zijn, als ik anders van u zou denken. 10 nae zich nam: terugnam (naar zich toe). 11 een dikke tong: geen fijnproeverschap van wijn. 12 mompen: bedriegen. 14 verzocht: geproefd; ontviel: viel tegen. 20 kerkroof: heiligschennis (WNT kerkroof 2353), ironisch, omdat de metselaar de kermis opgeeft als reden om niet te komen. 22 immers: althans. 27 mij te gelde schikken: zorgen dat ik geld bij de hand heb. 30 hartzalf: balsem, nl. aan wijsheid. Bij voorbeeld Tac. annales II, 26,2 ‘satis iam eventuum, satis casuum; se...plura consilio quam vi perfecisse’. 32 des Fransmans bedrijf: de actie van de Fransen (in Italië). 33 suft op: is verbaasd over. 35 Maer...is: Maar als hem een smaad te wachten staat. {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} 397 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.152. Franq.   1 Monsr et frere   2 Die posten over Frankfoort, in 't openen van UE brief, docht mij² 3 dat allarm in mijn hart bliezen, ende gelijk laest de ramp van 4 Mantua over Duitslandt quam, niet beters als 't verlies van Casal⁴ 5 overbraghten. De mare is beter, maer duchte voor den hinkenden 6 boode, om dat het schrijven van mijnen Swagher Bartolot, met 7 eenen ontfangen, des niet en rept: die 't oft van daer oft van 8 Antwerpen behoorde vernomen te hebben. Zijne E zendt mij een 9 andere tijdinge van Montmelian, niet zoo blijde, maer immers zoo⁹ 10 leezwaerdigh, zulx mij niet onthouden kan UE die hierin toe te 11 schikken, met verzoek gelieve dezelve, nevens mijne gebiedenis 12 den H. Ridder Reael mede te deelen, om voorts mijnen Neeve 13 Schepen PJ Hooft verstrekt, ende daernae, zoo haest moghelijk is, 14 aen Monsr Bartolot weder bestelt te worden. Indien UE lust ende¹⁴ 15 tijdt heeft om daer dubbelt af te trekken, mij twijfelt nauwlijx, oft¹⁵ 16 het en is de pijne waerdigh. Wat op de geruchten van Spinolaes 17 doodt volghen zal, verwacht ick met verlangen, gelijk ook 18 d'overkoomst van UE ende den H. Reael voors die mij hartlijk¹⁸ 19 welkoom hebt te zijn, ende den almoghenden, 20 Monsr et frere, nae dienstlijke groete bevolen, van   21 U E 22 Gansdienstwen Broeder 23 P C Hóóft. 24 Vanden Hujze te Mujden, 25 ter ijl, door 't nijpen 26 vanden tijdt, 27 Sep. 1630.   27 Dank heb UE voor 't voortdrijven van metselaer ende leidekker. {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} Nieuwmaren 2 Die posten over Frankfoort: kranten, een van de talrijke prolepsis-constructies. 4 Casale Monferrato: vgl. 356; den hinkenden boode: die kwam achteraan en bracht ander, slecht nieuws. 9 Montmelian: Franse vesting aan de Isère; immers zoo: minstens zoo. 14 weder bestelt: terugbezorgd. 15 daer dubbelt af te trekken: ze te kopiëren; mij twijfelt...waerdigh: ik vermoed dat het nauwelijks de moeite waard is. 18 die...te zijn: die mij natuurlijk hartelijk welkom bent (niet in WNT). {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} (P.C.Hooft aan J.Baak) Origineel. UBA II C 13.151. Hs. kattebel, ingesloten bij 397. 1 Monsr et frere,   2 De veerschujt komt daer door onweder ende brengt mijn brieven² 3 te rug. Dies doet mij 't verlangen nae den staet van de Frank- 4 foortsche tijdingen brenger dezes afveirdighen: te meer alzoo ick 5 om eenighe redenen mij nae ingevallen, voor gunste zal neemen,⁵ 6 dat UE de tijdingen van Montmelian doe dubbelen, ende mij hoe 7 eer hoe liever het afschrift bestelle. Ende blijft naer andere 8 gebiedenis Gode bevolen. In haest. 28 Sep. 1630. 9 Brenger dezes zal op UE antwoort wachten.   Post scriptum. 2 komt (te rug). 5 nae: later. {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} 398 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't ouwdemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.150. (Baak: Nataneel ondermark bij Jacques bourss. tot 8 1/4 gl. thond. Iser. beantw 3 october 1630-) Loont.   1 Monsr et frere,   2 De tijdingen van eergisteren maekten mij zoo toghtigh nae² 3 't vervolgh, dat ick, de veerschujt door onweder met mijne brieven 4 terug gedreven zijnde, eenen bode met dezelve afvejrdighde, om 5 aen naeder bescheidt te geraken. 'T welk niet gebeurende, maekte⁵ 6 geen' andere reke als dat UE heden met den H. Reael hier zoude 7 verscheenen hebben: tot dat het quaedt weeder dezen morghen 8 opgesteken, ons van dat geluk deed wanhoopen. Worde echter 9 verzekert van den voors bode, dat hij zich in 't bestellen vanden 10 mijnen gequeten heeft. Aen mon frere Bartholot had ick ten zelven 11 einde geschreven, die ten ooren toe in zijn werk stekende niet wel 12 en bezefte dat mijn man op dat stuk, stip afgezonden was, gelijk hij¹² 13 heden verwittight bij zekeren anderen daer toe herwaerts geschikt: 14 wijders meldende, dat geloofweirdighe lujden ujt Venetien 15 schrijven hoe de Markgraef Spinola, als bujten levens hoope zijn 16 olijssel ontvangen had: dat zijne ujterste krankheit over Antwerpen 17 verzekert wort; ende ujt Paris zijn overlijden, als geschiedt den 18 12en dezer. Hij voeght daer bij, het schorssen vande reize des 19 Hartoghen van Fridlant nae 's Caizars Hof, ende andere om-¹⁹ 20 standigheden ujt dien hoek, die de mare aenneemelijker maken. 21 Maer had noch niet met allen vanden Secretaris des Franschen²¹ 22 Ambassadeurs, nochte de belemmering der Spaensche wisselen,²² 23 't welk 't voorneemste punt is. Zeidt ook dat d'Engelschen inden 24 Haeghe staende houden den val van Casal: mitsgaeders dat van 25 andere oorden komt het slujten der stilstant van waepenen; daer hij 26 lettel geloofs in stelt. Zoo doet ook mijne gissinge; die dat voor 27 een konstenarje houdt van de Oostenrijksche, om dien van hunne²⁷ 28 parthije 't hart inden bozem te houden, gelijk met het stofferen²⁸ 29 vanden rijkdoom der Indische vloote gepleeght is. Want een²⁹ 30 bestandt, in zoo verwarden staet van zaeken te raemen, veele voeten³⁰ 31 inde aerde heeft, ende zoude mijns bedunkens, dien van Casal te 32 schaedelijk in hunne lijftoght zijn, die in twee maenden dapper³² {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 minderen zoude. 'T beleg van Montmelian moest 'er ook grootelijx³³ 34 bij verachteren. Doch ist quaedt hier te weeten, waer den Fransman³⁴ 35 aldaer de schoe wringt. De Hartogh van Lerma zoude in 't bewint 36 van Spinola gestelt worden: de Caisar t'onvreden zijn op den 37 Cheurvorst van Saxen, om dat hij weighert tot Reghensburgh ter 38 daghvaert te komen. Wat van alles zij hoope UE morghen naeder³⁸ 39 vernemen zal, ende UE bezigheit zoo veel tijds ujtpijnighen, door³⁹ 40 dwang der gewoonlijke geneghenheit, dat ick daer deel aen 41 krijghe. 42 De H. Huighens zeide mij ter vlucht tot Naerden, dat hij mij door 43 UE had doen aenbieden zijnen Connestaggio. 'T welk UE zal⁴³ 44 vergeten zijn oft immers mij. Dies schrijve daerom, ende om eenen⁴⁴ 45 Justiniani, die inden Haeghe genoegh nae zijn Ed. zeggen te koop is.⁴⁵ 46 UE kan den brief lezen ende daer nae gesloten voorts schikken: 47 alzoo ick achte UE niet onaengenaem zal zijn te zien, met wat 48 soorte van boersche siere wij gedacht hadden zijn' Vorstl. Doorl. 49 te onthaelen, en had het de tijdt niet benijdt. 50 Claes van Delft zandt heden hier eenen man om te vernemen oft⁵⁰ 51 zijn kalk ende steen van Ujtrecht aengekomen was, maer hebben⁵¹ 52 geene gekreghen: het welk, nevens 't quaedt weder mij duchten 53 doet, voor 't lange touw: ujtgezeit dat wij ons op UE vlijt verlaten,⁵³ 54 die hem zal voortpresten. Te meer dewijl mij zeer ongeleghen⁵⁴ 55 komt hier lange te verblijven. Kon UE ujtvorssen, wat ter 56 vergaderinge van de HH Staten van Hollandt zoo in kerkelijke als 57 weirlijke stoffe omgaet het zoude mij welkoom wezen. De H. Reael⁵⁷ 58 aen wiens Ed. Gestr. mij gebiede, zal misschien geene swarigheit 59 maken van UE de punten van beschrijvinge te openbaeren, die 60 men weeten magh. Wat ook tot Amsterdam zich toedraeght in 61 gelijke zaken waer mij lief te hooren: ende daernevens weder te 62 hebben het dubbelt van 't verhael van Montmelian. D'eerste⁶² 63 schoone dagh daerentussen belooft ons UE overkoomste met zijn 64 Ed. Gestr. op welke hoope, wil UE met alle die haer lief zijn in 65 schut des allerhooghsten bevelen, nevens dank, dienst ende 66 eerbiedenis, 67 Monsr et frere, van 68 U E 69 Gansdienstwen Broeder 70 P C Hóóft. {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} 71 In haeste, vanden Ht 72 Mujden, 29 Sep. 1630.   73 Ist UE moghelijk zekerheit te bekomen van 't verdragh tussen den 74 Hartogh van Nieuwburgh ende den Markgraef van Brandenburgh,⁷⁴ 75 het waere mij gewenscht. 76 De leidekker heeft hier gister eenen knecht gehadt, ende 't dak 77 afgebroken, dat het nodighste werk was. Hier bij gaet een horn ujt 78 Tacitus, waer in bij verzinning in 't schrijven een' zijde van een half⁷⁸ 79 vel overgeslaeghen is ende ledigh gerekent moet werden. 'T laest is 80 wat kribbigh gevallen, gelijk de stoffen van den heidenschen gods-⁸⁰ 81 dienst gewoon zijn: maer slaet zeer op 't geen wij t' onzen tijden⁸¹ 82 gezien hebben in 't afschaffen der bedelarije, 't welk 't graeuw zeer 83 quaelijk verdraeghen kon, zich ujt godvruchtigheit daer tegens⁸³ 84 kantende.   Over de nieuwmaren en de verbouwing. 2 toghtigh: driftig verlangend. 5 maekte...reke: trok (ik) geen andere conclusie. 12 op dat stuk, stip: expres met die bedoeling. 19 de Hartoghe van Fridlant: Wallenstein. 21 had...allen: ik wist nog hoegenaamd niets. 22 de belemmering, vgl. 402. 27 konstenarje: kunst, list (vgl. inl. blz. 52); Oostenrijksche (parthije). 28 't hart in den bozem houden: moed te doen houden; stofferen: opsmukken (WNT stoffeeren 1804). 29 Indische: Westindische. 30 een bestandt raemen; een wapenstilstand door overleg tot stand brengen. 32 twee maenden: zo lang zou het bestand blijkbaar duren. 33 beleg, nl. door de Fransen. 34 verachteren: achteruitgaan; quaedt: moeilijk. 38 daghvaert: vergadering (hier: van Keurvorsten); ‘Wat van alles zij’ is obj. zin bij ‘Hoope’ en subj. zin bij ‘(zal) ujtpijnighen’. 39 ujtpijnighen: afdwingen. 43 Connestaggio, vgl. 353. 44 oft immers mij (zal vergeten zijn) (Mnl. Wdb. vergeten 1756 III Onpers.). 45 Justiniani, vgl. 353. 50 Claes van Delft: C. de metselaar. 51 benijdt: misgund. 53 't lange touw zoeken: de dingen op de lange baan schuiven. 54 voortpresten: voortdrijven. 57 weirlijke: wereldlijke. 62 dubbelt: afschrift. 74 Brandenburg en Palts-Neuburg bevestigden het voorlopig verdrag van Xanten van 1614, waardoor een eind gekomen was aan de Kleefs-Gulikse successieoorlog. Brandenburg kreeg Kleef, Mark en Ravensberg. Palts-Neuburg kreeg Gulik en Berg. 78 verzinning: vergissing. 80 kribbigh: kriebelig, te vergelijken met Tesselschade's ‘krivelich’ in 555 r. 12. Niet in de woordenboeken; de stoffen...godsdienst: supplicationum dies...; dona Iovi (Tacitus annales II, 32, 2. 81 maer slaet...hebben: wschl. multa in luxum civitatis dicta (id. 33,1): ‘hij ziet een parallel in enerzijds de tegenkanting van 't grauw in zijn eigen dagen tegen 't afschaffen van de bedelarij en anderzijds de tegenkanting tegen inperking van de overdaad in Tiberius' tijd, beide zogenaamd uit motieven van godvruchtighheid, maar in feite uit eigenbelang’ (D.K. Fzn.). Hooft's voorafgaande brieven bevatten aanwijzingen dat hij met de vertaling tot hier gevorderd was. t' onzen tijden: op 4 maart 1630 hadden de Staten van Holland een plakkaat van 19 maart 1619 vernieuwd tegen bedelaars, vagebonden en bedelarij (12 mei 1649 zou het weer vernieuwd worden, vgl. Groot Placaet-boeck I, 's-Gravenhage 1658, 485-492). 83 zich...kantende: het geven van aalmoezen, de weldadigheid in 't algemeen, was een heilige christenplicht. De bedelaar geeft de rijke gelegenheid deze te vervullen. Maar naast de echte armen bestonden wie tegenwoordig met de term ‘beroepsarmen’ zouden worden aangeduid en deze soort nam in de 17de eeuw door verschillende oorzaken in aantal en wangedrag toe. Hooft denkt aan dit ‘graeuw’, dat zich op het godgevallige van het aalmoezengeven evengoed maar met veel minder recht beriep als de echte armen *). {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} 399 Aen den Ridder Constantin Huighens Secretaris zijner Vorstl.Doorl. Minuut. UBA II C 11.845. Hs. enkel vel, fo 2r v.e. ontvangen brief. 1 Mijn Heere,   2 Gelijk een' swangere vrouw, die haeren mondt op een glas lekkeren² 3 wijns gemaekt had, dat haer tegens de tanden aen stukken ge-³ 4 smeeten wort oft als een Alchijmist, dien een werk van zeven 5 jaeren, ende 't grontzap van een' grondelooze hoop, om zijn ooren⁵ 6 springt, zoo stondt ick, mits het schielijk doorreizen zijner⁶ 7 Vorstl. doorl. ende Uwer Ed.gestr. voor 't hooft geslaeghen, ziende⁷ 8 te leur gestelt de lust die ick mij ujt d'eere uwer jeghenwoordig-⁸ 9 heit, had toegeleght. De busschieters waeren ontboden, de speelen-⁹ 10 de gezellen besproken, om onder 't schaffen der spijze ook eenighe¹⁰ 11 kluchten aen te rechten. Tesseltjen en Joffrouw Francisca had ick in¹¹ 12 waerdtgelt, om ten eersten tromslaghe op te zijn, haere keelen veir-¹² 13 digh ende de loopplaets hier te hebben. Wij dreighden de heele zael¹³ 14 met festoenen van frujt en loveren te sieren: ende zoud' der UEd. 15 misschien van levende braessems, karpers, snoekken, baerzen en 16 botten, door vlochten met groen slijm kroost ende andere water-¹⁶ 17 rujghte gezien hebben. Mr Dirk ujtnemend orghelist ende zoon¹⁷ 18 van mr Jan Sweeling quam een uir oft twee te laet, om de klavesim¹⁸ 19 te roeren. Al wintvang, wil UEd. zeggen. Ook isser de windt meê¹⁹ 20 deur; en laet ons suffigh zitten naekijken. Doch verscheen 'er een²⁰ 21 blikkerinxken hoops, van UEd. met me Vrouwe ende haer lieste²¹ 22 gezelschap ten naesten jaere eens hier te zien, dat zoud' ons ver- 23 quikken als sprenklen rooswaters in 't aengezicht, oft Rijnsche 24 wijn onder de neuz. Maer om ons te troosten, in een' troost die zoo²⁴ 25 verre te zoeken is, vertrouwen dat UEd. zal gedient zijn, met 26 eenigh vocht ujt haer' rijpe penne geleekt, tot laeffenis der ver- 27 langende harten, herwaerts te scheepen. Indien den Connestaggio²⁷ 28 d'eer van 't geleij deszelven gebeuren magh, hij zal niet quaelijk 29 ontfangen, wel geherberght, ende vailigh weder t' hujs geholpen 30 worden. Ook dar ick nauw, ende waeghd' het echter gaerne, UEd.³⁰ 31 te verghen, dat zij hem een Justinianij, liefst ongebonden, deed' 32 gezelschap houden, met kundschap wat hij gelden moet. Hunnen³² 33 wegh over Amsterdam neemende, zullen ze bij mijnen swaegher 34 Baek best eens ujtspannen: die U Ed. aldaer dacht te begroeten, en 35 waer hij zelf, dien dag, niet naer Ujtrecht verreist. Het heeft der³⁵ 36 heusheit des Heeren van Hauterive gelieft, mij een' dankzegging,³⁶ 37 ujt d'andere werelt, ende naeme zijns grooten Koninx, te brengen. 38 Voor den oorspronk welker eere ick mijns bedunkens in UEd. oft³⁸ {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 den H. Wijtz moet gehouden zijn. Gebiede mij derhalven op 't 40 geneghenste, aen alle drie, denwelken, tzampt Mevrouw UEd.⁴⁰ 41 Gemalinne ende haer huisgezin, God almaghtigh het wensch-⁴¹ 42 waerdighst verleene, nevens de wil om te werk te stellen,⁴² 43 Mijn Heere, 44 Uwer Ed. Gestr. 45 Verplichten dienstwillighsten 46 P C Hóóft. 46 Vanden Hujze te Mujden 47 den 29en Sep. 1630.   Hooft uit er zijn teleurstelling over dat de Prins het Muider slot niet bezocht heeft en beschrijft de vergeefs gebleken toebereidselen. - Over Conestaggio en Giustiniano. - De Franse kolonel in Nederlandse dienst De Hauterive complimenteert Hooft wegens Henrik de Gróte. 2 haeren...had: haar zinnen gezet had op, erg verlangd had naar (WNT mond 1057). 3 gesmeeten: geslagen. 5 grontzap...hoop: het bodembezinksel van een hoop zonder bodem (Hooft speelt met grontzap, grondelooze in schijnbare tegenstrijdigheid. De pot van de alchimist en daarmee zeven jaren werk, explodeert, de droesem uit de pot springt hem om de oren; een grondelooze hoop is omschrijving van de vloeistof in de pot, waaruit hij, zonder grond, hoopt goud te maken). 6 mits...Ed.: door het snelle doorreizen enz. Hooft ziet als oorzaak dit snelle doorreizen, niet het late bericht. 7 ziende...lust: daar ik de vreugd teniet gedaan zag. 8 mij...toegeleght: mij had beloofd, voor mij verwacht (WNT toeleggen 539). 9 busschieters: kanonniers (WNT busschieter 1931) (om de welkomstschoten te lossen); speelende gesellen: de komedianten (om een voorstelling voor de stadhouder te geven). Ook dezen konden dus niet optreden, omdat ze niet op de 19e sept. nog konden komen. 10 schaffen: opdienen (WNT schaffen 209); aen te rechten: op te dissen, op te dienen (WNT aanrechten 276). 11 had ick in waerdtgelt: had ik in dienst genomen (vgl. waardgelders: soldaten, door de steden in dienst genomen.) Francisca Duarte is ten onrechte door Beets (Gedichten van Anna Roemers Visscher enz. Utrecht 1881 II 245 v.), Worp (Br. I 295 n. 3 en Onw. Vr. 84 n. 5) en C.W. Bruinvis (Nav. LII, 387 v.) gehouden voor een der door Huygens in zijn Dagboek (blz. 82) genoemde dochters van Gaspar Duarte, schatrijk diamantair, bankier en maecenas te Antwerpen. Ook Hooft's grapje over de naam van haar man (‘uw genan * op een letter na’) heeft misverstand gewekt: haar man heette niet Francisco Duarte maar Francisco Ferdinando du Pas: het grapje sloeg alleen op de voornaam. Onjuist is ook, dat zij ‘de Portugese nachtegaal’ genoemd werd; zij behoorde wel tot een Portugees-Joodse familie maar kwam uit Parijs naar Alkmaar en werd ‘de Franse nachtegaal’ genoemd. Een stroom van regesten uit het gemeente-archief van Alkmaar, die te danken zijn aan de adjunctarchivaris Mr. J.H. Rombach, toont aan (behalve haar wisselende fortuin) dat zij een zuster was van genoemde Gaspar. Het door Huygens genoteerde overlijden van Francisca Duarte in 1678 betreft zeer waarschijnlijk Gaspar's gelijknamige dochter. De Alkmaarse Francisca wordt in 1646 weduwe en verdwijnt dan weldra uit de Alkmaarse archieven. J. Zwarts vermeldt in NNBW VII 389 v. wel terecht, dat Gaspar Duarte een zuster had die met F.F. du Pas te Alkmaar getrouwd was, maar niet, dat deze zuster identiek is met de in een afzonderlijk artikel door hem besproken Francisca die met Tesselschade en Hooft bevriend was. 12 op: overeind, paraat; haere...veirdigh: hun stemmen klaar, in orde, te hebben (samentrekking), alsof het wapens waren; de...hebben: hun verzamelplaats hier, in Muiden, te hebben (het militaire beeld volgehouden). 13 dreighden: waren voornemens (WNT dreigen 2278); ende...UEd.: en gij zoudt er. 16 slijm: een soort slijmerige waterplanten? Niet in WNT; kroost; kroos; waterruighte: watergewas, wateronkruid (WNT ruigte 1652: onkruid). 17 Mr Dirk, vgl. 385. 18 quaem...laet, vgl. 395 Postscr. 19 Al...zeggen: Allemaal onnodige (ijdele) drukte, zult u zeggen; Ook...deur: De wind is er dan ook mee vandoor (woordspelend met windvang, die ijdele drukte is danook door de wind weggevaagd, er is niets van gekomen). 20 suffig: beduusd, perplex (WNT suf (I) 466); een...hoops: een kleine flikkering, een sprankje hoop. 21 haer...geselschap; die u het liefst is, uw echtgenote. 24 Maer...scheepen: Maar wij vertrouwen dat gij er prijs op zult stellen, ons te sterken, nu wij ons troosten met iets dat zo ver in de toekomst ligt, door wat vocht (inkt) uit uw ervaren pen gedropen tot verkwikking van onze verlangende harten hierheen te zenden (dus: door ons te schrijven) (WNT dienen 2532: gediend zijn met, ingenomen zijn met). 27 Indien...magh: Indien de Conestaggio de eer mag te beurt vallen dit (dit vocht enz. = deze brief van u) te begeleiden (Conestaggio, vgl. 353). 30 dar ick nauw: durf ik nauwelijks; waeghd'...houden: zou toch graag wagen u te vragen hem (de Conestaggio) vergezeld te doen gaan van een Justinianus (zie dezelfde brief, op Giustiniano). 32 kundschap: bericht, inlichting; Hunnen...ujtspannen: (reizigersbeeld volgehouden) Als ze hun weg over Amsterdam nemen, zullen ze 't best doen met eens uit te rusten bij enz. 35 dien dagh: dit moet wel de 20e september geweest zijn. Huygens was de 19e 's avonds nog naar Amsterdam gereisd (zie Dagboek p. 17: ego Amsterdamum, ten onrechte bij de datum 18 sept. geplaatst.) Huygens schreef toen pas zijn waarschuwingsbrief aan Hooft. Hij was dus de 20e in Amsterdam; de 21e vertrok hij naar Den Haag (Dagboek 21 sept. Ego cum matre et sorore Hagam redeo). 36 dankzegging...werelt: uit de wereld na de dood, het rijk der doden, namens de gestorven Hendrik de Grote dus. Men kan vertalen: een posthume dankbetuiging. De Hauterive(1584?-1670) heeft als kolonel deelgenomen aan vele veldtochten van Frederik Hendrik, en is ook gouverneur van Breda geweest. Huygens was zeer met hem bevriend. Hij heeft vermoedelijk van Huygens of Wijtz een exemplaar van Hooft's Henrik de Gróte gekregen. 38 Voor...zijn: Voor de oorsprong van dit eerbetoon moet ik naar mijn mening aan u of de Heer Wijtz verplichting hebben (WNT gehouden 893: voor iets aan iemand gebonden zijn). 40 alle drie, nl. De Hauterive, Huygens, Wijtz. 41 haer: uw. 42 nevens...Hóóft: alsook de wil (wens) om (daarin) gebruik te maken van de diensten van...P.C.Hooft. {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} 400 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 54. Hs. Watervlek. (Baak: beantw. 3 october 1630-) Loont.   1 Monsr et frere,   2 Het onweder van mijne nieuwsgierigheit gebaert, doet UE te veel² 3 brieven op 't lijf sneeuwen. Echter mij blijde maekende, dat deze³ 4 dorre hoek ook begint tijdingen te draeghen, kan niet verswijghen,⁴ 5 dat men mij heden bericht heeft, hoe 't Prinsselijn, zoontjen zijner 6 Vorstl. Doorl. stadthouder over Ujtrecht verklaert is, als 't komt⁶ 7 zijnen vader t' overleven. Men zeidt dat de steden van dat gewest, 8 traeghlijk daer toe verstaen hebben, daer de Edelen willigh waeren.⁸ 9 Ujt U E. schrijven van dezen daeghe, leez ick datter niet in en staet: 10 te weeten, dat onze veerman den mijnen van gisteravont te spade¹⁰ 11 bestelt heeft. Hoope nochtans die UE geworden zij, met gezicht¹¹ 12 van 't geene mij Monsr Bartolot verstendight. T'hans ontfing ik¹² 13 eenen anderen van zijner E, swanger met dien van den Secretaris¹³ 14 des Ambassadeurs die niet alleen de stilstant van waepenen voor 15 Casal, maer over alle dien oort bevestight. Wat hebben wij te¹⁵ 16 zeggen, als met den Italiaen; Een dwaes weet meer in zijn eighen,¹⁶ 17 als een wijs man in eens anders hujs: ende met Lucanus, dus oft hier¹⁷ 18 ontrent: Nae Vorsten maetslagh, zich de werelt roert oft stilt. Voor weenigh lujden, is geschapen 't menschlijk gildt. 21 Wij zijn maer bóóts van dat volk, die zij achter aensleepen.²¹ 22 Van Claes de metselaers knecht heb geenen brief ontfangen. 23 Duchte dat het verzujmt is, ende 't werk het zelve spoor zal volghen. 24 Want steen en kalk van Ujtrecht te wachten, is een voghel in de²⁴ 25 lucht. Ons ondertussen verveelt het hier lange te blijven, de daghen²⁵ 26 bederven ook, ende zullen luttel laten bedrijven. Daerom als hij²⁶ 27 te vreede was alles tot Maert eerstkomende op te zouten, wij²⁷ 28 zouden 'er luttel tegens hebben. UE gelieve zijnen pols eens te 29 tasten. Ick hoope immers dubbelt van den staet van Montmelian²⁹ 30 te hebben, hoe wel UE des geen gewagh maekt. Met eenen gelieve³⁰ {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} 31 mij toe te zeinden den brief van D Barlaeus met de vertolking: 32 doch op UE gemak: de welke gode benevens hartlijke groete 33 bevolen blijve, 34 ende ick 35 Monsr et frere,   36 U E 37 Verplichte Dienstwe broeder 38 P C Hóóft.   39 Vanden Ht Mujden 40 30 Sep. 1630.   Binnen- en buitenlands nieuws. - Zou de verbouwing tot het voorjaar uitgesteld kunnen worden? 2 Het onweder...gebaert: Mijn bui van begerigheid naar nieuws. 3 deze dorre hoek: Muiden, onvruchtbaar van nieuws. 4 draeghen: voortbrengen, zwanger zijn met; kan (ick). 6 stadthouder enz.: de z.g. survivance. 8 daer toe verstaen: daarin toegestemd; daer: terwijl. 10 datter...staet: wat er niet in staat (er bleek uit die brief, dat Baek Hooft's brief van de 29ste nog niet ontvangen had). 11 gezicht: het zien, dus het lezen. 12 T'hans: Zoëven. 13 swanger met: bevattende. 15 over alle dien oort: in die hele streek (Montferrat). 16 den Italiaen: Hooft bedoelt het spreekwoord ‘Ne sa più il pazzo a casa sua, che il savio in casa d'altri’, hetgeen betekent: ook domme mensen weten hun eigen zaken te behartigen. S. Battaglia, Grande dizionario della lingua italiana (Torino 1962) II, 825. 17 Lucanus: 5, 342v: Procerum motus haec cuncta sequuntur humanum paucis vivit genus; dus...ontrent: zo, of ongeveer zo. 21 bóóts: jollen, sloepen, in vergelijking met de vorsten, de grote schepen. 24 is...lucht: komt overeen met het wachten op een vogel uit de lucht. 25 verveelt het: is het onaangenaam; de daghen bederven: het weer wordt slechter en de dagen korter. 26 luttel laten bedrijven: weinig werk laten gebeuren. 27 te vreede: genegen. 29 immers: in elk geval; dubbelt: afschrift; staet: toestand. 30 Hooft kan de heldinnebrief van Amalia van Solms (Barl. Poemata I, 341) waarvan Huygens het begin vertaald had (W. II, 213), bedoelen. {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} 401 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No. 3 tot Amsterdam Origineel. UBA II C 13.149. (Baak: 1630 beantw 3 October) Loont.   1 Monsr et frere,   2 Op 't laeste van UE aengenaemen gloorende van goede geneghen-² 3 heit t'mijner welvaert, lust mij, als daer toe beswooren eerst te³ 4 antwoorden. Deze avont is de vierde dat mij de koortse bestookt: 5 zoo heusselijk nochtans, dat d'eerste ende tweede reize om den⁵ 6 anderen dagh, voor een' vermaning bij mij doorgingen. Niettemin⁶ 7 dit genaedigh ongemak tot noch toe, mitsgaeders een nieuw-⁷ 8 gestooten' opening in mijn zelve been, nae dat dandre 1 oft 2⁸ 9 daeghen dicht geweest was, verbieden mij het toorentjen, van 10 waer mijn' boeken noch niet verhuist zijn. Het arbeitsvolk moet¹⁰ 11 ook vaken in de kaert gezien, zijn. Waer over de Historien wat in¹¹ 12 slaepe geraekt zijnde, mij gelust heeft twee plaetsen ujt Tacitus te 13 hervormen, ende mij daerin wat grooter vrijdoom te gunnen, opdat¹³ 14 UE keur hebbe, van deez', oft d'overgeschikte.¹⁴ 15 Dank heb UE voor de toegeveirdighde tijdingen ende boexkens.¹⁵ 16 Nu ist te laet alles te lezen, ook mijn koorts in haeren aenvank.¹⁶ 17 Denk UE de loopmaeren met de rest op maendagh toe te stieren. 18 Claes van Delft (des UE naerstigheit gelooft zij) was hier gister¹⁸ 19 gelijk UE verstaen heeft, ende meen hij op maendagh zal beginnen¹⁹ 20 te metselen. Konde UE nu teweghebrengen dat nevens zijn hart,²⁰ 21 trap, ende andere swaere steen ook de vloerstenen quaemen, waer²¹ 22 't meeste gemak, en minste koste. Mij is vergeten waer hij de²² 23 nieuwe op hield, ende d'ouwde voor aennemen wilde, maer 24 meene van d'eene gl 24 't hondert ende d'andre 2 st. 't stuk. UE zal 25 't weeten oft lichtlijk wijswerden. 26 Boven de voorzeide herschaepene stukken, ujt den wereldwijze-²⁶ 27 man, heeft 'er noch om reden als boven ujt moghen vallen een²⁷ 28 nieuw bladt, dat UE hier bij verneemen zal ende blijven, met alle²⁸ 29 die haer lief zijn Gode in gunst bevolen nae vierighe groete ende 30 eerbiedenis, 31 Monsr et frere, van {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 UE 33 gansdienstwen broeder 34 P C Hóóft.   35 Vanden Hujze te Mujden, 36 4 Oct. 1630.   Lopende zaken: verbouwing, koorts, Tacitus. 2 't laeste: het slot; gloorende: blakend (WNT gloren 151 3). 3 welvaert: gezondheid; daertoe beswooren: dringend daarom gevraagd; eerst: voor alle andere dingen (WNT eerst 3920 B b). 5 heusselijk: hoffelijk; d' eerste...reize: de eerste en de tweede keer (aanval van de anderdaagse koorts). 6 voor...doorgingen: door mij als een waarschuwing werden opgevat. 7 dit...toe: dit tot nog toe genadig ongemak. 8 selve: bewuste, vgl. 390. 10 noch niet: met 't oog op de winter. 11 vaken: dikwijls; in de kaert gezien: op de vingers gekeken; Waer over...zijnde: En doordat de Historiën daardoor wat op de achtergrond geraakt zijn. 13 hervormen: vermaken, nl. opnieuw vertalen, vgl. r. 13. 14 keur hebbe van: kunne kiezen tussen. 15 boexkens, vgl. 403. 16 te laet, nl. in de avond; ook (is); aenvank: opkomst. 18 des: ter oorzaak van wie, om wie. 19 verstaen: vastgesteld, afgesproken. 20 hartsteen: hardsteen, natuursteen. 21 trapsteen: steen voor traptreden. 22 waer...hield: hoeveel hij voor de nieuwe vroeg. 26 wereldwijzeman: Tacitus. 27 heeft 'er ujt moghen vallen: heeft erop over kunnen schieten. 28 verneemen: zien. {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} 402 Aenden H Albert Coenraeds Ambassadeur der Ho. Mo. HH, algemeene staeten der Vereenighde Nederlanden, aen den Grootvorst der Russen. Minuut. UBA II C. 11.847. Hs. enkel vel, in de rug gelijmd. Daardoor enig tekstverlies. 1 Ede &c. Heere, en de Gunstighe Neef, 2 In Italien wel eer hoord ick het daervoor houden, dat de geene die² 3 tot Constantinopolen hanteren veeltijds van daer een meer als³ 4 gewoonlijke ervarenheit t'hujs brengen. Waer van de rede zoude 5 zijn, dat het gaeslaen der gemeene hujshoudinge van eenen bijkans⁵ 6 anderen aerdbodem, ende nae die van den onzen zoo luttel⁶ 7 sweemende, het oogh des vernufts wonderlijk komt te scherpen⁷ 8 ende een' leerzaeme ziel als met dubble wereldkunde stofferen.⁸ 9 'T Gewest nu, daer U.Ed. jeghenwoordelijk verkeert, en is van⁹ 10 middelen tot gelijke onderrichting, misschien niet veel armer als 11 Turkijen. Want van meeningen, zeden, zinlijkheden, handel,¹¹ 12 wandel, wijzen, wetten, beleidt in geestelijke en weirlijke zaken, 13 wat isser dat met die van 't hart der Christenheit over een komt? 14 Ende al waenen wij anderen, dat de wanschikkelijkheit der Noorder¹⁴ 15 regeeringen, als van ruwe stof onbeschoftelijk op, oft te hoop,¹⁵ 16 gesmeten, tegens de formen van staet der behavenste volken niet¹⁶ 17 op en magh, zoo en twijfelt mij echter niet, oft U Ed. klaerzienig-¹⁷ 18 heit en zal wel gedenkwaerdighe lessen weten ujt dat drabbigh 19 water te visschen. Een voeghlijke ujtspanning voor harssenen in 20 lantzaken afgeploeght ende die uwer Ed. mijns bedunkens gebeuren²⁰ 21 magh, gemerkt de wightighste bezighheden inden aert hebben,²¹ 22 zelden doorgaende te zijn, maer zelfs mits haere swaertte, dikwijls²² 23 aen den grondt rakende getijde moeten afwachten, dat haer weder 24 vlot maek. Maer alhoewel 't om 't een ende 't ander, Uwer Ed.²⁴ 25 quaelijk aen kortswijl gebreken kan, ook rijker ende rijper pennen,²⁵ 26 derzelve wellicht het pit der geleghentheden van herwaerts over 27 voordienen, wil niettemin vertrouwen, dat de mijne, met haeren 28 ijver ende goede geneghenheit, U Ed. meer vernoeghen, als met²⁸ 29 haer' plomp en wanhebbelijkheit, in 't afmalen vanden dop der 30 dingen, verveelen zal. Onze zaken dan, (oft schoon de Franchois³⁰ 31 alle konstenarijen te werke stelt, om haer de vaek te verdrijven) 32 slujmeren vastaen, veer nocht vin des oorlooghs van zich stekende; 33 ongeterght ook vanden vijandt; min nocht meer dan oft men 't aen³³ 34 bejde kanten slapens ujr oordeelende, de klok van een waepen-³⁴ 35 schorssing afwachtte, die van onzer zijde geschorst schijnt. Even-³⁵ 36 wel gaet den Nieuwburgher nae, dat hij om plasdank bij den³⁶ 37 Spanjaert te behalen, hen het bestandt voor volslaeghen aensmeert.³⁷ 38 Mijn Heer de Prins hebbende zijne gemalinne tot Wezel toe gelejdt, {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 die van daer nae Aken trak, om gezontheit inde baden te zoeken, 40 heeft nae 't bezightighen der grensvestingen, deze plaets niet 41 vergeten, ende den 19en lestleden tot Weesp vernacht: ijverende 42 nae de daghvaert, die nochtans korts nae zijn' aenkoomst inden 43 Haeghe, op herzamening gescheiden is. Men verzekert mij, dat⁴³ 44 aen 't Prinsselijn zoontjen zijner Vorstl. Doorl. de lantvooghdij van⁴⁴ 45 Ujtrecht opgedraeghen is, zoo 't zijnen vader overleeft, ende de⁴⁵ 46 steden den gewillighen adel, traeghlijk daer in toegestemt hebben. 47 Amsterdam heeft ujtgeholt dunkt mij, ende weetm' 'er van geen⁴⁷ 48 gewagh. Maer nae dat heel Europe lang ujt de venster geleghen 49 had, om te zien hoe 't met de beweeghenissen van Italien, tzamt 50 het stooten van 't Fransche tegen 't Spaensch gewelt afloopen wilde, 51 is die groote verwachting op een bestant ujtgekoomen, dat den 52 4en Septembre inging, om met den 15en dezer te eindighen. De 53 Franchoizen geven Spinola nae, dat hij zich vermeten hebbende,⁵³ 54 binnen Oestmaent meester van Casal te zullen zijn, ende aen zijn' 55 rekening te kort komende, het hier toe gebraght heeft, om 56 d'achtbaerheit der Spaensche wapenen, met eenen natten zak te⁵⁶ 57 dekken. Want de H. van Thoirax, overste dier stadt, heeft, door⁵⁷ 58 overridderlijke ende ongelooflijke proeven van vroomigheit, alle⁵⁸ 59 zijn' toeleggen, zoo lang te leur gestelt, dat de Markgraef, nae⁵⁹ 60 groote sleet in zijn volk, door ujtvallen, en pest, entlijk zelf doodt-⁶⁰ 61 krank te bedde gestort is. Jae wort bij veelen aengenoomen, dat 62 reeds overleden zij. Waerover (zoomen van Frankfoort schrijft) de 63 posten op Antwerpen draven, om een spaek in 't wiel vande 64 wisselen te steken, uit vreez dat de betaling bij anderen ende verre⁶⁴ 65 zal te zoeken zijn. Deze toeval kon lichtelijk 't beslujt zijns⁶⁵ 66 koninx doen sprong neemen, datmen zeidt op de kant te staen om⁶⁶ 67 ook aen te tasten, 't geen zijn' onderzaten overgekreghen hebben 68 bij de laeste zilvervloot, die men achtien millioenen rijk riep, dat⁶⁸ 69 nu op neghen gekoomen is. Mompen geldt meê: zeidt Roemer, in⁶⁹ 70 een' geestelijke Zinnepop, daer Jacob zijnen vader met de pelslappen⁷⁰ 71 loert, om 't water van Ezaus zeghening nae zijnen molen te lejden.⁷¹ 72 D'ijdelheit dezer leughen heeft terwijle de Spaensche borze doen 73 rondt staen, ende hoopen hoplujden met hun soldaten zich daer aen ⁷³ 74 vergapen. die door geen een eike plank, wat een goedt man in zijn'⁷⁴ 75 tas, nocht van eersten in, konnen zien, dat het endt de last draeght! 76 Maer luttel oft veel, het schijnt datter de koopman van zijn' veeren 77 laten zal; zettende de Franchoizen, met stijve kaken ujt, dat hem⁷⁷ 78 althans veertigh tonnen schats van 's koninx weghe, bekommert⁷⁸ 79 zijn; die naer hun verstant, hier mede zijnen Westindischen handel⁷⁹ 80 inden grondt hobbelt: teffens dan 't geluk van Pieter Hein, dat ons⁸⁰ {==*3==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 3 Magdalena van Erp==} {>>afbeelding<<} {==*4==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 4 Johan Colterman==} {>>afbeelding<<} {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} 81 niet het honderste deel daer af waerdt was. Krijghen wij dat vaer-⁸¹ 82 water, alleen, ick zie ons Salomons tijden koomen, en 't zilver voor⁸² 83 slijk t' Amsterdam op straet leggen. Maer Ach zonder boerten, 84 zoo goedt en is 't lot niet van 't ellendigh Mantua geweest, 't welk,⁸⁴ 85 hoe 't vechtender handt overvallen, bezuirt heeft dattet het den 86 Kaizar zoo zujr gemaekt had, kan ick UEd. voor niet nieuws 87 geeven. Nochtans verneeme luttel lichts vande toekoomst dier 88 verovering, ende werpt mij de twist der tijdingen te veel stofs inde⁸⁸ 89 ooghen. Doch midlertijdt hebben de Fransche meest al Savoyen,⁸⁹ 90 welk Hartogh haestigh gestorven is, afgeloopen, op Mont-⁹⁰ 91 melian nae, dat een staele vesting schijnt. Wonderlijk zijn, de 92 nijverheit, list, kraft, en kosten, aen dat beleg besteedt, ende boven 93 al 't gedult, 't welk dat volk zoo goed'koop niet en heeft. Het laeste⁹³ 94 verhael van daer, aen hunnen Ambassadeur hier te lande gezonden, 95 neemt, nevens dezen, de Moscovische reize aen. Het docht mij 96 't gezicht Uwer Ed. te verdienen. Ook hebben zij de stadt Saluzzo⁹⁶ 97 bemaghtight, den rug, de toevoert vrij; ende door d'overhandt 98 van twee matelijke strijden, den Spanjart verbaest. Maer Piemont⁹⁸ 99 schijnt een heeter ijzer. Oft zij over den Po geraekt zijn oft niet, 100 zoud ick swaerlijk konnen verklaeren, zoo stamelen de loopmaeren 101 ende brieven ujt Venetien. Maer deze staet rust zich op nieuw ten¹⁰¹ 102 krijghe, volk tot hier en in Engelant toe, ujt de gaat' stokende. Oft¹⁰² 103 dat een gat in de schatkamer gaet, waer' kleene konst te raeden. De 104 pest daer en tussen past op het oorlogh niet, nocht rekent, dat haer¹⁰⁴ 105 deel daerom te minder moet zijn. Tseventigh dujzent menschen 106 heeft ze tot Milan verslonden: eenighe kleener steden tot leedighe 107 lootsen gemaekt. De Kaizar blijft tot Regensbergh op den lantdagh¹⁰⁷ 108 zitten: de Sax met andere Onroomsche Vorsten, t'hujs, om volk¹⁰⁸ 109 tegens den Sweed te werven. Maer 't leitter, nae onzen zin, op een¹⁰⁹ 110 andre moer. Moght dat schiên! zoo zagh ick 'er deur met dien¹¹⁰ 111 konin[k,] die groote maght op de beên heeft, hondert duizent 112 kroonen ter maent ujt Vrankrijk verwacht, ujt Engelant zesdujzent 113 mannen; maer een' stujver aen g[-] niet. 'T wil 'er op een schaep-¹¹³ 114 scheeren, dat 's berojtmaken der gemeente, ende moghelijk keeren 115 van kanssen gaen, 't en zij de winter scheidsman wort. Wie weet 116 wat best is? Prudens, futuri temporis exitum,¹¹⁷ Caliginosa nocte premit Deus. 119 Deez verleen uwer Ed. nae 't gelukkigh verrichten haerder bood-¹¹⁹ 120 schap, den hooghen dagh eener loflijke intreede ten Vaederland:¹²⁰ {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} 121 mij, nae hartlijke groete, dienst-ende eerbiedenis, de eer van door 122 werken te doen kennen,¹²² 123 Ede &c. voor 124 U Ed. 125 Ganstoegeneghen dienaer 126 ende Neef 127 P C Hóóft.   128 Vanden Hujze te Muiden, 129 den ven Oct. 1630   Dr. Albert Coenraedsz. Burgh, 1593-1647, Raad sedert 1618, herhaaldelijk schepen sedert 1619, tweemaal burgemr. van Amsterdam, Gedeputeerde resp. in de Raad van State, de Staten van Holland en de Admiraliteit van Amsterdam, ambassadeur o.a. aan het hof van de tsaar van Moscovië 1630-1631 en 1647 (†). Hooft schrijft hem het nieuws van den dag. 2 In Italien wel eer: de kring waarin Hooft in Venetië in 1599 en 1600-1601 verkeerde, onderhield een levendige handel op Constantinopel. 3 hanteren: bezoeken, omgaan met, ergens geregeld komen. 5 gemeene hujshoudinge: het maatschappelijk gebeuren. 6 aerdbodem: wereld; nae...sweemende: op de onze zo weinig gelijkende. 7 het oogh des vernufts: het verstandelijk inzicht; wonderlljk: wonderbaarlijk; komt te scherpen: scherpt (WNT over komen als hulpww. 530 3 III 1: ‘ter uitdrukking van het door toeval, omstandigheden, noodlot of hoogere beschikking bepaalde van gebeurtenissen’. 8 stofferen: uitrusten. 9 't Gewest...verkeert: Het land waar u nu bent. 11 zinlijkheden: geestelijke en zedelijke voorkeuren. 14 waenen: menen (wat niet onjuist hoeft te zijn); wij anderen: wij(gallic.); wanschikkelijkheit: ruwheid, regelloosheid; Noorder: Moscovië wordt niet tot het Oosten gerekend (dit woord was al toepasselijk op de Oostzee, de Levant en Zuid-oost-Azië), het behoorde bij de Scandinavische landen en Siberië, vgl. 362. 15 als...gesmeten: alsof onbewerkt materiaal ruwweg op een hoop gegooid was. 16 formen van staet: staatsinrichting, wetgeving en bestuur; behavenste: beschaafdste, meest geordende. 17 echter: ook weer. 20 afgeploeght: afgemat; gebeuren magh: te beurt kan vallen. 21 inden aert hebben: de eigenaardigheid hebben. 22 doorgaende: lang aanhoudende, durende; mits haere swaertte: door hun gewicht en moeizaamheid: Hooft bedoelt het telkens verdagen van zulke besprekingen, waardoor Burgh vrije tijd had. 24 om...ander: door de gewichtige zaken en de interessante waarnemingen in vrije uren. 25 kortswijl: tijdverdrijf; ook...voordienen: en bovendien mensen die meer weten en ervarener zijn dan ik, u waarschijnlijk het voornaamste van de toestand hier te lande voorzetten. 28 als...zal: dan vervelen, ergeren door hun plompheid en onbeschaafdheid bij het schilderen van de buitenkant der dingen. 30 oft schoon enz.: zie r. 30 v. 33 min nocht meer dan oft men: net alsof men. 34 de klok van een waepenschorssing: de aankondiging van een bestand. 35 die...schijnt: (het bestand) waarover de onderhandelingen onzerzijds afgebroken schijnen te zijn. 36 den Nieuwenburger gaet nae: men zegt van Pfalz-Neuburg (vgl. 398); om...behalen: om bij Spanje in een goed blaadje te komen. 37 volslaeghen: kant en klaar (Oudemans volsleghen 717). 43 op herzamening: met de afspraak, weer bijeen te komen. 44 lantvooghdij: stadhouderschap. 45 de steden...hebben: de steden de adel, die het wilde, daarin traag zijn zin gegeven hebben (WNT toestemmen 734 2e al.). 47 Amsterdam...gewagh: Amsterdam is buiten adem, dunkt mij, en er loopt geen enkel gerucht. 53 zich vermeten hebbende: zich sterk gemaakt hebbende. 56 met een natten zak te dekken: blijkbaar een maatregel ter voorkoming van buskruitontploffing. Spinola zou het bestand gekozen hebben omdat hij zijn grootspraak over het veroveren van Casal niet kon waarmaken. 57 Thoirax, vgl. 356. 58 vromigheit: dapperheid; al...gestelt: al zijn plannen zo lang verijdeld. 59 Markgraef, nl. van Montferrat. 60 sleet: verloop. 64 om te waarschuwen, niet meer op wissel te leveren op Spinola's crediet; bij: door. 65 deze toeval: deze bijkomende omstandigheid. 66 sprong neemen: werkelijkheid worden (WNT sprong 3078); op de kant staen: op het punt staan (WNT 1311). 68 die men enz., verg. 388. 69 Mompen geldt meê: bedriegen telt ook mee; in een geestelijke Zinnepop: in een geestelijk, ernstig emblema (niet in de uitg. van 1614 van de Sinnepoppen, in 1949 herdr. door L. Brummel). 70 Genesis 27. 71 loert: bedot. 73 daer aen (doen). 74 die...draeght!: die niet weten wat men niet kan weten, nl. hoeveel geld iemand heeft, en ook niet van het begin af inzien dat de last pas op 't laatst zijn zwaarte laat voelen. 77 ujt zetten: beweren (? deze bet. niet in WNT, Mnl. Wdb., u.w.); met stijve kaken: brutaalweg, met een stalen gezicht. 78 althans: nu; bekommert: in beslag genomen, door gedwongen leningen afhandig gemaakt (hem: de koopman). 79 verstant: inzicht. 80 inden grondt hobbelt: schertsend (hapax) voor: te gronde doet gaan; teffens...Hein: (?) en tevens zulke meevallers als die van Piet Hem; dat...was: waardoor wij nog geen honderdste deel van die Spaanse handel op West-Indië rijker geworden zijn. 81 krijghen...alleen: zoals het Oostindisch vaarwater na de verdrijving van de Portugezen en Engelsen. 82 verg. 2 Kronieken 9; voor: als. 84 't welk...geeven: hoe dit, door een bestorming overrompeld, bezuurd heeft dat het het de keizer zo zuur gemaakt heeft, kan ik u niet als nieuws vertellen. 88 de twist der tijdingen: de tegenstrijdigheid der berichten. 89 meestal: bijna geheel. 90 haestigh: plotseling; afgeloopen: veroverd en afgestroopt. 93 dat volk: de Fransen; Het laeste enz.: wordt hierbij ingesloten. 96 Saluzzo: in het zuiden van Savoye. 98 matelijke: niet al te omvangrijke; verbaest: bang gemaakt. 101 deze staet: Venetië. 102 ujt de gaet' stokende: opschommelend, vgl. 388 r. 20. 104 past niet op: let niet op. 107 lootse: loods, verblijfruimte. 108 om...werven: dit moet blijkens de inhoud verbonden worden met ‘blijft zitten’. 109 den Sweed: Gustaaf Adolf; 't leitter op een andre moer: het zit anders, vgl. 260; zin: inzicht. 110 Moght dat schiên, nl. dat de troepen zich door de Zweedse koning lieten aanwerven in plaats van door de keizer; zoo...deur: dan zag ik er een gat in. 113 'T wil...gaen: Het zal uitlopen op schapenscheren, d.i. het uitplunderen van de bevolking. 117 Prudens etc.: Voorzienig heeft van komenden tijd het eind met donkerduistren nacht overdekt Gods macht. Horatius, Carmina 3, 29, 29-30. 119 Deez: God; boodschap: Elias' data (de ambassade duurt van maart 1631 tot aug. 1632) zijn fout (Vroedschap I, 327): de ambassade duurde van 27 juni 1630 tot 21 oct. 1631 (arch. S.G. inv. nr. 8362). Meded, van drs J. Fox. 120 lojlijk: eervol. 122 door werken: metterdaad. {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} 403 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't ouwdemannenhuis, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXI ab 56. T. in margine naast r. 7 ‘Oordeel over t Boeksken genaemt Gravamina Classium ad Synodum, gehouden binnen Schoonhoven. Met Aenmerkingen op de selve’ (Br). (Baak: beantw 7 October 1630) Loont.   1 Monsr et frere,   2 'T goedt weder vande voorlede week zeide ons UE overkoomst 3 toe, maer heeft quaelijk zijn woort gehouden. Hoope dat het 4 voortaen beter de waerheit zal leeren spreken, ende UE metten⁴ 5 Here Reael herwaerts troonen. 'T loopt op de hef ende 't staertjen⁵ 6 zal hoe langer hoe meer aenzujren. Ondertussen danke UE voor 7 't verzoek der toegezonde gasten, die hier bij t'hujs komen. De⁷ 8 vaeder, dien UE dat witte kindt geeft, kan 't niet verlooghenen. 9 'T is ujt zijn aenzicht gesneden, ende al een kroost met zijn' zusters⁹ 10 ende broeders. Hij haelt lustigh de leemten op, die die lujden onder¹⁰ 11 de leên hebben: wel bewijzende, dattet quaedt den manken te¹¹ 12 speelen is, voor den geenen, die in de krepelstraet gewoont heeft. 13 Niemant zal hem lichtlijk achterhaelen, op verzuim van henlujden¹³ 14 t' achterhalen, daer hij wis vatten vindt. Noch zullen zij te zeggen¹⁴ 15 hebben, dat hij, daer ijder 't ujtleggen van zijn' eighe woorden 16 toekomt, met het zijne hun 't aenzicht besmejrt, ende dan verwijt 17 dat ze swart zijn. Maer daer zijn plaetsen genoegh ujt de kijf,¹⁷ 18 daermen ziet, waer 't op gemunt is. 'T iiij art. is klughtigh. Want¹⁸ 19 het zelve stadtgrijpende nae hunnen zin, en zoudemen zelfs om¹⁹ 20 geenerleij dieverij ijemant van de hunnen moghen bannen, zonder 21 henlujden eerst oorlof te vraeghen. Het vijfde immers zoo zoet.²¹ 22 Want met gelijke rede moghtmen vraeghen wat zij te doen 23 hadden als zij vanden vijant gevangen werden, ende tot geen' 24 vrijheit geraken konden; oft dat haer gelijk ongeluk van hoogher 25 maght overquam. Dit dunkt mij van 't witte. Het bruine gaet zoo²⁵ 26 wakker over zijn kooten niet. UE zeit niet wien 't toebehoort.²⁶ 27 'T waer mij ook konst te raeden, die de blaeuwe boekjens zoo zeer²⁷ 28 niet en zoek datz' 'er af opslaen zullen. Ende alhoewel het niet van²⁸ 29 de Fransche levendigheit heeft, ick speur daer eenighe wijzen 30 van spreeken in, die geenen Duitschen ujt de pen vallen zullen, 't en³⁰ 31 zij hij daer toe geweent is, oft met voordacht op toeleght. Oft mij 32 de geleghentheit vergeten zij, oft dat de dingen bij stukken ende tot {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 verscheide tijden gehoort zoo wel niet ingenomen worden;³³ 34 hoe 't komt, ick en dacht niet dat die kaers, dewelke om haer'³⁴ 35 quaede luchts wille, nutter onder de koorenmaet als op den 36 kandelaer stond, van zoo vujl een smeer gemaekt was, als deze man 37 beweert. Maer zoo UE wel op het toedraeghen der zaken let, 38 meene UE mij zal toestaen, op hem gepast te moghen werden,³⁸ 39 't geen UE van Libo Drusus gelezen heeft, wiens beschuldiging 40 verscheide dingen inhieldt, wezende lomp, ijdel, ende zoo men 't 41 zachter naeme, meêdooghens waerdigh. De knecht loopt met de⁴¹ 42 harssen op den hoet. Doch maghmen hem daerom met geen mes 43 inder handt laten loopen. 44 Ik heb de punten van verdragh tussen Brandenburgh ende⁴⁴ 45 Nieuwburgh ontfangen, des UE gedankt zij. Zij moghten 'er 46 etlijke tonnen rijxdalers om geven, dat ickze twintig jaeren eerder⁴⁶ 47 ontfangen had. Nochtans waeren ze doen zoo wel te raemen als nu,⁴⁷ 48 wanneer 't hun gelieft had; ende dat zonder vreemde bezettingen in⁴⁸ 49 te rujmen. Die Heeren en behoeven nu althans geenen ujtlegger, 50 die hun verklaere, wat het te zeggen is Twist verquist. Zoo UE 51 verneemen kan ujt den Heere Reael, aen wien gelieve mijne 52 dienstighe gebiedenissen te doen, wat de voorneemste handeling⁵² 53 der Vergaederinge van Staten te zijn heeft, zeer wel: maer UE en⁵³ 54 moeije nocht zich zelve nocht zijn' Ed. Gestr. daerom, niet, bujten⁵⁴ 55 goede geleghentheit. 56 Ick meende UE voor dezen verstendight te hebben, dat de⁵⁶ 57 Secretaris vanden Franschen Ambassadeur, de schorssing van 58 waepenen in Italien bevestight. Zij zoude in gaen (staet mij recht⁵⁸ 59 voor) den 4en Sep. ende ujt den 15en dezer. Dat Casal over zijn⁵⁹ 60 zoude, hebben d'Engelschen inden Haeghe al voor eenighe 61 daeghen geroepen. Ick zoude vastelijk geloven, dat het de 62 Secretaris best weet, als hij 't zeggen wil: 't en waer ick vreesde dat⁶² 63 mij de zucht tot Monsr de Thoirax, tot dit geloof verlejdde. Van 64 Amsterdam moet het ons hier koomen: zulks wij twee mijlen⁶⁴ 65 veerder van deze waerheit zijn als U E. Maer de pais tussen 66 Venetien ende den kaizar is mij een donderslagh inde ooren. 67 Gaet ze vast zoo leg ick Vrankrijk te volghen. Alle de werelt preekt⁶⁷ 68 ons 't geloof vande onvermoghenheit des koninx van Spanjen, ende 69 schijnen zelve van ander gevoelen. Ondertussen (gaet het dus) een 70 schoone kans voor ons verkeken, om bestant te maken. De Sweed 71 zal ook bril toezien: alhoewel hem bij 't verbondt 't welk hij staet⁷¹ 72 om te voltrekken met Vrankrijk, 100 m kroonen ter maendt 73 belooft worden. Ujt Engelant wacht hij ook 6000 soldaten, maer 74 eenen stujver aen gelt niet. Ondertussen komt de winter met {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} 75 groote daghreizen nae dat landt toe, ende moght wel scheidsman⁷⁵ 76 worden. 77 Maer nieuwe quelling voor U E. Ick zal hier, nae gissing, een' 78 halve aem vanden Rijnschen wijn laest hier voor die van Mujden⁷⁸ 79 gezonden, overhouden, ende wel geraeden vinden dien een kleedt⁷⁹ 80 nae zijn lijf aen te trekken. Wenschte derhalven dat UE Dirk Haek 81 eens spraeke, ende hij mij eenen knecht met een leedigh halve 82 Rijnsche aem, ende lederen bujze, om hem af te tappen zonder 83 lucht te geven, oft anderszins, 't geen hij tot havening vanden wijn⁸³ 84 dienstighst vindt, eerstdaeghs herwaerts bestelde. Oft zoo hem 85 dunkt dat wij 't wel klaeren zullen zonder zijnen knecht, moght 86 het voors vaetjen, met vereischt gereedschap over zenden. Den 87 mijnen van eergister zal UE ontfangen hebben, ende daer ujt 88 verstaen dat wij op morghen meenen aen 't metselen te vallen. 89 Claes is hier heden geweest, ende heefter zijn volk gelaten, zoo dat 90 het eens gelukken zal, ujtgezeidt ongeluk, dat Godt verhoede, ende 91 houde UE in schut ende scherm bevolen, nae hartlijke groete ende 92 gebiedenis 93 Monsr et frere, van 94 U E 95 gansdienstwen broeder 96 P C Hóóft.   97 Vanden Hujze te Mujden, 98 6 Oct. 1630.   Hooft bedankt voor de toezending van twee brochures over de kerkelijke twisten, met name de verbanning van Ds. Smout uit Amsterdam. Hij beoordeelt ze en stuurt ze terug. - Buitenlands nieuws en huiselijke zaken. 4 voortaen: spoedig. 5 't loopt op de hef...aenzujren: het raakt òp (hef: droesem): het zomerweer te Muiden nadert zijn einde en zal hoe langer hoe slechter worden. 7 verzoek: bezoek; gasten, nl. brochures, ‘blauwboekjes’ hoewel hun omslagen die kleur niet allemaal (meer) hebben; het WNT noemt niet de mogelijkheid dat ‘blauw’ hier in de bekende ongunstige zin gebruikt is. Van de door Brandt in margine vermelde Gravamina * bezit de UB te Amsterdam drie exemplaren, die naar het papier te oordelen, omstreeks het begin van deze eeuw van een wit, een bruin en een blauw omslag zijn voorzien door iemand, die deze brief blijkbaar gezien, maar niet gelezen had. Het zijn namelijk drie exemplaren van het ‘witte’, herkenbaar aan Hooft's opmerkingen daarover; vgl. de titel in de voetnoot; de vaeder: de schrijver. 9 het witte boekje lijkt op de overige van de schrijver: een (telw.), kroost: herkenbare gelaatstrekken. 10 haelt de leemten op: wijst de ziekten aan; die lujden: de contraremonstranten, wier gravamina in de boekjes afgedrukt en bestreden worden. 11 dattet...heeft: dat men moeilijk een gebrek kan voorwenden tegenover iemand die met quasigebrekkigen verkeerd heeft, dus: dat men geen foefjes moet proberen met mensen die ze kennen. 13 Niemant...vindt: Niemand zal hem er licht op betrappen, dat hij de mensen niet grijpt die hij zeker kan pakken. 14 Noch...hebben: Ook zullen zij niet kunnen aanmerken, dat hij (daar iedereen zijn eigen woorden mag uitleggen) met zijn uitlegging hun aangezicht besmeert en hun dan verwijt dat ze zwart zijn. 17 ujt de kijf: buiten kijf. 18 in het vierde artikel staat, dat de wereldlijke overheid nooit een predikant mag afzetten of verbannen zonder toestemming van de kerkelijke overheden, kerkeraad en classis. Het slaat op het uitzetten van Ds. Smout uit Amsterdam wegens opruiend preken. 19 het zelve...zin: als het toegepast werd zoals zij het opvatten. 21 immers zoo zoet: minstens zo mal: het zegt dat een predikant zijn dienst niet zonder toestemming van kerkeraad en classis mag verlaten en niet door de kerkeraad afgezet mag worden zonder toestemming van de classis. Hooft voert ook dit argument ad absurdum. 25 gaet...niet: is niet zo vlot geschreven. 26 kooten: voeten, poten; wien 't toebehoort: wie de schrijver is, eig. bij wie het past (WNT toebehooren (I) 3881). 27 'T waer...raeden, die: ik zou het ook moeilijk kunnen raden, ik die. 28 er af opslaen: er duurder van worden; niet: niets. 30 Dujtschen: Nederlander; 't en zij...toegeleght: tenzij hij daaraan gewend is of zich erop heeft toegelegd, nl. bepaalde onnederlandse wendingen te gebruiken. 33 ingenomen: opgenomen, nl. in het geheugen. 34 deze overgang op de kaars moet wel een woordspeling met de naam Smout bevatten; smout is dierlijk vet, dat voor lampen wel gebruikt werd, voor kaarsen niet. De bijbeltekst spreekt over ‘licht’; de overgang van lamp op kaars kan door Baak gemaakt zijn - misschien deed er een grapje van deze strekking de ronde in Amsterdam. Hooft meent dat het bruine boekje in zijn persoonlijke aanval op ds. Smout te ver gaat. 38 dezelfde woorden over Libo Drusus in Hoofts' vertaling van Tacitus' annales, boek II cap. 30. 41 De knecht...hoet: De vent is gek. 44 het eindverdrag tussen Brandenburg en Palts-Nieuwenburg, vgl. 398 r. 74. 46 dat ickze...had: dat het dus twintig jaar eerder gesloten was. 47 ze: (evenals in r. 46) de punten; raemen: vaststellen (WNT ramen (I) 226 13). 48 Kleef en Gulik waren door Staatse troepen bezet geweest nadat er geen definitief verdrag tot stand was gekomen; nu komt het eindverdrag vrijwel met het voorlopige van 1609 overeen; inrujmen: opnemen, plaats maken voor. 52 handeling: punt van beraadslaging 53 zeer wel: heel graag; U E...daerom: u moet er zelf geen moeite voor doen en z.E.G. er niet om lastigvallen. 54 bujten goede geleghenheit: tenzij er zich een gemakkelijke gelegenheid voordoet. 56 verstendight: meegedeeld. 58 staet...voor: als ik 't wel heb. 59 ende ujt (gaen): en eindigen. 62 best: het best. 64 twee mijlen, vgl. 95 r. 11. 67 Gaet ze vast: Als hij doorgaat; leg ick+te+inf.; neem ik aan, dat. 71 bril toezien: op zijn neus kijken. 75 dat landt: Duitsland. 78 aem: wijnvat; voor: voor rekening van. 79 een kleedt...trekken: in een passend vat te doen of te bottelen. 83 havening: goede behandeling. {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} 404 A Monsr Monsieur Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.148. Loont.   1 Monsr et frere,   2 Mij is lief dat UE om weêrwraek komt over de jaght van brieven² 3 daer ick haer een' wijl tijds mede 't hooft gebroken heb. 4 Gisteravont laet ontfink ick der twee, ende den derden nu tegens 5 den avont. Als 't weder wil, zoo willen UE E niet, ende als UE E 6 willen zoo en wil het weder niet. Wie zal parthijen vergelijken?⁶ 7 Maer dank hebt voor de moejte om de steenen gedaen, ende voor 8 die met Dirk Haek. Maer Spinola is verrezen. Heeft UE dat niet 9 gehoort? Daer toe Casal in zijn' handen, zoo Sr Bartelottj⁹ 10 verstendight wort; die daerover bekent het spoor der tijdingen¹⁰ 11 bijster te wezen. Zoo doe ick ook: ende weet UE niet te zenden als 12 een Lijkdicht dat den Hartogh van Savoijen voor den icker zendt.¹² 13 Mij mishaeght dit eeuwelijk verdoemen. Maer alle tijtlijke vloeken¹³ 14 heeft hij ende zijn gedachtenis dubbelt over verdient. UE kan 't den¹⁴ 15 HH Reael ende anderen bijzetten ende daer nae mijnen Swaegher 16 ter handt bestellen. Heel veel aerdighs kan ick daer niet ujt zien.¹⁶ 17 Maer het vermelt van een kerktafreel door den Hartogh gedaen¹⁷ 18 maeken ujt zekere bedelofte, waer in zijn persoon voor eenen¹⁸ 19 gekruisten Christ op de knie leght, met dit bijwoort: Qui latronem¹⁹ 20 exaudisti: dat is: Ghij die den moordenaer verhoort hebt. Zoo dit 21 waer is, het komt wonder wel t'slaegh op den man, die geenen²¹ 22 minder troost als dat exemple van doen had. Mijn' koorts schijnt²² 23 geweest te zijn, een van de geene die ick eertijds had, ende 24 D. Burgermeester Sebastiaen z.g. zeide in Italien Catharrale²⁴ 25 genaemt te werden ende van lichtverteering te zijn. Gister heb haer²⁵ 26 niet vernoomen. God zij gelooft ende houde UE tzamt alle de²⁶ 27 haeren, in genaede bevolen, nae hartlijke groete ende gebiedenis,   28 Monsr et frere, van 29 U E 30 Gansdienstwen broeder 31 P C Hóóft. 30 Van den Hujze te Mujden, 31 8 Oct. 1630. {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Indien vanden Heere Huighens d'ontbode boeken komen, gelieve 34 des te verwittighen, ende die daer te houden, tot dat ick zie oft het 35 de pijne waert is herwaerts te zenden voor den tijdt, die hier blijve.   Lopende zaken. 2 jaght: reeks. 6 parthijen vergelijken: de partijen (in een proces) tot een vergelijk brengen. 9 Daer toe: Bovendien. 10 daerover: daardoor. 12 voor den icker: naar de duivel. 13 eeuwelijk verdoemen: voor eeuwig naar de duivel wensen; tijtlijke vloeken: aardse vervloekingen. 14 dubbelt over: dubbel en dwars (WNT dubbel 3537). 16 aerdighs: goeds. 17 door...maeken: dat de Hertog heeft laten schilderen. 18 bedelofte: gelofte. 19 bijwoort: bijschrift. Qui etc.: Hymne Dies irae 38 (Analecta hymnica naar Lucas 23:42-43). 21 t' slaegh komen: van pas komen, toepasselijk zijn (U.W. slaagh IV 37; WNT slaags 1422). 22 exempel: voorbeeld met diepere zin. 24 D. Sebastiaen: Doctor S., vgl. 42. 25 lichtverteering: oppervlakkige, onvolkomen vertering als oorzaak van buikloop? 26 vernoomen: bemerkt. {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} 405 (C. Huygens aan P.C.Hooft) Origineel. UBL Pap. 2. T. geen adres. 1 Mijn Heer:   2 Ten aenvangh van onse reise hadd ick gewenscht soo veel² 3 onderrichts van U.E. cierlick voornemen gehadt te hebben, niet³ 4 twijffelende oft S. Exe soud' er ten minsten sijnen wegh soo naer⁴ 5 geboghen hebben, dat Wesip de naernoenswandeling, Muijden het⁵ 6 vernacht gewerden ware. Wel hadden de He Wijts ende ick ge-⁶ 7 ghist, dat U.E., op soo grooten welkom, ijets ter hand trecken⁷ 8 soude, dat elders niet te wachten ware; dan konden daerop niet⁸ 9 bondighs bouwen. Soo gaen wij vast niet vrijer als U.E. van⁹ 10 't sevenjarighe grondsop. Troosten ons doch met de beleefde¹⁰ 11 aanbieding daer U.E. die wonde mede salft, van t'sijner tijd ons 12 besoeck in 'tbesonder niet onaengenaem te sullen hebben. De¹² 13 versche gedachteniss van vorighe tijden doet mij daerop met¹³ 14 vollen ijver wenschen ende hopen. Maer te vrijmoediger trad ick¹⁴ 15 daertoe, als 't U.E. middelerwijl gelieven mochte mijn klein gesinn¹⁵ 16 met sijn eerste versoeck te handgiften. 'Tgene ick voorslae, sluijt¹⁶ 17 naest opde reden, ende den tijd van 'tjaer. De winter gaet voor mij¹⁷ 18 pleiten: ende de gansche Zuijerzee sal U.E. daerin overstemmen, bij¹⁸ 19 pluraliteit van baren, dat voortaen den Haegh voor Muijden te¹⁹ 20 kiesen staet. In sulcken gevall dan bied ick noch mijn geringhe²⁰ 21 wooningh aen, ende sal mij van dien tijd af het pad naer Muijen te²¹ 22 veiligher achten. 23 Conestaggio ende Giustiniano gaen hier neffens: de laeste is een²³ 24 der twee overighe van onsen Elsevier, die hem daerover kostelick²⁴ 25 houdt, tot op 10 gln sonder wederspreken. Andere vrunden²⁵ 26 verklaren mij dat hij oijt hoogh op geld gehouden is geweest, ende²⁶ 27 self t'Antwerpen weinigh laegher te hebben zij. Dan U.E. is buijten²⁷ 28 band vanden koop: ende, ten zij de haest persse, men sal een proeve²⁸ 29 op Antwerpen doen moghen. Noch een blad vuijl papiers derf²⁹ 30 ick'er bij voeghen, daer mij des Heeren Vander Mijlens aen-³⁰ 31 maninghe toe gebracht heeft. Zedert onse wederkomste, in³¹ 32 'tgerucht van veel huijsselicke bekommeringen, diemen thuijs³² 33 komende, tehoope placht te vinden, hebb ick hier aen gemoeten.³³ 34 Een versuft Monick, dien naer soo veel jaren noch dat empia³⁴ 35 Babilonia, spretaeque injuria Romae inden kropp heeft gesteken,³⁵ 36 is sich onlanx met eenen hoop droncken Boeren gaen wreken op³⁶ 37 'tgraf van Petrarcha, heeft alles overhoop geworpen, 'tgebeente 38 verwoest, ende den rechten Arm daeraf geruckt. Alle de Poësie van {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 Italien dreunt 'er af. l'Illmo Molino sendt'er ettelicke stalen van.³⁹ 40 Daerop heeftmen Heinsium ende Barlaeum gaende gemaeckt,⁴⁰ 41 oock mij, God woud's, inden alarm getrocken. Van 'tLeidsche⁴¹ 42 werck hebb ick noch geen konnen sien; naer 'tMuijdsche verlangt⁴² 43 mij wel soo seer. si quos tibi docte Trebati Ira, brevis furor, aut ipsa⁴³ 44 indignatio versus eliciat. Soo doende achte ick mijn onbedachtheit⁴⁴ 45 ten hoogsten besteedt. In allen gevalle wijt'es U.E. sich seluen het 46 meeste deel; hebbende emmers vanden Inct deser penne begheert,⁴⁶ 47 die dus traegh aen 'tswijgen will, daer haer d'eere van U.E.⁴⁷ 48 onderhoudt gebeurt. 'Tis haer leed inder daed, maer voor deze⁴⁸ 49 reise magh sij met eeren niet meer, als U.E. te versekeren dat ick ben⁴⁹ 50 Mijn Heer:   51 U.E. dienstwillichste vrund 52 ende dienaer 53 C Huygens.   54 's Gravenhage, den 8en 55 Octob 1630.   Huygens belooft, nu het bezoek van de Prins niet doorgegaan is, een particulier bezoek aan Muiden, maar nodigt Hooft eerst uit, ook vanwege het seizoen, in Den Haag. - Conestaggio en Giustiniano. - De schending van Petrarca's graf (r. 31 v.) brengt vele pennen in verschillende landen in beweging. 2 Ten...reise: de reis begon 29 aug. Vgl. Dagboek 17); soo...onderrichts: even veel inlichting (nl. evenveel als hij nu heeft door Hoofts brief 399). 3 cierlick voornemen: schone plannen (van ontvangst van de Prins en zijn gezelschap op Muiden) (woordspelend ook: plan om te sieren (zie 399), en misschien ook: plan tot feestelijk onthaal (sier ook = onthaal; spelling met c verzet zich daar niet tegen). 4 ten minsten: op zijn minst, in elk geval. 5 dat...ware: (Dus juist andersom dan nu gebeurd was, zie 391). 6 vernacht: overnachting; geghist: verwacht, vermoed. 7 op...welkom: bij een zo grote (belangrijke) verwelkoming; ijets...trecken: iets arrangeren, voor iets zorgen. 8 wachten: verwachten; niet bondighs: niets vasts, zekers. 9 Soo...grondsop: Zo (Derhalve) ontkomen wij (evenmin als jij) aan het ‘grondsop’ van zeven jaar (zie Hoofts brief 399: ook hun springt de teleurstelling om de oren.) 10 de...aenbieding: het vriendelijk ‘aanbod’: de vriendelijke mededeling. 12 in 't besonder: particulier, persoonlijk (tegenover het officiële met de stadhouder); hebben: vinden, achten (WNT hebben 215. Vgl. nòg: hoog hebben). 13 gedachteniss van: herinnering aan; daerop: daarnaar (wensen); daarop (hopen). 14 ijver: verlangen; trad...daertoe: zou ik daartoe overgaan (nl. tot een bezoek aan u), zou ik dit bezoek afleggen. 15 U.E.: (meew. voorw.); mijn...gesinn: het gezin bestond toen uit hem, zijn vrouw, Constantijn jr. (2 1/2 jaar), en Christiaen (11/2 jaar). 16 met...handgiften: eerst met zijn bezoek te begunstigen (mij eerst te willen bezoeken); sluijt...reden: past het best bij het verstand, is het verstandigst. 17 ende...jaer; en (past het best) bij de tijd van het jaar. 18 ende...baren: en de hele Zuiderzee zal u in deze kwestie ervan overtuigen (u overreden) bij meerderheid van baren (golven) - associatie aan baren = bulderen, dus letterlijk overstemmen. 19 voortaen: in de naaste toekomst. 20 In...gevall: In dat geval; noch: weer (het is blijkbaar niet de eerste uitnodiging). 21 te veiligher, vgl. r. 14 te vrijmoedigher: Huygens speelt de aarzelende, doet alsof hij niet goed durft als Hooft niet eerst bij hem geweest is. 23 Conestaggio en Giustiniano, vgl. 353; het eerste werk kreeg Hooft te leen. 24 overighe: die nog over zijn; die...houdt: die hem daarom duur houdt. 25 tot...wederspreken: op een prijs van 10 gulden zonder afdingen. 26 oijt: altijd; hoogh...is: op hoge prijs gehouden is. 27 self: zelfs; weinigh...zij: voor niet veel minder te krijgen zal zijn; is...koop: is niet verplicht het te kopen. 28 men...moghen: zal men een poging te Antwerpen kunnen doen (WNT proef 4292). 29 Noch...papiers: Nog een vel beschreven papier (enigszins zelfkleinerend, vgl. 284, r. 24); derf; durf. 30 aenmaninge: aansporing; des...Mijlens: C. van der Mijle, vgl. 14. De aanmaning in een brief van Van der Mijle aan Huygens van 21 Sept. 1630 (Br. I nr. 530 in samenvatting). Huygens' antwoord, nr. 535, is van 1 oct., met zijn gedicht Laura Latroni (W. II, 219, van 30 sept.), dat hij nu aan Hooft zendt. 31 wederkomste: 21 sept. keerde Huygens van de reis met de stadhouder in Den Haag terug. 32 gerucht: geroezemoes, drukte. 33 tehoope: op een hoop, opeengehoopt; placht: pleegt. Over placht als praesens in de woordenboeken en handboeken geen gegevens; vgl. echter Schönfeld p. 23 (toevoeging van -t onder invloed van onmiddellijk volgend te m. inf. ‘Bovendien kwam uit hoofde van de betekenis vermenging van praesens en praeteritum gemakkelijk voor’.) Vgl. ook F.A. Stoett in de aantekeningen op Moortje (Zutfen 1931) vs. 184 (ald. blz. 120): ‘Omgekeerd had plach(t) meermalen de beteekenis van een praesens.’ 34 versuft: dolle, uitzinnige (Mnl. Wdb. versuft 89; vgl. Kil. delirus); dat...Romae: dat goddeloze Babilon en de ongerechtigheid van het verachtelijke Rome (Petrarca in r. 1 van het sonnet tegen Avignon, de toenmalige pauselijke residentie, aanvangend: ‘De l'empia Babilonia, ond'è fuggita/ogni vergogna’ (Uit het goddeloze Babel, waaruit gevlucht is / alle schaamte (Rime e Trionfi, ed. F. Neri, UTET, Turijn 1966 Son. CXIV).). ‘spretaeque injuria Romae’, door Huygens toegevoegd, herinnert aan Aeneis I 27: ‘Judicium Paridis spretaeque injuria formae’. Een duidelijk overzicht van feiten en gedichten bij C. IJpes, Petrarca in de Nederlandse letterkunde blz. 138-145. Huygens' opvatting van het motief voor de schending blijkt daar (blz. 138 n. 2) onjuist. 35 inden...gesteken: dwars heeft gezeten. 36 onlanx: kort geleden (nl. 27 mei 1630). 39 l'Illmo Molino: de illustere Molino (senator van Venetië, zaakgelastigde van de Ser. Rep., geleerde, beschermer van kunsten en wetenschappen, in briefw. met beroemde Nederlandse geleerden als Vorstius, Heinsius, Vossius (Br. I p. 242 n. 1). Hij had Van der Mijle enige (ettelicke) stalen van de Italiaanse protestpoëzie gezonden). 40 Heinsium ende Barlaeum: Van der Mijle deelt in zijn brief aan Huygens mee, dat hij ook aan Heinsius en Barlaeus de ‘stalen’ gestuurd heeft; gaende gemaeckt: in beweging gebracht, aan het dichten gezet. 41 God woud's: God zij mij genadig, God helpe mij (WNT God 225); inden...getrocken: gealarmeerd, onder de wapenen geroepen (om de monnik te bestrijden); 'tLeidsche werck: de gedichten van Heinsius en Barlaeus (zie Barlaeus' Poemata II, Amsterdam 1646, p. 317). 42 noch geen: Huygens ontleent, naar het schijnt, aan de collectieve bet. van werck (= gedichten) het recht om geen (gedicht) te gebruiken; naer 'tmuijdsche...seer: naar het Muidse werk verlang ik zeker niet minder. 43 si etc.: indien u, geleerde Trebatius, mooglijk woede, die tijdlijke waanzin, of ook het misnoegen alleen al verzen ontlokt. (Vervlechting tot zelfstandige hexametermaat van citaten uit Horatius, Satirae 2, 1, 78 (nisi quid tu, docte Trebati), Epistolae 1, 2, 62 (ira furor brevis est), Iuvenalis, Satirae 1, 79 (facit indignatio versum). 44 Soo...besteedt: Als mijn onbedachtheid (= mijn gedicht) dit uitwerkt, acht ik ze op de beste wijze besteed (Soo doende praed. toev. bij mijn onbedachtheit). 46 In...deel: In elk geval wijte u het grootste deel ervan (van die onbedachtheit) aan uzelf. hebbende...begheert: daar gij immers van de inkt van deze pen hebt willen hebben (zie 399). 47 daer...gebeurt: wanneer haar (dese penne) de eer te beurt valt met u te spreken (zoals nu). 48 'Tis...inder daed: Het verdriet haar (mijn pen) inderdaad (nl. met schrijven op te houden); maer...meer: maar ditmaal (nu) kan ze zonder de regels van de behoorlijkheid te overtreden, niet meer doen dan enz. 49 met eeren: met goed fatsoen. {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} 406 Eerentfeste, voorziene seer discrete Heere Joost Baack. Coopman T Amsteldam. Origineel. KA CLXXIac 55. P.   1 Mijn Heer;   2 Dewijl sich U.E. beleeftheit opde Poste geleght heeft tuschen hier² 3 en Muijden, soo laet dit paer vreemdelingen een' ure bij haer³ 4 peisteren. De He Hóóft, die 't soo geschickt hadde, staet borghe⁴ 5 voor 'tgoed onthael. Dat het mij onlanx niet en heeft gebeuren⁵ 6 moghen, is een der dagelicksche ongelucken van mijn geluck⁶ 7 geweest. Sij gaen voorde sweep, die 't hof toe behooren: behalven⁷ 8 dat ten selven tijde U.E. elders te verschijnen hadd. Bijde naeste⁸ 9 gelegentheid hope ick mij dier schade te wreken, ende U.E.⁹ 10 mondeling te moghen versekeren dat ick ben 11 Mijn Heer;   12 U.E. dienstwe vrund 13 C Huygens.   14 's Gravenhage, den 15 8en Octob. 1630.   16 In 't pacquet aenden He Hooft, is ijet Latijnsch, van mijn jongste¹⁶ 17 droomen. Ick hadd het ongesegelt gelaten, als U.E. daermede¹⁷ 18 vermaeckt hadde konnen werden.   Huygens zendt, volgens Hooft's aanwijzing, aan Baak de voor Hooft bestemde exemplaren van Conestaggio en Giustiniani en drukt zijn spijt uit over de mislukte ontmoeting tussen Baak en hem. Een gedicht (Laura latroni) zou hij open hebben ingesloten als Baak daar genoegen aan had kunnen beleven (zelf-kleinering). 2 Dewijl...Muijden: Daar uw vriendelijkheid zich toegelegd heeft op het postvervoer tussen hier en Muiden (WNT post (II) 3594; leggen 1442: zich leggen op = zich toeleggen op). Baak, belangrijk koopman, was doorlopend de tussenpersoon tussen Hooft en de buitenwereld, als de Hoofts in Muiden waren. 3 dit paar vreemdelingen: Conestaggio en Giustiniano, vgl. 399, 405; bij haer peisteren: bij U.E.'s beleefdheid pleisteren (oude vorm: peisteren), zoals de passagiers van postwagens op vaste punten deden, terwijl de paarden ververst werden. 4 geschickt: geregeld (zie dezelfde brief); staet...onthael: Zie zijn betuiging: zullen ze bij mijnen swaegher Baek best eens ujtspannen. 5 het: het goed onthael (zie dezelfde brief: Het blijkt nu dat niet alleen Baak hem misliep door gedwongen afwezigheid, maar dat ook Huygens zelf door ambtelijke bezigheden op de 20e september verhinderd was). 6 is...geweest: is een van de dagelijkse verdrietelijkheden geweest die mij door mijn lot (van secretaris van de stadhouder) beschoren zijn. (vgl. volgende zin) (woordspeling ongelucken = narigheden, geluck: lot, fortuin). 7 Sij...behooren: Zij worden rusteloos opgejaagd, die tot het hof behoren (aan het hof verbonden zijn); behalven dat: nog ervan afgezien dat. 8 naeste: eerstvolgende. 9 dier schade: voor die schade (genitiefobject). 16 ijet Latijnsch: nl. zijn Laura Latroni (zie de brief van dezelfde datum, 8 oct., aan Hooft die ook in het pacquet zit); van...droomen: dat behoort tot mijn laatste bedenksels (fantasieën). 17 als...werden: als er iets in stond, dat voor u de moeite waard is. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} 407 Aende HH Gecommitteerde Raeden van Hollant Minuut. UBA II C 11.219. 1 Ede &c.   2 Achtervolghende UEd.Mo. missive van den viij dezer, mij gister² 3 aenden avont behandight, heb ick dezen nacht inder meeste 4 stilligheit des doenlijk geweest is ujt Naerden gelicht ende zende⁴ 5 hier nevens onder belejdt van mijnen subsitujt schout van Weesp,⁵ 6 den persoon van Pieter Jansz. knecht in de brouwerije van Henrik 7 Dirxz. Bergh, schijnende een heel eenvoudigh mensch, in conside-⁷ 8 ratie van 't welke ick UEd.Mo. reverentelijk bidde meer te zien op⁸ 9 de geene die zijne eenvoudt ende nooddruftigheit hebben mis-⁹ 10 brujkt, als op het instrument, ende God almaghtigh,¹⁰ 11 Ede &c. UEd.Mo. in gelukzalighe regeringe altijds te bewaeren, 12 tzamt in haere goede gratie,   13 UEd.Mo. 14 Onderdaenen dienaer 15 PCHóóft.   16 Van den Hujze te Mujden, 17 X Oct.1630   Hooft heeft, overeenkomstig ontvangen bevel, een inwoner van Naarden 's nachts laten arresteren en laat hem door de substituut-schout van Weesp naar den Haag geleiden. Door zijn onnozelheid en armoede schijnt de man meer een werktuig in handen van anderen, dan zelf schuldig te zijn, waarvoor Hooft aandacht vraagt. Vgl. 417, 419. 2 Achtervolghende: Volgens; Om na te komen. 4 des...is: als mogelijk geweest is, niet in WNT, vgl. Ned. Hist. Vijfde boek (ed. 1656 blz. 172, ed. 1703 blz. 186): ‘begroef 'er zich, ten beste, des, in der ijl, doenlijk viel’; Zestiende boek (ed. 1656 blz. 627, ed. 1703 blz. 677): ‘waardigh(...) om, op 't beknoptste, des zonder onvolkomenheit van den zin geschieden kan, alhier ingevoeght te worden’; des: voor zo ver. 5 belejdt: geleide. 7 eenvoudigh: onnozel, simpel, achterlijk. 8 te zien op: te letten op. 9 de geene: degenen; nooddruftigheit: armoede. 10 instrument: nl. de gearresteerde die door anderen gebruikt is. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} 408 Mijn Heere Mijn Heere P.C. Hooft, Baillieu over Goijland, ende drost te Muijden. Origineel. UBL Pap. 2. 1 Mijn Heer;   2 Behalven dat omnibus hoc vitium est, et injussi nunquam² 3 desistimus, soo moetense weten datt'er geen jocken mede en is, die³ 4 mij opden holl helpen. Den He vander Mijle, stoker van dit vijer,⁴ 5 hebb ick gewaerschouwt, soo hij den Monick en mij niet en⁵ 6 scheijdde, dat het Kattenspel werden mochte. Hij daerentegen⁶ 7 neemt genucht inde farce, daer U.E. de Tragedie af gesien heeft.⁷ 8 Soo blijv ick vast aen 't malen, en breke soo veel winds, datmen 't⁸ 9 in Italien gewaer werdt. Want soo verr gaet dese valsche Munt op⁹ 10 wissel, door handen van gemelten Heere. Het ware wonder, in soo¹⁰ 11 grooten overgang, dat Muijden vrij bleve. U.E. trooste sich inde¹¹ 12 gemeene plaeghe, ende geloove mij oprechtel¹² 13 Mijn Heer; 14 U.E. dienstwillichste 15 vrund ende dienaer 16 CHuygens. 16 's Gravenhage, den 17 12en 8b. 1630.   Terwijl Huygens toch al moeilijk kan ophouden, zet de heer Van der Myle hem tot verdere aanvallen op de schender van Petrarca's graf aan. Hij dicht nu in het Italiaans (‘Vidde Laura il furfante,’ van 8 oct., ‘Pianse il braccio,’ van 9 oct. en Petrarca latroni, van 12 oct. W. II, 221 en 222) en Van der Mijle zendt de verzen naar Italië. Blijkens 398 sluit Huygens er afschriften van in; Hooft moge zich bij het ontvangen troosten met de gedachte dat zovelen zijn lot delen, ze te moeten lezen. N.B. Deze brief kruist 412. 2 omnibus...desistimus: ‘Dit is een fout, waaraan allen wij lijden’ en zingen wij, ‘zonder dat iemand ons vroeg, van geen ophouden willen wij weten’. Vrij excerpt uit Horatius Satirae 1, 3, 1 en 1, 3, 3. 3 moeten...helpen: moeten zij die mij aan 't hollen brengen weten, dat daar niet mee te schertsen valt (dat 't dan menens wordt). 4 stoker...vijer: 405, r. 30. 5 gewaerschouwt: (nl. in een brief van 9 oct. (Br.I, nr 541)); soo...scheijdde: prolepsis; modern Nederlands: ‘dat het dan katjesspel zou worden’. 6 kattenspel: (bloedig) vechten (WNT katjesspel 1835 vechten tot de dood erop volgt. Vgl. zijn uitlating aan Van der Mijle in de samenvatting van Worp nr. 541 ‘Als gij mij nu niet scheidt van den monnik, sla ik hem dood met mijne pen.’) 7 neemt...farce: schept genoegen in de klucht; daer...heeft: waarvan u de tragedie gezien hebt nl. in mijn (ernstige) Laura Latroni (van 30 sept. 1630). 8 vast: voortdurend; malen: revelen, zaniken (WNT malen (II) 144). Huygens stuurt met deze brief nog drie gedichten over de grafschending (W. II, 221 vlgg.), alle in het Italiaans; breke...winds: maak zoveel drukte, ga zo te keer (WNT breken 1246). 9 valsche munt: (opnieuw eigen werk depreciërend); op wissel: per geldwissel. 10 gemelten: gemelde (Van der Mijle zond de gedichten uit Nederland naar Molino in Venetië, die erom gevraagd had). 11 overgang: besmettelijke ziekte (die wijd om zich heen grijpt) (WNT overgang 1701, met citaat Huygens); U.E....plaeghe: U trooste zich ermee dat het een algemene plaag is. 12 geloove...Huygens: en gelove dat ik waarlijk ben enz. {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} 409 Eerentfeste, voorziene seer discrete Heere Joost Baack, Coopman T' Amsteldam. Bij het oudemanhuijs, in 'thuijs no 3. Origineel. KA CLXXIac. 56. P.   1 Mijn Heer;   2 UE gelieve mij eenen wegh op Muijden te wijsen, die UE vloer² 3 misloope. In 't kaetsen van dese brieven sal U.E. in 'tende de stuijt te³ 4 dicht ende te moeijelick vallen. Soo wete ick doch tot nu toe geen⁴ 5 veiligher toepad, ende neme sulx noch dese vrijicheit over mij van⁵ 6 U.E. met den ingeslotenen te bekommeren, sullende in gelijcke en⁶ 7 grooter gevallen bevonden werden 8 Mijn Heer; 9 U.E. gansch dienstwille 10 C Huygens. 10 's Gravenhage, den 11 12en Octob. 1630.   Huygens stuurt 408 voor Hooft aan Baak en verontschuldigt zich voor de last die hij hem bezorgt. 2 die...misloope: die niet over uw huis gaat (voor brieven nl.). 3 In...vallen: Op de lange duur zal bij het doorsturen van deze brieven het kaatsen te veelvuldig, te druk en bezwaarlijk voor u worden. 4 Soo...toepad: Toch (?) weet ik tot nog toe geen veiliger weg (naar Muiden). (Soo is moeilijk verklaarbaar, het lijkt expletief gebruikt). 5 sulx: daarom; neme...mij: veroorloof ik mij alsnog deze vrijheid; van...bekommeren: u lastig te vallen met de ingesloten brief (nabepaling bij vrijicheit). 6 sullende...Huygens: terwijl ik in gelijke en gewichtiger zaken bevonden zal worden uw enz. (Huygens verklaart zich tot iedere wederdienst bereid). {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} 410 Aende HH Gecommitteerde Raeden van Hollandt. Minuut. UBA II C 11.222. 1 Ede &c.  2 De geappoincteerde op dezen Hujze gewoon zijnde hunnen 3 *nooddrust* van dagh te daghe, te halen op credit, 't welk hun,³ 4 mits dat zij nu deze weeke 4 volle maenden van xlij daeghen aen⁴ 5 hun tractement te achtren zijn, komt te manqueren, vinden zich⁵ 6 daerover, als wesende niet oft luttel te winnen, bij dezen dieren⁶ 7 tijdt, in extreme benautheit. Derhalven en heb niet konnen ledigh 8 staen hunne supplicatie aen UEd. Mo. te seconderen met mijn⁸ 9 ootmoedigh verzoek, ten einde UEd. Mo. gelieve gedient te zijn, 10 op hunne betalinge alle moghelijke ordre te stellen, dat zij hun 11 zelven tzamt vrouw ende kinderen den mondt moghen open- 12 houden; ende des te vierigher God bidden, om de zeghening van¹² 13 uwer Ed. Mo. regeringe, gelijk van heeler harten doet 14 Ede &c. 15 UEd.Mo. 16 Onderdaene dienaer 17 PCHóóft. 18 Vanden Hujze te Mujden, 19 den 13en Oct. 1630.   Hooft steunt het verzoek van de op het Huis te Muiden gelegerde geappointeerde soldaten om de soldij, die vierentwintig weken ten achter is, te laten uitbetalen en vestigt er de aandacht op, dat zij hun dagelijks levensonderhoud niet langer op krediet kunnen kopen. 3 nooddruft: levensonderhoud (WNT nooddruft 2089 b γ). 4 mitsdat: doordat. 5 komt als hulpww. Zie 402 r. 7; maend van xlij daeghen: z.g. Heeremaand, termijn van 42 dagen voor de uitbetaling van krijgsvolk, volgens WNT Heerenmaand 361 ‘naar de berekening door de Heeren (de Staten; de Overheid)’. 6 daerover: daardoor; als wesende niet oft luttel te winnen: daar er weinig of niets te verdienen valt, nl. met losse karweitjes of handeltjes; bij: in. 8 seconderen: steunen. 12 ende (dat zij). {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} 411 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 57. Hs. Watervlek. (Baek: Muyden 13 Octobr beantw 14 ditto 1630) Loont.   1 Monsr et frere,  2 UE aengenaeme swanger met eenen vanden Heere Huighens is mij² 3 wel t'hujs gekomen. Zijne Ed. zeindt niet nieuws als een gedicht 4 in Latijn versch ujt de mouwe geschudt op een' deerlijke ramp die 5 Petrarcha overgekomen is driehondert jaeren nae zijn' doodt. Die⁵ 6 edele geest, in zijnen tijdt ontsteken met verbolghenheit, tegens de 7 snoode ongeregeltheden van Rome, is daer over ujtgevaren, het⁷ 8 scheldende voor een onbeschaemde hoere, ende roepende 't 9 hemelsch vier om op haere perrujke te reghenen ende noemd' het 10 een godloos Babilonien. Een versufte monik krijght onlanx de 11 poppen in 't hooft ende eenen waenheilighen ijver om dit ouwde¹¹ 12 leedt te wreken: rukt met een deel dronke boeren nae zijn graf toe,¹² 13 ende werpt het het ondersteboven, verspreijende 't gebeente, ende 14 den rechter arm daer afscheurende. Alle de pöesie van Italien, nae 15 zijn Ed. zeggen, dreunt hier af, ende zijn eenighe veersen tot inden 16 Haeghe gezonden. Heinsius ende Barlaeus zouden ook gaende¹⁶ 17 gemaekt zijn, maer hun werk noch niet te voortschijn gekomen. 18 Zijn' Ed. zagh mij ook gaeren aenden dans. Maer nae dat het laeste 19 zeer aen mijn been effen genezen was, heb het zelve op een andere 20 plaets, bij groot ongeval weder op gestooten. Het timmeren ook²⁰ 21 ende ongewoone moejte met dingen van mijnen dienst en laten mij²¹ 22 die lust niet. Behalven dat zijn' Ed. zoo veele fraeije vonden staetlijk²² 23 ten toon gestelt heeft, dat mij alle mijn' invallen mishaeghen. Dit 24 hebbe UE in plaetse van loopende tijdingen, die van hier derwaerts 25 gaende, den reuk zouden hebben vanden schelvisch die van²⁵ 26 Ujtrecht te rugge komt. 27 De vloersteenen zijn noch niet gekoomen. Claes was heden hier, 28 ende zeide dat zijn broeder nae Groningen gereist was doch meende 29 daer aen geen mangel zijn zoude. God geev' het ende U E²⁹ 30 Monsr et frere, de volheit van alle zijn goede wenschen, nae wensch 31 van {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 U E 33 Gansd.w. broeder 34 PCHóóft. 34 Van den H te Mujden. 35 13 Oct. 1630.   Hooft geeft Baak een uiteenzetting van de schending van Petrarca's graf en van de poëtische reacties daarop, die hij in 405 van Huygens gehoord heeft. Hij voelt zich door het euvel aan zijn been, de drukte van de verbouwing, ongewone ambtsdrukte en door de vergelijking van hetgeen hem invalt met Huygens' talrijke goede vondsten niet gedisponeerd tot dichten. Nieuws valt er niet te melden of 't zou te oud zijn. 2 swanger met: inhoudende. 5 Petrarca, vgl. 405 r. 32. 7 snoode ongeregeltheden: onwaardige losbandigheid. 11 waenheilighe ijver: aandrift die zichzelf ten onrechte voor heilig houdt. 12 een deel: een aantal. 16 gaende gemaekt: aan de gang gebracht. 20 bij...ongeval: ongelukkigerwijze (versterkt door ‘groot’); opgestoten: opengestoten; timmeren: bouwen. 21 laten: gunnen. 22 staetlijk: luisterrijk. 25 vanden schelvisch enz.: ook in 552 door Hooft gebruikte uitdrukking voor oud (en daardoor minder welkom) nieuws. 29 zijn: uw. {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} 412 Aen den Heere Constantin Huighens, Ridder etc. Minuut. UBA II C 11.220. Afschrift KA CLXXIab 58. 1 Mijn Heere,  2 Wel weet het arme Mujden dat het met den Haeghe op geen eenen 3 dagh te noemen is. Zoo dat de Zujderzee haere golven aen onze³ 4 dijken wel spaeren magh, ist haer te doen om deez' moedelooze⁴ 5 plaetze den moedt te doen zinken. Maer 't schijnt dat lang op een,⁵ 6 den mensche zijn zinnen kosten moet, zoo zit hem het toghten nae⁶ 7 verandering inden aert. Ende heeft mij dikwijls een daeghelijx⁷ 8 wonder gedacht, dat ons vermakelijker valt een beter aen een slech-⁸ 9 ter te wisselen, als staedigh by 't beste te blijven. Dat meer is de⁹ 10 lekkerste wijnen de smakelijkste spijzen, de lieffelijkste lusten, en de¹⁰ 11 zoetheit zelf hebben de zaedzaemheit gereedst. Zoo zien wij de¹¹ 12 grooten menighmael een hoef voor 't hof kiezen, ontdujkende alle¹² 13 pracht, allen omslagh van heerlijkheit, et fortunae suae moli. Op¹³ 14 gelijke ujtspanning wenschen wij UEd. onzen gast. Indien de wegh 15 daer toe te banen waer, met haer eerst te verzoeken, wij hadden¹⁵ 16 lichtlijk ons lijf nae zoo willigh een' arbejdt te zetten. Doch voor de 17 Lente zaller, nae schijn, niet af vallen. Maer zij komt hier zoo laet¹⁷ 18 in 't landt, en doet haer' intreê zoo tijtlijk inden Haegh, dat het¹⁸ 19 gezelschap uwer Ed. ende 't genot van een dubbel voorjaer, wel¹⁹ 20 een' bekooring zijn moght, die wij quaelijk wederstaen zouden 21 kunnen. 22 Eenen Giustinano niet, heeftmen mij t'Antwerpen weeten op te²² 23 loopen, ende is mijn gelt op geen' koopmanschap zoeter, als op die²³ 24 van deze soort. Dies heb hier bij de 10 gl, ende 't luttel datter over²⁴ 25 is, voor de moejte vanden dienaar die hem bestelt heeft, gepast. 26 Uit den Connestagio zal mij pijnen het dienstighste te trekken, om²⁶ 27 zijn' steê in UEd. boekerij niet te lang ledigh te laten.²⁷ 28 Gelukkighe Petrarcha, nae UEd. zeggen; nae 't mijne mee; om dat²⁸ 29 hem op zijn tweede ujtvaert zoo hoflijk een lijkstaetsy gebeurt, ende 30 met de groote klok van UE dicht belujdt te werden. Moght³⁰ 31 d'edelhartighe koning, die zijn En petit lieu &c.³² 33 op 't graf van Laura schreef, opzien, ick leghd' hem toe van 34 Franchois premier, Uwer Ed. second, te werden in 't bestooten³⁴ 35 van den babok, die zich aen zulk een rozelaer heeft darren wrijven. 36 Waer mijn' pen niet te plomp, hij kreeghze tot de veeren toe, inden³⁶ 37 hujt. Maer de tytel Laura Latroni lacht mij wonderlijken toe. Wat³⁷ 38 kon 'er meer klems hebben als die prosopopoeia? Ook hangt het³⁸ {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 heele stuk tzamen van manlijke invallen, door UEd. dier vrouwe³⁹ 40 gegeven: van alle de welke, quae quibus anteferam? Ende dit noch⁴⁰ 41 ujt eenen boezem geschudt, die met dujzent bekommeringen ge-⁴¹ 42 stopt is; recht tegens den reghel⁴²  Pectora nostra duas non admittentia curas.⁴³  44 Die 'tmijnent alte waer is, daer ick aen een zeer been zit, timmer⁴⁴ 45 te gelijk, ende bujten gewoonte met dingen van mijnen dienst⁴⁵ 46 gequelt ben. Maer om oprechte bieght te doen, het oogh is mij zoo 47 bedorven door 't gezicht der kinderen van den geest uwer Ed. dat 48 het de misdraghten vanden mijnen niet luchten magh. Ondertussen⁴⁸ 49 heb ick UEd. grooten dank te weeten voor dit bederf als eenen⁴⁹ 50 knoop te meer om haer te verbinden, 51 Mijn Heere, 52 Uwer Ed. 53 Verplichten vrundt ende dienaer 54 PCHóóft. 55 Vanden Hujze te Mujden, 13 Oct.1630.   Hooft, die 408 nog niet ontvangen heeft, beantwoordt de uitnodiging uit 405: de vroege lente in Den Haag en Huygens' gezelschap zullen hem verleiden; zijn invitatie sproot slechts voort uit verwondering erover, dat verandering ten ongunste de mens welkomer is dan het blijven in een onveranderlijk goede toestand. Hooft prijst Petrarca gelukkig om de hoofse tweede uitvaart, die hem door Huygens' en anderer gedichten, te beurt valt. Frans I, die een grafschrift op P. geschreven heeft, zou Huygens' secondant worden, als hij verrijzen kon. - Verontschuldigingen en zelfverguizende opmerkingen. 3 Zoo...magh: vgl. Huygens' brief over het overstemmen van Hooft bij pluraliteit van baren enz. 405. 4 ist...doen om: als het haar erom te doen is; moedelooze: nederige, zonder enige trots (WNT moedeloos geen passende bet., maar vgl. moed 915 voor de bet. trots). 5 den...zinken: paradoxaal; lang...moet: lang-achter-elkaar de mens zijn verstand kosten moet. 6 toghten: sterk verlangen. 7 daeghelijx: geregeld voorkomend, telkens terugkerend (paradoxaal bij wonder). 8 gedacht: toegeschenen (hypercorrect voor gedocht; onderw. is dat ons...te blijven) ; dat...valt: dat het ons aangenamer is; een...wisselen: iets beters voor iets slechters te ruilen. 9 Dat: Wat. 10 lusten: genoegens, vreugden. 11 hebben...gereedst: verzadigen het vlugst; gereed: dicht bij de hand. 12 grooten: aanzienlijken; een...kiezen: een hoeve boven het hof verkiezen. 13 omslagh...heerlijkheit: beslommering van de grootheid, het aanzien, de macht (WNT heerlijkheid 373); et...moli: meew. voorw. bij ontdujkende = ontvluchtende: en aan alle poespas, aan zijn hoge ambt verbonden. Tacitus, Annales 15, 52, 1; Op...ujtspanning: men inviteert iemand op een maal, een gerecht, en hij gaat daarop te gast. 15 met...verzoeken: door u eerst te bezoeken; wij...zetten: dan zouden wij gemakkelijk ons lichaam naar zo'n welkome arbeid zetten (wij zouden ons graag schikken in een zo welkome moeite). 17 nae schijn: zoals het er uitziet, naar alle schijn; niet...vallen: niets van komen. 18 tijtlijk: vroegtijdig (WNT tijdelijk 61). 19 dubbel: (eerst in Den Haag en dan in Muiden). 22 Eenen...niet: Niet één G.; op te loopen: te bemachtigen, verkrijgen (WNT oploopen 1015) (Vgl. brief 405 van 8 oct. van Huygens aan Hooft waarin hij de raad geeft het in Antwerpen eens te proberen). 23 ende...zoeter: (inversie na ende) en mijn geld is op geen koopwaar meer belust, (geef ik aan geen andere koopwaar liever uit), (WNT koopmanschap 5412). 24 Dies...gepast: Daarom heb ik hierbij de 10 gulden (de hoge prijs die Elsevier in Leiden vroeg, zie dezelfde brief van Huygens) en het kleine bedrag dat erbij komt gevoegd (WNT passen 689: schikken, voegen). 26 den Connestaggio: Ook dit boek heeft hij van Huygens via Baek ontvangen 406; zal pijnen: zal ik mij inspannen; trekken: halen, exerperen. 27 boekerij: bibliotheek, verdietsing van het nog in 17de eeuw gewone lib(e)rije (WNT boekerij 120). 28 Gelukkighe...zeggen: Dit verwijst niet naar een bepaald vs. van Huygens' gedicht, maar naar de ganse inhoud, waarin Laura haar geliefde hemelhoog verheft; nae...mee: naar het mijne ook, dat zeg ik ook (om de volgende reden). om...gebeurt: omdat hem bij zijn herbegrafenis, na de schending van zijn graf, een zo prachtige lijkstaatsie ten deel valt (‘gebeurt’): Hooft vergelijkt de Italiaanse gedichten (Molino e.a. vgl. W.II 219 v.) met een herbegrafenis van Petrarca's geschonden gebeente, en Huygens' prachtige gedicht met het beluien (hoflijk WNT hoffelijk 851; prachtig, aanzienlijk, voornaam, hier met toespeling op de hoveling Huygens). Van gebeurt is ook met de...te werden onderwerp. 30 de groote klok: (zoals past bij een aanzienlijke begrafenis (WNT klok 4204; veelal twee klokken, een grote en een kleine; vgl. nog: aan de grote klok hangen; 4206 ons citaat); van...werden: door uw gedicht te worden beluid (bij zijn ‘tweede ujtvaert’); Moght...wrijven: Kon de edelhartige koning (Frans I) die zijn...op het graf van Laura schreef, uit zijn graf opzien, ik zou verwachten dat hij van Frans de eerste uw secondant zou worden bij het bestoten van de lomperd die zich tegen zulk een rozenstruik heeft durven schurken. 32 En petit lieu etc. Meermalen door Hooft geciteerd gedichtje van Frans I dat hij dichtte bij een bezoek aan het graf van Laura, Petrarca's platonische geliefde. Het volledige gedicht in Reden vande Waerdicheit der Poesie, uitg. P. Tuijnman, A'dam 1971, p. 68, vgl. 267. 34 second, woordspelend = tweede en: secondant, helper in de strijd; babok WNT babok 851 ‘niet zelden opgevat als in etymologisch verband staande met bok’ (zoals ook Hooft hier doet). 36 plomp: bot (WNT plomp (VII) 2739); tot...veêren: van de (ganze)pen. 37 wonderlijken: (adv. op -lijken); lacht...toe: behaagt mij. 38 klems: nadruk, kracht; prosopopoeia: dramatisering (in het gedicht richt Laura zich tot de ‘rover’). 39 manlijke invallen: mannelijke vondsten (manlijke opzettelijk tegenover vrouwe geplaatst). 40 quae...anteferam? ‘Wat moet ik stellen boven wat?’ d.i. waarmede moet ik beginnen en wat moet ik aan 't eind verhalen? Aldus Dido bij Vergilius, Aeneis, IV, 371; noch: ook nog (dat komt er nog bij). 41 bekommeringen: zorgen; gestopt: vol. 42 recht: juist. 43 Pectora...curas: ‘'t hart van ons dichters kan niet twee zorgen tegelijk verdragen’. Naar Iuvenalis 7, 65, die bedoelt: zorg voor de muze en voor het allereerste levensonderhoud. 44 'tmijnent: bij mij, wat mij aangaat; timmer te gelijk: tegelijk bouw (de verbouwing van het Muiderslot). 45 bujten gewoonte: meer dan gewoonlijk. 48 luchten: verdragen (vgl. niet zien kan!). 49 dit bederf: deze verwendheid van zijn oog; als...te meer: daar het nog een knoop erbij is om aan u te binden, mijn heer, ...P.C.H. {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} 413 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab. 59. T.r. 13 Voor dat heeft Brandt 28 mm schrift vertikaal doorgekrast. Loont.   1 Monsr et frere,  2 Deze zal de weerklank zijn van de Fransche tijdingen, ujt den 3 Haeghe. Want in dat stuk zijn wij stom, ende slaghten de mujren³ 4 van dit huis, die niet weeten als nae te bauwen 't geen men haer 5 voorkalt. Zoo UE die goedt vindt den H.Reael te toonen, 6 moghtze daernae mon frere Bartolottj weder bestellen. Het af-⁶ 7 schrift en stujt niet veel. Maer een gauw geest heeft genoegh aen⁷ 8 een half woort. Elk wat wils: in Italien leeft Spinola, in Vrankrijk 9 is hij doodt. Maer t'Antwerpen is zekerheit datter de koopman in 10 Spanjen van zijn zilverveeren laten zal, luttel min als de Fransman 11 zeidt: naemelijk voor 36 tonnen schats. Dit's quansujs voor de 12 kosten reeds gedaen ende noch te doen, om de vloot behouden over¹² 13 te halen. De Sweed is gaende; maer op toffelen zoo mij dunkt. dat¹³ 14 hem die maer in 't winterslijk niet en blijven steken. Beter waer hij 15 gelaerst en gespoort om bij die tijdt des jaers, door den drek van 16 Duitsland te stappen; oft eert 'er toe quam, onder 't dak te wezen.¹⁶ 17 De H.Huighens schrijft mij dat hij aen 't hollen is met dichten,¹⁷ 18 zendende noch drie Italiaensche quikken, op 't ongevoelijk ongeluk¹⁸ 19 van Petrarcha. Hij besweert mij zoo hoogh om 't mijn daer toe te 20 zeggen, dat ick het quaelijk t'ontleggen zie, ende moghelijk zijnen²⁰ 21 Latijn, in 't Hollandsch pak steken zal. Lukt het zoo, UE zaller den²¹ 22 maeghdoom afhebben. Noopende de boeken heb ick zijner Ed. 23 bij eenen van onze doodeeters alhier, geantwoort ende 't gelt²³ 24 vanden Giustinaen gezonden. Mijn been stelt de wanten, ende²⁴ 25 wil 't mij zelven wijten, die 't een van deze nachten op eenen toght 26 nae Naerden, bij grooten reghen, wat te veel geverght heb. 27 Waeren wij door 't timmeren, ende een week voorder, ick zoud' 28 chirurgien 'er geruster in zijn, ende eenen handarst van Amsterdam aen zetten.²⁸ 29 D'onzen krijghen mij in hunne klaeuwen niet. Wij houden 30 anderszins gasthujs genoegh leggende jeghenwoordigh twee³⁰ 31 meissen en rijmelen aende koorts. God beter' het, ende houde UE 32 met de haeren in zijne heilighe hoede, naer hartlijke gebiedenis, {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Monsr Frere, van 34 U E 35 gansdienstwen broeder 36 PCHóóft. 37 Vanden HtMujden. 38 17 Octob. 1630.   Hooft stuurt Franse nieuwsberichten die hij uit Den Haag gekregen heeft. Hij kan er niets aan toevoegen, Baak mag ze aan Reael laten lezen en kan ze daarna aan Bartolotti terugsturen. Het is een onnauwkeurig afschrift en de berichten zijn tegenstrijdig, met name over de dood van Spinola. De Spaanse koning heft een hoge belasting van zijn kooplieden. De Zweden rukken te langzaam op, want de winter nadert. - Huygens zendt nog drie Italiaanse gedichten en spoort Hooft aan, ook iets bij te dragen, zodat deze moeilijk kan weigeren en misschien Laura Latroni in het Hollands zal vertalen. - Voor de twee boeken (Giustiniano en Conestaggio) heeft hij bericht van ontvangst en geld gezonden. - Hooft's been speelt op door zijn eigen onvoorzichtigheid; hij denkt erover een Amsterdams chirurgijn te raadplegen. 3 in dat stuk zijn wij stom: over dat onderwerp heb ik niets te zeggen; slaghten: lijk ik op. 6 moghtze: gij kondt ze. 7 en stujt niet veel: deugt niet (WNT stuiten (II) 307 11); gauw: schrander. 12 de vloot: de jaarlijkse zilvervloot uit Amerika. 13 de Sweed: vgl. 390, 402, 403; gaende: op de been. 16 'er toe, nl. tot het marcheren door de modder. 17 Huygens schrijft mij, nl. in 408; aen 't hollen: op hol, vgl. 408 ‘op den holl’. 18 quikken: sneldichten; ongevoelijk: onmeedogend, ongenadig (WNT, ongevoellijk 1676). Andere verklaring: dat hij niet voelt. 20 het ontleggen: zich eraan onttrekken (WNT ontleggen 1902 7). 21 den maeghdoom eraf hebben: er het eerst kennis van mogen nemen. 23 doodeters: nietsdoeners, nl. de geappointeerden, vgl. 57. 24 stelt de wanten: speelt de beest; (het) wil. 28 ende (er). handarst: chirurgijn (purisme). 30 leggende...rijmelen: daar er twee meisjes (meiden) liggen te ijlen. {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} 414 Aenden Ridder Constantin Huighens. Minuut. UBA II C 11.222. Afschr. KA CLXXIab 60 1 Mijn Heer,  2 Nae dat ick UEd. het geldt van den Giustinano gezonden had bij² 3 eenen van onze doodeeters alhier, die nogh niet wedergekeert is, 4 quaemen mij UEd. Italiaensche rijmen ter handt, die, door mij,⁴ 5 eenighen vrunden, tot Amsterdam, bij, ende van ons allen, hoogh, 6 gezet zijn. Zulke perlen zijn quaedt nae te bootsen. Derhalven⁶ 7 onderwind's mij [mij] niet. Doch ben door de tooverwoorden van⁷ 8 UEd. schrijven zoo verre beswooren, dat mij vervordert heb een⁸ 9 Hollandsche loodt, naer UEd. Latijnschen diamant te smeeden, dat 10 behalven zijn' doofheit, noch veele kladden heeft die de zujverheit¹⁰ 11 van denzelven leelijk belieghen. Maer aen UEd. staet het deze 12 hegmunt, voor brij verklaert ter kroez en koolen tot smeltens toe¹² 13 te verwijzen. 'T geen datter bij gaet, zijnde maer een vonk van¹³ 14 UEd. toortse gevallen, zal zich wel vereert houden zoo 't met een¹⁴ 15 schoezool van UEd. maer en magh ujtgetreden worden. Ook is het 16 wit van 't een en 't ander slechts geweest, te bewijzen, dat een wenk¹⁶ 17 van UEd. min als een gebodt te achten, onmoghelijk is, 18 Mijn Heere,voor 19 UEd. 20 Verplichten dienaer 21 PCHóóft. 22 Van den Hujze te Mujden, 23 XX Oct. 1630.   Hooft constateert het kruisen van 408 en 412 en roemt de drie Italiaanse gedichten, die hij ook aan enige Amsterdamse vrienden heeft laten lezen. Hij verstout zich niet, Huygens na te volgen, maar wel, een Hollandse vertaling van Laura Latroni te maken, die - natuurlijk! - bij het origineel even ver achterblijft als een loodje bij een diamant: Huygens mag het vernietigen ('T Loot van den Diamant des Heeren Huygens, genaemt Laura latroni, Laura tot den Roover. LSt. I 298). Over een oorspronkelijk sonnet dat hij toevoegt laat Hooft zich nog zelfverguizender uit. (Op het steuren van Petrarchaes graf. A.w. I 300). 2 Na...had: tegelijk met 412. 4 Ued...rijmen, de Italiaanse gedichten; die...zijn: die door mij aan enige vrienden te Amsterdam ter hand gesteld en door ons allen hoog gewaardeerd zijn (WNT bijzetten 2673 6); samentrekking van bijsetten en hoogh zetten. 6 Derhalven...niet: Daarom waag ik mij er niet aan ('s enclitische genitief = des, afhankelijk van zich onderwinden). 7 door...schrijven: Huygens had gevraagd om een gedicht uit Muiden over het onderwerp (408 tegen het eind). 8 zoo verre beswooren: zozeer onder de ban gebracht, betoverd; dat...heb: dat ik mij verstout heb; een...loodt: een Hollandse imitatie in lood (een loodt = een voorwerp van lood, vgl. WNT lood 2704, met dit citaat. Vgl. 415 r. 5). 10 doofheit: dofheid; kladden: smetten, gebreken; die...belieghen: die van de zuiverheid daarvan (van het origineel) een zeer verkeerd denkbeeld geven (WNT beliegen 1725 3), dit citaat). 12 hegmunt: valse munt; voor...verklaert: voor mengsel verklaard (? WNT brij 1357 geen passende bet., vermoedelijk wordt hier bedoeld een mengsel met onedele metalen); ter...verwijzen: tot de smeltkroes en het vuur te veroordelen. 13 'Tgeen...gaet: Wat hierbij gaat (zie boven: 'TLoot en Op het steuren); zijnde...gevallen: (de hoofdgedachte van Hooft's sonnet is inderdaad dezelfde als die van Laura Latroni). 14 zal...houden: zal zich zeer vereerd achten. 16 't een en 't ander: beide gedichten; bewijzen: tonen; wenk: nl. in 405. {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} 415 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.147. (Baak: Muyden 20 Octobr 1630 beantw 29 derselve) Loont.   1 Monsr et frere,  2 Wat ick den H. Huighens zende kan UE ujt den ingesloten, on-² 3 gesloten verneemen. Maer UE gelieve denzelven te slujten eer hij 4 voortsgaet, op dat zijn' Ed. misschien niet quaelijk en neeme, dat 5 ick met zoo valsch een loodt, bij anderen zijnen diamant tot een⁵ 6 instal breng. De weêrgaê vande rijmen zend ick hier bij, op datze⁶ 7 UE met gemak lezen moghe. 'T is de klad, ende zouder UE zonder⁷ 8 't ander, moghelijk niet door geraken. Ick hadze daernae garen 9 weder t'hujs, met een afschrift van elk. Maer gelieve verdacht te 10 zijn, dat de klad niet in plaets van 't net nae den Haeghe raeke. 11 Mon frere Bartolot was mij dezen naemiddagh bezoeken, met 12 eenen brief ujt Madril van den Abt Scaglia, die den Hartoghe van 13 Savoyen, eertijds voor Ambassadeur, in Vrankrijk gedient heeft, 14 geschreven den 22en Sep. ende meldende onder 't voorneemste, 15 dat de ziekte van Spinola, aldaer veel te denken gaf, Casal be-¹⁵ 16 langende. Nu schrijftmen van Antwerpen, dat hij morsdoodt is: 17 want dus lange en heeft niet gelaten te spartelen. De 36 tonnen¹⁷ 18 schats bij den Koning aengetast van 't koopliên goedt, zijn zij gladt¹⁸ 19 quijt voor d'eene helft. D' andere wort hun belooft weder te be- 20 talen op d'inkoomst der twee eerste vlooten. Men weet daer raeds²⁰ 21 genoegh om gelt, ende licht 'er veel volx. Niettemin andren 22 schrijven datter gehandelt wort van de zilvere munt twaelf ten²² 23 hondert te verlichten. Dit 's geen teken van ruimte. Maer mij vergat 24 hier boven dat de voors abt bekent, dat de voortgank der Françhoi-²⁴ 25 zen den Spanjaert de meeste bekommering maekt. Waer ujt te 26 speuren is, dat zij hunnen tijdt met geen vlieghen vanghen toe-²⁶ 27 gebraght hebben. Want deze man is quaedt Fransch, ende zal hunne²⁷ 28 zaken, boven waerheit, niet verheffen. De Duitsche beweeghenissen²⁸ 29 achtmen daer luttel; maer dat ujt de daghvaert van Reghensbergh,²⁹ 30 nieuwe beleidingen zullen broeijen. God geeve, ten besten, ende³⁰ 31 houde UE met alle de zijne in genaede bevolen, nae groete ende 32 gebiedenis {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Monsr et frere, van 33 U E 34 gansdienstwen broeder 35 PCHóóft. 35 Vanden Hujze te Mujden 36 20 Oct. 1630   Hooft stuurt Baak 414 met de twee bijlagen, voor Huygens. Hij zendt bovendien de kladden der gedichten, zodat Baek ze op zijn gemak kan lezen; aan de hand van de voor Huygens bestemde afschriften zal hij ze wel kunnen ontcijferen. - G. Bartolotti heeft Hooft een brief getoond van de abt Scaglia (vgl. 660, 675, 683, 732, 760) uit Madrid, met nieuws. Uit Antwerpen komen nadere berichten over de van de kooplieden geëiste schatting en een devaluatie van de zilveren Spaanse munt. Enz. 2 ingesloten, ongesloten, nl. de brief aan Huygens. 5 valsch: nagemaakt; een loodt: loodje (WNT lood 2704 4 a met deze plaats); tot....breng: zijn waarde doe verliezen (WNT instal 1974). 6 weêrgaê: kopie, h. klad. 7 met gemak: op uw gemak; zouder: zoud'er. 15 ziekte van Spinola: hij stierf 25 september 1630 voor Casale; Casal, vgl. 356. 17 dus lange...spartelen: zó lang heeft hij geen stuiptrekkingen voorgewend (WNT gelaten 1050). 18 aengetast: in beslag genomen, gevorderd (WNT aantasten 389 c). 20 op...vlooten: na het binnenkomen van de eerste twee zilvervloten; men weet...gelt: men weet daar aan geld te komen. 22 gehandelt: onderhandeld, overleg gepleegd. 24 bekent: toegeeft. 26 met...toegebraght: niet met beuzelingen doorgebracht. 27 is quaedt Fransch: is Frankrijk slecht gezind. 28 beweeghenissen: beroeringen. 29 achtmen luttel; maer (men acht): vindt men van weinig belang; maar men meent; daghvaert: vergadering, nl. de vorstendag te Regensburg, vgl. 398, 402. 30 beleidingen: initiatieven; broeijen: voortkomen (WNT broeden 1425 b). {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} 416 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.146. (Baak: Muyden 23 8tobr 1630 beantw 29 derselve) Loont.   1 Monsr et frere,  2 Nochte de loopmaeren, nocht eenigh antwoort op den mijnen 3 vanden xxen daer een ander aenden H.Huighens, met zekere dichten 4 instak, verneemende, begin te duchten, dat UE ujt der stadt, ende⁴ 5 moghelijk, naeden Haeghe getrokken zijnde vergeten zal mijne 6 gebiedenis aenden H. vander Mijle, 'tzampt het afschrijven van 7 dien brief van konings Philips eighene handt aen den Heer Prinsse 8 Willem Hoogh. Ged. Ons genakend vertrek doet ons haken nae 9 Dirk Haek oft ijemant van zijnent weghe, om den wijn af te steken,⁹ 10 die, met lang wan te leggen, wel eenen rok ujttrekken moght. Van¹⁰ 11 dat ujr nocht tijdt hebben der vrouwen, is dikwijls geen afkoomen: 12 doch den goeden man niet te verghen, dat hij 't hart t' hujs late, om 13 ons te komen gerieven, met het geen door anderen kan beschikt¹³ 14 worden. Waer ick niet bet aen mijn been, dat nocht achterwaerts¹⁴ 15 nocht voorwaerts schijnt te willen, als aende timmeraedje ge- 16 bonden, ick vond mij morghen ter begraffenis van mijnen Neeve 17 Overlander, dien God genaedigh zij. Hier gapen nu twee ampten; ¹⁷ 18 't burgermeesterschap, ende dat vande Gemaghtighde Raeden der 19 Staten, inden Haeghe: maer nae wat persoonen doch? Want de 20 lijken zijn niet kouwt, oft de plaetsen en zijn begeven, bij de 21 gemeene gissing. Het endt van UE begeerte ende 't derde boek van²¹ 22 Tacitus heeft UE hier nevens, maer geenssins dat van mijn' schuldt 23 ende overbodigheit om U E. in gelijken oft meerder te believen. 24 Als UE spreekt, zal reedtstaen, 25 Monsr et frere, 26 U E 27 gansdienstwe broeder 28 PCHóóft. 28 Vanden Hujze te Mujden, 29 23 Oct. 1630. {==*5==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 5 Brief van P.C. Hooft aan Anna en Maria Tesselschade Roemer Visschers==} {>>afbeelding<<} {==*6==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 6 Brief van P.C. Hooft aan Anna Roemer Visschers==} {>>afbeelding<<} {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} Daar Hooft geen nieuwsberichten en geen antwoord op 415 van Baak ontvangen heeft, vermoedt hij dat deze naar Den Haag is. - Verlangen naar de wijnkoper D.Haek. - Nog meer dan door de verbouwing wordt Hooft door zijn zere been verhinderd, de begrafenis van zijn neef Overlander bij te wonen. 4 verneemende: bespeurende. 9 af te steeken: uit het vat over te gieten in een kleiner, of te bottelen (met het oog op Hooft's winterverblijf in Amsterdam). 10 wan: half leeg; eenen rok ujttrekken: achteruitgaan, geur verliezen; Van dat ujr enz.: Met vrouwen is niets te beginnen als ze beweren geen tijd te hebben, maar ook van deze man (Haek) kan men niet eisen dat hij, als er iets is dat hem aan zijn huis bindt, ons komt helpen met iets dat ook door een ander gedaan kan worden. 13 beschikt: in orde gebracht. 14 bet: meer; achterwaerts nocht voorwaerts: niet slechter en niet beter. 17 Overlander, vgl. 41. 21 het endt: doel en (letterl.) einde; begeerte, nl. naar Tacitus. {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} 417 A Monsr Monsieur Joost Baek, In Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.145. 1 Monsr et frere,  2 Heden is mij vertoont een geschrift in hooghduitsch houdende de 3 voorwaerden van 't verdragh tussen den kaizar ende de kroonen 4 van Vrankrijk ende Spanjen, waer van hier bij een afschrift in 5 Nederlandschen druk gaet, niet al te wel vertolkt. De voorwaerden 6 tussen den H. van Thoirax ende Spinola heeft UE daer bij, maer⁶ 7 zijn immers zoo slordigh. Doch isser ujt te zien dat den Franchojs⁷ 8 zijn haen koning blijft, Nevers meester van Mantua ende Mont-⁸ 9 ferrat, Thoirax in volle glorje. De pleghtigheit van 't afbidden oft 10 schult bekennen is maer wint en róók, daer wijze lujden lichtlijk¹⁰ 11 afscheiden, mits 't hecht inde handt houdende. 