Uytvaard van den wel edelen gestrengen heere Tjaard Gerlacius borgemeester in Groningen: in der tijd hoofdman van de hooge justitie-camer deser provincie, hovelink tot Doesum en Grote-Gast, enz. gebooren den 14. april 1629. en Godsaliglijck in Christus ontslapen op dingsdagh den 10. iuly 1694. en saterdaeghs den 14. july roustatelijck ter aarden besteed Gerardus Outhof GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 853 D 320   ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Uytvaard van den wel edelen gestrengen heere Tjaard Gerlacius van Gerardus Outhof uit 1694. De digitalisering van deze tekst werd verzorgd door Hans Voorbij (Universiteit Utrecht), in samenwerking met Dorien van den Berg en Emiel Ubink.   REDACTIONELE INGREPEN fol. A2r: de kop ‘Wie komt daar van 't Stad-Huis met droev en en naar geween’ is tussen vierkante haken toegevoegd.   Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (fol. A1v en A4v) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.   [pagina ongenummerd (fol. A1r)] Uytvaard Van den wel Edelen gestrengen heere Tjaard Gerlacius, Borgemeester in Groningen: in der tijd Hoofdman van de Hooge Justitie-Camer deser Provincie, Hovelink tot Doesum en Grote-Gast, enz.   Gebooren den 14. April 1629. en Godsaliglijck in Chri- stus ontslapen op Dingsdagh den 10. Iuly 1694.   En Saterdaeghs den 14. July Roustatelijck ter Aarden besteed.   [vignet] Te GRONINGEN. By de Wed: van Gerrit Klaessen Fossema, Boeckdrucker en Boeck- verkooper in 't Kijck-in't-Jat in de Graeuwe Kater. 1694.   2005 dbnl   outh001uytv01_01 scans Gerardus Outhof, Uytvaard van den wel edelen gestrengen heere Tjaard Gerlacius. Wed. van Gerrit Klaessen Fossema, Groningen 1694.   DBNL-TEI 1 2003-8-11 EU conversie van .doc naar XML 2003-9-29 EU colofon toegevoegd; aangepast volgens DBNL richtlijnen 2005-02-21 IH transcriptie volgens richtlijnen juni 2004 2005-02-21 IH conversie van het bestand naar teixlite Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Gerardus Outhof, Uytvaard van den wel edelen gestrengen heere Tjaard Gerlacius. Wed. van Gerrit Klaessen Fossema, Groningen 1694. Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==A2r==} {>>pagina-aanduiding<<} [Wie komt daar van 't Stad-Huis met droev en en naar geween] WIe komt daar van 't Stad-Huis met droev en en naar geween, In treurig Rougewaad, met trage passen treen? Wiens Ogen vogt en rood in tranen schier verstikken, Wiens mond niet spreken kan, door't al te bange snikken: Og! 't is de Gron'ger Maagd, die nu verscheidenmaal Heur swaard verbroken heeft, en haare goude schaal Geworpen troosteloos, voor haare voet an stukken, Die nu haar' handen wringd, haar borst schijnt in te drukken, Die sucht en wenende met ongevlogten haar Van siltgetraan door nat, komt volgen dese baar: Waarop wel eer het rif van Schoon en Dogter lagen; Dog nu een ander het rif ten groeve word gedragen, 't Rif van de Vader selv, die Eedl' Burgerheer, Leyd daar nu levenlos door Antrops scherpe speer Helaas! ter neer geploft al woedend' en verbolgen; Gy dragers treed wat sagt, sy kan so ras niet volgen, Se is innerlijk bedroevt, want dese grote scha Prangt haare Ziel, en gaat haar ingewand te na. Twe Stijlen van haar staat, uyt eenen stam gesproten, De Vader en de Soon sijn nu om ver gestoten, O! dobbel harte wee, O! Groningen dees val So die niet werd gestuit, dreigd uwe sterke wal. {==A2v==} {>>pagina-aanduiding<<} Nau had de moordbeulin het hart des Soons doorklonken, Om met Gerlaci bloed in 't donk're grav te pronken, Tot Groongens smert, of gaat; verlust op Edel bloed. Verwoedend voort, met haar verschrikbare helsche stoet Sig regel regt na 't huys des Oudste Dogters wenden, Om dese schrand're siel met blaeu vergift te schenden. O! droeve sielen prang, O! hertpijn sonder gaâ, Dees rampen gaan 't gemoed des vaders so te na, Dat hy van droevheyd schijnt in tranen te versuipen Die van der kinderen en sijne wangen druipen: Dies hy gestadig wenst, door droevheyd afgemat, O! Dood kom ruk me weg, ik ben