Monumenten in Nederland. Zeeland Ronald Stenvert Saskia van Ginkel-Meester Elisabeth Stades-Vischer Chris Kolman Piet van Cruyningen logo_rijk_01 Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Monumenten in Nederland. Zeeland van Ronald Stenvert, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer en Chris Kolman, met medewerking van Piet van Cruyningen, uit 2003. De gehele reeks bevat 12 delen. In het origineel staan op een aantal plaatsen de bijschriften niet op dezelfde pagina als de bijbehorende illustratie. In deze digitale editie zijn die bijschriften verplaatst. Indien nodig zijn illustraties verplaatst naar het bijbehorende hoofdstuk. p. 293: de onderschriften bij de illustraties van het Raadhuis en het Woonhuis Dorpsplein 11 zijn in het origineel verwisseld. In deze digitale versie is dat hersteld. sten009monu09_01 DBNL-TEI 1 2010 dbnl / Ronald Stenvert, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Chris Kolman en Piet van Cruyningen eigen exemplaar dbnl Ronald Stenvert, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Chris Kolman en Piet van Cruyningen, Monumenten in Nederland. Zeeland. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle 2003 Wijze van coderen: standaard Nederlands Monumenten in Nederland. Zeeland Ronald Stenvert Saskia van Ginkel-Meester Elisabeth Stades-Vischer Chris Kolman Piet van Cruyningen Monumenten in Nederland. Zeeland Ronald Stenvert Saskia van Ginkel-Meester Elisabeth Stades-Vischer Chris Kolman Piet van Cruyningen 2010-07-13 AS colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Ronald Stenvert, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Chris Kolman en Piet van Cruyningen, Monumenten in Nederland. Zeeland. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle 2003 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/sten009monu09_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==schutblad voor==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Monumenten IN NEDERLAND ZEELAND {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sluis, Stadhuis (1894)==} {>>afbeelding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} Monumenten IN NEDERLAND ZEELAND Ronald Stenvert Saskia van Ginkel-Meester Elisabeth Stades-Vischer Chris Kolman m.m.v. Piet van Cruyningen foto's: Rijksdienst voor de Monumentenzorg RIJKSDIENST VOOR DE MONUMENTENZORG, ZEIST WAANDERS UITGEVERS, ZWOLLE {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Stavenisse, Herv. kerk, grafmonument (1980)==} {>>afbeelding<<} {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} INHOUD Voorwoord 7 Ten geleide 8 Historie 11 Stijl en verschijningsvorm 19 Materiaal en constructie 33 Regio's 41 Steden, dorpen, monumenten 64 Beknopte literatuuropgave 294 Verklaring van enige termen 299 Topografisch register 307 Register van personen 311 Verantwoording van de afbeeldingen 320 {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Veere, Markt vanaf de stadhuistoren (1966)==} {>>afbeelding<<} {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorwoord In de reeks Monumenten in Nederland, een gezamenlijk initiatief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Waanders Uitgevers, is het voorliggende deel gewijd aan de provincie Zeeland. Eerder verschenen de delen over de provincies Utrecht (1996), Noord-Brabant (1997), Overijssel (1998), Groningen (1988), Gelderland (2000), Friesland (2000), Drenthe (2001) en Limburg (2003). Dit boek over Zeeland biedt een rijk geïllustreerd overzicht van de monumenten in deze provincie en is in de eerste plaats bedoeld als beknopt naslagwerk voor een breed publiek. Als bron van informatie is het bruikbaar voor zowel de wetenschappelijk geïnteresseerde lezer als voor degene die vanuit een cultuurhistorische of toeristische belangstelling kort en bondig geïnformeerd wil worden. De reeks Monumenten in Nederland geeft een breed overzicht van de cultuurhistorisch meest waardevolle objecten en structuren. Niet alleen de oudere en al langer vertrouwde monumenten, maar ook de bouwkunst uit de periode 1850-1940 krijgt ruimschoots aandacht. De grote verscheidenheid aan bouwwerken komt in dit boek dan ook goed tot uitdrukking. Daarbij is er niet alleen plaats voor het topmonument, maar evengoed voor de anonieme utiliteitsbouw. Van zeer oud tot tamelijk recent, van mooi tot merkwaardig, alle categorieën passeren de revue. Het resultaat is een compact samenhangend beeld van de aanwezige cultuurhistorische waarden per stad of dorp. De groeiende belangstelling voor monumenten blijkt uit een grote vraag naar informatieve boeken en reisgidsen. Over het algemeen bestrijken deze boeken echter deelgebieden. Daarom is er behoefte aan een breed opgezette reeks als deze. Om de uitgave ook visueel aantrekkelijk te maken en de bruikbaarheid te verhogen, zijn de delen rijk geïllustreerd met speciaal voor deze reeks gemaakte foto's en tekeningen. In de delta van Schelde, Rijn en Maas ligt het grotendeels aan de zee ontworstelde Zeeland met zijn polders en bedijkingen, maar ook met zijn steden die getuigen van een roemrijk handelsverleden. Zeeland kent een rijk scala aan cultuurhistorische objecten, met als kristallisatiepunten: Middelburg, Zierikzee, Tholen, Vlissingen en Goes. Ook de ruim 150 andere steden, dorpen en nederzettingen komen aan de orde. Verder worden de eilanden Schouwen-Duiveland, Tholen, Sint Philipsland, Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland behandeld en het aan België grenzende Zeeuws-Vlaanderen. De reeks wordt verzorgd door een vast team van architectuur- en bouwhistorische onderzoekers. Dit deel is samengesteld door dr.ing. R. Stenvert, dr.ing. Chr.J. Kolman, mw.drs. S.G. van Ginkel-Meester en mw.drs. M.E. Stades-Vischer. Voor de historische inleiding is een beroep gedaan op de historicus dr. P.J. van Cruyningen. Het voor deze reeks gevormde redactieteam bestaat uit: drs. A.G. Schulte, drs. F.C.A. van der Helm, jhr. R.J.A. van Suchtelen van de Haare, ing. B.H.J.N. Kooij en mw. J.P.M. van den Heuvel namens de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de vier auteurs. Verder hebben de medewerkers van de afdeling Documentatie en Informatie van de Rijksdienst ieder op hun wijze, vanuit zijn of haar specialisme, bijgedragen aan de totstandkoming van de publicatie. Drs. B. Stamkot van het bureau MAP stelde de overzichtskaarten en stadsplattegronden samen, jhr.ir. R.G. Bosch van Drakestein verzorgde de kasteelplattegronden, ing. B.H.J.N. Kooij en H.F.G. Hundertmark de kerk- en overige plattegronden en H. IJsseling van Flying Focus de luchtfoto's. De fotografen van de Rijksdienst, met name IJ.Th. Heins en J.P. de Koning, zijn verantwoordelijk voor de foto's. Met dit werk over de provincie Zeeland beoogt de reeks Monumenten in Nederland opnieuw een bijdrage te leveren aan de kennisoverdracht over ons cultureel erfgoed en het wekken van de belangstelling daarvoor. De directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg Fons Asselbergs {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Ten geleide Monumenten in Nederland is een naslagwerk over de waardevolle objecten en structuren in de verschillende provincies, in dit geval de provincie Zeeland. Het is géén reisgids en bevat dan ook geen routebeschrijvingen of wandelingen. De stadsplattegronden in het boek zijn bedoeld om de onderlinge situering van objecten te verduidelijken. Het boek geeft in een compact, samenhangend overzicht een breed beeld van bestaande, cultuurhistorisch interessante objecten en structuren, waarbij beknopt de relevante feitelijke informatie wordt vermeld. De inleidende hoofdstukken plaatsen de gegevens in een groter verband en schenken aandacht aan het karakteristieke van de provincie Zeeland. Hier worden ook relaties gelegd met belangrijke ontwikkelingen in het verleden. De eerste inleiding bevat een historische schets van de provincie. De twee volgende hoofdstukken besteden respectievelijk aandacht aan de stijlen en vormen van de gebouwen en aan de toegepaste materialen en constructies. De vierde en laatste inleiding behandelt de eigenheid van de drie regio's die samen de provincie Zeeland vormen. Daarbij wordt vooral gekeken naar historischgeografische ontwikkelingen en de bebouwingskarakteristiek. De hiernaast opgenomen overzichtskaart toont de regioindeling van de provincie zoals gehanteerd bij het Monumenten Inventarisatie Project. De kaart geeft tevens een overzicht van de gemeente-indeling in 2003. Het meest omvangrijk is het op de inleidingen volgende onderdeel Steden, Dorpen, Monumenten, dat een beschrijving bevat van de belangwekkende bouwwerken van alle steden en nagenoeg alle dorpen in Zeeland. Dit deel is alfabetisch op plaatsnaam geordend. Voor de indeling zijn niet de gemeentegrenzen bepalend, maar de afzonderlijke bebouwingsconcentraties - de kernen - zoals ze historisch zijn gegroeid. Samen vormen ze een cultuurtopografisch overzicht van de provincie. Er is onderscheid gemaakt in hoofdkernen, kernen, geïncorporeerde kernen, omgevingskernen en omgevingsobjecten. Hoofdkernen geven hun naam aan een gemeente (bijvoorbeeld Vlissingen, Tholen en Terneuzen). Bij een gewone kern wordt in de aanhef steeds verwezen naar de gemeente waartoe deze behoort, bijvoorbeeld: Scherpenisse (gemeente Tholen). De zogeheten geïncorporeerde kernen zijn in de loop van hun geschiedenis tot een grotere kern gaan behoren. Zo is bijvoorbeeld Brigdamme onderdeel uit gaan maken van Sint Laurens. Deze geïncorporeerde kernen worden behandeld als onderdeel van het grotere geheel, zij het dat bij de vermelding van adressen ook de naam van de oorspronkelijke kern wordt genoemd. Omgevingskernen zijn nederzettingen die wel genoemd moeten worden, maar waarvan de informatie over de bebouwing slechts enkele objecten betreft. Ze worden dan onder een nabijgelegen, vaak grotere kern vermeld: zo staat Zanddijk bij Veere, Nieuwvliet bij Groede en Walsoorden bij Kloosterzande. De beschrijvingen van deze omgevingskernen zijn niet alfabetisch geplaatst, maar kunnen via het topografisch register achter in het boek gevonden worden. Omgevingsobjecten zijn de op het platteland gesitueerde gebouwen als kastelen, forten, molens en fabrieken. Deze worden beschreven bij de meest nabije kern binnen de gemeente, bijvoorbeeld de Kruisdijkschans bij Sluis en de kapel van Hoogelande bij Biggekerke. Bij een omgevingsobject dat tevens het enige vermeldenswaardige object van een kern is, wordt steeds ook de kern genoemd; dat geldt bijvoorbeeld voor de kerken van Dishoek (bij Koudekerke), van Heikant (bij Sint Jansteen) en van Zandstraat (bij Philippine). Elke kern heeft een eigen inleiding waarin de historische ontwikkeling en de topografische of stedenbouwkundige veranderingen kort worden behandeld. Van de belangrijkste steden is een plattegrond opgenomen, waarop de interessantste objecten zijn aangegeven. Typen objecten die veel voorkomen, zoals woonhuizen, winkels of pakhuizen, zijn niet in de plattegronden opgenomen, tenzij ze als een opvallend groot voorbeeld of als complex de aandacht trekken. De nummers op de plattegrond verwijzen naar het bijschrift, waarin de oorspronkelijke functie zonder het (eventuele) voorvoegsel ‘voorm.’ is vermeld. Het bijschrift bevat een verwijzing naar de pagina van de objectbeschrijving. De nummers uit de plattegrond staan ook vermeld bij de beschrijving zelf. Per kern is gezocht naar de meest geëigende indeling en volgorde om de objecten te beschrijven. De gekozen rangorde in de beschrijvingen wordt bepaald door het {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} historische centrum van een kern en begint met het oudste en/of voor de ontwikkeling van de kern belangrijkste gebouw. Doorgaans gaat het daarbij om de kerk, maar soms is het een kasteel. Afzonderlijke objecten en structuren worden als het ware in ‘schillen’ vanuit de dorps- of stadskern besproken, waarbij drie hoofdregels zijn aangehouden: van publiek naar particulier, van oud naar jong en van binnen naar buiten. Vergelijkbare objecten en gebouwtypen zijn zoveel mogelijk na elkaar geplaatst of tot een lemma verzameld. Het boek bevat in principe alle waardevolle gebouwde objecten en structuren in de provincie. De breedte van het spectrum, ook ontstaan door het opnemen van de jongere bouwkunst uit de periode 1850-1940, maakt het evenwel onvermijdelijk om keuzes te maken. De uiteindelijke selectie is die van de auteurs. Objecten kunnen zijn opgenomen omdat ze kenmerkend zijn voor een breder voorkomend verschijnsel of juist omdat ze een uniek of zeldzaam voorbeeld zijn. Beslissende criteria bij de selectie waren: gaafheid, historische betekenis, architectonische kwaliteit en bouwhistorisch belang. De meeste, maar lang niet alle, opgenomen gebouwen zijn beschermde rijksmonumenten. In het algemeen worden gebouwde objecten opgenomen die van vóór de Tweede Wereldoorlog dateren. Een enkele keer worden gebouwen van na 1940 belicht, bijvoorbeeld als de wederopbouw een duidelijk stempel op een bepaalde kern heeft gedrukt. Met het opnemen van de modernste architectuur is grote terughoudendheid betracht. Het boek geeft een overzicht van de bestaande gebouwde omgeving. Er wordt daarom geen aandacht geschonken aan objecten die in het (recente) verleden zijn verdwenen. Cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die met sloop of totale wijziging bedreigd worden - dat is helaas nogal eens het geval - zijn opgenomen als ze op het moment van het afsluiten van het manuscript nog aanwezig waren. Aan archeologische monumenten wordt enkel aandacht besteed wanneer dat voor het begrip van de ontwikkeling van een kern noodzakelijk is. De teksten in dit boek zijn grotendeels gebaseerd op de officieel gepubliceerde literatuur en op de bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voorhanden zijnde gegevens, zoals de per gemeente in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) opgestelde rapporten. Ook is er gebruik gemaakt van het uit het MIP voortgekomen Monumenten Selectie Project (MSP). Voor {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} de beschrijvingen van diverse kerkinterieurs is gebruik gemaakt van informatie berustend bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland. Aanvullend bronnenonderzoek of het uitputtend nalopen van de ‘grijze literatuur’ stelden de auteurs zich niet als opdracht. Wel zijn op grond van eigen waarnemingen ter plekke verbeteringen of aanvullingen op de bestaande literatuur aangebracht. Om het cultuurhistorische erfgoed van de provincie Zeeland binnen de voor het boek gestelde ruimte te kunnen behandelen was het nodig de objecten beknopt te karakteriseren. De nadruk ligt op feitelijke gegevens over de bouwgeschiedenis en de huidige situatie van het object, zoals adres, functie, ontwerp- en bouwdata, namen van opdrachtgevers en architecten, ontwerpers en uitvoerende kunstenaars. Verder wordt waar ongelijk de bouwstijl vermeld of de bepalende architectuurelementen. De beschrijving van het uiterlijk van objecten blijft beperkt tot de belangrijkste kenmerken. Waar nodig komen ook de toegepaste materialen en constructies ter sprake. Bij de belangrijkste objecten en structuren wordt de historische ontwikkeling kernachtig behandeld. Informatie over interieur en inventaris van de gebouwen wordt alleen verstrekt wanneer deze van belang is. Musea zijn alleen opgenomen indien hun gebouw vermelding verdient; de museale collecties krijgen in dit boek vrijwel geen aandacht. Restauraties en verbouwingen aan de objecten zijn in principe alleen vermeld als die tot belangrijke wijzigingen hebben geleid. Bij onderhoudsgevoelige objecten als molens wordt doorgaans enkel de meest recente restauratie aangegeven. De huidige functie van gebouwen wijkt vaak af van de oorspronkelijke bestemming. De nieuwe situatie wordt slechts genoemd als er sprake is van een opvallend ander gebruik van het object. Aangezien gebouwen tegenwoordig vrij snel van functie veranderen, is hierin terughoudendheid betracht. Een belangrijk onderdeel van het boek vormen de foto's, die een representatieve selectie van de objecten en structuren in de provincie geven. Belangrijke criteria voor de keuze van de af te beelden objecten en structuren zijn hun ouderdom, hun verspreiding over de provincie en de verdeling over de verschillende soorten objecten. De foto's weerspiegelen steeds zo veel mogelijk het karakter van de desbetreffende kern. De meeste foto's zijn speciaal voor dit boek gemaakt. Waar dit niet het geval is, staat het jaartal van de foto in het bijschrift vermeld. In het boek is verder van een aantal belangrijke kerken, kastelen en andere objecten een plattegrond met bouwfasen opgenomen. In de legenda is voor de aanduiding van die bouwfasen gebruik gemaakt van de verkorte architectuurhistorische dateringsmethode, waarbij Romeinse cijfers eeuwen aangeven, gevolgd door de hoofdletters A en B die staan voor halve eeuwen of de kleine letters a, b, c, d voor kwart eeuwen en m voor midden: XVIIa betekent eerste kwart van de 17de eeuw. In de tekst zijn de voornamen van personen die leefden vóór het jaar 1800 voluit geschreven, daarna zijn de initialen vermeld. De aanduidingen van de plaatsnamen zijn gebaseerd op Elsevier Alfabetische Plaatsnamengids van Nederland ('s-Gravenhage 2001; 17de druk), met correcties voor de heringedeelde gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen. Achter in het boek staat een beknopte literatuurlijst met de gebruikte algemene literatuur, aangevuld met de voor de provincie belangrijkste publicaties op architectuurgebied. Verder zijn een verklarende woordenlijst, een topografisch register en een index op namen toegevoegd. Voor hun hulp bij de totstandkoming van dit boek danken wij als auteurs onze opdrachtgever de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn directie, de leden van de projectgroep, de afdeling cultuurwaardenonderzoek en de fotografen van deze dienst, alsmede de medewerkers van de bibliotheek en van het foto- en tekeningenarchief en ten slotte de uitgever. Voor de hulp die wij vanuit de provincie mochten ontvangen gaat onze dank uit naar R. den Broeder, P.J. van Cruyningen, C. Dekker, P. Don, A.H. van Drunen, P.A. Henderikx, A.P. de Klerk, B.I. Sens, P. Sijnke en H. Uil. Daarnaast zijn wij dank verschuldigd aan de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland en aan Leo Dubbelaar, G.H. Keunen (molens) en R.W. van Straten (orgels). Voor hun hulp bij het afwerken van het manuscript bedanken wij Geeske Bakker, Jeroen van Meerwijk, Joos Leistra en Marieke Knuijt. Utrecht, februari 2003 Ronald Stenvert Saskia van Ginkel-Meester Elisabeth Stades-Vischer Chris Kolman {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} Historie Ontvolking na bloei Gedurende de eerste eeuwen van onze jaartelling stond het kustgebied van Zuidwest-Nederland onder Romeins bestuur. Economisch was het gebied niet onbelangrijk; er liep een handelsroute te water doorheen, waarover handel werd gedreven met Engeland. Hiervan getuigen de inscripties op altaren voor de inheemse godin Nehalennia, afkomstig uit tempels bij Domburg en Colijnsplaat. De duinen en het daarachter gelegen veengebied waren in de 2de eeuw vrij dicht bevolkt. In het veen werd turf en mogelijk ook zout gewonnen en er werd landbouw bedreven, waartoe het werd ontwaterd door het graven van sloten. De Romeinen stichtten bij het huidige Aardenburg een castellum dat deel uitmaakte van een reeks versterkingen tegen invallen vanuit zee. Rond 275 werd deze versterking verlaten; omstreeks 300 was het gebied vrijwel geheel ontvolkt. Oorzaak hiervan was de Duinkerke-II transgressie, een verhoging van de zeespiegel die overstromingen veroorzaakte in het Zuidwest-Nederlandse kustgebied. De gevolgen van deze overstromingen waren zeer ernstig, mede doordat het veengebied extra kwetsbaar was geworden door de turfwinning en de inklinking van het veenpakket als gevolg van de ontwatering. Het gebied bleef zeker tot in de 8ste eeuw onbewoonbaar. Ook de hoger gelegen zandgronden en de duingebieden waren van de 4de tot de 8ste eeuw nagenoeg onbewoond. Alleen in de duinen in het noordwesten van Walcheren bevond zich sedert de 6de eeuw een handelsnederzetting, die waarschijnlijk Walacria (Walcheren) genaamd was. Deze nederzetting vormde een knooppunt in de handel tussen Engeland en het vasteland. Herbevolking en expansie Vanaf de 8ste eeuw had het zuidwestelijk kustgebied, dat inmiddels deel was gaan uitmaken van het Frankische Rijk, steeds minder te lijden van overstromingen en werd het weer aantrekkelijk als woongebied. Eerst vestigden er zich schaapherders die op terpen woonden en wier kuddes ruimschoots voldoende voedsel konden vinden in de uitgestrekte schorren. Later werden hier ook akkerbouw en rundveehouderij mogelijk. Evenals elders langs de Noordzee kreeg ook hier de bevolking in de 9de eeuw te maken met invallen van de Vikingen. In 837 overvielen zij de handelsplaats Walcheren, waarna deze nederzetting teloor ging. Het demografisch zwaartepunt van Walcheren verplaatste zich vervolgens naar het centrum van het eiland. In het laatste kwart van de 9de eeuw werden ringwalburgen aangelegd, toevlucht voor de bevolking tijdens invallen van de Noormannen. Drie daarvan lagen in het centrale deel van Walcheren, te weten in Middelburg, Oost-Souburg en Domburg. Verder zijn er ringwalburgen bekend in Burgh en Oostburg. Inmiddels was het rijk van de Karolingers uiteengevallen; bij het verdrag van Verdun in 843 werd het verdeeld onder de drie zonen van keizer Lodewijk de Vrome. Het ‘middenrijk’ van de oudste zoon Lotharius verdween al snel, waarna de twee overgebleven rijken beide een deel van Zeeland in bezit kregen. Het huidige Vlaanderen - inclusief het westen van Zeeuws-Vlaanderen - behoorde tot het West-Frankische rijk, waaruit later Frankrijk zou ontstaan. De Zeeuwse eilanden en Oost-Zeeuws-Vlaanderen maakten deel uit van het Duitse rijk. Voor de bevolking waren de lokale heersers, die steeds meer macht naar zich toetrokken, echter belangrijker dan de koningen in hun verre hoofdsteden. Al in de 9de eeuw ontstond het graafschap Vlaanderen, dat zich uitstrekte van Noord-Frankrijk tot in Zeeuws-Vlaanderen. Het was naar alle waarschijnlijkheid de Vlaamse graaf Boudewijn II die de burg van Oostburg heeft doen oprichten. Op de Zeeuwse eilanden bleef de politieke situatie nog lange tijd onduidelijk. De eilanden Beoosten Schelde (Tholen, Schouwen en Duiveland) kwamen al in 985 onder het bestuur van de Hollandse graven, maar de eilanden Bewesten Schelde (Walcheren en de Bevelanden) bleven lange tijd omstreden gebied tussen Holland en Vlaanderen. Pas in 1323 kwam Midden-Zeeland definitief onder het bestuur van de graaf van Holland. De Zeeuwse eilanden maakten toen dus deel uit van Holland, terwijl Zeeuws-Vlaanderen deel van Vlaanderen bleef. Tot in de 19de eeuw zouden de Zeeuwse eilanden en het latere Zeeuws-Vlaanderen tot verschillende staatkundige eenheden blijven behoren. Van een zelfstandig graafschap {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Van de vele in de 11de en 12de eeuw op Walcheren en Zuid-Beveland opgeworpen verhoogde vluchtplaatsen zijn er zevenendertig overgebleven, waaronder deze vliedberg bij Koudekerke (1981)==} {>>afbeelding<<} Zeeland was in de Middeleeuwen overigens geen sprake, de Zeeuwse eilanden vormden een burggraafschap binnen het graafschap van Holland en Zeeland. Vanaf de 10de eeuw raakte Zeeland steeds dichter bevolkt en werd meer en meer grond in cultuur gebracht. Waar de nieuwe bewoners vandaan kwamen, is nog niet geheel duidelijk. Aangenomen wordt dat de kusteilanden eerst zijn gekoloniseerd vanuit de steeds bewoonbaar gebleven gebieden, waarna men verder zou zijn getrokken naar de eilanden van binnen-Zeeland. Ongetwijfeld zullen echter ook lieden van de hoger gelegen Vlaamse zandgronden naar de kust zijn getrokken. Een echt veilige woonplaats was het kustgebied overigens niet, wat bleek bij de stormvloeden van 1014 en 1134. Anders dan in de Romeinse tijd leidden deze overstromingen nu niet tot het vertrek van de bevolking. Integendeel, men begon dijken te bouwen om woonplaatsen en landerijen te beschermen tegen het water. Vanaf de 12de eeuw werden ook offensieve dijken aangelegd; de mens begon land te veroveren op de zee. Zo ontstonden in West-Zeeuws-Vlaanderen de eerste polders. Bij de eerste inpolderingen, zoals de polders op het eiland Cadzand, ging het waarschijnlijk om kleinschalige ondernemingen van de plaatselijke bevolking. Later werden ook grotere polders ingedijkt door kloosters, abdijen en rijke burgers. Aldus werden in de 12de en 13de eeuw grote oppervlakten schorren omgezet in landbouwgrond. Verder landinwaarts, in de uitgestrekte veengebieden, vond de profijtelijke moernering of darinkdelving plaats; veenafgraving. Het veen werd in de steden als brandstof verkocht, waarna het land in cultuur werd gebracht. Ook werd uit het veen zout gewonnen; men verbrandde dan het veen, waarna het zout uit de verzilte bodem achterbleef. Bij de bedijkingen en de moernering speelden kloosters een belangrijke rol, vooral de West-Vlaamse cisterciënzerabdijen van Ter Doest en Ten Duinen, die grote bezittingen hadden in Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid-Beveland. In deze tijd begonnen in Zeeland evenals elders in West-Europa steden te ontstaan. Nadat de nederzetting Walcheren in de 9de eeuw ten onder was gegaan, verrees rondom de burg in het centrum van Walcheren een nieuwe nederzetting, die na verloop van tijd de belangrijkste stad van Zeeland zou worden: Middelburg. In de late 12de eeuw ontving deze plaats stadsrechten, waardoor het een stad in juridische zin werd, waarvan de bewoners zichzelf konden besturen. Al eerder was Middelburg een stad in sociale zin doordat het een handels-, politiek- en kerkelijk centrum was geworden, zeker nadat van de St.-Michielsabdij te Antwerpen afkomstige norbertijnen vanaf 1128 een bestaand klooster uitbouwden tot de machtige O.L.-Vrouweabdij. In totaal kregen ruim twintig plaatsen in het huidige Zeeland gedurende de middeleeuwen stadsrechten. De meeste daarvan bleven klein en functioneerden slechts als verzorgingscentrum voor het omliggende platteland. De vijf voornaamste steden, de zogeheten ‘goede steden’ Middelburg, Goes (stadsrechten in 1405), Zierikzee (1248), Tholen (1366) en Reimerswaal (1374), maakten deel uit van de Zeeuwse Staten. Naast Middelburg was vooral Zierikzee van {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} belang, dat bloeide dankzij laken- en zoutnijverheid en de handel op Engeland. In westelijk Zeeuws-Vlaanderen kenden Sluis (1290) en Mude (Sint Anna ter Muiden; 1241) een bloeiperiode als voorhavens van Brugge en in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen verkregen Hulst en Axel stadsrechten in respectievelijk 1180 en 1213. Pest, oorlogen en overstromingen Rond 1350 kwam een eind aan de expansiefase die West-Europa na circa het jaar 1000 had doorgemaakt. Aanleiding was de Zwarte Dood, de pestepidemie die Europa sinds 1347 teisterde en waar grote delen van de bevolking aan ten slachtoffer vielen. Ook Zeeland werd in 1349 door de pest getroffen. Vanaf het het midden van de 14de eeuw ging het verder bergafwaarts; politieke onrust en overstromingen waren hiervan de belangrijkste oorzaken. Aan de strijd tussen Holland en Vlaanderen om Midden-Zeeland was weliswaar in 1323 een eind gekomen, maar in de 14de en 15de eeuw werden deze gewesten geteisterd door interne politieke strijd. Zo woedde in Vlaanderen in de jaren 1379-'85 een burgeroorlog tussen de graaf en de naar meer zelfstandigheid strevende stad Gent. Tijdens deze oorlog werd Axel geplunderd door de Gentenaars. Holland en Zeeland werden sedert het midden van de 14de eeuw geteisterd door de Hoekse en Kabeljauwse twisten, een strijd tussen twee adelsfacties. De inzet van deze strijd vormden de goedbetaalde ambten, de jaargelden en de subsidies die men van de graaf hoopte te krijgen. Telkens wanneer zich een opvolgingskwestie voordeed waarbij verschillende pretendenten elkaar de graventitel betwistten, laaide de strijd weer op doordat Hoeken en Kabeljauwen zich elk achter een andere pretendent schaarden in de hoop op een deel van de buit na de overwinning. De politieke stabiliteit leek weer toe te nemen doordat grote delen van de Nederlanden vanaf het eind van de 14de eeuw in handen kwamen van de machtige hertogen van Bourgondië als gevolg van een succesvolle huwelijkspolitiek. Al in 1385 werd Filips de Stoute graaf van Vlaanderen en kwam er een eind aan de burgeroorlog in dat graafschap. In Holland en Zeeland moest Jacoba van Beieren na een lange maar vergeefse strijd in 1428 de macht afstaan aan Filips de Goede. De politiek van de Bourgondiërs, gericht op centralisatie van het bestuur, zou echter op zijn beurt weer tot onrust leiden, vooral in Vlaanderen, waar het machtige Gent zich bleef verzetten. Vooral na de dood van hertog Karel de Stoute in 1477, waardoor het gezag van het Bourgondische huis ernstig werd verzwakt, was de politieke situatie uiterst onstabiel. In Holland laaiden de Hoekse en Kabeljauwse twisten voor het laatst op en in Vlaanderen kwam Gent opnieuw {== afbeelding Gesneden gotische portretkop op een console aan de onderrand van het houten tongewelf in de kerk van Sint Maartensdijk (1961)==} {>>afbeelding<<} in opstand en werd wederom grote schade aangericht in Zeeuws-Vlaanderen. Pas aan het eind van de 15de eeuw wist Karels schoonzoon Maximiliaan van Oostenrijk de rust voor langere tijd te herstellen. De politieke en economische problemen leidden onder andere tot verwaarlozing van het onderhoud van de dijken, met als gevolg dat vanaf de late 14de eeuw door stormrampen grote delen van Zeeland en het noorden van Vlaanderen overstroomden. In Vlaanderen werd het eiland Wulpen door de zee verzwolgen en ontstond in 1375 een nieuwe zeearm, de Braakman. In Zeeland verdwenen in 1530 op St. Felix quade Saterdach (Sint Felixvloed) zowel Noord-Beveland als oostelijk Zuid-Beveland in de golven. Dit laatste leidde uiteindelijk tot de ondergang van de stad Reimerswaal, die in 1631 door de laatste bewoners werd verlaten. Bij de Allerheiligenvloed van 1570 overstroomde ook het grootste deel van het Land van Saeftinghe. Toch was de economische situatie van de regio in de late middeleeuwen minder slecht dan men op grond van het voorgaande zou denken. De bevolking van het graafschap Holland en Zeeland groeide zelfs sterk na 1350, wat onder andere tot uitdrukking kwam in een toenemende verstedelijking. In Zeeland en Noord-Vlaanderen moet {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} de landbouw een sterke ontwikkeling hebben doorgemaakt vanaf de 15de eeuw. Middelgrote pachters gingen hier graan en handelsgewassen produceren voor de stedelijke markten, waarbij ze de productiviteit van de grond tot een voor die tijd zeer hoog niveau wisten op te voeren. Belangrijk was vooral de teelt van meekrap, waaruit rode kleurstof voor de textielnijverheid werd gewonnen. Reformatie en Opstand Door het huwelijk van Maximiliaan van Oostenrijk met Karel de Stoute's enige dochter Maria kwam het grootste deel van de Nederlanden in handen van het Habsburgse huis. Maximiliaans kleinzoon Karel V regeerde vanaf 1515 over de Nederlanden en was tevens Duits keizer en koning van Spanje. Zijn gezag in de Nederlanden werd echter door twee factoren ondermijnd: particularisme - het verzet van steden en gewesten tegen de door Karel V nagestreefde versterking van het centrale gezag - en de opkomst van nieuwe godsdienstige stromingen die zich afzetten tegen ingeslopen misbruiken in de katholieke kerk. Ook in Zeeland kregen deze protestantse stromingen aanhang. Vanaf het midden van de 16de eeuw werd het calvinisme, de meest militante van de protestantse stromingen, overheersend in Zeeland en Vlaanderen. {== afbeelding Het rijke maniëristische stadhuis van Vlissingen uit 1594, dat bij de beschietingen door de Engelsen in 1809 verloren ging==} {>>afbeelding<<} Dat betekende overigens niet dat deze beweging ook de meerderheid van de bevolking achter zich wist. De calvinisten waren echter wel sterk genoeg om ook hier de kerken te ‘zuiveren’ van heiligenbeelden. De Beeldenstorm, begonnen in het Frans-Vlaamse Steenvoorde, trof op 21 augustus 1566 Middelburg als eerste Noord-Nederlandse stad. Overigens bleef de beeldenstorm in Zeeland voornamelijk beperkt tot oostelijk Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren. De harde repressie van de ‘ketterij’ en het particularistische verzet tegen de politiek van de Spaanse koning Filips II leidden in 1568 tot de Opstand, waarvan Willem van Oranje zich als leider opwierp. In 1572 kozen Veere en Vlissingen als eerste Zeeuwse steden de zijde van de prins. Enkele jaren later waren de Zeeuwse eilanden geheel in handen van de opstandelingen en dat zou gedurende de gehele oorlog zo blijven. Zeeland was een van de provincies die in 1579 de Unie van Utrecht tekenden en daarmee de kern vormden van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zeeland was nu een zelfstandig gewest, geleid door een stadhouder uit het Oranjehuis en een statenvergadering bestaande uit de Eerste Edele (de prins van Oranje) en vertegenwoordigers van de steden Middelburg, Veere, Vlissingen, Goes, Zierikzee en Tholen. In Vlaanderen verliep de Opstand anders. Gent en Brugge sloten zich ook aan bij de Unie van Utrecht, maar werden in 1584 heroverd door de Spanjaarden. Gedurende de strijd werd meer dan tachtig procent van het huidige Zeeuws-Vlaanderen geïnundeerd. Wat overbleef kwam in Spaanse handen, behalve een klein gebied rond Axel en Terneuzen. Prins Maurits veroverde echter in 1604 Sluis, waarmee westelijk Zeeuws-Vlaanderen Nederlands werd; Hulst werd pas in 1645 door Frederik Hendrik veroverd. Dit verloop van de oorlog had politieke en godsdienstige consequenties. Staats-Vlaanderen werd een Generaliteitsland, dat bestuurd werd vanuit Den Haag door de Staten-Generaal en dat niet zoals Zeeland in die Staten-Generaal vertegenwoordigd was. Het gebied was vooral een militaire bufferzone met een indrukwekkende reeks vestingsteden en forten langs de grens. Doordat het Land van Hulst, Sas van Gent en de grensstreek van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen pas omstreeks 1645 in Nederlandse handen kwamen, kon de contra-Reformatie hier doorgevoerd worden en bleef dit gebied met uitzondering van enclaves rond Axel en Terneuzen vrijwel homogeen katholiek. De bevolking van de Zeeuwse eilanden daarentegen was grotendeels gereformeerd, terwijl het westen van Staats-Vlaanderen werd bevolkt door protestantse vluchtelingen uit Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Economisch ging het de Zeeuwse eilanden in de 16de {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kaart van de provincie Zeeland in 1740. Zeeuws-Vlaanderen, dat in die tijd als Generaliteitsgebied apart werd bestuurd, ontbreekt grotendeels op deze kaart==} {>>afbeelding<<} eeuw voor de wind. Middelburg bloeide als voorhaven van de handelsmetropool Antwerpen en dankzij het in 1508 verworven stapelrecht op Franse en Spaanse wijnen. Toen Antwerpen in 1585 werd veroverd door de Spanjaarden profiteerden de Zeeuwse steden - vooral Middelburg - daarvan, doordat duizenden protestantse kooplieden en ambachtslieden uitweken naar Zeeland. Middelburg groeide zo snel dat bij de uitleg van 1595-'98 de oppervlakte van de stad meer dan verdrievoudigd werd. Deze bloeitijd was echter van korte duur. De verschuiving van het economisch zwaartepunt van Antwerpen naar Amsterdam betekende een sterke vermindering van de economische betekenis van het zuidwestelijke deltagebied. Aan de ‘Zeeuwse Gouden Eeuw’ kwam al snel een einde. Zeeland's Zilveren Eeuw Toen in 1648 te Munster vrede werd gesloten tussen de Republiek en Spanje was Zeeland economisch al op zijn retour. Dat lijkt althans zo als we een vergelijking trekken met de korte bloeiperiode omstreeks 1600. Laten we dat uitzonderlijke tijdvak buiten beschouwing, dan blijkt dat we de jaren 1648-1795 voor Zeeland toch minstens als een Zilveren Eeuw kunnen beschouwen. Dat gold zeker voor het platteland, dat zich dankzij een zeer productieve landbouw ontwikkelde tot een van de belangrijkste graanleveranciers van de Republiek en tot het voornaamste productiegebied van meekrap in West-Europa. De grote oppervlakten vruchtbaar land die vooral in Zeeuws-Vlaanderen en op Noord-Beveland door stedelijke investeerders werden ingepolderd, droegen daartoe bij. Hoewel de Zeeuwse boeren vooral in de eerste helft van de 18de eeuw werden geplaagd door hoge belastingen en lage graanprijzen wisten ze die problemen goed te boven te komen. Hun rijke nalatenschappen en de nieuwbouwgolf {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Gezicht op het dorp Kloetinge aan het eind van de 18de eeuw. In het midden het huis van de ambachtsheer op de plaats van het huidige raadhuis==} {>>afbeelding<<} van boerenhuizen en schuren in de 18de eeuw getuigen daarvan. Overigens profiteerden de vele landarbeiders nauwelijks van de bloei van de landbouw. Ook in de steden was niet alles kommer en kwel. Weliswaar kwijnde Veere weg, maar Middelburg bleef economisch een belangrijke stad. Het had een belangrijke kamer van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en speelde een belangrijke rol in de - minder succesvolle - West-Indische Compagnie. Verder ontwikkelde Middelburg zich gedurende de 18de eeuw steeds meer tot het centrum van de graanhandel in Zeeland, zelfs ten koste van Rotterdam. Over de rol van Middelburg als regionaal handelscentrum in de 18de eeuw weten we nog vrijwel niets. Het is zeer wel mogelijk dat de stad in dat opzicht belangrijker was dan tot nu toe is aangenomen. Het 18de-eeuwse aanzien van de Middelburgse binnenstad en de buitenplaatsengordel op Walcheren getuigen er in elk geval van dat Middelburg in die eeuw nog altijd een welvarende stad was. Ook de economie van Vlissingen bloeide tot in het midden van de 18de eeuw dankzij visserij, kaapvaart en slavenhandel. Een perifeer gewest Ontevredenheid over de verslechterende economische situatie en de geringe invloed van de burgerij op het bestuur leidden tot het ontstaan van de patriottenbeweging, die in 1787 door stadhouder Willem V met Pruisische en Engelse hulp werd onderdrukt. In 1795 echter keerden de patriotten terug met het leger van het revolutionaire Frankrijk. De Bataafse Republiek werd uitgeroepen en de patriotten kregen de gelegenheid om hun hervormingsplannen uit te voeren. Voor de Franse hulp moest wel een prijs worden betaald; Zeeuws-Vlaanderen werd aan Frankrijk afgestaan en vormde van 1795 tot 1814 met Oost-Vlaanderen het Departement van de Schelde. Na diverse experimenten met verschillende regeringsvormen zou in 1810 ook de rest van Nederland door Frankrijk worden geannexeerd. De hervormingen van de patriotten liepen stuk op de vrijwel continue oorlogstoestand tussen Frankrijk enerzijds en Engeland en zijn bondgenoten anderzijds en de daarmee samenhangende achteruitgang van de economie. Door de Engelse overmacht op zee en het Continentaal Stelsel, Napoleon's handelsblokkade van Engeland, kwamen handel en scheepvaart vrijwel tot stilstand. De Zeeuwse steden raakten hierdoor in een diepe econo- {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} mische crisis, die onder meer tot uiting kwam in een sterke daling van het inwonertal. Door de grenswijzigingen in de Franse tijd hadden de vestingen in Zeeuws-Vlaanderen hun militaire functie goeddeels verloren en deze werden dan ook afgedankt. Langs de monding van de Westerschelde bouwde men echter nieuwe forten uit vrees voor een Engelse aanval op de strategisch belangrijke Scheldemonding. In 1809 werd deze vrees bewaarheid toen de Engelsen landden op Walcheren. Bij deze uiteindelijk mislukte inval raakte Vlissingen zwaar beschadigd door een Engels bombardement. In 1813 herkreeg Nederland zijn onafhankelijkheid en werd het een koninkrijk onder Willem I, de zoon van de laatste stadhouder. De Zeeuwse eilanden werden in 1814 samengevoegd met het vroegere Staats-Vlaanderen tot de provincie Zeeland zoals we die nu kennen. In dat laatste jaar werd uit de oude Republiek en de vroegere Zuidelijke Nederlanden het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gevormd. Reeds in 1830 echter kwamen de Zuidelijke Nederlanden in opstand, waarbij getracht werd ook Zeeuws-Vlaanderen bij de opstand te betrekken. Ondanks het feit dat er bij het katholieke bevolkingsdeel sympathie voor de opstand bestond, mislukten deze pogingen. Toen koning Willem I zich in 1839 neerlegde bij de deling van zijn koninkrijk in Nederland en België (Eindverdrag met België) bleef Zeeuws-Vlaanderen dan ook Nederlands. In 1813 waren de verwachtingen hoog gespannen; met de onafhankelijkheid zou ook de welvaart terugkeren. Daar was echter geen sprake van, zeker niet in Zeeland. De steden wisten zich niet te herstellen van de klappen die ze hadden opgelopen in de Franse tijd. Voortaan voeren de graanschippers uit Zeeuws-Vlaanderen Middelburg voorbij om hun lading direct in Rotterdam af te leveren. De Zeeuwse landbouw bleef welvarend, ondanks de verdwijning van de meekrapteelt door de introductie van synthetische kleurstoffen en ondanks het instorten van de graanprijzen omstreeks 1880 als gevolg van de import van Amerikaans graan. De teelt van (consumptie)aardappelen en vooral suikerbieten kon deze verliezen compenseren. De economie van de steden bleef echter stagneren, de handel was ineengeschrompeld en de industrialisatie kwam nauwelijks op gang. Zeeland was in de 19de eeuw een ingeslapen gewest in de periferie van het land. In de tweede helft van de 19de eeuw werd de infrastructuur van Zeeland verbeterd. De spoorlijn naar Vlissingen kwam in 1873 gereed, waardoor Zuid-Beveland en Walcheren niet langer eilanden waren. Terneuzen werd rond 1870 door spoorlijnen verbonden met Gent en Mechelen. Vanaf 1881 kwam op het platteland een dicht netwerk van tramwegen tot stand, vooral voor het vervoer {== afbeelding De Markt te Tholen rond 1910 met op de achtergrond de O.L. Vrouwekerk en op de voorgrond een smederij met travalje==} {>>afbeelding<<} van suikerbieten, maar de stoomtrams dienden ook voor personenvervoer. De nieuwe infrastructuur heeft mogelijk ook bijgedragen tot een voorzichtig begin van industrialisatie vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw. In 1875 werd in Vlissingen de scheepswerf en machinefabriek ‘De Schelde’ opgericht, die een halve eeuw later was uitgegroeid tot een bedrijf met meer dan 2.500 man personeel, het eerste echte industriële grootbedrijf in Zeeland. Ook langs het kanaal Gent-Terneuzen kwam industrie tot ontwikkeling. Vlissingen en de Kanaalzone werden daarmee de eerste industriële agglomeraties in Zeeland. Verder zou de industrialisatie in Zeeland tot het midden van de 20ste eeuw echter niet gaan en ook van verstedelijking was nauwelijks sprake. De opkomst van het toerisme in Zeeland was mede een gevolg van de nieuwe infrastructuur, waardoor met name de kust van Walcheren goed bereikbaar was geworden. Gedurende de 19de eeuw ontwikkelden Vlissingen, Zoutelande en vooral Domburg zich tot badplaatsen, waar ook kunstenaars neerstreken die het Zeeuwse landschap waardeerden. Rampjaren (1940-1953) Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist Nederland neutraal te blijven. Wel werd het voor de bevolking van Zeeuws-Vlaanderen {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het zwaar beschadigde stadhuis van Middelburg na het bombardement van 17 mei 1940 (1940)==} {>>afbeelding<<} in 1919 nog even spannend omdat België dit gebied opeiste bij de vredesonderhandelingen in Versailles. De bevolking verzette zich hier massaal tegen en vrijwel alle volwassen Zeeuws-Vlamingen tekenden een petitie tegen de Belgische annexatie. Uiteindelijk kreeg België in Versailles onvoldoende steun voor zijn plannen en liep alles met een sisser af. Bij de in 1939 uitgebroken Tweede Wereldoorlog werd ook ons land betrokken. Op 14 mei 1940, na vijf dagen strijd en een vernietigend bombardement op Rotterdam, capituleerde Nederland voor de Duitse overmacht. Die capitulatie gold echter niet voor Zeeland, waar werd doorgevochten, overigens vooral door Franse troepen. Om Zeeland snel tot overgave te dwingen bombardeerden de Duitsers Middelburg op 17 mei 1940, waarbij een groot deel van de historische binnenstad werd verwoest. Tijdens de oorlog bouwden de Duitsers als onderdeel van de Atlantikwall enorme bunkercomplexen langs de kust om de Scheldemonding te beveiligen tegen een inval vanuit zee. Rondom Vlissingen werd in 1943 een Landfront gebouwd, een ring van versterkingen om deze havenstad ook aan de landzijde te kunnen verdedigen. Deze versterkingen hebben uiteindelijk weinig nut gehad omdat de geallieerden Zeeland in het najaar van 1944 hebben bevrijd vanuit het zuiden. Bij de bevrijding werden enorme verwoestingen aangericht. In westelijk Zeeuws-Vlaanderen, waar fel werd gevochten, werden plaatsen als Breskens, Schoondijke, Oostburg en Sluis vrijwel letterlijk van de kaart geveegd. Het eiland Walcheren werd in oktober 1944 door de geallieerden geïnundeerd om een gecoördineerde verdediging onmogelijk te maken. Een langdurige strijd als in Zeeuws-Vlaanderen kon daardoor worden voorkomen, maar de bevolking van Walcheren betaalde daarvoor een hoge prijs; alleen al in Westkapelle vielen hierbij 160 doden. Nog maar nauwelijks hersteld van de verwoestingen van de oorlog trof Zeeland een nieuwe ramp. Op 1 februari 1953 braken tijdens een noordwester storm en springtij op vele plaatsen in Zuidwest-Nederland de dijken door. In Zeeland werden vooral Schouwen-Duiveland, Tholen, Sint-Philipsland en de Bevelanden zwaar getroffen. In totaal kostte de Watersnoodramp in Zeeland 873 mensenlevens. Door de rampen van 1940, 1944 en 1953 werd natuurlijk ook grote schade aangericht aan de gebouwen. Niet alleen bestaan sommige plaatsen thans vrijwel uitsluitend uit gebouwen van na de Tweede Wereldoorlog, maar soms is ook het stratenplan sterk gewijzigd, zoals in Oostburg. Ook het landelijk gebied onderging grote veranderingen, doordat het landschap op zwaar getroffen eilanden als Walcheren en Schouwen-Duiveland werd herverkaveld en heringericht. Nog meer veranderingen vloeiden voort uit het Deltaplan, dat na de ramp van 1953 werd uitgevoerd om een herhaling van een dergelijke catastrofe te voorkomen. Als gevolg hiervan werden met uitzondering van de Westerschelde alle Zeeuwse zeegaten afgedamd, waardoor de provincie zijn karakter van eilandenrijk definitief verloor. {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Stijl en verschijningsvorm Inleiding Elk gebouw heeft een eigen vorm, indeling en decoratie en is op een bepaalde wijze geconstrueerd met de beschikbare bouwmaterialen. Al die elementen zijn in de loop der tijd aan verandering onderhevig. Als vingerafdrukken van hun tijd tonen ze gezamenlijk een architectonische ontwikkeling, waarin smaak en functie, ofwel stijl en verschijningsvorm bepalend zijn. Om de belangrijkste in dit boek gebruikte architectonische termen in een breder kader te plaatsen, wordt in deze inleiding de stilistische ontwikkeling beknopt geschetst. Er is daarbij gekozen voor een naamgeving conform Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 (tweede druk 2000) en de Architectuur- en tuinstijlen thesaurus van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De begrippen intentie en verwatering verdienen hier enige aandacht. Vormen zijn zelden louter decoratie. Niet altijd kan achteraf de intentie worden achterhaald, maar veel vormcombinaties zijn bewust met een bepaalde betekenis toegepast. Verwatering treedt op als het uitdrukkingsmiddel sleets wordt. Hiermee hangt samen een onderscheid tussen een bovenstroom met toparchitectuur, waarin de makers zich zeer bewust zijn van hun vormentaal, en een onderstroom waarin deze minder duidelijk aanwijsbaar is. Het onderscheid wordt veelal bepaald door de beschikbare financiële middelen die, indien ruim voorhanden, tot stijlzuivere architectuur kunnen leiden, terwijl men zich in andere gevallen moet beperken tot het realiseren van gebouwen met stilistische invloeden of ontwerpen waarin slechts details in stijl aanwijsbaar zijn. De trendsettende bovenstroom krijgt in dit boek ruime aandacht, maar de trendvolgende onderstroom wordt niet vergeten. Immers, het gros van de gebouwde omgeving behoort tot deze laatste categorie. Romaans en gotiek Afgezien van de - herstelde - ringwalburgen in Oost-Souburg en Burgh en de fundamenten van de Porta Principalis te Aardenburg zijn in Zeeland uit het eerste millennium van onze jaartelling geen zichtbare resten bewaard gebleven. Voorbeelden van romaanse architectuur zijn in Zeeland dun gezaaid. Wel bevinden zich in de {== afbeelding Het in romano-gotische vormen uitgevoerde koor van de hervormde kerk van Kloosterzande, oorspronkelijk gebouwd rond 1250 als kapel van een cisterciënzerklooster (1927)==} {>>afbeelding<<} kelders van de Middelburgse abdij enkele laat-romaanse vensters (tweede helft 12de eeuw). Het uit circa 1300 daterende koor van de kerk te Renesse werd in 1976 geheel gereconstrueerd. Een belangrijk voorbeeld is de rond 1250 door de cisterciënzers opgetrokken kloosterkapel te Kloosterzande. Het volledig uit baksteen opgetrokken, recht gesloten koor met rondboogvensters is karakteristiek voor de romano-gotiek en vergelijkbaar met de sobere architectuur van de kloosters Ten Duinen (Koksijde) en Ter Doest (Lissewege) in Vlaanderen. Nadat de romaanse kruiskerk te Aardenburg in 1202 was afgebrand, bouwde men een forse nieuwe kerk in vroeggotische stijl, waarvan schip en transept in 1220 gereed {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Interieur van het rond 1300 in de vormen van de Scheldegotiek uitgevoerde koor van de Herv. kerk te Brouwershaven (1980)==} {>>afbeelding<<} kwamen. Het gebruik van Doornikse steen, pijlers met knopkapitelen en een triforium met gekoppelde zuiltjes zijn kenmerkend voor wat ook wel Scheldegotiek wordt genoemd. De Balanspoort van de Abdij van Middelburg heeft ook een zuil met dergelijke knopkapitelen. In de kerken te Kloetinge en Cadzand zijn hier eveneens sporen van te vinden. Het koor en de kooromgang van de kerk te Brouwershaven (circa 1300) kunnen ook tot de Scheldegotiek worden gerekend. Omdat deze kerk - zoals gebruikelijk in de kuststreek - geen stenen maar houten gewelven heeft, zijn hier geen luchtbogen toegepast. De Middelburgse Abdijkerk kreeg begin 14de eeuw een in baksteen uitgevoerde, langgerekte, vroeg-gotische Koorkerk. Midden 14de eeuw werd de kerk van Aardenburg uitgebreid met een hallenkoor, waarvan alle beuken even hoog zijn. De kerk te Veere kreeg in de 15de eeuw eveneens een hallenkoor en ook het schip van Groede werd in die tijd verbouwd tot hallenkerk. Voorbeelden van 14de-eeuwse kerktorens zijn die te Oudelande, Kapelle en Baarland. Forse haakse steunberen en spaarnissen hebben de 14de-eeuwse torens te Nisse, 's-Heer Abtskerke en 's-Heer Arendskerke. Begin 15de eeuw ontstond in het hertogdom Brabant een op de Franse gotiek geïnspireerde stijl, die als Brabantse gotiek bekend staat. Karakteristiek zijn de ronde zuilen met koolbladkapitelen, terwijl de hoogte van het middenschip geringer is dan die in de Franse kerken. Belangrijke Zeeuwse voorbeelden zijn de kruisbasilieken van Hulst, Veere, Goes en Tholen, alle bekleed met natuursteen en voorzien van een rijke hoog-gotische decoratie. Koolbladkapitelen zijn ook in andere kerken te vinden, zoals te Dreischor, Zoutelande, Scherpenisse, Wemeldinge en Kruiningen. Uitgevoerd met luchtbogen zijn het schip van de kerk te Tholen en de rijzige koren van de kerken te Hulst en Goes. In de loop van de 15de eeuw verrezen enkele laat-gotische kerken, waaronder die te Gapinge, Oosterland (koor), Nieuwerkerk (koor), Vlissingen, Haamstede en Brouwershaven (schip). De 15de-eeuwse torens met open voorhal te Ovezande, 's-Gravenpolder en Gapinge vormen één groep. Imposant zijn de torens van Westkapelle (1432-'70) en de onvoltooide torens van Veere (1470-1521) en Zierikzee (1454-1506). Van de profane gotische bouwkunst resteren vooral voorbeelden in de grotere steden. Opvallend zijn de Zeeuwse laat-gotische stadhuizen. Die te Sluis (1396, 1427) en Hulst (1534) hebben een belfort-achtige toren in de Vlaamse traditie. Dit geldt ook voor het rijkste voorbeeld, {== afbeelding Flamboyante laat-gotische vormen uit de tweede helft van de 15de eeuw aan het stadhuis van Middelburg, met aan de linkerzijde de achtzijdige ‘Choertoren’ (1982)==} {>>afbeelding<<} {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} het Middelburgse stadhuis, waaraan van 1452 tot circa 1520 werd gewerkt. Vooral de maaswerk-achtige traceringen met driepassen en visblazen zijn kenmerkend voor de flamboyante late gotiek. Vergelijkbare raadhuizen staan in Veere (1474-1517) en Tholen (circa 1475). Eveneens laat-gotisch van vorm zijn de Gistpoort van de Abdij van Middelburg (circa 1500) en de waterput met cisterne te Veere (1551). Het beste voorbeeld van een gotische woonhuisgevel toont het Zierikzeese huis De Haene (circa 1500) met zowel gotische driepassen boven de vensters als in de geveltop. De houten gevel van het huis Sint Pieter te Middelburg (circa 1500) heeft ook een dergelijke driepas in de geveltop. De rijkste laat-gotische woonhuizen in Zeeland zijn de Schotse Huizen te Veere (circa 1539), uitgevoerd met korfbogen voorzien van gotisch traceerwerk. Renaissance en maniërisme In het tweede kwart van 16de eeuw werden de renaissance-vormen voor het eerst in ons land toegepast. Deze uit de klassieke oudheid afgeleide vormen heeft men in de loop van de tijd geregeld herschikt en aangepast. Het belangrijkste Zeeuwse voorbeeld van vroege renaissance is de toegangspoort van het Fort Rammekens bij Ritthem (1547). Deze gebosseerde poort heeft een streng en robuust karakter, verwant aan de dorische orde; een orde die passend werd bevonden voor vestingwerken en als zodanig in het architectuurtraktaat van Serlio (1537) wordt besproken. Twee andere opvallende voorbeelden staan te Zierikzee. De Noordhavenpoort kreeg in 1559 aan de stadszijde een nieuw aanzien met twee topgevels voorzien van rolwerkversieringen, medaillons en portretkoppen. Enkele jaren daarvoor had ook het stadhuis (1554) een vernieuwing ondergaan, waarbij in de geveltoppen de beeldmedaillons van Karel V en Philips II werden aangebracht. Het huis Turfkade 11 te Goes kreeg weliswaar in 1555 een nieuwe gevel met daarin een wapen van Karel V, de vormgeving is echter nog overwegend laat-gotisch. Kerkonderdelen in vroege renaissance-stijl zijn de orgelkasten te Brouwershaven (1557) en Middelburg (circa 1560; overgebracht uit Utrecht) en de graftombe voor Arnoud van Cruningen († 1561) in de kerk te Kruiningen. Als gevolg van de Opstand kwamen de bouwactiviteiten enige tijd tot stilstand. Gebouwd werd er weer na circa 1590 en wel in een stijl die maniërisme heet. Daarbij is de assimilatie van Italiaanse renaissance-vormen met de traditionele bouwwijze zichtbaar. Kenmerkend zijn de afwisseling van baksteen met natuursteenlagen en het band- en rolwerk. Een van de eerste uitingen in deze stijl, het huis ‘In de Steenrotse’ te Middelburg (1590) met zijn {== afbeelding Toegangspoort in vroege renaissance-vormen van het uit 1547 daterende Fort Rammekens bij Ritthem==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Rijke maniëristische natuurstenen gevel uit 1590 van het in 1940 verwoeste huis ‘In de Steenrotse’ te Middelburg (1923)==} {>>afbeelding<<} {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} voor het maniërisme kenmerkende diamantkoppen en wortelmotieven, werd in 1940 verwoest. Dat was al in 1809 het lot van het uit 1594 daterende Vlissingse stadhuis - een verkleinde kopie van dat van Antwerpen. Een zelfde volume als dit stadhuis met brede voorgevel en hoog opgaand middenrisaliet met band- en rolwerkgevel heeft het gebouw van de Kloveniersdoelen te Middelburg (1611). Het stadhuis van Brouwershaven (1599) bestond in opzet uit enkel het huidige middendeel, maar dan wel geheel in natuursteen uitgevoerd en met rijke decoraties (beide gebouwen hebben een ingrijpende restauratie ondergaan). Andere maniëristische voorbeelden zijn het Burgerweeshuis van Aardenburg (1631) en het raadhuis te Dreischor (1637). Woonhuizen werden in die tijd veelal voorzien van trapgevels. In Middelburg hebben de oudste voorbeelden accoladebogen (kielbogen) boven de vensters, zoals de laat-16de-eeuwse huizen Brakstraat 9 en Schuitvlotstraat 17. Dat is verder het geval bij Weststraat 79 te Aardenburg. Ook in Goes, Veere en Zierikzee komen dergelijke gevels voor. Na circa 1635 spreekt men in dit verband wel over laat-maniërisme. Voorbeelden daarvan zijn Steenstraat 3 te Hulst (1640), Prof. Zeemanstraat 15 te Zonnemaire (circa 1640) en het huis De Gouden Eikel te Aardenburg (1646). Classicisme en Lodewijkstijlen Na het midden van de 17de eeuw kwam de nadruk te liggen op symmetrische gebouwen met frontons en pilasters. Het rijkste voorbeeld van deze classicistische stijl is de Middelburgse Oostkerk, waarvan het eerste ontwerp van 1644 dateert en die uiteindelijk in 1667 gereed kwam. Aan deze kerk met zijn imposante koepel en kolossale ionische orde hebben de bekende architecten Bartholomeus Drijfhout, Arend van 's-Gravesande, Pieter Post, Pieter Arentsz Noorwits en Louis Jolijt gewerkt. Andere voorbeelden van classicistische kerken staan in IJzendijke (1659), Sint Philipsland (1668), Burgh (1674) en Driewegen (1674). Belangrijke voorbeelden van woonhuizen in classicistische stijl zijn Huis Lampsins te Vlissingen (1641) en Huis 's-Hertogenbosch te Middelburg (1665), beide met pilasters van twee verschillende ordes boven elkaar, zoals beschreven in het ordeboek van Scamozzi (1615). Kolossale ionische pilasters hebben de huizen Dam 31 (circa 1657) en Balans 11 (circa 1661) te Middelburg en huis Hoope te Goes (1651). Andere voorbeelden zijn de smalle woonhuizen De Witte Swaen te Zierikzee (1658) en 't Huys Borssele te Goes (circa 1660), met pilastergevels gebaseerd op van Philips Vingboons. De in 1652 te Zierikzee gereed gekomen galerij met open markthal (gebruikt als beurs) is geïnspireerd op het Florentijnse vondelingenhospitaal (1419) van Filippo Brunelleschi. De verdieping is uitgevoerd met rondboogvensters {== afbeelding De Koepoort te Middelburg werd in 1739 in Lodewijk XIV-stijl ontworpen door Jan Peter van Bauerscheit==} {>>afbeelding<<} maar zonder verdere pilastergeleding en komt het dichtst bij de strakke stijl van het classicisme. Aan het eind van de 17de eeuw verschoof het culturele zwaartepunt in Europa van Italië naar Frankrijk en het Franse hof. De daardoor beïnvloede Nederlandse architectuur van de 18de eeuw wordt doorgaans ingedeeld in drie Lodewijkstijlen. Tot 1740 gaat het om de zware, maar symmetrische en decoratieve vormen van de Lodewijk XIV-stijl, gevolgd door de Lodewijk XV-stijl of rococo met zijn zwierige asymmetrische rocaille-motieven. Van 1775 tot 1815 kenmerkt de vormgeving zich door de elegante, slanke en symmetrische vormen van de Lodewijk XVI-stijl, overgaand in de empire-stijl. In de eerst helft van de 18de eeuw verrezen er Lutherse kerken te Vlissingen (1735), Groede (1743) en Zierikzee (1755). De Luth. kerk te Middelburg (1742) is het rijkst uitgevoerd en voorzien van een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. Jan de Munck maakte ook het ontwerp voor het IJkkantoor (1739) en voor zijn eigen woonhuis ‘Het Observatorium’ (1736) in die stad. Een andere belangrijke ontwerper was Jan Peter van Baurscheit de Jonge. Door hem ontworpen zijn het rijk uitgevoerde Beeldenhuis te Vlissingen (1730) en het in vorm veel ingetogener buitenhuis Der Boede te Koudekerke (1733). Wat betreft materiaalgebruik kan ook het woonhuis Gorststraat 30 te Middelburg (circa 1745) aan hem worden toegeschreven. Eveneens ingetogen, maar architectonisch krachtig door de gebogen vorm van de voorgevel, is het Van der Perrehuis in Middelburg (1765), waarvan de gevel waarschijnlijk door Engelbert Baets - een neef van Van Baurscheit - {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} is ontworpen. Zeker door Van Baurscheit ontworpen is de Koepoort (1739) in dezelfde stad. Andere voorbeelden van gebouwen in rijke Lodewijk XIV-stijl zijn het landshuis te Hulst (circa 1730), de woonhuizen De Pyramide (1733), Wagenaarstraat 1 (circa 1735) en Koepoortstraat 6 (circa 1735) te Middelburg, en Huize den Berg (circa 1760) en Kleine Kade 47 (1763) te Goes. Het laatstgenoemde huis toont de overgang naar de Lodewijk XV-stijl. Het Goese stadhuis onderging in 1775 een ingrijpende verbouwing, waarbij onder andere een nieuwe voorgevel in Lodewijk XV-stijl en een nieuwe bordestrap tot stand kwamen. Elders bleven de aanpassingen aan de stadhuizen in die tijd beperkt tot het bordes: Veere (1749), Sluis (1756), Middelburg (1756; Jan de Munck) en Tholen (1758; Nicolaas Muts). Het Zierikzeese stadhuis werd in 1779 inwendig verbouwd in rococo-stijl. Ook het buitenhuis Ter Hooge bij Middelburg kreeg in 1757 inwendig een aanpassing in die stijl. Voorbeelden van rijke woonhuizen in Lodewijk XV-stijl zijn Grote Markt 17 te Goes (1753), De Schaepskoye (circa 1755) en Lange Noordstraat 63 (circa 1760) te Middelburg, en De Aveling te {== afbeelding De in speelse Lodewijk XV-vormen rond 1750 opgetrokken gevel van het huis ‘d'Adelaere’ te Zierikzee heeft een asymmetrisch geplaatst pronkrisaliet==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Een goed voorbeeld van ingetogen Lodewijk XVI-stijl is de hardstenen gevel van het huis ‘De Zoutkeet’ te Zierikzee==} {>>afbeelding<<} Zierikzee (1788). Een asymmetrische pronkrisaliet in deze stijl hebben Langeviele 51 te Middelburg (circa 1765), d'Adelaere en de Halve Mane te Zierikzee (circa 1750), en het woonhuis Edenburg te Vlissingen (1771). Het ambachtshuis van Oud-Vossemeer (1771) is in hoofdvorm uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl, maar vertoont rococo-details. Bijna ornamentloos is het rechthuis van Colijnsplaat (1769), dat net als de kerk aldaar (1769) werd ontworpen door Johannes van Es en Frans Rupingh. De Middelburgse stadsarchitect Coenraad Kaijser ontwierp het Middelburgse Oude mannen- en vrouwenhuis (1784) en de hervormde kerk te Hoofdplaat (1785). Opvallend zijn de pompen in Lodewijk XVI-vormen te Nisse (circa 1780), Middelburg (1782), Sint Anna ter Muiden (1789) en Sint Maartensdijk (1791). Het woonhuis De Zoutkeet te Zierikzee (circa 1790) is een mooi voorbeeld van de ingetogen Lodewijk XVI-stijl. De overgang naar de empire-stijl is zichtbaar bij het huis Havenpark 33 te Zierikzee (1828). Het rijkste empirevoorbeeld is Lange Noordstraat 39 te Middelburg (1825), met een pronkvenster boven de ingang gesierd door gevleugelde klauwen. Een saillant element aldaar is het gebruik van wisseldorpelklosjes. Deze kleine decora- {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} tieve elementen komen ook voor bij Latijnse Schoolstraat 11 te Middelburg (circa 1840) en op andere plaatsen in Zeeland. Deze klosjes zitten op de plaats waar de verdikte middenstijl - karakteristiek voor de empireschuifvensters - de wisseldorpel kruist. Neoclassicisme en eclecticisme Pas enige jaren na de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 trok de economie weer aan. Met de empire-stijl ontstond een hernieuwde oriëntatie op de klassieke vormen, met name de strengere Griekse. Dit leidde tot een stijl die we nu neo-Grec noemen en die rond 1850 overging in het neoclassicisme. Twee belangrijke voorbeelden staan in Zierikzee. De enorme Nieuwe Kerk, met zijn kolossale dorische zuilen, kwam na planaanpassing uiteindelijk in 1848 gereed onder uitvoerend architect J. Bourdrez. Zonder zuilen maar in vormentaal toch neo-Grec is de van 1840 daterende weverij te Zierikzee. Verder kreeg het Middelburgse huis Dam 21 in 1838 een nieuwe gevel in deze stijl. De wettelijke gelijkstelling van de godsdiensten leidde ertoe dat er weer katholieke kerken werden ingericht en gebouwd. In Hulst gaf men de katholieken in 1806 het koor van de middeleeuwse Willibrorduskerk terug, terwijl de hervormden het schip behielden. Tot 1929 zou deze kerk een simultaankerk blijven. In Oud-Vossemeer ontwierp Bourdrez een katholieke kerk (1841). Te Arnemuiden was hij verantwoordelijk voor de hervormde kerk (1858). Andere voorbeelden van neoclassicistische kerken zijn die van Nieuwdorp (1841), Heinkenszand (1844), Borssele (1852), alsmede de door I.H. Warnsinck ontworpen kerk te Wilhelminadorp. Voor die tijd imposant was het loodskantoor te Brouwershaven (1849) naar ontwerp van L. Valk. Ook de raadhuizen van Stavenisse (1840) en Koudekerke (1877) zijn in neoclassicistische stijl uitgevoerd, evenals de woonhuizen Westkade 103-104 te Sas van Gent (circa 1830) en Dam 6 te Yerseke (1877). Kenmerkend zijn ook de in deze stijl gebouwde buitenhuizen op Walcheren, zoals Duinvliet te Domburg (1839), Overduin (1839) en Ipenoord (1841) te Oostkapelle en Huis Moesbosch te Koudekerke (1871). In hoofdopzet neoclassicistisch is verder het Goese kantongerecht (1865) naar plannen van A.C. Pierson. Boven de vensters zitten zogeheten wenkbrauwen. Deze decoratieve elementen zijn ook terug te vinden aan de kerk te Zonnemaire (1867). Classicistische vormen gecombineerd met rondbogen en wenkbrauwen worden ook wel aangeduid als romantisch classicisme of ‘Rundbogenstil’. Het Middelburgse station (1872) is zowel voorzien van wenkbrauwen als rondbogen. Andere voorbeelden zijn de Oostkerk te Wolphaartsdijk (1861), de Bewaerschole te {== afbeelding Opvallend is de uit 1838 daterende neoclassicistische gevel met rijk uitgevoerd palmettenfries van het Middelburgse huis Dam 21, hier nog met zijn oorspronkelijke onderpui (1914)==} {>>afbeelding<<} Haamstede (1873) en de stoomgemalen te Kerkwerve (1877) en Ouwerkerk (1878). Naarmate meer stijlinvloeden naast elkaar zijn toegepast, is het moeilijker te bepalen of het nog om neoclassicisme of om eclecticisme gaat. Eclecticisme is het op een originele wijze verwerken van de beste elementen uit vroegere stijlen. In de praktijk gaat het veelal om gebouwen met een neoclassicistische hoofdvorm, waarbij de geprefabriceerde decoratieve elementen als consoles en vensteromlijstingen het eclectische karakter bepalen. Opvallend rijk eclectisch uitgevoerd is de Rijks Hogere Burger School te Goes (1868), evenals het Jachthuis te Kloetinge (circa 1860) en de voormalige pastorie te Biezelinge (1863). Niet alleen voor hotels werd deze uitbundige stijl passend geacht, gezien Hotel du Commerce te Middelburg (circa 1874) en Hof van Holland te Oud-Vossemeer (1899), maar ook voor apotheken, zoals die te Middelburg (Dam 25; circa 1870) en Goes (Grote Markt 10; circa 1880). Voorbeelden van rijke eclectische woonhuizen zijn de villa Singelzicht te Middelburg (1860) en Bellamypark 19 te Vlissingen (1881). Vooral voor grote huizen die een zekere rijkdom moesten uitstralen gebruikte men deze stijl nog geruime tijd, getuige de door F.B. Sturm ontworpen herenhuizen Koninginnestraat 26 (1909) en Koninginnestraat 18 (1912) te IJzendijke. {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} Neogotiek en neorenaissance Omstreeks 1830 werd uit Engeland een decoratieve, sterk romantisch getinte, vorm van neogotiek overgenomen, die in Nederland ook wel Willem II-gotiek wordt genoemd. Voorbeelden van gebouwen met in pleisterwerk uitgevoerde gotische details zijn de stadhuizen van Arnemuiden (1865) en Terneuzen (1860). Het laatstgenoemde heeft een kielboog boven de ingang en gietijzeren vensters met daarin gotische driepassen. De consistories van de hervormde kerken te Koudekerke (1836) en 's-Heer Arendskerke (1859) zijn in deze stijl uitgevoerd, evenals de door W.J. van Vogelpoel ontworpen katholieke kerk van Ovezande (1859). Kort na 1850 verscheen de neogotiek, een op 13de-eeuwse Franse voorbeelden geïnspireerde bouwstijl, waarbij een ‘archeologisch’ zuiver gebruik van gotische vormen werd nagestreefd. De neogotiek werd bij uitstek de stijl voor rooms-katholieke kerken, waarvan de bouw na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (1853) een hoge vlucht nam. Het overwegend katholieke Zeeuws-Vlaanderen behoorde tot het bisdom Breda. P. Soffers bouwde hier een interessante reeks katholieke kerken. De oudste {== afbeelding Een karakteristiek voorbeeld van de diverse in Zeeuws-Vlaanderen door P. Soffers ontworpen neogotische dorpskerken is de R.K. St.-Henricuskerk te Clinge==} {>>afbeelding<<} staat in Aardenburg (1851), daarna volgden die te Graauw (1855), Biervliet (1858), Nieuw-Namen (1860), Sint Jansteen (1860), Hoofdplaat (1861), Axel (1863) en Groede (1863). Deze kerken hebben vaak een romantisch-neogotische ingangspartij en inwendig gestukadoorde houten kruisribgewelven. Vanwege deze gewelven spreekt men ook wel over ‘stukadoorsgotiek’. Dat geldt eveneens voor de door Soffers later ontworpen kerken te Kloosterzande (1871), Lamswaarde (1873), Vogelwaarde-Stoppeldijk (1861, herbouw 1870), Vogelwaarde-Boschkapelle (1876) en Clinge (1876). De ten noorden van de Westerschelde schaars voorkomende katholieke kerken - behorende tot het bisdom Rotterdam - werden ontworpen door P.W. Schrauwen (Heinkenszand; 1866) en Th. Asseler (Hansweert; 1870, 's-Heerenhoek; 1874). De vooral in het bisdom Breda werkende architect P.J. van Genk ontwierp daar kerken te Yerseke (1895) en Kwadendamme (1902) en in Zeeuws-Vlaanderen twee vergelijkbare kerken te Zuiddorpe (1886) en Hengstdijk (1893). P.J.H. Cuypers komen we in Zeeland enkel tegen bij de restauraties van het Middelburgse stadhuis en de Hulster St.-Willibrorduskerk. Zijn zoon J.Th.J. Cuypers ontwierp de katholieke kerk te Sas van Gent (1892) en zijn kleinzoon P. Cuypers jr. de kerk te Lewedorp (1930). Late voorbeelden van neogotische kerken zijn die te Tholen (1900), Goes (1908) en Vlissingen (1911), alsmede de door W. te Riele ontworpen kerken van Ossenisse (1915) en Koewacht (1922). Ook de hervormde kerk van Nieuw- en Sint Joosland (1882) vertoont neogotische details. Zeldzame niet-kerkelijke neogotische voorbeelden zijn de voorgevel van de St.-Sebastiaansdoelen te Middelburg (1888) en de watertoren aldaar (1892). Tegen 1875 ontstond de derde belangrijke neostijl, de neorenaissance, die teruggreep op de (maniëristische) architectuur van de late 16de en vroege 17de eeuw. Deze stijl werd bij uitstek passend gevonden voor raadhuizen, zoals te Zaamslag (1904) en Driewegen (1913), maar ook gebruikt voor andere overheidsgebouwen, zoals voor de postkantoren te Goes (1890) en Tholen (circa 1895). Verder zijn de openbare lagere scholen te Sluis (1883), Retranchement (1884) en Middelburg (1893) in neorenaissance-stijl gebouwd. Tevens werd deze stijl gekozen voor protestantse kerken, maar daarvan werden er in Zeeland toen weinig nieuw gebouwd; voorbeelden zijn de hervormde kerken te Terneuzen (1886) en Kerkwerve (1895), en de doopsgezinde kerk te Middelburg (1889). Tot de opmerkelijkste uitingen van neorenaissance behoort het badpaviljoen te Domburg, gebouwd in 1889 naar ontwerp van J.J. van Nieukerken. Hij ontwierp verder het landhuis Welgelegen te Serooskerke (1894). Een ander voorbeeld van een fors huis in neorenaissance is De Elderschans te Aardenburg (1885), ontworpen door {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Tot de opmerkelijkste uitingen van de neorenaissance in Zeeland behoort het badpaviljoen te Domburg, gebouwd in 1889 naar ontwerp van J.J. van Nieukerken (1979)==} {>>afbeelding<<} de Middelburgse architect J.A. Frederiks. Naast veel restauratiewerk ontwierp hij in Middelburg de rijke huizen Loskade 17-23 (1891-'93). Andere goede neorenaissance-voorbeelden zijn: de villa Duinenburg te Domburg (1885), het winkelpand Botermarkt 1 te Tholen (1894), de burgemeesterswoning Marktveld 5 te Kloetinge (1896) en - als late variant - Huis ter Schelde te Vlissingen (1910). De chaletstijl met zijn op de houtbouw geïnspireerde decoraties werd geregeld in combinatie met neorenaissance-elementen toegepast. Een vroeg voorbeeld is de villa Veersebolwerk 3 te Middelburg (circa 1880). Ook bij de andere voorbeelden betreft het vooral woonhuizen: Brouwerijstraat 5 te Koudekerke (circa 1895), Hoofdstraat 20 te Kruiningen (1898), Markt 5 te Sas van Gent (1908) en Markt 13-15 te Tholen (circa 1910). Opvallend zijn ook de twee geheel houten chalets aan de Nehalenniaweg te Domburg (1905). Een variant op de chaletstijl is de toepassing van vakwerktopgevels, met als goede voorbeelden de villa's De Sprenck te Middelburg (1905), De Ophir te Vlissingen (1909) en Magnolia te Oostkapelle (1911). Jugendstil, rationalisme en nieuw historiserende stijl Omstreeks de eeuwwisseling maakten de neostijlen gaandeweg plaats voor andere stromingen. Een toenemend geloof in de vooruitgang stond aan de wieg van een nieuwe stijl met vormen gebaseerd op gestileerde plantaardige motieven: de art nouveau of jugendstil. De art nouveau kent een wat zwieriger vormgeving dan de meer geometrische jugendstil, die in Nederland beter aansloeg. Harde en licht gekleurde bouwmaterialen spelen een belangrijke rol. De meest markante jugendstil-voorbeelden zijn de deels wit gepleisterde villa's Spuistraat 59-65 te Vlissingen, gebouwd in 1910 naar plannen van P.F. Smagge voor Belgische loodsen. Karakteristiek voor de hier zichtbare geometrische jugendstil zijn de in het pleisterwerk van de zijgevels aangebrachte versieringen. Vooral het hekwerk bij de ingang van de villa De Sprenck te Middelburg (1905) is een goed voorbeeld van jugendstil. Aannemer C.A. Goethals maakte het ontwerp, geassisteerd door zijn zoon A.L.J. Goethals. Zij ontwierpen in Middelburg eveneens het kantoorpand Dam 32 (1902) en de huizen Seisdam 28 (1903) en Loskade 7-15 (1906). De eveneens voor de jugendstil kenmerkende hoefijzerbogen zijn te vinden bij het metaarhuis van de Hoogduitse Isr. begraafplaats (1900) en de azijnfabriek (1901), beide in Middelburg. Ook de raadhuizen van Waarde {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De deels wit gepleisterde huizen Spuistraat 59-65 te Vlissingen, gebouwd in 1910 voor Belgische loodsen, vertonen markante jugendstil-vormen naar ontwerp van P.F. Smagge==} {>>afbeelding<<} (1909; W. Sterk) en Hoofdplaat (1913; J. van Baal) hebben duidelijke jugendstil-kenmerken. Woonhuizen in deze stijl zijn de burgemeesterswoning Ostrea te Tholen (1903) en Stoofstraat 9 te Poortvliet (circa 1905). Goede voorbeelden van jugendstil-winkelpanden zijn Havenplein 3 te Zierikzee (1909) en Korte Nieuwstraat 1 te Hulst (1915). Opvallend zijn ook de boerderijen Stadszicht te Tholen (1909) en Mon Genie te Brouwershaven (1911). Aan het rationalisme is vooral de naam van H.P. Berlage verbonden. Kenmerkend zijn een rationele vormentaal en robuuste bakstenen bouwvolumes. Berlage zelf heeft in Zeeland echter geen gebouwen ontworpen. Naar plannen van de Rotterdamse architect W. Bruijnzeel zijn in deze stijl in 1902 zowel het ziekenhuis te Noordgouwe als de forse villa Huize Maja te Schuddebeurs uitgevoerd. Andere herenhuizen met rationalistische details zijn Koepoortstraat 4 te Middelburg (1908) en de dokterswoning Axelsestraat 2 te Zaamslag (circa 1910). Ook verrezen enkele kerken in deze sobere en doelmatige stijl, zoals de door Tj. Kuipers ontworpen Geref. kerk te Heinkenszand (1906). Hij maakte ook het verbouwingsplan voor de Geref. kerk te Axel (1919). De T-vormige Herv. kerk te Stavenisse kwam in 1911 gereed naar ontwerp van H.J. Jesse. Vergelijkbare kerken zijn de Herv. kerk te Krabbendijke (1914) en de Geref. kerk te Kapelle (1917). F.G.C. Rothuizen ontwierp in rationalistische stijl het ontvangstkantoor der rijksbelastingen te Goes (1913) en de raadhuizen te Kruiningen en Yerseke (1914). Als reactie op de jugendstil en het rationalisme ontstond een stroming die wordt aangeduid als nieuw historiserende {== afbeelding Bij het in 1914 gebouwde raadhuis van Yerseke zijn zowel rationalistische als ‘Um 1800’-elementen te zien==} {>>afbeelding<<} stijl of heroriëntatie. De vormgeving sloot aan bij de internationale traditie van barok en classicisme. Deze stijl werd vooral toegepast bij kantoorpanden, villa's en landhuizen en er zijn onder meer Amerikaanse, Engelse en Duitse invloeden in te onderscheiden. De Engelse invloed staat bekend als cottagestijl (landhuisstijl) en de Duitse als ‘Um 1800’-stijl. Een goed voorbeeld van de Americana-variant van deze stijl is het kantoorgebouw van scheepswerf De Schelde te Vlissingen (1913), naar ontwerp van J.P. Stok. Ook in deze vormentaal uitgevoerd zijn de villa's Albertine te Vlissingen (circa 1910) en De Duinhoek te Haamstede (1916). In ‘Um 1800’-stijl kwamen de door C.A. en A.L.J. Goethals ontworpen villa's Biezelingsestraat 34 te Kapelle (1910) en Overdamme te Middelburg (1913) tot stand. Ook voor raadhuizen werd deze sobere maar statige architectuur passend geacht, getuige het raadhuis van 's-Heer Arendskerke (1915). De al genoemde raadhuizen van Kruiningen en Yerseke hebben eveneens ‘Um 1800’-elementen. Expressionisme, functionalisme en traditionalisme Na de Eerste Wereldoorlog werd vooral in Amsterdam volkswoningbouw gerealiseerd in een expressieve baksteenarchitectuur, waarin de structuur van de hoofdvorm voorop stond. De hieruit voortvloeiende stijl staat bekend als expressionisme, maar wordt ook Amsterdamse School genoemd. De bank van de Nationale Bankvereeniging te Terneuzen (1919), naar ontwerp van H.F. Mertens, is hier een rijk voorbeeld van en is voorzien van veel details in siermetselwerk en doorlopende dorpels met {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kenmerkend voor het expressionisme zijn onder meer het verticale metselwerk en de ruitvormige roeden in de bovenlichten van het Bankgebouw van de Nationale Bankvereeniging te Terneuzen uit 1919==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Een combinatie van expressionisme, Engelse landhuisstijl en functionalisme vertoont het door D. Roosenburg in 1931 ontworpen Wooldhuis te Vlissingen (1995)==} {>>afbeelding<<} opschriften. Ook de ruitvormige roeden in de bovenlichten zijn karakteristiek. Het R.K. Theresiagesticht te Lamswaarde (1926) vertoont sobere expressionistische details, evenals de elektriciteitscentrale ten zuiden van Sluiskil (1923; A.A. Kok) en het kantoorgebouw van de Algemene Zeeuwse Verzekering Maatschappij (1925; A.L.J. Goethals). Eenvoudig expressionistisch van vorm is verder het woonhuis Stationsstraat 20 te Sas van Gent (circa 1930) met paraboolvormig dak. Na 1925 werden de vormen soberder en strakker en ontstond onder invloed van het werk van W.M. Dudok het zakelijk (of kubistisch) expressionisme met krachtige bakstenen bouwvolumes en platte daken. Karakteristieke voorbeelden zijn de Rijks Hogere Burger School te Vlissingen (1925), naar ontwerp van W.K.H. Helwig en gebouwd onder supervisie van rijksbouwmeester W.A.J. Vrijman, en het stadhuis van Sas van Gent (1933) naar plannen van J. Hennink. Architect A. Rothuizen ontwierp in 1929 in deze stijl de (Geref.) Westerkerk te Goes en het kantoor van de Provinciale Zeeuwsche Energie Maatschappij te Middelburg (1938). Decoratieve onderdelen uit die tijd worden wel tot de art déco gerekend, bijvoorbeeld de details aan de uit 1929-'30 stammende R.K. kerk te Heikant bij Sint Jansteen en die aan de watertoren van Sint Philipsland (1925; H. Sangster) en de koeltoren van de brouwerij ‘Van Waes Boodts’ te Westdorpe (circa 1930). Tussen 1920 en 1935 kwam de internationale moderne stijl tot ontwikkeling, in Nederland bekend onder de naam functionalisme of Het Nieuwe Bouwen. De kenmerkende elementen van deze stijl, zoals wit gepleisterde gevels, stalen ramen en platte daken, komen in Zeeland vóór 1940 vrijwel niet voor. Een uitzondering is de villa Veerstraat 8 te Nieuw-Namen met een vlindervormige plattegrond (1936; J. van Driessen). Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de villa Het Wooldhuis te Vlissingen (1931), die door D. Roosenburg werd ontworpen in een combinatie van expressionisme, Engelse landhuisstijl en functionalisme. Naast het functionalisme ontstond in de jaren twintig het traditionalisme, ook wel bekend als de Delftse School. Niet de strakke lijnen en het platte dak, maar de traditionele baksteenbouw en het hoogopgaande dak stonden centraal. Vooral bij overheidsgebouwen was deze stijl in trek, getuige de raadhuizen van Vogelwaarde (1936), Oude- {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} lande (1938; C. van Maris), Baarland (1939; A. van Mons), Oost-Souburg (1939; L.M. Naaktgeboren) en Sint Annaland (1940; A. Rothuizen), alsmede het Polderhuis voor Walcheren te Middelburg (1947) naar ontwerp van J.F. Berghoef en H. Klaarenbeek. Ook het naastgelegen hofje ‘Onder den Toren’ (1943) naar plannen van F.A. Eschauzier behoort hiertoe, evenals de burgemeesterwoning villa Schouwenburgh te Burgh (1938) naar ontwerp van F.C.J. Dingemans. Voorbeelden van kerken in deze stijl zijn de Geref. kerk te Oost-Souburg (1932; A. Rothuizen), de R.K. St.-Eligiuskerk te Lewedorp en de kerk van de Doopsgez. Gemeente te Goes (beide circa 1930). Na de Tweede Wereldoorlog bepaalden het functionalisme en vooral het traditionalisme het gezicht van de Zeeuwse architectuur. Veel voorbeelden van wederopbouwarchitectuur zijn te vinden in Middelburg, Westkapelle, Oostburg en Sluis. Bijzondere vermelding verdienen de drie kerken van Schoondijke (1946-'57), de Geref. kerk van Serooskerke (1953; H. Eldering), de Herv. kerk te Ouwerkerk (1956; F.H. Klokke), het raadhuis van Kapelle (1951) en de woonhuizen De Olijfboom te Middelburg (1942) en Oudestad 28 te Oostburg (circa 1950). Het streekeigene Door de geringere mobiliteit in het verleden komen in de oudere lokale gebruiksarchitectuur (‘Vernacular’) plaatselijk licht afwijkende vormen voor. Het voorkomen of juist ontbreken van bepaalde stijlvormen of groepen bouwwerken doet het architectonische beeld per provincie licht verschillen. Deze verschillen zijn niet altijd even eenvoudig te benoemen, laat staan te verklaren. Plaatselijke bouwtradities en bouwmeesters, afgeleide architectuurtheorie en materiaalgebruik spelen een rol. In Zeeland {== afbeelding Van de eens zo bloeiende meekrapteelt getuigt nog deze uit 1871 daterende meestoof te Kapelle (1987)==} {>>afbeelding<<} zijn veel belangrijke voorbeelden verdwenen, niet alleen door de immer voortschrijdende bouwkundige erosie maar ook door oorlogsgeweld en de vele watersnoodrampen die de provincie in de loop van de eeuwen hebben geteisterd. De architectuur van Zeeland wordt bepaald door een aantal rijke historische handelssteden omringd door vele dorpen. Deze liggen in een uitgestrekt en vruchtbaar land, dat veelal door middel van bedijkingen met ontelbare polders aan de zee is onttrokken. Achter de dijken liggen de vele voor Zeeland zo karakteristieke - verderop te bespreken - boerderijen, die bestaan uit een vrijstaand eenlaags woonhuis en een grote zwart geteerde houten schuur. Het water was (en is) voor de Zeeuwen een geduchte vijand. Tegelijkertijd is het voor veel Zeeuwen altijd van levensbelang geweest: het tegenwoordige toerisme, de scheepvaart en de visserij. Van het belang van de visvangst getuigen de Zeeuwse vissershavens, de vismarkten te Zierikzee (1804) en Middelburg (1850), het visafslaghuisje te Goes (1647; hersteld 1912) en het viskot te Borssele (19de eeuw). Naast voedingsgewassen verbouwde men op het vruchtbare Zeeuwse land nijverheidgewassen, waarvan de meekrap de belangrijkste was. Van deze eens zo bloeiende bedrijfstak - waar de meekrapwortels tot rode kleurstof werden verwerkt - bleef weinig over na de uitvinding van een synthetische vervanger. Toch zijn er nog meekrapstoven en bijbehorende bedrijfsgebouwen te vinden in Walsoorden (1778), Wilhelminadorp (1817), 's-Heerenhoek (circa 1840), Wemeldinge (1866) en Kapelle (Zuid-Beveland; 1871). De gebouwen te Nieuwerkerk (1836), Capelle (Schouwen; 1869) en Noordgouwe (1863) hebben nog enige tijd gediend voor de cichorei-verwerking. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} In de Zeeuwse dorpen vallen de vates en de travaljes op. Een vate is een open drinkplaats voor vee die tevens diende als wasplaats en brandput. Te Zierikzee en Scherpenisse in Noord-Zeeland, alsmede op diverse plekken in Zuid-Beveland zijn ze bewaard gebleven. Ook die te Nisse, Kloetinge en Baarland verdienen vermelding. Een travalje of hoefstal is een voor een smederij geplaatste houten of ijzeren constructie om één of twee paarden te kunnen beslaan. Soms zijn ze voorzien van een afdak (Dreischor). Voorbeelden zijn te vinden te Haamstede, Nieuwerkerk, 's-Heer Abtskerke en Heinkenszand. Bijzonder is de smederij te Oud-Vossemeer met in de gevel een van 1803 daterend ‘Smidsklokje’. Het merendeel van de bewaard gebleven historische bebouwing stamt uit de bloeitijd van de steden. Dat men van die bloei soms onrealistisch hoge verwachtingen had, blijkt het best uit de half afgebouwde St.-Lievensmonstertoren te Zierikzee. In Tholen en Veere kwam het schip wel gereed, maar niet het koor. De kerk te Veere werd onderverdeeld in een hervormde kerk, een Schotse kerk en een wandelkerk. Ook in Middelburg werd de Abdijkerk na de Reformatie opgedeeld: een koorkerk, een wandelkerk en de Nieuwe kerk in het schip. In diverse dorpen verdween na de Reformatie het koor van de dorpskerk (Scherpenisse, Aagtekerke) of soms het schip (Oosterland). Als gevolg van de verslechterde economische situatie in de 19de eeuw kent Zeeland relatief weinig grote 19de-eeuwse gebouwen. Een uitzondering is het loodskantoor te Brouwershaven (1849). Opmerkelijk is de reeks katholieke kerken in Zeeuws-Vlaanderen, die overwegend gaaf bewaard zijn gebleven doordat daar de noodzaak voor latere uitbreidingen vaak ontbrak. Tuinstijlen Ook tuinaanleg is onderhevig aan stijl- en smaakverandering. Het aantal bewaard gebleven historische tuinen en parken in Zeeland is beperkt. De vroege renaissancetuin van Hof van Baarland werd vanaf 1990 binnen de omgrachting gereconstrueerd. Van de 17de-eeuwse tuinen in classicistische stijl met geometrische elementen zijn bij de buitenplaats Mon Plaisir te Schuddebeurs enkele elementen bewaard gebleven. De tuin van Huis Toornvliet bij Middelburg werd in 1798-1802 naar plannen van Johannes Montsché gewijzigd in vroege landschapsstijl. Bij deze onder Engelse invloed ontstane stijl werd een geïdealiseerd natuurlijk parklandschap gecreëerd. De Middelburgse tuinarchitect P. Schuppens zorgde ervoor dat in 1806-'09 de tuin van Huis ter Hooge bij Middelburg in deze stijl werd aangepast. Enkele jaren eerder ontwierp hij het park bij kasteel Westhove bij Oostkapelle in de vorm van een tuin met een slingervijver en Romeinse brug (circa 1800). Vanaf 1810 ontstond de rijpe landschapsstijl, gekenmerkt door hoogteverschillen, boomgroepen, slingerpaden, grote open weiden en zichtlijnen naar punten buiten het park. In Middelburg vormde men in 1841-'48 naar plannen van K.G. Zocher de bolwerken om tot een wandelroute met singels. Mogelijk tekenden de gebroeders K.G. en J.D. Zocher jr. voor het parkontwerp van de buitenplaats Overduin bij Oostkapelle (1839). Aan K.G. Zocher worden ook de ontwerpen voor Duinvliet bij Domburg (1839) en Ipenoord bij Oostkapelle (1841) toegeschreven. Circa 1856 kreeg het huis Landlust te Heinkenszand een park naar plannen van S.A. van Lunteren. Het park van de buitenplaats Zeeduin bij Oostkapelle, met daarin een hertenverblijf opgetrokken van imitatie-takken en - boomstronken van cementpleister, dateert uit circa 1860. De late landschapsstijl werd veel toegepast bij de aanleg van openbaar groen. Van deze stijl bestaan in Zeeland geen voorbeelden afgezien van de tuinen van de huizen Elderschans bij Aardenburg (1888) en Zorgvliet te Ellewoutsdijk (circa 1881). Karakteristiek voor Zeeland zijn de parken en plantsoenen op de plaats van gedempte molenwaters (Middelburg) en havens (Zierikzee, Brouwershaven, Vlissingen). Van de kort na 1900 geïntroduceerde gemengde tuinstijl, met een deels regelmatige aanleg en daarnaast landschappelijke elementen, getuigen de door L.A. Springer gemaakte plannen voor een plantsoen bij de Oostwal te Goes (1919) en de herbeplanting van de Alg. begraafplaats aldaar (circa 1930). De erfinrichting van de boerderij ‘'t Hof de Dierik’ te Oudelande kwam in 1921 tot stand naar ontwerp van D.F. Tersteeg. Mien Ruys verzorgde de aanleg van de ommuurde tuin van Het Wooldhuis te Vlissingen (1931) en die van het plantsoen bij het stadhuis van Oostburg (1958). Opvallend voor Zeeuws-Vlaanderen is het processiepark achter de O.L. Vrouwe ten Hemelopneming te Zuiddorpe, met neogotische kapellen uit 1888. Ook bij de rond Sint Jansteen gelegen kerken van Heikant (1934) en Kapellebrug (1935) zijn delen van dergelijke parken bewaard gebleven. Veel historische tuinen hebben te lijden gehad van de inundaties van 1944 en 1953. Het bos van de buitenplaats Ter Hooge bij Middelburg werd door de Heidemaatschappij opnieuw ingeplant. Onder leiding van C.P. Broerse werden de bastions van Middelburg hersteld, evenals de tuinen van de buitens Toornvliet bij Middelburg (1948) en Der Boede bij Koudekerke (1953). Gebouwtypen Naast een onderscheid in bouwstijlen bestaat er ook een functionele differentiatie in gebouwtypen. Gebouwen met een godsdienstige of woonfunctie zijn van alle tijden {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} en kwamen al aan de orde. De bouwkundige weerslag van de agrarische functie is in Zeeland dermate streekgebonden dat boerderijen bij de regio's worden behandeld. In het navolgende komen andere typen gebouwen aan bod. Elke stad kent sinds de late middeleeuwen een stadhuis. De meest imposante voorbeelden bevinden zich in Middelburg, Veere en Tholen, alsmede in Sluis en Hulst. In Hulst staan ook een gouvernementshuis en een landshuis voor het Hulster-Ambacht. Rechthuizen zijn er in Colijnsplaat (1769) en Sint Jansteen (1790) en er is een ambachtshuis te Oud-Vossemeer (1771). Als rechthuis ontstaan zijn de raadhuizen van Scherpenisse (1594) en Dreischor (1637). Na de afkondiging van de gemeentewet van 1851 verrezen er in diverse dorpen raadhuizen (gemeentehuizen). Interessante voorbeelden zijn die van Stavenisse (1860), Biggekerke (circa 1860), Arnemuiden (1865) en Koudekerke (1877). Het oude raadhuis van Terneuzen onderging in 1860 een verbouwing. Vanaf 1909 kwam opnieuw een reeks raadhuizen tot stand te Waarde (1909), Kloosterzande (1909), Kerkwerve (1909), Scharendijke (1910), Hoofdplaat (1913) en - vergelijkbaar - te Yerseke en Kruiningen (beide 1914). Zakelijk-expressionistisch van vorm zijn de raadhuizen van 's-Gravenpolder (1927), Nieuwerkerk (1930) en Sas van Gent (1933); een traditionalistische vormgeving hebben die van Wolphaartsdijk (1929), Sint Laurens (1931), Clinge (1936) en Sint Annaland (1940). Na oorlogsschade volgde de bouw van nieuwe raadhuizen in Kapelle (1951), Aardenburg (1952), Westkapelle (1953) en Kortgene (1953), waar het raadhuis werd geopend op de dag voor de Watersnoodramp. Nog jongere voorbeelden zijn die van Oostburg (1958), Vlissingen (1964) en Terneuzen (1972). Kantongerechten kwamen tot stand in Goes (1865) en Terneuzen (1914). Voor de belastinginning werd in Middelburg rond 1845 een commiezenkantoor gebouwd, en rond 1900 een douanekantoor te Sluis. Een opvallend loodskantoor is dat te Brouwershaven (1849). De belastingdienst kreeg eigen kantoren in Goes (1913) en Terneuzen (1964). Te Oostburg staat een Rijkskantorengebouw annex kantongerecht (1953). Een kenmerkende marechausseekazerne bevindt zich te IJzendijke (circa 1920). Het raadhuis van Zaamslag (1904) diende oorspronkelijk tevens als brandspuithuis, cachot en dienstwoning. Een vrijstaand cachotgebouw (circa 1910) is bewaard gebleven te Westdorpe; in Aardenburg werd het cachot gecombineerd met een brandspuithuisje (1888). Brandweerkazernes staan te Serooskerke (circa 1930), Sluis (1951), Vlissingen (1954), Goes (1955) en IJzendijke (circa 1955). Afgezien van de Latijnse scholen te Middelburg en Goes kreeg het onderwijs pas na de onderwijswet van 1806 de {== afbeelding De gemeenteschool te Retranchement uit 1884 is een zichtbaar resultaat van het in 1880 afgekondigde scholenbesluit==} {>>afbeelding<<} eerste eigen gebouwen. Vroege voorbeelden zijn de tweeklassige schooltjes te Kloetinge (1838), Burgh (1845) en Borssele (1862). Te Philippine verrees in 1869 een stadhuis annex openbare lagere school. Het schoolbesluit van 1880 en de Leerplichtwet van 1901 leidden tot de bouw van veel scholen. Zo werd de uit 1850 stammende tweeklassige school te Brouwershaven in 1880 uitgebreid en verrezen er scholen te Veere (1883), Sluis (1883) en Retranchement (1884). Het bijzonder onderwijs leidde in Zeeland relatief vroeg tot aparte scholen. De in 1858 te Nieuwdorp gestichte Chr. lagere school werd in 1901 vernieuwd. Ook kwamen in Geersdijk (1907), Kapelle (1904) en Wemeldinge (1902) respectievelijk één-, twee- en drieklassige Chr. lagere scholen tot stand. Kwadendamme kreeg in 1916 een katholieke lagere school en aan het zusterklooster te Sas van Gent was al vanaf 1897 een meisjesschool verbonden. De schoolwet van 1920 vormde de aanzet tot de bouw van meerdere bijzondere scholen, zoals de voorm. Chr. lagere school te Grijpskerke (1923). De rond 1905 gebouwde openbare lagere school te Vogelwaarde werd kort na 1920 omgevormd tot een katholieke meisjesschool, terwijl iets verderop een nieuwe jongensschool verrees. Van de gebouwen voor voortgezet onderwijs is de rijk uitgevoerde Rijks Hogere Burger School te Goes (1868) van belang. Ook in Oostburg (1924) en Vlissingen (1925) bouwde men een Rijks H.B.S. Andere opvallende scholen zijn de R.K. middelbare school te Hulst (1924), de Ambachtsschool te Goes (1924) en de Zeevaartschool te Vlissingen (1949). Bij de bouw van het postkantoor in Middelburg (1874) werd gebruik gemaakt van een 18de-eeuwse pronkrisaliet. Rijksbouwmeester J.P.E. Hoeufft van Velsen ontwierp het postkantoor van Goes (1890), zijn opvolger {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} D.E.C. Knuttel dat van Terneuzen. Andere goede voorbeelden zijn de postkantoren te Sas van Gent (1898), Axel (1900) en Aardenburg (1903), en de meer traditionalistische exemplaren in Stavenisse (1921) en Zierikzee (1940). De aanleg van spoorlijnen met stationsgebouwen leidde tot een grotere mobiliteit. Aan de lijn Roosendaal-Vlissingen werden voor rekening van de Staat verschillende stations gebouwd. Van de oorspronkelijk uit vijf klassen bestaande indeling is het belangrijkste Zeeuwse station te Middelburg (1872) er een van de 3de klasse; die te Arnemuiden (1872), Kapelle (1868), Krabbendijke (1868) en Kruiningen (1868) zijn van de 5de klasse. Van de lokaalspoorlijn Goes-Hoedekenskerke-Goes bleven de in 1927 gebouwde stations van Baarland, 's-Gravenpolder, Kwadendamme, Nisse en Oudelande bewaard, evenals de spoorwegremise te Goes. Van de wederopbouwstations is die te Rilland (1951) een klein en die te Vlissingen (1950) een rijk voorbeeld. In Burgh bleef het tramstation bewaard van de stoomtram naar Steenbergen en in Draaibrug bevindt zich nog een tramremise (1887). In elk groter dorp was wel één of meer korenmolens te vinden. De oudste zijn de standerdmolens te Retranchement (1643), Sint Annaland (1685) en Waarde (18de eeuw). De meeste windmolens zijn stellingmolens, zoals die te Zierikzee (1727) en Middelburg (1728). Daarnaast komen diverse grondzeilers voor, zoals te Zoutelande {== afbeelding Karakteristiek in het Zeeuwse landschap is deze achtkantige grondzeiler te Sint Philipsland die als korenmolen diende en mogelijk in 1724 werd gebouwd==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Een stille getuige van de agrarische bedrijvigheid is deze weegbrug te Colijnsplaat, waarvan het weeghuisje in het dijktalud is opgenomen==} {>>afbeelding<<} (1722) en Oosterland (1752), en - in achtkantige vorm - te Sint Philipsland (1724) en Serooskerke (1835). Opvallend zijn de overblijfselen van getijdenwatermolens te Goes, Sas van Gent en Middelburg. Bij laag water werden deze molens aangedreven door het bij vloed in een bekken ingelaten zeewater. Door dit getijdenverschil komen in Zeeland geen poldermolens voor; bij eb kon op natuurlijke wijze gespuid worden. Dit geschiedde via zogeheten suatiesluizen, zoals de Beaufortsluis te Walsoorden. Pas in 1877 en 1878 kwamen te Kerkwerve en Ouwerkerk stoomgemalen in gebruik. Van de Zeeuwse weg- en waterbouwkundige werken zijn de sluizen voor de kanalen van Gent naar Terneuzen en de kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland vermeldenswaardig. Opvallende voorbeelden van het Zeeuwse industriële erfgoed zijn de beetwortelsuikerfabriek te Sas van Gent (1899), de azijnfabriek te Middelburg (1901), de timmerfabriek te Vlissingen (1915), de roomboterfabriek te Wemeldinge (1929) en de koeltoren van de brouwerij te Westdorpe (rond 1930), alsmede de houthandels te Zierikzee en Goes. Letterlijke hoogtepunten in het Zeeuwse landschap zijn de vuurtorens te Nieuw-Haamstede (1840), Breskens (1867) en Westkapelle (1875), en de watertorens van Middelburg (1892), Vlissingen (1894), Goes (1912), Sint Philipsland (1925) en Axel (1936). Te Oud-Vossemeer, Stavenisse en Dreischor bevinden zich trafohuisjes van het type ‘hoogtoren’ voor het toen bovengrondse elektriciteitsnet. Op veel andere plaatsen staan kleine, rond 1931 gebouwde, blokvormige trafohuisjes, zoals te Sint Laurens, 's-Heerenhoek en Geersdijk. Kenmerkend voor het agrarische Zeeland zijn de vaak rond 1920 gebouwde weegbruggen met weeghuisjes, zoals die te Sint Philipsland, Nieuw- en Sint Joosland en Colijnsplaat. {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} Materiaal en constructie Inleiding Niet alleen uiterlijke kenmerken als stijl en verschijningsvorm bepalen een gebouw. Belangrijk zijn ook de gebruikte materialen en constructies. De historische bouwsubstantie is soms nog direct zichtbaar, maar wordt ook vaak door latere verbouwingen aan het oog onttrokken. Geheel of deels behouden bouwmuren, balklagen, kappen en kelders geven inzicht in de vaak complexe bouwhistorie. Zij belichamen een versteende geschiedenis - een bouwkundig archief in weer en wind - waar ondanks latere ingrepen veel aan afgelezen kan worden, maar dat zelden al zijn geheimen prijs geeft. In dit hoofdstuk worden enkele belangrijke bouwtechnische aspecten {== afbeelding Boven de zijbeuk van het schip van de (Herv.) O.L.-Vrouwekerk te Tholen steken steunberen uit waartegen luchtbogen zijn gebouwd die de hoofdbeuk schoren (1980)==} {>>afbeelding<<} behandeld, waarbij zowel de vroege als de meer recente ontwikkelingen aan bod komen. Stapelbouw en skeletbouw Voor elk gebouw geldt dat het eigen gewicht naar de fundering en de ondergrond moet worden afgevoerd. De twee belangrijkste constructieprincipes hiervoor zijn de stapelbouw en de skeletbouw. Zoals de naam al zegt, worden bij de stapelbouw elementen op elkaar gestapeld en gaat het om een gelijkmatige krachtenafdracht waarin drukkrachten een hoofdrol spelen. De belangrijkste beperking hierbij is dat de openingen niet al te breed kunnen worden, omdat anders de druk van de bovengelegen muurdelen te groot wordt. Stapelbouw is met name een kenmerk van de romaanse architectuur, waar men noodgedwongen werkte met relatief kleine rondboogopeningen. Het principe achter de skeletbouw is de {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kapconstructie van het schip van de Herv. kerk te Brouwershaven. Deze uit circa 1325 daterende constructie is in de 15de eeuw in zijn geheel omhooggebracht. Opvallend zijn de toegepaste hoge jukken (1980)==} {>>afbeelding<<} geconcentreerde krachtenafdracht, waarbij de naar beneden gerichte krachten worden verzameld bij op regelmatige afstanden geplaatste muurverdikkingen of pijlers. Het tussenliggende vak wordt een travee genoemd. Deze werkwijze was van wezenlijk belang voor de gotische architectuur, vooral in de kerkbouw waar men het gewicht van de gewelven via de gewelfribben naar de onderliggende pijlers afvoerde. In de tussenliggende muurdelen, die meer een scheidende dan een dragende functie kregen, konden nu grotere vensters worden geplaatst. Dankzij de toepassing van spitsbogen werd deze ontwikkeling nog verder gestimuleerd. In een constructie met bogen en gewelven komen behalve verticale ook horizontale krachten voor, de zogeheten spatkrachten. Om ervoor te zorgen dat gewelven en bogen niet door hun eigen gewicht uit elkaar worden gedrukt, zijn tegenkrachten nodig. Steunberen dienen als drukschoren aan de buitenzijde. Bij driebeukige basilikale kerken kunnen de gewelven van het middenschip niet direct door steunberen worden geschoord en worden de spatkrachten indien mogelijk via luchtbogen overgebracht op de steunberen van de zijbeuken. Dit is onder meer te zien bij het koor van de middeleeuwse kerken van Goes en Hulst, alsmede bij het schip van de kerk te Tholen. De spatkrachten in gebouwen kunnen ook worden opgenomen door houten trekbalken of smeedijzeren trekankers. Hout en ijzer kunnen goed trekkrachten opnemen, natuursteen en baksteen niet. Wegens de relatief slappe bodem hebben veel Zeeuwse kerken houten tongewelven in plaats van de elders meer gebruikelijke stenen kruisribgewelven. Hierdoor is het gewicht van het gebouw geringer en ondervinden de muren minder spatkrachten. Vooral in Zuid-Beveland komen veel kerken met houten gewelven voor. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in Kloetinge (koor circa 1300; schip 15de eeuw) 's-Heer Abtskerke (14de eeuw), Dreischor, St.-Maartensdijk, Brouwershaven (zijbeuk) en Kapelle (alle 15de eeuw) en Oudelande (16de eeuw). Op de overgang van de kap naar het muurwerk bevinden zich soms muurstijlen met gesneden schraagbeelden (circa 1480-'90), zoals te Brouwershaven, Nisse, Kapelle en Kloetinge. Opmerkelijk is verder de 17de-eeuwse achtkantige koepel van de Middelburgse Oostkerk (1648-'67), bestaande uit een binnen- en een buitenschil met daartussen de houten draagconstructie. Omdat hout zowel op druk als op trek belast kan worden zijn houtconstructies bij uitstek geschikt om volgens de principes van de skeletbouw te worden opgebouwd. Door het verbinden van houten elementen tot onvervormbare driehoeken krijgt de constructie voldoende stabiliteit. Het duidelijkst is dit bij de kapconstructie, die dient om de dakbedekking te dragen en zo het onderliggende gebouw water- en winddicht te houden. De oudste kapconstructies bestaan uit een groot aantal achter elkaar geplaatste gespannen, samengesteld uit twee schuin geplaatste balken (daksporen) en één of meer verbindende horizontale balken (haanhouten en een voetbalk of trekbalk). Van een zuivere sporenkap resteren in Zeeland geen voorbeelden. Wel is er de rond 1300 in het koor van de kerk te Kloetinge aangebrachte sporenkap, die is opgebouwd in samenhang met een houten tongewelf en daartoe voorzien van gebogen gewelfhouten. Vanaf de 14de eeuw worden de sporen opgevangen door horizontaal geplaatste langsbalken, de zogeheten wormen of flieringen. De hierop gelegen vloer heet dan ook vliering. Via deze flieringen wordt het gewicht van het dak geconcentreerd bij de op regelmatige afstand (travee) geplaatste jukken. Deze zijn opgebouwd uit een juk(dek)balk op twee schuin geplaatste, al dan niet gekromde, jukbenen. Aan beide uiteinden zorgt een schoor of korbeel tussen jukbeen en dekbalk voor een onvervormbare driehoek. Voor de stabiliteit in de lengterichting zijn aan beide zijden haaks op het juk windschoren naar de flieringen aangebracht. Eén van de oudste Zeeuwse kapconstructies {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Samengestelde balklaag in het stadhuis van Zierikzee. Op de zware hoofdbalken (moerbalken) rusten lichte balken (kinderbalken), waaroverheen de vloerdelen zijn aangebracht. Wegens de grote overspanning heeft men in het midden ter ondersteuning natuurstenen zuilen geplaatst (1976)==} {>>afbeelding<<} met jukken bevindt zich boven het middenschip van de kerk te Brouwershaven. Deze uit circa 1325 daterende constructie, die later bij een verhoging van de kerk in zijn geheel omhoog is gebracht, heeft opvallend hoge jukken met lange gekromde jukbenen. De eveneens gekromde korbelen raken elkaar bijna ter plaatse van de jukdekbalk. Een opvallend voorbeeld is ook de ziende bekapping van het stadhuis te Zierikzee uit 1550-'54, die is opgebouwd met spitsboogjukken en steekkappen. In de loop van de 16de eeuw werden de kapconstructies eenvoudiger uitgevoerd en verschenen er kappen met zowel flieringen als gordingen (licht gekantelde langsbalken). Na een brand in 1618 voorzag men het schip van de Grote Kerk te Goes van een nieuwe kap met zowel flieringen als gordingen. Gaandeweg wonnen de gordingen het geheel van de flieringen, zoals bij het eind 19de eeuw veel gebruikte ‘verbeterde Hollandse spant’, waarbij de gordingen worden gedragen door op de borstwering rustende en tot in de nok lopende kapbenen. Deze kapbenen worden gekoppeld door trekplaten en ondersteund door schuin geplaatste kreupele stijlen. Begin 19de eeuw geïntroduceerd zijn de schenkel- of Philibertspanten; houten boogspanten samengesteld uit korte planken. Deze zijn te zien bij het Nieuwe Arsenaal te Vlissingen (1823) en het Jachthuis te Kloetinge (circa 1860). Opmerkelijk is ten slotte de kapconstructie van de Nieuwe Kerk te Zierikzee (1845-'48), die wegens de grote overspanning een zogeheten springwerk heeft gekregen. Deze zwaar uitgevoerde constructie bestaat uit schuin tegen elkaar geplaatste spantbenen versterkt met hanebalken en schoren. Voor de vloeren kon men vanouds gebruik maken van een enkelvoudige balklaag of een samengestelde balklaag. De laatstgenoemde, vooral in de late middeleeuwen en de 16de eeuw gangbare constructie, bestaat uit zware hoofdbalken of moerbalken met dwars daarop lichte of kinderbalken, waar overheen de vloerdelen zijn aangebracht. Bij de woonhuizen probeert men in de 14de-16de {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} eeuw vaak de stabiliteit te vergroten door de kapconstructie te combineren met een houtskelet bij de onderliggende verdieping. Onder de tevens als trekbalk voor de kap fungerende moerbalken van de zolderbalklaag bevindt zich dan aan beide uiteinden een zogeheten korbeelstel, waarbij met behulp van een muurstijl, een korbeel en een afsluitend sleutelstuk een vormvaste driehoek is gemaakt. In de meeste grotere laat-middeleeuwse huizen heeft men samengestelde balklagen toegepast, behalve te Tholen, waar de staafankers in de zijgevels van de huizen duiden op de toepassing van enkelvoudige balklagen. De dragende constructie bij boerderijen is opgebouwd uit gebinten met verticaal geplaatste stijlen. Men spreekt van een ankerbalkgebint wanneer de dekbalk van het gebint aan de uiteinden lange pennen heeft, die door de gebintstijlen heen worden gestoken en die met toognagels zijn geborgd. Bij een dekbalkgebint zijn de gebintstijlen aan de bovenkant van pennen voorzien, waarop met corresponderende gaten een overstekende dekbalk wordt gelegd. Opvallend is de dragende constructie van de Herv. kerk te Oost-Souburg, die in 1582-'83 na een brand een schuur-achtige kapconstructie met verticale houten stijlen kreeg. Structuur Het overgrote deel van de gebouwde omgeving bestaat uit woonhuizen. Omdat het te ver zou voeren om hier op de ontwikkeling van het woonhuis in te gaan, beperken we ons tot de bespreking van enkele principes. De aanvankelijk kenmerkende langwerpige en smalle plattegrond van het woonhuis werd bepaald door de maximale lengte van de vloerbalken, doorgaans zo'n zes tot acht meter. Afhankelijk van de plaatsing van het huis ten opzichte van de straat maakt men onderscheid tussen diepe en dwarse huizen. Wanneer de langwerpige huisplattegrond met de kopse zijde naar de straat is gericht, spreekt men van diepe huizen, wanneer de lange zijde parallel aan de straat loopt van dwarse huizen (liever dan brede huizen). Bij diepe huizen staat de nokrichting haaks op de straat en bij dwarse huizen loopt deze evenwijdig daaraan. Het overgrote deel van het oudere Zeeuwse woonhuisbestand bestaat uit smalle diepe huizen, waarvan die in Zierikzee vaak heel erg smal zijn. Ook in grotere dorpen, zoals te Wemeldinge, Colijnsplaat en Sint Annaland komen dergelijke smalle woonhuizen voor. Goede voorbeelden van dwarse huizen zijn de in opzet 16de-eeuwse huizen Tuimelsteenstraat 18 te Aardenburg en Markt 12-13 te Axel, alsmede het 17de-eeuwse huis Sarazijnstraat 13-15 te Vlissingen en het 18de-eeuwse huis Oudestraat 27 te Bruinisse. Van de oorspronkelijk in de late middeleeuwen in de steden veel voorkomende houten gevels zijn er slechts {== afbeelding Op deze foto van de houten zijgevel van Dam 33 - hier voor de laatste restauratie - is de verticale beplanking met bossing (afschuining) goed zichtbaar (1973)==} {>>afbeelding<<} enkele bewaard gebleven. In Middelburg resteren een (verplaatste) kopgevel in de tuin van Wagenaarstraat 1 en een houten langsgevel bij Dam 33. Ook Meelstraat 30 te Zierikzee heeft houten geveldelen aan de buitenzijde. Het huis De Haene te Zierikzee (circa 1500) geeft een goed beeld van een laat-gotisch stenen woonhuis. Vergelijkbare huizen hebben ook in Goes en Middelburg gestaan. De Schotse huizen te Veere zijn een rijk voorbeeld van laat-middeleeuwse diepe huizen met een natuurstenen gevel. In het midden van de 17de eeuw ontstond het vierkante huis, dat veelal uit twee of drie naast elkaar gelegen dwarse of diepe huizen werd samengesteld, maar dat door het omgaand schilddak vanuit alle richtingen een gelijkwaardig aanzicht biedt. Voorbeelden hiervan zijn Huis Lampsins te Vlissingen (1641) en Huis 's-Hertogenbosch te Middelburg (1665), beide voorzien van een belvédère op het dak. Ook in de 18de eeuw voegde men regelmatig twee of drie diepe huizen samen tot één groter pand. In de dorpen is het eenlaags woonhuis gangbaar. De rijkere 19de-eeuwse huizen - vaak notabelenwoningen - zijn vaak gebouwd in de vorm van een vrijstaand blokvormig huis met een middengang en een voorgevel met hoger opgetrokken middenrisaliet: het middenganghuis. Goede voorbeelden hiervan zijn Weststraat 7 te Haamstede (circa 1870), Kerkstraat 38 te Hoedekenskerke (1887) en het huis Plantlust in Wemeldinge (1884). {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} Bouwmaterialen Hout is het oudste en misschien wel het belangrijkste historische bouwmateriaal. Bij middeleeuwse gebouwen paste men doorgaans eikenhout toe. Het grote voordeel van eiken is dat men het krom kan laten groeien om er vervolgens gekromde jukbenen of korbelen mee te maken. Vanaf het eind van de 16de eeuw werd het schaars geworden eikenhout vervangen door grenenhout uit Scandinavië en de Baltische staten. Dit grenenhout is op grote schaal gebruikt voor de constructie van de Zeeuwse schuren. Natuursteen die als bouwmateriaal geschikt is, komt in Zeeland niet voor en moet van elders worden aangevoerd. Voor de bouw van de romaanse kerken verwerkte men in de 11de en 12de eeuw in onze streken vooral tufsteen. Deze lichtbruin-beige gekleurde steen van vulkanische oorsprong kwam via de Rijn uit de Eifel. In Zeeland resteren van de toepassing van tufsteen zo goed als geen voorbeelden. Wel zijn in de kerk van Haamstede bij de herbouw in de 16de eeuw lagen tufsteen in de zuilen verwerkt. Verder is bekend dat men tufsteen heeft gebruikt bij de bouw van de Abdij van Middelburg. Veel van de in Zeeland gebruikte natuursteen was afkomstig uit het gebied van het huidige België. Bij de bouw van de basiliek in Aardenburg heeft men in de 13de eeuw Doornikse steen verwerkt. Deze grijsblauwe steen is tot in de 14de eeuw toegepast, bijvoorbeeld aan de Abdij van Middelburg (Balanspoort), en is ook te vinden bij het onderste gedeelte van de Nobelpoort te Zierikzee (1304-'25). Hogerop is hier Gobertangesteen gebruikt, één van de twee kalksteensoorten die vanaf het begin van de 14de eeuw via de Schelde en zijn zijstromen werd aangevoerd uit het gebied rond Brussel. Deze kalksteen - met als algemene naam witte arduin - onderscheidt men in twee hoofdgroepen; een harde en weervaste steen gewonnen ten oosten van Brussel en een zachtere steen uit het gebied tussen Brussel en Gent. De eerste soort wordt Gobertangesteen of Brabantse arduin genoemd, de tweede Ledesteen of Vlaamse arduin. De Gobertangesteen leent zich goed voor gevelbekleding, de Ledesteen meer voor hoekblokken, geprofileerde lijsten en beeldhouwwerk. Op veel plaatsen zijn beide steensoorten in één gebouw toegepast, vooral bij kerken, stadhuizen en belangrijke woonhuizen. Zo zijn bij het stadhuis van Veere het basement en de zijgevel van Gobertangesteen, de rest is uitgevoerd in Ledesteen. Gangbaar als bouwmateriaal was ook de blauwe arduin of Escosijnse steen. Deze in Henegouwen bij de bovenloop van de Zenne gewonnen blauw-grijze steen is te zien aan de Gistpoort te Middelburg. Het is één van de steensoorten die onder de meer algemene naam hardsteen bekend staan, zoals ook Naamse steen, die in de Ardennen wordt gewonnen. De {== afbeelding Zuidportaal van de (Herv.) O.L.-Vrouwekerk te Tholen. De traceringen zijn uitgevoerd in Ledesteen, het muurwerk in Gobertangesteen (1980)==} {>>afbeelding<<} stadhuisbordessen van Veere (1749) en Middelburg (1756) zijn van hardsteen gemaakt, evenals diverse 18de-eeuwse Zeeuwse woonhuisgevels in de steden. Vanaf 1480 werd in Zeeland nog een andere belangrijke natuursteensoort toegepast; de wegens zijn hardheid, weervastheid en ook goede bewerkbaarheid gewilde Bentheimer zandsteen. Deze net over de grens bij Twente in Bentheim en Gildehaus gewonnen natuursteensoort kwam via de Overijsselse Vecht en de Zuiderzee richting Zeeland. Bij de eerste toepassingen speelde de bouwmeesterfamilie Keldermans een belangrijke rol. Zo is deze zandsteen verwerkt aan de St.-Lievensmonstertoren te Zierikzee en de kerken te Veere en Middelburg. Met name in de 16de en 17de eeuw was de Bentheimer zandsteen gangbaar voor decoratieve bouwonderdelen, bijvoorbeeld voor de poortjes van het Burgerweeshuis te Aardenburg (1631) en het raadhuis te Dreischor (1637). Ook de gevel van Huis Lampsins te Vlissingen (1641) en de middenpartij van Huis 's-Hertogenbosch te Middelburg (1665) zijn van zandsteen. Hoewel de Romeinen baksteen kenden en ook in onze streken toepasten, heeft het tot in de 12de eeuw geduurd voordat er weer steen werd gebakken. Bij de verspreiding {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Grote bakstenen (Zeeuwse moppen) zijn te zien aan de tussen 1304 en 1325 gebouwde Nobelpoort te Zierikzee, waar het baksteenverband is geaccentueerd door het gebruik van groen gesinterde baksteenkoppen (1980)==} {>>afbeelding<<} speelden cisterciënzerkloosters een belangrijke rol. De oudste bakstenen hebben een groot formaat en worden kloostermoppen genoemd. Aan de Vlaamse abdijen van Ter Doest en Ten Duinen werden ze al vanaf 1240 toegepast en ook voor de bouw van de Abdij van Middelburg werd in de 13de eeuw baksteen gebruikt. In Tholen, Zierikzee en Middelburg waren midden 14de eeuw stads-steenbakkerijen actief. De toen gebakken stenen worden wegens het relatief grote formaat (27-28 centimeter) wel (Zeeuwse) moppen genoemd. Ze zijn onder meer te zien aan de Zierikzeese Nobelpoort, waar aan de landzijde met groen gesinterde baksteenkoppen een decoratief effect is bereikt. Ook de kerk te Ritthem en het refugiehuis Cambron te Hulst tonen versieringen in gesinterde baksteen. Op Walcheren werden tot in de 16de eeuw in veldbrandovens (meilers) voor de lokale markt ‘Zeeuwse brikken’ geproduceerd van een meer gebruikelijk formaat. Fort Rammekens (1547) werd nog grotendeels met deze Zeeuwse steen opgebouwd. In de 17de eeuw hebben de uit Holland geïmporteerde bakstenen echter de overhand gekregen in Zeeland. In de late middeleeuwen maakten met riet en stro gedekte daken gaandeweg plaats voor minder brandgevaarlijke daken. Naast daktegels paste men dakpannen toe. In het begin bestonden die uit losse onder- en bovenpannen, ook wel monniken en nonnen genoemd. Aan het eind van de 15de eeuw kwam de gegolfde- of S-pan in gebruik, die uiteindelijk in de 16de en 17de eeuw bekend werd als de Hollandse pan. Afhankelijk van de wijze van bakken zijn deze pannen rood of blauw van kleur. Jongere bouwmaterialen In het midden van de 19de eeuw raakte de ontwikkeling van (nieuwe) bouwmaterialen in een stroomversnelling en werden mechanisatie, standaardisering en prefabricage sleutelwoorden. Dit leidde tot meer maatvaste en betere producten. Ornamenten werden machinaal geproduceerd van cement en terracotta en vooral toegepast bij eclectisch vormgegeven woonhuizen en boerderijen. Daarnaast maakte de productie van baksteen een sterke ontwikkeling door. In Zeeland is er echter na de middeleeuwen geen sprake meer van een omvangrijke baksteenproductie. Daarvoor was de concurrentie van de Zuid-Hollandse en Gelderse steenfabrieken te groot. Te Stoppelsdijk (Vogelwaarde) stond de belangrijkste van de voor de lokale markt producerende Zeeuwse steenfabrieken. De uitvinding van de ringoven moderniseerde vanaf 1870 het bakproces. Ook het mengen en vormen van klei werd gemechaniseerd. Vanaf 1867 kwam de zogeheten Canadese vormbakpers in gebruik, waarbij onder grote druk klei in steenvormen werd geperst. Het resultaat - de vormbaksteen - is te zien aan het station van Middelburg {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De Lutherse kerk te Zierikzee is aan het eind van de 19de eeuw voorzien van Oegstgeester pannen. Deze beverstaartvormige pannen geven het dak het deftige aanzien van een leien dak==} {>>afbeelding<<} (1870-'71). Vanaf 1875 kwam de strengpers erbij, waar een door een spuitmond gevormde rechthoekige kleimassa telkens op baksteendikte werd afgesneden. De strengperssteen is onder meer toegepast aan het raadhuis te Waarde (1909). Bij de neogotische kerken in Zeeuws-Vlaanderen zijn ook door de strengpers gevormde profielstenen gebruikt, zoals bij de H. Maria Hemelvaartkerk te Sas van Gent (1891-'92). Ook konden aangedroogde strengpersstenen nageperst worden. Deze nageperste steen (ook verblendsteen genoemd) heeft een hoekige vorm en gladde buitenkant. Goede toepassingen hiervan tonen de dubbele villa Oostsingel 154-156 te Goes (1904) en de kerk van de Geref. Gemeente te Wolphaartsdijk (1912). Een variant op de nageperste steen was de in 1905 door de Dierense steenfabrikant J.M. van de Loo geïntroduceerde bricorna-steen. Deze ‘bri(que) orna(ta)’ was voorzien van patroonschilderwerk in kleiverf. Illustratief is de toepassing bij enkele rond 1905 gebouwde huizen te Hengstdijk; bij Kerkstraat 3 in de groene en bij Kerkstraat 5 in de bruine variant. Tijdens de jugendstil-periode heeft men veel geglazuurde baksteen verwerkt, zoals te zien is aan de winkelpuien van Kerkstraat 14-16 te Tholen en Dorpsstraat 61 te Wemeldinge (beide circa 1910) en vooral aan de boerderij Stadszicht bij Tholen (1909). Van een Belgische invloed getuigen de gevels die rond 1910 met metrotegels zijn bekleed. Deze langwerpige tegels met aan alle zijden een facetvormige afschuining zijn onder meer gebruikt bij Weststraat 70 te Aardenburg, Koninginnestraat 36 te IJzendijke en Nieuwstraat 7 te Koewacht. De toepassing van de stempelpers voor het vormen van dakpannen zorgde ervoor dat ook de dakpan maatvaster werd en een betere sluiting kreeg. De vanaf 1890 toegepaste {== afbeelding Het hek van de Alg. begraafplaats te Wissenkerke is een van de vele vanaf het midden van 19de eeuw in gietijzer uitgevoerde toegangshekken==} {>>afbeelding<<} kruispannen zijn hier een voorbeeld van. In Zeeland dekte men vooral met de verbeterde Hollandse pan (enkele kopsluiting) en de opnieuw verbeterde Hollandse pan (dubbele kopsluiting). Opmerkelijk zijn de incidenteel toegepaste Oegstgeester pannen. Deze beverstaartvormige pan is van circa 1870 tot circa 1914 toegepast, onder meer op de Bewaerschole te Haamstede (1873) en de Luth. kerk te Zierikzee. Op Tholen hebben enkele huizen laat-19de-eeuwse gecementeerde gevels met een ruwe (gerotste) pleisterlaag, zoals Stoofstraat 34 te Poortvliet en Hoge Markt 15 te Scherpenisse. Kalkzandsteen - dat rond 1900 beschikbaar kwam - is onder meer gebruikt voor eenvoudige woonhuizen aan de Wal te Tholen en de bollenschuur Burghseweg 66 te Burgh (circa 1905). Vanaf 1825 werd zink gebruikt, zowel voor ornamenten als voor het bedekken van daken. Veel zink was afkomstig uit Luik, waar het werd gemaakt door de in 1810 gestichte Société Anonyme des Mines et Fonderies de Zinc de la Vieille-Montagne. Het in hun catalogus genoemde Nieuwe Arsenaal te Vlissingen (1823) is inmiddels niet meer met zink gedekt. Bestaande voorbeelden van zink als bouwmateriaal zijn het dak van het Jachthuis te Kloetinge (circa 1860), de vorstkam van de boerderij Schansstraat 12 te Baarland en de tuinkoepel te Ellewoutsdijk (1889). Gietijzer, dat vanaf 1825 in Nederland werd toegepast, ontwikkelde zich tot een belangrijk bouwmateriaal. In eerste instantie vond het toepassing bij grafmonumenten en begraafplaatshekken, bijvoorbeeld te Middelburg, Goes, Burgh en Noordgouwe. Goede voorbeelden van gietijzeren constructies zijn de door de firma L.J. Enthoven & Zn. gegoten Spijkerbrug (1853) en Bellinkbrug {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} (1855) te Middelburg. Ook de vuurtoren van Breskens (1867) en het lage licht te Westkapelle (1875) zijn van gietijzer, evenals de in totaal 388 grenspalen langs de Belgische grens (1843). Daarnaast heeft men dit materiaal veel gebruikt voor dorpspompen (Kapelle, Koudekerke, Sluis, Zierikzee) en venstertraceringen, maar ook voor het standbeeld van Michiel de Ruyter te Vlissingen (1841) en een fontein aldaar (1884). Door nabewerking werd het brosse gietijzer sinds de uitvinding van de Bessemer peer (1856) verwerkt tot gewalst ijzer: staal. Dit was taaier en kon bovendien trekkrachten opnemen, zodat er bruggen en kapconstructies van gebouwd konden worden. De door de gieterij ‘De Prins van Oranje’ gebouwde havenkraan te Middelburg (1861) heeft een arm met geklonken ijzer. Geklonken ijzer werd ook gebruikt bij de door deze firma gemaakte Dokbrug te Middelburg (1876). Vanaf 1900 construeerde men volledig stalen spanten, waarvan alle onderdelen met klinknagels aan elkaar werden verbonden. De uit Sluiskil afkomstige draaibrug te Oost-Souburg (1907) is hier een voorbeeld van. {== afbeelding Een vroeg voorbeeld van een gewapend-betonconstructie is de in 1913-'15 gebouwde timmerfabriek van de scheepswerf ‘De Schelde’ te Vlissingen==} {>>afbeelding<<} Kort na 1900 ontstonden de eerste gewapend-betonconstructies, waarin wapeningsstaal was verwerkt om de trekkrachten op te nemen. Een voorloper hiervan waren de zogeheten Monier-werken, gemaakt van gewapend cement (nog zonder grint). Op die manier zijn de gewelven van de H. Maria Hemelvaartkerk te Sas van Gent in 1891-'92 uitgevoerd door de in die stad gevestigde firma Picha-Stevens. Vanaf 1907 paste men wegens de hoge brandveiligheid gewapend-betonconstructies (met grint) toe bij fabrieksgebouwen en pakhuizen. De in 1913-'15 gebouwde timmerfabriek van de scheepswerf ‘De Schelde’ te Vlissingen is hier een duidelijk voorbeeld van, evenals het van 1916 daterende mijnenmagazijn te Veere. Een technisch hoogstandje is de nieuwe lantaarn van de St.-Willibrorduskerk te Hulst (1953-'57), bestaande uit acht pylonen van nagespannen gewapend-betonelementen. Daarnaast heeft men gewapend beton vooral gebruikt voor de zeeverdediging (Muralmuurtjes, caissons) en militaire doeleinden (kazematten, bunkers en luchtwachttorens). {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} Regio's Inleiding Op grond van zijn fysisch-geografische gesteldheid kan Zeeland grofweg in drieën worden gedeeld. Het overgrote deel van de provincie bestaat uit zeeklei en verder zijn er zandgronden aan de zuidgrens van Zeeuws-Vlaanderen en jonge duinen aan de westelijke randen van de provincie. In de laatste ijstijd van het Pleistoceen (het Weichselien) ontstond in het Zeeuws-Vlaamse gebied een aantal van zuidwest naar noordoost lopende dekzandruggen. Bij Eede, Zuiddorpe-Koewacht en Heikant-Clinge zijn hiervan restanten zichtbaar. Na de ijstijden - in het Holoceen - zorgde een geleidelijke verhoging van de waterstanden (transgressie) voor het ontstaan van een omvangrijk en aaneengesloten gebied met veen, waarop zich uiteindelijk een laag oude zeeklei afzette. Rond Serooskerke (Schouwen) bevindt zich een restant van deze oude zeeklei. Langs de kust vormde zich een ondiep waddenlandschap met op de overgang van water naar land een schorwallencomplex (oude duinen). In de lagune daarachter werd een pakket hoogveen gevormd. Onder invloed van de Duinkerke-II transgressie brak het schorwallencomplex en werd het achterliggende veengebied herschapen in een slikken- en schorrenlandschap met talrijke kreken. Ten gevolge hiervan raakte het Zeeuwse gebied rond 300 vrijwel geheel ontvolkt. Een wijd vertakt geulen- en krekensysteem ruimde grote delen van het veen op. Hierna volgde een nieuwe periode van aanslibbing. De hoog genoeg opgeslibde gebieden werden ingedijkt en zo ontstonden de bewoonbare gebieden met kreekruggen en poelgronden die men Oudland noemt. Aan de zeezijde vormden zich tussen 1000 en 1200 hogere jonge duinen. De op- en aanslibbingen die vanaf 1200 tot heden zijn ontstaan noemt men Nieuwland. Dit Nieuwland - dat geen kreekruggen kent - heeft zich gevormd in zeegaten waar zand en klei als een plaat zijn afgezet (opwas) of door aanslibbing tegen de buitenzijde van een dijk (aanwas). Bij de stormvloed van 1134 werd de kreek De Honte verbreed tot wat later de Westerschelde zou worden. Deze stormvloed was de aanleiding om Walcheren te bedijken. Elke bedijking bracht echter het risico van dijkdoorbraken met zich mee. Zo verdwenen met de Sint-Felixvloed (1530) grote delen van Zuid-Beveland in de golven en met de Allerheiligenvloed (1570) het Land van Saeftinghe. Andere polders, die vaak tijdens de Opstand onder water waren gezet, werden vanaf de 17de eeuw herbedijkt. In 1682, 1808 en 1906 volgden opnieuw zware overstromingen. De Watersnoodramp van 1 februari 1953 zette in Zeeland 125 polders onder water en bracht naast veel slachtoffers schade aan 11.000 huizen. Na deze ramp kreeg Zeeland met het groots opgezette Deltaplan zijn huidige vorm. Vanouds bestond Zeeland bestuurlijk uit een deel Bewesten Schelde (Midden-Zeeland), met Middelburg als hoofdstad, en een deel Beoosten Schelde (Noord-Zeeland), met Zierikzee als belangrijkste stad. De andere stemhebbende steden in de Staten van Zeeland waren Goes, Vlissingen, Tholen en Veere. Daarnaast kende Zeeland enkele zogeheten smalsteden; kleine steden zonder een zetel in de Staten van Zeeland, zoals Brouwershaven, Sint Maartensdijk en Domburg. Toen de Engelse koningin Elisabeth I in 1585 de jonge Republiek te hulp kwam met een huurleger onder bevel van de graaf van Leicester, kreeg zij drie vesting(sted)en in onderpand: Vlissingen, Rammekens en Den Briel (ZH). De lening op deze pandsteden kon in 1616 worden afbetaald. Na de verovering van Hulst in 1645 werd het gebied ten zuiden van de Westerschelde als militaire bufferzone beschouwd en als Generaliteitsland direct onder het bestuur van de Staten-Generaal geplaatst. De steden in dit gebied (Staats-Vlaanderen) hadden daardoor geen zetel in de Staten van Zeeland. De huidige staatkundige vorm kreeg Zeeland in 1814 toen de Zeeuwse eilanden met Staats-Vlaanderen tot één provincie werden samengevoegd. In 1805 was de Zeeuwse enclave Sommelsdijk op Goeree-Overflakkee al bij Zuid-Holland gevoegd. Hieronder volgt een karakterisering van het cultuurlandschap dat in Zeeland is ontstaan als gevolg van de bodemgesteldheid en het menselijk ingrijpen. Door de karakteristieke vorm van de provincie is het voor de hand liggend om tot de driedeling te komen zoals die ook is {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} gehanteerd bij het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), te weten: Noord-Zeeland, Midden-Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen. Van elke regio zullen de belangrijkste cultuurhistorische aspecten uiteen worden gezet. Deze worden aangevuld met thema's die voor de provincie als geheel van belang zijn. Begonnen wordt met Noord-Zeeland, bestaande uit de eilanden Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland. Hier worden tevens de verschillende, in de gehele provincie voorkomende, boerderijtypen behandeld, alsmede de Deltawerken. Bij de behandeling van Midden-Zeeland, bestaande uit de eilanden Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, is ook plaats ingeruimd voor de provinciale infrastructuur en de verdedigingswerken. Ten slotte komt Zeeuws-Vlaanderen aan de orde, waarbij tevens naar de nijverheid in de gehele provincie wordt gekeken. Noord-Zeeland De regio Noord-Zeeland wordt begrensd door de Oosterschelde in het zuiden en de Grevelingen en het Krammer in het noorden. De oostelijke grens met Noord-Brabant wordt gevormd door het Schelde-Rijnkanaal en in het westen vormt de Noordzee de grens. De regio zelf bestaat uit de eilanden Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland. Slikken, schorren en bedijkingen In het gebied achter de oude duinen ontwikkelde zich vanaf de 3de eeuw een wijd vertakt krekensysteem met daartussen zowel onbegroeide buitendijkse gronden (slikken) als opgeslibde en begroeide buitendijkse gronden (schorren, gorsen of nissen). Door het vloedwater werd zand en slib aangevoerd dat bij het overstromen van de kreekoevers werd afgezet. Het grovere materiaal (zand en zavel) bezonk langs de flanken van de kreken. Verder van de kreken vandaan, op de uit veenafzettingen bestaande slikken en schorren, sloeg het fijnere materiaal (jonge zeeklei) neer. Gaandeweg slibden ook de kreken dicht en werd een groter gebied rijp voor bedijking. Wanneer een dergelijk gebied als oudlandpolder was ingedijkt, kwamen na verloop van tijd de dichtgeslibde kreken met hun zanderige ondergrond hoger te liggen dan de schorren. Het gewicht van de jonge zeeklei op de schorren en de ontwatering van de onderliggende veenlagen zorgden ervoor dat deze delen daalden en zo de lagere poelgronden vormden. Het gebied tussen Serooskerke, Nieuwerkerke en Kerkwerve vormt een uitzondering, omdat hier oude zeeklei aan de oppervlakte komt. Er was praktisch geen afdekking met jonge zeeklei en het hier afgezette veen verdween nagenoeg geheel als gevolg van de moernering. Overal in de poelgronden van de oudlandpolders deed men aan moernering of darinkdelven, waarbij via een in de kleiafzetting gegraven gat het onderliggende veen (darg) aan de oppervlakte werd gebracht. Ter plaatse van de dichtgegooide gaten vormden zich vaak drinkkuilen. Het resultaat was een ‘hollebollig’ perceel. Door latere ruilverkavelingen zijn hiervan enkel in Zuid-Beveland zichtbare resten overgebleven. Vanwege de bodemdaling en daarmee het afnemen van de geschiktheid van de grond voor landbouwgebruik, werd de moernering in 1477 verboden. Tussen 1000 en 1200 vond aan de kust vorming van jonge duinen plaats. Hier lag de in 776 voor het eerst vermelde havenplaats Westenschouwen, die later gedeeltelijk werd overstoven. Het op deze duinen aansluitende gebied tot aan Zierikzee (zuidoostzijde) en het latere Brouwershaven (noordoostzijde) werd in de 12de eeuw als één geheel bedijkt. De naam van dit gebied - Schouwen - houdt verband met de oude naam van de Schelde: Scaldis. De oudlandpolder van Schouwen werd aan de oostzijde begrensd door de Gouwe. Oostelijk hiervan bedijkte men vóór 1206 aan de zuidzijde de Polder Vierbannen van Duiveland en aan de noordzijde de Dreischorpolder. Deze uit drie ingepolderde schorren bestaande polder raakte bij de stormvloeden van 1287 en 1288 één schor kwijt (Sirjansland). Toen werd ook het Dijkwater gevormd, dat dit deel van Duiveland scheidde. Met de bedijking van de Oosterlandpolder (1354) werd Duiveland bijna twee keer zo groot. In 1468 volgde de aanhechting van de Bruinissepolder. Met de afdamming van het noordelijke deel van de Gouwe (Noordgouwepolder; 1374) kwam Dreischor aan Schouwen vast te zitten. Begin 15de eeuw werd het Sunnameer (Zonnemairepolder) met aangrenzende gebieden ingedijkt. Het zuidelijke deel van de Gouwe stond via het Dijkwater met de Grevelingen in verbinding, totdat Schouwen in 1610 door een dam met Duiveland werd verbonden. In 1873 bedijkte men een deel van het Dijkwater; het restant volgde in 1954. Vanaf de 15de eeuw nam de kusterosie toe. Ook deed het water van de Hammen zijn schurende werking. Aan de zuidzijde van Schouwen gingen telkens stukken polder verloren met daarin diverse dorpen, zoals Westkerke (1475), Clauskinderen (1511) en Brieskerke (1541). Ook het Schouwense Koudekerke ging uiteindelijk ten onder. In 1581 kwamen grote delen van dit dorp buiten de pal langs de kerk nieuw aangelegde dijk te liggen. Iets noordelijker van deze dijk werd in 1654 een inlaagdijk opgeworpen. De rest van het dorp kwam in een inlaag te liggen {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Bij de Plompetoren van het aan het eind van de 16de eeuw in de zee verdwenen Schouwense Koudekerke is aan de rechterzijde de inlaag zichtbaar==} {>>afbeelding<<} en werd opgegeven. Nu resteert enkel nog de oude kerktoren: de Plompetoren. Een inlaagdijk (of zorgdijk) dient als ‘achtervang’ voor een instabiele dijk, waarvan door onderspoeling een deel in zee kan afschuiven (dijkval). Zover is het echter bij de Plompetoren niet gekomen. Inlagen zijn ook zichtbaar op andere plekken, zoals de Flaauwersinlaag bij Serooskerke en de inlaag bij Ellewoutsdijk op Zuid-Beveland. Om te voorkomen dat door dijkval een hele polder onder water werd gezet, paste men scheidingsdijken toe; bij de smalle en langgerekte nieuwlandpolders heten ze schenkeldijken. Dat deze dijken noodzakelijk zijn, bleek in 1953 toen heel Schouwen onder liep. In 1953-'60 heeft men van Serooskerke naar Brouwershaven alsnog een scheidingsdijk aangelegd. Tholen bestond oorspronkelijk uit vijf in de 12de-13de eeuw bedijkte eilanden: de Poortvliet- en Mallandpolder, de Scherpenissepolder, de Schakerloopolder, de Oudelandpolder van Sint Maartensdijk en de Stavenissepolder. Ten westen van Schakerloo stroomde de Striene, die in 1220 door de Vrouwendijk werd afgedamd. Hierdoor ontstond de Vijftienhonderd-Gemetenpolder (1223), waarin de stad Tholen tot ontwikkeling kwam. De oostelijk hiervan gelegen Eendracht werd de hoofdstroom en vormde sindsdien de grens met Noord-Brabant (nu Schelde-Rijnkanaal). Een vergroting van Tholen volgde met de bedijking van de Oud-Vossemeerpolder (1411) en de Oudelandpolder van Sint Annaland (1476). Minder voorspoedig ging het met de Stavenissepolder, die in de stormvloed van 1509 onder liep en pas in 1599 werd herbedijkt. Inmiddels was al in 1556 de Pluimpot tussen Scherpenisse en Sint Maartensdijk afgedamd; het restant volgde in 1957. Anna van Bourgondië, die ook aan de bakermat van de polder en de plaats Sint Annaland stond, liet in 1487 de opwas van het latere Sint Philipsland bedijken. Na de stormvloed van 1509 werd dat gebied onbewoonbaar, maar in 1642 volgde de herbedijking. Aan de noordzijde hiervan ontstond in 1847 de Anna Jacobapolder. Het hele eiland werd vervolgens in 1859 door een dam met Noord-Brabant verbonden. Deze hield echter geen stand. Een definitieve verbinding volgde met de Slaakdam in 1884. Deze afdamming had tot gevolg dat veel meer water door het Zijpe stroomde, waardoor de dijken aldaar moesten worden verhoogd. Ten noorden van de {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} Slaakdam ontstond in 1908 de Prins-Hendrikpolder, die in 1971-'74 werd doorsneden bij de aanleg van het noordelijke deel van het Schelde-Rijnkanaal. Grondgebruik Op het gebied met oude zeeklei - het Platte van Schouwen - kwamen concentraties van grasland voor. In de Westhoek van Schouwen, op de overgang van klei naar zand, was de grond schraler en overheersten kleine percelen. Deze waren uitgevoerd als elzenmeten; stukken land omringd door een lage wal met sloot en om de vier meter doorsneden door greppels met daarlangs elzenstruiken. In deze streek waren relatief veel boomgaarden en na 1900 ontstond hier zowel tuinbouw als bloemen- en bloembollenteelt. In het Oudland van Schouwen-Duiveland en Tholen waren de kreekruggronden geschikt als bouwland en de poelgronden als grasland. Dit leidde tot een gemengd bedrijf, met akkerbouw op de hogere delen en veehouderij op de lagere delen. De nieuwlandpolders met hun zware kleigronden hadden vooral bouwland. Op de akkerbouwbedrijven werden exportgewassen geteeld. Vanouds waren dat graan en meekrap, maar deze werden - net als elders - eind 19de eeuw vervangen door aardappelen en suikerbieten. Diverse meestoven werden omgebouwd voor de verwerking van de cichoreiplant, waarvan uit de wortel namaakkoffie (peekoffie) werd gemaakt. Het vervoer van de bieten naar de suikerfabrieken stelde hogere eisen aan de wegen, die daarom werden begrind. De tramlijn van Burgh naar Steenbergen was eveneens belangrijk voor het vervoer van de suikerbieten. Ook op {== afbeelding Midden op de ruim uitgevoerde kerkring van Renesse staat de Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Tholen werd de bietenteelt van belang, aangevuld met de teelt van uien en bloemen (gladiolen). Op Sint Philipsland was de teelt van zilveruien van belang. Op Duiveland speelde de vlasbouw een relatief grote rol. Dreischor was hier vanaf de 19de eeuw het middelpunt van de vlasindustrie. In het zuidelijke deel van de Noordgouwepolder ontstonden vanaf de 17de eeuw bij het dorp Schuddebeurs diverse door Zierikzeese burgers gestichte buitenplaatsen. De oudste nog bestaande buitens, zoals Heesterlust en Welgelegen, dateren uit de 18de eeuw. In de 19de eeuw werd het door nieuwe aanplant een bosrijk gebied. De oorlogsinundaties van 1944-'45 werden in 1953 gevolgd door de nog veel grotere ramp van de stormvloed, waardoor vrijwel heel Schouwen-Duiveland, heel Sint Philipsland en een groot deel van Tholen onder water kwamen te staan. Het zoute water zorgde ervoor dat bomen afstierven en de bodem verzilt raakte. De in 1953 uitgevaardigde Herverkavelingswet Noodgebieden leidde tot radicale veranderingen in het landschap. Nadat de dijken waren gedicht, begon de aanleg van nieuwe wegen en waterlopen. De verzilte poldergebieden werden diepgeploegd en geëgaliseerd, de gemiddelde kavelgrootte werd verdrievoudigd en door verlaging van het grondwaterpeil kwam meer grond beschikbaar voor landbouw. Na enige decennia herstelde ook de omgeving van Schuddebeurs zich weer tot een lommerrijk gebied. Nederzettingen Zierikzee en Tholen zijn historisch gezien de belangrijkste steden van Noord-Zeeland. Zij ontleenden hun {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het dorp Dreischor vanuit de lucht, met in het midden de kerkring met kerkgracht en links de plaats van het kasteel Windenburg, waar sinds 1956 een burgemeesterswoning staat==} {>>afbeelding<<} belang met name aan hun havens, die respectievelijk via de Gouwe en de Eendracht met de Oosterschelde in verbinding stonden. Ook Brouwershaven en Sint Maartensdijk ontwikkelden zich dankzij hun havens tot een (smal)stad. Tot de oudste nederzettingen in dit gebied behoort Burgh. Daar werd in het laatste kwart van de 9de eeuw een ringwalburg gebouwd wegens de dreiging van Viking-aanvallen over zee. De op de kreekruggen in het Oudland gelegen kerkringdorpen - ook ringdorpen genoemd - zijn ontstaan rond een kerk en dragen vaak nog de aanduiding ‘kerk’ in hun naam. Om een vaak hoger gelegen kerkhof met kerk hebben zij een min of meer regelmatige cirkelvormige dan wel vierkante of rechthoekige straat. De gaafste kerkringdorpen, zoals Dreischor en Noordgouwe, bezitten tevens een kerkgracht. Andere voorbeelden van kerkringdorpen zijn Renesse, Noordwelle, Haamstede, Ouwerkerk, Kerkwerve en Nieuwerkerk. De opzet van Serooskerke (Schouwen) is een rechthoekige verbijzondering. Op het eiland Tholen is Poortvliet een kerkringdorp, evenals Oud-Vossemeer waar ook de binnenzijde van de kerkring gedeeltelijk is bebouwd. In de nieuwlandpolders kwamen vooral voorstraatdorpen tot ontwikkeling. Het centrale element daarvan is een loodrecht op de polderdijk gelegen straat - doorgaans Voorstraat geheten - met aan beide zijden gesloten bebouwing. In de grotere dorpen bevinden zich aan beide zijden parallel aan de voorstraat achterstraten met kleinere huizen en gebouwen voor opslag. Een verbijzondering van het voorstraatdorp ontstaat wanneer aan de polderzijde van de voorstraat een kerk met kerkring ligt. Deze dorpen worden voorstraatdorpen met kerkring of ook ringstraatdorpen genoemd. Op Schouwen-Duiveland is Bruinisse is een voorbeeld van een voorstraatdorp met (onvolledige) kerkring. Op Tholen zijn Scherpenisse en Stavenisse voorstraatdorpen en hebben Sint Annaland en Sint Philipsland ook een kerkring. Eenvoudiger van vorm zijn de dijkdorpen, zoals Ellemeet {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vanuit de lucht is goed te zien dat Sint Annaland een voorstraatdorp met kerkring is. De schuin naar rechtsboven lopende Voorstraat heeft de kerkring aan het ene uiteinde en de dijk aan het andere uiteinde. De oude haven is in 1960 gedempt en vervangen door de zichtbare nieuwe haven==} {>>afbeelding<<} en Scharendijke, en de soms midden in een polder geplaatste wegdorpen, zoals Oosterland en Zonnemaire. In de loop van de tijd zijn diverse nederzettingen verdwenen. Een aparte groep wordt gevormd door de Wüstungen; nederzettingen die tot slechts enkele huizen zijn vervallen. Vaak is er enkel een kerkhof of vliedberg bewaard gebleven. Looperskapelle en Brijdorpe zijn hier goede voorbeelden van, en op Tholen Schakerloo. Van recente oorsprong zijn de dorpen die zich onder invloed van het toerisme vanaf circa 1915 in de duinen hebben ontwikkeld, zoals Westenschouwen en Nieuw-Haamstede. Het ten westen van Nieuwerkerk gelegen dorp Capelle werd bij de Watersnoodramp van 1953 vrijwel geheel verwoest en nadien niet meer herbouwd. Boerderijen Het Zeeuwse landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de vele grote boerderijen. Een boerderij is een bij uitstek functioneel gebouw, waarin woon-, bedrijfs- en opslagfuncties zijn verenigd. Het is vrijwel onmogelijk om een sluitende indeling in boerderijtypen te geven, omdat deze zowel kan geschieden op functionele als op uiterlijke kenmerken, of op een combinatie van beide. Ook ouderdom, regio en sociale status spelen een belangrijke rol. Het navolgende is dan ook een behandeling op hoofdlijnen. Voor zover bekend is de boerderij Wilhelmina's Oord te Grijpskerke de oudste bakstenen boerenwoning in Zeeland. Het oudste gedeelte dateert uit het begin van de 16de eeuw. Later die eeuw kreeg het gebouw een tweedeling in de vorm van een kelder met opkamer en een (woon)keuken met haard. In 1589 bouwde men er haaks een gedeelte aan. De boerderij Heuvelhof te Baarsdorp heeft een vergelijkbare 16de-eeuwse kern. Een geheel afwijkende vorm had de Schouwse stolpboerderij met centraal gelegen tasruimte. Boerderijen van dit type werden {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De uit 1676 daterende boerderij Binnendijk 1 te Nieuw- en Sint Joosland heeft een woonhuis met een centrale ingang in de lange gevel en daarachter een middengang==} {>>afbeelding<<} gebouwd in het weidegebied op de oude zeeklei van Schouwen. Het laatste voorbeeld hiervan - te Kerkwerve - is helaas na de Watersnoodramp gesloopt. Na de 16de-eeuwse overstromingen en de daarop volgende herbedijkingen in de 17de eeuw ontstonden in de nieuwlandpolders grote, op de markt georiënteerde, boerderijen van een nieuw type. Het woongedeelte bestond uit een eenlaags en eenbeukig woonhuis met zadeldak. Hoewel soms aaneen gebouwd, waren schuur en woonhuis bouwkundig zelfstandige eenheden. In de forse driebeukige schuur bevonden zich zowel de tasruimte (grondtas in de middenbeuk) als de stalling voor de runderen (in de zijbeuken). De oudste voorbeelden van dit boerderijtype dateren uit het begin van de 17de eeuw, zoals de boerderij Kwistenburg te Kwadendamme. Een gedeelte van de schuur aldaar heeft ankerbalkgebinten, evenals de boerderij Kersenburg te Brigdamme. Voor de Zeeuwse eilanden blijken verder gebinten met ankerbalken ongebruikelijk en dekbalkgebinten gewoon; in Zeeuws-Vlaanderen komen ze beide voor. Zo heeft de 18de-eeuwse schuur van de boerderij Zuiderbruggeweg 27 te Heille bij Aardenburg een draagconstructie met dubbele ankerbalkgebinten. In eerste instantie hadden de woonhuizen van de boerderijen hun ingang in de kopse gevel, zoals te zien is bij de van 1700 daterende boerderij Heerenweg 28 te Noordgouwe (Schouwen-Duiveland). Op Walcheren begon men al eerder met de bouw van een ‘modern’ woonhuis met een ingang in de lange gevel en een centrale middengang, zoals bij de hoeve Binnendijk 1 te Nieuw- en Sint Joosland (1676). Het woonhuis van de boerderij Dorpsigt te Noordwelle is een laat-18de-eeuws voorbeeld van dit nieuwe type. {== afbeelding Bij de boerderij Aandijkseweg 6 te Zaamslag staat een goed voorbeeld van een grote 18de-eeuwse schuur met dwarsdelen, ook wel Zeeuwse schuur genoemd (1978)==} {>>afbeelding<<} De boerderijen op de vruchtbare Zeeuwse kleigronden kregen in de 17de en 18de eeuw steeds grotere schuren, die in de literatuur bekend staan als Zeeuwse schuren. Het belangrijkste kenmerk is dat ze dwarsdelen hebben (dit in tegenstelling tot de zogeheten Vlaamse schuren met een (zij)langsdeel in het omringde West-Brabantse en Zuid-Hollandse land). Deze driebeukige dwarsdeelschuren zijn bekleed met zwart geteerde, gepotdekselde houten planken en hebben (oorspronkelijk) een met riet of stro gedekt schilddak. Voor de constructie werd op grote schaal gebruik gemaakt van uit het Oostzeegebied ingevoerd grenenhout. De twee of drie dwarsdelen hebben aan de zijde van het erf een opgelicht dak ter plaatse van de corresponderende mendeuren (ook wel deeldeuren genoemd). Deze deuren heeft men veelal voorzien van een witte omlijsting en verder een klein venster (voor licht op de dorsvloer) en een klein deurtje (klinket). Nabij één van de korte zijden bevindt zich een stel wagendeuren (zonder opgelicht dak). Kenmerkend is dat de middenbeuk als grondtas voor de oogstopslag (ongedorst graan) diende en dat op de dwarsdelen het graan werd gedorst. Toen rond 1878 het dumpen van goedkoop graan uit Amerika een landbouwcrisis veroorzaakte, schakelden de Zeeuwse boeren op andere gewassen over, zoals aardappelen en suikerbieten. Deze gewassen werden niet in een schuur opgeslagen. Veel van de grote schuren met drie dwarsdelen heeft men vervolgens gesloopt of ingekort, zoals dat bij de boerderij Molenweg 9 te Zuidzande al in 1857 gebeurde. Dit nam echter niet weg dat rond 1890 toch nog enkele nieuwe boerderijen met dwarsdelen tot stand kwamen, zoals de boerderij 's-Heerenhoeksedijk 54 te 's-Heerenhoek en de Elsa Hoeve te Kloetinge. {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Interieur van de inmiddels verdwenen Zeeuwse schuur van de boerderij J. de Waalstraat 8 te Lamswaarde. De hier zichtbare dwarsdeel wordt links geflankeerd door de ruimte waar de oogst werd opgetast en rechts door een stalgedeelte (1980)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding De boerderij Hof Seemaerte te Kruiningen bestaat uit een vrijstaand woonhuis en een langgerekte schuur met drie stel mendeuren en een wagendeur, alle voorzien van witte omlijstingen (1973)==} {>>afbeelding<<} {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Een villa-achtig woonhuis met jugendstil-vormen heeft de boerderij Mon Génie te Brouwershaven uit 1911==} {>>afbeelding<<} Al die tijd bouwde men bij de kleinere boerderijen op de zandgrond van Zeeuws-Vlaanderen en in de duinen het woon- en het bedrijfsgedeelte in elkaars verlengde onder één dak. Bij boerderij De IJslander te Biggekerke (circa 1900) zit hier nog een lager middenlid tussen. In de Westhoek van Schouwen bloeide tussen 1900 en circa 1914 de bollenteelt. De bollenschuur Burghseweg 66 te Burgh (circa 1905) is hier een stille getuige van. Opmerkelijk zijn ook de kort na 1900 te Dreischor gebouwde houten vlasschuren. Eveneens na 1900 verrezen bij enkele boerderijen nieuwe villa-achtige woonhuizen. Het meest opvallende voorbeeld is de boerderij Stadszicht bij Tholen (1909), voorzien van een rijk uitgevoerd woonhuis met hoektoren en jugendstil-details. De villa-boerderij Mon Genie te Brouwershaven (1911) heeft een decoratief sierspant in chaletstijl. Te Sint Philipsland kwamen rond 1915 de villaboerderijen Broedershof en Hollandshoeve tot stand. Bij de bouw van andere moderne boerderijen hield men aan bestaande tradities vast. Zo kreeg de boerderij Oranjepolder bij Arnemuiden in 1924 een zeer langgerekte dwarsdeelschuur met vier mendeuren en vier wagendeuren. Minder groot, maar wel met een voor die tijd karakteristiek mansardedak, zijn de schuren van de boerderijen Veerstraat 26 te Zaamslag (circa 1925) en Vierdedijk 2 te Stavenisse (1928). De met dwarsdeel uitgevoerde boerderij Stenevate 9 te Heinkenszand werd in 1925 gebouwd en in 1934 vergroot. Tekenend voor de moderne agrarische ontwikkeling is dat deze boerderij in een uitbreidingswijk is komen te liggen; sinds 2001 dient de schuur als trouw- en vergaderzaal van de gemeente Borssele. Watersnoodramp en Deltawerken ‘Luctor et Emergo’ (Ik worstel en ontzwem) is niet voor niets het devies in het wapen van Zeeland. Geen van de Nederlandse provincies heeft zo met de zee geworsteld. Ook in de 20ste eeuw was die strijd indrukwekkend. De stormvloed van 1906, die met name polders op Tholen en in Zeeuws-Vlaanderen onder water zette, leidde tot een systeem van dijkverhogingen met zogeheten Muraltmuurtjes; omdat de dijken vaak niet zonder ingrijpende maatregelen verhoogd konden worden, plaatste men op de kruin betonnen dijkverhogingselementen. Tussen 1906 en 1933 werd een kwart van alle Zeeuwse zeedijken verhoogd op deze door ir. R.R.L. de Muralt van het Waterschap Schouwen bedachte wijze. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het dijkonderhoud verwaarloosd. Bij de bevrijding van het door de Duitsers zwaar versterkte Walcheren vernielden Engelse bommenwerpers op 3, 7 en 11 oktober 1944 de zeedijken bij Westkapelle, fort Rammekens en Veere. Het grootste deel van het eiland kwam hierdoor onder water te staan. Bij de drie dijkdoorbraken leidde het ongehinderd in- en uitstromen bij eb en vloed tot het uitslijpen van diepe kreken. Pas in 1945 konden deze stroomgaten worden gesloten. Bij de afsluiting van het gat bij fort Rammekens gebruikte men voor het eerst caissons: Phoenix-caissons. Deze afzinkbare zestig meter lange betonnen bakken waren in 1944 in Engeland gebouwd voor de aanleg van kunstmatige havens bij de landing in Normandië. Naast Phoenix-caissons werden ook de ruim elf meter lange Eenheidscaissons ingezet. In het licht van de strijd tegen het water en tegen de verzilting van het land had men al voor de oorlog ideeën over kustverkorting ontwikkeld. De afsluiting van de Brielse Maas (1950) was de eerste fase van een al in 1938 ontwikkeld plan. Ook de sluiting van de Braakman in 1952 - met gebruik van twee Phoenix-caissons - zorgde voor een aanzienlijke kustverkorting. Op 1 februari 1953 braken tijdens een noordwesterstorm in combinatie met springtij op veel plaatsen in Zuidwest-Nederland de dijken. De gevolgen waren desastreus; in Zeeland werden vooral Schouwen-Duiveland, Tholen, Sint Philipsland en de Bevelanden zwaar getroffen. Van de 67 geslagen stroomgaten bleken er vooral twee op Schouwen-Duiveland moeilijk te dichten. Bij Schelphoek had men één Phoenix-caisson en vele Eenheidscaissons nodig. Pas in de nacht van 6 op 7 november 1953 werd het laatste stroomgat bij Ouwerkerk met vier Phoenixcaissons gedicht. Eén van de - door het watergeweld thans scheefgezakte - caissons bevat nu het Museum Watersnood 1953 en een monument (2003; G. Romijn). De op 21 februari 1953 ingestelde Deltacommissie kwam al in mei met een eerste advies: het bouwen van een stormvloedkering in de Hollandsche IJssel (uitgevoerd 1954-'58). Vervolgens adviseerde de commissie de afsluiting van drie zeearmen: het Haringvliet, het Brouwershavense {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding In één van de vier caissons te Ouwerkerk is het Museum Watersnood 1953 gevestigd. De vier caissons werden in de nacht van 6 op 7 november 1953 gebruikt om het laatste door de Watersnoodramp geslagen stroomgat te dichtten==} {>>afbeelding<<} {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De in 1979-'86 gebouwde Oosterscheldedam is een pijlerdam met stalen schuiven, die voor een halfopen verbinding tussen de Noordzee en de Oosterschelde zorgt==} {>>afbeelding<<} gat en de Oosterschelde. In 1958 volgde de Deltawet, waarin het ‘Drie Eilandenplan’ was opgenomen dat voorzag in een verbinding van Walcheren en Noord- en Zuid-Beveland door middel van dammen. Begonnen werd met de Zandkreekdam (1957-'60) tussen Noord- en Zuid-Beveland, gevolgd door de Veersegatdam (1958-'61). Bij de sluiting gebruikte men hier voor het eerst doorlaatcaissons die in open toestand in het sluitgat werden geplaatst, waarna bij dood tij de schuiven werden gesloten. Een volgende stap was de aanleg van de Grevelingendam (1958-'65) tussen Bruinisse en Oude Tonge (ZH). Voor het dichten van het noordelijke stroomgat gebruikte men vanaf een kabelbaan geloste stenen. De Volkerakdam (1958-'70) vormde vervolgens de verbinding tussen Goeree-Overflakkee en Noord-Brabant. Met de Haringvlietdam (1956-'72) werd de eerste zeearm afgesloten, daarna volgden de Brouwersdam (1963-'72) en de Krabbenkreekdam (1973). Aan de afdamming van de Oosterschelde was al in 1965-'74 gewerkt. In 1976 viel echter het besluit om deze zeearm niet volledig af te dammen, maar om een doorlatende stormvloedkering te bouwen. Tussen 1979 en 1986 werd aan deze bijzondere pijlerdam met stalen schuiven gewerkt. Om een zoute, halfopen Oosterschelde mogelijk te maken, moesten aan de oostkant ‘compartimenteringswerken’ worden gebouwd in de vorm van de Philipsdam (1976-'87) en de Oesterdam (1977-'88). Beide waren tevens van belang bij de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal tussen Antwerpen en Rotterdam. Naast de aanleg van de diverse dammen werden de dijken langs de Westerschelde en elders in het land op Deltahoogte gebracht (waarbij veel Muraltmuurtjes zijn verdwenen). Ten slotte sprak koningin Beatrix op 4 oktober 1986 bij de opening van de Stormvloedkering in de Oosterschelde de woorden: ‘De Deltawerken zijn voltooid. Zeeland is veilig’. {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} Midden-Zeeland De regio Midden-Zeeland wordt begrensd door de Oosterschelde in het noorden en de Westerschelde in het zuiden. De grens met Noord-Brabant ligt iets ten oosten van het Schelde-Rijnkanaal; in het westen vormt de Noordzee de grens. De regio zelf bestaat uit de eilanden Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland. Bedijkingen Achter de oude duinen was al in de Romeinse tijd enige bewoning, getuige de in 1647 bij Domburg gevonden Nehalennia-beelden. Uit latere vondsten (1970-'72) bleek dat even ten noorden van Colijnsplaat een Romeinse tempel van deze lokale Germaanse godin had gestaan. In de transgressieperiode na de Romeinse tijd werd het gebied achter de oude duinen herschapen in een slikken- en schorrengebied met talrijke kreken. Na eeuwen van langzame opslibbing met jonge zeeklei ontstond hier vermoedelijk eind 6de eeuw een handelsnederzetting onder de naam Walcheren. In het laatste kwart van de 9de eeuw bouwde men drie ringwalburgen, waarvan de meest centrale uitgroeide tot de stad Middelburg. In Walcheren, maar ook in Zuid-Beveland, wierp men in de 11de-12de eeuw vliedbergen op als vluchtplaats bij wateroverlast; enkele daarvan zijn later opgehoogd tot kasteelmottes. De begin 12de eeuw gestichte Abdij van Middelburg speelde een belangrijke rol in de bedijking van het eiland Walcheren, die na de stormvloed van 1134 op gang kwam en gereed was vóór het jaar 1200. Tussen 1000 en 1200 vormden zich aan de kust jonge duinen, waarbij de ringwalburg van Domburg werd ondergestoven. Uit de 12de eeuw dateert de oudlandpolder genaamd ‘De Breede Watering Bewesten Yerseke’ in Zuid-Beveland. Ook de bedijking van het gebied rond Hoedekenskerke stamt uit die tijd. Op korte afstand hiervan volgden in de 13de eeuw bedijkingen van andere opwassen tot kleine eilanden, zoals het gebied bij Oud-Sabbinge en Wolphaartsdijk, alsmede de gebieden rond Ovezande en Heinkenszand. Gedurende de 14de eeuw groeiden deze kleinere eilanden uit door de bedijking van aanwassen. In de 15de eeuw nam de kusterosie toe. Wegens duinafslag moest bij Westkapelle meer landinwaarts een nieuwe kerk worden gebouwd en die van Zoutelande kwam bijna op het strand te liggen. De stormramp van 1511 was een voorproefje van wat met de vloed van St. Felix quade Saterdach in 1530 zou geschieden. Samen met de vloed van 1532 zorgde deze ervoor dat het hele gebied van Noord-Beveland en het eiland van Borssele voor lange tijd onder water kwamen te staan. Deze twee stormvloeden betekenden het definitieve einde voor oostelijk Zuid-Beveland. Ruim tien dorpen verdwenen volledig in de golven. De in 1374 met stadsrechten begiftigde stad Reimerswaal - gelegen nabij de huidige Bergsediepsluis in de Oesterdam - hield vooralsnog stand, maar na overstromingen in 1557, 1561 en 1563, en branden in 1558 en 1573, vertrokken in 1631 de laatste bewoners. Nadat tussen 1572 en 1577 geheel Midden-Zeeland in Staatse handen was gevallen, kwamen op tal van plaatsen bedijkingen en herbedijkingen tot stand. De Oud-Noord-Bevelandpolder viel in 1598 het eerst droog. De oude dorpen Wissenkerke en Kortgene, waarvan de kerktorens nog uit het water staken, vielen respectievelijk in 1652 en 1670 droog, waarna enkele andere nieuwlandpolders volgden. Eind 16de eeuw werd in Zuid-Beveland het gebied rond Kruiningen op de zee heroverd. Kruiningen werd het centrum van het gebied dat wel de staart van Zuid-Beveland wordt genoemd. Met de aanleg van diverse nieuwlandpolders werden de kleinere eilanden ten zuiden van Goes - in de zogeheten Zak van Zuid-Beveland - tot één gebied verenigd. Met de drooglegging van de Wilhelminapolder (1809) kwam ook het gebied rond Wolphaartsdijk aan Zuid-Beveland vast te zitten. Aan de oostzijde van Walcheren werden in de 17de eeuw met enkele offensieve bedijkingen nieuwlandgebieden op de Sloe veroverd. De aanleg van de Mortierepolder (1846) hechtte dit deel aan Walcheren vast. Na de afdamming van de Sloe (1871) volgde pas in 1949 de aanleg van de Quarlespolder, die Walcheren met Zuid-Beveland verbond. Bij de inrichting van het restant van de Sloe tot Sloehaven zijn daar in 1961-'62 nog enige bedijkingen uitgevoerd. Aan de andere zijde - in de staart van Zuid-Beveland - was al in 1773 de Reigersbergsepolder drooggelegd, in 1856 gevolgd door de Eerste-Bathpolder. Na de bouw van de Kreekrakdam (1867) kwam Zuid-Beveland met de Kreekrakpolder in 1923 aan Noord-Brabant vast te zitten. Ten zuiden daarvan volgde in 1971 de laatste Zeeuwse indijking. Plannen om bij de bouw van de Oesterdam (1977-'88) ook een deel van het verdronken land van Zuid-Beveland in te dammen vonden geen doorgang wegens het grotere belang dat men aan natuurwaarden was gaan hechten. Grondgebruik In het Oudland van Walcheren en Zuid-Beveland kwamen op de kreekruggronden zowel bouwland als hoogstamboomgaarden voor, de poelgronden waren bedekt met grasland (weiland en hooiland). In Walcheren leidde dit tot een gemengd bedrijf, met akkerbouw op de hogere delen en veehouderij op de lagere delen. De nieuwlandpolders met hun zware kleigronden waren vooral in gebruik als bouwland. De akkerbouwbedrijven teelden hier vanouds graan en meekrap als exportgewassen, maar {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Het kasteel Westhove te Oostkapelle is een van de weinige bewaard gebleven middeleeuwse kastelen op Walcheren en in heel Zeeland==} {>>afbeelding<<} deze werden - net als elders - eind 19de eeuw vervangen door aardappelen, peulvruchten en suikerbieten. In het gebied rond Middelburg lieten rijke burgers van Middelburg en Vlissingen vanaf de 17de eeuw riante buitenplaatsen aanleggen. De buitenhuizen Toornvliet en Ter Hooge op korte afstand van Middelburg getuigen hier nog van, evenals het huis Der Boede te Koudekerke. Het zwaartepunt van een verder van Middelburg gelegen kring buitenplaatsen lag bij de duinen van Oostkapelle, waar in die tijd eveneens diverse buitens werden gesticht. De 18de-eeuwse huizen Duinbeek, Overduin en Zeeduin behoren hiertoe, evenals het in opzet oudere kasteel Westhove. Midden 18de eeuw kende deze ‘Tuin van Walcheren’ zijn grootste bloei. De economische recessie aan het eind van de 18de en in het begin van de 19de eeuw leidde tot het verval en de sloop van verschillende buitens. De bossen werden gerooid en het land bestemd als bouw- en weiland. Het voor de oudlandpolders kenmerkende kleinschalige landschap is vooral nog herkenbaar in het gebied van de Zak van Zuid-Beveland. Dit gebied werd nauwelijks getroffen door de Watersnoodramp van 1953 en maakte geen deel uit van de ruilverkavelingen daarna. Kleine en onregelmatige verkavelingen met een middeleeuws karakter zijn goed zichtbaar in het gebied rond Nisse. De laaggelegen percelen worden vaak omzoomd door elzenstruiken en de weilanden hebben veelal een drinkkuil als zichtbaar restant van de moernering. Dit geldt ook voor de gebieden rond Sinoutskerke en Oudelande. In het lagere gebied rond het Kanaal door Walcheren overheerst grasland. De op sommige plaatsen in Midden-Zeeland voorkomende zanderige plaatgebieden bleken bij uitstek geschikt voor tuinbouw en fruitteelt. Vooral vanaf 1918 zijn deze cultures geïntensiveerd en uitgebreid. In Goes, Kapelle en Middelburg bracht men de producten via veilingen aan de man. Na de oorlog is de fruitteelt vooral in de staart van Zuid-Beveland verder tot ontwikkeling gekomen. Door de inundatie van Walcheren in 1944 stonden grote delen van dat gebied ruim een jaar onder water. Het zoute water zorgde ervoor dat de bomen afstierven en het natrium uit het zout zich verbond met de kleideeltjes tot {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} een structuurloze ‘natronklei’. Voor het herstel van deze bedorven kleigrond waren tonnen gips en kalk nodig. Bij de ingrijpende ruilverkaveling na de oorlog heeft men de bouwgronden diepgeploegd, geëgaliseerd en heringedeeld, waarbij de landbouwbedrijven een schaalvergroting hebben ondergaan. In de kustzone en rond de nieuw ontstane kreken werden bossen aangeplant. Samen met de bomen langs de wegen kreeg Walcheren pas na geruime tijd weer een begroeid karakter. Nederzettingen De oorsprong van Middelburg, de belangrijkste stad van Walcheren en tevens hoofdstad van de provincie, ligt bij de aanleg van een ringwalburg in het laatste kwart van de 9de eeuw. Het was de middelste van de drie toen op Walcheren opgeworpen burgen. De ringwalburg van het noordelijk gelegen Domburg (Duinburg) is later onder het duinzand verdwenen; die van Souburg (Zuidburg) {== afbeelding Vanuit de lucht is goed te zien dat zich ten oosten van het dorp Kloetinge een grote cirkelvormige structuur aftekent, de zogeheten Bijvanck==} {>>afbeelding<<} heeft men in 1994 in oude vorm hersteld. Bij de monding van de Arne ontstond de kleine stad Arnemuiden, die als voorhaven van Middelburg tot bloei kwam, maar net als Domburg in politiek opzicht tot de smalsteden hoorde. Veere en Vlissingen hadden evenals Goes, de belangrijkste stad van Beveland, wel stemrecht in de Staten van Zeeland. Dat gold ook voor Reimerswaal, totdat deze stad in de golven verdween. Op de kreekruggen in het Oudland verrezen kerkringdorpen. Op Walcheren zijn dit Serooskerke, Aagtekerke, Grijpskerke, Biggekerke, Koudekerke, Oostkapelle, Gapinge en Zoutelande; op Zuid-Beveland 's-Heer Abtskerke, 's-Heer Hendrikskinderen, Oudelande, Kapelle en Waarde. Bij Meliskerke en Ritthem bleef de kerkring onvolledig, terwijl bij Oud-Sabbinge het structurerende element - de kerk - begin 19de eeuw werd gesloopt. Bij de dorpen Nisse en Kloetinge in Zuid-Beveland is de ring aan de noordzijde uitgebreid met een rechthoekig plein voorzien van een vate. Te Kloetinge maken kerkring en plein deel uit van een grotere cirkelvormige structuur, de zogeheten Bijvanck, met daaraan deels op huisterpen gelegen boerderijen. Bij 's-Heer Arendskerke {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Deze oesterputten zijn karakteristiek voor het vissersdorp Yerseke==} {>>afbeelding<<} loopt de bebouwing van de ring door in een op een kreekrug gelegen haakse straat (Vermetstraat), waardoor het lijkt op een voorstraatdorp. Ook Wemeldinge is een hybride vorm, omdat de kerk op een vliedberg is gesitueerd en op enige afstand daarvan een langgerekte hoofdstraat (Dorpsstraat) loopt met parallelle achterstraten. De duidelijkste voorbeelden van voorstraatdorpen bevinden zich in de nieuwlandpolders van Noord-Beveland, zoals Kortgene en Wissenkerke. Colijnsplaat is een goed voorbeeld van een voorstraatdorp met kerkring, dit ondanks het feit dat men rond 1920 de kerkgracht heeft gedempt en de ring tot een vierkant stratenpatroon heeft omgevormd. Bij Nieuw- en Sint Joosland is een duidelijke vierkante kerkring aanwezig, maar slechts een bescheiden voorstraat (Kerkstraat). Eveneens opvallend van vorm is het in 1616 planmatig aangelegde polderdorp Borssele, dat een zeer ruim opgezet rechthoekig plein heeft met haaks daarop uitkomende straten. In Midden-Zeeland zijn ook enkele Wüstungen herkenbaar, zoals Hoogelande en Zanddijk op Walcheren en Eversdijk op Zuid-Beveland. Een eenvoudige opzet hebben dijkdorpen als Vrouwenpolder op Walcheren en Heinkenszand, Kwadendamme, Nieuwdorp, Ovezande en Krabbendijke op Zuid-Beveland. Centraler in de polder liggen de wegdorpen Kamperland, Westkapelle, Driewegen, Hoedekenskerke, Kruiningen en Rilland. 's-Gravenpolder heeft zich tot een langgerekt wegdorp ontwikkeld. Opvallend is het wegdorp Baarland, waarvan de Slotstraat is verbreed tot een langwerpige pleinvormige marktruimte. Tot de jongere dorpen met een regelmatige stratenaanleg behoren Wilhelminadorp en Hansweert. Yerseke met zijn oesterputten en havens heeft de karakteristieken van een vissersdorp. Onder invloed van het toerisme ontwikkelde Domburg zich vanaf 1837 tot badplaats en in 1866 verrees er een badhotel (afgebrand 1992). De arts en fysiotherapeut H.G. Metzger trok hier vanaf 1887 een kapitaalkrachtige cliëntèle. Het strand en de duinen oefenden ook een grote aantrekkingskracht uit op een groep schrijvers en kunstenaars rondom Jan Toorop, die vanaf 1897 regelmatig in Domburg werkte. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep de belangstelling voor Domburg terug en nam Vlissingen de fakkel over. Aan de westzijde stonden daar al het Badhotel (1878) en het Grand Hotel des Bains (1886). In 1936 volgde de bouw van een wandelpier, maar die moest in 1943 - samen met de genoemde hotels - wijken voor de aanleg van de Atlantikwall. Na de oorlog volgde een nieuwe bloei van het toerisme aan de Zeeuwse kust, waartoe achter de duinrand diverse bungalowparken verrezen, zoals te Zoutelande, Oostkapelle en Vrouwenpolder, maar ook in vergelijkbare gebieden van Zeeuws-Vlaanderen (Cadzand-Bad) en Schouwen (Haamstede, Renesse). Infrastructuur De eilandenstructuur van Zeeland maakte dat het transport over water een belangrijke rol speelde (en nog speelt). Vervoer over land was aanvankelijk sterk ondergeschikt aan vervoer per schip. In de 17de eeuw kwam daar enige verandering in. Zo werd in 1673 de weg van Zierikzee naar Nieuwerkerk aangelegd. Pas in de Franse tijd heeft men deze wegen uitgebouwd tot verbindingen over langere afstand. Belangrijk was de verbinding van Breda (en Bergen op Zoom) via Tholen naar het veer te {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Te Draaiburg bij Sluis bevindt zich nog de in 1886-'87 gebouwde tramremise voor de stoomtrams van de Stoomtrammaatschappij Breskens-Maldeghem==} {>>afbeelding<<} Gorishoek bij Scherpenisse. Aangekomen in Yersekendam volgde men de postweg naar Goes en vandaar - met een veer over het Sloe - naar Middelburg. Bij Scherpenisse liep de weg verder naar Stavenisse met een veer op Viane, waarna via Nieuwerkerk Zierikzee bereikt kon worden. Het laatstgenoemde deel was onderdeel van het traject van Bruinisse naar Colijnsplaat en verder via Veere naar Middelburg. Met het veer vanuit Vlissingen te Breskens aangekomen, kon men de in 1808-'18 aangelegde weg via Aardenburg naar Maldegem (B) nemen. Een tweede belangrijke weg in Zeeuws-Vlaanderen was die van het veer bij Walsoorden via Hulst naar Sint-Niklaas (B), aangelegd in 1809-'19. Het tussen de eilanden bestaande netwerk van veerdiensten werd vanaf het midden van de 19de eeuw met stoomboten onderhouden. Tussen Anna-Jacobapolder en Zijpe (Bruinisse) voer vanaf 1847 een stoomveerdienst. Vanaf 1864 voer er een stoomveerdienst van Middelburg via Zierikzee en Tholen naar Bergen op Zoom. Deze veerdienst over de Oosterschelde kwam in 1910 in provinciale handen en werd bekort tot de dienst Zierikzee-Katse Veer-Wolphaartsdijk. De veerdiensten over de Westerschelde waren al in 1866 in beheer bij de provincie. Men voer van Vlissingen via Breskens, Borssele, Terneuzen, Hoedekenskerke en Hansweert naar Walsoorden. In 1905 splitste men dit traject in drie delen. Voor het veer Vlissingen-Breskens werd te Breskens in 1927 een nieuwe veerhaven aangelegd en opnieuw in 1958. Het veer van Hansweert naar Walsoorden verplaatste men naar nieuwe veerhavens te Kruiningen en Perkpolder, respectievelijk in 1943 en 1938. Het veer tussen Hoedekenskerke en Terneuzen is sinds 1972 uit de vaart. Met de opening van de Westerscheldetunnel in 2003 is ook het veer Kruiningen-Perkpolder uit de vaart genomen en het veer Vlissingen-Breskens vervangen door een fiets- en voetveer. De aanleg van een spoorlijn tussen Roosendaal en Vlissingen werd van groot belang geacht voor de economische ontwikkeling van Zeeland. Voor het in 1868 geopende traject Roosendaal-Goes kwam in 1867 de Kreekrakdam tot stand. Pas na de voltooiing van de Sloedam (1871) volgde de opening van het tracé naar Vlissingen. In Zeeuws-Vlaanderen werd Terneuzen het begin van de spoorlijnen naar Gent via Zelzate (1869-1939) en naar Mechelen via Sint-Niklaas (1871-1951). In 1927 werd de ringlijn Goes-Hoedekenskerke-Goes geopend. Van deze lokaalspoorlijn bleef in 1934 slechts het tracé Goes-Hoedekenskerke via 's-Gravenpolder over. Met het verdwijnen van het veer naar Terneuzen in 1972 is ook dit baanvak gesloten. Momenteel rijden er toeristische stoomtreinen. Op Walcheren reed vanaf 1881 een stoomtram van Middelburg naar Vlissingen. Van belang voor het toerisme was de Stoomtram Walcheren, die van 1906 tot 1938 vanuit Middelburg diensten onderhield op Domburg. De Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij onderhield van 1900 tot 1953 een tramlijn die van Steenbergen via het veer Anna Jacobapolder-Zijpe naar Brouwershaven liep, en later tot Burgh (1915). Het meest uitgebreide tramnet bevond zich in Zeeuws-Vlaanderen. De eerste tramlijn (1887) liep van Breskens naar Maldegem (B) en had bij Draaibrug een zijtak naar Knokke (B). Een tram verbond vanaf 1891 ook Schoondijke met IJzendijke, waar een aansluiting was op de lijn naar Eeklo (B). De lijn uit Schoondijke werd vanaf 1914 van IJzendijke via Philippine doorgetrokken naar Sas van Gent. De tramlijn van het veer bij Walsoorden naar Hulst kwam in 1902 in gebruik en vanaf 1916 kon vanaf het veer ook Terneuzen per tram worden bereikt. In de jaren twintig ontstonden de eerste particuliere autobusbedrijven, waarna de busdiensten gaandeweg alle tramverbindingen vervingen. In Zeeuws-Vlaanderen zijn tussen 1946 en 1950 alle tramlijnen opgeheven. Al vanaf 1563 bestond er een kanaal van Gent naar Sas van Gent en vandaar via de Braakman naar de Westerschelde. Ter verbetering van deze vaarweg groef men in 1825-'27 het kanaal van Gent naar Terneuzen, dat in 1882-'85 en opnieuw in 1960-'68 werd vergroot. Een vergelijkbare verbinding van Brugge naar Sluis kwam niet tot ontwikkeling. Omdat voor de aanleg van de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen de Kreekrak en de Sloe werden afgedamd, waren alternatieve vaarverbindingen noodzakelijk. In 1866 was ter vervanging van de Kreekrakverbinding het Kanaal door Zuid-Beveland gereed gekomen. Hiermee werd de belofte in het Eindverdrag met België (1839) ingelost ten aanzien van een goede verbinding van Antwerpen met de Rijn. Als alternatief voor de Sloeverbinding werd in {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} 1867-'73 het Kanaal door Walcheren gegraven. Vanaf 1963 is er gewerkt aan een kortere verbinding tussen Antwerpen en de Rijn. Daartoe heeft men in 1970-'74 eerst de Eendracht gekanaliseerd en de Slaakdam doorgraven, waarna de Kreekrakdam door een brug is vervangen. Met de uitvoering van de Deltawerken heeft Zeeland zijn karakter van eilandenrijk verloren. De in 1965 geopende Zeelandbrug vormt een belangrijke schakel in de Zeelandroute van Goes naar Rotterdam via de Grevelingendam. Via de Oesterdam (1977-'88) is Tholen verbonden met Zuid-Beveland en na het gereedkomen van de stormvloedkering is in 1987 de Dammenroute geopend. Ook de ontsluiting van Zeeuws Vlaanderen is een feit met het openen van de Westerscheldetunnel (1996-2003) tussen Terneuzen en Zuid-Beveland. Verdedigingswerken Het oudste verdedigingswerk van Zeeland is het Romeinse castellum van Aardenburg (2de-3de eeuw na Chr.), waarvan men na de opgraving in 1955 de resten van de Porta Principalis zichtbaar heeft gemaakt (1990). Van de eind 9de eeuw aangelegde ringwalburgen zijn die van Domburg en Oostburg in de huidige bebouwing onherkenbaar; de burg van Middelburg is nog zichtbaar in het stratenpatroon. In 1994 in oude vorm hersteld is de burg te Oost-Souburg, maar het meest compleet bewaard is die te Burgh. In het Oudland van Walcheren, {== afbeelding Over het in 1867-'73 gegraven Kanaal van Walcheren bevindt zich te Oost-Souburg een draaibrug uit 1907, oorspronkelijk afkomstig uit Sluiskil==} {>>afbeelding<<} Zuid-Beveland, Tholen en Schouwen heeft men in de 11de-12de eeuw diverse vlied- of vluchtbergen opgeworpen. Een aantal daarvan vormde later de basis voor een kasteel, zoals de ‘Berg van Troye’ bij Borssele. Het hier gebouwde mottekasteel werd het stamslot van de heer van Borssele. Momenteel zijn er nog zevenendertig vliedbergen over; eenentwintig op Walcheren (bijvoorbeeld Gapinge, Biggekerke), elf op Zuid-Beveland (met name Wemeldinge, Baarsdorp), twee op Schouwen (bijvoorbeeld Elkerzee) en één op Tholen (Scherpenisse). Van de bijna zeventig Zeeuwse kastelen zijn er slechts enkele bewaard gebleven. Aan het kasteel van Haamstede, het slot Moermond te Renesse en het kasteel Westhove bij Oostkapelle zijn nog middeleeuwse resten zichtbaar. De huizen Ter Hooge (bij Middelburg), Der Boede (Koudekerke) en Duinbeek (Oostkapelle) zijn in de 18de eeuw gebouwd ter plaatse van oudere voorgangers. De grootste Zeeuwse steden kregen vanaf de 14de eeuw een ommuring. In Zierikzee zijn drie stadspoorten bewaard gebleven, mede doordat het de enige Zeeuwse stad is waar in de 16de-17de eeuw geen ombouw tot vestingstad is gevolgd. Door de toegenomen vuurkracht in de 16de eeuw voldeden de middeleeuwse stadsmuren namelijk niet meer en ging men van gebastioneerde aardwerken gebruik maken. Het vroegste voorbeeld - en tevens het oudste zeefort van Europa - is fort Rammekens, gebouwd in 1547-'56 op de strategisch belangrijke plek waar de Sloe in de Westerschelde uitkwam. Ten tijde van de Opstand werden bij de meeste steden in Noord- en Midden-Zeeland nieuwe vestingwerken aangelegd. Op Walcheren gebeurde dit bij Veere, Vlissingen, Arnemuiden {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Van de vele ten tijde van de Opstand in Zeeland gebouwde vestingen behoort Retranchement tot de best bewaarde. Aangelegd in 1604, diende het ter controle van het Zwin. Een vergelijkbaar fort als zichtbaar aan de onderzijde bevond zich ook aan de noordzijde, maar dat werd in 1682 door het Zwin verzwolgen==} {>>afbeelding<<} {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} en Middelburg na de verovering door Willem van Oranje in 1572-'74. Eind 16de eeuw kregen ook Goes, Tholen en Brouwershaven een gebastioneerde vesting. De strijd tegen de Spanjaarden spitste zich toe in Zeeuws-Vlaanderen. Terneuzen werd in 1583 door de opstandelingen veroverd en na de inname van Axel in 1586 werd het hele eiland van Axel Staats gebied. Vervolgens legden de Spanjaarden aan de zuidzijde van de Axelse kreek een keten van kleine forten aan tussen de oudere vesting Philippine (1505) en de stad Hulst. De Staatse troepen op hun beurt bouwden tegenover Philippine het Mauritsfort (1588). Met de campagne in 1604 van prins Maurits kwamen ook grote delen van West Zeeuws-Vlaanderen in Staatse handen, waaronder Sluis en Aardenburg. Ter controle van het Zwin werd de vesting Retranchement aangelegd. Gedurende het Twaalfjarig Bestand (1609-'21) versterkte men de stad IJzendijke. In 1633 veroverde prins Frederik Hendrik de vesting Philippine, maar het lukte hem pas in 1644 om Sas van Gent en in 1645 om Hulst in het Staatse kamp te brengen. Bij de Vrede van Münster (1648) kwamen de net boven Antwerpen aan weerszijden van de Schelde gelegen forten Lillo (1579) en Liefkenshoek (1582) in Staatse handen. Hiermee hield men de Schelde gesloten. Met het verdrag van Versailles in 1785 werden beide forten aan de Zuidelijke Nederlanden afgestaan. De controle op de Schelde werd overgenomen door het fort Bath (1785). Na de Engelse beschieting van Vlissingen (1809) versterkten de Fransen deze stad verder in 1810-'12. Ter verdediging van de Westerscheldemonding bouwde men verder bij Breskens het fort Imperial (later Frederik Hendrik genoemd). Ten gevolge van de Belgische Opstand (1830) kreeg Terneuzen in 1833-'38 nieuwe vestingwerken. Tevens verrees aan de overzijde van de Westerschelde het fort Ellewoutsdijk. Tijdens de mobilisatie aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werden bij Vlissingen vier G-kazematten gebouwd, waarvan er twee bewaard zijn gebleven. Ter afsluiting van Zuid-Beveland kwam de Bath-stelling tot stand en meer westelijk bij Kruiningen de Zanddijkstelling. De door de Duitsers in 1942-'44 langs de kusten van Noorwegen tot Frankrijk aangelegde Atlantikwall leidde ook in Zeeland tot ingrijpende werken. Rondom de havensteden kwamen de sterkste verdedigingwerken tot stand, zoals bij Vlissingen: Festung Vlissingen. Ter voorkoming van een aanval over land creëerde men het Landfront Vlissingen. Ook rond Breskens en op Schouwen werden verschillende bunkers gebouwd in de vorm van zogeheten Stützpunktgruppen. Kort na de oorlog zijn de meeste bunkers gesloopt, maar niet het Landfront Vlissingen, dat tot het best bewaarde complex in zijn soort behoort. In het kader van de naoorlogse verdediging heeft men in 1948-'52 langs de Westerschelde op regelmatige afstanden betonnen palen geplaatst als vaste punten voor de Mijnenuitkijkdienst (M.U.D.) om de positie van eventuele mijnen te bepalen. Te Vlissingen en bij Terneuzen staan nog enkele van deze M.U.D.-palen. Van het in 1953 in Nederland uitgewerkte stelsel van luchtwacht-uitkijktorens zijn in Zeeland exemplaren behouden bij Koewacht, Nieuw-Namen en Eede. Deze torens werden overbodig door de komst van de straalgevechtsvliegtuigen. Zeeuws-Vlaanderen De regio Zeeuws-Vlaanderen wordt in het noorden begrensd door de Westerschelde en in het westen door de Noordzee. Na de Belgische Revolutie (1830) werd in de Londense Protocollen van 1831 bepaald dat het gebied bij Nederland bleef en daarmee ook de monding van de Schelde. Na de bevestiging hiervan in het Eindverdrag met België (1839) bepaalde men tijdens de conventie van Maastricht in 1843 precies de huidige grens met België. De regio Zeeuws-Vlaanderen ligt relatief geïsoleerd ten opzichte van de rest van Zeeland en is daardoor meer op België georiënteerd. Bedijking en herdijking De ondergrond van Zeeuws-Vlaanderen bevat enkele pleistocene dekzandruggen, waarvan die bij Aardenburg de basis vormde voor een Romeinse vestiging. In de daaropvolgende transgressieperiode ontstond een krekengebied, waarna gaandeweg de hoger gelegen schorren aan de zee werden onttrokken. Bij Aardenburg gebeurde dit al in de 10de eeuw. Vanaf 1100 bedijkte men op grotere schaal de op- en aanwassen. De Vlaamse cisterciënzerkloosters van Ter Doest, Ten Duinen en Baudeloo speelden daarbij een belangrijke rol. Zo was Sint Kruis een uithof van het klooster Ter Doest, Kloosterzande een uithof van Ten Duinen en Lamswaarde van Baudeloo. Begin 12de eeuw werd het gebied tussen het Zwin en het Strijdersgat - het Eiland van Cadzand - bedijkt, in de 13de eeuw gevolgd door het gebied rond Groede. Zo ontstond een streek met daarin steden als Oostburg, Biervliet, IJzendijke en Aardenburg. Aan de oostzijde volgden in de 13de eeuw bedijkingen rond Kloosterzande. In het oostelijke deel waren Axel en Hulst de belangrijkste steden. Het hoogtepunt van de bloei van deze Zeeuws-Vlaamse steden, die deel uitmaakten van het rijke Vlaamse achterland, lag rond 1300. Het gebied ten westen van Boekhoute (B) behoorde toen tot het Vrije van Brugge, met daarin het Aardenburg-, het IJzendijke- en het Oostburgambacht. Het gebied ten oosten van Boekhoute {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De verzande monding van het Zwin is inmiddels een beschermd natuurgebied. Na enige keren te zijn weggespoeld staat de gietijzeren grenspaal met België nu iets verder landinwaarts==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Bij de Allerheiligenvloed van 1570 overstroomde het grootste deel van het Land van Saeftinghe. Delen daarvan zijn later weer ingepolderd, maar de rest vormt een bijzonder brakwatergebied met natuurlijk gevormde schorren en kreken==} {>>afbeelding<<} werd gevormd door de Vier Ambachten, te weten het Boekhouter, het Asseneder, het Axeler en het Hulster Ambacht (de eerste twee liggen tegenwoordig in België). Met de overstromingen aan het eind van de 14de eeuw kwam een abrupt einde aan deze middeleeuwse bloeiperiode. De stormramp van 1375 deed de Braakman ontstaan, die Zeeuws-Vlaanderen in tweeën deelde. De hierop volgende overstromingen in 1394 en 1404 reduceerden het gebied rond Biervliet tot een eiland. Ook de gebieden rond Groede en Cadzand werden opnieuw eilanden. Ten zuiden daarvan verbond de Passagegeul het Zwin met de Braakman. De Braakman liep aan de oostzijde door tot aan Sas van Gent en onderlangs Axel (Axelse kreek) tot aan Hulst. Van het eiland van Axel vormde het Hellegat de oostelijke begrenzing. Ten oosten daarvan lag het Hulster Ambacht, waarvan de Graauwse kreek de scheiding vormde met het Land van Saeftinghe. Dit laatste gebied, met daarin de plaatsen Namen en Casuwele, ging met de Allerheiligenvloed van 1570 verloren. Tijdens de Opstand belemmerden oorlogsinundaties het herstel van de eerder door de overstromingen in dit gebied aangebrachte schade. Gedurende het Twaalfjarig {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} Bestand (1609-'21) begon men met nieuwe bedijkingen, maar deze werken kwamen na 1648 pas echt goed op gang. De Zaamslagpolder (1648-'52) is een voorbeeld van zo'n ruim opgezette nieuwlandpolder. Met de bedijking van gebieden rond Philippine (circa 1700) kwam er aan de zuidzijde van de Braakman weer een landverbinding tussen Oost- en West-Zeeuws-Vlaanderen. Belangrijk was de afdamming van de Passagegeul in 1786-'88 door de Kapitale Dam ten zuiden van Biervliet en de Bakkersdam ten zuiden van Oostburg. In 1789 vielen bij Hulst de eerste op het Hellegat gewonnen polders droog en in 1926 volgde het laatste stuk. De uit de verzanding van het Zwin resulterende inpolderingen waren in 1873 voltooid. Met de herovering van het Verdronken Land van Saeftinge werd in 1805 begonnen. Bij de afscheiding van België bepaalde men hier de grens door vanaf grenspaal 270 bij Nieuw-Namen oostwaarts een denkbeeldige lijn te trekken tot de molen van Hoogerheide (NB). In 1897 en 1907 ontstonden de laatste Saeftingepolders. Het resterende natuurterrein vormt sindsdien een goed voorbeeld van een brakwatergebied met natuurlijk gevormde schorren en kreken. Ten slotte bedijkte men in 1912 en 1918 de uitlopers van de Braakman, waarna - net op tijd - in 1952 de laatste van de Zeeuws-Vlaamse kreken werd gesloten. Grondgebruik Ondanks latere ruilverkavelingen kennen de oudere polders op het Eiland van Cadzand, bij Groede en in het Hulster Ambacht nog steeds een vrij grillige blokverkaveling. De nieuwlandpolders hebben daarentegen grote rechthoekige kavels. Door de vele polders zijn er even zo vele binnendijken. Vaak zijn ze beplant met drie rijen ‘ondenkbaar ijle populieren’ die ‘als hoge pluimen aan de einder staan’. In de oude kreekbeddingen en de gebieden rond de Braakman liggen weilanden, op de rest van het Zeeuws-Vlaamse land vindt akkerbouw plaats. Tot ver in de 19de eeuw betrof dit vooral graan. Op de meer zanderige gronden langs de Belgische grens werd rogge verbouwd, afgewisseld met meekrap. Eind 19de eeuw schakelde men over op de teelt van aardappelen en vooral suikerbieten. De bieten werden aanvankelijk afgezet in België, maar vanaf 1899 in Sas van Gent verwerkt bij de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek (tot 1989). Vanouds werd vlas verbouwd. De introductie van de dauwrootmethode zorgde kort na 1900 voor een opleving in de vlasindustrie. Vooral na 1914 ontstonden verschillende vlasverwerkende fabrieken, die rond 1930 overschakelden op warmwaterroten. Ook ging men elektrisch aangedreven zwingelturbines gebruiken in het verwerkingsproces tot linnen. Restanten van vlasroterijen zijn te vinden te Eede (circa 1935) en Koewacht (1938). In de naoorlogse periode zijn in grote delen van Zeeuws-Vlaanderen ruilverkavelingen uitgevoerd. Momenteel worden de velden met suikerbieten, consumptie- en pootaardappelen afgewisseld door velden met peulvruchten, wortelen en uien. Nederzettingen De oudste stad in Zeeuws-Vlaanderen - en tevens in heel Zeeland - is Aardenburg, dat in de 2de eeuw is ontstaan als Romeins castellum. In de 9de eeuw bouwde men hier een ringwalburg en in de hoge en late middeleeuwen groeide Aardenburg uit tot een belangrijke bedevaartplaats. De eveneens 9de-eeuwse ringwalburg te Oostburg werd al vóór of in de 16de eeuw afgegraven. De steden Sluis en Hulst dankten hun bestaan aan de ligging aan een kreek, waardoor zij lange tijd als voorhaven konden dienen van respectievelijk Brugge en Gent. Dat gold ook voor Sint Anna ter Muiden, dat echter door plunderingen en de concurrentie van het nabijgelegen Sluis in de 15de eeuw tot een kleine landstad werd gereduceerd. De Allerheiligenvloed van 1570 maakte een einde aan de op zich al tanende bloei van Axel als voorhaven van Gent. De middeleeuwse steden Biervliet en IJzendijke waren al in 1404 door een stormvloed getroffen. Ten tijde van de Opstand werd in of nabij de resten van deze oude steden een vesting gesticht; de Spanjaarden deden dit in 1587 bij IJzendijke en de Staatse troepen in 1604 te Biervliet. Ook Axel werd als vesting herbouwd. Van Aardenburg kwam slechts een deel van de middeleeuwse stad binnen de nieuwe vesting te liggen. Terneuzen - momenteel de belangrijkste plaats van Zeeuws-Vlaanderen - dankt zijn bestaan vooral aan de uitbouw tot strategisch belangrijke vesting aan de Westerschelde eind 16de eeuw. Ook Philippine en Sas van Gent ontstonden in de 16de eeuw als vestingstad. De vesting Retranchement stamt van 1604. Het oudste dorp van Zeeuws-Vlaanderen is het in de 12de eeuw gestichte Cadzand, dat uiteindelijk de vorm kreeg van een onvolledig kerkringdorp. Het 13de-eeuwse dorp Groede ontwikkelde zich pas in de 17de eeuw tot een kerkringdorp, zij het met een groot rechthoekig plein. De meeste dorpen in Zeeuws-Vlaanderen hebben een lineair karakter, zoals de dijkdorpen Hoek, Zuidzande, Waterlandkerkje, Hengstdijk, Graauw en het zeer langgerekte Westdorpe. In de vanaf de 17de eeuw herbedijkte polders vormden zich wegdorpen, zoals Sint Kruis, Nieuwvliet, Lamswaarde, Ter Hole en Ossenisse. Vogelwaarde bestaat uit de parallelle wegdorpen Boschkapelle (west) en Stoppeldijk (oost). Op een oude dekzandrug liggen de wegdorpen Sint Janssteen en Zuiddorpe, dat een opvallend langgerekt en brinkachtig dorpsplein {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft. Kruiswegdorpen als Hoofdplaat, Zaamslag en het in 1944 verwoeste Schoondijke ontstonden op knooppunten van doorgaande wegen midden in de grotere nieuwlandpolders. Breskens is een havenplaats. Cadzand-Bad is een voorbeeld van een jonger dorp, gesticht eind 19de eeuw onder invloed van het toerisme. Een afzonderlijke categorie vormen de grensdorpen waarvan de bebouwing over de landsgrens in Vlaanderen doorloopt, zoals te Eede. Sommige grensdorpen hebben de vorm van een dubbeldorp aangenomen, zoals Clinge/De Klinge, Nieuw-Namen/Kieldrecht en Koewacht. Het laatstgenoemde dorp kreeg pas in 1914 een zelfstandige Nederlandse parochie. Te Overslag is zelfs dat niet het geval; niet de kerk maar het raadhuis is daar het belangrijkste Nederlandse gebouw. Handel en Nijverheid Tot ver in de 19de eeuw was Zeeland een overwegend agrarische provincie. Handel en nijverheid concentreerden zich in de steden. Middelburg, Zierikzee en Veere hadden in de 15de eeuw belangrijke handelsrelaties met Engeland en Schotland. Na de Scheldeblokkade (1585) werd Middelburg de veruit belangrijkste handelsstad met {== afbeelding Vooral het westen van Zeeuws-Vlaanderen had sterk te lijden van de Tweede Wereldoorlog. Bij de herbouw van het Sluisse stadhuis heeft men het in 1798 afgebroken schepenhuis in hoofdvorm gereconstrueerd naast het middeleeuwse stadhuis met zijn forse belfort==} {>>afbeelding<<} kamers van de Verenigde Oost-Indische (V.O.C.) en de West-Indische Compagnie (W.I.C.). Niet toevallig is er een fort Zeelandia te vinden op Curaçao, in Guyana en te Paramaribo (dat enige tijd Nieuw Middelburg heette). Van de bij deze activiteiten horende V.O.C.-werf te Middelburg is evenwel nagenoeg niets bewaard gebleven. In de 14de en 15de eeuw kwam in Zeeland op uitgebreide schaal het darinkdelven voor. Men verbrandde hierbij het zouthoudende veen, waarna in de as het zeezout achterbleef. Dit veroorzaakte echter een voor de landbouw schadelijke daling van het grondwaterpeil en werd in 1477 verboden. De zoutwinning verdween daarna niet volledig, gezien de nog in 1840 gestichte zoutziederij te Hulst. Ook de visserij is in Zeeland vanouds een belangrijke bedrijfstak geweest, met een nadruk op schaal- en schelpdieren. Tot 1916 was Arnemuiden het centrum van de garnalenvisserij. De mosselvangst werd in 1870 gereglementeerd, {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De meestoof ‘Nederland’ bij 's-Heerenhoek werd rond 1840 gebouwd en is een zichtbaar restant van de verwerking van de ooit bloeiende meekrapteelt==} {>>afbeelding<<} waarbij in pacht percelen visgrond werden uitgegeven. Tot 1952 was in Zeeuws-Vlaanderen Philippine belangrijk voor de mosselvisserij. In 1964 kwam er een eind aan de mosselvangst in Bruinisse, waarna Yerseke overbleef als centrum van de mosselvangst en oesterteelt. De vruchtbare Zeeuwse klei was bij uitstek geschikt voor het verbouwen van exportgewassen. In eerste instantie betrof het vooral graan, afgewisseld met peulvruchten en nijverheidsgewassen. Van dat laatste was de meekrap het belangrijkst. Uit de wortels bereidde men een rode kleurstof (rubia tinctorum) voor de textielindustrie. Voor het drogen van de wortels werden ‘krabeesten’ of meestoven gebouwd. In de periode 1850-'70 had alleen Schouwen-Duiveland al 32 meestoven. Na de uitvinding in 1868 van het synthetische alizarine voor het maken van rode kleurstof nam de teelt van meekrap sterk af. In 1910 was deze geheel verdwenen, evenals de meeste bedrijfsgebouwen voor de verwerking daarvan. Graan werd vanaf de 19de eeuw verwerkt in meelfabrieken. De meelfabrieken te Middelburg en Sas van Gent zijn verdwenen, maar die te Walsoorden en te Zierikzee zijn bewaard. De laatstgenoemde heeft zich ontwikkeld tot een fabriek voor bakkerijgrondstoffen. Van bierbrouwerijen bevinden zich restanten te IJzendijke, Hulst en Westdorpe, alsmede twee poortjes van brouwerij ‘de Drye Tonnekens’ te Middelburg (1620). Na de Franse tijd werden pogingen in het werk gesteld om de nijverheid in de steden te stimuleren. In acht Zeeuwse plaatsen stichtte men katoenweverijen, waarvoor enkel te Zierikzee een nieuw gebouw verrees. Deze handweverijen bleken onrendabel en gingen alle in 1869 failliet. Beter verging het de in 1875 gestichte scheepswerf van de Koninklijke maatschappij ‘De Schelde’. Andere zware industrie werd geconcentreerd aan de kanaalzone in Zeeuws-Vlaanderen, waar in Sas van Gent naast de genoemde suikerfabriek een glasfabriek (1899) en een zetmeelfabriek (1911) staan en te Sluiskil een cokesfabriek (1911) en een stikstoffabriek (1929). Na de Tweede Wereldoorlog voltrokken zich in de industrie belangrijke veranderingen, waarbij de kleine traditionele nijverheid in snel tempo verdween en de (nieuwe) industrie bij Terneuzen en Vlissingen werd geconcentreerd. Met de stichting van de fabriek van Dow Chemicals (1962) bij Terneuzen en de E.P.Z.-kerncentrale (1969-'73) aan de Sloehaven tussen Vlissingen en Borssele begon voor de provincie Zeeland een nieuw tijdperk. {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} Steden, dorpen, monumenten {== afbeelding Zeelandbrug==} {>>afbeelding<<} {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} Aagtekerke (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug. De naam is afgeleid van St. Agatha, patroonheilige van de kerk, die in 1327 als de kerk van Sint Agatha voor het eerst wordt vermeld. Na 1850 kwam aan de weg naar Westkapelle enige lintbebouwing tot stand. Het dorp is recent enigszins uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsplein 6), oorspronkelijk gewijd aan St. Agatha, is een eenbeukige kerk met een aangebouwde consistorie en een toren van twee geledingen met haakse steunberen, achtzijdige traptoren en een achtkantige spits. De toren verrees in de 15de eeuw. Het schip met spitsboogvensters kreeg zijn huidige gedaante bij een verbouwing in 1625, toen ook het middeleeuwse koor werd afgebroken. Kosterij en zuidportaal dateren van 1770. Bij de restauratie van 1956 zijn de buitenmuren ontpleisterd en glas-in-loodramen aangebracht. Het interieur wordt gedekt door een tongewelf met zware houten trekbalken. Tot de inventaris behoort onder meer een preekstoel uit 1625. Opvallend is de in 1669 door Rombout Verhulst vervaardigde marmeren epitaaf voor Hendrik Thibaut, ambachtsheer en burgemeester van Middelburg, zijn vrouw Isabella Porrenaer en hun dochter Jacoba; alle drie in 1667 aan de pest gestorven. Het kerkhof is tot 1874 in gebruik geweest. Tegen de kosterij staat een in 1871 gebouwde, neoclassicistische tweeklassige openbare lagere school {== afbeelding Aagtekerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} (Dorpsplein 2), die van 1905 tot 1966 als raadhuis heeft gediend. De pastorie (Dorpsplein 47) werd in 1875 gebouwd naar plannen van J.H. Hanninck. De kerk van de Geref. Gemeente (Pekelingseweg 19) is een moderne zaalkerk, gebouwd in 1970 naar ontwerp van architect Kraaijeveld ter vervanging van een voorganger uit 1909. Woonhuizen. Oorspronkelijk eind 17de eeuw gebouwd als woonhuis met bedrijfsruimte is het dwarse huis Agatha (Dorpsplein 21). Onlangs heeft men de 19de-eeuwse bepleistering verwijderd. De ingangspartij is voorzien van een 18de-eeuwse classicistische omlijsting. Dorpsplein 5 is een voorbeeld van een klein 19de-eeuws gepleisterd dwars eenlaagspand met brede inrijdeur. Dorpsplein 27-29 is een woonhuis met losse werkplaats uit circa 1930. De windmolen (Molenweg 3), een kleine zeskantige houten grondzeiler, werd in 1801 gebouwd ter vervanging van een 17de-eeuwse standerdmolen. De ingesnoerde bovenbouw en de kap van deze rond 1995 gerestaureerde korenmolen zijn bekleed met dakleer. Boerderijen. In het dorp staan enkele 19de-eeuwse boerderijen, zoals Schoolstraat 4-6, met losse houten dwarsdeelschuur, en Schoolstraat 11, met een wit gepleisterd woongedeelte en een dwars aangebouwde houten dwarsdeelschuur. Aan de noordzijde van Aagtekerke ligt de boerderij Bergwegje 2-4, waarvan het eenlaags woonhuis stamt uit circa 1780 en is voorzien van een omlijste ingangspartij. Verder zijn er een houten wagenschuur uit 1897 en een grote dwarsdeelschuur met houten geveltop en geschubde windveren uit 1933. De boerderij Roosjesweg 8 heeft een vrijstaand dwars woonhuis uit 1910 (gedenksteen), met in het interieur onder meer een pronkkamer met een lambrisering van bruin-witte tegels, een kastenwand met bedsteden en een schouw van geschilderd hout. Ten westen van Aagtekerke ligt de laat-19de-eeuwse boerderij Hof St. Jan ten Heere (Prelaatweg 84) met een dwars eenlaags woongedeelte en een grote houten schuur. Deze boerderij staat mogelijk op de plaats van het vroegere koetshuis van de in 1875 afgebroken buitenplaats St. Jan ten Heere. Aardenburg (gemeente Sluis) Stad, gelegen op een hogere zandrug nabij de Eede, een zijarm van het Zwin. Rond 172 na Chr. bouwden de Romeinen hier een castellum, waar tot circa 275 Romeinse soldaten gelegerd waren. De hoofdassen van het castellum werden grofweg gevormd door de St.-Bavostraat en de Burchtstraat. De fundamenten van de in 1955 opgegraven Porta Principalis (Burchtstraat) zijn in 1990 gereconstrueerd. In de 9de eeuw hergebruikte men de bouwmaterialen van het castellum voor de bouw van een burcht, die in 966 wordt vermeld als de Rodenburg. Kort voor 1187 kreeg de nederzetting bij de burcht stadsrechten en ging deze Aardenburg heten. In 1299 werd een eerste omwalling aangelegd met vier poorten. De stad trad toe tot de Vlaamse Hanze en bloeide door de handel in turf en zout. De door de Gentse St.-Baafsabdij gestichte Bavokapel, maar vooral de Mariakerk, maakten Aardenburg in de 14de eeuw tot een belangrijke bedevaartsplaats. Aan het eind van de 14de eeuw was de grootste bloei voorbij; beducht voor overvleugeling door Aardenburg plunderden Gentenaren de stad in 1383, en opnieuw in 1452. Daarnaast kreeg de stad in de 15de eeuw te kampen met toenemende verzanding van de Eede. In 1580 werd de dubbele omwalling van de inmiddels grotendeels verlaten en vervallen stad ontmanteld. In 1583 vonden er in de omgeving inundaties plaats. In 1604 werd Aardenburg door prins Maurits veroverd. Hij liet in 1620-'25 onder leiding van Samuel Crop een vesting aanleggen. Meer dan de helft van de middeleeuwse stad lag buiten deze vesting, inclusief de kort na 1625 gesloopte Mariakerk (Oude Kerkstraat). Het gotische raadhuis aan de excentrisch binnen de vesting gelegen Markt werd in 1606 door een storm verwoest. De vesting weerstond in 1672 de Fransen. In 1688 werd de vesting opgeheven. Als gevolg van de aanleg van de Havenpolder (1813) verdween ook de haven van Aardenburg. Oorlogshandelingen in 1944 leidden tot de verwoesting van een belangrijk deel van de stad, met name aan de zuidzijde. De wederopbouw vond plaats naar plannen {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aardenburg, Binnenstad vanuit het oosten==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} van F.H. Klokke, waarna aan de westzijde tussen stad en Elderschans een woonwijk verrees. De (Herv.) St.-Bavokerk (St.-Bavostraat 5) is een driebeukige basilikale kruiskerk voorzien van een fors driebeukig hallenkoor met driezijdig gesloten hoofdkoor en recht gesloten zijkoren. Op de viering is een dakruiter geplaatst. Aan het westeinde van de noordbeuk staat een slanke toren van vier geledingen met een opengewerkte lantaarn. In 959 werd ter plekke een eerste kapel gesticht door de Gentse St.-Baafsabdij. In enkele bouwfasen groeide deze kapel uit tot een romaanse kruiskerk, die in 1202 door brand werd verwoest. In 1950-'53 zijn de fundamenten van de romaanse, klaverbladvormige koorafsluiting van deze kerk opgegraven. Begin {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aardenburg, (Herv.) St.-Bavokerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} 13de eeuw werd een - later verdwenen - vroeg-gotisch veelhoekig koor met zijkapellen gebouwd. Een nog zichtbaar gedeelte uit die periode is het onderste opgaande muurwerk van de - niet uitstekende - transept. Aan beide zijden van het transept bevindt zich een poortje tussen iets hoger geplaatste smalle vensters die met een rondboog zijn afgesloten. Rond 1220 voltooide men het transept en verrees het driebeukige schip, dat in Nederland het meest zuivere voorbeeld van de Scheldegotiek is. Zowel de vormgeving als het gebruik van Doornikse steen wijzen op invloeden uit Doornik (B). De verzwaarde pijler aan het westeinde van de noorderzijbeuk, overwelfd door een gewelf op zware ronde ribben, duidt erop dat aan die zijde een bescheiden toren was gepland. Kenmerkend voor de Scheldegotiek zijn onder meer het driedelige westvenster (dat bij de restauratie gereconstrueerd werd), de westingang met kraalprofilering en kleine knopkapitelen, alsmede de traptorens met stenen bekroningen aan weerszijden van de transeptgevels. Tussen 1266 en 1278 werd de Bavokapel een parochiekerk. Het langgerekte hallenkoor is een midden-14de-eeuwse uitbreiding. De recht gesloten zijbeuken daarvan zijn korter en smaller dan de middenbeuk; aan de oostkant van de zuidbeuk werd tevens een sacristie aangebouwd. Hoog-gotische vormen vertonen enkel nog de raamprofielen en enige kopjes onder het afsluitende boogfries van het middenkoor. Na het laat-16de-eeuwse krijgsgeweld werd de toren in 1607 gerepareerd en kregen het schip (1626) en de zijbeuken (1628) onder leiding van Samuel Crop weer een dak. De in 1630 aan de noordzijde van het schip toegevoegde consistorie (later kosterswoning) heeft men in 1667 vernieuwd. Verder herstel van de kerk vond plaats in 1646-'69: het koor werd voorzien van nieuwe venstertraceringen en een nieuwe kap (1659), de dakruiter werd geplaatst (gewijzigd 1751) en de toren kreeg een nieuwe bekroning (1646). In de toren hangen twee door Johannes Burgerhuys gegoten klokken (1647). Bij een verbouwing in 1852-'55 werd het koor geschikt gemaakt voor de hervormde kerkdienst. In 1944 raakte de kerk sterk beschadigd, waarna bij een storm in 1945 het bovendeel van de toren op de kerk stortte. Na voorlopig herstel in 1946 volgde in 1947-'56 een grondige restauratie naar plannen van E.P. Messer, begeleid door E.A. Canneman. Bij de restauratie werd Gobertangesteen toegepast in plaats van de Doornikse steen. Het zwaargehavende westportaal uit 1650 heeft men niet meer opgebouwd. Mede op grond van opmetingen uit 1909 werd de westelijke geveltop gereconstrueerd (met als datering in de top per abuis het jaartal ‘1649’ in plaats van het jaar 1669). Inwendig werd de kerkvloer verlaagd tot het niveau van een - gedeeltelijk teruggevonden - 13de-eeuwse plavuizenvloer. Schip en dwarsschip kregen een balkenzoldering. De dakruiter en een deel van de consistorie werden vernieuwd. Bij het herstel van het koor in 1951-'54 verwijderde men de stucgewelven uit 1852-'55, waardoor de vrijwel ongeschonden gebleven 17de-eeuwse bekapping zonder trekbalken in het zicht kwam. In 1954-'56 volgde de herbouw van de bovenste geleding van de toren met lantaarn en de sacristie. Het kerkinterieur heeft een voor de Scheldegotiek karakteristieke driedelige geleding. In de onderste zone een spitsboogarcade met pijlers, voorzien van knopkapitelen en opvallende vierkante {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aardenburg, (Herv.) St.-Bavokerk, interieur==} {>>afbeelding<<} fundamenten onder de zuilbasementen. De middelste zone wordt gevormd door het triforium bestaande uit een doorlopende galerij met gekoppelde zuiltjes voorzien van kleine knopkapitelen. Anders dan in andere Scheldegotiek-kerken heeft het triforium geen travee-indeling. De bovenste zone bestaat uit, op flinke afstand van elkaar geplaatste, smalle lancetvensters. Het triforium loopt door over de westgevel. Daar bevindt zich het (gereconstrueerde) uit drie gekoppelde lancetvensters bestaande westvenster. Een hoge spitsboog in de noordbeuk geeft de plaats aan van de verbinding met een vermoedelijk 14de-eeuwse kapel ter plaatse van de huidige consistorie. Bij de restauratie in 1949 zijn in het transept inwendig beschilderde 14de-eeuwse grafkelders gevonden, zoals die ook elders in West-Vlaanderen voorkomen. De lange zijden tonen wierookvaten zwaaiende engelfiguren of geometrische ornamenten, aan de korte zijden zijn voorstellingen van de Calvarie en/of Maria aangebracht. Enkele grafkeldertjes zijn in hun geheel uitgegraven en in de kerk opgesteld. De kerkvloer bevat diverse 15de- en 16de-eeuwse zerken, waaronder die voor de vrouw van Willem Jacobsz Horne († 1466), die met gotische motieven voor Anna Lauwereysdochter Zoete († 1512) en die met maniëristische vormen voor Bartholomeus de Backere († 1613). De uit circa 1760 daterende barokke preekstoel is van elders afkomstig en heeft twee koperen lezenaars (1777), gegoten door Johannes la Fort. Van het orgel dateert de rugwerkkast uit circa 1680 en is afkomstig van de R.K. kerk te Groessen (Gld); het orgel zelf is uit 1955. De Doopsgez. kerk ‘Het Lam’ (Weststraat 37) is een zaalkerk voorzien van een voorbouw en een ingangsportaal met torenvormige beëindiging. In 1636 kwam de kerk op initiatief van Christiaan van Eeghen als schuurkerk tot stand achter een woonhuis. De herbouw van deze kerk volgde in 1792-'93. Het gestukadoorde koofgewelf in Lodewijk XVI-vormen (met jaartal 1793) en de door Abraham Mortier vervaardigde preekstoel dateren uit die tijd. Het woonhuis en de aangrenzende gang werden in 1887-'88 vervangen door een vergaderzaal en ingangsportaal, uitgevoerd in neorenaissance-stijl naar ontwerp van K. Stoffels. De R.K. O.L. Vrouwe Hemelvaartkerk (Weststraat 80) is een driebeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor, koepeltoren en dakruiter, en een ingebouwde westtoren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze kerk in vroege neogotische stijl verrees in 1850-'51 naar plannen van P. Soffers. In 1924-'25 werd het koor vervangen door een oostpartij met transept en koepeltoren naar ontwerp van J. van Groenendael. De kerk liep in de Tweede Wereldoorlog schade op, die in 1947 is hersteld. Inwendig heeft de kerk een wit gepleisterd schip met pijlers die gestukadoorde houten kruisribgewelven dragen en een in schoon metselwerk uitgevoerd koor. Tot de inventaris behoren een preekstoel en kruiswegstaties uit circa 1855 en altaren en een communiebank uit circa 1925. Tegelijk met de kerk verrezen de wit gepleisterde pastorie (Weststraat 84) en het voorm. klooster (Weststraat 82), {== afbeelding Aardenburg, R.K. O.L. Vrouwe Hemelvaartkerk, koorzijde==} {>>afbeelding<<} {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Aardenburg, Burgerweeshuis==} {>>afbeelding<<} dat tot 1955 als zodanig dienst deed. De Geref. kerk (Sassenstraat 1-3) is een moderne zaalkerk, gebouwd in 1969 ter plaatse van een voorganger uit 1928. Het voorm. burgerweeshuis ‘De Meiboom’ (Weststraat 22-24) werd in 1624 opgericht. Het dubbele diepe pand met trapgevels en natuurstenen onderdelen verrees in 1631. Het rijkste onderdeel is de in maniëristische stijl uitgevoerde zandstenen poortomlijsting met een wapen in het boogfronton. Na de sluiting van het burgerweeshuis in 1929 is het gebouw gerestaureerd in 1949. Het voorm. burgergasthuis (Oude Kerkstraat 7) ontstond uit het middeleeuwse St.-Jansgasthuis. Het dwarse pand aan de straatzijde bevat mogelijk nog oude delen. Interessant is het hierachter staande gepleisterde tweelaags gebouw in eclectische vormen, dat in 1892 tot stand kwam als tehuis voor oude mannen en vrouwen. Na de opheffing van het gasthuis in 1929 zijn de gebouwen ingericht als garagebedrijf. De Kaaipoort of Westpoort (bij Weststraat 90) is een restant van de in 1620-'25 aangelegde vestingwerken. Deze lage poort in maniëristische vormen heeft aan de landzijde pilasters met de wapens van de Generaliteit en de stad en aan de stadszijde simpele toskaanse pilasters. Het wachthuis met dakruiter en wijzerplaat dateert van 1650. De dakruiter heeft men bij een restauratie in 1890 vernieuwd; de beide lage aanbouwen kregen in 1926 elk een doorgang voor voetgangers. Het brandspuithuisje annex cachot (Markt 2) is een eenlaags gebouw met traptoren, gebouwd in 1888 in neorenaissance-stijl naar plannen van J.A. Frederiks. De paardenstal met neorenaissance-details van de naastgelegen marechausseekazerne (Markt 4) van 1895 is bewaard gebleven. Het voorm. postkantoor annex directeurswoning (Weststraat 44-46) is een fors pand uit 1903 met trapgevels en neorenaissance-elementen. Het raadhuis (Markt 7), een breed tweelaags pand voorzien van pronkrisaliet (met stadswapen) en dakruiter, kwam in 1952 tot stand in sierlijke traditionalistische stijl naar plannen van J.A. Wentink ter plaatse van een voorganger van 1864. Scholen. De rond 1900 gebouwde drieklassige R.K. jongensschool (Brouwerijstraat 28) doet nu dienst als bakkerij. De voorm. openbare lagere school (Markt 6) is een L-vormige, zesklassige school, gebouwd in 1910-'11 naar ontwerp van J. van Baal. Sinds 1976 dient het pand als garage van Openbare Werken. De voorm. R.K. lagere Mariaschool (Peurssenstraat 49) is een vijfklassige gangschool uit 1949, die als zodanig is gebruikt tot 1972. Woonhuizen. Van vóór de aanleg van de vesting resteren slechts weinig huizen. Wel bevinden zich nog balklagen met 16de-eeuwse sleutelstukken in het forse dwarse herenhuis Tuimelsteenstraat 18 en zijn de parallel aan de hoofdvleugel lopende eenlaags achtervleugel met puntgevels, alsmede het haaks hierop staande achterhuis grotendeels 16de-eeuws. Bij een verbouwing in {== afbeelding Aardenburg, Kaaipoort==} {>>afbeelding<<} 1746 liet burgemeester Aernout Vermere de voorgevel iets naar voren plaatsen en het pand met een verdieping verhogen. Bij een volgende verbouwing rond 1800 kreeg het huis zijn huidige aanzien. Inwendig bevinden zich twee schouwen met beschilderde boezems, waarvan één met Lodewijk XVI-details. Uit het eerste kwart van de 17de eeuw dateert de Zwarte Haan (Weststraat 79), een diep huis met trapgevel en op de verdieping fraaie accoladebogen. Het uit 1646 daterende huis de Gouden Eikel (Weststraat 85) heeft geen topgevel meer, maar wel forse sierankers, guirlandes en een laat-maniëristische jaartalsteen. De later gepleisterde tuitgevel van Weststraat 75 bevat een gevelsteen {== afbeelding Aardenburg, Woonhuis Zwarte Haan==} {>>afbeelding<<} {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} met het jaartal ‘1645’. Ook andere panden in Aardenburg hebben een 17de-eeuwse kern, zoals Weststraat 90, Markt 28 en Weststraat 20. Hetzelfde geldt voor Weststraat 15 en Markt 27, die beide bestaan uit twee afzonderlijke diepe panden achter een jongere gevel. Mogelijk geldt dit ook voor het huis Markt 26 dat later een nieuwe kap kreeg. Een 18de-eeuws karakter hebben de dwarse woonhuizen Markt 24, Marktstraat 18 en Weststraat 63. Het gepleisterde huis De Roode Rooze (Weststraat 5) dateert van omstreeks 1820. Rond dezelfde tijd werd ook Weststraat 55 gebouwd; de later toegevoegde pui (circa 1910) in het linker deel vertoont jugendstil-details. Opvallend zijn twee forse gepleisterde panden met eclectische details en aangrenzende koetshuizen, te weten het herenhuis Weststraat 38, gebouwd in 1856 voor dokter C.V. van Oosterwijk Stern, en Weststraat 56 (circa 1855). Het rond 1895 gebouwde huis Markt 30 is uitgevoerd in neorenaissance-stijl. De villa Draaibrugseweg 7 (circa 1910) vertoont jugendstil-details; bij het woonhuis Weststraat 70 is de invloed van de jugendstil herkenbaar aan de voorgevel in metrotegels. Het simpele woonhuis Weststraat 34 is karakteristiek voor het traditionalisme van rond 1930. Voorbeelden van wederopbouw uit circa 1950 zijn Weststraat 8 (met gevelsteen uit 1646), Weststraat 47-49 en het {== afbeelding Sint Kruis bij Aardenburg, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} woon- en winkelpand Weststraat 86. De achtzijdige muziektent (Markt ong.) dateert van 1909 en is voorzien van boogvormige smeedijzeren versieringen, alsmede een bekroning in de vorm van een harp. De hardstenen gedenknaald (Markt ong.) werd in 1920 opgericht ter herinnering van de landbouwpionier G.A. Vorsterman van Oyen († 1915) en toont diens portret in reliëf. De R.K. begraafplaats (Westmolenstraat ong.) werd gesticht rond 1850. Interessante graftekens zijn het postament met pinakel voor F.B. Buysse († 1857) en de stèle met een treurende engel in art déco-vormen voor A.C.L. Haverland-Tanghe († 1933). De Elderschans (Herendreef 61), gelegen aan de westzijde van Aardenburg, is het restant van de in 1640 aangelegde Heilerschans. Die vierkante schans met ravelijn bleef tot 1762 in gebruik. Op het terrein liet burgemeester mr. P.C.J. Hennequin in 1885 naar plannen van J.A. Frederiks een forse villa in neorenaissance-stijl bouwen. In deze villa hebben met name het trappenhuis en de hal het oorspronkelijke karakter behouden. Koetshuis, paardenstal en dienstwoning zijn eveneens in neorenaissance-stijl uitgevoerd. Het park is aangelegd in late landschapsstijl. De boerderij Zuiderbruggeweg 27 te Heille, ten zuidwesten van Aardenburg, heeft een imposante met riet gedekte schuur voorzien van twee stel mendeuren. Inwendig bestaat de 18de-eeuwse draagconstructie uit dubbele ankerbalkgebinten. Sint Kruis. Dit wegdorp ten oosten van Aardenburg is ontstaan uit een wat zuidelijker gelegen uithof (ter plaatse van de huidige boerderij Spitsbroek) van het cisterciënzerklooster van Ter Doest. De parochie Sint Kruis wordt in 1296 voor het eerst vermeld. Een wat noordelijker gestichte kerk verdween in 1583 in de golven. Herdijking van het gebied volgde in 1651. De Herv. kerk (Schoolpad 2) is een eenbeukige, recht gesloten kerk met een robuuste en vrijwel ongelede toren met haakse steunberen. Deze toren met overwelfde benedenruimte dateert uit de 14de eeuw. In 1467 en 1483 werd de kerk aanzienlijk vergroot tot een driebeukige gotische kerk met koor en transept. De tijdens de Opstand voor een belangrijk deel verwoeste kerk werd in 1652 hersteld en ingericht als protestantse kerk, waarbij men enkel de toren en het schip gebruikte. De scheibogen tussen de gemetselde pijlers van het middenschip werden dichtgemetseld en het schip zelf iets ingekort en recht gesloten. Een verdere verbouwing volgde in 1872. In de Tweede Wereldoorlog opgelopen oorlogsschade heeft men hersteld in 1948-'49. Het interieur wordt gedekt door een vlak plafond. Tot de inventaris behoren een gedeeltelijk 17de-eeuwse preekstoel en een herenbank uit 1788. Van de grafzerken dateert de oudste van 1472. De voorm. openbare lagere school (Schoolpad 10) heeft twee klaslokalen en werd rond 1930 gebouwd. Eede. Dit grensdorp ten zuiden van Aardenburg ontstond in de 14de eeuw als het gehucht Coensdike bij een brug over de Ee. Het huidige dorp Eede verrees echter na de bedijking van het gebied in 1608, en werd in 1944 vrijwel geheel verwoest. Gebouwd rond 1890 (circa 1990 witgeschilderd) is het voorm. douanekantoor (Rijksweg 23), een eenlaagspand in chaletstijl met uitspringend middendeel. Rond 1925 uitgevoerd in zakelijk-expressionistische stijl is het woonhuis Rijksweg 14. De voorm. vlasroterij (bij Brieversweg 9) dateert uit circa 1935 en bestaat uit een voorbouw met ketelhuis en schoorsteen en veertien {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} rootkamers. Het rond 1948 door P. Roovers vervaardigde gedenkteken (bij Rijksweg 25) herdenkt de terugkeer op Nederlands grondgebied van koningin Wilhelmina op 13 maart 1945. De R.K. kerk Maria Hemelvaart (Dorpsplein 5) is een grote driebeukige basilikale kerk met koorapsis en een ongelede toren met vierkante lantaarn gebouwd in 1950-'51 naar een traditionalistisch ontwerp van J. en W. Oomen ter vervanging van een voorganger uit 1912-'13. Inwendig bevindt zich een fraai hoofdaltaar met ciborium uit de bouwtijd; in de lantaarn hangt een door de firma Eijsbouts gegoten klok (1913). De luchtwacht-uitkijktoren (bij Brievierstraat 31) werd in 1953 gebouwd in prefab-beton volgens het Raat-systeem uitgevoerd in Schokbeton naar een standaardontwerp van architectenbureau M. Zwaagstra. Naast de toren bevindt zich een bunker met ontluchtingsschacht. Van de tramlijn Aardenburg-Brugge is ten noordwesten van Eede het voorm. douanekantoor (Krakeelweg ong.) bewaard gebleven, een eenvoudig eenlaagspand uit circa 1904. Anna Jacobapolder (gemeente Tholen) Dorp, ontstaan na de drooglegging van de Anna Jacobapolder in 1847 en genoemd naar de vrouw van initiatiefnemer W.F. del Campo. Het eiland behoorde oorspronkelijk tot de gemeente Bruinisse en was van Sint Philipsland gescheiden door de Bruintjeskreek. In 1867 werd het bij Sint Philipsland gevoegd. Geref. kerken. De voorm. Geref. kerk Langeweg 40 is een kleine zaalkerk uit 1895 met spitsboogvensters in de voorgevel. In 1959 naar ontwerp van G. Steen en G. Tuinhof tot stand gekomen is de Geref. kerk Langeweg 49. Deze moderne zaalkerk met zadeldak heeft een vrijstaande - boven het ingangsportaal geplaatste - klokkentoren. De voorm. openbare lagere school (Langeweg 23), een drieklassige school in neoclassicistische vormen, werd in 1861 gebouwd door J. Elenbaas op initiatief van W.F. del Campo. In 1984 is het pand verbouwd tot woningen. {== afbeelding Anna Jacobapolder, Openbare lagere school==} {>>afbeelding<<} Woonhuizen. Kenmerkend voor de dorpsbebouwing zijn sobere dwarse eenlaagse huizen. Tot de oudste behoort het gepleisterde huis Langeweg 29 uit circa 1850. Eveneens van kort na de bedijking zijn de woonhuizen Noordweg 2-10 en 23-27. Boerderijen. Bij de meeste boerderijen staat het woonhuis vrij in het verlengde van een grote dwarsdeelschuur. 't Hof Rumoirt (Langeweg 53) is een van de eerste boerderijen die na de bedijking in 1848 werden gebouwd. De boerderij werd in 1884 herbouwd. De boerderij Lageweg 12 dateert uit circa 1885 en de boerderij Nicke (Lageweg 8) heeft een woonhuis uit circa 1890 met hoger opgetrokken middenrisaliet. De dwarsdeelschuur is van 1922. De voorm. maalderij (Langeweg 52) met schuur dateert van 1917. Het woonhuis is opgetrokken in kalkzandsteen en is voorzien van decoraties in rode baksteen. De eendenkooi (Noordweg ong.), gelegen ten noorden van Anna Jacobapolder, bestaat uit een kooiplas en enkele met riet omzoomde sloten en is als geheel door bebossing omringd. Op initiatief van jhr. P.H.A. Martini Buys en A.H. Brand werd deze kooi in 1882-'83 bij de restanten van enkele oude kreken aangelegd. De kooi is in 1984 hersteld. Sluis. Dit gehucht ten westen van Anna Jacobapolder is genoemd naar de daar aanwezige uitwateringsluis en is na 1900 ontstaan voor de huisvesting van het personeel van de Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij. De voorm. veerhaven (Rijksweg ong.) was oorspronkelijk een getijdenhaven van waaruit na de aanleg van de Anna Jacobapolder (1847) de veerverbinding met Zijpe werd onderhouden. De huidige haven legde men in 1900 aan voor het veer in de tramverbinding naar Brouwershaven. Die verbinding, de zogenoemde ‘bietenlijn’, bestond tot 1953. Het pontveer werd overbodig met de opening van de Philipsdam in 1988. De uitwateringssluis (Sluisweg ong.) van de Zijpesekreek heeft een bakstenen doorlaat en een gedenksteen uit 1847. Arnemuiden (gemeente Middelburg) Kleine stad, ontstaan in de 13de eeuw aan de monding van de Arne. Na twee maal door overstromingen te zijn verwoest, volgde in 1462 meer landinwaarts een nieuwe stichting aan de Oostdijk (nu Langstraat en Westdijkstraat). Arnemuiden bloeide als voorhaven van Middelburg en kreeg in 1574 stadsrechten van prins Willem van Oranje, waarna een omwalling aan de noordzijde werd aangelegd met drie bastions (Singel). Een eerste kapel werd in 1505 vervangen door een kruiskerk. Met de toenemende verzanding van de aan de zuidkant lopende Arne in de 17de eeuw verdween de welvaart en maakte de handel plaats voor (garnalen) visserij, waarvan de bloeiperiode in het midden van de 19de eeuw lag. In 1858 en 1865 werden respectievelijk de kerk en het stadhuis vernieuwd. Aansluiting op het spoor Roosendaal-Vlissingen volgde in 1872 en in 1873 kreeg Arnemuiden via het Arnekanaal verbinding met het Kanaal door Walcheren. Met de afsluiting van het Veerse Gat (1961) is de visserij naar {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnemuiden, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Arnemuiden, Herv. kerk, uurwerk in toren (1991)==} {>>afbeelding<<} Colijnsplaat verplaatst en is Arnemuiden vooral een forensenplaats geworden met uitbreidingswijken aan de oost- en noordzijde. De Herv. kerk (Markt 10) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een geveltoren met opengewerkte houten lantaarn en een naaldspits. Deze kerk met sobere en vroeg-neogotische elementen werd in 1858 gebouwd naar plannen van J. Bourdrez ter plaatse van een uit 1505 stammende voorganger. In de geveltoren bevindt zich een bijzonder astronomisch uurwerk met een wijzer die zowel het uur als de waterstand aangeeft en daarboven een aanduiding van de maanstand. Dit in 1589 door Jan Dircksz Coop uit Delft vervaardigde uurwerk is in 1957 gerestaureerd. In de toren hangen verder een door Peter Waghevens {== afbeelding Arnemuiden, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} gegoten klok (1518) en een in 1969 teruggeplaatst en in 1991 gerestaureerd klokkenspel met acht klokken van Pieter van den Ghein I (1554-'57) en één van Pieter van den Ghein II (1593), alsmede twee nieuwe klokken van de firma Eijsbouts. Overige kerken. De kerk van de Geref. Gemeente in Nederland (Burg. Langebeekestraat 16) is een zaalkerk met dakruiter en steunberen, gebouwd in 1951 in traditionalistische vormen naar ontwerp van G.J. van Beekum. De Geref. kerk ‘Eben Haëzer’ (Kerklaan 4), een moderne zaalkerk met gemeenschapszaal en vrijstaande toren, is in 1967 gerealiseerd naar plannen van G. Steen en G. Tuinhof. Het voorm. stadhuis (Langstraat 35) is een gepleisterd tweelaags pand met hoekpilasters, middenrisaliet en een gevelbeëindiging met kantelen. Het rijzige gebouw kwam in 1865 tot stand in Willem II-gotiek naar plannen van de Middelburgse stadsbouwmeester C. Krijger ter plaatse van een voorganger uit 1588. Het gemeentelijk gymnastieklokaal (Clazinastraat 1), opgetrokken in 1962 in een combinatie van traditionalistische baksteenmotieven en functionalistische vensterstroken, is een aardig voorbeeld van dit gebouwtype. {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Arnemuiden, Gemeentelijk gymnastieklokaal==} {>>afbeelding<<} Boerderijen. De boerderij Hof Nieuwlands Rust (Oudedijk 14) is met jaartalankers gedateerd ‘1787’ en bestaat uit een diep woonhuis met 19de-eeuwse aankapping en een aangebouwde forse 19de-eeuwse schuur. De boerderij Oranjepolder (Veerseweg 2) heeft een woonhuis met wolfdak uit 1904. De forse dwarsdeelschuur uit 1924 is voorzien van vier mendeuren en vier getoogde wagendeuren. Bij de boerderij hoort een 19de-eeuwse schaapskooi. In de nabijheid staat een mitrailleurstelling van het type ‘Tobruk’ uit circa 1943. De windmolen ‘Nooitgedacht’ (Molenweg 45) - tot 1928 ‘De Nijverheid’ geheten - is een achtkantige houten grondzeiler op houten voet. Deze korenmolen werd in 1736 gebouwd en brandde in 1977 af. Bij het herstel in 1981 heeft men de houten bovenbouw van een uit Grossheide (Oostfriesland, D) afkomstige stellingmolen gebruikt. Het station (Stationsplein 7) werd in 1871-'72 naar plannen van K.H. van Brederode aan de lijn Roosendaal-Vlissingen gebouwd als een station 5de klasse van de Staatsspoorwegen. De grenspaal (Nieuwlandseweg ong.) is een 18de-eeuwse hardstenen paal met een wapenschild en het opschrift ‘Nieuwerkerke Ambacht’ (waartoe Arnemuiden behoorde). Sinds 2000 staat het op de huidige plek. Kleverskerke. Dit gehucht ten noorden van Arnemuiden gesticht op een kreekrug en voor het eerst in 1251 vermeld, groeide uit tot een (onvolledig) kerkringdorp. De oorspronkelijke heerlijkheid werd in 1857 bij Arnemuiden gevoegd. Ter vervanging van een kerk uit 1670 verrees in 1862 de huidige Herv. kerk (bij Dorpsstraat 23), een recht gesloten zaalkerk met rondboogvensters en een houten geveltoren met naaldspits. Op het dak liggen Oegstgeesterpannen. De in traditionalistische vormen uitgevoerde pastorie (Dorpsstraat 23) dateert uit circa 1925 en de gepleisterde boerderij Oude Kleverkerkseweg 26 (met omlijste ingang) uit circa 1840. Nabij het in 1873 geopende Kanaal door Walcheren bevindt zich een Duitse bunker (bij Oude Kleverkerkseweg 36) uit 1943. Axel (gemeente Terneuzen) Stad, gelegen aan het Axelse Gat (Kreek) - een uitloper van de Braakman. Rond 1100 is er sprake van een aan St. Petrus gewijde kerk en rond 1200 van een kasteel van de heren van Axel (opgegraven 1963-'64). Als voorstad van Gent kreeg Axel in 1213 stadsrechten. Vanwege haar bloei als marktstad werd Axel rond 1380 en in 1452 door Gentse troepen geplunderd. Door de Allerheiligenvloed van 1570 kwam de stad met het aan de noordzijde gelegen Axeler Ambacht op een eiland te liggen. In 1586 werd het door Prins Maurits veroverd. De nieuwe vestingwerken, bestaande uit acht bastions en één ravelijn, waren in 1601 gereed. Als tegenwicht legden de Spanjaarden aan de zuidzijde van de Axelse Kreek een fortengordel aan. Aan de oostzijde ontstond in 1653 een polder en in 1790 volgde de inpoldering van de kreek aan de zuidzijde. In de Franse tijd werden de vestingwerken ontmanteld (in 1816 definitief opgeheven). Het in 1789 aangelegde havenkanaal kreeg in 1824 aan de westzijde een uitwateringssluis (de Axelse Sassing). Het in 1830 richting Hulst doorgetrokken kanaal werd vanwege de Belgische Opstand niet afgemaakt. In 1851 verdween de Axelse haven. Axel kreeg in 1871 aansluiting op de spoorlijn Terneuzen-Mechelen. Bij de bevrijding door Poolse troepen in 1944 liep de stad veel schade op. Na de Tweede Wereldoorlog is Axel aan de oost- en de westzijde uitgebreid. De R.K. St.-Gregorius de Grotekerk (Walstraat 31) is een eenbeukige kerk met recht gesloten koor en een geveltoren met frontalen, hoekpinakels en een achtkantige spits. De kerk werd in 1862-'63 gebouwd naar een vroeg neogotisch ontwerp van P. Soffers. In de toren hangen klokken gegoten door Pieter van den Ghein (1548) en A.L. van Aerschodt (1838). Het oorspronkelijke koor heeft men in 1925-'27 vervangen door een grotere oostpartij naar plannen van W. te Riele. Bij de modernisering rond 1965 is de oorspronkelijke inventaris verdwenen, behalve delen van de communiebank en de kruiswegstaties. Het interieur is in 1997 opnieuw geschilderd. Het kerkhof werd in 1874 gesticht. De Herv. kerk (Koestraat 2) is een eenbeukige kruiskerk met recht gesloten koor, aangebouwde consistorie en een toren van drie inspringende geledingen, waarvan de bovenste is bekleed met koper en voorzien van een kleine naaldspits. De middeleeuwse kerk werd begin {== afbeelding Axel, Herv. kerk (1967)==} {>>afbeelding<<} {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Axel, Woonhuis Markt 12-13==} {>>afbeelding<<} 17de eeuw door een nieuwe kerk vervangen. Het eenbeukige schipdeel daarvan verlengde men in 1734 en tegen dit schip verrees in 1865 een opvallend rijk gedetailleerde toren. In de toren hangt een door Nicolaas Greve gegoten klok (1717). Met uitzondering van de toren en twee aansluitende traveeën werd de kerk in 1923 gesloopt en vervangen door een grotere kruiskerk met expressionistische details. Tegen het torenbasement staan vijf 17de- en 18de-eeuwse grafzerken. Overige kerken. De Geref. kerk (Kerkdreef 21) is een kruiskerk met terzijde geplaatste toren. De eerste steen werd gelegd in 1899. De nieuwe voorgevel met toren werd in 1919 toegevoegd in rationalistische vormen, waarschijnlijk naar ontwerp van Tj. Kuipers. Momenteel is de kerk in gebruik als Geref. kerk Vrijgemaakt. De kerk van {== afbeelding Axel, Boerderij Nieuwendijk 90==} {>>afbeelding<<} de Geref. Gemeente (Weststraat 25) is een van 1936 daterende in de straatwand staande zaalkerk met ingangstravee, aan de zijkant afgesloten door een tentdak. De (Geref.) Ichtuskerk (Pironstraat 3), een sobere traditionalistische zaalkerk met terzijde geplaatste toren, kwam in 1953 tot stand naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Het raadhuis (Markt 1), een fors L-vormig pand met een traptoren en ingang in de binnenhoek, werd in 1938 in traditionalistische vormen gebouwd ter vervanging van een voorganger uit 1662. In de toren hangt een door Georgius Waghevens gegoten klok (1501). Het voorm. postkantoor (Noordstraat 11) is een fors tweelaags pand uit 1900. De dichtgezette brievenbus herinnert aan de oorspronkelijke functie. Momenteel is het in gebruik als streekmuseum ‘Het Land van Axel’. De voorm. marechausseekazerne (Bijlokestraat 20) is een sober vormgegeven pand met vooruitstekend middendeel, gebouwd in 1934 en oorspronkelijk bestaande uit drie woningen die later zijn verbouwd tot politiepost. De R.K. St.