'T gevoelen dat U E¹¹ 12 niet min als mij ende allen liefhebberen der gemeene welstandt¹² 13 rustende op d'evenwight der Fransche ende Oostenrijksche 14 maghten, deze maere smaken zal, doetze mij hier dezen avont in- 15 sluiten om morghen vroegh te bestellen; met bede dat ick weten 16 moghe wanneer UE naeden Haeghe denkt, ende eerst eens ver-¹⁶ 17 zocht te zijn, om een' bezondre boodschap, mitsgaeders dat God 18 UE ende alle de zijne in schut ende scherm houde, nae wensch ende 19 groete, 20 Monsr et frere, van 21 U E 22 gansdienstwen broeder 23 PCHóóft. 24 In Amsterdam, haestigh 3 Nov. 1630.   Hooft zendt een gedrukte, slechte, Nederlandse vertaling van het verdrag tussen de Keizer, Spanje en Frankrijk (nl. de te Regensburg gesloten, later door Richelieu verworpen overeenkomst dat alle mogendheden zich uit de Italiaanse zaken zouden terugtrekken). Ook de voorwaarden waarop Thoirax Casale aan Spinola zal overgeven zijn erbij, zeker zo slordig (nl. vertaald). Hooft is ingenomen met de roem van Thoirax en het feit dat Gonzaga-Nevers Mantua en Montferrat behoudt, ondanks een vernederend bedoelde formaliteit. 6 Thoirax vgl. 356, 396, 402, 403. 7 immers zoo slordigh: zeker, tenminste zo smadelijk. 8 Nevers, vgl. 356 r. 16. 10 daer...afscheiden: waar wijze mensen geen enkele waarde aan hechten. 11 mits 't hecht...houdende: mits zij het heft, het gezag, houden (WNT hecht (IV) 233). 12 de gemeene welstandt: het algemeen welzijn. 16 naeden Haeghe denkt. Na sommige werkwoorden, die een plan, een overleg tot een reis uitdrukken, wordt de infinitief ‘te gaen’ of een synoniem daarvan dikwijls weggelaten, vgl. 373; verzocht: bezocht. {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} 418 Aenden Pr Michiel de Mist. Gedenkenis. UBA II C 11.324. 1 Ick zend hem declaratie van de kosten om t'apprehenderen ende¹ 2 voeren nae den Haeghe van Pieter Janszoon brouwersknecht van 3 Naerden, met last om daerop ordre bij de gecom Raden te ver-³ 4 volghen, ende zorghe te draghen dat mijn recht in alle zaeken vande⁴ 5 pachters van Naerden, bewaert werde.  6 12 Nov. 1630.   Hooft stuurt aan deze procureur de in 407 genoemde declaratie, met de opdracht, daarop een beschikking van Gecommitteerde Raden te verwerven en voor Hooft's rechten te waken. 1 apprehenderen: arresteren. 3 ordre vervolghen: een beschikking uitlokken. 4 recht, nl. als ambtenaar. {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} 419 Aende Gecommitteerde Raeden. Minuut. UBA II C 11.324. 1 Ede &c.  2 Ten regarde van 't geen de zaeken van Naerden, hangende onge-² 3 decideert voor UEd.Mo, importeren voor 't gemeene beste, voor 4 de pachters, ende mijn particulier als Hooftofficier der plaetse, heb⁴ 5 ick niet konnen laten UEd.Mo. reverentelijk te bidden bij dezen, 6 dat haer gelieve d'exspeditie der zelve te houden voor gerecom-⁶ 7 mandeert, ende met eenen ordre te geven waer ick zal moghen 8 vinden de kosten gedaen om Jan Pieterszoon knecht inde brouwe- 9 rije van Henrik Dirxz. Bergh, te apprehenderen ende in den Haeghe 10 te brengen, de declaratie derwelke ick den Prr Michiel de Mist heb 11 toegezonden, om vervolgh daerop te doen bij UEd. Mo., dewelke,¹¹ 12 Ede &c. God almaghtigh, in gelukzalighe regeringe altijds bewaere, 13 ende in haere goede gratie, 14 UEd.Mo. 15 Onderdaenen dienaer 16 PCHóóft. 17 Ujt Amsterdam, 12 nov. 1630.   De zaken die Hooft bedoelt, komen waarschijnlijk duidelijker uit in 487 e.v. Hij verzoekt de afdoening te bespoedigen en hem de kosten, gemaakt bij de in 407 vermelde arrestatie en opzending, te doen vergoeden. 2 Ten regarde van 't geen(...)importeren: met het oog op het belang dat(...)hebben. 4 pachters, nl. van de accijnzen, in dit geval waarschijnlijk die op het bier; (voor) mijn particulier: voor mij persoonlijk (WNT particulier 547 2). 6 gerecommandeert: ambtelijk aanbevolen. 11 om vervolgh daerop te doen: om die ter afhandeling in te dienen. {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} 420 (C. Huygens aan P.C. Hooft) Origineel. KA CLXXIac 57. 1 Mijn Heer,  2 Ick en stae den regel van rechten niet toe, qui tacet consentire² 3 videri: zijnde verre vande goed dunckenheid van d'eere t' aen-³ 4 vaerden die U.E. mijne lichte rijmerijen overtalligh toeschrijft. Eerst⁴ 5 een' dobbele reise, gins ende weder hier ende Zeeland heeft mij dus⁵ 6 lang in dit versuijm van erkentenisse tegen UE gehouden; nader- 7 hand hoopwerck van besigheden soo eighener saken als andere, die⁷ 8 men gewoon is voorden eersten welkom thuijs te vinden. U.E. neme 9 het onschuldigen in sijne beleeftheit aen ende hebbe veel dancks⁹ 10 voorde vertaling mijner onweerdighe droomen. 'Tis d'eerste¹⁰ 11 Klabbeecker, daer ick oijt lood af uijt sagh gaen. U.E. bedencke hoe¹¹ 12 't bij 'tgilde vande oprechte Juweliers verstaen kan werden. In 13 Vriesland, daer ick vinde meer aerdicheits te schuijlen dan men ab¹³ 14 aere crasso soude wachten, zijn eenighe geesten op dit gerucht¹⁴ 15 ontwaeckt, ende hebben mij dinghen ter hand doen komen, die wel¹⁵ 16 lesens waerd zijn. Wanneer ickse weder in 'tbesitt krijgh, salder U.E. 17 deel aen hebben, soo 'them gelieft. Ick blijve sonder ophouden 18 Mijn Heer; 19 U.E. dienstwillste vrund 20 ende dienaer 21 CHuygens 20 Hage, den 3en 21 Decemb 1630.   Door ambtelijke en persoonlijke drukte beantwoordt Huygens nu pas 414. Hij bedankt voor het vertalen van Laura latroni en weert Hooft's lof voor zijn gedichten, die hij ‘droomen’ noemt, af, o.a. door Laura latroni geen diamant maar een ‘Klabbeecker,’ d.i. een stukje bergkristal, te noemen. Hij heeft uit Friesland enige gedichten op de schending van Petrarca's graf ontvangen en zal Hooft afschriften zenden. 2 Ick...toe: Ik ben het niet eens met de rechtsregel (WNT toestaan 701); qui...videri: ‘dat, die zwijgt, de indruk vestigt, dat hij toestemt’. Regel van Bonifacius VIII (1220-1303) in Decretalia VI 5, 12, 43. 3 zijnde...: (causaal) daar ik enz.; goed dunckenheid: eigenwaan, inbeelding (WNT goeddunkendheid 345); d'eere: de lof. 4 lichte: onbetekenende; toeschrijft: toekent; overtalligh: op een overmatige wijze, meer dan zij verdienen (WNT overtallig 2106); Eerst (heeft, zie r. 5). 5 gins...Zeeland: heen en terug van hier naar Zeeland (hier ende betekent hier blijkbaar van hier naar. WNT hier 733 kent slechts een plaats hiervan). Huygens ging 15 oct. met de prins naar Zeeland en keerde 12 nov. terug, maar reisde intussen van 20 tot 26 oct. nog weer van Middelburg naar Den Haag en terug, omdat zijn moeder ernstig ziek was (Br. I, nr. 305 noot 3, Dagboek p. 30/1); heeft...gehouden: heeft gemaakt dat ik zo lang verzuimd heb u mijn erkentelijkheid te betuigen (WNT erkentenis 4199 o.a. ‘blijk van dankbare waardering’, zoals hier). 7 hoopwerck...vinden: een massa bezigheden, zowel (een massa) eigen zaken als ook andere zaken die men gewoonlijk als eerste verwelkoming thuis vindt (WNT hoopwerk 1077: grote hoeveelheid, zeer veel; eighener is partitieve gen., bij andere ‘schakelt’ Huygens ‘los’). 9 onschuldigen: verontschuldigen; beleeftheit: goedheid, vriendelijkheid (wilt gij zo goed zijn mijn verontschuldiging te aanvaarden). 10 onweerdighe droomen: geringe bedenksels. 11 Klabbeecker: Vgl. 414 ‘stuk...bergkristal (gesteente, op diamant gelijkend, maar van ongelijk veel minder waarde) afkomstig van de plaats Clabbeke bij Brussel...valse diamant’ (WNT Klabbeek 3269; Klabbeker 3270); daer...gaen: waar ik ooit lood uit zag voortkomen; U.E.... werden: U moet maar bedenken hoe 't door het gilde van de echte juweliers kan worden begrepen (onmogelijk! zullen ze zeggen). 13 vinde: bevind, constateer; meer aerdicheits: meer voortreffelijks; ab aere crasso: op grond van de dichte lucht. (De ouden schreven meerdere of mindere intelligentie vaak toe aan caelum tenue of crassum, ijle of dichter atmosfeer (Cicero, De fato 7). Democritus echter uit Abdera, zegt Iuvenalis, Satiren 10,50, laat zien, dat mannen van betekenis wel terdege kunnen ‘worden geboren in de vaderstad der schaapskoppen en onder dikken hemel’ (vervecum in patria crassoque sub aere nasci.) Vgl. Hoofts vertaling van deze satire, LSt. I, 213, vs 56 vlgg: hij, wiens voorsienigheit wtwijst / Mannen van groot verstandt te kunnen werden gebooren / In een droesighe lucht en 't landt der lompighe lujden. 14 wachten: verwachten; zijn...ontwaeckt: (zie Br. I, nr. 551: J. van der Burgh heeft de Friese poëten opgewekt deel te nemen aan het dichten over de grafschending; 561: dezelfde stuurt gedichten uit Friesland (22 nov.); gerucht: rumoer; geesten: dichttalenten, dichters). 15 wel: zeer. {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} 421 Aenden Procr Pieter van Luchtenburgh. Gedenkenis. UBA II C 11.325. 1 Ick zend hem informen ende sententie tegens Pieter Adriaensz van 2 Mujderbergh, om mandament van appel te lichten.² 3 ujt Amsterdam, 7 Decemb 1630.   Hooft zendt aan deze procureur een vonnis (nl. van schepenen van Naarden) met de ingewonnen inlichtingen, en draagt hem op, bij het Hof van Holland appèl aan te tekenen. P. van Luchtenburg was bij notariële akte van 2 oktober 1625 tot Hooft's procureur aangesteld, als opvolger van de overleden Dirck Booth. 2 mandament van appel: bevelschrift om appèl aan te tekenen; lichten: aan zich doen uitreiken. {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} 422 (P.C. Hooft aan C. Huygens). Afschrift. KA CLXXIab 55 en UBL. Pap. 13. Hs. Watervlek. Opm. drukkerssignatuur r. 9 na ‘ex patria,’: Pp3/55; blijkbaar een vergissing voor Pp2/55, zie Werken 1671. Dat. antwoord op brief van 3 dec. 1630, de door Br. toegevoegde datum ‘j van Wijnmaendt’ is fout. 1 Mijn Heere,  2 Waer ick zoo wel een overman vande geenen, die met deze soorte² 3 van kleenoodjen omgaen, als ick een van de gemeene gildebroeders³ 4 ben, ick zoude mij wel statigh aentrekken 't verwijt van geen'⁴ 5 kladbeeken uijt diamanten te kenne. Noch is 't nae genoegh ver-⁵ 6 peutert, met mij voor zoo slecht aen te zien. Van droomen te⁶ 7 vertolken, dat en belgh ick mij niet. Joseph beweez wel, datter zijn,⁷ 8 die beter 't ujtleggen, als 't uitlachchen verdienen. Als U Ed. ijet⁸ 9 bevallijx ontfangt, vervecum ex patria, zoo 't zommighen achten,⁹ 10 wil het des met te quaeder ooghe niet aenzien, maer liever in goede¹⁰ 11 genegentheit den juwelier slachten, die (nae mij d'Heer Vlamingh¹¹ 12 nu Burgermr alhier, eens vertrok) eenen schoonen steen, in Noor-¹² 13 wegen oft dat gewest, gebooren, Borientael doopte, op dat ze zoo¹³ 14 nae in naem, als in wezen, den Orientael geleke. Ondertussen komt¹⁴ 15 hier bij de Connestaggio weder te huijs, met dankzegging voor den¹⁵ 16 dienst, dien hij mij bewezen heeft. 'Tis de pijne wel waerdt, dat¹⁶ 17 men hem Dujtsch leere kallen, doch in zommighe zaken wat beter, 18 dan hij Italiaensch spreekt. Want zeker, hij zeidt, dat ten tijde van¹⁸ 19 Coning Philips, geen' vervolghing om geloofssaeken in swang¹⁹ 20 gink: dat nae 's Prinssen koomst tot Antwerpen, de preeke eerst²⁰ 21 ontrent die stadt begon; met eenighe doch weenighe gelijke mis- 22 slaeghen, die niet sloeren moghen: nochte, mijns oordeels, geen²² 23 Nederlander, met overzetten behoort toe te staen. Doch ijder staet²³ 24 voor zich zelven te zorghen, en mij, dat altijds gaen moghe 25 Mijn Heer, voor 26 U Ed.Gestr: 27 Verplichtsten en toegedaensten dienaer 28 P:C:Hóóft. 27 Uit Amsterdam, 28 [j van Wijnmaendt.]   Hooft neemt het spel met ‘klabbeecker’ over, die hij van diamant beweert te kunnen onderscheiden, al is hij slechts een gewoon gildebroeder en geen gildemeester. Het woord ‘droomen’ neemt hij op om, met verwijzing naar Jozef, te {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} betogen dat sommige dromen meer het uitleggen dan het uitlachen waard zijn. - De gedichten uit Friesland zal hij met bizondere genegenheid ontvangen. - Hij zendt Conestaggio in dank terug. Deze verdient vertaald en daarbij van sommige ernstige fouten gezuiverd te worden. 2 zoo wel: evenzeer; overman: hoofd van een gilde, ook hoofdman, ouderman genoemd (WNT overman 1889) (Hooft sluit zich aan bij Huygens' opmerking U.E. bedencke enz. in 420). 3 kleenoodjen: kostbaarheden (WNT kleinood 3820). 4 wel statigh: zeer ernstig; 't verwijt...: Huygens had immers Klabbeecker genoemd wat hij een diamant achtte, zie wederom 420. 5 Noch...verpeutert: Nog is het bijna een belediging (Kil. verpeuteren = delinquere, offendere; vgl. Hoofts Koelte van Antwoordt vs. 61, Proeven II p. 131). 6 met: door; slecht: dom, onnozel; van: ten aanzien van; droomen: Huygens had gesproken van de vertalingen mijner onweerdighe droomen (= geringe bedenksels), Hooft sluit daarbij aan maar neemt woordspelend het woord in de gewone betekenis; vertolken: (woordspelend) uitleggen en: vertalen; dat...niet: daar ben ik niet boos over, daar (nl. dat ge dát zegt) trek ik mij niets van aan. 7 Joseph...: (Zie het bekende verhaal van Jozef, de dromen van Farao uitleggend Gen. 41). 8 ijet bevallijx: iets bevalligs; vervecum...patria: ‘uit het geboorteland der schaapskoppen’. Reageert met Iuvenalis 10,50 a op 420. 9 zoo...achten: (bij ijet bevallijx) naar sommiger oordeel, gelijk sommigen het vinden. 10 des: daarom (omdat het daarvandaan komt); in...slachten: in goede gezindheid op de juwelier lijken; die...geleke: zie hetzelfde verhaal in 260 aan Huygens. 11 Vlamingh: Vgl. 247. 12 vertrok: vertelde. 13 oft dat gewest: of daar in de buurt (WNT gewest 2065: hier in dit gewest = hier in de buurt). 14 zoo nae: even nabij, even zeer. 15 Connestaggio: Zie 353, 399, 405. 16 pijne: moeite, inspanning. 18 zeker: voorwaar, nota bene. 19 in...gink: gebruikelijk was, gewoon was, plaats had. 20 's Prinssen...Antwerpen: 13 juli 1566; de preke: de hagepreek. 22 die...moghen: die er niet mee door kunnen, ontoelaatbaar zijn, die men niet op hun beloop mag laten (WNT sloeren (II) 1849 kunnen sloeren: toelaatbaar zijn enz.). 23 staet...zorghen: moet voor zichzelf zorgen (ijder meew. voorw.); en...Hóóft: en mij (staet te zorghen) = en ik heb ervoor te zorgen dat P.C.Hóóft altijd gelden mag als uw enz. (P.C.Hóóft is onderw.). {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} 423 A Monsieur Monsr Joost Baek, T' Amsterdam Origineel. K.B. 121 D 8. 1 Monsr et frere,  2 Aenvejrdende UE vruntlijk ujtbieden van tot Haerlem te doen² 3 ontfangen op dingsdaeghe naestkomende, 't geen mij op 't comp- 4 toir vanden Heere Rentmr Colterman geordonneert is, zeinde hier⁴ 5 nevens d'ordonnantie ende quitantie, die UE gelieve te doen be- 6 handighen aenden voors Heere Rentmr oft zijnen Klerk Ketelaer, 7 mits daer vooren in voldoeninge ontfangende, als volgt.⁷ 8 Quitantie van drie jaeren pachts vande civile boeten, verschenen, 9 den 27en Maj Anno 1630. tot hondert £ van 40 grooten 't pondt 10 jaerlijx, belopende gl 300-.-.   Quitantie van drie jaeren pachts vande Hofwejde geleghen bij 't Casteel der Graeflijkheit tot Mujden, verschenen den laesten decembris a 1630, tot 16 gelijke ponden 's jaers¹¹ gl 48-.-. 15 Aen gelde gl 1066-8-10     1414-8-10 17 Zegge zoo aen quitanties als gelde te zaemen veertienhondert 18 veertien ponden van veertigh grooten 't stuk, acht sts tien pen. 19 Voorts te vorderen van den voors H.Rentmr, oft zijn E klerk de 20 acte van continuatie des pachts vande civile boeten, hem laest van 21 mij toegezonden om geregistreert te werden, ende dezelve ont- 22 fangen hebbende te betaelen het recht vanden comptoire:²² 23 mitsgaeders den voors Klerk te vereeren voor zijne moejte een' 24 rijxdaler. 25 Waermede UE met alle die haer lief zijn, den almoghenden bevolen 26 blijve, nae groete ende gebiedenis, 27 Monsr et frere, van 28 U E 29 gansdienstwen broeder 30 P C Hóóft. 31 in Amsterdam. 26 Jan. 32 a 1631.  34 (Baak, onder de tekst: 35 Nota. is bij Pr Verkinder netto ontfn ƒ1042:18:8 pen welke somme, {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} 36 door order van frere Hooft in banco heb doen draeghen op reke 37 van Carel vander Weije 38 Febr 1631. Op de adreszijde: 40   1066-8-10   af 21     1045-8-10     2-10-   ontfn ƒ1042-18-10). Hooft neemt Baak's aanbod aan, ten kantore van de rentmeester der Grafelijkheid te Haarlem, Colterman, gelden te laten innen en storten, en zendt daarvoor de nodige stukken, nl. de (van de Rekenkamer ontvangen) uitbetalingsorder en de getekende quitantie. Tegelijk moet, tegen quitantie, gestort worden de door Hooft verschuldigde pacht van de civiele boeten en van de hofweide, over drie jaren. Verder moet om de acte van verlenging der pacht van de civiele boeten, die Hooft ter registratie bij de rentmeester heeft ingezonden (vgl. 365), gevraagd en de onkosten voldaan worden. Door Hooft blijkbaar te ontvangen:   gl 1414. 8.10 Door Hooft te storten:     voor de pacht der civiele boeten: gl 300   voor de pacht van de hofweide gl 48     gl 348 -> gl 348. -. - Blijft te ontvangen   gl 1066. 8.10 Aan leges te storten gl 21   Aan de klerk te geven gl 2.10     gl 23.10 -> 23.10.- Blijft te ontvangen   gl 1042.18.10 2 ujtbieden: aanbod. 4 geordonneert: bevolen, nl. uit te betalen. 7 daer vooren: daarvoor. 11 pacht vande civile boeten: de in civiele zaken opgelegde boeten kwamen de rechtsvorderaar ten goede, die ze van de Staten pachtte, in dit en de ons bekende andere gevallen voor ƒ100 's jaars Hofweide: Hooft pacht de weide voor ƒ16 en kon hem voor een veel hoger bedrag verpachten; in 1609-1614 bracht de weide ƒ46 op; uit 366 blijkt dat Hooft de opbrengst geheel of gedeeltelijk opofferde voor het planten van de ‘mantelinge’ van bomen om het slot. 22 recht van den comptoire: leges. {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} 424 Aen burgermren van Naerden. Minuut. UBA II C 11.325. 1 Eerzaeme &c.  2 Op U EE missive in dato den 26en dezer, mij gisteren behandight 3 klaeghende over swaere injurien U EE door den Schout van³ 4 Hilfersom gedaen, diene tot antwoort, dat U E gelieven zal 5 mij over te zeinden d'informatien die U EE tot bewijs der voors 6 klaghte zullen weten te recouvreren, omme dezelve met d'om-⁶ 7 standigheden der zaeke gezien ende daerop gedelibereert, voorts 8 gedaen te werden zulx als nae rechte tot reparatie van zoo groot een⁸ 9 exces, zal bevonden worden te behooren. Het debvojr door UEE⁹ 10 op mij begeert om den Schouten der dorpen 't beletten vanden¹⁰ 11 voorkoop der graenen ten hooghsten te recommanderen, heb ick,¹¹ 12 naer belofte, gedaen, overbodigh, in alles wat redelijk zijn zal, 13 altijds behulpzaem te wezen aen UEE dewelke 14 Eerzaeme &c. God almaghtigh in schut ende scherm behoede, 15 nevens vruntlijke groetenis van 16 U E 17 Toegedaenen goeden vriendt 18 P C Hóóft. 17 Ujt Amsterdam, 18 28 Jan 1631.   Op een klacht van de burgemeesters van Naarden over beledigend optreden van de schout van Hilversum tegen hen, verzoekt Hooft hun de bewijsstukken in te zenden om de zaak naar behoren te kunnen berechten. - Volgens zijn belofte heeft hij gevolg gegeven aan hun verzoek, de dorpsschouten dringend op te dragen, de voorkoop van graan te beletten. 3 injurien: beledigingen. 6 recouvreren: verzamelen; dezelve...gedelibereert: nadat van deze met de omstandigheden van de zaak kennis genomen en daarover beraadslaagd is; omme...zulx: opdat daarna gedaan worde datgene. 8 reparatie: herstel. 9 debvoir: (ambtelijke) plicht. 10 op: van. 11 voorkoop der graenen: het opkopen van het graan voordat het op de markt komt: termijnhandel; ten hooghsten: ten zeerste. {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} 425 Aenden burgermr van Zevenberghen Mathijs Mathijszoon. Minuut. UBA II C 11.326. 1 Heer Burgermr  2 Alzoo wij bevinden, dat mijn Hujsvrouwe, mits de verswaeringe 3 van 't mesnage, aenwas van kinderen, ende andere incidenten, als³ 4 dat zij over de acht weeken ende ons jongste dochterken drie 5 maenden lange de koortse gehadt hebben, d'eene reize achter⁵ 6 d'andere verhindert wort in persoon tot Zevenberghen te ver- 7 schijnen, ende wij beducht zijn dat de geleghenheit daer toe voort-⁷ 8 aen niet veel en zal beteren, zoo is deze om dienstelijk te verzoeken 9 UE opinie, oft het continueren in 't houden van kamere ende 10 meublen aldaer haer eenighzins voorderlijk zijn kan tot main- 11 tienement haerder neutralitejt; ten minsten zoo verre, dat zij daerin¹¹ 12 continuerende, altijds, wanneer 't haer geleghen viel aldaer per- 13 soonlijk te komen resideren, gelijk zij deede doenze weduwe was, 14 zoude voor inwoonster ende neutrael moghen passeren op de oude¹⁴ 15 acten haer bij de HH Staeten ende Eertshartoghinne verleent. 'T 16 welk alzoo zijnde zouden wij ons deze kosten noch getroosten, ten 17 aenzien, dat haere neutralitejt alhoewelze tot Brussel niet en is ge- 18 confirmeert, ook niet geannulleert en is ende in allen gevalle 't¹⁸ 19 recht derzelve noch controvers blijft. 'T welk noch in tijdt ende¹⁹ 20 wijle haer tot eenigh advantage zoude moghen dienen. Waerover²⁰ 21 ons vrundschap geschieden zal, indien UE hierop metten eersten 22 gelieft te antwoorden. 23 Jan van Schoten hebbende van weghen 't sterfhujs mijner zaelighe²³ 24 schoonmoeder ontfangen C gl. heeft ons wel gerestitueert alle de²⁴ 25 papieren, maer vande voors pen niet altoos, zulx wij voor eerst niet²⁵ 26 en zien met gemoede daeraene te geraken, maer wenschten wel, dat²⁶ 27 UE geliefde hem af te vorderen 't geen UE van ons voor U E²⁷ 28 moejte is komende, 't welk ook achten bij hem niet en zal ge-²⁸ 29 weighert worden. Hoopen ook dat UE de mijne met de kleene²⁹ 30 recognitien daer nevens gevoeght inde voorleden zomer wel ge-³⁰ 31 worden zij. Ende willen hiermede UE met alle die haer lief zijn, 32 den almoghenden in schut ende scherm bevolen laeten, naer 33 hartlijke groete ende gebiedenis van 34 U E 35 Weldienstwen 36 PCHóóft. 37 ujt Amsterdam, 29 Jan 1631 {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} Hooft vraagt de burgemeester van Zevenbergen, of het blijven aanhouden van Leonora's domicilie aldaar (vgl. 262) nog zin heeft, nu zij er zelden meer persoonlijk kan verblijven. - Een geldelijke beloning kan de burgemeester zich doen uitkeren door Jan van Schoten (vgl. 319) die in Zevenbergen woont of er geregeld komt, daar die geld van Leonora onder zich heeft. 3 't mesnage: huishouden; incidenten: bijkomende voorvallen, omstandigheden; als: zoals. 5 d'eene...andere: keer op keer; achter: na. 7 voortaen: binnenkort. 11 daerin continuerende: daarmee voortgaande, nl. met het in huur hebben van de kamer en die gemeubileerd te houden. 14 zoude: sluit aan bij zij, r. 11; deze persoonlijke akten, afkomstig van de Staten-Generaal of de Aartshertogin en gericht aan Leonora, zijn niet bekend. Zie over de neutraalverklaring van Zevenbergen 262. 18 't recht derzelve: de rechtmatigheid van de neutraliteit. 19 controvers: omstreden. 20 advantage: voordeel; Waerover: Daarom. 23 van weghen: uit naam van. 24 ontfangen: geïnd. 25 niet altoos: volstrekt niets. 26 met gemoede: goedschiks. 27 't geen UE is komende: wat u toekomt. 28 achten: aannemen (dat). 29 de mijne: mijn brief. 30 recognitien: blijken van erkentelijkheid. {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} 426 Ede erntfeste, hooghgeleerde welwijze zeer vermoghende Heeren, Mijne Heeren, de Raeden van State, der Vereenighde Nederlanden, In den Haeghe. Origineel. ARA. Archief van de Raad van State. Ingekomen stukken 600. Hs. dubbel vel, ingeknipt. (R. v. State: Drosst van Muyden Amsterdam den 14n febrij 1631.) Loont   1 Ede erntfeste, hooghgeleerde, welwijze zeer vermoghene Heeren, 2 Mij vindende verlet bij zekere indispositie, heb ick d'ordre van² 3 U.Ed.Mo. om te monsteren het garnisoen der stede Weesp, niet 4 beter geweeten naer te koomen, als door mijnen Schout substitujt 5 aldaer; dien ick toevertrouwe, zich ten besten, des doenlijk geweest⁵ 6 zij, daerinne te hebben gequeten, gelijk bij de monsterrollen⁶ 7 hiernevens gaende zal konnen gespeurt werden, door U.Ed.Mo. 8 dewelke, 9 Ede erntfeste, hooghgeleerde, welwijze zeer vermoghene Heeren, 10 God almaghtigh, in gelukzalighe regeringe altijds bewaere, ende in 11 derzelver goede gratie, 12 Uwer Ed.Mo. 13 Onderdaenen dienaer 14 P C Hóóft. 15 Ujt Amsterdam, 14en februarij. 1631   Hooft heeft, daar hij zelf door ziekte verhinderd was, de monstering van het garnizoen te Weesp door zijn schout laten verrichten en zendt de monsterrol in, vlg. 427. 2 Mij...indispositie: Doordat ik verhinderd ben door ongesteldheid. 5 ten besten, des doenlijk: zo goed mogelijk. De vorm des enigermate verklaard WNT des 2434 Aanm.: door het misverstaan van de 2e nv. en het opvatten daarvan als een 4e kan. des gaan betekenen: al wat, hetgeen. 6 monsterrolle: bij de monstering opgemaakte of geverifieerde lijst van militairen. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} 427 Aenden Raedt van State Gedenkenis. UBA. II C 11.327. 1 Ick zende Hunner Ed.Mo. de rollen van de monsterringe tot Weesp 2 gedaen door den Schout, op den xijen dezer, mits ick door indis- 3 positie verlet was. Wt Amsterdam. 14 Feb. 1631.  4 PCHóóft. {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} 428 A Monsr Monsieur de Reigersbergh Conseiller en la cour souveraine de Justice d'Hollande &c a La Haije Minuut. UBA II C 11.853. Afschr. UBL. Pap. 13. N.B. Een doorgehaald eerder ontwerp II C 11.327, waarvan alleen de plichtpleging aan het slot anders is. 1 Monsr  2 Je ne faillys point, a nostre dernier adieu, d'effectuer tout aussitost, 3 vostre intention, touchant le mesnagement de l'affaire communi- 4 quée: jugeant qu'entre d'aultres raisons peut estre plus importantes, 5 il ne será que bien, d'en faire les premieres ouvertures, a ceulx, que 6 vous obligerez a y travailler de bonne affection, par la principale 7 part, qu'ils auront a l' obligation d'un tel personnage. Je ne puis⁷ 8 toutesfois me garder de craindre, que le delay jusques au mois de 9 maj prochain, n' y donne de grandes traverses, pour les considera- 10 tions que vous scaurez. Cependant ne manqueray, selon la mesure¹⁰ 11 de mon pauvre pouvoir, de m' esvertuer en toutes occasions, que 12 vous vous dignerez m' en fournir, a faire paroistre le zele 13 tresparfaict, 14 Monsr de 15 Vostre plushumble et affectionné 16 Serviteur 17 d'Amstredam, ce 2e Mars. 18 1631. 18 P C Hóóft.   vertaling   Aan Mijn Heer Mijn Heer van Reigersbergh Raadsheer in de Hoge Raad van Holland enz. in Den Haag   Mijn Heer,   Ik heb niet nagelaten om na ons laatste afscheid onmiddellijk uw bedoeling te realiseren, wat betreft de behandeling van de mij meegedeelde zaak, oordelende dat het, naast andere misschien belangrijkere redenen, alleen maar goed kan zijn, er het eerst kennis van te geven aan degenen die gij zult verplichten er met toewijding aan mee te werken, om het voorname aandeel dat zij zullen hebben aan de verplichtingen {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} van zo'n gewichtig personage. Ik kan toch niet laten te vrezen, dat het uitstel tot de maand mei a.s. grote hinderpalen zal betekenen, om overwegingen die u kent. Toch zal ik naar de mate van mijn gering vermogen, mij bij alle gelegenheden die u u zult verwaardigen mij ertoe te geven, inspannen om de onbegrensde ijver te laten blijken Mijn Heer, van Uw nederigste en toegenegen dienaar P C Hóóft. Amsterdam, 2 maart 1631.   Dit nieuwe geheime beraad betreft niet de amnestie voor de Remonstranten (vgl. 244 e.v.) maar de terugkeer van Hugo de Groot, die in 1632 zal afstuiten op dee is, van de kant der Staten, van ‘amende honorable’, vgl. 246. 7 de verplichtingen die De Groot aan hen zal hebben. 10 de overweging dat uitstel uitlekken pleegt mee te brengen. {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} 429 Aende Ed.Mo.HH. vander Reke in Hollandt. Minuut. UBA II C 11.328. 1 Ede &c.  2 Met eerbiedenis heb ick ontfangen d'ordre van Ued. , 3 in d'apostille op de marge der reqe hiernevens terug gaende, 4 vervaet, ende in voldoening derzelve, haer, de toekoomste van 't⁴ 5 fajt daerinne geroert, met het geene wijders daer op in consideratie⁵ 6 komt, voor te draeghen. Op den 26en Decembris dan, oft tweeden 7 kersdagh lestleden, zijn ten hujze van eenen Cornelis Henrixz. 8 Biertjen waerdt inde drie Coorendraeghers binnen Weesp in een 9 gelagh geweest verscheide jongelujden, nevens den Suppliant ende 10 zijnen broeder. Alwaer des nachts, ontrent twaelf ujren Jan 11 Harmansz alias Splint ongenodight ende verre van nuchteren, 12 ingekomen begost heeft het war te zoeken, ende eenen Claes Jansz.¹² 13 alias den Paus, op te zeggen, dat hij eenigh bier in zijnen diezak¹³ 14 gegoten had. Claes ontschuldighde zich heusselijk ende verdroegh 15 daerenboven eenighe slaeghen hem van Jan Harmansz. om 't hooft 16 gegeven, met zoo zeltzaem een gedult, dat de voors Jan ziende bij¹⁶ 17 hem geen wederwerk te vinden, eenen Cos Joosten broeder van 18 den Suppliant toegetreden is, zeggende deze woorden in forme¹⁸ 19 kreng, waerom hebt ghij mij met bier begoten? Cos ant[t]woorde 20 dat hij 't niet gedaen had, gelijk bij zijn bier daer 't schujm noch 21 op stondt, moght blijken. Jan dies nietteghenstaende, slaet hem 22 met een' vuist voor 't hooft, dat hij ter aerde stort, valt hem voorts 23 met een getoghen mes op 't lijf, zijn voorhooft en klederen 24 quetsende. De Suppliant, die niet wel te passe was, ende bij den²⁴ 25 haert gezeten, hoorende roepen, datmen zijnen broeder vermoorde, 26 ontsteken met eenen ijver die voorwaer excusabel was, maekt zich²⁶ 27 derwaerts om hem te beschermen. 'T welk Jan Harmansz. gewaer²⁷ 28 wordende, is daetlijk opgestaen, ende met het mes inder handt, den 29 Suppliant heftelijk aengevallen. Deeze dan zich ter weere stellende 30 heeft den voors Jan Harmansz. nevens den navel getroffen, ende 31 't kleen gedarmte zulx gequetst, dat hij, twee daeghen daer nae, 32 dezer werelt overleden is. Oft nu de perpetrant zich, met de hulpe 33 van zijnen broeder had konnen verdaedighen zonder tot deze 34 extremitejt te komen, oft een veilighe retraicte doen, zullen³⁴ 35 U Ed.Mo. ujt de circumstantien der zaeke ende d'informatien hier 36 nevens gevoeght best konnen oordeelen. Altijds hij is door mij aen³⁶ 37 rechte gevordert, ende nae gewoonlijke citatien niet comparerende, 38 bij vonnis van Schepenen der stede Weesp, op den xjen dezer {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 maent, Martij, balling 's lands geleidt, ende gecondemneert inde 40 boete volghends 't privilegie van goejlant t' eener manslaght 41 staende, dat is, van hondert ponden van veertigh grooten 't pondt. 42 Inventarisatie van goederen heeftmen niet konnen doen, mits hij, 43 gelijk onder 't vonnis aende voors informatien gehecht, geattesteert⁴³ 44 is, een jonggezel ende zijn ouders in 't leven zijn, die zich eerlijk⁴⁴ 45 generen, naer hunnen doene; voerende de vader een' veerschujt⁴⁵ 46 tussen Amsterdam en Weesp: ende de voors boete van C ponden 47 van zijnent weghen, aen mijne handen hebben betaelt. Vanden 48 handel ende wandel voorts des Suppliants, gaet zoo goedt een 49 gerucht, dat hij niet alleene nojt van eenigh ander quaedt fajt en is 50 besproken geweest, maer vreemt schijnt, hoe hij zich tot deze⁵⁰ 51 desbauche op dus hoogh eenen dagh is komen te begeven: 't en zij⁵¹ 52 dan geschiedt om zich in zijn' ziekelijkheit ijetwes te recrëeren. 53 Ook hebben, de voors Jan Harmansz. voor, ende zijne maeghen, 54 nae zijn overlijden, den perpetrant, zijne misdaedt, voor zoo veel⁵⁴ 55 in hun is, vergeven, op de conditien vermelt, in den zoenbrief der 56 reqe gëannexeert. Al 't welke ingezien, hem mijns bedunkens de 57 verzochte gratie van lantwinning oft rappel van ban, zonder⁵⁷ 58 quetsing van de eere der Justitie wel zal moghen verleent werden, 59 mits dat de Graeflijkheit behoude, 't geene aen mij betaelt, ende 60 haer, ujt kracht der bovengemelde sententie is competerende: Ten 61 einde de reukelooze jeught, op een' totale remissie, oft geringe⁶¹ 62 amende, niet en kome te zondighen, ende zich in occurrentie van 63 zoo swaer een sequele, met min als behoorlijke circumspectie te⁶³ 64 draeghen. Ende niet wetende wijders U Ed.Mo. in dezen te dienen, 65 zal dezelve 66 Ede &c, nae wensch van gelukzalighe regeringe, tzamt mijne 67 ootmoedighe gebiedenis, den almoghenden in schut ende scherm 68 bevelen, ende in haer' goede gratie  69 Uwer Ed.Mo. 70 Onderdaenen dienstwillighen 71 P C Hóóft. 71 ujt Amsterdam, Martij. 72 1631.   Verslag aan de Rekenkamer van een doodslag. Er is een gratieverzoek ingediend, vgl. I blz. 60. In dit geval blijkt niet, waarom de Rekenkamer en niet het Hof het appèl behandelt. 4 vervaet: vervat; (heb ick) haer voor te draeghen: moet ik u uiteenzetten. 5 wijders...komt: verder in dit verband overweging verdient. 12 ingekomen: binnengekomen zijnde; het war zoeken: ruzie zoeken. 13 op te zeggen: ervan te beschuldigen; diezak: diefzak, een tegen stelen beveiligde zak, die zowel in de mouw als in de broek gemaakt kon zijn en in het laatste geval met ‘dijzak’ verward werd, wat assimilatie kan bevorderd hebben. 16 gedult: lijdzaamheid. 18 in forme: letterlijk. 24 niet wel te passe: ongesteld. 26 ontsteken: plotseling bezield. 27 'T welk... opgestaen: Toen hij dit gewaarwerd, is Jan Harmansz. dadelijk opgestaan. 34 extremitejt: uiterste; retraicte: aftocht, zich terugtrekken. 36 Altijds: Hoe dit zij. 43 geattesteert: getuigd. 44 zich eerlijk generen: fatsoenlijk aan de kost komen. 45 doene: positie, omstandigheden; voerende de vader een' veerschuijt: daar de vader met een veerschuit vaart. 50 besproken: beschuldigd. 51 desbauche: ongeregeld gedrag; dus hoogh eenen dagh: zo'n hoge dag: tweede Kerstdag. 54 misdaedt: verkeerde daad. 57 lantwinning: vrijheid voor een verbannene om weer in het land te verblijven (WNT land 1004); rappel: herroeping. 61 op: speculerende op. 63 sequele: gevolg; circumspectie: bedachtzaamheid. {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} 430 Aenden Heere Jacob Witz, Majoor Generael ende President vanden Krijsraedt der Vereenighde Nederlanden &c. Minuut. UBA II C 11.330. Afschr. KA CLXXIab 61. 1 Weledele, &c.  2 Mij hebbende geredt, door de verwartheidt der eerste beroerten,² 3 en mengelmoes van beraedingen daer op gehouden, begin ick nu,³ 4 mits 't genaeken des Hartoghen van Alva, te bezeffen de noodt om⁴ 5 mijn' bijzienighe onervaerenheit tegens de koomst van dien⁵ 6 strengen soldaet, eenigher wijze ende zoo veel als door middel van 7 ernsthaftighe bespiegheling des Krijshandels, doenlijk is, te scherpen⁷ 8 ende te oeffenen. Ende gemerkt tot sterking en verklaering van 't 9 gezicht des oordeels in dezen, geen beter ooghwaeter te vinden is 10 als 't geene, dat UEd.Gestr. ujt de nijverlijk betrachte veltslaeghen 11 der laeste eeuwen, gefineert heeft, zoude 't mij wel groote eer en¹¹ 12 gunste zijn, die noch eens met aendaght te moghen overlezen. 13 Bidde derhalven UEd.Gestr. indien 't zonder haer ongerief ge- 14 schieden kan, mij dezelve bij brenger dezes, voor een korte wijle te 15 laten volghen, ende God almaghtigh UEd. 16 Weledele &c. met alle die haer lief zijn, in eere en voorspoedt 17 altijds te bewaeren, nevens hartelijke groete, dienst en eerbiedenis 18 van  19 U Ed.gestr. 20 Ootmoedighsten ende verplichtsten 21 dienaer 22 P C Hóóft. 21 ujt Amsterdam, 11 April. 1631.   Hooft vraagt Wijtz zijn geschiedenis van de veldslagen nog eens te leen, om zijn inzicht in de oorlogvoering te verbeteren nu hij met de Nederlandsche Historiën tot de komst van Alva gevorderd is. 2 Mij enz., nl. bij het schrijven van de Ned. Hist. 3 daer op: daarover. 4 mits: wegens; noodt: noodzaak. 5 bijzienighe: kortzichtige. 7 krijshandel: oorlogvoering; de assimilatie ‘krijs’ kwam in de 17de eeuw niet alleen bij Hooft voor. 11 gefineert: gedestilleerd; oneig. voor het schrijven van de ‘veldslagen’. {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} 431 (C. Huygens aan P.C. Hooft). Origineel. KA CLXXI ac 58. 1 Mijn Heer;  2 Over soo leckeren stuck wildbraeds als UE in dit kleine uyt-² 3 heemsche gerecht sal vinden, hebb ick niemand waerdigher weten³ 4 te noodighen als U.E., dien ick versoecke, sijn meughe daer af⁴ 5 hebbende, de schotel te rugge gelieve te schicken. Alsoose mij maer⁵ 6 op gelijcken voet voorgestelt is geweest. Hadde ick den halven⁶ 7 eighendom daer aen, U.E. kond 'er niet min als den heelen af toe- 8 gekomen hebben; nu licht ick maer met een ander mans keers, 9 ende bidde niettemin gehouden te werden als oijt voor desen⁹ 10 Mijn Heer,  11 U.E. dienstwillige dienr 12 CHuygens. 12 In 'sGravenhage 13 den 15en April. 1631.   Huygens zendt Hooft een uit het buitenland ontvangen geschrift, dat hij met een ‘gerecht’ vergelijkt, en verzoekt het terug te sturen, daar hij het zelf te leen heeft. Als hij er enig eigendomsrecht op bezeten had, zou hij het Hooft geschonken hebben. 2 Over: Op; dit gerecht: onbekend is, wat Huygens stuurde. 3 niemand waerdigher: niemand die 't meer waard is. 4 dien...schicken: die ik verzoek de schotel te willen terugzenden als u er uw bekomst van hebt (dien, lijd. voorw. bij versoecke, tevens proleptisch meew.voorw. bij gelieve; voegw. dat weggelaten in objectszin, dus: dien ick versoecke...dat gelieve de schotel enz.); meughe: bekomst (WNT meug 646 3). 5 Alsoo: Daar. 6 voorgestelt: aangeboden; Hadde...hebben: Als ik de halve eigendom ervan zou hebben, dan zou u niet minder dan de hele eigendom ervan toegekomen zijn (zou ik het helemaal aan u cadeau gedaan hebben). 9 gehouden: geacht; als...desen: zoals steeds tevoren (WNT ooit 1). {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} *432 aen mijn heer mijn heer pieter cornellesen hooft op de kijsers gracht nast de vallekenier tot amsterdam Origineel. UBA II C 11.860. Hs. enkel vel, de achterkant door Hooft gebruikt voor een minuut van 20 april 1631, 433. loent   1 Me Juffrou warde mammeer  2 Ick heb ioffrou tesselsach ve brief moeten laeten leesen die mijn nu 3 nit wil laten gaen voer mandach al hoe wel sij niet me komen en 4 kan want haer neef van oijen en kan dan nit vijt doch ick salsien of⁴ 5 ick noch een saterdach tuijs komen kan doch ick wet nit of tesselten 6 mijn dan orellof gheven sal willen ick sou de dan met de oude 7 monsuer sammer kommen doch soo ve b iemmers begert dat ick⁷ 8 van de weck tuijs koem en sal niet laeter ve ve ghehoersaem te⁸ 9 wesen doch ick sal hier op ve antwoert eest ver vachten doch soo 10 ve nit en belieft dat ick met sammer kom sal ve imant anders¹⁰ 11 moeten senden ick bid ve mom peer doch te bedan ken van de 12 moite die hij gehat heft van mijn tijt om hier te blijven soo lanch te 13 ver lenchgen want ick twijfel miet of het heeft hem wel vel biddens¹³ 14 ghekoest waer van ick hen hartelijck bedancke doch ick en kan¹⁴ 15 mijn soo vel niet laten dunck kan dat momper om mijn nit te¹⁵ 16 hebben stilder soude sijn doch hoepe dat aen momper stil sijn en¹⁶ 17 aen mon suerch suijl slapen alleven vel is doch van het een sou ick¹⁷ 18 mijn ghelichkick houden en het ander is mijn indifferrent hier 19 mede mijn ghebiedenis aen momper lief op viens ghesonthijt wij 20 nit vergaten te drincken ende mijn ghebiedende in ve goede graci 21 blijf ick 22 Me Juffrou 23 ve onderdaneghe dochter 24 Susanna Bartelotti   Susanna logeert bij Tesselschade. Haar moeder heeft geschreven, op haar, door Hooft ondersteund verzoek, dat ze nog wat langer mag blijven. Spelling en schrift, het ontbreken van de voorafgegane brief van Leonora en het scherts- {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} karakter van de laatste zin (leestekens ontbreken) maken de interpretatie van het zeldzame document moeilijk. De tekst schijnt in modern Nederlands te moeten luiden: Mejuffrouw, waarde mamère, Ik heb juffrouw Tesselscha uw brief moeten laten lezen, die mij nu niet wil laten gaan voor maandag, alhoewel zij niet mee komen kan want haar neef van Oyen kan dan niet uit. Doch ik zal zien of ik zaterdag nog thuis komen kan doch ik weet niet of Tesseltje mij dan verlof zal willen geven. Ik zou dan met de oude mijnheer Sammer komen, doch zo u het per se wilt dat ik van de week thuiskom, zal ik niet nalaten u gehoorzaam te zijn, doch ik zal hierop uw antwoord eerst afwachten. Maar als u niet wilt dat ik met Sammer kom, zult u iemand anders moeten sturen. Ik verzoek u monpère vooral te bedanken voor de moeite die hij gehad heeft om mijn tijd om hier te blijven zoveel te verlengen, want ik twijfel niet of het heeft hem veel gesmeek gekost, waarvoor ik hem hartelijk dank. Maar ik kan mij niet zoveel inbeelden, dat monpère door mij niet te hebben, stiller zou zijn maar ik hoop dat voor monpère stil zijn en voor mijnheer Suyl slapen hetzelfde is, maar over het ene zou ik mij gelukkig achten en het andere is mij onverschillig. Hiermede mijn complimenten aan monpère-lief, op wiens gezondheid wij niet vergeten te drinken, en mij aanbevelende in uw genegenheid blijf ik, Mejuffrouw, uw onderdanige dochter Susanna Bartelotti   De commentaar: 4 een vrouw reisde niet alleen, zelfs niet van Alkmaar naar Amsterdam. 7 b is opgevat als een verschrijving voor t. 8 ve ve: verschrijving of meervoud? vgl. ‘U.E.E.’ 10 de oude heer Sammer is blijkbaar de oudste van de drie broers vgl. 567; dat hij minder geschikt is als chaperon hoeft niets anders te betekenen dan dat hij ongetrouwd was. 13 veel biddens: bij Leonora. 14 hen: verschrijving voor hem. 15 dunck kan, verschr. voor dunken; zich laten dunken: zich inbeelden, vgl. laatdunkend. 16 stil zijn: òf de moderne betekenis in zichzelf gekeerd zijn, òf weinig werken; zekerheid hieromtrent zou de interpretatie van het grapje over Huygens beter kunnen helpen verklaren. 17 mon suerch Suyl: daar de schrijfster al getoond heeft, ‘monsieur’ te spellen ‘monsuer’, moet het verlengstuk wel een mislukte poging zijn om de deftige Huygens met ‘monseigneur’ te betitelen maar daarin is zij blijven steken; Suyl zou een vertrouwelijke afkorting van Zuilichem kunnen zijn, maar er was geen vertrouwelijkheid tussen dit meisje en de zo zelden te Muiden komende Huygens. Daarom is een waarschijnlijker gissing, dat zij in dit moeilijke woord, Zuilichem/Zuilekom, dat nog maar kort (Huygens was het vorige jaar heer van Z. geworden) in de conversatie voorkwam, ook is blijven steken; Huygens had enkele malen zijn afschuw van de slaap uitgesproken, de eerste keer in het begin van Kommerlick Ontwaken (W. II, 166) (1626). Dat Susanna daarmee niet schijnt op te hebben laat deze gissing toe: dat de dochters van Leonora wèl van slapen hielden en soms uit hun bed getrommeld werden met toepasselijke citaten uit Huygens' gedichten. Nu blijft nog over, dat stilzijn voor Hooft hetzelfde zou zijn als slapen voor Huygens, en dat Susanna dat hoopt. Het eerste laat een gissing toe als het de tegenwoordige betekenis ‘in zichzelf gekeerd zijn’ heeft: dan verheugt S. zich over dit blijken van mompère's genegenheid voor haar. De analogie met Huygens' houding tegenover de slaap ontgaat ons: wij weten te weinig. {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} 433 Aen den H. Adt Graswinkel. Minuut. UBA II C 11.859. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. enkel vel, verso van 432. 1 Mijn' Heer,  2 Deze dient tot gelejde van Firmianus a Strada, volghends ons laeste² 3 gesprek in den Haeghe, toen ik, mits de kortheit van dien, ende 4 mijn' onverschoonlijke vergetelheit, gelaeten heb UE te betujghen 5 wat troost en eere mij geweest is zoo welkoom een' schenkaedje 6 als UE Libertas Veneta, een licht verdienende gestelt te worden⁶ 7 tussen de twee zuilen van San Marco en San Th odoro, op⁷ 8 eenen kandelaer van gelijke stof en maxel. Dies danke UE alsnu⁸ 9 ten hooghsten, bejde voor gift en leening: ende zal mijne gehoude-⁹ 10 nis in haer te bondigher zijn, zoo mij gebeuren magh te zien, ende¹⁰ 11 voor eenighe maenden te genieten den voors Firmianus met den¹¹ 12 hoofde met al. Indien UE mij dezer gunste verwaerdight, gelieve¹² 13 hem te richten aen mij alhier op de Kajzarsgraft tegens over de 14 Groenlandsche pakhujzen. In welke hoop zich op 't ootmoedighste 15 t'haerwaerts gebiedt, 16 Mijn' Heer, 17 U E 18 Verplichte toegeneghe dienaer 19 P C Hóóft. 18 Ujt Amsterdam, den 19 20en van Grasmaent 1631.   Hooft zendt een werk van Famianus a Strada en verontschuldigt zich erover, dat hij Graswinckel nog niet bedankt heeft voor de toezending van zijn Libertas Veneta / sive Venetorum in se ac suos imperandi ius. / Affertum contra Anonymum Scrutinii Scriptorem (Leiden 1634). Hij verzoekt Strada nog enige maanden te leen te mogen hebben. De Delftenaar Dirk (Theodorus) Graswinckel, 1600-1666, was een bekwaam jurist, diplomaat, ridder van S.Marco wegens het verdedigen van Venetië's rechten tegenover Savoye (zie boven). Latijns dichter. Sedert 1647 advocaat-fiscaal van de grafelijkheidsdomeinen in Holland. 2 Strada: de Jezuiet Famianus Strada (1572-1649). Zijn De Bello Belgico decades duae (Rome 1632) was bij uitgave al 9 jaar voltooid, Hooft bedoelt dus een handschrift of vóór de uitgave in omloop geraakte vellen, vgl. ‘met den hoofde met al’, r. 11. 6 ook hier moet Hooft, blijkens de verschijningsdatum van het werk, over een handschrift schrijven. 7 de twee zujlen van San Marco en San Theodoro: staan tussen het San Marcoplein en de lagune. 8 kandelaer, nl. een zuil (metafoor v.d. schr.). 9 gehoudenis: verplichting. 10 bondigher: vaster. 11 met den hoofde met al: met kop, titelblad, en al. 12 mij dezer gunste verwaerdight: mij met deze gunst eert. {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} 434 Aenden Heere Ridder C. Huighens. Minuut. UBA II C 11.331. Afschr. KA CLXXIab 63. Dat. in Afschr. 22 april 1631. 1 Mijn Heere,  2 Naerdien Alexander een van die peklappen was, die nae Plutarchus² 3 zeggen bet aen 't onderhout als aen de tafel zelve kleven, zoo weet³ 4 ick nauwlijx oft mijn lang zitten over 't gerecht van UEd. gestr.⁴ 5 geschaft, ontschuldighing van doen heeft: ende neem bijnae voor⁵ 6 vol aen de ijdelheit der hovelingen die willens een' krommen hals⁶ 7 draeghen, om ten minsten hunnen grooten meester in misstal te⁷ 8 gelijken. Altijds UEd. gestr. zal mij gaeren vergeven 't lang⁸ 9 knauwen over een beetjen, dat met zijn' lekkernij 't breken der⁹ 10 Vaste wel verdiende. Ende hoe smaeklijk het ook is, en meene niet¹⁰ 11 dat de fijnste Roomschgezinde, op den goeden Vrijdagh zelf daer 12 been in vinden zoude. Die ook geen broodt voor vrienden gewoon¹² 13 is te slujten, en kon niet min als hun mede aen een' kant laten 14 lekken. Dies heb ick zoo haest niet weeten op te neemen, als UEd.¹⁴ 15 gestr. moghelijk magh gewenscht hebben. Niettemin de schotel, 16 hoe zeer zij hier met lip en tonge gegroet is, niet te ledigher¹⁶ 17 t'hujswaert keerende, zal lichtlijk te welkomer zijn, om dat een 18 lutsken verlangens wel lieven doet. Maer 't is een' bittere naesmaek,¹⁸ 19 dat ick zoo goedt een onthael met geen' gelijke siere betalen kan.¹⁹ 20 Doch zoo de wellusten in een heilzaeme stichtlijkheit gezult, met 21 het grilligh malzoet van quakken te vergelden zijn, UEd.gestr.²¹ 22 verloove zich elders alzoo den naekenden zomer niet, oft haeren²² 23 gelieve eenen dagh Mujdens gast te wezen, op een potjen oft twee 24 vande kost, die haer in den Warnar zoo bijster scheen te monden.²⁴ 25 Ick zondtze wellicht over; maer men vint wijnen, die tegens 't²⁵ 26 water niet en moghen, en op zee uitteeren. Aen 't schenken is ook²⁶ 27 wat geleghen: ende dient wel van mijn' handt gedaen: zijnde²⁷ 28 tAmsterdamsch een spraek, daer alleman niet in ujtgeleert is.²⁸ 29 Ondertussen bedank UEd. gestr. dat wij 'er wel geweest zijn, en²⁹ 30 hoe langer hoe meer verplicht te blijven, 31 Mijn Heere, 32 UEd. gestr. 33 Toegedaenste dienaer 34 P C Hóóft. 33 ujt Amsterdam, 34 den 21en Apr. 1631.   Hooft neemt het woordspel met ‘gerecht’ over; daar ook Alexander, volgens {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} Plutarchus, meer aan de tafelkout dan aan de spijzen gehecht was, meent Hooft zich niet te behoeven te verontschuldigen voor zijn langdurig - in werkelijkheid vier of vijf dagen - genieten van het bij 431 gezonden geschrift. Ook hij heeft zijn vrienden ervan laten proeven. Niettemin keert ‘de schotel’ - ook J. Worp wist niet waarop Huygens hier doelt - nu onverminderd terug en zal Huygens waarschijnlijk, nu hij ernaar heeft moeten verlangen, des te meer welkom zijn. Het spijt Hooft dat hij Huygens niet in ruil even goed onthalen kan. Maar in de komende zomer zal Hooft hem op een' potjen oft twee' onthalen van hetgeen Huygens in Warenar zozeer gewaardeerd heeft. Hooft stuurt deze dingen niet omdat ze pas tot hun recht komen als ze in het Amsterdams worden voorgedragen, dat hijzelf wel, maar Huygens niet kent. 2 Alexander: zie Plutarchus, Vita Alexandri c. 23. 4. ου πινων μαλλον η λαχων; peklappen: plakkers (WNT peklap 1818). 3 bet: meer; onderhout: conversatie. 4 over, vgl. WNT over 1592, 1593: over tafel, over maaltijd; 't gerecht...geschaft: vgl. 431. 5 van doen heeft: nodig heeft. Immers als Alexander zo was, mag hij het (nl. liefhebber van spirituele spijs) ook wel zijn; neeme...aen: neem bijna helemaal over (niet in WNT). 6 willens: opzettelijk. 7 misstal: misvormdheid, lichaamsgebrek (‘velen van de latere diadochen en van zijn vrienden imiteerden de rekking van de hals naar links geleidelijk gebogen’ Plutarchus, Vita 4, 3). 8 Altijds: In elk geval. 9 beetjen: hapje; lekkernij: lekkere smaak. 10 vaste (Hooft schrijft dit schertsend in de vastentijd, tussen Aswoensdag en Pasen); wel verdiende: zeker waard was; Ende...zoude: Hoe smakelijker iets verbodens was, hoe zwaarder het vergrijp van iemand die de vasten diende te houden. Maar desondanks zou de fijnste Roomsgezinde er zelfs op Goede Vrijdag geen bezwaar tegen hebben! (Het gaat nog altijd over het door Huygens gezonden ‘gerecht’). 12 geen...sluijten: niet gewoon is zijn brood niet aan vrienden mede te delen, niet...voor te zetten (WNT sluiten 1964). 14 lekken: likken; op te neemen: af te ruimen, weg te nemen (nl. de schotel met het ‘wildbraad’). 16 te ledigher: daardoor lediger (instrumentalis te). 18 een lutsken: een beetje; wel...doet: goed beminnen doet (de liefde aanwakkert). 19 siere: onthaal; wellusten...gezult: genietingen in een heilzame leerzaamheid gedrenkt (nl. wat Huygens stuurde). 21 het...quakken: de grillige dwaze zoetheid van grappen; UEd...niet: dan verbinde u zich (met het oog op) de naderende zomer elders niet zó. 22 oft...gelieve: of het gelieve u (oft...en na ontkennende ‘voorzin’). 24 monden: smaken. Wat Hooft precies voor Huygens in petto heeft? In ieder geval iets in de trant van Warenar. 25 tegens...moghen: niet tegen het water (de schuit) kunnen. 26 uitteeren: hun kracht verliezen. 27 ende dient: en dat dient (samentrekking van 't schenken); zijnde: aangezien... 28 ujtgeleert: bedreven, kundig, bekwaam. 29 Ondertussen...Hóóft: Intussen dank ik u ervoor, dat wij het er goed gehad hebben (van het ‘gerecht’ hebben mogen genieten) en hoe langer hoe meer verplicht zijn, mijnheer, uw toegenegenste dienaar P.C.H. te blijven'. {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} 435 Aan Justus Baak. Geen hs. T. overgenomen uit Mengelwerken (1704), blz. 284, no 70. 1 Mijn Heer en Broeder,  2 Wy zijn met scheuren en breken, entlijk eens door 't metselwerk 3 van den trap en galerije geraakt: alhoewel zoo niet, oft duchte daar 4 zal noch yet aan te herstellen vallen, dat mij tegens staat. Nu⁴ 5 wenscht' ik wel dat U E. geliefde meester Pieter den steenhouwer te 6 spreken om 't geschil over de vloer gerezen te beslechten. De zaak 7 leidt dus. Hij had belooft te leveren voetsteenen, tot gl. 24. 't⁷ 8 hondert de galerij is langh 30, breedt 12 voeten: dat waar met 360 9 steenen gl. 74-8-. Hij heeft mij in plaats van voetsteenen laten 10 toekomen steenen van negen duimen: ende zeidt dat het zijn¹⁰ 11 schuld niet en is, om dat het zijn volk gedaan heeft, terwijl hij in 12 Vrieslandt was. Ik waar ongelijk beter met de voetsteenen gedient 13 geweest. Want zij zouden de vloer gevult hebben, zonder datmen 14 stukken had behoeft te maaken, om te stoppen. Maar a chose faicte,¹⁴ 15 conseil pris. 'T moet zoo blijven: 'T quaadst noch is dat hij deze 16 neghenduimen tot 20 gl. 't hondert wil rekenen. Niettemin ik heb 17 hem belooft zoo veel bij den hoop voor de vloer te geven als de 18 voetsteenen bedraaghen zouden hebben. Daar is hij mede te vrede, 19 doch brengt een' nieuwe zwaarigheit bij; te weeten, dat de voet-¹⁹ 20 steenen, al hebbenze dien naam, maar 10.duimen en blijven, alsze²⁰ 21 gehouwen zijn. Ik heb hem gezeit dat ik mij dien aangaande 22 gedroeghe tot U E. die met hem gehandelt heeft. Indien 't nu zoo is, 23 dat U E. onbehouwe steenen van elf duimen bedongen heeft, en 24 dezelve door 't houwen op tien duimen besnoeit worden, zoo 25 zalmen moeten rekenen hoe veele tienduimde steenen in een vloer 26 van 30. voeten lang, 12 breedt, gaan zouden, en ik hem moeten 27 betalen, 't geen dat beloopt. Anders magh ik met de gl. 74-8-be-²⁷ 28 staan. Ik bidde U E. soo veel te doen, en hier of klaarheit met hem²⁸ 29 te maaken, en met eenen te vraaghen waar voor hij d'ouwde 30 opgenome steenen zal aanneemen. Want het is mij vergeten; maer³⁰ 31 staat voor de 2.st. voor de kleene, 3. voor de groote. Verwittight 32 van 't een en 't ander, zal ik d'ouwde steenen overzenden, en voor 33 de rest, aan gelde, hem bewijzen op Carel van den Wijen: oft zoo³³ 34 hij d'ouwde steenen te laagh schat, zal hem te vollen in gelde doen 35 betaalen. Indien hij vermaant van de hart en blaauwe steen aan de³⁵ 36 kanteelen en den trap verwrocht, gelieve daar op te voeghen, dat 37 Claas die betaalen moet volghends 't chrift der besteedinge. Is 't³⁷ 38 ook dat U E. Claas spreekt, gelieve hem te zeggen, dat hij eens dient {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 hier te koomen, om zelfs te oordeelen oft het werk zijnen eisch³⁹ 40 heeft, eer ik hem *voor 't* af betaal; want in mijnen zin heeft het⁴⁰ 41 dien niet. Ook moest het eerstdaaghs zijn: want ik begeer de reke-⁴¹ 42 ning te sluiten, als hebbende mijne penningen lang genoegh gemist; 43 en hoogh tijdt zijnde om de nieuwe rekening van dezen jaare te⁴³ 44 beginnen. 45 Het vraaghdicht der Academie dunkt mij een van die krijgsgranaa-⁴⁵ 46 ten, die zwangher met doodt en bederf, niet en baaren, om ter⁴⁶ 47 werelt te brengen, maar om daar uit te helpen. 'T geen hier in te 48 rugge keert, is een' felle kerne, die ik wenschte dat liever de twist⁴⁸ 49 verdelghde, als 'er 't vier in schoot. Ik kan niet verneemen, dat tot 50 noch toe, eenighe vijandt, uit vreeze van dit wapentuigh, zich 51 opgegeven heeft. Lukt het voortaan beter, 't zal mij meer naa mijn'⁵¹ 52 zin, als naa mijn gissing gaan. 53 Voorts dunkt mij dat ik U E. over lang hoor klaaghen dat Tacitus 54 wel Tacitus, dat is zwijgher heeten magh. Maar 't verstandt is mij 55 op den loop, om den wegh te doen, door alle mijn Nederlandt, en 56 in dien verwarden doolhof etlijke stalplanten te stellen, die ik uit⁵⁶ 57 den tuin van Burgundius graaf. Dit werk dient, zonder ophouden⁵⁷ 58 voort te gaan, om de gunst niet te misbruiken van den vriendt, die⁵⁸ 59 mij de sleutel dezer gaarde geleent heeft. Daar naa zal Tacitus 60 sprakelijker worden: zoo 't Gode belieft, die U E. en alle de haaren⁶⁰ 61 in genaade bewaare, wel dienstelijk gegroet, ende gebeden deze 62 moeite ten goeden te houden, 63 Mijn Heer en Broeder, 64 U E. 65 gantsdienstwilligen broeder 66 P C Hóóft. 65 Van den Huize te Muiden, 66 den 27 van Grasmaandt 1631.   Verbouwing. - Het Vraagdicht van de Academie. - Burgundius. {==*7==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 7 en 8 Brief van Barlaeus aan P.C. Hooft, door Vondel vertaald==} {>>afbeelding<<} {==*8==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} 4 dat mij tegens staat: wat ik hinderlijk vind. 7 dus: zo als volgt; voetsteenen: stenen (tegels van natuurs, een) van een voet (28.3 cm) in 't vierkant. 10 duimen: een Amsterdamse duim mat 2.573 cm. 14 à chose faicte, conseil pris: het beraad kwam na de feiten. 19 brengt...bij: oppert een nieuw bezwaar. 20 maar...zijn: uit het vervolg blijkt, dat de stenen met ruwe kanten geleverd worden, en door het bijhouwen een duim korter en smaller worden, dus in plaats van een voet = elf duimen, tien duimen in 't vierkant meten. 27 magh bestaan: kan volstaan. 28 soo...doen: (beleefde overtolligheid): zo goed te zijn; hier af klaarheit maaken; dit tot klaarheid brengen. 30 het is mij vergeten: ik ben het vergeten. Oude onpers. constr. 33 bewijzen: remitteren, een betalingsorder op C. v.d. Wijen sturen. 35 vermaant van: melding maakt van; hardsteen = blauwe steen? 37 besteedinge: aanbesteding. 39 zijnen eisch heeft: aan de eisen die het stelt voldoet (WNT eisch 4047 7). 40 voort: verder. 41 rekening, nl. voor de Rekenkamer, die Hooft alle voorschotten moet terugbetalen. 43 hoogh tijdt: de rekening liep van 1 mei tot 1 mei. 45 Deze alinea onderstelt, vgl. 354, dat er na een jaar nog een felle reactie op Vondel's Vraegdicht verschenen was. Dit en Hooft's uitval nadat er in het voorjaar van 1630 al zoveel over deze kwestie gezegd was, doen de vraag rijzen of er in deze brief, die, uitzonderlijkerwijs, alleen uit een druk bekend is, soms een interpolatie van een ouder stuk heeft plaatsgehad. Van Hoogstraten, de oudste bron, kreeg van Papenbroek 9 brieven die Brandt en Arnout Hooft nog niet uitgegeven hadden. Twee daarvan, waaronder deze, kennen wij uitsluitend uit deze en latere uitgaven, de overige 7 zijn ook in hs. bewaard. Het geïnterpoleerde stuk over het Vraegdicht zou dan uit een oudere brief afkomstig moeten zijn, waarvan de rest door beschadiging niet kon of door bezwaren van Papenbroek of Hoogstraten zelf niet mocht uitgegeven worden. 46 baaren: voortzetting van de beeldspraak ‘zwanger’. 48 kerne: pit: beeldspraak granaat/granaatkartets, die bij explosie kogels en schroot verspreidt? 51 Lukt het enz.: Als het (de tegenstander met woorden (verzen) tot zwijgen brengen), van nu af beter gaat, zal dat meer naar mijn wens dan naar mijn verwachting gaan. 56 stalplanten: WNT verwijst bij plant 2287 naar dit woord maar geeft het niet. 57 Burgundius, Nicolaus (1586-1630) Duits geschiedschrijver, o.a. Historia Belgica (Ingolstadt 1629). 58 gunst: Hooft had Burgundius te leen van de Heer van der Mijle. 60 sprakelijker: spraakzamer. {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} 436 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.144. (Baak: Muyden 29 April beantw 30 ditto 1631) frank.   1 Monsr et frere,  2 Dewijl mijn bode derwaerts gaet om andere zaeken, zeind ick met² 3 eenen hiernevens de geleze loopmaeren, bedankende UE daer voor, 4 tzamt het bevlijtighen van 't verhael der Inquisitie, ende d'ujt-⁴ 5 biedinge inden Haeghe. Voorshands en heb daer anders niet als 6 gebiedenis aende HH Wijtz, Vander Mijle, Huighens &c. te doen, 7 ende dat UE gelieve aen dien Spaenschen brief te gedenken. Doch⁷ 8 waer 't moghelijk voor UE vertrek met den steenhouwer t' over-⁸ 9 komen, zoude mij lief zijn. Insgelijx dat Claes van deeze week hier 10 quaeme, om eens een eint van de reke te krijghen. Ondertussen¹⁰ 11 wensch ick UE gelukkighe reize ende verrichting, blijvende 12 Monsr et frere, 13 U E 14 Gansdienstwe broeder 15 P C Hóóft. 15 Zeer haestigh. vanden 16 HtMujden, 29 Apr. 1631   Lopende zaken. 2 derwaerts: naar Amsterdam. 4 bevlijtighen: met ijver opzoeken, werk maken van (WNT bevlijtigen 2342); ujtbiedinge: aanbod. 7 dien Spaenschen brief: van Philips II aan Willem van Oranje, vgl. 344, 416. 8 overkomen: een overeenkomst maken. 10 reke: het rekenen, het opmaken van de rekening (WNT rekening 1875, 1876). {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} 437 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 64. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 5 Maij 1631) Loont.   1 Monsr et frere,  2 Claes de metselaer is gister hier geweest, ende van mijn verstandt,² 3 datter aen 't werk ijets te hervormen is. Maer 't kan in weenigh 4 ujren beschikt worden, ende zal morghen geschieden, zoo hij zijn⁴ 5 woort houdt. Dank heb UE voor de moejte ende ongelijk meer 6 voor die inden Haeghe genomen. Geloove wel dat mijn verblijf 7 aldaer voor een' wijle, niet dan oorbaer wezen kon. Heb mij ook⁷ 8 wel ingebeeldt dat onder 's Prinssen papieren veel te vinden zij, 9 ende zonderling het vertoogh bij zijn' Doorl Ho.Ged. inden jaere⁹ 10 1566, noopende de swaerigheden van dien tijdt ende 't beteren 11 derzelve, ingestelt, 't welk ick ujt bor speure in Fransch geschreven¹¹ 12 te zijn geweest, ende vermoede bij hem onvolslaeghen te zijn. Zulx¹² 13 daer van al gedacht had den H. Huighens, bij geleghenheit te 14 spreken. Nu zeit mij UE dat hij den last aenneemt van alles te¹⁴ 15 doorzien, 't welk mij van d'eene zijde zeer verlichten, en van d' 16 andere weder grootelijx verplichten zal. Maer ick en weete niet wat¹⁶ 17 het te zeggen is, als zijn Ed. weder t'Huis komt: 't en zij UE ge- 18 dacht heeft, dat hij reeds in 't legher was. Burgundius behaeght den¹⁸ 19 Heere van der Mijle zeer: zoo doet hij ook mij. Zijn stijl treedt¹⁹ 20 Tacitus nae: maer nergens nae in; nae mijn oordeel. Hij heeft hem 21 vast: maer is moghelijk gelukkigh in 't van bujten leeren, dat 22 dikwijls geschiedt zonder 't inwendighste mergh te smaeken. Daer 23 is groot onderscheidt tussen kauwen, erkauwen, en inschokken.²³ 24 'T laest helpt ons even, jae immers zoo gauw de spijs in 't lijf. Maer²⁴ 25 vleesch en bloedt groeijen 'er niet even wel af. Zoo gaet het ook 26 met de spijze vanden geest. Hij gaet ook voor kort, om dat het zijn²⁶ 27 periodi zinslooten zijn. Maer, mijns bedunkens, doet hem dat te meer 28 woorden tot een' zaek bezighen. Doch dit onder de rooz; alzoo 't 29 bedenkelijk is vonnis over zulke lujden te vellen: ende lichter te 30 berispen als te verbeteren. 31 Ick wenschte wel als 't gelt van Breeman begint in te koomen, dat 32 UE voor mij met eenen waekte, ten einde mijn aendeel op reke van³² {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Carel vander Wijen gestelt wierde. Op overmorghen denk eens 34 t' Amsterdam te komen ende lichtlijk te vernachten. Alsdan hoope 35 te zien wat vande weduwe van Claes C. Crujs te verwachten staet,³⁵ 36 ende oft ick Dirk Haek zal moeten te werke stellen. Ondertussen 37 gebiede mij dienstelijk aen UE dewelke 38 Monsr et frere, met alle die haer lief zijn, Gode bevolen blijve van 39 U E 40 Gansdienstwen broeder 41 P C Hóóft. 40 Van den Ht Mujden, 41 5 Maj. 1631.   Over archivalia in het archief van de Prins en over Burgundius. 2 ende (is)...verstandt: en is het met mij eens; verstandt: inzicht. 4 beschikt: geregeld, afgedaan. 7 Heb...ingebeeld: Ik koester ook wel de gedachte. 9 zijn Doorl.Ho.Ged.: Willem I (de bekende rede in de Raad van State). 11 ingestelt: gehouden (WNT instellen 1992 D 3). 12 onvolslaeghen: onvolledig; Bor, vgl. 374. 14 hij, nl. Huygens. 16 Maer...is: Maar ik weet niet wat betekent: als...komt. Dit is blijkbaar een aanhaling uit Baak's brief. 18 Burgundius, vgl. 435. 19 Van der Mijle, Cornelis, vgl. 435; treedt...in: loopt Tacitus na, maar haalt hem geenszins in (WNT intreden 2074 B). 23 inschokken: gulzig en haastig eten (WNT inschokken 1892). 24 even...gauw: even snel, ja nog sneller. 26 gaet voor kort: heeft de naam van beknopt te zijn; omdat...zijn: omdat zijn zinnen het zijn. 32 voor mij met eenen: Breeman, die failliet was, zal dus een schuld hebben gehad aan de erven Van Erp, tot wie Baak's vrouw en Hooft's eerste vrouw behoorden. 35 Claes Cruijs, lakenkoper, begr. 31 aug. 1630, (vgl. Elias I, 203) had schulden, o.a. aan Hooft, nagelaten, vgl. 441, 451. {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} 438 Aenden Heere President ende Majoor gnl Wijtz. Minuut. UBA II C 11.223. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Weledele &c.  2 Ick en heb UE veltslaeghen met zoo luttel aendachts niet gelezen 3 oft mij is wel indachtigh datze de eeuwe des Hartoghen van Alva 4 niet en bereiken. Mijn wit is alleenlijk mijn oordeel ijetwes te⁴ 5 wetten door 't betrachten vande ooghmerken door U Ed.Gestr.⁵ 6 daer op genomen. Ende zal mij eere zijn dezelve eens op nieuw te 7 moghen overloopen, wanneer die vriendt zijn gerief daer af zal⁷ 8 gehadt hebben. Aengaende 't geschreven boek vertaelt ujt het 9 Engelsch en hebbe mijns wetens nojt eenen Sr Roger Willjams den 10 schrijver hooren noemen, veel min ijets van zijn werk gezien: ende 11 waer mij leedt alzoo verzuimel gevonden te worden, voorneemelijk¹¹ 12 jeghens UEd.gestr. Dies heb op 't beantwoorden den haeren van 13 gisteren niet konnen sloffen, ten einde UEd.gestr. zich des te eerder 14 bedenken moghe, aen wien zij 't voors boek geleent hebbe. Dewijl 15 't van den A B C onzes krijshandels melt, zoude mijn deel aen 't¹⁵ 16 verlies rekenen zoo 't faalde ter handt te keeren. Sedert mijnen 17 laesten had ick met droefheit UEd.gestr. quaele verstaen, ende¹⁷ 18 verquikt mij grootelijx dat zij daer af verlost is. Slappigheit en 19 flaeuwte zijn wellusten, zoo menze bij die razende pijne gelijkt. 20 'T ouwde zeggen is dat de ziekte te paert komt, ende gaet te voet. 21 Die haer maer den wegh wist op te delven, dat zij niet weder en²¹ 22 keerde! Mij en twijfelt niet oft U.Ed.gestr. en worden maer 23 daeghelijx de ooren te veel gebeukt met hoopen raedts en luttel 24 baets. Evenwel kan mijn' goede geneghenh de bekooring niet 25 wederstaen van haer moejlijk te vallen met opening van 't geen mij²⁵ 26 in gelijke swaerigheit boven hoope wel bekoomen is. In Februario²⁶ 27 a 1629 loosd' ick, zonder onduldelijk lijden nochtans, een steentjen 28 langwerpt getakt en wel zoo groot als vijf oft zes tarwkernen. 29 Verwittight zijnde dat de H.Burgermr Bas een vande ellendighste 30 martelaers die 't graveel oijt onder handen had, zich bij geen dink 31 beter als bij drinken van meede oft honighwater vondt, begost ick 32 tzelfste te doen, 's morgens nuchteren ende 's avonts te 5 ujren³² 33 t'elkens een glas. Maer d'ouwde meede viel mij te heet, de jonge te³³ 34 laf ende der maeghe schaedelijk. Dat deed mij peizen op limoen-³⁴ 35 zap, om ze daermede te matighen: te meer alzoo wel verstaen had 36 dat het zelfste als zeer zujverend ende afdrijvend tegens deze 37 quelling ook dienstigh was. Ick vondt 'er nochtans goedt, het ge- 38 voelen van drie de voorneemste Artsen op te hooren. Die prezen {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 deze mengeling ten Hemel toe. Daerover heb de meede met ontrent 40 een zevende deel limoenzaps, nu meer als twee jaeren alleenlijk 41 's morghens gebrujkt, ende nojt smart van graveel oft eenighe 42 swaerigheit inde lenden vernomen. Wel is waer dat ick des 43 morghens een half ujrken nae 't drinken ontrent een handt vol 44 pingelen ontbijt, ende evenveel des middagh nuttigt, die men⁴⁴ 45 houdt de nieren te sterken. Oft nu mijn beternis hier ujt herkomt is⁴⁵ 46 gode bekent die U.Ed.gestr. gunne 't beste te verkiezen, tot be- 47 hoedenisse van eenen persoon zoo veel waerdt den Vaderlande, 48 ende in 't bezonder, 49 Weledele &c. 50 U.Ed.gestr. 51 Verplichtsten ende toegeneghen- 52 sten dienaer 53 P C Hóóft. 52 In haeste, Vanden Hujze 53 te Mujden. 8 Maj. 1631.   Hooft heeft nogmaals erop aangedrongen, Wijtz' Veltslaagen te mogen lenen en tevens een uit het Engels vertaald hs. dat het begin van onze oorlogvoering bevat. Wijtz antwoordt dat zijn Veltslaagen niet reiken tot de tijd die Hooft zegt te gaan beschrijven, en dat het uitgeleend is. Ook het hs. van Sir Roger Williams heeft hij uitgeleend, hij is vergeten, aan wie. Hooft betuigt, nooit van Sir Roger gehoord te hebben. Later zegt hij in de Nederlandsche Historiën (boek VI, blz. 263 van de uitgave van 1703) dat Wijtz deze Gedenkenissen ‘(hem) ten gunste’ vertaald heeft. De enige verklaring is, dat Wijtz dat indertijd had gedaan en het hs. aan Hooft geleend zonder er de naam Williams op te vermelden. Wijtz' vertaling is in druk verschenen in de Werken van het Historisch Genootschap 1864, vgl. J.C. Breen, a.w. 78-80. De brief gaat verder over middelen tegen graveel (niersteen). 4 wit: doel. 5 betrachten: beschouwen; ooghmerken...genomen: speciale opmerkingen, door U.E.G. daarbij (bij de veldslagen) gemaakt. 7 zijn gerief: zijn gading. 11 alzoo...gevonden: zo nalatig bevonden te worden. 15 zoude...keeren: zou achten aandeel aan 't verlies te hebben, als het in gebreke bleef, terug te komen. 17 quaele: graveel of nierstenen. 21 den wegh opdelven: de weg door graven onbegaanbaar maken. 25 moejlijk: lastig; opening: mededeling. 26 boven hoope wel: beter dan ik hoopte. 32 tzelfste: dat. 33 te heet: te sterk, te branderig (WNT heet (III) 400 2 b). 34 limoen: citroen. 44 pingelen: pijnappelpitten, tegenwoordig pignolea's, Ital. pignoli; ontbijt: eet, zonder betrekking tot het uur van de dag (WNT ontbijten 1812 1). 45 houdt: meent. {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} 439 Aenden Raedt van Staete. Gedenkenis. UBA II C 11.225. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Ik zeinde de monsterrollen van 't garnisoen van Weesp heden 2 gemonstert. 3 9 Maj. 1631. {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} 440 Aen Procureur Luchtenburgh. Gedenkenis. UBA II C 11.225. Afschr. UBL. Pap. 13. T. De laatste zin is een latere toevoeging. 1 Om declaratie te hebben wat 1/8 deel koorens is in 't plakkaet: item 2 appel tegens Henrik Bergh, ende advis op 't stuk van Pieter 3 Adriaensz. 9 Maj. 1631. 4 Echter om 't zelve 27 voors. {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} 441 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.143. (Baak: Muyden 11 maj 1631 beantw 12 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Op woonsdagh ende donderdagh heb ick eenen keer door Amster-² 3 dam op Haerlem gedaen, maer geenen tijdt gehadt de vrienden te 4 verzoeken: ujtgezeit Huigh Jansz. van Craeijestein, die van hujs⁴ 5 was; zulx niet weeten konde wat vande weduwe van C.C. Crujs⁵ 6 te verwachten stae. Carel van der Wijen schrijft mij, ujt UE ver-⁶ 7 staen te hebben, datter eenigh gelt van bankeroetiers is om in te⁷ 8 komen. Hij had vergeeten van wien. Ick denke van Breeman. U E⁸ 9 zoude hem gevraeght hebben nae d'obligatie. Die kan ick quaelijk 10 verschaffen, zonder daer te komen, ende heb gemeent dat het 11 genoegh waere quitantie te leveren van 't geen ick ontvange; gelijk 12 in gelijken gevalle ben gewoon te doen, ende d'obligatien te be- 13 waeren, op hoope, oft schier oft morghen de lujden beter wierden¹³ 14 ende door perssing hunnes gewissen ten vollen moghten komen te 15 betalen. UE gelieve vander Wijen, of mij eerstdaeghs te ver- 16 stendighen, ofter d'obligatie in aller maniere wezen moet, oft mij¹⁶ 17 bescheidelijk de somme te doen weten van 't geen t' ontfangen¹⁷ 18 staet, op dat ick quitantie overzende. Claes de Metselaer maekt 'er¹⁸ 19 niet af. Hij blijft in gebreke van overte komen, niettegenstaende 20 zijn woordt, ende twee brieven sedert geschreven. De derde gaet 21 heden echter af, met dreighement van eenen anderen aen 't werk te²¹ 22 zetten, zoo hij binnen overmorghen geen vlijt en bewijst. Kon UE 23 hem eens ernstigh aenmaenen, 't waer geschaepen dienst te doen.²³ 24 Want de reke der timmeraedje is hooghtijdt opgenomen ende te²⁴ 25 Hove gezonden. 26 Op gister was hier zeker Heer van de regeringe die mij d'ooren 27 zeer wijt maekte met een' bedenklijke tijdinge. Te weeten, dat de 28 Spanjaert met Engelandt in handel staet om schepen van daer, die²⁸ 29 hem zijne koomanschappen ujt Brasil op zee geleiden ende over-²⁹ 30 veilighen zouden. Dit waer wel een appel van tweedraght tussen 31 ons ende de Engelschen geworpen, ende lichtlijk om op open³¹ 32 oorlogh ujt te vallen. Want dat volk is zoet op het bujten, ende 't³² {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 zoude bijnae al wit wezen, wat zij in zee zaeghen. Men voeght 'er³³ 34 bij, dat reeds veele Cadets oft Jonkers ujt Engelandt zich nae 35 Vlaenderen begeven, om de fortuin vande Duinkerkers te ver-³⁵ 36 zoeken, ende de hunne te maeken. UE inzicht ende kundschap op³⁶ 37 dit stuk verstond ick gaerne, mitsgaders watter goeds ujt Duitslant³⁷ 38 komt: voorneemelijk oft d'Evangelische Vorsten zich beraeden³⁸ 39 hebben, deghelijk met den Koning van Sweeden aen te spannen. 40 'T welk verwachtende, blijve, 41 Monsr mon frere, 42 U E 43 Gansdienstwe broeder 44 P C Hóóft. 43 Van den Ht Mujden, 44 11 Maj. 1631.   Verbouwing: Claes van Delft opnieuw in gebreke. - Verontrusting over het bericht dat Spanje met Engeland onderhandelt over het convoyeren van retourvloten, wat licht tot oorlog tussen Engeland en de Republiek kan leiden enz. - De positie van Gustaaf Adolf in Duitsland. 2 eenen keer...gedaen: een reis over Amsterdam naar Haarlem gedaan. 4 Huigh Jansz. van Craeijestein 1572-1638: neef van Hooft van moederszijde; koopman; regent Aalmoezeniersweeshuis 1613. 5 de wed. van C.C. Crujs, vgl. 451. 6 verstaen: vernomen. 7 is om in te komen: op het punt staat binnen te komen. 8 Breeman, vgl. 437; obligatie: schuldbrief. 13 schier oft morghen: de een of andere dag; beter: meer solvabel. 16 in aller maniere: per se. 17 bescheidelijk: nauwkeurig. 18 maekt 'er niet af: doet er niets aan. 21 echter: nu weer. 23 't waer...doen: het zou stellig zeer nuttig zijn. 24 Want...gezonden: Want het is hoog tijd, dat (...) wordt (prolepsis). 28 handel: onderhandeling. 29 geleiden ende overveilighen: convoyeren en veilig overbrengen. 31 geworpen: beeld ontleend aan het verhaal van de bruiloft van Peleus en Thetys, waar Eris de gouden twistappel tussen de gasten wierp. 32 bujten: buit maken. 33 wit: doel, ‘prijs’. 35 verzoeken: beproeven. 36 kundschap: inlichtingen. 37 verstond: vernam; watter goeds komt: het goede (nieuws) dat er komt. 38 zich beraeden: dit slaat op het Leipziger Convent, dat het bewuste besluit niet nam en daarmede het lot van Maagdenburg bezegelde; dit was intussen op 10 mei al door Tilly bestormd, maar Hooft kreeg die tijding pas tussen 24 en 27 mei, vgl. 448. {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} 442 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.142. Hs. enkel blad, rechterkant afgesleten, wormgat. Tekstverlies. (Baak: Muyden 15 maj 1631 beantw 19 ditto) Lóónt.   1 Monsr et frere  2 Dank hebt voor 't bezorghen van mijn gelt ujt Breemans boedel, 3 ende dat mij gl 513 ingeschreven zijn. Ick heb al' de week op³ 4 Claesen bekeering gewacht. Hij blijft even kettersch, en maekt mij⁴ 5 half vertwijfelt. 'T is over overtijdt de rekening te Hoof te zenden,⁵ 6 ende kan 't quaelijk oft niet doen zonder de zijne ende des steen- 7 houwers. UE schreef mij voor een' wijle, met dezen gerekent te⁷ 8 hebben, dat de vloer van zulke voetstenen als hij belooft had, zoude 9 95 gl beloopen: dat hij daerop zeide de galerij moght grooter zijn.⁹ 10 Nu heeftze Claes gezien ende kan hem getuighen dat zij 't niet is. 11 Dies indien hij met de voors somme zich wil laeten genoeghen, ick 12 zal een' quitantie maeken, dat hijze tekene ende zijn gelt gae haelen 13 bij Carel vander Wijen. Ick bid UE doe Claes herwaerts komen, al 14 zoudemen hem dreighen, dat ick d'andere rekeningen zal moeten 15 overzenden, ende hij daer nae zijn gelt voort aende Camer van¹⁵ 16 Reke inden Haeghe verzoeken. 'K weet geen scherper tromslagh 17 om hem voorts te presten.¹⁷ 18 Mij verlangt nae de Sp[-]sche Inquisitie. Dies dunk mij bijnae geen 19 Neêrlander te wezen. Hoope nochtans anders bij mijn boeken te 20 doen blijken. Ick wilde wel dat UE met eenen vernaeme oft Diego 21 de Spinosa Inquisitor Majoor, dien men zeit het oorlogh aenge- 22 raeden te hebben, als 't in twijfel stondt oft de H. van Alva over-²² 23 komen zoude oft niet, dezelve man is die nae Cardinael wer[-],²³ 24 ende 't ujtverkoorenste kaertjen des konings.²⁴ 25 De loopmaeren loopen hier bij aerzeling. Doch hoope niet dat zij²⁵ 26 't ujt Duitslandt zullen doen, maer 't gelukkigh spoor volghen. 27 Men schrijft mij datter in den Haeghe veel te zeggen is van 't aen-²⁷ 28 dringen der Engelschen op 't voorgeslaeghen bestandt. Maer ick²⁸ 29 verwacht UE bedenken op hun lijntrekken met Spanjen ende blijf²⁹ 30 Monsr et Frere, 31 U E 32 Gansdienstwen broeder 33 P C Hóóft. {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 De veerschuit voer heden morghen niet. Sedert is dit stuk vol-³⁴ 35 smeedt, dat onder den hamer was: weerbarstig metael meesten- 36 deels.  37 Vanden HtMujden, 38 15 Maj. 1631.   Hooft dankt voor het behartigen van zijn belangen in zake een der faillissementen, in 437 genoemd. - Claes van Delft is nog steeds in gebreke; Baak kan hem desnoods dreigen dat Hooft de overige rekeningen bij de Rekenkamer zal inzenden en Claes daar rechtstreeks heen zal verwijzen om betaling van de zijne te verkrijgen. 3 ingeschreven, nl. op rekening van C. van der Wijen; al' de week: de hele week. 4 Claesen: Claes z'n. 5 te Hoof, nl. niet naar het Hof van Holland of van de Prins, maar naar de Rekenkamer, vgl. blz. 59, maar ook daar blijkt niet duidelijk, waarom H. de Rekenkamer juist nu ‘hof’ noemt; waarschijnlijk had ‘Hof’ de metonymische betekenis die ‘Den Haag’ nu heeft. 7 gerekent: berekend. 9 moght: kon (weleens). 15 voort: rechtstreeks. 17 voorts te presten: voort te drijven; vgl. 446. 22 H.: Hertog. 23 overkomen, nl. naar de Nederlanden; de vraag naar de identiteit van de beide Spinosa's beantwoordt H. in het vierde boek van de Ned. Hist. positief; nae: later. 24 kaertjen: gunsteling. 25 bij aerzeling: achterwaarts (hyperbool voor traag). 27 veel te zeggen is van: gewicht gehecht wordt aan. 28 bestandt: er werd sedert 1629 met Spanje onderhandeld over het sluiten van een wapenstilstand. 29 lijntrekken: één lijn trekken, vgl. 441. 34 dit stuk: Tacitus. {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} 443 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.141. (Baak: Mujden 18 Maj 1631 beantw 19 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Heden heeft Claes het werk voltoijt, ende Ick last gezonden aen 3 Carel vander Wijen om hem te betalen op quitantie. Den mijnen 4 vanden 15en hoop ick UE ontfangen heeft. Rest nu alleenlijk de 5 zaeke met den steenkooper aen een eindt te helpen. Daer toe zend 6 ick de bijgevoeghde quitantie, die ick UE bidde hem te doen 7 tekenen. Zoo magh hij daermede zijn' pen ook gaen halen bij⁷ 8 vander Wijen voors. Hij kout in zijn reke van 570 steenen. Maer⁸ 9 ick kan der niet meer tellen als 518 ende eenighe stukken, die ick 10 om d'effe rekening geschat heb op 42. Maer meene niet dat zij 't 11 ujtbrengen zouden. Hij heeft mij veel te kort gedaen aen 't zenden¹¹ 12 van anderen, dan 't besproken was. Want dan had het niet meer¹² 13 gekost ende de vloer netter geleghen, zonder zoo veel brokken te 14 maken. UE doe mij de gunst, ende drijve dit door. Zoo heb ick een¹⁴ 15 heilighavont tot daerentoe, ende UE van gelijken. 16 UE is een taej betaler van d'inzichten op 't misverstandt met¹⁶ 17 d'Engelschen. Moghelijk krijgh ikze morghen met woeker, nevens 18 de loopmaeren ende wat men van 's Prinssen aenslagh vermoedt.¹⁸ 19 'T kan niet lang verborghen blijven. De Spaensche Inquisitie zal 20 mij ook lusten te zien: ende hoe eer hoe liever: mitsgaders te ver- 21 staen oft Diego deSpinosa dezelve is diede Cardinael Spinosa 22 genoemt wort. Waernae verwachtende, beveele UE inde genaede 23 Gods, ende in haer goede gunste, 24 Monsr et frere,  25 Ter vlucht, ujt mijn 26 Torentjen, 18 Maj, 1631. 25 U E 26 Gansdienstwen broeder 27 P C Hóóft.   Claes van Delft heeft het metselwerk nu afgemaakt en kan tegen quitantie vol- {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} daan worden. Hooft sluit een quitantie in ter tekening door de steenhouwer, die eveneens door Carel van der Wijen betaald kan worden. In het in 435 besproken geschil heeft Hooft een beslissing genomen; hij betoogt dat hij, dus de Grafelijkheid, tekort gedaan is, zodat Baak deze regeling gerust kan doordrijven. - Hooft verlangt ernaar Baak's inzichten te horen met betrekking tot de Engelse politiek, en herhaalt zijn vraag (vgl. 442) naar het boek over de inquisitie en naar Diego de Spinosa. 7 Zoo magh: Dan kan. 8 kout van: spreekt over. 11 ujtbrengen: opleveren (U.W. opleveren IV 151); aen: door. 12 besproken: afgesproken. 14 heb ick een heiligh avont tot daerentoe: heb ik, wat dat betreft, rust. 16 taej betaler: traag overbrenger, verteller; d' inzichten op: de (heersende) opvatting over. misverstandt, vgl. 441, 442. 18 aenslagh, nl. de mislukte tocht naar Duinkerken, vgl. 461. {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} 444 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.140. Dat. blijkens de inhoud 19 mei. (Baak: Muyden 1631 beantw 22 maij) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Mijn neef de Rijke was hier op Zaterdagh over acht daeghen, ende² 3 zeide mij dat hij des anderen daeghs nae den Haeghe gink, om daer 4 niet lang te vertoeven. Nu weete niet oft hij wedergekeert is, ende 5 had hem den brief van verlank, die hier in gaet, gaeren in eighen' 6 handt bestelt. Bidde UE derhalven die moejte te neemen, ende met 7 eenen te vraeghen, oft zijn' E den mijnen van den tienden dezer 8 ontfangen heeft, dien ick hem bij afgeveirdighden bode, om voor⁸ 9 zijn vertrek daer te zijn, heb toegeveirdight: ook teffens te zeggen,⁹ 10 dat als hij mij zal hebben te spreken van 't geene daer mijn' inge- 11 slooten' af handelt, ick, mits door UE oft anders verwittight zijnde,¹¹ 12 mij derwaerts vervoeghen zal, 't en zij hem gelieft ende geleghen¹² 13 komt, ons met zijn verzoek te vereeren. 14 Ick had gehoopt voor 't slujten van dezen antwoort op den mijnen 15 van gister ende den 15en lestleden te hebben, maer geen bekomen. 16 'T welk mij doet twijfelen, dat UE ujt der stadt zal zijn, maer niet¹⁶ 17 oft zij en zal ter eerste geleghenheit verzorghen 't geen ick verzocht 18 had, ende des te bet verplichten,¹⁸ 19 Monsr et frere, 20 U E 21 gansdienstwen broeder 22 P C Hóóft.   Hooft zendt ingesloten een belangrijke brief voor zijn neef Simon Jacobsz.de Rijcke en verzoekt Baak die aan hem persoonlijk af te geven en meteen te vragen of de Rijke de brief heeft ontvangen die Hooft 10 mei per speciale bode verzonden heeft. Als de Rijke hem over de inhoud van deze laatste brief wil spreken, zal Hooft daarvoor in Amsterdam komen. - Daar hij nog geen antwoord heeft op 442 en 443, vermoedt Hooft dat Baak uit de stad af. 2 neef de Rijke: Simon Jacobsz. de Rijke of de Rijck, vgl. 324; over: voor. 8 afgeveirdight: speciale. 9 toegeveirdight: gezonden. 11 af: over. 12 derwaerts, nl. naar Amsterdam. 16 twijfelen: vermoeden. 18 bet: meer. {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} 445 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.139. Loont.   1 Monsr et frere,  2 UE verplicht mij hoe langer hoe meer. Daetlijk ontfange 't Jaer-² 3 getij, daer mijn gevoelen af is, als 't UE oordeelt. Den brief aen³ 4 mijn' neef de Rijke gelieve te bewaeren tot geleghenheit, om hem 5 zelven dien te leveren. Maer ick en weete wat denken dat UE niet 6 en gedenkt van den steenkooper. Immers heeft UE laeste getuight 7 vanden ontfang mijner quitantie, die hij heeft te tekenen. Grooter 8 zaeken moeten 't UE hebben doen vergeten. Ick bid UE helpe mij 9 aen een eindt van deze haepering. De notitie dienende om de⁹ 10 lijfrentebrieven naer in te stellen gaet hier nevens. Meer tijds ont-¹⁰ 11 breekt mij, behalven om te doen de dienstighste gebiedenissen ende 12 groete, 13 Monsr mon frere, van 14 Vanden Hujze te Mujden, 15 den 22en Maj 1631. 14 U E 15 gansdienstwen broeder 16 P C Hóóft.   Vervolg. 2 Daetlijk: Zojuist; Vondel's Jaergetyde van wylen Heer Joan van Oldenbarnevelt. O. was op 19 mei 1619 terechtgesteld. Brandt stelt het gedicht op 1631, De Vooys zegt (WB III 897) voorzichtig: ca. 1625; jaergetijde: jaarlijkse herdenking. 3 als...oordeelt: Zoals u het (Jaergetij) beoordeelt. 9 haepering: belemmerend ongemak (WNT hapering 2139). 10 instellen: opstellen. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} 446 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II B 13.138. (Baak: Muyden 23 Maij 1631 beantw 26 ditto) Loont.   1 Monsr et frere,  2 Gisteravont beantwoord ick, inder haest, UE schrijven van dien 3 dagh, met bede, haer geliefde de zaek met den steenkooper te 4 endighen. Ook ben ick verre over den tijdt van 't gewoonlijk 5 overzenden der Reken ende tvertoonen van nieuwe behoefte, om⁵ 6 't hujs in raek' en daek te houden. Heden heb weder een horn van⁶ 7 Tacitus voltrokken, daer UE bij zien zal, hoeverre de menschelijke 8 boosheit gaet, als de wil 't gewelt op haer' handt heeft. De ziel van⁸ 9 dit werk is wakker, het lichaem quijnt. Ick voldoe mij zelven 10 quaelijk, ende weet niet oft ick het mijner verwentheit, door 't¹⁰ 11 schorssen van 't vervolgh, oft UE zinlijkheit te wijten heb, die mij¹¹ 12 wat stip aen de wezentlijke gedachten van den schrijver bindt. Ook 13 kan ick het quaelijk aen mij zelven hebben, dat mijn geest wat te¹³ 14 veel vrijheits neemen zoude, om in dezen af te wejden.¹⁴ 15 De Portugees, naer UE mij laest schreeft, is een maghtigh wint-¹⁵ 16 breker. Ick ducht dat, als 't omkomt, zijn werk niet bondigher zijn¹⁶ 17 zal, als zijn' harssenen: ende zoude 't mijne ongaeren stofferen met 18 opgeblaeze ijdelheit, daer lujden van oordeel geenen grondt op 19 zouden konnen vesten. Dies ben van UE gevoelen, datmen dat¹⁹ 20 diere schip aen landt laete. UE zal ujt anderen wel kunnen 't pit dier²⁰ 21 zaeken pujren, ende de punten van 't meeste verlank aentekenen, 22 t'mijnen behoeve. Daer hoop ick genoegh aen te hebben om dat 23 ondier der inquisitie, met zijne eighene verwen, ujtteschilderen. 24 Ick wenschte wel dat UE de zuster van mijn' neef de Rijk, te 25 weeten de weduwe vanden gewezenen bouwmeester Jan van²⁵ 26 Hooren, woonende naest de Rijke voorzeit, ende zijn hujs gae-²⁶ 27 slaende, eens aenspraekt, ende zoo hij noch lange ujtblijven zal, den 28 brief leverde, om met goede geleghenheit aen hem bestelt te wor- 29 den. De notitie voor den ontfanger is gister mede gegaen. 30 UE ziet dat ick hoe langer hoe slordigher schrijf. 'T is quaedt water 31 zeide de reigher die niet swemmen kon. Zoo klaegh ick ook over 32 de pennen. Maer heb niet al ongelijk, ende hier geene die deughen,³² {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 nocht halfgoedt pennemes. Quaemender 5 oft 6 met UE eersten, 34 overgevloghen, zij zouden welkoom zijn ende Tacitus wat beter 35 over wegh helpen. Ick gebiede mij in haer gunste, als³⁵ 36 Monsr mon frere, 37 U E 38 Gansdienstwen Broeder 39 P C Hóóft. 38 Ujt mijn Torentjen, 39 23 Maj. 1631.   Het gezochte boek over de inquisitie is gevonden (blijkbaar niet de Nederlandse vertaling), maar maakt geen betrouwbare indruk en is erg duur. - Hooft heeft geen behoorlijke pennen noch pennemes in huis. 5 overzenden, nl. aan de Rekenkamer; 't vertoonen...behoefte: opgeven wat er in 't komende jaar gerepareerd moet worden. 6 in raek' en daek: in een toestand van goed onderhoud; raek' is, zoals de apostrof aanduidt, voor Hooft een datief en wel van rak, gerak, gerief; waarom hij geen apostrof zet achter daek, dat evengoed een datief is (WNT raak 75, 76), is niet verklaard. Ook achter beantwoord in r. 2 lijkt een apostrof te ontbreken, want het is geen praesens. 8 De ziel enz.: Hooft heeft wel lust om Tacitus te gaan vertalen maar het vlees is zwak. 10 verwentheit, door schorssen van 't vervolgh: verkeerde gewenning, door de onderbreking, nl. door het winterverblijf, de verbouwing en de moeite die Burgundius oplevert. 11 UE zinlijkheit: uw voorkeur. 13 aen mij zelven hebben: van mijzelf velen. 14 afwejden: afdwalen, te vrij vertalen. 15 De Portugees: Reinaldo Gonzales de Montes, Dominicaan, gearresteerd ca. 1555-1558, toen naar Londen ontsnapt. Schreef Stae Inquisitionis Hispanicae Artes aliquot detectae. Heidelberg 1567, 2e dr. 1603, Franse vertaling 1568, Engelse en Nederlandse 1569, op de Index 1570; naer...schreeft: afgaande op hetgeen u mij de laatste keer, bij uw laatste brief, schreef; wintbreker: druktemaker (U.W. windtbreeken IV 369). 16 als 't omkomt: als 't puntje bij 't paaltje komt (WNT omkomen 341); bondigh: zakelijk en betrouwbaar. 19 ben...gevoelen: deel ik uw mening. 20 UE zal...pujren: u (die niet voldoende Latijn kent) zult via anderen de hoofdzaken wel te weten kunnen komen. 25 Jan van Hooren, vgl. 95. 26 zijn hujs gaeslaende: die op zijn huis past. 32 niet al: niet helemaal; ende (heb). 35 over wegh: voort. {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} 447 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 65. (Baak: Muyden 24 Maij 1631 beantw 26 ditto) p amij.   1 Monsr mon frere,  2 Op gisteravont zond ick UE een versch stuk ujt Tacitus, met mijn 3 gevoelen, noopende den Portugees, ende nieuw verzoek om van den³ 4 steenhouwer af te wezen. Nu komt mij dezen morghen 't bijgaende 5 boek van den H. Wijtz ter handt: niet eerder om dat Zijn Ed. gestr. 6 het elders had ujtgeleent. UE zal indaghtigh zijn, hoe zij aenge-⁶ 7 nomen heeft het zelve te doen ujtschrijven. Belofte maekt schult 8 zeitmen, ende ick zoude deez' niet gaeren quijtschelden. 'T zal UE 9 verschrikken met zijn' grootte; maer 't is niet half vol. Ick houd 10 het voor een kleinoodt zonder wedergaê. Want weet niet dat eenigh¹⁰ 11 krijsman zijn' pen in dezen oijt te werke stelde. Het is om hondert 12 ooghen aen 't oordeel in 't stuk vanden krijshandel te geeven, ende 13 kan daerom (wie weet waer al? wie weet waer niet?) te passe¹³ 14 koomen. Mijn toeleg is der duisterheit van mijn gezicht in dezen,¹⁴ 15 hier door ijetwes te bate te koomen, om bescheidelijker te be-¹⁵ 16 beschouwen 't geen, zich hier te lande in den oorlogh, heeft 17 toegedraeghen. Want de Hartogh van Alva genaekt, ende raedt¹⁷ 18 mij tegens de koomst van zoo eenen soldaet, eenighe voorraedt 19 van krijskunde op te doen. Bidde UE derhalven te doen haesten 20 met het ujtschrijven, zoo veel als doenlijk is, ende verholen te 21 houden, dat het geschiedt. Want ick heb daer geen verlof toe 22 gevraeght: alhoewel mij verzekerende dat het mij gegunt zal zijn,²² 23 mits niet gemeen maekende. UE zal mij met deze perle verrijken, ²³ 24 ende ondertussen zelf in 't bezit derzelve blijven, als die t'haeren²⁴ 25 verdoen zal wezen, waer zij daermede gedient magh zijn. Om 26 tijdt te gewinnen neem ick 't pak mede nae 't Bijdelmeer, daer wij 27 dezen middagh genoodight worden ten eeten bij mon frere 28 Bartolottj. Bij den zelven, die t'avont in stadt keert laet ick 't Uwer 29 E toekomen, gebiedende in haere goede gunste, van heeler harte, 30 Monsr mon frere, 31 U E 32 Gansdienstwillighen 33 broeder 34 P C Hóóft. 32 Vanden Hujze te Mujden, 33 zeer haestigh, den 24en 34 Maj. a 1631. {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Hooft stuurt Wijtz' Veltslaegen ter kopiëring. Adres p amij: door vriend. 3 verzoek: poging. 6 vgl. 430, 438. 10 Hooft moet bedoelen, dat hetgeen andere krijgslieden over de oorlog geschreven hebben, altijd eigen gedenkschriften waren, terwijl Wijtz de krijgsbedrijven van anderen uit de wereldgeschiedenis heeft gekozen (en vergeleken): ‘in dezen’, in dit opzicht (WNT deze 2479). 13 waer al?: waar wel? 14 gezicht: gezichtsvermogen (fig.). 15 bescheidelijk: duidelijk, helder. 17 de hartogh van Alva genaekt: ik nader, de Ned. Hist. schrijvende, de komst van Alva. 22 mij verzekerende: er zeker van zijnde. 23 mits...maekende: als ik het maar onder mij houd. 24 als die t' haeren verdoen zal wezen: daar deze tot uw beschikking zal staan. {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} 448 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam Origineel. KA CLXXI ab 66. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 27 Maij beantw 30 ditto 1631) Loont.   1 Monsr et Frere,  2 Hoe UE min met de veltslaeghen van den H. Wijtz gedient is, hoe² 3 zij mij bet verplicht. Niettemin achte onmoghelijk te zijn oft U E³ 4 en zal ujt de hanteringe van dat krijswerk eenige kundt gevoelijker 5 wijze blijven aenhangen, die haer in tijdt ende wijle, al waer 't maer 6 in 't kouten, moght te passe komen. Wie weet nu wat zinnen onze⁶ 7 nakomelingen zullen hebben, om hunne pen oft rappier in deze⁷ 8 stoffe te bezighen. 'T geen onder mij berusten zal, is niet om⁸ 9 ijemandt vande uwen geweighert te worden. Wel wenschte ick 10 deeze UE moejte met veirdigh voortsvaeren in Tacitus, ten deel te 11 erkennen. Maer mijn' Stoory stoort mij dapper. Ick heb meer als¹¹ 12 anderhalf hondert steenen geraept ujt Burgundius, ende maghtige 13 moejte omze inte voeghen t'eenen werke, dat ick volle vast gemetst¹³ 14 ende gevlochten vind, om zonder misstal, van bobbel oft holligheit 15 ijet versgevondens in te rujmen. Evenwel ben 'er aen vast, ende 16 moet 'er mij deur redden 't gevoeghlijxt, des doenlijk valt. UE zal¹⁶ 17 haeren dank ook hebben van 't opperen tot deze timmeraedje. Dat¹⁷ 18 zij die boven haere waerde waerdeert, schrijf ick haerder goede 19 geneghenheit toe. De konst is kleen, maer de arbejdt ongelooflijk. 20 De quitantie vanden steenkooper is mij entlijk geworden. Claes oft 21 zijn wijf preutelt, 'k en weet niet wat, van UE eerst te spreken, als²¹ 22 te tekenen. Als hij laest hier was zeide dat UE hem bij monde ijets 23 toegezeit had, boven 't geen dat het verbondt melt. Ick denk wel²³ 24 neen; ende dat ick eerder reden heb te misnoeghen. Doe hem²⁴ 25 daerom zeggen zoo hij weigherigh blijft, dat ick niet laten kan 't 26 verbondt te Hove te zeinden. Waer op lichtlijk gemaghtighden²⁶ 27 moghten komen om 't werk te bezichtighen, ende hem een' goede 28 somme korten, voor 3 oft 4 snoode treden aenden trap, ende om²⁸ 29 dat hij minder getal van kanteelen gemaekt, dienvolghends niet zoo 30 veel hartsteens om te dekken gelevert heeft als de tekening ujt 31 wijst: daer 't werk ook mede ontsiert is, mits de spleten tussen de 32 kanteelen te wijdt zijn. Behalven dat hem geen kleene kost ende {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 moejte zijn zal, zijn' p te Hove te verzoeken. Zoo hij bij UE komt, 34 waer goedt hem 't zelve te doen bezeffen.³⁴ 35 Ick leez met schrik de maeren ujt Dujtslandt. 'T zal een' quaede 36 mangeling zijn Frankfort aende Oder voor Maeghdenburgh, zooze³⁶ 37 God toelaet. Deze stadt heeft eenen grooten naem van sterkte en 38 strijdbaere burgherij. Kaizar Karel stiet'er 't hooft, nae een' lange 39 belegering. Zulx dat Tillij niet alleen een' veste van verlang, maer 40 geweldighe achtbaerheit zoude verovert hebben, ende de zaeken 41 gansch een' andere plooij kon doen neemen. Aende mujren te zijn,⁴¹ 42 dat 's verre gebraght. Maer om mij zelven wat te vlaeijen ende niet⁴² 43 te treuren voor den tijdt wil mij troosten met het geen dat de 44 belegherden meest verslaet. Dat is zijn heftigh aenbijten. Want dit 45 geeft mij hoope, dat hij voor een ondersteek vanden Sweed vreest,⁴⁵ 46 ende daerom tijdt met volk koopt, eer zij hem te kort valt. Is 't⁴⁶ 47 waer dat het ontzet zoo nae bij is, men moet den moed niet ver- 48 looren geeven. 'T hangt daeraen oftmen den vijandt zijn' toevoert 49 kan afsnijden, dan oft hij een' goede rug heeft, oft zich des niet hoeft⁴⁹ 50 te kreunen, overmits overvloedt van voorraedt in zijn legher ende 51 gebrek van binnen. Want al kreegh hij geen nooddruft meer, zoo⁵¹ 52 zoudemen noch broodt tegens broodt, krujt tegens krujt, loot⁵² 53 tegens loot moeten opweghen, en verzoeken wie aen de langste elle 54 waer. Anders is 't mijns oordeels bujten schijn een begraeven legher,⁵⁴ 55 onder zulk eenen Overste, gelijk UE aenwijst, op te doen breken. 56 Maer 't staet in 's Hemels handt. Dien moet men 't beveelen,⁵⁶ 57 denkende om zeker antwoort van Koningin Elizabeth, meermaels 58 aen Henrik den Grooten in zijnen noodt gegeven, alhoewel bujten 59 waerheit: dat zij hem geen' hulpe meer, als met bidden, bieden kon. 60 Wij moghen 't in ernste zeggen: ende dit met Horatius:⁶⁰ Prudens, futuri temporis exitum,⁶¹ Caliginosa nocte premit Deus, Ridetque, si mortalis Ultrá fas, trepidat. 65 'T welk ick ter vlucht aldus vertolk,⁶⁵ Voorzichtelijk bewimpelt Godt, Met dikke wolk, 't genaekend Lot, En lacht 'er om, wanneer het vleisch, Meer siddert, als nae redes eisch. 70 Den Heere Prinsse van Oranjen komt voor Blasoen toe de Cen-⁷⁰ {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} 71 taurus vanden doolhof, dienmen zeit dat van de Romainen in 72 hunne standers gevoert wert, om te gedenken dat d'aenslaeghen 73 *in* verborghen oft verwarde, voor den vijandt gehouden dienen. 74 Geen dink behaeght mij bet in eenen krijsman. God geve hem geluk 75 nae de wijsheit die hij hem gegeven heeft, ende U E⁷⁵ 76 Monsr mon frere, de volkomenheit haerder goede begeerten, nae 77 wensch, dienst ende eerbiedenis van 78 U E 79 Gansdienstwillighen broeder 80 P C Hóóft. 79 In haeste, vanden Hujze 80 te Mujden, op een' van 81 d'altijds drokke daeghen. 82 27 Maj. 1631.   Over het invoegen van plaatsen uit Burgundius in de Nederlandsche Historiën. - Moeite met Claes van Delft. - De belegering van Maagdenburg. - Lof voor de verborgenheid van Frederik Hendrik's krijgsplannen. 2 Als Baak het kopiëren niet interessant vindt, is zijn verdienste jegens Hooft des te groter. 3 oft...zal: of er zal u door het bezigzijn met dat oorlogsbedrijf merkbaar enige kennis blijven aankleven. 6 in 't kouten: bij de conversatie; zinnen: geneigdheid, animo. 7 pen oft rappier: geschiedschrijving of krijgsbedrijf. 8 'T geen...worden: als Baak's afschrift onder Hooft's papieren terechtkomt, zal het Baak's kinderen later ten dienste staan. 11 Stoory: Historie, terwille van de alliteratie met stoort en allicht een allusie op het Ital. storia (WNT leidt storie (I) af van Lat. historia 979); Hooft moet meer dan 150 plaatsen uit Burgundius' Historia Belgica (1629) overnemen in zijn tekst. 13 bij het interpoleren bezorgt zijn geserreerde stijl hem moeite. 16 't gevoeghlijxt, des doenlijk valt: zo goed mogelijk. 17 opperen: het werk van een opperman bij de bouw. 21 wijf: vrouw, nog zonder de kleinerende betekenis; preutelt: zeurt, moppert. 23 verbondt: contract. 24 misnoeghen: ontevreden te zijn. 26 te Hove: bij de Rekenkamer, vgl. 442, r. 5. 28 snoode: slechte. 34 't zelve: dat. 36 mangeling: ruil. 41 plooij: draai; Aende mujren: dit meldde de tijding blijkbaar, dus dan was het glacis al in Tilly's handen. 42 Maer enz.: Hooft wil zich troosten met het voor de belegerden benauwende feit dat Tilly zo heftig aanvalt. Dit wijst er nl. op dat hij de tijd niet meent te hebben omdat Gustaaf Adolf te dicht in de buurt is. 45 ondersteek: afbreuk (WNT ondersteek 1475). 46 tijdt met volk koopen: volk opofferen om de tijd te verkorten, zie boven. 49 dan oft bij een' goede rug heeft: en of hij in de rug gedekt is. 51 gebrek van binnen: gebrek in de vesting (er...is weggelaten). 52 broodt tegens broodt enz.: de grootste voorraad aan voedsel en oorlogstuig zal beslissen. 54 begraeven: verschanst. 56 beveelen: opdragen, overlaten. 60 Wij: op dit woord valt de nadruk; ende dit: en wel. 61 prudens etc.: Voorziening heeft van komenden tijd het eind met donkerduistren nacht overdekt Gods macht; Hij lacht, wanneer de stervling meer dan past zich beangst. Horatius, odae 3, 29, 29-32. 65 ter vlucht: al improviserend (WNT vlucht (I) 2457-2458). 70 Centaurus: vergissing voor Minotaurus. Vegetius, 383-450, verklaart, waarom de Romeinen die als veldteken gebruikten: ut, quemadmodum ille in intimo et secretissimo labyrintho abditus perhibetur, ita ducis consilium semper esset occultum (vert.: opdat, zoals deze Minotaurus, naar de sage verhaalt, in het binnenste en meest verscholen gedeelte van het labyrinth verborgen huisde, zo ook het plan van den aanvoerder altijd diep geheim zou zijn.) Epitoma rei militaris 3, 6. 75 nae: in evenredigheid met. {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} 449 Mijn Heere Mijn Heere Pr Corneliss Hooft drossart van muyden baliouw van Goylant op muyden Origineel. UBA A s 102. T. het bleek nodig de tekst te verduidelijken door vijfmaal een dubbele punt te plaatsen waar de schr. zonder leesteken of hoofdletter een nieuw onderwerp aansnijdt. r. 12. onverhoeds?, onverhoopt? (Hooft: Raekt het Octroij van Ma Mere Hellemans, z.g. ende 18m gl frere Wilhelm gemaekt. Ontfaên 28 Maj. 1631.)   1 Mijn Heere ende broeder mij is wel toecomen het schrijven van 2 Jouffe massr zonder dato. In antworde is ons aengenaem geweest te² 3 verstaen Ul goede gesontheijt met ons is oock redelijck, maer 4 gelijck ick aen massr Leonora, hebbe geschreven zoo is onsen sone 5 heel sieck geweest maer is godt Loff nu beter, maer mijn hujsfr is 6 weder erger hope godt de heere haer eens hare vorige gesontheit 7 sal verleenen: Ul hadde verstaen wij met Sr bartoi d accort waren⁷ 8 van mijner sijden sal niet manqueren mits geprestert worden van⁸ 9 sijnder sijde: onse kinderen sullen UE nu eerstdaechs bij comen Ist 10 mogelijck dat Godt de heere mijn huysfre gesonthejt toelaett, sal¹⁰ 11 comen haelen onse kinderen die wel naer aldaer verlangen: alzoo¹¹ 12 ick int besorgen ben is mij onverh[...] een Brief van mij vaeder sr 13 anto van surck ter hant gecomen waer wt blijckt dat occtroijus 14 gehaelt om vande leengoedn te dispen in dato ultmo ottr 1615. met de¹⁴ 15 gesubregolerde reqen van mij Vaders hant die UL sende ende¹⁵ 16 andere Clareheijt vindende sal UL medesenden. den ontfanck¹⁶ 17 gelieve mij *de* avisen ende wat UL goet vint ende wat aengaet de¹⁷ 18 ingebrochte goederen van Jouffe moeder saliger ende kan nu niet 19 vaceren want mijn handen vol wercx hebbe met de saecken van¹⁹ 20 Sr bartelot maer zoo haest die afgedaen sijn salder aen vallen: nu 21 kann ul met fondament naer brusselen schrijven ende laeten op- 22 soecken ende wat UL voorder dunckt vande £ 30 van monfrer 23 carlo: waer mede ul van harten zere groetende met Jouffe masseur²³ 24 sal ul inde Genade des Heren Bevelen. 25 UL dw geaffen broedr 26 Emanuel van surck 27 Wt Iselsteijn xxvii meij 1631 {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} Berichten over gezondheid en majoraatsbescheiden. De in Hooft's aantekening van ontvangst genoemde Wilhelm is Leonora's in 1609 ongehuwd overleden oudste broer Willem (Guilielmo) Hellemans, de schrijver van de brief is de man van haar jongste zuster Lucretia. 2 Jouffr massr: Mejuffrouw mijn zuster: Leonora. WNT juffer 480 geeft als brab.-limb. dial. vorm joefer. 7 Bartoi: vgl. r. 20; de schr. deed zaken en lag in proces met Guilielmo Bartolotti. 8 niet: niets; geprestert: gepresteerd, gedaan wat overeengekomen is. 10 mijn huijsfre (dat.); sal (sij). 11 alzoo ick int besorgen ben: terwijl ik aan de gang, doende ben. 14 us l. is. 15 gesubregoleerde: bijgevoegde. 16 clareheijt: verhelderende stukken. 17 aviseren: berichten. 19 vaceren: tijd hebben. 23 monfrer Carlo: Carel Arnoutsz. Hellemans; de tekst is zonder nadere gegevens niet duidelijk. {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} 450 A Monsieur, Monsr Baak A Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.137. (Baak: Muyden 29 Maij beantw 30 ditto 1631)   1 Monsr et frere,  2 Claes van Delft deunt 'er meê. Het zoude, dusdoende tot den² 3 jongsten dagh wel duiren. Ick zal in beter ernst met hem handelen. 4 Gelieft hem dezen avont te tekenen, zeer wel. Morghen zal 't te laet⁴ 5 zijn. Want ick alsdan zonder eenigh ujtstel alle de rekeningen van 't 6 ander arbejdsvolk op den Haeghe gae bestellen, ende 't verding⁶ 7 tussen hem ende mij gemaekt daer bij voeghen, mij verzekerende⁷ 8 geloofs genoegh te vinden om daermede ende zonder zijne qui-⁸ 9 tantie aen 't mijne te geraken, mits maekende mijn' schult van 't⁹ 10 geene hij bedongen had: gelijk ick alleen ende niet de graeflijk- 11 heit daer voor eighentlijk verbonden ben. Maer hij magh weeten, 12 dat ick hem alsdan zijn' rest niet zal laten volghen, zonder in te 13 houden zoo veel als genoegh is om de schaede van mijn verschot te¹³ 14 boeten. Want dat ick de pen hem ende aen 't ander volk verstrekt 15 zoo lange gemist heb, is zijn schult alleen. Ben ook in zulken gevalle¹⁵ 16 hem van meeninge te korten de hartsteen min tot de kanteelen¹⁶ 17 gelevert, als de tekening ujtwijst: insgelijks het mangel van de¹⁷ 18 steene treeden: mitsgaeders dat hij de vloer t'zijnen koste als 19 quaelijken geleidt, zal opneemen ende leggen, zoo 't bij redelijke¹⁹ 20 metselmeesters zal geoordeelt worden te behooren. UE als van²⁰ 21 eersten in over den handel gegaen hebbende, gelieve zoo wel te²¹ 22 doen, ende houden nevens Sr Van der Wijen, hem deze reden, van²² 23 dezen avont voor. Want morghen goeds tijds, zal ick eenen boode 24 enkel afveirdighen om op den middagh bescheit te weeten. 'T 25 schijnt dat hij mij ijets boven 't geen hem, volghends 't verding, 26 als 't wel voldaen waer, komen zoude, meent af te perssen, met²⁶ 27 weighering van quitantie. Maer 't zal hem ujt zijn' gissing gaen.²⁷ 28 Hij wendt voor dat UE hem 18 gl meer belooft heeft, als 't ver- 29 dragh ujtdrukt. Behalven dat UE mij nojt daer af vermaende, kan²⁹ 30 niet bevroeden waer 't goedt toe geweest waere. Ende als 't schoon³⁰ 31 alzoo besproken moght zijn, gelijk wel denke neen, zoo zoude ick 32 2 oft 3 mael zoo veel konnen eischen, ujt reden voors. Ick vergh³² 33 UE te veel; maer 't wil zoo, dunkt mij, wezen, op dat mij zoo wel 34 het eindt, als 't begin dezer moejte, overtuighe te wezen, 35 Monsr et frere, {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} 36 U E 37 Verplichten broeder 38 P C Hóóft. 37 Vanden Hujze te Mujden, 38 29 Maj. 1631.   Over de verbouwing. 2 deunt 'er meê: maakt er een spelletje van (WNT deunen 2462). 4 tekenen, nl. de kwitantie voor de betaling van de verbouwing. 6 op den Haeghe te bestellen: naar den Haag (nl. de Rekenkamer) te sturen; verding: contract. 7 mij verzekerende: in de vaste overtuiging. 8 geloofs (gen.): krediet, vertrouwen. 9 mits maekende...had: als ik zijn aanneemsom als schuld op mijn naam stel. 13 schaede, nl. renteverlies. 15 ick ben van meeninge te korten: ik ben van zins, op zijn vordering in mindering te brengen. 16 min: minder. 17 het mangel van: het gebrek aan, vgl. 448 r. 28 v. 19 als quaelijken geleidt: omdat die slecht gelegd is; zoo: zoals. 20 van eersten in: van 't begin af. 21 handel: onderhandelingen; zoo...doen: zo goed te zijn. 22 reden: betoog; het kan ook het meervoud van rede zijn, want Hooft onderscheidt de twee woorden niet scherp (vgl. 87 r. 36 en WNT rede 830 17 en reden 900 2). 26 als...waer: als het goed nageleefd was. 27 't zal...gaen: het zal anders aflopen dan hij denkt. 29 daer af vermaende: daarover sprak. 30 Ende...zijn: En ook al was het zo besproken. 32 Ick vergh UE te veel: vgl. voor vergen met dat. + acc. of met dubb. acc. Mnl. Wdb. vergen 1748 I 1 b ‘met den datief (oorspr.) of acc. v.d. persoon en den acc. der zaak’, vgl. ook 763 r. 28. {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} 451 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.136. (Baak: Muyden 29 maj beantw 30 ditto 1631)   1 Monsr et Frere,  2 Op heden morghen schreef ick aen UE onder dexel van Carel² 3 vander Wijen, waer op mijn vertrouwen is dat UE met Sr Carel 4 zal Claes van Delft tot rede gebraght hebben, oft hem ten minsten 5 aengezeit wat ick in gevalle van zijn aenhouwen met ujtstellen, 6 gezint ben te doen. Want mijn vast voorneemen is op morghen 7 avont alle de reken nae den Haegh te zenden. Dewijl ick nu doch 8 aen Sr Carel dezen bode had af te veirdighen om bescheit, waer nae⁸ 9 mij te richten heb, vondt goedt hem t' uwer E hujze aen te zenden, 10 om 't met eenen mede terug te brengen, zoo UE mij ijets te ge- 11 bieden, oft nieuws te verstendighen heeft. Het ijlen heeft mij in 12 mijne laeste door 't hooft doen waeijen, dat mij aengenaem zijn¹² 13 zal de brief aen mijn' neef de Rijk, onder UE blijve berusten, tot 14 zijn' E wederkoomst: hoopende UE in 't overleveren zal gedachtigh 15 zijn te vraeghen oft de mijne vanden 10en dezer te recht geraekt¹⁵ 16 is, ende aen te dienen, dat wanneer zijne E zal hebben overwoghen, 17 't geen ick haer schrijve, mij gereedt *hal* houden om eens 18 derwaerts ende in montgemeenschap te komen, 't en waere 19 ons d'eere van zijn gezelschap alhier gebeuren moghte. Ick heb 20 Dirk Haek voor dezen ernstelijk verzocht mij te verklaeren watter²⁰ 21 verdient is aen 't afsteken vanden wijn, inden voorleden winter. 