Monumenten in Nederland. Gelderland Ronald Stenvert Chris Kolman Sabine Broekhoven Ben Olde Meierink Marc Tenten logo_rijk_01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Monumenten in Nederland. Gelderland van Ronald Stenvert, Chris Kolman, Sabine Broekhoven en Ben Olde Meierink, met medewerking van Marc Tenten, uit 2000. De gehele reeks bevat 12 delen. In het origineel staan op een aantal plaatsen de bijschriften niet op dezelfde pagina als de bijbehorende illustratie. In deze digitale editie zijn de bijschriften verplaatst. Indien nodig zijn illustraties verplaatst naar het bijbehorende hoofdstuk. sten009monu05_01 DBNL-TEI 1 2010 dbnl / Ronald Stenvert, Chris Kolman, Sabine Broekhoven, Ben Olde Meierink en Marc Tenten eigen exemplaar dbnl Ronald Stenvert, Chris Kolman, Sabine Broekhoven, Ben Olde Meierink en Marc Tenten, Monumenten in Nederland. Gelderland. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle 2000 Wijze van coderen: standaard Nederlands Monumenten in Nederland. Gelderland Ronald Stenvert Chris Kolman Sabine Broekhoven Ben Olde Meierink Marc Tenten Monumenten in Nederland. Gelderland Ronald Stenvert Chris Kolman Sabine Broekhoven Ben Olde Meierink Marc Tenten 2010-07-13 DH colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Ronald Stenvert, Chris Kolman, Sabine Broekhoven, Ben Olde Meierink en Marc Tenten, Monumenten in Nederland. Gelderland. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle 2000 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/sten009monu05_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==schutblad voor==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Monumenten IN NEDERLAND GELDERLAND {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Harderwijk, (Herv.) Grote Kerk, interieur koor (1982)==} {>>afbeelding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Monumenten IN NEDERLAND GELDERLAND Ronald Stenvert Chris Kolman Sabine Broekhoven Ben Olde Meierink m.m.v. Marc Tenten foto's: Rijksdienst voor de Monumentenzorg RIJKSDIENST VOOR DE MONUMENTENZORG, ZEIST WAANDERS UITGEVERS, ZWOLLE {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Velp, Kasteel Biljoen==} {>>afbeelding<<} {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} INHOUD Voorwoord 7 Ten geleide 8 Historie 12 Stijl en verschijningsvorm 20 Materiaal en constructie 33 Regio's 40 Steden, dorpen, monumenten 60 Beknopte literatuuropgave 374 Verklaring van enige termen 380 Topografisch register 388 Register van personen 394 Verantwoording van de afbeeldingen 411 {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vierakker, Landhuis 't Suideras, ingangspartij (1972)==} {>>afbeelding<<} {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorwoord De reeks Monumenten in Nederland is een gezamenlijk initiatief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Waanders Uitgevers. Elk afzonderlijk deel geeft een goed geïllustreerd en verantwoord overzicht van een provincie. Zoals elk deel is ook dit deel, dat gewijd is aan de provincie Gelderland, in de eerste plaats bedoeld als beknopt naslagwerk voor een breed publiek. Omdat niet alleen de ‘klassieke’ bouwkunst, maar ook de bouwkunst uit de periode 1850-1940 ruimschoots aandacht krijgt - en zelfs al enkele belangrijke gebouw uit de wederopbouwperiode - komt de grote verscheidenheid aan bouwwerken in dit boek goed tot uitdrukking. Daarbij is niet alleen plaats voor het meesterwerk, maar evengoed voor het karakteristieke woonhuis of de anonieme utiliteitsbouw. Van zeer oud tot tamelijk recent, van mooi tot merkwaardig, alle categorieën bouwwerken passeren de revue. Het resultaat is dat per stad of dorp een samenhangend beeld ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden. De groeiende belangstelling voor monumenten blijkt uit een constante vraag naar informatieve boeken en reisgidsen. Vaak bestrijken deze boeken slechts deelgebieden en daarom is er behoefte aan een breed opgezette reeks als deze. Elk deel staat op zichzelf en kan onafhankelijk van reeds verschenen of nog te verschijnen delen worden gelezen en geraadpleegd. Om de uitgave visueel aantrekkelijk te maken en de bruikbaarheid te verhogen zijn de delen rijk geïllustreerd met speciaal voor dit doel gemaakte foto's en tekeningen. Vooral het fotomateriaal toont in elk deel duidelijk het eigen karakter van de provincie. Het werk is samengesteld door vier ervaren architectuuren bouwhistorische onderzoekers: dr.ing. R. Stenvert, dr.ing. Chr.J. Kolman, mw. drs. S.T. Broekhoven en drs. B. Olde Meierink. Voor het samenstellen van de historische inleiding kon een beroep gedaan worden op de historicus drs. M.V.T. Tenten. Het voor deze reeks gevormde redactieteam bestaat uit: drs. A.G. Schulte, drs. F.C.A. van der Helm, jhr. R.J.A. van Suchtelen van de Haare, ing. B.H.J.N. Kooij en mw. J.P.M. van den Heuvel namens de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de vier auteurs. Verder hebben medewerkers van de afdeling Collecties van de Rijksdienst ieder op hun wijze, vanuit zijn of haar specialisme, bijgedragen aan de totstandkoming van de publicatie. Drs. B. Stamkot van het bureau MAP stelde de overzichtskaarten en stadsplattegronden samen, jhr.ir. R.G. Bosch van Drakestein verzorgde de kasteelplattegronden, ing. B.H.J.N. Kooij en H.F.G. Hundertmark de kerk- en overige plattegronden en H. IJsseling van Flying Focus de luchtfoto's. De fotografen van de Rijksdienst, met name IJ.Th. Heins, J.P. de Koning en G.J. Dukker, zijn verantwoordelijk voor de foto's. Met dit werk over de provincie Gelderland beoogt de reeks Monumenten in Nederland opnieuw een bijdrage te leveren aan de kennisoverdracht over ons cultureel erfgoed en het wekken van de belangstelling daarvoor. Tot slot gaat een bijzonder woord van dank uit naar de Stichting Fonds A.H. Martens van Sevenhoven, zonder wier genereuze financiële steun deze uitgave niet mogelijk was geweest. De directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg Fons Asselbergs {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Ten geleide Monumenten in Nederland is een naslagwerk over de waardevolle objecten en structuren in de verschillende provincies en in dit geval de provincie Gelderland. Het is géén reisgids en bevat dan ook geen routebeschrijvingen of wandelingen. Daar waar voor enkele steden een plattegrond wordt gegeven, is die vooral bedoeld om de onderlinge situering van objecten visueel duidelijk te maken. Het boek geeft een breed overzicht van bestaande, cultuurhistorisch interessante objecten en structuren, waarbij op beknopte wijze de relevante feitelijke informatie wordt vermeld. Het boek geeft informatie op verschillende niveaus. De inleidende hoofdstukken plaatsen de gegevens in een groter verband en schenken aandacht aan het karakteristieke van de uitgestrekte provincie Gelderland. In deze hoofdstukken worden relaties gelegd met belangrijke ontwikkelingen in het verleden. De eerste inleiding bevat een algemene historische schets van de provincie. De twee volgende hoofdstukken besteden respectievelijk aandacht aan de stijlen en vormen van de gebouwen en aan de toegepaste materialen en constructies. De vierde en laatste inleiding behandelt de eigenheid van de drie regio's die samen de provincie Gelderland vormen: Veluwe, Achterhoek en Betuwe. Daarbij wordt vooral gekeken naar historisch-geografische ontwikkelingen en de bebouwingskarakteristiek. De hiernaast opgenomen overzichtskaart toont de regioindeling van de provincie. De kaart geeft verder een overzicht van de belangrijkste gemeenten, steden en dorpen, zoals die aan bod komen in het op de inleidingen volgende onderdeel Steden, Dorpen, Monumenten. Dit meest omvangrijke deel van het boek bevat een alfabetisch geordende beschrijving van alle steden en vrijwel alle dorpen in Gelderland. Voor de indeling zijn niet de gemeentegrenzen bepalend, maar de afzonderlijke bebouwingsconcentraties - de kernen - zoals ze historisch zijn gegroeid. In de praktijk is onderscheid gemaakt in hoofdkernen, kernen, geïncorporeerde kernen, omgevingskernen en omgevingsobjecten. Hoofdkernen zijn kernen die tevens hun naam aan een gemeente geven. Bij een gewone kern wordt in de aanhef steeds verwezen naar de gemeente waartoe deze behoort, bijvoorbeeld: Bredevoort (gemeente Aalten). De zogeheten geïncorporeerde kernen zijn in de loop van hun geschiedenis deel gaan uitmaken van een grotere kern. Zo zijn bijvoorbeeld het dorp Ugchelen bij Apeldoorn en Wijnbergen bij Doetichem na de Tweede Wereldoorlog opgenomen in de uitbreidingswijken van de nabijgelegen plaats. De dorpen Hees, Hatert en Neerbosch zijn in de 20ste eeuw opgenomen in de uitbreidingswijken van Nijmegen. Deze geïncorporeerde kernen worden behandeld als onderdeel van het grotere geheel, zij het dat bij de vermelding van adressen ook de naam van de oorspronkelijke kern wordt genoemd. Voor kernen die in de loop van de tijd aan {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} elkaar zijn gegroeid is deze methode eveneens gehanteerd. Omgevingskernen zijn nederzettingen die wel genoemd moeten worden maar waarvan de informatie over de bebouwing slechts één of enkele objecten betreft. Ze worden dan onder een nabijgelegen, vaak grotere kern vermeld: zo staat Loil bij Didam, Leuvenheim bij Brummen, Velddriel bij Kerkdriel en Schaarsbergen bij Arnhem. Wanneer een bepaalde kern dus niet alfabetisch terug te vinden is, kan deze via het topografisch register achter in het boek alsnog worden opgezocht. Omgevingsobjecten zijn de op het platteland gesitueerde gebouwen als kapellen, kloosters, kastelen, molens en boerderijen. Deze worden beschreven bij de meest nabije kern binnen {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} de gemeente, bijvoorbeeld Oolde bij Laren, de St.-Willibrorduskerk van Olburgen bij Steenderen en de steenfabriek De Bunswaard bij Beuningen. Elke kern heeft een eigen inleiding waarin de topografische of stedenbouwkundige ontwikkelingen kort worden behandeld. Van de belangrijkste steden is een plattegrond opgenomen, waarop de interessantste objecten zijn aangegeven. Objecten die veel voorkomen, zoals woonhuizen, winkels of pakhuizen, zijn niet in de plattegronden opgenomen, tenzij ze als een opvallend groot voorbeeld of als complex de aandacht trekken. De nummers op de plattegrond verwijzen naar het bijschrift, dat weer een verwijzing bevat naar de pagina van de objectbeschrij- {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} ving. De nummers uit de plattegrond staan ook vermeld bij de beschrijving zelf. Per kern is gezocht naar de meest geëigende indeling en volgorde om de objecten te beschrijven. De gekozen rangorde in de beschrijvingen wordt bepaald door het historische centrum van een kern en begint met het oudste en/of voor de ontwikkeling van de kern belangrijkste gebouw. Doorgaans gaat het daarbij om de kerk, maar soms is het een kasteel. Afzonderlijke objecten en structuren worden als het ware in ‘schillen’ vanuit de dorpskern besproken, waarbij drie hoofdregels zijn aangehouden: van publiek naar particulier, van oud naar jong en van binnen naar buiten. Vergelijkbare objecten en gebouwtypen zijn zoveel mogelijk na elkaar geplaatst of tot een lemma verzameld. Het boek bevat in principe alle waardevolle objecten en structuren in de provincie. De enorme verbreding van het spectrum, met name door het opnemen van de jongere bouwkunst uit de periode 1850-1940, maakt het evenwel onvermijdelijk om keuzes te maken. De uiteindelijke selectie is dan ook die van de auteurs en het is mogelijk dat anderen die keuzes niet tot in detail delen. Bij de selectie staan de informatiewaarde en het belang als karakteristiek element voorop. Objecten kunnen zijn opgenomen omdat ze kenmerkend zijn voor een breder voorkomend verschijnsel of juist omdat ze een uniek of zeldzaam voorbeeld van iets zijn. Beslissende criteria bij de selectie zijn: gaafheid, historische betekenis, architectonische kwaliteit of bouwhistorisch belang. In het algemeen worden objecten opgenomen die van voor de Tweede Wereldoorlog dateren. Een enkele keer worden gebouwen van na 1940 belicht, bijvoorbeeld als de wederopbouw een duidelijke stempel op een bepaalde kern heeft gedrukt. Met het opnemen van de modernste architectuur is grote terughoudendheid betracht. Het boek geeft een overzicht van de bestaande gebouwde omgeving. Er wordt dus geen aandacht geschonken aan objecten die in het (recente) verleden zijn verdwenen. Cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die met sloop of totale wijziging bedreigd worden - in de dagelijkse praktijk is dat helaas nog al eens het geval - zijn opgenomen als ze op het moment van het afsluiten van het manuscript nog aanwezig waren. Aan archeologische monumenten wordt geen expliciete aandacht besteed, tenzij dat voor het begrip van de ontwikkeling van een kern noodzakelijk is. De teksten in dit boek zijn grotendeels gebaseerd op de officieel gepubliceerde literatuur, waaronder de zes delen over het Rivierengebied en dat over het Kwartier van Zutphen van de Nederlandse Monumenten van geschiedenis en Kunst. Verder zij de bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voorhanden zijnde gegevens gebruikt, zoals de beschrijvingen van de Rijksmonumenten in de Objecten Databank (ODB) en de per gemeente in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) opgestelde rapporten. Ook van het uit het MIP voortgekomen Monumenten Selectie Project (MSP) konden wij gebruik maken. We zijn in dat kader het Gelders Genootschap dankbaar voor de door hun geleverde medewerking. Voor de beschrijvingen van diverse kerkinterieurs is gebruik gemaakt van informatie berustend bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland. Ondanks alle zorg die eraan besteed wordt, kan het boek inhoudelijk kleine onvolkomenheden bevatten. De auteurs onderkennen de beperking dat voor sommige objecten niet altijd alle inzichten beschikbaar zijn via de door hen gebruikte kanalen. Aanvullend bronnenonderzoek of het uitputtend nalopen van de ‘grijze literatuur’ lag evenwel niet in de opdracht en het strakke publicatieschema besloten. Wel zijn op grond van eigen waarnemingen ter plekke waar nodig verbeteringen of aanvullingen op de bestaande literatuur aangebracht. Om het omvangrijke cultuurhistorische erfgoed van de provincie Gelderland binnen de voor het boek gestelde ruimte te kunnen behandelen was het nodig de objecten beknopt te behandelen. De nadruk ligt op feitelijke gegevens over de bouwgeschiedenis en de huidige situatie van het object, zoals: adres, functie, ontwerp- en bouwdata, namen van opdrachtgevers en architecten, ontwerpers en uitvoerende kunstenaars. Verder wordt waar mogelijk de bouwstijl vermeld, of bij minder typerende voorbeelden de bepalende architectuurelementen. De beschrijving van het uiterlijk van objecten blijft beperkt tot de belangrijkste kenmerken. Waar nodig voor een beter begrip komen ook de toegepaste materialen en constructies ter sprake. Bij de belangrijkste objecten en structuren wordt de historische ontwikkeling kernachtig behandeld. Informatie over interieur en inventaris van de gebouwen wordt in beperkte mate verstrekt; gegevens daarover zijn slechts opgenomen wanneer ze van uitzonderlijk belang zijn. Musea zijn alleen opgenomen indien het gebouw vermelding verdient; de museale collecties krijgen in dit boek geen aandacht. Restauraties en verbouwingen aan de objecten zijn in principe alleen vermeld als die tot belangrijke wijzigingen hebben geleid. Bij onderhoudsgevoelige objecten als molens wordt doorgaans enkel de meest recente restauratie aangegeven. De huidige functie van gebouwen wijkt vaak af van de oorspronkelijke bestemming. De nieuwe bestemming wordt enkel vermeld als er sprake is van een opvallend ander gebruik van het object. Aangezien gebouwen tegenwoordig vrij snel {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} van functie veranderen, is ook hierin terughoudendheid betracht. Een belangrijk onderdeel van het boek wordt gevormd door de foto's, die een representatieve selectie van de objecten en structuren in de provincie geven. Belangrijke criteria voor de keuze van de af te beelden objecten en structuren zijn hun ouderdom, hun verspreiding over de provincie en de verdeling over de verschillende soorten objecten. De foto's weerspiegelen steeds zo veel mogelijk het karakter van de desbetreffende kern. De meeste foto's zijn speciaal voor dit boek gemaakt. Waar dit niet het geval is, staat het jaartal van de foto in het bijschrift vermeld. In het boek is verder van een aantal belangrijke kerken, kastelen en andere objecten een plattegrond met bouwfasen opgenomen. In de legenda is voor de aanduiding van die bouwfasen gebruik gemaakt van de verkorte architectuurhistorische dateringsmethode, waarbij Romeinse cijfers eeuwen aangeven, gevolgd door de hoofdletters A en B die staan voor halve eeuwen of de kleine letters a, b, c, d voor kwart eeuwen en m voor midden: XVIIa betekent eerste kwart van de 17de eeuw. Achter in het boek staat een beknopte literatuurlijst met de gebruikte algemene literatuur aangevuld met de voor de provincie belangrijkste publicaties op architectuurgebied. Verder zijn een verklarende woordenlijst, een topografisch register en een register van personen toegevoegd. Voor hun hulp bij de totstandkoming van dit boek danken wij als auteurs onze opdrachtgever de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn directie, de leden van de projectgroep, de afdeling cultuurwaardenonderzoek en de fotografen van deze dienst, alsmede de medewerkers van de bibliotheek en van het foto- en tekeningenarchief en ten slotte de uitgever. Voor de hulp die wij vanuit de provincie mochten ontvangen gaat onze dank uit naar het Gelders Genootschap en hun medewerkers. Daarnaast zijn wij dank verschuldigd aan de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland en de eigenaars en beheerders van kerken en andere gebouwen die van binnen zijn bezocht. Verder bedanken wij Leo Dubbelaar, Eric Blok, Rob Lureman, Wim Scholz, Gerard Lemmens, Ton Schulte, Marie Christine van Hövell tot Westerflier, Taco Hermans, Maarten van Bleek - en voor hun hulp bij het afwerken van het manuscript - Geeske Bakker, Jeroen van Meerwijk, Joos Leistra en Marieke Knuijt. Utrecht, najaar 1999 Ronald Stenvert Chris Kolman Sabine Broekhoven Ben Olde Meierink {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} Historie Romeinen en Franken In het begin van onze jaartelling bepaalde keizer Augustus - nadat zijn legioenen enkele nederlagen in Germania hadden geleden - dat de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk zou vormen. Daarmee liep de rijksgrens dwars door de huidige provincie Gelderland; het Rivierengebied lag er binnen, de Veluwe en de Achterhoek vielen erbuiten. Die laatstgenoemde, dun bevolkte gebieden waren voor de Romeinen minder interessant dan het Rivierengebied, waar de Bataven zich vlak voor het begin van de jaartelling hadden gevestigd. Deze Bataven waren - behalve tijdens de opstand van 68-70 van Julius Civilis - bondgenoten van de Romeinen en genoten een relatief bevoorrechte positie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij het belangrijkste Romeinse legerkamp in het Rivierengebied de enige stad in Romeinsrechtelijke zin in Gelderland ontstond; Colonia Ulpia Noviomagus (Nijmegen). In de 3de en 4de eeuw drong het christendom in het Rivierengebied door. Dit was aanvankelijk van tijdelijke aard, aangezien de Germaanse invallen die dit deel van het rijk vanaf de tweede helft van de 3de eeuw teisterden, geen gunstig klimaat schiepen voor de ontwikkeling van de nog jonge godsdienst. In het begin van de 5de eeuw stortte het Romeinse gezag in deze streken ineen onder druk van de Volksverhuizingen en ontstond er een nieuwe situatie. In het Rivierengebied en de strook ten noorden van de Rijn gingen de Franken de dienst uitmaken. De Achterhoek lag in de Saksische invloedssfeer, terwijl de Veluwe een soort niemandsland tussen Franken, Friezen en Saksen was. Van deze drie groepen waren de Franken het machtigst; hun rijk strekte zich weldra tot diep in Frankrijk uit. Van groot belang was de bekering van de Frankische koning Clovis tot het christendom aan het eind van de 5de eeuw. Hierdoor kon het christendom voet aan de grond krijgen en kregen de missionarissen een uitvalsbasis om het evangelie in de Friese en Saksische gebieden te verkondigen. Deze taak werd vergemakkelijkt toen die streken in de 8ste eeuw onder Frankisch gezag werden gebracht. Het Frankische Rijk zou na de dood van Karel de Grote in 814 weldra op zijn grondvesten schudden en uiteindelijk in kleinere rijken uiteenvallen door interne spanningen en invallen van de Noormannen. Voor de kerstening had dit echter geen blijvende negatieve gevolgen. Graven en hertogen Door de verzwakking van het centraal gezag werden de Frankische leenmannen in de 9de en 10de eeuw machtiger. Dit proces van regionale territoriale machtsvorming kwam in Gelderland relatief laat op gang. De eerste poging tot territoriumvorming ging aan het einde van de 10de eeuw uit van Adela en Balderik, de dochter en schoonzoon van graaf Wichman van Hamaland. Het graafschap in Hamaland was van groot belang en omvatte delen van Oost-Gelderland (het gebied rond Zutphen). Door moord, list en bedrog trachtten Adela en Balderik hun doel te bereiken. Omdat iedereen zich hierdoor tegen hen keerde, werden hun plannen verijdeld. De uit Vlaanderen afkomstige Gerardus Flamens en zijn nakomelingen, die in het latere Overkwartier (Noord-Limburg) en de Betuwe goederen bezaten, hadden in de 11de eeuw meer succes; het stamslot Wassenberg en later Gelder, gelegen in het Overkwartier, werden de wieg van het graafschap Gelre. Later zou het zwaartepunt van Gelre zich van het Overkwartier naar het noorden verplaatsen. De graven van Gelre, zoals ze zich al snel noemden, werden weldra een macht waarmee rekening gehouden moest worden. Ze breidden hun gebied met name in de 12de eeuw flink uit. Door huwelijk werd het uit Hamaland voortgekomen graafschap Zutphen verworven en in 1196 verkreeg de graaf van Gelre de Veluwe. Onder het bewind van Otto II (1229-'71) kregen veel Gelderse nederzettingen stadsrechten: Harderwijk (1231), Arnhem, Lochem en Elburg (1233), Doesburg (1237) en Wageningen (1263). Deze waren afgeleid van de stadsrechten die Zutphen omstreeks 1190 als eerste had verworven. Nijmegen ontving in 1230 stadsrechten volgens het Akense recht; het was toen nog een rijksstad en behoorde niet tot het Gelderse territorium. De in 1247 tot Rooms koning van het Duitse rijk gekozen Willem II van Holland verpandde Nijmegen en omgeving in {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, gezicht op de Valkhofburcht vanaf de Waaloever bij Lent in 1796==} {>>afbeelding<<} datzelfde jaar aan graaf Otto II om diens steun voor zijn nieuwe positie te verwerven. Omdat het pand nooit werd ingelost, bleef Nijmegen tot Gelre behoren. Economisch ging het voor de wind, voornamelijk door de toenemende handel op de grote rivieren. De Gelderse graven profiteerden hiervan door de opbrengst van de riviertollen. De Gelderse graven breidden waar mogelijk hun gebied uit, maar met de nederlaag bij Woeringen aan de Rijn in 1288, waarna het hertogdom Limburg aan aartsrivaal Brabant kwam, werd de expansie naar het zuiden en daarmee de uitbreiding van het Overkwartier definitief gedwarsboomd. Van de kant van de Rooms-Duitse keizer kwam er weldra erkenning voor de regionale betekenis van de Gelderse graven; in 1317 werd Reinald I rijksvorst en in 1339 verhief de keizer diens zoon Reinald II tot hertog. Onder deze Reinald II vond min of meer de afronding van het Gelderse territorium plaats. Zo verwierf hij onder meer Tiel, Zandwijk en Heerewaarden in het Rivierengebied en de heerlijkheid Bredevoort in de Achterhoek. Tekenend voor zijn verhoogde status was zijn huwelijk met Eleonora van Engeland, zuster van de Engelse koning Edward III. Na de dood van Reinald in 1343 volgde een periode waarin Gelre door partijtwisten verscheurd werd. Eerst betwistten twee broers elkaar het bezit van Gelre en Zutphen: Reinald III, gesteund door de factie van de Hekerens, en Eduard, geholpen door de Bronckhorsten. Na hun dood in 1371, waarmee het Gelderse vorstenhuis uitstierf, vlogen hun oudere halfzusters, Mechteld en Maria elkaar in de haren. De laatste trok aan het langste eind; haar zoon Willem werd de nieuwe hertog. De werkelijke winnaars waren echter de steden en de Ridderschappen van Gelre en Zutphen, die steeds meer invloed kregen op het landsbestuur. Roermond, Nijmegen, Zutphen en Arnhem werden ook steeds duidelijker de hoofdsteden van de vier Kwartieren waarin Gelre was verdeeld: het Overkwartier, het Kwartier van Nijmegen, de Graafschap Zutphen en het Kwartier van de Veluwe. Deze ontwikkelingen zetten zich onder Willem I en Reinald IV voort. Cruciaal hierin was de verbondsbrief van 1418. Daarin verklaarden de steden en de Ridderschappen dat het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen één en ondeelbaar was. Zij gaven daarmee voor het eerst blijk van een Gelders saamhorigheidsgevoel. {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kaart van de provincie Gelderland in 1740. Aangegeven zijn de vier kwartieren, waaronder aan de zuidzijde ook Opper-Gelder of het Overkwartier, dat in 1839 zijn huidige indeling in een Limburgs en een Duits gedeelte kreeg. Tevens zijn de veengebieden in het oosten van de Achterhoek, rond Bredevoort en Groenlo, zichtbaar==} {>>afbeelding<<} Arnold, achterneef van de in 1423 kinderloos overleden Reinald IV, was de eerste hertog die duidelijk merkte dat de macht van de steden en de Ridderschappen was toegenomen. Hij lag voortdurend met hen overhoop. Hiervan profiteerde zijn zoon Adolf. Hij nam in 1465 zijn vader gevangen en liet zichzelf als hertog huldigen. Karel de Stoute, de machtige hertog van Bourgondië die al veel gewesten in de Nederlanden in bezit had en zijn begerig oog op Gelre had laten vallen, wist deze interne tegenstellingen handig uit te buiten. Zo liet Karel in 1471 door list Adolf van Gelre gevangen nemen en bewerkstelligde hij de vrijlating van Arnold. Deze werd echter behalve in Grave (Brabant) nergens opnieuw als hertog erkend. Hij verpandde daarop zijn Gelderse bezittingen aan Karel de Stoute. Arnold stierf in 1473, voordat het pand was ingelost. De verpanding was echter onwettig, omdat de steden en Ridderschappen er destijds geen toestemming voor hadden verleend. Karel de Stoute trok zich hier niets van aan. Nog in datzelfde jaar bezetten Bourgondische troepen Gelderland - de eerste in een reeks Bourgondisch-Habsburgse bezettingen. Toen Karel de Stoute in 1477 sneuvelde, leek Gelre snel zijn onafhankelijkheid terug te kunnen krijgen. Catharina van Gelre, zuster van Adolf, nam het bestuur waar. Adolf sneuvelde echter in 1480 in Vlaanderen en zijn kinderen Philippa en Karel bleven in Bourgondische gevangenschap. In 1480-'81 werd Gelderland opnieuw bezet, ditmaal door Maximiliaan van Habsburg, echtgenoot van Maria van Bourgondië. Het zou tot 1492 duren, voordat Karel van Egmond, zoon van Adolf, in Gelre terugkeerde. Karel was vastbe- {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} sloten zijn voorvaderlijk bezit terug te winnen, wat hem uiteindelijk in 1514 lukte, toen hij als laatste stad Arnhem heroverde. Hierna verplaatste de strijd zich naar andere gewesten. In Friesland, Groningen en de Ommelanden, Drenthe, Overijssel en tot slot het sticht Utrecht, ging hij de strijd aan met de Habsburgers en hun handlangers. Er stond hem daarbij niet zozeer gebiedsuitbreiding voor ogen als wel de erkenning van de rechtmatigheid van zijn bestuur in Gelre en Zutphen door zijn grote opponent, de Duitse keizer Karel V. Na aanvankelijke successen werden de Gelderse troepen - aangevoerd door roemruchte veldheren als Maarten van Rossum en Bernt van Hackfort - overal door de Habsburgers verdreven. In 1528 ging Utrecht verloren, terwijl in 1536 de stad Groningen en ook Drenthe opgegeven moesten worden. Karel van Egmond wist zijn doel te bereiken wat betreft de erkenning door Karel V van zijn rechten in Gelre en Zutphen. Bij ieder vredestractaat werd echter gesteld, dat Gelre en Zutphen aan Karel V zouden vervallen, indien Karel van Egmond kinderloos zou overlijden. Toen zijn huwelijk met Elizabeth van Brunswijk kinderloos bleef, zocht men dan ook naarstig naar een opvolger. Karel van Egmond wilde dat zijn bezittingen aan de koning van Frankrijk, zijn bondgenoot, zouden toevallen. De steden en Ridderschappen zagen liever Willem van Kleef, Gulik, Berg en Mark als opvolger. Omdat Karel van Egmond zich halsstarrig bleef opstellen, werd hij in december 1537 afgezet, om een half jaar later als een verbitterd man te sterven. Erg lang heeft zijn opvolger Willem II niet van zijn Gelderse bezit kunnen genieten. In 1543 kwam Karel V het opeisen. Bij het Verdrag van Venlo (7 september 1543) werden Gelre en Zutphen geïntegreerd in de Habsburgse bezittingen. De rechten en privileges van steden en standen werden bij het Tractaat van Venlo (12 september 1543) erkend en gegarandeerd. De praktijk pakte echter anders uit, omdat de Habsburgse vorsten Karel V en Filips II (na 1555) centralisatie en modernisering van het bestuur voorstonden. De instelling van centrale bestuursorganen, zoals het Hof van Gelre en de Gelderse Rekenkamer, leidde weldra tot grote problemen. De stadhouder en het Hof kregen de regeringsmacht opgedragen, wat de invloed van de statenvergaderingen van de vier Kwartieren drastisch inperkte. Ondertussen was ook in Gelderland de Reformatie, eerst de Lutheraanse, later de Calvinistische, doorgedrongen. Hoewel de nieuwe leer in het Gelderse niet zo aansloeg, was Karel van Egmond al een fel bestrijder van de ketterij geweest. Zijn opvolger Willem II was weliswaar een sympathisant van de Reformatie, maar regeerde te kort in Gelre en Zutphen om invloed op de ontwikkelingen te kunnen uitoefenen. De Habsburgse vorsten, kampioenen {== afbeelding Het renaissance-praalgraf van Karel van Egmond, hertog van Gelre (†1538) in de (Herv.) Eusebius- of Grote Kerk te Arnhem (1994)==} {>>afbeelding<<} van het katholieke geloof, scherpten de vervolging aan. De instelling van de inquisitie en de centralisatie-politiek onder Filips II veroorzaakten niet alleen in Gelderland, maar in de gehele Nederlanden onrust en leidden in 1572 tot het begin van de Opstand. Dit was voor Gelderland, dat al te lijden had van economische achteruitgang, het begin van zware tijden. Koning Filips II zond al snel troepen om de opstand de kop in te drukken. Zo werd de rebellerende stad Zutphen in 1572 ingenomen en de bevolking nagenoeg uitgemoord. Gelre en Zutphen werden echter niet volledig onder koninklijk gezag teruggebracht. De in 1578 door de Gelderse Staten benoemde stadhouder Jan van Nassau, broer van Willem van Oranje, speelde hierin een belangrijke rol. Als fervent aanhanger van de protestantse leer bevorderde hij de Reformatie in Gelderland. Hij wist katholieken uit bestuursfuncties te weren en protestanten in hun plaats te benoemen. Rond 1595 had het protestantisme een overheersende plaats verworven in maatschappij en bestuur. Er bleef echter een omvangrijke katholieke minderheid bestaan, in de eerste plaats doordat het nog lang duurde voordat de Spanjaarden definitief uit heel Gelderland {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Opmeting van 't huijs tot Bemmel met omringend landgoed uit 1640, zoals opgemeten door landmeter Nicolaes van Geelkercken==} {>>afbeelding<<} verdreven waren en in de tweede plaats doordat een aanzienlijk deel van de Gelderse adel het katholieke geloof trouw bleef. In rang het eerste gewest In 1579 sloten de zeven noordelijke gewesten zich aan-één in de Unie van Utrecht om het hoofd te bieden aan de dwingelandij van hun landsheer Filips II. Binnen dit bondgenootschap was Gelre - als enige hertogdom - formeel de eerste in rang. Gelre was echter een economisch zwak en door oorlog geteisterd gewest, dat in de 17de eeuw geen Gouden Eeuw kende en dat nauwelijks zijn quote in de financiën van de Republiek kon dragen. Feitelijk lag het primaat dan ook bij het zeer welvarende Holland, dat Gelre slechts als buffer tegen invallers zag. Pas met de inname van Groenlo door Frederik Hendrik in 1627 waren de Kwartieren van Nijmegen, Zutphen en de Veluwe geheel van de Spanjaarden bevrijd. Het Overkwartier van Roermond bleef in Spaanse handen en raakte bij de Vrede van Münster in 1648 definitief van de rest vervreemd. Het politiek bedrijf speelde zich hierna afwisselend af in één van de drie overgebleven Kwartiershoofdsteden. Omdat de weinige centrale Gelderse overheidsorganen in Arnhem gevestigd waren, was deze stad bestuurlijk belangrijker dan Nijmegen en Zutphen. De vrijwaring van geweld was van korte duur, want in 1665-'66 vielen troepen van de prins-bisschop van Münster, die de heerlijkheid Borculo opeiste, de Achterhoek binnen. Dit was slechts een voorproefje van hetgeen vijf jaar later stond te gebeuren; in de zomer van 1672 vielen Franse, Keulse en Münsterse troepen de Republiek binnen en werden Gelderland, Overijssel, Utrecht en Drenthe in een mum van tijd bezet. Lodewijk XIV tooide zich gedurende twee jaar met de titel hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Toen Gelderland eind 1674 werd bevrijd, was er geen sprake van dat het gewest zonder meer weer in de Unie zou worden opgenomen. Daarop boden de Gelderse Staten in 1675 de hertogshoed aan stadhouder Willem III aan. Deze weigerde echter onder Hollandse en Zeeuwse druk. Wel liet hij een reglement op de regering opstellen dat hem zeer veel macht gaf, {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} met name wat betreft de begeving van ambten. Hiervan heeft hij ten volle gebruik weten te maken; overal in het gewest hielp hij zijn vertrouwelingen op het kussen. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat er na de dood van koning-stadhouder Willem III in 1702 een reactie kwam op diens beleid. De Gelderse Staten besloten geen nieuwe stadhouder te benoemen. Van de kant van de bevolking kwam er een veel heftiger reactie, die bekend staat als de Plooierijen. In de steden zetten de aanhangers van de zogenaamde Nieuwe Plooi de vertrouwelingen van Willem III, de Oude Plooi, aan de kant. Met name in de Kwartieren van Nijmegen en de Veluwe ging het er hevig aan toe; boeren weigerden nog langer belasting te betalen en in enkele steden volgden zelfs executies. De beweging verloor echter al snel aan kracht en in 1718 zaten de regenten weer stevig in het zadel. Niet lang daarna, in 1722, besloten de Staten een zeer beperkt stadhouderschap op te dragen aan Willem IV. Het verlangen niet langer afhankelijk te zijn van Hollandse inmenging in geval van interne tegenstellingen, speelde hierbij een belangrijker rol dan genegenheid voor de stadhouderlijke zaak. Ondanks alle onrust slaagde Gelderland erin samen met Overijssel en Utrecht in de jaren 1705-'07 een belangrijk {== afbeelding Het in 1685-'86 voor koning-stadhouder Willem III gebouwde, en in 1691-'94 uitgebreide, paleis het Nieuwe Loo te Apeldoorn, nu Koninklijk paleis Het Loo (1986)==} {>>afbeelding<<} project uit te voeren: de aanleg van het Pannerdens Kanaal. Overstromingen in het begin van de 16de eeuw hadden de waterverdeling in de rivieren Rijn, Waal en IJssel drastisch veranderd. Hierdoor stroomde er slechts weinig water door Nederrijn en IJssel, terwijl de Waal het merendeel te verwerken kreeg. Met de aanleg van het Pannerdens Kanaal werd hierin verbetering aangebracht. Op politiek gebied werd het in 1747 weer onrustig. De Franse inval in Staats-Vlaanderen leidde tot hevige onlusten, wat Willem IV als eerste algeheel stadhouder in de Republiek aan de macht bracht. In Gelderland verdween het beperkte stadhouderschap en werd het regeringsreglement hersteld en zelfs nog uitgebreid. Willem IV en later Willem V bezaten dus aanzienlijk meer macht dan Willem III, maar hadden niet de persoonlijkheid deze ten volle te benutten. Via een uitgebreid patronagestelsel trachtten de beide erfstadhouders greep te krijgen en te houden op de bestuurlijke gang van zaken. Dit leidde vanaf de jaren zeventig tot de opkomst van de patriotten die de uitwassen van het stadhouderlijk bewind {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} aan de kaak stelden. In Gelderland wist deze beweging niet de overhand te krijgen, zoals bijvoorbeeld in Holland en Overijssel. Elburg en Hattem waren de enige echte patriottenbolwerken en deze werden in 1786 door Willem V met geweld tot de orde geroepen. Elders werd Willem V een jaar later door een Pruisische militaire interventie weer in zijn vroegere machtspositie hersteld. De dagen van de Republiek waren echter geteld; in de winter van 1794-'95 werd zij door de Franse revolutionaire legers onder de voet gelopen. Grote Veranderingen Het nieuwe revolutionaire bewind voerde in 1795 direct belangrijke veranderingen door. Zo raakten adel en patriciaat hun standsgebonden privileges kwijt, werden zij als representanten van het oude bewind uit hun bestuursfuncties ontslagen en werden standscolleges, zoals de drie kwartierlijke Ridderschappen, opgeheven. Ook de protestantse kerk raakte de bevoorrechte positie kwijt en de repressie van andere godsdiensten werd gestaakt. Aan de gewestelijke autonomie kwam een einde na de staatsgreep van 1798 en de daaruit voortvloeiende staatsregeling. De Bataafse Republiek was voortaan een eenheidsstaat, bestaande uit acht departementen waarvan de grenzen dwars door de oude gewesten getrokken waren. Gelderland was verdeeld over drie departementen, namelijk die van de Rijn, de Oude IJssel en de Dommel. In 1801 herstelde men de provincies weliswaar in hun oude grenzen, maar de soevereiniteit lag definitief bij de eenheidsstaat. Arnhem werd hoofdstad van het departement Gelderland en is daarna altijd hoofdstad gebleven. Met de economie ging het in de Bataafs-Franse tijd slecht, hoewel dat in het agrarische Gelderland minder merkbaar was dan in het van de handel afhankelijke Holland. Wel ondervond het Rivierengebied in 1801 en 1809 ernstige problemen door grote overstromingen. Bij de laatste overstroming kwam Lodewijk Napoleon, de in 1806 geïnstalleerde koning van Holland, poolshoogte nemen. Zijn rol was in 1810 alweer uitgespeeld, toen Napoleon besloot de Nederlandse departementen bij het Franse keizerrijk in te lijven. Tijdens de Franse bezetting zijn veel bestuurlijke veranderingen doorgevoerd, zoals de invoering van de burgerlijke stand, het kadaster en het metrieke stelsel. Toen de Fransen eind 1813 verdreven waren en erfprins Willem eerst als soeverein vorst en later als koning de regering over de Nederlanden aanvaardde, werden maar weinig veranderingen teruggedraaid. Wel werd er in het provinciaal bestuur het een en ander hersteld van de standenmaatschappij van voor 1795. Zo werd er een Gelderse Ridderschap ingesteld, die als kiescollege fungeerde voor één derde van de zetels in de Provinciale Staten. De overige Statenleden waren vertegenwoordigers van de steden en het platteland. Dit politiek bestel sneuvelde bij de grondwetsherziening van 1848; de Ridderschap verdween in 1850 als kiescollege, terwijl in 1851 met de gemeentewet het onderscheid tussen stad en platteland werd opgeheven. De Gelderse economie begon zich in de 19de eeuw te herstellen en zelfs op te bloeien. De betere ontsluiting van de provincie door de aanleg van kanalen en verharde wegen was daarbij belangrijk. De verdeling en ontginning van de markegronden leidde tot een aanmerkelijke toename van het landbouwareaal en bosgebieden. De sinds het eind van de 18de eeuw almaar groeiende bevolking zorgde voor een vergroting van de afzetmarkt. Plaatsen als Winterswijk, Ede en vooral Apeldoorn groeiden flink uit. De industrialisering drong vanaf het midden van de 19de eeuw ook in Gelderland door. De oude papiernijverheid op de Veluwe en de metaalnijverheid in de Achterhoek werden geïndustrialiseerd, langs de grote rivieren ontstond een bloeiende baksteenindustrie en hier en daar vestigden zich textielfabrieken. In 1845 kwam de eerste spoorwegverbinding in Gelderland tot stand; Arnhem werd via Utrecht met het westen van het land verbonden. In de periode 1856-'88 volgden diverse andere verbindingen, die Gelderland verder ontsloten en verbonden met nieuwe afzetmarkten. Deze ontwikkelingen verliepen zeker niet zonder slag of stoot. Zowel in 1840 als in 1877 moest de Gelderse landbouw het hoofd bieden aan een ernstige crisis. Veel monumenten uit het verleden gingen verloren; diverse adellijke huizen op het platteland werden gesloopt. De sloop van de vestingwerken rondom veel steden na 1870 - al eerder in Arnhem - moest de noodzakelijk geachte grootschalige stadsuitbreidingen mogelijk maken. Veranderde opvattingen omtrent volkshuisvesting en hygiëne speelden daarbij een belangrijke rol. Na de eeuwwisseling kwam de aanleg van riolering, waterleiding en elektriciteit op gang, eerst in de grote steden, later ook elders. De mobiliteit begon in die tijd sterk toe te nemen en het wegennet werd verbeterd. De Eerste Wereldoorlog zorgde voor een tijdelijke economische inzinking; de echte klap kwam echter in 1929 met de wereldwijde economische crisis. De Gelderse landbouw en industrie werden hard getroffen, wat gepaard ging met grote werkloosheid. De vissers uit de Gelderse Zuiderzeesteden werden dubbel getroffen; door de crisis èn door de afsluiting van de Zuiderzee in 1932. In het kader van de werkverschaffing stelde men de werklozen te werk bij ontginnings- en infrastructurele projecten, zoals de aanleg van het Twentekanaal. De provincie had zwaar te lijden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de inval van Duitse troepen in de {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De bij een bombardement in 1945 verwoeste (Herv.) Grote- of St.-Catharinakerk te Doetinchem (1945)==} {>>afbeelding<<} vroege ochtend van 10 mei 1940 was de provincie ondanks schermutselingen om de bruggen over de grote rivieren al snel in Duitse handen; een groot deel van de Wageningse binnenstad in puin achterlatend. Bij de bevrijding werd er in Gelderland zwaar en langdurig gevochten; het front lag in Gelderland van september 1944 (operatie Market Garden) tot maart 1945 stil. Dit had desastreuze gevolgen. Bij beschietingen over en weer en bij bombardementen vielen talloze slachtoffers onder de soldaten en de burgerbevolking en leed het Rivierengebied grote schade. De steden Arnhem, Nijmegen, Zutphen en Doetinchem werden zwaar getroffen. Ondanks de restauraties tijdens de wederopbouw is de provincie op tal van plaatsen blijvend getekend. Desalniettemin toont Gelderland nog steeds in zeer veel monumenten haar rijke verleden. {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} Stijl en verschijningsvorm Inleiding Elk gebouw heeft een eigen vorm, indeling en decoratie en is op een bepaalde wijze geconstrueerd met de beschikbare bouwmaterialen. Al die elementen zijn in de loop der tijd aan verandering onderhevig. Als vingerafdrukken van hun tijd tonen ze gezamenlijk een architectonische ontwikkeling, waarin smaak en functie, ofwel stijl en verschijningsvorm, bepalend zijn. Om de belangrijkste in dit boek gebruikte architectonische termen in een breder kader te plaatsen. wordt in dit hoofdstuk de stilistische ontwikkeling beknopt geschetst. Over de naamgeving van de stijlen valt op details te twisten. Wij hebben gekozen voor een consistente naamgeving conform Bouwstijlen in Nederland (1040-1940), nader uitgewerkt in de Architectuur- en tuinstijlen thesaurus van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Twee begrippenparen verdienen hier kort de aandacht: intentie en verwatering. Vormen zijn slechts zelden louter decoratie. Niet altijd kan achteraf de juiste betekenis worden achterhaald, maar veel vormcombinaties zijn bewust met een bepaalde betekenis toegepast. Verwatering treedt op als het uitdrukkingsmiddel sleets wordt. Parallel aan de bovenstroom met toparchitectuur bestaat er een soberder onderstroom. Het verschil wordt veelal bepaald door de financiële middelen die, indien ruim voorhanden, tot stijlzuivere architectuur leiden en anders tot gebouwen met stilistische invloeden of ontwerpen waarin slechts details in stijl aanwijsbaar zijn. De trendsettende bovenstroom krijgt in dit boek ruime aandacht, maar de trendvolgende onderstroom wordt niet vergeten. Immers, het gros van de gebouwde omgeving behoort tot deze laatste categorie. Romaans en gotiek Uit het eerste millennium van onze jaartelling zijn nagenoeg geen zichtbare sporen bewaard gebleven. In Elst zijn restanten van twee Romeinse tempels en een 8ste-eeuwse Karolingische kerk aangetoond. In Oosterbeek zijn de resten van een 10de-eeuws schip met drie absiden aan het licht gebracht. Het idee dat de St.-Nicolaaskapel in Nijmegen nog een Karolingische kern bezit, lijkt achterhaald. Over de datering van dit gebouw verschillen de {== afbeelding De St.-Nicolaaskapel op het Valkhof te Nijmegen, voorbeeld van een vroeg-romaans gebouw uit het tweede kwart van de 11de eeuw==} {>>afbeelding<<} meningen: circa 1030 dan wel kort na 1047. Dit is de periode waarin veel kerken in romaanse stijl verrezen. Volgens de huidige inzichten werd de Zutphense St.-Walburgiskerk rond 1046 gesticht door de Utrechtse bisschop Bernold, maar is in latere tijden ingrijpend gewijzigd. Het romaanse tufstenen schip van de Herv. kerk te Wilp, met zijn hoge en smalle romaanse vensters stamt uit de tweede helft van de 11de eeuw. Vooral in het rivierengebied zijn enkele kerken van latere vernieuwingen verschoond gebleven, getuige het kerkschip te Andelst (11de eeuws), het door rondbogen gelede kerkschip te Wadenoijen, het schip te Kerkwijk en het schip en de toren van de kerk te Dodewaard, alle uit circa 1100. Elders zijn vooral romaanse tufstenen torens bewaard gebleven. Die {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} te Oene (begin 12de eeuw) en Vorchten (kort na 1176) hebben een zogeheten gereduceerd westwerk, dat wil zeggen een toren met zijruimten en op de verdieping een kapel die in open verbinding met het schip staat. Het mooiste voorbeeld van een romaanse toren, geleed door rondboogfriezen, spaarvelden en lisenen, staat te Rheden (eerste helft 12de eeuw). Eenvoudiger van vorm zijn onder meer de 12de-eeuwse torens van Drempt, Groessen, Ellecom en Ermelo. Deze vormentaal gaat nog tot in de 14de eeuw door, gezien de torens van Garderen en Geesteren. Van de profane romaanse gebouwen is weinig bewaard gebleven, met uitzondering van het in tufsteen uitgevoerde deel van de proosdij te Zutphen (eerste helft 13de eeuw). In dit gebouw bevinden zich ook enkele vensters in romano-gotische vormen, bestaande uit een kleine opening met twee gekoppelde spitsbogen binnen een rechthoekige omlijsting. Vergelijkbare vensters komen ook elders in Zutphen voor. Het beste voorbeeld van de klassieke gotiek is de in 1306-'07 gebouwde Broederenkerk te Zutphen; deze rijzige basiliek is voorzien van luchtbogen. De 14de-eeuwse Walburgiskerk te Arnhem behoort evenals het koor van de St.-Maartenskerk te Zaltbommel tot de Nederrijnse gotiek, die is gemodelleerd op de Dom van Xanten (ontstaan tussen 1263 en 1311). Kenmerkend daarbij is het zogeheten vensterbanktriforium met opengewerkte balustrade. Verder is onder leiding van Gisbert Schairt van Bommel (Dombouwmeester van Xanten) tussen circa 1420 en 1456 voltooide koorpartij van de Stevenskerk te Nijmegen een goed voorbeeld, evenals de in 1452 begonnen vergroting van de Eusebiuskerk te Arnhem. Gisbert Schairt had mogelijk ook de hand in het ontwerp voor de kerktorens van Zaltbommel en Didam. Samen met die te Tiel, Arnhem en Doesburg vormen ze één groep, met als belangrijkste kenmerk de overhoekse steunberen. Ook de kerktorens van Hees bij Nijmegen en Elst hebben Nederrijnse vormen. Deze werden, getuigde de ophoging van de kerktoren te Beesd, nog tot het midden van de 16de eeuw toegepast. In diverse Gelderse steden werden in de 15de eeuw eenbeukige laat-gotische kerken gebouwd, zoals de Mariënburgkapel te Nijmegen (circa 1431), de kloosterkerken van de St.-Agnieten te Elburg en Zutphen, die van het St.-Catharinaklooster en het Fraterhuis te Harderwijk en de gasthuiskerken te Doesburg, Doetinchem en 's-Heerenberg. Eveneens kenmerkend voor deze periode is dat in de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw verschillende grotere kerken tot hallenkerken werden verbouwd. Te Zutphen geschiedde dit bij de Walburgiskerk rond het midden van de 15de eeuw, bij de Nieuwstadskerk rond 1500. De kerken van Doetinchem en Lochem werden {== afbeelding Het rond 1500 gebouwde Mariaportaal van de (Herv.) Grote of St.-Walburgiskerk te Zutphen is een goed - maar in de loop van de tijd diverse malen gerestaureerd - voorbeeld van de flamboyante late gotiek==} {>>afbeelding<<} respectievelijk kort na 1527 en na 1543 verbouwd. Bij veel Gelderse dorpskerken veranderde men in de 16de eeuw het bestaande schip tot een pseudobasilicaal schip, waarbij de zijbeuken langs de toren werden doorgetrokken, zoals te Hengelo (eind 15de eeuw), Wehl (rond 1500) en Winterswijk. Andere voorbeelden zijn de kerken van Rheden (voltooid 1505), Dinxperlo (voltooid 1509), Zevenaar (1532) en Aerdt (1536). Een rijke laatgotische detaillering hebben de kerkportalen te Zaltbommel en Winterswijk. Flamboyant laat-gotisch van vorm zijn de kerkportalen te Zutphen en Nijmegen. Ook het koor en de kooromgang van de Grote Kerk te Harderwijk vormen een goed voorbeeld van de late gotiek. Van de profane gotische bouwkunst restereert nog vrij veel, vooral in de steden. Het betreft veelal woonhuizen die achter de gevels een middeleeuwse kern hebben behouden. Mooie voorbeelden van laat-gotische profane architectuur zijn het huis Donkerstraat 26 te Harderwijk en huize De Pauw en Pniël in Doesburg. Kenmerkende laat-gotische trapgevels met overhoekse pinakels en korfboognissen hebben ook de stadhuizen van Doesburg en Culemborg (1534-'39). {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} Renaissance en maniërisme In het tweede kwart van de 16de eeuw werden renaissance-vormen in ons land voor het eerst toegepast. Deze uit de klassieke oudheid afgeleide vormen werden in de loop der tijd geregeld herschikt en aangepast. In Gelderland werden ze al snel toegepast, al geschiedde dit vaak nog niet op een wijze die later als correct werd beschouwd. {== afbeelding De schouw in Huis Ter Horst te Loenen uit 1557 is een rijk voorbeeld van vroege renaissance-vormen (1959)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Het (Koninklijke) weeshuis te Buren uit 1613 is met zijn kruiskozijnen en speklagen een uitgesproken voorbeeld van het maniërisme==} {>>afbeelding<<} Het beste is dit te zien aan de rond 1560 uitgevoerde, wat ‘geknutselde’, pilasterstelling in vroege renaissance-vormen aan de toren van kasteel De Cannenburg te Vaassen. Maarten van Rossum liet al rond 1535 in Zaltbommel een huis bouwen, waar deze vroege renaissance-vormen werden toegepast; onder meer bij de ingangspartij (met kandelaberzuilen). Van het door zijn broer Johan in Zaltbommel gebouwde huis, zijn na de sloop onderdelen in vroege renaissance-vormen verwerkt in de gevel van Waterstraat 26 (circa 1550). Het Arnhemse Duivelshuis (stadhuis) uit 1539-'46 vertoont verwante vormen. In Nijmegen ontwierp Herman van Herengrave in deze vormen de Latijnse School (1544) en de voorgevel van het stadhuis (1553). Het mooiste interieuronderdeel in deze stijl is de schouw in huis Ter Horst te Loenen (1557). De Tachtigjarige Oorlog bracht de bouwactiviteiten vrijwel geheel tot stilstand. Men hervatte ze pas na circa 1590 in een stijl die maniërisme heet vanwege haar assimilatie van Italiaanse renaissancevormen met de traditionele bouwwijze. Kenmerkend voor deze stijl zijn de afwisseling van baksteen met natuursteenlagen, trapgevels met klauwstukken en band- en rolwerk. Het mooiste voorbeeld is het in 1613 in Buren gestichte (Koninklijke) weeshuis, een voor die tijd zeer fors gebouw naar ontwerp van Adriaen Fredericksz van Oudendijck met zowel een monumentale toegangspoort als een rijke ingangspoort. De maniëristische topgevels van huis De Moriaan te Arnhem (circa 1590) en de bovenbouw van de Kerkboog in Nijmegen (1605) zijn ontleend aan de voorbeeldboeken van Hans Vredeman de Vries. Ook kasteel Keppel {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft een topgevel met band- en rolwerk uit 1615. De Nijmeegse waag werd in 1612 gebouwd naar plannen van Pieter Ariaensz van Delft. Opvallend voor de Achterhoek en het aangrenzende Salland zijn de huizen met in- en uitgezwenkte gevels voorzien van pinakels; deze gevels noemde men vroeger wel Gelders-Overijsselse gevels. Diverse voorbeelden zijn te vinden in Zutphen, zoals Sprongstraat 13 (1591) en Laarstraat 48 (1632) en in Doesburg voor, zoals Huis Schoonhoven en Gasthuisstraat 20 (beide rond 1600). Andere goede voorbeelden zijn het Huis te Lathum en de boerderij 't Meyerink nabij Zutphen (circa 1628). Aan het Wijnhuis (annex waag) te Zutphen is de ontwikkeling naar het late maniërisme herkenbaar; de maniëristische waagpoort stamt uit 1616-'20, de bovenste laatmaniëristische geledingen van de wijnhuistoren kwamen in 1637-'41 tot stand; een in 1945 verwoeste portiek van het gebouw uit 1659 had meer classicistische kenmerken. De ontwerper van deze portiek, Edmond Hellenraet, was al in 1639 betrokken bij de bouw van de Zutphense Ruiterkortegaard. De kwabmotieven in de klauwstukken aldaar zijn een laat-maniëristisch kenmerk. Verder was hij betrokken bij de verbouw van het stadhuis te Lochem (1634-'39). Classicisme en Lodewijkstijlen Midden 17de eeuw werd er in Gelderland relatief weinig gebouwd. Wat tot stand kwam, verrees in (Hollands-) classicistische stijl, met zijn kenmerkende strakke en symmetrische vormen en voorzien van frontons en kolossale pilasters. In 1642 kreeg de Arnhemse Sabelspoort een classicistische gevel en in Nijmegen werd het Protestants weeshuis in 1644 aan de binnenplaats voorzien van een classicistische gevel met kolossale pilasterordening. Verder werden diverse kastelen in deze stijl hersteld, zoals kasteel Ammersoyen (1648-'67) en kasteel Biljoen bij Velp (1661). De toren van de Herv. kerk van Buren kreeg in 1661-'62 een classicistische bekroning. In de toen nog Kleefse enclaves Zevenaar en Lobith verrezen respectievelijk in 1658 en 1660 classicistische zaalkerken. Het Hof van Heeckeren te Zutphen kreeg in 1670 een kolossale pilasterordening; bijzonder is de uit 1697 stammende schelpenkoepel aldaar. In het laatste kwart van de 17de eeuw bouwde men in de stijl van de strakke stijl, oftewel het ‘pilasterloos’ classicisme. Het belangrijkste voorbeeld is het in 1685-'86 voor stadhouder Willem III gebouwde, en in 1691-'94 uitgebreide, paleis het Nieuwe Loo te Apeldoorn, naar plannen van Jacob Roman en interieur- en tuinontwerpen van Daniël Marot. Roman en Marot ontwierpen ook het huis de Voorst te Eefde. Roman tekende verder voor de verbouwing van kasteel Middachten (1694-'97), {== afbeelding Het Hof van Xanten te Nijmegen kreeg in het midden van de 17de eeuw een classicistische voorgevel met kolossale pilasters in dorische vormen==} {>>afbeelding<<} maar liet de uitvoering over aan Steven Vennecool. Aan het eind van de 17de eeuw verschoof het culturele zwaartepunt in Europa van Italië naar Frankrijk en het Franse hof. In Nederland wordt daarom de architectuur van de 18de eeuw ingedeeld in drie Lodewijkstijlen. Tot 1740 gaat het om de zware, maar symmetrische en decoratieve vormen van de Lodewijk XIV-stijl, gevolgd door de Lodewijk XV-stijl of rococo, met zijn zwierige asymmetrische rocaille-motieven. Van 1775 tot 1815 kenmerkt de vormgeving zich door de elegante, slanke en symmetrische vormen van de Lodewijk XVI-stijl, later overgaand in de empire-stijl. Vooral de Gelderse adel paste men de Lodwijkstijlen toe bij de (ver)bouw van hun huizen in de stad en op het land. Belangrijk is het werk van de architect Gerrit Ravenschot. Bij kasteel Keppel werd naar zijn plannen uit 1729 een verbouwing doorgevoerd. Ravenschot ontwierp ook voor De Poll te Busslo (1726), Huis te Baak (1738) en Rhederoord te De Steeg (1745). Daarnaast tekende hij in zijn lange carrière de toren van de Herv. kerk te Terborg (1723) en de gevangenis te Doetinchem (1766). {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} Diverse kastelen kregen een nieuwe pronkrisaliet in Lodewijk XIV-vormen, zoals Het Onstein te Kranenburg (1711), Zwaluwenburg bij Elburg (1728), Ruurlo (1728) en Ampsen bij Lochem (kort na 1751). Ook bij enkele stadshuizen was dat het geval; Halterstraat 20 (1726) en Huize van de Kasteele (1733) te Zutphen en Bruggestraat 49 te Harderwijk (1712). De invloed van de adel in het stadsbestuur is goed te zien aan de pronkrisaliet met adellijke wapens van het stadhuis te Lochem (1741). Het in 1739-'42 gebouwde Huis 't Joppe heeft een gevel in Lodewijk XIV-vormen, maar een trappenhuis in Lodewijk XV-vormen. Ook in het Ambtsmanshuis te Tiel (1755), huis Ruurlo (1768), Padevoort bij Zeddam (circa 1700) en Ampsen bij Laren (1778) bevinden zich plafonds in Lodewijk XV-stijl. Fraai is de uit 1768 stammende rococo stadspomp op de Markt in Tiel. Het huis Zypendaal bij Arnhem (1762) en De Kieftskamp bij Vorden (1776) kregen een pronkgevel in Lodewijk XV-vormen. In de steden zijn goede voorbeelden van deze stijl te vinden te Arnhem, zoals Bovenbeekstraat 21 (circa 1755) en Mariënburgstraat 12 (circa 1760), maar ook te Zutphen aan de Zaadmarkt 91 (circa 1760) en Elburg, Van Kinsbergenstraat 2 (1778). Bijzonder is de in 1780-'82 gebouwde grote zaal van kasteel Biljoen te Velp met een in stuc uitgevoerde ‘Vedute di Roma’ naar het werk van G.B. Piranesi. Stucwerkplafonds ontstonden kregen ook kasteel Keppel (1781), kasteel Hoekelum bij Bennekom (1787), het Oude Burger Mannen- en Vrouwenhuis te Tiel (1804) en het Ambtshuis te Druten (1841); de laatste drie zijn van de hand van J.M. Rieff. In de tweede helft van de 18de eeuw kregen enkele openbare gebouwen hun huidige aanzien in Lodewijk XVI-vormen, zoals de waag te Arnhem (1761) en het stadhuis (1760) te Zaltbommel. Opvallend zijn ook de vismarkten te Zaltbommel (1776) en Tiel (1789). Daarnaast ging de modernisering van de landhuizen gewoon door: zoals bij Morren te Oosterwolde (1771), Verwolde bij Laren (1776) en Ter Horst bij Loenen (1791). De waag te Zaltbommel (1789) en de ingangspartij van de Broederenkerk te Zutphen (1826) hebben beide een fronton met daarin een oeil-de-boeuf omgeven door guirlandes. De rankere vormen van het eerstgenoemde gebouw en de robustere vormen van het andere weerspiegelen de overgang van Lodewijk XVI-stijl naar empire-stijl. Neoclassicisme en eclecticisme Pas enige jaren na de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 trok de economie aan. Met de empire-stijl ontstond een hernieuwde oriëntatie op de klassieke vormen, met name de strengere Griekse. Dit leidde tot een stijl die we nu neo-Grec noemen en die {== afbeelding Het stadhuis van Harderwijk met zijn uit 1837 stammende middenrisaliet, voorzien van gekoppelde dorische zuilen, is een voorbeeld van neo-Grec, de vroege variant van het neoclassicisme==} {>>afbeelding<<} midden 19de eeuw overging in het neoclassicisme. In de details blijven de empire-vormen nog enige tijd zichtbaar; zoals bij Wooldstraat 16 te Winterswijk (circa 1820) en Huis de Pol te Doetinchem (1830). De robuuste dorische portico van het stadhuis van Harderwijk (1837) is een voorbeeld van neo-Grec. Ook de poortgebouwen van de begraafplaatsen te Doesburg en Zutphen (beide circa 1830) hebben dezelfde strenge vormen. De wettelijke gelijkstelling van de godsdiensten in 1798 leidde in 1824 tot een Koninklijk Besluit dat een subsidieregeling introduceerde voor de kerkenbouw en dat de beoordeling van de bouwplannen door het Ministerie van Waterstaat verplicht stelde. Deze toetsing was echter beleidsmatig van aard en had geen invloed op de stijl; dit is de reden waarom we in dit boek de vaak gebruikte term ‘waterstaatsstijl’ vermijden. Vroege voorbeelden van neoclassicistische kerken zijn de hervormde kerken te Wijchen (1829), Velp (1839) en Dieren (1846), maar ook de sterk op elkaar lijkende kerken van Doornspijk (1829) en Laren (1834). Verder verrezen er enkele katholieke kerken in deze stijl, te zien in Busslo (1818), Zaltbommel (1837) en Loenen (1847). Neoclassicisme was zeer geschikt voor landhuizen. Goede voorbeelden zijn De Baank te Warnsveld (1826), Het Regelink te Hengelo (1832), huis Klarenbeek (1842). Hetzelfde geldt ook voor burgemeesterswoningen zoals te Herwijnen (1841) en Ophemert (1850) en voor herenhuizen, zoals Zaadmarkt 93 te Zutphen (circa 1820), Burchtstraat 69-71 te Nijmegen (1845), de Fromberghuizen te Arnhem (1853) en Nudestraat 1-15 te Wageningen (1872). Ook enkele sociëteitsgebouwen zijn in deze stijl gebouwd, te weten in Tiel (1842), Doesburg (1850), Lochem (1865) en Arnhem (1873). {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het internaat Ruimzicht te Doetinchem uit 1868 is een goed voorbeeld van het eclecticisme met zijn wit gepleisterde gevels en geprefabriceerde decoratieve elementen als consoles en vensteromlijstingen (1987)==} {>>afbeelding<<} Classicistische vormen gecombineerd met rondbogen en wenkbrauwen worden ook wel aangeduid als romantisch classicisme. De synagoge van Hattem (1873) heeft dergelijke wenkbrauwen. Tot de latere voorbeelden van het neoclassicisme behoren de HBS te Apeldoorn (1867) en de poortgebouwen van de begraafplaatsen te Doetinchem (1892) en Nijmegen (1897). Naarmate men meer stijlinvloeden naast elkaar gebruikte, is het moeilijker te bepalen of het nog om neoclassicisme of om eclecticisme gaat. Eclecticisme is strikt genomen het op een originele wijze verwerken van de beste elementen uit vroegere stijlen. In de praktijk gaat het veelal om gebouwen met een neoclassicistische hoofdvorm waarbij de geprefabriceerde decoratieve elementen, zoals consoles en vensteromlijstingen, het eclectische karakter bepalen. De meest opvallende voorbeelden hiervan zijn het internaat Ruimzicht (1868) en de kerk Predik het Evangelie (1881) te Doetinchem, beide ontstaan op initiatief van ds. J. van Dijk, en het uitzonderlijke rijke gerechtsgebouw te Tiel (1879). Andere voorbeelden zijn de sociëteiten te Zaltbommel (1871) en Apeldoorn (1878), en de raadhuizen van Groenlo (1874) en Heteren (1875). Landhuizen in deze stijl zijn onder meer Westerbeek te Beek (1868), Vanenburg te Putten (1870) en De Matanze te Terwolde (circa 1880). Opmerkelijk zijn ook de eclectische winkelpanden, zoals Turfstraat 2-2a te Zutphen (circa 1890) en Kerkstraat 3 te Dieren (1895). Neogotiek en neorenaissance Omstreeks 1830 wordt uit Engeland een decoratieve, sterk romantisch getinte vorm van neogotiek overgenomen, die in Nederland ook wel Willem II-gotiek wordt genoemd. De mooiste voorbeelden daarvan in Gelderland zijn Huis Rossum (1848), landhuis Schaffelaar te Barneveld (1852; A. van Veggel) en Huis Scherpenzeel (1857; S.A. van Lunteren), alle zijn voorzien van gepleisterde decoraties in de vorm van kantelen, arkeltorens, balustraden en vensteromlijstingen. Ook de Gelderse Toren te Spankeren kreeg in 1868 een quasi-middel-eeuws uiterlijk. Andere voorbeelden zijn de synagoge te Culemborg (1867) en de kerken te Haaften (1851), Rumpt (1851) en Neerijnen (1865) en de baarhuisjes te Velp en Oosterbeek. Kort na 1850 verscheen de Frans geïnspireerde neogotiek, waarbij men een ‘archeologisch’ zuiver gebruik van gotische vormen nastreefde. De neogotiek werd bij uitstek de stijl voor Rooms-Katholieke kerken, waarvan de bouw na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (1853) een hoge vlucht nam, vooral toen na 1868 de eerdere overheidsbemoeienis werd losgelaten. Tot de vroegste voorbeelden behoren de door P.J.H. Cuypers in 1856 ontworpen, maar pas in 1867 gewijde kerk van Kranenburg. Verder ontwierp hij een dominicanerklooster in Huissen (1856) en kerken te Ruurlo (1868), Druten (1874) en Nijmegen (St. Antonius Abt, 1879). De provincie Gelderland behoorde voor het deel boven de Maas tot het bisdom Utrecht en voor het overige tot het bisdom 's-Hertogenbosch. In dat laatste deel kwamen kerken tot stand naar plannen van architecten die ook veel in Noord-Brabant werkzaam waren, zoals H.J. van Tulder (Dreumel, 1868), C. van Dijk (Maasbommel, 1868; Batenburg, 1874) en C. Weber (Puifluik bij Druten, 1868; Afferden, 1890; Overasselt, 1891). Het meest productief was C. Franssen met acht neogotische kerken, waarvan de meest karakteristieke te Bergharen (1893) verrees. Boven de Maas werden de eerste Rooms-Katholieke kerken ontworpen door H.J. Wennekers, zoals die te Steenderen (1862), Joppe (1866) en Vierakker (1868). Daarna werd het beeld hoofdzakelijk bepaald door het werk van A. Tepe, waarvan nog een kleine twintig kerken bestaan. De belangrijkste daarvan zijn die te Loo (1873) en te Baak (1889). Verder werden enkele kerken ontworpen door G. te Riele, zoals te Rekken (1871) en te Twello (1887). Het belangrijkste werk van J.W. Boerbooms is de St.-Werenfriduskerk te Zieuwent (1898). Tot de laat-neogotische kerken behoren die te Vaassen (1916; H. Kroes), de Groenestraatkerk te Nijmegen (1909; A.A.J. Margry) en de kerk te Etten (1924; J.Th.J. Cuypers). Andere neogotische uitingen zijn het imposante Canisiuscollege te Nijmegen (1898; N. Molenaar), het St.-Elisabeth's Gasthuis te Arnhem (1893; J.W. Boerbooms) en de kloosters te Huissen (1890), Etten (1903) en 's-Heerenberg (1908). Zelfs enkele niet-katholieke kerken werden in neogotische {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Gepleisterde decoraties in de vorm van kantelen, arkeltorens, balustraden en vensteromlijstingen maken het landhuis Schaffelaar te Barneveld uit 1852 een goed voorbeeld van Willem II-gotiek (1995)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Het woonhuis Burghardt van den Berchstraat 3 te Nijmegen uit 1895 is met zijn trapgevels en gepleisterde speklagen een voorbeeld van de neorenaissance==} {>>afbeelding<<} stijl gebouwd, getuige de Herv. kerken te Varik (1880) en Keppel (1880), en de Geref. kerken te Apeldoorn (1898) en Nunspeet (1900). Behalve voor kerken bleek de neogotiek ook bij uitstek geschikt voor overheidsgebouwen, zoals de koepelgevangenis te Arnhem ((1882) en het door J. van Lokhorst ontworpen internaatsgebouw Duivendaal te Wageningen (1881). Een eigen neogotisch karakter hebben het douanekantoor te Tolkamer (1906/1915) en de postkantoren naar ontwerp van C.H. Peters, zoals die te Arnhem (1888), Apeldoorn (1907) en Dieren (1915). Slechts enkele woonhuizen werden in neogotische stijl gebouwd, zoals de villa De Koppel te Lochem (1884; N. Molenaar), het woonhuis St.-Annastraat 73 te Nijmegen (circa 1890; D. Semmelink) en - als meest opvallende voorbeeld - landhuis ‘'t Slotje’ te Nijmegen (1907; W. Hoffman). Tegen 1875 ontstond de derde belangrijke neo-stijl, de neorenaissance, die teruggreep op de (maniëristische) architectuur van de late 16de en vroege 17de eeuw. Het mooiste voorbeeld is de Grote Kerk te Apeldoorn die na een prijsvraag in 1891-'92 tot stand kwam naar plannen van J. Verheul. De neorenaissance werd vooral een passende stijl gevonden voor gebouwen van de stedelijke overheid, zoals raadhuizen. Bij de raadhuizen te Kerkdriel (1887), Borculo (1887) en Zevenaar (1903) bepalen trapgevels en speklagen het beeld. Andere voorbeelden zijn het stedelijk gymnasium (1881) en het rijksbelastingkantoor (1906) te Zutphen, het burgerweeshuis te Tiel (1904), de openbare lagere scholen te Dieren (1893) en Doetinchem (1895) en het poortgebouw van de nieuwe Alg. begraafplaats te Apeldoorn (1896). In neorenaissance-stijl kwamen ook enkele rijk uitgevoerde landhuizen tot stand, zoals De Michaëlshoeve te Brummen (1884), De Cloese bij Lochem (1886; N. Molenaar) en 't Suideras te Vierakker (1890; G.A. Ebbers). In de steden verrezen hele straten met herenhuizen en villa's in deze stijl, met name in de stadsuitleg van Nijmegen. Andere voorbeelden zijn de Herv. pastorie te Terborg (1891; H.J.L. Ovink) en de villa's aan de Zutphensestraatweg te Dieren (1894-'95; E. Lofvers). Late voorbeelden van neorenaissance zijn de op het stadhuis van Klundert geïnspireerde villa De Wartburg te Velp (1911) en Villa Heyendaal te Nijmegen (1912; Ch. Estourgie). {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} In combinatie met neorenaissance-elementen werd vaak de chaletstijl toegepast, met zijn op de houtbouw geïnspireerde decoraties. Het houten jachtchalet Het Aardhuis bij Hoog Soeren (1861) is hier een vroeg voorbeeld van. Andere voorbeelden zijn het Salmhuisje te Beek (1885), het kantongerecht te Terborg (1896), de villa's Oranjesingel 2a (1889) en Straatmanstraat 30 (1897) te Nijmegen, de fabrikantenwoning Grotestraat 81 te Eibergen (1897) en de burgemeesterswoning 't Veldhoen te Doetinchem (1905). De ten behoeve van het opkomend toerisme gebouwde hotels werden vaak in chaletstijl uitgevoerd, zoals te Ruurlo (1878), Rozendaal (1897) en Worth-Rheden (1899). Een variant op de chaletstijl is de toepassing van vakwerktopgevels, met als mooiste voorbeeld het postkantoor van De Steeg (1905). Andere voorbeelden zijn de villa Olanda te Dieren (1903) en de villa's Loolaan 45 te Apeldoorn (circa 1905), Stationslaan 31-37 te Ede (1907) en Stationslaan 12-16 te Harderwijk (1913). Jugendstil, rationalisme en nieuw historiserende stijl Omstreeks de eeuwwisseling maakten de neostijlen gaandeweg plaats voor andere stromingen. Een toenemend geloof in de vooruitgang stond aan de wieg van een nieuwe stijl, met vormen gebaseerd op gestileerde plantaardige motieven: de jugendstil of art nouveau. De art nouveau kent een wat zwieriger vormgeving dan de meer geometrische jugendstil, die in Nederland beter aansloeg. Harde en licht gekleurde bouwmaterialen spelen een belangrijke rol. De jugendstil is vooral toegepast bij winkels en nieuwe gebouwtypen. De winkel annex koffiebranderij ‘De Pelikaan’ te Zutphen (1904) is een zeer fraai voorbeeld en nog in originele staat. Ontwerper D.J. van Loo bouwde ook enkele andere winkels, waaronder de boekhandel Beukerstraat 29 (1904). Datzelfde jaar kwam in Doesburg in deze stijl de fietsenwinkel Gasthuisstraat 14-16 tot stand. J.J. Post ontwierp enkele opmerkelijke jugendstil-winkels in Winterswijk, te weten: Ratumsestraat 10-12a (1909) en Meddosestraat 10-12 (1912). Interessant zijn ook de kerken met jugendstil-motieven, zoals die van de Protestantenbond te Velp (1905) en de Remonstrantse kerk te Oosterbeek (1906). Veel woonhuizen verrezen in jugendstil. Goede voorbeelden in Zutphen zijn Boompjeswal 14 (1904) en Kuiperstraat 27-29 (1908), maar vooral de herenhuizen aan de Deventerweg (1905-'10). Deze kwamen naar plannen van H.J. van der Klip tot stand met kenmerkende in verblendsteen uitgevoerde baksteenmotieven en hoefijzerbogen. Opvallende jugendstil-panden in Apeldoorn zijn Huize Berghorst (1910) en de villa's Sonnevanck (circa 1901), B. Backerlaan 4 (1904), Mariannelaan 6 (1902), alle van de hand van A. van Driesum. In Arnhem is het werk van W. Diehl het meest opmerkelijk, onder meer zijn huizen aan de Steijnstraat en De la Reijstraat en vooral het woon- en winkelpand Zijpendaalseweg 2-4 (1904). In Nijmegen treedt het werk van O. Leeuw op de voorgrond, waaronder de garage Van Welderenstraat 100 (1909) en de villa Salatiga (1910). Net als bij zijn hoofdwerk, het concertgebouw De Vereeniging (1913-'15), worden hier jugendstil-elementen afgewisseld met meer rationalistische en klassieke vormen. Het rationalisme is de stijl waaraan vooral de naam van H.P. Berlage verbonden is. Een rationele vormentaal en robuuste bakstenen bouwvolumes zijn kenmerkend. Een vroeg voorbeeld zijn de drie door hem ontworpen villa's Nieuweweg 50-54 te Lochem (1885). Kenmerkender is het jachtslot St. Hubertus te Otterlo (1915-'20). Ook het werk van K.P.C. de Bazel wordt tot het rationalisme gerekend. Een van zijn belangrijkste werken is het hoofdkantoor van de Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem (1912-'14), met de voor zijn werk zo kenmerkende geveldecoraties van meanderende banden. Andere voorbeelden zijn de villa's Nieuw Veldzicht te Apeldoorn (circa 1915) en Hazegrietje te Arnhem (1919). De vormgeving van het Chr. College Nassau-Veluwe te Harderwijk (1922) is op zijn werk geïnspireerd. De invloed van Berlage is onder meer herkenbaar bij het raadhuis van Laren (1909; G.J. Postel) en de Nijmeegse Prins Hendrikkazerne (1909; J. Limburg). Voorbeelden van rationalistische kerken zijn de Geref. kerk te Winterswijk (1906; Tj. Kuipers) en de (Geref.) Oosterkerk te Aalten (1912; A. Nauta). Als reactie op de jugendstil en het rationalisme ontstond een stroming die wordt aangeduid als nieuw historiserende stijl (of heroriëntatie). De vormgeving sloot aan bij de {== afbeelding Het hoofdkantoor van de Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem uit 1912-'14 is één van de belangrijkste ontwerpen van K.P.C. de Bazel. De geveldecoraties van meanderende banden op friezen en penanten zijn kenmerkend voor zijn werk==} {>>afbeelding<<} {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} internationale traditie van barok en classicisme. Ze kende vooral haar toepassing bij kantoorpanden, villa's en landhuizen en er zijn onder meer Engelse en Duitse invloeden in te onderscheiden. De Engelse invloed staat bekend als cottagestijl en de Duitse als Um 1800-stijl. Voorbeelden van cottagestijl zijn de villa Saxon Holme te Nijmegen (1913; Ch. Estourgie), de villa St. Joseph te Velp (1914; A.R. Freem en G.C. Bremer) en het Heveadorp (1916-'18; J. Rothuizen). In ‘Um 1800’-stijl uitgevoerd zijn onder meer de ouderenwoningen te Dieren (1910; C.B. Posthumus Meyjes), het raadhuis van Gorssel (1912) en het landhuis De Ehze te Almen (1918); beide laatste naar plannen van A.J. Jansen. Te Apeldoorn is het gymnasium (1913; G. de Zeeuw) in deze statige stijl gebouwd. Voorbeelden van de Hollands-classicistische variant van de ‘Um 1800’-stijl zijn het landhuis 't Waliën bij Warnsveld (circa 1915) en het Huis Dorth (1930). Expressionisme, functionalisme en traditionalisme Na de Eerste Wereldoorlog werd vooral in Amsterdam volkswoningbouw gerealiseerd in een expressieve baksteenarchitectuur, waarin de structuur van de hoofdvorm voorop stond. De hieruit voortvloeiende stijl staat bekend als expressionisme, maar wordt ook Amsterdamse School genoemd. In Gelderland is het door J.M. Luthmann ontworpen radiozendstation Kootwijk (1918) een goed en vroeg voorbeeld. Dat geldt ook voor het door J. Crouwel ontworpen postkantoor te Doetinchem (1917). Voor Nederlandse begrippen exuberant van vorm zijn de beide door C.J. Blaauw in 1922 ontworpen laboratoria voor de landbouwhogeschool te Wageningen. Andere expressionistische voorbeelden zijn de Theaterbioscoop Minerva te Apeldoorn (1918), het café De Koppelpaarden te Lichtenvoorde (1926) en de St.-Leonarduskerk te Oosterhout (1932). Eveneens vermelding verdienen de middenstandswoningen te Velp (1919) en de paddestoelachtige villa Tweede Beukenlaan 44 te Apeldoorn (circa 1925). Uitzonderlijk is de door O. Bartning ontworpen villa De Wylerberg, gebouwd in 1921 op toenmalig Duits grondgebied in een Duitse variant van het expressionisme. Ook het werk van A.H. Wegerif heeft een eigen karakteristiek, met in zijn vroege werk expressionistische vormen en art déco-details, bijvoorbeeld villa Op de Paschvier te Apeldoorn (1912), en later strakkere vormen, zoals bij villa De Lingebeek te Geldermalsen (1929). Na 1925 werden de vormen soberder en ontstond er een variant die onder invloed van het werk van W.M. Dudok zakelijk (of kubistisch) expressionisme wordt genoemd. In deze stijl werden veel scholen gebouwd, waaronder de Ds. K.F. Creutzbergschool te Arnhem (1922), maar ook {== afbeelding Het huis Gasthuisstraat 20 te Doesburg is een dwars hoekhuis met een maniëristische in- en uitgezwenkte zijgeveltop met pinakels (circa 1600)==} {>>afbeelding<<} de Kamer van Koophandel te Nijmegen (1932) en het sanatorium De Hooge Riet te Ermelo (1939) zijn goede zakelijk-expressionistische voorbeelden. De O.L. Vrouwe van Lourdes te Mariënvelde bij Ruurlo (1932) is een voorbeeld van een kerk in deze stijl. De Zutphense Luxor-bioscoop uit 1925 heeft een pui in art déco-vormen; een volledig gebouw met art décoinvloeden is het Nijmeegse Museum Kam (1920). Tussen 1920 en 1935 kwam de internationale moderne stijl tot ontwikkeling, in Nederland bekend onder de naam functionalisme of Het Nieuwe Bouwen. Een karakteristiek voorbeeld is het benzinestation Muldersweg 16-16A te Nijmegen (1936), met platte daken, gepleisterde wanden en stalen ramen. Een interessante groep vormen de villa's De Essenhoek te Apeldoorn (1920; J.A. Heuvelink), Morgenster te Nijmegen (1922) en Oase te Ede (circa 1925), die alle drie in hun functionalistische vormen sterk lijken op de uit 1915 stammende Villa Henny in Huis ter Heide (U.). Als tegenhanger van het functionalisme ontstond in de jaren twintig het traditionalisme, ook wel bekend als de Delftse School. Niet de strakke lijnen en het platte dak, {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} maar de traditionele baksteenbouw en het hoogopgaande dak stonden centraal. Het in 1920-'22 ontworpen tuindorp Oud Ede Zuid kan als voorbeeld dienen. Andere voorbeelden zijn het Klein-Seminarie De Wijert te Apeldoorn (1932; J.M. van Hardeveld) en de door Jos. Franssen in 1938 ontworpen raadhuizen te Wehl en Didam. Opvallend is de door C. Hardeman ontworpen St.-Caeciliakerk te Rietmolen bij Neede (1931), een achtkante koepelkerk met zeer slanke toren. Eveneens traditionalistisch van vorm zijn de kerken van H.W. Valk te Haalderen (1932) en Doetinchem (1933) en die van Joh.H. Sluijmer te Silvolde (1930) en Eibergen (1934). De kerkarchitectuur werd tevens geïnspireerd door de romaanse, de Byzantijnse of de vroeg-christelijke bouwkunst. Neoromaans zijn de vergelijkbare kerken te Spijk bij Lobith (1913) en Ulft (1914) en te Groesbeek (1920). Byzantijns van vorm is de kerk te Kerkdriel (1953) en op de vroegchristelijke bouwkunst geïnspireerd zijn de St.-Willibrorduskerk te Arnhem (1953) en de St.-Dominicuskerk te Nijmegen (1950; Th. Nix). Ook na de Tweede Wereldoorlog bepaalden het functionalisme en het traditionalisme het gezicht van de architectuur. Belangrijke bouwwerken uit de naoorlogse periode zijn hier slechts spaarzaam opgenomen; een uitgebreider overzicht valt buiten het kader van dit boek. Bijzondere vermelding verdient het fraai gelegen Laboratorium voor landmeetkunde te Wageningen (1952-'53) naar ontwerp van F.E. Röntgen. Het streekeigene In detail beschouwd heeft elke provincie een eigen bebouwingskarakteristiek. Door de geringere mobiliteit in het verleden is het onmiskenbaar dat in de lokale gebruiksarchitectuur (‘Vernacular’) plaatselijke varianten {== afbeelding Tussen 1920 en 1930 verrezen op veel plaatsen in Gelderland trafohuisjes; een aantal daarvan, waaronder die te Maurik, vertonen in hun metselwerk de Gelderse kleuren geel en zwart==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Bijna elk Gelders dorp bezit nog wel een muziektent; die te Ruurlo stamt uit 1937==} {>>afbeelding<<} voorkomen. Deze verschillen zijn niet altijd even eenvoudig te benoemen, laat staan te verklaren. Plaatselijke bouwtradities, plaatselijke bouwmeesters en afgeleide architectuurvormen spelen hier een rol in. Door de voortschrijdende architectonische erosie zijn belangrijke voorbeelden vaak verdwenen. Samen met het in statistische zin voorkomen, of juist ontbreken, van bepaalde groepen gebouwen blijkt het architectonische beeld per provincie toch te verschillen. Opvallend in Gelderland zijn de grote hoeveelheid kastelen en landhuizen en de eigen variant van de vroege renaissance. Op detailniveau valt te wijzen op de vroeg-17de-eeuwse panden met in- en uitgezwenkte geveltoppen, zoals bij de boerderij 't Meyerink nabij Zutphen (circa 1628). Door de drie nogal van karakter verschillende regio's zijn er provincie-breed echter weinig opvallende karakteristieken, met als belangrijkste uitzonderingen de muziektenten en de trafohuisjes. Elk Gelders dorp heeft een muziektent. Diverse daarvan stammen uit de jaren twintig, zoals te Haaften (1921), Velp (1921) en Brummen (1926), of uit de jaren vijftig, zoals te Spankeren (1950), Beekbergen (1955) en Winssen (1959). Vooral utilitair van karakter zijn de trafohuisjes, waarvan de meeste tussen 1920 en 1930 tot stand kwamen. Mooie voorbeelden zijn die te Borculo (1922), met rieten kap en die te Heerewaarden (1921), Steenderen (circa 1922), Zetten (circa 1925), Ellecom (1927) en Zevenaar (1930). Tuinstijlen Ook tuinaanleg is onderhevig aan stijl- en smaakverandering. Heftig was de discussie naar aanleiding van de reconstructie in 1980-'84 van de door Daniël Marot ontworpen formele tuin (1685-'92) bij Paleis Het Loo. Formele parterres en door sprengen gevoede fonteinen kenmerken deze tuin in Frans-classicistische stijl. Van de {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding In de jaren 1980-'84 zijn de tuinen van het Koninklijk paleis Het Loo te Apeldoorn gereconstrueerd naar de door Daniël Marot ontworpen formele tuin in Frans-classicistische stijl uit 1685-'92==} {>>afbeelding<<} tuinen in Hollands-classicistische stijl bij de kastelen Middachten (circa 1694) en Slangenburg (1678-'79) zijn slechts delen van de oorspronkelijke lanenstelsels bewaard gebleven. Belangrijke elementen zijn wel behouden in het park van kasteel Rosendael, waaronder de door Daniël Marot ontworpen tuinsieraden met de bedriegertjes en de theekoepel (1722-'23; de huidige tuinaanleg stamt uit circa 1837). Het park van kasteel Biljoen werd in 1784 aangelegd in vroege landschapsstijl, naar plannen van J.G. Michael (gereorganiseerd in 1810-'22). Deze Engels beïnvloede tuinstijl imiteerde een geïdealiseerd natuurlijk landschap. Ook het park van huis Staverden werd vermoedelijk door hem in 1790 omgevormd. J.P. Posth deed dit bij de huizen Verwolde (1795), Rhederoord (1797) en Ruurlo (1801). Ongeveer vanaf 1810 ontstond de rijpe landschapsstijl, gekenmerkt door hoogteverschillen, boomgroepen, slingerpaden, grote open weiden, serpentine-vijvers en zichtlijnen naar punten buiten het park. In Arnhem werden op deze wijze naar plannen van J.D. Zocher sr. de wallen en bolwerken in een park veranderd (1808-'20). Zijn zoon, J.D. Zocher jr., ontwierp de Alg. begraafplaats van Zutphen (1829). Ook H. van Lunteren werkte in deze stijl, gezien de parkaanleg van Enghuizen bij Hummelo (1835) en het park bij de Gelderse Toren (1844-'46); laatstgenoemde ontwierp hij samen met zijn zoon S.A. van Lunteren. De late landschapsstijl werd veel toegepast bij de aanleg van openbaar groen, waarin rond de eeuwwisseling ook ligweiden en sportvelden werden opgenomen. Deze stijl vond verder toepassing bij de aanleg van vroege villaparken, zoals het Oranjepark te Apeldoorn (1874-'76), en was tevens geschikt voor het omvormen van oude vestingwerken, zoals het Kronenburgpark te Nijmegen (circa 1880). P.L. Rosseels ontwierp in Nijmegen niet alleen het Kronenburgerpark, maar reorganiseerde ook het Valkhofpark. Ook L.A. Springer is een goede vertegenwoordiger van deze stijl. Van zijn hand zijn een deel {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} van het arboretum De Dreijen te Wageningen (1896) en de tuinen bij de huizen De Lathmer bij Wilp (1911) en Neerijnen (1922). Springer ontwierp ook enkele tuinen in de gemengde tuinstijl met een regelmatige aanleg rondom het huis en landschappelijke elementen verderop. Een vroeg voorbeeld hiervan is het in 1871 naar plannen van H. Copijn aangelegde tuin van Oolde bij Laren. Andere voorbeelden zijn het door C.E.A. Petzold in 1880 gereorganiseerde park van huis Ruurlo. H.A.C. Poortman hanteerde in zijn werk ook beide stijlvarianten, het villapark Overbeek te Velp (1901) is landschappelijk van vorm. Zijn ontwerp voor de Nieuwe Alg. begraafplaats te Lochem (1929) heeft een overwegend regelmatige aanleg. Vermeldenswaardig zijn de door A. Gatacrede Stuers aangelegde besloten tuinen bij De Wiersse bij Kranenburg (1912-'28). De nieuw architectonische tuinstijl wordt gekenmerkt door een geometrische aanleg die gezien kunnen worden als ‘buitenkamers’ van het huis. Misschien wel het beste voorbeeld zijn de door H.P. Berlage ontworpen tuinen ter weerszijde van het jachtslot St.-Hubertus te Otterlo (1915). In de jaren twintig ontstond de natuur-tuinstijl waarin de natuur binnen een ontworpen aanleg meer zijn gang mocht gaan. Het park Berg en Bos te Apeldoorn (circa 1932), naar plannen van H. Copijn & Zn. is hier een voorbeeld van. De Paasheuvel te Ede (1945) en het Ereveld te Loenen (1949) zijn voorbeelden van de modernistische tuinstijl. J.T.P. Bijhouwer ontwierp in 1955 de beeldentuin van het Kröller-Müller museum, met de natuur als omlijsting van autonome kunstwerken. Gebouwtypen Naast een onderscheid in bouwstijlen bestaat er ook een functionele differentiatie in gebouwtypen. Gebouwen met een godsdienstige of woonfunctie zijn van alle tijden en kwamen al aan de orde. De bouwkundige weerslag van de agrarische functie is dermate streekgebonden dat ze bij de regio's behandeld wordt. Elke oude stad kende sinds de late middeleeuwen haar bestuurlijke centrum in de vorm van een stadhuis. Goede voorbeelden zijn die te 's-Heerenberg (1526), Culemborg (1534), Nijmegen (1553), Hattem (1619) en Zaltbommel (1760). De raadhuizen (gemeentehuizen) verrezen in ‘groepen’. Neoclassicistisch van vorm zijn die uit de jaren zestig, zoals de raadhuizen van Barneveld (1860), Duiven (1864) en Elst (1869). Neorenaissance-vormen hebben de raadhuizen in de in de jaren tachtig en negentig, zoals te Kerkdriel (1887), Borculo (1887) en Beneden-Leeuwen (1899). Traditionalistisch zijn de in de jaren twintig en dertig gebouwde raadhuizen, bijvoorbeeld in Varsseveld (1927), Wehl (1938) en Winterswijk (1938). De obelisk op het graf van onderwijsinspecteur A. van den Ende in Warnsveld toont het jaartal van de onderwijswet (1806) die het onderwijs zijn eerste eigen gebouwen gaf. Vroege voorbeelden van dergelijke scholen zijn die te Rekken (1815, uitgebreid 1857), Rozendaal (1842, voorgevel 1902) en Lochem (1862). Het Schoolbesluit van 1880, de Leerplichtwet van 1901 en de Schoolwet van 1920 leidden tot nieuwe impulsen in de scholenbouw, zoals te zien te Lichtenvoorde (1887), Dieren (1893), Doetinchem (1895), Borculo (1925) en de Witte School (1929) te Arnhem. Na de invoering van de Wet op het Hoger Onderwijs in 1863 kwamen de eerste Hogere Burger Scholen tot stand. Goede voorbeelden zijn die te Tiel (1864) en Winterswijk (1870) en de Koninklijke HBS te Apeldoorn (1876). Een rijke architectuur hebben de HBS te Wageningen (1896) en de gymnasia te Zutphen (1881) en Apeldoorn (1913). Andere interessante openbare gebouwen zijn de gerechtsgebouwen van Tiel (1879) en Zutphen (1888) en de kantongerechten te Geldermalsen (1882), Terborg (1896), Nijmegen (1905) en Groenlo (1907). Kenmerkend zijn ook de marechausseekazernes te Wageningen (circa 1895) en Winterswijk (1905) en de brandweerkazerne te Zevenaar (circa 1880). De postkantoren vallen in twee groepen uiteen. De neoclassicistische zijn gebouwd in opdracht van de gemeente, zoals te Tolkamer (1872), Lochem (1878) en Velp (1878) en de neogotische zijn van staatswege gebouwd, zoals het rijk uitgevoerde postkantoor te Arnhem (1888) en die van Wageningen (1897), Nijmegen (1907), Apeldoorn (1907) en Zevenaar (1915). Opvallend zijn het expressionistische postkantoor te Doetinchem (1917) en het traditionalistische postkantoor in Winterswijk (1938). In de grote steden bevinden zich verschillende de gebouwen voor ontspanning, zoals de sociëteiten te Zaltbommel (1871) en Apeldoorn (1878) en de concertzalen te Arnhem (1847), Oosterbeek (1867) en Nijmegen (1913), de leesbibliotheek te Apeldoorn (1911), het museum Kam te Nijmegen (1920). Opvallend zijn verder de gevangenissen te Doetinchem (1766), Aalten (1861) en Arnhem (1882), en de diverse onderwijsgebouwen en laboratoria van de Landbouwuniversiteit in Wageningen. Eveneens vermelding verdienen het grote ‘Kulturkampf’-klooster te 's-Heerenberg (1908), de diverse gestichten te Warnsveld (1899), Wolfheze (1907) en Apeldoorn (1908) en de kazernes te Harderwijk (1815), Ede (1904) en Nijmegen (1905 en 1909). Bij de sectoren vervoer en bedrijf trad eveneens een functionele differentiatie op. Bij de voor rekening van de Staat aanbestede stationsgebouwen bestond oorspronkelijk een systeem van vijf klassen. Daarvan zijn de stations te Lochem (4de klasse) en te Laren-Almen (5de klasse), {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het station Laren-Almen is een goed voorbeeld van een station 5de klasse zoals die in 1863 voor de Staatsspoorwegen werden gebouwd==} {>>afbeelding<<} beide uit 1863, bewaard gebleven. Van de in opdracht van de Nederlandsche Centraal-Spoorwegmaatschappij gebouwde stations resteren die te Nijkerk (1ste klasse) en te Hulshorst (3de klasse), beide uit 1863. Voorbeelden van latere stations zijn die te Winterswijk (1879), Tiel (1882), Terborg (1883), Kesteren (1885) en de eilandstations te Geldermalsen (1886) en Nunspeet (1906). Uit de wederopbouwperiode dateren de karakteristieke stations te Zutphen (1952) en Nijmegen (1953). Van de diverse tramlijnen zijn het tramstation te Gorssel (1926) en de remise te Elburg (1907) interessante restanten. Oorspronkelijk waren in elk groter dorp wel één of meer korenmolens te vinden. Van het oudste type molen, de torenmolen, is die te Zeddam (circa 1440) het best bewaard gebleven. Andere voorbeelden zijn die te Zevenaar (16de eeuw) en Lienden (1644). Van de standerdmolens zijn goede voorbeelden bewaard gebleven te Terschuur (1635), Overasselt (1736) en Batenburg (1789). Vroege voorbeelden van de stellingmolens zijn die te Buren (1716) en Posterenk bij Wilp (1736). Van de op een kunstmatige verhoging gelegen beltmolens zijn die te Rekken (1796), Steenderen (1844) en Bergharen (1904) voorbeelden. Vooral in het westelijke rivierengebied staan nog enkele poldermolens, zoals te Geldermalsen (1772), Zuilichem en Hellouw. Door wind aangedreven industriemolens komen in Gelderland niet meer voor. Wel zijn er op de Veluwe diverse resten van watermolens die werden gebruikt voor de koper- of papierfabricage, zoals te Klarenbeek en Beekbergen. In de Achterhoek bestaan de watermolens vaak uit een combinatie van koren- en oliemolen. Een fraai voorbeeld is de dubbele molen op de Berkel te Borculo (1742). Net als in veel andere provincies zijn ook in Gelderland weinig gebouwen van industrie en nijverheid bewaard {== afbeelding De in 1742 gebouwde dubbele watermolen aan de Berkel bij Borculo behoorde oorspronkelijk tot het bezit van de heren van Borculo==} {>>afbeelding<<} gebleven. Van de eens zo belangrijke baksteenindustrie zijn de steenfabrieken van Deest, IJzendoorn en de pannenfabriek bij Zevenaar (1925) gewaard gebleven. Van de textielindustrie resteren fabrieken te Aalten (1893) en Apeldoorn (1897). Opmerkelijk is de imposante leerfabriek te Lichtenvoorde (1920). Andere sporen van industrieel erfgoed zijn de houtzagerij Nahuis te Groenlo (1900), de stoomtimmerfabriek te Wehl (1907), de Gazelle rijwielfabriek te Dieren (1912), de Enka-fabriek te Ede (1920), de zuivelfabriek te Angerlo (circa 1925) en het bedrijfscomplex van de KEMA te Arnhem (1936). Vermeldenswaardige weg- en waterbouw werken zijn de 17de-eeuwse vloeddijksluis bij Nijbroek, de vroeg-19de-eeuwse inundatiesluizen in de Linge, de Hezenbergsluis in het Apeldoorns Kanaal (1872), de duikersluis bij Nederhemert-Zuid (1893) en het sluizencomplex te Eefde (1935). Daarnaast zijn er diverse stoomgemalen, bijvoorbeeld het gemaal bij Acquoy (1859), het Nijkerker- (1882) en het Puttergemaal (1885) en het Hollandsch-Duitsch gemaal bij Nijmegen (1933). Opvallend zijn ook de vele dijkmagazijnen, waarvan die te Rossum (1859), Beusichem (1868), Waardenburg (1871) en Aerdt (1879) goede voorbeelden zijn. In een provincie met veel rivieren vallen de spoor- en verkeersbruggen op. De meeste daarvan zijn echter in de loop der tijd vernieuwd. De nog uit 1932-'36 stammende Nijmeegse Waalbrug spreekt misschien wel het meest tot de verbeelding; de Arnhemse Rijnbrug bleek in 1944 een brug te ver. {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} Materiaal en constructie Inleiding Behalve door uiterlijke kenmerken als stijl en verhoudingen wordt een gebouw bepaald door kenmerken van meer bouwtechnische aard als de gebruikte materialen en constructies. Van deze bouwsubstantie is achter de direct zichtbare buitenkant van een historisch gebouw vaak meer bewaard gebleven dan men over het algemeen aanneemt; muren, balklagen, kappen en kelders die inzicht geven in de vaak complexe bouwgeschiedenis. Ze belichamen een versteende geschiedenis, een bouwkundig archief in weer en wind, waar ondanks latere verbouwing nog veel aan afgelezen kan worden, maar dat zelden al zijn geheimen prijs zal geven. In dit hoofdstuk zal kort worden gekeken naar enkele belangrijke technische aspecten bij de bouw van vooral kerken en woonhuizen. Hierbij komen zowel vroege als ook meer recente ontwikkelingen aan bod. Stapelbouw en skeletbouw Het eigen gewicht van een constructie resulteert in verticale krachten die naar de fundering afgevoerd moeten worden. De twee belangrijkste constructieprincipes, stapelbouw en skeletbouw, doen dit elk op hun eigen wijze. Zoals de naam al zegt, worden bij de stapelbouw materialen op elkaar gestapeld en gaat het om een gelijkmatige krachtenafdracht waarin drukkrachten een hoofdrol spelen. Stapelbouw is een kenmerk van de romaanse architectuur. De gebruikte rondboogopeningen kunnen niet te breed zijn, omdat anders de druk van de bovengelegen muurdelen te groot zou worden. Geconcentreerde krachtenafdracht is het principe achter de skeletbouw. De door het eigen gewicht veroorzaakte verticale krachten worden op regelmatige afstanden geconcentreerd via pijlers. Het tussenliggende vak wordt travee genoemd. Een belangrijk voordeel van deze bouwwijze is het onderscheid dat ontstaat tussen scheidende en dragende constructiedelen. Voor de gotische architectuur is dit van wezenlijk belang. De krachten van de gewelven worden via de gewelfribben op onderliggende pijlers afgedragen waardoor in de muren grotere openingen aangebracht kunnen worden. In een constructie met bogen of gewelven komen behalve {== afbeelding De in 1305-'07 gebouwde gotische Broederenkerk te Zutphen heeft een hoger opgaand middenschip met lagere zijbeuken. De gewelven van het middenschip worden door middel van luchtbogen afgeschoord op de verhoogde steunberen van de zijbeuken (1990)==} {>>afbeelding<<} verticale ook horizontale krachten voor, de zogeheten spatkrachten. Om ervoor te zorgen dat gewelven en bogen niet door hun eigen gewicht uit elkaar worden gedrukt, zijn tegenkrachten nodig. Bij gebouwen dienen steunberen als drukschoren aan de buitenzijde. Vaak is het nodig de krachten indirect op de steunberen over te brengen. Bij driebeukige basilicale kerken bijvoorbeeld kunnen de gewelven van het middenschip niet direct door steunberen worden geschoord. De spatkrachten worden dan via luchtbogen overgebracht op de verhoogde steunberen van de zijbeuken, zoals dat onder meer bij de Broederenkerk te Zutphen (1305-'07) het geval is. Spatkrachten kunnen ook worden opgenomen door smeedijzeren trekankers. Smeedijzer is een materiaal dat, net als hout, goed trekkrachten op kan nemen. Natuur- of baksteen kan dat niet. {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De uit circa 1550 daterende kap van de (Herv.) Grote of St.-Martinuskerk te Doesburg tijdens restauratie. Het in Gelderland vanaf het begin van de 14de eeuw voorkomende langsverband met middenondersteuning en als windschoor werkende korbelen is hier nog steeds toegepast (1960)==} {>>afbeelding<<} Houtconstructies zijn vanouds opgebouwd volgens de principes van de skeletbouw, waarbij de houten balken zowel druk- als trekkrachten op kunnen nemen. De dakbedekking wordt gedragen door een kapconstructie die de krachten op geconcentreerde wijze afdraagt. De oudste kapconstructies bestaan uit een groot aantal sporenparen, waarvan de sporen op één of meer plaatsen gekoppeld zijn door haanhouten. In Gelderland zijn slechts enkele zuivere sporenkappen bewaard gebleven, waaronder die van de Herv. kerk te Oene uit de eerste helft van de 14de eeuw en het vroeg-16de-eeuwse huis Gasthuisstraat 3 te Doesburg. Toen men vanaf het begin van de 14de eeuw vanwege het brandgevaar stro en riet als dakbedekking steeds meer ging vervangen door de, veel zwaardere, onder- en bovenpannen of daktegels, bleek de stabiliteit van de sporenkap in de lengterichting onvoldoende en zocht men naar een andere wijze van ondersteuning. Begin 14de eeuw ontstonden in de IJsselstreek kappen met langsverband en middenondersteuning, waarbij de krachten van de sporenparen afgedragen werden via een langsondersteuning voorzien van verticale nokstijlen in het midden van de kap. De als windschoor werkende korbelen, afgeschoord tussen langsbalk en nokstijl, zorgen voor de stabiliteit in de lengterichting. Vooral in Zutphen zijn hiervan goede voorbeelden te vinden, waarvan de meeste inmiddels dendrochronologisch zijn gedateerd: Zaadmarkt 85 (1326), Hof van Gelre (1340), Bornhof (1343), Korte Hofstraat 14-16 (1351), de Munt (1354), Oudewand 94 (1356) en Zaadmarkt 92 (1370). Ook de kappen van Beukerstraat 65-67, Waterstraat 12-14 en het Vleeshuis stammen uit die tijd. De laatstgenoemde kap geeft door het ontbreken van de zoldervloer een heel instructief beeld. De kappen van de Herv. kerken te Beekbergen en Nijbroek hebben een vergelijkbare constructie. In het midden van de 14de eeuw ontstonden de eerste jukkenkappen, waarbij het gewicht op geconcentreerde wijze wordt afgeleid naar op regelmatige traveemaat dwars geplaatste jukken. Door het bevestigen van een korbeel tussen jukbeen en juk(dek)balk ontstaat aan beide zijden van het juk een onvervormbare driehoek die voor de dwarsstabiliteit zorgt. Voor de stabiliteit in de lengterichting brengt men in de richting haaks daarop windschoren aan. De sporen worden opgevangen door langsbalken, de zogeheten wormen of flieringen. De hierop gelegen vloer heet dan ook vliering. Om de constructie nog meer stabiliteit te geven, liep het houtskelet doorgaans door tot de ondergelegen verdieping. Het bestond daar uit een moerbalk met aan beide uiteinden sleutelstukken, gedragen door muurstijlen en versterkt door korbelen. De moerbalken lagen te ver van elkaar om direct een vloer te dragen en daarom bracht men eerst haaks op de moerbalken kinderbalken aan met daarop de vloer. Goede voorbeelden zijn het St.-Petersgasthuis (1354) en het huis Rijckensteyn (Vijzelstraat 7; circa 1360), beide in Arnhem. Ook het Elburgse Arent toe Boecophuis (1395) en het St.-Elisabethsgasthuis te Zutphen (1442) hebben dergelijke kappen, maar zonder muurstijlen, die verder weinig in Gelderland voorkomen. In het rivierengebied komen jukkenkappen voor waarbij {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De neogotische R.K. St.-Werenfriduskerk te Zieuwent, naar plannen van J.W. Boerbooms, tijdens de bouw (1898)==} {>>afbeelding<<} de jukbalken niet op de jukbenen rusten, maar de jukbalk tussen de jukbenen bevestigd is. Deze constructie heet het tussenbalkjuk en werd vroeger wel ‘Nijmeegs spant’ genoemd. Ze stammen vooral uit de 16de en vroege 17de eeuw. In Nijmegen zijn ze onder meer te vinden in de Latijnse School (1544-'45), Ridderstraat 13 en de Waag (1612). Ook komen ze voor in het Slot te Well en de Herv. kerk te Groesbeek. In de loop van de 16de eeuw worden de kapconstructies eenvoudiger uitgevoerd. Ook verschijnen in Gelderland kapconstructies met zowel flieringen als gordingen (langsbalken die licht zijn gekanteld). Voorbeelden hiervan zijn de kappen van de St.-Maartenskerk te Zaltbommel en het Elisabeth Weeshuis te Culemborg (1557-'60). Begin 19de eeuw ontstaan schenkel- of Philibertspanten - houten boogspanten samengesteld uit korte planken - zoals in het achterhuis van Jansstraat 24 te Arnhem en de kap van huis Schaffelaar te Barneveld (1852-'53). Gaandeweg winnen de gordingen het van de flieringen. Dit is het geval bij het eind 19de eeuw veel gebruikte ‘verbeterd Hollandse spant’, waarbij de op de borstwering rustende en tot in de nok lopende kapbenen de gordingen dragen. Deze kapbenen worden gekoppeld door trekplaten en ondersteund door schuin geplaatste kreupele stijlen. De kapconstructies in woonhuizen worden bepaald door jukken met schuin geplaatste jukbenen; boerderijen hebben gebinten met verticaal geplaatste stijlen. Men spreekt van een ankerbalkgebint wanneer de dekbalk van het gebint aan de uiteinden lange pennen heeft, die door de gebintstijlen heen worden gestoken en met toognagels zijn geborgd. Bij een dekbalkgebint zijn de gebintstijlen aan de bovenkant van pennen voorzien, waarop met corresponderende gaten een overstekende dekbalk wordt gelegd. In de Achterhoek, met name in het oostelijke deel, komen zogeheten hoogwandige vakwerkhuizen met ankerbalkgebinten voor. Deze huizen stammen doorgaans uit de 17de of 18de eeuw en hebben veelal tevens een agrarische bestemming (akkerburgerhuis). Voorbeelden zijn: Markt 4 en 6 te Aalten, Hozenstraat 16 te Bredevoort, Mattelierstraat 6 te Groenlo, Grotestraat 57 te Eibergen en het uit 1621 daterende achterhuis van Bierstraat 10 te Lochem. Structuur Het overgrote deel van de gebouwde omgeving bestaat uit woonhuizen, die alle in de loop van de tijd een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. Het zou te ver voeren om hier op de ontwikkeling van het woonhuis in te gaan. De onderstaande beschrijving van het woonhuis beperkt zich daarom tot een bespreking van enkele principes. Karakteristiek voor ons land zijn panden op een smalle, langwerpige plattegrond met hoog opgaande daken. De maximale breedte was afhankelijk van de maximale lengte van de verkrijgbare balken, die van bouwmuur tot bouwmuur gelegd werden; doorgaans een afstand van zes tot acht meter. Daken dienden alleen om het onderliggende huis water- en winddicht te houden. Een behoorlijke dakhelling was nodig om te voorkomen dat regenwater {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het laat-middeleeuwse stadhuis te Doesburg, bestaande uit een hoger schepenhuis en een achterliggend stadswijnhuis. Het geheel is een voorbeeld van een pand op een relatief smalle, langwerpige plattegrond met hoog opgaande daken==} {>>afbeelding<<} of stuifsneeuw de niet beschoten kap in waaide. Afhankelijk van de plaatsing van het huis ten opzichte van de straat spreekt men over diepe huizen of dwarse huizen. Wanneer de nokrichting haaks op de straat staat en het pand met zijn kopse gevel naar de straat is gekeerd, spreekt men van diepe huizen; wanneer de nok evenwijdig aan de straat loopt van dwarse huizen. De ingang bevindt zich in het eerste geval in de korte, in het andere geval in de lange gevel. Het meest gangbare burgerhuis was vanaf de 14de eeuw een diep huis onderverdeeld in een voorhuis en een achterhuis. Het voorhuis was in gebruik voor ambacht of handel en had hoge vensters voor zoveel mogelijk licht. Het achterhuis kende een om de schouw gebouwd vertrek, de binnenhaard, met een eigen lage zoldering - de insteek - om de warmte binnen te houden. Aan de hoofdstraten hadden de huizen vaak een verdieping, waar representatieve ruimten, maar ook slaapkamers konden voorkomen. Op andere plaatsen kwamen boven de begane grond één of meer (halfhoge) pakhuisverdiepingen voor. Behalve voor het ophangen van de was of het bewaren van de wintervoorraden werd de zolderverdieping nauwelijks gebruikt. De vaak voorkomende kelders onder de huizen waren doorgaans oorspronkelijk via een keldertrap vanaf de straat toegankelijk en konden apart verhuurd worden. Goede voorbeelden van dergelijke diepe huizen zijn de 15de-eeuwse huizen Smedestraat 12 te Elburg en Donkerstraat 26 te Harderwijk. Ook in Doesburg komen diverse grote laat-gotische huizen voor met een zadeldak tussen trapgevels met ezelsruggen. Dit zijn overwegend dwarse huizen, zoals De Pauw en Huize Pniël. Daarnaast komen er diepe huizen voor, zoals Koepoortstraat 12, waarvan de bouwvallige topgevel later is verwijderd. De resterende middeleeuwse delen van Arnhem en Nijmegen hebben langs de hoofdstraten smalle, diepe huizen op langgerekte percelen en in de andere straten een afwisseling met dwarse huizen. Opvallend is dat in Zutphen juist veel van de grote vroege huizen dwarse huizen zijn, zoals Het Bornhof (1343), De Munt (1354) en de Hof van Flodorf (circa 1435). In het midden van de 17de eeuw ontstond het vierkante of blokvormige huis, dat vaak uit twee, of soms drie, naast elkaar gelegen dwarse of diepe huizen bestaat, maar dat door zijn omgaand schilddak een in beide richtingen gelijkwaardig aanzicht biedt. Voorbeelden zijn het huis Bovenbeekstraat 21 (circa 1755) te Arnhem en De Wildeman te Zutphen (circa 1790). Adellijke voorbeelden zijn Biljoen te Velp (rond 1661) en Middachten in De Steeg (1694-'97). Bouwmaterialen Hout is het oudste en misschien wel belangrijkste bouwmateriaal. Bij middeleeuwse gebouwen paste men doorgaans eikenhout toe, dat in schepen en als vlotten over de Rijn en Waal uit Westfalen en het Rijnland werd aangevoerd. Het grote voordeel van eikenhout was dat men het krom kon laten groeien en dat men het vervolgens als gekromde jukbenen of korbelen kon toepassen. Vanaf het eind van de 16de eeuw werd het schaars geworden eikenhout vervangen door grenenhout uit Scandinavië en de Baltische staten. De jaarringen van het hout geven vaak de mogelijkheid om het kapjaar van de boom te bepalen en daarmee het betreffende deel van de constructie te dateren. Deze dendrochronologische datering wordt in dit boek aangegeven met (d). Natuursteen die als bouwmateriaal geschikt is, komt in Nederland nauwelijks voor. De Zuid-Limburgse mergel is te zacht om als bouwmateriaal te dienen en de Muschelkalk die men bij Winterswijk wint, wordt niet als bouwmateriaal maar bij de fabricage van kunstmest gebruikt. Het ijzeroer dat op enkele plekken in Gelderland (Angerlo, Ermelo, Varsseveld, Zelhem) voorkomt, is ter plaatse slechts sporadisch toegepast: het is moeilijk te bewerken. Wel bestaat het schip van de kerk te Silvolde (circa 1246) grotendeels uit ijzeroer. Voor de bouw van de romaanse kerken verwerkte men in de 11de en 12de eeuw tufsteen (bijvoorbeeld te Aalst, {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} Kerkwijk, Wadenoijen, Etten, Rheden, Wehl, Wilp en in de proosdij te Zutphen). Deze lichtbruin-beige gekleurde steen van vulkanische oorsprong werd via de Rijn uit de Eifel aangevoerd. Voor belangrijker onderdelen gebruikte men ook wel het eveneens uit die streek afkomstige trachiet, zoals voor de pijlers van de nonnengalerij van de Mariënburgkapel te Nijmegen (rond 1431). De uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige hardsteen en Naamse steen, uitstekend geschikt voor het maken van traptreden, vensterdorpels, stoeppalen, pompen en zerken, werden pas vanaf het begin van de 16de eeuw in Gelderland gebruikt, onder meer bij de bouw van de St.-Walburgskerk te Zutphen (1546). Vooral in Nijmegen werd het veel toegepast (Kerkboog; 1542/1606). In de 18de eeuw verschijnen op diverse plaatsen in hardsteen uitgevoerde vismarkten (Tiel, Zaltbommel), pompen (Tiel, Zaltbommel, Hattem) en gevels (Culemborg, Loenen). De goed te bewerken, kalkhoudende Baumberger steen, afkomstig uit de buurt van Munster, werd van het eind van de 14de tot het midden van de 16de eeuw veel toegepast, vooral voor beeldhouwwerk. Het mooiste voorbeeld is de schouw van kasteel Ter Horst te Loenen uit 1557. Dat het voor buitenwerk in feite niet goed geschikt is, toont de verweerde voorgevel van kasteel Cannenburg. De belangrijkste natuursteensoort was de Bentheimer zandsteen, die net over de grens bij Twente in Bentheim en Gildehaus werd gewonnen. In het begin van de 15de eeuw verschenen, aangevoerd via de Vecht, de eerste stenen te Zwolle. Rond 1425 werden ze aan de Vispoort te Harderwijk verwerkt en in 1534 aan het stadhuis te Culemborg. Mogelijk werd de steen ook via de Berkel aangevoerd. Een mooi voorbeeld is de poort van het Zutphense wijnhuis (1616-'20). Ook aan de watermolens te Eibergen (1748) en Winterswijk (1749) werd het gebruikt. Hoewel de Romeinen baksteen kenden en ook in onze streken toepasten, duurde het tot het eind van de 12de eeuw voordat er weer steen werd gebakken. De oudste kloostermoppen hadden een lengte van ongeveer 30 centimeter. Vanaf de 13de eeuw werden de bakstenen geleidelijk kleiner, hoewel in de steden naast elkaar vaak meer formaten voorkwamen. In Harderwijk liep het steenformaat van 1300 tot 1550 terug van 30 tot ruim 22 centimeter, terwijl in Zutphen in die hele periode het formaat 28 werd aangehouden. In Nijmegen schommelde het rond de 26 en in Zaltbommel was het steenformaat rond 1550 teruggelopen tot 23 centimeter. In de late middeleeuwen maakten de met riet en stro gedekte daken in de steden gaandeweg plaats voor minder brandgevaarlijke daken. Stadsbesturen hadden er zelfs subsidie voor over. Naast daktegels paste men aanvankelijk ook dakpannen toe, die bestonden uit een losse {== afbeelding De pannenfabriek bij Zevenaar heeft een in 1925-'26 gebouwde zig-zag-oven met onder de kap de stookzolder. Om het gebouw heen staan de pannenrekken voor het drogen van de pas gevormde pannen voor ze gebakken worden==} {>>afbeelding<<} onder- en bovenpan. Aan het eind van de 15de eeuw kwam een gegolfde pan in gebruik, die uiteindelijk in de 16de en 17de eeuw bekend werd als de Hollandse pan. Afhankelijk van de wijze van bakken kunnen deze pannen rood of blauw van kleur zijn. Jongere bouwmaterialen In het midden van de 19de eeuw raakte de ontwikkeling van bouwmaterialen in een stroomversnelling en werden mechanisatie, standaardisering en prefabricatie sleutelwoorden. Dit leidde tot meer maatvaste en kwalitatief betere produkten. Ook ornamenten van met name cement en terracotta werden machinaal geproduceerd. De terracotta ornamenten van het Arnhemse postkantoor (1888-'89) bijvoorbeeld, zijn mogelijk gemaakt in de fabriek van J.C. Stoeler te Arnhem, die tot 1895 heeft bestaan. Terracotta ornamenten werden vooral toegepast bij eclectische woonhuizen, zoals de tussen 1863 en 1870 gebouwde huizen aan de IJsselkade te Zutphen. Moderner van vorm zijn de terracotta ornamenten van het jachtslot St.-Hubertus bij Otterlo (1915-'20). Ook de produktie van baksteen maakte een sterke ontwikkeling door. De ontwikkeling van de ringoven moderniseerde vanaf 1870 het bakproces. Het mengen en vormen van klei werd gemechaniseerd, waarbij vanaf 1880 de strengpers in gebruik kwam. Omstreeks 1895 kon ook in Nederland de gladde verblendsteen worden gemaakt. Toepassingen daarvan zijn te vinden aan de winkels Hoofdstraat 137-139 (1902) en Hoofdstraat 107 (1904) te Apeldoorn. Een variant is de in 1905 door de Dierense steenfabrikant J.M. van de Loo geïntroduceerde bricornasteen. Deze ‘bri(que) orna(ta)’ was voorzien van patroonschilderwerk in kleiverf. Dit kon wit op bruin zijn (Weerstraat {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Bij de bouw van het Koninklijk Koloniaal-militair Invalidenhuis Bronbeek te Arnhem (1860-'63) werd gebruik gemaakt van gietijzeren balustrades en waterlijsten==} {>>afbeelding<<} 39, Tiel) of wit op blauw (Deventerweg 83-85, Zutphen; 1909). De toepassing van de stempelpers voor het vormen van pannen - rond 1870 - zorgde ervoor dat ook de dakpan maatvaster werd en een betere sluiting kreeg. Al snel kwamen er diverse nieuwe soorten op de markt, waaronder de verbeterde Hollandse pan, maar ook de kruispan, de muldenpan en de tuile du nord. Laatstgenoemde pan is bijvoorbeeld te zien op de Noorderkerk te Ede (1903). Daarnaast kwamen ook al cementpannen voor, zoals op het woon- en winkelpand Beltrumsestraat 26-28 te Groenlo (circa 1907). Koper werd wel gebruikt als dakbedekking voor moeilijke dakvlakken, zoals koepels en dakruiters. De oudste toepassingen van koper betreffen decoratief werk, zoals het geelkoperen doopvont (1527) in de St.-Walburgiskerk te Zutphen of de memorieplaten in de St.-Andreaskerk te Zevenaar (midden 15de eeuw) en de Stevenskerk te Nijmegen (1512). Van de kopermolens op de Veluwe dient de in 1843 gestichte Apeldoornse koperpletterij De Vlijt van H. de Heus genoemd te worden, die nog tot circa 1970 heeft bestaan. Vanaf 1850 werd ook veel zink gebruikt, zowel voor ornamenten als voor dakbedekking. De grafkelder van W.H. Post (1864) op de begraafplaats te Tiel heeft een decoratieve, in zink uitgevoerde, ontluchtingsopbouw. Vaak werd zink gebruikt voor beelden, zoals het Victoriabeeld op het spoorwegmonument te Nijmegen (1884) of engelen op enkele graven te Dieren (1898) en Rozendaal (1915). Gietijzer, dat vanaf 1825 in Nederland werd toegepast, ontwikkelde zich tot een belangrijk bouwmateriaal. Met gebruik van lokaal gewonnen ijzeroer werden in eerste instantie decoratieve ornamenten gegoten, waaronder het gedenkteken voor Anna Maria Moens te Ede (circa 1832) en het grafmonument voor mevrouw E.M. van Distel-Le Normand (1835) te Groenlo. De Deventer ijzergieterij Nering Bögel nam daarbij een belangrijke positie in. Door deze firma gegoten zijn de gietijzeren kruisiging (1840) te Bussloo en de lantaarnpaal op de markt te Lochem (1862). IJzergieterijen langs de Oude IJssel zullen gietijzeren grafmonumenten hebben gemaakt, zoals het graf van de oprichter van de Doesburgse ijzergieterij W.H. Ubbink. Het heeft een ijzeren zerk (1936). Op de begraafplaatsen in Zutphen bevinden zich diverse vergelijkbare, maar 19de eeuwse, gietijzeren grafzerken. Ook de gietijzeren wegwijzers die op verschillende plekken in de Achterhoek te vinden zijn, bijvoorbeeld te Zwiep bij Lochem (circa 1858) werden er vermoedelijk gegoten. Opvallend zijn de gietijzeren engelenbeelden (circa 1840) op de begraafplaats te Kranenburg, de gietijzeren fonteinen (1885) van de firma I. Schütz & Zn. uit Zeist in het Singelplantsoen te Arnhem, de in Parijs gegoten gietijzeren vrouwenbeelden (1889) in het Hunnerpark te Nijmegen en de door de firma F.W. Braat te Delft gegoten Wilhelminafontein (1899) te Zutphen. Gietijzeren dorpspompen sieren onder meer Hummelo, Zeddam, Dinxperlo, Brummen, Terwolde en Wilp. Een belangrijk voorbeeld van gebruik van gietijzer als bouwmateriaal is het huis Bronbeek te Arnhem (1860-'63), waar gietijzeren balustrades, waterlijsten en veranda's zijn toegepast, alles gegoten door de firma L.J. Enthoven & Co. uit Den Haag. Door nabewerking werd het brosse gietijzer verwerkt tot gewalst ijzer. Dat was taaier en kon bovendien trekkrachten opnemen, zodat er bruggen en kapconstructies mee gebouwd konden worden. Naast opengewerkte gietijzeren liggers werd een kapconstructie toegepast in een combinatie van houten kapbenen en ijzeren trek- en drukstaven. Naar zijn uitvinder Camille Polonceau wordt dit een Polonceauspant genoemd. In de kap van het huis Bronbeek zijn dergelijke spanten aangebracht, evenals in de perronoverkapping van het station van Geldermalsen. Kort na de eeuwwisseling nam de kwaliteit van het gewalste ijzer zo zeer toe, dat men aan het materiaal een eigen naam gaf: staal. In die tijd ontstonden de eerste constructies met beton waarin wapeningsstaal was verwerkt om de trekkrachten op te nemen. Vanaf 1907 werden bij fabrieksgebouwen, met name in spinnerijen, constructies in gewapend-beton toegepast, vooral vanwege de hoge brandveiligheid. A.G. Beltman uit Enschede ontwierp fabrieken met betonskeletconstructies in Twente, in de Achterhoek, Brabant en Westfalen. Naar zijn ontwerp verrees ook bij de DRU te Ulft in 1913 een emailleerfabriek (1913) met spanten in gewapend beton. De spoelerij van de tricotfabriek G.J. Willink te Winterswijk {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De (Herv.) Grote kerk te Apeldoorn (1891-'92) heeft een kap met Polonceauspanten, bestaande uit een combinatie van houten kapbenen en ijzeren trek- en drukstaven==} {>>afbeelding<<} (1912, uitgebreid in 1922) is een ander goed voorbeeld van een vroege betonskeletconstructie. Spectaculair is het in gewapend beton uitgevoerde koepelgewelf van de Cenakelkerk van de Heilige Landstichting bij Groesbeek. Deze werd in 1913-'15 gemaakt door de firma F.J. Stulemeijer & Co. uit Breda naar ontwerp van J.G. Wiebenga. Mogelijk waren zij ook betrokken bij de bouw van het hoofdkantoor van de Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem (1912-'14); één van de eerste Nederlandse kantoorgebouwen met een gewapend betonskelet. {== afbeelding De huidige toestand van de spoelerij van de Tricotfabriek G.J. Willink te Winterswijk, gebouwd in 1912 in betonskeletbouw en in 1922 uitgebreid==} {>>afbeelding<<} Geheel in gewapend beton uitgevoerd is het radiozendstation Kootwijk, dat in 1918-'21 tot stand kwam naar plannen van J.M. Luthmann met J. Emmen als constructeur. Al in 1914 maakte Wiebenga berekeningen voor de betonnen aanbruggen van de Waalbrug bij Nijmegen. Deze aanbruggen kwamen pas 1932-'36 tot stand, toen gewapend beton al niet meer uit de bouw weg te denken was. {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} Regio's Inleiding Op grond van zijn fysisch-geografische gesteldheid kan Gelderland grofweg in tweeën worden gedeeld; zandgronden in het noorden en oosten, en rivierklei in het zuidwesten en in het stroomgebied van de IJssel. In de voorlaatste ijstijd van het Pleistoceen (het Saalien) baanden uit Scandinavië afkomstige lobben landijs zich een weg door Gelderland. De belangrijkste ijslob vormde een glaciaal bekken ter plaatse van het huidige IJsseldal. Een kleinere liep door de Gelderse Vallei. Het meegevoerde zand, leem en keien (keileem), vermengde zich met de bestaande ondergrond en werd opgestuwd tot langgerekte heuvels of stuwwallen. Het belangrijkste complex is dat van de stuwwallen op de Veluwe, dat zich van Hattem tot Arnhem uitstrekt en zich met een onderbreking door Rijn en Waal bij Nijmegen voortzet. Ook de stuwwal van het Montferland behoort tot dit complex. Arctische winden zorgden in de laatste ijstijd (het Weichselien) voor de vorming van dekzanden tussen de stuwwallen op de Veluwe en in de oostelijke Achterhoek. Uiteindelijk leidde dit voor het noordelijke deel van Gelderland tot het, plaatselijk relatief hoge, Midden-Nederlandse zandgebied van de Veluwe en het oostelijke dekzandgebied van de Achterhoek, dat daar van west naar oost licht oploopt. Na de ijstijden - in het Holoceen - vormden zich op deze hogere delen heidevelden en in de lagere gedeelten, waar het water door het keileem slecht weg kon, veengebieden. Dit laatste geschiedde onder meer in de Gelderse Vallei en in een noord-zuid gerichte strook in het midden van de Achterhoek. Het huidige rivierengebied ontstond in het Laat-Weichselien. De IJssel baande zich een weg noordwestwaarts door een glaciaal bekken. In het zuidelijke deel van de provincie stroomden de Rijn en de Waal westwaarts via een insnijding in de Oost-Veluwe stuwwal tussen Arnhem en Nijmegen, de zogeheten Gelderse poort. In dit rivierengebied ontstond een brede strook jonge rivierklei met uiterwaarden, stroomruggen en komgronden. Gelderland, voorheen Gelre genoemd, was bestuurlijk gezien in vier Kwartieren ingedeeld met als hoofdsteden Nijmegen, Roermond, Arnhem en Zutphen, of volgens het rijmpje op het Duivelshuis te Arnhem: ‘Nijmegen de oudste, Roermond de stoutste, Zutphen de rijkste, Arnhem de genoegelijkste’. Opper-Gelder, of het Overkwartier, met daarin de steden Roermond, Venlo, Kevelaar en Geldern, viel in 1637 grotendeels in Spaanse handen. Bij de Vrede van Münster in 1648 raakte dit deel definitief van de andere Kwartieren gescheiden. In 1839 kreeg het zijn huidige indeling in een Limburgs en een Duits gedeelte. De overgebleven drie Kwartieren waren onderverdeeld in schoutambten. De steden hadden echter hun eigen rechtbanken. Restanten van deze bestuursstructuur bleven herkenbaar in de uit 1817 stammende gemeentelijke indeling, waarin nog een onderscheid werd gemaakt tussen de steden en het omliggende platteland. Dit leidde tot het onderscheid in Stad en Ambt Doetinchem (in 1920 samengevoegd) en de in oppervlakte vrij kleine gemeenten Doesburg, Elburg, Groenlo en Zutphen. Schoutambten werden gevormd door buurtschappen en marken. Een marke was een aaneengesloten gebied van niet in cultuur gebrachte woeste grond dat gezamenlijk werd beheerd door de eigenaren van de ‘gewaarde erven’ - de markegenoten of geërfden. Deze gebieden waren van groot belang vanwege de heideplaggen en de mest van de daar gehouden schapen die de cultuurgronden vruchtbaar hielp houden. Ook grote delen van de groengronden (weide- en hooilanden) waren in bezit van de marken. Slechts de ‘gewaarde’ boeren bezaten weiderecht op de woeste gronden. Aan de randen van deze gebieden werd de vestiging van keuterboeren vaak oogluikend toegestaan. In 1848 werden de markegenootschappen opgeheven; de Markewet van 1886 zorgde voor een rechtmatige verdeling van de woeste gronden. Door de beschikbaarheid van goedkope kunstmest kon men vanaf 1890 de beste delen van de woeste gronden omzetten in weilanden. De meest schrale delen werden bebost. Hieronder volgt een karakterisering van het gevarieerde cultuurlandschap dat in Gelderland ontstond door bodemgesteldheid en menselijk ingrijpen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gangbare historische indeling van de provincie Gelderland in drie Kwartieren, die naast overeenkomsten ook eigen karakteristieken hebben. De {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} grootste regio is de Veluwe. Hierbij zal tevens aandacht worden geschonken aan de verschillende boerderijtypen in de gehele provincie Gelderland en is plaats ingeruimd voor een behandeling van de provinciale infrastructuur. Daarna volgt de bespreking van de Achterhoek, met ook aandacht voor de ontwikkeling van de Gelderse kastelen en buitenplaatsen. Tenslotte komt het Rivierengebied aan de orde, waarbij de ontwikkeling van de verdedigingswerken in de gehele provincie wordt belicht. Veluwe De Veluwe wordt in het noordwesten begrensd door de voormalige Zuiderzee, in het noordoosten en oosten door het IJsseldal en in het zuiden door de Rijn. In het westen vormt de Gelderse vallei de grens met Utrecht. De regio zelf is onder te verdelen in het Veluwemassief met aangrenzend het IJsseldal in het oosten, met centraal daarin gelegen Apeldoorn en het IJsseldal met Dieren en Epe. In het noorden ligt de Overveluwe met de steden Harderwijk, Elburg en Hattem. In het westen is de Nederveluwe met Ede en Barneveld en in het zuiden de Veluwezoom met Wageningen en de oude hoofdplaats van het kwartier, nu de provinciehoofdstad Arnhem. Grondgebruik De Veluwe kan vergeleken worden met een omgekeerd soepbord: in het midden het Veluwemassief en daar omheen lagere randen. Het Veluwemassief vormt een relatief hoog en droog plateau met uitgestrekte heidevelden en zandverstuivingen (bijvoorbeeld bij Nunspeet en Kootwijk), niet erg geschikt voor permanente bewoning. Aan de noord- en de westrand van het Veluwemassief ontwikkelden zich in het Holoceen veengebieden. Aan de zuidrand verhinderden de grote rivieren met hun meanders de veenontwikkeling en tastten ze zelfs de stuwwal aan. Deze riviererosie - met een voor Nederlandse begrippen sterk reliëf -, is goed te zien bij de Westerbouwing nabij Oosterbeek. Aan de oostzijde verhinderde de IJssel grotendeels de veenvorming. De afwatering van het hoog gelegen Veluweplateau geschiedt grotendeels onzichtbaar. Het regenwater zakt ondergronds naar de randen en treedt aan de zuid- en de oostrand als kwel naar buiten. Wanneer men daar tot op het grondwaterniveau graaft, leidt dat tot een sprengkop (bron) die een spreng, of kunstmatige beek, kan voeden. Het water in deze sprengen werd gebruikt voor de aandrijving van de watermolens. Aan de west- en noordzijde - in de veengebieden - komen de sprengen niet voor. Wel komen aan de westzijde enkele min of meer ronde zoetwaterpoelen voor op de grens tussen hoog en laag. Het Uddelermeer is het belangrijkste van deze zogeheten pingoruïnes. Al vroeg werd begonnen met de inpoldering van de veengronden. Aan de oostzijde van het Veluweplateau, waar de IJssel de vorming van grote veegebieden verhinderde, werden de weinige veengronden al in de vroege middeleeuwen ontgonnen en ingepolderd. Een voorbeeld hiervan is de kort na 1328 ontstane polder Nijbroek bij Voorst. Aan de noordzijde werden in een gebied met zeeklei op veengrond enkele gebieden ingepolderd, waaronder de polders Arkenheem bij Nijkerk (1356) en Oosterwolde (1360). De Gelderse Vallei, die gezien kan worden als een glaciaal bekken zonder rivier, bevatte een uitgestrekt veengebied. Eind 15de eeuw werd met de vervening van dit gebied begonnen door het graven van de Grift of Grebbe. Om te voorkomen dat de Nederrijn door dit ontgonnen bekken naar de Zuiderzee zou gaan stromen, werd in 1595 de Grebbedijk aangelegd. Het uitgeveende gebied was vooral geschikt voor veeteelt. In de vruchtbaarder polders langs de Zuiderzee en de IJssel vond eveneens veeteelt plaats, vooral melkveehouderij. Langs de zuidelijke Veluwerand werd in de 18de eeuw tabak geteeld. Daar en langs de oostelijke en westelijke rand bestond ook enige fruitteelt. Vanaf 1850 werd met name de Nederveluwe bekend om zijn pluimveehouderij. Waar de landbouwcrisis van 1878 juist de graanboeren misère bracht, profiteerde de pluimveehouderij van de komst van het goedkope Amerikaanse graan. De visafslag van Harderwijk en de bouw van een vismeelfabriek in 1912 leverden het voedsel voor de eendenfokkerijen in de omgeving. Het opheffen van de markegenootschappen in 1848 had met name grote veranderingen voor het Veluwemassief tot gevolg. De Lunterense notaris J.H.Th.W. van der Ham speelde een grote rol bij de totstandkoming van de Markewet (1886). Hij was een sterke voorstander van bebossing van woeste grond en daarnaast een niet onverdienstelijk plantenveredelaar. Zo is de notarisappel door hem ontwikkeld. Bij de werkelijke bebossing had de in 1888 opgerichte Heidemaatschappij een belangrijke inbreng. Vooral op de arme Veluwse zandgronden werden op grote schaal dennenbossen aangelegd voor de produktie van stuthout voor de mijnen van Limburg en België en later voor telegraaf- en electriciteitspalen. Dit stimuleerde de ontwikkeling van houtverwerkende industrie, waaronder een lucifersfabriek bij Apeldoorn en een fabriek van sigarenkistjes (later binnendeuren) in Klarenbeek. Vanaf 1917 werden ook op grote schaal fruitkisten gemaakt. Daarnaast boden de bossen plaats aan diverse houtskoolbranderijen. Door de grote vraag naar hout waren vanaf 1910 herbebossingsprogramma's noodzakelijk. Hiertoe werd in 1912 in de bossen bij Stroe voor het {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De laat-gotische eenbeukige Herv. kerk van het kerkdorp Kootwijk (1983)==} {>>afbeelding<<} winnen van dennenzaad een rijkszaadeest gebouwd. De afnemende vraag naar eek uit eikenschors (voor de leerlooierijen) leidde tot het nagenoeg verdwijnen van oude Veluwse loofhoutbossen; het Speulderbos en de Gortelse bossen zijn enkele restanten. De staat kocht de overgebleven zandverstuivingen en heidegebieden als oefenterreinen voor de gemechaniseerde oorlogsvoering (Ede, Harderwijk, Ermelo). Nederzettingen De Veluwse steden bevinden zich aan de buitenste randen van het gebied; aan de noordrand Harderwijk, Elburg en Hattem en aan de zuidrand Wageningen en Arnhem. Ook Staverden kreeg stadsrechten (1299), maar is nooit tot ontwikkeling gekomen. Dit in tegenstelling tot het dorp Apeldoorn dat vooral in de 19de eeuw een sterke bloei doormaakte en zich in de 20ste eeuw ontwikkelde tot één van de belangrijkste Gelderse plaatsen. Langs de rand van het Veluwemassief, op de grens van hoog en laag, vormde zich een kring van nederzettingen. Deze hadden de vorm van esdorpen of esgehuchten, bestaande uit een brink met daaromheen bebouwing van boerderijen op ruime erven. In de buurt van een nabijgelegen beekdal, of spreng, bevonden zich de lager gelegen groengronden (weide- en hooilanden). Op de overgang tussen hoog en laag waren de bouwlanden die aan de hoge kant begrensd werden door bos en heidevelden. Op de Veluwe vormden zich op slechts enkele plekken kernesdorpen, gekenmerkt door een driehoekige brink, zoals Elspeet. De meeste nederzettingen ontwikkelden zich als langgerekte flankesdorpen langs de stuwwallen (Lunteren, Eerbeek, Oosterbeek). Verder naar het hogere midden van het massief is er sprake van verspreide bebouwing met enkele kleinere kerkdorpen (Otterlo, Loenen) en slechts één grote dorps-es (Garderen, Kootwijk). Latere uitbreidingen ontstonden in de vorm van kampgehuchten, dat wil zeggen kleine aaneenschakelingen van eenmansessen of kampen (Ginkel, Gortel en Laag Soeren). Nog kleiner zijn het heidegehucht De Planken Wambuis en de bosontginningsnederzetting Imbosch. Dat er ook dorpen - met name door stuifzand en verdroging - verdwenen, tonen een opgegraven Wüstung bij Kootwijk en het in de 16de eeuw verdwenen dorp Wolfheze. Vanaf de 18de eeuw vestigden keuterboeren zich aan de grenzen van de marken. Uit hun nederzettingen ontstonden enkele dorpen. Het op het kruispunt van wegen gelegen Hoenderloo is hier een goed voorbeeld van. Nadat er in opdracht van ds. O.G. Heldring een waterput was gegraven (1841), werd deze kolonie van plaggenhutten een echt dorp. Wekerom, Kootwijkerbroek en Ederveen zijn voorbeelden van 19de eeuwse veenontginningsnederzettingen. Een zuiver voorbeeld van een gesticht fabrieksdorp is Heveadorp, zij het dat de fabrieken zijn verdwenen. Te Ede is de combinatie van een tuindorp voor de fabrieksarbeiders met de fabriek zelf (Enka-fabriek) wel bewaard gebleven. Boerderijen De vele boerderijen in het Gelderse landschap kunnen, al naar gelang hun ouderdom of streek, uiterlijk verschillen. Een boerderij is bij uitstek een functioneel gebouw, waarin woon-, bedrijfs- en opslagfuncties zijn verenigd. Het is vrijwel onmogelijk om een sluitende indeling in boerderijtypen te geven, omdat deze zowel kan geschieden op functionele als op uiterlijke kenmerken, of op een combinatie van beide. Ook zijn de afzonderlijke kenmerken in de loop der tijd aan verandering onderhevig geweest. Het belangrijkste en oudste boerderijtype, dat in de hele provincie voorkomt, is het hallenhuis. Het gaat om boerderijen met een driebeukige opzet, waarbij een ankerbalkgebintconstructie {== afbeelding Koninginnelaan 16 te Heelsum is een voorbeeld van de Veluwse variant van de hallenhuisboerderij met middenlangsdeel==} {>>afbeelding<<} {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ooijse Bandijk 10-12 te Ooij is een voorbeeld van een later tot hallenhuis met dwarsdeel omgebouwde boerderij, zoals te zien aan de iets terug liggende deeldeuren aan de zijkant==} {>>afbeelding<<} zorgt voor een onderverdeling in een brede middenbeuk en twee smallere zijbeuken. Aanvankelijk waren inwendig woon- en bedrijfsruimte niet gescheiden. Dit lös hoes bleef in de oostelijke Achterhoek nog tot ver in de 19de eeuw in gebruik, elders werden vanaf de 15de eeuw het woon- en bedrijfsgedeelte gescheiden door een tussen- of brandmuur met stookplaats. Erve Kots te Lievelde bijvoorbeeld werd in de 17de eeuw als lös hoes gebouwd. In het Openluchtmuseum te Arnhem bevindt zich nog een lös hoes uit Harreveld uit 1771. Binnen de driebeukige boerderijvorm zijn, afhankelijk van de plaats van de deel (de dors- en werkvloer), enkele hoofdtypen te onderscheiden. Wanneer de middenbeuk als deel dienst doet en in de beide lage zijbeuken smalle potstallen zijn gemaakt (kuilen waarin het vee op zijn eigen mest stond) heet het type: hallenhuis met middenlangsdeel. Deze oudste vorm van het hallenhuis komt in zijn zuiverste vorm nog op de Veluwe voor, waarbij het bedrijfsgedeelte vaak in hout is uitgevoerd. In de situering van de stookplaats tekent zich daar een regionaal verschil af. In het zuidwestelijke deel van de Veluwe ligt de stookplaats tegen de brandmuur en steekt de schoorsteen door de nok, zoals bij de boerderij Koninginnelaan 16 te Heelsum. In het noordoostelijke deel bevindt de stookplaats zich overwegend aan de wand tussen middenen zijkamer en steekt de schoorsteen halverwege het dakvlak uit, zoals bij de boerderij Dijkhuizerweg 29 te Epe. In de oude Zuiderzeepolders ten westen van Nijkerk en ten noorden van Oldebroek, waar overwegend veeteelt en melkveehouderij plaatsvond, werden de eerste twee gebintvakken van het bedrijfsgedeelte ingericht tot karnruimte en zomerverblijf. In dat geval spreekt men van hallenhuis met voerdeel, zoals bij de boerderij Bunschoterweg 22 in Nijkerk. Het hallenhuis met dwarsdeel waarbij voor meer mest het grootste deel van de middenbeuk als potstal in gebruik werd genomen, komt in Gelderland weinig voor. Slechts in het Land van Maas en Waal, in de Duffel en op een aantal plekken in de Liemers zijn enkele tot dwarsdeel omgebouwde boerderijen te vinden, zoals de boerderij De Grote Kat te Ooij (1820). De deeldeuren zijn hier iets terug liggend aan de zijkant geplaatst, waardoor daar een inspringend dakvlak zichtbaar is. Bij een hallenhuis met middenlangsdeel bevinden de deeldeuren zich in de achtergevel - afhankelijk van de streek worden deze baander of niendeur genoemd. In de oostelijke Achterhoek zijn bij oudere boerderijen deze deuren meer binnenwaarts geplaatst, waardoor een zogeheten onderschoer ontstaat. Een voorbeeld hiervan is de {== afbeelding Erve Kots te Lievelde bij Lichtenvoorde is een voorbeeld van een hallenhuisboerderij met naar binnen geplaatste niendeuren, waardoor een onderschoer ontstaat==} {>>afbeelding<<} {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Gerestraat 47-49 te Heesselt bij Varik is een hallenhuisboerderij met schuur, beide met dakoverstek aan de achterzijde==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding De Tesse te Empe bij Brummen is een voorbeeld van een langhuisboerderij met een stenen puntgevel==} {>>afbeelding<<} boerderij/herberg Lebbenbrugge bij Borculo. Soms wordt dit fenomeen versterkt door hoekschotten, laag aflopende uitbouwen ter weerszijden van de deeldeuren. De boerderij Vuurever, oorspronkelijk te Haarlo en nu te Eibergen, is hier een voorbeeld van. In de Tieler- en Bommelerwaard en omgeving komt een variant voor, waarbij de achtergevel juist van een groot dakoverstek is voorzien, met daarin een luik. Op deze wijze kon het hooi van de hieronder droog opgestelde wagen direct op de zolder van de deel worden opgeborgen. Bij boerderijen wordt verder een onderscheid gemaakt naar de vorm van het woongedeelte en de relatie daarvan met het bedrijfsgedeelte. Liggen woon- en bedrijfsgedeelte in elkaars verlengde dan spreekt men van een langhuisboerderij. In het algemeen - en vooral op de Veluwe - werd het woongedeelte aan de voorzijde van een wolfdak voorzien. In het oostelijk deel van de Achterhoek kregen ze vooral zadeldaken met een houten voorschot. De boerderij 't Vunderink bij Eibergen is hier een fraai voorbeeld van. Deze boerderij heeft ook een endskamer (in Twente bovenkamer en elders ouderkamer genoemd), veelal gebruikt als woning voor de boer en de boerin op leeftijd die hun bedrijf aan hun kinderen hadden overgedaan. Ook de boerderij Lunterseweg 80 te Ede heeft een dergelijke aangebouwde ouderkamer. In de rijkere kleigebieden langs de IJssel komen ook langhuisboerderijen met een stenen puntgevel voor, zoals te zien is bij de uit 1669 stammende boerderij De Tesse te Empe. Wanneer het woongedeelte aan één zijde dwars is uitgebouwd, dan spreekt men van een krukhuisboerderij. Het uitgebouwde gedeelte, dat zich doorgaans aan de noordkant bevindt, bevat de melkkelder en daarboven de opkamer. Een enkele keer herbergt deze opkamer een herenkamer. Voorbeelden hiervan zijn de boerderij Brouwershofstad te Winssen en De Adelaar te Voorst, beide met een in- en uitgezwenkte topgevel. Door het bijbouwen van een tweede uitbouw, die doorgaans de pronkkamer bevatte, ontstond een T-boerderij, of liever hallenhuisboerderij met dwars voorhuis. De zolder van een dergelijk voorhuis werd over het algemeen bij de bedrijfsruimte getrokken zodat de opslagcapaciteit werd vergroot. Hier werd het gedorste graan opgeslagen. De recent afgebrande boerderij Blankertsweg 8 te Meteren was hier een goed voorbeeld van. Een minder sprekend voorbeeld is De Clef te Ewijk. Al aan het eind van de 19de eeuw ontstonden in het rivierengebied en langs de IJssel dwarse voorhuizen. Een goed voorbeeld met een hoger voorhuis is Rijnbandijk 69 te Opheusden. Op de Veluwe en in de Achterhoek ontstonden dwarse voorhuizen pas vanaf het midden van de 19de eeuw bij de imposante {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De Oude Dries te Deest bij Afferden is een voorbeeld van een 19de-eeuwse hallenhuisboerderij met dwars voorhuis of T-boerderij (1988)==} {>>afbeelding<<} scholteboerderijen zoals Huize Meenk te Miste bij Winterswijk. Andere boerderijtypen hebben in de 19de eeuw in Gelderland slechts beperkt ingang gevonden. De Runsvoort te Hummelo is een uitzondering met zijn herenhuisachtig voorhuis (1857-'58) en forse driekapsschuur. Andere opvallende voorbeelden zijn de twee ontginningsboerderijen Het Woud en De Woudhof bij Beekbergen met los-staand voorhuis uit 1871 en 1875. Architectonisch interessant is de door R. van 't Hoff in 1913 ontworpen modelboerderij De Zaaier te Lunteren. Typologisch van belang is de modelboerderij Harscamp te Harskamp (1926), een kippenboerderij op U-vormige plattegrond naar plannen van H. van der Velde. Van de diverse soorten bijgebouwen verdienen er enkele aparte vermelding. In het rivierengebied ontstonden begin 19de eeuw vloedschuren, waar bij hoog water het vee {== afbeelding Overal in Gelderland, maar vooral op de Veluwe, staan eenvoudige vrijstaande kippenhokken met glas aan de voorzijde en een flauw lessenaarsdak, zoals hier te Oosterhuizen bij Beekbergen==} {>>afbeelding<<} in gedreven kon worden. Voorbeelden hiervan zijn nog te vinden bij Pluimenburgsestraat 16 te Dodewaard en bij de boerderijen Vergardeweg 23 te Wadenoijen en Daver 9 te Kerk Avezaath. De kapberg met verhoogde tasvloer, een andere voorzorgsmaatregel tegen hoog water, is te vinden bij de boerderijen De Clef te Ewijk en Kerklaan 16 te Heeselt. Op de Veluwe, bijvoorbeeld op de Ginkelse heide bij Ede, bevinden zich schaapskooien. In Gelderland hebben die een eenbeukige opzet met afgeschuinde hoeken en staan ze op een bakstenen plint. Eveneens op de Veluwe, maar ook in de Achterhoek, staan nabij de boerderijen nog veel eenvoudige vrijstaande kippenhokken met glas aan de voorzijde en een flauw lessenaarsdak, zoals aan de Kruisweg te Oosterhuizen bij Beekbergen. Nijverheid De Veluwse sprengen bleken uitermate geschikt als aandrijving van watermolens. Een enkele werd gebruikt als kruitmolen (Vaassen) of als kopermolen (Apeldoorn, Klarenbeek). De meeste dienden echter als papiermolen, omdat het water, vanwege het geringe ijzergehalte, ook zeer geschikt bleek voor de papierfabricage. Dat vond ook de uitgeweken Fransman Marten Orges, toen deze in 1613 te Ugchelen bij Apeldoorn een papiermolen stichtte. Op het hoogtepunt van de produktie van papier, in 1740, telde de Veluwe 174 papiermolens. In de watermolen in het Openluchtmuseum te Arnhem is het produktieproces met kollergang (papierwals) en Hollanders (papierbakken met messen) nog goed te volgen. Daarbuiten is de Middelste Molen te Loenen het best bewaard gebleven. {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Te Heerde staat de N.V. Ark's Beschuitfabriek, gebouwd in 1925 en uitgebreid in 1932==} {>>afbeelding<<} De komst van stoommachines leidde tot concentratie en sanering, waarbij vele molens werden gesloopt of omgebouwd tot wasserijen. De bouw van een eerste machinale papierfabriek in Wapenveld in 1840 werd gevolgd door de bouw van andere fabrieken. De oostelijke Veluwezoom bleef met fabrieken in Apeldoorn en Loenen een belangrijk centrum van papierfabricage. Eerbeek ontwikkelde zich in de 20ste eeuw tot centrum van het vouwkarton, terwijl in 1912 te Renkum een nieuwe fabriek voor fijnpapier werd gesticht. Te Emst bij Epe werd in 1909 een wasserijcomplex omgebouwd tot wattenfabriek. Ook elders op de Veluwe ontstonden textielfabrieken, waaronder de tricot- of breifabriek te Apeldoorn (1897). De belangrijkste fabriek is evenwel de ENKA-fabriek te Ede. Gesticht in 1913 te Arnhem als ‘Nederlandsche Kunstzijdefabriek’ werd de produktie in 1921 overgebracht naar de pas gebouwde fabriek in Ede. Andere vermeldenswaardige - bewaard gebleven - fabrieksgebouwen zijn de beschuitfabriek in Heerde, de Ned. IJzergieterij Vulcanus te Vaassen, de zuivelfabriek Nestlé in Nunspeet en diverse steenfabrieken langs de Neder-Rijn tussen Arnhem en Wageningen. Infrastructuur Over de zandgebieden van de Veluwe en Achterhoek liepen vanouds enkele interregionale handelsroutes, met als belangrijkste de Hamburgerweg van Amersfoort dwars over de Veluwe naar Deventer. Langs de noordrand van de Veluwe liep de Zuiderzeestraatweg van Amersfoort over Harderwijk naar het Katerveer bij Zwolle. Aan de zuidrand van de Veluwe lagen twee belangrijke wegen. De ‘Poort van Gelderland’ was de bijnaam voor de weg die liep van Holland via Amersfoort eerst via Lunteren en later via Zeist en Scherpenzeel over Ede naar Arnhem. Zuidelijker liep de weg die Utrecht via Rheden en Wageningen met Arnhem verbond. Beide wegen kwamen aldaar samen om als Keulse baan via Zevenaar en Emmerich hun weg oostwaarts te vervolgen. In opdracht van Lodewijk Napoleon werd in 1806-'09 de nieuwe Hamburgerweg aangelegd tussen Amersfoort en Het Loo bij Apeldoorn. In 1823 werd deze verlengd naar zowel Deventer als Zutphen en - evenals de Zuiderzeestraatweg - in 1830 verhard. De rijksweg van Zeist naar Arnhem trok men in 1823 door via de Ellecomsedijk naar de schipbrug bij Doesburg. Andere belangrijke wegen, de Hessenwegen, in de Achterhoek liepen vanouds van Doesburg via Doetinchem naar Anholt, van Zutphen via Vorden en Aalten naar Bocholt en via Vorden en Groenlo naar Vreden. Deze wegen werden eveneens rond 1830 verbeterd en verhard. In het Rivierengebied vond het meeste vervoer over water plaats. Wel liep door het Land van Maas en Waal de Koningsweg; van Nijmegen via Zaltbommel en Gorinchem naar Holland. Bij Wamel lag het veer naar Tiel, waarvandaan in 1773 een zandweg over Buren naar Culemborg werd aangelegd richting Utrecht. De belangrijkste weg in het Rivierengebied was die van Utrecht via Zaltbommel en Hedel naar Den Bosch. Als gevolg van het Rijkswegenplan in 1927 werd de oude Koningsweg omgevormd tot Van Heemstraweg. Tevens volgden toen de aanleg van verkeersbruggen over de IJssel te Zwolle (1927-'30), de Maas bij Grave (1929) en Hedel (1937), de Waal bij Zaltbommel (1930-'33) en Nijmegen (1936) en de Neder-Rijn bij Arnhem (1932-'35). De grote rivieren, Maas, Waal, Rijn (Lek) en IJssel waren (en zijn) veruit de belangrijkste waterwegen. Met de bevaarbaarheid was het echter vaak slecht gesteld. De Waal was en bleef de belangrijkste vaarroute. De Maas was als regenrivier maar zeven maanden per jaar bevaarbaar. In 1705-'08 werd het Pannerdens kanaal gegraven, {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De uit 1936 stammende Waalbrug te Nijmegen is één van de belangrijkste bruggen van het Rijkswegenplan uit 1927 en de enige die de Tweede Wereldoorlog vrijwel ongeschonden heeft doorstaan (1995)==} {>>afbeelding<<} waardoor Rijn en IJssel meer water kregen en beter bevaarbaar werden. De huidige IJsselloop ontstond in 1770, toen men de Pleij onder Arnhem doorgroef. Verdere kanalisatie van de Boven-Rijn in 1773-'76 en de aanleg van het Bijlandskanaal in 1784 veroorzaakte dat de Rijn niet meer bij Lobith, maar bij Tolkamer ons land binnenkomt. De bekribbing van de rivieren vanaf 1870 leidde tot een diepere vaargeul en droeg zo bij aan een betere bevaarbaarheid. Bij de IJssel trachtte men de betere bevaarbaarheid op te lossen door het in 1829 gegraven kanaal van Apeldoorn naar Hattem in 1860-'69 tot Dieren door te trekken. Door het uiteindelijk ook in de IJssel aanleggen van kribben vanaf 1900 werd het Apeldoorns kanaal nooit een groot succes. In de Achterhoek bleef tot ver in de 19de eeuw de Berkel een handelsroute waarover men met enige moeite tot Vreden kon varen. Bocholt was bereikbaar via de oude IJssel en op de Linge konden per boot goederen van Gorinchem tot Geldermalsen worden vervoerd. De enige verbinding over water tussen Maas en Waal lag eeuwenlang bij Heerewaarden in de vorm van het in 1599 gegraven (oude) kanaal van St.