-Antoniusschool (Walstraat 31) dateert uit 1931. Deze zesklassige school vertoont expressionistische details. Woonhuizen. Enkele Axelse woonhuizen hebben een oudere kern. Het forse, gepleisterde dwarse huis Markt 12-13 heeft aan de linkerzijde een mogelijk laat-16de-eeuwse trapgevel. Het diepe huis Noordstraat 7, nu café ‘Graanbeurs’, heeft vermoedelijk een 17de-eeuwse oorsprong. Het huidige aanzien dateert uit circa 1910. In hoofdvorm 18de-eeuws zijn de dwarse huizen Noordstraat 20 en Noordstraat 38. Het eerste heeft een fronton boven de middentravee, het tweede 18de-eeuwse binnenluiken op de verdieping. Van neorenaissance-details en vergelijkbare baksteenversieringen boven de vensters voorzien zijn Stationsstraat 21 (1902) en Bastionstraat 34 (circa 1905). Het met trapgevel uitgevoerde diepe huis Stationsstraat 11 (circa 1910) heeft een voor de jugendstil karakteristieke gevel van witte geglazuurde steen. Rationalistische details vertoont het herenhuis Markt 5 (circa 1910) en chaletstijl-vormen zijn zichtbaar bij de herenhuizen Bastionstraat 36 (circa 1914) en Stationsstraat 3 (1917). De villa Wilhelminastraat 8 (circa 1930) heeft een voor het zakelijk-expressionisme karakteristieke erker met loggia daarboven. Het forse woon- en winkelpand Markt 2 dateert uit 1920 en had oorspronkelijk verkoopruimten op de begane grond en de verdieping. De tudorboogvormige baksteenversieringen boven de vensters en de pui met roetjesfries voorzien van gefacetteerd glas wijzen op late jugendstil-vormen. Boerderijen. De boerderij Nieuwendijk 90 werd in 1853 gesticht. Uit die tijd dateert de forse zwart geteerde {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} houten schuur met een geschulpte lijst onder de druipkanten en in witte verf geaccentueerde deuren. Ook het met jaloeziekasten boven de vensters uitgevoerde dubbele woonhuis stamt uit die tijd. De in 1893 gebouwde boerderij Eerste Verkorting 10 bestaat uit een neoclassicistisch eenlaags woonhuis, een dwarsdeelschuur, een open wagenschuur, een varkensschuur en een bakhuis. Ten noorden van Axel ligt de boerderij Vaartwijk (Magrette 2), waarvan het gepleisterde eenlaags woonhuis is voorzien van een kleine dakruiter en een sieranker met het jaartal ‘1680’. De bijbehorende houten schuur is 18de-eeuws. De windmolen ‘Stadsmolen’ (Molenstraat 20) is een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen werd in 1750 gebouwd op het voorm. bastion Vlissingen. De in 1911 onttakelde molen is rond 1998 in oude toestand hersteld. De watertoren (Kinderdijk 2) verrees in 1936 naar ontwerp van C. van Eck voor de Waterleidingmaatschappij Zeeuwsch-Vlaanderen. De ronde bakstenen toren in zakelijk-expressionistische stijl heeft een koepeldak en twee betonnen vlakbodemreservoirs. Het trafohuisje (Bijlokestraat 20) is een in zijn soort fors gebouw uit circa 1935 met smalle vensters, voorzien van glasstenen. De Oude Alg. begraafplaats (Burchtlaan ong.), gesticht in 1828, bevat enkele interessante graftekens, waaronder die voor burgemeester A.J. Paulus († 1869) en de grafsteen in hoefijzervorm voor P.J. van Dixhoorn († 1949). Er is een afzonderlijk veld met Poolse oorlogsgraven. Fortengordel. Ten zuiden van Axel bevinden zich de restanten van een door dijken met elkaar verbonden fortengordel, die vanaf 1596 door Spaanse troepen is opgeworpen. De voorm. forten St. Joseph, St. Livinus en St. Nicolaas zijn nog in het land zichtbaar. Het voorm. fort St. Jacob (Eerste Verkorting ong.) is gereconstrueerd tot het oorspronkelijke aardwerk in vierkante vorm. Met de verovering van Sas van Gent (1644) en Hulst (1645) verdween de strategische waarde van deze fortengordel. Baarland (gemeente Borsele) Wegdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een smalle kreekrug. Na de verwoesting van de eerste nederzetting in 1295 verrees een nieuw dorp. Baarland was een ambachtsheerlijkheid van de heer van Baarland met privileges voor een weekmarkt (1394) en tolvrijheid (1418). De langgerekte pleinvormige Slotstraat wordt aan de oostzijde afgesloten door een vate. Er zijn resten van twee kastelen bij het dorp. Baarland liep schade op bij de Geallieerde invasie van Walcheren in 1944 en bij de Watersnoodramp van 1953. De Herv. kerk (Slotstraat 3), oorspronkelijk gewijd aan St. Maarten, is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een ongelede toren met haakse steunberen, achtzijdige traptoren en een tentdak. Uit het midden van de 14de eeuw stammen de toren en het gotische koor. In de 15de eeuw kwam een driebeukige hallenkerk met dwarsschip tot stand, die in 1532 door brand werd beschadigd. Bij herstelwerk in 1774 heeft men de kerk verkleind tot de huidige eenbeukige vorm; ook werden de oorspronkelijke hoektorentjes bij de kerktoren gesloopt. De consistorie aan de zuidzijde van het schip is 19de-eeuws. Boven het ingangsportaal van de in 1955 gerestaureerde toren bevinden zich in een nis twee flesvormige schandstenen. {== afbeelding Baarland, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Deze zware stenen verbonden door een ketting werden als boetedoening bij een veroordeelde om de nek gehangen. Het kerkinterieur wordt gedekt door een houten tongewelf met beschilderde ribben. Het koor, dat een tijdlang dienst heeft gedaan als school, is afgescheiden met een 18de-eeuws beschilderd schot (Tien Geboden). Daarvoor staat een eenvoudige preekstoel uit dezelfde tijd. Het orgel met een orgelkast in Lodewijk XIV-stijl werd gebouwd door J.J. Moreau (circa 1760) en in 1786 geplaatst op een orgelgalerij in Lodewijk XVI-stijl. De Geref. kerk (Nieuweweg 3) is een recht gesloten zaalkerk met geveltoren en neorenaissance-details, gebouwd in 1912 naar plannen van J. Sterk. De in neorenaissance-stijl uitgevoerde pastorie (Nieuweweg 1) was al in 1905 tot stand gekomen. Raadhuizen. Het voorm. oude raadhuis Slotstraat 1 is een gepleisterd eenvoudig dwars eenlaagspand uit 1882. In 1939 bouwde men een nieuw raadhuis Schansstraat 1 met burgemeesterswoning, ontworpen in traditionele vormen door A. van Mons, dat als zodanig tot 1970 in gebruik is geweest. De ruïne van kasteel Hellenburg (bij Hellenburgstraat 2) ten westen van het dorp bestaat uit opgemetselde funderingen op een omgracht kasteelterrein. Het kasteel kreeg zijn eerste opzet in opdracht van Hendrik (of zijn zoon Jan) van Renesse, die in 1312 de goederen van Baarland van graaf Willem III in leen had gekregen, en is waarschijnlijk in drie bouwfasen voltooid. Na de verwoesting bij de stormvloed van 1477 werd het niet herbouwd. Bij de herverkaveling van het door de Watersnoodramp van 1953 getroffen gebied zijn in 1958 de funderingsresten te voorschijn gekomen. Het Hof van Baarland (Slotstraat 7) is het restant van het kasteel Baarland, waarvan het hoofdgebouw in 1838 is afgebroken. Het is onduidelijk of dit kasteel al in de 14de eeuw in opdracht van de familie Van Renesse werd gebouwd of pas tot stand kwam in de 16de eeuw. Het omgrachte kasteelterrein met siertuin is voorzien van een ommuring met hoektorentjes. In de noordoosthoek staat het huidige woonhuis, in feite een in 18de-eeuwse {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Baarland, Hof van Baarland==} {>>afbeelding<<} stijl gerestaureerd voormalig koetshuis met klokgevels. Rond 1990 is dit pand vergroot met een dwarse aanbouw. Buiten de omgrachting ligt een in vroege renaissance-stijl gereconstrueerde ommuurde kasteeltuin met omzoomde lanen en in het midden een zogeheten ‘waghen’, een loofgang met druiven, naar klassiek voorbeeld. Woonhuizen. Mogelijk laat-18de-eeuws zijn het dwarse huis Slotstraat 30, met gepleisterde gevel en opmerkelijk grote staafankers, en het diepe huis Slotstraat 22 met gepleisterde topgevel. Het onderkelderde herenhuis Slotstraat 6 is voorzien van een gepleisterde eclectische voorgevel (circa 1890) en heeft mogelijk een oudere kern. Bij het dwarse huis Slotstraat 31 (circa 1910) is de opgemetselde dakkapel uitgevoerd in chaletstijl. Boerderijen. De boerderij Schansstraat 12 bestaat uit een deels gepleisterd, onderkelderd 18de-eeuws woonhuis en een aangebouwde houten schuur met bakstenen brandmuur. Het deels met riet gedekte schuurdak is opgewipt boven de twee mendeuren. Verder is er een houten stal gedekt met Oegstgeesterpannen en met een zinken vorstkam. De boerderij De Steene Poort (Bakendorpseweg 2) heeft een van oorsprong mogelijk 18de-eeuws, maar in de 19de eeuw vernieuwd, woonhuisgedeelte. De aangebouwde houten schuur is voorzien van drie stel mendeuren. Op het erf staat een houten stal gedekt met Oestgeesterpannen. De vate aan de oostzijde van de Slotstraat is toegankelijk via een smalle helling (kille). Deze wordt geflankeerd door muurtjes met bakstenen pijlers waarop schilddragende leeuwen zijn geplaatst. De achtzijdige muziektent (nabij Slotstraat 35) dateert uit circa 1935 en heeft een bakstenen voet en een tentdak op houten kolommen. Het station (Industrieweg 1) ligt ten noorden van het dorp aan de in 1927 door de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland aangelegde lokaalspoorlijn. Het woonhuis met kantoor, het wachtlokaal en de goederenloods zijn gebouwd in traditionalistische vormen volgens een standaardtype. Biervliet (gemeente Terneuzen) Kleine stad, in 1183 voorzien van stadsrechten door Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen. Een stormramp in 1375 deed ten oosten van Biervliet de Braakman ontstaan en een storm in 1404 reduceerde het grondgebied tot een eiland. Uiteindelijk bleef van deze, ooit door de zoutproductie bloeiende stad met twee parochiekerken (Maria- en St.-Nicolaaskerk) met haven, slechts wat lintbebouwing langs de oude Gentsestraat over. Dit restant viel in 1572 in handen van de Watergeuzen. Ten noorden van de Gentsestraat legde men in 1604 een vijfhoekig bastion aan met de Markt als centrum. De vesting werd in 1688 opgeheven. Vanaf 1619 werden de omringende gronden gaandeweg weer ingedijkt en in 1700 kwam de dijk naar IJzendijke gereed. Met de aanleg in 1866 van de Elisabethpolder aan de oostzijde van Biervliet verdween de haven. Het restant van de Braakman heeft men in 1952 afgedamd. Bescheiden uitbreidingen volgden aan de noordoost- en de zuidwestzijde. De Herv. kerk (Kerkstraat 6) is een deels gepleisterde zaalkerk met portaal, traptoren en opengewerkte dakruiter, gebouwd in 1659-'60 door François Ritsaert met gebruik van materiaal van de middeleeuwse St.-Nicolaaskerk. De in 1944 verwoeste dakruiter heeft men in 1947-'48 herbouwd onder leiding van P. van Beveren. Het interieur wordt gedekt door een balkenplafond met korbeelstellen. Tot de inventaris behoren een preekstoel en doophek uit 1660. Cornelis van Barlaar vervaardigde in 1660 voor de kerk drie gebrandschilderde ramen. Een ervan toont het wapen en een portretmedaillon van stadhouder Willem III, een tweede toont het wapen van Zeeland en het raam van Biervliet heeft zes wapens en een beeltenis van Willem Beukelszoon. Tegen de kerk staat de voorm. {== afbeelding Biervliet, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} tweeklassige openbare lagere school (Kerkstraat 4) uit circa 1850, die na 1884 lange tijd als bewaarschool heeft gediend. De R.K. kerk Maagd Maria Onbevlekt Ontvangen (Noordstraat 46) is een driebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze neogotische kerk werd in 1857-'58 gebouwd naar plannen van P. Soffers, ongeveer ter plaatse van de verdwenen middeleeuwse Mariakerk. In 1925 werden aan de oorspronkelijk eenbeukige kerk zijbeuken toegevoegd. Het interieur is rond 1965 gemoderniseerd. De L-vormige neoclassicistische pastorie (Noordstraat 44) dateert uit circa 1857. Raadhuizen. Het voorm. raadhuis Burgemeester Maarleveldstraat 8 is een verhoogd gelegen, gepleisterd diep pand uit 1806 met bordestrap. Aan de voorzijde heeft het een hardstenen bordes van een voorganger van 1774. De bepleistering dateert van 1909. De aanbouw voor cachot en brandspuit heeft men in 1911 toegevoegd. De oorlogsschade is in 1948 hersteld. Het voorm. raadhuis Markt 10 is een breed tweelaags pand met luifel boven de ingang, uitgevoerd in 1953-'54 naar een traditionalistisch ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Vlakbij op de Markt staat het in 1958 door Ph. ten Klooster vervaardigde bronzen beeld voor Willem Beukelszoon († 1397), uitvinder van het haringkaken. Woonhuizen. Tot de oudste bebouwing behoren enkele in opzet 18de-eeuwse dwarse eenlaagspanden: Burg. Maarleveldstraat 15, Kerkstraat 11 (gepleisterd) en Molenstraat 7. Mogelijk eveneens een oudere kern heeft het brede tweelaags huis Markt 5. Vergelijkbaar van opzet, maar 19de-eeuws, zijn de gepleisterde panden Markt 13 (circa 1840), Burg. Maarleveldstraat 1 en 5-7 (beide circa 1860). Rationalistische details vertoont het woonhuis Hoogstraat 11 (circa 1914). De windmolen ‘De Harmonie’ (bij Molenstraat 9) is een beltmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap, oorspronkelijk in gebruik als olie- en pelmolen, later als korenmolen. Deze in 1967 en rond 1985 gerestaureerde molen werd in 1842 door I. Lybaart gebouwd als stellingmolen en in 1884 gewijzigd tot beltmolen. Biezelinge (gemeente Kapelle) Dorp, ontstaan in de late middeleeuwen aan een havenkom, die in 1717 werd afgedamd door de aanleg van de Schenkeldijk. Ten zuiden hiervan kwam in 1756 de Willem-Annapolder tot stand. Biezelinge ontwikkelde zich tot een wegdorp. Vanaf circa 1900 werd binnen de bestaande structuur enige nieuwbouw gerealiseerd. Nadien is het dorp uitgebreid in noordelijke richting tot aan de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen en vastgegroeid aan Kapelle. De Herv. kerk (Noordstraat 4) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een ongelede toren met een in een achtkant overgaande lantaarn met frontalen en spits. De neogotische toren verrees in 1877-'78 naar ontwerp van J.H. Hanninck. Erin hangen een 15de-eeuwse en een 16de-eeuwse klok (Peter Waghevens). Het schip met neorenaissance-details kwam in 1908 tot stand naar plannen van J. Verheul. Ter plaatse stond de kerk van het in 1246 door Wolfert van de Maalstede gestichte Jeruzalemklooster voor nonnen, dat vanaf 1529 als parochiekerk diende. Aan de achterzijde bevindt zich een nieuwe consistorie. Het wit gepleisterde interieur met banden in schoon metselwerk wordt gedekt door {== afbeelding Biezelinge, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Biezelinge, Pastorie Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} een houten tongewelf met trekbalken en met sjabloonschilderingen langs de randen. Tot de inventaris behoren een herenbank uit 1641 en een door de firma C. van Dam & Zn. gebouwd orgel (1909; gerestaureerd 1971). Aan de zuidzijde ligt het restant van het ommuurde oude kerkhof met het graf van predikant Adriaan van Deinse († 1851) naast een klein baarhuis. Het familiegraf van de familie Saaymans Vader omvat niet alleen de hardstenen grafzerk voor J.H. Saaymans Vader († 1842), maar ook die voor M.E. Pompe van Meerdervoort († 1842) en G.L. van Rijswijk († 1867), de twee echtgenotes van mr. P.H. Saaymans Vader, die zelf in Eversdijk begraven ligt. De voorm. pastorie (Marktplein 20), gebouwd in 1863 naar ontwerp van J.H. Hanninck, draagt sinds circa 1960 de naam ‘De Haven’. Dit gepleisterde neoclassicistische middenganghuis heeft een mezzanino en een hoger opgetrokken middenpartij met overstekende daklijst en gezaagde windveren, die het een vroeg chaletstijl-karakter geven. Overige kerken. De Chr. Geref. kerk (Nieuwe Kerkstraat 18) is een eenvoudig zaalgebouw uit 1917 met smalle rondboogvensters. De voorm. pastorie (Nieuwe Kerkstraat 16) dateert van 1922. De kerk van de Geref. Gemeente (Jufferswegje 31) is in 1952 gebouwd naar plannen van W. de Jonge. Woonhuizen. Voorbeelden van karakteristieke laat-19de-eeuwse woonhuizen zijn het van 1888 daterende diepe huis Eben Haëzer (Noordstraat 7) met ingezwenkte lijstgevel en getoogde vensters, het middenganghuis Noordstraat 3 met dakkapel en keperboog- {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} vensters (zijgeveltop), het dwarse huis Noordstraat 9 en de dubbele arbeiderswoning Noordstraat 11-13. Boerderijen. De boerderij Nieuwe Kerkstraat 6 heeft een deels gepleisterd 18de-eeuws woongedeelte met een aangebouwde houten schuur. Ten westen van Biezelinge liggen twee laat-19de-eeuwse boerderijen. Bij de hoeve Dijk Wel (Dijkwelseweg 21) is het dwarse woonhuis via een tussenlid verbonden met de schuur. Van hetzelfde type is de boerderij Dijkwelseweg 25. Het woonhuis vertoont echter neorenaissance-details in gele steen en de schuur is deels in hout is uitgevoerd. Eversdijk. Dit gehucht ten zuidwesten van Biezelinge ontstond in de 11de eeuw. Eversdijk verviel echter tot Wüstung. De middeleeuwse kerk werd in 1840 afgebroken. Het kerkhof resteert met onder meer de grafzerken voor P.H. Saaymans Vader († 1891) en Adriaan Meijaard en zijn echtgenote Johanna de Jager, die rond 1845 de hofstede Geerhoek in bezit hadden. Boerderijen. De eind 16de eeuw al vermelde hoeve ‘Geerhoek’ (Eversdijkseweg 7) werd in 1728 vergroot. Het woonhuis en het aangebouwde bakhuis zijn opgetrokken in gele baksteen. In het interieur bevinden zich 18de-eeuwse tegeltableaus. De houten schuur en wagenschuur zijn 19de-eeuws. De kleine boerderij Kerkhofweg 2 bestaat uit een gepleisterd, in oorsprong 18de-eeuws, woonhuis en een aangebouwde houten dwarsdeelschuur. Woonhuizen. Het herenhuis Eversdijkseweg 22 heeft een gepleisterde begane grond. In 1858 werd dit huis - een tot jachthuis verbouwde 18de-eeuwse boerderij - met een etage verhoogd en kreeg het zijn huidige aanzicht in opdracht van mr. P.H. Saaymans Vader. De oorspronkelijk dubbele arbeiderswoning Eversdijkseweg 9-11 is gebouwd rond 1900. Biggekerke (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug waar reeds vóór 1235 sprake was van een kerk. Rond 1850 was er hoofdzakelijk bebouwing aan de kerkring en langs de Dorpsstraat, {== afbeelding Biggekerke, Windmolen==} {>>afbeelding<<} de weg richting Koudekerke. Eind 19de eeuw vond verdichting van de bebouwing langs deze weg plaats. Bij een bombardement op 17 september 1944 werd het dorp zwaar getroffen. Recent is het dorp aan de zuidoostzijde uitgebreid. De Herv. kerk (Kerkplein 1) is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een gedeeltelijk ingebouwde toren van twee geledingen met haakse steunberen, gepleisterde blindnissen en een achtzijdige spits. De toren met stenen kruisribgewelf in de benedenruimte stamt uit circa 1400, evenals enkele delen van het koor. Het schip werd waarschijnlijk begin 17de eeuw in oude vormen herbouwd. Bij de restauratie in 1957 is aan de zuidzijde een nieuwe consistorie toegevoegd. Het kerkinterieur wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken. Tot de inventaris behoren onder meer een preekstoel met boogpanelen uit circa 1630 en een in 1896 geplaatst wapenbord. Op het kerkhof bevinden zich de grafkelder van J.T. Werndly Clinge († 1831) en zijn moeder († 1841), voorts het graf van K. Wielemaker († 1918), hoofd van de Chr. lagere school. Het voorm. raadhuis (Kerkplein 30) is een van oorsprong 18de-eeuws L-vormig hoekpand met rond 1860 deels in blokvorm gepleisterde gevels. De ingang is voorzien van een omlijsting met zijlichten en geprofileerde kroonlijst. Links hiervan bevindt zich een opkamer met kelder. De voorm. Chr. lagere school (Dorpsstraat 19-21) is rond 1925 gebouwd als een drieklassig schoolgebouw met onderwijzerswoning, uitgevoerd met zakelijk-expressionistische details. Woonhuizen. De oudste woonhuizen aan de kerkring zijn Kerkplein 21, een 17de-eeuws dwars huis men tuitgevels en een gepleisterde voorgevel, en Kerkplein 23, een 18de-eeuws dwars huis met gepleisterde voorgevel en steile zijtopgevels met vlechtingen. Rond 1900 gebouwd zijn de arbeiderswoningen Kerkplein 10-11 (met werkplaats) en het dwarse huis Dorpsstraat 36 met tegeldecoraties en een deurbovenlicht met levensboom. Voorbeelden van wederopbouwwoningen uit circa 1950 zijn Dorpsstraat 1-11 en Valkenisseweg 1-3. Boerderijen. Van de boerderij Dorpsstraat 23-25 dateert het woonhuis met gecementeerde gevels uit 1741 (jaartalankers). Valkenisseweg 32 is een goed voorbeeld van een boerderij met dwars aangebouwde houten dwarsdeelschuur (circa 1900). De van vrijstaande houten dwarsdeelschuren voorziene boerderijen Zoutelandseweg 3-9 zijn begin 20ste eeuw tot stand gekomen. Ten zuiden van Biggekerke ligt de rond 1900 opgetrokken boerderij De IJslander (Koudekerkseweg 12), bestaande uit een dwars woonhuis dat via een lager tussenlid verbonden is met een houten dwarsdeelschuur. De windmolen (Oostweg 4) is een ronde bakstenen grondzeiler met gepleisterde romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen werd in 1712 gebouwd in opdracht van het stadsbestuur van Vlissingen. De smederij Kerkplein 15 is een in opzet 18de-eeuws pand met gepleisterde gevel en een in 1996 naar oorspronkelijk ontwerp herbouwde houten travalje. Vliedbergen. In en om Biggekerke liggen enkele vliedbergen uit de 11de-13de eeuw, waarvan één bij Kerkplein 21 en twee aan de westzijde van de Koudekerkseweg ten zuiden van Biggekerke, alsmede één ten oosten van Biggekerke {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} bij het gehucht Krommenhoeke. De kapel van Hoogelande (Hogelandseweg ong.), gelegen ten oosten van Biggekerke, dateert in zijn huidige vorm uit 1964-'65. Dit gebouw met driezijdige sluiting en dakruiter is ontstaan bij de restauratie van de ruïne van het 14de-eeuwse koor van de waarschijnlijk 1572-'74 verwoeste middeleeuwse kerk ter plaatse. De restanten hiervan waren aangetast door de inundatie van Walcheren in 1944. Atlantikwall. Ten zuidwesten van Biggekerke in de duinen bij het gehucht Klein Valkenisse ligt het voormalig Widerstandsnest Carmen, gebouwd in 1943 door de Duitse landmacht als onderdeel van het Landfront Vlissingen. Het complex was aanvankelijk bedoeld als verbinding tussen de kustverdediging en het landfront, maar werd na de ingebruikname van het iets noordelijker gelegen Widerstandsnest Fledermaus ingericht als steunpunt voor een infanteriereserve. Hier bevinden zich nog delen van een zogeheten Höckerhindernisse, een tankversperring van drie rijen gewapende betonnen drakentanden. In 1944 werd het complex Carmen door de geallieerden ingenomen. Borssele (gemeente Borsele) Polderdorp, planmatig aangelegd in 1616 naar ontwerp van Cornelis Adriaensz Soetwater. Het betrof in feite de herdijking in 1615-'16 van het sinds 1530 overspoelde eiland Borssele, waarvan alleen een vliedberg waarop het mottekasteel van de heren van Borssele had gestaan boven water was gebleven. Het erbij gelegen dorp Monster verdween in de golven. Tot in de 18de eeuw werd het ten zuidwesten van de vliedberg herbouwde dorp eveneens Monster genoemd. Opvallend is dat de dorpsaanleg iets gedraaid ligt ten opzichte van de polderverkaveling. Centraal ligt een groot, met bomen beplant, rechthoekig plein met daaromheen een grotere rechthoek van singels, die via een assenkruis van straten met het plein in verbinding staat. Aan de noorzijde werd in 1620 een vate aangelegd (vernieuwd 1857). Pas {== afbeelding Borssele, (Herv.) Kleine Kerk==} {>>afbeelding<<} 1852 werd de kerk gebouwd en de bebouwing langs de singels en de aansluitende polderwegen kwam eerst vanaf het eind van de 19de eeuw tot stand. Na 1960 is het dorp aan de zuidzijde enigszins uitgebreid ten behoeve van de werknemers van de aan de westzijde gebouwde E.P.Z.-kerncentrale (1969-'73). Borssele is een beschermd dorpsgezicht. De (Herv.) Kleine Kerk (Plein 66) is een in 1849-'52 naar plannen van A. de Muijnck opgetrokken neoclassicistische zaalkerk met aangebouwde consistorie en een half ingebouwde toren met opengewerkte houten klokkenlantaarn. Overige kerken. De voorm. Geref. kerk (Westsingel 23) is een kleine eenvoudige zaalkerk uit 1846 met brede klokgevel en rondboogvensters. De voorm. kerk van de Geref. Gemeente (Oostsingel 14), een zaalkerkje uit 1914, bevat een orgel waarvan het instrument in 1794 werd gebouwd door J.P. Schmidt. De moderne zaalkerk met verenigingsgebouw van de Geref. Gemeente (Oostsingel 21) is circa 1980 gebouwd. Scholen. De voorm. openbare lagere school (Plein 3) is in 1862 gebouwd als een tweeklassige school met onderwijzerswoning en is tot 1958 als zodanig in gebruik geweest. De voorm. Chr. lagere school (Catelijneweg 9), een drieklassig schoolgebouw met aangebouwde onderwijzerswoning (Catelijneweg 11), dateert van 1913. Woonhuizen. Een van de oudste huizen van het dorp is het diepe huis Plein 1, uit 1639 (jaartalankers) met in de top van de gepleisterde puntgevel een kruiskozijn. Het pand is herberg geweest. Het deels onderkelderde, gepleisterde hoekpand Plein 28 heeft eveneens een 17de-eeuwse kern. Uit de 18de eeuw dateren het gepleisterde dwarse huis Plein 29 en het gepleisterde eenlaags middenganghuis Plein 58 met inwendig een betegelde kamer uit de bouwtijd. Voorbeelden van 19de-eeuwse dwarse eenlaagspanden zijn Plein 17 en Plein 26. Rond 1900 gebouwd zijn de dwarse huizen Weststraat 13 en Oostsingel 3 en het woonhuis met werkplaats Zuidstraat 6, alle voorzien van siermetselwerk in gele baksteen. Het forse herenhuis Plein 5 werd in 1883 in eclectische vormen gebouwd. Het viskot (Plein ong.) is een in oorsprong 19de-eeuws, maar na de oorlog herbouwd, bakstenen gebouwtje, dat aan één zijde is geopend met drie houten bogen. Daarboven bevindt zich een houten lijst met daarop drie houten vaasvormen met de tekst ‘hoort, ziet en zwijgt’. De achtzijdige muziektent (Plein ong.) dateert uit circa 1930 en heeft een bakstenen voet en een tentdak op houten kolommen. Boerderijen. De boerderij Zuidsingel 16 bestaat uit een dwars woonhuis van 1754 (jaartalankers) en een deels houten dwarsdeelschuur met rieten zadeldak. Buiten de dorpskom liggen enkele interessante boerderijen, zoals de rond 1725 ter plaatse van een 17de-eeuwse voorganger gebouwde boerderij De Witte Pauw (Korte Zuidweg 4). Het gepleisterde woonhuis heeft inwendig fraaie tegeltableaus uit de bouwtijd. Aangebouwd zijn een bak- en zomerhuis en een grote dwarsdeelschuur met houten voorgevel. De schuur heeft een afgewolfd en boven de mendeuren opgewipt rieten zadeldak. Ook bij de van 1765 (jaartalankers) stammende boerderij Klein Monsterhoek (Monsterweg 60) heeft het woonhuis inwendig een 18de-eeuwse betegeling. Verder zijn er een aangebouwde houten schuur met {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Borssele, Boerderij Klein Monsterhoek==} {>>afbeelding<<} rieten zadeldak, een houten wagenschuur en bak- en zomerhuis (1890). Aan de weg staan 18de-eeuwse hardstenen hekpalen. Bij Hof Reijgersberg (Kaaiweg 28) staat een grote houten dwarsdeelschuur (circa 1800) met een bakstenen achterwand. Het afgewolfde rieten zadeldak is opgewipt boven de mendeuren. De boerderij Ossenweg 6 heeft een 19de-eeuws woonhuis en een begin 20ste eeuw aangebouwde schuur met drie mendeuren. Van de boerderij Hof Monster (Kaaiweg 16) dateert het deels gepleisterd dwarse woonhuis van 1861 (gevelsteen). De grote aangebouwde houten schuur heeft een rieten wolfdak. De vliedberg ‘Berg van Troye’ (Monsterweg ong.), gelegen aan de noordoostzijde van Borssele, stamt in de kern uit de 11de eeuw, maar werd in de 12de eeuw twee maal vergroot en verhoogd tot de huidige omvang. Op de vliedberg heeft een mottekasteel gestaan, het stamslot van de heren van Borssele. Windmolen ‘De Hoop & Verwachting’ (Kaaiweg 18), gelegen ten oosten van Borssele, is een als korenmolen ingerichte achtkantige houten grondzeiler, gebouwd in 1714 op de plaats en met onderdelen van een omgewaaide houten standerdmolen. In 1932-'33 heeft men de molen inwendig nagenoeg geheel vernieuwd met onderdelen van de molen ‘De Hoop’ uit Middelburg. De laatste restauratie heeft in 1994 plaatsgevonden. Breskens (gemeente Sluis) Dorp, ontstaan na de bedijking in 1518 van de schorren van het Breskenszand. Na de inundatie van het gebied in 1583 volgde herdijking in 1610 en 1639. Breskens ontwikkelde zich tot een havenplaats. Vanwege de strategische ligging werden in 1810-'12 bij het dorp een vijfzijdig fort (Imperial, later Frederik Hendrik) en een vierkante redoute (Napoleon, later Willem I) gebouwd. In 1832-'35 volgde de aanleg van een havenfort. De eerstgenoemde verdedigingswerken heeft men tussen 1870 en 1880 grotendeels gesloopt; het havenfort rond 1900. De bij de haven horende spuikommen (1827-'28) werden in 1920 gedempt en gedeeltelijk omgevormd tot het Spuiplein. Oostelijk van de bestaande haven ontstond in 1927-'28 een nieuwe haven voor het provinciale veer Vlissingen-Breskens. Een bombardement op 11 september 1944 legde Breskens grotendeels in puin. De wederopbouw kwam tot stand op basis van een stedenbouwkundig plan van A. Rothuizen uit 1945, in 1946 bijgestaan {== afbeelding Breskens, Vuurtoren (1991)==} {>>afbeelding<<} door M.F. Duintjer en A. Komter. Aan de westzijde van Breskens, bij het voormalige fort Frederik Hendrik, volgde in 1958 de aanleg van een nieuwe veerhaven. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebied tussen de oude en de nieuwe veerhaven volgebouwd. In 1971 kwam de Deltadijk tussen dorp en haven te liggen. Op korte afstand aan de oostzijde van het dorp is in 1995 het luxeappartementencomplex Port Scaldis gerealiseerd. Kerken. De R.K. St.-Barbarakerk (Europastraat 7) is een recht gesloten zaalkerk met dakruiter, gebouwd in 1950 als noodkerk en nooit vervangen door een permanent gebouw. Het gebouw voor Chr. Samenkomsten (Langeweg 1) bestaat uit een zaalkerk en een rijzig, torenachtig ingangsportaal uit {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} circa 1950. De Vrije Evang. kerk (Papendrecht 4) is een sobere zaalkerk van 1952 met dakruiter en ingangsportaal, ontworpen door A.C. Kammmeyer. De Herv. kerk (Dorpsstraat 50) is een driebeukige kerk voorzien van steekkappen boven de zijbeuken en een slanke geveltoren met ranke lantaarn in gewapend beton. Deze kerk kwam in 1947-'52 tot stand naar ontwerp van A. Eibink ter vervanging van een verwoeste voorganger uit 1619. Naar ontwerp van J. Kolff opgetrokken is de kleine voorm. Geref. kerk (Nieuwstraat 23) - nu woonhuis - uit 1954. Woonhuizen. Tot de spaarzaam bewaard gebleven vooroorlogse bebouwing behoren het woonhuis Dorpsstraat 31 (circa 1910) met rationalistische details en Dorpsstraat 78 (circa 1930) met expressionistische elementen. Het bankgebouw Spuiplein 27 is een rijzig drielaags gebouw met rationalistische details, gebouwd rond 1922 voor de Bank-Associatie. De achtzijdige muziektent (Spuiplein ong.) dateert van 1929 en is voorzien van boogvormige smeedijzeren versieringen. De lichtbaak (Oranjeplein ong.) is een kustlicht van 1913 met opengewerkte ijzeren constructie voorzien van trap, omgang en lichthuis. Rond 1980 heeft men de baak op de plaats van het oude havenfort herbouwd. Verdedigingswerken. Van het voorm. fort Frederik Hendrik (Nieuwesluisweg ong.), gebouwd als fort Imperial in 1810-'12, is het zuidelijke deel van de gebastioneerde vijfhoek behouden. In 1988-'90 is aan de noordzijde de Deltadijk om het fort gelegd; het binnenterrein is ingevuld met recreatiewoningen. Van de voorm. Stutzpunktgruppe Breskens (tegenover Oude Rijksweg 30) resteren enkele in 1942-'43 gebouwde Duitse bunkers. Zij maakten deel uit van het zuidfront van de vesting Vlissingen. De vuurtoren (Nieuwesluisweg 14), gelegen ten westen van Breskens, bestaat uit een achtkantige conische romp van vijf verdiepingen met een balustrade en een lichthuis met koepel en draailicht. De uit gietijzeren elementen opgebouwde toren werd in 1867 uitgevoerd naar ontwerp van Q. Harder door de ijzergieterij L.J. Enthoven & Zn. te 's-Gravenhage. De met horizontale witte en zwarte banden beschilderde toren is inwendig voorzien van gietijzeren trappen. Brouwershaven (gemeente Schouwen-Duiveland) Stad, ontstaan aan de monding van de Duivenee of Oude Vaart, een in 1285 afgedamde kreek lopend tot aan het gehucht Brijdorpe. De door graaf Floris V bij de dam en haven gestichte nederzetting kreeg in 1288 tolvrijheid in Brabant en in 1344 een vrije haringmarkt. In {== afbeelding Brouwershaven, Binnenstad vanuit het zuidoosten==} {>>afbeelding<<} {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} 1403 werden stadsrechten verleend. Brouwershaven was een zogeheten smalstad, een stad zonder zetel in de Staten van Zeeland. Door visserij en handel kwam de stad tot ontwikkeling. Na 1650 volgde een periode van achteruitgang in de 18de eeuw. De in 1589-'92 aangelegde vesting werd in 1820 opgeheven. De vestinggracht werd gedempt behalve het deel aan de oostzijde dat als spuibekken voor de haven diende. In 1838 kwam in de Grevelingen een natuurlijk beschutte ankerplaats tot stand, die als overslaghaven diende voor Dordrecht en Rotterdam. Dit betekende een periode van bloei die na het graven van Nieuwe Waterweg (1872) afnam. In 1863 werd de spui die onder de Waag liep, vervangen door een nieuwe spuisluis iets noordelijker aan de haven. In 1864 dempte men het zuidelijke deel van de haven tot aan de Markt. Na de Watersnoodramp van 1953 is in 1957 een keersluis aangelegd aan het einde van het havenkanaal. De stad heeft aan de zuidwestzijde een nieuwbouwwijk gekregen. Brouwershaven is een beschermd stadsgezicht. De Herv. kerk (Kerkplein 3), oorspronkelijk gewijd aan H.H. Petrus en Paulus, is een forse driebeukige kruiskerk {== afbeelding Brouwershaven, Herv. kerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Brouwershaven, Herv. kerk (1993)==} {>>afbeelding<<} voorzien van een driezijdig gesloten koor met kooromgang en vijf driezijdig gesloten straalkapellen. Ter plaatse verrees in 1300 een eerste koor, waartegen rond 1325 een schip werd gebouwd. Kort na 1400 verving men dit koor door een gotisch transept, waarvan de kopse gevels naar het oosten toe iets verdraaid zijn. Vervolgens kwam de huidige imposante gotische koorpartij met omgang en straalkapellen tot stand. In het eerste kwart van de 16de eeuw begon de bouw van het huidige driebeukige hallenschip in laat-gotische vormen en met natuurstenen banden. De kap van het oude schip (circa 1325) heeft men daarbij in zijn geheel hoger herplaatst op nieuwe trekbalken. De noordbeuk kwam als laat- {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} ste tot stand in het tweede kwart van de 16de eeuw met aan de westzijde een vierde travee. De midden- en de zuidbeuk zijn in dezelfde tijd verlengd. In het derde kwart van de 16de eeuw bouwde men het westportaal, het zuidportaal, de (verdwenen) doopkapel aan de zuidzijde en de tweelaags sacristie tussen zuidtransept en koor. Het plan om een westtoren te bouwen is nooit gerealiseerd. De kerk heeft herstellingen ondergaan in 1743-'44 en in 1836, toen na stormschade de westvensters zijn dichtgemetseld. Bij een eerste restauratie in 1876-'92, naar plannen van E.J. Margry werden de venstertraceringen vernieuwd. De dakruiter met achtzijdige naaldspits dateert van 1883 en is in 1940 vervangen door de huidige. Erin hangen klokken uit 1510 en 1734 (Nicolaes Greve). Na de Watersnoodramp van 1953 volgde er tot 1963 opnieuw een restauratie, waarbij de venstertraceringen nogmaals zijn vernieuwd en de funderingen van de oude kerk zijn opgegraven. Tevens is toen de van 1741 daterende scheiding tussen koor- en preekkerk ongedaan gemaakt. De laatste restauratie is uitgevoerd in 1991-'94. De kerk wordt gedekt door ziende kappen, al waren die van koor en zijbeuken wel bedoeld om met een tongewelf te worden afgetimmerd. Stenen kruisgewelven hebben de kooromgang en de straalkapellen. De ronde zuilen in het koor hebben enkelvoudige koolbladkapitelen, die in het schip dubbelgekranste kapitelen. Het triforium in het koor wordt gevormd door een reeks langgerekte spitsboognissen. De sacristie heeft een laat-gotisch netgewelf uit de bouwtijd en verder een bewerkte schouw uit circa 1650. De kerk bevat diverse oude grafzerken, waaronder een figuurzerk voor Wolfaert van Borssele (circa 1520), een 15de-eeuws voetstuk van een hardstenen doopvont en in de koorsluiting gesneden schraagbeelden van Jacobus Major en St. Nicolaas (circa 1480). De orgelkast met snijwerk in vroege renaissance-vormen werd in 1557 vervaardigd, vermoedelijk door Adriaan Schalken. Het door Hendrik Niehof gebouwde instrument is verloren gegaan; het huidige instrument is in 1968 vervaardigd (rugpositief 1980). De preekstoel, de voorlezersbank en het doophek met {== afbeelding Brouwershaven, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} koperen lichtarmen in Lodewijk XV-stijl zijn in 1773 geschonken door Hobius de Krijger. Tot de inventaris behoren verder enkele herenbanken, een gedachtenisbord uit 1779 en een scheepsmodel uit 1721. De voorm. pastorie (Haven Zuidzijde 15) is een 19de-eeuws, sober neoclassicistisch pand, dat in 1911 is verbouwd. Het herbergt thans het Brouws Museum. De Geref. kerk (Haven Noordzijde 10), thans Geref. kerk Vrijgemaakt, is een sobere zaalkerk in neoromaanse stijl uit 1905. Karakteristiek zijn de puntgevel met oculus en de zwaar geprofileerde rondboogvensters met bakstenen traceringen. Het stadhuis (Markt 2) bestaat uit twee achter elkaar geplaatste vleugels. De oudste is de drielaags (achter)vleugel aan de Korenmarkt, die in opzet stamt uit de 14de eeuw en die rond 1500 is verbouwd. De straatgevel heeft natuurstenen speklagen, korfboogvensters en een gotisch geprofileerd poortje. Tegen dit oude bouwblok verrees in de 16de eeuw de onderkelderde vleugel aan de Marktzijde, die in 1599 (gevelsteen) een nieuwe representatieve natuurstenen gevel kreeg. Deze rijke maniëristische rolwerkgevel is voorzien van een Charitasbeeld in de top en boogvelden voorzien van cartouches boven de kruisvensters. Het ingangspoortje (met spreuk) wordt bekroond door een Justitiabeeld in een schelpnis. Bij de ingrijpende gevelrestauratie in 1890-'91, naar plannen van E.J. Margry, heeft men het beeldhouwwerk gekopieerd (bel-etage, geveltop) en met nieuw werk aangevuld (verdieping). De hoge bordestrap, die in 1953 door de vloed was weggeslagen, is herbouwd. In de hal van de vleugel aan de Marktzijde was in het verleden de Vierschaar gesitueerd. Op de verdieping bevindt zich de raadzaal. De achtervleugel bevat op de verdieping een gotische schouw en geprofileerde kraagstenen. Op zolder resteren een deur uit circa 1500 en een cachot. De waag (Markt 32) is een eenlaagspand uit 1646 met een boogvormige poort, grote muurankers in de hoge {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brouwershaven, Loodskantoor==} {>>afbeelding<<} borstwering en zandstenen pijnappels op de nok van het schilddak. Het klokje boven de poort dateert van 1777. Inwendig wordt de trapeziumvormige ruimte overdekt door zware balken. De waag is verbouwd in 1819. Bij een restauratie in 1975-'77 zijn de vensters in de voorgevel gewijzigd. Het voorm. loodskantoor (Haven Noordzijde 33-35) is een imposant tweelaags pand in neoclassicistische stijl, gebouwd in 1848-'49 naar ontwerp van L. Valk. Het middenrisaliet is voorzien van vensters met wenkbrauwen en een geaccentueerde ingangspartij met zijlichten. Een gedenksteen in de hal memoreert de stichting door vice-admiraal J.C. Rijk, minister van marine, onder het beheer van kapitein-ter-zee J. Boelen, inspecteur van het loodswezen. In 1932 kreeg het pand de functie van politiebureau, thans is het een kantoor. De openbare lagere school (Kerkplein 1), momenteel school met de bijbel ‘De Schouw’, is in 1850 (gedenksteen) gebouwd als een tweeklassige school. In 1880 volgde een uitbreiding in neoclassicistische stijl tot een U-vormige, zesklassige school. Daarbij werd de ingang verplaatst naar de zijde met de kopse gevels, voorzien van geblokte lisenen. Daartussen bevindt zich het toegangsportiek met tuitgeveltje. Het voorm. postkantoor (Markt 44), sinds 1866 gevestigd in een ouder woonhuis, heeft een omlijste ingang uit circa 1790. Deze werd herplaatst in de vernieuwde gevel, die in 1912 met een verdieping werd verhoogd. Woonhuizen. In opzet zullen veel huizen aan de haven teruggaan tot de 17de eeuw. Door het aanbrengen van nieuwe lijstgevels hebben deze smalle diepe huizen echter een 19de-eeuws aanzien gekregen. Voorbeelden van gevels met een blokbepleistering zijn te vinden bij: Haven Zuidzijde 8 en 9, Haven Noordzijde 6 en 17, en Markt 25 en 29. Wit geschilderde gevels hebben Markt 9, 26, 27, 38 en het dubbelpand Markt 36. Verder zijn er enkele, in opzet waarschijnlijk 18de-eeuwse, monumentale panden die in de 19de eeuw een nieuwe gevel kregen, zoals het gepleisterde huis Haven Zuidzijde 3, dat is voorzien van een neoclassicistische deuromlijsting en vensters (circa 1840). Eclectische details vertonen de gevels van Markt 48 (circa 1865) en Haven Noordzijde 24 (circa 1880). Eenlaagspanden met lijstgevels komen veel voor in Brouwershaven. Het Jagershuis (Markt 28) is in het stoephek gedateerd ‘1788’. De gevel bevat gevelstenen met voorstellingen van een jager, een hond en een haas. Voorbeelden van panden met gepleisterde gevels uit de 19de eeuw zijn Haven Zuidzijde 20, Haven Noordzijde 8, 30 en 32. De gevels van Haven Noordzijde 31 (circa 1900) en Spuislop 7 (1908) hebben schoon metselwerk en sierlijsten in neorenaissance-stijl. Verschillende diepe huizen hebben hun topgevel behouden. Het huis waar Jacob Cats is opgegroeid, Kerkstraat ong./hoek Noorddijkstraat, oogt 17de-eeuws door de trapgevel, de kruiskozijnen en de ankers, maar is {== afbeelding Brouwershaven, Openbare lagere school==} {>>afbeelding<<} het resultaat van een reconstruerende restauratie. Authentieker is de 18de-eeuwse halsgevel van Nieuwstraat 25, die rond 1910 is gepleisterd. Een waarschijnlijk 18de-eeuwse oorsprong hebben de klokgevels van Haven Noordzijde 21, Markt 1, De Gulden Valcke (Haven Zuidzijde 5-6) en de tuitgevels van Haven Zuidzijde 14, Haven Noordzijde 19 en 25, en Noorddijkstraat 19 en 23. Rond 1910 gebouwd zijn zowel het huis Haven Zuidzijde 22, met siermetselwerk boven de vensters, als het in neorenaissance-stijl uitgevoerde dwarse huis Zuiddijkstraat 14, met banden en strekken in een afwijkende kleur baksteen, en het huis Haven Zuidzijde 13 met jugendstil-details. Kleurrijker huizen met mansardedaken zijn Noorddijkstraat 22 en 24 (beide circa 1925). Expressionistische details vertoont het huis Haven Noordzijde 15 (circa 1920) en zakelijk-expressionistisch van vorm is de villa Jacob Catsstraat 1 (circa 1930). Horeca. Een van de oudere logementen is het voorm. Hotel Schraver (Haven Noordzijde 5), bestaande uit twee panden achter een wit geverfde lijstgevel, met links de jaartalankers ‘1726’. Het eenlaagspand van de herberg 't Swarte Schaep (Haven Zuidzijde 16) dateert uit de 19de eeuw en heeft een neoclassicistische deuromlijsting. Rond 1925 gebouwd met expressionistische details is het voorm. Hotel Ringelberg (Markt 4). {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Brouwershaven, Woonhuis Haven Noordzijde 24==} {>>afbeelding<<} Pakhuizen. Rond 1870 gebouwd is het pakhuis Haven Noordzijde 23, een smal tweelaags pand met een lijstgevel voorzien van rozetten. Het grote diepe pand van het van 1882 daterende tonnenmagazijn (Haven Noordzijde 38) heeft een tuitgevel met boogfries. De zijgevel wordt geleed door hoge boognissen. Het pand diende als bergplaats voor de op de rede gebruikte bakens. Het voorm. pakhuis Haven Noordzijde 28 is rond 1910 verbouwd in chaletstijl met een rijk gesneden sierspant. Winkels. Voorbeelden van oudere panden die eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw zijn voorzien van winkelpuien zijn Haven Zuidzijde 2 (circa 1880), Haven Zuidzijde 4 (circa 1890), de slagerij Markt 3 (circa 1900) en Markt 40 (circa 1910). De slagerij Noorddijkstraat 5 uit 1927 is voorzien van kleurige baksteendecoraties, een dakkapel in chaletstijl en late jugendstilelementen. Het standbeeld van de 17de-eeuwse dichter Jacob Cats (Markt ong.) werd in 1829 opgericht en is vervaardigd door P. Parmentier uit Gent. In 1884 kreeg het de huidige standplaats. De zeszijdige muziektent (Markt ong.) dateert van 1923 en heeft een bakstenen onderbouw, een ijzeren hekwerk en een tentdak met harpdecoratie. Verdedigingswerken. De in 1589-'92 aangelegde vesting van Brouwershaven werd in 1820 opgeheven. De stenen poorten werden gesloopt, maar het beloop van de aarden wallen rondom de stad is nog te herkennen. Aan de oostzijde van de haven bevinden zich restanten van de gracht en twee bastions. Daar ligt thans het Slingerbos, dat is aangelegd in 1953 en hersteld in 1989. Bij de noordelijke vestingwal (bij Noordwal 1) is de uitspringende punt van een bastion te herkennen met daarop een windmolen. Windmolens. Hoog op de noordelijke vestingwal staat de korenmolen De Haan (Krabbendijke 2). Deze molen met ronde stenen romp werd in 1724 gebouwd ter vervanging van een standerdmolen. De oorspronkelijke stellingmolen werd in 1935 afgetopt en gewijzigd tot de huidige grondzeiler. De molen is in 1965-'67 gerestaureerd. De kleine achtzijdige stellingmolen Windlust (Oosthavendijk ong.) is in 1935 als ‘speelmolen’ gebouwd door Jan van den Hamer, de toenmalige restaurator van de molen De Haan. Boerderijen. Een in 1899 verbouwd 18de-eeuws voorhuis met aangebouwde kamer heeft de boerderij Schuitkaai (Schuitkade 4). De aangebouwde, hogere en bredere, schuur is 19de-eeuws. Bij Nieuwstad 36 dateert de aangebouwde houten schuur uit circa 1850. De boerderij Boerendans (Jacob Catsstraat 5; circa 1890) heeft een enorme vrijstaande schuur uit 1891 met een houten eindgevel. In de omgeving van Brouwershaven liggen enkele interessante boerderijen, zoals Noordbosweg 1 (circa 1910) met een vrijstaande woning en een grote dwars geplaatste schuur. De boerderij Mon Genie (Provincialestraatweg 7) heeft een opvallend villa-achtig woonhuis {== afbeelding Brouwershaven, Boerderij Mon Génie==} {>>afbeelding<<} met jugendstil-decoraties in gele steen en een sierspant in chaletstijl. Het is in 1911 (gedenksteen) gebouwd in opdracht van F. Hocke. De dijkverhoging aan de Haven Zuidzijde en de Oosthavendijk, aangebracht in 1907, bestaat uit betonnen muurtjes volgens het systeem van R.R.L. de Muralt. De Alg. begraafplaats (Poortdijkstraat ong), gesticht rond 1880, heeft enkele interessante graftekens, zoals de zuil op obelisk voor H. Goos († 1888) en de zerk voor burgemeester A.W. van Buuren († 1905). Brijdorpe. Dit gehucht ten westen van Brouwershaven is ontstaan bij een rond 1100 gestichte kerk en een 13de-eeuws kasteel. Nadat beide waren gesloopt - op zijn laatst in de 17de eeuw - verviel het dorp tot Wüstung. Aardige boerderijen met vrijstaande woonhuizen en grote houten schuren, zijn Ringdijk 3 (circa 1870) en Hoogenboomsweg 4 (1902). Het trafohuisje (tegenover Ringdijk 4) is een klein blokvormig gebouw uit 1929 met zadeldak. Bruinisse (gemeente Schouwen-Duiveland) Voorstraatdorp met onvolledige kerkring, voor het eerst vermeld in 1452 toen hertog Philips de Goede van Bourgondië toestemming gaf de schorren te bedijken, hetgeen pas in 1467-'68 geschiedde. Om de kerk ontstond bebouwing in een halve {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Bruinisse, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} ring met een voorstraat (Oudestraat) naar de haven. Met de bloei van de mosselhandel groeide de vissersvloot dermate dat de haven in 1872 en in 1912 moest worden uitgebreid. Vanaf 1870 breidde het dorp zich uit langs de dijk en rond de oude dorpskern. Groot was de schade door een bombardement in 1945 en bij de Watersnoodramp van 1953. In 1959 werd de van 1655 of 1656 daterende mosselbeurs gesloopt (in gewijzigde vorm herbouwd in 1994). Aan de westzijde is een nieuwbouwwijk ontstaan en enige tijd na de sluiting van de Grevelingendam (1964) is aan de noordwestzijde een recreatiecentrum met jachthaven gerealiseerd. Aan de zuidoostzijde ligt de haven van het veer Anna Jacobapolder-Zijpe, dat van 1847 tot 1988 dienst heeft gedaan. De Geref. kerk (Noorddijk 4), een neoclassicistische zaalkerk met vijfzijdige sluiting en een houten geveltoren, kwam in 1904 tot stand naar plannen van A. van den Broek ter plaatse van een voorganger uit 1868. Bij een restauratie in 1962 is de entree naar de zijgevel verplaatst. De rond 1904 gebouwde forse pastorie (Noorddijk 5) heeft een hoge lijstgevel met gepleisterde banden en gele ontlastingsbogen met mozaïekvullingen. Overige kerken. In 1950 gebouwd naar een traditionalistisch ontwerp van J. de Wilde is de kerk van de Geref. Gemeente in Nederland (Schoolstraat 13). Dit zaalgebouw heeft een kleine klokkentoren, een aangebouwde consistorie (noordzijde) en een door rondbogen op deelzuilen geopende entreehal (zuidzijde). De Herv. kerk (Kerkplein 1) is een recht gesloten zaalkerk uit 1952 naar ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. De voorgevel, voorzien van een middenrisaliet met muurdammen en fronton, vertoont neoclassicistische inspiratie. In de houten dakruiter hangt een door Johannes Florkin gegoten klok (1461). Woonhuizen. In opzet 17de-eeuws is het diepe huis Korte Ring 33 met dagkanten en vensterbogen in rode baksteen en met klezoren. De tuitgevel hoort waarschijnlijk bij een 18de-eeuwse verbouwing. In opzet 18de-eeuws is de oude mosselvisserswoning Oudestraat 27, bekend als de ‘Bruinisser Oudheidkamer’. Dit dwarse huis heeft een voorgevel met blokbepleistering en een neoclassicistische deuromlijsting uit circa 1860. Het voorhuis bevat de oorspronkelijke inrichting met wandbetimmeringen voorzien van bedsteden en kasten. Verder is er een eenvoudige marmeren schoorsteenmantel. Voorbeelden van eenvoudige 19de-eeuwse gepleisterde dwarse huizen zijn de dubbele woningen Molenstraat 19-21 (1880) en Deestraat 6-8 (circa 1890). Het eenlaagse middenganghuis Molenstraat 5 heeft geaccentueerde strekken en een sierlijst onder de dakrand (1880). Vergelijkbare sierlijsten treft men aan bij smallere ongepleisterde panden, zoals Molenstraat 17 (1880), Schoolstraat 1 en Schoolstraat 11 (beide circa 1900), en bij de dijkhuizen Boomdijk 16 en Boomdijk 17 (beide circa 1900). Later verhoogd is het dubbelhuis Noordstraat 9-9a met eclectische vormen (circa 1870). Eclectische details hebben de diepe huizen Kerkstraat 10 (1893), Korte Ring 29 (1902) en Kerkstraat 4 (circa 1910). Rond 1910 gebouwde dwarse huizen met gekleurde bakstenen en/of gepleisterde banden zijn Langeweg 1, Dijkstraat 14 en Noordweg 17. Rijkere decoraties en een dakerker hebben Dorpsweg 6 (circa 1905), Dorpsweg 57 (circa 1915), Havenkade 7 (gepleisterd, circa 1915), Kerkstraat 1 (circa 1910), Oudestraat 29 en Deestraat 9 (circa 1915). Een opvallend gebruik van kleurige baksteen vertoont het in neorenaissance-stijl uitgevoerde huis Molenstraat 30 (circa 1910) met pinakels op de topgevel. Dorpsweg 16 (circa 1915) heeft een erker en een door een zuil ondersteund portiek. Huizen uit circa 1930 met hoge topgevels in zakelijke zakelijk-expressionistische stijl zijn Fluitekruid (Dorpsweg 55), Dorpsweg 59 en Dorpsweg 61. Een aardig voorbeeld van wederopbouw is het complex eenlaagspanden aan de Prinses Wilhelminastraat (circa 1955), waarvan één met een gevelsteen van het armbestuur uit 1841. Boerderijen. Van de in 1868 gebouwde boerderij Huize 't Hof (Dorpsweg 5) is het woongedeelte uitgevoerd als een neoclassicistisch tweelaags herenhuis met balkon en gemetselde dakkapel met tuitgevel. Voorbeelden van boerderijen met een schuur in het verlengde van het woongedeelte zijn Langeweg 10, oorspronkelijk daterend uit de 18de eeuw en verbouwd rond 1900, en Zeldenrust (Rijksstraatweg 9) uit circa 1900. Bij de boerderij Noorddijk 35 (circa 1900) is de in 1915 gebouwde schuur voorzien van steunberen. Het café ‘'t Veerhuis’ (Havenkade 2), een diep tweelaags pand met schilddak, heeft een 18de-eeuwse oorsprong, en is in de tweede helft van de 19de eeuw ingrijpend verbouwd of herbouwd. De voorm. uitgeverij annex drogisterij ‘De Palmboom’ (Nieuwstraat 8), gebouwd in 1916-'17, is een blokvormig pand met een in rode en gele baksteen uitgevoerde voorgevel voorzien van late jugendstil-details. De voorm. veerhaven (Rijksstraatweg ong.) ontstond in 1900 bij een vroeg-19de-eeuwse aanlegsteiger, die van 1891 tot 1953 de overlaadplaats was voor de tramlijn op het veer Anna Jacobapolder-Zijpe. De huidige aanleg dateert van 1954 en heeft tot 1988 als veerhaven gediend. De bijbehorende dubbele dienstwoning (Rijksstraatweg 2) dateert uit circa 1900. Aan de noordzijde werd in 1931 de omdijkte Rijksvluchthaven (bij Vluchthavenweg) aangelegd als aanmeerplaats in de vaarroute tussen het kanaal door Zuid-Beveland en de Dordtse Kil. De Grevelingendam met scheepvaartsluis (Parallelweg ong.) is aangelegd in 1958-'65 in het kader van de Deltawerken en vormt de verbinding tussen Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. De erop aansluitende Philipsdam (1987), met de Krammersluizen voor de scheepvaart, geeft een verbinding met Sint Philipsland. {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} De Alg. begraafplaats (Molenweg ong.) werd rond 1900 aangelegd en is voorzien van een smeedijzeren hek. Een van de oudste grafmonumenten is een zuil op een sokkel voor twee drenkelingen met de tekst ‘En de zee gaf de dooden die in haar waren’ (1903). Burgh (gemeente Schouwen-Duiveland) Dorp, ontstaan bij een laat-9de-eeuwse ringwalburg. Deze burg is bijzonder goed behouden met een nagenoeg onbebouwd burgterrein en een grotendeels intact gebleven middenpad. Verder zijn de omringende plaggenwal en de later gedempte en deels bebouwde brede gracht herkenbaar. De eind 11de eeuw gestichte dorpskerk wordt voor het eerst vermeld in 1219. Het middeleeuwse dominicanessenklooster Leliëndale werd in 1569 opgeheven en vervolgens afgebroken. In de 19de eeuw verdichtte de bestaande bebouwing zich en kreeg het dorp lintbebouwing langs de uitvalswegen. {== afbeelding Burgh, Herv. kerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} Sinds het begin van de 20ste eeuw is Burgh vergroeid met Haamstede. De Herv. kerk (Burghsering 33) heeft een plattegrond in de vorm van een Grieks kruis en is voorzien van een door rechthoekige nissen gelede, ranke westtoren met omgang en speelse lantaarn. Deze voor de protestantse eredienst gebouwde classicistische kerk verrees in 1671-'74 ter vervanging van de ingestorte middeleeuwse dorpskerk. De kerk is gerestaureerd na een brand in 1924 en verder rond 1975. De in 1944 door een bom verwoeste toren heeft men in 1948-'49 herbouwd met toevoeging van een natuurstenen poort met beeldhouwwerk. Tot de inventaris behoort een reeks epitafen (met brandschade), zoals het monument voor ambachtsheer en kerkstichter Pieter de Huybert († 1697) met een portretbuste van de hand van Johannes Blommendael. Dezelfde kunstenaar vervaardigde ook het grote epitaaf met obelisk, portretmedaillons en krijgsattributen voor Johannes de Huybert († 1701) en zijn vrouw Catharina Cornelia de Huybert. Een muurtafel met wapens herdenkt David de Huybert († 1719); een tweede in dezelfde trant voor Barbara Theodora van Willigen († 1719) is ontworpen door Jan Peter van Baurscheit de Jonge. Het orgel met barokke kast, gebouwd in 1794 door Albertus van Gruisen voor de Herv. kerk te Ee (Fr.), is in 1951 naar Burgh overgebracht. Het ommuurde kerkhof bevat graftekens voor burgemeester Joost de Kater († 1851) en voor Cornelia Batenburg († 1864). De voorm. openbare lagere school (Kerkstraat 3), tegenwoordig museum ‘De Burghse Schole’, is in 1845 gebouwd als een tweeklassige school. In 1916 heeft men aan de achterzijde een derde klas toegevoegd naar plannen van de architecten Hoogenboom & Heule. Tegen de zijgevel bevindt zich een ingangsportiek. Het interieur heeft decoratief beschilderde houten plafonds. De aangebouwde onderwijzerswoning (Kerkstraat 5) dateert eveneens van 1845 en is in 1916 verbouwd. Woonhuizen. Het ingrijpend gerestaureerde 17de-eeuwse huis Burghsering 12 heeft een deels uit kloostermoppen opgetrokken trapgevel voorzien van sierankers, waterlijst en kruiskozijnen onder boogvelden met metselmozaïekwerk. {== afbeelding Burgh, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Burgh, Woonhuis Burghsering 12==} {>>afbeelding<<} Verder staan in Burgh diverse aardige vroeg-20ste-eeuwse huizen. Voorbeelden van gepleisterde dwarse eenlaagspanden zijn Burghsering 20 (circa 1910), Kerkstraat 19-23 en - ongepleisterd - Burghsering 29-30. Uitgevoerd in neorenaissance-stijl met banden en sluitstenen in contrasterende kleuren en/of boogvullingen met tegeltjes zijn de dwarse huizen Burghseweg 68 en 78; en uit circa 1920 de diepe huizen Burghsering 28, Burghseweg 29 en 62. Het wit geschilderde L-vormige huis Burghseweg 56 is voorzien van mansardedaken. Een hoger opgetrokken middenrisaliet met dakerker en chaletstijl-details hebben Burghseweg 70 en 76 (beide circa 1910). Expressionistische details zijn te vinden bij de woonhuizen Elizabeth (Hogeweg 35) en de soberder uitgevoerde huizen Hogeweg 62, Burghseweg 33 en Weeldeweg 44. In zakelijk-expressionistische stijl ontworpen zijn Burghseweg 46 en de villa's De Zonne (Burghseweg 64) en Oase (Duinwegje 31). Burgemeester jhr. A. van Citters liet in 1938 de grote villa Schouwenburgh (Duinwegje 20) bouwen naar een traditionalistisch ontwerp van F.C.J. Dingemans, met markante dakkapellen en een torenuitbouw. Het pension ‘Lisiduna’ (Hogeweg 57) dateert uit circa 1925 en is een voorbeeld van een ruime villa in expressionistische stijl. Boerderijen. De gepleisterde dwarshuisboerderij Daleboutsweg 4 is thans in gebruik als restaurant. Hoewel het woongedeelte een 17de-eeuwse oorsprong heeft, tonen de gevels een 19de-eeuws uiterlijk. De linker puntgevel bevat een gevelsteen met voluten en het opschrift ‘De trouwe Herde, 1635’. De vroeg-19de-eeuwse boerderij Molenberg (Hogeweg 53) heeft een wit geschilderd woonhuis met hoge schuifvensters en een ingang met getoogd bovenlicht. De serre aan de noordzijde is van 1943. Op het erf staat een deels houten schuur. In 1890 op de plaats van een landhuis opgebouwd is de boerderij Crayenstein (Kraaijensteinweg 26), waarvan het woonhuis een ingezwenkte lijstgevel heeft. Van het oude buiten resteren vermoedelijk de betegelde keuken in het souterrain en verder de gracht met stenen boogbrug en de posten en zijdelen van een smeedijzeren toegangshek. Een opvallende boerderij in late neoclassicistische stijl is Mon Plaisir (Meeldijk 11), gebouwd in 1908 voor W. Vis. Aan de begin 20ste eeuw in de Schouwse Westhoek bloeiende bollenteelt herinneren de twee, in kalkzandsteen uitgevoerde, {== afbeelding Burgh, Tramstation==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Burgh, Boerderij Mon Plaisir==} {>>afbeelding<<} tweelaags bollenschuren bij de boerderij Burghseweg 66 (circa 1905). De bollenschuur van de boerderij Zomerzorg (Burghseweg 47) is gesloopt, maar het in 1904 voor een uit Lisse afkomstige bloembollenteler gebouwde diepe woonhuis met afgetopte puntgevel en forse kroonlijst resteert. Het voorm. tramstation (Burghseweg 69-71) werd in 1915-'16 gebouwd aan het eindpunt van de stoomtramlijn van de Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij. Tegen de lagere vleugel met wachtruimte en woning staat een hoger bouwdeel dat als watertoren voor de stoomlocomotieven diende. Het in 1953 buiten gebruik geraakte station is in 1960 tot woning verbouwd. De Alg. begraafplaats (Kerkstraat 11), omstreeks 1880 enigszins verhoogd aangelegd binnen de oude ringwalburg, wordt afgesloten door een toegangshek met gietijzeren hekposten voorzien van doodssymbolen. De Plompetoren (bij Koudekerkseweg 12), gelegen ten oosten van Burgh, is een markante 14de-eeuwse toren van vier geledingen, waarvan de bovenste achtzijdig van vorm is en wordt beëindigd met rondboognissen en een boogfries. Inwendig bevinden zich een vernieuwde spiltrap en een aanzet van een stenen gewelf. Deze in 1996-'97 voor het laatst gerestaureerde toren, die lange tijd als baken voor de scheepvaart diende, is het enige restant van het dorp Koudekerke, dat bij het opwerpen van een inlaagdijk aan de noordzijde van het dorp in 1581 aan de zee werd prijsgegeven. {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} Burghsluis. Gehucht ten zuidoosten van Burgh, waarvan de haven in de 16de eeuw was ontstaan ter vervanging van die van Westenschouwen. Ten oosten daarvan groef men in 1862 een kleine haven, die na 1953 werd uitgebreid tot werkhaven voor de Deltawerken. Uit de tweede helft van de 19de eeuw resteren enkele wit gepleisterde eenlaags woonhuizen, te weten Oude Havenweg 1 (havenmeesterwoning) en Oude Havenweg 5 en 8; uit circa 1900 dateren de ongepleisterde varianten Nieuwe Havenweg 5 en 9. De bestaande zeedijk (Plompetorenweg) heeft men tussen 1906 en 1916 opgehoogd met een kustverdediging bestaande uit betonnen dijkverhogingselementen volgens een door R.R.L. de Muralt ontwikkeld systeem. Het voorm. havenlicht uit circa 1955 heeft een ronde bakstenen onderbouw, een met zink beklede koepel met piron en is de oorspronkelijke bekroning van de vuurtoren van Haamstede. Cadzand (gemeente Sluis) Kerkringdorp, gelegen op het zogeheten Eiland van Cadzand tussen het Zwin en het Strijdersgat. Rond 1177 ontstond er een kerk, met daaromheen bebouwing in een onvolledige ring. Het dorp had te lijden van overstromingen in 1394 en 1398. In 1584 werd Cadzand wel geplunderd, maar niet geïnundeerd. In 1866 stichtte men aan het strand een badhuis te Cadzand-Bad (afgebroken in de Tweede Wereldoorlog). Westelijk daarvan kwam in 1872 de zeesluis van het Uitwateringskanaal tot stand, waarvan de monding van 1902 tot 1954 als haven dienst deed. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde het aan de kust gelegen deel zich tot een moderne badplaats. De Herv. kerk (Prinsestraat 17), oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe, is een tweebeukige, recht gesloten kerk voorzien van een achtzijdige traptoren met opengewerkte uivormige spits. De zuidbeuk dateert uit het laatste kwart van de 13de eeuw en heeft smalle vroeg-gotische spitsboogvensters. De even hoge gotische noordbeuk werd begin 14de eeuw toegevoegd. De kerk had sterk te lijden tijdens de Opstand en werd in {== afbeelding Cadzand, Herv. kerk (1977)==} {>>afbeelding<<} 1609-'10 hersteld als protestants bedehuis. De bouwvallig geworden gotische westtoren (St.-Lambertustoren) werd rond 1677 afgebroken en vervangen door een dakruiter. Verder onderging de kerk herstellingen in 1652 en 1821. Van 1686 tot 1791 was het gebouw in gebruik bij de Waalse gemeente. Bij een ingrijpende restauratie in 1928-'29, onder leiding van I.A. van Cruyningen, kregen de kerkmuren hun oorspronkelijke hoogte terug en werd aan de westzijde een traptoren toegevoegd. Daarin hangt een door Johannes Burgerhuys gegoten klok (1611). Het herstel van de oorlogsschade volgde naar plannen van E.A. Canneman in 1954. Op de plaats van de oude sacristie aan de zuidzijde, waar van 1623 tot 1894 de pastorie stond, is in 1962 een consistorie gebouwd. Inwendig heeft de noordbeuk van de kerk een doorlopende reeks met driepassen gevulde spaarbogen onder de vensters, die rijker zijn uitgevoerd dan die in de zuidbeuk. Tussen de beuken bevinden zich zware pijlers met lage knopkapitelen. Tot de inventaris behoren een sobere preekstoel en twee herenbanken uit de 17de eeuw. Overige kerken. De voorm. Vrije Evang. kerk (Prinsestraat 1) is een lage zaalkerk met dakruiter, gebouwd in 1952 in traditionalistische vormen naar plannen van J.A. Wentink. De in 1963-'64 naar plannen van J.C.P. Loonen uitgevoerde R.K. St.-Bonifatiuskerk of ‘Strandkerk’ (Badhuisweg ong.) is een toeristenkerk met een van buiten gesloten carré-vorm met torendeel aan de ene zijde. Aan de andere zijde bevindt zich een kerkzaal met een voor openluchtbijeenkomsten geschikt atrium. Woonhuizen. Uit het midden van de 19de eeuw dateert het dwarse eenlaagspand Mariastraat 12 met twee lage vensters in de borstwering. Rond {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Cadzand-Bad, Grenspaal 369==} {>>afbeelding<<} 1870 gebouwd is het dwarse huis Mariastraat 16-18. Van de in 1874 tegen de Ringdijk gebouwde arbeiderswoningen is Ringdijk Zuid 7 het best bewaard gebleven. Rond 1905 opgetrokken is het wit geschilderde L-vormige huis Prinsestraat 30. De boerderij Prinsestraat 2 bestaat uit een eenlaags middenganghuis (circa 1890) en een forse, oudere en in twee fasen gebouwde, L-vormige schuur, die deels in hout is uitgevoerd. De windmolen ‘Nooitgedacht’ (Zuidzandseweg 3) is een beltmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap, gebouwd als korenmolen in 1898 door molenmaker Rombouts uit Wachtebeke (B). In de Tweede Wereldoorlog werd de molen beschadigd, herstel volgde in 1951. In 1959 werd de molen een woonhuis. De in 1974 opgelopen brandschade heeft men in 1977 hersteld. De bunker bij Badhuisweg 37 werd in 1942-'43 gebouwd als onderdeel van de Duitse kustverdediging. De Vlaamse keet (bij Provinciale weg 1), gelegen ten zuidwesten van Cadzand, is het enige overgebleven voorbeeld van een onderkomen ter grootte van één kamer, dat tot in het midden van de 19de eeuw gebruikt werd om Vlaamse seizoenarbeiders in te huisvesten. De grenspaal nr. 369 (Duinweg ong.), staande ten westen van Cadzand, is gedateerd ‘1869’ en is de meest westelijke van 388 gietijzeren grenspalen die na de afscheiding van België als grensscheiding tussen Nederland en België zijn geplaatst. Na enkele keren te zijn weggespoeld, staat deze nu aan de noordoostelijke rand van het Zwin. Clinge (gemeente Hulst) Grensdorp in de vorm van een langgerekt lint, ontstaan op een oude dekzandrug. De hier in de 13de eeuw ontgonnen moerassen werden in 1616 ingepolderd, waarna vlasnijverheid tot ontwikkeling kwam. In 1830 werd het dorp afgescheiden van het Belgische De Klinge en vanaf 1875 vormde het een zelfstandige parochie. In 1970 is Clinge tot Hulst gaan behoren. De R.K. St.-Henricuskerk ('s-Gravenstraat 169) is een driebeukige basilikale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met een achtkantige lantaarn voorzien van frontalen en een spits. Deze neoromaanse kerk werd in 1875-'76 gebouwd naar ontwerp van P. Soffers. Opvallend zijn de ronde vensters van de lichtbeuk en de dwars op het koor geplaatste kapellen. De toren is in 1973 gerestaureerd. De muurschilderingen in het koor dateren van een verbouwing in de jaren twintig. Het van 1763 daterende Detlef Onderhorst-orgel is afkomstig uit Standdaarbuiten (NB). Op het kerkhof achter de kerk bevinden zich een baarhuisje (circa 1875) en het {== afbeelding Clinge, R.K. St.-Henricuskerk en pastorie==} {>>afbeelding<<} graf van bouwpastoor A. Koremans. De gepleisterde tweelaags pastorie ('s-Gravenstraat 167), uitgevoerd in neoclassicistische stijl met een fronton boven de middentravee, dateert van 1875. Hierachter bevinden zich restanten van een landschapstuin. Het voorm. raadhuis ('s-Gravenstraat 170) is een eenlaagspand met souterrain, bordestrap, hoger opgaand middendeel en dakruiter, gebouwd in 1936 in traditionalistische vormen. In het souterrain bevindt zich een cachot. Op de sluitsteen boven de deur staat ‘SPQC’. De boerderij 's-Gravenstraat 224 heeft een vroeg-19de-eeuws gepleisterd eenlaags woonhuis en een grote - in opzet 18de-eeuwse - houten schuur. De voorm. textielfabriek (Clitexweg 4-10) werd in 1934 gesticht als vestiging van de Franse firma P. en J. Tibergien en was later bekend onder de samenvoeging Clitex (Clingse Textiel). Van de in 1985 gesloten fabriek resteren de fabriekshallen met sheddaken en de schoorsteen. Nieuw-Namen. Dit tot 1899 Kauter genoemde grensdorp ten oosten van Clinge is ontstaan als een uitloper van het Belgische dorp Kieldrecht, waarvan het gebied in de 18de eeuw werd ingepolderd. De R.K. St.-Josephkerk (Hulsterloostraat 76) is een driebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde spits. De neogotische kerk kwam in 1859-'60 tot stand naar ontwerp van P. Soffers en werd in 1898 vergroot met transeptarmen naar plannen van H. Goethals. De bestaande toren heeft men in 1912 vervangen door de huidige naar plannen van J. Vermeulen, die in 1923 ook de zijbeuken verlengde. Uit de bouwtijd dateren het zandstenen hoofdaltaar en het triomfkruis. P. de Roeck vervaardigde het bronzen H. Hartbeeld (circa 1920). De gepleisterde pastorie (Hulsterloostraat 74) dateert uit circa 1860. De voorm. openbare lagere school (Hulsterloostraat 81) is een vierklassige gangschool met neorenaissance-trapgevels, gebouwd rond 1900 en gesloten in 1924 toen elders een katholieke school werd geopend. De voorm. breigoederenfabriek annex tapijtweverij ‘De Zonsopgang’ (Veerstraat 5) werd in {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nieuw-Namen bij Clinge, Villa Veerstraat 8==} {>>afbeelding<<} 1920 gesticht door L.J. van Broeck-Thieleman. Fabriek en woning zijn in sobere traditionalistische vormen uitgevoerd. Opvallend is de gepleisterde villa Veerstraat 8, gebouwd in 1936 in functionalistische vormen naar plannen van J. van Driessen met een vlindervormige plattegrond. De luchtwacht-uitkijktoren (bij Nieuw Kieldrechtsedijk 7) werd in 1953 gebouwd in prefab-beton volgens het Raat-systeem uitgevoerd in Schokbeton naar een standaardontwerp van architectenbureau M. Zwaagstra. Colijnsplaat (gemeente Noord-Beveland) Voorstraatdorp met kerkring, gesticht in 1598 na de bedijking van de Oud Noord-Bevelandpolder. Nabij de uitwateringssluis van deze polder ontstond de haven. Het gaaf bewaard gebleven regelmatige stratenpatroon bestaat uit een haaks op de zeedijk (Havenstraat) aangelegde brede Voorstraat, die in 1827 met bomen is beplant, met aan weerszijden twee parallel lopende straten. Aan de landzijde van de Voorstraat verrees begin 17de eeuw de kerk en aan de dijkzijde in 1769 een rechthuis ter plaatse van een kleine 17de-eeuwse schans. Na het dempen van de kerkgracht rond 1920 werd de Havelaarstraat aangelegd en heeft men het kerkhofterrein met woningen bebouwd. Colijnsplaat is na de Tweede Wereldoorlog aan de zuidzijde enigszins uitgebreid. In het kader van het Deltaplan is de oude {== afbeelding Colijnsplaat, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} haven in 1961 binnen de dijk gebracht (gedempt 1979) en is aan de noordzijde de nieuwe Rijksvissershaven voor de vissersvloot van Veere en Arnemuiden ontstaan. Colijnsplaat is een beschermd dorpsgezicht. De Herv. kerk (Havelaarstraat 30) is een eenvoudige zaalkerk met rondboogvensters en tweebeukig schilddak, voorzien van een aangebouwde consistorie en een terzijde geplaatste, wit gepleisterde toren met steunberen en naaldspits. De toren stamt waarschijnlijk van 1607. De kerk werd in 1769 (gedenksteen) herbouwd naar plannen van Johannes van Es en Frans Rupingh, met behoud van een deel van de noord- en de westmuur van de 17de-eeuwse kerk. Prins Willem V, heer van Colijnsplaat, stelde het geld voor de herbouw ter beschikking. De {== afbeelding Colijnsplaat, Herv. kerk, interieur (1969)==} {>>afbeelding<<} consistorie werd in 1856 toegevoegd. Bij de restauratie in 1981, onder leiding van L.C. van Hulsteijn, is de kapconstructie van de kerk vernieuwd, het stuc- en houtwerk in 18de-eeuwse kleuren geschilderd en de consistorie grondig opgeknapt. Het interieur bevat enkele grafstenen die tevoorschijn zijn gekomen bij de restauratie van het interieur in 1955, zoals die van Tristam Leendertsz Both († 1623), dijkgraaf van Noord-Beveland, en zijn echtgenote Janneken Stoffels († 1658). De preekstoel en enig koperwerk dateren uit circa 1650. Verder is er een galerij van 1772 met daarop een in 1903 door orgelbouwer Nöhren vervaardigd orgel. Aan de buitenzijde van de kerk bevinden zich de gedenksteen van de herbouw in 1769, een oorlogsmonument en de uit de kerk overgebrachte grafsteen van dijkgraaf Leonardus Swan († 1725). De 18de-eeuwse oude pastorie (Havelaarstraat 34) is rond 1930 verbouwd tot verenigingsgebouw. De nieuwe pastorie (Havelaarstraat 36) dateert van 1928. De voorm. kerk van de Geref. Gemeente (Oost Havenstraat 22), een eenvoudige zaalkerk uit circa 1900 met rondboogvensters, is tot 1989 in gebruik geweest. De Geref. kerk (Beatrixstraat 6) is een zaalkerk uit circa 1900 die bij een verbouwing in 1966-'67 het huidige aanzicht heeft gekregen. Het voorm. bejaardenhuis ‘Rustoord’ (Havelaarstraat 97 A-F) is een symmetrisch ingedeeld gebouw van zes {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Colijnsplaat, Bejaardenhuis Rustoord==} {>>afbeelding<<} woningen met een risalerende middenpartij in late neorenaissance-vormen, gebouwd in 1916 in opdracht van de Herv. diaconie. Het voorm. rechthuis (Havenstraat 11), ook bekend als het veerhuis, is een fors maar sober classicistisch herenhuis, gebouwd in 1768-'69 naar ontwerp van Johannes van Es en Frans Rupingh. Vanaf de Franse tijd tot aan de gemeentelijke herindeling in 1941 is het gebouw als raadhuis in gebruik geweest. Nadien heeft het verschillende bestemmingen gehad. Woonhuizen. De oudste huizen van Colijnsplaat staan langs de Voorstraat en zijn in de regel diepe eenlaagspanden met een 18de- of 19de-eeuwse verschijningsvorm. Voor de huizen ligt vaak een hardstenen stoep met hekpalen. Het pand Voorstraat 9, met gepleisterde tuitgevel, was oorspronkelijk voorzien van de jaartalankers ‘1729’. Ook Voorstraat 33 en Voorstraat 46 hebben een gepleisterde tuitgevel. Een veel voorkomend type is het woonhuis met ingezwenkte lijstgevel, zoals Voorstraat 4, 25, 35, 44 en 51. De panden Voorstraat 27, 31, 61, 67 en 69 hebben alle een gepleisterde ingezwenkte lijstgevel met geprofileerde, afgeronde deur- en vensteromlijstingen en een vroeg-19de-eeuwse paneeldeur. Het brede gepleisterde huis Voorstraat 28 heeft een 18de-eeuwse oorsprong. De huidige winkelpui is recent aangebracht. Met een rechte lijstgevel uitgevoerd is het dubbelpand Voorstraat 53-55, waarvan het linker deel (nr. 53) een vroeg-19de-eeuwse geprofileerde deuromlijsting en paneeldeur heeft en het rechter deel (nr. 55) is onderkelderd. Voorstraat 56 is een tweebeukig pand met een gepleisterde eclectische gevel. Andere interessante woonhuizen zijn de in 1895 als dokterswoning gebouwde grote villa Havelaarstraat 28, met een neorenaissance- en chaletstijl-detaillering, en Voorstraat 58 met een expressionistisch gedetailleerde gevel. De dwarse huizen Havelaarstraat 62-66 en de diepe panden Havelaarstraat 87-93 zijn voorbeelden van arbeiderswoningen uit circa 1910 met eenvoudige neorenaissance-details. Windmolens. De Oude Molen (Havelaarstraat 113) is een ronde grondzeiler met een deels gepleisterde romp en een met dakleer beklede kap, {== afbeelding Colijnsplaat, Woonhuizen Voorstraat 31-35==} {>>afbeelding<<} gebouwd in de 17de eeuw nadat de eerste molen uit 1598 was afgebrand. Oorspronkelijk was de molen eigendom van de prins van Oranje, ambachtsheer van Colijnsplaat. Restauratie heeft plaatsgevonden in 1973 en circa 1995. De molen Nooitgedacht of De Nieuwe Molen (Colijnsplaatseweg 2) is een ronde stellingmolen uit 1864, opgericht ter vervanging van een houten standerdmolen. De stenen romp is aan de westzijde gepleisterd, de houten kap heeft men met dakleer afgedekt. De molen is tot 1965 in bedrijf geweest. Het pakhuis Havenstraat 36 is opgetrokken in gele baksteen met een zadeldak tussen tuitgevels. De eerste steen is gelegd in 1897 door J.C. Kole. De weegbrug (tegenover Havenstraat 12) is rond 1920 aangelegd en voorzien van een in de oude zeedijk ingebouwd huisje. De uitwateringssluis van de Valkreek of Valle (Westzeedijk ong.) dateert van-1757 (gedenksteen) en is later voorzien van een modern gemaal. De dijkverhoging op de oude zeedijk (Havenstraat ong.) bestaat uit diverse na 1906 op de kruin van de zeedijk geplaatste betonnen dijkverhogingselementen volgens een systeem ontwikkeld door R.R.L. de Muralt. Het monument voor de Watersnoodramp van 1953 (Havenstraat ong.) is ontworpen door J. Haas en is in 1993 geplaatst bij de coupure naast het voormalige raadhuis. De Zandkreekdam bij het Katseveer (Deltaweg ong.), gelegen ten zuiden van Colijnsplaat, is in 1957-'60 aangelegd tussen Noord- en Zuid-Beveland als het begin van het Deltaplan. In de dam is een grote schutsluis opgenomen. Men sloot de dam met behulp van veertien eenheidscaissons. De Zeelandbrug over de Oosterschelde (Deltaweg ong.), gelegen ten oosten van Colijnsplaat, is in 1961-'65 gebouwd naar ontwerp van J.G. Snip. De vijf kilometer lange brug is gefundeerd op telkens drie betonnen putten die ter hoogte van de waterspiegel door een caisson zijn gekoppeld. De hierop staande pijleropzetstukken dragen de geprefabriceerde kokervormige betonnen brugstukken, die ter plaatse gemonteerd zijn tot één voorgespannen geheel. {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kats bij Colijnsplaat, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Kats. Dit bescheiden voorstraatdorp ten zuidoosten van Colijnsplaat werd in 1598 gesticht na de bedijking van de Oud Noord-Bevelandpolder. Vanwege de aanleg van de Leendert Abrahampolder (1853) heeft men de haven naar het noordoosten buiten het dorp verplaatst. De Herv. kerk (Kerkstraat 3) is een bescheiden, wit gepleisterde zaalkerk met rondboogvensters en een in het midden van de lange gevel geplaatste slanke zadeldaktoren met dakruiter. De oorspronkelijk in 1660 gebouwde kerk werd in 1870 ingrijpend vernieuwd. In 1951-'52 kreeg de toren zijn huidige aanzicht met zadeldak; in de dakruiter hangt een klok uit 1757. De kerk bevat een preekstoel uit de tweede helft van de 17de eeuw. De pastorie (Kerkstraat 1) is een eenlaagspand met neorenaissance-details (circa 1890). De Alg. begraafplaats (Noordlangeweg 1) is aangelegd in 1872. Eén van de oudste graven is dat van Cornelia Schipper († 1880). Uit de oorlogsjaren stammen enkele houten grafzerken. Verder is er een Watersnoodmonument. Boerderijen. Het schuurgedeelte van de boerderij Leendert Abrahampolderweg 6 is het restant van de meestoof ‘De Goede Verwachting’, gebouwd in 1862 ter plaatse van de oude havenkom en in 1867 verbouwd tot boerderij. Recentelijk is het hogere houten middendeel tussen woonhuis en schuur vervangen door een gemetseld bouwdeel. De rond 1900 ten noordwesten van Kats opgetrokken hoeve Katse Groeneweg 2 bestaat uit een vrijstaand woonhuis, een grote bakstenen dwarsdeelschuur en een houten wagenschuur. Domburg (gemeente Veere) Stad, ontstaan in de 11de-12de eeuw bij een eind-9de-eeuwse tegen invallen van Noormannen aangelegde burg (Duinburg), waarvan door latere duinverstuivingen geen zichtbare resten bewaard zijn gebleven. Wel kwamen in 1647 onder de duinen restanten van een Romeins Nehalennia-heiligdom tevoorschijn. In 1223 kreeg Domburg van graaf Floris IV stadsrechten, maar de stedelijke ontwikkeling zette vervolgens niet door. Domburg was een smalstad, dus zonder zetel in de Staten van Zeeland. Tot circa 1835 was de bebouwing geconcentreerd rond de Markt en vier daarop uitkomende straten. Vanaf 1837 ontwikkelde Domburg zich tot een badplaats. In dat jaar werd het eerste badpaviljoen op het duin gebouwd en in 1866 volgde op het terrein van de voormalige buitenplaats Loverendale het badhotel (afgebrand 1992; nieuwbouw 1994). Belangrijk voor de toegankelijkheid van de badplaats waren de aanleg van de spoorlijn naar Middelburg (1872) en de tramverbinding naar Middelburg (1906-1938). In 1887 vestigde de bekende Amsterdamse kuurarts J.G. Mezger zich in Domburg; hij behandelde adellijke en vorstelijke patiënten uit heel Europa. In de duinen verrezen verschillende kapitale villa's en rond de eeuwwisseling kwamen er veel hotels en pensions bij. Domburg oefende verder sterke aantrekkingskracht uit op een groep schrijvers en kunstenaars met als centrale figuur de schilder Jan Toorop, die vanaf 1897 regelmatig in Domburg werkte. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog liep de belangstelling voor Domburg sterk terug. In de Tweede Wereldoorlog bouwden de Duitsers in 1943 in het kader van de Atlantikwall bunkers in de duinen en verklaarden zij het strand tot verboden gebied. Het Strandhotel en verschillende villa's werden opgeblazen. Het badpaviljoen raakte zwaar beschadigd. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het toerisme in {== afbeelding Domburg, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Domburg massale vormen aangenomen en in de directe omgeving zijn grote vakantiecomplexen ingericht. Daarnaast zijn aan de rand van Domburg enkele nieuwbouwwijken ontstaan. De Herv. kerk (Markt 8) heeft een recht gesloten eenbeukig schip en een toren van vijf geledingen met traptoren en ingesnoerde naaldspits. De van een overwelfde benedenruimte voorziene toren verrees eind 14de eeuw. Het 14de-eeuwse schip met koor, en de 15de-eeuwse noorderzijbeuk brandden in 1848 af. Bij de herbouw in 1849-'55 zijn delen van het oude muurwerk gebruikt, met daarin een 15de-eeuws korfboogpoortje met rechthoekig omlopende waterlijst. De toren is gerestaureerd in 1956, de kerk in 1963. Tot de inventaris behoren laat-18de-eeuwse psalmborden en een 19de-eeuwse preekstoel. De R.K. St.-Willibrordkapel (Badhuisweg 4) is een kruisvormige kapel met ingangsportaal, gebouwd in 1932-'33 naar plannen van J. van Velsen ter vervanging van een houten kapel, die in 1898 voor badgasten was gebouwd. Het voorm. stadhuis (Markt 1), een dwarspand met zadeldak tussen trapgevels, werd in 1667 gebouwd op de plaats van een voorganger. De voorzijde is voorzien van een ingezwenkte gevel met kroonlijst en een ingangspartij met dubbele stoep. Deze gevel en het achtzijdige open klokkentorentje kwamen in 1822 tot stand. Nadien is het raadhuis verschillende malen verbouwd of gerestaureerd. {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} Bij een restauratie in 1978 is de naastgelegen voorm. pastorie bij het pand getrokken. Hoogduin (Domburgseweg 51). In 1776 voegde Paulus Ewaldus van de Perre de 18de-eeuwse buitenplaatsen Hoogduin en Duinvliet samen. Het oude huis Hoogduin werd afgebroken en de twee met elkaar verbonden parken kregen een bescheiden landschappelijke aanleg met enkele slingerpaden en landschapselementen. In 1786 werden de buitenplaatsen Landlust en Loverendale toegevoegd, die beide in handen waren van de op kasteel Westhove woonachtige Johan Adriaan van de Perre. Het huis Duinvliet werd in 1815 afgebroken. Het geheel kreeg de naam Hoogduin en vormde tussen 1846 en 1887 de overtuin van de nieuwe buitenplaats Duinvliet (1839) aan de overzijde van de weg. Rond 1900 zijn enkele kavels afgescheiden. De 18de-eeuwse scheidingssloten van de voormalige buitenplaatsen zijn nog steeds te herkennen. Ten behoeve van de bouw van het verzorgingshuis ‘Ter Mantelinge’ (Domburgseweg 49) is rond 1955 het grachtenstelsel van het oude Hoogduin vergraven. Op het achtergelegen terrein bevindt zich nog slechts de boswachterwoning van het oude Duinvliet, in oorsprong stammend uit 1712. {== afbeelding Domburg, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} Duinvliet (Domburgseweg 44). Deze buitenplaats werd in 1839 gesticht door notaris A.J. van den Broecke. Aan K.G. Zocher wordt het ontwerp toegeschreven van het neoclassicistische gepleisterde landhuis, dat is uitgevoerd met een risalerende, iets hoger opgetrokken middenpartij. Het huidige aanzicht is ontstaan bij de verhoging van de zijvleugels in 1900. Het interieur is toen verfraaid met neorenaissance- en jugendstil-elementen, waaronder een neorenaissance-haardpartij met natuurstenen kolommen en een eikenhouten trappartij met jugendstil glas-in-loodramen. Het ontwerp van het bijbehorende park in landschapsstijl wordt eveneens aan K.G. Zocher toegeschreven en heeft als belangrijkste kenmerk een waaierwijde zichtas vanuit het huis over het gazon en de vijver in de richting van de Domburgseweg. Het bij de inundatie van Walcheren in 1944 beschadigde park is in 1985 hersteld. De gietijzeren brug over de slingervijver voor het huis is voorzien van neoclassicistische ornamenten, zoals voluten met palmet op de brugleuningen. De 19de-eeuwse ronde natuurstenen kolommen van het toegangshek dragen de naam Duinvliet. Het terrein van het in 1815 afgebroken 18de-eeuwse huis Duinvliet aan de overkant van de weg was tussen 1846 en 1887 de overtuin van het Duinvliet van Van den Broecke. Tot 1933 vormde de buitenplaats bovendien één geheel met de ernaast gelegen boerderij 't Hof Klein Duinvliet (Domburgseweg 48). Het deels onderkelderde neoclassicistische middenganghuis daarvan werd in 1845 gebouwd in opdracht van de familie Van den Broecke (gevelsteen). Eveneens 19de-eeuws is de vrijstaande grote houten dwarsdeelschuur. Zomerverblijven. De villa De Wael (Domburgseweg 6) werd gebouwd in 1883 voor de familie Boddaert en heeft een gepleisterde verdieping. Bij een grondige verbouwing in 1903 zijn jugendstil-elementen toegevoegd, evenals de vakwerkgevetoppen. Het interieur is vrijwel geheel in jugendstil uitgevoerd, met uitzondering van enkele oudere vertrekken met neo-empire-elementen uit de bouwtijd. Het koetshuis met koetsierswoning (Domburgseweg 8-10) dateert van rond 1883. De villa Duinenburg (Domburgseweg 12) kwam in 1885 tot stand in neorenaissance-stijl voor J.W. Sprenger naar ontwerp van C. Matthijssens. Deze royale villa heeft een markante risalerende hoekpartij met torenbekroning. Het in neorenaissance-stijl uitgevoerde interieur bevat schouwen die met oude Delfts-blauwe tegels zijn versierd. In de tuin staat een houten gebouwtje (circa 1890) dat gebruikt werd als sauna. In 1886-'87 liet de Duitse eaude-cologne {== afbeelding Domburg, Villa Duinenburg==} {>>afbeelding<<} {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Domburg, Villa Carmen Sylva==} {>>afbeelding<<} fabrikant Aldenbruck von Brühl de villa ‘Maria’, later bekend als villa Carmen Sylva (Noordstraat 39) bouwen, mogelijk naar ontwerp van J.J. van Nieukerken. Dit gebouw met eclectische details is tegen het duin aangebouwd en heeft aan de zeezijde over de volle breedte een houten veranda en aan de landzijde een balkon op gietijzeren zuiltjes. In 1889 werd de villa verkocht aan Ch. Erbschloe von Eberfeld. Deze ontving regelmatig de dichteres Elisabeth von Wied, koningin van Roemenië. Naar haar pseudoniem ‘Carmen Sylva’ herdoopte Erbschloe de villa. Van de in 1887 voor de kuurarts J.G. Mezger gebouwde villa Irma (Domburgseweg 11) resten nog slechts de gietijzeren toegangshekken. Opvallend zijn de houten chalets Strandholm (Nehalenniaweg 3) en De Bruinvis (Nehalenniaweg 14), die in 1905 als bouwpakket vanuit Noorwegen zijn geïmporteerd. Woonhuizen. Burgemeester C.H. Elout legde de eerste steen van het uit 1876 daterende herenhuis Weststraat 18. Vanaf 1903 werd het bewoond door P.J. Elout, directeur van de Domburgse Zeebadinrichting en zijn vrouw, kunstenares Mies Elout-Drabbe. Zij was bevriend met Jan Toorop en vormde een belangrijke spil in de Domburgse kunstenaarskring. Als directeurswoning bij het Badhotel kwam in 1892 het eclectisch herenhuis bij Domburgseweg 1 tot stand. Rond 1900 gebouwd is Weststraat 22-24, een dubbelpand met gepleisterde hoekpilasters en neoclassicistische deuromlijstingen. Het tweelaagse pand Bloemendale (Ooststraat 18), met afgeschuinde hoekpartij, was vanaf 1900 in gebruik als hulppostkantoor. Het gepleisterde huis Weststraat 7 is blijkens de steen in het ingangsportaal in 1911 gebouwd. Vanaf omstreeks 1915 werd het Burgemeester Van Teylingenpark aangelegd, één van de weinige planmatige uitbreidingen van Domburg. Het villaparkje bestaat uit een tiental vrijstaande en dubbele woningen in expressionistische en traditionalistische vormen, gegroepeerd rond een centraal plantsoen uitlopend in de duinbebossing. Een karakteristiek voorbeeld is de solitair op de top van een duin gelegen villa 't Haventje (Burg. Van Teylingenpark 18). In de periode 1920-'35 verrezen verschillende villa's langs de weg naar Oostkapelle. Interessante voorbeelden zijn Villa Ewoud (Domburgseweg 24; circa 1925), villa Vacuna (Domburgseweg 61; circa 1925) in expressionistische {== afbeelding Domburg, Zomerhuis Strandholm (1979)==} {>>afbeelding<<} stijl met rieten kap, en verder Les Merlettes (Domburgseweg 15), Domburgseweg 17, Domburgseweg 28 en De Wilgen (Domburgseweg 32), alle gebouwd rond 1930. Het Badpaviljoen (Badhuisweg 1) werd in 1889 in rijke neorenaissance-stijl naar ontwerp van J.J. van Nieukerken gebouwd tegen het duin op de plaats van een voorganger uit 1837. Het nagenoeg rechthoekige gebouw heeft aan de rechterzijde een uitgebouwde veelzijdige hoektoren met houten transkoepel en een ui-vormig bekroonde lantaarn. Aan de landzijde is het gebouw voorzien van een souterrain en een bel-etage met bordestrap. Aan de uiteinden bevinden zich hoger opgetrokken dwarsvleugels met een trapgevel. Voorlangs is een gemetselde (thans wit geschilderde) arcade {== afbeelding Domburg, Badpaviljoen==} {>>afbeelding<<} {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} aangebracht met daarboven een deels dichtgezette houten veranda. Het gedeelte aan de zeezijde bevat de hoger opgetrokken grote zaal (concert- of kuurzaal). De aangebouwde delen aan weerszijden hiervan zijn van later datum of gewijzigd. Horeca. Het café-restaurant De Roode Leeuw (Markt 3-5) dateert in de huidige vorm uit circa 1890, maar er is al meer dan drie eeuwen sprake van een herberg ter plaatse met die naam. Het café Tramzicht (Stationsstraat 8), gebouwd in 1887 als zomerverblijf ‘Nehalennia’, is een gesausd tweelaags pand met topgevelpartij voorzien van een houten omlijsting. Met de aanleg van de tram werd het in 1906 verbouwd tot café. Rond 1900 gebouwd als hotel-pension is P.J. Eloutstraat 1, uitgevoerd als een herenhuis met neorenaissance-detaillering. De windmolen ‘Weltevreden’ (Roosjesweg 2) is een ronde bakstenen grondzeiler met een met dakleer bedekte kap, staande op een molenberg. Bij de bouw van deze korenmolen in 1817 (datering op baard) zijn wellicht oudere onderdelen gebruikt. In het bovenwiel is het jaar 1650 gehakt. Circa 1975 is de molen gerestaureerd. De telefooncentrale voor de telefoonlijn van Domburg naar Engeland (Schelpweg 8-8a) is een rond 1925 gebouwd pand in zakelijk-expressionistische vormen. De watertoren (Nehalenniaweg 20) verrees in 1933 naar ontwerp van H. Sangster voor het in 1932 opgerichte gemeentelijk waterleidingbedrijf. De op een duintop gelegen, in gele steen uitgevoerde, ronde watertoren is thans niet meer in gebruik en vertoont sporen van oorlogsschade. Het gedenkteken voor de kuurarts J.G. Mezger in het plantsoen ter hoogte van 't Groentje, is een bronzen buste op rood granieten sokkel en is gemaakt in 1910 door A. Falise. De Alg. begraafplaats (bij Schelpweg 8), in gebruik van 1860 tot de opening van de nieuwe begraafplaats in 1899, bevat enkele laat-19de-eeuwse graftekens, waaronder die met zerk en ijzeren hekwerk voor oud-rijksontvanger C. Modera († 1890) en H.E. Boddaert († 1894). Dreischor (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp met kerkgracht, ontstaan op een kreekrug (de huidige Weststraat) van enkele in de 12de eeuw ingepolderde schorren. Het voor het eerst in 1206 vermelde dorp had te lijden van stormvloeden van 1287 en 1288, waarbij het gebied door het Dijkwater van Sirjansland werd gescheiden. De herdijking volgde waarschijnlijk rond 1340 onder bescherming van ambachtsheer Jean van Blois. Ten noordoosten van het rond 1400 in opdracht van Albrecht van Beieren gebouwde kasteel Windenburg (gesloopt 1837) kwam het dorp verder tot ontwikkeling met de dorpskerk midden op een kerkring. In de 19de eeuw werd Dreischor het centrum van de vlasindustrie van het eiland. Het dorp breidde zich uit langs de zuidellijke uitvalsweg en er werden vlasschuren opgetrokken langs de Daniël Ockersestraat. Dreischor is een beschermd dorpsgezicht. De Herv. kerk (Ring 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Adrianus, is een tweebeukige gotische hallenkerk voorzien van een vijfzijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ronde traptoren en een ingesnoerde naaldspits. Rond 1350 begon de bouw van het koor, kort na 1400 gevolgd door een eenbeukig schip met aan de noordzijde een rechthoekige zijkapel, die mogelijk was bedoeld als aanzet tot een noordtransept. {== afbeelding Dreischor, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Dreischor, Herv. kerk, interieur (1971)==} {>>afbeelding<<} In de eerste helft van de 15de eeuw verrees de toren, met hoeksteunberen bij de onderbouw en boven een afsluitend boogfries; de huidige spits dateert van 1867. Verder heeft de traptoren een hoge, achtzijdige, gemetselde spits. In de toren hangt een door Johannes Burgerhuys gegoten klok (1634). De laat-gotische zuidbeuk met driezijdige sluiting kwam eind 15de eeuw tot stand. De gevels zijn voorzien van natuurstenen banden. De rond 1550 haaks op het zuidkoor opgetrokken sacristie heeft een benedenruimte met kruisribgewelf en laat-gotische schouw en een bovenruimte die wellicht als librije dienst heeft gedaan. De bij de ingrijpende verbouwing van de kerk in 1873-'75 aangebrachte bepleistering en ombouw tot bewaarschool van de zuidbeuk zijn ongedaan gemaakt bij de restauratie in 1959-'68. Daarbij heeft men de steunberen herbouwd en de vijfzijdige doopkapel op de zuidwesthoek. Aan de noordzijde bij het koor is een vrijstaand nieuw gebouw ingericht als winterkerk. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven. De muurstijlen onder de doorlopende gewelfribben rusten op muurkolonetten met gebeeldhouwde consoles. In het koor zijn vanwege verbetering van de akoestiek klankpotten aangebracht, verborgen achter bewerkte plankjes. De scheibogen tussen de twee beuken rusten op ronde natuurstenen kolommen met koolbladkapitelen (circa {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Dreischor, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} 1450). De tijdens de restauratie ontdekte muurschilderingen - cartouches met grafschriften en bijbelteksten (na 1572) - zijn deels geconserveerd. Tot de inventaris behoren enkele oude grafzerken, een midden-17de-eeuws koorhek, herenbanken (tweede kwart 17de eeuw) en een preekstoel (circa 1670). Het verhoogde zuidkoor diende als grafkapel voor de heren van Dreischor. Het houten gewelf ter plaatse is voorzien van allegorische grisailleschilderingen betreffende de dood, geschilderd door Pieter Bossenblij (circa 1750). Achter een smeedijzeren hek staan twee rijk gebeeldhouwde grafmonumenten. De monumenten voor de gebroeders Cornelis († 1728) en Jan Daniëlsz. Ockerse († 1742) werden rond 1742 vervaardigd door Nicolaas Seuntjes en zijn uitgevoerd in Lodewijk XIV-stijl met portretmedaillons en allegorische figuren. Nog monumentaler is het door Matthijs van Nooijen uitgevoerde monument voor Pieter Mogge († 1756), ontworpen in Lodewijk XV-stijl door A. Wapperon en op onderdelen door Jan Peter van Baurscheit de Jonge. Het is voorzien van een portretmedaillon en een figurengroep, waaronder een skelet. Het ruime, ringvormige en omgrachte, kerkhof bevat nog enkele zerken, waaronder die voor ds. Benjamin Kam († 1869). De voorm. pastorie (Ring 16) is een in opzet 18de-eeuws gebouw met een rond 1860 vernieuwde lijstgevel (met gietijzeren goot). Het pand is rond 1916 ingrijpend verbouwd. Het voorm. raadhuis (Ring 2) heeft een in gele baksteen opgetrokken trapgevel met toppilaster, gebouwd in 1637 (gevelsteen) en voorzien van bogen en strekken in rode steen en gevelstenen met het wapen van Zeeland, het dorpswapen en een afbeelding van Justitia. Links bevindt zich een maniëristisch poortje met een driehoekig fronton en een zandstenen fries met spreuk en twee wapens, één van de baljuw en één van de vermoedelijke bouwheer Jan Stavenisse († 1645). Woonhuizen. Een van de oudste panden van het dorp is Ring 3, dat vroeger in de volksmond wegens het grote aantal bewoners ‘De Kazerne’ wordt genoemd. De onregelmatig ingedeelde gevel van dit dwarse huis vertoont sinds de ontpleistering bij de restauratie in 1975 een bouwnaad in het midden en bouwsporen van oude vensters. Mogelijk is bij een verbouwing in 1557 (jaartal op schouw) het bestaande diepe pand (links) uitgebreid met een zijkamer met overwelfde kelder en opkamer (rechts). In de 18de-eeuw heeft men de topgevels verwijderd. Ring 5 is een tweebeukig diep pand met gekoppelde tuitgevels, verlevendigd door een tudorboog boven de voordeur. Inwendig zijn een 16de-eeuws houtskelet, een opkamer en een spiltrap behouden gebleven. Het wit geschilderde pand Ring 40 is gedateerd ‘1764’ (jaartalankers) en het in de kern 18de-eeuwse huis Ring 8 heeft een jongere top en een serliana uit circa 1825. Vergelijkbaar zijn de huizen Slotstraat 11-15, met vier aaneengesloten tuitgevels en de jaartalankers ‘1763’. Een met een kroonlijst afgetopte tuit- of halsgevel hebben de diepe huizen Ring 6 - in opzet 18de-eeuws en in de 19de eeuw gepleisterd en voorzien van rozetankers -, Ring 12 (wit geschilderd), Ring 14 (gepleisterd) en Ring 33 (alle drie circa 1800). Van de veel voorkomende dwarse eenlaagspanden stamt het dubbele huis Ring 9-10 van 1756 (jaartalankers); ervoor staat een houten travalje. Andere voorbeelden zijn Ring 22 uit 1796 (jaartalankers) en Ring 15, een vroegere burgemeesters- en dokterswoning uit de 18de eeuw met een gevel uit circa 1890. De in het begin van de 20ste eeuw gebouwde gevels worden gekenmerkt door de toepassing van portieken en siermetselwerk, zoals te zien is bij Ring 20 (circa 1910), Ring 28 (circa 1925) en Ring 39 (circa 1930). De invloed van de jugendstil is zichtbaar in de serliana van Ring 7 (circa 1910). Het 18de-eeuwse pand Ring 25 kreeg rond 1910 een gevel met rondboogportiek en een serliana in de top. Een sierspant in chaletstijl hebben De Keulse Pot (Daniël Ockersestraat 10; circa 1900), Ooststraat 19 (1910), Ooststraat 10 (1915), en in sobere vorm Bogerdweg 26, 28 en 62, en Molenweg 11 (1920) en Molenweg 7 (1922). De in 1903-'04 gebouwde villa Bogerdweg 4 heeft een hoger opgaand middenrisaliet met sierspant. Zakelijk-expressionistisch van vorm is het huis Ring 18 (1939) met loggia. Een goed voorbeeld van wederopbouw is de in 1956 op de funderingen van kasteel Windenburg gebouwde burgemeesterswoning Slotstraat 4, die lijkt op huis Hofwijck te Voorburg, maar dan met een opengewerkte betonnen dakbalustrade. Boerderijen. De boerderijen in het dorp hebben vaak een houten schuur aansluitend op het woongedeelte. Het oudste - sterk gerestaureerde - voorbeeld is Slotstraat 25, waarvan het in opzet 17de-eeuwse woonhuis is voorzien van een trapgevel met sierankers. De al in 1630 vermelde boerderij Hooge Hoeve (Zuidstraat 5) werd in 1764 verbouwd in opdracht van Andries Heshuijsen, ambachtsheer van Dreischor. Het woongedeelte heeft een tuitgevel met sier- en jaartalankers (1764) en inwendig een overwelfde kelder en een opkamer. De boerderij is gerestaureerd in 1997. De van oorsprong 18de-eeuwse herenhoeve Goemanszorg (Molenweg 3) werd in 1815 herbouwd en in 1854 verbouwd met ramen en deuren van de gesloopte buitenplaats Rozegaard te Noordgouwe. De hogere stenen schuur dateert van 1906. Bij een restauratie in 1995 heeft men de boerderij ingericht als Streek- en Landbouwmuseum. Uit de 19de eeuw dateert verder de wit gepleisterde boerderij Slotstraat 19 met eclectische vensteromlijstingen (circa 1875). Karakteristiek zijn de vlasbedrijven en de zwart geteerde vlasschuren uit het begin van de 20ste eeuw aan de Daniël Ockersestraat en omgeving, zoals Daniël Ockersestraat 2 en 8, Zuidstraat 1 en Zuidstraat 3 (1917). Na 1900 ontstonden enkele vlasboerderijen, waarvan de meeste met een {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sirjansland bij Dreischor, Pastorie Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} aangebouwde schuur in hout of steen. Aardige voorbeelden zijn Bogerdweg 31, met een serliana in de top en een mansardedak, en Bogerdweg 50. Ook in het buitengebied liggen enkele interessante boerderijen. Uit de 19de eeuw dateren Kapteinsweg 8, met vrijstaande woning, Kapteinsweg 14, met eclectische details, en Zorgesweg 6 (circa 1900); de twee laatste hebben een grote aan het huis gebouwde schuur. Vrijstaande dwarse woonhuizen hebben de boerderijen Blindeweg 7 (1899) en Kapteinsweg 3 (circa 1910). Invloed van de jugendstil vertoont het woonhuis van de boerderij Zuidlangeweg 1, waarvan het middenrisaliet wordt bekroond door een dakerker met opstaande borstwering en pinakels. Eén van de grote, zwart geteerde, houten schuren met windveren in chaletstijl is gebouwd rond 1914. De windmolen ‘Aeolus’ (Molenweg 19) is een ronde grondzeiler op een molenberg. Deze korenmolen uit 1739 heeft een gewitte stenen romp met rode raam- en deuromlijstingen. De in 1951-'53 gerestaureerde molen is na de opheffing van het maalbedrijf (1962) als woonhuis ingericht, maar gaat weer als molen in gebruik genomen worden. De vroegere molenaarswoning (Molenweg 15) is een dwars huis uit 1904. De winkel Zuidstraat 12, een breed en diep woon- en bedrijfspand (eerste helft 19de eeuw), is gebouwd voor een vlasboer met een handel in veevoer. Horeca. Het voorm. dorpslogement De Drie Schapen (Ring 4) is een tweelaags pand met een rond 1880 bepleisterde lijstgevel in neoclassicistische stijl voorzien van het wapenschild van Dreischor. De kern van het gebouw is ouder. Ring 32, een voorm. café, is na verwoesting door brand in opdracht van M. Slager omstreeks 1950 in wederopbouwstijl herbouwd met een risalerende ingang met kleine gezwenkte topgevel. Het voorm. trafohuisje (Daniël Ockersestraat 6) van het type ‘hoogtoren’ werd rond 1928 gebouwd met sobere expressionistische elementen bij de aansluiting van Dreischor op het - destijds bovengrondse - elektriciteitsnet van de P.Z.E.M. Sirjansland. Dit wegdorp ten zuidoosten van Dreischor wordt in 1206 vermeld als één van de drie schorren van Dreischor. In 1287-'88 raakte het hiervan los. Door herdijking in 1305 werd het gebied met Duiveland verbonden. De Herv. kerk (bij Korte Noordstraat 2) is een sobere kerk uit 1959 naar ontwerp van A.N. van Donkelaar en J.H. Bodegraven. De van 1874 daterende voorm. pastorie (Lageweg 15) is een dwars middenganghuis met mezzaninoverdieping en eclectische vensterdetails. De kap is voorzien van Philibertspanten. De openbare lagere school (Lageweg 11-13) is in 1880 gebouwd in neoclassicistische vormen als een tweeklassige school met onderwijzerswoning. Aardige woonhuizen zijn Lageweg 24 (circa 1895), met neoclassicistische details, en het iets rijkere woonhuis Sportweg 12 (circa 1915) met neorenaissance-details en een chaletstijl-dakerker. Buiten de dorpskern liggen enkele interessante boerderijen met vrijstaande woning, te weten Dillingsweg 12 uit de eerste helft van de 18de eeuw (mogelijk iets ouder) en de rond 1900 gebouwde boerderijen ‘Favorite’ (Dillingsweg 3) en Dillingsweg 10. Driewegen (gemeente Borsele) Wegdorp, ontstaan op een driesprong van polderwegen in de rond 1300 bedijkte Coudorpsepolder (later Driewegenpolder geheten). De in 1351 voor het eerst vermelde nederzetting groeide pas in de loop van de 16de eeuw uit tot een dorp van enige omvang. Driewegen behoorde met Everinge en Coudorpe tot de heerlijkheid van Ellewoutsdijk en was tot 1970 een zelfstandige gemeente. De Herv. kerk (Van Tilburghstraat 27) is een recht gesloten zaalkerk met een zeszijdige houten dakruiter en een classicistische voorgevel met rijk gebeeldhouwd dorisch ingangspoortje. De kerk werd gesticht in 1678 (gedenksteen) door de tweelingbroers Frederik en Emmerik van Watervliet, respectievelijk ambachtsheer van Driewegen, Ellewoutsdijk, Everinge en Coudorpe en van 's Heer Hendrikskinderen en Wolphaartsdijk. In de dakruiter hangt een door Nicolaas Muller gegoten klok (1735). De consistorie aan de achterzijde dateert van 1908. Bij een restauratie in 1911-'14, onder leiding van J. Sterk, heeft men de kerk inwendig gewijzigd en vensters aangebracht aan weerszijden van de ingang. In 1985 is een algehele restauratie uitgevoerd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf (1914) en bevat een gebeeldhouwde preekstoel van 1679. De toegang tot het kerkterrein wordt geflankeerd door bakstenen pijlers bekroond door schilddragende leeuwen met de wapens van Driewegen en Coudorpe. De voorm. Geref. kerk ‘Eben Haezer’ (Korteweg 21), een kleine zaalkerk met opvallend siermetselwerk in de voorgevel, en de met mansardedak uitgevoerde pastorie (Korteweg 19) zijn tot stand gekomen in 1907. {== afbeelding Driewegen, Herv. kerk (1980)==} {>>afbeelding<<} {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Driewegen, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} Het voorm. raadhuis (Van Tilburghstraat 31), een dwars pand met trapgevelpartij in neorenaissance-stijl, is een in 1913 naar plannen van J.W. de Weert verbouwde lagere school. Ter vervanging ontwierp hij in 1912 de drieklassige openbare lagere school Van Tilburghstraat 41. Boerderijen. De hoeve 't Hof Tilburg (Van Tilburghstraat 50) dateert van 1778, zoals vermeld op de (vernieuwde) hekpijlers. Het deels onderkelderde, vrijstaande woonhuis met zadeldak tussen topgevels is opgetrokken in gele baksteen met strekken in rode baksteen. De deuromlijsting is uitgevoerd met blokpilasters. Naast het huis staat een grote houten dwarsdeelschuur met een afgewolfd rieten dak en een in 1806 (gevelsteen) in baksteen vernieuwde voorgevel met drie stel mendeuren. Van de boerderij Alle Morgen Nieuwe Zorgen (Paulushoekseweg 5) is het woonhuis van 1796 (jaartalankers) opgetrokken in gele baksteen en voorzien van een zadeldak tussen tuitgevels. Bijzonder in het interieur is de rijke paarse betegeling uit de bouwtijd. Op het erf staat een schuur van 1917. De hoeve Geertruidshof (Van Tilburghstraat 43) bestaat uit een in oorsprong 18de-eeuws vrijstaand dwars woonhuis en een deels houten dwarsdeelschuur met afgewolfd rieten kap, herbouwd rond 1840. Kleine laat-19de-eeuwse boerderijen met een aangebouwde dwarsdeelschuur zijn Korteweg 13 en Korteweg 15. Woonhuizen. De villa Lange Mare (Korteweg 23) werd in 1869 gebouwd als dokterswoning voor H.R. Folmer. Voorbeelden van karakteristieke eenlaags woonhuizen zijn Van Tilburghstraat 30 (circa 1870), voorzien van gepleisterde pilasters, plint en gootlijst, en Korteweg 9-11 (circa 1895) met gekleurd siermetselwerk. Ellemeet (gemeente Schouwen-Duiveland) Dijkdorp zonder kerk, ontstaan in de 16de eeuw aan de hoger gelegen Kuijersdam na de verwoesting van het meer zuidelijk gelegen oorspronkelijke dorp met kerk. Het vroeger Oudendijke genoemde dorp had in 1953 zwaar van de Watersnoodramp te lijden. Woonhuizen. Van de grotendeels uit eenlaagspanden bestaande bebouwing is het wit geschilderde huis Dorpsstraat 10 gedateerd ‘1685’ (jaartalankers). Een mogelijk 18de-eeuwse kern heeft Dorpsstraat 4. Aan het dorpsplein staan de 19de-eeuwse huizen Dorpsstraat 6, Dorpsstraat 7 met werkplaats en houten travalje, en Dorpsstraat 9. Rond 1870 gebouwd is het gepleisterde tweelaags huis Dorpsstraat 11-13 met blokpilasters. Voorbeelden van dwarse huizen zijn Kuijerdamseweg 11 (1906), Bollemeet (Schelpweg 20, circa 1910) en de diaconiehuizen Schelpweg 8-14 (circa 1930). Meer villa-achtig zijn de diepe huizen Kuijerdamseweg 23 (1915), met rationalistische elementen, en Kuijerdamseweg 25 (circa 1925), in eenvoudige neorenaissance-stijl met chaletstijl-elementen. Boerderijen. De in opzet 18de-eeuwse boerderij De Drie Wilgen (Kuijerdamseweg 33) bestaat uit een L-vormig woonhuis en een aansluitende lange schuur. Schelpweg 1 heeft een 19de-eeuws dwars geplaatst woonhuis en een forse schuur uit 1916. Een hogere, aangebouwde schuur heeft de boerderij Huis Zeeland (Moolweg 7) uit circa 1900. In neorenaissance-stijl uitgevoerd met banden en strekken in gele baksteen is het vrijstaande woonhuis van de Adrianahoeve (Kuijerdamseweg 9) uit circa 1915. Ernaast staat een grote dwarsdeelschuur. Ellewoutsdijk (gemeente Borsele) Dorp, ontstaan in de 11de eeuw op een vliedberg tussen twee kreekruggen op het oude land van het eiland Borssele. Een bevaarbare kreek liep waarschijnlijk door tot de huidige markt van het dorp. Door verzanding verschoof de haven. Op de dijken aan weerszijden van de kreek vormde zich de bebouwing. Het begin 14de eeuw ten noorden van het dorp gebouwde kasteel was de zetel van de ambachtsheerlijkheid Ellewoutsdijk, Driewegen, Everinge en Coudorpe. Kort na 1822 werd de kasteelruïne opgeruimd. Aan de zuidzijde van het dorp legde men in 1835-'39 een kustbatterij aan. De inlaag bij het fort dateert van 1887. In 1944 begon hier de Geallieerde invasie van Zuid-Beveland, waarbij het dorp zwaar werd beschadigd. Het gebied had vervolgens in 1953 te lijden van de Watersnoodramp. De Herv. kerk (Van Hattumstraat 5) is een zaalkerk met forse westtoren, gebouwd in 1948-'51 naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft op de fundamenten van de in de Tweede Wereldoorlog {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ellewoutsdijk, Buitenplaats Zorgvliet, voetgangersbrug (1985)==} {>>afbeelding<<} verwoeste middeleeuwse kerk. Deze op een terp gelegen kerk werd al in 1216 vermeld. In de toren hangt een door Peter Waghevens gegoten klok (1527). De pastorie (Van Hattumstraat 3) is gelijk met de huidige kerk gebouwd. Zorgvliet (bij Langeviele 5-6). Deze buitenplaats werd aangelegd rondom de burchtheuvel van het middeleeuwse kasteel Ellewoutsdijk, waarvan de ruïne in 1822 was afgebroken. De met de aanleg van het Suezkanaal rijk geworden aannemer van baggerwerken J.C. van Hattum verwierf in 1881 goederen in Ellewoutsdijk en liet hier een neogotische zomerresidentie bouwen. Dit in 1944 verwoeste huis stond aan de oostzijde van de Langeviele, ongeveer ter plaatse van het door A.M. de Rouville de Meux ontworpen herenhuis Langeviele 6 van 1952. Uit de 19de eeuw dateren een wit gepleisterd koetshuis, een bakstenen druivenkas met glazen dak en een zeshoekige houten tuinhuis met overkragend tentdak voorzien van een druppellijst. Van de buitenplaats resteren het park en de overtuin, die bij de Watersnoodramp in 1953 veel schade hebben geleden. De beplanting dateert grotendeels van na 1953. Het in landschapsstijl aangelegde park (bij Langeviele 6) bevat een slingervijver met een kleine boogbrug en twee eilandjes, elk voorzien van een zuiltje met een cupido die een schaal draagt. Verder zijn er een zonnewijzer, diverse tuinbeelden (18de eeuw) en rijk gedecoreerde tuinvazen van natuursteen of gietijzer en verschillende ijzeren hekwerken. Er is ook een hondenbegraafplaats met een stenen grafmonumentje in de vorm van een urn op sokkel. De tuinmuren worden bekroond door gietijzeren vazen. In de langgerekte overtuin (bij Langeviele 5) aan de westzijde van de weg bevindt zich de middeleeuwse burchtheuvel. Over de omringende gracht ligt een houten voetgangersbrug met een verhoogd middendeel. Achter een gazon met gietijzeren tuinvazen op sokkels ligt een terrein met een kunstmatige ruïne, die mogelijk is opgebouwd met stenen afkomstig van het kasteel Ellewoutsdijk. Verder bevinden zich hier een vijver, verschillende door L. Schütz gegoten gietijzeren tuinbeelden (circa 1880) en een zinken tuinkoepel in neorenaissance-stijl, volgens de overlevering afkomstig van de Wereldtentoonstelling in Parijs (1889). Het M.J. van Hattumhuis (Zomerstraat 16) is een gepleisterd L-vormig neoclassicistisch pand uit 1824 dat geruime tijd heeft gediend als logement en nadien als woonhuis voor gemeenteambtenaren. In 1927 volgde de verbouw tot verenigingsgebouw. Kort na 1986 heeft men het pand gerestaureerd. Woonhuizen. Uit circa 1880 dateert het deels onderkelderde dwarse huis Zomerstraat 24 met brede kroonlijst. Van Hattumstraat 18 is een voorbeeld van een middenganghuis met hoger opgetrokken middenpartij, gebouwd rond 1900 in neorenaissance-stijl. Het werd bewoond door burgemeester E.A. van der Bent, die circa 1915 de tuinkamer in chaletstijl liet aanbouwen. Het diepe huis Langeviele 52 (circa 1910) is voorzien van decoratief metselwerk en een getrapt houten topgevelbeschot. Het tuinhek is uitgevoerd in jugendstil-vormen. Boerderijen. Het gezien de forse bakstenen in de zuidgevel mogelijk nog van vóór 1600 stammende woonhuis van de boerderij Zorgwijk (Hellewoudstraat 1) kreeg de huidige vorm bij een verbouwing in 1764, waarschijnlijk in opdracht van Geerard Hollestelle. In het verlengde staat de aangebouwde grote dwarsdeelschuur. De L-vormige, wit gepleisterde boerderij Hellewoudstraat 10 dateert uit circa 1800. Het fort Ellewoutsdijk (Fortweg ong.) werd in 1835-'39 aangelegd ter beheersing van de noordelijke scheepvaartroute van de Westerschelde. De zeszijdige redoute met twee lange en vier korte facen werd oorspronkelijk aan alle zijden omgeven door een natte gracht. Aan de zuidzijde liggen gemetselde bomvrije kazematten met schietgaten. In het midden van de lange zijde bevindt zich een halfrond gesloten toegangspoort. Aan de binnenplaatszijde zijn rondboogvensters en (dubbele) deuren met halfronde bovenlichten aangebracht. De noordelijke facen worden ingenomen door aarden wallen met een walgang. In 1984 heeft men de dijk voor het fort op Deltahoogte gebracht. Gapinge (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de late middeleeuwen op een kreekrug. De kerkring is aan de zuidzijde niet geheel voltooid. Het dorp ontwikkelde zich verder hoofdzakelijk door verlenging en verdichting van de lintbebouwing langs de Dorpsstraat. De Herv. kerk (Dorpsstraat 25) is een laat-gotische eenbeukige kerk met {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Gapinge, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} driezijdig gesloten koor, sacristie en een half ingebouwde toren met inpandige ingangsnis, achtzijdige lantaarn en naaldspits. De toren verrees in de eerste helft van de 15de eeuw. Midden 15de eeuw volgde het koor, waarna bij de bouw van het huidige schip rond 1500 de toren half ingebouwd raakte en een lantaarn kreeg. Ook bouwde men toen aan de zuidzijde een sacristie. De kerk is gerestaureerd in 1920-'24. In 1947-'49 heeft men de bij de inundatie van Walcheren in 1944 opgelopen schade hersteld. Inwendig wordt het schip gedekt door een houten tongewelf. Koor en schip zijn van elkaar gescheiden door een smalle triomfboog op muurkolommen. In de daarbinnen in 1947 geplaatste (deels glazen) wand naar ontwerp van E.P. Messer is het orgel opgenomen. Dit rococo-kabinetorgel (1753), vermoedelijk uit de school van Ludovicus de Backer, staat sinds 1903 in deze kerk. De gekroonde figuur met harp (David) en twee bazuinblazende {== afbeelding Gapinge, Woonhuis Schotsehoek 6==} {>>afbeelding<<} jongelingen op het orgel zijn niet de oorspronkelijk bij het orgel behorende beelden. Die staan in de Herv. kerk in Oostkapelle. Verder is er een preekstoel met boogpanelen uit 1637. De Geref. kerk (Dorpsstraat 7) is een zaalkerk met schilddak, gebouwd in 1957 naar ontwerp van G. Steen en G. Tuinhof. Tot de inventaris behoort een rond 1765 door Hendrik Hermanus Hess gebouwd kabinetorgel (gerestaureerd 1957-'58), dat tussen 1866 en 1926 in de Herv. kerk van Serooskerke stond. Woonhuizen. Het wit gepleisterde dwarse huis Schotsehoek 7 dateert in oorsprong uit de 18de eeuw en heeft een lagere aanbouw. Rond 1900 gebouwd zijn het dwarse huis Dorpsstraat 46 en het pand Schotsehoek 6, dat is voorzien van neorenaissance-details en een in twee kleuren gelegd pannendak. Het laatstgenoemde pand is in gebruik geweest als onderwijzerswoning bij de (verdwenen) openbare lagere school en als gemeentesecretarie. De hardstenen brievenbus draagt het opschrift ‘gemeentebestuur’. Dorpsstraat 40-42 is een voorbeeld van een huis met werkplaats uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Windmolen ‘De Graanhalm’ (Dorpsstraat 1) is een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met zink gedekte kap, gebouwd in 1896 (gevelsteen) als korenmolen en voor het laatst gerestaureerd in 1995. De onderbouw is nagenoeg geheel ingebouwd door schuren. Op het erf bevindt zich een opmerkelijke duiventil annex kippenhok (circa 1910). De vliedberg (Snouck Hurgronjeweg ong.) ten noorden van Gapinge, dateert uit de 11de-13de eeuw evenals zo'n tweehonderd andere vliedbergen of werven (kleine kasteelbergen) in Zeeland. In 1979 heeft men de opmerkelijk hoge vliedberg van Gapinge hersteld. Geersdijk (gemeente Noord-Beveland) Bescheiden voorstraatdorp, gesticht in 1668 met de bedijking van de Geersdijksepolder. Het ligt ten westen van het middeleeuwse Geersdijk (Gerolfsdijk), dat in 1530 door de zee werd verzwolgen. Met de bedijking van de Willempolder (1771) verloor het dorp zijn haven. Een nieuwe haven met havenkanaal naar het Veerse Gat (1808) gaf een geringe economische impuls. Bij de Watersnoodramp van 1953 verdween Geersdijk onder water, waarbij veel bebouwing onherstelbaar werd beschadigd. Nadien is vervangende nieuwbouw tot stand gekomen en is het dorp aan de rand enigszins uitgebreid. De voorm. (Geref.) Ontmoetingskerk (Geersdijkseweg 1) is een moderne zaalkerk met wit gepleisterd portaal en een slanke toren, gebouwd in 1958 naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. De voorm. Herv. kerk (Barkey Wolfstraat 2) is een moderne zaalkerk met aangebouwde ontmoetingsruimte, gebouwd in 1961 naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Het gebouw is nu in gebruik als het Haydn Huis. Het Drenthehuis (Geersdijkseweg 5) is een eenlaagspand met dakruiter en wijzerplaat. Het werd na de Watersnoodramp van 1953 geschonken door de provincie Drenthe en wordt gebruikt als dorpshuis. Het trafohuisje (bij Geersedijksweg 31) is een opvallend gesitueerd blokvormig gebouwtje met tentdak, opgetrokken rond 1930. Boerderijen. De boerderij Wijtvliet (Geersdijkseweg 31) dateert uit 1911 en is een gaaf voorbeeld van een boerderij met middenganghuis, dwarsdeelschuur, wagenschuur en varkenshok. Het gietijzeren toegangshek is vervaardigd door ijzergieterij Van Enthoven & Co. Ten zuidwesten van Geersdijk ligt de boerderij Steenhove (Stekeldijk 18), die bestaat uit een gepleisterd herenhuis met mezzanino en een grote boerenschuur {== afbeelding Geersdijk, Boerderij Steenhove==} {>>afbeelding<<} {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} opgetrokken in gele baksteen. Deze hoeve in de in 1818 bedijkte Soelekerkepolder was aanvankelijk de plek van waaruit de exploitatie van de polder plaatsvond. De oudst bekende eigenaar was de in Dordrecht woonachtige Willem van Eck. Het huidige herenhuis is waarschijnlijk gebouwd in opdracht van Servaas Tak, die in 1842 eigenaar van de hoeve was. De langsdeelschuur, met grote zonnewijzer boven de ingang, is gedateerd 1844. Goes Stad, ontstaan in de 12de eeuw op de hoge kreekrug van 's-Heer Arendskerke naar Kloetinge. De nederzetting had een havenkom met een verbinding naar zee via de Schenge. In de tweede helft van de 12de eeuw verrees ter hoogte van de huidige Ostendestraat het nu verdwenen kasteel Oostende, aanvankelijk een woontoren. In 1405 werd Goes als stad erkend door graaf Willem VI. Vervolgens kreeg de stad een ommuring. In 1417 verleende zijn dochter Jacoba van Beieren de stad het recht een jaarmarkt te houden. In 1444 volgde een eerste uitbreiding aan de zuidoostzijde, de Voorstad. De zoutnering en meekrapcultuur droegen bij aan de bloei van de havenplaats Goes. Tegen het verzanden van de haven werd aan de noordzijde een spuikom (Achterhaven) met getijdenwatermolen aangelegd. Goes had te lijden van een grote stadsbrand in 1554. In 1572 werd de stad belegerd door de Geuzen. Uiteindelijk sloot Goes in 1577 een overeenkomst met de prins van Oranje (Satisfactie van Goes), waarbij werd bepaald dat de katholieke godsdienst gehandhaafd zou blijven. Een jaar later bleek dit geen stand te houden en volgde een verlate beeldenstorm. {== afbeelding Goes, Binnenstad vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} Het in 1569 gelegerde Spaanse garnizoen was begonnen met de aanleg van nieuwe verdedigingswallen, waaronder twee ravelijnen aan de westzijde. Na 1577 ging men door met de verbetering van de vestingwerken. Na een onderbreking werd dit werk in 1596 weer voortgezet. Ook de buitendijkse havenbebouwing werd binnen de nieuwe wallen opgenomen. De stad kreeg een ruimer en rechtlijniger opzet met drie rechthoekige pleinen (Markt, Beestenmarkt en Vlasmarkt). In 1644-'51 legde men een recht havenkanaal naar de Schenge aan, met aan weerszijden van de haveningang vierkante schansen met bastions. De bedijking van de Wilhelminapolder in 1809 maakte het nodig het havenkanaal te verlengen. Tot het midden van de 19de eeuw veranderde de structuur van de stad nauwe- {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} lijks. Pas na het slechten van de wallen rond 1865 en de sloop van de stadspoorten kwam hierin verandering. Delen van de singel werden gedempt en de ravelijnen werden omgevormd tot parken. Men trok het gebied ten oosten van het havenkanaal bij de stad en aan de zuidzijde verrees in 1868 het station. Nieuwe vormen van bedrijvigheid kwamen tot ontwikkeling, evenals nieuwe voorzieningen, zoals een kantongerecht en verschillende scholen. Gemeentearchitect F.G.C. Rothuizen stelde in 1917 de eerste uitbreidingsplannen op en deze werden tussen 1918 en 1924 ingevuld door particulieren en de verschillende (pas opgerichte) woningbouwverenigingen. De bij een nieuw uitbreidingsplan in 1942 voorgestelde uitbreidingen aan de oost- en de westzijde van de stad zijn vanwege de bouwstop in de oorlogsjaren pas later uitgevoerd. In de jaren zestig is Goes ten zuiden van de spoorlijn uitgebreid en zijn industrieterreinen tot stand gekomen aan de noord- en de zuidzijde. Eind jaren zestig heeft men het bestemmingsplan Goese Polder vastgesteld voor woningbouw aan de noordzijde van de stad. Daar staat ook de in 1957 opgerichte televisie-zendmast. De binnenstad van Goes is een beschermd stadsgezicht. De (Herv.) Grote of Maria Magdalenakerk (Singelstraat 6) [1] is een imposante laat-gotische basilikale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en zijkoren en een opengewerkte vieringtoren. Over de oorspronkelijke 13de-eeuwse kerk is zeer weinig bekend. Het in 1415 ingewijde koor werd tussen 1455 en 1470 vervangen door een groot driebeukig koor. Mogelijk was eerst een hallenkoor bedoeld, maar bij de bouw ontstond een basilikale opbouw door binnen de buitenmuren zijkapellen te bouwen, overdekt met lagere kruisgewelven, die alternerend op dwarsmuren en uitzonderlijk slanke kolommen rusten. De middenbeuk van het koor is voorzien van luchtbogen met hogels en pinakels. In 1506 voltooide men het transept, waarvan de noordgevel bijzonder rijk werd uitgevoerd. Aan de zuidzijde verrees in 1525 een sacristie met verdieping. De toren werd in het tweede kwart van de 16de eeuw afgebroken; het schip ging bij een brand in 1618 verloren. Onder leiding van bouwmeester Marcus Anthoniusz {== afbeelding Goes 1(Herv.) Grote of Maria Magdalenakerk (zie p. 103) 2R.K. St.-Maria Magdalenakerk (p. 105) 3(Geref.) Westerkerk (p. 106) 4kerk van de Doopsgez. Gemeente (p. 106) 5Weeshuiscomplex (p. 106) 6Oudemannen- (en vrouwen)huis (p. 106) 7Stadhuis (p. 107) 8Latijnse School (p. 108) 9Visafslaghuisje (p. 108) 10Kloveniersdoelen (p. 108) 11Kantongerecht (p. 108) 12Postkantoor (p. 108) 13Ontvangstkantoor der rijksbelastingen (p. 108) 14Brandweerkazerne (p. 109) 15Rijks Hogere Burger School (p. 109) 16R.K. lagere St.-Jacobusschool (p. 109) 17R.K. lagere St.-Josephschool (p. 109) 18R.K. ULO-school (p. 109) 19Ambachtschool (p. 109) 20pakhuis Blaauwe Steen 3-5 (p. 112) 21pakhuis De Drie Koningen (p. 112) 22Getijdenwatermolen (p. 112) 23windmolen De Koornbloem (p. 113) 24houthandel Dekker (p. 113) 25Station (p. 113) 26Alg. begraafplaats (p. 114) 27R.K. begraafplaats (p. 114) ==} {>>afbeelding<<} {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, (Herv.) Grote of Maria Magdalenakerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} (timmerman) en Jan de Molijn (steenhouwer) kwam in 1619-'21 het huidige vijfbeukige schip tot stand. Oorspronkelijk was mogelijk een zevenbeukige opzet gepland. Bij de westgevels van het transept zijn namelijk de aanzetten zichtbaar voor niet uitgevoerde zijbeuken. Op de kruising van schip en transept verrees de smalle vieringtoren. Daarin hangen carillon-klokken uit 1789, gegoten door Alexius Petit en verbeterd door Andreas van den Ghein. Het middenschip, het hoge koor en de transeptgevels zijn alle met natuursteen bekleed. Bij de zijbeuken en de westgevel heeft men baksteen met natuurstenen speklagen toegepast. {== afbeelding Goes, (Herv.) Grote- of Maria Magdalenakerk==} {>>afbeelding<<} {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, (Herv.) Grote- of Maria Magdalenakerk, interieur (1971)==} {>>afbeelding<<} Het aanvankelijk na de hervorming in 1578 tussen het koor en de rest van de kerk geplaatste houten schot werd na de brand van 1618 vervangen door een muur met maniëristische details en drie doorgangen. Tot 1898 diende het transept als passage tussen de Korte Kerkstraat en de Kreukelmarkt. Het schip was lange tijd in gebruik als pakhuis. De eerste restauratie vond plaats in 1898-1903 onder leiding van rijksbouwmeester A. Mulder. Bij de in 1922-'31 onder leiding van H. van der Kloot Meijburg uitgevoerde tweede restauratie kwam het huidige ingangsportaal in de westgevel tot stand, waarbij onderdelen van de scheidingsmuur tussen schip en koor zijn hergebruikt. Tevens heeft men toen het interieur ontpleisterd. Tijdens de restauratiewerken in 1966 zijn onder meer de sacristie en de 19de-eeuwse aanbouw aan de noordzijde van het koor aangepast. Het schip dient tegenwoordig als expositieruimte, het koor als kerk en concertzaal. Het interieur wordt gedekt door stergewelven in koor en kruising; de gewelven van transept en schip zijn niet voltooid. De sacristie heeft - ook op de verdieping - gewelven op driehoekige plattegrond. Het hoge koor heeft de uitstraling van de Brabantse gotiek met slanke zuilen voorzien van dubbel omkranste koolbladkapitelen. Tot de inventaris behoort een zwaar beschadigde gebeeldhouwde steen - wellicht een retabel - met een voorstelling van de Gregoriusmis (circa 1500). De deels vernieuwde preekstoel uit 1594 is voorzien van een in 1769 door Johannes Specht gegoten koperen lezenaar met het wapen van de familie Isebree. Een herenbank dateert uit 1654. Opvallend is ook het expressionistische meubilair (avondsmaalstafel, doopvont en offerblok) gemaakt door J. Altorf en de glas-in-loodvensters van J.H. Schilling, alles uit 1928-'31. Het imposante orgel met orgelgalerij werd in 1641-'43 gebouwd door Willem Diaken. De rijk gesneden orgelkast met de wapens van Goes en Borssele is van Aernout Rogaerdts. Bij de verplaatsing naar de koorsluiting heeft Jacob Cools het orgel in 1704-'11 inwendig gewijzigd. De deuren zijn toen beschilderd door Abraham Bisschop. Vervolgens werd het orgel in 1739 aangepast door Jacques François Moreau, waarbij de reeds in 1643 aanwezige hemel en kroon door Jan de Quant verder zijn verfraaid tot een ‘Turkse hoed’ met beeldsnijwerk in Lodewijk XIV-stijl. Na de gedeeltelijke vernieuwing van het binnenwerk door de firma Van den Bijlaardt (1909) volgden nog een uitbreiding door de firma Dekker (1930), een grootscheepse aanpassing (1969-'71) en enkele laatste uitbreidingen (1985). In de kerk ligt een groot aantal grafzerken, waaronder twee met ridderfiguren voor Sweer van Heenvliet († 1486) en Jan van Oostende († 1516). Verder een in 1844 herstelde steen voor Jacob Valcke († 1603), pensionaris van Goes en medeoprichter van de Oost-Indische Compagnie, en een erezerk voor mensenredder Frans Naerebout († 1818). De R.K. St.-Maria Magdalenakerk (Singelstraat 9) [2] is een driebeukige kruiskerk met vijfzijdige apsis, kleine achtzijdige vieringtoren en een terzijde geplaatste ongelede toren met hoektorentjes en naaldspits. Deze neogotische kerk kwam in 1905-'08 tot stand naar ontwerp van A.A.J. Margry, Jos. Margry en J.M. Snickers ter vervanging van een voorganger uit 1815 op de plaats van de huidige pastorie. De transeptgevels en de westgevel zijn voorzien van een roosvenster. De in 1989 gerestaureerde toren heeft inwendig een staalconstructie. Het kerkinterieur wordt gedekt door gepolychromeerde houten tongewelven. De neogotische gebrandschilderde {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, R.K. St.-Maria Magdalenakerk==} {>>afbeelding<<} ramen zijn vervaardigd door atelier Fr. Nicolas, de muurschilderingen door P. Geeraerts (1940-'45 en later). Tot de neogotische inventaris uit de ateliers van Margry en Snickers behoren het uit Caensteen vervaardigde hoogaltaar, het Maria-altaar, de preekstoel, de koorhekken, de communiebanken en twee biechtstoelen. Ook de kerkbanken van meubelmaker Clement behoren tot het oorspronkelijke meubilair. Uit de 19de-eeuwse kerk heeft men de heiligenbeelden, de kruisweg, het missiekruis en het oude hoofdaltaar (nu in een kapel) overgenomen. De pastorie (Singelstraat 7) is rond 1908 gebouwd met sobere jugendstil-details. De (Geref.) Westerkerk (Westwal 6) [3] is een zaalkerk met aangebouwde consistorie, uitgebouwde ingangspartij en een slanke vierkante toren met naaldspits. Deze kerk in zakelijk-expressionistische vormen werd in 1929 gebouwd naar plannen van A. Rothuizen op het voormalige ravelijn ‘De Grenadier’. De bijbehorende pastorie (Westwal 2) en kosterswoning (Westwal 4) dateren eveneens van 1929. Overige kerken. De rond 1930 gebouwde kerk van de Doopsgez. Gemeente (Westwal 41) [4] is een kleine zaalkerk in traditionalistische vormen met een lagere voorbouw. De oorspronkelijke kerk van de Geref. Gemeente (Beatrixlaan 9a), nu Vrije Evang. Gemeente, is een zaalkerk met {== afbeelding Goes, R.K. St.-Maria Magdalenakerk, interieur (1971)==} {>>afbeelding<<} uitgebouwd ingangsportaal en een klokkentoren met open klokkenstoel. Deze in 1953 naar ontwerp van Chr. de Heer gebouwde kerk is in 1965-'67 verbouwd. In 1956 opgericht naar ontwerp van C. Trappenburg is de (Geref.) Oosterkerk (Bergweg 88), een blokvormige zaalkerk met een grote raampartij in gewapend beton. De moderne Maranathakerk van de Geref. Gemeente (Bergweg), voorzien van een afgeschuinde klokkentoren, dateert van 1965 en is gewijzigd in 1972 en in 1989. Het voorm. weeshuiscomplex (Zusterstraat 13) [5] bestaat uit enkele tweelaags gebouwen om een binnenplein, dat toegankelijk is via een 17de-eeuwse poort. Het complex ontstond in de 15de eeuw als St.-Agnesklooster van de Zwarte Zusters. Na de Reformatie kreeg het klooster andere bestemmingen. Het deed korte tijd dienst als stadswerkhuis, van 1592 tot 1626 als Latijnse school en daarna tot kort voor de Tweede Wereldoorlog als burgerweeshuis. Sinds 1970 is een gedeelte van het huidige complex in gebruik als museum van Noord- en Zuid-Beveland. De 15de-eeuwse oostvleugel heeft inwendig een laat-gotisch houtskelet voorzien van sleutelstukken met peerkraalprofiel. Van de kap zijn de oude jukken behouden gebleven. De gevel aan de binnenpleinzijde heeft een 19de-eeuwse blokbepleistering. Uit circa 1689 dateert de classicistische hardstenen toegangspoort (bij Singelstraat 11) met op de kroonlijst het wapen van Zeeland en twee kinderfiguren onder een guirlande. De voorm. wezen- en armenschool (Singelstraat 11), uitgevoerd met pilastergeleding en boogfriezen, kwam in 1869 tot stand ter plaatse van de voormalige kloosterkerk, die van 1620 tot 1795 diende als Waalse kerk en van 1821 tot 1869 als school voor de weeskinderen. Het 19de-eeuwse schoolgebouw heeft na opheffing van het weeshuis verschillende bestemmingen gehad. De voorm. regentenkamer (Singelstraat 13) is een herenhuis in sobere neoclassicistische stijl, gebouwd rond 1865 ter plaatse van het koor van de kloosterkapel. De verdieping diende als slaapzaal. De voorm. wasserij (Schuttershof 34) uit 1876 is een wit gesausd pand in neoclassicistische vormen met een dakoverstek op bewerkte schoren. Het voorm. Oudemannen- (en vrouwen)huis (Zusterstraat 11) [6] is een langgerekt pand uit 1655 met een afgeplat schilddak (oorspronkelijk een tweebeukige kap). De hoofdingang heeft een classicistisch zandstenen poortje voorzien van ionische pilasters, een fronton met wapens, en een bekroning met gebeeldhouwde mans- en vrouwenfiguur. Het tehuis was oorspronkelijk ondergebracht in een gedeelte van het burgerweeshuis, maar dat bouwdeel werd in 1655 vervangen door het huidige gebouw. Tot 1689 maakten weeshuis en oude mannenhuis gebruik van één toegangspoort, daarna kregen de panden elk een eigen poort. Het gebouw is tot 1733 als oude mannenhuis in gebruik geweest. Daarna heeft het gediend als militair hospitaal, kazerne, logement en passantenhuis en vanaf 1827 tot 1962 - {== afbeelding Goes, (Geref.) Westerkerk==} {>>afbeelding<<} {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, Stadhuis, plattegrond==} {>>afbeelding<<} opnieuw - als bejaardenhuis. In 1982-'83 is het gebouw gerestaureerd. Het stadhuis (Grote Markt 23) [7] werd in de eerste helft van de 14de eeuw gebouwd als een tweebeukig pand met aan de marktzijde een voorhal geflankeerd door een overwelfde kamer en aan de achterzijde een Vleeshal. Rechts tegen de voorhal verrees in de tweede helft van de 14de eeuw in baksteenwerk met natuurstenen speklagen de belfort-achtige toren, die als gevangenistoren dienst deed. In 1463 kwam de huidige, grotere, Vleeshal tot stand met een kruisriboverwelving en een ingebouwde wenteltrap. Tevens werd toen de rest van het stadhuis gemoderniseerd, waarbij de Weeskamer (boven de 14de-eeuwse overwelfde kamer) ook kruisribgewelven kreeg. Aan de linkerzijde bouwde men in 1587 een bodewoning aan. Het huidige aanzicht kreeg het stadhuis bij een ingrijpende verbouwing in 1771-75 onder leiding van stadsbouwmeester Boudewijn Kramer en met medewerking van steenhouwer Hendrik van Diest. Uit die tijd stamt de voorgevel in Lodewijk XV-stijl met op de begane grond vier rondboogtoegangen met geprofileerde hardstenen omlijsting en kuifbekroning en daarboven schuifvensters. De gevel wordt bekroond door een kroonlijst met consoles en een zandstenen balustrade met vaasvormige balusters; de gebeeldhouwde middenpartij toont een cartouchemotief {== afbeelding Goes, Stadhuis (1988)==} {>>afbeelding<<} {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, Kantongerecht==} {>>afbeelding<<} met het stadswapen, geflankeerd door twee vrouwenfiguren die Justitia en Prudentia symboliseren. Bij deze verbouwing trok men de 16de-eeuwse bodewoning aan de linkerzijde op tot een toren met koepeldak en opengewerkte lantaarn. Het oude muurwerk met speklagen van de bodewoning bleef daarbij behouden. Verder werd de ingang in de toren aan de rechterzijde verplaatst en voorzien van een nieuwe bordestrap in Lodewijk XV-stijl. Aanvankelijk werd boven het afsluitende rondboogfries een zandstenen balustrade aangebracht, maar deze heeft men verwijderd toen de toren in 1842 iets werd verhoogd en de 18de-eeuwse belvédère werd vernieuwd. Het achtzijdige neoclassicistische koepelpaviljoen met glazen rondboogdeuren tussen ionische pilasters heeft een opengewerkte houten lantaarn. Daarin hangen onder meer een door Simon Waghevens gegoten klok (1484), afkomstig uit de Grote Kerk, en een klok van Georgius du Mery (1746). De Vleeshal behield aan de Lange Kerkstraat de 15de-eeuwse gevel (met speklagen) en ingang. De gevel aan de Korte Kerkstraat heeft men in 1771 nieuw opgetrokken en voorzien van schuifvensters en een poortomlijsting. Inwendig werd in 1771-'75 op de verdieping een oost-westgang gerealiseerd met doorgangen naar de vertrekken aan de voorzijde en die boven de Vleeshal. Sinds de algehele restauratie in 1967-'74, onder leiding van M.J.J. van Beveren, dient het stadhuis voor vergaderingen, trouwerijen en representatieve doeleinden. {== afbeelding Goes, R.K. lagere St.-Jacobusschool==} {>>afbeelding<<} In 1984 is daarbij een nieuw stadskantoor aan de Oostsingel in gebruik genomen. De Vleeshal is een restaurant geworden. Interessante interieuronderdelen in de rechtertoren zijn een geschilderd balkenplafond uit 1463, de ‘wakerskamer’ (eerste verdieping), het cachot (tweede verdieping) en de houten bordestrap van Hendrik van Diest (circa 1775) in het ingangsportaal. De oorspronkelijke Vierschaar - later raadzaal - op de verdieping van het hoofdgebouw heeft een stucplafond van Guiseppe Soldati en verder grisailles met gerechtssymbolen van Marten Jozef Geeraerts, een ijzeren hekwerk van Maxime Sumel en meubilair van Jacobus Walraven (alles circa 1775). Boven de doorgang vanuit de oost-westgang naar de raadzaal is een dessus-de-porte in stucwerk van Soldati aangebracht. De voorm. Latijnse School (Beestenmarkt 3) [8], een breed, gepleisterd eenlaagspand op natuurstenen voet, was oorspronkelijk ondergebracht in het klooster van de Kruisbroeders (gesticht in 1429), dat gedeeltelijk werd herbouwd na de stadsbrand van 1554. De Latijnse school was hier gevestigd van circa 1630 tot de opheffing in 1788. Het visafslaghuisje (tegenover Turfkade 7) [9] is een klein achtzijdig gebouw met zinken koepeldak en een zeemeermin als bekroning (kopie uit 1985). Het oorspronkelijk van 1647 stammende gebouw werd in 1745 hersteld en in 1912 herbouwd. De aangebrachte vloedsteen uit 1682 is afkomstig van de kademuur. De voorm. Kloveniersdoelen (Wijngaardstraat 3) [10] is een fors dwars pand, dat gezien de zijgevels en de schouw mogelijk uit de 16de eeuw dateert. Rond 1780 kreeg het zijn huidige aanzicht. De pronkrisaliet in Lodewijk XV-stijl omvat de ingang en het verdiepingsvenster daarboven. Van 1923 tot 1958 is het gebouw als huishoudschool in gebruik geweest, daarna tot 1988 als openbare bibliotheek. Het voorm. kantongerecht (A. Joachimikade 3) [11] werd in 1858-'65 gebouwd naar plannen van A.C. Pierson op de plaats van de in 1848 afgebroken Oostpoort en het aangrenzende bolwerk. Later diende het gebouw (tot 1992) als belastingkantoor. Het is uitgevoerd met neoclassicistische elementen en een middenrisaliet met veelhoekige pilasters en vensters met wenkbrauwen. Rondom is een geprofileerde kroonlijst met gepleisterde attiek aangebracht met in het getrapte middendeel het opschrift ‘strafgevangenis’. Het oorspronkelijke achterliggende cellengebouw is gesloopt. Het postkantoor (Grote Markt 14-16) [12] verrees in 1890 (jaartalankers) naar een ontwerp in neorenaissance-stijl van rijksbouwmeester J.P.E. Hoeufft van Velsen. Het in gele baksteen uitgevoerde gebouw heeft siermetselwerk in rode baksteen en een gevelpartij aan de rechterzijde boven de ingang. Het voorm. ontvangstkantoor der rijksbelastingen (belastingkantoor) (Ravelijn de Groene Jager 5) [13] kwam in 1913 tot stand naar een ontwerp in rationalistische stijl van gemeentearchitect F.G.C. Rothuizen. Het is voorzien van hoekrisalieten, een {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} balkon op gemetselde kolommen (links) en een later toegevoegde aanbouw (rechts) in aangepaste, iets eenvoudiger, stijl. De brandweerkazerne (Brouwersgang 1) [14], met kenmerkende slangentoren met glazen lichtkoepel, is in 1955 gebouwd in traditionalistische vormen. Scholen. De in 1866-'68 tot stand gekomen (voorm.) Rijks Hogere Burger School (A. Joachimikade 5) [15] is een tweelaags schoolgebouw met een gepleisterde gevel in rijke eclectische vormen. De gevel is uitgevoerd met terracotta ornamenten en een brede kroonlijst met boogfries en attiek. Boven de centrale ingangspartij bevindt zich een loggia met hekwerk. De voorm. R.K. lagere St.-Jacobusschool (Vlasmarkt 9) [16] werd in 1913 gebouwd naar ontwerp van L.B. Mudde als meisjesschool annex zusterhuis en kapel, en werd geleid door de zusters Penitenten Recollectinen uit Etten (NB). De bebouwing vertoont een combinatie van neorenaissance- en jugendstil-elementen. De nabijgelegen voorm. R.K. lagere St.-Josephschool (Wijngaardstraat 6) [17] werd in dezelfde tijd gebouwd als jongensschool, waarschijnlijk naar ontwerp van dezelfde architect. De voorm. R.K. ULO-school (Westsingel 90) [18] is een U-vormig schoolgebouw uit circa 1920, voorzien van een middenrisaliet en expressionistische details. De voorm. Ambachtsschool (Westwal 45) [19] kwam in 1924 tot stand ter vervanging van een ambachtschool uit 1876. Het grote tweelaags schoolgebouw in zakelijk-expressionistische vormen heeft een hoger opgetrokken middenrisaliet. Tot 1960 is het gebouw als school in gebruik geweest. Het Goese Lyceum (Geraniumstraat 106) is een L-vormig schoolgebouw uit 1953 in traditionalistische vormen. Woonhuizen. De oudste huizen in de binnenstad dateren van na de stadsbrand van 1554. In de regel zijn het diepe huizen met grote voorraadkelders en zolders; enkele hebben een kelder van vóór de stadsbrand. Achter de verschillende 16de- en 17de-eeuwse (trap)gevels en de vele 18de- en 19de-eeuwse lijstgevels gaat vaak een oudere kern schuil. Het oorspronkelijk van 1533 daterende diepe huis Karel V (Turfkade 11) werd in 1555 in laat-gotische vorm herbouwd in opdracht van Job Willemsz Goeree. De gevelsteen met het wapen van keizer Karel V is bij de restauratie in 1937 boven de ingang aangebracht. De rijk uitgevoerde trapgevel is voorzien van smeedijzeren bloemankers, speklagen en hoekblokken van Gobertangesteen en zandsteenblokjes in de bogen boven de vensters. Kenmerkend zijn de uitkragingen van het metselwerk op de vensterbogen en op de kleine spitsboogjes onder de treden van de geveltop, die alle op draagstenen rusten. De geveltop is vernieuwd bij een gevelrestauratie in 1937. Het huis heeft een overwelfde voor- en achterkelder. Het huis is tegen de dijk (kade) aangebouwd; de mogelijk van 1533 stammende achterkelder ligt op maaiveldniveau en de voorkelder is ingegraven in het dijklichaam. De samengestelde balklaag boven de begane grond rust op natuurstenen consoles. De verdieping heeft een houtskelet, waarvan enkele sleutelstukken het bouwjaar 1555 dragen. Uit die tijd is ook de omkokerde eikenhouten spiltrap van de verdieping naar de zolder. Rond 1750 heeft men een vrijwel vierkant achterhuis met keuken (nog aanwezig) toegevoegd. Het pand is van 1931 tot 1970 als museum in gebruik geweest, in 1990 inwendig gerestaureerd en tegenwoordig als restaurant ingericht. Bij de herbouw in 1555 van het uit 1525 daterende huis Grote Markt 1 heeft men gebruik gemaakt van bestaand {== afbeelding Goes, Woonhuis Karel V==} {>>afbeelding<<} muurwerk. De trapgevel werd in 1850 gewijzigd in een lijstgevel. In 1900 kreeg het pand een nieuwe kap en nadien ook een nieuwe pui. In 1555 herbouwd in opdracht van burgemeester Jacques Boudijnsz de Cormet is het huis Grote Markt 3 (eerste vermelding 1526). Het jaartal van de herbouw is in het huis te zien op een haardgewelfje en op enkele balksleutels. Tegelijkertijd werd het vergroot met een gedeelte van het buurpand (Grote Markt 5) en voorzien van een dubbele trapgevel, die in 1856 vervangen werd door de huidige gepleisterde lijstgevel. Aan de achterzijde bevinden zich nog twee trapgevels. Van laat-16de-eeuwse oorsprong zijn de met een trapgevel uitgevoerde diepe huizen Turfkade 1 (gepleisterd), Turfkade 5 (boogvelden in gele baksteen), Turfkade 7 uit 1591 (jaartalankers), Korte Kerkstraat 13 (gepleisterd) en Korte Kerkstraat 15. De trapgevels van deze panden hebben natuurstenen waterlijsten, hoekblokken en geprofileerde dekstukken en een overhoekse toppilaster. De ingekorte en gepleisterde trapgevel van Grote Markt 16 is voorzien van geprofileerde afdekplaten en een kroonlijst. In het huis bevindt zich bij de trap een in 1565 in opdracht van dijkgraaf Jan Adriaansz. Blanck aangebracht beeldje van St. Adriaan. 17de- en 18de-eeuwse huizen Het uit circa 1620 daterende pand St.-Jacobstraat 9 vertoont maniëristische details bij de in gele baksteen opgetrokken {== afbeelding Goes, Woonhuis St.-Jacobstraat 9 (1984)==} {>>afbeelding<<} {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, Woonhuis In den Bastiaen (1987)==} {>>afbeelding<<} trapgevel met banden en vensterbogen (korf- en tudorbogen) in rode baksteen. Het geheel bakstenen toegangspoortje is voorzien van pilasters en een fronton. Eenvoudige vroeg-17de-eeuwse trapgevels hebben Kreukelmarkt 3 en Lombardstraat 4. Het dwarse huis Nieuwstraat 28 (met werkplaats) heeft in het midden een dakerker met trapgevel en bekronend rondboogfronton. Op de 18de-eeuwse deuromlijsting staat ‘'t Ouwe uus’ en het jaartal 1622. Van het hoekpand In den Bastiaen (Rijfelstraat 1) uit 1623 (jaartalankers) is de gevel rond 1750 afgetopt. Het muurwerk in gele baksteen heeft decoratieve banden en vensterbogen in rode baksteen. Boven de ingang zit een gevelsteen voorstellende St. Sebastiaan. Bij de ingekorte trapgevel van St.-Jacobstraat 15 zijn de boogvelden voorzien van metselmozaïeken. Het recent ontpleisterde 17de-eeuwse huis Koningstraat 4 heeft in de 18de eeuw een ingezwenkte lijstgevel gekregen. Tot de weinige 17de-eeuwse huizen van na 1630 behoort 't Huys Borssele (Grote Markt 34) uit circa 1660 met een classicistische, verhoogde halsgevel voorzien van ionische pilasters en natuurstenen klauwstukken en rondboogfronton. Opvallend is dat de pilasters niet doorlopen tot aan de klauwstukken. Het onderkelderde huis Hoope (J.A. van der Goeskade 69) heeft een opvallende classicistische pilastergevel uit 1651 met fantasie-ionische kapitelen en in zandsteen uitgevoerde gebroken frontons boven de vensters en het geblokte ingangspoortje. Aan de straat bevinden zich een schuin kelderluik en hardstenen toegangstrap. Het huis, dat van 1863 tot 1938 als brugwachterwoning heeft gediend, is in 1985 gerestaureerd. Tot de rijkste 18de-eeuwse herenhuizen van Goes behoort het drielaagse herenhuis Kleine Kade 47. Het oorspronkelijk L-vormige huis ter plaatse werd in 1557 vergroot met een gedeelte van het naastgelegen pand (nr. 45). Het kreeg zijn huidige vorm bij een verhoging en verbouwing in 1763 in opdracht van burgemeester Johan Isebree en wellicht naar plannen van stadsbouwmeester Boudewijn Kramer. De toen gebouwde voorgevel met middenrisaliet heeft een rijk gesneden pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. Opvallend zijn de getoogde vensters met geprofileerde omlijsting en kuifornament, die rond 1840 een empire-roedenverdeling hebben gekregen. Het deels onderkelderde, symmetrisch ingedeelde pand heeft een (rond 1900 afgeplat) schilddak met hoekschoorstenen. In de linkerzijgevel is 16de-eeuws muurwerk opgenomen met natuurstenen plint, banden en hoekblokken. Uit de 18de eeuw dateren verder verschillende schouwen in het interieur en de hardstenen stoep met smeedijzeren stoephek. Rond 1760 gebouwd is het forse herenhuis Huize den Berg ('s-Heer Hendrikskinderenstraat 42) met {== afbeelding Goes, Herenhuis Kleine Kade 47 (1998)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Goes, Brugwachtershuis of Huis Hoope (1987)==} {>>afbeelding<<} hardstenen plint, mezzanino en een pronkrisaliet in zware Lodewijk XIV-vormen. De kroonlijst heeft men in de 19de eeuw vereenvoudigd. Aan de overzijde van de straat ligt de bij dit huis behorende overtuin met gietijzeren hekwerk. Een rijke hardstenen lijstgevel in Lodewijk XV-stijl, mogelijk naar ontwerp van Hendrik van Diest, bezit het in 1753 verbouwde drielaagse herenhuis Grote Markt 17. Het middenrisaliet is voorzien van een pronkrisaliet waarin de {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} deuromlijsting is gekoppeld aan de omlijsting van de middenvensters van de verdiepingen. Opvallend zijn ook de rijk bewerkte borstweringplaten onder de vensters. Het interieur bevat onder meer 18de-eeuwse stucwerkplafonds en een gebeeldhouwde schoorsteenmantel. Voor het huis ligt een hardstenen stoep met fraai smeedijzeren stoephek. Van 1800 tot 1982 was hier hotel ‘De Korenbeurs’ gevestigd, tegenwoordig is het een bankgebouw. Het forse Brouwershuis (Nieuwstraat 2) heeft een bescheiden gesneden pronkrisaliet in Lodewijk XV-stijl. Wegens de slechte economische toestand kwamen er in het laatste deel van de 18de eeuw in Goes weinig nieuwe huizen tot stand. Wel kregen gedurende de gehele 18de eeuw bestaande huizen een nieuwe gevel. Door hun sobere voorkomen zijn deze gevels doorgaans niet nader te dateren. Voorbeelden van een ingezwenkte lijstgevel en omlijste ingang zijn te vinden bij het ongepleisterde huis In den Wijngaard (Wijngaardstraat 41), de gepleisterde huizen St.-Jacobstraat 13 en Vlasmarkt 1, en bij het wit geverfde huis De Welie (Vlasmarkt 3), waarvan de gevelsteen een palingfuik (welie) toont. Grotere panden met een gepleisterde ingezwenkte lijstgevel zijn Koningstraat 7, Korte Kerkstraat 3-9 en Lange Kerkstraat 6-10. De brede ingezwenkte lijstgevel van Keizerstraat 1 staat voor twee oudere panden en is voorzien van een deuromlijsting met verdiepte posten en een bovenlicht met zijlichten. Gepleisterde ingezwenkte lijstgevels hebben verder Opril Grote Markt 4, 8 (1754), 10 en Bierkade 5 (blokbepleistering). Rond de oude haven staan diverse in de kern oudere panden met een 18de-eeuwse, veelal gepleisterde, ingezwenkte lijstgevel, zoals Den Neptunis (Grote Kade 2), oorspronkelijk uit 1622, Grote Kade 4, Grote Kade 12 (met deuromlijsting) en Die Baerse (Grote Kade 44), waarvan de kern in 1555 (gevelsteentje) is herbouwd. Verder kunnen worden vermeld Turfkade 9 en 17 en diverse panden aan de Kleine Kade (nummers 13, 25, 29, 31, 35 en 37-39). Een 18de-eeuwse rechte lijstgevel hebben onder meer Bierkade 3, Turfkade 15 (kap midden 16de eeuw), Korte Kerkstraat 11 en Opril Grote Markt 5, alle met een geprofileerde kroonlijst. De kroonlijst van Grote Markt 20, 26 en 36 en Grote Kade 20 is uitgevoerd met een tandlijst. Grote Kade 10 heeft zowel een kroonlijst als een voordeuromlijsting. Brede panden met een lijstgevel zijn Grote Kade 6, Grote Kade 8 en 's-Heer Hendrikskinderenstraat 3, de laatste met een blokbepleistering. 