22 Maer hij steld' het ujt. Dusdaene beleeftheden zijn quaelijk besteedt²² 23 aen mijne vergetelheit, dieze lichtlijk in 't doodboek stellen moght. 24 Doch de beternis vanden wijn komt haer wat te bate. Ick heb hier²⁴ 25 nu twee heele ende 1/2 ledighe ame. Die zoud' ick hem gaerne²⁵ 26 zenden voor 't geen hijze waerdigh achten zal, op reke van mijn' 27 schult. Wilde daeromme wel dat UE mij liet weeten, waer hij 28 woont ende watter uithangt. Ook zie ick het koomen dat zijnes²⁸ 29 noch te doen zal hebben, met de weduwe van Claes Crujs, die mij²⁹ 30 kruist, oft het Claes van Delft waere. UE gelieve den voors Haek³⁰ 31 eens te vraeghen oft hij mij daerinne zoude willen dienen, ende zij 32 naer hartlijke dankzegging voor zoo veele quellingen, den 33 Almoghenden, 34 Monsr et frere, met Joffre ma soeur ende alle die UE lief zijn, {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} 35 bevoolen, nevens dienst ende eerbiedenis van  36 U E 37 Gansdienstwen Broeder 38 P C Hóóft. 37 Vanden H.t.Mujden, 38 29 Maj. 1631.   Over de verbouwing en de wijn. 2 onder dexel van: ingesloten bij een brief aan. 8 bescheit...heb: antwoord, waaruit ik kan opmaken wat mijn richtlijn moet zijn. 12 (dat) de brief (Mem. 7). 15 aendienen: (beleefd) meedelen. 20 te verklaeren...afsteken: te laten weten wat hij nog krijgt voor het aftappen, overtappen, bottelen. 22 Dusdaene...moght: Zulke beleefdheden zijn slecht besteed aan mijn verstrooidheid, die ze wèrkelijk zou kunnen vergeten. 24 Doch...bate: Maar dat de wijn beter wordt komt de vergeetachtigheid te hulp. 25 aem: 4 ankers wijn; het vat dat die hoeveelheid (WNT aam 32) bevatten kan. 28 watter uithangt: het uithangbord, dus het adres; zijnes te doen hebben: hem nodig hebben (WNT doen 2727 21). 29 de weduwe van Claes Crujs, vgl. 437, 441. 30 kruist: kwelt (WNT kruisen 450 1 c). {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} 452 Aen den H. Auditeur van de Re (Mierop). Minuut. UBA II C 11.226. 1 Mijn Heere,  2 Nae dat het verwachten vande koomste zijner Pr. Exe alhier de 3 reparatie van de galerije, tot in 't naejaer had doen ujtstellen, zoo 4 heeft het nu aen 't weder, dan aen de metselaers, dan aende 5 materiaelen gemangelt, gelijk het gaet ter plaetse daermen meest 6 alles van bujten moet doen komen: zulx dat het werk nae onge- 7 looflijke ruse, nu onlanx eerst voltrokken is. Ick had mij vastelijk⁷ 8 ingebeelt, dat de kosten de limitatie der Ed. Mo. HH van de Reke 9 niet en zouden hebben geexcedeert. Maer in verscheide manieren⁹ 10 ist mij ujt mijn' gissinge gegaen. Want voor eerst zoo wert be- 11 vonden, dat de bouwvalligheit van 't oude werk haeren oorspronk 12 nam ujt faute van fondament, ende door dien de booghen simpelijk, 13 zonder geheidt te zijn, op d'aerde gegrondt waeren. Waerover de 14 nieuwe mujr op dezelve niet en konde gevest, maer nootlijk ujt den¹⁴ 15 grondt opgehaelt, ende met heijwerk verzien moest worden. 16 Dewijlmen dan deze kosten in geender maniere verbij moght, zoo¹⁶ 17 scheen 't ongeraeden de strujf (gelijkmen zeit) om een eij te be-¹⁷ 18 derven, ende jammer datmen 't gansche werk niet wat wijder be-¹⁸ 19 grepen had, eensdeels om welstaens wille, eensdeels om 't groot, en 20 genoeghzaem nootlijk gerijf. Wij hebben dan de voors. gaelerije²⁰ 21 gemaekt, wijt, 12 voeten binnen 's mujrs, ende op d'oude lengte 22 van dertigh. Der voeghe, dat zij jeghenwoordelijk dienen kan tot 23 verblijf en onthoudt van de geenen die boven te doen ende te²³ 24 vertoeven hebben, terwijlmen op de zaele besoigneert: dat een²⁴ 25 groote commoditejt is. Want als de Heeren Gecommitteerde vande²⁵ 26 Grootmo. HH. Staeten alhier in den jaere 1629, ten tijde van 's 27 vijands invasie op de Veeluwe ontrent 2 maenden lang alle kamers 28 beslaeghen hadden, vielen, bij gebrek van salet alle besoignen in de²⁸ 29 zaele, ende moesten meenighte van menschen, zoo arbejds- als 30 krijslujden, op de plaets en genaede van reghen en windt staen 31 wachten, tot dat zij voortgeholpen werden. Nu kan de galerije, tot 32 een' forme van voorzael dienen, ende de zaele, zoo voor de be-³² 33 soignen, als de maeltijdt, vrij blijven. Maer alzoo de vloer van 't 34 nieuwe werk nu merkelijk grooter viel, ende d'ouwde steenen van 35 ongelijke grootte, ook veel al gebroken waeren, ende dies noch te³⁵ 36 min konden toelangen, ist nodigh geweest een' nieuwe vloer te 37 leggen. Dat had ick gedacht met estrikken te bestellen, maer wert³⁷ 38 mij afgeraeden, om de brosheit, op een' plaets die den meesten {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 aenstoot lijdt, als zijnde aenden ingang geleghen. Ook zoud' het³⁹ 40 quaelijk gepast hebben bij eenen trap van blaeuwen steen. Der- 41 halven hebze doen vloeren met blaeuwe en graeuwe steenen, ten 42 minsten koste des moghelijk geweest is. De kozijns ook vande 43 ouwde glazen ende deure, werden, in 't roeren, bevonden vergaen⁴³ 44 ende onbequaem om weder gebrujkt te worden. Derhalven dewijl- 45 men in deze kosten moest treden, heb ick beter gedacht de nieuwe 46 nae den eisch van 't werk te doen maeken, als 't zelve om een gering 47 bespaeren, te schenden. De glaezen daer op, dienden ujt eener 48 handt te volghen; te meer dewijl d'oude niet en dochten. Dit alles,⁴⁸ 49 mits gaeders het ijzerwerk om 't gebouw wel te verzorghen, heeft 50 het mij doen ontschieten inde kosten als voorzeidt is. Maeke mij⁵⁰ 51 sterk niettemin, dat indien mij d'eere gebeurt van UE oft andere 52 Commissarisen vander Camere hier te zien, datmen bevinden zal 53 alles oorbaerlijk gedaen te wezen, ende zich eer over te kleenheit 54 als over de groote der kosten, verwonderen. Een zeker der voors 55 HH gecommitteerden van den jaere 1629, die van Amsterdam is, 56 mij zijnde onlanx om stadts zaken komen vinden, approbeerde te⁵⁶ 57 hooghsten deze commoditejt ende sieraedt dat het hujs der Graef-⁵⁷ 58 lijkh tot noch toe ontbroken had. Al 't welk, ist zaek dat de Ed. Mo. 59 HH. van de Reke eenigh misnoeghen moghten hebben, ick U Ed. 60 bidde hunne Ed. Mo. ujt mijnen naeme reverentelijk te vertoonen,⁶⁰ 61 ende te bevorderen dat mij ordonnantie op de bijgaende declaratie,⁶¹ 62 inde missive aende zelve besloten moghe werden verleent. Waer 63 toe mij verlatende, zal U Ed. met alle die haer lijf zijn,⁶³  64 Mijn Heere, 65 den almoghenden bevelen, nevens hartlijke groete, dienst ende eer- 66 biedenis van 67 UEd. 68 gansverplichten d.w. 69 P C Hóóft. 70 Verte⁷⁰ 68 Vanden Hujze te Mujden, 69 30 Maj. 1631.   Hooft dient bij de Rekenkamer de declaratie van de verbouwing in; hij geeft een verklaring zowel voor het uitstel en de overschrijding van de begroting, als van de nuttigheid, en vraagt terugbetaling van zijn voorschotten. 7 ruse: moeite. 9 geexcedeert: te boven gegaan; ist...gegaen: is het mijn raming te boven gegaan. 14 nootlijk...verzien: noodzakelijk van de grond af vernieuwd en met heien versterkt. 16 verbij moght: voorbij kon, vermijden kon. 17 de struijf...bederven: iets goeds door te grote zuinigheid (een ei minder in de omelet) te bederven (WNT struif 213 1). 18 wijder begrepen: ruimer opgezet. 20 genoeghzaem nootlijk: meer dan noodzakelijk. 23 onthoudt, tautologie met verblijf. 24 besoigneert: bezig is. 25 commoditejt: gemak. 28 beslaeghen: bezet, in gebruik; salet: salon. 32 forme: soort. 35 dies...toelangen: daardoor nog minder in de behoefte konden voorzien. 37 bestellen: maken. 39 aenstoot lijden: aan slijtage blootstaan. 43 roeren: aanraken; onbequaem: ongeschikt. 48 dochten, van dogen: bruikbaar waren (WNT deugen 2454). 50 ontschieten: uit de hand lopen. 56 komen vinden: bezoeken; approbeerde: keurde goed. 57 sieraedt: verfraaiing. 60 reverentelijk: met gepaste eerbied. 61 ordonnantie, nl. tot terugbetaling van de voorschotten. 63 lijf: lief. 70 Verte: keer om, zie ommezijde. {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} 453 (P.C. Hooft aan Joachim van Mierop) Minuut. UBA II C 11.228. Dit op zich zelven gevoeght bij den voorgaenden brief.   1 Mijn Heere,  2 Boven de missive hier nevens aen UE gericht ende zulx ingestelt, 3 dat zij den Ed. Mo. HH. van de Reke magh worden vertoont indien 4 't de noot vereischt ende dat zij de limitatie te zeer gedachtigh zijn, 5 heb ick goedt geoordeelt UEd. privatim, mijn vorder bedenken op 6 deze materie te zeggen naer de confidentie ende vrundschap, die 't 7 UEd. altijdts gelieft heeft mij toe te draeghen. Te weeten dat ick 8 wel wenschte een korte exspeditie van ordonnantie, ten aenzien⁸ 9 hoogh tijdt is nieuwen last tot de reparatie van dezen jaere te ver- 10 zoeken, 't welk niet gewent ben te doen, eer ordonnantie van 't 11 voorgaende bekomen heb. Niettemin kennende de scherpheit van¹¹ 12 't mesnage hunner Ed. Mo. ben beducht voor eenighe difficultejt: 13 ende vinde daerom geraeden dat UE mijne voors missive ende 14 declaratie monterende ter somme van 1100 ende etlijke guldens, 15 meestendeel bij mij over lange verschoten, niet als wel tempestivé¹⁵ 16 in en levere. Ick recommandere de zaeke ernstelijk aen den H. van¹⁶ 17 Haringkarspel ende verwacht alle gewoonlijke gunst ende hant- 18 biedinge van zijne Ed. Meene voorts dat naest zijne Ed., de Heer 19 Riccen best ten propooste zoude zijn ende zijn' Ed. presentie waer¹⁹ 20 te neemen, om mij een goede exspeditie te doen hebben, ten regard 21 vande redenen UEd. bekent. Doch UEd. dexteritejt ende goede²¹ 22 ijver zullen verre best weeten te raemen hoe 't stuk te belejden zij, 23 op dat ick niet weder in zoo ongenaedighe handen en valle, als de 24 geene die mijne laeste reke indigné adeo, gehekelt hebben, daer²⁴ 25 verscheide posten, ujt mijn' borze betaelt ende voorheenen altijds 26 goedt gedaen, zeer onbillijken geroyeert zijn. In cas van eenigh²⁶ 27 obstakel, zoude UEd. konnen allegeren, 't voordeel dat ick t'mijnen²⁷ 28 achterdeel, der graeflijkheit heb gedaen, met het planten van 't hout²⁸ 29 om dezen hujze, dat eer lange groot gelt zal waert wezen, ende 30 waer toe ick de penningen verschoten hebbe, zonder interes, ende 31 veel langer moeten missen, als 't besproken was. Dat ick ook sedert³¹ 32 het afdanken van Jr Verhel der graefllijkheit etlijke honderden³² 33 bespaert heb, met het bedienen der fabrijke om niet. Jae geloove³³ 34 vastelijk dat 1000 gl, niet beter zijn. U Ed. gelieve mij, te vergeven, 35 dat ick haer met dus veel schrifts ben importunerende, ende mij³⁵ {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} 36 met het behartighen dezer zaeke zoo veel wijder tot alle schuldighe 37 dan baerheit ende erkentenisse te obligeren: des ick in geenen 38 gebreke verhoope gevonden te zullen werden. 39 Wijders Mijn Heere, alzoo, door 't beroepen van den H. Pauw tot³⁹ 40 Raedt Pensionaris, als nu een' plaets inde kamere open staet, zoo 41 dwingt mij mijne affectie ende UEd. meriten, te vertrouwen, dat 42 dezelve nu eens zullen gelden 't geen zij overlange behoort hadden⁴² 43 te doen. Indien mijne geringheit zoo verre toereiken konde, als om⁴³ 44 ijetwes te contribueren tot voldoeninge, van 't geen daer 't publiq,⁴⁴ 45 dezen aengaende in gehouden is, dat waere wel een' vande meeste⁴⁵ 46 eeren, die mij ojt gebeuren moghten. In allen gevalle kan niet 47 binnen houden, dat in de Heeren van Amsterdam, wel goede ge-⁴⁷ 48 neghenheit t'uwer Ed. gespeurt heb; zonderling in den Burgermr 49 Graef ende mijnen Neef de Rijke. God verleene UEd. de volko- 50 menheit haerder goede begeerten, 't welk ick als participant en⁵⁰ 51 partisan derzelve naer iterative gebiedenis van heeler heeter harte⁵¹ 52 ben wenschende. 8 een korte exspeditie: een snelle verzending. 11 de scherpheit van 't mesnage: de stiptheid (zuinigheid) waarmee de Rekenkamer te werk gaat. 15 niet als wel tempestivé: vooral op een geschikt ogenblik. 16 de Heer van Haringkarspel: Johan Basius, vgl. 366. 19 Riccen: Feito Riccen of Rixen, lid Rekenkamer sedert 1597; ten propooste: geschikt, te pas (WNT propoost 4480). zijn' Ed. presentie waer te nemen: van zijn aanwezigheid ter vergadering te profiteren. 21 dexteritejt: handigheid. 24 indigné adeo: op een uiterst schandalige manier (in context zweeft voor Terentius, Heautontimoroumenos 565 facis adeo indigne iniuriam illi: ge begaat werkelijk op een schandalige manier onrecht tegenover die persoon); gehekeld: onder handen genomen; daer: en waarin. 26 goedt gedaen: vergoed. 27 allegeren: als motief te berde brengen. 28 achterdeel: schade. 31 besproken: beloofd. 32 afdanken: eervol ontslaan. 33 fabrijke: toezicht op en leiding van de onderhoudswerken; geloove...zijn: ik geloof stellig dat dit meer voordeel voor de grafelijkheid is dan ƒ1000. 35 ben importunerende: lastigval. 39 Adr. Pauw, vgl. 154; hij was raadpensionaris 1631-1636 en 1651-1653, president van de Rekenkamer sedert 1636; leidde de delegatie naar Munster 1646-1648. 42 derzelve: de meriten, verdiensten. 43 gelden: waard zijn, nl. een plaats in de Rekenkamer in plaats van het auditeurschap in dienst van die Kamer. 44 daer...is: waar de gemeenschap, wat dit betreft, toe verplicht is. 45 meeste: grootste. 47 de Heeren van Amsterdam: de regeerders van A. 50 als participant: omdat ik uw wensen deel. 51 (als) partisan: omdat ik aan uw zijde sta. {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} 454 Aen den H. Rekenmr Basius. Minuut. UBA II C 11.229. T. in r. 3, uitzonderlijkerwijs, een dubbele komma die de samentrekking ‘aan- en boven de kosten gelopen’ aanduidt. 1 Ede &c.  2 De timmeraedje der graeflijkheit alhier, is door verscheiden' inci-² 3 dent langer aen,, ende wat boven de gelimiteerde kosten geloopen.³ 4 En twijfele nochtans niet oft alle lujden van oordeel en zullen ze 5 wel besteedt vinden. 'T welk ick UEd. bidde te geloven, ende 6 dienvolghends favorable handt te houden aen 't despescheren van⁶ 7 ordonnantie op mijn' overgezonde declaratie: gelijk ick mij vaste- 8 lijk belove van de hartlijke geneghenheit uwer Ed. tmijwaerts in 9 veelerleije occurrentien, gebleken. Welke obligatie, dewijl mij⁹ 10 onmaghtigh kenne daer af te quijten, ick met alle schuldighe ob-¹⁰ 11 servantie ende dienstveirdigheit eeuwlijk erkennen zal, aenroepende 12 den almaghtighen, dat hem gelieve, 13 Ede &c. UEd. ende mê vrouwe zijne gemalinne, in eere en voor- 14 spoedt altijds te bewaeren, ende in haere goede gratie, 15 UEd. 16 Verplichsten dienaer 17 P C Hóóft. 16 Vanden Hujze te Mujden, 17 den 30en Maj. a 1631.   Hooft vraagt de steun van het met hem bevriende lid van de Rekenkamer Basius om de declaratie aanvaard en zijn voorschotten terugbetaald te krijgen. 2 door verscheiden' incident: door verscheidene (onverwachte) feiten. 3 langer aenloopen: langer duren. 6 favorable handt te houden: gunstiglijk te bevorderen; despescheren: uitgeven, afgeven. 9 occurrentien: voorvallen, omstandigheden; welke...quijten: Die verplichting zal, daar ik mij onmachtig weet om mijn erkentelijkheid daarvoor waardig te tonen, eeuwig op mij blijven rusten; mij (haplologie). 10 schuldighe observantie: verschuldigde toewijding. {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} 455 Aende Ed.Mo.HH. van de Reke in Hollandt. Minuut. UBA II C 11.230. 1 Ede &c.  2 Door 't verwachten, daer nae de koomste zijner Pre Exe alhier² 3 mitsgaeders den winter ende verscheidene incidenten, en heeft de 4 reparatie bij U.Ed.Mo. geconsenteert aen dezen hujze te doen, niet⁴ 5 als eerst onlanx konnen voltrokken worden. Zende alsnu hier- 6 nevens de declaratie over, ten einde U.Ed.Mo. gelieve gedient te⁶ 7 zijn, ordonnantie daer op te doen despescheren. 'T welk ick haer⁷ 8 wel ootmoedelijk bidde, ende met eenen, den almoghenden 9 U.Ed.Mo. 10 Ede &c. in gelukzaelighe regeringe altijds te bewaeren, nae wensch 11 van 12 U Ed.Mo. 13 Onderdaenen dienstwen 14 P C Hóóft. 13 Vanden Hujze te 14 Mujden, den 30en 15 Maj. a 1631.   Indiening van onderhoudsdeclaratie van het slot met verklaring van de vertraging. 2 verwachten: wachten. 4 niet als eerst: pas. 6 ten einde...zijn: opdat het U.E.M. behagen moge. 7 ordonnantie despescheren: bevel (tot uitbetaling) (met spoed) uit te vaardigen. {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} 456 Mijn Heere Mijn Heere Pieter Hooft Drost tot Muyden Baillieu van Goeilandt op 't huys tot Muyden Origineel. UBA II C 11.862. Hs. afgesleten, waardoor gering tekstverlies. 1 Monsieur et frere,  2 Vous recevrez p ceste apres mes affectionees recommandons les 3 Gazettes d'Italie d'où ce jourdhuij il en vient d'autres q je vous 4 envoyeraij apres. Pour les afferes d'Italie il ij a des mauvais bruicts de⁴ 5 Magdebourg, mais il n'ij a manque de contradictions, les uns disent 6 que la place auroit este emportee d'assaut, et brûslee, et tout la 7 dedans assommé les aultres advisent que le Siege estoit pour se lever 8 de là le boiteux nous en dira la certitude. Nous avons ici Monsr de 9 Charnacé ambassadeur de France venant de Suède, et un aultre 10 Monsr Oxensterren Suedois qui va pour ambassadr de Suede en¹⁰ 11 France, d'ou l'on attend et sollicite une bonne parthie d'argent. 12 Monseignr le prince d'orange avecq l'armee des Messrs les Estats est 13 devant le chasteau de Rammekens, ayant envoyé 40: heus pour¹³ 14 Bergues a lever la Cavalerie, l'on croit unanimement que tout se 15 desbarquera en Flandres, mais l'on n'est pas encores d'accord, 16 aquelle place il se pourra attacher quand j'en auray quelq chose de¹⁶ 17 plus clair, je ne fauldraj de vous en donner partt et Cependant je 18 demeureray atoujours 19 Monsieur et frere 20 [-] Am 31: May 1631 20 Vre Trehe et tres affne 21 Servr 22 G. Bartolotti.   vertaling   Mijnheer en broeder,   Hierbij ontvangt u, met mijn genegen complimenten, de nieuwstijdingen uit Italië, waarvandaan vandaag weer andere komen die ik u hierna zal sturen. Wat de Italiaanse betreft, zijn er kwade geruchten over Maagdenburg, maar aan tegenstrijdigheden geen gebrek: sommige zeggen dat de stad stormenderhand ge- {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} nomen is en verbrand, en alles wat erin was vermoord; andere berichten dat de belegeraars op 't punt staan op te breken. Wat ervan waar is, zal de manke achterblijver (dus: de latere berichtgever) ons vertellen. Wij hebben hier de heer de Charnacê, ambassadeur van Frankrijk, die uit Zweden komt, en een ander heer, Oxenstierna, een Zweed die als ambassadeur naar Frankrijk gaat, vanwaar men een heleboel geld verwacht en verzoekt. Monseigneur de Prins van Oranje ligt met het leger van de Heren Staten voor het kasteel Rammekens, en heeft 40 heuen naar Bergen (op Zoom) gestuurd om de cavalerie op de been te brengen. Men gelooft algemeen dat alles in Vlaanderen aan wal zal gaan, maar is 't er nog niet over eens welke plaats hij zal kunnen aantasten. Als ik er iets naders over krijg, zal ik niet nalaten u er kennis van te geven en Inmiddels verblijf ik voor altijd Mijnheer en broeder   Uw nederigste en zeer toegenegen dr G. Bartolotti. Amsterdam, 31 mei 1631.   Guilielmo Bartolotti, 1602-1658, vgl. 294. 4 afferes d'Italie: de zaken (nl. de nieuwstijdingen) uit Italië. 10 Axel Oxenstierna, 1583-1654, kanselier van Zweden, oppermachtig tijdens de minderjarigheid van kon. Christina. 13 heus: een heu of heude was een platboomd schip voor de binnenvrachtvaart (WNT heude 694). 16 het was een aanslag op Duinkerken, die mislukte. De lettercombinatie ch werd in de 17de eeuw in het Frans vaak gebruikt voor qu. In het laatste geval zou er aanvallen staan in plaats van het in de vertaling veronderstelde zich vasthechten aan. Maar voor het laatste pleit se. {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} 457 (P.C. Hooft aan G. Bartolotti) Minuut. UBA II C 11.861. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. enkel vel, aan de rechterkant sterk afgesleten; tekstverlies. T. de tekst die de minuut door beschadiging verloren heeft is ontleend aan het Afschrift en tussen [ ] gezet. Op de minuut staat onder de tekst: ‘Guiljelmo Bartolotti meen ik’ (AHH). N.B. deze minuut staat op de keerzijde van de van Bartolotti ontvangen brief van 31 mei (456). 1 Monsr mon Frere,  2 Encores que nous sommes ici quasi releguez hors l'horizon des 3 nouvell[es,] si estce que le bruict funeste de la ruisne de Magde- 4 bourg, n'á laissé d'y esclater. C' est une piteuse consolation que 5 celle des contredicts, puisque nouvelles fraisches n' en manquent 6 jamais, et qu' ordinair[ement] les tristes ne scauvent volontiers 7 mentir. Toutesfoix, ne fustce que je craignas [se d'] adjouster foy à 8 ce qui m' est dicté par ma passion propre, je serois tenté de croire 9 pour pouvoir mettre en doubte la verité du faict qu' il y á peu d'ap- 10 parence aux circonstances, [qu' on] nous en depeint. Car a qu[oy 11 bru]ler une ville tresbelle, tresrenommée, et se charger d'une 12 [telle] envie, sans aulcune utilité, voire a son dommage; puis que ce 13 seroit [se] frauder soymesme de la commodité d'une telle retraicte 14 pour les ge[ns de] guerre? Aussi peu semble il a propos, de per- 15 mettre au soldat un sac [si gene]ral, quasi a la veue du Roy de 16 Suede; si tant est qu' il s' en tro[uve si] proche, comme il est porté 17 par les derniers advis. Si lon dict que [c' est] pour l' exemple, afin 18 que des autres ne s' opiniastrent jusques a une [telle] extremité, 19 l' ennemy en pouvoit user autrement, sans moins [ ] espargner 20 les habitants, en les mettant tous au fil de l' espée, ou [les chassant] 21 pour repeupler la place avecques des gens, qui fussent [tout] a sa 22 devotion. Ce seroit une colonie pour tenir, sans frais, en bri[de ses] 23 voisins. Elle nous vaudrojt mieux toute abbatue, toute [en cendre.] 24 Mais Dieu veuille que tout soit faux, lequel je prie vous conserver 25 [en entiere prospe]rité et en voz bonnes graces, 26 Monsr et Frere, 27 A jamais vostre plushumble 28 e affec[tionné] frere 29 P C [Hóóft.] 28 Du Chasteau de Muden, 29 ce j Jung. 1631. {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} vertaling   Mijnheer mijn Broeder,   Hoewel wij ons hier nagenoeg buiten de gezichtseinder van het nieuws bevinden, toch heeft het noodlottige bericht van de verwoesting van Maagdenburg niet nagelaten hier gerucht te maken. De tegenstrijdigheden zijn een schrale troost, want die ontbreken bij vers nieuws nooit, en gewoonlijk weten de slechte berichten niet te liegen. Maar toch - ware het niet dat ik vreesde geloof te hechten aan wat door mijn eigen vurige wensen ingegeven wordt - zou ik geneigd zijn te geloven, om de waarheid van het feit in twijfel te kunnen trekken, dat de omstandigheden die ons geschilderd worden het weinig waarschijnlijk maken. Want waarom een zeer schone, befaamde stad te verbranden en zich zo'n nijd op de hals te halen, zonder enig nut, zelfs tot zijn schade, omdat het betekent zichzelf het gemak van zulk een onderdak voor de soldaten te ontnemen? Even weinig raadzaam lijkt het, de soldaat zo'n totale uitplundering toe te staan, zo goed als onder de ogen van de Zweedse koning, als het waar is dat die zo dichtbij is, zoals de laatste berichten zeggen. Als men beweert dat het vanwege het voorbeeld is, opdat de andere steden zich niet tot dit uiterste zullen verzetten, dat had de vijand anders kunnen aanpakken, en de inwoners evenmin sparen, nl. door ze allemaal over de kling te jagen of te verjagen, en de stad te herbevolken met mensen die hem geheel toegedaan zijn. Dat zou een volksplanting zijn die de buren, zonder kosten, in bedwang hield. Voor óns zou de stad in totaal verwoeste staat, helemaal in de as gelegd, meer waard zijn! Maar dat alles onwaar is, geve God, die ik bid u in de volkomenheid van voorspoed te behouden, en in uw gunst, Mijnheer en Broeder, voor altijd uw nederigste en toegenegen broeder P C Hóóft. Van het Huis te Muiden, 1 juni 1631. {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} 458 A Monsieur Monsr Baak, A Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 67. Hs. Watervlek Dat. door Baak toegevoegd. (Baak: Muyden 1 Junij ontf & beantw 2 ditto 1631) p amij.   1 Monsr mon Frere,  2 'T is entlijk eens gelukt met meester Claes: dank heb UE zorghvul- 3 digheit. Ick zende dezen avont de ledighe vaeten aen Dirk Haek, 4 mij verlatende op UE vermoghen over hem, noopende de schult⁴ 5 van Claes Crujs z.g. ende ben in meeninge, zoo ras de hoop, van 6 met gemoede aen 't mijne te raeken, ujt is, eens over te koomen.⁶ 7 Ziet hier een nieuw kieken van Tacitus ujtgekipt, alhoewel mij de⁷ 8 Rekn nae den Haeghe gezonden, en verscheide brieven, met wijd- 9 loopende redenen dienende tot rechtvaerdighmaeking van 't 10 overtreden der bepaelde kosten, mij meenighmael vande eijeren 11 hebben doen opvlieghen. De geruchten van Maeghdenburgh, zijn 12 voorwaer, om eenen, de hairen te berghe te doen staen. Maer zij¹² 13 spreken ujt geen' eenen mondt. Dat 's een kranke troost. Want de¹³ 14 versche tijdingen hebben 't voor een' manier. Zij wassen onder-¹⁴ 15 weegh: laeten ‘er van haer’ veeren, en krijghen valsche, in de steê. 16 Hoe meenighmael heeftmen ons 't hart onder den riem gepooght 17 te steken, met leughenmaeren ujt Bohemen, terwijl dat alles 18 aerzeling liep? Niettemin, 't en waer ick vreesde, geloof te geven,¹⁸ 19 aen 't geen mij mijne geneghenheit zoekt diets te maeken, ick zoude 20 bekoring lijden, om de waerh van 't stuk te wraeken, met de kleene²⁰ 21 waerschijnlijkheit der omstandigheden, die men ons afmaelt. 22 Want, waer toe zoo een schoone ende vernaemde stadt aen brandt, 23 ende zich in zulk een' haetlijkheit gesteken, zonder voordeel? jae 24 met hinder, gemerkt men zich zelven, zoodoende, versteken zoude,²⁴ 25 van 't gerief om 't volk van oorloghe te herberghen? Ook schijnt 26 het ongerijmt, den soldaet, met ujtgelate woestheit, tot een' alge- 27 meene plondering te laten loopen, genoeghzaem onder de ooghen 28 des koninx van Sweden; indien 't, trouwen, waer is dat hij daer zoo²⁸ 29 nae bij lejdt, als de loopmaeren der voorgaende weeke melden.²⁹ 30 Wil men dat het om 't exempel geschiedt, ende ten einde, dat 31 andere steden niet tot het ujterste toe zouden hardebollen, als deze; 32 de vijandt had ander' raedt daer toe, zonder d'inwoonders meer te³² 33 verschoonen; te weeten hen altzaemen om te brengen, oft te ver- {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 jaeghen, om de plaets met ander volk te vullen, dat hem t'eenemael 35 verplicht waere. Daer kond' het hem niet aen gebreken. Ende 36 Colonia soude daermede een bouwstadt gesticht zijn, om, zonder kosten, de 37 gebujren in dwang te houden. Zij zoude ons meer waert zijn heel³⁷ 38 verwoest, heel aen koolen, als aldus. Maer wat ist? Wij oordeelen 39 als de blinde van de verwen, en de menschen van Gods geheime-³⁹ 40 nissen: daer zoo groot een verschil van gezintheden ujt rijst. Dat 41 getuight de bitterheit der schimpschriften; ende zonderling 't laetste 42 mij van UE gezonden, 't welk nae mijn verstandt geen getij altoos⁴² 43 kavelt. Gisteren braghten d'Italiaensche maeren mede, hoe een 44 treflijk Heer tot Venetien vastgehouden was bij den Raedt van 45 Tienen, die, gelijk UE weet, aldaer het ampt van den Hooghgezag- 46 hebber te Rome, waerneemen, ende alle gewelt hebben om te 47 Collegium verzien in zaeken, die spoedt vereischen, oft bij talrijk amptgenoot- 48 schap te flaeuwelijk gehandelt worden. Alle zijn misdaedt is slechts 49 een faemrovend gedicht: ende dat in een stadt, die van haeren⁴⁹ 50 burgheren, immers den Edeldoom, zoo veel verdraeghen kan.⁵⁰ 51 Maer die ujden weeten wat het in heeft, ende 't quaedt inde wieghe 52 te smooren. Men deunt daer met geen' quakken, die een heele⁵² 53 gemeente aen 't hollen konnen helpen. Dit 's met ons verre te 54 zoeken: zal UE zeggen; ende ick, God beter 't: die UE ende alle 55 de zijnen in eere ende voorspoedt bewaere, ende in UE goede 56 gunste, 57 Monsr mon frere, 58 Altijds U E 59 gansdienstwen broeder 60 P C Hóóft.  61 UE pennen zijn mij geworden. Maer ick spaerze als begijnekoek: 62 meest ten aenzien van UE zelve, die zich aen geen poppen van⁶² 63 gepronkte letters gewoon is te vergaepen. 64 Aan Dirk Haek zend ick maer twee aemen; om dat mij dunkt de 65 halve den wijnkooper Paris toekomt, als niet betaelt zijnde.   Beschouwingen over de verwoesting van Maagdenburg. 4 welk verband er tussen Haek, Crujs en Baak bestaat, blijkt niet. 6 met gemoede: goedschiks. 7 ujtgekipt: uitgebroed. 12 eenen: iemand. 13 geen eenen: niet dezelfde. 14 hebben...manier: daar is het een vaste hebbelijkheid van (een lidw.). 18 aerzeling liep: achteruitging. 20 bekoring lijden: in verleiding verkeren. 24 hinder: nadeel; versteken: beroven. De brand van Maagdenburg schijnt danook niet Tilly's bedoeling te zijn geweest. 28 trouwen: waarachtig! 29 lejdt: ligt. 32 raedt: middel. 37 Zij zoude enz.: Wij, de tegenpartij, hebben meer belang bij een totaal verwoeste stad. 39 van de verwen: over de kleuren. 42 geen getij altoos kavelt: helemaal naast de roos schiet (getij kavelen: eb en vloed berekenen, fig. het gunstige ogenblik afwachten en kiezen. WNT kavelen 1903). 49 ende (weeten). 50 immers: althans. 52 Men...helpen: Men (nl. de regering) maakt daar geen grapjes over malligheden die een hele bevolking op de been kunnen brengen. met: bij. 62 poppen van gepronkte letters: sierlijke, fraaie pronkstukken van letters (‘zeer ongewoon’ WNT pop (II) 3419). {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} 459 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.135. Loont.   1 Monsr mon frere,  2 'T is een' grouwlijke verzekering, die UE mij doet van 't verlies 3 van Maeghdenburgh, en Frankfort voor die stadt een erbarmelijke³ 4 wissel voor ons: niet min als Wezel voor Amersfoort, voor den⁴ 5 den vijant was.⁵ 6 De duisternis stopt mijn' pen. Dit moet 'er niettemin ujt dat U E⁶ 7 mij hooghlijk verplichten zal, dewijl 't zoo lange duirt met mijn' 8 Neef de Rijke, zoo 't haer gelieft den brief voorts te helpen. Maer 9 achte noodeloos daerom ijemant ujt de Wijk af te zeinden, niet⁹ 10 twijfelende, oft tzijnent en zal ijemant t'hujs zijn die hem, nevens 11 eenighe andere behoeften wel zal konnen over wegh krijghen.¹¹ 12 Maer UE gelieve 'er in te stoppen 't geen deze besloten heeft,¹² 13 behalven de loopmaeren, ende blijve met Joffre ma Soeur UE 14 waerde helfte, den goeden God bevolen, naer hartlijke groete ende 15 gebiedenis 16 Monsr et frere, van 17 U E 18 Gansdienstwen Broeder 19 P C Hóóft. 18 Bijder tast, ujt mijn 19 Toorentjen. 2 Junij, 1631.   Lopende zaken. 3 Frankfort a.d. Oder was door Zweden ingenomen als rugdekking tegenover Polen. 4 wissel: ruil. 5 nl. in 1629. 6 stopt: doet stilstaan (WNT stoppen 1963 9 b). 9 de Wijk: Beverwijk, waar de Baaks de buitenplaats Scheybeeck hadden. 11 over wegh krijghen: versturen. 12 't geen deze besloten heeft: wat hier als bijlage in zit. {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} 460 Aenden H. Fiscael N. van Kinschot. Minuut. UBA II C 11.230. T. in het onderschrift Eeuwlijk niet stellig gelezen. 1 Ede &c.  2 UEd. schrijven vanden iijen dezer is mij niet voor gisteravont ge- 3 worden. Meester Wijbrant Jacobsz daerin gemelt, is mij van naeme³ 4 genoegh bekent, als zijnde al inden jare 1612 op den 12 Octobre bij 5 Schepenen van Naerden gebannen, ter zaeke van een' manslaght 6 tot Hujzen bedreven. Men mompelt noch van een' andere in 7 Noorthollandt, sedert de laeste inde Loosdrecht begaen. Ben wel 8 verwittight, dat hij bij wijlen zich vervordert in 't dorp van Hujzen⁸ 9 te vinden: ook tot Blarikom maer 't is ter slujk, inder ijl, ende verre 10 van woonen. Dies heeftmen hem tot tweemaels toe gemist te be- 11 trappen. Ende zal 't daer niet bij laten, als wetende, wat ick der 12 Justitie ende UEd. geboden schuldigh ben, maer om hem wis te¹² 13 neemen, waer mijns bedunkens 't naest, ujt naem van UEd. oft den¹³ 14 Hove aen 't Hof van Ujtrecht te schrijven, gemerkt hij, zoo ick¹⁴-¹⁵ 15 hoor, tot Bunschoten hujs houdt. Doch zal UEd. verre best weeten¹⁵ 16 te oordeelen, hoe hierin te handelen stae. Waer toe ick mij ge- 17 draeghe, God biddende van heeler harte, 18 Ede &c. UEd. met alle de zijnen, in eere ende voorspoet altijds te 19 bewaeren, ende in haer goede gunste 20 Vanden Hujze te Mujden, 21 8 Junij 1631. 20 UEd. 21 [...] dienstwen 22 P C Hóóft.   Inlichtingen over de chirurgijn Wijbrandt Jacobsz. 3 vgl. 50. 8 zich vervordert: zich verstout (haplologisch: men verwacht tweemaal zich). 12 UEd. (gen.); om...neemen: om hem zeker in onze macht te krijgen. 13 waer 't naest: zou het 't beste zijn. 14-15 nl. om hem uitgeleverd te krijgen. 15 verre best: verreweg het best. {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} 461 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 68. Hs. Watervlek. (Baak: 1631 Muijden 9 Junij beantw 11 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Men verlangt zich hier het hart aen stukken, nae kundschap van de 3 toght des Prinssen. Wij hebben over acht daeghen gehoort dat het³ 4 hajr aen 't trekken was. Ende mits dat met eenen niet vernomen⁴ 5 wert van 't berennen der stad Brugge, 't welk om de naebijheit 6 teffens behoorde geboodschapt te werden, heb Ick mij hoope ge- 7 geven, dat het op ijet grooters gemunt zij. Want nae dat ick door 8 mijnen neef de Rijke, bericht wort, die in Vlaenderen wel bedreven 9 is, ook van anderen kennis van die geleghenheit hebbende, is Brug 10 ons van kleen verlank, en groote kosten, als onbequaem om de 11 schattingpalen veel ujt te brejden, en grenzende met d'eene zijde¹¹ 12 aen de hardde, die den Vijant tot een' gemakkelijken trap kan¹² 13 dienen, om het weder te veroveren. Doch zoo de Prins daer 't zeil 14 strijkt, ick verwerp alle andere oordeelen, op vertrouwen, dat zijne 15 Vorst: Doorl. haer' maete niet quaelijk genoomen zal hebben.¹⁵ 16 Luttel min honghert mij, nae de tijdingen ujt Duitslandt, en de 17 hoope, die men hebben magh, om de schaede van Maeghdenburgh 18 te verwinnen. De naestleste loopmaeren, zoo ick wel onthouden 19 heb, roeren zekere harde voorwaerden aen, die de Sweed, den 20 Brandenburgher zocht op te dringen. Zoo doende moghtmen²⁰ 21 lichtlijk de koorde van 't nieuw verbondt aen einden trekken; 22 alhoewel liefst te gelooven heb, dat de maght der Duitschen, dus 23 lang bij mangel van moed en orde, onder geleghen hebbende,²³ 24 door de harde spooren, waermeê haer de Kaizar berijdt, zich ver- 25 kloeken zal de draghlijke quellingen te dulden, ende 't bezonder 26 leedt, den gemeenen beste, te schenken. En zeker die d'ervaerenheit²⁶ 27 hoort spreken van onze beginselen, ende 't geen in Duitslandt onder²⁷ 28 Kaizar Karel is toegekomen, zal haer toestaen, dat de koelmoedig-²⁸ 29 heit dezer volken, zich tot ernst nocht ijver weet te stellen, voor dat 30 zij plat getreden zijn. De maght is ongetwijfelt groot, waer ze wel³⁰ 31 verknocht en te raede gehouden. Zoo 't de Sax goedt meent, het 32 spel is noch niet ujt: Indien anders, zoo is den Sweed niet beter, als³² {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 nae de daeghelijksche kreet van onze maetroozen te luisteren: 34 Houw vast, en beleg. Om de waerheit te zeggen, Ick duckt het³⁴ 35 daerop ujtkomen wil, ende dat de geenen, die meest met hem be-³⁵ 36 hulpen hebben gescheenen, zich zijns wel meest ontdanken mogh-³⁶ 37 ten. Wel wensch ick hierin een valsch propheet te zijn. Ook is 't³⁷ 38 mijne maer een' mijmeren, en maelen inde lucht. UE zal ter over-³⁸ 39 koomst van dezen, ujt de Wijk, hoop ick, gekeert zijn, mijnen 40 brief door den eenen oft anderen wegh aen mijn' Neef de Rijke 41 bestelt hebben, ende ons op morghen deelinge doen, aen 't geene⁴¹ 42 dat daer omgaet. Doch ist te drok een dagh, ick lijde mij gaeren tot⁴² 43 overmorghen, vertrouwende UE niet eeuwlijk vergeten zal, 44 Monsr mon frere, 45 U E 46 Altijds dienstwen broeder 47 P C Hóóft. 46 Ujt mijn Toorentjen, 47 9 Junij. 1631.   Militair en politiek nieuws. 3 Frederik Hendrik ondernam een tocht langs Brugge naar de zeerovershaven Duinkerken. 4 hajr = hejr, ook elders bij Hooft. 11 schattingpalen ujtbrejden: het belastingplichtige gebied uitbreiden. 12 de hardde: de harde grond, tevens hoger terrein, dat niet geinundeerd kan worden. 15 haer' maete...hebben: zijn krachten in verhouding tot zijn doel wel goed berekend zal hebben. 20 moghtmen...trekken: kon men licht de band van 't nieuwe bondgenootschap tussen Zweden en Brandenburg in stukken trekken. 23 door...berijdt: door de (ondragelijke) kwellingen die de keizerlijke troepen hun aandoen, zich vermannen om de dragelijke te dulden en het persoonlijke leed voor het algemeen welzijn over te hebben. 26 d' ervaerenheit: mensen met ervaring, die 't zich herinneren. 27 beginselen: het begin van de Nederlandse onafhankelijkheid. 28 toegekomen: voorgevallen; toestaen: toegeven; koelmoedigheit: traagheid van geest en gemoed (WNT koelmoedig Afl. 4956 alleen deze plaats in deze betekenis). 30 waer...gehouden: als de krachten gebundeld en niet verspild waren. 32 zoo...beter: dan is er voor de Zweden niets beters. 34 kreet ter begeleiding van het vastzetten van een scheepskabel op een klamp of kaapstander, door meer dan éen man. Dus: houd vast wat je hebt! 35 met hem behulpen (beholpen): door hem geholpen, gered. 36 zich zijns ontdanken: het tegendeel van hem danken (WNT ontdanken 1826 1o). 37 't mijne: wat ik doe. 38 ter...dezen: als deze brief aankomt. 41 deelinge doen, aen: deel doen hebben aan. 42 ick lijde mij: ik heb geduld. {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} 462 Aen Zijne Vorstl. Doorl. Minuut. UBA II C 11.231. T. in r. 22 is gestoolen het laatste woord van een onvoltooide doorhaling. 1 Doorlughtighste, Hooghgebooren Vorst, genaedighste Heer  2 Voor op gisteren niet, en is mij geëxhibeert de reqe van Cornelis² 3 Martensz. van Langevelt oft der Mije in Bodegraeve, met het³ 4 appoinctement bij uwe Vorstl. Doorl. den 27 Feb. lestleden daer op 5 verleent. Om 't welke onderdaenighlijken te voldoen ick haer heb 6 te representeren, hoe de suppliant, in den jaere 1625, op den xjen 7 van Maije, aen den avont, komende nevens eenen Pieter Henrixz., 8 gewandelt binnen Mujden ontrent de brugge, bejeghent is van⁸ 9 eenen Willem Janszoon, smidt zijns handwerx; dewelke, zoomen 10 meent te zeer bij dranke zijnde, hen bestondt aen te spreken, met 11 deze woorden genoeghzaem in forme: Hans Kujjer (zoo noemtmen¹¹ 12 veeltijds alhier de vreemdelingen, die van 't eene quartier in 't ander, 13 met delven, dijken en diergelijk huismanswerk, hunnen kost gaen 14 zoeken) hoe smaekten u de einden, die ghij gestoolen hebt? Waer¹⁴ 15 op de voornoemde Pieter Henrixzoon antwoorde wij en hebben 16 geen einden gestolen; ende gink voort zijnes weeghs. Maer de 17 suppliant zich keerende tot den voors Willem Jansz., Ick hebbe, 18 zeid' hij, 't voorleden jaer binnen Mujden geslaepen, laet ijemant 19 spreken, oft ick hem te kort gedaen heb. Wat zegt ghij dat ick 20 einden gestolen heb? Daer Willem Jansz. op voeghde: ick heb niet²⁰ 21 gestolen. Zeide voorder de suppliant. Wat hebben wij dan gesto- 22 len? [gestoolen] ende Willem wederom: ghij hebt mij niet ont-²² 23 stolen. Met welk bescheit, de verbolghenheit des suppliants door 24 de voors insimulatie van diefte ontsteken, niet gepaejt zijnde, heeft²⁴ 25 hij zijn mes op den voors Willem getrokken. Die van gelijken 26 doende, ende zich terweere stellende, van hem in de rechter zijde 27 tussen de ribben heftelijk gegrieft, ende aen die wonde overleden is.²⁷ 28 De suppliant derhalven, zich voorts nae 't perpetreren der man- 29 slaght, op de vlught begeven hebbende, is, door mij, naer gewoonte²⁹ 30 doen indaeghen, ende niet comparerende, bij den gerechte van 31 Mujden, den 24en Sep. des zelven jaers, gebannen, met confiscatie 32 van goederen; zoo hij der eenighe moght hebben, gelijk ujt de³² 33 informen ende sententie hier nevens gevoeght, te zien is. Maer is de 34 voors confiscatie gebleven zonder effect; niet zijnde konnen be-³⁴ 35 vonden worden, dat hij eenighe middelen had. Doch en heb ick 36 nojt voor de toekoomste van dit faict, 't welk met de maeghen van 37 den nedergeslaeghen solemnelijk gezoent is, zijnen naem, met ijet 38 desgelijx beruchtight gevonden. Hoe hij zich ook zedert magh {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 hebben gecomporteert, is mij, mits de longinquitejt zijner absentie,³⁹ 40 eighentlijk onbekent: doch bij attestatie van den Lieutenant des⁴⁰ 41 Graeven van Waldek, voorgekomen, dat hij zich in 's lands dienst⁴¹ 42 begeven, ende in 't surpreneren der stadt Wezel, eerlijk zoude⁴² 43 gequeten hebben. 'T welk gepresupposeert, mij, onder verbete-⁴³ 44 ringe, geen onwaerdigh subject zonde dunken, om de goedertieren- 45 heit uwer Vorstl. Doorl. te moveren, tot de genaede, waerom hij⁴⁵ 46 dezelve is implorerende. Ende mij gedestitueert vindende van⁴⁶ 47 stoffe, om haer wijders in dezen te dienen, kusse in aller ootmoedt 48 haere vorstelijke, victorieuse hant, God biddende, 49 Doorlughtighe, Hooghgeboore Vorst, genaedighste Heere, 50 met zegening van haer' heroïque desseins Uwe Vorstel. Doorl. 51 altoos te behoeden, ende in haer' goede gratie  52 Vanden Hujze te 53 Mujden, den 15en 54 Junij. 1631. 52 Uwer Vorstl. Doorl. 53 onderdaensten getrouwsten 54 dienaer 55 P C Hóóft.   Hooft geeft de Prins inlichtingen over een doodslag en bepleit gratie. 2 Voor op gisteren niet: Niet eerder dan gisteren; geëxhibeert: vertoond. 3 met...verleent: met het bevel (nl. om de zaak toe te lichten) door U.V.D. 27 feb. jl. gegeven. 8 bejeghent: tegemoetgetreden. 11 genoeghzaem in forme: ongeveer letterlijk. 14 einden: touwen. 20 niet: niets. 22 (blijkens de volgende zin moet de nadruk vallen op mij). 24 insimulatie: beschuldiging. 27 gegrieft (is): gewond is (Mem. 9). 29 is doen indaeghen (ook: is gedaen indaeghen): heb ik laten dagvaarden. 32 der: er. 34 niet zijnde konnen bevonden worden: daar men niet heeft kunnen vaststellen. 39 longinquiteit: langdurigheid. 40 eighentlijk onbekent: niet precies bekend. 41 (mij is) voorgekomen: heb ik vernomen. 42 surpreneren: verrassen; eerlijk...hebben: met ere van zijn plicht gekweten zou hebben. 43 'T welk gepresupposeert: Dit vooropgesteld; mij...dunken: zou hij mij geen onwaardig persoon dunken. 45 moveren: bewegen. 46 is implorerende: smeekt. mij gedestitueert vindende van: niet hebbende. {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} 463 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.133 en 134, het onderschrift is een kattebel, genummerd 133. (Baak: Muyden 17 & 18 Junij beantw 20 ditto) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 UE lang swijghen zeide mij genoegh, dat zij ujt der stadt moest² 3 zijn, tot den ontfang van UE laesten, daer de koorts, zoo ick denk, 4 UE het daghteken, in heeft doen vergeten. Ach waer zij zoo⁴ 5 vergetel, in, zelf op haeren dagh te passen! Ick had' die hoop al 6 gemijnt, op 't oordeelen van UE arts, dat haer aen korte daeghen⁶ 7 bondt. Maer de roozen ontvallen mij, nu ick gister woort nocht⁷ 8 windt van UE vernomen heb. Echter slae mij 't quaedst ujt den⁸ 9 hoofde, ende geeve liever de schult aen de drokheit vanden maen- 10 dagh als aen de ziekte. 'T zij, zoo 't zij. Dewijl UE in allen gevalle 11 noch aende laegher wal is, zoud' het tijdtlijker wezen haer, met¹¹ 12 eenigh ingelejdt ooft, oft diergelijke lieflijkheit, zoetlijk te ver-¹² 13 quikken, als met de maghtighe smaekelijkheit van groene gengber, 14 en mannenlekkernij, gelijk Tacitus opschaft, in stede van sterken, 15 Conserven t'ontstellen. Niettemin, dewijl dezes mans zult wel duiren kan,¹⁵ 16 zeind 'er een potjen af, om ter goeder gelegenheit, gëoorbaert te¹⁶ 17 worden. Naerdien ick duchte, UE zich in state vindt, om, niet zoo 18 ras, mijnen brief aen mijn' neef de Rijke, te konnen, zelf behandi- 19 ghen, zal goedt zijn, dien aen zijne E te doen zenden, door UE 20 dienaer, met bijvoeghen der rede, waerom aldaer zoo lange vertoeft²⁰ 21 heeft. Ick heb bewijzinge vande HH van de Reke over de ver-²¹ 22 timmering alhier laest geschiedt, op den Rentmr Colterman, ter 23 somme van gl 1111 &c. Indien 't nu UE bekenden tot Haerlem 24 moght te passe koomen, daerom vervolgh te doen, zoude mij²⁴ 25 aengenaem zijn, ende hunne moejte ten danke geloont worden.²⁵ 26 Bidde dan om eenigh bescheit hierop, ende God almaghtigh, U E 27 Monsr mon frere te verleenen, haere oude gezontheit, nevens de 28 vulte haerder goede begeerten, blijvende, 29 U E 30 Gansdienstwe broeder 31 P C Hóóft. 30 Ujt mijn Toorentjen. 31 den 17en Junio. 1631. {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 Monsr mon frere, 33 Nae 't bestellen van dezen te rug gekeert bij mangel van veerschuit, 34 gewert mij gisteravont heel laet d'uwe met de weektijdingen, die 35 dank hebbe, voor 't maeken van den mijnen tot een' valschen 36 propheet, in 't stuk der koortz: vande welke UE verlost is, der-³⁶ 37 welke niet naeders te zeggen heb, als mijne wensche, dat UE 38 gezontheit lang dujren moghe, nevens verversching van dienstighe 39 gebiedenis. 40 18 Junij.   Lopende zaken. 2 genoegh: vrijwel (WNT genoeg 1557 XVIIde e.). 4 zij: de koorts, de anderdaagse die om de andere dag, of de derdendaagse die om twee de dagen terugkwam. 6 gemijnt: tot de mijne gemaakt; aen korte daeghen binden: nog maar weinig tijd geven. 7 de roozen ontvallen mij: niet in WNT; op grond van ontelbare tropen met ‘roos’ in de een of andere gunstige betekenis, kan Hooft bedoelen: het geluk ontvalt mij. 8 slae (ick): zet ik. 11 tijdtlijker: meer van pas. 12 ingelejdt: gekonfijt; als...ontstellen: dan met de sterke smakelijkheid van groene gember, een mannenlekkernij zoals Tacitus opdient, (uw maag) van streek te maken in plaats van te versterken. 15 wel duiren kan: goed houdbaar is. 16 gëoorbaert: genuttigd. 20 rede: reden; waerom (hij); aldaer: in Baak's huis. 21 bewijzinge: betalingsorder. 24 daerom vervolgh doen: daar werk van maken. 25 vulte: volheid. 36 derwelke: aan wie (aan welke Edelheit). {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} 464 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 69. Hs. enkel vel, door het uitvouwen aan de benedenhoeken beschadigd. Tekstverlies. Emendaties r. 15 lujden, r. 22 genoeghen, r. 23 gesins. (Baak: Muyden 20 Junij 1631 beantw 23 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Hier nevens heeft UE het eindt van den dwingelandt Tiberius. 3 Zaelighe werelt, waer de dwingelandije met hem gestorven. De³ 4 volghende boeken wijzen wel anders ujt. Met de vertaelinge der-⁴ 5 welke, indien UE gedient is, heeft mij te gebieden. Wel zoud' ick 6 bidden, om daerin met wat meer gemaks te moghen gaen. 'T ge- 7 wight der stoffe is anders des wel waerdigh. Oft zoo UE met de 8 Historien beholpen is, zal die vervolghen, van daer het gelaten heb:⁸ 9 ende zien, 'er, wat stijver tredt op te zetten. Want de munt van 10 UE daeghelijksche nieuwmaeren, en gunstighe geneghenheit, door 11 veelerleij' moejte, bewezen, en weete niet, dan met d'aeloutheit 12 van deze naegebootste potpenningen, ten deele te vergelden. Mijn¹² 13 laeste was van lestleden dingsdaeghe, waer op ick nevens bescheidt 14 van 't overleveren vanden brief aen mijnen neeve de Rijke, zal 15 antwoort verwachten, oft UE lujde[.] tot Haerlem mij zouden¹⁵ 16 moghen gerieven met vervolgh van gl 1111 &c, vanden Rentmr¹⁶ 17 Colterman in voldoening der vertimmeringe hier gevallen. Jegen-¹⁷ 18 woordelijk komt mij d'uwe van dezen daeghe ter handt, ende is¹⁸ 19 van avont te laet een' gedenkenis in te stellen, om nevens 't bewijs- 20 schrift nae Haerlem te gaen. Maer dank heb UE voor 't bestellen 21 van den brief aen de Rijke, ende God almaghtigh voor UE gezont- 22 heit die lange duiren moet, tot g[-]oeghen van Joffre ma soeur 23 ende onderstandt haers ge[-]s, die ik altzaemen der Godlijke 24 genaede bevolen laet, blijvende, 25 Monsr mon frere, 26 U E 27 gansdienstwe broeder 28 P C Hóóft. 27 Ujt mijn toorentjen, over 28 achten. 20 Junio, 1631. {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} Lopende zaken. 3 waer...gestorven: als de tirannie met hem gestorven was. 4 Met...is: En als U gaarne de vertaling daarvan hebt. 8 beholpen is met de Historien: genoeg hebt aan de Historiae. 12 naegebootste potpenningen: vertaalde schatten (WNT pot (II) 3715). 15 UE (gen.) luijden: P. van der Kindert? 16 vervolgh: inning. 17 gevallen: plaatsgehad hebbende. 18 Jegenwoordelijk: op 't ogenblik; ende is...stellen: (inversie) en het is vanavond te laat om een memorandum op te stellen. {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} 465 A Monsr Monsieur Joost Baak, bij 't oudemannenhujs in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 70. Hs. watervlek. (Baak: Muyden 1 Julj 1631 beantw 7 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 UE welgegronde gissingen, ende 't getuighenis der loopmaeren, 3 stijven mij in 't gevoelen, dat de Sweed, het schip wel half, op³ 4 móóij weêr gelaeden heeft. 'T is een moedigh Heer; en zulke harten⁴ 5 planten de voetstappen wel diep inde slib der hoope. Hij zal zich⁵ 6 ingebeelt hebben, dat de Duitsche vorsten, door 't hoogh en 7 scherp vlieghen vanden Arent, op de wip staende, om hem t'ont-⁷ 8 wijken, oft een voordeel af te zien, zich door zijne jeghenwoordig-⁸ 9 heit, voorts zouden laeten stooten, daer 't scheen dat zij wezen⁹ 10 wilden: te weten, in den oorlogh. Maer de Sax dunkt mij een vorst, 11 die met loode voeten gaet, ende van 't volk die de koe gebonden¹¹ 12 willen hebben, al isze doodt. Hij is 't roer van 't schip onder de 13 zijnen, en alles ziet nae zijn' mondt nu. Zoo hij zijn geldt en kraften¹³ 14 eenen vreemden in handen stelt, adieu achtbaerheit, adieu ontzich.¹⁴ 15 Want men leeft dan op genaede vanden geenen, dienmen meester 16 maekt. De naerijver heeft zeenuwen en spieren, in die groote ge-¹⁶ 17 moeden: ende noode zien zij den oppervorst veranderen, daer 't¹⁷ 18 eenighzins nae beschooren schijnt, oft zij moeten zich zelven zijn' 19 plaets toeleggen. D'oude dienstbaerheit valt draghelijxt; niet alleen,¹⁹ 20 om dat versche vlieghen, met eenen leedighen bujk aenkoomen;²⁰ 21 maer ook, om dat het spijtigh is, verbij gezeilt te worden, al blijft-²¹ 22 men eeven voorlijk in de rij, ende dat d'eerste d'achterste wort. 23 Het graeuw niettemin isser zoo aen, dat het de jeghenwoordighe²³ 24 heerschappije altijds lastighst vindt, en een juk van hout swaerder²⁴ 25 op den hals, als een van loot, dat zij niet en voelen. Verandering is 26 altijds bekoorlijk, ende wort veeltijds zoo zeer gezocht, zeidt een²⁶ 27 wereltwijz man, van den geenen, die wel, als die quaelijk staet.²⁷ 28 Dies zoude mij geen wonder doen, dat de gemeente, al oordeeldze 29 schoon 't beswaer van den Sweed niet minder als dat van den 30 Kaizar te zijn, dezen afviel, om den haet dien zij hem draeghen.³⁰ 31 Want daer de schaelen gelijk hangen, doetze 't minste gewight³¹ {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 overslaen: ick laet staen een hartstoght zoo groot van naedruk, als 33 de verbolghenheit, diemen niet ophoudt te terghen. Voor mij, ick 34 zie 't daer voor aen, dat de Sax en zijn bontgenooten den Sweed 35 gaeren voor eenen bulbak zouden bezighen, om den Kaizar zoo³⁵ 36 vervaert te maeken, dat hij zich de roozen van 't gëeischte geestelijk³⁶ 37 goedt, ontvallen liet. Dan, meene, zouden zij 't verre genoegh, ende³⁷ 38 de koning ujt hebben. Maer deze vos is ook voor een gat niet te³⁸ 39 vangen. Ondertussen zal 't den anderen ook konst zijn zoo te passen,³⁹ 40 ende hunnen toeleg in 't lidt te treffen. Want eer zij hier toe komen,⁴⁰ 41 moght Sweden oft Oostenrijk wel zoo verre onder oft over raeken,⁴¹ 42 dat het hun van d'eene zijde met de geestelijke brok mislukte, die⁴² 43 zij zouden moeten ujtbraeken, oft van d'andre zijde, de koning over⁴³ 44 't hooft wies. Maer wij kouten van 't werk, gelijk onze geestelijk-⁴⁴ 45 heit van de hemelsche verborghentheden; die op helsche open- 46 baringen van twist en scheuring, ujtkoomen. Die 't Leipsichsche⁴⁶ 47 slot wist, daer waer een fraeije lantaeren, om zulke gaeten wat beter⁴⁷ 48 door te zien. Noch zoud' het quaedt genoegh zijn, om de duistere⁴⁸ 49 letters van Heereboeken, tzaemen te brengen, ende den rechten zin 50 daer ujt te spellen. Zij moeten evenwel lijden, dat wij daer nae slaen⁵⁰ 51 als de blinde nae 't eij; zoomen zeidt. Even alleens leidtmen en⁵¹ 52 starooght, inde aenslaeghen des Prinssen. Ick sprak mijn' neef 53 P J Hóóft laest ter loop; maer, 't schijnt, men inde vroedschap, niet 54 bevroeden kan, waer 't vast is. Mij was hoope gegeven, dat het⁵⁴ 55 grijnzen vande twee maghten, op een aenbinden van bestands-⁵⁵ 56 handel ujt komen wilde. Ende vond ick, in dien gevalle, de kosten 57 wel besteedt. Dan de maer is zoo goedt niet, nae ick hoor. Dank⁵⁷ 58 heb UE voor 't gedenken, aen mijn' boodschap tot Haerlem. Dat⁵⁸ 59 doet mij vertrouwen, dat het boek van Wijtz niet vergeten wordt. 60 Zoo en doet ook Tacitus van mij niet. Maer Jofrrouw Tols is hier:⁶⁰ 61 haer man nae Hamburgh, om nootzaeken. Mijn' huisvrouw heeft⁶¹ 62 meer aen mij in 't vat, dan dat ick zoude konnen ledigh staen, 63 eenighe daeghen in 't vier te werpen, om haer oudste speelnootjen⁶³ 64 te vieren, en speelen te leiden. Dit maekt een groot glop in mijn⁶⁴ 65 daeghelijksch bedrijf. Ick anders, ben niet zeer zoet op dusdaene⁶⁵ 66 oorlofdaeghen: ende als ick immers ujt te spannen had, deed het⁶⁶ 67 liever in gezelschap van lujden van wetenschap, als UE ende d'H.⁶⁷ 68 ridder Reael. Moght 'er ujt vallen, laet ons UEE eens zien. Doch⁶⁸ 69 om te vernachten diender wat gebejdt. Want wij hebben 't hujs vol⁶⁹ 70 kinderen; drie van Joffre Tol, 2 van mijn zuster van Zurk, 3 vande⁷⁰ 71 onze. Mijn Toorentjen nochtans wordt weenigh aengevochten,⁷¹ 72 waer in ick eerlang ijet van Tacitus hoope ujt te broeden, dat UE 73 moghelijk monden zal: die, met alle de haeren, {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} 74 Monsr mon frere, Gode, in genaede, bevolen zij, nevens hartlijke 75 groete ende gebiedenis van 76 U E 77 Weldienstwen broeder 78 P C Hóóft. 77 Vanden Hujze te Mujden, 78 jen Julio. 1631.   Speculaties over de oorlogsgebeurtenissen in Duitsland en de politieke situatie. - Lopende zaken. 3 het schip op móóij weêr gelaeden heeft: het schip zo geladen heeft, als bij de verwachting van mooi weer, dus voorspoed, past; wel half: tenminste voor de helft, enigermate (WNT half 1609 b). 4 en...hoope: en zulke dapperen (meton. WNT hart (I) 36 III,II) doen anderen de voeten diep (dus stevig) in de glibberende hoop zetten. 5 zich...hebben: het denkbeeld gekoesterd hebben (zonder ongunstige bijbetekenis). 7 Arent: zinnebeeld van moed, sterkte en overwinning, hier Gustaaf Adolf (WNT arend 616 2); op de wip staande: de keus hebbende. 8 (hem) een voordeel af te zien: hem een voordeel af te pikken. 9 voorts: meteen (of: voorvoegsel van voortstooten); daer: daarheen, waar. 11 (dunkt mij) van 't volk: schijnt mij toe, tot de mensen te behoren; de koe...doodt: zegswijze om overvoorzichtigheid aan te duiden; men denke aan het vastbinden van de achterpoten tijdens het melken. 13 de zijnen, nl. de Duitse vorsten. 14 eenen vreemden, nl. Gustaaf Adolf. 16 De...spieren: De naijver leeft sterk; groote gemoeden: gemoederen van de groten. 17 ende noode...toeleggen: en zij zien liever geen andere oppervorst optreden - waar de omstandigheden enigszins heen drijven - tenzij zij zichzelf die positie toedenken. 19 D' oude dienstbaerheit: Het gehoorzamen aan degeen aan wie men gewend was te gehoorzamen. 20 versche vlieghen: nieuwelingen, b.v. ambtenaren. 21 verbij gezeilt: gepasseerd; al blijftmen enz.: het beeld zegt, dat men de eerste onder zijn landgenoten blijft, maar achter alle nieuwelingen komt te staan. 23 Het graeuw isser zoo aen: Het gemene volk is er zo aan toe, het is met het g.v. zo gesteld. 24 lastighst: het zwaarst, en zwaarder dan een niet-tegenwoordige heerschappij. 26 zoo zeer: evenzeer. 27 van den geenen...staet: door hem die er goed, als door wie er slecht aan toe is. 30 dezen, hem: de Keizer. 31 daer: wanneer, waar. 35 bulbak: boeman (WNT bulbak 1880 3). 36 roozen (fig.): schatten, nl. de geestelijke goederen, die volgens het keizerlijk restitutie-edict van 6 maart 1629 teruggegeven moesten worden, een voorname inzet van de oorlog in Duitsland. 37 Dan, meene(ick), zouden...hebben: Dan zouden n.m.m. de vorsten genoeg bereikt hebben en Gustaaf Adolf's rol uitgespeeld zijn. 38 deze vos...vangen: deze slimmerd kan niet met eenvoudige middelen verschalkt worden (een telw.) 39 't zoo te passen: hun maatregelen zo nauwkeurig te nemen. 40 ende...treffen: en hun plan precies uit te voeren (WNT lid (I) gewricht 2014 5 fig.). Die toeleg was gebleken tijdens het convent van de protestantse vorsten te Leipzig feb.-apr. 1631: de opheffing van het restitutie-edict te verkrijgen maar overigens neutraal te blijven. 41 over: boven (wat Hooft hier zegt gebeurt in september 1631: Gustaaf Adolf wint de slag bij Breitenfeld en de protestantse vorsten sluiten zich bij hem aan). 42 dat het...ujtbraeken: dat het òf hun met de geestelijke goederen mislukte, en zij die zouden moeten teruggeven. 43 de koning: Gustaaf Adolf. 44 kouten van 't werk: babbelen over de politieke en militaire zaken. 46 Die...wist: Wie de besluiten van de Leipzigse conventie kende. 47 daer waer: daar ware, dan had je. 48 Noch...zijn: Toch zou het nog moeilijk genoeg zijn; de duistere...brengen: de moeilijk te begrijpen factoren van de vorstendenkbeelden te combineren. 50 spellen: lezen; Zij, nl. de vorstenplannen; daer...eij: er in 't wilde weg een slag naar slaan (geblinddoekt naar een opgehangen ei slaan was een oud volksvermaak, vgl. WNT ei 3974). 51 lejdtmen en starooght in: ligt men te staren naar. 54 waer 't vast is: hoe de vork in de steel zit (WNT vast 677 zegsw. waar 't eind aan vast is). 55 grijnzen (WNT grijnzen 730): lelijk (tegen iemand) doen; bestandshandel: onderhandeling over een wapenstilstand. 57 Dan...niet: Maar de berichten zijn zo gunstig niet. 58 gedenken, aen: denken aan, niet vergeten; Dat doet enz.: hiermee herinnert de schr. Baak aan het kopiëren van Wijtz' Veltslaaghen. 60 Zoo enz.: Tacitus wordt ook door mij niet vergeten. 61 nootzaeken: dringende aangelegenheden (WNT noodzaak 2111 2). 63 in 't vat: te goed. 64 vieren: feestelijk ontvangen; speelen te leiden: voor haar genoegen mee uit te nemen (WNT spelen 2699); glop: gat, hap (WNT glop 149). 65 bedrijf: bezigheid. 66 oorlofdaeghen: vakantiedagen; als...had: als ik mij nu eenmaal moest ontspannen. 67 lujden van wetenschap: mensen die veel weten. 68 'er ujt vallen: er tijd voor zijn. 69 diender (diend' er) wat gebejdt: zou er wat gewacht dienen te worden. 70 mijn zuster van Zurk: Lucretia Hellemans, vr. van Emanuel van Zurk. 71 aangevochten: belaagd. {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} 466 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oude-mannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 71. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 1631 17 Julj beantw 22 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 'T is een hart gelagh voor den Brandenburgher, zoo de loopmaeren 3 de waerheit zeggen, ende dat hij, genoeg ujt dwang den Sweedt tot³ 4 beschermheer genomen heeft. Bartelottj schrijft mij 'tzelve. Maer 5 is 't een' gemaekte mouw, gelijk dikwils beurt, ende om een'⁵ 6 achterdeur open te houden, zoo de Kaizar boven valt, zoo vergeef 7 ick hem zijn' lafheit, ende den Sweedt zijn' baldaedigheit. Dan⁷ 8 vreeze dat het ernst is, ende 't ellendigh Duitslandt in drie parthijen⁸ 9 zal geklieft blijven. Men geeft den Sax schoone woorden: ende⁹ 10 schijnt hij te luisteren. Maer die tweemaels op een klip verzeilt,¹⁰ 11 schelt Neptuin t'onrecht, zeit het Latijnsch spreekwoordt. Is hij 12 wijs, hij zal zich aen geenen schijn vergaepen; maer peinzen hoe¹² 13 hem gehouden wort, 't geen inden aenvang der Boheemsche 14 oorloghe belooft was. Fij, dat Vrankrijk nu juist de handen, met de¹⁴ 15 sporling van Monsr, gebonden zijn, en Engelandt ujtgeput, eer 't¹⁵ 16 wist dat gelt waer was. Die kroonen konnen anders 't werk in een'¹⁶ 17 andre plooij zetten. 18 Hier bij heeft UE een lap van Tacitus die UE gaerne zoude aen 't 19 dubblen van Wijtzen boek doen denken, als zij 't zich, om haer¹⁹ 20 kleenheit niet en schaemde. Doch hoope dat UE gunst het kort zal²⁰ 21 vol maeken. 22 Dewijl nu vooreerst Dirk Haek niet te bezighen heb, zoude gaeren²² 23 d'ouwde schult vanden voorleden winter afdoen. Ick bid UE hem 24 ujt mijnen naeme te vrede te stellen, ende God almaghtigh, dezelve²⁴ 25 met de zijnen, altijds te behoeden, blijvende 26 Monsr mon frere, 27 U E 28 GansDienstwe broeder 29 P C Hóóft. 28 Ter vlucht, ujt mijn too- 29 rentjen, 17 Julij. 1631. {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} Vervolg. 3 genoegh: nagenoeg; den Sweedt enz.: na de val van Maagdenburg dwong Gustaaf Adolf Brandenburg tot een bondgenootschap. 5 een gemaekte mouw: een schijnmanoeuvre. 7 Dan: Maar (ick). 8 drie parthijen: 1. de Keizer met de katholieke Duitse vorsten, in de eerste plaats Beieren; 2. G. Adolf met Brandenburg c.s.; 3. Saksen c.s. die neutraal wilden blijven (na door de keizerlijken aangevallen te zijn, sloot Saksen zich bij G. Adolf aan). 9 Men: de Keizer; ende schijnt: Mem. 5. 10 Maer die enz. Improbe Neptunum accusat, qui iterum naufragium facit, cf. Gellius, Noctes Atticae 17, 14, 4 v. 9 en Macrobius, Saturnalia 2, 7, 11 v. 8. 12 hoe hem...was: bij het begin van de Dertigjarige oorlog, toen Bohemen de calvinistische Paltsgraaf tot koning koos (Frederik V, de ‘Winterkoning’, later jarenlang als balling in Den Haag) sloot het Lutherse Saksen zich bij de Keizer aan, wat diens positie onverwachts zeer versterkte. De Keizer beloofde land, het opgeven van de geestelijke goederen in Saksen en geloofsvrijheid voor de Luthersen in zijn erflanden. 14 Fij: Foei. 15 sporling, sporreling: tegensparteling; ‘Monsieur’ (titel van de broer van de Franse koning) was toen Gaston van Orleans, die met zijn moeder Richelieu ten val probeerde te brengen. Dit mislukte, maar bond Frankrijk tijdelijk de handen. 16 dat gelt waer was: dat geld gezocht en op hoge prijs gesteld werd (vgl. 136 r. 10); 't werk...zetten: de zaken een andere wending geven. 19 dubbelen: overschrijven; Wytzen (gen.): Wijtz z'n. 20 UE (gen.) gunst: uw genegenheid; het kort zal vol maeken: het tekort zal aanvullen. 22 te bezighen: nodig. 24 te vrede te stellen: te betalen. {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} 467 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 72. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 23 Julj 1631 beantw 28 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 UE levert mij, Duitslandt, Vrankrijk, en ons legher, in mijn Too-² 3 rentjen. Dat weet UE niet weêr te leveren als de weêrklank van³ 4 uwent komende. Mon frere Bartelottj schrijft van eenighe geruch- 5 ten, dat Rostok Sweedsch zoude zijn en Wismaer haest worden. 6 'K weet nauw oft ick het wenschen dar. Want Maeghdenburgh⁶⁶-⁹ 7 waer mij zoo waert niet als die zeesteden. De rug dient voor al⁷ 8 gewaepent, om de borst niet te verraeden, terwijlze in 't vechten is. 9 Hij vermoedt dat de Fransche troepen maer op de handen van⁹ 10 's koninx broeder passen. Ick ook. Maer de Kaizar zal 't daer niet¹⁰-¹² 11 op laeten aenkomen. Want men redt zich in dat rijk, dikwils zoo 12 licht door de misverstanden, alsze schielijk gerezen zijn. Ook ist 13 niet nieuws de Boeha te maeken, om een' goede geleghenheit te¹³ 14 baeren. Ende zoude Monsr grooten dank begaen, zoo 't noch ernst¹⁴ 15 is, dat hij zich zoo wel te tijde liet paeijen. Maer oft het alle de¹⁵ 16 Duitschen zich in 't eindt bedanken zouden, daer staet aen te twij-¹⁶ 17 felen. Vrankrijk kon Sweden met gelt genoegh stijven. Volk ge-¹⁷ 18 breekt hem niet. Daerom zoo die krachten op den Duitschen bodem 19 raeken, duchte datzer een haubeet ujt haelen zullen. Mets en Verdun¹⁹ 20 konnen 't mij vroedt maeken, die alzoo ingeslokt, en nojt weder²⁰ 21 ujtgebraekt zijn. God verleene 't zalighste ende UE de volkomen- 22 heit haerder goede begeerten, nae wensch, 23 Monsr mon frere, van  24 Ujt mijn Toorentjen, 25 23 Julij. 1631. 24 U E 25 Gansdienstwen broeder 26 P C Hóóft.   Vervolg van de beschouwingen over het nieuws uit Duitsland. 2 (de berichten over) Duitslandt enz. 3 weet (ick) UE (dat.): kan ik u. 6 dar: durf (WNT dorren (I) 3159). 6-9 de zeesteden dekken G. Adolf in de rug, Maagdenburg heeft hij voor de borst. 7 waer, ware, nl. als dat Zweeds werd. 9 Hij: Bartolotti; maer...passen: uitsluitend het oog houden op hetgeen Gaston van Orleans (vgl. 466) doet. 10-12 ‘Maar de Keizer zal daar niet vast op vertrouwen. Want in Frankrijk worden onenigheden dikwijls even snel bijgelegd als ze ontstaan zijn’. 13 de Boeha...baeren: een schijnvertoning op touw zetten (WNT boeha 79) om een gunstige kans te scheppen. 14 dank begaen: dank verwerven; zoo...is: als de spanning nog voortduurt. 15 dat...paeijen: als hij zich op 't goede ogenblik tot vrede liet overhalen. 16 zich het (acc.) bedanken: zich erover verheugen (WNT bedanken 1124 3). 17 Vrankrijk...niet: Frankrijk zou Zweden genoeg kunnen steunen met geld; aan soldaten heeft Zweden geen gebrek. 19 haubeet, hauwbeet: brok, hap (WNT hauwbeet 127); de bisdommen Metz en Verdun waren Karel V in 1552 door de Fransen afhandig gemaakt. 20 vroedt maeken: aantonen, bewijzen. {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} 468 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 73. Hs. Inktvlek. Watervlek. T.r. 20: na ‘quam met eenen’ uitgeknipt tot het eind van de regel, daarna bijna twee regels onleesbaar gemaakt, ongetwijfeld door Brandt. In zijn uitgave en die van Van Hoogstraten en Huydecoper eindigt de zin met ‘eenen.’ Van Vloten emendeert ‘ende dunkt mij dat ze bejde hun bujk van ... vol hebben, doch weet niet eighentlijk waer 't hem ...’ en vermeldt dat Brandt ‘de aangestipte woorden geheel onleesbaar gemaakt heeft.’ Hij zegt niet dat de eerste 6 cm weggeknipt zijn; overigens vindt zijn emendatie in het hs. zeer weinig steun. Sterck (Vondel-Brieven. Amsterdam-Sloterdijk 1935, blz. 68) vult de ‘aangestipte’ woorden aan resp. met ‘d Academie’ en ‘schort’ en vermeldt dit op blz. 67 n. 2. Het hs. geeft voor deze aanvullingen geen steun. (Baak: 29 Julj 1631.) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Mij dunkt ujt de loopmaeren, dat het noch met Rostok en Wis- 3 maer zo nae niet en is: Daerentussen de Würtenbergher, ujt het³ 4 Leipzigher beslujt gevaeren. Dit's een losse handel van dien Heer,⁴ 5 dat hij zoo groote kosten van waepening doet, om zoo plotzelijk 6 op zijn plat te vallen. 'T magh nochtans zijn, dat hij ijets meer be-⁶ 7 dongen heeft, dan hij te vooren verwerven kon: doch is mij on- 8 bekent. Zoo hij de geestelijke goederen afstaet, meene zich van 9 eersten af, beter stil gehouden had. Want die beloopen (heb ick 10 recht onthouden) wel 15c. tonnen schats jaerlijx. Maer de Vorst is 11 een kindt, ende alles het bedrijf van zijnen vooghdt; die moghelijk¹¹ 12 goede voorwaerden voor zich zelven gemaekt zal hebben. Dit is 13 tgemeen beloop van bontgenootschappen, denwelken van ver-¹³ 14 scheide leden 'tzaemenhangende nu een been, dan een arm, van 't 15 lijf valt, als waeren z' 'er met blaeuw gaeren aen genaejt.¹⁵ 16 Heden had ick hier D Coster, om mij eenighe bezonderheit vanden¹⁶ 17 slag van Heiligherlee, daer de Geuzen haer' eerste zeghe behaelden, 18 te verrekenen. Want zijn vader z.g. heeft ze helpen winnen; ende¹⁸ 19 was mij ijets in de heughenis blijven hanghen, dat ick in mijn' kints- 20 heit, ujt hem gehoort had. Vondelen quam met eenen [--] 21 [........................... 22 ............................]  23 Nae datze mij 't ontkomen der gevange Leeraeren op Loevestein²³ 24 verhaelen, is 't geen' gemaekte mouw geweest: 't welk ick verhoopt²⁴ 25 had, om daer ujt een' geneghenheit der alghemeene Staeten, tot 26 matighing te beslujten. 'T is altijds zoo veel dat d'arme lujden inde²⁶ 27 voghelezang geraekt zijn, en niet licht weder in gelijke swaerigheit 28 vervallen zullen. Mijn Heer de Groot, had ick voor dezen verstaen,²⁸ 29 dat zich gaeren binnen Amsterdam zoude begeven willen, als de 30 Majestraet hem geleij toezeggen wilde. Maer men geeft zich noode³⁰ 31 zoo verre bloodt. Oft hij zich nu op dit geval, daer toe zal darren³¹ {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 vremoedighen, weet God, die UE in zijn heilighe hoede hebbe, 33 dienstelijk gegroet, 34 Monsr mon frere, van 35 U E 36 gansdienstwen broeder 37 P C Hóóft. 36 ujt mijn Torentjen, 37 29 Julij. 1631.   Buitenlands en binnenlands nieuws. {==*9==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 9 Brief van C. Huygens aan P.C. Hooft==} {>>afbeelding<<} {==*10==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 10 Brief van Susanna Bartolotti aan Leonora Hooft-Hellemans==} {>>afbeelding<<} 3 zo nae niet en is: zo'n vaart niet loopt. 4 het Leipziger beslujt: vgl. 465; een losse handel: een lichtvaardige handelwijze (WNT los 2963). 6 op zijn plat vallen: van standpunt veranderen (WNT plat 2356 2o b). Würtemberg zou dus de zijde van de Keizer kiezen, wat niet doorging. 11 bedrijf: werk. 13 tgemeen beloop: de gewone gang van zaken; denwelken...valt: wie nu een been, dan een arm van 't lijf valt. 15 met blaeuw gaeren: los, onbetrouwbaar (WNT blauw als voorwendsel 2795, als iets bedrieglijks 2796). 16 Dr. Samuel Coster, vgl. 369. 18 verrekenen: verhalen (U.W. II 237). 23 Nae dat: Naar, zoals; Leeraeren: remonstrantse predikanten; ze werden ongemoeid gelaten. 24 een gemaekte mouw: een doorgestoken kaart (met de regering). 26 'T is...zijn: 't Is tenminste iets dat de stakkerds in vrijheid zijn. 28 verstaen: gehoord. 30 geleij: vrijgeleide; men: de regenten; zich, bloodt geven: zich aan gevaar blootstellen (door een daad nl. die tegen de landspolitiek inging). 31 op dit geval: met dit voorval voor ogen; zich vermoedighen: zich verstouten. {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} 469 A Monsr Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA C II 13.132. Hs. De bovenste regel van Baak's aantekening zit misschien in de rug gebonden. Dat. Maria de Medici vluchtte 20 juli 1631 uit Frankrijk, dit bericht kan omstreeks 25 juli in Muiden geweest zijn. Maar wist het gerucht toen al dat zij naar Brussel ging? Het is evenwel onaannemelijk dat Hooft in 468, van 29 juli, waarin hij buitenlands nieuws aanroert, zou zwijgen over deze ‘bijstere tijdinge’ als hij 469 toen pas geschreven had. Dat hij er in 470, van 10 aug., niets over zegt, kan verklaard worden doordat er nog geen nader nieuws was, want M. de M. kwam pas 13 aug. in Brussel aan. Tussen 11 en 19 aug. is Baak in Muiden geweest. Er is dus geen reden om 469 anders te plaatsen dan Hu. en vVl. deden. De plaats in het hs. geeft enige steun. (Baak: Ao 1631) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Ick verstae daetlijk ujt schrijven van mon frere Bartelottj, dat de² 3 koninginne moeder, ujt Vrankrijk, nae Brussel is gevlucht. Ziet³ 4 daer een' bijstere tijdinge. Hij oordeelt datze quaelijk van raedt 5 gedient is, ende zich ende haere parthije dapper in 't ongelijk stelt.⁵ 6 Ick heb 'er niet tegens. Maer onderrussen is 't een teken van hooghe⁶ 7 ende swaerlijk leschbaere verbolghenheit, die dat rijk met lang- 8 duirighe ongeleghenheit drieght, tot wantroost der Duitschen, ende 9 van ons, dewelke nae eenighen windt van verlichting, ujt dien hoek 10 snakken. Ick denk op zaterdagh, eens met mijn' swaegher Cloek, 11 nae de Beemster, voorts nae Alkmaer ende daerontrent. Heeft 'er 12 UE ijets te verrichten; geen willigher bode. Ondertussen gaet hier¹² 13 een horn ujt Tacitus bij, grenzende aen Messalinaes val, UE voor 14 dezen bijgezet. Die daer achtergevoeght zijnde, zoo is 'er 't elfde 15 boek niet vol, maer ten einde: want het hooft gebreekt 'er aen.¹⁵ 16 Het 12e zal ons met d'aenzienlijkheit zijner stoffe, misschien niet¹⁶ 17 min voor 't hooft slaen ende vreemdt doen opzien, als 't vierde¹⁷ 18 deed. UE zij met de zijnen Gode bevolen, ende in haer' goede 19 gunste, 20 Monsr mon frere, 21 U E 22 Gansdienstwe Broeder 23 P C Hóóft.  24 Maer, lieve, dat wij eens een' ujtkoomst van de Spaensche Inquisitie 25 bekoomen. Ik waer gaeren van die plaeghe ontslaeghen: ende zoude²⁵ 26 mij lijden met een' gemeene onderrichtinge. Te meer, mits aen 27 eenighe HH, een stuk mijns werx te leene belooft heb: ende niet 28 wel langer ujtstellen kan. {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} Lopende zaken. 2 daetlijk: zo juist. 3 de koninginne moeder: Maria de Medici, de weduwe van Hendrik IV. 5 dapper: in hoge mate. 6 Ick heb enz.: deze en de volgende zin te zien in het licht van hetgeen Hooft in 466 over de invloed van de Franse binnenlandse verwikkelingen op de Dertigjarige oorlog zegt. 12 geen willigher bode dan ik. 15 vol: af. 16 d'aenzienlijkheit: het spectaculaire. 17 voor 't hooft slaen: beteuterd doen staan (WNT hoofd 944). 25 (ick) zoude mij lijden met een' gemeene onderrichtinge: ik zou tevreden zijn met een algemeen overzicht. {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} 470 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3 tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.131. (Baak: Muyden 1631 10 Julj * beantw 11 ditto) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Wij hebben hier Joffre Tesselschae, ende verwachten daer bij de 3 Fransche Nachtegael, dat is Joffre Francisca Duartes. Op deeze³ 4 keeltjens noodigh ick eenighe ooren, op eenen dagh ujt en t'hujs, 5 te weeten tegens Woonsdagh naestkomende. D' ingeslooten aenden 6 Heere Reael is daer toe dienende, gelijk deze om UE ende Joffre 7 ma Soeur vruntlijk te verzoeken, gelieve ons nevens zijn' Ed. Gestr. 8 die eere te doen, van alsdan hier, mede te verschijnen. Waer op wij 9 morghen een gunstigh antwoort zullen verwachten. Ende alzoo 10 Dirk Haek ons met den laesten wijn zoo wel heeft gedient, die¹⁰ 11 sedert te winter merkelijk gebetert nu voor ujtnemende geprezen 12 wort, maer bijnae ujt is, zoo zal ons vruntschap geschieden, dat U E¹² 13 hem last geve, om ons op morghen, een' goede halve aem, her- 14 waerts te bestellen, mits zorghe draeghende datze wel bewaert zij, 15 zonderling tegens 't arbejden, zoo veel als doenlijk valt. Ick gebiede¹⁵ 16 mij dienstelijk aen U E, die met alle de haeren Gode bevolen zij 17 Monsr mon Frere, van 18 U E 19 Weldienstwen Broeder 20 P C Hóóft. 19 Vanden Hujze te Mujden, in 20 haest, den xen Aug. 1631.   Uitnodigingen. Zorg voor de wijn. 3 Francisca Duarte(s) vgl. 399. 10 Dirk Haek, vgl. 403, 416, 451. 12 ujt: op. 15 zonderling tegens 't arbejden: vooral tegen het gisten. {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} 471 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.130. (Baak: 11 Augti 1631-) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Wel word ick gewaer hoe quaed een' handt van schrijven en 3 rekenen de mijne is. Want van vijf oft zes paer vrienden die ick 4 beschreven had, en komt 'er maer een: te weeten mijn neef van⁴ 5 Wikkevoort. Volghende ook de heugenisse van mijn' Huis-⁵ 6 vrouwe, rekende, dat Joffre ma soeur, boven zeven maenden niet⁶ 7 gedraeghen had. Noopende den wijn, en is de meeninge niet ge- 8 weest juist vanden laesten te hebben, maer wilde zeggen, dat de⁸ 9 geene die laest bij Dirk Haek gekocht was, ujtnemende goedt, zelfs 10 nae de menging van Parijsen wijn, gevonden is. UE gelieve maer te 11 bevorderen dat Dirk Haek ons op morghen zonder mangel wat¹¹ 12 deghelijx bestelle. De nieuwmaeren kraeijen moij weder, zoo mij 13 dunkt, ujt Duitslandt. Maer wij zullen 'er af hebben, zoo 't aende¹³ 14 Spaensche toerusting schijnt. Daer is stoffe om wat af te kouten, 15 maer 't gezelschap hout mijn' pen te kort. Zulx hiermede van dezen¹⁵ 16 een eindt wil maeken; maer nemmermeer van te blijven, 17 Monsr mon Frere, 18 U E 19 Gansdienstwe broeder 20 P C Hóóft.  22 De penningen tot Haerlem ontfangen, zal mij gunste geschieden, 23 datse UE in bankgelt doen omzetten, ende 't zujver van mijnent 24 weghe op reke van Carel vander Wijen stellen, mij zendende daer 25 nae de vereffening van Colterman oft zijn' klerk. 26 Ter vlucht, vanden H.t.Mujden, 27 11 Aug. 1631.   Vervolg. 4 beschreven: opgeroepen. 5 Joachim van Wickevoort, (de) Wicquefort, (de) Vicquefort), alleen bij Hooft Van Wikkevoort, 1600-1670, zijdehandelaar te Amsterdam, later veelal in Den Haag als agent van hertog Bernhard van Saksen-Weimar, sedert 1639 resident van de landgravin van Hessen, vgl. 915 en vele volgende. 6 boven...had: niet meer dan zeven maanden zwanger was (wat haar belette te komen, vgl. 477). 8 maar: dit bijwoord bij een aansporing verried in het 17de-eeuws geen ongeduld, alleen bevestiging van het verzoek. 11 zonder mangel: zonder mankeren. 13 wij...hebben: wij zullen er van krijgen, van de oorlog nl. 15 hout mijn' pen te kort: gunt mijn pen te weinig vrijheid (WNT kort(I) 5706 3 a 4eal.). {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} 472 Aen Burgermren ende Regeerders van Naerden Minuut. UBA II C 11.233. 1 Eerzaeme &c.  2 Op UE missive vanden 15en dezer, zal dienen, dat ick niet anders en² 3 weete te oordelen, als dat mijne Schouten van Laeren ende Blari- 4 kom, in hunne proceduren wel zijn gefondeert, ende daer af niet en 5 zouden konnen renunchieren oft desisteren, zonder in nieuwe⁵ 6 kosten ende moejten te vervallen. Indien nochtans de regeerders van 7 de Dorpen verstonden dat UE gerechtight waeren om met de⁷ 8 verzochte exsecutie bujten consent van Schepenen aldaer voorts te 9 vaeren, ick en zoude geen' difficultejt maeken de handt daer aen te⁹ 10 houden. Maer dewijl de voors regenten 't contrarie sustineren ende 11 dat het is een zake zonder exempel, zal UEE gelieven te conside-¹¹ 12 reren, hoe quaelijk mij voeghen zoude, een controversie tussen¹² 13 UEE ende de dorpen, via facti, te praeiudiceren: ende hoe kleene 14 eere het UE zoude zijn, ijet t' attereren, daer UEE niet mede¹⁴ 15 door en zouden moghen. Waer over ick geensins goedt en kan 16 vinden dat mijn schout van Naerden zich metter zaeke bemoeje. 17 Maer indien UE te raede worden zich aen andere ende meer-¹⁷ 18 der Heeren t' addresseren, ende den wegh der Justitie in te gaen; 19 die staet te wederzijden open, ende zal van ongelijk minder schan-¹⁹ 20 dale zijn, als de wegh der daetlijkheit. Waer ick UEE²⁰ 21 Eerzaeme, &c. anderszins inder gerechtigheit kan behulpigh wezen 22 zult bevinden 23 UEE 24 Toegedaenen goeden vriendt 25 P C Hóóft. 24 Vanden H.te Mujden, 25 17 Aug. 1631.   Hooft deelt zijn standpunt mede in een niet met name genoemd geschil tussen de regeringen van Naarden en van de dorpen, hetzij Laren en Blaricum, hetzij de dorpen van Gooiland in 't algemeen. 2 zal dienen: moge als antwoord dienen. 5 renunchieren oft desisteren: afzien. 7 verstonden: besloten; de verzochte exsecutie: er blijkt niet, wat hier bedoeld wordt. 9 ick...houden: dan zou ik er geen bezwaar tegen hebben, deze handeling te steunen. 11 exempel: precedent; considereren: onder 't oog zien. 12 een controversie...praeiudiceren: een geschil tussen u en de dorpen door het stellen van een daad beslissend te beinvloeden. 14 ijet t' attereren: een beschuldiging uit te spreken; daer UEE...moghen: die u niet waar zou kunnen maken (WNT door (V) 2916 3). 17 te raede worden: tot het besluit komen; meerder: hogergeplaatste. 19 ongelijk: zeer veel. 20 daetlijkheit: geweld. {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} 473 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhuis, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.129. (Baak: Muyden 19 Augti 1631 beantw 24 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Met gemak acht gevende op 't geen UE mij laest in Latijn heeft² 3 behandight, heb goedt gedacht aen UE te schikken de bijgevoeghde 4 vraeghstukken, dewelke voldaen zijnde, zoud' ick hoopen genoegh⁴ 5 te hebben, om 't werk der Inquisitie te voltooijen. UE zal bij monde 6 hier op best gedient konnen worden, ende mij daer af schriftelijk 7 berichten. Dat UE den wijn eerst afbetaelt ende daer nae mijn' rest⁷ 8 aen Sr Carel doe inschrijven, is wel overgelejdt, ende mij aenge-⁸ 9 naemst. Hiernevens gaet ook antwoort op Vondeles brieven, 't 10 welk ick gesloten heb, om datter niet bezonders voor UE in en is. 11 De loopmaeren melden ijet goeds ujt Duitslandt, maer zoo flaeuwe-¹¹ 12 lijk, dat het mij niet vermaeken magh, eer wij den hinkenden bode¹² 13 hebben, die 't bevestighe. Van Rostok ende Wismaer, 't ouwde¹³ 14 deuntjen. Deze hoop heeft nu over 't jaer swanger gegaen, ende 15 kon aen 't kindt niet komen. De vijandt dreight ons geweldigh,¹⁵ 16 maer de herfst begint het hem te doen. Ach moghten deze verloore¹⁶ 17 kosten ter wederzijde 't oorlogh doen afzoeten, en bestandt oft¹⁷ 18 vreede baeren, zoo waerenze wel besteedt. God geeve 't zaelighste, 19 ende UE de vulte haerder goede begeerten, nae wensch 20 Monsr mon frere, van 21 U E 22 gansdienstwen broeder 23 P C Hóóft. 22 Ujt mijn Toorentjen, 23 19 Aug. 1631.   Lopende zaken. 2 Met gemak acht gevende: rustig en met aandacht lezende. 4 23 mei noemt Hooft tegenover Baak de titel, ca. 1 augustus vraagt hij bepaalde inlichtingen (de bijgevoeghde vraeghstukken) uit het boek die hij blijkbaar gekregen heeft. Nu moet Baak nog een paar inlichtingen vragen aan iemand die Latijn kent en Hooft de antwoorden berichten. 7 vgl. het postscriptum van 471. 8 overgelejdt: overlegd. 11 flaeuwelijk: vaag (WNT flauw 4523). 12 hinkende bode, vgl. 456 r. 8. 13 vgl. 467 begin. 15 het oosten van ons land stond weerloos open voor invallen en de Keizer was Spanje's bondgenoot. 16 het nl. het dreigen; hem: de vijand. 17 't oorlogh doen afzoeten: de lust tot de oorlog doen verminderen (WNT afzoeten 2022). {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} 474 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhuis, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.128. Hs. Tekstverlies doordat een stuk van de ouwel is opgegeten. Emend. r. 6 ontvanger, r. 23 afbre(c)k. Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Mijn swaegher Bartelot deed mij gister lezen de loopmaeren van 3 Vezelaer, dien zij zeggen zinlijker te zijn als Broer van UE ge-³ 4 meenlijk komende. Doch gedraeghe mij tot UE oordeel. Altijds⁴ 5 vinde in deze ijets dat d'ander niet en melt. Vande Fransche brieven⁵ 6 had mij d'o[-]er Reael ijets verhaelt, maer waren mij niet ge- 7 zonden. Dies UE de dank toekomt. Het nieuw heeft zijn bevallijk- 8 heit; maer 't oudt zijn eerwaerdigheit. Het welk mij doet hoopen, 9 dat UE 't bijgaende bladt ujt Tacitus voor goede wissel zal aen- 10 nemen. 'T boexken van d'Inquisitie is mij welkoom. Vondele zeint¹⁰ 11 'er eenen kluchtighen brief bij, dien ick UE toeschikke, om den¹¹ 12 deun, ende quansujs te toonen dat van hier ook wat nieuws komen 13 kan. Maer die dient niet verslingert; om dat een quaedtwillighe¹³ 14 daer ijet aenstotelijx ujt zuighen moght. Wel is waer dat de schrijver¹⁴ 15 zich aen geen kleentjen en stoot; maer om andere inzichten, hier te¹⁵ 16 lang. De Sweed speelt den Alexander. Nochtans en kan ick de¹⁶ 17 dingen zoo hoogh niet aennemen. Want Tilly is niet in volle 18 vlucht, nocht ujt den velde geslaeghen; maer heeft zich in orde¹⁸ 19 vertrokken, onder 's vijands ooghen. 'T welk een van de achtbaerste 20 werken der oorlooghe is, ende hem, ten minsten bij de zijnen, eer 21 geziender, als anders maken zal. Nu is het d'achtbaerheit, daer 't al²¹ 22 op draejt in Duitslandt. Want die strekt soldij, daermen ter weder-²² 23 zijde geen gelt heeft. Dies duchte, hij d'afbre[-] van volke lichtlijk²³ 24 boeten zal. De antwoorden op mijn' vraeghen blijf ick verwach- 25 tende, ende altijds 26 Monsr et Frere, 27 U E 28 gansdienstwe broeder 29 P C Hóóft. 28 In haest, ujt mijn Tooren- 29 tjen, 25 Aug. a 1631. 3 Vezelaer, Broer, vgl. 302; zinlijker: nauwkeuriger en intelligenter. 4 gedraeghe mij tot: houd mij aan. 5 deze: de ene. Bedoeld wordt Pieter Reael, vgl. 502. 10 'T boexken van d'Inquisitie: het in 446 genoemde? 11 om den deun: voor de aardigheid. 13 quansujs (kwansius): quasi; die...verslingert: die moet men niet laten slingeren. 14 de schrijver: Vondel. 15 hier te lang: te lang om hier te vermelden. 16 De Sweed: Tilly's aanval op Gustaaf Adolf's versterkte legerkamp Werben was 6 augustus afgeslagen; Nochtans...aennemen: toch kan ik de dingen niet zo hoog aanslaan. 18 zich vertrekken: zich terugtrekken. 21 achtbaerheit: prestige. 22 die strekt soldij: die dient als soldij (WNT strekken 2174 12); daer: omdat, gezien de omstandigheid, dat. 23 afbrek: verlies. {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} 475 Aende HH vande Reke. Gedenkenis. UBA II C 11.234. 1 Dat tussen 50 ende 60 gl naegelaten bij Neel Everts tot Blarikom, 2 moghen geheel volghen haere erven, zonder korting van 's mans² 3 gedeelte, die wegh is ende zonder erven. 4 H t Mujden, 3 Sep. 1631. 2 volghen: gegeven worden aan. {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} 476 Aenden Rekenmr Mierop. Minuut. UBA II C 11.234. 1 Ede &c.  2 Wij zijn hier zulx ujt de werelt, dat ick wel voor eenighe daeghen 3 verstaen hebbe 't vaceren van een auditeurschap in de kamere van 4 Reke maer niet voor eergisteren, ende dat ujt monde van mijnen⁴ 5 neeve de Rijk, UEd. adviennement tot den staet van Reken-⁵ 6 meester. Waermede ick UEd. van deste vierigher harte alle geluk 7 ben wenschende, als UEd. met hare loflijke qualiteiten, mijns 8 oordeels, dezer dignitejt meer geluks aenbrengen, als daer ujt ver-⁸ 9 wachten kan. Met eenen zal mij verstouten d'ingelejde missive⁹ 10 raekende zekere arme lujden van Blarikom, aen UEd. te richten, 11 ende te verzoeken UEd. advis, aen wien ick mij hier nae best zal 12 hebben te addresseren, in occurrentien ijemants behulpzaemheit 13 ter Camere vereischende. Want UEd. daer mede voortaen t'impor-¹³ 14 tuneren, waer derzelve te veel geverght, alhoewel¹⁴ 15 Ede &c. van 16 UEd. 17 Toegedaensten dienstwhen 18 P C Hóóft. 17 Vanden Hujze te Mujden, 18 3 Sep. 1631.   Gelukwens met zijn benoeming tot rekenmeester (lid van de Rekenkamer). 4 ende dat: en wel. 5 adviennement: ambtsaanvaarding of benoeming; Van Mierop was tot dusver auditeur van de Rekenkamer geweest. 8 dezer dignitejt: deze waardigheid (dat.). 9 zal mij verstouten: futurum van bescheidenheid: Mem. 10. 13 voortaen: meteen, aanstonds; importuneren: lastigvallen. 14 derzelve (dat.). {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} 477 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.127. (Baak: Muyden 5 Sepr 1631 beantw 8 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Nae mijn' ruighe Rekenkonst, maek ick staet dat een' hooftsom² 3 geleidt op drie verscheide lijven, al sterven de twee datelijk, ende 4 dat maer de derde veertigh jaeren leeft, noch evenwel in dien tijdt 5 ruim zoo veel zal ujtleveren, als gelijke somme op renten gestelt⁵ 6 tegen 5 ten C, ten einde van gelijken tijdt zoude opgebraght hebben 7 en waerdigh zijn. UE kan 't bij geleghenheit eens stip naerekenen.⁷ 8 Dewijl op morghen een Veerman derwaerts gaet hoope de loop- 9 maeren te bekomen, in wisseling vande bijgevoeghde tijdingen, ujt 10 Tacitus, nevens kundschap van UE ende der kraemvrouwe wel-¹⁰ 11 vaert, dewelke, met alle die haer lief zijn, God in genaede behoede,¹¹ 12 ende in UE goede gunste, 13 Monsr mon frere, 14 U E 15 Gansdienstwen broeder 16 P C Hóóft. 15 Vanden Hujze te Mujden, 16 5 Sep. 1631.   Overleg over lijfrenten, ongetwijfeld de aankoop van lijfrentebrieven die Holland en sommige steden uitgaven en die als belegging op lange termijn gezocht waren. 2 ruighe: ruwe, grove; een' hooftsom...lijven: een kapitaal als levensverzekering uitgezet op drie personen. 5 ujtleveren: opleveren. 7 waerdigh: waard; stip, later in de algemene taal verdrongen door stipt: nauwkeurig (WNT stip 1743, stipt 1749). 10 U E (gen.); welvaert: goede gezondheid. 11 dewelke: het antecedent moet ontleend worden zowel aan U E (gen.) als aan der kraemvrouwe. {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} 478 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhuis, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 74. Hs. Watervlek. Dat. 9 sept. 1631, afgeleid van de notitie van de geadresseerde. T. Ongelezen plaatsen door de watervlek. (Baak: 10 Sept 1631) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Het zij schoon zoo, dat de Sweed, op nieuw, 4 regementen ge-² 3 slaeghen hebbe, het dunkt mij weenigh waert, den Kaizar zijn' 4 lokken oft naeghelen te korten, die zoo weligh in 't wassen zijn. 5 Hij zet daer Maeghdenburgh tegens, dat een arm was, die niet 6 weder aengroeijen, en lankzaem aengemee[-] worden zal. De Sax⁶ 7 is 't plechtanker, ende als een koopman die met zijn eighen handelt.⁷ 8 D'ander loopt op wissel. Ende weet UE aen hoe dun een' draedt⁸ 9 het geloof, en de welvaert van zulke lujden hangt. Dat deze Paus,⁹ 10 die een ervaeren, geestigh, en verreziend man is, de Jesuijtinnen¹⁰ 11 afschaft, zal niemandt, in Italien, vreemdt vinden. Onze joolen van¹¹ 12 paepen hier te lande, hebben 't quaedt genoegh, dat z' hen, aen de 13 kloppen niet en zengen. Gelooft vrij, dat 'er meenighe streek, in 't¹³ 14 heimelijk omgaet, die somtijds versust wort, somtijds tot openbaere 15 arghernis ujtberst. Als de liefde, 't vertrouwen, de gemeenzaemheit,¹⁵ 16 kracht krijghen, wil de minne gaeren meêspelen. 'T waeren zeitmen¹⁶ 17 geen' gekken, die Hollandt bedijkten: dat is, onze voorouwders. 18 Deze, als ick eens aen H.L. Spieghel, dusdaene redenen voorhield, 19 hadden, zeid hij mij, dit spreekwoort noopende dat werk: Zij be- 20 ginnen 't met den geest, en eindighen 't met het vleesch. Maer belangende 21 d'Inquisitie, mij dunkt nu, dat ickze in haer nest verlakt heb, en²¹ 22 moedernaekt, voor den dagh, brengen zal. Dies, alzoo ras UE door²² 23 Wijtzen veldtslaeghen gestreden is, zal mij verstouten UE 't voort- 24 schrijven van mijn eerste boek te verghen ende 't geen daer af reeds 25 gedubbelt is, t' overzien tegens 't oorspronkelijk; daer ick hier en²⁵ 26 daer ijetwes ingelascht oft verandert heb. UE vergeve mij, dat ick 27 daer nae verlange, om redenen haer voor dezen gemelt. Met de²⁷ 28 reke der lijfrenten, heb zoo groot een' haest niet. Wel ist tijdt, dat 29 d'ontfanger [-] eens de brieven levere, die in Grasmaent voor [-] 30 gekoft en betaelt zijn. Want alsmenze bij halve jaeren ontfangen 31 zal, gelijk lijfrentes gebrujk, ende met ons, om de grootheit der 32 somme, wel der pijne waert is, zoo is 'er alledaeghs een betalinge³² {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 verschenen. Doch vreez ick, datmen met de halfjaerlijksche ma- 34 ninge quaelijk door zal moghen: gemerkt de ujtkeerders lichtlijk 35 daerop zullen zondighen, datmen de hooftsom niet in kan trekken,³⁵ 36 gelijk van geleende penningen, die bij den ontfanger, alle zes³⁶ 37 maenden vrucht ujtleveren. UE raede zelf, ende helpe 't mij doen;³⁷ 38 en blijve den almoghenden, in schut en scherm bevolen, nae hart- 39 lijke groete en gebiedenis, 40 Monsr mon Frere, van 41 U E 42 Weldienstwen broeder 43 P C Hóóft.  44 Vondele meend' het laestmael heel vast te hebben van 't ujtkomen 45 der boeken van Grootius. Nu heeft hij naeder tijding daer tegens 46 strijdende. Hij zeit dat de zelve H. de Groot loflijk getuight van 47 Floris van der Haers Historien. Niettemin mijn gevoelen is dat daer⁴⁷ 48 geen' meerder klaerheit bij wezen kan, vande beginselen der be- 49 roerten, als ujt onzen Walschen schrijver, hij zij Hopperus, oft een⁴⁹ 50 ander, gespeurt wort.   Over de katholieke geestelijken, het eerste boek van de Nederlandsche Historiën, en het vermogensbeheer. - Over Grotius, Van der Haer en Hopperus. 2 ‘Het mag waar zijn, dat Gustaaf Adolf weer vier regimenten verslagen heeft, toch lijkt het mij van weinig betekenis, de Keizer kleine verliezen toe te brengen die hij zo gemakkelijk kan herstellen. Hij (de Keizer) stelt daar Maagdenburg tegenover, dat een zwaar verlies was, dat zich niet spontaan zal herstellen en langzaam geheeld zal worden’. 6 De Sax: de keurvorst van Saksen. 7 met zijn eighen: met eigen geld. 8 D'Ander...wissel: De andere (waarschijnlijk G. Adolf) is afhankelijk van wat men (Frankrijk b.v.) hem (aan subsidies) zal betalen; weet U E: Mem. 5. 9 het geloof: het krediet; welvaert: het wel varen, de gunstige gang van zaken. 10 geestigh: begaafd, vooral met verstand; Jesuijtinnen: lekezusters die leven volgens de regels van de orde der Jezuieten. 11 jool: sukkel, hals (WNT jool (I) 430). 13 kloppen: klopzusters, ongehuwde vrouwen die in gemeenschap, maar niet in een klooster, een vroom leven leiden. 15 liefde: genegenheid; gemeenzaamheid: vertrouwelijkheid (WNT gemeenzaamheid 1410 1 a). 16 'T waeren...bedijkten: (spreekw.) de bedijkers van Holland hebben een gunstige ligging voor hun woonplaats uitgekozen. Toepassing: onze, door Spiegel aangehaalde voorouders waren wijze lieden. 21 verlakt: verschalkt (U.W.II 221). 22 vgl. 446. 25 overzien tegens: collationeren aan. 27 voor dezen, vgl. 448. 32 alledaeghs: volgens WNT iedere dag, wat in de context geen zin geeft. Bedoelt Hooft: al lang, het kon iedere dag gebeurd zijn? Het gaat stellig over de Hollandse lijfrenten, vgl. 477. 35 daerop: op grond daarvan; intrekken: als protest tegen het uitblijven van de rentebetaling. 36 geleende penningen: op obligatie aan stad of gewest geleend geld; bij den ontfanger: vanwege de instantie die het geld te leen heeft (WNT ontvanger 2009 1 a). 37 raede: ga met uzelf te rade (WNT raden 152 B). 47 Florentius van der Haer, 1547-1634, schreef De initiis tumultuum Belgicorum, ad serenissimum D.D. Alexandrum Farnesium Libri II (Douay 1587). Hooft gebruikte hem volgens Breen niet. 49 onzen Walschen schrijver: het Recueil et Mémorial des troubles des Pays-Bas du Roy, dat toegeschreven werd (‘oft een ander’) aan Joachim Hopperus. Van der Haer en het Recueil verdedigen het Spaanse standpunt. {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} 479 A Monsieur, Monsr Joost Baak, hij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 75. Hs. enkel vel, opengeknipt. Watervlek. (Baak: 12 Sepr 1631) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Mij docht laest t'Amsterdam zijnde, dat UE moejde de schaede, bij² 3 ons optrekken met het gezelschap alhier, geleden, aenden voortgank 4 der overzettinge van Tacitus. Derhalven verkloeke mij, om die te 5 boeten, alhoewel tot groote kosten van tijdt, ende zeind hiernevens 6 een versch gerecht: waer ujt, UE smaeken zal, den geur van 't zap⁶ 7 daer men te hove, de krengen in kookt, om hun rot en vunstigheit,⁷-¹⁰ 8 voor klokspijs te doen doorgaen. Die feex van Agrippina wist daer 9 wel fraeije koks toe te vinden, alhoewel zij zelve volle hevigh om⁹ 10 den windt te konnen inhouden, daer dikwils raeuw genoegh meê 11 doorging. UE zal 'er ook den aert der volken zien, en hoe gaeren 't 12 graeuw op 't ander bed wil. De rest maelt een' braeven krisman¹² 13 af, van wien de Sweed ijet schijnt onthouden te hebben; ist zoo, 14 dat zijn traegh voorttrekken, ujt ernstighe zorgh voor de rugge,¹⁴ 15 sprujt. Mijn' laeste met de loopmaeren, houdt een' bede in, die¹⁵ 16 volle vrijmoedigh is. Zalze daerom niet hervatten; maer deze¹⁶ 17 alleen; dat God UE met alle, die haer lief zijn, in eere en voor- 18 spoedt, behoede, nae hartlijke groete ende gebiedenis, 19 Monsieur mon Frere, van 20 U E 21 Gansdienstwen broeder 22 P C Hóóft. 21 Ter vlucht van den 22 Ht Mujden, 12 Sep. 1631. 2 dat UE moejde: dat u niet beviel + subj. 6 smaeken: proeven. 7-10 de metaforen hebben betrekking op de bedrieglijke praktijken waar het Romeinse hof onder de Julische keizers vol van was en waar vooral Agrippina, de moeder van Nero, achter zat of zelf de leiding van nam. 9 volle...inhouden: al te onstuimig om zich te kunnen beheersen. 12 op 't ander bed wil: achter een nieuwigheid, een nieuwe machthebber, aanloopt; Tacitus, Annales 12, 4?; de op krijsman duidt de door assimilatie uitgestoten g aan, vgl. elders passim. 14 de rugge: (strategisch). 15 mijn laeste (brief). 16 volle vrijmoedigh: al te onbescheiden vgl. 478 r. 27-30. {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} 480 Aen Burgermr Andries Bikker, met 3 coppels patrijzen. Minuut. UBA II C 11.8631. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. fo 2v van een gedeelte van een ontvangen brief. T. Het opschrift staat onder de brief, boven de datum. 1 Mijn Heere,  2 UE heeft de Goejsche woestijnen met gedachten en zorghvuldighen² 3 overleg zoo lang vergeefs gebouwt, dat het waere om ijder den³ 4 moedt te doen opgeven, behalven U E, die in alles met zoo vast een' 5 voet gaet. Niettemin dewijl er geen' lijdzaemheit zoo taeij is, oft zij 6 en wort, in 't endt, door niet vorderende moejten gemat, zend ick 7 hierbij, eenighe vruchten van 't beloofde landt om met dit staeltjen⁷ 8 van de voorsmaek UE graetigheit, op de naesmaek te herwetten.⁸ 9 Zeker van Beemster nocht Purmer, en hadmen zoo goedt een soort⁹ 10 van hantgift niet, alsmen de koop met hun aenging. Dit 's 'er meê¹⁰ 11 gedeunt, maghmen zeggen, maer dit zeker ernst; dat UE zich ver-¹¹ 12 waerdighende mij erghens te werke te stellen, bevinden zal 13 Mijn Heere,  14 H t Mujden 18 15 Sep. 1631. 14 U E 15 Toegedaensten dienaer   Andries Bicker heeft blijkbaar al lang met uitgewerkte plannen gelopen voor het stichten van een hofstede in de nieuwe ontginning 's-Graveland. Hooft stuurt hem patrijzen, naar hij schrijft om hem aan die plannen te herinneren. 2 de Goejsche woestijnen: het in staat van ontginning verkerende terrein voor 's-Graveland. 3 gebouwt: bekeken (WNT bouwen (IV)). 7 vruchten...landt: voortbrengselen (toesp. op Num. 13: 23). 8 graetigheit: gretigheid, begeerte; herwetten: opnieuw te scherpen, dus te wekken. 9 Beemster, Purmer: in deze droogmakerijen bouwden veel Amsterdammers hofsteden (hier gepersonif.). 10 hantgift: eerste, ten geschenke ontvangen, profijt. 11 dit, nl. het volgende. {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} 481 Aenden H. Fiscaal Kinschot. Minuut. UBA II C 11.235. 1 Ede &c.  2 Hierinne gaen alleene d'informen, genomen op de manslaght van 3 Henrik Joosten, (want alzoo hij een jongezel en onbestorven was,³ 4 viel er geen goedt te beschrijven) om U.Ed. te dienen op 't interine-⁴ 5 ment van zijnen pardoenbrief; daer ick niet tegens heb: maer wel⁵ 6 mij te beklaeghen, dat ons de eere van UEd. jeghenwoordigheit 7 alhier, niet heeft moghen gebeuren, op haere reize in Goejlant, 8 onlanx ujt den H. Burgermr Bikker, verstaen. Bidde derhalven 9 UEd. dit hujs, bij gelijke oft andere geleghenheit niet verbij te gaen, 10 maer daer af haer' herberghe, ende alzoo noch bet verplicht te¹⁰ 11 maeken, 12 Ede &c. 13 U Ed. 14 Verplichten dienstwen 15 P C Hóóft. 14 Vanden Hujze te Mujden, 15 21 Sep. 1631.   Ambtelijk schrijven met een persoonlijke uitnodiging als nadrukkelijk slot. 3 onbestorven was: nog niet, door het sterven van zijn ouders, geërfd had. 4 goedt beschrijven: een inventaris van iemands bezittingen opmaken. 5 pardoenbrief: waarschijnlijk de schriftelijke bevestiging van de ‘zoen’ met de familie van het slachtoffer; maer (ick heb). 10 daer af haer' herberghe (te maeken) enz.: dat huis tot uw herberg (te maken) en daardoor uw verplichte dienstwillige P.C.H. nog meer aan u te verplichten. {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} 482 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhuis, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 76. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 21 Sepr 1631 beantw 22 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 All' de naeklank, der verworve zeghe, is met ons die vande klokken² 3 alhier, en 't schieten elders geweest. Wat de vijandt sedert voor- 4 genomen heeft, wort hier niet vernomen. Ujtgezeidt, dat hij een'⁴ 5 schans op 't Prinsenlant zoude maeken: dat mij vreemt dunkt. Om⁵ 6 neutraal dieswille, ick niet beter en wist, oft het was onpartijdigh; ende onder⁶ 7 die belofte, staende 't oorlogh bedijkt. Maer ziet hij ons daer door⁷ 8 merkelijken afbrek te doen, zoo zal hem licht de lekkernij van 't⁸ 9 beetjen bekooren, om vaste te breken. Wat 'er af zij verbejd ick⁹ 10 morghen, nevens de loopmaeren: voorneemelijk ook, hoemen 't 11 met de gevangenen voor heeft, die nae 't schrijven der HH. Staeten, 12 in groote anxt , om datze op een' plaets, daer geen'¹² 13 quartier lossing valt, gekreghen waren. Alsmenze gaen liet op voorwaerde, 14 dat de vijandt alle d'onzen, die hij jeghenwoordelijk heeft, ende 15 noch bekomen magh, zoude ontslaeken, tot dat de rekening effen 16 stond, het waer veel bedongen. Want zoo doende zouden wij al¹⁶ 17 een' wijle lang, met de Duinkerkers ende andere te waeter in 18 handen vallende, moghen handelen als in voortijden, zonder dat 19 wij 't zelfste van hun hadden te vrezen. Maer ick zorghe hij daer 20 niet aen zal willen, en ons liever al 't gespuis behouden laeten, daer- 21 men meê verleghen zal zijn, om hun de kost te geven, zonder 22 borghe voor betaelinge. Indien ook dit stuk niet haest verdraeghen²² 23 wort, duchte datmen de gevangenen door 't heele landt verdeelen²³ 24 zal, ende ten aenzien van 't groot getal mij ook der eenighen toe- 25 zenden; die met zulk een' soort van gasten luttel beholpen ben.²⁵ 26 Tacitus zeindt UE hiernevens eenighe frujten, die op de kermis-²⁶ 27 waerdschappen moghelijk van kleene smaek zullen zijn. Doch leit 28 daer weenigh aen als zij UE maer monden. Ook zijn ze om te²⁸ 29 duiren, gelijk de goede geneghenheit, 30 Monsr mon frere, van {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} 31 U E 32 gansdienstwen broeder 33 P C Hóóft. 32 Ujt mijn Toorentjen, 33 21 Sep. 1631.   Nabetrachting over de slag in het Slaak. 2 met ons: bij ons (WNT met 611 1). Vgl. de tweede zin: wij hebben van de gevolgen van de overwinning niets meer gemerkt dan dat we hier hebben horen luiden en elders schieten. 4 voorgenomen: ondernomen. 5 't Prinsenlant: het latere Dinteloord, toen nog een eiland. 6 waarschijnlijk vergist Hooft zich in de neutraliteit van Prinsenland: Zevenbergen, Turnhout en de beide Zwaluwen waren, volgens mededeling van de vroegere directeur van het Krijgsgeschiedkundig Archief, kolonel J.W. Wijn, de neutraal verklaarde plaatsen. 7 staende 't oorlogh: terwijl de oorlog aan de gang is. 8 zoo zal...breken: dan zal het lekkere hapje (WNT beet (I) 1343) hem licht verleiden, de vasten te schenden. 9 verbejd ick morghen: wacht ik morgen, nl. van u. 12 op een' plaets...valt: op een plaats waar de regels voor het loskopen van krijgsgevangenen niet gelden (WNT kwartier 715 23). 16 het...bedongen: dat zouden mooie voorwaarden zijn; al...lang: wel een hele tijd. 22 Indien...wordt: Indien op dit punt niet snel overeenstemming bereikt wordt. 23 duchte (ick). 25 met...luttel beholpen: van...niet erg gediend ben. 26 frujten: voortbrengselen; op de kermiswaerdschappen: bij de kermismaaltijden. 28 om te duiren: duurzaam (en kunnen dus tot na de kermis bewaard worden). {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} 483 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhuis, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.126. T. Baak schreef op de brief: ‘fo 144 mijn reke rest ƒ14023:6/fo 312 De wede en Erven ƒ12613:8’ Loont.   1 Monsr mon frere,  2 UE goedtwilligh behulpzaemheit verplicht, begeerte drijft, 3 maer schreumte in 't aenmaenen jaeght mij, om eer alle noodloos³ 4 werk te staeken, en met Tacitus voort te vaeren, als UE welgëaerde⁴ 5 zinlijkheit onvernoeght te laeten. Maer ick heb hier gemaghtigden⁵ 6 vande HH Staeten gehadt, die mij, om den ouwden voet te her-⁶ 7 vatten oft een' scherper in te voeren, op 't stuk vande verpachting 8 der Gemeene middelen, vrij wat ongenughlijk werx gegeven 9 hebben. Niettemin zal mij verkloekken, om 't 12e boek, voor mijn⁹ 10 overkoomst, af te doen. Uit de voors Heeren, verstae, dat de Vorst¹⁰ 11 van Saxen zich entlijk in noodstal gezien heeft, om met den Sweed¹¹ 12 t'overkomen, ende dat meer is, hem de veltheerschappij over alle¹² 13 zijne troepen in te willighen. Zijn lang toeven is quaelijk te ver- 14 schoonen. Maer wie doch in gelijken perket stekende zoude anders,¹⁴ 15 als met loode voeten, konnen gaen? Terstondt is mij door eenen¹⁵ 16 Burgermr van hier, die ujt den Haeghe komt, de lijst van de ge-¹⁶ 17 vangenen, tzamt de veroverde schepen en schuiten, met den voor- 18 raet daerin gevonden vertoont. Meene dat in veel' hondert jaeren 19 van zulk een getal gevangenen, beloopende over de 4000, in 20 Christenheit niet gehoort is. Van 't verdeelen derzelve komt mij²⁰ 21 noch niet voor. Hoope datmen op mij niet denken zal: die liever²¹ 22 verzelschapt waer met aengenaeme vrienden, als U E, aende welke 23 mij van heeler harte gebiede blijvende 24 Monsr mon frere, [24a] U E 25 Gansdienstwe broeder 26 P C Hóóft. 25 Vanden Ht Mujden, ter 26 vlucht, 26 Sep. 1631. {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} De vertaling van Tacitus is vertraagd door de belastingverpachting, waarbij de Staten van Holland strengere regels willen invoeren. Binnen- en buitenlands nieuws. 3 schreumte in 't aenmaenen: vrees terwijl ik aangemaand word (WNT in (I) 1477 12 b). De drie verba finita vormen een climax. eer: liever; noodloos: niet strikt nodig. 4 welgëaerde zinlijkheit: rechtschapen verlangen. 5 onvernoeght: onbevredigd. 6 om den ouwden voet...hebben: om wat de verpachting der gemene middelen (vgl. 24, 25 enz.) betreft de vroegere werkwijze of een strengere weer in te voeren. 9 mij verkloekken: mij aangorden. 10 mijn overkoomst, nl. naar Amsterdam, met de herfst. 11 in noodstal: genoodzaakt (noodstal oorspr.: hoefstal, dus dwangpositie). 12 overkomen: een overeenkomst sluiten. Het partijkiezen van Saksen voor Gustaaf Adolf en tegen de Keizer werd door de protestantse partij met ongeduld verwacht. 14 perket, parket: gevaarlijke toestand. 15 Terstondt: Zo juist. 16 van de slag in het Slaak op 12 september. 20 komt...voor: hoor ik nog niets. 21 op mij: aan mij. {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} 484 Aenden H. Rentmr vande Espargne Joris Doublet. Minuut. UBA II C 11.235. 1 Mijn Heere,  2 D' ingeslootene heeft UE te zeggen waer toe de omslagh dient, 3 ende deze alleenlijk, dat waer mijne geringheit, haer kan te stade 4 komen, UE bevinden zal 5 Mijn Heere, 6 U E 7 Toegeneghen dienstwen 8 P C Hóóft. 7 Vanden hujze te Mujden, 8 28 Sep. 1631.   ‘Het ingesloten stuk moet u vertellen waarom ik het u zend, en dit briefje moet alleen maar zeggen dat u, altijd als mijn geringe krachten u van dienst kunnen zijn, P.C.H. uw toegenegen en dienstwillige (dienaar) zult bevinden.’ {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} 485 A Monsr Monsieur Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3 tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 77. Hs. watervlek. (Baak: M. den 1 octobr 1631, beantw 2 ditto)   1 Monsr mon frere,  2 Ick en zie UE niet ten vollen te bedanken voor den ijver ende vlijt² 3 blaekende in UE schrijven van heden in zulker haest voortsge-³ 4 veirdight, dat UE mij bij wijlen een zelve zaeke instampt. Ook zijn⁴ 5 de tijdingen des waerdig, hebbende mij meer dan eens doen over-⁵ 6 lezen een gedrukte ujttoght ujt eenen brief, zooze lujdt, geschreven⁶ 7 tot Uelenburgh, mij door Vander Wijen, die anders voor nocht⁷ 8 nae veele tijdingen schrijft, toegezonden. Het is, zoo de hinkende⁸ 9 boode daerbij blijft, een doorluchtighe zeghe, ende in veele jaeren⁹ 10 nojt gehoort van eenen strijdt zoo treflijk geklemt, als het dujren¹⁰ 11 der zelve ende 't getal der dooden ujtwijst. God geeve dat zijn' Mt 12 van Sweeden haer geluk vervolghe ende tot heil der gemeene¹² 13 Christenheit ujtvoere. Waer aen mij luttel twijfelt, indien het landt¹³ 14 daer rondsom open, ende door geene vaste plaetsen voor den¹⁴ 15 Caizar verzekert is. Wel wenscht' ick dat het wat vroegher inden 16 tijdt waere, duchtende dat de verwinners misschien bet geswakt¹⁶ 17 zijn, alsmen wel roept, ende met den aenstaenden winter te min 18 toeloops van volke zullen hebben, en kommerlijker kans, om be-¹⁸ 19 legheringen ujt te voeren. Doch d'eerste swaerigheit is even groot 20 vande Kaizarsche zijde. De veltslaeghen anders, zietmen hedens-²⁰ 21 daeghs, nu 't oorlogh meest op 't aanvechten ende verdaedighen 22 van sterke plaetsen draejt, zoo maghtigh een' naedruk niet hebben, 23 als van ouds. 'T best [dat] 'er af is, dunkt mij, dat die helt, door 't²³ 24 partijkiezen der Vorsten van Saxen ende Brandenburgh, ende den²⁴ 25 Lantgraeve, alsnu ten minsten een vailighe ujtspanning zal hebben,²⁵ 26 om met het voorjaer, fris in 't velt te koomen. Die Heeren zijn²⁶ 27 gescheept, ende moeten 'er meê over: 't en zij de Caizar zoo koel 28 wort, dat hij een weersmaek krijghe inde heete aenslaeghen der 29 kerklujden, oft ten minsten schoon gelaet maeke, om den Sax oft²⁹ 30 Brandenburgher tot afval vanden Sweed te bekooren. Ick wensche 31 zijner Mt een' zedigh en gemaetight gemoedt, dat zij de voor-³¹ 32 spoedt tot bewaernis ende aenwinst van vrienden gebrujken moghe. 33 God geev' het, ende UE de volkomenheit haerder goede begeerten, {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} 34 blijvende 35 Monsr mon frere, 36 UE 37 Gansdienstwe Broeder 38 P C Hooft. 37 Uit mijn toorentjen, j Oct. 38 1631. Zeer haestigh.   Afweging van de kansen in de Dertigjarige oorlog na de slag bij Breitenfeld. 2 Ick...niet: Ik zie de mogelijkheid niet, Ik kan niet. 3 voortsgeveirdight: verzonden. 4 bij...instampt: met nadruk tweemaal hetzelfde vertelt. 5 tijdingen: op 17 september had Gustaaf Adolf de keizerlijken bij Breitenfeld verslagen. 6 ujttoght: uittreksel; zooze lujdt: zoals erin staat. 7 voor nocht nae: nooit. 8 zoo...blijft: als de latere berichten deze niet (als zoo vaak) tegenspreken. 9 ende (het is) nojt gehoort: en men heeft nooit gehoord. 10 zoo treflijk geklemt: zo fel van man tegen man gevoerd (WNT klemmend (I) 3862 (1) c). 12 haer geluk vervolghe: zijn gunstige kans vasthoude. 13 ujtvoere: effectuere. 14 Uelenburgh l. Eulburg, bij Erbach in Hessen-Darmstadt. 16 bet: meer. 18 volks: huurtroepen; kommerlijk: gering (WNT kommerlijk 5227 2 2eal.). 20 De veltslaeghen...hebben: Men ziet overigens dat de veldslagen niet zo'n geweldig belang hebben. 23 'T best...is: Het beste ervan is. 24 den Lantgraeve, nl. van Hessen. 25 ujtspanning: kwartier, winterkwartieren. 26 zijn gescheept...over: zitten in het schuitje en moeten meevaren (vgl. G. v. Velsen vs. 728). 29 kerklujden: de zin slaat op het restitutie-edict d.i. het keizerlijk besluit van 6 maart 1629, dat de door de protestantse regeringen in beslag genomen kerkelijke goederen teruggegeven moesten worden. De beeldspraak ‘koel’ - ‘heet’ wacht op een verklaring. 31 zijner Mt: Gustaaf Adolf; zedigh: beheerst. {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} 486 (G. Rataller Doublet aan P.C.Hooft.) Origineel. UBL Pap. 2. 1 Mijn Heere,  2 Den omslach van UEd. hand is mij een brieff van eenighe andere² 3 waert geweest: hopende dat, waer andersints brieven pleghen 4 vruchten te zijn van voorhands geslotene vrientschap, een omslach⁴ 5 mettertijt tot een brieff opgroeijen sal, ende brieven middelaers⁵ 6 werden, om UEd vrientschap uijt te wercken, en 't geluck daer aff 7 toe te brenghen aen die, al over langh met stomme genegentheijt⁷ 8 UEd. uijtmuntende deuchden hoochlijck geeert hebbende, is ende 9 blijven wil 10 Mijn Heere,  11 Haghe. 3e Octb 1631. 11 t' UEd. dienst veerdighe 12 GRDoublet.   Doublet heeft de omslag van Hooft's brief even hoog geschat als een brief van iemand anders, hij hoopt dat uit de omslag een brief zal groeien en brieven mettertijd vriendschap zullen doen ontstaan. 2 andere (mv.). 4 dat een omslach...sal: dat Hooft hem mettertijd een brief zal schrijven. 5 ende (dat) brieven...wercken: en dat brieven middelen worden om uw vriendschap te bewerkstelligen. 7 aen (hem) die. {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} 487 Aende HH. Gecommitteerde Raeden, Minuut. UBA II C 11.236. 1 Ede &c.  2 Volghends ordre van de Ed. H.H. Commissarisen ter laestgedaene 3 verpachtinge, gaen hiernevens de naemen der Regenten van 4 Mujden, die alsdoen absent waeren ende sedert hunnen eedt in 5 conformité van 't bijgevoeghde formulier aen mijne handen hebben 6 gepresteert ook de naemen van alle de Schouten ende Wethouders⁶ 7 der dorpen van Goejlandt, in gelijker voeghe, bij mij bëeedight.⁷ 8 Zulx in dezen quartiere hier aen niet en resteert, 't en waere U.Ed.⁸ 9 Mo. ook verstonden tot den zelven eedt te verplichten, de gerechten⁹ 10 van Weespercarspel ende 't Bijdelmeer, dewelke als ressorterende 11 onder de Parochie ende 't schoutambaght van Weesp, voor geene¹¹ 12 dorpen en worden gerekent. Van medestanders oft collecteurs, en¹² 13 heeft zich, sedert de voors verpachtinge niemant bekent gemaekt. 14 'T bëeedighen vande brouwers &c. tsampt de notificatie van dien¹⁴ 15 en zal niet laten te bevorderen, nae inhoudt der ordonnantie, onder- 16 tussen, 17 Ede &c. 18 UEd. Mo. met wensch van gelukzalighe regeringe den almoghen- 19 den bevelende, ende in haer goede gratie 20 U.Ed. 21 Onderdaenen dienaer 22 P C Hóóft. 21 Vanden H.t. Mujden, 22 den 6en Oct. 1631.   De staten van Holland namen in hun zitting van 10 september-2 oktober 1631 de imposten op dranken, vooral bier, onder handen en bevestigden en verbeterden de ter zake bestaande verordeningen teneinde ‘de compositien ende frauden daer jegens ingekropen’ te weren. Daartoe werden niet alleen de pachters, hun medestanders (een soort vennoten) en hun collecteurs (inners van de impost) beëdigd maar ook ‘alle officieren, Burgemeesteren, Schepenen ende Vroetschappen’; de eed hield in dat zij geen z.g. vrije kelders zullen toelaten en de bestaande opheffen, en volstrekt geen compositie zullen gedogen. De schouten en burgemeesters van de dorpen zullen worden opgeroepen om in de steden beëdigd te worden. Alle eden af te leggen volgens het verstrekte formulier en in handen van de Commissarissen. (Res. Staten van Holland en West-Friesland oude druk blz. 109 en 117). Het bovenstaande verklaart inhoud en strekking van de brieven 487, 488, 489, 490, 491, vgl. vooral 24 en 142. 6 gepresteert: afgelegd. 7 in gelijker voeghe: op dezelfde wijze. 8 niet en resteert: niets te doen overblijft. 9 gerechten: schepenbanken, vierscharen. 11 Parochie: kerkelijke gemeente; schoutambaght: rechtsgebied van een schout, onderdeel van een baljuwschap; voor geen...gerekent: niet als dorpen worden geteld. 12 Van (eventueel bestaande); collecteurs: inners, in dienst van de pachters. 14 notificatie: mededeling, opgave (die nominatim moest geschieden). {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} 488 Aende HH. Gecomm. Raeden, Minuut. UBA II C 11.332. Hs. in de rug gebonden. Tekstverlies in r. 5 en 11. 1 Ede &c.  2 Ujt de nevensgaende acten zullen UEd. Mo: kunnen speuren de 3 difficultejt, nopende 't stuk vanden eedt, niet alleen bij de brouwers 4 &c tot Mujden Naerden ende Weesp, maer ook bij de Magistraten 5 der stede Weesp, die ten daeghe der verpachtinge absent waer[-] 6 gemaekt. Waer op UEd. Mo, zullen weten alzulke ordre te stellen 7 als de dienst der gemeene zaeke is vereischende. De gerechten van 8 Weesperkarspel ende 't Bijdelmeer hebben mits den marktdagh, 9 niet eerder als tegens heden verdaghvaert konnen worden om den 10 voors eedt te doen. Mijn wedervaeren met hunlujden, hoope 11 UE eerstdaeghs te verstendighen. Ondertuss[-] &c, 12 Ujt Amsterdam, 15 Oct. 1631.   Er is door een deel der te beëdigen personen bezwaar gemaakt. Dit betreft de nabijheid van het Sticht. Als daar minder streng op de misbruiken wordt toegezien, zal er goedkoper bier uit dat gebied in Holland binnengesmokkeld worden. Vandaar dat Weesp, dat het dichtst bij de Utrechtse grens ligt, de grootste bezwaren maakt (491). {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} 489 Aen d'Ed. Mo. HH. Gecommitteerde Raeden. Minuut. UBA II C 11.333. 1 Ede &c.  2 Bij mijn schrijven van den 15en laestleden, heb ick U Ed. Mo. ge- 3 representeert, het geene zich belangende den eedt van de brouwers 4 en anderen inde stedekens van mijn quartier had toegedraeghen. 5 Sedert hebben de Gerechten van Weesperkarspel ende 't Bijdel- 6 meer den eedt gepresteert, gelijk ujt de bijgevoegde acte U Ed. Mo. 7 zal blijken. Aende welke 8 Ede &c. mij, ujt alle vermoghen gebiedende, bidde god dezelve, in 9 gelukzaelighe regeringe altijds te bewaeren. 10 UEd. Mo. 11 Onderdaene dienstwe 12 P C Hóóft. 11 Ujt Amsterdam, 12 17 Oct. 1631. {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} 490 Aende Schouten van Mujden, Naerden ende Weesp, ijder. Minuut. UBA II C 11.337. 1 Eerzaeme vroome bezondere goede vriendt,  2 Nae dat bij d'Ed.Mo. HH. Gecomm Raeden gezien is geweest 't 3 geen U L in 't vorderen vanden eedt was bejeghent, zoo heeft het 4 hunne Ed. Mo. gelieft den Heer Geraert van Zanten jeghenwoor- 5 digh alhier zijnde te committeren, om mij te lasten 't geen UL ujt⁵ 6 de bijgaende acte zult verstaen. Derhalven dient deze, om UL op 7 nieuw te maghtighen ende authoriseren, om alle brouwers, tappers, 8 ende anderen die bier oft wijn verkoopen, daetlijk te brengen onder 9 den eedt, conform 't placcaet ende ordonnantie, ofte henlujden in⁹ 10 cas van weigheringe te bevelen, dat zij binnen vier daeghen zich 11 zullen hebben te vervoeghen bij de Ed. Mo. HH voorzeidt, om 12 aldaer den eedt te presteren, op peene van gegijzelt, in den Haeghe¹² 13 gebraght ende voorts naer den inhoudt der voors nevensgaende 14 acte gestraft te worden. Des zijt in geenen gebreke, ende zeindt mij¹⁴ 15 op 't spoedighste acte van UL wedervaeren over. Voorts zult niet 16 laeten van alle de geene, die den eedt hebben geweighert, te vorde- 17 ren de boete van zes gl voor elken dagh, dat zij zonder te zijn 18 bëeedight hunne neeringe hebben gëexerceert, gelijk de voorge-¹⁸ 19 melde acte is dicterende. Waer toe mij verlaetende, wil UL den¹⁹ 20 almoghende hebben bevolen. 21 UL 22 gunstighe vriendt 23 P C Hóóft. 22 Ujt Amsterdam, den 23 19en Octob. 1631.  25 Aen den Schout van Weesp.  27 Hier bij gaet ook een copie van commissie bij den zelven H. Com-²⁷ 28 missaris op mij gepasseert nopende 't bëeedighen der majestraeten 29 die noch geenen eedt hebben gedaen, waer nae ghij u preciselijk 30 hebt te reguleren.   Hooft geeft zijn schouten opdracht - na die zelf van de gecommitteerde raad G. van Zanten gekregen te hebben - alle te beëdigen personen terstond te beëdigen. Weigeraars kunnen zich binnen vier dagen bij gecommitteerde raden melden, anders moeten ze in gijzeling gesteld, eventueel beboet en opgezonden worden naar Den Haag. {==*11==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 11 Brief van P.C. Hooft aan J. Baak==} {>>afbeelding<<} {==*12==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 12 Brief van Hooft aan Tesselschade==} {>>afbeelding<<} 5 committeren: opdragen. 9 conform: overeenkomstig. 12 op peene van: of straffe van; gijzelen: in hechtenis nemen bij wijze van waarborg voor het nakomen van plichten. 14 Des...gebreke: Schiet hierin niet tekort (des (gen.) afh. van in gebreke). 18 gëexerceerd: uitgeoefend. 19 dicteren: zeggen, onder woorden brengen. 27 commissie: opdracht. {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} 491 Aen de HH Burgermren der stede Weesp, Minuut. UBA II C 11.338. 1 Eerzaeme &c.  2 Wat mij bij den H. Commissaris van Zanten is belast, zullen UEE 3 ujt den Schout verstaen. Ick hebbe zijner E zoo ernstelijk als 't³ 4 interes uwer neeringe is vorderende, vertoont de swaerigheden, uit⁴ 5 het weeren der compositie, overmits het grenzen aen 't Sticht, te 6 bevrezen. Zijne E antwoordde dat in allen gevalle de eedt moet 7 werden gepresteert, ende indien UEE ijets hebben te remonstreren, 8 moghen 'tzelve doen aen de Ed.Mo. HH. gecomm Raeden. Waer⁸ 9 over mij onder verbeteringe niet ongeraeden zoude dunken, dat 10 UEE, nevens die van Mujden ende Naerden, als staende in eenen¹⁰ 11 graet, dispensatie op dit stuk verzochten aen hunne Ed.Mo. ende 12 om te gevoeghlijker daer toe te geraeken, alhier den voors Heer¹² 13 van Zanten eerst quaemen spreken, die UEE daerinne geen kleen 14 behulp zoude konnen doen. Het welke ick mits mijne goede 15 geneghenheit t' uwer EE ende burgherije, niet laten kan UEE te 16 verstendighen, dezelve 17 Eerzaeme &c. nevens wensch van gelukzaelighe regeringe, den 18 almoghenden bevelende. 19 UE E 20 Gansgunstighe goede vriendt 21 P C Hóóft. 20 Ujt Amsterdam, den 21 19en Octob a 1631.  23 Op heden den 24en Oct. 1631, heb ick den H. Commissaris Geraert²³ 24 van Zanten behandight de acten van 't bëeedighen der brouweren, 25 waerden ende anderen inde brief aen d'andere zijde van deezen 26 geroert, ende gedaen tot Mujden Naerden ende Weesp.   Vervolg. 3 ujt...verstaen: van de schout vernemen. 4 neeringe: bedrijf, nijverheid. 8 moghen: kunnen; Waer over: Daarom. 10 als...graet: daar ze van dezelfde rang zijn. 12 te gevoeghlijker: des te behoorlijker en gemakkelijker. 23 deze notitie is, gezien inhoud en datum, waarschijnlijk geen postscriptum bij de bovenstaande minuut, maar pro memorie door Hooft daaronder geschreven. {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} 492 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Roemers, huisvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 62. Dat. door het openknippen verloren gegaan, was waarschijnlijk kort voor 1 november 1631, vgl. 493. Loont. 1 Mê Joffre  2 UE heeft tot noch toe, met haer keel, de minnende harten in 't vier, 3 menschen en dieren op aerde, de voghelen in de lucht verheught. 4 Nu zij ook de visschen in 't waeter weet t'onthaelen, en hen te doen⁴ 5 hoveren, moet ick bekennen, dat ze is, a tout faire, ende goedt voor⁵ 6 alle elementen. Joffrouw Duarte zal mij vergeven dat ick d'uwe⁶ 7 voortaen boven de haere stel; gemerkt haere miltheit zoo verre 8 niet en gaet, als 't water diep is; en d'uwe strekt tot den grondt der 9 zee. Ick heb sedert den ontfang van UE brief onverduldelijk nae⁹ 10 den haeren, dien UE beloofde, gehongert; om te zien wat stof van 11 dankzegging haere E. rijke geest, zal weeten te vinden, daer der 12 geen' en is. Want wij anderen en hebben niet dan 't logge lijf, U E¹² 13 ende de haere de ziel van 't gezelschap verstrekt. Joffrouw Susanne 14 moght UE dit jaer, de reiz' wel schuldigh blijven, bij gebrek van 15 geleghenheit; maer verlangt, met al haer hart, nae 't toekomende,¹⁵ 16 zich belovende dat UE haer' troonij, op papier, zal doen leven:¹⁶ 17 gelijk UE haer heeft toegezeidt. Ondertussen hoop ick dat U E¹⁷ 18 mijnen laesten ontfangen heeft, met de munte die daer in was, tot 19 betalinge van 't stuk dat UE onder de meestres heeft; ende 't lijn- 20 waet door Joffre Susanne gehaevent. Want ick had het al eenighe²⁰ 21 daeghen voor den ontfang vanden uwen, van hier gezonden. Wij 22 gebieden ons zeer aen Joffre Duarte, UE man, ende Monsr Sammer,²² 23 dezelve met alle, die UE lief zijn, Gode bevelende; blijvende altoos, 24 Mê Joffre 25 U E 26 Verplichte dienstwe vriendt 27 P C Hóóft. 4 Nu zij enz.: op welke gebeurtenis Hooft, tot r. 9 toe, zinspeelt, valt uit de brieven niet af te leiden. De onuitgesproken vergelijking met Orpheus, naar wie de dieren luisterden, is duidelijk. 5 hoveren: genieten (WNT hoveeren 1203 4 c); a tout faire: ‘un homme à tout faire’ is een factotum, ‘une bonne à tout faire’ was een meidalleen. 6 elementen: van 't begin van de brief af, door de vermelding van het vuur waarin de minnenden leven, heeft Hooft de vier elementen opgesomd, om te kunnen zeggen dat T. de vissen weet te verheugen met haar zang; de motivering van de beeldspraak blijkt niet; d' uwe: uw keel. 9 onverduldelijk: op onduldbare wijze. 12 't logge lijf: de materie, spijs en drank. 15 geleghenheit: het is niet duidelijk waarom er geen gezelschap te vinden was waaraan Susanna op de reis naar Alkmaar kon worden toevertrouwd. 16 troonij: gezicht (zonder enige pejoratieve bijbetekenis). 17 ondertussen enz.: de zin wacht op een verklaring. 20 gehaevent: in orde gemaakt. 22 Monsr Sammer: een van Crombalgh's neven Sammer, onder wiens geleide Tesselschade meer dan eens naar Amsterdam reisde, vlg. 567. {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} 493 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselschae Roemers, huisvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 78. Hs. Watervlek. Loont. 1 Mê Joffre,  2 De schilder heeft, nae 't zeggen van meest alleman, mijn' schoon-² 3 dochter te leelijk gemaelt. Evenwel dit kan zij lijden: maer quaelijk,³ 4 zonder klaeghen, overzetten, dat UE haer (meentze) in 't ontfangen⁴ 5 gedicht schoonder gemaekt heeft, als 't wezen ujtwijst, ende dan zij⁵ 6 UE lijnwaedt had konnen kuischen. Doch oordeelende, dat het⁶ 7 niet dan UE goede geneghenheit te wijten staet, wil zij dit ongelijk⁷ 8 in suiker opneemen, en denkt,⁸ Wie zoud' zich stooren,⁹ Te zijn bemindt? 11 Ook vindt zij zich hooghlijk gehouden inde rijmen haer toe-¹¹ 12 gëeighent; dan haer' kas verre ten achteren, om inde zelve munt te¹² 13 betaelen. Groote benautheit ist, een rijk hart, en een' beroojde¹³ 14 borze, om zijn' schulden te voldoen. Maer al is haer dit van 't Lot¹⁴ 15 geweighert, echter kan zich niet onthouden, van haere dankbaer-¹⁵ 16 heit, met eenighe geringe erkentenis, te betoonen. Dies zeindt hier¹⁶ 17 bij, zeker queevleesch onlanx toegestelt. Arme wissel, zeitze,¹⁷ 18 vleesch om geest! maer neemt gedult, op vertrouwen, dat U E¹⁸ 19 gelijke gewoon zijn den wil voor 't werk, aen te neemen. Zonder 20 dat ook, al' de werelt moest achter ujt vaeren. Maer dezelve staende²⁰ 21 te houden, is UE meerder eere; waerin God UE staende houde, nae²¹ 22 nae wensch 23 Mê Joffre van 24 U E 25 Verplichten dienstwen 26 P C Hóóft. 25 Ujt Amsterdam, 26 1 Novemb. 1631. {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} Naar enkele aangeroerde onderwerpen te oordelen, vervolg op 492. 2 de schilder: vgl. 492 r. 16?; schoondochter: stiefdochter. 3 maer (zij kan). 4 overzetten: eroverheen komen (WNT overzetten 2247 IV); (door ons) ontfangen. Het is niet bewaard. 5 wezen: gezicht; schoonder: in de beide nog bestaande betekenissen (mooier en properder) gebruikt. 6 kuischen: wassen (vgl. 492). 7 niet dan: aan niets dan; ongelijk: tekortdoen. 8 in suiker opnemen: in zoetheid (genegenheid) verdrinken. 9 zich stooren: boos worden (WNT storen I 1977 B). 11 gehouden in: verplicht door; rijmen: dit zijn blijkbaar weer andere verzen van T. 12 haer' kas...achteren: haar vermogens schieten veel te kort. 13 Groote enz.: het geeft grote benauwheid, geen uiting te kunnen geven aan zijn warme gevoelens. 14 al is...geweighert: al heeft het lot haar dit, nl. haar warme gevoelens in dichtvorm te kunnen uiten, ontzegd. 15 kan zich niet onthouden van: zij kan niet laten. 16 erkentenis: bewijs van dankbaarheid; zeindt (zij). 17 queevleesch: ingemaakte kweeperen; Arme wissel: Slechte ruil. 18 maer (zij) neemt gedult: maar zij oefent geduld; UE gelijke: mensen als u (Mem. 2 en 3). 20 ook: immers; achter ujt vaeren: te gronde gaan. 21 U E (dat.); waerin: in welke eer. {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} 494 Aende Buirmeesters &c. der dorpen in Goejlant. Minuut. UBA II C 11.339. 1 Eerzaeme vroome, bezondere gunstighe goede vrienden, 2 Indien de H. Kiliaen van Rensselaer ijet meerders op UL verzocht,² 3 als hem nae rechte waer competerende noopende 't genot uwer³ 4 gemeente, ick zoude UL goedwilligheit t'mijwaerts zoo veel toe- 5 vertrouwen, dat ghij denzelven, ten regarde van de vrundschap 6 tussen mij ende Zijne E zijnde, met alle moghelijke gevoeghlijkheit⁶ 7 zoudt te gemoete komen. Nu ben ick zulx geinformeert van 't⁷ 8 fondament zijner gerechtigheit tot de voors gemeente, in voeghe,⁸ 9 gelijk hij dezelve tot noch toe heeft gebrujkt, dat UL mijns oor- 10 deels hem daer af in geenerleij maniere zult konnen frustreren. Kan¹⁰ 11 daeromme niet laeten UL getrouwelijk te raeden, dat ghij hem¹¹ 12 beter goedwillighlijk zult laeten gewerden 't geen hem nae rechte¹² 13 toekomt, ende UL des dank doen weten, als met ondank moles-¹³ 14 teren, in 't geene ghij ten ujteinde, nae veele moejten ende kosten, 15 hem zoudt benoodight zijn toe te staen, behalven dat ghij zijner E¹⁵ 16 hierinne te gevalle zijnde mij grootelijx zult obligeren, om 't zelve¹⁶ 17 in tijdt ende wijle met alle gunste ende geneghene behulpzaemheit 18 naer behooren t'erkennen, als 19 UL 20 Toegedaene goede vriendt 21 P C Hóóft. 20 Ujt Amsterdam, 21 23 Nov. 1631.   Hooft adviseert de ‘dorpen van Gooiland’, niets aan het gebruiken van de meent door K. v. Rensselaer in de weg te leggen. 2 Kiliaen van Rensselaer: ca. 1590-1646, oorspronkelijk koopman in edelgesteenten in Amsterdam, sedert 1628 landontginner in het Gooi (Crailo). Beroemd door de stichting, van Nederland uit, van de voorbeeldige kolonie Renselaarswijk aan de Hudson. 3 als...competerende: dan hem rechtens toekwam. 6 gevoeghlijkheit: hoffelijkheid, welwillendheid. 7 Nu ben ick zulx geinformeert: Nu heb ik zodanige inlichtingen gekregen. 8 in voeghe: dat wil zeggen. 10 daer af frustreren: dat ontzeggen, ontnemen. 11 getrouwelijk: in goede trouw. 12 gewerden: ten deel vallen. 13 ende U L...weten: en hem u daarvoor laten bedanken; als (hem)...molesteren: dan ondank te verwekken door hem dwars te zitten. 15 toe te staen: toe te geven; sijner E...zijnde: door hem hierin terwille te zijn. 16 obligeren: verplichten (hier nog letterlijk: een plicht opleggen, zoals uit het vervolg van de zin blijkt); 't zelve erkennen: dankbaarheid ervoor tonen, nl. door alle gunst en genegen behulpzaamheid. {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} 495 Aenden Raedt van State, Gedenkenis. UBA II C 11.340. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Zend ick de rollen der monsteringe gedaen tot Weesp door mijnen 2 Schout den 1en dezer. ujt Amsterdam, den 3en Decemb. 1631. {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} 496 Aen den procureur Robbert Verburgh, Gedenkenis. UBA II C 11.340. 1 Ick zend hem eenen brief met den Moses nomoclastes aen den 2 Raedsheer vanden Hoonaert, ende eenen aen de H. van Zanten. 3 19 Decemb. a 1631. {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} 497 Aen den Heere Rochus vanden Honaert Raedt inden Hooghen Raede. Minuut. II C 11.8632. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. fo 2v v.e. ontv. brief met Hooft's adres. 1 Ede &c.  2 Van UEd. Moses is 't mij niet wel moghelijk geweest eerder als² 3 hem van den bergh te scheiden. Want in de geestelijke spijz', bij 4 hem geschaft, hebbe zulk een' smaek en pit gevonden, dat ick mij⁴ 5 van elke schotel bijnae een gerecht op zich zelf heb moeten maeken, 6 zoo om de lekkernij te lengen als om gevoeghlijker te verdouwen⁶ 7 een voetsel dat teffens genuttight te kraghtigh waer voor maeghen⁷ 8 zoo week als de mijne. Moghten d'aelouwden opzien, hoe zouden⁸ 9 zij opzien van zulk een werk? Voor mij; had ick mijn' zinnen in⁹ 10 mijn' handt, ick deed'er niet dan een versuft swijghen toe, en hield 11 mij billijk aen de lesse van Franchois den eersten, in zijn grafschrift¹¹ 12 over de meestres van Petrarcha gegeven: La parole est tousjours reprimée, Quand le subject surmonte le disant, 15 maer de moedt is mij te vol, om mijn' geneghentheden in te hou-¹⁵ 16 den, ende zelfs onder de achtbaerheit van zoo groot eenen koning 17 te doen buighen. Dies is mij half tegens mijnen dank ontslipt, 't geen¹⁷ 18 UEd. hier bij in mijn bot Hollandsch ontworpen ziet. Want het 19 Latijn is mij over lange deurgewaejt. UEd. zij gedient met het ten¹⁹ 20 besten te dujden, denkende dat ook de woorden van den stommen²⁰ 21 zoone van Croesus, in 't lijfsgevaar zijns vaeders, voortgebraght, 22 nae allen schijn niet dan stamelende daer ujt geworstelt zijn; ende 23 echter niet en lieten met den ijver dieze dreef, verschoont te worden. 24 Op de verbeterde, oft (dat ick beter begrijpen kan) vermeerderde²⁴ 25 Thamar, heb ick tegens mijn' eerste overkoomst mijnen mondt²⁵ 26 gemaekt: Indien 't UEd. gelieven zal mij de eere haerder jonste te 27 doen dujren, waer in zich van heeler heeter harte, gebiedt 28 Ede &c. 29 U Ed. 30 Ootmoedighste ende eerbie- 31 dighste dienaer 32 P C Hóóft. 30 Ujt Amsterdam, den 19en 31 van Wintermaent des jaers 1631.   Hooft stuurt aan Rochus van den Honert diens Latijnse treurspel Moses legifer sive nomoclastes (volgens NNBW VIII 818 in 1611 te Leiden verschenen) {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} terug met een lofdicht. Van den Honert, 1572-1638, was o.a. lid Hoge Raad sed. 1603, geleerd, gematigd contraremonstrant, Latijns dichter o.a. van twee treurspelen; veel bleef ongedrukt. 2 eerder: lichter, gemakkelijker; als...bergh: toespeling op Exod. XXXII, 1. 4 dat ick...maeken: dat ik aan elk bedrijf mijn volle, verse aandacht heb moeten geven. 6 zoo: zowel. 7 teffens: ineens. 8 opzien: nl. uit de dood. 9 opzien: zich verwonderen; Voor mij: Wat mij betreft; had...handt: als ik mij verstandig beheerste. 11 billijk: met reden (WNT billijk 2700 II 2); Franchois enz., vgl. 267. 15 de moedt: het gemoed; geneghentheden: gunstige geneigdheid. 17 't geen...ziet: Hooft's lofdicht vgl. LSt. I 301 ‘op zijn treurspel Moses de Tafelbreker’. 19 Latijn: een Latijns vers gold als eervoller, vooral nu het een Latijns werk betrof; UEd. zij gedient: Het moge u behagen, U zij zo goed. 20 de stomme zoon van Croesus zag een Pers op zijn vader af rennen en ερρηζε φωνην ‘brak uit in spreken’; hij behield dit vermogen zijn leven lang (Herodotus I 85; FV 129). 24 dat: hetgeen. 25 Thamar was een ouder drama van Van den Honert, dat door de schr. blijkbaar onder handen genomen was. {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} 498 Aenden H. Geraert van Zanten Gecommitteerde Raedt. Minuut. UBA II C 11.865. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. fo 2r van een ontv. brief, afgeknipt. 1 Mijn Heere,  2 De Florentijnsche Historien moeten erghens verzeilt zijn, oft haer'² 3 boodschap vergeten hebben. Want ick verneem 'er tael nocht teken 4 af: maer genoegh, dat zij die verzuimelheit van haeren meester niet⁴ 5 geleert hebben, die zoo wel gedaghtigh is aen den last dien hij zich⁵ 6 zelven heeft opgeleidt. 'T geen UE van d'uiterste wille des Heeren⁶ 7 Dujks vermelt, drijft mij wel tot de vreeze, noch niet tot de wan- 8 hoop toe. 'T is niet nieuw dat zoodaene personaedjen hunne ge- 9 denkenissen verbieden met hun lijk ujt te gaen. Maer zelden dat zij⁹ 10 die ter eenwighe duisternis verwijzen. Zijn E zal misschien haere 11 gevankenis aen eenigh getal van jaeren gebonden hebben; die af 12 konnen loopen, eer zij mij te staede zullen komen. Niettemin zoo 13 UE achter den slagh van Vlaenderen, zoo bescheidelijk zelfs nae¹³ 14 's Veltheeren oordeel beschreven, oft eenighe andere stukken der-¹⁴ 15 zelve weet te raeken, zal achten dat ick mijn geluk ende UE vriend- 16 schap te danken heb: gemerkt d'onzekerheit van 't geheel te ver- 17 werven. Ende oft schoon, nocht van 't een, nocht van 't ander ijets 18 vallen moght, zoo en vervalt echter daermede niet de verdienste¹⁸ 19 van zoo goedt een harte 't mijwaerts 't welk maekt 20 Mijn Heere, tot 21 U E 22 Verplichten dienstwen 23 P C Hóóft. 22 Ujt Amsterdam, den 19en 23 van Wintermaent, 1631.   G. van Zanten heeft Hooft de Florentijnse Historiën van Machiavelli beloofd, maar ze komen maar niet. Verzuchting over het servituut waarmee Anthony Duyck zijn gedenkschriften belast blijkt te hebben. 2 Machiavelli's Istorie fiorentine (1532); verzeilt: van 't spoor geraakt; haer'...hebben: men heeft vergeten ze te zenden. 4 haren meester: G. van Zanten, aan wie ze blijkbaar toebehoorden. 5 last, nl. ze aan Hooft te lenen. 6 'T geen enz.: A. Duyck had de publicatie van zijn gedenkschriften aan een termijn na zijn dood gebonden. 9 met...gaen: uitgegeven te worden als hun lijk begraven wordt (wtganck: uitvaart), dus dadelijk na hun overlijden. In de volgende zin spreekt Hooft de hoop uit, dat het verbod voor een beperkt aantal jaren geldt, zodat hij ze nog voor de Nederlandsche Historiën zal kunnen gebruiken. 13 achter iets raeken: iets te pakken krijgen (WNT raken (I) 203); den slagh van Vlaanderen: die van Nieuwpoort; bescheidelijk: duidelijk, helder. 14 oft schoon: ook al. 18 vallen: gebeuren, terechtkomen (WNT vallen (VI) 331 58). {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} 499 Illustrmo Amplissimoque viro Nicola[e] Reigersbergio supremae in Hollandia Curiae senatori. Minuut. UBA II C 11.851. Afschr. UBL. Pap. 13. Dat. XXXI lees XXXII. Hs. kl. form. enkel vel, achterkant v.e. geschrift. 1 Illustrme Domine,  2 Cum quodcunque hic authoritatis est in magistratu, id omne niti 3 fere praesidio militari videatur, atque hoc, ut par est, ex imperatore 4 pendeat, plerique super illo quod nosti, negotio, nihil citrá assensum 5 eius statuendum existimant. Consultum itaque fuerit, per nostros 6 qui conventui ordinum intersunt, sententiam principis exquirere. 7 Qui nisi abnuat, non est dubium, quin amico illi in hac urbe securé 8 vivere privato liceat. Neque commodior pro tempore ratio occur- 9 rit. Vale. xiii Kal. Jan. MDCXXXI. 10 T.T.   vertaling   Aangezien alwat er hier aan autoriteit in den magistraat gelegen is, vrijwel in zijn geheel schijnt te berusten op strijdmacht van soldaten, en deze, zoals in de rede ligt, van den bevelvoerder afhangt, zijn de meesten van mening, dat over die aangelegenheid, die ge kent, niets valt te beslissen zonder diens goedkeuring. Het zal dus wel geraden zijn, door middel van diegenen van ons, die tegenwoordig zijn in het College der Staten, te vorsen naar het gevoelen van den Prins. Indien hij niet afwijzend staat, is er geen twijfel, of het wordt dien vriend vergund, in deze stad onbekommerd te leven, particulier. Doelmatiger gedragslijn gezien de omstandigheden komt mij niet in den zin. Vaarwel. 20 december 1631. T.à.v. {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} 500 Aenden Heere Jan Carel de Cordes op zijn Casteel van Wichelen. Minuut. UBA II C 11.340. 1 Mijn Heere ende gunstighe Neeve,  2 Dat UEd. zich onze bede korts nae 't overlijden mijner schoon-² 3 moeder Hellemans z.g. door Sr Bolgaro gedaen, gunstelijk heeft 4 laeten gevallen, is ons te dien tijde door den zelven verstendight, 5 ende om nemmermeer in vergetelheit gestelt te worden. Wat nu 6 mijn schoonbroeder Sr Carlo gaet bestaen melt ons UEd. aenge-⁶ 7 naeme vanden 15en niet voor den 26en dezer ontfangen. Zijn handel⁷ 8 bedraejt ons in veelerleij bekommering. Want voor eerst zoo is hij⁸ 9 den sterfhujze een' goede som pen schuldigh, waer aen, nochte aen 10 volkomen' schifting en scheidinge wij swaerlijk zien te geraeken,¹⁰ 11 mits dat hij zich derwaerts vertoghen ende zijne neutralitejt tot¹¹ 12 Zevenberghen heeft opgezeit. Indien hij nu hierenboven zich noch 13 quaeme in 't bezit der hoeve tot Contijk te stellen, dat zoude voor- 14 waer den gemeenen erfgenaemen al te zeer, ende voorneemlijk 15 smarten onze bedrukte zuster van Zurk, die bujten haer' schult bij¹⁵ 16 nae in d'ujterste ongeleghenheit vervallen is. Ende zien wij kleene¹⁶ 17 weere daer tegens, 't en zij UEd. ons goedertierlijk de handt biedt, 18 't welk zonder UEd. oft ijemandt anders te verkorten in dezer¹⁸ 19 wijze, mijns oordeels zoude konnen geschieden. Te weeten, mits 20 dat UEd. gelieve ons de voors hoeve af te koopen ende daer voor 21 te betaelen 't geene die bij onpartijdighe lujden door UEd. zelve 22 daer toe te vinden, zal worden geschat waerdigh te wezen. Jae al 23 waer het ook ijetwes onder dien prijs, zoude mij beloven de HH²³ 24 Weesmeesteren dezer stede zijnde executeurs van d'ujterste wille²⁴ 25 mijner voors schoonmoeder, te beweghen om in den koop te be- 26 willighen. Waerinne bij aldien wij elkanderen verstaen, zoude²⁶ 27 UEd. overleveren de originele acte van transport ten behoeve van²⁷ 28 UEd. ende 't renversael wederomme tot annullatie van 'tzelve ende²⁸ 29 verzekeringe mijner Schoonmoeder gepasseert, vande welke hier- 30 nevens copjen gaen; waermede wij niet en twijfelen oft UEd. en 31 zoude volkomelijk zijn bewaert ende in 't bezit der voors hoeve 32 gevestight. Dat mijnen Schoonbroeder voors daer aen geen ongelijk³² 33 en zoude geschieden, zal UEd. lichtelijk bezeffen bij 't extract der 34 clause ujt den testamente mijner schoonmoeder, insgelijx hier bij 35 gevoeght. Deze clause en is niet geinsereert inde copie van moeders 36 testament aen mon frere Caerle behandight maer met voordacht 37 daer bujten gelaeten, ende hem op een papier bezonder onge-³⁷ 38 authentizeert gelevert, om UEd. te hoeden voor haeperinge, ende³⁸ {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 ondank van, met leeninge zijnes naems, geholpen te hebben tot het³⁹ 40 ontgaen der confiscatie. In voeghe dat hij bij de copie van 't testa-⁴⁰ 41 ment zijner moeder niet en zal konnen bewijzen, dat het transport 42 voors anders als in goeder ernst, en zij gedaen geweest. Wel is waer 43 dat de pacht van de voors hoeve door onzen neven Tas is ontfangen,⁴³ 44 ende mijner schoonmoeder, eenighe jaeren lang goedt gedaen. 45 Maer en achte niet dat dezelve zich troosten zoude des bekent te 46 staen. Ende al waer 't schoon dat mon frere voors, met de gemelde 47 clause ende 't getuighenisse van neeve Tas moght voortskomen, 48 gelijk ons verzekeren neen, zoo en zoude hij daermede tegens de⁴⁸ 49 bondigheit van een wettigh en gearraisonneert transport, in rechte⁴⁹ 50 niet opmoghen: te min dewijl de voors clause lujdt dat ma mere,⁵⁰ 51 ujt krachte van octroij te dien einde verworven, haere leengoederen,⁵¹ 52 haeren gemeenen erfgenaemen even nae, ende deelbaer onder hen 53 gemaekt heeft: oft in allen gevalle dat sr Carel aen d'anderen zal 54 moeten vergoeden 't geen hij met ujtslujten der anderen zich van de 55 voors leenen zal willen toeeighenen. Is derhalven onze hoope dat 56 UEd. niet en zal vander handt wijzen zoo goedt een' geleghenheit 57 om ons altzaemen, bujten UEd. schaede, ten hooghsten te ver- 58 plichten; maer mij metten eersten verwittighen wat de voors hoeve 59 ontrent magh waerdigh zijn, ende waer voor UEd. met een woordt, 60 zoude gelieven dezelve in koope aen te neemen. Waer toe mij 61 verlaetende wil UEd. met alle die haer lief zijn in schut ende scherm 62 des almoghenden bevolen hebben, ende in haer' goede gunste, nae⁶² 63 hartlijke groete ende eerbiedenis, 64 Mijn Heere, ende gunstighe Neeve, 65 UEd. 66 Verplichten dienstwen neef 67 P C Hóóft. 67 Ujt Amsterdam, 29 Dec. 1631.   Tot de nalatenschap van Susanna Hellemans-van Surck behoorde een hoeve met landerijen onder Kontich, ten zuiden van Antwerpen. Carel Hellemans, die aan de boedel een grote schuld had, maakte zich ervan meester, na zijn domicilie te Zevenbergen en daarmee zijn neutraliteit te hebben opgegeven. Om hem dit te beletten roepen de Hoofts de hulp in van hun neef Jan Carel de Cordes te Wichelen. De correspondentie (500, 503, 507, 509, 517) is niet gemakkelijk te begrijpen, doordat noch de Hoofts, noch De Cordes de situatie kenden en zij dus van onjuiste, ten dele verschillende standpunten uit redeneren. Het gevaar voor confiscatie vanwege de Spaanse koning had Susanna altijd zo voorzichtig gemaakt, dat zelfs Leonora en Lucretia niet van haar Zuidnederlandse {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} belangen op de hoogte waren. De gladde Carel wist daarentegen alles precies. Zeer kort samengevat was het volgende gebeurd. Toen Arnout Hellemans en Susanna van Surck in 1589 naar Hamburg uitweken, hadden zij hun goederen in Brabant verkocht, behalve haar aandeel in de onverdeelde boedel van haar grootvader Cornelis de Renialme. Door haar vertrek werd dit aandeel confiscabel, en om zich daartegen te dekken droeg zij het over aan een medeerfgenaam, haar nog minderjarige neef Jan Carel de Renialme. Dit kind bleef in Brabant, werd later koopman te Antwerpen en woont nu op het kasteel Wichelen onder de naam de Cordes, die hij van zijn voogd en behuwdoom Arnoult de Cordes schijnt te hebben overgenomen. De verkoop van Susanna's erfdeel was een schijnverkoop geweest, getuige de contrelettre of renversaalbrief, waarin de voogd de overdracht ‘simulaet’ verklaarde te zijn geschied: zodra zij wil, d.w.z. na de oorlog, kan Susanna alles net zo terugkrijgen. In 1609, ongetwijfeld omdat het Twaalfjarig Bestand toen gesloten en het gevaar voor confiscatie voorlopig van de baan was, had de verdeling van de erfenis van Cornelis de Renialme plaats; aan Susanna viel voornamelijk ten deel een hoeve te Kontich, een Brabants leen. Van het Bestand maakte Susanna gebruik om het leen van de naam van haar grootvader op haar naam te laten overzetten (1612), en het leenhof gaf haar bovendien in 1615 een octrooi, dat haar het recht verschafte, over het leen vrijelijk te beschikken en het b.v. bij testament te verdelen. In 1621, als de hervatting van de oorlog op handen blijkt, moet zij opnieuw beveiliging zoeken en uit een Amsterdamse notariële akte blijkt, dat opnieuw een verkoop aan Jan Carel de Renialme-de Cordes wordt beoogd. Het is niet duidelijk of hiervan iets gekomen is, en of De Cordes krachtens de schijnverkoop van 1589 of krachtens een nieuwe van 1621 in de mening verkeerde, dat de hoeve op zijn naam stond. De Hoofts vonden de verkoopakte van 1589 met de renversaalbrief en wisten niets van de overschrijving van Kontich op de naam van Susanna. De pacht was haar door haar neef Tas te Antwerpen toegestuurd, wat niet alleen haar dochters, maar ook de procureur-generaal des konings niet wist. De laatste zou anders, na 1621, de hoeve hebben kunnen confiskeren, maar Susanna had gelijk toen zij erop gokte, dat het openbaar ministerie niet op de hoogte was van de handelingen van het leenhof. De ene hand van de bureaucratie zou wel niet weten wat de andere deed. 500. Hooft vraagt of De Cordes een stokje wil steken voor Carel's actie bij het leenhof te Mechelen en of hij de hoeve niet voor een matige prijs van de erven wil kopen: daarmee zou zowel de poging van Carel als een eventuele inbeslagneming door de procureur-generaal voorkomen worden. 503. De Cordes, in de mening dat hij als verheffer van het leen maar een briefje naar Mechelen hoeft te schrijven om alle gedoe van Carel te verbieden, stemt hierin toe. De koop wijst hij niet af, maar die kan alleen doorgaan als al de erven erin toestemmen, en hoe krijgt men Carel hiertoe? {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} 507. De Cordes heeft nog een ernstig bezwaar ontdekt: aan de door Hooft gestuurde stukken ontbreekt het octrooi van 1615, dat de beschikking over het leen verschafte. Zonder dat stuk kan men niets beginnen, dus ook Carel niet uitkopen, wat anders, gezien zijn behoefte aan contant geld, wel kans van slagen zou hebben. De duizend gulden die Hooft meer vraagt dan De Cordes in 503 geboden had, wil hij wel geven (het bod was waarschijnlijk erg laag: ƒ9000.) 509. De Hoofts zijn achter de lotgevallen van de hoeve gekomen: niet De Cordes maar Susanna had het leen op haar naam. De Cordes' ‘order’ aan het leenhof heeft dus niet het minste effect. Het enige is nu dat Carel door een onbevangen verse bemiddelaar tot rede gebracht wordt. 517. De bemiddelaar wordt Jan de Bok (vgl. 370). Hiermee eindigt de aanwezige briefwisseling met J.C. de Cordes en vermoedelijk zijn bemoeiïngen met de hoeve te Kontich. Drie maanden later brengt zijn zoon een aangenaam bezoek te Muiden, maar Hooft's verslag daarvan aan Baek (525) vermeldt niets over dit onderwerp. De U.B. te Amsterdam bezit, als bijlage bij 507 (31 A e) de oorspronkelijke renversaalbrief van 1589. Leendertz heeft een studie nagelaten Hooft en de hoeve te Contich (UBA hs. Leendertz 52). Doordat L. op elk detail ingaat, is de studie onoverzichtelijk. Er zijn hier een aantal feiten aan ontleend. 2 onze bede: het is niet duidelijk wat die inhield. 6 bestaen: ondernemen, meestal in ongunstige zin; UEd. aengenaeme: uw vriendelijke brief. 7 handel: handelwijze, ook meestal in ongunstige zin. 8 bedraejt ons: wikkelt ons. 10 schifting en scheidinge: boedelbeschrijving en -scheiding. 11 derwaerts: naar Spaans Brabant. 15 bedrukte: in 't nauw zittende. 16 kleene weere: kleine mogelijkheid tot verweer. 18 verkorten: schaden. 23 zoude mij beloven: zou mij met de hoop vleien. 24 Weesmeesteren, vgl. 304. 26 elkanderen verstaen: het eens zijn. 27 de originele acte enz.: de officiële, notariële verkoopakte. 28 renversaal: contrelettre, ontkrachtingsbrief. 32 daer aen...geschiedenis: daardoor niet zou worden tekort gedaan; de hoeve is in het aan Carel gestuurde afschrift van Susanna van Surck's testament achterwege gelaten en afzonderlijk beschreven, om bij overlegging van die kopie aan de Zuidelijke autoriteiten de aandacht niet op de confiscabele hoeve te vestigen. 37 bezonder ongeauthentizeert: apart en ondershands. 38 haeperinge: last, moeilijkheden. 39 ondank: het tegendeel van dank. 40 In voeghe dat: Zodat. 43 dat neef Tas de pachten aan Susanna heeft overgemaakt, zou voor de overheid het bewijs zijn dat er geen verkoop heeft plaatsgehad, maar Tas zal dit wel niet aan de grote klok hangen, omdat hij feitelijk geholpen heeft, confiscabel goed geheim te houden. 48 gelijk...neen: quod non, zoals hij, naar onze overtuiging, niet zal doen. 49 bondigheit: bindendheid; gearraisonneert: met motieven beredeneerd; transport: verkoop. 50 de voors clause: de afzonderlijk gekopieerde passage uit Susanna's testament. 51 octroij enz.: machtiging door het leenhof om over het leen te beschikken, het te verdelen enz. 62 met een woordt: zonder loven en bieden? {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} 501 Aenden Heere Geraert van Zanten, Gecomm. raedt der HH Staeten. Minuut. UBA II C 11.867. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. fo 2r v.e. ontv. brief. Dat. kort na 19 december 1632 (498) 1 Mijn Heere,  2 UE zal geworden zijn mijn antwoort vanden 19en dezer op 't eerste² 3 schrijven ende 't laeste uwer E; 't welk verhoope dat het niet blijven 4 zal. Nu zijn mij op eergisteren ter handt gekomen de langge- 5 wenschte ende vergeefs veelgezochte Historien des geheimschrij-⁵ 6 vers: waermede 't werk van dien lidsaert bij mij zijn' volle leden⁶ 7 heeft. De brief van UE zoone haer tot geleide gedient hebbende is 8 wel bevallijk, als tussen de blaederen van Tacitus ujtgebroedt ende⁸ 9 naer zijnen amber riekende. Maer ick en magh niet op tegens deze⁹ 10 miltheden van gunste, nochte zieze voorshands anders t' erkennen¹⁰ 11 als met belijdenis 12 Mijn Heere, dat blijven moet 13 U E 14 Verplichte dienstwe 15 P C Hóóft.¹⁵ 2 vgl. 498. 5 des geheimschrijvers: Machiavelli. 6 lidsaert: sluwerd; zijn...heeft: compleet is. 8 wel: zeer. 9 amber: geurwerk, hier: stijl. 10 nochte zieze anders t' erkennen: en zie ook geen kans, mijn dankbaarheid anders te tonen. 15 P.C.Hóóft (subj.). {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} 502 Aende HH. Gecomm. Raeden. Minuut. UBA II C 11.342. 1 Ede &c.  2 Om te voldoen aen UEd.Mo. missive vanden 22en dezer mij nevens 3 de reqste hier bij te rugge kerende behandight, en hebbe niet konnen 4 ontdekken, dat tot het onderhoudt der acht roeden dijx daerinne 5 gemelt, zijnde inden jaere 1629 lestleden getrokken binnen de forti- 6 ficatie van 't Casteel tot Mujden, eenighe andere landen zijn ver- 7 plicht, als de geene die ten dienste der voors fortificatie zijn ver- 8 graeven; ujtgenomen een half morghen beswaert met vijf ende een⁸ 9 halve gulden jaerlijksche renten: gelijk UEd.Mo. ujt de hier in 10 geslotene certificatie der Heemraeden van Mujden zullen kunnen 11 verstaen. Ben ook daerenboven bericht dat de eighenaren vande 12 voorschreven' afgedolve landen, ten deele geen' altoos, ten deele¹² 13 zeer sobere vergoedinge daer voor hebben genoten. In voeghe, dat 14 U.Ed.Mo. met het interineren hunner reqe mijns gevoelens, zullen 15 opereren conform haere aequitejt. Wijders, alzoo de hameije aen de¹⁵ 16 Noortzijde van 't fort nootlijk vernieuwt ende ten regarde der 17 nieuwe werken, eenighe roeden bujtenwaerts dient gestelt, gelijk 18 ick den Ed.Heeren Commissarissen hebbe gedemonstreert ende 19 inde memorie de Reqe annex is aengeroert, zoo is mijn reverent 20 verzoek, dat U.Ed.Mo. gelieve den Heere Ontfanger Reael de²⁰ 21 voors renovatie te injungeren, waer aen den Lande dienst zal ge-²¹ 22 schieden. Zulx mij daer toe verlaete, U.Ed.Mo. nevens wensch van 23 gelukzalighe regeringe den almoghenden bevelende, ende in haer' 24 goede gratie, 25 Ede &c. 26 Uwer Ed.Mo. 27 Onderdaenen dienaer 28 P C Hóóft. 27 Uit Amsterdam, den 28 laesten Decemb. 1631.   Wat het rekest, ingediend door kleine landeigenaren te Muiden, precies inhield, blijkt niet. De Rekenkamer informeert, of het vergraven van de 8 roeden dijk niet tot iemands voordeel gestrekt heeft, omdat dat stuk dijk in het bolwerk opgenomen is en dus niet meer door de eigenaars onderhouden behoeft te worden (vgl. 617). Hooft adviseert gunstig op het rekest te beschikken. 8 een half morghen vgl. 617. 12 geen altoos: volstrekt geen. 15 opereren...aequiteit: handelen in overeenstemming met hun (uw) rechtvaardigheid; hamije: buitenste hek op een toegangsweg of poortstelsel (WNT hamei 1731 c). 20 ontvanger Reael: Pieter R., 1569-1643, was o.a. ontvanger der gemenelandsmiddelen in stad en kwartier van Amsterdam en werd naar deze functie genoemd. 21 waer aen: waarmee. {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} 503 Aen den Heere Jan Caerle de Cordes op zijn Casteel van Wichelen. Minuut. UBA II C 11.343. 1 Mijn Heere ende gunstighe Neeve,  2 Op UEd. aengenaemen vanden 5en dezer, en konmen haer niet ten 3 vollen bedanken voor 't goedt officie den gemeenen erfgenaemen³ 4 van mijn' schoonmoeder Joffre Hellemans zaeligher gedaen, met 5 het delayeren van advoij, om 't leengoedt aldaer te laten stellen op⁵ 6 den naem van Sr Carlo mijnen swaegher, ziende voorts de diffi- 7 cultejten bij UEd. gevonden in 't exspedient der verkoopinge door⁷ 8 ons voorgeslaeghen, ende dat UEd. zonder gemeen consent daer⁸ 9 toe niet en zoude kunnen resolveren, zoo en hebben niet naeders,⁹ 10 als ons daerinne, nae UEd. goeddunken te richten, ende t' onder-¹⁰ 11 staen oft mijn swaegher voors nae redene zal willen luisteren. Om 12 daer toe te geraeken, waer, gelijk UEd. aenwijst, wel oorbaer¹² 13 ijemant tot Antwerpen te hebben, die met dexteritejt de zaeke ende 14 den persoon wiste te handelen. Sr Bolgaro, mits de verbitteringe¹⁴ 15 tussen hem ende Sr Carlo ontstaen, kennen wij gedestitueert vande¹⁵ 16 qualitejten hier toe nodigh: ende niemant anders aldaer, dien wij 17 zouden darren vertrouwen; zijnde de materie wat scabreux mits 't¹⁷ 18 beduchten van confiscatie. Doch indien de landen geleghen zijn 19 onder contributie van wederzijden, 't welk UEd. best zoude konnen¹⁹ 20 weeten, zoo en hadmen daer af geen' swaerigheit te verduchten. 21 Maer in allen gevalle zijn van verstande dat UEd. lichtlijk eenighen²¹ 22 confidenten vriendt zal vinden op wien wij procuratie moghten²² 23 passeren, om tot entremise hierinne te dienen, ende bij ons geloont 24 te werden als naer behooren. Dezelve zoude mijnen voors swaegher 25 hebben te remonstreren, hoe UEd. zonder onze bewillighinge zich²⁵ 26 beswaert vindt het leen op zijnen naeme te laeten overstellen, ende²⁶ 27 wij daerinne niet en konnen consenteren ten regarde vande dis- 28 positie zijner moeder bij octroije gedaen, ujt krachte derwelke hem 29 aen 't voors leen ende hoeve, niet meer en is competerende, dan een 30 derdepaert van elf twaelfdepaerten: gemerkt 1/12 paert moet gaen 31 aen 't kindt zijner zalighe zuster Susanne, 't welk alleen in zijne 32 legitime is geinstitueert, ende de rest in drie staeken: te weten van 33 hem Carlo, mijn' huisvrouwe Helionora, ende haere zuster Lucre- 34 tia. Welke zijne portie zoo men hem beloofde op goede reke te³⁴ 35 doen hebben in comptant, zouden wij verhoopen dat hij waere om³⁵ 36 gehoor te geven; immers indien hem d'erbarmelijke staet zijner³⁶ 37 voors zuster wel gerepresenteert worden, ende ijetwes ter harte³⁷ 38 moght gaen men zoude daer bij konnen voeghen, dat zoo de zaeke {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 in recht quaeme, de fiscael lichtlijk alles aentasten zoude als zijnde³⁹ 40 bij 't leven zijner moeder verbeurt: ende dat hij dit goedt nemmer-⁴⁰ 41 meer zoude konnen belasten oft beswaeren, bij mangel van vollen 42 eigendoom: zonder klaerh der welke zich ijder hoeden zoude van⁴² 43 gelt te scheiden. D' authentique copie van 't testament nu, heeft 44 UEd. bij dezen. Die van 't octroij en hebben wij onder de papieren⁴⁴ 45 van 't sterfhujs niet konnen gevinden, (bij wiens faute, is gode 46 bekent) maer weeten te doceren bij twee distincte brieven van⁴⁶ 47 Antonio van Zurk zaeligher in dato den laesten Octob. a 1615, den⁴⁷ 48 13en feb. a 1616, ujt Antwerpen aen wijlen zijnen zoone Eduart 49 geschreven, dat het is geimpetreert geweest, gelijk bij de gesub-⁴⁹ 50 reguleerde clause van 't testament wort geassereert. Ende alwaer 't 51 schoon datter geen octroij en waere, zoo zoude echter stadt grijpen⁵¹ 52 de voors clause voorzooveel zij is dicterende dat, ingevalle Sr Carlo 53 zich zoude willen stellen in possessie der hoeve, hij den anderen 54 erfgenaemen zoude moeten goedt doen 't geen hij daer bij moght⁵⁴ 55 advanceren 't welk op een ujtkomt. Niettemin wij hebben tot⁵⁵ 56 Brussel met alle diligentie doen zoeken nae 't voors octroij: doch 57 tevergeefs. Maer onlanx doorziende de papieren dit stuk raekende 58 zijn geimbatteert in zekere acte van meetinge der voors hoeve,⁵⁸ 59 waerbij gezeit wort dezelve groot te wezen over de 26 bunderen, 60 ende het leengoedt te ressorteren onder den Leenhove van Meche- 61 len. 'T welk ons doet denken dat wij dus lang aen een verkeerde⁶¹ 62 deur hebben geklopt, ende orde geven om op 't register van 63 Mechelen nae 't voors octroij te vereischen, ende ons copie authen-⁶³ 64 tiq toe te veirdighen. Ist dat ons dit gelukt, zal zoo veel te beter zijn: 65 maer anders wij genootzaekt ons met de voors twee brieven ende 66 clause te behelpen. Aengaende voorts den prijs die UEd. gaerne 67 gestelt had op £ 1500 vlems, willen verhoopen dat UEd. geen'⁶⁷ 68 swaerigheit zal maken van te koomen tot 10000 gl. alhoewel de 69 geleghenh ons is raedende den handel niet af te slaen, wanneer 't⁶⁹ 70 UEd. ook niet en geliefde boven de voors £ 1500 te gaen. De voors 71 hoeve heeft in pachte gegolden gl 320, over veele jaeren, sedert de 72 welke, de landen zoowel als hier ook in brabant nae wij bericht 73 worden niettegenstaende den benauwden tijdt, merkelijk zijn ge- 74 rezen. 'Twelk wij UEd. bidden in consideratie te hebben ende ons⁷⁴ 75 metten eersten opening te doen van eenen persoon bequaem om⁷⁵ 76 mon frere voors tot redene te disponeren, op dat wij volmaght⁷⁶ 77 ende instructie overschikken. Ondertussen zoo de copie van 't 78 octroij komt zullen ze daer nevens bestellen, ende UEd. nae weder- 79 wensche van een gelukzaeligh nieuwe jaer, den almoghenden in 80 schut ende scherm, met alle die haer lief zijn, bevolen laeten, nevens {==279==} {>>pagina-aanduiding<<} 81 hartlijke groete dienst ende eerbiedenis 82 Mijn Heere ende gunstighe Neeve, van  83 UEd. 84 Geobligeerden neeve ende dienaer 85 P C Hóóft  87 UEd. zal bevinden bij 't testament gestelt zekere executeurs, maer 88 alzoo dezelve weigherden dien last t' aenvejrden, zijn in hunner 89 plaetse bij schepenen gesurrogeert de HH. Weesmren dezer stede 90 ende tot administrateurs onder hunne surintendentie Sr Gujllelmo⁹⁰ 91 Bartolottj d'ouwde ende Carlo vander Wijen, van welke acte wij 92 UEd zullen doen houden authentiq bescheidt, mitsgaders vande 93 aggreatie van den koop, indienze voortgank heeft.⁹³ 94 ujt Amsterdam, den 19en Januarij, a 1632.   Zie comm. bij 500. 3 't goedt officie: de goede dienst. 5 het delaijeren van advoij: het uitstellen van de toestemming. 7 exspedient: transactie, rechtshandeling. 8 gemeen consent: toestemming van allen. 9 zoo...naeders: kunnen wij niets beters. 10 onderstaen: onderzoeken. 12 oorbaar: nuttig. 14 handelen: hanteren. 15 kennen wij gedestitueert van: weten wij dat niet heeft. 17 scabreux: hachelijk, bedenkelijk, er is een luchtje aan. 19 onder contributie van wederzijden: aan Spanje en aan de Republiek, teneinde tegen de soldaten van beide partijen beveiligd te zijn (‘sauve-garde’): in deze situatie had volgens een tractaat van 1622 geen naasting plaats; best: het best. 21 zijn van verstande: zijn wij van mening. 22 op...passeren: aan wie wij een notariële volmacht konden verstrekken ter bemiddeling, als bemiddelaar. 25 remonstreren: uiteenzetten. 26 ende wij...gedaen: en dat wij daarin niet kunnen toestemmen wegens de beschikking die zijn moeder bij octrooi getroffen heeft; met ‘octrooi’ moet Hooft bedoelen, de apart aan Carel gestuurde passage uit haar testament. 34 Welke...comptant: Als men hem zijn aandeel beloofde, behoorlijk berekend, in contant geld. 35 dat hij...geven: dat hij erop in zou gaan. 36 immers: vooral. 37 gerepresenteert: voor ogen gesteld. 39 aentasten: in beslag nemen. 40 dat hij...eigendoom: dat hij op dit goed nooit van z'n leven hypotheek zou kunnen nemen omdat hij het gehele eigendomsrecht niet heeft. 42 zonder...scheiden: als dit volle eigendomsrecht niet duidelijk is zou iedereen er wel voor oppassen, geld te geven. 44 bij dezen: als Hooft bij de stukken ook de renversaalbrief van 1589 gevoegd heeft en De Cordes die met 507 teruggestuurd heeft, zou dat de aanwezigheid van dat stuk als bijlage bij UBA 31 A e verklaren. 46 doceren: aantonen; distinct: afzonderlijk. 47 Antonio van Zurk, † 1623, oom van Susanna. 49 geimpetreert: verworven; gesubreguleert: bevestigd. 51 stadt grijpen: van kracht zijn. 54 goedt doen: uitkeren. 55 op een ujtkomt: op hetzelfde neerkomt. 58 zijn geimbatteert in: hebben toevallig gevonden (It. imbattersi: bij toeval ontmoeten). 61 een verkeerde deur: de Raad van Brabant te Brussel in plaats van het leenhof te Mechelen. 63 vereischen: vragen. 67 een pond vlaams = zes gulden. 69 gelegenh: omstandigheden. 74 in consideratie te hebben: te overwegen. 75 metten eersten: zo spoedig mogelijk; opening doen van: inlichten over, aan de hand doen. 76 tot redene disponeren: tot rede brengen, tot bereidheid tot redelijk overleg weten te brengen. 90 surintendentie: oppertoezicht, vgl. 304 r. 47. 93 aggreatie: toestemming, nl. van de weesmeesters en executeurs. {==281==} {>>pagina-aanduiding<<} 504 Aenden Ridder Constantin Huighens &c. Minuut. UBA II C 11.347. Afschr.UBL. Pap. 13. 1 Mijn Heere,  2 Mijn plight om UEd. te believen, ende geneghenheit tot Monsr² 3 Brosterhujzen, t'zaemenspannende, hebben al hunnen ijver tschrap³ 4 gestelt tegens de gunste der anderen, om zijner E. waerdije 't hooft⁴ 5 boven te houden. Etlijke daeghen, ben ick op de been oft schild-⁵ 6 waght geweest, om de handt in 't hair der geleghenht te krijghen;⁶ 7 ende had zommighen Heeren alhier 't vier zoo nae, ende mijns⁷ 8 bedunkens, zoo goedt een' grondslagh gelejdt, dat mijn' hoope 9 zich wel half geluk met de gewilde ujtkoomst wenschte. Maer,⁹ 10 acharmen, op 't schoonst, ontvallen mij mijn' roozen. Want nu¹⁰ 11 beginnende voor te slaen, bij eenen van burgermren daer ick 12 't meeste vertrouwen op stelde, oft niet geraeden waer, dat de¹² 13 persoon, als van wien geenszins te vreezen staet, ne minuat¹³ 14 praesentia famam, zich eens quaeme vertoonen; kreegh¹⁴ 15 t'antwoort, hoe zich eenighe klippen van aenstoot op, ende 't heele¹⁵ 16 werk stujten deeden. Naemelijk daer viel bedenken, dat het zap¹⁶ 17 de kool niet waerdt zoude zijn, ende kleene eere voor de stadt,¹⁷ 18 schier oft morghen, ten aenzien der geringe vruchten, te laeten¹⁸ 19 vervallen, 't geen tot swaere kosten zoude wezen aengeheven. In 20 voeghe datter gesproken wert van de zaek op nieuw inde 21 vroedschap te draeghen. Hier ujt is goedt om bevroeden hoe verre²¹ 22 alles te zoeken zij. Want burgermren zullen geen' dink bij raedslot²² 23 aen hunne E E gestelt herhandelen, zoo zij daer toe gezint zijn; 24 nochte de herhandeling lichtelijk tegens hunnen zin ujtvallen. Ick²⁴ 25 zal mij echter inde venster, ende mijn' vrienden oogh in 't zeil 26 houden, nocht windt verwaerloozen, zooder ujt eenighen²⁶ 27 bequaemen hoek komt te waeyen. Waerop UEd. zich vrij te²⁷ 28 slaepen legge verzekert, dat mij een eeuwigh wroeghen zoude 29 wezen in gebreke te blijven aen 't geene haer schuldigh is, 30 Mijn Heere 31 Uwer Ed. 32 Verplichte dienaer 33 PCHóóft. 34 Ujt Amsterdam, 20 Jan. 1632. 35 Ick legge den H. Bas eerstdaeghs inden Haeghe te koomen:³⁵ 36 ende kon in allen gevalle niet ondienstigh zijn, dat hij op deze³⁶ 37 stoffe, eens door UEd. gesproken wierd. 2 om...believen: Huygens steunde de pogingen van zijn vriend Brosterhuyzen om de leiding te krijgen van een in Amsterdam te stichten botanische tuin (Br. spreekt van een jardin medicinal) ten behoeve van het zojuist opgericht Athenaeum aldaar. Zie de brieven van Brosterhuyzen van 20 febr. 1631 aan Huygens, van Van der Burg van 24 febr. 1631 aan Huygens. (Br. nrs 579, 580, ook 653 van Barlaeus aan Huygens van 19 jan. 1633). Hooft was hoe dan ook op de hoogte van Huygens' pogingen ten bate van zijn oude vriend. Er is geen brief van hem aan Hooft over deze zaak. 3 Brosterhujzen: 3 juni 1610 te Leiden op 14-jarige leeftijd ingeschreven, studeerde vooral botanie, maar had veel liefhebberijen, o.a. het schrijven van verzen en kwam daardoor niet verder. Huygens leerde hem misschien in zijn studententijd 1616/7 in Leiden kennen (Br. I, p. 174 n. 6); t'zaemenspannende: samenwerkend, in vereniging; tschrap gestelt: in het werk gesteld, in stelling gebracht (tegen enz.). 4 gunste der anderen: van de anderen (objektieve genit.); om...houden: om zijn verdienstelijkheid (voortreffelijkheid) te steunen (vgl. iemand het hoofd ophouden, WNT ophouden 862 iemand steunen). 5 ben...geweest: ben ik op stap geweest of heb op post gestaan. 6 om...krijghen: om de goede kans te grijpen, waar te nemen (naar het romeinse gezegde): de occasio heeft van voren haar, is van achteren kaal; vgl. nog: de gelegenheid bij de haren grijpen (WNT gelegenheid 1117). 7 ende had: en ik had; 'tvier...nae: het vuur zo na (aan de schenen) gelegd (geleidt samengetrokken). 9 wel half: meer dan half; gewilde: gewenste. 10 op...roozen: terwijl ze op hun mooist zijn, ontvallen enz. (op 't schoonst pred. toev. bij roozen: op het schoonst zijnde); Want...slaen: Want toen ik nu begon te opperen. 12 geraeden: dienstig, goed. 13 als...famam: (pred. toev. bij de persoon: als een man van wie enz.; causaal te vert.) omdat van hem geenszins gevreesd hoefde te worden dat zijn tegenwoordigheid zijn reputatie (aanzien) zou schaden. 14 zich...vertoonen: zich eens kwam presenteren. 15 t'antwoort: te antwoord, thans ten antwoord; hoe...deeden: dat zich enige hinderpalen voordeden en de hele zaak deden stagneren (samentrekking deeden, eerst lid van compositum, daarna causaal hulpwerkw.; klippen van aenstoot letterlijk: stenen waaraan men zich stoot, struikelblokken; WNT aanstoot 372 1). 16 Naemelijk...bedenken: Het bezwaar deed zich namelijk voor. 17 ende...stadt: en dat het tot geringe eer (tot schande) van de stad zou strekken. 18 schier...morghen: vandaag of morgen (WNT schier (IV) 563); ten...vruchten: gelet op de geringe voordelen; te...aengeheven: te laten tenietgaan wat met grote kosten zou zijn begonnen. 21 draeghen: brengen; Hier...zij: Hieruit is duidelijk op te maken hoe weinig kans er is op slagen. 22 Want...ujtvallen: Want burgemeesters zullen geen zaak, bij raadsbesluit aan hen overgelaten (opgedragen, toegewezen) opnieuw behandelen (in de vroedschap) als zij ervoor voelen, en de herbehandeling zal niet licht tegen hun zin uitvallen. 24 Ick...venster: (stellen samengetrokken) ik zal echter uitkijken. 26 nocht...waeyen: en geen wind verwaarlozen als er een uit een gunstige hoek gaat waaien. 27 Waerop...Hooft: (dem. vert.) U kunt daar gerust op zijn, ervan verzekerd dat ik eeuwig berouw zou hebben als ik tekort schoot in hetgeen uw aan u verplichte dienaar P.C.H. u verschuldigd is. 35 Ick...koomen: Ik onderstel dat enz. (acc. c. inf.) (WNT leggen 1436, dit citaat); Bas: vgl. 45. 36 ende...wierd: en het zou in elk geval niet ondienstig kunnen zijn dat u hem eens over deze zaak sprak (inversie na ende, subj. dat...wierd). {==283==} {>>pagina-aanduiding<<} 505 Aenden Ed. Heere Huigh de Groot, Minuut. UBA II C 11.855. T. in margine l. bovenaan een ander begin van de hand van Arnout Hooft: ‘Mijn heer (...) vertoon U.E. in alle eerbiedenis, nevens een ontallijke meenighte der ingezetenen enz.’ Onderaan achterop de blanco fo 2v ‘1631 Dec. 1632’ (PCH). Dat. Daar de regering in die maand over het toestaan van de Groot's vestiging in Holland delibereerde, is deze datering waarschijnlijk. Dr. B.L. Meulenbroek stelt het stuk kort voor 26 januari 1632 op grond van inhoudsovereenkomsten met Grotius' brief van die datum aan J. Wtenbogaert (Briefwisseling van Hugo Grotius V (R.G.P. Grote serie 119) blz. 12). 1 Vertoonen in aller eerbiedenis een' ontallijke meenighte der¹ 2 ingezetenen van Hollant volghende de gemaetighde zijde der 3 regeeringe, hoe zij met d'ujterste ernst, aendacht en zorghvuldig-³ 4 heit overwoghen hebbende 't geen noopende zijner Ed. vertrek, oft 5 verblijf hier te lande in bedenken komt, niet anders en konnen⁵ 6 verzinnen, als dat zijne Ed, zoo om haer zelf, als om der landtzaeten⁶ 7 wille zich behoort te laeten binden aen zoo veele geneghentheden⁷ 8 haer ujtbondighlijk toegedaen, van lujden dien zijne welvaert ten 9 hooghsten ende immers zoo zeer als haer eighe ter harte gaet,⁹ 10 nochte de getrouwheit van alzulk een getal lujden met eere, ende¹⁰ 11 oprechte vrienden te leur te stellen ende te verlaeten. Met eenen 12 gelieve zijner Ed. in te zien, hoe smaekelijk het zijner huisvrouwe¹² 13 ende kinderen zal zijn daeghelijx onder hunne landslujden, be- 14 kenden ende goedtgunstighen te verkeeren: van de welke zij bij¹⁴ 15 verscheide geleghentheden treflijke vorderinge, dienst, ende hulpe¹⁵ 16 hebben te verwachten. Ende al waer 't schoon dat zijn' Ed. zich der¹⁶ 17 gemeene zaeke niet begeerde te bekreunen, zoo gaet het echter vast¹⁷ 18 genoegh dat dezelve blijvende buiten dienst des lands ende der 19 stadt, maer haer eighen meester, bestaende is om zich zelven bij¹⁹ 20 weghe van haere rechtsgeleertheit, overvloedelijk ende eerlijker 21 wijze met aenwinst van tijdtlijke haeve te zeghenen: in groote 22 luister ende als ne privatus quidem sine imperio te leven; bijstaende²² 23 de stadt ende d'inwoonders niet alleen derzelve maer van 24 't gansche landt, in de wightighste zaeken, met haeren raedt: zulx 25 zij voor een orakel ende mondt der wijsheit door heel Hollandt zal 26 geacht wezen. Waer op haer vaederlandt, voor de weldaedt van 27 haer ter werelt gebraght te hebben in volle betaelinge aenneemen 28 zal de eere die zij den zelven doedt met haer verblijf. 'T welk ook²⁸ 29 een verzachtende zalve zijn zal inde wonde der scheuringe, tot het²⁹ 30 heelen derwelke zijn' Ed. verscheide geleghenheden zal weeten 31 waer te neemen, die bij anderen verbij gezien, oft niet met zoo 32 gelukkigh een' handt zouden aenvejrt, ende te raede gehouden³² 33 worden. Behalven dat deze zijner Ed. gevoeghlijkheit 't hart des 34 Prinssen zal buighen om alle die haer gunst toe draeghen, met zijne³⁴ 35 goedertierenheit te begenaedighen. Daerentegens indien zijn' Ed. 36 zich naer bujten ende in dienst van eenighen ujtlandschen Heere³⁶ 37 begeeft, staet grootelijx te beduchten, dat veele harten ziende haere 38 zoo vierighe wenschen ende beeden verwerpen, zulx voor al te 39 bijster een' onbeweeglijkheit zullen rekenen, ende van zijn' Ed. {==284==} {>>pagina-aanduiding<<} 40 verwijderen. Zijn Ed., haer' Gemaelinne ende kinderen en zullen 41 nerghens beloopen die geneghenheit ende trouwhartigheit, die hun⁴¹ 42 hier te vooren berejdt is; nochte die aengenaemheit van 43 ommegang, maer zoo 't gebeurde ('t welk God genaedelijk 44 verhoede) dat haer' Ed. hun in kort quaem' t' ontvallen ende⁴⁴ 45 't hooft neder te leggen, zich in swaere bekommeringen ende 46 zonder eenigh heul oft troost vinden. De middelen ook om haere 47 kinderen te vorderen zullen zeer ongewis ende maghtighen nijdt⁴⁷ 48 onderworpen zijn bij de vreemden. In plaets van haer eighen heer 49 ende meester te zijn, zal zijne Ed. dujzentderleij' wederwaerdig-⁴⁹ 50 heden van meesters en knechts moeten dulden ende in sujker⁵⁰ 51 opeeten, om zelf tot eenighe merkelijke vorderinge te geraeken, 52 ende die verworven hebbende altijds op een glad ijs staen, mits de 53 listen ende laeghen staedigh te hove in swank gaende om den 54 eerlijken lujden die eenigher mate verheven zijn, 't gras onder⁵⁴ 55 hunne zoolen te maeijen. Ende genomen dat de fortuine haer Ed. 56 hierinne boven gewoonte mede loopen wilde, zoo is 'er echter zoo⁵⁶ 57 swaer een last van kosten aen de hoofsche bedieningen vast, dat 58 zijner Ed. kinderen zich ten ujteinde daer bij, min zouden⁵⁸ 59 gevordert vinden, als bij 't voordeel dat zij met haere enkele⁵⁹ 60 rechtsgeleertheit zoude konnen doen. Luttel lujden voorwaer die 61 hun vaderlandt zelfs om billijke reden verlieten zietmen zich des⁶¹ 62 bedankt te hebben: gelijk aen Themistocles, Coriolanus ende 63 andere gespeurt kan worden. Ook zoud' het den Lande een' 64 eeuwige schande zijn, zoo de naekomelingen quaemen te oor- 65 deelen, dat dus een hemellicht als zijn' Ed. is, daer ujt had moeten 66 verdreven blijven. Het onbenoeghen des Prinssen over haere 67 onbeweeghlijkheit zal drukken alle de geenen, die zijner Ed. ojt 68 gunst bewezen, ende op nieuw een bitse bitterheit inde wonde der 69 scheuringe wrijven, waer door zij wellicht t' eenemael ongeneeslijk⁶⁹ 70 moght worden. Is derhalven d'ootmoedighe bede op zijn' Ed. 71 dat haer gelieve zich zelve, de haeren vrienden en vaderlandt met⁷¹ 72 haer vertrek niet te bedroeven, ende van zoo groot ende genoegh-⁷² 73 zaem zeker een heil te versteken, op d'ongewiste hoope ter⁷³ 74 werelt, nochte zich te keeren aen de ingebeelde ende ongegronde⁷⁴ 75 zorghe van verkleening te lijden bij overlevering van een verzoek-⁷⁵ 76 schrift aen de Overigheit, om hier te lande ongemoejt te blijven 77 woonen. Want zeker indien daer bescheidt tot genoeghen haerder 78 Ed. op volght, zoo zal de meeste vernedering over de zijde der⁷⁸ 79 Overheit wezen: gemerkt zijn Ed. niet altoos, ende d'Overheit het⁷⁹ 80 vonnis over zijn' Ed. gestreken, nevens 't plakkaet tegens haer boek⁸⁰ 81 ujtgegeven zoo doende komt te herroepen. Indien het bescheidt {==285==} {>>pagina-aanduiding<<} 82 haer wansmakelijk valt, zoo zal haer vertrek bij alle lujden met⁸² 83 eere verschoont worden. Entlijk verblijvende staet haer altoos de⁸³ 84 deure noch open om ten lande ujt te gaen ende zal zij min verplicht 85 zijn aende geenen die haer komen te beroepen, bij oft zij geen'⁸⁵ 86 blijvende plaets in 't vaederlandt vindende zich scheene ujt ujterste 87 noodt in dienst van vreemden te begeven. Maer indien zij ditmael 88 't landt verlaet, zij delft daetlijk achter zich den wegh op ter⁸⁸ 89 wederkoomste.   In het door v. Papenbroek samengestelde recueil UBA II C 11 bevindt zich een door Hooft opgesteld verzoekschrift aan Grotius om hem over te halen, in ons land te blijven. Het is een in de 3e persoon gesteld betoog, waarvan het origineel ‘ontallijke’ handtekeningen moet gedragen hebben. De minuut is in alle grote uitgaven onder de brieven opgenomen. Een reactie op dit rekest is niet bekend, Grotius' precaire positie tijdens zijn terugkeer en zijn voorzichtigheid verklaren dit. Maria van Reigersbergh bezocht de Hoofts (volgens 543) 31 juli 1632, Grotius verzoekt in een brief aan Vondel van 17 augustus d.a.v. zijn dienstelijke gebiedenis aan de goede vrunden ‘insonderheyt aen mijnheer de drossaert Hooft, die ik ten hooghsten ben geobligeert’. Dit kan zeer goed op het rekest slaan. 1 De aanspraak maakt deel uit van de eerste zin; Vertoonen: zetten uiteen, maken duidelijk. 3 hoe: dat. 5 in bedenken komt: voor overweging in aanmerking komt. 6 verzinnen: tot een inzicht komen; zoo...als: zowel als. 7 behoort: verplicht is. 9 immers: tenminste; haer eighe (welvaert = welzijn). 10 lujden met eere: respectabele lieden (ook in r. 82). 12 smaekelijk + dat.: aantrekkelijk, begeerlijk voor. 14 goedgunstighe: mensen die hun sympathiek gezind zijn. 15 treflijke vorderinge: effectieve bevoordeling. 16 Ende...schoon: En al was het ook het geval; zich...bekreunen: zich niet wenste te bemoeien met het openbare leven. 17 zoo...genoegh dat: het lijdt (toch) geen twijfel of. 19 bestaende: in staat; bij weghe van: door middel van. 22 Ne privatus etc.: zelfs als ambteloze niet zonder gezag (Tacitus, Dialogus de oratoribus 36, 5, waar voor imperio staat auctoritate); bijstaende: door bij te staan. 28 den zelven: het vaderland. 29 scheuringe, nl. van de binnenlandse, vooral kerkelijke politiek (ook in r. 69). 32 te raede gehouden: zorgvuldig in petto gehouden (WNT raad 20 7). 34 buighen: doen neigen. 36 naer bujten: naar het buitenland. 41 beloopen: vinden (WNT belopen 1746 g); hun te vooren berejdt is: op hen wacht. 44 haer' Ed.: Hooft bedoelt een mv.: als de ouders hun, nl. de kinderen, kwamen te ontvallen. 47 vorderen: carrière te doen maken; nijdt: afgunst. 49 wederwaerdigheden: onaangenaamheden. 50 meesters en knechts: hoger- en lagergeplaatsten; in sujker: voor zoete koek. 54 't gras...maeijen: de voet te lichten. 56 echter: aan de andere kant, toch weer. 58 ten ujteinde: per slot van rekening: als zij hun erfdeel ontvangen. 59 zij: Grotius (te ontlenen aan de gen. zijner Ed., of aan haer Ed. in de vorige zin). 61 billijke: goede, gegronde; zich...hebben: dat zij daar gelukkig, tevreden over geweest zijn (WNT bedanken 1123 II 2). 69 scheuringe, zie r. 29. 71 achter haeren leze men een komma. 72 genoeghzaem...heil: een nagenoeg zeker voordeel, geluk. 73 versteken: beroven; op: steunend, vertrouwend op. 74 nochte zich te keeren: (aansluitend bij dat haer gelieve) en zich niet te bekommeren. 75 verkleening: vernedering. 78 meeste: grootste; over: aan. 79 niet altoos: volstrekt niets. 80 het plakkaat van 24 november 1622 tegen Grotius' Verantwoording van de wettelycke Regiering van Hollant en Westvrieslant. Hoorn 1622. Vgl. 188. 82 lujden met eere: respectabele lieden. 83 Entlijk: Tenslotte (ter inleiding van de hele zin); verblijvende: als zijn Ed. hier blijft. 85 komen te beroepen: benoemen (het hulpww. komen betekent ‘door wie, wanneer en waar het lot dit ook mag laten gebeuren’); bij oft: (te verbinden met min r. 84) vergeleken met het geval dat. 88 zij delft daetlijk op: dan verspert hij metterdaad (opdelven: door vergraving onbegaanbaar maken (mil.)). {==287==} {>>pagina-aanduiding<<} 506 Aen de Gerechten van WeesperCarspel ende Bijdelmeer Minuut. UBA II C 11.348. 1 Eerzaeme &c.  2 Leedt is mij dat de redenen in mijnen laesten noopende 't² 3 secretarisampt bijgebraght, zoo luttel plaets bij UE E gevonden³ 4 hebben, als bij den uwen van den 15en dezer gespeurt wort. Dies- 5 niettegenstaende hebbe naeder op 't stuk gelet, met de HH van⁵ 6 Weesp gecommuniceert, ende hunne EE mij suffisantelijk doen⁶ 7 blijken hoe zij van over lange in possessie zijn van te stellen eenen⁷ 8 secretaris zoo tot bedieninge vande stadt als van 't Carspel ende 9 Bijdelmeer: zulx ghijlujden hierinne niet en kunt innoveren⁹ 10 zonder u zelven notoirlijk in 't ongelijk te stellen: ende verwondert 11 mij grootelijx dat de Notaris Jan Corneliszoon heeft konnen¹¹ 12 verstaen, zich tot een instrument te laten gebruiken van zoo¹² 13 maghtigh een onlust ende tweedraght als ujt dus een' ongefon- 14 deerde nieuwigheit waer geschaepen t'ontstaen. Dat UE E vreemt¹⁴ 15 vinden 't salarieren van eenen secretaris bij anderen gestelt, en kan¹⁵ 16 ick daer voor niet aenneemen; gemerkt verscheide plaetsen, ende¹⁶ 17 onder andre de stadt Naerden, subject zijn om zich te dienen voor¹⁷ 18 Secretaris van den geenen, die bij andere Heeren dat recht 19 hebbende, daer toe verkooren wort. Zelve die van Weesp, loonen¹⁹ 20 wel hunne stadsboden, die nochtans bij d'Ed. Mo. HH. van de 21 Reke worden gestelt. Zult daeromme alsnoch wel doen, ende²¹ 22 admitteren in UE E rechtsbanken den Secretaris bij henlujden 23 beroepen: te meer naerdien UE E alreeds met hem hebben 24 gebezoigneert, ende hem door die actie in possessie van zijnen²⁴ 25 dienst gestelt. Waermede nieuwe onkosten van processen ende 26 andere swarigheden uwer gemeente, die noch anderszins meer als²⁶ 27 genoegh is belast, zullen werden verhoedt, tot mijnen contente- 28 mente, die doch niet en meene te gedoghen, dat mijn schout met²⁸ 29 eenen anderen secretaris zal zitten, als bij die van Weesp wettelijk²⁹ 30 ende naer costujme is ingevoert. Zoo UE E eenighe particuliere³⁰ 31 secreten hebt, zult daer toe moghen gebrujken den geenen die UE 32 bequaemst zal dunken, ende blijven den almoghenden in schut 33 ende scherm bevolen,³³ 34 UE E 35 Toegedaene goede vriendt 36 PCHóóft. 37 Ujt Amsterdam, 26 Jan 1632. {==288==} {>>pagina-aanduiding<<} De gehuchten Weesperkarspel en Bijdelmeer hebben, als nieuwigheid, de secretaris van Weesp niet meer willen gebruiken, maar een notaris als hun aparte secretaris in dienst genomen. Hooft wijst op het onwettige hiervan en eist terugkeer tot de gebruikelijke werkwijze. 2 redenen: argumenten. 3 bijgebraght: aangevoerd; plaets vinden: gehoor vinden. 5 naeder...gelet: de zaak (nogeens) nauwkeuriger overwogen. 6 ende (hebben, niet afhankelijk van Diesniettegenstaende). 7 van over lange: sedert lang; in possessie...stellen: het recht bezitten, aan te stellen; eenen (telw.). 9 innoveren: verandering aanbrengen. 11 heeft konnen verstaen: goedgevonden heeft. 12 een instrument: een middel: deze notaris is blijkbaar als secretaris opgetreden. 14 waer geschaepen te: wel moe(s)t (WNT geschapen 1709 B). 15 bij anderen gestelt: door anderen benoemd. 16 daer voor, nl. voor vreemd, als iets vreemds. 17 subject zijn: eraan onderworpen zijn, in de toestand verkeren van te moeten. 19 Zelve...Weesp (...) wel: De Weespenaren zelf. 21 wel doen, ende admitteren: zo goed zijn, toe te laten. 24 gebezoigneert: gewerkt. 26 noch anderszins: ook uit anderen hoofde. 28 doch: namelijk, immers, waarlijk. 29 zitten: zitting houden, ambtelijk samenwerken. 30 particuliere secreten: speciale geheimen. 33 achter bevolen zou een punt moeten staan, daar Hooft in deze voor zijn doen nonchalant gestelde brief zijn ondertekening niet in de slotformule opneemt. {==289==} {>>pagina-aanduiding<<} 507 Eersame discrete Sr P. Hooft ende medeerfgenam van Jouffrau Hellemans Saliger Amsterdam. Origineel. UBA 31 A e. T. de tekst is uitsluitend met komma's geïnterpungeerd. Elf daarvan zijn hier door punten vervangen. N.B. hierbij ligt de in de comm. bij 500 genoemde renversaalbrief. (Hooft: Wichelen 26 Jan 1632. Amsterdam 3 feb. 1632)   1 Mijn Heere ende gunstige Neve  2 Ick hebbe op gisteren wel ontfangen U.E. aengenamen van 3 19 deser, mette Copije autenticq vant testament, dan verwondert 4 het principalste te weten de ottroije van te mogen van leengoet 5 disponeren, gebrickt. indien deselve niet te vinden, vrese swarigeit⁵ 6 sal geven, want geen leengoet sonder ottroij mach galieneert bij⁶ 7 testament worden. wel is waer naer mijn iugement, ende gevende⁷ 8 tselve tot beter, dat het testament moet achtervolgt worden, ende⁸ 9 neve Carlo willende de hoeve genieten dat ditto neve Carlo sovele⁹ 10 in dander goederen sal naervenant moeten gemissen, maer mits 11 naer Ul. seggen hij eer aent sterfhuijs debeert als anders, soo wete¹¹ 12 niet wat raeden. want soude van dander erfgen daerover int particu- 13 lier moeten aengesproecken worden, hetwelck vuijt redenen mits¹³ 14 de materie wat scabreux is wat naerdenckens geeft, ten sij Costi¹⁴ 15 middelen sijn om sijn garant te vinden. dat Ul. oft iemant op¹⁵ 16 neutrael plaetsen woonden, soude bequamer hebben konnen¹⁶ 17 geschieden. voor mij ick vinde wel goet dat gelijck Ul. verhaelt,¹⁷ 18 alle dese difficulteiten aen Sr Carlo geremonstreert worden, maer 19 mits hij als vrese advocaten raet volgt, soo dencke niet veel helpen¹⁹ 20 sal, niet te min Ul. konnent proeven, om te sien oft Ul in eenig²⁰ 21 accort met hem kost koemen. hij en heeft mij niet meer geant-²¹ 22 woort, hoewel hem hadde geschreven, dat mij geen partije stelden.²² 23 ende alleen mij de medeerfgenaem consent soude geven, dan²³ 24 gelijck ick te Mechelen ordre hadde gegeven, om te letten ende mij²⁴ 25 te adviseren, of er eenige veranderinge geschieden buijten mijne²⁵ 26 weet, soo ontfange nu voor 3 dagen schrijven van daer, dat hij de 27 leengoederen bij procuratie op sijnen naeme heeft doen stellen 28 naervolgens mede gaende Copijen, alles sonder mijn consent, ende²⁸ 29 sonder mentie te maecken dat de goederen op mijnen naeme²⁹ 30 staen, waartoe om in oppositie te komen, om redenen Ul bekent geensins³⁰ 31 voor mij raetsam, mits hij wel weet, het goet mij niet toekompt. dan Ul.³¹ 32 moeten haer wijslijck daerin beraeden, ende van mij geen mentie³² 33 maecken. al is dat Sr Bolgaro geen vrint van hem is, hij sal Ul. wel 34 iemant weten, die Ul. daerin soude konnen dienen, ende die alle swarigeit³⁴ 35 die daerop lopen hem konnen voorhouden. om met vrintschap te³⁵ 36 accorderen, ware het beste, ende hem eenige voorderlijcke recom- {==290==} {>>pagina-aanduiding<<} 37 pense te presenteren. ware ick bij hem soude hem oock eens 38 spreecken, maer vrese mij suspect haut, ende mijne debiliteit³⁸ 39 benimpt mij het rijsen, want bijnaest niet meer gaen kan, got weet³⁹ 40 hoe geerne ick de vrinden soude dienen, ick soude wel seggen dat 41 Ul. ons neve Tomas Tasse daerover eens schreve, maer mij dunckt 42 beter iemants anders ware, ende hij maer als middelaer ende 43 neutrael daerover ware, de goederen van Contick sijn wel onder⁴³ 44 contributie gelegen, maer niet van wedersijden, soo dat duchte dit 45 poinct Ul. wijnig kan voorderlijck sijn: ende sovele den prijs 46 aengaet, wannert alles effen ware, om de vrinden te accommo-⁴⁶ 47 deren, soude op een klein niet sien mogen, want de landen dier⁴⁷ 48 blijven, maer den tijt calamiteux Got betert ick wenschte Ul. ende⁴⁸ 49 de vrinden eenigen aengenamen dienst kost gedaen, Hiermede 50 weest seer vrindlijcken mette vrinden gegroet ende in des al- 51 mogenden protectie bevoelen. 52 U E. 53 dienstwe Neve ende dienaer 54 J C de Cordes 53 Desen 26 Januarij 1632 54 in Wicchelen. 55 mij dunckt Ul. behoorden een paspoort te procureren ende eens 56 selver overkoemen, om mondeling alles te effenen, want dese 57 saecke wel tselve meriteert.⁵⁷   Zie comm. bij 500. 5 gebrickt: ontbreekt (punt). 6 galieneert: gealiëneerd, vervreemd. 7 worden (punt); gevende (mijn argument) voor beter: niet koppig mijn oordeel willende vasthouden. 8 achtervolgt: nagekomen. 9 dat...gemissen: dat genoemde neef Carlo evenveel (sovele naervenant, naar gelang van de waarde) minder van de andere goederen krijgt (WNT naar 1383 3e al.). 11 eer debeert als anders: eerder schuldig is dan andersom; wete...raeden: weet ik niet, wat ik u aanraden moet (punt). 13 vuijt reden mits: omdat. 14 scabreux, vgl. 503 r. 18; Costi: ten uwent, in Amsterdam. 15 middelen om sijn garant te vinden: iem. te vinden die bereid is, borg te blijven voor Carel; dat: als. 16 soude...geschieden: zou het gemakkelijker hebben kunnen gebeuren (punt). 17 voor mij: wat mijn oordeel betreft; verhaelt: herhaalt. 19 als vrese: zoals ik vrees. 20 proeven: proberen. 21 kost koemen: kunt komen (punt). 22 dat...stelden: dat ik geen standpunt in rechte innam (punt). 23 ende alleen...geven(?) 24 gelijck: omdat. 25 adviseren: berichten. 28 naervolgens...Copijen: volgens bijgaande afschriften. 29 mentie maecken: gewag maken. N.B. Er werd van De Cordes natuurlijk geen gewag gemaakt, omdat de hoeve niet op zijn naam stond, maar op die van Susanna van Surck. 30 waartoe...raetsam: daartegen(?) in verzet komen is, om redenen die u kent (de schijnverkoop) voor mij geenszins raadzaam. 31 mits...toekompt: daar hij best weet dat het goed niet van mij is (punt). 32 haer wijslijck beraeden: zich goed bedenken; mentie maecken (punt): gewag maken (punt). 34 weten (aan te raden). 35 die daerop lopen: die eraan kleven (nl. aan het onrechtmatig bezit van de hoeve); voorhouden (punt); om...presenteren: het beste zou zijn, het goedschiks eens te worden en hem een voordelige beloning, douceur, aan te bieden (punt). 38 maer...haut: ik vrees dat hij mij voor verdacht houdt; debiliteit: zwakte. 39 benimpt: beneemt, verhindert; bijnaest: bijna. 43 vgl. 503 r. 19. 46 wannert...ware: als alles juridisch in orde was. 47 soude...mogen: zou ik om de vrienden (neven) te gerieven, niet op een kleintje mogen zien. 48 God betert: (bede, geen krachtterm) het is niet duidelijk of dit bij de voorafgaande of bij de volgende zin hoort. ick wenschte...gedaen: ik wou dat er u en de familie een goede dienst gedaan, bewezen, kon worden. 57 wel tselve meriteert: is 't wel waard. {==292==} {>>pagina-aanduiding<<} 508 Aende Heeren vande Reke der Graeflijkheit. Minuut. UBA II C 11.237. 1 Ede &c.  2 Om te voldoen den last van U Ed. Mo. bij appoinctement vanden 3 [vanden] 22 laestleden op de nevensgevoeghde reqe ontfangen, 4 hebbe my geinformeert op 't stuk daerin geroert, ende niet anders⁴ 5 kunnen speuren, als dat het verzoek der supplianten tot merkelijk 6 beneficie der landen ujtwaterende door de gedenoteerde schey-⁶ 7 graft, tussen Hollandt en 't Sticht, ende tot niemands prejudicie is⁷ 8 strekkende. Zulx onder correctie mijns bedunkens, raedzaem waer,⁸ 9 den Schout, Bujrmr ende gerechten van Blarikom te authorizeren 10 ende lasten, om jaerlijx, ter bequaemster tijdt de voors graft te 11 schouwen ende te doen onderhouden ter breette van 12, diepte van¹¹ 12 vijf voeten; op peene van 15 Schellingen, voor d'eerste reize, dat¹² 13 ijemant zijn debvoir in 't opmaeken derzelve zal hebben genegli-¹³ 14 geert; voor de tweede ter zelfster zake, 3 ponden van xl grooten¹⁴ 15 't pondt; ende zoo hij echter in gebreke blijft, 't werk besteedt te¹⁵ 16 werden op dijkrecht; 't welk aldaer is restitutie der ujtgelejde¹⁶ 17 penningen, ende daerenboven vijftigh ten hondert tot een 18 amende: t'appliceren alle de voors boeten ende amenden ten behoe-¹⁸ 19 ve van den Schout ende dat hij dezelve zal moghen innen bij parate¹⁹ 20 exsecutie, aende goederen ende landen, der geenen die in breuke²⁰ 21 komen te vervallen. Uwer Ed. Mo. nu, gelieve hierop te dispo-²¹ 22 neren naer haere discretie, ende Gode den almaghtighen dezelve 23 Ede &c 24 in gelukzaelighe regeringe altijds te bewaeren, ende in haere goede 25 gratie 26 U.Ed.Mo. 27 Onderdaenen dienstwen 28 P C Hóóft. 28 Vanden Hujze te Mujden, 29 den jen Feb. 1632.   Regeling van het onderhoud van de Gooiersgracht. 4 op 't stuk daerin geroert: omtrent de zaak die daarin behandeld wordt. 6 de gedenoteerde scheijgraft: de aangeduide grenssloot, nl. de Gooiersgracht, vgl. I blz. 57. 7 prejudicie: nadeel. 8 onder correctie: behoudens uw wijzer oordeel. 11 schouwen: inspecteren, op gezette tijden. 12 een Rijnlandse voet (waarmee de Rekenkamer rekende) mat 0.314 meter; een schelling was 6 stuivers. 13 voor...genegligeert: voor de eerste mael dat iemand zijn plicht tot het in orde houden ervan verwaarloosd zal hebben. 14 de tweede (reize). 15 echter: wederom; besteedt...dijkrecht: dat het werk opgedragen (aanbesteed) wordt volgens het daar geldende dijkagerecht. 16 restitutie...penningen: vergoeding van het bestede geld. 18 appliceren: toekennen. 19 bij parate exsecutie: door onmiddellijke rechtsvordering. 20 aen: ten laste van; breuk: boete. 21 gelieve (onpers.). {==294==} {>>pagina-aanduiding<<} 509 Aenden Heere Jan Carel de Cordes, op zijn Casteel tot Wichelen. Minuut. UBA II C II. 349. 1 Mijn Heere ende gunstighe Neef,  2 Mits eenighe daeghen die ick ujt der stadt geweest ben, heb ik wat 3 spaede ontfangen UEd. aengenaemen vanden 26en lestleden met de 4 bijgevoeghde copien, waer bij bevinde de zaeke van 't leen heel 5 anders geleghen geweest te zijn als wij alhier gewaent hadden. 6 Want zie dat mijn' zalighe schoonmoeder ujt krachte der schei- 7 deilinge vanden jaere 1609, daer af al is geinvesteert geweest inden 8 jaere 1612, 't welk veel verschilt van tot noch gestaen te hebben op 9 den naeme uwer Ed. Zulx niet en weete hoe men zich tegens mon 10 frere Carlo zoude konnen opposeren, al waer 't ook dat hij 't leen 11 noch niet verheven, ende wij 't octroij in handen hadden. Want hij 12 zoude ons in allen gevalle moghen te gemoete voeren, dat [dat] hij 13 de hoeve voor zich begeert, mits vergoedende ons contingent; 14 't welk hem de clause van 't testament toelaet. Ondertussen geraekt 15 hij in possessie, ende wij in difficultejt van tot het onze te komen. 16 Dit doet ons nu wenschen 't geen wij te vooren vreesden; naemelijk 17 dat de hoeve moght confiscatie subject zijn: mits datmen, in dit 18 cas, eenigh middel hebben zoude om hem tot reden te constrin-¹⁸ 19 geren. Bidden derhalven UEd gelieve ons t' advizeren oft de voors 20 hoeve bij 't leven van mamere zaeligher confiscabel geweest zij 21 ende alsnoch is, oft niet. Want indien jae, zoo zouden wij moghen 22 ijemandt lasten (dewijl mijne geleghenheit niet toelaet derwaerts 23 te rejzen) om het onze van hem te vorderen, met dreighementen 24 van anderszins de zaek in rechte te brengen ende Neef Tasso²⁴ 25 t' insinueren, dat hij hebbe te continueren inde administratie der²⁵ 26 hoeve nochte aen ijemandt anders als weesmeesteren van 27 Amsterdam reke te doen, gelijk hem ook voor dezen door hunne²⁷ 28 E E is aengeschreven. Indien alsdan Neef Tasso de gerechtigheit 29 ende zijn eighen gerustheit beminde, zoude zich tot middelaer²⁹ 30 moghen emploijeren, om te weghe te brengen dat sr Carlo de 31 hoeve aen UEd. verkochte, ende zijn gedeelte in comptant ont- 32 finge, mits ons laetende 't onze volghen: oft zoo hij voor alsnoch 33 niet verstaen konde daer af te schejden, dat hij ten minsten zoo³³ 34 veele penningen lichte van UEd. op onderpandt van de³⁴ 35 voors hoeve, als ons contingent bedraeght, ende UEd. dezelve 36 herwaerts over remitteerde. 'T welk geschiedende waer³⁶ 37 weenigh te twijfelen oft hij zoude eerlang Uwer Ed. 't gansche 38 parceel in koope wel toestaen: gemerkt zijn krank mesnage ende³⁸ {==295==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 behoeftigheit, die ons doen apprehenderen dat hijze doch metten³⁹ 40 eersten zal verzetten, doch diende alvoren ook wel geweeten, wat 41 men hierin aen Neef Tasso hebben zoude. Hier op verwachtende 42 UEd. antwoordt, zullen ondertussen volghends UE advis vanden 43 ijen dezer, doen onderstaen, oft het octroj onder den H. amptman⁴³ 44 ende de papieren van wijlen Antonij van Zurk te vinden zij, ende 45 UEd. 46 Mijn Heere ende gunstighe Neeve, met alle die haer lief zijn in 47 schut des allerhooghsten bevolen laeten, nevens hartlijke groete, 48 ende dankzegging en eerbiedenis van 49 UEd. 50 Verplighten Neeve ende dienaer 51 P C Hóóft. 52 ujt Amsterdam, 9 feb. 1632.   Zie de comm. bij 500. 18 constringeren: dwingen. 24 anderszins: anders. 25 insinueren: opdragen (neef Tas had de administratie altijd verzorgd). 27 reke doen: rekenschap afleggen. 29 gerustheit: rust; zich tot middelaer emploijeren: als bemiddelaar optreden. 33 daer af te schejden: dit af te staan. 34 lichtte van UEd.: bij u opnam. Een van de moeilijkheden van de verklaring is, dat met ‘hij’ in r. 32 Carel bedoeld schijnt te worden, en met ‘hij’ in r. 33 Tasso. 36 remitteerde: stuurde. 38 toestaen: geven; krank mesnage: slecht beheer. 39 doch metten eersten verzetten: toch zo gauw mogelijk met hypotheek bezwaren. 43 onderstaen: onderzoeken, informeren. {==296==} {>>pagina-aanduiding<<} 510 Aen sr Balthazar Bulgaro, tot Antwerpen. Minuut. UBA II C 11.350. 1 Monsr et Cousin,  2 Wij hebben verstaen van weghen onzen neeve den H. Jan Carlo de 3 Cordes, hoe mon frere Carlo 't landt onder Contik geleghen, 't 4 welk bujten ons weten, al inden jaere 1612 op den naeme van Ma 5 mere zaligher gestelt was, inden Leenhove van Mechelen op den 6 zijnen heeft doen stellen. Ende om te verzien tegens tprejudicie ons⁶ 7 daer ujt sprujtende, hebben zoo tot Brussel als Mechelen al een' 8 wijle doch te vergeefs doen arbejden om te bekomen copie van 9 't Octroij bij mamere voors geimpetreert om te moghen dis-⁹ 10 poneren van haere leenen. Sedert gezien hebbende eenighe brieven 11 van Antonij van Zurk zaligher, raccueilleren daerujt, dat het voors¹¹ 12 octroij nojt herwaerts moet gezonden zijn, maer alsnoch berusten, 13 nevens zijne boeken ende papieren, onder den Heere Amptman¹³ 14 van Antwerpen; waer toe men lichtelijk acces zal kunnen hebben.¹⁴ 15 Is derhalven ons dienstelijk verzoek UE gelieve daer af te lichten 16 copie authenticq, t' onzen kosten ende dezelve aen ons over te 17 schikken. Waer bij mij een vrundschap zal geschieden, die ick in 18 tijdt ende wijle gaerne naer behooren erkennen zal. Zulx mij daer 19 toe verlaetende, wil UE met Joffre UE huisvrouwe onze beminde 20 nichte ende zijn gansche familie, den allerhooghsten bevolen 21 hebben, nevens hartlijke groeten ende eerbiedenis, 22 Monsr mon Cousin, van 23 U E 24 geaffectionneerden weldienstwen 25 Neeve P C Hóóft. 25 Ujt Amsterdam, 9 feb. 1632.   Zie comm. bij 500. 6 prejudicie: nadeel. 9 geimpetreert: verworven. 11 raccueilleren: wij leiden daaruit af. 13 Amptman: ambtenaar, niet ongelijk aan een huidige officier van Justitie; 14 acces: toegang. {==297==} {>>pagina-aanduiding<<} 511 Aen mê Joffrouw, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 79. Hs. Watervlek. Loont.   1 Me Joffre,  2 Wij hadden wel behoort stip op onze ujre te passen, met UE te 3 bezoeken: maer de bruiloftgang heeft zoo veel toereedens aen, dat³ 4 het eenen licht ujt zijn' gissing gaet. 'T was een' groote Eclypsis⁴ 5 voor mijn Suseken, in plaets van UE aenschijn andere troonijen te 6 vinden, daer 't haer niet lang in en luste te starrekijken. Niettemin 7 zij had vertrouwt dat de wederliefde zoo koel niet geweest waer, 8 oft UE en zoude haer 's andren daeghs dat verzoek betaelt hebben, 9 ende ons een vischje helpen eeten. Maer (acharme!) een ongeluk 10 komt zelden alleen. Zij was UE quijt, en had het naekijken: min¹⁰ 11 nocht meer als Psijche, als haer vrijer een' glippert maekte. Nu¹¹ 12 quijnt en steent d'arme tortelduif, beweenende haer' verlaetene 13 eenzaemheit; ende kan aen Corisca geen volslaeghen ongelijk¹³ 14 geven, die een gasthuis van haer hart maekte, om zich aen 't¹⁴ 15 vlotgras te houden, als haer de wal ontging. Maer 't magh haer een' 16 leer zijn, dat ze zich hoede, op vrijers te verslingeren, die, nae 't 17 zeggen van haer sexe, de meisjens, in wispeltuirigheit, noch verre 18 de loef afsteken. Had zij ook ten minsten een' Crommetjen, om¹⁸ 19 den tijdt meê te korten, zoo moght zij haer droefheit noch ten 20 deele vergeten. Nu laet ghij haer hier bedrukt en troosteloos 21 zitten. Zij en is nochtans geen Medea om UE Teetjen te ver-²¹ 22 scheuren, nocht Dido om UE op de bouten van uw Marije te gast²² 23 te nooden; maer een zoetemelx hartjen, dat al zijn leedt met sujker²³ 24 wreekt. Hier nevens gaet een kisjen vol. Zoo veel beetjens alsje 25 daerin bijt, zoo veel kusjes, zal zij zich inbeelden t'ontfangen, ende 26 laet U E, op die zoete hoope, gelijk wij mede doen, met alle die 27 UE lief zijn Gode bevolen: blijvende 28 Mê Joffre 29 U E 30 Toegeneghen dienstwe 31 P C Hóóft. {==298==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 De soldaet die mij van UE bevolen wort, heeft mij, meen ick,³² 33 gesproken, ende verlof, ten aenzien van zoo veele kinderen, om tot 34 Alkmaer te blijven tot Maj toe, daernae dagh en raedt.³⁴ 35 Ujt Amsterdam, 18 Feb. 1632.   Babbeltje. 3 toereeden: voorbereiden, klaarmaken (WNT toereeden 620 2); dat het eenen...gaet: dat iemand licht meer tijd nodig heeft dan hij dacht. 4 Eclijpsis: zonsverduistering, h. teleurstelling. 10 min nocht meer als: net als (WNT min (IV) 757 2e al.). 11 Psijche: toespeling op het sprookje van Amor en Psyche. 13 Corisca: het is dom van een vrouw, maar één minnaar te hebben (Il pastor fido I, 3). 14 om...ontging: om zich met tijdelijke minnaars te troosten, als zij geen vaste kreeg (letterl. om zich aan drijvende graspollen vast te houden, toen zij de wal los moest laten). 18 Had zij enz.: Was zij maar getrouwd! had zij maar één trouwe minnaar! 21 het spel met extreme vergelijkingen gaat door: Susanna wordt, om de zachtheid van haar gemoed te doen uitkomen, tegenover mythische moordenaressen gesteld; Medea, vrouw van Iason, vermoordde haar kinderen; Teetjen (Taedea in 636) en Maria waren Tesselschade's dochtertjes. 22 Dido, koningin van Carthago, was indertijd uit Phoenicië gevlucht na haar man, Sigaeus, vermoord te hebben. Evenals in r. 70 van 448 onjuiste mythologische details. 23 zoetemelx hartjen, vgl. 547; is het kistje een cadeau van Susanna? Met eigenhandig gekonfijte vruchten? 32 bevolen: aanbevolen. 34 dagh en raedt (spreekwoord: ‘Morgen komt dag en raad’). Raad kan oorspronkelijk plan, beleid, betekend hebben, mar later als raadgeving opgevat zijn (WNT raad 12): ‘morgen zien we wel verder’. {==299==} {>>pagina-aanduiding<<} 512 Aende HH vande Reke der Graeflijkheit. Minuut. UBA II C 11.351. 1 Ede &c.  2 Alzoo in mijnen quartiere de daeghelijksche practique medebrengt,² 3 dat men de gronden van noode oft dienst zijnde tot opstellen van 4 watermolens, laet volghen ten behoeve vande respective polders, 5 voor den prijs, waer op dezelve gronden, bij de gerechten der 6 plaetse worden geschat; ende dat der graeflijkheit best gelijken zal,⁶ 7 voor 't geene vande gorzerije oft hofwejde in de nevensgaende⁷ 8 Reqe geroert, zal vereischt ende afgegraeve worden, tot het 9 oprechten van eenen nieuwen molen, te genieten eenighen 10 jaerlijkschen pacht; zoo dunkt mij, onder verbeteringe, gevoegh-¹⁰ 11 lijkst, dat UEd. Mo. gelieven den landtgenooten te vergunnen, zoo¹¹ 12 veel als zij t'hunnen gerijve van doen hebben, mits houdende de 13 Graeflijkheit bujten interest, ende betaelende jaerlijx aende zelve,¹³ 14 oft de geenen, die gelijk ick jeghenwoordelijk doe, de voors¹⁴ 15 hofweide van haerent weghe gebrujken, zoo veele als schepenen¹⁵ 16 van Mujden 't aenvaerde landt zullen taxeren in huire waerdigh te¹⁶ 17 wezen. Ende niet hebbende naeders, om U.Ed.Mo. in dezen te 18 dienen, zal dezelve, 19 Ede &c. 20 nae wensch van gelukzaelighe regeringe, den almoghenden 21 bevolen laeten, ende in haer' goede gratie, 22 UEd. Mo. 23 Onderdaenen dienstwen 24 P C Hóóft. 23 Ujt Amsterdam, 24 den eersten Martij a 1632.   Voorstel aan de Rekenkamer betreffende het land, nodig voor een nieuwe watermolen. 2 Alzoo: Omdat. 6 (alzoo) dat; best gelijken: het best bevallen. 7 gorzerije: buitendijks gelegen grasland; hofwejde: land beoosten Muiden, aan de Zuiderzee. 10 gevoeghlijkst: het best. 11 gelieven (pers.): zo goed zijn. 13 interest: nadeel. 14 oft (aen) de geenen. 15 gebrujken: in pacht hebben (vgl. 61, 65, 66 en WNT gebruiken 525 θ). 16 aenvaerde: in eigendom overgenomen. {==300==} {>>pagina-aanduiding<<} 513 Aende Ed.Mo. HH. vande Reke. Minuut. UBA II C 11.352. Dat. het datumcijfer is niet stellig gelezen. 1 Ede &c.  2 Om t'obedieren den appoinctemente van UEd.Mo. op de² 3 bijgevoeghde reqe, hebbe mij dienaengaende geinformeert zoo veel 4 als doenlijk geweest is, ende haer te representeren, hoe de⁴ 5 gemeene bujrlujden van Weespercarspel ende 't Bijdelmeer, geen 6 middel ziende om te fourneren aen de beden ende subventien der⁶ 7 Prinssen van den Lande, nocht ander soulagement, als te komen in⁷ 8 gemeenschap van de publique lasten met die van der stede Weesp, 9 zich op deze conditie, inden jaere 1481 aen Burghermeesteren ende 10 regeerders derzelve hebben gesubjecteert, voor zoo veele belangt¹⁰ 11 het bestier der politie: ende sedert gehouden zijn geweest voor¹¹ 13 leden der burgherije, maekende, gelijk zij 't noemen, een kog, een¹³ 14 tent. Ook hebben zij ter zelver tijdt aen die van Weesp voors 15 gedefereert alle hun recht van jurisdictie; doch deze wel verstaende¹⁵ 16 zulx zonder advoj der hooghe Overigheit niet te konnen¹⁶ 17 geschieden, die delatie afgeslaeghen; in voeghe dat noch op den 18 dagh van heden, d'administratie der hooghe ende laeghe Justitie, bij 19 de supplianten, ende twee distincte rechtsbanken van 't Kerspel 20 ende Bijdelmeer respective, wort gëexerceert: onder eenen schout²⁰ 21 nochtans, die bij mij, volghends den voet van mijne voorzaeten²¹ 22 gehouden, zoo over de voors stede, als 't platte landt wort gestelt. 23 Insgelijx worden zij bedient bij eenen zelven secretaris, die der 24 stadt is dienende. Ende zijn de secretarizen successivelijk gecrëeert,²⁴ 25 ook gesalarieert geweest, bij Burgermren ende Vroedschappen van 26 Weesp, alleen van oudsher, ende zoo verre als memorie van²⁶ 27 menschen toedraeght, tot noch toe, zonder eenigh wederzeggen oft 28 pretensie ter contrarie van de voors gerechten van 't Kerspel ende²⁸ 29 Bijdelmeer: zulx alle acten van opdrachte ende andere, zoo die van²⁹ 30 bujten, als van binnen concernerende in eenen gemeenen protho- 31 colle geregistreert ende vermengt staen. Nu ist zoo, dat het den 32 huislujden, door de lange binnenlandsche vreede, daer 't Gode 33 gelieft heeft deze landen mede te begenaedighen, den voorgangen 34 noot verwinnende ende dezelve sampt het beneficie eertijds 35 genooten vergetende sedert een' wijle herwaerts ledigh gestaen³⁵ 36 heeft te peinzen op aenwas van eighen gezagh, ende imminutie³⁶ 37 van d'authoritejt der stadt. Ten welken einde zij derzelve hebben³⁷ 38 gemoveert verscheide processen, eenighe wel frivool ende on- 39 gefundeert, gelijk UEd.Mo. ujt d'Ed. Mo. Heeren van den hove {==301==} {>>pagina-aanduiding<<} 40 zouden konnen verstaen. Wel is waer, gelijk de gemoederen 41 gëirriteert door de contentie, niet en gebrujken van zulke mode-⁴¹ 42 ratie als d'aequiteit is vereischende, dat die van Weesp ook bij 43 wijlen ruim scherp genoegh tegens hen hebben gegaen, ende niet 44 in alles deur gemoghen, met het geene dat zij dreeven: dan meene,⁴⁴ 45 dat echter het ongelijk doorgaends meest over de zijde der hujs- 46 lujden geweest is, ende in die vander stadt verre de beste geneghen-⁴⁶ 47 heit tot rust en eendraght gespeurt te hebben. Ujt deze misver- 48 standen nu, ende wederwilligheit der huislujden, acht ick 49 ongetwijfeld her te koomen, den voorstel van eenen secretaris 50 t'hunnen behoeve apart, ende bij hen zelven, zonder inzeggen der 51 regenten van Weesp te beroepen. Want alhoewel zij praetexeren,⁵¹ 52 van quaelijk gedient te zijn met eenen hunlujden ende der stede 53 gemeen, mits de differenten tusschen hen ende dezelve ontstaen,⁵³ 54 ende de praevaricatie, waer van zij den onlanx aengenomen⁵⁴ 55 secretaris, insimuleren oft suspecteren, als oft hij hunne secreten⁵⁵ 56 niet en mesnageerde nae behooren; zoo en konnen zij niet igno- 57 reren een prompt remedie hier tegens, naemelijk, zich in alzulke 58 materien, te dienen van eenighen confidenten Notaris; waermede⁵⁸ 59 zij zich dus lange zeer wel hebben geweten te behelpen. Indienmen 60 hun ook deze nieuwigheit, op dit pretext, komt in te willighen, 61 resteert dat, alzoo ras eenighe questie tussen 't Kerspel en Bijdel-⁶¹ 62 meer rijst, 't welk niet vreemdt waer, ijder dezer twee gerechten 63 eenen secretaris op zich zelven zal pretenderen te maeken: waer 64 door 't officie, dat nu eenen bequaemen persoon kan voeden, aen⁶⁴ 65 drien gesplist zijnde, te verwachten waer, dat men in plaetse van 66 wel gedient te zijn met eenen capablen, met drie malhabile zoude⁶⁶ 67 gequelt wezen. Hun' klaghte wijders van stilstandt der rechts- 68 pleeghinge, ende voorwenden van eenen Jan Cornelisz bij hen 69 verkoren vervalt ook t'eenenmael hiermede, dat zij alreeds den 70 Secretaris bij die van Weesp aengenoomen, bij provisie hebben⁷⁰ 71 ingerujmt. Al 't welke ingezien, ende dat het nieuw ordinarié zijn'⁷¹ 72 ongepeinsde swarigheden medebrengt, ben gedrongen, het, onder⁷² 73 correctie, daer voor te houden, dat het raedtzaemste zij, niets te 74 innoveren. Doch zullen U.Ed.Mo., naer haere wijsheit ende 75 discretie, al te veel beter weeten te oordeelen, wat voor de drie 76 gerechten dezer eene ende maer maetelijke gemeente oorbaer⁷⁶ 77 gedaen zal zijn. Waerinne conquiescerende wil den almoghenden⁷⁷ 78 gebeden hebben, 79 Ede &c. U.Ed.Mo. in gelukzalighe regeringe altijds te bewaeren, 80 ende in haere goede gratie, {==302==} {>>pagina-aanduiding<<} 81 Uwer Ed.Mo. 82 Onderdaenen, dienstwen 83 P C Hóóft. 83 Ujt Amsterdam, 84 den 4en Martij, a 1632.   Advies aan de Rekenkamer om op het request van Weesperkarspel en Bijdelmeer, die een eigen secretaris willen hebben, afwijzend te beschikken. Deze landelijke gehuchten hebben zich in 1481 onder het gezag van de stad Weesp begeven, omdat zij zelfstandig niet in staat waren, de door de landheren (vorsten) geheven beden enz. te betalen. De inwoners verwierven toen het burgerrecht van Weesp, maar hun eigen recht van jurisdictie behielden zij, zodat in ieder van beide een rechtbank in stand bleef. Er was echter één schout en één secretaris voor de stad en de twee dorpen, die benoemd en betaald werden door Weesp. In de laatste tijd zijn de boeren tegen deze toestand gaan ageren, ook door processen tegen Weesp voor het Hof van Holland, en nu hebben zij de Rekenkamer verzocht een eigen secretaris te mogen benoemen, onafhankelijk van het bestuur van Weesp. Zij opperen bezwaren o.a. betreffende de geheimhouding. Hooft adviseert, niets te veranderen, want als de dorpen ruzie krijgen zullen ze ieder een aparte secretaris willen hebben, zodat er dan drie zullen zijn, waarschijnlijk drie onbekwame in plaats van één bekwame. 2 bevel, nl. om advies uit te brengen. 4 representeren: uiteenzetten. 6 fourneren aen: voldoen; subventie: geldelijke ondersteuning. 7 Prinssen van den lande, in casu de graven van Holland (hier met de algemene titel Prins, d.i. vorst aangeduid, omdat de latere graven van Holland daarnaast hogere titels hadden: hertog van Bourgondië, aartshertog van Oostenrijk, koning van Aragon en Castilië enz.); nocht ander soulagement (ziende): en geen andere verlichting van lasten ziende, behalve. 10 derzelve, nl. de stede; zich gesubjecteert aen: zich onder het gezag begeven van. 11 politie: openbaar gezag; gehouden voor: beschouwd als. 13 een kog, een tent: een (telw.) eenheid (WNT kogge 5056 3; tent (I) 1521 2e al.). 15 gedefereert: overgedragen, vgl. r. 17 delatie. 16 advoj: toestemming. 20 eenen (telw.). 21 den voet...gehouden: de trant die mijn voorgangers gevolgd hebben. 24 gecreëert: benoemd. 26 lees de komma achter alleen. 28 pretensie ter contrarie: aanspraak van tegengestelde strekking. 29 zoo die van bujten, als van binnen concernerende: zowel de buiten als binnen de stad wonenden betreffende. 35 sedert...heeft: sinds enige tijd gelegenheid gehad hebben (WNT ledig 1216 7). 36 imminutie: vermindering. 37 derzelve gemoveert: haar (de stad) aangedaan. 41 contentie: twist; niet...vereischende: niet die gematigheid in acht nemen die de billijkheid eist. 44 deur gemoghen: hun doel hebben kunnen bereiken (WNT door (V) 2911 3); dreeven: nastreefden (WNT drijven 3346 8). 46 ende in die...hebben: en (ik meen) dat ik de stadsregering verreweg de grootste bereidheid tot rust en eendracht opgemerkt heb. 51 praetexeren: voorwenden. 53 mits: vanwege. 54 praevaricatie: overtreding. 55 insimuleren oft suspecteren: beschuldigen of verdenken; als oft...behooren: alsof hij hun geheimen niet behoorlijk ontzag. 58 confidenten: vertrouwde. 61 resteert: is het resultaat. 64 voeden: de kost geven. 66 malhabile: onbekwame. 70 bij provisie ingerujmt: voorlopig dienst laten doen (WNT inruimen 1871 2e al.). 71 het nieuw: het nieuwe. 72 ongepeinsde: onverwachte. 76 maetelijke: kleine (WNT matelijk 306 2); oorbaer gedaen zal zijn: nuttig zal zijn om te doen. 77 Waerinne conquiescerende: Hierbij mij (bij voorbaat) neerleggende. {==304==} {>>pagina-aanduiding<<} 514 Aenden Heere Rekenmr Mierop. Gedenkenis. UBA II C 11.355. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Ick zeind hem de declaratie vande kosten der reparatie aen 't hujs 2 te Mujden gedaen inden Jaere 1631. 3 Ujt Amsterdam, 20 Mar. a 1632. {==305==} {>>pagina-aanduiding<<} 515 Aenden Heere Rentmr van Bewester Scheld Johan Reighersbergh, inden Haeghe. Minuut. UBA II C 11.355. 1 Mijn Heere,  2 In 't communiceren onzer deliberatie van eergister met d'andere² 3 vrienden, is zeer considerabel gevonden UEd. advis van zich niet 4 te verijlen dewijl men noch tijdt heeft, ende raedzaem, zonder⁴ 5 eenigh verzuim van dien nochtans, op alle particularitejten van⁵ 6 't werk naeder berichtinge te zoeken, al vooren als tot volkomene⁶ 7 resolutie te komen. De welke genomen zijnde zullen UEd. zoo zij⁷ 8 alsdan inden Haeghe zal wezen, ofte den H.Raedsheer UEd. 9 broeder, oft den geenen die 't UEd. zal gelieven te ordonneren daer⁹ 10 af verwittighen. Maer gemerkt het niet bujten bedenken is, van¹⁰ 11 midlerwijle door enighen die gelijke intentie als d'onze mochten 12 hebben, te worden geprevenieert bij den Heere Prinsse, wort alhier 13 oorbaer gevonden Zijner Exe eenighe openinge vander zaeke te 14 doen, tot zoo verre toe dat wij verzekert waeren altijds 15 geprefereert te zijn voor anderen, ende nochtans in ons geheel tot¹⁵ 16 datmen finale resolutie zal genomen hebben. Ende alhoewel wij 17 hier meenen reden te hebben om te gelooven dat zijn' Exe niet 18 ongeneghen zal zijn om haer hazard in een deel der dijkadje te 19 loopen, oft het nochtans anders geviel ende zulx dat UEd. voor- 20 slagh van eenighe gratuitejt hadde te doen, zouden best achten zich 21 daermede niet zulx te eslargeren, oft het effect en waere om te²¹ 22 moghen passeren de gegevene smaeke ende geconcipieerde hoope:²² 23 in voeghe dat, ons bedunkens niet hoogher en waere ujt te loven 24 als ter somme van 20 oft 25m.gl, voor 3m. morghen waters. Ende 25 zoudement daernae tot op 30m.gl moghen verbeteren. Doch is de 26 meeninge niet in 't minste daer boven te gaen. Hoe dit façoenlijkst²⁶ 27 ende met de beste gratie zij voor te draeghen, zal UEd. al te veel²⁷ 28 beter konnen oordeelen, naer haere discretie: waer toe wij ons 29 gedraeghen, ende verwachtende eerstdaeghs eenighe advertentie²⁹ 30 van 't geene UEd. hierinne zal hebben gehandelt, zal in alle 31 occasien trachten te bewijzen dat ick ben ende blijve 32 Mijn Heere, 33 UEd. 34 Ganschtoegeneghen dienaer 35 P C Hóóft. 