-Andries. Hier kwam verandering in met de aanleg van het Maas-Waalkanaal tussen Heumen en Nijmegen in 1928. Boven Zutphen werd in 1930 begonnen met de aanleg van het Twentekanaal, dat in 1936 gereed kwam. In 1931 startte de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal. In 1953 werd dit kanaal, dat vanwege het stuk tussen Rijswijk en Tiel eigenlijk Amsterdam-Waalkanaal moet heten, in zijn geheel bevaarbaar. Door deze verbinding nam de scheepvaart op de Neder-Rijn af en kon men het waterpeil met behulp van stuwen reguleren, een oplossing die in 1926-'37 al in de Maas was gerealiseerd. De Rijnspoorweg was de eerste spoorlijn in Gelderland. Het traject van Amsterdam naar Arnhem werd in 1845 opengesteld. Na de bouw van de brug over de IJssel in Westervoort (1853-'56) volgde in 1856 de aansluiting op het Duitse net via Emmerich. In 1863 kwam de spoorlijn Utrecht-Zwolle gereed, in 1865 het traject Arnhem-Zutphen en datzelfde jaar kreeg Nijmegen een spoorverbinding met Kleef. In 1866 kwam de lijn Zutphen-Deventer gereed. Deze volgt een omweg langs het landhuis 't Joppe. De heer van het landhuis bedong namelijk met succes een opstapplaats vlak bij zijn huis. De grote rivieren maakten gedurfde spoorwegbruggen noodzakelijk. De spoorbrug over de Lek bij Culemborg (1863-'68, vernieuwd 1983) bleef met zijn 154 meter overspanning tot 1878 de grootste in zijn soort in de wereld. Na de bouw van de drie grote bruggen over Lek, {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De gezonde Veluwelucht bevorderde de vestiging van sanatoria, waaronder het uit 1938-'39 stammende sanatorium De Hooge Riet te Ermelo (1995)==} {>>afbeelding<<} Waal en Maas kwam in 1870 de lijn Den Bosch-Utrecht gereed. De spoorlijn van Amsterdam via Amersfoort bereikte in 1876 Apeldoorn, maar vanwege de te realiseren IJsselovergang, pas in 1888 Deventer. Ook voor de opening van de spoorlijn van Arnhem naar Nijmegen in 1879 waren eerst twee forse spoorwegbruggen nodig (1875-'78). Na de wet op de lokaalspoorwegen in 1878 werd dit ‘rompnet’ uitgebreid met spoorlijnen van Nijmegen naar Den Bosch (1881) en Venlo (1883). In 1885 kwam ook de eerste Betuwe-lijn gereed van Dordrecht via Geldermalsen en Tiel naar Arnhem/Nijmegen, het jaar daarop gevolgd door de aansluitende lijn van Kesteren naar Amersfoort. Op de Veluwe werd in 1889 de lijn Dieren-Hattem via Apeldoorn voltooid en in 1903 het ‘kippenlijntje’ Ede-Nijkerk. In de Achterhoek was het de Winterswijkse textielondernemer J. Willink die in 1881 aan de wieg stond van de Geldersch-Overijsselsche Lokaal Spoorweg (GOLS). Nadat al in 1879 de lijn Zutphen-Winterswijk was geopend, volgden verbindingen met Borken en Bocholt, maar ook met Hengelo (Ov.) via Neede (1884) en Zevenaar via Doetinchem (1885). Na de overname van alle spoorwegen door de Nederlandse Spoorwegen in 1938 werden diverse lijnen of delen daarvan opgeheven. De lijn Apeldoorn-Dieren is sinds 1975 weer in gebruik, nu als museumspoorlijn. Begin 20ste eeuw verschenen er diverse tramlijnen, die veelal over bestaande wegen liepen. Belangrijk was de stoomtrammaatschappij Maas en Waal (1902). De in hetzelfde jaar opgerichte tramlijn Zutphen-'s-Heerenberg, werd in 1903 tot Emmerich verlengd. Tussen 1908 en 1931 functioneerde de Zuiderzeetramlijn van Zwolle naar Nunspeet. In de Achterhoek was Doetinchem een verkeersknooppunt. Uiteindelijk werden alle tramlijnen in busdiensten omgezet. In 1934 werden ze in oostelijk Gelderland verenigd tot de Doetinchemse busmaatschappij GTW, of voluit geschreven de ‘Geldersche Tramwegen’. Gestichten, sanatoria en recreatie De gezonde Veluwelucht bevorderde de vestiging van diverse instellingen van therapeutische aard. Eén van de eerste was het water-kuuroord Bethesda te Laag-Soeren, gebouwd in 1850, maar pas in 1870 in gebruik genomen. In 1884 kocht de ‘Vereeniging Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland’ de buitenplaats Veldwijk in Ermelo om daar een psychiatrisch ziekenhuis te stichten. De ‘Vereeniging tot Christelijke verzorging van krankzinnigen in Nederland’ bouwde in 1907 te Wolfheze een gesticht en in 1908 ontstond bij Apeldoorn het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht het ‘Apeldoornsche Bosch’. In 1899 schonk koningin Emma het landgoed ‘Oranje Nassau's Oord’ bij Wageningen tot inrichting van het ‘Eerste Nederlandse Sanatorium voor Longlijders’. Andere sanatoria volgden te Wageningen (circa 1908), Beekbergen (1909) en Ermelo (1938). Al in 1848 stichtte ds. O.G. Heldring te Hoenderloo een doorgangshuis voor jonge ex-gedetineerden. Ook voor andere groepen jongeren bleek de Veluwe een opvangoord, gezien de weeshuizen te Elburg (1858), Nijkerk (1859) en Apeldoorn (1910). In 1923 verrees de Caeserea-stichting te Ugchelen bij Apeldoorn, gevolgd door andere kindertehuizen te Nunspeet (1928) en Apeldoorn (circa 1930). Ook andere groepen konden op de Veluwe terecht, bijvoorbeeld in het rust- en vakantiehuis De Born te Bennekom (1932) en het in 1900 door Bond van Nederlandsche Onderwijzers gestichte herstellingsoord ‘Mens en Samenleving’ (herbouwd 1932) te Lunteren. Gezien de vele campings en bungalowparken in onder meer Nunspeet, Epe en Putten bleef de Veluwe ook na de Tweede Wereldoorlog in trek als gebied voor rust en verpozing. Achterhoek De Achterhoek wordt in het noorden begrensd door de Overijsselse regio's Salland en Twente, in het oosten door het Duitse Nordrhein-Westfalen, in het zuidwesten door het Pannerdens kanaal en in het westen door de IJssel. De regio zelf is verder onder te verdelen in De Graafschap en de Liemers. De noordelijke en westelijke grens van de Liemers worden respectievelijk gevormd door de Oude IJssel en de stuwwal van het Montferland. Zevenaar en Didam behoren tot de Liemers, maar ook Doesburg {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De kasteelstad 's-Heerenberg, zetel van de heren van het graafschap Bergh==} {>>afbeelding<<} werd hier vanouds toe gerekend. De naam De Graafschap slaat op het bezit van de graven van Zutphen, dat zich oorspronkelijk uitstrekte tot de veenzone rond de lijn Halle-Mariënvelde-Beltrum. Ten oosten daarvan lagen oorspronkelijk de heerlijkheid Borkelo met Borculo, Eibergen en Groenlo, de heerlijkheid Bredevoort met Aalten en Winterswijk, en aan de zuidrand de bannerij van Wisch met Gendringen en Terborg en het graafschap Bergh met 's-Heerenberg en Zeddam. Grondgebruik De Achterhoek behoort met grote delen van Salland en Twente tot het oostelijke zandgebied dat vanaf het IJsseldal langzaam naar het oosten oploopt en meer geaccidenteerd wordt. In het gebied komen enkele stuwwalresten voor, waaronder het Montferland en de nog tot de Sallandse heuvelrug behorende Lochemse en Needse berg. De Achterhoek is grofweg in vier stroken te verdelen; het laagterras met daarin de IJssel en de monding van de Oude IJssel, een strook met dekzanden op keileem rond de lijn Doetinchem-Hengelo-Vorden-Lochem en aan de oostzijde rond de lijn Halle-Mariënvelde-Beltrum een vlak gebied waar zich hoogvenen vormden, waaronder het Wolfersveen en het Korenburgerveen. In het uiterste oosten bevinden zich de middelhoge zandgronden van het Oost-Nederlands plateau. Het is niet verwonderlijk dat op deze grens tussen veen en zand op strategische plekken versterkingen ontstonden te Bredevoort, Lichtenvoorde, Groenlo en Eibergen. Door dijkaanleg ten oosten van de IJssel en de Oude IJssel in de 13de en 14de eeuw kon het gebied tussen Doetinchem en Lochem worden ontgonnen. De ondiepe IJsselbedding veroorzaakte echter regelmatig hoge waterstanden, waarbij een brede strook langs de IJssel tussen Doesburg en Zutphen, alsmede grote delen van de Liemers onder water kwamen te staan. Na de watersnood van 1809 legde men de Spijkse en de Baakse overlaat aan. {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De rond 1870 gebouwde imposante scholtenboerderij Huize Meenk bij Winterswijk==} {>>afbeelding<<} De eerste werd al in 1852 gedicht, maar de Baakse overlaat bepaalde nog tot 1955 de waterhuishouding ten zuiden van Zutphen. De drassige strook in het midden werd afgewaterd via de Beneden Slinge en de Baakse Beek. Nadat in 1835 de Veengoot was aangelegd, konden de venen aldaar ontgonnen worden. Het in 1880 opgerichte waterschap van de Oude IJssel zorgde vanaf 1888 voor een verbeterde waterhuishouding, waardoor de bevaarbaarheid toenam. De waterhuishouding van de aan de noordzijde stromende Berkel werd in 1893-'99 en opnieuw in 1920-'26 verbeterd. Langs de IJssel vond vooral veeteelt en melkveehouderij plaats, terwijl elders het gemengde bedrijf overheerste. Vooral in het noordelijke deel waren er veel pachtboeren op de uitgestrekte landgoederen als Ampsen, Hackfort en Verwolde. In Gelderland heeft zich tot 1795 het op de hofhorigheid gebaseerde grootgrondbezit kunnen handhaven. Bij dit in de middeleeuwen ontstane systeem, waren de boer van het hof (scholte) en de onderhorige boerderijen (hofhorigen) erfelijk afhankelijk van een (adellijk) heer. Deze aan hun erf gebonden boeren droegen een gelijk blijvende pacht in natura af. Vooral op de erven rond Winterswijk en in het aangrenzende Münsterland gingen de, in de loop van de 18de eeuw door de stijgende graanprijzen steeds welvarender geworden, hofhorige boeren zich steeds zelfbewuster gedragen. Na afschaffing van de heerlijke rechten in 1795, werden ze vaak eigenaar van hun hofhorige erven. Op een vergelijkbare wijze als Groninger hereboeren, verwierven deze voormalige hofhorigen zo het grootste deel van de cultuurgrond. Ze lieten zich scholte noemen en gingen over tot het bouwen of verbouwen van hun vaak imposante scholteboerderijen. Na 1850 waren zij in staat de voormalige markegronden te ontginnen en nieuwe pachtboerderijen te stichten. In de Liemers liep de tabaksteelt sterk terug toen in 1816 de Kleefse enclaves bij Nederland kwamen en de Pruisische toltarieven een probleem voor de afzet gingen vormen. Vooral na 1870 werd de veeteelt belangrijker en ontstond er een veemarkt in Doetinchem. Pas toen omstreeks 1890 de natuurlijke bodemvruchtbaarheid kon worden aangevuld met kunstmest bracht men de ontgonnen veengebieden in het midden en de heidegebieden in het oosten in cultuur. Schaalvergroting en ruilverkaveling na 1940 en de opkomst van de agro-industrie, waarbij snijmaïs gras als veevoer verving, hebben het landschapsbeeld sterk veranderd. Nederzettingen Zonder enige twijfel was Zutphen de belangrijkste stad van Oost-Gelderland. Ze was tevens één van de oudste Nederlandse Hanzesteden. Samen met Elburg, Harderwijk, Doesburg, Arnhem en Nijmegen werden ze in het Hanzeverbond tot de Zuiderzeesteden gerekend, die vielen onder het Kwartier van Keulen. Ook was Zutphen de residentie van de Graafschapse aristocratie. Doesburg en Doetinchem, op enige afstand gevolgd door Lochem en Groenlo, behoorden tot de middelgrote steden van de Achterhoek. 's-Heerenberg en Zevenaar waren kleine verdedigbare steden. Ook Borculo, Bredevoort, Bronckhorst, Laag-Keppel, Terborg en mogelijk Eibergen en Lichtenvoorde - alle kasteelnederzettingen - kregen stadsrechten. Ze kenden echter slechts een beperkte groei. Bredevoort is een goed voorbeeld van een kleine stad die op de voorburcht van het kasteel tot ontwikkeling kwam en waar enkele grotere borgmanshuizen en een aantal akkerburgerhuizen werden gebouwd. Door zijn strategische ligging werd het - net als Groenlo - in de Tachtigjarige Oorlog tot vesting uitgebouwd. Op de rivierduinen langs de Oude Rijn, IJssel, Oude IJssel en Berkel kwamen ook diverse dorpen tot ontwikkeling. Langs de Rijn zijn dit onder meer Lobith, Pannerden, Oud-Zevenaar en Aerdt. Ze hebben vaak het karakter van een dijkdorp. Door zijn brede stroomgebied en vele overstromingen ontstonden er weinig grotere nederzettingen langs de IJssel. De belangrijkste zijn: Westervoort, Angelo en Steenderen. Op de rivierduinen van de Oude IJssel vormde zich een gordel van nederzettingen: Drempt, Hoog-Keppel, Hummelo - en voorbij Doetinchem - Gaanderen, Terborg, Silvolde, Gendringen en Ulft. De dorpen Almen, Borculo en Rekken liggen op duinen in het Berkelgebied. Al deze nederzettingen hebben een langgerekte structuur. {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De Boven-Rijn bij Tolkamer. Aan de linker bovenzijde is Lobith zichtbaar, evenals een restant van de oude Rijnloop==} {>>afbeelding<<} In het laagterras van de IJssel en de monding van de oude IJssel ontstonden esdorpen. Het escomplex rondom Didam bestaat uit de hoofdkern Didam - met parochiekerk - en daaromheen enkele later tot ontwikkeling gekomen kleinere dorpen, zoals Liol en Nieuw-Dijk, wat het geheel uiteindelijk het karakter van een kransesdorp verleent. Ook op de strook met dekzanden kwamen diverse esdorpen tot ontwikkeling. Het minder regelmatige akkerpatroon verraadt dat het hier om aaneengegroeide eenmansessen gaat. Voorbeelden zijn te vinden rond Hengelo, Vorden en Warnsveld. Gelselaar is een fraai voorbeeld van een dorp dat aan de rand van een es is gelegen en waar later losse boerderijen om heen zijn gebouwd. Enkele van deze esdorpen zijn vooral als kerkdorp te karakteriseren (Geesteren, Almen, Drempt en Etten). Langs de flanken van de stuwwallen ontstonden flankesdorpen. Voorbeelden daarvan zijn in het noorden Neede en Eibergen en in het zuiden Stokkum, Zeddam en Beek. De voormalige veenstrook wordt vooral gekarakteriseerd door de in de 19de eeuw ontstane verkeersdorpen als Zieuwent, Halle, Mariënvelde en Harreveld. Op het Oost-Nederlandse plateau overheersen de kampontginningen of eenmansessen, wat heeft geleid tot essen-zwermnederzettingen als Huppel, Ratum en Rekken. Woold heeft meer het karakter van een los gegroepeerd kransesdorp. Te Miste, Corle en Meddo verdichtte de bebouwing zich in de 19de eeuw rondom een molen, school of kerk. De grotere nederzettingen Aalten en Winterswijk ontwikkelden zich tot marktdorpen en gingen de functie van regionaal verzorgingscentrum vervullen. Een opmerkelijk fenomeen in de Achterhoek zijn de nieuwe kerkdorpen, ontstaan als katholieke kerkstichtingen vanuit een nabijgelegen havezate, waarvan de adellijke eigenaars altijd katholiek waren gebleven. Baak is het vroegste voorbeeld, met de oude katholieke kerk (1772) en daarnaast de nieuwe (1889). Andere voorbeelden zijn Kranenburg (1856), 't Joppe (1866) en Vierakker (1868). {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doorwerth is een goed voorbeeld van een middeleeuws kasteel gebouwd op een strategisch belangrijke plek langs de Neder-Rijn. Om die reden liep het in 1944 zware oorlogsschade op waarna het ingrijpend gerestaureerd moest worden (1986)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding De Kieftskamp bij Vorden is een voorbeeld van een 18de-eeuws landhuis, aangelegd door Achterhoekse adel==} {>>afbeelding<<} Kastelen en buitenplaatsen Een belangrijk deel van het Gelders grondgebied was domeingoed van de landsheer, die zijn bezittingen exploiteerde door middel van landsheerlijke hoven met hofhorige erven. Adellijke leenmannen lieten in de loop van de tijd hun huis tot kasteel verbouwen. Huis Bergh is een goed voorbeeld van een middeleeuws edelmanshuis. Deze huizen, die in eerste instantie vooral een militair belang dienden, werden vanaf de 16de eeuw havezaten genoemd. In het Kwartier van Zutphen bevonden zich 36 erkende havezaten. Acht hiervan staan in en nabij Vorden, te weten: Hackfort, Vorden, Den Bramel, De Kieftskamp en de in dit boek onder Kranenburg beschreven havezaten De Wildenborg, De Wierse, Het Onstein en Het Medler. Toen ze hun militaire waarde verloren, werd het bezit van een havezate als ‘adellijk getimmert’ van belang omdat dit recht gaf op een zetel in de Ridderschap. Verbouwingen geschiedden in ‘golven’, bijvoorbeeld in het midden van de 16de eeuw: Het Velde (kort na 1535), Magerhorst (1549), Loowaard (rond 1558), Ruurlo (1571) en Sevenaar (rond 1575). In het laatste kwart van de 17de eeuw was er een andere bouwgolf en werden de huizen Slangenburg (1678) en Voorst (1695) ver- of gebouwd voor vertrouwelingen van stadhouder Willem III. In de 18de eeuw werden veel adellijke huizen gemoderniseerd: Baak (1738), Ampsen (1751), Oolde (1771), Verwolde (1776) en Babberich (1786). Ook de adellijke huizen op de Veluwe werden vaak op strategische belangrijke plaatsen gebouwd zoals Nijenbeek, Doorwerth en Middachten. Bij Rosendael en het Oude Loo is dit echter niet het geval. Opvallend is het aantal kastelen dat gebouwd werd door Karel van Gelre en zijn gevolg, waaronder Biljoen (1531), de Gelderse Toren (1535), de Cannenburg (circa 1560) en Ter Horst (1577). De aankoop van het Hof te Dieren in 1647 door stadhouder Willem II luidde het begin in van de waardering van de Veluwe als jachtgebied. Biljoen en de Cannenburg werden rond 1661 verbouwd. Daarnaast ontstonden Groot Essenburg (1652), Oldenaller (1655) en Middachten (1694-'97). De belangrijkste stichting was evenwel het Nieuwe Loo, dat in 1685-'86 door stadhouder Willem III als het Nederlandse Versailles de concurrentie met andere Europese hoven moest aangaan en daartoe in 1691-'94 nog werd uitgebreid. {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} In het Rivierengebied ligt de kasteelontwikkeling iets anders, omdat de versterkte huizen daar vooral gebouwd werden op plaatsen aan de rivieren die nog lang strategisch van belang bleven, zoals de Hollandse grensvesting Loevestein of het de Waal bewakende kasteel Doornenburg. Ook Batenburg, Waardenburg, Ammersoyen en Nederhemert waren vooral van belang vanwege hun strategische positie. Na verwoestingen in de Tachtigjarige Oorlog werden enkele kastelen op indrukwekkende wijze herbouwd, zoals kasteel Wijchen (1609-'21) en het Achterhoekse Laag-Keppel (1612-'20). Een groot deel van de adel woonde 's winters in de stad, vooral in Zutphen, Arnhem en Nijmegen. In de 17de en 18de eeuw ontstond een omgekeerde beweging waarbij rijke burgers uit de stad een buitenplaats op het land lieten aanleggen. Zo liet Geertruid van Markel, weduwe van een Deventer burgemeester, in 1739-'42 't Joppe bouwen. Deze ontwikkeling zette in de 19de en 20ste eeuw door en zo ontstonden er ook enkele fabrikantenbuitenplaatsen, zoals Villa Heyendaal (1913) voor de margarinefabrikant F. Jurgens. In 1912 kocht de textielfabrikant J.H. van Heek Huis Bergh als fabrikantenwoning. In de 18de en 19de eeuw was de Veluwezoom - en vooral de zuidelijke rand tussen Dieren en Wageningen - in trek voor de aanleg van een buitenplaats bij adel en rijke burgers, maar ook bij rentenierende ex-Indiëgangers. Voorbeelden van dergelijke landgoederen zijn Rhederoord bij De Steeg (herbouwd 1745), Overbeek bij Velp (1770), Hinkeloord te Wageningen (1855-'56) en De Hemelse Berg te Oosterbeek (1858). De landbouwcrisis (1878) en de Indische suikercrisis (1880) hadden een gedwongen verkoop van veel van deze uitgestrekte landgoederen tot gevolg. Overbeek werd {== afbeelding Eén van de weinige resten van de eens bloeiende ijzerindustrie langs de Oude IJssel is de in 1754 opgerichte ijzergieterij te Ulft, waarvan de vroeg-20ste-eeuwse gebouwen nog resteren==} {>>afbeelding<<} - net als veel andere landgoederen rond Arnhem - aan het begin van de 20ste eeuw verkocht en verkaveld, Hinkeloord kreeg een andere bestemming en De Hemelse Berg ging in 1944 verloren. Elders op de Veluwe bleef de ontwikkeling van landgoederen nog enige tijd doorgaan, getuige Oud Groevenbeek (1907-'08) en het door D.G. van Beuningen in 1939 gestichte Noorderheide. Mogelijk was hij hierbij geïnspireerd door zijn stadgenoot en mede-mecenas A.G. Kröller, die het landgoed de Hoge Veluwe stichtte en daar een jachtslot (1915-'20) en samen met zijn vrouw H.E.L.J. Kröller-Müller een museum (1938) liet bouwen. IJzer, steen en textiel Langs de Oude IJssel lag een aantal banken met ijzeroer of moerasijzererts. Dit leidde tot de stichting van hoogovens, waarbij men naast ijzeroer ook gebruik maakte van houtskool en kalksteen uit de omgeving en van waterkracht voor de aandrijving. In 1689 ontstond aan de Bielheimerbeek bij Gaanderen de oudste hoogoven, gevolgd door die van de Ulftse (1754) en de Keppelse (1794) ijzergieterij en de gieterij Vulcaansoord bij Terborg (1821). Na 1885 verdwenen de hoogovens en ging ging men zich toeleggen op het verwerken van ingevoerde halfprodukten. Er kwamen zelfs ijzergieterijen bij: Vulcanus te Langerak bij Doetinchem (1894) en Ubbink te Doesburg (1896). Van al deze fabrieken zijn die te Ulft en Langerak nog in bedrijf. De oude kleilagen in de Liemers leverden al vanaf de tweede helft van de 18de eeuw materiaal voor de produk- {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} tie van baksteen. De vanaf 1830 uitgevoerde wegverhardingen leidden tot een grotere vraag naar baksteen. Na de aanleg van zomerkaden langs de rivieren ontstonden in de uiterwaarden diverse steenovens. Eerst waren dit veldovens, maar vanaf 1870 ook ringovens, gevolgd door zig-zag-ovens en vlamovens. In de Achterhoek resteert hier weinig van, met uitzondering van een ringoven in Spijk (1921) en de fraai bewaard gebleven pannenfabriek bij Zevenaar, gesticht in 1865 en voorzien van een zig-zagoven in 1925. Ingeklemd tussen de textielcentra Twente en Bocholt kwam eind 19de eeuw enige textielnijverheid tot ontwikkeling in de oostelijke Achterhoek. Uit de huisnijverheid van het linnenweven vormden zich enkele fabrieken. Doorgaans geschiedde dit op initiatief van één of twee families; Driessen in Aalten, Ter Weeme in Neede en Willink in Winterswijk. Van de zes textielfabrieken in Winterswijk is enkel de tricotfabriek van G.J. Willink bewaard gebleven en ook te Neede resteert weinig. De stoomweverij Driessen te Aalten (1893) is een gaaf voorbeeld van een karakteristieke kleine katoenweverij. De beschikbaarheid van stromend water en eek uit eikenschors leidde in de periode 1860-'80 tot de stichting van een aantal leerfabrieken te Lichtenvoorde, Eibergen en Lochem. De fabriek te Lochem werd in 1975 gesloopt. De fabriek waar men leren drijfriemen maakte te Eibergen (1900) is in verbouwde vorm behouden gebleven. Goed bewaard is de leerfabriek van ‘Hulshof's Vereenigde Fabrieken’ uit 1920 te Lichtenvoorde. Van de lokale brouwerijen in Aalten en Groenlo, is enkel de tot een multinational uitgegroeide brouwerij te Groenlo overgebleven. Rivierengebied Van het Rivierengebied worden de belangrijkste grenzen uiteraard door rivieren gevormd; de Neder-Rijn in het noorden en de Maas in het zuiden. De oostgrens wordt bepaald door het Pannerdens Kanaal en loopt vervolgens met een bocht in zuidelijke richting over de Nijmeegse stuwwal. De westelijke grens van deze regio wordt gevormd door de Diefdijk tussen Culemborg en Leerdam, ten zuiden overgaand in de benedenloop van de Linge en de Afgedamde Maas. De rivieren zorgen tevens voor een natuurlijke onderverdeling in een aantal ‘waarden’. In het westen vormt de Linge de scheiding tussen het Land van Buren en Culemborg in het noorden en de Tielerwaard in het zuiden. Weer ten zuiden daarvan ligt de Bommelerwaard met Zaltbommel als belangrijkste plaats. Oostelijk hiervan bevindt zich het Land van Maas en Waal met de plaatsen Heerewaarden, Boven- en Beneden-Leeuwen. Nog verder naar het oosten begint het Rijk van Nijmegen. Beide gebieden worden samen het Tweestromenland genoemd. In het uiterste oosten, tussen de stuwwal van Nijmegen en de Boven-Rijn, ligt de Duffel. Ten oosten van Tiel en ten noorden van Nijmegen bevindt zich tenslotte de Betuwe. Dit tussen de Neder-Rijn en de Waal ingeklemde gebied wordt op het smalste gedeelte tussen beide rivieren - van Kesteren naar Ochten - gescheiden in de westelijke Neder Betuwe en de oostelijke Over Betuwe. Het wassende water Deltagebieden vormden al heel vroeg overal een aantrekkelijk gebied voor bewoning, met vrij makkelijk te bewerken gronden en zoet water. Zo ook de Rijndelta, die al tijdens de Romeinse tijd naar verhouding vrij dicht bevolkt werd. In dergelijke gebieden houdt het water echter ook altijd een gevaar in. De beheersing van het water is ook in de Rijndelta altijd een probleem gebleven. Zo liggen het hoogwater van 1993 en de bijna-ramp bij Ochten in 1995 bij velen nog vers in het geheugen. In het laagterras van Maas en Rijn vormde zich in het Laat-Weichselien een stelsel van rivierarmen en stroomruggen met daartussen komgronden met veengebieden en moerassen. Door de aanleg van de eerste dijken in de 11de en 12de eeuw werden de stroomruggen gefixeerd. In de 13de eeuw ontstond een doorgaande bedijking en werden de venen in de Over en Neder Betuwe ontgonnen. Dit leidde tot het huidige rivierengebied met stroomruggen van zand en zanderige klei (zavel) en komgronden in de vorm van laagten met daarin een fijn bezinksel van zware klei. Dijkdoorbraken veroorzaakten zogeheten uitkolkingsgaten in de vorm van kleine, maar diepe, ronde poelen (kolken, wielen of waaien). De uitgespoelde grond werd in een waaier achter het gat afgezet als mengsel van klei en zand. Deze overslaggronden zijn onder meer bij Dodewaard afgezet, maar ook bij Lent en Huissen. Op deze grond ontwikkelde zich later vaak (kas)tuinbouw. Bedijking maakte de verbetering van de afwatering van het regen- en kwelwater van het binnendijkse gebied noodzakelijk. Hiertoe werden weteringen gegraven, zoals de Rijkse Wetering in het Land van Maas en Waal en de Drielse en Bommelse Wetering in de Bommelerwaard (1320-'21). De Beneden-Linge, die voor de afwatering van de Tielerwaard zorgde, werd al in de 12de of 13de eeuw oostwaarts doorgetrokken om als Boven-Linge de Betuwe te ontwateren. Op de grens met Holland werd in 1284 de Diefdijk aangelegd tussen Lek en Linge ter bescherming van de Vijfheerenlanden. Deze dwarsdijk moest het water uit het Land van Culemborg en Buren en de Betuwe zijwaarts {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het kanaal van St.-Andries bij Heerewaarden vormt de verbinding tussen de Maas en de Waal op de plaats waar deze elkaar het dichtst naderen==} {>>afbeelding<<} afvoeren. De in 1325 aangelegde Meidijk in de Bommelerwaard had een vergelijkbare functie, maar diende ook als dijk tegen water uit het westen. In 1478 volgde westelijk hiervan de aanleg van de Nieuwe Dijk. Dat deze bescherming hard nodig was, toont het aantal wielen langs deze dijk. Het gebied ten westen van Tiel kreeg door bedijking en ontwatering het karakter van een polderlandschap met de bijbehorende bemaling. Het Land van Maas en Waal kreeg in 1847 bij Dreumel een eerste stoomgemaal, in 1854 gevolgd door een stoomgemaal in de Tielerwaard bij Herwijnen. Beide gemalen zijn verdwenen, maar het stoomgemaal De Tuut (1918) bij Appeltern is bewaard gebleven. Door de bedijking konden de rivierwaterstanden veel hoger oplopen dan voordien. Bijzonder gevaarlijk was het vroege voorjaar, wanneer kruiende ijsschotsen zich ophoopten en tot een dijkdoorbraak konden leiden. De {== afbeelding Het elektrische Dijkgraaf H.C. de Jongh-gemaal te Aalst werd in 1935 gebouwd ter vervanging van een stoomgemaal uit 1881==} {>>afbeelding<<} {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Na de grote overstromingen van 1855 en 1861 werden op diverse plaatsen in het Gelderse rivierengebied dijkmagazijnen aangelegd, waaronder dit uit circa 1870 stammende tweelaags magazijn te Alphen aan de Maas==} {>>afbeelding<<} rivieren met hun zandbanken en meanders werkten zelf ook niet erg mee aan een goede doorstroming. Daarbij kwam dat de waterverdeling tussen de Rijntakken niet stabiel was en de Neder-Rijn vooral bij hoogwater onevenredig veel water kreeg te verwerken, wat vaak gepaard ging met overstromingen. Door de aanleg van het Pannerdens Kanaal (1705-'08) en het Bijlandskanaal (1784) werd de waterverdeling van de Rijn gestabiliseerd op 6/9 deel van het water voor de Waal, 2/9 voor de Neder-Rijn en 1/9 voor de IJssel. Al in 1273 was de Oude Maas bij Heusden afgedamd. Ze mondde bij slot Loevestein in de Waal uit, die daar Boven Merwede gaat heten. Voor de afvoer van het Maaswater bleek dit desastreus en dat had zijn weerslag op de situatie bij Heerewaarden, waar Waal en Maas elkaar bijna raken. Hier lagen rond 1600 drie verbindingsgeulen, waarvan er één in 1729 werd afgedamd. De enorme watersnood van 1809 zette met uitzondering van het Rijk van Nijmegen het hele Rivierengebied en een deel van de Liemers onder water. Toch leidden pas de overstromingen van 1855 en 1861 tot verbeteringen. Binnendijks werden vluchtheuvels gebouwd, kwelkades opgeworpen en dijkmagazijnen aangelegd. Ook werd in 1856 de overlaat bij Heerewaarden vervangen door een dijk. In 1861 ontstond een rivierenverbeteringsplan, waarvan de uitvoering tot 1910 duurde. Allereerst kwam tussen 1861 en 1885 aan de noordzijde van de Biesbosch de Nieuwe Merwede tot stand. Maar dit bood onvoldoende soelaas. Na de Maasoverstroming van 1880 volgde in 1904 de aanleg van de Bergsche Maas tussen Heusden en Geertruidenberg en werd de bestaande Maasarm bij Well afgedamd. Dat jaar werd ook de Heerewaardse Afsluitdijk opgehoogd en het nieuwe kanaal van St.-Andries aangelegd. Al deze maatregelen hebben toch de grote overstroming van 1926 niet kunnen voorkomen. Deze was de aanleiding om de Maas verder te kanaliseren. Op de stroomruggen in het Rivierengebied vond vooral akkerbouw plaats. De komgronden werden gebruikt als weiland, hooiland en wilgengriend. In de wintermaanden stonden ze door kwel en regenval blank. Belangrijk was ook de weinig arbeidsintensieve veehouderij in de vorm van vetweiderij en paardenfokkerij. Beusichem, Hedel, Asperen en Buren hadden paardenmarkten. Vanaf 1860 kwam de verbouw van suikerbieten in zwang en na de landbouwcrisis van 1878 werden veel akkercomplexen met fruitbomen beplant. Veilingen voor zachtfruit ontstonden in Tiel (circa 1900), Elst (1903) en Geldermalsen (1904). Door de vervanging van de tenen mand door de fruitkist in 1917 en de komst van koelhuizen vanaf 1925 werd de fruitteelt een volwaardige bedrijfstak, waar men rond 1980 op laagstamboomgaarden is overgeschakeld. Nederzettingen De grootste stad van het Rivierengebied is de vroegere Rijks- en Hanzestad Nijmegen. Door zijn ligging op de rand van een stuwwal en zijn tot de Romeinen teruggaande geschiedenis, heeft Nijmegen een ander karakter dan de andere steden in het rivierengebied. Tiel, de oude handelsplaats op de splitsing van de Waal en de Linge, was rond 1000 een belangrijke handelsnederzetting. De oeverstad Zaltbommel kreeg zijn grote bloei pas in de late middeleeuwen. Culemborg kwam bij een kasteel tot ontwikkeling en groeide uit tot een middelgrote stad. Asperen, Buren en Batenburg zijn kleine kasteelnederzettingen met stadsrechten. Gendt, Huissen en Maasbommel ontstonden alle drie bij een riviertol, maar ontwikkelden zich niet tot een echte stad. Bewoning vond plaats op de hogere stroomruggen, die bestaan uit rivierduinen. Waar deze boven het oppervlak uitsteken, worden ze donken genoemd. Horssen is een goed voorbeeld van een donkdorp, evenals Puifluik en Afferden. Op sommige plekken werden deze natuurlijke hoogten verder opgehoogd tot kunstmatige woonheuvels, die woerden of pollen worden genoemd. Voorbeelden zijn de gehuchten Wordragen bij Ammerzoden en Homoet. Persingen is een voorbeeld van een bijna terpachtig dorp dat later vrijwel geheel verlaten is. Door de sterke meandering van de rivieren vormden de stroomruggen in het oostelijke deel hoge en lange oeverwallen. De langste oeverwal loopt in de Betuwe van Gendt over Elst en Valburg naar Dodewaard. Een smalle oeverwal loopt van Kesteren via Lienden naar Maurik. Voorbeelden van oeverwaldorpen met een sterk lineaire structuur zijn Zoelen, Bruchem en Ingen. Op de brede stroomruggen ontstonden enkele kernesdorpen, zoals {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De Herv. kerk van Persingen bij Beek ligt op een kunstmatig opgehoogde heuvel - een woerd of, zoals het in de Ooijpolder heet, een pol==} {>>afbeelding<<} Andelst, Hemmen, Valburg en Buurmalsen. Op de smallere stroomruggen ontwikkelden zich incomplete (of gefrustreerde) esdorpen zoals Erichem. Dit zijn langgerekte esdorpen, met huizen aan twee- of drie parallelle straten die vorksgewijs op elkaar aansluiten. De voorstraat is daarbij onderdeel van de verbindingsweg en de achterstraat heeft een agrarisch karakter. Voorbeelden hiervan zijn Maurik, Lienden, Ewijk en Overasselt. Ten westen van Tiel komen smallere en lagere stroomruggen voor. Nederzettingen als Gameren, Rumpt en Ophemert hebben hierdoor een langgerekte structuur. De meeste dorpen in dit gebied hebben echter het karakter van een dijkdorp, zoals Haaften, Herwijnen, Deil, Beesd en Enspijk. Diverse van de dijkdorpen zijn ontstaan bij een kasteel, bijvoorbeeld Rossum, Ammerzoden, Well en Waardenburg. Kerkdriel en Beusichem hebben een ontwikkeling tot baandorp doorgemaakt, met een door een wegverbreding gevormd marktplein. Druten is een ander voorbeeld van een marktdorp. Op de stuwwal van Nijmegen ontwikkelden zich enkele flankesdorpen als Malden, Beek en Groesbeek. Vooral Beek, Ubbergen en Berg en Dal groeiden begin 20ste eeuw uit tot villadorpen. Nijverheid In de tweede helft van de 19de eeuw werd de tabaksteelt verplaatst van het gebied boven de Nederrijn naar de Over Betuwe en het Land van Maas en Waal. De teelt had zijn hoogtepunt in 1870 met centra in Druten en Valburg, maar verdween rond 1900. Restanten zijn het {== afbeelding De Waalbandijk te Waardenburg ter hoogte van kasteel De Waardenburg vóór de recente dijkverzwaring (1987)==} {>>afbeelding<<} tabaksmagazijn te Druten (1874) en de tabaksdrogerij te Slijk-Ewijk (circa 1875). Rond 1900 ontstonden enkele sigarenfabrieken in Culemborg en Kesteren - en elders in Gelderland te Dieren en Borculo. Langs de Waal en Neder-Rijn waren een aantal steenfabrieken gevestigd. Deze ontbraken aan de Maas, omdat men daar weinig kalkhoudende klei aantreft. Ten noordoosten van Doornenburg staat een 19de-eeuwse open veldoven. De steenfabriek Vogelsangh te Deest heeft een nog werkende ringoven uit 1915. De vlamoven van de bij IJzendoorn gelegen steenfabriek stamt eveneens uit circa 1915. Andere fabrieken staan onder meer bij Randwijk en Kerkdriel. De fruitteelt leidde tot de fabricage van jams en geleien, naast vruchtensappen en vruchtenwijnen. Sappen en wijn werden gefabriceerd in Elst en in Geldermalsen was van {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het middeleeuwse kasteel Loevestein bij Poederoijen was vanaf 1672 het meest zuidelijke fort van de Hollandse Waterlinie==} {>>afbeelding<<} 1866 tot 1935 een fabriek waar stroop uit vruchten werd gemaakt. De jamfabrieken te Heteren en Valburg zijn verdwenen, maar van de bekendste jamfabriek, De Betuwe te Tiel (van Flipje), resteren nog gebouwen uit circa 1850 en circa 1905. In Culemborg werd het vruchtbomenhout verwerkt in de fabricage van de ‘Kuilenburgse stoel’. Vanaf 1934 waren daar ook de Gispen-fabrieken gevestigd. Andere restanten van nijverheid in het rivierengebied zijn de laat-19de-eeuwse bierbrouwerij Bergzicht bij Malden, een distilleerderij in Zaltbommel (1915), een zuivelfabriek te Millingen aan de Rijn (1915) en te Nijmegen de zeepfabriek Dobbelman (herbouwd 1895 en later sterk verbouwd) en de gloeilampenfabriek Splendor (1927). Van de fabriek voor huishoudelijke apparaten Daalderop te Tiel resteert enkel een fabrikantenwoning. Verdedigingswerken Tot in de late middeleeuwen berustte de verdediging van Gelre op versterkte steden en kastelen. De Tachtigjarige Oorlog maakte duidelijk dat de middeleeuwse versterkingen niet meer voldeden. Na de verovering van Gelderland in 1591-'92 door prins Maurits werden plannen gemaakt voor een betere verdediging, onder andere voor de steden Zutphen en Nijmegen. Gezien het strategisch belang van de grote rivieren werd in 1586 in de Rijn tegenover Tolkamer de Schenkenschans gesticht door Maarten Schenk van Nydeck. Deze, nu net over de grens in Duitsland gelegen, vesting werd in 1589 uitgebreid naar ontwerp van Adriaen Anthonisz. Kort voor het Twaalfjarig Bestand viel de belangrijkste stad in de oostelijke Achterhoek - Groenlo - in Spaanse handen. Gedurende dit bestand (1609-'21) werden de nieuwe vestingwerken aangelegd, onder andere rond Doesburg. Ter verovering van Groenlo liet Frederik Hendrik enkele tijdelijke schansen aanleggen, waaronder de nog bestaande Besselink- of Engelse schans onder Lichtenvoorde. In de {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} loop van de 17de eeuw verschoof de aandacht van vestingsteden naar verdedigingslinies. Zutphen en Doesburg gingen deel uitmaken van de IJssellinie. Doesburg kreeg in 1701 aan de oostzijde een retranchement bestaande uit twee linies, Zutphen werd in 1799 aan de oostzijde voorzien van de Linie van Hooff. Vanaf 1672 concentreerde de hoofdverdediging zich op de Hollandse Waterlinie, die op de meest westelijke punt van de Tielerwaard na geheel buiten Gelderland lag. Het in de 14de eeuw als Hollands grensfort gebouwde kasteel Loevestein was daarin als meest zuidelijke fort opgenomen. In de 18de eeuw hier werden verbeteringen aangebracht. Op voorstel van generaal Krayenhoff besloot koning Willem I de stad Utrecht binnen de Hollandse Waterlinie te brengen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie kwam hierdoor meer naar het oosten te liggen. De doorbraak van de Noorder Lingedijk bij Hekelum in 1809 vormde de aanleiding tot de aanleg van de Lingewerken in de Tielerwaard, die vervolgens als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie werden opgenomen. Tussen Heukelum en Asperen kwam de Nieuwe Zuider Lingedijk tot stand, die aansloot op de Diefdijk. In de Linge bij Asperen werd in 1815 een waaiersluis aangebracht. Bij de rivierdijken en op andere accessen werden versterkingen gebouwd, die in de periode 1840-'60 werden vernieuwd en voorzien van bomvrije forten (Asperen en Vuren). Ten oosten van Loevestein zorgde de Nieuwedijk tussen Brakel en Giessen voor een inundatiekom in de Bommelerwaard. Rond 1885 was de Nieuwe Hollandse Waterlinie gereed. Ter verdediging van de grote rivieren bouwde men in de 19de eeuw aan de oostzijde van de provincie een aantal al bestaande verdedigingspunten uit tot voorpostenlinies. Na het graven van het Pannerdens Kanaal in 1708 had de Schenkenschans zijn betekenis verloren en werd nabij de nieuwe splitsing van Rijn en Waal een zeshoekige sterrenschans met stenen reduit aangelegd (1742). In 1869-'71 kwam iets oostelijker daarvan, pal op de splitsing van Rijn en Waal, het geheel nieuwe sperfort Pannerden tot stand. De geschutsstellingen daarvan werden in 1885-'90 gepantserd. De overgang van de IJssel bij Westervoort was al rond 1580 van een schans voorzien. Ter bescherming van de spoorbrug bouwde men in 1864-'66 een trapeziumvormig sperfort met bomvrije kazernes. Op de noordelijke Waaloever tegenover Nijmegen verrezen in 1862-'63 de forten Boven en Beneden Lent, ter verdediging van de spoorburg en de rivier. Een andere strategisch plek was de oostpunt van de Bommelerwaard bij Heerewaarden. Rond 1590 ontstond hier de zeshoekige schans De Voorn of Nassau. Westelijker, bij de sluis in het kanaal van St.-Andries, verrees in 1815-'16 het vijfhoekige fort Nieuw Sint Andries, dat in 1857-'59 werd uitgebreid. Sinds 1845 behoorde het tot de bijna uitsluitend in Noord-Brabant gelegen Zuiderwaterlinie. Tussen Walderveen en De Klomp vormt de Grebbelinie de grens tussen Utrecht en de Veluwe. Deze in de 18de eeuw aangelegde linie leidde in de 19de eeuw een sluimerend bestaan. Ten zuiden van de Rijn sloot hier de linie De Spees - Ochten of Betuwestelling op aan. Eind 18de eeuw werd deze linie - met aan beide zijden een dijkpost - aangelegd op het smalste punt tussen Rijn en Waal. Toegenomen politieke spanning leidde in 1936 tot de bouw van een aantal brugkazematten bij bruggen over Maas, Waal en IJssel. Bij Zutphen, Nijmegen en Hattem zijn deze nog aanwezig. Door de bouw van betonnen mitrailleurnesten in 1939-'40 bracht men de Grebbelinie en Betuwestelling in staat van verdediging, evenals de zuidelijker gelegen Maas-Waalstelling, die op de Noord-Brabantse Peel-Raamstelling aansloot. De zwaarste gevechten vonden in mei 1940 plaats bij de Grebbeberg. In het kader van de naoorlogse verdediging in NAVO-verband begon men in 1951 met de aanleg van de Nieuwe IJssellinie, waarbij men gebruik maakte van inundatie door middel van een stromende rivier. Er werden drie stuwencomplexen gebouwd, om respectievelijk de waterafvoer van de Waal bij Nijmegen, de Rijn bij Arnhem en de IJssel bij Olst te kunnen stoppen. Al in 1964 besloot men dat een dergelijke verdediging achterhaald was. {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} Steden, dorpen, monumenten {== afbeelding Elburg, een geplande stad aan de voormalige Zuiderzee==} {>>afbeelding<<} {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} Aalst (gemeente Lingewaal) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen en voor het eerst vermeld in 814. In de loop van de tijd kwam een gestrekt esdorp tot ontwikkeling. De Herv. kerk (Kerkstraat 3), oorspronkelijk gewijd aan Maria en St. Antonius, is een gepleisterde eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een ongelede toren met tentdak. De noordelijke schipmuur en de onderbouw van de toren zijn in tufsteen uitgevoerd en dateren mogelijk uit de 12de eeuw. De zuidelijke schipmuur is in 1922 vernieuwd. Het koor kwam in de 15de eeuw tot stand en is later verlaagd. De kerk bevat een zerk uit 1544 voor Goessens Jansz., heer van Aalst (†1544) en zijn vrouw Johanna van Aelst Sander, met gotisch randschrift en ornamenten in vroege renaissance-vormen, en in een muurkastje een borstbeeld van burgemeester Echbert Klop Hooghdyk met een tekstcartouche in Lodewijk XIV-stijl (1722). De blokvormige pastorie Maasdijk 67 dateert uit 1854. Boerderijen. In Aalst staat een aantal, veelal evenwijdig aan de dijk gelegen, dijkboerderijen, zoals Maasdijk 114 (18de eeuw), een L-vormige boerderij met hijsluik en dakoverstek aan de achterzijde, Maasdijk 87 (18de of begin 19de eeuw), Maasdijk 77-79 (circa 1800), een hallenhuisboerderij met omlijste ingang in de langsgevel, en Maasdijk 89 (1851), met dwarsdeel, haakse uitbouw en schuurberg. Het Dijkgraaf H.C. de Jonggemaal (Maasdijk 164), gelegen ten noorden van Aalst, is in 1935 gebouwd ter vervanging van een voorganger uit 1881. Het ontwerp in expressionistische stijl is gemaakt door het Technisch Adviesbureau van de Unie van Waterschapsbonden. Aalten Dorp, ontstaan op de zuidwestrand van het Oost-Nederlands Plateau, tussen de zuidhelling van de hoge Aalter es en de lage Boven Slinge. De nederzetting bij de heuvel (Altus) wordt voor het eerst genoemd in 1152. Tot 1795 maakte Aalten deel uit van de heerlijkheid Bredevoort. Begin 19de eeuw verschoof het economische zwaartepunt van Bredevoort naar Aalten, waar achtereenvolgens een bombazijnfabriek (1826), een kammerij (1872) en een fabriek voor hoornbewerking (1884) werden opgericht. Tot 1914 was Aalten sterk op de Duitse textielstad Bocholt gericht. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden vooral aan de oost- en zuidzijde uitbreidingswijken. De Herv. kerk (Landstraat 22), oorspronkelijk gewijd aan St. Helena, is een forse laat-gotische pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Bij de oorspronkelijke romaanse kerk behoorde de 12de-eeuwse, tufstenen onderbouw van de toren; de bovenste twee laat-romaanse geledingen zijn van circa 1400. In 1930 kreeg de toren een nieuwe spits. De huidige laat-gotische kerk is in fasen gebouwd. Het met tufsteen beklede koor ontstond omstreeks 1440 en kort daarop de drie aangrenzende oostelijke traveeën van het schip. Na de sloop van het romaanse schip bouwde men in 1470-'83 de overige drie schiptraveeën. De kerk is gerestaureerd in 1898-1903 naar plannen van J.Th.J. Cuypers en J.W. Boerbooms. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven op schalken met kraagstenen. Enkele hiervan zijn uitgevoerd als gebeeldhouwde koppen. Bij een herstel in 1844 kreeg de kerk een halfronde bankopstelling. De kerk bevat vroeg-16de-eeuwse gewelf- en muurschilderingen. Tot de inventaris behoren een preekstoel (eerste helft 18de eeuw; klankbord en rug 1844) en een orgel met kast in barokke stijl uit 1759-'60, uitgebreid in 1811 door J. Armbrost. De synagoge (Stationsstraat 7) is een zaalgebouw uit 1857, voorzien van een ingangsomlijsting met ionische pilasters. Op de kroonlijst staat de Hebreeuwse tekst van Psalm 118:20. De topgevel stamt van een verbouwing uit 1926 naar plannen van J.B. Blikkink. De sjoel is in 1950 opnieuw ingericht en in 1986 gerestaureerd. De (Geref.) Westerkerk (Hogestraat 54) is een neoclassicistische zaalkerk met kleine geveltoren, gebouwd in 1891 naar plannen van H. van den Brand {== afbeelding Aalten, (Geref.) Oosterkerk==} {>>afbeelding<<} en rond 1930 voorzien van een ingangsportaal. De (Geref.) Oosterkerk (Oosterkerkstraat 3) is een uit 1912 daterende, forse T-vormige kerk met in de binnenhoek een slanke toren met ingesnoerde spits. Het ontwerp met rationalistische invloeden is van A. Nauta. Het orgel, in 1823 door J.C. Friederichs voor de Zuiderkerk te Amsterdam gebouwd en in 1941 overgeplaatst, kreeg in 1977 een nieuwe kast. De R.K. St.-Helenakerk (Dijkstraat 11) is een basiliek met een toren van vier geledingen met sobere spits. De twee onderste torengeledingen zijn het restant van de in 1894-'95 door A. Tepe ontworpen kerk. De rest werd in 1945 verwoest, waarna in 1950-'52 herbouw volgde naar plannen van J. van Dongen. Het raadhuis (Markt 7) heeft in 1844 zijn huidige statige aanzien gekregen door de verbouw van een fors 18de-eeuws woonhuis tot raadhuis. Ter uitbreiding is in 1916 het laat-17de-eeuwse pand Markt 5 aangekocht en in 1940 het pand Markt 3. Het laatste is een rond 1925 opgetrokken voorm. bankgebouw met in- en uitgezwenkte neorenaissancegevel. Het geheel is in 1975-'78 gerestaureerd en uitgebreid naar plannen van H.J.L. Ovink jr. De voorm. gevangenis (Prinsenstraat 40) werd in 1861 in neoclassicistische vormen gebouwd als kantonaal huis van bewaring met zes cellen en een cipierswoning. De gevangenis werd al in 1886 {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aalten, Stoomweverij Driessen (1995)==} {>>afbeelding<<} gesloten en uiteindelijk in 1987 tot woonhuis ingericht. Woonhuizen. Van de oudste woonbebouwing rond de Markt bleven enkele voorbeelden bewaard. Die huizen hadden oorspronkelijk vaak ook een agrarische karakter (akkerburgerhuizen). Het in opzet 17de-eeuwse huis Markt 2 werd rond 1740 als herberg ingericht. De huidige puntgevel bevat een gevelsteen met het jaartal 1817. Markt 4 en Markt 6 werden respectievelijk in de 17de en 18de eeuw gebouwd als hoogwandig vakwerkhuis. Markt 16 is een voorbeeld van een 18de-eeuwse boerderij met vakwerkgevels en een houten voorschot. Samen met Markt 14, een doktershuis uit circa 1840, biedt het onderdak aan museum Frerikshuus. Het forse en statige herenhuis Beekhuize (Dijkstraat 14) verrees in 1826 in sober neoclassicistische vormen voor de uit Bocholt afkomstige textielfabrikant A. Driessen. Meer uitgesproken neoclassicistisch is het rond 1880 voor L. Roelvink gebouwde burgemeestershuis Haartsestraat 10. Wit gepleisterde herenhuizen met eclectische details uit die tijd zijn Landstraat 41 en Bredevoortsestraatweg 51 en 55. De forse villa 't Blik, later ‘De Beukenhof’ (Hofstraat 12) werd in 1893-'94 gebouwd naar plannen van G. Beltman voor textielfabrikant H. Driessen. Woon- en winkelpanden. Het eclectische woon- en winkelpand Hogestraat 21 dateert van circa 1880. Het neoclassicistische herenhuis Landstraat 35 kreeg rond 1910 winkelruiten en Prinsenstraat 41 rond 1915 een pui met art-deco motieven. Een expressionistische voorgevel uit circa 1925 heeft Het winkelhuis (Hogestraat 20). Boerderij ‘De Pol’ (Polstraat 9) is een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis uit 1743, gebouwd op de plaats van de 16de-eeuwse havezate ‘Hof ten Ahave’ of ‘Ahof’. In de 19de eeuw vond een splitsing in twee woongedeelten plaats en werd de oorspronkelijke niendeur gedicht. De theekoepel (bij Elshoekweg 20) is een gepleisterd achtkant gebouwtje met neoclassicistische details. Het werd rond 1890 gebouwd voor de textielfamilie Driessen. Het station (Stationsstraat 38-40) is een eenvoudig neoclassicistisch gebouw met bovenwoning, gebouwd in 1884 voor de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij. In 1919 heeft men de linkervleugel verdubbeld en de middenrisaliet opgetrokken. De voorm. stoomweverij Driessen (Hofstraat 14) is een breed langgerekt eenlaagspand met neorenaissancedetails, gebouwd in 1893-'94 naar plannen van G. Beltman voor H. Driessen. De fabriek werd in 1925 uitgebreid en kreeg in 1933 een tricotafdeling. De watertoren (Romienendijk 2a) verrees in 1943 naar ontwerp van G.J. Postel voor de Waterleidingmaatschappij Oostelijk Gelderland. De in functionalistische vormen uitgevoerde toren heeft een ronde bakstenen schacht met steunberen en inwendig twee betonnen vlakbodemreservoirs. De R.K. begraafplaats (bij Stationsstraat 38), aangelegd rond 1875, heeft een baarhuisje en een gietijzeren kruis uit die tijd. Belangrijke graven zijn die van de textielfabrikanten A. Driessen (†1879) - met de tekst: ‘schenker van dit kerkhof’ - en H. Driessen (†1911). De windmolen ‘Wenninkmolen’ (Gendringseweg 27), gelegen in het gehucht Lintelo ten westen van Aalten, is een ronde beltmolen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. Deze belt van deze uit 1860 stammende korenmolen is gedeeltelijk door bedrijfsruimten vervangen. Acquoy (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Het langgerekte dorp heeft na de Tweede Wereldoorlog enige uitbreiding gekregen ten zuiden van de Beatrixstraat. De Herv. kerk (Lingedijk 96) is een vijfzijdig gesloten zaalkerk met een vrijstaande en opvallend scheef gezakte torenromp van twee geledingen met overhoekse steunberen. De laat-15de-eeuwse gotische toren en de bijbehorende kerk werden zwaar gehavend bij {== afbeelding Acquoy, Herv. kerk, toren==} {>>afbeelding<<} {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Acquoy, Gemaal De Oude Horn (1987)==} {>>afbeelding<<} een storm in 1674. De derde geleding van de toren is in de 18de eeuw afgebroken. De huidige zaalkerk is in 1844 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse kerk. De aangebouwde, gepleisterde consistorie heeft 18de-eeuws muurwerk. De kerkinventaris dateert uit de 19de eeuw. De voorm. pastorie (Lingedijk 74) is een dwars huis uit 1862. Het Polderhuis (Lingedijk 93) is een gepleisterd, onderkelderd pand met bordestrap en tentdak, bekroond met een open klokkenstoel. Het in oorsprong 15de-eeuwse gebouw is in 1830 herbouwd met behoud van de oudere oostmuur. De voorm. openbare lagere school met onderwijzerswoning (Lingedijk 60), thans ‘De Schakel’, dateert uit 1876 en heeft een kroonlijst en gepleisterde pilasters. Woonhuizen. De dijkwoning Lingedijk 3 heeft een 18de-eeuwse kern. Voorbeelden van 19de-eeuwse dijkwoningen zijn Lingedijk 10, Lingedijk 12 en de rond 1915 gewijzigde, gepleisterde dijkwoning Lingedijk 28 op T-vormige plattegrond. Boerderijen. In het dorp staan enkele 18de-eeuwse hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis, zoals: Lingedijk 34 (circa 1725), Huize Acquoy of Oranjeboerderij (Lingedijk 22; 1798), met dakoverstek aan de achterzijde, en Lingedijk 82-84, met de jaartalankers ‘1761’ en een zonnewijzer. De mogelijk 18de-eeuwse hallenhuisboerderij Het Schaep (Lingedijk 122) heeft een stal met overstek rechts naast het woonhuis. Lingedijk 118 is een hallenhuisboerderij uit 1901. Het voorm. stoomgemaal ‘De Oude Horn’ (Acquoyseweg 1), gelegen ten noordwesten van Acquoy, is een wit geschilderd poldergemaal met ijzeren scheprad uit 1859. Het gemaal is later geëlektrificeerd. Het geheel bestaat uit drie bouwvolumes, gebouwd op twee doorlaten. Het fort (Diefdijk 26) ten noordwesten van Acquoy, waar de spoorlijn Geldermalsen-Leerdam de Diefdijk kruist, is in 1880-'86 aangelegd als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ter verdediging van de toen net voltooide spoorlijn. Het omgrachte verdedigingswerk ten oosten van de dijk bevat een telegraafgebouw en een opslaggebouw, beide deels met grond gedekt. Aan de westzijde van de dijk - op Zuid-Hollands grondgebied - staat een bomvrij wachthuis. De spoorbrug en de evenwijdige toegangsbrug (1882-'83) naar het fort zijn uitgevoerd in een stalen vakwerkconstructie. Beide waren voorzien van zijwaarts beweegbare kraanbruggen, maar alleen die van de toegangsbrug is bewaard gebleven. Rhenoy. Dit dorp ten oosten van Acquoy is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een stroomrug. Het gestrekte esdorp is na de Tweede Wereldoorlog in zuidwestelijke richting uitgegroeid. De Herv. kerk (Dorpsstraat 43) is een gepleisterde eenbeukige kerk met driezijdige koorsluiting en een forse dakruiter met ingesnoerde spits. De 15de-eeuwse westgevel heeft twee zware steunberen, die mogelijk afkomstig zijn van een 14de-eeuwse toren. Het schip dateert uit 1836. Tot de inventaris behoren twee 16de-eeuwse zerken, een preekstoel (eerste helft 17de eeuw) en een door R. Ibach gebouwd orgel (1884). De uit 1890 daterende voorm. pastorie ‘Kastanjehof’ (Dorpsstraat 39) is uitgevoerd in eclectische vormen. In het dorp staan enkele oude hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis. Mogelijk 18de-eeuws is de boerderij Dorpsstraat 17, met dakoverstek aan de achterzijde. De boerderij Lingedijk 85 heeft een laat-18de-eeuwse kern en een 19de-eeuws voorhuis. De voorm. graanmalerij (Lingedijk 68) is in 1905 gebouwd in de vorm van een gepleisterd pakhuis met mansardedak. Aerdt (gemeente Rijnwaarden) Dorp, gelegen op een oeverwal van de Oude Rijn. Het vormde zich in de late middeleeuwen als een bescheiden dijkdorp. De Herv. kerk (Kerkweg 26), oorspronkelijk gewijd aan St. Helena, is een tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. De toren verrees tussen eind 12de en begin 14de eeuw, het gotische koor in de tweede helft van de 15de eeuw. Het deels pseudobasilicale schip met smalle zijbeuk stamt uit 1536. In 1875 heeft men de toren verbouwd en verhoogd. De kerk is in 1934 en in 1985-'89 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, die ten dele rusten op gebeeldhouwde kraagstenen en ronde zuilen. Het door H. Haffmans gebouwde orgel dateert uit 1846. De voorm. pastorie (Polderdijk 14) is gebouwd in 1853. Boerderijen. Langs de Oude Rijndijk staan enkele interessante boerderijen. De wit geschilderde, L-vormige boerderij Aerdtsedijk 22 heeft aan de voorgevel de jaartalankers ‘1773’. De {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aerdt, Dijkmagazijn==} {>>afbeelding<<} voorm. daglonersboerderij Aerdtsedijk 16 werd rond 1860 gebouwd. Aerdtsedijk 25 is een forse hallenhuisboerderij annex veerhuis, die zijn huidige vorm kreeg in 1907. Het dijkmagazijn (Aerdtsedijk 53) is een tegen de binnenkant van de dijk geplaatst langwerpig pand uit 1879 in sober neoclassicistische vormen. Afferden (gemeente Druten) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen rond de op een donk bij de Maas gelegen kerk. Op de aangrenzende oeverwal ontwikkelde zich een lintbebouwing langs de Koningstraat. De kerktoren (Kerkweg 10) van de in 1838 gesloopte middeleeuwse kerk is een ongelede toren met lage kap, gebouwd in de 14de eeuw en voorzien van gekoppelde galmgaten met bakstenen deelzuiltjes. Op het kerkhof bevinden zich graven vanaf de 19de eeuw. De R.K. kerk van St. Victor en Gezellen (Koningstraat 45) is een driebeukige kruisbasiliek met een door zijkapellen geflankeerd, vijfzijdig gesloten koor, vijfzijdig gesloten transeptarmen, een dakruiter en een onvoltooide westtoren met aangrenzende doopkapel. De neogotische kerk verrees in 1890-'91 naar ontwerp van C. Weber. Het gepolychromeerde interieur wordt gedekt door stergewelven. Tot de inventaris behoren een eikenhouten Piëta (circa 1520) en de door de gebroeders De Kort vervaardigde altaren (1893) en preekstoel (1898). Sinds 1895 bevat de kerk een door F.C. Smit gebouwd orgel (1851), dat toen is verbouwd door de gebroeders Gradussen. De pastorie (Koningstraat 47) uit 1890 is door C. Weber ontworpen. Op het kerkhof bevindt zich onder meer een grafkruis uit 1543. Boerderijen. Aan de Koningstraat staan verschillende interessante hallenhuisboerderijen. Koningstraat 9 dateert volgens de jaartalankers uit 1711. De 18de-eeuwse boerderij Koningstraat 15 heeft een naar links uitgebouwd voorhuis. Hallenhuisboerderijen met een dwars voorhuis met lage verdieping en rieten schilddak zijn Koningstraat 7 en Koningstraat 14, respectievelijk uit de eerste en de tweede helft van de 19de eeuw. Op het erf van de laatstgenoemde boerderij staan twee hallenhuisschuren. In oorsprong 18de-eeuws, maar in zijn huidige vorm uit 1915, is de grote boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis Koningstraat 4 met dwarsdeel. Het villa-achtige tweelaags voorhuis heeft een smal, tot een torentje opgetrokken, middenrisaliet. Kerkweg 77 is een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis voorzien van het jaartalanker ‘1773’. Net buiten het dorp liggen ook enkele oude hallenhuisboerderijen, zoals Waalbandijk 68, met de jaartalankers ‘1740’, en Waalbandijk 88-90, uit de tweede helft van de 19de eeuw met dwars voorhuis. De voorm. boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis De Drie Waaien (Waalbandijk 66) dateert uit 1894 en vertoont neogotische elementen. Op het erf staan onder meer een 18de-eeuws bakhuisje en een tabaksschuur in de trant van de Delftse School uit circa 1940. Windmolen ‘De Drie Waaien’ (Molenweg 1) is een ronde stenen stellingmolen voorzien van een met riet gedekte houten kap. Deze korenmolen is in 1869 gebouwd ter vervanging van een in 1868 verwoeste standerdmolen. Op de {== afbeelding Afferden, Boerderij Koningstraat 4==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Deest bij Afferden, Steenfabriek==} {>>afbeelding<<} baard staan de ineengevlochten letters K en S. Het dijkmagazijn (Waalbandijk 62) dateert uit circa 1870 en is uitgevoerd in neoclassicistische vormen. De kopgevels van het tweelaags gebouw hebben dubbele laaddeuren. De zijgevels zijn voorzien van spaarvelden met ventilatiespleten. Deest. Dit dorp ten oosten van Afferden is ontstaan in de middeleeuwen op een oeverwal van de Waal. Het wordt voor het eerst genoemd in de 10de eeuw. In het dorp staan enkele interessante hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis, zoals ‘De Oude Dries’ (Kweldam 38) - deze boerderij is in eerste aanleg ouder dan 1837, het jaartal dat op een staafanker is aangebracht - en ‘Het Uiversnest’ (Van Heemstraweg 2a) uit circa 1850 met iets jonger achterhuis en op het erf schuren en een bakhuis. De R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (Grotestraat 15) is een basiliek met halfronde apsis en aan de zuidzijde een forse ongelede toren met flauw hellend tentdak en een rond baptisterium. De kerk is in 1952-'53 gebouwd in traditionalistische vormen naar ontwerp van H.C. van de Leur ter vervanging van een in 1944 verwoeste kerk uit 1858. In de toren, die in 1959 werd voltooid, hangt een door Peter van Trier en Johan Philipsen gegoten klok (1640). De kerk bevat een orgel van J.J. Vollebregt & Zn. (circa 1855). Het altaar en de preekstoel zijn beide door J.A. Oor vervaardigd in neogotische stijl (circa 1865). De pastorie (Grotestraat 13) dateert uit 1858. De steenfabriek {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Vogelsangh’ (Munnikhofsestraat 33) heeft een nog werkende ringoven met hoge bakstenen schoorsteen uit 1919. Alem (gemeente Maasdriel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Maas. Alem wordt in 1107 voor het eerst genoemd. Het gestrekte esdorp ligt sinds de kanalisatie van de Maas in 1932-'35 op een eiland en hoort sindsdien bij de provincie Gelderland. De voorm. Herv. kerk (St.-Odradastraat 12), oorspronkelijk gewijd aan St. Odrada, is een kleine zaalkerk met driezijdig gesloten koor en een dakruiter. De kerk is mogelijk in 1719 opgetrokken met materiaal van een in 1717 bij een overstroming grotendeels verwoeste voorganger. De dakruiter is 19de-eeuws. Na zware oorlogsschade heeft men de kerk pas in 1961-'62 gerestaureerd. De R.K. St.-Hubertuskerk (St.-Odradastraat 7) is een eenbeukige neogotische kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een geveltoren voorzien van een spits met frontalen. De kerk verrees in 1873 naar ontwerp van A. van Veggel. De oorspronkelijke geveltoren is in 1963 verwijderd en onlangs herbouwd. Het interieur wordt gedekt door gestucte kruisrib- en stergewelven met opvallende hangende sluitstenen. De pastorie (St.-Odradastraat 2) heeft een 18de-eeuws achterhuis en een gepleisterd dwars voorhuis uit 1875. Herberg ‘'t Hart van Alem’ (St.-Odradastraat 5), een voorm. veerhuis en thans dorpscafé, is een T-vormig gebouw uit circa 1850; de kelders zijn mogelijk ouder. Het interieur bevat een tapkast uit circa 1880. De grafheuvel van de familie Jansen (De Steeg ongen.) is rond 1870 opgeworpen en bestaat uit een heuvel met bastionvormig uitspringend en ommuurd gedeelte, bereikbaar via een trap. Inwendig bevinden zich van deze familie van steenfabrikanten zes graven met hardstenen grafzerken uit de periode 1870-1930. Het gemaal (Veerdam ong.), gelegen ten oosten van Alem aan de westzijde van de dijk, dateert evenals het aan de andere kant tegen de dijk gelegen pomphuisje uit circa 1930. Beide vertonen traditionalistische vormen. Almen (gemeente Gorssel) Dorp, ontstaan op een dekzandrug in het stroomgebied van de Berkel. In 1272 is er sprake van een eigen parochie. Door de geïsoleerde ligging tussen Berkel en Twentekanaal is het dorp vrij gaaf bewaard gebleven. De Herv. kerk (Dorpsstraat 36) is een eenbeukige kerk met recht gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De gotische toren verrees in de 14de eeuw. In de toren hangt een door François Hemony gegoten klok (1645). Het schip en het koor kwamen korte tijd na de toren tot stand. In 1849 verdubbelde men het schip met de bouw van een noordbeuk. De kerk is in 1890 en in 1915-'16 gerestaureerd. Inwendig wordt het koor gedekt door kruisribgewelven. Het koor bevat een 18de-eeuwse grafkelder voor de bewoners van de havezate De Ehze. Tot de inventaris behoren een romaans zandstenen doopvont en een 17de-eeuwse preekstoel. De openbare lagere Julianaschool (Dorpsstraat 34) is een vierklassige gangschool uit 1911-'12, naar plannen van M.A. van Nieukerken. Het voorm. P.W. Janssenziekenhuis (Ehzerallee 14) is in 1914-'15 gebouwd als ziekeninrichting op homeopathische grondslag voor particuliere patiënten. Het forse, door K. van Nes ontworpen gebouw staat op de plaats van de 18de-eeuwse buitenplaats De Hoogenkamp, waarvan delen van de geometrische Franse tuin bewaard zijn gebleven. Na vanaf 1921 als sanatorium dienst te hebben gedaan, huisvest het sinds enige jaren een instelling met de naam ‘Landgoed Ezerwold’. De Ehze (Hogenkampsweg 2) is een rond 1300 ontstane havezate. Van het in 1647 herbouwde en in 1830 grotendeels gesloopte huis resteren sinds de verdere afbraak in 1917 enkel de kelders. Daarop liet D.J van den Honert in 1918 een forse nieuwe villa bouwen in Engelse landhuisstijl met ‘Um 1800’-elementen, naar {== afbeelding Almen, Herv. kerk en hotel-restaurant De Hoofdige Boer==} {>>afbeelding<<} plannen van A.J. Jansen. De parkaanleg kwam in 1835 tot stand naar plannen van J.D. Zocher in opdracht van A. baron van Zuylen van Nyevelt. Het houten zomerhuis Rust Roest (Hogenkampseweg 10) stamt uit circa 1900. Woonhuizen. Het muldershuis (Bakkersteeg 2) van de in 1941 verdwenen Almense molen is een krukhuis, dat volgens de ankers uit 1665 stamt. Het werd in 1851 met een schuur uitgebreid en in 1923 deels herbouwd. De Olde Wheme (Besselinkpad 2) is een neoclassicistisch eenlaagspand uit 1824-'25 met mogelijk een oudere kern. De Nije Wheme (Dorpsstraat 59), nu ‘Huis te Almen’, is een fors neoclassicistisch herenhuis uit circa 1850. Uit dezelfde tijd stammen de eenlaags dorpswoningen Dorpsstraat 40 en 42-44; iets jonger is Dorpsstraat 30. Het deftige, gepleisterde, neoclassicistische pand Groot Have (Dorpsstraat 64) dateert uit circa 1860. Het Elger (Dorpsstraat 61) werd in 1885 gebouwd voor G.B. en E.H. Markvoort. De villa Rozenhof (Scheggertdijk 47) is in 1903 gebouwd met rationalistische vormen en jugendstil-details en heeft een traptoren. Hotel-restaurant ‘De Hoofdige Boer’ (Dorpsstraat 38) is een fors neoclassicistisch pand uit circa 1880. Bruggen. Over het Twentekanaal liggen de Ehzerbrug (Ehzeralee ong.), een stalen vakwerkbrug uit 1946 en de Almensebrug (Scheggertdijk ong.), een betonnen boogbrug met laaggelegen rijvloer en ruitvormig bovenwindverband uit 1947-'48. Beide zijn gebouwd ter plaatse van in 1945 verwoeste betonnen boogbruggen uit 1930. {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} Alphen aan de maas (gemeente West Maas & Waal) Dorp, ontstaan op een stroomrug van de Maas en voor het eerst vermeld in 1166. Vóór 1850 hadden de Kerkstraat en de Kerkdijk een verspreide bebouwing. Daarna is het dorp uitgebreid langs de Molenstraat - Greffelingsestraat en langs de Lindenlaan. De R.K. St.-Lambertuskerk (Kerkstraat 3) is een driebeukige, pseudobasilicale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een ongelede toren met tentdak. De tufstenen toren dateert uit het midden van de 12de eeuw en het koor - waarvan de koorsluiting resteert - is rond 1400 opgetrokken. Het huidige schip en het transept kwamen tot stand bij een vergroting in 1929-'32 naar ontwerp van H.W. Valk. Van het oude schip bleef de noordelijke zijbeukmuur (circa 1500) behouden. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. Tot de inventaris behoren een door J.F. Buijssen vervaardigde preekstoel (1843) en een hoofdaltaar (1855) en biechtstoel (1858), beide van de firma Goossens. Een overdekte galerij verbindt het zuidtransept met de uit 1866 daterende pastorie (Kerkstraat 3). De Herv. kerk (Schoolstraat 3) is een eenvoudige, driezijdig gesloten zaalkerk met afgetopte klokgevel en een deels opengewerkte houten dakruiter met spits. Het interieur van de rond 1818 gebouwde kerk wordt gedekt door een houten tongewelf op ribben. Boerderijen. De gepleisterde en met riet gedekte dijkboerderij Molendijk 12 dateert uit de 18de eeuw; aan de achterzijde bevindt zich een uitbouw (hoekgevel). Bij de recent gepleisterde boerderij Kerkdijk 1 liggen bedrijfs- en woongedeelte als een langgevelboerderij in elkaars verlengde aan de dijk. Het eclectische woongedeelte dateert uit circa 1860. Van de voorm. boerderij Molendijk 18 resteert het voorhuis uit circa 1860. Het voorm. dijkmagazijn (Kerkdijk 3) dateert uit circa 1870 en is uitgevoerd in neoclassicistische vormen. De kopgevels van het tweelaags gebouw hebben dubbele laaddeuren. De zijgevels hebben rechthoekige spaarvelden met smalle ventilatiespleten. De windmolen ‘Tot voordeel en genoegen’ (bij Molendijk 15), gelegen ten zuidwesten van Alphen, is een gesloten standerdmolen op een belt. De in 1798 gebouwde korenmolen heeft een achtkantige stenen onderbouw. In 1963 is de molen circa 25 meter verplaatst. Het voorm. veerhuis (Nieuwe Schans 4), gelegen ten noordoosten van Alphen, is in opzet een boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis uit 1912. De zijgevels van het voorhuis dragen de inscripte ‘Hotel en Veerhuis’. Ammerzoden (gemeente Maasdriel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug aan de zuidzijde van een Maasstrang. De nederzetting ontwikkelde zich tot radiaal esdorp. De concentrische wegen Heust-Wordragensestraat en Onderwaard-Hoge Heiligenweg volgen het verloop van de al vóór de 10de eeuw afgedamde Maasarm. Bij het dorp werd in de 14de eeuw een kasteel gesticht. Rond 1850 concentreerde de bebouwing zich aan de wegen die bij de {== afbeelding Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen, plattegrond==} {>>afbeelding<<} kerk samenkomen. Ammerzoden is tijdens de Tweede Wereldoorlog voor een groot deel verwoest en langs de bestaande wegenstructuur herbouwd. Kasteel Ammersoyen (Kasteellaan 1), gelegen op een dubbel omgracht terrein, bestaat uit vier vleugels met forse ronde hoektorens rond een binnenplein. De hoge zuidvleugel bevat onder meer de ridderzaal. Aan de noordzijde staat het iets vooruitspringend poortgebouw. Het kasteel is rond 1355 gebouwd in opdracht van Arent van Herlaer. Na een brand in 1590 is het uiteindelijk voornamelijk tussen 1640 en 1667 herbouwd in opdracht van Thomas Walraven van Arkel. Grotendeels met gebruik van het middeleeuwse muurwerk werden de oorspronkelijke contouren en bouwmassa hersteld. De 16de-eeuwse toegangspoort in de ondiepe noordvleugel heeft een 17de-eeuwse natuurstenen omlijsting met daarin de alliantiewapens van Thomas Walraven van Arkel en Johanna Barbara de la Kethulle. De oostvleugel kwam pas in de 18de eeuw gereed, waarbij {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen==} {>>afbeelding<<} ook het interieur sterk werd gewijzigd. Arthur baron van Woelmont liet tussen 1856 en 1873 neogotische interieurwijzigingen aanbrengen. Van 1876 tot 1944 was in het kasteel een clarissenklooster gevestigd. Men voegde hiervoor in 1893 aan de westzijde een kapel toe, naar ontwerp van J.H.H. van Groenendael. In 1944-'45 werd het kasteel door oorlogsgeweld zwaar beschadigd. Bij de restauratie tussen 1959 en 1975, onder leiding van H. Korswagen en Ch.B. Estourgie, heeft men de situatie van vóór de brand van 1590 zoveel mogelijk gereconstrueerd. Op de voorburcht staat een oorspronkelijk uit 1564 daterend, maar eveneens gereconstrueerd poortgebouw met topgevels en een gevelsteen met de wapens van Van Arkel en Gelre. Aangrenzend aan het poortgebouw bevindt zich een langgerekt 17de-eeuws bouwhuis. Het gietijzeren toegangshek op de buitengracht dateert uit 1769 en is afkomstig van het landgoed Hoogerhuizen te Neerbosch. De Herv. kerk (Mr. La Grostraat 29), oorspronkelijk gewijd aan Onze Lieve Vrouwe, bestaat uit een vijfzijdig gesloten koor uit de eerste helft van de 14de eeuw, een gedeeltelijk geconsolideerde ruïne van een vroeg-16de-eeuws driebeukig schip met transept en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De toren heeft 13de-eeuwse muurdelen, maar is midden 16de eeuw grotendeels vernieuwd en na de Tweede Wereldoorlog zwaar gerestaureerd. In de toren hangt een door E. Tolhuis gegoten klok (1547). Het koor is als kerk in gebruik sinds herstelwerk in 1632, waarbij het werd afgescheiden van het in verval verkerende schip. Onder de koorvloer bevinden zich drie grafkelders. Verder zijn er een 16de-eeuwse priesterzerk en een zerk van Johan Ferdinand baron Van Lichtervelde (†1711). De R.K. St.-Willibrorduskerk (Kerkstraat 2) is een driebeukige pseudobasiliek met forse terzijde staande toren, gebouwd in 1952 in traditionalistische vormen naar ontwerp van H. van Putten. Woonhuizen. Uit 1866 dateert Het Oude Huys ‘Molenwerf’ (Mr. La Grostraat 27), een gepleisterd herenhuis in eclectische stijl. Het eenlaags woonhuis Mr. La Grostraat 3 is in 1909 gebouwd en heeft opvallende decoratief gestanste metalen platen voor de rolluikkasten boven de vensters. Herberg ‘De Roode Leeuw’ (Mr. La Grostraat 5) is een dwars pand met zadeldak tussen topgevels, gebouwd rond 1850. Oorspronkelijk was het een herberg-logement, thans een café-restaurant. Boerderij ‘De Vriendschap’ (Zandweg 2) is een hallenhuisboerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw. Het met riet gedekte wolfdak steekt aan de achterzijde ver over. Andelst (gemeente Valburg) Dorp, ontstaan op een opgehoogde stroomrug, die vanaf de Romeinse tijd continu bewoond is geweest. Het dorp kreeg een onregelmatig gevormde dorpskern rondom de kerk en lintbebouwing langs de uitvalswegen. De Herv. kerk (Kerkstraat 22), oorspronkelijk gewijd aan St. Vitus, is een eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Het romaanse schip, waarvan de zuidmuur in diverse soorten natuursteen is uitgevoerd, dateert vermoedelijk uit de 11de eeuw. De noordmuur is in 1794 vernieuwd. In de rond 1400 gebouwde toren hangt een door Henricus Petit gegoten klok (1784). Het koor kwam in 1440 tot stand. De kerk is ingrijpend gerestaureerd in 1928-'30 onder leiding van H.J. Tiemens. Het interieur wordt gedekt door een vlakke zoldering (koor) en een houten tongewelf (schip). Tot de inventaris behoren drie 17de-eeuwse grafzerken en een door J. van Gelder gebouwd orgel (1833). Boerderijen. De rond 1830 gebouwde keuterboerderij Hoofdstraat 58 is van het hallenhuistype. Voorbeelden van 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn: Kerkstraat 24 (circa 1850), Den Hoogen Hof (Tielsestraat 217; circa 1850), tevens voorm. notarishuis, Waalstraat 13 (1863), met forse tarweschuur (1896), Waalstraat 14 (1885) en de gepleisterde, eclectische boerderij Tielsestraat 227 (eind 19de eeuw). De herenboerderij Boschlust (Tielsestraat 233) is in 1891 gebouwd en heeft een blokvormig woonhuis in eclectische {== afbeelding Andelst, Boerderij Boschlust (1995)==} {>>afbeelding<<} {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} stijl. Aangrenzend staan vier geschakelde schuren met zadeldaken. De Zandakkers (Hoofdstraat 71) is een landarbeiderswoning met mansardedak uit circa 1910. Het veilingkantoor en koelhuis van de ‘Coöperatieve Veilingvereeniging Midden-Betuwe’ (Wageningsestraat 33-35) is gebouwd in 1935-'37 naar ontwerp van T. Evers in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Angerlo {== afbeelding Angerlo, Zuivelfabriek (1995)==} {>>afbeelding<<} Dorp gelegen op een rivierduin, waar zich in de 19de eeuw aan weerszijden van de middeleeuwse kerk een lintvormige bebouwing ontwikkelde. De Herv. kerk (Dorpsstraat 31), oorspronkelijk gewijd aan St. Gallus, is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een terzijde staande toren. Het op ijzeroer gefundeerde, tufstenen schip stamt deels nog uit de 11de eeuw. Dit romaanse schip kreeg in de 12de eeuw aan de noordzijde een smalle zijbeuk, afgesloten door een vierkante zijkapel met absidiool, die tevens als torenvoet diende. De toren zelf verdween bij de bouw van de westtoren, waarna rond 1400 het huidige gotische koor verrees, met aan de noordzijde een - later ingrijpend gewijzigde - sacristie. De westtoren werd in 1766-'67 vervangen. Deze is in 1945 opgeblazen. Bij de ingrijpende restauratie in 1948-'50, naar plannen van J.C. Sprey en E.A. Canneman, is het schip in baksteen verlengd en verrees een nieuwe toren op de noordelijke zijkapel. Tot de inventaris behoren een romaans sarcofaagdeksel van rode Bremer zandsteen en een preekstoel uit 1690. De pastorie (Dorpsstraat 33) stamt uit circa 1880. De voorm. zuivelfabriek (Dorpsstraat 99), gebouwd rond 1925, is een goed voorbeeld van een fabriek in expressionistische vormen. Het woonhuis Dorpsstraat 66 - mogelijk de directeurswoning - is in dezelfde stijl opgetrokken. Huis Bingerden (Bingerdenseweg 21), gelegen ten westen van Angerlo is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 970. Het in 1786 ingrijpend verbouwde huis brandde in 1945 af en werd iets gewijzigd herbouwd in classicistische stijl naar plannen van E.A. Canneman. De oorspronkelijk 17de-eeuwse tuinaanleg werd in 1794-1805 omgevormd naar plannen van J.P. Posth en in 1868 gereorganiseerd door C.E.A. Petzold. Het koetshuis en de oranjerie dateren beide vermoedelijk uit circa 1786 en de portierswoning uit 1893. Het uit de tweede helft van de 18de eeuw stammende eenlaagspand Mariëndal (Mariëndaalseweg 16) was onderdeel van de landschappelijke tuinaanleg van Bingerden. In de nabijheid (Mariëndaalseweg 17) staat een muurrestant van het gesloopte middeleeuwse kasteel Kell. Klein Bingerden (Bingerdenseweg 15), gelegen nabij Bingerden, is een boerderij annex herberg, in 1912 herbouwd tot café-raadhuis naar plannen van W. Honing. In 1942 werd het in zijn geheel raadhuis van de gemeente Angerlo. Boerderijen. Nabij Bingerden staan buitendijks aan de IJssel de laat-18de-eeuwse dwarshuisboerderij Kroonestein (Bingerdenseweg 10) en de uit 1884 daterende dwarshuisboerderij Groot Bingerden (Bingerdenseweg 17). Wielerberg (Mariëndaalseweg 21), gelegen ten westen van Angerlo, is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt vermeld in 1378. Het huidige huis werd gebouwd rond 1872 naar plannen van L.H. Eberson voor C.M. baron Brantsen. In 1884 volgde een uitbreiding met neorenaissance-details naar plannen van M.K. Smit. Op het terrein staat een speelhuis uit die tijd. Giesbeek. Dit dorp ten westen van Angerlo is in de 19de eeuw ontstaan als katholieke enclave op een oeverwal langs de IJsseldijk. Het gave woonhuis Kerkstraat 94 dateert uit circa 1840. Windmolen ‘De Hoop’ (Meentsestraat 3) is een ronde stellingkorenmolen, gebouwd in 1888 als beltmolen voor G.J. Winterink. De molen liep in 1945 schade op; de belt heeft men in 1964 afgegraven. Bij de restauratie in 1981-'82 is de huidige stelling aangebracht. De R.K. St.-Martinuskerk (Kerkstraat 39) is een eenbeukige neogotische kruiskerk met toren, gebouwd in 1908-'09 naar plannen van Th. Slinger ter vervanging van een voorganger uit 1833. De in 1945 opgeblazen toren werd in 1948-'49 gedeeltelijk herbouwd. De pastorie (Kerkstraat 37) stamt uit 1908. Apeldoorn Stad, ontstaan op de oostflank van de Veluwestuwwal bij de Grift en de kruising van de wegen van Amersfoort-Deventer en Arnhem-Zwolle. In de 8ste eeuw wordt een nederzetting vermeld onder de naam ‘Appoldro’. Op enige afstand ten noorden van het dorp verrees in 1439 het jachtslot het Oude Loo. Zuidoostelijk daarvan liet stadhouder Willem III in 1685-'86 het Nieuwe Loo {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} bouwen, het tegenwoordige Koninklijk paleis Het Loo. Ten zuiden van het Nieuwe Loo werd in 1735-'40 een zogeheten ganzenvoet aangelegd, bestaande uit de Jachtlaan, de Koning Lodewijklaan en de Loolaan. De laatste vormde de directe verbinding tussen het Nieuwe Loo en het dorp. Vanaf het eind van de 18de eeuw ontstonden in de omgeving diverse landgoederen, zoals De Pasch, Marialust en Welgelegen. In 1809 opperde Lodewijk Napoleon het plan om een nieuw dorp Het Loo te stichten, maar dit plan werd niet gerealiseerd. Koning Willem I schonk Apeldoorn in 1840 een nieuwe kerk onder de voorwaarde dat deze halverwege het dorp en het Nieuwe Loo - inmiddels Koninklijk paleis Het Loo - zou komen te liggen. De kerk kwam gereed in 1842. Nabij de plaats van de in 1843 gesloopte oude dorpskerk bouwde men een raadhuis. Naast de lintbebouwing langs de Dorpstraat (nu Hoofdstraat) verrezen vanaf 1840 villa's aan de Loolaan. In de tweede helft van de 19de eeuw kreeg Apeldoorn een stedelijk karakter. Het in 1829 als verbinding met Hattem gegraven Griftkanaal werd in 1858-'69 als Apeldoorns Kanaal doorgetrokken naar Dieren. In 1876 kreeg Apeldoorn een station aan de destijds pas aangelegde spoorlijn Amsterdam-Zutphen. In 1887 volgden spoorverbindingen met Deventer, Dieren en Hattem. Op het verkavelde landgoed De Pasch werd in 1876 het villapark Oranjepark aangelegd. Hierna ontstonden de villaparken: Emmapark (circa 1880), Wilhelminapark (1890) en Prinsenpark (1909). Werden in het noordoosten van Apeldoorn vooral villa's gebouwd, in het zuidwesten - op de Apeldoornse enk - bouwde men vooral middenstandswoningen (Korte Nieuwstraat). Vanaf 1915 kwamen aan de zuidzijde arbeiderswoningen tot stand, terwijl aan de westkant delen van het landgoed Berg en Bos werden verkaveld. Het in 1923 door L.F. Teixeira de Mattos opgestelde structuurplan voor de stad kon als gevolg van de crisisjaren slechts gedeeltelijk worden gerealiseerd. Wel werd de Jachtlaan verlengd en de Aluminiumlaan aangelegd. Na de Tweede Wereldoorlog werd Apeldoorn één van de snelst groeiende gemeenten van Nederland. Rond de {== afbeelding Apeldoorn 1(Herv.) Grote Kerk (zie p. 70) 2R.K. kerk O.L. Vrouw ten Hemelopneming (p. 70) 3(Geref.) Noorderkerk (p. 70) 4R.K. St.-Victorkerk (p. 70) 5Synagoge (p. 70) 6Evang. Luth. kerk (p. 70) 7(Chr. Geref.) Barnabaskerk (p. 71) 8Doopsgez. kerk (p. 71) 9Regentessekerk (p. 71) 10kinderziekenhuis Mary (p. 71) 11Jongensweeshuis (p. 71) 12Meisjesweeshuis (p. 71) 13kindertehuis Boszicht (p. 71) 14Raadhuis (p. 71) 15Gemeentehuis (p. 71) 16Sociëteit (p. 71) 17Kantongerecht (p. 71) 18Postkantoor (p. 71) 19Politiebureau (p. 71) 20Koninklijke Hogere Burgerschool (p. 72) 21Gymnasium (p. 72) 22Koningin Wilhelminaschool (p. 72) 23Leesbibliotheek (p. 72) 24Oude Loo (p. 72) 25Koninklijk paleis Het Loo (p. 72) 26Kleine Loo (p. 74) 27Koninklijke stallen (p. 74) 28Marialust (p. 74) 29De Veenkamp (p. 74) 30Tricotfabriek (p. 76) 31kantoor Gasfabriek (p. 76) 32kantoor verffabriek Talens (p. 76) 33Station (p. 76) 34hoofdkantoor Centraal Beheer (p. 76) 35Theater-bioscoop Minerva (p. 76) 36Wielerbaan (p. 76) 37Oranjepark (p. 77) 38Emmapark (p. 77) 39Wilhelminapark (p. 77) 40Prinsenpark (p. 77) 41Verzetsstrijderspark (p. 77) 42nieuwe Alg. begraafplaats (p. 77) ==} {>>afbeelding<<} {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Apeldoorn, (Herv.) Grote Kerk==} {>>afbeelding<<} oude kern werd een ring van nieuwe woonwijken aangelegd, zoals de Componistenbuurt, het Rivierenkwartier en de wijken Zevenhuizen, De Maten, Osseveld, De Heze en Woudhuis. Het dorp Ugchelen werd in de nieuwe bebouwing geïncorporeerd. In de binnenstad leidde de onstuimige groei tot een ingrijpende sanering. Rond 1955 werd de Grift overkluisd en ter voorbereiding van de - uiteindelijk uitblijvende - vestiging van rijksdiensten werd op diverse plekken al vast gesloopt. Pas rond 1990 zijn de gaten opnieuw bebouwd. Nieuwe lege plekken, ontstaan bij de reorganisatie van het stationsgebied, moeten nog ingevuld worden. De (Herv.) Grote Kerk (Loolaan 16) [1] is een forse kruiskerk met een toren van drie geledingen met balustrade en een ingesnoerde spits met houten opbouw. Deze rijke neorenaissance-kerk verrees in 1891-'92 na een prijsvraag naar ontwerp van J. Verheul, ter plaatse van de hierboven genoemde uit 1842 stammende kerk, die in 1890 was afgebrand. Het interieur wordt gedekt door een houten overwelving op korbeelstellen met trekstangen. In de kruisarmen bevinden zich galerijen. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren de preekstoel en het doophek (in 1983 hersteld), een overhuifde herenbank voor de koninklijke familie (1892) en het door J.F. Witte gebouwde orgel (1896). Het gebrandschilderde raam, voorstellende de oprichting van de Leidse Universiteit, is ontworpen door J. Nicolas (1938). De R.K. kerk O.L. Vrouw ten Hemelopneming (Hoofdstraat 18) [2] is een driebeukige neogotische kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een dakruiter. Het schip verrees in 1896-'98, naar ontwerp van J.W. Boerbooms, ter plaatse van een kerk uit 1846. Dwarsschip en koor kwamen in 1901-'02 tot stand naar plannen van J.Th.J. Cuypers en J. Stuyt. Tot de bouw van een toren is het nooit gekomen. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De in 1953 verwijderde polychromie is recent gedeeltelijk hersteld. Tot de inventaris behoren een hoofdaltaar uit 1909 naar ontwerp van F.W. Mengelberg, die ook het Maria- en Jozef-altaar maakte. In de nieuwe altaartafel (1977) is een oude communiebank verwerkt. De kruiswegstaties en de wandschilderingen (1926-'28) zijn van W. Geraedts. De gebrandschilderde ramen zijn gemaakt door O. Mengelberg; het transeptraam (1952) is van K. Trautwein. De (Geref.) Noorderkerk (P. Joubertstraat 4) [3] is een forse kruiskerk met terzijde staande toren van vier geledingen met frontalen en een achtkantige spits. De kerk verrees in 1898 in neogotische stijl - uitzonderlijk voor een Gereformeerde kerk - naar ontwerp van J.A. Wijn en P. Oldenhof. De kerk bevat een door G. van Leeuwen gebouwd orgel (1908). De R.K. St.-Victorkerk (Jachtlaan 187-191) [4] is een driebeukige kruisbasiliek met asymmetrisch tweetorenfront, gebouwd in 1955-'56 in de traditionalistische vormen van de Delftse school naar plannen van G.H.F. Valk. De gebrandschilderde ramen zijn van L. Simons. De synagoge (Paslaan 18) [5] is een zaalgebouw uit 1960 naar plannen van C.A.W. Heuvelink, opgericht op de plaats waar een voorganger uit 1890 in 1941 in vlammen op ging. De reliëfs aan de buitenkant zijn van E.E. Meek. Overige kerken. Het uit circa 1895 daterende gebouw Irene (Koninginneweg 3-5) is een zaalkerk in neorenaissance-vormen. De Evang. Luth. kerk (Röntgenstraat 9) [6], een zaalkerk voorzien van een slanke toren met tentdak, dateert uit 1896. De (Chr. {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} Geref.) Barnabaskerk (Canadalaan 23-25) [7] is een in 1919 gebouwde kruiskerk met neorenaissance- en expressionistische details. De R.K. St.-Fabianus en Sebastianuskerk (Sebastiaanplein 1), een driebeukige kerk met opengewerkte dakruiter, kwam in 1924-'25 tot stand in expressionistische vormen naar plannen van J.G.A. van Dongen. Naar ontwerp van J.G. en P.K. Mensink verrees in 1927-'28 de (Herv./Geref.) Julianakerk (Deventerstraat 91), een zaalkerk in zakelijk-expressionistische vormen met terzijde geplaatste toren. De torenbekroning stamt uit circa 1950. De Doopsgez. kerk (Paslaan 6) [8] is een zaalkerk in sober expressionistische vormen, opgetrokken in 1930. Uit ongeveer dezelfde tijd stamt de (Herv./Geref.) Goede Herderkerk (Asseltseweg 199). De Regentessekerk van de Ned. Protestantenbond (Regentesselaan 14b) [9] is een zaalkerk met portaal, gebouwd in 1931 naar ontwerp van J.J. Klosters. In 1932 verrees de (Geref.) Zuiderkerk (Arnhemseweg 74-78), een zaalkerk met terzijde geplaatste slanke toren in functionalistische vormen naar plannen van E.J. Rothuizen. De eenbeukige R.K. St.-Theresiakerk (Zilverschoon 39), met op het koor een gedrongen toren, kwam in 1939 tot stand in traditionalistische vormen naar plannen van J.G.A. van Dongen. De (Herv.) Sionskerk (Hoge Dries 405) is een moderne, hoekige driebeukige kerk uit 1962. De kerk bevat een door C.G.F. Witte voor de Westerkerk te Rotterdam gebouwd orgel (1872; verplaatst in 1987). De (Geref.) Open-Hofkerk (Graaf van Lijndenlaan 9) is een door D. Zuiderhoek ontworpen moderne kerk met vrijstaande slanke toren. De voorm. St.-Josephstichting (Deventerstraat 459) ontstond in 1925 op het in 1846 gestichte landgoed Hohenheim, waarvan het voor J.P.G. Moorrees gebouwde neoclassicistische landhuis bewaard is gebleven. De broeders Penitenten der St.-Franciscusorde van Boekel lieten tussen 1925 en 1940 naar plannen van J.G.A. van Dongen enkele gebouwen in traditionalistische vormen oprichten, waaronder een kapel (1938-'39). Sinds 1987 heet het complex ‘De Wellen’. {== afbeelding Apeldoorn, Het Apeldoornsche Bosch (1995)==} {>>afbeelding<<} Het voorm. klein-seminarie ‘De Wijert’ (Arnhemseweg 346-348) is een uitgebreid gebouwencomplex met kerk, opgetrokken in 1932-'35 in traditionalistische vormen naar plannen van J.M. van Hardeveld. Het huisvest nu de politieverkeersschool. Het voorm. gesticht Apeldoornsche Bosch (De Voorwaarts 61) werd in 1908 gesticht als Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht. In 1908-'09 verrezen diverse gepleisterde gebouwen met jugendstil-elementen, genoemd naar de twaalf stammen van Israël. Daarvan zijn het hoofdgebouw Hannah en het gebouw Ribes (met toren) bewaard gebleven. In 1933 voegde men voor minder begaafde Joodse kinderen het Paedagogium Achismog toe, waarvoor J.S. Baars en J. Kortlang de gebouwen ontwierpen in een traditionele stijl met functionalistische elementen. In 1943 werd het complex geheel ontruimd. In 1951 werd het in gebruik genomen als Christelijke Inrichting voor Geesteszwakken ‘Groot Schuylenburg’, waarna de paviljoens uit 1909 door nieuwbouw zijn vervangen. De voorm. Caesarea-stichting (Hoenderloseweg 208, Ugchelen) is in 1923 gesticht als vakantiehuis door de Amsterdamse speelgoedfabrikant Caesar. Met medewerking van architect Schrakamp ontwierp hij zelf het L-vormige pand met trappenhuis in de binnenhoek. Momenteel dient het als medisch kindertehuis. Overige instellingen. Het voorm. kinderziekenhuis ‘Mary’ (Koning Lodewijklaan 6) [10] werd in 1887 gesticht door mw. M.C. Bulkley-Bekking. Het door J.A. Wijn ontworpen neorenaissance-pand is in 1911 uitgebreid. ‘Huize Berghorst’ is een voorm. jongensweeshuis (Loseweg 172) [11], gebouwd in 1910-'11 in jugendstil-vormen naar plannen van A. van Driesum. Het voorm. meisjesweeshuis annex kraamkliniek (Koninginnelaan 43) [12] kwam in 1931 tot stand in de stijl van het baksteen-functionalisme naar plannen van T.G. Slijkhuis. Vergelijkbare vormen heeft het voorm. kindertehuis ‘Boszicht’ (Boszichtlaan 4) [13] uit circa 1930. Raadhuizen. In 1842-'43 verrees het voorm. stadhuis annex kantongerecht Raadhuisplein 8 [14] naar een neoclassicistisch ontwerp van A. Liese. In 1898 volgde een verhoging en verbouwing in neorenaissance-vormen naar ontwerp van G. de Zeeuw. In 1943 brandde het gebouw uit. Pas in 1977 werd de bovenverdieping herbouwd. Sinds 1993 is het in gebruik als historisch museum. In de hal bevindt zich de zerk voor admiraal J.H. van Kinsbergen (†1819), afkomstig uit de in 1843 gesloopte oude dorpskerk. Het manifeste nieuwe gemeentehuis Marktplein 1 [15] verrees in 1988-'92 naar plannen van H.J.M. Ruijssenaars. Kenmerkend zijn het kantoordeel met ranke colonnade en forse ronde aanbouw met sprietvormige, opengewerkte toren. De sociëteit (Kerklaan 17-19) [16] is een langgerekt gepleisterd eenlaagspand met sobere eclectische vormen. Het werd na een prijsvraag in 1878 gebouwd naar plannen van F.W. van Gendt & Nieraad. Het voorm. kantongerecht (Stationsstraat 168) [17] is een bescheiden neoclassicistisch pand uit 1880 naar plannen van J.F. Metzelaar. Het gebouw is in 1915 aan de achterzijde uitgebreid en gepleisterd. Het voorm. postkantoor (Deventerstraat 18) [18] kwam in 1907-'08 tot stand naar een ontwerp van rijksbouwmeester C.H. Peters in, op de neogotiek en neorenaissance geënte vormen. In 1994 is naar plannen van H.J.M. Ruijssenaars een nieuwe ingangspartij aangebracht. Het voorm. politiebureau (Deventerstraat 19-21) [19] is een fors pand met terugwijkend portaal, gebouwd in 1914 in ‘Um 1800’-stijl naar plannen van G. de Zeeuw. Kazernes. De Van Haeftenkazerne {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Apeldoorn, Gymnasium (1995)==} {>>afbeelding<<} (Zwolseweg 238) werd in 1911-'12 gebouwd als ‘Depôt van het Wapen der Koninklijke Marechaussee’ en is een fors gebouw in zakelijk-traditionalistische stijl. De Willem III-kazerne (Frankenlaan 70) verrees in 1938-'40 naar plannen van genie-kapitein A. Boost. Het hoofdgebouw heeft een onderdoorgang die leidt naar de binnenplaats waar zich onder meer legeringsgebouwen bevinden. Scholen. De Koninklijke Hogere Burgerschool (Jhr. mr. G.W. Molleruslaan 42) [20] is een groot pand met uitspringende hoekrisalieten en een middenrisaliet met opbouw voorzien van een uurwerk. De opbouw bevat ook een door Henrick Wegewaert gegoten klok (1621). De school verrees in 1876-'77 in rijke neoclassicistische stijl, naar ontwerp van C.W.A. de Groot, en is in 1908 en in 1922 uitgebreid. Het gymnasium (Kastanjelaan 10) [21] is een voornaam en rijzig pand, waarvan het middenrisaliet is voorzien van een fronton en een dakruiter met uurwerk. Het gebouw kwam in 1913 tot stand naar plannen van G. de Zeeuw in een op het Hollandsclassicisme geïnspireerde nieuw historiserende stijl. Het in expressionistische vormen uitgevoerde gymnastieklokaal (Alexanderlaan 2) is in 1922 toegevoegd. In Apeldoorn zijn verschillende interessante lagere scholen bewaard gebleven. Chalet-elementen heeft de als ‘diep pand’ opgezette openbare lagere school Eikenstein (Mariannelaan 19), gebouwd rond 1900 naar plannen van A. van Driesum. De school is in 1906 vergroot. De Kon. Wilhelminaschool (Kerklaan 21) [22] werd in 1904 gebouwd als Chr. Mulo naar een ontwerp met jugendstil-details van J.A. Wijn. Uit circa 1915 dateert de openbare lagere school De Meulenwiek (Molenstraat 120) met vlindervormige plattegrond. De Berg en Bosschool (Soerenseweg 105) is een openbare lagere school op L-vormige plattegrond, gebouwd in 1932 in zakelijk-expressionistische vormen naar plannen van J.H. Hooyer. Voorbeelden van lagere scholen voor bijzonder onderwijs zijn: de R.K. lagere school II (Spoorstraat 23) uit circa 1922 en de voorm. Chr. lagere school (Röntgenstraat 8) uit 1923. Bibliotheken. Op de plaats van het landhuis ‘De Pasch’ verrees in 1911 de voorm. leesbibliotheek (Regentesselaan 8) [23] naar plannen van A.H. Wegerif. Het gebouw is opgetrokken in functionalistische en ‘Um 1800’-vormen. De nieuwe openbare bibliotheek (Vosselmanstraat 299) is een in baksteen uitgevoerd neomodernistisch gebouw uit 1980-'84 naar plannen van H.J.M. Ruijssenaars. Het Oude Loo (Koninklijk Park 17) [24] is een omgracht kasteel op U-vormige plattegrond. Het voorgebouw aan de korte zijde kwam kort na 1439 tot stand in opdracht van Udo Talhout. In de loop van de 15de eeuw verrees aan de zuidoostzijde een vierkante toren en kreeg het voorgebouw flankerende ronde torens van ongelijke grootte. Johan Bentinck liet de onderkelderde zuidvleugel bouwen, die is voorzien van een wapensteen uit 1538. De kelder heeft kruisribgewelven op achthoekige pijlers. Uit {== afbeelding Apeldoorn, Koninklijk paleis Het Loo, plattegrond==} {>>afbeelding<<} dezelfde tijd stamt ook de noordelijke vleugel met achtkantige traptoren. Het interieur bevat vier laat-gotische, met wapens versierde, zandstenen schouwen en enkele gebrandschilderde ruiten uit circa 1600. Stadhouder Willem III kocht het kasteel in 1684. Er werden herstellingen en verbouwingen uitgevoerd in 1757 en 1817. Naar plannen van P.J.H. Cuypers is het Oude Loo vanaf 1904 ingrijpend gerestaureerd en in zijn middeleeuwse toestand teruggebracht. Ook zijn toen de in 1806 gedempte grachten weer uitgegraven. Een tweede restauratie is uitgevoerd in 1968 onder leiding van C.W. Royaards, opgevolgd door J.B. baron van Asbeck. Het Honinklijk paleis Het Loo of het Nieuwe Loo (Koninklijk Park 1) [25] werd in 1685-'86 in opdracht van stadhouder Willem III gebouwd in classicistische vormen naar plannen van Jacob Roman. In die tijd kwam het centrale, vierkante corps de logis tot stand, waarvan het middenrisaliet is voorzien van een fronton en een klok (Gerhard Schimmel, 1686). Aan weerszijden van de voorhof verrezen langgerekte zijvleugels, die oorspronkelijk met kwartronde colonnades waren verbonden met het corps de logis. Haaks op de zijvleugels werden dienstvleugels met hoekpaviljoens gebouwd. Nadat {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Apeldoorn, Koninklijk paleis Het Loo==} {>>afbeelding<<} Willem III in 1689 ook koning van Engeland was geworden, liet hij in 1691-'94 vier nieuwe paviljoens optrekken tussen het corps de logis en de zijvleugels. Daarin werden onder meer een nieuwe eetzaal, een schilderijengalerij en een kapel ondergebracht. De colonnades werden verplaatst om te dienen als afsluiting van de boventuin. Toen het paleis in 1807-'09 als zomerverblijf werd ingericht voor Lodewijk Napoleon heeft men het geheel gepleisterd. Koning Willem III liet in 1875 aan de oostzijde een aanbouw met kunstzaal optrekken. Bij een verbouwing in 1911-'14, naar plannen van rijksbouwmeester C.H. Peters, verhoogde men het hoofdgebouw en de paviljoens met een lage verdieping. In 1977-'84 werd naar plannen van J.B. baron van Asbeck een ingrijpende reconstructie uitgevoerd van de toestand rond 1700, waarbij het gebouw werd ontpleisterd. Het paleis kreeg een museale functie. Het interieur is vrijwel geheel ontworpen door Daniël Marot. De Audiëntiezaal heeft een decoratie uit 1692 en geschilderde behangsels van Johannes Glauber en Gerard de Lairesse. Het aangrenzende trappenhuis is in 1902 gereconstrueerd naar de toestand rond 1700, waarbij de latere wandschilderingen zijn vervangen door geschilderde behangsels van W.A. Fabri. Eveneens een rijke decoratie hebben de Oude Eetzaal (1686) en de Nieuwe Eetzaal (1692). De kapel wordt gedekt door een stucplafond in Lodewijk XIV-stijl. Tot de inventaris behoren een preekstoel, een herenbank en een door J. Bruydegom gebouwd huisorgel (1750; kast circa 1800). De overige ruimten zijn zoveel mogelijk ingericht met gebruik van originele onderdelen en tonen de geschiedenis van het Nederlandse koningshuis. De paleistuin is in zijn huidige vorm een reconstructie van de in 1685-'92 in twee fases aangelegde formele tuin naar plannen van Daniël Marot. De benedentuin met acht vierkante parterres wordt door een laan gescheiden van de boventuin, die wordt afgesloten door de (gereconstrueerde) kwartronde ionische colonnades uit 1692. De figuratieve beelden van de parterres zijn gebaseerd op een 17de-eeuws ontwerp van C.P. van Staden. De fontein of Koningssprong, gevoed door nabijgelegen sprengen, spoot hoger dan die in Versailles. Terzijde van de paleisgebouwen liggen aan de oostzijde de Koninginnetuin met loofgang en oranjerie en aan de westzijde de Koningstuin met klosbaan en stalgebouwen. In de benedentuin bevinden zich twee door Romein de Hooghe ontworpen beelden van stroomgoden en enkele, eveneens laat-17de-eeuwse, marmeren {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Apeldoorn, Koninklijke stallen, interieur (1981)==} {>>afbeelding<<} siervazen naar ontwerp van Daniël Marot. Naar plannen van Philip Willem Schonck begon men vanaf 1773 met een verlandschappelijking van de tuin, vanaf 1808 voortgezet naar plannen van A. Dufour en J.P. Posth. Bij de reconstructie van de formele tuin in 1980-'84, onder leiding van J.B. baron van Asbeck, zijn in de boventuin enkele bomen uit de landschappelijke aanleg blijven staan. Het uitgestrekte paleispark, maakt deel uit van de Koninklijke houtvesterij Het Loo. De in opzet 18de-eeuwse aanleg met lange lanen en door sprengen gevoede grote veldvijvers bleef voor een deel behouden. In het park staan diverse bouwsels, waaronder de rond 1830 uit houten stammetjes gebouwde ‘Willemstempel’ en het met riet gedekte koepeltje ‘Bylandt's Rust’. Het houten bad- en theehuis werd rond 1856 gebouwd in vroege chaletstijl, naar plannen van H.F.G.N. Camp, en is in 1874 verbouwd door L.H. Eberson. Rond 1890 kwamen nog een cascade bij de Hoge Vijver, een botenhuis en een houten speelhuis tot stand. Bij de paardenbegraafplaats staat een obelisk uit 1901 met jugendstiltegeltableau's van atelier Thooft & Labouchère. In de westelijker gelegen Kroondomeinen bevinden zich drie kleine aarden speelforten (Wiessel, Frederik Hendrik en Java), opgeworpen rond 1850. Voor de intendanten van Het Loo werd in 1829-'30 het Kleine Loo (Zwolseweg 1) [26] gebouwd, een door H.J. Lijssen ontworpen gepleisterd eenlaags huis in neoclassicistische stijl. Naar ontwerp van C.H. Peters kwamen in 1907-'09 de Koninklijke stallen (Koninklijk Park 1) [27] tot stand. Van dit grote U-vormige complex met hoekpaviljoens heeft de lange vleugel een open galerij en een middenpaviljoen met tentdak en dakruiter, voorzien van een uurwerk en een klok (J. Taylor, 1909). De wit geschilderde gevelvlakken met speklagen van rode baksteen vertonen neorenaissance- en jugendstil-details. Het complex onderging in 1914 enige veranderingen. Rond de basse-cour staan enkele bijgebouwen uit die tijd, waaronder een ziekenboeg, een garage en - aan de kant van Het Loo - een fraai gedetailleerde poort. Marialust (Verzetsstrijderspark 10) [28] is een gepleisterd landhuis met, klokkentorentje, bordes en terugwijkend portaal met toscaanse zuilen. Het neoclassicistische pand werd in 1825-'26 onder de naam ‘De Vlijt’ gebouwd voor H. de Heus, die aan het nabij gelegen Griftkanaal een koperpletterij was begonnen. Het landschappelijke park is door H. Ameshoff ontworpen. De Veenkamp (Mecklenburglaan 20) [29] is een gepleisterd landhuis met omlijste ingang, gebouwd in 1851 voor H. Steers, stalmeester van Prins Hendrik. Het ontwerp in vroege chaletstijl is mogelijk van H.F.G.N. Camp. Na aankoop van het huis in 1880 liet H.T. Daendels de tuin door H. Copijn omvormen. Het koetshuis annex paardenstal ontstond in 1884. Woonhuizen. De oudste bewaard gebleven woonhuizen in Apeldoorn dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw. Hiertoe behoren het diepe huis Loseweg 292, dat mogelijk rond 1810 werd gebouwd, en het huis Krommenhoek (Mariastraat 44-46) uit 1836. Neoclassicistische eenlaags burgerwoningen met verhoogd gepleisterd middenrisaliet werden vooral in de tweede helft van de 19de eeuw gebouwd. Voorbeelden hiervan zijn: Korte Nieuwstraat 2-17 (circa 1880), naar ontwerp van G. de Zeeuw, Mariastraat 34-36 en Canadalaan 21 en 27 (rond 1885). Vergelijkbaar, maar rijker en geheel gepleisterd, zijn de uit circa 1860 daterende huizen: Kerklaan 49, Wittensteijn (Loseweg 166), met neogotische details, en Frisolaan 24, met fronton en portico. Het in neoclassicistische vormen opgetrokken huis De Hermitage (Jhr. mr. G.W. Molleruslaan 38) werd rond 1850 gebouwd als dienstgebouw van één van de oudere landgoederen. Karakteristiek voor het derde kwart van de 19de eeuw zijn de blokvormige neoclassicistische herenhuizen, zoals: Apoldro (Loolaan 55-57), met een serre uit circa 1900, Kerklaan 33, Deventerweg 29, 38 en 45 en Loseweg 168. Eclectische varianten hierop zijn de gepleisterde herenhuizen Kerklaan 29-31 en Kerklaan 41; het laatste heeft een hoektoren. De rond 1875 gebouwde gepleisterde villa Van der Houven van Oordtlaan 2 vertoont details in Willem II-gotiek. Het uit 1879 daterende pand Loseweg 142 heeft opvallende eclectische vormen. In 1890 kreeg de uit 1842 stammende villa Loolaan 24 een eclectisch aanzien naar plannen van C.W.A. de Groot. Vooral in het parkengebied verrezen rond 1900 veel grote villa's in neorenaissance-stijl, chaletstijl en jugendstil of in combinaties daarvan. De in 1895 gebouwde villa Boschlust (Loolaan 59) is een goed voorbeeld in neorenaissancestijl. Andere voorbeelden zijn: Wilhelminapark {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Apeldoorn, Villa Van der Houven van Oordtlaan 2 (1995)==} {>>afbeelding<<} 9, Emmalaan 1, Mr. Van Hasseltlaan 23 en Daendelsweg 19-21. Een late, markante neorenaissancistische villa is het hoekpand Sonnenburgh (Deventerstraat 39) uit circa 1902. Een vroeg voorbeeld in chaletstijl is de uit 1882 stammende villa Oranjelaan 9. Een sierspant en een veranda met balkon heeft de villa Klein Vredenoord (Mr. Van Hasseltlaan 25) uit 1899, vermoedelijk ontworpen door A. van Driesum. Andere goede chaletstijl-voorbeelden zijn: Daendelsweg 6, Emmalaan 3, 5 en 8-10, Frederikslaan 16 (1903), Wilhelminapark 8, 11 en 13. Een combinatie van chaletstijl en jugendstil vertonen de door A. van Driesum ontworpen villa's: Sonnevanck (Deventerstraat 33; circa 1901), B. Backerlaan 4-4a (1902), B. Backerlaan 16, Emmalaan 11, Mariannelaan 4 en 6 (1902). Een variant op de chaletstijl vertonen de vakwerktopgevels van de rond 1905 gebouwde villa's: Amersfoortseweg 1 en 3, B. Backerlaan 15 en 30-32, Mr. Van Hasseltlaan 1 en 3. De eveneens in deze stijl opgetrokken dokterswoning Loolaan 45 kwam in dezelfde tijd tot stand naar plannen van J.A. Wijn voor Y. Keijzer. Rond 1910 paste men voornamelijk verblendsteen en kalkzandsteen toe bij de late jugendstil-villa's, die overigens nog steeds van een sierspant werden voorzien. Voorbeelden hiervan zijn Prins Mauritslaan 9 (1909), ontworpen door G. Jochems, Bosweg 27 (1909), Prins Mauritslaan 19 (1910), Emmalaan 24 en Canadalaan 36 (1913). De rond 1915 gebouwde villa Nieuw Veldzicht (Amersfoortseweg 37) is ontworpen door K.P.C. de Bazel in nieuw historiserende stijl. Karakteristiek voor zijn werk is de band in baksteenmozaïek onder de daklijst. Andere voorbeelden in deze stijl zijn Deventerstraat 37 (1909) en Paslaan 13 (circa 1915). Een karakteristieke combinatie van traditionalistische en expressionistische details is te zien in het werk van Chr. Wegerif en zijn neef A.H. Wegerif. Chr. Wegerif ontwierp rond 1910 voor zichzelf de villa Kamp Links (Jachtlaan 8). Zijn belangrijkste werk is De Zeeuwsche Knoop (Tutein Noltheniuslaan 14), gebouwd in 1909 voor de Zeeuwse beeldhouwer P. Puype in een vormgeving met jugendstil- en arts-and-craftsdetails. Functionalistischer details hebben De Halve Maan (Coniferenlaan 3; 1915) en Edera (Eikenlaan 10; 1917). A.H. Wegerif ontwierp in 1912 voor zichzelf met ‘Um 1800’-details de villa De Pasch (Regentesselaan 11) en daartegenover voor zijn zuster Agatha de villa Op de Paschvier (Regentesselaan 12), die werd uitgerust met een foto-studio. De voor hem kenmerkende ovale vensters zijn ook terug te vinden bij Asseltsestraat 286 (circa 1914) en De Zwaluw (Bilitonlaan 54; 1914). De villa De Essenhoeck (Soerenseweg 154) werd in 1920 gebouwd naar plannen van J.A. Heuvelink. De gepleisterde, horizontaal benadrukte, architectuur lijkt in zijn functionalistische vormen sterk op de uit 1915 stammende ‘Villa Henny’ in Huis ter Heide (U). De rond 1925 naar plannen van M. Huigen opgetrokken {== afbeelding Apeldoorn, Villa Mariannelaan 6==} {>>afbeelding<<} villa Van Haersma de Withlaan 9 heeft kenmerkende paraboolvormige dakvlakken. Opvallende expressionistische vormen vertoont ook de paddestoelachtige villa Tweede Beukenlaan 44 uit circa 1925, naar plannen van G. Dijkstra. Andere expressionistische voorbeelden uit circa 1925 zijn: Catharinalaan 3 en 7, Frederikslaan 24 en Frisolaan 22. Het in 1930 naar ontwerp van T.J. Loggers gebouwde Huis Buis (Valkenberglaan 31) is een voorbeeld van laat expressionisme met functionalistische details. Dat geldt ook voor de villa Op 't Vievertien (Daendelsweg 1) uit circa 1935. Montanalaan 8 is een bungalow met vrijstaande gevelvlakken, gebouwd in 1956-'57 naar ontwerp van G.Th. Rietveld en zijn medewerker J.B. van Grunsven voor A.R. Cordemeyer. Volkswoningbouw. Na de oprichting van de woningbouwvereniging ‘De Goede Woning’ in 1915 bouwde men vooral aan de zuid- en zuidwestzijde van Apeldoorn enkele volkswoningbouwcomplexen. In 1917 kwam het complex dubbele arbeiderswoningen Zwanenweg e.o. tot stand met een parkachtige aanleg. In 1917-'22 volgde het vergelijkbare complex Bronsweg e.o., dat door A.H. Wegerif in traditionalistische vormen werd ontworpen. Het in 1923 gebouwde Sprengendorp (Wolweg e.o.), met enkele poortwoningen, werd ontworpen door J.J. Klosters. Een naoorlogs project van de ‘De Goede Woning’ werd gebouwd aan het Ibisplein: L-vormige duplexwoningen met in de binnenhoek een hoektoren, gebouwd in 1952 naar plannen van J.G. en P.K. Mensink. Winkels. Vanaf het eind van de 19de eeuw werden aan de Dorpsstraat, nu Hoofdstraat, de eerste winkels ingericht of als zodanig gebouwd. Eclectische vormen heeft de pui uit circa 1890 van het winkelpand Loolaan 5. In rijke neorenaissance-vormen uitgevoerd is de in 1887 gebouwde winkel voor koloniale waren J.A.F. Ploegman, Hoofdstraat 116-120. Het rond 1895 gebouwde winkelpand Hoofdstraat 133 vertoont neorenaissance-details. Neorenaissance-vormen zijn gecombineerd met jugendstil-tegeltableau's bij de door A. van Driesum voor het ‘Amerikaanse {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} Kleedingmagazijn’ in 1902 ontworpen winkel Hoofdstraat 137-139. Een combinatie van jugendstil en chaletstijl vertonen de winkels Hoofdstraat 160 en Van Kinsbergenstraat 1 en 3; de laatste twee zijn in 1905 gebouwd naar plannen van G. de Zeeuw. Voorbeelden van winkels met jugendstil-vormen zijn Hoofdstraat 131 (1900) en de bakkerswinkel Hoofdstraat 146-148 (circa 1900). De meest uitgesproken jugendstil-vormgeving hebben de door J.A. Wijn ontworpen winkels Hoofdstraat 107 (1904), 104 (1907), 102 (1908) en 106 (1911). Buiten de kern staat het bescheiden jugendstil-winkelpand Koninginnelaan 91 uit circa 1905. De winkel van de Coöperatieve Landbouwhandelsvereniging, Stationsstraat 106, is in 1922 in expressionistische vormen gebouwd naar plannen van A.H. Wegerif. Horeca. Uit het midden van de 19de eeuw stamt het hotel-restaurant Loolaan 42, dat rond 1890 in chaletstijl werd verhoogd. Het in opzet uit 1873 daterende café Het Oude Huis (Deventerstraat 8) kreeg in 1898 een nieuwe bovenbouw in chaletstijl. Pension Abbekerk (Canadalaan 26) is in 1904 in chaletstijl gebouwd naar plannen van A. van Driesum. Watermolens. Op de Koppelsprengen, een dubbele beekloop aan de zuidwestzijde van de stad, bevinden zich twee bovenslagmolens. De Oude Molen of Altena (Hoenderloseweg 145, Ugchelen) werd in 1613 gesticht als papiermolen door Jacob Jacobs. Naast de bestaande kollergang (papierwals) werd in 1891, naar plannen van H.F. Suyck, een deel van de molen tot wasserij ingericht (wasserij ‘Steenbeek’). Aan de bovenloop van de Koppelsprengen stichtte Jacob Jacobs in 1639 de watermolen De Hamermolen (Hoenderloseweg 155, Ugchelen), die na een kort gebruik als korenmolen in 1876 door brand werd vernield. Vervolgens kwam in 1916 het huidige gebouw tot stand voor een door waterkracht aangedreven wasserij. Bedrijfsgebouwen. De voorm. glazuurfabriek (Hoogakkerlaan 2) werd in 1886 opgericht door tegelbakker H.B. Mensing. De werkplaats met schoorsteen is in 1907 gebouwd naar plannen van R. Dales. De voorm. tricotfabriek {== afbeelding Apeldoorn, Tricotfabriek (1994)==} {>>afbeelding<<} van de ‘Textielindustrie Maatschappij Apeldoorn’ (Tima) (Fabrieksstraat 4-86) [30] is een fors tweelaags pand met puntgevels, gebouwd in 1897 in opdracht van G. Möbius. Het ontwerp in robuuste neorenaissance-stijl is van G. Beltman. Sinds 1993 herbergt het gebouw appartementen. Het voorm. kantoor van de gasfabriek (Stationsstraat 114) [31] dateert uit 1909 en heeft een vormgeving met jugendstil-details. De uit circa 1915 stammende verffabriek van Talens (gesticht 1899) kreeg in 1927-'28 een nieuw, zakelijkexpressionistisch kantoorgebouw (Sophialaan 46) [32] naar plannen van G.W. van den Beld. Het station (Stationsplein 8) [33] werd in 1875-'76 gebouwd voor de Oosterspoorweg van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij. Het forse neoclasscistische gebouw met bovenwoningen en lage zijvleugels kreeg in 1911-'12 aan de pleinzijde een vestibule. Het hoofdkantoor van Centraal Beheer (Prins Willem Alexanderlaan 651) [34] bestaat uit een aaneenschakeling van kantooreilanden, die het midden houden tussen een cellenkantoor en een kantoortuin. Het gebouw heeft een gewapend betonskelet en in betonsteen en glazen bouwsteen uitgevoerde wanden. Dit in 1968-'72 naar ontwerp van H. Hertzberger uitgevoerde kantoorgebouw is het beste voorbeeld van de structuralistische stijl van de Forum-groep. In 1990 is een vleugel toegevoegd. De Koningin Julianatoren (Amersoortseweg 35), gesticht in 1910 als uitspanning ‘Berg en Dal’, is een vijf verdiepingen en twee gaanderijen tellende toren met jugendstil-details. De in kalkzandsteen opgetrokken toren is ontworpen door A. van Driesum. Rond de toren zijn diverse attracties gegroepeerd, waaronder een uit 1927 daterend doolhof, uitkomend in een onderaardse gang (de Grot van Fingal). De theater-bioscoop ‘Minerva’ (Paslaan 11) [35] is een fors pand met portiek en aangebouwde dienstwoning, opgetrokken in 1918 in expressionistische stijl naar plannen van Chr. Wegerif. De wielerbaan ‘De Adelaar’ (bij Orderparkweg 5) [36] dateert uit 1950 en bestaat uit een hellende baan van gewapend beton met aan één zijde een tribune. Gedenktekens. In Apeldoorn staan diverse gedenktekens die een relatie hebben met het koningshuis. De slanke hardstenen herdenkingsnaald (bij Loolaan 1) werd opgericht naar plannen van G. de Zeeuw in 1901 ter gelegenheid van het huwelijk van Koningin Wilhelmina met Prins Hendrik. Behalve met hun beeltenissen is het versierd met bronzen portretten van koning Willem III en koningin Emma, gemaakt door P. Puype. Van zijn hand is ook het uit 1913 daterende bronzen borstbeeld van Willem I op het Raadhuisplein. Het bron- {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} zen beeld van ‘Friedrich Heinrich’ (bij Koninklijke Park 1) is rond 1900 door de Duitse keizer Wilhelm II aan koningin Wilhelmina geschonken. Het is gegoten door H. Gladenback und Sohn te Berlijn. De fontein op het Emmaplein is in 1938 opgericht ter gelegenheid van het veertigjarig regeringsjublieum van koningin Wilhelmina. Parken. Ten noorden van de oude kern van Apeldoorn bevinden zich vijf onderling met elkaar verbonden wandelparken, die voornamelijk zijn ontstaan bij het verkavelen van landgoederen tot villaparken. In 1874 kocht steenfabrikant H.C. van der Houven van Oordt de landgoederen De Pasch en De Veenkamp. Ze werden verkaveld naar ontwerp van landschapsarchitect H.H. Hogeweg, waarbij Van der Houven van Oordt in 1876 een gedeelte aan de gemeente schonk als wandelpark: het Oranjepark [37]. Men eerde hem in 1892 met een gedenkbank, vermoedelijk naar plannen van J.A. Wijn. Rond 1880 kwam op eenzelfde wijze aan de noordzijde het Emmapark [38] tot stand. Van der Hoeven van Oordt kocht ook het landgoed De Vlijt (ook Marialust genoemd), dat hij eveneens grotendeels verkavelde en waarvan hij in 1890 een deel aan de gemeente schonk: het Wilhelminapark [39]. In dit wandelpark kwam in 1932 een herinneringsbank voor burgemeester H.P.J. Tutein Nolthenius te staan, naar ontwerp van P. Puype. Aan de noordzijde van het park werd in 1909 op initiatief van mw. Van Haersma de With het Prinsenpark [40] aangelegd. Tussen het Wilhelminapark en het Prinsenpark ontstond later nog het Verzetsstrijderspark [41]. De vijf genoemde parken zijn aangelegd in een romantische Engelse landschapsstijl met gebogen lanen, meanderende waterpartijen en verrassende doorkijkjes. Het aan de westzijde van Apeldoorn gelegen park Berg en Bos (J.C. Wilslaan 21) is een restant van het na het overlijden van eigenaar J.C. Wils in 1906 verkochte landgoed Berg en Bosch. Een deel werd verkaveld (Beukenlaan, Eikenlaan e.o.) en de rest kwam in 1917 in bezit van de gemeente, die K.C. van Nes een verkavelingsplan liet opstellen. Vanwege de crisis kwam dit niet tot uitvoering, waarna in 1932 - als werkverschaffingsproject - het huidige publieke park werd aangelegd naar plannen van H. Copijn & Zn. In het sterk geaccidenteerd terrein ligt een centrale vijver, die door sprengen wordt gevoed; deels via een aangelegde waterval en deels via een tunnelgrot (1937). Een deel van het park is later ingericht tot een dierentuin voor apen (Apenheul). Ook het in 1934 aangelegde kristalbad (Felualaan 29) behoorde tot het werkverschaffingsproject. Begraafplaatsen. Van de rond 1830 aangelegde oude Alg. begraafplaats aan de Loolaan, nabij de Herv. kerk, resteert enkel een groengebied achter de huizen. De nieuwe Alg. begraafplaats (Soerenseweg 71) [42] is aangelegd in 1896 naar plannen van de firma Groenewegen & Zn. Het uit dat jaar daterende poortgebouw in neorenaissance-stijl is ontworpen door J.A. Wijn en bestaat uit een aula en een dienstwoning aan weerszijden van het dubbele toegangshek. Aan het einde van de centrale as ligt de grafzerk van de initiatiefnemer tot de aanleg van de begraafplaats, burgemeester J.A. van Hasselt (†1897). Het rijk uitgevoerde familiegraf van de familie Van Heeckeren van Brandsenburg stamt uit 1906 en wordt geflankeerd door twee grote engelenbeelden van wit marmer, gemaakt door atelier B. Tax. Andere interessante graftekens zijn die van organist P. Kleekamp (†1921), met bronzen vrouwensculptuur van H. Chapu, en leraar A.J. Donck (†1910) en de grafkelder van de familie Talens (†1911). Op de rond 1890 aangelegde R.K. begraafplaats (bij Arnhemseweg 52) bevindt zich onder meer een met een hek omgeven hardstenen grafmonument van de familie Wils (circa 1906). De Isr. begraafplaats (tegenover Arnhemseweg 216), gesticht in 1892, heeft een metaarhuisje met expressionistische details uit 1929 (5689). Het Woudhuis (Woudhuis 11). Dit landgoed ten oosten van Apeldoorn is rond 1820 gesticht en heeft een landhuis met neogotische details. Het huis kreeg rond 1880 een verhoogd middendeel en werd in chaletstijl verbouwd. Tot het landgoed behoren enkele boerderijen van het type hallenhuis zoals Woudhuizerweg 64 (1802), Woudhuizerweg 71 (1826), met laat-19de-eeuwse rosmolen, en Woudhuis 13 (circa 1840); de laatste werd gebouwd als dubbele boerderij met twee woongedeelten en is rond 1900 verbouwd tot één boerderij. Wenum. Dorp gelegen ten noorden van Apeldoorn aan de Wenumse beek. De Wenumse Molen (Oude Zwolseweg 160) is een bovenslagmolen op de Wenumse beek. Al in 1313 is hier sprake van een watermolen. In de 18de eeuw werd een molenvijver aangelegd. In 1768 kwam de molen in handen van Daniël de Jongh die de molen liet verbouwen tot een kopermolen met drie raderen. In 1858 werd deze ingericht tot een koren- en runmolen. Het huidige molenhuis werd in 1917 gebouwd. In 1984-'85 is de watermolen gerestaureerd. Van de Rotterdamse Kopermolen (bij Zwolseweg 415) resteert enkel het hek met zandstenen hekpijlers in Lodewijk XIV-vormen uit de tijd dat de molen tot het bezit van Daniël de Jongh behoorde (circa 1753). De windmolen ‘'t Haasje’ (Marleweg 64) is een achtkantige grondzeiler op veldmuren voorzien van een met riet gedekte houten romp. De molen werd in 1840 als poldermolen te Baambrugge (U.) gebouwd en is in 1913 hier geplaatst. De molen is in 1965 gerestaureerd. De (Herv.) Pniëlkerk (Zwolseweg 383) is een pseudobasilicale kerk met dakruiter, gebouwd in 1956 in traditionalistische vormen naar plannen van G. Pothoven. Appeltern (gemeente West Maas & Waal) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een oeverwal van de Maas en voor het eerst vermeld in 1139. De bebouwing concentreerde zich tot 1940 voornamelijk langs de Kerkstraat, de Maasdijk en de Walstraat. De Herv. kerk (Maasdijk 16), oorspronkelijk gewijd aan St. Servatius, is een zaalkerk met driezijdig gesloten koor en een ongelede toren met tentdak. De romaanse, tufstenen toren is vroeg-12de-eeuws. In de toren hangt een door J.P. en H. van Trier gegoten klok (1685). Het koor dateert uit circa 1400 en is gepleisterd toen in 1859 ter plaatse van de oude kerk het huidige schip verrees, waarmee {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Appeltern, Stoomgemaal De Tuut==} {>>afbeelding<<} het onder één dak is gebracht. De kerk bevat een preekstoel uit 1664 met een trap uit 1842. De R.K. St.