19de- en 20ste-eeuwse huizen In de eerste helft van de 19de eeuw werden verschillende huizen gebouwd in sobere neoclassicistische vormen en met een eenvoudige kroonlijst en deuromlijsting, bijvoorbeeld het brede woonhuis J.A. van der Goeskade 59 (circa 1840), het dubbele herenhuis Westwal 79-81 (circa 1850), en ook Grote Kade 22 (circa 1860) en Grote Kade 30 - beide voorzien van een deuromlijsting met gecanneleerde pilasters - en Grote Kade 28. Het laatste pand heeft een mogelijk 16de- of 17de-eeuwse kern, gezien de zandstenen plint en de speklagen in het metselwerk op de begane grond. Het met mezzanino en een deuromlijsting met gecanneleerde posten uitgevoerde huis Beestenmarkt 1 was tot 1830 als bierbrouwerij in gebruik. Aan de linkerzijde bevindt zich een in 1857 verbrede poortdoorgang tot de Brouwersgang; de sluitsteen aan de westzijde toont brouwersattributen. Ook het vrijstaande herenhuis Rozenoord (Oostsingel 118), in 1855 als één van de eerste woningen langs de Oostvest gebouwd voor de koopman Besseling, vertoont neoclassicistische vormen. De sobere neoclassicistische herenhuizen Joachimikade 7-9 kwamen rond 1880 tot stand voor de familie Dekker op het terrein van hun houthandel. Voorbeelden van panden met een eclectisch gedetailleerde gevel en aan de bovenzijde afgeronde deur- en vensteropeningen zijn Grote Markt 21 (circa 1865) en J.A. van der Goeskade 73 (1864), met gestukadoorde plint. Het laatste was jarenlang burgemeesterswoning. Op de daklijst stonden voorheen gietijzeren vazen. Het huis is onder één dak gebracht met de in sobere neoclassicistische vormen uitgevoerde buurpanden J.A. van der Goeskade 71 en 75. Het pand Grote Kade 26 {== afbeelding Goes, Woonhuizen Westwal 85-91==} {>>afbeelding<<} heeft een gepleisterde eclectische lijstgevel uit circa 1870. Vanaf 1880 kwamen diverse huizen tot stand in neorenaissance-stijl, onder meer in de stadsuitleg buiten de vesten. Een rijk voorbeeld is de villa Van de Spiegelstraat 4, gebouwd in 1886 naar plannen van de Antwerpse architect J.M. Keelhoff voor de directeur van de plaatselijke meelfabriek Salberg. In 1895 werd de villa in gebruik genomen als Rijkslandbouwproefstation en tegenwoordig is er de muziekschool gehuisvest. Minder rijk is het in 1883 voor de familie Dekker gebouwde herenhuis Joachimikade 13 met natuurstenen decoratieve elementen en een omlijsting met pilasters en gebogen fronton. Karakteristiek zijn ook de in rijtjes gebouwde huizen Westwal 89-91, met balkons, Oostsingel 130-134, met balkons en dakkapellen met rondboogfrontons, Eversdijkstraat 1-7 en Oostsingel 148-152 (1898), voorzien van dakkapellen met driehoekige frontons. Voorbeelden van kleinere huizen met een ingezwenkte topgevel of een tuitgevel met neorenaissance-elementen zijn Oostsingel 64-66 en 140-146, Westwal 85-87 en Westsingel 36-38. De in 1904 gebouwde dubbele villa Oostsingel 154-156, opgetrokken in gele verblendsteen, vertoont een combinatie van neorenaissance- en jugendstil-details. Eveneens uit het begin van de 20ste eeuw zijn de villa Oostsingel 90 met opvallende torenpartij en een houten verdiepingserker, en de gepleisterde villa Eigen haard (Oostsingel 92) uit 1902, die vóór 1908 met een zijvleugel werd uitgebreid. Bij een verbouwing {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, Villa Eigenhaard==} {>>afbeelding<<} rond 1917 kreeg dit pand de huidige kapvormen, een vakwerkgeveltop en de huidige vormgeving van de middenpartij. Rond 1910 gebouwd zijn zowel de villa's Den Hollanderlaan 12-18 als het woningblok Den Hollanderlaan 29-31. Het woningblok heeft opvallende hoekpartijen met inpandige balkons en vertoont zowel neorenaissance- als jugendstil-details. Kleinere voorbeelden zijn de huizen Kleine Kade 7 en Kleine Kade 11. De rond 1915 gebouwde villa Paulina (Kloetingseweg 46) bezit een opvallend getrapt topgevelbeschot. Villa Kloetingseweg 40 uit 1920 heeft hoekrisalieten en een als luifel doorgetrokken dakschild. De villa Kloetingseweg 49 kwam in 1925 tot stand in Nieuw Historiserende stijl en is na diverse verbouwingen nu onderdeel van het verpleegtehuis ‘Ter Weel’. In zakelijk-expressionistische vormen ontworpen zijn de rond 1930 als directeurswoning gebouwde villa De Zonnehof (Kloetingseweg 84) en de villa's Valckestraat 3 (circa 1925), met praktijkruimte, en Westwal 39 (circa 1930). Voor de directeur van het bouwbedrijf Pilaar bouwde men in 1938 de villa Zwart Sluisje ('s-Heer Hendrikskinderendijk 118). Volkswoningbouw. De in 1871 gestichte woningbouwvereniging ‘Help U Zelven, door en voor Arbeiders’ bouwde vanaf 1872 de eerste arbeiderswoningen in Goes. Bewaard gebleven zijn de in 1990 gerenoveerde eenvoudige eenlaagspanden Heernisseweg 32-52 (1898), Heernisseweg 54-72 (1911) en Westsingel 112-130 (1903; gevelsteen). Rond 1920 werd een flink aantal huizen gerealiseerd in het kader van twee door gemeentearchitect F.G.C. Rothuizen ontworpen uitbreidingsplannen (Bouwplan I en II). Karakteristiek voor het eerste plan, voornamelijk bestaande uit middenstandswoningen in blokjes van 2, 3, 4 of 6 geschakelde woningen, zijn Boutstraat 2-14 en Van de Spiegelstraat 51-59 met steekkappen en erkers, en Wulfaertstraat 2-12 met aan de voorzijde een als luifel doorgetrokken dakschild tussen twee haaks ingestoken volumes. Verder de woningen Vosmaerstraat 4-8, Van de Spiegelstraat 30-34 en Boutstraat 30-34 met topgevelpartijen voorzien van erkers over twee bouwlagen. Rond het rechthoekige Rimmelandplein met middenplantsoen werden zowel vrijstaande woningen als woningblokjes gebouwd. Iets jonger zijn de woningen Van de Spiegelstraat 18-24, met gepleisterde verdieping, en Van de Spiegelstraat 38-52. Het Bouwplan II voorzag hoofdzakelijk in traditionalistisch vormgegeven arbeiderswoningen, zoals die aan de Schengestraat, Scheldestraat en Couwervestraat, gebouwd in 1923 voor woningbouwvereniging ‘Ons Streven’ en eind jaren zeventig gerenoveerd. Op basis van het in 1924 - ook door Rothuizen - opgestelde Bouwplan III kwamen nog eens 1600 woningen tot stand. Daarvan resteren onder meer woningen uit 1925-'30 in het gebied ten oosten van de Voorstad, de Oostsingel en langs de Heernisseweg tot aan de grens met Kloetinge. Goede voorbeelden zijn Violenstraat 57-79 en 52-86, het pand 't Hoekje (Tulpstraat 80) uit 1927 en het hoekpand Sonnehoeck met aangrenzende woningen (Geraniumstraat 2-8/Leliestraat 102-104), gebouwd in 1928 in zakelijk-expressionistische vormen. Winkels. Vermoedelijk de oudste winkelpui in Goes is die van 's-Heer Hendrikskinderenstraat 40 uit circa 1860, met een gietijzeren middenstijl in het winkelvenster en het bovenlicht. Andere vroege voorbeelden zijn de rijke eclectische winkelpui van de ‘Zeeuwse Apotheek 't Hert’, Grote Markt 10 (circa 1880), de neoclassicistische winkelpui van St.-Adriaanstraat 15-17 (circa 1890), de neorenaissance-pui van het pand voorheen bekend als De Olifant (Magdalenastraat 7; 1896) en de pui van het buurpand Magdalenastraat 5 (circa 1900). Bij Bierkade 7 is een neorenaissance-winkelpui geplaatst in een gevel met jugendstil-elementen. Het woon- en winkelpand Beestenmarkt 17 uit circa 1910 vertoont ook jugendstil-vormen. Pakhuizen. In het pand Blaauwe Steen 3-5 [20] was van oudsher het gildenhuis van het bierdragers- en zakkendragersgilde gevestigd. Nummer 3 heeft een kelder met 15de-eeuwse pijlers en graatgewelven. Later is het geheel tot pakhuis verbouwd. Het onderkelderde, zes traveeën brede pand De Drie Koningen (Koningstraat 1) [21], met zadeldak tussen trapgevels, werd in 1560 gebouwd als graanpakhuis. De trapgevels zijn voorzien van natuurstenen waterlijsten, banden en hoekblokken. De lange gevel aan de Bierkade is bij de restauratie in 1971 ontpleisterd en bevat 19de-eeuwse schuifvensters. De drie gevelstenen met voorstellingen van de drie koningen zijn replica's. Het voorm. pakhuis Pyntorenstraat 8 met tuitgevel stamt van 1660 (jaartalankers). De voorm. getijdenwatermolen (Kleine Kade 43) [22] is een in 1554 na de stadsbrand herbouwde en in 1641 vernieuwde korenmolen met gepleisterde pilastergevel. Reeds in 1484 stond op deze plaats een molen. Nadat de molen eind 18de eeuw zijn functie had verloren en het molenwerk was uitgebroken, werd het gebouw in de 19de eeuw in gebruik genomen als ‘soephuis’ voor de voedselverstrekking aan de armen van Goes. Op het dak staat een dakruiter met een slagklok, die evenals het eenwijzer-uurwerk dateert van 1624 en afkomstig is van de in 1855 afgebroken Oostpoort. De Stenen Brug bij de Oostsingel (tegenover Keizersdijk 34) is een midden-17de-eeuwse gemetselde boogbrug. Vroeger had deze brug een in tijd van nood uitneembaar middendeel. De brug is verbreed in 1930 en gerestaureerd in 1991-'92. Pompen. In 1853 van de Grote Markt overgebracht is de vierkante hardstenen pomp op de Beestenmarkt (tegenover nr. 13), die blijkens een inscriptie in 1774 werd vervaardigd door Michiel Vervoort. De deels met rusticabewerking uitgevoerde pomp wordt bekroond door {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Goes, Watertoren==} {>>afbeelding<<} beeldhouwwerk in de vorm van kinderen met een dolfijn. Uit dezelfde tijd stamt de vierkante hardstenen pomp met bekronend ui-vormig ornament in de 's-Heer Hendrikskinderenstraat (tegenover nr. 14). De hardstenen stadhuispomp is waarschijnlijk in 1772 aangebouwd tegen de gevel van het stadhuis aan de Korte Kerkstraat, in aansluiting op een regenbak waarin het water van de stadhuisdaken werd opgevangen. Poortjes. Aan de Kreukelmarkt (bij nr. 9) bevindt zich een maniëristisch zandstenen poortje uit 1614 met op de sluitsteen een leeuwenmasker en op de rondboog het opschrift ‘Amanda Pallas Exitu’. Dit poortje was de toegang tot de Latijnse School toen deze korte tijd in het voorm. klooster van de Zwarte Zusters van St. Franciscus was gehuisvest. De zandstenen toegangspoort in Lodewijk XVI-stijl aan de Gasthuisstraat (bij nr. 4) dateert uit circa 1770 en behoorde tot het Gasthuis. Na de reformatie in 1578 diende het als ziekenhuis en de kapel als (Herv.) Gasthuiskerk. In 1984 heeft men het oude complex vervangen door de huidige winkelbebouwing. Het 18de-eeuwse poortje bij Koningstraat 6 geeft toegang tot het Vuilstraatje. Op de gebeeldhouwde sluitsteen van de geschilderde natuurstenen omlijsting staat een gans afgebeeld. Windmolen ‘De Koornbloem’ (Paardeweg 8) [23], een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap, is volgens de gevelsteen in 1801 als korenmolen gebouwd in opdracht van Pieter Remijn. De voorm. houthandel van de familie Dekker (A. Joachimikade 2-8/15-23) [24] kwam rond 1880 tot stand. Allereerst werd de hoge schuur Joachimikade 21-21a als houtloods in gebruik genomen. Deze houten schuur uit de eerste helft van de 19de eeuw hoorde oorspronkelijk bij een boerderij en diende vanaf circa 1860 als touwslagerij. De begane grond van de tweelaagse schuur is geopend met kolommen op een natuurstenen voet. Bij de verdieping is een reeks luiken aangebracht. Tussen 1880 en 1900 heeft men verschillende gepotdekselde houten schuren toegevoegd. De gebouwen bevatten tegenwoordig woningen. De watertoren ('s-Gravenpolderseweg 1), gebouwd in 1912 door de firma Carl Francke uit Bremen, heeft een open ijzeren draagconstructie van acht kolommen met daarop een stalen Intze-reservoir. De ommanteling van het reservoir is later gewijzigd. De spoorwegremise (Stephensonweg 9), gebouwd in 1924-'25 voor de N.V. Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland, heeft de breedte van zeven sporen. Een stalen draagconstructie ondersteunt het met pre-fab betonelementen uitgevoerde dak met lichtkappen. Op het terrein, dat nu als thuisbasis dient voor de museumspoorlijn Goes-Hoedekenskerke, staan verder een goederenloods uit 1870, afkomstig uit Middelburg, en een seinhuis (circa 1927). Het station (Lijnbaan 9) [25] is een fors modernistisch gebouw uit 1982 naar ontwerp van K. van der Gaast, gebouwd ter plaatse van een voorganger uit 1868. De perronoverkapping dateert uit circa 1910. Verdedigingswerken. Tussen 1870 en 1920 werden de aarden stadswallen en de vestinggracht gedeeltelijk geslecht en gedempt. Overgebleven zijn de Westwal, delen van de Westvest, de ravelijnen ‘De Grenadier’ en ‘De Groene Jager’ en verder de Oostwal en een gedeelte van de Oostvest. Naar plannen van tuinarchitect L.A. Springer werden hier plantsoenen gerealiseerd. Zijn ontwerp uit 1919 voor een plantsoen bij de Oostwal werd uitgevoerd als een werkverschaffingsproject voor werklozen {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kattendijke bij Goes, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} en gedemobiliseerden uit de Eerste Wereldoorlog. Het plantsoen hoek Dam-Jacob Valckestraat en Van de Spiegelstraat werd door de afdeling plantsoenen van de gemeente ontworpen. De jubileumbank (Oostwal tegenover het stadskantoor), opgericht in 1923 ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, is een gemetselde bank naar ontwerp van stadsarchitect F.G.C. Rothuizen. Begraafplaatsen. De Alg. begraafplaats (Geldeloozepad 22) [26] gesticht in 1806 werd in 1833 uitgebreid naar ontwerp van stadsarchitect De Lannee de Betrancourt. Rond 1930 heeft men een herbeplanting uitgevoerd op advies van L.A. Springer. Achter de aula ligt het oudste gedeelte van de begraafplaats met een gietijzeren toegangshek voorzien van doodssymboliek. Interessante graftekens zijn de zerk voor D.P.I. Dominicus († 1857), de neogotische grafsteen voor burgemeester M.P. ter Blaaubeen († 1879) en de zerk met bijbel voor ds. D.P.M. Huet († 1895). Aan de zuidoostzijde ligt een kleine Joodse begraafplaats met een eigen metaarhuisje. De R.K. begraafplaats (bij Zuidvlietstraat 35) [27] werd rond 1900 gesticht en heeft hekpijlers met doodssymbolen en de tekst ‘Memento Mori’. Interessant is het marmeren grafteken met kruis en engel voor mevr. M.J. Knitel († 1910). Kattendijke. Dit wegdorp ten noordoosten van Goes is mogelijk in de 11de eeuw ontstaan. Op een terp staat de Herv. kerk (Dorpsstraat 53), waarvan het eenbeukige schip het herhaalde malen gewijzigde restant is van een in de 14de eeuw gestichte kerk. Aan de zuidzijde bevindt zich een ingangsportaal. De achtzijdige toren met blindnissen en natuurstenen banden en blokken verrees rond 1630 en wordt bekroond door een open houten klokkentorentje met peervormige spits. In 1955 heeft men de kerk gerestaureerd en ontpleisterd. Toen ook is de consistorie gebouwd ter plaatse van het reeds in 1768 afgebroken koor. Het kerkhof bevat de graven van Johannes Staal († 1895) en Janneke Staal-Koert († 1892). De pastorie (Dorpsstraat 51) is een villa uit circa 1900 met neorenaissance-details. De voorm. openbare lagere school (Dorpsstraat 38) is rond 1900 gebouwd als een drieklassige gangschool. Wilhelminadorp. Dit kruiswegdorp ten noorden van Goes is ontstaan in de in 1809 bedijkte Lodewijkspolder, vanaf 1815 Wilhelminapolder geheten. Voorwaarde bij de bedijking was de aanleg van een nieuw kanaal met sluis om de haven van Goes met de Oosterschelde te verbinden. Het dorp ontwikkelde zich met name langs de Brugstraat (eerste brug 1819). De voorm. meestoof ‘Holland’ (Meestoofweg 6) is een eenlaags pand uit 1817 met aansluitende houten schuur. Na de restauratie in 1994 heeft men het als kantoor in gebruik genomen. De meekrapteelt werd in de Wilhelminapolder in 1876 gestaakt. De Herv. kerk (Brugstraat 12) is een eenvoudige neoclassicistische zaalkerk met gietijzeren rondboogvensters, aangebouwde consistorie en een half ingebouwde geveltoren met vierkante houten klokkentorenlantaarn. Deze kerk kwam in 1840-'41 tot stand naar ontwerp van I.H. Warnsinck op initiatief van G.J. van den Bosch, de eerste directeur van de Wilhelminapolder, en zijn zoon en opvolger I.G.J van den Bosch. Tot de inventaris behoren een preekstoel met klankbord (circa 1840) en een orgel uit 1910. Het voorm. kantoor van de Stichting Wilhelminapolder (Westhavendijk 8) is rond 1955 gebouwd in traditionalistische vormen. De gebeeldhouwde gevelsteen boven de ingang toont maaiende boeren en twee wapens, waaronder dat van Wilhelmina, echtgenote van koning Willem I (W met kroontje). Graauw (gemeente Hulst) Dijkdorp, ontstaan aan de Graauwse Kreek en voor het eerst vermeld in 1247. De door overstromingen verloren gegane oudste kern werd eind 17de eeuw herbouwd op de scheidingsdijk tussen de Melopolder (1684) en de Willem Hendrikpolder (1687). Nadat in 1852 de Van Alsteinpolder gereed was gekomen, verschoof de haven naar het noorden, waar bij het bestaande gehucht Paal in 1878 een nieuwe vissershaven ontstond (na 1964 jachthaven; vernieuwd in 1980). De R.K. H. Maria Hemelvaartkerk (Dorpsstraat 50) is een driebeukige pseudobasilikale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze neogotische kerk verrees in 1854-'55 naar ontwerp van P. Soffers. In de toren hangt een door François Hemony gegoten klok (1664), afkomstig van het Middelburgse Landshuis. Rond 1910 werd het koor vervangen door een transept en een nieuw koor. Toen zijn ook de kapellen aan de oostzijde toegevoegd. De uitmonstering van de kerk dateert hoofdzakelijk uit circa 1910; interessant zijn de diverse beelden, de glas-in-loodramen en het neogotische hoogaltaar (1914). De communiebank is verbouwd tot altaartafel. {== afbeelding Graauw, R.K. H. Maria Hemelvaartkerk==} {>>afbeelding<<} {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} De forse, gepleisterde pastorie (Dorpsstraat 40) dateert uit circa 1855. Het H. Hartbeeld (1926) is gemaakt door J. Custers. Het voorm. raadhuis (Dorpsstraat 40) is een eenlaags pand met uitspringende middenpartij voorzien van portiek en dakruiter. Het pand is in 1868 gebouwd (gevelsteen) en dankt zijn huidige uiterlijk aan een verbouwing rond 1905. Woonhuizen. Interessante voorbeelden van gepleisterde eenlaags middenganghuizen zijn Dorpsstraat 54 (circa 1860) en Dorpsstraat 38 (circa 1870). Het rond 1925 gebouwde eenlaags café Dorpsstraat 45 vertoont expressionistische details. De boerderij ‘Zwaantjeshof’ (Oude Graauwsedijk 25), gelegen ten noordwesten van Graauw in de in 1619 drooggelegde Oude Graauwpolder, heeft een eenlaags woonhuis met een gepleisterde plint en de jaartalankers ‘1387’, die waarschijnlijk als ‘1738’ gelezen dienen te worden. Ook de hekpalen met het wapen van de Nederlandse Leeuw, een bladmotief en een kroon zijn 18de-eeuws. 's-Gravenpolder (gemeente Borsele) Langgerekt wegdorp, ontstaan in de middeleeuwen in de gelijknamige polder, die in 1316 werd bedijkt. In tegenstelling tot elders bleef het nieuw bedijkte land in bezit van de Hollandse graaf (tot 1430). In 1445 werd de kreek aan de zuidzijde afgedamd en ontstond er een verbinding tussen Zuid-Beveland en het eiland Borssele. Het dorp is na de Tweede Wereldoorlog, waarin het zwaar te lijden had, aan de noord- en de oostzijde uitgebreid. De Herv. kerk ('s-Gravenstraat 8), oorspronkelijk gewijd aan St. Martinus, is een gotische kruiskerk met een iets hoger, recht gesloten koor en een ingebouwde westtoren voorzien van een achtzijdige geleding met helmdak. Mogelijk laat-14de-eeuws is het koor, dat in de 17de eeuw een rechte koorsluiting kreeg. De bouw van toren en schip volgde begin 15de eeuw. De toren heeft een vierkante onderbouw met een grote open voorhal geflankeerd door een dwarse {== afbeelding 's Gravenpolder, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} aanbouw met zadeldak. Tegen 1500 kwam het noordtransept tot stand; het bredere en hogere zuidtransept volgde iets later. Rond 1874 heeft men de kerk bepleisterd en de bovenbouw van de toren afgebroken. Bij een ingrijpende restauratie in 1959-'61 is de kerk ontpleisterd en is de toren voorzien van de huidige bovenbouw met een door Jan Zeelstman gegoten klok (1465). Het kerkinterieur wordt gedekt door een houten overwelving. Tot de inventaris behoren een laat-gotische stenen doopvont (1553), een gewijzigde preekstoel (1641), een formulierenbord (1643) en een herenbank (circa 1680). De orgelkast, gemaakt in 1781 door G.T. Bätz voor de R.K. kerk te Mijdrecht. In het koor liggen enkele herplaatste 16de- en 17de-eeuwse grafzerken. Overige kerken. De kerk van de Oud-Geref. Gemeente (Provincialeweg 16) is een eenvoudige zaalkerk uit 1869. In 1935 werd de Geref. kerk ('s-Gravenstraat 1) gebouwd, een zaalkerk met kleine dakruiter, hoge smalle vensters en een aangebouwde consistorie. In 1977 in gebruik genomen is de kerk Elim van de Geref. Gemeente (Langeweg 61), een grote moderne kerk met opvallende ranke klokkentoren. Het voorm. raadhuis (Raadhuisstraat 13), een blokvormig gebouw met hoger opgetrokken hoekpartij, kwam in 1927 tot stand naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van S. de Koning. Een gevelsteen draagt het opschrift ‘Gemeentehuis’. Woonhuizen. Een van de weinige oudere panden in het dorp is het gepleisterde dwarse huis 's-Gravenstraat 30 (circa 1860) met omlijste ingangspartij. Voorbeelden van woningen met afgewolfd mansardedak uit circa 1925 zijn Raadhuisstraat 2, Raadhuisstraat 4 en Provincialeweg 1a. Het winkelpand Bosseweide 29-31 is van 1951. Windmolen ‘De Korenhalm’ (Korenhalmdijk 11), een stellingmolen met ronde stenen romp en een met dakleer beklede kap, werd gebouwd in 1876 in opdracht van C. Verhage ter vervanging van een nabijgelegen, in 1873 afgebrande, molen. De korenmolen is in 1999-2000 voor het laatst gerestaureerd. Boerderijen. De hoeve Provincialeweg 27 heeft een in gele baksteen opgetrokken woonhuis van 1777 (jaartalankers) met zadeldak tussen tuitgevels. Ten westen van de dorpskern ligt de hofstede Schoorkenszandweg 27, bestaande uit een wit geschilderd 18de-eeuws woonhuis, een aangebouwde houten schuur en een vrijstaand zomer-bakhuis. Ten noorden van het dorp bevindt zich de boerderij 't Hof Blaemskinderen (Goesestraatweg 44) uit 1906. Het vrijstaande dwarse woonhuis is uitgevoerd met neorenaissance-details. De grote dwarsdeelschuur heeft een in patroon gelegd pannendak. Van de boerderij Hof Welgelegen (Pijkesweg 1) is het deels gepleisterde woonhuis met zadeldak tussen tuitgevels in oorsprong midden-17de-eeuws. Inwendig bevinden zich vloertegels uit de bouwtijd en, waarschijnlijk vroeg-18de-eeuwse, blauwe wandtegels. De omlijste voordeur is voorzien van cannelures in de posten, een bewerkt kalf en een bovenlicht. De lange houten dwarsdeelschuur heeft men in de late 19de eeuw aangebouwd. Op de hekpalen staat het jaartal 1674 vermeld. Het voorm. station ‘'s-Gravenpolder-'s-Heer Abtskerke’ (Polderweg 29) ligt ten noordwesten van het dorp aan de in 1927 door de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland aangelegde lokaalspoorlijn. Het woonhuis met kantoor, het wachtlokaal en de goederenloods zijn gebouwd in traditionalistische vormen volgens een standaardtype. {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} Grijpskerke (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan op een splitsing van twee kreekruggen. Grijpskerke wordt al in 1190 vermeld als zelfstandige parochie. In 1344 werd er een gasthuis gesticht en was er een uithof van de abdij van Middelburg. De bebouwing bleef beperkt tot de Kerkring en de Dorpsweg (nu Gasthuisstraat). Begin 20ste eeuw vond enige verdichting van de bebouwing plaats en recent zijn enkele kleine nieuwbouwwijken ontstaan. De Herv. kerk (Kerkring 26), oorspronkelijk gewijd aan St. Michaël, is een tweebeukige kerk met een uitgebouwd ingangsportaal en een tussen beide kappen geplaatst open houten klokkentorentje. Daarin hangt een door Jasper van Erpecom gegoten klok (1685). Het oudste deel van de kerk is de vroeg-14de-eeuwse zuidbeuk; de noordbeuk kwam een eeuw later tot stand. In 1770 heeft men de kerk met een travee naar het westen verlengd, de klokkentoren en het portaal toegevoegd, de kap aangepast en het interieur het huidige aanzicht gegeven. Inwendig worden de beuken gescheiden door gedrukte bogen op houten kolommen en gedekt door een vlakke zoldering van 1861. Tot de inventaris behoort een preekstoel met boogpanelen uit het tweede kwart van de 17de eeuw. {== afbeelding Grijpskerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} De (Geref.) Opstandingskerk (Jacob Catsstraat 7) is een moderne zaalkerk met tentdak en ingebouwde open klokkentoren, opgericht in 1967 naar ontwerp van G. Steen en G. Tuinhof. De voorm. Chr. lagere school (Mariekerkseweg 48) is in 1923 gebouwd als een tweeklassige middengangschool met hoger opgetrokken ingangspartij. 't Munnikenhof (Jacob Catsweg 1). Dit onderkelderde huis met schilddak en achtzijdige traptoren met helmdak is het restant van een in de 17de eeuw tot buitenplaats verbouwde laat-middeleeuwse uithof van de abdij van Middelburg. Het betreft een in de 17de eeuw aangebouwde vleugel, die na de afbraak van het hoofdgebouw in 1860 gespaard bleef als jachthuis. Aan één zijde bevindt zich een laat-middeleeuwse gevel van breuksteen. Inwendig zijn 17de-eeuwse gebeeldhouwde consoles aanwezig. Het Munnikenhof is het buitenverblijf geweest van Jacob Cats. Woonhuizen. Mogelijk van oorsprong 18de-eeuws is het gepleisterde pand Kerkring 5 met een diep woonhuisgedeelte en een lager, dwars ingestoken, bedrijfsgedeelte met houten travalje. Voorbeelden van 19de-eeuwse dwarse huizen zijn Kerkring 6-7, Kerkring 19 en Kerkring 20-21. De windmolen ‘'t Welvaren van Grijpskerke’ (Molenstraat 8) is een ronde bakstenen grondzeiler met een gepleisterde romp en met dakleer beklede kap. {== afbeelding Grijpskerke, Buitenplaats 't Munnikenhof==} {>>afbeelding<<} Deze op een molenberg staande korenmolen uit 1801 is in 1997 geheel gerestaureerd. Boerderijen. Aan de uitvalswegen rond Grijpskerke liggen verschillende interessante boerderijen. Wilhelmina's Oord (Mariekerkseweg 26) is het gedeeltelijk onderkelderde L-vormige woonhuis van een boerderij. Het hoge gedeelte dateert waarschijnlijk uit het begin van de 16de eeuw. In 1589 (jaartalankers) werd er een gedeelte aangebouwd. De ingang is voorzien van een geprofileerde bakstenen omlijsting met korfboog. Het kruiskozijn in de topgevel is uitgevoerd met een segment- en spitsboog. De boerderij Oost Poppendamme (Poppendamseweg 4) heeft een van oorsprong 17de-eeuws woongedeelte met schuifvensters en banden en ontlastingsbogen in rode baksteen. De aan een oprijlaan gelegen boerderij Molenzicht (Middelburgseweg 42) bestaat uit een dwars woonhuis met schilddak uit circa 1800 en een tegenoverliggende 19de-eeuwse grote houten dwarsdeelschuur met geschubde windveren. Boerderij Jacob Catsweg 8 heeft een vrijstaand dwars woonhuis uit 1865 en een houten landbouwschuur uit 1911. De boerderij Jacob Catsweg 4 bestaat uit een T-vormig woonhuis uit 1915 en een hoge bakstenen dwarsdeelschuur uit 1929. {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} Groede (gemeente Sluis) Kerkringdorp, voor het eerst vermeld in 1239 als Groda, dat evenals Groede de naam is voor het groeiproces van schorren. Het 13de-eeuwse dorp verdween na de overstroming van 1375 in de golven. Het later opnieuw ingepolderde land werd in 1583 geïnundeerd. Herdijking volgde in 1612 op initiatief van Jacob en Cornelis Cats. Groede ontwikkelde zich tot een kerkringdorp in de variant van een groot rechthoekig plein met midden daarop de parochiekerk. Aan de haaks hierop gelegen straten ontstond eerst een Lutherse en later een katholieke kerk. In de Tweede Wereldoorlog bleef Groede gespaard omdat het werd aangewezen als Rodekruisdorp. Het gebied met de Duitse bunkers van het Stützpunkt Groede aan de noordwestzijde is later omgevormd tot een hertenkamp. De Herv. kerk (Markt 1) is een driebeukige hallenkerk met een driezijdig gesloten koor en noordkoor, alsmede een toren met achtzijdige bovenbouw en rijzige naaldspits. De oudste delen van de kerk (dichtgemetselde scheibogen) gaan terug tot de 13de eeuw. De gedrongen, robuuste toren met haakse steunberen verrees in de 14de eeuw. Schip en noordbeuk kwamen in de tweede helft van de 15de eeuw tot stand en de recht gesloten {== afbeelding Groede, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} zuidbeuk volgde rond 1500. De kerk had sterk te lijden van het zeewater tijdens de inundatieperiode (1583-1613). Het koorgedeelte werd hersteld in 1619, de rest van de kerk in 1632-'34, waarbij de noordbeuk vrijwel geheel werd vernieuwd en de toren verhoogd. Ook in 1752 en 1836 vonden herstellingen plaats. De zuidbeuk diende van 1618 tot 1808 als Waalse kerk en werd rond 1685 van de rest van de kerk gescheiden. In het oosteinde bouwde men toen een consistorie. Bij een ingrijpende verbouwing in 1868 werd de kerk uitwendig geheel gepleisterd en kregen de vergrote vensters gietijzeren traceringen. Na een blikseminslag (1949) werd in 1950 de toren gerestaureerd en ontpleisterd en werd de spits hersteld naar het model uit 1836. De restauratie en ontpleistering van de kerk volgden in 1976; de gietijzeren venstertraceringen bleven hierbij bewaard. Het interieur wordt gedekt door een vlak stucplafond uit 1868. Tot de inventaris behoren een preekstoel met omringend doophek en toebehoren in Lodewijk XVI-vormen en een als de ‘Catsbank’ bekend staande herenbank; beide zijn in 1794 geschonken door nazaten van Jacob Cats. Het door J.F. Kruse in 1903 gebouwde orgel is rond 1920 overgebracht vanuit de Luth. kerk te Veere. De Luth. kerk (Molenstraat 28) is een recht gesloten en door lisenen gelede zaalkerk voorzien van een ingangspartij {== afbeelding Groede, Woonhuis Markt 20==} {>>afbeelding<<} met sobere omlijsting. Deze kerk werd in 1742-'43 gebouwd door immigranten uit de stad Dürnberg bij Salzburg. De in 1998-'99 gerestaureerde kerk bevat een preekstoel uit circa 1800. Voor de voorgevel staan twee 17de-eeuwse Schellinger stoeppalen. De R.K. St.-Bavokerk (Schuitvlotstraat 15) is een driebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een ranke geveltoren met ingesnoerde spits. De sobere neogotische kerk kwam in 1863 tot stand naar plannen van P. Soffers. Tot de inventaris behoren een monumentaal hoofdaltaar uit de bouwtijd en een Lourdesgrot uit 1890. Raadhuizen. Het voorm. raadhuis Markt 6 is een fors tweelaags pand uit circa 1880, maar heeft gezien de hoge kap mogelijk een oudere kern. Het voorm. raadhuis Voorstraat 3 is een langgerekt eenlaagspand met klokkentoren en geaccentueerde ingangspartij. Het werd in 1936-'37 gebouwd als raadhuis annex veldwachterwoning en brandspuitberging naar ontwerp van E. van de Vijver uit Knokke. De R.K. lagere school (Schuitvlotstraat 13) is een sobere tweeklassige gangschool uit 1931. Woonhuizen. De oudste bebouwing van Groede dateert van na de herdijking van 1612. De duidelijkste voorbeelden hiervan zijn de rond 1860 gecementeerde trapgevel van Markt 20, voorzien van de sierankers ‘1614’, en de trapgevel van Molenstraat 15 (1638). Ook enkele andere panden hebben een 17de-eeuwse kern, waaronder de rijzige onderkelderde diepe panden Markt 2 {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} en Markt 34. De gevels van deze huizen hebben korfbogen op de verdieping; die van het laatstgenoemde pand zijn afgezet met een wenkbrauw in koordmotief. Ook de diepe eenlaagspanden Markt 21 (dubbelbeukig), Markt 33 en Markt 35 hebben een oudere kern. Uit het einde van de 18de eeuw stamt het gepleisterde dwarse huis Molenstraat 17. Het vroeg-19de-eeuwse eenlaags pand Voorstraat 1 heeft een omlijste ingang. Sober neoclassicistisch van vorm en voorzien van vensters met afgeronde strekken is Markt 30 (circa 1840). Eclectische vensteromlijstingen bezit Markt 7 (circa 1865) en sobere neorenaissance-details en druiventrossen in de sluitstenen toont het rond 1908 gebouwde herenhuis Markt 8. De villa Voorstraat 58 (circa 1930) is uitgevoerd in sobere zakelijk-expressionistische vormen. De achtzijdige muziektent (Markt ong.) dateert uit circa 1950 en is voorzien van smeedijzeren versieringen, waaronder een bekroning in de vorm van een harp. Vlakbij staat een dorpspomp met daarop een straatlantaarn uit circa 1880. De Alg. begraafplaats (bij Traverse 20), gesticht eind 19de eeuw, bevat onder meer de grafsteen met topversiering voor M. Mazure (circa 1900). Nieuwvliet. Dit kleine wegdorp ten westen van Groede werd kort na 1527 gesticht en toen St.-Pieter genoemd. Het dorp verdween in de 16de eeuw in de golven. Het huidige dorp stichtte men in 1602 iets westelijker, na de afdamming van het Zwarte Gat - één van de drie Zwinstromen - en de vorming van de Grote St.-Annapolder. De Herv. kerk (Dorpsstraat 25) is een in 1658-'59 gebouwde sobere zaalkerk. In de in 1858 vernieuwde dakruiter hangt een door Jan Albert de Grave gegoten klok (1720). Bij een verbouwing van de kerk in 1866 is waarschijnlijk de consistoriekamer toegevoegd. De oorlogsschade is hersteld in 1949. Tot de inventaris behoren een wit geverfde preekstoel en doophek uit circa 1658. De windmolen (Molenweg 3) is een grondzeiler met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap, gebouwd rond 1850 als korenmolen voor C. Coppens. De molen is in 1977-'78 gerestaureerd. De imposante molenromp (bij Mettenijedijk 3) is het overblijfsel van een stellingkorenmolen uit circa 1850. De boerderij St.-Jansdijk 7 bestaat uit een rond 1895 gebouwd eenlaags woonhuis en een forse vrijstaande dwarsdeelschuur, die vrijwel geheel is opgetrokken uit gepotdekselde houten delen. Ter plaatse van de mendeuren is de kap opgelicht. Van de Duitse kustverdedigingwerken resten enkele bunkers (bij Lampzinsdijk 1) uit 1942-'43. Haamstede (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp, ontstaan bij een in de eerste helft van de 10de eeuw door de Utrechtse bisschop gestichte kerk en voor het eerst vermeld in 1226. Tot 1299 was het een heerlijkheid van de heer van Renesse, die er een kasteel stichtte. Na 1454 kwam Haamstede in Bourgondische handen. In de 17de eeuw werd het kasteel hersteld en vergroot en ontwikkelde Haamstede zich tot kasteeldorp. Vanaf het eind van de 19de eeuw breidde het dorp zich verder uit, met name langs de uitvalswegen. In de 20ste eeuw, maar {== afbeelding Haamstede, Slot Haamstede, plattegrond==} {>>afbeelding<<} vooral na de Tweede Wereldoorlog, ontwikkelde het dorp zich als gevolg van het toerisme en daarbij raakte het vergroeid met Burgh. Slot Haamstede (Ring 2) is een grotendeels omgracht kasteel met parkaanleg. In de tweede helft van de 13de eeuw verrees een robuuste rechthoekige donjon met poortgedeelte, omgeven door een (verdwenen) ringmuur met afzonderlijk poortgebouw. De eerste bewoners waren Costijn van Zierikzee en de heren van Renesse. In 1299 kwam het kasteel in bezit van Witte, een bastaardhalfbroer van graaf Jan I van Holland. Het poortgedeelte kreeg in de eerste helft van de 14de eeuw een aanbouw. In 1474 werd Lodewijk van Brugge, heer van Gruuthuuse, slotheer. Hij voegde aan de westzijde van de woontoren een tweede toren toe. Tevens liet hij eind 15de eeuw ten westen daarvan een geheel nieuw, L-vormig kasteelgedeelte bouwen, dat bij een hevige brand in 1525 werd verwoest. De oude donjon of woontoren kreeg daarop tegen het poortgedeelte een nieuwe traptoren. Na confiscatie door de Staten van Zeeland {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Haamstede, Slot Haamstede (1978)==} {>>afbeelding<<} werd het kasteel in 1591 verkocht, waarna het in 1608 in bezit kwam van de kroniekschrijver Jacob van den Eynde. Hij liet het bestaande kasteel herstellen en de oude donjon voorzien van kantelen en trapgevels. Uit die tijd dateren ook de huidige stenen boogbrug en de maniëristische toegangspoort met wapens van Haamstede en Van den Eynde. In 1679 kwam het kasteel in bezit van de familie Mogge-De Witte. Rond 1720 kreeg het kasteel een uitbreiding met een westvleugel, waar de hoofdingang naar toe werd verplaatst. Deze vleugel heeft men in de tweede helft van de 18de eeuw tot aan de gracht verlengd. Vanaf de aankoop in 1853 door Cornelis van der Lek de Clercq, notaris in Zierikzee, is het slot eigendom van de familie Van der Lek de Clercq. Het kasteel is gerestaureerd in 1888 en, onder leiding van M.J.J. van Beveren, in 1963-'73 (met ontpleistering). Bij archeologisch onderzoek in 1964-'65 aan de westzijde van het kasteelterrein zijn zowel de funderingen aangetroffen van het grote laat-15de-eeuwse kasteelgedeelte van de heer van Gruuthuuse als van het westelijke deel van de ringmuur met zeven weergangbogen en hoektorens. Van die ringmuur zijn de funderingen aan de westzijde na de restauratie deels in het zicht bleven. De donjon of woontoren bevat een souterrain met tongewelf, een bouwlaag met zaal en een verdieping. In de middelste travee van de aanbouw naast de toren zijn kleinere, vensters met binnenluiken aanwezig in de zaal en de verdieping (teruggevonden in 1963). Deze hebben de oorspronkelijke afmetingen, de overige vensteropeningen zijn rond 1700 vergroot. De westvleugel bevat een inrichting met beschilderde behangsels uit de 18de eeuw. De voorburcht aan de noordzijde is vanaf de Ring toegankelijk via een smeedijzeren hek met bakstenen hekposten voorzien van de wapens van de familie Mogge-de Witte (begin 18de eeuw). Het landgoed, het slotbos en het aangrenzende duingebied zijn in 1981 in het bezit gekomen van de Vereniging Natuurmonumenten. De Herv. kerk (Ring 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper, is een driebeukige pseudobasilikale kruiskerk zonder koor en toren. Ter plaatse van een in 1506 afgebrande 11de-eeuwse tufstenen voorganger, verrees begin 16de eeuw een forse laat-gotische kerk met steunberen voorzien van natuurstenen hoekblokken. Het bijbehorende koor werd - blijkens een jaartalsteen in de huidige sluitmuur - in 1606 afgebroken. Daarbij zijn muurdelen met een poortje en een piscina behouden gebleven. Het rond 1810 van de rest van de kerk afgescheiden transept bevat nu onder meer de consistorie. De kerk heeft een dakruiter met daarin een door Jacob Waghevens gegoten klok (1532). De kerk is gerestaureerd in 1938 en in 1956. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven op een boogfries. De scheibogen van het schip rusten op zuilen van baksteen met lagen tufsteen. Deze zuilen hebben koolbladkapitelen. Het beschilderde afscheidingsschot (circa 1810) van het transept is geschonken door koning Lodewijk Napoleon en draagt onder meer de tekst ‘Geloof, Hoop en Liefde’. Tot de inventaris behoren een gotisch doopvont van rode zandsteen (16de eeuw), een preekstoel met koperen lezenaar {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Haamstede, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} uit 1610 op een oudere natuurstenen voet, een doophek (eind 17de eeuw) en een herenbank (1743). Op het ommuurde kerkhof bevinden zich enkele forse zerken van de familie Hoogenboom (1846, 1849) en twee omhekte graven, waarvan een uit 1869. Overige kerken. In 1953 gebouwd naar plannen van W. de Jonge is de Geref. kerk (Platboslaan 1), een zaalkerk met een op een glazen bovenbouw geplaatst ‘zwevend’ flauw zadeldak en een hoge opengewerkte toren. De R.K. kerk O.L. Vrouwe op Zee (Serooskerkseweg 2) is een vierkante kerk met een entreeportaal en een atriumvormige {== afbeelding Haamstede, Woonhuis Het Anker==} {>>afbeelding<<} aanbouw voorzien van een poort met twee opengewerkte torentjes. Deze kerk in traditionalistische vormen is in 1958-'59 tot stand gekomen naar ontwerp van C.F.L. van der Lubbe. De Bewaerschole (Weststraat 18) is een gepleisterd eenlaagspand met middenrisaliet, gebouwd in 1873 in neoclassicistische rondboogstijl. Het dak is gedekt met Oegstgeester dakpannen en heeft een gietijzeren vorstkam. De rondboogvensters zijn voorzien van wenkbrauwen op consoles. Woonhuizen. Een van de oudste huizen van Haamstede is Het Anker (Sluispad 2), dat mogelijk vroeger een sluiswachterwoning is geweest. De trapgevel van dit diepe huis heeft een muizentandlijst, sierankers en de jaartalankers ‘1617’. Bij een ingrijpende {== afbeelding Haamstede, Bewaerschole==} {>>afbeelding<<} restauratie in 1917-'18 heeft men een aanbouw toegevoegd. De 17de-eeuwse tuinpoort is afkomstig uit Zierikzee. Het middenganghuis 't Oude Moolhuys (Burghseweg 45) stamt in opzet van 1658 maar heeft een 19de-eeuws aanzien gekregen. Uit de 18de eeuw dateren enkele dwarse huizen, zoals Weststraat 20 en 24-26. Het 18de-eeuwse brede herenhuis Weststraat 32 heeft een classicistische omlijste ingang en getoogde dakkapellen. De vensters zijn begin 19de eeuw vernieuwd. Verwant in stijl is het L-vormige huis De Bruynvis (Noordstraat 32) uit circa 1810 met brede lijstgevel en een achteruitbouw met topgevel. Een afgetopte, gepleisterde tuitgevel met rozetankers bezit het in opzet mogelijk 18de-eeuwse diepe huis Noordstraat 6. Van 1818 dateert het eenvoudige dwarse huisje Zuidstraat 6. Meer allure heeft het gepleisterde neoclassicistische middenganghuis Weststraat 7 (circa 1870) met sierlijsten langs de bovenlichten van vensters en deur. De wit gepleisterde diepe huizen Zuidstraat 4 (18de eeuw) en Ring 10 (begin 19de eeuw) hebben een ingezwenkte topgevel met kroonlijst en zijn voorzien van een omlijste ingang en een later toegevoegde winkelpui. Ongepleisterd is het diepe huis Noordstraat 12 (circa 1880) met afgeknotte topgevel en rozetankers. Voorbeelden van eenvoudige neorenaissance woonhuizen uit circa 1910 met gepleisterde banden en sluitstenen zijn Gaudium Naturae (Kloosterweg 16) en Noordstraat 36. Dakerkers boven de ingangspartij hebben Hogezoom 12 {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} en Carpe diem (Hogezoom 19). De rond 1915 opgetrokken huizen Hogezoom 18 en Zandweg 20 vertonen rationele elementen. Aardige recreatiewoningen zijn Breedsteweg 2 (circa 1910) en het houten vakantiehuisje Elzentronk (J.J. Boeysweg 17; circa 1935). De villa De Duinhoek (Vertonsweg 10) werd in 1915-'16 gebouwd in Nieuw Historiserende stijl voor de Leidse hoogleraar biologie L.M. Janse. In expressionistische stijl uitgevoerd is de villa J.J. Boeijeweg 18 (circa 1935) en in zakelijk-expressionistische stijl de villa Boschlust (Kloosterweg 47; circa 1935). Horeca. Hotel-café-restaurant Bom (Noordstraat 2) is een gepleisterd neoclassicistisch hoekpand met serre. Dit vermoedelijk in opzet 19de-eeuwse pand kreeg in 1904 een verdieping en werd rond 1940 met een tweede verdieping verhoogd. Het sinds de jaren dertig van de 20ste eeuw als verenigingsgebouw, bioscoop en amusementshal in gebruik zijnde gebouw Tavenu (Noordstraat 4) is een voorm. pakhuis uit circa 1925. De historiserende trapgevel is voorzien van siermetselwerk, een tandlijst en wenkbrauwen. Een karakteristiek ontwerp in zakelijk-expressionistische stijl is het uit circa 1930 daterende pension La Bonette (Hoge Zoom 16) met hoge puntgevel en driehoekige erker. Boerderijen. Het onderkelderde voorhuis van de 17de-eeuwse hoeve De Brouwerij (Weststraat 34) is voorzien van een tuitgevel in gele baksteen. De hoeken en dagkanten zijn met rode baksteen afgewerkt. De in het verlengde aangebouwde hogere en bredere schuur is 18de-eeuws. Van 1877 dateert de boerderij Hogezoom 33 met woonhuis en schuur in elkaars verlengde onder één dak. Voorbeelden van boerderijen met dwarse woonhuizen zijn Hogezoom 63 (1875), Steursweg 2 (circa 1900) en Zomerhof (J.J. Boeijeweg 13; circa 1925). De voorm. smederij (Ring 24) bestaat uit een diep huis (circa 1890) met afgetopte puntgevel en een dwars geplaatst bedrijfsgedeelte. Ervoor staat een houten travalje en in het plaveisel liggen twee wielstenen; hierop legde de smid het wagenwiel wanneer hij een nieuwe ijzeren band om de houten velg ging slaan. {== afbeelding Nieuw-Haamstede bij Haamstede, Vuurtoren==} {>>afbeelding<<} Windmolen ‘De Graanhalm’ (Burghseweg 53) is een stellingmolen van 1847 met een wit geschilderde ronde romp. Bij deze korenmolen staat een voorm. molenaarswoning (Burghseweg 51) uit 1910. Atlantikwall. Ten westen en noordwesten van het dorp bevinden zich diverse betonnen bunkers (Vertonweg ong.) behorend tot de in 1943 door de Duitsers aangelegde Stützpunktgruppe Schouwen. Eén van de bunkers is voorzien van vleugelmuren en een geschutskoepel. De hospitaalbunker (Nieuweweg ong.) is tegenwoordig oefenruimte voor de vrijwillige brandweer. Nieuw-Haamstede. Dit dorp ten noordwesten van Haamstede is vanaf 1920 tot ontwikkeling gekomen achter de duinen als gevolg van het toenemende toerisme en de aanleg van een vliegveld. Ouder dan het dorp is de in 1837-'40 naar ontwerp van L. Valk gebouwde vuurtoren (Vuurtoren 1) met een entreeuitbouw met fronton en een ronde conische romp met neogotische versieringen. Het lichthuis en de koepel zijn bekleed met koper. Inwendig zijn de vloeren en de wenteltrap uitgevoerd in gietijzer. De rood-witte spiraalvormige beschildering is pas in 1935-'37 aangebracht. De uit circa 1840 daterende eenlaags vuurtorenwachterwoningen (Vuurtoren 2-6) zijn deels met elkaar verbonden door zigzag-muren met rondboogdoorgangen. Aardige voorbeelden van recreatiewoningen zijn ‘De Bergeend’ (Torenweg 77; circa 1925) en ‘De Zeedistel’ (Torenweg 79; circa 1930). Het in 1931 gestichte vliegveld ‘Haamstede’ (Torenweg 1) wordt tegenwoordig voor de zweefvliegsport gebruikt. Van het in 1934 opgetrokken stationsgebouw resteert de gepleisterde en aan één zijde afgeronde verkeerstoren met ver uitkragend zadeldak. Tot de door de Duitsers in 1943 aangelegde Atlantikwall behoort het nog bijna complete bunkercomplex van het voorm. hoofdkwartier ‘Stützpunktgruppe Schouwen’ (bij Torenweg 1-3), verder de bunkers bij Torenweg 10 en 39, en de ronde bunker bij Strandweg 45. Hansweert (gemeente Reimerswaal) Dorp, ontstaan in de middeleeuwen als gehucht met kapel en een haven aan de Westerschelde op een eiland in een gebied dat na de stormvloed van 1530 in 1570 werd herdijkt. Met de aanleg van het Kanaal van Zuid-Beveland (1866) kwam bij Hansweert een sluizencomplex tot stand. Er vormde zich vervolgens een driehoekige dorpskom tussen Zeedijk, Kanaaldijk en Boomdijk. Hansweert was vanaf 1886 van belang als veerverbinding met Walsoorden. In 1943 werd de veerhaven naar Kruiningen verplaatst. De R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (Kerklaan 9) is een driebeukige kerk met een driezijdig gesloten koor geflankeerd door sacristie en kapel en met een half ingebouwde {== afbeelding Hansweert, R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen==} {>>afbeelding<<} {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} toren van vier geledingen met tentdak. Deze neoromaanse kerk verrees in 1870-'71 naar plannen van Th. Asseler. In 1940 werd de torenspits verwoest, waarna het huidige gedrukte tentdak is geplaatst. Tot de kerkinventaris behoren kruiswegstaties en een orgel uit de bouwtijd. Het kerkhof met baarhuisje (Kerklaan 11) werd geopend in 1913. De pastorie (Kerklaan 7) dateert uit circa 1910. De Herv. kerk (Dijkstraat 12) is een eenvoudige zaalkerk uit 1911, voorzien van een geveldakruiter, rondboogvensters en een aangebouwde consistorie. Het voorm. raadhuis (Lange Geer 21), een blokvormig pand met inpandig balkon boven de hoofdingang, werd rond 1935 gebouwd in traditionalistische vormen. Woonhuizen. Het als sluiswachterwoning gebouwde diepe pand Lange Geer 25 heeft een ingezwenkte lijstgevel uit circa 1870. Gebouwd rond 1900 zijn Schoolstraat 4 en Schoolstraat 18, eveneens met ingezwenkte lijstgevel, en het herenhuis Schoolstraat 16 met neorenaissance-detaillering. Iets jonger is het middenganghuis Lange Geer 7 met een dakoverstek op gesneden schoren en betimmerde topgevels. Uit het begin van de 20ste eeuw dateren verder de arbeiderswoningen Merwedestraat 1-9, waarvan de tuitgevels zijn voorzien van een getrapt fries. Van de scheepswerf ‘Reimerswaal’ (bij Werfdijk 3a) zijn de oudste gebouwen rond 1900 gebouwd voor de scheepswerf Zeeland (failliet in 1923), te weten een tweebeukige hal met sheddaken en een aangebouwde kantoorruimte. Van het voorm. sluizencomplex in het Kanaal door Zuid-Beveland (Lange Geer t.o. 25), gelegen aan de oostzijde van Hansweert, kwam de westsluis tot stand in 1866 bij de opening van het kanaal. Daarna volgden de middensluis (1872) en de oostsluis (1916). Het kanaal werd verbreed in de jaren dertig en opnieuw rond 1990, waarbij meer oostelijk een nieuw kanaalrak met sluizen is gerealiseerd. Het met zand volgestorte oude sluizencomplex bij Hansweert is nog in het landschap herkenbaar. 's-Heer Abtskerke (gemeente Borsele) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een hoger gelegen kreekrug, oorspronkelijk Versvliet en later Ser Abbenkerke geheten. De bebouwing vormde zich in de bocht van een weg, die tot een kerkring werd aangevuld door de toevoeging van een tegengesteld gekromde weg. Daartussen lag de kerk met op het kerkterrein van oudsher een vate. {== afbeelding 's Heer Abtskerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} De Herv. kerk (Kerkring 1-2), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper, is een eenbeukige gotische kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een forse toren van zes geledingen met haakse steunberen en achtkantige spits. Het oorspronkelijk recht gesloten koor stamt uit het begin van de 14de eeuw. Midden 14de eeuw verrees de toren, waarvan de benedenruimte wordt gedekt door een op gebeeldhouwde koppen rustend gewelf. Het schip kwam in de tweede helft van de 14de eeuw tot stand; de driezijdige koorsluiting en de beide lage dwarsarmen volgden begin 16de eeuw. De toren is in 1955 gerestaureerd, de kerk in 1964-'68. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf, waarvan de gewelfribben op grond van aangetroffen sporen opnieuw zijn beschilderd. Tot de inventaris behoren onder meer een zeskantige preekstoel (eerste helft 17de eeuw) - de stenen voet is wellicht een oud doopvont - en een door de Societé Anonyme des Grandes Orgues te Brussel gebouwd orgel (1872). De voorm. pastorie (Kerkring 3) is een uit 1858 daterend neoclassicistisch middenganghuis met hoger opgetrokken middenrisaliet. Het dorpshuis ‘Irene’ (Polderweg 6) is gebouwd in 1938 in traditionalistische vormen. Boerderijen. Het deels onderkelderde woonhuis van de boerderij Plantlust (Kerkring 18) stamt mogelijk uit de 17de eeuw en kreeg bij een verbouwing in de 18de eeuw het huidige aanzicht. De voorgevel is opgetrokken in gele baksteen, de zijmuren en de achtergevel zijn in grotere moppen uitgevoerd. De hoeve Kerkring 13 heeft een mogelijk 18de-eeuws woonhuis en een jongere, in het verlengde aangebouwde, houten dwarsdeelschuur. Woonhuizen. Het dwarse eenlaagspand Kloetingseweg 1 werd in 1875 (gevelsteen) gebouwd naar ontwerp van J.H. Hanninck als woonhuis met gemeentekamer. In 1938 heeft men aan de achterzijde een burgemeesterskamer en een brandvrije kluis aangebouwd. Tot 1970 is het pand als gemeentehuis in gebruik geweest. Kerkring 19 is een eenlaags dwars woonhuis met smederij uit circa 1900. Ervoor staat een ijzeren travalje. {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} Het trafohuisje (bij Polderweg 3), gebouwd in 1931 voor de P.Z.E.M. naar ontwerp van C.W.B. Keller, heeft een overkragend tentdak en inspringend metselwerk. Het kerkhof (Sinoutskerke ong.), gelegen ten westen van 's-Heer Abtskerke, behoorde bij de in 1906 afgebroken middeleeuwse kerk van het kleine kerkringdorp Sinoutskerke. Op het kerkhof staat een bakstenen baarhuisje met boven de ingang een herplaatste gevelsteen uit 1637. 's-Heer Arendskerke (gemeente Goes) Voorstraatdorp met kerkring, ontstaan in de 12de eeuw in het oude land van Zuid-Beveland en gesticht door Heer Arend. De op een kreekrug gelegen voorstraat (Vermetstraat), vormt de verbinding tussen de polderdijk en de kerkring. De eerste uitbreiding van het dorp vond plaats met de aanleg van de Lange en Korte Achterweg aan weerszijden van de Vermetstraat. Na de Tweede Wereldoorlog is de oude dorpskern aan de oost- en de westzijde uitgebreid. De oorspronkelijke bebouwing aan de binnenzijde van de kerkring heeft men rond 1965 afgebroken. De Herv. kerk (tegenover Torenring 14), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Evangelist, is een recht gesloten eenbeukige gotische kerk met aangebouwde consistorie en een toren van drie geledingen met haakse steunberen, traptoren en achtkantige spits. De in de tweede helft van de 14de eeuw opgetrokken forse toren is uitgevoerd met blindnissen en een gemetselde balustrade, die op de hoeken achtzijdig is uitgekraagd als basis voor hoektorentjes. In de toren hangt een door Thomas Both gegoten klok (1591). Ter vervanging van een laat-13de-eeuwse voorganger kwam in de eerste helft van de 15de eeuw het huidige, met natuursteen beklede, schip tot stand. Het koor heeft men in 1859 afgebroken en vervangen door een gepleisterde consistorie in Willem II-gotiek. In de achtergevel van het schip zijn de aanzetten zichtbaar van het oorspronkelijke koordak en de triomfboog. Het schip is gerestaureerd in 1906, onder leiding van J. Verheul, en opnieuw in 1955-'56. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf uit circa 1480, waarvan de muurstijlen rusten op ten dele oude kraagstenen. Tot de inventaris behoren banken met rijk gesneden laat-gotische panelen (circa 1525), een preekstoel uit 1649, een doophek en overhuifde herenbank uit 1650, alsmede een in 1906 vernieuwde herenbank met wapenschild uit 1739 (Baarsdorp). Het door twee bazuinblazende engelen en een adelaar met wapenschild bekroonde orgel werd in 1708 in Zuid-Nederland gebouwd en kwam in 1798 in de R.K. kerk te Zierikzee. Bij de overplaatsing in 1868 naar de huidige plek is het uitgebreid door de gebroeders Franssen (gewijzigd 1923). De voorm. lagere school (Torenring 46) is in 1911 gebouwd als een vijfklassige school met onderwijzerswoning. Het met late neorenaissance-details uitgevoerde pand is in 1934 deels verbouwd tot brandweerkazerne. Het voorm. raadhuis (Vermetstraat 19-21) uit 1915 is een tweelaags pand in ‘Um 1800’-stijl met gepleisterde ingangsomlijsting. In stucwerk uitgevoerde medaillons en een rechthoekig paneel midden op de gevel hebben waarschijnlijk wapenschilden en het opschrift ‘gemeentehuis’ bevat. Het aangrenzende woonhuis met balkon was bestemd voor de gemeentesecretaris. Nadien diende het als postkantoor annex woonhuis. Woonhuizen. Een van de oudste panden van het dorp is wellicht Torenring 1, oorspronkelijk een kleine boerderij, waarvan het woonhuisgedeelte van 1631 dateert. Voorbeelden van in opzet mogelijk 18de-eeuwse dwarse huizen zijn Vermetstraat 24 (gele baksteen) en Vermetstraat 37 (gepleisterd). Uit circa 1870 dateert het wit gepleisterde T-vormige huis Vredenhof (Oude Rijksweg 118) met in de topgevel een drielichtsvenster met keperboogvormige bovenlichten. Uit dezelfde tijd is het vrijwel geheel in hout opgetrokken koetshuis in eclectische stijl. Laat-19de-eeuwse dwarse huizen zijn onder meer Torenring 3 (circa 1870), Korte Achterweg 4 (circa 1880), voorzien van aan de bovenhoeken afgeronde vensters, en Oude Rijksweg 98 (circa 1900), met siermetselwerk in gele baksteen. Een vergelijkbare detaillering hebben enkele tweelaags huizen, zoals de voorm. pastorie Vermetstraat 12 (circa 1880), een sober eclectisch herenhuis voorzien van aan de bovenhoeken afgeronde vensters, en Vermetstraat 31 (circa 1900), met siermetselwerk in neorenaissance-trant. Korte Achterweg 24 is een voorbeeld van een éénkamerwoning uit circa 1900. Het net buiten de dorpskern gelegen middenganghuis Dies Diem Docet (Oude Rijksweg 114) werd in 1903 gebouwd op de plaats van een gelijknamige hofstede. Het toegangshek met vierkante hekpalen en zijhekken is ook uit die tijd. Boerderijen. De boerderij Oude Rijksweg 116 heeft een vrijstaand gepleisterd woonhuis uit de 17de of 18de eeuw met ernaast een bak- en zomerhuis. De in zijn huidige vorm uit de 18de eeuw daterende boerderij Oude Rijksweg 106 bestaat uit een deels nog in (oudere) grote bakstenen opgetrokken woonhuisgedeelte met aangebouwd bakhuis en een aangebouwde houten schuur. De Panhoeve (Arendstraat 2) heeft een in 1907 herbouwd dwars woonhuis met neoclassicistische detaillering en een aangebouwde 19de-eeuwse dwarsdeelschuur met vier stel mendeuren. De schuur is tegenwoordig als restaurant in gebruik. Voorbeelden van vroeg-20ste-eeuwse boerderijen met een aangebouwde houten dwarsdeelschuur zijn Lange Achterweg 21, Wissekerkseweg 6 en Elenbaasstraat 11. Op enige afstand ten westen van het dorp ligt nog de boerderij Oude Kraaijertsedijk 4, waarvan het vrijstaande dwarse woonhuis in neorenaissance-vormen dateert uit circa 1880. De bijbehorende, deels in hout opgetrokken, dwarsdeelschuur heeft drie stel mendeuren. De windmolen ‘Nooit Gedacht’ (bij Arendstraat 55) is een ronde bakstenen stellingkorenmolen uit 1872. Het bankgebouw Lange Achterweg 32 werd rond 1935 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen en met stalen ramen. Het kerkhof van Wissekerke (Wissekerkseweg 6), gelegen ten noordoosten van 's Heer Arendskerke, is een overblijfsel van een tot Wüstung verworden kerkdorp. De kerk werd in 1804 afgebroken, de toren in 1872. Het kerkhof {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 's-Heer Hendrikskinderen bij 's-Heer Arendskerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} bevat enkele oude grafzerken, waaronder die voor pastoor Cornelis Wissenzoon († 1513) en die voor ambachtsheer Adriaan van Wissekercke, zijn echtgenote en zijn zoontje Samuel († 1613). 's-Heer Hendrikskinderen. Dit kerkringdorp ten noordoosten van 's-Heer Arendskerke is ontstaan in de late middeleeuwen. In en rond de oude dorpskern is veel nieuwbouw gepleegd. Van de Herv. kerk (Plein 1) stamt de - vermoedelijk onvoltooide - robuuste toren van twee geledingen met haakse steunberen uit de eerste helft van de 15de eeuw; de achtzijdige lantaarn werd in 1805 toegevoegd. In deze in 1948 gerestaureerde toren hangt een door Adriaen Steylaert gegoten klok (1578). De huidige zaalkerk met neogotische gietijzeren raamtraceringen dateert van 1805 (gedenksteen) en bevat een preekstoel uit circa 1650. De aangebouwde consistorie is recent. De boerderij Oude Rijksweg 54 heeft een 18de-eeuws woonhuisgedeelte met een tuitgevel voorzien van een onleesbare datering en kruiskozijnen. Inwendig bevindt zich een opkamer met kelder. De aangebouwde houten schuur heeft een in baksteen vernieuwde voorzijde en een zadeldak waarin met pannen het jaartal ‘1887’ is ingelegd. Aardige woonhuizen zijn het midden-19de-eeuwse middenganghuis Oude Rijksweg 27 (nadien vergroot) en het eclectische middenganghuis Oude Rijksweg 18 met hoger opgetrokken {== afbeelding 's-Heer Hendrikskinderen bij 's-Heer Arendskerke, Woonhuis Oude Rijksweg 18==} {>>afbeelding<<} middenrisaliet. De laatste werd rond 1870 gebouwd als woning voor de onderwijzer van de openbare lagere school. 's-Heerenhoek (gemeente Borsele) Dorp met rechthoekige stratenaanleg, ontstaan na de bedijking van de Borsselepolder in 1616 op een ‘hoekje’ grond aan de voet van een T-kruising van twee dijken. Die grond behoorde toe aan de heer van kasteel Schenge te 's-Heer Arendskerke. Nadat het dorp in 1669 door brand was geteisterd, werd in 1672 een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen (in 1987-'88 verplaatst naar het Openluchtmuseum te Arnhem). Het dorp werd het katholieke centrum van de streek. In 1980 is men begonnen met het vernieuwen en uitbreiden van de oude dorpskom. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Deken Holtkampstraat 9) is een driebeukige basilikale kruiskerk met driezijdig gesloten koor, dakruiter en een toren van drie geledingen met een achtzijdige lantaarn voorzien van frontalen en hoge spits. Deze neogotische kerk verrees in 1873-'74 naar ontwerp van Th. Asseler ter vervanging van een schuurkerk uit 1796. In de toren hangt een door Michael Burgerhuys gegoten klok (1620). Het exterieur is uitgevoerd met versieringen in gele baksteen en heeft roosvensters bij het transept en de toren. Inwendig bevat de kerk zuilen met knopkapitelen en gestukadoorde houten gewelven. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren het neogotische hoofdaltaar, de preekstoel en het orgel uit 1907 gemaakt door de firma B. Pels. Het zusterklooster (bij Deken Holtkampstraat 9), daterend uit dezelfde tijd als de kerk, is in 1961 vervangen door een nieuw klooster in traditionalistische stijl. Woonhuizen. Het uit 1871 daterende herenhuis Benedenstraat 3, dat tot 1928 diende als Herv. pastorie, {== afbeelding 's-Heerenhoek, R.K. St.-Willibrorduskerk (1972)==} {>>afbeelding<<} {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding 's-Heerenhoek, Meestoof Nederland==} {>>afbeelding<<} heeft een gepleisterde eclectische gevel met decoratieve consoles in de kroonlijst. Karakteristieke dwarse eenlaagspanden uit circa 1900 met neorenaissance-details zijn Molendijk 31-33 en verder Molendijk 1, 25 en 37. Een neorenaissance-detaillering hebben ook de vrijstaande middenganghuizen Werrilaan 11, 19, 21 en 23 (circa 1915), met een dakkapel of dakerker boven de inpandige ingangsportalen, die deels een jugendstil-betegeling hebben. De meestoof ‘Nederland’ (Stoofweg 7) is een langgerekt gebouw uit circa 1840 met rondboogvensters in de voorgevel. Aan de achterzijde is het woonhuis aangebouwd. Het trafohuisje (Kuijpersdijk ong.), gebouwd in 1931 voor de P.Z.E.M. naar ontwerp van C.W.B. Keller, heeft een overkragend tentdak en inspringend metselwerk. Boerderijen. In de omgeving van 's-Heerenhoek liggen enkele interessante boerderijen, zoals de hoeve Paardenborgh (West Langeweg 3), waarvan het gepleisterde woonhuis met tuitgevel stamt van 1615 (jaartalankers). De houten wagenschuur is 19de-eeuws. De van 1840 (jaartalankers) daterende boerderij Borsselsedijk 10 heeft een dwars woongedeelte met inwendig tegeltableaus uit de bouwtijd. Verder zijn er een aangebouwd zomerhuis en een gepotdekselde houten schuur met vier inrijdeuren en een rieten wolfdak. Een karakteristiek voorbeeld van een laat-19de-eeuwse boerderij is 's Heerenhoeksedijk 54, met als woongedeelte een middenganghuis in neorenaissance-stijl. De aangebouwde deels houten dwarsdeelschuur is iets hoger dan het woonhuis en heeft één stel wit omlijste wagendeuren en twee stel mendeuren. Heinkenszand (gemeente Borsele) Dijkdorp, ontstaan aan weerszijden van de dijk tussen de Oosterlandpolder (bedijkt 1370) en de Oosterguitepolder. Tot het midden van de 19de eeuw bestond de dorpskern uit een langgerekt lint aan weerszijden van deze dijk, de huidige Dorpsstraat. Aan deze dijk bouwde men in de middeleeuwen een kerk en aan de zuidzijde lag het van oorsprong middeleeuwse Huis te Watervliet (gesloopt 1793), ter plaatse van de huidige buitenplaats Landlust (circa 1800). Op het terrein van het voormalige kasteel Barbestein (gesloopt 1905) verrees de katholieke kerk (1866). Na 1945 is het dorp aan de noord- en de zuidzijde flink uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsstraat 71) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een ingebouwde toren met achtzijdige spits en een moderne aangebouwde consistorie. Deze neoclassicistische kerk kwam in 1844 tot stand ter plaatse van de middeleeuwse dorpskerk. De in 1855 toegevoegde toren kreeg de huidige spits in 1932. Het kerkinterieur is in 1992 gerestaureerd. Uit de oude kerk zijn de preekstoel (1674) en twee door Johannes Specht gegoten lichtkronen (1728) bewaard. Eveneens behouden zijn het grafmonument met allegorische figuur (1719) voor Cornelis de Perponcher-Sedlnitzky († 1733) en een door Johannes Camhout vervaardigd monument in Lodewijk XVI-stijl voor Izaac Hurgronje († 1776) en Johanna van Dishoek († 1766). De vermoedelijk door J. Overbeeke gebouwde orgelkast (1787) is afkomstig uit de Herv. kerk te Nisse (overgebracht 1911). De R.K. St.-Blasiuskerk (Kerkdreef 6) is een pseudobasilikale kerk met driezijdig gesloten koor, zij-apsiden en sacristie (zuidzijde koor). Deze neogotische kerk verrees in 1864-'66 naar plannen van P.W. Schrauwen op het omgrachte terrein van kasteel Barbestein. Middenschip en zijbeuken zijn onder één zadeldak gebracht. Het ingangsportaal aan de westzijde wordt geflankeerd door achtzijdige traptorens. Het interieur van deze in 1989-'91 gerestaureerde kerk is uitgevoerd met gestukadoorde houten kruisribgewelven en over het koor een stergewelf. Vanaf 1805 had men de mis opgedragen in het tot katholieke kerk ingerichte kasteel Barbestein, dat bij de inwijding van de nieuwe kerk in 1866 in gebruik kwam als pastorie en ten slotte in 1905 werd vervangen door de huidige pastorie (Kerkdreef 4). Deze grote villa in neorenaissance- en neogotische stijl is ontworpen door C.P.W. Dessing. De toegang via de oprijlaan van het vroegere kasteel is voorzien van een toegangshek met {== afbeelding Heinkenszand, R.K. St.-Blasiuskerk en pastorie==} {>>afbeelding<<} {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Heinkenszand, Buitenplaats Landlust==} {>>afbeelding<<} hekpalen bekroond door schilddragende leeuwen uit circa 1650. Op het kerkhof bevindt zich een Lourdesgrot uit 1911. Geref. kerken. Van 1882 dateert de voorm. Geref. kerk Dorpsstraat 26, een eenvoudige zaalkerk met spitsboogvensters en een omlijste ingangspartij. Dit gebouw deed dienst als zondagsschool na de ingebruikname in 1906 van de nieuwe Geref. kerk Clara's pad 6. Deze door Tj. Kuipers ontworpen zaalkerk met jugendstil- en neorenaissance-elementen is in 1980 verbouwd en voorzien van een nieuwe ingangspartij. De voorm. Chr. lagere school (Clara's pad 49a-d) is in 1907 gebouwd als een tweeklassige school met onderwijzerswoning, uitgevoerd met siermetselwerk in gele baksteen. Landlust (Dorpsstraat 100). Deze buitenplaats is rond 1800 in de huidige vorm tot stand gekomen. Op de resten van een middeleeuws kasteel liet Gillis Cornelissen Brouwer, schout van Heinkenszand, omstreeks 1588 het landhuis Watervliet bouwen. Vanaf 1685 werden hieraan veranderingen en uitbreidingen uitgevoerd door Cornelis de Perponcher-Sedlnitsky, ambachtsheer van Wolphaartsdijk etc. en zijn nazaten. Nadat dit landhuis in 1793 was afgebroken, liet de familie Van Citters rond 1800 het nieuwe huis ‘Bloemenheuvel’ bouwen, dat in 1895 werd gesloopt. Het huidige huis ‘Landlust’ werd vermoedelijk in 1793 als boerderij gebouwd. Rond 1856 volgde een uitbreiding en verbouw tot jachthuis. Dit wit gepleisterde, U-vormige huis met omlopend schilddak heeft aan de voorzijde een tweelaags middenrisaliet met twee hardstenen wapenstenen. De omlijste hoofdingang bevindt zich in de zijgevel. De oudere boerderij (Dorpsstraat 102) aan de achterzijde heeft een woonhuisgedeelte uit circa 1800, opgetrokken in gele baksteen. Haaks hierop geplaatst is de 19de-eeuwse vrijstaande, zwart geteerde, houten dwarsdeelschuur met witte vensteren deuromrandingen en een, deels met riet gedekt, afgewolfd zadeldak. In 1957 werd de buitenplaats door jonkvrouw S. van Citters geschonken aan de Stichting Het Zeeuwse Landschap, die haar hoofdkantoor vestigde in het midden-19de-eeuwse koetshuis in het park. Dit wit gepleisterde pand met lage verdieping heeft twee stel inrijdeuren. In het park zijn de ronde vijver, de boomgroepen en de heesters restanten van de oude landschappelijke tuinaanleg uit circa 1856 naar plannen van S.A. van Lunteren. Aan de vijver staat sinds 1856 op een hoge stenen sokkel het achtkantige doopvont uit de oude Herv. kerk. Aan de straatzijde bevindt zich een toegangshek met vier natuurstenen hekpijlers uit 1793. Woonhuizen. Voorbeelden van 19de-eeuwse herenhuizen zijn de voormalige Herv. pastorie Dorpsstraat 42, met een gepleisterde neoclassicistische voorgevel, en de voormalige burgemeesterswoning Dorpsstraat 48, voorzien van een gepleisterde eclectische voorgevel. Beide panden hebben tegenwoordig moderne winkelpuien. Het rond 1870 opgetrokken, wit gepleisterde middenganghuis Dorpsstraat 34 heeft schuifvensters met afgeronde bovenhoeken. Van de ter linkerzijde aangebouwde smederij (Dorpsstraat 36) is de voorgevel vernieuwd. Ervoor staat een houten travalje. Rond 1910 gebouwd zijn de notarisvilla Jacoba (Clara's pad 4), met jugendstil-tegeltableaus en houten topgevelbeschot, en het deels gepleisterde woon- en winkelpand Dorpsstraat 84, voorzien van een winkelpui-omlijsting met geometrische jugendstil-vormen. Uit die tijd is ook het in kalkzandsteen opgetrokken woonhuis Dorpsstraat 13 met bijbehorende werkplaats. Windmolens. Van de molen De Hoop (Vijverstraat 6a) uit circa 1850 rest slechts de bakstenen romp. In 1852 voor J.M. Raas als korenmolen gebouwd is de windmolen De Drie Gebroeders (bij Stationsweg 13). Deze stellingmolen met ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap is voor het laatst gerestaureerd in 1968-'70. De weegbrug met weeghuisje (Stationsweg 9) aan de door de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland aangelegde spoorlijn dateert uit circa 1927. Boerderijen. De van oorsprong 17de-eeuwse boerderij Molenhof (Stationsweg 5), met haaks op het woongedeelte een houten dwarsdeelschuur met rieten kap, kreeg in de 18de eeuw het huidige aanzicht. Het oudste gedeelte bevat een kelder met kruisgewelf. Op het erf staat een met riet gedekte, zwart geteerde houten wagenschuur. De St. Blasiushoeve (Dorpsstraat 183) heeft een 18de-eeuws vrijstaand woonhuis met ingezwenkte lijstgevel en omlijste ingangspartij (zijgevel). Terzijde staat een zwart geteerde houten dwarsdeelschuur met afgewolfd rieten zadeldak. Van 1925 dateert de boerderij Stenevate 9 met een woonhuis voorzien van late neorenaissance-details en een aangebouwde houten dwarsdeelschuur. Deze in 1934 vergrote schuur heeft men in 2001 verbouwd tot trouw- en vergaderzaal van de gemeente Borsele. Buiten het dorp liggen verschillende interessante boerderijen, zoals de hoeve Stelleweg 1 met een in oorsprong 17de-eeuws maar in de 18de eeuw (gele steen) gewijzigd woonhuis met zadeldak tussen tuitgevels en een aangebouwd bakhuis uit de 19de eeuw. De vrijstaande, zwart geteerde, houten schuur dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. De boerderij Boerendijk 5 bestaat uit een vrijstaand 19de-eeuws woonhuis en een grote, zwart geteerde, houten dwarsdeelschuur met een afgewolfd rieten zadeldak. Rond 1880 gebouwd is de boerderij Heinkenszandseweg 44, waarvan het vrijstaande neoclassicistische woonhuis is voorzien van gepleisterde hoeklisenen, een kroonlijst met fries en raamomlijstingen. Op het erf staat een zwart geteerde houten dwarsdeelschuur. De rond 1890 opgetrokken hoeve Claarensteyn (Heinkenszandseweg 51) heeft een wit gepleisterd middenganghuis als woongedeelte en links een aangebouwde, zwart geteerde, houten dwarsdeelschuur. Baarsdorp. Dit gehucht ten noord- {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} oosten van Heinkenszand is ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug in het lage gebied de Poel. Van de rond 1880 afgebroken middeleeuwse kerk resteert het ommuurde terrein van het voormalige kerkhof. De kerkhofmuur is in 1973-'74 gerestaureerd. De boerderij ‘Heuvelhof’ (Oude Hoeveweg 8) heeft een L-vormig woonhuis, waarvan het oudste deel met tuitgevel, kruiskozijnen en natuurstenen hoekblokken mogelijk uit de 16de eeuw stamt. Het rond 1700 in gele baksteen toegevoegde gedeelte heeft inwendig tegeltableaus uit die periode. Bij een verbouwing in 1875 heeft men de houten schuur toegevoegd. In de directe omgeving van Baarsdorp liggen enkele vliedbergen (Baarsdorpsezandweg ong.) uit de 11de-12de eeuw. Eén ervan wordt omringd door restanten van een droge gracht van een voormalig mottekasteel. Hengstdijk (gemeente Hulst) Dijkdorp, gesticht in 1161 aan de noordelijke oever van de kreek De Vogel. In 1797 kreeg het een eigen parochie en ging het dorp Hengstdijk heten in plaats van Heijnsdijk. De middeleeuwse kerk heeft men in 1892 afgebroken. De R.K. St.-Catharinakerk (Kerkstraat 6) is een eenbeukige kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, een aangebouwde sacristie en een toren van drie geledingen met naaldspits. Deze op de vroege gotiek geïnspireerde neogotische kerk kwam in 1892-'93 tot stand naar plannen van P.J. van Genk en is gerestaureerd in 1977. De dakruiter op de viering is in 1994 vernieuwd. In de toren hangt een klok uit 1669. Het kerkinterieur wordt gedekt door gestukadoorde houten kruisgewelven, gesteund door kolonnetten met knopkapitelen. De polychromie dateert uit 1911. Tot de inventaris behoort het schilderstuk ‘de Aanbidding der Wijzen’ (1649) door Simon de Vos. Hoofdaltaar, preekstoel en doopvont (circa 1895) zijn ontworpen door J. van Genk-Seelen. De kruiswegstaties zijn gemaakt door mw. Mannen uit Brussel. Het Vermeulen-orgel dateert van 1917. De glas-in-loodvensters zijn in 1921 vervaardigd. {== afbeelding Hengstdijk, R.K. St.-Catharinakerk (1975)==} {>>afbeelding<<} De forse gepleisterde pastorie (St.-Josephstraat 1), uitgevoerd met dakruiter, dateert in zijn huidige vorm van 1875 en is omgeven door een gracht. De openbare lagere school (Kerkstraat 15) is rond 1900 gebouwd als een drieklassige gangschool met aangebouwde onderwijzerswoning (nr. 13). Kort na 1920 werd er de R.K. lagere St.-Jozefschool gevestigd. Woonhuizen. Kort na 1905 verrezen aan de Kerkstraat twee eenlaags middenganghuizen. Opvallend zijn de tegelversieringen en het gebruik van bricorna-stenen; bij Kerkstraat 3 in de groene variant en bij Kerkstraat 5 (met erker en dakkapel) in de bruine. De boerderij ‘Oude Stoof’ (Zuiddijk 12), gelegen ten noordwesten van Hengstdijk, dateert uit 1902 en heeft een eenlaags woonhuis met tegelversieringen boven de vensters en in de daklijst. Verder zijn er een bakhuis, een dwarsdeelschuur (hersteld 1937), een varkenshok en een houten wagenschuur. Hoedekenskerke (gemeente Borsele) Wegdorp aan de Westerschelde, ontstaan in de 12de eeuw op een kreekrug. De aan de noordzijde gelegen smalle kreek werd later afgedamd, waarna het dorp zich in die richting kon uitbreiden. Vanaf 1454 is er sprake van een veer op Terneuzen. Later werd een in 1782 geïnundeerde inlaag als haven gebruikt, van waaruit tot 1972 het veer vertrok. Het in 1927 nabij het dorp gebouwde station van de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland werd in 1944 vernield. Voor de huidige museumtrein is rond 1990 een perron met seinhuis in oude stijl gerealiseerd. De Herv. kerk (Kerkstraat 32), oorspronkelijk gewijd aan St. Joris, bestaat uit een vijfzijdig gesloten koor met opengewerkte dakruiter. Van de in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwde dorpskerk bleef na de sloop rond 1850 alleen het koor over, dat toen werd voorzien van een dakruiter. Ook de aangebouwde, wit gepleisterde, consistorie is uit die tijd. In 1948-'49 heeft men de schade uit de Tweede Wereldoorlog hersteld. De natuurstenen tracering in het middenvenster is naar oude gegevens gerestaureerd. Verder is de westgevel met eenvoudig portaal en rond venster nieuw opgetrokken en de dakruiter vernieuwd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met beschilderde ribben. {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hoedekenskerke, Woonhuis Boerhave==} {>>afbeelding<<} Tot de inventaris behoren een gedeeltelijk 17de-eeuwse preekstoel en een doophek. Het orgel is gebouwd rond 1900 door de firma Dekker met een bestaand binnenwerk uit circa 1880 van de orgelmaker Proper. De kerk bevat enkele grafzerken, waaronder één met ridderfiguur voor Willem de Vriese van Oostende († 1462). Het voorm. raadhuis (Havenstraat 13) is in 1956 (gevelsteen) tot stand gekomen in wederopbouwstijl met geometrische betonnen raamtraceringen. Het ontwerp is van J. van der Valk. Thans dient het gebouw als gemeenschapshuis ‘De Griend’. Het woonhuis ‘Boerhaave’ (Kerkstraat 38) werd in 1887 (gedenksteen) gebouwd als dokterswoning. Dit middenganghuis met hoger opgetrokken middenpartij en mezzanino ligt op een kleine verhoging in een landschappelijk aangelegde tuin. Windmolen ‘De Koutermolen’ (Molenstraat 46) is een ronde grondzeiler met een met dakleer beklede kap. De in 1874 door M.L. van Vessem gestichte molen is tot 1964 als korenmolen in bedrijf geweest en in 1994 gerestaureerd. Het voorm. wachtlokaal van het veer Hoedekenskerke-Terneuzen (Nieuwe Veerweg ong.) is een klein kubusvormig gebouw uit circa 1930. Hoek (gemeente Terneuzen) Dijkdorp ten oosten van de Braakman, ontstaan op de driesprong van de dijken van de Lovenpolder (1542), de Koudenpolder (1543) en de polder Oud Westenrijk (1638). Ter verdediging van de Braakman kwam iets ten zuiden van Hoek in 1588 het Mauritsfort tot stand tegenover de vesting Philippine. Het fort werd in 1665 door de polder Nieuw Westenrijk met het grondgebied van Hoek verbonden. Na de inname van Hulst in 1645 raakte het fort in verval. Met de aanleg van de Van Wijckhuysepolder (1912) verdween de haven van Hoek. Het restant van de Braakman werd in 1952 afgedamd. Het dorp is met name aan de noordzijde uitgebreid. De Herv. kerk (Langestraat 6) is een recht gesloten zaalkerk, voorzien van een toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits. Deze naar plannen van L. de Bruijne met neorenaissance-details uitgevoerde toren verrees in 1900 bij een uit 1608 daterende kerk (uitgebreid 1824). In 1905 volgde de vernieuwing van het schip van die kerk, eveneens naar zijn ontwerp. Tot de inventaris behoren enkele grafzerken (1615, 1675, 1714), een preekstoel uit circa 1760, een 18de-eeuwse kerkenraadbank en een orgel (1911). De glas-in-loodvensters (1959) aan weerszijden van de preekstoel zijn van H.C. van der Valk. Geref. kerken. De kerk bij Tramstraat 2 - nu Geref. kerk Vrijgemaakt - is een zaalkerk met sobere neorenaissance-details uit circa 1890. De voorm. Geref. kerk Dr. Leenhoutsstraat 45 - nu woonhuis - is een zaalgebouw met portaal in traditionalistische stijl van 1953 naar plannen van J.A. Wentink, J. van Dijk en J. Kolff. Het voorm. raadhuis (Molendijk 5), {== afbeelding Hoek, Woonhuis Noordstraat 4==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Hoek, Windmolen Windlust==} {>>afbeelding<<} een fors tweelaags gebouw met expressionistische details, dateert uit circa 1920. De hoger opgetrokken ingangspartij is voorzien van een halfrond balkon met het opschrift ‘raadhuis’. Woonhuizen. Het gepleisterde middenganghuis Langstraat 17 dateert uit circa 1860. Het rijzige pand Noordstraat 4 werd rond 1900 gebouwd als hotel ‘'s Lands Welvaren’ en rond 1920 vergroot en verhoogd. Boerderijen. De 18de-eeuwse boerderij Binnendijk 2 heeft een eenlaags gepleisterd woongedeelte en een ingangsomlijsting met gecanneleerde pilasters. Uit 1854 dateert de boerderij Weinig Rust (Binnendijk 5), bestaande uit een vrijstaand eenlaags woonhuis, een deels in hout uitgevoerde grote schuur met wolfdak en een stenen varkensschuur. De windmolen ‘Windlust’ (Langestraat 1) is een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met schalieën beklede kap. Deze in 1979-'80 gerestaureerde korenmolen werd in 1856-'57 gebouwd, vermoedelijk in opdracht van W. de Feijter ter vervanging van een standerdmolen bij de Molendijk. De dijkverhoging (bij Lovenweg 2), gelegen ten noorden van Hoek, bestaat uit diverse in 1933 op de kruin van de zeedijk geplaatste betonnen dijkverhogingelementen volgens een systeem dat is ontwikkeld door R.R.L. de Muralt. {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoofdplaat (gemeente Sluis) Kruiswegdorp, gesticht na de bedijking van de schorren van de Hoge Plaat tot Hoofdplaatpolder in 1775-'78. Tussen 1790 en 1820 verdween van deze polder met name aan de oostzijde weer een deel in het water. De in 1808 gegraven haven heeft men in het kader van de Deltawerken in 1969 afgedamd en gedempt. De Dorpsstraat en de parallel lopende Achterweg geven Hoofdplaat in zekere zin het karakter van een voorstraatdorp. Na de Tweede Wereldoorlog is dit vrij geïsoleerd gelegen dorp aan de zuidwestzijde enigszins uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsstraat 3) is een bescheiden vierkante kerk voorzien van een tentdak en een dakruiter met spits. De kerk, met portiek voorzien van fronton en festoenversiering in Lodewijk XVI-vormen, werd in 1783-'85 gebouwd naar plannen van ‘landsfabriek’ (provinciaal architect) Coenraad Kaijser en gefinancierd door ambachtsheer Willem Schorer. In de dakruiter hangt een door Fritsen uit Amsterdam gegoten klok (1733), geschonken in 1785 door de Staten van Zeeland. Reparaties aan de kerk zijn uitgevoerd in 1898. Bij de restauratie na de oorlogsschade in 1947-'49 naar plannen van J.H. Groenewegen, heeft men de kerk ontpleisterd. Tot de inventaris behoort een preekstoel in Lodewijk XVI-stijl. De R.K. St.