mijn leven sat, O! Jesus wil mijn siel van stonden aen doen halen By u, die boven sit in Paarlemoere salen. Straks gaat het vinnig spook, dat algemeene kwaad Vans' Soons en Dogters bloed in 't minste niet versaad Sijn schriklijk moordgeweer met slange bloed bekleven, Om so den doodsteek an de vader selv te geven, Op 't grouwelmoordbesluit, doorklievt sy d'Edle borst. Vervloekte Moordbeulin, die staag na wreedheid dorst Most gy u juist met bloed van aardse Goon beladen? Kost gy u met het bloed van mind're niet versaden? Van Burgers, die voor hem uit lievde sig in nood, Begeven souden, ja, al wast selvs in de dood. Most gy u drake spog op dese siel uitbraken Most dees doorwijse mond u galvergift juist smaken, O! sware donderslag, O! onversetb're smert, Die Stad en Lande treft tot midden in het hart: Og! als ik'er om denk hoe zidd'ren mijne leden, Hoe is mijn hart beklemt om s'Lands rampsaligheden. {==A3r==} {>>pagina-aanduiding<<} Dees trouwe Staat-Zuil voor het lieve vaderland Die vijftijn jaren tijds heeft vieriglijk gebrand Als Burgemeester, om tot Eendragt te verwekken Het hart der Burgeren, moet nu tot spijs verstrekken An 't vuyle wormenest; die grote Mecenaat Die als een Cato plagt te sitten in den raad, Die door sijn trouwigheid en wijse mond en oordeel Tot Groongens hulp verstrekt', en 't algemeene voordeel, Wiens onvervalst gemoet, de pleiters maakte koel, Die als een Salomon sat op den Regterstoel, Niet stopte voor 't gekrijt der arremen sijne oren, Maar sonder onderscheid quam rijk en arm te horen. Tot troost van Weeuw en Wees, die anders swaar gejukt Door 't juk van onregt gaan ter aarden neergebukt, Die 't goddelose kwaad uit de afgrond op gekomen Wist door een gouden toom van wetten in te tomen, Die vrome BurgerHeer, die pronk van onse staat, Die minnaar van het goed, en hater van het quaad, Die ware Godsdienst quam seer vieriglijk omermen En tot Jehovaas Eer, sogt eewig te beschermen: Die sijn beschermer steeds behoorlijk Eere gav Leyd nu ter neer geploft, in't nare donker grav, O! sware Donderslag, ay! gy schijnt an te tasten Het schip van onsen staat, en treft de hoogste masten, Daar leyd nu 't hoofd dat als een schone ceder ston, Op de ongeschore kruyn, van 't bloejend Libanon; Daar leyd die Basans Eyk, die staag op Zions muuren Stond pal gelijk een rots, om tweedragt te verduuren. {==A3v==} {>>pagina-aanduiding<<} O! tijd die ons nu had een vreugde krans beloovd, Verschaft een lijkcypres om aller vrinden hoofd. Kom Groongens Burgery, die morgen vreugde vuuren Ontsteken sult, wil eerst dit kille rif betruuren Kom volg dit eerst na 't grav, met lijk cypres en palm Maak eerst een rougedreun, waar vande wedergalm Klinkt van het sterrendak, door de afgelegen landen: Laat dog de droevheyd eerst u sielen eens ontbranden Tot ware leet, van u verstorven BurgerHeer, Van u getrouwe sorg, dewelke gy niet meer Op aarde aanschouwen zult, wiens siel der Eng'len reyen Ter lugt uytbarstende, t'saam zegepralend' leyen Na 's Oppervoogds Paleys, waar hy met and're Goon In volle glorie praald op Judaas gulden throon, Van waar sijn flonkerstar rontom aan alle kanten Blinckt an het firmament, als helle Diamanten, Waar Jesus al 't getraan van sijne ogen heeft Gewist, en nu met hem in Ewigheden leevt. Van waar hy morgen sal u vreugde feest anschouwen. 't Gebalder van 't Musket, 't gedonder der Cartouwen, 't Gebrom van Klok en Trom, 't gejuig van groot en kleyn, Hoord hy daar boven in Jehovaas vreugde pleyn.   G. OUDHOF. {==A4r==} {>>pagina-aanduiding<<} Gravschrivt. DIT. NYDIG. MARMER. DEKT. DEN. ROEM. DER. GROONGER. HEREN. WIENS. GROENE. JEUGD. DE. RHYN. EN. SEYNE. EN. TYBER. DROEG. WIENS. LEVENSBEST. MEN. |TROU. AAN. 't VADERLAND. SAG. SWEREN. WIENS. GRYSE. KRUIN. DUS. LAAT. NOCH. SCHEIDE. VEEL. TE. VROEG. DE. BURGERY. EN. RAAD. EN. KERK. BETREURD. DIT. STERVEN. DOCH. BURGERY. EN. RAAD. EN. KERKE. ZYT. GETROOST. MET. NOCH. BY. U. TE. SIEN. 's MANS. NAGELATEN. KROOST. WAT. EENS. HET. LEVEN. KREEG. MOST. EENS. HET. LEVEN. DERVEN.   H. Ludolfi