-Servatiuskerk (Maasdijk 24) is een driebeukige neogotische basiliek met driezijdig gesloten koor, doopkapel en een toren van vier geledingen en ingesnoerde spits. De kerk verrees in 1906-'07 naar ontwerp van C. Franssen. Het interieur wordt gedekt door stenen kruisribgewelven en een houten tongewelf (schip). De kerk bevat een Gradussen-orgel (1894) met neoromaanse kast. De door J. Custers vervaardigde neogotische inventaris (1907-'18) is grotendeels behouden. De gebrandschilderde ramen zijn van F. Nicolas & Zn. (1907); de polychromie van het interieur is van F.J. Kops (1914). De pastorie (Maasdijk 26) is evenals de kerk door C. Franssen ontworpen. Huis Appeltern (Maasdijk 6). Na de sloop in 1881 van dit uit de tweede helft van de 17de eeuw daterende huis resteert op het omgrachte terrein de laat-18de-eeuwse noordvleugel. De gepleisterde zuidgevel bevat drie wapenstenen met alliantiewapens van diverse eigenaren (1686, 1786 en na 1892). Verder zijn er twee bouwhuizen (Maasdijk 4) uit circa 1800. De achtzijdige bakstenen tuinkoepel is recent opgetrokken. De boerderij Walstraat 13-15 is een in 1887 herbouwde langgevelboerderij, waarvan de kelders met tongewelven vermoedelijk 17de-eeuws zijn. Naast de boerderij staat een vroeg-19de-eeuws herenhuis met souterrain en bel-etage. Het dijkmagazijn (De Tuut 17) dateert uit het eind van de 19de eeuw. De zijgevels van het tweelaags gebouw hebben rechthoekige spaarvelden met smalle ventilatiespleten. Het stoomgemaal ‘De Tuut’ (De Tuut 1) uit 1918-'19 is één van de laatst gebouwde stoomgemalen in Nederland. Het door ingenieursbureau Van Hasselt & De Koning ontworpen complex bestaat uit een machinehuis, een ketelhuis met schoorsteen (in 1997 gerestaureerd) en een houten kolenloods. Bij het gemaal staan twee machinistenwoningen (De Tuut 2-3). Het stoomgemaal is in 1969 buiten bedrijf gesteld en vervangen door het naastgelegen dieselgemaal Bloemers. De door Gebr. Stork & Co. geleverde installaties verkeren nog in bedrijfsklare staat. Ook de aan- en afvoerkolk, de sluizen en een duiker zijn behouden. Altfors. Dit dorp ten noordwesten van Appeltern ontstond in de middeleeuwen op een brede stroomrug van de Maas. De voorm. Herv. kerk (Kerkstraat 21) is een gepleisterde zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en een geveltoren met houten opbouw voorzien van een spits met frontalen. De huidige opzet dateert van een herbouw in 1824, waarbij muurwerk van het koor van de vroegere, gotische kerk is opgenomen. Inwendig heeft de kerk een vlak stucplafond en een midden-17de-eeuwse preekstoel. De R.K. St.-Donatuskerk (Kerkstraat 8) is een zaalkerk in neoromaanse vormen met koor en halfronde apsis en een toren van vier geledingen met spits voorzien van frontalen. De kerk verrees in 1890-'91 naar ontwerp van J. Kayser. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf en een vlak stenen koepelgewelf (koor). Tot de inventaris behoren twee beelden van Petrus Verhoeven (eind 18de eeuw) en enkele beelden van J. Custers (circa 1895). Het Smits-orgel dateert uit 1854 en staat sinds 1879 in deze kerk. De pastorie (Kerkstraat 10) dateert uit circa 1850. De in oorsprong laat-17de-eeuwse hallenhuisboerderij Munnikenwoerd (Woerdsestraat 34) ligt op een natuurlijke hoogte ten westen van Altfors, ter plaatse van een gesloopte middeleeuwse norbertinessenproosdij. Restanten van een tufstenen muur van een kloostergebouw bevinden zich in de kelder van het gepleisterde dwarse voorhuis. Arnhem {== afbeelding Arnhem, Stadsplattegrond midden 17de eeuw==} {>>afbeelding<<} Hoofdstad van de provincie Gelderland, ontstaan op de grens van rivierklei en zand bij de St.-Jansbeek, die vanaf het {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Binnenstad vanuit het zuiden met park Sonsbeek op de achtergrond==} {>>afbeelding<<} Veluwemassief naar de Rijn stroomt. De vroegste vermelding van een kerk ter plaatse stamt uit 893. Tussen de Eusebiuskerk (oorspronkelijk St.-Maartenskerk) en de in de 12de eeuw meer naar het noorden gestichte commanderij van St. Jan kwam een nederzetting tot ontwikkeling die in 1233 stadsrechten kreeg. Een belangrijke oost-west as werd gevormd door de oude weg Zutphen-Utrecht, die binnen de stad het tracé Roggestraat-Ketelstraat-Vijzelstraat-Rijnstraat volgde. Belangrijke noordzuid verbindingen werden de Jansstraat-Grote Oord-Weverstraat, de Bakkerstraat en de Koningstraat. Eind 13de eeuw omringde de stadsmuur het gebied tussen Doelenstraat, Beekstraat, Oude Oeverstraat en Hoogstraat. De omgeving van de Korenmarkt maakte toen al deel uit van de stad. Rond 1400 ontstond de Nieuwstad, waardoor de oostgrens van de stad naar de Walstraat werd verlegd. In de 15de eeuw ommuurde men ook het gebied ten zuiden van de Oude Oeverstraat tot en met de Langstraat. De verdedigingswerken werden omstreeks 1530-'35 versterkt met rondelen en tijdens de Tachtigjarige oorlog met nieuwe ravelijnen en bastions. Een laatste verbetering van de verdedigingswerken kwam tot stand in het eerste kwart van de 18de eeuw. De stad lag oorspronkelijk niet direct aan de Rijn. Door het vergraven van de Rijnbedding rond 1530 stroomde de rivier dichter langs de stad. Aan de westzijde was een haven aangelegd (omgeving Roermondsplein). Tussen deze haven en De Praets, aan de overzijde van de rivier, kwam in 1603 een schipbrug te liggen. In 1544 vestigde keizer Karel V in Arnhem het Hof van Gelre, de kanselarij en de rekenkamer. Arnhem was al hoofdstad van het Kwartier van Veluwe, maar werd als zetel van de stadhouder bestuurlijk gezien de belangrijkste stad van heel Gelre. Leden van de Gelderse adel en hogere ambtenaren bouwden in de stad grote huizen en lieten in de 17de en 18de eeuw fraaie buitenplaatsen aanleggen op de hellingen direct buiten de stad. Na de opheffing van de vestingstatus van Arnhem in 1808 werden de buitenwallen afgegraven en de grachten grotendeels gedempt en naar plannen van J.D. Zocher sr. omgevormd tot plantsoen, hetgeen rond 1820 werd voltooid. Aan de oostzijde bleef een grillige waterpartij behouden als restant van de Lauwersgracht. Met uitzondering van de Sabelspoort vielen de stadspoorten onder de slopershamer. De afbraak van de stadsmuur na 1829 maakte de aanleg van een singel met herenhuizen en villa's mogelijk. Als eerste kwam de bebouwing langs {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Binnenstad 1(Herv.) Eusebius- of Grote Kerk (zie p. 81) 2R.K. St.-Walburgiskerk (p. 83) 3Waalse kerk (Agnietenkapel) (p. 84) 4Lutherse kerk (p. 84) 5Koepelkerk (Geref. Vrijgem.) (p. 84) 6Synagoge (p. 84) 7R.K. St.-Martinuskerk (p. 85) 8Doopsgez. kerk (p. 85) 9Evang. Luth. kerk (p. 85) 10R.K. kerk H. Maria Onbevlekt Ontvangen (p. 85) 11St.-Petersgasthuis (p. 85) 12Sabelspoort (p. 87) 13Stadhuis & Duivelshuis (p. 87) 14Waag (p. 88) 15Musis Sacrum (p. 88) 16Arnhemsch leesmuseum (p. 88) 17Postkantoor (p. 88) 18Korenbeurs (p. 88) 19Stadsschouwburg (p. 89) 20Huis der Provincie Gelderland (p. 89) 21R.K. meisjesschool St. Aloysius (p. 89) 22Teeken- en Bouwkundig Genootschap Kunstoefening (p. 90) 23Kweekschool voor onderwijzeressen (p. 90) 24Academie voor Beeldende Kunsten (p. 90) 25Presickhaeffshuis (p. 91) 26Bovenbeekstraat 21 (Museum Burgerweeshuis) (p. 92) 27Lutherse Hofje (p. 94) 28(Sonsbeek) Witte Molen (p. 96) 29(Sonsbeek) Agnietenmolen (p. 96) 30Landhuis Beaulieu (p. 97) 31Winkel van De Gruyter (p. 98) 32Winkelmagazijn Rijnstraat 36 (B.J. Voss & Zn.) (p. 98) 33Van Ranzow's bank (p. 98) 34Vestagebouw (p. 98) 35Kantoor ‘De Nederlanden van 1845’ (p. 99) 36Windmolen De Kroon (p. 99) 37Drukkerij Nieuwe Arnhemse Courant (p. 99) 38Distributiegebouw Kerkstraat 23 (p. 99) 39Café-restaurant Riche (p. 99) 40Café De Praets (p. 100) 41Luxortheater (p. 100) 42Stationspostkantoor (p. 100) 43Station (p. 100) 44Viaduct Apeldoornsepoort (p. 100) 45John Frostbrug (p. 100) 46Doorlaatbrug Eldense Dijk (p. 101) ==} {>>afbeelding<<} het Nieuwe Plein en het Willemsplein tot stand. In de oude stad sloopte men de St.-Janskerk en de commanderij. Hiervoor in de plaats kwam het St.-Jansplein (1835-'37), met als middelpunt de in 1838 voltooide Koepelkerk. Vlakbij verrees de Willemskazerne. De in 1820-'25 naar Arnhem aangelegde rijksstraatwegen - Utrechtseweg, Amsterdamseweg, Hommelseweg (richting Deventer) en Velperweg - vormden nabij de stad de centrale assen voor de aanleg van nieuwe buitenplaatsen en villa's en later voor de buitenwijken. In 1845 kreeg Arnhem een spoorwegverbinding met Amsterdam. De spoorlijn kwam niet langs de Rijn; dit tracé achtte men militair gezien te kwetsbaar. De consequentie hiervan was, dat bij het doortrekken van de lijn naar Duitsland (circa 1852) een verhoogd tracé moest worden aangelegd ten noorden van de binnenstad. Arnhem kreeg verder spoorwegverbindingen met Zutphen (1865) en Nijmegen (1879). In de tweede helft van de 19de eeuw maakte Arnhem een sterke groei door, vooral door de toename van de Rijnhandel en de succesvolle promotie van de stad als vestigingsplaats voor rijken uit Nederland en de koloniën. Op basis van een stedenbouwkundig plan uit 1853 van stadsarchitect H.J. Heuvelink sr. werden de sloppen ten zuiden en ten oosten van de stad opgeruimd om plaats te maken voor herenhuizen. Tussen circa 1860 en 1870 kwamen de buitensingels rond de stad tot stand, waarbij het singelplantsoen werd gereduceerd tot een wandelstrook. Door de aanleg van de Rijnkade kwam Arnhem echt aan de rivier te liggen. De hoog gelegen spoorlijn naar Duitsland vormde een barrière voor uitbreiding naar het noorden; de eerste nieuwe buitenwijken ontstonden ten oosten van de binnenstad, zoals het Spijkerkwartier en het Boulevardkwartier. De laatstge- {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} noemde wijk werd ontwikkeld op basis van een in 1878 aangenomen uitbreidingsplan van H.J. Heuvelink jr. Eind 19de eeuw moesten veel grootgrondbezitters hun buitenplaatsen verkopen. Particuliere maatschappijen ontwikkelden hier nieuwe wijken, zoals Heijenoord, Angerenstein (deels), Hulkestein, Wellenstein, Sterrenberg, Molenbeke en Hoogstede. Sommige buitenplaatsen werden door de stad overgenomen en (soms gedeeltelijk) als openbaar park ingericht, zoals Klarenbeek (1886), Sonsbeek (1899), Angerenstein (1921) en Zypendaal (1930). Op de al vóór 1899 aan particulieren verkochte delen van Sonsbeek verrezen de wijk Sint Marten, de Transvaalbuurt en de bebouwing rond het Graaf Ottoplein. Een uitbreidingsplan van W.F.C. Schaap uit 1904 vormde onder meer de basis voor woningbouwcomplexen Mussenbuurt, Verschuerbuurt, Talmaplein en Goeman Borgesiusplein. Een tweede uitbreidingsplan van zijn hand (1917) bleef grotendeels onuitgevoerd en een in 1933 gepresenteerd algemeen uitbreidingsplan van bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok werd - met wijzigingen - pas van kracht in 1944. In het interbellum kwamen onder meer het noordelijke gedeelte van het Sonsbeekkwartier en de wijken Geitenkamp, Paasberg, Hoogkamp en Het Broek tot stand. Ten zuidoosten van de stad legde men in het Arnhemse Broek een industrieterrein met rangeerterrein en de Nieuwe Haven aan. De stadswaarden (polder Malburgen) werden in 1933 bij de stad getrokken en door de voltooiing van de Rijnbrug in 1935 werd de sprong over de rivier mogelijk. Arnhem kwam als één van de zwaarst getroffen Nederlandse steden uit de Tweede Wereldoorlog. De Slag om Arnhem (september 1944) en latere gevechtshandelingen verwoestten het zuidelijke en oostelijke deel van de binnenstad. Ook in de westelijke buitenwijken, richting Oosterbeek, werd in 1944 fel gevochten. Veel van de gebouwen die het stadsbeeld hadden bepaald, lagen in 1945 in puin: de Willemskazerne, het Paleis van Justitie, het Gouvernementsgebouw, het stadhuis, de Eusebiuskerk en de Walburgkerk. Na de oorlog herstelde men de kerken, de overheidsgebouwen werden over het algemeen in moderne architectuur herbouwd. Het in 1949 vastgestelde wederopbouwplan werd als gevolg van bezuinigingen en veranderde inzichten slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Het verpauperde gebied van de Langstraat en omgeving werd gesaneerd en herbouwd, evenals de omgeving van het station. Vanaf de jaren vijftig breidde de stad zich verder uit naar het oosten (Presikhaaf) en het noorden (Monnikenhuizen). Ten zuiden van de rivier groeide Arnhem-Zuid steeds verder uit, waarbij het dorp Elden werd geïncorporeerd. De bouw van de meest zuidelijke delen van Arnhem-Zuid maakten grenscorrecties met de naburige gemeenten Huissen en Elst nodig. Elden, De Laar en Rijkerswoerd kwamen in 1966 bij de gemeente Arnhem. De Rijnbrug werd na de oorlog herbouwd (John Frostbrug) en ter plaatse van de vroegere schipbrug kwam in 1977 de Roermondspleinbrug gereed. De (Herv.) Eusebius- of Grote Kerk (Kerkplein 1) [1] is een forse, driebeukige kruisbasiliek met een hoge, ingebouwde westtoren, een opengewerkte houten vieringstoren en een vijfzijdig gesloten kooromgang. De kerk was oorspronkelijk gewijd aan Sint Maarten. Ten zuiden van het huidige koor zijn bij opgravingen restanten gevonden van een pré-romaanse zaalkerk (9de-10de eeuw) en een daaruit ontwikkelde kruiskerk met toren (11de eeuwcirca 1200). De plattegrond van die kerk is deels zichtbaar gemaakt in de bestrating bij het huidige koor. Onder dit koor trof men de restanten aan van de eerste gotische bouwcampagnes; allereerst een nevenkapel bij de romaanse kerk (eind 13de eeuw) en vervolgens een driebeukige kerk (omstreeks 1400) met uitbreidingen (1420-'21). In 1452 begon men aan de bouw van de huidige kerk in de stijl van de late Nederrijnse gotiek. Na een schenking aan de kerk van relieken van Sint Eusebius in 1453 werd deze de belangrijkste heilige van de kerk. Het driebeukige schip, de onderbouw van de toren en het zuidportaal dateren van de eerste bouwcampagne (1452-'78). Het zuidportaal heeft een fraaie laatgotische natuurstenen gevel met vier heiligenbeelden, waaronder dat van St. Maarten (gerestaureerd). Ernaast werd eind 15de eeuw de Eusebiuskapel toege- {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} voegd. De langs de toren doorgetrokken delen van de zijbeuken richtte men in tot kapellen. De St.-Annakapel aan de noordzijde van de toren kwam in 1503 gereed. Het transept en het koor van de kerk kwamen tot stand na de afbraak van het resterende deel van de oude kerk in 1511. Het transept werd blijkens een jaartal op het gewelf van de noorderdwarsarm rond 1529 voltooid. De overwelving van de kooromgang kwam - eveneens volgens opgeschilderde jaartallen {== afbeelding Arnhem, (Herv.) Eusebius- of Grote Kerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} - tussen 1528 en 1536 gereed. De overwelving van het hoogkoor voltooide men in 1560-'68. De onregelmatige vorm van het koor is het gevolg van het feit dat men zoveel mogelijk gebruik maakte van de funderingen van de oude kerk. De aanbouwen (sacristie) tegen de zuidbeuk van het koor dateren waarschijnlijk uit het derde kwart van de 16de eeuw. Vanaf 1578 is de kerk in protestantse handen. In 1783 kwam het classicistische noordportaal in de hoek van schip en de noorderdwarsarm tot stand - er omheen zijn nog sporen van het oudere en grotere noordportaal zichtbaar. De huidige kerk is in belangrijke mate het resultaat van ingrijpende restauraties en herstellingen. Bij een grote restauratie van 1894 tot 1930, onder leiding van J.W. Boerbooms en later J.Th.J. Cuypers, kregen het koor (1902) en het schip (1926) nieuwe netgewelven. Het interieur werd in 1895 onder handen genomen onder leiding van C.B. Posthumus Meyjes. In 1904 kwam aan de oostkant van het noordtransept een nieuwe diaconie gereed. De luchtbogen aan de zuidzijde van het schip waren oorspronkelijk met hogels versierd. Ze kregen naar voorbeeld van de Bossche St. Jan een versiering met mens- en dierfiguren van de hand van L. Henzen (1903-'12). In 1928 plaatste men aan de noorderzijbeuk en aan de noordzijde van het schip decoratief beeldhouwwerk in min of meer eigentijdse stijl. Na een felle brand tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 en het instorten van de toren bij het opblazen van de Rijnbrug in maart 1945 lag de kerk voor een groot deel in puin. De zuidmuur van het schip, de schipgewelven en de gewelven van de viering en het zuidtransept waren geheel verwoest. Onder leiding van B.T. Boeyinga vond tussen 1946 en 1964 het herstel plaats. Het bij de restauratie aangebrachte beeldhouwwerk is onder meer van: E. van Kuilenburg, J. Grosman, Th. van Reyn, H.J. Vreeling en G. van der Wagt. De figuren op de luchtbogen van het schip werden hersteld en aangevuld en ook de luchtbogen van het koor voorzag men van figuren; alleen de schoorbogen aan de oostzijde van de koorsluiting hebben nu nog hogels. Het sterk vervallen zuidportaal is in de eindfase van de restauratie nauwkeurig gereconstrueerd. Stormschade in 1972 en de bij de naoorlogse restauratie toegepaste inferieure natuursteen noopten tot een nieuw herstel van kerk (1973-'82) en toren (1992-'94). Het interieur van de kerk wordt gedekt door net- en stergewelven die rusten op rijk geprofileerde pijlers met kolonetten. Boven de arcaden bevindt zich een zogeheten vensterbanktriforium met opengewerkte balustrade, karakteristiek voor de Nederrijnse gotiek. De lichtbeukvensters van het schip zijn deels dichtgemetseld in verband met de lessenaarsdaken van de {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, (Herv.) Eusebius- of Grote Kerk met Duivelshuis==} {>>afbeelding<<} zijbeuken. Sinds 1983 heeft de kerk een - voor kerken ongebruikelijke - parketvloer en zijn de zijbeuktraveeën naast de toren afgesloten met houten schotten. Van de oude schilderingen resteert alleen in het koor een gehavende passievoorstelling (midden 16de eeuw). In de zuiderkooromgang staat het rond 1540 vervaardigde renaissance-praalgraf van Karel van Gelre (†1538) met een albasten ligbeeld van de hertog als krijgsman. De zijkanten van de natuurstenen tombe zijn versierd met 16 albasten reliëfs. Boven de tombe hangt tegen een koorpijler de zogeheten ‘Man in het Kastje’, een houten beeld van de knielende hertog (vernieuwd na 1944) in zijn authentieke wapenrusting, geplaatst onder een houten baldakijn op getordeerde zuilen. Van de inventaris zijn verder van belang: de epitafen van kanselier Joost Sasbout (†1546), kanselier Martinus Goris (1632) en Georgius Ripperda, heer van Verwolde (†1696), diverse grafzerken vanaf de 16de eeuw, vier 18de-eeuwse houten gildetafels en het barokke orgel uit 1796, gebouwd door J.S. Strümphler met een kast van B.W. Ziesenis. Dit uit de Hersteld Evang. Luth. kerk te Amsterdam afkomstige orgel is na restauratie in 1960 in de kerk geplaatst. De monumentale toren heeft twee geledingen met spitsboognissen en een hoge achtkantige lantaarn met ingesnoerd tentdak. De haakse steunberen van de onderbouw zijn aan de westzijde benut voor twee traptorentjes. De met tufsteen beklede torenromp werd grotendeels tussen 1452 en 1478 gebouwd, in 1550 door Wilhelm Bernts verhoogd en in 1650-'51 voorzien van een achtkantige bekroning naar ontwerp van Paul Pelen. De toren leed grote oorlogsschade in 1944 en stortte vrijwel geheel in door nog meer oorlogsgeweld in 1945. Bij de herbouw van de torenromp in 1946-'61, onder leiding van B.T. Boeyinga, gebruikte men een ouder reconstructieontwerp {== afbeelding R.K. St.-Walburgiskerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} van J.W. Boerbooms. De steunberen kregen een bekroning met grote pinakels. Omstreden waren de hoog in de toren aangebrachte Walt Disney-figuren van beeldhouwer H.J. Vreeling. De lantaarn werd nieuw gebouwd naar het prijsvraag-winnende ontwerp van Th. Verlaan. Deze op de gotiek geïnspireerde hoge lantaarn in tufsteen om een betonnen kern kwam in 1961-'64 tot stand. Bij het wegens materiaalproblemen en stormschade noodzakelijke herstel in 1992-'94 bracht men in de toren een lift aan en bovenin uitkijkposten. In de toren hangen een door Gobel Moer en Geert van Wou gegoten klok (1477) en vier klokken van François en Pieter Hemony (1650). De lantaarn bevat een grotendeels door Petit & Fritsen gegoten beiaard (1958). Van het oorspronkelijke carillon van de gebroeders Hemony hangt nog een klokje (1651) in de vieringtoren. Andere bewaard gebleven klokken van dit carillon staan opgesteld in de kerk, evenals enkele klokken van Jean Baptiste le Vache (1734) en de uit de toren neergestorte grote St.-Salvatorklok (1539), gegoten door Willem Tolhuis. De R.K. St.-Walburgiskerk (St.-Walburgisplein 1) [2] is een pseudobasilicale kruiskerk met tweetorenfront en driezijdig gesloten koor, en aan de zuidzijde een reeks kapellen. De bouw {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} van de kerk begon kort na de overplaatsing van het kapittel van St. Walburgis uit Tiel naar Arnhem in 1315. De kapittelkerk - recht gesloten zonder koor - was circa 1350 voltooid. De kapellen tegen de zuidbeuk zijn rond 1500 en begin 16de eeuw gebouwd. Na de Reformatie was de kerk lange tijd in gebruik als arsenaal en gevangenis; de stenen gewelven werden gesloopt. Vanaf 1808 is het gebouw weer in katholieke handen. Bij een restauratie in 1851-'54 naar plannen van Th. Molkenboer werd het interieur in laat-gotische trant verbouwd met bundelpijlers, stuc-kapitelen en gestucadoord houten kruisgewelven. Verder kreeg de kerk een koor. Na instorting van de bovenste geleding van de noordelijke westtoren - waarbij ook de kerk grote schade opliep - volgde in 1855 herbouw en kregen beide torens een nieuwe spits. Onder leiding van P.J.H. Cuypers volgde in 1886 een restauratie van de noordgevel en de zuidbeukvensters. In 1944 werd de zuidtoren gedeeltelijk vernield en brandde de kerk geheel uit. G.M. Leeuwenberg koos bij het herstel in 1947-'51 voor reconstructie van de oorspronkelijke 14de-eeuwse vorm; het neogotische koor bleef in verlaagde vorm behouden. Aan de zuidzijde verrees de driezijdig gesloten Sacramentskapel en aan de noordzijde een nieuwe sacristie. Het interieur van de kerk wordt gedekt door de kruisrib- en graatgewelven van de laatste restauratie. Tot de inventaris behoren een hoofdaltaar en een preekstoel naar ontwerp van G.M. Leeuwenberg (1951) en bronzen kruiswegstaties door A. Manche (1961). Van elders ingebracht zijn onder meer een doopvont (18de eeuw) uit Amsterdam en een rijk gesneden neobarokke communiebank (eerste helft 19de eeuw) uit Utrecht. Het door de Gebr. Gradussen gebouwde orgel (1872) is afkomstig uit de in 1985 gesloten R.K. St.-Eusebiuskerk. De Waalse kerk (St.-Catharinaplaats 1) [3] is de voorm. kapel van het (gesloopte) Agnietenconvent, oorspronkelijk gebouwd rond 1450 als dubbelkapel. Sinds 1751 doet de kapel dienst als Waalse kerk. De nonnengalerij is rond 1860 verwijderd. Ook de Waalse kerk liep tijdens de Tweede Wereldoorlog grote schade op. Bij het herstel in 1950-'52 kreeg het gebouw een nieuwe westgevel in Delftse school-trant. Het interieur wordt gedekt door een houten gewelf met trekbalken op korbeelstellen. Tot de inventaris behoren een vroeg-17de-eeuwse preekstoel (afkomstig uit Susteren), twee overhuifde herenbanken, enkele rouwborden (17de en 18de eeuw) en een door C.L König gebouwd orgel (1777), in 1958 overgeplaatst uit de Waalse kerk te Nijmegen. De Herv. kerk van Elden (Huissensedijk 10, Elden), oorspronkelijk gewijd aan Sint Bonifatius, is een wit gepleisterde zaalkerk met recht gesloten koor en een toren van drie geledingen met achtzijdige spits. De toren is laatmiddeleeuws. Tegen de noordzijde staat een latere aanbouw met lessenaarsdak. Het schip is in 1866 herbouwd in neogotische stijl naar ontwerp van ir. Hayward met gebruik van delen van het middeleeuwse muurwerk. De kerk is gerestaureerd in 1998-'99. Tot de inventaris uit circa 1866 behoren een preekstoel met lezenaar en een koperen doopbekken, en verder drie monumentale grafzerken (17de eeuw) en een door de firma M. Maarschalkerweerd & Zn. gebouwd orgel (1916). De pastorie (Huissensedijk 14) is een midden-19de-eeuws gepleisterd herenhuis. De voorm. Luth. kerk (Korenmarkt 26) [4] is een zaalkerk uit 1735-'37, gebouwd in classicistische stijl met ionische pilasters; de voorgevel heeft een groot fronton met daarin een Lodewijk XIV-decoratie. In het timpaan boven de deur is een zwaan afgebeeld. De kerk is als zodanig gebruikt tot 1899, daarna was het tot 1951 een pakhuis en nu is het gebouw een discotheek. De Koepelkerk (Geref. Vrijgem.) (Jansplein 60) [5] is een achtzijdige centraalbouw met een grote koepel, bekroond door een balustrade en een lantaarn met koepeldak; tegen de kerk staat een lage, driezijdig gesloten, kerkeraadskamer. Het neoclassicistische gebouw verrees in 1837-'38 naar ontwerp van A. Aytink van Falkenstein. Hij liet zich inspireren door de Amsterdamse Luth. Koepelkerk. Tot mei 1940 was de (Herv.) Koepelkerk tevens de regimentskerk van het legercorps Rijdende Artillerie, de Gele Rijders; sinds 1961 is het gebouw in gebruik als Vrijgem. Geref. kerk. Bij een ingrijpende restauratie in {== afbeelding Arnhem, Koepelkerk (Geref. Vrijgemaakt)==} {>>afbeelding<<} 1976 is de vloer verhoogd voor een nieuwe kelderruimte. Het interieur wordt gedekt door de met cassetten versierde, ronde binnenkoepel die rust op een architraaf en acht ionische zuilen. De omgang rond de centrale ruimte heeft twee houten galerijen. Tot de inventaris behoren onder meer een preekstoel uit de bouwtijd en een orgel van C.F.A. Naber en G.H. Quellhorst met orgelkast in late empire-vormen (1841). De synagoge (Pastoorstraat 17A) [6] is een zaalgebouw uit 1852-'53 naar ontwerp van stadsbouwmeester H.J. Heuvelink. De synagoge verrees ter plaatse van het gesloopte geboortehuis van de joodse rechtsgeleerde Jonas Daniël Meijer. Het gebouw heeft een neoclassicistische hoofdstructuur met neogotische elementen. De straatgevel is voorzien van een plaat met Hebreeuwse bijbeltekst (Jesaja 56:7). Na de Tweede Wereldoorlog volgde herstel van de oorlogsschade. De synagoge is heringewijd in 1950. Het interieur heeft aan weerszijden galerijen, gescheiden van de middenbeuk door slanke achthoekige kolommen. Tot de inventaris behoort onder meer de monumentale Arke in neoclassicistische vormen (1853), ontworpen door M. Meijer. Overige kerken. Buiten de singels staat nog een groot aantal interessante kerken uit de late 19de en de 20ste eeuw. Diverse van deze kerken hebben in de {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} Tweede Wereldoorlog schade opgelopen die na de oorlog is hersteld; dit wordt hieronder niet steeds opnieuw vermeld. De R.K. St.-Martinuskerk (Steenstraat 7) [7] is een neogotische kruisbasiliek met driezijdig gesloten en door kapellen geflankeerd koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits, eveneens geflankeerd door een kapel. De kerk verrees in 1874-'76 naar ontwerp van A. Tepe. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De in 1961 onder een witte verflaag verdwenen neogotische polychromie is in 1997-'98 gedeeltelijk weer blootgelegd en aangevuld. In de kerk staat een laat-gotisch houten Mariabeeld met schrijvende Christus (circa 1480). De neogotische inventaris is grotendeels vervaardigd door atelier Mengelberg; het Sacramentsaltaar (1894) is afkomstig uit het Ursulinenklooster te Eysden. Het orgel is gebouwd door de Gebr. Gradussen (1890). De gebrandschilderde ramen zijn van H. Geuer (circa 1883), H. Hertel (westvenster, 1914) en J. Nicolas (1922-'25). Achter de kerk staat een neogotisch parochiehuis (Van Muijlwijkstraat 4) uit circa 1890 naar ontwerp van W.G. Welsing. Neogotisch is ook de voorm. Doopsgez. kerk (Weverstraat 15) [8] uit 1889. Het interieur wordt gedekt door een korfboogvormig houten gewelf. De voorm. consistorie annex kosterswoning (Weverstraat 14-14a) dateert uit 1911. De R.K. kerk St.-Jan de Doper (Verlengde Hoflaan 74) is een driebeukige neogotische hallenkerk met driezijdig gesloten koor en tweezijdig gesloten zijbeuken, gebouwd in 1894-'95 naar ontwerp van A. Tepe. Aan de zuidzijde bevinden zich een dwarspandachtige uitbouw, met sacristie en zangerstribune, en een voorm. bijsacristie, die als dagkapel fungeert. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren enkele kalkstenen altaren vervaardigd door atelier Mengelberg (1895-1900), een doopvont van J.H. Brom (1897), een door de firma Pels gebouwd orgel (1934) en een triomfkruis van L. Jungblut (1942). De neogotische pastorie (Verlengde Hoflaan 72) uit 1896 is ontworpen door J.W. Boerbooms. De Evang. Luth. kerk (Spoorwegstraat 10) [9] is een neogotische zaalkerk met halfronde apsis, rechthoekige dakruiter {== afbeelding Arnhem, Vrijz. Herv. en Remonstr. kerk==} {>>afbeelding<<} en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits, gebouwd in 1897-'98 naar ontwerp van A.R. Freem. Boven de toreningang bevindt zich een gebeeldhouwde zwaan. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf en stroken cassettenzoldering. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren de kansel, een overhuifd koorgestoelte en de kerkbanken. De kosterswoning (Spoorwegstraat 8) stamt uit dezelfde tijd. De thans als uitvaartcentrum dienst doende voorm. Katholiek-Apostolische kerk (Parkstraat 74) is een zaalgebouw uit 1899, gebouwd in een combinatie van neorenaissance-vormen (portaal) en neogotische vormen (vensters en pinakels). De romaanse voorm. kapel van het Missiehuis Paters MSC (Oude Velperweg 36) is gebouwd tussen 1905 en 1910. Romaanse invloeden vertoont het van de straat terugliggende tweetorenfront van de voorm. R.K. kerk H. Maria Onbevlekt Ontvangen (Van Slichtenhorststraat 36) [10]. Het ontwerp van W.G. Welsing voor deze in 1910-'11 gebouwde kruisbasiliek met recht gesloten koor is verder geïnspireerd op de Franse gotiek. De kerk is in 1995 gesloten. Geheel anders van karakter is de Vrijz. Herv. en Remonstr. kerk (Parkstraat 31a), een zaalgebouw uit 1926 naar ontwerp van H.B. van Broekhuizen in zakelijk-expressionistische vormen. De sobere gevel bestaat uit vlakken die in verschillende verbanden gemetseld zijn en die naar het midden iets naar voren verspringen. De kerk is in 1960 verbouwd naar plannen van G. Feenstra. Het interieur is voor een belangrijk deel nog oorspronkelijk. De voorgevel kreeg in 1979 glas-in-lood-ramen uit de voorm. Remonstrantse kerk, toen de Remonstrantse broederschap medegebruiker van het gebouw werd. De R.K. kerk H. Hart van Jezus (Bakenbergseweg 72) is een uit 1927-'28 daterende driebeukige kruisbasiliek met voorportaal en op de koorpartij een toren met tentdak. Het ontwerp van W. te Riele Gzn. vertoont zowel expressionistische als traditionalistische elementen. De middenbeuk wordt gedekt door koepelgewelven met stervormige ribben, de zijbeuken door kruisribgewelven. Het interieur is in 1966 gemoderniseerd, maar bevat nog gebeeldhouwde kruiswegstaties van P. Roovers (1942-'50). De R.K. St.-Jozefkerk (Rosendaalseweg 700) is een driebeukige, centraliserende kruisbasiliek met groot ingangsportaal en recht gesloten priesterkoor. De kerk verrees in 1928-'29 op een enkele jaren eerder gerealiseerde onderbouw. H.C.M. van Beers maakte het ontwerp in neogotische vormen met een expressionistisch kleur- en materiaalgebruik. Het interieur wordt gedekt door gedrukte (zesdelige) kruis- en stergewelven. De inventaris stamt grotendeels uit de bouwtijd. De kerk vormde het middelpunt van een in dezelfde tijd gebouwd parochiecomplex bestaande uit een pastorie (Roosendaalseweg 698), een parochiehuis (Roosendaalseweg 702), een klooster met kapel (Kloosterstraat 3) en enkele scholen, waarvan één in de onderbouw van de kerk. Een voorbeeld van een kerk in zakelijkexpressionistische vormen is de voorm. (Herv.) Paasbergkerk (Da Costastraat 5) uit 1932. In de trant van de Delftse School opgetrokken zijn de Vrij-Kath. kapel van Maria op de Braamberg (hoek Wagnerlaan/Cattepoelseweg) uit 1934, de Oud-Kath. H. Willibrorduskerk (Adolf van Nieuwenaarlaan 3) uit 1941-'45 - beide naar ontwerp van G. Feenstra - en de R.K. St.-Willibrorduskerk (Oude Velperweg 56) uit 1953-'54, naar een op {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, St.-Petersgasthuis==} {>>afbeelding<<} de vroeg-christelijke basilieken geïnspireerd ontwerp van Joh.H. Sluijmer. Een voorbeeld van moderne kerkbouw is tenslotte de R.K. St.-Nicolaaskerk (Bethaniënstraat 1) uit 1961-'62, ontworpen door H.J. van Balen. Het voorm. St.-Petersgasthuis (Rijnstraat 71) [11], oorspronkelijk in het midden van de 14de eeuw gebouwd als munthuis, werd in 1407 als gasthuis ingewijd en bleef als zodanig in gebruik tot 1849. Het goed bewaarde gebouw heeft momenteel een winkelfunctie. Vanaf de Oude Oeverstraat zijn het jongere achterhuis, de oude achtergevel, de weergang en de traptoren met spitsboogfries zichtbaar. De klokkenverdieping met tentdak zal aan de toren zijn toegevoegd toen het pand gasthuis werd en een eigen kapel kreeg. De gotische voorgevel met boogfries, kruisvensters, spitsboognissen en arkeltorentjes is voor een belangrijk deel gereconstrueerd bij de ingrijpende restauratie in 1954-'55. Het interieur bevat overwelfde kelders en een kapconstructie met gebinten uit circa 1354 (d). De moer- en kinderbintbalklagen zijn voorzien van korbeelstellen, waarvan de muurstijlen rusten op gebeeldhouwde natuurstenen consoles met voorstellingen van mannen met schilden en mythologische figuren. Het Koninklijk tehuis voor oud-militairen Bronbeek (Velperweg 149-153) - voorheen Koninklijk Koloniaal-militair Invalidenhuis - is een overwegend midden-19de-eeuws gebouwencomplex. Het oudste gebouw is een wit gepleisterde neoclassicistische villa uit 1847, die na aankoop door koning Willem III in 1854-'56 twee lage zijvleugels kreeg en een gietijzeren galerij naar plannen van Rijksbouwmeester H.F.G.N. Camp. De koning schonk Bronbeek in 1859 aan de staat voor de vestiging van een koloniaal militair invalidenhuis. De villa werd het woonhuis voor de commandant. Op de plaats van het vroegere koetshuis kwam in 1860-'63 het invalidenhuis naar ontwerp van rijksbouwmeester W.N. Rose. Het is een langgerekt, gepleisterd neoclassicistisch gebouw met midden- en zijrisalieten voorzien van flauw hellende frontons. De gietijzeren buste van koning Willem III boven de ingang is geschonken door de firma L.J. Enthoven & Co., die de vele aan het gebouw verwerkte gietijzeren onderdelen (balusters, waterlijst etc.) leverde. In de kap zijn Polonceau-spanten toegepast. De brede gaanderij aan de noordzijde werd mede benut voor het uitstallen van wapens en trofeeën; die collectie is uitgebreid tot een voornamelijk aan de geschiedenis van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) gewijd museum. Het gebouw onderging verschillende functionele verbouwingen en is in 1996-'97 gerestaureerd. De villa is gerestaureerd in 1980. Op het terrein staan diverse bijgebouwen, zoals een portiersgebouw (circa 1855, vergroot 1904), een mortuarium (1899), een boerderij (1912), een werkplaats (1912), een ziekenpaviljoen (1915, vergroot 1973), enkele onderkomens voor dieren en een zomerhuisje (eerste helft 20ste eeuw). De inrichting van het terrein in landschapsstijl met slingerende waterpartijen is midden-19de-eeuws, maar heeft wijzigingen ondergaan. Verspreid over het terrein staan diverse standbeelden en gedenktekenen, die voornamelijk betrekking hebben op de militaire geschiedenis van Nederlands Indië, zoals een buste van luitenantgeneraal J.B. van Heutsz, een KNIL-monument en een zandstenen reliëf ter herinnering aan de Atjeh-oorlog. {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Sabelspoort==} {>>afbeelding<<} Het voorm. St.-Elisabeth's Gasthuis (Utrechtseweg 196) heeft een straatvleugel uit 1893 (vergroot in 1896), ontworpen door J.W. Boerbooms in neorenaissance-stijl met neogotische details. Boven de ingang bevindt zich een beeld van de beschermheilige, Elisabeth van Thüringen. Interessant in het interieur is vooral het trappenhuis. De neogotische driebeukige kapel met driezijdig gesloten koor (Zwarteweg) in de vleugels aan de achterzijde is ontworpen door W.G. Welsing. De in 1897 voltooide onderbouw van deze vleugels bevatte een rouwkapel en een mortuarium, de bovenbouw kwam in 1904-'06 gereed. Latere uitbreidingen zijn na de sluiting van het gasthuis gesloopt (1997). De Sabelspoort (Markt 12) [12] is het enige restant van de middeleeuwse stadsomwalling. Het in de kern 14de-eeuws poortgebouw met twee ronde torens is midden 15de eeuw verbouwd en kreeg in 1642 aan de stadszijde een uitbouw met classicistische gevel naar plannen van Arien Verhoeff. Die poortgevel toont een Latijnse tekst, het jaar van de verbouwing en het stadswapen. De poort werd gebruikt voor het opsluiten van misdadigers en psychisch gestoorden, vandaar de bijnaam ‘Geckenpoirt’. De in de loop van de tijd geheel ingebouwde poort is na de Tweede Wereldoorlog als vrijstaand gebouw gerestaureerd (1952-'53), waarbij de torens van spitsen zijn voorzien en de achtzijdige traptoren met uivormige spits is gereconstrueerd. Een luchtbrug verbindt de poort met het provinciehuis. Het stadhuis (Koningstraat 38) [13] is een modern complex, gekoppeld aan een pand dat tussen 1539 en 1546 in vroege renaissance-stijl is verbouwd in opdracht van de Gelderse krijgsheer Maarten van Rossum. Dit zogeheten Duivelshuis ontleent zijn naam aan de satyrversieringen onder de zuidelijke arkeltoren. De gewelfsluitstenen van het {== afbeelding Arnhem, Stadhuis & Duivelshuis==} {>>afbeelding<<} onderste gedeelte van die driezijdige toren worden aan Arnt van Tricht toegeschreven. Het pand maakt deel uit van het Arnhemse stadhuis sinds een verbouwing in 1830, onder leiding van A. Aytink van Falkenstein. Bij een ingrijpende vernieuwing en reconstructie in 1898 naar plannen van C. Muysken werd de ingebouwde zuidmuur verbouwd tot gevel met een portiek in neorenaissancevormen. In 1944 brandde een groot deel van het achterliggende stadhuiscomplex af. Bij de nieuwbouw van het stadhuis onderging het ‘Duivelshuis’ in 1965-'68 een reconstruerende restauratie, waarbij onder meer de in 1830 verdwenen noordelijke arkeltoren werd herbouwd. De gebeeldhouwde koppen boven de vensters zijn kopieën door G. Roverso, die ook zes nieuwe beelden maakte van Maarten van Rossem (lansdrager) en tijdgenoten. Onder het pand bevinden zich drie overwelfde kelders. De keldervloer bevat oude platen met inscripties. De meest noordelijke kelder heeft een 15de-eeuwse deur met gotische versiering die afkomstig is uit Nijmegen. Het interieur van het ‘Duivelshuis’ bevat verder een grotendeels natuurstenen renaissanceschouw, een 17de-eeuwse schouw met marmeren hoekzuiltjes en een rijk versierde deurpartij - de laatste twee zijn afkomstig uit het in 1910 gesloopte huis Bakkerstraat 36. Het nieuwbouwgedeelte van het stadhuis kwam in 1963 tot stand naar het {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} prijswinnend ontwerp van J.J. Konijnenburg in samenwerking met de architecten Dwars, Heederik & Verheij. Aan een atrium staan twee door een passage verbonden kantoorvleugels en - aan de oostzijde - een vleugel met de stadhuishal met gaanderij en de raadzaal. De raadzaal is aan de zuidzijde uitgebouwd boven een vijver. De voorm. waag (Markt 38) [14] is een blokvormig gebouw met natuurstenen hoekpilasters, deuromlijsting - met beelden die Echtheid en Gerechtigheid symboliseren - en frontons en een omgaand schilddak met sierschoorstenen. Het gebouw verrees in 1761-'68, waarschijnlijk naar plannen van Hendrik Viervant. Na de Tweede Wereldoorlog stonden alleen de buitenmuren nog overeind. Bij de restauratie in 1958-'60 kregen de frontons beeldhouwwerk van E. van Kuilenburg. Momenteel heeft het pand een horecafunctie. Het concertgebouw Musis Sacrum (Velperbuitensingel 25) [15] ontstond in 1847 als particuliere concertzaal. Na overdracht aan de gemeente in 1852 volgden een uitbreiding voor de Tentoonstelling van nationale Nijverheid en een verbouwing in 1865-'66. De bouwdelen uit deze periode zijn later geheel vervangen. Het voorste gedeelte van het huidige gebouw ontstond in 1888-'90 naar ontwerp van M.W. Smijtink (Gemeentewerken) in een neorenaissance-stijl met Franse en vooral Duitse invloeden. Opvallend zijn de hoektorens met spitse koepels. De halfronde serre aan de voorzijde werd in 1939 toegevoegd. Bij een renovatie in 1982-'83 kwam aan de achterzijde de huidige Parkzaal tot stand; vervolgens is de oude concertzaal vergroot. De voorm. Buitensociëteit (Utrechtseweg 87), thans Gemeentemuseum, is in 1873-'75 gebouwd ter vervanging van een uitspanning die in 1845 was gekocht om als sociëteit te dienen. Het gepleisterde neoclassicistische gebouw is ontworpen door C. Outshoorn en bestaat uit een middenpaviljoen met zeshoekige koepel en twee schuin aansluitende eenlaags zijvleugels. Bij een verbouwing in 1888 naar plannen van Van Gendt en Nieraad werd de ingangspartij verbreed. Wegens een teruglopend ledental verkocht men de sociëteit in {== afbeelding Arnhem, Koepelgevangenis==} {>>afbeelding<<} 1912 aan de gemeente. Bij de verbouwing om het gebouw geschikt te maken als museum, zijn veel decoratieve elementen verwijderd. Aan het in 1918 geopende museum heeft men in 1953 de zogeheten Rijnvleugel toegevoegd, naar ontwerp van F.A. Eschauzier, en een entree aan de oostvleugel (1969), naar plannen van gemeentearchitect C. Pet. De Koepelzaal heeft een gaanderij op gietijzeren kolommen en bevat een laat-18de-eeuws orgel. Het voorm. Arnhemsche Leesmuseum (Willemsplein 36) [16], een dochterstichting van het Arnhems Historisch Genootschap ‘Prodesse Conamur’, werd gebouwd in 1879 naar ontwerp van J.J. Weve in neoclassicistische vormen. Als leeszaal was het pand in gebruik tot 1924, nu is het een kantoor. De Koepelgevangenis (Wilhelminastraat 16) is in 1882-'86 gebouwd naar ontwerp van J.F. Metzelaar. Het {== afbeelding Arnhem, Postkantoor (1995)==} {>>afbeelding<<} neogotische poortgebouw van de ringmuur oogt met zijn zware torens en kantelen als een middeleeuws kasteel. Boven de poort is een wapenschild met de Nederlandse Leeuw aangebracht. Het ronde gevangenisgebouw heeft een grote koepel, bestaande uit een ijzer- en glasconstructie met in het midden een lantaarn. De cellen liggen in vier bouwlagen rond de centrale hal. Tot het oorspronkelijke complex behoren verder een administratiegebouw en enkele voorm. bergplaatsen; twee directiewoningen aan de straat zijn gesloopt. Het complex is gerenoveerd in 1981-'82. Het postkantoor (Jansplein 56) [17], gebouwd in 1888-'89 in neogotische stijl, is één van de rijkst versierde van de vele postkantoren die door rijksbouwmeester C.H. Peters zijn ontworpen. In 1911 werd het L-vormige gebouw aan het plein in dezelfde stijl met drie traveeën naar rechts verlengd. De gevels zijn opgetrokken in rode verblendsteen met decoratieve banden in groen verglaasde baksteen. Verder is veel gebruik gemaakt van profielstenen en decoraties in al dan niet geglazuurde terracotta. Die decoraties - bijvoorbeeld bij de fraaie brievenbus - zijn ontworpen door E. Bourgonjon. De voorm. korenbeurs (Korenmarkt 42) [18] werd gebouwd in 1899 ter vervanging van een open galerij uit 1845. {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Korenbeurs met pakhuizen==} {>>afbeelding<<} Het zaalgebouw met uitgebouwde ingangspartij is uitgevoerd in rationalistische vormen met neogotische details. Nu is het in gebruik als filmhuis en tentoonstellingsruimte. De stadsschouwburg (Koningsplein 12) [19] is gebouwd in 1937-'38 naar een prijswinnend ontwerp van F.M.A. Brons in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Deze verving de in 1934 afgebrande, uit 1865 daterende schouwburg. In 1987 is het gebouw naar plannen van C. Pet uitgebreid en ingrijpend gerenoveerd. Het Huis der Provincie Gelderland (Markt 11) [20] is een belangrijk voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Het kwam tot stand in 1950-'54 naar ontwerpen van J.J.M. Vegter, H. Brouwer en T.T. Deurvorst (interieur). Aan een binnenhof liggen kantoorvleugels (verhoogd in 1981) en - aan de rivierzijde - een vleugel met vergaderzaal en uitkragende zuidgalerij. Het ontwerp is een mengvorm van Italiaanse palazzoarchitectuur en de vormentaal van de Delftse School. Via een luchtbrug is het gebouw met de Sabelspoort verbonden. Inwendig en uitwendig bevindt zich werk van verschillende kunstenaars, waaronder Hildo Krop, met als thema's de nood na de Slag om Arnhem en het herstel na de bevrijding. Scholen voor lager en voortgezet onderwijs. Arnhem heeft een groot aantal interessante schoolgebouwen. Door de recente herstructurering van de onderwijsinstellingen hebben ze vrijwel alle hun oorspronkelijke functie verloren; de nieuwe functies blijven hier onvermeld. De openbare lagere scholen zijn gebouwd naar plannen van architecten van Gemeentewerken. Zo maakte J.W.C. Tellegen het ontwerp met chalet-vormen voor de uit 1897 daterende school nr. 17 (Sloetstraat 44/Van Slichtenhorststraat 27a) - nu Chr. Jan Lighthartschool. Het gebouw is in 1908 uitgebreid. Naar ontwerp van G. Versteeg kwamen enkele openbare lagere scholen in rationalistische vormen tot stand, zoals de voorm. school nr. 3 (Onder de Linden 21) uit 1906 (uitgebreid in 1922) en de voorm. school nr. 19 (Spijkerstraat 49) uit 1912; de laatste is versierd met terracotta reliëfs van W.C. Brouwer met voorstellingen van spelende kinderen. H.B. van Broekhuizen ontwierp de in 1922 geopende Ds. K.F. Creutzbergschool (Vijverlaan 30) in kubistisch-expressionistische vormen. Het beeldhouwwerk is van G. Jacobs van den Hof. Eveneens van Van Broekhuizen is het ontwerp in expressionistische vormen van de in 1929 geopende school nr. 4 of Witte School (Bronbeeklaan 93). Achter dit wit geschilderde gebouw met rieten daken staat een nieuwbouwvleugel (1996). Het ontwerp van J. van Biesen voor de grote voorm. Centrale ULO-school nr. 8 (Heselbergherweg 1), geopend in 1932, vertoont kubistischexpressionistische vormen. Andere aardige openbare lagere scholen zijn de voorm. school nr. 16 (Rosendaalsestraat 483) uit 1887, uitgevoerd in neorenaissance-stijl, en de school nr. 8 (Mauritsstraat 22) uit 1899 in neorenaissance- en neogotische vormen. De laatste kwam tot stand in de wijk Lombok in opdracht van woningvereniging Openbaar Belang naar ontwerp van E.B.W. Rademaker en bevatte ook een openbare bewaarschool. Interessante voorbeelden van christelijke scholen zijn de voorm. R.K. meisjesschool St.-Aloysius (Weverstraat 39-39a) [21] uit 1886-'87, naar ontwerp van J.W. Boerbooms, en de voorm. R.K. Theresiaschool (Eusebiusbuitensingel 33), een MULO-school voor meisjes uit 1921-'22. Beide zijn gebouwd in een combinatie {== afbeelding Arnhem, Gemeentelijke Hogere Burgerschool==} {>>afbeelding<<} van neorenaissance- en neogotische vormen. De Vereniging tot Bevordering van Chr. Onderwijs in Arnhem liet in 1932 de Chr. lagere Van Löben Selsschool (Dalweg 40) bouwen. Het met terrassen op een sterk glooiend terrein aangelegde gebouw is ontworpen door E.J. Rothuizen en H.J. Tiemens jr. in zakelijk-expressionistische vormen. Voor het voortgezet onderwijs ontwierp G. Versteeg, adjunct-directeur van Gemeentewerken, de rond 1904 gebouwde voorm. Gemeentelijke (Lorentz) Hogere Burger School (Schoolstraat 35). Het terug liggende, langgerekte gebouw met verhoogd middendeel is uitgevoerd in rationalistische vormen en vertoont jugendstil-invloeden. De decoraties in Jarrahout en zandsteen zijn van beeldhouwer M.J. Hack. Aan weerszijden van de ingang zijn in sectieltegels twee wapenschilden (provincie en stad) aangebracht. Links van de school staat de voorm. conciërgewoning (Schoolstraat 33). De voorm. Gemeentelijke Hogere Burger School voor Meisjes (Apeldoornseweg 212), gebouwd in 1916-'17 naar plannen van G. Versteeg (plattegrond) en G.C. Bremer (gevels), vertoont sobere rationalistische vormen. De decoraties in terracotta, zoals het medaillon met Pallas Athene boven de ingang, zijn van W.C. Brouwer. Rechts staat de voorm. conciërgewoning (Apeldoornseweg 210). De voorm. R.K. Hogere Burger School (Velperweg 39) werd in 1921 gesticht als eerste gemengde katholieke school in Nederland. Het gebouw dateert uit 1924-'25 en is ontworpen door H.G.W. IJsselmuiden in zakelijke-expressionistische vormen. Achter de voorbouw vormt een vleugel uit de {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} bouwtijd met een jongere haakse vleugel met galerij (1954) een soort kloosterhof. Het voorm. Chr. Lyceum (Utrechtseweg 174) - nu Gelders College - verrees in 1924-'25 naar ontwerp van E.J. Rothuizen en F. Wind. Het monumentale gebouw in expressionistische vormen heeft twee - inmiddels volgebouwde - binnenplaatsen. Als opvolger van het gymnasium aan de Bovenbeekstraat werd in 1939-'41 het nieuwe Stedelijk Gymnasium (Statenlaan 8) gebouwd naar ontwerp van J. van Biesen. Rechts staat de gelijktijdig gebouwde conciërgewoning (Statenlaan 6). Eveneens een ontwerp van Van Biesen is het in 1959 geopende Thorbeckelyceum (Thorbeckestraat 17). Overige scholen. Het monumentale neoclassicistische gebouw van het Teeken- en Bouwkundig Genootschap Kunstoefening (Gele Rijders Plein 2) [22] kwam tot stand in 1846-'47 naar ontwerp van stadsbouwmeester H.J. Heuvelink in samenwerking met H.C. Berends. Beiden waren als leraar aan de instelling verbonden. De attiekverdieping is in 1927 toegevoegd. In 1933 is Kunstoefening verhuisd naar het Stationsplein (tegenwoordige zalencentrum De Coehoorn). De voorm. Kweekschool voor onderwijzeressen (Weverstraat 16) [23] is opgericht in 1859 door het Nut en het Natuurkundig Genootschap tot Nut en Vergenoegen. De kern van het gebouw dateert uit 1862. In 1908 volgde een verbouwing en uitbreiding naar plannen van J. Persijn, waarbij de voorgevel in gele verblendsteen werd opgetrokken. Momenteel huisvest het gebouw de Stedelijke Muziekschool. Het rechter deel bevat sinds de grondige renovatie van 1989-'90 een moderne concertzaal. De voorm. Ambachtsschool (Boulevard Heuvelink 48) kwam tot stand in 1895. Het brede drielaags gebouw in eenvoudige neorenaissance-vormen is ontworpen door J.W.C. Tellegen. De achtervleugel is begin 20ste eeuw toegevoegd en in 1967-'69 is het gebouw ingrijpend verbouwd. Bijzonder is de Arnhemse Buitenschool (Bosweg 1) uit 1929-'30, gebouwd voor astmatische kinderen en ex-tbc-lijdertjes en nog steeds een school voor kinderen met kwetsbare gezondheid. Het ontwerp in de stijl van het functionalisme is van H.B. van Broekhuizen. In eerste opzet had het witte schoolcomplex drie lokalen - waarvan de zuidwanden opengeschoven kunnen worden -, vier open lighallen (gesloopt) en vier leskuilen (nu nog twee). Het complex is later uitgebreid met een vierde lokaal en het naastgelegen voorm. hotelpension ‘Monnikenhuizen’ (1907). De Academie voor Beeldende Kunsten (Onderlangs 9) [24] tenslotte, is in 1961-'62 naar ontwerp van G.Th. Rietveld gebouwd. Naast een met glazen gevels uitgevoerd hoofdblok met aula en lokalen staat een geknikte laagbouw met werkplaatsen. Het gebouw is recent gerenoveerd. Woonhuizen. In het noordelijke en westelijke deel van de binnenstad is de oude stedelijke structuur ondanks de vernielingen in 1944-'45 relatief goed bewaard gebleven. Langs de hoofdstraten staan smalle, diepe huizen op langgerekte percelen; in de andere straten is er afwisseling met dwarse huizen. Veel huizen hebben achter jongere gevels een laat-middeleeuwse kern. De oudste huizen gaan terug tot circa 1300. Diverse kelders aan de Rijnstraat, de Bakkerstraat en de Vijzelstraat dateren uit de vroege 14de eeuw. De kelders waren oorspronkelijk via een keldertrap vanaf de straat toegankelijk en konden apart worden verhuurd. De grote 14de-eeuwse kelders hadden een portaal; de trap was met een muur van de kelderruimte afgescheiden. De kelders hebben vaak kaarsennissen, meestal in de achterwand, en soms ook licht- of stortkokers. Middeleeuwse en 16de-eeuwse huizen Het diepe huis Vroudenbergh (Vijzelstraat 9) heeft achter de 19de-eeuwse lijstgevel nog bouwmuren en een grote kelder met tongewelf en portaal uit het begin van de 14de eeuw. De achtergevel is in de 16de eeuw met hergebruikte steen gewijzigd. Inwendig bevat het huis een eiken spiltrap, balklagen en een kapconstructie van een 17de-eeuwse verbouwing. Uit het midden van de 14de eeuw stamt het naastgelegen diepe huis Rijckensteyn (Vijzelstraat 7), gesitueerd in een sprong in de rooilijn en eveneens verscholen achter een 19de-eeuwse lijstgevel. Onder het voorhuis bevindt zich een forse kelder met tongewelf en ingangsportaal, onder het lagere en smallere achterhuis een kleinere gewelfde kelder. Tegen de van ezelsruggen voorziene trapgevel aan de achterzijde van het voorhuis staat een vierkante traptoren met bakstenen wenteltrap, die ook toegang geeft tot de weergang op de linkerzijmuur. Inwendig heeft het pand samengestelde balklagen, oorspronkelijk uitgevoerd met korbeelstellen en een kap met gestapelde jukken uit ca. 1360 (d). In het huis bevindt zich een 17de-eeuwse, gebeeldhouwde zandstenen schouw, die van elders afkomstig is. Goede voorbeelden van 14de-eeuwse kelders met ingangsportaal zijn te vinden bij de diepe huizen Jansstraat 18 en Bakkerstraat 74; beide hebben kapconstructies van verbouwingen in de 16de eeuw. In de 14de-eeuwse gewelfde kelder van Jansstraat 26 bevindt zich een gemetselde waterput, gedeeltelijk met houten binnenbekleding. Huizen met 15de-eeuwse gewelfde kelders zijn onder meer het hoekhuis Grote Oord 15 en het in 1929 verder geheel vernieuwde pand Jansstraat 10 - deze kelder heeft een bijzondere nissengeleding in de zijmuren. Het diepe huis De Wildeman (Jansstraat 31) heeft een 15de-eeuwse kern, bestaande uit de kelders, de bouwmuren, de trapgevel aan de achterzijde en delen van de balklagen met geprofileerde consoles. In een nis in de jongere voorgevel staat een, waarschijnlijk 17de-eeuws, beeld van een wildeman. Een vrij gave 15de-eeuwse kern - met een kap met gestapelde jukken - heeft ook het voorhuis van het hoekpand De Spiegel (Jansstraat 24). Van deze gave kern getuigt de zijgevel met bloktandlijst aan de Rozemarijnsteeg. De voorgevel is 19de-eeuws, evenals het op een oudere kelder opgetrokken achterhuis met in de kap Philibertspanten. Het pand Bakkerstraat 65-66 heeft een achterhuis met een 15de-eeuwse, van ezelsruggen voorziene trapgevel. De drie in elkaars verlengde liggende achterhuizen met top- en trapgevels met ezelsruggen van het huis De Crabbe (Bakkerstraat 17) gaan ook terug tot de 15de eeuw. Tegen de achtergevel van het voorhuis staat het, nu met een schilddak afgesloten, restant van een 16de-eeuwse vierkante toren, waarvan de onderste geleding is voorzien van een kruisgewelf. Het in de 18de eeuw ingrijpend {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Presickhaeffshuis==} {>>afbeelding<<} verbouwde voorhuis heeft bij de voorgevel een kroonlijst en een deuromlijsting in Lodewijk XVI-stijl; de winkelpui is van recente datum. Het Presickhaeffshuis (Kerkstraat 19) [25] heeft een 14de-eeuwse oorsprong, maar de huidige bouwmassa is voornamelijk 15de- en 16de-eeuws, toen het in fasen werd vergroot tot een huis met T-vormige plattegrond. De trapgevels dateren van deze verbouwingen. Het pand ontleent zijn naam aan burgemeester Bernt van de Presickhaeve die het in de eerste helft van de 16de eeuw bewoonde. Een classicistisch poortje uit circa 1645 vormt de toegang tot een kleine binnenplaats, waar een 19de-eeuwse gietijzeren pomp staat. Het diverse keren verbouwde complex is in 1956-'59 gerestaureerd. Inwendig bevat het oude balklagen, een 17de-eeuwse trap en twee 18de-eeuwse schouwen, waarvan één met een schoorsteenstuk voorstellende ‘Abrahams offer’. Het diepe hoekpand Jansplaats 28 dateert van circa 1500. De zijgevel toont diverse oude bouwsporen, de voorgevel is in de 19de eeuw gemoderniseerd. Het diepe vierlaagspand Rijnstraat 40 heeft een vermoedelijk 15de-eeuwse kelder met tongewelf. De kapconstructie dateert van een verbouwing uit het begin van de 16de eeuw en waarschijnlijk ook de later gewijzigde en gepleisterde voorgevel. Onder de latere kroonlijst is nog een restant van een getordeerde pinakel van de oude topgevel zichtbaar. Het L-vormige huis Hemelrijk 51-53, thans in gebruik als horeca-gelegenheid en woonhuis, kwam midden 16de eeuw tot stand na samenvoeging van enkele oudere, kleine dwarshuizen aan de Papagaaigang. Delen van de kelder, het muurwerk en de kap dateren van die voorgangers en van de samenvoeging. De huidige voorgevel aan het Hemelrijk ontstond bij een ingrijpende verbouwing in het derde kwart van de 18de eeuw en heeft een gesneden houten deur- en vensteromlijsting in Lodewijk XV-stijl. Het {== afbeelding Arnhem, Woonhuis De Moriaan==} {>>afbeelding<<} opschrift ‘anno 1557’ is later toegevoegd. Wat kleinere laat-middeleeuwse huizen met een 14de- of 15de-eeuwse kern - diverse keren verbouwd en recent gerestaureerd - zijn de dwarse huizen Zwanenstraat 8 en 9, en het diepe huis Zwanenstraat 10. Dwarse huizen met een laat-middeleeuwse kern laten zich meestal herkennen aan de zijtrapgevels. Bij het ingrijpend verbouwde pand Varkensstraat 46 bijvoorbeeld, is het vroeg-14de-eeuwse muurwerk van de zijmuur boven het dak nog zichtbaar als een restant van een trapgevel. De trapgevels waren meestal afgedekt met ezelsruggen, zoals bij Bakkerstraat 4 (verhoging 15de eeuw of begin 16de eeuw), Kerkstraat 34-35 (15de eeuw) en Weverstraat 41-41a (late 15de of 16de eeuw); het laatste pand heeft aan de rechterzijde een grote poort. Het pand Bakkerstraat 5 kreeg bij een verbouwing rond 1600 het huidige dwarse voorhuis met diep achterhuis; de kappen dateren van die tijd. De lijstgevel stamt uit de tweede helft van de 18de eeuw, de eclectische winkelpui is uit het derde kwart van de 19de eeuw. Inwendig bevindt zich een trap in Lodewijk XV-vormen. De maniëristische in- en uitgezwenkte topgevel met rolwerk van het diepe huis De Moriaan (Rijnstraat 41) stamt uit circa 1590 en is in 1913 gerestaureerd. {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} Het achterliggende huis gaat grotendeels terug tot de 15de eeuw - waaronder de dwarse kelder met troggewelven op gordelbogen onder het achterhuis; de kelder onder het voorhuis gaat zelfs terug tot de 14de eeuw. 17de- en 18de-eeuwse huizen Uit het eerste kwart van de 17de eeuw dateert de voorgevel van Bakkerstraat 57-59, gebouwd voor twee oudere, smalle huizen. De gevel heeft natuurstenen decoratieve elementen, waaronder medaillons met vruchtentrossen en rozetten. De vensters en de pui zijn later gewijzigd. Van een 18de-eeuwse verbouwing in Lodewijk XV-vormen dateren de kroonlijst met consoles en inwendig de stucdecoraties in de gang en het trappenhuis; de linker achterkamer is een Lodewijk XV-stijlkamer. Midden-18de-eeuws is de, later gepleisterde, klokgevel van Jansplaats 29-30. De kern van dit diepe huis met zijkamer gaat terug tot circa 1500; de zijkamer is rond 1625 toegevoegd. Het interieur bevat diverse 18de-eeuwse onderdelen. Een eenvoudige 18de-eeuwse klokgevel heeft het pand Eiland 1. Op Holland georiënteerd is de rond 1760 gebouwde halsgevel van Bakkerstraat 24 met rijk gebeeldhouwde klauwstukken en een waaiervormige rocaille-bekroning. Dit in oorsprong 15de-eeuwse diepe huis kwam in 1752 in bezit van stadsbouwmeester Hendrik Viervant, die waarschijnlijk de nieuwe gevel ontwierp. Van de interieurverbouwing uit die tijd resteren nog diverse onderdelen. In de 18de eeuw kwamen lijstgevels in zwang. Veel van de bestaande topgevels werden vervangen door kroonlijsten. Door samenvoeging van oudere huizen of door nieuwbouw ontstonden blokvormige herenhuizen met een middengang. De gevels hebben meestal een decoratieve deuromlijsting, maar zijn verder sober van opzet; de interieurs van deze huizen zijn daarentegen rijk uitgevoerd. Een goed voorbeeld is Bovenbeekstraat 21 [26], dat het Historisch Museum ‘Het Burgerweeshuis’ huisvest sinds de in 1995 voltooide restauratie. Dit drielaags pand in Lodewijk XV-stijl verrees rond 1755 in opdracht van zeepzieder en burgemeester Cornelis van der Hart. Van 1843 tot 1920 was het in {== afbeelding Arnhem, Bovenbeekstraat 21 (Burgerweeshuis)==} {>>afbeelding<<} gebruik als Burgerweeshuis. Het in Lodewijk XV-vormen uitgevoerde interieur is goed behouden gebleven, zoals de stucreliëfs in de gangen en het trappenhuis, de stucplafonds en de rijke schouwen in diverse kamers en de fraai gesneden trapbalusters en wandbetimmeringen. Bijzonder is het geschilderde behangsel met drie voorstellingen uit het leven van Alexander de Grote in de rechter voorkamer. In de linker voorkamer bevindt zich een kort na 1790 aangebracht stucplafond in Lodewijk XVI-vormen. Vergelijkbaar van opzet is het drielaags herenhuis Mariënburgstraat 12, gebouwd rond 1760 in Lodewijk XV-stijl voor Jan Gaymans en Josina Christina Otters. De voorgevel heeft geblokte zijpilasters en een middenrisaliet met decoratieve deur- en vensteromlijsting. Inwendig tonen de gang en het trappenhuis rococo-ornamenten. Links naast het pand bevindt zich een 19de-eeuwse poort. Van 1862 tot 1894 diende het gebouw als kostschool voor meisjes, daarna tot 1972 als bibliotheek; momenteel is hier een centrum voor kunstzinnige vorming gevestigd. Het drielaags herenhuis Bakkerstraat 19, dat nu het ‘Notarishuis’ wordt genoemd, heeft een laat-middeleeuwse kern. Het huidige aanzien kreeg het waarschijnlijk na 1758, toen het in bezit was van raadsheer Jacob Adolph van Heeckeren en Charlotte Alexandrine van Westerholt. Hun alliantiewapens sieren het smeedijzeren balkonhek boven de ingang. De pilastergevel is uitgevoerd met een kroonlijst en deuromlijsting in Lodewijk XVI-vormen. Het interieur bevat diverse 18de-eeuwse elementen, waaronder rijke stucdecoraties in de hal en een trap in weelderige Lodewijk XV-vormen. Het in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigde pand is in de jaren zestig gerestaureerd. Andere panden in de Bakkerstraat met interessante 18de-eeuwse interieuronderdelen zijn: Bakkerstraat 56, Bakkerstraat 25-26 - beide met fraai gesneden trappen in Lodewijk XIV-vormen - en Bakkerstraat 67a. 19de-eeuwse huizen Vroeg-19de-eeuws is de hoge, met natuursteen beklede, neoclassicistische gevel van Bakkerstraat 62, waarvan de onderpui met ionische pilasters recent is gewijzigd. De gevel, die deels als schijngevel fungeert, is geplaatst voor een ouder pand; inwendig heeft de achterkamer een stucplafond in Lodewijk XV-vormen. De zeer brede lijstgevel van Bakkerstraat 60-61 werd in het tweede kwart van de 19de eeuw opgetrokken voor vier smalle en veel oudere huizen, die toen ook zijn verbouwd. Alleen het meest noordelijke pand is in de 19de eeuw grotendeels vernieuwd. Het heeft een winkelpui uit circa 1895. Het sober vorm gegeven, blokvormige, drielaags herenhuis Bakkerstraat 12b verrees in het tweede kwart van de 19de eeuw als geheel nieuwe invulling op de hoek met de Bentinckstraat. Van de oudere bebouwing ter plaatse resteren alleen twee gewelfde kelders. Rond het midden van de 19de eeuw bouwden gegoede Arnhemmers aan de nieuw aangelegde singels monumentale herenhuizen in neoclassicistische vormen. De meest opvallende voorbeelden hiervan zijn de zogeheten Fromberghuizen (Willemsplein 40-44), in 1853 gebouwd door en naar ontwerp van H.W. Fromberg. Zeven kapitale herenhuizen werden opgetrokken achter een doorlopende monumentale, wit gepleisterde, neoclassicistische gevelwand met midden- en zijrisalieten. In de jaren dertig is de linker zijrisaliet met een verdieping verhoogd. Een wat later voorbeeld van neoclassicisme is het wit gepleis- {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} terde, dubbele woonhuis Apeldoornseweg 44-46 (circa 1870). Het drielaags herenhuis met souterrain Rijnkade 3-8 kwam in het derde kwart van de 19de eeuw tot stand. Het gepleisterde pand heeft een rijke eclectische ornamentering en is voorzien van ranke gietijzeren kolommetjes en rijk gedetailleerde smeedijzeren Franse balkons. Het balkon boven de ingang rust op twee gietijzeren atlanten. De wit gepleisterde herenhuizen Eusebiusbuitensingel 1-9, momenteel vrijwel alle in gebruik als kantoor, zijn rond 1870 gebouwd in eclectische vormen. Iets verderop staat het in stijl vergelijkbare huis Eusebiusbuitensingel 38. In de sterk groeiende stad werden eind 19de eeuw de meeste huizen in eclectische vormen gebouwd, zoals de huizen Hertogstraat 1-15 (circa 1875) en langs de uitvalswegen de herenhuizen Utrechtseweg 59, 73-81 en 79-81 (circa 1875), Amsterdamseweg 15 (circa 1880) en Velperweg 11-15 (circa 1880) - de laatste met opvallende entree met grote mannelijke figuren die het balkon boven de ingang ondersteunen. De in 1885 gebouwde herenhuizen Emmastraat 71-73 vertonen minder gebruikelijke en zeer expressieve eclectische vormen; opvallend zijn onder meer de gepleisterde rondboogportalen met flankerende ionische zuilen (Serliana-motief). De Parkstraat is één van de meest voorname straten in het Spijkerkwartier. Tussen 1865 en 1872 werd het westelijke deel van deze straat aangelegd en werden wit gepleisterde herenhuizen gebouwd met souterrain en trapjes naar de beletage. Na de verkoop van het landgoed ‘Geldersch Spijker’ aan de gemeente in 1878 ontstond in de jaren '80 het oostelijke deel van de Parkstraat (vanaf de nummers 38 en 39). De hier gebouwde eclectische herenhuizen tonen duidelijke neorenaissance-invloeden. Villa Gelders Spijker (Parkstraat 47) werd gebouwd voor mej. Koops, de laatste eigenaresse van het landgoed. Ten behoeve van een dansschool is later een aanbouw in expressionistische vormen naar ontwerp van J.C. Eich toegevoegd. In de andere straten van het Spijkerkwartier verrezen huizen in eclectische vormen, zoals Kastanjelaan 7-9 (circa {== afbeelding Arnhem, Woonhuizen Spijkerstraat 217-239==} {>>afbeelding<<} 1880), en neorenaissance-vormen, zoals Prins Hendrikstraat 13-31 (circa 1890) en Schoolstraat 12-14. De zogeheten Brusselse huizen (Spijkerstraat 217-239) zijn gebouwd in 1877 in opdracht van jhr. W.P.A. Teding van Berkhout en architect J.H. van Sluijters, die ook het ontwerp maakte. Deze herenhuizen vertonen met hun Franse balkons en mansardedaken een Frans georiënteerde neorenaissance. Goede voorbeelden van neorenaissancistische huizen elders in de stad zijn onder meer Apeldoornseweg 32 (1886), Apeldoornseweg 22 (1889), Apeldoornseweg 48 (1889), Apeldoornseweg 20 (circa 1890), Betuwestraat 11-16 - aardig is hier het gebruik van zuiltjes in de vensterpenanten (circa 1890) - Boulevard Heuvelink 124-132 (circa 1895), en Zijpendaalseweg 73 (circa 1895). Het rond 1890 gebouwde huizenblok Boulevard Heuvelink 137-149/Prins Hendrikstr. 60 is ingedeeld met onder- en bovenwoningen en heeft gepleisterde eclectische en neorenaissance-decoraties. 20ste-eeuwse huizen Architectonisch karakteristiek voor Arnhem is de begin 20ste eeuw aangelegde Transvaalbuurt, met name vanwege het werk van architect W. Diehl. In zijn werk combineerde hij elementen uit de Engelse landhuisstijl, de ‘Um 1800’-stijl en de jugendstil. Karakteristiek zijn de gebogen dakkapellen, dakranden, luifels en erkers. Van zijn hand zijn diverse huizen aan de Paul Krugerstraat, de Steijnstraat en De la Reijstraat. Het uit circa 1910 daterende pand De la Reijstraat 11 was zijn eigen woonhuis. Het heeft een rijk uitgevoerd en redelijk gaaf bewaard interieur. De atelier-aanbouw is van later datum. Verder ontwierp hij in die tijd de grote hoekpanden Zonneweelde (De la Reijstraat 9) en Bothaplein 1 en mogelijk ook het in vormentaal wat afwijkende herenhuis De Phoenix (Sonsbeekweg 12). Iets ouder werk van deze voor Arnhem belangrijke architect zijn de huizen Apeldoornseweg 41a-53, in 1904 gebouwd voor de Maatschappij tot Exploitatie van het landgoed Sonsbeek. Deze sinds de jaren zestig als kantoren in gebruik zijnde panden zijn recent gerenoveerd. De Grote Weide van Sonsbeek - die als een wig tussen de vroeg-20ste-eeuwse buitenwijken ligt - wordt omzoomd door herenhuizen met zowel elementen van het rationalisme, de chaletstijl als de jugendstil. Goede voorbeelden hiervan zijn Sonsbeekweg 16-22 en Zijpendaalseweg 85-91, gebouwd tussen 1905 en 1910. Het in een late variant van de neorenaissance uitgevoerde herenhuis Zijpendaalseweg 71 verrees rond 1900 in opdracht van de tabakshandelaar {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} Frowein. Op de verdieping bevindt zich een geheel in neorenaissance-stijl ingerichte kamer. Aan de westzijde van Sonsbeek kwam vanaf 1900 de Burgemeesterswijk tot stand. Origineel van opzet zijn de drie, uit 1904 daterende, geschakelde herenhuizen Burgemeestersplein 1-3 (nr. 3 met de naam ‘Anna Jacoba’), opgetrokken in kalkzandsteen naar een ontwerp met chaletstijl- en jugendstil-elementen. Het hoekpand heeft als opvallend element een loggia met smeedijzeren hekjes en wit geschilderde, hardstenen decoraties. Opgetrokken in rationalistische vormen en met jugendstil-elementen is het rond 1914 daterende dubbele woonhuis Bouriciusstraat 9-11, waarvan de ingangstraveeën zijn opgetrokken tot torentjes met een tentdak. Uit ongeveer dezelfde tijd dateren de dubbele woonhuizen Sweerts de Landastraat 52-54 en Van Pallandtstraat 58-60. Ze hebben eveneens torenachtige elementen, maar dan met koepelvormige bekroningen. Huizen in expressionistische vormen uit de jaren dertig zijn op verschillende plaatsen in de buitenwijken te vinden. Aardige voorbeelden zijn Huijghenslaan 45-47, Bakenbergseweg 159-181, Van Heemstralaan 25 - een hoekhuis met een zeer hoge en steile kap - en het dubbele woonhuis met rieten dak Utrechtseweg 286-288. Van de wederopbouwpanden in de binnenstad zijn de meeste inmiddels weer vervangen. Aan het Walburgisplein staan bejaardenwoningen uit 1949, ontworpen in opdracht van de Kohlmannstichting in de trant van de Delftse School door N. van der Laan, broer van de supervisor voor de wederopbouw van Arnhem, J. van der Laan. Een interessant voorbeeld is verder het vierlaagspand Markt 26 uit circa 1955, met bescheiden decoratieve elementen in sierbeton. Aan de noordzijde van de stad, nabij de Schelmseweg, staan nog de rond 1948 gebouwde eenlaags noodwoningen Catharina van Renesstraat 10-18. Villa's. Langs de uitvalswegen bouwden gegoede Arnhemmers hun kapitale villa's. Jonkheer F.D. Can van Stellendam liet in 1873 de Villa Reale (Utrechtseweg 129) bouwen. Deze wit gepleisterde blokvormige villa met driezijdig uitgebouwde {== afbeelding Arnhem, Woonhuis Velperweg 168==} {>>afbeelding<<} middenrisaliet is uitgevoerd in rijke eclectische vormen, waarschijnlijk naar ontwerp van F.W. van Gendt. De villa is recent gerestaureerd. De rond 1895 gebouwde villa Utrechtseweg 167 vertoont een combinatie van neorenaissance-vormen en chaletstijl. Aan de Velperweg staan diverse kapitale villa's, die nu in gebruik zijn als kantoren. Van circa 1895 dateert Velperweg 157, uitgevoerd in neorenaissance-stijl. Het pand is aan de achterzijde uitgebreid. Een aantal villa's is ontworpen in ‘Um 1800-stijl’, zoals Velperweg 101B, villa 't Haveke (Velperweg 148) uit circa 1910 en Velperweg 168 uit 1912; de laatste met een achterbouw uit 1928 naar ontwerp van G. Feenstra. Meerdere villa's in Arnhem zijn ontworpen door architect K.P.C. de Bazel, zoals Van Lawick van Pabststraat 31 voor mevr. B.W.F.A. Steens Zijnen. Dit pand uit 1916, met zijn vierkante plattegrond en overstekend hoog tentdak, vertoont rationalistische vormen, maar is tevens een heroriëntatie op traditionele bouwwijzen. In het interieur zijn naar Engels voorbeeld de kamers rondom een centrale hal gegroepeerd. Een ander ontwerp van De Bazel is de villa Hazegrietje (Weg langs het Hazegrietje 15), gebouwd in 1919 in opdracht van dr. J.H. Goedhart. Deze villa met rieten dak combineert een traditionalistische landhuisstijl met rationalistische vormen. De natuurstenen beelden (Gastvrijheid en Harmonie) bij de ingang en het beeldhouwwerk van de fontein in de tuin zijn van L. Bolle. De villa ligt op de helling van de Braamberg, waar vanwege het fraaie uitzicht diverse villa's en kleine landhuizen werden gebouwd. De villa Karel van der Heijdenweg 10 kwam in 1919 tot stand voor mevr. A. Philipse naar ontwerp van W.J. Gerritsen in een mengvorm van expressionisme en landhuisstijl; het hoge tentdak is gedekt met riet. Er is optimaal gebruik gemaakt van het sterk glooiende terrein. Een bakstenen bruggetje geeft toegang tot de verdieping; de woonkamer bevindt zich in de bouwlaag daaronder. In 1937 is naar plannen van G. Feenstra een garage toegevoegd. In 1925 liet dr. B. Meilink de villa Weg langs het Hazegrietje 31 bouwen in sobere expressionistische vormen met rieten daken naar plannen van W.J. Gerretsen en P.H. Endt. In de Burgemeesterswijk zijn eveneens diverse interessante villa's en kleine landhuizen te vinden. Bijvoorbeeld het op de Engelse landhuisstijl geïnspireerde landhuis Cordesstraat 4 uit 1915. Dit L-vormige pand heeft een rijk interieur en een opmerkelijke indeling met ‘splitlevel’ en een gescheiden dienst- en woongedeelte. Poorten aan voor- en achterzijde geven toegang tot het perceel. De grossier in kruidenierswaren A. Anderson liet in 1920 het kleine landhuis De Klim (Roëllstraat 9) bouwen. C.J. Hagenbeek maakte het ontwerp in een traditionele bouwtrant met Engelse invloeden en ontwierp tegelijkertijd het vergelijkbare, maar minder gaaf bewaard gebleven pand, Roëllstraat 11. De op de Rijn uitkijkende villa Hulkesteinseweg 21 tenslotte, is gebouwd in 1953 in functionalistische vormen naar ontwerp van G. Rietveld. Volkswoningbouw. Vanaf het midden van de 19de eeuw ondernam men in Arnhem initiatieven om betere huisvesting te bieden aan armen, bejaarden en arbeiders. Voor bejaarden liet de Evang. Luth. gemeente in 1860 het Lutherse Hofje (Hommelseweg 2-26) [27] bouwen, een complex traditionele eenlaags woningen rond een binnenhof. Het naar plannen van J. Traanboer gebouwde complex is in 1983 gerestaureerd. De ‘Vereeniging tot het verschaffen van geschikte woningen aan de arbeidende klasse te Arnhem’, in de volksmond ‘De Commissie’ genoemd, liet in de wijk Klarendal rond 1860 een complex zeer eenvoudige arbeiderswoningen bouwen naar plannen van W.A. Nicola en W. Post. Van deze commissiehuisjes resteren de blokken Paulstraat 52-65 en {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Volkswoningbouw aan de Vijverlaan==} {>>afbeelding<<} Catharijnestraat 119-145. In dezelfde buurt liet het St. Peters Gasthuis door timmerman H.C. Berends rond 1865 de bejaardenwoningen Catharijnestraat 18-64 e.o. bouwen. De woningen zijn gegroepeerd in twee U-vormige blokken. De binnentuinen zijn toegankelijk via wit gepleisterde poortjes. De woningbouwvereniging Openbaar Belang bouwde tussen 1896 en 1901 in dezelfde wijk het complex Koolstraat/Hovenierstraat e.o. in een eenvoudige stijl met neorenaissance-elementen. Deels omvat dit complex ook onder- en bovenwoningen. V.G.A. Bosch, F.K. Ozinga en E.B.W. Rademaker maakten niet alleen voor dit complex de plannen maar ook voor de een- en tweekamer-alkoofwoningen die Openbaar Belang in 1894-'95 liet bouwen in de wijk Lombok. De rond 1908 gebouwde proefwoningen Oranjestraat 46-48, ontworpen door W.G. Welsing, werden het voorbeeld voor latere projecten in Lombok en elders in de stad. Vanaf circa 1905 werden de woningbouwprojecten groter in aantal en opzet. De woningbouwvereniging Volkshuisvesting bouwde met architectenbureau J.H. de Roos en W.F. Overeijnder enkele grote projecten. In 1910-'11 kwam het tuindorp Mussenplein e.o. tot stand. Bij het woningbouwproject Verschuerplein e.o. uit 1911-'13 zijn de woningen gegroepeerd volgens het principe van de half-open hofbouw, met tweelaagsbebouwing in een buitenring en eenlaags bebouwing aan een via poortjes toegankelijk binnenplein. Aan dit plein staat een voorm. lagere school (Verschuerplein 45-103) uit 1916 naar ontwerp van G. Versteeg. Het project Onder de Linden e.o. uit 1919-'21 is een variant op het hierboven genoemde project. In de tussen circa 1915 en 1935 gerealiseerde wijk Geitenkamp, waren diverse woningstichtingen en architecten actief, onder wie J. Gratama, J.H. Tiemens jr., J.Th.J. en P. Cuypers jr. De straten volgen de hoogtelijnen van het geaccidenteerde terrein. Rondom het centrale marktplein liet de Algemene Woningbouwvereniging Arnhem naar plannen van J. Gratama woningen bouwen in traditionalistische vormen met expressionistische elementen. Opvallend zijn de drielaags poortwoning Geitenkamp 16 (1924-'25) en het woon- en winkelblok met vierlaags hoektoren Geitenkamp 44-60 (1928). Het noordelijke deel van het Sonsbeekkwartier werd in de jaren twintig ingericht met middenstandswoningen. In 1920 liet de Arnhemse Coöperatieve Woningbouwvereniging ‘De Middenstandswoning’ tussen Pontanustraat en Sickeszlaan e.o. woningen bouwen naar ontwerp van G. Versteeg (bureau Gratama & Versteeg) in zakelijk-expressionistische vormen. Volgens het tuinstadconcept ontwierp Versteeg voor de Woningbouwvereniging voor Ambtenaren diverse typen woningen aan het Goeman Borgesiusplein e.o. (1922-'24). Sonsbeek (Apeldoornseweg/Zijpendaalseweg) kreeg als landgoed zijn huidige vorm door de samenvoeging van de buitenplaatsen Sonsbeek en Hartjesberg in 1808 door Th. baron de Smeth en de {== afbeelding Arnhem, Park Sonsbeek==} {>>afbeelding<<} uitbreidingen en wijzigingen die H.J.C.J. baron van Heeckeren van Enghuizen vanaf 1821 liet uitvoeren. Het landhuis op de Hartjesberg (Apeldoornseweg 3) werd de kern van het geheel. Adriana van Baijen liet dit huis in 1742-'44 bouwen naar ontwerp van Anthoni Viervant ter plaatse van een ouder gebouw. Het blokvormige huis kreeg later in de 18de eeuw twee zijvleugels, die dienden als oranjerie en stal. Kort na de aankoop van Sonsbeek in 1821 liet baron van Heeckeren van Enghuizen deze zijvleugels bij het woongedeelte trekken en het middengedeelte verhogen. Het huis kreeg toen zijn wit gepleisterde vroeg-neoclassicistische uiterlijk (neo-Grec). Aan de stadszijde bevindt zich een erkervormige uitbouw met balkon. Het interieur bevat onder meer een beschilderd plafond uit het tweede kwart van de 17de eeuw, afkomstig uit het gesloopte pand Oeverstraat 33. De kern van de oude buitenplaats Sonsbeek werd gevormd door het laat-18de-eeuwse Sonsbeekpaviljoen (Zijpendaalseweg 30), dat van 1823 tot 1904 als tuinmanswoning dienst heeft gedaan. Baron de Smeth liet begin 19de eeuw de aanwezige vroeg-landschappelijke aanleg wijzigen; de kleine waterval is uit die tijd. De Grote Vijver werd rond 1806 gegraven; erbij staat een hallenhuisboerderij (Parkweg 2) uit circa 1800. Na 1821 werd de landschappelijke aanleg verder {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} gewijzigd en uitgebreid, waarschijnlijk naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Uit die tijd dateren in het lage deel van het park onder meer de grote waterval met grot en de kleine ijzeren hangbrug. In het hoger gelegen deel verrees rond 1827 de belvédère, een hoge vierkante toren met neoclassicistische en neogotische elementen en een uitgebouwde ijzeren omloop. Aan de Apeldoornseweg staan twee ingangspaviljoens uit circa 1821. Na de verkoop aan de gemeente in 1899 is het landgoed enige tijd later opengesteld als stadspark. Naar adviezen van H.A.C. Poortman en L.A. Springer zijn enkele wijzigingen in de aanleg doorgevoerd. De Zwanenbrug werd in 1902 gebouwd, de tuinmanswoning Tellegenlaan 7 in 1904. Op de helling van de Hartjesberg staat het monument voor de natuurkundige H.A. Lorentz uit 1931, met bronzen beeld naar ontwerp van L.O. Wenckebach. Sinds 1949 is Sonsbeek internationaal bekend vanwege de tentoonstellingen op het gebied van hedendaagse beeldhouwkunst. Aan de voet van de heuvel, bij de Sonsbeekweide ligt aan de Jansbeek de zogeheten Witte Molen (Zijpendaalseweg 22) [28], die sinds 1810 tot het landgoed behoort. Deze waterkorenmolen met boerderij bestaat uit een wit geschilderd tweebeukig gebouw met zijtopgevels en een uitgebouwde doorrit met overdekte ingang. Het gebouw gaat terug tot de 16de eeuw; het gangwerk van de bovenslagmolen dateert van een verbouwing in de 18de eeuw, toen ook het woongedeelte is vergroot. De restauratie van de molen is in 1967 voltooid. In de naastgelegen grote 17de-eeuwse schuur (Zijpendaalseeg 24) is nu het bezoekerscentrum ‘De Watermolen’ gevestigd. Iets stroomopwaarts aan de beek staat een voorm. laat-18de-eeuwse molenaarswoning (Zijpendaalseweg 28-28A), met daarnaast de maalderij van de voorm. Agnietenmolen [29]. Het complex werd in 1821 bij het landgoed gevoegd. De maalderij werd omstreeks 1913 verbouwd en uitgebreid (Aquarium) tot forellenkwekerij van de Nederlandsche Heidemaatschappij, die tot circa 1960 in gebruik bleef. Rechts van de toegang staat de laat-19de-eeuwse voorm. rentmeesterswoning van het landgoed. Zypendaal (Zijpendaalseweg 44-46) {== afbeelding Arnhem, Landhuis Zypendaal==} {>>afbeelding<<} is een buitenplaats met als kern een aan drie zijden door water omringd vierkant huis in Lodewijk XV-vormen. Het statige huis verrees in 1762-'64 onder leiding van Hendrik Viervant in opdracht van mr. Hendrik Willem Brantsen, stadssecretaris van Arnhem. Bij een verbouwing in 1883-'84 naar plannen van P.J.H. Cuypers is aan de achterzijde een toren toegevoegd. Daarin is een wapensteen met de naam Zypendael en het jaartal 1651 opgenomen, afkomstig van de afgebroken voorganger van het huidige landhuis. Het interieur bevat onderdelen uit de bouwtijd, waaronder stucplafonds, schouwen en de trap, en verder een 18de-eeuwse schouw afkomstig uit huize Den Doorn bij Zwolle. Het huis is in 1979-'82 gerestaureerd. Het voorplein wordt geflankeerd door twee 18de-eeuwse bouwhuizen (koetshuis en oranjerie). Het huis en de bijgebouwen huisvesten nu de kantoren van de Stichting Het Geldersch Landschap, de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen en Het Geldersch Genootschap. De in het beekdal van een stuwwal gelegen buitenplaats vertoont nog sporen van de 18de-eeuwse formele tuinaanleg. Voor het grootste deel heeft het echter een landschappelijke aanleg, die dateert van circa 1863. Toen liet W.G. baron Brantsen naar ontwerp van C.E.A. Petzold de vroeg-19de-eeuwse landschappelijke aanleg wijzigen. In 1890 zijn de grote vijver en de aanleg voor het huis veranderd naar plannen van H.A.C. Poortman. In het park bevindt zich een marmeren 18de- of 19de-eeuwse beeldengroep, voorstellende Asklepios met Hygieia en Telesphoros. Ten zuiden van het huis staat het voorm. huis van de huisknecht (Zijpendaalseweg 48) en meer noordelijk het huis ‘Casa Bianca’ (Zijpendaalsweg 50) van de verzorger van het pluimvee en de koeien. Beide zullen rond 1910 zijn gebouwd. De in 1930 aan de gemeente verkochte buitenplaats is openbaar toegankelijk. Het aan de overzijde van de Zijpendaalseweg gelegen park ‘Gulden Bodem’ is in 1958 door de gemeente Arnhem aangekocht. Op een al eerder verkocht gedeelte verrees in de jaren twintig de wijk Gulden Bodem. Overige buitenplaatsen. De reeds genoemde grote buitenplaatsen vormen samen met enkele kleinere of door gedeeltelijke bebouwing ingekrompen buitenplaatsen de groene ‘longen’ tussen de verschillende uitbreidingen van Arnhem. Deze situatie is uniek voor Nederland. Van de belangrijkste karakteristieken van deze kleinere buitenplaatsen volgt hieronder een overzicht. In het noordwesten ligt de buitenplaats De Menthenberg. Het landhuis (Menthenbergseweg 15) dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw. Het interieur bevat diverse 18de-eeuwse elementen, waaronder van elders afkomstige {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} beschilderde behangsels en een 17de-eeuwse schouw met hermen. Aan het voorplein staat een koetshuis. De bescheiden tuinaanleg heeft 18de-eeuwse elementen. Van het vlakbij gelegen ontginningslandgoed Warnsborn (Bakenbergseweg) is het landhuis in de Tweede Wereldoorlog verwoest en daarna vervangen door een hotel (Groot Warnsborn) in traditionalistische vormen. Behouden bleven de omstreeks 1850 gebouwde neogotische, wit gepleisterde kapel, het koetshuis en de oranjerie uit de tweede helft van de 19de eeuw. Op het landgoed staan verschillende boerderijen. De toegangen tot het landgoed worden geflankeerd door 19de-eeuwse gietijzeren hekposten. Bij de Amsterdamseweg staat een dienstwoning (Amsterdamseweg 232) uit 1873. Aan de overzijde ligt de buitenplaats Lichtenbeek (Amsterdamseweg 459-461), waarvan het landhuis na een brand is gesloopt maar de parkaanleg nog aanwezig is. De toegang wordt geflankeerd door natuurstenen siervazen in Lodewijk XV-vormen. Behouden zijn wel het koetshuis (gerestaureerd 1981-'85) en het boswachtershuis. Deze wit gepleisterde panden in eclectische vormen dateren uit circa 1880. Van het dichter bij de binnenstad gelegen voorm. buiten Beaulieu [30] resteren het landhuis (Mr. D. van Ruijvenpad 2-44) en het koetshuis (Frombergdwarsstraat 27-35); beide zijn verbouwd tot wooneenheden. De Haagse rentenier J.J. van Braam liet het neoclassicistische huis in 1851 bouwen naar ontwerp van H.W. Fromberg. Twaalf van de achttien zuilen van de grote zuilenportieken zijn afkomstig van de in 1846 afgebroken colonnades van het huis De Voorst te Eefde. Bij de verbouwing tot wooneenheden is de attiek gebruikt als basis voor een derde bouwlaag. Aan de noordoostzijde van de stad ligt het voorm. landgoed Klarenbeek (Bosweg ong.), waarvan het huis in 1945 is verwoest. De naam dateert uit 1635, toen Rutger Huygens de bezittingen Monnikhuizerbeek en Monnikhuizen - ter plaatse van het in 1342 gestichte en kort na 1600 gesloopte klooster Monnikhuizen - samenvoegde. De landschappelijke aanleg kwam rond 1840 tot stand in opdracht van Jan van Pallandt van Walfort. Het noordelijke deel van Klarenbeek is in 1886 door de gemeente aangekocht en is sindsdien openbaar park; de rest is nu bebouwd met woningen. Op het hoogste deel van het oplopende terrein bevinden zich uitzichtpunten bij restaurant De Stenen Tafel (zie watertoren) en de zogeheten Van Heemstrabank. Ten oosten van Klarenbeek ligt de 18de-eeuwse buitenplaats Angerenstein, die sinds 1921 toegankelijk is als openbaar park. Het geaccidenteerde terrein is in de 19de eeuw en in 1921 in landschapsstijl ingericht en heeft diverse watertrappen en waterpartijen. Het oude landhuis is rond 1915 verbouwd en vergroot. Rechts daarvan bevindt zich een iets ouder koetshuis. In een naastgelegen landschapspark ligt het landhuis Rennenenk (Velperweg 139). Het oudste deel van dit gebouw met lagere zijvleugels is een mogelijk 17de-eeuwse kelder onder het westelijke deel. De overige delen dateren van verbouwingen in het midden van de 18de eeuw, rond 1800 en tenslotte in 1849, toen het zijn neoclassicistische uiterlijk kreeg. Achter het huis staat het gebouwencomplex van de R.K. inrichting ‘Insula Dei’, oorspronkelijk gevestigd aan het Walburgisplein maar na verwoesting in de Tweede Wereldoorlog verplaatst. De kapel uit 1953 is ontworpen door J. van Dongen. Winkels. Winkelpuien in eclectische vormen uit circa 1880 zijn onder meer te vinden bij de panden Bakkerstraat 9-10, Jansstraat 26 en Kerkstraat 45-46/Bentinckstraat 50, Rijnstraat 14b (recent gerestaureerd) en - in gewijzigde vorm - Koningstraat 3. Een opvallende pui uit circa 1895 heeft Koningstraat 4 met daarop de tekst ‘Stoomvleeschwarenfabriek’. Het hoekpand Rijnstraat 16 heeft een aardige neogotische natuurstenen puiomlijsting met gesmede ankers en jaartalmedaillons (1899); verder is de pui ingrijpend gewijzigd. Eind 19de eeuw werden ook geheel nieuwe gevels met winkelpuien gebouwd. Een voorbeeld is de rond 1890 bij het oudere pand Koningstraat 84-85 opgetrokken eclectische lijstgevel. Opvallend zijn de zuiltjes in de penantkasten bij de verdiepingsvensters. In de rijk geornamenteerde, grotendeels gietijzeren, winkelpui zijn ook moorse motieven verwerkt. Het woon- en winkelpand Koningstraat 15-16a heeft een voorgevel met neorenaissance-vormen uit circa 1895; de onderpui is voorzien van gecanneleerde pilasters. Binnen de omlijsting gewijzigde onderpuien hebben de neorenaissance-gevels van Koningstraat 74 (1894), Jansplaats 32-33a (circa 1895), Bakkerstraat 18 (1895) en Rijnstraat 46 (1898) - de laatste met jugendstil-tegeltableaus in de boogzwikken. De bij het pand aan de Jansplaats toegepaste opzet van een brede lijstgevel met dakkapellen is ook terug te vinden - maar dan met neogotische vormen - bij de panden Rijnstraat 55 en Rijnstraat 74-76, beide van rond 1895 en beide met compleet gewijzigde onderpui. Een gave jugendstil-gevel heeft het drielaags woon- en winkelpand Bakkerstraat 7-7a, gebouwd in 1902 en uitgevoerd in rode verblendsteen met hardstenen elementen. De winkelpui met portiek wordt omlijst door hardstenen pilasters en een ijzeren latei. In het portiek bevindt zich een groot tegeltableau met plantmotieven. De jugendstil-gevel van Vijzelstraat 23, met bovenetalage, erker en balkons, dateert van circa 1905. De etalages hebben teakhouten kozijnen. Het winkelinterieur dateert grotendeels nog uit de bouwtijd. Aardige gevels hebben ook Rijnstraat 29, in jugenstil-vormen uit circa 1915, en Rijnstraat 32, in late jugendstil-vormen uit circa 1920. Een karakteristieke expressionistische gevel bezit het drielaags pand Ketelstraat 20-22, gebouwd rond 1925. Opvallend zijn de doorlopende reeks vensters en de gegolfd uitgevoerde zijtraveeën. De onderpui is gewijzigd. Ook de meeste onderpuien van de hieronder nog te noemen winkelpanden zijn gewijzigd. Van de grotere winkelpanden is Vijzelstraat 11-12 rond 1905 tot stand gekomen voor de firma J. Sternfeld Az.; wat te lezen staat op het tegeltableau van de bekroning van de ingangtravee op de afgeschuinde straathoek. Deze winkel in jugendstil-vormen heeft skeletgevels met lisenen in rood graniet en grote etalages en bovenetalages. Aan de zijde van de Mariënburgstraat bevindt zich een gedeelte met bovenwoning. Op de straathoeken van het pleintje Land van de Markt staan enkele grote winkels in {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Winkel Vijzelstraat 11-12.==} {>>afbeelding<<} verschillende stijlen. Het uit circa 1890 daterende woon- en winkelpand Koningstraat 1 van de voorm. comestibles- en delicatessenhandel H.W. Herkuleijns heeft een rond lopende voorgevel in rijke neorenaissance-vormen. Op een andere hoek staat de voorm. winkel van De Gruyter (Roggestraat 43/Beekstraat 1-1b) [31], gebouwd in 1906 naar een jugendstil-ontwerp van W.G. Welsing - het eerste van zijn hand voor die firma. Gevels in lichtgele verblendsteen met blauw-groene banden flankeren een achtzijdige hoektoren met koperen helmdak. De wapenschildjes bij de dakrand symboliseren waarschijnlijk de steden waar De Gruyter in 1906 filialen had. Tegenover het winkelpand ligt het vierlaags hoekpand Ketelstraat 26, gebouwd rond 1915 in ‘Um 1800’-vormen met pilastergeleding en kleine topgevels. Het gebouw heeft een afgeronde ingangstravee, geleed met slanke pilasters en ‘Egyptische’ kapitelen. Het expressionistische vierlaags woon- en winkelpand Roggestraat 31/Walstraat 91 werd in 1919 gebouwd naar ontwerp van W. de Vrind jr. voor de N.V. Cardozo. De straathoek is geaccentueerd met een achtzijdige toren met loden koepel. Voor de firma in damesmode B.J. Voss & Zn. ontwierp W.F.C. Schaap in ‘Um 1800’-vormen het voorm. winkelmagazijn Rijnstraat 36 [32]. Het in betonskelet met zandstenen gevels opgetrokken gebouw uit 1922-'23 heeft een geprononceerde hoekoplossing met ingebouwde ronde hoektoren, versierd met wapenschilden en bekroond door een koepeldak. Beelden aan weerszijden boven de ingang stellen zomer en winter voor. Momenteel heeft het pand een horecafunctie. Ook aan de uitvalswegen naar de buitenwijken staan enkele bijzondere winkels, zoals het voorm. woon- en winkelpand Zijpendaalseweg 2-4/Cronjéstraat 1, gebouwd in 1904 voor de ‘firma in comestibles M.L.C. Belderbos’. Het fraaie jugendstil-ontwerp is van W. Diehl. De in witte verblendsteen uitgevoerde gevel van dit drielaags hoekpand loopt rond met de straathoek mee. In dezelfde stijl uitgevoerd, maar dan in bruine baksteen, is de naastgelegen onder- en bovenwoning Zijpendaalseweg 6-8. Het woon- en winkelpand Hommelseweg 9 kwam in 1916 tot stand als filiaal van de firma De Gruyter naar ontwerp W.G. Welsing in een combinatie van jugendstil en ‘Um 1800’-vormen. De invulling van de granieten pui is gewijzigd. Vergelijkbare gevels zijn later door De Gruyter ook bij filialen elders in Nederland opgetrokken. Het voorm. woon- en winkelpand Klarendalseweg 137 heeft een uit 1923 daterende gevel met opvallende art déco-pui gemaakt in opdracht van J. Zijlstra Hzn. {== afbeelding Arnhem, Winkel-woonhuis Zijpendaalseweg 2-4/Cronjéstraat 1==} {>>afbeelding<<} De in paars en goud uitgevoerde puibetegeling is geleverd door N.V. Faience en tegelfabriek Westraven te Utrecht. Kantoren. Eén van de belangrijkste ontwerpen van architect K.P.C. de Bazel is het voorm. hoofdkantoor Nederlandsche Heidemaatschappij (Sickeszplein 1) uit 1912-'14, bestaande uit een voorbouw met schilddak en achtzijdige dakruiter en een U-vormige achterbouw. Het is één van de eerste Nederlandse kantoorgebouwen met een gewapend betonskelet. De geveldecoraties van meanderende banden op friezen en penanten zijn kenmerkend voor het werk van De Bazel. De vier gevelbeelden bij de ingangspartij zijn van G. Jacobs van den Hof. Het interieur bevat veel oorspronkelijke onderdelen, waaronder het monumentale trappenhuis. Schilderingen van R.N. Roland Holst in de vestibule herinneren aan het 25- en het 40-jarig bestaan van de in 1888 opgerichte Heidemaatschappij. Na de oorlog is het gebouw uitgebreid. De voorm. Van Ranzow's Bank (Koningstraat 40) [33] is rond 1920 gebouwd naar ontwerp van J.P. Stok Wzn. in een late neorenaissance-stijl. Het Vestagebouw (Jansbuitensingel 5) [34] verrees in 1930-'31 voor N.V. Verzekeringsmaatschappij Vesta; momenteel huisvest het diverse kantoren. W. Diehl maakte het ontwerp in een combinatie van expressionisme en traditionalisme. Gevelreliëfs van G. Jacobs van den Hof tonen Vestaalse Maagden. {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnhem, Vestagebouw==} {>>afbeelding<<} Het interieur bevat veel oorspronkelijke onderdelen, waaronder het monumentale trappenhuis en de inrichting van de directiekamer. Het voorm. kantoor van De Nederlanden van 1845 (Willemsplein 5-6) [35] werd in 1938-'39 gebouwd naar ontwerp van W.M. Dudok in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid voor het gelijknamige verzekeringsbedrijf. Het grotendeels met lichtgele, ongeglazuurde verblendsteen beklede gebouw volgt de gebogen rooilijn van het Willemsplein. Pakhuizen. De Korenmarkt was vanaf de middeleeuwen een centrum van graanhandel. De graanpakhuizen aan de markt hebben laat-19de-eeuwse, op de Hanzegotiek geïnspireerde gevels, mogelijk naar ontwerp van J.W. Boerbooms. Het voorm. pakhuis Korenmarkt 29 van de ‘Graanhandel Const. Reijers’ verrees in 1895 als geheel nieuw gebouw op een oude (dicht gestorte) kelder. Inwendig zijn er zware balklagen, ondersteund door standvinken en een hijsradinstallatie. Aardige pakhuizen aan de noordzijde van de markt zijn: Korenmarkt 12, Korenmarkt 13 (1885) en Korenmarkt 14-15. Sinds de jaren zeventig van de 20ste eeuw hebben deze pakhuizen een horecafunctie, waartoe serres en terrassen zijn aangebracht. Nabij de Korenmarkt staat het laat-19de-eeuwse voorm. pakhuis Varkensstraat 34-35 met grote ronde gietijzeren vensters. Ook elders in de stad zijn interessante pakhuizen te vinden, zoals het voorm. Arnhems Veem (Amsterdamseweg 23) uit 1883 - later voorzien van de naam ‘Valburg’ - en het voorm. pakhuis Wezenstraat 6 uit circa 1905 met jugendstil-details. Bijzonder is het voorm. zaadpakhuis van de Nederlandsche Heidemaatschappij (Nieuwe Kade 14). Het verrees in 1914 naar een ontwerp van J.G. Wiebenga in rationalistische stijl. De gevels van deze betonskeletbouw zijn gemetseld met holle betonblokken. Vanwege het ontkiemen van de zaden kreeg het gebouw relatief veel vensters. Het in 1932 uitgebreide en recent roomwit gesausde gebouw huisvest nu een kantoor. Windmolens. Uit 1846 dateert de ronde stenen beltmolen De Hoop (Molenweg 1, Elden). De van een rieten kap voorziene korenmolen is in 1951 en in 1978 gerestaureerd. De ronde stenen stellingkorenmolen De Kroon (Klarendalseweg 82) [36] is in opdracht van A. Burgers in 1847 gebouwd aan de Amsterdamseweg en in 1870 naar de huidige plek verplaatst. Na verwijdering van het wiekenkruis in 1964 is de molen in 1976-'77 gerestaureerd. Bedrijfsgebouwen. De voorm. drukkerij en kantoor van de Nieuwe Arnhemse Courant (Zwanenstraat 24) [37] bouwde men in 1920 en was als zodanig in gebruik tot 1935. In de expressionistische gevel, die in 1994 werd gerestaureerd, is een gestileerde pen verwerkt. Het voorm. distributiegebouw Kerkstraat 23/Pastoorstraat 12 [38] is rond 1925 naar ontwerp van W. Diehl gebouwd in expressionistische trant met subtiele art déco-elementen. Opvallend zijn het grote dakoverstek en de erkeruitbouw in de afgeschuinde straathoek. In 1927-'29 bouwde men het bedieningsgebouw op het binnenterrein - met nog één van de vier hoogspanningsmasten - van het voorm. schakelstation van de PGEM (Van Oldenbarneveldtstraat 90-92) en de werkplaats met heftoren voor zwaar materieel aan de zuidzijde. De gebouwen zijn ontworpen door H. Fels in kubistisch-expressionistische vormen; de decoraties zijn van G. Jacobs van den Hof. Eveneens door Fels ontworpen zijn het vierlaags magazijngebouw en de garage, beide uit 1939. Het complex huisvest nu de dienst Milieu en Openbare Werken. Vlakbij staan vier voorm. dienstwoningen met toegangspoort (Broekstraat 22-28) uit 1927-'29. Op het {== afbeelding Arnhem, Schakelstation P.G.E.M.==} {>>afbeelding<<} voorm. landgoed Den Brink is het bedrijfscomplex van de KEMA (Utrechtseweg 310) - bekend van de KEMA-keur - gevestigd. De oudste gebouwen kwamen in 1936-'38 tot stand naar ontwerp van H. Fels en R. Schoemaker in zakelijk-expressionistische stijl. Het betreft een voorlichtingsgebouw, een magazijn met montagehal, een werkplaats en de gebouwen van het Kortsluitlaboratorium (sinds 1966 De Zoetenlaboratorium). Ter gelegenheid van de opening van het complex werd een stalen herdenkingslichtmast (1938) geplaatst met de tekst ‘onderzoek brengt licht’. De gebouwen bleven, ondanks de naoorlogse verbouwingen en uitbreidingen min of meer behouden. In de polder Meinerswijk aan de overzijde van de Rijn staat de voorm. steenbakkerij ‘Terwindt-Elden’ (Meginhardweg), gebouwd in 1927-'28 in opdracht van J.M.J. Terwindt. De vlamoven met 24 kamers onder een tweebeukig schilddak is gebouwd naar plannen van A. van de Koppel. Nadat de produktie in 1982 werd gestaakt, zijn de oven en een deel van de schoorsteen in 1995-'96 geconserveerd. Horeca. Het bekende café-restaurant Riche (Willemsplein 38/Jansstraat 2) [39] is in 1883 gebouwd in eclectische stijl. De onderpui vertoont art deco-vormen. In 1912 werd de ingang verplaatst naar het belendende pand, dat recent geheel is vernieuwd. Het Oranje Kof- {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} fiehuis (Arke Noachstraat 7) heeft een betegelde pui in art deco-vormen uit circa 1925. Ook het betegelde interieur en de tapkast met houten luifel dateert uit die tijd. Aan de overzijde van de Rijn ligt het woonhuis-café De Praets (De Praets 1) [40], een eenvoudig laat-19de-eeuws pand met neorenaissance elementen. Het ligt bij de plaats van de verdwenen schipbrug naar Elden en Meinerswijk. Het Luxortheater (Willemsplein 10) [41] is gebouwd in 1915-'16 als één van de eerste bioscopen in Nederland. Voor opdrachtgever F. van Laeken maakte W. Diehl een ontwerp met art déco-details. De terracotta decoraties zijn van W.C. Brouwer. De onderpui van de voorgevel is later verbouwd. Het interieur bezit nog veel oorspronkelijke elementen. Het gebouw is nu een muziektheater/discotheek. Het drinkwatergebouw ‘De Waterberg’ (Hommelseweg 503) kwam in 1884 tot stand voor de N.V. Arnhemsche Waterleiding-Maatschappij (nu NUON). Het ondergrondse waterreservoir met vier concentrische ringen is gebouwd naar plannen van ir. H.P.N. Halbertsma, de ingang met torentje in eclectische vormen naar ontwerp van Th.G. Schill. De watertoren (Weg achter het Bos 1) is gebouwd in 1926-'28 door de dienst Gemeentewerken naar ontwerp van J. van Biesen in zakelijk-expressionistische vormen. De toren heeft een betonnen reservoir met kegelvormige bodem. Door de hoge ligging kon men volstaan met een lage toren. Vanwege het fraaie uitzicht over het voorm. landgoed Klarenbeek en de stad kreeg de toren als extra attractie de functie van uitzichttoren en werd de begane grond ingericht als café, momenteel restaurant ‘De Steenen Tafel’. Die naam is afgeleid van een nabij bewaarde grafsteen uit het verdwenen klooster Monnikhuizen. Transformatorhuisjes. Een door het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf Arnhem (nu NUON) gebouwd transformatorhuisje uit 1925, in zakelijk-expressionistische vormen, staat bij Weg achter het Bos 1 (watertoren). Het expressionistische transformatorhuisje Van Heemstralaan 101 is uit dezelfde tijd; hetzelfde ontwerp is met {== afbeelding Arnhem, Tankstation (1993)==} {>>afbeelding<<} kleine verschillen ook elders in Arnhem uitgevoerd. Het voorm. tramwachthuisje van de Gemeente Electrische Tram Arnhem (Schuttersbergplein 61) is begin jaren twintig van de 20ste eeuw gebouwd als eindpunt van de lijn naar de wijk Geitenkamp. Nu huisvest het een kapperszaak. Stations. In de Tweede Wereldoorlog werd het station vernield, alleen aan de Oude Stationsstraat bleven het neogotische stationspostkantoor [42], naar ontwerp van Ch. Peters (circa 1900), en enkele loodsen behouden. Het huidige station (Stationsplein 36) [43] kwam in 1950-'54 tot stand naar ontwerp van H.G.J. Schelling met in sierbeton uitgevoerde rastergevels en op de hoek een opengewerkte betonnen toren met uurwerk. Via de hoog liggende perrons en een loopbrug over de sporen wordt de Sonsbeekbeekuitgang bereikt. Dit zeshoekige betonnen paviljoen heeft een ronde afgeplatte koepel, opgebouwd uit radiaal opgelegde ‘fusées céramiques’. Uit 1952 dateert verder het voorm. haltegebouw Velperpoort (Steenstraat ong.), ontworpen door K. van der Gaast. Het hoogteverschil tussen spoor en straat is overbrugd met een op kolommen uitgebouwd plaatskaartenkantoor en wachtlokaal en een deels vrij zwevende trap. De huidige halte bevindt zich enkele tientallen meters verderop. Het voorm. tankstation Apeldoornseweg 105 is gebouwd in 1957 naar ontwerp van S. van Ravesteyn in een late variant van het functionalisme. Op de gekartelde dakrand was oorspronkelijk de merknaam Purfina aangebracht. Bruggen en viaducten. De omstreeks 1852 ten noorden van de binnenstad aangelegde, verhoogde spoorbaan naar Duitsland kreeg viaducten of ‘poorten’ bij de uitvalswegen: Zijpsepoort, Apeldoornsepoort, Hommelsepoort en Velperpoort. Vanaf 1909 werden deze poorten verbreed. Het best bewaard is de Apeldoornsepoort [44], verbreed in 1910-'12 naar ontwerp van Haitsma Mulier voor de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen. Over de vanuit park Sonsbeek via de De la Reijstraat door de Transvaalbuurt geleide Jansbeek werden in 1908 enkele kleine bruggen aangelegd. Van deze bruggen met smeedijzeren hekwerken en lantaarns in jugendstil-vormen resteren nog twee brugdelen. Over de door zandafgraving ontstane Cattepoelseweg zijn naar plannen van Gemeentewerken betonnen viaducten gebouwd voor de Schelmseweg (1922-'23) en voor de Apeldoornseweg (1928). Bij die laatste - ontworpen door J.P. van Muijlwijk - worden de landhoofden bekroond door uitzichtpaviljoens voor wandelaars. De huidige John Frostbrug (Nijmeegseweg ong.) [45] over de Rijn is de in 1949 voltooide herbouw van de in 1945 opgeblazen boogbrug uit 1932-'35. Die brug was van cruciale {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} betekenis bij de operatie Market Garden in september 1944. De huidige naam verwijst naar de Britse luitenant-kolonel die de leiding had bij de vergeefse verdediging van dit belangrijke bruggehoofd. Gedenktekenen. In de stad zijn veel werken te vinden van de Arnhemse beeldhouwer G. Jacobs van den Hof. Wat betreft de gedenktekenen noemen we het uit 1953 daterende oorlogsmonument met de titel ‘Mens tegen Macht’, geplaatst ten westen van de Eusebiuskerk, en het standbeeld uit 1963 voor het Korps Rijdende Artillerie, geplaatst op het Gele Rijders Plein nabij de plek van de in 1944 verwoeste Willemskazerne. Straatmeubilair. In het plantsoen tussen de binnen- en buitensingel staan zes door F.G. Staatskin baron van Brakell tot Brakell geschonken 18de- en 19de-eeuwse beelden van figuren uit de Griekse en Romeinse mythologie. Verder bevinden zich in het deel tussen de Jansbinnen- en de Jansbuitensingel een siervaas en twee rijk versierde, gietijzeren fonteinen uit 1885, gemaakt door de firma I. Schütz & Zn. uit Zeist. Het Nederlands Openluchtmuseum (Schelmseweg 89) is in 1912 opgericht op het voorm. landgoed De Waterberg en in 1918 geopend. Sinds 1967 ligt de ingang aan de F.A. Hoeferlaan. Tot de collectie behoort een groot aantal dorpshuizen, boerderijen, molens en andere bedrijfsgebouwen uit heel Nederland. Uit de provincie Gelderland bevat het museum: verschillende boerderijen, een daglonershuisje uit Nunspeet, een schapenstal uit Ederveen, een Veluwse watermolen voor papierfabricage en een rosoliemolen uit Zieuwent. Het hek met siervazen in Lodewijk XIV-stijl van het gesloopte Arnhemse landhuis Hulkestein vormt de toegang tot de kruidentuin. Verder is er nog een jachtpaal van het ten zuiden van Arnhem gelegen buiten Meinerswijk. Voor het museum zijn enkele gebouwen nieuw opgericht, zoals het gebouw voor het tentoonstellen van roerende zaken (1915) naar plannen van H. van der Kloot Meijburg. Burgers Dierenpark (Schelmseweg 85) werd als dierentuin geopend in 1923 door J.G.H. Burgers en is later met andere attracties uitgebreid (Safaripark, Bush, Desert). Ongeveer 400 meter ten oosten van de huidige ingang staat het oude ingangshek met beelden van herten vlak bij het voorm. woonhuis van de familie Burgers. Begraafplaatsen. De ommuurde Isr. begraafplaats (Weg langs de begraafplaatsen 2) is aangelegd in 1864 op een driehoekig terrein. Opmerkelijk is het aparte gedeelte voor notabelen. Interessante graven zijn onder meer die van schrijver Israël Waterman (†1880) en het graf van de stichter van de AKZO, Jacques Hartogs (†1932). Bij de ingang staat het uit 1888 daterende klaaghuis, de aula, met woning van de toezichthouder. Het gepleisterde pand heeft vensters met tudorbogen en decoraties in de vorm van urnen met vuur en draperie. Een gedenkplaat boven de ingang van de aula draagt de tekst Prediker 12:7. Het smeedijzeren hekwerk aan de zijkant heeft decoraties in de vorm van zeisen, christelijke symbolen. De naastgelegen Alg. begraafplaats Moscowa (Waterbergseweg 18) is door A. van Cuylenburgh jr. ontworpen en is in 1876 in gebruik genomen. De naam is ontleend aan de vlakbij gelegen ontginningsboerderij ‘Moskowa’ (Apeldoornseweg 103) uit 1847, waarvan de naam herinnert aan de veldtocht naar Rusland van Napoleon. In het oudste deel bevinden zich onder meer het hardstenen cippus-vormige grafmonument van de familie Scheidius (circa 1877), het neoclassicistische mausoleum van de familie Van Wageningen-Romein (1895) en het jugendstil-graf van de familie Kooy (1903). De begraafplaats is vergroot in 1906, 1915 en 1934. In de laatste uitbreiding, met paden in een vlindervormig patroon, ligt onder meer het graf van J.G.H. Burgers (†1943), oprichter van Burgers Dierenpark. Het hart van het oorspronkelijke katholieke gedeelte van de begraafplaats is een cirkelvormige aanleg met kruisbeeld, priestergraven en enkele neogotische grafmonumenten. In de binnenste ring liggen graven van notabelen. Hier staat ook het door J.W. Boerbooms ontworpen neogotische grafmonument van de bankiersfamilie Sprenger (1892). Verder zijn er oorlogsgraven van het Gemenebest, een islamitisch gedeelte en een moderne aula en crematorium. Verdedigingswerken. Van het bij de brug over de IJssel gelegen fort Westervoort zijn nog restanten zichtbaar. Oorspronkelijk aangelegd in 1864-'66 is het fort in 1936 en 1938 verbouwd. Dwars door het fort lopen de weg naar Zevenaar en de spoorweg naar Duitsland. Het fort maakte deel uit van de IJssellinie (1951-'64) en is grotendeels gesloopt rond 1980; het inlaatwerk is in situ begraven. In de polder Meinerswijk aan de overzijde van de IJssel bevinden zich twee doorlaatbruggen van de IJssellinie, bedoeld om deze polder onder water te kunnen zetten. De met metalen schuiven afsluitbare betonnen doorlaatbruggen liggen in de Eldense Dijk (naast oprit Nelson Mandelabrug) [46] en tussen de Meginhardweg en de Drielsedijk. Schaarsbergen. Dit dorp ten noorden van Arnhem is in het midden van de 19de eeuw ontstaan toen de eigenaar van het gelijknamige landgoed, mr. W.C. baron Brantsen, het heidegebied liet ontginnen. Aan de dorpsbrink staat de Herv./Geref. kerk (Kemperbergerweg 806) uit 1869, een neoclassicistische zaalkerk met geveltorentje. Vlakbij bevinden zich de pastorie met koetshuis (Kemperbergerweg 800) uit dezelfde tijd, enkele laat-19de-eeuwse woonhuizen en een muziektent. Uit de tijd van de ontginning stamt de rij landarbeiderswoningen Casa Nova (Kemperbergerweg 190-196; circa 1846). De uit 1860 daterende grote langhuisboerderij Rijzenburg (Koningsweg 17) is tegenwoordig een café-restaurant. Asperen (gemeente Lingewaal) Kleine stad, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Na de verlening van stadsrechten in de 13de eeuw is de nederzetting omwald en later ommuurd, maar een echte stedelijke ontwikkeling heeft zich niet doorgezet. Asperen bezit de structuur van een gestrekt esdorp. Het middeleeuwse kasteel Asperen werd in 1672 door Franse troepen verwoest. Een stadsbrand in 1896 richtte grote schade aan. Na de Tweede Wereldoorlog is Asperen in noordelijke en westelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Voorstraat 2), oorspronkelijk {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Asperen, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} gewijd aan St. Catharina van Alexandrië, is een driebeukige pseudobasilicale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, voorm. sacristie en een forse toren van drie geledingen met traptoren, balustrade en samengestelde spits met lantaarn. De toren verrees in de tweede helft van de 15de eeuw in de vormen van de Kempische gotiek. In de toren hangt een door Henricus de Boch gegoten klok (1532). De kerk is uit dezelfde tijd als de toren. Beide zijn bij de stadsbrand in 1896 beschadigd en vervolgens in 1896-'97 (kerk) en 1901 (toren) gerestaureerd onder leiding van L. Beirer. Daarna is onder leiding van G. en T. van Hoogevest in 1955, de jaren zestig en 1978 een restauratie in fasen uitgevoerd. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven. Tegen de torenmuur bevindt zich een schildering uit 1609, die een gedetailleerde vogelvlucht van het stadje Asperen in 1517 ten tijde van de inname van de stad door de Gelderse troepen laat zien. De kerk bevat enkele 17de-eeuwse grafzerken en een hoge graftombe voor de familie Van Boetzelaer (leden van de familie overleden in 1492, 1545, 1558, 1562). Tot de inventaris behoren verder een preekstoel, een herenbank en een doophek (alle uit 1896) en een neogotische orgelkast zonder orgel (1912). De Geref. kerk (Middelweg 5) is een recht gesloten zaalkerk met rondboogvensters, gebouwd in 1892. De pastorie (Middelweg 7) dateert uit 1912. Verdedigingswerken. Van de waarschijnlijk 15de-eeuwse stadsmuur zijn aan de zuid- en oostzijde van Asperen enkele restanten behouden gebleven. Bij het herstel in 1978-'82 is het onderste gedeelte van de Waterpoort nieuw opgemetseld. Woonhuizen. Het tweebeukige dwarse huis Voorstraat 33 heeft een mogelijk 17de-eeuwse kelder en een 19de-eeuws uiterlijk. Uit 1881 dateert het statige, tweebeukige dwarse herenhuis Voorstraat 72 in sobere neoclassicistische stijl. Andere dwarse huizen aan dezelfde straat zijn Voorstraat 50-52 (eind 19de eeuw), Voorstraat 8 (1896), met mansardedak en siertegels, en het eclectische herenhuis Voorstraat 32 (circa 1896). De forse gepleisterde eclectische villa Raadhuisplein 1, met driezijdige torenachtige uitbouw, verrees in 1893 voor S.A. Suter. Het heeft van 1951 tot 1989 als raadhuis gediend. Het begin 20ste eeuw gebouwde huis Voorstraat 58 heeft een gevel in rode en geel-witte verblendsteen. De in 1909 gebouwde villa Minstraat 19 vertoont chaletstijl-details. Stadsboerderijen. Asperen heeft een relatief groot aantal (voormalige) stadsboerderijen met dwars voorhuis. Achter het 19de-eeuwse uiterlijk is vaak een oudere kern behouden, zoals bij Minstraat 9 (circa 1850; kern 16de eeuw), Minstraat 17 en Minstraat 18 (kern 17de eeuw) en Achterstraat 40 (kern 18de eeuw), met een deels dicht gezet dakoverstek aan de achterzijde. Ook het gepleisterde pand Voorstraat 80 (circa 1865) heeft een oudere oorsprong. Andere voorbeelden van stadsboerderijen zijn Voorstraat 46 (circa 1850) en Voorstraat 56 met een schuur uit 1876; beide hebben een tweelaags voorhuis. Sluizen. In het verlengde van de in 1809 aangelegde Nieuwe Zuiderlingedijk werd gelijktijdig in de Linge een dam met keerschutsluis, de Zuider of Oude Lingesluis, aangelegd. Aan de andere zijde van de dam bouwde men in 1861-'62 een grotere keersluis, de Noorder of Nieuwe Lingesluis. Beide sluizen zijn in 1997 gerestaureerd. In het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kwamen in 1815 bij de Linge twee inundatiesluizen tot stand naar plannen van Jan Blanken Jansz. de ene in de zuidelijke dijk (Lingedijk 4), de andere in de noordelijke dijk (Langendijk ong., gemeente Acquoy). Deze bijna identieke waaiersluizen met schotbalkkering kregen in 1882-'83 een tweede schotbalkkering en in 1924 verving men de houten waaierdeuren door ijzeren deuren. Het voorm. fort Asperen (Langendijk 60, gemeente Acquoy), gelegen ten zuidoosten van Asperen, werd in 1845-'47 aangelegd als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit aar- {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} den redoute diende ter dekking van de bovengenoemde inundatiesluizen en het Lingeacces. In het fort verrees in 1847-'50 een ronde bomvrije toren met bovenbatterij en in 1879-'81 werd daaraan een contrescarpgalerij gebouwd. Op het terrein staat een houten loods uit 1879-'81, die thans als restaurant dient. Het voorm. stoomgemaal (Oude Zuiderlingedijk 13), gelegen ten westen van Asperen en ten noorden van kasteel Heukelum, dateert uit 1895. Het bestaat uit een tweebeukig wit geschilderd gebouw met schilddaken en een houten gebouw met zadeldak. De sluis is dichtgezet. Baak (gemeente Steenderen) Dorp, ontstaan op een laagterras nabij een vroegere arm van de IJssel, waar in de 14de eeuw het huis Baak verrees. De heerlijkheid Baak werd in 1725 door een windhoos geteisterd. Tot 1955 diende het omliggende gebied bij hoogwater als tweede IJsselarm, de zogeheten Baakse overlaat. De ruïne van de St.-Nicolaaskapel (bij Hofstraat 4) bestaat uit twee geledingen en een stuk van de klokkenverdieping van de gotische toren. De kapel, die in 1362 werd gewijd, had in 1670 al geen kap meer; sinds 1776 rest de huidige ruïne. {== afbeelding Baak, Ruïne St.-Nicolaaskapel==} {>>afbeelding<<} De R.K. St.-Martinuskerk (Wichmondseweg 17) is een neogotische pseudobasiliek met transept, driezijdig gesloten koor met zijkapellen en een forse toren van drie geledingen. De kerk verrees in 1889-'91 naar ontwerp van A. Tepe. Het interieur van de later wit geschilderde kerk wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris uit de bouwtijd en kort daarna behoren: het hoofdaltaar (1895), de gebrandschilderde ramen, enkele beelden en het triomfkruis (1899) van atelier F.W. Mengelberg en de door F.W. Langenberg vervaardigde Piëta (1904) en diverse heiligenbeelden (1901-'10). Oudere elementen zijn de, vermoedelijk door O. de Boer vervaardigde, kruiswegstaties (1850-'57) en het in 1788 door A. Meere voor de R.K. kerk De Liefde in Amsterdam gebouwde orgel, dat in 1892 hier is geplaatst. Het huidige cultureel centrum ‘Concordia’ (Pastoriestraat 5) is in 1772-'73 gebouwd als schuurkerk, mogelijk naar ontwerp van Teunis Wittenberg. De zaalkerk is in 1836 verhoogd naar plannen van D. Lijsen. Uit 1860 stamt de neoclassicistische pastorie met koetshuis (Pastoriestraat 3). Huis te Baak (Wichmondseweg 19) is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1326. In 1738-'39 liet Gerhard Willem Joseph van der Heyden het oude huis afbreken en herbouwen met gebruik van delen van het middeleeuwse muurwerk. Gerrit Ravenschot maakte hiervoor de plannen en ontwierp ook de dorische poort aan de binnenplaats. {== afbeelding Baak, Huis te Baak==} {>>afbeelding<<} Uit die tijd stamt in het interieur de door Hendrik Lebbink vervaardigde trap. In opdracht van Johan Everard Canisius van der Heyden kreeg het inmiddels wit gepleisterde gebouw in 1767 een dakruiter en werd een alliantiewapen aangebracht. G.A. Helmich liet in 1869 een veranda en in 1878 een zuidvleugel bouwen; de ingang is toen naar de zuidzijde verplaatst. De twee bouwhuizen zijn 18de-eeuws; de schuur achter het westelijke bouwhuis stamt uit 1846. De landschappelijke parkaanleg kwam in 1801 tot stand. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Het Bobbink (Bobbinkstraat 7) stamt uit 1808 en heeft een gezwenkte topgevel. Het Hof te Baak (Hofstraat 8) is een mogelijk vroeg-19de-eeuwse hallenhuisboerderij met een voorhuis uit 1871. De R.K. begraafplaats (bij Emmerichseweg 96), aangelegd in 1850-'52, heeft een fraai hek met zandstenen palen en gietijzeren vazen, een achtkantig neoclassicistisch baarhuisje (1857) en een kruisigingsgroep (1890). Babberich (gemeente Zevenaar) Dorp, ontstaan op een rivierduin. Tot 1816 maakte het deel uit van de Kleefse enclaves. Daarna heeft zich een lintvormige dorpsbebouwing gevormd. Huis Babberich of Huis Halsaf (Beekseweg 2) wordt voor het eerst genoemd in 1363. Nadat het landgoed in bezit van Johan Philip Anton de Nerée was gekomen, begon in 1786 de bouw van het huidige herenhuis, mogelijk met gebruik van ouder muurwerk. Huis en bijgebouwen vormen samen een U-vormige {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Babberich, Huis Babberich, duiventoren (1983)==} {>>afbeelding<<} plattegrond, met aan de zuidzijde een middenrisaliet met fronton. De schuiframen en de bepleistering stammen uit het midden van de 19de eeuw. Het interieur bevat een trap en een schoorsteenmantel in Lodewijk XVI-vormen. Rond het huis ligt een park in Engelse landschapsstijl, met daarin een gepleisterde stenen duiventoren uit circa 1850. De R.K. St.-Martinuskerk (Babborgaplein 5) is een driebeukige hallenkerk met extra zuidbeuk, gebouwd in 1955-'56 ter plaatse van een voorganger uit 1883-'85. Het ontwerp in de stijl van de Bossche School is van J. de Jong. De kerk behoorde tot een in 1883 gesticht kapucijnerklooster, waarvan delen bewaard zijn gebleven van de door pater J. van Roosendaal ontworpen vleugels. Het voorm. douanekantoor (Emmerikseweg 1-3) is een gepleisterd pand in sobere neoclassicistische vormen, gebouwd rond 1870 en verbouwd in 1910. Balgoy (gemeente Wijchen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een oeverwal van de Maas. De oude dorpskern kreeg begin 20ste eeuw een uitbreiding naar het zuiden. De kerktoren (Torenstraat 22) van de in 1914 gesloopte R.K. St.-Johannes de Doperkerk, is een deels gepleisterd bouwwerk van drie geledingen met tentdak. De onderbouw dateert uit de 15de eeuw; de bovenste geleding is jonger. De R.K. St.-Johannes de Doperkerk (Boomsestraat 2) is een sobere kruiskerk met halfronde apsis, veelhoekige viering met torentje en tentdak en een forse ongelede toren met tentdak (naast het noordtransept). De kerk verrees in 1912-'14 naar ontwerp van J. van der Valk. De pastorie (Boomsestraat 4) is gelijktijdig gebouwd en ook door hem ontworpen. Woonhuizen. Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren de gekoppelde landarbeiderswoningen Eindsestraat 24; in het midden bevinden zich stallen. De in 1913 gebouwde villa Boomsestraat 8 vertoont chaletstijl-elementen. Boerderijen. De vroeg-19de-eeuwse hallenhuisboerderijen Boomsestraat 13 en Torenstraat 12 hebben een dwars voorhuis met lage verdieping en omlijste ingang. Eindsestraat 26 is een hallenhuisboerderij met dwarsdeel die in de huidige vorm uit 1897 dateert. Van boerderij Florenstein (Torenstraat 2) heeft het uit 1919 daterende woonhuis met jugendstildetails een opvallende kapvorm; de eenlaags aanbouw is jonger. Hoeve Herreweg (Herreweg 4-6) dateert uit circa 1935. Het tweelaags woongedeelte staat via een tussenlid in verbinding met de stallen. Barneveld Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een dekzandrug in het beekdal van de Barneveldsebeek. De oudste bebouwing concentreerde zich langs de Langstraat, de Nieuwstraat en de Schoutenstraat. Het dorp kreeg een station aan de in 1902-'03 aangelegde lokaalspoorweg Ede-Nijkerk (nu Ede-Amersfoort). Het dorp breidde zich na de Tweede Wereldoorlog aan vrijwel alle zijden flink uit. De Herv. kerk (Langstraat 14), oorspronkelijk gewijd aan St. Odulphus, is een driebeukige hallenkerk met transept, driezijdig gesloten koor met recht gesloten zijkoren en een toren van vijf geledingen met balustrade en ingesnoerde spits met lantaarn. De onderste torengeledingen, die zijn voorzien van romaniserende elementen als lisenen en boogfriezen, dateren waarschijnlijk uit de 14de eeuw. De vierde en vijfde geleding en de spits zijn toegevoegd in de 15de eeuw; de open lantaarnbekroning dateert uit 1910. In de toren hangt een door Claes Noorden en Jan Albert de Grave gegoten klok (1711). De huidige hallenkerk kwam in {== afbeelding Barneveld, Herv. kerk, orgel (1986)==} {>>afbeelding<<} {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} de 15de eeuw tot stand door verbouw van een waarschijnlijk 14de-eeuwse kerk. Het transept in quasi-gotische stijl is bij een restauratie in 1927-'30 toegevoegd, evenals de zijkoren. Het interieur wordt deels gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een eiken preekstoel en doophek (1654), drie herenbanken (1654, 1658 en 1728) en het door A. Paradijs gebouwde orgel (1765; uitgebreid in 1955). Verder zijn er de bijzondere neoclassicistische grafmonumenten voor L.W. Baron van Essen van de Schaffelaar (†1791) - door Anthonie Ziesenis -, voor Jac. Mensinga (†1796) en voor ds W. van Vloten (†1808) - van de hand van Guillot. Bij de kerk staat een standbeeld van Jan van Schaffelaar, vervaardigd in 1902 naar ontwerp van B. van Hove. De R.K. St.-Catherinakerk (Langstraat 36) is een driebeukige pseudobasilicale kerk met smaller, vijfzijdig gesloten koor en een excentrisch geplaatste toren van drie geledingen met achtkantige spits. De neogotische kerk verrees in 1929 naar ontwerp van C. Hardeman, met gebruikmaking van de toren van de voorganger uit 1898, ontworpen door A. Tepe. De gebrandschilderde ramen zijn gemaakt door O. Mengelberg, de neogotische kruiswegstaties (1895) door E. de Fernelmont. Het voorm. (Herv.) Proveniersarmenhuis (Krommestraat) is een fors neoclassicistisch pand met omgaand schilddak, gebouwd in 1784 en omstreeks 1850 verbouwd. Aan de achterzijde zijn rond 1920 zijvleugels toegevoegd. Het gebouw is nu opgedeeld in appartementen. Het raadhuis (Raadhuisplein 2) is een fors neoclassicistisch gebouw uit 1860, waarschijnlijk naar ontwerp van E.J. Haanschoten. Het gebouw heeft een middenrisaliet met opengewerkte klokkentoren. In het souterrain waren een cachot en een cipierswoning ingericht. Het gebouw is in 1914 naar achteren uitgebreid naar plannen van G. Haanschoten en in 1978 is een forse aanbouw toegevoegd. Het voorm. bankgebouw Jan van Schaffelaarstraat 70 uit circa 1880 is in zijn vormgeving sterk geïnspireerd op de Noordduitse baksteengotiek. {== afbeelding Barneveld, Brouwershuis==} {>>afbeelding<<} Het concertgebouw (Nieuwstraat 29), een fors gebouw met verspringende en overstekende platte daken, is rond 1925 gebouwd in zakelijk-expressionistische stijl. Woonhuizen. Uit het begin van de 17de eeuw stamt het Brouwershuis (Langstraat 13), bestaande uit een eenlaags, deels onderkelderd, diep voorhuis met zadeldak tussen puntgevels en een lager achterhuis. Het pand kreeg in de eerste helft van de 19de eeuw een neoclassicistische deuromlijsting. Het laat-18de-eeuwse, classicistische huis Langstraat 33 heeft mogelijk nog een 17de-eeuwse kern. Langstraat 38 is een neoclassicistisch pand uit circa 1850. Langs de Amersfoortseweg liggen verschillende neoclassicistische en eclectische villa's uit de tweede helft van de 19de eeuw, waaronder Amersfoortseweg 18 (circa 1880) en Amersfoortseweg 50. Langs de Spoorstraat staan diverse herenhuizen uit het begin van de 20de eeuw, veelal gebouwd in neorenaissance-stijl, zoals Spoorstraat 1-19. Huis Schaffelaar (Stationsweg 6). Deze buitenplaats heeft als kern een paleisachtig landhuis uit 1852-'53, gebouwd voor J.H. van Zuylen van Nievelt naar ontwerp van A. van Veggel. Het huis opgetrokken op een H-vormige plattegrond en heeft aan de voorzijde een middenrisaliet met driezijdig uitgebouwd portaal en zijrisalieten met hoektorens en bij de achtergevel een achthoekig trappenhuis. De met gepleisterde decoraties uitgevoerde bakstenen gevels hebben kantelen, arkeltorens, balustraden, vensteromlijstingen en traceringen in Willem II-gotiek. Het rijke interieur bevat druipsteenstucplafonds, betimmeringen en schoorsteenmantels in Engelse neogotiek, voorzien van de wapens van de bouwheer en zijn echtgenote. Terzijde van het huis staan een neoclassicistisch koetshuis annex dienstwoning en een hallenhuisboerderij, beide uit circa 1853. Het landhuis ligt aan de rand van een 18de-eeuws geometrisch parkbos. Het landschapspark voor het huis is in 1853 aangelegd naar plannen van J.D. en L.P. Zocher. De boerderij ‘Schoonderbeek’ (Schoonderbekerweg 5-7), gelegen ten westen van Barneveld bij het gehucht De Glind, is een modelboerderijcomplex in neorenaissance-stijl uit 1914. De Herv. kerk van Kootwijkerbroek (Veluweweg 84), gelegen ten oosten van Barneveld, is een eenvoudige recht gesloten basilicale kerk met op de zuidwesthoek een slanke toren met insnoerde spits. De kerk werd in 1937 in traditionalistische vormen gebouwd ter vervanging van een 19de-eeuwse voorganger en heeft bij de ingang en de vensters omrandingen in gewassen beton. De pastorie (Veluweweg 82) is een wit gepleisterd blokvormig herenhuis met hoger opgetrokken middenrisaliet, gebouwd rond 1880. Batenburg (gemeente Wijchen) Kleine stad, ontstaan bij het aan de Maas gelegen kasteel van de heren van Batenburg. Formeel heeft Batenburg nooit stadsrechten gehad, maar de plaats was wel omwald en had tot 1400 twee poorten. De bebouwing bestaat uit borgmanshuizen langs de Grotestraat en boerderijen aan de Kerk- en Kruisstraat. Ruïne kasteel Batenburg (Molendijk ong.). Dit midden-12de-eeuwse, maar later enkele malen vernielde en herbouwde, kasteel werd in 1795 definitief verwoest, waarna het in de 19de eeuw als steengroeve fungeerde. De door een gracht omgeven ruïne van de ronde ringburcht omvat restanten van de midden-16de-eeuwse ringmuur, drie iets jongere hoefijzervormige torens - waaronder de Bronckhorstertoren - en een poortgebouw uit dezelfde tijd. Op het voorterrein staat een voorm. cijnshuisje (Molendijk 11) uit de tweede helft van de 17de eeuw, dat nu als woon- {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} kamer is opgenomen in een wit geschilderd eenlaagspand. De Herv. kerk (Kruisstraat 7), oorspronkelijk gewijd aan St. Victor, is een pseudobasiliek met een grafkapel en een ingebouwde ongelede toren met tentdak. De in 1600 zwaar beschadigde middeleeuwse kerk werd in 1608-'34 zonder koor herbouwd. Behouden bleven de laat-14de-eeuwse noordbeuk en de vroeg-15de-eeuwse toren. In de toren hangt een door Henricus Meurs gegoten klok (1600). De grafkapel dateert uit 1619 en heeft een portaal uit 1714. Het kerkinterieur wordt gedekt door een gestuct tongewelf uit 1832-'36. Tot de inventaris behoren een romaans doopvont (13de eeuw), de gotische grafzerk van Gijsbrecht van Bronckhorst-Batenburg (†1429), een rijk bewerkte preekstoel (1665) en enkele 17de- en 18de-eeuwse rouwborden waaronder die voor Willem Adriaan graaf van Horne (†1694). Het in 1770 door Mattheus de Crane gebouwde orgel heeft snijwerk in Lodewijk XV-vormen van Petrus Verhoeven. De pastorie (Grootestraat 11) stamt uit 1902. De R.K. St.-Victorkerk (Molendijk 3) is een neogotische driebeukige basiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met balustrade en ingesnoerde spits, gebouwd in 1874-'75 naar ontwerp van C. van Dijk. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren drie altaren en een preekstoel, alle vervaardigd in 1877 door H. Geelen, en een door J.J. Vollebregt gebouwd orgel (1853) met een in 1878 vernieuwde kast. De gebrandschilderde ramen zijn van atelier F. Nicolas (1922-'24). De voorm. pastorie (Molendijk 1) is een fors eclectisch pand uit circa 1875. Woonhuizen. Het gepleisterde eenlaagspand Die Munte (Grootestraat 13) dateert uit de 16de of 17de eeuw. Volgens de gevelsteen uit 1910 sloeg men hier ooit munten. Het gepleisterde pand Grootestraat 15 heeft een voorhuis uit circa 1600 en een iets jonger achterhuis. De Custerie (Kerkstraat 9) heeft een gepleisterd 17de-eeuws eenlaags voorhuis. Het pand is als school en kosterswoning in gebruik geweest. Uit circa 1800 dateert het blokvormige herenhuis Het Hoge Huis (Grootestraat {== afbeelding Batenburg, Boerderij Kruisstraat 10==} {>>afbeelding<<} 6-8) in Lodewijk XVI-vormen. Vergelijkbaar in vorm en ouderdom is Huis Steenbergen (Grootestraat 30-32). De midden-19de-eeuwse, gepleisterde woning Molendijk 9, ook wel ‘Het Sluishoofd’ genoemd, staat op de plaats van de voorm. sluis tussen de kasteelgracht en de Maas. Het rond 1860 gebouwde huis Grootestraat 38 is uitgevoerd in eclectische vormen. Grootestraat 26 heeft een 17de-eeuwse kern en een 19de-eeuwse ingezwenkte gevel met fors halfrond fronton. Neorenaissance-elementen vertonen Grootestraat 31 (circa 1900) en het in 1908 verbouwde huis Grootestraat 36 met een in- en uitgezwenkte topgevel. De arbeiderswoningen Stadswal 5-9 dateren uit de 19de eeuw. Boerderijen. De meeste boerderijen in de dorpskern zijn verbouwd tot woonhuis. Van het gepleisterde L-vormige pand Kerkstraat 11 dateert het oudste gedeelte uit circa 1700. Een 18de-eeuwse oorsprong heeft de gepleisterde krukhuisboerderij Kerkstraat 1. Uit de 18de eeuw dateren ook de gepleisterde hallenhuisboerderijen Stadswal 4, Kerkstraat 5 en Kruisstraat 15 (circa 1800); de twee laatste zijn voorzien van een dwarsdeel. De laat-18de-eeuwse hallenhuisboerderij Kruisstraat 10 heeft een dwars voorhuis met kelder en opkamer en een aangebouwd bakhuis. De boerderij Veerstraat 2 dateert uit het derde kwart van de 19de eeuw en heeft een dwars voorhuis met lage verdieping. Het bedrijfsgedeelte is mogelijk ouder. De U-vormige boerderij Grootestraat 2 is rond 1936 gebouwd naar ontwerp van H. van Heumen in traditionalistische vormen. De windmolen (Molendijk 15) is een gesloten houten standerdkorenmolen voorzien van een met riet gedekte kap. De in 1789-'92 gebouwde molen had tot circa 1860 een open onderbouw. Het voorm. veerhuis (Veerstraat 1), tevens hotel-café ‘Het Veerhuis’, is gebouwd rond 1875. Het blokvormige voorhuis heeft neoclassicistische details. Het pand is nu een woonhuis. Beek (gemeente Bergh) Dorp, ontstaan in de late middeleeuwen aan de noordwestrand van een stuwwal. De R.K. St.-Martinuskerk (St.-Jansgildestraat 54) is een driebeukige hallenkerk met transept en koor, en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De in 1884 verhoogde gotische toren dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw. Het gelijktijdig gebouwde eenbeukige schip kreeg in 1868 neogotische zijbeuken van gelijke hoogte naar plannen van H.J. Wennekers. In 1914-'15 kwamen het neogotisch transept en koor met zijkoren tot stand naar plannen van W. te Riele. Tot de inventaris behoren een neogotisch hoofdaltaar (1915) en een orgel van de gebroeders Gradussen (1898). Op het kerkhof staat een neogotisch grafteken voor J. van Raaij (†1888) en een door de firma J. Thissen & Zn. vervaardigd H. Hartbeeld (1928). De ‘Oude Weem’ (St.-Martinusstraat 22) is een eclectisch pand uit circa 1870. De pastorie (St.-Jansgildestraat 56) is in 1928 in traditionalistische vormen gebouwd naar plannen van H.C.M. van Beers. Het gildehuis St. Jan (St.-Jansgildestraat 31), een driebeukig pand met verhoogd middendeel, dateert uit 1897. Vlakbij staat een ijzeren hagelkruis op houten staak. De Bijvank (Bijvank 8), gelegen ten westen van Beek, is een voorm. havezate. Het huidige L-vormige huis met dakruiter stamt uit het eind van de 18de eeuw. Binnen bevindt zich een trap met Lodewijk XVI-balusters. Aan het begin van de oprijlaan staan twee 18de-eeuwse hekpijlers, waarvan één met marmeren medaillon. {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} Beek (gemeente Ubbergen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de grens van een stuwwal en de Ooijpolder. Het agrarische dorp ontwikkelde zich vanaf circa 1820 tot een langgerekt villadorp. Na de Tweede Wereldoorlog is Beek in noordelijke richting uitgebreid. De (Herv./Geref.) Bartholomeuskerk (Nieuwe Holleweg 2) is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met tentdak. De toren heeft een mogelijk 11de-eeuwse tufstenen onderbouw. De bovenbouw van de toren en het huidige schip en koor dateren uit circa 1650. Bij de restauratie in 1906-'09, naar plannen van F.A. Ludewig, is de huidige koorsluiting met consistorie toegevoegd. Na de Tweede Wereldoorlog is de oorlogsschade in 1948-'50 hersteld onder leiding van G. Feenstra. De R.K. St.-Bartholomeuskerk (Kerkweg 1) is een driebeukige kerk met pseudotransept en een halfrond gesloten koor met omgang en koortoren. De oorspronkelijke, driebeukige neoclassicistische kerk uit 1825-'26 werd in 1891-'92 naar ontwerp van J. Kayser vergroot tot een vierbeukige kerk met pseudotransept in neorenaissance-stijl. In 1952 heeft men de twee middenbeuken naar plannen van B.W.A. Goddijn samengetrokken en voorzien van een vlak casettenplafond en een nieuw portaal. Tot de inventaris behoren een door H.D. Lindsen gebouwd orgel (1830) en van de gebroeders Goossens een neobarok hoofdaltaar (1852) en een rijke neobarokke preekstoel (1878-'80). Verder zijn er twee neorenaissance-altaren naar ontwerp van J. Kayser (1892 en 1893). Het voorm. patronaatsgebouw ‘St. Antonius’ (De Geest 3), thans cultureel centrum ‘De Vluchtheuvel’, is in 1910 gebouwd met jugendstil-invloeden. Het raadhuis (Rijksstraatweg 139-141) werd in 1867-'68 in eclectische vormen gebouwd, waarschijnlijk naar ontwerp van J.P.W. Bieling. In 1904-'05 is het naar ontwerp van F.A. Ludewig vergroot en nog eens in 1994-'95 naar plannen van K. Brand. Woonhuizen. Aan weerszijden van de Rijksstraatweg staan 19de- en vroeg {== afbeelding Beek, Salmhuisje==} {>>afbeelding<<} 20ste-eeuwse villa's in diverse stijlen. Zij vormen een aaneengesloten reeks met de villa's langs de Rijksstraatweg in Ubbergen. Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren de gepleisterde villa's Rijksstraatweg 81 en Huis Lindenhof (Rijksstraatweg 177; circa 1835); de laatste met souterrain, veranda met gietijzeren zuiltjes en bordestrap. Uit circa 1850 dateren de gepleisterde villa's Rijksstraatweg 95, met souterrain en serre, en Pietersberg (Rijksstraatweg 98), met verhoogd middengedeelte en gietijzeren veranda. Hoog tegen de heuvelflank - in de zichtas van de Rijksstraatweg - ligt de gepleisterde eclectische villa Westerbeek (Rijksstraatweg 110) uit 1868, voorzien van een balkon op gietijzeren zuiltjes. De villa werd gebouwd in opdracht van jhr. F.A.J. Dommer van Poldersveldt, burgemeester van Ubbergen. Andere eclectische villa's zijn de gepleisterde voorm. dokterswoning Mignon (Rijksstraatweg 123; circa 1875), de in opdracht van H.F.G. van Haaren gebouwde voorm. rentmeesterswoning Wilhelmina (Rijksstraatweg 115; 1881), de villa Rijksstraatweg 120 (circa 1890), het voor W. Braicks gebouwde eenlaagspand Stern Eck (Rijksstraatweg 85; 1899-1900), de villa Rijksstraatweg 122 (circa 1905) en de voor chocoladefabrikant J.A. van den Dungen gebouwde villa Klein Hondsbeek (Rijksstraatweg 117; 1911). Chaletstijl-elementen vertoont de rond 1895 opgetrokken Villa Maria (Rijksstraatweg 107) en in neorenaissance-stijl uitgevoerd is Rijksstraatweg 73, een woonhuis met bedrijfsruimte uit circa 1900. Jugendstilelementen zijn herkenbaar bij Bosweg 31, een villa uit 1898 naar ontwerp van D. Semmelink, en de villa Margot (Rijksstraatweg 72) uit 1901, met een door O. Leeuw ontworpen façade. Op een terrein dat tot 1945 Duits grondgebied was, liet mw. M. Schuster-Hibi in 1921-'24 de villa De Wylerberg (Rijksstraatweg 178) bouwen naar ontwerp van de Duitse architect O. Bartning in een Duits-expressionistische stijl. De gepleisterde villa heeft een centraal vierkant met rechthoekige, driezijdige en trapeziumvormige uitbouwen. In de polygonale muziekzaal werden concerten georganiseerd en kwamen kunstenaars bijeen. De voorm. wasserij ‘De Elzen’ (Nieuwe Holleweg 59) uit circa 1885 is een restant van de vele blekerijen en wasserijen die bij Beek ontstonden vanwege de aanwezigheid van helder beekwater. Het zogeheten Salmhuisje (Elzenweg bij 22) is een voorm. privé-tramhuisje in Zwitserse chaletstijl, opgetrokken rond 1885 naar ontwerp van A. Salm voor C.J.J. Schmitz. Het kleine houten gebouw met veranda stond tot 1929 in Berg en Dal en behoorde daar bij de villa Stollenberg. Het voorm. onderstation van de {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Beek, ANWB douane-informatiebureau (1995)==} {>>afbeelding<<} bergspoortram (Van Randwijckweg 2), die via de Van Randwijckweg de stuwwal naar Berg en Dal opging, is in 1912 met jugendstil-kenmerken gebouwd. Oorspronkelijk had het een wachtkamer en twee machinekamers. Het ANWB douane-informatiebureau (Rijksstraatweg 128b) is een kiosk uit 1938, gebouwd naar ontwerp van B. Schultheiss in de stijl van het functionalisme. Het deels gepleisterde, tegen een keermuur gelegen, toeristische informatiekantoortje ligt vlak bij de toenmalige grens met Duitsland. Persingen. Dit gehucht ten noorden van Beek is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. De 15de-eeuwse R.K. St.-Joriskapel (Persingensestraat 7), oorspronkelijk gewijd aan St. Dionysius, is een eenbeukige kapel met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Het interieur wordt gedekt door een vlakke houten zoldering (schip) en een kruisribgewelf (koor). Aan de zuidzijde heeft men de 17de-eeuwse sacristie in 1996 herbouwd. Het gebouw is in 1952-'54 onder leiding van J.G. Deur gerestaureerd, waarna het door de R.K. Verkennersvereniging in gebruik is genomen. De voorm. herberg ‘De Bonte Os’ (Persingensestraat 9-11) is een gepleisterde 18de-eeuwse hallenhuisboerderij met dwars voorhuis. De schuur is in 1809 na een dijkdoorbraak herbouwd. Boerderij ‘Brökske’ (Leuthsestraat 8), gelegen ten noordoosten van Persingen, is een gepleisterde, mogelijk 18de-eeuwse, krukhuisboerderij. Het ten oosten van Persingen gelegen trafohuisje (tegenover Thornsestraat 18) dateert uit 1930. Vanwege het grote gevaar voor overstromingen werd het gebouwd op een verhoogde onderbouw met poortvormige doorgang, waardoor het een torenachtige vorm heeft. Beekbergen (gemeente Apeldoorn) Esdorp, ontstaan op de oostflank van de Veluwestuwwal. Eind 11de eeuw werd hier een kerk gesticht. In de 19de eeuw kende Beekbergen een bescheiden groei. Na de aanleg van de spoorlijn Apeldoorn-Dieren (1886) kwam bij het op enige afstand van het dorp gelegen station Beekbergen het dorp Lieren tot ontwikkeling. De bebouwing van beide dorpen is sindsdien geleidelijk verdicht. De Herv. kerk (Dorpstraat 35), oorspronkelijk gewijd aan St. Fabianus en St. Sebastianus, is een driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met balustrade en korte, ingesnoerde spits. De vroeg-gotische kerktoren verrees in de 13de eeuw, waarbij tufsteen van een laat-11de-eeuwse romaanse voorganger opnieuw werd gebruikt. Aan het eind van de 15de eeuw heeft men de toren verhoogd. De huidige spits met balustrade en hoektorentjes dateert uit 1867. In de toren hangt een door Henrick Wegewaert gegoten klok (1616). Het driebeukige schip kwam in de 15de eeuw in twee bouwfasen tot stand. Het middenschip bevat een restant van het gotische koor dat begin 14de eeuw werd gebouwd ter vervanging van een romaans koor. Het huidige laat-gotische koor verrees begin 16de eeuw. De kerk onderging rond 1676 en in 1843 enige wijzigingen en is in 1905-'07 en in 1968-'70 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door een netgewelf (koor) en kruisribgewelven op gebeeldhouwde kraagstenen. Op het restant van het gotische koor bevinden zich enkele 15de-eeuwse muurschilderingen met het Laatste Oordeel; het koorgewelf heeft ornamentschilderingen uit circa 1540. De kerk bevat enkele oude grafzerken waaronder die van papiermaker Marten Orges (†1627). De preekstoel uit 1842 is door H. Bauer vervaardigd. Het orgel, in 1779-'80 door J. Schilling gebouwd en in 1828 door C.F.A. Naber uitgebreid, is afkomstig van de in 1843 gesloopte oude dorpskerk van Apeldoorn. De pastorie (Dorpsstraat 33) is een blokvormig neoclassicistisch pand uit circa 1880. De Geref. kerk (Lierderstraat 7, Lieren) is een zaalkerk voorzien van een ongelede toren met vierzijdige spits, gebouwd in 1933 met expressionistische details. De R.K. St.-Willibrorduskerk (H. Vulinkweg 30), een sobere houten noodkerk uit 1959, is opgetrokken naar plannen van J.G.A. van Dongen. Het sanatorium ‘Immendaal’ (Loenenseweg 50) heeft een hoofdgebouw met centrale torenpartij, gebouwd in 1909-'10 in nieuw historiserende stijl naar plannen van J.J., M.A. en J. van Nieukerken. Het is nu in gebruik als verpleegtehuis. Het postkantoor (Dorpsstraat 86), een eenlaagspand met verhoogd middendeel, is in 1919-'20 gebouwd in sobere expressionistische vormen naar plannen van J. Crouwel. Landhuizen. Het gepleisterde landhuis Rauwenhul (Loenenseweg 44) is kort na 1906 gebouwd en vertoont jugendstil-vormen. Spelderholt (Spelderholt 9) is een fors landhuis met hoektorentje, gebouwd in 1907-'08 in traditionalistische stijl naar plannen van Haitsma Mulier voor jhr. L.F. Teixeira de Mattos. Het tuinontwerp is van L. Springer. Het huis is nu een instituut voor pluimveeonderzoek. Woonhuizen. De houtvesterswoning Englanderholt 20-22 kwam rond 1905 tot stand in Noorse blokhutbouw. Het met jugendstil-details uitgevoerde herenhuis Klein Papenberg (Loenenseweg 2) verrees rond 1905. Vergelijkbare vormen heeft Ons Thuis (Van Limburg Stirumweg 20) uit circa 1910. De villa Hertsweyde (Engelanderweg 32), uitgevoerd in cottagestijl, kwam in 1911 tot stand naar plannen van A.H. Wegerif. Watermolens. De Gasthuismolen (Molenvaart 41-49, Lieren) is een bovenslagmolen op de Beekbergensebeek. Al in 1294 is hier sprake van een banmolen van de graaf van Gelre. Het huidige molenhuis stamt uit 1900 en werd kort daarna tot wasserij ingericht; sinds 1969 biedt het onderdak aan een metaalwarenbedrijf. Een andere bovenslagmolen op {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lieren bij Beekbergen, Station Beekbergen (1995)==} {>>afbeelding<<} de Beekbergensebeek is de Ruitersmolen (Tullekensmolenweg 47). Al in 1606 lag hier een dubbele papiermolen. Eén van de twee molens brandde in 1864 af. De andere molen werd in 1843 in opdracht van D. Boks gewijzigd tot een korenmolen met twee raderen; het molenhuis werd in 1898 ingrijpend verbouwd. De molen is in 1984 gerestaureerd. Vlakbij staat een rond 1898 in chaletvormen opgetrokken pakhuis (Tullekensmolenweg 51). Het huis ‘Ruiterserven’ (Tullekensmolen 45) vóór de molen werd rond 1920 gebouwd. Het station (Dorpsstraat 140, Lieren) werd in 1886 gebouwd voor de Nederlandsche Locaalspoorweg-Maatschappij. Het in 1945 gesloten station doet sinds 1975 dienst als halte van de museumspoorlijn van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij Apeldoorn-Dieren. Op het perron staat een gietijzeren wissel- en seintoestel. De Coöperatieve Landbouwvereniging (Tullekensmolenweg 92, Lieren) is een rond 1930 opgetrokken tweebeukig gebouw met laadbordes en een hoge smalle silo met glazen trappenhuis. De muziektent in het Texeira de Mattospark (Loenenseweg ong.) dateert uit 1955 en is een goed voorbeeld van een naoorlogse muziektent. Boerderijen. Ten oosten van Lieren bevinden zich twee ontginningsboerderijen in neoclassicistische vormen, gebouwd naar plannen van L.H. Eberson. Het Woud (Woudweg 53), met twee schuren en los voorhuis, stamt uit 1871, De Woudhof (Woudweg 63) uit 1875 heeft een los voorhuis en drie schuren. De openbare lagere school van het gehucht Oosterhuizen (Het Oude Veen 21), gelegen ten oosten van Lieren, is rond 1900 gebouwd als een drieklassige school met aangebouwde onderwijzerswoning. Beesd (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Beesd ontwikkelde zich als een gestrekt esdorp met Voor-, Midden- en Achterstraat en enkele stedelijke karakteristieken zoals de aaneengesloten bebouwing. Na de Tweede Wereldoorlog is Beesd in noordelijke richting sterk gegroeid. De Herv. kerk (Voorstraat 92-94), oorspronkelijk gewijd aan St. Petrus, is een gepleisterde, recht gesloten zaalkerk met een vrijstaande toren van twee geledingen met overhoekse steunberen en een onvoltooide achtkantige bekroning. De onderbouw van de laat-gotische toren dateert uit circa 1500, de bovenbouw is rond 1550 gebouwd. In de toren hangt een door Johannes en Wilhelmus Hoerken gegoten klok (1468). De huidige zaalkerk is in 1825 ontstaan door een ingrijpende verbouwing en verkleining van een driebeukige laat-gotische hallenkerk, waarvan de zuidmuur en de scheiboog tussen schip en noordbeuk als mede een groot deel van de kapconstructie uit 1508 (d) zijn opgenomen. De toren is in 1957-'58 gerestaureerd onder leiding van A.A. Onnes. Kerk en toren zijn in 1999 naar plannen van P.D. van Vliet gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. Tot de inventaris behoren een neoclassicistische preekstoel (circa 1825) en een door De Koff gebouwd orgel (1913) met een van elders afkomstige kast in Lodewijk XVI-vormen (circa 1765). Via een tussenlid is de koorsluiting verbonden met de consistorie (Voorstraat 90), gebouwd in 1960 naar ontwerp van H.A. en G. Pothoven. De gepleisterde pastorie (Voorstraat 81) met souterrain heeft een 19de-eeuws uiterlijk. De R.K. kerk van de Heilig Kruisverheffing (Voorstraat 21) is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koor, zijkapellen en een half ingebouwde toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze neogotische kerk verrees in 1876-'77 naar ontwerp van A. Tepe. De kerk bevat twee gepolychromeerde houten heiligenbeelden (begin 16de eeuw) en een door de gebroeders Gradussen gebouwd orgel (1892). De pastorie (Voorstraat 19) met eclectische vormen dateert uit 1876. Woonhuizen. Voor de bouw van de gepleisterde vroeg-19de-eeuwse dijkwoning Leeuwenburg (Havendijk 18) heeft men materiaal gebruikt van het gesloopte maniëristische Lage Huis of Huis Wolfswaard. De dwarse eenlaagspanden Voorstraat 10, met omlijste ingang, en Voorstraat 11-13, met gepleisterde voorgevel, dateren respectievelijk uit circa 1850 en circa 1865. Het rond 1865 gebouwde dwarse huis Voorstraat 14 heeft een lage verdieping en omlijste ingang. Blokvormige eclectische herenhuizen zijn de burgemeesterswoning Voorstraat 35 (1888), die later ook als gemeentehuis diende, en Voorstraat {== afbeelding Beesd, Herenhuis Voorstraat 35==} {>>afbeelding<<} {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} 109 (1899). De in 1905 opgetrokken villa Voorstraat 75 vertoont chaletstijl- en jugendstil-elementen. Het rond 1910 gebouwde huis Middenstraat 3 heeft ook chaletstijl-kenmerken. Boerderijen. De 18de-eeuwse boerderij Middenstraat 42-44 heeft een breed, uitgebouwd voorhuis met gepleisterde voorgevel. Bij de boerderij staat een vierroedige schuurberg op een in 1852 aangelegde vluchtheuvel. De boerderij Voorstraat 5-7/Molendijk 1 heeft mogelijk ook een 18de-eeuwse oorsprong. De uit circa 1830 stammende boerderij Hoog Huis (Achterstraat 38) bestaat uit een blokvormig huis met souterrain en bordestrap en daarnaast een grote vloedschuur met dakoverstek. Het woonhuis is in 1981 ommetseld. De tweebeukige herenboerderij Voorstraat 103-105 dateert in zijn huidige vorm uit circa 1850, maar heeft waarschijnlijk een oudere kern. Voorbeelden van 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn: Voorstraat 117, met 16de- of 17de-eeuwse oorsprong en een 19de-eeuws uiterlijk, Middenstraat 26-28 (circa 1835), Voorstraat 113 (circa 1850), Havendijk 23 (circa 1850), Voorstraat 88 (circa 1880) en Voorstraat 12 (circa 1900); de laatste met mansardedak. De karakteristieke boerderijen Achterstraat 22-28 zijn in de jaren twintig van de twintigste eeuw gebouwd na een brand. De voorm. spaarbank (Voorstraat 42), gebouwd in 1862 werd in 1887 tot bewaarschool verbouwd en voorzien van neorenaissance-elementen. Rechts voor het gebouw staat een vroeg-19de-eeuwse hoefstal. Het voorm. veerhuis ‘Het Oude Veerhuis’ (Havendijk 16) is een gepleisterd pand met schilddak en serre, gebouwd in de tweede helft van de 19de eeuw. Windmolen ‘De Vrijheid’ (Molendijk 14) is een ronde bakstenen grondzeiler voorzien van een met riet gedekte houten kap. Deze korenmolen dateert - ondanks de jaartalsteen ‘1826’ - mogelijk uit de 18de eeuw. De molen is in 1969 gerestaureerd. Het gepleisterde 19de-eeuwse molenaarshuis (Molendijk 12) is een tweebeukig pand met een mogelijk 16de-eeuwse kern. {== afbeelding Mariënwaard bij Beesd, Landhuis Mariënwaard==} {>>afbeelding<<} Mariënwaard. Dit dorp ten oosten van Beesd is ontstaan op een stroomrug rond de in 1129 gestichte premonstratenzerabdij Mariënweerd, die in 1573 werd verlaten. De vervallen abdij en omgeving werden in 1709 tot Hoge Heerlijkheid verheven en in 1734 gekocht door Otto graaf van Bylandt, die er een eerste landhuis liet bouwen. Ter vervanging daarvan is rond 1790 in Lodewijk XVI-vormen het huidige landhuis Mariënwaard (Het Klooster 8) tot stand gekomen. De kelders van het huis zijn restanten van één van de abdijgebouwen. De ingangspartij aan de achterzijde dateert uit de 19de eeuw. Tot het landgoed behoort het blok dienstwoningen Het Klooster 4-9 (jaartalankers ‘1737’) en verder enkele boerderijen. Hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn: ‘De Lage Sluis’ (Notendijk 1; mogelijk 18de eeuw), ‘De Glansheuvel’ (Prinkelsteeg 17; circa 1775), met voorhuis uit 1917 en een vloedschuur, ‘De Lingehof’ (Biersteeg 7; eind 18de eeuw), met vroeg-19de-eeuwse vloedschuur en een gepotdekselde schuur, ‘Hooge Spyk’ (Notendreef 13; circa 1800) en ‘De Mouwe’ (Notendijk 2; circa 1850), met vloedschuur en twee vijfroedige hooibergen. De boerderij ‘De Hooghe Sluis’ (Appeldijk 19) is een laat-18de-eeuwse krukhuisboerderij waartegen een woonhuis is gebouwd. Op het erf staan een schuur en een zesroedige schuurberg. Bemmel Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. De oudste kern bevond zich rond de kerk aan de Waaldijk en heeft zich later in noordelijke richting verplaatst. Rond 1850 was er een lintvormige bebouwing aan de Karstraat-Dorpsstraat en later ook langs de Teselaar, De Plak en de Vossenhol. Na de Tweede Wereldoorlog is Bemmel aan alle zijden uitgebreid. De Herv. kerk (Oude Kerkhof 13), oorspronkelijk gewijd aan St. Benignus, is een driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor (met zuidkapel) en een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De romaanse tufstenen toren dateert uit de 12de eeuw; de maniëristische natuurstenen deurposten van de toreningang zijn uit 1623. Het laat-gotische koor kwam in de tweede helft van de 15de eeuw tot stand en de zuidkapel (nu consistorie) werd in het tweede kwart van de 16de eeuw gebouwd. Het gotische schip is in 1834 vervangen door het huidige gepleisterde schip met smalle zijbeuken. De in 1944-'45 opgelopen oorlogsschade heeft men in 1952-'53 hersteld bij een restauratie naar plannen van J.G.A. Heineman. Het interieur wordt gedekt door diverse {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} gewelfvormen; het schip heeft een vlakke balkenzoldering. De uit circa 1535 daterende muurschilderingen in de zuidkapel tonen vier heiligen en de opdrachtgevers van de schilderingen, Joost van Bemmel en zijn echtgenote Anna Vaeck. De kerk bevat enkele 17de- en 18de-eeuwse grafzerken. De R.K. St.-Donatuskerk (Loostraat ong.) is een driebeukige pseudobasilicale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met tentdak. De toren verrees in 1926 naar ontwerp van H.C.M. van Beers. De kerk kwam in 1949-'50 tot stand naar ontwerp van Joh.H. Sluijmer ter vervanging van de in 1945 vernielde neogotische voorganger uit 1872-'73. Huis te Bemmel (Loostraat 15). Van dit tussen 1300 en 1750 gegroeide U-vormige huis zijn de noordvleugel, een deel van de oostvleugel en een vierkante toren met spits bewaard gebleven. De toren is mogelijk 15de-eeuws, de noordvleugel is in de 16de eeuw gebouwd op een oudere kelder. Aan de zuidzijde van het gepleisterde complex staat een uitbouw uit 1942 naar plannen van Ch. Estourgie. Het voorm. koetshuis (Ponylaan 2) is een van oorsprong mogelijk 18de-eeuwse boerderij, die in de tweede helft van de 19de eeuw is verbouwd. Huis De Kinkelenburg (Kinkelenburglaan 1) is een omgracht gebouw met voorplein. Het oudste deel is een 15de-eeuwse toren met schilddak. De aangrenzende vleugel dateert uit circa 1600 en de daarop onder een stompe hoek aansluitende vleugel is een reconstructie in 18de-eeuwse vormen. Het complex is in 1954 onder leiding van Ch. Estourgie ingrijpend gerestaureerd en gereconstrueerd en dient thans als raadhuis. Het interieur bevat een 17de-eeuwse schouw met kariatiden en een laat-18de-eeuwse betimmering met wandschilderingen. Woonhuizen. Ingrijpend gerestaureerd is het van oorsprong laat-middeleeuwse Huis Brugdijk (Kinkelenburglaan 2) met trapgevels en een jongere, gepleisterde aanbouw. Het gepleisterde landhuis Loostraat 10 dateert uit circa 1850. Het Zonnehuis (Teselaar 7) is een laat-19de-eeuwse villa met koetshuis. De villa kreeg begin 20ste {== afbeelding Bemmel, Huis De Kinkelenburg==} {>>afbeelding<<} eeuw een risaliet. De dorpswoningen Dorpsstraat 73, met pleisterdecoratie, en Dorpsstraat 71, met siermetselwerk, zijn respectievelijk in 1869 en rond 1910 gebouwd. De voorm. burgemeesterswoning De Eschdoorn (Ressensestraat 1) is een gepleisterd eenlaagspand uit 1912 met baksteendetails. Het rond 1924 gebouwde huis Dorpsstraat 72 vertoont expressionistische invloeden. Boerderijen. De gepleisterde herenboerderij Strijdhagen (Ressensestraat 2) is gebouwd in de eerste helft van de 19de eeuw en heeft een statig gepleisterd voorhuis en een hallenhuisschuur met bijschuren. Dorpsstraat 76 is een hallenhuisboerderij uit circa 1890 met dwarsdeel en onderkelderd voorhuis. Het laat-19de-eeuwse complex Buitenzorg (Ressensestraat 7) bestaat uit een hallenhuisboerderij met dwars eenlaags voorhuis - voorzien van eclectische elementen - en twee bijschuren en een zesroedige hooiberg. De voorm. boerderij Dorpsstraat 58 heeft een dwars voorhuis uit circa 1905 - met sierbanden in verblendsteen - en een ouder achterhuis. De graanmaalderij ‘Molenwei’ (Sportlaan 9) is een gepleisterd gebouw met verdiepte velden en een bakstenen fries. De maalderij werd rond 1900 nabij een molen gebouwd. Die molen is in 1925 afgebroken. Het elektrische gemaal (bij Waaldijk 9) dateert uit 1926. Het deels gepleisterde gebouw met trafohuisje en de nabij gelegen sluis zijn uitgevoerd in traditionalistische vormen. De R.K. kerk O.L.V. van Zeven Smarten te Haalderen (Van der Mondweg 24), gelegen ten zuidoosten van Bemmel, is een driebeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor, een brede ongelede toren met zadeldak en een aangebouwde pastorie (Van der Mondweg 22). De kerk is in 1932-'33 in traditionalistische vormen gebouwd naar ontwerp van H.W. Valk. De in 1944 opgelopen oorlogsschade is in 1949 hersteld onder leiding van H. Valk jr.; de toren is in 1958 herbouwd naar plannen van Joh.H. Sluijmer. Ressen. Dit gehucht ten westen van Bemmel is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een stroomrug. De Herv. kerk (Kerkenhofstraat 3) is een eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor (met zuidkapel) en een toren van twee geledingen met ingesnoerde spits. Het schip en de toren - beide uitgevoerd in tufsteen - dateren respectievelijk uit de eerste en tweede helft van de 12de eeuw. Bij de bouw van het laat-gotische koor in 1439 is waarschijnlijk de toren in baksteen verhoogd. De kapel (nu consistorie) dateert uit circa 1500. Na zware oorlogsschade in 1944 is de kerk in 1948-'49 onder leiding van A. van der Kloot ingrijpend gerestaureerd. De gepleisterde pastorie (Ressensestraat 48) dateert uit circa 1850, de gepleisterde voorm. kosterij (Kerkenhofstraat 5) uit 1877. Het nabijgelegen brandspuithuisje (Kerkenhofstraat 7) uit 1870 heeft tevens dienst gedaan als baarhuisje. Het gehucht heeft enkele interessante boerderijen. Mogelijk uit de 17de eeuw dateert de gepleisterde hallenhuisboerderij ‘De Kleine Lucht’ (Zandsestraat 24). De hallenhuisboerderij ‘Het Groote Meer’ (Slenkweg 2) heeft een gepleisterd dwars voorhuis uit 1871, een achterhuis uit 1778 en een bijschuur uit 1863. Andere hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis {== afbeelding Ressen bij Bemmel, Brandspuithuisje==} {>>afbeelding<<} {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ressen bij Bemmel, Boerderij De Woerd==} {>>afbeelding<<} zijn: ‘De Woerd’ (Woerdsestraat 2; circa 1850) met tweebeukig voorhuis, ‘De Nieuwe Hof’ (Hoeksehofstraat 6-8; circa 1870) en de statige boerderij ‘Huize 't Spyck’ (Ressensestraat 21) met een in 1900 gebouwd eclectisch voorhuis in de vorm van een herenhuis. Angeren. Dit dorp ten noordoosten van Bemmel is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een stroomrug. In en om het dorp staan interessante hallenhuisboerderijen. Duimeling 2 is een gepleisterde hallenhuisboerderij met dwars voorhuis uit 1823. Een vergelijkbaar voorbeeld is de boerderij Molenstraat 26 (circa 1880) met bijschuur (Molenstraat 24). (Gedeeltelijk) gepleisterde hallenhuisboerderijen zijn: Duimeling 6 (1889), ‘Veeënmou’ (Paddepoel 6; 1911), met haaks aangebouwde varkensschuur, ‘De Kapel’ (Jan Joostenstraat 2; 1925) en de markante boerderij ‘De Kroon’ (Kamervoort 111; 1930) met expressionistische details en rieten mansardedak. Het eenlaags woonhuis ‘Rosenhaghe’ (Kamervoort 37) is in 1907 gebouwd met neorenaissance- en jugendstil-details. De R.K. St.-Bavokerk (Kerkstraat 2) is een driebeukige hallenkerk met baptisterium, halfronde apsis en een ongelede toren met lantaarn. Deze in de vormen van de Bossche School gebouwde kerk verrees in 1950-'51 naar ontwerp van N. van der Laan ter vervanging van een in 1944 verwoeste voorganger uit 1877-'78. De pastorie (Kerkstraat 4) is gelijktijdig gebouwd. Beneden-Leeuwen (gemeente West Maas & Waal) Dorp, ontstaan op een brede oeverwal van de Waal. De vroegste bebouwing ontstond langs de parallel lopende wegen: Koningsstraat (nu Van Heemstraweg), Zandstraat en Waalbandijk en enkele haaks daarop staande straten. Oorspronkelijk vormde het dorp een geheel met Boven-Leeuwen, maar na de bouw in 1898 van de eigen katholieke kerk scheidde het zich daarvan af. Beneden-Leeuwen maakte een sterke industriële ontwikkeling door. De R.K. St.-Alphonsus de Liguorikerk (Zandstraat 77) is een driebeukige kruisbasiliek met achtkantige houten vieringtoren, bekroond door een koepel met open spits, en een vijfzijdig gesloten koor voorzien van kooromgang en zijkapellen. De kerk verrees in 1898-1900 naar ontwerp van C. Franssen in neoromaanse en neogotische vormen. In plaats van de niet uitgevoerde toren bouwde men in 1934 een ingangsportaal met zijkapellen. In de vieringtoren hangt een klokje uit 1724. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven en een op pendentieven rustend koepelgewelf (viering). De oorspronkelijk inventaris is grotendeels nog aanwezig, waaronder een door J. Custers vervaardigde preekstoel (1910). De pastorie (Zandstraat 75) is in 1900 gebouwd in neogotische vormen, vermoedelijk naar ontwerp van C. Franssen. Het voorm. raadhuis van de gemeente Wamel (Zandstraat 51) is een blokvormig pand met souterrain, bordes en een klokkentorentje, gebouwd in 1899 in neorenaissance-stijl naar ontwerp van D. Semmelink. Woonhuizen. De villa Quisisana (Zandstraat 81) is in 1911 gebouwd, vermoedelijk naar ontwerp van O. Leeuw, met op de schuine hoek een vierkant torentje met tentdak. De detaillering is uitgevoerd in jugendstil-motieven. Het eenlaagspand Zandstraat 89 dateert uit 1916 en heeft een tot topgevel verhoogd middenrisaliet met chaletstijl-elementen. Het dubbele eenlaagspand Zandstraat 88-90, voorzien van hoog schilddak, loggia's en erkers, dateert uit circa 1935 en vertoont expressionistische vormen. Boerderijen. Midden-19de-eeuws is de hallenhuisboerderij Rijswaard (Korte Brouwersstraat 21) met dwars voorhuis. De statige hallenhuisboerderij De Lakenburg (Brouwersstraat 3), uit het derde kwart van de 19de eeuw, heeft een dwars voorhuis. Tegen het met riet gedekte achterhuis staat een gepleisterd zomerhuis. Op het erf bevindt zich verder een schuur die dienst heeft gedaan als brouwerij. Bij de uit dezelfde tijd daterende hallenhuisboerderij Brouwersstraat 1, thans restaurant, heeft men aan het dwarse voorhuis een mezzanino en een achteraanbouw toegevoegd. Het oorspronkelijke achterhuis is recent vervangen door nieuwbouw. Windmolen ‘De Wielewaal’ (Zandstraat 112) is een hoge ronde stenen stellingkorenmolen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De molen is gebouwd in 1857 en gerestaureerd in 1967. Het watersnoodmonument (bij Waalbandijk 64) is in 1893 opgericht ter vervanging van een in slecht materiaal uitgevoerd monument uit 1874. Marmeren tekstplaten op de sokkel herdenken zowel de watersnood van 1861 als het 25-jarig regeringsjubileum van Koning Willem III in 1874. Op een sokkel staat een achtkantige naald met een vergulde metalen kroon. {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} Bennekom (gemeente Ede) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen als flankesdorp op de westrand van de Veluwestuwwal. Later groeide het uit tot brinkdorp. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Bennekom zich tot forensendorp voor Ede en Wageningen en is het naar alle zijden sterk uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsstraat 45) is een driebeukige pseudobasilicale kerk met dubbele dwarsbouw en een ingebouwde toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. De vroeg-gotische toren met blindnissen en driepasfriezen verrees begin 14de eeuw en werd verhoogd in het tweede kwart van de 16de eeuw. In de toren hangt een door Peter en Hendrick van Trier gegoten klok (1650). Het huidige, nooit geheel voltooide, schip met langs de toren doorgetrokken zijbeuken kwam tot stand in het tweede kwart van de 16de eeuw. Het gotische koor verving men in 1857 door een forse dwarsbouw met neogotische details; dit deel van de kerk is in 1906 hersteld en versoberd. Inwendig worden de zijbeuken gedekt door netgewelven en heeft het schip pijlers waarvan de kapitelen (1541-'42) ten dele figuraal beeldhouwwerk vertonen, met onder meer afbeeldingen van bouwvakkers. Tot de inventaris behoren enkele 16de- en 17de-eeuwse grafzerken, twee herenbanken (begin 18de eeuw) en een door E. Leichel gebouwd orgel met neogotische kast (1878). De Geref. kerk (Brinkstraat 41) is een kruiskerk met slanke, terzijde staande toren, gebouwd in 1926-'27 naar plannen van J.B. Radstake. De gebrandschilderde ramen (1947) zijn van G.T.J. Temme. De R.K. kerk Maria Virgo Regina (Heelsumseweg 1) is een interessante moderne kerk met lage open klokkentoren, gebouwd in 1956-'57 naar plannen van P. Starmans. Het voorm. postkantoor (Dorpsstraat 2), met gepleisterde bovenrand en topgevels, kwam in 1909 tot stand naar plannen van G.J.M. Hof. Boekelo (Achterstraat 2). Dit voorm. edelmanshuis wordt in 1564 voor het eerst vermeld. Begin 17de eeuw kreeg het een eenlaags voorhuis en in de 19de eeuw heeft men het als boerderij ingericht. Het gebouw is gerestaureerd in 1949. Woonhuizen. In het dorp staan enkele forse gepleisterde neoclassicistische panden, zoals de villa Bene Vita (Edeseweg 26-26a; 1871), met een veranda uit circa 1905, Uyteneng (Edeseweg 51; circa 1885), Edeseweg 30 (circa 1890) en het ongepleisterde herenhuis Elisabeth (Edeseweg 36; 1896). Eclectische details hebben de gepleisterde villa's Erica (Heelsumseweg 3; circa 1880) en Klein Vossenhol (Edeseweg 110-112), oorspronkelijk gebouwd in 1881-'82 voor A. Banting als de dubbele villa Fundator en Foresta. In chalet-stijl uitgevoerd zijn de villa's Rusticana (Bovenweg 29; 1901) en Welkom (Edeseweg 57; 1907). De forse vierkante villa Oud-Vossenhol (Edeseweg 117) werd in 1912-'13 in rationalistische stijl gebouwd naar plannen van B.J. Ouëndag voor J. Nachenius. Expressionistisch van vorm zijn De Berk (Heelsumseweg 39; 1922) en De Flierefluiter (Heelsumseweg 20; 1927), beide naar plannen van A.H. van de Waal. De bescheiden villa Hullenberglaan 17 uit 1927 is ontworpen door Ed. Wienicke. Boerderijen. De hallenhuisboerderij De Harn (Harnsedijkje 2a) heeft een vermoedelijk 17de-eeuwse oorsprong. Voorbeelden van eenvoudige gepleisterde Veluwse boerderijen zijn: Bosbeekweg 23 (18de eeuw) en Hullenberglaan {== afbeelding Bennekom, Huis Boekelo==} {>>afbeelding<<} 1 (begin 19de eeuw). Het rust- en vakantiehuis ‘De Born’ (Bornweg 12) werd in 1932 in zakelijk-expressionistische vormen gebouwd naar plannen van P. Vorkink voor mw. A.E. Ribbius Peletier. De Alg. begraafplaats (Kerkhoflaan ong.), aangelegd rond 1830, bevat onder meer de grafkelder van de familie Wassenaer van Hoekelum en het graf van de familie Prins (circa 1900) met een door de firma F.W. Braat vervaardigde loden engel. Het poortgebouw van het voorm. kasteel Harselo (Harsloweg 3), gelegen ten westen van Bennekom, is een 17de-eeuws eenlaagspand dat in de 19de eeuw tot boerderij is ingericht. Het kasteel zelf heeft men in 1814 afgebroken. Kasteel Hoekelum (Edeseweg 124). Dit ten noorden van Bennekom gelegen kasteel wordt voor het eerst vermeld in 1396. Van de ver- of herbouw kort na 1542 resteert een kelder met ribloze kruisgewelven. In 1749 kwam het kasteel aan Gerhard Willem van Balveren die het inwendig sterk liet verbouwen. Hiervan bleef de decoratie van de zaal uit 1787 bewaard, met wanden en plafond versierd met stucwerk in Lodewijk XVI-stijl door J.M. Rieff. Naar plannen van de architect Fromberg werd het kasteel in 1846-'49 herbouwd tot een landhuis in gepleisterde neoclassicistische vormen. Bij de volgende herbouw in 1914, naar plannen van J.W. Hanrath, bleef de hoofdvorm gehandhaafd, maar opgetrokken in baksteen en met gewijzigde hoogten van de verdiepingen. {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Bennekom, Kasteel Hoekelum, interieur==} {>>afbeelding<<} Het gepleisterde koetshuis annex oranjerie (Edeseweg 126) stamt uit circa 1850, evenals de ijskelder. De gepleisterde en met riet gedekte theekoepel (Edeseweg 157) met toscaanse zuilen is rond 1850 opgetrokken en rond 1900 tot dienstwoning omgebouwd. De tot het landgoed behorende villa ‘Noordereng’ (Edeseweg 128) stamt uit 1849 en werd in 1904 in chalet-achtige vormen verbouwd. Het prieel in chalet-stijl dateert uit circa 1890. Berg en Dal (gemeente Groesbeek/Ubbergen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stuwwal. Over die stuwwal loopt de Oude Kleefse Baan, de verbindingsweg tussen het nabijgelegen Nijmegen en Kleef. Het dorp werd gekenmerkt door heidevelden en keuterboerderijen, maar vanaf circa 1820 ontwikkelde het zich tot villadorp. Ten noordwesten van de dorpskern is eind jaren dertig van de 20ste eeuw een kleine tuinwijkachtige uitbreiding ontstaan. Het klooster Mariadal, voorheen ‘Koningsgaard’ (Oude Kleefsebaan 2) kwam in 1928 tot stand naar ontwerp van Ch. Estourgie in zakelijk-expressionistische stijl. Het hoofdgebouw bestaat uit een drielaags blokvormig middendeel met iets lagere zijvleugels en een laag voorhuis met kapel. De kapel is in 1983 ingrijpend gemoderniseerd. Woonhuizen. Van het in 1927 afgebrande Huis Stollenberg resteert het in chaletstijl uitgevoerde laat-19de-eeuwse koetshuis, nu woonhuis De Moerbij (Stollenbergweg 22). Een ander restant is het in vakwerkbouw opgetrokken Chalet Stollenburg (Oude Holleweg 14), dat in 1874 werd vervaardigd en diende als Duits paviljoen van de wereldtentoonstelling in 1883 te Amsterdam. Bij de verplaatsing naar Berg en Dal rond 1883 is het gewijzigd tot een asymmetrisch woonhuis met verspringende bouwdelen; de onderbouw is naar ontwerp van D. Geysbeek Molenaar toegevoegd. De gepleisterde eclectische villa 't Huys te Schengen (Oude Holleweg 10) dateert uit circa 1880. De Wychert (Oude Kleefsebaan 119), gebouwd in {== afbeelding Berg en Dal, Landhuis De Wychert==} {>>afbeelding<<} opdracht van G.S.H. Wendelaar, is een asymmetrisch landhuis uit 1907 met verspringende bouwdelen en een uitzichttoren. Het ontwerp van J.W. Hanrath toont een op het Hollands-classicisme geïnspireerde historiserende stijl. Chaletstijl-elementen vertoont Oude Kleefsebaan 121, een eenlaags woonhuis met afgeschuinde hoeken uit circa 1910. De fabrikantenfamilie Jurgens liet rond 1913 de villa Oude Kleefsebaan 130 bouwen in de stijl van de neorenaissance, waarschijnlijk naar ontwerp van Ch. Estourgie. Het huis Mary (Watertorenweg 12) uit circa 1930 heeft expressionistische elementen. De watertoren (Watertorenweg 31) is in 1929 gebouwd naar ontwerp van A. Busselaar en J.H.J. Kording. De in expressionistische vormen opgetrokken toren heeft een vierkante grondslag met afgeschuinde hoeken en een betonnen vlakbodemreservoir. Bergharen (gemeente Wijchen) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een zandrug met aangrenzende donken. Er kwam een lintbebouwing tot ontwikkeling. In de loop van de tijd heeft met name de bebouwing tussen de Wijksestraat en de Molenweg zich verdicht. De Herv. kerk (Veldsestraat 16), oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouw Hemelvaart, is een driebeukige pseudobasilikale kerk voorzien van een ingebouwde toren van twee geledingen met ingesnoerde spits. De toren dateert uit de 14de eeuw en bevat een deel van de westgevel van de 12de-eeuwse romaanse kerk. Het laat-gotische schip ontstond in 1475-1525. Het oorspronkelijke koor is in 1826 gesloopt. Het interieur van de in 1968-'70 gerestaureerde kerk wordt gedekt door kruisribgewelven op kraagstenen met gebeeldhouwde koppen. Tot de inventaris behoren enkele 17de-eeuwse hardstenen grafzerken en een preekstoel uit circa 1735. De voorm. pastorie (Dorpsstraat 60), een in opzet 17de-eeuws pand, is verbouwd in 1851. De R.K. St.-Annakerk (Dorpsstraat 48) is een driebeukige neogotische kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor en een dominante vieringtoren met hoge {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Bergharen, R.K. St.-Annakerk==} {>>afbeelding<<} spits en hoekspitsen; de ingangstravee wordt geflankeerd door ronde traptorens. De kerk verrees in 1893 naar ontwerp van C. Franssen. In de vieringtoren hangt een door Jean Petit gegoten klok (1741). Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een gotisch doopvont (voet uit 1938), een eikenhouten beeld van St. Anna te Drieën (circa 1520; neogotische polychromie), een door de Gebr. Smits vervaardigde preekstoel (1847), een door J. Oor & Zn. vervaardigd hoogaltaar (1901) en neogotische Mariaen Jozefaltaren van M. van Bokhoven (1906). De pastorie en voorm. schuurkerk (Dorpsstraat 44-46) bestaat in zijn huidige vorm uit een voorhuis uit 1845 en een achterhuis uit 1883. Het voorm. St-Annaklooster (Dorpsstraat 24-28) van de congregatie van zusters van de Goddelijke Voorzienigheid bestaat uit een hoofdgebouw met lagere, haakse schoolvleugels. Het complex verrees in 1909 naar ontwerp van C. Franssen. De kapel op de Kapelberg (Molenweg 55) kwam in 1947 tot stand naar ontwerp van Van Oerle en Schrama. De zeszijdige kapel bevat een Piëta uit circa 1500 (polychromie 1927). Op het terrein staan verder een poort en kruiswegstaties naar ontwerp van Jac. Maris. Het voorm. raadhuis (Dorpssstraat 73-75) is een L-vormig pand in neorenaissance-vormen, gebouwd in 1911-'13 naar plannen van J.H.H. Groenendaal. Boven de ingang bevindt zich een tegeltableau met het gemeentewapen. De villa Dorpsstraat 14 is in 1915 gebouwd als burgemeesterswoning naar ontwerp van J.H. Eichelsheim in een combinatie van ‘Um 1800’-vormen en jugendstil-details. Boerderijen. De hallenhuisboerderij met dwarsgeplaatst voorhuis De Kolberg (Aaldert 2) dateert volgens de jaartalankers uit 1716. De krukhuisboerderij Elzendweg 13 is rond 1800 gebouwd. De krukhuisboerderij Wijksestraat 25 draagt het jaartal 1798, maar heeft ook oudere delen. Op het erf staan twee schuren. De Hogehof (Veldsestraat 5) is een hallenhuisboerderij uit circa 1870 met een gepleisterd dwars voorhuis. De in zijn huidige vorm uit circa 1900 daterende krukhuisboerderij Dorpsstraat 20 heeft mogelijk een oudere kern. Windmolen ‘De Verrekijker’ (Molenweg 53) is een beltmolen uit 1904, gebouwd door molenmaker C. Coppes ter vervanging van een afgebrande voorganger. De korenmolen heeft een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap. Beuningen Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Waal. De oorspronkelijke dorpskernen - nabij kasteel De Blankenburgh en nabij het zuidelijker gelegen Liende - zijn aan elkaar gegroeid. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp uitgebreid in westelijke en zuidwestelijke richting. De Herv. kerk (Molenstraat 3) is een uit 1821 daterende eenvoudige zaalkerk met dakruiter en aangebouwde pastorie. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit de bouwtijd en een door de gebroeders Gradussen gebouwd orgel met neogotische kast. De R.K. St.-Corneliuskerk (Dorpssingel 1) is een driebeukige basiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met balustrade, hoektorentjes en naaldspits. De kerk verrees in 1900-'01 naar ontwerp van C. Franssen in neogotische stijl. De {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Beuningen, Villa De Elt==} {>>afbeelding<<} onderste twee geledingen van de toren bevatten in de kern het muurwerk van de 14de-eeuwse toren van de oorspronkelijke middeleeuwse kerk. In de dakruiter op het schip hangt een, mogelijk uit 1524 daterende, angelusklok. Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een hoogaltaar door H. van der Geld (1901), een doopvont (1919) en kruiswegstaties door F.J. Kops (1918-'19). De polychromie van het interieur is van E. Perey (1907-'08), de gebrandschilderde ramen van de firma Nicolas (1901) en A. Asperslagh (1961). De pastorie (Dorpssingel 2) dateert uit 1839 en is in 1885 vergroot. De poorttoren (bij Wilhelminalaan 2) van het middeleeuwse kasteel De Blanckenburgh, waarvan de laatste resten in 1863 zijn gesloopt, dateert uit circa 1500. Deze toren met tentdak - oorspronkelijk een hoektoren van het kasteel - heeft een kelder met tongewelf en een poortdoorgang met graatgewelf. Op het voorm. kasteelterrein staat de uit 1863 daterende hallenhuisboerderij ‘De Blanckenburgh’ (Wilhelminalaan 2-4), voorzien van een dwars voorhuis met middenrisaliet. Woonhuizen. In opdracht van N.H. van het Lindenhoud werd in 1838-'39 het in 1794 afgebrande buitenhuis De Oude Tempel (Gewelf 25a) herbouwd. Bij de herbouw kreeg het huis een verdieping minder. De omlijste ingang van de bouwlaag boven het souterrain is via een dubbele bordestrap bereikbaar. Achter het huis bevindt zich een uit 1861 daterende neogotische graftombe van de familie Van het Lindenhoud (Tempelstraat 10), uitgevoerd als een quasi middeleeuwse gepleisterde toren op een klein omgracht eiland. De toren heeft een balustrade met hoekpinakels en een overhoeks geplaatste bekroning. De in 1910 voor H.J.J. Verstraaten en A.H.A.M. Bolsius gebouwde fabrikantenvilla Huize Vinckendael (Van Heemstraweg 58) vertoont een combinatie van jugendstil- en neorenaissancedetails. Villa De Elt (Kloosterstraat 10) is in zijn huidige vorm rond 1915 tot stand gekomen bij een verbouwing van een 19de-eeuwse boerderij, waarvan de kern bewaard is gebleven. De met ‘Um 1800’-elementen uitgevoerde villa heeft een ver overstekend rieten schilddak met klokkentorentje. Boerderijen. Hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn onder meer Dorpssingel 5 (circa 1850) en Van Heemstraweg 55 (derde kwart 19de eeuw). De laatste heeft een gepleisterd eclectisch voorhuis met middenrisaliet voorzien van een topgeveltje. Windmolen ‘De Haag’ (bij Molenstraat 54) is een gesloten standerdmolen met een achtkantige bakstenen onderbouw en een houten kast voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De korenmolen is in 1704 gebouwd door molenmaker Peter van Uijen - ter vervanging van een omgewaaide voorganger - en is in 1994 gerestaureerd. De voorm. steenfabriek ‘De Bunswaard’ (Dijk 10), gelegen ten noorden van Beuningen, dateert uit de jaren twintig van de 20ste eeuw. De vlamoven heeft twee parallelle zadeldaken en tegen de korte zijde een schoorsteen. Op het terrein bevinden zich verder restanten van een laat-19de-eeuwse veldoven. Beusichem (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Lek. Beusichem ontwikkelde zich tot een gestrekt esdorp met parallelle wegen. De dominerende, langgerekte Markt is ontstaan uit een verbreding van de hoofdweg. De Herv. kerk (Markt 14), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper, is een driebeukige pseudobasilicale kerk met vijfzijdig gesloten koor en een toren van vijf geledingen met tentdak. De onderste vier geledingen van de toren zijn opgetrokken in tufsteen en dateren uit de 12de eeuw. De verhoging {== afbeelding Beusichem, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} in baksteen dateert uit de eerste helft van de 15de eeuw, toen ook het koor tot stand kwam. Het schip is 14de-eeuws. De bepleistering is in de 19de eeuw aangebracht. De consistorie aan de noordzijde is in 1961 gebouwd ter vervanging van een voorganger uit 1891. De kerk is in 1995-'96 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf boven schip en koor en halve, gestucte tongewelven boven de zijbeuken. Tot de inventaris behoren een bank (circa 1620), een rouwbord (1673), een preekstoel (circa 1850) en een door C.G.F. Witte gebouwd orgel (1858). Het raadhuis (Markt 1) is in 1939 gebouwd in de trant van de Delftse School naar ontwerp van architectenbureau M. Lockhorst en W.F. Overeynder. Woonhuizen. De aaneengesloten bebouwing aan beide zijden van de Markt bestaat zowel uit woonhuizen als boerderijen. Het onderkelderde tweelaags gedeelte van het Herenlogement (Markt 31) dateert uit de 16de-eeuw. Het lagere bouwdeel ernaast is jonger (17de/18de eeuw) en heeft een deuromlijsting uit circa 1900. Het pand is in 1968-'69 gerestaureerd naar plannen van H. Korswagen. Het gepleisterde, mogelijk 18de-eeuwse, huis Markt 3 heeft een opkamer en een lage verdieping. De gepleisterde lijstgevel van De Roskam (Markt 10) dateert uit circa 1800. Het in 1801 gebouwde herenhuis Oranjestraat 6 heeft gediend als schoolmeesterswoning; de school was gevestigd in de achteraanbouw. Uit de eerste helft van de 19de eeuw stammen Markt 23 - met mansardedak - Markt 21 en Markt 7. Het herenhuis Markt 5 is uit circa 1865. Boerderijen. De meeste boerde- {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} rijen in het dorp zijn hallenhuisboerderijen met een dwars voorhuis. Het voorhuis is meestal voorzien van een zadeldak tussen topgevels, zoals bij de boerderij Ganzenoord (Ganssteeg 5-7). Dit voorhuis is voorzien van de jaartalankers ‘1706’ en heeft een classicistische deuromlijsting. De boerderijen aan de Markt hebben representatieve voorhuizen. Uit de 18de eeuw dateert het voorhuis van Markt 27. Het gepleisterde voorhuis van Markt 11 heeft een lijstgevel uit circa 1800, maar de kern van het pand is mogelijk ouder. Kattenburg (Ganssteeg 2) heeft een lager, deels onderkelderd voorhuis uit de eerste helft van de 19de eeuw met neoclassicistische deuromlijsting. De in 1865 gebouwde boerderij Stigtenbleij (Oranjestraat 7) heeft een deftig tweelaags voorhuis met serre. Tot het complex behoren twee schuren (1867 en 1904), twee schuurbergen en een knechtenwoning (Smalriemseweg 6). De voorm. paardenstal (bij Markt 29) dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw en is thans als brandweerkazerne in gebruik. Aan de Markt stonden oorspronkelijk meer van dergelijke stallen ten behoeve van de hier gehouden paardenmarkten. Het voorm. veerhuis (Veerweg 7) uit de eerste helft van de 19de eeuw is een wit geschilderd blokvormig pand met deuromlijsting. Het dijkmagazijn (Lekdijk West 1) is in 1868 gebouwd en nadien met een woning uitgebreid. Het L-vormige pand kreeg in 1931 zijn huidige vorm naar plannen van J.H. van Deutekom. Borculo Kleine stad, ontstaan op een dekzandrug bij de plek waar vroeger de Grolse Slinge in de Berkel uitmondde. Hier werd in de 12de eeuw het Hof te Borculo gebouwd (ten oosten van de Hoflaan). De nederzetting tussen burcht en Berkel kreeg rond 1348 een ommuring en ontving in 1375 stadsrechten. Een stadsbrand teisterde Borculo in 1590. De burcht werd gesloopt en herbouwd nadat de heerlijkheid in 1777 aan stadhouder Willem V was gekomen; de definitieve sloop vond plaats in 1869-'70. Een windhoos op 10 {== afbeelding Borculo, Synagoge==} {>>afbeelding<<} augustus 1925 verwoestte een groot deel van de bebouwing. Het uitroepen van Borculo tot nationaal rampgebied zorgde voor een voorspoedige wederopbouw. De Herv. kerk (Muraltplein 51), oorspronkelijk gewijd aan St. Georgius, is een tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met tentdak. Kort na de stichting van de parochie in 1509 verrezen het laat-gotische koor en een deel van de noorderzijbeuk; het schip en de zijbeuk voltooide men in de loop van de 16de eeuw. De gedeeltelijk ingebouwde toren kwam na de brand van 1590 tot stand. Deze werd grotendeels verwoest door de windhoos van 1925. Bij de restauratie in 1927-'28, naar plannen van H. Onnes, kreeg de kerk opnieuw gewelven. Tot de inventaris behoren een kerkklok uit 1608 (Hans Berman) en een grafzerk voor drost Gosewein van Raesfelt (†1614). De voorm. synagoge (Weverstraat 4) {== afbeelding Borculo, Brandspuithuisje==} {>>afbeelding<<} is een rijk uitgevoerd neoclassicistisch zaalgebouw met ionische pilasters en een attieklijst, gebouwd in 1877 op de plaats van een voorganger uit 1842. De sjoel waarin consoles uit het oude raadhuis zijn verwerkt, werd in 1993 gerestaureerd. De R.K. kerk O.L. Vrouwe ten Hemelopneming (Steenstraat 28) is een driebeukige neogotische pseudobasiliek met een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits, gebouwd in 1882-'83 naar plannen van A. Tepe. De toren kreeg in 1925 een nieuwe spits. Het neogotische interieur is nog grotendeels origineel. De pastorie (Steenstraat 28) stamt uit 1882-'83. Het voorm. raadhuis (Burg. Bloemersstraat 1) is een rijzig pand aan de Berkel, gebouwd in 1887-'88 in neorenaissancestijl naar plannen van H. Enklaar. Het pand is in 1955-'56 in stijl verbouwd en huisvest sinds 1989 het Geologisch Centrum Twenthe. Het voorm. postkantoor (Voorstad 10), met ingang op de afgeschuinde hoek, werd in 1900 gebouwd in neorenaissancestijl. Het brandspuithuisje (Korte Wal 11) stamt uit 1911. In de gevel zijn vier dorische zuilen en portretkoppen opgenomen, afkomstig van de zuilengalerij die kort na 1590 aan het oude raadhuis (1508) was toegevoegd. De voorm. openbare lagere {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Borculo, Villa Burg. Bloemersstraat 55==} {>>afbeelding<<} school nr. 2 (Hofstraat 5), een tweelaags schoolgebouw in sobere expressionistische vormen, dateert van 1925-'26. De naastgelegen onderwijzerswoning (Hofstraat 5) heeft een zandstenen poortje in maniëristische vormen uit circa 1630. Van het voorm. Hof van Borculo (Hoflaan 1-3), afgebroken 1869-'70, resteren nog een 16de-eeuwse kelder en een deel van de onderbouw van de donjon. Woonhuizen. Het huis Mijn Rust (Ruurloseweg 7) is in 1833 gebouwd voor W.G. van Kretschmar van Wijk en Aalburg, beheerder van de tot 1852 in Borculo gevestigde rijksstoeterij. Het huidige gepleisterde aanzien met eclectische details kreeg het in 1862 in opdracht van notaris H.P. Tjeenk Willink. Neorenaissancistisch van vorm is het uit circa 1890 stammende woonhuis Steenstraat 34. Uit circa 1905 dateert Pagendijk 17-19, een voorm. smederij met woon- en winkelpand in jugendstil-vormen. Eveneens van jugendstil-details voorzien zijn: Muraltplein 37 (circa 1908), de pui van Hofstraat 1-3 (circa 1910) en de woonhuizen Hofstraat 9-11 (1913-'14), Burg. Bloemersstraat 22 (1915, B.J. Beeftink) en Burg. Bloemersstraat 26 (1915-'16, J. Odink). Na de windhoos verrezen in 1925 aan de Burg. Bloemersstraat enkele villa's in expressionistische stijl, geschonken door diverse steden: Burg. Bloemersstraat 47, 51 (Utrecht), 53 (Zutphen) en 55 (Amsterdam). De watermolen van de heren van Borculo is een dubbele onderslagmolen op de Walbeek, een strang van de Berkel. De Olliemölle (Lange Molenstraat 17) aan de zuidzijde dateert volgens de jaartalankers uit 1742. Deze olie- en runmolen werd in 1920 omgebouwd tot korenmolen. De (eveneens 18de-eeuwse) noordelijke molen, genaamd De Stenen Tafel (Het Eiland 1) werd gebouwd als koren- en pelmolen. Rond 1875 volgde een uitbreiding en inrichting als cichoreifabriek en na een brand een gedeeltelijke herbouw in 1881. De nu getopte schoorsteen behoorde bij de in 1879 geplaatste stoommachine. De twee 17de-eeuwse gevelstenen zijn afkomstig van het Hof te Borculo. Het hele molencomplex werd in 1966-'70 gerestaureerd en herbergt nu twee restaurants. Het voorm. hoofdkantoor van de ‘Electriciteitsmaatschappij De Berkelstreek’ (Burg. Bloemersweg 38) is een U-vormig eenlaags pand met fors rieten dak uit 1920. Naar plannen van B.J. Beeftink is het uitgevoerd in koloniale stijl met expressionistische details. Hij ontwierp in 1914 ook het eerste administrateurskantoor annex woning (Burg. Bloemersstraat 34-36) en de dienstwoning Burg. Bloemersstraat 42 (1922). Het trafohuisje (Burg. Bloemersstraat 40a) is rond 1922 gebouwd naar een ontwerp met expressionistische details van B.J. Beeftink. Het is voorzien van een gebogen rieten schilddak. De schutsluis met stuw in de Berkel (bij Burg. Bloemersstraat 30) gaat terug tot 1648. De sluis is hersteld in 1788 en in 1862. Bij de verbetering van de Berkel in 1896-'98 heeft men één van de sluisdeuren in ijzer uitgevoerd en kreeg de stuw een takelinrichting. Boerderij ‘De Lebbenbrugge’ (Lebbenbruggedijk 25), gelegen ten westen van Borculo, is een hallenhuisboerderij annex herberg en tolhuis. Het dwarse voorhuis dateert vermoedelijk uit 1679, toen de tol werd gesticht, maar kan ook oudere resten bevatten. De gedeeltelijk in vakwerk uitgevoerde en mogelijk nog 18de-eeuwse deel heeft een onderschoring. De boerderij is in 1932-'34 gerestaureerd door N. de Wolf en als streekmuseum ingericht. Beekvliet (Beekvliet 1), gelegen ten oosten van Borculo, is een buitenplaats met een landhuis gebouwd in 1903 in neorenaissance-vormen naar plannen van H.P.N. Halbertsma. Haarlo. Dorp gelegen aan de Berkel ten oosten van Borculo. De Herv. kerk (Wolinkweg 19) is een octagonale kerk met dakruiter en neoclassicistische details uit 1857-'58. In de dakruiter hangt een klok uit 1857 (G.T. van Heuvel). Sinds 1867 bevat de kerk een kabinetorgel uit circa 1765 (H.H. Hess). De Geref. kerk (Borculoseweg 17) is een zaalkerk met geveltoren uit 1928. Interessante boerderijen zijn: 't Wolink (Wolinkweg 25), een 18de-eeuwse hallenhuisboerderij met twee endskamers, en Veldink (Eibergseweg 42) uit circa 1875 met een vrijstaande schuur uit 1764. Boven-Leeuwen (gemeente West Maas & Waal) Dorp, ontstaan op een brede oeverwal van de Waal. Aan de voorm. Koningsstraat (nu Van Heemstraweg) kwam tussen de Molenstraat en de Waterstraat de eerste bebouwing tot stand. Oorspronkelijk vormde het een geheel met Boven-Leeuwen, maar na de bouw in 1898 van de katholieke kerk in Beneden-Leeuwen volgde een scheiding. Het dorp Boven-Leeuwen ontwikkelde zich verder in oostelijke richting. De Herv. kerk (Waalbandijk 21) is een kleine achthoekige centraalbouw met tentdak, voorzien van een open klokkentoren met klokvormige helm. Het classicistische gebouw verrees in 1753-'56. Tijdens een restauratie in 1964-'66, onder leiding van H. Korswagen, heeft men met oud materiaal een consistorie toegevoegd. Het interieur wordt gedekt door een gedrukte, achtzijdige houten koepel. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren onder meer een preekstoel met het wapen van W. van Balveren, een doophek en een stichtingssteen uit 1753 met de wapens van C. van Coeverden en G. van Riemsdyk. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Pastoor Schoenmakersstraat 2) is een grote driebeukige basiliek met pseudotransepten, driezijdig gesloten koor, een dakruiter en een ingebouwde toren met portaal, traptoren en spits. Deze neogotische kerk verrees in 1916-'18 naar ontwerp van W. te Riele Gzn. Links van de toren bevindt zich een achtkantige doopkapel. De driezijdig gesloten zijbeuken zijn in het midden breder en {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben topgevels - net als de pseudotransepten. Vanwege constructieve gebreken is de toren in de jaren twintig verlaagd. Toen is ook de dakruiter op de viering geplaatst. Het interieur wordt gedekt door kruisrib- en stergewelven. Tot de inventaris behoren een eikenhouten beeld van Maria met kind (eind 15de eeuw) en een door F. Smits vervaardigde preekstoel (1865). Uit de bouwtijd dateren een gepolychromeerd hoogaltaar (1918) door M. van Bokhoven & Zn., die tevens enkele heiligenbeelden en het triomfkruis vervaardigde. De gebrandschilderde ramen zijn van W. Derix. De voorm. pastorie (Molenstraat 37) is een neogotisch villa-achtig pand uit 1916-'17, ontworpen door G. te Riele Gzn. De voorm. lagere school (Waalbandijk 37) is een goed behouden eenlaags schoolgebouw uit 1837, voorzien van een zadeldak tussen topgevels. Links is in 1911 een portaal aangebouwd naar plannen van G. Formijne. De naastgelegen schoolmeesterswoning (Waalbandijk 35) dateert uit circa 1915. Huis te Leeuwen (Waalbandijk 7). Van dit in 1819 gesloopte, uit de middeleeuwen stammende huis resteert op een omgracht terrein het via een bakstenen boogbrug bereikbare poortgebouw. Het is gebouwd in 1654 als onderdeel van een in opdracht van Assuerus van Boetzelaer en Johanna Altea van Flodorf uitgevoerde uitbreiding van het middeleeuwse huis. De namen van de opdrachtgevers staan onder een afgekapt wapenschild in het tympaan van de classicistische ingang. In de eerste helft van de 19de eeuw is het gepleisterde poortgebouw gewijzigd in een boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis, waarbij het bedrijfsgedeelte op het oude voorplein werd gesitueerd. Het klokkenkoepeltje op het voorhuis is waarschijnlijk ook 19de-eeuws. Boerderijen. De kleine krukhuisboerderij Bernhardstraat 37 stamt uit circa 1800 en heeft een gepleisterde voorgevel en een jongere achteraanbouw. Het dwarse voorhuis met zadeldak tussen topgevels van de boerderij Waalbandijk 39 heeft een 18de-eeuwse kern en een vroeg-19de-eeuws uiterlijk (jaartalankers ‘1812’). Bernhardstraat 8 (voorgevel circa 1900) en Bernhardstraat 21 zijn midden-19de-eeuwse hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis. Het gepleisterde dwarse voorhuis van de in het derde kwart van de 19de eeuw gebouwde hallenhuisboerderij Vredenburg (Waalbandijk 5) is uitgevoerd in eclectische vormen. Het bedrijfsgedeelte heeft een wolfkap die aan de achterzijde oversteekt. Braamt (gemeente Bergh) Dorp, ontstaan in de 19de eeuw aan de noordoostrand van een stuwwal. De R.K. O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand (Langestraat 18) is een driebeukige kruisbasiliek zonder toren, gebouwd in 1948-'49 in traditionalistische vormen naar plannen van A.J.M. Vosman. Windmolen ‘De Braamtse Molen’ of ‘Koendersmolen’ (Zeddamseweg 5) is een ronde stenen grondzeiler voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. J.W. Kelderman liet de molen in 1856 bouwen ter plaatse van een uit 1830 stammende voorganger. Bij de restauratie in 1964 kreeg de molen een halfsteens ommanteling. De Kemnade (De Kemnade 1), gelegen ten noordoosten van Braamt aan de Oude IJssel, is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1418. Bewaard gebleven is een uitwendig zestienhoekige en inwendig ronde toren uit de eerste helft van de 16de eeuw met natuurstenen banden. Van de twee boven elkaar gelegen kelders wordt de onderste gedekt door zes bogen, die op een achtkantige middenpijler rusten. Het bijbehorende woonhuis is 1957 gebouwd op oudere kelders. Kilder. Dorp ten noordwesten van Braamt. De R.K. Johannes de Doperkerk (Hoofdstraat 8) is een driebeukige neogotische pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits, gebouwd in 1885-'86 naar plannen van A. Tepe. De windmolen ‘Rembrandt’ (Molenweg 10) - vroeger ‘De Vos’ genoemd - is een ronde stenen beltmolen zonder wiekenkruis, gebouwd in 1882 ter plaatse van een voorganger uit 1854. Na stormschade is de molen in 1925 herbouwd met onderdelen van de uit 1593 stammende molen ‘Rembrandt’ uit Hazerswoude. De molen is onderdeel van een graanmalerij. Brakel (gemeente Zaltbommel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Er kwam een onregelmatig esdorp met enkele brinken tot ontwikkeling. Later kreeg Brakel tevens het karakter van langgerekt dijkdorp. Door een overstroming in 1861 werd het dorp zwaar getroffen. Na de Tweede Wereldoorlog groeide Brakel in zuidelijke en westelijke richting verder uit. De Herv. kerk (Marktplein 4), oorspronkelijk gewijd aan St. Martinus, is een driebeukige pseudobasilicale kerk met vijfzijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met traptoren en korte ingesnoerde spits. Het huidige schip is in de 15de eeuw ontstaan door vergroting van een 14de-eeuws schip. De noordmuur bevat bovendien tufsteenwerk van een romaanse voorganger. Het koor, met dichtgezet laat-gotisch poortje, is eind 15de eeuw tot stand gekomen. Kort daarna is de toren gebouwd. De in 1944 zwaar beschadigde toren is in 1950 gerestaureerd. Het kerkinterieur wordt gedekt door houten tongewelven. Het koor bevat een grafkelder van de familie Van Brakell. Tot de inventaris behoren een overhuifde dubbele herenbank (eind 17de eeuw), een preekstoel in Lodewijk XIV-vormen (circa 1740) en een door L. van Dam & Zn. gebouwd orgel (1898; uitgebreid in 1976). Verder zijn er gerestaureerde fragmenten van gebrandschilderde wapenramen (1647-1709). Huis te Brakel (Dwarssteeg 4) of Huis Rodichem. Dit brede, deels gepleisterde, blokvormig pand met omlopend schilddak werd mogelijk in 1768 gebouwd voor Wilhelmus Wilhelmius en in 1811 in opdracht van Wilhelmus van Dam van Brakel gemoderniseerd. Links van het huis vormt een schijnkapel met klokkentorentje en fronton met alliantiewapen (Van Dam van Brakel-Van Wageningen) de verbinding met de voorm. stallen. Beide zijn vrij recent ingrijpend verbouwd. Het park in Engelse landschapsstijl is in 1811-'23 aangelegd naar ontwerp van H. van Lunteren. Het middelpunt wordt gevormd door de omgrachte ruïne van {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brakel, poortgebouw Het Spijker (1981)==} {>>afbeelding<<} het in 1672 door de Fransen verwoeste laat-middeleeuwse Slot Brakel met restanten van het woongebouw, de hoektorens en de donjon. Verder bleef het in oorsprong middeleeuwse, gedeeltelijk omgrachte, poortgebouw met voorraadschuur ‘Het Spijker’ (Dreef 1) behouden. Wilhelmus van Dam liet het na 1837 in middeleeuwse stijl restaureren. De voorm. openbare lagere school (Marktplein 8), een eenvoudig blokvormig gebouw met neoclassicistische details, is rond 1840 gebouwd als tweeklassige school. Het woonhuis Waaldijk 101 dateert uit 1912 en vertoont vormen uit de chaletstijl. De boerderij Flegelstraat 1 is een hallenhuisboerderij met dwars, deels onderkelderd, voorhuis en aan de achterzijde een overstek en een gerestaureerde schuurberg. De boerderij heeft een 17de-eeuwse kern. De rechter zijgevel van het achterhuis is vernieuwd. De voorm. batterij (Nieuwendijk ong.), gelegen ten zuidwesten van Brakel, is in 1879-'84 als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd ter verdediging van het inundatiegebied in de Bommelerwaard. Het is een halfellipsvormig drielaags bomvrij gebouw met aarden dekking. De windmotor (Schouwendijk ong.), gelegen ten zuidwesten van Brakel, is een Amerikaanse windmotor met vakwerkmast uit circa 1920. Bredevoort (gemeente Aalten) Kleine stad, gelegen op de zuidwestrand van het Oost-Nederlands Plateau bij de ‘Brede Voorde’ over de Boven Slinge. In 1188 is hier sprake van een kasteel. Herman van Lohn en Ludolf van Steinfurt lieten het kasteel in 1238 versterken. In 1326 kwam het in Gelderse handen. Op de voorburcht ontstond een nederzetting met borgmanshuizen. Rond 1545 kreeg Bredevoort een versterking met wallen en rondelen voor de beide poorten. Nadat de stad in 1597 in Staatse handen was gevallen, verbeterde men de omwalling in 1605-'06. Een ontploffende kruittoren vernielde in 1646 het kasteel (gelegen op 't Zand). In 1697 kwam de heerlijkheid Bredevoort in bezit van koning-stadhouder Willem III. Na opheffing van de heerlijkheid in 1795 volgde verdere sloop van het kasteel. In 1930 dempte men nog een deel van de stadsgracht. Bredevoort is beschermd stadsgezicht en ontwikkelde zich de laatste jaren tot een boekenstad. De Herv. kerk (Markt 3), oorspronkelijk gewijd aan St. Georgius, is een tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een houten torenopbouw met ingesnoerde naaldspits. De rond 1316 gestichte eenbeukige kerk, brandde in 1577 af, waarna in 1599 herbouw volgde. In 1639 kwam de noordbeuk tot stand; binnen voorzien van een galerij. Bij de herbouw van de kerk na de ontploffing in 1646 verrees de huidige houten toren (opnieuw hersteld in 1869). Daarin hangen klokken uit 1454, 1644 (Johan van Trier) en 1731 (Wilhelm Fremy). In 1967-'68 werd bij de algehele kerkrestauratie de galerij hersteld. Tot de kerkinventaris behoren enkele 17de- en 18de-eeuwse grafzerken, een door Hendrik Valk vervaardigde rococo-preekstoel (1762) en een orgel door C.F.A. Naber (1834). De R.K. kerk H. Hart en H. Georgius (Kerkstraat 16) is een eenbeukige neogotische kruiskerk met een slanke toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. De kerk verrees in 1875-'76 naar plannen van A. Tepe en is in 1992 gerestaureerd. De voorm. synagoge (Vismarkt 9) heeft het uiterlijk van een woonhuis. De gevel met neorenaissance-elementen dateert uit circa 1895. De sjoel werd in 1863 gesticht en werd rond 1906 gesloten. Huize Sint Bernardus ('t Zand 23) is een fors woonhuis uit 1764, gebouwd voor Bernardus Andreas Roelvink op het terrein van het oude kasteel. Het huidige aanzien kreeg het na een verbouwing rond 1880. In 1902 werd het uitgebreid en ingericht als sanatorium; momenteel is het een bejaardentehuis. Woonhuizen. Het diepe huis Markt 1 is het oudste woonhuis van Bredevoort en waarschijnlijk het enige voorbeeld van een borgmanshuis. Het pand heeft een hoog wolfdak en aan de achterzijde een puntgevel uit 1613 met vlechtingen en duivengaten. Kleiner, maar van hetzelfde type zijn de huizen 't Zand 2, gedateerd 1744, en Landstraat 10 (1786). Tot de oudere huizen behoort ook een aantal hoogwandige vakwerkhuizen die vaak ook een agrarische karakter hadden (akkerburgerhuizen). Voorbeelden hiervan zijn Hozenstraat 16, een diep huis met houten voorschoten, en het dwarse huis Kerkstraat 6, beide uit de 18de eeuw. Ook in later verbouwde panden zijn vakwerkonderdelen bewaard gebleven, zoals bij: Kerkstraat 13, Markt 2 en Markt 5, de laatste met inrijpoort. Dwarse huizen met een 19de-eeuws aanzien en mogelijk een oudere kern zijn Markt 7 en Landstraat 14. Neoclassicistisch zijn het tweelaagse woon- en winkelpand Landstraat 6 (circa 1875) en Hozenstraat 20 (circa 1880). De winkelpui van Landstraat 11 en de woonhuizen Maria (Misterstraat 4) en Nieuw-Vierakker (Misterstraat 17) vertonen jugendstil-details. De uit circa 1918 stammende villa Den Vinkenburg (Misterstraat 44) heeft ‘Um 1800’-vormen. Vestingwerken. De Grote Gracht is het enige overgebleven deel van de omwalling met daarin restanten van de twee vroeg-17de-eeuwse bastions ‘Vreesniet’ en ‘Treurniet’. Op de vestingwerken {== afbeelding Bredevoort, Woon- en winkelpand Markt 7==} {>>afbeelding<<} {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} staat een achtkantige tuinkoepel met omlopende galerij uit het tweede kwart van de 19de eeuw. Windmolen ‘De Prins van Oranje’ (Landstraat 32) is een ronde beltmolen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De molen werd in 1870 gebouwd voor G.W. Heusinkveld door molenmaker Giesberts en is in 1968 gerestaureerd. Bedrijfsgebouwen. De voorm. zuivelfabriek (Boterstraat 5-7), met woonhuis en schoorsteen, stamt uit 1904. De voorm. textielweverij (Misterstraat 41) is in 1907 gesticht door Th. van Eijck en, na overname door H. Sevinck, in 1910 en 1918 uitgebreid. De R.K. begraafplaats (bij Bolwerkweg 2), aangelegd rond 1905, heeft een neogotisch poortgebouw annex baarhuisje. 'T Walfort (Walfortlaan 1), gelegen ten zuidwesten van Bredevoort, is een voorm. havezate voor het eerst genoemd in 1402 toen Derk van Lintelo het goed in leen kreeg. Het L-vormige huis heeft nog een vroeg-15de-eeuwse kelder. Inwendig bevat het gotische sleutelstukken en een renaissance-paneeldeur. Bij de oprijlaan staat een mogelijk nog 18de-eeuwse rode zandstenen jachtpaal. De nabijgelegen telefooncel (Oostermansweg hoek Walfortlaan) is één van de weinige overgebleven cellen in 1932 ontworpen door J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. Bronkhorst (gemeente Steenderen) Kleine stad, ontstaan op een oeverwal van de IJssel nabij de plaats waar de Grote Beek uitmondde. Hier verrees in de 12de eeuw het huis Bronkhorst. Op de voorburcht ontstond een planmatige nederzetting met een kapel (gesticht in 1360). Kort na het verkrijgen van stadsrechten in 1482 versterkte men de ommuring en voorzag men deze van twee stadspoorten. Een brand verwoestte de kleine stad in 1633. Nadat in 1795 de heerlijkheid was opgeheven, werd het kasteel in 1828 grotendeels gesloopt. Bronkhorst is een beschermd stadsgezicht en staat toeristisch bekend als de kleinste stad van Nederland. {== afbeelding Bronkhorst, Huis Ophemert==} {>>afbeelding<<} De kasteelheuvel (bij Kasteelweg 1) is een verhoogd terrein met funderingsresten van het in 1828 grotendeels gesloopte kasteel. Het toen resterende vierkante huis kwam in 1879 in bezit van A.J.P. Metelerkamp en werd in 1902 afgebroken. Het neoclassicistische bouwhuis (Kasteelweg 5) uit circa 1879 is bewaard gebleven. De voorm. kapel (Kapelstraat 2), thans Herv. kerk, is een eenbeukig godshuis met driezijdige sluiting en toegangsportaal. Het bevat mogelijk nog enig 15de-eeuws muurwerk. Na de stadsbrand in 1633 kreeg het zijn huidige kap met dakruiter. Daarin hangt een klok uit 1638. In 1842 werd de kapel tot school verbouwd. Bij de ingrijpende restauratie in 1960-'61, naar plannen van W.A. Heineman, verwijderde men de 19de-eeuwse pleisterlaag en kreeg het gebouw weer steunberen. Het interieur bevat een kabinetorgel uit 1750, vermoedelijk vervaardigd door A.A. Hinsz. Ophemert (Bovenstraat 12), ook ‘Hoge Huis’ genoemd, is een in 1633 voor richter Bernhardus Buck opgetrokken, fors gebouw met speklagen en een zadeldak tussen maniëristische, gezwenkte zijgevels. De roedenvensters zijn eind 18de eeuw aangebracht; het gebouw zal toen als boerderij dienst zijn gaan doen. De drie gekoppelde schuren zijn in 1896 toegevoegd. Woonhuizen. Het enige tweelaags huis in Bronkhorst is Kasteelweg 2, dat in zijn huidige vorm mogelijk uit het begin van de 19de eeuw dateert. Vanwege de aangebouwde 19de-eeuwse schuur heeft het - net als veel andere huizen in Bronkhorst - een agrarisch karakter (akkerburgerhuis). Een herbergfunctie hebben De Gouden Leeuw (Bovenstraat 2), een vroeg-17de-eeuws langgerekt pand met trapgevel, en het Wapen van Bronckhorst (Gysbertplein 1344 1), dat dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Voorbeelden van dwarse huizen zijn Bovenstraat 1, een laat-18de-eeuws huis met schuurgedeelte, en Onderstraat 1, uit het begin van de 19de eeuw; de moderne etalagekasten zijn naar vroeg-19de-eeuws voorbeeld gemaakt. Dwarse huizen met haaks schuurdeel zijn de in oorsprong 18de-eeuwse voorm. poortwachterswoning Onderstraat 4 en het uit circa 1850 stammende Onderstraat 5. Huizen met een agrarisch karakter uit de eerste helft van de 19de eeuw zijn: Bovenstraat 10, Kapelstraat 1, Uilenhoek 2 en Onderstraat 2; het laatste heeft een uitgebouwd afdak boven de ingang. Een overwegend agrarisch karakter - met baanderdeuren onder een wolfdak - hebben de mogelijk 17de-eeuwse hallenhuizen Boterstraat 1, 3-5 en 7. Het huis Onderstraat 10 heeft de jaartalankers ‘1770’. Vroeg-19de-eeuws is 't Hof 2. Tot de jongere bouwkunst behoren de neoclassicistische notabelenwoning Bovenstraat 4 (circa 1860) en het sober expressionistische huis Onderstraat 8a (circa 1920). {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} Boerderijen. Buiten de kern bevinden zich twee interessante hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis. Uit de eerste helft van de 19de eeuw stamt Molenstraat 1, het veerhuis Veerweg 2 heeft een woongedeelte uit 1874. Het gemaal met sluis in de Grote Beek (Veerweg 1) kwam in 1955 tot stand bij de opheffing van de Baakse Overlaat. Het wit gepleisterde gemaal is uitgevoerd in de stijl van het functionalisme. De Isr. begraafplaats (bij Maneveld 1), aangelegd begin 19de eeuw, heeft een laat-19de-eeuws metaarhuisje. Bruchem (gemeente Zaltbommel) Dorp, ontstaan op de stroomrug die dwars door de Bommelerwaard loopt. De nederzetting wordt al vóór 960 vermeld. Bruchem ontwikkelde zich tot een gestrekt esdorp met boerderijen langs de Dorpsstraat, de Peperstraat en de Molenstraat. De Herv. kerk (Kerkplein 1) is een gepleisterde eenbeukige kerk met een hoger, driezijdig gesloten koor en een dakruiter. Het schip dateert mogelijk uit circa 1300. Het koor werd in de 14de eeuw toegevoegd. Aan de zuidzijde van het schip bevindt zich een 15de-eeuwse kapel. In de dakruiter hangt een door Johan en Henrick van Trier gegoten klok (1650). Het ingangsportaal aan de westzijde van de kerk is rond 1800 toegevoegd. Het kerkinterieur wordt gedekt door een vlakke houten zoldering. Woonhuizen. Het forse wit geschilderde neoclassicistische herenhuis Groenhoven (Dorpsstraat 6) dateert uit 1842. Voor het risaliet met toscaanse pilasters bevindt zich een bordes met hardstenen trap. De uit 1904 daterende eenlaags villa Molenstraat 18 is uitgevoerd met neorenaissance-elementen. In de jaren dertig heeft de villa als hulppostkantoor gefunctioneerd. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Peperstraat 8 is voorzien van de ankers ‘A.V.G.B. 1791’. Het dakoverstek aan de achterzijde is dichtgezet. Op een verhoging ligt de 18de-eeuwse krukhuisboerderij Akkerstraat 1 met onderkelderd voorhuis. Peperstraat 27 is eveneens een deels onderkelderde krukhuisboerderij, die volgens de jaartalsteen uit 1839 dateert. De boerderij Peperstraat 30 dateert uit 1874 en heeft aan de voorzijde een omlijste ingang en een in- en uitgezwenkte topgevel met afsluitende kroonlijst. Peperstraat 37 is een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis uit circa 1880, voorzien van neoclassicistische elementen, zoals gepleisterde, geblokte pilasters. Op het erf staan een vijfroedige hooiberg en een schuur. Peperstraat 34 is een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis uit 1899 met symmetrisch ingedeeld, deels onderkelderd, dwars voorhuis met omlopende kroonlijst. Het dakoverstek aan de achterzijde van het achterhuis is dichtgezet. Brummen Dorp, ontstaan op een oeverwal van de IJssel, in 794 voor het eerst vermeld. In de loop van de 19de eeuw werden in Brummen, gelegen aan de weg van Arnhem naar Zutphen, enkele buitenplaatsen aangelegd. Het dorp werd een vestigingsplaats voor gegoede Zutphenaren. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen aan de oostzijde enkele nieuwe woonwijken. De Herv. kerk (Kerkstraat 17), oorspronkelijk gewijd aan St. Pancratius, is een laat-gotische, tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde en afgeknotte naaldspits. Volgens een gedenksteen zouden het koor en het toen nog eenbeukige schip in 1451 gereed zijn gekomen. Rond 1500 verrees de toren, waarvan de onderste geleding met tufsteen is bekleed, de tweede van speklagen is voorzien en de bovenste in baksteen is uitgevoerd. In de toren hangt een door Cyprianus Crans gegoten klok (1742). Op de westelijke travee na, zijn in 1705 de schipgewelven weggebroken. Een in 1830 gebouwde zuidbeuk is bij de restauratie in 1937 vervangen door de huidige zuidbeuk met uitbouwen. De kerk bevat enkele (ingemetselde) grafzerken van onder meer Jan van Mekere (†1543), Johanna van Heeckeren (†1652) en haar echtgenoot Coenraad van Hoost tot de Rees. Het orgel is gebouwd door J.H. Holtgräve (1846). De kerk van de Ned. protestantenbond {== afbeelding Brummen, Tehuis voor oude mannen==} {>>afbeelding<<} (D.A. van Vuurenstraat 10) is een eenvoudige zaalkerk met dakruiter, gebouwd in 1933 met expressionistische details. De R.K. St.-Andreaskerk (Primulastraat 2) is een moderne kerk, gebouwd in 1960-'61 naar plannen van P.H.A. Starmans ter plaatse van een kerk uit 1838. Tot de inventaris behoren een laat-15de-eeuwse Piëta en een door N.S. Leyser gebouwd orgel (1894). Het voorm. tehuis voor oude mannen (Burg. De Wijslaan 8) is een fors pand in neorenaissance-vormen uit circa 1895. De directeurswoning ‘Uithof’ (Burg. De Wijslaan 6) stamt uit dezelfde tijd. Raadhuizen. Het rond 1860 gebouwde neoclassicistische herenhuis De Beelhorst (Zutphensestraat 23) - nu politiebureau - werd na een verbouwing in 1880 naar plannen van J.C. Carmiggelt, als raadhuis in gebruik genomen. In 1941 bestemde men het uit circa 1875 stammende eclectische herenhuis De Dennen (Engelenburglaan 31) tot raadhuis, waarachter in 1990 een uitbreiding verrees. Scholen. De voorm. R.K. school (Tuinstraat 63) is rond 1890 gebouwd als een drieklassige school. De voorm. openbare lagere school (Zegerijstraat 14-16) ontstond circa 1895 met twee lokalen; het pand heeft een sierspant in chalet-stijl. De Engelenburg (Eerbeekseweg 6) is een voorm. havezate. In de 16de eeuw kwam - mogelijk in twee fasen - een onderkelderd L-vormig gebouw tot stand. Bij de herbouw na een vernieling in 1624 verrees in opdracht van Jacob Schimmelpenninck van der Oye een vierkante toren in de binnenhoek; aan de noordzijde werd een vleugel toegevoegd. {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brummen, Huis Laag-Helbergen==} {>>afbeelding<<} In 1730 kwam het huis in bezit van Assueer van Heeckeren, heer van Ruurlo. Hij liet het middenrisaliet aan de achterzijde bouwen met een deuromlijsting in een overgang van Lodewijk XIV- naar Lodewijk XV-vormen. Uit die tijd stammen verder een wapensteen en inwendig een gesneden trap en een stucplafond in Lodewijk XV-stijl. Bij een ingrijpende verbouwing in opdracht van Judith van Walrée-van Lennep in 1828 kreeg het huis de huidige gepleisterde neoclassicistische voorgevel met portiek op vier ionische zuilen en een koepeltorentje. Na 1880 werd aan de achterzijde een serre toegevoegd. Sinds 1998 is het gebouw als conferentieoord in gebruik. De tuinbeelden vertonen Lodewijk XIV-vormen; de hekpijlers met siervazen Lodewijk XV-vormen. De parkaanleg, naar ontwerp van H. van Lunteren, stamt uit circa 1828. In 1911 liet S. van Citters een bloementuin toevoegen naar plannen van L.A. Springer. De dienstwoning annex koetshuis (Eerbeekseweg 10) stamt ook uit die tijd. Woonhuizen. Het beeld van Brummen wordt bepaald door een flink aantal forse, ongepleisterde, neoclassicistische huizen uit de eerste helft van de 19de eeuw. Voorbeelden zijn Beukenhorst (Zutphensestraat 71) uit 1828, gebouwd voor W.A. Prins, Arnhemsestraat 43 uit 1843, Assenrade (Zutphensestraat 33), Zutphensestraat 53 en het Polderhuis (Zutphensestraat 92). Het neoclassicistische Koppelenburg (Arnhemsestraat 51) is een gepleisterd huis met middenrisaliet uit 1841, opgetrokken voor mevrouw Berns-Hensius. Midden-19de-eeuwse eenlaags huizen zijn: Tuinstraat 65, het notarishuis Arnhemsestraat 42-44 en 't Malster (Elzenbosweg 20) uit 1865, gebouwd voor K.G. Fritzen. Een interessante eclectische ingangspartij met pilasters bezet met rozetten heeft Zutphensestraat 41 uit circa 1870. Eclectische details hebben ook Arnhemsestraat 31 en Kerkstraat 5 uit dezelfde tijd. Van rond 1880 dateert het huis Burg. De Wijslaan 2 met chalet-details. Het dubbele huis Arnhemsestraat 26-28 heeft neorenaissance-details; Sylvana (Arnhemsestraat 37-39) is in 1908 in neorenaissance-stijl gebouwd. In cottagestijl uitgevoerd is Arnhemsestraat 56 uit circa 1925. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Kraainest (Arnhemsestraat 159) dateert gezien de jaartalankers uit 1811. De Oude Smidse (Voorsterweg 135) is een Veluwse hallenhuisboerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw. Boerderij De Wijde Landen (Bronkhorsterweg 15) heeft een villa-achtig, neoclassicistisch voorhuis uit circa 1865 met een veranda aan de IJsselzijde. Het rond 1912 met jugendstil-details gebouwde voorhuis van 't Abbinck (Windheuvelstraat 1) heeft eveneens een veranda. De drie gekoppelde schuren zijn laat-19de-eeuws. Horeca. Café 't Kromhout (Marktplein 18) is een sober neoclassicistisch pand uit circa 1850 met latere veranda aan de voorzijde en een serre opzij. Café Concordia (Engelenburglaan 1) is een uitspanning in neoclassicistische vormen uit 1889, voorzien van een driezijdig uitgebouwde erker. De muziektent (Marktplein 7) uit 1926 heeft een achtzijdige plattegrond en expressionistische details. Er tegenover staat een gietijzeren dorpspomp uit circa 1880. Begraafplaatsen. De Alg. begraafplaats (Prinses Irenelaan 2) bevat onder meer een 19de-eeuwse grafkelder van de familie Schimmelpenninck van der Oye en een overdekt grafmonument met afgebeeld een vrouw die een gebroken zuil omklemt voor F.M. Bogaardt (†1880). De R.K. begraafplaats (Oude Eerbeekseweg 3) heeft een zinken kruisigingsgroep en een kapel uit circa 1920. Verder bevat deze onder meer een neogotisch grafteken voor de familie Brouwer (1862) en één met postament en kruis voor mevrouw L.E.M. Blankenheim-Helmich (†1915). Laag-Helbergen (Piepenbeltweg 1), gelegen ten noordoosten van Brummen in een uiterwaard van de IJssel, is een gedeeltelijk omgrachte voorm. havezate. De kelder van het huis zou midden-15de-eeuws zijn. Het huidige vierkante gebouw met natuursteen banden is vermoedelijk in opdracht van Arnt van der Walle gebouwd in de tweede helft van de 16de eeuw. In de 18de eeuw is het aan de noordzijde uitgebreid. In 1791 werd het een boerderij. Hierna kreeg het pand een uitgebouwde keuken en in de 19de eeuw aan de oostzijde een schuur. Voorstonden (Voorsterweg 139), gelegen ten noorden van Brummen, is een gedeeltelijk omgrachte voorm. havezate. Het oudste deel van het huis is de 16de-eeuwse kelder met graatgewelven op middenpijlers. Het huidige neoclassicistische huis kwam tot stand bij een verbouwing rond 1830 in opdracht van Alexander Diederik van Spaen en zijn vrouw Maria Catharina van Lennep. Na de aankoop in 1857 door A.G. baron de Vos van Steenwijk kwam een landschappelijk park tot stand met een driebeukig bouwhuis, in 1877 gevolgd door de bouw van een oranjerie. Het huis werd toen vergroot. Sinds circa 1985 huisvest het gebouw een architectenbureau. Overige landhuizen. In en rond Brummen staat een aantal landhuizen met omringend landgoed. Rhienderstein (Hazenberg 24) is een vierkant pand met een sobere neoclassistische ingangsomlijsting. De windvaan op het huis is gedateerd ‘1829’. Het koetshuis van Zigtrijk (Zutphensestraat 386) is een eenlaags gepleisterd pand met portiek op toscaanse zuilen, gebouwd in 1832 voor G.J. Roosegaarde. Het gepleisterde neoclassicistische huis Spaensweerd (Bronkhorsterweg 18), met omlijste deuringang en een dakruiter, heeft een 17de-eeuwse kern. Het huidige uiterlijk kreeg het na een verbouwing in 1835 voor papierfabrikant H. van Pannekoek. Het stalgebouw (Bronkhorsterweg 16) werd in 1857 gebouwd. Reuversweerd (Piepenbeltweg 3) is een gepleisterd neoclassicistisch landhuis met een middenrisaliet voorzien van een attiek en een portiek met gekoppelde toscaanse zuilen. Het huis is in 1926 uitgebreid. Tot het goed behoort de uit circa 1800 stammende, gepleisterde hallenhuisboerderij {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brummen, Landhuis Michaëlshoeve==} {>>afbeelding<<} Piepenbeltweg 5. Midden-19de-eeuws is het gepleisterde neoclassicistische pand Brunheim (M. Putstraat 16). De Michaëlshoeve (Zutphensestraat 175) is een fors landhuis in rijke neorenaissance-stijl met een aangebouwd koetshuis. Het werd in 1884 als ‘Quazenbosch’ gebouwd voor J.A.Z. baron van Brakell en zijn vrouw H.C. Colenbrander. Op de plaats van een voorganger uit 1835 verrees in 1912 het landhuis Klein Engelenburg (Spoorstraat 1). A.R. Freem en G.C. Bremer ontwierpen dit huis in ‘Um 1800’-stijl voor C.H. van Marle. Empe. Dit gehucht ten noorden van Brummen is eind 19de eeuw ontstaan nabij de Emperbrug over een oude IJsselstrang en het Huis Empe (Voorsterweg 166). Deze voorm. havezate werd tussen 1535 en 1566 gebouwd voor de Zutphense burgemeester Thomas van Boerlo en zijn vrouw Geertruyd Empe. Uit die tijd stammen nog twee gekoppelde vierkante kelders. Van een verbouwing rond 1638 voor Thomas van Buerlo resteert onder meer de grenen kap. Rond 1846 liet J.F.B. van Hasselt het huis aan de westzijde uitbreiden en het geheel pleisteren. Zijn zoon A.K.P.F.R. van Hasselt voorzag het huis in 1893 aan de achterzijde van een terras en in 1906 van een verdere uitbreiding met bibliotheek. In opdracht van J.B.F. van Hasselt kreeg het huis in 1931 zijn huidige vorm met achtkantig torentje naar plannen van G.C. Bremer en S. de Clercq. Toen is ook het landschappelijke park met geometrische tuin aangelegd naar ontwerp van H.A.C. Poortman. Uit circa 1906 dateert het koetshuis (Voorsterweg 161). Het dorp heeft enkele interessante boerderijen. De hallenhuisboerderij De Tesse (Emperweg 84) heeft een gevelsteen met als opschrift ‘Bartenburch 1669’. Het verhoogde woonhuis met puntgevel en topsieranker stamt uit deze tijd en heeft inwendig twee tegelschouwen en een spiltrap. Uit 1840 dateren de hallenhuisboerderijen De Meene (IJsselstraat 1), met dwars voorhuis en omlijste ingang, en Brederietweg 3. Naast de laatste staat een laat-19de-eeuwse, achtkantige rosmolen, die tot 1930 in gebruik was. Leuvenheim. Dorp gelegen ten zuiden van Brummen. Te midden van een bosrijk landgoed ligt het blokvormige, gepleisterde landhuis Den Bosch (Kerkweg 10). Dit neoclassicistische huis, voorzien van een houten torentje en een portico met toscaanse zuilen, is in 1832 gebouwd voor B.J. Verstege. Een parkaanleg heeft ook het landhuis De Rees (Arnhemsestraat 60), gebouwd in 1843 voor C.H. baron van Rhemen. De Wildbaan (Spankerenseweg 16) is een rijzig landhuis in neorenaissancevormen, gebouwd in 1910 voor A.J.P. Metelerkamp ter plaatse van een 16de-eeuwse voorganger. De bijgebouwen (Spankerenseweg 12-14) stammen uit circa 1860 en hebben neogotische en neoclassicistische details. Buren Kleine stad, ontstaan op een stroomrug. De nederzetting wordt voor het eerst vermeld in 772. Van het door de heren van Buren gestichte kasteel is voor het eerst sprake in 1298. Alard IV gaf Buren in 1395 stadsrechten en liet een stadsmuur met gracht aanleggen. Daarbinnen kwam een regelmatig stratenpatroon tot ontwikkeling, met als belangrijkste hoofdassen de Voorstraat-Peperstraat en de Herenstraat-Rodeheldenstraat. Het noordelijke gedeelte had een minder dichte bebouwing - met stadsboerderijen, tuinen en boomgaarden - dan het zuidelijke gedeelte. Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren liet de stadsverdediging versterken naar plannen van Alexander Pasqualini. Hoewel Buren rond 1500 een centrale plaats had binnen het in 1492 tot graafschap verheven gebied, ontwikkelde het zich vanwege de geïsoleerde ligging niet tot een belangrijk handels- of marktcentrum. Toen vanaf 1647 het kasteel niet meer permanent bewoond werd, nam het belang van Buren af. Uitbreidingen buiten de stadswallen kwamen pas in de 20ste eeuw tot stand, eerst aan de Buitenhuizenpoort en na 1945 aan de zuidoostzijde en aan de noordwestzijde tussen het Plantsoen (het voorm. kasteelterrein) en de Culemborgseweg. De (Herv.) St.-Lambertuskerk (Markt 4) [1] is een driebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een ingebouwde westtoren van drie geledingen waarboven twee achtkanten en als bekroning een achtkantige open houten lantaarn met koepeldak. De kerk is gebouwd ter plaatse van een kapel uit de tweede helft van de 13de eeuw die in 1395 tot parochiekerk werd verheven. Van de huidige laat-gotische kerk is de midden-14de-eeuwse toren het oudste gedeelte. De traptoren dateert uit circa 1500. De onderste van de twee achtkanten kwam rond 1540 tot stand naar ontwerp {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Buren 1(Herv.) St.-Lambertuskerk (zie p. 124) 2Synagoge (p. 125) 3R.K. St.-Gregoriuskerk (p. 125) 4(Koninklijke) Weeshuis (p. 125) 5Culemborgse- of Huizerpoort (p. 125) 6Stadhuis (p. 126) 7Waag (p. 126) 8Kasteelterrein (p. 126) 9Alg. begraafplaats (p. 126) 10windmolen ‘De Prins van Oranje’ (p. 127) ==} {>>afbeelding<<} van Alexander Pasqualini. Het bovenste achtkant en de lantaarn zijn in 1661-'62 toegevoegd naar ontwerp van Pieter Post. In de toren hangen klokken van Henricus de Borch (1520, mogelijk hergoten na 1575), de gebroeders Simon (1615) en de firma Eijsbouts (1965). Het schip verrees in de tweede helft van de 14de eeuw; het middenschip en de smalle zuidbeuk hebben een gemeenschappelijk zadeldak. In het eerste kwart van de 15de eeuw werd het koor opgetrokken en heeft men de noordelijke zijbeuk verbreed en langs de toren verlengd. Het toen eveneens gebouwde noordkoor is in 1733 wegens bouwvalligheid gesloopt. Midden-15de-eeuws is het noordportaal. De kerk onderging diverse restauraties, zoals in 1888, 1950-'53 (westgevel en consistoriekamer door A. Boeken en later E.H. Weber), 1961-'64 (toren door C.W. Royaards) en 1975-'80 (kerk door N.C.G.M. van de Rijt en G. van Setten). Bij de laatste restauratie is de 19de-eeuwse buitenbepleistering verwijderd. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven uit 1742. De kerk bevat een groot aantal 16de- en 17de-eeuwse grafzerken. In het koor bevindt zich de grafkelder van de graven van Buren. Tot de 17de-eeuwse inventaris behoren een preekstoel (eerste helft 17de eeuw), een doophek en twee tekstborden, waarvan één uit 1602. Het orgel is gebouwd door C.G.F. en J.F. Witte (1852). De voorm. synagoge (Kniphoek 14) [2] werd in 1804 ingericht in een tegen de stadsmuur gebouwd huis. Bij een verbouwing in 1864 zijn spitsboogvensters aangebracht. Tot 1890 heeft het pand als synagoge gediend. De R.K. St.-Gregoriuskerk (Kornedijk 3) [3] is een driebeukige pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met traptoren en een ingesnoerde spits. De neogotische kerk verrees in 1886-'87 naar ontwerp van G. te Riele. In de toren hangt een klok uit 1478. De sacristie verbindt {== afbeelding Buren, (Herv.) St.-Lambertuskerk==} {>>afbeelding<<} de kerk met de gelijktijdig naar ontwerp van Te Riele gebouwde neogotische pastorie (Kornedijk 2). Het voorm. (Koninklijke) weeshuis (Weeshuiswal 9) [4] is een rijk maniëristisch gebouw uit 1613, opgetrokken in opdracht van Maria van Nassau naar ontwerp van Adriaen Fredericksz van Oudendijck. Langs de Weeshuisstraat staat een langgerekte tweelaags vleugel en langs de Weeshuiswal een korte eenlaags vleugel met twee Vlaamse geveltjes. De hoofdvleugel heeft een dakruiter met twee opengewerkte houten zeskanten en een klokvormige afdekking. In de dakruiter hangt een klok uit 1717. De door Jorde Janssen verschillend gesneden, houten consoles onder de uitkragende daklijst van het hoofdgebouw zijn onder meer versierd met het Burense wapen en gekroonde wapenschilden. De ingang met ionische zuilen op postament wordt afgesloten door een aedicula met tekstplaat. In het fronton van de grote voorpoort aan de Weeshuisstraat met gebosseerde dorische pilasters is het gekroonde wapen van Maria van Nassau weergegeven. De beelden van Geloof, Hoop en Liefde, die het fronton bekronen, worden toegeschreven aan Adriaen Fredericksz van Oudendijck. Het reliëf in het fronton en het opschrift in het fries zijn bij een restauratie in 1886 vernieuwd. De in 1856 aangebrachte interieurwijzigingen zijn herzien bij een verbouwing in 1916, naar ontwerp van C.B. Posthumus Meyjes. Ook heeft men toen de bestaande achtervleugel aan de Weeshuiswal in aangepaste stijl verlengd en twee haakse achtervleugels toegevoegd. De kap is in 1983 gerestaureerd, de gevels in 1991 onder leiding van N.C.G.M. van de Rijt. Het gebouw dient thans als marechausseemuseum. Stadsmuren. Het grootse gedeelte van de laat-14de-eeuwse ommuring is herkenbaar, zij het sinds de 19de eeuw in verlaagde toestand. Aan de zuidzijde zijn delen (onderstuk) van twee waltorentjes behouden. Aan de noordzijde gaat de muur schuil in een in 1621 verbrede wal. De gracht is alleen gedempt achter de Kniphoek ('t Stek). Van de poorten resteert de Culemborgse- of Huizerpoort (Achter Bonenburg 1) [5]. De overwelfde rondboogdoorgang is laat-14de-eeuws. De verdieping met zadeldak {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Buren, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} tussen twee topgevels is in de 17de eeuw vernieuwd. De gevel aan de stadszijde en de bogen zijn in 1816 nieuw opgetrokken. De zonnewijzer aan de stadszijde dateert uit 1631. Het voorm. stadhuis (Markt 1) [6] is een in de kern 16de-eeuws hoekpand, dat in 1554 door het stadsbestuur werd aangekocht. Bij een verbouwing in 1612, naar plannen van Adriaen Fredericksz van Oudendijk, kreeg het onder meer de dakruiter met peervormige bekroning. Het klokkenspel in de dakruiter is gegoten door Petit & Fritsen (1984). Het huidige uiterlijk van het stadhuis wordt bepaald door een verbouwing in 1739. De ingangspartij in Lodewijk XIV-stijl, voorzien van het gekroonde wapen van Buren, is ook uit die tijd. Het stadhuis is rond 1968 gerestaureerd onder leiding van C.W. Royaards. Hierbij is het aan de noordzijde grenzende pand, dat in 1846 door Stoops tot dijkstoel was verbouwd, bij het stadhuis getrokken. Dit pand is voorzien van een houten balustrade en kroonlijst, waarin het wapen van het polderdistrict Buren is weergegeven. De pui bestaat uit twee rondboogdeuren tussen ionische pilasters. De panden zijn nu in gebruik als VVV-kantoor en museum (met veel sculptuurfragmenten van het kasteel). De waag (bij Markt 2) [7] werd rond 1870 tegen de westgevel van de Lambertuskerk gebouwd. Het is een kleine neoclassicistische houten zuilengalerij met rondbogen en in het midden een fronton. Bij de waag staat een bakstenen stadspomp uit 1732 met ingezwenkte afdekking. In het rechthoekige spaarveld aan de voorzijde staat de tekst: ‘Crassante flamma civibus solatio’ (wanneer de vlammen woeden, ben ik de burgers tot troost). Kasteelterrein (Plantsoen ong.) [8]. Het kasteel van de heren van Buren wordt voor het eerst vermeld in 1298. De omgrachte burcht met voorburcht werd in 1530-'45 vernieuwd en omwald naar plannen van Alexander Pasqualini. Later kwam het kasteel in het bezit van het huis Oranje-Nassau. Na de geleidelijke sloop tussen 1804 en 1883 is alleen nog het kasteelterrein (Plantsoen bij 2) herkenbaar. Rond de slotgracht is naar ontwerp van Zocher in de 19de eeuw een plantsoen aangelegd. Een monument uit 1971 houdt de herinnering aan het kasteel levend. In het plantsoen staat verder een bakstenen stadspomp uit 1874. Op een gedeelte van het voorm. kasteelterrein is de Alg. begraafplaats (Plantsoen 2) [9] aangelegd, met een gepleisterd neoclassicistisch poortgebouw annex baarhuisje uit 1883. De begraafplaats bevat onder meer twee grafkelders met opbouw, waaronder de familiegrafkelder van N.J.M.F. van Everdingen (1879). Woonhuizen. Binnen de omwalling staan voornamelijk dwarse huizen, veelal met zadeldaken tussen tuit- of trapgevels. De meeste hebben achter de 19de-eeuwse (gepleisterde) voorgevel een oudere kern behouden. In opzet laatmiddeleeuws is het dwarse huis Zoetendaal 1 met een zadeldak tussen zijtopgevels (met vlechtingen). Achter het huis bevindt zich een evenwijdige vleugel, eveneens met zadeldak. De lijstgevel aan de voorzijde dateert uit circa 1850. Het 16de-eeuwse dwarse huis Kerkstraat 1 heeft een zadeldak tussen zijtrapgevels met ezelsruggen. Het brede, van oorsprong 16de-eeuwse huis, Zoetendaal 3 heeft een 19de-eeuwse gepleisterde lijstgevel. Een nog duidelijk herkenbaar 17de-eeuws karakter hebben de onderkelderde, dwarse huizen die aan weerszijden van de Huizerpoort tegen de stadsmuur zijn gebouwd: de eenlaags muurhuizen Kniphoek 8-12 en 16-20, de tweelaags muurhuizen Kniphoek 2-6 - met trapgevels als brandmuren - en het tegen de poort gebouwde pand Achter Bonenburg 1. Deze muurhuizen zijn in 1968-'70 onder leiding van C.W. {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} Royaards gerestaureerd. Vergelijkbare (gepleisterde) dwarse eenlaagspanden uit de 16de en 17de eeuw zijn Kerkstraat 2-7. Volgens een opschrift op de puibalk dateert het huis Voorstraat 3 uit 1633. In de gevel zijn drie gebeeldhouwde koppen, een wapensteen en geprofileerde bogen op maskerstenen aangebracht. Een van de weinige diepe huizen in Buren is Rodeheldenstraat 20 uit de eerste helft van de 17de eeuw. De trapgevel is voorzien van sierankers en ontlastingsbogen op natuurstenen kraagstenen. Volgens de jaartalankers dateren de gepleisterde dwarse huizen Herenstraat 12, met kelder en opkamer, en Rodeheldenstraat 28 beide uit 1644. Het vrijstaande hoekpand Herenstraat 2 met zadeldak tussen tuitgevels gaat terug tot de 16de of 17de eeuw. Mogelijk uit de tweede helft van de 17de eeuw stamt het onderkelderde blokvormige huis Buitenhuizerpoort 12, waarvan de vensters, de voordeur en de deuromlijsting van rond 1800 dateren. Het herenhuis Herenstraat 19 heeft een lijstgevel met een kroonlijst en een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl (circa 1740). De kroonlijst van het aangrenzende gepleisterde koetshuis vertoont Lodewijk XV-vormen (rond 1760). Voorbeelden van oude dwarse huizen met een gepleisterde 19de-eeuwse lijstgevel zijn Voorstraat 1 (vroeg-19de-eeuws), De Brauwerije (Herenstraat 7), Herenstraat 17 (circa 1850), Peperstraat 6-8 met 16de-eeuwse sierankers en Peperstraat 17 (circa 1865) met gebeeldhouwde 17de-eeuwse leeuwenmaskers. Oudere panden met een eenvoudige, ongepleisterde 19de-eeuwse lijstgevel zijn: Herenstraat 10 (circa 1800), Herenstraat 9 (1854) en Herenstraat 8. Soortgelijke gevels van rond 1850 zijn Weeshuiswal 5-8 - met inrijpoorten - Voorstraat 10 en Rodeheldenstraat 24. Het deels onderkelderde, gepleisterde hoekpand Rodeheldenstaat 25-27/Kornewal 10 is rond 1850 tot stand gekomen, het blokvormige hoekhuis Peperstraat 24 met mezzanino rond 1860. Het deels onderkelderde huis Kornewal 3 draagt de jaartalankers ‘1882’ in de gepleisterde zijgevel. Aangrenzend bevindt zich het voorm. koetshuis Kornewal 1. Boerderijen. De 18de-eeuwse, wit geschilderde hallenhuisboerderij Molenwal 5 heeft een dwars, onderkelderd voorhuis met zadeldak tussen topgevels. Uit 1857 dateert De Heuf (Tielseweg 1), een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis, tussenlid en achterhuis met hooisteek. De als paardenfokkerij opgezette boerderij, werd begin 20ste eeuw een fruitkwekerij. Op het erf staat een potstal uit 1904, die in 1936-'37 tot fruitopslagplaats is verbouwd. De windmolen ‘De Prins van Oranje’ (Molenwal 6) [10] is een ronde stenen stellingkorenmolen, waarvan de houten kap met dakleer is gedekt. De molen is in 1716 gebouwd ter vervanging van een bouwvallige standerdmolen. In 1912 is brandschade hersteld en in 1952 en 1974 is de molen gerestaureerd. Pakhuizen. Uit circa 1850 dateren de tweelaags pakhuizen Kniphoek 5 en Weeshuiswal 4; de laatste heeft een kern met laat-middeleeuws muurdelen. Bussloo (gemeente Voorst) Dorp, gesticht in 1818 met de bouw van een kerk door J.W.A. baron van Wijnbergen, heer van het in 1910 afgebroken huis Bussloo. Rond 1970 ontstond aan de noordwestzijde het recreatiegebied Bussloo. De R.K. St.-Martinuskerk (Deventerweg 12) is een driebeukige neoclassicistische kerk met ingangsportaal en achtkantige dakruiter. De kerk verrees in 1818 en heeft boven het portaal het wapen van de stichter. De vensters zijn in 1845-'46 voorzien van neogotische traceringen. Het interieur wordt gedekt door een tongewelf van stucwerk op latten met versieringen in Lodewijk XVI-stijl. De kerk bevat een door C.F.A. Naber gebouwd orgel (1845-'46; gerestaureerd in 1988-'89). Op het kerkhof bevinden zich een gietijzeren kruisiging (1840, Nering Bögel) en de grafzerk van J.W.A. baron van Wijnbergen (†1849). De neoclassicistische pastorie (Deventerweg 14) stamt uit 1846. De Poll (Pollaan 5) is een voorm. havezate die vaak als Nieuwe Poll wordt aangeduid ter onderscheiding van de ten noorden van een gracht gelegen Oude Poll, die in de 19de eeuw door een boerderij is vervangen. De Nieuwe Poll bevat resten van een midden 16de eeuw door Sweder van Apeldorn gesticht gebouw. Van een verbouwing rond 1611 in opdracht van Peter van Apeldorn zijn in de zijgevel vroeg-17de-eeuwse muurdelen met zandstenen speklagen bewaard gebleven. Ditmar van Wijnbergen liet het huis in 1726-'30 vergroten tot zijn huidige volume naar plannen van Gerrit Ravenschot. De voorgevel kreeg hoekpilasters en een middenrisaliet met omlijste ingang voorzien van ionische pilasters in Lodewijk XIV-stijl. In opdracht van Willem Anne Schimmelpenninck van der Oye werd de voorgevel rond 1830 verbouwd en kreeg het middenrisaliet zijn huidige afsluiting. Het park werd in 1812 in romantische landschapsstijl aangelegd naar plannen van H. van Lunteren en in 1932 door L.A. Springer gereorganiseerd. Uit circa 1915 dateren het koetshuis en de iets verderop gelegen portierswoning (Deventerweg 17) in late neorenaissancestijl. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Middelburg (Zandwal 1) heeft een 18de-eeuws dwars voorhuis; het bedrijfsgedeelte is in 1863 vernieuwd. Vroeg-19de-eeuwse boerderijen met een dwars voorhuis zijn Deventerweg 4 en 21. De begraafplaats (Deventerweg 2) heeft een neoclassicistische portierswoning uit circa 1840 en een baarhuisje uit circa 1860. Op de begraafplaats bevindt zich de 19de-eeuwse grafkelder van de familie Schimmelpenninck van der Oye. Buurmalsen (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug en later uitgegroeid tot een rond kern-esdorp. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp aan de zuidwestzijde uitgebreid. De Herv. kerk (Rijksstraatweg 11) is een driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Het romaanse schip uit circa 1100, waarvan nog enig muurwerk resteert, werd begin 14de eeuw met zijbeuken uitgebreid. De gedeeltelijk met tufsteen {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Buurmalsen, Woonhuis Molenhof==} {>>afbeelding<<} beklede toren verrees begin 15de eeuw. In de toren hangt een door Henricus de Borch gegoten klok (1523). Het laatgotische koor met voorm. sacristie kwam begin 16de eeuw tot stand. De kerk is gerestaureerd in 1987-'89, onder leiding van W.A. Mazzola. Inwendig wordt het koor gedekt door een kruisribgewelf op gebeeldhouwde kraagstenen, de sacristie door een stergewelf en het schip door een vlakke houten zoldering uit 1824. De kerk bevat diverse middeleeuwse muur- en gewelfschilderingen. Tot de inventaris behoren een sarcofaag en een sarcofaagdeksel (12de of 13de eeuw) en een door K.M. van Puffelen gebouwd orgel (1858). Woonhuizen. Het rond 1900 gebouwde huis Rijksweg 15 is een gepleisterd T-vormig pand met bakstenen sierbanden. Uit 1911 dateert het voor G. Heuff gebouwde huis Keizerhoff (Groeneweg 2) met decoraties in verblendsteen. W.A.O. Koster liet in 1929-'30 het huis Molenhof (Lingedijk 1) optrekken, een hoog rond huis met overstekend tentdak en expressionistische en functionalistische kenmerken. Het ontwerp is van A.H. Wegerif, het beeldhouwwerk van W.C. Brouwer. Boerderijen. In het dorp staan enkele 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis, zoals: Burensedijk 19 (circa 1819), met jonger achterhuis en een hooiberg, Rijksstraatweg 21-23 (circa 1885), met tweebeukig voorhuis en een vloedschuur (bij nr. 19) en Burensedijk 36 (1888), met dakoverstek aan de achterzijde. De boerderij Malsenburg (Rijksstraatweg 29) uit circa 1885 heeft een fors tweelaags woonhuis dat via een tussenlid is verbonden met een vloedschuur. Op het erf staat ook een gepotdekselde wagenschuur. De verkeersbrug over de Linge (bij Rijksstraatweg 1) is een betonnen boogbrug uit 1941. Culemborg Stad, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug van de Lek en een haaks daarop gelegen zandrug langs het riviertje de Meer. Vlakbij lag het kasteel van de heren van Beusichem. De in 1281 voor het eerst vermelde nederzetting kreeg in 1318 stadsrechten en werd kort daarna van een ommuring voorzien. De oudste bebouwing lag aan de zuidzijde van de Kattenstraat en Goilberdingerstraat, en langs de Oude Vismarkt-Markt-Varkensmarkt en de Herenstraat. Vanaf circa 1350 werd ook het gebied ten noorden van de Goilberdingerstraat, {== afbeelding Culemborg, (Herv.) Grote of St.-Barbarakerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} Kattenstraat en Slotstraat bebouwd en eind 14de eeuw was er bebouwing in de omgeving van de Havendijk. Die laatste uitbreiding werd rond 1427 ommuurd. Ten zuiden van de oudste kern ontstond de forse Nieuwstad, die eind 14de eeuw werd ommuurd. De omgrachte stadsdelen van het middeleeuwse Culemborg zijn nog steeds goed herkenbaar. In 1555 werd Culemborg tot onafhankelijke graafschap verheven, een positie die de stad tot 1795 behield. Na een langdurige economische terugval vanaf de 18de eeuw werd de relatief geïsoleerde positie van de stad doorbroken dankzij de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Den Bosch (1868-'70). Daarna kwam de industriële ontwikkeling van Culemborg op gang. Ten westen van de Nieuwstad kwam rond 1910 de Triowijk met arbeiderswoningen tot stand. Daarna volgden de Bloemenwijk (vanaf 1910), het Keestrakwartier (vanaf 1930) en de wijk Achter het Zand (circa 1938). Na de Tweede Wereldoorlog is de stad in westelijke, zuidelijke en oostelijke richting verder uitgegroeid. De (Herv.) Grote of St.-Barbarakerk (Grote Kerkstraat 4) [1] is een laat-gotische, driebeukige basilicale kruiskerk voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met omgang en een deels ingebouwde toren van drie geledingen met balustrades. De toren heeft een laat-14de-eeuwse {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Culemborg, Binnenstad 1(Herv.) Grote of St.-Barbarakerk (zie p. 128) 2Oud-Kath. kerk van St. Barbara en St. Antonius (p. 129) 3Evang. Luth. kerk (p. 129) 4Synagoge (p. 130) 5Chr. Geref. kerk (p. 130) 6R.K. St.-Barbarakerk (p. 130) 7Elisabeth Weeshuis (p. 130) 8Aartsbischoppelijke seminarie (p. 130) 9klooster Mariakroon (p. 130) 10Lanxmeer- of Binnenpoort (p. 130) 11Stadhouders- of Drostenhuis (p. 130) 12Stadhuis (p. 131) 13Vismarkt (p. 131) 14Kasteelterrein (p. 131) 15windmolen De Hoop (p. 132) ==} {>>afbeelding<<} onderbouw en een 15de-eeuwse bovenbouw; de spits is in 1654 afgebrand. In de toren hangen vier door François en Pieter Hemony gegoten klokken (1654-'55). Het huidige middenschip, transept en koor zijn na de verheffing tot kapittelkerk in 1421 en een brand in 1422 tot stand gekomen, waarbij delen van het vroeg-14de-eeuwse transept behouden zijn gebleven. De zijbeuken van het schip dateren uit de tweede helft van de 15de eeuw. Het transept heeft men in het eerste kwart van de 16de eeuw aan de noordzijde verlengd met de O.L. Vrouwekapel en in het tweede kwart van die eeuw aan de zuidzijde met de St.-Barbarakapel of het Kruiskoor. De driezijdig gesloten sacristie met verdieping en traptoren dateert eveneens uit het tweede kwart van de 16de eeuw. De kerk is in 1964-'68 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven (1725); de sacristie heeft een netgewelf op gebeeldhouwde kraagstenen. Tot de inventaris behoort een preekstoel met doophek (1658) naar ontwerp van Willem Cool en deels uitgevoerd door Joris Flud. Van zijn hand zijn ook vier herenbanken en twee tochtportalen, alle rond 1659). Verder zijn er nog een door Mathijs Verhofstad gebouwd orgel (1719; gewijzigd in 1804) en een deels met 17de-eeuws pijpwerk gebouwd orgel (circa 1750). De kerk bevat verder een gotische grafsteen voor Elisabeth van Buren (†1451), een epitaaf voor Frederic d'Orville (†1655), een gebeeldhouwde marmeren graftombe voor Catharina Alida van der Dussen (†1745) - vervaardigd in 1746 door J.F. Maas (putto) en I. Bollina - en vele 17de- en 18de-eeuwse grafzerken. De Oud-Kath. kerk van St. Barbara en St. Antonius (Varkensmarkt 18) [2] is een eenvoudige zaalkerk met halfronde apsis en een neoclassicistische deuromlijsting, gebouwd in 1836 naar ontwerp van stukadoor Beers. Tot de inventaris behoren een preekstoel (circa 1725) en een door J.F. Witte gebouwd orgel (1900). De pastorie (Varkensmarkt 20) is een herenhuis uit circa 1840. De Evang. Luth. kerk (Achterstraat 2) [3] is een recht gesloten zaalkerk met zeshoekig houten klokkentorentje, {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} gebouwd in 1839 ter plaatse van de in 1676 voor de Lutheranen herbouwde middeleeuwse kapel van het Pietersgasthuis. De kerk heeft spitsboogvensters en een neoclassicistische ingangsomlijsting. In het klokkentorentje hangt een door Gerhard Schimmel gegoten klok (1686). Het interieur wordt gedekt door een houten spitstongewelf. Tot de inventaris behoren twee gesneden herenbanken (1676-'77), een preekstoel met doophek (circa 1840) en een door G. van Druten gebouwd orgel (1897). De kerk is in 1986 gerestaureerd, gelijktijdig met het laatmiddeleeuwse dwarse huis Achterstraat 6-8, dat een onderdeel vormde van het in de 14de eeuw gestichte Pietersgasthuis. De voorm. synagoge (Jodenkerkstraat 5) [4], een zaalgebouw met aan de achterzijde een uitbouw voor de Arke, verrees in 1867-'68 ter plaatse van een voorganger uit 1791. Het in Willem II-gotiek opgetrokken gebouw is ontworpen door J. Sillevis. Thans is het gebouw in gebruik als Geref. kerk. De Chr. Geref. kerk (Ridderstraat 17) [5] is een eenvoudige zaalkerk uit 1868 met neoclassicistische ingangsomlijsting. Het jaartal 1834 op de voorgevel verwijst naar de Afscheiding. De R.K. St.-Barbarakerk (Markt 50) [6] is een driebeukige basilicale kruiskerk met recht gesloten koor, vieringspits en een terzijde geplaatste toren van drie geledingen met spits en hoekspitsjes. Deze neogotische kerk verrees in 1885-'86 naar ontwerp van P.J. van Genk en heeft grote roosvensters in de voorgevel en de sluitgevels van transept en koor. In de toren hangt een door Jan Tolhuis gegoten klok (1555). Het interieur wordt gedekt door gestucadoorde houten kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een door Bätz-Witte gebouwd orgel (1861; gerestaureerd in 1971-'72), door Th. Loots geschilderde kruiswegstaties (1897) en een door N. Molenaar ontworpen preekstoel (1911). De pastorie (Ridderstraat 198) dateert uit 1904 en vertoont chaletstijl- en jugendstil-details. Het voorm. R.K. Verenigingsgebouw (Zandstraat 44), met in- en uitgezwenkte gevel, dateert uit 1900. Het parochiehuis (Grote Kerkstraat 13) is rond 1930 gebouwd in strakke expressionistische vormen. Het voorm. Elisabeth Weeshuis (Herenstraat 29) [7] bestaat uit drie vleugels rond een binnenplein, dat via een poortgebouw aan de Herenstraat toegankelijk is. Het complex is in 1557-'60 tot stand gekomen uit de nalatenschap van Elisabeth van Culemborg. De kapel is voorzien van een natuurstenen ingangsomlijsting en de jaartalankers ‘1557’. Haaks op de kapel staat de noordvleugel, waarin de jongens waren gehuisvest; de ingang met gesneden bovenlicht dateert uit 1801. De meisjes waren ondergebracht in de lange tweebeukige westvleugel, voorzien van een gepolychromeerde wapensteen (1560) in vroege renaissance-vormen met de wapens van Anthonis van Lalaing. Deze vleugel bevat een tweebeukige kelder met kruisgewelven en daarboven een zaal. De in 1801 van de zaal afgescheiden regentenkamer heeft een schouw met stucwerk gemaakt door F.M. Beretta. Het in de kern mogelijk 16de-eeuwse poortgebouw is voorzien van een doorgang met kruisribgewelven en een hardstenen poort in Lodewijk XVI-vormen, vervaardigd in 1782-'85 door H. Ogert en Jan Verkerk. Het complex is in 1960 gerestaureerd en dient nu als museum en openbare bibliotheek. Van het voorm. Aartsbisschoppelijke seminarie (bij Ridderstraat 198) [8], gesticht in 1818, resteert na een brand in 1976 alleen de neogotische kapel voorzien van een dakruiter met ranke spits. De toegang tot het terrein van het seminarie wordt gevormd door een in 1857 gebouwde neoclassicistische poort (bij Ridderstraat 202) met het bisschoppelijke wapen. Het voorm. klooster Mariakroon met pensionaat (Ridderstraat 76-98) [9] kwam in 1881 en 1899 tot stand in neorenaissance-stijl. Verdedigingswerken. Na het verkrijgen van stadsrechten in 1318 kreeg Culemborg een stadsmuur en omgrachting. De muur is rond 1430 verhoogd en aan de binnenzijde verzwaard met een weergang op spaarbogen. Restanten zijn behouden gebleven in enkele achtergevels van panden aan de noordzijde van de Binnenmolenstraat. Grotere restanten zijn te vinden achter de panden Ridderstraat 192-198 en vanaf de Goilberdingerstraat in zuidelijke richting achter de Herenstraat tot aan 't Hof, {== afbeelding Culemborg, Lanxmeer- of Binnenpoort==} {>>afbeelding<<} waar zich ook de restanten van de Schutters- en de Begijnentoren bevinden. Het best bewaard is de Lanxmeer- of Binnenpoort (Binnenpoort 1) [10], waarvan de onderbouw uit de 14de eeuw dateert en de bovenbouw uit 1557. De poort heeft een doorgang met koepelgewelf, een balustrade en een tentdak met opengewerkte lantaarn en uivormige bekroning. In de lantaarn hangt een door Willem van Wou gegoten klok (1509). De poort is in 1940-'43 gerestaureerd onder leiding van B. van Bilderbeek. Restanten van de middeleeuwse voorpoort en een poort uit 1617, naar ontwerp van J. Canneman, zijn te zien bij het pand Binnenpoort 6. Het Stadhouders- of Drostenhuis (Slotstraat 10) [11] is een tweebeukig dwars pand met zadeldaken tussen trapgevels uit de eerste helft van de 15de eeuw. Het gebouw heeft een vroeg-19de-eeuwse ingangsomlijsting. Het interieur bevat een muurschildering met een voorstelling van de Kruisiging en de figuren van de stichters Sweder van Culemborg en zijn echtgenote Judith Uten Engh. De 15de-eeuwse kern van het aangrenzende Slotstraat 12 maakte aanvankelijk deel uit van het Stadhoudershuis. {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} Het stadhuis (Markt 1) [12] is een rijk uitgevoerd laat-gotisch gebouw met een zadeldak tussen trapgevels voorzien van pinakels en met een opengewerkte zeshoekige dakruiter van twee geledingen met peervormige bekroning. Bij de bouw in 1534-'39, naar ontwerp van Rombout Keldermans, werden de aan de noordwest- en de westzijde gelegen 15de-eeuwse waag en oude raad- en schepenkamer geïntegreerd. In het nieuwe gebouw werd het vleeshuis ondergebracht in de met kruisribgewelven overkluisde kelder; op de bel-etage werden de burgerzaal en vierschaar ingericht en op de verdieping de nieuwe schepen- of raadkamer. De dubbele bordestrap met schildhoudende leeuwen en keldertoegang dateert uit 1755 en is in 1822 en in 1930 met de oude materialen herbouwd. In de dakruiter hangt een waarschijnlijk 14de-eeuwse klok. Het stadhuis is in 1941-'46 onder leiding van A. van Essen ingrijpend gerestaureerd, waarbij het 15de-eeuwse gedeelte, dat in 1860 al een nieuwe neogotische voorgevel had gekregen, ingrijpend is gewijzigd. Verder heeft men toen het aangrenzende pand Oude Vismarkt 6 geheel herbouwd met een classicistische pilastergevel. Het in 1912-'13 naar ontwerp van G. Prins in neorenaissance-stijl gebouwde pand Markt 5 behoort tot het raadhuis. Inwendig bevat het stadhuis gesneden {== afbeelding Culemborg, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} balkconsoles met het stadswapen, een schouw met geschilderd cartouche (1583) en een schouw in Lodewijk XV-stijl, voorzien van een door Walter Pompe vervaardigd terracotta Justitiabeeld (1735) en snijwerk van W. Winters (1762). Verder zijn er gebrandschilderde ramen van H.J.M. Basart (circa 1945). De vismarkt (bij Havendijk 60) [13] is een uit 1787 daterende kleine classicistische hal met voorpleintje. Het risalerende middengedeelte op toscaanse zuilen wordt afgesloten door een fronton. De voorm. openbare lagere school (Goilberdingerstraat 14) is in 1884 gebouwd in neorenaissance-stijl naar ontwerp van L. Sillevis. Kasteelterrein (bij Het Voorburg 1) [14]. Het rond 1270 door Hubert van Beusichem gestichte, omgrachte kasteel Culemborg met ronde toren, zaal en polygonale ringmuur, is daarna tot in de 16de eeuw in fasen uitgebreid tot een complex met diverse torens en een bebouwde voorburcht. Na in 1672-'73 door Franse troepen zwaar beschadigd te zijn, werd het kasteel in 1735 afgebroken. De vanaf 1985 bij archeologisch onderzoek tevoorschijn gekomen funderingsrestanten zijn in het zicht gebracht. Op het terrein staat verder een uit 1846 daterende zeshoekige bakstenen theekoepel met rieten tentdak. Woonhuizen. De oudste huizen in Culemborg zijn over het algemeen dwarse huizen met een hoog zadeldak tussen trapgevels. Het rond 1965 gerestaureerde dwarse huis Caffagne (Everwijnstraat 3-9) dateert uit circa 1540 en heeft een gevel met geprofileerde korfbogen en bakstenen kruisvensters. Andere dwarse huizen zijn Binnenpoort 2 en het buurpand (bij Binnenpoort 2), Ridderstraat 184 (laat-16de-eeuws), Markt 8 (circa 1600, maar met jongere gevel) en Molenwal 32 (vroeg-17de-eeuws). Het diepe huis Markt 11 heeft een gevel in vroege renaissance-stijl met pilasters voorzien van ionische kapitelen en natuurstenen basementen op maskerkopjes. De gezwenkte geveltop bevat de jaartalsteen ‘1549’. Diepe huizen uit het eerste kwart van de 17de eeuw hebben trapgevels met geprofileerde ontlastingsbogen op consoles, geprofileerde bakstenen waterlijsten, siermetselwerk en sierankers. Een huis met een dergelijke voorgevel voor een oudere kern is het in 1968-'69 gerestaureerde Huis De Fontein (Achterstraat 38), waar de stichter van de Kaapkolonie, Jan van Riebeek, woonde. Vroeg-17de-eeuwse trapgevels hebben ook Achterstraat 36, Zandstraat 23 - met twee gebeeldhouwde leeuwenmaskers maar zonder geveltop -, Zandstraat 9 en Binnenpoort 6; de twee laatste uitgevoerd met natuurstenen banden. Het in de kern 17de-eeuwse smalle pandje bij Markt 11 heeft een 18de-eeuwse gezwenkte top met gebogen fronton. Vanaf de 18de eeuw kregen veel oude huizen een - later dikwijls gepleisterde - lijstgevel; de laat-middeleeuwse of 16de-eeuwse kern is vaak nog herkenbaar aan de hoge kap. Het diepe huis In den Keyser (Markt 13) heeft een 16de-eeuwse kern en een eenvoudige 18de-eeuwse lijstgevel met het jaartal ‘1707’ en vensteromlijsting in Lodewijk XV-vormen (circa 1740). Het in de kern 16de-eeuwse pand Het Gulden Hooft (Markt 6) heeft een laat-18de-eeuwse gevel met middenrisaliet en eenvoudige deur- en bovenvensteromlijsting. Andere voorbeelden van 18de-eeuwse lijstgevels zijn te vinden bij het diepe huis Tapperij De Poortwachter (Everwijn 27), Goilberdingerstraat 3-5 - een eenlaags dwars huis met opkamer -, en de dwarse huizen Goilberdingerstraat 15 en Goilberdingerstraat 27. Huizen met een oude kern, die in de 19de eeuw een nieuwe gevel kregen, zijn bijvoorbeeld: Everwijnstraat 25 (circa 1850), Havendijk 8, Markt 19, Zandstraat 39 - een eenlaags dwars huis met trapgevels -, Markt 24-32 en het gepleisterde herenhuis Grote Kerkstraat 17. Van vroeg-19de-eeuwse gepleisterde lijstgevels voorzien zijn het eenlaagspand Goilberdingerstraat 6, het huis Herenstraat 31 - hier woonde de abt van de abdij van Mariënwaard - en het diepe huis Slotstraat 8. Eenvoudige 19de-eeuwse lijstgevels hebben Ridderstraat 186 (circa 1825) en het dwarse herenhuis Huys mitter Hofstadt (Everwijnstraat 1; 1858). Iets meer decoratie vertonen de lijstgevels van het dwarse herenhuis Kattenstraat 20 (1856) en van {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Culemborg, Herenhuis Varkensmarkt 9==} {>>afbeelding<<} Varkensmarkt 2-4 (circa 1880). Het pand Varkensmarkt 9, voorheen ‘villa Maria Regina’, werd rond 1870 gebouwd in eclectische vormen, in opdracht van de arts Frangman. Markt 15 heeft een eclectische gevel uit circa 1875. Het gepleisterde herenhuis Slotstraat 13 werd, evenals Kattenstraat 5-9, rond 1880 gebouwd in eclectische vormen. Aan Het Voorburg staat een aantal aaneengesloten eclectische herenhuizen uit circa 1890, zoals Het Voorburg 1 en Het Voorburg 8; de laatste verrees naar ontwerp van stadsarchitect G. Prins in opdracht van J. Keijzer en heeft een torentje met tentdak. Prins ontwierp in 1890 ook de drie eclectische herenhuizen Slotstraat 18-22. In neorenaissance-stijl opgetrokken zijn het hoekpand Visstraat 1 (circa 1890) - tevens met koetshuis en winkel-, Visstraat 3 (circa 1890), Herenstraat 25-27 (circa 1900) en het hoekpand Markt 17 (circa 1900). Neorenaissance-elementen vertonen Havendijk 23, Kattenstraat 18 en Zandstraat 17. Jonkheer Jonge van Zwijnsbergen liet in 1908 de deels in kalkzandsteen uitgevoerde villa Waldeck Pyrmontdreef 3 bouwen. Het ontwerp van Th. Ausems vertoont invloeden van de Engelse landhuisstijl. Winkels. Uit het laatste kwart van de 19de eeuw dateren het winkelpand Binnenpoort 3-5, met neoclassicistische rondboogvensters en een opvallende hoekerker, en de eclectische winkelpuien van Tollenstraat 3 en Tollenstraat 31. De rond 1905 gebouwde winkelpanden Varkensmarkt 8-12 en Markt 48 vertonen jugendstil-invloeden. Het voorm. rijtuigmagazijn Prijssestraat 5 is uit circa 1910. In Culemborg zijn twee vroeg-20ste-eeuwse reclameschilderingen bewaard gebleven - beide voor sigaretten. De ene bevindt zich op de zijgevel van Tollenstraat 36, de andere op de zijgevel van Veerweg 78. Stadspompen. Op de Markt staan twee rechthoekige zandstenen pompen met dubbele uitlaten, geplaatst in 1718 (bij nr. 8) en 1719 (bij nr. 34). De pompen met Lodewijk XIV-details zijn voorzien van het stadswapen en worden bekroond door een vaas. Uit de 18de eeuw dateren ook de rechthoekige bakstenen pompen met hardstenen lijst op de Varkensmarkt (bij nr. 7) en in de Zandstraat (bij nr. 33); deze pompen worden bekroond door een schildhoudende leeuw met stadswapen. Windmolens. De ronde bakstenen korenmolen Johanna (bij Prijsseweg 1) is een grondzeiler voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De molen is in 1888 gebouwd ter vervanging van een voorganger uit 1878 en is onder meer in 1975 gerestaureerd. De hoge ronde bakstenen stellingkorenmolen De Hoop (bij 't Jach 7) [15] dateert uit 1854 en heeft een met riet gedekte houten kap. Het rijkspeilschaalhuisje (bij Veerweg 3) dateert uit circa 1910. Het in het dijktalud gebouwde pand heeft een overstekend zadeldak met gesneden houten sierlijst. De watertoren met pompgebouw (Rijksstraatweg 45) verrees in 1911 naar {== afbeelding Culemborg, Rijkspeilschaalhuisje (1995)==} {>>afbeelding<<} ontwerp van aannemersbedrijf Visser & Smit. De toren bevat een ijzeren Intzereservoir. In 1972 is de ommanteling van de kop vervangen door plaatmateriaal. Het voorm. schakelstation (bij Lanxmeersestraat 3) uit circa 1925 is ontworpen door H. Fels in de stijl van het functionalisme. De Alg. begraafplaats (Achterweg 2), aangelegd in 1835 naar ontwerp van J.D. Zocher, bevat een baarhuisje in neoclassicistische vormen. Tusculum (Beusichemsedijk 15). Dit ten noordoosten van de stad gelegen voorm. buitenhuis van de jezuïeten in Culemborg dateert uit 1888. Het eenlaags huis heeft een balustrade met gotische pinakels en gebogen dakkapellen met gesneden versieringen die Chinees aandoen en vensters met merkwaardige roedenverdeling met ronde vormen. Verdedigingswerken. Ten westen van Culemborg liggen twee verdedigingswerken die tot de Nieuw Hollandse Waterlinie behoorden. Het voorm. fort Het Spoel (Goilberdingerdijk) dateert in eerste aanleg uit 1794. In 1815 werd een inundatiewaaiersluis aangelegd (verwijderd in 1975) en in 1897 heeft men enkele bomvrije gebouwen toegevoegd. Het voorm. fort Everdingen, een vierhoekig, omgracht verdedigingswerk met bastions, werd in 1842-'45 gebouwd op de kruising van de Diefdijk en de zuidelijke Lekdijk, ter verdediging van het Lekacces. In 1845-'47 verrees een omgrachte en omwalde ronde bomvrije toren, waaraan in 1875 aan de noordoostzijde een contrescarpgalerij werd toegevoegd. De in 1874 aangelegde inundatiesluis (gewijzigd in 1885) heeft drie doorlaten. In 1877 zijn vijf bomvrije gebouwen, een blindeerbare wachterswoning en twee artillerieloodsen toegevoegd. Als laatste onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft men ten zuidwesten van Culemborg in 1935 een coupure in de Diefdijk gemaakt voor de rijksweg Utrecht-Den Bosch. Om het water bij overstromingen te kunnen keren is de coupure afsluitbaar met stalen schuiven en schotbalken. Boerderijen. Aan de Goilberdingerdijk, ten westen van Culemborg, liggen enkele aardige, vroeg-20ste-eeuwse boerderijen. De uit circa 1915 daterende boerderij Goilberdingerdijk 29 is {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} uitgevoerd in late-neorenaissance-stijl. De boerderijen Goilberdingerdijk 37 en 39 zijn grotendeels in hout uitgevoerd vanwege de ligging binnen het schootsveld van fort Everdingen. De Steeg (gemeente Rheden) {== afbeelding De Steeg, Kasteel Middachten==} {>>afbeelding<<} Dorp, ontstaan in de late middeleeuwen op de zuidoostflank van de Veluwestuwwal, bij de overgang naar het rivierdal van de IJssel en nabij het kasteel Middachten. In 1885 werd De Steeg een zelfstandige parochie. Kasteel Middachten (Landgoed 3) is een vrijwel vierkant bouwwerk in strak classicistische vormen. Het kasteel wordt in 1315 voor het eerst genoemd. De oudste bouwdelen gaan terug tot 1354-'57 toen Hendrik van Middachten een omgrachte en onderkelderde vierkante donjon liet bouwen met twee haakse vleugels aan een binnenplaats. Verder liet hij een forse voorburcht aanleggen. Na vernielingen in 1624 en 1629 volgde herstel in 1643. De huidige vorm kreeg het kasteel bij een ingrijpende verbouwing en vergroting in 1694-'97 in opdracht van Godard van Reede-Ginkel, graaf van Athlone, en zijn vrouw Ursula Philippota van Raesfelt. Naar plannen van Jacob Roman - en met Steven Vennecool als uitvoerend architect - werd het kasteel aan beide zijden vergroot met {== afbeelding De Steeg, Kasteel Middachten, plattegrond==} {>>afbeelding<<} een uitbouw en kreeg de zuidzijde een smalle uitbouw. Aan de voorzijde verrees een nieuw middenrisaliet met een grotendeels in zandsteen uitgevoerde pronkgevel, vervaardigd door steenhouwer Jan Schrader uit Gildehaus. Onder de boogvormig verhoogde kroonlijst bevindt zich het alliantiewapen van de opdrachtgevers. De gevel heeft strak classicistische vormen en is voorzien van decoraties in Lodewijk XIV-stijl. De door siervazen in Lodewijk XIV-stijl geflankeerde brug dateert ook van deze bouwfase. Het kasteel is in 1968-'71 gerestaureerd. Het interieur bevat nog veel onderdelen uit de late 17de eeuw, met als belangrijkste element de op de vroegere binnenplaats gebouwde, rijk gesneden, dubbele gezwenkte trap. Op de verdieping bevindt zich hier een galerij met door balustraden afgesloten boogopeningen. Het trappenhuis heeft een in Lodewijk XIV-stijl gestuct plafond met lichtkoepel, gemaakt door onder anderen Francesco Orsolino en Jacob Husly. In de diverse vertrekken bevinden zich nog rijk gesne- {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} den schouwen en stucwerkplafonds. Bij de voorburcht zijn de oorspronkelijke hoek- en poorttorens in de 17de eeuw verdwenen. Het oostelijke bouwhuis heeft men - blijkens een gevelsteen - in 1572 herbouwd; het gebouw is voorzien van schoudergevels. Het westelijke bouwhuis kreeg zijn huidige aanzien bij een vergroting tussen 1652 en 1686. Tot het complex behoren nog enkele bijgebouwen. De voorm. rentmeesterwoning (Landgoed 1) is een laat-17de-eeuws L-vormig eenlaagspand. De uit 1897 daterende rentmeesterswoning (Smidsallee 18) is uitgevoerd in cottage-stijl naar plannen van de Engelse architect W.S. Weatherly. Het smederijcomplex (Hoofdstraat 136), voorzien van pseudomaniëristische schoudergevels, kwam in 1910 tot stand naar ontwerp van G.J. Uiterwijk. De stallen (Landgoed 2) zijn in 1914 gebouwd op een U-vormige plattegrond; de binnenplaats wordt aan de voorzijde door een muur afgesloten. De parkaanleg stamt uit het eerste kwart van de 18de eeuw en heeft nog kenmerken van de oorspronkelijke geometrische aanleg. In die tijd is ook de ‘Middachter Allee’ tussen De Steeg en Ellecom aangelegd; na de Tweede Wereldoorlog is de allee opnieuw ingeplant. Vooral de noordzijde van het park heeft men eind 18de eeuw in landschappelijke stijl omgevormd. Dat deel kreeg in 1908, naar plannen van R.E. André, weer een meer formele aanleg met behoud van landschappelijke kenmerken. H.A.C. Poortman ontwierp de vanaf 1901 rondom het huis weer aangelegde formele tuin, die in 1926 werd uitgebreid met een tweede rosarium. De tuin bevat een openluchttheater en een oranjerie (circa 1820). De R.K. kerk O.L. Vrouw Hemelvaart (Hoofdstraat 15) is een zaalkerk met ingangsportiek en terzijde geplaatste toren. Deze kerk met lichtexpressionistische details verrees in 1928 naar ontwerp van J. Stuyt ter vervanging van een voorganger uit 1877. Het interieur bevat kruiswegstaties (1929) van S. Stordian. Raadhuizen. Het uit circa 1870 stammende herenhuis Oud Raadhof (Hoofdstraat 4-6) werd in 1893 als raadhuis in gebruik genomen en kreeg rond 1910 een portico. Ernaast verrees in {== afbeelding De Steeg, Postkantoor==} {>>afbeelding<<} 1908-'09 een nieuw raadhuis, Hoofdstraat 8, in rationalistische vormen naar plannen van W.F.C. Schaap. In 1928 kwam een uitbreiding met een nieuwe raadszaal tot stand. Het huidige raadhuis bevindt zich sinds 1978 in een verderop gelegen nieuw gebouw. De voorm. openbare lagere school (Diepesteeg 2) is rond 1900 gebouwd als een tweeklassige gangschool met aangebouwde onderwijzerswoning. Het postkantoor (Hoofdstraat 21) uit 1905-'06 is opgetrokken naar plannen van G.J. Uiterwijk in opdracht van W.C.Ph.O. graaf Bentinck, eigenaar van kasteel Middachten. De in vakwerk uitgevoerde bovenbouw geeft het een schilderachtig karakter. Rhederoord (Parkweg 19) is een in oorsprong 17de-eeuws landhuis, dat in 1745 in opdracht van Willem Reinier Brantsen werd herbouwd tot een landhuis met aan de noordzijde een fors middenrisaliet met attiekverdieping. Het ontwerp voor de herbouw was wellicht van Leendert of Hendrik Viervant, maar waarschijnlijker van Gerrit Ravenschot. Begin 19de eeuw liet P.J.Th. Brantsen aan de noordzijde een doorgaande, driezijdige uitgebouwde, ingangspartij met bordes en een zuilenportiek optrekken. Naar plannen van J.W. Hanrath en in opdracht van N.J.H. van Hasselt kreeg het huis in 1911 zijvleugels en aan de zuidzijde halfronde zuilenportieken. Het landhuis bevat enkele interieurs in empire-vormen. De eerste tuinaanleg zou in 1770 tot stand zijn gekomen naar plannen van J.G. Berger. In 1797 volgde een door J.P. Posth ontworpen landschappelijke aanleg met weidse uitzichten. De ijskelder, die oorspronkelijk werd bekroond door een tuinkoepel, is vermoedelijk ook uit die tijd. Naar plannen van C.E.A. Petzold kwam in 1868 aan de zuidzijde van het huis onder meer een terras tot stand. De tuinaanleg - met zeldzame bomen zoals sequoia's en ceders - is in 1912 door L.A. Springer gereorganiseerd. De tuinmanswoning (Parkweg 17) en het voorm. koetshuis met dienstwoningen (Parkweg 27) zijn rond 1911 gebouwd naar ontwerp van J.W. Hanrath in nieuw historiserende stijl. Woonhuizen. Laat-17de-eeuws zijn de diepe huizen Hoofdstraat 30 en Hoofdstraat 34. Deze sober vorm gegeven eenlaagspanden met forse zadeldaken waren oorspronkelijk dienstwoningen voor kasteel Middachten. Ze zijn in 1964 gerestaureerd. Het dwarse eenlaags huis Ortrud (Hoofdstraat 17) is begin 19de eeuw gebouwd en heeft een neoclassicistische deuromlijsting. Eclectische vormen vertoont de rond 1880 gebouwde notabelenwoning Kastanjeoord (Hoofdstraat 58-80). De neorenaissance-villa Boschlust (Diepesteeg 40) verrees in 1897 voor P.J. de Visser, waarschijnlijk naar plannen van W. Honing. Jugendstil-details heeft het in 1904 voor M.A.M. Viruly gebouwde huis Rhederpark (Hoofdstraat 38), voorzien van een gezwenkte topgevel tussen twee helmvormig bekroonde torentjes. De villa Veluwezoom (Hoofdstraat 2) uit circa 1908 vertoont eveneens jugendstil-invloeden. De uit 1909 daterende villa Klein Duimpje (Diepesteeg 42) is opgetrokken in nieuw historiserende stijl naar plannen van J.W. Hanrath; het tuinontwerp is van L.A. Springer. De arbeiderswoningen Bentincklaan 4-19 kwamen in 1919 tot stand voor de ‘Stichting tot Woningbouw De Steeg’, die was opgericht op initiatief van W. graaf Bentinck en Waldeck Limpurg. De in een U-vorm geplaatste eenlaagspanden met rieten daken zijn gebouwd naar ontwerp van G.J. Uiterwijk. Het voorm. pension Hoofdstraat 48 dateert uit circa 1870. Het rijzige neoclassicistische pand met verhoogde mid- {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} denpartij kreeg eind 19de eeuw links een serre en rechts een veranda. Boerderijen. De fraai gelegen Veluwse hallenhuisboerderij Neerbosch (Diepesteeg 23) dateert uit het begin van de 19de eeuw. Oud Middachten (Oversteeg 45) is een boerderij met dwars voorhuis, behorend tot het landgoed Middachten. De boerderij is in 1908 herbouwd naar plannen van G.J. Uiterwijk. Hetzelfde geschiedde bij de boerderij Havikerwaard (Havikerwaard 51) in 1912. Deil (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Ten oosten van enkele, thans verdwenen, kastelen kwam een gestrekte bebouwing tot stand (Deil-Oost), ten westen daarvan een esdorp (Deil-West). Na de Tweede Wereldoorlog is Deil in zuidwestelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Deilsedijk 25), oorspronkelijk gewijd aan St. Lambertus, is een deels gepleisterde zaalkerk met tegen de rechte koorsluiting een toren van vijf geledingen met ingesnoerde spits. De tufstenen onderbouw van de toren dateert uit de eerste helft van de 12de eeuw en heeft een ingangsnis uit circa 1400. De toren is begin 17de eeuw in baksteen verhoogd. In de toren hangt een door Jan en Willem Philipsen gegoten klok (1624). Het schip is in 1843 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse voorganger. De kerk bevat drie 18de-eeuwse grafzerken van de familie Verstegen. Het orgel is in 1856 door H. Knipscheer in Deil geplaatst en heeft veel ouder pijpwerk. Raadhuizen. Het voorm. raadhuis Deilsedijk 42 dateert uit 1877 en is mogelijk ontworpen door L. Roelofs. In 1929 is het raadhuis verhuisd naar het uit 1880 daterende huis Frissestein (Deilsedijk 73-75), een pand met driezijdig middenrisaliet en lagere zijvleugels. De voorm. openbare lagere school met onderwijzers- en kosterswoning (Deilsedijk 27-29) is een L-vormig pand uit circa 1885. Woonhuizen. Het landhuis Noordenhoek (Appeldijk 1) verrees in 1898 {== afbeelding Deil, Landhuis Noordenhoek==} {>>afbeelding<<} in neorenaissance-stijl voor de familie Van Everdingen. Het in traditionalistische vormen gebouwde koetshuis met dienstwoning (Appeldijk 2) dateert uit 1936. De villa De Hazenhoek (Krugerstraat 32) is eveneens in 1936 gebouwd en vertoont expressionistische invloeden. Boerderijen. De hallenhuisboerderij De Brouwerij (Zoetenhoek 8) stamt mogelijk uit 1796. Hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn de kleine gepleisterde boerderij Krooiweg 27 (1888), met deels dicht gezet overstek en een schuurberg, en Benedeneindseweg 12 (1893), met blokvormig voorhuis in eclectische vormen. Uit circa 1910 dateert de boerderij Onder de Linden (Benedeneindseweg 14) met excentrisch geplaatst voorhuis, een vloedschuur uit 1905 (kern laat-19de-eeuws) en een vaaltschuur uit 1913. De in 1922 gebouwde boerderij 't Weike (Benedeneindseweg 13) heeft een vierkant eenlaags woonhuis met rechts daarachter een schuur. {== afbeelding Didam, R.K. kerk O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand==} {>>afbeelding<<} Windmolen ‘De Vlinder’ (bij Appeldijk 5) is een ronde gepleisterde stellingmolen, gebouwd in 1913 ter plaatse van een afgebrande voorganger. Deze korenmolen is in 1930, 1961 en 1975 gerestaureerd. Didam Dorp, ontstaan op een laagterras tussen de Rijn en de Oude IJssel en voor het eerst vermeld in 828. In 1200 werd het een zelfstandige parochie, behorend tot de proosdij van Emmerik. Didam ontwikkelde zich tot een middelgroot dorp na de opheffing van de marke in 1833 en de vestiging van enkele klompenmakerijen. Na de Tweede Wereldoorlog is het sterk gegroeid. De R.K. kerk O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand (Lieve Vrouweplein 13) is een laat-gotische driebeukige pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een forse toren van drie geledingen met tentvormig dak. Het koor stamt van na een brand in 1367. De monumentale, met tufsteen beklede toren in Nederrijnse laat-gotiek verrees rond het midden van de 15de eeuw en werd kort voor 1458 voltooid. Mogelijk heeft Gisbert van Kranenburg bemoeienissen met het ontwerp gehad. Het huidige lage torendak is in 1846 aangebracht. Schip en zijbeuken kwamen rond 1493-'94 tot stand. Na de {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} overgang van de kerk van hervormde in katholieke handen in 1953 is het gebouw in 1956-'62 gerestaureerd naar plannen van J.G. Deur en C. Pouderoyen. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, die rusten op kolonetten met gebeeldhouwde kraagstenen. Alleen de gewelven van de noordbeuk zijn uit de bouwtijd, het koorgewelf dateert uit 1619 en de overige gewelven zijn bij de restauratie aangebracht. Tot de inventaris behoren vier laat-gotische apostelbeelden (eind 15de eeuw) en kruiswegstaties (circa 1840). Het voorm. Pius-gesticht (Kerkstraat 22-24) is een in 1877 gesticht klooster van de zusters van de sociëteit van Jezus, Maria en Jozef. Het werd in 1899 uitgebreid met een neogotische kapel en een zijvleugel. De Albertusstichting (Raadhuisstraat 3) is in 1891 gesticht als klooster annex gasthuis. Van het oorspronkelijke complex resteren een deel van het gebouw voor patiënten met besmettelijke ziekten (1896) en het ziekenhuis (W.G. Welsing, 1908). De Herv./Geref. kerk (Torenstraat 10) is een zaalkerk in traditionalistische vormen uit 1953-'54. Het torenfront heeft forse pilonen, waartussen de twee klokken zijn opgehangen. Het raadhuis (Raadhuisstraat 14) werd in 1938 gebouwd in traditionalistische vormen naar plannen van Jos. Franssen. Het is in 1969-'70 en in 1993-'94 fors uitgebreid. De windmolen ‘St. Martinus’ (Wilhelminastraat 73) is een ronde, wit geschilderde beltmolen voorzien van een met dakleer beklede houten kap. De korenmolen werd in 1855 voor Th. Kempers gebouwd of ingrijpend gewijzigd en in 1980-'81 gerestaureerd. De R.K. begraafplaats (Deken Reuvekamplaan 2) heeft een kapel met kruisigingsgroep met daaromheen priestergraven. Het rijke hardstenen graf van de familie Von der Haar werd in 1923 vervaardigd en bevat bronzen plaquettes in de stijl van J. Toorop. De Luijnhorst (Luijnhorststraat 9), gelegen ten noordwesten van Didam, is een voorm. havezate die in 1788 is herbouwd met gebruikmaking van 16de eeuws muurwerk. In de gevel bevindt zich een gedenksteen met wapen (1788). De R.K. kerk St. Antonius van Padua te Nieuw-Dijk (Smallestraat 35), gelegen ten oosten van Didam, is een driebeukige neogotische kruisbasiliek zonder toren uit 1910-'11. M. Rietbergen maakte het ontwerp naar voorbeeld van de kerk te Loil. Bij een uitbreiding in 1936 naar plannen van C. Hardeman heeft men het hoofdaltaar vernieuwd. Loil. Dorp ten noorden van Didam. Windmolen ‘De Korenbloem’ (Oude Doetinchemseweg 2) is een ronde, wit geschilderde beltmolen voorzien van een met dakleer beklede houten kap, gebouwd in 1855 voor J.Th. Garritsen. De korenmolen is in 1970 gerestaureerd. De R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (Wehlseweg 36) is een driebeukige neogotische kruisbasiliek zonder toren, gebouwd in 1909-'10 naar ontwerp van M. Rietbergen. De naastgelegen grote pastorie stamt uit dezelfde tijd. Dieren (gemeente Rheden) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op de zuidoostflank van de Veluwestuwwal bij de overgang naar het rivierdal van de IJssel. Het dorp wordt in 1025 voor het eerst vermeld. In 1219 werd hier een commanderie van de Duitse Orde gebouwd. In 1647 kwam dit complex als jachtslot Hof te Dieren in bezit van stadhouder Willem II. Pas in 1846 kreeg Dieren een eigen kerk. Langs de westzijde werd in 1862 de spoorlijn Arnhem-Zutphen aangelegd, en aan de noordoostzijde in 1866-'68 het Apeldoorns Kanaal. In de 19de eeuw had het dorp een aanzienlijke sigarenindustrie; begin 20ste eeuw vestigde zich een fietsenfabriek. Na de Tweede Wereldoorlog is Dieren vooral aan de noordzijde aanzienlijke uitgebreid. De Herv. kerk (Kerkstraat 41) is een neoclassicistische zaalkerk met een geveltoren van drie geledingen met houten opbouw. De kerk verrees in 1846-'48 naar plannen van J. Brink Evers in opdracht van S.W. gravin van Wassenaer. De kerk bevat een door E. Leichel gebouwd orgel met neobarokke kast (1865). Naast de kerk staat het uit 1909 {== afbeelding Dieren, Telefoonbureau==} {>>afbeelding<<} daterende gebouw Irene met jugendstil-details. De voorm. synagoge (Spoorstraat 34) is een eenvoudig zaalgebouw met rondboogvensters, gebouwd in 1884 en uitgebreid in 1896 met een schoollokaal en mikwe. Van de R.K. O.L. Vrouwe Hemelvaart (Hogestraat 12) resteert de neogotische toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits uit 1924-'25 naar plannen van W. te Riele. De bijbehorende kerk uit 1893-'95 heeft men in 1977 afgebroken; de toren is in 1981 gerestaureerd. De (Geref.) Opstandingskerk (Zutphensestraatweg 20) is een zaalkerk met portiek en dakruiter, gebouwd in 1911 en verbouwd en wit geschilderd in 1962. De openbare lagere school no. 1 (Viëtorstraat 2) is een vierklassige gangschool uit 1893, gebouwd in neorenaissance-stijl met topgevels op de hoeken. Het voorm. telefoonbureau (Hogestraat 27), gebouwd in 1905-'06 op de plaats van het oude raadhuis van Dieren, is door G. Bijlsma ontworpen met jugendstil-details. Het voorm. postkantoor (Prinsenstraat 14-46) verrees in 1915-'16 naar plannen van rijksbouwmeester C.H. Peters, in simpele, op de neogotiek geënte vormen. In 1979-'80 is het gebouw tot wooneenheden verbouwd. Van het Hof te Dieren (Arnhemsestraatweg 10) resteren een vermoedelijk 18de-eeuwse tuinmuur en een dienstwoning in chaletstijl uit circa 1915. Het in 1795 afgebrande jachtslot werd in 1824 herbouwd door R.F. baron van Heeckeren van Wassenaer. Na verwoesting in 1944 sloopte men de restanten in 1965. {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} Delen van het in 1824 door J.D. Zocher ontworpen en in 1877 door C.E.A. Petzold gereorganiseerde park zijn bewaard gebleven. Het Bombergse huis (Arnhemsestraatweg 12) is een 18de-eeuws eenlaagspand met hoog schilddak, dat mogelijk een bouwhuis was van het Hof te Dieren, maar al in de 19de eeuw als herberg bekend stond. Woonhuizen. Het sober neoclassicistische eenlaagspand Hogestraat 7-9 werd in 1843 gebouwd als huis voor de rentmeester van het Hof te Dieren. Het huis is in 1906 gesplitst. De voorm. pastorie Hogestraat 54 stamt uit circa 1850. Eclectische details heeft de Acaciahof (Zutphensestraatweg 15) uit 1864-'65, dat lange tijd de woning was voor de predikant van de Geref. kerk. Ons Plekje (Zutphensestraatweg 32) is een neoclassicistische eenlaags rentenierswoning uit 1868. Het vergelijkbare huis Zutphensestraatweg 43 uit 1890 heeft meer eclectische details en is ontworpen door H. Enklaar. Eveneens eclectisch van vormgeving zijn Tingeling (Harderwijkerweg 2; circa 1870), Stationsplein 2 (1880) en de waarschijnlijk door M.K. Smit ontworpen villa Stationsplein 18 (1889). Veel villa's in Dieren zijn ontworpen door E. Lofvers. Zo ontwierp hij in 1891-'92 enkele villa's aan de Hoflaan, waaronder Seringenhof (Hoflaan 26) in een eclectische stijl met neorenaissancedetails. Van zijn hand zijn ook de in 1894-'95 gebouwde villa's Zutphensestraatweg 26-30, uitgevoerd in een rijke, maar wat zware, neorenaissancestijl; de villa Elize (nummer 28) is hier het beste voorbeeld van. Eenvoudiger van decoratie zijn de door hem ontworpen neorenaissance-villa's Helma (Zutphensestraatweg 34) en Hoekstee (Zutphensestraatweg 36), beide uit 1896-'97, en Zutphensestraatweg 19-21 uit 1898-'99. De villa Olanda (Stationsplein 20), met gepleisterde geveltoppen in vakwerkbouw, verrees in 1903 voor M.G. van der Kloot Meijburg, waarschijnlijk naar ontwerp van diens zoon H. van der Kloot Meijburg. De uit 1897 stammende villa Welgelegen (Stationsplein 10) kreeg in 1907 het huidige aanzien met lichtrode baksteen naar plannen van J.A. van Straaten in opdracht van steenfabrikant J. van de Loo. De in 1911 gebouwde dubbele woonhuizen Hogestraat 4-10 zijn ontworpen door G.J. Uiterwijk voor mevrouw Viëtor en vertonen jugenstil-invloed in het materiaalgebruik. De ouderenwoningen van de ‘C.H.H. Schweer bey der Becke Stichting’ (Harderwijkerweg 66-132) zijn in 1910-'13 gebouwd in ‘Um 1800’-stijl naar plannen van C.B. Posthumus Meyjes. De eenlaags woningen staan rondom een grote vierkante binnenplaats, met als opvallende elementen dorische portico's en een neorenaissance-kapel tegenover de ingang. De tuinaanleg is ontworpen door D.F. Tersteeg. Winkels. Het winkelpand Kerkstraat 3 heeft een eclectische winkelpui uit 1895 naar ontwerp van G.J. Uiterwijk. De winkelpui van Hogestraat 19 stamt uit dezelfde tijd. Kruidenier en graanhandelaar J.A. Brinkhorst liet in 1897-'98 het pand Hoflaan 1 bouwen. Dit herenhuis met winkel en pakhuis is door E. Lofvers ontworpen in een opvallende eclectische stijl met neorenaissance-details. Het voorm. café ‘Konings’ (Harderwijkerweg 3) is rond 1895 gebouwd met chaletstijl-details. De veranda is rond 1911 toegevoegd. Het station (Stationsplein 5) is in zijn huidige vorm een eilandstation, waarvan het perrongebouw met jugendstil-elementen uit 1902 stamt. Ook de perronoverkapping is uit die tijd. Het oorspronkelijke, uit 1862 daterende stationsgebouw {== afbeelding Dieren, Rijwielfabriek Gazelle==} {>>afbeelding<<} aan de pleinzijde werd in 1945 verwoest. De rijwielfabriek ‘Gazelle’ (Wilhelminaweg 6-8) is een fors gebouw met jugendstil- en expressionistische details, opgetrokken in 1912 naar plannen van C.N. van Goor, met G.J. Uiterwijk als uitvoerend architect. Het jaartal 1902 op de gevel slaat op het stichtingsjaar van de fabriek van Arentsen & Kölling (later Gazelle). In 1920 werd aan de achterzijde een loods met sheddaken toegevoegd naar plannen van A.G. Beltman; de uitbreiding aan de noordzijde kwam in 1938-'40 tot stand naar plannen van G. Beltman jr. In de ingangshal bevindt zich een gebrandschilderd raam uit 1927 van A. Vlaanderen. Het trafohuisje (Prinsenstraat 21) uit circa 1930 heeft een zakelijk-expressionistische stijl. De voorm. graanmalerij van de ‘Coöperatieve Landbouwvereeniging’ (Zutphensestraatweg 42) is een smal en hoog pand in zakelijk-expressionistische vormen, gebouwd in 1939 naar plannen van J.G.A. Heineman en uitgebreid in 1956. Begraafplaatsen. Het uit 1842 daterende gedeelte van de Alg. begraafplaats (bij Harderwijkerweg 3) heeft een centrale aanleg met daaromheen enkele bijzondere graftekens, waaronder die van M. en J. de Koningh uit 1898 met een zinken engel, vervaardigd {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Dinxperlo, Rietstapkerkje==} {>>afbeelding<<} door de firma F.W. Braat en het graf van W. Kölling (†1935), stichter van de Gazelle rijwielfabriek. Op het nieuwere gedeelte bevindt zich het graf van kinderboekenschrijver G.J. Ligthart (†1916). De Isr. begraafplaats (bij Alphons Diepenbrocklaan 1), aangelegd in 1892, heeft een metaarhuisje uit 1925 naar plannen van G.J. Uiterwijk. De R.K. begraafplaats (achter Harderwijkerweg 5a) bevat onder meer het graf met neogotische details van de steenfabrikant J.M. van de Loo (†1923). Dinxperlo Dorp, mogelijk in de 8ste eeuw ontstaan op een dekzandrug aan de A-Strang. In 1281 werd de parochie van die van Bocholt (D) afgesplitst. Tot 1795 maakte het dorp deel uit van de heerlijkheid Bredevoort. Dinxperlo vormt één geheel met de kern Süderwick (D) - met de Heelweg als grensstraat - en was tot 1930 sterk op Duitsland georiënteerd. De Herv. kerk (Markt 2), oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe en St. Liborius, is een gotische pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De toren met romaniserende elementen stamt uit circa 1400. Eind 15de eeuw begon men met het laatgotische koor, gevolgd door het schip dat in 1509 werd voltooid. In 1545 werd de toren verhoogd en van een nieuwe spits voorzien. Bij herstelwerk in 1830-'31 kreeg de kerk een bepleistering die is verwijderd bij de restauratie van 1948-'51. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven op kraagstenen en ronde zuilen. Er zijn muurschilderingen met voorstellingen van de legende van de H. Christoforus en apostel- en heiligenfiguren (tweede kwart 16de eeuw). Tot de inventaris behoren een door Willem en Berend van Gulick vervaardigde preekstoel (1694) en een orgel door C.F.A. Naber (1831). Het Rietstapkerkje (Rietstapperweg 7) is een opvallend kleine neogotische kapel met geveltoren en naaldspits. T.M.T. Rietstap liet deze in 1911 bouwen ter voldoening van een bepaling in een erfenis. In 1984 is dit vermoedelijk kleinste kerkje van Nederland over korte afstand verplaatst. De Geref. kerk (Bern. IJzerdraatstraat 1) is een karakteristieke zaalkerk met portaal, gebouwd in 1951 naar plannen van W. Hebly. De R.K. De Goede Herderkerk (Allee 58) is een moderne kerk met tentdak en opengewerkte toren, gebouwd in 1965-'66 naar plannen van H.A. Knoop. Het postkantoor (Aaltenseweg 4) is een fors pand uit 1918 met late jugendstil-details. Het raadhuis (Raadhuisstraat 8) kwam in 1937-'38 tot stand in traditionalistische vormen naar plannen van G.L. van Straalen en H.J. Kolenbrander. De Chr. lagere school (Terborgseweg 5) met onderwijzerswoning werd in 1887 gebouwd en vertoont eclectische details. De school kreeg in 1892 een verdieping. Woonhuizen. Het Dames te Beesthuis (Raadhuisstraat 10) is een breed (hallen?)huis dat in opzet uit 1623 stamt en in 1776 werd herbouwd. Nadat het in 1876 in bezit van de smid J.G. Beest kwam, heeft het wijzigingen ondergaan. Van rond 1895 dateren het statige neoclassicistische herenhuis Kwikkelstraat 16 en het rijke eclectische herenhuis Kerkstraat 2 met koetshuis. De boerderij Markt 1-3 heeft een mogelijk 17de-eeuws bedrijfsgedeelte in vakwerkbouw, een 18de-eeuwse kelder met opkamer en een dwars geplaatst woongedeelte uit circa 1850. Sinds 1985 biedt het onderdak aan het Grenslandmuseum. Straatmeubilair. De gietijzeren dorpspomp (bij Kerkstraat 2) stamt uit circa 1875. Het trafohuisje (Kerkhofplein 3-5) met flauw schilddak kwam rond 1930 gereed. De R.K. St.-Petrus en Pauluskerk van Breedenbroek (Terborgseweg 30-32, gem. Gendringen), gelegen ten noordwesten van Dinxperlo, is een eenbeukige kerk uit 1854-'55, gebouwd naar plannen van A. te Wiel. Het neogotische koor uit 1881 is ontworpen door G. te Riele. Het orgel is gebouwd door de gebroeders Gradussen (1878). De neoclassicistische pastorie (Terborgseweg 34) dateert uit circa 1855. De Heurne. Gehucht gelegen ten noorden van Dinxperlo. De Herv. kerk (Lage Heurnseweg 58) is een zaalkerk uit 1908 met neogotische- en neorenaissance-details. Ten noorden van De Heurne staat de windmolen ‘Teunismolen’ (Teunismolenweg 4), een achtkantige beltmolen op veldmuren uit 1822. De belt is vermoedelijk in 1942 vervangen door bedrijfsruimten. Dodewaard Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug van de Waal en een haaks {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} daarop aansluitende stroomrug. Dodewaard wordt voor het eerst vermeld in de 11de eeuw. Langs de Waalbandijk, Kalkestraat en Dalwagen kwam een gestrekt dorp tot ontwikkeling. Na de Tweede Wereldoorlog is Dodewaard in noordelijke richting en aan weerszijden van de Dalwagen uitgebreid. In de jaren zeventig werd in de Hiense uiterwaarden een kerncentrale gebouwd. De Herv. kerk (Waalbandijk 58) is een eenbeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met lage, ingesnoerde spits. De zware romaanse tufstenen toren en het romaanse schip dateren vermoedelijk van rond 1100. De toren is in de tweede helft van de 12de eeuw en in de 16de eeuw verhoogd en van een gotische ingangsnis voorzien. Het smeedijzeren torenuurwerk is in 1754 vervaardigd door Goslink en Hendrik Ruempol. De huidige spits dateert uit 1840-'42; toen is ook het huidige koor gebouwd. De noord- en zuidgevels van het 16de-eeuwse transept zijn in 1920 in romaniserende vormen vernieuwd. Vanwege een dijkverhoging is daarbij het zuidtransept van deze tegen de dijk gelegen kerk ingekort. Er is toen een consistorie toegevoegd. Bij de restauratie van de toren in 1956-'57, onder leiding van N. de Wolf, is een betonnen afgietsel aangebracht van een tot 1863 in de toren ingemetselde grafsteen van een Romeinse legerveteraan (circa 100 na Chr.). De statige blokvormige neoclassicistische pastorie (Waalbandijk 59) is in 1893 gebouwd. Het raadhuis (Pluimenburgsestraat 19) is in 1938 gevestigd in een uit circa 1875 daterende blokvormige villa met neoclassicistische vormen. Woonhuizen. De gepleisterde landarbeiderswoning Kalkestraat 31 heeft de vorm van een kleine hallenhuisboerderij en dateert uit het midden van de 19de eeuw. Huis Welgelegen (Dalwagen 1) is een blokvormig pand met aangebouwde schuur uit het derde kwart van de 19de eeuw. De blokvormige villa Dalwagen 4 is waarschijnlijk in 1923 gebouwd, mogelijk naar ontwerp van J.F. van Straalen. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Het Zaailand (Dalwagen 52) heeft een dwars voorhuis met opkamer, lage verdieping en de jaartalankers ‘1784’; het rechter deel van dit voorhuis is waarschijnlijk jonger. De op een verhoging gelegen vloedschuur Pluimenburgsestraat 16 is mogelijk vóór 1812 gebouwd. De boerderij Boelenham (Boelenhamsestraat 1) bestaat uit een schuur uit 1797, waarvoor in 1927 een L-vormige eenlaags villa is gebouwd naar ontwerp van J.F. van Straalen. De linker serre is in 1938 toegevoegd. Op het erf staan verder twee schuren met mansardedaken, waarschijnlijk uit 1927. Rechts voor de boerderij bevindt zich een omgracht terrein waarop vroeger het versterkte huis De Boulenham stond. Het dijkmagazijn (Waalbandijk 82) uit 1868 is een tweelaags gebouw met diverse dubbele deuren en luikopeningen, en topgeveltjes in het midden van de lange zijden. Het station Hemmen-Dodewaard (Boelenhamsestraat 4-8) is in 1881-'82 in chaletstijl gebouwd naar ontwerp van M.A. van Wadenoyen. Het trafohuisje (Waalbandijk 73) is rond 1925 gebouwd in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van G. Versteeg sr. Hien en Wely. Deze gehuchten ten oosten van Dodewaard ontstonden op een stroomrug van de Waal en de overslaggronden ten noorden daarvan. De Herv. kerk (Waalbandijk 95, Hien) is een zaalkerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De laat-gotische toren dateert uit circa 1400 of kort daarna; de huidige spits stamt uit circa 1750. Ter plaatse van het oude schip en het koor verrees in 1842 - deels met afbraakmateriaal - de huidige kerk. Het voorname landhuis ‘Den Esch’ (Kerkstraat 6), met verhoogd middenrisaliet voorzien van een fronton, dateert uit circa 1850. De herenhuizen ‘Distelkamp’ (Welystraat 21) en ‘Het Ruyt’ (Kerkstraat 8) zijn respectievelijk rond 1870 en in 1889 gebouwd in neoclassicistische vormen. De gehuchten hebben enkele interessante boerderijen. Hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn: Welystraat 17 (jaartalankers ‘1708’), Groenestraat 9 (circa 1820), ‘Zelden Rust’ (Welystraat 27; circa 1840) en Kerkstraat 69 (circa 1865); de laatste heeft een blokvormig eclectisch voorhuis in de vorm van een herenhuis. {== afbeelding Wely bij Dodeweaard, Boerderij Groenestraat 32==} {>>afbeelding<<} De boerderij Groenestraat 32 bestaat uit twee evenwijdige bouwdelen met mansardedaken, die via een tussenlid met elkaar zijn verbonden. Het complex is in 1907 in opdracht van W. Breunisse gebouwd. De woning bevindt zich in het voorste gedeelte van het linker bouwdeel met decoratieve banden van gekleurde verblendsteen. De voorm. herenboerderij ‘Nijburg’ (Welystraat 5), oorspronkelijk gebouwd in 1858, kreeg rond 1920 het huidige villa-achtige dwarse voorhuis met klokkentorentje. De erker dateert uit 1905. Rond 1930 is het achterhuis gedeeltelijk verhoogd. De ten zuidoosten van Wely gelegen hallenhuisboerderij ‘Vale Dries’ (Waalbandijk 131) dateert uit 1877 en heeft een tweelaags dwars voorhuis met neoclassicistische kenmerken. Doesburg Stad, ontstaan op een hoge rivierduin bij de samenvloeiing van de Oude en de Nieuwe IJssel en gelegen aan de oude weg van Arnhem naar Münster. De nederzetting wordt voor het eerst in 884 genoemd als ‘Duisburch’. De in 1237 van stadsrechten voorziene nederzetting werd begrensd door de huidige Kloosterstraat, Boekholtstraat, Hogestraat en Windmolenstraat. Aan de westzijde spoelde de meanderende IJssel belangrijke delen van de bebouwing weg, waaronder rond 1340 de voorganger van de huidige Grote Kerk. Na 1343 kwam aan de zuidoostzijde een stadsuitleg (Ooipoortstraat, Meipoortstraat) tot stand. Bij de bouw van de nieuwe Grote Kerk verlegde men de Koepoortstraat iets naar {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doesburg, Binnenstad 1(Herv.) Grote of St.-Martinuskerk (ziep. 140) 2(Evang. Luth.) Gasthuiskerk (p. 141) 3Grote Convent (p. 141) 4Chr. Geref. kerk Herenstraat (p. 141) 5Chr. Geref. kerk Ooipoortstraat (p. 141) 6Stadhuis (p. 141) 7Waag (p. 142) 8Vleeshuis (p. 142) 9Chr. school (p. 142) 10Commandeurshuis van de Duitse Orde (p. 142) 11Weduwenhuis (p. 142) 12sociëteitsgebouw De Harmonie (p. 143) 13pakhuis en fabriek Doesburgsche Mosterd (p. 143) 14Zadelmakerij (p. 143) 15Stoomkoffiebranderij (p. 143) 16Alg. begraafplaats (p. 144) ==} {>>afbeelding<<} het noordoosten. De stadsmuur had in de 15de eeuw vier poorten. In 1447 trad Doesburg tot het hanzeverbond toe, wat vooral in het begin van de 16de eeuw tot grote bloei leidde. In 1483 verlegde de bedding van de IJssel zich verder van de stad (de huidige Lamme IJssel). De vroegere situatie werd in 1552 door kanalisatie hersteld. In 1586 viel Doesburg in Staatse handen, waarna het in 1606-'10 een nieuwe vestinggordel met negen bastions en vier ravelijnen kreeg. Een stadsbrand verwoestte in 1610 de bebouwing aan de Bergstraat en omgeving. In 1643 legde men een eerste schipbrug over de IJssel (in 1952 vervangen door een vaste brug). Tijdens de Franse bezetting in 1672-'74 zijn de vestingwerken geslecht, maar vanwege het strategisch belang van Doesburg kwam begin 18de eeuw ten oosten van de stad het Retranchement van Doesburg tot stand, bestaande uit de Hoge Linie (noordoostzijde) en de Lage Linie (langs de Oude IJssel). Het tussenliggende gebied heette het Molenveld. In de 19de eeuw vestigde zich aan de zuidzijde van de stad enige industrie, met als belangrijkste de in 1896 gestichte ijzergieterij Ubbink (nu Gieterij Doesburg). Pas in 1922 werd de vestingstatus van Doesburg opgeheven. Beschietingen en het opblazen van de toren van de Grote Kerk leidden in 1945 tot aanzienlijke oorlogsschade, waarbij ook de 19de-eeuwse synagoge verloren ging. De katholieke kerk uit 1811 werd in 1970 gesloopt. Na de oorlog verrezen op het Molenveld en in het gebied tussen de Lage Linie en de gekanaliseerde Oude IJssel nieuwe woonwijken. Meer nieuwbouwwijken ontstonden daarna ten zuiden van de Oude IJssel te Beinum. De (Herv.) Grote of St.-Martinuskerk (Kerkstraat 4) [1] is een laat-gotische driebeukige basiliek met driezijdig gesloten koor en een forse toren van drie geledingen met achtkantige naaldspits. De kerk werd vanaf 1343 gebouwd ten oosten van een door de IJssel weggespoelde voorganger. Het gedeeltelijk met tufsteen beklede schip, met aan de zuidzijde een aangebouwde sacristie, is wellicht vanaf 1380 naar één plan opgetrokken. In 1430 begon men met de bouw van de op oerstenen gefundeerde en deels met tufsteen beklede toren. Na een brand in 1483 volgde herstel van de kerk in 1493-1521. De zijbeuken werden daarbij langs de toren doorgetrokken en het huidige rijzige koor verrees (1517-'21). In 1548 werden de toren en de kerk opnieuw door brand getroffen; de gewelven van de middenbeuk stortten gedeeltelijk in. Herstellingen en verbouwingen onderging de kerk in 1552, na 1674, in 1717 en in 1850. Inwendig werd de kerk gerestaureerd in 1888-'90, uitwendig in 1919-'30. De toren werd in 1945 opgeblazen. Restauratie en herbouw volgden in 1959-'72. Het interieur van het schip wordt gedekt door houten netgewelven, aangebracht bij de restauratie in 1888-'90. De stenen netgewelven van de zijbeuken rusten op tegen de zuilen aangebrachte schalken. De zuilen zelf zijn na de overdracht van {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doesburg, (Herv.) Grote of St.-Martinuskerk==} {>>afbeelding<<} de kerk aan de protestanten (1580) van schilderingen voorzien. Tot de kerkinventaris behoren talrijke kleine 16de- en 17de-eeuwse wapenzerken en een midden-17de-eeuwse preekstoel, koorhek en een herenbank. Het in 1945 verwoeste orgel is in 1971 vervangen door een orgel uit 1916 van E.F. Walcker, afkomstig uit de Zuiderkerk te Rotterdam. In de toren hangen drie klokken van Albert Hachman (1549), Peter van Trier (1639), Johan Philipsen en Willem Evers (1639). Acht van de klokken van het carillon zijn gegoten door François en Pieter Hemony (1654-'55). De (Evang. Luth.) Gasthuiskerk (Gasthuisstraat 41) [2] is een laatgotische eenbeukige kerk met een recht gesloten koor en een smalle, asymmetrisch geplaatste toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De als St.-Antoniuskapel gebouwde kerk verrees vermoedelijk begin 15de eeuw bij een tussen 1337 en 1354 gesticht gasthuis. De toren is midden 15de eeuw toegevoegd en bevat een klok uit 1754. Oorspronkelijk had de kerk aan de noordzijde een smallere zijbeuk. Sinds 1735 is het gebouw bij de Lutherse gemeente in gebruik. Restauraties zijn uitgevoerd in 1870, 1919-'31 en 1967-'69. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een preekstoel (18de eeuw), een doopvont in de vorm van engel met schelp - kopie naar B. Thorwaldsen - (begin 19de eeuw) en een orgel door C.F.A. Naber (1845). Het gasthuishofje (Gasthuisstraat 21-37) bestaat uit een rij, oorspronkelijk 16de-eeuwse, eenlaags provenierswoningen, die hun huidige gepleisterde uiterlijk hebben gekregen rond 1840. Gasthuisstraat 21 heeft een verdieping en een classicistische deuromlijsting uit die tijd. Het Grote Convent (Kloosterstraat 15) [3] is een geheel onderkelderd, langgerekt drielaags gebouw, dat waarschijnlijk in 1434 is opgetrokken voor het voorm. begijnenhuis (eerste vermelding 1334). In 1446 werd het begijnenhuis omgevormd tot het tertiarissenklooster Mariëngrave. Omstreeks 1732 heeft men het convent ingericht als arsenaal. Het thans nog resterende gebouw heeft een tweebeukige kelder met graatgewelven op bakstenen middenpijlers. De meeste kloostervensters en delen van de gevels met ezelsruggen zijn nog origineel. De ingang is rond 1700 gewijzigd en het dak is na 1752 verlaagd tot een mansardedak. Het voorm. brandspuithuis aan de zijde van de Kloosterstraat dateert uit 1890. Chr. Geref. kerken. De kerk Herenstraat 22 [4] is rond 1860 ingericht in een diep woonhuis met trapgevel en klauwstukken uit circa 1645. Dat gebouw kreeg toen neogotische spitsboogvensters. Ooipoortstraat 52 [5] is een neoclassicistische zaalkerk uit circa 1890. Het stadhuis (Roggestraat 2) [6] is een gebouwencomplex waarvan de oorspronkelijke kern bestaat uit het schepenhuis (zijde Koepoortstraat) en het achterliggende stadswijnhuis, dat ook wel ‘Out Gelre’ werd genoemd. Het geheel onderkelderde stadswijnhuis kwam rond 1475 tot stand. De kelder heeft graatgewelven op zandstenen middenpijlers. Het schepenhuis met zijn hoge kap, trapgevel, korfboognissen, overhoekse pinakels en zeskantig geveltorentje ontstond in de tweede helft van de 15de eeuw. In 1663 trok men beide panden samen en kreeg de gevel aan de Roggestraat een zandstenen toegangspoortje in classicistische vormen, vermoedelijk naar ontwerp van stadsmetselaar Peter Engels. Van deze verbouwing stamt in de raadzaal de schouw (1663-'65), waarvan de boezem is voorzien van een in stucwerk uitgevoerde voorstelling van het Salomons oordeel, vervaardigd door Robbert Middewinter naar voorbeeld van een schilderij van P.P. Rubens. Bij de restauratie van het stadhuis in 1939-'40, naar plannen van N. de Wolf, is een 19de-eeuwse pleisterlaag verwijderd en {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doesburg, Stadhuis, schouw in de raadzaal==} {>>afbeelding<<} heeft men op de hoek een St.-Martinusgroep aangebracht op de blauwe steen, een restant van de oude schandpaal. Verder is toen aan de noordzijde de oude Hoofdwacht - met een nieuwe gevel uit 1828 - bij het stadhuis getrokken. In 1968-'69 is het complex verder uitgebreid met het laat-gotische Hof Gelria (Koepoortstraat 1). Dit vroeg-16de-eeuwse dwarse huis heeft een zadeldak tussen trapgevels met ezelsruggen en een voorgevel met hoog opgaande korfboognissen. Het is in 1952-'53 gerestaureerd naar plannen van N. de Wolf. Tenslotte is het stadhuis in 1995 nog verder uitgebreid met naburige panden. De voorm. waag (Koepoortstraat 2) [7], ook ‘Het Hoge Huis Gelria’ genoemd, is een hoog laat-gotisch pand, waarvan de kelder is voorzien van graatgewelven op bakstenen middenpijlers. Het 16de-eeuwse gebouw is in de 19de eeuw ingrijpend verbouwd. Bij de restauratie in 1947-'49, naar plannen van N. de Wolf, heeft men de huidige geveltop met trappen, pinakels en korfboognissen gereconstrueerd. Het voorm. vleeshuis (Roggestraat 7) [8] stamt uit de 16de eeuw getuige de zijgevel met hoog aangebrachte spitsboognissen. In later tijd was hier de herberg ‘Het wapen van Amsterdam’ gevestigd. De voorm. Chr. school (Nieuwstraat 2-4) [9], in 1907 gebouwd met een lagere school beneden en een MULO boven, biedt nu plaats aan het stadsarchief. Het voorm. Commandeurshuis van de Duitse Orde (Kerkstraat 11) [10] werd in 1286 gesticht toen de orde het patronaatsrecht over de St.-Martinuskerk kreeg. Dit op een binnenterrein gelegen en sterk verbouwde dwarse huis gaat in zijn huidige vorm terug tot het midden van de 16de eeuw. In de achtkantige traptoren bevindt zich een wapensteen uit die tijd. Vanaf 1657 deed het gebouw als weeshuis dienst en in de 18de eeuw als concertzaal. Het weduwenhuis (Hogestraat 3) [11] is een laat-gotisch dwars huis met zadeldak tussen trapgevels. Het wordt voor het eerst vermeld in 1429. In de 16de eeuw woonden er arme leerlingen van de Latijnse School (‘Arme Klerkenhuis’), van 1663 tot 1753 de rector (‘Rectoers Huys’) en van 1811 tot 1970 een aantal weduwen. Woonhuizen. Er zijn een opvallend veel oude huizen in Doesburg bewaard gebleven, al zijn ze veelal in later tijden verbouwd, van topgevels ontdaan of ingrijpend gerestaureerd. Tot de oudste behoort 't huys Optenoort (Meipoortstraat 59), een midden-15de-eeuws diep huis. Begin 16de eeuw werd het vergroot en van een insteek en een nieuwe kap voorzien. Toen zal ook aan de achterzijde de trapgevel met ezelsruggen zijn gebouwd; die aan de voorzijde is bij een restauratie in 1963 gereconstrueerd. De grote laat-middeleeuwse panden zijn overwegend dwarse huizen met zadeldaken tussen trapgevels voorzien van ezelsruggen. Bij de rijkere voorbeelden wordt de voorgevel geleed door korfboognissen, waarin de vensters zijn opgenomen zoals bij de in de eerste helft van de 16de gebouwde voorm. herberg De Pauw (Koepoortstraat 26), gerestaureerd in 1955, en Huize Pniël (Veerpoortstraat 31), gerestaureerd in 1969. Ook op andere plaatsen komen korfboognissen voor, bijvoorbeeld in de voorgevel van het diepe pand Koepoortstraat 12 en in de lange zijgevel van Huis de Lomberd (Veerpoortstraat 22). Van het laatste type - met korfbogen in de zijgevel - zijn er oorspronkelijk meer geweest. Gevels uit dezelfde tijd zonder korfbogen hebben de huizen Bergstraat 67-69, Kerkstraat 2, Ooipoortstraat 15, Kosterstraat 9 en het iets jongere huis Koetsveldstraat 11-15. Het diepe huis Gasthuisstraat 3 heeft een vroeg-16de-eeuwse kapconstructie, moerbalken met gotische peerkraalconsoles en een midden-16de-eeuwse traptoren. Andere panden met een 16de-eeuwse kern zijn Gasthuisstraat 1, Koetsveldstraat 9, Kloosterstraat 22, het Fraterhuis (Paardenmarkt 12-14), Huis Deventer (Veerpoortstraat 11), De Oude Smidse (Veerpoortstraat 5) - een illustratief voorbeeld van de restauratieopvatting waarbij alle bouwsporen in het zicht zijn gelaten - en de dwarse eenlaagspanden Hof van Wisch (Paardenmarkt 22-24) en Paardenmarkt 16-20. Het in de kern laat-16de-eeuwse Huis Schoonhoven (Meipoortstraat 32) is een dwars hoekhuis met een zijgevel met maniëristische in- en uitgezwenkte geveltop met overhoekse pinakels. Een vergelijkbare, maar gezien de vlakke pinakels (pilasters) rond 1600 stammende gevel, heeft het laatmiddeleeuwse huis Gasthuisstraat 20. Uit het begin van de 17de eeuw dateren de diepe huizen Koepoortstraat 6 (1607) en Bergstraat 43 (1611), die later hun geveltop hebben verloren, en Veerpoortstraat 19 en Bergstraat 17, die zijn voorzien van een gezwenkte geveltop. Trapgevels uit die tijd hebben: Bergstraat 40 (1611), Kerkstraat 9, Meipoortstraat 39 en Meipoortstraat 41-43 (1623). Het huis Per angusta ad augusta (Kosterstraat 19) bestaat uit een 16de-eeuws achtervleugel, een haakse tussenvleugel en een rond 1640 nieuw aan de straat gebouwde vleugel. De laatste is omstreeks 1875 verbouwd. Het rijkste voorbeeld van 17de-eeuwse huizenbouw vormen de Baerkenhuizen (Koepoortstraat 29-31), twee diepe huizen uit 1649 met trapgevels voorzien van klauwstukken. De kwabmotieven van de klauwstukken en het toegangspoortje zijn laat-maniëristisch van vorm en verwant aan het werk dat Emond Hellenraet in Zutphen uitvoerde. Vooral in de 18de-eeuw kregen in opzet oudere panden een nieuwe voorgevel. Van een tuitgevel voorzag men het diepe pand Roggestraat 5 en van lijstgevels {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} de diepe huizen Ph. Gastelaarsstraat 7 (Lodewijk XV-consoles), Koepoortstraat 20, 35 en 37. Het huis Kloosterstraat 5 heeft een deur in Lodewijk XIV-vormen. In de late 18de eeuw in empire-vormen verbouwd zijn de huizen Ph. Gastelaarsstraat 15, Koepoortstraat 39, Kosterstraat 35 en Gasthuisstraat 10-12 - met een voor die tijd karakteristieke erker - en de eenlaagspanden Ph. Gastelaarsstraat 9 en De Rode Leeuw (Kosterstraat 25). Begin 19de-eeuw ontstonden eveneens enkele panden in empire-vormen, met deuromlijstingen in ionische vormen, zoals Ph. Gastelaarsstraat 19, Ph. Gastelaarsstraat 21 en Koepoortstraat 46. Het in dezelfde tijd gebouwde statige herenhuis Koepoortstraat 44 heeft van 1891 tot 1933 als kantongerecht dienst gedaan. Voorbeelden van vroeg-19de-eeuwse dwarse eenlaagspanden zijn Nieuwstraat 11, 9 en 5-7; achter de laatste bevindt zich een muurrestant van het rond 1422 gestichte en in 1586 verwoeste klooster St. Catharina op den Berg (Kleine Convent). In de minder dicht bebouwde delen van de binnenstad bevonden zich vanouds stadsboerderijen. Deze zijn veelal in de 19de eeuw verbouwd, zoals Herenstraat 19, die in 1805 een nieuwe gevel kreeg evenals Paardenmarkt 6 rond 1887. De boerderij Nieuwstraat 13-15 is vroeg-19de-eeuws. In de tweede helft van de 19de eeuw bouwde men in de binnenstad forse herenhuizen in neoclassicistische vormen, zoals Koepoortstraat 40 (1871) en Koepoortstraat 48-50 (circa 1870), of in eclectische vormen, zoals Kerkstraat 21 (circa 1875) en Koepoortstraat 42 (circa 1875). Grote herenhuizen bouwde men vooral ook aan de randen van de binnenstad. Hier werd overwegend in neoclassicistische stijl gebouwd; Het Hoge Huis (Ooipoort 15) dateert uit 1855 en de huizen Koepoortstraat 42, Korte Veerpoortstraat 5 en Paardenmarkt 8 kwamen rond 1860 tot stand. In sobere neoclassicistische vormen liet J.W. Doyer in 1862 de herenhuizen Burg. Flugi van Aspermontlaan 6-8 bouwen. Meer uitgesproken van vorm is het uit circa 1870 stammende herenhuis Veerpoortwal {== afbeelding Doesburg, Winkel Gasthuisstraat 14-16, pui==} {>>afbeelding<<} 1. De laat-19de- en de 20ste-eeuwse bouwkunst is in Doesburg spaarzaam vertegenwoordigd. De oude huizen Koepoortstraat 14 en 28 kregen tussen 1905 en 1910 nieuwe voorgevels. Geheel nieuw verrees Veerpoortstraat 35 rond 1908 met chalet- en jugendstil-elementen. J.C.M. Hoijinck liet in 1911 op de hoek van Bergstraat en Boekholtstraat een blokje woningen bouwen met een - in die tijd opvallend - plat dak. Het sociëteitsgebouw ‘De Harmonie’ (Roggestraat 3) [12] dateert uit 1850. Het is een gepleisterd neoclassicistisch pand met een gevel voorzien van zijrisalieten. Winkels. Vanaf het midden van de 19de eeuw kregen diverse oudere huizen winkelpuien, zoals Koepoortstraat 13 (circa 1850), Meipoortstraat 22 (circa 1875), Kerkstraat 38-40 (circa 1875) en Roggestraat 16 (circa 1880). Eén van de weinige geheel nieuw gebouwde woon- en winkelpanden is Kerkstraat 55, opgetrokken in 1901 in verblendsteen en voorzien van neorenaissanceelementen. Het mooiste voorbeeld van een winkelpui in jugendstil-vormen is die van Gasthuisstraat 14-16, gemaakt in 1904 voor de fietsenmaker P.K.R. Bier. De pui van Ooipoortstraat 20 (circa 1912) is hiervan een latere versie. Pakhuizen. Het mogelijk 18de-eeuwse pand Ph. Gastelaarsstraat 3 is een goed voorbeeld van een woonhuis met pakhuisgedeelte. Het hoge pakhuis Ooipoortstraat 55 verrees in 1884 naar plannen van J.W. Boerbooms met neogotische details. Uit circa 1890 dateren het brede pakhuis Boekholtstraat 2 - met een opvallend trijshuis - en het pakhuis Boekholtstraat 22 [13], dat sinds 1975 plaats biedt aan de mosterdfabriek ‘Doesburgsche Mosterd, vh. J. Burgers & Zn.’. Het uit circa 1910 stammende pakhuis Ooipoortstraat 34 heeft jugendstil-details. Bedrijfspanden. Uit 1904 dateert de zadelmakerij Ooipoortstraat 3 [14], uitgevoerd met jugendstil-details. De stoomkoffiebranderij (Heiligegeeststeeg 4) [15] is in 1910 voor W. van der Bold gebouwd in de achtertuin van Koepoortstraat 25. Verdedigingswerken. Langs de Lindewal, de Burgemeester Nahuyssingel en de Meipoortwal bevinden zich restanten van de vestinggordel uit 1606-'10, in de 19de eeuw tot park omgevormd. Nog goed in het landschap herkenbaar zijn de twee linies van het in 1701-'30 naar plannen van Menno van Coehoorn ten oosten van de stad aangelegde Retranchement van Doesburg: de Hoge Linie met zeven lunetten en twee redouten op de vleugels (Bretange en Orange) en de Lage Linie langs de Oude IJssel. De Hoge Linie, die {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doesburg, Alg. begraafplaats, poortgebouw==} {>>afbeelding<<} in 1807 van batterijen werd voorzien, is in 1948-'49 hersteld. Begraafplaatsen. Op een voormalig 17de-eeuws ravelijn werd in 1829 de Alg. begraafplaats (Meipoortstraat 67) [16] aangelegd naar plannen van J.D. Zocher jr. Naar zijn ontwerp of dat van stadsarchitect E. Zandbargen verrees het gepleisterde poortgebouw met dorische halfzuilen in neoclassicistische stijl (neo-Grec). Tot de belangrijkste graftekens behoort de marmeren graftombe - momenteel zonder baldakijn - voor mw. G.C.H. de Gijselaar († 1872), gemaakt door J.B. Leverman. Andere interessante graven zijn die van G.A.F. van Wijck (†1841) met obelisk op piëdestal, de tekenaar A.W.M. Ver Huell (†1897), met vrouwenbeeld, en de door gietijzeren platen gedekte graven van W. de Waynes van Brakel (†1843) en fabrikant W.H. Ubbink (†1936). De R.K. begraafplaats (bij Kraakselaan 22), aangelegd in 1830 op het Molenveld, heeft ingangspijlers met siervazen in Lodewijk XV-stijl (circa 1750) en een baarhuisje uit circa 1850. Doetinchem Stad, ontstaan op een rivierduin bij de monding van de Slinge in de Oude IJssel, waar de weg van Zutphen naar Emmerik de rivier kruiste. De nederzetting, ook wel als Deutekom aangeduid, wordt voor het eerst in 838 genoemd. In 1230 kreeg Doetinchem een jaarmarkt en in 1236 stadsrechten. Een eerste versterking was er mogelijk al rond 1100. Bij verdere versterkingen in 1434 kreeg Doetinchem zijn eivormige plattegrond en vier stadspoorten. In 1527 verwoestte brand een groot deel van de stad. Na de inname door Staatse troepen in 1599 verbeterde men in 1604-'06 de omwalling. Doetinchem boette in de 17de en 18de eeuw sterk aan belang in. Wel bouwde men in 1726 een nieuw stadhuis. In 1850-'62 werden de stadspoorten gesloopt. Met de vestiging van internaat Ruimzicht (1868), drukkerij Misset (1871) en de bouw van het station (1883) ontstond een nieuwe bloeiperiode. In 1920 werden Stad en Ambt Doetinchem samengevoegd. Bij een bombardement in 1945 ging veel van de bebouwing in de binnenstad verloren, waaronder het stadhuis, de synagoge en de R.K. kerk. Na de oorlog is er veel gesloopt. De stad won aan belang als regionaal verzorgingscentrum en groeide uit met nieuwe wijken. De nederzettingen Dichteren en Wijnbergen (tot 1984 gemeente Bergh) kwamen daardoor binnen de stedelijke bebouwing te liggen. De (Herv.) Grote- of St.-Catharinakerk (Markt 12) is een grote driebeukige hallenkerk met een slank driezijdig gesloten koor en een forse toren van drie geledingen met achtkantige naaldspits. Het westdeel van de oorspronkelijke toren stamt vermoedelijk uit circa 1200. Het tufstenen koor ontstond in de 14de eeuw. Begin of midden 15de eeuw verrees het transept evenals het pseudobasilicale schip, dat vermoedelijk kort na de stadsbrand van 1527 werd omgebouwd tot hallenkerk, waarbij de brede zijbeuken langs de toren werden doorgetrokken. In dezelfde bouwcampagne werd de toren verhoogd, kreeg de kerk twee toegangsportalen en verrezen aan weerszijden van het koor recht gesloten zijkapellen. Door bovendien het koor te verhogen kon de hele hallenkerk onder één forse kap worden gebracht. Deze bouwfase van koor en schip is herkenbaar aan het metselwerk met afwisselende lagen bak- en tufsteen. In 1761 stortte één van de pijlers met een deel van het gewelf in. De oude toren is in 1945 afgebrand. Men heeft bij de restauratie - naar plannen van J.G.A. Heineman - het torenvak bij het schip getrokken. Ten westen daarvan is in 1961-'63 de toren herbouwd. Daarin hangen twee klokjes van Andreas Josephus van den Gheyn (1767 en 1769). Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven en netgewelven (zijbeuken en noorderportaal). Tot de inventaris behoren talrijke grafzerken, waaronder die van Frederik van Baer (†1622) en Judith Ripperda (†1636), een door Garret Hettersche gesneden preekstoel (1744) en een marmeren epitaaf (1829) voor Quirijn Maurits Ver Huell (†1788) en Judith Elsabee Anna van Rouwenoort (†1785). De Evang. Luth./Doopsgez. kerk (Gasthuissteeg 2) is een laatgotisch, eenbeukig en driezijdig gesloten gebouw met dakruiter. Het verrees vermoedelijk eind 15de eeuw als kapel bij een 14de-eeuws (gesloopt) gasthuis. Sinds 1763 heeft de Lutherse gemeente het in gebruik. Na zware schade in 1945 zijn bij de restauratie van 1949-'50 de netgewelven vernieuwd. De 18de-eeuws aandoende consistoriekamer dateert van een restauratie in 1966 naar plannen van W.A. Heineman. De R.K. St.-Martinuskerk (Doetinchemseweg 9, Wijnbergen) is een eenbeukige schuurkerk uit 1776-'77. De huidige voorgevel met geveltoren stamt uit 1910. Het orgel werd in 1872 door J.H. Derdack gebouwd. De kerk Predik het Evangelie (Burg. Van Nispenstraat 19) is in 1881 gebouwd in opdracht van ds. J. van Dijk en is uitgevoerd in rijke eclectische vormen. De kerk is momenteel in gebruik bij de Baptistengemeente. De pastorie (Burg. Van Nispenstraat 21) stamt uit dezelfde tijd. De R.K. kerk O.L. Vrouwe Ten Hemelopneming (Prins Hendrikstraat 36) is een driebeukige kruisbasiliek met zeer lange kruisarmen, vieringstoren en een robuuste toren van vijf korte geledingen met tentdak. De kerk verrees in 1933-'34 in traditionele vormen naar plannen van H.W. Valk ter vervanging van een voorganger in de binnenstad uit 1861. Het ondiepe koor en het wijde middenschip met brede, twee zijbeuktraveeën omvattende scheibogen geeft het interieur een centraliserende werking - kenmerkend voor de christocentrische kerken van Valk. Het hoofdaltaar werd gemaakt door J. en E. Brom; de gebrandschilderde ramen zijn van J. Everts (1945) en de schilderingen van Jac. Ydema (1948). De R.K. H. Geestkerk (Bilderdijkstraat 3) is een moderne ruime kerk met opengewerkte toren, gebouwd in 1963-'65 naar plannen van J. Dresme. {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doetinchem, Kerk Predik het Evangelie (1987)==} {>>afbeelding<<} De voorm. gevangenis van het Landdrostambt Zutphen (Nieuwstad 76) is een gesloten blokvormig pand, gebouwd in 1766 naar plannen van Gerard Ravenschot. Het gebouw heeft getraliede vensters in zandstenen omlijstingen en een geblokte toegangspartij in Lodewijk XVI-vormen met het wapen van Gelderland. De cipierswoning aan de linkerzijde is rond 1780 toegevoegd. Het voorm. raadhuis annex school van Ambt Doetinchem (Varsseveldseweg 104-108) bestaat uit een vroeg-19de-eeuwse, langgerekte eenlaagsvleugel in neoclassicistische vormen en een achterbouw uit 1861. Het voorm. rijksopvoedingsgesticht ‘De Kruisberg’ (Klootsemastraat 1) werd gebouwd als adellijk huis na het huwelijk van J.C.M.E.A. van {== afbeelding Doetinchem, Gevangenis van het Landdrostambt Zutphen==} {>>afbeelding<<} Heeckeren en Geertruid Elisabeth Crommelin in 1771. Het gebouw heeft empire-details, een deels gepleisterde middenpartij en een attieklijst. Na aankoop door de staat in 1863 is het naar plannen van A.C. Pierson met twee vleugels uitgebreid en als opvoedingsgesticht in gebruik genomen. Naar plannen van W.C. Metzelaar kwamen vervolgens een haakse vleugel aan de oostzijde (1892-'93) en een observatieziekenhuis aan de westzijde (1911) tot stand, evenals in 1912 de directeurswoning (Kruisbergseweg 121) met chaletelementen. Sinds 1957 doet De Kruisberg dienst als gevangenis. Van het voorm. internaat ‘Ruimzicht’ (Ds. Van Dijkweg 40) dateert het gepleisterde hoofdgebouw uit 1853. De huidige eclectische vormgeving kreeg het na de inrichting tot internaat in 1868 door ds.J. van Dijk. De hoekpaviljoens zijn in 1885 toegevoegd. In 1954 is het gebouw ingericht tot gemeentelijk Lyceum. Het theehuis (Kruisbergseweg 2) stamt uit 1853; het achterliggende arboretum werd na 1868 aangelegd. Vlakbij verrees in 1968-'71 het Rietveld-Lyceum (Kruisbergseweg 4), gerealiseerd door J.F.H. van Dillen en J. van Tricht op basis van schetsen van G.Th. Rietveld uit 1961. Scholen. De openbare lagere school nr. 1 (Raadhuisstraat 28), ook Plantsoenschool genoemd, is een L-vormig eenlaagspand, gebouwd in 1895 in neorenaissance-stijl naar plannen van {== afbeelding Doetinchem, Postkantoor==} {>>afbeelding<<} H.J.L. Ovink. De R.K. lagere school (Doetinchemseweg 17) is een rond 1908 gebouwde middengangschool met vier lokalen. Het voorm. postkantoor (Burg. Van Nispenstraat 2-4) bestaat uit een hoge hoofdvleugel, lage zijvleugels en een geprononceerde traptoren. Het werd in 1917-'22 gebouwd in expressionistische stijl naar plannen van J. Crouwel. Hagen (Kelderlaan 11), ook wel ‘De Kelder’ genoemd is een in oorsprong 16de-eeuwse havezate. Het huidige gebouw is vermoedelijk het restant van een tweebeukig pand dat in 1656 afbrandde en ten dele werd herbouwd. De kelder heeft ribloze kruisgewelven met gordelbogen op vierkante pijlers. Verder bevat het pand moerbalken op sleutelstukken in laat-gotische vormen en een laat-gotische natuurstenen schouw. De van elders afkomstige schouw is geplaatst bij de restauratie naar plannen van N. de Wolf na een brand in 1934. Woonhuizen. Van de oude woonhuizen resteert weinig. Het Lodewijk Napoleonhuis (Korte Kapoeniestraat 1) heeft mogelijk een 16de-eeuwse oorsprong en kreeg in 1642 een verdieping. Lodewijk Napoleon heeft er overnacht bij een bezoek aan de stad na een overstromingsramp in 1809. Een 18de-eeuwse kern heeft het Huis van Pol (Grutstraat 29). In 1830 liet O.A. Ankersmit de huidige voorgevel met empire-details in de vorm van bladkransjes optrekken. Het huis werd vergroot in 1880 en is sinds de restauratie in 1985 stadsmuseum. Het neoclassicistische Tieckenhuis (Grutstraat 44-46) verrees in 1863 op de fundamenten van de Gruitpoort. Eclectisch zijn de twee herenhuizen Burg. Van Nispenstraat 10-12 (1871) en de {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doetinchem, Kasteel De Slangenburg==} {>>afbeelding<<} vier herenhuizen Keppelseweg 13-19. De laatste zijn kort na 1880 ontworpen door H.J.L. Ovink. Van hem zijn ook diverse andere woonhuizen in verschillende stijlen, zoals Ds. Van Dijkweg 41 (circa 1904), met neorenaissance-elementen, de burgemeesterswoning 't Veldhoen (Varsseveldseweg 96) in chaletstijl uit 1905 en Bene Sita (Varsseveldseweg 90) uit 1907. Met zijn zoon B. Ovink ontwierp hij voor het Gasthuisfonds de huizen Walstraat 37-45 (1910), die een neoclassicistisch karakter hebben. Het sober expressionistische woonhuis Keppelseweg 33 (circa 1930) is van B. Ovink. Winkels. Uit circa 1890 dateren de woon- en winkelpanden Grutstraat 43, in rijke eclectische vormen, en Hamburgerstraat 17, in uitgesproken neorenaissance-vormen (firma Jac. Brinks & Zn.). B. Ovink ontwierp voor de gebr. Van Zadelhoff de rationalistische slagerij Grutstraat 16 (1914). Het bankgebouw Grutstraat 1 kwam in 1915 naar plannen van B. Ovink en G. Versteeg tot stand voor de Geldersche Krediet Vereniging. Het expressionistisch vormgegeven gebouw heeft beeldhouwwerk van H. Krop. Windmolens. De ronde stenen grondzeiler Aurora (Wehlseweg 1, Dichteren) is een korenmolen met een houten kap die gedekt is met dakleer. Hij werd in 1870 gebouwd voor A. Harbers en in 1978 gerestaureerd. De Walmolen (IJsselkade 30) is een hoge ronde stellingmolen voorzien van een met riet gedekte kap. H. van Eyck liet deze koren- en runmolen in 1850 bouwen ter plaatse van een afgebrande standerdmolen. De molen is in 1965 gerestaureerd. De Velsmolen (Varsseveldseweg 252) is een met schaliën beklede achtkantige stellingkorenmolen met lage stelling op bakstenen onderbouw. De molen verrees in 1920 voor J.F. Bennink ter plaatse van een voorganger uit 1856 met gebruik van onderdelen van een molen uit Zelhem. Hij werd in 1980 gerestaureerd. Het bedrijfsgebouw Gart Seevinckgang 2 bood onderdak aan de voorm. meubelfabriek M. Mogendorff. Het vierlaags pakhuis en het naastgelegen opslaggebouwtje met de initialen M.C. (‘Markt-Commissie’) stammen uit 1911. Het onderstation van de PGEM (Keppelseweg 131), gebouwd in 1936-'37 naar ontwerp van G.L. van Straaten, heeft traditionalistische vormen en lijkt op een kerkgebouw. De vier dienstwoningen (Keppelseweg 133-139) stammen uit dezelfde tijd. De watertoren (Terborgseweg 208) kwam in 1938 tot stand naar plannen van G.J. Postel in functionalistische vormen. De toren heeft een vierkante plattegrond, twee boven elkaar gelegen betonnen vlakbodemreservoirs en een bakstenen omkleding. Begraafplaatsen. Het Oude stadskerkhof (Ds. Van Dijkweg ong.), aangelegd in 1829, dient sinds 1892 als park en bevat onder meer het graf van de marine-officier J. Schröder (†1885). De Alg. begraafplaats (Loolaan 33) heeft een neoclassicistisch poortgebouw uit 1892 naar plannen van H.J.L. Ovink. Het opschrift luidt: ‘Hodie Tibi, Cras Mihi’ (gebruikelijk is het omgekeerde: heden ik, morgen gij). De centrale aanleg bevat een rotonde met belangrijke graven, waaronder die van C. Misset (†1921). Andere interessante graven zijn die van ds. J. van Dijk (†1909) - met obelisk - en van de oud-directeur van de Geldersche Tram, H.W. Sebbelee (†1939). De rond 1829 aangelegde Begraafplaats van Ambt Doetinchem (Dr. Huber Noodtstraat ong.) was tot 1967 in {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} gebruik. De kapel op de in 1857 aangelegde R.K. begraafplaats (bij Terborgseweg 63) stamt uit circa 1920. De Isr. begraafplaats (Borneostraat ong.), aangelegd rond 1770 op de IJkenberg heeft een modern metaarhuis (1982). De Slangenburg (Kasteellaan 6), gelegen ten oosten van Doetinchem is een voorm. havezate met uitgestrekt landgoed, voor het eerst vermeld in 1354. Vermoedelijk kort na 1530 liet Willem van Baer een L-vormig gebouw optrekken, met op de buitenhoek een ronde toren (de huidige westtoren). Dit huis werd in 1585 verwoest. Bij de herbouw in 1609-'12 door Frederik van Baer en Judith Ripperda kreeg de westvleugel zijn huidige lengte. Hun neef, generaal Frederik Johan van Baer liet vanaf 1678 het huis vergroten tot de huidige U-vormige plattegrond met ronde torens op beide buitenhoeken. De toegang werd verplaatst naar de zijde van de vestibule aan de binnenplaats. Bij de voltooiing van de verbouwing in 1696, hing men in de zuidtoren een door Gerhard Schimmel gegoten klok. De gezwenkte torenhelmen en de ingangspartij in Lodewijk XVI-vormen dateren van een verbouwing rond 1774 in opdracht van Cornelis Steengracht. De Duitse industrieel A. Passmann liet in 1912 de oostelijke vleugel van een verdieping voorzien. Na de Tweede Wereldoorlog namen de paters benedictijnen het gebouw in gebruik. Sinds de bouw van een nieuwe abdij (Abdijlaan 1) in 1951-'52 dient De Slangenburg als gastenverblijf. Het bijzonder rijke interieur heeft schouwen, stucplafonds, wandbetimmeringen en geschilderde behangsels uit de bouwfase 1678-'96. Het stucwerk is mogelijk uitgevoerd door Jacob Husly; dat in de vestibule heeft de initialen van de opdrachtgever F.J. van Baer. De meeste plafondschilderingen, waaronder die in de Didokamer zijn van Gerard Hoet. In 1794 voorzag J.H. Brekenheimer de vestibule en de binnenplaats van geschilderde beelden. De huidige trapeziumvormige parkaanleg met sterrenbos en zichtas (kasteellaan) kwam rond 1678-'79 tot stand. In 1894 werden naar plannen van H.A.C. Poortman enkele geometrische tuinen toegevoegd. De familiebegraafplaats Passmann aan de oostzijde is aangelegd na de dood van Gertrud Passmann (†1901) en bestaat uit een grafheuvel, afgezet met granieten palen en een smeedijzeren toegangshek uit 1720. Langerak. Dorp ten noordwesten van Doetinchem. De in 1894 opgerichte ijzergieterij ‘Vulcanus’ (Rijksweg 343-353) is één van de weinige overgebleven fabrieken van de ijzerindustrie langs de Oude IJssel. Het woonhuis Rijksweg 432 is rond 1925 in expressionistische vormen gebouwd. Gaanderen. Dit dorp ten zuidoosten van Doetinchem is ontstaan bij het in 1180 gestichte (en in 1579 gesloopte) klooster Bethlehem. De R.K. St.-Martinuskerk (Kerkstraat 70) is een driebeukige neogotische hallenkerk met dwarsschip, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De kerk verrees in 1912-'13 naar plannen van H. Hoogenkamp ter plaatse van een voorganger uit 1853 en heeft een toren uit 1892-'93 naar ontwerp van G. te Riele. De neogotische pastorie (Kerkstraat 72) stamt uit 1869. De R.K. St.-Augustinuskerk (Van Damstraat 17) is een driebeukige basiliek met hoog opgaande koorpartij, gebouwd in 1951-'52 naar plannen van Joh. H. Sluijmer in traditionalistische vormen. De uit 1911 stammende R.K. St.-Martinusschool (Hoofdstraat 115) is een goed voorbeeld van een tienklassige middengangschool. {== afbeelding Doornenburg, Kasteel Doornenburg==} {>>afbeelding<<} Doornenburg (gemeente Bemmel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. In de 14de eeuw werd hier een kasteel gesticht. Lange tijd bestond het dorp uit verspreid liggende boerderijen en een kleine dorpskern bij de kruising Pannerdenseweg-Kerkstraat. In de tweede helft van de 19de eeuw groeide Doornenburg langs verschillende wegen uit. Na de Tweede Wereldoorlog is de dorpskern vooral in noordwestelijke richting uitgebreid. Kasteel Doornenburg (Kerkstraat 35) is een omgrachte middeleeuwse burcht. De hoofdburcht ontwikkelde zich uit een verdedigbare 14de-eeuwse zaaltoren met ommuurd voorplein. In de 15de en 16de eeuw is dit voorplein - dat de zuidelijke helft van de huidige burcht vormde - in twee fases volgebouwd. De omgrachte en ommuurde voorburcht met arkeltorentjes dateert uit de 15de eeuw en is de grootste van Nederland. Aan de binnenzijde van de ommuring is een deel van de weergang zichtbaar. Aan de noordzijde bevindt zich een overwelfde poortdoorgang geflankeerd door ronde torens met kantelen. De als rondeel halfrond uitgebouwde Langeracktoren aan de oostzijde is later verhoogd. In de zuidwesthoek staat de 16de-eeuwse, driezijdig gesloten slotkapel. De dienstgebouwen en kasteelboerderij aan de {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} westzijde dateren uit de 17de en 18de eeuw, maar de kasteelboerderij - die nog steeds als zodanig functioneert - heeft nu een 19de-eeuws uiterlijk. In de dienstgebouwen bevindt zich een schouw uit circa 1660, afkomstig uit de hoofdburcht. Het in de 19de en begin 20ste eeuw zeer vervallen kasteel werd in 1937-'41 naar plannen van H. van Heeswijk gerestaureerd naar de middeleeuwse situatie. In 1945 werd de hoofdburcht echter geheel en de voorburcht grotendeels verwoest. Alleen de slotkapel bleef nagenoeg gespaard en is dus nu het meest oorspronkelijk gedeelte van de burcht. In 1947-'51 is de voorburcht gerestaureerd onder leiding van M.J.J. van Beveren. De hoofdburcht heeft men in 1955-'64 herbouwd. De R.K. St.-Martinuskerk (Pannerdenseweg 48) is een driebeukige basilicale kerk voorzien van een westtoren met zadeldak en een blokvormige brede oostpartij met een lage toren met tentdak. De in de stijl van de Bossche School uitgevoerde kerk is in 1951-'52 gebouwd naar ontwerp van Th. Taen en Th. Nix ter vervanging van de in 1944 verwoeste voorganger uit 1873-'74. De westtoren kwam in 1960-'61 tot stand. Het woonhuis Pannerdenseweg 69 is rond 1885 gebouwd met neogotische kenmerken. Het was de onderwijzerswoning van de gesloopte R.K. St.-Martinusschool. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Blauwe Hoek 5 heeft een gepleisterd achterhuis uit circa 1850. Het dwarse voorhuis is rond 1900 gebouwd, tegelijk met het naastgelegen zuivelfabriekje (Blauwe Hoek 3d). De rond 1880 gebouwde, hoge hallenhuisboerderij De Kamp (Pannerdenseweg 54) is voorzien van een dakruiter en een houten sierspant. Het houten tuinhuisje stamt uit 1910. Van de voorm. hallenhuisboerderij Rijnstraat 41 is alleen het rond 1890 gebouwde, gepleisterde dwarse voorhuis met kelder en opkamer bewaard gebleven. De Johanna Hoeve (Koffiemolen 2) uit circa 1915 heeft een woonhuis met pleister- en baksteendecoraties. De hallenhuisboerderij Nieuwe Meer (Koffiemolen 3) kwam rond 1927 tot stand. Verdedigingswerken. Ten oosten van Doornenburg is in 1742 bij het Pannerdens kanaal het zeshoekige fort De Sterreschans (Pannerdenseweg ong.) aangelegd. Van dit fort zijn in het landschap nog fragmentarische elementen te herkennen. Op de in zuidelijke richting in 1783 aangelegde landtong, bij de splitsing van Waal en Pannerdens kanaal, werd in 1869-'71 het sperfort Pannerden gebouwd naar een ontwerp uit 1819 van kapitein J.C. Ninaber. Rond het grote polygonale sperfort met flankkazematten lag een droge gracht. De geschutsstellingen daarvan werden in 1885-'90 gepantserd. Het fort is in 1926 buiten werking gesteld. In 1939 zijn rond het fort zeven betonnen kazematten gebouwd. De veldoven (Roswaard 4), gelegen ten noordoosten van Doornenburg, is een 19de-eeuwse open veldoven met twee evenwijdige muren voorzien van zeven stookopeningen. Bij het stoken werd de bovenzijde afgedekt met dekstenen, zand en klei. De oven is tot circa 1920 in gebruik geweest. Doornspijk (gemeente Elburg) Het tegenwoordige dorp Doornspijk ontstond na 1829 bij een toen gebouwde Herv. kerk aan de pas aangelegde Zuiderzeestraatweg. Het oorspronkelijke dorp Doornspijk met een middeleeuwse kerk werd toentertijd opgeslokt door de Zuiderzee. De Herv. kerk (Zuiderzeestraatweg West 104) is een forse zaalkerk uit 1829, mogelijk ontworpen door A.M. Sorg. De kerk is in 1950 uitgebreid tot een kruiskerk. De neoclassicistische voorgevel heeft een portaal met dorische pilasters, een fronton en een houten klokkentorentje. Het eenvoudig gestucadoorde interieur bevat een gemarmerde houten orgelgalerij op ionische zuilen. Tegenover de kerk staat een eenvoudige pastorie (Zuiderzeestraatweg West 77) uit circa 1870. De Geref. kerk (Zuiderzeestraatweg West 84) is een recht gesloten kruiskerk voorzien van een forse hoektoren met tentdak, gebouwd in 1923-'24 in expressionistische stijl naar plannen van P.H. van Lonkhuyzen. Klarenbeek (Zuiderzeestraatweg West 67). Deze waarschijnlijk in de 18de eeuw gestichte buitenplaats heeft als kern een gepleisterd rechthoekig landhuis met lagere zijvleugels. De voorgevel heeft een portiek op twee dorische zuilen, de achtergevel heeft een middenrisaliet met driehoekig fronton en een erker. Het corps de logis werd in 1842 gebouwd voor H.F. van Meurs, terwijl de beide zijvleugels in 1919 zijn toegevoegd. Het nabijgelegen koetshuis dateert uit 1841. Het geheel ligt in een langgerekt landschapspark met serpentinevijvers uit circa 1820, dat omstreeks 1920 is gereorganiseerd. Woonhuizen. Het gepleisterde neoclassicistische herenhuis De Varenkamp (Zuiderzeestraatweg 63-65) is rond 1850 gebouwd. Het uit dezelfde tijd stammende pand Zuiderzeestraatweg West 75 heeft een vergelijkbare vormgeving. Boerderijen. Langs de Zuiderzeestraatweg staandiverse 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen van het Veluwse type, zoals Zuiderzeestraatweg West 139 (1853), Zuiderzeestraatweg West 154 (1859), met inwendig een oorspronkelijke ‘heerd’ en verder een in 1893 vernieuwd stalgedeelte, en Zuiderzeestraatweg West 111 (1878), met op het erf een oude roedenberg en wagenschuren. {== afbeelding Doornspijk, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Doorwerth, Kasteel Doorwerth==} {>>afbeelding<<} Doorwerth (gemeente Renkum) Dorp, ontstaan in het begin van de 20ste eeuw op de stuwwal ten noorden van het kasteel Doorwerth. Tot 1923 was dit kasteel het centrum van de voormalig heerlijkheid Doorwerth. Kasteel Doorwerth (Fonteinallee 2). Dit omgrachte kasteel met voorburcht wordt voor het eerst vermeld in 1260. Bij de herbouw kort vóór 1280 verrees een vrijstaande zaalburcht, die overeenkomt met de huidige zaal. Door toevoeging van een aanbouw aan de zuidwestzijde (rond 1400) en een noordvleugel met arkeltorentjes (begin 15de eeuw), in opdracht van Robert van Dorenweerd, ontstond een U-vormig complex. Kort daarop werd de zuidvleugel westwaarts verlengd. Reinald van Homoed liet in 1457-'64 de zuidvleugel verder verlengen en een vierkante hoektoren en een poortgebouw toevoegen. Bij een kort na 1558 in opdracht van Daem Schellaert van Obbendorf uitgevoerde verbouwing kreeg de zaal een nieuwe traptoren en in- en uitgezwenkte geveltoppen in vroege renaissance-vormen. De eind 18de eeuw grotendeels gesloopte vierkante hoektoren werd in 1837 weer opgebouwd in opdracht van J.A.P. baron van Brakell; het kasteel kreeg een neogotisch aanzien. Na de aankoop van het vervallen kasteel door F.A. Hoefer in 1910, werden de 19de-eeuwse toevoegingen verwijderd bij een restauratie in 1910-'15, onder leiding van J.Th.J. Cuypers. In 1944 liep het kasteel zware schade op. Naar plannen van C.J. Cramer, H.J. Riemersma en W.J. Gerritsen is het kasteel in 1946-'83 gereconstrueerd naar de situatie rond 1560. Hierbij zijn 16de-eeuwse kapspanten van het pand Drift 25 te Utrecht gebruikt. Na vanaf 1913 als Artilleriemuseum dienst te hebben gedaan, is het sinds 1986 een kasteelmuseum met gereconstrueerde interieurs. De uitgestrekte 16de-eeuwse voorburcht, kreeg in 1638-'39 in opdracht van Johan Albrecht Schellaert van Obbendorf zijn huidige aanzien door de bouw van een poortgebouw en twee bouwhuizen met trapgevels. In 1645 werd een dijk om het kasteel gelegd, waardoor het botenhuis achter de noordvleugel zijn betekenis verloor. De buitenpoort heeft alliantiewapens uit 1684. De R.K. kerk O.L. Vrouwe van Lourdes (Van der Molenplein 1) is een zaalkerk met dakruiter, gebouwd in 1933 in zakelijk-expressionistische vormen naar plannen van J.E. Wilke. De Geref. kerk (W.A. Scholtenlaan 25), een zaalkerk voorzien van een ongelede toren met koperen tentdak, kwam in 1934 tot stand naar plannen van H. van Heusden. Woonhuizen. Het rond 1915 gebouwde, gepleisterde huis Oude Oosterbeekseweg 28 werd van 1955 tot 1972 bewoond door architect M.J. Granpré Molière. Villa The Hillock (Utrechtseweg 295), gebouwd in 1918-'19 voor fabrikant G.W. Bloemen- {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} daal, is uitgevoerd in cottagestijl. De villa's Kasteelweg 1, Kasteelweg 39, W.A. Scholtenlaan 8, Utrechtseweg 317 en Laag-Wolfheze (Utrechtseweg 321) zijn in de jaren twintig van de 20ste eeuw gebouwd in expressionistische vormen. De watertoren (Spechtlaan 23) verrees in 1937 naar ontwerp van Th.K.J. Koch. De toren heeft een betonnen vlakbodemreservoir en is met baksteen bekleed in zakelijk-expressionistische vormen. De hoger opgaande afronding aan de voorzijde bevat de traptoren. Drempt (gemeente Hummelo en Keppel) Dorp, ook wel Voordrempt genoemd, ontstaan op een rivierduin waarlangs tot de 11de eeuw de Oude IJssel stroomde. Iets afzijdig van de middeleeuwse kerk kwam in de 19de eeuw lintbebouwing tot stand. De Herv. kerk (Kerkstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Georgius, is een driebeukige pseudobasiliek met een smaller driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De romaanse toren stamt uit de 12de eeuw en wordt geleed door lisenen, keper- en rondboogfriezen. In de toren hangen klokken van F. Simon (1637), Hendrik ter Horst (1646) en P. Seest (1765). In de 15de eeuw werd het huidige laat-gotische koor gebouwd, evenals de beide recht gesloten zijkapellen aan weerszijden van de westelijke koortravee. Begin 16de eeuw volgde de vervanging van het oude schip. In 1868 heeft men de kerk verbouwd en gepleisterd. Deze bouwfase is na oorlogsschade grotendeels teniet gedaan bij het herstel in 1955-'59. Toen zijn ook de kruisribgewelven herbouwd. Tot de inventaris behoren een priesterzerk (1558) en een orgel met het wapen van Van Rouwenoort (1777). Achterdrempt. Van dit dorp ten noorden van Drempt kwam de lintvormige kern in de 19de eeuw tot ontwikkeling. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Zomerweg 19) is een driebeukige kerk met recht gesloten koor en een {== afbeelding Drempt, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} onversierde toren met ingesnoerde spits, gebouwd in 1935-'36 ter vervanging van een voorganger uit 1859. Het ontwerp in de vormen van de Delftse school is van H.C.M. van Beers. De boerderij Roomstraat 19 heeft een dwars voorhuis en is boven de deeldeuren gedateerd ‘1797’. Dreumel (gemeente West Maas & Waal) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een vrij brede oeverwal van de Waal en voor het eerst vermeld in de 9de eeuw. De oudste bewoning vond plaats langs de Hogeweg en de huidige Rooysestraat en na de 14de eeuw rondom de dorpsheuvel bij de kerk. De Herv. kerk (Rooysestraat ong.), oorspronkelijk gewijd aan St. Victor, bestaat uit een driezijdig gesloten koor en een toren met tentdak. De tufstenen onderbouw van de toren stamt uit de 11de of begin 12de eeuw, de bakstenen bovenbouw is 14de-eeuws en de traptoren is toegevoegd in de tweede helft van de 15de eeuw. In de eerste helft van de 15de eeuw is het koor opgetrokken. De fundamenten van het in de 19de eeuw wegens bouwvalligheid gesloopte 16de-eeuwse schip zijn zichtbaar gemaakt; enkele pijlers met bogen heeft men gerestaureerd. Bij de restauratie in 1961-'63, onder leiding van N.J. Kruizinga en later H. Korswagen, is ook de sacristie herbouwd op basis van gevonden fundamenten. Het interieur van het koor wordt gedekt door een netgewelf. Tot de inventaris behoren de hardstenen grafzerken van pastoor Gerard Belen (1530) en de familie Van Balveren en Varick (1531), een preekstoel (1685) en een in 1883 uit Wamel overgeplaatst vermoedelijk 18de-eeuws orgel. De R.K. St.-Barbarakerk (Rooysestraat 63) is een grote driebeukige kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor, zeskantige doopkapel en een toren van vijf geledingen met balustrade, hoekpinakels en naaldspits. Deze neogotische kerk verrees in 1868-'70 naar ontwerp van H.J. van Tulder. De toren werd in 1925 voltooid naar het door W. van Aalst iets gewijzigde ontwerp van Van Tulder. De bovenste geleding en de torenspits zijn in hun huidige opzet in 1960-'61 uitgevoerd naar plannen van H.C. van de Leur, die ook de toen toegevoegde doopkapel ontwierp. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een neogotisch Mariaaltaar (1886) van J. Goossens & Zn. en een triomfkruis en twaalf neogotische stenen heiligenbeelden (1899) van de gebroeders De Kort. Op het plein voor de kerk staat een bronzen H. Hartbeeld (1926) van A. Falise. De pastorie (Rooysestraat 65) is in 1922 gebouwd naar ontwerp van J. van Oorschot. Het voorm. gebouw van de St.-Vin- {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} centiusvereniging (Rooysestraat 62) is een rond 1885 opgetrokken blokvormig pand met neogotische details. In de decoratieve topgevel van het middenrisaliet staat een beeld van St. Vincentius. Woonhuizen. De blokvormige villa Rooysestraat 44 is rond 1870 gebouwd in eclectische vormen. De kleine T-vormige dijkwoningen Waaldijk 5 en Waaldijk 8 dateren uit circa 1915. Boerderijen. De grote hallenhuisboerderij De Kroondert (Vluchtheuvelstraat 2) uit het tweede kwart van de 19de eeuw heeft een deels onderkelderd dwars voorhuis met rieten schilddak. Het bedrijfsgedeelte bezit aan de achterzijde een grote overstekende kap. De boerderij Rooysestraat 36 is een gewijzigd bijgebouw van het verdwenen Huis te Dreumel. Het pand met mezzanino heeft in de huidige vorm een midden-19de-eeuws karakter, maar de kern is ouder. De hallenhuisboerderij met dwarsgeplaatst voorhuis Huize De Laak (Rooysestraat 41), gebouwd rond 1870, heeft een voorhuis met souterrain en mezzanino. De gietijzeren palen van het toegangshek vermelden de huisnaam. De vroeg-20ste-eeuwse hallenhuisboerderij Rooysestraat 26 heeft een villa-achtig voorhuis. Het watersnoodmonument (bij Waaldijk 8) is opgericht in 1864 bij het 15-jarig regeringsjubileum van Koning Willem III. Een hardstenen plaat op de sokkel herinnert aan de watersnoodramp van 1855. Op de sokkel staat een gedrongen obelisk met een metalen kroon. Het voorm. dijkmagazijn (tegenover Vluchtheuvelstraat 8) dateert uit circa 1870. De kopgevels van het tweelaags gebouw hebben dubbele laaddeuren. De zijgevels zijn voorzien van verdiepte velden met ventilatiespleten. Driel (gemeente Heteren) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp in zuidelijke richting verder uitgegroeid. De Herv. kerk (Kerkstraat 8), oorspronkelijk gewijd aan de O.L. Vrouwe, is een laat-gotische eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Het schip dateert uit de 14de eeuw en is mogelijk rond 1500 verhoogd toen ook de toren verrees. Het koor kwam in de tweede helft van de 15de eeuw tot stand. Na brandschade is de kerk met behoud van het oude muurwerk in 1916 hersteld. De oorlogsschade is hersteld in 1963-'66 onder leiding van G. Feenstra. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven en een houten tongewelf, aangebracht bij de restauraties. De kerk bevat een barokke preekstoel uit 1714. De R.K. kerk O.L. Vrouwe Geboorte (Kerkstraat 25) is een driebeukige basiliek met vijfzijdige apsis en een opzij geplaatste, ongelede toren met spits. De kerk verrees in 1948-'50 in traditionalistische vormen naar ontwerp van G.M. Leeuwenberg en verving de in 1944 verwoeste kerk uit 1868-'70. De toren is in 1959 gebouwd. Het woonhuis Drielse Rijndijk 99 is een gepleisterd eenlaagspand uit circa 1840 met neoclassicistische vormen. De boerderij ‘Het Ooyevaarsnest’ (Baltussenweg 37) is een mogelijk 17de-eeuwse krukhuisboerderij voorzien van een gepleisterd voorhuis met opkamer. De vizierstuw in de Neder-Rijn ten noorden van Driel is in 1959-'67 gebouwd bij de kanalisatie van de rivier. De stuw bestaat uit twee halfcilindrische stalen schuiven die als een vizier opendraaien. De vormgeving is van W. Hamdorf. Naast de stuw ligt een schutsluis. Druten Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug van de Waal en voor het eerst vermeld in 1167. Ter plaatse van de huidige Hogestraat en de Kattenburg ontstonden lintbebouwingen en vanaf de 14de eeuw ook langs de toen aangelegde dijk. De vestiging van steenfabrieken in de 19de eeuw vormde een belangrijke economische impuls. Druten heeft zich ontwikkeld van agrarisch dorp naar regionaal centrum, maar de agrarische bebouwing is hier en daar nog herkenbaar, bijvoorbeeld aan de Kattenburg en de Heersweg. De (Herv.) Immanuëlkerk (Kattenburg 59) is een eenvoudige, zaalkerk met driezijdige koorsluiting en een achthoekig klokkentorentje met spits. De in 1859-'60 naar plannen van D.A. Verburgh gebouwde kerk vertoont elementen van de Willem II-gotiek. De kerk bevat een door de gebroeders Gradussen gebouwd orgel (1876). De gepleisterde pastorie dateert uit 1864. De R.K. kerk van de H.H. Ewalden (Hogestraat 2) is een driebeukige kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor met zijkoren, een dakruiter met naaldspits en een forse westtoren van twee geledingen met balustraden, hoektorentjes en een naaldspits. De neogotische kerk verrees in 1874-'77 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. De zijbeuktraveeën en zijkoren hebben topgevels. De toren wordt geflankeerd door een polygonale doopkapel en een Piëtakapel en ook tegen de kopgevels van het transept zijn kapellen gebouwd. Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven en houten spitstongewelven (schip en transept). De oorspronkelijke polychromie is rond 1965 grotendeels overgeschilderd. Tot de inventaris behoren een houten Piëta (tweede helft 15de eeuw), vier neogotische altaren (1877-'93) van atelier Cuypers en Stolzenberg, en een door F.C. Smits gebouwd orgel (1840-'42) met later gewijzigd front (J. Stut, 1843). De gebrandschilderde ramen (1877) zijn vervaardigd door atelier F. Nicolas. De in 1878-'79 gebouwde neogotische pastorie (Hogestraat 4) is ook ontworpen door P.J.H. Cuypers. Kloosters. Van het voorm. klooster met meisjesschool van de congregatie Jesus Maria Josef (Hogestraat 15), ook wel Liefdehuis of St.-Jacobusgesticht genoemd, resteert alleen het kloostergedeelte in neogotische vormen. Het is gebouwd in 1898-'99 naar ontwerp van H. van den Abeelen. In de geveltop staat een beeld van Jacobus de Meerdere. Het voorm. klooster van Zusters der Wijsheid (Ambthuisplein 1-87), ook wel Huize Boldershof genoemd, verrees tussen 1907 en 1918 naar ontwerp van Ed. Cuypers. Het complex ligt aan een parkachtig plein. Aan de linkerzijde van het plein bevindt zich het rechthoekige kloostergebouw, evenwijdig aan het Kattenburg, en het zogeheten huis Bernadette. In het Montfort- en {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Druten, Postkantoor==} {>>afbeelding<<} het Marie-Louise-paviljoen werden vrouwelijke zwakzinnigen verpleegd. Deze paviljoens met souterrain en veranda staan aan weerszijden van de kapel. Het complex is verbouwd tot wooneenheden. Het voorm. gebouw van de R.K. Volksbond (Kattenburg 27) dateert uit 1898. Het is voorzien van decoraties in geglazuurde baksteen en verblendsteen; een tegeltableau in de topgevel toont de beide heilige Ewalden. Het Ambtshuis (Ambtshuisstraat 3) is een in 1758 voor de vestiging van de Vierschaar en de Dijkstoel verbouwde hofstede. De huidige vorm is ontstaan bij een ingrijpende verbouwing in 1841 in neoclassicistische vormen. De ver overstekende kap is in 1921 aangebracht naar plannen van J.C. Hermans. Het interieur bevat een eikenhouten Vierschaargestoelte uit circa 1760, gemaakt door B. Cloeck, en stucdecoraties uit 1841 van J.M. Rieff, waaronder een allegorische voorstelling van Maas en Waal en symbolen van de rechtspraak. Het voorm. postkantoor (Kattenburg 17) is een hoekpand uit 1902-'03, gebouwd naar ontwerp van C.H. Peters in een combinatie van chaletstijl- en neorenaissance-elementen. Woonhuizen. Uit de late 18de eeuw, maar mogelijk met een oudere kern, is Het Witte Huis (Hogestraat 11), voorzien van een gepleisterde gevel met pilasters, (kopie) guirlandes en een deuromlijsting in empire-vormen. Het exterieur en het interieur zijn voorzien van stucwerkdecoraties van J.M. Rieff, zoals allegorische voorstellingen van de seizoenen. Uit circa 1870 stamt de gepleisterde eclectische villa Kattenburg 33. De lagere achterbouw bevat een koetshuis. {== afbeelding Druten, Villa Kattenburg 15 (1995)==} {>>afbeelding<<} Een soortgelijke, maar ongepleisterde villa is Kattenburg 24-26. De gepleisterde eclectische Villa Weltevreden (Heersweg 13) is in 1881 als notarishuis gebouwd voor Ch.A.A. van de Garde. Uit 1915 dateert de villa Hogestraat 24 met sobere jugendstilvormen. Deze zijn ook terug te vinden bij de in 1904 gebouwde villa Kattenburg 15. Een vergelijkbaar gebruik van - door de plaatselijke steenfabrieken vervaardigde - geglazuurde baksteen, maar ook van jugendstil-tegeltableaus, is te zien bij de middenstandswoningen Kattenburg 7 en Kattenburg 11-13. De theekoepel (Waalbandijk 184) is in de 18de eeuw gebouwd voor de jonkers Van Delen, heren van Druten en Lakenburg. De zeszijdige en tweelaags bakstenen theekoepel staat tegen de dijk en wordt gedekt door een koepeldak met spitsje. Het bouwwerk is in 1971 gerestaureerd onder leiding van W.A. Heineman. Boerderijen. In Druten staan verschillende hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis, voorzien van een omlijste ingang. Uit de 18de eeuw dateren Hogestraat 19-21 en Hogestraat 63 (nu een winkel); bij beide is het voorhuis later verbreed. De jaartalankers ‘1811’ bij de boerderij Het Reigersnest (Hogestraat 18) zullen betrekking hebben op een verbouwing. Het voorhuis is aan beide zijkanten naar achteren uitgebouwd. Een voorbeeld uit de tweede helft van de 19de eeuw is Stationsstraat 36. Het voorm. tabaksmagazijn (Hooistraat 42) is een hoog drielaags pand met flauwhellend zadeldak, gebouwd in 1874. Het dubbele trafohuisje (Hooistraat 2) dateert uit 1925 en is door G. Versteeg sr. ontworpen in zakelijk-expressionistische vormen. Puiflijk. Dit dorp ten zuidwesten van Druten ontstond in de middeleeuwen op enkele hoge donken. Op een verhoogd terrein ligt ook de kerktoren (Koningsweg 9) van de in de 19de eeuw afgebroken middeleeuwse St.-Johannes de Doperkerk. Deze toren van drie geledingen met tentdak dateert uit de eerste helft van de 15de eeuw; het huidige dak is in 1980 aangebracht. De R.K. kerk St. Johannes de Doper (Kerkstraat/Van Mekerenstraat) is een driebeukige hallenkerk met driezijdige koorsluiting, pseudotransepten en een forse toren van drie geledingen met traptoren, balustrade en achtzijdige spits. De neogotische kerk verrees in 1868-'70 naar ontwerp van C. Weber. Aan weerszijden van het koor bevindt zich een lage sacristie. De kerk is tussen 1985 en 1996 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De neogotische polychromie is bij de restauratie deels gereconstrueerd. De kerk bevat een door F.C. Smits jr. gebouwd frontpijploos orgeltje in neogotische kast (1892). De gebrandschilderde ramen van atelier J. Nicolas & Zn. (1923) zijn afkomstig uit de kapel van de Rosa-Stichting te Neerbosch. Het voorm. klooster St. Maarten (St.-Maartenshof 1-14) werd rond 1910 gebouwd als klooster annex school. {== afbeelding Druten, Tabaksmagazijn==} {>>afbeelding<<} {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} Duiven Dorp, ontstaan op een rivierduin. Van de late middeleeuwen tot 1808 was het een Kleefse enclave. In 1816 kwam het officieel bij Nederland. Belangrijk was de in 1876 opgerichte en kort na 1960 gesloopte Stoombierbrouwerij ‘De Star’ van C.C.G. Otten. Als groeikern ontwikkelde Duiven zich na de Tweede Wereldoorlog tot een forensengemeente voor Arnhem. De R.K. St.-Remigiuskerk (Remigiusplein 4) is een driebeukige pseudobasiliek met tweebeukig transept, driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De romaanse tufstenen toren met lisenen en boogfriezen verrees in de 12de eeuw en werd rond 1500 in baksteen verhoogd. Toen kwam ook het met tufsteen beklede schip in laat-gotische vormen tot stand, waarvan de zijbeuken gedeeltelijk langs de toren doorlopen. Het forse transept en het koor met sacristie zijn in 1910-'11 gebouwd naar plannen van J.Th.J. Cuypers en J. Stuyt ter vervanging van het gotische koor. De resterende oude delen van de kerk zijn in 1919 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door kruisgewelven, die rusten op kraagstenen met vrouwenfiguren. De voorm. pastorie (Pastoriestraat 1) uit 1866 is gebouwd in sobere neoclassicistische vormen. Het voorm. raadhuis (Rijksweg 56) is een neoclassicistisch pand uit 1864, {== afbeelding Duiven, Huis De Magerhorst==} {>>afbeelding<<} ontworpen door S.A. Fijnebuik. De dakerker stamt uit 1923. De Magerhorst (Ploenstraat 42) is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1546. Het huidige gebouw kwam in 1549 gereed, getuige een opschrift op de achtkantige traptoren. Deze toren heeft een wenteltrap met een slakkenhuisgewelf. Woonhuizen. Van de oude dorpsbebouwing resteert weinig. In chaletstijl uitgevoerd zijn Rijksweg 32-34 (circa 1905) en de villa Rijksweg 52 (1908), gebouwd voor C.C.G. Otten naar plannen van Mulder en Van Wessem. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Ploenstraat 24, met dwars woonhuis, stamt uit de eerste helft van de 19de eeuw. De hallenhuisboerderij De Ploen (Ploenstraat 17) werd in 1893 gebouwd op de plaats van een voorm. havezate. Echteld Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een oeverwal van de Waal en voor het eerste vermeld in 1178. Er kwam een gestrekt dorp tot ontwikkeling bij kasteel De Wyenburgh, dat in 1271 voor het eerst wordt genoemd. In 1882 bouwde men in Echteld een station aan de ten noorden van het dorp aangelegde spoorlijn Elst-Tiel. De Herv. kerk (Ooisestraat 1) is een {== afbeelding Echteld, Herv kerk (1991)==} {>>afbeelding<<} eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. Het grotendeels in tufsteen uitgevoerde romaanse schip dateert uit de 12de eeuw, maar heeft ook 11de- of mogelijk 10de-eeuwse muurdelen. Het met tufsteen beklede gotische koor kwam in de 14de eeuw tot stand met diepe steunberen voorzien van zadeldakjes. Het schip is ingekort bij de bouw van de huidige toren in 1835; die toren kwam in de plaats van de ingestorte 12de-eeuwse toren. In de toren hangt een door Johan Fremy gegoten klok (1672). Het kerkinterieur wordt gedekt door houten tongewelven uit 1897. Tot de inventaris behoren een graftombe voor Reinold van Wijhe (†1657), een zerk voor Hendrik van Brienen (†1663) en een door A. Meere gebouwd orgel (1806). De voorm. pastorie (Voorstraat 1-3) is een deels gepleisterd, blokvormig pand uit 1860 met neoclassicistische details. Kasteel De Wyenburgh of Huis te Echteld (Voorstraat 2) ligt op een aan drie zijden omgracht terrein; aan de zijde van het voorplein is de gracht in de 19de eeuw gedempt. Het onderkelderde complex bestaat uit drie vleugels met zadeldaken tussen trapgevels rond een kleine overdekte binnenplaats. Aan de voorzijde daarvan staat een toren met ingesnoerde spits. Het oudste gedeelte van het kasteel is een mogelijk 13de-eeuwse kelder in de linkervleugel. Die vleugel zal verder, gelijk met de toren, in 14de of 15de eeuw tot stand zijn gekomen, gevolgd door de achtervleugel. Mogelijk na een plundering en brand in 1492 heeft men rond 1500 de rechtervleugel gebouwd en waarschijnlijk tegelijk de achtervleugel vernieuwd. Alle {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Echteld, Kasteel De Wyenburgh==} {>>afbeelding<<} vleugels hadden oorspronkelijk één bouwlaag. In het midden van de 16de eeuw kreeg het kasteel zijn definitieve vorm. De achter- en de rechtervleugel werden met een verdieping verhoogd, waarbij in de gevels banden van mergelsteen werden toegepast. Op de binnenplaats verrees een trappenhuis. In de 18de eeuw werd de binnenplaats overdekt en veranderd in een hal met lichtkoepel. Ook het interieur onderging ingrijpende wijzigingen. Het kasteel is in 1957-'66 gerestaureerd onder leiding van C.W. Rooyaards, waarbij het 16de-eeuwse gedeelte weer van kruisvensters is voorzien. Het kasteel heeft interieurs en vensters uit de 16de, de 18de en de 19de eeuw. Zo is er een rijke midden 16de-eeuwse schouw in vroege renaissance-vormen, die hier waarschijnlijk in 1742 in gewijzigde vorm is geplaatst en die onder meer is voorzien van de wapens van de verschillende eigenaren, waaronder die van het geslacht Van Wijhe. In de hal bevinden zich stucreliëfs (1772). Op het voorplein stonden oorspronkelijk twee bouwhuizen. Het meest oostelijke is bewaard gebleven (Voorstraat 6). Dit langgerekte pand dateert grotendeels uit de 18de eeuw maar heeft ook 16de-eeuwse muurdelen. Aan de noordzijde bevindt zich een mogelijk 16de-eeuwse toren met tentdak. Woonhuizen. Het gepleisterde dwarse huis Voorstraat 12 is een voorm. boerderij met jaartalankers en een gevelsteen uit 1739. In het rechter gedeelte was een winkel gevestigd. De op een verhoging gelegen blokvormige villa Grote Brugse Grintweg 9 kwam in 1877 tot stand in eclectische vormen. De voorm. eenlaags onderwijzerswoning Achterstraat 25 dateert uit circa 1880. De Oude Duikenburg (Voorstraat 30) is een gepleisterde tweelaags villa van rond 1890. Het woonhuis Voorstraat 49, met agrarisch bedrijfsgedeelte, dateert uit circa 1925 en vertoont expressionistische vormen en elementen van de cottagestijl. Uit dezelfde tijd stamt Gijsbertha (Achterstraat 8), een vrijstaand eenlaags huis met tentdak en erker voorzien van een expressionistische detaillering. Boerderijen. Veel boerderijen in Echteld liggen op een verhoging of huisterp. De meeste zijn hallenhuisboerderijen met een dwars voorhuis. Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert de gepleisterde boerderij 't Alverlies (Hogeveldseweg 2), met naastgelegen bakhuisje. De eenvoudige boerderij Medelsestraat 18, met jaartalankers ‘1850’ en schuurberg, functioneerde als pleisterplaats, winkel en café. Voorbeelden van rond 1860 zijn De Heul (Wijenburgsestraat 7), De Vaalt (Medelsestraat 3), met zomerhuis annex varkensschuur en bijschuur, Grotebrugse Grintweg 4, met bakhuisje, en Broekdijksestraat 1; iets jonger is De Hoofakker (Achterstraat 33) uit circa 1870. Laat-19de-eeuwse voorbeelden zijn: Medelsestraat 4 (circa 1880), Medelshof (Medelsestraat 13; circa 1890), met koetshuis, en Medelsestraat 22 (circa 1890), met schuur annex zomerhuis. De hallenhuisboerderij Den IJver (Waalbandijk 68) heeft een 18de-eeuwse oorsprong, maar een 19de-eeuws voorkomen en een achterhuis uit 1877. Een relatief jonge hallenhuisboerderij is Ooisestraat 9, met mansardedak (circa 1920). Een voorbeeld van een krukhuisboerderij is Waalbandijk 70, een gepleisterde boerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw met naastgelegen bakhuis. Het voorm. station (Stationsweg 3), bestaande uit twee haakse bouwdelen met overstekende zadeldaken, dateert uit 1881-'82 en is uitgevoerd met chaletstijlelementen. De ‘Wachtkamer’ aan de westzijde werd in 1940-'45 afgebroken. Aan de spoorzijde bevindt zich een op smeedijzeren spanten rustend afdak. Nabij de overweg ligt de blokpost (Stationsweg 7), een eenlaags overwegwachterswoning met zadeldak uit circa 1881. Eck en Wiel (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug van de Neder-Rijn. Langs de Prinses Beatrixstraat en de Burg. Verburghweg kwam lintbebouwing tot ontwikkeling. Na de Tweede Wereldoorlog is Eck en Wiel in oostelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Prinses Beatrixstraat bij 9) is een driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een ingebouwde toren met ingesnoerde spits. Het oudste gedeelte van de ongelede toren verrees in de 14de eeuw en kreeg in de 15de eeuw een verhoging. In de toren hangt een door Willem Butendiic gegoten klok (1420). De torenspits is in 1837 vernieuwd. Het schip ontstond waarschijnlijk in het eerste kwart van de 16de eeuw, kort daarop het koor. In 1929-'31 is de kerk onder leiding van H.J. Tiemens gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door netgewelven; de koorsluiting heeft een stergewelf op kraagstenen met koppen en met symbolen van de evangelisten. Onder het koor bevindt zich de grafkelder van Huis te Wiel. Tot de 17de-eeuwse inventaris behoren een preekstoel (derde kwart 17de eeuw) - op een stenen voet van een 15de-eeuws doopvont-, twee overhuifde herenbanken (eerste helft 17de eeuw) en diverse grafzerken. Het orgel is in 1872 gebouwd door K.M. van Puffelen. Woonhuizen. Het gepleisterde blokvormige herenhuis Huis Vredestein (Burg. Verbrughweg 4) stamt uit het tweede kwart van de 19de eeuw en heeft een lagere achteraanbouw met topgevel. Uit circa 1870 dateert 't Mauritshuis (Prinses Beatrixstraat 35), een blokvormige gepleisterde villa. Het huis Klein Hoeve (Prinses Beatrixstraat 48), met rieten schilddak en haaks achterhuis, is rond 1880 gebouwd voor een notarisklerk en heeft als postkantoor gefunctioneerd. Uit circa 1880 dateert Burg. Verbrughweg 32, een fors eclectisch pand met achter twee schuren met evenwijdige zadeldaken. Rond 1915 kwam het huis Burg. Verburghweg 34-36 {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eck en Wiel, Herenhuis Burg. Verbrughweg 32==} {>>afbeelding<<} tot stand, met eclectische elementen in de vorm van gepleisterde banden. Boerderijen. Het dorp heeft enkele interessante hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis, zoals de gepleisterde boerderij Rijnbandijk 5 (1841), gebouwd op de plaats van het in 1840 gesloopte Huis te Wiel, en verder Prinses Beatrixstraat 39 (circa 1890), Rijnstraat 2 (circa 1900) en Burg. Verbrughweg 55 (circa 1900). Het veerhuis (Veerweg 1) is een onderkelderd dwars huis met zadeldak tussen topgevels en een omlijste ingang met bordes en trap. Het in de kern mogelijk 16de-eeuwse pand heeft een 18de-eeuws uiterlijk. Ede Flankesdorp, ontstaan op de westrand van de Veluwestuwwal en in 800 voor het eerst vermeld. Later groeide het uit tot een brinkdorp. Door de komst van een eiermarkt in 1853 werd Ede een regionaal centrum. Deze centrumfunctie kreeg een extra impuls door de aanleg van de aftakking Ede-Nijkerk (1902) van de spoorlijn Utrecht-Arnhem (1843). Op domeingronden aan de oostzijde van het dorp werd in 1906 een militair oefenterrein met kazernes ingericht, waardoor Ede een belangrijke garnizoensplaats werd. In 1945 leed het dorp ernstige oorlogsschade. Na de oorlog werd Ede een groeikern. Het dorp breidde naar alle zijden aanzienlijk uit. De oorspronkelijke dorpskern werd sterk aangetast. De (Oude) Herv. kerk (Grotestraat 58), oorspronkelijk gewijd aan St. Barbara, is een driebeukige pseudobasilicale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een forse toren van vier geledingen met balustrade en ingesnoerde spits. De noordmuur van het huidige schip bevat overblijfselen van een 12de-eeuws romaans tufstenen schip, dat in 1420 afbrandde. Kort daarop verrees een nieuw en hoger eenbeukig schip. In het derde kwart van de 15de eeuw kwam de zuidbeuk tot stand, eind 15de eeuw gevolgd door een dwarsschip, koor en sacristie. Deze laat-gotische kerk werd in 1635 door brand geteisterd en daarna hersteld. De noordbeuk van het schip is toegevoegd bij de kerkrestauratie van 1963-'67. De met tufsteen beklede, gotische toren verrees in het derde kwart van de 15de eeuw. Na de brand van 1635 bekroonde men de toren met een van spits- en rondboognissen voorziene bakstenen balustrade. In de toren bevindt zich een klokkenstoel uit 1730. De torenspits is in 1886 hersteld. Het kerkinterieur wordt gedekt door netgewelven op kraagstenen (dwarsschip en koor) en kruisgewelven, die deels zijn aangebracht in 1643 (middenschip en zuidbeuk). In het koor en dwarsschip bevinden zich enkele florale gewelfschilderingen (eerste helft 15de eeuw). De kerk bevat enkele oude, voornamelijk 18de-eeuwse, grafzerken. Tot de inventaris behoren verder een (verplaatst) doophek en een rijk gesneden preekstoel (1674), beide vervaardigd door Hendrik Evertz. en Jan Cornelis Kraak. Het door P. van Dam gebouwde orgel (1877) is {== afbeelding Ede, Johan Willem Frisokazerne (1995)==} {>>afbeelding<<} afkomstig uit Nieuwe Niedorp (NH) en is in 1967 geplaatst. Overige kerken. De (Geref.) Noorderkerk (Amsterdamseweg 11) is een kruiskerk met een bij de viering geplaatste toren met achtzijdige spits. Deze kerk met neorenaissance- en rationalistische details verrees in 1903 naar plannen van A. Kool. De kerk bevat een uit Limmen (NH) afkomstig orgel (1918). De Evang. Luth. kerk (Beukenlaan 12) is een zaalkerk uit 1917, naar ontwerp van L. van Zoelen. De kerk is in 1937 verbouwd. De Nieuwe Herv. kerk (Verlengde Maanderweg 33), een zaalkerk in zakelijk-expressionistische vormen, kwam in 1937-'38 tot stand naar plannen van T.G. Slijkhuis. De R.K. St.-Antonius van Paduakerk (Stationsweg 112) is een driebeukige kerk met brede zadeldaktoren in romaanse vormen, gebouwd in 1952-'53 naar plannen van J.M. van Hardeveld ter plaatse van een in 1945 verwoeste voorganger. De R.K. Goede Herderkerk (Ganzeweide 17) is een belangrijke moderne kerk met terzijde staande toren en opvallende voorgevel, gebouwd in 1957-'58 naar plannen van B.J. en H.M. Koldewey. Het kazernecomplex Ede West (Nieuwe Kazernelaan 2) bestaat uit een groot aantal militaire gebouwen, die vanaf 1906 in gebruik zijn genomen. Van belang zijn de twee in 1904-'06 gebouwde infanteriekazerzes langs de Klinkenbergerweg; {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ede, Enka-fabriek==} {>>afbeelding<<} aan de noordzijde de Mauritskazerne en aan de zuidzijde de Johan Willem Frisokazerne. Deze in neorenaissance-vormen uitgevoerde bataljonskazernes, met langgerekte voorgevel en drielaags middenpartij, hebben aan de achterzijde vier dwarsvleugels, met tussen de middelste dwarsvleugels een manege-gebouw. Ten noorden van deze kazernes staan twee in 1907-'08 gebouwde artilleriekazernes; aan de noordwestkant de Arthur Koolkazerne en aan de noordoostzijde de Van Essenkazerne. Deze met chaletelementen en rationalistische details opgetrokken kazernes hebben een H-vormige plattegrond met eenlaags middendeel, geflankeerd door een tussenstuk verbonden met haakse tweelaagse vleugels. De vier genoemde kazernes zijn vermoedelijk ontworpen door Van Stolk, ‘Kapitein Eerstaanwezend ingenieur’ te Arnhem. De huidige marechausseekazerne (Kazernelaan 37c) werd in 1907-'08 gebouwd als ‘bureelgebouw’ voor het ‘Kazernement voor bereden wapens’ en vertoont chalet-elementen. Tussen de artilleriekazernes verrees in 1936 de P.L. Bergansiuskazerne, een U-vormig traditionalistisch gebouw, vermoedelijk naar plannen van E. van der Staay. Nabij de kazernes staat een aantal dienstwoningen, waaronder de officierswoningen Berkenlaan 2-20 (circa 1906) met neorenaissance-details en de voor gehuwde militairen gebouwde dubbele woningen Klinkenbergerweg 60-68 en 63-69 (1907-'08). Het voorm. postkantoor (Arnhemseweg 2-4) is in 1905-'06 gebouwd in simpele, op de neogotiek geënte vormen, mogelijk naar plannen van F.J. Turin onder toezicht van rijksbouwmeester C.H. Peters. Het raadhuis (Bergstraat 4) is een modern gebouw bestaande uit vijf in hoogte oplopende bouwdelen die deels over de Raadhuisstraat zijn gebouwd. Het complex werd in 1969 door J.B. Bakema ontworpen en in 1974-'76 gebouwd met W.J. van de Jagt als projectarchitect. Kernhem (Lunterseweg 7). Dit sobere neoclassicistische landhuis met mezzaninoverdieping en middenrisaliet met fronton werd in 1803 gebouwd in opdracht van Jacob Unico Willem van Wassenaar ter plaatse van een middeleeuws huis. Woonhuizen. Het Fischershuis (Notaris Fischerstraat 27) gaat in opzet mogelijk terug tot 1770. Het kreeg zijn huidige gepleisterde neoclassicistische uiterlijk - met verhoogd en segmentvormig afgesloten middendeel - kort nadat notaris C.C. Fischer het in 1818 had gekocht. De beide aangrenzende gepleisterde panden Notaris Fischerstraat 25 en De Linden (Notaris Fischerstraat 29) stammen uit ongeveer dezelfde tijd. Forse gepleisterde neoclassicistische panden uit circa 1860 zijn Zonnenberg (Oude Arnhemseweg 2) en Sterrenberg (Bergstraat 2); een eenlaags variant is Paludana (Stationsweg 106) uit circa 1880. Details in de trant van de Willem II-gotiek vertoont de villa Stationsweg 95 (circa 1880). Eclectische details hebben de villa's Ararat (Stationsweg 83-85; circa 1880) en Nescio (Stationsweg 88; circa 1885). De 19de-eeuwse villa Berg en Dal (Stationsweg 74) werd in 1905 verbouwd in chaletstijl. Rationalistische details vertoont de plastisch vormgegeven villa By Honck (Stationsweg 27; circa 1905). Jugendstil-invloeden zijn zichtbaar bij de door A. Kool ontworpen villa Zonnehuis (Lindelaan 5; 1904). In 1907 ontwierp hij de villa's Stationsweg 31-37 met gepleisterde vakwerktopgevels. De villa's Ca ira (Stationsweg 63; 1908) en Ebina (Lindelaan 46; circa 1908) hebben vergelijkbare topgevels. Een ontwikkeling van expressionisme naar zakelijk expressionisme is te zien bij de villa's Onder 't Stroodak (Oude Bennekomseweg 38; circa 1925), Stationsweg 90 (1929) en Moni Alendo (Stationsweg 21; 1933). De villa Oase (Oude Bennekomseweg 14) werd rond 1925 gebouwd in functionalistische vormen, vergelijkbaar met die van Villa Henny in Huis ter Heide (1915). Het tuindorp Oud Ede Zuid (Poortlaan e.o.) werd gesticht door de woningbouwvereniging ‘Vooruit’ ten behoeve van de werknemers van de ENKA-kunstzijdefabriek. Deze fabriekswijk in traditionalistische vormen kwam in 1920-'22 tot stand naar plannen van F.A. Eschauzier en P.J.W.J. van der Burgh. Tot de verschillende woningtypen behoren poort-, hofjes- en twee-onder-éénkap-woningen. Bij de wijkrenovatie in 1996 is een deel van de driehonderd woningen door nieuwbouw vervangen. Boerderijen. In en direct rond Ede staat een aantal interessante boerderijen. De deels gepleisterde hallenhuisboerderij De Raven (Krommesteeg 7) heeft een mogelijk 16de-eeuws woongedeelte en een 19de-eeuwse deel. De boerderij Lunterseweg 80 stamt in oorsprong waarschijnlijk uit de 17de eeuw; de ouderkamer is later aangebouwd. Uit de 18de eeuw dateren de goed bewaarde Veluwse hallenhuisboerderijen Driehoek 32 en De Slijpbrink (Slijpkruikweg 54) - gerestaureerd rond 1956 - en de boerderijen Kernhemseweg 3 en Kernhemseweg 6. Windmolens. Bij de uit 1858 daterende, wit geschilderde molenaarswoning Stationsweg 118 staat De Keetmolen. Deze achtkantige beltkorenmolen met bakstenen voet, taps toelopende bakstenen romp en een met riet gedekte houten kap werd in 1858 gebouwd voor C. van de Craats en na een brand in 1865 herbouwd. Op de baard staat het jaartal {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ede, Gedenkteken voor Anna Maria Moens==} {>>afbeelding<<} 1750, maar dat verwijst naar een voorganger. De molen is in 1978 gerestaureerd. Net ten noorden van Ede, in het buurtschap Doesburgerbuurt, staat de Doesburgermolen (bij Doesburger Molenweg 4), een gesloten standerdmolen met vierkante ombouw en bol gebogen kop. Op de spil staan de jaartallen 1471 en 1507 ingekrast en elders 1797 en 1799. De huidige molenkast van deze korenmolen is echter tussen 1614 en 1628 (d) gebouwd. De molen is voor het laatst gerestaureerd in 1981. Het voorm. station Ede-Dorp (Museumplein 7), met bovenwoning en een lagere aanbouw, werd in 1902 gebouwd voor de Spoorwegmaatschappij ‘De Veluwe’. Het gebouw vertoont neorenaissance-details en heeft een houten perronoverkapping. Momenteel is het in gebruik als museum. Voor het station staat de Wilhelmina-lantaarn, opgericht in 1923 ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van koningin Wilhelmina. De gasfabriek (Schaapsweg 2) werd in 1904-'05 gebouwd naar ontwerp van gemeente-architect H. Noorman Kzn. Het hoofdgebouw met jugendstil-details bood oorspronkelijk plaats aan een stokerij en de natte en droge zuivering. In 1907 werd het uitgebreid met een tweede gebouw voor droge zuivering en rond 1910 met een condensatietoren. De Enka-fabriek (Dr. Hartogsweg 58), nu Freudenberg Household Products B.V., werd in 1913 in Arnhem gesticht door dr. J.C. Hartogs voor het spinnen en weven van kunstzijde. Bij de vestiging van de fabriek in Ede kwam in 1920-'21, vermoedelijk naar plannen van D. Masselink, een fabriek tot stand, bestaande uit een poortgebouw en twee lagere zijvleugels. Het poortgebouw vertoont een combinatie van expressionistische vormen en art déco-details. Het gedenkteken op de Paasheuvel (Vossenakker ong.) is een gietijzeren cippus met reliëfs en opschriften, bekroond door een deels omfloerste urn. Het gedenkteken is gewijd aan Anna Maria Moens, die in 1832 op het landhuis Kernhem overleed. Er tegenover staat een oorlogsmonument uit 1945, naar plannen van J.T.P. Bijhouwer en met een bronzen beeld van V.P.S. Esser. Schaapskooien. Op de Ginkelse en Edese heide ten oosten van Ede staan nog enkele schaapskooien uit de tweede helft van de 19de eeuw (gerestaureerd rond 1965). Eefde (gemeente Gorssel) Dorp, ontstaan in de 19de eeuw in de nabijheid van de huizen Den Dam en De Voorst. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Eefde zich als forensendorp van Zutphen. De R.K. kapel Het Spijk (Zutphenseweg 111) is een moderne zaalkerk uit 1934 met terzijde geplaatste slanke toren. De Nederlandsche Mettray (Mettrayweg 25), nu ‘Rentray’ genoemd, is een protestants opvoedingsgesticht, dat in 1851 door W.H. Suringar op het landgoed 't Rijsselt werd opgericht. Uit die tijd stammen nog de directeurswoning (Mettrayweg 23) in neoclassicistische vormen en de gestichtskapel, een zaalkerk die rond 1950 een nieuwe voorgevel heeft gekregen. De portierswoning (Mettrayweg 63) kwam rond 1895 tot stand; het langgerekte hoofdgebouw rond 1915. Het voorm. raadhuis (Rustoordlaan 39) dateert uit 1862. Dit eenlaags pand kreeg zijn huidige aanzien met dakkapel en ingangspartij bij de ombouw tot woonhuis in 1912, waarschijnlijk naar plannen van A.J. Jansen. De Dethmerskazerne (Kazernestraat {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eefde, Huis De Voorst==} {>>afbeelding<<} 6) is in 1938-'40 gebouwd als grensbataljon-kazerne naar plannen van genie-kapitein A. Boost. De onderdoorgang van het hoofdgebouw leidt naar de binnenplaats, waar zich legeringsgebouwen, een keuken annex badhuis en stallen bevinden. Den Dam (Damlaan 6). Van het oorspronkelijke, vermoedelijk laat-15de-eeuws huis, is een vierkante kelder met kruisribgewelven bewaard gebleven. Het huis werd in 1599 herbouwd door Gerlach van der Capellen en Judith Ripperda (hun wapenstenen zijn bewaard gebleven). In 1756 kreeg het in opdracht van Alexander Hendrik van der Capellen zijn huidige gepleisterde aanzien met omlopend schilddak. In 1848 en 1875 volgden nog enkele verbouwingen. Het huis wordt omringd door een 19de-eeuwse landschappelijke parkaanleg. Het nabij gelegen, gepleisterde neoclassicistische huis 't Klaphek (Damlaan 3), dat lange tijd tot het landgoed behoorde, werd in 1843 gebouwd voor de Zutphense bankier H. Evekink. De Voorst (Binnenweg 10) is een monumentaal landhuis in strak classicistische vormen. Het geheel in zandsteen uitgevoerde hoofdgebouw met middenrisasaliet en pilasterstelling wordt door middel van gebogen colonnades met de twee bouwhuizen verbonden. Arnold Joost van Keppel, vertrouweling van koning-stadhouder Willem III en sinds 1696 Earl of Ablemare, liet dit huis in 1695-'97 bouwen ter plaatse van een mogelijk 15de-eeuwse spieker. Het ontwerp wordt wel aan Jacob Roman toegeschreven; Daniël Marot is vrijwel zeker verantwoordelijk voor de interieurs en de geometrische tuinaanleg. In 1846 werd het huis gekocht door de speculant G.B.F. Hesselink, die de met lood bedekte kap, de kolonnade en de bouwhuizen liet slopen en ook grote delen van het interieur te gelde maakte. In 1875 kwam het huis in bezit van H.G.J. Völcker van Soelen, die kort daarop een nieuwe oranjerie liet bouwen, rond 1880 gevolgd door een portierswoning (Binnenweg 2) en een neoclassicistische jachtopzienerswoning (Binnenweg 3). In 1899 werd een kopie van het originele, nu in het Rijksmuseum te Amsterdam staande, ingangshek geplaatst. Naar plannen van M.A. en J.J. van Nieukerken zijn in 1908-'09 de colonnades en de bouwhuizen hersteld; de laatste echter niet zoals oorspronkelijk in baksteen, maar in natuursteen. L.A. Springer zorgde voor de heraanleg van de formele tuin. In 1943 brandde het hoofdgebouw geheel uit, waarna in 1956-'57 opnieuw een restauratie volgde. Woonhuizen. Het molenaarshuis Almenseweg 45a van de verdwenen Voorstermolen is een krukhuis, met een kern uit 1851, een achterhuis uit 1821 en een zijvleugel uit 1851. Tot 1719 diende het als bierbrouwerij voor het huis De Voorst. Het neoclassicistische T-vormige herenhuis Quatre Bras (Zutphenseweg 25) stamt uit circa 1870. De in 1903 gebouwde villa 't Barge (Schurinklaan 24) vertoont jugendstil-details. De omringende tuinaanleg in gemengde stijl is in 1908-'10 tot stand gekomen naar ontwerp van L.A. Springer. De rond 1905 opgetrokken villa Zorgvliet (Rustoordlaan 21) vertoont jugendstilkenmerken. Dat is ook het geval bij het even oude koetshuis (Rustoordlaan 35-37) van het verdwenen huis ‘Rustoord’. Jugendstil-kenmerken hebben ook de woonhuizen Rustoordlaan 35-37 uit circa 1910. Expressionistisch van vorm zijn Rustoordlaan 11 en 't Flierse (Zutphenseweg 29), beide uit circa 1925. Het forse, rond 1930 gebouwde, Huis ter Beek (Zutphenseweg 202) is soberder van vorm. Boerderijen. De Boedelhof (Boedelhofweg 40-42) is het tot boerderij ingerichte bouwhuis van de in 1378 voor het eerst genoemde en in 1814 gesloopte havezate de ‘Boedelhof’. Het rond 1675 opgerichte bouwhuis is in 1747 voor Robert Evert van der Capellen omgevormd tot het huidige pand. Bij de inrichting tot boerderij in 1814 heeft men het voorste deel gepleisterd. Sinds 1962 is het in gebruik als clubgebouw van de Mixed Hockey Club Zutphen. Hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn 't Valcke (Valkeweg 3) uit 1817 (verbouwd in 1887) en de Rijsselthoeve (Nachtegaalstraat 58). De laatste heeft een fors neoclassicistisch voorgebouw met middenrisaliet en behoorde oorspronkelijk bij de ‘Nederlandsche Mettray’. Het voorm. hotel-restaurant ‘De Laatste Stuiver’ (Rustoordlaan 45) is een gepleisterd pand uit circa 1845. De serre stamt uit circa 1910. Momenteel is {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eefde, Sluizencomplex Eefde (1995)==} {>>afbeelding<<} het pand in gebruik als architectenbureau. Het sluizencomplex Eefde (Kapperallee 20-24) is in 1935 gebouwd naar een ontwerp in functionalistische stijl van ingenieur D. Roosenburg van Rijkswaterstaat voor het in 1930-'36 aangelegde Twentekanaal. Het complex bestaat zowel aan boven- als benedenhoofd uit twee heftorens met hefschuif. De torens zijn onderling verbonden door een overdekte brug met omloop. Bij het complex behoren dienstwoningen, een kantoor en een gemaal, dat diende voor het terugpompen van het water dat bij het schutten verloren ging. De spoorbrug over het Twentekanaal (bij Mettrayweg 3) is een stalen vakwerkbrug uit 1946 ter plaatse van een in 1945 vernielde voorganger. Eerbeek (gemeente Brummen) Dorp, ontstaan op de oostflank van de Veluwestuwwal nabij de spreng van de Eerdbeek. Tot 1857 kerkte men vanuit Eerbeek in het nabijgelegen Hall. Vanaf de 18de eeuw groeide het dorp uit tot een centrum van papierfabricage. Begin 20ste eeuw waren hier vijf papierfabrieken gevestigd, met de N.V. Veerenigde Papierfabrieken (later KNP) als grootste. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen aan de noordzijde nieuwe woonwijken, terwijl de zuidzijde bepaald bleef door papierfabrieken als Coldenhove en Koninklijke Schut. Huis te Eerbeek (Prof. Weberlaan 1) is een in oorsprong 14de-eeuwse havezate van het geslacht Van Bronckhorst. Van het laat-middeleeuwse huis bleef één onderkelderde vleugel bewaard. J.H. Berns liet dit restant begin 19de eeuw verbouwen en in 1872 kreeg het zijn huidige gepleisterde neoclassicistische aanzien met bordes. Het in een landschappelijke parkaanleg gelegen landhuis is nu in gebruik als conferentieoord. De Herv. kerk (Dr. Gunningstraat 27) is een zaalkerk met een terzijde staande toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De huidige kerk verrees in 1930 naar plannen van H. van der Kloot Meijburg ter vervanging van een kerk uit 1857. De toren uit 1858-'59 bleef bestaan, maar kreeg een klamplaag en een nieuwe spits. De neoclassicistische pastorie (Dr. Gunningstraat 15-27) stamt uit 1888. Woonhuizen. Op het terrein van de KNP-vouwkartonfabriek (nu Mayr-Melnhof) staan de neoclassicistische fabrikantenvilla Loubergweg 20 (circa 1895) en de fabrikantenvilla Kloosterstraat {== afbeelding Eerbeek, Watermolen De Korenbloem==} {>>afbeelding<<} 13 (1901), de laatste in sobere neorenaissancestijl (verhoogd in 1914). Andere interessante villa's in Eerbeek zijn 't Hungeling (Lageweg 42) uit circa 1900 en Sonnekempe ('t Hungeling 5) uit circa 1920. De schaapskooi (Coldenhovenseweg 95) dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw; in de omgeving stonden vroeger veel van deze schaapskooien. Watermolen ‘De Korenbloem’ (Kanaalweg 1) is een bovenslagmolen op de Eerdbeek, vanouds behorend tot Huis te Eerbeek. Een watermolen ter plaatse wordt voor het eerst vermeld in 1395. Het huidige molenhuis stamt uit circa 1860 en was ingericht als olie- en korenmolen, maar bevat nu enkel nog het waterrad van de oliemolen. Het geheel is in 1967 gerestaureerd. Het station (Stationsstraat 2) is in {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} 1886 gebouwd voor de Nederlandsche Locaalspoorweg-Maatschappij (verhoogd in 1905). Na de sluiting in 1945 is het station sinds 1975 weer in gebruik als halte voor de museumspoorlijn van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij Apeldoorn-Dieren. De muziektent ('t Hungeling ong.) uit 1951 is een goed voorbeeld van een na-oorlogse muziektent met slanke zuilen van gewassen beton. Hall. Dorp gelegen ten oosten van Eerbeek. De Herv. kerk (Dorpsstraat 57), oorspronkelijk gewijd aan St. Liudger, is een tweebeukige pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze laat-gotische kerk heeft speklagen van tufsteen en stamt uit de tweede helft van de 15de eeuw. De noordbeuk is begin 16de eeuw toegevoegd. De kerk is in 1911-'14 gerestaureerd naar plannen van W. te Riele. Het interieur wordt gedekt door netgewelven op korte kolonetten; de noordbeuk heeft graatgewelven. De rijke, gerestaureerde gewelfschilderingen tonen hoofdzakelijk rankwerk, maar ook een Christus- en een Mariafiguur, voorstellingen van evangelisten en wapenschilden. De schilderingen in het koor dateren van kort na het huwelijk van Frederik van Bronkhorst en Machteld van den Berg in 1492. De schilderingen in het schip kwamen tot stand vlak nadat Joost van Bronkhorst in 1516 in het huwelijk trad met Maria van Hoya. Tot de inventaris behoren enkele 16de- en 17de-eeuwse grafzerken en een door J. van Loo gebouwd orgel (1866, gerestaureerd in 1983). Buiten de kerk bevindt zich aan de zuidzijde een vroeg-19de-eeuwse grafsteen met empiredetails voor de familie Berns. De hallenhuisboerderij ‘De Ponge’ (Slatweg 15) stamt uit 1752. De villa ‘Leusveld’ (Rhienderensestraat 24) is in 1911 gebouwd in neorenaissance-vormen voor de heer Nairac. Het middenrisaliet gaat over in een klokkentoren. Eibergen Dorp, ontstaan op een stuwwal van het Oost-Nederlands Plateau nabij de Berkel, aan de hessenweg van Deventer naar Vreden. In 1246 werd het een zelfstandige parochie. Mogelijk verleenden de heren van Mallum in die tijd stadsrechten. In de late middeleeuwen werd Eibergen onderdeel van de heerlijkheid Borculo. Langs de Grotestraat en Hagen kwam in de 19de eeuw een lintbebouwing tot ontwikkeling. Vanaf 1884 ligt het dorp aan de spoorlijn van Winterswijk naar Neede. Na de Tweede Wereldoorlog is Eibergen vooral aan de zuid- en oostzijde aanzienlijk uitgebreid. De Herv. kerk (Grotestraat 50), oorspronkelijk gewijd aan St. Mattheus, is een laat-gotische pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor, sacristie en rijzige toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. De onderbouw van de deels tufstenen toren kwam rond 1400 tot stand. Midden 15de eeuw verrezen de sacristie en het koor op tufstenen plint; het koor heeft nog de oorspronkelijke venstertraceringen. Rond 1500 verving men het oude romaanse schip door het huidige laat-gotische en werd de toren verhoogd en voorzien van elegant zandstenen traceerwerk. In de toren hangt een klok uit 1415. In 1820-'21 vond een herstelling en verbouw van de sacristie plaats. Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De kraag- en sluitstenen zijn voorzien van figuratief beeldhouwwerk. De kerk bevat gewelf- en muurschilderingen uit de tweede helft van de 15de eeuw. Tot de inventaris behoren een ingrijpend gerestaureerd romaans doopvont, de grafzerk van Johannes Adolphus van Dalwich (†1647) en een preekstoel (circa 1675). De R.K. St.-Mattheuskerk (Grotestraat 88) is een driebeukige kruiskerk met smalle zijbeuken, lange kruisarmen, een lage vieringstoren en een ondiep koor met meerdere zijkapellen. De kerk verrees in 1934-'35 in traditionele vormen naar plannen van Joh. H. Sluijmer ter plaatse van een voorganger uit 1875-'76. Tot de inventaris behoren vijf laat-gotische heiligenbeelden (circa 1500); de kruiswegstaties en houten beelden zijn afkomstig uit de oude kerk. De pastorie (Grotestraat 88) stamt uit 1934. Het raadhuis (Grotestraat 30) is een fors pand met middenrisaliet overgaand in een toren met tentdak, gebouwd in 1904 als woonhuis voor burgemeester G.H. Smits. Het ontwerp in jugendstilvormen is van J.D. Gantvoort en {== afbeelding Eibergen, Villa Berkelesch 1-4==} {>>afbeelding<<} A.J. Sneek. Na in 1924 als raadhuis in gebruik te zijn genomen, is het gebouw in 1987 uitgebreid. Woonhuizen. Van de oude dorpsbebouwing - veelal met een agrarisch karakter - resteert relatief weinig. Een oudere kern en onderdelen in hoogwandig vakwerk bevatten de panden Grotestraat 57 (voorgevel circa 1870), 59, 68 en 70 (gevelsteen 1853). Burg. Smitsstraat 2 is een kleine 19de-eeuwse hallenhuisboerderij. De boerderij Vuurever (Hagen 24) is in opzet mogelijk 18de-eeuws; de deel is voorzien van hoekschotten. De boerderij stond oorspronkelijk in Haarlo, werd in 1994 in Eibergen herbouwd en vormt één geheel met het eclectische pand Grotestraat 41 uit circa 1885 (nu museum). Aan de Grotestraat staan enkele fabrikantenvilla's; het eclectische Hummelsweide (Grotestraat 126) verrees rond 1890 voor G.J. ten Cate, eigenaar van de Eibergse Stoomblekerij. Eclectisch, maar tevens voorzien van een chalet-sierspant, is D'Overkant (Grotestraat 83) uit 1894. Grotestraat 81 werd in 1897 geheel in chaletstijl gebouwd naar plannen van G. Beltman. Van zijn hand is ook de grote villa in neorenaissance-stijl Berkelesch 1-4 (1901) voor J.E. Prakke. Het woon- en winkelpand Grotestraat 63 met jugendstil-details verrees in 1910. Hotel-restaurant ‘Het Wapen van Eibergen’ (Grotestraat 1) is in 1914 gebouwd voor J. Wormmeester en vertoont rationalistische details. Industriegebouwen. De voorm. textielfabriek (Haaksbergseweg 16), nu ‘Gemavo’, werd in 1834 gebouwd voor I.B.P. Bouquié. Het langgerekte gebouw kreeg zijn huidige vorm in 1901 {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Eibergen, Watertoren==} {>>afbeelding<<} naar plannen van G. Beltman voor de fabriek van Leder- en drijfriemen Gebr. Prakke. Van de rond 1830 gestichte Eibergse Stoomblekerij (Grotestraat 128), later Koninklijke Textiel Veredelingsindustrie (KTV), bestaan nog enkele fabrieksgebouwen uit circa 1900. De watertoren (Haaksbergseweg 30) werd in 1935 gebouwd naar ontwerp van J.H.J. Kording voor de Waterleidingmaatschappij Oostelijk Gelderland. De ronde toren heeft twee betonnen vlakbodemreservoirs, een koperen puntdak en een bakstenen omkleding met licht expressionistische details. Begraafplaatsen. De Alg. begraafplaats (bij Borculoseweg 20) heeft hekpijlers met siervazen uit de 18de eeuw. De Isr. begraafplaats (bij Rekkense Binnenweg 2) heeft een 19de-eeuws metaarhuisje met opschrift (Jesaja 26:19). Boerderijen. In het kampenlandschap rond Eibergen staan enkele fraaie hallenhuisboerderijen. Het Wansinck (Borculoseweg 78) heeft nog een endskamer uit 1731. De boerderij zelf stamt uit 1884 met een voorgevel uit 1939. 't Wissink (Meddoseweg 6) in het gehucht Zwolle is een boerderij uit 1778 met een gaaf interieur. Op zolder staat een 18de-eeuws kabinet met altaar van de hier vroeger gevestigde schuilkerk. Reirinck (Zwolseweg 31) is een boerderij annex bierbrouwerij en herberg uit 1810 met gaaf interieur. Rond 1800 verrees de boerderij 't Vunderink (Vunderinkslaan 3) met houten voorschot en haakse endskamer. De deel werd in 1870 vernieuwd. Een dwarsgeplaatst voorhuis hebben De Scholte (Hupselse Esweg 3) uit circa 1862 en Wessels (Hupselse Dwarsweg 5) uit circa 1870; Klein Kormelink (Kormelinkweg 11) is een krukhuisboerderij uit circa 1900 met een deel uit 1906. De R.K. kerk O.L. Vrouw Hemelvaart van Beltrum (Mariaplein 2), gelegen ten zuidwesten van Eibergen, is een driebeukige kruiskerk met een recht gesloten koor en een slanke toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. De toren verrees in 1894 naar plannen van A. Tepe tegen een uit 1863-'64 stammende kerk. Die kerk werd in 1929-'30 vervangen door de huidige naar ontwerp van G.A.P. de Kort. Het interieur heeft een expressieve baksteenarchitectuur met gebrandschilderde ramen van H.L.D. Kocken en decoratieve schilderingen van F.H. Bach (koor) en K.W. Wenzel (schip). De pastorie (Nelissenstraat 14a) stamt uit 1863 en de St. Gerardus Majella Stichting (Mariaplein 4a-d) van circa 1930. Het kerkhof bevat het graf van de familie Harbers met een opengeslagen stenen bijbel. Op een eilandje bevinden zich pastoorsgraven en een kruisbeeld. Mallem. Dit gehucht ten noordoosten van Eibergen ontstond nabij het 14de-eeuwse hof van Mallum (gesloopt rond 1800), waarvan de omgrachting nog zichtbaar is (bij Rekkense Binnenweg 6). De Mallumsche Molen (Mallumse Molenweg 37) is een onderslag-watermolen op een strang van de Berkel. Na een brand in 1746 volgde in 1748 de bouw van de huidige koren- en pelmolen. Het in 1978 gerestaureerde molenhuis met schilddak is aan de zijde van de Berkelstrang voorzien van Bentheimer zandsteen. Een oliemolen (1755) aan de overzijde werd in 1917 afgebroken. Nabij de molen ligt een overloopsluis (Mallumse Molenweg ong.) uit circa 1870. Het in 1977 gerestaureerde Muldershuis (Mallumse Molenweg 114) bestaat uit een dwars woonhuis met classicistische deuromlijsting uit 1753 en een achterliggende schuur uit 1834. In het nabijgelegen buurtschap Loo staat de zondagsschool ‘Rehoboth’ (Rekkense binnenweg 17) uit circa 1925. Elburg Kleine stad, ontstaan in de middeleeuwen als een langgerekte nederzetting op een strandwal. Elburg kreeg waarschijnlijk in 1233 stadsrechten. Vanwege de voortdurende afslag van de Zuiderzeekust liet de hertog van Gelre in 1392 de stad landinwaarts verplaatsen. Daarbij bleef een deel van de oude nederzetting behouden (Oude- of Ellestraat). De rechthoekige stad kreeg een zeer regelmatig stratenplan, met als centrale as de ‘Beek’, die de stad in de dwarsrichting doorsnijdt. Aan de westzijde werd een haven aangelegd. Binnen de omwalling bouwde men een kerk. De stadsmuur met drie poorten werd rond 1540 versterkt met een wal en een tweede gracht waarbij de oost- en zuidhoek en ook de poorten rondelen met kazematten kregen. Van 1582-'92 bouwde men vier hoekbastions. Een grote stadsbrand legde in 1593 een kwart van de huizen van de stad in de as. Na het midden van de 17de eeuw nam de welvaart, die stoelde op de visserij, sterk af. In de loop van de tweede helft van de 18de eeuw was er sprake van enige economische opleving. De visserij verdween vrijwel geheel na de aanleg van de {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} Afsluitdijk. In 1908 werd de stad ontsloten door de aanleg van de Zuiderzeestoomtramlijn, die in 1931 werd opgeheven om vervangen te worden door een buslijn. Aangezien tot 1973 de oude, nauwe gemeentegrenzen bleven gehandhaafd, kon er in de 20ste eeuw aanvankelijk slechts sprake zijn van beperkte uitbreiding naar het zuiden (Nieuwstad) en enige bedrijfsbebouwing bij de haven. Pas na de samenvoeging met Doornspijk in 1974 werd een forse uitbreiding in oostelijke richting mogelijk, waarbij het dorp Oostendorp werd geïncorporeerd. De (Herv.) St.-Nicolaaskerk (Zuiderkerkstraat 1) [1] is een rijzige, laat-gotische, pseudobasilicale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een forse toren van vier geledingen met vlakke afdekking. Met de bouw werd waarschijnlijk begonnen kort nadat de bisschop van Utrecht hiertoe toestemming had gegeven (1397). In de tweede helft van de 15de eeuw werd de in 1448 reeds bouwvallige kerk in drie fasen ingrijpend hersteld en uitgebreid. Eerst werden de toren en het koor vernieuwd, vervolgens het schip. Tenslotte bouwde men de transepten en de sacristie. De consistorie dateert uit 1819. De torenspits heeft men na een brand in 1693 niet herbouwd. In de toren hangen twee kerkklokken: één uit 1694 (Jac. Knuisen) en één uit 1770 (J. Borchhardt). De toren is in 1963-'68 gerestaureerd, de kerk in 1971-'76. {== afbeelding Elburg, Binnenstad 1(Herv.) St.