-Eligiuskerk (Kersenlaan 8) - ook St.-Elooikerk genoemd {== afbeelding Hoofdplaat, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Hoofdplaat, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} - is een driebeukige kerk met een gepleisterd, driezijdig gesloten koor en een ranke geveltoren met ingesnoerde spits. Deze sobere neogotische kerk kwam in 1860-'61 tot stand naar plannen van P. Soffers, ter plaatse van een voorganger uit 1795. Het in 1962 gemoderniseerde interieur bezit een triomfbalk en kruiswegstaties uit de bouwtijd en een sterk gewijzigd Adema-orgel (1885). De pastorie (Schoolstraat 3) is een fors tweelaags pand uit circa 1860. Ernaast staat een wegkapel van 1953, gebouwd uit dankbaarheid voor het gespaard blijven van het dorp voor de Watersnood van 1953. Het voorm. raadhuis (Dorpsstraat 1) is een vierkant gebouw uit 1913 met hoektoren en trapgevels op de hoek van beide straatzijden. Het ontwerp met aan de jugendstil verwante details is van J. van Baal. Scholen. De voorm. R.K. bewaarschool (Kersenlaan 6) is een klein pand uit 1911, deels verbouwd rond 1950. De voorm. R.K. St.-Jozefschool (Schoolstraat 14) is een vierklassige middengangschool uit 1921 met geaccentueerde ingangspartij. Woonhuizen. Het gepleisterde hoekhuis Dorpsstraat 2 heeft een laat-18de-eeuwse gesneden deurkalf. Uit dezelfde tijd stamt het woonhuis Mr. Willem Schorerstraat 1, voorzien van de jaartalankers ‘1784’ en een naoorlogse voorgevel. Eclectische details hebben de woonhuizen Dorpsstraat 12 en Dorpsstraat 14 (beide circa 1860). Uit circa 1890 dateert het forse herenhuis Schoolstraat 13. Het rond 1895 gebouwde dwarse eenlaagspand Havenstraat 5 heeft een opvallend rijke dakrand met siermetselwerk. Bij het omstreeks 1910 opgetrokken herenhuis Havenstraat 7 zijn jugendstil-details en bricorna-stenen toegepast. Boerderijen. De boerderij Goede Hope (Westlangeweg 16) werd gebouwd kort na de bedijking van de Hoofdplaatpolder. Het gepleisterde woongedeelte is gedateerd ‘1782’. Het vrijstaande dwarse woonhuis van de boerderij Zuidlangeweg 3 dateert uit circa 1870. De R.K. kerk O.L. Vrouwe Sterre der Zee te Slijkplaat (Slijkplaat 5), gelegen ten westen van Hoofdplaat, is een kleine sobere traditionalistische zaalkerk met dakruiter, gebouwd als patronaatsgebouw in 1948 naar plannen van F.H.M. Mol en F.P.M. Froger. Hulst Stad, ontstaan op een kunstmatig opgehoogde dekzandrug in een krekengebied. In de 11de eeuw kwam ter plaatse van de latere Grote Markt de kern van de nederzetting ‘Hulust’ tot ontwikkeling, waaraan Philips van den Elzas, graaf van Vlaanderen, in 1180 stadsrechten en tolvrijheid voor Vlaanderen verleende. In 1350 volgden meer rechten en in 1413 kreeg men toestemming voor de bouw van verdedigingswerken. Mede door de aan de noordwestzijde gelegen haven en de zoutwinning kwam Hulst in de 14de en 15de eeuw tot grote bloei. In de strijd tussen de stad Gent en Filips van Bourgondië werd de stad echter in 1453 vrijwel geheel verwoest, waarna men deze in 1453-'77 met wallen en poorten versterkte. Toch werd Hulst in 1485 en 1491 opnieuw door Gent gebrandschat. In 1591 viel Hulst in Staatse handen, waarna in 1596 Spaanse troepen onder leiding van aartshertog Albertus van Oostenrijk de stad veroverden. Zij begonnen in 1615 met de ombouw van de oude verdedigingswerken tot een vesting met negen bastions, vijf ravelijnen en drie poorten (gereed 1621). De zo versterkte stad kon de belegering door prins Frederik Hendrik in 1645 echter niet weerstaan. Hulst bleef een belangrijke vesting, die in 1702 de Franse troepen buiten hield. In 1747 en 1795 viel {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hulst, Binnenstad vanuit het zuidoosten==} {>>afbeelding<<} Hulst echter zonder veel strijd in Franse handen. In 1795 werd de haven wegens verregaande ontoegankelijkheid opgeheven; pogingen tot de aanleg van een kanaalverbinding met Axel werden in 1830 gestaakt. Tot circa 1860 was er vrijwel geen bebouwing buiten de vesting, die behalve aan de noordzijde geheel door een krekenstelsel was omringd. In 1871 kreeg de stad aan de zuidzijde een station aan de spoorlijn Terneuzen-Mechelen. Vanaf dit station reed van 1902 tot 1949 de tram naar Walsoorden dwars door de stad, waarvoor een coupure in de vestingwal nodig was. Hulst werd in 1816 als vesting opgeheven. De wallen kwamen in 1845 in bezit van de stad. De vestingwerken zijn nooit geslecht. Achter het stadhuis ontstond rondom het refugiehuis van Baudeloo in 1861 een Liefdesgesticht met pensionaat, dat in 1968 werd afgebroken. Eveneens binnen de vesting verrees ter plaatse van de stadstuin van het Hof van Hombach rond 1920 een wijkje (Vestdijkstraat) naar plannen van F.J.P. Rouleau. In die tijd kwamen ook de eerste uitbreidingen buiten de vesting tot stand (Tivoliweg, Van der Maelstedeweg). Bij de bevrijding door Poolse troepen in 1944 verloor de St.-Willibrorduskerk zijn spits. Na de Tweede Wereldoorlog is Hulst vooral aan de noordzijde flink uitgebreid. De stad heeft zich ontwikkeld tot het centrum van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. De vesting Hulst is - samen met het oostelijk gelegen fort Moerschans - een beschermd stadsgezicht. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Steenstraat 2) [1] is een forse driebeukige basilikale kruiskerk voorzien van een koor, kooromgang met zijkapellen en drie driezijdig gesloten straalkapellen, alsmede een forse toren op de viering. De geheel met Ledesteen beklede kerk is een fraai voorbeeld van de Brabantse variant van de laat-gotische stijl. Over de oudste verschijningsvorm van de in 1228 voor het eerst vermelde kerk is weinig bekend, anders dan dat ze in 1266 een bijkerk werd van de kapittelkerk van Kortrijk. De zware onderbouw van de middentoren is het oudst en stamt wellicht uit de 14de eeuw, toen er een toren tussen het toen bestaande schip en koor werd opgetrokken. In 1402 nam timmerman Laurens van Leyden het werk aan voor de bouw van een achtkantige torenbekroning. Dit moet de afsluiting zijn geweest van de bouw van een smal transept (eind 14de eeuw). Ter vergroting van dat transept werd in 1430-'31 een zuidkapel toegevoegd en in {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hulst 1R.K. St.-Willibrorduskerk (zie p. 130) 2Herv. kerk (p. 133) 3St.-Elisabethgasthuis (p. 133) 4Stadhuis (p. 133) 5Gouvernementshuis (p. 134) 6Landshuis (p. 134) 7Ambachtschool (p. 134) 8R.K. middelbare school (p. 134) 9refugiehuis Ten Duinen (p. 134) 10refugiehuis Cambron (p. 134) 11refugiehuis Baudeloo (p. 135) 12woon- en winkelpand Korte Nieuwstraat 1 (p. 136) 13ruïne Dubbele Poort of Bollewerckpoort (p. 136) 14Bagijnepoort of Grauwe poort (p. 136) 15Dubbele poort (p. 136) 16Gentse poort (p. 137) 17windmolen De Stadsmolen (p. 137) 18Zoutziederij (p. 137) 19Station (p. 137) 20Reynaertmonument (p. 137) 21R.K. begraafplaats (p. 137) ==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Hulst, R.K. St.-Willibrorduskerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hulst, R.K. St.-Willibrorduskerk==} {>>afbeelding<<} 1441-'42 een noordkapel (herbouwd begin 16de eeuw; nu sacristie). Nadat de kerk in 1453 schade had geleden, werd in 1462 begonnen met de bouw van een nieuw gotisch koor met kooromgang onder leiding van bouwmeester Evert Spoorwater uit Antwerpen. In 1469 stokte de bouw nadat de toren door de bliksem was getroffen en afbrandde. Het herstel volgde in 1470 door stadstimmerman Pieter Bruunbaert. Waarschijnlijk kreeg het transept toen ook zijn huidige vorm. In 1474 volgde een kerkwijding. Onder leiding van Herman de Waghemakere begon men in 1481 met de bouw van een nieuw schip, waarvan de zijbeuken vrijwel even breed zijn als de middenbeuk. Het nieuwe schip lag niet volledig in de as van het koor. Vanaf 1512 af stond het langzaam vorderende werk onder leiding van Dominicus de Waghemakere. Men bouwde aan het schip door tot 1534, toen de rijke laat-gotische westgevel - naar ontwerp van Laurens Keldermans en uitgevoerd door Willem van Sassen - gereed kwam. Tevens werden tussen 1518 en 1529 omvangrijke werkzaamheden verricht aan het koor, waaronder de bouw van de librije aan de noordzijde en de drie oostelijke straalkapellen. Opvallend zijn de zware wigvormige steunberen tussen de kapellen die de lichtbogen naar de koorlantaarn dragen. In 1562 werd de toren opnieuw door brand verwoest. De bij het herstel onder leiding van Jasper Antonisz gebouwde nieuwe geleding werd verwoest bij de beschieting van Hulst in 1596. De in 1600 herstelde spits heeft men vernieuwd na schade in 1663 en 1724. Na de omwenteling van 1645 werd de katholieke godsdienst verboden. De protestanten richtten het schip in als preekkerk en bouwden een afscheiding in het transept. Transept en koor dienden daarna als wandelkerk en begraafplaats. In 1806 kregen de katholieken het koor terug, waarna het geheel tot 1929 als simultaankerk zou functioneren. De bestaande afscheiding werd vervangen door een dubbele muur gevuld met turfstrooisel. In 1876 sloeg de bliksem opnieuw in de toren in. Naar plannen van P.J.H. Cuypers werd de toren herbouwd, waarbij een op de toestand van {== afbeelding Hulst, R.K. St.-Willibrorduskerk, interieur==} {>>afbeelding<<} kort na 1562 gebaseerde neogotische geleding werd toegevoegd met daarboven een houten spits. De koorkerk werd in 1891-'92 van een polychromie voorzien. Mede vanwege de noodzaak tot een algehele restauratie werd na twee jaar onderhandelen in 1929 de gehele kerk weer katholiek. Onder leiding van J.Th.J. Cuypers volgde in 1929-'33 een ingrijpende restauratie. De scheidingsmuur verdween evenals de katholieke polychromie in het koor en de protestantse witlaag in het schip; het geheel werd in schoon werk uitgevoerd. In het schip verving men het vlakke plafond door kruisribgewelven, die door het ontbreken van luchtbogen van trekstangen werden voorzien. Conform de ‘grondbeginselen’ werden de steunberen hersteld in eigentijdse vormen, evenals het muurwerk om het kerkterrein. Men zag af van herstel van de dubbele pinakels op de luchtbogen en de balustrade langs de koorlantaarn. De meeste raamtraceringen zijn naar het oude voorbeeld vernieuwd; in de lichtbeuk paste men een moderne navolging van de 17de-eeuwse {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} vensterharnassen toe. Ter afsluiting van de restauratie werd de kerk in 1935 verheven tot ‘Basilica Minor’. De 19de-eeuwse houten torenspits werd in 1944 verwoest door artillerievuur. Voor de herbouw werd in 1953 een prijsvraag uitgeschreven. Het ontwerp ‘Prediker’ van J. Brouwer werd bekroond. De nog steeds spraakmakende nieuwe lantaarn, bestaande uit acht pylonen van nagespannen gewapend-betonelementen, met dito binnenwerk en een spits met kruis en gestileerde engelenbeelden werd in 1957-'58 uitgevoerd. De constructie van de door Schokbeton geleverde elementen werd berekend door W. van der Schrier, de vier ruggelings geplaatste engelen zijn vormgegeven door W. Reijers. In de lantaarn kwam in 1957 een door Petit & Fritsen gegoten carillon te hangen. In de neogotische geleding daaronder hangen klokken gegoten door Wilhelmus Wegewaert (1563) en Pieter Hemony (1669). Een laatste restauratie van de kerk volgde in 1996-'99, toen onder meer alsnog gotische pinakels op de luchtbogen zijn aangebracht. Inwendig is de kerk na de restauratie geheel gedekt door kruisribgewelven. De zware middentoren met een kleinere doorgang sluit het schip gedeeltelijk af en beperkt zo het gezicht op het koor. De hoge lichtbeuk met triforium en de brede zijbeuken, rustend op ronde pijlers met koolbladkapitelen, geven het schip een luchtig karakter hetgeen in het koorgedeelte terugkeert. Op een 17de-eeuwse orgelgalerij staat het in 1610-'12 door de Antwerpenaar Louis Isoré gebouwde orgel met in 1762 opnieuw beschilderde deuren. De kast werd circa 1665 door Philips Talboom verfraaid. Het instrument is in 1970-'71 gerestaureerd en sterk uitgebreid. Tot de inventaris behoren enkele 17de-eeuwse regeringsbanken en een serie vroeg-19de-eeuwse tondo's met schelpen en apostelkoppen. Verder bevat de kerk een rijk gesneden neobarokke preekstoel met Christusbeeld (1838), twee neogotische dubbele biechtstoelen, een communiebank en kruiswegstaties (alle circa 1880) en een hoofdaltaar (circa 1935). In de vloer bevinden zich diverse interessante grafzerken, waaronder gotische zerken uit 1506 (man met schild), 1514 {== afbeelding Hulst, Klooster Sint Joseph==} {>>afbeelding<<} (man met spreukband), 1539 (abdis) en priesterzerken uit 1503 en 1551. Latere zerken zijn die voor Lauwereys van Clapdorp († 1623), schepen Geeraedt Snel († 1664), schepen Jacob Cappron († 1678) en de cartograaf W.T. Hattinga († 1764). De gebrandschilderde ramen in het koor zijn gemaakt door de Belgische glazeniers E. Tancke, G. Ladon en J. Dobbelaere (1881-1905), met uitzondering van het latere St.-Jozefraam. Dit is van het Utrechtse atelier Mengelberg. Het westvenster met het Laatste Oordeel (1933) is vervaardigd door J. Nicolas. Het voorm. klooster Sint Joseph (Carmelweg 2) is een fors drielaags gebouw met hoekrisalieten en een dakruiter. Het robuuste neoromaanse kloostergebouw met seminarie werd in 1910-'11 gebouwd naar plannen van O. Aloys voor de vanwege de schoolwetten van Combes (1904) uit Frankrijk verdreven paters Maristen. Opvallend is de zware natuurstenen entreepartij met twee gedrongen zuilen voorzien van teerlingkapitelen, die via een boogstelling een fronton dragen. In de rechtervleugel (met dakruiter) bevindt zich de kloosterkapel met glas-in-loodvensters gemaakt door J. Nicolas & Zn. en muurschilderingen door F. Loots. In 1967 werd het seminarie opgeheven. Sinds 2000 dient het pand als hoofdgebouw van het Reynaert-college. De Herv. kerk (Houtmarkt 11) [2] is een recht gesloten zaalkerk met een ranke terzijde geplaatste zadeldaktoren. Deze kerk met zakelijk-expressionistische details werd in 1930-'31 gebouwd naar plannen van A.P. Wisse. De aanleiding voor de bouw was het verlaten door de hervormden van de St-Willibrorduskerk die vanaf 1806 als simultaankerk had gediend. Tot de inventaris behoort de uit die kerk meegenomen midden-17de-eeuwse preekstoel met boogpanelen, voorzien van een laat-17de-eeuws klankbord met putti die een cartouche met Psalm 100:4 vasthouden. Het voorm. St.-Elisabethgasthuis (Gentsestraat 18-24) [3] is een fors langgerekt pand met zijtopgevels; de gevel aan de Beestenmarkt heeft natuurstenen banden en resten van kruisvensters in de top. Het in de tweede helft van de 16de eeuw gebouwde gasthuis, werd na 1645 verbouwd tot vier particuliere woningen. Uiteindelijk zijn ze alle vier gepleisterd. Nummer 18 heeft een erker uit circa 1860 en nummer 20 een fraaie winkelpui uit circa 1895. Het stadhuis (Grote Markt 21) [4] is een met Ledesteen bekleed gebouw met een bordes en een slanke hoektoren van vijf geledingen overgaand in een achtkantige bakstenen lantaarn met houten bekroning. Het van 1455 daterende eerste stadhuis brandde in 1485 uit. Herbouw volgde in 1528-'34 naar plannen van Laurens Keldermans en steenhouwer Willem van Sassen. Aan de achterzijde, tegen de in 1538-'40 gebouwde belfortachtige toren, verrees de vleeshal, die later in gebruik was als waag (nu VVV). In 1797 bleek het stadhuis bouwvallig en in 1806 brak men de opengewerkte stenen torenbekroning af. In 1830-'39 diende het gebouw als kazerne. Herstel en versobering volgde in 1844-'46. Men {== afbeelding Hulst, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hulst, Stadhuis (1997)==} {>>afbeelding<<} verlaagde de muren en verwijderde de gotische beeldhouwwerken. Uit die tijd dateren het dorische ingangspoortje en de bakstenen torenlantaarn. De hardstenen wapens van Hulst en Vlaanderen (1663) zijn afkomstig van de in 1876 door brand verwoeste toren van de St.-Willibrorduskerk. Het stadhuis werd in 1949-'51 gerestaureerd onder leiding van G.M. Sturm en H. de Lussanet de la Sablonière. De nieuwe houten torenbekroning is ontworpen door E.A. Canneman. In de toren bevinden zich een kamer met stergewelf en een bij de restauratie teruggevonden cachot. In de raadzaal hangen enkele portretten van prinsen uit het huis Van Nassau en een schilderij van de vesting Hulst uit 1628 door Cornelis de Vos. Hier staat ook de Burgerhuysklok (1643), gegoten door Johannes Burgerhuys. De naast het raadhuis staande oude hoofdwacht werd in 1873 vervangen door een school. Deze is in 1989 gesloopt ten behoeve van de aanbouw van het nieuwe stadskantoor. Het voorm. gouvernementshuis (Grote Markt 24) [5] is een zeer breed pand, oorspronkelijk gebouwd voor het kapittel van Kortrijk en ‘De Rijkenborch’ genaamd. De middeleeuwse opzet is af te lezen aan de onderkeldering en de zijtrapgevels. Kort na 1645 werd het pand verbouwd voor gouverneur Hendrik van Nassau Siegen. Begin 19de eeuw kwam het in bezit van W. Seyditz, die het rond 1840 liet pleisteren en ingrijpend verbouwen. Aan de achterzijde bevinden zich een haakse tuinvleugel en een vrijstaand koetshuis. Na verkoop door de familie Seyditz in 1973 werd het een bankgebouw. Het is in 1990 gerestaureerd. Het landshuis (Steenstraat 37) [6] is een fors pand met hardstenen bordes, pronkrisaliet en een opengewerkte dakruiter met uurwerk. In 1576 werd op deze plek het ‘Landthuys’ van het Hulster-Ambacht gevestigd dat in 1596 werd verwoest. Pas in 1655 verrees een nieuw onderkelderd rechthuis. Het huidige uiterlijk dateert echter van een verbouwing in Lodewijk XIV-stijl van rond 1730. De wapens van het Hulster Ambacht en de Generaliteit boven de voordeur zijn in de Franse tijd weggehakt. Het vroeger als kantongerecht in gebruik zijnde gebouw heeft inwendig een marmeren schouw. Haaks op de achterzijde staat een 19de-eeuwse vleugel met daarin het voormalige cachot. Het gebouw is in 1977-'78 gerestaureerd. Scholen. De voorm. ambachtsschool (Houtenkwartier 9) [7] is een fors tweelaags gebouw uit 1906. De verbouwing en ingangspartij in wederopbouwstijl dateren uit circa 1955. De R.K. middelbare school (Tivoliweg 41) [8] is een tweelaagse school met een drielaagse middenpartij en expressionistische details, gebouwd in 1923-'24 naar ontwerp van F.J.P. Rouleau voor de Katholieke Middelbare Schoolvereniging. Refugiehuizen. Diverse Vlaamse kloosters hadden binnen de wallen van Hulst een refugiehuis. Het refugiehuis Ten Duinen (Steenstraat 28) [9] is een zeer rijzig en onderkelderd pand, gebouwd in het tweede kwart van de 16de eeuw ter vervanging van een voorganger aan de Potterstraat. Opvallend zijn de zijtrapgevels met natuurstenen speklagen en de hoge achtkantige traptoren met iets uitkragende top; daarin bevindt zich een kleine torenkamer. Na 1645 werd het pand ook Princehof genoemd. Rond 1800 was er een jeneverstokerij gevestigd. De huidige gepleisterde gevel dateert uit circa 1860. Momenteel is er het museum ‘De Vier Ambachten’ in gevestigd. Het refugiehuis Cambron (Steenstraat 14) [10] is een rijzig hoekpand met aan de zijde van de Pierssensstraat een zijtrapgevel met natuurstenen waterlijsten en versieringen in gesinterde baksteen. De abdij van Cambron kocht het pand in 1562 ter vervanging van een voorganger aan de Overdamstraat. De hardstenen deuromlijsting uit circa 1790 heeft een guirlande in Lodewijk XVI-vormen. De bepleistering is in de eerste helft van de 19de eeuw aangebracht toen het huis bezit werd van burgemeester Pierssens. De {== afbeelding Hulst, Refugiehuis Ten Duinen==} {>>afbeelding<<} {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hulst, Refugiehuis Baudeloo==} {>>afbeelding<<} twee winkelpuien zijn vroeg-20ste-eeuws. Het refugiehuis Baudeloo (Baudeloo 20) [11] is een fors L-vormig pand met zijtrapgevels en in de binnenhoek een achtkantige traptoren met een kleine torenkamer in de iets uitkragende top. Het in het derde kwart van de 15de eeuw gebouwde pand ging in 1584 als hospitaal dienst doen. Van eind 17de eeuw tot 1832 was het in bezit van de familie Von Raden, die begin 19de eeuw de huidige vensters en ingangsomlijsting en de bepleistering hebben laten aanbrengen. Van 1861 tot 1987 heeft het pand als Liefdesgesticht dienst gedaan en momenteel is het een muziekschool. Woonhuizen. De vorm en hoofdopzet van Lange Bellingstraat 2, een fors onderkelderd dwars huis met zijtrapgevels, doet vermoeden dat het hier om een 16de-eeuws woonhuis gaat. De bepleistering en de ingangsomlijsting dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw. Ook de dwarse huizen Gentsestraat 1 en Korte Nieuwstraat 7 hebben waarschijnlijk een oudere kern. De diepe woonhuizen Lange Nieuwstraat 12, Steenstraat 9 en 11 zijn vermoedelijk 17de-eeuws van oorsprong. De oorspronkelijke topgevels zijn verdwenen. Het best bewaard gebleven is het in 1640 gebouwde diepe huis Steenstraat 3 met natuurstenen trapgevel voorzien van waterlijsten en toppinakel alsmede een gevelsteen met de afbeelding van een molen. Inwendig bevinden zich moer- en kinderbinten. Steenstraat 1 heeft eveneens een trapgevel, maar de huidige vorm is sterk door 18de-eeuwse en latere verbouwingen bepaald. Wegens latere verbouwingen is de 17de-eeuwse oorsprong van de diepe huizen Grote Markt 6 (1632), Grote Markt 2 (1643) en Gentsestraat 28 (1647) enkel nog aan de hoofdvorm en de jaartalankers afleesbaar. Door de teruglopende economie werden in de tweede helft van de 17de eeuw en een groot deel van de 18de eeuw weinig nieuwe woonhuizen in Hulst gebouwd. Verbouwingen van oudere woonhuizen vonden wel plaats, zoals te zien is aan de deur in Lodewijk XVI-vormen (circa 1780) van het huis Steenstraat 7, waarvan de kern vermoedelijk 17de-eeuws of ouder is. Ook de panden Steenstraat 31 en Grote Markt 14 vertonen 18de-eeuwse details bij respectievelijk de vensters en de deuromlijsting. In het interieur van Steenstraat 26 bevinden zich 18de-eeuwse schouwen. Duidelijk 18de eeuws is het brede dwarse huis Steenstraat 30 uit circa 1780 met hardstenen plint en een ingangsomlijsting met guirlandes en een versierde deur in Lodewijk XVI-stijl. De gepleisterde gevel heeft een verandering ondergaan rond 1860, toen in de tuin een gepleisterd neoclassicistisch koetshuis verrees. Het uit circa 1790 stammende woonhuis Gentsestraat 21 heeft een vergelijkbare hardstenen ingangsomlijsting in Lodewijk XVI-stijl. De overgang van de laat-18de-eeuwse vormen naar het vroeg-19de-eeuwse sobere neoclassicisme is zichtbaar bij het forse, maar sobere pand, Gentsestraat 3 en komt goed tot uitdrukking in de uitbreiding van drie traveeën met koetspoort (Gentsestraat 5) uit circa 1860. Begin 19de eeuw ontstonden enkele huizen met hardstenen ingangsomlijstingen in sobere neoclassicistische vormen waarvan de deklijsten door consoles worden gedragen. Voorbeelden hiervan zijn Steenstraat 22 en 24. De ingangsomlijsting van Steenstraat 20 is zonder consoles uitgevoerd en het uit circa 1850 daterende woonhuis Steenstraat 27 heeft een hardstenen ingangsomlijsting met afgeronde hoeken. Een gepleisterde gevel met hardstenen ingangsomlijsting heeft Houtmarkt 7-9 uit circa 1840. Vergelijkbare voorbeelden van gepleisterde dwarse huizen uit circa 1850 zijn Steenstraat 5 en Korte Nieuwstraat 3-5. Latere voorbeelden {== afbeelding Hulst, Woonhuis Steenstraat 3==} {>>afbeelding<<} van (ongepleisterde) sobere neoclassicistische woonhuizen zijn Grote Bagijnestraat 32 (circa 1860) en Grote Bagijnestraat 37-39 (circa 1880). Tot de rijkere eclectische herenhuizen behoort Steenstraat 23-25 (circa 1860), een breed gepleisterd dwars huis met doorrit (koetspoort). Op het vergelijkbare eclectische huis Grote Zwanenstraat 79 is het Zeeuwse wapen aangebracht. Ongepleisterd maar ook eclectisch van vorm is Gentsestraat 38 (circa 1890). Het rond 1905 gebouwde eenlaagspand Kruisstraat 1 is een van de weinige voorbeelden {== afbeelding Hulst, Woonhuis Steenstraat 30, detail (1958)==} {>>afbeelding<<} {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Hulst, Winkelpand Korte Nieuwstraat 1==} {>>afbeelding<<} in Hulst van neorenaissance. Ook Grote Markt 16 uit 1909 vertoont neorenaissance-details, maar daarnaast vooral het aan de jugendstil verwante kleurige materiaalgebruik. Dat laatste geldt ook voor het in 1910 voor de bierbrouwer Rottier gebouwde herenhuis Steensedijk 9. Rationalistische details zijn zichtbaar bij de villa Grote Markt 11 (circa 1910). Aardige voorbeelden van expressionisme zijn het dubbele woonhuis Frans van Waesberghestraat 44-46 en de tot het huis Steenstraat 33 behorende achtkantige tuinkoepel (bij Grote Zwanenstraat 28), beide uit circa 1925. Wat meer zakelijk-expressionistische vormen hebben de volkswoningen Van der Maelstedeweg 78-100 (circa 1925) en de rond 1928 gebouwde villa's Hulsterloo (Lyceumstraat 1) en Tivoliweg 44. De gedeeltelijk wit gepleisterde villa Lyceumstraat 2 werd in 1935 in dezelfde stijl ontworpen door F.R.J. Rouleau. En interessant voorbeeld van monumentenzorg is Grote Markt 5-7, waarvan het in opzet 18de-eeuwse rechterpand bij de restauratie rond 1955 een verdieping kreeg en het linkerpand werd voorzien van een historiserende trapgevel. Het woon- en winkelpand Korte Nieuwstraat 1 [12] is een opvallend drielaags hoekpand met late jugendstil-details, gebouwd in 1914-'15 voor de manufacturen- en confectiefirma Reiss van den Berghe. Het firma-opschrift is in marmoriet uitgevoerd. {== afbeelding Hulst, Ruïne Bollewerckpoort (1986)==} {>>afbeelding<<} Verdedigingswerken. Van de 15de-eeuwse vestingwerken zijn geen resten bewaard gebleven. De Gentse inval in 1491 maakte duidelijk dat de zwakke plek bij de haven lag. Daar verrees in de periode 1506-'33 een gecombineerde land- en waterpoort. Deze Dubbele Poort of Bollewerckpoort (Oude Havensteeg ong.) [13] kwam tot stand onder leiding van Dominicus de Waghemakere. Mogelijk heeft ook Laurens Keldermans rond 1526 aan de bouw meegewerkt. De kern van de poort werd gevormd door een overkluizing met tongewelf voor de scheepvaart naar de binnenhaven (Vismarkt). De opening kon met een valhek afgesloten worden. De waterpoort werd geflankeerd door twee forse wachttorens met kazematten, ieder met daarnaast een poortopening naar de aan weerszijden van de toenmalige haven gelegen wegen die op de overkluizing samenkomen. Aan de landzijde hadden beide poortopeningen een valbrug. De geheel bakstenen poort was bekleed met witte arduinsteen. Bij het beleg van 1596 werd de poort grotendeels verwoest. De restanten werden in 1618 door zand afgedekt. De poortruïne is in 1957-'58 opgegraven en gerestaureerd in 1986 en in 1999-2000. Het Spaanse bestuur gaf opdracht tot de aanleg van de nog complete en goed bewaarde omwalling uit 1615-'21, bestaande uit negen bolwerken (met de wijzers van de klok mee): Molen-, Galge-, Doelen-, Oude Molen-, Solms-, Prinsen-, Oranje-, Nassau- en Brederodebolwerk. De vestingwal is het steilst en het hoogst aan de noordzijde, waar de omgeving van de stad niet kon worden geïnundeerd. De aardwerken werden opgeworpen onder leiding van Nicolaes de Vinario, ingenieur van aartshertog Albertus en aartshertogin Isabella. Aan de noordzijde bouwde men een nieuwe poort tussen het Brederodebolwerk - waar de ruïne van de Dubbele Poort in was opgenomen - en het Molenbolwerk. Aan de noordoostzijde kwam tussen het Galgeen Doelenbolwerk de Bagijnepoort te liggen en aan de zuidzijde tussen het Oranje- en Prinsenbolwerk de Gentse poort. Na de inname van Hulst door Frederik Hendrik in 1645 werd de vesting verbeterd en in 1701-'02 opnieuw onder leiding van Menno van Coehoorn. Hij liet ook de liniedijk aanleggen naar de noordoostelijk gelegen Moerschans (1591) en het toen aan de Westerschelde grenzende fort Zandberg (onder Graauw). Na het beleg van 1702 werd in 1704 de Bagijnepoort of Grauwe Poort (Bagijnestraat ong.) [14] vernieuwd (gerestaureerd 2001). Het is een tunnelvormig in de aarden wal aangebrachte doorgang met aan de landzijde een bakstenen bekleding overgaand in een borstwering. De in 1619-'20 gebouwde Dubbele Poort (Dubbele Poort ong.) [15] werd in 1771 vernieuwd. Ook dit is een tunnelvormige doorgang met bakstenen bekleding en een borstwering (jaartalsteen ‘1771’). De poort kreeg zijn huidige naam in 1932 toen er een tweede gelijksoortige doorgang kwam, evenals een kleinere voetgangerstunnel en een urinoir. Het rijkst {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} van vormgeving is de Gentse Poort (Gentsepoort ong.) [16] uit 1780, die eveneens is uitgevoerd als een tunnelvormige doorgang, maar dan met aan de landzijde een sierpoort. Het front bestaat uit een poort geflankeerd door dubbele dorische pilasters met hoofdgestel en daarboven een attiek met drie natuurstenen trofeeën - de middelste met het Generaliteitswapen. Het Franse plan tot ontmanteling van de vesting in 1794 is nooit tot uitvoering gebracht. In de 19de eeuw bouwde men in het Oranjebolwerk een - inmiddels verdwenen - gasfabriek. Ten behoeve van de tramlijn Hulst-Walsoorden maakte men in 1902 naast de Gentse Poort in de wal een coupure. Een nieuw ontmantelingsplan in 1918 ging ook niet door. De coupure is nu de enige onderbreking in een wandeling over de kruinen van de bastions. Naar plannen van de Heidemaatschappij zijn de wallen in 1969 nieuw beplant. De stadspomp (bij Steenstraat 26) is een tegen een muur geplaatste hardstenen midden-18de-eeuwse pomp met hardstenen waterbak en boven de ijzeren zwengel een gebeeldhouwde wapenleeuw in reliëf. De windmolen ‘De Stadsmolen’ (Walstraat ong.) [17] is een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen werd in 1792 gebouwd op het Molenbastion. Boven de ingang bevindt zich een steen met het wapen van de Generaliteit. De molen is in 1956 en opnieuw rond 1995 gerestaureerd. De voorm. zoutziederij (Kleine {== afbeelding Hulst, Gentse Poort (1919)==} {>>afbeelding<<} Bagijnestraat 21) [18] werd in 1840 gesticht door P. Maertens en C. Fassaert. Het langwerpige gebouw heeft kleine vensters aan de bovenzijde en een topgevel met boogvormige versiering. Al in 1860 werd het pand omgebouwd tot bierbrouwerij (‘Eendracht’). Na 1930 diende het als bottelarij en vervolgens na 1946 als machinefabriek. Van het voorm. station (Stationsplein 7) [19] resteert een eenlaags gebouw dat als remise dienst heeft gedaan. Bij de ombouw tot horecagelegenheid heeft het een nieuwe ‘perronluifel’ gekregen. Het bijbehorende, eveneens in 1871 gebouwde, station werd gesloopt nadat het personenvervoer op de lijn Terneuzen-Mechelen in 1952 was gestaakt. Het Reynaertmonument (Gentsepoort ong.) [20] werd in 1938 door A. Damen gemaakt in de vorm van een kalkstenen plaat met reliëf en op de treden daarvoor een bronzen beeld van de Vos Reinaerde. Na 1945 is het van de Markt naar de huidige plek verplaatst. De R.K. begraafplaats (bij Zoutestraat 45) [21] werd in 1857 gesticht. Pas met de verharding van de haaks op de Glacisweg lopende toegangsweg in 1870 kon de begraafplaats officieel in gebruik worden genomen. Bij de uitbreiding rond 1920 werd zij definitief vanaf de Zoutestraat ontsloten. Aan die zijde verrees toen een baarhuisje in traditionalistische vormen. De begraafplaats omvat een protestants gedeelte. Van de diverse interessante graftekens is die voor de familie Verdurmen-Van Waesberghe het meest opvallend. De hoge op een cippus staande obelisk, gemaakt door H. Dubois uit Gent, wordt bekroond door een omfloerste vaas met rouwkrans en dient als {== afbeelding Hulst, Station==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Hulst, R.K. begraafplaats, grafteken Van Waesberghe==} {>>afbeelding<<} laatste rustplaats voor mw. J.T. van Waesberghe († 1844), J.A. Verdurmen († 1849) en N.F. Verdurmen († 1865). Van de vele notabelengraven zijn nog vermeldenswaardig de grafkelder met grafsteen voor W. Seydlitz († 1869), de hardstenen graftombe met aedicula voor B.J.B. van Sonsbeeck (circa 1870), de neogotische grafsteen voor burgemeester P.P.T. Pierssens († 1875) en het postament met Christusbeeld voor L.F.C. van Waesberghe († 1905). De boerderij Tolweg 115, gelegen ten westen van Hulst in de in 1700 drooggelegde Groot- of Oud-Ferdinanduspolder, heeft een laat-18de-eeuws onderkelderd en gepleisterd eenlaags woonhuis met omlijste ingangspartij. {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} IJzendijke (gemeente Sluis) Kleine stad, voor het eerst genoemd in 1046 en als nederzetting behorend tot de Gentse St.-Pietersabdij. Rond 1127 kreeg IJzendijke stadsrechten en later trad de stad toe tot de Vlaamse Hanze. De dankzij de handel in wol tot bloei gekomen stad werd in 1404 door de zee verzwolgen. De Spanjaarden legden ten zuiden van het oude IJzendijke in 1587 een verschansing aan, die in 1604 door Maurits werd veroverd. Na het ontstaan van de Mauritspolder (1614) en de Oranjepolder (1618) volgde de aanleg van een regelmatige zeshoekige vesting met in het midden een exercitieterrein (Markt). In 1648 werd de vesting IJzendijke een garnizoensstad. In 1788 verdween de haven en in 1841-'43 werd de vesting grotendeels geslecht. Het zuidelijke deel van de stad raakte in 1944 beschadigd. Aan die zijde is de stad na de Tweede Wereldoorlog uitgebreid. De Herv. kerk (Kerkstraat 2) is een aan beide zijden driezijdig gesloten classicistische zaalkerk met dakruiter. De kerk werd in 1612-'14 gebouwd op een regelmatige achtzijdige plattegrond en in 1656-'59 vergroot tot een langwerpig achtkant na het slopen van de drie westelijke zijden. Dit geschiedde waarschijnlijk onder leiding van Sebastiaan de Roy. Het oorspronkelijke koepeldak met dakruiter bleef bewaard; hierin hangt een door Michael Burgerhuys gegoten klok {== afbeelding IJzendijke, Herv. kerk (1993)==} {>>afbeelding<<} (1619). De vensters en de ingangspoort vertonen gotiserende details. De oorlogsschade aan de kerk heeft men in 1949 gerestaureerd. Tot de kerkinventaris behoren een tiengebodenbord (1620), twee gedenkborden (1620 en 1623), een doophek (1815) en een door G.C.F. Witte gebouwd orgel (1872). In de gave zerkenvloer ligt één (van elders afkomstige) zerk uit 1561 en verder overwegend 17de-eeuwse zerken. Het rond 1860 tegen de kerk aan gebouwde middenganghuis bij Kerkstraat 2 deed dienst als pastorie. De R.K. kerk O.L. Vrouwe ten Hemelopneming (Koninginnestraat 7) is een driebeukige kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en een ongelede toren met achtkantige lantaarn en uivormige spits. Deze traditionalistische kerk verrees in 1948-'52 naar plannen van J. de Lint ter vervanging van een in 1944 verwoeste kerk. Het bewaarschooltje (Rozemarijnstraat 1) is een eenklassig gebouw uit circa 1905. De voorm. marechausseekazerne (Watervlietseweg 4-8) is een fors, sober vorm gegeven pand met uitspringend middendeel, gebouwd rond 1920 volgens een standaardtype dat onder meer ook in Westkapelle voorkomt. Na 1957 is de kazerne tot drie woningen verbouwd. Het voorm. raadhuis (Markt 28) is een tweelaags dwars pand met ranke dakruiter, gebouwd in 1951 in wederopbouwvormen naar plannen van P.H. Hekkema. Het heeft dezelfde hoofdvorm als het in 1812 door de militaire bevelhebber aan de stad afgestane Gouverneurshuis op die plaats. De brandweerkazerne (17 Oktoberplein 4), bestaande uit een garage met aangebouwde slangentoren uit circa 1955, is een goed voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Woonhuizen. De oudste bebouwing van IJzendijke dateert van na het gereedkomen van de vesting rond 1610. Het sterk gerestaureerde diepe pand Landpoortstraat 12 is voorzien van een trapgevel, gedateerd ‘1625’. Vergelijkbare 17de-eeuwse trapgevels hebben Markt 27 en Markt 8; de laatstgenoemde, met korfbogen en toppinakel uitgevoerde gevel is in 1949 gerestaureerd {== afbeelding IJzendijke, Brandweerkazerne==} {>>afbeelding<<} naar plannen van H. de Lussanet de la Sablonière. Een 17de-eeuwse kern - maar ook een neorenaissance-gevelbekroning (circa 1895) - bezit het diepe huis Landpoortstraat 6. De kern van de dwarse woonhuizen Markt 4 en Markt 26 is eveneens 17de-eeuws. Het diepe drielaags huis Landpoortstraat 4 stamt gezien de kroonlijst met modillons en tanding uit de tweede helft van de 18de eeuw. Vermoedelijk hebben ook Landpoortstraat 1 en 3 een 18de-eeuwse kern, maar de gepleisterde neoclassicistische voorgevels dateren uit circa 1860. Rijk eclectisch van vormgeving is het forse dwarse herenhuis Minnepoortstraat 6 (circa 1870). Van neoclassicistische details voorzien zijn de villa Koninginnestraat 53, gebouwd in 1871 voor F.J. Wijffels, het woonhuis Koninginnestraat 50 (1874) en het eenlaagspand Koninginnestraat 40-42 (circa 1880). Het diepe huis Markt 22 werd in 1898 gebouwd met neorenaissance-details. Opvallend rijk van vorm is het herenhuis Koninginnestraat 26, dat in 1909 tot stand kwam voor de herenboer Sturm naar een ontwerp met eclectische en neorenaissance-elementen van F.B. Sturm. Vergelijkbaar van vorm zijn Koninginnestraat 18 (1912) en Landpoortstraat 7 (circa 1910). Opvallend is het met metrotegels beklede eenlaags woonhuis Koninginnestraat 36 (circa 1910). Jugendstil-details hebben de rond 1915 gebouwde herenhuizen Markt 7 en Markt 13. Molenstraat 13 (circa 1930) is een goed voorbeeld van een villa in zakelijk-expressionistische vormen, terwijl Markt 18 (1953) een goed voorbeeld is van een woonhuis in ranke traditionalistische wederopbouwarchitectuur. {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding IJzendijke, Woonhuis Koninginnestraat 26==} {>>afbeelding<<} Verdedigingswerken. De mogelijk met advies van Simon Stevin kort na 1604 aangelegde regelmatige zeshoekige vesting werd in 1702 naar plannen van Menno van Coehoorn verbeterd en voorzien van ravelijnen. In 1841-'43 heeft men de vesting geslecht met uitzondering van het westelijke ravelijn (Ravelijnstraat ong.). Ook een deel van de bijbehorende gracht bleef gespaard. De windmolen (Biestraat 18) staat op een voormalige vestingwal en is een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met houten schaliën beklede kap. Boven de stelling is deze in 1841 voor J.J. Cammaert en S.C. Doens gebouwde korenmolen gepleisterd. De in 1931 tot molenromp verworden molen is in 1965-'66 geheel hersteld. Van de bierbrouwerij ‘Cadsandria’ (Waterpoortstraat 18) resteert een langgerekte schuur met versierde puntgevels uit 1889. De achtzijdige muziektent (Markt ong.), oorspronkelijk uit 1898 en herbouwd in 1989, is voorzien van boogvormige smeedijzeren versieringen. De Alg. begraafplaats (bij Mauritsweg 2) werd kort na 1843 aangelegd. Aan de wegzijde staat een hekwerk in jugendstil-vormen (circa 1905). Interessante graftekens zijn de door F. Math uit Gent vervaardigde zerk voor C.F.E. Calon († 1882) en - op het katholieke gedeelte - de zerk met kruis voorzien van een kelk voor pastoor P.C.M. Verhoeven († 1888) en de stèle met kruis voor dr. M.E. Cortvriendt († 1901), gemaakt door P. de Clercq uit Gent. De boerderij De Houttuyn (Oranjedijk 3), ten noordwesten van IJzendijke, bestaat uit een schuur (circa 1710), woonhuis (1716), bakhuis (1755) en varkensstal (19de eeuw). Samen met de drinkput vormen ze een gaaf complex. Het particuliere graf Schorer (bij Zachariasweg 5), gelegen ten noorden van IJzendijke op de dijk die de scheiding vormt tussen de St.-Pieterspolder en de Zachariaspolder, bestaat uit een omhekte grafzerk voor ambachtsheer W. Schorer († 1800). Waterlandkerkje. Dit kleine dijkdorp ten westen van IJzendijke werd in 1657 gesticht in het Eerste Gedeelte van de Generale Prins Willempolder. Die polder was het resultaat van een droogmaking van tijdens de Opstand geïnundeerd gebied. De kerk werd in 1672 door de Fransen verwoest. Het dorp werd eerst 't Kerkje genoemd en ging vanaf 1814 Waterlandkerkje heten. De 13de-eeuwse tiendenpaal (Redouteplein ong.) is in 1964 opgegraven en herplaatst. Oorspronkelijk gaf deze paal de grens aan tussen het gebied van de Gentse abdijen van St. Pieter en St. Bavo, waarvan de wapens op de paal herkenbaar zijn, respectievelijk drie sleutels en de letters ‘S B’. De Herv. kerk (Molenstraat 58) is een sobere zaalkerk met dakruiter en in de voorgevel de datering ‘1674’ in rode bakstenen. Na een brand in 1708 heeft men de kerk in 1713 herbouwd. De huidige dakruiter stamt uit 1760, het uurwerk uit 1847. Bij de restauratie in 1956-'58 is de aangebouwde consistoriekamer vernieuwd. De kerk bevat een preekstoel uit 1713. Het voorm. raadhuis (P.C. Boutenstraat 18) werd rond 1890 gebouwd als onderwijzerswoning van de naastgelegen, sterk verbouwde, tweeklassige school met raadskamer uit 1864. In 1958 heeft men de woning tot raadhuis omgebouwd, een functie die het pand heeft gehad tot 1970. Kamperland (gemeente Noord-Beveland) Wegdorp, ontstaan in de tweede helft van de 18de eeuw in de in 1699 bedijkte Heer Janszpolder langs de Veerweg die de aanlegsteiger van het veer naar Veere met het achterland verbond. Het oude dorp Campen was in 1530 in de zee verdwenen. De oudste bebouwing concentreerde zich rond de haven. In de loop van de 19de eeuw verscheen er enige losstaande bebouwing langs de Veerweg en de parallel daaraan lopende Nieuwstraat. Begin 20ste eeuw werd het gebied rond de Noordstraat bebouwd. Na de sluiting van de Veersegatdam (1961) verdween het voetveer. Tussen 1970 en 1990 zijn bij de haven en langs het Veerse Meer enkele grote recreatiecomplexen gebouwd en kwam er een toeristisch voetveer naar Veere. De voorm. Herv. kerk (Veerweg 76) is een eenvoudige zaalkerk uit 1901. De kleine opengewerkte geveltoren en de consistoriekamer zijn in 1911 toegevoegd. Bij een ingrijpende interieurverbouwing in 1959 heeft men de oorspronkelijke spitsboogvormige roedenvensters aan de zijkant vervangen door de huidige rechthoekige ramen. In 1998 is de kerk gesloten. De voorm. Geref. kerk (Veerweg 100), sinds 1998 kerk ‘De Ark’ is een T-vormige kerk met in beide binnenhoeken een ingang. Die aan de zuidwestzijde is uitgebouwd tot een toren van twee geledingen met tentdak. Deze kerk kwam in 1923 tot stand in traditionalistische vormen, vermoedelijk naar plannen van P.S. Dijkstra, ter plaatse van een voorganger uit circa 1900. De voorm. Chr. lagere school (Veerweg 53) is in 1907 gebouwd als een eenklassige school met aangebouwde {== afbeelding Kamperland, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kamperland, Boerderij Land- en Zeezicht==} {>>afbeelding<<} onderwijzerswoning. Het gebouw is tot 1966 als school in gebruik geweest en draagt thans de naam ‘Emmanuel’. De onderwijzerswoning (Veerweg 55), thans ‘Huize Bethesda’ geheten, heeft een dakkapel met een in chaletstijl uitgevoerd sierspant op schoren. Boerderijen. De boerderij Baas Huisweg 14 bestaat uit een vrijstaand, eenlaags dwars woonhuis met tuitgevels (begin 19de eeuw), een zomerhuis, een grote houten schuur met rieten schilddak, een wagenschuur in zwart geteerd hout met achterafhang en een in gele stenen uitgevoerde varkensstal. De uit 1823 daterende boerderij Bouw- en Plantlust (Oosthavendijk 2) omvat een vrijstaand eenlaags dwars woonhuis, en een grote houten schuur met rieten wolfdak en drie mendeuren. In het woonhuis bevinden zich tegeltableaus van paarse tegels met daarin verwerkt het bouwjaar. De boerderij Land- en Zeezicht (St.-Felixweg 3) heeft een eveneens in 1823 gebouwd dwars woonhuis. De grote houten dwarsdeelschuur met wolfdak is voorzien van witte deuromrandingen. Woonhuizen. Voorbeelden van kort na 1900 gebouwde dwarse eenlaagspanden met neorenaissance-detaillering zijn Veerweg 39, voorzien van een fraai gesneden paneeldeur en een houten dakkapel in chaletstijl, Veerweg 135-137, Veerweg 136-138 en verder Veerweg 27, 29-31 en 33. Het dwarse huis Veerweg 123 (circa 1910) heeft een opgemetselde dakkapel met trapgevel en is uitgevoerd in neorenaissance-vormen. {== afbeelding Kamperland, Veerdam met houten steiger==} {>>afbeelding<<} Uit circa 1915 dateren de diepe panden Veerweg 83, 85, 87 en het dwarse pand Veerweg 89, alle voorzien van een inpandig portiek met jugendstil-tegels. De veerdam met steiger (bij Reigerlaan 1), behorend tot het voormalig voetveer op Veere, ligt iets ten noordwesten van de haveningang van Kamperland, recht tegenover de stad Veere. In 1926 werd de reeds lang bestaande veerdam verhoogd en voorzien van een L-vormige houten steiger. De getrapt aflopende vorm maakte het mogelijk bij diverse waterstanden (voor 1961 nog getijdenwerking) aan te kunnen leggen. Het veer was in dienst tot 1961. Deltawerken. Na de Watersnoodramp van 1953 zijn verschillende belangrijke waterbouwkundige werken gerealiseerd door Rijkswaterstaat. Aan de westzijde van Noord-Beveland bevindt zich de Veersegatdam, aangelegd in 1958-'61. Hiermee werd de zee-arm het Veerse Gat tussen Walcheren en Noord-Beveland afgesloten en ontstond het Veerse Meer. Bij de aanleg van de Veersegatdam heeft men gebruik gemaakt van zeven speciaal ontwikkelde doorlaatcaissons, voorzien van stalen schuiven die na het afzinken van de caissons werden gesloten. In en tegen de caissons werd zand aangebracht. Over de Veersegatdam ligt een weg die de verbinding vormt tussen Walcheren en Noord-Beveland. De Stormvloedkering in de Oosterschelde aan de noordwestzijde van Noord-Beveland is in twee fasen tot stand gekomen, te weten in 1965-'74 en 1979-'86. Halverwege de kering bevindt zich het tot Delta Expocentrum ingerichte werkeiland Neeltje Jans. De tussen Noord-Beveland en Schouwen-Duivenland gelegen stormvloedkering is samengesteld uit 66 betonnen pijlers, waartussen stalen schuiven zijn geplaatst die alleen ten tijde van zware storm of extreem hoog water dichtgaan. De Oosterschelde behoudt hierdoor getijdenwerking en zout water. De weg over de kering is in 1987 opengesteld. Op het werkeiland Neeltje Jans staan een dienstgebouw, opgericht in 1980-'85 naar plannen van W.G. Quist, en het ‘Waterpaviljoen’ naar ontwerp van L.M.M. Spuybroek (NOX) en K. Oosterhuis, gerealiseerd in 1993-'97 in een door A. Bhalotra ontworpen attractiepark. Kapelle Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen nabij het toen ten oosten van de dorpskern gelegen kasteel van de heer Van de Maalstede (Postweg). Lange tijd beperkte de bebouwing zich tot de kerkring en de aansluitende Ooststraat, Weststraat en Biezelingsestraat. Pas eind 19de eeuw vond enige uitbreiding plaats langs bestaande wegen en in de buurt van het station (1868) aan de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen. Na de Eerste Wereldoorlog werd Kapelle een belangrijk land- en tuinbouwcentrum met aanverwante bedrijven, zoals conservenfabrieken en een veilinggebouw. In de jaren twintig kwam veel nieuwbouw tot stand, waaronder op particulier initiatief {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kapelle, Herv. kerk (1994)==} {>>afbeelding<<} de ‘Nieuwe Wijk’ uit 1926 (de huidige Mauritsstraat en Alexanderstraat). Het in 1934 voor Kapelle en Biezelinge ontworpen uitbreidingsplan heeft men als gevolg van de Tweede Wereldoorlog niet uitgevoerd. Kapelle liep veel schade op door oorlogsgeweld, waarbij onder meer het raadhuis verloren ging. Na de oorlog zijn diverse nieuwbouwwijken gerealiseerd. Kapelle is een beschermd dorpsgezicht. De Herv. kerk (Kerkplein 4), oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe, is een gotische driebeukige pseudobasilikale kerk met vijfzijdig gesloten koor en zijkoor en een toren van twee geledingen met hoektorentjes en een achtzijdige spits. De toren, waarvan alleen de eerste geleding is voorzien van haakse steunberen, stamt uit de tweede helft van de 14de eeuw. Het torenportaal met zandstenen omlijsting dateert van 1427. De vier hoektorentjes met kleine gemetselde spitsen zijn later kort daarna toegevoegd. In de toren hangen drie door Peter Waghevens gegoten klokken (1527). Het zuidkoor kwam rond 1325 tot stand en heeft de oorspronkelijke bakstenen venstertracering deels behouden; de sacristie werd rond 1400 toegevoegd. In de eerste helft van de 15de eeuw bouwde men het huidige schip, dat rond 1480 werd verhoogd. De zuidbeuk is langs de toren doorgetrokken (zuiderkapel). De spitsboogvensters van het schip en de ingangen in de noord- en zuidgevel hebben met kopjes versierde omlijstingen. Het noordkoor verrees eind 15de eeuw. De aansluitende vroeg-16de-eeuwse overwelfde grafkapel werd waarschijnlijk gebouwd voor het geslacht Van Bruelis. De kerk is in 1963-'67 gerestaureerd, de toren voor het laatst in 2002. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven. In de zijbeuken zijn onder de gewelfribben gesneden apostelfiguren (circa 1480) aangebracht. Het koor heeft een wandgeleding met blindarcaden, kolonetten met bakstenen kapiteeltjes, een boogfries en gebeeldhouwde kopjes als draagstenen onder de schalken. In de hoeken van het middenschip zijn beelden van de vier kerkvaders geplaatst. De zuilen in het schip hebben dubbel omkranste koolbladkapitelen. In {== afbeelding Kapelle, Herv. kerk, interieur (1972)==} {>>afbeelding<<} 1503 werd de kerk een kapittelkerk. Uit deze tijd dateren de twee rijke laat-gotische koorbanken. Tot de inventaris behoren verder een hekwerk voor de grafkapel (circa 1560), een op een herme rustende preekstoel (circa 1600), een overhuifde herenbank (1641), een doophek en tochtportaal (beide midden 17de eeuw). Er zijn verschillende (herplaatste) 15de- en 16de-eeuwse gegraveerde en gebeeldhouwde grafzerken. In het koor staat de graftombe voor ambachtsheer Philibert van Tuyll van Serooskerke († 1639) en zijn echtgenote Anna van Heerjansdam († 1643). Het orgel is in 1866 gebouwd door G.C.F. Witte. De Geref. kerk (Biezelingsestraat 67) is een T-vormig gebouw met terzijde geplaatste toren, gebouwd in 1915-'17 in rationalistische vormen. De voorm. Chr. lagere school (Biezelingsestraat 63) is in 1904 gebouwd als een tweeklassige school met onderwijzerswoning (Biezelingsestraat 65). De school is nadien tweemaal met een lokaal uitgebreid. De onderwijzerswoning heeft men met een etage verhoogd. {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kapelle, Station Kapelle-Biezelinge==} {>>afbeelding<<} Het raadhuis (Weststraat 1) is in 1951 opgetrokken in traditionalistische vormen ter vervanging van de in de oorlog verwoeste voorganger. Naast een tweelaags bouwdeel met inpandig portiek en brede toegangstrap staat een blokvormig bouwdeel met koepeldak en bekronend klokkentorentje. Boven de portiek zitten twee grote glas-in-loodvensters. Aan de Kerkpleinzijde staan op een betonnen kolom twee natuurstenen beeldjes, voorstellende een fruitteler en een lakenwever. Het gebouw is in 1989 uitgebreid. Woonhuizen. In oorsprong mogelijk laat-18de-eeuws zijn de met tuitgevel uitgevoerde diepe huizen Kerkplein 39 en Kerkplein 51 (gepleisterd). Kerkplein 49 heeft een ingezwenkte lijstgevel. Uit de 19de eeuw dateren de dwarse huizen Kerkplein 41 en Kerkplein 43, beide met schuifvensters, en het wit gepleisterde pand Bieselingsestraat 32 met getoogde schuifvensters. Eclectische details vertoont het herenhuis Eurelia (Goesestraatweg 19) uit circa 1860. Geruime tijd als dokterswoning gediend heeft het tweelaagse huis Kerkplein 35-37, gebouwd rond 1870 en gesplitst omstreeks 1920. Het is voorzien van een blokbepleistering en eclectische gietijzeren ornamenten boven de vensters. Het forse, wit gesausde herenhuis Kerkplein 57 (circa 1880) is de voormalige hervormde pastorie. De villa Biezelingsestraat 34 kwam in 1910 tot stand als notariswoning en heeft nadien als dokterswoning met praktijk en huisapotheek dienst gedaan. Deze door C.A. en A.L.J. Goethals in ‘Um 1800’-stijl ontworpen villa heeft een gepleisterde verdieping, een opvallende veelhoekige erkerpartij met koepeldak (links) en een erker met balkon (rechts). Uit het begin van de 20ste eeuw dateren verder het wit gesausde pand Kerkplein 55 (circa 1910), met inpandig portiek en vakwerkgeveltop, en de kleine villa Stationsstraat 43 (circa 1915) met jugendstilen neorenaissance-details. Het station ‘Kapelle-Biezelinge’ (Stationsstraat 4) werd in 1868 gebouwd aan de lijn Roosendaal-Vlissingen als een station 5de klasse van de Staatsspoorwegen naar plannen van K.H. van Brederode. In 1907 kwam er een lage aanbouw en in 1914 heeft men het middenrisaliet opgetrokken. De twee gietijzeren dorpspompen op het Kerkplein zijn rond 1870 gegoten door ijzergieterij ‘De Prins van Oranje’. De voorm. meestoof ‘De Nijverheid’ (Ooststraat 45a) werd gesticht in 1871 (gevelsteen). Het bakstenen gebouw bestaat uit een verhoogde voorbouw met rondboogfries en tentdak, geflankeerd door een lagere aanbouw met lessenaardak en een achterbouw (de koude stoof) met zadeldak en pilastergeleding. De veilinghal (Stationsstraat 49) van de ‘Veilingvereniging Kapelle-Biezelinge en omgeving’ werd opgericht in 1916. Het uit 1929 daterende halgedeelte heeft gelamineerde houten spanten. De Alg. begraafplaats (Kitskinderseweg ong.), aangelegd in 1932, bevat ook de militaire erebegraafplaats voor Franse militairen die in de Tweede Wereldoorlog in Nederland zijn gesneuveld. {== afbeelding Kapelle, Villa Biezelingsestraat 34==} {>>afbeelding<<} Achter een met mozaïekwerk ingelegde gedenknaald staat een gebogen wand met de namen van de gevallenen. Kerkwerve (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug waar al rond 1150 een kerk stond. Even ten oosten hiervan lag het 14de-eeuwse huis Te Werve, dat begin 18de eeuw werd gesloopt. In 1576 werd Kerkwerve in brand gestoken. Het dorp breidde zich rond 1900 enigszins uit en had in 1953 zwaar te lijden van de Watersnoodramp. De Herv. kerk (Weelweg 1) is een kleine, recht gesloten zaalkerk voorzien van een houten geveltoren met ranke {== afbeelding Kerkwerve, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} spits. Deze kerk met neorenaissance-elementen werd in 1900 gebouwd naar een ontwerp uit 1895 van L. Couvée. De preekstoel (1700) is afkomstig uit de afgebroken middeleeuwse voorganger. De (Chr. Geref.) Pniëlkerk (Beatrixstraat 5) is een moderne zaalkerk met opengewerkte klokkentoren, gebouwd in 1966 naar plannen van C.G. Geenen & L.R.T. Oskam. Het voorm. raadhuis met onderwijzerswoning (Ring 10-11), een dubbelpand met vooruitstekende entrees en dakerkers, werd in 1909 opgetrokken naar een ontwerp met neoclassicistische en chaletstijl-details. Woonhuizen. Kenmerkend voor het dorp zijn de gepleisterde diepe eenlaagspanden met tuitgevels, zoals Kerkweg 21 (1874) en Weelweg 6 (1879). Het voorm. stoomgemaal ‘Schouwen’ (Boogerdweg 8), gelegen ten westen van Kerkwerve, kwam in 1877 tot stand in neoclassicistische rondboogstijl. Dit oudste schepradgemaal van Zeeland pompte tussen 1877 en 1958 het overtollige water uit de polder. Vlakbij ligt het nieuwe gemaal Prommelsluis (Serooskerkseweg ong.) uit 1958. Windmolen ‘De Zwaan’ (Oude Hoofdweg 7) te Moriaanshoofd, een gehucht ten westen van Kerkwerve, is een achtkantige grondzeiler met wit geverfde veldmuren en een - voor Zeeland ongebruikelijk - met riet beklede romp. Het betreft een oorspronkelijk vermoedelijk uit de omgeving van Leerdam (ZH) afkomstige poldermolen, die hier is herbouwd in 1886 ter vervanging van een wipmolen. De laatste restauratie is uitgevoerd in 2002-'03. Kloetinge (gemeente Goes) Kerkringdorp, ontstaan op een terp met aansluitend een rechthoekig plein (Marktveld) met vate. Het dorp ligt in het zuidwesten van een groter, door een ring van wegen omsloten, gebied, Bijvanck geheten. De kerk van Kloetinge wordt in 1216 voor het eerst vermeld. Het mottekasteel van de heren van Kloetinge stond aan de oostzijde van het Marktveld. In 1572 brandden Geuzen het dorp plat. Het Noordeinde en de in de 17de eeuw aangelegde Jachthuisstraat vormden samen lange tijd de belangrijkste toegangen tot het dorp. Na 1900 kreeg Kloetinge het karakter van een forensendorp voor beter gesitueerden. Er ontstond met name bebouwing ten zuidwesten van de oude dorpskern. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp aan de westzijde uitgebreid en aan Goes vastgegroeid. Kloetinge is een beschermd dorpsgezicht. De Herv. kerk (Geertesplein 24), was oorspronkelijk gewijd aan St. Geerte. Het is een eenbeukige kruiskerk voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met zijruimten en een toren van drie geledingen met steunberen, traptoren (tot halverwege) en ingesnoerde spits. De houten kerk ter plaatse werd tussen 1275 en 1300 vervangen door een stenen kerk, waarvan het vroeg-gotische koor met O.L. Vrouwekapel (noordzijde) bewaard is gebleven. In de noordwand van deze rechtgesloten kapel bevindt zich een bijzonder, uit één grote en vier kleine cirkels samengesteld, venster (tweede helft 14de eeuw). Omstreeks 1350 werd gestart met de bouw van een als driebeukig ontworpen kerkschip. Korte tijd later kwam het werk stil te liggen en heeft men om onduidelijke redenen het omringende maaiveld en de vloer van koor en kapel opgehoogd. Hierdoor zijn de basementen van de kolommen en de onderste afsluiting van de wandgeledingen uit het zicht verdwenen. De vernieuwing van de kerk werd hervat in de loop van de 15de eeuw. Omstreeks 1480 werd het driebeukige schip gewijzigd in een eenbeukig schip {== afbeelding Kloetinge, Herv. kerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kloetinge, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} en aan weerszijden voorzien van een dwars geplaatste kapel (pseudo-transept). De toren verrees ook in de 15de eeuw en werd begin 16de eeuw met het schip verbonden door een extra schiptravee. De toren is voorzien van natuurstenen hoekblokken, venster- en portaalomlijsting en balustrades. De overhoeks geplaatste steunberen gaan bij de terugspringende derde geleding over in haakse steunberen. De noordgevel bevat een verweerde memoriesteen uit 1594 (niet 1494, zoals lang is aangenomen) ter herinnering aan de omvangrijke herstelwerkzaamheden na de dorpsbrand van 1572. In de toren hangt een door Michael Burgerhuys gegoten klok (1633). Rond 1500 heeft men aan de zuidzijde van het koor een sacristie gebouwd. De kerk is gerestaureerd in 1899, onder leiding van J. Verheul, in 1912-'13 door F.G.C. Rothuizen {== afbeelding Kloetinge, Pastorie (l.) en raadhuis (r.)==} {>>afbeelding<<} en in 1969-'73; de toren is in 1956 gerestaureerd. Inwendig heeft het koor een kap uit circa 1300 en wordt het schip gedekt door een laat-15de-eeuws houten tongewelf met aan de voet van de muurstijlen gesneden apostelbeelden. De sjabloonschilderingen dateren van de restauratie in 1899. De transeptarmen hebben stenen gewelven met versierde sluitstenen. De gewelven van de consistorie rusten op bewerkte kraagstenen, die engelen voorstellen met de lijdenswerktuigen van Christus. Het koor is voorzien van een houten tongewelf (circa 1300) en de koorkapel van een rond 1500 vernieuwde ziende kap. Beide ruimten hebben een wandgeleding met blindarcaden en kolonetten met bakstenen kapiteeltjes in een boogfries. De koorkapel is via een dubbele boog, rustend op een kolom met knopkapiteel, verbonden met het koor. In de 15de eeuw is één boogdoorgang dichtgezet. In de koorwand bevindt zich een 14de-eeuws sacramentshuisje. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit 1604, een doophek met koperwerk (midden 17de eeuw), een herenbank uit 1624, een herenbank in Lodewijk XV-stijl (circa 1770) en een door Hendrik Hermanus Hess gebouwd orgel (1787; gerestaureerd 1975). Het voorm. raadhuis (Geertesplein 5) en de voorm. hervormde pastorie (Geertesplein 4) zijn in 1881 naar een rijk eclectisch ontwerp van J.H. Hanninck gebouwd op de plek waar voorheen het 18de-eeuwse herenhuis van de ambachtsheer van Kloetinge stond. In 1964 werd de pastorie bij het raadhuis getrokken en sinds 1984 is het geheel opgedeeld in wooneenheden. Het eenlaags raadhuisgedeelte heeft een mezzanino onder een kroonlijst met attiek op gesneden consoles. De middelste dakkapel wordt bekroond door een kleine houten klokkentoren met koepeldak. Het forse pastoriegedeelte bestaat uit twee bouwlagen en een halve bovenverdieping, voorzien van een kroonlijst op decoratieve gekoppelde pilasters. Scholen. Van 1838 stamt de voorm. openbare lagere school Geertesplein 14, nu ‘De Terp’, een wit gepleisterd, neoclassicistisch, dwars eenlaagspand met twee lokalen. Na 1876 was hier een kleuterschool ingericht en van 1885 tot 1894 tijdelijk het raadhuis. Ter vervanging van de oude school bouwde men in 1876 de (voorm.) openbare lagere school Schimmelpenninckstraat 14, die is herbouwd na brand in 1996. Deze vierklassige middengangschool in neoclassicistische stijl - aan de achterzijde gedekt met Oegstgeester pannen - is in 1957 verbouwd tot dorpshuis (Amicitia). Het voorm. Jachthuis (Jachthuisstraat 15) is een T-vormig pand met mezzanino en hoger opgetrokken middenrisaliet, gebouwd rond 1860 in eclectische stijl als woonhuis voor de ambachtsheer. Opvallende elementen zijn de gefacetteerde verdiepingsvensters en de zinken daken met gesneden druppellijst. De vensters en de gevelhoeken hebben een gepleisterde omlijsting. De kap is uitgevoerd met Philibertspanten. Het omringende park heeft de oorspronkelijke landschappelijke aanleg met vijver uit circa 1860 behouden. {== afbeelding Kloetinge, Jachthuis (1971)==} {>>afbeelding<<} {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Een deel van het terrein werd eind 19de eeuw verkocht aan de familie Lensbroek. Deze liet in 1925-'26 het forse herenhuis Marktveld 19 bouwen naar een ontwerp met expressionistische details van A.L.J. Goethals. Kenmerkend zijn de middenpartij met verticale glas-in-loodvensters en de opgebogen daklijst. Naast het huis staan het in 1851 (of 1861) gebouwde koetshuis (Marktveld 18) en de van 1893 daterende koetsierswoning (Marktveld 17), een eenvoudig dwars pand met siermetselwerk in gele steen. In het bijbehorende tuingedeelte bevinden zich niet alleen een bruggetje en een tuinkoepel maar ook een middeleeuwse kasteelberg met ringgracht. Woonhuizen. Een 16de-eeuwse oorsprong heeft het wit gepleisterde, dwarse eenlaagspand Geertesplein 21, dat in 1596 in gebruik was als herberg annex raadkamer. Begin 18de eeuw was het dorpshuis en daarna tot 1881 raadhuis. Bij een grondige verbouwing in de 19de eeuw kreeg het zijn huidige gepleisterde aanzicht. Inwendig bevindt zich een laat-gotische zandstenen schouw. Het diepe huis Geertesplein 1 heeft een in gele baksteen opgetrokken tuitgevel uit 1616 (jaartalankers) met banden in rode baksteen. Een van 1752 (jaartalankers) daterende ingezwenkte lijstgevel bezit Marktveld 3, waarvan de voordeuromlijsting is voorzien van paneelwerk in de zijposten. Uit de late 18de eeuw dateert het tweebeukige dwarse huis Marktveld 20 met omlopende geprofileerde gootlijst en omlijste ingang. In de zijgevel (Geertesplein) bevindt zich een gedenksteen voor C.H.D. Buys Ballot, die hier in 1817 werd geboren. Een laat-18de-eeuwse oorsprong hebben ook de dwarse huizen Geertesplein 15-16, Geertesplein {== afbeelding Kloetinge, Woonhuis Marktveld 19==} {>>afbeelding<<} 3 en Marktveld 2, waarvan de twee laatstgenoemde met voordeuromlijsting. Voorbeelden van 19de-eeuwse dwarse huizen zijn Jachthuisstraat 22 (gele baksteen), het gepleisterde pand Jachthuisstraat 4 met werkplaats, Jachthuisstraat 36 en het gepleisterde en met Oegstgeester-pannen gedekte pand Marktveld 9. Met kroonlijst uitgevoerd zijn het middenganghuis Jachthuisstraat 19 en het dwarse huis Geertesplein 9 (1886). Eclectische gepleisterde vensterbekroningen heeft het diepe pand Marktveld 16. De villa Lewestraat 26 (circa 1890), voorzien van keperboogvensters op de verdieping, werd bewoond door gemeentesecretaris jhr. Jan Lewe van Nijenstein. In 1896 in neorenaissance-stijl gebouwd als burgemeesterswoning is het herenhuis Marktveld 5, met boven de ingang een balkon op consoles en bij de ramen metalen zonweringen. Uit dezelfde tijd dateert het koetshuis. Een voorbeeld van volkswoningbouw zijn de woningen Brederodestraat 6-12, volgens een gedenksteen herbouwd in 1909. De windmolen (Kapelseweg 13) is een ronde bakstenen stellingmolen uit 1704. Opvallend zijn de drie 19de-eeuwse gietijzeren stellingpalen met corinthische kapiteeltjes en sierlijke ijzeren steunen. Deze op een molenberg geplaatste korenmolen is rond 1995 voor het laatst gerestaureerd. De Alg. begraafplaats (Kapelseweg 22), aangelegd rond 1875, bevat onder meer het graf van burgemeester Jan Trimpe († 1884) en zijn echtgenote Neeltje Toorenaar († 1880). Boerderijen. De boerderij Hof Weltevreden (Jachthuisstraat 17) heeft een eind 17de eeuw gebouwd woonhuisgedeelte (gerestaureerd 1978). De vernieuwde aangebouwde schuur is voorzien van een pannendak met ingelegd patroon. Uit de 18de eeuw stamt Noordeinde 4 met een deels gepleisterd woonhuisgedeelte en een vernieuwde aangebouwde schuur. Op het erf staat een bakhuisje. Eveneens 18de-eeuws is Hof Ravestein (Noordeinde 5), waarvan het deels onderkelderde woonhuisgedeelte is voorzien van een voordeuromlijsting in Lodewijk XVI-stijl. De aangebouwde houten schuur is {== afbeelding Kloetinge, Boerderij Elsa Hoeve==} {>>afbeelding<<} gedeeltelijk in steen vernieuwd. Op het erf staat een bakhuisje. Van boerderij 't Hoefje (Lewestraat 6) resteert het forse middenganghuis met voordeuromlijsting uit 1819 (jaartalankers). Rond 1850 gebouwd is de boerenwoning Oostkeure 1-3 met een haaks geplaatste en zwart geteerde houten schuur. Ook buiten het dorp liggen enkele interessante boerderijen. Het woonhuisgedeelte van de Hoeve Tervaeten (Tervatenseweg 42) heeft mogelijk een 16de-eeuwse oorsprong, gezien de kelder met tongewelf en de funderings- en muurresten met grote bakstenen. Het woonhuis is in de 17de en 18de eeuw verbouwd (gele baksteen) en bevat tegeltableaus uit die periode. De aangebouwde dwarsdeelschuur is deels in hout uitgevoerd. De 18de-eeuwse boerderij Tervatenseweg 11 heeft een aangebouwde houten schuur en een vrijstaand bakhuisje. Een karakteristieke boerderij uit circa 1890 is Hof den Berg (Kapelseweg 61) met een vrijstaand woonhuis in neorenaissance-vormen, een houten dwarsdeelschuur met drie stel mendeuren en een wagenschuur. Uit dezelfde tijd is de Elsa Hoeve (Stelleweg 2), waarvan het deels onderkelderde woonhuis en het bak- en zomerhuis neorenaissance-invloeden vertonen. De evenwijdig aan de weg gelegen dwarsdeelschuur heeft een pannendak met ingelegd patroon. De mendeuren bevinden zich in de naar het achtererf gekeerde gevel. Kloosterzande (gemeente Hulst) Dorp, ontstaan op een zandopduiking waar rond 1250 een uithof van het cisterciënzerklooster Ten Duinen werd {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kloosterzande, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} gesticht. De kapel van dit Hof te Zande ging in 1520 ook als parochiekerk dienen. Na de verwoesting van het klooster in 1577 door de geuzen volgde in 1609-'14 de herbouw van de kerk. Het gebied kwam in 1575 voorlopig en in 1646 definitief als kroondomein aan de Prins van Oranje. Aan de westzijde van het dorp stichtten Gentse paters karmelieten in 1692 een schuurkerk. Hier ontstond het dijkdorp Groenendijk. De bebouwing nabij het klooster concentreerde zich in de 19de eeuw langs de Cloosterstraat en de doorgaande weg van Hulst naar het Scheldeveer. Dorp en omgeving hadden te lijden van de Watersnood van 1906. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebied tussen Cloosterstraat, Groenendijk en Hulsterweg nagenoeg geheel volgebouwd. De Herv. kerk (Willem de Zwijgerlaan 2) is een zaalkerk met recht gesloten koor en aan de zuidzijde een sacristie. Delen van het schip, maar vooral het koor, zijn het restant van de door de cisterciënzers rond 1250 in grote bakstenen opgetrokken kloosterkapel. Vooral de achter bomen verscholen oostgevel is een fraai voorbeeld van de voor hen kenmerkende romano-gotische bouwstijl met rondboogvensters voorzien van kraalprofielen en geprofileerde lijsten om de vensterbogen. Ook inwendig zijn de koorvensters omkraald. De steunberen op de hoeken zijn mogelijk origineel, de steunbeer in het midden van het koor dateert van de herbouw in 1609-'14. De westgevel stamt eveneens overwegend uit deze herbouwperiode. In 1648 werd de kapel als protestantse kerk in gebruik genomen. Hiertoe werd de consistorie aangebouwd. Bij de restauratie van 1922-'24 heeft men de kap vernieuwd en een vlak plafond aangebracht. Tot de inventaris behoren een grafzerk met Petrusfiguur (1622), een preekstoel (circa 1650) en een orgelkast (1841) van de hand van Mennes en Preuniger. De R.K. St.-Martinuskerk (Groenendijk 40) is een driebeukige basilikale kruiskerk met een driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met achtzijdige lantaarn, frontalen en een naaldspits. Deze neogotische kerk werd in 1871 gebouwd naar ontwerp van P. Soffers ter vervanging van een voorganger uit 1751. Opvallend zijn de ronde roosvensters in de lichtbeuk. Het met gestukadoorde houten kruisgewelven uitgevoerde interieur is rond 1965 gemoderniseerd en gewit en rond 1991 opnieuw voorzien van een kleurige binnenafwerking. Tot de inventaris behoren grote neogotische kruiswegstaties uit de bouwtijd. Het hoofdaltaar (circa 1920) is afkomstig uit de afgebroken Nijmeegse Christus Koningkerk. De forse, wit gepleisterde pastorie (Groenendijk 38) werd in 1877-'78 gebouwd in neoclassicistische stijl. Het H. Hartbeeld op granieten sokkel is uit circa 1920. Het voorm. raadhuis (Hof te Zandeplein 1) is een L-vormig gebouw met in de binnenhoek een ingangsportaal overgaand in een toren met wijzerplaat. In het met trapgevel uitgevoerde linkerdeel bevindt zich de raadzaal. Het gebouw kwam in 1909 tot stand naar een ontwerp met rationalistische details van J. Wisse. Op het plein staat een hardstenen dorpspomp, waarvan de knopvormige bekroning is gedateerd ‘1886’. Het Hof te Zande (Hof te Zandeplein 11) is een fors gepleisterd tweelaags en deels onderkelderd pand met kleine dakruiter. Rond 1648 lieten de Oranjes op de plaats van de oude kloostervleugel een L-vormig pand bouwen met daarin een ‘Prinsenzaal’. Napoleon schonk het in 1809 aan de hertog van Bassano, H.B. Maret, maar in 1814 viel het terug aan de domeinen. In 1856 besloot men het gebouw voor afbraak te verkopen. Opmetingstekeningen van L.Ph. de Lannée de Bétrancourt suggereren dat de afbraak tot de westelijke vleugel met de Prinsenzaal beperkt is gebleven. Het tegenover het huis gelegen koetshuis, gebouwd in 1890 in opdracht van baron H.A.A. Collot d'Escury, heeft een uit circa 1700 stammende gevelsteen en een gebeeldhouwde, wapenhoudende leeuw uit 1720. In de nabijgelegen muur bevinden zich twee fragmenten van de zijkanten van de tombe van Gerard van Ghistelles († 1425), voorzien van wapendragende pleurants in nisjes en vervaardigd door de Gentse beeldhouwers Jan II de Meyer en Hughe Goethals. De fragmenten zijn afkomstig uit de in 1817 gesloopte kerk van Zuiddorpe. Woonhuizen. Het rond 1890 gebouwde forse herenhuis Groenendijk 12 vertoont neoclassicistische details. Vergelijkbaar van vorm, maar met erker en neorenaissance-details, is het herenhuis St. Martin's (Groenendijk 11) van 1904. Jugendstil-details en bricorna-stenen heeft het herenhuis Groenendijk 46 (circa 1908). Vergelijkbaar materiaalgebruik is te zien bij het herenhuis Cloosterstraat 31 (circa 1910). De rond 1915 opgetrokken villa Cloosterstraat 72 heeft onder meer een balkonhek in late jugendstil-vormen. De windmolen (Groenendijk 2) is een op een molenberg staande open standerdmolen met houten kast en een met schaliën bedekte kap en borst. Deze waarschijnlijk oorspronkelijk in de 17de eeuw als oliemolen gebouwde molen is in 1781 naar de huidige plek overgebracht {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} om als korenmolen te dienen. In de molenkast bevinden zich inscripties uit 1774, 1790, 1804, 1820 en 1823. Tot 1921 was de molen in bedrijf. In 1957 en 1960 is herstelwerk uitgevoerd en in 1983 een restauratie. Het gedenkteken voor de Watersnood van 1906 (bij Hulsterweg 77) werd in 1921 gemaakt door D. Wolbers en bestaat uit een kalkstenen plaat met opschrift en reliëf. Begraafplaatsen. De Herv. begraafplaats (bij Hulsterweg 67) is rond 1830 gesticht, gezien de hekpijlers met vazen in late empire-vormen. Het baarhuisje dateert uit circa 1880. De R.K. begraafplaats (bij Kerklaan 5), gesticht rond 1870, bevat enkele gietijzeren grafkruisen en een hardstenen kruis op postament ter markering van de pastoorsgraven. Walsoorden. Dit gehucht ten noordoosten van Kloosterzande is ontstaan na de herdijking van de Noorddijkpolder (1622). In de 18de eeuw nam het de taken van de haven van Hulst over en in 1857 volgde de bouw van een nieuwe havenkom. Het in 1886 begonnen stoomveer Walsoorden-Hansweert over de Westerschelde werd in 1938 naar de noordelijker gelegen nieuwe veerhaven van Perkpolder verplaatst. De enorme schuur Walsoordensestraat 11 werd in 1778 gebouwd als meestoof onder de naam ‘Orange Stove’. De voorm. meelfabriek (Walsoordensestraat 2), gesticht in 1908 door A.C.M. Poppe, is uitgevoerd in neorenaissance-vormen. Het pand werd in 1911 door brand geteisterd en is na de fabriekssluiting in 1923 tot woonhuis omgebouwd. De Beaufortsluis (bij Eeckseweg 3) is een spuisluis in de vorm van een duiker met aan de Westerscheldezijde een houten afsluiting met handwindwerk. Deze sluis uit 1761 is herbouwd na de overstroming van 1906. Koewacht (gemeente Terneuzen) Grensdorp in de vorm van een langgerekt lint op een oude dekzandrug. Na inpolderingen in de 17de eeuw groeide Koewacht in de 18de eeuw uit tot een flink dorp met vlasnijverheid. In 1907 {== afbeelding Koewacht, R.K. St.-Philippus en Jacobuskerk==} {>>afbeelding<<} kreeg het een eigen raadhuis. De in 1713-'14 gebouwde kerk lag na de afscheiding in 1830 op Belgisch grondgebied. In 1914 werd de parochie van het Nederlandse Koewacht zelfstandig. De R.K. St.-Philippus en Jacobuskerk (Kerkplein 2) is een kruiskerk met aan de noordzijde van het driezijdig gesloten koor een ongelede toren met spits. Deze kerk met neogotische details verrees in 1921-'22 naar ontwerp van W. te Riele. Preekstoel en hoofdaltaar stammen uit de bouwtijd. Het door C.J. Rogier gebouwde monumentale kleine orgel met empire-details (circa 1850) is afkomstig uit de St.