35 Ujt Amsterdam, den xxxen 36 Martij, a 1632. {==306==} {>>pagina-aanduiding<<} Hooft polst de rentmeester van Zeeland Bewester Schelde over een grootscheepse indijking. Daarvoor was een octrooi van de Staten van Zeeland nodig, en dit werd alleen aan bezitters van een ambachtsheerlijkheid verleend. Hooft schijnt dus in een consortium te zitten waarvan ook een Zeeuwse ambachtsheer lid was. De omvang van het plan is zo groot, dat het alleen het verdronken land van Zuid-Beveland (ontstaan in deze tijd: de laatste bewoners vertrokken in 1634) kan hebben betroffen. Maar als er zo'n plan bestaan heeft, is het niet uitgevoerd. De vermelding van de Prins betreft waarschijnlijk zijn functie van Eerste Edele, waardoor hij in de Staten stem en invloed had. Men wil blijkbaar optie vragen (r. 13-15) en de Prins desgewenst aandeel in de onderneming geven. De waarschuwing tegen te ver gaande ‘gratuiteit’ kan op fiscale faciliteiten slaan, die bij dergelijke octrooien verleend plachten te worden. Ging men daarmee te ver, dan kon dit argwaan wekken ten aanzien van de waarde van het te verwerven land. * 2 bij het mededelen van ons overleg van eergisteren aan de andere vrienden/familieleden. 4 dewijl: omdat (of: zolang); raedzaem (gevonden). 5 van dien: van tijd, dus zonder onnodig tijd te laten voorbijgaan; particularitejten: bijzonderheden. 6 al vooren als: alvorens (etymologie van Hooft, die de adverbiale -s als detritus van als beschouwt?). 7 zullen (wij). 9 den geenen...ordonneren: degene aan wie u daartoe opdracht zult wensen te geven. 10 niet bujten bedenken: niet ondenkbaar. 15 door eenighen te worden geprevenieert: dat anderen ons vóór zouden zijn; in ons geheel: niet verbonden, vrij. 21 niet zulx...waere: niet zo ver te gaan, dat het effect zou zijn. 22 passeren...smaeke: de reclame te overspannen; geconcipieerde: opgevatte. 26 façoenlijkst: op de meest gepaste wijze. 27 voor te draeghen, nl. aan de Prins (en daarna aan de Staten). 29 advertentie: mededeling. {==307==} {>>pagina-aanduiding<<} 516 A Monsr Monsieur Baek, t' Amsterdam. Origineel. Gem.archief Zutphen. Coll. Schimmelpenninck van der Oye. T. l. boven m.a.h. ‘Hooft’, l.ben. ‘P.Hooft’. N.B. Deze brief is in september 1737 door G. van Papenbroek gegeven aan J. Spex, samen met 423, in ruil voor vijf in het Frans geschreven minuten van brieven aan N. van Reigersbergh. Hoe Spex aan deze laatste gekomen was, is niet gebleken. (Baek: 31 maert 1631)   1 Monsr et frere,  2 Hier heeft UE d'ordonnantie ende quitantie waer van thans ver-² 3 maende, ende eenen brief ten overvloedt aen den rentmr. UE 4 gelieve t'ordeneren dat daerop vervolgh gedaen werde. Voorts⁴ 5 hebbe vergeten UE te zeggen hoe ick verstaen heb, dat de 6 Spaensche schrijver, wiens naeme men laestmaels niet en wist, is 7 geheten Alfonso Caprero. 'T welk dienstigh waere den Antwerp-⁷ 8 schen bode bekent te maeken. 9 Hiermede, goeden morghen ende Gode bevolen van 10 U E 11 Dienstwen broeder 12 P C Hóóft. 11 Ter vlucht. Amsterd. 12 31 Maerte 1632 des avonts.   Lopende zaken. 2 waer...vermaende: die ik kort geleden noemde. 4 daerop vervolgh gedaen: er achterheen gezeten. 7 A. Caprero: gevonden is alleen een Spaanse Dominicaan Alfonso da Cabrera, van wie de Encyclopedie Espasa-Calpe (X, 206) vermeldt dat hij een beroemde grafrede op Philips II gehouden heeft. (Meded. van het Spaans- portugees en ibero-amerikaans instituut te Utrecht.). {==308==} {>>pagina-aanduiding<<} 517 Aenden Heere Jan Carlo de Cordes tot Wichelen. Gedenkenis. UBA II C 11.356. 1 Ick schrijve hem, dat wij Jan de bok meinen in Maj naestkomende 2 authorizeren om 't stuk der hoeve met mon frere Carlo af te 3 handelen. &c. 4 ujt Amsterdam, 5 Apr. 1632. {==309==} {>>pagina-aanduiding<<} 518 Aende HH. Raeden van Staete. Gedenkenis. UBA II C 11.238. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Ick zende hunne Ed. Mo. de monsterrollen van 't guarnisoen der 2 Stede Weesp, in date van heden. 3 Vanden Hujze te Mujden, 4 xvjen Apr. 1632. {==310==} {>>pagina-aanduiding<<} 519 A Monsieur, Monsr Joost Baek, woonende inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.125. T.r. 27-28 in marg. ‘Hugo de Groot’ (GBr). Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Ick vinde mij verplicht in UE vlijt om de boeken van Antwerpen² 3 gedaen. Zie wat de boekverkooper schrijft. Zoo hij Bernardin de³ 4 Mendoza bekomen kan, wild' het wel. Ulloa heb nu niet meer van⁴ 5 doen, als in Italiaensch gelezen ende luttel waerdt. Ook kan mij de⁵ 6 Historie niet dienen die met de doodt van Karel den Stouten⁶ 7 ophoudt. UE gelieve *te* twee ontfange boeken te betaelen vande 8 gl 401-16-8 van Haerlem, voor welke naerstigheit ende gerief U E⁸ 9 ook grooten dank hebbe. Het overschot der voors pen wenschte 10 wel aen Carel vander Wijen getelt, ende schrijf hem zulx. De¹⁰ 11 waerdt van D Hasius, genaemt Puppius bindt somtijds wel een boek¹¹ 12 voor mij, ende weet in wat gestalte. Mij zal vrundschap zijn dat¹² 13 UE hem beveele alzoo met de voors boeken te doen, ende dat op¹³ 14 't spoedighste. Zalze daer nae van UE verwachten. 15 Bij de loopmaeren zie ick 't Sweedsche geluk noch al zijnen gank¹⁵ 16 gaen. Mon frere Bartolottj had mij te vooren de geleghenheit ende¹⁶ 17 't verloop tot Augsburgh vertelt. Maer weete dat Milaen eens vast 18 inden zelven standt zijnde, vande Franchoizen gemist wert te¹⁸ 19 veroveren, bij mangel van den tijdt bij de wieken te vatten. Der-¹⁹ 20 zelve vreeze en kan mij niet ontslaen, voor de koning en is daer 21 binnen: alhoewel men wil dat hij in aentoght derwaerts was. Ick²¹ 22 heb die stadt voor een' der treflijxte van Christenheit aengezien, 23 leggende in een vlak, sterk nae dien tijdt, ende lichtlijk sterker te²³ 24 maken. Zulx, mijns oordeels, 't verzekeren derzelve van weldighen²⁴ 25 naedruck zijn zoude. UE zeidt van Schreijhoek; maer die is alleen²⁵ 26 tot Amsterdam niet. Alle liefhebbers van wetenschap ende wijsheit 27 zijn thans daer t'hujs. Noopende 't wederkeeren van dien goeden 28 Heere, en is mijn' hoope zoo goedt niet als d'uwe. Ick heb hem 29 voor een' wijle eens zeer smaekelijk hooren bijbrengen, daer 't in²⁹ 30 andere rede te pas quam, deze woorden: Ego, medius fidius, non³⁰ 31 existimo, tam omneis Deos aversos esse a salute populi R, ut 32 Octavius orandus sit pro salute cujusquam civis, nedum pro {==311==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 liberatoribus orbis terrarum. Dat is: Ick, bij de heiligheidt der 34 trouwe, en achte alle de Goden zoo afkerigh niet vande behoudenis 35 des Roomschen volx, dat Octavius te bidden zij voor de 36 behoudenis van eenighen burgher, laet staen, voor de bevrijders 37 des aerdbodems. 'T is ujt een' brief aen Cicero geschreven van 38 Brutus, dewelke mij onlanx ingevallen is, dat van den onzen³⁸ 39 naegetreden wort. Ende zoo ick deeze spijker op 't hooft slae, legge 40 hem niet toe eenigher wijze te kreuken. Niettemin men zoude⁴⁰ 41 moghen onderscheit speuren tussen de geleghentheden van den 42 eenen ende den anderen, mitsgaeders de staeten waer in zij geboren⁴² 43 zijn. Mijn Heer Reael zoude UE den heelen brief konnen verduit- 44 schen, oft anders D. Hasius, daer wel wat op te spieghelen valt, ende⁴⁴ 45 meer als dit papier vermagh. 'T welk ‘er hier een’ spelde bij steekt,⁴⁵ 46 mits alvooren overdraeghende, mijne dienstighe gebiedenis ende 47 groete, met aenroeping Gods om den welgemelden Heere samt⁴⁷ 48 UE ende allen eerlijken lujden te verleenen alles wat zaelighst is, 49 blijvende 50 Monsr mon frere, 51 U E 52 Toegeneghe dienstwe broeder 53 P C Hóóft. 52 In haeste, vanden Hujze 53 te Mujden, 20 Apr. 1632.   Over het aanschaffen en binden van geschiedwerken. Over Gustaaf Adolf. De mogelijke terugkeer van Hugo de Groot in ons land. 2 vlijt gedaen: ijver, betracht. 3 B. de Mendoza, Commentarios de lo sucedido in los payses baxos desde el ano 1567 hasta el de ano 1577, Madrid 1592. 4 Alfonso de Ulloa, † ca. 1570, Spaans diplomaat en geschiedschrijver, schr. Commentarios (1569) en biografieën van Ferdinand I en Karel V. 5 als...waerdt: daar ik hem in 't Italiaans gelezen en weinig waard bevonden heb. 6 Breen wijst erop dat Hooft hier kan bedoelen de Anales de Flandres por Emanuel Sueyro, Anvers 1624, die tot 1477 lopen. 8 naerstigheit ende gerief: ijver en dienstbetoon. 10 getelt: uitbetaald. 11 Hasius, vgl. 374, 527 en verderop. 12 in wat gestalte: in welke vorm (wat voor band). 13 beveele: opdrage; ende dat: en wel. 15 Bij: Door, Door middel van, Aan; noch al...gaen: aldoor nog voortgaan. 16 de gelegenheit ende 't verloop: de omstandigheden en de gang van zaken. 18 standt: toestand; passivum van: De Fransen misten de stad te veroveren, d.i. de Fransen zagen geen kans, die te veroveren. 19 bij mangel...vatten: door 't ontbreken van snel optreden. De tijd werd dikwijls gevleugeld voorgesteld (vgl. het sonnet LSt. I 98); Derzelve...benam: Van de vrees daarvoor kan ik mij niet losmaken voordat G. Adolf daar binnen (binnen de muren van Augsburg) is. 21 Ick heb enz., nl. tijdens zijn terugreis uit Italië op 6 april 1601 (Reis-heuchenis, vVl. II blz. 439). 23 leggende in een vlak: ald.: ‘gelegen in een plain’. 24 van weldighen naedruk: van zeer groot belang (Augsburg werd door G. Adolf ingenomen). 25 schreihoek noemde men de hoek die de Amsterdamse stadssingel (Geldersekade) met het IJ maakt en waar de Schreierstoren staat. De afleiding van deze naam is onzeker, maar de verklaring dat de vrouwen hier schreiend de uitvarende schepen nawuifden, is volksetymologie (D'Ailly-Wijnman, Historische gids van Amsterdam, 1963, blz. 149 e.v.); Alle liefhebbers enz.: zie de volgende zin: alle intellectuelen zitten in de schreihoek omdat Grotius (‘dien goeden Heer’) waarschijnlijk niet terugkomt. Zie 505. 29 bijbrengen, nl. als voorbeeld ter vergelijking aanhalen; daer: toen. 30 rede: betoog; gesprek; Ego, etc.: ‘Ik ben waarachtig niet van mening, dat alle goden zo onwelwillend staan tegenover het behoud van het volk van Rome, dat men Octavius zou moeten aanroepen voor het behoud van ook maar énen burger, om nu maar niet te zeggen: voor de bevrijders van het wereldrond’. M. Brutus in een brief bij Cicero, Epistulae ad Brutum 1, 16, 2, waar voor omneis staat omnes, voor R. Romani, voor nedum non dicam. Brutus, een van hen, die op 15 maart 44 de wereld hadden bevrijd van den dictator Caesar, heeft vernomen, dat Cicero voor het leven van Brutus heeft gepleit bij den door Caesar als zoon geadopteerden Octavianus, in juni 43 de rijzende zon. De republikein is met Cicero's serviliteit niet zeer gelukkig en vreest, dat de 15e maart niet de uitroeiing der dictatuur heeft gebracht, maar enkel een wijziging in de persoon van den dictator. 38 dewelke...wort: waarvan mij onlangs te binnen geschoten is, dat hij door de onzen nagevolgd wordt. 40 kreuken: buigen, m.a.w. als ik hierin gelijk heb, heb ik ook groot gelijk. 42 staeten: standen. 44 daer, nl. op de brief van Brutus. 45 meer als dit papier vermagh: het was bijna vol; 't welk...steekt: het papier maakt er hier een eind aan. 47 welgemelden: bovengenoemden. {==313==} {>>pagina-aanduiding<<} 520 Aen Neef Gaspar van Zurk. Minuut. UBA II C 11.238. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Cognate Charissime,  2 De profectu in litteris, etiam severioribus studijs, est quod tibi 3 plurimum gratuler. Quod veró me inter illos dixeris, quibus 4 inscribendas Theses tuas putares, gratias ultró, adeo nihil 5 offensarum debeo. Neque, integrum modó mihi foret, ineuntem te 6 illam, cujus jam candidatus es, dignitatem, abnuerim coram spec-⁶ 7 tare. Quod reliquum est voto adero, precatus Numen, faxit 8 pulchré incoepta tibi cedant optimé. Vale. Mudae in arce. xi Kal. 9 Majas. CI {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} .I {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} .C. XXXII. 10 Tibi addictissimus 11 P C Hóóft.   vertaling Waarde Bloedverwant,   Wat aangaat uw vordering in wetenschappelijke vorming, ja zelfs uw strenger studiën, er is reden, dat ik u daarmede ten zeerste gelukwens. Dat ge echter mij onder diegenen hebt genoemd, aan wie ge meendet, uw Theses te moeten toeeigenen, daarover gevoel ik generlei krenking - verbeeld u! -; ik ben u nog daarenboven dank verschuldigd. En zo dit maar in mijn macht zou staan, zou ik niet ongenegen zijn, u die waardigheid, waarin ge candidaat reeds zijt, persoonlijk te zien erlangen. Wat mij nu rest: ik zal u met mijn beste wensen vergezellen, terwijl ik God bid: moge Hij geven, dat uw schone ondernemen u wel gelukke! Vaarwel. Op het Slot te Muiden, 21 april 1632.   Uw zeer toegenegen P.C. Hóóft. 6 De promovendus was een eigen neef van Leonora, een jongere broer van Anthoni Studler van Surck met wie de Hoofts later zeer bevriend raken. Domheer te Utrecht. {==314==} {>>pagina-aanduiding<<} 521 A Monsieur, Monsr Joost Baek, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 80. Hs. Watervlek. (Baak: Ontf ende beantw 28 April 1632-) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Heden ist acht daeghen dat ick U E. schrijven beantwoorde, ende 3 verzocht vanden ontfang verstendight te zijn, om dat het mij van 4 verlang docht. Echter heb geen bescheidt vernomen, ende zoude 5 mij verdrieten dat de voors mijne, 't welk 't eerst waer, gedwaelt⁵ 6 moght zijn. Bidde derhalven alsnoch om kundschap daer af, op dat 7 ick doe vereisschen waer hij belandt magh wezen. Ick had'er de⁷ 8 loopmaeren bij te rug gezonden, ende ben 't laeste bakken der⁸ 9 zelve ten achteren; doch bericht, door Sr Carel, dat U E. ujt der⁹ 10 stadt ging. Hoope niettemin nu wedergekeert is om haeren¹⁰ 11 maendagh niet te verzuimen: ende dat mij noch dezen avondt ijets¹¹ 12 geworden zal. Eenigher wijze op mijn' stel geraekt, heb ick den¹² 13 draedt van Tacitus hervat, ende dezen met eenen darm ujt zijnen¹³ 14 bujk gevult. 'T zijn meest krijszaeken; die U E. mijns achtens niet 15 zoo wel en monden, als 't bespieghelen van belejdt en tegenbelejdt 16 in stof van regeringen omgaende. Immers deze voeren mijne¹⁶ 17 gedachten ernstigher speelen. Lipsius schijnt'er ook zoo aen te zijn,¹⁷ 18 nae dat ick waen ujt een' plaets te speuren, daer hij oordeelt dat¹⁸ 19 Curtius ons treflijke dingen gelaeten zoude hebben, zoo zijn werk¹⁹ 20 meer op 't stuk vanden staet, als dat van 't oorlogh gedraejt had. 21 At Alexander, quid nisi bella? zeit hij, dat is: maer wat heeft²¹ 22 Alexander anders als geoorloght? Doch 't laeste van dit 15e boek zal²² 23 dit verdriet genoegh verzoeten, met het verhandelen van 't vloek-²³ 24 verwantschap, dat Piso, Seneca, ende zoo veele staetlijke perso-²⁴ 25 naedjen ten bederve braght. Ondertussen zijn de jeghenwoordighe 26 vertellingen verre van laf en smaekeloosheit: ende als wij niet 27 anders hadden, zouden 'er onze vingers nae slikken. 'T is dan een 28 goede lij, ende die meenighen niet gebeuren magh. Maer ick²⁸ 29 verzeker mij UE houdt het ook daer voor, alzoo zeker als is, 30 Monsr mon frere, 31 UE 32 Gansdienstwe broeder 33 P C Hóóft. 32 Ujt mijn Torentjen, 33 27en Apr. 1632. {==315==} {>>pagina-aanduiding<<} Over het uitblijven van antwoord op 519. Over Tacitus. 5 't welk...waer: wat voor 't eerst zou zijn. 7 vereisschen: vragen. 8 ick ben 't laeste bakken ten achteren: ik heb de laatste keer dat er gebakken werd gemist (spreekw. WNT bakken 887, baksel 896, bakte 898). 9 doch (ben) bericht (Mem. 9). 10 niettemin (dat U E.) (Mem. 6 en 7). 11 maendagh: de meer genoemde extra drukke dag wat de handel betreft; mij zal ijets geworden: ik zal iets krijgen. 12 Eenigher...geraekt: Enigszins op dreef geraakt (in Muiden, waar hij half april voor het zomerhalfjaar heen was gegaan). 13 dezen...gevult: dit stuk van hem voltooid (ontleend aan het worstmaken, vgl. WNT darm 2298; ujt zijnen bujk is bijv. bep. bij darm). 16 omgaende: plaatsvindende; Immers: Althans; speelen voeren: meevoeren in een speelse bezigheid, doen spelevaren. 17 Lipsius...zijn: Met L. schijnt het ook zo gesteld te zijn (WNT Suppl. 18 14). 18 nae dat ick waen: naar ik meen. 19 Curtius: Q. Curtius Rufus, biograaf van Alexander de Grote (1e eeuw n.C.); gelaeten: als erfenis nagelaten; zijn werk draejt op 't stuk vanden staet: zijn werk houdt zich bezig met de staat als onderwerp. 21 At Alexander etc.: Maar ja, ‘Alexander’, wat wil dat anders zeggen dan oorlog en nogeens oorlog. J. Lipsius, Annotationes IV over Curtius Rufus. 22 15e boek, nl. van Tacitus' Annales. 23 vloekverwantschap: samenzwering (door Hooft bedacht purisme voor coniuratio? WNT in voce 2281). 24 Piso: C. Calpurnius Piso, † 65 als hoofd van een samenzwering tegen Nero, L. Annaeus Seneca de Jongere, Romeins dichter en filosoof, † 65, verdacht van deelneming aan de ‘Pisonische’ samenzwering. 28 een goede lij: een veilige schuilplaats (buiten de wind). Het WNT (lij 2196 3) geeft er, uitsluitend om de onderhavige plaats te kunnen verklaren, de zeer vage betekenis een aangename zaak aan en plaatst achter dan, zonder reden, een dubbele punt. {==316==} {>>pagina-aanduiding<<} 522 Aende Ed. Mo. HH. vande Reke der Graeflijkh Minuut. UBA II C 11.239. 1 Ede &c.  2 Op de geleghenheit der zaeke in de bijgevoeghde Reqe geroert, mij² 3 eertijdts ende alnu van nieuws informerende, hebbe bevonden 4 datter verscheide exempelen zijn van bastaerden, ujt Goejsche 5 vrouwen bij ujtheemsche mannen geteelt, zelfs van den zoon van 6 eenen paepe, denwelken nochtans het gebrujk der gemeente is⁶ 7 geindulgeert geweest. 'T is waer, dat die van Goejlandt sustineren,⁷ 8 daer ujt niet te volghen, dat de zelfste gratie zoude moghen⁸ 9 verleent werden aen de geenen, die van echten bedde ujt inlandsche 10 moeder ende vreemden vader gesprooten zijn. Maer om zoo 11 ongerijmt een voorstel te coloreren, en kan niet bevroeden, wat¹¹ 12 reden zij zouden weten bij te brengen, die zich niet groffelijk te¹² 13 schaemen had: behalven dat de graeflijkheit zijnde proprietarise¹³ 14 van den goejschen grondt ende U.Ed. Mo. in possessie van daer af¹⁴ 15 te disponeren in faveur van zulken als 't haer goeddunkt, de ver-¹⁵ 16 zochte weldaedt absolujtelijk aen haer welbehaeghen is hangende. 17 Dewelke ick niet dan wel besteedt zoude achten aen dezen Pieter 18 Adriaenszoon suppliant, als zijnde een man van zeer goeden 19 naeme, wel maetelijk met tijtlijke haeve geseghent, maer belast¹⁹ 20 met zoo numereus een huisgezin, als van zeven oft acht kinderen,²⁰ 21 die nevens hem daer door verplicht zullen zijn God almaghtigh te 22 bidden voor de gelukzaelighe regeringe Uwer Ed. Mo. gelijk van 23 heeler harte doet 24 Ede &c. 25 zich in haere goede gratie bevelende 26 U E 27 Onderdaene dienstwe 28 P C Hóóft. 27 Van den Hujze te Mujden. 28 29 Apr. 1632.   Hooft bepleit, tegenover oppositie van de Gooilanders, de juistheid van een beslissing der Rekenkamer, waarbij het schaarrecht verleend is aan iemand die van vaderszijde geen Gooilander is. Vgl. I blz. 58 en 526, 528. 2 Op de gelegenheit der zaeke, mij eertijdts...informerende: Aangaande de toedracht en omstandigheden van de zaak, waarvan ik mij vroeger en nu opnieuw op de hoogte gesteld heb. 6 paepe: priester; denwelken...geweest: aan wie nochtans (ondanks de genoemde bastaardij) het gebruik van de schaarweide toegestaan geweest is. 7 'T is waer...sustineren: Weliswaar houden de Gooilanders vol. 8 gratie: gunst. 11 coloreren: met een voorwendsel dekken. 12 bijbrengen: aanvoeren; die...had: het WNT (schamen 244 A 1) noemt deze plaats met de nog bestaande betekenis: zich generen. 13 behalven dat: terwijl bovendien; proprietarise: eigenares. 14 ende (zijnde) U.Ed.Mo....disponeren: en daar U.E.M. het recht en de macht hebben om erover te beschikken. 15 in faveur...goeddunkt: ten gunste van diegenen die 't u behaagt (daarmee te begunstigen). 19 maetelijk: tamelijk. 20 zoo...als: zo'n talrijk huisgezin, namelijk. {==318==} {>>pagina-aanduiding<<} 523 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.124. T.r. 72 en 73 tot in de rug gebonden, waardoor leestekens onzichtbaar kunnen zijn; r. 74 en 75 afgescheurd, waardoor tekstverlies. (Baak: Muyden 2 maj beantw 10 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Ten ooren toe vind ick mij in schulden, voor zoo gunstigh een'² 3 zorghvuldigheit uwer E, die mij niet alleen met een' stroomende 4 miltheit, overvloedt van blijde tijdingen, maer tot eighentlijker⁴ 5 berichting de ujttoghten van verscheide brieven bijzet. Lief ist mij⁵ 6 een valsch propheet geweest te zijn; alhoewel mij nemmer leedt⁶ 7 wezen zal, 't schip op quaedt weder te laeden. 'T is geen' wijzen⁷ 8 mans woordt, zeidtmen: wie zoud' dat gedacht hebben? Maer ick,⁸ 9 dien 't genoegh is den gemeenen hoop te moghen volghen, vergeef⁹ 10 mij 't quaelijk begrijpen dat men zoo maghtigh een' stadt als 11 Augsburgh geleghen in een vlak, indien mij recht voorstaet, ende¹¹ 12 maklijk om te vestighen, daermen de buij tijdlijk genoegh aen zagh¹² 13 koomen, ongesterkt ende slaplijk verzien gelaten heeft. Maer Livius¹³ 14 magh wel zeggen: adeo obcoecat animos Fortuna, cum vim suam¹⁴ 15 ingruentem refringi non vult: Zoozeer verblindt de Fortuin de 16 gemoeden, als zij den slagh haers gewelts niet wil gebrooken 17 hebben. Dat 's op onze spraek: als God een landt straffen wil, 18 beneemt hij den Heeren de wijsheit. 'T is een' staetlijke burgherij,¹⁸ 19 in pracht en heusheit nae haer bujrgewest Italien aerdende. Als ick¹⁹ 20 daer was, wert met de steêkannen vereert, 't welk mijn zaelighe²⁰ 21 vaeder hieldt door de Welzers doen in groot bewindt zijnde,²¹ 22 bestelt te wezen. Dan 't en schijnt niet, dat zij zoo veel voorraeds²² 23 van d'Italiaensche omzichtigheit en achterdacht gehadt hebben.²³ 24 Zijn ook moghelijk met een' quaelijkgeneghen' ende der Luiter-²⁴ 25 sche parthije toegedaene gemeente verleghen geweest: gelijk dan²⁵ 26 mijn swaegher Bartolottj verstendight is, dat de zelve de tegenweer²⁶ 27 eenighzins zoude verhindert hebben. Waer op wellicht gissing 28 gemaekt is bij veelen der Wethouderen, die men zeidt, voor 't 29 beleg, ujt der stadt geweeken geweest te zijn. Maer deze hunne²⁹ 30 swaerigheit en speelde mij in 't hooft niet, als die al van mijnen³⁰ 31 tijdt af verstaen meen te hebben, dat de Lujtersche gezintheit daer³¹ 32 dapper afgenoomen was, ende van dagh te daghe sleet, door 't {==319==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 bedrijf van de Fokkers aenhaelende 't graeuw met weldaeden, en³³ 34 verschaffen van middel tot kostwinning. Waer 't nu der 35 majestraet eighenlijk geloghen hebbe, dat hun belet heeft goedt te³⁵ 36 houden, is een' waerdighe stoffe voor UE zinlijkheit, om ujt de³⁶ 37 volghende maeren nae te vorssen. 'T is, gelijk UE gedenkt, een³⁷ 38 trionflijke tijdt, voor de geenen, dienze mede gaet. Maer wij³⁸ 39 hebben in 't bespieghelen van dit heerlijk tooneel der dingen, wat 40 meer als enkelijk onze ooghen te verfrooijen; ende daer ujt veel eer⁴⁰ 41 leeringen te scheppen, die heden oft morghen te pas konden 42 Constellatie Starrestant koomen. De werelt heeft meenighen standt van starren beleeft, waer 43 onder 't haer noodt geweest is van rok te wisselen. D'aeloudste⁴³ 44 aeloutheit zagh d'AEgyptenaers meest heel Asien dwingen.⁴⁴ 45 D'Assyrische moghenheit moest voor de Medische, de Medische⁴⁵ 46 voor de Persische swichten, ende deez onder den arm van⁴⁶ 47 Alexander deur. Daer nae rees 't Roomsche gewelt, en stiet met⁴⁷ 48 zijn ijzer d'andere als aerde vaeten aen scherven: zoo verre, dat al⁴⁸ 49 't overschot van volken tegens dit eene niet op moght, ende meer 50 ongemoejt bleef, om dat'er weenigh te haelen en grooter heer- 51 schappij quaelijk te behaevenen was, dan bij gebrek van kraghten.⁵¹ 52 Jae hadmen reeds te veel omvaedemt, ende ging door zijn' eighe 53 swaerte t'zink. 't Welk Lucanus wel bezefte: Per se magna ruunt. Laetis hunc numina rebus⁵⁴ Imposuere modum. de hooghste'T groot stort van zelven in. End' heeft des hemels wet,⁵⁶ Aen 't steighren des gelux, dit tot een' peil gezet.⁵⁷ 60 Doen wert het der Gotten, Wendelen, en Alanen beurt, die 't ver-⁶⁰ 61 maste rijk aen flarzen scheurden. Daer de Franken in geroert⁶¹ 62 waeter visschende ook een' lap af eighenden: 't welk geen naem⁶² 63 van een enkel volk, maer van verscheidene geweest is, die daerin 64 eensch waeren, dat zij geenen ujtheemschen meester wilden lijden. 65 Wat laeter wederom raekten van d'andere zijde de Arabiers, met 66 naemen Sarasijnen en Assasijnen op de beên, en liepen een⁶⁶ 67 eindeloos landt af. Waer bij men speurt dat zulke dondervlaeghen 68 ook ujt het Zujden wel komen, ende niet, gelijk Bodin meent,⁶⁸ 69 juist aen 't Noorden gebonden zijn. Zoo veel isser af, dat al'deze⁶⁹ 70 opwaeteren nojt oft zelden en gingen, dan over Landdouwen, dien⁷⁰ 71 de lenden van 't gemak en de weelde gebroken waeren, daer z'in⁷¹ 72 verzoopen laegh[-]. Anders, eer de Roomsche tught een' smet,⁷² 73 orde een' krak kre[-] vonden de Cimbren en Teutons met⁷³ 74 wien te spreeken, en we[-] over ontellijk tal, over al, braeflijk {==320==} {>>pagina-aanduiding<<} 75 gestujt. De toghten der o[-] Waelen, die onder Brennus in Rome,⁷⁵ 76 onder zijnen spitsbroeder in Grieken en Asien, 't welk de naem der⁷⁶ 77 Galaten bewijst, hunne standaerts geplant hebben, gae ick verbij: 78 insgelijx die van de Jonghe Waelen onder den Nederlandschen⁷⁸ 79 Godefroy van Bouillon, die de wassende maene der Turken dat pas 80 deeden stil staen, en 't veroverde Jerusalem tot een' koninkrijk⁸⁰ 81 oprechtten. Zij hebben, zeg ick, doorgaends met verwijfde 82 mannen, en brooddronken volken te doen gehadt. In Duislandt 83 scheen 't nu wat anders: de krijstught, de orde van eenen aert en⁸³ 84 gestalte. De strijders gebujren, meest in eenerleij gewest gebooren, 85 op eenerleij' wijze opgevoedt: Jae 's Kaizars rappier langer als des⁸⁵ 86 koninx. Zulks deez wel met dien ouwden zeggen magh: en voor⁸⁶ 87 hoe veel mannen telt ghij mij? Een dink duchte schier dat hen spijt:⁸⁷ 88 naemelijk de meenighte der geenen, die door zijns vijands landen 89 versprejt hem opentlijk oft onder den duim toegedaen zijn en⁸⁹ 90 daeghelijx mede vallen. Want die zijnen lof zullen trachten, te⁹⁰ 91 besnijden, en zullen niet lichtelijk elders als hier aen te vatten⁹¹ 92 vinden. Doch doet het ons evenveel, die den havik op den tujn⁹² 93 hebbende hem nu benart en benaeghelt zien in de klujven van⁹³ 94 eenen voghel, die voortaen Arent behoort te heeten. In somme, ick⁹⁴ 95 begin geloof in de droomen mijner gedachten te stellen, ende zie 96 dat wijdt gewest heel in een' ander pak steeken. Wat maxel⁹⁶ 97 datmen 't te geven heeft, zal mij grootlijx benieuwen; ende en 98 hebbe in al een' wijle nae geen' kundschap ongeduldigher 99 verlangt: leggende dien Grooten vriendt ende Heere toe van⁹⁹ 100 d'eersten te wezen, die dien grondt zullen tasten, als geschaepen,¹⁰⁰ 101 mijns oordeels, 't voorneemst der vorme te bootsen, waer in men¹⁰¹ 102 die groote klok te gieten heeft. Zoo 't zelve zijner E inzicht is,¹⁰² 103 vergeeve hem dat hij ons zitten laet. Zonder dat, had het wel anders¹⁰³ 104 gewenscht. Maer UE verschoone mijn' eenvoudigheit, die met de¹⁰⁴ 105 vloedt van dus een' revelpen, de scheutigh van UE merghrijk 106 schrijven gaeren in adem hield. Al ist ook zoo vorderlijk niet veele¹⁰⁶ 107 inschuldenaers te hebben, daer luttel af te verwachten staet, ten¹⁰⁷ 108 minsten ist heerlijk dat zij in UE verplicht blijven; als doet,¹⁰⁸ 109 Monsr mon frere, 110 U E 111 Dienstwillighste broeder 112 P C Hóóft. 111 Ujt mijn Toorentjen, 112 2 Maj. 1632. {==*13==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 13 Het Muiderslot voor de restauratie van 1900==} {>>afbeelding<<} {==*14==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 14 Het Muiderslot na de restauratie van 1900==} {>>afbeelding<<} {==321==} {>>pagina-aanduiding<<} Beschouwingen over recente gebeurtenissen in het licht van de wereldgeschiedenis. 2 zoo...zorghvuldigheit: zulk een toegenegen zorg. 4 tot...berichting: om mij nauwkeuriger op de hoogte te brengen (WNT eigenlijk 4002 A 2). 5 ujttoghten: uittreksels. 6 een valsch propheet: uit het vervolg blijkt, dat Hooft te ongunstige verwachtingen gekoesterd had (nl. omtrent G. Adolf's kansen bij het innemen van Augsburg). 7 't schip...laeden: bij het laden (en stuwen) van het schip op slecht weer te rekenen, vgl. 465 r. 3. 8 wie enz.: degene die dit zegt heeft te gunstige verwachtingen gekoesterd. 9 dien 't genoegh...volghen: (bescheidenheidsmaniërisme) voor wie 't voldoende is, de grote hoop te kunnen bijhouden. 11 vlak, vgl. 519 r. 23. 12 vestighen: versterken; daermen: waar men; tijdlijk: tijdig, vroeg. 13 verzien: voorzien, versterkt. 14 adeo obcoecat etc.: zo sterk verblindt Fortuna de geesten, wanneer ze niet wil, dat haar aanstormend geweld wordt gestuit. Livius 5, 37, 1 over de Romeinen vóór de catastrofe bij de Allia. 18 staetlijk: deftig. 19 heusheit: welgemanierdheid, fraaiheid van omgangsvormen. 20 ‘De Sr Mauregnaut ende mij wert alhier van de Magistraet de wijn vereert’. Reis-heuchenis, vVl. II 440. Sr: Signor. 21 hieldt: onderstelde; Welser, rijk patriciërsgeslacht te Augsburg, evenals, zie r. 33, de Fuggers; in groot bewindt: machtig. 22 bestelt: verschaft. 23 achterdacht: zorg voor de toekomst. 24 quaelijkgeneghen: slecht gezind. 25 verleghen: in verlegenheid, gehinderd; gelijk dan (verklarend voegw. WNT gelijk 1179 III) omdat (immers). 26 verstendight: medegedeeld. 29 deze hunne swaerigheit: deze last van hen. 30 als die: daar ik; van...af: van de tijd toen ik er was af. 31 verstaen: begrepen. 33 bedrijf: toedoen. 35 geloghen: gehaperd (WNT liegen 2125/6); goedt te houden: goed weerstand te blijven bieden (WNT houden 1158 3). 36 zinlijkheit: belangstellende geest. 37 gedenkt: zegt (in uw brief). 38 mede gaet: tot voordeel strekt. 40 meer (te doen) als; verfrooijen: vermaken (Mnl. Wdb verfraeijen 1719). 43 't is haer noodt geweest: zij is genoodzaakt geweest; van rok wisselen: de huik naar de wind hangen, met de wolven huilen; aeloud (aloud): zeer oud. 44 meest: bijna. 45 moghenheit: macht. 46 onder den arm deur: buigen voor de macht. 47 't Roomsche gewelt: de Romeinse macht. 48 zijn ijzer: zijn militaire macht. 51 behaevenen: besturen, ordenen. 54 t' zink gaen: zinken. Per se etc. Lucanus, Pharsalia 1, 81-82, waar voor Per staat in, voor Imposuere: Crescendi posuere. 56 'T groot: Het grote; de hooghste wet: het noodlot, de Moira. 57 steighren: snel toenemen; peil: grens. 60 Goten, Vandalen (gecontamineerd met Wenden?) en Alanen (400-500 n.C.). 61 vermast: overladen; Daer af: Waarvan; geroert: troebel. 62 een lap eighenden: een stuk inpikten; geen naem enz.: Hooft vat Frank naar de betekenis vrij op als een naam waaronder vijanden der Romeinen van allerlei stam zich verenigden. 66 Sarasijnen en Assasijnen: Arabische volken resp. secten; afloopen: veroveren (en plunderen). 68 Bodin, Jean, 1530-1596, origineel Frans geschiedschrijver en politiek filosoof. 69 Zoo veel isser af: Dit is er waar van. 70 opwaeteren: springvloeden, overstromingen. 71 van: door. 72 verzoopen: versmoord. 73 Cimbren en Teutonen, Germaanse volken, door Marius verslagen in 102 en 101 v.C. vonden met wien te spreeken: lett. vert. van trouvaient à qui parler (v Vl.), d.i. vonden hun man. 75 Hooft stelt Waelen, Galliërs en Galaten gelijk. Brennus, aanvoerder van de Galli die in 390 v.C. Rome veroverden. De Galaten in Klein-Azië waren een binnengedrongen Keltische stam. 76 spitsbroeder: collega. 78 Jonge Waelen: de door Frankrijk geleide kruistochten, ca. 1100-1300. 80 tot...oprechtten: overeind zetten en er een koninkrijk van maakten. 83 de orde: de legerinrichting; eenen: dezelfde. 85 's Kaizars...koninx: de troepensterkte van de keizer groter dan die van G. Adolf. 86 dien ouwden: (?) 87 Een...spijt: Ik vrees bijna dat één ding hen verdriet (hen: de keizerlijken). 89 onder den duim: in 't geheim (WNT duim 3578). 90 mede vallen: zijn partij kiezen (WNT medevallen 363 1). 91 aen te vatten: een aangrijpingspunt. 92 doet...evenveel: is 't ons hetzelfde; die...zien: ons, die de vijand op de grenzen hebbende (tuin: haag), hem nu benauwd en beklauwd zien. 93 klujven: klauwen. 94 Arent: opperste der vogels, en assonantie met Adolf? 96 dat wijdt...steeken: dat grote land een andere vorm hebben (of: krijgen, als steeken transitief is); maxel: staatsvorm. 99 leggende...wezen: in de mening dat die grote vriend en heer (Grotius) een van de eersten zal zijn. 100 dien grondt tasten: dat door en door begrijpen (WNT tasten 1022). 101 't voorneemst...bootsen: de grote lijnen van te voren te tekenen (de klokkengieterij is een nieuwe metafoor voor de stichting van de verhoopte nieuwe Zweeds-Noordduitse staat). 102 Zoo...is: Als dit zijn inzicht is. 103 vergeeve: Mem. 6; ons zitten laet: uit Nederland vertrokken is. 104 ‘Maar u vergeve mijn onnozelheid, die met de stroom van zo'n babbelpen, de scheutigheid van uw pittige brief graag aan de gang zou houden’ (WNT Suppl. adem 397 4 4e al., refererende aan I adem 793 xviide E.). 106 zoo vorderlijk niet: niet zo voordelig. 107 inschuldenaar: schuldenaar. 108 in UE verplicht blijven: verplichting aan u blijven houden. {==323==} {>>pagina-aanduiding<<} 524 A Monsieur, Monsr Joost Baak, in de Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.123. (Baak: Muijden 9 Maj 1632 beantw 10 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Deze weeke en hebbe niet van U E, als dien met de loopmaeren² 3 gehadt. Misschien is de bron der tijdingen teffens ujtgeput: oft U E³ 4 ten ooren toe in koopmanschap beslommert. 'T kan ook zijn dat UE 5 penne afgement ende t'einde van adem is door 't stijf en staedigh⁵ 6 draeven van de weeke te vooren. Mij lijmende aen dit geloof, wil⁶ 7 haer wat rustens gunnen, ende in haere vermoejtheit met de 8 bijgaende lesse ujt Tacitus verquikken. Want als UE wakker voor-⁸ 9 stapt, verstae dat het gezeit is, hoe ick ook mijn' beenen wat vergen⁹ 10 moet. Maer wat ick hoor? De vrienden hebben Regensburgh¹⁰ 11 geplondert. Daer is 'er die 't daer voor houden, dat dit ujt¹¹ 12 vertwijfeltheit sprujt, en de soldaet zijn' parthij aen 't strujkelen 13 ziende, met vreeze dat zij 't niet lang over eindt zal houden, alhier¹³ 14 heeft willen wis neemen, 't gheen hij anders hoopen moght op¹⁴ 15 zijnen vijandt te haelen. Dit oordeel zoud' ick gaerne toe stemmen, 16 't en waer ick duchtte, van zucht verleidt te zijn. Altijds zijn zoo-¹⁶ 17 daene doodstujpen niet nieuw, bij de geenen die denken dat het 18 met hun' zaeken omgekomen is. Ende stelt onze wereldwijzeman,¹⁸ 19 dat eene van de vinnighste prikkels om d'onderdaenen ten ujterste 20 te plaeghen, is ruentis fortunae novissima libido: de jongste lust eener²⁰ 21 vallende fortuine. Want een gespuis zoo overgeven, als 't geen daer²¹ 22 gemeenlijk de soldaterij ujt bestaet, geeft zich gaerne zijn zat van²² 23 moedwil en overdaedt, die 't denkt dat niet duiren kunnen. Ick heb 24 ook gezien een vertoogh in Latijn, gedaen door den Spaenschen²⁴ 25 Cardinael Borgia, aen den Paus, daer op ujtkoomende, dat zijn mr 26 de koning zich genoegh gequeeten heeft om der Roomsche kerke 27 in Duitslandt 't hooft boven te houden: ende zoo haer ijet oevels²⁷ 28 overkomt, dat het zijner Heiligheit zal te wijten staen. Deze zijn 29 redenen van ijzer, alhoewel met reuk en lofwerk van eerbiedighe²⁹ 30 woorden gedamaskineert. Zelden dat zoo schor een' stijl wel in³⁰ 31 trotsche ooren klonk; ende zoude mij benieuwen zoo zij veel 32 goeds nae den wensch des Spanjaerts bij die van de geestlijkheit {==324==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 baerden. Maer een' misdaedt die ujt heiligheit komt, gelijk de³³ 34 voors rede is lujdende, kan die tot onheil gedijen? Ick hoope ten 35 minsten voor ons niet: ende bid'er God om, mitsgaeders UE in³⁵ 36 genaede te bewaeren, ende in gunste derzelve, 37 Monsr mon frere, 38 U E 39 Gansdienstwen broeder 40 P C Hóóft. 39 In haeste, ujt mijn Torentjen. 40 9 Maj. 1632.   Over het nieuws. 2 loopmaeren: couranten, gedrukt of geschreven; tijdingen: persoonlijk vernomen berichten, nieuwtjes. 3 teffens: totaal (WNT teffens 1232 2 a 2e al.). 5 afgement: afgejakkerd; stijf en staedigh: snel en onafgebroken (WNT stijf (II) 1612 10 b). 6 mij lijmende aen dit geloof: mij aan deze overtuiging vasthoudend (WNT lijmen 2331 5). 8 voorstapt: voorop loopt. 9 verstae...is, hoe: begrijp ik dat er niets anders op zit, dan dat. 10 Maer...hoor?: de volgorde van de woorden onderstelt misschien een vraag van Baak in zijn laatste brief; De vrienden, nl. van Regensburg, dus de keizerlijke troepen. 11 Daer is 'er: Er zijn er. 13 alhier: niet alleen op deze plaats, maar ook: bij deze gelegenheid. 14 wis neemen: voor 't zekere nemen; op: van. 16 zucht: partijdige emotie; Altijds: In elk geval. 18 het is omgekomen met: het is gedaan, afgelopen met; stelt: poneert, zegt als een stelligheid. 20 ruentis etc.: op het zinkend geluksschip de laatste uitspatting. Tacitus, Historiae 3, 41, 1. N.B. Met ruentis begint het subject van de volzin. 21 overgeven: doortrapt. 22 geeft...zat van: verzadigt zich graag aan. 24 vertoogh: betoog, verhandeling. 27 oevel: euvel, slecht. 29 redenen van ijzer: keiharde woorden. 30 gedamaskineert (gedamasceerd): de klingen van sabels enz. ondergingen een bewerking waardoor de gladde zijkanten verfraaid en tegelijkertijd gematteerd werden, zodat ze minder licht weerkaatsten; oorspr. uit Damascus; schor: ruw, bars; wel: goed. 33 een' misdaedt...komt: een verkeerde handeling die uit heiligheid (vgl. r. 28) voortkomt. 35 voor ons niet: het is voor de Republiek geen onheil als het de Roomse kerk in Duitsland slecht gaat; (aaneenschakeling van zeugma's): en ik bid er God om, en dat Hij u in genade beware en in uw gunst P.C.H. {==325==} {>>pagina-aanduiding<<} 525 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 81. Hs. Watervlek. (Baak: 12 maj 1632) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Men heeft ons voor dezen willen dietsch maeken dat het in den 3 Paltz noch voor den windt ging. 't Overgaen van Spiers wijst 4 anders ujt. Het geluk schijnt meestendeels aen 's koninx persoon⁴ 5 gebonden: te meer dewijl 't ongeluk niet naeder als aen zijn paert⁵ 6 heeft konnen komen. Maer heinde bij en kost niet. De Roomsch-⁶ 7 gezinden nochtans doen nae ick hoor, dit te klok en te kreet op-⁷ 8 klinken. Hier waeren gister twee neven mijner huisvrouw, d'een 9 Lujtersch ende van Frankvoort, d'ander Roomsch ende een zoon 10 van den Heere van Wichelen in Vlaenderen. Deez alhoewel over¹⁰ 11 die zijde geneghen verklaert dat verscheide pachters zijns vaeders 12 in Brabandt, daer hij veel goeds heeft, elk voor hun hooft, 't voor-¹² 13 leden jaer wel 1500 gl schaede gehadt hebben bij d'inleghering der 14 soldaeterije. Maer is te verwonderen dat het landt aldaer, des 15 niettegenstaende daghelijx dierder wort. Misschien dat het bijkomt¹⁵ 16 door dien de lujden geen' andere raedt weten om zich te generen:¹⁶ 17 ende dat alle koophandel ende handwerken daer doodt zijn. Hij¹⁷ 18 voeghd 'er bij dat den Cardenael della Cueva, dienmen over lange¹⁸ 19 gaerne geloost had, tot tweemaelen toe 40m gl vergunt waeren tot 20 reisgelt, ende hij t'elkens het futselboek zoekt: jae dat hetden²⁰ 21 lantzaeten in dat gewest onmoghelijk is te harden: maer 22 Vlaenderen aentoghts genoegh heeft. Ook was hij van gevoelen²² 23 datter in Vrankrijk zaemening van volk is, om in Arthois te vallen.²³ 24 Zoo dat gebeurt, ende de Spanjaert alzoo van dien kant, teffens²⁴ 25 van ons aengetast wort, ende in Duitsland belemmert blijft, hij zal 26 genoegh te doen hebben, om 't ujterst van zijn' hals te weeren.²⁶ 27 Mon frere Bartolottj schrijft mij dat zommigher gissing is, men²⁷ 28 laet met voordacht het Brabandsch krijsvolk zich in den Paltz ver-²⁸ 29 panden, om den paerdestaert bij luttel hairen teffens gemaklijker te²⁹ 30 moghen ujtplukken. Altijds voor de rug van den Sweed heb ick³⁰ 31 kleene zorghe. Meest heel Duitslandt, door Franken, Saxen, 32 Bruinswijk, Brandenburgh, Meklenburgh, ende andere oorden {==326==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 staet hen open. Ende acht ick hem oorbaerlijker, den Kaizar in zijn³³ 34 nest te verlakken, als zich grootelijx aen 't bedrijf der Spanjaerden³⁴ 35 ende van Pappenhaim te keeren. Want de markt van boven, daer³⁵ 36 de bron van 's vijands krachten is, zal dien van onderen stellen. Dan 37 dit onlanx geleden gevaer behoort den koning te vermaenen tot³⁷ 38 raemen van eenighe vaste orde, in geval dat hem ijets over quam.³⁸ 39 Misschien dat Gustaaf Hoorn de schouders hebben zoude om zulk³⁹ 40 eenen last t' ontfangen. Van vreede eer 't hujs Oostenrijk in 41 Duitslandt onder de voet lejdt, kan mij quaelijk ijets inbeelden.⁴¹ 42 Als de Sweed volkomen meester waer, daer hij jegenwoordelijk 43 beter kans toe heeft, als de kaizar, zoo en behoord' hij echter den⁴³ 44 Franchojs, Venetiaen, nocht ons zoo vreeslijk niet te wezen, als de 45 verknochte maghten van Oostenrijk en Spanjen: jae op veel nae⁴⁵ 46 niet, gemerkt hij de Dujtsche Vorsten zal moeten bescheidentlijk⁴⁶ 47 handelen, ende niet t' eenemael onder sweep brengen, ujt vreeze 48 dat het *hen* anders voor de scheenen springen moght. In somme,⁴⁸ 49 't is ver te zoeken, eer hij 't alle de rest der Christenheit zoude te 50 bang kunnen maeken, als zij met ernst wilden t'zaemenspannen. 51 Als alleen Vrankrijk de handt van hem trok, ick laete staen tegens⁵¹ 52 viel, hij zoude zich wel verleghen vinden. Dat de Venetiaenen nae⁵² 53 de beleening van zekere steden *hem* door den Spanjaert 54 aengeboden, zijn luisterende vind ick niet vreemdt. Ist ook zoo, 55 denke dat zij 't gelt verschaffen zullen, ende daernae zorghen hoe zij 56 't hem vruchteloos maeken moghten. Zoodaene geleghenheit ver-⁵⁶ 57 schijnt t' aller ujre niet; ende stondt het hun te vergeven dat zijze bij⁵⁷ 58 't hair greepen. Wist ick wat steden dat het waeren, zoud' er wat nae- 59 der van meenen te konnen oordeelen. Niettemin heb voor dezen⁵⁹ 60 tijding dat 's Kaizars gezant t' onvrede van Venetien vertoghen⁶⁰ 61 was. Doch 't magh een' gemaekte mouw zijn. Ujt Italien wort⁶¹ 62 bevestight dat de Paus kleenen dank van zegeningen ommegangen⁶² 63 en biddaeghen voor den welstandt der kerke heeft, dewijl datter⁶³ 64 gelt en volk toe hoort; Jae datmen hem begint met een concilie te⁶⁴ 65 dreighen, 't welk de H. Vaeders meer als de dujvel voor 't krujs 66 vrezen. Dan hij zal dien bal wel keeren, zoo Vraakrijk hem 't ranket⁶⁶ 67 leenen wil. Niettemin moejte en tweedraght kond 'er ujt rijzen, 68 die wij niet t' ontdanken hadden. Dat wij al dit onweder ujt de⁶⁸ 69 haven moghen staen aenschouwen, is wel een' genaede van Godt, 70 dien U E, met alle de haere bevolen zij, nae hartelijke groete ende 71 gebiedenis, 72 Monsr et frere, van 73 U E {==327==} {>>pagina-aanduiding<<} 74 gansdienstwen broeder 75 P C Hóóft. 74 Vanden H.t. Mujden in 75 haeste. 12 Maj. 1632.   Voortzetting 4 het geluk enz.: G. Adolf streed met succes in Beieren. 5 zijn paard was getroffen. 6 heinde...niet: dichtbij kost niets, doet geen kwaad. 7 doen...opklinken: maken er veel gerucht over (lett. door te luiden en te schreeuwen). 10 over...geneghen: Roomsgezind. 12 elk...hooft: per hoofd. 15 Misschien...komt: Misschien komt het. 16 zich generen: in hun onderhoud voorzien, nl. door hun eigen voedsel te verbouwen. 17 handwerken: ambachten. 18 Alfonso de la Cueva markies van Bedmar, kardinaal, Spaans gezant te Brussel sinds 1619, invloedrijk, vijandig jegens de bevolking. 20 het futselboek zoeken: uitstel zoeken (WNT futselboek 4716 b). De opvolger van de kardinaal was al in 1629 te Brussel aangekomen. 22 aentoght: immigratie? 23 zaemening van volk: troepenconcentratie. 24 teffens: en tevens, tegelijk. 26 't ujterst: de ondergang. 27 men, nl. de regering te Brussel, die met Madrid (vgl. r. 18) overhoop lag. 28 het Brabandsch krijsvolk: de in Brabant gelegerde Spaanse huursoldaten; zich verpanden: dienst nemen; in de Paltz, vgl. r. 2 en 3. 29 om...ujtplukken: om de Spaanse troepen bij beetjes tegelijk kwijt te raken. 30 Altijds: In allen gevalle (WNT altijd 304 II 1); voor den rug...zorghe: ik houd de Zweed voor gedekt in de rug. 33 hem oorbaerlijker: voordeliger voor hem. 34 zijn nest: Wenen; verlakken: overvallen, verschalken; zich grootelijx keeren aen: zich ernstig bekommeren om; bedrijf: gedoe. 35 Pappenhaim commandeerde in keizerlijke dienst in West-Duitsland en trachtte o.a. Maastricht te ontzetten; de markt stellen: de marktprijs regelen; de markt van boven tegenover die van onderen betekent hier: de hoofdmacht van de keizerlijk-katholieke partij in Oostenrijk en Beieren tegenover de secundaire oorlogvoering in de Palts. De beeldspraak zegt dus, dat de strijd tegen de hoofdmacht bepalend is voor die op een nevenfront, zie voor ‘boven’ en ‘onder’ ook 529 r. 24. 37 dit gevaar, vgl. r. 5. 38 een orde raemen: een regeling vaststellen. 39 Gust. Hoorn: Gustav Horn, Zweeds veldheer, van 1634 tot 1642 krijgsgevangen. 41 mij inbeelden: mij voorstellen. 43 zoo...wezen: dan moest hij daarna noch voor de Fransman, noch voor de Venetiaan, noch voor ons zozeer te vrezen zijn. 45 verknochte: verbonden; op veel nae niet: lang niet. 46 bescheidentlijk handelen: verstandig bejegenen. 48 dat het hem...moght: dat hij een klap zou kunnen oplopen; In somme: Kortom. 51 tegens viel: zijn vijand werd. 52 wel verleghen: in grote ongelegenheid. 56 Zoodaene geleghenheit: Spanje wil van Venetië tegen onderpand van steden, geld lenen, stellig niet renteloos, en daarna zal Venetië Spanje zo de voet dwars zetten - denkt Hooft - dat het van dat geld niet kan profiteren. Misschien bedoelt Hooft dat Venetië de met dat geld geworven troepen zal bestrijden. 57 stondt hun te vergeeven: het zou hun vergeven moeten worden (WNT staan 113); bij 't hair: de klassieke voorstelling van de kans met een haarvlecht voor op 't hoofd, die men kan proberen te grijpen; haar achterhoofd was kaal, dus als zij voorbij was, kon men haar niet meer grijpen. 59 voor dezen: al eerder. 60 t' onvrede: misnoegd. 61 een' gemaekte mouw: een schijnmanoeuvre (vgl. 468, hier niet nader te verklaren). 62 kleenen dank heeft: geringe erkentelijkheid verwerft. 63 dewijl datter...hoort: omdat er geld (giften) en (vroom belangstellend) volk voor nodig is. 64 concilie: bisschoppenvergadering, door de eeuwen heen telkens in onmin en rivaliteit met de paus. 66 ranket: niet in WNT, wel rinket, d.i. raket. Hier fig. voor een middel om aan een concilie te ontkomen, b.v. verzet van Franse bisschoppen daartegen. 68 die wij...hadden: waarover wij (nadruk!) ons niet te beklagen zouden hebben; ujt de haven: van de haven uit (herinnering aan Lucretius' de Rerum natura 2, 1). {==329==} {>>pagina-aanduiding<<} 526 Aende Ed.Mo.Heeren vande Reke der Graeflijkh. Minuut. UBA II C 11.240. 1 Ede &c.  2 Nae dat ick den last mij van U.Ed.Mo. bij haere missive vanden 3 xjen gegeven, hadde doen verstaen den Buirmr ende gerechten van 4 Blarikom, zoo is de voors Buirmeester nevens eenen van Naerden,⁴ 5 mitsgaeders van Blarikom ende Hilfersom op gisteren hier ver- 6 scheenen. De redenen hen moverende om t' empescheren 't effect⁶ 7 van UEd.Mo. appoinctement in faveur van Pieter Adriaenszoon 8 verleent, zijn, zoo zij zeggen, dat, volghends hunne gerechtigheden 9 ende oude costujmen niemande vrijstaet de Goejsche Gemeente te⁹ 10 gebrujken, die bij ujtheemschen vaeder geteelt is. Dat ook niet en 11 zal bevonden worden ijemant van dier qualitejt, bij U.Ed.Mo.¹¹ 12 gebeneficieerd te zijn met het genot der voors Gemeente ujtgezeidt¹² 13 nu ruim vijfjaeren geleden eene Frans Janszoon hunne bujrman; 14 doch advoueren wel dat bij die van Naerden zoodaene weldaedt¹⁴ 15 aen eenighe vreemden is geindulgeert geweest: maer niet bij de¹⁵ 16 Dorpen, dien zij nochtans schijnen zulx geöorloft te achten, als¹⁶ 17 disponerende van hun eighen. Ende alhoewel zij met den voors 18 Frans tot noch toe moghten hebben geconniveert, dat zij, mits¹⁸ 19 't itereren van gelijke gratie inden persoon van Pieter Adriaenszoon, 20 beginnen te apprehenderen de consequentie van dien: gemerkt²⁰ 21 (naer hun zeggen, dat zij beloofden te verifieren, alhoewel ick²¹ 22 anders bericht ben) in Goejlandt groot getal van lujden gevonden 23 wort, die in gelijken graet staen ende schier oft morghen 'tzelfste²³ 24 zouden moghen verzoeken ende obtineren. Waer over zij geresol-²⁴ 25 veert waeren zich daer tegens t' opposeren ende zelfs de beesten 26 van den voors Pieter Adriaenszoon van der gemeente te haelen. 27 Niettemin, alzoo ick hun vertoonde dat zulx als smakende gewelt,²⁷ 28 hun bij UEd.Mo. met reden quaelijk afgenomen zoude worden,²⁸ 29 verklaerden entlijk liever te willen den wegh van rechte ingaen, 30 ende zich addresseren aen d'Ed.Mo. HH. van den Hove om eenighe 31 provisie. 'T welk ick in conformité van mijn debvoir UEd.Mo.³¹ 32 hebbe gehadt te verstendighen, omme daertegens te moghen stellen³² 33 alzulke ordre als 't maintineren vande Hoogheit der Graeflijkh zal 34 vereisschen. Indien zij mij de voorgemelde verificatien ter handt 35 stellen, zal dezelve aen UEd.Mo. op 't spoedighste overschikken, 36 ondertussen God biddende, 37 Ede &c. UEd.Mogh. in gelukzalighe regeringe altijds te bewaeren, 38 ende in haere goede gratie, {==330==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 UEd.Mo. 40 Onderdaenen dienstwen 41 P C Hóóft. 40 Vanden H.t. Mujden, 41 16 Maj 1632.   Over het gebruik van de meent door een Gooilander met een uitheemse vader. (Vgl. De Vrankrijker, Stad en lande van Gooiland blz. 18 v. en 522, 528) 4 Blarikom: men mag zich afvragen of dit geen vergissing is voor Laren en Huizen. De buurmeester van Blaricum was er immers al. 6 De redenen...verleent: De redenen die hen bewegen om het in werking treden van de beslissing, die u ten gunste van Pieter Adriaenszoon gegeven hebt, te beletten. 9 costujmen: gebruiken met kracht van wet (zie voor het vervolg van de zin blz. I 58). 11 ijemant...te zijn: dat iemand door U.E.M. begunstigd is. 12 ujtgezeidt: behalve. 14 advoueren: geven toe. 15 geindulgeert: toegestaan. 16 dien...achten: aan wie zij dit recht niettemin schijnen toe te kennen; als...eighen: daar zij beschikken over hun eigendom (nl. het schaarrecht) (WNT eigen 3987 C). 18 geconniveert: een oog dicht gedaan; mits...gratie: wegens het herhalen van dezelfde gunst; dat zij: de zin hangt weer af van De redenen zijn, r. 6-8. 20 apprehenderen: vrezen (dus: voor het precedent). 21 verifieren: waarmaken, bewijzen. 23 graet: rang, juridisch-maatschappelijke situatie; schier: snel; schier oft morghen - te eniger tijd (WNT schier 563). 24 obtineren: verkrijgen; Waer over: En daarom. 27 als smakende gewelt: omdat het naar gewelddadigheid smaakt. 28 quaelijk afgenomen: kwalijkgenomen. 31 provisie: voorlichting. 32 hebbe gehadt: bescheidenheidsperfectum Mem. 10; verstendighen: mededelen; omme te moghen: opdat u kunt. {==331==} {>>pagina-aanduiding<<} 527 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.122. T. de eerste regel van Baak's aantekening is in de rug gebonden. (Baak: beantw 17 Maj 1632) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Wij verneemen nu in een' wijle niet nieuws, uitgezeidt de bloemen² 3 daer 't geboomt zich meê pronkt, naerijverende de Oostersche ende³ 4 buirgewesten der zonne, met de geur van de kanneel hunnes⁴ 5 lieflijken adems, daer de lucht den zijnen in schijnt op te haelen.⁵ 6 Heden was hier de zoon van mijnen swaegher Kloek, die noch 7 geenen onderwijzer voor zijn' kinderen heeft. Misselijk is 't U E⁷ 8 vergeten wat ik laest van D. Hasius voorsloegh, oft hij niet zoet⁸ 9 daer op. Anders wenschte dat 'er UE eens aen peinsde ende mijnen⁹ 10 swaegher bescheidt deed hebben. Op morghen verwachte in¹⁰ 11 wisseling van den bijgaenden horn ujt Tacitus, de weekelijke 12 loopmaeren: doch met meerder graegheit 't geen UE magh¹² 13 vernomen hebben van de waerheit der zaeken tegens Pappenheim 14 verricht. Want zal daer aen twijfel slaen, tot datze vervolght: te¹⁴ 15 meer mits mon frere Bartolottj op mijn verzoek noopende dit 16 punt blijft swijghende. Godt geve dat het werk niet averechts¹⁶ 17 geleghen zij, ende UE de vulte haerder deughdelijke begeerten,¹⁷ 18 nae bede, 19 Monsr mon Frere, van 20 U E 21 gansdienstwen broeder 22 P C Hóóft. 21 In haeste, ujt mijn Toorentjen, 22 16 Maj. 1632.   Diversen. 2 verneemen: horen (zowel als) zien: voorbeeld van de ruime betekenis die dit woord nog had. 3 naerijverende: een wedstrijd aangaande met (WNT naijveren 1509 2). 4 buirgewesten der zonne: zuidelijke streken; kanneel: wschl. kruidigheid in 't algemeen. 5 daer...halen: waarvan de lucht, de atmosfeer, schijnt te genieten (zijn adem ophalen - diep ademhalen vooral om van de frisse lucht enz. te genieten. WNT ophalen (I) 779 a β). 7 misselijk: misschien. 8 oft...op: of (is) hij (Hasius, of Cloek?) er niet tuk op. 9 er aen peinsde: erover dacht. 10 in wisseling van: in ruil voor. 12 doch...graegheit: maar nog gretiger. 14 daer aen: aan dat bericht; tot datze vervolght: totdat de waarheid (eig. het bericht) een vervolg krijgt. 16 het werk: de zaken, de dingen; averechts: verkeerd. 17 ende UE de vulte: en (geve) u de vervulling (Mnl. Wdb. volte IX 891); deughdelijke: goede. {==333==} {>>pagina-aanduiding<<} 528 Aende zelve HH. vande Reke. Gedenkenis. UBA II C 11.241. 1 Ick zeinde hare Ed.Mo. de certificatien inden voorgaenden geroert 2 meldende in effect dat geene echte kinderen van ujtheemschen 3 vaeder ende Goeische moeder de Gemeente ojt toegestaen is te 4 nuttighen. Vanden HtMujden 17 Maj. 1632.⁴   Vgl. 522, 526 4 nuttighen: gebruiken. {==334==} {>>pagina-aanduiding<<} 529 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.121. (Baak: 23 Maij 1632) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Hierin heeft UE van bejds: maer d'ouwde deuntjens dunken mij² 3 noch de best'al. Sint maendagh hebbe geen schrijven van³ 4 Amsterdam, ujtgezeit heden een briefken van mon frere Bartolottj 5 zonder eenighe tijdinge, maer zich beroepende op eenen anderen, 6 die gister schijnt aende steigher aldaer gebleven te zijn, bij mangel 7 van veerschujt. Niettemin hier was heden een jongman, die wist te 8 zeggen dat de Koning van Sweden Reghensburgh had laeten 9 leggen, om Walstein te genaeken, die hem aen zeekere stroom was⁹ 10 verwachtende, ende dacht te stujten. Ingolstadt had ick te vooren 11 gehoort, dat in onderhandeling met de beleggers stondt: dan 12 verstae nu dat de maere zoo goedt niet en is; alhoewel men wil dat¹² 13 Tilly daer begraeven zij. Maer men zeidt mij voor zeker toe, dat¹³ 14 Pappenhaim binnen Staeden in de knip is, ende vergeefs zich¹⁴ 15 onderwonden heeft door zijne vijanden te slaen. Maghmen dat¹⁵ 16 gelooven, ende in dien hoek het Oostenrijksch geluk wat in-¹⁶ 17 toomen, 't zal de achtbaerheit der Sweetsche waepenen grootelijx 18 stijven, alhoewel 't gros der zaeken op het punt van 's konings¹⁸ 19 swaert drejt. Men wil mij ook vroedt maeken van goeder plaetse¹⁹ 20 bericht te zijn, datmen in Brabandt gelooft had eenigh mis-²⁰ 21 verstandt tussen den prinsse ende d'algemeene Staeten gerezen te 22 zijn, 't welk onze koomst te velde scheen te beletten: maer nu het 23 tegendeel speurende, zich dapper bedremmelt vint, mits zoo groot²³ 24 een hoop krijsvolx nae boven gezonden is: ende noch meer om de²⁴ 25 verzaemeling van rujters en knechten bij Calis in Vrankrijk. Even-²⁵ 26 wel verstae tot Amsterdam lujden te zijn, die schrijven ujt²⁶ 27 Duinkerken hebben, datm' 'er daer kleene swaerigheit in zet. Wie²⁷ 28 weet waer de einden vast zijn? Maer nocht Franchoizen, nocht²⁸ 29 Nederlanders en konden aen die grenzen eertijds nojt veel voor- 30 deels d'eene op d'andere winnen. Ende zijn aldaer veele oorloghen 31 geëindight met wederlevering der veroverde plaetsen van bejde 32 zijden, zonder d'andere vrucht als onderlinge schaede, ende ver- {==335==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 woesting der gewesten. Het schijnt dat daer veele vestingen³³ 34 gevonden worden, die swaer om verkrachten zijn, ende al³⁴ 35 verkracht wezende lastigh om te houden voor den geenen die zijn' 36 lantpaele overtreedt. Immers wij hebben bij onzen tijdt den³⁶ 37 eenen ende den anderen schuw gezien om 't oorlogh met een blank³⁷ 38 hart aen te gaen. Bij omweghen jae, ende onder naem van 39 vreemden, en laeten zij niet het elkanderen zuir te maeken: gelijk 40 bij den krijgh in 't Landt te Cleef, bij Genoa, ende in 't Montferrat⁴⁰ 41 gevoert gebleken is. Oftmen nu, dat de Spanjaert zoo veel' handen⁴¹ 42 op zijn hooft, ende plaetsen waer te neemen heeft, meent eenigh⁴² 43 open te zien om hem een gewisse neep te geven, is mij onbekent.⁴³ 44 Altijds laete mij voorstaen, dat de Fransche raedt jeghenwoordelijk⁴⁴ 45 te gaeuw is om zich lichtlijk aen schijn van kleenen grondt te ver-⁴⁵ 46 gaepen. 'T zij Gode bevolen, ende denzelven UE met de haere, 47 aende welke zich hartelijk is gebiedende 48 Monsr mon frere, 49 U E 50 Ganschdienstwillighe broeder 51 P C Hóóft. 50 In haeste, ujt mijn Torentjen, 51 23 Maj. 1632.   Over de oorlog in Duitsland en onze aarzelende samenwerking met Frankrijk. 2 d' ouwde deuntjens: scherts voor ouder nieuws. Of voor het stuk uit Tacitus in vergelijking met een aflevering van de loopmaren? Het is ook mogelijk dat ‘van bejds’ op iets uit Baak's brief slaat dat wij niet weten. 3 noch al: bevestiging ondanks de verwachting van het tegendeel (WNT al 76 b). 9 Walstein: Wallenstein, de beroemde keizerlijke veldheer. 12 een van de keizerlijke legers, onder Tilly, was ingesloten in Ingolstadt. Tilly overleed er aan zijn wonden, maar de stad werd tevergeefs bestormd. 13 men...toe: men verzekert mij. 14 Staeden: haven bij Hamburg, Hanzestad. 15 (zich) door zijne vijanden te slaen (hapl.) 16 intoomen is transitief, het onderw. is een andere men dan het subj. van magh. 18 alhoewel...drejt: al is de militaire positie van G. Adolf zelf de hoofdzaak. 19 vroedt maeken: wijsmaken met een veel neutraler gevoelswaarde: iets onwaarschijnlijks doen geloven, zonder bedrieglijke bedoeling. 20 Ook hier bezigt Hooft men voor verschillende onbepaalde groepen: men in r. 20 verwijst naar een Brabantse groep, in r. 19 zijn het Hooft's eigen zegslieden. 23 het tegendeel, nl. de veldtocht langs de Maas; speurende: bespeurende; zich dapper bedremmelt vint: in ernstige ongelegenheid is (WNT bedremmeld 1217 3). 24 nae boven: stroomopwaarts, naar het hoger gelegen land, in Duitsland dus naar het Zuiden (ook in deze betekenis gebruikt als er geen rivier in de buurt is), vgl. 597, r. 5 en 17. 25 verzaemeling: concentratie. 26 verstae...zijn: ik hoor dat er te Amsterdam mensen zijn. 27 ook als zet geen verschrijving is voor ziet, moet het toch dezelfde betekenis hebben: onderstelt (Mnl. Wdb. setten 1016 9). 28 waer de einden vast zijn: (van losse einden touw gezegd waarvan men niet kan zien waar ze blijven) waar de werkelijke macht zich bevindt en kan doen gelden. 33 daer: terwijl en dewijl. 34 swaer om verkrachten: moeilijk te veroveren. 36 lantpaelen: grenzen; den eenen ende anderen: Frankrijk en Spanje. 37 met een blank hart: geharnast, dus openlijk. 40 vgl. 398. 41 zoo veel handen op zijn hooft heeft: zich de ongunst van zovelen berokkend heeft (WNT hand 1756). 42 waerneemen: verzorgen, verdedigen. 43 open (subst.) zien: de gelegenheid schoon zien (WNT open (II) 532); een gewisse neep: een stellige klap. 44 raedt: inzicht. 45 gaeuw: intelligent; schijn van kleenen grondt: ongefundeerde schijn. {==337==} {>>pagina-aanduiding<<} 530 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam Origineel. UBA II C 13.120. (Baak: 1632 beantw 7 Junij) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Alhoewel UE geen achterujt hebt, schijnt het nochtans te mijnen² 3 aenzien gevaeren, die deze week geen' nieuwmaeren vernomen³ 4 heb. UE houd' het mij ten besten dat ick beloofde heusheit voor⁴ 5 schult rekene. Zoo vaertmen met behoeftighe maeners. Nochtans⁵ 6 is d'onbeschaemtheit zoo voorhoofdeloos niet, oft zij en laet mij⁶ 7 gedenken hoe quaed een betaelder ick nu een' wijle geweest ben.⁷ 8 Maer 't heeft mij quaelijk konnen beuren den schatkamer van 9 Tacitus aen te spreken, dank hebbe d'overkoomst van verscheiden' 10 Heeren, in dezen hoek, dien ick heb moeten bijwoonen, zoo over¹⁰ 11 't stuk van den Hinderdam, dien wij misschien zullen hier krijghen,¹¹ 12 alhoewel 't mij noch wat verre te zoeken dunkt, als over dat van¹² 13 's Graevenlandt, 't welk ontrent Hilfersom bij eenighen ujt 14 Amsterdam vande HH Staeten verworven is. Nu begin ick mij te¹⁴ 15 bekeeren, ende zeinde hierbij eenen verschen slip van dat¹⁵ 16 prachtigh gewaedt. Zoo de Wijk U E. met haer' genughlijkheit¹⁶ 17 niet betovert, oft in slaep van vergetenis uwer vrienden gezujdt¹⁷ 18 heeft, gelieve eens te denken aen den geenen, die gaeren onder dat¹⁸ 19 getal gerekent bleef, ende altijds 20 Monsr mon frere, 21 U E 22 Dienstwillighste broeder 23 P C Hóóft. 22 Ujt mijn Torentjen, 23 3 Junij 1632.   Diversen. 2 achterujt: achterdeur, fig. achterdeurtje, uitvlucht; achterujtvaeren: failliet gaan; schijnt...gevaeren: schijnt het, wat mij betreft, toch een bankroet. 3 die (immers). 4 dat ick...rekene: dat ik een attentie, die mij beloofd is, als iets beschouw dat men mij verschuldigd is. 5 Zoo...maeners: Zo doet men met arme schuldeisers (zoals ik). 6 onbeschaemtheit, nl. van Hooft als maner; voorhoofdeloos: schaamteloos, met de bijgedachte aan ‘gedenken’, dat men ook met het voorhoofd doet. 7 hoe...betaelder: wat 'n slechte betaler (nl. door geen vertalingen te sturen). 10 dien: welke heren (dat.); bijwoonen: gezelschap houden; zoo: zowel (als, r. 12). 11 stuk: onderwerp, zaak. De Hinderdam lag op de oostelijke oever van de Vecht, tussen Nigtevecht en Weesp op de grens tussen Utrecht en Holland; hier krijghen: in Holland krijgen, door grenswijziging. 12 dat, nl. het stuk (r. 11). 14 verworven, nl. het octrooi voor de ontginning waaruit het dorp ontstaan is. 15 bekeeren, vgl. r. 15; dat prachtigh gewaedt (waarin Tacitus de Romeinse geschiedenis gekleed heeft). 16 de Wijk: Beverwijk. 17 in slaep gezujdt: in slaap gesust (sujen, suijen, WNT in voce 543). 18 den geenen (sing.). {==339==} {>>pagina-aanduiding<<} 531 A Monsieur, Monsr Joost Baak, in de Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 82. Hs. Watervlek. (Baak: 6 Junij 1632) Loont.   1 Monsr mon frère,  2 Hier heeft U E. den bak met ouwekost te rug. De geur is mij² 3 genoegh geweest van zoo swaer een' spijze. 'T gelt op graef Henrix 4 hooft gestelt benieuwt mij niet: hem, denk ick wel, noch min; die⁴ 5 weeten moet, datmen op zulk waeter zulken visch vangt. Dies⁵ 6 achte dat hij op zijn' hoede zal zijn, tegens de geenen die hun lijf⁶ 7 aen 't zijn zouden willen te kost leggen: van welke hartvochtig-⁷ 8 heidt men zeldzaeme proeven ziet. Dat hem zijn eighe benden 9 zouden overleveren, is bij mij een oudt wijf met lange ooren, zoo⁹ 10 men zeidt. Want het en heeft niet alleen veel snaps in, die lichtlijk¹⁰ 11 ujtlekt, oft beluistert wort, maer zoo veele verkens zouden dunne¹¹ 12 spoeling van dat geldt maeken, ende 't zap der koole niet waerdt 13 wezen. Maer hoe hij min volx bij een krijght, hoe hij meer gevaers 14 loopt: ende ben wel verwondert datmen van geen' grooter 15 toevloedt hoort. Men zoude zeggen, dat hij dus een stuk niet bij der 16 handt genomen had, zonder gewissen toeverlaet. De spraek ging¹⁶ 17 t'Amsterdam, ende UE hadt des ijets te vooren aengeroert, datmen, 18 binnen weenigh daegen wat zeldzaems zoude hooren opdonderen.¹⁸ 19 Daerentussen sloert het vast heenen, ende verneemt men nocht¹⁹ 20 afval van 's vijands zijde, nocht inval van de Sweeden te zijnen²⁰ 21 bodem, daer bij veelen groote staet op gemaekt werdt. Men heeft²¹ 22 nu laest weder in vijf, ende onlanx daer nae in vijftien tonnen²² 23 schats bewillight, op voorgeven, dat men in 't kort gewaer zoude²³ 24 werden, hoe oorbaerlijk de penningen besteedt wierden. Moghelijk²⁴ 25 is de sweer noch niet rijp, zeitmen. Maer mijns bedunkens behoorde²⁵ 26 alles teffens ujt te bersten. Nu kan 'er de vijandt een' pap op²⁶ 27 leggen, en de zucht vertrekken, de bobbel doen zitten gaen. Zijn²⁷ 28 'er meer Nederlandsche Heeren misnoeght, men zal hen zoeken²⁸ 29 te paeijen, ende zij blijdt toe zijn, dat ze op 's Graeven kosten tot²⁹ 30 hun vermeeten geraeken, hem laetende in de pekel steken. Ick 31 hoop nochtans een beter, al ducht ick dat de groote toeleg erghens {==340==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 haepert, ende dat zij lichtelijk geen beter geluk hebben zal, als 33 gemeenlijk de groote aenslaeghen doen. Daer behooren veel'³³ 34 plaeten tot zoo een harnas, ende hebben weldigh veel passens aen, 35 eer ze glad aen 't lijf willen staen. Dan breekt 'er noch wel een riem 36 oft gesp; ende een half ujr tijds, dat men van doen heeft, om die te 37 verstellen, verbrodt het heele spel. Zoo komt 'er vaeke maer een³⁷ 38 mujs voor den dagh, daer de berghen in arbejdt gingen. 'tT gaet 39 evenwel noch voor windt met ons, al en waejt het geen topzeil;³⁹ 40 ende dat ick geloove, men had geen' gissing op zoo bats een'⁴⁰ 41 antwoort van Maestricht gemaekt. Mij verlangt onverduldelijk, 42 nae d'uitkoomst dezer beleghering, ende wat het zijn magh dat 'er⁴² 43 broedt. UE nochtans en neeme moejte niet van mij, voor eerst, te 44 schrijven. Wij staen op onze reize nae Alkmaer, ende denken 45 morghen avondt binnen Amsterdam te slaepen. Dat wij aldaer 46 laestmaels wat boven onze reke toefden, samt andere bezigheit, 47 heeft mijnen voortang in Tacitus verhindert. Ook heeft UE nu, 48 voor al een' wijle, genoegh te blokken aen 't ujtschrijven. Niette- 49 min, om voor mijn vertrek UE het eindt der jaerboeken te doen 50 zien, heb ten laesten den paerden willen slaghten, die den draf⁵⁰ 51 spoeijen als de daghrejz ten avont loopt, en hun de snof der stallen 52 in de neus slaet. U E. heeft het dan hier bij, ende daer in d'aller- 53 beweeghlijkste stof tot een treurspel, die in boeken te vinden zij.⁵³ 54 De fortuin van Octavia is bitter zeker; maer die van Servilia deert⁵⁴ 55 mij noch bet, om veele reden hier te lang: ende wort met ujt-⁵⁵ 56 gezochte erbarmenis door onzen schrijver ten toon gestelt. Dies, 57 om 'er deur te geraken, heb ook gestaekt den tredt mijner⁵⁷ 58 Historien: tredt zeg ick: want deze stijl en wil nocht loopen nocht⁵⁸ 59 vloeijen, in mijnen zin, maer met gemeete schreden gaen. Van de⁵⁹ 60 Historien van Tacitus heb ick een stuk in voorraadt, ende UE een⁶⁰ 61 wijl werk daer aen, ten gevalle van de welke ick willigh zal 62 voorts vaeren: maer eerst, zoo 't haer gelieft, het kort begrip van⁶² 63 elk jaerboek vertolken. Indien 't UE anders verstaet, ick blijve om⁶³ 64 haer orde te volghen, ende 65 Monsr mon frere, 66 U E 67 Weldienstwe verplichte broeder 68 P C Hóóft. 67 Ujt mijn Toorentjen. 68 6 Junij. 1632. {==341==} {>>pagina-aanduiding<<} Belangrijk nieuws. Graaf Hendrik vanden Berg loopt naar de Nederlandse zijde over. Geruchten over afval van de Zuidelijke gewesten van Spanje. Maastricht belegerd. - Tacitus. 2 Hooft bedoelt blijkbaar nieuwsberichten, o.a. over het overlopen van Hendrik van den Berg, 1573-1638, Spaans gouverneur van Opper-Gelder 1618-1632, zusterszoon van Willem I. 4 er was een prijs op het hoofd van Van den Berg gesteld; benieuwt: verbaast. 5 ‘op zulke waters vangt men zulke vis’ (spreekw.; slotregel van Bredero's Klucht van de koe): dat heeft men in zulke omstandigheden te verwachten. 6 hun lijf...leggen: hun leven op 't spel zouden willen zetten om hem het zijne te ontnemen. 7 hartvochtigheidt: hardheid, vermetelheid, koelbloedigheid (WNT hardvochtigheid 2199 1). 9 een oudt...ooren: een kletspraatje. 10 het...in: er komt veel gepraat (afspraken) bij te pas. 11 zoo veele...maeken: als hele benden de losprijs voor de graaf van den Berg opstreken, zou er voor iedere soldaat persoonlijk weinig overblijven. 16 gewisse toeverlaet: stellige steun. 18 opdonderen: plotseling te voorschijn komen. 19 sloert het vast heenen: gaan de dingen hun trage gang. 20 te zijnen bodem: in het gebied van de Heer van den Berg. 21 daer...werdt: waarvan velen grote verwachtingen hebben. 22 onlanx: korte tijd. 23 op voorgeven: tegen de belofte. 24 oorbaarlijk: nuttig. 25 de sweer: Hooft bedoelt een grote politieke en/of militaire gebeurtenis in Spanje, de Spaanse Nederlanden of Oostenrijk. 26 Nu: nu het zo langzaam gaat. 27 de zucht (doen) vertrekken: de ziekte verdrijven; de bobbel...gaen: de zwelling doen slinken. 28 Nederlandsche: Zuidnederlandse, zoals twee jaar later tot uitbarsting komt (vgl. 644). 29 paeijen: overhalen (blijkens het vervolg van de zin: met geld); 's graeven kosten: nl. van Hendrik van den Berg; tot...geraeken: hun vermetele doel bereiken. 33 Daer enz.: Hooft vergelijkt de uitvoering van een uitgebreide samenzwering met het vervaardigen van een harnas. 37 Zoo komt...gingen: Parturiunt montes, nascetur ridiculus mus: de bergen zijn in barensnood, er zal een bespottelijke muis uit voortkomen. Horatius Ad Pisones 139. 39 topzeil is een gebruikelijke verkorting van topzeilskoelte of -wind: een gunstige bries (WNT topzeil 1483 2). 40 bats: kras. Dit moet op een afwijzing bij voorbaat slaan, want het leger kwam pas 10 juni voor de stad. 42 dat er broedt: de afval van de Zuidelijke Nederlanden van Spanje. 50 slaghten: evenaren, doen als. 53 beweeghlijk: treffend, roerend (WNT beweeglijk 2389 I A 1). 54 fortuin: lot; Octavia: Tacitus annales XIV, 63, 64; Servilia: ann. XVI, 30-33. 55 noch bet: nog meer; hier te lang: te lang om hier te zeggen. 57 (namelijk) om; mijner Historien: van mijn Nederlandsche Historien. 58 en wil nocht loopen nocht vloeijen: wil op generlei manier soepel glijden. 59 gemeete: afgemeten. 60 in voorraedt: bij voorbaat geschreven. 62 het kort begrip: het beknopte inhoudsoverzicht (aan het begin van elk jaarboek). 63 verstaet: wenst; ik blijve om te: ik zal uw bevelen blijven opvolgen en uw dw. P.C.H. blijven {==342==} {>>pagina-aanduiding<<} 532 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam Origineel. UBA II C 13.119. (Baak: 7 Junij 1632) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Gisteren nae den middagh wert mij de tijding van Venloo² 3 Roermonde, en Straelen, van Weesp geboodschapt; maer en 4 hebbe die niet voor vol aengenomen, eer ick UE schrijven van 5 heden ontfing; 't welk derhalven den dank daer voor hebbe. Zoo 6 't voorts op Maestricht gemunt is, hoope dat zijn' Vorstl. doorl. 7 haere maete wel zal genomen hebben. Echter twijfelt mij oft dit⁷ 8 het hooftwit van onzen toeleg zij, ende 't geene zoo ernstelijk met⁸ 9 Vrankrijk gehandelt is. Van verscheiden' Heeren verstae ick datter⁹ 10 een groot kindt inde geboorte staet. De hemel maek 'er den staet 11 blijde moeder af. Burgermr Paets van Leiden zeide mij laestmaels 12 uit den H. Broekhoven verstaen te hebben, dat tot dien tijdt toe, 13 alles nae wensch ging, ende geschaepen was gelukkelijk af te 14 loopen, 't en waer dat God zich daer merkelijk tegens stelde. Daer¹⁴ 15 ujt is te oordeelen dat de Raedt nerghens uitgelekt was, ende de¹⁵ 16 vijandt op geen verzet stondt. Burgermr Pauw zeide mij op¹⁶ 17 Pinxter, dat hij voor dezen wel wat gissinx placht te kunnen¹⁷ 18 maeken; nu niet altoos; nochte zijnen zoon den Raedt Pensionaris 19 ijets had willen afvraeghen: maer hieldt voor zeker datter ijet 20 wightighs broedde. 21 De Raedsheer Vanden Honert heeft mij voor eenighe daeghen²¹ 22 't eerste boek mijner Historie wedergezonden, met zoo kraftigh 23 een verzoek om 't volghende te hebben, dat mij zeer lief is te 24 verstaen, hoe UE bijkans daer deur is. Ende zal daeromme²⁴ 25 benodight zijn eens over te komen om te vergelijken 't geen U E²⁵ 26 zeidt met mij te moeten overweghen: 't en zij UE eerstdaeghs kan 27 een reisken herwaerts maeken waeraen de meeste vrundschap 28 geschieden zoude, 29 Monsr mon frere, 30 U E 31 Gansdienstwen broeder 32 P C Hóóft. 31 Ujt mijn Torentjen, haestigh 32 en half bij donker. 33 7 Junij 1632. {==343==} {>>pagina-aanduiding<<} De veldtocht langs de Maas. Onzekerheid omtrent de plannen. 2 Venlo, Roermond en Stralen (ten NNO van Venlo) waren ingenomen. 7 haere...hebben: zijn doel goed zal hebben afgestemd op zijn middelen; Echter twijfelt mij oft: Toch vermoed ik niet, dat. 8 hooftwit: hoofddoel; 't geene...is: datgene waarover zo ernstig met Frankrijk onderhandeld is. 9 verstae...staet: verneem ik dat er iets erg belangrijks staat te gebeuren. 14 merkelijk: kennelijk (WNT merkelijk 588 B 2-3). 15 Raedt: plan, of krijgsraad. 16 op...stondt: niet klaar stond om zich te verzetten. 17 voor dezen: vroeger; gissing, nl. omtrent de krijgsplannen. 21 Vanden Honert: vgl. 497. 24 verstaen: vernemen; hoe...is: Baak maakte het netafschrift. 25 't geen...overweghen: nl. onzekere lezingen. {==344==} {>>pagina-aanduiding<<} 533 Ede erntfeste, Hooghgeleerde, welwijze, zeer vermoghene Heeren, Mijne Heeren, d'Eerste, ende andere Raeden ende meesteren vande Reke der Graeflijkh van Hollandt, In Den Haeghe Origineel. ARA. Archief Rekenkamer der Domeinen in Holland. Ingekomen stukken nr. 482. (Rekenkamer: Den Bailliu van Goylant ende Casteleijn van Muyden P C Hooft) Loont.   1 Ede erntfeste, hooghgeleerde, welwijze, zeer vermoghene 2 Heeren, 3 Deze is om aen UEd.Mo. te richten de beraeminge vande kosten 4 der reparatie nodigh gedaen in dezen jeghenwoordighen jaere, aen⁴ 5 't Casteel der Graeflijkh alhier. Waer op ick UEd.Mo. wel 6 reverentelijk ben biddende alzulke ordre te stellen, 't zij bij zeinden⁶ 7 van gecommitteerden, oft bij authorisatie op mijnen persoon, dat⁷ 8 dezelve metten eersten moghe werden gedaen: ende voorts Godt⁸ 9 den almaghtighen, UEdMo. 10 Ede erntfeste, hooghgeleerde, welwijze zeer vermoghene 11 Heeren, in gelukzaelighe regeringe, altijds te bewaeren, ende in de 12 goede gratie der zelve, 13 Uwer Ed.Mo. 14 Onderdaenen dienstwillighen 15 P C Hóóft. 16 Vanden Hujze te Mujden, 17 den ixen Junij. a 1632.   Jaarlijks onderhoud van het Muider slot. 4 nodigh gedaen: die nodig gedaan moeten worden. 6 alzulke ordre te stellen: zodanige last te geven. 7 authorisatie op mijnen persoon: machtiging aan mij. 8 (ben) voorts (biddende) (r. 6). {==345==} {>>pagina-aanduiding<<} 534 A Monsr Monsieur Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.118. (Baak: 1632 Muyden 13 Junij beantw 14 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Dank heb UE voor 't bestellen der lijfrenten aen Sr Carel, ende de² 3 tijdingen van 't veroveren der schanssen. Doch UE twijfelde noch³ 4 aen Zantvliet. Watter af zij hoope op morghen wijs te worden.⁴ 5 Maer hebbe heden daerenboven alhier verstaen dat Maestricht met 6 den Prinsse overkomen zoude zijn; zoo 't gerucht tot Amsterdam⁶ 7 lujdde, dat bij maetighe liefhebbers noch niet aengenomen wert.⁷ 8 Voor mij, en weete wat denken, dobberende tussen vreeze van⁸ 9 neen, ende hoope van jae. Datter hooghe gemikt is van onzer zijde, 10 gaet vast, ende doet mij gelooven, zoo 't op deze stadt is, dat m' 'r¹⁰ 11 eenigh verstandt binnen heeft, ende mogehlijk Lujker Waelen¹¹ 12 geweest zijn de geenen diemen in den Haeghe voor Franchoizen 13 heeft uitgegeven. 'T groot volk wederom, dat daerin gebraght is,¹³ 14 geeft te duchten, dat dien van binnen nu de handen gebonden¹⁴ 15 zullen zijn. Mij verlangt ook grootelijx hoe 't aen de Moezel afloo-¹⁵ 16 pen zal, daet UE vermaende dat de Spaensche troepen in een bos¹⁶ 17 bezet waeren. Ist zoo, ick achte dat het op een verdragh ujtkomen 18 wil, waer bij de beknipten 't leven bedingen zullen, met verlies van¹⁸ 19 waepenen, en belofte van in zekeren tijdt, over hunne zijde niet te¹⁹ 20 dienen. Want zoo veel volx in kouwden bloede te slaen, waer hardt 21 en haetelijk; hen tussen de boomen te bestooken, hachelijk; mits²¹ 22 het behoudener orde niet geschieden kan. Dusdaene spieghelingen,²² 23 ende slaeghen van den blinden nae 't eij, gelijk men zeit, dwingt²³ 24 mij de armoede van beter stof, UE voor vergelding haerder nieuw- 25 maeren aen te smeeren. Zij vergeeve 't mijnen goeden wille; die 26 nochtans om UE arbejdt in 't ujtschrijven der Historie te troosten,²⁶ 27 hier weder een rak ujt Tacitus bij zeindt, dat zich zeer kribbigh²⁷ 28 heeft laeten vinden. Op zondagh naestkomende hoopen UE hier te 29 zien, zoo 't Gode belieft, die haer in genaede bevolen houde ende 30 in UE goede gunste, 31 Monsr mon frere, {==346==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 U E 33 Gansdienstwen broeder 34 P C Hóóft. 33 Ujt mijn Toorentjen 34 13 Junij. 1632.  35 Indien UE weet wat het deursteken van den Kouwesteinschen dijk³⁵ 36 bedujdt, gunt'er mij ook de kennis af.   Bespiegelingen over het nieuws. 2 bestellen: bezorgen; lijfrenten: vgl. 477. 3 schanssen: nl. bij Antwerpen. 4 Zantvliet: dorp benoorden Antwerpen; Watter af zij: Wat ervan aan is. 6 overkomen zijn: een overeenkomst gesloten hebben; zoo: zoals. 7 maetighe liefhebbers: medestanders die 't hoofd koel houden (WNT matig 311 I 1; liefhebber 2103 4). 8 Voor mij: Wat mij betreft. 10 zoo...is: als deze stad (Maastricht) het doel is; dat...heeft: dat men (wij) verstandhouding binnen de stad heeft. 11 Lujker Waelen: dit schijnt, op de graaf van Warfusé na, niet juist: in Den Haag waren hoge Brusselse figuren geweest om over de verdrijving van het Spaanse bewind te onderhandelen; de Walen zochten steun bij Frankrijk. 13 'T groot volk wederom: Het grote garnizoen evenwel. 14 dien van binnen: de burgerij van Maastricht. 15 Mij verlangt: Ik begeer (te weten) (desiderare Kil.). 16 vermaende: er gewag van maekte (Mnl. Wdb. VIII 2101 4). 18 beknipten: in de knip zittenden; 't leven: lijfsbehoud. 19 over hunne zijde: aan de vijandelijke zijde. 21 mits...kan: omdat het niet kan met behoud van de slagorde. 22 spieghelingen: fantasieën. 23 slaeghen...eij: raden in 't wilde (vgl. 465 r. 50). 26 troosten: vergoeden. 27 rak: stuk; kribbigh: stug in 't vertalen; zich laeten vinden: zich tonen. 35 de Kouwesteinsche dijk: strategisch belangrijke dijk ten N. van Antwerpen, bij Lillo op de Scheldedijk aansluitend, die ook bij het beleg door Parma (1585) een rol gespeeld had (vgl. Ned. Hist. 22ste boek). {==347==} {>>pagina-aanduiding<<} 535 Erentfesten, seer Gestrengen, Hoochwijsen, seer voorsienigen Heere, mijnen Heere Pieter Cornelisz Hooft Drossaert van Goeylant ende Casteleyn op thuys te Muyen. Origineel. UBL Pap. 2. 1 Mijn Heere ende gunstige Cosijn.  2 Wij hebben voor deesen wel ontfangen t'eerste deel van uwer E. 3 Historien t'onzen huijse bestelt, ende met sonderlinge smaeck 4 gelesen, t'werck prijst sijn meester. Aquila es in nubibus, omnia⁴ 5 pervides, et quidquid venaris, capis, sed desino hujusmodi sermonum, 6 quia revera, leve donum sapienti pro multis laboribus dicere laudes. 7 Uwe E. aengenaeme vanden 10 deser is ons oock wel geworden, 8 dienvolgende hebbe de Heeren Vossius ende Barlaeus aen- 9 gesproocken, de laetste van deese twe heeft eerst voor weijnich 10 daegen weder beginnen te leesen overmits sijne quellingen ab¹⁰ 11 atra bile. ende also volgens haer beroep dagelijcx lessen doen, so¹¹ 12 cunnen met eeren niet wt voor toecomende saterdach, als dan¹² 13 hebben belooft so het bequaem weder nevens ons uwe E. te¹³ 14 besoecken, met meninge so veel haer beijden aengaet des avonts¹⁴ 15 weder thuijs te sijn, ende wij meijnen voorts te gaen slaepen op de¹⁵ 16 Horster meer om de sondach te gebruijcken, tot besichtigen van 17 onse wercken, wort wegen haer als van onse sijde versocht geen¹⁷ 18 extraordinaris costen noch moeijten te doen, waer toe ons sullen¹⁸ 19 verlaeten, ende uwe E. mijn gunstige Heere ende Cosijn, met 20 Joffr onse waerde nichte Gode getrouwelijck bevelen, wij sijn ende 21 blijven 22 U.E. 23 Dienstwillige Cosijn 24 P J Hooft 23 In Amsterdam, Ano 1632 24 den 16 Junij   Dr. Pieter Jansz. Hooft, van 10 af herhaaldelijk vermeld, sedert 1630 schepen van Amsterdam, prijst het eerste boek van de Nederlandsche Historiën en neemt, ook uit naam van Vossius en Barlaeus, een uitnodiging te Muiden aan. 4 Aquila es etc.: Een arend zijt ge in de wolken, door alles ziet ge heen, en wat ge ook bejaagt, ge vangt het; maar ik beëindig nu dit soort gepraat, omdat het waarlijk een weinig betekenend geschenk is voor een wijze, hem voor veel werkzaamheden hulde toe te brengen. (Vermoedelijk geen citaat.) 10 leesen: college geven; ab atra bile: vanwege de zwarte gal. * 11 also: omdat. 12 met eeren: voor hun fatsoen. 13 hebben (zij); weder (is). 14 met meninge: met de bedoeling. 15 wij: P.J. Hooft en zijn vrouw Geertruid Overlander. 17 onse wercken: het is mogelijk dat onse op Amsterdam slaat en dat P.J. werken aan de Vechtlinie - Hinderdam? zie 530 - bedoelt. wort enz.: de schr. laat hier een hoofdzin beginnen alsof er een reeks, van also (r. 11) afhangende, bijzinnen voorafgegaan was; wegen...sijde: uit hun naam en van onze kant. 18 extraordinaris costen doen: buitengewone kosten maken; waer toe...verlaeten: hier rekenen wij op. {==349==} {>>pagina-aanduiding<<} 536 Aenden Raedsheer vanden Hoonert. Minuut. UBA II C 11.869. Hs. fo 2r v.e.ontv. brief, afgeknipt en de rechterkant afgesleten. Gering tekstverlies. 1 Ede &c.  2 Schoon 't werk ten einde gebraght hebbende moest ick voor² 3 overloon rekenen zoo eerlijk een' getuighenis, als 't Uwer Ed. ende³ 4 den Heere Schotte gelieft heeft mijn' Historien op de handt te⁴ 5 geven. Wel vind ick, in eighen gewisse gaende, dat deze meer⁵ 6 gunst als vergelding is; maer echter eenen zoeten troost in 't 7 winnen der goede geneghenheit van zoo waerde ende achtbaere 8 Heeren. Ende gevoel mij, hier door, niet weenigh verquikt onder 9 den last, dien ick op mijnen hals gehaelt heb, om van mijne leedighe⁹ 10 ujren te verantwoorden. Volmaekter niettemin zoude mijn ge- 11 noeghen zijn, waeren U Edn gedient geweest met mijn' doolingen¹¹ 12 aen te wijzen. Bekenne eevenwel, dat dit, om de meenighvuldig-¹² 13 heit der zelve, te veel geverght is, aen persoonaedjen bezigh in zoo¹³ 14 prangend een' bekommering als die van d'opperste rechtspraek. Op¹⁴ 15 hoope nochtans dat UEd. haer oordeel aen 't gemeene beste¹⁵ 16 verplicht mij niet ten deele zullen weigheren, maer 'tzelve ten¹⁶ 17 minsten over de groofste mijner misslaeghen vellen, heb gaerne¹⁷ 18 hiernevens gezonden het tweede boek met een stuk van 't derde, 19 zoo haest de ujtschrijver daer af gescheiden, ende eer 't bij mij¹⁹ 20 overzien was. U Ede tijdt voor te schrijven, waer te vermetel van²⁰ 21 mij; dien dit kindt ujt zoo hoogh een' schoole nemmermeer te²¹ 22 spaede zal wederkeeren, als ick het maer geschikter en geleerder²² 23 magh t'hujs krijghen. Want tot hierentoe vergeef ick mij 't praelen²³ 24 met gloorije, die anderen toekomt. Vergaeve UEd. slechts zoo²⁴ 25 lichtelijk de balddaed[.] dezer aenmoeijenis, den geenen die in²⁵ 26 allen gevalle altoos genoegh versiert zal zijn mits oorlof van haer²⁶ 27 verwervende om zich te moghen tekenen, 28 Ede &c. 29 Uwer Ed. 30 Ootmoedighsten onderdaensten 31 dienaer, 32 P C Hóóft. 30 Van den Hujze te Mujden, 31 den 21en in Zomermaent 32 des jaers 1632. {==350==} {>>pagina-aanduiding<<} Hooft stuurt het tweede boek van de Nederlandsche Historiën aan Van den Honert en verzoekt althans de ergste fouten te kritiseren. 2 Schoon enz.: en dus de prikkel van overloon niet nodig hebbende. 3 overloon: extra loon; eerlijk: eervol. 4 Schotte: Apollonius Schotte uit Middelburg, † 1639, Latijns dichter en schrijver, pensionaris van Middelburg 1602, lid Hoge Raad 1609; op de handt te geven: geven, uitbetalen. 5 gewisse: geweten; deze: getuighenis; meer...is: meer uit welwillendheid dan uit rechtvaardigheid voortkomt. 9 om...verantwoorden: om rekenschap af te leggen van mijn vrije tijd, dus: mijn werk te laten zien. 11 waeren...geweest: als het u beliefd had. 12 aen: van. 13 zoo...bekommering: zo'n zware, drukkende functie (als een zetel in de Hoge Raad). 14 Op hoope: In de hoop. 15 haer...verplicht: uw oordeel dat u op twee manieren aan het vaderland verplicht bent: als hoogste rechters en nu als critici van de vaderlandse geschiedschrijving. 16 ten deele: wat de ‘grofste zijner misslagen’ betreft. 17 heb gezonden (Mem. 10). 19 zoo haest...was: zodra de kopiïst (Baak) het afgeleverd had en voordat ik dat afschrift nagekeken had. 20 Ede: Edele (dat.); tijdt: nl. van teruggeven. 21 dien: voor wie; te spaede: te laat. 22 geschikter: passender voor zijn doel. 23 tot hierentoe vergeef ik mij: in zo hoge mate veroorloof ik mij. 24 anderen: de beoordelaars. 25 balddaedt (baldaed): euveldaad, misstap (WNT baldaad 909 1); aenmoeijenis: het lastigvallen. 26 versiert: vereerd; mits...verwervende: als hij verlof van u krijgt. {==351==} {>>pagina-aanduiding<<} 537 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.117. (Baak: Muyden: 1632 beantw 24 Junij) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Wat heb ick, een Maendagh stilswijghend op den veerman ge- 3 vloekt, om dat hij mij niet eenen brief medebraght. Sint zijnder mij³ 4 twee van andere vrienden gewarden; waer bij ick zie dat het zijn'⁴ 5 schuldt niet en is, maer moghelijk van UE ziekte die mij de⁵ 6 loopmaeren anders zoo wel op haeren tijdt passende, moghelijk 7 onderschept heeft. 'T bedroeft mij te denken dat UE te zwak zoude 8 zijn om mij te bedenken met een brujkgoedt, daer ick voortaen⁸ 9 schier eighendoom aen reeken, gelijk de boeren die drijven datmen⁹ 10 hun ongelijk doet, alsmen hen om goede rede, van een' hofstede¹⁰ 11 zet. Ick bid U E, verlicht mij van dien last, oft laet mij ten minsten¹¹ 12 't gemeene ongeluk weeten. Want¹² 13 Twijflende vreez vreest alle quaeden t'zaemen.¹³ 14 Zoo lang ick daer in steek, oft duchte dat UE van huis is, en dar ick¹⁴ 15 't vervolgh mijner Historien nocht zenden, nocht haer verghen 16 voorts te schrijven. Wel waegh ick hier bij een stuk ujt onzen¹⁶ 17 Staetwijzeman, dat verlooren werdende wat lichter om boeten¹⁷ 18 zoude zijn. Van ijet nieuws en is mij niet verkundschapt, ujtgezeidt 19 dat de tijdingen van de schanssen, bij Antwerpen, opdrooghen.¹⁹ 20 'T is een' groote konst van ons ijveraers, leughens te gelooven, die 21 wij zelf verziert hebben. Recht averechtsch, maer in gelijken zin,²¹ 22 begrujzen de kinderen alzoo hun eighen bakhuis, en zijn 'er af²² 23 vervaert, als zij 't in den spieghel zien. God geeve dat ick alzoo 24 bedroghen zij met d'inbeelding uwer krankheit, ende dat UE zoo 25 wel vaere, als haer wel wenscht, 26 Monsr et frere, 27 U E 28 Toegeneghe dienstwe broeder 29 P C Hóóft. 28 Ujt mijn Toorentjen, 29 23 Junij. 1632. {==352==} {>>pagina-aanduiding<<} Scherts over het uitblijven van een brief van Baak. {==*15==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 15 Andries Bicker==} {>>afbeelding<<} {==*16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 16 Albert Coenraedsz. Burgh==} {>>afbeelding<<} 3 eenen (telw.). 4 waer bij: waaraan. 5 (de schuldt) van UE ziekte. 8 brujkgoedt: iets dat men te leen heeft (WNT bruiken 1652); daer...reken: dat ik bijna meteen als eigendom beschouw. 9 drijven: beweren (vgl. 513 r. 44). 10 ongelijk doen: onrecht aandoen. 11 dien last: te denken dat Baak zo zwak is. 12 gemeene: gemeenschappelijke. 13 Twijflende enz.: Baeto vs. 874. 14 en dar...schrijven: durf ik noch het vervolg van mijn Historiën te sturen noch u te verzoeken, verder te schrijven. 16 waegh: riskeer. 17 Staetwijzeman: Tacitus; dat...zijn: dat, als het verloren ging, gemakkelijker te vergoeden, dus te vervangen zou zijn. 19 opdrooghen: schaars worden, uitblijven. 21 verziert: bedacht; Recht...zin: Net andersom, maar op dezelfde manier, volgens hetzelfde procédé. 22 begrujzen: vol met gruis smeren; 'er af vervaert: er bang voor (F.V. 135). {==353==} {>>pagina-aanduiding<<} 538 A Monsieur Monsr Joost Baak inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 84. Hs. Watervlek (Baak: Muyden 1632 27 Junij beantw 28 ditto) Loont.   1 Monsr et frere,  2 Heden hadden wij reke op UE koomste gemaekt, denkende dat 3 Sint Jan zich moghelijk nae de Geuzerij ende 't verleggen der³ 4 Haerlemmermarkt zoude schikken, en ons de gewoonlijke warmte 5 leveren. Maer wie zagh hem ojt zoo verkleumt in 't landt koomen? 6 'T schijnt dat hij hoovaerdij heeft in Kersmis ten minsten van koude⁶ 7 en guirigheit te gelijken: oft dat de tijdt blutsch is van zoomers,⁷ 8 ende voortaen niet en heeft dan winter weêr, om ons bij te zetten. 9 Zoude de Spanjaert de hitte wel t'zijnent bekommert houden, om,⁹ 10 nu 't hem aen soldaeten gebreekt, d'onze voor Maastricht, met 11 booze daeghen en bittre nachten te bevechten! Lappen en Vinnen 12 hadmen van doen, om bij zulk eenen hemel 't velt te houden. Maer¹² 13 hoe fel dat het waejt, daer komt weenigh tijdings, dunktmij van 14 daer herwaerts over. Dit doet mij vreezen dat het inden windt is:¹⁴ 15 al zeitmen, geen ting goê tijng. Ende is mijn verlangen des te¹⁵ 16 vierigher, opgeblaezen door die koelte. Zoo UE eenighe lucht¹⁶ 17 heeft 't zij meê oft tegensgaende, gunt'er ons de snuf af: Insgelijx¹⁷ 18 van Duitslandt, daermen vaert, als de bedijkers der meeren, die 't¹⁸ 19 laeghste waeter quaelijkst boven kunnen krijghen, ende op 't laest 20 eerst de meeste wellen zien opborrelen. Wat plooij de zaeken in²⁰ 21 Beemen neemen zullen, met de koomst des Sweedschen Koninx,²¹ 22 behoortmen nu haest wijs te werden. De Sax heeft mij schendigh²² 23 ujt den neste genomen, met het goedt gevoelen dat ick eertijds van 24 hem had. Men zeit mij nu dat hij te stip is, met op zijn' maeltijdt te²⁴ 25 passen. Een gemeen burgher hoort zelden daer kijven om van zijn 26 wijf. Maer de geschiktheit van Krijsoversten is in wat anders 27 geleghen: ende nae dat ick hoore, weet hij zoo wel niet van op-²⁷ 28 staen, als van zitten gaen. Des Kaizars krachten zijn met geen'²⁸ 29 groote bekers ujt te drinken: God beter 't, die UE in gunst ende in²⁹ 30 de haere houde, 31 Monsr et frere, {==354==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 U E 33 Gansdienstwen broeder 34 P C Hóóft. 33 Ter vlucht vanden H.t. Muj- 34 den, 27 Junij. 1632. 35 Den ingesloten bid ik UE te doen voort bestellen.³⁵   Over het weer en het nieuws. 3 St. Jan (24 juni) was erg koud geweest. Hooft zegt te hebben gehoopt dat het weer de 27ste beter zou zijn. Het grapje over de Geuzerij is niet verklaard; de Haarlemse markt schijnt in dat jaar verschoven te zijn. 6 hoovaerdij: trots, eerzucht. De overgang op Kerstmis is gezocht, kan Hooft aan eerzucht van Johannes' feestdag tegenover die van Jezus gedacht hebben? St. Jan wil ten minsten in kou en guurheid, dus in enig opzicht, Kerstmis evenaren. Vgl. Marcus 1:7. 7 blutsch: beroofd; zoomers (weer). 9 t' zijnent bekommert houden: bij zich thuis gevangenhouden. 12 hadmen van doen: zou men nodig hebben (omdat Lappen en Finnen aan koude gewend zijn). 14 dat het inden windt is: dat er tegenwind is. 15 tijng: tijding. 16 opgeblaezen: aangeblazen; lucht: bericht. 17 meê oft tegensgaende: gunstig of ongunstig; gunt...af: laat er ons aan ruiken. 18 daermen...meeren: waar men hetzelfde ondervindt als de bedijkers der meren (ongetwijfeld wordt de Naardermeer bedoeld, waarvan de bodem te poreus bleek, vgl. 280). 20 plooij: gang, gedaante. 21 Beemen: Bohemen, waar G. Adolf binnen was gevallen. 22 De Sax...genomen: De Saksen (d.w.z. de keurvorst) hebben mij gemeen bedrogen (WNT nest 1854). De vorst hield zich nu weer afzijdig, in plaats van G. Adolf te helpen. 24 te stip met op zijn' maeltijdt te passen: lett. te precies in het zich bekommeren om zijn maaltijd. Gezien de volgende zin kan dit betekenen: te zeer gesteld op een geregeld, welverzorgd leven. 27 opstaen: beginnen; zitten gaen: ophouden. 28 Des Kaizars...drinken: De (militaire) macht van de keizer is groot, is onoverwinnelijk. 29 God beter 't: nog geen krachtterm, maar een bede. 35 Den ingesloten: stellig 539. {==355==} {>>pagina-aanduiding<<} 539 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 83. Hs. Watervlek. Loont.   1 Mê Joffre,  2 De roê maekt goê kinderen, gelijk UE ziet, mits ick mij gae² 3 beteren met schrijven, nae 't laeste kijven dat ick van haer gehoort 4 heb. Want deze is alleenlijk om dat te bewijzen ende niet om UE 5 van onze koomste te waerschouwen. Wij hadden 'er wel onzen⁵ 6 mondt op gemaekt, tegens deze ingaende weeke. Maer wat daeghen 7 hebben wij alledaeghs? Wie zagh Sint Jan ojt zoo verkleumt in 8 't landt koomen? Hij moet zijnen tijdt vergist hebben, oft doen 't 9 van hovaerdije, om ten minsten Kersmis in koude en guirigheit te⁹ 10 gelijken. Het weder schijnt blutsch van zoomers te zijn ende dat wij¹⁰ 11 voortaen niet dan winters aen hem in 't vat hebben. Ujt wat hoek¹¹ 12 dat de windt ook waejt, geen' warmte komter over. Ick erbarme 13 mij over onze arme pruimen, die niet een zonneschijn gebeuren¹³ 14 magh. Wanneer zal 't eens zijn, dat wij die rijpe geeltjes met haeren 15 waes onder de blaeuwe van Damasco zullen zien ujtsteken, als¹⁵ 16 starren aen haeren hemel? Ick waetertande 'er nu meer nae, dan als 17 ickze in 't oogh heb, en slaght Homerus in dit stuk, die 't leven-¹⁷ 18 dighste gezicht had, doe hij blindt was, ende door 't verlangen nae 19 de verwen en maxels der dingen, d'innerlijke verbeelding derzelve¹⁹ 20 schijnt gesterkt te hebben. Ick hoorde wel eer, datje kunsjens kondt.²⁰ 21 Ist waer, zoo spreekt een hoogh tooverwoordt, ende doende meer²¹ 22 als Circe, steekt het weder, in een ander bakhujs. Oft zoo UE 23 ooghen zonnen zijn, gelijk de vrijers plaghten te sweeren, zeinter 24 ons een over tot gelejde derwaerts aen. Oft planter een in de²⁴ 25 Beverwijk om Joffre Tols ujt te lokken, die ook tegens geen' koude²⁵ 26 en magh, al isze beter gedost met vlees en vet, dan wij zijn, 27 Mê Joffre 28 U E 29 Verplichte dienstwe 30 P C Hooft en H Hellemans 29 Ter vlucht, 30 ujt mijn Toorentjen, 31 27 Junij. 1632. {==356==} {>>pagina-aanduiding<<} Over het weer. 2 mits: daar. 5 van: voor; Wij...gemaekt: Wij hadden ons er wel op verheugd. 9 hovaerdije, vgl. 538. 10 ende (het schijnt). 11 aen...hebben: van hem (St. Jan) te verwachten, te goed hebben. 13 een (telw.). 15 onder: tussen; de blaeuwe van Damasco: damast-pruimen, naar Damascus genoemd. 17 slaght: gelijk. 19 maxels: vormen; verbeelding: voorstelling voor 't geestesoog. 20 wel eer: vroeger weleens; kunsjens: toverkunsten. 21 hoogh: machtig; meer als Circe: die stak alleen maar de makkers van Odysseus in een ‘ander bakhujs’, door ze in zwijnen te veranderen. 24 derwaerts aen: naar u toe. 25 Joffre Tols: jeugdvriendin van Leonora; die...kan: die ook niet tegen de kou kan. {==357==} {>>pagina-aanduiding<<} 540 A Monsr Monsieur Joost Baak, in de Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.110. Hs. Tekstverlies door inbinden. Datum: juni 1632 op grond van de vermelding van het overgaan van Tacitus' Jaarboeken op zijn Historiën (vgl. 531 van 6 juni) en verschillende vermeldingen van het uitlenen van de Nederlandsche Historiën, Boek I (vgl. 532, 535, 536 van 7, 16 en 21 juni 1632). T. de gedeeltelijk onzichtbare woorden schijnen met vVl. gelezen te moeten worden: de, gedrukte, van, geschrevene, zien, swaeger, zal, (wschl.) achtbaerder. Loont.   1 Monsr mon frere,  2 Alle monden zijn toegemetselt, en niet een' pen die inkt geeft 3 t'Amsterdam: dacht ick, tot dat UE schrijven van den 3en mij niet 4 voor eergisteravont behandight, wijdluchtigh quam ontfouwen de⁴ 5 raedsels die aldaer, noopende den Sweetschen ende onzen krijgh, 6 in swank gaen. Want nocht mijn swaegher Bartolottj, noch mijn⁶ 7 neef PJ Hooft, dien ick korts geschreven heb, en zenden mij niet 8 altoos toe. D' een plaght nochtans willigh ter aenspraek, d'ander⁸ 9 ten antwoort te wezen. Wijders, ziende dat UE daer zoo quaelijk 10 ujtbreken kan, geef bij nae den moedt op, van haer hier te zien: 11 ende zende daarom de rest des inhouds van de Jaerboeken.¹¹ 12 Aengaende de Historien, zal wat eenen anderen voet houden dan¹² 13 dus lang gedaen heb; vullende eerst zeker boek daer ick die in¹³ 14 begonnen heb te vertolken. Daer nae zal moghen bij enkele¹⁴ 15 blaeden zenden 't werk t'elkenmaele afgelejdt: indien, trouwe, de¹⁵ 16 zoomer zoo lang duirt, tot dat het voors boek volschreven is. 17 Ondertussen wenschte wel dat de kanttekeningen op 't eerste boek 18 mijner Historien aengestopt waeren. Want achte dat mij nodigh¹⁸ 19 zijn zal binnen eenen dagh acht oft tien, eens over te komen: als 20 wanneer ick 't zelve gaerne weder had, om het eenen anderen 21 vriendt bij te zetten. De gewoonlijke loopmaeren heeftmen hier 22 doorgaends al op Zaterdagh bij de veerschujt; ende waer mij lief 23 dat UE dezelve ook zoo tijdlijk zenden moght, om UE maendagh²³ 24 te bet tot haeren verdoen te hebben. Doch komt het ongeleghen,²⁴ 25 UE houde zich aen d'ouwde wijze, ende zij met alle de haeren, 26 in schut des almoghenden bevolen, 27 Monsr mon frere, nae dienstlijke groete ende gebiedenis van 28 U E 29 Gansdienstwen broeder 30 P C Hóóft. 31 Nae 't sluyten van [-]zen, ontfange de bijgaende [-]rukte, ende {==358==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 geschreven tijdingen [-]mijnen neeve. Zoo UE de ge- 33 [-]revene gelieft ter burze te doen [-]en ende mijne groetenisse 34 aen mijnen [-]waegher Bartolottj, indien hij in stadt is, [-]al mij 35 vrundschap zijn. Want dunken mij wat [.]chtbaerder als loop- 36 maeren. Verwachte die daer-nae wederom.³⁶   Hooft verlangt naar het laatste nieuws. Hij stuurt het slot van het inhoudsoverzicht van de Jaerboeken en vraagt om het afschrift van het eerste boek van de Nederlandsche Historiën. 4 wijdluchtigh: breedvoerig (Mnl. Wdb. wijtlopich 2529). 6 in swank gaen: aan de orde zijn, de ronde doen. 8 niet altoos: volstrekt niets (de zin bevat een dubbele ontkenning); willigh ter aenspraek: B. krijgt graag een brief(?); willigh ten antwoort: P.J.H. antwoordt altijd vlot. 11 in het handschrift van de vertalingen (UBA II C 12) gaat aan de ‘Jaerboeken’ vooraf (fol. 1-7) een ‘Kort begrip der Jaerboeken van Tacitus: ujt Lipsius’. Deze tekst is over de koppen van de capita verdeeld in de druk: Alle de Werken van C. Cornelius Tacitus, vertaelt door P.C. Hooft. Amsterdam 1684, herdr. 1704 = HgT 7. 12 wat eenen anderen voet houden: een enigszins andere manier volgen. 13 boek: schrijfboek. 14 Daer...moghen: Daarna zal ik kunnen. 15 afgelejdt: afgemaakt (WNT Suppl. afleggen 577 II 1 bis); trouwe: voorwaar! Deze zin bewijst weer dat Hooft alleen in Muiden aan Tacitus werkte. 18 aengestopt: (de hiaten) aangevuld. 23 tijdlijk: tijdig; om...hebben: om uw (drukke) maandag des te meer tot uw beschikking te hebben. 24 Doch komt het ongeleghen: als het niet schikt. 36 die: de ingesloten tijdingen, niet de (laatstgenoemde) loopmaeren. Latinisme: naar het laatstgenoemde verwijst hic (deze), naar het eerstgenoemde ille (die). {==359==} {>>pagina-aanduiding<<} 541 Aende zelve HH. vande Reke. Minuut. UBA II C 11.241. 1 Ede &c.  2 In voldoeninge van U Ed.Mo. missive van den 12en dezer, heb ick 3 bezichtight de wejlanden, jeghenwoordelijk ingesteken ende³ 4 bezaejt tussen Mujden en Naerden: ende dezelve bevonden nae 5 raeminge te wezen niet boven acht morghen, in verscheide par-⁵ 6 celen. Dewelke noch, (naer dat bij die van Naerden wort ge- 7 sustineert) vrij zouden zijn van schooftienden, ten aenzien dat zij⁷ 8 ordinarié koptienden zijn betaelende, even als de bouwlanden van 9 Goejlandt: ujtgezeit een perceelken geleghen bij Westen Mujder- 10 bergh aen den Zeedijk, groot ontrent twee hondt, ende een ander¹⁰ 11 Memorie Specificatie dezer Landen berust bij de missiven van de rekenkamere: insgelijx de acte ende reke inden volghenden aengeroert. leggende in Weespercarspel bij de Naerder Meer groot ontrent 12 vier hondt, die geen' koptienden subject wezende, dienvolghends¹² 13 alleene de schooftienden aen de Graeflijkheit zouden schuldigh zijn: 14 waer ujt, mijns bedunkens de kosten van eenen rechtelijken koop-¹⁴ 15 dagh niet en zouden kunnen vervallen werden. Hebbe derhalven¹⁵ 16 best gedacht hierop te verwachten Uwer Ed.Mo. naeder intentie, 17 om mij daer nae te reguleren, als schuldigh is, 18 Ede &c. 19 UEd.Mo. 20 Onderdaene dienstwe 21 P C Hóóft. 20 Vanden Hujze te Mujden, 21 18 Julij. 1632.   Controle op tiendplichtige landen.   NB. Zie voor schooftiend Groot Placaet-boeck 4, 1190a (ao 1688). 3 ingesteken, ingestoken: gescheurd. 5 boven: groter dan; een morgen was een stuk land, oorspr. zo groot als in een morgen geploegd kan worden. WNT geeft als oppervlakte van een Rijnlandse morgen 8516 m2, een Amstellandse 8129, een Waterlandse 10770, een Gelderse 3180 m2. Hooft rekende met Rijnlandse morgens als hij aan de Rekenkamer schreef. Een Gooise morgen was ‘iets kleiner dan een hectare’ (De Vrankrijker, Stad en Lande 26). 7 schooftienden werden door de graaf geheven van de in schoven staande oogst; koptienden (20 kop koren per morgen) dateerden uit de Eltense tijd en werden niet door Holland maar door leenmannen van Elten geïnd (Enklaar en De Vrankrijker, Geschiedenis van Gooiland I, 19, 20, 159). 10 hondt: 1/6 Rijnl. morgen. 12 subject: onderworpen (aan). 14 koopdagh: verkoping. 15 vervallen: betaald. {==360==} {>>pagina-aanduiding<<} 542 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.116. Hs. Tekstverlies door slijtage aan de rechterkant. (Baak: 27 Julj 1632) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 'T gerucht, zoo ick zie, heeft UE drokken maendagh, met² 3 maeghere stoffe van nieuwmaeren begunstight. De looptijdingen 4 weeten ook weenigh van Maestricht te zeggen: ende dat noch 5 meer van goeden moedt, als van grooten voortgang tegens die 6 stadt. Graef Henrik krijght veel volx, met de pen, ende blijft even⁶ 7 swak. Maer mij verlangt te hooren wat de Prins voor een werk 8 aen de graften voor heeft, dat de belegherden zoo haest schijnt tot⁸ 9 rede te zullen brengen. Zoud' het wel een' mijne zijn in dat hooghe⁹ 10 landt, met het spri[n-]gen der welke zijn' Doorl. meent de graft 11 te vullen? oft zijn ['t] maer praetjens? Gelijk wij der veele gehadt 12 hebben. Indien UE ijet verneemt van naedruk, legge 't mij toe;¹² 13 ende ons op maendagh naestkomende t' Amsterdam te zijn, zoo¹³ 14 't Gode gelieft, dien UE met alle de haere in schut bevolen zij, 15 nevens hartlijke groete ende gebiedenis, 16 Monsr mon Frere, van 17 U E 18 Toegeneghen dienstwen broeder 19 P C Hóóft. 18 Ujt mijn Toorentjen, 19 in haest, 27 Julij. 1632.   Over het beleg van Maastricht. 2 (zelfs) op de drukke maandag hebt u weinig geruchten vernomen. 6 Graef Henrik: Hendrik van den Bergh, sedert kort overgelopen naar onze zijde, vgl. 531. 8 haest: spoedig. 9 een' mijne: die werd onder de gracht door aangelegd, een nieuwigheid, anders dan Hooft vermoedde. 12 naedruk: belang. (ick) legge 't mij toe: het verwacht het (WNT toeleggen 539). 13 ende (ick legge, d.i. ik neem aan, verwacht + acc.c.inf.). Mem. 9. {==361==} {>>pagina-aanduiding<<} 543 A Monsr Monsieur Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.115. (Baak: 1632 beantw 3 Augti) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Ick had gedacht heden t' Amsterdam te zijn. Maer in dezen 3 morghenstondt krijght mijn' Huisvrouw tijding, dat haere zuster 4 t' Iselstein van kinde bevallen is: zulx zij daetlijk derwaerts gaet, 5 ende mij staet hier te blijven. Daerom zende 't ingelejde, ende⁵ 6 verwacht t' avont de loopmaeren, met het geene daer meer magh⁶ 7 zijn: zonderling van Pappenheims afkoomen. Want Joffre de Groot⁷ 8 ons hier eergister bezoekende zeide die tijding te hebben van den⁸ 9 Raedsheer haeren broeder; ende is in mijnen zin beswaerlijk. De⁹ 10 tijdt dwingt mij te endighen met gebiedenis ende groete 11 Monsr mon Frere, van 12 U E 13 Gansdienstwen broeder 14 P C Hóóft. 13 Vanden H.t. Muiden 14 2 Aug. 1632.  15 Indien UE gelieft mij in dezen weduwenaers staet te bezoeken, 16 om de stukken ujt Tac. te beteren, zult welkoom zijn.   Over Pappenheim. Het Spaanse leger lag ten N. van Maastricht op de linkeroever van de Maas, P. legerde zich daar tegenover bij Geulle op de rechteroever. 5 mij staet te: ik moet. 6 daer: in Amsterdam. 7 afkoomen: aankomen, uit Duitsland met 12000 man en 3000 ruiters keizerlijke troepen. Het bovengenoemde Spaanse leger onder Santa-Cruz telde 25000 man; Joffre de Groot: Maria van Reigersbergh. 8 den Raedsheer: Nicolaes, vgl. 244 e.v. 9 in mijnen zin: naar mijn mening. {==362==} {>>pagina-aanduiding<<} 544 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.114. (Baak: 3 augt 1632) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Op gister heb ick UE verstendight hoe mijn' huisvrouw nae 3 Iselstein ging, om 't bevallen haerder zuster: 't welk mij hier deed 4 blijven, ende UE eenighe korte begrippen van de boeken van 5 Tacitus zenden. Maer 't zelve is te krank van vermoghen geweest,⁵ 6 om UE tot antwoort te verwekken, die mij daerentussen meer nae 7 andere daeghelijksche tijdingen laet hongeren, als nae de loop- 8 maeren, dewelke hier noch zouden te bekomen zijn. Denkende dan 9 dit verdient te hebben met mijn' traegheit in 't overzetten, hebbe 10 mij heden zoo veel te bet willen spoeijen, ende met dit bijgaende 11 papier genaede zingen: om eens te verneemen wat Pappenheim¹¹ 12 zeggen wil, wat wij daer tegens hebben, ende oft de Sweed ende¹² 13 Kaizar, in een gevecht, bejde gebleven zijn, dewijlm' 'er naulijx 14 meer afhoort mompelen. Zoo 't UE ook gelieft zelf bode te zijn, 15 om met eenen de kladden te zujveren der overschietende stukken, 16 zult welkoom wezen, op eens onbestorven Weeduwnaers dis-¹⁶ 17 gerecht. Ten minsten gewerde mij tael oft teken van U E, die met 18 de zijnen, Gode bevolen zij, ende dienstelijk gegroet, 19 Monsr mon Frere, van 20 U E 21 Gansdienstwen broeder 22 P C Hóóft. 21 Van den H.t. Mujden 22 3 Aug. 1632.   Vervolg op 543. 5 krank van vermoghen: zwak. 11 genaede zingen: genade vragen. 12 wat wij...hebben: welke troepenmacht wij daar tegenover kunnen stellen. de Sweed ende Kaizar: G. Adolf en de keizer. 16 op...disgerecht: op wat de pot schaft bij een man-alleen. {==363==} {>>pagina-aanduiding<<} 545 Aen de Heeren van de Reke in Hollandt. Minuut. UBA II C 11.242. 1 Ede &c.  2 Naer ontfang van uwer Ed.Mo. missive gedateert den 4en dezer, 3 heb ick verstaen in Weesperkerspel noch een half morghen³ 4 weilands in gesteken ende met rogge bezaejt te zijn, toekomende⁴ 5 den eighenaer van 't half morghen bij de Naerder Meer. Met den 6 welken, ende dien van 't landt bij Mujderbergh, ick geaccordeert⁶ 7 ben, als de nevensgevoeghde acte ujtwijst; ende zal van de xxij ss 8 zujvers overschietende gebrujken nae ordre verwacht van UEd.Mo.⁸ 9 dewelke, 10 Ede &c. God almaghtigh in gelukzalighe regeeringe altijds 11 bewaere ende in haere goede Gratie 12 UEd.Mo. 13 Onderdaenen dienstwen 14 P C Hóóft. 13 Van den H.t. Mujden, 14 den 8en Aug. 1632.   Tienden. Vgl. 541. 3 verstaen: vernomen. 4 ingesteken: gescheurd. 6 van: een deel van. 8 zujvers (met adverbiale -s). {==364==} {>>pagina-aanduiding<<} 546 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.113. (Baak: 1632 Muyden 15 Augt beantw 19 ditto) Loont.   1 Monsr mon Frere,  2 Ick heb alhier gelezen de loopmaeren op gisteren ujtgekomen, ende 3 daer in de havening van 5 schepen ujt Oostindien. Verstae voorts,³ 4 hoe dezelve geschat worden op 70 tonnen gouds, ende dat de 5 aendeelen gerezen zijn tot 2 of 93: zijnde zommighen van 6 gevoelen, dat er noch 2, anderen, noch 3 hulken van Suratte ende⁶ 7 Cormandel verwacht worden, met rijke laedinge. Nu zoude mij 8 gaerne laeten raeden, oft best verkoft oft gehouden waer, ende⁸ 9 weeten wat UE met de haere voorheeft. Mij dunkt datmen op dus 10 staetlijk eenen wederkeer geen' reke gemaekt en had; ende de¹⁰ 11 Bewinthebbers quaelijk min zullen konnen, als een' goede ujt- 12 deelinge doen, ujt de welke echter willighing in dezen handel¹² 13 geschaepen waer te sprujten. UE begunstighe mij met een rijp¹³ 14 goeddunken op deze stoffe. 