-Nicolaaskerk (zie p. 162) 2St.-Agnietenklooster (p. 162) 3Synagoge (p. 163) 4Chr. Geref. kerk (p. 163) 5Rehobothkerk (p. 163) 6Herv. weeshuis (p. 163) 7Vischpoort (p. 163) 8Stadhuis (p. 163) 9Gruithuis (p. 163) 10Olde Regthuys (p. 164) 11Instituut voor Opvoeding en Onderwijs J.H. van Kinsbergen (p. 164) 12Meisjeskostschool (p. 164) 13lagere school De Kade (p. 164) 14Weduwenhof (p. 165) 15Feithenhof (p. 165) 16Remise (p. 165) 17Sluiskom (p. 165) 18Muziektent (p. 165) 19Isr. begraafplaats (p. 165) ==} {>>afbeelding<<} Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven; slechts een travee van het middenschip bezit een netgewelf. De gewelven van het middenschip zijn beschilderd met afbeeldingen van het Laatste Oordeel (tweede helft 15de eeuw). Tot de inventaris behoren een eiken koorhek met koperen spijlen (tweede kwart 16de eeuw; gewijzigd in 1808), twee koorbanken met 16de-eeuwse briefpanelen, marmeren grafmonumenten in Lodewijk XIV-stijl voor Maria Catherina Feith (†1740) en Maria Herms Courage (†1773), enkele grafzerken, waaronder die van Wilhelm Lobe (†1750), een preekstoel (1776), een dooptuin (1795) en een door G.H. Quellhorst gebouwd orgel met neobarokke kast (1825). Het voorm. St.-Agnietenklooster (Jufferenstraat 6-8) [2], gesticht in 1418 door de zusters des Gemenen Levens, bestaat uit vier vleugels rond een binnenterrein. Langs de Zuiderwalstraat staat een drielaags kloostervleugel uit de tweede helft van de 15de eeuw. De voorm. refter wordt gedekt door samengestelde balklagen met korbeelstellen; de zaal is tegenwoordig ingericht als raadzaal. Haaks op deze vleugel staat aan de Jufferenstraat een kloosterkapel uit dezelfde tijd. De kapel heeft inwendig een nonnengalerij op kruisribgewelven en natuurstenen pilaren. In de binnenhoek van de genoemde vleugels bevindt zich een uitgebouwde vierkante traptoren. De overige delen van het klooster heeft men na de Reformatie verbouwd {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Elburg, St.-Agnietenklooster==} {>>afbeelding<<} tot woningen en pakhuizen. De bouwsporen van de 15de-eeuwse kloostervleugels zijn vooral aan de zijde van het binnenterrein nog zichtbaar. Na een restauratie in 1945-'53 werd het complex deels ingericht als raadhuis en in 1985 deels als gemeentemuseum. De pakhuizen aan de Ledige Stede zijn in 1984 verbouwd tot wooneenheden. De voorm. synagoge (Jufferenstraat 5) [3] is in 1855-'56 ontstaan door verbouwing van ‘Het Hooghuis’ aan de Graaf Hendriksteeg. Dit 16de-eeuwse, onderkelderde, dwarse huis diende in 1636 als residentie van de veldheer Hendrik van Bergh. Bij de verbouwing tot synagoge kreeg het pand spitsboogvensters en werd de verdiepingsvloer verwijderd. Het gebouw is toegankelijk vanaf de Jufferenstraat via een bakstenen poortje (1855) en een binnenplaats. De poort draagt de tekst van Psalm 55:15 in het Hebreeuws. De Chr. Geref. kerk (Beekstraat 6) [4] is een zaalkerk uit 1863. De grotendeels gepleisterde, neogotische gevel heeft neoclassicistische elementen. Het Rehobothkerk (Bloemstraat 18) [5] is een zaalkerk met ingang in neorenaissance-stijl uit circa 1895. Het voorm. Herv. weeshuis (Noorderkerkstraat 11) [6] is een fors pand met neoclassicistische gevel uit 1858. Het deed als weeshuis dienst tot 1960. Verdedigingswerken. Van de middeleeuwse ommuring, die in de jaren na 1392 tot stand kwam, resteren aan de noord-, zuid- en westzijde nog aanzienlijke delen. Halfronde muurtorens met open keel zijn onder meer te zien bij de Noorder-, Wester- en Oosterwalstraat. Aan de Oosterwalstraat zijn later muurhuizen gebouwd. Uit de eerste helft van de 15de eeuw dateert de Vischpoort (Vischpoortstraat 33) [7], oorspronkelijk gebouwd als muurtoren en in 1592 voorzien van een getoogde doorgang. Het vierkante bouwwerk heeft ronde arkeltorentjes en een achtkantige ingesnoerde spits. Aan de zeezijde van de spits is een voorziening ten behoeve van een kustlicht aangebracht. Van de voorm. Mheenpoort resteren alleen nog twee 18de-eeuwse zandstenen leeuwen. De aarden wal en de buitengracht van de vroeg-16de-eeuwse versterkingen van Elburg bleven behouden. Voor de Vischpoort en de voorm. Mheenpoort bevinden zich kazematten uit circa 1540. Deze gemetselde rondelen met gewelfde kanonkelders zijn tussen 1921 en 1938 gerestaureerd. De vier in 1580-'92 naar plannen van Adriaan Anthonisz. aangelegde aarden hoekbastions vervingen deels oudere rondelen. Deze bastions zijn alleen in contour bewaard gebleven in het plantsoen dat ter plaatse is aangelegd in het tweede kwart van de 19de eeuw naar plannen van H.J. van Lunteren. Het voorm. stadhuis of ‘Arent toe Boecophuis’ (Van Kinsbergenstraat 5) [8] is een gebouwencomplex, waarvan het oudste deel wordt gevormd door een in 1393 door Arent toe Boecop - rentmeester van de Veluwe - gebouwd adellijk huis. De stad kocht het al in 1400 om als {== afbeelding Elburg, Vischpoort==} {>>afbeelding<<} raadhuis te dienen. Het geheel onderkelderde diepe pand heeft weergangen op spitsboogfriezen en arkeltorentjes. In de 15de eeuw ontstonden een zijvleugel en een lagere, smallere achterbouw met een trapgevel voorzien van ezelsruggen. Het oudste deel en de zijvleugel kregen in 1767 aan de voorzijde een beklamping. De ingang werd verlegd naar de zijvleugel en het oudste deel kreeg een balkon op dorische zuiltjes in Lodewijk XV-stijl. Een in 1838-'39 uitgevoerde verbouwing in neoclassicistische stijl werd ongedaan gemaakt bij een restauratie in 1959-'68, waarbij men zoveel mogelijk de laat-middeleeuwse situatie reconstrueerde. Inwendig bevinden zich samengestelde balklagen met gotische consoles, een rijk gebeeldhouwde zandstenen schouw in vroege renaissancevormen (1556) en enkele 18de-eeuwse interieurdelen. Aan de achterzijde van het stadhuis staat een uit 1778 daterend pakhuis (Hondegatsteeg 3) dat een voorm. cachot met twee cellen bevat. Het voorm. Gruithuis (Krommesteeg 11) [9] werd circa 1400 gebouwd als gruithuis voor Pelgrim van Putten. Het op een achterterrein gelegen diepe pand heeft aan de ene kant een trapgevel met kleine treden voorzien van ezelsruggen {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Elburg, Gruithuis==} {>>afbeelding<<} en spaarvelden en aan de andere kant een topgevel met arkeltorentjes. Bij een ingrijpende verbouwing rond 1530 zijn de balklagen herlegd. Vanaf de 17de eeuw was het pand in gebruik als stadsboerderij. Bij een restauratie in 1955-'57, onder leiding van C.W. Royaards, kreeg het zijn oorspronkelijke gedaante terug. 't Olde Regthuys (Beekstraat 31-33) [10], een grotendeels gepleisterd hoekpand met mezzanino, ontstond rond 1800 door samenvoeging van twee 16de-eeuwse diepe panden. In het rechterdeel herinnert de gevelsteen met de tekst ‘Victrix triumphet veritas 1596’ aan de vroegere functie als rechthuis. De veranda is rond 1905 toegevoegd. Het pand heeft tegenwoordig onder meer een horecafunctie. Het voorm. raadhuis van Doornspijk (Zuiderzeestraatweg Oost 9, Oostendorp) is een diep eenlaagspand met arcade en twee iets terug gelegen zijvleugels. Het pand is in 1924-'25 in traditionalistische stijl gebouwd naar ontwerp van D. Kok als raadhuis voor de in 1974 opgeheven gemeente Doornspijk. Scholen. Het voorm. Instituut voor Opvoeding en Onderwijs J.H. van Kinsbergen (Van Kinsbergenstraat 2) [11] is een blokvormig pand uit 1778 met mezzanino, geblokte zijpilasters en een rijk gebeeldhouwd pronkrisaliet in Lodewijk XV-stijl. Het functioneerde tot 1795 als {== afbeelding Elburg, Instituut voor Opvoeding en Onderwijs J.H. van Kinsbergen==} {>>afbeelding<<} weeshuis en gildehuis voor de schippers. In 1806 vestigde Van Kinsbergen hier zijn kostschool, die diende als vooropleiding voor het leger en de marine. De voorm. Meisjeskostschool (Beekstraat 55) [12], een langgerekt pand met mezzanino en brede lijstgevel voorzien van consoles in empire-vormen werd in 1808 gesticht, eveneens door J.H. van Kinsbergen. Het gebouw deed tot 1889 als zodanig dienst. De Kade (Ellestraat 52) [13] is een voorm. drieklassige lagere school uit 1908. Het in neorenaissancestijl uitgevoerde gebouw is rond 1990 verbouwd tot wooneenheden. Van de Chr. lagere school, resteert de onderwijzerswoning (Bas Backerlaan 19) uit 1909 met jugendstil-details. Woonhuizen. Het karakter van de Elburgse binnenstad wordt bepaald door eenlaagse huizen met keienstoepen. Aan de Beekstraat zijn het diepe huizen, in de andere straten vooral dwarse huizen. Vermoedelijk één van de oudste huizen is het vroeg-15de-eeuwse pand Smedestraat 12, met een opvallend gesloten trapgevel voorzien van ezelsruggen en sporen van een spitsboogversiering. Mogelijk 16de-eeuws is het diepe huis Jufferenstraat 7, dat topgevels met vlechtingen heeft. Ook het pand Beekstraat 11 is mogelijk 16de-eeuws, maar heeft een gewijzigde voorgevel met een ingangspartij uit circa 1800. Hetzelfde geldt voor het huis Van Kinsbergenstraat 1a-1b, dat in de 19de eeuw een brede lijstgevel kreeg. Het achterhuis stamt uit de 18de eeuw. Jufferenstraat 22 is een 16de-eeuws dwars pand met zadeldak tussen zijtopgevels. De in 1687 vernieuwde voorgevel heeft in het midden een verhoging met ingezwenkte tuitgevel. Enkele huizen dateren van kort na een stadsbrand in 1593, zoals het - later gepleisterde - dwarse eenlaagspand Noorderkerkstraat 13-15 en Beekstraat 16, waarvan de voorgevel zijpilasters en een overhoekse toppilaster op geprofileerde kraagsteen heeft. Kenmerkend voor de eerste decennia van {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} de 17de eeuw zijn de diepe huizen met maniëristische trapgevels met toppilasters en geblokte ontlastingsbogen. Voorbeelden zijn Vischpoortstraat 15, Beekstraat 43, Beekstraat 15 en Beekstraat 35; de laatste twee zijn rijke voorbeelden van dit type. Rijke gemetselde friezen hebben de voorm. smederij Bloemstraat 34 (1616) en de voorm. munt Vischpoortstraat 24-28 (circa 1620). Het in de kern vroeg-17de-eeuwse tweebeukige dwarse huis Jufferenstraat 21 heeft een laat-18de-eeuwse voorgevel met een kroonlijst en ingangspartij in Lodewijk XVI-stijl. Jufferenstraat 25 dateert ook uit de 17de eeuw. Het pand heeft een gepleisterde lijstgevel en een dakvenster met vleugelstukken. Eenvoudig van karakter is het vroeg-17de-eeuwse, later gepleisterde pand Ellestraat 37 met vlechtingen en toppilaster. De ingangsomlijsting met verdiepte pilasters dateert uit het eind van de 18de eeuw. Het pand Schapensteeg 8 bezit een rijk gebeeldhouwde zandstenen deuromlijsting uit circa 1680. Verschillende diepe huizen kregen in de eerste helft van de 18de eeuw een klokgevel, bijvoorbeeld Ellestraat 39 (circa 1750) met rococo-versieringen, Vischpoortstraat 11, Beekstraat 34, 40, 47, 50 en 51. Het linkerdeel van het eenlaagspand Van Kinsbergenstraat 3 heeft een klokgevel uit circa 1740 met zijvoluten en segmentvormige bekroning. Het rond 1740 gebouwde herenhuis Bloemstraat 24 met omlopend schilddak en hoekpilasters vertoont Lodewijk XIV-elementen; de later aangebrachte gesneden deur met bovenlicht is uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl. In het eerste kwart van de 19de eeuw werden veel voorgevels gepleisterd en voorzien van een kroonlijst, zoals Beekstraat 27-29 - met in de kroonlijst kleine, ruitvormige vensters - Ellestraat 28, Ellestraat 42-44, Beekstraat 39, met mezzanino, en Jufferenstraat 27. De notariswoning Noorderkerkstraat 12 werd in 1821 gebouwd in neoclassicistische stijl voor D. Hoefhamer; de veranda stamt uit circa 1870. Neoclassicistisch is ook de notariswoning Beekstraat 29 uit circa 1880. Het pand Luctor et Emergo (Beekstraat 3) heeft een gevel met klauwstukken en ionische pilasters, gebouwd rond 1910 in een op het Hollands-classicisme geïnspireerde nieuw historiserende stijl. Vermoedelijk is het een reconstructie van een gelijkvormig pand uit circa 1660. Buiten de stad, in de Nieuwstad, bouwde men in het begin van de 20ste eeuw enkele villa's. Nunspeterweg 17 is een villa met neorenaissance-elementen uit circa 1900 en Nunspeterweg 4 dateert uit circa 1920. De in kalkzandsteen uitgevoerde eenlaags woningen Bas Backerlaan 1-17 kwamen in 1908 tot stand voor de arbeiders van de Zuiderzeestoomlijn. Hofjes. Van het Weduwenhof (Zuiderkerkstraat 3-5) [14], bestaande uit drie eenlaags vleugels rond een langwerpig binnenpleintje, gaat het gedeelte met korfboognissen aan de Zuiderwalstraat terug tot de 16de eeuw. In 1650 is het complex aan de zijde van de Zuiderkerkstraat uitgebreid en voorzien van een maniëristisch poortje met fronton. Het Feithenhof (Ledige Stede 6-40) [15] werd in 1744-'45 gebouwd voor de huisvesting van oude mannen en vrouwen en bekostigd uit de nalatenschap van Maria Catharina Feith (†1740). Waarschijnlijk maakte Gerrit Ravenschot de plannen voor dit complex van eenlaags woningen rond een binnenhof. Aan de westzijde staat een regentenhuis met pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl en een oorspronkelijk interieur. Het complex is in 1958 gerestaureerd en aan de achterzijde uitgebreid. Stadsboerderijen. Verspreid in de stad staan verschillende verbouwde voorm. stadsboerderijen. Westerwalstraat 18 heeft een topgevel met vlechtingen uit de tweede helft van de 16de eeuw. Zuiderwalstraat 4 gaat ook terug tot de 16de eeuw, maar is in de 18de eeuw verbouwd. Een waarschijnlijk 17de-eeuwse oorsprong hebben Westerwalstraat 20 en Ellestraat 54, dat in de 19de eeuw is verbouwd tot gepleisterd dubbel woonhuis. Theekoepels. Direct buiten de stadskern staan enkele karakteristieke 19de-eeuwse tuinkoepels oorspronkelijk gebouwd aan de rand van een voorm. moestuinencomplex, waarbij later woonhuizen werden gebouwd. De koepels in de tuinen van Bagijnendijkje 1A en Bagijnendijkje 7A dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw. Iets jonger is de theekoepel aan de Omloop (tegenover nummer 3). De theekoepel aan de Zuiderkerkstraat is recent overgebracht van de oorspronkelijke plaats aan het Bagijnendijkje. Winkels. Het winkelpand Jufferenstraat 10 heeft een winkelpui in eclectische vormen uit circa 1880. De winkelpui in sobere jugendstil-vormen van Bloemstraat 36 stamt uit circa 1910. Pakhuizen. Uit de 17de eeuw dateert Hondesteeg 7, een pakhuis met steil zadeldak en topgevels. Het pakhuis Ellestraat 51 uit 1839 heeft een hoog afgewolfd schilddak. Het drielaags pakhuis Smeesteeg 19 is in 1875 gebouwd. Windmolen ‘De Tijd’ (Zuiderzeestraatweg Oost 18, Oostendorp) is een met riet gedekte achtkantige stellingkorenmolen met gemetselde romp, gebouwd in 1854 voor J.W. Spijkerboer ter vervanging van een voorganger uit 1840. De eenlaags molenaarswoning (Zuiderzeestraatweg 20) stamt uit 1854. Nabij de molen staat een eenvoudig eenlaags pakhuis uit circa 1910. De voorm. remise van de Zuiderzeestoomlijn (Zwolscheweg 1) [16], gebouwd in 1907-'08, bestaat uit een wagonloods, een locomotiefloods en een wachtlokaal annex kantoor. De loodsen vertonen neoclassicistische-elementen, het wachtlokaal neorenaissance-elementen. Maalderij Gardenbroek (Zuiderzeestraatweg Oost 10, Oostendorp) is een bedrijfsgebouw met laadperron en silotoren uit circa 1930. De sluiskom bij de haven (bij Havenkade 21) [17] en de overkluisde doorvaart naar de stadsbuitengracht dateren uit 1696. De muziektent (Beekstraat ong.) [18] werd rond 1916 over de Beek heen gebouwd en na sloop in 1957 in 1983 herbouwd. De Isr. begraafplaats (Bas Backerlaan ong.) [19] werd begin 18de eeuw gesticht op het oostelijke bolwerk en kreeg in 1849 een ommuring. De poort heeft een gevelsteen met de tekst van psalm 24:4 in het Hebreeuws. De oudste grafsteen dateert uit 1768. Old Putten (Zuiderzeestraatweg {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} Oost 65) is een buitenplaats ten zuidoosten van Elburg met een gepleisterd rechthoekig landhuis, gebouwd op de restanten van het in 1482 verwoeste kasteel Hof Old Putten. Het huis stamt grotendeels uit de 18de eeuw. Het heeft een waarschijnlijk laat-middeleeuwse kelder. Het landhuis kreeg het huidige uiterlijk rond 1840. Bij een verbouwing rond 1880, in opdracht van de familie Rambonnet, zijn in het interieur betimmeringen en schouwen in neorenaissance-stijl aangebracht. De eenvoudige landschappelijke aanleg stamt uit circa 1840. Over de gracht om het park ligt een midden-19de-eeuwse brug, voorzien van stenen sfinxen met wapenschilden. De eenlaags dienstwoning Zuiderzeestraatweg Oost 63 dateert uit circa 1880 en is uitgevoerd in neorenaissance-vormen. Schouwenburg (Schouwenburg 4-6). De kern van deze buitenplaats ten zuidoosten van Elburg wordt gevormd door een gepleisterd blokvormig landhuis met een lage bel-etage en een middenrisaliet met trapgevelvormig attiek. Het huis dateert grotendeels uit 1751, maar heeft een vroeg-17de-eeuwse kern. Bij een verbouwing in 1820 kreeg het zijn huidige gepleisterde uiterlijk. Het koetshuis met twee inrijpoorten dateert uit het midden van de 19de eeuw. Het huis wordt omgeven door een 18de eeuws lanenstelsel. De voorgevel van de 19de-eeuwse dienstwoning Schouwenburg 2 dient als blikvanger vanaf de oprijlaan. Zwaluwenburg (Zwaluwenburg 4-8), gelegen ten zuidoosten van Elburg, is een buitenplaats waarvan de omgrachte kern wordt gevormd door een in 1728 gebouwd blokvormig landhuis dat met kwartronde gangen verbonden is met twee rechthoekige bouwhuizen. Het gebeeldhouwde middenrisaliet met halfronde bekroning is uitgevoerd in Lodewijk XIV-stijl en toont de alliantiewapens van de stichters Anthony Zwier van Haersolte en Coenradina van Dedem. Het geheel werd aanvankelijk omgeven door een rechthoekig lanenstelsel. Het deel vóór het huis is rond 1800 veranderd in een tuin in landschapsstijl. Op het landgoed staan behalve een uit circa 1930 daterende dienstwoning (Eperweg 7) verschillende hallenhuisboerderijen. Uit {== afbeelding 't Harde bij Elburg, Artillerie Schietkamp==} {>>afbeelding<<} de 18de eeuw stammen Zwaluwenburg 1 en Zwaluwenburg 3 - met uitgebouwde zijkamer (1794). Uit 1813 is de boerderij Zwaluwenburg 2 met gepleisterd dwars voorhuis. De kleine Noordveluwse boerderij Eperweg 5 werd in de eerste helft van de 19de eeuw gebouwd, de boerderij Eperweg 4, met hoog rieten wolfdak, in 1853. Boerderijen. In de omgeving van Elburg liggen verschillende interessante Veluwse hallenhuisboerderijen. Uit de 18de eeuw stammen de gepleisterde boerderij Oude Hogeweg 16, met rieten wolfdak en uitgebouwde kamer (1744), en de boerderij Westbroek (bij Eperweg 15). De vroeg-19de-eeuwse boerderij Schootbruggeweg 1 heeft een gaaf bewaard interieur uit de bouwtijd. Op het erf staan twee gepotdekselde wagenschuren. Ter plaatse van een 18de-eeuwse buitenplaats werd in de eerste helft van de 19de eeuw de boerderij De Rozenberg (Schouwenburg 1) gebouwd met dwars voorhuis. Uit dezelfde tijd stamt de boerderij Zuiderzeestraatweg Oost 1. Honingsveldweg 102 is een hallenhuisboerderij uit 1876 met hoger opgetrokken woongedeelte. Laat-19de-eeuws is de boerderij Oude Harderwijkerweg 28. 't Harde. Bij dit dorp ten zuidoosten van Elburg ligt het Artillerie Schietkamp, aangelegd tussen 1877 en 1885 en bestaande uit twee delen. Veel van de paviljoens van het kamp zijn gebouwd in de vakwerkvariant van de chaletstijl. De belangrijkste onderdelen van Het Bovenkamp (Eperweg 149) zijn het in fasen opgetrokken officierspaviljoen (1878, 1880 en 1917), het voorm. kazernegebouw (1878), de ‘Ambulance’ (1880) - gebouwd voor lijders aan besmettelijke ziekten -, het voorm. wachtgebouw (1881) - met wachtlokalen en strafkamers - en het kantinegebouw voor officieren (1883-'85, uitgebreid in 1900). Het Benedenkamp (Koningin Julianaweg 10) bestaat onder meer uit het arsenaal (1879), de kampwachterswoning (1879) en het woonhuis van de ‘conducteur der artillerie’ (1884); tot 1884 was de kampwachterswoning de woning van de ‘conducteur’. Ellecom (gemeente Rheden) Dorp, ontstaan als een hoevenzwerm op de zuidoostflank van de Veluwestuwwal bij de overgang naar het rivierdal van de IJssel. In 1127 werd er een kapel gesticht, die in 1359 tot kerk werd gewijd en die tot in de 19de eeuw ook Dieren en De Steeg bediende. De Herv. kerk (De Friedhof 6), oorspronkelijk gewijd aan St. Nicolaas, is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De romaanse tufstenen toren verrees in de 12de eeuw en heeft alleen bij de tweede geleding spaarvelden en rondboogfriezen. In de toren hangt een door François Hemony gegoten klok (1664). Van de in 1359 gebouwde kerk werd het koor begin 16de eeuw herbouwd in laat-gotische vormen. Op kosten van C.A.F. graaf Bentinck verving men in 1859 het schip door een breder, neogotisch schip met het karakter van een zaalkerk. Verder werd het koor onderkelderd om dienst te gaan doen als grafkapel. Hier bevinden zich grafkisten van de families Van Reede en Bentinck, eigenaars van kasteel Middachten. Na ernstige oorlogsschade in 1945 is de kerk in 1949 gerestaureerd. Het schip wordt gedekt door netgewelven op kolonetten met kraagstenen voorzien van wapens. Tot de inventaris behoren een fragment van een midden-16de-eeuwse grafzerk, enkele 18de- en 19de-eeuwse rouwborden - waaronder dat van Reynard baron van Reede tot Ginckel (†1747), uitgevoerd in Lodewijk XIV-stijl -, een preekstoel (circa 1860) en een orgelkast uit 1874. Op het kerkhof staat een grafkruis uit 1575 voor Herman Holtman en Geertje Oering. De oude schoolkapel (Zutphensestraatweg {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ellecom, Huis Avegoor==} {>>afbeelding<<} 1-3) is een driezijdig gesloten zaalkerk, gebouwd rond 1860 door Lady Athlone voor diegenen die het niet eens waren met de verbouwing van de kerk in 1859, waarbij onder het koor een grafkapel voor de families Van Reede en Bentinck werd ingericht. Aan de kapel werd in 1896 een schoolgedeelte toegevoegd. Avegoor (Zutphensestraatweg 2) is een fors gepleisterd landhuis met attiekverdieping en een middenrisaliet met uitbouw en bekronend fronton. Avegoor wordt al in 1356 vermeld. Vanaf 1616 behoorde het aan kasteel Middachten. Het huidige huis werd in 1847 gebouwd door de Lady Athlone, W.E. gravin van Reede. Woonhuizen. Het gepleisterde herenhuis Hofstetten (Zutphensestraatweg 70) verrees in 1835 voor J.J. van Halteren in neoclassicitische vormen en met een driezijdig uitgebouwde middenpartij. Het uit 1841 daterende eenlaags huis Middendorp (Binnenweg 57-59) heeft een neoclassistische deuromlijsting. Het wit gepleisterde neoclassicistische herenhuis Bernhalde (Binnenweg 45) kwam in 1845 tot stand voor M.E. Havelaar en werd in 1848 aan de achterzijde vergroot. Van het rond 1850 gebouwde eenlaags huis Boszicht (Zutphensestraatweg 32) is de middenpartij in 1884 verhoogd. De neoclassicistische villa Zutphensestraatweg 68 dateert uit circa 1880. Aan de achterzijde werd in 1897 voor mevrouw B.C. van Geuns een vrijstaand schildersatelier (Ds. G. Bosplein 14) opgetrokken in vakwerkstijl. J.F. Klinkhamer maakte het ontwerp en G.J. Uiterwijk trad op als uitvoerend architect. De notariswoning Zutphensestraatweg 47-49 is rond 1890 gebouwd in chaletstijl. In vergelijkbare stijl zijn Hofstetterlaan 8-8a (circa 1908) en Zutphensestraatweg 4 (circa 1910) gebouwd, beide mogelijk naar ontwerp van G.J. Uiterwijk. Iets rijker is Sonnevanck (Zutphensestraatweg 46) uit circa 1910, met in vakwerk uitgevoerde topgevels. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Het Bouwhuis (Buitensingel 62) werd in 1637 gekocht door de eigenaar van kasteel Middachten en is in 1734 tot pastorie ingericht. De hallenhuisboerderij Binnenweg 32 heeft een 18de-eeuwse oorsprong en een vrijstaande schuur uit 1814. Een vergelijkbare boerderij is Binnenweg 61 uit het begin van de 19de eeuw. Het trafohuisje (Laan van Avegoor 26) dateert uit 1927 en is gebouwd in sober expressionistische vormen, naar plannen van J. Gratama en G. Versteeg. De Alg. begraafplaats van Ellecom en De Steeg (Oude Arnhemseweg ong.), aangelegd in 1874 naar plannen van J. Brink Evers, ligt fraai tegen de helling van de Middachter bossen op een door de eigenaar van kasteel Middachten geschonken terrein. De ommuring en het baarhuisje stammen uit 1874. Opmerkelijk is het graf met obelisk voor S.W. Ruijssenaers (†1877). Elspeet (gemeente Nunspeet) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op de Veluwse zandgronden. Het gave kernesdorp is een beschermd dorpsgezicht. Elspeet is recent naar het oosten uitgebreid. De Herv. kerk (Nunspeterweg 5) is een neogotische kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde achtkantige spits. Het koor stamt uit de 15de eeuw en is in 1841 wit gepleisterd. De toren heeft een 15de-eeuwse kern, maar is rond 1800 geheel nieuw beklampt. In de toren hangen: een klok van Henricus Meurs (1612) en twee klokken van François Hemony (1659). Het oude schip heeft men in 1920 vervangen door een T-vormige kerkruimte in neogotische vormen. De pastorie (Nunspeterweg 4) is een neoclassicistisch herenhuis uit 1851. In de grote pastorietuin staan een achtkantige bakstenen tuinkoepel en een koetshuis. Het nabijgelegen neoclassicistische eenlaagspand Nunspeterweg 12 uit circa 1850 is mogelijk gebouwd als zondagsschool. Windmolen ‘De Hoop’ (Molenweg 12) is een beltkorenmolen, waarvan de belt deels vervangen is door een stelling. De molen, met achtkantige houten romp en een met riet gedekte kap, was oorspronkelijk een poldermolen te Westzaan en is in 1897 voor J.J. Smink overgebracht. Boerderijen. Rond het dorp liggen verschillende hallenhuisboerderijen, veelal van het Veluwse type. De boerderij Nunspeterweg 47-49 heeft een bakstenen topgevel, gedateerd 1690. Uit de 18de eeuw stammen Apeldoornseweg 13 (1734) en Nunspeterweg 72; de laatste is gemetseld met een afwisseling van lagen gele en rode baksteen. In de 19de-eeuwse voorgevel van het dwarse voorhuis van Staverdenseweg 3 zitten de jaartalankers ‘1760’. De boerderij Oude Garderenseweg 173 is rond 1900 gebouwd. Noorderheide (Elspeterbosweg 177). Dit landgoed ten noordoosten van Elspeet heeft als kern een L-vormig eenlaags landhuis met dienstvleugel. Bij de oprijlaan staat een dubbele dienstwoning. Het in traditionalistische vormen uitgevoerde complex werd in 1938-'39 gebouwd voor D.G. van Beuningen naar ontwerp van F.A. Eschauzier, die waarschijnlijk ook de tuin bij het huis ontwierp. Op de nu deels beboste heide ten zuiden van het huis liet D.G. van Beuningen in 1938 een bijzonder stelsel van in baksteen en beton uitgevoerde waterwerken aanleggen in de vorm van beken, vijvers, watervalletjes en bruggetjes, alsmede twee pompstations. {== afbeelding Elspeet, Landgoed Noorderheide==} {>>afbeelding<<} {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} Elst Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Al in de Romeinse tijd was ter plaatse bewoning. De oude, oorspronkelijk vrijwel ronde, dorpskern ligt rond de tegenwoordige Dorpsstraat. In de Tweede Wereldoorlog werd Elst zwaar getroffen. Na de wederopbouw is het dorp in noordelijke en later in westelijke en zuidelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Grote Molenstraat 2), oorspronkelijk gewijd aan St. Werenfried, heeft een tweebeukig schip, een driezijdig gesloten koor en een toren met een onderbouw van twee geledingen met omloop en een hoge achtkantige opbouw van twee geledingen met korte spits en peervormige bekroning. Onder de kerk bevinden zich restanten van twee Romeinse tempels uit de eerste eeuw na Chr. en van een kleine Karolingische kerk uit de 8ste eeuw. Die kerk werd in de 10de eeuw vergroot en kreeg een uitgebouwde crypte voor de relieken van St. Werenfried. In de 11de eeuw heeft men de crypte verlengd en er een romaans koor op gebouwd. Tegen dit koor kwam in de 14de of in de eerste helft van de 15de eeuw de huidige, onderkelderde consistorie tot stand. Het romaanse koor werd rond 1450 vervangen door het tegenwoordige gotische koor. Tussen circa 1455 en 1484 verrezen het schip en de rijke, in Nederrijnse gotiek uitgevoerde {== afbeelding Elst, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Elst, Landgoed Schoonderlogt, poortgebouw==} {>>afbeelding<<} toren in tufsteen en baksteen. In de toren hangt een door Gerhart Schimmel gegoten klok (1705). De in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigde kerk is ingrijpend gerestaureerd in 1949-'53 onder leiding van H.A. en G. Pothoven. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De kerk bevat een preekstoel uit 1793. De R.K. St.-Werenfriduskerk (Dorpsstraat 31) is een lange driebeukige basilicale kerk met vierzijdige apsis. De kerk verrees in 1950-'51 naar ontwerp van G.M. Leeuwenberg ter vervanging van de in 1944 verwoeste neogotische voorganger uit 1906-'08. De voorm. neogotische pastorie (Dorpsstraat 38) dateert uit 1877. Het raadhuis (Dorpsstraat 67) is een uit 1869 daterend, statig blokvormig pand met neoclassicistische elementen. Het is uitgebreid in 1935, 1982 en 1989. De voorm. openbare lagere school met onderwijzerswoning (Bachstraat 53) is in 1890 naar ontwerp van J.W. Boerbooms gebouwd als een middengangschool met zes lokalen. Woonhuizen. Uit 1812 dateert de kern van Dorpsstraat 61, een fors T-vormig neoclassicistisch herenhuis met winkel. De gepleisterde Villa Colorita (Rijksweg Zuid 11) is in 1907 gebouwd in opdracht van Th.E.J. baron van der Feltz en vertoont chaletstijlelementen. Eclectische vormen heeft de gepleisterde dubbele villa Stationsstraat 10-12 uit circa 1880. Aan en nabij de Stationsstraat ontstonden tussen 1905 en 1925 meer villa's, zoals de gekoppelde en gepleisterde villa's Stationsstraat 13-17 (1906) en de deels gepleisterde villa Sonnevanck (Stationsstraat 11; 1907) met vakwerkelementen. Stationsdwarsstraat 1-3 is een gepleisterd dubbel huis uit circa 1910 met jugendstil-kenmerken. Het rond 1925 gebouwde dubbele woonhuis Stationsstraat 19-21 heeft expressionistische vormen. Boerderijen. Mogelijk 18de-eeuws is de gepleisterde hallenhuisboerderij Snodenhoeksestraat 20. Uit 1820 stamt de voorm. boerderij De Hucht (Stationsstraat 24), een grote hallenhuisboerderij met deels dubbel, dwars voorhuis met veranda. Het achterhuis en de aangebouwde dubbele schuren dateren uit 1855. Een vergelijkbare, gepleisterde boerderij is De Haer (Rijksweg Zuid 88), die zijn huidige vorm rond 1860 kreeg. P.J. van de Sandt liet in 1869 de herenboerderij Huis Reet (Wolfhoeksestraat 3) bouwen, voorzien van baksteendecoraties en met een bijschuur. Het oorspronkelijke achterhuis is in 1969 afgebrand. Schoonderlogt (Logtsestraat 4-6). Van dit voorm. landgoed, gelegen ten westen van Elst, resteren de gepleisterde boerderij en het opmerkelijke poortge- {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} bouw met portierswoning en dakruiter, gebouwd in 1905 in neorenaissance-stijl met vakwerk-elementen. Homoet. Dit gehucht ten noordwesten van Elst ontstond in de 19de eeuw op een smalle, opgehoogde stroomrug. Interessante boerderijen zijn Homoetsestraat 17 uit 1807, met middenhuis en bijschuur, en Homoetsestraat 21, een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis uit circa 1850. Op een vluchtheuvel ligt de Herv. kerk (Homoetsestraat 19), een recht gesloten zaalkerk uit 1869 met een geveltoren voorzien van open lantaarn en tentdak. De kerk bevat een 17de-eeuwse preekstoel. Enspijk (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Haaks op de dijk langs de Linge kwam een rond esdorp tot ontwikkeling. De Herv. kerk (Molenkampstraat 2) is een gepleisterde, driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en ongepleisterde toren van drie geledingen met traptoren en ingesnoerde spits. Het huidige, laat-gotische koor is in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwd, ter plaatse van een 13de-eeuwse voorganger. De toren verrees eind 15de eeuw. In de toren hangt een door Henricus Petit gegoten klok (1796). Het schip en de voorm. consistorie kwamen begin 16de eeuw tot stand. De kerk is in 1978-'80 gerestaureerd onder leiding van N.C.G.M. van de Rijt. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf (schip) en een ziende kap met beschilderde spitsboogvormige ribben (koor). Het koor bevat een 15de-eeuwse muurschildering met een voorstelling van Madonna met kind. Tot de inventaris behoren een door H. Knipscheer gebouwd orgel (1858; gerestaureerd in 1974) - kast en galerij zijn ontworpen door J.W.F. Schnethlage - en een preekstoel uit 1862. Boerderijen. De kleine gepleisterde dijkboerderijen Kampsedijk 26 en Kampsedijk 28 stammen uit de 19de eeuw; uit de tweede helft van die eeuw dateren de dijkboerderij Kampsedijk 3, het dijkhuis Kampsedijk 9 en de hallenhuisboerderij Lepelstraat 9; de laatste heeft mogelijk een laat-18de-eeuwse kern. Rond 1860 met een dwars voorhuis gebouwd zijn de hallenhuisboerderijen Dorpsstraat 9, met dijkschuur, en Lepelstraat 5. De boerderij Beemd 16-16a is uit circa 1910 en heeft een vrijstaande schuur. Het voorm. veerhuis (Kampsedijk 6) is een vroeg-19de-eeuws dijkhuis op T-vormige plattegrond met een oudere kern. Epe Esdorp, ontstaan in de middeleeuwen aan de rand van het Veluws massief. De in 1176 voor het eerst vermelde kerk was de moederkerk van enkele kerken op de noordoostelijke Veluwe. De dorpsbebouwing concentreerde zich aanvankelijk langs de weg Apeldoorn-Zwolle en langs de Beekstraat. De aanleg van het station Epe (1886) had een ontwikkeling van het dorp in oostelijke richting tot gevolg. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp vrijwel geheel omringd door uitbreidingswijken. De Herv. kerk (Hoofdstraat 76), oorspronkelijk gewijd aan St. Martinus, is een driebeukige pseudobasilikale kerk met een driezijdig gesloten koor en een {== afbeelding Epe, Herv. kerk (1994)==} {>>afbeelding<<} ingebouwde toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. De tufstenen onderbouw van de toren is romaans en heeft rondboogfriezen. De in opzet 12de-eeuwse toren is waarschijnlijk in de eerste helft van de 13de eeuw verhoogd met een geleding en nog eens rond 1400, waarbij voor de galmgaten romaanse deelzuiltjes zijn hergebruikt. Het met tufsteen beklede laat-gotische koor kwam in zijn huidige vorm aan het eind van de 14de eeuw tot stand; van de romaanse voorganger bleef de triomfboog bewaard. Het met tufsteen beklede, driebeukige schip is rond 1401 [d] opgetrokken ter vervanging van een eenbeukig schip. In de hoek tussen zuidbeuk en koor staat een sacristie uit circa 1500. Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een laatgotisch hardstenen doopvont (15de eeuw), een eiken koorhek (deels vroeg-16de-eeuws) en een orgel van A. Meere (1809, vernieuwd 1901). De voorm. pastorie (Stationsweg 27) is in 1922 gebouwd. De voorm. (Herv.) Gemeentewoning Epe (Stationsstraat 23-25) is een U-vormig eenlaags gemeenschapshuis, gesticht in 1911 door dominee Prins en gebouwd in late neorenaissancestijl naar ontwerp van J.J., M.A. en J. van Nieukerken. De Geref. kerk (Deventerweg 36) is een eenvoudige zaalkerk uit 1937. Het voorm. raadhuis (Stationsstraat {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} 2) is in 1852-'54 gebouwd naar ontwerp van B. Looman in neoclassicistische stijl. In 1909 werd naar plannen van gemeenteopzichter Noorman een verdieping toegevoegd. Woonhuizen. In eclectische stijl opgetrokken zijn de blokvormige villa's Vijvervreugd (Beekstraat 1), uit 1872, Beekstraat 9-11 en Stationsstraat 13, uit circa 1885. Elementen van de chaletstijl vertoont de villa Stationsweg 17 (circa 1885). De in 1914 gebouwde, wit gepleisterde villa Kolthoven (Tongerenseweg 118) is uitgevoerd in ‘Um 1800’-stijl. Het uit circa 1920 daterende Huize Norel (Heerderweg 51) vertoont rationalistische vormen. Uit dezelfde tijd stamt De Kroeskamp (Kromme Allee 2), ontworpen in Engelse landhuisstijl. De Landbouwcoöperatie (Paasvuurweg 7) is een omstreeks 1930 gebouwd pakhuis met rechthoekig depot en vierkante silotoren. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Veldhoeve (Dellenweg 1) dateert mogelijk uit het midden van de 18de eeuw. De boerderij 't Witteveen (Eperweg 27) heeft een gaaf vroeg-19de-eeuws dwars voorhuis. Buiten Epe liggen enkele, in oorsprong 18de-eeuwse, hallenhuisboerderijen. Uit 1711 stamt De Achterste Molenhoeve (Woesterbergweg 2) - met waardevolle interieurelementen - en uit 1715 de boerderij Hagedoornsplaats (Zuukerweg 77). Interessant zijn verder Le Chevalierlaan 13 (1718), Wisselseweg 80 (1740) en Dijkhuizerweg 29 (1758). Watermolens. Ten zuiden van Epe staat De Kopermolen (Kopermolenweg 5), een bovenslagwatermolen met oorspronkelijk gangwerk aan de Klaarbeek. De 18de-eeuwse kopermolen werd in 1745 ingericht als papiermolen en fungeert sinds 1891 als korenmolen. Het molengebouw is deels in baksteen en deels in hout uitgevoerd. De watermolen is in 1975 gerestaureerd. De Zuukermolen (Gelriaweg 22) is een 18de-eeuwse watermolen aan de Klaarbeek. Oorspronkelijk was het een dubbele molen, maar de huidige korenmolen heeft één bovenslagrad. Emst. Dit buurtschap ten zuiden van Epe kwam in de 19de eeuw tot ontwikkeling. Het fabriekscomplex Utermöhlen {== afbeelding Epe, Watermolen De Kopermolen (1992)==} {>>afbeelding<<} (Vaassenseweg 71) ontstond in 1871 als wasserijcomplex. De oudste gebouwen op het terrein dateren van 1909 toen hier de wattenfabriek Utermöhlen werd gevestigd, zoals de voorm. directeurswoning, enkele bedrijfshallen en een machinehuis met schoorsteen. In het machinehuis staan twee stoommachines uit 1909 en 1912. Ook de gepleisterde dienstwoningen Zwarteweg 4-8 zijn uit circa 1910. De rond 1930 gebouwde Herv. kerk (Vaassenseweg 1) is een kruiskerk voorzien van een toren van vier geledingen met zadeldak. Rond het dorp liggen enkele 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen, zoals Smallertsweg 6 (begin 19de eeuw) en Hanendorperweg 62 (1851). Andere interessante voorbeelden zijn te vinden in het nabijgelegen buurtschap Hanendorp, zoals de mogelijk 18de-eeuwse boerderijen Gortelseweg 73 en Hanendorperweg 113; vroeg-19de-eeuws zijn Hanendorperweg 112, 114 en 116. Erichem (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug. Het dorp ontwikkelde zich tot een gestrekt esdorp dat de gebogen richting van de voormalige stroomgeul volgt. De lintbebouwing concentreert zich langs de Erichemseweg. De Herv. kerk (Binnenstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Joris, is een eenbeukige kerk met een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De tufstenen onderbouw van de toren dateert uit de tweede helft van de 13de eeuw. De bakstenen bovenbouw is 14de-eeuws. In de toren hangt een door Willem Butendiic gegoten klok (15de eeuw). Het schip kwam rond 1500 tot stand; de kap is in 1611 vernieuwd. Het 15de-eeuwse koor is later op één travee na gesloopt en vervangen door een consistoriekamer. Bij de restauratie van de kerk in 1979-'81, onder leiding van N.C.G.M. van de Rijt, kreeg de consistorie de huidige tweelaags opzet. Tot de kerkinventaris behoren een begin-17de-eeuwse preekstoel en een door A. Meere gebouwd orgel (vermoedelijk rond 1815). De pastorie (Erichemseweg 39) is een gepleisterd herenhuis uit circa 1870. De voorm. lagere school (Erichemseweg 30) met onderwijzerswoning (Erichemseweg 32) dateert uit 1869. Rechts tegen de school bouwde men tevens een brandspuithuisje. De school is in 1883 gedeeltelijk vernieuwd. School en brandspuithuisje zijn vanaf 1953 in gebruik als dorpshuis. Het herenhuis ‘Mariaheim’ (Erichemseweg 62-64) uit circa 1875 is een blokvormig, gepleisterd pand met serre en achteraanbouwen. Boerderijen. De 17de-eeuwse hallenhuisboerderij Erichemseweg 41 heeft een gepleisterd dwars voorhuis. Het achterhuis, met deels dicht gezet dakoverstek, is naar de weg gekeerd. De gepleisterde krukhuisboerderij Erichemseweg 58 dateert volgens de jaartalankers uit 1720. Mogelijk ook 18de-eeuws zijn de gepleisterde, kleine krukhuisboerderij Erichemseweg 34 en de geschilderde hallenhuisboerderij Erichemseweg 28. De hallenhuisboerderij De Kortenhof (Binnenstraat 3) heeft een breed, gepleisterd voorhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw. Buiten het dorp ligt het boerderijcomplex Lingenstein (Erichemsekade 18), bestaande uit twee hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis en aan de achterzijde een dakoverstek. De linker boerderij stamt uit de 17de eeuw. Het statige, deels onderkelderde, tweelaags voorhuis van de rechter boerderij dateert uit 1867, het achterhuis is ouder. De bijschuur uit 1867 is rond 1900 vergroot. Mogelijk uit 1729 dateert de deels gepleisterde hallenhuisboerderij Gelesteyn (Erichemsekade 14) met dakoverstek aan de ach- {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} terzijde. Het dwarse voorhuis heeft (hergebruikte) 17de-eeuwse sierankers. Ermelo Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de overgang van de Veluwestuwwal en de dekzandgordel. Ermelo wordt in 855 voor het eerst vermeld. In de late middeleeuwen liep de belangrijke handelsweg Amerfoort-Zwolle door het dorp. Deze route (Putterweg-Harderwijkerweg) vormt sinds 1830 een deel van de Zuiderzeestraatweg. Aan de ten westen van het dorp aangelegde spoorlijn Amersfoort-Zwolle (1863) werd in 1882 het station Ermelo-Veldwijk geopend, waarna het dorp een sterke groei doormaakte. Eind 19de eeuw werden in Ermelo enkele psychiatrische inrichtingen gevestigd. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp vooral naar het westen en zuiden uitgebreid. De Herv. kerk (Putterweg 16) is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. Het schip, dat rond 1500 zijn huidige laat-gotische vorm kreeg, bevat nog delen van de waarschijnlijk vroeg-12de-eeuwse, in ijzeroer- en tufsteen opgetrokken zaalkerk. Het romaanse koor ontstond later in de 12de eeuw. Het is verhoogd in de eerste helft van de 13de eeuw en nogmaals {== afbeelding Ermelo, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} aan het eind van de 14de eeuw toen ook de huidige gotische apsis werd toegevoegd. De drie onderste geledingen van de romaanse tufstenen toren stammen uit circa 1200, de vierde is een halve eeuw jonger. In de toren hangt een door Johannes en Wilhelmus Hoerken gegoten klok (1459). De kerk is verbouwd in 1632-'33, 1899 en 1918-'20. De bij de laatste verbouwingen toegevoegde dwarspanden zijn gesloopt bij de restauratie in 1970-'73. Tot de inventaris behoren twee romaanse doopvonten (circa 1200) en een grafzerk voor de schout Cornelis van Coet (†1604). Van elders afkomstig zijn de 17de-eeuwse preekstoel en het door G.T. Bätz gebouwde orgel (1816). Overige kerken. De Zendingskerk (Harderwijkerweg 10) heeft zijn huidige expressionistische vormen gekregen in 1934 door een ingrijpende verbouwing van de oorspronkelijke, neogotische kerk uit 1860. De uit 1898 daterende (Geref.) Immanuelkerk (Stationsweg 135) is een zaalkerk met neogotische elementen. De toren met ingesnoerde spits is toegevoegd in 1921 naar ontwerp van E. Knevel. Aan de achterzijde bevindt zich de in neorenaissancestijl opgetrokken pastorie (Stationsstraat 133) uit 1899. De (Herv.) Nieuwe Kerk (Horsterweg 40) is een kruiskerk voorzien van een hoektoren met tentdak, gebouwd rond 1930 in zakelijk-expressionistische stijl. Het station (Stationstraat 126), oorspronkelijk ‘Ermelo-Veldwijk’, is een eilandstation met neorenaissance-details en een ver overstekend zadeldak. Het is in 1897 gebouwd voor de Nederlandsche Centraal-Spoorwegmaatschappij. Psychiatrische inrichtingen. Het psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk (Veldwijk 75) is in 1884 ontstaan, toen de Vereeniging Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland de buitenplaats Veldwijk aankocht van M.J. Chevallier. Op dit terrein met landschappelijke parkaanleg verrees in de loop van de tijd een groot aantal paviljoens; de meeste zijn in neorenaissancestijl ontworpen door E.G. Wentink. Op het terrein staat verder de (Geref.) Lucaskerk, gebouwd in 1889 in neorenaissance-stijl als een zaalkerk met een toren van drie geledingen met achtkantige lantaarn. Het transept is later toegevoegd. De inrichting voor verstandelijk gehandicapten 's Heerenloo-Lozenoord (Fokko Kortlanglaan 25) is in 1890 ontstaan, toen de Vereniging tot Opvoeding en Verpleging van Idiote en Achterlijke Kinderen de buitenplaats 's Heerenloo aankocht. Die buitenplaats was in de 18de eeuw ingericht op de plek van een in 1594 afgebroken johannieter commanderij, waarvan alleen nog het poortgebouw (bij Fokko Kortlanglaan 25) resteert. Dit in laat-gotische en vroegrenaissancistische vormen opgetrokken gebouw dateert uit circa 1530. De naastgelegen blokvormige eclectische villa (Fokko Kortlanglaan 25) verrees in 1876 ter vervanging van een ouder landhuis. Na 1890 zijn op het terrein verschillende paviljoens in neorenaissancestijl gebouwd naar ontwerp van directeur F. Kortlang, die oorspronkelijk architect was. Veel van die paviljoens zijn inmiddels vervangen. Zijn zoon J. Kortlang ontwierp diverse paviljoens in expressionistische stijl. In 1909 werd op het aangrenzende terrein Lozenoord een inrichting voor zwakzinnige meisjes gesticht, gevolgd door de inrichting Groot Emaus. De in 1913 als dokterswoning gebouwde ‘Villa Kakelbont’ (Fokko Kortlanglaan 3) vertoont rationalistische elementen. Het pand is ontworpen door J. Kortlang, evenals de tot het complex behorende (Geref.) Opstandingskerk uit 1921-'22 - een expressionistische kruiskerk met toren - en de dubbele dienstwoningen Groene Allee 2-8 (circa 1927) met cottagestijl-elementen. De uit 1934 daterende Chr. lagere school (Fokko Kortlanglaan 46) in zakelijk-expressionistische stijl is een ontwerp van A. van der Kraan. Het sanatorium De Hooge Riet (Veldwijk 40) is in 1938-'39 opgetrokken in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van E.J. Rothuizen. Het sterk horizontaal georiënteerde eenlaagspand heeft een middenpartij met mezzanino. Oud Groevenbeek (Putterweg 230). Het centrum van dit met zichtassen opgezette ontginningslandgoed wordt gevormd door een landhuis met ten opzichte van elkaar verspringende vleugels en een toren met achtkantige lantaarn. Dit landhuis met neorenaissanceelementen verrees in 1907-'08 in opdracht {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ermelo, Landgoed Oud Groevenbeek, folly==} {>>afbeelding<<} van J.H. van Schermbeek naar plannen van L.A. van Essen en J. van Zeggeren ter vervanging van een huis uit 1870. De tuinaanleg kwam vanaf circa 1897 tot stand naar ontwerp van H. Copijn en de eigenaar. Bij het huis staan een hallenhuisboerderij (Putterweg 232) uit 1870, met wasinrichting uit 1907, een houten koetshuis (Putterweg 234) en een tuinmanswoning (Putterweg 228) uit 1907-'08. Op een heuvel bevindt zich een folly in de vorm van een toren met kantelen, waarin een waterreservoir en een gasfabriekje waren opgenomen. Aan de voet van de heuvel staat een kniekas met lantaarn uit 1916, restant van één van de grootste kassen van Nederland in die tijd. Boerderijen. In de omgeving van het dorp liggen verschillende interessante hallenhuisboerderijen. Blijkens de jaartalankers stamt 't Boshuis (Sprielderweg 205) uit 1765. De boerderij is in de eerste helft van de 19de eeuw verbouwd en gepleisterd. Links staat een gepotdekselde houten wagenschuur met hoog rieten wolfdak. De boerderij Huis ter Beek (Oude Telgterweg 227) bezit een 18de-eeuwse kern, maar is in 1859 ingrijpend vernieuwd. Bij de waarschijnlijk 18de-eeuwse boerderij Garderenseweg 180 staan op het erf roedenbergen en wagenschuren. De in 1906 gebouwde boerderij Nijkerkerweg 14 bezit een aangebouwde vaaltschuur, een bijschuur en een wagenschuur. De Koningsschuur (Uddelermeer 11C) is een gepotdekselde houten schuur, waarschijnlijk opgetrokken rond 1800. Etten (gemeente Gendringen) Dorp, ontstaan in de 12de eeuw op een rivierduin van de Oude IJssel. Tot 1795 maakte het deel uit van het graafschap Bergh. Een brand verwoestte het dorp in 1841. De Herv. kerk (Dorpsstraat 23), oorspronkelijk gewijd aan St. Maarten, is een eenbeukige kerk met smaller, driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. Tegen de toren en op de scheiding van koor en schip bevinden zich restanten van een 11de-eeuwse tufstenen kerk. Tegen de westgevel van deze kerk verrees in de 12de eeuw een romaanse tufstenen toren, die in het midden van de 15de eeuw is verhoogd. In de toren hangen klokken uit 1394 en 1403. Het huidige koor ontstond begin 15de eeuw. Het nieuwe schip met toegangsportaal werd volgens een jaartal boven de triomfboog in 1442 voltooid. Na oorlogsschade volgde in 1948-'56 een restauratie, waarbij men aan de noordzijde van het koor een consistoriekamer bouwde (1952). Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, die bij de restauratie zijn hersteld. Tot de inventaris behoren een gotisch sacramentshuisje, een strak uitgevoerde preekstoel (1628) en een door C.F.A. Naber gebouwd orgel in neobarokke kast (1844). De R.K. St.-Martinuskerk (Dorpsstraat 17) is een driebeukige kruiskerk met smal, terzijde staand, zadeldaktorentje. De kerk verrees in 1924 naar plannen van J.Th.J. Cuypers ter plaatse van een voorganger uit 1844. De kerk bevat een neogotisch Jozefaltaar (1879) met daarin drie zandstenen reliëfs met voorstellingen uit het leven van Christus (1638), afkomstig uit de Stiftskerk van Hoch-Elten. Tot de inventaris behoren verder onder meer een door atelier Mengelberg vervaardigde preekstoel (1882), een hoogaltaar (1924-'25) en een door de firma Verschueren gebouwd orgel (1939). Het voorm. R.K. St.-Lidwinaklooster (Dorpsstraat 1) is een fors neogotisch gebouw met kapel, gebouwd in 1903 naar plannen van G. Rosier. Woonhuizen. De voorm. Herv. pastorie, Molenstraat 48, is een L-vormig neoclassicistisch pand met aangebouwd koetshuis, opgetrokken in 1858 naar plannen van J.A. Gerritsen. Het forse neoclassicistische woonhuis Oude Kerkstraat 10 stamt uit circa 1870. Windmolen ‘De Witten’ (Oldenhove 5) is een ronde stenen beltmolen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De korenmolen is in 1861 gebouwd voor J. Vos en in 1978 gerestaureerd. Ewijk (gemeente Beuningen) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug van de Waal. De oudste, mogelijk vanaf de vroege middeleeuwen ononderbroken bewoonde gedeelten liggen in de omgeving van de middeleeuwse kerktoren en het zuidelijker gelegen {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} gehucht Alst. Het dorpscentrum verplaatste zich later ten noordwesten van de kerk. Na de Tweede Wereldoorlog is Ewijk in westelijke richting uitgebreid. De kerktoren (Julianastraat 5) van de in 1918 gesloopte middeleeuwse St.-Johannes de Doperkerk heeft drie geledingen en een iets ingesnoerd tentdak. De in tufsteen en baksteen opgetrokken toren stamt uit de 12de eeuw en heeft spaarvelden, boogfriezen en gekoppelde galmgaten met deelzuiltes. Het tentdak stamt uit circa 1945. Tegen de zuidgevel staat een uit 1534 daterende laat-gotische zerk van Derick van Stepraedt, eigenaar van Huis Doddendaal. De R.K. St.-Johannes de Doperkerk (Julianastraat 9) is een driebeukige pseudobasilicale kruiskerk met een achtzijdige dakruiter en een door torentjes geflankeerde, vijfzijdig gesloten apsis. De kerk verrees in 1916-'17 naar een ontwerp met neoromaanse elementen van Jos. Margry. De geplande toren is niet uitgevoerd. Tot de inventaris behoren het orgel door N.F. Smits (1819), twee neobarokke biechtstoelen (1851) en een rijke, door J.F. Buijssen vervaardigde preekstoel (1859). De pastorie (Julianastraat 7) dateert uit 1839. Doddendaal (Binnenweg 2) is een omgracht kasteelcomplex, waarvan de laat-14de-eeuwse ommuring met hoektorens fragmentarisch is behouden. Uit de 14de eeuw stamt ook het later gepleisterde, onderkelderde hoofdgebouw. Aan de voorzijde daarvan bevinden zich een 15de-eeuwse aanbouw en een iets later opgetrokken vierkante traptoren. Na een brand in 1590 volgde herstel in het begin van de 17de eeuw. Van deze bouwfase resteren onder meer twee Vlaamse geveltjes. De kap met dakruiter van het hoofdgebouw dateert uit circa 1825. Het kasteel is toegankelijk via een 19de-eeuwse boogbrug. Bij de toegang staan twee bouwhuizen (1858 en 1864). Het complex is in 1973-'76 gerestaureerd onder leiding van D. Wijma en heeft nu een horecabestemming. Boerderijen. De herbergboerderij De Clef (Binnenweg 5) is een hallenhuisboerderij, waarvan het dwarse voorhuis met opkamer en kelder uit de 17de eeuw dateert. Het iets jongere achterhuis heeft 19de-eeuws muurwerk. Het gepleisterde voorhuis met kelder en opkamer van Brugstraat 5-7 draagt de jaartalankers ‘1665’; het bedrijfsgedeelte en de twee forse schuren met rieten wolfdaken dateren uit circa 1900. Een 17de-eeuwse oorsprong heeft ook de hallenhuisboerderij De Toornsehof (Vordingstraat 34), waarvan het dwarse voorhuis een opkamer en een kelder met graatgewelf heeft. De hallenhuisboerderij Regulierroth (Brugstraat 8) draagt de jaartalankers ‘1779’. Het dwarse voorhuis is uitgevoerd met een kelder, een opkamer en een zadeldak tussen topgevels. Op het erf staat een voorm. tabaksschuur. Boskamp 2 is een midden-19de-eeuwse hallenhuisboerderij met dwars voorhuis. Gameren (gemeente Zaltbommel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Waal. Gameren wordt voor het eerst vermeld in 1031. Op de stroomrug kwam een gestrekt esdorp (Ouwelsestraat-Ridderstraat-Nieuwstraat) tot ontwikkeling. Na de aanleg van de Waalbandijk in de 14de eeuw is de kern langs de Ridderstraat via de Delkant richting de dijk uitgegroeid. De Geref. kerk (Ouwelsestraat 8) is een kleine zaalkerk uit circa 1860. De kerk bevat een door J.F. Moreau gebouwd orgel uit 1754, dat sinds 1920 in deze kerk staat (1988 gerestaureerd). De voorm. pastorie (Ouwelsetraat 6) is rond 1920 tegen de kerk gebouwd. De Herv. kerk (Delkant 1) is een achtkantige centraalbouw met tentdak en lantaarn en een uitgebouwd ingangsportaal. De kerk verrees in 1952-'54 ter vervanging van de in 1945 verwoeste voorganger. De pastorie (Delkant 9) dateert uit 1938. Het voorm. raadhuis (Waalbandijk 5) is in 1850 als hervormde pastorie gebouwd en heeft tussen 1939 en 1955 als raadhuis gediend; nu is het een woonhuis. Het tegen de dijk gebouwde pand met neoclassicistische kenmerken heeft een verhoogd middengedeelte en geblokte hoekpilasters. De windvaan op de dakopbouw draagt het jaartal 1939. Boerderijen. Uit circa 1750 stamt de grote hallenhuisboerderij Ridderstraat 23 met gepleisterde voorgevel. Op het terrein vóór deze boerderij bevindt zich een kleine vroeg-19de-eeuwse gepleisterde landarbeiderswoning (Ridderstraat 21) met rieten dak en latere uitbreiding. Op een natuurlijke verhoging ligt Den Hoek (Delkant 3), een rond 1860 gebouwde aanzienlijke kop-hals-rompboerderij. Het tweelaags voorhuis met dwars achterhuis heeft een omlijste, via een trap bereikbare, ingang. Op het erf staat een vierroedige hooiberg uit dezelfde tijd. De Ploegnagel (Delkant 7) is een herenboerderij uit circa 1870, gebouwd in opdracht van Gijsbert Frederik de Jongh. Het tweebeukige voorhuis met lage verdieping heeft een omlijste ingang en een snijraam boven de ingang. Op het erf staan verder een schuur en een koetshuis (circa 1910). Het trafohuisje (Waalbandijk 34) is rond 1930 gebouwd naar ontwerp van G. Versteeg sr. in zakelijk-expressionistische vormen. Garderen (gemeente Barneveld) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de Veluwestuwwal. De parochiekerk en mogelijk ook het dorp werden in 1575 door brand verwoest. Tot 1900 werd Garderen omgeven door uitgestrekte heidevelden, waar schapen werden gehouden. Sindsdien is de omgeving grotendeels bebost. De Herv. kerk (Mazenhofstraat 4), oorspronkelijk gewijd aan St. Gangulphus, is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De vroeg-14de-eeuwse toren oogt romaans met zijn boogfries en gekoppelde galmgaten. De toren is in de 15de eeuw met een geleding verhoogd, in de 18de eeuw voorzien van een nieuwe spits en in 1923-'24 gerestaureerd. In de toren hangt een door Peter van Trier en Jan Philipsen gegoten klok (1634). De middeleeuwse kerk is in 1859 vervangen door de huidige zaalkerk in neogotische stijl. Windmolen ‘De Hoop’ (Oud Milligenseweg 7) is een ronde stellingkorenmolen met een bakstenen romp en een met riet gedekte kap. De molen werd in 1855 gebouwd voor C.A. van Zomeren {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Garderen, Windmolen De Hoop==} {>>afbeelding<<} - ter vervanging van een in 1853 afgebrande molen - en is in 1957 en in 1971 gerestaureerd. Boerderijen. De dorpsboerderijen Dorpsstraat 1 en Dorpsstraat 2 dateren respectievelijk uit 1811 en 1812. Rond het dorp liggen diverse oude hallenhuisboerderijen. De boerderij Klein Boeschoten (Hoge Boeschoterweg 78) stamt waarschijnlijk uit het begin van de 19de eeuw, maar de deel is in 1951 vernieuwd. In de boerderij bevindt zich een wildkelder met lange gang en bakstenen troggewelven. De ‘heerd’ boven de kelder heeft een authentiek interieur. Op het erf staan een bakhuis en twee schaapskooien. Andere interessante boerderijen zijn Koningsweg 54 (1835), Groot Boeschoten (Hoge Boeschoterweg 76; 1836) en Amersfoortseweg 193, een kleine Veluwse boerderij met dwars voorhuis (1873). Schaapskooien. Karakteristiek zijn de schaapskooien rond het dorp, die voornamelijk uit de 19de eeuw dateren, zoals die aan de Solseweg (circa 1800), bij Amersfoortseweg 193, bij de Hoge Boeschoterweg (ong.) en bij Hoge Boeschoterweg 76; de laatste is een houten schaapskooi met afgeschuinde hoeken aan de kopse zijden. Geesteren (gemeente Borculo) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen in het stroomgebied tussen Berkel en {== afbeelding Geesteren, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Bolksbeek. In 1246 werd het een zelfstandige parochie. Er kwam een esdorp tot ontwikkeling dat gaaf bewaard is gebleven. De Herv. kerk (Kerkplein 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Christoforus, is een rijzige eenbeukige kerk met smaller driezijdig gesloten koor en een zadeldaktoren van vier geledingen. De toren met zijn laat-romaanse details, zoals deelzuiltjes in de galmgaten, stamt uit de 14de eeuw. Eind 15de eeuw verrees het met tufsteen beklede laat-gotische koor, kort daarop gevolgd door het schip in dezelfde vormen. In 1586 stortte de torenspits neer en nam in zijn val de schipgewelven mee. De toren kreeg in 1627-'28 een zadeldak tussen trapgevels. In de toren hangt een klok uit 1591 (Gherardus Lansinck). Bij de ingrijpende kerkrestauratie van 1929-'30 zijn onder meer de kruisribgewelven opnieuw aangebracht. Het interieur bevat een door R. Knol gebouwd orgel uit 1800, dat in 1974 uit Oosterwolde (Fr.) is overgebracht. Het voorm. Armhuis (Kerkplein 12) is een eenlaags dwars pand onder schilddak, gesticht in 1849. Boerderijen. Van 18de-eeuwse oorsprong zijn de hallenhuisboerderijen Hengstegoor (Boerenesweg 1), met dwars voorhuis uit 1777, en Wanninkhof (Geesterse Broekweg 2), met houten voorschot en achtergevel uit 1797. In het dorp zelf staan enkele midden-19de-eeuwse hallenhuisboerderijen zoals: Kerkplein 4, Keistraat 1 en Keistraat 8 (1861, schuur 1877). De in 1866 vernieuwde boerderij Dorpsstraat 4 heeft een houten niendeur met opschrift in gotische letters uit 1598. Windmolen ‘De Ster’ (Molenweg 15) is een achtkante stellingkorenmolen {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} op bakstenen onderbouw, gebouwd in 1859 voor B. Hagens. De molen brandde af in 1866, 1901 en 1903 en is in 1980 gerestaureerd. Het brandspuithuisje (Brinkweg 6a) is een eenvoudig witgepleisterd gebouwtje uit circa 1890. Gelselaar. Dit dorp ten noorden van Geesteren is ontstaan in de middeleeuwen en ontwikkelde zich in de 19de eeuw tot een - gaaf bewaard - esdorp met brink. De Herv. kerk (Driessenweg 10) is een sobere zaalkerk met geveltoren en ingangsportaal met neoclassicistische details, gebouwd in 1841, mogelijk naar ontwerp van G.J. Dibbets. De boerderijen staan voornamelijk met hun deel naar de weg gekeerd. Voorbeelden hiervan zijn: Driessenweg 1 (1853), Driessenweg 12, Dorpsstraat 16 (1882) en Dorpsstraat 27. Mogelijk een oudere kern heeft de grotendeels 19de-eeuwse hallenhuisboerderij Oude Rengersweg 2 met een gaaf bewaarde grote keuken, een woongedeelte (1841) met endskamer, deel (1864), bakhuis (1869) en vrijstaande schuur (1876). Geldermalsen Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Langs de Linge kwam een gestrekt dorp tot ontwikkeling met een brink nabij de (Herv.) kerk. De rond 1840 haaks op de Linge aangelegde Rijksstraatweg Buren-Zaltbommel doorsneed het dorp. Geldermalsen kreeg in 1868 een station aan de spoorlijn Utrecht-Den Bosch. Ten oosten en westen van de dorpskern ontwikkelden zich tussen 1860 en 1930 nieuwe bebouwingskernen, die via een lintbebouwing met de hoofdkern waren verbonden. Zo kwam in de jaren twintig van de twintigste eeuw aan de westzijde, ten zuiden van de Tunnelweg, het Tuindorp tot stand met sociale woningbouw. Iets later, begin jaren dertig, ontstond in de omgeving van de Stationsweg een ruime woonwijk. Na de Tweede Wereldoorlog is Geldermalsen flink gegroeid in zuidoostelijke, westelijke en noordoostelijke richting. De Herv. kerk (Kerkstraat 38), oorspronkelijk gewijd aan St. Suitbertus, is een tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met tentdak. De toren verrees in de tweede helft van de 13de eeuw en werd in de 15de eeuw verhoogd. In de toren hangt een door Johannes en Wilhelmus Hoerken gegoten klok (1460). Het huidige middenschip werd in de 15de eeuw gebouwd ter plaatse van een tufstenen, mogelijk 12de-eeuwse, voorganger, waarvan in de westmuur delen zijn opgenomen. Later in de 15de eeuw kwamen nog het koor en de langs de toren doorlopende noordbeuk tot stand. De consistorie bij het koor dateert uit 1926. De kerk is gerestaureerd in 1931, onder leiding van D. Jansen, en in 1969. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, die in 1931 opnieuw zijn aangebracht. Tot de inventaris behoren een achtkantige hardstenen doopvont (15de eeuw), een beschilderd houten tekst- en wetsbord (1619), een preekstoel in Lodewijk XIV-stijl (circa 1700), een herenbank (1720) en een door P.J. Adema gebouwd kabinetorgel (circa 1860). De kerk bevat verder een aantal 17de- en 18e eeuwse zerken, waaronder een witmarmeren grafzerk uit 1684, met de beeltenissen van Jacobus van Borsselen en zijn echtgenote Maria van Varick; het beeldhouwwerk wordt toegeschreven aan Johannes Blommendael. De R.K. St.-Suitbertuskerk (Stationsweg 11) is een zaalkerk met houten klokkenstoel, gebouwd in 1949-'51 naar ontwerp van C.H.B. Dionisius. De gelijktijdig gebouwde pastorie (Stationsweg 9) is via een tussenlid met de kerk verbonden. Van de voorm. beurs (Marktplein 14-16), die in 1888 en 1899 in twee fasen is gebouwd, is alleen de voorgevel bewaard gebleven. Achter de twee tuitgevels met gepleisterde decoratie bevond zich links de overdekte beurshal voor eieren en boter en rechts de hal voor de graanhandel. Het voorm. kantongerecht (Rijksstraatweg 2) is in 1882-'83 gebouwd naar een ontwerp van J.F. Metzelaar in neorenaissance-stijl. Woonhuizen. De fabrikant van baksteen en dakpannen D.J. van Wijk liet rond 1840 het gepleisterde blokvormige huis D.J. van Wijkstraat 8 bouwen. Het huis vertoont neoclasssicistische invloeden; de guirlandes van de voorgevel zijn rond 1970 aangebracht. {== afbeelding Geldermalsen, Kantongerecht==} {>>afbeelding<<} Het dwarse huis Kerkstraat 30 dateert in zijn huidige vorm uit circa 1860, maar heeft waarschijnlijk een oudere kern. De neorenaissance-winkelpui is uit circa 1890. Het rond 1875 op vierkante plattegrond gebouwde huis Herman Kuykstraat 1 heeft een gepleisterd souterrain, gepleisterde hoekpilasters en aan alle zijden een topgevel. De voorm. onderwijzerswoning Herman Kuykstraat 59 kwam rond 1890 tot stand. De in 1903 voor G. Murman gebouwde villa Bottesteyn (Van Dam van Isseltweg 2) vertoont chaletstijl- en neorenaissance-elementen. Het pand is tussen 1947 en 1985 als gemeentehuis in gebruik geweest. Eveneens uitgevoerd in een combinatie van chaletstijl- en neorenaisssance-kenmerken zijn de huizen Genteldijk 20 en Genteldijk 26 uit circa 1910. De villa Van Dam van Isseltweg 12 - met hoekrisaliet - is in 1912 tegen een oudere vloedschuur gebouwd. De bebouwing aan de westzijde van de Stationsweg dateert uit circa 1915-'20, zoals het markante huis Stationsweg 28 met expressionistische {== afbeelding Geldermalsen, Woonhuis Stationsweg 28==} {>>afbeelding<<} {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} vormen en gebogen dakvlakken met paraboolvormige steekkap aan de voorzijde. De in 1924 voor de gebroeders Witteveen opgetrokken villa Koppelsedijk 4 heeft een onregelmatige plattegrond en in hoogte en diepte verspringende geveldelen en dakvlakken naar ontwerp van H.F. Mertens. In opdracht van W.G. Lingebeek verrees in 1929 de L-vormige villa De Lingebeek (Koppelsedijk 2), naar een ontwerp van A.H. Wegerif. De tuin is ontworpen door tuinarchitect Copijn. In 1929 maakte Wegerif het ontwerp voor Rijksstraatweg 32, een notariskantoor met woning. Het tweelaags woongedeelte van dit hoekpand met ver overstekende schilddaken ligt onder een schuine hoek met het eenlaags kantoorgedeelte. Het hoekhuis Rijksstraatweg 32 is in 1938 gebouwd naar ontwerp van L. Verbeek. Uit dezelfde tijd dateert het huis Meidoornweg 4-6 in expressionistische vormen. Boerderijen. De gepleisterde voorm. hallenhuisboerderij De Hofstede (Herman Kuykstraat 72) stamt uit circa 1840 en heeft een dwars voorhuis en aan de achterzijde een dakoverstek. Andere voorm. hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn het gepleisterde Dwarsstraat 7 (1873) - met opkamer en kelder en mogelijk een oudere kern - en Willem de Zwijgerweg 96, met de jaartalankers ‘1909’. De ten zuidoosten van Geldermalsen gelegen boerderij Meersteeg 5 is een gepleisterde krukhuisboerderij met aangebouwd bakhuisje. De boerderij heeft mogelijk een 18de-eeuwse kern maar dateert in zijn huidige vorm uit circa 1865. De poldermolen Watermolenweg 8 is een grondzeiler, bestaande uit een met riet gedekte houten kap en achtkantige romp op een stenen onderbouw met ijzeren scheprad. De molen is in 1772 gebouwd en gerestaureerd in 1970. De windmolen ‘De Bouwing’ (Rijksstraatweg 33) is een ronde bakstenen beltkorenmolen voorzien van een met riet gedekte houten kap. De in 1848 gebouwde molen is in 1927 en in 1977 gerestaureerd. De voorm. halteplaats van de postkoets (Trichtse Voetpad 1-3), een gepleisterd pand met lagere haakse zijvleugels, is in 1870 gebouwd en na 1886 een tijd lang bij de Staatsspoorwegen in gebruik geweest. Het station (Genteldijk 5), gebouwd in 1886 ter vervanging van een voorganger uit 1868, is een eilandstation met op het perron twee gebouwen in neorenaissance-vormen. De in 1888 verlengde perronoverkapping bestaat uit Polonceauspanten op gietijzeren kolommen, gegoten door de firma L.J. Enthoven. Van de stalen voetgangersluchtbrug uit 1888 resteert het gedeelte naar de achterzijde van het station. De Alg. begraafplaats (bij D.J. van Wijkstraat 6), aangelegd rond 1827, heeft natuurstenen hekposten voorzien van dichtregels. Op de kleine begraafplaats ligt een groot aantal notabelen begraven, waaronder enkele burgemeesters en E.W. van Dam van Isselt (†1860). Opvallend zijn enkele grafkelders en een natuurstenen obelisk uit 1868. Gellicum (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Langs de Lingedijk en haaks daarop, kwam een gestrekt esdorp tot ontwikkeling. De R.K. kerk O.L.V. Geboorte (Kerkweg 5) is een tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor, sacristie en een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De toren {== afbeelding Gellicum, R.K. kerk O.L.V. Geboorte en Rechthuis==} {>>afbeelding<<} verrees begin 13de eeuw en is waarschijnlijk in de tweede helft van de 15de eeuw verhoogd. Het huidige schip kwam mogelijk in de 14de eeuw tot stand en kreeg in de tweede helft van de 15de eeuw een noordbeuk en een nieuw koor; de sacristie is begin 16de eeuw toegevoegd. De kerk is in 1871 onder leiding van A. Tepe ommetseld en in 1979-'81 gerestaureerd onder leiding van N.C.G.M. van de Rijt. Het interieur wordt gedekt door een gestukadoord tongewelf uit 1835 (middenschip), kruisribgewelven (noordbeuk) en een houten spitstongewelf (koor). De kerk bevat een neogotische inventaris afkomstig van atelier Mengelberg. De pastorie (Kerkweg 4), een blokvormig pand uit circa 1898 met siermetselwerk, is gebouwd ter plaatse van het gesloopte kasteel Gellicum. De Herv. kerk (Lingedijk 59) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een dakruiter met spits en een lagere, aangebouwde consistorie. De evenwijdig aan de dijk gelegen kerk is in 1929 gebouwd ter vervanging van een door brand verwoeste voorganger uit 1823. Het voorm. rechthuis (Kerkweg 5) is rond 1630 gebouwd tegen de westgevel van de toren van de R.K. kerk. Het gebouw heeft een naar drie zijden geopend, overwelfd portaal. In de voorgevel zijn de wapens van de families Van Boetzelaer en Tengnagell aangebracht. Woonhuizen. Uit circa 1865 dateren het dwarse huis Vlietskant 8, met lage verdieping, en Vlietskant 7, een eenlaags diep dubbel woonhuis met aangebouwde, deels gepotdekselde stal en op het erf twee schuren. Boerderijen. In het dorp staan enkele hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis. Het Groene Paard (Lingedijk 7) uit 1730 ontleent zijn naam aan de in de vorm van een paard geknipte taxus vóór de boerderij. Uit circa 1895 dateert de boerderij Vlietskant 9. Gendringen Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een rivierduin van de Oude IJssel. In de 14de eeuw kreeg het muntrecht, maar van een ontwikkeling tot stad is het niet gekomen. In 1444 zijn de versterkingen {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Gendringen, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} gesloopt en ging de heerlijkheid behoren tot het graafschap Bergh. Een grote brand verwoestte het dorp in 1830. Na de oorlog is er veel gesloopt, waaronder in 1971 de Bringenborg (1632). De Herv. kerk (Grotestraat 28) is een brede gepleisterde zaalkerk met een ingebouwde toren van twee geledingen met achtkantige naaldspits. De neoclassicistische kerk verrees in 1835 ter plaatse van een in 1830 door brand verwoeste middeleeuwse voorganger. De eveneens neoclassicistische toren, met gedeeltelijk 15de-eeuwse kern, kwam in 1879 tot stand en was een geschenk van J.B. Breukink en J.E. Hesselink. Het orgel is gebouwd door J.D. Nolting (1840). De R.K. St.-Martinuskerk (Pastoor Wijfkerstraat 2) is een driebeukige neogotische hallenkerk met een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. De kerk verrees in 1895-'96 naar plannen van A. Tepe. Tot de inventaris behoren kruiswegstaties door H.J.P. Hanau (1896) en een neogotisch hoofdaltaar door J.H. Brom (1901). De voorm. openbare lagere school (Grotestraat 60) is in 1868 gebouwd als vierklassige gangschool met neoclassicistische details. Het voorm. douanekantoor (Anholtseweg 78) is een eenlaags T-vormig pand met neorenaissance-elementen, gebouwd in 1911 naar plannen van het bureau van rijksbouwmeester C.H. Peters. Woonhuizen. Van het verdwenen landhuis De Wildt (Anholtseweg 55) resteren twee met frontons en bekronende bollen afgedekte hekpijlers uit de late 18de eeuw. Het eenlaags landhuis Engbergen (Engbergseweg 4) werd in 1855 gebouwd voor J.H.F. Rogge. De toegangsweg wordt gemarkeerd door twee grenspalen met bekronende bol. De statige neoclassicistische Villa Louise (Anholtseweg 41-41a) dateert uit circa 1860. Tandem (Anholtseweg 47), een rijzig herenhuis annex kantoor, verrees in 1890 in chaletstijl, mogelijk naar ontwerp van L.E. Claus. Netterden. Dorp gelegen ten zuidwesten van Gendringen. Een brand verwoestte het dorp in 1868. De R.K. St.-Walburgiskerk (Walburgisplein 1) is een driebeukige neogotische pseudobasiliek met een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De oorspronkelijk eenbeukige 15de-eeuwse kerk werd in 1875-'76 naar plannen van P.J.H. Cuypers uitgebreid tot zijn huidige vorm, waarbij de toren werd ommetseld. De kerk bevat een in Antwerpen gemaakt altaarretabel met Piëta-groep (circa 1525). De overige inventaris is vervaardigd door atelier Cuypers-Stoltzenburg. De wandschilderingen zijn van vader en zoon J. Lücker (1882-'85). Het kerkhof bevat een baarhuisje annex kruiskapel, dat vermoedelijk ook door Cuypers is ontworpen. De pastorie (Walburgisplein 3) is een fors herenhuis uit 1856, naar plannen van A. te Wiel. Hij zal ook het ontwerp hebben gemaakt voor de neoclassicistische tweeklassige openbare lagere school (bij Emmerikseweg 2) uit 1868. De bijbehorende onderwijzerswoning (Walburgisplein 2) stamt uit 1872. Gendt Kleine stad, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. De nederzetting kreeg in 1233 stadsrechten maar een stedelijke ontwikkeling heeft zich niet doorgezet. In de 19de-eeuw concentreerde de bebouwing zich rond de Herv. kerk. Een groot deel van de dorpskern is in de Tweede Wereldoorlog verwoest. {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} Na de oorlog is Gendt in noordelijke en westelijk richting uitgebreid. De Herv./Geref. kerk (Torenlaan 14), oorspronkelijk gewijd aan St. Martinus, bestaat uit een 14de-eeuwse toren van twee geledingen met ingesnoerde spits en een 15de-eeuws, driezijdig gesloten koor. Het tussenliggende romaanse driebeukige schip met dwarsarm werd in 1844 gesloopt, maar de funderingen hiervan zijn tot boven het maaiveld opgemetseld bij de restauratie in 1958-'66. Bij die restauratie, naar plannen van Ch. Estourgie, zijn het portaal en de consistorie aan het koor toegevoegd. In de toren hangt een door Peter van Trier en Johan Philipsen gegoten klok (1638). De R.K. St.-Martinuskerk (Nijmeegsestraat 4) is een driebeukige basiliek met driezijdige apsis, lage dwarsbeuk, vieringtoren, aangebouwd baptisterium en een opzij geplaatste toren van twee geledingen. De kerk is in 1951-'52 gebouwd in traditionalistische vormen naar ontwerp van Joh.H. Sluijmer ter vervanging van een in 1944 verwoeste voorganger uit 1906. De toren is in 1959-'60 voltooid. De poorttoren bij Huis Poelwijk (Poelwijklaan 1) is een 15de-eeuws vierkant bouwwerk met tentdak, dat later tot woontoren is verbouwd. Onder leiding van M.J.J. van Beveren is de toren in 1940 gerestaureerd; de zware oorlogsschade is in 1959-'60 hersteld. Het interieur bevat een gotische schouw en een 18de-eeuwse schouw met rondom onder meer geschilderde allegorische figuren. Van het Huis Poelwijk zijn verder slechts enkele 13de-eeuwse en jongere fundamenten bekend. In 1864 is naast de poorttoren een gepleisterde hallenhuisboerderij met dwars voorhuis gebouwd. Gorssel Dorp, ontstaan op een dekzandrug aan de weg van Deventer naar Zutphen en voor het eerst vermeld in 1253. Mede door de komst van de stoomtram Deventer-Emmerik in 1926 werd Gorssel een forensendorp, een ontwikkeling die zich na de Tweede Wereldoorlog doorzette. De Herv. kerk (bij Hoofdstraat 25) is een zaalkerk voorzien van een toren van drie geledingen met ingesnoerde {== afbeelding Gorssel, Tramstation (1995)==} {>>afbeelding<<} naaldspits. De gotische toren verrees in de 15de eeuw en kreeg in 1632 een verhoging. Daarin hangen twee klokken, de ene van Geert van Wou (1498), de andere van Hendrick ter Horst (1638). De kerk is in 1926 herbouwd en na verwoesting in 1945 opnieuw naar plannen van A.J. van der Steur. Inwendig bevindt zich een door C.F.A. Naber gebouwd orgel (1862). Het raadhuis (Hoofdstraat 28) is gebouwd in 1912-'14 in ‘Um 1800’-stijl naar plannen van A.J. Jansen. Het op een landhuis gelijkende pand is in 1939 en in 1986-'87 uitgebreid. Woonhuizen. Het neoclassicistische eenlaags huis Hoofdstraat 16 dateert uit 1863; de brandweerkazerne is rond 1920 aangebouwd. Hoofdstraat 30 is een neoclassicistisch woonhuis uit circa 1885. Rijkere 20ste-eeuwse woonhuizen zijn de villa Zonnekamp (Hoofdstraat 2), met chalet-elementen, en Hoofdstraat 43, beide uit circa 1910, en Zutphenseweg 20 (circa 1930). De Deventer banketbakker Nieuwenhuis liet rond 1920 de recreatiewoning 't Kuiken (Joppelaan 57) bouwen, met expressionistische details en een portico met zuilen. Uit dezelfde tijd is het uit Noorwegen afkomstige houten prefabhuis Molenweg 57. Naar plannen van A.J. Jansen kwam rond 1925 het expressionistische woonhuis Zutphenseweg 13 tot stand. De voorm. windmolen (Gorsselse Enkweg 2) is de romp van een ronde stenen grondzeiler uit circa 1870. Tussen de molen en de even oude molenaarswoning verrees rond 1915 een korenmaalderij, waarna men de molen van zijn kap heeft beroofd en tot pakhuis ingericht. Het voorm. tramstation (Van de Capellenlaan 4) van de Tramweg Maatschappij Zutphen-Emmerik dateert uit 1926, toen de lijn naar Deventer werd doorgetrokken. Het heeft een in chaletstijl uitgevoerde overkapping en deed als station dienst tot 1949. De Alg. begraafplaats (Gorsselse Enkweg 1) heeft een baarhuisje uit circa 1860 en een centraal gelegen deel met grafkelders van onder meer Huize Dorth en de op landhuis 't Joppe overleden A. Brandts (†1862). Epse. Dorp gelegen ten noorden van Gorssel. De voorm. openbare lagere school (Lochemseweg 32) is rond 1905 gebouwd als een tweeklassige middengangschool. Voorbeelden van 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen zijn Waterdijk 1, 't Kippe (Deventerweg 55) uit 1852 en Deventerweg 59 uit 1880. De boerderij Deventerweg 92 kreeg rond 1900 een nieuw voorhuis in chalet-stijl. Groenlo Kleine stad, ontstaan op de dekzandgronden van het Oost-Nederlands Plateau aan de Grolse Slinge en de hessenweg van Deventer naar Borken. De in 1188 voor het eerst vermelde nederzetting kreeg in 1277 stadsrechten. Reinald II liet de stad in 1327-'41 ommuren en voorzien van drie stadspoorten (alle afgebroken in 1829). In 1548-'55 werd naar ontwerp van Marcelis Keldermans een vijfhoekige omwalling aangelegd. Groenlo was een belangrijke grensvesting, die achtereenvolgens werd ingenomen door Maurits (1597), Spinola (1606) en Frederik Hendrik (1627). De Spanjaarden moderniseerden de vesting tot een zeshoek met bastions. De Spaanse bezetting had verder tot gevolg dat Groenlo overwegend katholiek bleef. Na de inname door Münsterse troepen in 1672, werd de vesting gedeeltelijk geslecht, maar de vestingstatus is pas in 1878 opgeheven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog ontstonden aan de westzijde van Groenlo nieuwbouwwijken. De Groenlose brouwerij ‘De Klok’ - opgericht in 1850 en in 1876 verplaatst naar de Eibergseweg - kreeg na de fusie in 1922 met de Enschedese bierbrouwerij Grolsch-bier als belangrijkste produkt. De Herv. kerk (Mattelierstraat 5), {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} oorspronkelijk gewijd aan St. Calixtus, is een forse laat-gotische pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met bescheiden achtkante lantaarn. De gedeeltelijk in tufsteen opgetrokken toren was in 1371 nog in aanbouw. Het koor en de noordelijke zijkapel dateren uit het derde kwart van de 15de eeuw; het ruime schip en de langs de toren doorgetrokken zijbeuken zijn vroeg-16de-eeuws. In de toren hangt een klok van de gebroeders Edelbrock (1837). Na de oorlogsschade van 1945 volgde in 1946-'54 een ingrijpende restauratie naar plannen van J. Jans. Daarbij werd ook de in 1836 door blikseminslag vernielde torenspits herbouwd. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, die voor een groot deel bij de restauratie zijn vernieuwd. De in Baumberger steen uitgevoerde kraag- en sluitstenen hebben figuratief beeldhouwwerk. In het koor bevinden zich muurschilderingen met apostelen (eerste helft 16de eeuw). De inventaris bevat: een romaans doopvont in Bentheimer steen, fragmenten van een laat-gotisch koorgestoelte (circa 1500), een grafzerk van Nicolaus Boringer van Lunhorst (†1638) en een preekstoel uit circa 1820. Het kerkhof heeft enkele belangrijke 19de-eeuwse graftekens, waaronder die voor L. Lasonder (†1880) en het obeliskvormige gietijzeren grafmonument voor mevrouw E.M. van Distel-Le Normand (†1835). De R.K. St.-Calixtuskerk (Kerkstraat 8) is een forse driebeukige neogotische kruisbasiliek met vijfbeukig koor, zijkapellen en een hoge toren van drie geledingen met balustrade en achtkante naaldspits met topkoepeltje. De kerk verrees in 1907-'08 naar plannen van J.Th.J. Cuypers en J. Stuyt ter plaatse van een kerk uit 1784. Het interieur wordt gedekt door net- en stergewelven met lage aanzetten. Tot de inventaris behoren: een door de gebroeders Gradussen gebouwd orgel (1877; 1942 uitgebreid), een neogotisch hoofdaltaar (1909), een communiebank van O. Mengelberg (1920) - in 1993 verbouwd tot altaartafel - en een preekstoel van atelier Brom (1929). De gebrandschilderde ramen zijn gemaakt door O. Mengelberg (1909-'14), J. Colette (1925-'35) en G. ten Horn (1952). Van J. Colette zijn {== afbeelding Groenlo, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} ook de interieurschilderingen (1927-'32). Het voorm. Liefdesgesticht St. Joseph (Nieuwstad 16) van de zusters van Roosendael verrees in 1846 als een gepleisterd U-vormig gebouw. In 1888 voegde men een weeshuis met neogotische traptoren toe. Daarna volgde nog de bouw van een forse meisjesschool (1923), een nieuw kloostergebouw met kapel (1932) en een huishoudschool (1933); deze gebouwen zijn uitgevoerd in traditionalistische vormen. Sinds 1994 is het complex in gebruik als Graafschap college. Het raadhuis (Mattelierstraat 2) is een rijzig, gepleisterd pand met souterrain, bordes en dakruiter, gebouwd in 1874-'75 in eclectische vormen ter plaatse van een 17de-eeuwse voorganger. De uitbreiding aan de achterzijde is van 1977-'79. Het postkantoor (Markt 4-6) is een fors T-vormig gebouw uit 1904-'08, ontworpen door C.H. Peters in voor hem kenmerkende, op de neogotiek geënte vormen. Het kantongerecht (Maliebaan 8) verrees in 1907-'08 in neoclassicistische vormen met jugendstil-details naar plannen van W.C. Metzelaar. Woonhuizen. Achter de jongere woonhuisgevels in de belangrijkste straten bevinden zich nog enkele resten van hoogwandige vakwerkhuizen en -achterbouwen. Een oude bouwsubstantie hebben waarschijnlijk Beltrumsestraat 2-6 en Kevelderstraat 13 en 15. De achtergevel met gezwenkte contouren van het huis D'Angang (Notenboomstraat 18) dateert uit circa 1650. Mattelierstraat 6 heeft een 17de-eeuwse kern met gebinten en vakwerk en een 18de-eeuwse gevel. Mogelijk 17de-eeuws is ook de kern van het gepleisterde dwarse huis Nieuwestraat 20. De keistoep is gedateerd ‘1709’ en boven de ingang uit 1760 bevindt zich het alliantiewapen van de families Basten en Asbeck. Statige neoclassicistische panden zijn Lepelstraat 21 (circa 1840) en Huys De Polvertoren (Beltrumsestraat 42) uit circa 1870. Het wit gepleisterde neoclassicistische huis Vredenhof (Winterswijkseweg 1) werd gebouwd in 1829 voor J.F. Meyers en kort na 1880 verbouwd voor de familie Lasonder. Eclectisch van vorm en gebouwd rond 1870 zijn het eenlaagspand Lievelderstraat 48 en de gepleisterde herenhuizen Lievelderstraat 49, Beltrumsestraat 16, Markt 7 en Notenboomstraat 20-22. De notariswoning Welgelegen (Ruurloseweg 1) kwam in 1890 tot stand, vermoedelijk naar plannen van A.R. Witkop. In chaletstijl uitgevoerd zijn Borculoseweg 13 (circa 1900) en de villa De Linde (Winterswijkseweg 26) uit 1907, gebouwd voor de gerechtsdeurwaarder. {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Jugendstil-details vertonen de voorm. pastorie Mattelierstraat 19 uit 1904, naar plannen van J.D. Gantvoort en A.J. Sneek, het woon- en winkelpand Beltrumsestraat 26-28 uit circa 1907 (met vroege cementpannen), het dubbele woonhuis Nieuwstad 3-5 (circa 1910) en Banninghof (Ruurloseweg 59) uit 1916, gebouwd voor C. en A. Boudier. Goede voorbeelden van villa's in ‘Um 1800’-stijl zijn Adriana (Eibergseweg 1) uit 1909 voor de familie De Groen, eigenaars van de Grolschbrouwerij, en Huize Grol (Ruurloseweg 11) uit 1916-'17 voor burgemeester T.J.A. Kraakman. De boerderij Notenboomstraat 15, een hoogwandige vakwerkboerderij met houten voorschot uit de 17de eeuw, biedt onderdak aan het Grols museum. De niendeurboog met opschrift uit 1623 is afkomstig van een boerderij uit de Lievelderstraat. Vestingwerken. Van de 17de-eeuwse omwalling met bastions resteren delen van de gracht en aan de noordzijde één ravelijn. Aan de zuidzijde bevindt zich de laat-19de-eeuwse theekoepel ‘Pomona’ (bij Marhulzenweg 2) met aan de straat een 18de-eeuwse hek. Dit van de ridderhofstede Meerdervoort te Zwijndrecht (ZH) afkomstige hek is hier in 1958 geplaatst. Het voorm. station (Stationslaan 11-13), gebouwd in 1883 voor de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij, is een eenvoudig neoclassicistisch {== afbeelding Groenlo, Boerderij Notenboomstraat 15==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Groenlo, Stoomhoutzagerij firma J. Nahuis, interieur (1993)==} {>>afbeelding<<} gebouw, dat in 1916 een extra wachtkamer kreeg. Het station deed tot 1937 dienst. De stoomhoutzagerij ‘firma J. Nahuis’ (Winterswijkseweg 47) is een klein fabriekscomplex met sheddaken en een houten zaaggebouw uit 1900. Van de modernisering van de handzagerij in 1915 dateren de stoomketel (Machinefabriek Breda) en de schoorsteen. Het trafohuisje (Boompjeswal 2) verrees rond 1925, waarschijnlijk naar plannen van G. Versteeg. Het heeft een opvallend gestreept patroon in gele baksteen. Begraafplaatsen. De Isr. begraafplaats (Canisiushof ong.) werd begin 19de eeuw gesticht tegen de voet van het talud van een bastion. De ommuring en uitbreiding tot een langwerpige begraafplaats met metaarhuisje dateren van 1587. De Oude Alg. begraafplaats (Halve Maanweg 1) heeft een baarhuisje in jugendstil-vormen en bevat het graf van de stichter van de begraafplaats E.H. Huijskes (†1910) en een grafkelder van de familie Lasonder. De R.K. begraafplaats (Lichtenvoordseweg 58) is voorzien van een baarhuisje uit circa 1920. Groesbeek Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de rand van een stuwwal bij het lagere bekken van het riviertje de Groesbeek. Het dorp kreeg in 1865 een station aan de lijn Nijmegen-Kleef. In de Tweede Wereldoorlog werd Groesbeek zwaar getroffen. Na de oorlog zijn uitbreidingen in zuidelijke en noordwestelijke richting tot stand gekomen. De Herv. kerk (Kerkstraat 6), voorheen gewijd aan St. Cosmas en St. Damianus, is een eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De toren is eind 14de eeuw gebouwd en heeft een laat-15de-eeuwse spits. Het laat-gotische koor dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw. Bij de restauratie van toren en koor in 1953-'54, onder leiding van A. van der Kloot, heeft men het 15de-eeuwse schip - dat in 1798 was verwoest - in pseudo-gotische vormen herbouwd op de oude fundamenten. Tevens is toen aan de noordzijde van het koor een consistorie toegevoegd. Het koor heeft inwendig een vlakke houten zoldering. Tot de inventaris behoren enkele 19de-eeuwse grafzerken en een gedenkteken voor de familie Verschuer (circa 1880). De R.K. St.-Cosmas en {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} Damianuskerk (Pannenstraat 1) heeft een driebeukige opzet in de vorm van een Grieks kruis, met een polygonale apsis en een ter zijde geplaatste, onvoltooide toren van twee geledingen met tentdak. Deze neoromaanse kerk verrees in 1920-'22 naar ontwerp van C. Franssen ter vervanging van een voorganger uit 1832-'33. Het interieur wordt gedekt door een koepelgewelf (viering) en graatgewelven. De klok in het vieringtorentje is gegoten door Henricus van Trier (1648). De naastgelegen pastorie (Kloosterstraat 2) is in 1920-'22 gebouwd naar ontwerp van C. Franssen. Het voorm. Liefdesgesticht van de zusters van Liefde (Hollands Klooster 1-6) is een gepleisterd eclectisch pand met drie vleugels voorzien van topgevels. Het middendeel werd in 1853-'54 gebouwd naar ontwerp van H.J. van den Brink en bevatte het klooster en de St.-Josephschool. De twee zijvleugels, waarin Huize St. Joseph voor bejaarde vrouwen werd gevestigd, kwamen in 1866 tot stand en de neogotische kapel in 1897. Thans zijn in het complex wooneenheden ondergebracht. Het voorm. R.K. sanatorium ‘Dekkerswald’ (Nijmeegsebaan 31), thans Medisch Centrum Dekkerswald, is in 1911-'13 gebouwd naar ontwerp van Ed. Cuypers. Het deels gepleisterde hoofdgebouw wordt geflankeerd door zijvleugels met hoger opgetrokken middenrisalieten en is in 1929 met een verdieping verhoogd naar ontwerp van A. van Geyn. Tot het complex behoort de in 1918 gebouwde St.-Antonius van Paduakapel, een zaalkerk met lager, smaller koor, dakruiter en portaal. De kapel bevat een mozaïek van het Laatste Avondmaal (1921) naar ontwerp van P. Gerrits. Op het terrein staan verder een draaibare, houten lighal (circa 1913) en een nachtportiershuisje (circa 1920). De twee wit geschilderde dienstwoningen Nijmeegsebaan 19 en 41 uit circa 1930 zijn mogelijk door A. van Geyn ontworpen. Het voorm. raadhuis (Dorpsstraat 31) is in 1943 in zijn huidige vorm ontstaan door ingrijpende verbouwing van een voorm. postkantoor uit 1912. Het ontwerp met invloeden van de Delftse School is van P. Leenders. Woonhuizen. Het in chaletstijl opgetrokken pand Knapheideweg 2 is de voorm. koetsierswoning van het landgoed De Wolfsberg en is rond 1860 gebouwd in opdracht van de familie Rijnbende. De wit geschilderde Villa Rhäta (Postweg 11), met koetshuis en dienstwoning, verrees rond 1886 in opdracht van jhr. De Marees van Swinderen - eveneens in chaletstijl. Ook de villa Vogel Sangh (Zevenheuvelenweg 3) uit circa 1900 vertoont chaletstijlelementen. Neorenaissance-elementen heeft het huis Bosstraat 7 uit circa 1900. Het dubbele woonhuis Houtlaan 12-14 is in 1925 ontworpen door architect Verbeeten. Het circa 1928 in opdracht van P.J.M. van Stokkum als zomerhuis gebouwde pand Panoramaberg 1 vertoont expressionistische elementen. Windmolen ‘De Zuidmolen’ (Herwendaalseweg 1) is een ronde bakstenen beltmolen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De in 1857 gebouwde korenmolen is in 1976 gerestaureerd. Het trafohuisje (bij Molenweg 8) dateert uit circa 1922 en heeft zakelijkexpressionistische vormen, waarschijnlijk naar ontwerp van G. Versteeg sr. De Heilig Landstichting (Profetenlaan 2), gelegen ten noordwesten {== afbeelding Heilig Landstichting bij Groesbeek, Cenakelkerk (1981)==} {>>afbeelding<<} van Groesbeek, aan de rand van Nijmegen, is in 1911 opgericht door kapelaan A. Suys met als doel het bevorderen van de kennis over Palestina en het leven van Christus. Architect Jan Stuyt en de beeldend kunstenaar, later conservator, P. Gerrits ontwierpen en decoreerden tussen 1913 en 1952 een verzameling aan de bijbelse geschiedenis ontleende gebouwen en objecten in oosterse stijl. De rondgang over het terrein begint bij de Heilig Hartbasiliek (1932-'36). Van deze groots opgezette centraalbouw zijn alleen het atrium en een deel van het schip voltooid. De rondgang volgt het leven van Christus en leidt onder meer langs het dorp Nazareth (1916-'18), een tollenaarswoning (1924), een Oosterse herberg (1923), het paleis van Pilatus (1930-40), een aantal in reliëf en mozaïek uitgevoerde kruiswegstaties (1916-31), een in beton uitgevoerde Kruisberg met Heilig Graf (1915-'28) en de Hemelvaartskoepel (1916). Eindpunt van de rondgang is de Cenakelkerk (Mgr. Suysplein 3), gewijd aan St. Anthonius van Padua. Deze gepleisterde kerk verrees in 1913-'15 naar ontwerp van J. Stuyt (geassisteerd door Jos. Margry) en bestaat uit een voorportaal geflankeerd door ranke torens, een voorschip met zijkapellen, een achtzijdige centraalbouw met cirkelvormige kapellen en een koor met nevenruimtes en halfronde apsis. In de loggia boven het portaal bevindt zich {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Heilig Landstichting bij Groesbeek, trafohuisje==} {>>afbeelding<<} een mozaïek met een voorstelling van het Laatste Avondmaal. De centraalbouw wordt gedekt door een groot koepelgewelf in gewapend beton - één van de eerste in dat formaat in Nederland -, naar technisch ontwerp van J.G. Wiebenga van de firma Stulemeyer. Het interieur bevat mozaïeken en schilderingen naar ontwerp van P. Gerrits (1921-'32). Uit dezelfde tijd als de kerk zijn de pastorie ‘Sion’ (Mgr. Suysplein 1) en de begraafplaats (bij Mgr. Suysplein 4) met onregelmatig gevormde, laag ommuurde graftuintjes en landschappelijke aanleg. Tot het complex behoorden verder onder meer het voorm. klooster, later tevens pelgrimshuis, Casa Nova (Mgr. Suysplein 5; 1913-'15 en circa 1922), een poortgebouw met woning (Profetenlaan 15; 1916), het voorm. klooster Stella Matutina (Mgr. Suyslaan 4; 1922-'23) en een trafohuisje (tegenover Profetenlaan 1a; 1916). Deze gepleisterde panden zijn opgebouwd uit verspringende blokvormige bouwdelen met platte daken en koepelvormen; een aantal heeft een fries van okergele en zwarte tegels in blokpatroon. De meeste van deze gebouwen maken inmiddels geen deel meer uit van het huidige Bijbels Openluchtmuseum. De R.K. St.-Antonius van Paduakerk van Breedeweg (Bredeweg 70), gelegen ten zuiden van Groesbeek, is een driebeukige basiliek met halfronde apsis en baptisterium. Tegen de pseudobasilicale noordbeuk staan een toren van twee geledingen met zadeldak en twee portalen. De kerk is in 1949 in de traditionalistische vormen van de Delftse school gebouwd naar ontwerp van J.G. Deur en C. Pouderoyen, ter vervanging van een in 1944 verwoeste voorganger uit 1935. De toren kwam in 1953-'54 gereed. De pastorie (St.-Antoniusweg 2) dateert evenals de kerk uit 1949. De R.K. kerk Goddelijk Hart van Jesus van De Horst (Ketelstraat 1), gelegen te oosten van Groesbeek, is een wit geschilderde driebeukige basiliek met voorportaal, baptisterium en een terzijde geplaatste toren van twee geledingen met tentdak. De kerk is in 1951-'52 gebouwd in de trant van de Bossche School naar een ontwerp van N. van der Laan, ter vervanging van een in 1944 verwoeste voorganger uit 1927-'28. De muurschilderingen en de gebrandschilderde ramen uit 1952 zijn ontworpen door L. Simon. De niet geschilderde pastorie (Ketelstraat 3) is gelijktijdig met de kerk gebouwd. Groessen (gemeente Duiven) Dorp, ontstaan op een oeverwal van de Rijn en voor het eerst genoemd in 838. Door de vestiging van het St.-Antoniusgesticht groeide het na 1906 uit tot een compact dorp. {== afbeelding Groessen, R.K. St.-Andreaskerk==} {>>afbeelding<<} De R.K. St.-Andreaskerk (Dorpstraat 7) is een driebeukige pseudobasiliek met transept, lage vieringstoren, kort driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De romaanse tufstenen toren uit de eerste helft van de 12de eeuw heeft een rijke geleding in de vorm van rondboogfriezen en lisenen voorzien van geprofileerde kop- en voetlijsten. In de toren hangt een door Gerhart Schimmel gegoten klok (1692). Het huidige, met tufsteen beklede schip in laat-goti- {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} sche vormen kwam rond 1500 tot stand. Het monumentale transept en het koor verrezen in 1923-'33 naar plannen van H.W. Valk in traditionalistische vormen, ter vervanging van een koorpartij uit 1891 ter plaatse van het gotische koor. De kerk is in 1991-'92 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, die rusten op kraagstenen met mannen- en vrouwenfiguren. Tot de inventaris behoren een gotisch doopvont (15de eeuw), enkele laat-gotische beelden en een grafzerk voor Herman van den Loo (†1569). De omtuining van het doopvont, vermoedelijk oorspronkelijk deel van een orgelgalerij, stamt uit de vroege 18de eeuw. De Beerenclaauw (Beerenclaauwstraat 8) is een voorm. havezate, waarvan de kelders en mogelijk delen van het opgaande werk uit de late middeleeuwen dateren. Rijswijk (Rijswijksestraat 2) is een voorm. havezate, waarvan het L-vormige huis nog balkenzolders en kaponderdelen uit de 16de eeuw bevat. Van de voorm. windmolen ‘De Welvaart’ (Achtergaardsestraat 17) resteert de romp. Deze in 1852 voor B. Berendsen gebouwde stellingkorenmolen dient als graansilo voor de naastgelegen maalderij. Dorpsstraat 41 is een andere karakteristieke laat-19de-eeuwse maalderij. Haaften (gemeente Neerijnen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Het gestrekte esdorp, met de Dreef als hoofdstraat, wordt aan drie zijden door de Waaldijk omgeven. Na de Tweede Wereldoorlog is Haaften sterk in noordelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Waalbandijk 291) is een driezijdig gesloten zaalkerk met een ingebouwde toren van drie geledingen met hoektorentjes en ingesnoerde spits. De kerk verrees in 1851 naar ontwerp van A.M.A. Gulden in de vormen van de Willem II-gotiek. In de toren hangt een door Gilis Wibrans gegoten klok (1702). Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. Het voorm. raadhuis (Koningsstraat 15-17) uit 1882 is een eenvoudig blokvormig {== afbeelding Hellouw bij Haaften, Boerderij Waalbandijk 115==} {>>afbeelding<<} pand met neoclassicistische kenmerken waarnaast de voorm. brandweerkazerne ligt. Kasteel Goudenstein (bij Dreef 7). Van dit in 1672 verwoeste middeleeuwse kasteel resteren een ronde hoektoren met spits en restanten van twee aansluitende muren. De onderbouw van de toren is vroeg 14de-eeuws, de bovenbouw dateert uit circa 1500. Boerderijen. Uit circa 1870 dateert de hallenhuisboerderij De Twee Linden (Herenstraat 7) met dwars voorhuis en aan de achterzijde een dakoverstek. Goudenstein (Dreef 1) is een vergelijkbare boerderij uit 1908. De windmolen ‘De Blauwe Reiger’ (Waalbandijk 251) is een deels gepleisterde ronde stenen stellingkorenmolen uit 1856, voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De muziektent (bij Molenstraat 44) is een achtzijdig, aan alle zijden open, bouwwerk met tentdak uit 1921. Hellouw. Dit dorp ten noordwesten van Haaften is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een smalle zandrug. Tegen de dijk staat de in 1822 gebouwde Herv. kerk (Waalbandijk 57), een eenvoudige zaalkerk voorzien van een houten dakruiter met ingesnoerde spits. De pastorie is in 1860 aangebouwd. Aardige boerderijen in het dorp zijn de gepleisterde dijkboerderij Waalbandijk 115 (circa 1800), met dichtgezet dakoverstek aan de achterzijde, en Korfgraaf 29 (1899), een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis. Ten noordwesten van Hellouw staan twee poldermolens, te weten ‘De Voorste Hellouwse Molen’ (Zeek 5) en ‘De Achterste Hellouwse Molen’ (Zeek 6). Deze wipmolens uit respectievelijk 1803 en 1864 zijn beide {== afbeelding Hellouw bij Haaften, Voorste Hellouwse Molen==} {>>afbeelding<<} gebouwd ter plaatse van een door brand verwoeste voorganger. De molens hebben een ijzeren scheprad en een taps toelopende vierkante houten onderbouw met woning met daarop de houten kast. Harderwijk Stad, ontstaan op de noordelijke oeverwal van de, inmiddels verdwenen, Stadsbeek. De nederzetting kreeg stadsrechten in 1231 en was eind 13de eeuw ommuurd. Het oudste deel van de stad bevond zich aan weerszijden langs de Hoogstraat en de Groote Poortstraat. De ligging aan de Zuiderzee was van belang voor de economische bloei, gebaseerd op visserij en scheepvaart. De zee hield ook een bedreiging in; de stadsmuur aan de zeezijde fungeerde dan ook tevens als waterkering. Buiten de Luttekepoort lag de Selhorst, een uithof van het Utrechtse kapittel van St. Marie; hier stond de oudste parochiekerk. Rond 1315 kwam in zuidwestelijke richting een stadsuitleg tot stand. Hier werd een nieuwe parochiekerk gesticht; de huidige Grote kerk. Bij een tweede uitbreiding rond 1425 in noordelijke richting (Vischmarkt, Keizerstraat e.o.) kwam het Agnietenklooster binnen de stad te liggen. Aan het eind van de middeleeuwen had de stadsmuur drie landpoorten en twee zeepoorten. Daarvan resteert alleen {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Harderwijk, Binnenstad 1(Herv.) Grote Kerk (zie p. 184) 2Agnietenkapel (p. 185) 3St.-Catharinaklooster (p. 185) 4Fraterhuis (p. 185) 5Refugium 's-Heerenloo (p. 185) 6Synagoge (p. 186) 7Chr. Geref. kerk (p. 186) 8Burgerweeshuis (p. 186) 9Vischpoort (p. 186) 10Vanghenpoort (p. 186) 11Stadhuis (p. 186) 12Oranje Nassaukazerne (p. 186) 13Boekdrukkerij (p. 188) ==} {>>afbeelding<<} de Lagebrugge- of Vischpoort. Harderwijk werd in 1503 getroffen door een stadsbrand. Tijdens de Gelders-Bourgondische oorlogen liet Karel van Gelre in 1519 op de noordelijke punt van de stad de dwangburcht ‘Het Nieuwe Blokhuis’ bouwen, als tegenhanger van het 14de-eeuwse ‘Oude Blokhuis’ (Blokhuis) aan de zuidwestzijde. Na de sloop van de blokhuizen in 1580 volgde in 1586-'97 de aanleg van nieuwe vestingwerken naar ontwerp van Adriaan Anthonisz. In 1650-'51 legde men een nieuwe haven aan. In de Franse tijd werden de in Harderwijk gevestigde provinciale instellingen als de Munt (1584) en de Gelderse Academie (1648) opgeheven. Belangrijk voor de stad was de komst in 1815 van het Koloniaal Werfdepot - gevestigd in de verbouwde Munt - van waaruit de werving en uitzending van troepen naar Nederlands-Indië plaatsvond. De stad bleef sindsdien garnizoensstad. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was te Harderwijk een interneringskamp voor Belgische militairen ingericht. Na 1900 is de stad buiten de oude stadskern flink uitgebreid, eerst in de richting van het station in het zuidoosten en na de Tweede Wereldoorlog naar het oosten en het zuidwesten. Een belangrijke toeristische attractie is het in 1967 geopende Dolfinarium. De (Herv.) Grote Kerk (Kerkplein 1) [1], oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een driebeukige basilicale kruiskerk voorzien van een vijfzijdig gesloten hoogkoor met tienzijdige kooromgang en ondiepe zijkapellen. Het rijzige schip dateert uit de tweede helft van de 14de eeuw. Bij het instorten van de toren in 1797 ging een groot deel van het schip verloren; de twee resterende traveeën heeft men vervolgens - bekostigd door de familie Van Westervelt - afgesloten met een sobere bakstenen gevel. Deze gevel in Lodewijk XVI-stijl is voorzien van een portaal, pilasters met uitzwenkende basementen en een gezwenkte geveltop. Het transept en het koor met omgang en zijkapellen kwamen in het eerste kwart van de 15de eeuw tot stand in laat-gotische stijl. Bij een brand in 1503 werd de kerk zwaar beschadigd en gingen de kappen verloren. Achtereenvolgens werden het koor, het transept en het schip hersteld. Transept en koor kregen hierbij netgewelven. Blijkens de westelijke kruisingspijlers en de boogopeningen in het dwarspand heeft men de bedoeling gehad het oude schip te vervangen door een nieuw vijfbeukig schip of een driebeukig schip met zijkapellen. Tegen de zuidoostelijke koorkapel staat een voorm. sacristie met verdieping uit de bouwtijd, die in 1837 werd verbouwd en een aanbouw kreeg in vroege neogotische stijl. Aan de noordzijde bevindt zich een portaal uit 1869. De kerk is in 1975-'80 gerestaureerd. De gewelven zijn versierd met bijzonder rijke schilderingen uit 1560-'62, van de hand van Ewolt van Delft en diens dochter, met scènes uit het leven van Jezus, afgewisseld door voorstellingen uit het Oude Testament. Het hoogkoor heeft tussen de pijlers een gotische natuurstenen - ten dele in hout vernieuwde - afscheiding met spitsboognissen met {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Harderwijk, (Herv.) Grote of O.L. Vrouwekerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} driepastraceringen. Tot de inventaris behoren onder meer een door Jan de Wael en zijn zoon vervaardigde preekstoel (1614) met klankbord (1620) en een door de gebroeders Bätz gebouwd orgel (1826-'27). De voorm. Agnietenkapel (Vischmarkt 57a) [2] werd in de loop van de 15de eeuw gebouwd als onderdeel van het Agnietenklooster en in 1577 hersteld en ingericht als ‘Stads-Timmerhuys’. De kloostergebouwen heeft men in de loop van de tijd gesloopt. Sinds de restauratie in 1984 heeft het gebouw een horecafunctie. In de rechter zijgevel van het wit gepleisterde gebouw bevinden zich spitsboognissen. Het voorm. St.-Catharinaklooster (Klooster 1-7) [3] werd gesticht in de 15de eeuw door de zusters tertiarissen. Het complex bestaat uit een kerk en drie grotendeels wit gepleisterde kloostervleugels rond een binnenterrein. Na de secularisatie in 1580 kreeg het verschillende functies, waarvan de huisvesting van het Gymnasium (in 1648 verheven tot Gelderse Academie) de belangrijkste was. In de 19de eeuw was het complex ingericht als militair magazijn. De in 1502 gebouwde Catharinakerk is een eenbeukige dubbelkerk met dakruiter, driezijdig gesloten koor en een meerzijdige traptoren bekroond door een uivormige spits. Na de restauratie in 1912-'13, onder leiding van J.Th.J. Cuypers, {== afbeelding Harderwijk, St.-Catharinaklooster==} {>>afbeelding<<} diende het gebouw tot 1962 als R.K. kerk. Het interieur wordt deels gedekt door netgewelven en bevat een nonnengalerij met kruisribgewelven op slanke natuurstenen pilaren. De op de kerk aansluitende, ongepleisterde kloostervleugel met hoog zadeldak stamt waarschijnlijk uit het eerste kwart van de 16de eeuw. Bij een ingrijpende verbouwing in 1754 kreeg het aan de zijde van de Academiestraat een ingangspartij in Lodewijk XIV-stijl. Haaks op die straat staat een lagere, gepleisterde vleugel met aan het eind een gebouw met zadeldak tussen schoudergevels, dat in 1648 werd verbouwd tot twee professorenwoningen (Klooster 6-7). De gepleisterde, deels onderkelderde, zuidoostvleugel heeft een vroeg-19de-eeuwse uiterlijk, maar dateert in de kern waarschijnlijk uit de 15de eeuw. Het voorm. Fraterhuis (Straat van Sevenhuysen 4-8) [4], in 1441 gesticht, bestaat uit twee achter elkaar gelegen delen. Het meest westelijke deel is een laat-gotische, eenbeukige kapel. In de zijgevel bevindt zich boven de deur een steen met het opschrift: ‘Domus mea domus orationis vocabitur.’ Het gebouw werd rond 1586 ingericht als pesthuis en later verbouwd tot woningen. Bij de laatste restauratie in 1978 is het oorspronkelijke uiterlijk grotendeels gereconstrueerd. Het voorm. refugium 's-Heerenloo (tegenover Academiestraat 14) [5] werd gesticht rond 1550 door de johannieters {== afbeelding Harderwijk, Linnaeustorentje==} {>>afbeelding<<} {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} van de commanderij van St. Jan in 's-Heerenloo (Ermelo). Na de Reformatie diende het refugium als aula van de Academie. Van het gebouw resteert het zogeheten Linnaeustorentje uit 1570, een laat-gotische achthoekige traptoren voorzien van nissen met accoladebogen en een ui-vormige spits. In een nis bevindt zich een 19de-eeuws borstbeeld van Linnaeus, die in 1735 in Harderwijk promoveerde. Bij de academie behoorde tot 1806 de nu gereconstrueerde Hortus met bijzondere Ginko-boom. Naast het torentje bevindt zich een poortje met fronton uit 1576, afkomstig van het refugium. Ook het mogelijk 16de-eeuwse huis aan de Hortus zal deel hebben uitgemaakt van het refugium. Het diende in de 18de eeuw als snijkamer en werd in 1976 gerestaureerd. De voorm. synagoge (Jodenkerksteeg 1) [6] is een in 1839-'40 opgetrokken zaalgebouw met eenvoudige in- en uitgezwenkte voorgevel en spitsboogvensters. De voorm. Chr. Geref. kerk (Hoogstraat 38) [7] werd in 1906 ingericht in een zijvleugel van een woonhuis. Het gepleisterde pand dateert in opzet uit de 18de eeuw of eerder. De spitsboogvensters aan de Vleeshouwersteeg herinneren aan het gebruik als kerk. De (Geref.) Plantagekerk (Stationslaan 136) is een kruiskerk met aangebouwde consistorie en kerkeraadskamer en een slanke toren van twee geledingen met vierzijdige spits. De in zakelijk-expressionistische vormen opgetrokken kerk verrees in 1932-'33 naar ontwerp van P.H. van Lonkhuyzen. Het voorm. Burgerweeshuis (Kerkplein 3) [8] is een breed blokvormig pand waarin van 1872 tot 1937 een weeshuis was ondergebracht. In 1884 kreeg het de huidige neoclassicistische gevel. Verdedigingswerken. De waarschijnlijk bij de tweede stadsuitleg in 1425 gebouwde Vischpoort (Vischmarkt 1) [9] bestaat uit een rechthoekig poortgebouw met twee ronde halfronde toren. De poort werd in de loop van de tijd opgehoogd en de doorgang is rond 1600 gewijzigd. In 1851 kreeg de poort een torenachtige opbouw voor een kustlicht. Het gebouw is in 1973 gerestaureerd en ontpleisterd. Van de middeleeuwse stadsmuur zijn vooral aan de {== afbeelding Harderwijk, Vischpoort==} {>>afbeelding<<} westzijde van de stad (Strandboulevard, Wellenpad) grote delen in gereconstrueerde vorm bewaard gebleven. De 15de-eeuwse Vanghenpoort (Blokhuis 9) [10] is in feite een vierkante muurtoren. Aan de Doelenstraat staat een halfronde uitgebouwde toren met aansluitend enig muurwerk. Vooral aan de zuidzijde, in het plantsoen, zijn nog de omtrekken van enkele bastions en delen van de grachten (Friesegracht, Diepe Gracht) aanwezig, overblijfselen van vestingwerken die door Adriaan Anthonisz in 1586-'90 werden aangelegd. Het voorm. stadhuis (Markt 1) [11] is een fors pand met een natuurstenen middenrisaliet, voorzien van een triomfboog gedragen door gekoppelde dorische zuilen. In de houten klokkentoren met koepeldak hangen twee luidklokken van Geert van Wou (1503). Het gebouw is ontstaan uit twee laat-middeleeuwse diepe panden, die in 1620 zijn samengevoegd. In 1837 heeft men het stadhuis geheel gemoderniseerd in vroeg-neoclassicistische stijl (neo-Grec). De raadzaal heeft een afwerking in Lodewijk XIV-stijl (1727-'30) met goudleerbehangsels en een fraai gesneden schouw met de wapens van de leden van de magistraat. Sinds 1982 huisvest het gebouw een streekmuziekschool. Kazernes. De voorm. Oranje Nassaukazerne (Smeepoortstraat) [12] bestaat uit een U-vormig drielaags hoofdgebouw in neoclassicistische stijl en twee eenlaags vleugels aan weerszijden van een poort aan de straat. Het complex ontstond door een ingrijpende verbouwing van het voorm. klooster van de Grauwe Zusters dat na de Reformatie tot 1806 werd gebruikt als Provinciale Munt. De huidige bebouwing kwam tot stand in 1815, toen er het ‘Algemeen Depot der Landmacht No 33’ werd gevestigd. Bij de omvorming tot Koloniaal Werfdepot in 1844 zijn mogelijk de bovenste verdieping van het hoofdgebouw en de beide vleugels aan de zijde van de Smeepoortstraat toegevoegd. De toegangspoort tussen die vleugels is uit 1894. Het geheel is in 1988 verbouwd tot wooncomplex ‘De Gelderse Munt’. De voorm. Jan van Nassaukazerne (Oranjelaan 4) is in 1911-'13 naar ontwerp van G.A. Meyer gebouwd met een aantal twee- en drielaags paviljoens rond een exercitieterrein. Het complex met stafgebouw, soldatenverblijven, eetzalen en sportzalen is in 1999 verbouwd tot appartementen. De marechausseekazerne (Stationslaan 119) kwam in 1921-'22 tot stand en vertoont expressionistische details. De Willem Georg Frederikkazerne (Ceintuurbaan 2) is in 1938-'39 opgezet naar plannen van genie-kapitein A. Boost met een hoofdgebouw en enkele legeringsgebouwen in expressionistische stijl. Het Chr. College Nassau-Veluwe (Stationslaan 26) is een fors gebouw op E-vormige plattegrond met dakruiter en ver overstekende schilddaken. De school verrees in 1922-'23 naar {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} ontwerp van P.H. van Lonkhuyzen in een op het werk van K.P.C. de Bazel geïnspireerde stijl met karakteristieke meandervormige baksteenversieringen. Woonhuizen. In de binnenstad staan voornamelijk diepe huizen, waarvan verschillende met een oude kern achter een jongere voorgevel. Voor zover bekend dateren de oudste huizen in de stad uit de 15de eeuw. Het pand Donkerstraat 26 is een waarschijnlijk 15de-eeuws diep huis met onderkelderd achterhuis. De laat-gotische trapgevel is voorzien van pinakels en heeft klooster- en kruisvensters. Het interieur bevat een samengestelde balklaag met een 17de-eeuwse florale beschildering. Eveneens 15de-eeuws is het diepe, drielaags huis Donkerstraat 37. De brede, gerestaureerde voorgevel heeft onder meer een spitsboogvenster en een gotisch kruisvenster. Het drielaags pand Grote Marktstraat 4-6 bezit een trapgevel met ezelsruggen. De gepleisterde gevels hebben een vroeg-19de-eeuws karakter. Het L-vormige huis Donkerstraat 34 is waarschijnlijk ook 15de-eeuws. Achter de gepleisterde lijstgevel bezit het diepe huis Donkerstraat 39 een waarschijnlijk 16de-eeuwse kern. Het begin 17de eeuw waarschijnlijk ter plaatse van een steeg gebouwde pand Donkerstraat 28 heeft een trapgevel met toppilaster. De gevel van Grote Marktstraat 49 dateert uit 1638, die van Hoogstraat 17 uit 1655. In de 18de eeuw werden veel huizen aan de Donkerstraat en de Bruggestraat geheel of gedeeltelijk verbouwd tot herenhuizen. Het monumentale herenhuis Bruggestraat 49 heeft een laatmiddeleeuwse oorsprong. Het dwarse voorhuis werd in 1712 verbouwd in opdracht van Anthony van Westerfelt en kreeg een statige lijstgevel met geblokte hoekpilasters en een middendeel met pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. De linker voorkamer heeft een panoramisch behang met Zwitserse landschappen uit 1814, afkomstig van de firma Zuber te Rixheim (F.). De noordelijke van de twee haaks op het voorhuis aansluitende achtervleugels bezit een lager achterhuis met een 16de-eeuwse achtergevel voorzien van vlechtingen. Achter het pand staat een 18de-eeuwse tuinkoepel. Het {== afbeelding Harderwijk, Herenhuis Donkerstraat 4 (1980)==} {>>afbeelding<<} complex is in 1961-'62 gerestaureerd en dient sinds 1984 als kantongerecht. Donkerstraat 40 heeft een deuromlijsting met Lodewijk XIV-consoles uit het tweede kwart van de 18de eeuw. Het zeer statige, dwarse herenhuis Donkerstraat 44-46 heeft een voorgevel met een rijk versierde middentravee in rococo-snijwerk - met de wapens van Reinder de Wolff van Westerrode en Johanna Wolfsen - gedateerd 1763. Andere voorbeelden van herenhuizen in Lodewijk XV-vormen zijn: Bruggestraat 19, Bruggestraat 35, Smeepoortstraat 35, Vismarkt 55 (uit 1757 maar grotendeels verbouwd in 1875) en Donkerstraat 29; het laatste huis heeft een laat-middeleeuwse kern en een 17de-eeuws achterhuis. Het rond 1785 in opdracht van Heribert van Westerfelt gebouwde blokvormige herenhuis Donkerstraat 4 bezit een lijstgevel in Lodewijk XVI-stijl, met geblokte natuurstenen hoekpilasters en een gepleisterd middenrisaliet met een rijk gesneden ingangsomlijsting. In dezelfde stijl zijn in het interieur de trap en de wanden en het plafond van de tuinkamer uitgevoerd. Het gebouw is momenteel in gebruik als Veluws Museum en herbergt onder meer de fraaie barokke katheder van de Harderwijkse Academie uit circa 1675. Andere laat-18de-eeuwse herenhuizen zijn Kerkstraat 16 en Donkerstraat 27. Uit het begin van de 19de eeuw stammen de herenhuizen Kerkplein 8, met empire-elementen, en Bruggestraat 23-27. Neogotische vormen vertonen het midden-19de-eeuwse gepleisterde dwarse pand Kerkstraat 22 en het hoekhuis Kerkplein 12 uit dezelfde tijd; beide hebben spitsboogvensters en een bakstenen boogfries. Een goed voorbeeld van een herenhuis in eclectische vormen is Schoenmakersteeg 11 uit circa 1865. De rond 1905 gebouwde dubbele villa Vijhestraat 11-13 vertoont rationalistische elementen. Een vakwerkdetaillering bezit Villa Frisia (Friesegracht 75), gebouwd in 1906 naar ontwerp van D. Kok. De deels eenlaagse, deels tweelaagse villa heeft een hoektoren met tentdak. De villa's Stationslaan 12-16 hebben vakwerk-topgevels. Ze zijn in 1913-'14 gebouwd in opdracht van de Harderwijker Bouwmaatschappij, naar ontwerp van de directeur-architect L.A. van Essen. Dezelfde maatschappij liet in 1911 de huizen Oranjelaan 9-13 bouwen, ook naar ontwerp van Van Essen. In de jaren twintig kwamen de herenhuizen Stationslaan 13-27, 41-49 en 61-113 tot stand naar plannen van de latere directeur-architect P.H. van Lonkhuyzen. Hij ontwierp in die functie ook het dienstwoningencomplex tussen de Mauritslaan en de Frederik Hendriklaan, bestaande uit rug-aan-rug geplaatste blokken beneden- en bovenwoningen voor onderofficieren. De arbeiderswoningen Kuipwal 1-21 zijn in 1915 gebouwd door de woningbouwvereniging Volkswelvaart, naar plannen van H.J. van Lonkhuyzen. Winkels. Het in 1866 gebouwde, gepleisterde pand Markt 2 kreeg rond 1890 een winkelpui met eclectische details. Uit circa 1890 dateert de eclectische winkelpui van Hondegatsstraat 12. Het woon- en winkelpand Grote Poortstraat 1 kwam rond 1895 tot stand in neorenaissance-stijl. De uit circa 1905 daterende winkelpui met jugendstil-vormen van Smeepoortstraat 41 heeft een portiek en penanten in oranjekleurige verblendsteen. De voorm. winkel van De Gruijter (Wolleweverstraat 15) is gebouwd in 1935 in zakelijkexpressionistische stijl. De ingang is opgenomen in een inspringende hoek. Het voorm. hotel-pension ‘Oranje Meckelenburg’ (Oranjelaan 31) is een vrijstaand, wit gepleisterd pand met jugendstil-details, gebouwd in 1904-'05 voor F.G. Poptie naar ontwerp van L.A. van Essen. Het heeft tot 1940 als hotel dienst gedaan. {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} De watertoren (Watertorenweg ong.) is in 1894 gebouwd naar ontwerp van D. de Leeuw. De ronde toren in neoclassicististische stijl heeft een gedrongen vorm vanwege de ligging op een heuvel. Het bovendeel met ijzeren reservoir is bij een verbouwing rond 1930 verhoogd. De voorm. boekdrukkerij (Vijhestraat 3) [13] is rond 1905 gebouwd in jugendstil-vormen. De perronoverkapping van het station (Stationsplein 1) dateert uit 1919 en is opgebouwd met vakwerkspanten. Het stationsgebouw is in 1983 vernieuwd. Harreveld (gemeente Lichtenvoorde) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op dekzandgronden bij de rond 1280 gestichte havezate Harreveld. Deze havezate werd in 1804 gesloopt nadat de bezitster, de orangistische freule Judith van Dorth, in 1799 was gefusilleerd. De R.K. St.-Agathakerk (Kerkstraat 38) is een driebeukige neogotische pseudobasiliek met een slanke toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. Bij de bouw in 1888-'89, naar plannen van G. te Riele, gebruikte men de uitgebrande voorganger uit 1867-'68. Het interieur heeft koorschilderingen en kruiswegstaties van J. ten Horn (1930-'35). De pastorie (Kerkstraat 40-40a) verrees in 1868 naar plannen van A. te Wiel. De internaatsboerderij (Kerkstraat 51-53) is een expressionistisch met riet gedekt pand, gebouwd rond 1922. Het is het enige restant van het Sankt Ludwig College, gesticht in 1875 door Duitse franciscanen op het omgrachte terrein van het vroegere huis Harreveld. Na het vertrek van de franciscanen in 1911 naar Vlodrop (L), werd het omgedoopt tot opvoedingsgesticht St. Vincentius. De R.K. lagere school (Kerkstraat 44) met onderwijzerswoning (Kerkstraat 46) is een gangschool uit circa 1915. De windmolen ‘Hermien’ (Varsseveldseweg 88) is een met schaliën beklede achtkantige beltmolen op veldmuren. J.J.S. van Raesfeld, heer van Harreveld, liet de molen in 1819 bouwen door timmerman G.J. Vriezen en metselaar A. Wamelink. Hij is in 1967 gerestaureerd. Harskamp (gemeente Ede) {== afbeelding Harskamp, Cachot==} {>>afbeelding<<} Dorp, ontstaan aan het eind van de 19de eeuw als lintbebouwing op het Veluwse dekzandgebied bij het Infanterie Schietkamp De Harskamp. De (Herv.) Rehobothkerk (Dorpsstraat 135) is een zaalkerk met portaal en dakruiter, gebouwd in 1928 met expressionistische details. Het Infanterie Schietkamp (Otterloseweg 5) werd in 1896 gesticht. De eerste gebouwen verrezen in 1898 in chaletstijl. Het kamp is rond 1935 uitgebreid. De modelboerderij ‘Harscamp’ (Edeseweg 190-204) is een U-vormig gebouw met aan de korte zijde een poort en in de beide vleugels dienstruimten en -woningen. A.G. Kröller jr. liet deze kippenboerderij in 1926 bouwen. Het ontwerp met zakelijk-expressionistische details is van H. van der Velde. Bij de opzet heeft men gebruik gemaakt van de oude zichtas (Heersweg) van het landgoed ‘De Harscamp’. Voor Kröller zelf verrees op het terrein - eveneens in 1926 - een bescheiden landhuis (Edeseweg 178-180). Het voorm. cachot (Dorpsstraat 139), bestaande uit twee cellen met een voorruimte, werd rond 1925 gebouwd. De windmolen ‘Lana Mariana’ (Molenweg 12) is een ronde beltmolen voorzien van een met schaliën gedekte houten kap. Daarop staat het jaartal 1739, maar deze korenmolen werd vermoedelijk in 1890 gebouwd. De belt is later afgegraven en tot woning ingericht. Hattem Kleine stad, ontstaan in de middeleeuwen op een oeverwal van de IJssel. De in 892 voor het eerst genoemde agrarische nederzetting ‘Hattem’ of ‘Gaedsberg’ lag mogelijk iets westelijker. De kerk aldaar wordt in 1176 vermeld. De nederzetting kreeg stadsrechten in 1299. Aan de zuidoostzijde verrees in 1404-'20 de landsheerlijke burcht ‘Grote Tinne’. De stadsmuur had drie poorten. Door de nabijheid van Zwolle en Kampen kon Hattem zich economisch onvoldoende ontplooien. Een stadsbrand legde Hattem in 1429 geheel in as. Bij een brand in 1504 ging de helft van de bebouwing verloren. Het kasteel werd in 1580 binnen één ommuring met de stad gebracht. Na een korte economische opleving in het begin van de 17de eeuw nam de betekenis van de stad af. In 1777 sloopte men de ‘Grote Tinne’. De in 1889 voltooide spoorlijn Apeldoorn-Hattem droeg bij aan een nieuwe ontwikkeling van Hattem. Eind 19de eeuw raakte de heuvelachtige omgeving in trek voor de bouw van villa's. Hattem werd een forensengemeente voor Zwolle. In de 20ste eeuw ontstonden uitbreidingen naar het westen en zuiden. De Herv. kerk (Markt 2), oorspronkelijk gewijd aan St. Andreas en St. Catharina, is een driebeukige gotische basiliek met driezijdig gesloten koor en zijkapellen en een westtoren van zes geledingen met ingesnoerde spits. De toren heeft een waarschijnlijk vroeg-13de-eeuwse, romaanse onderbouw met tufstenen beklamping versierd met boogfriezen. Mogelijk laat-14de-eeuws is de verhoging in baksteen, versierd met elkaar kruisende rondboogjes. De bovenste geleding ontstond in het midden van de 15de eeuw. In de toren hangen twee klokken gegoten door Geert Klinge (1455) en Gerhard Schimmel (1686). De in zijn huidige vorm in 1611 geplaatste torenspits bevat in de open peerbekroning een klokkenspel van J. Taylor & Co. (1927). De toegang tot het torenportaal heeft een uit 1753 daterend poortje met {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hattem, Binnenstad vanuit het westen==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Hattem, Herv. kerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} gebeeldhouwd stadswapen. De oorspronkelijk romaanse kerk werd vanaf circa 1380 in gotische stijl verbouwd. Men begon bij het koor. Het huidige schip verrees in 1420-'23 en de noordelijke, recht gesloten Mariakapel naast het koor in 1440-'50. Het vroeg-15de-eeuwse hoofdkoor werd een eeuw later nogmaals vernieuwd en in 1504 gewijd, evenals de zuidelijke Annakapel. De kerk is in 1895-'96 gerestaureerd onder leiding van P.J.H. en J.Th.J. Cuypers en de toren rond 1920. Het interieur wordt gedekt door netgewelven (koor en Annakapel) en kruisribgewelven. In de noordkapel bevinden zich muur- en gewelfschilderingen uit het midden van de 15de eeuw. Die in het koor en de zuidkapel dateren uit de vroege 16de eeuw. Tot de inventaris behoren een romaans zandstenen doopvont (circa 1200), een laat-gotische grafzerk voor drost Michael Ernst van Bamberch (†1522), een orgel met renaissance-gaanderij (circa 1550) en beschilderde luiken door Gerrit Robbertsen (1661), een preekstoel (1635), een koorafscheiding en doophek (1645-'46) en enkele herenbanken (1647 en 1653). De voorm. pastorie, genaamd ‘De Oude Wehme’ (Korte Kerkstraat 7), is een eenlaagspand met hoog zadeldak en uitgebouwde kamer, gebouwd in de eerste helft van de 17de eeuw. De voorm. synagoge (Achterstraat 33) is een uit 1873 daterend zaalgebouw in neogotische vormen. De van wenkbrauwen voorziene spitsboogvensters hebben gietijzeren traceringen. De Geref. kerk (Achterstraat 9) is een in 1898 opgetrokken forse zaalkerk met rondboogvensters en neorenaissance-details. Uit dezelfde tijd stammen de, eveneens in neorenaissancestijl gebouwde pastorie (Achterstraat 7) en het eenvoudige neogotische catechesatielokaal (Achterstraat 5). Verdedigingswerken. Aan de zuidzijde van Hattem bleven de vestinggracht en een groot stuk van de middeleeuwse stadsmuur bewaard. Van de stadspoorten resteert de rond 1400 gebouwde Dijkpoort (Dijkpoort 1). De uitgekraagde bovengeleding met arkeltorentjes is bij een restauratie in 1909 gereconstrueerd onder leiding van P.J.H. Cuypers. Eén van de verbindingsmuren {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hattem, Dijkpoort==} {>>afbeelding<<} met de verdwenen voorpoort is behouden. Een deel van de omwalling van de stad heeft men in de 19de eeuw veranderd in een landschappelijke parkaanleg. Het stadhuis (Markt 1) is ontstaan op de hoek van de Kruisstraat, waar de stad van 1530 tot 1619 een pand van het Heilige Geestgasthuis huurde als raadhuis. Na aankoop van dit pand in 1619 volgde een ingrijpende verbouwing, waarbij het werd voorzien van speklagen, geblokte ontlastingsbogen en een rijke maniëristische topgevel met siervazen en segmentvormig schelpfronton. Op de hoek bevindt zich een maniëristische natuurstenen sierlantaarn op een saterconsole. In 1625 volgde aan de noordzijde een uitbreiding, die werd ingericht als ‘vierschaar’. Bij een verbouwing in 1769-'70 verplaatste men de hoofdingang van de Kruisstraat naar de Markt. De nieuwe voorgevel werd versierd met het stadswapen en kreeg een houten kroonlijst met balustrade. Bij ingrijpende interieurwijzigingen in 1866 en 1871-'72, onder leiding van W. en F.C. Koch, werd de vierschaar als waag ingericht. In de hal van het stadhuis, die wordt gedekt door een samengestelde balklaag met gotische sleutelstukken, hangt een laatmiddeleeuwse koperen kaarsenkroon met Mariabeeld. Aan het oude stadhuis zijn in 1976-'79 door samenvoeging en verbouwing enkele panden van verschillende ouderdom toegevoegd. De voorm. hoofdwacht annex waag (Kerkhofstraat 2) is een dwars pand in maniëristische stijl, gebouwd in 1621. De Vlaamse gevel heeft een gebeeldhouwde bekroning met voluten en siervazen en toont het stadswapen. De gevel bevat verder een gevelsteen uit 1672. Bij een verbouwing in 1875 is het bordes aan de voorzijde gesloopt. Tot die tijd was de waag op de begane grond gevestigd en de hoofdwacht op de verdieping. Postkantoren. Het voorm. postkantoor Kerkhofstraat 4 is rond 1875 gebouwd in eclectische stijl ter vervanging van de middeleeuwse stadsschool en organistenwoning. Het huidige {== afbeelding Hattem, Stadhuis met Waag==} {>>afbeelding<<} postkantoor Kerkhofstraat 3 ontstond door verbouw van de voorm. Herv. pastorie. Het L-vormige pand kwam in 1893-'94 tot stand in neorenaissance-vormen, vermoedelijk naar ontwerp van rijksbouwmeester C.H. Peters. In 1930 is het uitgebreid met een gepleisterde nieuwbouw. Van het voorm. kasteel ‘Dikke Tinne’ (Adelaarshoek 13) is alleen één van de dienstgebouwen bewaard gebleven. De zware achtergevel van dit uit de 15de eeuw stammende eenlaagspand wordt gevormd door de muur die het kasteel scheidde van de stad. Molecaten (Molecaten 1). Deze voorm. havezate aan de zuidwestrand van Hattem heeft als kern een deels omgracht edelmanshuis. De kelders met kruisribgewelven onder het voorste gedeelte stammen mogelijk uit de 15de eeuw. Omstreeks 1640 liet Johan van Keppel het gebouw uitbreiden tot een blokvormig huis met vierkante hoekpaviljoens. Het omgaand schilddak met dakruiter is bij een verbouwing in 1826 tot stand gekomen. Bij een restauratie rond 1970 heeft men het huis ontpleisterd en zijn de 17de-eeuwse ontlastingsbogen van de vensters weer in het zicht gekomen. Het landschapspark is rond 1826 aangelegd. Van die tijd dateert ook het gepleisterde koetshuis. De bijbehorende watermolen (Molecaten 7) heeft mogelijk een 17de-eeuwse oorsprong. Het huidige, gepleisterde neogotische uiterlijk dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Deze bovenslagmolen is in 1986 als korenmolen gerestaureerd, na vanaf 1914 als elektriciteitscentrale voor het huis Molecaten te hebben gediend. Woonhuizen. Vooral langs de Kerkstraat, de Ridderstraat en de Dijkstraat staan diverse huizen die achter de gepleisterde 19de- of vroeg-20ste-eeuwse gevels een veel oudere kern verbergen. Een enkel pand dateert nog uit de 15de eeuw. Het laat-middeleeuwse dwarse pand Ridderstraat 13 heeft een hoog zadeldak tussen zijtopgevels. Het huis is in 1629 ingrijpend verbouwd. Een laat-middeleeuwse kern heeft verder het huis Markt 3-4, waarvan de voorgevel in de 19de eeuw is gepleisterd. Het van oorsprong 16de-eeuwse huis Kerkplein 16 - gelegen achter het koor van de Herv. kerk - heeft eveneens een {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hattem, Pand der Liefde==} {>>afbeelding<<} gepleisterd 19de-eeuws uiterlijk. Dit dwarse pand was rond 1800 in gebruik als Latijnse school en later als Franse kostschool. Laat-middeleeuws of 16de-eeuws is verder het Pand der Liefde (Adelaarshoek 3), een fors dwars pand met kloostervensters en een hoog zadeldak. De in 1626 vernieuwde, rijke maniëristische voorgevel heeft boven de ingang een bakstenen arkel op geprofileerde consoles. Het gepleisterde, in de kern laat-middeleeuwse Daendelshuis (Kerkhofstraat 9-11) bestaat uit een dwars pand met aan de achterzijde twee haakse vleugels. De oostelijke, drielaags vleugel is in 1618 voorzien van een in- en uitgezwenkte topgevel met natuurstenen dekplaten en een toppilaster. Het tweebeukige eenlaagspand Achterstraat 48 heeft achter het linker deel een waarschijnlijk vroeg-16de-eeuws, hoger achterhuis. Het van de straat terug liggende, vrijstaande pand Het Hooge Huis (Korte Kerkstraat 14) is een adellijk stadshuis op L-vormige plattegrond. Het westelijke deel, met natuurstenen waterlijst en vensters met geblokte ontlastingsbogen, zal uit het tweede kwart van de 17de eeuw dateren. De nu gepleisterde oostelijke vleugel is rond 1660 toegevoegd. Het achterste deel, de zogenaamde ‘Homoetkamer’, bevat een fraai stucplafond uit circa 1870. Het gebouw is in 1988 gerestaureerd en in appartementen opgedeeld. De voorm. Stichting van Nicolaas Staal (Kerkstraat 9) is een in 1663 gebouwd diep pand met gezwenkte en van pilasters voorziene topgevel. De huidige bepleistering dateert van een gevelwijziging in 1889. Het gebouw werd in 1805 geschikt gemaakt voor huisvesting van bejaarden. Verder is er nog een aantal huizen met een 17e-eeuwse, meestal van waterlijsten voorziene, puntgevel. Uit de 18de-eeuw dateren enkele gevels met gezwenkte toppen, zoals die van Achterstraat 10. Voorbeelden van 18de-eeuwse klokgevels zijn te vinden bij Achterstraat 12 en Ridderstraat 3 (1724). Villa's en landhuizen. De Hattemse burgemeester Greven liet in 1640 tegen de heuvelrug het Spijker Watervliedt (Veldweg 14) bouwen. Dit kleine buitenhuis of spijker heeft een in- en uitgezwenkte topgevel. Bij de restauratie in 1960-'62 is de naastgelegen bebouwing vervangen door nieuwbouw. Vanaf het eind van de 19de eeuw werden in de omgeving van Hattem diverse monumentale villa's en landhuizen gebouwd. De uit circa 1890 daterende villa De Viersprong (Apeldoornseweg 6) is gebouwd in chaletstijl en heeft een torenvormig trappenhuis met ingesnoerd tentdak. In opdracht van mej. M.E. Jonker verrees in 1903 op een geaccidenteerd terrein 't Velt-huys (Veldweg 32), een wit gepleisterd landhuis met lagere aanbouw. Architect K.P.C. de Bazel maakte het ontwerp in rationalistische vormen en ontwierp ook de tuinaanleg in architectonische tuinstijl. Eveneens gelegen op een heuvelachtig terrein is de uit 1908 daterende villa Hezenberg (Hezenbergweg 64), gebouwd in ‘Um 1800’-stijl. Het interieur bevat jugendstil-elementen. Het Hogenhuis (Veldweg 89) is een in 1916 opgetrokken houten prefab-huis, afkomstig uit de Strommen Traevarefabrik te Oslo. Rond 1920 liet P.L. Honcop de wit gepleisterde villa Apeldoornseweg 9 bouwen. Dit door L.H.J. Westerop in expressionistische stijl ontworpen pand heeft een rieten schilddak en over twee bouwlagen doorlopende erkers. De aanleg rond de villa is uitgevoerd in architectonische tuinstijl. Apeldoornseweg 13-15 is een dubbel landhuis met vlindervormige plattegrond met aan de uiteinden een lage garage. Het werd in 1933 gebouwd voor de dames S. Stenfert Kroese en Kalff naar ontwerp van Th. Rüter. De Witte Raaf (Veldweg 69) is een blokvormig wit gepleisterd landhuis uit 1936 in de stijl van het functionalisme. Het van een staalskelet voorziene gebouw heeft aan de achterzijde aanbouwen met gebogen dakvlakken. A. Komter ontwierp dit huis voor zijn moeder. Interessante villa's zijn verder nog Villa Richmonde (Vuursteenberg 3) uit 1903, Sunselva (Apeldoornseweg 46) uit circa 1910, Zonnehof (Apeldoornseweg 36) en Veldweg 38 uit circa 1920. Stadsboerderijen. In Hattem staan enkele eenvoudige voorm. stadsboerderijen, deels uit de 17de eeuw en later als boerderij ingericht. Bij Achterstraat 30 is het 18de-eeuwse stalgedeelte nog oorspronkelijk. Andere voorbeelden zijn Ridderstraat 14 en Molenbelt 2. Pakhuizen. De pakhuizen in Hattem zijn veelal ontstaan door verbouw van oudere panden. Een goed voorbeeld is Knorrenburgerstraat 2, dat dateert uit de 16de eeuw en in de 17de eeuw is verhoogd en voorzien van hijsluiken en een hijsbalk. Windmolen ‘De Fortuin’ (Molenbelt 5) is een achtkantige bovenkruier met stelling, gelegen op de noordelijke hoek van de stadsomwalling. De korenmolen is in 1852 gebouwd voor K. Blom en in 1971 gerestaureerd. Waterpompen. Van de zes 18de-eeuwse hardstenen stadspompen zijn er twee bewaard gebleven. Die aan het einde van de Kerkstraat dateert uit 1733, die op de Markt uit 1776. Het elektrisch waterpompstation (bij Burg. Van Heemstralaan 2) is rond 1923 gebouwd naar ontwerp van L. Westerop in expressionistische stijl. Het naastgelegen trafohuisje dateert uit dezelfde tijd. Vestingwerken. Aan de Veldweg ligt op een hoogte de zogeheten Spaanse Schans, een vierkante aarden schans die waarschijnlijk is opgeworpen door Spaanse troepen in 1629. Ten noorden van Hattem staan bij de spoorbrug en de verkeersbrug over de IJssel drie brugkazematten (bij Geldersedijk 41 en 59). Deze betonnen kazematten met verdieping zijn in 1936 gebouwd. De Hezenbergersluis in het Apeldoornse Kanaal (bij Konijnbergerweg 20), ten zuiden van Hattem, is een schutsluis uit 1872-'73. De éénlaags sluismeesterswoning is in 1875 gebouwd {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} in neoclassicistische vormen. Het wachtershuisje dateert uit circa 1930. De voorm. veldoven (Geldersedijk 24), gelegen ten noorden van Hattem in de uiterwaarden van de IJssel, dateert uit 1929. Hedel (gemeente Maasdriel) Dorp, ontstaan op een stroomrug van de Maas. De nederzetting wordt in 815 voor het eerst vermeld. Bij het in de 14de eeuw gestichte kasteel kwam een klein dorp tot ontwikkeling. In de 19de eeuw kreeg Hedel het karakter van een rond esdorp, met bebouwing langs de Maasdijk, de Koningin Wilhelminastraat en de huidige Blankenstein-Korenstraat. In de Tweede Wereldoorlog is het dorp zwaar beschadigd. De wederopbouw vond plaats langs de bestaande wegen. Kasteel Hedel (bij Koningin Wilhelminastraat 6). Van dit in 1804 gesloopte kasteel zijn in de jaren tachtig van de 20ste eeuw de funderingen in het zicht gebracht. Het oudste deel was een woontoren uit circa 1325. Verder had het kasteel twee woonvleugels aan een binnenplein met een poortgebouw en twee ronde hoektorens. Met de bouw van het zogenoemde Neerhuizing (voorburcht) in 1653 werd de grootste omvang bereikt; de Neerhuizing is in de Tweede Wereldoorlog verwoest. De Herv. kerk (Kerkstraat 15), oorspronkelijk gewijd aan St. Willibrordus, is rond 1640 opgetrokken op de funderingen van het koor en transept van een voorganger. De T-vormige kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een achtzijdige klokkentoren met hoge ingesnoerde spits. De toegang in de zuidgevel en de houten venstertraceringen dateren van een verbouwing in 1836. Het interieur wordt gedekt door tongewelven met trekbalken. De kerk bevat een preekstoel uit circa 1640. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Koningin Wilhelminastraat 4) is een pseudobasilikale kerk met hoger, blokvormig koor en een breed en hoog westportaal, bekroond door een dakruiter met peervormige spits. De kerk verrees in 1948-'49 in traditionalistische vormen naar ontwerp van C.H. de Bever. De pastorie dateert uit 1879. Bruggen. De oorspronkelijk in 1867-'70 gebouwde spoorbrug over de Maas is na schade in de Tweede Wereldoorlog herbouwd in 1946. In 1978 is er een nieuwe brug naast gelegd en heeft men het spoor verdubbeld. De verkeersbrug over de Maas dateert uit 1937 en maakt deel uit van de Rijksweg Utrecht- 's Hertogenbosch. Ook deze stalen boogbrug met lange aanbruggen over de uiterwaarden is na oorlogsschade hersteld. Het gemaal aan de Lieshaven (Blankensteyn ong.) dateert uit circa 1937. Het achthoekige, torenvormige pompgebouw met overstekend tentdak staat op een rechthoekig betonnen basement met aan de havenzijde een inlaat tussen betonnen muren. Heelsum (gemeente Renkum) Flankesdorp, ontstaan in de middeleeuwen op de zuidflank van de Veluwestuwwal nabij de Heelsumse beek. In 1517 werd Heelsum een zelfstandige parochie. Het vroeger tot de heerlijkheid Doorwerth behorende dorp werd in 1923 aan de gemeente Renkum toegevoegd, waaraan het na de Tweede Wereldoorlog vastgroeide. De Herv. kerk (Koninginnelaan 24) is een fraai gelegen tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een {== afbeelding Heelsum, Herv. kerk (1996)==} {>>afbeelding<<} slanke toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De kerk werd in 1517 gesticht door Margaretha van Homoet, kasteelvrouwe van Doorwerth. Kort na de bouw van het koor in 1517-'19 volgde de bouw van het middenschip en de toren. De zuidbeuk werd in 1859 toegevoegd in opdracht van J.H.G. baronesse van Schuylenburgh, douairière van Brakell. Buiten tegen het koor staat de grafsteen voor haar (†1878) en voor J.A.P. baron van Brakell (†1853). De kerk is in 1950-'51 gerestaureerd. Tot de inventaris behoort een orgel uit 1861. Woonhuizen. Heidestein (Utrechtseweg 67) werd rond 1815 gebouwd als gepleisterd neoclassicistisch landhuis annex boerderij. Rond 1860 kwam het omringende landschapspark tot stand. De twee identieke villa's Utrechtseweg 19-21 uit circa 1907 vertonen jugendstil-elementen. Expressionistisch van vorm zijn villa's Opheem (Bloemenlaan 2; circa 1920) en Utrechtseweg 102 (1928-'29), de laatste is gebouwd naar plannen van A. Kraaijenvanger voor A. Visser. De boerderij Koninginnelaan 16 is een fraai gelegen Veluwse boerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw. Hotel ‘Klein Zwitserland’ (Klein Zwitserlandlaan 5) verrees in 1905 in chaletstijl als centrum van het toen gestichte Wilhelminapark. {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} Heerde Esdorp, ontstaan in de hoge middeleeuwen. De bebouwing langs de Eperweg, de Dorpsstraat en de Bonenburgerlaan verdichtte zich geleidelijk en bleef tot 1850 voornamelijk agrarisch van karakter. Heerde kreeg in 1886 een station aan de spoorlijn Apeldoorn-Hattem. Vanaf 1875 kwam langs de Eperweg, de Hoofdstraat en later langs de Zwolseweg enige villabebouwing tot stand. Het dorp is na de Tweede Wereldoorlog in westelijke, zuidelijke en noordelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsstraat 31), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Evangelist, is een eenbeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met balustrade en ingesnoerde spits. Het met tufsteen beklede koor is waarschijnlijk in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwd. Ook de onderbouw van de laat-middeleeuwse toren is met tufsteen bekleed. De detaillering met gestucte boognissen en friezen in neoromaanse stijl is in 1869 aangebracht; de neogotische balustrade en de naaldspits dateren uit 1907. Ter vervanging van het al in 1841 vernieuwde schip verrees in 1923 het huidige kruisvormige schip. H.A. Pothoven ontwierp dit in gele baksteen uitgevoerde gedeelte in expressionistische vormen. Het interieur van het koor wordt gedekt door kruisribgewelven. Schip en transept hebben een open houten kapconstructie en worden verlicht door paraboolvormige glas-in-loodvensters. De kerk bevat een door J.H. Holtgräve gebouwd orgel met neobarokke kast (1843-'45, uitgebreid in 1964). Geref. kerken. De Geref. kerk Bonenburgerlaan 66-68 is een uit circa 1840 daterende, eenvoudige zaalkerk met pastorie onder één dak. De kerk bevat een orgel uit circa 1845, mogelijk gebouwd door J.H. Holtgräve. De Geref. kerk Kanaalstraat 16 is een monumentale zaalkerk met dubbeltorenfront, gebouwd rond 1910 in rationalistische vormen. Raadhuizen. Het voorm. raadhuis Dorpsstraat 44 is een gepleisterd dwars eenlaagspand met portico en dakruiter, gebouwd in 1884 naar plannen van C.W.A. de Groot in neoclassicistische {== afbeelding Heerde, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} vormen. Het huidige raadhuis Marktstraat 1 ontstond door een ingrijpende verbouwing van de ‘Villa Nova’ in 1928. Naar plannen van W.A. Lensvelt voorzag men het blokvormige pand van een beklamping met rode baksteen, een zandstenen ingangspartij in neo-Lodewijk XIV-stijl en een achtkantige dakruiter. In 1977-'84 werd het fors uitgebreid. Villa's. In het dorp staan verschillende villa's uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. A.J. van Meurs liet in 1867 de villa Welgelegen (Stationsstraat 2) optrekken in eclectische vormen. Eveneens eclectisch van vorm is Villa Jacoba (Dorpsstraat 55) uit circa 1875. De aangebouwde eenlaags dienstvleugel en het vrijstaande, gepleisterde koetshuis zijn uit dezelfde tijd. Andere eclectische villa's uit die tijd zijn Kerkdijk 17 en Borchgrave (Kerkdijk 2). In neorenaissance-stijl uitgevoerd zijn de villa's Dorpsstraat 48, Eperweg 15 en Beukenhage (Eperweg 11), alle uit het laatste kwart van de 19de eeuw. De monumentale Villa Zwanestein (Bonenburgerlaan 90) verrees rond 1900 in neorenaissance-stijl met chalet-elementen. Dergelijke elementen zijn eveneens zichtbaar bij de rond 1900 gebouwde villa's De Spikke (Stationsweg 21), Tjibodes (Eperweg 13) en Huize Witkam (Eperweg 23). In chaletstijl uitgevoerd is ook de in 1904 gebouwde lage zijvleugel van Kamperweg 23, een verder midden-19de-eeuws pand met neoclassicistische elementen. Vosbergen (Vosbergerweg 38). Deze voorm. havezate heeft als kern een omgracht, tweebeukig edelmanshuis met zadeldaken en trapgevels. Het smalle, onderkelderde oostelijke deel van de noordbeuk is laat-middeleeuws. Het tweebeukige huis kwam in de late 16de en vroege 17de eeuw in drie bouwfasen tot stand. Het, blijkens de jaartalankers uit 1623 daterende, westelijke deel van de zuidbeuk is als laatste toegevoegd. Bij een vroeg-19de-eeuwse verbouwing bracht men de geblokte deuromlijsting aan, bekroond met siervazen. Aan de westzijde bevindt zich een van oorsprong 17de-eeuws, later gewijzigd terras met bakstenen walmuren en bestrating. Aan het voorplein staat een langgerekt tweebeukig bouwhuis uit het tweede kwart van 19de eeuw. Het huis wordt omgeven door een geometrisch lanenstelsel, met daarbinnen een landschappelijke aanleg. Op het landgoed staan enkele waardevolle boerderijen uit de eerste helft van de 19de eeuw, waaronder de hallenhuisboerderijen Vosbergerweg 34 (circa 1820), Vosbergerweg 42 (circa 1820), Vosbergerweg 27 (1830) en Vosbergerweg 40 (1842). De Bonenburg (Bonenburgerlaan 41). Deze voorm. havezate heeft als kern een grotendeels gepleisterd edelmanshuis met souterrain, hoge bel-etage en verhoogd middendeel. Het oudste deel is de zuidoostelijke vleugel, gebouwd in 1633 door de familie Van Bonenburg genaamd Honstein. In de 18de eeuw is het huis uitgebreid. Bij een ingrijpende verbouwing rond 1860 door de familie Van Regteren Altena kreeg het zijn huidige gedaante in eclectische vormen. De landschappelijke aanleg rondom het huis - met op de heuvel een achtzijdige theekoepel - dateert van circa 1860. Ten noorden van het huis, aan de overzijde van de Grift, strekt zich een parkbos uit met landschappelijke elementen. Ten oosten van het huis ligt de boerderij Bonenburgerlaan 45, een uit 1830 stammende hallenhuisboerderij met dwars voorhuis. De N.V. Ark's Beschuitfabriek (Zwolseweg 78) bestaat uit een aaneengesloten laagbouw met aan beide zijden een markante toren met zadeldak. Het rond 1925 gebouwde complex kreeg in 1932 een uitbreiding naar een ontwerp met expressionistische details van W.A. Lensvelt. De Alg. begraafplaats (Kamperweg 3), aangelegd in het midden van de {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} 19de eeuw, heeft een lijkenhuisje in neorenaissance-vormen (circa 1890) en een expressionistisch toegangshek. De eenlaags dienstwoning in traditionele vormen stamt uit circa 1910. De Bonenburgersluis in het Apeldoorns Kanaal (bij Kanaaldijk 9), ten zuidoosten van Heerde, is een schutsluis uit 1875 met bijbehorende eenlaags sluiswachterswoning (Kanaaldijk 9) in neoclassicistische vormen. 's-Heerenberg (gemeente Bergh) {== afbeelding 's-Heerenberg, Huis Bergh==} {>>afbeelding<<} Kleine stad, ontstaan aan de zuidrand van een stuwwal bij de tol aan de splitsing van de weg van Emmerik naar Zutphen en naar Zevenaar. Rond 1240 werd hier Huis Bergh gesticht. De nederzetting kreeg in 1379 stadsrechten. Vóór 1473 ontstond een eerste stadsuitleg met omwalling. Een tweede uitleg met omwalling kwam tot stand in 1727. De vestiging van een borstelfabriek (1892), de dropfabriek Katja (1911) en de opname in de stoomtramlijn Zutphen-Emmerik (1909) zijn tekenend voor de bloei rond 1900. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen vooral aan de oostzijde enkele woonwijken. Huis Bergh (Hof van Bergh 1) is een omgracht mottekasteel met voorburcht. Hendrik van den Bergh liet rond 1240 een ronde tufstenen donjon op een motte bouwen. Tegen de oostzijde van dit - verdwenen - donjon trok men mogelijk begin 14de eeuw een langgerekt zaalgebouw op. Uit die tijd is ook de in aanleg elfhoekige ringmuur met vier ronde waltorens. Begin 15de eeuw verrees ter plaatse van de oorspronkelijke toegang een forse vierkante woontoren met borstwering en arkeltorentjes. Het kasteel kwam in 1416 in bezit van het geslacht Van der Leck, waarvan de heren vanaf 1486 als graaf Van den Bergh werden aangeduid. Bij een vergroting en verbouw in 1599-1611 - naar plannen van Willem van Bommel - verrezen aan de zijde van de binnenplaats een traptoren en een nieuwe gevel. De muurankers tonen de initialen van de opdrachtgevers: H(erman) G(raf) Z(u) D(em) B(erge), M(aria) M(arkgräfin) V(on) B(ergen). Een rechthoekige vergroting aan de noordoostzijde rond 1630 ging ten koste van de gracht. In 1679 volgde de bouw van een nieuwe zandstenen toegangspoort met wapensteen, naar plannen van Anton Hulse. Uit dezelfde tijd is de rijk bewerkte barokke deuromlijsting van het hoofdgebouw in Baumberger zandsteen van de Coesfeldse beeldhouwer Jan Rendelers. Aan de zuidoostzijde verrees in 1728 een kapel. De hoge heerlijkheid vererfde in 1712 aan de vorsten Von Hohenzollern-Sigmaringen. Franz Wilhelm van Hohenzollern liet na een brand in 1735 het verwoeste oostelijke deel van de hoofdburcht herbouwen in 1736-'46 naar plannen van Lalane de Duthay en Gerrit Ravenschot. In 1912 kocht de Enschedese textielfabrikant J.H. van Heek het kasteel. Na restauratie in 1929 werd het in 1939 opnieuw deels door brand verwoest en in 1939-'41 hersteld naar plannen van H. van Heeswijk. Sindsdien biedt het kasteel onderdak aan de rijke kunstcollectie van Huis Bergh. De trapeziumvormige en door een gracht omgeven voorburcht kreeg begin 15de eeuw een toegangspoort en ronde hoektorens - de zuidoostelijke is in 1930 herbouwd. Aan de noordzijde staat het vroeg-16de-eeuwse rentmeestershuis, dat begin 17de eeuw is verlengd en verhoogd tot een bouwhuis. De Herv. kerk (Hof van Bergh 2), oorspronkelijk gewijd aan St. Georgius en St. Pancratius, bestaat uit een kort eenbeukig schip en een dwarsbeuk. Rond 1259 werd op de plek van de huidige kerk een kapel gesticht, die na uitbreiding in 1399 tot parochiekerk werd verheven. In 1446-'47 volgde uitbreiding met een driedelig koor. Omstreeks deze tijd verrezen eerst het huidige schip en vervolgens de dwarsbeuk. Na ernstige schade in 1568 en 1603 - toen het dak instortte - werd de dwarsbeuk in 1610-'12 tot kerk ingericht. Het van zijn zijbeuken ontdane schip werd kosterswoning. Begin 19de eeuw verdwenen de laatste resten van koor en toren. Naar plannen van M. Meijerink vond in 1925-'26 een restauratie plaats. Tot de inventaris behoren enkele oude grafzerken, een midden-17de-eeuwse preekstoel en een door H. Haffmans in 1861 gebouwd orgel, waarin delen van het oude orgel van Thomas Weidtmann (1742) zijn verwerkt. Het kerkhof bevat enkele 18de-eeuwse zerken en het graf van J.H. van Heek (†1957). Het voorm. Oude Gasthuis (Gasthuisplein 2) is een langgerekt gebouw met hoog zadeldak, gesticht rond 1450 door Willem II van den Bergh. Ter plaatse van de (in 1949 herbouwde) dakruiter bevindt zich de oorspronkelijke kapel. Na een brand in 1618 heeft men het oostelijke deel tot armenkameren ingericht. In 1923 werd de noordelijke vleugel gesloopt en de rest tot woonhuis verbouwd. {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} De R.K. St.-Pancratiuskerk (Hofstraat 2) is een driebeukige neogotische kruisbasiliek met een door zijkapellen geflankeerd koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. Koor, kapellen en dwarsschiparmen zijn driezijdig gesloten. De kerk verrees in 1895-'97 naar plannen van A. Tepe ter plaatse van een voorganger uit 1803. In de toren hangen drie door Geert van Wou gegoten klokken (1496). Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren het door W. Mengelberg vervaardigde hoofdaltaar en meubilair en het orgel van M. Maarschalkerweerd. Het voorm. klooster St. Bonifatius (Emmerikseweg 13) is een fors drielaags gebouw met vier vleugels rondom een binnenplaats, gebouwd in 1908-'09 voor Duitse jezuïeten. De Akense architect Keucken ontwierp het klooster met neogotische details en de kapel in neoromaanse vormen. Het is een goed voorbeeld van een zogeheten ‘Kulturkampf’-klooster. In 1937 kwam het in bezit van de Witte Paters en in 1958 van de Salesianen van Don Bosco. Sinds 1974 biedt het onderdak aan het museum ‘Gouden handen’. In de voorm. kloostertuin bevindt zich een processiepark met een kapel en kruiswegstaties met Duitse opschriften. Verdedigingswerken. Van de laat-15de-eeuwse aarden wal met wachttorens zijn aan de noordkant enkele resten bewaard gebleven. De vierkante waltoren en de ‘Hondenhut’ (Muntwal 2) - een 15de-eeuws wachthuis - zijn niet oorspronkelijk maar herbouwd in resp. 1928 en in 1942. Het stadhuis (Marktstraat 2) is een rijzig laat-gotisch pand met zadeldak tussen tuitgevels en een slanke achtkantige traptoren voorzien van een helmbekroning met koepeltje. Daarin hangt een klok uit 1526, gegoten door Segewinus Hatiseren. Het stadhuis is waarschijnlijk in 1526-'31 gebouwd. Het heeft een kelder met tongewelven. Het gebouw is in 1914-'17 ingrijpend gerestaureerd door Jac. van Gils en in 1987 aan de achterzijde aanzienlijk uitgebreid. De voorm. munt (Muntwal 1) is een laat-gotisch dwars pand met zadeldak tussen trapgevels met ezelsruggen. Het werd begin 16de eeuw gebouwd en in 1968 gerestaureerd. {== afbeelding 's-Heerenberg, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} Douanekantoren. Emmerikseweg 11 is een pand met chalet- en neorenaissance-elementen. Het rond 1911 als belastingkantoor voor invoerrechten gebouwde pand werd later marechausseekazerne. Het even oude pand Emmerikseweg 15 was oorspronkelijk kantoor en woning voor notaris Calshoven, later was het grenskantoor. De openbare lagere school (Oudste Poortstraat 22) is een vierklassige school met onderwijzerswoning, gebouwd in 1893 door H.J.L. Ovink en kort daarop uitgebreid met twee lokalen. De Boetselaersborg (Het Kattenburg 6) is een L-vormig adellijk huis met achtkantige traptoren. Volgens de gedenksteen werd het in 1550 gesticht door Daem en Hector, bastaardzonen van Willem III van den Bergh. Willem Jacob van Boetzelaer liet het huis in 1632 ingrijpend verbouwen. Begin 19de eeuw kreeg het zijn huidige aanzien, waarna nog in 1927 en 1945 herstellingen zijn uitgevoerd. Woonhuizen. Enkele van de woonhuizen in 's-Heerenberg hebben nog een laat-middeleeuwse oorsprong. Het beste voorbeeld is het Hajeniushuis (Oudste Poortstraat 7), een dwars huis met hoog zadeldak tussen puntgevels met restanten van muizetandlijsten. Het dateert uit het begin van de 16de eeuw en is eind 18de eeuw verbouwd. Een 16de-eeuwse oorsprong hebben ook Hofstraat 8, het huis In de Lantscroon (Molenstraat {== afbeelding 's-Heerenberg, Kaatsbaan==} {>>afbeelding<<} 12) en de Oude Pastorie (Muntwal 7), maar deze laatste is in 1941 vrijwel geheel herbouwd. De voorm. Herv. pastorie, Hofstraat 1, is een sober neoclassicistisch pand uit 1857. In 1870 herbouwd is het iets rijkere en gepleisterde Johannes van Esserenhuis (Marktstraat 3). Het uit 1871 stammende pand Walstraat 3 heeft als synagoge dienst gedaan. Eclectisch in details is het forse herenhuis Oudste Poortstraat 15. Het dubbele herenhuis 't Olde Posthuus (Marktstraat 9-11) uit circa 1905 heeft neorenaissance- en jugendstildetails. De eenlaagspanden Muntwal 11-23 zijn in 1939 in traditionalistische vormen gebouwd naar plannen van Th.J. van Ditshuizen. De voorm. kaatsbaan (Gaarde 2-4) is een langgerekt 16de-eeuws gebouw met hoog schilddak, dat later is verbouwd tot vier woningen. De windmolen (Zeddamseweg 79) is een ronde beltmolen zonder wiekenkruis, voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. In 1829 liet A. von Hohenzollern-Sigmaringen, heer van Bergh de molen bouwen door molenmaker J.F. Ubbing. Daarbij gebruikte men baksteen, afkomstig van de in die tijd gesloopte stadspoorten van Emmerik. Azewijn. Dorp gelegen ten oosten van 's-Heerenberg. De R.K. St.-Mattheuskerk (Mattheusplein 1) is een driebeukige pseudobasiliek met een toren van drie geledingen met tentdak. De kerk ontstond in 1890-'91 naar plannen van G. te Riele. Na verwoesting in 1945 kwamen in 1950-'51 het huidige schip en koor tot stand naar plannen van A.J.M. Vosman. Het kerkhof bevat een kruisigingsgroep en een neogotisch grafteken voor F. Hoegen (†1888) met engel. {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} Stokkum. Dorp gelegen ten westen van 's-Heerenberg. De R.K. St.-Suitbertuskerk (Past. van Sonnebeeckstraat 22) is een neogotische kruiskerk uit 1914-'15, gebouwd naar plannen van J. van Gils en Joh. van Dongen. De windmolen ‘Düffels Möl’ (Molenberg 9) is een ronde stenen grondzeiler voorzien van een met riet gedekte houten kap. De korenmolen dateert uit 1861 en is in 1986 gerestaureerd. Heerewaarden (gemeente Maasdriel) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een smalle oeverwal tussen Maas en Waal. Heerewaarden wordt voor het eerste vermeld in 997. De rivieren hebben door hun veranderende loop de ontwikkeling van het dorp bepaald. De Herv. kerk (Hogestraat 20) is een zaalkerk met driezijdige koorsluiting en een ingezwenkte topgevel voorzien van een geveltoren met ingesnoerde naaldspits. De kerk verrees in 1849-'50 ter vervanging van een voorganger uit 1608, die weer een verwoeste middeleeuwse kerk verving. Het gebouw vertoont neogotische invloeden, zoals de ezelsrugbogen van vensters, deur en galmgaten. Tot de inventaris behoren een preekstoel in Lodewijk XIV-stijl (1738) en een door de firma E. Leichel & Zn. gebouwd orgel (1897). Het raad- en polderhuis (Hogestraat 26) is een L-vormig pand uit 1891, gebouwd in rijke neorenaissance-stijl naar ontwerp van J. Groenendael. Het souterrain herbergde het cachot en de brandspuit. Op de bel-etage bevonden zich de raadkamers voor zowel Burgemeester en Wethouders als het Polderbestuur. Het gebouw is in 1953 voorzien van een aanbouw en in 1990 verbouwd. De voorm. openbare lagere school (Hogestraat 12) is in 1880 gebouwd op de vluchtheuvel die in 1864 is aangelegd na de watersnoodramp van 1861. Het rechter deel van het U-vormige gebouw was ingericht als onderwijzerswoning (Variksestraat 1). Woonhuizen. De veelal gepleisterde, kleine eenlaagspanden aan de Noorderhoek dateren uit circa 1850 en zijn van oorsprong visserswoningen, {== afbeelding Heerewaarden, Raadhuis en Herv. kerk (1995)==} {>>afbeelding<<} zoals Noorderhoek 6 en Noorderhoek 15. Eclectische vormen hebben het in 1873 als kosterij gebouwde pand Hogestraat 5, met mezzanino en tot topgevel opgetrokken middenrisaliet, en het huis Hogestraat 7 uit circa 1875. Het neoclassicistische herenhuis De Voorzorg (Hogestraat 28-30) werd in 1879 gebouwd voor steenfabrikant A. Ambrosius. De invloed van het rationalisme is herkenbaar bij de villa Het Uilennest (Hogestaat 15) uit 1905. Het interieur is uitgevoerd met jugendstil-elementen. Het L-vormige huis Johanna (Hogestraat 11) is in 1926 gebouwd naar ontwerp van de gebroeders Van 't Hooft. Expressionistische elementen heeft Hogestraat 44, een huis uit 1934 met hoog zadeldak. Boerderijen. Uit de eerste helft van de 19de eeuw stammen de hallenhuisboerderijen Hogestraat 14, met dwars voorhuis, en Hogestraat 13, met hoger voorhuis en zadeldak tussen topgevels. Het voorm. veerhuis ‘'t Oude Veerhuis’ (Veerstraat 12-14) is een T-vormig pand uit 1875, waarvan de voorgevel van het dwarse voorhuis naar de Maas is gekeerd. Het trafohuisje (Hogestraat 22) is in 1921 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen, waarschijnlijk naar ontwerp van G. Versteeg sr. Verdedigingswerken. Ten noorden van Heerewaarden ligt het voorm. fort De Voorn of fort Nassau. Van deze laat-16de-eeuwse zeshoekige schans met bastions zijn nog twee bastions herkenbaar. Op het terrein bevindt zich een hallenhuisboerderij (Voorne 13) met een uit 1889 daterend fors dwars voorhuis met neoclassicistische vormen. Op het ommuurde erf staat verder een personeelswoning met een mogelijk laat-16de-eeuwse kelder, behorend tot de voormalige fortbebouwing. Ten zuidwesten van Heerewaarden bevindt zich het voorm. fort Nieuw Sint Andries (Sint Andries 1). De restanten van dit in 1815-'16 naar ontwerp van W. Valter aangelegde vijfhoekige fort liggen bij het kanaal van St. Andries. Dit kanaal verbindt de Waal en de Maas en heeft een sluis uit 1934. Hemmen (gemeente Valburg) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een opgehoogde stroomrug. De dorpskern bij de kerk werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. De Herv. kerk (Kerkplein 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Martinus, is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een slanke toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. Aan de zuidzijde van het koor bevindt zich de 18de-eeuwse grafkelder van de familie Van Lynden. Van het mogelijk 13de-eeuwse schip zijn de vensters in 1741 vergroot. Het koor dateert waarschijnlijk uit de 15de-eeuw en de toren verrees rond 1800. Bij een ingrijpende restauratie van de kerk in 1932-'33 is aan de noordzijde een consistorie toegevoegd. Het kerkinterieur wordt gedekt door een houten spitstongewelf. Tot de inventaris behoren een rode zandstenen sarcofaag (12de of 13de eeuw), een gotische grafzerk (1524 of 1529), een preekstoel (1741) en twee epitafen voor het echtpaar Van Lynden-Van Hogendorp (1779 en 1787). De gebrandschilderde ramen (1931) zijn ontworpen door F. Schilt-Geesink. De voorm. pastorie (Dorpsstraat 1) is een gepleisterd herenhuis, blijkens de gevelsteen daterend uit 1853. Nabij de kerk staat een gepleisterde dorpspomp (hoek Kerkplein/Dorpsstraat) uit 1748 met een geknikt zinken tentdak. Het voorm. raadhuis annex hulppostkantoor (Dorpstraat 9-10) is in 1918 gebouwd. Boven de ingangen in de lange zijgevels staan de opschriften ‘Gemeentehuis’ en ‘Hulppostkantoor’. De ruïne van Huis te {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} Hemmen, gelegen ten westen van de kerk, is in 1997 geconsolideerd. Het in opdracht van Frans Godard van Lynden in 1757 gebouwde, omgrachte huis werd in 1944-'45 verwoest. Boerderijen. In Hemmen staat een aantal hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis met schilddak. Voorbeelden zijn de gepleisterde boerderij Molenstraat 20 (18de eeuw), met opkamer en gepotdekselde schuur, de verhoogd gelegen boerderij Molenpad 1 (1800), de in de lengterichting gesplitste boerderij Englaan 2-3 (1851) en de van oorsprong 19de-eeuwse boerderij Dorpsstraat 4-5 met de jaartalankers ‘1910’. Boelenhamsestraat 8 is een hallenhuisboerderij met de jaartalankers ‘1876’. Hengelo Dorp, ontstaan op een dekzandgebied aan de hessenweg van Zutphen naar Bocholt. Het dorp wordt voor het eerst genoemd in 963. In 1152 is er sprake van een parochiekerk. Münsterse troepen verwoestten het dorp in 1666. In de 19de eeuw waren er diverse klompenmakerijen. De Herv. kerk (Kerkstraat 8), oorspronkelijk gewijd aan St. Remigius, is een laat-gotische pseudobasiliek met driezijdig gesloten koor en een forse toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. Het koor, met aan de noordzijde een sacristie en aangrenzende kapel, is rond 1400 gebouwd. De laatgotische toren met tufstenen speklagen verrees midden 15de eeuw. In de toren hangen een klok uit 1406 en een door Peter van Trier gegoten klok uit 1612. Het huidige schip kwam eind 15de eeuw tot stand, waarbij de zijbeuken langs de toren zijn doorgetrokken. De kerk is in 1839 hersteld en onderging in 1955-'60 een algehele restauratie. Het interieur bevat in het koor vroeg-15de-eeuwse muurschilderingen met voorstellingen van de Twaalf Apostelen in architectonische omlijstingen. Tot de inventaris behoren een 17de-eeuwse preekstoel en een door J. Proper gebouwd orgel (1894). De R.K. St.-Willibrorduskerk (Spalstraat 30) is een driebeukige neoclassicistische kerk voorzien van een geveltoren van drie geledingen met achtkantig opzetstuk en naaldspits. De in 1842-'43 naar plannen van H. Bauer gebouwde kerk vormt één geheel met de pastorie (St.-Michielsstraat 1). De toren is na stormschade in 1884 hersteld. Bij een ingrijpende verbouwing van de kerk in 1924, naar plannen van H.C.M. van Beers, zijn gebrandschilderde ramen van de Gebr. Asperslagh aangebracht. Het raadhuis (Raadhuisstraat 20) werd in 1851 gebouwd als openbare lagere school en na een verbouwing in 1886, naar plannen van H. Enklaar, als raadhuis ingericht. Verdere uitbreidingen volgden in 1936 en 1982-'83. Het voorm. postkantoor (Raadhuisstraat 23-25) is een pand uit 1911-'13 met gepleisterde daklijst en een geveltop met chalet-elementen. Landhuizen. In de directe omgeving van Hengelo staan enkele landhuizen met landgoed. De voorm. havezate 't Kervel (Kervelseweg 36-38) stamt in aanleg uit 1400 en heette toen Meijerink. Het huidige gepleisterde huis verrees in 1870 naar plannen van H.J. Wennekers. Na in 1917 als klooster te zijn ingericht, werd het 1921 uitgebreid. Het koetshuis verbouwde men in 1951 tot gastenverblijf. Het klooster deed als zodanig dienst tot 1985. Het Regelink (Regelinklaan 3) is een statig neoclassicistisch landhuis, voorzien van een middenrisaliet met fronton en ionische pilasters, gebouwd in 1832 voor J.A. van Heeckeren. Uit circa 1850 dateert het gepleisterde neoclassicistische landhuis Ruurloseweg 26. Het gepleisterde huis Het Meenink (Meeninklaan 5) uit circa 1860 bezit een driezijdige erker; de in 1872 aangebrachte verdieping is in 1976 verwijderd. Woonhuizen. Het gepleisterde neoclassicistische herenhuis Dorpszicht {== afbeelding Hengelo, Landhuis Het Regelink==} {>>afbeelding<<} (Spalstraat 25-25a) dateert uit circa 1820 en is uitgebreid rond 1900 en in 1933. In opzet stamt het timmermansbedrijf van B. Thüss, Bleekstraat 4, uit 1847; de schuur is in 1907 toegevoegd. Het woonhuis Spalstraat 16 verrees rond 1870 en vertoont eclectische details. Uit circa 1905 dateren het woon- en winkelpand Kerkstraat 17 en het hotel-café-restaurant Spalstraat 5, met een veranda in chalet-stijl. Boerderijen. De hallenhuisboerderij 't Hof (Hofstraat 3) bevat een kapspant met de jaartallen 1767 en 1792. Het woonhuis is echter rond 1840 gebouwd en in 1913 ingericht als woning voor burgemeester A. Reijnst. Andere hallenhuisboerderijen zijn Varsselseweg 43, uit het begin van de 19de eeuw, en Meeninklaan 7, met een dwars woonhuis uit 1853 en twee stallen uit 1863. 't Zelle (Ruurloseweg 92), gelegen ten noordoosten van Hengelo, is een statig landhuis, dat waarschijnlijk in 1792 is gebouwd met een laag souterrain en een bel-etage; de vestibule heeft nog een stucplafond uit die tijd. Na in 1838 in bezit te zijn gekomen van de familie van Dorth tot Medler, kreeg het een neoclassicistisch aanzien en werd de voorzijde verhoogd met een verdieping. De drie bouwhuizen stammen uit de bouwtijd van het huis. Vlakbij (Ruurloseweg) staat op de grens met de gemeente Ruurlo een laat-19de-eeuwse hardstenen grenspaal. Keijenborg. Dit dorp ten zuiden van Hengelo is eind 17de eeuw ontstaan als katholieke enclave en kreeg in 1784 een eerste schuurkerk. De hallenhuisboerderij ‘Booltink’ (Past. Thuisstraat 6) bevat mogelijk 17de-eeuwse vakwerkresten en een gevelsteen uit 1537 (afkomstig van een gesloopt boerderijdeel); het dwarse voorhuis stamt uit 1752. De R.K. St.-Johannes de Doperkerk (Kerkstraat 7) is een driebeukige pseudobasiliek met een korte, ongelede toren met tentdak, gebouwd in 1931-'32 naar plannen van J. Stuyt ter plaatse van een uit 1841 stammende voorganger. Tot de inventaris behoren twee, mogelijke 16de-eeuwse, kruisbeelden, een neogotisch hoofdaltaar uit de voorganger van de kerk en kruiswegstaties van Jos. ten Horn (circa 1932). De neoclassicistische pastorie (Kerkstraat 9) stamt uit 1843. Het R.K. klooster {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} St. Maria Postel (Past. Thuisstraat 6) verrees in 1925-'26. Het trafohuisje (Pastoor Thuisstraat 2), waartegen later een Mariakapel is gebouwd, stamt uit 1924. Hernen (gemeente Wijchen) {== afbeelding Hernen, Huis te Hernen, plattegrond==} {>>afbeelding<<} Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug bij het Huis te Hernen. De Dorpsstraat vormt de kern van het dorp en vertakt zich aan beide zijden van de bebouwde kom naar omliggende dorpen. Huis te Hernen (Dorpsstraat 40) is een vanaf het midden van de 14de eeuw gegroeid kasteel, dat in zijn huidige vorm bestaat uit een ronde hoektoren en vier vleugels rond een binnenplaats. Uitgangspunt was de later gesloopte vierkante 14de-eeuwse donjon met ommuring. De muur - met open weergang en arkeltorentjes aan de noordzijde - is opgenomen in de woonvleugels die vanaf de 15de eeuw aan de binnenzijden tegen de muur zijn gebouwd. De ronde toren op de zuidwesthoek kwam in de 15de eeuw tot stand, de oostvleugel met toegangspoort in 1555. In de 19de en 20ste eeuw zijn vooral aan de binnenplaatszijde maar ook aan de zuidgevel muurdelen vernieuwd. Het complex is in 1952-'57 gerestaureerd. De R.K. St.-Judocuskerk (Dorpsstraat 35) is een driebeukige kruisbasiliek met zijkoren, halfronde apsiden en apsidiolen en een toren van vier geledingen met achtkantige spits voorzien van frontalen. De kerk verrees in 1891-'92 naar ontwerp van P.Th. Stornebrink in neoromaanse vormen. Het interieur wordt gedekt door koepelachtige gewelven, kruisribgewelven en netgewelven. Het meubilair is grotendeels afkomstig uit het atelier van P.Th. Stornebrink (uitgevoerd door P.A. de Leeuw). Tot de inventaris behoren verder een doopvont van F. de Vriendt (1896), diverse heiligenbeelden en een door W. Rüter gebouwd orgel (1856). De polychromie is van atelier Cuypers (1919-'20), de gebrandschilderde ramen zijn van F. Nicolas (1925). De voorm. pastorie (Dorpsstraat 30) dateert in de huidige vorm uit 1842. Boerderijen. De krukhuisboerderij Dorpsstraat 46 heeft een mogelijk 17de-eeuwse kern en een voorgevel uit 1805. De kleine T-vormige boerderij Dorpsstraat 33 is 18de-eeuws en ook boerderij Dorpsstraat 16 heeft waarschijnlijk een 18de-eeuwse kern. Hallenhuisboerderijen uit de eerste helft van de {== afbeelding Hernen, R.K. St.-Judocuskerk==} {>>afbeelding<<} {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} 19de eeuw zijn Broekstraat 2, Dorpsstraat 31 en Dorpsstraat 48. Een dwars voorhuis heeft de midden-19de-eeuwse hallenhuisboerderij Broekstraat 1. De T-vormige boerderij Dorpsstraat 34 valt op door de decoratie uit circa 1900. De windmolen (Molenhoek B 2a), gelegen ten zuidoosten van Hernen, is een ronde bakstenen beltkorenmolen, gebouwd in 1745 in opdracht van de heer van Hernen, Jacobus Ferdinandus Antonius van Steenhuijs. De molen is in 1984 gerestaureerd. Herveld (gemeente Valburg) Herveld bestaat uit twee kernen. De oudste is de kleine kern Herveld-Zuid, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een opgehoogde stroomrug (woerd). Herveld-Noord kwam vanaf circa 1850 tot ontwikkeling, eveneens op en rond een woerd. Deze kern is tegen het nabij gelegen Andelst aangegroeid. De Herv. kerk (Schoolstraat 3), oorspronkelijk gewijd aan St. Willibrord, is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met traptoren en ingesnoerde spits. Het oorspronkelijk rond 1300 gebouwde pseudobasilicale schip kreeg in de 14de eeuw een dwarsarm en werd in de 15de eeuw verhoogd tot hallenkerk. Het koor kwam rond 1400 tot stand. De toren met tufsteen banden verrees eind 15de eeuw en bevat een door Johan Philipsen gegoten klok (1643). Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven op bladkapitelen. Tot de inventaris behoren een 17de-eeuwse preekstoel en een vroeg-18de-eeuwse overhuifde herenbank van Huis Loenen. De voorm. pastorie (Dijkstraat 5) is een herenhuis uit circa 1875 met neoclassicistische vormen. Woonhuizen. De kleine gepleisterde landarbeiderswoning Hoofdstraat 170 dateert uit circa 1850. De Nieuwe Kapel (Tielsestraat 136) is een statig landhuis met koetshuis uit circa 1880. Het huis Sonnevanck (Hoofdstraat 114) kwam rond 1900 tot stand naar een ontwerp van J. Schaars met neorenaissance-kenmerken. De gepleisterde arbeiderswoningen {== afbeelding Herveld, Herv. kerk, toren==} {>>afbeelding<<} Zandakkers 13-23 en 27-33 - vijf blokjes van twee onder één kap - zijn rond 1925 gebouwd. Het ontwerp van J. Schaars vertoont elementen van expressionisme en cottagestijl. Boerderijen. De boerderijen in Herveld liggen veelal op een verhoging en zijn van het type hallenhuis met dwars voorhuis. Een mogelijk 16de- of 17de-eeuwse kern heeft boerderij De Steenenkamer (Stenenkamerstraat 62); het zelfstandige voorhuis met afgewolfd zadeldak is in het verlengde van het achterhuis geplaatst. De 18de-eeuwse boerderij Schoolstraat 4 heeft een voorhuis dat deels naar achteren is uitgebouwd. Jongere voorbeelden zijn: Bredestraat 25 (1811), Lechstraat 12 (circa 1830) - met vloedschuur uit 1862 -, de kleine gepleisterde boerderij Bredestraat 12 (circa 1825), de statige boerderij Hoofdstraat 85 (1881) met neoclassicistische kenmerken, en de in 1901 herbouwde boerderij Schoolstraat 2 met oudere vloedschuur. De kleine hallenhuisboerderijen Tielsestraat 42 en 44 uit circa 1880 hebben geen dwars voorhuis. De Eshof (Bredestraat 17) is rond 1930 gebouwd in expressionistische stijl. Deze asymmetrisch opgezette boerderij heeft een vrijstaand woonhuis en een L-vormige schuur. De windmolen ‘De Vink’ (Stenenkamerstraat 17) is een mogelijk in 1722 gebouwde, gesloten standerdmolen. Deze korenmolen heeft een achtkantige stenen onderbouw en een houten kast met houten kap. Herwen (gemeente Rijnwaarden) Dorp, ontstaan op een oeverwal van de Oude Rijn bij de havezate Aerdt. In de 19de eeuw vormde zich een concentratie aan bebouwing rond de katholieke kerk. Aerdt (Molenhoek 3) is een voorm. havezate, gebouwd ter plaatse van het in 1348 genoemde en in 1598 verwoeste kasteel Ter Cluse. Het huidige rechthoekige herenhuis met schilddak kwam in 1652 tot stand voor Walraven van Steenhuys. Het zuidelijke bouwhuis met torenvormig paviljoen is vermoedelijk 17de-eeuws, het noordelijke bouwhuis in de vorm van een schuur is in 1799 voor Godfried Frans van Hugenpoth gebouwd. Het complex is in 1962-'72 gerestaureerd. De R.K. St.-Martinuskerk (Keurbeek 7) is een driebeukige neogotische hallenkerk met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. De kerk verrees in 1904-'05 naar plannen van A. Tepe op de plaats van een voorganger uit 1818. Tot de neogotische inventaris behoren een hoofdaltaar, afkomstig uit de kerk te Vragender, kruiswegstaties (1848) en een preekstoel (1875). De communiebank (1913) is vervaardigd door M. van Bokhoven. De gebrandschilderde ramen (1911 en 1919) zijn van F. Nicolas. Op het kerkhof staan enkele rijke graftekens, waaronder die voor S. van Embden (†1868) en voor de familie Meurs {== afbeelding Herwen, Huis Aerdt==} {>>afbeelding<<} {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} (circa 1928). Het laatste werd gemaakt door G. Brüx uit Kleef. Boerderijen. Nabij het dorp staan enkele interessante en forse dwarshuisboerderijen, zoals de herenboerderij Vinkenhorst (Ossenwaard 9), herbouwd rond 1870 voor wed. S. van Embden-Verwaaijen, en de boerderij Boswaaisestraat 1 uit de tweede helft van de 19de eeuw. Herwijnen (gemeente Lingewaal) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. In de loop van de tijd kwam een langgerekt dijkdorp tot ontwikkeling. Na de Tweede Wereldoorlog is Herwijnen naar het noorden uitgebreid. De Herv. kerk (Waaldijk 139) is een eenvoudige zaalkerk met houten dakruiter boven de voorgevel, gesticht in 1823. De kerk bevat een door K.M. van Puffelen gebouwd orgel (1858). De voorm. pastorie (Waaldijk 137) dateert uit 1884. De voorm. openbare lagere school (Waaldijk 127) uit circa 1885 bestaat uit een middenvleugel met twee naar voren springende haakse zijvleugels. Woonhuizen. Het neoclassicistische herenhuis Huis Kerkenstein (Waaldijk 76) is een wit geschilderd, tweebeukig pand, gebouwd in 1841 voor burgemeester J.W. Boelaard. Ernaast staat een gepleisterd koetshuis (Waaldijk 74). Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert Waaldijk 78-84, bestaande uit een dwars huis met hoog zadeldak en een achterhuis. Haaks op de dijk ligt het tweebeukige huis Moriaan (Waaldijk 141) uit circa 1865; een deels onderkelderd pand met zadeldaken en omlijste ingang. Neoclassicistische vormen en een middenopbouw heeft Waaldijk 20, dat rond 1870 werd gebouwd als directeurswoning. Rond 1890 verrees Frissestijn (Waaldijk 145), een huis met neorenaissance-vormen en uitgebouwde tuinkamer. Het woon- en winkelpand Waaldijk 44 heeft een winkelpui uit circa 1905 met het opschrift ‘vleeshouwerij’. Waaldijk 99 is een gepleisterde villa uit 1913 met erker, serre en ongepleisterde bakstenen banden. {== afbeelding Herwijnen, Boerderij Den Oude Dijk==} {>>afbeelding<<} Boerderijen. Blijkens de jaartalankers gaat de krukhuisboerderij Den Oude Dijk (Katerdam 1), met opkamer en aan de achterzijde een dakoverstek, terug tot 1651. Op het erf bevindt zich een houten schuurberg. In het dorp staan diverse (voormalige) hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw, zoals: Waaldijk 147 (circa 1865) Waaldijk 67, Waaldijk 69, Achterweg 68, met bakhuisje en aan de achterzijde een dakoverstek, Schoutensteeg 2, met twee vijfroedige schuurbergen, en Achterweg 61 (circa 1900). Vergelijkbaar, maar met mansardedak en verblendsteendecoratie, is de boerderij Achterweg 11 uit circa 1910. De boerderij Achterweg 105-107 bestaat uit een laat-19de-eeuws bouwdeel en een woonhuis uit circa 1915 met neorenaissance-kenmerken. Het voorm. brandspuithuisje (Waaldijk 86) uit circa 1900 is voorzien van een baksteendecoratie. Het voorm. peilhuisje (tegenover Waaldijk 19) is een markant rechthoekig gepleisterd gebouwtje, gebouwd in 1874 in neoclassicistische vormen. Verdedigingswerken. Het voorm. fort de Nieuwe Steeg (Nieuwe Steeg 74), gelegen ten noorden van Herwijnen, werd in 1878 aangelegd als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ter verdediging van het Lingeacces. Het fort met bastions heeft een uit twee delen bestaande bomvrije kazerne. Voor dezelfde waterlinie gebouwd is het ten westen van Herwijnen, voorbij Vuren, gelegen voorm. fort Vuren (Waaldijk 29a). Dit langgerekte aarden redoute uit 1844 bestreek het Waalacces, de vesting Gorinchem en enkele sluizen. In 1847-'49 werd een ronde bomvrije omgrachte toren toegevoegd, die in 1873-'79 werd verlaagd; aan de oostzijde bouwde men toen een aangeaarde vrijstaande contrescarpgalerij. Tevens kreeg de redoute aan de noordzijde een verbinding met een aarden lunet uit 1844, waar men een bomvrije kazerne met remises bouwde. Dalem. Dorp gelegen ten westen van Herwijnen (nabij Gorinchem). De Herv. kerk (bij Merwededijk 6) gelegen ten westen van het huidige dorp, is een neoclassicistische zaalkerk uit 1801 met afgeplat schilddak en een opengewerkte vierkante klokkentoren met kleine spits. De uitwateringssluis (Merwededijk ong.), gelegen ten westen van het huidige dorp, is in 1815 gebouwd in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en diende tevens als inlaatsluis voor het inundatiegebied tussen Waal en Linge. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de puntdeuren van de drie doorlaten vernieuwd. Heteren Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Een lintvormige bebouwing ontwikkelde zich langs de dijk bij de Neder-Rijn en verder aan de tegenwoordige O.L. Vrouwestraat-Dorpsstraat, de Achterstraat en de Flessestraat. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp aan weerszijden van de Flessestraat verder uitgegroeid. De Herv. kerk (Kastanjelaan 14) is een uit 1837-'38 daterende zaalkerk in neoclassicistische vormen. Naast het kerkhof staat een vroeg-14de-eeuwse toren van twee geledingen met geknikt tentdak. De toren is een restant van de in de 19de eeuw gesloopte middeleeuwse St.-Wilibrorduskerk en is in 1960-'62 gerestaureerd onder leiding van Y. Kok. In de toren hangt een door Peter van Trier gegoten klok (1660). De R.K. kerk O.L.V. Onbevlekt Ontvangen (Kerkplein 2) is een zaalkerk met recht gesloten koor en een ongelede toren met naaldspits. De kerk verrees in 1930 naar ontwerp van H.C.M. van Beers ter vervanging van een voorganger uit 1854-'56. De kerk bevat een Verschueren-orgel uit 1936. De pastorie (Kerkplein 1) is in 1890 {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Heteren, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} gebouwd naar ontwerp van R. de Vries. Het voorm. raadhuis annex school en onderwijzerswoning (Kastanjelaan 4) kwam in 1875-'76 tot stand naar ontwerp van architect Rietbergen. Het statige, blokvormige pand vertoont eclectische en neoclassicistische elementen. Woonhuizen. Het gepleisterde huis De Haantjes (Dorpsstraat 29) is een tweebeukig dwars pand met omlijste ingang en een middenrisaliet met topgevel. Op een gevelsteen staat ‘IVH 1778’. Uit circa 1860 dateert het blokvormige eclectische herenhuis O.L. Vrouwestraat 39. De rond 1910 gebouwde villa Dorpsstraat 51 heeft een serre en een gepleisterde verdieping. Het L-vormige huis Dorpsstraat 3 uit circa 1930 is voorzien van een ronde hoektoren en is uitgevoerd in traditionalistische stijl. Boerderijen. De gepleisterde tweebeukige boerenwoning Sprokkelenburg (Kastanjelaan 23) stamt volgens de jaartalankers uit 1777. Uit circa 1860 dateert Dorpsstraat 5, een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis en een bakhuis. Drielse Rijndijk 23 is een voorm. boerderij met statig blokvormig voorhuis uit circa 1880. Iets jonger is de deels gepleisterde hallenhuisboerderij Boterhoeksestraat 5. De steenfabriek Randwijk (Renkumse Veerweg 3-5), ten noord-westen van Heteren, is in 1836-'37 opgericht door de familie Roes. Het huidige complex bevat een ringoven met schoorsteen uit 1926, die in 1977 is verbouwd tot zigzagvlamoven. Het fabrieksgebouw en de drie droogschuren dateren uit circa 1935. Randwijk. Dit dorp ten westen van Heteren is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. De Herv. kerk (Kerkstraat 1) is een pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een uitgebouwd westportaal met dakruiter. Het koor dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw. Schip en toren - beide eveneens 15de-eeuws - werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Het in 1953 voltooide huidige schip is door W.J.G. van Mourik in gotische vormen ontworpen. Aardige hallenhuisboerderijen zijn Bredeweg 69, met dwars voorhuis en ankers ‘S S G F 1807’, Bredeweg 35 (begin 19de eeuw) en Kerkstraat 15 (circa 1890). Heukelum (gemeente Lingewaal) Kleine stad, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een oeverwal van de Linge. Er kwam een gestrekt esdorp tot ontwikkeling dat waarschijnlijk in de 14de eeuw stadsrechten kreeg. De stedelijke ontwikkeling heeft zich na de middeleeuwen echter niet voortgezet. Na de Tweede Wereldoorlog is Heukelum in zuidwestelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Torenstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een eenbeukige kerk met een kort, vijfzijdig gesloten schip voorzien van een dakruiter met ingesnoerde spits en een hoger, vijfzijdig gesloten koor met sacristie en dwarsarm. De huidige kerk verrees in fasen ter plaatse van een voorganger uit circa 1250. De zuidelijke dwarsarm kwam rond 1350 tot stand; kap en topgevel dateren uit circa 1510. De voorm. sacristie is laat-14de-eeuws en het koor verrees rond circa 1400. Bij een brand in 1699 werden het oorspronkelijke schip en de vroeg-16de-eeuwse toren verwoest. Het huidige schip werd in 1728 nieuw gebouwd. Tegen de westzijde bevindt zich de grafkelder uit 1847 van de familie Fabricius van Heukelum. De dakruiter werd in 1858-'59 toegevoegd, is in 1910 vernieuwd en opnieuw in 1963-'66, bij de kerkrestauratie onder leiding van T. van Hoogevest. In de dakruiter hangt een door Peter Waghevens gegoten klok (1518). Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven voorzien van enkele klankpotten. De kerk bevat enkele grafzerken, waarvan de oudste uit 1616 dateert. Tot de inventaris behoren een preekstoel (circa 1640), een deels met oudere onderdelen vervaardigde herenbank (mogelijk uit 1701), een overhuifde herenbank (18de eeuw) en een door G.T. Bätz gebouwd orgel met Lodewijk XV-ornamentiek (1779; gerestaureerd in 1969). Verdedigingswerken. Van de 16de- en 17de-eeuwse vestingwerken zijn aan de zuid- en westzijde van Heukelum delen van de gracht en de muur zichtbaar. De muren liggen verder grotendeels onder een aarden talud. Het voorm. raadhuis (Voorstraat 2) is een vroeg-17de-eeuws dwars pand met dakruiter en een achteraanbouw uit 1915. De voorgevel is eind 19de eeuw gepleisterd en voorzien van een nieuwe omlijste toegang. Ondanks de bouw van een nieuw gemeentehuis (Gasthuisstraat 4) in 1964, heeft het oude gebouw tot 1989 als raadhuis gefunctioneerd. Het voorm. Drostenhuis (Voorstraat 1) is een 17de-eeuws dwars eenlaagspand met boven de vensters uitkragende ontlastingsbogen op gebeeldhouwde maskerconsoles met ionische kapitelen. Het gebouw is in de 19de eeuw verhoogd. De linker zijgevel dateert uit 1929. De voorm. school met den Bijbel (Torenstraat 8), gebouwd in 1912 in opdracht van jonkvrouwe C.A.E. Fabricius, is een drieklassige school met tegen de voorgevel een bakstenen pomp onder een schelpnis. Kasteel Heukelum (Heidensweg 1). Dit omgrachte, rechthoekige kasteel met souterrain werd in 1735-'40 gebouwd in opdracht van Johan van der Stel ter plaatse van het middeleeuwse kasteel Merkenburgh. De deels ingebouwde poorttoren uit de tweede helft van de 14de eeuw is daarvan het enige restant. Deze toren met borstwering, kantelen en uitkragende arkeltorentjes werd in de 18de eeuw voorzien van een koepel met spits en in 1826-'27 van de huidige ingangspartij. Aan de achterzijde {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Heukelum, Kasteel Heukelum (1988)==} {>>afbeelding<<} van het kasteel bevindt zich een middenrisaliet met deur- en vensteromlijsting in Lodewijk XIV-vormen. Het interieur bevat onder meer een 17de-eeuwse schouw met zandstenen hermen, stucdecoraties in Lodewijk XV-stijl en uit de 19de eeuw enkele stucplafonds, historiserende decoraties in onder andere neo-Lodewijk XIV-stijl, een geschilderd behangsel met jachttaferelen en een neo-renaissance-schouw. Aan het voorplein staan twee rond 1740 gebouwde rechthoekige bouwhuizen. Het rechter bouwhuis is een oranjerie geweest, het linker is in 1857 gewijzigd. Zowel bij de formele parkaanleg uit circa 1734 als bij de vroeg-19de-eeuwse landschappelijke parkaanleg, zijn oudere elementen, zoals de oprijlaan vanuit het dorp, geïntegreerd. Aan het begin van de oprijlaan staan twee 18de-eeuwse bakstenen hekpijlers. Woonhuizen. Een aantal huizen in Heukelum heeft achter de 19de-eeuwse gevel een oudere, mogelijk 17de-eeuwse kern behouden. Voorbeelden hiervan zijn het gepleisterde dwarse eenlaagspand Torenstraat 2, dat vroeger een herberg was en de woning van de smid van de naastgelegen 18de-eeuwse smederij Torenstraat 4, en het gepleisterde dwarse huis Torenstraat 15 uit circa 1875 met schijnvoegen en eclectische kenmerken. De stadsboerderij Groenewal 34-35 is een hallenhuisboerderij met een gepleisterd dwars voorhuis van 16de-eeuwse oorsprong en rechts een uitgebouwde kamer. Op het erf staat een vijfroedige schuurberg. Heumen Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de grens van een stroomrug en rivierduin enerzijds en een rivierterras anderzijds. De oudste bebouwing concentreerde zich aan de Dorpsstraat, de Vosseneindseweg en de Oude Boterdijk. De Herv. kerk (Dorpsstraat 19), oorspronkelijk gewijd aan St. Gregorius, is een eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. Het romaanse schip stamt uit de 12de eeuw en is in de 14de eeuw verhoogd en beklampt en in de 19de eeuw gepleisterd. De brede onderbouw van de toren verrees in de 14de eeuw en is in de 15de eeuw verhoogd. In de toren hangen klokken van François Hemony (1662) en Johannes Franssen (1702). Het laat-gotische koor kwam in de 15de eeuw tot stand. De toren is in 1915 gerestaureerd, naar plannen van J.J. Haspels, en opnieuw in 1976-'77, toen men onder leiding van W.A. Heineman de hele kerk heeft gerestaureerd. Het schip wordt gedekt door een vlakke houten zoldering. De kerk bevat een neorenaissanceepitaaf voor de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau, vervaardigd in 1890 door L.F. Stracké. Het kerkhof bevat een natuurstenen grafkruis (1541) voor Albert van Redychaeven en de graven van J.A. Boreel de Mauregnault (†1830) en ds. J. van Schevichaven (†1857). De voorm. pastorie (Dorpsstraat 41) is een blokvormig pand uit circa 1830. De R.K. St.-Gregoriuskerk (Dorpsstraat 32) is een driebeukige basiliek met vijfzijdige apsis, doopkapel, portaal en geveltoren. De kerk verrees in 1951-'52 in de trant van de Delftse school naar ontwerp van E. Nijsten, ter vervanging van de in 1944 verwoeste neogotische voorganger uit 1881-'82. De pastorie (Dorpsstraat 34) is in 1951-'52 gebouwd naar ontwerp van E. Nijsten. Woonhuizen. Het voorm. rentmeestershuis Dorpstraat 39 van het begin 19de eeuw afgebroken Huis te Heumen is een blokvormig, gepleisterd pand met souterrain, omlijste ingang en gebroken schilddak. Het pand is mogelijk ontstaan uit een 18de-eeuws tuinpaviljoen, dat rond 1800 en rond 1890 is uitgebreid; daarbij is het verbonden met de achterliggende boerderij. Het in kalkzandsteen opgetrokken pand 't Jachthuis {== afbeelding Heumen, Herv. kerk, grafmonument voor de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau (1977)==} {>>afbeelding<<} {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} (Looistraat 59 en 61) dateert uit circa 1907 en vertoont chaletstijl-kenmerken. Looistraat 57 is van oorsprong een blokhut uit Oregon (USA), die rond 1916 hier is herbouwd. Het vierkante bouwwerk heeft een verhoogde middenopbouw en wit geschilderde bakstenen gevels. De boerderij Vosseneindseweg 5 is een krukhuisboerderij uit circa 1850 met een mogelijk oudere kern. Op het erf staat een schuur met dwarsdeel uit dezelfde tijd. De windmolen ‘Joannusmolen’ (Vosseneindseweg bij 44), geplaatst op een verhoging, is een grondzeiler uit 1894. De ronde stenen korenmolen heeft een met dakleer gedekte houten kap. De keer- en schutsluis in het Maas-Waalkanaal (Kapitein Postmalaan ong.) is een gestrekte sluis met roldeuren uit 1928. Het bijbehorende pompgebouwtje en de driedubbele woning zijn uit dezelfde tijd. Heveadorp (gemeente Renkum) Fabrieksdorp, ontstaan begin 20ste eeuw. Het laat-18de-eeuwse Huis te Duno werd in 1888 gekocht door cacaohandelaar J.W.F. Scheffer, die in 1908 in de nabijheid de modelboerderij Huis te Aa stichtte. De gebouwen gingen in 1914 over in handen van D.F. Wilhelmi, die er in 1916 de ‘Verenigde Nederlandsche Rubberfabrieken Hevea’ vestigde. Voor de werknemers werd een tuindorp gebouwd. In 1944 werden de fabrieksgebouwen zwaar beschadigd en het Huis te Duno verwoest. Na de sluiting van de fabriek in 1976, volgde in 1982-'84 de sloop van de gebouwen. De zogeheten Hunnenschans ‘Duno’ (Rijnlaan ong.) is een restant van een vroeg-middeleeuwse ringwalburcht. Het tolhuis (Fonteinallee 3) is een uit circa 1880 daterend neoclassicistisch eenlaagspand met vooruitspringende middenpartij. Woonhuizen. Voor de werknemers van de rubberfabriek kwamen in 1916-'18 naar ontwerp van J. Rothuizen woonblokken met een tuindorpkarakter tot stand aan de Middenlaan, Noorderlaan, Centrumlaan en omgeving. {== afbeelding Heveadorp, Woonhuizen tuindorp Heveadorp (1995)==} {>>afbeelding<<} De woonblokken droegen oorspronkelijk namen van eilanden in de Indische Archipel. De rieten kappen, de puntgevels en de vensters met kleine roedenverdelingen van deze eenlaags woningen geven het geheel een cottagestijl-achtig aanzien. Meer het karakter van de latejugendstil - met gepleisterde topgevels en roeden in de bovenlichten - hebben de gelijktijdig ontworpen beambtenwoningen aan de Dunolaan. In 1984 zijn de woningen gerenoveerd naar plannen van B. Verhaagen. Nieuwbouw op de voormalige fabrieksterreinen deed enige afbreuk aan het tuindorpkarakter. De voorm. openbare lagere school (Middenlaan 47) is een met riet gedekt eenlaags gebouw in cottagestijl uit circa 1920. Het café-restaurant ‘Westerbouwing’ (Beethovenlaan 373), gelegen op de rand van de Veluwestuwwal, ontstond in 1872 als uitzichtskoepel, waartegen in 1876 een paviljoen werd gebouwd. In 1933 werd dit alles vervangen door een café-restaurant met uitzichttoren. Na verwoesting in 1944 volgde in 1950 nieuwbouw in vergelijkbare vormen. Door de toevoeging van een stoeltjeslift in 1960 kreeg het geheel een on-Nederlands aanzien. Hierden (gemeente Harderwijk) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op de overgang van een dekzandrug naar de zeekleigronden. De voorganger van de huidige kerk dateerde uit het midden van de 17de eeuw en lag aan de zuidzijde van de Zuiderzeestraatweg. De Herv. kerk (bij Zuiderzeestraatweg 151) is een kruiskerk met dakruiter. Aan de uit circa 1880 daterende neogotische zaalkerk is rond 1920 een transept toegevoegd. De neoclassicistische pastorie (Zuiderzeestraat 151) is eveneens uit circa 1880. Groot Essenburg (Zuiderzeestraatweg 197-199). De kern van dit landgoed wordt gevormd door een landhuis met aan de voor- en achterzijde torenvormig uitgebouwde middenpartijen voorzien van peervormige spitsen. Het in 1652 gebouwde huis werd in 1767 gemoderniseerd in opdracht van Heribert van Westervelt. In 1929 vond een verbouwing plaats in pseudo-17de-eeuwse stijl. Links van het voorplein staat een ingrijpend verbouwde 18de-eeuwse oranjerie. Het huis wordt omringd door een verlandschappelijkte geometrische aanleg. Boerderijen. Rond het dorp liggen diverse karakteristieke hallenhuisboerderijen van het Veluwse type, zoals Zuiderzeestraatweg 38 (circa 1735) en Zuiderzeestraatweg 72 (1736). De boerderij Zuiderzeestraatweg 98 heeft een voorhuis uit 1789; de deel is eind 19de eeuw vernieuwd. Bij Zuiderzeestraatweg 78 stamt het woongedeelte uit 1808 en het bedrijfsgedeelte uit 1852. Andere 19de-eeuwse voorbeelden zijn: Zuiderzeestraatweg 139 (1837), Zuiderzeestraatweg 130 (1839) en Zuiderzeestraatweg 159 (1849), met houten achtergevel. Bij de boerderijen Kleine Mheenweg 5 (1850) en {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} Engelenburg (Zuiderzeestraatweg 59; 1862) staat een gepotdekselde schuur en roedenberg. Hoenderloo (gemeente Apeldoorn) Dorp op de Veluwestuwwal, ontstaan nadat hier in 1841 in opdracht van ds. O.G. Heldring een waterput was gegraven en in 1848 een huis voor verwaarloosde minderjarigen was gesticht. Ook na de aanleg van een grindweg naar Apeldoorn in 1872 bleef de groei van het dorp beperkt. De Herv. kerk (Heldringsweg 10) is een gepleisterde zaalkerk uit 1857 met geveltoren en aangebouwde consistoriekamer. Het gebouw heeft spitsboogvensters met gietijzeren traceringen. De Heldringstichting (Kampheuvellaan 34) is gesticht in 1848 als doorgangshuis voor verwaarloosde minderjarigen. Bij de vernieuwing in 1985 zijn het hoofdgebouw (1851) en het verplegingsgebouw (1912) gesloopt. Bewaard gebleven is het ‘Kampheuvel Huis’ uit 1929, ontworpen door J.A. Wijn. Deelerwoud. In 1945 werd het uit 1895 daterende landhuis van dit landgoed verwoest. Alleen het poortgebouw (Deelerwoud 1) bleef behouden. Dit werd in 1923 in opdracht van baron Van Heeckeren van Enghuizen gebouwd op {== afbeelding Hoenderloo, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} een vlindervormige plattegrond naar ontwerp van J. Molema. De boerderij ‘Lebretshoeve’ (Lebretshoeveweg 2) dateert uit het eind van de 19de eeuw en is in 1911 uitgebreid, nadat het landgoed Deelerwoud in 1909 in bezit was gekomen van N.M. Lebret. De naastgelegen gietijzeren boerenrosmolen is ook uit 1911. De muziektent (Krimweg ong.) werd rond 1925 gebouwd. Herberg ‘De Woeste Hoeve’ (Oude Arnhemseweg 292), gelegen ten oosten van Hoenderloo, is in 1771 gesticht als pleisterplaats op de weg van Apeldoorn naar Arnhem. In de nabijheid bevindt zich een gedenkteken voor de slachtoffers van een Duitse represaillemaatregel na de aanslag op H.A. Rauter (6-3-1945). Hoevelaken Langgerekt dorp, ontstaan op een ontginningsas (Oosterdorpsstraat) van een in 1132 begonnen ontginning, die in 1286 naar het westen werd uitgebreid (Westerdorpsstraat). Het in 1402 voor het eerst vermelde kasteel Hoevelaken dat in de 15de eeuw van strategische betekenis was, ging in 1672 in vlammen op; mogelijk werd ook het dorp toen door brand verwoest. De verharding van de weg Amersfoort-Deventer (1806-'09) zorgde voor een economische impuls. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp sterk naar het noorden en zuidwesten uitgebreid. De Herv. kerk (Westerdorpsstraat 67), oorspronkelijk gewijd aan St. Martinus, is een kruiskerk voorzien van een ongelede toren met achtzijdige spits. De toren dateert uit de 16de eeuw. In de klokkenstoel uit 1698 hangen een klok van Jan Tolhuis (1527) en een klok van Wouter Both en Eppe van der Arck (1628). Van de middeleeuwse kerk bleef vrijwel niets bewaard door verbouwingen en uitbreidingen tot een neogotische kruiskerk in 1866 en 1930 (zuidzijde). Boven de laat-gotische toreningang herinnert het jaartal 1873 aan de verbouwing van de toren in neogotische stijl. De pastorie (Westerdorpsstraat 65) is een blokvormige herenhuis in ‘Um 1800’-stijl uit circa 1916. Buitenplaatsen. Ter vervanging {== afbeelding Hoevelaken, Huis Hoevelaken==} {>>afbeelding<<} van een vroeg-18de-eeuwse havezate verrees in 1925-'28 het huidige Huis Hoevelaken (Westerdorpsstraat 68-70) in opdracht van C.J.K. van Aalst, president van de Nederlandse Handels Maatschappij, naar ontwerp van M.A. en J. van Nieukerken. Het landhuis heeft een verhoogd middenrisaliet, een aangebouwde ingangspartij voorzien van achtkantige toren met ui-vormige spits en een aangebouwde dienstvleugel. Het interieur bevat rijke schouwen, beschilderde plafonds en dessus-de-portes van Jacob de Wit, afkomstig uit enkele Amsterdamse huizen. Op de verdieping van de dienstvleugel bevindt zich een schilderijengalerij. Het huis ligt in een park dat zich geheel richt naar de oorspronkelijke langgerekte perceelstructuur van de buitenplaats. Het park is rond 1820 in landschapsstijl gewijzigd en in 1927 ingrijpend gereorganiseerd naar plannen van P.H. Wattez. Daarbij zijn de vijvers vergroot en nabij het huis zijn trappartijen aangelegd. Ten zuidwesten van het huis staan een voorm. koetshuis in neoclassicistische stijl (1867) en een door M.A. van Nieukerken ontworpen L-vormige, eenlaags portierswoning (1937). De voorm. 18de-eeuwse buitenplaats Weldam (Park Weldam 1-7) is van 1935 tot 1960 vrijwel geheel verkaveld voor villabouw. De beplanting en de hoofdelementen van de aanleg bleven daarbij behouden. Van belang zijn de villa's De Booghof (Park Weldam 6) en Vinkenest (Park Weldam 7) beide in traditionalistische stijl uit circa 1935. Aan het einde van de Weldammerlaan (bij Weldammerlaan 9) staan twee hardstenen Lodewijk XIV-hekpijlers. Boerderijen. Mogelijk 18de-eeuws {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} is de gepleisterde hallenhuisboerderij Oosterdorpsstraat 25. De deel is deels in hout uitgevoerd. Bij Oosterdorpstraat 150 staat een vroeg-19de-eeuwse schaapskooi. In opdracht van H.H. Knottenbelt en naar ontwerp van H.H. Kramer werd in 1903-'05 de modelboerderij Vinkenhoef (Amersfoortseweg 28-30, gem. Amersfoort) gebouwd. Het complex, ter plaatse van een 18de eeuwse buitenplaats, bestaat uit een wagenhuis, een zuivelhuis en een veestal. Het oudste deel is de jugendstil-villa uit 1903. De modelboerderij verloor in 1920 de oorspronkelijke functie. Hoog-Keppel (gemeente Hummelo en Keppel) Dorp, ook wel Oldenkeppel genoemd, gelegen op een rivierduin die al in de 10de eeuw bewoning kende. De bebouwing heeft zich rond een brink gegroepeerd. De Herv. kerk (Burg. Van Panhuysbrink 11), oorspronkelijk gewijd aan Petrus en Paulus, is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde spits. Het benedendeel van de tufstenen toren met romaanse ingang stamt uit de 12de eeuw. Het oorspronkelijk driebeukige schip en het koor zullen kort na 1392 zijn gebouwd, waarbij mogelijk de toren is verhoogd. Tegen 1740 sloopte men de noordbeuk en later die eeuw de zuidbeuk. Het huidige stucplafond is toen aangebracht of anders bij de herstelling in 1845. Tot de inventaris behoren een preekstoel (tweede helft 17de eeuw) en een door Matthijs van Deventer gebouwd orgel (1739-'41). Op het kerkhof bevinden zich gietijzeren kindergrafkruisen en de gietijzeren grafzerken van H. Wennink (†1871) en Van Bemmel-Buijck (†1889). Woonhuizen. Rondom de brink staan enkele karakteristieke dwarse dorpshuizen. Uit de eerste helft van de 19de eeuw stamt Burg. Van Panhuysbrink 7-9. Rond 1865 gebouwd zijn Burg. Vrijlandweg 14, met accoladevormig dakerkervenster, en Burg. Vrijlandweg 8-10, dat boven de deur een bord met het wapen van Keppel heeft; de veranda dateert uit circa 1895. {== afbeelding Hoog-Keppel, Huis De Uilenpas==} {>>afbeelding<<} De Ulenpas (Dubbeltjesweg 20), gelegen ten noordwesten van Hoog-Keppel is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt vermeld in 1396. Het pand, waarin zich middeleeuwse resten bevonden, kreeg zijn huidige wit gepleisterde aanzien na een verbouwing rond 1800 voor W.H. vrijheer van Rouwenoort. Na in 1965 te zijn uitgebrand, is het bij de restauratie in 1975 zonder zijvleugels herbouwd. De tuinaanleg uit 1810, naar plannen van J.P. Posth, is in 1883 gereorganiseerd door L.A. Springer. Op het landgoed staan een bouw- annex koetshuis, een dienstwoning (Dubbeltjesweg 18) en een koetshuis annex theehuis (Dubbeltjesweg 20-22), alle uit circa 1880. Hoog-Soeren (gemeente Apeldoorn) Esdorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de Veluwestuwwal. De nederzetting wordt al in 815 vermeld. In 1863 {== afbeelding Hoog-Soeren, Jachtchalet Het Aardhuis==} {>>afbeelding<<} werden de Soerense bossen aan de Kroondomeinen toegevoegd. Mede daardoor bleef de groei van het dorp beperkt. De Herv./Geref. kerk (Hoog Soeren 46) is een gepleisterde zaalkerk met ingangsportaal en dakruiter, gebouwd in 1903 en tot zijn huidige vorm verbouwd in 1933. Woonhuizen. Het huis Hoog Soeren 66 is in 1905 opgetrokken in Noorse blokhutbouw naar plannen van G. van der Wal Perné en verbouwd in 1921. Het naastgelegen lage torenachtige gebouw met ingesnoerde spits verrees in 1929 naar ontwerp van C. de Graaf. Het woonhuis De Riethoeve (Hoog Soeren 72) werd in 1929 in expressionistische vormen gebouwd naar plannen van M. Huigen. De echoput (Amersfoortseweg 86), gelegen ten noordoosten van Hoog-Soeren is een zeventig meter diepe put, die in 1809 is gegraven als watervoorziening van de pleisterplaats aan de straatweg Amersfoort-Apeldoorn. Het jachtchalet ‘Het Aardhuis’ (Hofweg 1), gelegen ten noordwesten van Hoog-Soeren, is een houten chalet uit 1861 naar plannen van H.F.G.N. Camp. Horssen (gemeente Druten) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op en rond een donk waarvan de grens nog te volgen is aan het beloop van de Pannekoekse- {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Horssen, R.K. St.-Bonifatiuskerk==} {>>afbeelding<<} en de Zelksestraat. Vanaf de 12de eeuw breidde het dorp zich in zuidoostelijke richting uit. Op de natuurlijke stuifzandrug vanaf de Molenhoek, in oostelijke richting parallel aan de Oude Wetering, ontstond midden 13de eeuw een tweede bebouwingsconcentratie. Het dorp wordt gekenmerkt door een open bebouwingsstructuur met drie kerken vlak bij elkaar. De voorm. R.K. St-Bonifatiuskerk (Kerkpad 2) is een eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde spits. De toren dateert uit de 14de eeuw en heeft gekoppelde galmgaten met natuurstenen deelzuiltjes. In de toren hangt een door de gebroeders Van Trier gegoten klok (1658). Het van tufstenen speklagen voorziene, laat-gotische koor kwam rond 1450 tot stand. Het huidige schip is uit het tweede kwart van de 19de eeuw. Het interieur wordt gedekt door een balkenplafond, aangebracht bij de restauratie van 1931-'37. De Herv. kerk (Kerkpad 11) is een uit 1821-'22 daterende kleine, driezijdig gesloten zaalkerk voorzien van een zeszijdige dakruiter met ingesnoerde spits. Tegen de koorsluiting staat een consistorie. Het interieur wordt gedekt door een tongewelf. Tot de inventaris behoren een eikenhouten preekstoel en twee overhuifde herenbanken in neorococo-vormen (1822) met het alliantiewapen van P. Bouwens en M.J. Gerbada, bewoners van het Huis te Horssen. De forse pastorie (Kerkpad 13) met koetshuis dateert uit 1829. De R.K. kerk St. Antonius Abt (Kerkpad 7) is een driebeukige basiliek met vijfzijdig gesloten koor, laag pseudotransept, doopkapel en een toren van vier geledingen met haakse steunberen en een ingesnoerde naaldspits. De neogotische kerk verrees in 1909-'10 naar ontwerp van C. Franssen. Het interieur wordt deels gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een door M. van Bokhoven vervaardigd neogotisch hoogaltaar (1910) en een preekstoel uit 1911-'15. De gebrandschilderde ramen zijn van atelier F. Nicolas (1910). De pastorie (Kerkpad 9-9a) uit 1870 is een ontwerp van architect Van Schadewijk. Huis te Horssen (Zelksestraat 14). Na de sloop rond 1850 van het waarschijnlijk 17de-eeuwse huis heeft men één van de bijgebouwen - mogelijk het rentmeestershuis - tot hoofdhuis verbouwd. De korte oostgevel werd een representatieve voorgevel bij het woongedeelte. Het westelijke deel van het pand werd bedrijfsruimte. Met name de lange zijgevels laten bouwsporen zien van oudere situaties. Het tweelaags landhuis met hoog schilddak ligt in de as van de voorm. oprijlaan. De vier hardstenen hekpijlers van het vroeg-19de-eeuwse smeedijzeren toegangshek worden bekroond door siervazen in empire-vormen. In de 19de-eeuwse landschappelijke parkaanleg is de oudere, formele parkaanleg nog herkenbaar aan het patroon van de paden. Boerderijen. Het dorp heeft diverse interessante oude boerderijen. Het bedrijfsgedeelte van Het Goch (Lindeboomstraat 4), een kleine 18de-eeuwse hallenhuisboerderij met dwars voorhuis, is naar de weg gekeerd. Vergelijkbaar is de opzet van de meeste boerderijen aan de Zelkestraat, met hun voorgevels gericht naar het Kerkpad. Een 18de-eeuwse oorsprong hebben verder de hallenhuisboerderijen De Laan (Zelksestraat 4) en De Vogelzanger (Zelkestraat 8); de laatste heeft wijzigingen ondergaan. Eind 18de- of vroeg-19de-eeuws is de boerderij Kweekhoven (Zelksestraat 12), een hallenhuisboerderij met een dwars voorhuis voorzien van een rieten zadeldak tussen topgevels. De deels gepleisterde hallenhuisboerderij Het Houten Wames (Zelkestraat 2) dateert in zijn huidige vorm uit de eerste helft van de 19de eeuw. Hallenhuisboerderijen met een dwars voorhuis zijn verder Pannekoeksestraat 1 (begin 19de eeuw) - de wagenschuur is uit circa 1900 -, Roedensestraat 10 (midden 19de eeuw) en Kerkpad 4-4a, dat in de 19de eeuw tevens als school heeft dienst {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} gedaan. De krukhuisboerderij Zelkestraat 10 dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Huissen Kleine stad, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. In de late middeleeuwen was het een kleine handelsnederzetting met stadsrechten (1348) en omwalling - nog herkenbaar aan de benaming Stadswal. In de Tweede Wereldoorlog werd Huissen zwaar getroffen, waardoor de dorpskern nu wordt gekenmerkt door bebouwing uit de wederopbouw. Na de oorlog is Huissen aan de noord-, west- en zuidzijde flink uitgebreid. Het dominicanerklooster (Kloosterlaan 1) ontwikkelde zich bij een neoclassicistisch landhuis uit 1816. Het U-vormige kloostercomplex is in 1856-'58 gebouwd naar ontwerp van P.J.H. Cuypers en is later enkele keren uitgebreid en gewijzigd. De neogotische driezijdig gesloten kapel met zijkapellen en dakruiter heeft inwendig een houten spits tongewelf en bevat neogotische koorbanken naar ontwerp van Cuypers. Het voorm. St.-Elisabethklooster van de franciscanessen van Heythuizen (Langekerkstraat 2-4) bestaat uit een neogotische kapel (1890-'91) naar ontwerp van G. te Riele en kloostergebouwen met een kloostergang rond een binnenhof (1935) naar ontwerp van G.M. Leeuwenberg. Het complex dient sinds 1978 als raadhuis en is in 1988-'91 en in 1999 uitgebreid. De voorm. kapel heeft een tongewelf van stucwerk en gebrandschilderde ramen (circa 1891) naar ontwerp van K. Trautwein. De R.K. kerk O.L. Vrouwe ten Hemelopneming (Langekerkstraat 10) is een driebeukige basiliek met halfronde apsis en een toren van twee geledingen met omloop en achtkantige lantaarn met uivormige spits. De in de stijl van de Delftse School gebouwde kerk verrees in 1949-'50 naar ontwerp van G.M. Leeuwenberg ter vervanging van een in 1943-'44 verwoeste laat-gotische voorganger. De toren en de apsis kwamen in 1961 gereed. De kerk bezit een door Albert Hachman gegoten klok (1559) en een door de gebroeders Van Trier gegoten klok (1652). Tot de inventaris behoort een preekstoel uit 1656. J. Colette vervaardigde de gebrandschilderde ramen (circa 1950). De R.K. kerk van de Heilige Martelaren van Gorcum (Pastoor van Wijkstraat 33) is een driebeukige basiliek met vijfzijdig gesloten koor en een ingebouwde toren van drie geledingen met ingesnoerd tentdak. De in traditionalistische vormen uitgevoerde kerk kwam in 1952-'53 tot stand naar ontwerp van H.W. Valk (met medewerking van G.H.F. Valk) ter vervanging van een in 1944 verwoeste voorganger uit 1925-'26. De gebrandschilderde ramen zijn van D. Wildschut. De pastorie (Pastoor van Wijkstraat 35) dateert uit 1925. Woonhuizen. Het dwarse huis De Kluut (Korte Kerkstraat 2) dateert mogelijk uit de 16de eeuw. Het diepe huis Langestraat 17 werd circa 1560 gebouwd en is in 1954 ingrijpend gerestaureerd naar plannen van Y. Kok. De voorgevel heeft gebeeldhouwde koppen en medaillons in de boogvelden. Een mogelijk uit 1647 daterende gezamenlijke kern hebben de huizen Vierakkerstraat 35-37 en Hof van Hessen (Vierakkerstraat 39). De laatste heeft een gepleisterde eclectische voorgevel uit circa 1860. Het dubbele woonhuis Maria-Vicariestraat 3-5 uit 1923 vertoont kenmerken van het rationalisme. De woningen Arnhemse Poort 67-75 en Walstraat 47 zijn gebouwd in 1937 naar een ontwerp van J.C. Berendsen in traditionalistische vormen. De Oude Vicarie (Vicariestraat 1) is een wit geschilderde voorm. notariswoning met koetshuis, gebouwd in 1949 naar een ontwerp van A.M. de Rouville de Meux in de vormen van de Delftse School. De boerderij Gochsestraat 7, een gepleisterde krukhuisboerderij met kleine tabaksschuur, dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw, maar heeft waarschijnlijk een oudere kern. Hulshorst (gemeente Nunspeet) Dorp, ontstaan aan het eind van de 19de eeuw langs de Harderwijkerweg, genoemd naar de buitenplaats Hulshorst. {== afbeelding Hulshorst, Station==} {>>afbeelding<<} Buitenplaatsen. De kern van het gepleisterde eclectische landhuis Groeneveld (Harderwijkerweg 390), gelegen in een landschapspark met serpentinevijver, dateert uit circa 1830. Op het terrein staan een bedrijfswoning en een portierswoning uit de tweede helft van de 19de eeuw. Het vroeg-19de-eeuwse landhuis van de ten zuidwesten van het dorp gelegen buitenplaats Hulshorst (Harderwijkerweg 543-547) - ontstaan uit een 16de-eeuws edelmanshuis - is in 1941 afgebroken. Wat resteert zijn de vroeg-19de-eeuwse landschappelijke parkaanleg met vijverpartij, het 19de-eeuwse gepleisterde koetshuis en de eenlaags vroeg-20ste-eeuwse boswachterswoning. Windmolen ‘De Maagd’ (Kapelweg 22) is een met riet beklede achtkantige stellingkorenmolen op stenen onderbouw, gebouwd in 1898 voor J. de Rooy en gerestaureerd in 1960. Boerderijen. Rond het dorp liggen verschillende interessante hallenhuisboerderijen. Een rieten wolfdak hebben de gepleisterde boerderij Harderwijkerweg 411, met de jaartalankers ‘1731’, en de boerderij Groot Essenburg (Harderwijkerweg 397), gedateerd 1732. In opdracht van de regenten van het Groot Burgerweeshuis te Harderwijk werd in 1844 de boerderij Klein Hulardserf (Harderwijkerweg 479) gebouwd. Het rieten wolfdak van deze boerderij steekt uit over de voorgevel. Het voorm. station (Oudeweg 121, gelegen ten zuidwesten van Hulshorst, is een gebouw derde klasse van de Nederlandsche Centraal-Spoorwegmaatschappij gebouwd in 1863 naar plannen van H.J. Kamperdijk. Het gepleisterde neoclassicistische pand kreeg in 1876 een {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} verdieping. Naast het station bevindt zich een uit circa 1930 daterende fietsenstalling (Oudeweg 121a) in de stijl van het zakelijk-expressionisme. De Schuilhoek (Oudeweg 118), gelegen ten zuidwesten van Hulshorst in het bos, is een voorm. houten schildershut met expressionistische elementen, gebouwd rond 1920 voor H. Hana. Het interieur is nog oorspronkelijk. Hummelo (gemeente Hummelo en Keppel) Dorp, ontstaan op een rivierduin en voor het eerst genoemd in 828. In de 19de eeuw ontwikkelde zich langs de Dorpsstraat een harmonisch dorp, dat inmiddels is beschermd. De Herv. kerk (Dorpsstraat 22) is een door steunberen gelede zaalkerk, gebouwd in 1838 ter plaatse van een voorganger uit 1328. De voorgevel, heeft spitsboogvensters en een geveltoren met achtkantige lantaarn. Het interieur bevat een orgel door E. Leichel (1883) in een midden-19de-eeuwse kast. Bij de kerk staat de gietijzeren dorpspomp uit circa 1875, vervaardigd door ijzergieterij Wed. A. Sterkman & Zn. uit 's-Gravenhage. Woonhuizen. De voorm. Herv. pastorie, Domineespaadje 1, is een statig vroeg-19de-eeuws huis. Karakteristieke dwarse eenlaagspanden uit het midden van die eeuw zijn Dorpsstraat 3, 14 en 16-18. Uit dezelfde tijd dateren de huizen Dorpsstraat 10 en 12, die een agrarisch karakter hebben. De grote villa Johanna (Sliekstraat 1) verrees in 1903 in neorenaissance-stijl. Horeca. Het hotel ‘De Gouden Karper’ (Dorpsstraat 9) is een deftig pand met empire-vensters uit het begin van de 19de eeuw. De veranda stamt uit circa 1905. De uitspanning ‘Het Wapen van Heeckeren’ (Zelhemseweg 16), gelegen ten oosten van Hummelo, is een voorm. Hessenherberg uit circa 1840. Boven de klassieke deuromlijsting bevindt zich een wapenbord. Het omlopend schilddak heeft een gietijzeren balustrade. Naast het huis staat een 18de-eeuwse zandstenen pomp. De Alg. begraafplaats (Zelhemseweg 2-4), aangelegd rond 1860, heeft een baarhuisje uit die tijd en bevat enkele met een hek omgeven graven van de familie Breukink en een grafkelder van de bewoners van de havezate Enghuizen, voorzien van wapen en ronde obelisk. Enghuizen (Kasteellaan), gelegen ten noorden van Hummelo, is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1326. Op de plaats van het gesloopte oude kasteel werd rond 1835 het jagerspaviljoen (Kasteellaan 1) gebouwd. Dit paviljoen, voorzien van een galerij met houten dorische zuilen is in 1868 verbouwd. Het in 1835 iets zuidelijker gebouwde landhuis is in 1948 gesloopt. Het park kwam tot stand naar plannen van H. van Lunteren en is bereikbaar via twee ornamentele hangbruggen met gietijzeren pilonen. Uit circa 1835 dateert het rentmeestershuis (Spalderskampsweg 1) en uit 1868 stammen de oranjerie (Kasteellaan 1) en het imposante neoclassicistische koetshuis (Kasteellaan 4) met hoekpaviljoens en frontons. Boerderijen. In de directe omgeving van Hummelo ligt een aantal tot het landgoed Enghuizen behorende pachtboerderijen. Ze zijn gebouwd in neoclassicistische vormen en hebben namen uit de Russische campagne van Napoleon waaraan opdrachtgever H.J.C.J. baron van Heeckeren deel nam, zoals Bautzen (Zelhemseweg 29), Beresina en Jena. Andere Enghuizense boerderijen, uit het midden van de 19de eeuw, zijn: De Drieslag (Zutphenseweg 5), Zelhemseweg 2, De Grevenkamp (Zelhemseweg 21) en Talem (Zelhemseweg 17, 1879). Niet tot Enghuizen behoort {== afbeelding Hummelo, Uitspanning Het Wapen van Heeckeren==} {>>afbeelding<<} De Runsvoort (Zelhemseweg 8), een belangrijke boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis en driekapsschuur uit 1857-'58, gebouwd voor J.G. Breukink. De wagenschuur dateert uit 1876. IJzendoorn (gemeente Echteld) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een oeverwal van de Waal. Het dorp kwam tot ontwikkeling langs de Waalbandijk en de Keizerstraat. De Herv. kerk (Dorpsstraat 30) is een lange eenbeukige laat-gotische kerk met driezijdige koorsluiting en een toren van vier geledingen met traptoren en een tentdak. Het koor kwam eind 14de eeuw tot stand, het schip en de toren volgden in de 15de eeuw. In de toren hangt een klok uit 1526. Het schip heeft een rechthoekig zuidportaal. Kerk en toren leden zware schade in de Tweede Wereldoorlog. Bij de restauratie in 1949-'55, onder leiding van J.B. baron van Asbeck, heeft men bij het koor een consistorie gebouwd. Het kerkinterieur wordt gedekt door houten tongewelven, die bij de restauratie zijn aangebracht ter vervanging van een vlakke zoldering. Hoog in de koorsluiting bevinden zich klankpotten voor een betere akoestiek. Tot de inventaris behoren een preekstoel (tweede kwart 17de eeuw) en een overhuifde herenbank (begin 18de eeuw) met het gesneden alliantiewapen van Christiaan Reinold van Wijhe van Echteld en Henriëtte Philippine Van Brakell. De verhoogd gelegen voorm. pastorie (Dorpsstraat 28) is een statig blokvormig pand uit het einde van de 19de eeuw. Woonhuizen. De verhoogd gelegen {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding IJzendoorn, Boerderij Keizershove==} {>>afbeelding<<} villa Huize Oosterveld (Molenstraat 1) is een statig blokvormig pand uit circa 1850 met neoclassicistische kenmerken. Op het erf staan een stenen schuur met gepleisterde banden (Molenstraat 3) en een ronde stenen duiventoren met rieten kegelkap. Rond 1900 werd de blokvormige villa Molenstraat 6 gebouwd, voorzien van ornamenten in verblendsteen. Op het erf staat een oudere vloedschuur. De landarbeiderswoningen Dorpsstraat 38 en Molenstraat 10 - de laatste met decoraties in kalkzandsteen - dateren uit circa 1910 en hebben in het verlengde van het woongedeelte een agrarisch bedrijfsgedeelte. Het eenlaagspand Keizerstraat 21 kwam in 1922-'23 tot stand. Boerderijen. De boerderij Oude Steeg 1 heeft een laat-18de-eeuws dwars voorhuis met rieten schilddak; het achterhuis is geheel nieuw ommetseld. Naast de boerderij staat een tabaksschuur met rieten wolfdak. De op een huisterp gesitueerde gepleisterde hallenhuisboerderij Het Hof (Keizerstraat 17) heeft een dwars voorhuis en een voorm. oranjerie. De boerderij is rond 1875 gebouwd, vermoedelijk op de plaats van het voorm. Slot IJzendoorn, dat begin 19de eeuw is gesloopt. De rond 1900 gebouwde hallenhuisboerderij Keizershove (Keizerstraat 74) heeft een tweelaags dwars voorhuis met gepleisterde en geblokte (hoek)pilasters. Het achterhuis en de op een hoger gelegen deel van het erf staande vloedschuur zijn ouder. Van de voorm. steenfabriek ‘Van Hesteren & Janssen N.V.’, gelegen ten zuiden van IJzendoorn in het oostelijke gedeelte van de Willemspolder, resteert de vlamoven uit circa 1915-'20. Ingen (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Oude Rijn. Het dorp ontwikkelde zich tot een compact esdorp. De (Herv.) St.-Lambertuskerk (Kerkpad 2) is een laat-gotische driebeukige pseudobasilicale kerk voorzien van een hoger, vijfzijdig gesloten koor met zijkapel en een ingebouwde toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De onderbouw van de toren verrees in de 14de eeuw; het koor in de 15de eeuw. Het huidige schip kwam kort na 1494 tot stand, waarbij in de oostmuur tufsteenwerk behouden bleef van een eenbeukige voorganger uit de 12de of 13de eeuw. Bij de vergroting van het schip heeft men de toren ingebouwd en verhoogd. De kapel aan de zuidzijde van het koor is 16de-eeuws. De kerk is in 1949-'52 en in 1968-'69 gerestaureerd. Het interieur wordt gedekt door netgewelven. De gewelf- en muurschilderingen, die kort na 1494 zijn aangebracht, tonen een rankenversiering en afbeeldingen van enkele heiligen en de Annunciatie. Tot de inventaris behoren een zandstenen doopvont (11de-12de eeuw), zes rijk gebeeldhouwde grafzerken (16de/17de eeuw), een door Willem Rijckz. vervaardigde preekstoel (1672), twee rouwborden (1762 en 1770) en een door de firma E.F. Walcker & Co. gebouwd orgel (1901). Woonhuizen. Karakteristiek is het vrij hoog gelegen Dr. A.R. Holplein waarlangs de bebouwing bestaat uit herenhuizen en burgerwoningen voornamelijk uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, zoals bijvoorbeeld Dr. A.R. Holplein 1 uit circa 1915. Boerderijen. Aardige hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis in het dorp zijn De Brei 8, met jaartalankers ‘1849’, en Kerkpad 5, met rieten schilddak en twee ankers met het gesplitste jaartal ‘18-56’. De windmolen ‘Op Hoop van Beter’ (Kerkpad 7) is een hoge ronde bakstenen stellingkorenmolen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. De molen is in 1893 gebouwd en in 1995 gerestaureerd. Het dijkmagazijn (Rijnbandijk 11), gelegen ten noorden van Ingen, dateert uit 1870. Het tweelaagspand heeft een geknikt, overstekend zadeldak en verdiepte gevelvelden. Joppe (gemeente Gorssel) Dorp, ontstaan in de 19de eeuw als katholieke enclave in de nabijheid van Huis 't Joppe. De R.K. kerk O.L. Vrouw ten Hemelopneming (Joppelaan 73) is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met balustrade, achtkantige lantaarn met frontalen en een slanke achtkantige spits. Deze neogotische kerk verrees in 1866-'67 naar plannen van H.J. Wennekers. Het interieur wordt gedekt door in stucwerk op latten uitgevoerde kruisribgewelven. Uit de bouwtijd stammen de preekstoel (circa 1870), het doopvont (1873) en de in 1962 tot hoofdaltaar omgebouwde communiebank (circa 1875), alle gemaakt door atelier Lenaerts en Houtermans uit Roermond; het orgel is gebouwd door M. Maarschalkerweerd (1889). De kerk is in 1992-'93 gerestaureerd. De pastorie (Joppelaan 71), in neogotische vormen en met wenkbrauwen boven de vensters, dateert uit circa 1867 en is ook ontworpen door Wennekers. Het kerkhof heeft een baarhuisje uit 1870, een door paden omgeven eiland met priestergraven en een kruisiging, en de grafkelder met granieten obelisk van de stichter van de kerk, F.E.A. van Hövell tot Westerflier (†1926). Huis 't Joppe (Joppelaan 110) is een deftig landhuis bestaande uit een hoofdgebouw met klokkentorentje en zandstenen pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl, geflankeerd door vooruitspringende zijvleugels. Geertruid van Markel, weduwe van de in 1736 overleden Deventer burgemeester Arnold Bouwer, liet het huis in 1739-'42 bouwen, mogelijk naar ontwerp van Jan Peterszen. Wellicht is bij de bouw gebruik gemaakt van een oudere herenkamer. In opdracht van A. Brandts werd in 1853 de rechter zijvleugel verlengd en vermoedelijk is toen ook de koepelkamer aan de achterzijde {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Joppe, Huis 't Joppe (1994)==} {>>afbeelding<<} aangebouwd. In 1863 kwam het huis in bezit van F.E.A. baron van Hövell tot Westerflier en Weezenveld. De alliantiewapens in de gevel zijn van hem en zijn vrouw R. Boreel de Mauregnault. In 1965-'67 is het huis gerestaureerd. Het interieur bevat een fraai trappenhuis in Lodewijk XV-vormen, en schouwen en stucwerk in dezelfde stijl. De parkaanleg in landschappelijk stijl stamt uit 1831-'32. Rond 1880 heeft men het eindpunt van de oprijlaan veranderd en aan de achterzijde van het park een berceau aangelegd. De bijgebouwen zijn tussen 1864 en 1870 gebouwd. Woonhuizen. Het pand Joppelaan 102 is rond 1854 als boerderij annex tolhuis gebouwd aan de toen aangelegde Joppelaan. Uit 1874 stamt de T-vormige dorpswoning Joppelaan 104-106. De in 1921 gebouwde villa Overdok (Lochemseweg 66) is door A.J. Jansen ontworpen in Engelse landhuisstijl met ‘Um 1800’-elementen. {== afbeelding Kring van Dorth bij Joppe, Jeugdherberg De Kleine Haar==} {>>afbeelding<<} Kring van Dorth. Buurtschap gelegen ten noordoosten van Joppe. Het huis Dorth (Bathmenseweg 16) is een oorspronkelijk 14de-eeuwse havezate. Van het rond 1606 gebouwde en in 1833 grotendeels gesloopte huis resteren bij de oprijlaan twee maniëristische obelisken op postamenten met leeuwenmaskers. Ook de hoofdlijnen van de parkaanleg horen bij dat oude huis. Een vervolgens in 1837 gebouwd huis maakte in 1930 weer plaats voor het huidige forse landhuis. In opdracht van G.O.F. ridder Huijssen van Kattendijke is het door A. de Maaker ontworpen in een op het Hollands-classicisme geïnspireerde nieuw historiserende stijl. Het koetshuis en de rentmeesterswoning in traditionalistische vormen zijn in 1929 gebouwd naar plannen van A.J. Jansen. De jeugdherberg ‘De Kleine Haar’ (Dortherweg 34) is een tweelaags houten gebouw in Noorse stijl. Het werd in 1910 geschonken door de Noorse koning aan de Opperhoutvester van het Nederlands Koninklijk Huis, G.E.H. Tutein Nolthenius, en nabij Diepenveen opgebouwd. In 1924 is het op de huidige plaats herbouwd en vanaf 1934 is het als jeugdherberg in gebruik. Kerk Avezaath (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug. Langs twee evenwijdige wegen, de Achterstraat en de Dorpsstraat, kwam een gestrekt esdorp tot ontwikkeling. Door uitbreidingen na 1945 aan de oost- en de westzijde is die dorpsstructuur nog moeilijk herkenbaar. De Herv. kerk (Daver 15) is een eenbeukige kerk met smaller, driezijdig gesloten koor en een ingebouwde toren van twee geledingen met twee zware steunberen en een ingesnoerde spits. Het schip en de bovenbouw van de toren zijn gepleisterd. De toren heeft een 11de-eeuwse tufstenen onderbouw; de bovenbouw dateert vermoedelijk van rond 1640. In de 14de eeuw heeft men de onderbouw aan drie zijden met spitsboogdoorgangen naar de kerk geopend. Het laat-gotische koor met tufsteenbanden stamt uit circa 1500. Het romaanse schip is in 1861 naar plannen van J. van der Toorn vervangen door het huidige neogotische schip, met aan de noordzijde een portaal. De kerk is in 1980-'81 gerestaureerd onder leiding van C.L. Temminck Groll. Het koor wordt gedekt door een stenen netgewelf, dat in het schip in stuc is geïmiteerd; bij de restauratie is dit stucgewelf geheel vernieuwd. Op de torenpijlers bevinden zich 14de-eeuwse schilderingen (St. Agatha en Maria Magdalena) en op het koorgewelf 16de-eeuwse rankenschilderingen. De kerk bevat een door K.M. van Puffelen gebouwd orgel (1882). De voorm. lagere school (Daver 24) en de bijbehorende onderwijzerswoning (Dorpsstraat 2) zijn twee evenwijdig gelegen, gepleisterde panden uit 1841. De school heeft rechts een lagere aanbouw met ingang. Woonhuizen. Het omgrachte, statige landhuis Huize Teisterbant (Dorpsstraat 29) dateert uit circa 1800. Het gepleisterde huis met souterrain heeft een middenrisaliet met omlijste ingang, hardstenen trap en bekronend ijzeren hekwerk. Op de nok van het schilddak staat een koepeltorentje met klok en uurwerk. Dorpsstraat 6 is een gepleisterd blokvormig pand uit circa 1860. De uit circa 1925 stammende villa Dorpsstraat 27 is voorzien van een opvallende polygonale hoektoren met tentdak. Boerderijen. Een 18de-eeuwse kern heeft de hallenhuisboerderij Walburg (Daver 9). Het dwarse, deels onderkel- {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} derde voorhuis kreeg een lage verdieping in de eerste helft van de 19de eeuw. Toen is ook de vloedschuur gebouwd. De aangebouwde woning aan de rechterzijde kwam rond 1900 tot stand. Noordereind 10 is een gepleisterde hallenhuisboerderij met dwars voorhuis voorzien van de jaartalankers ‘1725’. Waarschijnlijk vroeg-19de-eeuws is de gepleisterde krukhuisboerderij Achterstraat 38. Uit de 19de eeuw dateert een groot aantal hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis; diverse van deze boerderijen hebben een (rieten) schilddak bij het voorhuis en aan de achterzijde een dakoverstek. Goede voorbeelden uit de eerste helft van de 19de eeuw zijn Landzicht (Daver 13), met een wit geschilderd herenhuis als voorhuis, en Huis Steenakker (Noordereind 3), met een gepleisterd tweebeukig voorhuis. De boerderij Achterstraat 40 is een voorbeeld van rond 1850, maar onderging in de 20ste eeuw wijzigingen. Naast de boerderij staat een bakhuis annex schuur. De gepleisterde boerderij Noordereind 5 uit circa 1860 heeft eclectische vormen. Kapel Avezaath (gemeente Tiel). Dit dorp ten zuiden van Kerk Avezaath is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een stroomrug van de Waal. De Herv. kerk (Zoelensestraat 2) is een zaalkerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een geveltoren met ingesnoerde spits. Het later gepleisterde schip dateert uit de 14de eeuw, het laat-gotische koor uit het midden van de 16de eeuw. De kerk is verbouwd in 1705 en kreeg in 1783 een geveltoren. Bij de restauratie van de kerk in 1977-'78, onder leiding van C.L. Temminck Groll, is die geveltoren opnieuw opgemetseld. Het koor heeft inwendig een kruisribgewelf, het schip {== afbeelding Kerk-Avezaath, Villa Dorpsstraat 27==} {>>afbeelding<<} een vlakke houten zoldering. Tot de inventaris behoren een 17de-eeuws doophek, een preekstoel met Lodewijk XV-decoratie (1772) en een door P. van Dam gebouwd orgel (1917). Ten oosten van de kerk ligt op een verhoging de familiebegraafplaats Versteegh, gesticht in 1854 door M.J. Versteegh, burgemeester van de Avezathen en Zoelen en bewoner van Huis Het Teisterbant. Het terrein wordt omheind door een ijzeren hek met gecanneleerde gietijzeren hoekpilaren. Interessante hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis zijn het vroeg-19de-eeuwse ‘Jochmanshof’ (Laageinde 3), met tweebeukig voorhuis, de iets jongere ‘Hoeve Zuiderweert’ (Moleneind 18) en ‘De Cromme Maen’ (Laageinde 45) met de jaartalankers ‘1864’. Uit circa 1880 dateert de boerderij Zoelensestraat 30 met een voorhuis tussen topgevels en een schuur met dakoverstek aan de achterzijde. Op het erf staat een schuurberg. Kerkdriel (gemeente Maasdriel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Maas. Kerkdriel wordt voor het eerst vermeld in 815. De nederzetting ontwikkelde zich tot een dorp met drie min of meer aan de dijk parallel lopende wegen. Kerkdriel liep grote schade op in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog is het dorp flink in westelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Teisterbandstraat 3) is een recht gesloten zaalkerk met aanbouwen en een terzijde geplaatste toren met balustrade en opengewerkte klokkenstoel. De kerk verrees in 1952-'53 naar ontwerp van H.A. en G. Pothoven ter vervanging van een in 1945 verwoeste kerk. De R.K. St.-Martinuskerk (Kerkstraat ong.) is een pseudobasiliek met halfronde apsis, voorhal, terzijde geplaatste achthoekige doopkapel en een vrijstaande klokkentoren. De kerk kwam in 1953-'55 tot stand ter vervanging van een kerk uit 1829. Het ontwerp in traditionalistische stijl van J. Deur en C. Pouderoyen is geïnspireerd op Byzantijnse vormen. De voorm pastorie (Kerkstraat 41) is een dwars huis uit circa 1830 met {== afbeelding Kerkdriel, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Kerkdriel, Chr. lagere school==} {>>afbeelding<<} jonger achterhuis. Op het zadeldak staat een dakruiter. Het voorm. raadhuis (Mgr. Zwijsenplein 2) is gebouwd in 1887-'88 naar ontwerp van D. Semmelink. Het rijk gedecoreerde neorenaissance-gebouw heeft een souterrain en een dubbele bordestrap en wordt bekroond door een klokkentoren met ui-vormige bekroning. De voorm. Chr. lagere school (Teisterbandstraat 40) is in 1893 gebouwd met chaletstijl-elementen en een torenvormige ingangspartij met klokkenstoel. Het linker bouwdeel was de onderwijzerswoning; in het haakse rechter bouwdeel bevonden zich de lokalen. De uitbreiding aan de achterzijde kwam in 1923 tot stand naar plannen van H.A. Pothoven. Het voorm. postkantoor (Kerkstraat 18-20) is in 1905 gebouwd naar een ontwerp van E.G. Wentink met rationalistische- en jugenstil-vormen. De verdieping van het linker bouwdeel was ingericht als directeurswoning. Woonhuizen. Het deels gepleisterde Huis Het Teisterbant (Teisterbandstraat 27) heeft een voorhuis met trap- {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} gevels en inwendig een opkamer en - mogelijk 15de-eeuwse - kelders met tongewelven. Het achterhuis heeft een 18de-eeuws karakter. Het uit circa 1890 daterende dubbele huis Nieuwstraat 7-9 is vermoedelijk ontworpen door N. van Haaren. Dit drielaags pand heeft opmerkelijk kleine vensters op de tweede verdieping en verder baksteendecoraties en een balkon met gietijzeren hek en decoratieve consoles. De van gepleisterde decoraties voorziene Villa Maria (Kievitsham 5) is gebouwd rond 1905 en vertoont jugendstil-elementen. Het middenrisaliet wordt bekroond door een torenachtige dakopbouw met klokkenstoel. Boerderij ‘Scherpenheuvel’ (Teisterbandstraat 26) is een in de kern 17de-eeuwse, deels onderkelderde hallenhuisboerderij met hoog zadeldak tussen topgevels. De voorgevel is voorzien van de jaartalankers ‘1600’ en ‘1980’. De windmolen ‘Sara Catharina’ (Kievitsham 20) is een in 1846 gebouwde ronde stenen stellingmolen, voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. Vroeger werd met deze korenmolen ook olie geslagen; de oliekelder is nog aanwezig. Na zware oorlogsschade is de molen in 1947 hersteld. Het urinoir tegen de zijgevel van het voorm. veerhuis (Maasbandijk 1) dateert uit circa 1900. Dit openbare gietijzeren urinoir is naar een ouder ontwerp vervaardigd door Pletterij Den Haag. Velddriel. Dit gestrekte dorp ten westen van Kerkdriel is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Maas. Een groot deel van de bebouwing is rond 1880 door brand verwoest. De voorm. R.K. jongensschool (Voorstraat 70-72) is in 1880 gebouwd naar ontwerp van H.J. van Tulder met gekoppelde vensters met wenkbrauwbogen, een lijst van siermetselwerk en een kleine topgevel boven de ingang. Het later wit geschilderde, eenlaags gebouw bevatte ook de onderwijzerswoning. Aan de achterzijde bevindt zich een uitbreiding uit 1909 naar plannen van J.H.H. Groenendael. Het oudste deel van het voorm. klooster van de Zusters van Liefde (Voorstraat 73) wordt gevormd door een gepleisterde eclectische villa uit circa 1850, gebouwd voor Willem de Gier. De villa is in 1905 in gebruik genomen als klooster en in 1951 vergroot. Rechts ervan staat haaks een gepleisterd eclectisch kloostergebouw, waarvan de begane grond in 1922 is gebouwd naar ontwerp van W.C. van Erp. De verdieping met kapel kwam in 1928 tot stand naar neogotisch ontwerp van H.M. Vorstermans. De kapel heeft een driezijdig gesloten apsis en een tentdak met achthoekige lantaarn. De R.K. St.-Martinuskerk (bij Voorstraat 102) is een kruisbasiliek met lage vieringtoren, terzijde geplaatste doopkapel en vrijstaande toren. De kerk verrees in 1953 in traditionalistische vormen naar ontwerp van J.C.A. Schrijvers ter vervanging van de in 1945 verwoeste kerk uit 1858. De vrijstaande toren is in 1962 gebouwd. De pastorie (Voorstraat 102) is in dezelfde stijl uitgevoerd. Kerkwijk (gemeente Zaltbommel) Dorp, ontstaan op de stroomrug die dwars door de Bommelerwaard loopt. De nederzetting wordt voor het eerst vermeld in 1205. Het dorp heeft zich vanaf de vroege middeleeuwen ontwikkeld tot een gestrekt esdorp. De Herv. kerk (Aalderwijksestraat 16), oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een eenbeukige kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met traptoren en ingesnoerde {== afbeelding Kerkwijk, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} spits. Het romaanse tufstenen schip met hoge rondboognissen dateert uit het eerste kwart van de 12de eeuw. De laatromaanse bakstenen toren verrees in de tweede helft van de 13de eeuw; de traptoren is mogelijk in 1623 toegevoegd. In de toren hangt een door Willem Wegewaert gegoten klok (1617). Het gotische koor kwam eind 15de eeuw tot stand. Bij de restauratie in 1954-'56 is de consistorie toegevoegd. Het kerkinterieur wordt gedekt door een vlakke zoldering en in het koor door een houten gewelf met in de sluiting een schildering van het Laatste Oordeel (circa 1500). De kerk bevat een preekstoel uit het eerste kwart van de 17de eeuw, waarvan de 15de-eeuwse voet afkomstig is van een doopvont. Verder zijn er enkele 17de- en 18de-eeuwse zerken. De pastorie ‘Pro Rege’ (Aalderwijksestraat 14) is rond 1880 gebouwd als school met onderwijzerswoning; het schoolgedeelte is gesloopt. Het raadhuis (Walderweg 2) is in 1961 gebouwd naar ontwerp van C. Kammeijer met een aangebouwde bodewoning. De uitbreidingen dateren uit 1977 en 1990. Het woonhuis ‘Hemelrijk’ (Molenstraat 43), gelegen op een verhoging, is een sober neoclassicistisch pand uit 1834. Het tweebeukige gebouw heeft een omlijste ingang. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Kruisstraat 10 heeft een dwars voorhuis met een gedeelte van een onderkelderde laat-16de-eeuwse ‘stenen kamer’. Met jaartalankers gedateerd zijn de hallenhuisboerderijen Aalderwijksestraat 4 uit 1773 en Achterstraat 8 uit 1793; beide hebben een dwars voorhuis met opkamer. Aalderwijksestraat 18 is een hallenhuisboerderij uit circa 1800 met gepleisterde voorgevel. In opzet dateert de boerderij Achterstraat 6 uit circa 1830. Achter een tweebeukig dwars voorhuis met zadeldaken staat haaks een stalgedeelte met wolfdak. Torenstraat 3 is een boerderij met dwars, deels onderkelderd voorhuis uit de eerste helft van de 19de eeuw. Het op een verhoging gelegen boerderijcomplex Hogenhofstraat 3 bestaat uit een boerderij met dwars voorhuis (1857), een schuur (1891) met aangebouwd lager bakhuis en een vijfroedige hooiberg. {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} Kesteren Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Neder-Rijn. Bij de Rijnbandijk langs de Oude Rijn, een verdwenen meander van de Rijn, kwam een gestrekt dorp tot ontwikkeling. Aan de oostzijde van het dorp bouwde men rond 1885 een station aan de lijn Elst-Tiel, bij de afsplitsing naar Rhenen. Het dorp werd zwaar beschadigd in de Tweede Wereldoorlog. Na de wederopbouw is Kesteren in zuidelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Kerkstraat 4) is een zaalkerk met driezijdige apsis en een toren van twee geledingen met traptoren en ingesnoerde spits. De toren dateert uit de 14de eeuw. De rond 1500 gebouwde laat-gotische kerk werd in de oorlog verwoest en in 1951 vervangen door de huidige zaalkerk naar ontwerp van J.B. baron van Asbeck. De toren kreeg toen een ingangspartij en werd aan weerszijden voorzien van een eenlaags bouwdeel. In de toren hangt een door Wilhelmus gegoten klok (1454). Tot de kerkinventaris behoren een preekstoel uit het tweede kwart van de 17de eeuw en de 17de-eeuwse grafzerken van Arndt van Buren en Floris van Brakell (†1649). Woonhuizen. Het blokvormige, gepleisterde herenhuis Dorpsplein 3 dateert uit circa 1870. Een soortgelijk, iets groter huis is Huis De Poel (Rijnbandijk 151) uit 1892; het is het resterende voorhuis in neoclassicistische vormen van een oorspronkelijk T-vormig pand. Een herenhuis met alleen een gepleisterd middenrisaliet en hoekblokken is Nedereindsestraat 32 uit circa 1870. Ernaast staat een fruitschuur met geschulpte dakrand. Stationsstraat 14 is een eenlaags huis met mezzanino, gebouwd rond 1880 in eclectische vormen. De blokvormige villa De Schenkhof (Stationsstraat 16) verrees rond 1900; de villa Nedereindsestraat 31 is rond 1915 gebouwd op een complexere plattegrond. Boerderijen. De meeste boerderijen in en om het dorp zijn 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis. Een voorbeeld van rond 1850 is Nedereindsestraat 35, waarvan het voorhuis een lage verdieping en een rieten schilddak heeft. De boerderijen van rond {== afbeelding Kesteren, Station==} {>>afbeelding<<} 1870 hebben een tweelaags, blokvormig voorhuis met middenrisaliet, (gepleisterde) hoekblokken en een geschulpte dakrand. Voorbeelden hiervan zijn Boveneindsestraat 5-7, De Park (Rijnbandijk 149) en De Hoorn (Boveneindsestraat 15). De boerderijen Boveneindsestraat 22 uit 1905 en Boveneindsestraat 20 uit 1906 hebben beide een middenhuis tussen voor- en achterhuis. Het station (Stationsstraat 38-40) is gebouwd in 1885-'90 naar ontwerp van M.A. van Wadenooyen. Het ligt aan een wigvormig plein bij de splitsing van de spoorlijn Elst-Tiel en de - na 1945 opgeheven - lijn naar Rhenen. Omdat deze lijnen door twee verschillende maatschappijen werden geëxploiteerd bouwde men een langgerekt eenlaags dubbel plaatskaartenkantoor met aan weerszijden woningen voor de stationschefs met dienstruimten. Het noordelijke deel is na brand in 1963 gesloopt. De gebouwen zijn rijk uitgevoerd in een combinatie van neorenaissance- en neogotische vormen. Het dubbele trafohuis (Stationsstraat 15) uit circa 1922 is uitgevoerd in zakelijk-expressionistische trant, waarschijnlijk naar ontwerp van G. Versteeg sr. De Alg. begraafplaats (Nedereindsestraat ong.) werd rond 1830 aangelegd en heeft ondermeer een forse midden-19-eeuwse grafkelder van de familie Van den Berg. Klarenbeek (gemeente Apeldoorn/Voorst) Dorp, ontstaan in de 18de eeuw bij de kopermolen op de Klarenbeek. In de 19de eeuw kwam er enige lintbebouwing tot ontwikkeling aan de weg van Loenen naar Wilp. De R.K. kerk O.L. Vrouw ten Hemelopneming (Kerkweg 2) is een centraliserende kruiskerk met een slanke terzijde staande toren van twee geledingen met tentdak. De kerk verrees in 1929-'30 naar plannen van C. Hardeman ter vervanging van een kerk uit 1855. De openbare lagere school no 7 (Klarenbeekseweg 129) is rond 1900 gebouwd als een vierklassige school met onderwijzerswoning. Het voorm. hulppostkantoor (J.R. Krepellaan 2) is een eenvoudig lokaal dat in 1907 werd aangebouwd tegen een hallenhuisboerderij uit 1848. Huis Klarenbeek (J.R. Krepellaan 6), een blokvormig neoclassicistisch pand met omlijste ingang en dakruiter, werd in 1842 gebouwd voor J.R. Krepel. De voorm. watermolen op de Klarenbeek (J.R. Krepellaan 5) is een onderslagmolen die is opgericht in 1732. In 1764 liet J.R. Krepel de molen inrichten tot een pletterij van rood koper. In 1806 werd het molencomplex vernieuwd. Nadat men in 1871 was overgegaan op houtbewerking werd rond 1895 een nieuw fabrieksgebouw toegevoegd - dat na brand in 1904 gedeeltelijk werd her- {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} bouwd. Uit die fabriek is de huidige houtindustrie E. Krepel ontstaan. Windmolen ‘De Hoop’ (Molenweg 4) is een achtkantige stellingkorenmolen, gebouwd in 1905 voor Th. Pijnappel. De molen staat op de plaats van een achtkantige beltmolen en heeft een met riet bedekte romp op een bakstenen voet. De molen is in 1983 gerestaureerd. De hardstenen grenspaal (bij De Dalk 8) stamt uit de 18de eeuw en geeft de grens aan van de hoge heerlijkheid 't Loo. Kootwijk (gemeente Garderen) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op de Veluwestuwwal. Tot 1900 werd Kootwijk omgeven door uitgestrekte heidevelden, waar schapen werden gehouden. Sindsdien is een deel van de omgeving bebost. De Herv. kerk (De Brink 1) is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en zware toren van twee geledingen met lage ingesnoerde spits. Het laatgotische gebouw dateert uit het begin van de 16de eeuw maar is in 1930-'31 ingrijpend gerestaureerd. De Geref. kerk (Nieuw Milligenseweg 22), een zaalkerk met dakruiter en aangebouwde consistoriekamer, is rond 1920 gebouwd. De School met den bijbel (Nieuw Milligenseweg 20) is een tweeklassige school uit 1935. Radiozendstation Kootwijk (Radioweg 1), gelegen ten oosten van Kootwijk (gemeente Apeldoorn), kwam in 1918-'21 tot stand ten behoeve van de radio- en telegraafverbinding met Nederlands-Indië. Het geheel in gewapend beton uitgevoerde zendstation is een fors driebeukig gebouw met gedrongen toren. Architect J.M. Luthmann ontwierp het gebouw in expressionistische stijl, in samenwerking van constructeur J. Emmen. Het gebouw staat aan een voorplein met vijver. Aan de andere zijde hiervan staan twee dienstgebouwen. Ten behoeve van de koelwatervoorziening van het zendstation verrees in 1919-'20 de achtkantige betonnen (voorm.) watertoren (bij Radioweg 5), eveneens naar ontwerp van J.M. Luthmann. Bij {== afbeelding Kootwijk, Radiozendstation (1995)==} {>>afbeelding<<} het radiozendstation kwam een gehucht tot ontwikkeling. Het voorm. tehuis voor vrijgezelle ambtenaren (Radioweg 9) is een L-vormig gebouw uit 1921, dat in 1926 werd ingericht als ‘Hotel Radio’ en in 1928 een nieuwe vleugel kreeg. De sobere eenlaags dienstwoningen Turfbergweg 16-26 zijn rond 1925 gebouwd. Aan het tienjarig jubileum van het zendstation in 1928 herinnert het gedenkmonument aan de Turfbergweg, bestaande uit een bronzen wereldbol op postament. Het uit 1947 daterende herinneringsmonument 1940-'45 (bij Radioweg 4), van beeldhouwer W. van Kuilenburg, beeldt een vrouwspersoon met toorts uit. De R.K. Heilige Geestkapel (bij Alverschotenseweg 46), gelegen ten oosten van Kootwijk (gemeente Apeldoorn), is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een ongelede toren met tentdak, gebouwd in 1942 naar plannen van J.G.A. van Dongen. De naastgelegen ommuurde familiebegraafplaats Westerwoudt is nu opgenomen in een moderne begraafplaats. Kranenburg (gemeente Vorden) Dorp, ontstaan in de 18de eeuw als katholieke enclave langs de weg van Vorden naar Ruurlo. In 1725 verrees hier een eerste schuurkerk, die in 1834 werd vervangen. De R.K. St.-Antonius van Paduakerk (Ruurloseweg 101) is een driebeukige neogotische kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. In opdracht van Josephina baronesse van Dorth tot Medler maakte P.J.H. Cuypers in 1856 het ontwerp. De in 1867 gewijde kerk verrees ter vervanging van een voorganger uit 1834. Het interieur heeft slanke natuurstenen pijlers met kolonetten. Bij moderniseringen in 1965 en 1970 zijn de oorspronkelijke polychromie en inventaris verwijderd; het orgel stamt uit 1845. De neogotische pastorie (Ruurloseweg 103) ontstond in {== afbeelding Kranenburg, R.K. St.-Antonius van Paduakerk==} {>>afbeelding<<} {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kranenburg, R.K. begraafplaats==} {>>afbeelding<<} 1868. Het naastgelegen voorm. franciscanerklooster (Ruurloseweg 99) uit 1902 vertoont sobere neogotische vormen. De R.K. lagere school (Ruurloseweg 97) is in 1881 gebouwd als eenlaagse gangschool met aan de straatzijde een onderwijzerswoning. Wientjesvoort (Ruurloseweg 83) is een neoclassicistisch landhuis, gebouwd in 1850 voor de freules Josephina en Judith van Dorth tot Medler. In 1968 brandde de kap af en kreeg het huis een noodkap. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Groote Brandenborch (Brandenborchweg 1) werd rond 1800 gebouwd en kreeg later twee bijschuren. De Brandenborch (Brandenborchweg 3-5) is een boerderij met jachtkamer, gebouwd in 1906-'07 naar plannen van H. Enklaar voor J.H. Lulofs-Umbgrove. Interessant zijn de vroeg 19de-eeuwse hallenhuisboerderijen Mosselseweg 2 en Mosselseweg 7; de boerderij Onsteinseweg 22 stamt uit 1834. De R.K. begraafplaats (bij Eikenlaan 2), rond 1834 tegenover de kerk gesticht, heeft een centrale aanleg met graven van de franciscanen en een fraai gietijzeren hek met levensgrote engelen. De neogotische grafkapel uit 1865 is mogelijk ontworpen door P.J.H. Cuypers. Interessant zijn de grafkelder van R.E. baron van Dorth (†1847) en de graftekens van H.P.E.I. Bosch van Drakestein (†1841) en M.A.R.B.A. Stoop tot Onstein (†1848). De Wildenborg (Wildenborchseweg 20), gelegen ten noordoosten van Kranenburg, is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1372. In 1490 werd deze verwoest en in 1523-'33 herbouwd en versterkt. In de loop van de 17de eeuw werd het kasteel ontmanteld op de zware 16de-eeuwse poorttoren na. Deze werd als middenpartij opgenomen in een nieuw landhuis, dat in 1782 voor Hugo Damiaan Staring en Sophia Wynanda Ver Huell werd gebouwd. Van 1791 tot 1840 woonde hier hun zoon, de dichter A.C.W. Staring. In 1847 werd de toren in pseudo-romaanse stijl verhoogd en voorzien van drie toegangen, naar plannen van E.S. Heyninck voor J.I. Brands. Bij herstel in 1931, naar plannen van G.J. Postel, heeft men de toren ontpleisterd en de oostelijke vleugel verlengd. De oostelijke vleugel bevat nog een betimmering in Lodewijk XVI-stijl. Het park ontstond toen A.C.W. Staring rond 1810 aan de zuidzijde een zichtkanaal liet aanleggen. Bij de omvorming in romantische landschapsstijl in het midden van de 19de eeuw kwam het bouwhuis tot stand. In het park staan diverse tuinbeelden uit de 17de en 18de eeuw. In de nabijheid staat de Wildenborgse Kapel (Kapelweg 1), een houten zaalkerk met dakruiter uit circa 1930, voorzien van expressionistische details. De Wierse (Wiersserallee 9), gelegen ten oosten van Kranenburg, is een omgrachte voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1288. Het huidige gebouw ontstond kort na 1681 toen Enno Matthias ten Broeck het vervallen huis liet herbouwen. Midden 18de eeuw kreeg het huis een T-vormige plattegrond; van die verbouwing dateren inwendig twee kamers met stucplafonds en een schouw met gesneden boezem in vroege Lodewijk XV-vormen. Referendaris Victor de Stuers - die in 1893 trouwde met A.C. van Limburg Stirum - liet in 1912 het huis restaureren. Ter gelegenheid van het huwelijk van hun dochter, Alice, met W.E. Gatacre (1926) kreeg het huis in 1925 een driezijdig uitgebouwde ingangspartij met bordestrap in neo-Lodewijk XIV-stijl, naar plannen van D.F. Slothouwer. De vroeg-18de-eeuwse tuinaanleg is rond 1800 voorzien van karpervijvers en grachten en is omstreeks 1842 in opdracht van R.J. van Heeckeren gereorganiseerd. Naar plannen van A. Gatacre-De Stuers ontstonden tussen 1912 en 1928 enkele besloten tuinen, waaronder een rozentuin (1910) en een lage tuin (1913). Het koetshuis met dienstwoning (Wiersserallee 5) stamt uit circa 1870; veel van de andere gebouwtjes, waaronder kinderhuisjes en een tennishut, zijn van circa 1925. Het Onstein (Onsteinseweg 15), gelegen ten zuidoosten van Kranenburg, is een rijzig herenhuis, gebouwd ter plaatse van een voorganger uit 1613 waarvan nog een maniëristische gevelsteen rest. In opdracht van Jan Evert ten Broeck verrees in 1711 het huidige pand met geblokte hoekpilasters en een pronkrisaliet in robuuste Lodewijk XIV-vormen. Naar ontwerp van W. Dorst liet A.E.C.C. van der Heyden in 1925 de kap vervangen, een klokkentoren toevoegen en de traptoren verhogen. Inwendig heeft de gang een stucwerkplafond uit circa 1802, aangebracht in opdracht van M.A.R.B.A. Stoop. Het ontwerp van de redelijk bewaard gebleven symmetrische parkaanleg met assenstelsel en zichtkanaal uit circa 1710-'11, wordt aan Daniël Marot toegeschreven. Het koetshuis met dienstwoning (Onsteinseweg 17) en de paardenstal (Onsteinseweg 19) stammen uit circa 1875. {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Medler (Ruurloseweg 115), gelegen ten oosten van Kranenburg, is een rijzig herenhuis van 17de-eeuwse oorsprong, waar vanaf 1654 een katholieke schuilkapel in was ondergebracht. Met gebruik van het oude muurwerk liet Theodorus Zeno van Dorth in 1764-'65 het huis verbouwen en vergroten. In opdracht van zijn zoon R.E. van Dorth ontstond in 1800 de huidige ingangspartij met vestibule - voorzien van eenvoudig stucwerk in Lodewijk XVI-vormen. T.Z.J.P. van Dorth liet in 1892-'93 de lage bovenverdieping verhogen en voorzien van een fronton. De nieuwe kap kreeg een klokkentorentje met klokken uit 1655 en 1754. Het bouwhuis met stal en dienstwoning stamt uit 1760, de naastgelegen boerderij uit 1834. In Lodewijk XVI-vormen uitgevoerd zijn het toegangshek met vier zandstenen pijlers (1800) en de vroeg-19de-eeuwse tuinkoepel (Ruurloseweg 111) met een houten rand van doekfestoenen. De zonnewijzer in Lodewijk XIV-stijl, een loden siervaas (circa 1700), enkele liggende leeuwen en andere tuinsieraden zijn merendeels afkomstig van het rond 1830 gesloopte huis De Ehze bij Almen. Linde. Buurtschap ten zuiden van Kranenburg. Het zandstenen gedenkteken bij Lindeseweg 17 werd in 1837 opgericht ter herinnering aan de toen gesloopte Lindense kapel. Lindeseweg 14 is een hallenhuisboerderij met dwars woongedeelte uit 1867. De windmolen ‘Ons belang’ (Lindeseweg 29), een achtkantige beltmolen op veldmuren, verrees in 1890 voor B. Kelderman - molenaar van de coöperatie Ons Belang - ter plaatse van een uit 1856 stammende voorganger. De molen is in 1971 gerestaureerd. Laag-Keppel (gemeente Hummelo en Keppel) Kleine stad, ontstaan bij een doorwaadbare plaats op de weg van Zutphen naar Emmerik bij het kasteel van de heren van Keppel op een eiland tussen de Oude IJssel en een strang daarvan, de latere Molenbeek. Laag Keppel kreeg in 1361 markt- en in 1374 stadsrechten. De groei bleef beperkt tot de bebouwing langs de Dorpsstraat. Ten westen ontstond in 1794 de Keppelse IJzergieterij (gesloopt 1986). In 1945-'53 heeft men met gebruik van de Molenbeek de Oude IJssel omgelegd langs de zuidzijde van het dorp. Kasteel Keppel (Dorpsstraat 41), gelegen in een parkachtige omgeving, is gebouwd ten oosten van het oudste versterkte {== afbeelding Laag-Keppel, Kasteel Keppel (1986)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Laag-Keppel, Kasteel Keppel, plattegrond==} {>>afbeelding<<} huis ter plaatse, dat dateerde uit de vroege middeleeuwen. Het huidige kasteel verrees rond 1350 voor Sweder van Voorst. Uit die tijd dateert nog het benedendeel van het donjonvormige bouwdeel aan de westkant, voorzien van een kelder met kruisgewelf. Het kasteel werd in 1510 en 1582 verwoest. Johan {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Laag-Keppel, Watermolen==} {>>afbeelding<<} van Pallandt liet het in 1612-'20 herbouwen naar plannen van Willem van Bommel. Hierbij ontstond een U-vormige plattegrond met een lange vleugel met veelhoekige traptoren aan de oostzijde. De vleugel aan de voorzijde heeft links van de donjon een vooruitspringende ingangspartij met een rijke maniëristische topgevel in Vredeman-de-Vriesvormen (1615). Na herstel van oorlogsschade in 1665 diende het in 1672 als tijdelijk hoofdkwartier van Lodewijk XIV. In de grote zaal bevindt zich een rijke schouw uit circa 1665. Frederik Willem Floris van Pallandt liet Gerrit Ravenschot in 1729 een uitbreidingsplan maken, dat uiteindelijk in 1743-'50 werd uitgevoerd. De zuidwestelijke vleugel is toen verhoogd en verlengd. In 1781-'82 kregen de ingangshal en de blauwe zaal in de donjon plafonds in Lodewijk XVI-stijl, ontworpen door Joseph Peretti. Deze verbouwingen werden in 1804 afgesloten met een nieuwe helm op de traptoren van de ingangspartij. In 1850 liet A.W.K.W. van Palland de open achterzijde van de smalle binnenplaats volbouwen. Van de oude voorburcht resteert de overhoeks geplaatste middeleeuwse ‘dieventoren’. Het koetshuis en de dienstwoningen Dorpsstraat 31 en 43 dateren uit circa 1850. De destijds bestaande tuinaanleg werd in 1774-'76 ingrijpend gewijzigd en omgevormd in Engelse landschapsstijl. Aan de noordzijde plantte men toen een sterrenbos. Uit die tijd stammen het huidige inrijhek en de zandstenen dorpspomp met schildhoudende leeuw. In 1835 volgde aanpassing {== afbeelding Laag-Soeren, Priesznitz-monument==} {>>afbeelding<<} van de aanleg in rijpe landschapsstijl naar plannen van J.D. Zocher jr., waarna D. Wattez in 1880 een stelsel van zichtassen aanlegde. De ijzeren Wilhelminavoetbrug is uit 1898. De Herv. kerk (Hummeloseweg 4) is een kruiskerk met een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits, gebouwd in 1880 ter vervanging van een in 1394 gestichte kapel. De kerk vertoont neogotische elementen. Woonhuizen. Langs de Dorpsstraat staat een aantal, overwegend dwarse, huizen uit het begin van de 19de eeuw. De rentmeesterswoning Dorpsstraat 28 is een deftig herenhuis uit circa 1800, voorzien van een neoclassicistische deuromlijsting en een kroonlijst. Iets jonger zijn Dorpsstraat 1 en 27-29. Bij diverse huizen is het oorspronkelijke agrarische karakter nog zichtbaar, zoals bij Dorpsstraat 2. De dwarse panden Dorpsstraat 7 (circa 1840) en Dorpsstraat 11 (circa 1870) hebben opzij van het woongedeelte een inrijpoort; Dorpsstraat 16 (1885) heeft deze in het midden. Dorpsstraat 25 herbergt een paardenstalling uit circa 1890. Een goed voorbeeld van een woon- en winkelpand met jugenstilelementen is Dorpsstraat 12 uit circa 1905. Buiten de eigenlijke kern staat het neoclassicistische herenhuis Rijksweg 64, gebouwd rond 1840 voor de eigenaar van de Keppelse IJzergieterij. Neoclassicistisch is Rijksweg 59 (1904), terwijl Rijksweg 69 (circa 1900) chalet-elementen vertoont. Het uit circa 1930 daterende pand Rijksweg 118 is zakelijk-expressionistisch van vorm. Het hotel ‘De Gouden Leeuw’ (Rijksweg 91), ook wel bekend als ‘Hotel Kets’, is rond 1766 gesticht en kort na 1893 in zijn huidige vorm met neorenaissanceelementen herbouwd. Molens. De watermolen (Dorpsstraat 30) is een onderslagmolen op de Molenbeek. Al in de 14de eeuw is er sprake van een watermolen. De huidige (koren)watermolen stamt echter uit circa 1865. Het gebouw met sober neoclassicistische elementen is in 1968-'73 gerestaureerd. De windmolen ‘Follega Molen’ (Dorpsstraat 30) is een spinnekopmolen uit 1857, gebouwd als poldermolen te Follega (Fr.) en in 1969 hier geplaatst. Laag-Soeren (gemeente Rheden) Esdorp, ontstaan in de 19de eeuw aan een beekdal op de Veluwse stuwwal. Vanwege de sprengen werd hier in 1850 een kuuroord gevestigd. Van het badhuis en herstellingsoord ‘Bethesda’ (Badhuislaan 9-11) verrees het drielaagse neoclassicistische hoofdgebouw in 1850 naar ontwerp van B. Berkhout voor P.N. Jut van Breukelerwaard. Het kon echter pas in 1870 als watertherapeutisch kuuroord in gebruik worden genomen. In 1884-'85 kwam een rustafdeling tot stand, mogelijk naar plannen van M.K. Smit. Een recreatievleugel en een nieuw badgebouw werden in 1917 toegevoegd naar plannen van G.J. Uiterwijk. In 1942 heeft men het kuuroord opgeheven. Het Priesznitz-monument (Priesznitzlaan 25) is een laag vierkant {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} gebouwtje met achtkantige stenen spits, opgericht rond 1850 door P.N. Jut van Breukelerwaard ter ere van dr. V. Priesznitz, initiator van de koudwater-geneeskunde. In de met frontons afgesloten nissen stonden oorspronkelijk borstbeelden van Priesznitz en van Oertel, Viek en Rausse, de andere grondleggers van de Duitse hydrotherapie. De Herv. kerk (Eerbeekseweg 3) is een zaalkerk met een ui-vormig bekroonde dakruiter, gebouwd in 1935 naar plannen van G. Feenstra. Het voorm. hulppostkantoor (Badhuislaan 5-7) is een gepleisterd eenlaagspand in chaletstijl uit 1876; in 1910 is het aan de linkerzijde uitgebreid. Woonhuizen. De villa Vale Oude Zate (Prof. Stokvislaan 1) werd in 1890 in neorenaissance-stijl gebouwd naar plannen van M.K. Smit voor de geneesheer-directeur van Bethseda. De rond 1910 gebouwde villa Badhuislaan 1 heeft lange tijd dienst gedaan als Hotel Horsting. Uit dezelfde tijd is de villa Harderwijkerweg 29 met chaletstijl-elementen. De watermolen (Harderwijkerweg 8) op de Laag Soerense Beek - een spreng - is opgericht in 1804 en staat bekend als ‘Soerense korenmolen’. Tegen het molenaarshuis werd rond 1880 het huidige molenhuis aangebouwd. De ophaalbrug over het Apeldoorns Kanaal (bij Kanaalweg 1) is een uit rond 1868 daterende ijzeren brug. Laren (gemeente Lochem) Dorp, ontstaan in de 19de eeuw langs de weg van Lochem naar Deventer. De Herv. kerk (Dorpsstraat 2) is een neoclassicistische zaalkerk met een voorgevel voorzien van dorische pilasters, fronton en een dakruiter met kleine koepel. De kerk werd in 1834-'35 gebouwd naar plannen van B. van Zalingen en is in 1947 gerestaureerd. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Blankenberg (Juffersdijk 3) bevat mogelijk nog 18de-eeuwse delen; de voorgevel is in 1885 vernieuwd. Van de hallenhuisboerderij 't Greve (Deventerweg 71-73) stamt het dwarse woonhuis uit circa 1800. Tot het landgoed Verwolde behoort een aantal goed gedetailleerde en fraai gelegen hallenhuisboerderijen. Uitgevoerd met neoclassicistische details zijn Denneboom (Jonker Emile Laan 2) uit 1877 en Meijer (Jonker Emile Laan 3) uit 1886; chalet-elementen hebben 't Jagershuis (Juffersdijk 2) uit 1887, Hendrika-Hoeve (Oude Holterweg 1) uit 1892, Jacobahoeve (Juffersdijk 1) uit 1899 en Klein Dengerink (Markeloseweg 15-17) uit 1902. Traditioneel van vorm is de boerderij Groot Dengerink (Markeloseweg 10) uit 1905. De Alg. begraafplaats (Dennenweg 6), aangelegd rond 1915, heeft een baarhuisje uit die tijd en bevat de rond 1919 in neoclassicistische vormen gebouwde grafkelder van Verwolde. Het voorm. raadhuis (Ampsenseweg 17), gelegen ten zuidoosten van Laren, is een L-vormig pand met torenvormige ingangspartij op de binnenhoek. Het verrees in 1909 in rationalistische vormen naar ontwerp van G.J. Postel. Oolde (Ooldselaan 17), gelegen ten noordwesten van Laren, is een voorm. havezate, die in 1663 op enige afstand van het oude huis Oolde verrees in opdracht van Goossen van Keppel. Bij een verbouwing in 1771 voor Derk Jan van Keppel kreeg het zijn huidige gepleisterde en symmetrische aanzien, met een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-vormen. M.C.F. gravin van Rechteren Limpurg douairière W.L.W. van Wassenaer Starrenburg liet in 1871 een tuin in gemengde stijl aanleggen naar plannen van H. Copijn. Het door L.H. Eberson ontworpen eclectische koetshuis met paardenstal (Ooldselaan 15) dateert uit 1871. De tuinmanswoning (Ooldselaan 13) stamt uit 1912. Verwolde (Jonker Emile Laan 4), gelegen ten noordoosten van Laren, is een voorm. havezate, die in 1776 verrees ter plaatse van een bijna geheel verdwenen middeleeuwse voorganger. In opdracht van Frederik Willem van der Borch en Sophia Juliana van Rechteren ontwierp Philip Willem Schonck een symmetrisch huis met een statige pronkrisaliet in Lodewijk XVI-vormen. Uit die tijd stammen ook de hal met stucwerk, de plafonds en schouwen in Lodewijk XVI-vormen en een kamer met chinoiserie-behangsel (1778), alsmede een inrijhek met pijlers. Bij een verbouwing in 1927 voor W.H. van der Borch, naar plannen van M.A. en J. van Nieukerken, werd een hoger dak geplaatst en een toren toegevoegd. Naar ontwerp van L.G. Richter ontstond in 1890 een neoclassicistisch koetshuis met paardenstal. Het park in vroege landschapsstijl is rond 1795 aangelegd naar plannen van J.P. Posth en deels in 1926 gereorganiseerd door H.A.C. Poortman (gerestaureerd 1981-'82). In het park staat de zogeheten ‘Dikke boom’, vermoedelijk de dikste eik van Nederland. Het voorm. station Laren-Almen (Zutphenseweg 58), gelegen ten zuidwesten van Laren, is een gebouw vijfde klasse van de Staatsspoorwegen, gebouwd in 1863 als station Harkelbrug aan de lijn Zutphen-Enschede naar plannen van K.H. van Brederode. In 1914 werd de middenrisaliet hoger opgetrokken. Sinds de jaren zeventig dient het als woonhuis. Lathum (gemeente Angerlo) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een oeverwal, nabij het in 1495 verwoeste kasteel van Bahr en Lathum. De Herv. kerk (Kerkstraat 8), oorspronkelijk gewijd aan de Onze Lieve Vrouwe, is een eenbeukige gotische kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde spits. Het mogelijk als kapel gebouwde koor stamt uit de 14de eeuw. Eind 15de eeuw volgde de bouw van schip en toren. Boven de toreningang herinnert een gevelsteen aan de verwoesting van het kasteel van Bahr en Lathum in 1495 en de overbrenging van de eredienst naar deze kapel. Bij kerkherstel in 1614 is de bovenste halve geleding van de toren opgetrokken. In de toren hangt een door Henricus Meurs gegoten klok. Tot de kerkinventaris behoren een lezenaar (midden 18de eeuw), een doopbekken (1702) en een door Pieter Keerman gebouwd kabinetorgel (1737). Het Huis te Lathum (Koestraat 33) is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1243. Het huis gaat terug tot de 15de eeuw. Na de verwoesting in 1495 werd het in 1558 {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lathum, Huis te Lathum (1995)==} {>>afbeelding<<} beleend aan Hendrik van Isendoorn. Zijn zoon Hendrik Wolter liet het huis begin 17de eeuw verbouwen en voorzien van maniëristische gevels met in- en uitgezwenke zijkanten en vlakke pilasters. De hoge vleugel van het in 1916-'17 gerestaureerde L-vormige huis werd in 1945 opgeblazen. De fraaie wapensteen (1562) is bij het herstel in de resterende lage vleugel opgenomen. Leur (gemeente Wijchen) Dorp, ontstaan in de late middeleeuwen op een zandrug van de Maas. In de nabijheid van de kerk en een oude vluchtheuvel ontwikkelde zich een kleine dorpskern. De Herv. kerk (Van Balverenlaan 4), oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een eenbeukige kerk met een hoger, driezijdig gesloten koor, een grafkapel en een toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. Het onderste deel van de toren is laat-13de-eeuws en is begin 14de eeuw verhoogd. Van het midden-14de-eeuwse schip is de smallere zijbeuk begin 17de eeuw gesloopt. Het koor kwam kort na 1500 tot stand. De grafkapel tegen het koor is in 1752 gebouwd voor de families Van Balveren en Van Verschuer. In 1910-'11 is de kerk ingrijpend gerestaureerd naar plannen van F.A. Ludewig. Het interieur wordt gedekt door netgewelven, waarop zich resten van 16de-eeuwse gewelfschilderingen bevinden. Tot de inventaris behoren een hardstenen doopvont (13de eeuw), een preekstoel (derde kwart 18de eeuw) en een door E. Leichel gebouwd orgel (circa 1874). Huis Leur (Van Balverenlaan 8) is een statig landhuis met pronkrisaliet, gebouwd in 1778 voor C.W.H.E. baron van Balveren. De pronkrisaliet met dubbele ionische zuilen en het wapen van Van Balveren heeft Lodewijk XVI-kenmerken. Elementen van de 18de-eeuwse tuinaanleg zijn nog herkenbaar. Boerderij Het Bouwhuis (Van Balverenlaan 10) heeft een mogelijk 17de-eeuws voorhuis en een uit circa 1778 stammend koetshuis met stalling. Het Klein Huis (Puitsestraat 1) is een neoclassicistisch eenlaags woonhuis met mezzanino, gebouwd in 1845 in opdracht van F.J.W.G. van Balveren. Boerderijen. De krukhuisboerderij {== afbeelding Leur, Huis Leur==} {>>afbeelding<<} Puitsche Hoek (Puitsestraat 2) heeft een gepleisterd voorhuis en dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw. De Merwerd (Van Balverenlaan 6) is een hallenhuisboerderij met een mogelijk 18de-eeuwse kern. Uit de 19de eeuw stammen het bakhuis, de karnschuur (1857) en de vijfroedige schuurberg (1927 verplaatst). Uit 1927 dateert Het Hof (Leurseweg 5), een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis in traditionalistische stijl, gebouwd in opdracht van B.F. baron van Verschuer naar ontwerp van J.W. Francken. De watertoren (Leurseweg ong.) is een betonnen watertoren uit 1960 naar ontwerp van H. Brouwer en T.T. Deurvorst. Op de ronde, slanke schacht is een kegelvormig reservoir geplaatst. Lichtenvoorde Dorp, ontstaan aan de voet van het Oost-Nederlands Plateau bij een voorde in de Baaksche Beek. Bij de al in 946 genoemde nederzetting stichtte Giselbert, heer van Bronkhorst, in 1277 een kasteel. Tot een eigen parochie kwam het in de middeleeuwen echter niet. De heerlijkheid kwam in 1776 aan stadhouder Willem V, waarna rond 1780 het kasteel werd gesloopt. Met de fabrieken van Sterenborg en Hulshof kreeg Lichtenvoorde in de 19de eeuw een aanzienlijke leer- en schoennijverheid. De Herv. kerk (Rentenierstraat 9) is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. Bij de bouw van de kerk in 1648 nam men de laat-gotische koorsluiting op van een in 1496 gestichte kapel. In 1762 kreeg de toren een nieuwe spits. Rond 1900 zijn kerk en toren gepleisterd. Tot de inventaris behoren een grafzerk voor richter Henricus Baerman (1647), een preekstoel (1682) en een door J. Ambrost gebouwd orgel (1842). De rijzige R.K. St.-Bonifaciuskerk (Rapenburgsestraat 23) is een driebeukige neogotische kruisbasiliek voorzien van een toren met achtkantige lantaarn en naaldspits. De kerk verrees in 1912-'13 naar plannen van W. te Riele ter plaatse van een voorganger uit 1819. De door atelier F.W. Mengelberg vervaardigde {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lichtenvoorde, Woonhuis Rentenierstraat 37-39==} {>>afbeelding<<} neogotische inventaris bleef grotendeels bewaard. De pastorie (Rapenburgsestraat 21) uit 1923 is ontworpen door J.H. Hogenkamp. De Geref. kerk (Nieuwe Maat 9) is een zaalkerk uit 1933, gebouwd naar een expressionistisch ontwerp van H.J. Wikkerink. Het voorm. Richtershuis ('t Hof 2), een pand met hoog schilddak, stamt uit 1675, maar kreeg volgens de jaartalankers zijn huidige gedaante in 1702. Scholen. De voorm. openbare lagere school (Dijkstraat 30-32) met onderwijzerswoning (Dijkstraat 28-28a) is in 1887 gebouwd naar plannen van H.J.L. Ovink. De school werd in 1923 ingericht voor Chr. onderwijs. De R.K. St.-Jorisschool (Varsseveldseweg 14) verrees rond 1900. Het raadhuis (Varsseveldseweg 2) kwam in 1905 tot stand naar plannen van J.J. Post. Bij een ingrijpende verbouwing in 1940 kreeg het zijn huidige gedaante in traditionalistische vormen. De uitbreiding dateert uit 1992-'94. Woonhuizen. Het vroeg-19de-eeuwse diepe dorpswoonhuis Rapenburgsestraat 3 kreeg rond 1910 een winkelpui. Notaris J.E. de Voogt liet in 1879 het pand Broekboomstraat 29-31 bouwen, een fors neoclassicistische herenhuis met kantoor. Eveneens neoclassicistisch is Rapenburgsestraat 15 (1900), gebouwd naar plannen van L.G. Richter voor notaris D. Hesselink. Neorenaissance-details heeft het voor H.A. Hulshof gebouwde herenhuis Markt 1 uit 1902. Het {== afbeelding Lichtenvoorde, Leerfabriek Hulshof's Vereenigde Fabrieken==} {>>afbeelding<<} woon- en winkelpand Markt 2 uit 1903 vertoont jugendstil-elementen naar plannen van J.J. Post. Hij ontwierp ook de villa Rentenierstraat 37-39 (1906-'07) voor H.B. Sterenborg in chaletstijl met jugendstil-details. Het uit 1905 daterende huis Herwalt (Dijkstraat 35) is ontworpen door L.G. Richter. Café ‘De Koppelpaarden’ (Rapenburgsestraat 20) is een pand met expressionistische hoektoren met helm, gebouwd in 1926 naar plannen van J. Huinink voor H.W.J. Sterenborg. Bedrijfsgebouwen. De mogelijk 18de-eeuwse voorm. hoefsmederij (Varkensmarkt 7) is in vakwerk uitgevoerd. De leerfabriek ‘Hulshof's Vereenigde Fabrieken’ (Aaltenseweg 2-4) is een fors gebouw met sprinklertoren, gebouwd in 1920 nadat de voorganger uit 1897 was afgebrand. Het gewapend betonskelet heeft een baksteenbekleding in ‘Um 1800’-vormen naar plannen van C.T. Steinert uit Frankfurt am Main (D). De voorm. eierhal (Varsseveldseweg 36) is in 1941 in sober functionalistische vormen gebouwd naar plannen van J. Huinink. De Koningssteen (Markt bij 2) is een zwerfkei die hier in 1874 is geplaatst ter herdenking van het 25-jarig jubileum van koning Willem III. Het beeld van de leeuw (1897) is in 1966 vernieuwd. De Oude Alg. begraafplaats (Vragenderweg ong.), aangelegd in 1828, heeft een baarhuisje uit circa 1860. Belangrijke graven zijn die van schoenfabrikant B. Sterenborg (†1905) en van H. Wamelink (gemaakt door W.J.K. Führen); de grafsteen van G. Heuzinkveld is voorzien van bladmotieven. De twee laatstgenoemde stammen uit circa 1910. Lievelde. Dit dorp ten noorden van Lichtenvoorde is ontstaan bij het in 1878 geopende station. Het Groot-Seminarie Paters Maristen (Loreto) (Kloosterstraat 5) verrees in 1950-'51 in de stijl van de Bossche school naar plannen van J. van der Laan. De door W.P.V. Dijkman ontworpen R.K. Christus Koningkerk (Koningsplein 3) uit 1953-'54 is een goed voorbeeld van een moderne kerk geïnspireerd op de romaanse basiliekbouw. De gave hallenhuisboerderij Erve Kots (Eimersweg 4), gelegen ten noorden van Lievelde, is in de 17de eeuw als lös hoes gebouwd. In de 18de eeuw werd het uitgebreid met een weefkamer, een karnkamer en een endskamer. B.A. Weenink richtte de van binnen in oude staat verkerende boerderij als museum in. Aan de oorspronkelijk op het erf aanwezige waterput, bijenstal en bakoven, zijn later een lös hoes uit Lonneker toegevoegd (met gevelsteen ‘1772’) en een van elders in Lievelde afkomstige rosmolen, in de vorm van een oliemolen met kollergang. Lienden (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Oude Rijn en voor het eerst vermeld in 968. De Oude Rijn was rond 1200 niet meer bevaarbaar en de Neder-Rijn begon omstreeks die tijd de huidige loop te volgen. Lienden ontwikkelde zich tot een {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} esdorp met enkele bebouwde uitvalswegen. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp rondom uitgegroeid. De Herv. kerk (Papestraat 1), oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een gepleisterde pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een ongepleisterde toren van drie geledingen met traptoren en ingesnoerde spits. Het koor met aangebouwde sacristie kwam rond 1400 tot stand. Het laat-gotische schip is in de eerste helft van de 15de eeuw opgetrokken, waarna rond 1450 de toren verrees. De onderste geleding van deze rijk uitgevoerde, forse bakstenen toren is bekleed met tufsteen. In de toren hangt een door Peter en Johan van Trier gegoten klok (1643). De kerk is in 1978-'83 gerestaureerd onder leiding van D. Wijma. Het interieur wordt gedekt door stergewelven (schip), netgewelven (zijbeuken en koor) en kruisribgewelven (sacristie). De ribben van de waarschijnlijk rond 1500 aangebrachte gewelven rusten op bladwerkkapitelen en figurale kraagstenen. In het koor bevinden zich fragmenten van 15de-eeuwse muurschilderingen. Tot de inventaris behoren een preekstoel (eerste helft 17de eeuw), twee herenbanken (17de eeuw) en een door C.F.A. Naber gebouwd orgel (1842; gewijzigd in 1850 en 1871). De voorm. pastorie 't Witte Huis (Dorpsstraat 23) is een van oorsprong mogelijk 16de-eeuwse boerderij, in de 19de eeuw voorzien van een bepleistering en ingangsomlijsting. Op het erf staan een schuur en een schuurberg. Windmolen ‘De Zwaan’ (Molenstraat 5) is een op een belt gebouwde ronde bakstenen torenmolen van drie geledingen voorzien van een met dakleer gedekte houten kap. Deze korenmolen - een binnenkruier - is in 1644 gebouwd ter vervanging van een omgevallen standerdmolen. Op een bord boven de toegang staan: een geschilderde zwaan, de naam van de molen en het bouwjaar. De molen is in 1962 en 1973 gerestaureerd. Boerderijen. De gepleisterde hallenhuisboerderij 't Beuler Boerderijtje (Baron van Brakellweg 4) dateert uit circa 1800. Van de hallenhuisboerderij 't Hooge Huys (Vogelenzangseweg 28) uit circa 1860 is alleen het dwarse, deels onderkelderde, voorhuis met rieten wolfdak en geschulpte dakrand nog aanwezig. Bij de boerderij Dorpsstraat 15 dateert de schuur uit 1856 en het woongedeelte met tot topgevel opgetrokken middenrisaliet uit circa 1905. In het buurtschap Aalst, gelegen ten zuidoosten van Lienden, staan enkele oude hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis. Van de gepleisterde boerderij Burg. Houtkoperweg 11 draagt het voorhuis de jaartalankers ‘1662’, het achterhuis en de naastgelegen schuur de ankers ‘1766’ en ‘1866’. Het voorhuis heeft een zadeldak tussen topgevels. Dat is ook het geval bij de boerderij Burg. Houtkoperweg 23 uit 1776. Het voorhuis van Burg. Houtkoperweg 18 heeft een rieten schilddak en de jaartalankers ‘1805’. De poldermolen ‘De Marsch’ (Marsdijk 2-4), gelegen ten noorden van Lienden, is een grondzeiler met ijzeren scheprad. De ronde stenen molen voorzien van een met riet gedekte houten kap is gebouwd in 1885 ter vervanging van een afgebrande voorganger. Naast de molen staat de molenaarswoning. De molen is in 1956 en 1972 gerestaureerd. De (Herv.) St.-Lambertuskerk van Ommeren (Kerkstraat 1), gelegen ten westen van Lienden, is een kerk met een tweebeukig schip, een hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. Het romaanse, tufstenen schip dateert uit de 12de eeuw en is eind 13de eeuw in baksteen verhoogd en met een noordbeuk uitgebreid. Het gotische koor stamt uit de 15de eeuw. De toren verrees in 1843 ter vervanging van een vervallen voorganger. Het in 1894 aangebrachte bepleistering van het schip is bij de restauratie in 1967-'68 verwijderd. Inwendig zijn de twee beuken van het schip sinds 1908 van elkaar gescheiden. Het schip wordt gedekt door een segmentboogvormig tongewelf, het koor door een kruisribgewelf. Tot de inventaris behoren een grafzerk uit 1558 en een preekstoel uit 1698 met 19de-eeuwse trap en voet. Lobith (gemeente Rijnwaarden) Dorp, gelegen op een boogvormige oeverwal van de Rijn, die tot 1711 direct langs het dorp liep. Tot 1816 maakte {== afbeelding Lobith, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Lobith deel uit van de Kleefse enclaves in Gelderland. In de 19de eeuw verplaatsten de handelsactiviteiten zich naar het nabij gelegen Tolkamer. De Herv. kerk (Markt 13) is een zaalkerk met driezijdige sluiting en een dakruiter, gebouwd in 1660 door Jan Kerstins (stadsmetselaar te Huissen) ter plaatse van een in 1648 verwoeste kapel. Het bouwjaar staat op het classicistische zandstenen toegangspoortje. Bij herstel van de kerk in 1778 is mogelijk de dakruiter vernieuwd. Daarin hangen twee door Pieter van Trier gegoten klokken (1661). Tot de kerkinventaris uit de bouwtijd behoren de preekstoel, het doophek en de avondmaalstafel. Het rond 1790 door H.H. Hess vervaardigde kabinetorgel is in 1848 aangekocht. De R.K. O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (Markt 4) is een driebeukige kruisbasiliek met recht gesloten koor en een toren van drie geledingen met zadeldak. De neogotische kerk werd in 1886-'87 gebouwd naar ontwerp van A. Tepe ter plaatse van een uit 1786 stammende voorganger. Het neogotische koor heeft men in 1939-'40 vervangen door een transept met hoger en breder koor in traditionalistische vormen, naar plannen van B.J. Koldewey. Het zadeldak van de toren is eveneens uit die tijd. De pastorie (Dorpsdijk 51) werd in 1890 gebouwd in rijke neogotische vormgeving naar plannen van J. Etmans. Het voorm. klooster en R.K. meisjesschool (Dorpsdijk 33-35) is opgericht ter plaatse van de eerste katholieke pastorie uit 1795 en uitgebreid in 1865. Het kloostergedeelte is in 1913 verbouwd. De huidige school dateert uit 1891 - toen het klooster was overgegaan {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lobith, Schipperspoort==} {>>afbeelding<<} naar de Congregatie van de O.L. Vrouwe te Amersfoort - en is in 1921 uitgebreid. Het voorm. raadhuis (Komstraat 5) is een neoclassicistisch gebouw met bordes, fronton en klokkentorentje, gebouwd in 1884 naar ontwerp van G.H. Publiekhuijsen. Als raadhuis heeft het dienst gedaan tot 1925. Het schuttersgebouw ‘Eendracht maakt macht’ (Dorpsdijk 16) is in 1923 in sober expressionistische vormen gebouwd. Woonhuizen. Van het huis Dorpsdijk 36 gaat de kern mogelijk terug tot de 17de eeuw en van Dorpsdijk 33 mogelijk tot de 18de eeuw. Dorpsdijk 17 werd in 1862 gebouwd als dokterswoning. Uit ongeveer dezelfde tijd stamt het neoclassicistische herenhuis Transeedijk 24-48, dat van 1925 tot 1981 dienst deed als raadhuis. Eclectisch van vorm is het uit circa 1890 stammende herenhuis Transeedijk 62. Het woonhuis Dorpsdijk 22 uit circa 1915 vertoont sobere jugendstil-elementen. De schipperspoort (bij Dorpsdijk 36) is een eenvoudige gemetselde poortboog die toegang gaf tot de vroegere Rijnkade. De oorsprong van de poort ligt in de 16de eeuw. De windmolen ‘Tolhuys Coornmolen’ (Boterdijk 14) is een ronde beltmolen voorzien van een met riet gedekte houten kap. De korenmolen werd in 1888 gebouwd, brandde in 1930 af en is in 1995-'96 herbouwd. Spijk. Dit dorp ten zuidoosten van Lobith kwam pas na 1900 tot ontwikkeling. De R.K. St.-Gerardus Majellakerk (Kerkstraat 32) is een neoromaanse kruisbasiliek met twee terzijde staande torens, gebouwd in 1913-'14 naar plannen van H. Kroes. De pastorie (Kerkstraat 30) stamt uit dezelfde tijd. De steenfabriek (Spijksedijk 27), gesticht in 1862 en sinds 1888 in bezit van de familie Terwindt, heeft een uit 1935 stammende vlamoven. De kern daarvan wordt gevormd door een ringoven uit 1921-'22. De hijskraan (bij Spijksedijk 31) met vaste arm en rijdend op een kraanbaan werd rond 1930 gebouwd en werd gebruikt voor het lossen van kolen. Lochem Kleine stad, ontstaan op een stuwwalflank langs de Berkel, op het kruispunt van wegen naar Zutphen, Deventer en Hengelo (Ov.). In 1233 kreeg Lochem stadsrechten. Reinald II liet de eivormige stad rond 1330 ommuren en voorzien van drie stadspoorten. De Blauwe Toren aan de zuidoostzijde en de dubbele omgrachting vormden een extra versterking. In 1543 en in 1615 werd een groot deel van de stad door brand verwoest. In de Tachtigjarige Oorlog wisselde Lochem enkele keren van bezetting. De vestingwerken werden daarbij niet gemoderniseerd; Lochem was strategisch gezien van weinig belang. In 1666 en 1672 viel Lochem in Münsterse handen en in 1693 was er opnieuw een stadsbrand. In 1750 slechtte men de muren, in 1881 de poorten en de Blauwe Toren. Met de komst van de spoorlijn Zutphen-Hengelo (Ov.) in 1865 brak een periode van voorspoed aan en verrezen onder meer de leerlooierijen van Reerink en de Gebr. Naeff (gesloopt 1975). De aanleg van het Twentekanaal in 1936 leidde aan de noordzijde tot een langgerekte industriële zone. Met het villapark Berkeloord (1910) aan de oostzijde als uitgangspunt, ontstond vooral na de Tweede Wereldoorlog aan de zuidrand van Lochem een half-cirkelvormige gordel van nieuwbouwwijken. De Herv. kerk (Markt 4), oorspronkelijk gewijd aan St. Gudula, is een driebeukige laat-gotische hallenkerk met driezijdig gesloten koor, nevenkoor en een half ingebouwde toren van vijf geledingen met balustrade en ingesnoerde spits. Van de oudste kerk resteren de twee meest westelijke schippijlers (mogelijk eind 12de eeuw). Het dwarsschip en het huidige koor zijn rond 1400 gebouwd; de zijkapel aan de zuidzijde is in de 17de eeuw tot consistorie verbouwd. Met de bouw van de onderste drie geledingen van de toren begon men in 1478. Na een brand in 1543 volgden de ombouw tot hallenkerk, de bouw van het nevenkoor en de verhoging van de toren. De twee oudste klokken in de toren zijn gegoten door Henrick Wegewaert (1622) en Gerhart Schimmel (1687). Ten behoeve van een door G. Naeff geschonken carillon werd de toren in 1903 gerestaureerd en kreeg deze een nieuwe spits naar plannen van N. Molenaar. Een algehele kerkrestauratie volgde in 1973-'76. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven en netgewelven (nevenkoor). De kerk bevat 15de- en 16de-eeuwse muurschilderingen, waaronder een Boom van Jesse, een St. Christoffel en andere heiligen. Tot de inventaris behoren diverse oude grafzerken, waaronder die van Kunnegonde van Haeften van Verwolde (†1592), een preekstoel (1688) en een doopvont (18de eeuw). Het orgel werd in 1758 door J.T. Gilman gebouwd voor de R.K. Dominikanerkerk te Alkmaar en is in 1976 hier geplaatst. In 1981 plaatste men het koororgel, dat in 1807 door G.H. Quellhorst werd gebouwd voor de Herv. kerk te Heemse (Ov.). De synagoge (Westerwal 6) is een zaalgebouw uit 1865 met neogotische details en een ingangomlijsting met accoladeboog. De sjoel werd in 1909 aan de rechterzijde vergroot met een travee. Het interieur bevat een plaatijzeren plafond (1909) en een vrouwengalerij met bewerkte balustrade. Overige kerken. De Remonstrantse kerk ‘In alles de Liefde’ (Emmastraat 10), een zaalkerk met neogotische details en slanke geveltoren, is gebouwd in 1879 naar ontwerp van J. Bosch. De Geref. kerk (Graaf Ottoweg 4) is een zaalkerk met dakruiter uit circa 1910. De moderne R.K. St.-Josephkerk (Nieuwe Weg 18) verrees in 1957-'58 naar plannen van P. Starmans met een vrijstaande, opengewerkte toren. Het stadhuis (Markt 2) is een fors vrijstaand pand uit 1634-'39, gebouwd {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lochem, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} ter plaatse van een in 1615 door brand verwoeste voorganger. Emond Hellenraet was bij het ontwerp betrokken. De zijgevels vertonen duidelijke laat-maniëristische vormen, evenals het oorspronkelijke zandstenen ingangspoortje (1634) met stadswapen en kwabmotieven. In 1741 werd de toegang verplaatst naar de oostzijde. Hier verrees een lange nieuwe gevel met natuurstenen pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl, in het fronton voorzien van het stadswapen. De wapens van de toenmalige raadsleden bevinden zich naast de deur, die in 1814 werd gesneden door J.F. Lenderink. Bij een restauratie in 1898-1900, naar plannen van G. Olthof, zijn de bovenste stukken van de topgevels gereconstrueerd. In 1982 kreeg het stadhuis een nieuwe vleugel. Het interieur bevat 17de-eeuwse sleutelstukken en een midden 18de-eeuwse schouw. De voorm. openbare lagere school (Zuiderwal 9) is een gepleisterde middengangschool, gesticht in 1862 door het Nut van 't Algemeen en in 1868 vergroot, vermoedelijk naar plannen van J. Bosch. Sinds de restauratie in 1987 is het een woonhuis. Postkantoren. Het voorm. postkantoor Achterstraat 11 is een fors gepleisterd pand met eclectische details uit 1878. Het ontwerp is mogelijk van J. Bosch. Het huidige postkantoor Markt 7-8 kwam in 1914-'15 tot stand naar plannen van rijksbouwmeester C.H. Peters, in simpele, op de neogotiek geënte vormen. De Rijks Hogere Burger School (C. van Disselweg 14), nu Staring college, is in 1962 in functionalistische vormen gebouwd naar plannen van J. Wiedijk en heeft een U-vormige plattegrond met centrale gemeenschapsruimte en een les- en een sportvleugel. Woonhuizen. Achter de jongere gevels van de huizen in de oudste straten bevinden zich nog resten van hoogwandige vakwerkhuizen en -achterbouwen. Het uit 1621 stammende achterhuis van Bierstraat 10 is het oudste en belangrijkste voorbeeld, maar ook Bierstraat 6, Walderstraat 1 en 17 bezitten nog 17de-eeuwse vakwerkresten. De trapgevel van Markt 1 (met gereconstrueerde onderpui) stamt uit 1638; Markt 9 heeft de jaartalankers ‘1639’. Het 19de-eeuwse neoclassicistische pand 't Ei 1 heeft mogelijk ook een 17de-eeuwse kern. De in opzet oudere panden Walderstraat 25 en Walderstraat 17 kregen later een nieuwe winkelpui, respectievelijk in circa 1870 en circa 1910. Puien in jugendstilvormen hebben de panden Den Olden Fr. Keijzer (Bierstraat 13) uit 1909 en Molenstraat 3 en Molenstraat 24. Een eerste uitleg van de stadskern was de zogeheten Indische wijk, gegroepeerd rondom de villa Java (Zwiepseweg 2). Dit gepleisterde neoclassicistische pand met middenrisaliet en fronton werd in 1841 gebouwd voor textielfabrikant J.G.H. Hoffman, die ook opdracht gaf tot de bouw van een kerkzaal met pastorie voor de Christelijk Afgescheidenen. Dit pand (Zutphenseweg 2) werd in 1853 kostschool en later het woonhuis Sumatra. De met eclectische details vormgegeven villa's Celebes (Nieuwstad 44), uit 1867, en Borneo (Barchemseweg 2), uit 1868, zijn beide door J. Bosch ontworpen. Van zijn hand is ook de voorm. Herv. pastorie Tramstraat 13, een fors gepleisterd eclectisch pand uit 1873, en vermoedelijk ook de rond 1875 gebouwde Bella Vista-huizen (Graaf Ottoweg 16-26). Vergelijkbaar eclectisch van vorm zijn de uit circa 1880 stammende panden Barchemseweg 15 en Zwiepseweg 27 en Zwiepseweg 29. De forse, gepleisterde neoclassicistische villa Stad Lochem (Nieuweweg 3) kwam in 1884 tot stand naar plannen van J. Bosch. In dezelfde tijd bouwde men de neoclassicistische villa's Nieuweweg 8, Elysium (Nieuweweg 10) en Nieuweweg 14. Een combinatie van neogotische en neorenaissance-elementen heeft villa De Koppel (Nieuweweg 31), gebouwd in 1884 naar plannen van N. Molenaar voor J.A. Staring. In 1885 gaf C.A.W. Nairac, oud-burgemeester {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lochem, Villa's Nieuweweg 50-54==} {>>afbeelding<<} van Barneveld, aan H.P. Berlage opdracht tot de bouw van de drie nagenoeg gelijke villa's Nieuweweg 50-54; deze zijn uitgevoerd in een combinatie van neorenaissance- en chalet-stijl. Vergelijkbaar, maar forser van opzet zijn de twee in 1899 voor M. Naeff gebouwde, imposante vrijstaande villa's Nieuweweg 5-7, die beide De Pillinck heten. Aan de randen van de kern bouwde men enkele grote villa's, waaronder rond 1900 de villa Bergoord (Barchemseweg 80), die een combinatie van chalet- neorenaissance-elementen vertoont. Bij de drie rond 1910 gebouwde villa's Barchemseweg 94, Barchemseweg 96 en De Paaschberg (Lange Voren 1) zijn de chalet-details gecombineerd met jugendstil-elementen. Huize Beukenstein (Ampsenseweg 19) ontstond in 1917 in de Engelse landhuisstijl naar plannen van G.J. Postel voor W. Dull. Het villapark Berkeloord (M. Naefflaan e.o.) ontstond in 1910 in opdracht van M. Naeff naar plannen van tuinarchitect S. Voorhoeve. In de ruime parkaanleg bouwde men villa's in latejugendstil- en vroeg-expressionistische vormen. Voorbeelden uit circa 1910 zijn H. Mulierlaan 2 - naar ontwerp van J.J. Hellendoorn -, H. Mulierlaan 17-19 en 't Keppelke (M. Naefflaan 24). Het voor de familie Naeff gebouwde huis M. Naefflaan 1 stamt uit circa 1915. Sociëteiten. De in 1829 gestichte voorm. sociëteit De Eendracht (Oosterwal 22) kreeg in 1840 een eerste gebouw. Bij een uitbreiding in 1869, vermoedelijk naar plannen van J. Bosch, ontstond de huidige neoclassicistischevoorgevel met dorische pilasterstelling en fronton. De voorm. sociëteit {== afbeelding Lochem, Bleekhuisje==} {>>afbeelding<<} De Harmonie (Tramstraat 4) is een langgerekt eenlaags neoclassicistisch pand uit 1879, naar ontwerp van J. Bosch. Verdedigingswerken. Aan de zuid-, oost- en westzijde van de stad resteren delen van de laat-middeleeuwse omgrachting, die rond 1850 tot singels werd omgevormd. Aan de westzijde bevindt zich de voorm. dorpsbleek met een 18de-eeuws bleekhuisje (Westerbleek 5) met vakwerkwanden en houten voorschotten (gerestaureerd in 1992). Het station (Stationsplein 1) is een neoclassicistisch gebouw (vierde klasse) van de Staatsspoorwegen, gebouwd in 1863 aan de lijn Zutphen-Enschede naar plannen van K.H. van Brederode. In 1879 heeft men de rechtervleugel verdubbeld en in 1902 aan beide zijden een lage vleugel toegevoegd. Het trafohuisje (Julianaweg 3) is rond 1922 gebouwd in expressionistische vormen naar plannen van J. Gratama en G. Versteeg. De watertoren (Paasberg 6) verrees in 1924 naar plannen van H. Wessel. De forse zeskantige bakstenen toren met aparte traptoren heeft inwendig een betonnen vlakbodemreservoir. De details, met name rond de deuren, zijn uitgevoerd in expressionistische vormen. De Lochemsebrug over het Twenthekanaal (Stationsweg ong.) is een stalen vakwerkbrug uit 1948-'49, gebouwd ter plaatse van de in 1945 verwoeste betonnen boogbrug uit 1931-'32. De gietijzeren lantaarnpaal bij Markt 26, uitgevoerd in eclectische vormen met vier armen, is in 1862 gegoten door J.C. Nering Bögel & Co. te Deventer. Begraafplaatsen. De Isr. begraafplaats (bij Zutphenseweg 24), aangelegd begin 19de eeuw, bevat onder meer een gekoppelde grafsteen uit 1928 (5688). De in 1830 aangelegde Oude Alg. begraafplaats (Zutphenseweg 13) heeft aan weerszijden van de ingang neoclassicistische poortgebouwtjes in dorische vormen. Een zwerfkei maakt deel uit van het graf van de geoloog W.C.H. Staring (†1877). Verder zijn belangrijk de grafkelder van De Velhorst met het graf van J.C.J. van Löben Sels (†1850) en dat van de fabrikant G. Naeff (†1913). De Nieuwe Alg. begraafplaats (Zutphenseweg 93) is in 1929 aangelegd naar plannen van H.A.C. Poortman. De Belvédère (Lochemseweg ong.), gelegen ten zuiden van Lochem, op het hoogste van punt de Lochemse berg is een uit 1893 daterende slanke ronde toren met korte steunberen. De bekroning van gewapend beton stamt uit de jaren zestig van de 20ste eeuw toen de toren dienst deed als luchtvaartuitkijktoren; momenteel wordt hij gebruikt als klimtoren. Ampsen (Laan Ampsen 8), gelegen {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Huis Ampsen bij Lochem, plattegrond beletage==} {>>afbeelding<<} ten noorden van Lochem, is een voorm. havezate met uitgestrekt landgoed. Het in 1450 als ‘Nieuwen Ampsen’ genoemde huis werd in 1605 verwoest en in 1650 op L-vormige plattegrond herbouwd in opdracht van Gerrit Jan van Nagell. De kelder in de oostvleugel stamt uit deze tijd. De door Gerhart Schimmel gegoten luidklok dateert van 1687. Kort na het huwelijk in 1751 van Jan Herman Sigismund van Nagell met Mauritia Constancia le Leu de Wilhem volgde een ingrijpende verbouwing. Door toevoeging van een vleugel ontstond de huidige U-vormige plattegrond. De voorgevel kreeg een zandstenen pronkrisaliet in Lodewijk XIV-vormen met gelobd fronton voorzien van uurwerk en alliantiewapens. De toegangsbrug met hekwerk in Lodewijk XV-stijl stamt uit circa 1760. De hal heeft een stucwerkplafond in Lodewijk XV-vormen uit 1778. De middenrisaliet aan de achterzijde, geïnspireerd op de hierboven genoemde pronkrisaliet, is rond 1860 gebouwd in opdracht van J.A.C. van Nagell. In 1873 zijn aan weerszijden van de bordestrap 17de-eeuwse schildhoudende leeuwen geplaatst, afkomstig van de buitenplaats Vredestein (Betuwe). De achtkantige toren bij de westvleugel is in 1935 toegevoegd naar plannen van B.J. Beeftink. Het huis Ampsen is in 1981 gerestaureerd. Het noordwestelijke bouwhuis heeft een mogelijk 18de-eeuwse oorsprong en bevat woningen voor het personeel en een rentmeesterskantoor. Het oostelijke bouwhuis met voorm. oranjerie stamt uit 1855. Het rechthoekige grachtenstelsel om het hoofdgebouw is vermoedelijk begin 18de eeuw gegraven. De formele parkaanleg uit die tijd kreeg rond 1760 een overbos en een zichtas. Een deel van dit overbos werd vóór 1830 veranderd tot een landschappelijke aanleg {== afbeelding Lochem, Landhuis De Cloese==} {>>afbeelding<<} met beekje (de Slingergraven). Aan de noordwestzijde bevindt zich een sluisje met waterbuffet in Willem II-gotiek (1852). In het sterrenbos aan de westzijde staan een neoclassicistische grafkelder voor de familie Van Nagell (1866) en een restant van een ijskelder (1871). De Cloese (De Cloese 1), gelegen ten oosten van Lochem, is een voorm. havezate, gebouwd kort na 1520 voor kanunnik Sweder van Kervenheim. Een gevelsteen uit 1564 getuigt van een kleine verbouwing voor Joest van Keppel. Begin 17de eeuw volgde een ingrijpende verbouwing tot een L-vormig huis met vierkante toren. A.H.P. Hubert liet het rond 1830 verbouwen tot een vierkant neoclassicistisch huis, dat in 1886 naar plannen van N. Molenaar werd gewijzigd in neorenaissance-stijl. De opdracht daartoe gaf C.J. Sickesz, die ook zorgde voor het herstel na een brand in 1890. Sinds 1959 huisvest De Cloese de Politieopleidingsschool Noordoost-Nederland. De tuin is begin 20ste eeuw aangelegd naar plannen van P.H. Wattez. Nabij het huis staat een hardstenen gedenkteken (bij Zwiepseweg 136) uit 1905 voor mr. C.J. Sickesz, grondlegger van het Waterschap De Berkel. Overige landhuizen. Rondom Lochem staat een aantal landhuizen met bijbehorend landgoed. De ruïne van De Nettelhorst (bij Ruïnelaan 1-3), een 14de-eeuwse havezate die in 1760 werd herbouwd en in 1875 grotendeels {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} gesloopt, bestaat uit de onderbouw van de traptoren en een stuk van de linkerachterhoek. Het bouwhuis (Ruïnelaan 1-3) dateert uit 1760 en is gebouwd in opdracht van Adolf Jacob Hendrik van Heeckeren. De voorm. havezate De Heest (De Heest 1) is een rond 1520 opgetrokken eenlaagspand met een haakse vleugel uit de eerste helft van de 18de eeuw. Het bijbehorende koetshuis met bovenwoning (De Heest 3) dateert uit 1908. De Velhorst (Velhorst 5) is een statig landhuis, waarvan de oorsprong teruggaat op een laat-17de-eeuwse spieker. Deze werd in opdracht van Ernst van Löben Sels gedeeltelijk afgebroken, waarna in 1741 een voorhuis met hoog bordes verrees. Zijn kleinzoon J.C.J. van Löben Sels liet in 1819 aan de achterzijde een woonbeuk toevoegen en aan de voorzijde een neoclassicistische driezijdige ingangspartij. In dezelfde tijd ontstond de theekoepel en is het uit 1741 daterende bouwhuis verbouwd. 't Ross (Rossweg 14) werd rond 1700 gesticht door Gerhard Dumbar. In 1867 liet H.A. ridder van Rappard het oude huis vervangen door een nieuw neoclassicistisch huis naar ontwerp van J.A. Gerritsen. De bovenverdieping in neorenaissance-vormen dateert uit 1890. Het ten westen van Lochem gelegen forse neoclassicistische herenhuis De Boekhorst (Boekhorsterlaan 8) is in 1845 gebouwd naar ontwerp van J.A. Gerritsen voor de geoloog W.C.H. Staring. Barchem. Dit dorp ten zuidoosten van Lochem is in 1858 ontstaan bij de tol in de grintweg van Ruurlo naar Lochem. De Herv. kerk (Borculoseweg 2) is een zaalkerk met driezijdig gesloten koor en neogotische details, gebouwd in 1860 en rond 1930 verbouwd. Andere zaalkerken zijn de kapel van de Herv. gemeente (Lochemseweg 19) uit circa 1890 en de Geref. kerk (Beukenlaan 20) uit 1899, met aan de zijkant dakerkers voor de vensters. Het Woodbrokershuis (Woodbrokersweg 1) is een sociaal-cultureel centrum uit 1922, gebouwd in expressionistische vormen naar plannen van G.J. Postel. Hotel Meilink (Borculoseweg 4) is een fors pand uit 1880, uitgevoerd in chaletstijl en later voorzien van een veranda. Het brandspuithuisje (Beukenlaan ong.) stamt uit circa 1890; de brandweerkazerne (Van Damstraat 2) uit circa 1955 is een goed voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Zwiep. Dit dorp ten oosten van Lochem staat bekend om zijn ‘Witte Wieven’-legenden. De hallenhuisboerderij De Kok (Nettelhorsterweg 3) stamt uit 1750. Het tolhuis (Zwiepseweg 148) is een sober neoclassicistisch pand met risalerende middenpartij uit 1858. Ernaast staat een gietijzeren wegwijzer uit dezelfde tijd. De windmolen ‘De Zwiepse Molen’ (Zwiepseweg 165), een achtkantige stellingkorenmolen op bakstenen onderbouw, werd in 1851 gebouwd voor E. Postel. De in 1873 op de huidige plek geplaatste molen is in 1967 gerestaureerd. Zwiepseweg 154 is een aardige dorpswinkel uit circa 1910. Loenen (gemeente Apeldoorn) Esdorp, ontstaan in de late middeleeuwen op de oostflank van de Veluwestuwwal. Bij het dorp verrees de havezate Ter Horst. Aan de Loenense Molenbeek werden enkele watermolens gebouwd. Door de ligging aan de weg Apeldoorn-Dieren kreeg Loenen in de 19de eeuw enige lintbebouwing, die later is verdicht. De Herv. kerk (Beekbergerweg 7) is een T-vormige kerk met een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De toren verrees in de 15de eeuw. Erin hangen twee klokken; de ene is gegoten door Peter van Trier, Johan Philipsen en Willem Evers (1630), de andere door Johan, Peter en Henrick van Trier (1651). De met rondboogvensters uitgevoerde kerk kwam in 1861 tot stand naar plannen van A.J. Brevet. Tot de inventaris behoren enkele 17de-eeuwse grafzerken, een preekstoel van Hendrik Wilbrink (1744) en een door E. Leichel in 1871 geplaatst en vergroot 17de-eeuws orgel (gerestaureerd in 1978). Het kerkhof heeft een monumentaal ingangshek met hardstenen hekpijlers, geschonken in 1892 door de in Loenen geboren Groninger industrieel W.A. Scholten. De R.K. kerk St. Antonius Abt (Hoofdweg 51) is een neoclassicistische zaalkerk voorzien van een toren {== afbeelding Loenen, R.K. kerk St. Antonius Abt==} {>>afbeelding<<} van twee geledingen met tweeledige, opengewerkte, achtkantige houten opbouw en een naaldspits. De kerk verrees in 1847-'48 naar ontwerp van E. Kroon in opdracht van C.F.I.F. Hackfort. De zijbeuken zijn in 1927 toegevoegd naar plannen van J.G.A. van Dongen. Tot de inventaris behoren 17de-eeuwse herenbanken van de familie Hackfort, een door atelier Lenaerts & Houtermans vervaardigd hoofdaltaar (1867) en een door de Gebr. Gradussen gebouwd orgel (1892). Op het kerkhof bevindt zich een grafkelder met hardstenen grafkruis voor de familie Hackfort. Ter Horst (Hoofdweg 74) is een omgrachte havezate, gesticht in 1557 door Wijnand Hackfort en zijn vrouw Aleid Boshof. Het rijzige huis heeft een zadeldak tussen in- en uitgezwenkte topgevels met duivengaten. Aan de huidige achterzijde bevindt zich een voorm. ingangsuitbouw voorzien van een in- en uitgezwenkte topgevel met overhoekse pinakels en een asymmetrisch geplaatste, in baksteen uitgevoerde vroeg-renaissancistische aedicula. Olivier G.W.J. Hackfort liet in 1791-'92 de ingang verplaatsen naar de noordzijde, waar een hardstenen voorgevel verrees. Deze gevel, met doorlopend basement en een middenrisaliet met kolossale ionische zuilen en fronton, is ontworpen door Roelof Roelofs Viervant. In de toen geplaatste dakruiter hangen twee klokken, de ene van Jan Abert de Grave (1717), de andere van H. Kemper (1728). {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Loenen, Huis Ter Horst==} {>>afbeelding<<} Het interieur bevat kelders met graatgewelven en een samengestelde balklaag met laat-gotische peerkraalmotieven. Er is een fraaie schouw van Baumberger zandsteen uit 1577, mogelijk ontworpen door Arnt van Tricht en uitgevoerd in vroege renaissance-vormen. Het fries is versierd met de wapens van de stichters en een afbeelding van Christus en de overspelige vrouw; de kariatiden onder het fries stellen de stichters voor. Uit de late 18de eeuw dateren een open wenteltrap en enkele betimmeringen en stucplafonds in Lodewijk XVI-vormen. In de tuin staat een mogelijk in de 16de eeuw als spieker gebouwd pand met een trapgevel, waarin een schouwfries (circa 1577) is hergebruikt. Het gebouw dient nu als oranjerie. De twee bouwhuizen stammen uit 1791-'92. In het oostelijke bouwhuis bevindt zich een schuilkapel met barokaltaar. De boerderij (Dalenk 22) is een wit gepleisterde hallenhuisboerderij uit de 18de eeuw. Het interieur bevat een schouw en bedsteden. Watermolens. Op de Loenensebeek werden drie watermolens gesticht, waarvan de waterrechten aan het huis Ter Horst toekwamen. De Bovenste Molen (Kanaal Zuid 492) groeide uit tot Thomassen Papierfabriek (de fabriek zelf is afgebrand in 1975). De Achterste Molen (Voorsterweg 94) groeide na een brand in 1907 uit tot de huidige papierfabriek Schut en Berends N.V. Van de drie molens is alleen de Middelste Molen (Kanaal Zuid 497) als molen herkenbaar. Deze als bovenslagmolen uitgevoerde papiermolen werd rond 1662 gesticht. Na een brand in 1886 kwam het jaar daarop het huidige molenhuis tot stand voor de kartonfabriek Wed. J.W. Schut. Het ereveld Loenen (Groenendaalseweg 62-64) werd in 1949 aangelegd naar plannen van D. Haspels en kreeg in 1952 een monument en een houten kapel. Op het ereveld zijn slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog begraven, waaronder de journalist H.B. Wiardi Beckman (†1945). Het ereveld bevat daarnaast 125.000 bordjes met de namen van vermisten. Loo (gemeente Duiven) Dorp, gelegen op een oeverwal van de Rijn en voor het eerst genoemd in 970. De heerlijkheid behoorde tot de familie Van der Loë. In de 19de eeuw vormde zich een concentratie aan bebouwing rond de katholieke kerk. De R.K. St.-Antonius Abtkerk (Loostraat 35) is een driebeukige neogotische hallenkerk met driezijdig gesloten koor, gebouwd in 1873-'75 naar plannen van A. Tepe ter plaatse van een 15de-eeuwse kapel. Het interieur is in 1976-'77 gemoderniseerd en recent opnieuw ingericht met onder meer stukken uit de Utrechtse Biltstraatkerk en St.-Martinuskerk. Het door M. Maarschalkerweerd gebouwde orgel (1895) is afkomstig uit het voorm. ziekenhuis Johannes de Deo in Utrecht. De gebrandschilderde ramen zijn van W. Enckhof (1947). Lowaard (Loowaard 1) is een voorm. havezate, die voor het eerst wordt genoemd in 1467. Mogelijk met gebruik van oudere delen kwam tussen 1558 en 1569 het huidige tweebeukige huis met achtkantige traptoren tot stand. De traptoren is voorzien van een verweerde gedenksteen in vroege renaissancevormen (1565 of 1569) met de wapens van de opdrachtgevers: Herman van den Loo en zijn vrouw Digna van Isendoorn. De zuidgevel kreeg een in- en uitge- {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} zwenkte gevel met ronde pinakels, de oostgevel een fries van spitse boogjes. In 1742 werd het huis omgebouwd tot boerderij, waarvan het bedrijfsgedeelte in 1930 is vernieuwd. Woonhuizen. Het neoclassicistische woonhuis Loostraat 17 dateert uit 1875. De forse villa Loostraat 6 uit circa 1915 vertoont in het materiaalgebruik late, sobere jugendstil-elementen. Boerderijen. De hallenhuisboerderij Husselarijstraat 37 uit de eerste helft van de 19de eeuw is karakteristiek voor deze streek. Chalet-details vertoont de uit 1924 stammende boerderij Valkhof (Loostraat 28). Lunteren (gemeente Ede) Dorp, ontstaan op de westrand van de Veluwestuwwal en uitgegroeid tot een dorp met lintbebouwing. In 1566 werd Lunteren een zelfstandige parochie. Een brand in 1850 verwoestte een belangrijk deel van het dorp. In 1902 kreeg Lunteren een station aan de nieuwe spoorlijn Nijkerk-Ede. Na de Tweede Wereldoorlog is Lunteren in noordwestelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsstraat 34), oorspronkelijk gewijd aan St. Antonius, is een eenbeukige kerk met driezijdige koorsluiting, forse dubbele dwarsbouw en een toren van drie geledingen met traptoren en ingesnoerde spits. De toren verrees in het derde kwart van de 15de eeuw. Van de in 1571 gewijde parochiekerk resteert enkel de koorsluiting. Bij een verbouwing in 1761, naar plannen van Helmert van Baack, kwam tegen deze koorsluiting een dwarsbouw tot stand, die in 1804 werd verdubbeld ten koste van het middeleeuwse schip. Beide dwarsbouwen heeft men in 1878 vernieuwd en in 1913 voorzien van portalen met neogotische details. In 1921-'22 volgde een verdere verbouwing en vernieuwing. De toren is in 1908 hersteld. Tot de inventaris behoren een laat-17de-eeuwse preekstoel, die in 1761 uit Wageningen werd overgeplaatst, en een vroeg-19de-eeuws orgel, dat in 1876 uit Bredevoort werd overgebracht. De Geref. kerk (Oranjestraat 33) is een zaalkerk met terzijde staande toren, gebouwd in 1958 in traditionalistische vormen naar plannen van J. van der Top. Het herstellingsoord ‘Mens en Samenleving’ (Boslaan 68) werd in 1900 gesticht door de Bond van Nederlandsche Onderwijzers en in 1906 uitgebreid. Na een brand is het in 1932 herbouwd in traditionalistische vormen naar plannen van J. Grijpma. Woonhuizen. De onderwijzerswoning Kerkplein 1 (1883) en de eenlaagse villa Euterpe (Dorpsstraat 35; circa 1885) vertonen eclectische details. Kweker F. Hassley liet in 1905 de gepleisterde villa Rosmersholm (Dorpsstraat 14) bouwen met chaletstijlvormen. Elementen van die stijl vertoont het houten zomerhuis Dennenhorst (Boslaan 82), opgetrokken naar plannen van A. Kool voor de Rotterdamse koopman A.E. Dinger. Het in 1906 met jugendstil-elementen gebouwde eenlaagspand 'd Eekhorst (Dorpsstraat 202) heeft een opgetrokken middenrisaliet met in- en uitgezwenkte ‘Kaapse gevels’. W.O.J. Nieuwenkamp maakte het ontwerp voor G.J. Wilbrink. Jugendstil-details vertonen ook de villa's Dannenborgh (Dorpsstraat 8; circa 1910) en De Eerdbeek (Dorpsstraat 22; 1911), naar plannen van J.G. Eijlander. Expressionistisch van vorm is de door D.J. Heusinkveld ontworpen villa De Konijn (Molenweg 80) uit 1916, met een tuin naar plannen van D.F. Tersteeg. De villa De Lindenhoek (Dorpsstraat 26) uit 1935 is uitgevoerd in baksteen-functionalisme. Horeca. Het rond 1890 gebouwde hotel Floor (Dorpsstraat 36) is een eenlaagspand met opgetrokken middenrisaliet in chaletstijl-vormen. Het parkhotel Hugo de Vries (Dorpsstraat 11) uit 1904-'05, naar plannen van A. Kool, vertoont jugendstil-elementen. De winkel Stationsstraat 47-49 is een hoekpand met winkelpui, opgetrokken rond 1905 in lichte verblendsteen en met jugendstil-details. Boerderijen. De Veluwse hallenhuisboerderij Klein Altena (Meulunterseweg 7) stamt uit 1718. Vergelijkbaar is de boerderij De Vaarkamp (Postweg 64) uit 1720. Op het erf staan twee vijfzijdige, met riet gedekte kapbergen. De wit gepleisterde modelboerderij De Zaaier (Bisschopweg 37) is in {== afbeelding Lunteren, Uitzichttoren in het Buurtbosch==} {>>afbeelding<<} 1913-'14 gebouwd naar plannen van R. van 't Hoff en rond 1940 uitgebreid. De windmolen ‘De Hoop’ (Dorpsstraat 158) is een achtkantige grondzeiler met gepotdekselde houten voet en een met riet gedekte romp, gebouwd in 1855 voor A.J. Ross en gerestaureerd in 1974. Het voorm. station (Spoorstraat 2), met bovenwoning en een lagere aanbouw, werd in 1902 gebouwd voor de Spoorwegmaatschappij ‘De Veluwe’. Het gebouw vertoont neorenaissance-details en heeft een houten perronoverkapping. De uitzichttoren (Boslaan 92) in het Lunterse Buurtbosch, is een vijflaagse toren, ontstaan in opdracht van de notaris J.H.Th.W. van der Ham. Hij liet in 1913 op het hoogste punt van de in zijn opdracht beboste voormalige markegronden aanvankelijk een theekoepel bouwen, maar liet deze in 1916 vervangen door een belvédère naar ontwerp van de jugendstil-illustrator W.O.J. Nieuwenkamp. Later werden nog twee bouwlagen toegevoegd. De Bruinhorst (Luntersekade 1). Dit landhuis, gelegen bij het dorp Ederveen ten zuidwesten van Lunteren, verrees in 1879 voor mw. Reiger op de plaats van een ouder huis. Het eclectische landhuis heeft een driezijdig uitgebouwde {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ederveen bij Lunteren, Huis De Bruinhorst==} {>>afbeelding<<} erker en een dakruiter, die dateert van de verbouwing in 1910 voor H.A.J. Hafmans. Windmolen ‘De Walderveense Molen’ (Renswoudsestraatweg 4), gelegen ten noordwesten van Lunteren, is een in 1895 voor A. Mulder ter plaatse van een standerdmolen gebouwde achtkantige stellingkorenmolen met bakstenen voet en een met riet gedekte romp. Na een brand in 1911 volgde in 1912 herbouw. Men maakte hierbij gebruik van een vermoedelijk uit de Zaanstreek afkomstige molen. De molen is in 1962 en in 1990-'92 gerestaureerd. Maasbommel (gemeente West Maas & Waal) Dorp, ontstaan op een oeverwal van de Maas en voor het eerst vermeld in de tweede helft van de 13de eeuw. In de late middeleeuwen wordt Maasbommel als stad genoemd, maar een stedelijke ontwikkeling heeft zich niet doorgezet. Vóór 1850 bestond het dorp voornamelijk uit een lintbebouwing aan de Raadhuisdijk en Berghuizen, daarna tevens langs de Bovendijk en de Velddijksestraat. De voorm. Herv. kerk (Raadhuisdijk 19) is een eenvoudig zaalgebouw met driezijdig gesloten koor en een deels opengewerkte dakruiter. De uit 1842 daterende kerk is mogelijk ontworpen door J. de Kloppert. Het neoclassicistische gebouw heeft gietijzeren spitsboogvensters tussen lisenen en een voorgevel met ingezwenkte top en bekronend fronton. Het interieur wordt gedekt door een gebogen stucplafond. De R.K. St.-Lambertuskerk (Raadhuisdijk 44) is een driebeukige basiliek met driezijdig gesloten koor en een toren van vier geledingen met traptoren en ingesnoerde naaldspits met frontalen. De kerk verrees in 1868-'69 naar een neogotisch ontwerp van C. van Dijk. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De kerk bevat een door de firma Smits gebouwd orgel (1907). De gebrandschilderde ramen zijn naar ontwerp van H.J. Groenendaal vervaardigd door W. Schmitz (1919, hersteld in 1937). De voorm. pastorie (Raadhuisdijk 42) is een eclectisch herenhuis uit 1844. Het voorm. raadhuis van Appeltern (Raadhuisdijk 6) was gevestigd in Maasbommel. Het gebouw met souterrain, bordes en tot trapgevel uitgebouwd risaliet is oorspronkelijk in 1875 gebouwd naar ontwerp van C. van Dijk en ingrijpend verbouwd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het herenhuis Raadhuisdijk 9, bestaande uit een tweelaags voorhuis en een lagere achterbouw, dateert in de huidige vorm uit circa 1800. Het pand heeft geprofileerde vensteromlijstingen met eclectische kuifstukken (circa 1865), gepleisterde hoekblokken en een neoclassicistische deuromlijsting. Boerderijen. De boerderij Kronenburg (Velddijksestraat 16) dateert uit circa 1800 en is gebouwd op het terrein van het verdwenen huis Kronenburg. Achter deze hallenhuisboerderij met dwars voorhuis bevindt zich een ronde karnmolen. De rond 1870 gebouwde {== afbeelding Maasbommel, Pastorie R.K. St.-Lambertuskerk==} {>>afbeelding<<} hallenhuisboerderij Brouwershof (Berghuizen 40) heeft een onderkelderd voorhuis. Het tweelaags achterhuis is als brouwerij in gebruik geweest. De uit dezelfde tijd daterende hallenhuisboerderij Berghuizen 1 heeft een onderkelderd dwars voorhuis en een aangebouwde varkensschuur. Het dijkmagazijn (Bovendijk 4) dateert uit circa 1880. De kopgevels van het tweelaags gebouw hebben dubbele laaddeuren. De zijgevels hebben verdiepte velden met ventilatiespleten. Malden (gemeente Heumen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de overgang van stuwwal naar rivierterras. Langs de Haterseweg-Broekkant-Rijksweg kwam een lintbebouwing tot ontwikkeling. Na de Tweede Wereldoorlog is Malden vooral aan de oostzijde snel gegroeid. De R.K. kerk St. Antonius Abt (Rijksweg 4) is een recht gesloten zaalkerk met lage klokkentoren en aangebouwde pastorie, gebouwd in 1959-'60 naar ontwerp van J. Bijnen. De glas-in-lood-wand bij de ingang aan de voorzijde is ontworpen door J. Martens. Het voorm. raadhuis (Rijksweg 112) dateert uit 1911-'12 en is uitgebreid rond 1939 en - naar ontwerp van Th. Huijbers - in 1980. Woonhuizen. Het laat-19de-eeuwse landhuis Elshof (Hatertseweg 24) is een statig gepleisterd neoclassicistisch pand. De gepleisterde villa Grootstal (St.-Jacobsweg 13-15), gebouwd in 1914 ter plaatse van de oude hofstede ‘Grote Stal’, vertoont neorenaissance-vormen. De rond 1935 gebouwde villa De Witte Raaf (Rijksweg 55) heeft expressionistische vormen. Boerderijen. Uit 1885 dateert de boerderij Berckenbosch (Hatertseweg 37), een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis; de kelder is ouder, de vrijstaande schuur jonger. Vergelijkbaar in type is de boerderij Bothalenshof (Hatertseweg 4a) uit 1916. In een nis van de voorgevel van de gepleisterde boerenwoning Hatertseweg 29 uit 1906 staat een beeld van de godin Flora. De voorm. bierbrouwerij ‘Berg- {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} zicht’ (Rijksweg 232), gelegen ten zuiden van Malden, is een gebouwencomplex uit de tweede helft van de 19de eeuw, bestaande uit een fabrikantenvilla met eclectische details en daarachter een koetshuis en een bierbrouwerij annex mouterij. Maurik (gemeente Buren) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug van de Neder-Rijn en voor het eerst vermeld in 997. Evenwijdig aan de dijk kwam een gestrekt dorp tot ontwikkeling. Na de Tweede Wereldoorlog is Maurik in zuidelijke richting uitgebreid. De Herv. kerk (Kerkplein 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Maarten, is een driebeukige pseudobasilicale kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van vijf geledingen met ingesnoerde naaldspits. De onderste vier geledingen van de toren dateren uit de tweede helft van de 14de eeuw; de bovenste geleding is begin 16de eeuw toegevoegd. Het koor verrees in de tweede helft van de 15de eeuw. In het eerste kwart van de 16de eeuw is het huidige schip met zuidportaal opgetrokken ter vervanging van een 15de-eeuws schip, waarvan de kapconstructie opnieuw is gebruikt. De kerk is in 1920-'25 gerestaureerd onder leiding van {== afbeelding Maurik, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} H.J. Tiemens. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf (schip), halve tongewelven (zijbeuken) en in het koor door kruisribgewelven en een straalgewelf op figurale kraagstenen. In het koor en op de schippijlers bevinden zich schilderingen uit de tweede helft van de 15de eeuw, met afbeeldingen van onder meer enkele heiligen, de vier kerkvaders en een Piëta. Tot de inventaris behoren enkele 17de-eeuwse grafzerken, een preekstoel (eerste kwart 17de eeuw) - op de stenen voet van een 15de-eeuws doopvont -, een schepenbank (1692) en een door P. van Oeckelen & Zn. gebouwd orgel (1867). De voorm. pastorie (Kerkplein 8) is een tweebeukig pand uit 1840 naar ontwerp van K. Smits; momenteel dient het pand als verenigingsgebouw. De R.K. kerk O.L. Vrouw ten Hemelopneming (Buitenweg 4) is een driebeukige kerk zonder toren, gebouwd in 1948-'49 naar ontwerp van P. Starmans. Deze kerk verving een gepleisterde zaalkerk met aangrenzende pastorie (Kerkweg 3-7) uit circa 1820 (vergroot in 1869). Het raadhuis (Raadhuisstraat 34) is sinds 1942 gevestigd in een villa uit 1890, opgetrokken naar ontwerp van M. van de Pol voor N. de Meijer-van de Thoorn. De villa met voorhuis en haaks achterhuis vertoont chaletstijl-elementen. Kort na 1942 is een veldwachterswoning aangebouwd. Woonhuizen. De eenlaags villa Engelschehof (Prinses Marijkelaan 13) dateert uit circa 1875. Rond 1900 zijn de dubbele woonhuizen Dorpsplein 6 en Buitenweg 13-15 gebouwd. Boerderijen. De gepleisterde hallenhuisboerderij Garststraat 58 stamt uit de 18de eeuw. De voorm. boerderij Batenwijk (Kapelstraat 10-12) heeft een gepleisterd tweebeukig voorhuis met de jaartalankers ‘1862’. De hallenhuisboerderij J.E. Penraadstraat 9-11 is voorzien van een dwars voorhuis met rieten schilddak en de jaartalankers ‘1854’. Soortgelijke voorbeelden uit de tweede helft van de 19de eeuw zijn: Tielsestraat 69, met hoekpilasters en geschulpte dakrand, en Breedslagseweg 5. Het trafohuisje (Raadhuisstraat 58) uit circa 1925 is uitgevoerd in zakelijkexpressionistische vormen, waarschijnlijk naar ontwerp van G. Versteeg sr. Megchelen (gemeente Gendringen) {== afbeelding Megchelen, Huis Landfort==} {>>afbeelding<<} Dorp, ontstaan in de middeleeuwen op een rivierduin van de Oude IJssel. Tot 1795 maakte het deel uit van het graafschap Bergh. De Herv. kerk (Koninginneweg 2) is een kleine gepleisterde zaalkerk met driezijdige sluiting en een bescheiden toren met ingesnoerde spits. De kerk zou rond 1411 als kapel zijn gebouwd en heeft tot 1862 tevens als school gediend. In de toren, die werd gebouwd of herbouwd in 1776, hangt een door Johannes Voigt gegoten klok (1787). Het orgel stamt uit 1870. {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} De R.K. St.-Martinuskerk (Pastoor Molderstraat 2) is een driebeukige kruiskerk voorzien van een ongelede toren met naaldspits, gebouwd in 1934-'35 naar plannen van Joh.H. Sluijmer ter plaatse van een voorganger uit 1855. De ruïne van kasteel Swanenburg (bij Zwaneburgseweg 2), gelegen ten noorden van Megchelen, bestaat uit een nauwelijks nog zichtbaar fragment van de 15de-eeuwse ronde toren van de voorburcht. Het eigenlijke, uit de 13de eeuw daterende kasteel is in 1899-1901 gesloopt. Landfort (Landfortseweg 4), gelegen ten noorden van Megchelen, is in oorsprong een adellijk huis uit 1671 (d). Dat huis werd bij een verbouwing in 1825-'27 het middendeel van een wit gepleisterd, neoclassicistisch landhuis met licht gebogen zijvleugels. J.T. Übbing maakte hiervoor het ontwerp in opdracht van Christina Margaretha Waltmann-Luyken met medewerking van J.D. Zocher jr. Deze ontwierp het bijbehorende park in Engelse landschapsstijl. Nabij de toegangsbrug staat een vervallen duiventoren naar ontwerp van J.T. Übbing. Meteren (gemeente Geldermalsen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. In de loop van de tijd kwam een rond esdorp tot ontwikkeling. De kleine dorpskern bestaat hoofdzakelijk uit boerderijen. De Herv. kerk (Dorpsstraat 16) is een gepleisterde eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een ongepleisterde toren van twee geledingen met tentdak. De onderbouw van de toren is mogelijk 14de-eeuws, de bovenbouw laat-15de-eeuws. In de toren hangt een door Hans Falck van Neurenberg gegoten klok (1603). Schip en koor hebben een middeleeuwse oorsprong, maar zijn in 1837 en rond 1875 ingrijpend verbouwd. Tot de inventaris behoren een overhuifde herenbank in Lodewijk XIV-vormen (circa 1720), een door Johan Aansorgh vervaardigde preekstoel (1748) en een door K.M. van Puffelen gebouwd orgel (1873). De voorm. pastorie (Schoolstraat 2) dateert uit circa 1865. Woonhuizen. De Villa Elisabeth (Rijksstraatweg 49) uit circa 1895 vertoont neorenaissance-vormen. Bij de villa staat een voorm. graanmalerij met opslag. Het rond 1905 gebouwde huis Dorpsstraat 8 heeft een aan de chaletstijl ontleende detaillering. Boerderijen. In Meteren staat een aantal hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis en een dakoverstek aan de achterzijde. Ze zijn voornamelijk gebouwd in de tweede helft van de 19de eeuw, enkele hebben een oudere kern. Voorbeelden zijn: Struykenhof (Bommelweg 2-2a), met opkamer en vloedschuur, Geymenhof (Blankertseweg 5), met naast het achterhuis een schuur uit 1906, Dorpsstraat 46 (circa 1890), 't Hofke (Achtersteweg 69; circa 1890), Wilhelminastaat 1 (circa 1890), met vloedschuur, en Wilhelminastraat 5 (circa 1890), met vloedschuur en wagenschuur. De in 1929 gebouwde boerderij Wouwertweg 10 heeft een villa-achtig voorhuis. Millingen aan de Rijn Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een oeverwal. De Heerbaan is de oudste bebouwingsas. Na de Tweede Wereldoorlog is Millingen sterk gegroeid. De voorm. Herv. kerk (Zalmstraat 8), gebouwd in 1880, is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een geveltoren met ingesnoerde spits. In 1942 is naar ontwerp van A. van der Kloot een portaal toegevoegd. De R.K. St.-Antonius van Paduakerk (St.-Antoniusplein 1) is een driebeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor met omgang en flankerende kapellen en een terzijde geplaatste toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze neogotische kerk verrees in 1913-'14 naar ontwerp van W. te Riele. De toren is na gedeeltelijke verwoesting in 1945 herbouwd in 1954-'55 naar een vereenvoudigd ontwerp van B.W.A. Goddijn. Het interieur wordt gedekt door stergewelven. Tot de inventaris behoren een marmeren doopvont (circa 1850) en een preekstoel naar ontwerp van de Gebr. Smits (1860). De gebrandschilderde ramen zijn van W. Derix (1914). Het uit 1891 daterende pand ‘Skaraborg’ (Heerbaan 101) is de voorm. pastorie. Het raadhuis (Heerbaan 115) is in 1905 gebouwd naar ontwerp van B.J. Claase. Het naastgelegen postkantoor met jugendstil-materiaalgebruik dateert uit 1908. De twee gebouwen zijn in 1991-'92 met een tussenvleugel verbonden. De voorm. zuivelfabriek (Pastoor Graatweg 40) is in 1915 in opdracht van O. Klomp gebouwd. Een smeedijzeren traphek is versierd met zijn initialen en het bouwjaar. De R.K. begraafplaats (Chopinstraat 7) heeft aan weerszijden van de toegang een neogotisch baarhuisje uit circa 1900. Kekerdom. Dit dorp gelegen ten westen van Millingen is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een oeverwal. De R.K. St.-Laurentiuskerk (Duffeltdijk 11) is een eenbeukige kerk met sacristie, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. Het schip dateert uit circa 1400 en is in 1837 verhoogd. Bij de bouw van de neogotische toren in 1873, naar ontwerp van A.W. Roelofsen, heeft men het schip aan de oostzijde verlengd en voorzien van een nieuwe koorsluiting. De kerk is in 1981-'82 gerestaureerd onder leiding van M.P. Loermans. Het interieur wordt gedekt door in stucwerk uitgevoerde kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren een doopvont (1838), een door J.F. Buijssen vervaardigde preekstoel (1838) en een met oudere delen door W.J. Smits gebouwd orgel (1865). De gebrandschilderde ramen zijn van F. Nicolas. De voorm. pastorie (Duffeltdijk 9) is een blokvormig gepleisterd pand uit 1850, uitgebreid in 1897 en voorzien van een serre in 1907. De in 1894 gebouwde boerderijen ‘Schouwenburg’ (Weverstraat 2) en ‘Spaldrop’ (Botsestraat 29) hebben een U-vormige plattegrond. Ten zuiden van Kekerdom liggen de deels onderkelderde hallenhuisboerderij ‘De Groote Both’ (Botsestraat 22) uit 1913 en de rond 1870 gebouwde windmolen ‘De Duffelt’ (Botsestraat 25). Deze ronde stenen beltkorenmolen is deels zwart en deels wit geschilderd. {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} Nederasselt (gemeente Heumen) Dorp, gelegen op een stroomrug en ontstaan in de 12de eeuw als afscheiding van Overasselt. Na de aanleg van de Rijksweg Den Bosch-Nijmegen in 1929 heeft het dorp zich ten oosten hiervan verder ontwikkeld. De voorm. Herv. kerk (Klokstraatje 2) is een kleine vierkante kerk met afgeschuinde hoeken, gebouwd in 1804. In 1934 zijn naar ontwerp van E. Hekkelman een portaal met toren en een consistorie toegevoegd. De voorm. kosterij annex schoolhuis (Maasdijk 7) is een dwars huis uit circa 1800. De R.K. kerk St. Antonius Abt (Kerklaan 8) is een driebeukige basilicale kerk met driezijdig gesloten koor, een doopkapel en een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. Deze neogotische kerk verrees in 1890-'91 naar ontwerp van C. Franssen. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De pastorie (Kerklaan 6) is gelijk met de kerk gebouwd. Het St.-Joannesklooster van de zusters van Jezus, Maria en Jozef of ‘Het Tweede Huis’ (Kerklaan 10) is een klooster met school uit 1904-'05. Het patronaat en het gasthuis, beide met neogotische details, zijn in 1912 toegevoegd, waarschijnlijk naar ontwerp van C. Franssen. Boerderijen. Hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis uit de eerste helft van de 19de eeuw zijn Hollestraat 20 en Molenweg 2; de laatste heeft een dwarsdeel en waarschijnlijk een oudere kern. Eindsestraat 4 bezit een deels gepleisterde villa uit 1912 als voorhuis. De aangebouwde schuur is ouder. Windmolen ‘De Maasmolen’ (Molenweg 1) is een gesloten standerdmolen met achtkantige stenen onderbouw en een houten kast. De in 1741 gebouwde korenmolen is in 1972-'73 in westelijke richting verplaatst. Nederhemert-Noord (gemeente Zaltbommel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de stroomrug die dwars door de Bommelerwaard loopt. Het oorspronkelijke dorp (Neder)hemert wordt in 814 voor het eerst vermeld. Door het graven van de Afgedamde Maas werd dit dorp in 1480 gescheiden in Nederhemert Noord- en Zuidzijde. Langs de Maasdijk en de Molenstraat ontwikkelde zich een gestrekt dijkdorp met een kleine bebouwingskern bij de kerk nabij de Kapelstraat. Na 1850 vond verdichting van de bebouwing plaats langs de genoemde wegen. De Herv. kerk (Kerkplein 1) is een kleine, aan de kopse zijden driezijdig gesloten zaalkerk voorzien van een dakruiter met hoge ingesnoerde spits. De kerk is in 1776 gebouwd in classicistische vormen, zoals te zien is bij het poortje in de zuidelijke sluiting. In de dakruiter hangt een door Jasper en Jan Moer gegoten klok (1541). Tegen de lange oostgevel staat een recente aanbouw met lessenaarsdak. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. Tot de inventaris behoren een dubbele laat-18de-eeuwse herenbank en een 19de-eeuwse preekstoel. Boerderijen. Van de boerderij Maasdijk 24 draagt het dwarse, met riet gedekte, voorhuis de jaartalankers ‘1629’. De 18de-eeuwse krukhuisboerderij Maasdijk 50 heeft aan de achterzijde een dicht gezet dakoverstek. Maasdijk 48 is een kleine krukhuisboerderij met de jaartalankers ‘1839’ en een vernieuwd achterhuis en een aanbouw met plat dak. De vermoedelijk na de watersnood van 1861 gebouwde boerderij Maasdijk 12-12a bestaat uit een woonhuis met mezzanino in neoclassicistische vormen, een schuur met decoratief gesneden windveren en een vijfroedige schuurberg. Uit 1861 stamt de hallenhuisboerderij Maasdijk 16 met een tweebeukig dwars voorhuis. Het achterhuis hoort mogelijk bij een voorganger en heeft aan de achterzijde gedeeltelijk een dakoverstek, dat is dicht gezet. Op het erf staan verder een schuur en een zesroedige schuurberg. De windmolen (Maasdijk 1) is een grondzeiler, waarvan de met dakleer beklede zeskantige houten bovenbouw is geplaatst op een stenen onderbouw. Deze korenmolen stamt mogelijk uit de 18de eeuw en heeft in de westmuur twee gebeeldhouwde leeuwen met een alliantiewapen van Otto Frederik van Vittinghoff {== afbeelding Wellseind bij Nederhemert-Noord, Grenspaal==} {>>afbeelding<<} en Margaretha van Randwijck. De op enige afstand gelegen molenaarswoning Maasdijk 42 dateert in de huidige vorm uit 1864. Het heeft de vorm van een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis en dwarsdeel. De herberg (Maasdijk 68-68a), een voorm. veerhuis en thans dorpscafé, is een langgerekt dwars pand met rieten wolfdak uit het eerste kwart van de 19de eeuw. Wellseind. Dit gehucht ten oosten van Nederhemert-Noord (gemeente Maasdriel) is ontstaan op een stroomrug van de Maas. Bij Wellseindsedijk 36 staat een grenspaal uit het derde kwart van de 18de eeuw bij de oude scheiding van de gemeenten Well/Ammerzoden en Nederhemert (inscripties). De hardstenen kolom wordt bekroond door een bol met festoenen en een smeedijzeren punt. Langs de dijk en de schuin aansluitende lintbebouwing Onderweg-Klemit-Lenshoek staan enkele interessante boerderijen. In opzet dateert de hallenhuisboerderij Klemit 9 uit de eerste helft van de 17de eeuw. In de 19de eeuw is de boerderij verlengd en later is het (deels weer dicht gezette) dakoverstek ontstaan en zijn de gevels vernieuwd. De uit circa 1850 daterende hallenhuisboerderij Klemit 24 ligt op een verhoging. Het dwarse voorhuis heeft een hoog gelegen {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} kelder en een dubbele bordestrap. Het met riet gedekte achterhuis is aan de achterzijde voorzien van een dakoverstek. Van de hallenhuisboerderij Wellseindsestraat 2 dateert het eenlaags voorhuis uit circa 1900 en de met riet gedekte dwarsdeel uit circa 1880. In de boerderij was voorheen ook de herberg ‘De Lelie’ gevestigd. Op het erf staat verder nog een oude schuur. Nederhemert-Zuid (gemeente Zaltbommel) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Het oorspronkelijke dorp (Neder)hemert wordt in 814 voor het eerst vermeld. Door het graven van de Afgedamde Maas werd dit dorp in 1480 gescheiden in Nederhemert Noord- en Zuidzijde. Sinds het graven van het Heusdensch Kanaal en de Bergsche Maas in 1904 ligt het dorp op een eiland. Vlakbij het dorp ligt kasteel Nederhemert. De dorpsbebouwing concentreert zich bij de kerk. Kasteel Nederhemert (Kasteellaan 1), gelegen op een omgracht terrein, heeft zich ontwikkeld vanuit een rechthoekige woontoren uit circa 1300. In het tweede kwart van de 14de eeuw werd een ommuring met ronde hoektoren toegevoegd en in de loop van de tijd zijn diverse woonvertrekken en torenvormen tegen deze ringmuur gebouwd. Het binnenplein is begin 19de eeuw bebouwd. Na een brand in 1945 is herstel uitgebleven, waardoor het complex thans in ruïneuze staat verkeert. Van de 16de-eeuwse rechthoekige fortificatie rond het kasteel is nog een gedeelte van de voorwal met twee bastions herkenbaar. Ten zuiden van het kasteel en ten oosten van de Kasteellaan bevindt zich het restant van een redoute uit 1589, het Oude Fort of Kleine Schans. Dit redoute, thans ook Oude Schans genoemd, maakte in de 17de eeuw - met de fortificatie rond het kasteel - deel uit van de verdediging van Holland. De Herv. kerk (Kerklaan 5), oorspronkelijk gewijd aan St. Servatius, bestaat slechts uit een driezijdig gesloten laat-gotisch koor uit 1550-'60. Het bijbehorende schip uit 1633 en de grotendeels 14de-eeuwse toren zijn in 1944 verwoest. De vroegere omtrek van toren en schip wordt aangegeven door lage muren. Hierin zijn stenen opgenomen die herinneren aan verbouwingen van de kerk in 1633 en 1836. Het resterende gedeelte kreeg bij het herstel rond 1955 aan de zijde van het schip een nieuwe voorgevel met portaal en een geveltoren met tentdak. In de kerk staat een 17de-eeuwse preekstoel, waarvan de voet uit 1708 en het klankbord en de trap uit 1836 dateren. Tot de inventaris behoren verder: twee rouwborden uit 1726 (van Otto Frederik van Vittinghoff en Margaretha van Randwijck) en enkele belangrijke marmeren epitafen waaronder een door N. Seunties vervaardigd monument voor Otto Frederik van Vittinghoff (†1726) in Lodewijk XIV-vormen, een epitaaf uit 1750 voor Stephania Anna Amaranta van Vittinghoff (†1750), een epitaaf in Lodewijk XVI-stijl (1773) voor Adrianus graaf van Lynden (†1754), een epitaaf voor Otto Frederik graaf van Lynden (1788) en een epitaaf uit 1870. De voorm. pastorie (Kasteellaan 8), thans ‘Huize Wielestein’, heeft een gepleisterde voorgevel met eclectische elementen. Woonhuizen. Het mogelijk 18de-eeuwse dwarse huis Kasteellaan 5-7 heeft een rieten wolfdak en een ingang in de zijgevel. Vroeg-19de-eeuws is Kerklaan 3, een dwars huis met hoog schilddak en aan de achterzijde een uitbouw met lessenaarsdak. Boerderijen. De gepleisterde hallenhuisboerderij De Hoef (Kasteellaan 10) heeft een dwars voorhuis met omlijste ingang en hoog rieten schilddak. De boerderij is in 1660 gebouwd in opdracht van Nicolaes de Graeff. Op het erf staat een hooiberg. Kerklaan 12 is een 18de-eeuwse krukhuisboerderij met {== afbeelding Nederhemert-Zuid, Boerderij De Hoef==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Bern bij Nederhemert-Zuid, Gemaal==} {>>afbeelding<<} dwarsdeel en voorhuis met opkamer. De duikersluis in de Bergsche Maasdijk, ten zuiden van Nederhemert-Zuid, dateert uit 1893 en is de oudste betonnen duikersluis in Nederland. De fronten aan weerszijden van de dijk bestaan uit metselwerk. De duikersluis was zowel een inlaat- als een spuisluis. Bern. Dit gehucht ten oosten van Nederhemert-Zuid is ontstaan bij de norbertijnerabdij van Berne, die in 1579 is verlaten en verwoest. Het pand Kloosterstraat 2 zou de voormalige, mogelijk 16de-eeuwse, abdijbrouwerij zijn. Deze brouwerij lag buiten de muren van de abdij. Na verwoesting in 1945 is het pand in 1950 ingrijpend gerestaureerd onder leiding van D. Verheus. Het ten oosten hiervan gelegen gemaal in de Afgedamde Maas (Bergse Maasdijk 1), dateert uit circa 1880 en bestaat uit twee haaks op elkaar staande, deels gepleisterde gebouwtjes met neogotische elementen. Neede Dorp, ontstaan op de zuidflank van de stuwwalhelling de ‘Needse berg’ en gelegen aan de hessenweg van Deventer naar Vreden. Neede wordt voor het eerst in 1188 genoemd. In de late middeleeuwen werd het dorp onderdeel van de heerlijkheid Borculo. In 1884 kwam het aan de thans verdwenen spoorlijn Winterswijk - Hengelo (Ov.) te liggen; in de nabijheid werden twee textielfabrieken gevestigd. Een windhoos trof het dorp in 1925. Na de Tweede Wereldoorlog is Neede vooral aan de noord- en oostzijde aanzienlijk uitgebreid. {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Neede, Arbeiderswoningen Wilhelminastraat==} {>>afbeelding<<} De Herv. kerk (Kerkplein 1) is een zaalkerk met een toren van drie geledingen met tentdak. De laat-gotische toren verrees omstreeks 1506 en heeft een ingangsportaal in Baumberger zandsteen met flamboyante tracering. De oude kerk werd in 1846-'48 vervangen door een zaalkerk naar plannen van J.B. van Zalingen. In 1945 brandden kerk en toren uit, waarna met gebruikmaking van het muurwerk herbouw volgde naar plannen van G. Feenstra. In het torenportaal staan een in 1930 gevonden, beschadigde vroeg-16de-eeuwse Piëta en een Ecce Homo. De beschadigde torenklok stamt uit 1507. De R.K. St.-Caeciliakerk (Borculoseweg 45) is een driebeukige basiliek met iets hoger koor, gebouwd in 1948-'50 in neoromaanse vormen naar plannen van Joh.H. Sluijmer ter plaatse van een voorganger uit 1898. Het raadhuis (Oudestraat 23) is een wit gepleisterd pand met chalet-sierspant, gebouwd in 1911 voor A.J.G. ter Weeme. In 1927 kwam het als raadhuis in gebruik, waarna uitbreidingen volgden in 1969 en 1980. De Kamp (Peppelendijk 8) is een voorm. havezathe op rechthoekige plattegrond. Het oorspronkelijke gebouw in maniëristische vormen werd volgens een opschrift boven de hoofdingang in 1636 gebouwd voor Otto Gansneb genaamd Tengnagel. Bij een verbouwing in 1789 verdwenen de topgevels en kreeg het gebouw een schilddak en schuifvensters. Het interieur van het in 1988 gerestaureerde huis bevat een maniëristische schouw met kwabmotieven. Woonhuizen. In het dorp is een aantal forse herenhuizen bewaard gebleven. Neoclassicistisch van vorm zijn: Stationsweg 12-14 (circa 1860), Nieuwstraat 2 (circa 1870) en Olthuizermaat (Stationsweg 11, circa 1890). Eclectische details hebben De Voort (Oudestraat 1, rond 1880) en de eenlaagspanden Stationsweg 4 (circa 1860) en Oudestraat 20 (circa 1880). Uit circa 1895 dateren de fabrikantenvilla Bleekenesch (Stationsweg 8) in neorenaissance-vormen en het huis La Tour (Stationsweg 13-15a) met neorenaissance-details en een mogelijk iets oudere ronde toren opzij. De arbeiderswoningen Ruwenhofstraat 10-16 en Wilhelminastraat 1-52 werden rond 1910 in traditionalistische vormen gebouwd voor de werknemers van de textielfabriek A.J. ten Hoopen. Boerderij ‘De Meijer’ (Hessenweg 2) is een hallenhuisboerderij met dwars voorhuis voorzien van de jaartalankers ‘1735’. De deel is in 1898 vernieuwd. Van de textielweverij firma Ter Weeme & Zn. (Wheemerstraat 17), opgericht in 1870, bestaan nog enkele gebouwen die teruggaan tot 1893. Van 1893 tot 1966 maakte bureau Beltman de plannen voor verbouwingen en nieuwe gebouwen. Sinds 1971 biedt het complex plaats aan de firma Elias Jorzolino. Het voorm. station (Stationsweg 44), gebouwd in 1883 voor de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij, is een eenvoudig neoclassicistisch gebouw, dat in 1909 een extra wachtkamer kreeg. Het station deed tot 1937 dienst. Windmolen ‘De Hollandse Molen’ (Diepenheimseweg 23) is een ronde stellingmolen met een rieten kap en een lage stelling op standvinken. Deze korenmolen is in 1926-'27 gebouwd ter vervanging van een in 1925 verwoeste standerdmolen uit 1733 en is gerestaureerd in 1998. De Alg. begraafplaats (Haaksbergsestraat 17), gesticht rond 1830, bevat onder meer een graf met obeliskvorm voor Q.G.N. Heereman (†1875). Noorddijk. Gehucht ten noordwesten van Neede. De voorm. openbare lagere school (Schoolweg 11) is in 1889 gebouwd als drieklassige gangschool met onderwijzerswoning (Schoolweg 9). De hallenhuisboerderij Erve Kolkman (G.L. Rutgersweg 9) heeft {== afbeelding Rietmolen bij Neede, R.K. St.-Caeciliakerk==} {>>afbeelding<<} een voorhuis uit 1798, een deel uit 1853 en een schuur uit 1914. Rietmolen. Dorp gelegen ten oosten van Neede. De R.K. St.-Caeciliakerk (Past. E.M. van Everdingenstraat 34) is een achtkante koepelkerk met zeer slanke, terzijde staande toren met uivormige spits. De krachtig vorm gegeven kerk met traditionalistische details verrees in 1931-'32 naar plannen van C. Hardeman ter plaatse van een uit 1835 stammende voorganger. Boerderij Teesselinkweg 3 is een hallenhuisboerderij met een voorhuis uit 1831 en een endskamer uit 1791. Neerijnen (gemeente Neerijnen) Dorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een stroomrug. Aan de noordzijde werd in de 14de eeuw het kasteel Neerijnen gesticht. In de loop van de tijd kwam haaks op de Waaldijk een gestrekt esdorp tot ontwikkeling, waarvan de structuur aan de dijkzijde niet meer compleet is. De Herv. kerk (Van Pallandtweg 12) is een gepleisterde eenbeukige kruiskerk met recht gesloten koor, aangebouwde consistorie en een ingebouwde toren van twee geledingen met omgang en een klokkenverdieping met spits met frontalen. De kerk verrees in 1865 in de vormen van de Willem II-gotiek. Het interieur wordt gedekt door gestucte houten kruisribgewelven en een gestuct waaiergewelf {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Neerijnen, Herv. kerk (1982)==} {>>afbeelding<<} (viering). De inventaris dateert uit 1868, waaronder een preekstoel in neo-Lodewijk XV-vormen en een door K.M. van Puffelen gebouwd orgel (gerestaureerd in 1982). Kasteel Neerijnen (Van Pallandtweg 11) is een omgracht rechthoekig gebouw met schilddaken. Het oorspronkelijke kasteel, ook wel Clingelenburg genoemd, werd rond 1350 gesticht door Gijsbert de Cock. Nadat het in 1574 door troepen van Lodewijk van Nassau zwaar was beschadigd kwam begin 18de eeuw een nieuw huis tot stand. Het smalle middenrisaliet heeft een ingangsomlijsting in Lodewijk XV-vormen, met daarboven de wapens van Tjaard van Aylva en Margaretha van Gendt en een opschrift uit 1769 in Lodewijk XV-omlijsting betreffende jhr. Hobbe baron van Aylva. Het huis kreeg in 1791 de huidige vorm. Sinds 1980 is het kasteel als gemeentehuis in gebruik. Bij het voorplein staat een langgerekt koetshuis. Vóór het huis strekt zich de in opzet 17de-eeuwse formele parkaanleg uit, waarin De Dreef de zichtas en oprijlaan naar de dijk vormt. In 1922-'23 is een deel van dit park gewijzigd in late Engelse landschapsstijl, naar ontwerp van L.A. Springer. De voorm. openbare lagere school met onderwijzerswoning (Van Pallandtweg 13-14) bestaat uit een woongedeelte uit circa 1710 en haaks daarop de school uit 1848, die in 1905 is uitgebreid. Boerderijen. De gepleisterde krukhuisboerderij Van Pallandtweg 6, met dakoverstek aan de achterzijde, dateert uit de 18de eeuw. Mogelijk ook uit die tijd is de kleine gepleisterde dijkboerderij Waalbandijk 15-16. De 18de-eeuwse hallenhuisboerderij Voorstraat 1-2 heeft een dakoverstek aan de achterzijde en een dwars voorhuis met opkamer en zadeldak tussen topgevels. De vergelijkbare boerderij Kweldam (Van Pallandtweg 16) bezit een tweebeukig dwars voorhuis met zadeldaken tussen topgevels. De voorste beuk van het voorhuis is rond 1850 toegevoegd aan deze uit circa 1800 daterende boerderij. De krukhuisboerderij Voorstraat 7 is voorzien van de jaartalankers ‘1814’ en heeft aan de achterzijde een gedeeltelijk dicht gezet dakoverstek. Nijbroek (gemeente Voorst) Dorp, gesticht kort na 1328 toen het gebied in opdracht van graaf Reinald II werd ontgonnen en ingepolderd. Rond de kerk ontstond in de 19de eeuw een bescheiden dorpskern. De Herv. kerk (Dorpsplein 8), oorspronkelijk gewijd aan St. Gregorius, is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. Kort na de verheffing tot parochie in 1339 kwam het huidige koor tot stand, in de tweede helft van de 14de eeuw gevolgd door de bouw van het schip en de toren. De laatste werd begin 16de eeuw verhoogd. De kerk is verbouwd in 1781, 1825-'26 (schip) en 1880 (toevoeging consistoriekamer) en gerestaureerd in 1908 en in 1980-'83. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven op gebeeldhouwde kraagstenen (koor) en een houten gewelf (schip; 1826). Het koor bevat restanten van muurschilderingen uit circa 1350 met voorstellingen van apostelen. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit circa 1620 en een door H. Knipscheer gebouwd orgel in neobarokke kast (1861) op een orgelgalerij met gietijzeren zuilen. {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijbroek, Boerderij Kerkzicht met winkel==} {>>afbeelding<<} Boerderijen. Getuige de jaartalsteen ‘1652’ heeft de hallenhuisboerderij De Grote Beurze (Heegsestraat 14) een 17de-eeuwse oorsprong. Het bedrijfsgedeelte werd in de 18de eeuw vernieuwd. Het interieur bevat een oude keuken met brede tegelschouw en bakoven. Neoclassicistisch van vorm zijn de hallenhuisboerderijen met dwars voorhuis Middendijk 29 en 63 (1882); de laatste bezit nog een rosmolen. Kerkzicht (Dorpsplein 7) is een boerderij annex winkel uit 1869. De vloeddijksluis in de Nijbroeker Wetering (Vloeddijk 1) bestaat uit een in Bentheimer zandsteen uitgevoerde duiker met valschut. De duiker werd in de 17de eeuw gebouwd en in 1818 hersteld; de valschut is recent vernieuwd. Nijkerk Kleine stad, ontstaan in de middeleeuwen - mogelijk als kerkstichting vanuit Putten. De nederzetting wordt voor het eerst vermeld in 1313. Nadat Nijkerk in de Gelders-Arkelse oorlog van 1412 was platgebrand, kreeg het dorp stadsrechten en werd de bebouwing bij de kerk (Holkerstraat, Langestraat, Oosterstraat) voorzien van een omwalling met drie poorten. De Arkervaart - de door Nijkerk lopende gekanaliseerde Beek - werd de verbinding met de Zuiderzee. De Bourgondisch-Gelderse oorlogen leidden tot stadsbranden in 1495 en 1540. De versterkingen werden na 1543 gesloopt. In 1648 werd de Arkervaart verbeterd. De in die tijd in de omgeving opgekomen tabaksteelt leidde vooral in de 18de eeuw tot welvaart voor de tabakshandelaren. De aanleg van de Zuiderzeestraatweg (1830) en de spoorlijnen Amersfoort-Zwolle (1863) en Ede-Nijkerk (1902-'03) betekende een nieuwe impuls. Pas na 1900 werd Nijkerk uitgebreid, eerst op beperkte schaal en na de Tweede Wereldoorlog verder in westelijke en zuidelijke richting. De Herv. kerk (Holkerstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Catharina, is een driebeukige pseudobasilicale kerk met driezijdig gesloten koor en een ingebouwde toren met achtkantige bekroning en lantaarn. De torenromp is waarschijnlijk 15de-eeuws. Het ingangspoortje en de torenbekroning in Lodewijk XIV-vormen kwamen in 1774-'76 tot stand. De toren heeft een carillon met drie door A. en H. Petit gegoten klokken (1775), dertig klokken van A.J. van den Gheyn (1776-'77) en een uur- en speelwerk uit 1779. Het gotische koor, waarvan de eerste steen in 1461 was gelegd, en het schip werden bij de stadsbrand van 1540 verwoest en vervolgens geheel herbouwd. Aan de noordzijde staat een gewijzigde oude sacristie met aanbouw. De zuiderzijbeuk en het koor hebben 19de-eeuwse, neogotische portalen. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven op korte kolonetten met gebeeldhouwde kraagstenen. Het schip heeft zesdelige kruisribgewelven. De kraagstenen in het koor tonen de symbolen van de Evangelisten. Tot de inventaris behoren een groot aantal oude grafzerken, een door Matthijs van Deventer gebouwd orgel met Lodewijk XV-snijwerk (1756), een overhuifde herenbank in Lodewijk XIV-stijl (circa 1755) en een door H.G. van Raan vervaardigde preekstoel en doophek in Lodewijk XVI-stijl (1789). Overige kerken. De Herv. kerk Barneveldseweg 148 is een eenvoudige zaalkerk uit 1850 in neoclassicistische vormen, die omstreeks 1930 is uitgebreid. Uit 1900 dateert de Geref. kerk De Ark (Gasthuisstraat 15), een forse, recht gesloten zaalkerk met neoromaanse elementen. De R.K. St.-Catharinakerk (Holkerstraat 34) is een moderne kerk met toren, gebouwd in 1954 in traditionalistische vormen naar plannen van P. Starmans. De kerk bevat twee Catharinabeelden, één uit circa 1500 en één uit de 18de eeuw. {== afbeelding Nijkerk, Geref. Weeshuis==} {>>afbeelding<<} Het voorm. Catharinagasthuis (Venestraat 16) is een waarschijnlijk 15de-eeuws breed pand met hoog zadeldak. Het diende oorspronkelijk als ziekenverblijf van het gasthuis. Na de Reformatie had het diverse bestemmingen: Latijnse en Duitse school, Ampthuis van Nijkerk (1731-'72), Luth. kerk en graanpakhuis; aan de laatstgenoemde functie herinneren hijsluiken en een hijsbalk. Het voorm. Geref. weeshuis (Vetkamp 28) is een breed neoclassicistisch pand uit 1859-'60, waarvan de zijvleugel in 1954 is verbouwd. Boven de deuromlijsting in late empire-vormen bevindt zich - achter glas - een schildering met weeskinderen. Het stadhuis (Kolkstraat 27) is een 18de-eeuws, tweebeukig dwars pand. De voorste beuk werd in 1743 als woonhuis gebouwd, maar al in 1744 gekocht door het Amptbestuur om te dienen als kantoor en woning voor de havenmeester en als herberg. De bredere en aan de noordzijde driezijdig gesloten achterbouw kwam in 1771-'72 tot stand naar ontwerp van J. Bolten. Hier resideerden het Amptbestuur en het Landgerecht. De ‘Amptszaal’ (nu trouwzaal) op de verdieping heeft een beschilderd behang uit 1773 van Cornelis van Leeuwen met voorstellingen uit de tabakshandel en het dagelijks leven in Nijkerk. Sinds 1811 is het gebouw in gebruik als stadhuis en tot 1877 ook als zetel van het kantongerecht. In 1974 is het uitgebreid met nieuwbouw. De voorm. waag (Plein 2a) is een langgerekt eenlaagspand met zijtopgevels en een verhoogde middenpartij met topgevel, gebouwd in 1904 en verbouwd in 1954. {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijkerk, Woonhuis Deelenhuis==} {>>afbeelding<<} Woonhuizen. Vooral langs de Langestraat staan nog relatief veel 18de-eeuwse en oudere panden, die meestal verscholen gaan achter 19de- en 20de-eeuwse voorgevels. Zo heeft het tweebeukige dwarse eenlaagspand Langestraat 39-41 een voorgevel uit circa 1820, maar daarachter een waarschijnlijk 16de-eeuwse kern. Mogelijk ook 16de-eeuws is de kern van het ten dele over de Beek gebouwde huis Langestraat 23, dat is voorzien van een gepleisterde gevel in Lodewijk XIV-stijl. Het op een achterterrein gelegen pand Langestraat 7 kreeg zijn huidige opzet met lagere zijvleugel in de tweede helft van de 17de eeuw. De kelder met tongewelf en de opkamer zouden uit de tweede helft van de 16de eeuw kunnen dateren. Begin 19de eeuw is het huis - waarschijnlijk na een brand - hersteld en gepleisterd. Ook de interieurafwerking is deels uit die tijd. Het diepe huis Langestraat 2 heeft een trapgevel met toppilaster en de jaartalankers ‘1665’. Vermoedelijk ook 17de-eeuws is het tweebeukige dwarse huis Venestraat 37 waarvan de voorgevel in de 19de-eeuw is vernieuwd. Het meest voorname huis van Nijkerk is het in 1707 door de familie Van Deelen gebouwde Deelenhuis (Langestraat 37), een dwars huis met versierde ingangspartij in Lodewijk XIV-stijl; de deur en het bovenlicht zijn later gewijzigd in Lodewijk XVI-stijl. Inwendig bevindt zich een vestibule met gesneden portalen en zoldering. Het pand is in 1939-'41 gerestaureerd. Kolkstraat 8 is in 1721 gebouwd op een L-vormige, gerende plattegrond en heeft een hoog omlopend schilddak met aan de achterzijde een puntgevel. Een klokgevel met gebeeldhouwd fronton met schelpversiering in Lodewijk XIV-stijl bezit het diepe huis Holkerstraat 12. De deuromlijsting vertoont snijwerk in dezelfde stijl. Oosterstraat 18 heeft een ingezwenkte halsgevel uit 1776. Het herenhuis Catharinastraat 1 dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw en is aan de oostzijde over de Beek gebouwd. De boog van de overkluizing is voorzien van een gebeeldhouwde sluitsteen met het jaartal ‘1754’. De deuromlijsting met gesneden consoles stamt uit circa 1870. Venestraat 58-60 is een diep pand met deuromlijsting uit 1784. Het laat-18de-eeuwse dwarse huis Holkerstraat 4 heeft een rijk gesneden kroonlijst met palmetconsoles en een deuromlijsting met gecanneleerde ionische pilasters. Uit het begin van de 19de eeuw stamt Koetsendijk 45, een dwars eenlaags pand met gepleisterde middenpartij, gecanneleerde pilasters en boven de deur en vensters een gesneden bijenkorf en festoenen in empire-vormen. Uit dezelfde tijd stammen de huizen Brink 42, Langestraat 9, 20 en 32 en Nieuwstraat 2. De jugendstil-villa Hoogstraten (Spoorstraat 1), met torenvormige hoekoplossing, verrees in 1903 naar ontwerp van E. Knevel en bezit een oorspronkelijk interieur. In het rond 1920 aangelegde Van Rheenenpark staan verschillende dubbele eenlaags herenhuizen in traditionalistische vormen uit de jaren dertig. Buitenplaatsen. De kern van de buitenplaats De Berencamp (Hemmelerweg 1) wordt gevormd door een 15de-eeuws edelmanshuis of spieker met zadeldak tussen trapgevels. De aansluitende 17de-eeuwse vleugel is in 1842 verlaagd. Het interieur bevat een gotische schouw en 17de-eeuwse eiken muurkastjes. De kern van de buitenplaats Salentein (Putterstraatweg 5) wordt gevormd door een L-vormig landhuis met aan de voorzijde twee ronde torens voorzien van een meerzijdige beëindiging en spits. Het oudste deel wordt gevormd door een {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijkerk, Landhuis De Neude==} {>>afbeelding<<} blokvomig ‘corps de logis’, dat waarschijnlijk uit de 18de eeuw dateert. Het landhuis bezit een oude kelder met kruisgewelven op een middenpijler. Bij een verbouwing in de eerste helft van de 19de eeuw is het huis geheel gepleisterd en voorzag men de voorgevel van kantelen. In 1906 zijn de beide ronde hoektorens en de zijvleugel toegevoegd. Voor het huis ligt een brug met neogotische gietijzeren balustrade uit 1849. De landschappelijke aanleg loopt sinds 1906 ook aan de overzijde van de Putterstraatweg door. Sinds die tijd is in de buitenplaats ook De Berencamp opgenomen. In de weide tussen De Berencamp en Salentein staat een achthoekige bakstenen duiventil in neogotische stijl. Het landhuis De Neude (Slichtenhorsterweg 30) verrees in 1927 in traditionalistische vormen naar ontwerp van D.F. Slothouwer. Het interieur en het exterieur verwijzen in hun vormen naar een 17de-eeuwse voorganger, waarvan in het huis de kelders nog resteren. De tuinaanleg is in 1972 gereorganiseerd door P. Broerse. De voorm. herberg-boerderij ‘Groot Hennekeler’ (Bloemendaalseweg 2) is een 17de-eeuwse hallenhuisboerderij met dwars, deels onderkelderd, voorhuis. De boerderij is in de 18de eeuw verbouwd. Het interieur bevat twee oude betegelde schouwen. Tabakspakhuizen. Van de vele tabakspakhuizen bleven slechts enkele bewaard: Westkadijk 2, met de jaartalankers ‘1769’, het mogelijk laat-18de-eeuwse pakhuis Kleterstraat 1 en het uit circa 1800 daterende pakhuis aan de Catharinastraat (tegenover nr. 1). Het station (Willem Alexanderplein 18) is een langgerekt gebouw uit 1863, gebouwd als station 1e klasse van de Nederlandsche Centraal-Spoorwegmaatschappij. Het naar plannen van H.J. Kamperdijk in eclectische vormen uitgevoerde gebouw heeft een verhoogd middendeel en twee lagere zijvleugels, die in 1903 zijn verlengd. De watertoren (Westkadedijk 7) verrees in 1898 naar ontwerp van F.A. de Jongh. De toren vertoont chaletstijl- en neorenaissance-elementen. De uitkragende bovenbouw bevat een stalen Intzereservoir. De voorm. drukkerij ‘Callenbach’ (Venestraat 46-48) is een drukkerij met aan de straatzijde twee kantoorgebouwen. Het neoclassicistische rechter pand was waarschijnlijk rond 1900 het woonhuis van de eigenaar. Het linker pand met plat dak kwam in 1928 tot stand naar ontwerp van H.A. Pothoven in de vormen van het zakelijk expressionisme. Boerderijen. In de omgeving van het dorp ligt een groot aantal karakteristieke, over het algemeen oude hallenhuisboerderijen, vooral in de buurtschappen Appel en Slichtenhorst en langs de Bunschoterweg. De boerderij Ehrental (Slichtenhorsterweg 69) stamt uit 1622 en heeft een opkamer met een 17de-eeuws venster. Het interieur bevat een betegelde schouw en een betimmering in de ‘heerd’. De deel is vernieuwd in 1882. De kern van Klein Ehrental (Slichtenhorsterweg 71) is uit 1676, maar de boerderij heeft nu een vroeg-19de-eeuws uiterlijk. De gepleisterde voorgevel van de boerderij Westphalingsgoed (Slichtenhorsterweg 57) is voorzien van de jaartalankers {== afbeelding Nijkerk, Nijkerkergemaal==} {>>afbeelding<<} ‘1696’. Het voorhuis van de in oorsprong 17de-eeuwse boerderij Schavenow (Barneveldseweg 119) is rond 1820 gemoderniseerd en bevat een fraaie ‘heerd’ met betegelde schouw en betimmeringen. Het exterieur van de stal is in 1877 vernieuwd. Het woongedeelte van Fratersgoed (Bunschoterweg 22) is 17de-eeuws; de huidige deel is in 1819 opgetrokken. Groot Ehrental (Barneveldseweg 123) is in oorsprong waarschijnlijk ook 17de-eeuws, maar de voorgevel is rond 1850 vernieuwd. Uit de 18de eeuw stammen de boerderijen Groot Proevegoed (Appelsestraat 42), De Ahof (Appelsestraat 25) - met een in 1852 vernieuwde deel -, Schardepot (Barneveldseweg 127), Balkenschoten (Barneveldseweg 122), Huissteen (Bloemendaalseweg 11) en Bouwman (Slichtenhorsterweg 67), met een deels in 1884 vernieuwde achtergevel. De hallenhuisboerderij Bunschoterweg 32 dateert blijkens een jaartalsteen aan de stalzijde uit 1778. De gevel van het woongedeelte wordt bekroond door een opzetstuk met gebogen fronton en heeft een deuromlijsting uit 1808. Veel jonger is de rond 1920 gebouwde boerderij Zeldenrust (Voorthuizerweg 28) met een karakteristieke erfindeling met bakhuisje, schuur, hooibergen en kippenhok. Bunschoterweg 38 is een 17de-eeuwse krukhuisboerderij met wolfdak, waarvan de stal is vernieuwd. Het Nijkerkergemaal (Zeedijk 6), gelegen ten noorden van Nijkerk, bestaat {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} uit een machinehuis met twee schepraderen en haaks daarop een ketelhuis met een schoorsteen op hoge sokkel. Het in 1882-'83 voor de bemaling van de polder Arkenheem gebouwde gemaal vertoont neoclassicistische details. Tot de inventaris behoren een stoommachine van Becker & Rueb (1882) en een stoomketel van de firma Stork (1908). De machinistenwoning (Zeedijk 5) is ondergebracht in de achthoekige, bakstenen onderbouw van de voorm. poldermolen ‘Hertog Reynout’ uit 1860. Vlakbij ligt in de Zeedijk de mogelijk vroeg-18de-eeuwse Wielsluis. De windmolen ‘De Hoop’ (Barneveldseweg 106), gelegen in het buurtschap Appel ten zuidoosten van Nijkerk, is een met riet beklede achtkantige stellingkorenmolen op bakstenen onderbouw, gebouwd in 1888. Nijkerkerveen. Dit veenontginningsdorp ten zuiden van Nijkerk ontstond in het midden van de 19de eeuw. De Herv. kerk (Nieuwe Kerkstraat 75) is een recht gesloten zaalgebouw voorzien van een toren met ingesnoerde spits, gebouwd in 1908 naar ontwerp van J. Pothoven in neoromaanse vormen. De in 1908 gebouwde pastorie (Nieuwe Kerkstraat 64) vertoont neorenaissance-elementen. In het Koolhaaspark staan enkele landarbeiderswoningen (Koolhaaspark) uit circa 1920, gebouwd op initiatief van ds. B.C. Koolhaas, naar wie het park is genoemd. Nijmegen Stad, ontstaan op een uit verschillende heuvels bestaande stuwwal ten zuiden van de Waal. Al in de Romeinse tijd lagen hier nederzettingen van betekenis, waarvan bij opgravingen nog steeds restanten worden gevonden. Op en rond de heuvel van het Valkhof lag in het begin van de jaartelling de inheems-Romeinse nederzetting Batavodurum, die in 70 na Chr. werd verwoest bij een opstand van de Bataven. In zuidoostelijke richting, bij het Trajanusplein, op de Hunnerberg en het Kops plateau, lagen tussen 12 voor Chr. en 276 na Chr. verschillende legerkampen. Langs de rivieroever kwam na de Bataafse opstand de nederzetting Ulpia Noviomagus tot ontwikkeling ter {== afbeelding Nijmegen, Stadsplattegrond midden 17de eeuw==} {>>afbeelding<<} hoogte van het huidige Waterkwartier (Maasplein e.o.). Eind 3de eeuw moest deze stad worden verlaten onder druk van Germaanse invallen, waarna men de beter verdedigbare omgeving van de Valkhofheuvel opzocht. Daar werden in de 4de eeuw versterkingen aangelegd. Ook in de vroege middeleeuwen concentreerde de bebouwing van ‘Numaga’ zich op en rond de heuvel van het Valkhof. In de Karolingische tijd werd daar een palts gevestigd als plaatselijke residentie van de Duitse keizers. In 1230 kreeg Nijmegen erkenning als rijksstad, maar al in 1247 werd de stad Gelders bezit. Graaf Otto II liet het Valkhof meteen versterken, het dal van de latere Voerweg uitgraven en de daar gelegen, aan St. Stephanus gewijde, kerk slopen. De kerk werd vervangen door de huidige Stevenskerk. Aan de voet van het Valkhof kwam langs de - toen noordelijker gelegen - Waaloever een nederzetting tot ontwikkeling, waarbij men gebruik maakte van een daar achtergebleven Romeinse ommuring. Vanaf de 12de eeuw groeide de nederzetting in westelijke richting uit. Door uitslijting van de rivierbocht ging de oevernederzetting grotendeels verloren. In de 13de eeuw bouwde men daarom de huizen hoger, tegen de helling van de stuwwal. Straten, ontstaan in deze periode zijn: de Steenstraat, de Vleeshouwerstraat, de Nonnenstraat en de Grotestraat. Op het plateau van de Hundisberg werden een hospitaal (1196) en de Stevenskerk (vanaf 1254) gebouwd. In westelijke richting werd de Hezelstraat de as waarlangs de stad zich ontwikkelde. In de 14de eeuw kwam als nieuw stadscentrum de Grote Markt tot ontwikkeling bij de kruising van de Burchtstraat en de Broerstraat-Grotestraat. Het stadhuis lag oorspronkelijk dicht bij het water, maar werd in de 14de eeuw gevestigd aan de Burchtstraat; vlak achter het stadhuis lag een dominicaner klooster. Nijmegen kreeg in die tijd de voor Nederland ongewone opzet met een beneden- en een bovenstad, verbonden door steil oplopende straten en stegen (gassen). Eind 13de, begin 14de eeuw had de stad een omwalling rond het gebied tussen de Lindenberg/Hoogstraat in het oosten en de Nieuwe Markt (Hezelpoort) in het westen. Daartussen liep het tracé aan de zuidzijde met een flauwe bocht achter het dominicanerklooster en de Broerstraat langs. Het Valkhof lag aanvankelijk buiten de omwalling, maar bij verbeteringen van de stadsmuur aan het eind van de 14de eeuw kwam het Valkhof binnen de stedelijke ommuring te liggen. Een volgende stadsuitleg begon omstreeks 1436 met de aanleg van een wal met gracht die vanaf de Waal ten oosten van de Voerweg een boog maakte langs het tracé van de drie Walstraten, om bij de Bloemerstraat af te buigen richting de {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, Binnenstad met singelgordel vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} oude stadsmuur. Vanaf 1467 kwamen de poorten en de muurdelen tot stand. De muur voorzag men later aan de achterzijde van een aarden wal. In de jaren twintig van de 16de eeuw werd die opzet voltooid met de bouw van enkele rondelen en het doortrekken van de muur vanaf het zuidelijke hoekpunt nabij de Bloemerstraat tot aan de Kronenburgertoren, waarmee de halve cirkelvorm van de stad werd vervolmaakt. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog en ook nog daarna bleef het strategisch belang van de stad groot. Na de verovering van de stad door prins Maurits in 1591 verbeterde men de vestingwerken tussen 1598 en 1610 naar plannen van Adriaan Anthonisz. Omvangrijke verbeteringen volgden in 1700-'02, naar plannen van Menno van Coehoorn, en in 1726-'32 en 1748. Ook in de 19de eeuw werden rond de stad nog diverse forten gebouwd. Door de ligging aan de Waal was Nijmegen in de late middeleeuwen een handelsstad van betekenis. Daarna verminderde dat belang door problemen met de bevaarbaarheid van de rivier. De in 1602 aangelegde haven aan de Waal (Oude Haven) werd in 1884 gedempt. Meer westelijk groef men in 1853 de Nieuwe Haven. Nijmegen kreeg in 1865 een eerste spoorverbinding met Kleef, gevolgd door spoorlijnen naar Arnhem (1879), Tilburg (1881) en Venlo/Roermond (1883). Na de opheffing van de vestingstatus van Nijmegen in 1874 werden de stadsmuur en andere verdedigingswerken grotendeels gesloopt (tussen 1876 en 1880). Ter plaatse van de verdedigingswerken legde men singels en parken (Kronenburgerpark, Hunnerpark) aan op basis van plannen van W.J. Brender à Brandis en L.A. Brouwer (1878). Het centrale element van deze uitbreiding is het Keizer Karelplein, waarop zes wegen samenkomen. De Stationsweg (later Van Schaeck Mathonsingel) vormt de verbinding met het op enige afstand van de binnenstad gelegen station. Bij de stadsuitleg handhaafde men in grote lijnen de rond 1850 verharde wegen naar Den Bosch (Graafseweg), Maastricht (St.-Annastraat) en Kleef (Berg- en Dalseweg). Langs de singels en uitvalswegen verrezen eind 19de en begin 20ste eeuw vrijwel uitsluitend particuliere villa's en herenhuizen. Tussen de radiale uitvalswegen werden middenstands- en arbeiderswoningen gebouwd. De noordelijke delen van de wijken Bottendaal, Galgenveld en Altrade werden als eerste bebouwd. Verder weg, op het hoog gelegen {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, Binnenstad 1Valkhof (zie p. 242) 2(Herv.) Stevenskerk (p. 243) 3Glashuiskapel (p. 245) 4Mariënburgkapel (p. 245) 5Synagoge Nonnenstraat (p. 246) 6Synagoge Gerard Noodtstraat (p. 246) 7R.K. Maria Geboortekerk (p. 246) 8R.K. St.-Canisiuskerk (p. 246) 9R.K. St.-Jozefkerk (p. 246) 10Geref. kerk (p. 247) 11Evang. Luth. kerk (p. 247) 12Doopsgez. kerk (p. 247) 13Commanderie van St. Jan (p. 247) 14Cellebroederenhuis (p. 247) 15Prot. weeshuis (p. 247) 16R.K. weeshuis (p. 248) 17Kolpinghuis (p. 249) 18Carmelklooster (p. 250) 19Belvédère (p. 250) 20Kronenburgertoren (p. 250) 21Rondeel Roomse Voet (p. 250) 22St.-Jacobstoren (p. 250) 23St.-Anthoniuspoort (p. 251) 24Stratenmakerstoren (p. 251) 25Stadhuis (p. 251) 26Kerkboog (p. 251) 27Latijnse School (p. 252) 28Waag (p. 252) 29Arsenaal (p. 252) 30Postkantoor Begijnenstraat (p. 252) 31Postkantoor Van Schevichavenstraat (p. 252) 32Kantongerecht (p. 252) 33Concertgebouw De Vereeniging (p. 253) 34Kamer van Koophandel (p. 253) 35Openbare School nr. 2 (p. 254) 36Aula Katholieke Universiteit (p. 254) 37Bank van Lening (p. 261) 38Bankgebouw Mariënburg 67 (p. 261) 39Nijmeegsche Bankvereeniging Van Engelenburg en Schippers (p. 261) 40Rotterdamse Bankvereniging (p. 261) 41Agentschap Nederlandsche Bank N.V. (p. 261) 42Garage Moll (p. 261) 43Carolus-theater (p. 262) 44Station (p. 262) 45Spoorbrug/landhoofd (p. 262) 46Spoorwegviaduct (p. 262) 47Waalbrug (p. 262) ==} {>>afbeelding<<} {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} voorm. landgoed De Kwakkenberg, verrezen begin 20ste eeuw veel villa's. In het Interbellum ging de uitbreiding van de stad naar het zuiden versneld door (Hunnerberg, Hengstdal, Willemskwartier, Hazenkamp, St. Anna en Hatertse Hei) en verrezen er nieuwe wijken ten westen van het spoor (Biezen, Wolfskuil, Waterkwartier). De radialen werden verbonden met gordelringen volgens het integrale uitbreidingsplan van A. Siebers uit 1934. Na de aanleg van het Maas-Waalkanaal (1928) kwamen bij de kanaalhaven en het sluizencomplex industrieterreinen tot ontwikkeling. In de jaren dertig kwam als werkgelegenheidsproject het Goffertpark tot stand met een stadion en andere recreatiemogelijkheden. Belangrijk was de opening van de Waalbrug in 1936, waardoor het doorgaande verkeer aan de oostzijde om de binnenstad heen werd geleid. Nijmegen werd bijzonder zwaar getroffen in de Tweede Wereldoorlog, vooral bij een bombardement op 22 februari 1944, maar ook bij branden en beschietingen daarna. De grootste vernielingen werden aangericht in het centrale deel van de bovenstad, de omgeving van het Keizer Karelplein, het station en de omgeving van de Batavierenweg. Diverse beschadigde monumentale gebouwen werden gesloopt, waaronder de middeleeuwse Broerskerk en de neogotische Augustinuskerk (1886). De Stevenskerk restaureerde men. Ook het stadhuis, waarvan alleen de gevels resteerden, werd herbouwd. De wederopbouw kwam snel op gang naar plannen van A. Siebers en een stedenbouwkundige adviescommissie. Het belangrijkste nieuwe element voor de binnenstad was de aanleg van Plein 1944. Door de bouw van een tunnel onder het spoor werd de ontsluiting van de westelijke wijken verbeterd. Bij de na-oorlogse uitbreidingen in westelijke en zuidelijke richting raakten de oude dorpen Hatert, Hees en Neerbosch volledig ingebouwd. De in 1923 opgerichte Katholieke Universiteit vestigde men na de oorlog op het voormalige landgoed Heyendaal, waar ook het Radboudziekenhuis verrees. De benedenstad langs de Waal verpauperde vanaf de 19de eeuw. De eerste saneringsplannen werden in de jaren dertig gemaakt door A. Siebers en door bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok. Het bureau stelde voor het hogere en het lagere gedeelte door een hoge keermuur met wandelpromenade van elkaar te scheiden. Delen van dat plan zijn rond 1953 uitgevoerd (Groene Balkon). Terwijl men al vast grote delen van de benedenstad sloopte, ontwikkelde men diverse (nooit uitgevoerde) andere plannen. In 1974 werd de benedenstad tot beschermd stadsgezicht verklaard, waarna de stadsvernieuwing in het gebied daadwerkelijk tot stand kwam. De Waalkade kreeg in de jaren tachtig en negentig een nieuw aanzien, onder andere door de bouw van het Casino, de hoogwatervrije aanlegsteiger en de nieuwe trappenpartij van de Lindenberg. Het oostelijke deel van de kade is nu vooral een promenade met cafés en restaurants; het westelijke deel heeft nog oude bebouwing (Achter de Vismarkt, Lage Markt en Oude Haven). De binnenstad van Nijmegen is dus door de oorlog en de stadsvernieuwing sterk van karakter veranderd, veranderingen die zich voortzetten met de nieuwbouw rond het Mariënburg en de bouw van Museum Het Valkhof. Het Valkhof [1] is in de Karolingische tijd ontstaan als palts voor de Duitse keizers. Het hoog gelegen ‘palacium’ wordt voor het eerst in 777 vermeld. Het werd in 881 door de Noormannen in brand gestoken. Bij een opstand van de hertog van (Opper)Lotharingen en de graaf van Vlaanderen tegen de Duitse keizer ging het complex in 1047 opnieuw in vlammen op. De rond 1155 door keizer Frederik Barbarossa begonnen vernieuwing en uitbreiding van de burcht werd vermoedelijk eind 12de eeuw voltooid onder keizer Hendrik VI. Het complex, met centraal een machtige donjon, onderging in de loop van de tijd diverse verbouwingen. Beschietingen door de Fransen in 1794 luidden het eind in van de toen al lange tijd bouwvallige burcht. Na omvangrijke sloopactiviteiten in 1796-'97 bleven slechts enkele delen behouden. Het best bewaard is de St.-Nicolaaskapel, die volgens een gangbare visie omstreeks 1030 is gebouwd in opdracht van keizer Koenraad II, maar volgens een andere opvatting kort na 1047 door keizer {== afbeelding Nijmegen, Valkhof, St.-Nicolaaskapel, plattegrond==} {>>afbeelding<<} Hendrik III zou zijn gebouwd ter ere van zijn overwinning op de opstandige Lotharingse heren. De kapel is een centraalbouw met een achtzijdige kern en een iets lagere zestienzijdige omgang met westportaal. De gevels van het oorspronkelijk in tufsteen opgetrokken gebouw zijn voorzien van rondboognissen met imposten. De in twee bouwlagen uitgevoerde omgang is naar de middenruimte geopend met rondboogarcaden, waarbij die van de verdieping met deelzuiltjes en teerlingkapitelen zijn uitgevoerd. Rond 1400 zijn de gevels van de omgang aan de zuid- en oostzijde in baksteen vernieuwd. Bovendien is toen het middengedeelte verhoogd en heeft men de omgang bij beide bouwlagen voorzien van graatgewelven; bij de begane grond zijn deze later deels vervangen door kruisribgewelven. Het gebouw heeft later nog diverse herstellingen ondergaan. De kapel is gerestaureerd in 1904-'06, naar plannen van J.J. Weve, en in 1953-'58, onder leiding van J.G. Deur. Bij de laatste restauratie is de laat-gotische, driezijdig gesloten altaarnis aan de oostzijde gereconstrueerd De zogeheten Barbarossa-ruïne is een als schilderachtige ruïne geconserveerde, in tufsteen opgetrokken romaanse apsis met aansluitend muurwerk. Het {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, Valkhof, Barbarossa-ruïne==} {>>afbeelding<<} exterieur heeft in de benedenzone spaarvelden met gekoppelde rondbogen, gescheiden door lisenen met rondvensters; de bovenzone wordt geleed door rondboogvensters en kolonetten, en afgesloten door een rondboogfries. Aan de binnenzijde zijn de gewelfaanzetten van een crypte zichtbaar. De apsis en de aansluitende travee sloten oorspronkelijk haaks aan op de zaalvleugel van de burcht. Over de bouwtijd en functie van het bouwwerk verschillen de meningen. Gewoonlijk wordt het aangemerkt als de bij de herbouw van de burcht (na 1155) opgetrokken St.-Maartenskapel. Een andere visie stelt, dat het gaat om een bij de grote zaal van de burcht behorende troonapsis, waarbij de onderliggende crypte diende als schatkamer. De onderbouw zou oorspronkelijk zijn opgetrokken in het tweede kwart van de 11de eeuw (er is sprake van een verwoesting in 1047). Bij de herbouw in de tweede helft van de 12de eeuw kreeg de onderbouw een omklamping en werd de bovenliggende vensterzone herbouwd. De ruïne is geconserveerd door de stadsarchitecten P.J. van der Kemp (1864) en J.J. Weve (1902-'10). De in de Tweede Wereldoorlog opgelopen schade is in 1949-'54 hersteld onder leiding van J.G. Deur. In het terrein bevinden zich nog diverse funderingen van de burcht. Aan de noordzijde van het plateau zijn - als keermuren behouden - restanten van de ommuring van het Valkhof zichtbaar, voor het grootste deel in baksteen. Bij de noordwesthoek is als oudste restant een deel van een 12de-eeuwse tufstenen muurtoren zichtbaar. Verder is er een betonnen kazemat, die in 1938-'39 op het oude muurwerk is gebouwd ter dekking van de Waalbrug. Aan de zuidoostzijde van het Valkhof bevinden zich ook delen van de ommuring en lager, bij de Voerweg, een stuk stadsmuur. Het Valkhofpark is in 1797 aangelegd naar plannen van J.D. Zocher sr., maar ingrijpend gewijzigd in 1832-'33 naar ontwerp van H. van Lunteren en in 1886 naar plannen van P.L. Rosseels. Over de Voerweg geeft een in 1885-'86 naar plannen van J.J. Weve gebouwde voetgangersbrug vanaf het Kelfkensbos toegang tot het Valkhof. De tussen bakstenen landhoofden met doorgangen aangebrachte ijzeren boogbrug is hersteld na een aanrijding door een vrachtwagen in 1977. De brug heeft een door J. Meyer Rietjes vervaardigd smeedijzeren hek, opgericht ter ere van de commissie voor de stadsuitleg, bestaande uit H.L. Terwindt, W. Francken en J.H. Graadt van Roggen. De (Herv.) Stevenskerk (St.-Stevenskerkhof 61) [2] is een grote driebeukige kruiskerk met een driezijdig gesloten koor met omgang en tweezijdig gesloten straalkapellen, een driebeukig transept met uitgebouwd zuidportaal en een toren van vier geledingen met sierlijke maniëristische bekroning. De eerste kerk ter plaatse kwam tot stand tussen 1254 en 1273. Van deze romaanse, basilicalc tufstenen kerk resteren delen van de westgevel (inclusief torenromp) en enkele pijlers met knopkapitelen van het middenschip. De zijbeuken waren doorgetrokken langs de toren, die rond 1307 werd voltooid. Deze kerk werd in gotische stijl verbouwd en kreeg tussen 1343 en 1361 een groter hoofdkoor met nevenkoren, waarvan geen resten zijn behouden. Eind 14de en begin 15de eeuw werd het basilicale schip uitgebreid tot een hallenkerk met bredere zijbeuken. De zuidbeuk kreeg een met natuursteen bekleed, gebeeldhouwd portaal (circa 1400), waarvan de open voorhal in de tweede helft van de 15de eeuw is gesloopt. Vanaf circa 1420 begon men van oost {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, (Herv.) Stevenskerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} naar west aan een nieuwe grootscheepse, maar niet voltooide verbouwing. Naar plannen van Gisbert Schairt van Bommel - dombouwmeester van Xanten en bouwmeester van de Stiftskerk te Kranenburg - verrees het huidige gotische koor met omgang, straalkapellen en sacristie. Het werk begon bij de omgang en de sacristie. De onderbouw van het hoogkoor zal vanaf circa 1440 zijn opgetrokken op de plaats van het 14de-eeuwse koor; de lichtbeuk werd niet voltooid. Rond 1456 kwamen de netgewelven van de omgang gereed. De kerk werd circa 1475 tot kapittelkerk verheven. Het volgende stadium in de vergroting was de bouw van het driebeukig transept, dat grotendeels in de 16de eeuw tot stand kwam en hier en daar vroege renaissance-vormen vertoont. Begin jaren vijftig van de 16de eeuw werden nog verschillende pijlers opgericht en kregen de zijbeuken hun gewelven. Het onvoltooide transept is vermoedelijk in 1559 in gebruik genomen. Tegen de zuidgevel staat het unieke midden-16de-eeuwse ‘Paradijsportaal’. Dit vijfzijdig uitgebouwde, open portaal in rijke laatgotische vormen wordt gedekt door een stergewelf. Aan de noordzijde van het transept bevindt zich een smalle, rond 1566 voltooide aanbouw, die het stadsarchief (de ‘Blok’) en de H. Grafkapel bevatte. Net als bij het koor heeft men de lichtbeuk van het transept niet voltooid. Onuitgevoerd bleef ook de vergroting van het schip met dubbele zijbeuken en een nieuwe lichtbeuk. Van de veranderingen die de kerk later nog onderging resteert de classicistische aanbouw uit 1786 aan de zuidzijde van het koor. De huidige staat van de deels in natuursteen en deels in baksteen opgetrokken kerk is in belangrijke mate het resultaat van een ingrijpende restauratie van de kerk in 1948-'69 onder leiding van B. van Bilderbeek. Die restauratie was al voor de Tweede Wereldoorlog voorbereid, maar moest na het bombardement van 1944, waarbij de toren en het schip zwaar waren beschadigd, in aangepaste vorm worden uitgevoerd. Belangrijke reconstructies of wijzigingen van dit herstel zijn de puntgevels van het dwarsschip, het klokkentorentje van het koor (dit was circa 1777 afgebroken) en een ingrijpend herstel van het Paradijsportaal. Inwendig zijn delen van de zijbeuken van de kerkruimte afgescheiden. Het interieur wordt in de zijbeuken en de omgang gedekt door ster- en netgewelven, de hoofdbeuken hebben houten tongewelven, die bij de restauratie zijn aangebracht. De kerk bevat nog enkele oude muurschilderingen, waaronder in de kooromgang St. Ontkommer en Mozes met de Wetstafelen (15de eeuw) en in de voorm. H. Grafkapel afbeeldingen van Christus (Laatste Oordeel), Nicodemus en Joseph van Arimathea (circa 1566). De laat-gotische natuurstenen afscheiding tussen de pijlers van het hoogkoor heeft getraceerde en getraliede openingen en poortjes met eiken deuren voorzien van smeedwerk. Het boogveld van het poortje aan de zuidzijde bevat een votiefreliëf uit circa 1475 met een voorstelling van het Laatste Oordeel. Boven de deur naar de voorm. H. Graf- {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} kapel bevindt zich een votiefreliëf uit circa 1517, voorstellende de Aanbidding van de Drie Koningen. In het hoogkoor staat de laat-gotische stenen graftombe voor Anna Catharina van Bourbon (†1469), die kort voor 1512 op last van haar zoon Karel van Gelre werd opgericht. De gegraveerde koperen platen met afbeeldingen van de vorstin, de twaalf apostelen en vier pleuranten zijn vervaardigd door Wilhelm Loemans uit Keulen. Verder bevat de kerk gegraveerde koperen grafplaten voor de kanunnik Thomas Buys (†1570) en burgemeester Jacob Leeuwens (†1665) en veel grafzerken (vanaf de 15de eeuw). Tot de kerkinventaris behoren verder een renaissance-priesterbank door Gaert van Dulcken (1577) - bij de restauratie in 1966 hersteld en aangevuld - twee eiken tochtportalen (1623 en 1632), een rijk gesneden preekstoel door Joost Jacobs (1639-'40) en twaalf door gilden geschonken koperen kroonluchters (17de eeuw). Cornelis Hermansz Schaeff maakte het genoemde tochtportaal uit 1632, een zevenzijdig herengestoelte (1644) - naar ontwerp van Joost Jacobs en met een hemel uit 1676 - en een doophek (1652), dat bij de restauratie is gebruikt als afsluiting van de koorkapellen. Verder is er een Gedeputeerdenbank met overhuiving (1771), uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl. Het orgel is gebouwd door Ludwig König (1774-'76, gerestaureerd 1965-'74); de classicistische kast naar plannen van Jan van der Hart is voorzien van beelden van Johan Keerbergen en ornamenten van J. Otten. Verder bevat de kerk een Zuid-Nederlands koororgel (tweede helft 17de eeuw), een door P. van Assendelft gebouwd orgel (circa 1770), afkomstig uit de Herv. kerk te Ommeren, en een orgelkast van J.A. Clerinx (circa 1850). De toren (St.-Stevenskerkhof 63) verrees in de tweede helft van de 13de eeuw en werd in 1307 voltooid. De klokkengeleding is na een brand in 1429 herbouwd onder leiding van Ghisbert Schairt. De bekroning van de toren is verschillende keren vernieuwd. De na een blikseminslag in 1566 opgerichte spits werd vernield bij een beschieting in 1590 door troepen van prins Maurits. Bij het herstel werd de torenromp deels in baksteen ommetseld (circa 1593) en vervolgens in {== afbeelding Nijmegen, (Herv.) Stevenskerk, ingangsportaal zuidtransept (Paradijsportaal)==} {>>afbeelding<<} 1604-'05 door Pieter Gerritsz. Verspeck voorzien van een sierlijke houten bovenbouw in maniëristische vormen. Deze bekroning ging bij het bombardement van 1944 verloren. Bij de gedeeltelijke herbouw van de toren in 1950-'53, naar plannen van A.W. Jansz, is de 17de-eeuwse bekroning gekopieerd, zij het drie meter hoger dan de vroegere toren en uitgevoerd in gewapend beton, bekleed met hout en koper. Ook de torenromp werd inwendig versterkt met gewapend beton. De huidige detaillering in laat-romaanse vormen van de onderbouw en de traptoren is ontworpen door Jansz en berust op fantasie. In de toren hangt onder meer een door Peter en Henrick van Trier gegoten klok (1566); een luidklok van Geert van Wou (1484) is buiten gebruik gesteld. De toren bevat ook een verschillende malen herstelde beiaard, die grotendeels bestaat uit klokken van Jean Baptiste le Vache (1734) en Peter en Matthias van den Gheyn (1736-'38). De zogeheten Glashuiskapel (Glashuis 4) [3] is de 15de-eeuwse, driezijdig gesloten kapel van het rond 1400 gestichte St.-Jacobsgasthuis. Dit, later gesloopte, gasthuiscomplex werd rond 1660 als glasblazerij in gebruik (vanwaar de naam Glashuis). Het kruisvenster aan de noordzijde is waarschijnlijk 17de-eeuws, de overige ramen zijn 19de-eeuws of dateren van de restauratie en herinrichting tot kapel in 1965, naar plannen van J.G. Deur. De voorm. Mariënburgkapel (Mariënburg 26) [4] is een driezijdig gesloten eenbeukige kapel met traptoren, gebouwd rond 1431 voor het toen uit een begijnhof voortgekomen augustinessenklooster Mariënburg. De kloostergebouwen, die na de Reformatie onder andere dienden als stadsmunt, bevonden zich aan de zijde van de blinde zuidgevel van de kapel. Deze gebouwen zijn deels rond 1820 en deels in 1910 gesloopt, respectievelijk bij de bouw en de ontruiming van de Mariënburgkazerne. Bij de restauratie in 1910, naar plannen van J.J. Weve, is het dak gereconstrueerd. De toen aangebrachte zuidvensters heeft men verwijderd bij een restauratie in 1953-'55, naar plannen van J.G. Deur. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De vijf westelijke traveeën hebben een nonnengalerij op pijlers van trachiet. Na 1910 is het gebouw in gebruik geweest als gemeentemuseum, gemeentearchief en depot. De voorm. Herv. kerk van Neerbosch (Dorpsstraat 112) is een kleine, wit geschilderde kerk met driebeukig schip onder een kap, een driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De toren dateert van 1438; het schip met ingangsportaal en het koor met sacristie zijn waarschijnlijk ook 15de-eeuws. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven op gebeeldhouwde kraagstenen. De (Herv.) Petruskerk (Bredestraat 37, Hees) is een driebeukige basilicale kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met overhoekse steunberen en een ingesnoerde spits. De oorspronkelijk eenbeukige kerk verrees midden 16de eeuw als dorpskerk van Hees. Na ernstige oorlogsschade in 1942 volgde restauratie in 1952, waarbij de lage zijbeuken en de consistorie zijn toegevoegd. Het koor wordt gedekt door netgewelven. De kerk bevat een midden-19de-eeuws orgel (1980 gerestaureerd). Vlakbij ligt de voorm. pastorie ‘De Olde Wehme’ (Kerkpad 30) uit circa 1870 met een herenhuisachtig voorhuis en een smaller achterhuis. {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, Synagoge Gerard Noodtstraat 121==} {>>afbeelding<<} Synagogen. Uit 1755-'56 dateert de voorm. synagoge Nonnenstraat 21 [5], een dwars pand met rondboogvensters en een ingangsomlijsting uit 1798. Het souterrain fungeerde als mikwe. De bijbehorende voorm. school (Nonnenstraat 19) heeft een voorgevel in oriëntaalse stijl uit 1872-'73, ontworpen door P.J. van der Kemp. De synagoge is in 1913 buiten gebruik gesteld, zwaar beschadigd door brand in de jaren vijftig en vervolgens in 1976 gerestaureerd. De voorm. synagoge Gerard Noodtstraat 121 [6] verrees in 1912-'13 naar ontwerp van O. Leeuw. De voorgevel heeft een opvallende torenachtige opbouw met een ronde koepel, ingeklemd tussen vier kleinere ronde torentjes. Het geheel doet denken aan een thorarol, het onderliggende gebogen gedeelte met glas-in-lood aan de arke. De bovenbouw is versierd met de Wetstafelen. Het gebouw is sinds 1980 in gebruik als Natuurmuseum en in 1988 ingrijpend gerenoveerd naar plannen van P.E. Hoeke. Het naastgelegen rabbinaatshuis (Gerard Noodtstraat 123-127) is eveneens in 1912-'13 gebouwd naar ontwerp van O. Leeuw en dient nu als synagoge. Katholieke kerken. Het katholieke reveil raakte in Nijmegen in een stroomversnelling na de teruggave van de Broerskerk en de Regulierenkerk in 1808 - beide zijn inmiddels gesloopt. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werd een groot aantal nieuwe katholieke kerken gebouwd, waarvan hieronder een overzicht volgt. De R.K. kerk St. Antonius Abt (Dennenstraat 125, Neerbosch) is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koor, zijbeuktraveeën met puntgevels en een ingebouwde toren van drie geledingen met achtzijdige spits voorzien van frontalen. Deze neogotische kerk verrees in 1879-'80 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. Het wit gesausde interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De gebrandschilderde ramen zijn van atelier F. Nicolas & Zn. (1880-1923). De kerk bevat een laat-gotisch houten kruisbeeld (begin 16de eeuw), dat in 1804 uit het dominicanenklooster te Kalkar is overgebracht. De R.K. Maria Geboortekerk (Berg en Dalseweg 42) [7] is een driebeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor, voorzien van zijkapellen, een achtzijdige vieringstoren met ranke spits, en een voorgevel met portaal en flankerende achtzijdige traptorentjes. Het huidige neogotische schip met luchtbogen verrees in 1900-'01 naar ontwerp van J. Kayser sr.. Op de plaats van de noodkerk (1894) kwamen in 1923-'24 het transept en de koorpartij (met sacristie) tot stand naar een op het werk van zijn vader aansluitend neogotisch ontwerp van J. Kayser jr.. Ook de voorgevel hoort bij deze derde bouwfase. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren onder meer een marmeren hoogaltaar met koperen overhuiving (1925-'27), een preekstoel met ijzeren kuip (1925), een communiebank (1936) - alle vervaardigd door R. en J. Arens - en kruiswegstaties van J. Dunselman (1906). Voor de kerk staat een Mariabeeld (1949) van A. Meertens. De drielaags pastorie (Berg en Dalseweg 40) is in 1930-'31 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen. De R.K. St.-Canisiuskerk (Molenstraat 37) [8] werd in 1894-'96 gebouwd naar ontwerp van N. Molenaar als een driebeukige kruisbasiliek zonder toren. Na het bombardement van 1944 zijn daarvan alleen - in verlaagde vorm - het priesterkoor en een gedeelte van het transept behouden gebleven. Aan deze neogotische restanten heeft men in 1958-'60 naar ontwerp van A. Siebers, W. van Dael en J. Coumans een schip met galerij en een terzijde geplaatste toren toegevoegd. De voorgevel is opgetrokken in grove Kunradersteen. Tussen de hoge, gestileerde zuilen van de galerij hangt een bronzen Christusembleem van J. Vaes. Zelfstandig delen in de galerij zijn een doopkapel en een vanaf de straat toegankelijke devotiekapel; die kapel bevat een beeld van Petrus Canisius - waaraan de kerk sinds diens heiligverklaring in 1925 is gewijd - en een laat-middeleeuws beeldje van Maria met Kind (waarschijnlijk afkomstig uit de Stevenskerk). De voorm. pastorie (Molenstraat 39) is een groot neogotisch, drielaags gebouw uit 1894 naar ontwerp van N. Molenaar; het is nu een woon- en winkelpand. In de tuin bevinden zich resten van de in 1894 afgebroken middeleeuwse Regulierenkerk. De R.K. St.-Jozefkerk (Keizer Karelplein 19) [9] is een driebeukige basilicale kruiskerk met halfronde koorapsiden en zijkapel, aangebouwde sacristie, achtzijdige vieringkoepel met tentdak en een tweetorenfront. Deze neoromaanse jezuïetenkerk verrees in 1908-'09 naar ontwerp van B.J.C. Claase. Het interieur wordt gedekt door kruisgraatgewelven. De kerk bevat een tabernakel (circa 1930) van atelier Brom. Bijzonder zijn de gebrandschilderde apostelramen van J. Toorop (1911-'15). Andere ramen en de koorschilderingen zijn vervaardigd door J. Nicolas (circa 1928). Bij de kerk staat nog de in 1888 gebouwde noodkerk naar ontwerp van N. Molenaar, die in 1922 is verbouwd tot pastorie en in de jaren zestig tot parochiecentrum. De R.K. Groenestraatkerk (Groenestraat 229), gewijd aan de H. Antonius van Padua en St. Anna, is een grote driebeukige kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor, diverse kapellen en een tweetorenfront met verschillend bekroonde torens. Deze neogotische kerk verrees in 1909-'10 naar ontwerp van A.A.J. Margry. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven en een stergewelf (viering). Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren de banken en de door H. van der Geld vervaardigde neogotische preekstoel en biechtstoelfronten. De gebrandschilderde koorramen zijn van atelier F. Nicolas & Zn. (1912). Naast de kerk staat de grote, sober gedetailleerde pastorie (Groenestraat {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, R.K. Groenestraatkerk met pastorie==} {>>afbeelding<<} 231) uit 1911, eveneens ontworpen door A.A.J. Margry. Daarachter ligt het naar ontwerp van A.A.J. Margry rond 1911 gebouwde klooster van de zusters, Dochters van O.L. Vrouw (Dobbelmannweg 1); de kloosterkapel verrees in 1937 naar ontwerp van C. Pouderoyen. Van het naastgelegen schoolcomplex Johanna de Lestonnac resteert het in 1913 opgetrokken gebouw Dobbelmannweg 5, naar ontwerp van Jos. Margry. De R.K. H. Antonius van Paduakerk (Groesbeekseweg 92) is een driebeukige basilicale kruiskerk met een driezijdig gesloten koor met kapellen, een dubbel transept met traptoren en een zeszijdige vieringkoepel voorzien van een spitse bekroning met frontalen. De kerk verrees in 1916-'17 naar ontwerp van Jos. Margry. Het ingangsportaal is in de plaats gekomen van een niet uitgevoerde toren. De R.K. St.-Stephanuskerk (Berg en Dalseweg 203) is een kruiskerk met smalle zijbeuken, een koorapsis, een grote twaalfzijdige vieringkoepel en een sober tweetorenfront, gebouwd in 1922-'23 naar ontwerp van P. Cuypers jr. Het interieur bevat onder meer mozaïeken (1936-'42) en gebrandschilderde ramen (1936-'48) van J. Colette. De pastorie (Berg en Dalseweg 205) is uit dezelfde tijd als de kerk. De R.K. St.-Dominicuskerk (Prof. Molkenboerstraat 7) is een op de vroeg-christelijke kerken geïnspireerde driebeukige kerk met een veelzijdig gesloten koorapsis, een terzijde geplaatste klokkentoren met opengewerkte bekroning en een ingangsportaal. De kerk verrees in 1950-'52 naar ontwerp van Th. Nix in de stijl van de Bossche school, ter vervanging van de in de oorlog vernielde en vervolgens in 1951 gesloopte middeleeuwse Dominicuskerk aan de Broerstraat. Rond het voorplein van de kerk kwam een parochiaal complex tot stand, met pastorie en parochiehuis. Overige kerken. De voorm. Geref. kerk (Begijnenstraat 20) [10] is een zaalkerk uit 1888 naar ontwerp van B. Bouwman. De voorgevel vertoont neogotische- en neorenaissance-vormen. De zijmuren en de kelders zijn ouder. De Evang. Luth. kerk (Prins Hendrikstraat 79) [11] is in 1898 gebouwd naar ontwerp van D. Semmelink als evangelisatielokaal van de vereniging ‘Daalsche Weg’ en in 1924 in gebruik genomen als Luth. kerk. Het neogotische gebouw heeft een ongebruikelijke opzet met een dwars geplaatst, aan beide zijden driezijdig gesloten kerkruimte en driezijdig gesloten aanbouwen aan weerszijden van de toren. De bovenbouw van de ongelede toren met tentdak is in 1929 toegevoegd. De kerk bevat een preekstoel uit 1671 en een door Matthijs van Deventer gemaakt orgel uit 1726, in 1781 hersteld door A.F.G. Heyneman en in 1940 omgebouwd en vergroot door G. van Leeuwen. De naastgelegen pastorie (Jacob Canisstraat 110-112) is uit de tijd van het evangelisatiecomplex. Het uit 1895 daterende voorm. Evang. gebouw Bethel (Tweede Oude Heselaan 171) is een eenvoudig kerkje in neorenaissance-vormen, voorzien van een toren met portaal en ingesnoerde spits. Tot het complex behoorde onder meer het voorm. schoolgebouw Tweede Oude Heselaan 173, een iets jonger eenlaagspand in neorenaissance-vormen. De voorm. Doopsgez. kerk (Waldeck Pyrmontsingel 67-69) [12] is een zaalkerk met aangebouwde woning, opgetrokken in 1951-'52 naar ontwerp van F.M. Oswald in de stijl van de Delftse School. De Commanderie van St. Jan (Franseplaats 1-3) [13] werd in 1196 door Alardus, graaf van Nijmegen, en zijn vrouw Uda gesticht als hospitaal en was vervolgens van 1214 tot 1638 een Johannieter commanderij. De vrijstaande kloosterkerk heeft men in 1650 afgebroken. Het complex en met name de grote zaal deed onder meer dienst als Illustere School (1655-'78) en Waalse kerk (tot 1944). Bij het bombardement van 1944 werd het complex grotendeels verwoest. De herbouw kwam in 1969-'74 tot stand onder leiding van J.L. Volders, naar een restauratieplan van G.M. Leeuwenberg. Daarbij is geprobeerd de 15de-eeuwse situatie te reconstrueren. Het zogeheten Cellenbroederenhuis (St.-Anthoniusplaats 9) [14] behoorde oorspronkelijk waarschijnlijk tot het laat-middeleeuwse complex van het Heilige Geesthuis. Het bestaat uit twee gepleisterde haakse vleugels met zadeldaken tussen trapgevels met ezelsruggen. De lange vleugel bestaat waarschijnlijk uit twee tegen elkaar gebouwde dwarse huizen; de haakse korte vleugel zal later zijn toegevoegd. In die vleugel richtte men de regentenkamer in van een instelling ter ondersteuning van protestantse armen, die in 1592 was ontstaan door samenvoeging van enkele voormalige katholieke liefdadigheidsinstellingen. De volledige naam van het complex was daarna: ‘Het Cellenbroederenhuis, de Ellendige en andere Gevoegde Broederschappen’. De regentenkamer heeft nu een inrichting uit circa 1930 naar plannen van Ch. Estourgie (gerenoveerd in 1995). Weeshuizen. Het voorm. Protestants weeshuis (Begijnenstraat 29) [15] werd op basis van een testamentaire schenking van Stijn Buys gesticht in een in 1562 van Dirck Kanis gekocht huis aan de Begijnenstraat. Door aankoop en nieuwbouw ontstond in de loop van de tijd een uitgebreid gebouwencomplex tussen Begijnenstraat en Papengas. Vanaf 1638 stond de stichting bekend als het Burger Kinderen Weeshuis en vanaf 1817 als Protestantsch Kinderen Weeshuis. Na de sluiting in 1954 is het hoofdgebouw in 1957 gerestaureerd naar plannen van F.M. Oswald. Momenteel bevat het een Gezondheidscentrum. Het hierboven genoemde, in 1562 aangekochte huis (Begijnenstraat 29) is een tweebeukig dwars huis met aan de straat een gevel met bakstenen spitsboogfries. Bij een ingrijpende verbouwing in 1644-'45 {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nijmegen, Protestants Weeshuis==} {>>afbeelding<<} - naar eerdere plannen van Salomon de Bray, maar uitgevoerd onder leiding van Simon Bosboom - werd het achterhuis in zuidelijke richting verlengd. Aan de zo ontstane binnenplaats verrees een classicistische gevel met kolossale pilasterordening. Naar plannen van Bosboom werd de zijgevel van het oude gedeelte in dezelfde stijl verbouwd en voorzien van een natuurstenen poortje met stadswapen (1645). Het interieur van het hoofdgebouw bevat onder meer een kelder met graatgewelven en balklagen met 16de-eeuwse en latere consoles. Verder zijn er enkele oude regentenborden. De Regentenzaal heeft een naar plannen van Jacob Hendrik van Suchtelen rond 1765 vernieuwd interieur met wandbetimmering, stucwerkplafond (Joan Peddevilla), schoorsteenmantel (Andries Manna(y)), schilderstukken van Dionys van Nijmegen (1768) en gesneden regentenwapens van F.H. Otten (1766 en 1792). Bij de restauratie in 1984-'85 van deze zaal - die nog steeds als Regentenzaal dient - is de wandbespanning vernieuwd. Op de binnenplaats van het hoofdgebouw staat een gietijzeren lantaarn. De huidige, midden-19de-eeuwse poort naar de binnenplaats heeft een natuurste