15 Vande tijdingen ujt ons legher, bezeffe wel dat luttel nae te zeggen¹⁵ 16 is. De loopmaer heeft de teertonnen haest op de staeken, om ze aen¹⁶ 17 te steken. Maer wie kan op die losheit bouwen? Indien UE ijet 18 grondighers heeft, 't zij van daer, oft ujt Duitslandt, zal mij wonder 19 welkoom wezen. Tot Iselstein verstond ick, hoe de troepen van 20 Graeve Henrik eer sleeten als groejden. Tot Ujtrecht was men doen-²⁰ 21 de om burghers nae de grensplaetsen in bezetting te zenden. Alle²¹ 22 d'onzen schijnen voor gewis de Maeskant verlaeten te hebben,²² 23 ende nae 't legher vertoghen te zijn. Dingen, die mij gelooven 24 doen, dat de Prins geen volk missen magh. Quaem 't nu zoo krap²⁴ 25 met lijftoght om, 't stondt 'er quaelijk geschooren. 'T is een stuk 26 van maghtigh verlank en verlangen, dat 'er draejt. God geev' ons²⁶ 27 een zaelighe ujtkoomst, ende UE de vulte haerder dueghdelijke 28 begeerten, nae wensch 29 Monsr mon Frere, van 30 U E 31 Gansdienstwen broeder 32 P C Hóóft. 31 Vanden Hujze te Mujden, 32 15 Aug. 1632. {==365==} {>>pagina-aanduiding<<} Er zijn retouren uit Indië binnengekomen. Hooft vraagt raad omtrent het vasthouden of verkopen van aandelen O.I.C. - Spannende berichten over het beleg van Maastricht. 3 havening: het in de haven aankomen. 6 hulk: groot koopvaardijschip; Suratte en Coromandel: havens in Voor-Indië. 8 verkoft enz.: de aandelen O.I.C. 10 staetlijk: luisterrijk; wederkeer: purisme voor het gebruikelijke retour in de betekenis van retourlading. 12 echter: weer (nadat de koers eerst al door de aankomst van de schepen gestegen was); willighing: koersstijging ter beurze. 13 geschaepen waer: bestemd ware, te verwachten ware. 15 luttel nae te zeggen: weinig te roddelen (WNT nazeggen 1675 1). 16 teertonnen op staken vormden de feestverlichting bij openbare vieringen. Dus: de loopmaeren geloven in de op handen zijnde overgave van Maastricht. 20 Graeve Henrik van den Bergh. Dat hij moeite heeft om troepen te krijgen, kan aan zijn recente overlopen te wijten geweest zijn. 21 grensplaetsen, nl. van het gewest, met het oog op een inval als in 1624 en 1629. 22 d' onzen: onze troepen. 24 het komt krap met lijftocht om: er is nauwelijks voldoende proviand. (Er was echter op gerekend dat de legerplaats van buiten aangevallen zou worden en de verbinding met het neutrale bisdom. Luik bleef lang open). 26 verlank: belang; verlangen: prikkeling van de benieuwheid. {==366==} {>>pagina-aanduiding<<} 547 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXI ab 85. Hs. Watervlek. In r. 16-17 is een zin of gedeelte daarvan door krassen onleesbaar gemaakt, vermoedelijk door Brandt. In zijn uitgave, de Werken (1671) is die zin weggelaten, evenals in de uitgaven van v. Hoogstraten en Huydecoper. vVl. heeft ten minsten aan het begin en - je keel meê aan het eind geëmendeerd. Keel is de heraldische term voor rood, maar kan hier ook gewoon hals betekenen. Loont.   1 Mê Joffre  2 Wat drommel voor liefkrujdt heeft UE mijn Suseken ingegeven,² 3 dat haer zoo doet quijnen, en jooken nae UE jeghen woordigheit? 4 'T meisjen heeft het heele holle hooft vol Tesselschaes, ende⁴ 5 droomt bij lichten dagh van de genoote vriendschappen, lekkende⁵ 6 haere vingeren nae den hoonigh van UE lieflijkheit. Ick begin 7 Huighens ujt zijn' deer te zetten, ende voor vol aen te neemen, dat⁷ 8 ghij toveren kunt, oft ten minsten eenighe kunsjens, die wat meer 9 in hebben, als een ijdele haerring. Om zich eenighzins te verlichten⁹ 10 van den brandt dezer koortse, heeft zij zich wat minnebloedts af 11 laeten tappen, en zeindt het hier bij, tot een schenkaedje. Arme 12 sloof, die hier door lichtenis meent te krijghen! Z'is op den¹² 13 verkeerden wegh. Die van toverij genezen wil, moet zelf bloedt¹³ 14 van de kol hebben. Kan ick haer dat dietsch maeken, zoo vreest vrij¹⁴ 15 onder haer' lippen te koomen. Want zij zullen UE zoo nijpen, dat 16 't roode sweet nae volght. [-] zuight zij er een scharlake plek[-]¹⁶ 17 [-] en keel. 'K wedde dat dat helpen zal, en wenschte daerom UE 18 hoe eer hoe liever hier. Maer om niet te vinnigh een spel te drijven, 19 waer goedt, dat wij een pleister van prujmen, op het zeer lejden, en¹⁹ 20 die weeten van geen rijp worden, voor over acht daeghen. Bidden²⁰ 21 dan dat U E, niet inde naeste, maer in 't eerst van de week daer aen, 22 naemelijk met den herfst, over koome, om haere guirigheit met de²² 23 zoete melk van UE hart, wat te smijdighen. Zoo zullen wij 't ber²³ 24 van September niet voelen, dat zoo zeer nae den winter smaekt, 25 dien hij in den mondt heeft. Zijn eerste dagh is een woonsdagh:²⁵ 26 't welk ick zeg, ujt zorghe dat 'er t'Alkmaer geen' almanakken zijn. 27 UE kieze dien tot het aenveirden der rejze, oft een etmael oft twee 28 te vooren, nae haere beste geleghenheit: maer wij dienden 't te²⁸ 29 weeten. Ende ons daer toe verlaetende, zullen UE met haer lieve²⁹ 30 Crommetjen, en kinderen, Gode bevelen, nevens hartlijke groetenis 31 Mê Joffre van {==367==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 U E 33 Verplichten dienstwen 34 P C Hóóft. 33 Vanden Hujze te Mujden, 34 20 Aug. 1632. 2 liefkrujdt: kruid dat doet liefhebben; mijn Suseken: Hooft's stiefdochter Susanna Bartolotti, 1613-1692. 4 Tesselschaes: meervoud. 5 lekkende haere vingeren: om te proberen of die naar de genoemde honing smaakten. 7 deer: deernis: iemand in zijn deer zetten: deernis met hem hebben (WNT deer 2346 2). Hooft varieert de uitdrukking en zet Huygens uit zijn deer omdat hij gelijk blijkt te hebben met zijn bewering dat Tesselschade kon toveren (vgl. 539 r. 20). 9 een ijdele haerring: een lege kring van haar was misschien een tovermiddel? Misschien had T. die van haar van S. gemaakt?; Om zich enz.: de zin geeft raadsels op; de hele passage zit er vol mee. 12 sloof: stakker; lichtenis: verlichting. 13 moet...hebben: heeft het bloed zelf van de toverkol nodig (of: heeft het bloed van de toverkol zelf nodig). 14 Kan ick...maeken: Als ik haar daarvan kan overtuigen. 16 't roode sweet: het bloed; [-] zuight zij enz. zie de aant. bij de tekst. 19 het zeer: het wonde plekje. 20 Bidden dan: Wij verzoeken nu. 22 met den herfst: Hooft bedoelt blijkbaar het begin van Herfstmaand; de zoete melk van UE hart: Hooft zegt enige malen van T. dat zij een ‘zoetemelxhart’ is, een uit genegenheid voortkomende benaming, die de nadruk legt op haar gevoeligheid (elders: ‘het murwe hart van T.’). 23 smijdighen: verzachten; ber, grapje met brrr vanwege de namen der maanden die de koude brengen. 25 die...heeft: vervolg van de toespeling op de rillingen die door brrr gesuggereerd worden. 28 na...geleghenheit: naar 't u het best schikt; maer...weeten: maar wij zouden het van te voren moeten weten. 29 daer toe: daarop. {==368==} {>>pagina-aanduiding<<} 548 Aen den procureur Pieter van Luchtenburgh Gedenkenis. UBA II C 11.244. 1 Ick zeind hem de stukken dienende tegens Albert Bruininxz. 2 Vreelandt ende Trijntjen Engelberts dr woonende tot Weesp om 3 mandament van appel te lichten. Vanden H.t. Mujden 3 Sep. 1632.   Tegen deze personen ging Hooft blijkbaar in appèl voor het Hof. {==369==} {>>pagina-aanduiding<<} 549 Aenden H. adt Fiscael Kinschot. Minuut. UBA II C 11.243. 1 Ede &c.  2 Terstondt nae den ontfang van U Ed. missive gedateert den lesten 3 Augusti, heb ick naegezocht d'informen genomen op de manslaght 4 geperpetreert bij Wijbrandt Jacobszoon Chirurgien, zonder 5 dezelve onder mijne papieren, nochte hier, nochte tot Amsterdam, 6 daer die ten deele berusten, te konnen vinden. Meene niet dat mij 7 eenighe andere informen van doodslaeghen bij mijnen tijdt ge-⁷ 8 vallen, zijn ontbrekende, nochte kan verzinnen in wat maniere 9 deze moghen zijn vermist; 't en zij ick die voor dezen te Hove 10 gezonden heb, 't welk niet zoude konnen verzekeren, mits den 11 langen tijdt sedert dit fait verstreken. Ben nochtans gewoon in 12 zulken gevalle copie over te schikken om d'originelen te raede te¹² 13 houden. Mij is ten hooghsten leedt, UEd. ende Justitie in dezen niet 14 te konnen dienen nae haere begeerte. Doch om 't voors defect, zoo¹⁴ 15 veel doenlijk is te suppleren, hebbe hier bij gevoeght de sententie 16 over hem gevelt den xijen Oct. a 1612, waermede ick verhoope UEd 17 eenighzins zal wezen geholpen, dewelke, 18 Ede &c, met alle die haer lief zijn, den almoghenden in schut ende 19 scherm bevolen blijve, nae hartlijke groete, dienst ende eerbiedenis 20 van 21 U E 22 Ganstoegheneghen ende 23 verplichten dienaer 24 P C Hóóft. 23 Vanden Hujze te Mujden, 24 den 3en Sep. 1632.   Wijbrandt Jacobsz., chirurgijn, heeft 25 maart 1612, toen hij in Huizen woonde, een doodslag gepleegd en is 12 october 1612 bij verstek door schepenen van Naarden verbannen enz. (50, 88). In 1617 verzoekt hij brieven van remissie (114), 3 juni 1631 vraagt de advocaat-fiscaal inlichtingen. Hooft antwoordt dat hij te Bunschoten (dus in Utrecht) blijkt te wonen; er zijn geruchten over een doodslag in Noord-Holland. 31 augustus 1632 vraagt de adv.-fiscaal om de destijds ingewonnen inlichtingen, maar Hooft kan alleen het vonnis vinden. Dit is geen wonder, want hij heeft de informaties op 5 juli 1617 al aan de fiscaal gestuurd (114) zoals hij terecht onderstelt (r. 9). 7 bij mijnen tijdt gevallen: in mijn tijd voorgevallen. 12 d'originelen: in deze uitgave worden de verzonden brieven de originelen genoemd en de ontwerpen de minuten; Hooft gebruikt hier het woord originelen voor de het eerst door hem geschreven teksten, dus de minuten; te raede te houden: zorgvuldig bewaren (WNT raad 20). 14 't defect suppleren: de fout te herstellen; het ontbrekende aan te vullen. {==371==} {>>pagina-aanduiding<<} 550 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat tot Amsterdam Origineel. UBA II C 13.112. (Baak: 5 sepr 1632) Loont.   1 Monsr mon frere,  2 'T en zal niet te veel zijn UE noch eens te bedanken, voor de² 3 ernstighe zorghe om mijn Historien wel te dubbelen: ende voor³ 4 zijne heusche ujtbiedenis den Heer Mostaert, denwelken UE 5 gelieve dienstelijk te groeten ujt mijnen naeme. Mijn swaegher 6 Kloek quam gisteravont hier om zijn' Huisvrouw te hael , 7 ende vertrok dezen naemiddagh, om zijnen rest van boereraeds-⁷ 8 pleghing morghen niet te verzuimen. Hij zeit mij, hoe mijn Neef 9 P.J. Hóóft van huis is geweest ende hem te dier oorzaek 't afschrift 10 van UE handt tot noch toe niet gelevert: nam derhalven aen 't¹⁰ 11 zelve aen UE te bestellen. Zoo hij 't vergeet UE gelieve daer om 12 te zeinden. Want mijn neef zal 't tijds genoegh bekomen, als UE 13 't zelve gebezight zal hebben. Mijn swaegher voors braght de 14 *loopnaeren* mede, ende daerenboven 't swevend gerucht van¹⁴ 15 Fridlands nederlaeghe. Maer de loopmaeren van Italien hebben¹⁵ 16 daeraf, voor dezen gewaeght, ende herroepen hun woord nu plat¹⁶ 17 ujt. Dit doet mij duchten dat het droomen zijn rijzende ujt¹⁷ 18 gissinge verwekt door den standt der dingen ende 't gebujrschap¹⁸ 19 van de leghers ter wederzijden. Zoo 't vervolght, achte UE het mij¹⁹ 20 week en warm zal overschikken. Waer toe mij verlaetende, zal²⁰ 21 dezelve, met alle de haeren, den almoghenden bevelen, ende in 22 haere goede gunste, 23 Monsr mon frere, 24 U E 25 Verplichten dientswen broeder 26 P C Hóóft. 25 Ujt mijn Toorentjen, 26 5 Sep. 1632. {==372==} {>>pagina-aanduiding<<} Over het kopiëren van de Nederlandsche Historiën. Over het nieuws. 2 'T en...zijn: Het is wel niet overdreven. 3 wel te dubbelen: goed te kopiëren; voor zijne heusche ujtbiedenis (te bedanken): voor zijn beleefd aanbod (Mostart had blijkbaar aangeboden, een gedeelte van het kopiëren op zich te nemen). 7 boereraedspleghing: Cloek was advocaat. 10 derhalven: Cloek had een stuk van Baak's afschrift aan P.Jz. Hooft zullen geven, maar dit is niet doorgegaan: Cloek neemt nu op zich (aangezien Baak het eerst zelf nodig blijkt te hebben), het aan Baak te bezorgen. 14 swevend: nog niet in de loopmaren staande. 15 Fridland: Wallenstein was door de keizer tot hertog van Friedland verheven; nederlaeghe: het bericht was onjuist: de gevaarlijke aanval van G. Adolf op Wallenstein's legerkamp was afgeslagen. 16 plat ujt: vlakweg. 17 rijzende: opkomend. 18 gebujrschap: nabijheid van de legerkampen. 19 Zoo 't vervolght: Als de zaken doorgaan. 20 week en warm: zó vers, als brood uit de oven. {==373==} {>>pagina-aanduiding<<} 551 Aen mê Joffre Mê Joffrouwe Tesselscha Visschers, hujsvrouwe van sr Allart Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. UBA II C 13.241. 1 Mê Joffre  2 Dank heb UE schrijven heden ontfangen, dat mij tot een' bril² 3 gedient heeft om te zien de gedachten uwer E die hier noch bij 4 haere vrienden gebleven waeren. Die een gedeelte vande ziel 5 behoudt, magh niet zeggen heel verlaeten te zijn. Maer ick benijde 6 de lucht van Valkenburgh, die meer maghts op de gezontheit⁶ 7 van UE Crommetjen, van verre heeft, dan de lucht van Abkoude, 8 van naebij doet. Evenwel is ons lief dat hij aende beter handt is, al 9 verdriet ons dat de genezing ujt eenen anderen hoek herkomt. 10 Mijn' huisvrouw laet zich al voorstaen dat het schoolziekt was, 11 spruitende ujt ons onvermoghen om zijner E de siere te doen, die¹¹ 12 hij waerdt is. Dan wat is 't? 'T en heeft aen geenen goeden wille 13 ontbroken. Zoo UE haer deze inbeelding ujt den hoofde begeert te¹³ 14 laen, gelieve onze perzen hier te komen proeven, als zij rijp 15 geworden zullen zijn door 't goede weder, dat zich schaemen zal 16 achter te blijven, naerdien 't van UE tovertong besworen is te¹⁶ 17 voorschijn te komen. Ondertussen speelt mij het Koninxdeuntjen¹⁷ 18 in den zin. 'T eerste veirs hebbe vertolkt, oft veel eer naegekujert als¹⁸ 19 UE zien magh. Zoo 't UE maer half wel gevalt, zal 't zoeken wat 20 te schaeven, en mogelijk ijet daeraen te flanssen: wenschende U E²⁰ 21 in ijet grooters te dienen, ende dat de goede Godt haer ende alle de 22 haeren in genaede bewaere; nevens vierighe groetenis ook aen UE 23 lieven man ende d'andere vrienden aldaer, van 24 U E 25 Verplichten dienstwen 26 P C Hóóft. 25 Vanden H. te Mujden, 26 in haeste, 7 Sep. 1632. {==374==} {>>pagina-aanduiding<<} Over een ongesteldheid van Crombalgh. - Over de Klaght van koning Henrik de Groote, over 't afwezen van Marie van Mommorency, Princesse van Condé. 2 schrijven (subj.). 6 Valkenburgh, bij Katwijk. De toespeling op een invloed uit de verte is niet verklaard, evenmin als de vermelding van Abcoude, al is het duidelijk dat Hooft's moeilijk te bevredigen gastheersdrift in 't spel is. 11 de siere te doen: te onthalen. 13 Zoo UE enz.: Als ge Leonora deze inbeelding uit 't hoofd wilt doen verdwijnen, wil dan onze perziken hier komen proeven. 16 tovertong, vgl. 539. 17 Koninxdeuntjen: eerste vermelding van de Klaght van koning Henrik de Groote, over 't afwezen van Marie van Mommorency, Prinsesse van Condé, vgl. 566. 18 'T eerste veirs enz.: Waer blinkt ghij, klaerheidt van mijn' ooghen? De eerste regel van het Franse origineel staat er als Wijze boven: Ou luis tu Soleil de mon ame. (LSt. I 307); vertolkt, oft veel eer naegekujert: vertaald, of liever nagevolgd (kuieren met zelfvernederende bijklank). 20 ijet daeraen (nadruk op aen) te flanssen; in...dreven: in 'n belangrijker zaak (bescheidenheid!) van dienst te zijn. {==375==} {>>pagina-aanduiding<<} 552 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de Geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 86. Hs. Watervlek. (Baak: 12 sepr 1632) 1 Monsr mon Frere,  2 Wij waenden op gister tot Amsterdam te koomen, ons toeleggende² 3 ter brujloft genoodight te werden, maer hebben ujt mijnen broeder³ 4 verstaen, hoe Neef Balestel ziekkelijk ende de feest ujtgestelt is.⁴ 5 Derhalven wenschte wel dat UE geliefde Sr van den Vondele aen 6 te zeggen, dat onze overkoomst noch voor een wijle, onzeker 7 blijft. Zulx, indien hij haestigh is nae mijn gevoelen op zijn be-⁷ 8 trachte werk, zoude dienen eens hier te verschijnen. Zoo UE hem 9 verzelschapt, zal ons hartlijk welkoom zijn. De loopmaeren heb ick 10 doorloopen, ende maghtighe swaerigheit aen den Saxischen kant, 11 daer in gespeurt. Duitschlandt leert wat het draeghen kan ende zijn' 12 krachten kennen: wij daer ujt, wat men met zoodaenigh geweldt,¹² 13 als 't een blok maeken wilde, op Turk oft andere Barbaren, zoude¹³ 14 kunnen ujtrechten. 'T welk mij erinnert de veirsen van Lucanus: Heu! quantum potuit terrae, pelagique, parari,¹⁵ Hoc, quem civiles hauserunt, sanguine, dextrae?   Wat kon men winste doen, te water, en te landt, Met zoo veel bloeds gestort, door burgherlijke handt?¹⁸ 19 Ist dat UE ijet zonderlinx heeft, vertrouwe dat 'er haer' pen niet¹⁹ 20 op slaepen zal. 'T nieuw van hier slaght de schelvisch, die van²⁰ 21 Ujtrecht nae Amsterdam keert. 'T versch is 'er af: maar niet vande 22 goede geneghenheit 23 Monsr mon Frere, van 24 U E 25 ganschdienstwen broeder 26 P C Hóóft. 25 Vanden H.t. Mujden, 26 12 Sep. 1632. {==376==} {>>pagina-aanduiding<<} Lopende zaken. 2 ons toeleggende: verwachtende (WNT toeleggen 539 1e al.). 3 ujt mijnen broeder: van mijn broer (Jacob Cz. Hooft, doopgetuige bij Arnout Hellemans Hooft in 1629, huiszittenmeester in 1631, verder niet ontmoet). 4 neef Balestel: Nicolas Balestel Jr., 1577-1650, koopman, vader van Christina die 19 september 1632 tr. met Dr. Willem Gillon. Haar moeder was Christina Wolphaerts van Diemen, kleindochter van Christina de Bitter, die ook de grootmoeder was van Christina van Erp. 7 zijn betrachte werk: het werk dat hij overdenkt òf het werk waaraan hij bezig is (WNT betrachten 2238 2 of 3). Dit is hoogstwaarschijnlijk de Constantinade, zie o.a. Leendertz, Het leven van Vondel, Amsterdam 1910, blz. 148. 12 zoodaenigh geweldt: een zo grote militaire macht. 13 een (telw.). 15 Heu! quantum etc.: Lucanus, Pharsalia 1, 13-14, waar voor potuit terrae staat terrae potuit. 18 door burgherlijke handt: in een burgeroorlog. 19 er op slaepen: als op bepaalde spijzen en dranken die de slaap bevorderen. 20 slaght: gelijkt (zegswijze omtrent niet meer vers nieuws). {==377==} {>>pagina-aanduiding<<} 553 Aen den H. Fiscael Kinschot. Minuut. UBA II C 11.244. 1 Ede &c.  2 U Ed., vertrouw ick, zal den mijnen vanden 3en dezer ontfangen 3 hebben. Nu komt mij voor, hoe mr Wijbrandt Jacobszoon, den³ 4 hove, op 't interinement zijner brieven van remissie niet voldaen⁴ 5 heeft, zonder nochtans gedetineert te wezen. Wenschte derhalven 6 wel te weeten, hoe ick jegens hem zal hebben te handelen, in geval 7 hij bestaen moght dit quartier te frequenteren. Waer op mij gunste⁷ 8 zijn zal UEd. instructie t'ontfangen. In memorie der goede ende 9 vroolijke chiere, voor een' wijle, ten huize van U Ed. genoten, 10 zeinde hier nevens eenighe van onze Gooijsche vruchten, de heide¹⁰ 11 en draeght'er geen' beter. Ende op vertrouwen, datze met zoo 12 goedt een harte zullen aenveirt, als gezonden zijn, zal U Ed. met 13 allen die haer lief zijn, 14 Ed. &c. den almoghenden bevolen laeten, nevens vruntlijke 15 groete en eerbiedenis van 16 U E 17 Ganstoegheneghen en 18 verplichten dienaer 19 P C Hóóft. 18 Van den H.t. Mujden, 19 15 Sep. 1632.   Hooft vraagt de fiscael instructie hoe hij moet optreden tegen Wijbrandt Jacobsz. als die in Gooiland (Holland) mocht komen (vgl. 549). 3 mij komt voor: mij komt ter oren. 4 den Hove niet voldaen heeft: de remissie (vergiffenis) was blijkbaar aan voorwaarden gebonden geweest. 7 in geval...frequenteren: als hij het hart zou hebben, binnen dit district te komen; Waer...ontfangen: Ik zal het als een gunst beschouwen, uw instructie hieromtrent te ontvangen. 10 Gooijsche vruchten: metafoor voor wild. {==378==} {>>pagina-aanduiding<<} 554 A Monsieur, Monsr Joost Baak, in de Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.111. (Baak: 1632 beantw 12 Octobr Muijden) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Tacitus Mijn Duitsche Swijgher schreeuwt, dat ujt oogh en hart te raeken,² 3 twee verliezen zijn die op eenen worp loopen. Want nu hij verlet³ 4 wort van week tot week, voor UE te verschijnen, swijghen niet 5 alleen de loopmaeren, diemen doch hier aen 't spreken kan krijghen, 6 maer ook de brieven, die ick ongelijk trouwer houde, ende voor⁶ 7 reghel mijns geloofs in 't stuk der nieuwe tijdingen. De gedrukte 8 blaezen ujt, de aemtogt die Neurenbergh gekreghen heeft; dat⁸ 9 Breslauw verzekert, Slesien heel gezujvert is. Dit laeste dunkt mij 10 van geen' geringen naedruk, zoo 't waer is, gelijk ick meene¹⁰ 11 bericht te zijn, dat dit gewest van vaster geleghenheit, ende houw-¹¹ 12 baerder als Bohemen zoude wezen, jae in vermoghen dien rijke¹² 13 luttel toegeven. UE zal 't aldaer best verstaen ende mij ver-¹³ 14 stendighen kunnen. Indien bij monde, nevens den H. Mostaert en 15 Vondelen, zult hartelijk welkoom zijn. Magt 'er niet ujt vallen, zoo¹⁵ 16 moeten ons, met een briefken, troosten. Misschien heeft UE de snuf¹⁶ 17 al wegh, van 't geene in den Haege verhandelt magh wezen. Ick¹⁷ 18 verlang daernae, met wat ongedulds. Want t'Amsterdam, was, in 19 de Vroedschap, het swijghen, op den eedt bevolen. 'T waer echter 20 wonder, zoo 't daer oft in andere steden niet ujt en leekte, op wat 21 punten men geraedspleeght heeft. Ook zeidt men t'Amsterdam 22 de kamer zoo dicht niet geweest te zijn oft zeker persoon en wist²² 23 des andren daeghs op een prik, wat daer omgegaen was: maer 't is 24 mij niet ter ooren gekomen, die zulx eerst vernamp, als ick op mijn²⁴ 25 vertrek stondt. In 't korte, 't zij waerheit oft leughen, diemen UE 26 inde handt zal steken, sluitse voor geen' vrienden van zulker soorte, 27 als is, ende blijven wil, 28 Monsr mon frere, 29 U E 30 Toegeneghen dienstwe broeder 31 P C Hóóft. 30 Vanden Hujze te Mujden, 31 X Oct. 1632. {==379==} {>>pagina-aanduiding<<} Over de Dertigjarige oorlog en de onderhandelingen in Den Haag. 2 Mijn Duitsche Swijgher: Mijn Nederlandse Tacitus; schreeuwt: verkondigt. 3 op eenen worp loopen: één worp met dobbelstenen?; verlet wort: geen tijd heeft. 6 die...houde: die ik voor zeer veel betrouwbaarder houd; voor reghel mijns geloofs: als geloofsartikel. 8 ujtblaezen: uitbazuinen; aemtogt: adempauze. 10 naedruk: belang; gelijk: zoals. 11 van vaster geleghenheit en houwbaerder: een sterkere en verdedigbaardere ligging heeft. 12 vermoghen: rijkdom. 13 U E...kunnen: u zult het in Amsterdam het best kunnen vernemen en mij berichten. 15 Magt 'er niet ujt vallen: Is er geen tijd voor. 16 moeten (wij); de snuf: de lucht, de geur (van het waaiend gedachte gerucht?) 17 iets wegh hebben: iets al helemaal hebben (Matth. 6:2 e.v., Luc. 6:24; Statenvertaling); verhandelt, nl. met de Brusselse afgezanten (Warfusé e.a.). 22 kamer, nl. waar de raad vergaderde. 24 als...stondt: toen ik op 't punt stond te vertrekken. {==380==} {>>pagina-aanduiding<<} 555 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart Krombalgh, inde langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 88. Hs. Watervlek. met deze dooze ende een bom van blik.   Loont.   1 Mê Joffre   2 Wel magh UE haere miltheit rouwen, die mijn' lieve Leonor ende 3 Susanne, elk met een glas van vaederlijken naeme ende geest,³ 4 beschonken heeft. Want wij slachten alle de rijke lujden, die hoe zij⁴ 5 meer hebben, hoe zij meer hebben willen. Ook waer ick noode 6 doodt gedeelt, ende had daerom geirne op den grootsten Roemer,⁶ 7 gemaelt het voorighe ende deerlijk verongelukte⁷ A demain les affaires.⁸ 9 Op de twee kleener daer nevens gaende, die tot last van twee⁹ 10 schroeven: Bachus en Ariadne, zullen dienen wenschte wel dat UE 11 geliefde te stellen: Speculum mentis.¹² Fomentum amoris. 14 Op twee andere kleene tot de zelfste schroeven, dunkt mij dat om¹⁴ 15 de verandering, ende voor de Leeken, niet quaelijk komen zoude¹⁵ 16 deze ujtlegging van 't bovenstaende: Spieghel van de binneborst. Dóójnat op de minnevorst. 19 De glaezen te rug krijghende, zal ick UE bedanken, naer behooren.¹⁹ 20 Ondertussen doen 't mijn huisvrouw ende Suseken ten hooghsten:²⁰ 21 ende zeinden hiernevens de bom gestoffeert met lekkernijen. Maer²¹ 22 ick duchte datze UE zoo wel niet zullen smaeken, als mij de veersen 23 gevult met overaerdighe invallen; zonderling dat: Wanneer ghij blinkt, zoo taent de zonne van mijn hart.²⁴ 25 Ick heb 't sonnet aen den ridder Reael bestelt, daer wij onlanx ten²⁵ 26 eeten waeren, bij Joffre Dimmers met haeren spikspelder nieuwen²⁶ 27 man, dien zij, ujt loutre klinklaere liefde, heeft aengeslaeghen.²⁷ 28 D'andere dichten heb ick geschreumt te kladden: maer ujtgeschre-²⁸ {==381==} {>>pagina-aanduiding<<} 29 ven wat verstelt, ende betuttelt nae mijnen zin; op dat UE haere 30 keur hebbe, om die in hun wezen te laeten, oft te verandren. Het³⁰ 31 koninxliedt staet tussen hangen en wurghen, ende kan quaelijk aen³¹ 32 zijn eindt raeken. Want mijn geest is zoo verzoopen en verzonken³² 33 in 't rijmeloos schrijven mijner Historien dat hem de wieken te nat 34 zijn, en in te diep een' kujl steeken, om vlucht oft vejrt nae de³⁴ 35 pöeetsche lucht te maeken. UE verght het hem nochtans. Maer dit³⁵ 36 zeidt hij daer toe. 'K weet van dichten, nocht van deunen. Niet dan ketelachtigh dreunen,³⁸ Is het, dat mijn' snaeren Baeren. Was de keel ojt glad en hel, Z'is nu bijster van haer stel;⁴² Slaet niet, dan een schor⁴³ Gemor. 'T hart, al heeft het Phoebus tegen,⁴⁵ Wil, tot uw verzoek geneghen, Boven zijn vermeughen, Deughen. 49 Hier ziet UE den strijdt tussen kracht en g[..]tzucht. Deze heeft 'er⁴⁹ 50 nochtans ujtgepijnight 't geen hier nevens komt op 't verjaeren van⁵⁰ 51 UE brujloftsdagh. 'T gaet bedrukt genoegh, al en brengt men 't⁵¹ 52 in geen' druk. Maer zoo ghij 't in uw hart drukt, het zal zijn' druk⁵² 53 verwonnen hebben. Dan vreeze, dat zijn lot zoo goedt niet zijn zal: 54 't en zij UE de gunst voor de kunst aenneeme. Die hoop gegrondt⁵⁴ 55 op haere heusheit, is noch niet t'eenenmael vervallen. Dies mij, 56 daermede troostende, laete UE ende alle die haer lief zijn den 57 almoghenden bevolen, nevens hartlijke groete ende eerbiedenis, 58 Mê Joffre van 59 U E 60 Hooghverplichten dienstveirdighen 61 P C Hóóft. 62 Wisten wij UE brujloftfeestdagh, ende zoo wij daertegens de⁶² 63 roemers weder hier moghten hebben, wij zouden schikken op den⁶³ 64 zelven tijdt alhier banket te houden, om de zelfste staetsij te vieren.⁶⁴   65 Ujt Amsterdam. 2 Novemb. 1632. {==382==} {>>pagina-aanduiding<<} Verzoek aan Tesselschade om spreuken op roemers te graveren. - Verzen van weerskanten. 3 een glas...geest: een roemer (bij de naam van Roemer Visscher behoorde ‘rond’ als een epitheton; een roemer was ook rond, en deze droeg bovendien een pittig (geestig) opschrift). Anna en Tesselschade waren beroemd om hun prachtig graveren met diamant op glas, vgl. het sonnet LSt. I, 171 en het gedichtje LSt. I, 304. 4 slachten: gelijken. 6 doodt gedeelt: overgeslagen bij het delen (WNT dood (II) 2855). 7 gemaelt: geschilderd; verongelukte (blijkb.) gebroken. 8 Hooft's spreuk: ‘Morgen de zaken’, is de titel van Montaigne's Essai II, IV (F.V. 135). 9 tot last van enz.: gedragen worden door. 12 Speculum etc. ‘Ik spiegel drinkers hart’. ‘Ik lenig minnesmart’. Vermoedelijk geen citaat. 14 schroeven: voetstukken (van zilver) waarop roemers van verschillende formaten geschroefd konden worden. 15 Leeken: die geen Latijn kennen; komen: passen, staan (WNT komen 5189 δ). 19 bedanken naer behooren: bedanken zoals 't behoort (als zo vaak een toespeling op een toekomstig cadeau als dankbetuiging). 20 't: het bedanken. 21 bom: trommel of bus (waarin de vorige roemers gestuurd waren?); gestoffeert: gevuld. 24 Worp onderstelt (Onw. Vr. 97) dat dit uit een verloren gegaan sonnet van Tesselschade voor Reael is (r. 24). 25 bestelt: bezorgd. 26 Het is niet bekend welke juffr. Dimmer dit is. 27 aenslaen: ten huwelijk nemen (WNT aanslaan 309: ‘gemeenzame, min of meer schertsende uitdrukking’. Of er nog meer scherts in deze mededeling school, zal Tesselschade wel begrepen hebben). 28 D' andere...zin: In de andere gedichten heb ik geschroomd te knoeien, maar ze iets veranderd en naar mijn mening (of: volgens mijn voorkeur) verbeterd. 30 keur: keus; om...laeten: om ze te laten zoals ze zijn. 31 koninxliedt, vgl. 551. Het was pas maanden later af, vgl. 566. 32 verzoopen: verdronken, verdiept (zonder enige ruwe bijklank, vgl. Vondel's Jeptha vs. 407). 34 vejrt: vaart; de pöeetsche lucht: hogere sferen. 35 U E...nochtans: U vergt het toch van hem (Hooft's geest) (vergen met dubbele acc.). 38 ketelachtigh: het irriterende trillen voortbrengen van te slap gespannen snaren? (WNT in voce 2509?). 42 van haer stel: ontstemd (eig. van een muziek-instrument). 43 slaet: geeft geluid. 45 'T hart enz.: Al heeft het hart Apollo tegen zich, het wil, om aan uw verzoek te voldoen, meer doen dan het kan. 49 g[..]tzucht: voorstel: gunstzucht. Hooft wil T.'s gunst verwerven maar hij kan (beweert hij) niet meer dichten. Dat hetzelfde woord in r. 54 weer gebruikt zou worden, past geheel in Hooft's schrijftrant. 50 Vgl. LSt. I, 304 Op 't neghende verjaeren des brujloftdaghs van Joffre Tesselscha Visschers en Sr Allart Crombalgh. 51 'T gaet...druk: Het is wel droevig slecht al geeft men het ook niet uit (woordspeling voortgezet in de volgende zin). 52 druk: verdriet. 54 de gunst: mijn genegenheid. 62 daertegens: tegen die dag. 63 schikken: zorgen (WNT schikken 646 B 1). 64 de zelfste staetsij: die plechtigheid. {==383==} {>>pagina-aanduiding<<} 556 Aen de Heer Mijn Heere Hooft Drossaert Tot Muijden --- op de keijsers graft naest de Valckenier over de groenlantsche pack huijsen, Tot Amsterdam. Origineel. UBL Pap. 2. port met een doos (Hooft: 22 nov. 1632)   1 Mijn Heer ----   2 Die zijn weldaet roudt, die en streckse niet: maer dit roudt mij² 3 datju dus lang bekommer sijt geweest met een verliefde Heros³ 4 sorgh, voor 't blijven van het geen dat al soo zeer naar ue haeckt,⁴ 5 als ghij verlangen moecht 't wert door zulcken lust gedreeven,⁶ raeckte schip en mensch om 't leeven, 't goet souw in u handen, stranden - 10 siet hier dan, het geen ghij vierich begeerden, wert u eijvrich¹⁰ 11 gejondt; ick heb dapper besich geweest met snijen, de eerste is 12 gebroecken en ock het duijts zijn te veel letteren, wil soo wel niet¹² 13 vallen, het stont te krivelich heb daerom het latijn gekooren¹³ 14 onse bruijlofts verjaering is den 26 deeser maent mijn Krombalch 15 sal ue haest bij koomen volgens ue begeeren, dan ick wenste wel¹⁵ 16 dat het anders was, en ue nevens mij bedancken voor de aenge-¹⁶ 17 naeme persen en andere leckerheeden, met geldt en goede woorden,¹⁷ 18 wij blijven ue vrinden 19 Tesselscha Roemers 20 hertelijcke groetenisse aen me Vrouw Heleonora en Juffrouw 21 Susanna ---- 22 wij bedanken ue zeer voor de patrijsen die ons zeer wel te passe 23 quamen {==384==} {>>pagina-aanduiding<<} Tesselschade heeft de gevraagde roemers gegraveerd. 2 Die...niet: Wie spijt van zijn vriendelijkheden heeft, moet die laten varen. 3 bekommer l. bekommert: bezwaard; Hero, in de romance Hero en Leander, bleef tevergeefs uitzien naar haar geliefde die over de Bosporus kwam aanzwemmen maar verdronk, en sprong eindelijk zelf in zee. Hooft's bezorgdheid over de roemers wordt hiermee vergeleken. 4 blijven: ondergaan, dus: schipbreuk lijden of breken. 6 Tesselschade dicht nu over het verlangen van de roemers naar Hooft een strofe in dezelfde vorm als die van Hooft in 555. Als schip en bemanning te gronde gingen zou dit vrachtje nog in zijn handen terechtkomen. 10 eyvrich gejondt: hartelijk gegund (de spelling is, bij letterverplaatsing, zo goed als gelijk aan die van vierich). 12 duijts: Nederlands, vgl. 555; (het Nederlands) wil zich niet zo goed schikken. 13 het stond te kriebelig. 15 dan...was: maar ik wilde 't wel anders, nl. zelf ook komen (daarna gaat de zin door met en ue). 16 aengenaeme persen: lekkere perziken. 17 geldt: (niet verklaard). {==385==} {>>pagina-aanduiding<<} 557 Aen den Ridder Constantijn Huighens. Minuut. UBA II C 11.357. Afschr. UBL Pap. 13. 1 Mijn' Heere,   2 'K en weete oft Uwer Ed. gestr. noch magh indaghtigh zijn hoe zij² 3 zekeren tijdt geleden, ons alhier de maniere weez, om een metaelen³ 4 deegh te maeken, week en taeij in zijn' warmte, hardt en onkneed- 5 baer, als 't koudt is. Mijn Neef P.J. Hóóft met Burgermr Graef⁵ 6 namp ‘er dat pas een’ proef af, alleen om der zinlijkheit wille. Nu⁶ 7 waent hij, dat z'hem te staede zoude komen, en bevint zich die 8 wetenschap deurgewaejt. Heeft mij derhalven verzocht U Ed. te⁸ 9 moejen om bericht, hoe men 't quiksilver en 't ijzer, oft (op dat ick⁹ 10 ook schijne aen een' kant der kunst gelekt te hebben) Mercurius en¹⁰ 11 Mars tot dit werk te bezighen heeft. Want deez', nae mijn ont-¹¹ 12 houdt, zijn de voorneemste droggen die 't hem doen moeten.¹² 13 Gelukt het hier door den wegh nae 't middelpunt der geheimenis- 14 sen, en de mijne van den Lapis, te baenen, ick maek mij sterk, Uwer¹⁴ 15 Ed. gestr. zoo veel genots daer af te doen hebben, als mij zelven¹⁵ 16 gebeuren zal. De zaek van den H. Brosterhujzen, waer af mij de 17 HH. Reael en Barlaeus gesproken hebben, dient te slaepen tot¹⁷ 18 klaeren daeghe; 'K wil zeggen Lichtmis toe: wanneermen beter zal¹⁸ 19 konnen zien, hoe zij met de nieuwe wethouders te belejden stae.¹⁹ 20 Daerentussen gebiedt mijn' huisvrouw zich van heeler heeter harte²⁰ 21 in de goede gunste van Mê Vrouw Uwer Ed. gestr. gemalinne, 22 ende met geen' minder vierigheit in die van haeren echtgenoot,²² 23 Mijn' Heere, 24 Uwer Ed. gestr. 25 Toegenegh[-]plichte dienaer 26 P C Hóóft. 25 Ujt Amsterdam, 29 26 Novemb. 1632.   Hooft vraagt een chemische inlichting terwille van zijn neef Pieter Jansz. Hooft. - De benoeming van Brosterhuyzen. 2 noch...zijn: zich nog kan herinneren (U.E. gestr. meew.vw.). 3 alhier: te Amsterdam. 5 in...warmte: als het warm is; P.J. Hooft: Dr. Pieter Jansz Hooft, vgl. 15; hij was schepen te Amsterdam in 1630, raad in 1631 enz., had een laboratorium samen met Jacob de Graef, vgl. 231. 6 namp...af: probeerde toen die manier, nam er een proef mee; alleen...wille: alleen voor zijn plezier, uit liefhebberij; en...deurgewaejt: en merkt dat hij die kennis vergeten is (zich meew. voorw. bij deurgewaejt, zich deurgewaejt pred. toev. bij het dir. obj. die wetenschap). 8 te...bericht: lastig te vallen om informatie. 9 op...hebben: om ook te schijnen een beetje verstand van het vak te hebben. 10 Mercurius en Mars: kwik (WNT Mercurius 573, wegens de beweeglijkheid van de god) en ijzer (vanwege de ijzeren wapenrusting van de god) (het zijn vaktermen onder de alchimisten). 11 onthoudt: herinnering (zover ik mij herinner). 12 droggen: (gewoonlijk) gedroogde geneeskrachtige of aromatische stof, drogerij; (ook) geneesmiddel WNT droge 3404 brengt ons citaat onder deze betekenis. Hooft zou dan dus op een medische beeldspraak overstappen: de voornaamste geneesmiddelen die succes moeten hebben bij de patiënt. 14 en...Lapis: en naar de mijn (onderaardse gang) van de Steen der Wijzen (waaruit de Steen enz. wordt gehaald) (lapis sapientium = Steen der Wijzen: een poedervormige stof die de alchimisten zochten te bereiden, om daarmede onedele metalen in goud te kunnen veranderen, WNT steen 990); uwer...gestr.: onjuist voor uwe enz.; het is immers direct object bij doen hebben; misschien verwarring door het volgende (correcte) mij zelven (datief, meew. vw. bij gebeuren = ten deel vallen). 15 zoo veel: even veel. 17 dient...klaeren daghe: moet blijven rusten tot de toestand helder is. 18 'k...toe: ik bedoel tot Lichtmis toe (d.i. tot 2 febr., het feest van Maria's reiniging en haar opdracht van Christus, waarbij kaarsen worden gewijd en het altaar van Maria met tal van kaarsen wordt verlicht); verschillende handelingen hadden op die dag plaats, o.a. de verkiezing van burgemeesters en schepenen. (Vgl. Elias 2, Amsterdam 1963, I, p. XXXIV en WNT, lichtmis (I) 1995). 19 hoe...stae: hoe zij (die zaak) met de nieuwe burgemeesters en schepenen moet worden aangepakt. 20 Daerentussen: Inmiddels. 22 ende...Hóóft: en met geen minder vurigheid beveelt zich aan in die van haar echtgenoot (Huygens) uw...Hooft (onderw.). {==387==} {>>pagina-aanduiding<<} 558 (C. Huygens aan P.C. Hooft). Origineel. KA CLXXIac 59. 1 Mijn Heer;   2 Het verheught mij, voor all van U.E. ende daer bij vande Ver-² 3 menginghe van Mars en Mercurius te hooren, naer dat mij soo vele³ 4 maenden de ooren alleen van den eersten getuijtt hebben. Hier 5 neffens komt de Copie van die versameling, uyt den oorsproncke-⁵ 6 licken Engelschen text, dien ick bevinde voordachtel bewaert te⁶ 7 hebben. Ick houd hem vande vriendschapp van seker Engelsch⁷ 8 machtigh Heer, die menighe schoone kans aenden dobbel-steen⁸ 9 Lapis gewaeght hadde. ende mij dit stuxken uyt sijn Cabinet inde⁹ 10 hand stack, gelijckmen de kinders in 't glashuijs met een broxken¹⁰ 11 Amsteldamsch Corael paeijt, om 'er niet ledigh uyt te komen, oft¹¹ 12 noode geweest te hebben. Zegels van minnebrieven leerden hij 'er¹² 13 mij mede dreighen. Maer t' sijnent was het van dieper insicht, soo¹³ 14 ick mij geliet te gelooven, met dien slagh van eerbiedinghe, dien¹⁴ 15 ick gemeenlick mijne onervarentheit ontrent die mijsterieuse ketels 16 beveel. De Heeren Graef ende Hóóft moghent 'er oock mede opde¹⁶ 17 bezegelde minnebrieven van Mars aen Venus geladen hebben. en 18 hopend 'er Sol in gemelt te vinden. Ick sie 't sonder nijd aen. maer, 19 in gevall van gelucke, houde mij aen 'tmaetschapp van 'tgewin.¹⁹ 20 M. Brosterhuijsen wensch ick 'tvervolgh toe van U.E. gunste, ende,²⁰ 21 teghen dien lichten dagh, felices agricolas, sua qui bona norint.²¹ 22 Gebiede mij endtelick neffens mijn' Huijsvre aen U.E. ende Me²² 23 Vrouwe de sijne, met oprechte genegentht om altoos te blijven²³ 24 Mijn Heer 25 U.E. ootmoedigste dienr 26 CHuijgens. 26 Inden Hage den 5en 27 Decemb. 1632.   Huygens geeft een deskundig antwoord 2 voor all van: boven al van; ende daer bij van: en daarnaast over. 3 naer...hebben: Huygens was pas na een halfjaar, nl. op 25 nov., terug van de veldtocht van 1632, waarin Venlo, Roermond en Maastricht werden veroverd (Br. I, XLVIII). 5 versameling: vermenging; uijt: naar. 6 voordachtelick: opzettelijk. 7 Ick...Heer: Ik heb hem te danken aan de vriendschap enz. 8 die...hadde: die menige schone kans gewaagd had aan de steen der wijzen (vernuftige beeldspraak!). 9 Cabinet: schrijfkamer, studeerkamer (WNT kabinet 812). 10 glashuijs: glasblazerij (te Amsterdam) (WNT glas 42); broxken...Corael: (schertsend voor) stukje glas (niet in WNT koraal). 11 paeijt: tevreden stelt, zoet houdt; om...hebben: opdat ze er niet leeg (met lege handen) uit komen of er ongaarne geweest zijn. 12 Zegels...dreighen: Hij leerde mij er zegels van minnebrieven mee te bedreigen (dus met dat mengsel open te maken zonder dat men het kon merken)? (Onduidelijk). 13 tsijnent: bij hem, wat hem aanging; was...insicht: had het een diepere bedoeling (welke is onduidelijk); soo...gelooven: zoals ik voorgaf te geloven (WNT gelaten 1050: zich gelaten te, voorgeven te, veinzen te). 14 met...eerbiedinge: met dat soort eerbied; dien...beveel: waaraan ik gewoonlijk mijn onkunde omtrent die geheimzinnige ketels (van de alchimisten) toevertrouw (waaronder ik...verberg) (WNT bevelen 2323 helpt hier niet veel). 16 De...vinden: De heren Graef en Hooft kunnen 't ook ermee gemunt hebben op de verzegelde minnebrieven van Mars en Venus en hopen (infinitief) er Sol in vermeld te vinden. Inlichting prof. D. Kuijper: ‘Toen Vulcanus, door Sol de zonnegod gewaarschuwd, de echtbreukige Venus tezamen met Mars had betrapt en ze, in een net gevangen, voor de godenwereld naakt had te kijk gezet (Homerus, Odyssea 8, 266-369), was het gevolg (Ovidius, Ars amatoria 2, 589-590 quod ante tegebant, liberius faciunt), dat Mars en Venus hun eertijds geheime verhouding nu openlijk voortzetten en, zo mag men misschien uit Ovidius, Ars 2, 596 concluderen, een briefwisseling begonnen in geheimschrift met sympathetische inkt (arcana verba notata manu, door Huygens verstaan als “bezegelde minnebrieven”), waarin de interventie van Sol (in de geheimtaal der alchimisten = goud) nog wel eens zal zijn genoemd’. Huygens oppert dus schertsend de mogelijkheid dat ze in deze correspondentie iets naders over het goud en het maken daarvan zullen vinden. Het blijkt onduidelijk wat de functie van het metaaldeeg in dezen is. 19 gelucke: (datief) geluk, succes; houde...gewin: houd ik mij aan het deelgenootschap in de winst (vgl. Hooft's toezegging van 29 nov.) (WNT maatschap 62, 1). 20 't vervolgh: de voortzetting. 21 teghen...dagh: (woordspelend met Hooft's tot klaeren daeghe in zijn brief van 29 nov.) tegen Lichtmis; felices etc.: ‘rijkgezegende boeren, die hun geluk zouden beseffen’ (gewijzigd naar Vergilius, Georgica 2, 458-459). 22 Gebiede...aen: Ik beveel mij tenslotte aan in de gunst van. 23 de sijne: (nl. huijsvrouwe) = de uwe (sijne ad sententiam i.p.v. haere); om: teneinde (finaal). {==389==} {>>pagina-aanduiding<<} 560 * Aende HH. van de Reke der Graeflijkheit. Minuut. UBA II C 11.360. Een doorgehaald ontwerp II C 11.358. T. r. 16-17 een schijnbare open variant ontstond doordat H. eerst schreef ‘'t interes ende 't advantage’, dit veranderde in ‘niet alleen 't interes maer ook het advantage’ en ‘ende’ vergat door te strepen. 1 Ede &c.   2 Inde bekaedinge der gemeente ende maetlanden achter Hujzen,² 3 waer van de hier nevensgaende reqe ende contract gewaeghen, en³ 4 heb ick nae behoorlijke Informe niet dan apparentie van merkelij-⁴ 5 ken oorbaer gevonden, maer dit obstakel. Die van Hilfersom, al- 6 hoewel de voors reqe op den naeme van Naerden ende de gemeene 7 dorpen van Goeilandt is ingestelt, en hebben nojt in 't presenteren⁷ 8 derzelve bewillight gelijk ook hunne teekening onder 't voors⁸ 9 contract niet vernomen wort: ende dat om tweederleij redene. 10 D' eerste is, dat de Maetlanden in hunne jurisdictie leggende, on-¹⁰ 11 gelijk hoogher, dan 't meeste deel der andere zijn, ende derhalven 12 aen 't onheil der inundatie niet oft immers zeer weenigh onder-¹² 13 worpen: de tweede, dat tot de bekaedinge derzelve landen, mits 't¹³ 14 voordeel der voors hooghte, niet en zoude behoeven de helfte van¹⁴ 15 de kosten, tot die van d'andre vereischt. Ende dunkt hun bujten¹⁵ 16 redene, in eenpaerigheit van lasten te treeden, daer niet alleen 't¹⁶ 17 interes, maer ook het advantage van den grondt zoo ongelijk is; 18 nochte en is het mij gelukt parthijen tot accoort te brengen, door¹⁸ 19 verscheide conferentien, die mijne rescriptie dus lang hebben ver-¹⁹ 20 wijlt. Wel offereren die van Hilfersom (alhoewel hun liever waer 21 hondert gulden ujt te keeren, mits dat het werk achter bleeve) om²¹ 22 dien van Naerden ende d'andere dorpen te gemoete te komen, tot 23 eighen koste te bekaeden de breette hunner maetlanden, aen de 24 Zujderzee; daerenboven te draeghen de halve kosten, aen twee 25 zijlen, die men ter wederzijde van de voors landen zouden moghen²⁵ 26 goedt vinden te leggen, ook schouwen daer op te gedoghen, ende²⁶ 27 voorts alles te helpen regeren ende administreren, op den voet bij de 28 reqe ende 't contract voorgestelt. Ende naerdien zij niet wijder en²⁸ 29 zijn te brengen, nochte zoo vruchtbaer een' zake die tot prejudicie²⁹ 30 van niemandt anders schijnt te strekken, dient naergelaeten, zoude³⁰ 31 mij, onder verbetering, 't naeste dunken, dat het octroij den Requi-³¹ 32 ranten wierde verleent, mits laetende die van Hilfersom bestaen³² 33 met hunne presentatie, oft remitterende aen Commissarisen van³³ 34 UEd.Mo. het arbitrage van den afslagh, dien zij over ijder morghen³⁴ 35 lands, in de gemeene kosten, ten aenzien hunner voors pretentie,³⁵ 36 zouden behooren te genieten. In het kiezen voorts ende verkiezen³⁶ 37 successivelijk, vande Waerslujden oft Administrateurs der voors³⁷ {==390==} {>>pagina-aanduiding<<} 38 bekaedinge, ende 't exerceren van hunnen dienst, volghends de 39 forme bij de reqe ende contract, ontworpen, en zie ick geen in-³⁹ 40 convenient; mits dat men de Requiranten authorizere, om de 41 Gëeligeerden te constringeren tot het aenveirden ende ujtvoeren⁴¹ 42 hunner charge, bij alsulke peenen, als daer ter plaetse worden ge-⁴² 43 practizeert, tegens de geenen die weigheren zich in de respective 44 rechtsbanken te laeten gebrujken: mits ook, dat d'oudste in dienst 45 van de twee mannen, tot Naerden gekooren, hebbe d'authoritejt⁴⁵ 46 van d'andere te convoceren, waer ende wanneer het zal van noode 47 wezen: ende dat de zelfste zich regulerende nae 't gedraeghen der⁴⁷ 48 meeste stemmen van 't Collegie, gehouden zij, de geenen, die on-⁴⁸ 49 willigh zijn om hun contingent inde kosten op te brengen, te roepen 50 voor de vierschaer van Naerden ende naer condemnatie, de voors 51 kosten te doen innen, door den schout der zelver stede, bij parate⁵¹ 52 executie te dirigeren aen de vruchten, beesten, oft andere goederen 53 hun toebehoorende. 'T geen wijders van eenighe questien, delicten,⁵³ 54 oft mesusen, aen de voorzeide bekaedinge oft ujt zaeke derzelve 55 kan komen voor te vallen, zal moghen gelaeten worden ter decisie 56 vande ordinaris gerechten der plaetse. Ende niet anders speurende, 57 waer ni UEd.Mo. dezenaengaende te dienen, zal ick dezelve Gode 58 den almoghenden, nevens wensche van gelukzalighe regeringe, 59 bevolen laeten, ende in haere goede gratie, 60 Ede &c. 61 UEd.Mo. 62 Onderdaenen dienstwen 63 P C Hóóft. 62 Ujt Amsterdam, den xijen 63 Jan a 1633.   Hooft overlegt met de Rekenkamer een plan van Gooiland voor de kostenverdeling der bekading van de Huizer meent en daarbij gelegen maatlanden. Hilversum gaat er niet mee akkoord. Het wil voor een geringer aandeel dan de overige deelhebbers worden aangeslagen. Zoals de stafkaart (sch. 1: 25000) aantoont, is dat aan de Zuiderzee gelegen weiland nog verdeeld in percelen waarmee Huizen, Naarden, Bussum, Laren en Hilversum betrekkingen onderhouden. Ook de 0.30 tot 0.50 m hogere ligging van de Hilversumse portie en die van de uitwateringssluizen, misschien die waarvan in de brief sprake is, blijken daar duidelijk. Vgl. 562. 2 bekaedinge: het voorzien met kaden, d.z. waterkeringen, minder zwaar dan dijken; gemeente: meent, schaarweide; maetlanden: weilanden. 3 contract: overeenkomst, nl. de onderhavige afspraak tussen Naarden en de dorpen. 4 apparentie...oorbaer: blijk van aanmerkelijk nut. 7 ingestelt: opgesteld. 8 gelijk...wort: ze hebben het dan ook niet ondertekend. 10 ongelijk: veel. 12 immers: althans. 13 mits: wegens. 14 niet...helfte: nog niet de helft zou nodig zijn. 15 butjen redene: onredelijk. 16 eenpaerigheit: gelijkheid, dus hoofdelijke omslag; daer: terwijl (immers); niet alleen...advantage: niet alleen het belang bij een hogere waterkering, maar ook het profijt (door vruchtbaarheid, grondwaterstand enz.). 18 nochte...gelukt: en het is mij niet gelukt. 19 verwijlt: opgehouden. 21 achter bleeve: achterwege zou blijven. 25 zijlen: verlaten, ontwateringssluizen. 26 goedt vinden: besluiten; schouwen: inspecties op vaste tijden. 28 niet wijder en zijn te brengen: niet verder zijn te krijgen. 29 nochte...naergelaten: en zo'n nuttige zaak, die tot niemands nadeel schijnt te strekken, niet behoort te worden nagelaten. 30 zoude (het) 31 't naeste: het beste, het meest voor de hand liggende (WNT naast 1391 4); octroij: recht, machtiging. 32 bestaen: volstaan. 33 presentatie: aanbod; remitterende aen: te verwijzen naar. 34 het arbitrage: de vaststelling, bij bemiddelende uitspraak; afslagh: vermindering (per morgen). 35 ten aenzien hunner voors pretentie: hun genoemde eisen in aanmerking nemende. 36 kiezen ende verkiezen: het opstellen van een nominatie en het kiezen daaruit, vgl. 1058, 1059. 37 Waerslujden: administrateurs van een waterschap, polder enz. 39 forme: omschrijving. 41 Gëeligeerden: gekozenen, nl. de waerslujden; constringeren: dwingen. 42 charge: taak, functie; peene: straf; worden gepractizeert: gebruikelijk zijn; het lidmaatschap, bij toerbeurt, van de plaatselijke bestuurs- en rechtscolleges, was verplicht. 45 d' authoritejt van d'andere (mv.): de bevoegdheid om de anderen. 47 de zelfste, d.i. dezelve, nl. d'oudste; gedraeghen: behelzen, de inhoud. 48 gehouden: verplicht. 51 bij...goederen: door onmiddellijk te voltrekken vonnis, in de vorm van beslaglegging op veldvruchten, vee of andere goederen. 53 wijders: verder; 'T geen...voor te vallen: Wat voor kwesties, overtredingen of misbruiken er zich zouden kunnen gaan voordoen. {==392==} {>>pagina-aanduiding<<} 561 Aenden Heere Doublet Rentmeester vand' Espargne.* Minuut. UBA II C 11.363. Dat. blijkens de plaats in het hs. tussen 12 en 22 jan. 1633. 1 Mijn Heere,¹   2 Naerdien men nu etlijke maenden vergeefs verbejdt heeft, dat 3 zekere mast waerdigh geacht ontrent de 40 gl, ujt Waterlandt (zoo 't 4 vermoeden was) over, ende tot Mujden aengespoelt, bijden eighe-⁴ 5 naer zoude hereischt werden: vordert entlijk mijn plicht, dat ick 6 des UEd. niet langer onverwittight en houde. Dewelke gedient zij⁶ 7 dezelve van weghe der Graeflijkheit t' aenveirden: 't en waere dan, 8 dat het den Ed. Mo. HH. van de Reke geviele, deze geringheit, die⁸ 9 doch weenigh kosten draeghen kan, ten behoeve van de armen der 10 voors stede te laeten. Ende mij gedraeghende tot het bescheidt hier¹⁰ 11 op verwacht, zal 'er meer niet bij voeghen, dan de wensche van een¹¹ 12 hongerigh harte nae middel, om eenigher maete t' erkennen de 13 gunste gespeurt aen 't eerlijk oordeel, waer bij 't U Ed. gelieft heeft, 14 alhoewel te verre boven waerde te verheffen 15 Mijn Heere, 16 UEd. 17 Toegeneghen dienstveirdighen 18 P C Hóóft.   Hooft vraagt aan de rentmeester van de Espargne instructies over een aangespoelde mast waarvan zich geen eigenaar gemeld heeft, en suggereert, het voorwerp te verkopen ten bate van de armen. Hij bedankt de rentmeester voor een door deze geveld gunstig oordeel, hem betreffende. * adr. Espargne: tak van dienst van de Staten, die o.a. de strandvond omvatte. 1 Naerdien: Nadat (met causale bijbetekenis). 4 over (-gespoelt) Mem. 9. 6 Dewelke gedient zij: Het moge u behagen. 8 geviele: behaagde; die doch enz.: als de grafelijkheid de mast als aanspoelsel in bezit neemt, komen er kosten op voor vervoer enz. 10 mij gedraeghende tot: mij richtend naar. 11 de wensche enz.: de wens van een dringend gemoed, een manier (te vinden) om enigermate te danken voor de genegenheid, bespeurd aan het eervolle oordeel waarmee het u behaagd heeft uw t.d.PCH - zij 't ook ver boven zijn verdienste - in de hoogte te steken. {==393==} {>>pagina-aanduiding<<} 562 Aende Ed.Mo.HH. vande Reke der Graeflijkh Minuut. UBA II C 11.363. 1 Ede &c.   2 Op den xijen dezer heb ick U Ed. Mo. toegezonden mijn advis 3 noopende 't bekaeden der gemeente ende maetlanden achter 4 Hujzen, ende daer bij vermelt het different tussen die van Hilfersom 5 ter eenre ende de stede Naerden met d'andere dorpen, ter andere 6 zijde, ende wat die van Hilfersom, tot vordering van 't voors werk, 7 waeren presenterende. Nu heb ick op gisteren schrijven ontfangen 8 uit den naeme der voors stede ende andere dorpen, hoe dat zij zijn 9 geresolveert de voors presentatie van Hilfersom te accepteren. 10 Waermede alle verhinderinge komt te cesseren. 'T welk &c. 11 Amsterdam, 22 12 Jan a 1633. {==394==} {>>pagina-aanduiding<<} 563 Aen den Ridder Huighens. Minuut. UBA II C 11.873. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. fo 2r v.e. ontvangen brief, afgeknipt en de rechterkant afgesleten; geen zichtbaar tekstverlies. 1 Mijn Heere,   2 Mij begint te dunken dat ick lang geleeft moet hebben. Nochte dat,² 3 om 't aenkloppen des ouderdooms, die tot hier toe (God dank) op³ 4 de herbergh van dit lichaem niet bewezen schijnt: maer om 5 d'overkoomst van onverwachte zinlijkheden. Ick waende wel eer,⁵ 6 nojt verleghen te vallen om eenigh lofschrift van vrienden, tot⁶ 7 blanketsel der maelen en vlekken daer de wangeboorten van mijnen 8 geest meê ter werelt koomen: ende had ze liever onvermomt, dan⁸ 9 voor mompers der menschen te laeten gaen. Kan echter niet ont- 10 kennen, de lekkernij, ujt de rijmen, gekaeuwt, die 't U.Ed. gestr.¹⁰ 11 heusheit eens geliefde mij, tot vereering van mijnen Henrik, t'hujs¹¹ 12 te zeinden. Ende is mij de smaek daeraf zulx aengezoet, dat ick¹² 13 jeghenwoordelijk watertande, nae diergelijken gerecht op zijn¹³ 14 Fransch: zoo 't U.Ed. gestr. niet ongeleghen quaem, zich tot het¹⁴ 15 toestellen van dien, te beleedighen. Een ongegiste voorval heeft het¹⁵ 16 zijne gedaen tot het verwekken van deze lust, vies, jae, doch eeni-¹⁶ 17 gher wijze, te verschoonen, in lujden, die zwanger gaen met zoo¹⁷ 18 lomp een' vrucht, als het schepsel mijner Historien. Nochte vergaet¹⁸ 19 zij mij, alhoewel ick den arbeidt op den hals heb, baerende lidt voor¹⁹ 20 lidt, ende nu in hoope van Uwer Ed. gestr. eerlang het bakhujs²⁰ 21 vanden beer oft eenigh ander gedeelte te toonen, om bij hulpe van²¹ 22 haer likken, tot wat lijdelijker maxel gebraght te werden. Daeren-²² 23 tussen is de Heer Brosterhujzen niet ujt de gedachten, ende hebbe²³ 24 noch onlanx verscheiden Heeren alhier zijne bequaemheit ten 25 hooghsten aengeprezen. Maer 't beraedt noopende den artsenijhof²⁵ 26 kan tot geen overslagh komen. 'T moet evenwel aen een' zijde, bij²⁶ 27 deze burgermeesters. Ende zoo veel is 'er af, dat ick mij sterk maek,²⁷ 28 indien de toeleg voort, niemandt voor zijn' E gaen zal: immers bij²⁸ 29 zoo verre, ijet, gelden moghen de geneghenheit en ijver verdient 30 bij zijne deughden; maer tot de welke boven al, 31 Mijn Heere, in haer verplicht is 32 Uwer Ed. gestr. 33 Overgewonnen dienaer,³³ 34 P C Hóóft. 34 17 Feb. 1633. {==395==} {>>pagina-aanduiding<<} In 1624 heeft Hooft een poging gedaan om door de Franse koning in de adelstand verheven en in de Orde van St. Michiel opgenomen te worden. Dit komt vanzelf ter sprake als in deze briefwisseling, in 1638, zijn tweede, geslaagde poging, voorkomt. Dat hij ook in 1633 voorbereidingen getroffen heeft voor het indienen van de aanvrage, is voor het eerst in het licht geplaatst door dr P. Tuynman in de Derde Afdeling van zijn proefschrift Bijdragen tot de P.C. Hooft-filologie (Amsterdam 1973). Hooft lijkt voor deze bijzondere gelegenheid van zijn beginsel af te wijken, geen lofdichten van anderen bij zijn werk te publiceren. Aan de hand van een in 1970 gevonden, separate druk (12 blz.) van drie lofdichten van Barlaeus (Latijn), en Huygens (Frans en Nederlands), geeft Tuynman een uiteenzetting van de bio-bibliografische lotgevallen van deze gedichten en hun plaatsing, met een Latijnse brief van Hugo de Groot ook met lof voor Henrik de Gróte, in de exemplaren van dat werk die naar Parijs gezonden werden. In 563 blijkt voor het eerst, dat Hooft weer met het plan voor een aanvraag te Parijs bezig is en dat hij erover denkt, op welke wijze hij zijn verdiensten voor het Franse koningshuis - Henrik de Gróte - onder de aandacht kan brengen van dat hof dat geen Nederlands verstaat. Afwijken van een beginsel mag dit niet heten. 2 Nochte dat: En dat niet (nochte kan in het 17de-eeuws ook na een positieve voorzin). 3 op...schijnt: niet schijnt gewezen te zijn op de herberg van dit lichaam (de herberg is het lichaam); ouderdoom gepersonifieerd; zijn aandacht is nog niet gevestigd op Hooft: deze is nog niet door hem aangetast (bewezen: wijzen op, vgl. WNT bewijzen 2420: verwijzen naar iemand om betaling te krijgen, vgl. ook Korenbloemen, 1672, II p. 380 Vertalingh, vs 4: ‘Bewijst ghy my daer op’ = Als ge mij daarop wijst). 5 d'overkoomst...zinlijkheden: het (mij) overvallen van plotselinge lusten, verlangens (omdat ik overvallen word enz.) (WNT overkomen (II) 1795; niet in voce overkomst); waende: meende. 6 verleghen...om: behoefte te hebben aan; eenigh: enig welk dan ook; tot...vlekken: om de moedervlekken en smetten te blanketten (WNT maal (IV) 21). 8 en ik liet ze liever onvermomd dan als bedriegers der mensen gaan (constr.: liever hebben + acc.c.inf. waarin onvermomt en voor...menschen pred. toev. zijn bij de ‘acc.’ se). 10 lekkernij...gekauwt: lekkere smaak, gekauwd uit de rijmen (die enz.). 11 eens: nl. in 1627, zie 258, waarbij hij hem twee (Nederlandse) lofdichten zond voor zijn Henrik de Grote; tot vereering van: ter ere van. 12 zulx aengezoet: zodanig in zoetheid toegenomen (WNT aanzoeten 524). 13 jeghenwoordelijk: nu; nae...Fransch: naar een dergelijk gerecht op zijn Frans. 14 zich...beleedighen: zich met het bereiden, daarvan bezig te houden. 15 ongegist: onvoorzien. 16 vies: vreemd, bizar; jae: ongetwijfeld, zeker, dat is zo; eenigher wijze (abs. genit.): op een of andere manier, enigszins. 17 verschoonen: verontschuldigen; zoo...vrucht: een zo grove vrucht, een zo groot kind (in r. 21 beer genoemd), waar mee dan bakhujs correspondeert. 18 het...Historien: het schepsel dat mijn Historien zijn (nabep. van identiteit); Nochte...mij: En zij (deze lust) vergaat mij niet, raak ik niet kwijt. 19 alhoewel...heb: ofschoon ik in barensweeën verkeer. 20 ende...toonen: en nu in de hoop u binnenkort de snuit van de beer of een of ander ander deel te tonen. 21 om...werden: om met hulp van uw likken tot wat dragelijker vorm gebracht te worden (met toespeling op het volksgeloof ‘dat de jonge beren hun fatsoen krijgen doordat de moeder ze gestadig likt’ (WNT ongelikt 1617). 22 Daerentussen: Inmiddels. 23 de gedachten: mijn gedachten. 25 artsenijhof: vgl. 504. 26 overslagh: beslissing (eigenlijk: het overslaan van de tong van een weegschaal naar de ene of de andere kant (WNT overslag 2014); aen...zijde: naar een kant (doorslaan); bij: tijdens de ambtsperiode van (deze bet. niet in WNT op bij) (vgl. 557 waarin Hooft meent dat de zaak-Brosterhuyzen moet wachten tot de nieuwe schepenen gekozen zijn, d.i. 2 febr. 1633. Dezen zijn er thans). 27 zoo...af: dit is zeker. 28 indien...zal: dat indien het plan voortgang heeft, niemand hem (Br.) voor zal gaan (voegw. dat weggelaten); immers...Hóóft: althans voorzover de sympathie en toewijding (voor hem), door zijn kwaliteiten verdiend (die hij door zijn kwaliteiten verdient), iets waard mogen zijn (enig gewicht in de schaal kunnen leggen), maar die bovenal aan u, mijn heer, verschuldigd is uw...P.C.Hooft. 33 overgewonnen...dienaer: (niet in WNT overwinnen 2230; misschien): dienaar die ge door uw voortreffelijkheid enz. gewonnen hebt, en dus: aan u onderworpen, onderdanige dienaar. {==397==} {>>pagina-aanduiding<<} 564 (P.C. Hooft aan C. Huygens.) Minuut. UBA II C 11.364. Afschr. KA CLXXIab 90. 1 Mijn Heere,   2 Voor eenighe daeghen heb ick Uwer Ed. gestr. gebieght zekere² 3 mijne slingerzucht nae eenighe Fransche rijmen op mijnen Henrik 4 de Groote. Ende verzekert mij haere heusheit genoegh, dat U.Ed.⁴ 5 gestr. deze windtlust niet ongeboet en zoude gelaeten hebben, zoo⁵ 6 't haerder bezigheit had moghen beuren, aen 't vernoeghen van⁶ 7 zoo ijdele zinlijkheden te peinzen. Haere eerste leedighe ujre noch-⁷ 8 tans dar ick mijzelven toeleggen, ende in korten tijdt het verwerf 9 mijner ontijdighe beede verbejden. Noch loopt mijn' stoutheit⁹ 10 hoogher, ende zondighende op de voorighe blijkken haerder goede¹⁰ 11 geneghenheit, komt haer hier nevens verghen 't overzien van 't lidt¹¹ 12 mijner Historie, dat het beleg van Haerlem vervaet. De lompe¹² 13 ongerijmtheden strijdende tegens alle reden van oorloghe, in andere 14 schrijvers gespeurt doen duchten, dat 'er mij misschien geen' min-¹⁴ 15 der ujt de penne gedropen zijn; ende wenschen om de zujvering¹⁵ 16 eenigher krijskundighe handt eer ick deeze klad in 't net doe stellen. 17 Indien 't mijnen Here Wijtz, dien ik achte, met de jeghenwoordighe¹⁷ 18 toerusting, ten halze toe in 't werk te steeken, niet te lastigh viel, te¹⁸ 19 met, een ujrken t' mijner onderrichting in deze, ujt te breeken, daer 20 en waer niemandt, van wien ick die, met grooter eerbiedenis, ont-²⁰ 21 finge. Indien niet; het en kan U.Ed. gestr. aen geen' anderen²¹ 22 mangelen, die, haer te gevalle, mij, door zulk eene moejte ver-²² 23 plichten zullen. In 't bezonder verlangt mij te leeren, oft de midde-²³ 24 len van beschaedighen, sedert dien tijdt, toegenomen hebben: want²⁴ 25 dat die van 't beschermen grootelijx gebetert zijn, is ook den leeken²⁵ 26 in dat stuk, kenlijk. Ende indien de aenvechting, dat pas, even vin-²⁶ 27 nigh, 't verdaedighen nerghens nae zoo veiligh geweest is, zoo²⁷ 28 zoude deeze beleghering, mij onder verbetering, wel de pijnlijkste²⁸ 29 dunken, die tot noch toe in Nederlandt is ujtgestaen. 'T welk de 30 waerom is, die mij daer aen zoo veel' woorden heeft doen te kost³⁰ 31 leggen. Voorts, alzoo ick geen dubbelt en heb van deze 2 stukken³¹ 32 zijnde het 12 ende 13e mijns arbejds, zal mij lief zijn vanden ontfank 33 derzelve verwittight te werden. De zaeken van den artzenijhof zijn³³ 34 noch in den ouwden staet, ende eer geschaepen te rugge, dan voor-³⁴ 35 waerts te gaen. Echter houd' ick oogh in 't zeil, ende zal geenen³⁵ 36 windt over geven, om den besteevenden hoek, voor den H. Bros-³⁶ 37 terhujzen, aen te doen. Ondertussen houde de godlijke zorghvul-³⁷ 38 digheit in schut en scherm U.Ed. gestr. samt Mê vrouwe haere {==398==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 gemaelinne, ende mijnen Heere Wijtz, aen alle de welke, nevens³⁹ 40 hartgrondtlijke groetenis zich in gunste gebiedt, 41 Mijn Heere, 41 U.Ed. gestr. 42 Onderdaene verplichte 43 dienaer 44 P C Hóóft. 43 Ujt Amsterdam, den 12en van 44 Lentemaent, 1633.   Hooft vraagt nog eens om de in 563 ter sprake gebrachte verzen op zijn Henrik de Gróte. - Hij stuurt de passage over het beleg van Haarlem uit de Nederlandsche Historiën, met het verzoek, die door een krijgskundige, bij voorkeur Jac. Wijtz, te laten controleren. - De benoeming van Brosterhuyzen te Amsterdam. 2 Voor...daeghen, vgl. 563; zekere...slingerzucht: zekere plotselinge begeerte van mij (WNT slingeren 1797, slingerbui = rukwind; 1803 slingervuur = bliksem; 1804 slingerwind = rukwind). 4 verzekert...genoegh: uw vriendelijkheid verzekert, waarborgt mij voldoende. 5 windtlust: ijdele begeerte (naar lof) (vgl. r. 7); ongeboet: onbevredigd, onvoldaan. 6 bezigheit: drukke werkzaamheden; beuren: ten deel vallen (indien uw drukke bezigheden u hadden toegelaten...); vernoeghen: tevreden stellen. 7 zinlijkheden: lusten (vgl. windtlust); Haere...toeleggen: Uw eerste ledige (vrije) uur durf ik nochtans mij toedenken (WNT toeleggen 539 reflexief: iets voor zich verwachten, zich iets toedenken of beloven). 9 ontijdighe: ongelegen komende, vgl.: 591, 592; Noch: nog (te verbinden met hoogher). 10 op...geneghenheit: op grond van, steunend op de vroegere blijken van uw goede gezindheid. 11 komt: komt zij (=mijn' stoutheit, samengetrokken) u hiernaast (bovendien) vragen; overzien: (critisch) nazien; lidt: deel. 12 vervaet: vervat, behelst; De...oorloghe: De grove dwaasheden (onjuistheden) in strijd met (strijdig met) alle regels der krijgskunde, alle strategie. 14 minder: kleinere. 15 ende wenschen: en doen mij verlangen naar; de...handt: de correctie door iemand die de krijgskunde verstaat (letterl.: een of andere krijgskundige hand, de hand van een of andere krijgskundige). 17 dien...steeken: die, denk ik, met de huidige toerusting (van het leger) tot de oren toe in het werk steekt (constr.: achte plus acc. (dien) c. inf.; dien proleptisch). 18 te met: af en toe. 20 die: nl. die onderrichting. 21 Indien...niet: Indien 't hem niet te lastig zou vallen (dus: wel lastig zou vallen); het...mange eln: (dan) kan het u niet aan ander ontbreken. 22 haer te gevalle: om u te believen. 23 de...beschaedighen: de offensieve middelen. 24 toegenomen hebben: groter geworden zijn. 25 die...beschermen: de defensieve middelen. 26 in...stuk: op dat gebied; dat pas: toen, in die tijd; vinnigh: hevig; aenvechting: aanval. 27 nerghens nae: lang niet. 28 pijnlijkste: smartelijkste, vreselijkste. 30 waerom: reden. 31 dubbelt: afschrift. 33 den artsenijhof: zie de voorgaande brieven van Hooft aan Huygens. 34 geschaepen...gaen: meer geschikt om achteruit dan vooruit te gaan. 35 Echter: Toch. 36 over geven: laten gaan, verzuimen; den...hoek: de hoek (het punt) waar wij op af stevenen (het doel) te bereiken. 37 zorghvuldigheit: zorg, zorgzaamheid. 39 aen...Hóóft: in wier aller gunst zich, met hartelijke groet, aanbeveelt uw enz. {==399==} {>>pagina-aanduiding<<} 565 (C. Huygens aan P.C. Hooft.) Origineel. KA CLXXIac 60. 1 Mijn Heer;   2 U.E. waeght te veel kostelickheits, voor de hope van soo kleinen,² 3 winst. Het pack is rampeloos overgekomen: maer wie sald'er de³ 4 hand aen steken? en, van died'er sich aen vergrijpen sullen, wie⁴ 5 sald'er niet meer uijt, als in gebracht hebben? Sulcke gissingh⁵ 6 maeck ick wel uijt mijn' eighen macht; maer derve voorseggen,⁶ 7 dat de meeste wereld op mijne leest sal schoeijen. De Heer Wijts sal⁷ 8 voorgaen. na mij, verstae ick; die dit voorgerecht nider haest, en⁸ 9 bijsonder will opslocken, gelijckmen de oesters in Engeland doet, 10 voor een' groote maeltijd. Maer hoe ontijdigh komt mij sulcken¹⁰ 11 Duijtsch, dien Fransch geverght werdt! Wat sal mij naer Vranck-¹¹ 12 rijck voeren, om met dat lichte volck te snappen, dewijlmen't inden¹² 13 Haghe soo hoort donderen? Nochtans maeck ick staet te gehoor-¹³ 14 samen, soo 't schieten will; 'twelck t'mijnent over ongewisse schijven¹⁴ 15 gaet; behalven de besigheit, die U.E. te rechte mijn' onbetaelde¹⁵ 16 schuld te last leght. Ende, ten schoonsten, Mijn Heer, wat spel isser¹⁶ 17 te wachten uijt soo veel geruchts, daeronder ick mijn selven schaers 18 hoore? Aen M. Brosterhuijsen bidd ick U.E. alleen t'sijner tijd te¹⁸ 19 gedencken, aen mij altoos, als,¹⁹ 20 Mijn Heer, aen 21 U.E. 22 ootmoedighe dienr 23 C Huijgens. 22 Inden Hage, 14. 23 Mart. 1633.   Antwoord op 564. 2 U.E....kostelickheits: U waagt teveel kostbaarheid (nl. door overzending van de twee stukken der Historien waarvan geen afschrift is; voor: gemeten aan, vergeleken met. 3 wie...steken: wie zal het aanvatten, zich eraan wagen. 4 die...sullen: degenen die het zullen durven aanpakken (eigenlijk: zich eraan zullen vergrijpen, in die zin dat ze de euvele moed hebben eraan te komen); wie...gebracht: wie zal er niet meer uit gehaald hebben dan erin gebracht (wie zal er niet meer van geprofiteerd hebben dan eraan verbeterd). 5 Sulcke...macht: Zulke conclusie trek ik wel uit mijn eigen (zwakke) vermogen. 6 derve...voorseggen: ik durf voorspellen. 7 de...schoeijen: de meeste mensen op mij zullen lijken (net als ik zullen zijn). 8 na mij: (maar) na mij (ik kom eerst!); die (antec. mij); voorgerecht: voorproefje, nl. van het hoofdgerecht der Nederlandsche Historiën; in...bijsonder: snel en in mijn eentje (particulier, persoonlijk). 10 ontijdigh: ongelegen, slecht van pas. 11 Duijtsch: Nederlands; dien...werdt: van wien Frans gevraagd wordt (nl. een Frans lofdicht op Henrik de Gróte). 12 met...snappen: in de trant van dat lichthartige volk te babbelen; dewijl...donderen (nl. bij de lezing van Hooft's Beleg van Haarlem). 13 maeck...staet: ben ik van plan, stel ik mij voor (WNT staat + om te + inf. 260: rekenen, meenen, zich voorstellen); soo...wil: als het (maar) vlotten wil (WNT schieten 582). 14 schijven: in het beeld van het glijden van een touw over katrollen (WNT schijf 606: draaiend deel van een katrol, waarover een touw loopt); 'twelck...gaet: wat bij mij van factoren afhangt die ik niet in de hand heb. 15 behalven: nog afgezien van; die...leght: waaraan u terecht mijn onbetaalde schuld toeschrijft. 16 ten schoonsten: in het gunstigste geval, op z'n mooist genomen; wat...hoore: welk ‘spel’ is er te verwachten uit zoveel lawaai waaronder ik mijzelf nauwelijks hoor (spel misschien hier = muziek). 18 alleen...tijdt: alleen op zijn tijd, als het voor hém nodig is. 19 aen...altoos: aan mij, vraag ik u, altoos te denken als uw enz. (als...C.H.: pred. toev. bij mij). {==401==} {>>pagina-aanduiding<<} 566 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, hujsvrouwe van sr Allart Crombalgh, in de Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. UBA II C 13.240. Hs. Wapenstempel in ouwel. Loont.   1 Mê Joffre   2 Zoo UE zangerigheit niet over haeren honger gevast, oft zich met² 3 ijdel neurïen verzaedight heeft, ziet hier het deuntjen gebaert met³ 4 een' onverwachte rijmvlaegh mijnen geest overgekomen. Hij heeft⁴ 5 deze vrucht ontfangen ujt de lesse van de vlucht des prinssen van⁵ 6 Condé, ende sedert daer meê swanger gegaen, nocht ander vroe- 7 moeder gehadt, dan de versse lust tot veirssen onlanx aen UE ge-⁷ 8 speurt: ende zonder die, dit kindt waer een koek gebleven. Dan⁸ 9 waer 't noch goedt genoegh geweest, zal UE zeggen, voor die 10 platte Amsterdammers, dien dat hun liefste kost is. Maer oft dit¹⁰ 11 gebak nu zoo wel gerezen zal zijn, als het die hooghvliegende ver-¹¹ 12 nuften van de Alkmaersche lucht begeeren, waer onder UE zich 13 met eere magh rekenen, daer slae ick niet weenigh twijfels aen. 14 'T zij zoo 't is, ick dar het UE vertrouwen, om haer' geliefte daer¹⁴ 15 mede te doen, ende 't zelve in 't licht te laeten koomen oft in duister¹⁵ 16 te houden: alhoewel mij liefst waer dat het maer onder de vrienden 17 en bleeve, die verstandt hebben van gunstblanketsel op zijn' vlekken¹⁷ 18 te leggen. Altoos ziet UE 't goedt hart, dat beslommert met werk¹⁸ 19 van heel anderen aert heeft willen ujtbreken, om te bewijzen, dat 20 zijn meester nemmermeer anders zijn kan, dan 21 Mê Joffre 22 U E 23 Verplichte dienaer 24 P C Hóóft. 23 Ujt Amsterdam, 21 24 Maert, 1633.   Hooft zendt de eindelijk voltooide Klaght van koning Henrik de Groote en bedankt Tesselschade voor haar aansporing waardoor hij het gedicht geschreven heeft. 2 zangerigheit: zanglust; over haeren honger gevast: gevast tot het hongergevoel verdwenen was (WNT vasten (I) 732 2 deze plaats, zonder verklaring). 3 ijdel: ledig, zonder woorden; het deuntjen: de Klaght, vgl. 551, 555. 4 Hij: mijn geest. 5 zie comm. bij 551; lesse: omdat hij 't uit het Frans vertaald had? 7 vgl. 555 r. 24-25: het sonnet voor Reael. 8 koek was de benaming voor ziekelijke zwellingen van verschillende aard in de buik (WNT koek 4902 9). Daar Hooft zijn gedicht al een vrucht genoemd heeft enz. (r. 5-8) is de beeldspraak duidelijk. Deze wordt vastgehouden, ook door T. in 567, alsof er een koek uit de bakkersoven bedoeld was. 10 platte Amsterdammers: eenvoudige, gewone A. (WNT. plat (III) V 1 b). 11 die...lucht: voor zover bekend waren de hoogvliegende geesten die in Alkmaar tot Tesselschade's kring behoorden haar zuster Anna, die een huis, misschien een winterwoning, in Alkmaar had, Fr. Duarte en Dr. Joan Pauw, huisarts (vgl. Bijlage 636). Hij was een zoon van de Leidse hoogleraar in de botanie en anatomie Pieter Pauw en Marie, dochter van Jan van Hout. 14 dar: durf; UE...doen: u toevertrouwen om ermee te doen wat ge wilt. 15 't zelve...koomen: dit moet een vorm van publicatie betekenen (vgl. r. 17) maar welke? Het is niet bekend dat Tesselschade b.v. een liedboekje aan 't bijeenbrengen was. 17 gunstblanketsel...leggen: de vlekken te verbergen onder het blanketsel van hun genegenheid. 18 Altoos: Maar in elk geval toch; 't goedt hart: het goedwillende gemoed (van Hooft). {==403==} {>>pagina-aanduiding<<} 567 Aen mijn Heer de Heere Hooft Drossaert tot Muyden Tot Amsterdam op de Keysers graft overde groenlantsen packhuysen naest de Valckenier Origineel. KA CLXXIac 2. T. de derde en vierde letter van ‘konincklijcke’ staen op de keerzijde van het bij het openen uitgescheurde lakzegel. De twee versregels zijn gecalligrafeerd. In r. 4-16 zijn dertien gecalligrafeerde kapitalen door gewone letters vervangen, waarvan negen vooraan de regels 3-11. Dat. de brief is het antwoord op Hooft's brief van 21 maart 1633. prt   1 Mijn Heer ........   2 Door zulcke kost graegh gemaeckt (die nimmermeer te laet en² 3 kompt soo lang men leeft) vind ick mij heel geneegen tot dier- 4 gelijck beslagh toe te stellen, wist ick raet tot soo heevigen gist als⁴ 5 d'uwen daer ghij noch over klaght. 6 Ten is wis geen Amsterdammer kost maer wel kasteel-spijs, en 7 alleen der konincklijcke maegen bequaem om te verteeren, ick sal⁷ 8 soo ruym schotelt niet weesen en settent alle man voor Dies hoeft⁸ 9 ue geen vrees te hebben dat daer imant onbekent hem aen⁹ 10 veraessen sal. bedanck ue voor de moeijten (sal het mondelinx 11 prijsen) ock ben ick dapper gemoet dat mijn stouticheijt bij ue soo¹¹ 12 wel genoemen is dat se ficktorij behaelt heeft. en onder dese¹² 13 triomph blijven wij ue dienstverbonden vrinden 14 Tesselscha Roemers en 15 Allert Crombalgh. 16 me vrouw Heleonora en Jonckvrouw susanna moeten zeer gegroet 17 zijn van onsent tweege soo ock van Juffrouw Pauwen (die nu in de¹⁷ 18 kraem leyd van een jonge soon) als van ons neeven Sammers alle¹⁸ 19 drie. Dees hebben mij hiermede belast, wanneer ick schreeff.   20 Indien 'T Prinsessen Oor alst mijne waer Geweest,²⁰ 21 De koninck 't Leeven, sij haer Trouw, en Ghij besat mijn Geest.   Antwoord op 566 2 graegh: gretig, hongerig; die, nl. die kost, dus het vers. 4 beslag toestellen: beslag maken (zich tot dichten zetten); gist: de dichterlijke kracht die het beslag doet rijzen. 7 der...verteeren: en alleen voor koninklijke magen geschikt om te verteren. 8 rujm schotelt: gastvrij, royaal. 9 imant onbekent: een onbekend persoon; zich verazen: te gretig eten (hier fig.) (WNT verazen 185). 11 prijsen: dit doet zij dus niet in deze brief; dapper gemoet: lustig, opgewekt gestemd; dat...heeft: T. heeft zich verstout, Hooft tot de vertaling aan te zetten. 12 genoemen, genomen: opgevat. 17 Juffrouw Pauwen, vgl. 566. 18 Harmen Thomasz. Sammer, begr. Alkmaar (Gr. K.) 26 sept. 1620, liet een weduwe na, dochters, en 4 zoons: Thomas, Allert, Mr. Cornelis (begr. 10 dec. 1652) en Mr. Jacob. Daar Cornelis al op 7 sept. 1605 testeerde, kan hij de 432 genoemde ‘oude heer Sammer’ wel zijn, maar wie van de vier de telkens genoemde ‘neef Sammer’ is, valt niet te zeggen. Worp (Onw. Vr. 86 n. 2) noemt alleen Thomas, Jacob en Allert. Van de laatste zegt Belonje dat hij een van de erfgenamen van Allert Jansz. Crombalch was. (Mr. J. Belonje, toelichting op de door Bloys van Treslong Prins verzamelde grafschriften in Noord-Holland: Genealogische en Heraldische Gedenkwaardigheden in de kerken van Noord-Holland I. Utrecht 1928 37 sub 68). 20 Deze versregels van T. slaan blijkbaar op de Klaght. {==405==} {>>pagina-aanduiding<<} 568 Aen d'Ed.Mo. HH. vande Rek.e Minuut. UBA II C 11.365. 1 Ede &c.   2 Bij dezen heb ick aen U Ed.Mo. gehadt te richten de beraeminge² 3 der reparatie kosten nootlijk te doen aen 't Casteel der Graeflijkheit³ 4 tot Mujden, in dezen loopenden jaere, met eerbiedigh verzoek, dat 5 U.Ed.Mo. gelieve gedient te zijn, door gecommitteerden oft⁵ 6 anderszins, metten eersten ordre te stellen, dat dezelve moghe ge-⁶ 7 vordert werden. Waer toe mij verlaetende, bidde God den al- 8 moghenden, 9 Ede &c. U Ed.Mo. in gelukzaelighe regeringe altijds te bewaeren, 10 ende in haere goede gratie, 11 Uwer Ed.Mo. 12 Onderdaenen diensten 13 P C Hóóft. 12 Ujt Amsterdam, den 7en Apr. 13 1633.   Onderhoud van het Muiderslot. 2 ick heb gehadt: Memor. 10. 3 nootlijk...doen: noodzakelijk te doen, die nodig gemaakt moeten worden (bijv. bijzin bij reparatie; het woord kosten wordt door de strakke samentrekking genegeerd.) 5 gecommitteerden: personen met een opdracht ter zake. 6 anderszins, nl. door Hooft te machtigen (een teer punt!); ordre stellen: maatregelen nemen; dezelve: de reparatie; gevordert: (snel) ter hand genomen, doorgezet, gerealiseerd. {==406==} {>>pagina-aanduiding<<} 569 Aenden Griffier van de Reke Loujs van Kinschot. Minuut. UBA II C 11.366. 1 Erntfeste &c.   2 Door de vruntlijke aanbiedinge van UE bevestight met de daetlijke² 3 behulpzaemheit mij bewezen bij 't overzeinden der ordonnantie³ 4 op de reparatiekosten inden voorleden jaere aen 't huis te Mujden 5 gedaen, heb ick mij verstout hiernevens aen UE te richten, mijn⁵ 6 verzoek op d'Ed. Mo. HH. van de Reke om nieuwe ordre noopen-⁶ 7 de de nootlijke reparatie in dezen jeghenwoordighen jaere te doen. 8 Indien 't UE gelieft mij zoo verre te verplichten, als van d'inge-⁸ 9 sloote missive, nevens mijne hartlijke groete ende gebiedenisse aen⁹ 10 den Heere Rekenmr Mierop oft Basius te behandighen, ende door¹⁰ 11 hunne Ed. daer op bescheidt te vorderen, 't zal een' gunste zijn, die¹¹ 12 in alle geleghenheden met behoorlijke dankbaerheit erkennen wil,¹² 13 Erntfeste &c, 14 U.E. 15 Gansdienstwillighe 16 P C Hóóft. 15 Ujt Amsterdam, 16 7 Apr. 1633.   Hooft bedankt de griffier van de Rekenkamer voor het sturen van de order tot uitbetaling van zijn voorschotten (1632) voor het onderhoud van het slot, en dient meteen een verzoek in betreffende het onderhoud in het lopende jaar. 2 daetlijke: daadwerkelijke. 3 ordonnantie: bevel tot uitbetaling aan de rentmeester. Hooft moest dikwijls grote bedragen o.a. voor het onderhoud van het slot, voorschieten. 5 heb verstout: Memor. 10; hiernevens: ingesloten (stellig de begroting). 6 op: aan; ordre, vgl. ordonnantie. 8 zoo verre, als van (+ te + inf.): zo zeer dat zij (+ verb. fin.). 9 missive: 568. 10 de beide leden van de Rekenkamer met wie H. het meest bevriend was. 11 bescheidt vorderen: bevorderen dat er antwoord komt. 12 behoorlijk: zoals het hoort. {==407==} {>>pagina-aanduiding<<} 570 Aen den Fiscael Heere Niclaes van Kinschot. Minuut. UBA II C 11.366. 1 Ede &c.   2 Uwer Ed. zal, mijn achtens, wel voorgekoomen zijn, hoe 't geene² 3 bij Jan Staghouwer geplant oft gebouwt was op den grondt der³ 4 Graeflijkheit bij d'Ed. Mo. HH. van de Reke aen hem tot Blarikom 5 ujtgegeven, door onbekende lujden op eenen nacht, om verre ge-⁵ 6 smeten en ujtgerojt is. Nu heb ick, nae dat het zelfste eenen rujmen⁶ 7 tijdt geleden was, kennisse bekoomen, ende entlijk 't bewijs hier⁷ 8 nevens gaende, hoe Cornelis Wouterszoon, eertijds bujrmeester tot 9 Blarikom zich vervordert heeft anderen tot het bestaen der voors⁹ 10 violentie te instigeren. Mij was ook hoope gegeven van eenighe¹⁰ 11 naeder opening t'zijner beswaernisse, waer nae ick dus lange getoeft¹¹ 12 heb, maer niet wijders venooomen. Dewijl nu dit zijn exces noch¹² 13 voorder ziet dan het gaet, als ook bij consequentie, ende om 's exem-¹³ 14 pels wille, de geoctroyeerden in 's Graevenlandt raekende, zoo 15 wederhoudt mij 't verlank der zaeke, van ijets daer in te doen, 16 bujten rijpe deliberatie ende speciael advis van U.Ed. Want zoo ick¹⁶ 17 hem tot Naerden doe indaeghen, daer en is mijns bedunkens niet 18 dan een' slappe animadversie te gemoet te zien, met licht slaen van¹⁸ 19 woorden in dronken gelaeghe gesproken; nochte zal hij bij scherp 20 examen oft dreighement van dien, geperst worden tot detectie der 21 geenen die 't faict geperpetreert hebben, ende hem naer alle appa-²¹ 22 rentie niet onbekent moeten zijn. Waer over misschien wel zoo 23 raedtzaem waere, hem daer toe t'induceren met het beneficie der²³ 24 impunitejt ende premie van 300 gl bij 't plakkaet van den 2en dezer 25 de geenen belooft, die hunne complicen aen 't geweldt laest in²⁵ 26 's Graevenlandt gepleeght, zullen koomen te melden. Ende indien 27 't U Ed. goedt dunkt dat men dezen wegh ingae, zal ick mij, mits 28 behoorlijk geauthorizeert zijnde, gaerne employeren, om 't oor²⁸ 29 baerlijxt in der zaeke te doen: 't en waer UEd. beter vonde, zich²⁹ 30 zelve daer toe te beleedighen. Maer in allen gevalle diende men 31 zeker te gaen, dat de voors perpetranten geconvinceert zijnde, zoo³¹ 32 niet tot Naerden, ten minsten te hove, exemplaerlijk gestraft zou-³² 33 den worden. 'T welk, samt het geene wijders in consideratie komt,³³ 34 UEd. al te veel beter zal konnen afmeeten, ende gelieven mij te 35 berichten van den besten voet in dezen te houden; excuserende met³⁵ 36 het gewight der materie, deze mijne importunitejt in 't interrum-³⁶ 37 peren van haere penible affairen. Ende mij daer toe verlaetende,³⁷ 38 bid ik god den almaghtighen, haer ende alle die haer lief zijn, in {==408==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 schut en scherm, ende in haere goede gratie altijdt te bewaeren, 40 Ed. &c. 41 Uwer Ed. 42 Verplichten dienstwillighsten 43 P C Hóóft. 42 Ujt Amsterdam, 43 8 Apr. 1633.   Aanplantingen van Jan Staghouwer, die een concessie onder Blaricum heeft voor ontginning, zijn vernield. Hooft doet voorstellen omtrent de te nemen maatregelen en te volgen procedure. 2 mijns achtens: naar ik aanneem; voorgekoomen: ter ore gekomen. 3 Johan Staghouwer, ontginner te Blaricum, ald. overleden 1655, sedert 1640 Hr van Schiermonnikoog, dat zijn nazaten meer dan 200 jaar bestuurd hebben. 5 ujtgegeven: Staghouwer had een concessie om te ontginnen. 6 ujtgerojt: uit de grond getrokken; het zelfste: hetzelve, het (feit). 7 't bewijs (bekoomen). 9 het bestaan: het begaan, het durven doen. 10 instigeren: aanzetten. 11 naeder...beswaernisse: nadere medeling van hem bezwarende feiten. 12 maer...vernoomen: deze woorden kunnen niet afhangen van waer nae: te strakke samentrekking; dit...gaet: deze buitensporigheid van hem nog meer consequenties heeft dan het feit zelf. 13 als ook om 's exempels wille: vanwege het voorbeeld betreffende de geoctrooieerden, d.w.z. de ontginners, in 's-Graveland, dat hier gegeven wordt. 16 bujten rijpe...UEd.: zonder rijp overleg en speciaal advies van u. 18 animadversie: waarschuwing; licht slaen: gering achten. 21 detectie: aan 't licht brengen; naer alle apparentie: naar alle waarschijnlijkheid. 23 t' induceren...impuniteit: te brengen door de begunstiging van straffeloosheid. 25 complicen: medeplichtigen; 't geweldt: de gewelddadigheid. 28 behoorlijk geauthorizeert: formeel gemachtigd; mij emploijeren: mij inzetten. 29 zich zelve daer toe te beleedighen: zich er zelf mee bezig te houden, het zelf te doen. 31 zeker gaen: er zeker van zijn; geconvinceert: van schuld overtuigd. 32 exemplaerlijk: voorbeeldig. 33 samt...komt: met hetgeen verder overwogen dient te worden. 35 den besten...houden: de beste weg, in deze zaak te kiezen. 36 deze...affairen: dat ik u lastig val door uw zeer moeizame bezigheden te onderbreken. 37 Ende...verlaetende: En daarop vertrouwende. {==409==} {>>pagina-aanduiding<<} 571 Aen Carel Janssins Minuut UBA II C 11.368. 1 Monsr Janssins   2 De papieren daer UL van schrijft zijn immers gerecouvreert t' on-² 3 zen behoeve, ende wij berejdt de kosten daeromme gedaen, te 4 refunderen in alle redelijkheit zoo haest wij daer af UE declaratie⁴ 5 zien zullen. Indien 't UE niet en gelieft voorder nae 't octroij te⁵ 6 vereissen, patientie: indien jae, mijne memorie is tot instructie van⁶ 7 dien, ende onslujden genoegh, dat UE die volghe. Waeraen⁷ 8 vrundschap geschieden zal 9 UE dienstwen 10 P C Hóóft. 10 ujt Amsterdam, 18 Apr. 1633.   Instructie omtrent voortzetting van het zoeken naar een octrooi, waarschijnlijk het aan Susanna van Surck verleende (1615) omtrent de hoeve van Kontich (vgl. 500, 507). 2 immers: in elk geval. 4 refunderen: terugbetalen; zoo haest: zodra. 5 voorder te vereissen: verder te zoeken. 6 patientie: dan berusten wij daarin; jae: wel; mijne memorie...volghe: dan volstaat mijn geheugen omtrent uw opdracht en zijn wij ermee tevreden dat u die volgt. 7 Waeraen enz.: Door die te volgen zult u aan Uwer Edelheits dienstwilligen P.C.H. vriendschap bewijzen. {==410==} {>>pagina-aanduiding<<} 572 (C. Huygens aan P.C. Hooft.) Origineel. UBL. Pap. 2. 1 Mijn Heer;   2 Hier neffens keert tot U.E. het stael van die deftighe Historie, daer² 3 van ijder een het heele stuck met ongedult verwacht, die dus wei-³ 4 nigh vanden smaeck voor uijt heeft. Den draed van tverhael oor-⁴ 5 deelen wij gesamentlick suijver, helder, en, in een woord, door-⁵ 6 luchtigh. het onderzoeck der waerheid scherp, ende de woorden 7 soo krachtich als in Henrick, maer (U.E. vergheve de wreedheid 8 van dese) min wreed. In dit verlangen vande wereld gheve ick⁸ 9 U.E. te bedencken oft niet raedsaem en ware ettelicke stucken voor⁹ 10 uijt te laten draven, die 't veld ondeckten, ende U.E. kondschapp¹⁰ 11 doen mochten van wijsheit en viesheit, die hedensdaeghs soo veel¹¹ 12 in swang gaet. Dus veel segg ick in procinctu, ende uijt een draeijen-¹² 13 de hooft van de leste besigheden voor 't vertreck. Daer leijt ijets¹³ 14 oud franschs begonnen op Henrick de groote. Maer is mij niet¹⁴ 15 mogelick te voltoijen in dit geraes. D' eerste ledighe uren zijnder¹⁵ 16 toe verdoemt, gelijck alle de mogelickheit mijner diensten om 17 U.E. te bethoonen dat ick meen te sterven 18 Mijn Heer: 19 U.E. ootmoedighe Dienr 20 CHuijgens. 19 Inden Haghe den 20 26en Apr: 1633   Huygens stuurt het gedeelte van de Nederlandsche Historiën terug; hij noemt de woorden ‘minder wreed’ dan die van Henrik de Gróte. - Aan een Frans lofdicht daarop is hij begonnen. 2 Hier neffens: Hierbij; het stael: het staaltje, proefje (tegenover het heele stuck), vgl. 565; deftighe: degelijke, voortreffelijke, uitstekende (WNT deftig 2354). 3 verwacht: wacht op; die...heeft: die zo weinig (als in die twee stukken geboden wordt) van de smaak ervan reeds genoten heeft (al te pakken heeft). 4 oordeelen: achten. 5 gesamentlick: zowel...als; doorluchtigh: subliem. 8 dese: nl. woorden (die ik nu ga zeggen); min wreed: minder hard, stroef (woordspel wreedheid = hardheid (van het oordeel), wreed (van de woorden); In...wereld: Terwijl de wereld dit verlangen heeft (naar de verschijning van het geheel der Historiën); gheve...bedencken: geef ik u in overweging. 9 ettelicke: een aantal. 10 ondeckten: zouden verkennen (militair beeld van ruiterpatrouille enz.); kondschap...mochten: zouden kunnen inlichten. 11 wijsheit en viesheit: (enerzijds) verstandigheid (verstandig oordeel) en (anderzijds) overdreven kieskeurigheid (WNT viesheid 464: nauwnemendheid, al te grote nauwgezetheid of wel gemaaktheid, affectatie, ook in de smaak; dit citaat; we hebben hier te maken met twee woorden, slechts verschillend door de oppositie w, v en die van ongediftongeerde ij en ie. Huygens speelt met de in klank sterk op elkaar lijkende woorden). 12 in...gaet: in de mode is, voorkomt, optreedt; Dus...procinctu: Het voorgaande zeg ik ‘met mijn reisgewaad al aan’ (terwijl ik klaar sta om naar het leger te vertrekken); uijt...hoofd: vanuit (met) een hoofd dat ‘tolt’ van, een hoofd duizelig van. 13 't vertreck: In het laatst van april trok Huygens met de Prins te velde (Br. I, XLIX). 13 juli keerde hij ziek in Den Haag terug; Daer...begonnen: Er ligt iets Frans' waaraan ik een tijd geleden begonnen ben (zie W.II, 250-251: Entamé pour le Henry le grand de Hooft 1633, vgl. 562). 14 Maer...geraes: Maar het is mij niet mogelijk het te voltooien in deze drukte (dit rumoer) (Huygens trekt het onderw. van de eerste hoofdzin ijets...franschs, samen als object van voltoijen in de tweede; waarbij hij na maer niet inverteert (vgl. hierover L. Koelmans, Zeventiende-eeuws en modern Nederlands: overeenstemming en verschil, N. Tg. 68, p. 127): maer is mij niet mogelick het te voltoijen in dit geraas (het...geraes subject). 15 zijnder...Huijgens: zijn ertoe veroordeeld(ervoor bestemd), evenals iedere mogelijkheid van mijn diensten (alle diensten die ik u zou kunnen bewijzen), om u te tonen, mijn Heer, dat ik van plan ben te sterven als uw enz. (U.E....Huijgens pred. toev. bij ick, zonder het voegw. als). {==412==} {>>pagina-aanduiding<<} 573 A Monsieur Monsieur de Reigersberge Conseiller en la cour souveraine de la Justice d'Hollande &c, Minuut. UBA II C 11.369. Afschr. UBL Pap. 13. 1 Monsr   2 Encores que ce n'est en affaict, qu'un passage de [de] la presente a 3 une vie meilleure, qu'a fait feu Monsr vostre frere, si ma' il esté 4 force neantmoins de condouloir a la perte qu'á faict la republique 5 au deces d'un personnage doué de tant de parthies tresrares, et 6 specialement d'un si bon patriotte: oultre que l'amitié dont il vous 7 á pleu m'honnorer m'oblige a compatir a tous vos interests. Et 8 m'esvertueroijs volontiers de contribuer aucunement a vostre con- 9 solation en une douleur si sensible, si le peu de sufficence dont je me 10 trouve pourveu, et encores d'advantage la prudence et grandeur de 11 vostre courage, ne me le desconseillassent. C'est donc a autre fin, 12 et toutesfois non trop esloignée de mesme intention (puis que les 13 occupations assopissent en grand'part les pensées penibles) que 14 s'achemine devers vous la presente: et pour vous supplier bien 15 humblement de tenir la main al l'exspedition du proces, que moij 16 et presque tous les miens, soustenons, il á long temps, contre les 17 heretiers de Diepholt, et qui semble dependre totalement de la 18 survivance du Sr Rogers, agé de quatre vintz ans, comm'il vous 19 pourrá remonstrer. Et semble partije n'avoir autre but, que de filer 20 l'affaire, jusques a ce, que la mort luij ait tronqué le fil d'une vie 21 tant avancée. A quoij vous plaise avoir tel esgard, comme porte 22 l'equité vostre naturelle, et merite de la cause. Ce que ne pouvant 23 mettre en doubte, n'ij adjousteraij rien de plus pour cest'heure si 24 non les ardentes recommandations a vos bonnes graces, 25 Monsr de 26 Vostre plus humble et affectionné serviteur 27 P C Hóóft. 27 D'Amsterdam, sur 28 mon depart pour Mujden, 29 et a haste, ce 19e Maj. 30 1633. {==413==} {>>pagina-aanduiding<<} vertaling   Aan Mijnheer Mijnheer van Reigersberge Raadsheer in de Hoge Raad van Holland &c.   Mijnheer,   Ofschoon de overgang van wijlen Mijnheer uw broer in feite slechts die van dit leven naar een beter is, toch ben ik genoodzaakt deel te nemen in het verlies dat de Republiek geleden heeft door het overlijden van iemand met zo zeldzame gaven, en vooral van zo'n goed vaderlander, terwijl bovendien de vriendschap waarmee het u behaagd heeft mij te vereren mij verplicht, mee te voelen niet alles wat u aangaat. En ik zou mij graag inspannen om op enigerlei wijze bij te dragen aan uw vertroosting met een zo gevoelige smart, als de geringe begaafdheid waarover ik nu eenmaal beschik en meer nog de wijsheid en grootheid van uw moed, mij dat niet ontrieden. Daarom richt deze brief zich tot u met een andere bedoeling, hoewel niet al te ver verwijderd van de genoemde (omdat bezigheid de pijnlijke gedachten in hoge mate tot zwijgen brengt), namelijk om u nederig te verzoeken de gang van het proces te bevorderen dat ik en bijna al de mijnen, al lang, voeren tegen de erfgenamen van Diepholt, en dat helemaal schijnt af te hangen van het overleven van de heer Rogers, oud 80 jaar, zoals hij u zal kunnen aantonen. De tegenpartij schijnt geen ander doel te hebben dan de zaak slepende te houden, totdat de dood de draad van zijn reeds zo ver voortgeschreden leven verbreekt. Het moge u behagen hiermede zodanige rekening te houden, als uw aangeboren rechtvaardigheid en het belang van de zaak meebrengen. Daar ik hieraan niet kan twijfelen, zal ik voor 't ogenblik hieraan slechts de vurige aanbeveling in uw goede gratie toevoegen, Mijnheer, van uw nederigste en toegedane dienaar Amsterdam, op het punt staande naar Muiden te vertrekken, en in haast, 19 mei 1633 {==414==} {>>pagina-aanduiding<<} 574 Nobilisso Amplissoque Domino, Domino G. Staakmans Foederati Belgij Senatori. Hagam. Minuut. UBA II C 11.871, eerder ontwerp ald. 245, verschillen in interpunctie. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 S.P.¹   2 Quanvis, Domine, solenne sit scripturientium vulgo, cui meritò 3 Belgici annumeramur, quibuscunque tandem ineptijs suis plaudere, 4 vix tamen meis id ponderis tribueram, ut vel levem, ni laevam, sui 5 memoriam, in animo consultissimi viri, relicturae fuerint. Tibi 6 nihilominus visum, eas non solum maximè favorabili recordatione 7 dignari, verum et quaesitissimis praeconijs decorare. Quae quidem 8 nec prorsus mihi arrogare sustineo, nec repudiare praefractè. Etenim 9 candor ille, et ingenuitas ex habitu morum scriptionisque tuae 10 emicans irridentis speciem expavescere me vetant. Huc itaque, 11 quatenus conscientia tenuitatis meae permiserit, inclinem, ut tanta 12 de lucubrationibus meis judicia tua, nonnullo veritatis fundamento 13 innixa, at plurimum ab humanitate insigni tua ac liberali profecta, 14 et immensum exaggerata, mihi persuadere queam. Caeterum tam 15 pronus in me affectus tuus quin validè me, gaudioque ingenti 16 affecerit, non iverim inficias. Atque utinam mihi puro illo putoque 17 frui fuisset! Sed hoc porrò mortalibus negatum; queîs econtrà 18 fatale videtur, confestim ut medio de fonte leporum 20 Surgat amari aliquid, quod in ipsis floribus angat.²⁰ 21 Quippe post inspectum, mihi, ex authoribus praesuavium literarum 22 asseclis primum, denuò secundum, tertium postremò, spe praecipuâ 23 falsus, in moerorem decidi, vestigia illa Belli Belgici sagaciter adeò 24 tibi indagata, ac reperta procul dubio, nusquam reperiens. Decerpsi 25 tamen ex Heutero et Lanario, id quod mihi conducere opinabar:²⁵ 26 licet ille novissimos Belgii motus, in hoc volumine ne libet quidem: 27 hic tantum Rerum fastigia summa secutus,²⁸ 29 strictim recitet. Nunc utrumque remitto, detenturus, (modò hanc 30 mihi veniam dederis) ad tempus, Campanam. Promissum incoepti³⁰ 31 mei specimen illis adjunxi: audeboque insuper, si quis precibus 32 locus, precari, ne graveris illustris ingenii tui foetus flagrantissimo 33 cum desiderio exspectatos mihi aliquando impertiri; quos illa tibi, 34 Domine, propria solertia et praeclaros, et summo mihi usui futuros 35 spondet. Prae quo etiam honore, cuiuslibet gloriolae auram facilé 36 sprevero; satis superque agnoscens, me quam minimum solidae 37 laudis consequi valere, praeter hoc unum, ut viros principes mihi {==415==} {>>pagina-aanduiding<<} 38 propitios et adjumento habuisse, censear; atque inprimis, 39 Tibi, Domine, 40 Addictissimus cliens 41 P C Hóóft. 41 Mudae in arce. xiii kal. 42 Junias MDCXXXIII.   vertaling   Mijn hartelijken groet. Hoezeer ook, mijn Heer, het allerwegen gebruik is bij hen, die graag schrijver willen worden, een gebruik, waarbij men met recht ook ons, Nederlanders, insluit, om namelijk kort en goed alle mogelijke eigen flauwiteiten toe te juichen, had ik aan de mijne niettemin maar amper zulk een gewicht toegekend, dat ze enige ook nog zo nietige, tenzij vernietigende, heugenis aan zich zouden hebben achtergelaten in den geest van een zeer welberaden man. U heeft het niettemin goedgedocht, ze niet alleen met een levendige herinnering, die hoogst gunstig is, te verwaardigen, maar ook ze met den meest uitgezochten lof te vereren. Dezen weliswaar verstout ik mij enerzijds niet geheel mij toe te eigenen, anderzijds ook niet, hem hardnekkig van de hand te wijzen. Immers die trouwhartigheid en oprechtheid, die uit den aard van uw karakter en van wat u schrijft te voorschijn springt, verbieden mij, vreze te gaan voeden voor het gelaat van een die spot. Hierheen dus, voorzoverre het bewustzijn van mijn broosheid mij zulks heeft vergund, wil ik overhellen, dat ik mijzelf kan overtuigen, dat uw oordelen over mijn nachtelijke studiën voor een gedeelte op den grondslag van de waarheid steunen, maar dat ze meestendeels uit die opmerkelijke en milde hoffelijkheid van u zijn voortgekomen en onmetelijk overdreven. Maar die zich zo naar mij overbuigende genegenheid van u, - ik zou niet gaarne willen loochenen, dat ze mij sterk en met een ontzaglijke blijdschap heeft getroffen. En o, mocht het mij gegeven geweest zijn, haar zuiver en louter te genieten! Maar dit is van ouds nu weer den sterveling ontzegd; wien daarentegen het beschoren schijnt, dat terstond er midden uit de bron der geneugten oprijst iets bitters, dat prikkelen zal zelfs temidden der bloemen. Immers nadat door mij was ingezien uit de auteurs, die de begeleiders waren van uw bijzonder innemenden brief, de eerste, nog weder de tweede, de derde ten laatste, ben ik, in mijn voornaamste verwachting teleurgesteld, tot treurnis vervallen, daar ik die Sporen van den Nederlandsen Oorlog, met zo scherpen neus door u nagespeurd en zonder twijfel gevonden, nergens weervind. Toch heb ik uit De Heuter en Lanarios weggeplukt datgene, wat ik meende, dat mij dienstig was, ook al is het, dat de eerste de jongste woelingen van Nederland in dit boek zelfs niet aanraakt en de laatste slechts de bovenste toppen der feiten beroerend oppervlakkig wat opleest. Nu zend ik beide werken terug, met de bedoeling (mits gij mij hiertoe verlof geeft), voor een tijdje nog de uitgave van Campana bij mij te behouden. De toegezegde proeve van mijn ondernemen heb ik eraan toegevoegd; {==416==} {>>pagina-aanduiding<<} en ik zal het wagen, bovendien, indien er voor smekingen nog aanleiding is, u te smeken, dat ge geen zwarigheden maakt, de vruchten van uw luisterrijk talent, met zo brandend verlangen tegemoet gezien, mij eindelijk te doen toekomen: die bekende aan u, mijn Heer, eigene schranderheid belooft mij, dat ze heerlijk zullen zijn en ook voor mij van het hoogste nut. Vergeleken met dit eerbewijs zal ik zelfs den glans van allen nimbus zonder onderscheid gewillig versmaden, daar ik wel meer dan voldoende inzie, dat ik slechts bij machte ben, den minst mogelijken duurzamen lof te verwerven, uitgenomen dit ene, dat ik geacht word, mannen van den hoogsten rang te hebben gehad mij gunstig genegen en tot steun, en dan nog in het bijzonder, dat ik geacht word te zijn aan u, mijn Heer, de meest Toegewijde dienaar P.C. Hóóft. Te Muiden, op 't Slot. 20 mei 1633.   De voornaam van Staekmans was niet, zoals Hooft dacht, Geraerd, maar Willem (Guilielmus). Hij was lid van de Staten van Friesland, gecommitteerde ter Staten-Generaal en lid van de Raad van State voor dat gewest. Hij heeft enkele gedichten geschreven en was een bewonderaar van Huygens en A.M. v. Schuurman (Br. 304 n. 2). † 1641. {==*17==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 17 Jan Carel de Cordes==} {>>afbeelding<<} {==*18==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 18 Cornelis van der Mijle==} {>>afbeelding<<} 1 S.P.: Salutem plurimam sc. dico. 20 Lucretius 4, 1133/1134. 25 Pontus Heuterus, 1535-1604, schreef Rerum Belgicarum libri. Antwerpen 1598; Francesco Lanario, schr. Le guerre di Fiandra, brevemente narrate. Antwerpen 1615, Venetië 1616 en vertalingen. 28 naar Vergilius, Aeneis I. 342. 30 Cesare Campana, vgl. 353. {==417==} {>>pagina-aanduiding<<} 575 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 89. (Baak: Muyden 27 Maij 1633 ontf. ende beantw 28 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 'T waer tijdt eens op onze oude plooij van schrijven te komen.² 3 Voor mij, ick gae mij daer toe stellen, met het hervatten van den³ 4 draet der Corneliaensche Historien. Oft het UE aen den tijdt heb-⁴ 5 ben zal, twijfelt mij, mits 't aengroeijen haerder bezigheden, zoo in 6 eighene als andre lujden zaeken. De schulteischrechten in d'Oostindi-⁶ 7 sche Maetschappije, zijn, hoor ick, dapper gewillight: ujt een'⁷ 8 ongeziene oorzaeke, ende die het tegendeel plaght te baeren:⁸ 9 naemelijk het aenspannen der geenen, die dezelve hebben gezocht 10 in d'asse te helpen, ende op tijdt verkoft zonder verzien te wezen:¹⁰ 11 't welk hun nu dwingt tot overmaetighen prijze in te koopen, om¹¹ 12 te moghen leveren. Dit is mij 't eerste bewijs niet van de schaede- 13 lijkheit der voorzichtigheit in veelerleij toevallen. UE heeft ook te¹³ 14 klaeghen over die deughd: doch min dan ik, die mij al 't mijne in 15 dien handel heb quijt gemaekt. 'T is mij evenwel niet leedt, een'¹⁵ 16 maent vrijheits van hoopen en vreezen zoo dier gekocht te hebben. 17 Wil ten minsten anders niet zeggen, ende nooder anders denken.¹⁷ 18 Maer hoe swijght men van Berk, daer ick nochtans achte 't geschut¹⁸ 19 zijnen mondt niet houdt? Zoo UE ijets daer afheeft, oft liever van 20 den vredehandel, deelt den vrunden ijets mede, die haer,²⁰ 21 Monsr mon frere, met Joffre ma soeur ende alle de haren, Gode 22 bevolen laeten, nevens hartlijke groetenis van 23 U E 24 Weldienstwen broeder 25 P C Hóóft. 24 Ujt mijn Torentjen, 25 ter vlucht, en half bij 26 duister. 27 Maj. 1633.   Na zijn jaarlijkse verhuizing van Amsterdam naar Muiden vat Hooft de briefwisseling met Baek weer op, en daarmee de vertaling van Tacitus' Historiae. Baek zal het wel druk hebben door de speculatiegolf in aandelen O.I.C., waar {==418==} {>>pagina-aanduiding<<} Hooft vroeger tot zijn schade ook aan heeft deelgenomen. Geen nieuws over het beleg van Rijnberk en, nog liever, over de vredesonderhandelingen? 2 'T waer tijd: 't Wordt hoog tijd; plooij: vorm (WNT plooi (I) 2763 e). 3 Voor mij: Wat mij betreft; stellen: zetten. 4 Corneliaensche: van Cornelius Tacitus; het aan den tijd hebben: een niet geheel duidelijke, niet meer gebruikelijke wending voor ‘den tijd aan zich hebben’ WNT XVII, I, 45. 6 Schulteischrechten: (purisme) actiën, aandelen. 7 gewillight: williger geworden. 8 ongeziene: onverwachte. 10 op tijd: op termijn; verzien: voorzien. 11 speculatie à la baisse: men heeft meer op termijn verkocht dan men bezat en moet nu gaan inkopen om aan de aangegane verplichting te kunnen voldoen. 13 voorzichtigheid: vooruitziendheid, h. ironisch gebruikt; toevallen: voorvallen. 15 'T is...leedt: ik heb er geen spijt van. 17 Wil...denken: Ik houd dit in woorden vol en nog vaster in gedachten. 18 Berk: Rijnberk, dat door Frederik Hendrik belegerd werd; daer: alwaar. 20 vredehandel: Isabella († 1633) had in 1632 de Staten-generaal van de Spaanse Nederlanden bijeengeroepen en liet die over vrede resp. bestand onderhandelen. {==419==} {>>pagina-aanduiding<<} 576 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam Origineel. II C 13.108. (Baak: 1633 Muijden 6 Junij beantw 9 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Ick en spin geen' zijde bij UE verblijf buiten Amsterdam. Want 3 komende aldaer op Zaterdagh lestleden, om 't jongste kindt van³ 4 mijnen swaegher Cloek ter begrafnis te gelejden, verstondt etlijke 5 tijdingen waerdigh mij overgebrieft, ende die UE niet verzuimt⁵ 6 zoude hebben te schrijven, indien zij zich daer bevonden had. De 7 Secretaris Mostart met den H. Verburgh, trof ick gister in 't afrijden 8 aen de poort, ende sleepte hunne EE mede herwaerts, verstaende bij 9 die geleghenheit 't geen UE mij te vooren bekent gemaekt had, 10 noopende 't afschrift mijner Historien, onder UE reeds gelevert¹⁰ 11 ende haer haest voorts te behandighen. Als UE t'Amsterdam keert, 12 zal mij lief zijn te verneemen, waer 't geene begint ende eindigt, 13 dat nu van zijne handt onder UE is berustende: om te oordeelen oft 14 het der pijne waerdt is aen den Heer van den Hoonaert te zenden; 15 dan oft ick beter nae de rest zal toeven ende 't geen daer UE mede 16 bezigh is. Midlerwijle gaet hier weder een lap ujt onzen Werelt- 17 wijzenman, tot bewijs mijner erkentenisse over de moejte bij UE 18 t' mijnen gevalle aenveirt. De Prins maekt korte mijlen, zien wij bij¹⁸ 19 't veroveren van Rijnberk: ende leg ick den Franssen ambassadeur¹⁹ 20 wel bril toe te zien, zoo 't waer is, dat men hem naegeeft. Want de²⁰ 21 geenen die 't er voor houden dat hij ons tot vervolgh des oorloghs 22 heeft opgerujdt, laeten zich verlujden, dat hij den ikker slaght, die²² 23 de menschen noch begekt, als hij hen mistroostigh gemaekt heeft. 24 Want (melden zij) nae datmen besloten had te velde te gaen, zoud' 25 hij ons belacht hebben, dat men zoo veel nat gras over hoop haelde,²⁵ 26 ende in zoo swaere kosten trad, om een Berk te belegheren. Nae 27 zijn verstandt waer zoo een' toerusting beter aen Namen besteedt 28 geweest. Dan 't roer lejdt 'er nu nae, om den loop der zeghe hier bij²⁸ 29 niet te staeken. Godt geev' 'er zijnen zeghen toe, ende 't geen den²⁹ 30 vaderlande oorbaerlijxt wezen zal: ende houde UE met alle de 31 haeren, in zijn heilighe hoede, nevens hartlijke groete en gebiedenis, 32 Monsr mon frere, van {==420==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 U E 34 Verplichten, dienstwen broeder 35 P C Hóóft. 34 Vanden Hujze te Muj- 35 den, 6 Junij. 1633.   Over de Nederlandsche Historiën en de Tacitusvertaling. Rijnberk wordt belegerd. 3 4 juni 1633 werd in de Westerkerk een kind van mr. Pieter Jansz. Cloeck en Jannetje Hooft begraven. P. Jz. Cloek, 1589-1667, advocaat, had aan het eind van zijn leven de grootste praktijk van de stad (Elias), vroedschap sed. 1649, hoofdingeland van de Beemster 1630, tr. als wedr 1615 met Hooft's zuster Jannetje. 5 waerdigh mij overgebrieft: die mededeling per brief waard waren. 10 onder...behandighen: reeds aan Uwe Edelheid gegeven en verder haar weldra te overhandigen. Mostert schreef evenals Baak gedeelten van de Nederlandsche Historien in 't net. 18 aenveirt: aanvaard, op u genomen; korte mijlen: korte metten. 19 ick leg hem bril toe te zien: ik wed dat hij op zijn neus kijkt. 20 dat: wat; men gaf de nieuwe Franse ambassadeur de Charnacé na, dat hij de vredesonderhandelingen tegenwerkte, wat, gezien de Spaanse eisen, geen wonder was. 22 den ikker slaght: op de duivel lijkt. 25 nat gras overhoop halen: veel drukte maken. 28 't roer...nae: de koers is er nu naar. 29 ende (geev'). {==421==} {>>pagina-aanduiding<<} 577 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.107. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 'T zoude, bujten twijfel, den besten val hebben, kon men der² 3 graetigheit des Heeren vanden Hoonaert, met wat voller schotel³ 4 dienen. Maer ick schreume den H. Mostart te perssen, gemerkt het⁴ 5 spreekwoordt niet zonder rede verbiedt, den goeden te veel te⁵ 6 verghen. 'T is nu meenighe maent geleden, dat de Raedsheer mij⁶ 7 port, prikkelt, en aenmaent om 't derde gerecht, zoo hij 't noemt.⁷ 8 Denk het echter noch wat aen te zien, op de goede hoope mij van 9 UE ende den Secretaris gegeven: ende vergeeve nu den onwedere,⁹ 10 dat het mij etlijke daeghen bedorven heeft, dewijl zij UE te passe¹⁰ 11 gekomen zijn, tot een voordeel, daer ik niet mis aen en deel. Dat 12 aldaer niet nieuws en is draevende, verwondert mij grootelijx, mits¹² 13 de vijandt de Noortzijde der Maze bekomen heeft, ende over een'¹³ 14 wijle gelaet maekt van Gelder te verzorghen, daer men den Prins 15 zeit nae toe te zijn. De rest van mijne knoppen, die ick hier heb¹⁵ 16 konnen vinden zende met leedwezen, dat ze zoo gering is: ende 17 wenschte wel eens t'Amsterdam te zijn, daer ick noch meene 18 ijetwes in voorraedt te wezen. Als UE met den H. secretaris ge-¹⁸ 19 leghen zal vallen eenen dagh etlijk hier te marren, zal mij merke-¹⁹ 20 lijke gunste geschieden, zoo om d'aengenaemheit van 't gezelschap, 21 als om de berichting op d'aengetekende plaetsen. Ende op dat U E²¹ 22 geen' verloore reize doe, heb haer te melden, dat wij op morghen 23 denken nae Ujtrecht en Iselstein te gaen, om ontrent 8 daeghen 24 t'zoeke te maeken. Zoo ick aldaer oft elders UE behulpigh kan 25 wezen, zal trachten te bewijzen, dat zij met rechte te houden heeft, 26 Monsr mon frere, voor 27 U E 28 Toegedaensten dienstwillighsten 29 broeder 30 P C Hóóft. 28 Vanden H.t. Mujden, 29 12 Junij. 1633. {==422==} {>>pagina-aanduiding<<} Vervolg. 2 den besten val hebben: het meest in de smaak vallen (WNT val (I) 246 34 b). 3 graetigheit: honger, begerigheid; met...dienen: hem meer kopij voor de Ned. Hist. sturen. 4 perssen: onder druk zetten, tot spoed manen. 5 den goeden (enk., vgl. Mem. 4). 6 de Raedsheer: Van den Honert was lid van de Hoge Raad. 7 't derde gerecht: de derde gang van de maaltijd. 9 Secretaris: Mostart, die ook in 't net schreef. 10 dewijl enz.: omdat B. door het lelijke weer meer tot kopiëren komt (waar Hooft ‘niet mis aen deelt’). 12 is draevende: in omloop is (WNT draven 3266 9). 13 bekomen: bereikt, bezet; over een' wijle...verzorghen: sedert enige tijd van zins schijnt, Gelder in staat van verdediging te brengen. Gelder gaf zich 3 juli aan de Nederlanders over. 15 knoppen: prullen (WNT knop (I) 4786 4 c). 18 Als (het). 19 eenen dagh etlijk: een paar dagen (het WNT in voce noemt ettelijk bij een enkelvoud verouderd, maar vermeldt de postpositie niet). Vgl. ‘een dag vier vijf’, ‘een man tien twintig’. marren: vertoeven. 21 berichting: inlichtingen. {==423==} {>>pagina-aanduiding<<} 578 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.106. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 De kraftigh bespraekte Swijgher heeft een' wijl op de bank ledigh² 3 geleghen: achter, waer te verwerpelijk. Want met de rejze op 4 Ujtrecht, daer nae met het instellen vande driejaerighe reke mijnes⁴ 5 ampts, heb ick eenighe daeghen moeten t'zoek maeken. Nu keer 6 ick met nieuwen dorst tot die bron van wereldwijsheit, ende koom 7 uwer E een teughjen bijzetten. De loopmaeren heb ik hier gelezen, 8 maer niet bezonder nieuws oft ujt Duitslandt, oft ujt ons legher 9 vernoomen: dat mij wel verwondert, niet kunnende bezeffen, wat⁹ 10 het zelve zoo lange tot Rijnberk doet marren. Ende laete mij voor-¹⁰ 11 staen dat 'er eenighe wightighe rede moet wezen; 't zij verwachting 12 van Fransche hulpe, oft anderen heimelijken toeleg. Zoo UE wat 13 klaerder ziet in deze duisterheit, gelieve mijne stikzienentheit ijetwes¹³ 14 te bate te komen, ende zult grotelijx vernoeghen, 15 Monsr mon frere, 16 U E 17 Toegedaenen dienstwillighen 18 broeder 19 P C Hóóft. 18 Ujt mijn Toorentjen, 19 27 Junij a 1633.   Vervolg. Verwondering over de geringe activiteit van ons leger. 2 de bank: een meubel (tafel) waarop men zijn papieren bewaarde. Een papier dat niet meer nodig was, werd ‘achter de bank gesmeten’ (II blz. 21), hetgeen Hooft hier voor Tacitus te ‘verwerpelijk’ noemt. 4 instellen: opstellen. 9 vernoomen: opgemerkt. 10 Rijnberk, laatste bruggehoofd van de Spanjaarden aan de Rijn, op 4 juni veroverd. De achtergrond van de gebeurtenissen waren de onderhandelingen met de Zuidelijke Nederlanden. Door de strenge geheimhouding weet Hooft daar weinig van. Ingewikkeld was, dat wij alleen met Brussel onderhandelden, terwijl de Zuidelijke Nederlanden theoretisch door de dood van aartshertog Albertus in 1621 de jure al aan Spanje teruggevallen waren en weldra, bij de dood van Isabella, in 1633, ook de facto weer Spaans werden. Bovendien waren de Noordelijke gewesten het over verschillende punten onderling oneens. 13 stikzienentheit (bijvorm van stikziendheid of stikzienigheid): kortzichtigheid (WNT stikziende 1679). {==424==} {>>pagina-aanduiding<<} 579 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.105. Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Over acht daeghen heb ick UE een bladt ujt Tacitus gezonden.² 3 Maer zie UE gewoonlijken ijver in 't antwoorden, van tijdt tot tijdt³ 4 verkoelen. 'T welk nochtans UE bezigheit met haere eighene ende⁴ 5 andere lujden zaeken liever heb toe te rekenen, dan eenighen afbrek⁵ 6 van d'ouwde geneghenheit: ende wil gelooven dat UE des te⁶ 7 slapper niet en is in 't ujtschrijven der Historien. Derhalven, alhoe- 8 wel Sr Tol ende zijn Huisvrouwe jegenwoordelijk hier zijnde ende⁸ 9 etlijke daeghen ons gezelschap gehouden hebbende, mij merkelijk 10 verlet aenbrengen, hebbe niet gelaten wederom veirdigh te maeken¹⁰ 11 't geen hier bij gaet. Ende ontschuldighe UE te meer, mits mij 12 dunkt ujt schrijven van Joffre Tesselscha te spellen, dat UE in¹² 13 haeren oordt weder een' wijle omgeslingert heeft. Mijn swaegher 14 Bartolottj is nu op zijn' tweede rejze nae den Haeghe. Zulx mij ook 15 van die zijde weenigh nieuws wort bijgezet. UE plaght het plecht- 16 anker te wezen. Niettemin Sr van der Wijen doet mij heden ver- 17 staen, dat 'er 600 schepen van tussen 20 ende 40 last zijn geprest om¹⁷ 18 den Prinsse te dienen: ende 200m ponden tweebax gereedt gemaekt¹⁸ 19 wordt, hij en weet tot welken toght. Dat ziet 'er niet met allen¹⁹ 20 bestandachtigh ujt. God geeve maer dat de Fortujne zijner Vorstl.²⁰ 21 Doorl. bestendigh blijve, ende UE de volkomenheit haerder 22 deughdelijke wenschen, gelijk van heeler harte wenscht, 23 Monsr mon Frere, 24 U E 25 Toegeneghe dienstwste 26 broeder 27 P C Hóóft. 26 Vanden Hujze te Mujden, 27 6 Julij. 1633. {==425==} {>>pagina-aanduiding<<} Vervolg. 2 Over: Voor. 3 zie...antwoorden: ik zie uw gewone ijver om te antwoorden; van tijdt tot tijdt: allengs (WNT tijd 31 2o) of telkens weer (ald. 3o). 4 't welk...rekenen: Hetgeen ik echter liever aan uw (drukke) bezigheid (enz.) wijt. 5 afbrek: verlies, achteruitgang. 6 des: daarom. 8 ende etlijke...hebbende: de woordorde maakt de indruk, dat Hooft ons als een bezittelijk vnw. opvat, in jongere taal werd het een pers. vnw. (WNT gezelschap 2188 geeft niet de uitdr. ‘iemands gezelschap houden’). 10 verlet: tijdverlies. 12 spellen: raden, opmaken (WNT spellen 2730 3). 17 geprest: gevorderd; last: maat voor de waterverplaatsing van een schip (WNT in voce: ‘vroeger soms gelijkstaande met (...) 2840 kg = 2,84 m3 bij binnenschepen’). 18 tweeback: beschuit, de gewone proviand bij veldtochten, belegeringen, de zeevaart enz. 19 niet met allen: volstrekt niet. 20 zijner V.D. (gen.). {==426==} {>>pagina-aanduiding<<} 580 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 91. Hs. Watervlek. Loont   1 Mê Joffre   2 Ik dacht dat Crommetjen quaedt was, al en wjst hij niet waerom.² 3 Want weenigh voor ons vertrek met der zoomerwoone herwaerts, 4 was hij t'Amsterdam, zoo wij hoorden, zonder ons eens toe te⁴ 5 spreken. Maer UE brief, mij, door Doctoor Pauw (die zeer gegroet 6 zij) toegeveirdight, doet mij gelooven, dat hij zijn' gal gezult moet⁶ 7 hebben in de sujker uwer zoetigheit. Maer hoe verlangt mij nae een⁷ 8 ooghjen van UE jeghenwoordighe gedaente? want ick leg 'er mij⁸ 9 toe een jeughjen in te zien, en zelf ujt te zuighen; naerdien U E⁹ 10 weder aen 't rijmen geraekt, en in dien diepen Tasso verzoopen is.¹⁰ 11 Alreeds word ick dronken van de geur uwer dichten, al en rujk 12 ik ze maer ujt het papier. Wat zal 't zijn, als UE dezelve met de 13 leevende stem komt bezielen? Zoo wij ujt moghten wij vlooghen 14 naer UE toe, maer verwachten in onzekerheit van wanneer, zekere 15 Heeren uit den Haeghe. Bidden derhalven om de gunste van UE 16 verzoek tegens den achtienden oft neghentienden dezer maendt,¹⁶ 17 dat wordt, op maendagh oft dinxdagh aenstaende over acht dae- 18 ghen. UE gelieve Joffre Francisca ende haeren man mede te belezen,¹⁸ 19 ofte te bezingen, nae dat zij ooren hebben, om nevens UE ende den 20 uwen over te komen. Ik heb reeds den Secretaris Mostaert, ende 21 Verburgh met Brosterhujzen besproken, om op dien tijdt te²¹ 22 passen, en de zangmaete te helpen vol maeken. Ende laet mij vaste-²² 23 lijk voorstaen, dat wij UE E zoo wel zullen onthaelen, dat Cromme- 24 tjen niet weêr schoolziek worden zal, als inden verleden zoomer.²⁴ 25 Torni, ritorni alle dolcezze prime. Als UE keele heesch gezongen zal²⁵ 26 zijn, weeten wij raedt om ze te smeeren, met gesuikerde aerdbeezen, 27 die jeghenwoordelijk steêhouders zullen zijn van de witte pruimen.²⁷ 28 Want deeze en moghten nojt quaelijker geslaeght wezen. Wij ver- 29 wachten dan U E, ende in allen gevalle een briefken voorujt, om te 30 weeten, waertoe ons verlaeten moghen: ende laeten dezelve met³⁰ 31 alle die haer lief zijn, den almoghenden in genaede en gunste {==427==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 bevolen; blijvende 33 Mê Joffre 34 U E 35 Verplichte dienstwe 36 P C Hóóft. 35 Uit mijn Toorentjen, 36 7 Julij. a 1633.   Hooft toont zich verheugd over het feit dat Tesselschade weer dicht, en opent een serie uitnodigingen voor de zomerbijeenkomst van de Muider kring. 2 waerom sc. ik dat dacht. 4 toe te spreken: aan te spreken, op te zoeken. 6 toegevejrdight: bezorgd; gezult: geconfijt, dus verzoet. 7 een ooghjen...gedaente: een blik op uw tegenwoordige uiterlijk (nu zij weer dicht). 8 ick leg ('er) (haplologie) mij toe: ik ben van plan (WNT toeleggen 538 (3)); ik wens, verwacht (ald. 538 4). 9 'er een jeughjen in te zien: u verjongd te zien; en zelf...zuighen: en het zelf ook te worden. 10 diepen: diepzinnigen; verzoopen: verdiept. 16 verzoek: bezoek. 18 Juffre Francisca, zie 399; belezen: overhalen. 21 Verburgh: Jacob van der Burgh; besproken: overgehaald; op...passen: op die tijd te letten, zich op die tijd vrij te houden. 22 de zangmaete vol maeken: het aantal zangers aanvullen (of de maat waarop gezongen wordt vervolmaken); laet...voorstaen: ik reken er stellig op. 24 schoolziek: blijkbaar een vervroegd vertrek van Crombalgh, waarbij Hooft niet laat merken of hij inderdaad de ongesteldheid voor gefingeerd, althans overdreven houdt. 25 Hooft citeert meer dan eens, uit het hoofd blijkbaar, deze eerste regel van de zesde strofe van ‘Fillide mia se di belta sei vaga’, dat voorkomt in Le Nuove Musiche di Giulio Caccini detto Romano (Florence 1601 of 1602); het wordt toegeschreven aan Gabriello Chiabrera. W.A.P. Smit haalt het aan N.Tg. LV, 206. Tekst en melodie gingen al voor de druk in afschriften van hand tot hand. De bewuste strofe luidt: Torna deh torna alle dolcezze prime Non ti sovien cor mio de lieti giorni? Perche non torni? (ter) 27 jeghenwoordelijk: nu; steêhouders: plaatsvervangers. 30 waertoe...moghen: waarop wij kunnen rekenen. {==428==} {>>pagina-aanduiding<<} 581 Aen Heere Pieter Helman Minuut. UBA II C 11.877. Hs. fo 2r van ontv. brief. De laatste zin is onderstreept, gezien zijn gewoonte om geen hele volzinnen te onderstrepen, waarschijnlijk niet door Hooft. 1 Mijn Heere ende Neef, 2 Dat UE zich verwaerdight heeft; 't geen mijn huisvrouwe raekt, 3 zoo verre ter harte te trekken, als daerop met rechtsgeleerden te 4 raedspleghen, heeft ons hooghlijk verplicht, tot alle bewijs van 5 erkentenis. Ende dunkt ons, bij UE wel wijslijk voorgestelt en van 6 grooten gewichte te wezen, de inzicht van den onzekeren dujr des⁶ 7 menschelijken levens, voorneemelijk gemerkt zij, (als 't gode ge-⁷ 8 liefde haer voor Don Franco t' hemwaerts te roepen) bij 't beswaeren⁸ 9 van eenighen grondt des majoraets, zoude komen te verkorten⁹ 10 haere zuster Lucretia, naest gerechtight tot dat goedt. 'T welk zijnde¹⁰ 11 tegens betaemen en billijkheit, te meer om de dejrlijke fortujne¹¹ 12 derzelve, die zeker een' beter verdiende, zal ons gunste geschieden 13 dat UE van weghe mijner huisvrouwe, deze ontschulding den¹³ 14 Heere Don Franco vertoone, en zijne Ed. gedient zij die voor 15 wettigh aen te neemen. Ende indien 't geluk mij eenmaels zoo lief¹⁵ 16 kreegh, dat mijn gering vermoghen UE erghens te staede quaem, 17 zoud' ick mij sterk maeken, te doen blijken, hoe ongaerne aen¹⁷ 18 ijemant der geenen, die in UE gehouden zijn, toegeven zoude, in 19 dankbaerheit, 20 Mijn Heere ende Neeve 21 U E 22 Overgewonne dienaer, ende neef 23 P C Hóóft. 23 Vanden H.t.Mujden, 24 12 Julij. 1633.   Pieter Helman Ferdinandsz., zoon van Anna Hellemans, is de opvolger van Leonora's broer Carel in het eerste majoraat. Doordat hij voor Carel sterft, volgt zijn zoon Jan Helman op (1652). Pieter heeft dus t.a.v. het eerste majoraat dezelfde successeursbelangen als Leonora t.a.v. het tweede. Vandaar de goede raad en diensten waarvan ook deze brief (vgl. 300, 340, 341) weer blijk geeft. Het gaat er nu om, de bezitter van het tweede majoraat, Don Francisco Hellemans, erop te wijzen dat de rechten van zijn opvolgers geschaad worden als hij een hypotheek neemt op een tot het majoraat behorend stuk grond. N.B. hier schrijft Hooft voor 't laatst ick. 6 of Pieter met zijn verwijzing naar de broosheid des levens iemand op het oog had, blijkt uit Hooft's antwoord niet. Die maakt er gebruik van om, naar gewoonte, aan zijn onfortuinlijke schoonzuster Lucretia te herinneren, die Leonora zou opvolgen als die bij de dood van Francisco al overleden zou zijn. 7 voornemelijk gemerkt zij: vooral omdat zij (Leonora, nl. als zij niet protesteerde tegen Don Francisco's bezwaring van majoraatsgoed). 8 beswaeren, nl. met een hypotheek. 9 verkorten: te kort doen, benadelen. 10 dat goedt: het majoraat. 11 dejrlijke fortujne: ongelukkig (financieel) lot. 13 deze ontschulding vertoone: het WNT geeft (ontschulding 1963) vrijpleiting, de poging daartoe en de aangevoerde gronden; de context vraagt eerder om de betekenis: pleidooi om iets na te laten. 15 wettigh: omdat majoraatsgoed onvervreemdbaar was. 17 hoe ongaerne enz.: de ondertekening is het onderwerp van de afscheidsformule. {==430==} {>>pagina-aanduiding<<} 582 Mijn Heere Mijn Heere Hooft drosaert van Muijden op de keijsers gracht naest de Valckenaer Tot Amsteldam. Origineel. KA CLXXIac 3. Dat. ca. 12 juli 1633; berust op combinatie van de inhoud met 580, 584-587, 589, 593, en 594. Het feest moet van ca. 21 tot ca. 30 juli geduurd hebben; v.d. Burg en Brosterhuyzen kwamen pas de 24ste. loont.   1 Mijn Heer. -. -   2 wij bedancke ue voor de eer die ghij ons doet dat ghij ons nevens 3 soo wijse ende eervaeren gezeschap ter feest nodicht die wij³ 4 niet en zullen verzuymen maer het mocht wel een dach oft twe 5 laeter zijn als ue beschreven heeft de waerom zulle wij zelver⁵ 6 koomen zeggen. Ende daer me van ue goedtheijt de hant op het⁶ 7 hooft krijgen. onder tusken soo send ick hier een drenck liettje van⁷ 8 den Eerwaerden Phoet Brosterhuyse ende het ander van bestemoer⁸ 9 is van mijn geringheijt also ick daer toe versoght wiert om daer nae 10 op noeten gestelt te werden wij zullen komen horen hoe het ue al 11 aenstaet sijt hertelijck gegroet met ue beminde 12 ick blijf ue vrindinne 13 Tesselschade Roemers   Tesselschade neemt de uitnodiging aan en stuurt alvast twee verzen, een van haar en een van Brosterhuyzen. N.B. Beide gedichten zijn verloren gegaan. 3 eervaren: spel met eer? vgl. Anna in 74, r. 8. 5 beschreven: bijeengeroepen, zoals een vergadering. 6 de hant...krijgen: goedkeuring vinden (WNT hand 1756, hapax). 7 tusken: tusschen (Noordhollands dialect). 8 Phoet: poëet. {==431==} {>>pagina-aanduiding<<} 583 Nobilisso Amplissoque Domino, Domino G. Staakmanti, Foederati Belgij Senatori. Hagham. Minuut. UBA II C 11.247. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 S.P.   2 Literae tuae, Domine, quod aliquandiu in Ultrajectensi ditione 3 commoratus essem, tardius acceptae, acceptissimae tamen, quamvis 4 aequè rubori ac honori mihi, fuere. Quidnam aut quà tantae huma- 5 nitati respondeam anxius, illud Tragici, experior Leves curae loquuntur, ingentes stupent.⁶ 7 Atque obmutesco ad illos elegantiarum pariter et laudum cumulos. 8 De reliquo, ni frustrá sapientibus placuit, monendi arguendique 9 usum inter maximè seria amicitiae officia habendum, haud aegrè te, 10 Domine, spero mihi eatenus indulturum, ut titubanti, in salebris 11 plerisque conscribendae Historiae, manum tendas, cadentem fulcias, 12 vel erigas jam lapsum. Quod facilè praestiteris, etiamsi opus illud de 13 vestigijs belli belgici nec dum omnibus numeris absolutum 14 judices. Etenim fieri non potest, quin ruta ista caesaque, quae tibi¹⁴ 15 appellare visum, instituto meo vel plurimum conduxerint. Sed et 16 per alia errantem revocare ac corrigere ne abnuas, etiam atque 17 etiam rogo: quandoquidem hoc ad formandos meos necdum editos 18 foetus, summoperè pertinet, multoque magis expedit, quam si in 19 lucem publicam prodeant, quibuscunque obtrectatoribus expo- 20 nendi. Fecerisque dignum animo in libertatem nato, spiritubusque 21 generosis gentis tuae, quam prae ceteris strenuam in tuendo Maies- 22 tatis suae jure, semper admiratus, aeternumque admiraturus et 23 veneraturus sum. Verum eo nomine assentationis suspicionem 24 amoliri supervacuum fuit, cum nec aliàs ea sim superbia, 25 ut cuiquam mortalium, nedum vestrae sortis viro, quicquam 26 causae subesse credam, cur me aduletur. Paginas autem ad te missas, 27 cum mihi exemplar earum, praeter sola adversaria, desit, remitti 28 optem: at tempus non statuo, dum operà tua castigatiores redeant. 29 Quod si impetraverim magis magisque devinxeris jam nunc 30 Tibi Domine 31 Mudae, in arce, Idibus 32 Julijs. MDCXXXIII. 31 Obstrictissimum 32 P C Hóóft. {==432==} {>>pagina-aanduiding<<} vertaling   Mijn hartelijken groet.   Met uw brief, mijn Heer, doordat ik geruimen tijd in het rechtsgebied van Utrecht heb verbleven, onder al te grote vertraging ingekomen, ben ik toch zeer ingenomen geweest, hoezeer voor mij even grote reden tot blozen als een eer. Bezorgd, wat toch wel en op wat wijs ik op zo grote hoffelijkheid moet antwoorden, ondervind ik de waarheid van dat bekende woord van den Treurspeldichter: Lichte zorgen spreken, grote staan geslagen met stomheid. En zo verstom nu ik bij die stapelingen evenzeer van verfijnde wendingen als van lof. Overigens, wanneer de philosophen niet in dwaling de overtuiging zijn toegedaan, dat de practijk van te waarschuwen en aanmerkingen te maken tot de meest serieuze plichten van de vriendschap moet worden gerekend, hoop ik, dat gij, mijn Heer, niet ongaarne mij in die mate ter wille zult zijn, dat ge, wanneer ik wankel - op de meeste hobbelige plaatsen bij het schrijven van mijn. Historien! -, mij de hand reikt, wanneer ik val, mij schraagt, of opricht, wanneer ik inderdaad reeds uitgleed. Dezen plicht zult ge moeiteloos nakomen, ook als ge dat werk van u over de Sporen van den Nederlandsen Oorlog nog niet in alle onderdelen ‘af’ oordeelt. Immers het kan niet anders, of die door u voor mij apart al uitgeschifte stukken, ‘gerooid en gekapt’, zoals u goedvond ze te noemen, zijn mijn opzet, zelfs in sterke mate, ten goede gekomen. Maar dat ge ook op andere punten, als ik dwaal, niet zult weigeren, mij terug te roepen en op het rechte pad te voeren, vraag ik u eenmaal en andermaal, naardien dit voor het fatsoeneren van mijn nog niet eens ter wereld gekomen borelingen van het hoogste belang is en veel meer dienstig dan wanneer ze eenmaal in het licht der openbaarheid treden om te vondeling te worden gelegd voor alle mogelijke kleineerders. Doe wat betaamt aan een ziel tot vrijheid geboren en aan den edelen trots van uw stam, dien, meer dan de anderen kranig in de handhaving van het recht van eigen Hoogheid, ik steeds heb bewonderd en zeker eeuwig zal bewonderen en vereren. Echter, uit dien hoofde een verdenking van pluimstrijkerij ter zijde te schuiven ware overbodig geweest, daar ik ook bij andere gelegenheden niet zulk een hogen dunk van mijzelf heb, dat ik zou geloven, dat bij ook maar iemand der mensen, laat staan bij een man van uw positie, enig verborgen motief voorhanden zou zijn, waarom hij mij zou vleien. Wat evenwel de bladzijden betreft, u toegezonden, daar ik een afschrift ervan, behalve dan alleen voorlopige kladnotities, niet bezit, - die zou ik graag willen, dat teruggezonden werden; nochtans, een tijdstip bepaal ik niet, mits ze, dank zij uw bemoeienis, des te meer gecorrigeerd terugkomen. Mocht ik dit gedaan krijgen, dan zult ge steeds meer verplichten den u, mijn Heer, reeds nu   zeer Toegedanen P.C. Hóóft. Te Muiden, op 't Slot. 15 juli 1633.   Adres. Zie voor de geadresseerde brief 574. 6 Seneca, Phaedra 607. 14 Rechtsterm: bij verkoop van een landgoed houdt de eigenaar aan zich alles wat is uitgegraven (ruta) en geveld (caesa). Vgl. Digesta 19, 1, 17; 50, 16, 241. {==433==} {>>pagina-aanduiding<<} 584 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.104. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Op morghen oft overmorghen verwachten wij Joffren Tesselscha 3 en Francisca. Waer over ons dienstigh verzoek is, dat UE gelieve 4 den Heere Mostaert te spreeken, ende te zaemen te beslujten⁴ 5 wanneer UEE ons de eere toeleggen, van hunne jeghenwoordigh⁵ 6 op dezen hujze, nevens de HH. Verburgh ende Brosterhujzen;⁶ 7 welker koomste ik UE E bidde te bevorderen, ende ons op 't spoe- 8 dighste, met gunstigh bescheidt te verplichten. 9 Wij leeven hier als ballingen bujten den zichteinder der nieuw- 10 maeren: ujtgezeit dat een briefken van mijnen swagher Cloek 11 eenigh gewagh maekt van opluiking der hoope tot Bestandt. Wel 12 droomt m' 'er dat Breda beleghert zij, maer had gaerne ijet gron- 13 dighers dan droomen. Magh'er een letterken af, UE spaere geen¹³ 14 broodt voor vrienden, die hongeren nae 't geheim van den wel- 15 dighen aenslagh te water. Ik had bij nae vergeeten dat Sr vanden¹⁵ 16 Vondele mij in 't gros ijets heeft te rujken gegeven van een gevecht¹⁶ 17 tussen de Kaizarschen ende Sweedschen om Hamelen te houden oft¹⁷ 18 ontzetten: ende in 't schrijven van dezen komt Sr Vander Wijen¹⁸ 19 hier, om UE de moejte af te neemen van mij d'omstendigheden¹⁹ 20 bekent te maeken. Derhalve vertrouwe dat UE te min belast zijnde, 21 mij bovenste verzoek te gemaklijker zal kunnen voldoen: ende²¹ 22 blijve 23 Monsr mon frere 24 U E 25 Toegeneghe dienstwe broeder 26 P C Hóóft. 25 Van den H.t. Muiden, 26 in haest, 17 Julij. 1633.   Uitnodiging. Nieuws van den dag. 4 spreeken: opzoeken. 5 toeleggen: schenken, h. bewijzen. 6 Verburgh en Brosterhujzen, vgl. 214, 215. 13 broodt voor vrienden spaeren: karig zijn jegens vrienden (WNT sparen 2601). 15 aenslagh...te water: in de Zeeuwse wateren werd met enig succes gestreden. De vredesonderhandelingen remden overigens het krijgsbedrijf. 16 mij in 't gros...gegeven: mij in grote lijnen enig bericht heeft gegeven. 17 Hameln werd 17 juli door de Zweden ingenomen. 18 in 't schrijven van dezen: terwijl ik deze schrijf. 19 d' omstendigheden: de nadere bijzonderheden. 21 bovenste: eerste, eerstgenoemde. {==435==} {>>pagina-aanduiding<<} 585 Aen mijn Heer [-] Heer Constantin Huijgens [-] der, heer van Zuilichem, Raedt ende Secretaris van sijn Excelle In 'S GraevenHaeghe Origineel (fragment). UBL Hug. 37. Hs. Rechterkant afgesleten. Lakzegel. Port.   1 ..........   2 morgen op sondagh hoop ick nae Amsterdam te trecken en van 3 dae[-] nae Muijden, alwaer de heer Drossaert de Cunst ghedagh-³ 4 vaert heeft om de Duijvel een been af te singhen en te rijmen, 5 vrees ick; de Juffrouwen Tesselschae en Francisca sitten der al en⁵ 6 quinckeleren aen gheen groen' heijde. Adieu. 7 Ick blijve 8 Mijn heer 9 UE Dienstwillichste 10 JBrosterhuijsen. 11 Het verheucht mij seer dat U.E. tot beeter ghesondtheijdt raeckt,¹¹ 12 Godt gheeve datse eerlangh volcomen sij. In Leijden den 23. Jul. 13 1633. 3 alwaer...rijmen: geen verklaring in de Nederlandse woordenboeken, wel een analogon in de Concise Oxford Dictionary of Current English4, 1951, p. 1299: he would talk a horse's hind-leg off = he is talkative (vgl. J. Steinbeck, Cannery Row p. 65 ‘Doc had had a leg talked off by some of these’). Waarschijnlijk bedoelt Brosterhuyzen dat de zangkunst van Tesselschade en Francisca van zo hemelse aard is, dat de duivel er een been door verliest, ongetwijfeld een vorm van duivelbezwering. 5 vrees ick: als dit alleen bij ‘te rijmen’ hoort, kan het betekenen dat B. niet hoopt dat er meer gerijmd dan gezongen zal worden; als het bij de hele voorafgaande zin hoort, zal het wel vrees voor de duivel, quasi, zijn; aen gheen groen' heyde: vVl. verwijst in Tesselschade Roemers en hare vrienden in 1632-1649, Leiden 1852, naar een gedichtje van Brosterhuyzen waarin deze woorden voorkomen (a.w. blz. 65). In de Brieven (II, 323) herhaalt hij deze noot niet, waarschijnlijk terecht. Er bestond meer dan een wereldlijk liedje waarin ‘Aen geen groen heyde’ voorkomt (o.a. Haerlems oudt Liedt-Boeck), de klucht Jan Salij van W.D. Hooft (16443), later in Fl. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied II no. 276 (1905) en in het Nederl. Volksliederenboek II13 (1928) no. 61. Mededeling van drs. F.H. Matters, wetenschappelijk ambtenaar aan het Volksliedarchief van het Instituut voor dialectologie enz. In al deze versies staan de genoemde woorden aan het begin van de derde of vierde regel, als antwoord op de vraag in de eerste regel ‘Waer staet jou vaders huijs en hof?’. Uit die positie kunnen ze licht tot titelregel worden. Bij Brosterhuyzen echter en in het Antwerpener Liederbuch van Hoffmann von Fallersleben (1855) staan ze op een willekeurige plaats. Afgezien nog van de bescheidenheidscultus die Brosterhuyzen verbood, zonder noodzaak de aandacht op zijn eigen liedje te vestigen, maakt het bovenstaande waarschijnlijk dat de zangeressen het versje uit een van de oude liedboeken hadden. 11 Vgl. 591. {==437==} {>>pagina-aanduiding<<} 586 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.103. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Veel gelux met de genaedighe verlossinge van Joffre ma soeur, ende 3 den jongen Arnout, dien god geeve 't lof des geenen nae te ijvren, 4 daer hij den naem af draeght.⁴ 5 Voor de rest, ik had dezen stoet t'zaemen gehaelt om UEE door de⁵ 6 vrunden van Alkmaer, ende henlujden door UEE, meer met oor-⁶ 7 gerechten dan tafelsier t' onthalen. Ende dewijl de tijdt gestelt was⁷ 8 op 't laest der verledene weke, hebben zij op donderdagh, vrijdagh, 9 ende ten laesten met vaster geloove, Zaterdagh 's avonts, schans,⁹ 10 bolwerken, tinnen en toorens beklommen, om UEE koomste te 11 landt oft te waeter te gemoete te zien. Als nu de veerschujt niet¹¹ 12 anders ujt en leverde dan den brief van UE ende zoo krank eenen 13 troost, scheen 't dat wij te Rome waeren, als de neêrlaegh van 14 Canne gebootschap wert, zoo maghtigh een' verslaeghenheit¹⁴ 15 speurdemen onder de Zanggodinnen. Ende slaeghd' het wel dat de¹⁵ 16 HH Verburgh en Brosterhujzen niet onverziends (gelijk had 17 moghen gebeuren) hier en quaemen. Want zoo 't geschiedt waer,¹⁷ 18 het had deze Joffren lichtlijk kunnen gaen, als de moeders der twee 19 zoonen, die hen ziende behouden ujt den slagh keeren, van vreugh-¹⁹ 20 de storven. Maer zeker, zonder jok, mijn' huisvrouwe hebbende²⁰ 21 reke op UE koomste gemaekt, is over 't missen zeer moejlijk; ende²¹ 22 kunnen wij d'onschult van UE die meestres heeft, ende van den²² 23 H. Mostaert, die meesters heeft, lichtelijk aenneemen: maer aen de²³ 24 HH Verburgh ende Brosterhujzen 't verzuim niet wel vergeeven. 25 UE troost ons met hoope van op donderdagh oft vrijdagh over te 26 koomen; maer nae dat ik 't gedult der Musen versleten zie, ende²⁶ 27 haere mans hoor spreken, zie daer zoo lang geen houden aen. Als²⁷ 28 UEE noch op Dinxdagh oft woonsdagh ten ujtersten de reize 29 moghten aenveirden, zoud' ik mij sterk maeken haer zoo lang te 30 doen stal houden. Doch als UEE leedigh staen zal zich hier te ver-³⁰ 31 toonen, zullen, zonder ujtneemst van tijdt, t'aller geleghenheit,³¹ 32 welkoom wezen, {==438==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Monsr mon frere, aen 34 U E 35 Verplighten dienstwsten 36 broeder 37 P C Hóóft. 34 Dewijl UE zekerlijk deze 35 weke denkt over te 36 komen, dunkt mij best de 37 Historien daer nae te laeten 38 wachten. 39 Haestigh, vanden Hujze te Mujden, den 24en 40 Julij. 1633.   Gelukwens met de geboorte van Baak's zoon, die helaas samenvalt met de zomerreunie op het Muiderslot. 4 Hooft bedoelt Arnout van Erp, de vader van wijlen Christina en van Magdalena, Baak's vrouw. 5 dezen stoet: het gezelschap van de laatste week van juli. 6 oorgerechten: muziek, voordracht. 7 tafelsier: eten en drinken. 9 met vaster geloove: met meer vertrouwen. 11 Als nu: Maar toen. 14 Canne: de grote nederlaag van de Romeinen tegen Hannibal in 216 v.C. bij Cannae. 15 slaeghd' het wel: het kwam goed uit. 17 dit gebeurde die avond of de volgende dag toch, zonder de gevreesde gevolgen. 19 Na den slag bij het Trasimeense Meer (217 v.C.) beide moeders, volgens Livius 22,7,13 en Valerius Maximus 9.12,2. Een der moeders na de nederlaag bij Cannae volgens Plinius, Naturalis Historia 7,180 en Gellius, Noctes Atticae 3,15,4. 20 zeker, zonder jok: waarlijk, zonder gekheid. 21 er is iets onbegrijpelijks in de positie van Magdalena Baak. Zij was juist bevallen maar werd toch te Muiden verwacht. Of, als die verwachting onwaarschijnlijkerwijs Baak alleen gold, dan toch niet in r. 30 (‘UEE’) voor a.s. dinsdag of woensdag: hoeveel dagen kan de geboorte toen geleden geweest zijn? 22 onschult: verontschuldiging. 23 meestres: vrouw; meesters: het stadsbestuur van Amsterdam, want Mostert was stadssecretaris. 26 Musen: Tesselschade en Francisca Duarte. 27 haer: de muzen en hun mannen. 30 stal houden: blijven. 31 zonder ujtneemst van tijdt: geen enkel tijdstip uitgezonderd. {==439==} {>>pagina-aanduiding<<} 587 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, in de Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 92. Hs. Watervlek. Loont.   1 Me Joffre   2 UE heeft hier haere mujlen gelaeten. Dit 's een' leelijke vergetel- 3 heit. Want het waer beter dat 'er UE de voeten vergeten [geten] 4 had en 't geen' daer aen vast is. De vloer, (acht ik) heeft UE willen 5 houden, ende ghij zijt haer ontslipt, gelijk Corisca den Satijr, daer⁵ 6 de perruik in de loop bleef. En zeker, steenen en planken leggen en⁶ 7 treuren, om dat ze niet langer van die zoete treedtjens gestrookt⁷ 8 worden. Niettemin deze achteloosheit uwer Ed. doet ons hoopen, 9 dat wij noch eenigh ander overschot zullen vinden, ende moghelijk 10 UE hart hier in eenighen kamerhoek zal vergeten zijn. Maer wat¹⁰ 11 wij zoeken, 't is 'er niet, oft het moet onzichbaer gaen.¹¹ 12 Als 't 'er ook slechts vergeten waer, ende niet met opzet gelaeten, 13 zoude de vondt van kleener waerde wezen. Maer zoo 't met UE 14 op reize geslaeghen is, laet er ons ten minsten somtijds een sweemsel¹⁴ 15 op papier af zien, gelijk men, bij hooghe zonneschijn, door een' 16 dubbelen trechter, in een' duistere kamer vertoont, 'tgeen bujten op 17 straet is. Brosjen en Burghjen konden hier niet dujren, toen U E¹⁷ 18 wegh was. Wij gingen ze 's naemiddaghs quijt. 'T zoud' 'er anders¹⁸ 19 gegaen hebben, waeren de deuntjens niet ujt geweest. Ach hoe 20 binden die keelbanden! Mij dunkt dat ik noch al een eindt lijns, oft²⁰ 21 liever, lijms van den zoeten zang nae sleep. Franche zij gegroet, en²¹ 22 UE niet min, nevens UEE mannen, van 23 U E 24 verplichten dienstwsten 25 P C Hóóft. 24 uit mijn Toorentjen, j Aug. 25 1633.   Tesselschade heeft haar muilen in Muiden vergeten. 5 Corisca rukt zich los terwijl Satiro haar bij de haren probeert vast te houden. Maar die haren blijken een losse pruik. Guarino, Il pastor fido II, 6. 6 leggen en treuren: liggen te treuren. 7 gestrookt: gestreeld. 10 wat wij zoeken: hoe wij ook zoeken. 11 onzichbaer gaen: onzichtbaar zijn. 14 op reize geslaeghen: op reis gegaan; sweemsel op papier: gelijkenis; Hooft bedoelt waarschijnlijk een brief en vergelijkt het neerleggen van de ziel in de woorden met de werking van een camera obscura. 17 dujren: het uithouden. 18 iets quijt gaen: iets kwijtraken. 20 die keelbanden: de bekoring van de zang; toespeling op de banden die een damesmutsje onder de kin vaststrikten; noch al: nog steeds; een eindt lijns, oft liever, lijms: slepen intransitief op te vatten: Hooft kan de herinnering aan het zingen niet kwijtraken, hij blijft er achteraan slepen; nae, vgl. nasleep; een stuk lijns: een lijn kon een bepaalde afstand betekenen (WNT lijn (I) 2343 5); lijmen (II): zingen (WNT 2334). N.B. Niet verklaard door vVl., niet door Worp (Onw. Vr.), v. Nop (Bloeml. Pantheon 1909) en verkeerd door v.T. (Bloeml. Pantheon [1967]) 21 Franche: Fransje. {==441==} {>>pagina-aanduiding<<} 588 Aen den H. Rochus van den Hoonaert Eersten Raedt in den Hooghen Raede over Hollandt &c. Minuut. UBA II C 11.249. Afschrift KA CLXXIab 93. 1 Ede &c.   2 Naerdien mijne misdraghten die genaede in UEd. heusheit ontmoet² 3 hebben, dat het derzelve gelieft, haere wanschaepenheden zoo³ 4 vruntlijk verbij te zien, oft met het blanketsel eener gunstighe⁴ 5 geneghenheit, lijdelijk in 't ooghe te maeken, en heb ik niet gerust⁵ 6 d'afschrijvers te prikkelen, om U.Ed. het voortshinken mijner⁶ 7 penne te vertoonen. Maer alzoo 't lujden zijn, die ujt liefde dienen,⁷ 8 ende dat men, in 't spoorleggen eener taele, quaelijk huirlingen te⁸ 9 werven weet, dien 't aen geen' aendacht en ijver mangele, om de 10 naeuwluisterende stellingen gaê te slaen, en de voetstappen des¹⁰ 11 voorgangers, stips en juistelijk nae te kuijeren, hebbe moeten met¹¹ 12 hunne traegheit het gedult neemen, dat ik UEd. bidde der mijne te¹² 13 gunnen. En zeker de strijdt, en 't verschil der geenen, die de Neder-¹³ 14 landsche zaeken te boek gestelt, en voor een groot deel, van swer-¹⁴ 15 vende papieren mengelinx te zaem genaejt hebben, is zoodaenigh,¹⁵ 16 dat het swaerlijk bezeft kan worden, dan bij den geenen, dien de¹⁶ 17 moejte lust, van 15 oft 18 schrijvers te vergelijken, en een eendragh-¹⁷ 18 tigh geschal uit zoo twistighe stemmen te smeeden. Ik ben nu niet- 19 temin tot inden jaere 1574, en over de Mooker neêrlaegh aenge-¹⁹ 20 sukkelt, ende verhoope allenskens den wegh wat beter gebaent te 21 vinden. Want, behalven dat de forme van den staet, haest onken-²¹ 22 baer, om de dwers en dommelkreuken in de pars der dienstbaerheit 23 gekreghen, met der tijdt zal beginnen te vermeukelen en aen eenigh 24 noemelijk aengezicht te raeken, zoo zal mij ook onderstutten het²⁴ 25 handtreiken van geesten bet verlicht met kennisse der wereldsche 26 dingen; en boven al te staede koomen de berichting der geenen,²⁶ 27 die, aen voltooijen der vrijheit, geoppert, ende nae 't vesten der-²⁷ 28 zelve, hunne pooze, in 't bestier der gemeene zaeke, te roer gestaen²⁸ 29 hebben: waer onder het overvlieghend vernuft, en ervaerenheit²⁹ 30 uwer Ed. mij (kan ik zoo veel verwerven) zekerste lejdstar en kom- 31 pas zullen strekken. Met eenen laet ik mij voorstaen, dat, gelijk het³¹ 32 vechten van veldtslaeghen, belegheren en verdaedighen van steden, 33 d'een'achter d'andre, (alhoewel het werken van prael en grooter³³ 34 schittering zijn) gemaklijker valt, dan met de verwarrenis te wor- 35 stelen, veelerleij hoofden en handelingen waer te neemen, de goede³⁵ 36 ordeningen ujt de bedorvene te schiften, en met nieuwe te stijven;³⁶ 37 alzoo ook het ontfouwen van dit laeste bedrijf meer haeperings aen³⁷ {==442==} {>>pagina-aanduiding<<} 38 heeft, dan 't vertellen, van 't eerste. Welk mijn oordeel, indien het de³⁸ 39 eere zal hebben, dat 'er UEd. haer zeghel aen steeke, dar ik ver- 40 trouwen, dat zij mij mijne langzaemheit dus verre vergeven zal.⁴⁰ 41 Ende op dezen toeverlaet, gebiede mij van heeler heeter harte in 42 gunste van UEd. ende mijnen Heere Schotte, die 't den almoghen-⁴² 43 den gelieve in gloorie en voorspoedt altijds te bewaeren, nae 44 wensch 45 Ede &c. van 46 Uwer Ed. 47 Onderdaensten Toegedaensten 48 dienaer 49 P C Hóóft. 48 Vanden Hujze te Mujden, 49 den jen Augusti a 1633.   Over de Nederlandsche Historiën, het wachten op het afschrift en de moeilijkheid en ingewikkeldheid van de gezagsverhoudingen in vroeger eeuwen. 2 Naerdien...hebben: Omdat mijn misbaksels met zoveel genade door uw wellevendheid ontvangen zijn. 3 derzelve (dat.): u (Mem. 1). 4 oft...maeken: of door de vergoelijking van een welgezinde sympathie ooglijk te maken. 5 lijdelijk: zodat het ermee door kan (WNT lijdelijk 2199 3). 6 d'afschrijvers te prikkelen: de kopiïsten aan te zetten; het voortshinken (zelfkleinering). 7 die uit liefde dienen: die het voor niets doen. 8 in 't spoorleggen eener taele: bij het uitzetten van het spoor, de weg, van een taal (een plaats die bewijst, hoe zeer Hooft zich van zijn rol als gids en voorbeeld bewust was); huirlingen: betaalde krachten (die hun werk niet met inzicht doen). 10 stellingen: uitdrukkingswijzen (WNT stelling (I) 1332 2 d); gaê slaen: goed letten op. 11 stips: stipt (volgens WNT stip (II) een ‘pedantisme’ van Hooft). 12 der mijne: aan mijn traagheid. 13 En zeker: waarachtig; verschil: de onderlinge afwijking. 14 zaeken: geschiedenis (latin.). 15 mengelinx: doormekaar, ongeordend; te zaem genaejt (fig.). 16 dan bij: behalve door. 17 eendraghtigh geschal: homogeen geluid. 19 over: voorbij; aengesukkelt is het hoofdwerkwoord; adverb. bep. daarbij is tot....neerlaegh. 21 behalven...raeken: behalve dat de staatsinrichting, die haast niet waarneembaar is door de elkander op onduidelijke wijze doorkruisende wetten, verordeningen, plakkaten, costumen enz. (van verschillende instanties wier onderlinge machts- en competentieverhoudingen ook onduidelijk zijn enz.) in later jaren zal beginnen gladder te worden en een herkenbare en beschrijfbare vorm te krijgen (de japon heeft in een pers een oneindig aantal kreuken gekregen; later worden die minder scherp (ze vermeukelen) en wordt de snit beter zichtbaar). 24 zoo...dingen: ik zal gesteund worden door de hulp van geesten die meer kennis dragen van de dingen der wereld. 26 berichting: inlichtingen. 27 geoppert: geholpen; vesten: vestigen. 28 hunne pooze: hun tijd; in...zaeke: in het besturen van het land. 29 het overvlieghend vernuft: de hoogvliegende geest. 31 Met eenen: Ook. 33 achter: na. 35 veelerleij...neemen: het streven en doen van velen in de gaten te houden. 36 ordeningen: instellingen, regelingen (WNT ordening 1468 2); bedorvene: corrupte; stijven: bevestigen (WNT stijven 1650 a). 37 alzoo...heeft: (afh. v. dat, r. 31) zo ook het beschrijven van deze laatstgenoemde actie vaker hapert. 38 Welk...vertrouwen: (prolepsis) En indien dit oordeel van mij de eer zal genieten dat u het bevestigt, durf ik te vertrouwen. 40 dus verre (apposit. bij langzaemheit). 42 Schotte, vgl. 536. {==443==} {>>pagina-aanduiding<<} 589 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, huisvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, in de Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 94. Hs. Watervlek. Loont.   1 Mê Joffre   Foelix scelus virtus vocatur.² Gelukkighe schelmerij wort deughd genoemt. 4 Wat zegt ghij van den H. Schaep. Voor dat ghijlujden zijnen hof⁴ 5 gestroopt hebt, zeindt hij mij twaelf artichokken. Mij dunkt dat de 6 man, Romulus te boven gaet. Want deeze troonde, om zijn' stadt⁶ 7 volkrijk te maeken, de strujkroovers derwaerts, alleenlijk met hun 8 veilighe hoede te gunnen, Schaep voeght 'er noch schenkaedjen bij. 9 Is dat niet om een' treflijker heerschappie, dan de Roomsche, te⁹ 10 stichten? Ik veirdigh' 'er UEE de helfte af toe, die dezelve verdient 11 hebt; ende eighene d'andre helft, om deel aen een' ongerechtigheit¹¹ 12 te hebben, die zoo wel beslaeght is. Gister zandt ik UE 't paer ver-¹² 13 gete mujlen. Nu bevinden, dat 'er Joffre Duarte al meê van haere¹³ 14 veêren gelaeten heeft. 15 Die koomen hier nevens over waeijen. Bruin zijn ze, ende, zoo ik 16 denk, ujt de wieken van dat Helsch Engeltjen de Min, getrokken: 17 ende dat het jonxken in slaep gezongen moest wezen, eer 't zich zoo¹⁷ 18 ontplujmen liet. Adieu Keelbanden; ende blijft hartgrondelijk¹⁸ 19 gegroet, van 20 U E 21 Verplichten, dienstwsten 22 P C Hóóft. 21 Ter vlucht, ujt mijn 22 Toorentjen, 2 Aug. 1633.   Over artisjokken, die op het buiten van dr. Geraerd Schaep, vgl. 650, geroofd zijn. De buitenplaats kan nog niet het bekende Schapenburg in 's-Graveland zijn. Dr. Geraerd Schaep, 1598-1666, raad 1624-1666, schepen, elf maal burgemeester van Amsterdam, Raad v. State 1649-'51, Gec. Raad 1654-'56, gezant in Denemarken en Zweden 1644-'45. 2 Foelix etc.: Felix scelus virtus vocatur: ‘Geslaagd misdrijf wordt deugd geheten’ Seneca, Hercules furens 251-252. 4 Voor dat: Ter vergelding van het feit dat. 6 Romulus, stichter en eerste koning van Rome. Hij zou zijn stad inwoners bezorgd hebben door straffeloosheid aan struikrovers te beloven. 9 trefllijker: beter nl. over de harten. 11 eighene: eigen mij toe. 12 wel beslaeght: goed uitgevallen (WNT beslagen (II) 2029). 13 van...gelaeten: schade geleden (WNT veer (I) 1230; Stoett no. 2340), maar ook, blijkens r. 15-18, iets dat letterlijk van veren was. 17 gezongen, nl. door Francisca. 18 keelbanden, vgl. 587 r. 20. {==445==} {>>pagina-aanduiding<<} 590 Aen den Heere Geraert Schaep. Minuut. UBA II C 11.881. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Mijn Heere   2 'T is waer, als wij laestmaels onheuslijk genoegh mê Joffre Uwer E² 3 gemaelinne de hofstêe afliepen, dat 'er eenighe Krauwaeten onder³ 4 de troep waeren, die wel 2 oft 3 artichokken van de strujk roofden, 5 en raeuw te lijve sloeghen, naer hunne gewoonte, die nochtans wel⁵ 6 te pas quam, om mijne keuken onbezoedelt van metplechtigheit⁶ 7 aen hun misdrijf te houden. Dat UE nu gelieft het zelve niet alleen 8 straffeloos te laeten, maer daerenboven komt beloonen dunkt mij 9 geen' onnoozele gifte maer eer een' doorluchtighe milddaedigheit⁹ 10 te wezen, die bestaen moght om den grondslagh te leggen van¹⁰ 11 treflijker staet, dan de geene dien Romulus stichtte: gemerkt hij¹¹ 12 om een' volkrijke stadt te maeken, slechts met vejlighe hoede de 13 strujkroovers getroont, niet (gelijk U E) beschonken heeft. D'eene¹³ 14 helft der vereeringe mij niet voor heden behandight, zeind' ik aen¹⁴ 15 de stroopers die ze verdient hebben; d'ander eighen' ik zelf, om 16 deel aen een' ongerechtigheit te genieten die hun zoo wel vergaen is, 17 dat ik duchte, zij zich noch met ijdele gloorije bezondighen zullen: 18 cum foelix scelus virtus vocetur. 19 Wijders, zoo UE ons de eere zal gunnen van de sausse te verzoeken,¹⁹ 20 die mijn Huisvrouwe tot dit gerecht weet te berejden, wij zullen 21 UE dubbelen dank schuldigh zijn. Indien uwer E de kost niet 22 gevalt, ten minsten beelde mij in, dat Joffre UE beminde smaek in²² 23 den drank zal vinden, om de geur der braembeezen, die 'r in ver- 24 dronken zijn. Ende oft met de reste gedeunt moght schijnen, dit²⁴ 25 zeker is ernst; insgelijx, dat UE zich verwaerdighende mij erghens 26 te werke te stellen, bevinden zal, 27 Mijn Heere, 28 U E 29 Dienstwillighen 30 P C Hóóft. 29 Van den Hujze te 30 Muiden, 2en in Oestmaent, 31 1633.   Vgl. 589: Schaep stuurt, in plaats van een aanmerking op het plukken van artisjokken te maken er nog wat meer, zodat Hooft met deze vurige kolen op zijn hoofd moet bedanken en zijn verontschuldiging aanbieden. Door een woordspeling met ‘struikrovers’ weet hij de adressaat op een eervol klassiek {==446==} {>>pagina-aanduiding<<} voetstuk te plaatsen. Hij stuurt als tegengeschenk een door Leonora gemaakte, saus. 2 'T is waer: allusie op de formule van getuigeverklaring, ‘verclarende hoe waer is, dat enz.’; als: toen; onheuslijk genoegh: onhebbelijk genoeg; mê Joffre...gemaelinne (dat.), namelijk hoewel zij thuis was: daarin zat vooral de onheusheid. 3 afliepen: over het landgoed liepen, met toespeling op het al stropend het land aflopen van soldaten; Krauwaeten: Kroaten, huursoldaten, berucht o.a. bij de uitmoording van Maagdenburg die nog vers in het geheugen lag (1631); met bijgedachte aan krauwen: krabben? 5 te lijve sloeghen: opaten; hunne, nl. van de Kroaten; wel...quam: goed uitkwam. 6 om...te houden: om mijn keuken (waar ze dus niet hoefden te worden gekookt) onbevlekt met medeplichtigheid aan hun misdrijf te doen blijven. 9 onnoozele: onbeduidende, geringe; doorluchtigh: verheven. 10 bestaen moght: het durfde ondernemen. 11 treflijk: aanzienlijk; gemerkt: aangezien (toespeling op het verhaal over Romulus, vgl. 589). 13 getroont: aangetrokken. 14 vereeringe: geschenk; mij...behandight: mij pas vandaag overhandigd (vandaar dat ik niet eerder bedankt heb); ijdele gloorije: onnozele eigenwaan (WNT glorie 1532). 19 verzoeken: proberen, proeven. 22 beelde in (Mem. 6). 24 gedeunt: geschertst. {==447==} {>>pagina-aanduiding<<} 591 Mijn Heere Mijn Heere Hooft, Baillieu van Goijland, Drost ende Castelein van Muijden &c Origineel. UBL Pap. 2. (Hooft: Haeghe 4 Ht Mujden. 6 Aug. 1633.) 1 Mijn Heer:   2 Mijn' sieckte en is soo doods-gelijck niet geweest, dat sij mijn ge-² 3 wisse tot voldoeningh van beloften en schulden geperst hebbe: 4 maer mijn lijden soo lijdelick, dat het in mij desen slagh van tijd-⁴ 5 verdrijf heeft geleden. Wel meer: het is met mij geleghen, als met⁵ 6 de booste menschen in eenen anderen sinn, die aen 't wel-doen niet⁶ 7 te krijgen en zijn, voor het haer qualick gae. Daer en is voortaen 8 niet, dat mij wat onbesigheits uijt mijn beroep kan bestellen, dan⁸ 9 ongesontheit: ende dit geluck, off ongeluck, slaet 'er bij, 'ten ware⁹ 10 ick met de scherpe bevelen vande doctoren tegens mijne genegent- 11 heden worstelde, dat mijn' Cortsen ijeder een stadigh Gedicht 12 souden wesen, ende ick niet suchten oft stenen dan in Rijm. Wel 13 moet de Poesije paries proximus binnen mij zijn, daer sij sich soo¹³ 14 sekerlick aenden brand van 'therte ontsteeckt. Hoe ondertuschen 15 sulcke dichten naerden roock smaken, moet ick de tonghe vanden¹⁵ 16 medelijdenden Leser bevolen laten. Vindt U.E. sulcken gheur in¹⁶ 17 'tghene hier neffens gaet, sij vergheve het de swackheden van een 18 man, diens tongh, in sulcke buijen, onwetende op vreemde talen¹⁸ 19 slaet, bijnaest als 't den besieckten gaet.¹⁹ 20 Joffre Crombalck, die ick altoos, neffens U.E. in hooghe achtinge 21 blijve houden, heeft mede niet vrij konnen gaen. In menigh jaer is²¹ 22 mij 'tgeluck niet gewerden van haer te sien. Soo tracht ickse te²² 23 hooren, is 't mogelick; en soeckse aende spraeck te brenghen, met²³ 24 een' opgeraepte vraeghe, diens voldoeningh mij min waerd is, dan²⁴ 25 haer antwoord. Soo sij noch binnen U.E. gesagh is, versoeck ick²⁵ 26 dats'er met kracht en aensien van beleefde redenen toe geporrt²⁶ 27 werde. Soo ickse te laet soecke, dat haer het papier, bij gelegentheit,²⁷ 28 te huijs moghe gaen. Niet veel meer en gedooghen mijn' swacke²⁸ 29 vingeren, 30 Mijn Heer, aen 31 U.E. ootmoedighe dienr 32 CHuijgens 32 Inden Haghe. den 4en Aug. 33 1633. {==448==} {>>pagina-aanduiding<<} Huygens stuurt het Franse lofdicht Sur la vie de Henri le Grand de Monsr Hooft Bailly de Goylant, Drossart et Chastellain de Muyden, waarom Hooft in 563 gevraagd heeft. - Hij doet bovendien een stap om de goede betrekkingen met Tesselschade weer aan te knopen. {==*19==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 19 Nicolaes Hasselaer==} {>>afbeelding<<} {==*20==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 20 Willem de Groot==} {>>afbeelding<<} 2 sieckte: Huygens was de 13e juli ziek in Den Haag teruggekeerd van de veldtocht; doodsgelijck: gelijk aan de dood, op de dood lijkend. Vgl. WNT dood 2865: doodsgelijk = gelijk aan een dode. Zeer ongewoon; citaat uit Cats: doods-gelijcke wangen: wangen als van een dode; hier dus anders: op de dood lijkend (niet in WNT); dat...hebbe: dat zij mijn geweten tot nakoming van beloften en kwijting van schulden zou hebben gedreven. 4 maer...lijdelick: maar mijn lijden is zo lijdelijk (dragelijk) geweest (woordspel!); desen...tijdverdrijf: dit soort tijdverdrijf (nl. het bijgaande franse gedicht op Hoofts Henrik de Gróte, W. II, 254). 5 geleden: toegelaten (voortzetting van het woordenspel); Wel meer: Veel sterker!; met...sinn: met de mensen met wie het in een andere (morele) zin het slechtst gesteld is (boos moet zowel op Huygens' toestand betrekking hebben als op die van de moreel slechte mensen; Huygens speelt met tweeërlei bet. van boos: ziek en slecht. Vgl. quaedt oogh = ziek oog, 949; ook quaed kan beide betekenissen (fysiek en moreel) hebben. Deze bet. van boos niet in WNT). 6 niet: niets. 8 wat...bestellen: een beetje vrije tijd (vrijaf) van mijn beroep kan verschaffen. 9 ongesontheit: (opzettelijk, parallel met onbesigheit; onbezigheid niet in WNT); slaet'er bij: komt erbij, gaat ermee gepaard; 'ten...Rijm: dat als ik niet tezamen met (gesteund door) de strenge bevelen van de dokters tegen mijn neigingen (verlangens, begeerten) in zou gaan, mijn koortsen elk een doorlopend gedicht zouden zijn, en ik niet zou zuchten of kreunen dan in rijm ('ten...worstelde proleptische bijw. bep. in dat...Rijm). 13 paries proximus: de naastbijzijnde wand (nl. aan mijn hart, de vuurhaard). Met toespeling op Horatius, Epistulae, 18,84 nam tua res agitur, paries cum proximus ardet, 't raakt toch uw eigen belang, als 't huis van uw buurman in brand staat; daer...ontsteeckt: aangezien zij zo zeker ontbrandt aan het vuur van het hart (het koortsvuur heeft daar zijn oorsprong) (daer = aangezien, komt in 17e eeuws nog zeer zelden voor. Het betekent gewoonlijk waar (lokaal) of terwijl (temporeel). 15 naer...smaecken: (vanwege dat branden!) (denigrerende uiting over eigen werk). 16 bevolen laten: overlaten. 18 onwetende: zonder dat hij (de tong) ervan weet, onwillekeurig; op...slaet: vreemde talen gaat spreken. 19 bijnaest: bijna net; besieckten: lijders aan vallende ziekte (vgl. WNT beziekt 2465; vooral: ziek door vallende ziekte (of melaatsheid) Kil. Comitialis (morbus comitialis = vallende ziekte) (Huygens schertst; hij stuurt met deze brief zijn Franse lofdicht (W. II, 254) waarin hij Hooft vergelijkt met Tacitus). 21 vrij...gaen: kunnen ontsnappen (zij krijgt dus ook een gedicht). 22 gewerden: te beurt gevallen; Soo: Derhalve. 23 aen...brengen: aan het praten te krijgen. 24 een opgeraepte vraeghe: een vlug bedachte, verzonnen vraag, ‘zo-maar-een-vraag’ (WNT oprapen 1109 zelf uitdenken, verzinnen), nl. de vraag of Vondel nog dicht ter ere van Oranje. Zie het gedicht aan Tesselschade in W. II, 254, aanvangend Slaet Vondelen noch vijer... Tesselschade heeft Huygens teruggeschreven, zie Hoofts brief aan haar van 14 aug.: ‘Mij is lief dat UE den swakken Huighens met een tooghjen inkts gelaeft hebt’. Ook deelde zij Huygens' vraag aan Vondel mee, die toen zijn Vredewensch aen Constantijn Huighens schreef (W.B., III, 392). Vgl. W. II, 254, noot 1); diens voldoeningh: welker beantwoording. 25 haer antwoord: nl. op de vraag aan háár gericht in de laatste 4 vss van zijn gedicht, vgl. W. II, 254; Soo...is: Als zij nog binnen uw zeggen valt (nog bij u is, zodat gij met haar spreken kunt) (WNT gezag 2156: uitspraak, oordeel, gezegde, woord (meestal gezeg) (Tesselscha logeerde sedert ongeveer 18 juli in Muiden. Vgl. 584 en 585. De tijd van de bijeenkomst in Muiden waarover Brosterhuyzen het heeft, was gesteld op het laatst van de week van 16-23 juli. Br. kwam op zondag 24 juli. Als Huygens het mogelijk acht dat Tesselscha er nòg is, is hij er ver naast.) 26 dat...werde: dat ze ertoe aangezet wordt (tot antwoord aan hem) met krachtige en uitgelezen vriendelijke woorden; kracht van beleefde redenen = krachtige, (maar) vriendelijke woorden; aensien van beleefde redenen = aanzienlijke, (goed gekozen, uitstekende, voortreffelijke) (en) vriendelijke woorden. WNT kracht van 52: grote hoeveelheid van, is ook mogelijk, maar ‘krachtig’ lijkt hier beter; aensien = voortreffelijkheid enz., vgl. aanzienlijk. 27 Soo...soecke: Als ze al weg is; dat...kome: laat dan het papier (met mijn gedicht voor haar) bij gelegenheid aan haar toekomen. 28 Niet...vingeren: Niet veel meer (dan wat ik nu schreef) laten mijn zwakke vingers toe aan uw enz. {==450==} {>>pagina-aanduiding<<} 592 Aen den Ridder Huighens. Minuut. UBA II C 11.883. Hs. fo 2r v.e. ontv. brief, afgeknipt. 1 Mijn Heere,   2 Kaizar Rudolf vertoonende te zekeren tijde eenighe Chijmische² 3 werken, aen mijnen Neve P J Hóóft U Ed. gestr. bekent, zeid' 'er³ 4 bij, dat het van geen' aerdsche warmte gestooft was, maer zijn vuir⁴ 5 inde straelen der Zonne ontschindelt. Een merkwaerdigh staeltjen⁵ 6 van een overvlieghend vernuft, gelijk men dikwijls vindt bij lujden⁶ 7 van zijner leeste.⁷ Rarus enim sensus communis in illa⁸ Fortuna. 10 De goede vorst scheen te geloven, dat de róókelooze hemellichten, 11 de stof, daer zij den brandt in steeken, van gelijke zujverheit mae- 12 ken. Koopt ghij geen glas? zouden onze kinkels zeggen. Voor mij;¹² 13 ik ben van 't kaizarlijk gevoelen; door drift van eerzucht niet, maer¹³ 14 door ervaerenis, betuighende, dat de koortse Uwer Ed. gestr. van¹⁴ 15 hoogher hitte toegekomen, haeren oorspronklijken aerdt, den harte¹⁵ 16 ende geest heeft aengeblaezen, en daer in een' gloedt verwekt, die 17 met geen' damp oft smook altoos ontheldert is: 't en zij men voor¹⁷ 18 een wolxken onder die klaerheit rekenen wil, d'overvloet van lof¹⁸ 19 mijner penne gegeven: 't welk nochtans te vergeven staet ten¹⁹ 20 opzichte, dat Pictoribus atque Poetis &c.²¹ 22 Tesseltjen is noch dat ouwde even jonge zoetemelxhart, wel ge-²² 23 soorteert met mijn' lieve Leonoor, derwelke zij op eenen roemer tot 24 Zinspreuk toegewijdt heeft: Altijts vroo. Indien U Ed. gestr. zoo²⁴ 25 mildt van eergunst wort, als zich eens bij ons te komen ververssen, 26 zij zal 'er een' jeughd ujt zuighen. Wij zijn haer gezelschap quijt;²⁶ 27 maer zullen in geenen gebreke wezen van haer de veirsen toete-²⁷ 28 veirdighen ende ik veel min van eeuwelijk te blijven,²⁹ 29 Mijn Heere, 30 UEd. gestr. 31 Verplichste ootmoedighste 32 dienaer 33 P C Hóóft. 31 Vanden H t Mujden 32 7 Aug. 1633. 2 Kaizar Rudolf: Rudolf II, 1552-1612, vgl. 14; chymische werken: chemische (alchimistische) werkingen, processen (proeven). 3 P.J. Hóóft: vgl. 15, 557. 4 het: (kan alleen slaan op werken): de stof in die processen betrokken?; zijn vuir: het vuur van die stof, de hitte ervan. 5 ontschindelt: ontstoken was (WNT ontschindelen 1958: ontvonken (trans.). 6 overvlieghend: hoog, buitengewoon (WNT overvliegen 2168: uitmuntend, voortreffelijk, buitengewoon). Vgl. 588 r. 29. 7 van zijner leeste: van zijn soort (WNT leest 1360; dit citaat). 8 Rarus...Fortuna: ‘Zeldzaam is immers 't gezond verstand in een zo hoog Vorstelijk ambt’. Iuvenalis 8,73-74) (Hooft maakt een tegenstelling tussen gezond verstand en overvlieghend vernuft, dat hier zoiets moet zijn als een vernuft dat zeer hoog reikt, maar gespeend is van nuchterheid, meer door de fantasie wordt geleid. Deze betekenisnuance niet in WNT). 12 Koopt...glas: (ongeveer): wat een onzin, dat kun je net denken, laat je niets wijsmaken. Vgl. WNT glas 40: verouderde uitdrukking, vaak gevolgd door: ik denk wel neen. Letterlijk: Koop je geen bril (om beter te zien)? Ik denk van niet (dat zie je zonder bril wel). De uitdrukking werd gebruikt na een ongerijmde bewering. Zie ook WNT koopen 5384 en Oudemans 156; kinkels: boerenpummels (het is een typische volksuitdrukking); Voor mij: Wat mij betreft. 13 't kaizarlijk gevoelen: de mening van de keizer; door...niet: niet doordat eerzucht mij drijft (nl. het met de keizer te houden). 14 door ervaerenis: door mijn ervaring, ondervinding; betuighende: die bewijst (hij weet dus door ondervinding wat er nu volgt; zo moet het gebeurd zijn, krachtens zijn ervaring van Huygens' lofdicht). 15 dat...aengeblaezen: dat de koorts (nl. de rijmkoorts) door een hoger gloed over u gekomen, haar oorspronkelijke aard (haar aard die zij aan haar hogere oorsprong heeft ontleend) aan uw hart en geest heeft meegedeeld. 17 met...is: door geen enkele (volstrekt geen) damp of rook van zijn helderheid beroofd is; voor...wil: als een wolkje temidden van die helderheid wil beschouwen. 18 d'overvloet...gegeven: (nl. in het franse lofdicht voor zijn Henrik de Gróte). 19 te...staet: moet vergeven worden; ten opzichte dat: in aanmerking genomen dat. 21 Pictoribus atque Poetis etc.: Horatius, ars 9-10: Pictoribus atque Poetis quidlibet audendi semper fuit aequa potestas. ‘Dat schilders en dichters altijd toekwam hetzelfde recht: wat hun lust, ook te wagen (m.a.w.: zij mogen alles wat zij willen)’. 22 dat...zoetemelxhart: dat oude, (altijd) even jonge gevoelige schepsel (woordspel oude, even jonge; zoetemelxhart: vgl. Hooft's brief aan Huygens 631 van 30 mei 1634: 't murwe hart van Tesseltjen); wel...met: goed passend bij, het goed kunnende vinden met; der welke: aan wie. 24 vroo: blij; zoo...ververssen: zo gul wordt met ons vererende gunst dat ge u eens bij ons komt ontspannen (bij ons nieuwe krachten komt opdoen) (constructie zoo mildt als zich enz. thans onmogelijk; er staat eigenlijk: een mildheid die het niveau bereikt van zich...ververssen). 26 zy...zuighen: ge zult er jong van worden (een nieuwe jeugd uit putten); Wij...quijt: Vgl. Huygens' brief 591 r. 21-22. 27 in...veirdighen: niet nalaten haar de verzen toe te sturen (Huygens had hierom verzocht in dezelfde brief, als zij afwezig mocht zijn) (van...veirdighen, nabep. bij gebreeke; van blijft thans onvertaald.) 29 ende...blijven: en ik zal (nog) veel minder in gebreke blijven eeuwig te blijven. {==452==} {>>pagina-aanduiding<<} Aen Joffre Franca Duarte, tot Alkmaer. Minuut. UBA II C 11.879. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Madamoiselle,   2 La pauvre chere, en ce lieu, a une personne de vostre merite, ne 3 meritoit des remerciements, qui ne servent, que pour nous plonger 4 tant plus avant, dans un abisme d'obligations. Si nostre bonne 5 volonté eust esté secondée du pouvoir requis, elle eust paru 6 d'avantage, ni faillij de vous representer parfaitement la vigueur 7 d'une affection tresvive et tresardente, a vos contentements. Si ne 8 laissons toutesfois, d'expier ceste faute, par une peine fort sensible, 9 tant du regret d'avoir manqué a nostre debvoir, encores que par 10 foiblesse, comme par celle, que l' esloignement de vostre presence, 11 et le languir apres tant de rares et relevées qualitez de corps et 12 d'esprit, nous font souffrir. Et ne nous reste d'autre soulas, sinon 13 dans l' attente d'en gouster encores, avant que cest' esté s' escoule. 14 Et bien que cela soit doubteux, si serions marris de nous desfaire 15 d'un' esperance si douce. Cependant, en vous baisant spirituelle- 16 ment cent mille fois la belle et digne main, prions le createur, de 17 conserver a jamais et vous et Monsr vostre marij en sa sainte garde, 18 et en vos bonnes graces, 19 Madamoiselle, 20 Vostre tresobligé et plus 21 humble serviteur 22 P C Hóóft. 21 Du Chasteau de Mujden, 22 ce Aoust 1633.   vertaling   Mejuffrouw,   Het povere onthaal, in dit huis, van iemand van uw verdienste, verdiende geen dankzegging die ons slechts des te dieper vermag te storten in een afgrond van verplichtingen. Als onze goede wil gesteund was door het vereiste vermogen, zou hij duidelijker gebleken zijn en u zonder mankeren en tot uw genoegen aan de kracht van een levendige en vurige genegenheid herinnerd hebben. Wij boeten voor deze fout niettemin door een zeer gevoelige straf: zowel door het berouw, tekortgeschoten te zijn in onze plicht, zij 't ook uit zwakheid, als door hetgeen het ver zijn van uw aanwezigheid en het verlangen naar zoveel zeldzame en verheven eigenschappen van lichaam en geest ons doen lijden. En er blijft ons geen andere {==453==} {>>pagina-aanduiding<<} troost dan de verwachting, daar spoedig weer van te genieten, voordat de zomer voorbij is. Dit moge twijfelachtig zijn, toch zouden wij ons zeer ongaarne beroven van een zo zoete hoop. Inmiddels bidden wij de Schepper, terwijl wij u in de geest duizenden malen de schone en waarde hand kussen, voor altijd u en mijnheer uw echtgenoot in zijn heilige hoede te bewaren, en in uw goede gratie. {==454==} {>>pagina-aanduiding<<} 594 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Vissers, huisvrouwe van Sr Allart Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 95. Hs. Watervlek. Loont.   1 Mê Joffre   2 Mij is lief dat UE den swakken Huighens, met een tooghjen inkts² 3 gelaeft hebt. Wat hij meent met het topswaer van lauwer, en kan ik³ 4 niet anders vatten, dan 's prinssen triomfwaeghen. Maer wat zeght⁴ 5 ghij van die overdiefsche ooghen van Franche: die niet alleen meê-⁵ 6 slepen 't geen zij belonken, maer in de ziellooze dingen, een zucht 7 verwekken om haer nae te loopen, als zij schoon uit hun gezicht is. 8 Geestigh is deze inval. Heeft hem Crommetjen gezaejt, UE ont- 9 fangen en gebaert, ik zagh noit paer beter gepaert, om de werelt, 10 met geestighe kinderen te bevolken: en deze werelt niet alleen, 11 maer alle de geene, daer Alexander af dróómde. Want UE baert al¹¹ 12 ontfangende, ende behoeft geen' neghen maenden om te draeghen. 13 Aij lieve, zeindt ons altemets zoo een houkindt t'hujs. Zij zullen ons¹³ 14 beter kortswijl strekken, dan de apen en meerkatten van Tassoos¹⁴ 15 venster. Ende ik zie 't 'er toe komen, dat het uwe wel haest met 16 gelijken gedierte zal gestoffeert zijn. Zoo daer eenighe keerssen¹⁶ 17 t'Alkmaer zijn, zij moeten ontsteken aen de loogh uwer toortse, en¹⁷ 18 als kleene starren om de maene swerven. Zoo UE ons geene en 19 zeindt van haere vruchten, lichtlijk dat wij die, zelf komen haelen.¹⁹ 20 Doch 't is noch onzeker oft het ons, dezen zoomer, gelukken zal.²⁰ 21 Evenwel wij willen hoopen tegens alle reden van wanhoop aen, 22 ende zoo zoet een speelpop, niet, uit de armen van 't gedacht,²² 23 ontslaeken. Ondertussen zij UE eerbiedelijk gegroet, ende Gode 24 bevolen nevens alle de haeren, 25 Mê Joffre van 26 U E 27 Verplichten dienstwsten 28 P C Hóóft. 27 Uit mijn Toorentjen, 28 14 Aug. 1633. {==455==} {>>pagina-aanduiding<<} Over brief- en verzenwisseling, tussen Huygens, Tesselschade en Vondel. Doordat niet alles bewaard is, blijft er een en ander duister. 2 swakken: Huygens was al enige tijd ziek (van 13 juli tot 16 augustus met verlof); tooghjen: haaltje met de pen (WNT toog (I) 1106 3). 3 topswaer enz.: Huygens zond Tesselschade een gedichtje, om weer in contact met haar te komen na een tijd van zwijgen, met de vraag of Vondel nog niet dicht ter ere van de Prins, vgl. W. II, 254. 4 Maer enz.: Hier begint een lange en complimenteuze reactie op iets geestigs dat T. aan Hooft geschreven heeft, blijkbaar na ontvangst van de vergeten muilen waarbij de vergeten eigendommen van Francisca gevoegd waren. Men kan erin lezen dat Francisca die terugkreeg zonder erom gevraagd te hebben, terwijl T. dan wel om haar muilen zou hebben gevraagd. Dit onderstelt twee verloren brieven van T. 5 overdiefsch: zeer schelmsch (WNT in voce 165 1). 11 de werelden waar Alexander van droomde vgl. Q. Curtius Rufus, Hist. Al. M. VII, 7; IX, 6. 13 houkindt: pleegkind, wat hier op de geestigheid moet slaan, maar ook dit blijft vaag doordat wij Tesselschade's brief of brieven niet kennen. 14 apen...venster: niet helemaal juiste toespeling op een passage in Boccalini's Ragguagli di Parnaso LVIII, waar staat, dat Apollo, buitengewoon ingenomen met de grote kwaliteiten van Torquato Tasso, hem tot prins der dichters en grootvizier van de Italiaanse dichters verhief ‘en op hetzelfde uur met grote plechtigheid gaf hij hem de koninklijke insignia die men pleegt te geven aan de gelauwerde dichters: dat zij papegaaien aan de ramen en apen aan de deur mogen houden’. * De meerkatten blijven onverklaard. Ook apen? 16 keerssen: esprits? 17 loogh: vlam (WNT loog (II) 2770). 19 vruchten: verzen? 20 uit 601 blijkt dat die reis toen doorgegaan is. Want 's winters reisde men niet onnodig en als Crombalgh sterft (28 mei 1634) heeft Hooft in lang niets van T. gehoord, dus de reis is niet uitgesteld tot het voorjaar van 1634. 22 zoo...ontslaeken: zo'n prettige gedachte om mee te spelen, niet laten varen. {==456==} {>>pagina-aanduiding<<} 595 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 96. Hs. Watervlek (Baak: Muijden 14 Augt 1633 beantw 16 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 De Zoomer is een gladde tijdt, en slibbert mij ujt der handt, terwijl² 3 deze zich opent, om vrienden te bewelkomen oft te beadieuwen.³ 4 'T is goedt dat UE genaede met eenen open staet, om voor lief te⁴ 5 neemen, 't geen zij niet en ontfangt. Wederom heeft Tacitus een'⁵ 6 wijl zijnen naem moeten betrachten. Nu zet hij de tong weder⁶ 7 t'schrap, onzeker oft het lang duiren zal. 8 Maer, al en weet ik geen' nieuwe deuntjes, die deze oude verbeteren⁸ 9 moghten, hebbe zoo luttel zuchts, tot den welgank van 't gemeen⁹ 10 niet, oft wenschte wel te hooren, waer 't met ons heir op ujtkomen¹⁰ 11 wil: ende wat 'er zij, aen 't geen mij Sr van der Wijen schrijft, van¹¹ 12 4m ruiters, en 3m knechten tot Wezel verwacht; mitsgaeders dat 13 men t'Amsterdam 16m ellen Oranje lint zoekt, om velttekens te¹³ 14 maeken. Kan men nu den volke geen' andere leuze geven, om zich 15 van den vijandt t'onderkennen, zoo hangt de ujtkoomst der toght, 16 aen 't wispelen van 't weefgetouw: ende meer aen der spoele, dan¹⁶ 17 der paerden snelheit. Maer 't bescheer des hemels zal 'er 't meeste,¹⁷ 18 immers 't al toe doen. In welk geloof ik vertrouwe dat UE met mij 19 overeenstemt, die den zelven bevolen zij, nevens groete ende¹⁹ 20 eerbiedenis, 21 Monsr mon frere, van 22 U E 23 Verplichten dienstwsten broeder 24 P C Hóóft. 23 Ujt mijn Toorentjen, 24 14 Aug. 1633.   Lopende zaken. 2 Hooft vergelijkt de zomer met een aal; de tijd glijdt weg door de vele bezoeken. 3 beadieuwen: adieu te zeggen. 4 met eenen: terstond, zonder zich te bedenken. 5 ‘tacitus’ betekent zwijger. 6 de tong schrap zetten: zich inspannen om te gaan spreken. 8 al en...moghten: al weet ik het bestaan niet van moderne nieuwsverhaaltjes die beter zouden kunnen zijn dan deze oude (Romeinse). 9 zucht...gemeen: liefde voor het algemeen welzijn. 10 op ujtkomen: naartoe. 11 wat 'er zij aen: wat er van aan is. 13 velttekens: standaards, regimentsvlaggen (enz.). 16 wispelen: waggelen (U.W. IV 372). 17 bescheer: beschikking (WNT bescheer 1954); 't meeste, immers 't al: het meeste, ja voorwaar alles (WNT immers 1460 3). 19 den zelven: de hemel, r. 17. {==458==} {>>pagina-aanduiding<<} 596 A Monsieur, Monsieur Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.102. Hs. enkel vel, aan de rechterkant afgesleten. Tekstverlies. (Baak: Muyden 21 Augti beantw 23 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 'T waer wel reede, dat de pluimaedjen van zoo veel lofs, als UE mij² 3 mede besteken heeft, bij haeren laesten, de wieken mijner naerstig- 4 heit deeden wassen, en bet over wegh spoeijen. Maer, dan het een,⁴ 5 dan het ander, voeren mij buyen oft dikke wolken te gemoet, die⁵ 6 zoo licht niet te doorsnijden zijn, en beslommeren de vlucht. De⁶ 7 Historien eischen haeren bezetten tijdt: zulx al wat daer boven, te⁷ 8 schrijven, te lezen, oft te doen valt, ujt de ujren der vertaelinge 9 moet gevonden worden. 'T gezelschap, gelijk UE wel bezeft, is ook⁹ 10 een daghdief, doch echter een ujtspanning, om den geest wat te¹⁰ 11 verneukelen. Wij hebben 't hujs nu ledigh van gasten, ende hoopen¹¹ 12 dat UE met de HH. Professooren d'eerste zullen zijn, om de een- 13 zaemheit te vervroolijken met redenen, die daerentussen niet zullen¹³ 14 laten te stichten. 15 Voor weenigh daeghen tooghen hier deur zekere Heeren ujt den¹⁵ 16 Haeghe, die een groot gevoelen hadden van de toght zijner Doorl.¹⁶ 17 doch bekenden daer bij, dat de hooghstgehevene aenslaeghen, ons,¹⁷ 18 deurgaends, minst meegeloopen waeren. Zij wisten te zeggen, dat 19 de Pensionarizen van ginszijde, in den Haeghe dapper de ronde¹⁹ 20 gedaen hadden, zich beklaeghende bij die van de regering dat men 21 zoo geweldelijk ten oorlogh rustte. Verklaerden daerb[-] tot²¹ 22 Amsterdam verstaen te hebben, ujt monde van Mr Wille[-] de 23 Groot, broeder vanden Heere Huigh, dat de Heer Wijtz a[-] 24 onzen swaegher Hasselaer had geschreven, hoe hij in hoope [-]²⁴ 25 dat men van dezen zoomer, niet alleen steden, maer landtschappen²⁵ 26 zoude verovren. Dit vind ik wat vreemdt van zoo eenen ernst- 27 achtighen ende achterdachtighen Krijsman, haest heij te roepen²⁷ 28 eermen over de sloot is. Ende moet zijne Ed. wel grooten schijn²⁸ 29 van een' doorluchtighe ujtkoomst zien, oft zulke dingen ujtslaen,²⁹ 30 met eenighen toeleg; misschien om den vijandt te doen duchten,³⁰ 31 dat 'er aen zijn' zijde eenighe afval van naedruk smeult. Wat 'er af³¹ 32 zij, waer der pijne waerdt, ujt frere Hasselaer, aen wien ik mij ge- {==459==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 biede, te verneemen. Ende zal mij benieuwen oft het zoo breedt³³ 34 magh wezen. De Sweedschen, hoor ik, zijn tot Wezel, aengekoo- 35 men, maer niet bescheidelijk, hoe sterk. UE vertrouw ik, zal mij 36 ujt de twijfel helpen: ende blijven, met alle, die haer lief zijn, Gode 37 bevolen, nevens dienst en eerbiedenis, 38 Monsr mon frere, van 39 U E 40 Verplichten dienstwsten broeder 41 P C Hóóft. 40 Ujt mijn Toorentjen, 41 21 Aug. 1633.   Lopende zaken. - Geruchten over omvangrijke krijgsplannen. 2 'T waer wel reede: Het zou wel in de rede liggen; pluimaedjen: vederbossen, fig. voor lof en eer (WNT pluimage 2831 g), door Hooft spelenderwijs opgevat als vergroting, versterking van de vleugels van zijn vlijt, waar ze in gestoken zijn. 4 over wegh spoeijen: opschieten, vorderen (al vliegende). 5 buij: kan synoniem zijn van dikke wolk, en dat versterken door herhaling; het kan ook de tegenwoordige bet. hebben. 6 beslommeren: belemmeren. 7 bezette tijd: vast in beslag genomen tijd. 9 'T gezelschap: De gasten. 10 doch echter: maar tevens toch. 11 verneukelen: ontspannen (U.W. IV 233 in voce). 13 vervroolijken...stichten: opvrolijken en tussen de bedrijven door ernstig geestesvoedsel geven. 15 tooghen hier deur: kwamen hier voorbij (en op kort bezoek). 16 een groot gevoelen: een hoge dunk. 17 bekenden: toegaven; hooghstgehevene: waar de meeste ophef van gemaakt is. 19 de Pensionarizen van ginszijde: in verband met de onderhandelingen waren de pensionarissen van Antwerpen, Brugge, Douai en Namen in den Haag. 21 Verklaerden, nl. de ‘zekere Heeren’ uit r. 15. 24 Hasselaer: Nicolaes. 25 landschappen: streken. 27 achterdachtigh: WNT geeft dit alleen als variant van achterdochtig; Hooft gebruikt het woord in de gunstige zin van bezorgd aan de toekomst denkend, wat een krijgsmansdeugd is; haest...is: (uitdr.) vlug ‘hei!’ (‘hallo!’, ‘hoera!’) roepen; voordat men zijn doel bereikt heeft. 28 Ende moet zijne Ed. (Mem. 5); schijn: blijk, bewijs. 29 ujtslaen: beweren. 30 toeleg: opzet. 31 afval van naedruck: afvalligheid van betekenis; Wat...vernemen: Wat er van aan is, zou de moeite waard zijn te vernemen van frère Hasselaer. 33 oft...wezen: of het er wel zo fraai mee geschapen staat, of het wel zo'n vaart loopt. {==460==} {>>pagina-aanduiding<<} 597 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.101. (Baak: 1633 beantw 30 Augt) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 UE gissing, en de meening van den Heere Wijtz, zijn twee baeken,² 3 mijns bedunkens, over een te brengen. Want het magh op Keulen,³ 4 en daer nae op Luxenburgh en Naemen zijn aengezien; zoo de 5 toeleg opwaerts aen geldt. Een broeder des Adt Fiscaels, een man⁵ 6 die vrij wat verstands met lujden van bewindt, zonderling met den⁶ 7 Overste Melander, schijnt te houden, meinde, deez daeghen, dat 8 het voorneemen wel zijn moght, door Brabandt in Vlaendren te 9 trekken, en Dujnkerken, dat zoo winbaer als onhoudbaer is, ujt te 10 rooijen, om den vijandt die haven t'onbrujk te maeken, met stich- 11 ting eener sterkte, aen 't Scheurtjen, oft daer ontrent. Hachlijk vind¹¹ 12 ik dit bestaen, om dat het volghen des toevoers ter genaede van den¹² 13 windt zoude staen. Doch daer kon voor gezorght zijn, en zulk 14 verdragh met Vrankrijk getroffen, dat men van die zijde verzien 15 wierd. Hij twijfelde echter oft Antwerpen 't wit moght wezen; 16 alhoewel 't overlang verzorght en gesterkt is. Komt ons meer volx¹⁶ 17 van boven toe, 't platte landt zal ten besten zijn. Het angt mij daer-¹⁷ 18 entussen, dat onze hooghstgehevene aenslaeghen meest al' klakke-¹⁸ 19 loos verdweenen zijn: ende valsch moet mijn' vreeze werden. Niet¹⁹ 20 lange en leg ik ons nu in den droom te blijven. UE hoop ik zal mij²⁰ 21 ujt den mijnen wekken.²¹ 22 Neef Wujtiers deert mij, om 't gevaer zijner dochter die 't zalighst²² 23 te wenschen staet. Zoo 't 'er ujt vallen magh, verwachten wij U E²³ 24 met de HH Vossius, Barlaeus, en Hasius, op Vrijdagh; oft liever op 25 Zaterdagh, om wat tijds te hebben, binnen den welken UE ons 26 verwittighe. Want wij zijn hier in een' barren hoek; en de honds-²⁶ 27 daeghen neemen 't quaelijk, zoo men meer dan montjens maet 28 ontbiedt. De suikerpeeren, kleen maer goedt, looven UEE geen'²⁸ 29 quaeden daegheraedt. Ick wist gaeren wat het laeste boek mijner²⁹ 30 Historien onder UE ende den H. Mostaert is: te weeten het achtste 31 oft neghende; ende hoe veel blaederen UE daer af bevindt: om³¹ 32 wat rekeninx te maeken, waer het zal te slujten staen. UE kan 't³² {==461==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 aentekenen ende mij bekent maeken t'haerder overkoomst, daer ik 34 niet aen wanhoopen wil: ende UE ondertussen Gode, in haere 35 gunste beveelen, 36 Monsr mon frere, 37 U E 38 Toegeneghen Gansdienstwillighen 39 broeder 40 P C Hóóft. 39 Ujt mijn Toorentjen, 40 24 Aug. 1633.   Over de oorlogvoering. - Uitnodiging. 2 baeken: richtbakens. 3 over een brengen: bij elkaar doen passen; het magh zijn aengezien: het kan gemunt zijn. 5 opwaerts aen: zuidwaarts, vgl. 529 en r. 17; de toeleg geldt: het plan is gericht; Een broeder: Louis was auditeur van de Rekenkamer. 6 verstand houdt: betrekkingen onderhoudt; lujden van bewindt: leidende figuren; de Overste Melander: Overste: veldheer; bedoeld is Peter Holzappel of Eppelmann, vergriekst tot Melander, 1585-1648, opperbevelhebber van de Hessische troepen, in ongenade 1640, overgelopen naar de Keizer 1641. 11 't Scheurtjen: de inham waaraan de haven van Duinkerken lag. 12 dit bestaen: deze onderneming. 16 verzorght: voorzien. Antwerpen rekende dus op een aanval; volx: krijgsvolk. 17 van boven: uit het Zuiden; ten besten zijn: prijsgegeven worden (voor approviandering, vgl. Wallenstein's beruchte stelregel ‘de oorlog moet de oorlog voeden’); het angt mij: het benauwt mij (WNT angen 461 II). 18 hooghstgehevene aenslaeghen: oorlogsacties waar te voren de meeste ophef van gemaakt is. 19 ende...werden: en moge mijn vrees ongegrond blijken (WNT moeten 985 2). 20 leg ik: neem ik aan. 21 den mijnen, nl. de droom. 22 't zalighst: de dochter is blijkbaar ongeneselijk ziek. 23 Zoo...magh: Als de tijd het toelaat. 26 in...hoek: in de rimboe; de hondsdaeghen: de warme zomerdagen (vgl. 267) maken het bewaren van etensvoorraad moeilijk. 28 suikerpeeren: verschillende soorten vroege peren (WNT suiker 501); looven: beloven (WNT loven 3104 5). 29 daegheraedt: blijkbaar at men ze bij 't ontbijt. 31 en hoe...bevindt: en hoeveel bladen dat (laatste) bij telling zal blijken te bevatten. 32 waer...staen: waar het afgesloten zal moeten worden. {==462==} {>>pagina-aanduiding<<} 598 A Monsieur, Monsieur Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.100. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Dank hebt voor de betaelinge met zoo goedt een' woeker, als zij² 3 geschiet zal zijn. UE broeder zal ons, nevens d'andre Heeren wel-³ 4 koom wezen: ende naerdien mon frere Schuil ook ooren heeft die 5 nae weetenschap jooken, verlaet ik mij t'uwer E, derwelke gelieven⁵ 6 zal het zijne ujt onzen naeme te noodighen, om mij dus laet in den 7 avondt van meer schrijvens te verschoonen. De tijdingen ujt 8 Brabandt zijn zeker bedenkwaerdigh; maer te gelooven met be-⁸ 9 scheidenheit; zonderling van 't openleggen des vijands, 't en zij hij⁹ 10 een' borstweer van etlijke mijlen, ende goede spieden te baet heeft.¹⁰ 11 Ik zorghe zeer voor Duitslandt, ende dat de maeren van daer, ons¹¹ 12 van de Sweeden zullen ontblooten, eer 't groote werk af raekt. God¹² 13 geeve een beter ende UE de volkomenheit haerder deughdelijke 14 wenschen, tot genoeghen, 15 Monsr mon frere, van 16 U E 17 Gansdienstwen broeder 18 P C Hóóft. 17 Vanden H t Mujden, 18 ter ijl, 30 Aug. 1633.   Vervolg. 2 de zin slaat vermoedelijk op het kopiëren, dat ‘betaeling’ genoemd wordt omdat Hooft de Tacitusvertaling als tegenwaarde levert; woeker: rente wegens achterstand. 3 UE broeder: Jacob Baak; d'andre Heeren: Vossius, Barlaeus, Hasius. 5 verlaet...E: vertrouw ik op u, die zo goed zal zijn het zijne (dit moet wel terugslaan op het niet genoemde woord gezelschap). 8 bescheidenheit: oordeel des onderscheids. 9 openleggen: in 't open veld liggen. De beide legers lagen in de Kempen in dorpen tegenover elkaar zonder tot een slag te komen. Zie Hooft's opmerking over onze ‘hooghstgehevene aenslaeghen’, 596 en 597. 10 spieden te baet heeft: verkenners tot zijn beschikking heeft (oudste citaat WNT v. Effen). 11 zorghe: ben bezorgd; ons...ontblooten: ons van de Zweedse rugdekking zullen beroven. 12 God geeve een beter: God schenke (ons) een beter lot, geve een betere afloop (WNT beter 2215 B). {==463==} {>>pagina-aanduiding<<} 599 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.99. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Ik gebiede mij aen UE genam Monsr Brasser, ende wist geirne² 3 wanneer 't geweest is ende hoe dikmaels, dat zijner E moeder oft 4 moeije tot Delft, alle haere ringen en kleinoodjen overgaf, tot ver-⁴ 5 valling van 's gemeenen lands lasten: ende oft zijner E ook noch 6 andere vrouwen bekent zijn, die zich gelijker wijze gequeten⁶ 7 hebben. Want deze omstandigheden eertijds ujt zijnen monde 8 gehoort, zijn mij niet recht indaghtigh. Mij speelt, noopende den 9 tijdt, in de zinnen, dat d'eene reize wel moght geweest zijn, tegens⁹ 10 't ontzet van Lejden, dat ik nu gae bijder handt neemen, in geenen¹⁰ 11 wille om zoo gedenkwaerdigh een werk zijn loon t'onthouden, en¹¹ 12 in 't graf der vergetelheit, gesmoort te laeten. UE gelieve mij 't¹² 13 bescheidt hier af, nevens 't getal der blaederen van 't laeste boek der 14 Historien, op overmorghen, hier te brengen. Want, niet naeders 15 van UE bekomen hebbende, vertrouwen dat het geen' nieuwe¹⁵ 16 ujtschej, nocht laeter vallen zal, denkende op maendagh oft dinx-¹⁶ 17 dagh van hujs te trekken, ende hebben ons daer nae gestelt; met den 18 ijver betaemende, 19 Monsr mon frere, 20 U E 21 Verplichten dienstwen broeder 22 P C Hóóft. 21 Vanden Hujze te Mujden, 22 j Sep. 1633.   Baak vrage aan Joost Brasser, of zijn moeder of tante indertijd haar sieraden heeft opgeofferd ten bate van de oorlogvoering, en wanneer. 2 genam: naamgenoot, Joost Brasser. Hooft schijnt het woord genan, misschien als etymologisch grapje, te veranderen. 4 overgaf: inleverde (of: ter beschikking van de overheid stelde, WNT overgeven 1711; 1712). vervalling: betaling. Hooft vermeldt het in boek IX (blz. 353 van de tweede druk (1656)). 6 zich gequeten: zich gedragen (WNT kwijten 796 c). 9 d'eene reize: de ene keer; tegens: vlak voor. 10 in geenen wille: niet van zins. 11 zoo...werk, nl. het opofferen van de sieraden. 12 't bescheidt hier af: het antwoord hierop. 15 vallen fungeert als koppelwerkw.; de twee naamw. gezegden zijn geen' nieuwe ujtschej (d.i. afstel) en laeter. 16 deze reis kan heel goed het tegenbezoek geweest zijn, aangekondigd in 594, waarop de ongedateerde dankbrief aan Francisca Duarte betrekking heeft (601). Het lange reizen en rotsen waarover Hooft op 2 october aan Baak schrijft (603) omvatte bovendien IJselstein. Dat 600 op 18 september in Muiden geschreven is, wijst erop dat Hooft toen, waarschijnlijk tussen de verblijven in Alkmaar en IJselstein, daar is geweest, want die minuut staat in een van de Muider kladboeken en niet op een los vel. Ofschoon nog niet alle Alkmaarse transport-registers doorgewerkt zijn en daarin bovendien meestal geen huurcontracten worden opgenomen, mag uit de talrijke regesten die Mr. J.H. Rombach voor deze commentaar aan 't licht gebracht heeft, met enige waarschijnlijkheid afgeleid worden dat de Crombalchs in de voornaamste straat van de stad een gedeelte van een huis bewoonden. De Du Pas bezaten meer dan één huis, zij 't ook niet doorlopend onbezwaard. Dit zou kunnen verklaren, waarom wel Susanna Bartolotti bij Tesselschade logeert maar de Hoofts zelden of nooit. {==465==} {>>pagina-aanduiding<<} 600 Aen den E Dirk van Noordingen inden Haeghe. Minuut. UBA II C 11.251. 1 Mijn Heer   2 Deze is om aen UE te richten de minujte mijner reke ten einde UE 3 gelieve dezelve te doen grosseren ende doubleren, ende bejde ter³ 4 Camere van de Reke over te leveren, onder den gebrujklijken eedt, 5 in conformité der procuratie hier nevens gevoeght; mitsgaeders 6 exspeditie daer op te vervolghen. Maer UE gelieve verdacht te zijn, 7 de voors overleveringe niet te doen, dan bij advise ende ten tijde 8 als de H. Rekenmr Mierop, aen wien ik mij hartlijk gebiede, zal 9 dienstigh vinden, op dat mij niet en wedervaere als op mijne laeste, 10 inde welke verscheide parthijen, mijns oordeels zeer iniquelijken¹⁰ 11 waren gerooyeert. Voorts, alzoo de acten mij op den 8en Aug. 1630 12 verleent, om in pachte te hebben de civile boeten voor C £ tot xl. 13 grooten, ende te passeren Lxxv £ jaerlijx voor 't onderhoudt van¹³ 14 eenen Dienaer van Justitie bejde voor drie jaeren ingegaen den 27en 15 Maj anno 1630, zijn geexspireert, zal UE gelieven reqe te presen- 16 teren van den voors pacht ende tractement: ende bij aldien 't advis¹⁶ 17 van den Rentmr Colterman daer op wort verzocht, het zelve van 18 zijne E te vorderen ende hem daer voor te contenteren als nae¹⁸ 19 redene: ende alles veirdigh zijnde nevens de minujte, aen mij over¹⁹ 20 te zeinden. Waer toe ick mij zal verlaeten, ende ondertussen adver- 21 tentie verwachten van den ontfank van dezen, blijvende 22 Mijn Heere, 23 U E 24 Gansdienstwe, 25 P C Hóóft. 24 Vanden Hujze te Mujden, 25 den 18en Sep. 1633. 3 grosseren: in 't net schrijven. 10 parthijen: posten; iniquelijken: onbillijkerwijs. 13 passeren: goedkeuren en ter verrekening opschrijven (WNT in voce 682). 16 tractement: salaris. 18 contenteren, euf. voor betalen. 19 de minujte, nl. die hierbij gaat. {==466==} {>>pagina-aanduiding<<} *601 A Madamoiselle Franchoise Duarte. Minuut. UBA II C 11.880. Afschr. UBL. Pap. 13. Hs. achterop 593 met open ruimte eronder, dus later dan die geschreven. 593 vult blz. 879 helemaal.   2 Si les remerciemens n' eussent lieu qu' apres l' entiere jouissance des 3 bienfaits, je vois bien que j' en serois quitte pour jamais. Car vous 4 ne nous avez pas seulement repeu de delices d'honneur et cour- 5 toisie, durant le temps qu' estions à Alkmaer, mais la souvenance 6 d'icelles ne cesse de servir encores continuellement de nourriture 7 a mes plus douces pensées. Je vous rends donques ces arres d'un 8 coeur reconnoissant en simples paroles, et attendraij avec passion 9 l' heure, quand vous vous dignerez, me fournir l'occasion d'en 10 faire paroistre par des effects. Ce que será, quant il vous plairá me 11 rendre heureux de la gloire de vos commandemens; auquels, plus 12 qu' aucun autre pretend de rendre une obeissance absolue, en vous 13 baisant cependant cent mille fois les belles mains, 14 Madamoiselle, 15 Vostre plus humble et affectionné 16 Serviteur,   vertaling   Aan Mejuffrouw Franchoise Duarte.   Indien de dankbetuigingen pas volgden nadat de weldaden ten volle genoten waren, zie ik wel in dat ik van die plicht voor eeuwig zou zijn ontslagen. Want u hebt ons niet slechts verzadigd van de genoegens van eer en hoffelijkheid, gedurende ons verblijf in Alkmaar, maar de herinnering daaraan voedt nog onophoudelijk mijn zoetste gedachten. Ik schenk u dus dit handgeld van een dankbaar hart in eenvoudige woorden, en ik zal met hartstocht de tijd verbeiden, dat u zich verwaardigen zult mij gelegenheid te geven, die dankbaarheid met daden te tonen. Dit zal zijn wanneer het u behagen zal, mij gelukkig te maken met de eer van uw bevelen, waaraan meer dan wie ook verklaart een volstrekte gehoorzaamheid te bewijzen, terwijl hij u duizenden malen de schone handen kust, Uw nederigste en toegenegenste Dienaar, {==467==} {>>pagina-aanduiding<<} 602 (W. Blaeu aan P.C. Hooft.) Origineel. UBL. Pap. 2.   1 Erntfeste wijse zeer voorsienige Heere. 2 Hoe hoogh mijn Heer de Groot bij u E, en uwe E bij hem geacht 3 is, weet ick uijt uwe beijder monden. Daerom, dewijl u E, nevens 4 veel goede patriotten, zijn tegenwoordigheijt met hertenleet moet 5 derven, heb ick dit zijn afbeeldsel, uijt mijn druckerij voortge-⁵ 6 comen, u E, gelijck aen meer andere zijne beste vrienden, willen⁶ 7 mededelen, niet twijfelende, of ten zal om zijnen 't wille aengenaem⁷ 8 zijn. In schrijven onlangs van hem ontfangen, begeert hij dat ick 9 zijne groetenisse zal doen aen sommige goede vrienden, insonder- 10 heijt aen d'Heer Hooft, gelijck ick hier mede van zijnen 't wegen 11 doe. eijndende beveel ick u E, na behoorlijcke gebiedenissen, inde 12 bescherminge des Almachtigen, en mij in uwe goede gunst, blij- 13 vende altijt uwe dienstwillige Neeff 14 t Amsterdam den 15 23 Septembris 1633. 14 Willem Blaeu.   Willem Jansz. Blaeu, de beroemde drukker, stuurt Hooft en andere vrienden een portret van Grotius, ‘voortgekomen uit’ zijn drukkerij. Vgl. 18, 104, 232. 5 heb(...)willen mededelen: bescheidenheidsperfectum, Mem. 10. 6 gelijck...vrienden: evenals aan anderen die zijn beste vrienden zijn. 7 mededelen: iemand geven van wat men heeft (WNT mededeelen 342 1); ten: het en zal (negatie afh. van twijfelende). {==468==} {>>pagina-aanduiding<<} 603 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3, tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 97. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 2 Octobr 1633 ontf. en beantw 3 dito) Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Lang heb ik gewaekt met reizen en rotsen: nu beginne tot rust te² 3 geraeken. Maer deze slaep is werklijker dan 't waeken, ende komt³ 4 UE bij wijlen in zijne bezigheit wederom steuren. Op gister van⁴ 5 Iselstein door Ujtrecht keerende, bewelkoomde mij mijn Neef 6 Kindt met een' tijding, de grootste daer in een' eewe van gehoort⁶ 7 moght zijn. Te weeten dat de Heer van Bodek hem verzekerde, hoe, 8 bij drie achtervolghende eighe booden, bevestight wert, en de 9 maghtighe versleghenht van de Keulenaers gelooven deed, dat⁹ 10 d'Overste Walstein, met zijn gansch heir, den Kaizar af, en den¹⁰ 11 Evangelischen toegevallen was. Helpt mij ujt dezen droom. Want 12 het dunkt 'er mij een: meer nochtans om de grootte der zaeke, dan 13 om de kleente der waerschijnlijkheit. Want de bedenkingen die mij¹³ 14 hier op voor dezen in 't hooft gespeelt hebben, waen ik over een' 15 wijle van mij aen UE geschreven te wezen. Nu melden noch 16 d'Italiaensche loopmaeren, van swaer misnoeghen, dat de ridders¹⁶ 17 van dien Landaert hadden, over de gangen van Walstein; ende van 18 's Kaizars toeleg om hem den voet te lichten. Veele andere baeken¹⁸ 19 koomen hier op over een. Want hij is gehoont, en verdraeghen¹⁹ 20 geweest van zijn bewindt. Daer nae heeft men hem weder aenge- 21 nomen, ende hij zich niet beweghen laeten, dan door voorwaerden, 22 Le soldat Suedois zeidt de Sweedsche soldaet, die niet min en moghten, dan zijnen²² 23 meester in de krop steken. Namelijk hij bedong 't oppergebiedt²³ 24 over alle 's Kaizars waepenen: ende dat zelf de koning der Honga- 25 ren, niet oft zeer weenigh tijds in zijn legher zoude moghen ver- 26 blijven. Dies is 't hem licht gevallen Oversten en soldaeten op zijn' 27 handt te winnen, en alle achtbaerheit t'hemwaerts te trekken. Oft²⁷ 28 hij de wil hebben zal, laet ik daer. Vast gaet het, mijns oordeels, dat²⁸ 29 het hem open staet, zich ujt mombardije te stellen, ende eenen vande²⁹ 30 Grootsten in Europe te maeken: ende dat zonder noodt van vreeze³⁰ 31 voor kanskeering. Wederstaet hij die bekooring, men magh van³¹ 32 Duitsche trouw, en de Kaizar van geluk spreken. In lange verlangde³² 33 mij niet nae den ujtgank van een werk als dit. Waer over, zoo mij³³ {==469==} {>>pagina-aanduiding<<} 35 de gunste gebeurt van toelichting in deze schemering, 't zal een³⁵ 36 knoop te meer zijn aen de verbintenissen, 37 Monsr mon Frere, van 39 U E 40 Reedsverplichten dienstwsten broeder 41 P C Hóóft. 40 Uit mijn Toorentjen. 41 2 Oct. 1633.   Over mogelijk verraad van Wallenstein. 2 reizen en rotsen: hyperbolische uitdrukking voor reizen en trekken, in dit geval (Alkmaar en IJselstein) stellig ironisch gebruikt; gewaekt, ook dit scherts, nl. tegenstelling met het slapen, waarmee de rust thuis vergeleken wordt. 3 deze slaep is werklijker: het thuis zijn eist meer werk. 4 wederom: net als vóor onze reis. 6 Guillaume 't Kindt, wonende te Utrecht, 68 j. oud, verklaart 9 mei 1643 o.s. voor nots N. Verduijn ald. op verzoek van Carel Arnoutsz. Hellemans te Antwerpen, dat deze 16/26 sept. 1596 omstr. 9 u. 's morgens te Hamburg geboren is. Bij Carel's vader, die een broer van zijn moeder was, heeft Guillaume als kind 16 jaar gewoond en toen ‘uyt curieusheijdt’ een familieboek bijgehouden, dat hij vertoont. Deze Guillaume komt bij Bisschops en Leendertz niet voor. 9 Keulen (bisdom) was voor de keizer. 10 Overste: veldheer; Wallenstein voerde een eigengerechtigde politiek, waardoor zijn trouw aan de keizer telkens in verdenking raakte. Het onderhavige gerucht was vals. 13 het was niet onwaarschijnlijk dat een veldheer met zo'n zelfstandige positie zijn vorst de gehoorzaamheid zou opzeggen. 16 ridders van de Italiaanse landaard: niet verklaard; Piccolomini? 18 baeken: tekenen, richtlijnen voor het denken. 19 hier op: op dit punt. verdraeghen: ontheven, nl. in augustus 1630, volgens de wens van de katholieke keurvorsten; in april 1632 nam hij weer dienst, op voor de keizer uiterst bezwarende voorwaarden. 22 de Sweedsche soldaet: hiernaast in margine Le soldat Suedois, waaraan Brandt toegevoegd heeft ‘de F. Spanheim’. Fr. Spanheim, 1600-1649, uit de Palts, was prof. theol. in Genève sed. 1631, naar Leiden 1642. 23 in de krop steken: in het verkeerde keelgat geschoten zijn en wrok verwekken. 27 achtbaerheit: eer en gezag. 28 wil: sympathie. 29 zich ujt mombardije te stellen: zich aan voogdijschap te onttrekken, dus zich onafhankelijk te maken (momber: voogd); ende eenen...maeken: en zich tot een van de machtigsten van Europa te maken. 30 zonder...vreeze: zonder bang te hoeven zijn. 31 Wederstaet...magh: Als hij die verleiding weerstaat, dan mag men. 32 verlangde...werk als dit: ben ik niet zo benieuwd geweest naar de afloop van een onderneming als (van) deze. 33 Waer over (...) 't zal: Daarom zal het. 35 toelichting: voorlichting. {==470==} {>>pagina-aanduiding<<} 604 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 98. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden 5 octobr 1633 beantw 7 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Hierinne heeft UE de brieven van voorschrijven aende HH. van 3 den Hoonert ende Reighersberghe; met vlugge zeghels, op datze³ 4 gelezen ende daernae geslooten moghen worden. Maer eer UE dat 5 doet zal dienstigh zijn dat UE in de geene die aen mij gericht 6 daerinne steken, bij de E betekenende de voors Heeren, voeghe een⁶ 7 d: te weeten dat zij die moghen vinden aldus: Ed.: gelijk de wijze⁷ 8 is, daer men van lujden hunner soorte schrijft. UE houde mij dit ten⁸ 9 goeden, alzoo een kleen verzuim van eerbiedenis dikwijls koelte in 10 de geneghenheit der lujden maekt. Wijders zoo had UE vergeten 11 den brief, die vanden H. Reighersberghe melt, te slujten: 't welk¹¹ 12 gedaen dient, ende daer nae weder opgebroken, in schijn oft hij 13 besloten aen mij gezonden waer. Ick zoude ook raedzaem vinden,¹³ 14 dat nevens 't overleveren der brieven de goede lujden aen de HH 15 behandighden dubbelt van 't vonnis tegens UE ende d'andre be- 16 zorghers vanden boedel van Jacob Reael, bij 't hof van Hollandt 17 ujtgesproken: alzoo 't zelve wel betrachtinge waerdigh is. Enighe 18 andre bedenkingen heb ik noch, die ujt de penne niet en willen,¹⁸ 19 ende misschien wel verdienden, dat UE eens gins ende weder her-¹⁹ 20 waerts quaeme. Ende dus verre van nootzaeken. Belangende de²⁰ 21 tijdingen aldaer van Walstein, verwondert mij dat men noch in die 22 onzekerheit steekt. Dat hij op bedrogh der Evangelischen ten voor- 23 neemsten zoude toeleggen, dunkt mij een hooghduitsch vermoe-²³ 24 den. De groove verstanden hebben dit, dat zij altijds duchten ver-²⁴ 25 kloekt te werden, ende de dingen meer meeten nae 't gewisse²⁵ 26 hunner bequaemheit om bedroghen te werden, dan nae de reden:²⁶ 27 ende is het der gaeuwen plaegh, dat men altijds omzien nae hen²⁷ 28 heeft. Maer 't moght wel, dat Walstein het hart niet hoogh genoegh²⁸ 29 hebbende, om een stuk van zoo groot een' gevolgh te bestaen, ende 30 bedwemelt zijnde in 't overdenken van een werk dat de gemeene 31 zoo wijdt te boven gaet, den middelwegh kooze ende eenighe 32 vreede zocht te beärbejden, waer bij hij eenighen Vorstlijken, niet {==471==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Koninklijken staet, ende voorts veiligheit voor zich zelven en 34 d'andere Vorsten moght bedingen: 't welk, mijn oordeels, zijn 35 zoude, indien men 't rijk in dier forme ophemelde, als 't was voor³⁵ 36 't inneemen van Boheemen door den Paltsgraef. 'T zelfste zoude³⁶ 37 ook minder opspraek van ontrouw onderwaerigh zijn, dan 't vol-³⁷ 38 komen verschuppen des Kaizars: alhoewel men, gelijk UE wel³⁸ 39 oordeelt, dit al mede zoude weeten te vergulden met glimp van³⁹ 40 redenen, die altijds de ooghen der Evangelischen t'over vervullen⁴⁰ 41 zouden. Mij gedenkt, als de Ridder Reael noch in Indjen was, dat⁴¹ 42 'er in mijn gezelschap op den Dam gesproken wert, oft zoo een 43 man zich niet gemaklijk meester van die oorden zoude kunnen 44 maeken. Mijn swaegher Cloek mejnde dat hij te vroom was om⁴⁴ 45 een verraeder te worden. Waer op Burgermeester Graef dat pas,⁴⁵ 46 voeghde, dat men dien naem wel gewoon was te geeven aen de 47 geenen, die stadt oft landt den vijandt leverden, maer niet aen de 48 geenen, die 't voor hun zelven hielden. Francisco Sforza, eerste 49 Hartogh van dien naeme, gebrujkte 't legher der stadt Milaen, van 50 'twelk hij Overste was, om de zelve te bemeesteren, ende bleef⁵⁰ 51 echter in grooten aenzien, onder d'Italiaensche moghentheden:⁵¹ 52 Zulx zijne naezaeten dien staet lange jaeren bezeten hebben, tot dat 53 het hun aen wettigh ojr ontbroken heeft. Toen heeft Kaizar Karel 54 dat Hartoghdoom aen zich getoghen, ende zijnen zoone als erfgoedt 55 naegelaeten. Dien 't luste d'exempelen van dusdaene handelingen⁵⁵ 56 op te zoeken, meenighte zoud' m' 'er vinden; en Caesar zelf wel-⁵⁶ 57 bekaejt staen om dit punt te beantwoorden. Daerentussen hebben⁵⁷ 58 zoo veele, zelfs deftighe ende vroome Kaizeren, geen been gevon-⁵⁸ 59 den in 't bezit des rijx, op 't zelve recht: alhoewel de rechtsgeleerden 60 lichtlijk verscheidene ujtvluchten t'hunner rechtvaerdighmaekinge 61 zouden weeten uit te vorssen. Maer 't regent hedensdaeghs groote 62 nieuwmaeren. T'Iselstein hadden wij der eene van 't overgaen der 63 stadt Nancy aen den Koning van Vrankrijk: maer drooghde haest⁶³ 64 op. Gister sweefde hier een gerucht, hoe Breda, door de bezettingen 65 van Berghen op Zoom ende Steenberghen bemaghtigt was, mits⁶⁵ 66 verstandt hebbende met eenighe soldaeten van binnen, die door 67 hongher en kommer tot d'overlevering bekoort waeren. Waer 68 daer ijet aen 't zoude anders klinken, denk ik. Niettemin 't over-⁶⁸ 69 romplen van Wezel, bleef etlijke daeghen, onverzekert. Dat UE in 70 lange niet van Tacitus vernoomen heeft, komt ten deele bij ons⁷⁰ 71 rotsen toe ten deele, door dien ik bezigh ben met mijn' jeughlijke⁷¹ 72 rijmen bij een te raepen, ende te verschrijven, ten verzoeke van de⁷² 73 HH. Verburgh en Brosterhujzen, die dezelve denken te doen 74 drukken, en de bequaemste in 't landt zijn om de liedekens op⁷⁴ {==472==} {>>pagina-aanduiding<<} 75 zangmaet te stellen. Maer UE vergeet mij ook t'eenenmael, met 76 Sr Brasser te vraeghen nae de naemen, over lange verzocht, der⁷⁶ 77 vrouwen die hunne kleinoodjen tot verval van 's lands gemeene 78 kosten verschaft hebben. Noch komt mij in den zinne hier bij te 79 voeghen, dat de H. Staekmans op Vrijdagh voorleden hier aen-⁷⁹ 80 sprak, t'mijnen grooten leedtwezen, eer ik t'huis gekomen was. 81 Zijn' Ed. zeide mijner schoondochter, naer Amersfoort te gaen. Oft⁸¹ 82 de rejze nu voorts nae Vrieslant lejdt, is mij onbekent. Maer 't zal 83 Sr Vander Kindert hooghdienstigh zijn, dat zijn' Ed. ook monde-⁸³ 84 lings eenen torn doe op de HH vanden Hooghen Raede. Vermagh⁸⁴ 85 ik meer den goeden lujden te gevalle, UE magh gebieden,⁸⁵ 86 Monsr mon frere, over 87 U E 88 Verplichten broeder 89 P C Hóóft. 88 Vanden H.t. Mujden, 89 5 Oct. 1633.   Hooft helpt de curatoren van Jacob Reael's faillissement aan introductiebrieven. - Oorlogsnieuws. - Voorbereiding van de uitgave der Gedichten (1636). 3 vlugge of vliegende zegels (WNT vlug 1984, vliegen 2514 2 β): zegels die zo los aan de brief gehecht zijn dat die gelezen en daarna gesloten kan worden. Baak heeft als curator van het faillissement van Jacob Reael brieven van aanbeveling aan Hooft gevraagd voor twee raadsheren in de Hoge Raad, Van den Honert en van Reigersbergh. Er is nl. een proces voor het Hof van Holland door de curatoren verloren, tegen welk vonnis zij appèl hebben aangetekend. Hooft stuurt behalve de gevraagde brieven (met vlugge zegels) de ook voor de raadsheren bestemde mee terug, die aan hem gericht waren en waarin waarschijnlijk om de aanbevelingsbrieven gevraagd werd. Baak had ze aan Hooft verzonden (r. 13). 6 E kon ook Eersaeme betekenen, het epitheton voor eenvoudige mensen. 7 de wijze: de door de conventie voorgeschreven wijze. 8 daer: wanneer; soorte: stand. 11 van...melt: over de heer van Reigersbergh spreekt. 13 de verklaring van deze overvoorzichtigheid ligt voor de hand: juist Van Reigersbergh was in opspraak geraakt doordat er een brief van hem aan zijn zwager Grotius in verkeerde handen was gekomen. Hij schreef daarin spottend over de verkiezingen en met instemming over de wijziging ten gunste van de Remonstranten die zich in de Amsterdamse vroedschap aftekende. 18 die...willen: nl. voorzichtigheidshalve. 19 gins ende weder: (op een dag) heen en weer. 20 dus...nootzaeken: tot zo ver over dringende zaken. 23 hooghduitsch: plomp, volgens vVl. II 343 n. 2; niet in WNT. 24 De groove verstanden: De domme geesten; dat...werden: dat ze altijd bang zijn, dat men ze te slim af is. 25 meeten nae...werden: afmeten naar het bewustzijn van hun geschiktheid om bedrogen te worden. 26 nae de reden: naar redelijk is. 27 ende...heeft: en het is de plaag van de intelligenten dat men altijd rekening met hen moet houden, voor ze moet oppassen. 28 Maer...kooze: Maar het zou wel kunnen, dat Wallenstein niet moedig genoeg is om iets dat zulke ernstige gevolgen heeft, te ondernemen, en, overweldigd door 't overpeinzen van een onderneming die de gewone zo ver te buiten gaat, een compromis koos (WNT bedwelmen 1261 I). 35 in...ophemelde: op die wijze ordende; voor enz.: dus voor het begin van de Dertigjarige oorlog. 36 'T zelfste: Dit (deze maatregelen). 37 onderwaerigh: onderhevig. 38 verschuppen: opzijschuiven. 39 al mede: ook al; glimp: schone schijn. 40 altijds...zouden: althans de protestanten zouden de voorwendsels gemakkelijk slikken. 41 in Indjen: als gouverneur-generaal. 44 vroom: rechtschapen. 45 Burgermeester Graef: Jacob Dircksz. de Graeff van Zuid-Polsbroek. 50 bemeesteren: vermeesteren. 51 echter: later, daarna; moghentheden: heersers. 55 Dien 't luste: Als men er lust in had. 56 welbekaejt staen: in grote verlegenheid zijn, met de mond vol tanden staan (WNT bekaaien 1560). 57 Daerentussen: Daar tussenin. 58 deftighe: bezadigde; edele (WNT deftig 2352 A 1; 5); geen been gevonden: geen morele scrupule gehad. 63 maer (die). 65 mits...binnen: doordat ze in verstandhouding stonden tot een aantal soldaten in de stad. 68 Niettemin: de overrompeling van Wezel is ook enkele dagen onbevestigd gebleven. 70 komt...toe: ligt ten dele aan ons reizen (WNT toekomen 495 b). 71 mijn jeughlijke rijmen: de verzen uit mijn jonge dagen. 72 verschrijven: verbeterd overschrijven: de bekende onderwerping aan de eisen van het metrum. 74 drukken: de uitgave van 1636, Gedichten (Leendertz nr. 3). 76 over lange, vgl. 599. 79 Staekmans vgl. 574; aensprak: een bezoek bracht. 81 schoondochter: stiefdochter. 83 Sr Vander Kindert, vgl. 423. 84 eenen torn doe op: een poging doe bij (WNT torn (III) 1535). 85 den goeden lujden: zie r. 14. {==474==} {>>pagina-aanduiding<<} 605 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3 tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.98. (Baak: 1633 Muyden 9 octobr ontf en beantw 10 dito) Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Dank hebbe UE voor de goede siere van gisteren. 'T schoone 3 weeder blijft bujten mijn' gissing aenhouden. Derhalven zoude 4 raedzaem vinden dat UE hoe eer hoe liever over quaeme, om de⁴ 5 Landerijen in Goejlandt te bezichtighen. Ende zouden wij dan 6 breder moghen handelen van den voorslagh bij UE gedaen noo- 7 pende 't koopen van eenighe gronden ontrent Bommel oft dat 8 gewest. Waer op ik UE persoon oft antwoort morghen verwach- 9 ten zal; met vertrouwen dat UE in dezen ende alles zal speuren hoe 10 zeer, 11 Monsr mon Frere, dat is¹¹ 12 U E 13 Verplichte dienstwe broeder 14 P C Hóóft. 13 Vanden H.t. Mujden, 14 9 Oct. 1633.   Over aankoop van gronden. 4 vgl. over de ontginning en uitgifte van 's-Graveland 635. 11 dat (voegw.). {==475==} {>>pagina-aanduiding<<} 606 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Vissers, huisvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, in de Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. KA CLXXIab 87. Hs. Watervlek. Dat. de datum volgt uit de inhoud: Hoofts trouwdag, 30 november, viel in 1633 op een woensdag. De brief is dus van 22 of 23 november 1633. Op de achterzijde schreef Br: ‘22 van Slachtmaendt, dat was 8 dagen voor 't verjaeren haerer Bruiloft in den brief gemelt ... 't moet zijn bij 't leven van Krombalg die 1634 overleedt, in Maij of Junij dit kan men stellen 1633 of ick moest weten wanneer Arriaene uitquam’. vVl. meent dat de brief op 1639 gesteld moet worden, maar dat is alleen al op grond van het adres en voorts van de spelling niet mogelijk. Loont.   1 Me Joffre   2 Mijn Suseke is zoo verslinghert op d'Ariane, dat z' 'er quaelijk af² 3 heeft kunnen schejden; alhoewel op hoope van haere jeghenwoor- 4 digheit haest weder te genieten. Zij zoude nochtans eerder gekomen 5 hebben, en had zij niet getoeft nae 't gezelschap van den bijge-⁵ 6 voeghden boeke. Want zoo eene schoonheit alleen te laten rejzen, 7 was een hachlijk ding. UE verklaere nu haere ooghen met de zelve.⁷ 8 Zij zal 'er veele wonderlijkheden in speuren; ende onder andre 9 deze: dat de dichter zijnen naem in dujster houdt. Ende alhoewel 10 mijne nieuwsgierigheit gezocht heeft dien t'ontdeken, 't is mij 11 niet gelukt. Vremdt is 't wat hem wederhouden magh hebben van 12 den zelven bekent te maeken, daer alle de werelt, en voorneemelijk 13 in Vrankrijk, zoo graegh is nae vernaemtheit. Moghelijk zit hij in¹³ 14 't midden van de vroolijke gezelschappen, die van zijnen lof ge- 15 waeghen, ende hoort en ziet alles, zonder gehoort oft gezien te 16 worden; gelijk eertijds de mommen op onze brujloften plaghten te 17 doen. Ende moet het hem, in zulken geval een' groote vreughdt 18 wezen, zijn' eere alzoo te nutten zonder krassen. Misschien ook dat¹⁸ 19 hij bevreest voor d'aenvechting der nijdt, dusdoende waent daer 20 voor te schujlen; ende in den zin heeft zich bekent te maeken, 21 wanneer hij van 't gemeene goedtvinden zijns werx zal verzekert 22 zijn. 'T is bujten twijfel een braef geest, ende die verdient van den²² 23 uwen doorsnuffelt te werden. UE gelieve de beschrijving van²³ 24 Lejden, nevens mijne weldienstighe gebiedenissen te bestellen aen 25 den Heere Doctoor Pauw, ende denzelven, mitsgaeders den H.²⁵ 26 Van der Meer hooghlijk te bedanken voor 't gebrujk mij dus lange 27 gegunt. Wij hoopen op Woonsdagh van heden over acht daeghen, 28 jaergetijdt van onze brujloft te houden. Welke feeste volmaekt²⁸ 29 zoude zijn, waer 't dat haer UE bijwezen gebeuren moght. Zeghent 30 ons daermede, ist moghelijk: ende blijft gode bevolen, 31 Mê Joffre van {==476==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 U E 33 Verplichtsten, Dienstwillighsten 34 P C Hóóft.   Hooft stuurt Tesselschade Desmarets' Ariane te leen, en meteen de beschrijving van Leiden die hij van dokter Pauw te leen heeft gehad (waarschijnlijk die van Orlers). Hij weidt uit over de anonimiteit van de Ariane. 2 De roman L' Ariane van Jean Desmarets de St Sorlin was in 1632 verschenen en had onmiddellijk groot succes. 5 Zij: d'Ariane; welk boek er z.g. als chaperon meeging, blijkt niet. 7 verklaere haere ooghen: verheldere(?). 13 vernaemtheit: beroemdheid. De handboeken vermelden niet dat de 1e druk van de Ariane anoniem is verschenen, maar Hooft's brief bewijst het. 18 krassen: noch als meervoud van kras, noch als onbep. wijs in het WNT in een passende betekenis. Vgl. de Bijlage bij 349, waar Barlaeus-Vondel de slechte dichter met ‘kras kras krijten met de raven’ kenschetst en slechte dichteressen als eksters laat snateren. 22 een braef geest: een flink intellect. 23 J. Jz. Orlers, Beschrijvinge der stad Leyden, het begin, den voortgang en wasdom der zelve enz. (1614). 25 de rol van de heer Van der Meer blijkt niet. 28 jaergetijdt: verjaardag. {==477==} {>>pagina-aanduiding<<} 607 Aen mijn heer De heer Hooft Origineel. Gekalligrafeerd. KA CLXXI ac 7. Hs. enkel blad, aan de rechterzijde afgesleten. Dat. de brief schijnt het antwoord op 606 van 23 november 1633. 1 Mijn heer,   2 Niet tegenstaande de ontroering van de reijs om over te koemen² 3 En dat ick mij 't Alckmaer beeter te pas vind als in mij³ 4 vaderlijcke stat en dat het winter is Nochtans Soo sal 5 Ick mij op reijs begeeven als het weer en windt is een dagh⁵ 6 Of twee onbegreepen naer ue Schrijvens. En toenen⁶ 7 Dat ick meer begaen om geest bancket als om 8 Bruijlofts maeltijt ben Ick sal koemen met honger 9 om soetticheijt te swelgen daer de magh niet af ontsteu⁹ 10 om t Zijnder tijt ongepijnde hoonich te leveren¹⁰ 11 aen u mijn [mijn] heer de Oorsack Syt van 't Soet¹¹ 12 van 13 Sachte SedeLes.¹³   Tesselschade belooft, de trouwdag van de Hoofts te komen helpen vieren. 2 ontroering: soesa. 3 beter te pas: gezonder. 5 als...is: wind en weder dienende. 6 onbegreepen: zonder bloot te staan aan kritiek, dus zonder mij te binden. 9 magh: maag; ontsteuren: van streek raken. 10 ongepijnde hoonich: het vloeiende van de honigraten, dat is hetgeen vanzelf, zonder persen, uit de raten vloeit (WNT ongepijnd 1645). 11 de lees: die 13 dit anagram van ‘Tesselschaede’ komt hier voor 't eerst voor. {==478==} {>>pagina-aanduiding<<} 608 Aen de Vorstl: Doorl: des Prinssen van Oranjen. Minuut. UBA II C 11.370. 1 Doorluchtighste Hooghgeboore Vorst, Genaedighste Heere,   2 Om Uwer Vorstl: Doorl: te dienen nae d'ordre der apostille, op² 3 de supplicatie van Cornelis Gerartszoon Kujper gestelt ende bij mij³ 4 met alle eerbiedenis eerst kortelinx gezien, heb ik uwer Vorstl:⁴ 5 Doorl. voor te draeghen; hoe de suppliant, inden jaere 1628, 6 's woondaeghs nae Weesperkermisse ten gelaeghe geweest is, in 7 roode vos binnen Weesp. Alwaer hij ende zeker persoon 8 ujt den gestichte van Ujtrecht geboortigh, met naeme Simon 9 Claeszoon, bestonden, zich onderling, voor dief en schelm, oft⁹ 10 dierghelijke in substantie, te schelden: verwijtende ook onder ander¹⁰ 11 de gemelde Simon aen den suppliant; dat hij Kujperken, zonder 12 den bijstandt zijner moeder, den voorleden winter, metde mande 13 aenden arm, om broodt zoude hebben moeten loopen. Daer de 14 suppliant weder op zeide; Stichtsman, licht man. Welke woorden¹⁴ 15 nochtans als boertender wijze, en ten deel met lachenden monde 16 gesproken, aen 't ander gezelschap, geen ombrage van groot res-¹⁶ 17 sentiment oft ijet sinisters gaeven. Echter gebeurd' het, ende wei-¹⁷ 18 nigh tijds hier nae, dat de twee querelleurs ten herbergh ujt, ende 19 d'een den anderen, met getooghe messen toetraeden. Wel wort bij¹⁹ 20 eenen der getuighen verklaert, dat, eer 't gevecht aengink, weder- 21 parthije door den suppliant, meermaels tot afdrinken van 't geschil 22 zoude genoodight zijn, zonder daer toe te willen verstaen: gelijk²² 23 ook een ander getujght, dat de suppliant hebbende den voornoem- 24 den Simon, met een' sneede in 't aenzicht gequetst, hem zejde dat 25 hij afstaen zoude, en vraeghde oft hij noch niet genoegh had. 'T is²⁵ 26 niettemin zulx, dat hij den zelven Simon entlijk een' steek, daer hij 27 terstondt aen starf, in de keele gebraght heeft: alles, gelijk d'infor- 28 matien, op 't fait genomen, ende hier ingeslooten, zijn ujtwijzende. 29 Den perpetrant dieshalven voorts fugitif ende niet te attrapperen²⁹ 30 zijnde, heb ik nae costume doen indaeghen en aen rechte gevordert. 31 Waer op hij defajllant blijvende, bij schepenen van Weesp, den³¹ 32 9 Januarij ao 1629, balling 's lands gelejdt is, ende gecondemneert in 33 de boete van hondert ponden tot 40 grooten 't stuk, in conformitejt 34 van 't privilegie der plaetse. Doch, alzoo hij eenloopend gezel niets³⁴ 35 en had, waer aen d'exsecutie te dirigeren, is 'er voor dat pas geen³⁵ 36 middel geweest om tot de voors penningen te geraeken. Maer op 37 den laetsten Augustj dezes jaers, nae dat hij eenen rujmen tijdt, zoo 38 ik bericht ben, ter zee gevaeren, ende ijetwes verovert moght³⁸ {==479==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 hebben, is mij van zijnent weghe de voors boete ter handt bestelt; 40 staende ter Rekenkamere vande Graeflijkheit, daer af te verant-⁴⁰ 41 woorden. Hoe hij zich nu, nae de toekoomste dezer manslaght die 42 zeker jegens de bloedtverwanten en maeghen van den dooden⁴² 43 solemneelijk verzoent is, gedraeghen hebbe, waer, overmits zijn' 44 lange absentie, quaelijk nae te speuren. Ende dat, van te vooren, ijet⁴⁴ 45 zonderlinx op zijnen handel en wandel met reden te zeggen geweest 46 zij, hebbe niet kunnen verneemen: maer wel ter contrarie, dat hij 47 den arbejdt zijner handen niet gespaert zoude hebben, om zijn' 48 moeder in haer' gebreklijkheit te soulageren; die, gelijk mij ge- 49 noegh bekent is, anderszins van de goede lujden moet onderhouden⁴⁹ 50 worden. Ten welken regarde, indien de suppliant zich voortaen⁵⁰ 51 dier wijze wil quijten, zoo te verhoopen staet, uwe Vorstl: Doorl:⁵¹ 52 met het remitteren zijner misdaedt, aen de arme oude vrouwe zijn⁵² 53 leven voor een' welgoede aelmoesse besteden zoude. Ende, naerdien 54 mij niet anders voorkomt, waermede Uwer Vorstl: Doorl. in dezen 55 te dienen, kusse haer de victorieuse handt ende nijghe mij in aller 56 needrigheit 't haerwaerts, Godt biddende dezelve en haer door- 57 luchtigh hujs, in gloorije en voorspoedt eeuwlijk te behoeden; ende 58 in haer' goede gratie, 59 Doorluchtighe &c. 60 Uwer Vorstl. Doorl. 61 Onderdaensten ootmoedighsten 62 dienaer 63 P C Hóóft. 61 Ujt Amsterdam, den xixen 62 Dec. 1633.   Rapport omtrent de toedracht van een doodslag, met het oog op een rekest om gratie. 2 nae d'ordre: volgens het bevel. 3 gestelt: gezet. 4 eerst kortelinx gezien: pas kort geleden gelezen, dus ontvangen; heb...draeghen: moet ik U.V.D. mededelen. 9 bestonden: de vermetelheid hadden. 10 in substantie: in hoofdzaak; verwijtende...suppliant: waarbij de genoemde Simon de verzoeker o.a. verweet. 14 licht: ondegelijk. 16 ombrage: argwaan. 17 ende: en wel. 19 d'een den anderen toetraeden: op elkaar afliepen. 22 daertoe verstaen: daarin toestemmen. 25 afstaen zoude: moest ophouden; 'T is niettemin zulx: Toch is het een feit. 29 Den perpetrant...gevordert. Daarom heb ik de dader, die meteen voortvluchtig en niet te arresteren was, volgens de gewoonte doen dagvaarden en in staat van beschuldiging gesteld. 31 defajllant: in gebreke (bij dagvaarding). 34 eenloopend gezel: ongetrouwd (zijnde). 35 waer...dirigeren: waaraan het vonnis ten uitvoer gelegd kan worden; voor dat pas: op die tijd. 38 verovert: verworven, verdiend. 40 staende...verantwoorden: welke som aan de Rekenkamer der grafelijkheid moet worden verantwoord. 42 zeker: naar mij stellig bekend is. 44 ijet zonderlinx: iets bijzonders. 49 anderszins van de goede lujden moet onderhouden worden: overigens van de liefdadigheid moet leven. 50 zich dier wijze wil quijten: zich zo goed wil gedragen (als vroeger). 51 zoo: zoals. 52 zijn leven...zoude: het leven (van de zoon) als een heel goede aalmoes schenken zou. Met leven bedoelt Hooft blijkbaar aanwezigheid, want de zoon was verbannen maar niet ter dood veroordeeld; het rekest betreft de verbanning. {==481==} {>>pagina-aanduiding<<} *609 (J. Jacobsz aan P.C. Hooft) Origineel in het Eerste Rijmkladboek (onderdeel van het voormalig recueil UBA II C 14 blz. 292); dwars op de verso staan twee vierregelige strofen, beginnende ‘Maer neen van u en is al meê geen troost te wachten’ LSt. I, 22, omgewerkt. Hs. linker benedenhoek afgescheurd, tekstverlies. N.B. In het Eerste Rijmkladboek komt nog een gedicht voor, dat op de verso van een brief aan Hooft geschreven is, nl. het Grafdicht van Brechje Spiegels: ‘Groot van geest en klein van leden’. Leendertz Sr (Ged. I.48) en Stoett (Ged. I.42) stellen het handschrift op 1625 of later en opperen de mogelijkheid dat het gedicht een omwerking is van een van 1605. De brief is rondom afgeknipt, heeft daardoor geen adres, opschrift, datum en ondertekening, is zeer moeilijk leesbaar en gaat over huiselijke zaken. Ed: Eerentfeste, *voorzinnige* , discrete Heere   1 Mijn Heere   2 Ick seijnde U.Edt drie coppell patrijsen, twijffele niet, off d'selve 3 sullen U.Edt ten hoochsten aengenaem sijn, gemerckt d'selvige 4 goet, ende alhier weijnich te becomen sijn. Voorder hebbe U.Edts⁴ 5 missive wel ontfangen nopende de questie van Cornelis Evertsz, 6 ende dienvolgende die saecke laten rusten. Doen en hebbe niet 7 verstaen, van wien ick de costen van informatie, chirurgijns, pro-⁷ 8 cureur &c soude innen. Versoucke derhalven U:Edt seer vriende- 9 lick, mijn daer van gelieve te adviseren, hier op verwachtende 10 antwoordt bevele U.Edt inde protectie van God Almachtich ende 11 blijve altijt 12 U.Edts dienaer 13 Jochem Jacobsz schout   14 [-] is eenen gesneden in¹⁴ 15 [-] is de wonde bevonden 16 [-] onde, daer van ick U:Edt 17 [-] adviseren. In Blaricum 18 [-] b 1633   Vraag van de schout van Blaricum, met drie koppels patrijzen. 4 goet: goed van kwaliteit. 7 verstaen: begrepen. 14 het post scriptum is zo beschadigd dat de inhoud zich nauwelijks laat raden. De datum is: in een van de vier laatste maanden van 1633. {==482==} {>>pagina-aanduiding<<} 610 (P.C. Hooft aan C. Huygens) Geen hs. Afschrift KA CLXXI ab 99. 1 Mijn Heere,   2 Dezen ingeslooten zeindt mij Tesseltjen, met het bijgevoeght² 3 lapjen papiers: eeven oft ick mij beter op de plechticheden en³ 4 geheimenissen van 't hof verstonde; die daer nae ben gewoon te⁴ 5 slaen, als de blinde nae 't eij, gelijk men zeidt; en mij te troosten⁵ 6 met de hoop van eenen gunstighen Rechter over den misslagh te⁶ 7 vinden. Maer aldus met eere aen gelegentheit geraekt zijnde, om⁷ 8 u Ed.gestr. in hare bezigheden te steuren, dunkt mij dat het met⁸ 9 eene berningh door den oven zal gaen, zoo ick haer teffens ijet⁹ 10 verghe, dat mij zelven raekt. Als u E.gestr: mij, in de voorlede¹⁰ 11 lente, 't stuk mijner Historien wederzondt, had ick geen beleefder,¹¹ 12 maer wel wat ronder oordeel daer over verwacht. Want mijn¹² 13 voorneemste wit was, aenwijzing en berichting op de ongerijmt-¹³ 14 heden, die ick niet en twijfele in 't handelen van verscheide stoffen,¹⁴ 15 maer boven al in 't geen d'oorloghe aenkleeft, begaen te hebben. 16 Mijn vertrouwen is, dat niet de goede genegenheit van u Ed: gestr:¹⁶ 17 maer haere onleedigheit mij de weldaedt zulker berispinge¹⁷ 18 schuldigh gebleven is. Zeker 't waer mij groote gunste, eer die¹⁸ 19 dochter begint de werelt te hanteeren, dat zij wat geschiktheits 20 leerde van heeren bet afgericht op wereldsche zaeken, dan haer 21 eighen Vaeder is. Men kan 'er mij, soo lange zij als een opgesloote²¹ 22 Maeghdt leeft, niet lichtelijk te veel op schrollen: maer van 't zelve²² 23 gelijkmoedelijk te verdraeghen, na dat zij voor den gemeenen dagh 24 moght gekoomen zijn, des zoud' ick niet kunnen verzekeren. 25 - - - - Neque enim mihi cornea fibra est.²⁵ 26 Derhalven, indien 't 'er uijtvallen magh, dat u Ed:Gestr. mij zoo²⁶ 27 verre gelieve te verplichten, zij zal den aenvank mogen vinden 28 onder den Heere Staekmans Raedsman van staete, weghe²⁸ 29 Vrieslandt aldaer, en 't vervolgh onder den Heere vanden 30 Hoonert eersten Raedt in den Hoogen Raede, welke Heeren, nae 31 mijn' gissing, nu een wijl daer aen gekieskaeuwt, en hunne 32 bekoomst van zoo laf een spijze zullen hebben: alhoewel ze den 33 kok vrij wat moeijte van zouten en schuijmen gekost heeft. Is 't dat³³ 34 ick dit verwerve op u Ed.gestr. zoo bidde dat haer gelieve met³⁴ 35 eenen hunne Edn aftevorderen mijne dwaelinghen bij haer gae- 36 geslaegen, en de zelve, nevens uwer ed.gestr. goeddunken daer op 37 toe te schicken, met verklaeringe voorts van altgeene bij u Ed.gestr. 38 en mijnen Heere Wijtz, dien ik onlanx daer af geschreven heb, {==483==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 strafwaerdigh gevonden zal werden. Ick gebiede mij op 't nedrigh-³⁹ 40 ste aen de gemelde Heeren, en u Ed. gestrengheit, zamt Mevrouw 41 haere gemaelinne, in verlangen nae eenigh bevel, dat mij machtigh⁴¹ 42 maeke te bewijsen, dat eeuwlijk blijven wil, 43 Mijn Heere 44 uwer Ed. gestr. 45 Zoo toegeneghe, als verplichte 46 dienaer 47 P.C. Hooft. 46 ujt Amsterdam. 47 IX van Louwmaendt. 1634.   Hooft stuurt Huygens een brief van Tesselschade, met een bijgevoegd papier waarop waarschijnlijk een hofetiketteprobleem, of wat Hooft zo misschien schertsend noemt, stond. Huygens heeft de brieven van Tesselschade evenmin bewaard als die van Hooft. - Over het oordeel van de Prins over de Nederlandsche Historiën; Hooft krijgt aanmerkingen liever voor dan na de uitgave. Hij verzoekt Huygens kritiek op de gedeelten die onder Staekmans en Van den Honert berusten. 2 Dezen ingeslooten: vgl. 614, begin; het bijgevoeght lapjen papiers: zie boven. 3 eeven oft: net alsof; beter...verstonde: meer verstand zou hebben van de ceremoniën en geheimen van het hof (WNT plechtigheid 2470, dit citaat). 4 die: (ik) die gewoon ben daarnaar een slag te doen, een slag te slaan (te gissen), (WNT slaan 1448, dit citaat). 5 als...eij: zoals de blinde naar het ei slaat (vgl. 465, r. 50). 6 gunstighen: goedertieren, welwillende; misslagh: (in het beeld blijvend) fout. 7 met...zijnde: op een behoorlijke manier, met goed fatsoen, de gelegenheid gekregen hebbend. 8 met...gaen: in één moeite door zal gaan (berning: branden, stoken). 9 teffens ijet verghe: tegelijk iets vraag. 10 in...lente: 572. 11 beleefder: vriendelijker. 12 ronder: openhartiger, onbewimpelder. 13 aenwijzing...ongerijmtheeden: aanwijzing van de ongerijmdheden en correctie ervan (WNT berichten 1888, berichting 1889, geeft niet de hier m.i. vereiste betekenis van: rechtzetting, verbetering; vgl. berispinge, r. 17). 14 handelen: behandelen. 16 goede genegenheit: goede gezindheid (t.o.v. mij). 17 onleedigheit: (drukke) werkzaamheden; de...berispinge: de weldaad van zulke (zulk een) berisping (nabep. van identiteit: de weldaad is de berisping). 18 Zeker...gunste: Het zou werkelijk (waarlijk) een grote gunst voor mij zijn (ik zou het zeer op prijs stellen) (Zeker voorop, zonder inversie erna; vgl. thans: Voorwaar, ik zou enz.); eer...is: dat die dochter van mij (= mijn Ned. Hist.), voordat zij in de wereld komt (haar entree in de wereld maakt) wat manieren leerde van heren, meer thuis in (op de hoogte van) wereldse zaken dan haar eigen vader (WNT hanteeren 2120: de wereld hanteeren = onder de menschen verkeeren; dit citaat); geschiktheits: in WNT niets ‘geschikts’. De bet. is hier vermoedelijk: aangepastheid (aan de wereld), de vereiste manieren. Zij mag geen fouten maken (de Ned. Hist. mogen geen fouten bevatten). 21 'er...op: op haar (die dochter). 22 schrollen: afgeven, schimpen (WNT schrollen 1106); maer...verzekeren: maar dat ik dit kalm (gelijkmoedig) zou kunnen verdragen, nádat zij in de openbaarheid mocht getreden zijn, dat zou ik niet kunnen verzekeren (constr.: van...zijn voorz.vw. bij verzekeren, hervat door des, genitiefobj. bij idem; den gemeenen dagh = het openbare licht = het licht der openbaarheid; WNT gemeen 1364: algemeen, openbaar; vgl. gemene weg = openbare weg). 25 Neque...est: ‘niet gevoelloos verhoornd zijn mijn veezlen’ Persius 1.47). 26 indien...magh: als het eraf kan, als ge er de tijd toe vinden kunt om...; zoo verre: op de wijze als gevraagd. 28 Staekmans, vgl. 574; Raedsman...aldaer: lid van de Raad van State voor Friesland in Den Haag, vgl. 611; weghe vreemd in plaats van van weghe (Werken (1671) heeft hetzelfde). 33 schuijmen: het schuim eraf halen, zuiveren van schuim (WNT schuimen 1157); Is...gestr.: Indien gij dit voor mij wilt doen. 34 zoo...werden: dan vraag ik dat het u gelieve, tegelijk hun te vragen om mijn door hen bespeurde onjuistheden, en die, met uw mening daarover, toe te zenden, met een uiteenzetting voorts van al wat door u en mijnheer Wytz, die ik kortgeleden daarover geschreven heb, berispelijk bevonden zal worden. 39 gebiede mij...aen: beveel mij in de gunst van; op 't needrigst: ten nederigste. 41 machtigh maeke: in staat zal stellen. {==485==} {>>pagina-aanduiding<<} 611 Aenden H. Jacob Wijtz, Majoor Generael vande leghers ende President van den Krijsraedt der Vereenighde Nederlanden, &c. Minuut. UBA II C 11.373. Afschr. KA CLXXIab 100. 1 Welede, Gestrenge, Hooghwijze, zeer voorzienighe Heere,   2 Overvloedelijk tujght het antwoort Uwer Ed. gestr. van den 15en 3 dezer, dat 'er geen ujtputten aen de bron haerder heusheit is. De³ 4 diepte der zelve is mij een afgrondt van eeuwighbindende ge-⁴ 5 houdenissen. Ik en schroome nochtans niet daer in te verzinken, als⁵ 6 de geen die verlooren waer, zonder dus verlooren te gaen. Zejnde 7 dan bij dezen twee stukken mijner mijmeringen, om ze aen de⁷ 8 straffe en tuchtighing Uwer Ed. gestr. t'onderwerpen. 'T vervolgh, 9 dat onder de afschrijvers is, hoop' ik eer lang Uwer Ed. gestr. toe te 10 schikken. Wel kan ik bezeffen, dat haere bezigheit met d'over-¹⁰ 11 wightighe zaeken van haer beroep, swaerlijk lijden zal, alles door te¹¹ 12 zien. Maer de kanttekeningen kunnen aenwijzen, wat het stuk der¹² 13 oorlooghe raekt: 't welk (gelijk het alle ander wereldsch bedrijf in¹³ 14 schorheit en disteligheit overtreft) quaelijk ujt de boeken te leeren¹⁴ 15 is, ende mij, om eenigh krijskundigh handtrejken, verleghen¹⁵ 16 maekt. Want de lompe ongerijmtheden te speuren bij andre¹⁶ 17 schrijvers, quorum me vestigia terrent, doen duchten, dat 'er mij¹⁷ 18 misschien geen' minder ujt de penne gedroopen zijn. Een landtzaet,¹⁸ 19 ende loon van de Staeten trekkende, hangt een' houte burgh, bezet¹⁹ 20 met 300 muskettiers, aen etlijke masten, voor Haerlem, in de luchte, 21 om de verweerders van den wal te houden; ende dat ten tijde als 't²¹ 22 hun aen schut, krujdt, nocht koeghels mangelde. Een groot 23 personaedje in Vrankrijk stelt een blokhujs van planken, op een²³ 24 schip, toe, om de zelfste stadt te bestooken. Dingen (bedriegh ik mij 25 niet) om hedensdaeghs ujtgelacht te worden, van de leeken in deze stoffe.²⁵ 26 In 't bezonder verlangt mij nae berichting, oft de middelen 27 van beschaedighen, sedert dien tijdt, toegenomen hebben: want de²⁷ 28 schranderheit der nieuwe vonden van bescherming is t'over bekent. 29 Ende, indien t'aenvechten, dat pas, even vinnigh, 't verdaedighen²⁹ 30 nerghens nae zoo vejligh geweest is, zoo zoude deeze beleghering,³⁰ 31 mij, onder verbetering, wel de pijnlijkste dunken, die tot noch toe³¹ 32 in Nederlandt is ujtgestaen. 'T welk de waerom is, die mij, daer aen,³² 33 zoo veel' woorden heeft doen te kost leggen. De aenvank mijns 34 werx berust nu een' wijle onder den Heere Staakmans, die Vries-³⁴ 35 lands plaets in den Raede van Staete bekleedt; een doorluchtigh 36 vernuft, grondigh gëoeffent in weetenschappen, ende waerdigh der 37 kennisse en vrundschap Uwer Ed. gestr. Ik achte zijn' Ed. zal nu³⁷ {==486==} {>>pagina-aanduiding<<} 38 haere bekoomste van dien hebben ende 't zelve lichtlijk overleveren³⁸ 39 aen UEd. gestr. zoo 't haere geliefte zij daer over ook eens het oogh³⁹ 40 te laeten gaen. Heel veel van krijszaeken is 'er niet in te vinden; 41 ende heb ik op een deel der zelve, voor dezen het oordeel van⁴¹ 42 U.Ed. gestr. verstaen. Doch worden daer ten toon gestelt⁴² 43 verschejdene heftighe partijschappen, die hier t'Amsterdam in⁴³ 44 swank gegaen, ende 't vujr der gemeene beroerten, niet slappelijk⁴⁴ 45 hebben helpen opblaezen. Ik zoude dezelve noch wel naekter⁴⁵ 46 ontdekt hebben, waer mij vrije toegang verleent geweest, tot de⁴⁶ 47 schriften der stadt. Maer, (acharme!) voor zoo vreemdt word ik⁴⁷ 48 hier gerekent, dat mij, op aenbodt van eedt, om te swijghen, wat⁴⁸ 49 Burgermren te heelen docht, niet en heeft moghen gebeuren, 't geen⁴⁹ 50 de HH Staeten van Ujtrecht zoo mildelijk aen Pieter Bor, bij⁵⁰ 51 openbaer schriftelijk beschejdt gegunt hebben. Derhalven, als⁵¹ 52 genoegh gewaerschuwt, zal mij niet te beklaeghen hebben, indien 53 mijn arbejdt elders komt kleenen dank te begaen. Kreune mij des⁵³ 54 ook luttel, zoo mij maer de eere ten deele valt, van Uwer Ed. gestr. 55 en haersgelijken, t'eenighen deele te behaeghen. Op welke hoope⁵⁵ 56 zich in de armen haerder beleeftheit is werpende, 57 Welede, Gestrenge, Hooghwijze, Zeer voorzienighe Heere, 58 Uwer E. gest. 59 Overgewonne verplichtste 60 dienaer 61 P C Hóóft. 59 Ujt Amsterdam, 60 den 22en in Louwmaent, 61 des jaers 1634.   Hooft zendt twee stukken van de Nederlandsche Historiën en belooft er meer. Hij vraagt naar vernieuwingen in de belegeringstechniek en noemt voorbeelden van berichten daarover, die hij voor fantasie houdt, vlg. echter 640. Hij klaagt erover, dat de burgemeesters van Amsterdam hem geen toegang tot het stadsarchief hebben willen geven. 3 haerder: vgl. Mem. 1, evenals in r. 10, 11, 38, 39, 55, 56. 4 gehoudenissen: verplichtingen. 5 als de geen...gaen: omdat ik datgene waarvoor ik dankbaar moet zijn, niet kan missen. 7 mijmeringen: ijdele bespiegelingen (WNT mijmering 710 1-2). 10 Wel: Zeer goed. 11 swaerlijk lijden: moeilijk verdragen. 12 kanttekeningen: trefwoorden in margine. 13 gelijk: omdat. 14 schorheit en disteligheit: ruwheid en neteligheid. 15 ende mij...maekt: en maakt, dat ik enige krijgskundige hulp nodig heb. 16 lompe ongerijmtheden: grove dwaasheden. 17 quorum etc.: in wier voetspoor te treden mij afschrikt. Horatius, Epistulae I, 1, 74, waar voor quorum staat quia (de vos over de leeuw). 18 geen minder: ergere; landtzaet, ende...treckende: een landgenoot, die (nog wel) in dienst van de Staten is. 19 hangt, d.w.z. vertelt dat men hing. 21 ende dat enz.: de burg was dus een gemakkelijk doelwit (hun: de verweerders). 23 personaedje: Thuanus? stelt toe: richt op, d.w.z. vertelt dat men oprichtte. 25 van...stoffe: zelfs door de leken op dit gebied. 27 de schranderheit...bescherming: wat Hooft bedoelt is niet gevonden. 29 aenvechten: aanvallen. 30 nerghens nae zoo vejligh: lang niet zo ongevaarlijk. 31 pijnlijk: penible, zwaar. 32 'T welk de waerom is: Dit is de reden. 34 nu (al); Willem Staakmans, vgl. 574. 37 Ik achte...hebben: Ik denk, dat hij er nu wel genoeg van zal hebben. 38 haere bekoomste: zijn bekomst (met zelfvernederende bijbetekenis); lichtlijk: zonder bezwaar. 39 geliefte: behagen. 41 op...der zelve: over een deel ervan, nl. van de krijgszaken; voor dezen: vroeger. 42 ten toon gestelt: uiteengezet. 43 in swank gegaen (hebben): begonnen zijn. 44 gemeene beroerten: de hele samenleving rakende troebelen. 45 naekter ontdekt: meer blootgelegd. 46 waer (...) verleend: als mij toegang verleend was. 47 schriften: archiefstukken. 48 swijghen...docht: verzwijgen, wat naar het oordeel van de burgemeesters verborgen moest blijven. 49 gebeuren: ten deel vallen. 50 P. Bor, vgl. 369. 51 openbaer schriftelijk beschejdt: publiek octrooi; als genoegh...hebben: daar ik voldoende gewaarschuwd ben, zal ik mij niet mogen beklagen. 53 elders: Het WNT geeft, behalve de algemene betekenis op een andere plaats, nog drie verschillende hapaxen, nl. in andere opzichten, voor het overige, op een andere tijd (vroeger eens). Geen van deze betekenissen past in deze tekst, waar alleen te zijner tijd (nl. als het werk verschenen zal zijn) zin geeft. De enige mogelijkheid is dus, deze plaats aan de derde, temporele, hapax toe te voegen met schrapping van de woorden ‘vroeger eens’; dank begaen: dank oogsten (WNT begaan 1360(7)). Kreune...luttel: ik bekommer mij daar ook weinig om. 55 t' eenighen deele: enigszins. {==488==} {>>pagina-aanduiding<<} 612 Aen den Heere van den Hoonart, &c. Hs. Minuut. UBA II C 11.376. T. Niet voortgezet. Vgl. 638. Doorgehaald. Dat. Blijkens de plaats in het hs. tussen 22 Jan. 1634 en 23 Febr. 1634, en blijkens de eerste woorden na 31 januari. 1 Ede &c.   2 In Louwmaent lestleden heb ik mijne brabbelingen wel ontfangen.² 3 Dank moet ik Uwer Ed. weeten voor 't herzeinden derzelve, die 4 uwer Ed. als 't haer geliefde, eighen waeren, dewijl 't zelfs haer⁴ 5 eighenaer is. Zoo verre is t'er af, dat zij te lang zouden verhouden⁵ 6 zijn. Wat de betaelinge aengaet, ik stae toe, dat ze quaelijk te doen⁶ 7 waer: maer om andere rede: te weten 2 brabbelingen: zelfvernederende benaming voor de kopij van de Nederlandsche Historiën. 4 eighen: eigendom: u had ze mogen houden; dewijl...is: omdat hun eigenaar zelf, Hooft, dat ('t) is, nl. eigendom, vgl. lijfeigene. 5 verhouden: behouden, met de bijbetekenis ‘ten onrechte’. 6 ik stae toe: ik geef toe (de betekenis van de onvoltooide zin blijft verborgen). {==489==} {>>pagina-aanduiding<<} 613 Aende HH van de Reke der Graeflijkheit. Minuut. UBA II C 11.376. 1 Ede &c.   2 De acte hier nevens gaende, is mij toegezonden door de Wet- 3 houders van Naerden. De geleghenheit der zaeke daer in geroert 4 (die, zeker, van consequentie was) zullen U Ed.Mo. zoo 't haer⁴ 5 gelieft, breeder ujt den H. Adt Fiscael kunnen verstaen. Nu lejdt tot⁵ 6 Mujden, ende heeft aldaer geleghen lange over 't jaer, zekere mast, 7 bij onweder, in zee gevonden, die tussen de xxx en xl gl magh 8 waerdigh zijn, ende van dagh tot dagh ergher wort; van dewelke⁸ 9 ik bij mijne laeste reke heb vermaen gemaekt. Indien U.Ed.Mo. 10 kunnen goedt vinden, de voors mast te gunnen aen de armen- 11 vooghden der plaetse, mits dat zij van 't zujver daeraf komende,¹¹ 12 ujtkeeren 't geen U Ed.Mo. gelieven zal toe te voeghen aen Jan¹² 13 Janszoon van Blarikom, volghends de gemelde acte; het eene en 14 't ander zoude mij onder verbetering dunken een charitabel werk te¹⁴ 15 wezen. Ende hier op verwachtende Uwer Ed.Mo. ordre, bidde den 16 almaghtighen, 17 Ede &c 18 dezelve in gelukzaelighe regeringe altijds te bewaeren, ende in haere 19 goede gratie, 20 Uwer Ed.Mo. 21 Onderdaenen dienstwen 22 P C Hóóft. 21 Ujt Amsterdam, 22 23 Feb. 1634.   Een niet genoemde zaak blijkt erop uit te lopen dat ene Jan Janszoon van Blaricum enig geld te goed heeft. Hooft doet het voorstel, een oud aanspoelsel aan de armvoogden te laten zodat die uit de opbrengst Jan Jansz. schadeloos kunnen stellen. Vgl. 561. 4 van consequentie: van gewicht. 5 breeder...verstaen: uitvoeriger van de advocaatfiscaal kunnen horen. 8 ergher: slechter; van dewelke...gemaekt: waarvan ik in mijn laatste rekening gewag heb gemaakt. 11 't zujver daeraf komende: het zuivere provenu. 12 toevoeghen: geven (WNT toevoegen (I) 83 8). 14 onder verbetering: met uw welnemen. {==490==} {>>pagina-aanduiding<<} 614 (C. Huygens aan P.C. Hooft) Origineel. UBL. Pap. 2. Afschr. UBA II C 15. 1 Mijn Heer;   2 De verschimmelde schuld daer mij Joffw Crombalck voor maent,² 3 quijt ick met dus weinigh papiers. De kladden daer af werden³ 4 'tvoorleden jaer te velde, te schepe, te waghen, te paerde meest, 5 geboren. Tot d'afschriften hebb ick mij nu eerst konnen ver-⁵ 6 ledigen. Magh dese vreemdeling soo veel voordeels van sijn⁶ 7 Nederlandsch kleedsel genieten, dat hij, door Amsteldam 8 treckende, met U.E. de Heeren Reael, Barlaeus, Baeck, Vondelen 9 of anderen die 't beter lusten en gebeuren moghe, kenniss make,⁹ 10 en voorts sijne reise op Alckmaer spoedighe; de ruijme snijder (in¹⁰ 11 andermans leder) die hem uijtreedde, salder sich de meeste gunst af¹¹ 12 toemeten, en blijven 13 Mijn Heer, 14 U.E. ootmoedighe Dienr 15 C Huijgens. 16 Soo mij de voor-besigheden van 't veld-leger 'tgeluck van een'¹⁶ 17 Amsteldamsche reise niet en breken, sal ick de 2 1/2 Boecken van¹⁷ 18 U.E. Historie zelf t'huijs leveren, met het gevoelen daerover van 19 S.Exe diese noch in handen heeft. Konde U.E. sich den lust¹⁹ 20 verghen, van eenighe mijner Latijnsche Rijmerijen te sien, rechte²⁰ 21 straet-kinderen, tuschen 'tHof en mijn huijs gevallen, daer zijn twee²¹ 22 of drij papierkens, die t'Amsteldam op U.E. voorgaende verlof, en²² 23 anders niet, verschijnen willen.²³ 24 In 'sGravenhage. den 4en Martij 1634   Huygens stuurt vijftien vertalingen naar Donne en verzoekt die, als de Amsterdamse vrienden ze gelezen hebben, aan Tesselschade door te zenden. - Hij hoopt de stukken van de Nederlandsche Historiën, die hij aan de Prins ter lezing gegeven heeft, zelf in Amsterdam terug te brengen. 2 De...schuld: De oude schuld; daer...maent: Vermoedelijk in de bij 610 ingeslotene van Tesselschade. Wanneer Huygens haar een aantal Donne-vertalingen beloofd had, is niet bekend. Het zal wel in of kort na 1630 geweest zijn, toen zijn eerste vier Donne-vertalingen in handen van Hooft kwamen. De vijftien gedichten die hij nu stuurt, moeten niet verward worden met deze vier vertalingen. Zie 376, 381, 383. De vijftien gedichten staan in W. II, 265 vlg. met dateringen van 18 aug. tot 7 oct. 1633. De opdracht aan Tesselscha, W. II, 267 is van 24 sept. Terwijl Huygens de vier vertalingen van 1630 maakte naar afschriften die hij van een Engelse vriend had gekregen, zijn de vertalingen van 1633 vermoedelijk gemaakt naar de in dat jaar verschenen eerste uitgave van Donne's gedichten (vgl. W. II, 214, n. 1). Dat Huygens zijn vertalingen maakte op verzoek van Tesselschade, blijkt uit dit briefje aan Hooft en uit de opdracht ervan aan haar, vs 37 (W. II, 268): Soo viel mijn' taeck Noord-west: die gaf mij uw bevel. 3 dus weinigh: zo weinig (als gij hierbij aantreft). 5 Tot...verledigen: Voor de afschriften heb ik nu pas tijd kunnen vinden. 6 Magh...spoedighe: Als deze vreemdeling enz. (dan zal de ruime snijder enz.). 9 die...moghe: die er misschien meer lust en gelegenheid toe hebben. 10 spoedighe: met meer spoed voortzet; de...uijtreedde: de slordige kleermaker (in andermans leer) die hem uitrustte (kleedde); ruijme (WNT ruim (I) 1095: onbekrompen, mild, royaal, past hier niet geheel, eerder: veel goed verspillend, slordig en dus slecht (bescheidenheidsuiting)); woordspel snijder (gespecialiseerd tot kleermaker) hier gecombineerd met de uitdrukking: het is goed riemen snijden uit andermans leer. 11 salder...toemeten: zal het als de grootste gunst voor zichzelf beschouwen. 16 van 't veld-leger: met betrekking tot het leger te velde (WNT veldleger 1558, dit citaat); geluck: plezier, genoegen. 17 breken: verhinderen; de...leveren: (Dit zijn dus de boeken van de Ned. Hist., die hij bij Staekmans en Van den Honert heeft opgehaald (zie 610). Huygens zwijgt over zijn kritiek, evenals over de door Hooft gevraagde opmerkingen van Staekmans en Van den Honert, en de kritiek van Wytz. (zie 610). Hij heeft de boeken toch wel niet zonder medeweten en instemming van Hooft aan de stadhouder in handen gegeven. Vgl. 615.) 19 Konde...verghen: Zoudt u het over zich kunnen verkrijgen (letterlijk: Zoudt u uzelf de lust kunnen afdwingen; opnieuw een vorm van bescheidenheidsbetuiging!). 20 van...sien: (nabep. bij den lust); Latijnsche Rijmerijen: Zijn korte latijnse gedichtjes op straten in Den Haag, zie W. II, 277 Venus-straet, eerste van een serie die in Momenta Desultoria 1644, Haga vocalis heet; rechte straet-kinderen: In dubbele zin dus: ze gaan over straten en zijn op straat gemaakt, terwijl hij van het Hof naar huis wandelde (typerend voor het ontstaan van Huygens' poëzie). 21 gevallen: ontstaan, opgekomen (WNT vallen 31/2). 22 voorgaende: voorafgaande. 23 willen: zullen. {==492==} {>>pagina-aanduiding<<} 615 Aen den H. van Zujlekom, Huighens, Secretaris zijner Exe Minuut. UBA II C 11.377. Afschr. KA CLXXIab 101. 1 Mijn' Heere,   2 Onze Amsterdammers, als ijemant graetighlijk ijetwes te lijve slaet,² 3 zeggen dat zij hongher krijghen van hem te zien eeten. Alzoo komt³ 4 mij een' vlieghzucht aen, wen ik dien Engelschen overvliegher zoo⁴ 5 sneedigh door 't opperste der lucht, heen zie snujven. Maer al⁵ 6 worden mijn' voeten licht: mijne schouders blijven veederloos: oft⁶ 7 en kleppen, ten hoogsten, niet dan met eene wiek: ende quaedt ge-⁷ 8 noegh dat het oogh hem volghe. Dat de overzetsels altijdts eenen 9 rok ujttrekken, is kenlijk. Maer ik geloof, dat deeze dichten den⁹ 10 ouden gejrne geven, om den nieuwen, waer in U.Ed. gestr. hen 11 gesteken heeft. Geen licht, in mijnen zin, oft het schaemt zich bij¹¹ 12 die schaduwen, zeker weledele Joffrouwen, ende niet veraert van¹² 13 haer' afkoomst; maer tegens welker jeughlijke frisheit, viellicht de¹³ 14 moeder zelf niet zoude darren monsteren. Als wij 'er ons moede¹⁴ 15 (zat, waer onmoghelijk) aen gekust hebben, zoo moet het Tesseltjes 16 beurt wezen, hoe wel mij 't schejden bitter zal vallen. Doch de 17 Straetkinderen (zoo 't u.Ed. gestr. gelieft hen te noemen) zullen 18 't verzoeten moghen. 'T verbejden der zelve verzacht alreeds de¹⁸ 19 vreez voor 't verlies van deze, met hoope¹⁹ che spenga nuov'amor vechio desio.²¹ 22 Met hujvering des harten, heb ik ujt den Heere Staekmans²² 23 verstaen, hoe u. Ed. gestr. mijne misgeboorten ter hooghster 25 vierschaere heeft doen verschijnen. Quaelijk is 't 'er voor haer²⁵ 26 geschooren, en om den hals gewedt, zoo de Spartaensche strafheit²⁶ 27 in 't verdelghen der wanschepselen, daer plaets heeft. Al waeren zij 28 ook flux genoegh van lijf en leden, zoo en zijnze doch echter niet²⁸ 29 afgerecht op zijn hoofsch, ende schendigh afzichtigh om de ketterije²⁹ 30 van liever wurghende woorden te gebrujken, dan Ondujtsche in 31 te rujmen. Oft ze nochtans (wie weet?) het geluk hadden, van³¹ 32 eenighe genaede voor de vorstlijke ooghen te vinden, ende dezelve 33 zich verwaerdighen moghten, om eenen swenk over 't vervolgh³³ 34 te laeten gaen: 't is bij den Heere Wijts te bekomen, tot het 6e boek 35 ten ejnde. Ik had het zijner Ed. gestr. toegevejrdight, op haere³⁵ 36 heusse overbodigheit van 't krijsbedrijf te doorzien, en de mis- 37 slaeghen te straffen. Maer 't zal (naer ik vermeene) haer ter handt 38 gekomen zijn, juist ontrent den droeven slagh zijner Ed. gestr.³⁸ {==493==} {>>pagina-aanduiding<<} 39 inden persoon haerder zaelighe gemaelinne, overgekoomen.³⁹ 40 Zulx zijner Ed. gestr. mijns achtens de lust voor eerst ontbreeken⁴⁰ 41 zal, om zich daermeê te moeijen. Als UEd. gestr. de zijne komt te⁴¹ 42 spreken, ik gebiede mij op 't nedrighst in haere gunste, met een 43 levendigh gevoelen van de weêrgaê des ramps mij bij proeve bekent. 44 Wijders hebbe nu gesloten het tiende boek met de doodt van den⁴⁴ 45 Landtvooght Requesens. D'afschriften voltoghen zijnde, zullen,⁴⁵ 46 hoop ik, gelijk d'andre, eens de eere genieten, van hunne onge-⁴⁶ 47 schiktheden te zien richten, door het tuchtmagtigh oordeel uwer⁴⁷ 48 Ed. gestr. Ende blijft met dien toeverlaet, in 't verlangen nae haere 49 herwaertskoomste, 50 uwer Ed. gestr. 51 Ootmoedighste dienaer 52 P C Hóóft. 50 Mijn' Heere, 51 Ujt Amsterdam, den 52 7en in Lentemaent. 1634.   Lof voor Donne en de vertalingen door Huygens. - Vrees voor het oordeel van de Prins over de Nederlandsche Historiën en het purisme. - Over Wijtz' hulp, en het overlijden van mevrouw Wijtz. 2 graatighlijk...slaet: gretig iets eet (naar binnen slaat). 3 Alzoo: Net zo (versterkend al); komt...aen: overvalt mij lust om te vliegen. 4 overvliegher: hoogvlieger (WNT overvlieger 2170: iemand die boven anderen uitmunt, vaak in toepassing op vlugheid van geest); zoo snedigh: zo snel, met zo'n vaart (WNT snedig 2285: vlug enz.). 5 snuiven: suizen (WNT snuiven 2445: zich snel voortbewegen, met zeker geruis). 6 of...wiek: of ze kleppen op z'n hoogst met slechts een vleugel (en ontkenningspartikel bij niet dan = slechts). 7 ende...volghe: en het is (al) moeilijk genoeg dat het oog hem (de hoogvlieger) volgt. 9 kenlijk: evident (WNT kennelijk 2138 b α). 11 in mijnen zin: naar mijn mening. 12 die schaduwen. Hooft sluit zich aan bij wat Huygens hem in zijn brief van 17 aug. 1630 schreef over zijn Donnevertalingen van toen ‘U.E. nemese voor schaduwen van schoone lichamen enz.’, maar vooral bij het begeleidende gedicht aan Tesselschade, waarin hij zijn gedichten in de eerste strofen met schaduwen vergeleek (W. II, 267); zeker...Joffrouwen (appositie bij die schaduwen) ongetwijfeld zeer edele jongedames (WNT juffrouw 494); niet...afkoomst: hun afkomst niet verloochenend (letterl.: niet afwijkend van de aard van degene van wie ze komen, hun moeder). 13 jeughlijke: jeugdige; viellicht: wellicht; de moeder zelf: zelfs de moeder. 14 niet...monsteren: het niet zou durven opnemen (niet...wedijveren) (WNT monsteren 1086); er...aen, nl. aan die Juffrouwen = Huygens' Donnegedichten. 18 'T verbejden der zelve: Het verwachten daarvan (van die Straetkinderen). 19 deze, nl. Joffrouwen; met hoope: door de hoop. 21 che..spenga: dat nieuwe liefde oud verlangen uitblust. Guarino, Il pastor fido III, 3, waar voor spenga staat spinga, voor amor anchor en voor vechio vecchio. 22 uit (...) verstaen: van (...) vernomen (Dit sluit nog niet in dat Huygens buiten Hooft om de stukken van de Nederlandsche Historiën aan de stadhouder heeft doorgegeven, na ze van Staekmans en Van den Honert te hebben gehaald. Vgl. 614. Voor Hooft het uit deze brief vernam, had hij het dus al van Staekmans gehoord). 25 Quaelijk...gewedt: 't Ziet er slecht voor ze uit en hun leven staat op het spel (WNT geschoren 1737: het is zo geschoren = het is zo geschapen, gesteld). 26 strafheit...heeft: strengheid in het verdelgen der mismaakten daar van kracht is (geldt, in zwang is). (Vgl. WNT plaats 2099). 28 flux: kloek, flink; zoo...hoofsch: dan zijn ze zeker toch niet op z'n hoofs geschoold (WNT africhten 1282, absoluut gebruikt: bekwamen, opleiden tot vereiste vaardigheid. Er staat dus: ze zijn niet op z'n hoofs bekwaamd, op de wijze van het hof opgeleid, ‘getraind’; doch WNT doch 2678: zeker, voorwaar). 29 schendigh afzichtigh: schandelijk (afschuwelijk) lelijk (WNT afzichtig 1994: onooglijk enz.); om...ruimen: vanwege de afwijking liever de keel samentrekkende (wrange) woorden te gebruiken, dan aan onnederlandse een plaats te geven (onnederlandse toe te laten) (Mnl. Wdb. worgen 2809: worghende oft stoppende fruiten = de keel samentrekkende, wrang smakende vruchten; in ruimen, WNT inruimen 1872 inlaten, toelaten, ruimte maken voor). 31 Oft: Indien; hadden: zouden hebben. 33 swenk: vluchtige blik (U.W. zwenk, dit citaat). 35 toegeveirdight: toegezonden; op...doorzien: op grond van vertrouwen op zijn vriendelijk aanbod het krijgsbedrijf goed na te zien en de fouten te bestraffen (WNT overbodig 1627: bereidvaardigheid; straffen 2095 berispen, afkeuren). 38 juist omtrent: net omstreeks (de tijd van). 39 zalighe: de hemelse zaligheid deelachtige (Mnl. Wdb. salich 100); zijner...overgekoomen: over hem gekomen (die hem getroffen heeft). 40 Zulx: Zodat; mijns achtens: naar ik denk. 41 zich...moeijen: zich daarmee in te laten, bezig te houden; de zijne = zijn edele gestrengheid = hem. 44 de...bekent: de gelijke van de ramp, mij door ervaring bekend (nl. de dood van Christina van Erp); Wijders...gesloten: Voorts heb ik nu afgesloten, beëindigd. 45 voltoghen: voltooid. 46 ongeschiktheden: gebreken. 47 richten: herstellen, corrigeren (vgl. berichting in 610 r. 13 en WNT richten 40: verbeteren; tuchtmaghtigh: tot verbeteren, beschaven in staat zijnde (vgl. Mnl. Wdb. tocht 381: opvoeding.) {==495==} {>>pagina-aanduiding<<} 616 A Monsieur, Monsr Joost Baak, In Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.97. 1 Monsr mon frere,   2 Ik hebbe op gister aen den Heere Ridder Reael bestelt zekere 3 gedichten ujt het Engelsch overgezet, ende mij door den Heere van 4 Zujlekom toegezonden, om eerst alhier bij den voors Heere Reael, 5 U E, Barleus, Vondelen, en andere liefhebbers, gelezen; daernae 6 aen Joffre Tesselscha, gestujrt te worden. UE gelieve de voors 7 dichten van zijne Ed. Gestr. te vorderen, ende voort van handt tot⁷ 8 handt te doen wandelen, ende entlijk mij wederomme te doen 9 hebben. Waer toe mij verlaete, blijvende, 10 Monsr mon frere, 11 U E 12 Gansdienstwe broeder 13 P C Hóóft. 13 Amsterd. 7 Maert 1634.   Hooft heeft aan Reael de Donnevertalingen van Huygens gestuurd; Baak wordt verzocht, toe te zien op hun circuleren bij de andere vrienden. Vgl. 614. 7 zijne Ed. Gestr.: Reael. {==496==} {>>pagina-aanduiding<<} 617 Aende HH. Gecommitteerde Raeden van Hollandt. Minuut. UBA II C 11.252. 1 Ede &c.   2 Noopende 't verzoek van Trijntjen Vranken weduwe van Gerrit 3 Ellertszoon, samt de vooghden der weeskinderen van Gijsbert 4 Ellertszoon, gelieve U.Ed.Mo. te verstaen, dat de supplianten⁴ 5 hebben leggen ontrent dezen hujze een half morghen lands, belast⁵ 6 met neghen roeden dijx. Van welken dijk, in den jaere 1629, mits⁶ 7 den inval des vijands op de Veeluwe, 8 roeden beslaeghen zijn met⁷ 8 een' halve maene oft ravelijn, ende de graften van dien, ende⁸ 9 voorts met penpalissaeden, tot meerder verzekeringe van 't fort.⁹ 10 Ende is, tot het opmaeken van 't voorzejde werk, zeer diep wegh¹⁰ 11 gegraeven het voorlandt waer ujt de supplianten de aerde plaghten 12 te vinden om den voors dijk te onderhouden: der maete dat zij 13 jeghenwoordelijk benoodight zijn tot groote kosten, van verre te 14 haelen de spijze daer toe vereischt. Gemerkt het gemelde half¹⁴ 15 morghen lands, als te mul ende bros van natujre, geen' bequaeme 16 stoffe daer toe en kan ujtleveren. Waer over, mijns oordeels, onder 17 verbeteringe, wel behoorlijk, ende ook voeghlijkst zoude zijn; dat¹⁷ 18 het gemeene landt hunlujden de voors acht roeden dijx afnaeme, 19 nevens 't half morghen dat zij offereren te verlaeten: ende dit te¹⁹ 20 meer, ten regarde mij gebleken is, dat in 't leggen der schansse²⁰ 21 alhier, over 50 jaeren, verdolven zijn neghen hondt ende vijf roeden²¹ 22 lands, toebehoorende hunnen voorouderen, die daer af geene 23 betaelinge en hebben bekomen; ende dat anderen in gelijken graet²³ 24 staende, van hunnen dijk zijn ontlast geworden. Doch indien d'Ed. 25 Grootmo. HH Staeten geenszins en kunnen verstaen den voors dijk²⁵ 26 t' aenvejrden, zoo schijnt in allen gevalle de rede te vereisschen, dat 27 hun vergoedt werde de schaede geleden bij 't vergraeven van 28 hunnen ujterdijk, den welken te behouden, hun (zoo ik bericht 29 worde) wel zoo nut geweest waer, als daer vooren t' ontfangen²⁹ 30 een' somme van zeshondert gulden. Ende niet ziende waer mede 31 U.Ed.Mo. wijders in dezen te dienen, bidde Godt den al- 32 moghenden, dezelve 33 Ede &c. 34 in gelukzaelighe regeeringe altijds te bewaeren, ende in haere goede 35 gratie 36 Uwer Ed.Mo. 37 Onderdaenen dienaer 38 P C Hóóft. 37 Vanden Hujze te Mujden, 38 den ijen Apr. 1634. {==497==} {>>pagina-aanduiding<<} Over schadevergoeding die aan grondeigenaars te Muiden betaald moet worden, omdat hun land in 1629 bij de aanleg van versterkingen ten dele vergraven is. 4 gelieve...verstaen: moge ik U.E.M. mededelen. 5 het land moet zijn eigen dijk, althans ten dele, onderhouden. Vandaar dat deze halve morgen (iets minder dan 5000 m2) belast is met (het onderhoud van) 9 roeden (een Rijnl. roede was ruim 3.7 m) dijk. 6 mits: wegens. 7 beslaeghen: bedekt (WNT beslaan 2018 17). 8 ravelijn: bolwerk. 9 palissade: zware toegespitste paal, in rijen in de grond gedreven als verdedigingswerk. Het WNT noemt penpalissade zonder het woord te verklaren. 10 opmaeken: ophogen. 14 spijze: specie (WNT spijs (II) 2794 1), h. grond. 17 behoorlijk: fatsoenlijk; voeghlijkst: het meest practisch; dat het gemeene landt...afnaeme: dat de schatkist de genoemde dijk van hen overnam. 19 verlaeten: prijs te geven. 20 ten regarde: aangezien. 21 hondt: 1/6 Rijnlandse morgen; de vierkante roede was 1/600 R.m. 23 in gelijken graet staende: juridisch in dezelfde omstandigheden verkerende. 25 verstaen: besluiten. 29 daer vooren: daarvoor. {==498==} {>>pagina-aanduiding<<} 618 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.96. (Baak: Muijden 5 Aprijl 1634 beantw 7 ditto) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Ujt den ooghe, ujt der harte. Is dat t'uwent dan ook waer? Zoo² 3 kort van onthoudt ben ik niet. De Swijgher zal 't zeggen, ujt wiens³ 4 wieken, hier bij, een' veder gaet. Bij mangel der ontbode schujte,⁴ 5 bleef ik eenen dagh, boven mijn bestek t'Amsterdam; wel te pas 6 om de meêgaende tijdingen ujt Duitslandt te verstaen; ende hoe⁶ 7 dat Eger en Pilzen noch in 's Kajzars maght niet en waeren, maer⁷ 8 geneghen om met Hartogh Baerent te handelen. Dan ik duchte,⁸ 9 dat het geluk zoo goedt niet is, ende 't schijnt mij wat op te⁹ 10 krimpen, mits de loopmaeren geen vermaen daer af maeken. UE 11 hebbe wat medelijdens met de ujtballingen der wereldt, gelijk wij 12 ons hier moghen rekenen, en zette mij ijets bij van 't geene dat 'er¹² 13 omgaet. Als 't geldt van Colterman zal ontfangen zijn, gelieve 14 't zelve sieur Carel van der Wijen te doen behandighen. Daeren- 15 tussen blijft, 16 Monsr mon frere, 17 U E 18 Verplichte dienstwste Broeder 19 P C Hóóft. 18 Vanden Hujze te Mujden, 19 5 Apr. 1634.   Lopende zaken. 2 de Hoofts zijn voor de zomer naar Muiden vertrokken. 3 onthoudt: memorie; Swijgher: Tacitus. 4 Bij...schujte: Door 't ontbreken, wegblijven, van de bestelde schuit (blijkbaar nodig voor de halfjaarlijkse verhuizing). 6 meêgaende: gunstige (WNT medegaan 347 5). 7 toen Wallenstein 25 februari 1634 in Eger vermoord werd, lagen zijn troepen in die vesting en in Pilsen. Bernard van Saksen-Weimar was G. Adolf opgevolgd als opperbevelhebber van de Zweden. 8 handelen: onderhandelen. 9 opkrimpen: minder worden (WNT opkrimpen 952 2). 12 zette mij ijets bij: sture mij iets. {==499==} {>>pagina-aanduiding<<} 619 A Monsieur, Monsr Joost Baak, Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 108. Hs. Watervlek. Dat. voor 17 april 1634, want op die dag vraagt Hooft ‘de kladde’ terug. N.B. de ‘preek’ is een vertaling uit Xenophon's Memorabilia, zie de Bijlage. 1 Monsr mon frere,   2 Ik ben heden bij Socrates te kerke geweest, Hier heeft U.E. de 3 preeke. Blijve 4 U E 5 gansdienstvejrdighe broeder 6 P C Hóóft. {==500==} {>>pagina-aanduiding<<} 620 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.95. Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Ik danke UE ende monsr vander Kindert, voor 't vorderen der² 3 pen tot Haerlem, die Sr Carel mij geschreven heeft, bij hem 4 ontfangen te zijn. Dat ik zoo lange vertoefde, met den rentmr⁴ 5 daeromme te maenen, was, mits ik van tijdt tot tijdt hoopte, van⁵ 6 Noordingen te bekoomen den brief die hierinne gaet. Nu komt hij 7 zoo veel te spaede, ende benodight mij UE ende monsr vander 8 Kindert op nieuw te quellen, ten einde zijner E gelieve denzelven 9 over te leveren, ende terugge te vorderen de beschejden daer in 10 steekende, mits betaelende den rentmr oft zijnen klerk, 't recht¹⁰ 11 van 't comptoir, 't welk hij te eisschen heeft, als nae gewoonte; 12 ende ik UE ten danke, als rede is, zal goedt doen, ende, zoo mij¹² 13 recht voorstaet, 10 oft 12 gl beloopen zal. Het ouwde, dat hierbij¹³ 14 gaet, vertrouw ik, UE mij, bij wissel, met ijet nieuws zal vergelden, 15 als de kas daer af gestoffeert is. Gelieve ook eens te denken, aen de¹⁵ 16 preeke van Socrates, ende als 't 'er ujt vallen magh, mij de kladde¹⁶ 17 te doen weder hebben. Ondertussen gebiede mij van heeler harte, 18 aen UE ende Joffre zuster, dewelke God almaghtigh, met alle die 19 haer lief zijn, in eere ende voorspoedt bewaere, nae wensch, 20 Monsr mon Frere, van 21 U E 22 Toegeneghen, 23 dienstwsten broeder 24 P C Hóóft. 22 Vanden Hujze te Mujden, 23 17 Apr. 1634.   Financiële ambtelijke zaken. 2 vorderen: innen. 4 den rentmeester: Colterman. 5 van tijdt tot tijdt: telkens weer (WNT tijd 31 3o); v. Noordingen: Hooft's procureur in Den Haag. 10 't recht van 't comptoir: de leges. 12 ende (dat); ten danke: naar genoegen; goedt doen: betalen; ende (dat, ond.). 13 het ouwde: Tacitus. 15 de kas (fig.); daer af gestoffeert: daarvan voorzien. 16 Socrates, vgl. 619; als...magh: als de tijd het toelaat. {==502==} {>>pagina-aanduiding<<} 621 Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.94. Hs. enkel vel, zeer kort. (Baak: 1634 beantw 22 April) Loont   1 Monsr mon frere,   2 Bij mijnen laesten heb ik gezonden eenen brief houdende aen den² 3 Rentmeester Colterman, nevens een stuk ujt Tacitus. Nu ben ik 4 gekoomen tot in de Spaensche woedenij t' Antwerpen. Ende alzoo⁴ 5 mij voorstaet, dat Vaeder van Erp, z.g. plaght te verhaelen, dat 6 zijner E Grootmoeder aldaer vermoort wert, zoo wenschte wel⁶ 7 bescheidelijk te weeten, haeren naem, ouderdoom, mans naem,⁷ 8 ende de toekoomst van 't stuk. Zoo UE ijet wijders van verlank 9 ujt ijemandt deze aengaende, kan verneemen, 't zal mij lief zijn. Bij 10 oom de Wael oft andre oude lujden, moght wel ijets te haelen zijn.¹⁰ 11 Ik gebiede mij van heeler harte t' uwaerts, blijvende, 12 Monsr mon frere, 13 U E 14 Toegeneghe dienstwste broeder 15 P C Hóóft. 14 Van den H.t.Mujden, 15 21 Apr. 34.   Hooft vraagt hulp bij het ophalen van herinneringen aan de Spaanse furie te Antwerpen (1576) bij de familie Van Erp. 2 houdende aen: gericht aan (WNT houden 1164 E 2). 4 woedenij: purisme voor furie. De vorm is vreemd, verschrijving voor woederij?, vgl. 622 r. 6 razerij. 6 zijner E Grootmoeder: de moeder van Christina de Bitter, vgl. het stamboomdeel Van Erp, blz. 893 in deel I. 7 bescheidelijk: duidelijk, precies. 10 oom de Wael, zie aldaar onder Fabri. {==503==} {>>pagina-aanduiding<<} 622 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.93. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Beter betaeler plaght UE te zijn. Ik ben nu antwoordt op twee 3 brieven, aen haer, ten achteren. Wil daerom geen quaedt betrouwer³ 4 worden, ende borghe oft verghe veel eer, UE hiermeê den derden.⁴ 5 Bor, in 't jaer 1576, op 't 84e bladt, 2e zijde, verhaelt een' gruwlijk⁵ 6 stuk, bedreven, in de Razerij t' Antwerpen, aen een' schoone 7 brujdt, ende zoo 't schijnt, van goeden hujze. Ik wenschte de 8 naemen van haer ende haeren brujdegoom te weeten. Daer is een 9 maekelaer, genoemt L'Hermite, mijner huisvrouwe eenighszins, in⁹ 10 maeghschap, bestaende. 'T is een heel oudt man, ende eertijds 11 schepen, zeit men, van Antwerpen, geweest. Meene dat hij de 12 heughenis noch goed heeft, ende milt genoegh zijn zal, om niet¹² 13 alleen, 't geen hem van dit treurspel, maer ook van 14 andere omstandigheden dier geweldenarije, magh indachtigh 15 wezen. Gelieve mij de gunste te bewijzen, van hem ujt te hooren, 16 nevens mijne groetenis, ende alles te verstendighen, 't zij bij brief oft 17 bij monde, zoo 't UE geleghen komt. Ende indien hij der rejze 18 getroost is, zal nevens UE welkoom zijn. Want, voor mij, ik hebbe 19 wederom mijn been ijetwes bezeert, ende zal 't eenighe daeghen 20 moeten vieren. Daerentussen waer mij verdriet het groove werk te²⁰ 21 staeken. U E, bevroed' ik wel, zal dit, op geen' stel en sprong,²¹ 22 konnen beschikken. Maer 't en verveele haer, immers niet, mij, bij²² 23 een letterken te verzekeren van den ontfang der gemelde twee 24 brieven, en dezen derden. Waer toe mij verlaetende, blijve, 25 Monsr mon frere, 26 U E 27 Verplichte dienstwe broeder 28 P C Hóóft. 27 Vanden Hujze te Mujden, 28 23 Apr. 1634. {==504==} {>>pagina-aanduiding<<} Vervolg van 't verzamelen van herinneringen aan de Spaanse furie. 3 (Ik) wil. 4 verghe (met dubb. acc.). 5 Bor, vgl. 369. 9 maekelaer: tussenhandelaar (niet alleen in onroerend goed); in maeghschap bestaende: verwant. 12 ende (hij). 20 vieren: verzorgen (WNT vieren (I) 356 e); het groove werk: het grote werk: de Nederlandsche Historiën. 21 staeken: onderbreken. 22 beschikken: tot stand brengen (WNT beschikken 1980 4); 't en verveele haer, immers niet: als het u tenminste niet te veel wordt. {==505==} {>>pagina-aanduiding<<} 623 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.92. Hs. enkel vel, zeer kort. (Baak: 1634 beantw 26 April). Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Dank hebbe UE voor de moejte tot Haerlem, ende de tijdingen hier 3 in te rug keerende. Ik zal Carel schrijven dat hij UE de gl 15 st 10 4 behandighe. Wijders verwachte dat UE niet alleen Joffre moeder 5 van Erp ende Oom de Wael, maer ook den maekelaer L'Hermite 6 zal aenspreken, volgends mijn schrijven van gister. Een fraej vejrs is⁶ 7 dat van Vanden Vondel. UE gelieve hem de groete weder te 8 leveren, ende zij eerbiedelijk zelve gegroet, 9 Monsieur mon Frere, van 10 U E 11 Verplichten, dienstwen broeder 12 P C Hóóft. 11 Zeer haestigh, van den 12 H.t. Mujden, 24 Apr. 1634.   Vervolg. 6 Een fraej vejrs enz.: (gissing:) Bede voor het Waelenweeshuis t' Amsterdam (WB III 413). {==506==} {>>pagina-aanduiding<<} 624 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.91. (Baak: 1634 beantw 29 April) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 'T geen UE ujt monde van Moeder van Erp, ende L'Hermite, bij² 3 geschrift zal stellen, ben ik, met verlangen, afwachtende, UE 4 naestleste had verschejde tijdingen, daer wel wat op te spieghelen 5 valt. Dat de Prins, dezen zoomer niet te velde zoude gaen, was mij, 6 te vooren door de ooren gewaejt, maer een donderslagh daerin⁶ 7 geweest. Want een van de punten, daer Charnacé op drong, was,⁷ 8 dat men in Bloeijmaendt op moest zijn, met all' onze krachten. Nu 9 zoude 't mij vreemdt geven, dat de Franchois van geldt zoude⁹ 10 schejden, zonder andre waer daer voor te hebben, dan enklen¹⁰ 11 toeleg op bescherming. Het stroojsel van dit gerucht, zal 12 moghelijk van eenen appel zijn, voor den vijandt, om meê te 13 spelen: alhoewel mij de bloem te blaeuw dunkt, om zijn oogh daer¹³ 14 meê te verlejden. De voorslaeghen van nieuwe schattingen zijn ook¹⁴ 15 geen teken, dat men denkt kleene kosten te maeken. Nu, wij 16 moeten den wondtheeler, met het zeer laeten bewerden, ende oft¹⁶ 17 wij schoon met de rug tegens 't hoogher boordt aendringen, 't 18 schip helt 'er niet te minder om. Een inzicht, 't welk ook de 19 betrachting zijner Doort is, doet mij 't verdragh met Vrankrijk niet 20 ontijdigh achten: te weeten, dat men den Spanjaert hier heiligh²⁰ 21 avondt gunnende, hem de handen te rujm zoude laeten, om den²¹ 22 Dujtschen en Sweden in 't hajr te zitten; gemerkt het geschaepen²² 23 waer dapper onze beurte te worden, als hij dat werk afgehaspelt²³ 24 had. Zoo de loopmaeren 't lieghen afleeren, 't en waer geen' kleene 25 zaek, dat de Turk de Ragotzj tot koning van Hongrijen wilde in- 26 voeren. Vreesd' ik niet mij zelven te kittelen, ik zoud' het gaeren²⁶ 27 waeghen, met gelooven, dat 'er een' Noorderbui in dien hoek²⁷ 28 groejt. De toeleg van Bethlem Gabor, moet, dunkt mij, al wortels²⁸ 29 gehadt hebben, die noch niet ujtgerojt oft verrot zijn. Heerepeeren,²⁹ 30 zeitmen, weeten daer weenigh af. De Polak staet ons ook te³⁰ 31 erduchten in de persoon des Sweeds. Doch laete mij voorstaen, dat³¹ {==507==} {>>pagina-aanduiding<<} 32 het daer noch zoo klaer niet is, oft het een' dujf gelezen had: 33 gemerkt de Moscovische Veltheer zoo groot een' ondank, bij³³ 34 zijnen meester, heeft ingelejdt. Godt weet ons aller best, ende zal 35 't UE wel gunnen, zoo verhoort wort het gebedt, 36 Monsr mon frere, van 37 U E 38 Verplichten dienstwen broeder 39 P C Hóóft. 38 Vanden H.t. Mujden, 39 27 Apr. 1634.   De internationale toestand. 2 bij geschrift stellen: opschrijven. 6 maer...geweest: maar ik had het nauwelijks kunnen geloven. 7 Charnacé: de Franse gezant; op: te velde. 9 't zoude mij vreemdt geven: het zou mij erg verbazen (WNT geven 1943 V); van geldt zoude schejden: geld (subsidies) zou geven. 10 toeleg op bescherming: defensief opgezette oorlogvoering. 13 de bloem dunkt mij te blaeuw: het verhaal klinkt mij te ongeloofwaardig (WNT blauw (I) 2796 3). 14 voorslaeghen van nieuwe schattingen: voorstellen voor nieuwe belastingen. 16 den wondtheeler...bewerden: de arts (Fred. Hendrik) met de kwaal zijn gang laten gaan (WNT beworden 2435); oft wij schoon enz.: wij gewone burgers kunnen toch niets. 20 heiligh avondt: vrijaf, dus wapenstilstand. 21 den Dujtschen enz.: Spanje was immers Oostenrijks bondgenoot. 22 gemerkt...worden: omdat wij noodzakelijkerwijs aan de beurt zouden komen. 23 afgehaspelt: geklaard. 26 kittelen: vleien. 27 Noorderbui: (zeer oneigenlijk, daar Hongarije in het Zuiden ligt); gure bui. 28 Bethlem Gabor (Gabriël Bethlen), † 1629, vorst van Zevenburgen, koos de zijde van de protestanten en veroverde, ten nadele van de Keizer, een groot deel van Hongarije. Hij werd door de Turken en Tartaren gesteund. ‘De Ragotzj’ is George Rakoczy, † 1648, opvolger van Bethlen en voortzetter van zijn politiek, verbond zich met Zweden en Frankrijk; al: zeker wel. 29 Heerepeeren...niet: zegsw. die waarschijnlijk betekent ‘wat machtigen doen, houdt stand’ (WNT heerenperen 362 en heer (I) 338). 30 De Polak: Wladimir IV, † 1648, koning van Polen sedert 1632, behaalde enige successen tegenover de Russen, Turken en Zweden (vandaar ‘in den persoon des Zweeds’ want nederlagen van Russen en Turken raakten onze belangen niet). 31 Doch...had: Maar mij dunkt, dat de zaken daar nog niet volkomen geklaard, helemaal aan kant zijn (vgl. 362 r. 41). 33 ondank bij iemand inleggen: (oudere betekenis:) iemands misnoegen op zijn hals halen (WNT ondank 2de art. 1182; inleggen 1771 7); de Moscovische Veltheer: de populaire Michaël Scheïn, die de tsaar in 1632 tot een veroveringsoorlog tegen Polen overhaalde, maar verslagen werd. Hooft bedoelt blijkbaar dat de Russen het daarbij niet zullen laten, zodat de Poolse druk op Zweden verminderen zal. {==508==} {>>pagina-aanduiding<<} 625 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.90. Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Grooten dank voor UE twee brieven teffens, ende zoo vreemde 3 tijdingen, daer gelijk UE zejdt, wel wat op te spieghen valt.³ 4 Maer 't is spaede op den avondt. Van sr Carel heb ik eenen brief 5 gehadt sedert den uwen van zaterdagh, maer vermaent van geen'⁵ 6 L'Hermite, nochte van UE t'mijner groote verwondring.⁶ 7 Wenschte wel hem nader gesproken. - Ondertussen gaet hier bij 8 ijets tot antwoordt op eenen brief van Vondelen. 'T zal UE in 9 plaetse van wat nieuws, dienen oft ontdienen, nae de genaede, die⁹ 10 't voor haere ooghen vindt. Ik gebiede van heeler harte t'haer- 11 waerts 12 Monsr mon Frere, 13 U E 14 Verplichten dienstwsten broeder 15 P C Hóóft. 14 Vanden H t Mujden, 15 2en Maj 1634.   Vervolg. 3 spieghen. Het WNT noemt deze plaats in éen adem met andere bij Hooft, waar spieghelen overdenken betekent. Blijkens het negeren van vVl's noot (II 372 n. 1) die spieghen de grondvorm van spieghelen noemt, vat het spieghen op als een verschrijving van Hooft. 5 vermaent van: maakt melding van. 6 L'Hermite, vgl. 622, 623, 624. 9 ontdienen: niet van pas komen (WNT ontdienen 1830). {==509==} {>>pagina-aanduiding<<} 626 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.89. Hs. enkel vel, zeer kort. 1 Monsr mon Frere,   2 Dezen middagh zijn wij hier gekomen, om eens te raedspleghen,² 3 over mijn been, dat quaelijk heelen wil: ende denken morghen 4 voor middagh weder nae Mujden te keeren. Zoo UE ondertussen 5 eens aen komt spreken, 't zal mij lief zijn, ende gebiedt zich hartlijk⁵ 6 t'haerwaerts, 7 Monsr mon Frere, 8 U E 9 Altijdsdienstwillighste 10 P C Hóóft. 9 In Amsterdam, 8 10 Maj. 1634. 2 raedspleghen: consulteren. 5 aen komen spreken: een praatje komen maken. {==510==} {>>pagina-aanduiding<<} 627 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3 tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.88. (Baak: Muyden 1634 19 Maj beantw 29 ditto) Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 'T moet daer een' doode stroom van tijdingen zijn: dewijl ik niet 3 en verneeme van U E, nochte van mijn' swaegher Bartelottj. Hier 4 gaet het alaleens, belangende de nieuwe. Maer van wat ouds⁴ 5 ontbreekt 'er niet: tot getuighe, dit staeltjen, ende mijne wel- 6 hartlijke gebiedenissen, die blijve, 7 Monsr mon Frere, 8 U E 9 Verplichte dienstwe broeder 10 P.C. Hóóft. 9 Vanden Hujze te Mujden, 10 19 Maj. 1634. 4 alaleens: aldoor, helemaal eender (WNT alleens 160 laatste al.); Maer...niet: Maar er is geen gebrek aan iets ouds (Tacitus). {==511==} {>>pagina-aanduiding<<} 628 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, hujsvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, in de Langestraet, tot Alkmaer. Origineel. UBA II C 13.87. Hs. enkel vel, waarin door openscheuren twee gaatjes. Tekstverlies. Loont.   1 Mê Joffre   2 Tesseltjen, leef je noch? Ik en verneem nocht woordt nocht windt² 3 van 't behaeghen bij U E, in de dichten van Hujghens, geschept.³ 4 Leggen poezijlust en vriendenliefd teffens achter de bank? Torni,⁴ 5 ritorni alle dulcezze prime. Maer meer jookt ons nae UE wezentlijk⁵ 6 dan schriftelijk aenschijn. Dies zouden niet gejrne tot den afgaenden⁶ 7 zoomer verbejden; maer wenschen dat U E, met haer waerdste 8 Crommetjen, gelieve zich over acht oft tien daeghen alhier te⁸ 9 laeten vinden, niet zoo zeer om ons de aerdbezen, als om Marino⁹ 10 [-] helpen lezen. Want dit moet voorgaen: oft anders heb ik 'er¹⁰ 11 niet af. Als wij vijf oft zes daeghen daer aen besteedt zullen hebben, 12 zal 't ons lief zijn, dat den Heere D. Paeuw met zijn' hujsvrouwe,¹² 13 ende Joffre Francisca met haeren genan op een[n]' letter nae, gelieve¹³ 14 te volghen, ende dat UE hen daer toe verbidde, van onzent weghe. 15 Aen den hoonigh dezer hoope zullen wij zoo lang likken, ende 16 UE met alle die zij bezint heeft, met naemen haere twee dochters,¹⁶ 17 die wij wenschen mede te komen, Gode bevolen laeten, nevens¹⁷ 18 groetenis ujt heeler heeter harte, 19 Mê Joffre van 20 U E 21 verplichten, dienstwsten 22 P C Hóóft. 21 Van den Hujze te Mujden, 22 28 Maj. 1634.   Uitnodiging aan Tesselschade, van wie Hooft in lang niets gehoord heeft. {==*21==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Gustaaf Adolf, koning van Zweden==} {>>afbeelding<<} {==*22==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 22 Jacob van der Burgh (r) en Jan Brosterhuyzen (l)==} {>>afbeelding<<} 2 nocht woordt nocht windt: geen woord van jou en geen gerucht door anderen. 3 de dichten van Hujghens: vgl. 615. 4 achter de bank liggen: verwaarloosd worden, vgl. I blz. 22; Torni etc.: vgl. 580 r. 25. 5 jookt ons: verlangen wij; wezentlijk: werkelijk, met de bijgedachte aan wezen: gelaat. 6 afgaenden: ten einde lopende (WNT I afgaan 948 E 2 b). 8 zich laeten vinden: zorgen aanwezig te zijn (WNT vinden 745 (22b) β). 9 Marino, vgl. 359. 10 lezen heeft hier de oorspr. bet. uitzoeken (de aardbeien plukken) en de gewone: Marino; Want enz.: de klemtoon valt op ik: Marino interesseert Hooft meer dan de aardbeien. 12 Paeuw: de Alkmaarse dokter. 13 genan: naamgenoot: Francisca's man heette Francisco Ferdinandes du Pas. 16 bezint heeft: liefheeft. 17 die...komen: acc.c.inf. {==513==} {>>pagina-aanduiding<<} 629 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3, tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.86. Loont.   1 Monsr mon Frere,   2 Mijn' hujsvrouw denkt, zeidtze, dat UE nae Oostindien is. 'T en 3 magh mij niet heughen, zoo lang zonder brief van UE geweest te 4 zijn. De Wijk (zoo UE zich daer bevindt) lejdt immers zoo verre⁴ 5 van Mujden niet, oft mijn voorgaende en is 'er over lange geweest.⁵ 6 Heeft UE pen te veel aen rekenen, boekhouden, en andre koopmans 7 bezigheden te doen, ik vergeef 't haer. Maer 't moet 'er wel drok 8 zijn, dat 'er niet een letterken voor ons ujt vallen magh. Want, van 9 luijigheit dar ik niet denken, ujt zorghe van anders ook te 10 verluijen op 't voldoen aen eenen vriendt, die [de] zich placht te¹⁰ 11 laeten verluijen, dat hem van luije luj walghde. UE breeke dan ujt,¹¹ 12 voor een vierendeel ujrs, om te toonen dat geest en lichaem noch 13 rap zijn. Want deze twijfel begint mij te zeuren, ende bid God des¹³ 14 te vierigher, UE in gezontheit tot volkoomst haerder deugh-¹⁴ 15 dighe begeerten, te behoeden: blijvende, 16 Monsr mon Frere, 17 U E 18 Verplichte dienstwste broeder 19 P C Hóóft. 18 Van den Hujze te Mujden, 19 28 Maj. 1634.   Aanmaning. 4 De Wijk: Beverwijk; immers: toch. 5 over lange: lang geleden. 10 verluijen: lui worden (met 't vertalen). 11 zich laeten verluijen: beweren. 13 zeuren: hinderen (U.W. IV 395). 14 volkoomst: vervulling. Waarschijnlijk een neologisme; vgl. het werkw. volcomen = in vervulling gaan Mnl. Wdb. IX 848; het subst. luidt daar volcominge. {==514==} {>>pagina-aanduiding<<} 630 Aen Mijn Heer Mijn Heer Hooft Drossaert van Muiden ende van Goyland. opten Huise te Muiden. Origineel. UBL Pap. 2. Hs. dubbel vel, door openknippen besch., geen tekstverlies. 1 Mijn Heer,   2 Het gedurig reisen daer nu eenige weecken mijn beroep is aen vast² 3 geweest, heeft mij belemmert in het onderhout, waertoe ick mij³ 4 op ons laeste afscheijt aen UE verplicht hadde. Dit voordeel was'er 5 evenwel in, dat mij daer door gelegentheit geboren wiert om des 6 Heeren van Suilecoms oog eens te laten gaen over de rimen daer't 7 UE gelieft heeft mijn sorge tot vroedvrou over te kiezen. Sijn Ed:⁷ 8 hield'et daer voor, dat de sinnebeelden, so door de hand van den 9 teickenaer, als door't bijvoegen vande Latijnse en oud Franse⁹ 10 veersen, verlamt zijnde, weinig cieraet aen so geestig een werck, als¹⁰ 11 men hier van sal connen uitbrengen, willen geven. So dat ick van 12 meininge zij den Drucker, hoe seer op sijn gewin gestelt, dit, t'mijner¹² 13 overcompste, uit het hooft te praten, mede alsdan UE te verstaen¹³ 14 op eenige manieren van spreecken, waer van ick de kracht niet 15 genoeg can vatten. Dat U E, in haer schrijven vanden 7. deser, so¹⁵ 16 waerde als de schepsels sijns vernufts, van wanschapenheit gelieft te 17 betichten, ende het daer voor te houden als of de Reien, en 18 d'anderen ten sang gesticht, door 't geselschap van wijs-teickens,¹⁸ 19 beter opgetoit souden schijnen, is, mijns bedunckens, eerder in U E¹⁹ 20 een alte grote heusheit, als in haer eenige onvolmaectheit aen- 21 gewesen: behalven dat de noten niet dan die alleen, dewelcke op²¹ 22 maetsang afgeveerdigt, en wien alrede geene van die wijzen 23 onbekent zijn, konnen dienen. So dat ick, onder verbetering, 24 deselve van weinig nuts soude oordelen. Het welcke ick bidde dat 25 bij UE niet in dier voegen opgenomen moge worden, als of zulck 26 aenvergen te veel waere,²⁶ 27 Mijn Heer, voor 28 U E 29 dienstwilligste 30 JVD Burgh 29 Vanden huise te Cleef den 30 29 in Bloeimaent. 1634. {==515==} {>>pagina-aanduiding<<} Jacob van der Burgh, ca. 1600-1659, jurist, secretaris van Ernst Casimir, daarna van veldmaarschalk Johan Wolfert van Brederode en van verscheidene gezantschappen; sedert 1642 agent van de Staten te Luik, lid van de Nederlandse deputatie naar de Westfaalse vredesonderhandelingen. Dichter, zeer bevriend met Huygens en Brosterhuyzen, ook met Hooft, wiens Gedichten (1636) hij voor de uitgave klaarmaakte. Hij werpt in deze brief enkele vragen op. 2 mijn beroep: toen secr. van Brederode. 3 onderhout, nl. met de drukker, Blaeu? 7 mijn...kiesen: zie boven. Het resultaat verscheen in 1636 bij Johan Blaeu te Amsterdam (Leendertz no. 3), vgl. LSt. I, XXVII. Sijn Ed: enz.: Huygens heeft aangeraden, de Minne-Zinnebeelden zonder de plaatjes en de vertalingen op te nemen. Zijn raad werd niet opgevolgd, maar in de kl. octavo herdruk van 1644 was voor de plaatjes natuurlijk geen ruimte. 9 Latijnse en oud-Franse: resp. van C.G. Plemp en R.J. de Nerée. 10 geestig: pittig, briljant. 12 hoe seer...gestelt: de gravures bevorderden de verkoop: emblemata waren zeer in trek. 13 UE te verstaen...spreecken: u te raadplegen over enige uitdrukkingen. 15 so...vernufts: zo waardevolle voortbrengselen als die van uw geest. 18 wijs-teickens: muzieknoten. 19 is...aengewesen: betekent eerder in u een overgrote beleefdheid, bescheidenheid die iets aan iemand anders' oordeel overlaat, dan dat er iets zou ontbreken aan de gedichten. 21 niet dan die alleen...onbekent zijn: alleen diegenen (onder de lezers) die bekwaam zijn (WNT afvaardigen Suppl. 747 III 2) in maatzang en die melodieën reeds kennen. Hooft's denkbeeld is niet verwezenlijkt. 26 aenvergen: verzoeken, vragen. {==516==} {>>pagina-aanduiding<<} 631 Aen den H. Constantin Hujghens Ridder &c. Minuut. UBA II C 11.253. Afschr. KA CLXXIab 102. 1 Mijn' Heere,   2 In al een' wijle niets vernomen hebbende van Joffre Crombalgh,² 3 zandt ik op gister, bij mijn' hujsvrouwe, die t'Amsterdam etlijke 4 boodschappen had, zeker schrijven, om voorts op Alkmaer bestelt⁴ 5 te werden, en te vereissen, hoe aldaer smaeken moghte het⁵ 6 Engelsch ooft bij U.Ed. gestr. gezult in Hollandschen honigh.⁶ 7 Maer mijn' hujsvrouw braght den ontijdighen brief te rug; en daer⁷ 8 nevens deze tijding: dat Crombalghs oudste dochtertjen, een 9 voeghlijk meisken, krank aen de poxkens, op de moeder verzocht⁹ 10 had, de koeken, die, nae zijn overlijden en 't gebrujk aldaer, den¹⁰ 11 bujrkinderen zouden verscheenen zijn, bij zijn leven ujt te deilen.¹¹ 12 'T welk geschiedt zijnde zeid' het als thans meer niet te doen¹² 13 hebbende, gereedt te zijn tot sterven, ende gaf, vier ujren daernae 14 zijnen geest. De vaeder had het, ujt der maete bezint, en betreurd'¹⁴ 15 het nae gelange. De arts Pauw, zoon van den Leidschen Voorleezer¹⁵ 16 in die wetenschap, bestond hem eenen drank van moedtzalf in te¹⁶ 17 geven, die hem opbrak met een' weldighe zucht en eenigh bloedt,¹⁷ 18 daer voorts heele plassen op volghden, en vloejden tot hij doodt 19 was: zulx zij bejde, op gistren zouden begraeven worden. Ende¹⁹ 20 om het treurspel te deerlijker te maeken, stort dus een' smak van²⁰ 21 ramp op 't murwe hart van Tesseltjen. Zoo U. Ed. gestr. zich²¹ 22 verwaerdight, de versleghene met een letterken van troost te²² 23 bezoeken, ik verzeker mij, ten aenzien van de hooghachtbaerheit²³ 24 waerin zij U. Ed. gestr. houdt, dat het geen verlooren werk van 25 barmhartigheit wezen zal. Om deze droefheit ijetwes af te spoelen:²⁵ 26 wij hebben lang gehoopt en gehaekt nae de eere van Uwer Ed. gestr 27 jeghenwoordigheit. Zoo dezelve, nevens haer liefste gezelschap,²⁷ 28 ons alhier gebeuren moght, zouden trachten, haer met luchtigher²⁸ 29 en lustigher redenen t' onderhouden. Ende verlangt mij, met eenen,²⁹ 30 te hooren, oft de prinslijke genaede wel zoo overdaedigh zij, dat ze 31 de misslaeghen mijner Historien vergeven kan. Ondertussen niet³¹ 32 alleen, maar eeuwelijk daerenboven, 33 Mijn'Heere, wil blijven 34 Uwer Ed. gestr. 35 Onderdaenste Toegedaenste 36 dienaer 37 P C Hóóft. 35 Vanden Hujze te Mujden, 36 den 30en van Bloejmaent, 37 des jaers 1634. 2 al...wijle: een hele tijd. 4 zeker schrijven: 628. 5 vereissen: informeren. 6 het...honigh: (nl. de Donnegedichten, zie 614, 615, 616; gezult = gedrenkt, geconfijt. 7 ontijdighen: ongelegen komende. 9 voeghlijk: bevallig (Oudemans: fraai, schoon enz.) (Taedea, 19 febr. 1625 geboren, 28 mei 1634 gestorven (Br W. II, 291, noot 2)); poxkens: pokken (WNT pok (III) 3050 geeft een citaat, dat ook het verkleinwoord bevat, dat ons vreemd in de oren klinkt); op: aan. 10 nae...aldaer: na haar overlijden en naar het gebruik aldaar (in Alkmaar) (zijn wegens neutraal dochtertjen). 11 zouden...zijn: zouden zijn uitgedeeld (Mnl. Wdb. verschinen 2364 iemands deel worden). 12 'T welk...zijnde: Toen dit geschied was; het: (nog steeds grammatisch overeenstemmend met onzijdig dochtertjen, meisken); als...hebbende: daar het thans niets meer te doen had (pred. toev. bij het). 14 had...bezint: beminde het bovenmate (bezint hebben = lief hebben; oude constructie met object en pred. toev. daarbij, vgl. mnl. enen gemint hebben enz.); betreurde...gelange: treurde dienovereenkomstig over haar. 15 Pauw: J. Pauw, vriend en huisarts van de Crombalghs; voorleezer: (purisme voor) professor. 16 bestondt: ging ertoe over; eenen...moedtzalf: een opwekkende drank, drank om hem innerlijk te sterken. Vgl. hartzalf 641. 17 weldighe: geweldige, machtige. 19 zulx: zodat. 20 dus...ramp: zulk een grote hoeveelheid van ongeluk (WNT smak 2025 dit citaat). 21 murwe: zachte, weke (vgl. zoetemelxhart, 592.) 22 versleghene: verslagene. 23 verzeker mij: ben er zeker van; ten...houdt: gelet op de hoogachting die zij u toedraagt. 25 ijetwes...spoelen: een beetje weg te spoelen. 27 dezelve: U. Ed. gestr.; nevens...geselschap: naast uw liefste gezelschap, haar die u het liefst is (uw vrouw). 28 zouden: wij zouden; haer: u; luchtigher...redenen: minder ernstig, lichter en vrolijker gesprek. 29 Ende...mij: En ik verlang. 31 Ondertussen...Hóóft: Niet alleen inmiddels, maar bovendien eeuwig wil P.C. Hooft blijven uw...dienaar. {==518==} {>>pagina-aanduiding<<} 632 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.85. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 D' aenstaende wil een' leedighe week wezen. Waer over ons² 3 hartlijk verzoek is, dat UE met Joffre ma soeur ons alsdan eens 4 koome verzoeken. Gelieve ook de Heeren professoren ende den 5 H. Secretaris Mostaert te verspreeken, dat zij nevens hunne⁵ 6 hujsvrouwen, ons teffens de zelfste eere gunnen, om, in stede van 7 de boeken, de aerdbezen te helpen leezen, die, tegens dien tijdt⁷ 8 (mejne woons oft donderdagh) dreighen rijp te zijn. Oude Maj is 9 noch niet ujt, en alles hier op zijn groenste. De tragique ramp van⁹ 10 de Comique Tesselscha zal UE versteen hebben: zulx ons van haer, 11 dezen zoomer, kleene vreughde te verwachten staet. Mijnen 12 swaegher Cloek leg ik daer tegens hier ook te verschijnen; ende¹² 13 zouden twee oft drie daeghen aen zoo goedt een gezelschap treflijk 14 wel besteedt achten. 'T zal ook dienen tot vordering en vesting van 15 UE gezontheit, daer Godt afgedankt zij, ende houde dezelve met¹⁵ 16 alle die haer lief zijn, in zijn' heilighe hoede, nae vierighe 17 groetenis, 18 Monsr mon frere, van 19 U E 20 Verplichten dienstwsten broeder 21 P C Hóóft. 20 Van den Hujze te Mujden, 21 jen Junij, des jaers 1634.   22 Wij zullen op morghen is 't moghelijk, oft altijds overmorghen,²² 23 antwoordt verwachten.   Uitnodiging. 2 D'aenstaende...wezen: De volgende week zal leeg zijn. 5 verspreeken: overhalen. 7 lezen: dezelfde woordspeling als in 628 r. 10-11. 9 De tragique enz.: ongetwijfeld een bewijs dat ons de gevoelswaarde van het zeventiende-eeuws soms ontgaat. 12 leg ik: verwacht ik. 15 daer...dezelve (u); gewrongen zeugma. 22 altijds: in elk geval. {==520==} {>>pagina-aanduiding<<} 633 (C. Huygens aan P.C. Hooft.) Origineel. UBL. Pap. 2. 1 Mijn Heere;   2 De Heere Calvart uijt Noordholland komende, daer hij aen-² 3 genomen hadde Joffw Crombalgh mijnenthalven te begroeten, 4 vernam binnen Alckmaer hoe haer dochter in stervens nood lagh, 5 ende 'sanderen daeghs onderweghen, dat God haer den Vader tot⁵ 6 geselschapp geroepen hadde. Welcke tijding mij korts daeraen⁶ 7 thuijs komende, was ick wel van meening U.E. schouderen bijde⁷ 8 mijne te hulpe te soecken, tot het dragen van die lijcken, hadde ick⁸ 9 niet voorsien dat alle maren van Westfriesland door Zuijdholland 10 in Waterland te spade moeten komen. Ik sie het nu aen U.E.¹⁰ 11 schrijvens, ende blijve nochtans in wat berouws van voorkomen te¹¹ 12 zijn in de gemeenste plichten van vriendschapp. Aen 't ellendigh 13 hooft met soo schielicken donderslagh overvallen vervoordere ick¹³ 14 mij noch gheen' hand te steken. De versche wonde heeft Tesseltjen 15 te ongevoeligh, mij te gevoeligh gemaeckt; haer om te hooren, 16 mij om te konnen spreken. Tusschen vier drooger ooghen zal ick 17 de reden te berde brengen, en sien hoese haer uijt mijn' hand¹⁷ 18 gevallen will. U.E., die sij toeschrijft wat sij behoort, moet sich het¹⁸ 19 spits bevolen laten wesen. Alle wij gregarij verlatend'er ons op.¹⁹ 20 Twee stucken van U.E. Historien lichte ick maer gisteren, met last,²⁰ 21 ujt de Kamer van S. Exe died'er wel uren in besteedt heeft, met het 22 genoeghen dat U.E. uijt die omstandicheid alleen kan besluijten.²² 23 Ick zal 't ontleden met den monde, soo haest mijd'er het ongesiene²³ 24 geluck af gebeuren will. daer niemand met meer ijevers naer haeckt²⁴ 25 als 26 Mijn Heere, 27 U.E. 28 ootmoedighe dienr 29 C Huijgens. 28 's Gravenhaghe, 29 den 3e Junii 1634.   Huygens geeft het bericht van het overlijden van Tesselschade's man en dochtertje, dat hij door tussenkomst van een vriend gekregen heeft, aan Hooft door. Hij hoopt dat deze de eerste wil zijn die Tesselschade deelneming betuigt; zelf durft hij nog geen gesprek met haar aan. - De Prins heeft twee stukken van de N.H. met belangstelling gelezen. 2 Calvart: luitenant-kolonel, † 1638 (Br. I, p 153 n. 2); aengenomen hadde: op zich genomen had. 5 dat...hadde: dat God haar vader had opgeroepen tot haar gezelschap. 6 Welke...komende: Toen die tijding mij kort daarop bereikte. 7 wel van meening: vast van plan. 8 soecken: vragen; tot...lijken: (in het beeld van de schouders die de lijkbaren dragen) zonder beeldspraak: uw hulp te vragen om haar steun en troost te bieden (dus: u te schrijven in die zin); hadde...komen: als ik niet had voorzien dat alle berichten uit West-Friesland door Zuid-Holland (Den Haag) te laat in Waterland (Muiden) komen moeten (Huygens drukt zich zeer kort uit: een bericht uit West-Friesland dat hem in Den Haag bereikt en dat hij doorgeeft naar Muiden zal altijd te laat komen, Hooft heeft het dan al eerder vernomen). 10 Ick...schrijvens: Hij heeft Hoofts brief inmiddels ontvangen waaruit blijkt dat deze reeds op de hoogte is (schrijvens = schrijven, WNT schrijvens 1053). 11 ende...vriendschap: en toch blijft het mij een beetje spijten dat ik zodoende de gewoonste vriendschapsplichten niet heb kunnen vervullen. 13 Aen...steken: Naar het rampzalige hoofd, de deerniswekkende ziel, waag ik het nog niet, een hand uit te steken; soo...donderslagh: een zo snelle bliksemslag (WNT donderslag 2817). 17 de...brengen: een beroep doen op de rede, een ‘verstandig’ gesprek met haar trachten te voeren (vgl. W. VI 264 Lijck-troost, waar de Reden één van de twee plaesters is om droefheid mé te koelen); se...: de rede, de redelijke argumentatie. 18 gevallen will: bevallen zal; die...behoort: aan wie zij toeschrijft wat zij u behoort toe te schrijven (die zij terecht hoog schat); moet...wesen: moet aan u de eerste aanval toevertrouwd laten zijn, moet het goed vinden dat aan u de eerste aanval overgelaten wordt (spits, WNT spits (II) 2861 smal voorfront ener slagorde, aanvalsfront). 19 Alle...op: Wij, gemene soldaten, vertrouwen allen daarop. 20 maer: pas, eerst; met last: met moeite. 22 uit...alleen: alleen (al) uit die omstandigheid; besluiten: afleiden. 23 't: nl. het genoeghen van Z. Exc.; ontleden...monde: mondeling uiteenzetten, toelichten; soo...will: zodra mij het zeldzame geluk ervan te beurt zal vallen. 24 daer...haeckt: waarnaar niemand vuriger naar verlangt dan enz. {==522==} {>>pagina-aanduiding<<} 634 A Monsieur, Monsr Joost Baak, Inde Beverwijk. Origineel. UBA II C 13.84. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Heden t' Amsterdam koomende, om morghen te keeren, verstond 3 ik ten hujze van U E, hoe dezelve in de Wijk was, ende noch etlijke 4 daeghen blijven zoude. 'T welk mij vermelt heeft de oorzaek van⁴ 5 UE swijghen op mijnen laetsten ende doen oordeelen, dat het best 6 waere, de noodinge der professooren noch wat ujt te stellen. Ik 7 hebbe aldaer aen Jan de Jong gelaeten een stuk ujt Tacitus, ende⁷ 8 twee boeken papier, vervaetende 't elfde Boek mijner Historien,⁸ 9 eindighende met den Pais van Gent ende 't Eeuwigh gebodt, waer-⁹ 10 bij de zelve ujt 's koninx naem bevestight wort. Bidde U E, daer¹⁰ 11 't haere geleghenheit lijden wil, 't afschrijven te vorderen, ende den 12 Heer Mostaert daer toe aen te maenen, om redenen UE bekent. Ik¹² 13 achte immers dat de gemelde stukken wel bewaert zullen zijn: ende 14 gebiede mij, ujt alle vermoghen in gunst Uwer E, die Godt in 15 genaede behoede, met alle die haer lief zijn, ende blijve 16 Monsr mon frere, 17 U E 18 Verplichte dienstwste broeder 19 P C Hóóft. 18 T'Amsterdam. 6 Junij. 19 1634.   Vervolg van 632 4 vermelt: te verstaan gegeven. 7 Jan de Jong, meer genoemd, schijnt in Baak's dienst te zijn. 8 boeken papier: schrijfboeken. 9 den Pais...gebodt: de Pacificatie van Gent en het Eeuwig Edict. 10 daer...wil: als uw omstandigheden het toelaten. 12 Ik achte immers: Ik mag althans aannemen. {==523==} {>>pagina-aanduiding<<} 635 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. KA CLXXIab 103. Hs. Watervlek. (Baak: Muyden - 1634 beantw 16 Junj.) Loont.   1 Monsr mon frere,   2 Dank hebbe UE voor den ijver om mij deelachtigh te maeken aen 3 de goede tijdinge van den H. de Groot. Mij was, ontrent een'³ 4 maent verleden, ijetwes daer af door de ooren gewaejt, maer luttel 5 ter harte gegaen, om dat 'er over lange van geroepen, ende niets op 6 gevolght was. T'Amsterdam zeide mij mijn neef Schepen Hóóft,⁶ 7 in den Haeghe verstaen te hebben, dat de gemelde Heer nae den 8 Cantzeler Oxenstern toe was: doch dat zijner E swaegher de 9 Raedsheer Reighersbergh mejnde, hij waer van den koning van 10 Denemarken, die zich voor bemiddelaer van 's Rijx vrede, bestaet¹⁰ 11 ujt te bieden, derwaerts afgeveirdight. Doch 't was maer gissinge; 12 ende heb liever te gelooven, dat het zij, om in Vrankrijk gebrujkt¹² 13 te werden, in dienst der kroone van Sweeden. Want achte, dat 14 zijne gaeven daer beter te passe komen, ook erkent en beloont 15 zullen worden. Ende is te vertrouwen, dat wij, in dien gevalle, 16 voortaen niet alleen de straelen van dat doorhelder vernuft, maer¹⁶ 17 ook krachtighe werking van de zelve verneemen zullen. Ik had¹⁷ 18 laestmaels reden met UE van de akkers in 's Graevenlandt. De 19 ridder Reael, op ons afgaen van de burze, scheen wel te wenschen¹⁹ 20 dat men zijner Ed. Gestr. ook eenen slagh voeghde, zoo daer²⁰ 21 voordeel te doen was. Ik zeid' haer mijn verstandt van 't stuk. Als²¹ 22 UE eens over quaem, waer goedt hem aen te spreeken: oft hij 23 misschien bedacht waer meê te gaen. Maer, deze week, zal 't niet²³ 24 wel vallen willen, om dat mijn swaegher Cloek ons op de Beemster 25 genoodt heeft. Ondertussen moght UE de kavelvoorwaerden²⁵ 26 doorlezen: die eissende van zekeren beamtschrijver, onder wien zij²⁶ 27 berusten om gedubbelt ende aen ingëerfden omgedeelt te worden.²⁷ 28 Ik en weet jujst zijnen naem niet: maer UE zal dien konnen ver- 29 neemen, bij den adt Davelaer, Burgermr Bikker, oft Benedictus 30 Schaek in den Sperwer, Want in aller maniere zoud' UE dienen te³⁰ 31 weeten, hoe 't daermede geleghen is. Ondertussen ben UE den 32 almoghenden bevelende, ende in haere goede gunste, {==524==} {>>pagina-aanduiding<<} 33 Monsr mon frere, 34 U E 35 Verplichten dienstwen 36 P C Hóóft. 35 Vanden Hujze te Mujden, 36 11 Junij. 1634.   Vreugde over de benoeming van Hugo de Groot tot Zweeds gezant te Parijs. - De verkaveling van 's-Graveland. 3 goede tijdinge: zie boven. 6 Schepen Hooft: Pieter Jansz. 10 die...bieden: die een poging waagt, zich als vredesbemiddelaar in Duitsland aan te bieden. 12 heb...gelooven: ik geloof liever; gebrujkt worden: het gewone woord voor een ambt bekleden. 16 voortaen enz.: dat overscherpe verstand niet alleen zullen bewonderen maar ook de krachtige invloed er van zullen bemerken. 17 Ik...U E: Ik sprak laatst met u. 19 op ons...burze: toen wij de Beurs verlieten (dat Hooft daar voor zaken kwam, blijkt nergens). 20 slagh: kavel; voeghde: toewees (Kil. committere). 21 mijn verstand van 't stuk: mijn inzicht in de zaak. 23 bedacht waer: van zins was; niet wel vallen: niet goed schikken. 25 kavelvoorwaarden, purisme voor kavelconditiën: de voorwaarden waarop de gronden aan de deelhebbers worden toegewezen en waarin ook de grondslag der onderlinge rechten en verplichtingen voor het vervolg ligt (WNT kavelconditie 1899). 17 maart 1625 was door de Staten octrooi verleend aan Johan Ingel c.s. om een strook van ruim 550 morgen woeste grond aan de westzijde van Gooiland te ontginnen (Gr. Placcaetb. II 1780); met de Gooilanders zou een regeling getroffen moeten worden over vergoeding van hun gebruiksrechten op de te vervreemden grond. Doordat dit, niet om de minieme opbrengst, maar om principiële redenen niet opschoot, legden de Staten 9 october 1626 de regeling op door ampliatie van het octrooi. De bevolking verzette zich door vernielingen en molestaties tegen de uitvoering; dit bereikte zijn hoogtepunt in 1633, waarop de Staten een placcaat hiertegen uitvaardigden (2 april) dat met straffen dreigde; de arbeiders, op wie geschoten was, kregen militaire bescherming. Tenslotte werd 18 maart 1634 een overeenkomst getroffen waarbij een stuk aan het Gooi werd teruggegeven; 7 juni werden de kavelvoorwaarden (635) uitgegeven en het terrein in zessen verloot. Hooft participeerde met 20 morgen maar had die al voor 13 maart 1636 weer verkocht (762). Toen een aantal Hilversummers obstructie bleef voeren (738, 741, 742, 745, 746, 750, 754, 757, 762) adviseerde hij een zelfstandig schoutambt of heemraadschap van 's-Graveland te maken, wat de Staten door een nieuwe ampliatie van het octrooi op 20 juni 1636 deden. (Grotendeels ontleend aan de Geschiedenis van Gooiland van Enklaar en De Vrankrijker). N.B. Op 9 oct. 1641 besluit de vroedschap van Naarden met meerderheid van stemmen omtrent de dijk ‘leggende omme de landen van s'Gravenlandt dat men als noch den voors. dijck, hier ende daer, ende met verscheide gaten, sal insmijten ende demolieren’. Vroedchapsresol. Naarden. Gem. Arch. C III 8, fol. 96. 26 eissen: opvragen; beamtschrijver: klerk. 27 ingëerfden: ingelanden. 30 in aller maniere: in elk geval. {==525==} {>>pagina-aanduiding<<} 636 Aen mijn Heer De Heere Hooft Drossaer van Muyden et- Tot Amsterdam Origineel. UBL. Pap. 2. Hs. dubbel vel. fol. 2r bevat een Italiaans gedicht, zie Bijlage 636. T.r. 18. Verbleking van de inkt heeft de onjuiste lezing TADea in de hand gewerkt. met vrindt die godt bewaert   1 Mijn Heer - -   2 Hoe Het Vrange Noodtlott door een dolle herde slach (in teijcken² 3 noijt smart alleen komt over die dien Godt beproeven wil) mijn 4 gedult op lijdens toets-steen op het uijterste getoetst heeft sullen⁴ 5 eervaeren gedachten leevendigher sich konnen indrucken als mijn⁵ 6 pen uijtdrucken kan. 7 Der Halven ick 't selfde (om soo naere beeltenis ue geluckighe 8 vreughde niet voor te schilderen) had voorgenoemen die in mijn 9 herte op geslooten te draegen, maer door ue aengenaeme dochter⁹ 10 susanna uijt gelockt, en de gelegentheijt van Neeff Sammaer¹⁰ 11 vertreck sich voor deede, uijt de welcke ue sult konen verstaen¹¹ 12 siecktens eijgenschap stervens schielijckheijt en andere¹² 13 omstandigheeden, die ick met een wenende ziel benaudt herdt en 14 treurenden gheest doch drooghe oogen hebbe verdraegen. geen 15 andere gedacht de sin beslaende in soo droeven treur nacht van mijn 16 Siel-son berooft als herdencken aen mijn beminde, en ach alte lieff-¹⁶ 17 hebbenden Adelaert die welck als op wieken van lieffde sijn¹⁷ 18 TAEDea ten Heemel naer ghestegen, 'tonsterflijck voor sterflijck lott 19 verkooren hebbende mij, laes bedruckt achterlaetende het 20 geselschap van sijn beminde andere helfft op dat ick in dees als in²⁰ 21 een spiegel sijn lieve gedaente souw stadich bij mij hebben in t oogh 22 van mijn gemoedt, mij troestende in de opper-wille 23 tegens welcke niet te willen is. 24 Tesselscha Roemers 25 (Hooft: 26 Ontfangen op den H.t Mujden, 27 15 Junij. 1634.) {==526==} {>>pagina-aanduiding<<} Tesselschade over de dood van haar man en kind. 2 vrang: bars, wreed (Mnl. Wdb. wranc 2852 2); dolle: wilde; in teycken: als bewijs (WNT teeken 1150). 4 gedult: lijdzaamheid. 5 eervaeren, voor ervaeren (op grond van een onjuiste etymologie?) ook 582 en bij Anna 74; sich indrucken: zich voorstellen. 9 maer...gelockt: maar door uw lieve dochter Susanna aan 't vertellen gebracht (het zinsverband raakt zoek). 10 en (omdat) neef Sammer nu alles kon vertellen en deze brief kon meenemen. 11 uyt de welcke: van wie. 12 siecktens...schielijckheit: de aard van de ziekte en de snelheid van het sterven. 16 als, te verbinden met geen andere gedacht, r. 14; alte: zeer, maar misschien met de bijgedachte dat een te sterke liefde hem het leven gekost heeft, vgl. 631. 17 die welck: die. 20 andere helfft: het erg op de vader lijkende andere dochtertje. {==527==} {>>pagina-aanduiding<<} 637 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Roemer Visschers, tot Alkmaer. Origineel KA CLXXIab 104. Minuut UBA II C 11.255. Hs. dubbel vel, opengescheurd. Watervlek. 1 Mê Joffre   2 Ik sloofde mij af, met tsaemen schraepen van stoffe, ujt alle 3 winkelen mijner heughenisse, tot hartzelf over UE leedt; ende³ 4 vondt den heelen hoop te beroojt, om ijetwes te baeten tot heelnis⁴ 5 (zoo mij docht) zulk eener quetsujre: als UE schrijven, gezult in⁵ 6 ongelooflijke manhaftigheit, mij komt onderwijzen, hoe de 7 stujdjen, besteedt aen 't kauwen en verduwen der waere wijshejt,⁷ 8 maghtigh zijn een murw vrouwen gemoedt zulx te verstaelen met⁸ 9 rede, dat de felste schichten der Fortujne, kinken, jae, daer in, maer⁹ 10 geen' wonden kunnen maeken. Hejl zij U E, Heldinne, daer de 11 helden bij ter schoole behoorden te gaen. De traenen, die 't in 't 12 geweldt des ramps niet geweest is Uwer E af te perssen, zijn tot¹² 13 mijn' ooghen ujtgewrongen, door innerlijke tederheit, gebooren¹³ 14 ujt het betrachten des overheerlijken zins van die leerlijke en¹⁴ 15 stichtlijke regelen, meldende den hooghen ende weledelen aert¹⁵ 16 uwer inborst, die met het slijk der gemeene geesten niet gemeens¹⁶ 17 heeft. 18 Traenen, derhalven, meer van genoeghen, dan van droefhejt.¹⁸ 19 De troostbehoefster komt troosten; de benaeuwde, verquikken; de¹⁹ 20 bedrukte, ontlasten. Al wat ik zouw weeten bij te brengen, waer²⁰ 21 waeterdruppen gedraeghen in de zee uwer doorluchtighe weeten-²¹ 22 schap: Ende zaegh'ik UE nerghens beter, dan derwaerts, ende tot²² 23 haer zelve te zejnden; daer Seneca, Montagne, en Plutarchus, in 24 gesmolten zijn. Mijnen dienst in andre zaeken, zoo hij U E, bij deze 25 geleghenheit, moght te staede koomen, heb ik haer, voor dezen,²⁵ 26 doen aenbieden; ende hoope 't zelve noch mondelinx te doen, eer 27 acht daeghen omloopen; als wanneer mijn voorneemen is, onze 28 welwaerde dochter te koomen haelen. De rijke Godt, daerentussen,²⁸ 29 bereghene UE voorts met de schatten zijner genaede, die hij, 30 tot noch toe, zoo mildelijk, op haeren wil zoo gebooghzaem onder³⁰ 31 den zijnen, heeft ujtgestort: waer aen het minste deel niet en zal³¹ 32 hebben, 33 Mê Joffre 34 Uwer E {==528==} {>>pagina-aanduiding<<} 35 Verplichtste, dienstwillighste 36 P C Hóóft. 35 Van den Hujze te 36 Mujden, 15 Junij. 1634.   Antwoord. Bewondering voor Tesselschade's geestkracht. 3 winkelen mijner heugenissen: hoeken van mijn geheugen; hartzalf: troost, balsem voor 't hart; over: om te strijken over. 4 beroojt: armzalig (van geest) (evenals ‘den heelen hoop’ zelfkleinerend). 5 gezult in: doortrokken van. 7 verduwen: verteren; de waere wijshejt: de Stoa. 8 machtigh: in staat; murw: teder; zulx...rede: zo te versterken met geestkracht. 9 schichten: pijlen; Fortujne: Lot; kinken...maeken: daarin weliswaar kneuzingen, maar geen wonden kunnen maken. 12 geweldt: macht. 13 door...tederheit: door gemoedsvertedering. 14 betrachten: behartigen. 15 regelen: de slotregels van haar brief; meldende: die tonen. 16 gemeene: gewone; gemeens (gen. part.). 18 genoeghen: innerlijke blijdschap. 19 benaeuwde: benarde. 20 bedruckte: onder de druk van verdriet gebukt gaande; bijbrengen: aanvoeren. 21 doorluchtighe weetenschap: verheven geestelijk bezit. 22 Ende zaegh' ik enz.: En ik zou geen kans zien u naar iets beters te verwijzen dan naar die wijsheid en naar uzelf, die S., M. en P. tot uw volkomen eigendom gemaakt hebt. 25 voor dezen: al eerder (door Susanna). 28 welwaerde: zeer geliefde; rijke: machtige. 30 zoo gebooghzaem...zijnen: die zo bereid is zich ootmoedig onder de zijne te buigen. 31 waer aen...hebben: waarover zich niet in de laatste plaats zal verheugen. {==529==} {>>pagina-aanduiding<<} 638 Aenden H. Rochus van den Honart, Eerste Raedt in den Hooghen Raede. Minuut. UBA II C 11.257. Afschr. UBL. Pap. 13. 1 Ede &c.   2 Dat U Ede, een wijle voorleden, zich bewaerdight heeft, met zoo² 3 helder een aenschijn t' ontfangen en veraengenaemen, mijn 4 voorschrijven ten behoeve van Sr Pieter van der Kindert, beneemt⁴ 5 mij schreumte van toestandt, en uitvlucht van weighering dezes 6 jeghenwoordighen. 'T ootmoedigh verzoek is om overtoghen⁶ 7 recht in der zake, hangende in staet van wijzen, voor U Ed. en⁷ 8 haere amptgenooten, tussen de Weduwe en erfgenaemen van 9 Philips van Kazele ter eenre, ende Albert Tiason ter andere zijde. 10 Waer toe ik mijn' vierighe bede nevens de zijne ben voeghende, 11 met vast vertrouwen, dat UEd. in dezen alles vermagh, ende 12 geneghen zal zijn te doen, dat haer gemoedt en eere vermoghen. 13 Wijders, mijn' Heere, en zie ik niet, hoe mij emmermeer te redden¹³ 14 ujt den afgrondt van gehoudenissen, waerinne mij gedompelt 15 vinde, door dien 't Uwer Ed. zoo goedertierlijk gelieft, de 16 verdaedighing mijner schriften t'aenvejrden, 't hooft op te¹⁶ 17 houden aen 't geen niet eeven ongerijmts daer in gespeurt magh¹⁷ 18 worden, en de gebreken over 't hooft te zien: gelijk mij door 19 verschejde weghen ter ooren komt. Een' maghtighe prikkel, om 20 mij, over 't verdriet heene, tegens de ongenaede des arbejds aen te²⁰ 21 jaeghen. Derhalven, ben nu voortgeschreden tot in 't 12e boek; 22 hebbende het 11e geslooten met den pais van Gent en 't Eeuwig 23 gebodt daer op gevolght. Ende U Ed. (dewijl 't haer gelieft zich²³ 24 mijne pooghementen te laeten gevallen) hadde dezelve oft een²⁴ 25 gedeelte daer af, nu al voor eenen tijdt; had ik het aen de uit-²⁵ 26 schrijvers gehadt, die, d'een secretaris, d'ander koopman²⁶ 27 t' Amsterdam, alleenlijk het luttel hunner ledighe ujren daeraen 28 besteden kunnen. Ondertussen gebiede mij, op 't nedrighste, in 29 gunste van U Ed. ende die van mijnen Heere Schotte, die Godt²⁹ 30 almaghtigh in de hooghste eere en voorspoedt altijds behoede, 31 gelijk hem van heeler heeter harte is biddende, 32 Ede &c. 33 Uwer Ed. 34 Onderdaenste Toegedaenste 35 dienaer 36 P C Hóóft. 34 Vanden H.t. Mujden, 35 18 Junij. 1634. {==530==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorschrijven aan Van den Honert. Dank voor zijn gunstig oordeel over hetgeen hij van de Nederlandsche Historiën te lezen gehad heeft. 2 met...aenschijn: met zo'n vriendelijk gezicht; veraengenaemen: goedgunstig aanvaarden (WNT veraangenamen 18 1); mijn voorschrijven enz.: Er is hier sprake van een brief van ‘een wijle voorleden’; het voorschrijven, ook voor V.d.K., dat Hooft op deze zelfde datum via Baak stuurt (639) moet dan een tweede zijn, wat niet duidelijk blijkt. 4 beneemt...toestandt: ontneemt mij de aarzeling om toe te stemmen. 6 onvertoghen: snel. 7 in staet van wijzen: in de toestand dat het vonnis uitgesproken kan worden (WNT staat 220). 13 emmermeer: ooit. 16 't hooft...houden: steun te geven (WNT ophouden 861 β). 17 niet eeven ongerijmts: net niet dwaas (WNT even (I) 4280 14). 20 't verdriet...arbejds: de last die de strenge eisen van het werk opleggen. 23 gebodt: edict: vgl. 634. 24 pooghementen: pogingen (WNT pogen 3041 Afl. (hapax)); gevallen: welgevallen; hadde (gehadt): zou gekregen hebben. 25 had...gehadt: als ik het van de afschrijvers gekregen had (WNT aan 42 6e al.; Mnl. Wdb. aen 69: hebben aen: verkrijgen van). 26 D. Mostart was secretaris van Amsterdam, J. Baak was koopman. 29 Apollonius Schotte was, sedert 1609, lid van de Hoge Raad. {==531==} {>>pagina-aanduiding<<} 639 A monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam. Origineel. UBA II C 13.83. Loont.   1 Monsr mon frere,   2 'T is waer dat de rejze nae de Beemster aengedraeghen heeft tot op² 3 morghen. Oft ik dan, in 't doortrekken, tijdt hebben zal UE 4 te spreken, is onzeker. Daerover, zejnde bij dezen 't voorschrijven⁴ 5 verzocht bij sr vander Kindert: ende ben blijde met oorzaek⁵ 6 t'zijnen dienste. Mij is onbekent, oft de heer van den Honart ook⁶ 7 President gemaekt zij. UE gelieve daer nae te vereissen. Want⁷ 8 zulx zijnde, moest ik het opschrift verandren; alzoo mij quaelijk 9 passen zoude daeraf onweetende te wezen. Tot morghen naer 10 middagh, zond' UE mij ten huijze van mijnen swaegher Cloek 11 kunnen vinden: daer nae in de Beemster beschrijven; mits zejnden-¹¹ 12 de den voors Brief daer nevens, om verschreven te werden.¹² 13 'T waer misschien niet quaedt geweest, hadd'ik een versch deel 14 van de Historien bij sr vander Kindert kunnen over schikken. Doch¹⁴ 15 dat is nu te spaede: maer bidde UE ende den H. Mostaert het werk 16 een wejnigh te spoeijen, om den heere van den Honart te betoonen, 17 dat zijner Ed. aenmaeningen, bij mij gelden 't geen zij behooren. 18 Hier nevens gaet ook een stuk ujt Tacitus, tot bewijs dat mij UE 19 zinlijkheden ter harte gaen. Den bovengemelden mijnen brief,¹⁹ 20 zoo 't opschrift wel staet, dient UE te slujten; gelijk ik hem te dien²⁰ 21 ejnde met een los drukteken verzien heb. Op mijn wederkeeren ujt²¹ 22 de Beemster, hoope dat UE de kavelvoorwaerden zal hebben²² 23 bekoomen, ende gereedt zijn tot een reisken nae 't Goey. Ik gebiede 24 mij ujt alle maght aen U E, die Godt de vulte haerder eerlijke²⁴ 25 begeerten verleene; ende blijve, 26 Monsr mon frere, 27 U E 28 Verplichte dienstwe broeder 29 P C Hóóft. 28 Van den Hujze te Mujden, 29 18 Junij. 1634. {==532==} {>>pagina-aanduiding<<} Lopende zaken. 2 aengedraeghen heeft: uitgesteld is (WNT aandragen 107 II). 4 Daerover: Daarom. 5 oorzaek...dienste: een reden te hebben om hem van dienst te zijn. 6 ook: soms. 7 vereissen: informeren; want...zijnde: want als dit het geval is. 11 beschrijven: schrijven, door schrijven bereiken. 12 verschreven: veranderd. 14 bij sr vander Kindert, nl. aan Van den Honert. 19 zinlijkheden: verlangens, interessen. 20 wel staet: juist is; gelijk: om welke reden (WNT gelijk 1179 III). 21 drukteken: ouwel (niet in WNT). 22 kavelvoorwaarden: vgl. 635 r. 25 v. 24 eerlijke: eerzame. {==533==} {>>pagina-aanduiding<<} 640 Aen den Heere Jacob Wijtz, opperste wachtmr der Vereenighde Nederlanden. Minuut. UBA II C 11.258. Afschr. KA CLXXIab 105. 1 Welede &c.   2 Indaghtigh is, ende zal mij eeuwlijk wezen, de proeve van 't aen-² 3 koomen zulker slaeghen, als de geene die U. Ed. Gestr. getroffen 4 heeft in 't verlies haerder welwijze, deftighe, ende deugdzaeme⁴ 5 gemaelinne, alhoewel zij ten hemel gevaeren is met een' gloorije,⁵ 6 daer, te dezer tijdt, van weinighe nae gesteken wort. Waer over U.⁶ 7 Ed. gestr. wel verzekert magh zijn, dat ik mijn deel aen haer leedt 8 draegh, ende zond' het voor dezen gemelt hebben, 't en waer het⁸ 9 mij ongerijmt gedocht had, zoo versch en gevoelijk een' rouw te⁹ 10 beklaeghen, zonder kraft van troost bij te brengen. 'T welk als¹⁰ 11 ik schoon vermoghen had, nochtans water in zee gedraeghen 12 waer: gemerkt het Uwer Ed. gestr. aen geen vernuft, geleertheit, 13 oft ervaerenis ontbreekt die haer de vulte verschaffen van redenen¹³ 14 om 't gemoedt te stutten en te stijven. Ook vertrouwe ik haerder 15 aengeboorene ende door oeffening gesterkte manhaftigheit toe, 16 dat zij deze wederspoedt met geen' minder ernst weet te verzetten, 17 ut D. Julius amissa unica filia, D. Augustus ereptis nepotibus,¹⁷ 18 abstruserint tristitiam. Zelfs 't gewight der hooghe zaeken van haer 19 beroep, hoop ik, dat Uwer Ed. gestr. tot verlichting van dezen 20 druk is dienende, et negotia pro solatijs. Hebben nu mijne schriften,²⁰ 21 door de genaede van U. Ed. gestr. het geluk gehadt van ijetwes²¹ 22 daer toe te helpen, zoo moet ik bekennen groot overloon zijns 23 arbejds tot handtgift ontfangen te wezen, bij den geenen die zich,²³ 24 zelfs nae 't voltrekken zijns werx, nauwlijx eenigh loon had toe- 25 gelejdt. Maer 't vellen, hierenboven, van zoo gunstigh een vonnis 26 daer over, verplicht mij met een' eere, die mij beschaemt doet 27 staen. Ik zie wel dat mij mijn' onkunde te wijdt heeft doen²⁷ 28 verwerpen de houte burgh in lucht gehangen om den verweerders 29 op den wal te kippen. Meteren eevenwel, Connestaggio, en de²⁹ 30 Ridder Wiljams, stemmen daer in over een, dat 't geen de Span- 31 jaerts voor Haerlem te werk stelden, maer een hujsken oft kooije 32 geweest zij om weenigh schutten in te berghen. 'T zelfste getuight³² 33 mijn neef De Rijk, ujt monde van den ouwden Hasselaer: ende³³ 34 heb ik het maxel daer af in teekening gevonden bij zekeren 35 plaetsnijder tot Haerlem. Dan 't manganeel, door Prins Maurits³⁵ 36 voor Steenwijk gesticht, is voorwaer wel wat anders geweest, ende 37 moghelijk waerdigh een' burgh te heeten, alhoewel het maer een {==534==} {>>pagina-aanduiding<<} 38 tooren genoemd wort bij Van Rejdt. 'T geen hij daer af verhaelt,³⁸ 39 had ik voor dezen gelezen; maer niet genoegh betracht, oft 40 quaelijk onthouden. Dies weete Uwer Ed. gestr. grooten dank 41 voor dit aen- en onderwijs, dat mij voortaen beter op alles zal doen⁴¹ 42 letten. Met hujvering des harten verstondt ik, over een' wijle, ujt 43 den Heere Staakmans, 't verschijnen van mijne wanschepsels 44 onder de ooghen zijner Vorstl. Doorl. ende 't is een wel gelukkigh 45 ontslippen voor mij zoo ik vrij magh gaen, met de enkele⁴⁵ 46 weêrsmaek in de hardigheit der pujrduitsche woorden gevonden⁴⁶ 47 De vieze naeuwheit van gewisse in dezen mishaeght mij zelven⁴⁷ 48 eenighszins, ende hebbe somtijds in beraedt gestaen, oft niet beter 49 waer den schoot te vieren, met spreken van hoofsch Duitsch. Maer,⁴⁹ 50 zoo men die deure open zet, ik en zie niet waer 't eindighen wil met 51 het verloop der taele; ende 't zoude misschien nutter zijn in zujver 52 Latijn te schrijven: in 't welk nochtans het bedrijf eens geslaghts⁵² 53 van andre tonge, mijns bedunkens, niet even eighentlijk ujt te⁵³ 54 drukken waer. Derhalven hebbe Uwer Ed. gestr. echter te danken,⁵⁴ 55 dat haer gelieft met d'achtbaerheit van haer gevoelen, mij in 't⁵⁵ 56 mijne te bevestighen. Wel zoud'ik, dard' ik, het gaerne waeghen,⁵⁶ 57 met U. Ed. gestr. te bidden, dat zij, daer het t'slaegh guaeme, bij⁵⁷ 58 voeghlijke geleghenheidt en mollissima tempora fandi, zich⁵⁸ 59 verweirdighde mijne redenen drupwijz in te boezemen aen den 60 grooten heldt, nae wiens behaeghen wij billijk schuldigh zijn alles⁶⁰ 61 te richten. Waer Stevin noch in 't leven, ik beloofde mij al ijetwes⁶¹ 62 voorstandts van hem. Nu staet mijn' eenighe toeverlaet te hove,⁶² 63 op U. Ed. gestr. ende den Heere van Zujlekom. Ten armen van⁶³ 64 welker heusheit zich losselijk inwerpt, met aenroepinge Gods om⁶⁴ 65 haer hooghste genoeghen, 66 Ede &c. 67 Uwer Ed. gestr. 68 Verplichtste ootmoedighste 69 dienaer 70 P C Hóóft. 68 Van den Hujze te Mujden, 67 30en in Zomermaent, 1634.   Rouwbeklag wegens het overlijden van mevrouw Wijtz. - Over de Nederlandsche Historiën: het beleg van Haarlem, en het purisme. 2 Indaghtigh is (mij) ende...proeve: Ik herinner mij, en zal mij altijd herinneren de ondervinding. 4 deftige: verstandige (het WNT deftig 2352 e.v. geeft nog ettelijke vertalingen, waaruit in deze context de keus aan de lezer blijft: van eene ingetogen schoonheid, schoon en statig, edel, verheven, degelijk, deugdelijk, aanzienlijk, geacht). 5 gloorije: hemelse luister, blijkbaar omschrijving van een vroom sterven. 6 weinighe (Mem. 4); gesteken, gestoken: gestreefd; Waer over: Daarom (wijst terug naar het begin van de eerste zin). 8 't en waer...had: als het mij niet wat misplaatst toegeschenen had. 9 zoo versch...brengen: met een zo kort geleden en zo gevoelig verlies te condoleren, zonder versterkende troost te bieden. 10 'T welk als...had, nochtans (...) waer: Als ik daartoe het vermogen al gehad had, zou het toch (...) zijn geweest (prolepsis). 13 vulte: overvloed (Oudemans 427); redenen: argumenten (WNT reden (I) 900 2 a). 17 ut etc.: ‘dan zoals Julius Caesar na het verlies van zijn enige dochter, de goddelijke Augustus toen zijn kleinzoons waren weggerukt, de droefheid van zich hebben afgezet’ Tacitus, Annales 3, 6, 2 waar voor Julius Caesar staat quondam divus Iulius; D.: Divus: de goddelijke. 20 et etc.: ‘en staatsbemoeienis als troost in droefenis’. Tacitus, Annales 4, 13, 1. 21 genade, nl. ze te willen lezen. 23 tot handtgift: als (eerste) loon; den geenen (enk.): Hooft (vandaar zijns arbejds enz.); zich toegelejdt: verwacht. 27 Hooft had in 611 aan Wijtz met ongeloof over een oorlogstuig van de Spanjaarden geschreven (later blijkt, dat hij het van Thuanus en Meursius heeft), maar Wijtz heeft blijkbaar de kern van het verhaal bevestigd en nu brengt Hooft op grond van andere bronnen (vgl. Breen 49, 61, 68, 70, 78, 94) het feit tot de juiste afmetingen terug. 29 kippen: neerleggen, doodschieten (WNT kippen (VII) 3125 A 2) 32 schutten: schutters. 33 Pieter Dircxz. Hasselaer, vader van Hooft's zwagers Pieter en Nicolaes. Hij was in 1616 overleden, dus De Rijk moet dit vroeger van hem gehoord hebben. 35 manganeel: een met geschut bezette gevechtstoren (1593). 38 v. Rejdt, vgl. Breen 61. 41 aen- en onderwijs: vingerwijzing en les. 45 vrij magh gaen: vrijuit mag gaan, eraf komen; de enkele weêrsmaek: alleen maar de tegenzin. 46 de hardigheit der pujrduitsche woorden: de purismen, die door hun ongewoonheid, maar vooral door hun intellectuele geconstrueerdheid, die onnatuurlijk aandoet, de taal iets hards geven, vooral in vergelijking met het met Franse woorden doorspekte officiële Nederlands, vgl. 615 r. 29. 47 vieze: kieskeurige, scrupuleuze; gewisse: geweten. 49 den schoot te vieren: minder scrupuleus te zijn; vgl. 127, het probleem van de vreemde en bastaardwoorden heeft Hooft van het ogenblik af, dat hij prozaschrijver werd, beziggehouden. 52 Latijn: er bestaat een Latijns ontwerp van de eerste bladzijde der Ned. Hist. van Hooft's hand; bedrijf: levenswijze in de ruimste zin. 53 tonge: taal, spraak; eighentlijk: karakteristiek. 54 echter: wederom. 55 d' achtbaerheit van haer gevoelen: het gezag van uw oordeel (Wijtz was een overtuigd purist. Vgl. 391). 56 dard' ik: als ik durfde. 57 daer het t' slaegh quaeme: als het te pas kwam (de uitdrukking niet in WNT, wel slag 1497: kans, gelegenheid). 58 voeghlijke: geschikte; mollissima etc.: ‘'t voor toespreken mildste tijdstip’. Vergilius, Aeneis 4, 293-294, waar voor tempora fandi staat fandi tempora. 60 billijk schuldigh: rechtvaardiglijk verplicht. 61 Stevin: Simon Stevin, 1548-1620, wiskundige en ingenieur, heeft blijvende Nederlandse terminologieën geschapen, b.v. voor de meetkunde; ik beloofde...hem: dan geloof ik dat hij mij wel wat steun zou hebben gegeven. 62 te hove: bij de Prins; Stevin diende onder Maurits, Wijtz onder Frederik Hendrik. 63 Ten armen van welker heusheit: In de armen van wier vriendelijkheid. 64 losselijk: blindelings (WNT los (I) 2970 Afl.); om...genoeghen: terwille van uw hoogste zielsgenoegen. {==536==} {>>pagina-aanduiding<<} 641 Aen den Ridder Hujghens. Minuut. UBA. II C 11.261. Afschx. KA CLXXIab 106. 1 Mijn' Heere,   2 Voorheenen waend ik, dat bondighe troostredenen den last van 't² 3 vernieuwen der droefheit rujm opwoeghen: maer ziende U. Ed.³ 4 gestr. van ander verstandt, hebbe dat, als 't behoorde, boven 't⁴ 5 mijne gestelt. Niettemin, dewijl ik haeren laesten ontfing in de⁵ 6 Beemster, op de hofstede van mijnen swaegher Cloek, ende van 7 daer een reisken op Alkmaer deed, zoo en moght het niet min, dan⁷ 8 tot vermaen koomen van U. Ed. gestr. Bij welke geleghenheit, ik, 9 speurende Joffre Tesselscha stantvastigh boven mijn' hoope, ende⁹ 10 wat hartzalf het haer zijn zoude, dat een persoon haer zoo waerdt 11 voorstaende, zich haeres treurens aentrokke, mij vervordert heb 12 haer uwer Ed. Gestr. brief en gedicht te vertoonen. Ende vertrouw¹² 13 ik, naerdien mij deze bijkans ongehoorzaemheit nae wensch gelukt¹³ 14 is, genaedigher rechter aen U. Ed. gestr. te zullen vinden, dan de¹⁴ 15 jonge Manlius aen zijnen vaeder, toen hij tegens 't bevel deszelven 16 voorspoedelijk gestreden had. 'T geen in crepusculo, door U. Ed.¹⁶ 17 Gestr. noopende 't oordeel zijner Vorstl: doorl: over mijne 18 t'zaemenraepsels; wordt mij door den Heere Wijtz wat on-¹⁸ 19 bewimpelder voorgestelt. Ergher had ik mij ingebeelt dan weêr¹⁹ 20 smaek in de schorheit der ongewoone woorden, en 't naetrachten²⁰ 21 eener zujvere duitsheit, dat, viellicht, al te gemaekt komt. Maer wat²¹ 22 zullen wij doen? waer onze tael belanden? Arduus enim omnium²² 23 modus, zoo men d'ujtheemsheit haeren gang laet gaen. De vaeder²³ 24 der Roomsche welsprekentheit, hoe noode komt hij daer aen? Hoe²⁴ 25 zeurt het hem een grieksch woordt te laeten slippen, slechts bij²⁵ 26 maniere van voorraedt, tot dat hij een bequaem Latijnsch zal²⁶ 27 gevonden hebben? Hoe begaen Varro geweest zij om 't verloop²⁷ 28 dier taele te stujten, wijst zijn bijnaem Stator ujt. Niet zoo wee en²⁸ 29 deed, in de ooren van den zinlijken Tiberius, de lammigheit eener 30 sleepende omspraek, als dat men hem Emblema voor Latijn wilde 31 aensmeeren. Mij en schoot niet over, dan t'schujl te loopen onder³¹ 32 de schaeduw dezer lujden, 't en waer ik mij veiligher vond onder³² 33 de vleughelen van U. Ed. gestr. ende den Heere Wijtz: die ik³³ 34 bidde, daer 't pas geeft de gunstighe handt te houden boven 't hooft,³⁴ 35 Mijn' Heere, van 36 Uwer Ed. gestr. 37 Onderdaensten, Toegedaensten 38 dienaer, 39 P C Hóóft. 37 Van den Hujze te Mujden, 38 den laesten van Zoomermaent. 39 1634. {==537==} {>>pagina-aanduiding<<} Na ontvangst van Tesselschade's beroemd gebleven brief 636 heeft Hooft haar bezocht en haar Huygens' gedicht op de dood van haar man en dochter, met een brief, gegeven. - Wijtz heeft hem het oordeel van de Prins over de Nederlandsche Historiën onbewimpelder overgebracht dan Huygens. - Enig pleidooi voor het purisme. 2 bondighe: krachtige (WNT bondig 350). 3 vernieuwen: weer ophalen, in herinnering brengen; opwoeghen: opwogen tegen. 4 ander verstandt: andere opvatting (vgl. 633: ik wacht met troostredenen); hebbe: heb (ik). 5 dewijl: aangezien; haeren laesten: uw laatste brief (van 3 juni). 7 zoo...U. Ed. gestr.: kon het niet minder dan tot vermelding komen van u, moest gij wel ter sprake komen. 9 speurende...hoope: bespeurend dat T. sterk (onbezweken in de tegenspoed) was, meer dan ik durfde hopen; ende...aentrokke: en welk een bemoediging (steun) het voor haar zijn zou, dat iemand die zij zo hoog schat, zich haar verdriet zou aantrekken (hartzalf, vgl. moedtzalf, 631) (zich aantrekken c. gen. WNT aantrekken 415 2). 12 brief en gedicht: hetzij een brief voor T., hetzij een aan H., waarmee hij zijn mooie gedicht Op de dood van Tesselschades oudste dochter enz., van 13 juni, aan H. gestuurd had. Zie 633 r. 16-18 en W. II, 291 en (met comm.) Voet-maet ed. Zwaan blz. 31. 13 naerdien...is: daar deze bijna-ongehoorzaamheid