-Josephkerk van Bergen op Zoom (overgebracht 1930). De pastorie annex patronaatsgebouw (Nieuwstraat 30) dateert uit 1928 en heeft expressionistische details. Woonhuizen. Het forse gepleisterde herenhuis Nieuwstraat 1 werd rond 1870 gebouwd voor secretaris H.D. IJsebaert en was tot circa 1960 in gebruik als Gesticht St. Clara. Rationalistische details vertoont de rond 1905 opgetrokken villa Mathilda (Nieuwstraat 26). Het met metrotegels beklede eenlaagspand Nieuwstraat 7 dateert uit circa 1910. Uit dezelfde tijd zijn de identieke herenhuizen Nieuwstraat 35 en 37 (circa 1910) met baksteenversieringen boven de vensters. Vlasroterijen. De voorm. Coöperatieve Vlasroterij Sint Andries (Tragel 27) werd in 1938 gesticht. Het oorspronkelijke gebouw bestond uit achttien aan de buitenzijde geïsoleerde rootkamers, waarin de vlasvezels met behulp van warm water op geforceerde wijze werden losgemaakt uit de stengel (geroot). Tevens was er een ketelhuis met waterreservoir op de verdieping en een schoorsteen. Het afvalwater werd geloosd op nabijgelegen bezinkvelden. In 1941 vond een uitbreiding met tien kamers plaats; de laatste negen kamers dateren uit circa 1955. Op het terrein staan een bijgebouw in betonskelet met baksteen, een weegbrug en een gebouw voor het inwendig breken van de stengel (braken) en het verwijderen van stengeldeeltjes (zwingelen). Na de overschakeling op luchtroting op een grasveld (dauwroot) is de vlasroterij buiten gebruik geraakt. Ten noordwesten van Koewacht ligt nog de uit circa 1935 daterende voorm. vlasroterij Hazelarenstraat 80 met een aantal rootkamers en een afgetopte schoorsteen. De luchtwacht-uitkijktoren (bij Emmabaan 14), gelegen aan de noordzijde van Koewacht, werd in 1953 gebouwd in prefab-beton volgens het Raat-systeem uitgevoerd in Schokbeton naar een standaardontwerp van architectenbureau M. Zwaagstra. De boerderij Hazelarenstraat 39, gelegen ten noordwesten van Koewacht in de in 1698 drooggelegde Nieuwbeoosten-Blij-bezuidenpolder, bestaat uit een langgerekt eenlaags woonhuis met kruisvensters. Het in de kern mogelijk laat-17de-eeuwse woonhuis werd in 1808 verbouwd. De zwart geteerde houten schuur is in opzet 18de-eeuws. {== afbeelding Koewacht, Coöperatieve vlasroterij Sint Andries (1997)==} {>>afbeelding<<} {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} Kortgene (gemeente Noord-Beveland) Voorstraatdorp, ontstaan na de bedijking van de Stadspolder in 1684. Het middeleeuwse Kortgene, waarvan een kapel al in 1235 wordt vermeld, kreeg in 1431 stadsrechten, maar verdween in de zee bij de overstromingen van 1530 en 1532. Willem Adriaan van Nassau ontving het verdronken land van Kortgene in 1670 als schenking. Hij liet het gebied inpolderen en de kerk herbouwen. Bij de stichting van het nieuwe dorp heeft men rekening gehouden met deze kerk en de ligging van de haven aan de zuidoostzijde van de Hoofdstraat. De ruim aangelegde voorstraat (Hoofdstraat) was pas rond 1865 voor een groot deel bebouwd, evenals de aansluitende straat naar de haven (Kaaistraat). Vanaf 1900 volgde zowel uitbreiding aan de oostzijde als aan de westzijde langs de dijk (Torendijk) en aan de noordkant van de Hoofdstraat. Kortgene heeft in 1953 van de Watersnoodramp te lijden gehad. Na de aanleg van de Zandkreekdam (1960) verdween het autoveer naar Wolphaartsdijk. Na 1960 is aan de westzijde een nieuwbouwwijk ontstaan en heeft Kortgene zich ontwikkeld tot een belangrijk recreatiecentrum, met aan de oostzijde een jachthaven, een camping en bungalowparken. De Herv. kerk (Kerkgang 2), oorspronkelijk gewijd aan de O.L. Vrouwe, is een recht gesloten eenbeukige kerk {== afbeelding Kortgene, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Kortgene, Pastorie==} {>>afbeelding<<} voorzien van een halfingebouwde westtoren met twee geledingen en een achtkantige naaldspits. De toren is het restant van de 15de-eeuwse kerk en is in 1684 beklampt. Aan de westzijde bevindt zich een laat-gotisch natuurstenen ingangsportaal met kraallijst. In de toren hangt een door Leonard Herve gegoten klok (1661). Het door steunberen gelede schip kwam in 1686 tot stand. De restanten van het middeleeuwse koor werden in 1754 afgebroken. In de toen gebouwde oostelijke sluitmuur bevindt zich de hoofdingang van de kerk, met in navolging van de toreningang een omlijsting in laat-gotische vormen. In de geveltop is een wapensteen van Willem Adriaan van Nassau en zijn vrouw Elisabeth van der Nisse aangebracht, voorzien van het jaartal 1686. Een naast de toreningang ingemetselde memoriesteen herinnert aan de verbouwing van 1754. Bij een restauratie in 1858 zijn onder meer rondboogvensters aangebracht. Het interieur is in 1955 gerestaureerd en het kerkdak in 1980-'81. Tot de inventaris behoren onder meer een maniëristische preekstoel met hermen (circa 1625) en een door de firma L. van Dam gebouwd orgel (1905). De voorm. pastorie (Hoofdstraat 45), een fors gepleisterd huis uit circa 1860, is tot 1979 als zodanig in gebruik geweest. De voorm. kosterswoning (Kerkgang 6-8), een dubbele arbeiderswoning uit circa 1900, heeft men in 1981 verbouwd tot verenigingsgebouw van de Herv. kerk. De kerk van de Geref. Gemeente (Torendijk 76) is een eenvoudige zaalkerk voorzien van een verhoogde ingangspartij met vensterstrook. De uit 1927 daterende kerk is na 1953 hersteld en verbouwd tot het huidige aanzicht. De voorm. openbare ULO-school (Burgemeester Snellenstraat 5) is in 1924 gebouwd als een tweeklassig schoolgebouw met naastgelegen onderwijzerswoning (Burgemeester Snellenstraat 3). Het voorm. raadhuis (Hoofdstraat 79), gebouwd in 1953 naar een traditionalistisch ontwerp van H. Valk, heeft een T-vormig grondplan met een eenlaagse en een tweelaagse vleugel en een smalle klokkentoren met ranke, opengewerkte opbouw. Woonhuizen. De oudste huizen bevinden zich aan de Hoofdstraat. Het zijn in de regel dwarse eenlaagspanden. Een uitzondering vormt het gepleisterde pand Hoofdstraat 55-57, een uit circa 1860 daterend dubbel herenhuis met opvallende spitsboogvormige roedenverdeling van de vensters. In opzet 18de-eeuws zijn de gepleisterde dwarse eenlaagspanden Hoofdstraat 25, 27, 29 (1743) en 33. Iets jonger is het dwarse huis Hoofdstraat 26. Voorbeelden van grotere laat-19de-eeuwse dwarse huizen zijn: Hoofdstraat 59 met blokbepleistering, Hoofdstraat 104 met afgeronde geprofileerde vensteromlijstingen en Hoofdstraat 24, dat rond 1870 met een lage etage werd verhoogd en rond 1910 links een winkelpui kreeg. Rijk gedetailleerd zijn de woonhuizen Hoofdstraat 102 (circa 1880), voorzien van een verhoogde gepleisterde middenpartij en gepleisterde hoekpilasters, Hoofdstraat 34 (circa 1890) in eclectische vormen en Hoofdstraat 23 (circa 1905) met neorenaissance-detaillering. De twee laatstgenoemde panden hebben een opgemetselde dakkapel. Het in 1913 in neorenaissance stijl gebouwde dwarse huis {== afbeelding Kortgene, Woonhuis Hoofdstraat 100==} {>>afbeelding<<} {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kortgene, Pompstation==} {>>afbeelding<<} Hoofdstraat 100 heeft een opgemetselde dakkapel met een trapgevel en een inpandig portiek met jugendstil-tegelwerk. Het interieur bevat plafonds in papier-maché en stucwerk met afbeeldingen van bloemen en vogels. Rond 1910 verrees aan de Hoofdstraat een aantal kleinere villa's, zoals Hoofdstraat 81, 87 en 89 (met chaletstijl-elementen). In 1911 als dokterswoning gebouwd is de villa Ooststraat 15. Tot slot kunnen vermeld worden de arbeiderswoningen Nieuwstraat 4-12 (circa 1900) met eenvoudige neorenaissance-detaillering en de diepe panden Burgemeester Snellenstraat 2-12 (circa 1920). Horeca. Het café-restaurant Graaf van Buren (Kaaioprit 6) is een deels gepleisterd tweelaags pand met links een kelder en opkamer. In de huidige vorm dateert het pand uit de 19de eeuw. Mogelijk stond eind 17de eeuw ter plaatse reeds een herberg. Het onderkelderde dwarse pand Kaaidijk 1 is rond 1900 gebouwd als café met de naam Havenzicht. Het houten opslaggebouw (Weststraat ong.) is een opvallend midden-19de-eeuws pand met gesneden windveren en in de kopgevel grote dubbele deuren met classicistische omlijsting en een rondbogig snijraam geflankeerd door rondboogvensters. De veerdam met houten aanlegsteiger (Veerdam ong.) voor het autoveer tussen Kortgene en Wolphaartsdijk werd in 1871 verlegd naar de huidige locatie en is tot 1960 in gebruik geweest. Van de windmolen ‘De Korenbloem’ (Molendijk 1), een oorspronkelijk als korenmolen ingerichte stellingmolen uit 1873, resteert de ronde stenen romp. De Alg. begraafplaats (Hoofdstraat 97), aangelegd rond 1865, was oorspronkelijk buiten de dorpskom van Kortgene gelegen. De oudste graven dateren uit het eind van de 19de eeuw. Boerderijen. In de dorpskern staat boerderij Kaaihoeve (Kaaioprit 1) met een dwars woonhuis (circa 1890) en een jongere bakstenen schuur. Ten noorden van Kortgene liggen aan de Prinsendijk verschillende boerderijen uit de tweede helft van de 19de eeuw, waaronder Hofstede Rotterdam (Prinsendijk 7), een boerderij met los gepleisterd dwars woonhuis, grote houten schuur en varkenshok, en Prinsendijk 11, met een los woonhuis, zomerhuis en jongere bakstenen schuur. Verder Prinsendijk 13, waarvan het woonhuis is voorzien van een mezzanino en de schuur deels in hout is uitgevoerd. Ten slotte de boerderij Hof van Borssele (Prinsendijk 15-17), bestaande uit een vrijstaand dwars woonhuis, zomerhuis, varkenshok en dwarsdeelschuur. Het pompstation (Prinsendijk ong.), gelegen ten noorden van Kortgene, is een opvallend bakstenen gebouwtje uit circa 1955 met siermetselwerk in gele baksteen en ronde vensters onder een golvend betonnen dak. Koudekerke (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug. Tot circa 1850 {== afbeelding Koudekerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} stond er hoofdzakelijk bebouwing aan de kerkring en aan enkele daarop uitkomende straten. In de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw vormde zich lintbebouwing aan de noordzijde, langs de weg van Middelburg naar Biggekerke. Langs de watergang aan de noordzijde van het dorp staan enkele Duitse bunkers van het Landfront Vlissingen. Recent is het dorp vooral aan de zuidzijde sterk uitgebreid. De Herv. kerk (Dorpsplein 1) is een zaalkerk met dakruiter, ingangsportaal en consistorie. De kerk kwam midden 17de eeuw tot stand ter plaatse van een middeleeuwse voorganger gewijd aan St. Michaël. In 1836 werd de wit gepleisterde consistorie aangebouwd in Willem II-gotiek. In de toen ook vernieuwde dakruiter hangen klokken van Pieter van den Ghein (1570) en Michaël Everard (1755). De kerk is in 1962-'64 ontdaan van de in 1836 aangebrachte bepleistering en gerestaureerd. Tot de inventaris behoren een preekstoel in Lodewijk XVI-stijl (eind 18de eeuw) en een rond 1750 voor een kerk in Maastricht gebouwd orgel, vermoedelijk door Thomas en Peter Weidtman. In 1778 was dit orgel overgeplaatst naar de Herv. kerk te Neerijnen, waarna het in 1866 werd aangekocht (1953 gerestaureerd). Op het kerkhof, dat wordt omringd door een muur met twee toegangshekken (gerestaureerd 1991), bevinden zich enkele zerken van in 1810 gesneuvelde Engelse soldaten. De (Geref.) Immanuelkerk (Tramstraat 31) is een moderne zaalkerk {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Koudekerke, Huis Der Boede==} {>>afbeelding<<} met een open klokkentoren, gebouwd in 1963 naar plannen van G. Steen en G. Tuinhof. Het voorm. raadhuis (Dorpsplein 28), een blokvormig neoclassicistisch pand van 1877, heeft een gepleisterde benedenverdieping en gepleisterde pilasters op de verdieping. Huis Der Boede (Vlissingsestraat 19) is een fors herenhuis in Lodewijk XIV-stijl met middenrisaliet met fronton en hoekpilasters en een hardstenen pronkrisaliet. Het werd in 1733 gebouwd ter plaatse van een in oorsprong 13de-eeuwse ridderhofstad. Jan Peter van Baurscheit de Jonge maakte het ontwerp in opdracht van Jacob van der Mandere, burgemeester van Vlissingen en bewindhebber van de V.O.C. Het interieur bevat een zaal met een geschilderd behangsel en een marmeren schoorsteenmantel (circa 1780), afkomstig uit een huis aan de Londense Kaai te Middelburg. Verder zijn er een trap met gesneden balusters en 18de-eeuwse decoratieve stucwerkplafonds. In 1950 is Der Boede als verpleeghuis in gebruik genomen en zijn moderne zijvleugels toegevoegd. Het bijbehorende koetshuis heeft men in 1970 afgebroken. De huidige parkaanleg door tuinarchitect C.P. Broerse dateert van 1953. De toegang wordt gevormd door een 18de-eeuws inrijhek met ronde hardstenen posten bekroond door vazen in Lodewijk XIV-stijl. Huis Moesbosch (Vlissingsestraat 28) is een gepleisterd neoclassicistisch herenhuis uit 1871 met twee bouwlagen en een mezzanino onder een vrijwel plat dak met houten balustrade. Het is gebouwd op de plaats van een ouder huis, waarvan alleen de kelder is bewaard. Op de verdieping bevindt zich een balkon met gietijzeren hek en vazen, ondersteund door rijk versierde consoles. Het interieur bevat een trap in neo-Lodewijk XIV-stijl en stucplafonds en schouwen in neo-Lodewijk XV-stijl. In het landschappelijk aangelegde park bevinden zich een koetshuis uit 1692 (jaartalankers), dat later is verbouwd, en een grafkelder van de familie Van Doorn, sinds 1806 eigenaar van Moesbosch. Woonhuizen. Aan de kerkring van Koudekerke staan verschillende 19de-eeuwse - in de regel gepleisterde - dwarse eenlaagspanden, soms gecombineerd met een werkplaats. Voorbeelden zijn Dorpsplein 15-17, Dorpsplein 30-32 en Dorpsplein 36-39. Dorpsplein 38 is een smederij geweest, gelet op de tot luifel aangepaste travalje aan de straatzijde. De arbeiderswoningen Stationsstraat 12-22 zijn rond 1906 neergezet voor het personeel van de stoomtram. Uit circa 1895 dateert de met neorenaissance- en chaletstijl-details uitgevoerde villa Brouwerijstraat 5. Het gepleisterde woonhuis Badhuisstraat 2 (circa 1910) vertoont jugendstil-details. Ten zuiden van de dorpskern ligt Huis ter Schelde (Vlissingsestraat 40), een villa met trapgevels in neorenaissance-stijl, gebouwd in 1910 naar ontwerp van architect Knevel voor burgemeester H.J.E. Gerlach. Bijzonder in het interieur zijn de balkenplafonds met jugendstil-sjabloonschilderingen {== afbeelding Koudekerke, Woonhuis Brouwerijstraat 5==} {>>afbeelding<<} van decoratieschilder N.F. Grims. De met zinken roefdak uitgevoerde villa Albertine (Vlissingsestraat 32) is rond 1910 tot stand gekomen in Nieuw Historiserende stijl met een bijbehorende portierswoning annex garage. Windmolen ‘De Lelie’ (Middelburgsestraat 110) is een gepleisterde ronde stellingmolen met een met dakleer beklede kap. Deze in 1872 gebouwde korenmolen is in het verleden ook als pelmolen in gebruik geweest en is in 1980-'81 gerestaureerd. Straatmeubilair. Op het dorpsplein bevinden zich (tegenover nr. 35) een veelhoekige gietijzeren dorpspomp uit circa 1890 en een achtzijdige muziektent uit circa 1935 met bakstenen onderbouw. Boerderijen. In de omgeving van Koudekerke liggen verschillende interessante boerderijen. Van de boerderij Dishoekseweg 30 resteert slechts het onderkelderd woongedeelte met de jaartalankers ‘1658’, opgetrokken in gele baksteen met siermetselwerk in rode baksteen. De houten wagenschuur dateert uit circa 1880. Een voorbeeld van een 19de-eeuwse boerderij met een dwars woonhuis en een vrijstaande houten schuur is Vlissingsestraat 23 (1875); de houten dwarsdeelschuur heeft twee stel mendeuren met klinket en hoge raampjes. Andere voorbeelden zijn Dishoekseweg 28 (circa 1880) en Dishoekseweg 39 (circa 1890), waarvan het woonhuis neorenaissance-details vertoont. Ten noordoosten van Koudekerke {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} op de grens met Middelburg ligt de boerderij Groot ter Hooge (Breeweg 102) met een 18de-eeuws gepleisterd woongedeelte tegen een deels vernieuwde grote schuur. Oorspronkelijk behoorde deze boerderij bij Huis Ter Hooge (Middelburg). Atlantikwall. Het voorm. Stützpunkt Kolberg, bestaande uit een anti-tankgracht en enkele bunkers in de akkers ten noorden en westen van het dorp (Strandweg-Breeweg), was onderdeel van het in 1943 door de Duitse landmacht aangelegde Landfront Vlissingen. Er zijn verschillende typen bunkers, elk met een eigen functie. In de richting van Dishoek aan de Verbrande Hofweg ligt het voorm. Stützpunkt Von Kleist, bestaande uit vier bunkers voor het opstellen van veldgeschut. De R.K. St.-Michaëlskerk te Dishoek (Houtenhandlaan 6), sedert 1984 Emmauskerk geheten, is een van buiten gesloten carré-vormig gebouw met torendeel, kerkzaal en een voor openluchtbijeenkomsten bestemd atrium. De kerk is in 1962-'63 gebouwd als toeristenkerk naar plannen van J.C.P. Loonen. Krabbendijke (gemeente Reimerswaal) Dijkdorp, ontstaan in de in 1592 bedijkte Nieuw Krabbendijkepolder. Tot het midden van de 19de eeuw concentreerde de bebouwing zich rond het kruispunt van Noordweg en Dorpsstraat, bij een rechthoekig dorpsplein met vate. Rond 1900 vond uitbreiding plaats langs bestaande wegen en in de richting van het aan de noordzijde gelegen station (1868). In 1917 richtte men een veilingvereniging op en vestigden zich diverse conservenfabrieken. In 1953 had Krabbendijke te lijden van de Watersnoodramp. De Herv. kerk (Kerkpad 1) is een T-vormige kerk met een kleine houten klokkentoren en rationalistische details. Deze in 1914 ter vervanging van een 17de-eeuwse voorganger gebouwde kerk raakte in 1944 beschadigd. Tot de inventaris behoort een midden-17de-eeuwse preekstoel. De Geref. kerk (Dorpsstraat 5), gebouwd in 1924 naar ontwerp van H. {== afbeelding Krabbendijke, Kerk van de Geref. Gemeente==} {>>afbeelding<<} Onvlee, is een zaalkerk met geveldakruiter en gekoppelde smalle spitsboogvensters. De pastorie (Dorpsstraat 3) is uit dezelfde tijd. De kerk van de Geref. Gemeente (J.W. Frisostraat 1) werd in 1930 opgetrokken in zakelijk-expressionistische vormen met een kruisvormig grondplan en een smallere achteraanbouw. De pastorie (J.W. Frisolaan 3) is uit dezelfde tijd. Het voorm. raadhuis (Dorpsstraat 85), een tweelaags pand voorzien van een ingebouwde centrale torenpartij met uurwerk en open klokkenstoel, dateert in zijn huidige vorm uit circa 1955. Woonhuizen. Van oorsprong 18de-eeuws zijn de gepleisterde dwarse huizen Dorpsstraat 77, met eenvoudige gesneden deuromlijsting, en Dorpsstraat 79, met 19de-eeuwse blokbepleistering, een voordeuromlijsting met gecanneleerde pilasters en op de nok een restant van een gietijzeren vorstkam. Het rond 1870 gebouwde dwarse huis Noordweg 30 heeft aan de bovenzijde afgeronde vensteromlijstingen. Het middenganghuis Dorpsstraat 114, met hoger opgetrokken middenpartij, hoekpilasters, kroonlijst en afgeschuinde vensterhoeken, dateert uit circa 1880. Het gepleisterde dwarse huis Oostweg 25 (circa 1905) is voorzien van details in schoon metselwerk. Spoorlaan 20 is een herenhuis uit circa 1910 met jugendstil-details. Opvallend is het uitgebouwde ingangsportaal met daarboven een balkon met ijzeren hekwerk. Rond 1915 gebouwd zijn de woningen Wilhelminastraat 61-63 en de kleine villa's J.W. Frisostraat 11 en 13. De dubbele woning Kerkpad 6-8 (circa 1920) vertoont expressionistische details. Het café-restaurant ‘De Koophandel’ (Dorpsstraat 82) is een in de kern 17de-eeuws dwars eenlaagspand met mansardedak en een na 1953 vernieuwde voorgevel. In deze parochie-herberg, waar tot 1662 kerkdiensten werden gehouden, vergaderde lange tijd de gemeenteraad in een in 1881 van de gelagkamer afgescheiden ruimte. Windmolen ‘De Rozeboom’ (Westweg 17) is een ronde bakstenen grondzeiler met een met dakleer beklede kap, gebouwd in 1862 als korenmolen op een stuk grond van de Diaconie der Armen. In 1969 is bij een restauratie de kap vernieuwd en heeft men een halfsteens beklamping rond de voorheen gepleisterde molenromp aangebracht. Het station (Spoorlaan 7) werd in 1868 gebouwd aan de lijn Roosendaal-Vlissingen als een station 5de klasse van de Staatsspoorwegen naar plannen van K.H. van Brederode. In 1916 werd het station vergroot met een aanbouw aan de linkerzijde over de volle hoogte. De zeszijdige muziektent op gemetselde voet in het op de Dorpsstraat aansluitende plantsoen dateert uit circa 1925. Kruiningen (gemeente Reimerswaal) Wegdorp, ontstaan in de middeleeuwen. In de 13de eeuw was de ambachtsheerlijkheid in bezit van de heer van Kruiningen, van wie het kasteel tot 1720 ten noorden van de Herv. kerk heeft gestaan. Na de overstroming van 1530 werd het gebied na in 1570 herdijkt. Het dorp liep schade op bij een overstroming in 1808, waarna de bebouwing zich concentreerde om de Markt en de Snellemarkt. Bij het in 1868 op enige afstand ten noorden van het dorp aangelegde station ontstond een belangrijk goederenemplacement voor transport van landbouwproducten en zeevruchten vanuit Yerseke. Naar aanleiding van de aanleg van de rijksweg Rilland-Goes werd in 1935 voor Kruiningen een uitbreidingsplan vastgesteld. In 1943 heeft men de veerhaven vanuit Hansweert naar Kruiningen verplaatst en de veerdienst Kruiningen-Perkpolder {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kruiningen, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} ingesteld. In 1953 had Kruiningen zwaar te lijden van de Watersnoodramp. Daarna zijn enkele nieuwbouwwijken tot stand gekomen. De Herv. kerk (Burg. Elenbaasstraat 4), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper, is een driebeukige pseudobasilikale kerk zonder koor, met een noordtransept en een terzijde geplaatste toren van twee geledingen met achtkantige bovenbouw en spits. De spaarzaam met nissen versierde toren verrees in de 14de eeuw en heeft pinakels op de overgang van de onderbouw naar de achtkantige bovenbouw, die weer wordt bekroond door hoekpinakels. In de toren hangt een door Johannes la Fort gegoten klok (1777). De spits werd na brand in 1623 vernieuwd. De toren wordt deels omsloten door de zuidbeuk van het schip, dat uit de tweede helft van de 15de eeuw dateert. Het noordelijke dwarspand kwam begin 16de eeuw tot stand. Het koor heeft men in de 18de of 19de eeuw afgebroken. De kerk is gerestaureerd in 1925 en in 1956. Het interieur is voorzien van zuilen met koolbladkapitelen in het schip. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit 1596 en verder een doophek, een tochtportaal en vier banken, waarvan één met het jaartal 1597. De graftombe voor Arnoud van Cruningen († 1561), heer van Voorhoute, werd in 1844 in de kerk geplaatst. Deze tombe met ridderfiguur is voorzien van een randschrift en eenvoudige versieringen in vroege renaissance-vormen. De Geref. kerk (Clercq's wegje 12) is een eenvoudige zaalkerk met consistorie en pastorie, gebouwd in 1955 naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft ter vervanging van een in 1953 verloren gegane voorganger. Het voorm. raadhuis (Markt 2) kwam in 1914 (gevelsteen) tot stand met rationalistische en ‘Um 1800’-elementen, waarschijnlijk naar ontwerp van F.G.C. Rothuizen. Karakteristiek zijn de topgevels en de toren met tentdak. Woonhuizen. Het diepe huis Hoofdstraat 79 heeft een ingezwenkte lijstgevel uit 1872 (gevelsteen). Aardige herenhuizen zijn het neoclassicistische pand Markt 11 (circa 1870) en de uit circa 1880 daterende gepleisterde panden Markt 9a, Markt 13 en Markt 14-16 in sobere eclectische vormen. Het laatste is voorzien van een licht risalerende middenpartij met een balkon boven de ingang. De in 1898 als dokterswoning gebouwde villa Hoofdstraat 20 is ontworpen in neorenaissance- en chaletstijl-vormen. Erachter staat een koetshuis in dezelfde stijl. De villa heeft een torentje met ronde naaldspits en opvallende sierspanten bij de geveltoppen. Het interieur bevat veel onderdelen uit de bouwtijd. Een jugendstil-gevel met moderne winkelpui bezit het woon- en winkelpand Hoofdstraat 77a (circa 1910). Aan de westzijde van Kruiningen ligt het landhuis Inter Scaldes (Zandweg 2) met rieten kap en houten topgevelbetimmering. Het werd in 1930 gebouwd voor de veearts W.J.L. de Groof naar een ontwerp in Engelse landhuisstijl met expressionistische elementen. Windmolen ‘De Oude Molen’ (Slagveldstraat 9) staat op een molenberg en is een achtkantige houten grondzeiler uit {== afbeelding Kruiningen, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} 1801. De onderbouw op bakstenen poeren is bekleed met rabatdelen, de ingesnoerde romp en kap zijn bedekt met dakleer. Deze korenmolen verving een in 1800 bij een storm omgewaaide standerdmolen. De molen is in 2002 meer naar het oosten verplaatst. Het station ‘Kruiningen-Yerseke’ (Stationsweg 23), gelegen tussen beide plaatsen, werd in 1868 gebouwd aan de lijn Roosendaal-Vlissingen als een station 5de klasse van de Staatsspoorwegen naar plannen van K.H. van Brederode. In 1890 heeft men het gebouw aan beide zijden vergroot. De rechtervleugel werd in 1902 verhoogd en het middengedeelte heeft men in 1914 hoger opgetrokken. Na de oorlog is het gebouw ontpleisterd. De Zanddijkstelling ligt op de plaats waar de spoorlijn via een coupure door de Zanddijk snijdt. Aan de oostzijde hiervan bevinden zich twee gedeeltelijk in het dijklichaam opgenomen (en later wat verplaatste) kazematten van gewapend beton uit 1938 van het type stekelvarken. Boerderijen. In de omgeving van het dorp liggen enkele interessante boerderijen. Rond 1800 gebouwd is Hof Seemaerte (Zanddijk 17), bestaande uit een in gele baksteen opgetrokken dwars woonhuis met omlijste ingang en een vrijstaande houten dwarsdeelschuur met drie stel mendeuren en een wagendeur, alle voorzien van witte omlijstingen. Bij de boerderij St.-Pieterspolder 1-3 horen een grotendeels houten dwarsdeelschuur met drie stel mendeuren, een houten wagenschuur en een houten paardenstal annex graanopslag. Alle zijn rond 1900 gebouwd, zwart geteerd en voorzien van wit geschilderde deuromlijstingen. Kwadendamme (gemeente Borsele) Dijkdorp, ontstaan in de late middeleeuwen op de dijk tussen de Oud- en de Nieuw-Vreelandsepolder en lange tijd slechts een gehucht gebleven. Na de stichting van een katholieke kerk in 1801 kwam het dorp tot ontwikkeling. Rond 1920 vond verdichting van de bebouwing plaats. De R.K. St.-Bonifatiuskerk {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Kwadendamme, R.K. St.-Bonifaciuskerk (1993)==} {>>afbeelding<<} (Johan Frisostraat 5) is een eenbeukige kruiskerk met een vijfzijdig gesloten koor en een ranke toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. Deze op de vroege gotiek geïnspireerde neogotische kerk kwam in 1901-'02 tot stand naar plannen van P.J. van Genk ter vervanging van een schuurkerk uit 1801. In 1938 werd de huidige torenspits aangebracht naar model van het in 1919 tijdens een storm afgeknapte origineel. De oorlogsschade aan de kerk heeft men in 1945 hersteld. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven met steekkappen, voorzien van de oorspronkelijke polychromie. Ook de door atelier Ramakers & Zn. vervaardigde rijke kerkinventaris uit de bouwtijd is grotendeels behouden gebleven. De gebrandschilderde koorramen zijn van J. Nicolas (1925-'27). De pastorie (Johan Frisostraat 7) is een sober tweelaags herenhuis uit 1897. De voorm. R.K. lagere St.-Gerardus Majellaschool (Johan Frisostraat 26) is in 1916 gebouwd als een vierklassige middengangschool met onderwijzerswoning (Johan Frisostraat 24). Oorspronkelijk een jongens- en meisjesschool werd het tussen 1925 en 1929 een meisjesschool. De onderwijzerswoning heeft men toen als kloosterwoning ingericht voor de zusters Ursulinen. In 1940 werd dit pand met een etage verhoogd. De zusters verlieten Kwadendamme in 1960. Het schoolgebouw is tot 1974 als zodanig in gebruik geweest. Het voorm. station (Langeweegje 43) ligt ten noordoosten van het dorp aan de in 1927 door de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland aangelegde lokaalspoorlijn. Het woonhuis met kantoortje, het wachtlokaal en de goederenloods zijn gebouwd in traditionalistische vormen volgens een standaardtype. Ten behoeve van de spoorbaan heeft men in de Zwaaksedijk een coupure gemaakt. Boerderijen. In de omgeving van Kwadendamme bevinden zich verschillende interessante boerderijen. Van de aan de Zwaakse Weel gelegen boerderij Kwistenburg (Zwaaksedijk 6) stammen het woonhuis en het grootste deel van de schuur uit de eerste helft van de 17de eeuw. In de 18de eeuw heeft men de schuur verlengd. Het pas gerestaureerde bakhuis is vermoedelijk toen toegevoegd. Het van 1663 (jaartalankers) daterende woonhuis van de boerderij Fransjesweg 2 heeft een gepleisterde langsgevel en een in gele baksteen opgetrokken topgevel met banden en korfbogen in rode baksteen. De aangebouwde, zwart geteerde, houten schuur heeft een afgewolfd rieten zadeldak. Van de hoeve Middelzwake (Zwaaksedijk 3) kwam het in gele baksteen opgetrokken woonhuis in 1743 (jaartalankers) tot stand op de fundamenten van een voorganger uit {== afbeelding Kwadendamme, R.K. St.-Gerardus Majellaschool==} {>>afbeelding<<} mogelijk 1600. De aangebouwde houten schuur is recent in oude vorm herbouwd. Ook het woonhuis in gele baksteen van de boerderij Groenewegje 3 werd in 1743 (jaartalankers) gebouwd op de plaats van een voorganger. Daarvan resteert de overwelfde kelder. De aangebouwde, zwart geteerde, houten schuur heeft een afgewolfd rieten zadeldak. De boerderij Torenzicht (Nissestelle 1) bestaat uit een woonhuis uit 1763 en een aangebouwde lange dwarsdeelschuur van zwart geteerd hout uit 1835. Verder staan op het erf onder meer een bakhuis, een varkensstal en een houten schuurtje. Een karakteristiek voorbeeld van een kleinere laat-19de-eeuwse boerderij is Hugodijk 2, met een deels in de schuur ingebouwde kleine woning en een houten dwarsdeelschuur. Lamswaarde (gemeente Hulst) Wegdorp, ontstaan in de 13de eeuw als een uithof van de cisterciënzerabdij van Baudeloo in het zuidelijker gelegen (verdwenen) Oud-Lamswaarde. Na inundatie van het gebied in 1578 volgde herdijking van de polder Oostvogel in 1615. De daar in 1686 opgerichte schuurkerk werd in 1809 tot parochiekerk verheven. De R.K. St.-Corneliuskerk (J. de Waalstraat 23) is een driebeukige pseudobasilikale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en zijbeuken en een half ingebouwde toren van twee geledingen {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Lamswaarde, R.K. Theresiagesticht==} {>>afbeelding<<} met ingesnoerde naaldspits. Deze neogotische kerk kwam in 1871-'73 tot stand naar ontwerp van P. Soffers ter vervanging van de nog in 1851 uitgebreide schuurkerk. Het interieur wordt gedekt door gestukadoorde houten kruisribgewelven en heeft een orgeltribune met rijk bewerkte houten borstwering. De neogotische polychromie is gedeeltelijk bewaard gebleven. Het hoofdaltaar is later vernieuwd (mogelijk rond 1910); de preekstoel dateert uit rond 1910. De forse gepleisterde pastorie (J. de Waalstraat 21) dateert in zijn huidige vorm uit circa 1855. Het H. Hartbeeld heeft men rond 1920 geplaatst. Het voorm. R.K. Theresiagesticht (Achterstraat 27) is een tweelaags Liefdesgesticht, bestaande uit een hoofdgebouw met een frontonvenster boven de ingangstravee en een haakse vleugel. Het in 1925-'26 opgetrokken gebouw vertoont sobere expressionistische details. In dezelfde stijl uitgevoerd is de bijbehorende R.K. lagere Mariaschool (Achterstraat 25), een drieklassige school voor meisjes. De hardstenen dorpspomp (bij J. de Waalstraat 19) is in de knopvormige bekroning gedateerd ‘1886’. Woonhuizen. Aan de hoofdstraat staan twee forse herenhuizen; J. de Waalstraat 1 (circa 1905) is uitgevoerd met rationalistische details en J. de Waalstraat 16 (circa 1910) met jugendstil-details. Uit dezelfde periode dateren ook de eenlaags middenganghuizen J. de Waalstraat 24 en 26, beide voorzien van baksteenversieringen boven de vensters. Boerderijen. De boerderij J. de Waalstraat 8 heeft een dwars geplaatst eenlaags woonhuis met tegelkamer, gedateerd 1834. Vermoedelijk 18de-eeuws is het vrijstaande bakhuis. De boerderij Roverbergsedijk 19 bestaat uit een woonhuis uit circa 1905 en een vroeg-19de-eeuwse zwart geteerde houten schuur. Kuitaart. Dit dijkgehucht ten westen van Lamswaarde ligt in de polder Oostvogel (1615) aan de doorgaande weg van Hulst naar het Scheldeveer. Het gepleisterde en deels onderkelderde Huis Lettenburg (Meerdijk 5) heeft een mogelijk 17de-eeuwse kern en een vroeg-19de-eeuwse ingangsomlijsting. De windmolen ‘Vogelzicht’ (bij Frederik Hendrikstraat 75) is een op een lichte verhoging staande grondzeiler met een ronde bakstenen romp en een met schalieën beklede kap. Deze in 1865 voor J. Jole gebouwde korenmolen is gerestaureerd in 1976 en in 2002-'03. Ter Hole. Dit dijkdorp ten zuiden van Lamswaarde ligt in een gebied dat in de 13de eeuw ten behoeve van de zoutwinning werd ontgonnen. De bebouwing ontstond pas begin 20ste eeuw aan de doorgaande weg van Hulst naar het Scheldeveer. Karakteristiek is de boerderij Hulsterweg 179 (circa 1905), waarvan het woongedeelte een mezzanino heeft met rondboogvensters. De veearts Colsen liet in 1906 het met neorenaissance-details uitgevoerde herenhuis Hulsterweg 146 bouwen. De R.K. St.-Gerardus Majellakerk (Notendijk 5) is een brede zaalkerk voorzien van een ingangsportaal overgaand in een geveltoren met ingesnoerde spits. Het gebouw werd in 1921 naar plannen {== afbeelding Lamswaarde, Boerderij J. de Waalstraat 8==} {>>afbeelding<<} van J. van Groenendael opgericht als noodkerk en is nooit vervangen door een definitieve kerk. Meliskerke (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de 12de eeuw op een kreekrug. Aanvankelijk werd het dorp Hugenkerke en Meilofskerke genoemd. De kerkring is aan de zuidzijde niet geheel voltooid. Pas na 1930 vond verdichting van de bestaande bebouwing langs de uitvalswegen plaats. De inundatie van Walcheren in 1944 veroorzaakte veel schade aan de bebouwing. Recent zijn enkele kleine nieuwbouwwijken gerealiseerd. De Herv. kerk (Torenstraat 8-10), oorspronkelijk gewijd aan St. Odulphus, is een eenbeukige kerk met een aangebouwde consistorie en een toren van twee geledingen met haakse steunberen en een tentdak. De toren en het schip stammen uit circa 1400. Opvallend zijn de wit gepleisterde blindnissen en omlijstingen van de galmgaten. De scheve stand van de toren is veroorzaakt door verzakkingen tijdens de bouw. In de toren hangt een door Michael Burgerhuys gegoten klok (1636). De kerk zal oorspronkelijk een smallere zuidbeuk hebben gehad. Na een beschadiging van de kerk in 1572-'74 werd deze met de verlaagde hoofdbeuk onder één dak gebracht en heeft men het koor gesloopt. Aan de zuidzijde van het schip bevindt zich een portaal uit 1769 (jaartal op deurkalf). Bij de restauratie in 1959 is de kerk {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} ontpleisterd en is een nieuwe consistoriekamer aangebouwd. Tot de inventaris behoren twee romaanse zerken van Bremer zandsteen, een preekstoel met boogpanelen (circa 1630), een herenbank in Lodewijk XV-stijl (midden 18de eeuw) en een mogelijk als huisorgel door Peter Weidtman gebouwd orgel (circa 1740). Bij de plaatsing in de kerk in 1859 is het orgel gerestaureerd door J.A. Mennes. Verder is een herstelling uitgevoerd in 1903 en een restauratie in 1963. De pastorie (Torenstraat 1) dateert uit 1904. De ingezwenkte lijstgevel is later opgetrokken tot een rechte lijstgevel. De (Geref.) Ichtuskerk (Bergstraat 34), een sobere zaalkerk met aangebouwde hal en vergaderruimte, is in 1962 gebouwd naar plannen van G. Steen en G. Tuinhof. De Chr. lagere school (Dorpsstraat 6-8) is rond 1920 gebouwd als een tweeklassige school met vrijstaande onderwijzerswoning. Woonhuizen. Een van de oudste huizen van Meliskerke is de dubbele arbeiderswoning Valkenburgstraat 5-7, die met de zijtopgevel naar de weg toe ligt. Inwendig bevinden zich mogelijk 18de-eeuwse betimmeringen en tegeltableaus. Voorbeelden van laat-19de-eeuwse dwarse huizen zijn Valkenburgstraat 3 - het woonhuis van Jan Vader uit 1871 (gevelsteen) - en het gerenoveerde pand Dorpsstraat 2 uit 1890. De windmolen (bij Molenweg 2) is een grondzeiler met ronde bakstenen {== afbeelding Meliskerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen verving in 1801 een standerdmolen die bij een storm in 1800 was omgewaaid. De molen is in 1987 gerestaureerd. Boerderijen. De hoeve Dorpszicht (Dorpsstraat 1) bestaat uit een 18de-eeuws dwars woonhuis met gepleisterde voorgevel en een vrijstaande schuur en bijschuur. In het huis bevindt zich een betegelde schouw uit de bouwtijd. Valkenburgstraat 9-11 is een eenvoudige boerderij uit circa 1910 met dwars woongedeelte en een aangebouwde dwarsdeelschuur. Net buiten het dorp staat de boerderij Molenweg 5-5a, gevormd door een middenganghuis, twee houten schuren (1907) en een gepleisterd voormalig zomerhuis. De hoeve Schotse Hof (Poppendamseweg 13), gelegen ten oosten van Meliskerke, heeft een in opzet 17de-eeuws, later sterk gerestaureerd, vrijstaand woonhuis met tuitgevel. Middelburg Hoofdstad van de provincie, ontstaan op een wat hoger gelegen driesprong van zandige kreekruggen, waarvan het beloop nog te volgen is in het tracé van de Noordweg, de Seisweg en de Segeersweg. Ter verdediging tegen invallen van Noormannen legde men in het laatste kwart van de 9de eeuw op Walcheren drie ronde ringwalburgen aan: Domburg, Souburg en daartussen Middelburg. De laatste ontstond ten noordoosten van de genoemde driesprong; een ronde burg met een doorsnede van ruim tweehonderd meter en omgeven door een aarden wal. De aan de noordzijde bescherming biedende arm van de Arnekreek deed dienst als eerste haven; de zuidelijke burggracht werd gegraven (Lange Delft). In de 10de eeuw ontwikkelde zich binnen de burg een grafelijk bestuurscentrum voor Zeeland Bewesten Schelde. Reguliere kanunniken bouwden in 1123 binnen de burg een klooster dat in 1127 overging naar de orde van de norbertijnen (premonstratenzers) als dochterabdij van de St.-Michielsabdij te Antwerpen. Vanaf de 10de eeuw vormden zich buiten de burg twee woonkernen. Eén in het westen bij de driesprong - de huidige Markt - en één in het oosten in de omgeving van het tegenwoordige Damplein. Als haven- en handelsnederzetting wordt Middelburg voor het eerst vermeld in 1103. Ter plaatse van de huidige Markt stichtte men de Westmonster- of St.-Maartenskerk (gesloopt 1575). Begin 12de eeuw verrees aan de noordzijde van de burg - op het huidige Hofplein - een tweede parochiekerk, de Noordmonster- of St.-Pieterskerk (gesloopt 1834). Middelburg kreeg in 1217 stadsrechten, waarin werd verwezen naar een oudere, mogelijk 12de-eeuwse, keur. De stadsrechten werden in 1254 vernieuwd en uitgebreid door graaf Willem II van Holland. De stad kreeg in die tijd een volledige omwalling, waarvan de grachten overeenkomen met de huidige binnengrachten; in het oosten volgde de wal het beloop van de Zuidsingel en de Spuistraat. Tussen 1266 en 1301 dempte men de burggracht en de eerste haven (huidige Damplein). De noordoostwaarts verplaatste haven kwam vooralsnog buiten de omwalling te liggen (Dam), maar vanwege het toenemende belang van de handel werd de haven kort na 1350 alsnog versterkt door de bouw van een waterpoort (Dampoort) ter hoogte van de Schuitvlotstraat. Al in 1312 was de zuidoostelijke stadsgracht naar buiten verlegd, waardoor ook de Vlissingsestraat binnen de omwalling kwam. Middelburg werd het middelpunt van de Engelse lakenhandel in Zeeland en tevens stapelplaats voor Franse wijnen. In 1432 en opnieuw in 1492 werd een groot deel van de stad door brand verwoest. De toenemende verzanding van de Arnekreek in de 15de eeuw bemoeilijkte de toegang voor zeeschepen en dat vroeg om drastische maatregelen. In 1532-'35 groef men in zuidoostelijke richting een kaarsrecht havenkanaal naar het open water bij het latere Nieuwland. Ter vergroting van de havencapaciteit werd de genoemde oude zuidoostelijke stadsgracht als nieuwe haven ingericht en hier ontstonden rond 1540 de kaaien. De aansluitende westelijke gracht diende als spuikom voor de nieuwe haven. Het ten noorden van de omwalling gegraven Molenwater deed hetzelfde voor de oude haven. Beide spuikommen dreven een getijdenwatermolen aan. In 1549-'50 tijd {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Binnenstad 1abdijkerken (zie p. 159) 2abdijgebouwen (p. 161) 3Gasthuiskerk (p. 164) 4Engelse kerk (p. 165) 5(Herv.) Oostkerk (p. 165) 6Synagoge (p. 166) 7Luth. kerk (p. 167) 8Doopsgez. kerk Hoogstraat (p. 167) 9Doopsgez. kerk Lange Noordstraat (p. 167) 10R.K. St.-Petrus en Pauluskerk (p. 167) 11Geref. kerk (p. 168) 12Burgerweeshuis (p. 168) 13Oudemannen- en vrouwenhuis (p. 168) 14Stadhuis (p. 168) 15Stadsschuur (p. 170) 16St.-Jorisdoelen (p. 170) 17St.-Sebastiaansdoelen (p. 170) 18Kloveniersdoelen (p. 170) 19IJkkantoor (p. 170) 20Korenbeurs (p. 170) 21Vismarkt (p. 171) 22Commiezenkantoor (p. 171) 23Postkantoor (p. 171) 24Koepokinrichting (p. 171) 25Polderhuis voor Walcheren (p. 171) 26Latijnse school (p. 171) 27openbare lagere school ‘A’ (p. 171) 28Chr. lagere school (p. 171) 29Chr. MULO-school (p. 171) 30Chr. kweekschool (p. 171) 31Opleidingsschool (p. 171) 32Koepoort (p. 171) 33Nieuwe Poort (p. 172) 34Van de Perrehuis (p. 172) 35St.-Antheunishofje (p. 180) 36hofje Onder den Toren (p. 180) 37Hotel du Commerce (p. 182) 38Agentschap van de Nederlandsche Bank (p. 182) 39kantoorgebouw P.Z.E.M. (p. 182) 40Algemene Zeeuwse Verzekering Maatschappij (p. 182) 41AMRO-bank (p. 182) 42Woning van de opper-equipagemeester V.O.C. (p. 182) 43Commerciekamer (p. 182) 44Compagniepakhuis (p. 182) 45azijnfabriek Dit is de Arabier (p. 183) 46De Seismolen (p. 183) 47windmolen De Hoop (p. 183) 48Getijdenwatermolen (p. 183) 49Spijkerbrug (p. 184) 50Bellinkbrug (p. 184) 51Dokbrug (p. 184) 52Stationsbrug (p. 184) 53Havenkraan (p. 184) 54Station (p. 184) 55Watertoren (p. 184) 56Rioolgemaal (p. 185) 57poldergemaal Boreel (p. 185) 58bioscoop Electro (p. 185) 59Isr. begraafplaats (Portugees) (p. 186) 60Isr. begraafplaats (Hoogduits) (p. 186) ==} {>>afbeelding<<} kwam een stadsuitbreiding tot stand ter plaatse van de huidige Maisbaai, waar ter bescherming van de nieuwe haven een (verdwenen) vierkant bastion werd aangelegd. Na een lang beleg werd Middelburg in 1574 ingenomen door de Staatse troepen van Willem van Oranje. De abdijkerk werd tot hoofdkerk van de stad gemaakt, de Westmonsterkerk gesloopt en het abdijcomplex bestemd voor het gewestelijk bestuur. In 1582 kwam de stapel van Engels laken naar Middelburg. Na de val van Antwerpen en de daarop volgende Scheldeblokkade (1585) vestigden zich veel Zuid-Nederlandse kooplieden in de stad. Daarnaast ging Middelburg een eigen actieve handelspolitiek voeren. Na Amsterdam had Middelburg de belangrijkste kamers van de Verenigde Oost-Indische (V.O.C.) en de West-Indische Compagnie (W.I.C.), met daarbij een Wisselbank (1616) en een Bank van Lening (1636). De W.I.C. in Middelburg bloeide vooral door de kaapvaart en de slavenhandel. De economische opleving van de stad leidde tot stadsuitbreidingen. De eerste kwam in 1578-'91 tot stand aan de noordoostzijde van de oude haven, die daarbij werd vergroot (Buitenhaven). In de ‘Nieuwe Stad’ verrees in de 17de eeuw een nieuwe kerk (Oostkerk). Deze eerste uitbreiding vormde het {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Binnenstad vanuit het zuidwesten==} {>>afbeelding<<} {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Oorlogsschade stadhuis==} {>>afbeelding<<} startpunt van een ringvormige stadsuitbreiding in 1595-'98, waarbij de stad een aarden omwalling met dertien bastions kreeg. Het Molenwater kwam daarbij binnen de omwalling te liggen. Bij de latere Maisbaai werd een grote V.O.C.-werf gevestigd. Vanaf circa 1660 werd Middelburg door Rotterdam overvleugeld en begon een periode van teruggang. De oprichting van de Middelburgse Commercie Compagnie (M.C.C.) in 1720 kon het tij slechts ten dele keren. In 1735-'37 werd de Zuidsingel aangelegd en kreeg het Molenwater het aanzien van een ‘Zeeuwse Hofvijver’. Pas met de Vierde Engelse Oorlog (1780-'84) zette het verval echt door. Het geld voor de noodzakelijke verbetering van de havens ontbrak en door ontvolking kwamen veel huizen leeg te staan. Na de Franse tijd werd weliswaar een nieuw havenkanaal naar het Veerse Gat gegraven (1815-'17), maar dat bracht geen soelaas. Een in 1838 in de W.I.C.-pakhuizen gestichte weverij ging in 1869 failliet. Daarnaast verdwenen veel oude gebouwen, zoals de Waag uit 1526 (1823), het Gravensteen (1827), het Accijnshuis (1878) en de Wisselbank (1882). Verder werden de getijdenmolens stilgelegd. Als werkverschaffingsprojecten vormde men de wallen om tot een wandelroute (1841-'49) en werd het Molenwater in fasen gedempt (1817, 1859 en 1864). De aanleg van de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen (1867-'72) was bedoeld om de lokale economie te stimuleren. De Sloedam (1871), die voor de spoorlijn noodzakelijk was, maakte een nieuwe verbinding tussen Ooster- en Westerschelde noodzakelijk. Dit Kanaal door Walcheren (1867-'73) liep van Veere via de Middelburgse Buitenhaven naar Vlissingen. De oude haven werd in 1875-'76 omgevormd tot het - later weinig succesvolle - Prins Hendrik droogdok (beëindigd 1930). Mede door de vestiging van een rechtbank (1838), een Rijkskweekschool (1876) en een Chr. Kweekschool (1910) werd Middelburg gaandeweg vooral een ambtenarenstad en een verzorgingscentrum voor Walcheren. Nijverheid kwam er onder andere in de vorm van de Houthandel Alberts (Achter de Houttuinen; 1873), de lampenvoetfabriek Vitrite Works op de oude V.O.C.-werf (Fittinghaven; 1889) en een meelfabriek langs het kanaal (1889). Door de perifere ligging bleef de Middelburgse industrialisatie beperkt; de fabrieksgebouwen zijn later vrijwel geheel verdwenen. Pas na 1900 ontstond er enige bebouwing buiten de oude stadskern, met villa's langs de Seissingel, arbeiderswoningen bij de Veersesingel (‘Nieuw Middelburg’; vanaf circa 1920) en middenstandswoningen nabij de Noordsingel (circa 1930). Op vrijdag 17 mei 1940 werd de stad door de Duitsers gebombardeerd. Veel monumenten werden verwoest, waaronder het Oost-Indisch Huis, de V.O.C.-pakhuizen en diverse belangrijke woonhuizen. De zwaar beschadigde gebouwencomplexen van het stadhuis en de abdij zouden later worden hersteld. Met J. de Ranitz als initiator, L.S.P. Scheffer en vooral P. Verhagen als ontwerpers begon in 1940 de herbouw van de stad in traditionalistische vormen en met behoud van het Middelburgse karakter. Uitgangspunt was het volledige herstel van de oude situatie, maar in dat proces werd het stratenpatroon om verkeerstechnische en esthetische redenen danig aangepast. Zo werd de Markt verkleind en de Lange Burg - die vroeger de ronde burg precies doormidden sneed - kreeg voor een beter zicht op de Nieuwe Kerk een bajonetvorm (Nieuwe Burg en Korte Burg). Ook kwam er ruimte voor een grotere katholieke kerk (Bachtensteene), werd de Lange Delft verbreed en ont- {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} stonden de Stadhuisstraat en de pleinenreeks Zusterplein, Walplein en Plein 1940. Voor de ontheemden verrees aan de westzijde - op aan de gemeente Koudekerke onttrokken grondgebied - de wijk 't Zand naar een plan van P.H.N. Briët uit 1941. De herbouw stokte in 1943. Bij de inundatie van Walcheren in 1944-'45 verdween het Middelburgse buitengebied tot aan de bolwerken onder water. In 1945 werd de wederopbouw opnieuw krachtig ter hand genomen. Buiten de bolwerken verrezen de wijken 't Zand II (1947) en De Griffioen (1948). De herstelwerkzaamheden in de binnenstad konden in 1970 worden afgesloten met een replica van de verwoeste St.-Jorisdoelen. Verdere stedenbouwkundige ingrepen betroffen de verbreding van de Segeersstraat, de sloop van het Geeregebied en de aanleg van het Damplein door afbraak van een huizenblok. Ook voor de Schroebrug over het kanaal (1970) en de aansluitende tangent aan de westrand (Looierssingel; 1972-'78) verdwenen nog enkele panden. Gaandeweg kwam het overgebleven monumentale huizenbezit echter sterker op de voorgrond te staan en er volgden diverse restauratiecampagnes, te weten: Kuiperspoort (1973), Spanjaardstraat (1974) en Bellinkstraat (1975). Sinds 1984 is de binnenstad van Middelburg een beschermd stadsgezicht. Met de annexatie van Nieuw- en St. Joosland en St. Laurens in 1966 konden aan de noord- en westzijde van Middelburg de wijken Klarenbeek, Griffioen (II), Breewijk en Stromenwijk worden gerealiseerd en aan de zuidoostzijde van het kanaal de uitbreidingen Dauwendaele, Magistraatwijk, Erasmuswijk en Reyershove. In de zone tussen de nieuwe haven en het kanaal heeft schaalvergroting plaatsgevonden met de vervanging van de Vitritefabriek door een woonwijk (1988-'92), de vervanging van het Huis van Bewaring (1874) door de nieuwe rechtbank (1995; H.J. Henket) en de bouw van de Zeeuwse Bibliotheek (1982-'85; P.C. Dekker). Hetzelfde gaat gebeuren met de kanaalzone, waar op basis van een stedenbouwkundig plan van R. Bakker in 2004 kantoren zullen verrijzen: stadskantoor (T. Rau); waterschap (T. Tuinhof) en rijkswaterstaat (C.P. de Ruiter). Abdijkerken [1]. De kern van het Middelburgse abdijcomplex, oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe, wordt gevormd door de in de loop der tijd verbouwde en gesplitste oude kloosterkerk (Onder den Toren ong.). Deze bestaat uit een rijzig eenbeukig schip met vijfzijdig gesloten koor - de Koorkerk (A) genoemd -, een afgescheiden gedeelte ten westen daarvan - de Wandel- of Tussenkerk (B) - en aan de westkant een als Nieuwe Kerk (C) aangeduid tweebeukig schipdeel. Aan de zuidzijde van de Tussenkerk staat de rijzige abdijtoren of Lange Jan (D). Na de stichting van de abdij bouwde men begin 12de eeuw een eerste romaanse kerk. Bij de vergroting van de abdij in 1255-'56 verving men deze kerk door een romano-gotische kerk met een zuider dwarsschip en een langgerekt smal koor. Die rond 1275 voltooide kerk lag grotendeels ter plaatse van de huidige Tussenkerk. In het koor werd in 1282 Willem II († 1256) begraven, roomskoning van het Duitse rijk en graaf van Holland en Zeeland. In 1266 werd de abdijkerk tevens parochiekerk. Het schip is waarschijnlijk daartoe rond 1300 verdubbeld. Begin 14de eeuw verving men het oude koor door de huidige rijzige en langgerekte vroeg-gotische Koorkerk, die was bestemd voor de kloosterlingen. De abdij werd in 1492 door brand getroffen, maar het is onduidelijk in hoeverre de kerk hier onder te lijden heeft gehad. Mogelijk heeft men het bestaande schip al in de tweede helft van de 15de eeuw verlengd. Bij de instelling van nieuwe bisdommen in 1559 werd de abdijkerk verheven tot kathedraal. Na een brand in 1568 liet bisschop Nicolaas de Castro (Nicolaas van der Burg) het schipgedeelte (St.-Nicolaaskerk) in zijn huidige omvang herbouwen. Na de alteratie van 1574 werd dit bouwdeel in 1577 als Nieuwe Kerk ingericht voor de protestantse godsdienstoefening; de Koorkerk volgde in 1597. Rond 1638 kregen de steunberen van de Koorkerk de huidige beëindigingen. De Tussenkerk richtte men in 1650 in als auditorium voor de toen heropgerichte Illustre School. De Koorkerk werd in 1819 door de bliksem getroffen. Bij de ingrijpende restauratie van de Nieuwe Kerk in 1851-'53, naar plannen van G.H. Grauss, werden inwendig de koolbladkapitelen afgekapt en onderging de westgevel een verbouwing in de stijl van de Willem II-gotiek. In het kader van de algehele restauratie van de abdij vanaf 1885, verdween deze geveldecoratie (circa 1905). De abdijkerken hadden zwaar te lijden van het bombardement van 17 mei 1940. De Nieuwe Kerk verloor zijn kap. De Koorkerk kwam er dankzij de stenen gewelven relatief beter af. Er volgde een ingrijpende restauratie in de jaren 1942-'53. Het interieur van de Koorkerk (A) werd oorspronkelijk gedekt door een houten tongewelf. Na de brand van 1568 liet bisschop Nicolaas de Castro door Jan Borremans en Surron de huidige rijke stenen netgewelven aanbrengen, waarvan de kraagstenen zijn wapen dragen. Aan de noordzijde van de koorsluiting zit een dubbele bogenstelling, waarmee een afgebroken kapel naar het koor geopend was. In een nis in de zuidmuur bevindt zich het restant van de mogelijk 14de-eeuwse graftombe van graaf Willem II († 1256). De in 1928 herplaatste en zeer geschonden zerk toont een ridder in wapenrusting en het wapenschild van Holland. De laat-gotische orgelkast werd in 1478-'81 gemaakt door Pieter Gerritsz voor de St.-Nicolaaskerk te Utrecht. Rond 1560 kreeg het een rugpositief gedecoreerd in vroege renaissance-stijl met frontons voorzien van fraai gesneden koppen en rankwerk. Tot de inventaris behoort verder een preekstoel met fors klankbord (1621), afkomstig uit de Zuiderkerk te Amsterdam. Een oksaal scheidt de twee meest westelijk traveeën van de Koorkerk van de Tussenkerk (B). Daartoe behoort de overwelfde torenkapel van de abdijtoren of ‘Lange Jan’. Het belangrijkste monument in de Tussenkerk is het marmeren praalgraf van de in de Vierdaagse Zeeslag (1666) gesneuvelde gebroeders Johan en Cornelis Evertsen, in 1680-'82 vervaardigd door Rombout Verhulst op last van de Staten van Zeeland. Oorspronkelijk stond dit praalgraf in de Noordmonsterkerk, maar het werd in 1818 in deze kerk geplaatst en kreeg rond 1950 zijn huidige plaats. De twee naar voren stekende tombes zijn geplaatst voor een tegen de muur aangebrachte opbouw, bestaande uit een met reliëf versierde sokkel en {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Abdijcomplex, plattegrond==} {>>afbeelding<<} daarop een door putti geflankeerde gedenkplaat met inscriptie. Twee terzijde geplaatste obelisken voltooien het monument. Erboven bevindt zich een door F. Schilt-Geesink gemaakt glas-in-loodvenster (1953). In de kerkvloer liggen enkele grafzerken afkomstig uit de Nieuwe Kerk. Het interieur van de Nieuwe Kerk (C) wordt gedekt door houten tongewelven, die net als de pijlers met kapitelen dateren van de restauratie in 1942-'53. In de noordmuur zijn sporen van oudere kerken teruggevonden. De hoge spitsboog in de noordbeuk stond oorspronkelijk in verbinding met de Tussenkerk en de Koorkerk, maar werd rond 1650 dichtgemetseld. Tot de inventaris behoort een hier in 1954 geplaatste orgelkast (met nieuw instrument), afkomstig van de Oude Evang.-Luth. kerk te Amsterdam en gebouwd in 1692-'94 door J.A. Schut voor een (verdwenen) Duyschot-orgel. De beschilderde orgelluiken zijn van {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Abdijkerken, Koorkerk, interieur==} {>>afbeelding<<} Philip Tiedeman. Verder is er een door C. Tevel in Lodewijk XVI-stijl vervaardigd doopvont (1798). De opmerkelijke achtzijdige abdijtoren of Lange Jan (D) is een forse toren van drie geledingen met steunberen op de hoeken en lancetvensters daartussen. In de tweede helft van de 14de eeuw begon de bouw van deze met Ledesteen beklede toren. Branden in 1471 en 1568 zorgden voor tegenslagen. Na een brand in 1712 bouwde men naar ontwerp van Pieter Graafschap een hoge houten bekroning van drie geledingen (uurwerk, carillon en lantaarn) en een ui-vormige spits. Deze bekroning brandde af in 1940, waarna het herstel ten dele in oude vormen plaatsvond. Er kwam een afwijkende uurwerk- en carillongeleding en er werd een balustrade toegevoegd. Van het in 1714 door Jan Albert de Grave en Claes Noorden gegoten carillon (40 klokken) is in de Tweede Wereldoorlog slechts één klok overgebleven. De 47 klokken van het huidige carillon zijn in 1953-'55 gegoten door de firma Van Bergen. Abdijgebouwen [2]. Over de oudste vorm van het in 1123 binnen de burg gestichte klooster is nagenoeg niets bekend. Slechts enkele laat-romaanse bouwsporen resteren, zonder een duidelijke {== afbeelding Middelburg, Abdijkerken, Nieuwe Kerk, interieur==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Abdijkerken, Abdijtoren of Lange Jan==} {>>afbeelding<<} onderlinge samenhang. Toen graaf Willem II van Holland en Zeeland de abdij in 1255-'56 aanzienlijk liet vergroten, ontstond in hoofdlijnen de nog bestaande indeling met gebouwen rond de kloostergang met pandhof (E), de oostelijke binnenplaats (F) afgesloten door een uit 1580 daterende poort met hardstenen corinthische zuilen en opschrift ‘Munte van Zeelandt’. Aan de noordzijde ligt het onregelmatig gevormde en uitgestrekte nederhof of Abdijplein (G). Aan dit nederhof bevond zich het logement van de graven van Holland en Zeeland (H). In de 13de eeuw verwierf de abt belangrijke wereldlijke macht. Zijn machtspositie nam verder toe toen de abdij in 1401 rechtstreeks onder het gezag van de paus kwam. In 1492 werd een groot deel van het abdijcomplex door brand verwoest. Bij de instelling van de nieuwe bisdommen in 1559 verbond men de abdij aan het bisdom. Een tweede brand in 1568 beperkte zich vermoedelijk tot de abdijkerken. {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Abdijgebouwen (1986)==} {>>afbeelding<<} Na de alteratie in 1574 werd de abdij bestemd tot zetel van het gewestelijk bestuur van Zeeland, hetgeen leidde tot de vestiging van nieuwe provinciale organen als de rekenkamer, de munt en het college van de Admiraliteit. Van de in de Statenvergadering stemhebbende steden Goes, Zierikzee, Vlissingen, Veere en Tholen kregen de vertegenwoordigers van Tholen een onderkomen in het complex. Het voornaamste Statenlid - en later de commissaris van de koningin - woonde in het grafelijk logement. Ondanks de vele aanpassingen aan het complex in de 17de en 18de eeuw raakten de abdijgebouwen langzamerhand in verval. Onder leiding van J.A. Frederiks vonden tussen 1885 en 1910 ingrijpende restauraties plaats. In 1940 werd de abdij grotendeels verwoest; slechts twee gebouwen bleven gespaard (P en T). Ook bij de herbouw verdween nog de nodige bouwhistorische substantie. Bij de restauratie en herbouw onder leiding van J.F. Berghoef en H. de Lussanet de la Sablonière werd gestreefd naar herbouw in oude vormen. Door de vele veranderingen en verbouwingen zijn de opeenvolgende bestemmingen van de verschillende gebouwdelen echter niet meer in detail te achterhalen en ze worden dan ook dikwijls door de diverse onderzoekers verschillend benoemd. De kern van het kloostergedeelte wordt gevormd door de noordvleugel met refter en dormter (Abdij 10) (I). De uit circa 1260 stammende tweebeukige kelder van dit bouwdeel wordt gedekt door kruisribgewelven op middenzuilen met knopkapitelen van Doornikse steen. De uit de eerste helft van de 15de eeuw daterende tweelaags bovenbouw is voorzien van kruisvensters, een vrijwel origineel spitsboogfries met gebeeldhouwde kopjes en driepasvulling onder de dakrand en een ranke achtzijdige traptoren. Het gebouw diende oorspronkelijk als refter (eetzaal) en daarboven mogelijk als dormter (slaapzaal). Na 1574 gebruikte men het refterdeel als zaal voor de vergaderingen van de Gecommiteerde Raden en tevens tot 1886 als Statenzaal. De huidige kruiskozijnen zijn aangebracht bij de restauratie van 1885-'90. In 1940 brandde dit bouwdeel uit, maar de gevels bleven staan. De westvleugel met {== afbeelding Middelburg, Abdijgebouwen, kloostergang==} {>>afbeelding<<} kanunnikenwoningen (J) heeft eveneens een tweebeukige kelder met middenzuilen uit circa 1260. De noorden de oostwand van deze kelder stammen mogelijk uit de tweede helft van de 12de eeuw en vertonen een reeks van acht laat-romaanse vensters met staafprofielen. De rest van de vleugel dateert uit het begin van de 16de eeuw. Na 1574 kwam de begane grond in gebruik bij de Provinciale Munt en werd op de verdieping de Admiraliteit van Zeeland gevestigd. In 1839 werd hier een concertzaal ingericht. Bij de restauratie in 1885-'90 verbouwde men de begane grond tot Statenzaal. Deze vleugel brandde in 1940 geheel uit. Haaks erop staat de grotendeels vrij liggende grote refter (Groenmarkt 14) (K), een langwerpige laat-gotische zaal uit het begin van de 16de eeuw. In 1581 werd hier een kanongieterij gevestigd en na 1864 diende het gebouw als gymnastiekzaal. In 1940 bleven de gevels overeind staan en na de restauratie werd hier de Statenzaal ondergebracht. Naar plannen van C. Dam is deze zaal in 1988 uitgebreid en {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} heringericht. De oostvleugel verrees begin 14de eeuw. Centraal daarin kwam in de eerste helft van de 15de eeuw de kapittelzaal (L) tot stand. De hardstenen middenzuil in het interieur droeg oorspronkelijk vier stenen kruisgewelven; sinds de laatste restauratie twee houten tongewelven. Een dubbele laat-gotische poort geeft toegang tot de kloostergang met pandhof (E), waarvan de bouw na de abdijbrand van 1492 is begonnen en die rond 1500 zal zijn voltooid. Het is een door netgewelven overdekte kloostergang, waarvan de wanden met natuursteen zijn bekleed. Aan de zuid- en westzijde had de gang een verdieping. In 1579 werd de noordelijke arm een deel van de Provinciale Munt en werd in de westelijke arm een woning voor de muntmeester ondergebracht. Grote delen van de kloostergang werden in 1827 gesloopt, waarbij de westelijke arm gespaard bleef. In 1900 volgde restauratie en reconstructie. Midden op de pandhof staat een uit 1771 daterende hardstenen pomp in Lodewijk XV-stijl. Aan het Abdijplein staat de Munttoren of ‘witte toren’ (Abdij 9) (M), een robuuste met witte kalksteen beklede en rijk gedecoreerde toren met een poortingang, een verdieping met spitsboog en een lage bovenste geleding afgesloten door een balustrade met boogfries. Deze rond 1450 opgetrokken toren bevatte een bidkapel voor de abt. De doorgang is voorzien van een vlak kruisgewelf op draagstenen met evangelistensymbolen. In 1579 werd de toren onderdeel van de munt. Bij de restauratie rond 1890 is de westgevel in baksteen hersteld. De aangrenzende abtswoning (Abdij 8) (N) heeft beneden een open galerij voorzien van zandstenen Tudorbogen en kruisgewelven met bladkapitelen. De deels met met natuursteen beklede gevel heeft kruisvensters op de verdieping en een hoger opgetrokken middendeel met Vlaamse gevels. De woning zal na de brand van 1492 zijn gebouwd. Na 1578 diende de verdieping als kantoor voor de Staten van Zeeland. Het in 1679 toegevoegde hardstenen barokpoortje met dorische pilasterstelling gaf binnendoor toegang tot de oude Statenzaal (I). In 1940 bleven slechts enkele gewelfvlakken van de galerij gespaard, de rest van het {== afbeelding Middelburg, Abdijgebouwen (1994)==} {>>afbeelding<<} gebouw werd herbouwd. De naastgelegen Koorkerkhofpoort (O), met hardstenen tudorboogomlijsting bij de doorgang is in opzet laat-15de-eeuws. Het Thoolse huis (Abdij 7) (P) werd in 1599 gebouwd op een deel van de moestuin van de abt en kort daarop verlengd en vergroot. Het dankt zijn naam aan de Thoolse gedeputeerden die hier logeerden. In 1851 werd het een venduhuis. Na aankoop door het rijk in 1936 volgde in 1938 een ingrijpende restauratie, waarbij de kruisvensters en de trapgevel werden gereconstrueerd. Het gebouw doorstond het bombardement van 1940 nagenoeg ongeschonden. Aan de oostzijde van de nederhof bevindt zich het Provinciehuis (Abdij 6) (Q), een fors tweelaags gebouw met twee binnenplaatsen, geflankeerd door ranke torentjes met tentdaken en enkele moderne Vlaamse gevels. Het werd in 1960 in traditionalistische vormen gebouwd naar een ontwerp uit 1941 van J.F. Berghoef en H. de Lussanet de la Sablonière ter plaatse van het in 1940 verwoeste hotel ‘De Abdij’. In 1965 volgde een uitbreiding aan de oostzijde langs de St.-Pieterstraat. De aansluitende vicariswoning (Abdij 5) (R) bestaat uit een in 1562 gebouwde woning boven een stalling met haaks daarop een uit 1470 daterende brouwerij. Na de alteratie maakte het deel uit van de Zeeuwse Rekenkamer en na 1885 zetelde hier tot 2000 het Rijksarchief. Na het bombardement van 1940 stonden nog slechts de gevels overeind. Bij de restauratie heeft men in 1960 aan de oostzijde een nieuwe archiefvleugel toegevoegd. De Balanspoort (Abdij 4) (S) is de voornaamste toegang tot het Abdijplein. De gewelfde dubbele doorgang van ongelijke hoogte heeft aan de hofzijde een uit de tweede helft van de 13de eeuw daterende zuil van Doornikse steen met voor de Scheldegotiek karakteristieke knopkapitelen. De gevel met boogfries en hoge vensternissen aan de hofzijde is 14de-eeuws; de kruisvensters en de met speklagen doorregen gevel met natuurstenen poortomlijstingen aan de buitenzijde zijn uit 1500. Het poortgebouw brandde in 1940 uit, maar het muurwerk bleef grotendeels behouden. Het is toegankelijk via een traptoren van het ter rechterzijde belendende gebouw. Aan de westzijde van de nederhof ligt het Zeeuws Museum (Abdij 3) (T), gevestigd in een langgerekt en relatief ondiep gebouw met een slanke overhoekse middentoren en twee slanke hoektorens (links achtzijdig, rechts zeszijdig). Gobertangesteen is gebruikt voor de lijsten en de plinten, Ledesteen voor de deur- en vensteromlijstingen. Dit in {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Abdijgebouwen, Blauwe- of Gistpoort==} {>>afbeelding<<} 1562 als kanunnikenwoningen opgetrokken gebouw diende na 1574 deels als logement voor de gedeputeerden van Zierikzee. Vanaf 1596 maakte het deel uit van de Zeeuwse Rekenkamer en van 1859 tot 1898 was het in gebruik als Provinciale Bibliotheek. Bij de daaropvolgende restauratie werden de kruisvensters hersteld en de torens tot de oorspronkelijke hoogte opgetrokken. Het gebouw kwam het bombardement in 1940 nagenoeg ongeschonden door, waarna in 1969-'72 de verbouwing tot Zeeuws Museum volgde. Vanaf 2002 vinden nieuwe verbouwingen plaats. Een belangrijk onderdeel van het museum is de ‘wandtapijtenzaal’ met zes wandtapijten. In 1591 bestelden de Staten van Zeeland een tapijt met een voorstelling van de slag bij Bergen op Zoom (29 januari 1574), geweven door Francois Spierincx te Delft (1595). Vervolgens gaven ze aan Jan de Maecht een opdracht voor nog vijf tapijten. Vier daarvan tonen - naar ontwerpen van Hendrick Vroom - de zeeslagen bij Rammekens (april 1573), Den Haak (augustus 1573), Lillo (30 mei 1574) en het beleg van Zierikzee (najaar 1575 - zomer 1576); het vijfde is een wapentapijt naar ontwerp van Carel van Mander. Deze in 1603-'04 vervaardigde tapijten hingen bij bijzondere gelegenheden aan de wanden van de grote zaal van het Prinsenlogement (H) en van 1678 tot 1940 in de vergaderzaal van de Staten van Zeeland (I). In het museum bevindt zich ook een rijk uitgevoerd schoorsteenstuk met een portret van Willem van Oranje en de wapenschilden van de zes stemhebbende Zeeuwse steden. Het aangrenzende logement van de graven van Holland en Zeeland (Abdij 1) (H), dat uit de 13de eeuw stamde, werd rond 1570 vervangen door een nieuw gebouw met een ranke toren en op de begane grond deels een open galerij. Na 1574 werd het de woning van de gouverneur en Prinsenlogement, en vanaf 1813 ambtswoning van de commissaris van de koningin. De verwoesting van het pand in 1940 was dermate groot dat men tot een volledige herbouw in oude vormen overging. In 1947 kwam aan de tuinzijde een theekoepeltje met ui-vormig dak gereed, de ambtswoning zelf volgde pas in 1962. Ook het aangrenzende gastenverblijf werd herbouwd in een op de late gotiek geïnspireerde stijl. In het midden van het Abdijplein staat een door Coenraad Kaijser ontworpen hardstenen pomp met vaas in Lodewijk XVI-stijl (1782). Het plein werd rond 1988 heringericht naar plannen van C. Dam. Aan de oostkant van het abdijcomplex bevindt zich ten slotte nog de Blauwe- of Gistpoort (St.-Pieterstraat 48) (U). Waarschijnlijk was dit geen afsluitbaar poortgebouw maar eerder een rijke toegang tot de abdij. Het geheel met Escosijnse beklede gebouw dateert van rond 1500. Een 19de-eeuwse winkelpui en de sporen van een 17de-eeuwse verbouwing heeft men bij een ingrijpende restauratie in 1910 weg gerestaureerd ten gunste van een reconstructie in laat-gotische stijl op grond van aan de bovenzijde aangetroffen bouwsporen. De gevel zelf werd gecompleteerd op basis van de originele kruisvensters met vooruitstekende tudorbogen op de verdieping. De beelden van graaf Willem II, geflankeerd door personificaties van Geloof en Recht, zijn in 1955 gemaakt door L.O. Wenckebach. Het gebouw is in 1963 opnieuw gerestaureerd. De Gasthuiskerk of St.-Barbarakapel (Lange Delft 94) [3] is een eenbeukige kerk met een iets schuin daarop staand, driezijdig gesloten koor. De kerk maakte oorspronkelijk deel uit van een in {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} de 13de eeuw gesticht gasthuis. Het mogelijk 13de- maar wellicht toch 14de-eeuwse koor heeft inwendig aanzetten voor een (verdwenen) gewelf. In 1493-'94 kwam het hogere en bredere laat-gotisch schip tot stand met als meest sprekende element een laat-gotisch hangtorentje voorzien van speklagen. Deze kerk diende als tweede kapel van het gasthuis (eerste kerk in 1867 gesloopt). In 1568 werd de kerk tijdelijk een parochiekerk. In 1588 verrees tegen het koor een toegangsportaal met tuitgevel. Van 1590 tot 1799 was het gebouw een protestantse, tot 1846 een roomskatholieke en daarna tot 1934 een gereformeerde kerk, waarna het een Chr. Geref. kerk werd. Bij de restauratie in 1953-'55, onder leiding van H. de Lussanet de la Sablonière en G.M. Sturm, heeft men het hangtorentje met 18de-eeuws aandoende bekroning gereconstrueerd. Aan de koorzijde is in 1983 een verenigingsgebouw toegevoegd naar ontwerp van J. Jobse. De kerk bevat een midden-18de-eeuws orgel dat in 1874 van Sprang (NB) naar Middelburg is overgebracht. In 2001 is het interieur verbouwd. De tegen de kapel gebouwde ondiepe huizenrij aan de Lange Delft is in 1961-'62 weggebroken. Een tussen de huizen staande poort met overwelfde gang heeft men herbouwd in het naastgelegen winkelpand Lange Delft 90. De deur tot de overwelfde gang, voorzien van laat-gotisch rankenwerk en een bijgewerkt Mariabeeldje uit 1521, is nu als kerkdeur in gebruik. Het winkelpand heeft tevens een pilastergevel uit circa 1575 met dorische en ionische baksteenpilasters, die bij de gelijktijdige vrijlegging aan de zijde van de Nieuwstraat tevoorschijn is gekomen. De voorm. Engelse kerk (Simpelhuisstraat 10) [4], een eenbeukige kerk met driezijdige sluiting en aan de straatzijde een laat-gotische ingang, werd in 1480 gebouwd als kapel van het in 1471 gestichte cellebroedersklooster. Na de alteratie van 1574 werd de kapel in 1592 ingericht als tapijtweverij van Jan de Maecht. In 1629 kwam de kapel in gebruik als Engelse kerk, met een toegang in het koor. De Engelse gemeente werd in 1921 opgeheven. Bij de restauratie in 1955 verdween de koortoegang, herstelde men de in de 17de eeuw dichtgemetselde ingang met kielboog en kruisbloem en reconstrueerde men de vensters aan de straatzijde. Het gebouw heeft enige tijd dienst gedaan als Waalse kerk - ter vervanging van een in 1940 verwoeste kerk - en dient momenteel als trouwkerk van de Herv. gemeente. Tot de inventaris behoren een midden-17de-eeuwse preekstoel, een orgelgalerij met Lodewijk XV-details en een door George Stevens gebouwd orgel (1761). Van het grotendeels afgebroken cellebroederklooster resteren enkele 16de-eeuwse gebouwen aan de Simpelhuis- en Wijngaardstraat, waarvan een met een laat-gotische schouw. Deze gebouwen deden van 1611 tot 1812 dienst als Simpelhuis (tehuis voor geestelijk gehandicapten) en vanaf 1816 tot ver in de 19de eeuw als soepkokerij. Door een legaat {== afbeelding Middelburg, Oostkerk==} {>>afbeelding<<} van D.J. de Superville kon het in 1848 worden uitgebreid (memoriesteen). Naast de kerk (Bodenplaats ong.) staat een zandstenen poortje met ionische pilasters van 1636, afkomstig van de voorm. Bank van Lening in de Herenstraat en na de brand in 1940 hier geplaatst. De (Herv.) Oostkerk (Oostkerkplein 1) [5] is een aan het begin van de Breestraat op een plateau gebouwde achtzijdige koepelkerk met lantaarn. De aangebouwde en eveneens door een koepel bekroonde kleine consistoriekamer heeft een lantaarn met daarin een door Johannes Burgerhuys gegoten klok (1663). De kerk werd in 1648-'67 speciaal voor de protestantse eredienst gebouwd voor de gemeente van de {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Oostkerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} ‘Nieuwe Stad’. In 1644 maakte Bartholomeus Drijfhout het ontwerp, daarbij geadviseerd door Pieter Post. De eerste steen werd in 1648 gelegd. Bij het overlijden van Drijfhout (1649) waren slechts de fundamenten van het achtkant gereed. Arend van 's-Gravesande, die in 1651 werd ingeschakeld, liet de geplande porticus aan de voorzijde vervallen en veranderde de verhoudingen van romp en koepel. Over de uitvoering (vanaf 1657) ontstonden in 1659 moeilijkheden. Pieter Post en Pieter Arentsz Noorwits - de broer van Van 's-Gravesande - werden als adviseurs ingeschakeld. De plannen werden echter niet meer fundamenteel gewijzigd. De bouw werd na het overlijden van Van 's-Gravesande in 1662 voortgezet door Louis Jolijt. De bijzonder rijk uitgevoerde achtzijdige classicistische centraalbouw is voorzien van rondboogvensters met daaronder festoenen met symbolen van leven en dood. Op de hoeken zijn kolossale ionische pilasters met postament aangebracht. De ingangspartij is eveneens uitgevoerd met ionische pilasters en een fronton. Daarbinnen is in het segmentvormige fronton van de deuromlijsting een liggend geraamte afgebeeld. De ingangspartij wordt geflankeerd door kleinere poortjes met dorische pilasters, doorbroken fronton en een cartouche met het jaartal 1656. Op het hoofdgestel staat een bakstenen attiek met natuursteen lijst, op de hoeken bekroond door natuurstenen vazen. De grote koepel, gedekt met leien en met lood op de ribben, wordt afgesloten door een balustrade met vazen op de hoeken. De door corinthische zuilen gelede lantaarn heeft een koepelvormige afsluiting bekroond door een afbeelding van de Middelburgse burg en een windwijzer. De kerk is gerestaureerd in 1966-'68 en in 1995-'97. Voor de ingangstrappen aan het Oostkerkplein staan twee hardstenen obelisken. Inwendig heeft de dubbelschalige houten koepel de vorm van een halve bol. De koepel wordt gedragen door een zware kroonlijst op acht ionische zuilen, die op geringe afstand van de muur zijn geplaatst. Ook aan de binnenzijde heeft de ingangspartij een natuurstenen omlijsting met ionische pilasters, en verder corinthische pilasters in de aedicula en Tiengebodenborden daarboven. De flankerende poortjes hebben aan de binnenzijde eveneens ionische pilasters en de binnenzijde van de lantaarn is voorzien van corinthische zuilen. Er zijn twee gebrandschilderde vensters uit 1664. Tot de inventaris behoort een fragment van een 17de-eeuwse overhuifde bank. Van de preekstoel dateert de voet uit de bouwtijd van de kerk. De preekstoelkuip, de kerkbanken en de dooptuin zijn alle in 1780-'83 uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl naar ontwerpen van Coenraad Kaijser en met snijwerk van Hendrik van Diest. Zo ook de tevens als klankbord boven de preekstoel geplaatste orgelkast. Het orgel zelf werd in 1781 gemaakt door de gebroeders De Rijckere uit Kortrijk en in 1782-'83 verbeterd en voltooid door Joachim Reichner en Johannes van Overbeek (gerestaureerd 1973). De voorm. synagoge (Herenstraat 14) [6] is een nagenoeg vierkant gebouw, gelegen achter twee in opzet 18de-eeuwse woonhuizen (Herenstraat 16-18). Deze als eerste buiten Amsterdam {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Oostkerk, interieur (1987)==} {>>afbeelding<<} gebouwde synagoge voor Hoogduitse joden is bereikbaar via een poortje voorzien van het Hebreeuwse opschrift ‘Huis van Samenkomst’ en het bouwjaar 1705 (5465). De oorspronkelijk uitwendige trap naar de vrouwengalerij werd in 1757 naar binnen verplaatst toen men een mikwe bouwde met daarboven een consistorie. De sjoel bleef gespaard bij het bombardement in 1940, maar werd in 1944 door artillerievuur getroffen. In 1972 resteerden nog slechts de muren met rondboogvensters en aan de achterzijde de nis voor de arke en een oculus {== afbeelding Middelburg, Luth. kerk==} {>>afbeelding<<} erboven. In 1994 heeft men de hoofdvorm van het gebouw hersteld. De Luth. kerk (Zuidsingel 70) [7] is een rijzige, recht gesloten zaalkerk in Lodewijk XIV-stijl, gebouwd in 1738-'42 naar ontwerp van Jan de Munck. De voorgevel heeft hoekpilasters en een pronkrisaliet met het bouwjaar in het bovenlicht van de ingangspoort en daarboven een venster met snijwerk, bekroond door een zwaan. De kerk is gerestaureerd in 1960-'63. Het interieur wordt gedekt door een stucplafond van de Italianen Antoni Traull en Giovanni Antonio Gioveni. Ysenbaart en Jacob Gysen leverden in 1741 de preekstoel en het doophek; Hendrik van Diest en Gerard de Grendel het resterende meubilair. Daarnaast zijn er een stichtingstafel uit 1742 en een memorietafel uit 1800. Het in 1707 door J. Duyschot gebouwde orgel is bij de plaatsing in deze kerk in 1742 uitgebreid door J.H.H. Bätz en A. van Os. Doopsgez. kerken. De in de straatwand opgenomen voorm. Doopsgez. kerk Hoogstraat 20 [8] is een pand met de jaartalankers ‘1592’. Gebouwd als onderkelderd diep woonhuis met zeepziederij werd het in 1629 verbouwd tot zaalkerk. De vensters met gietijzeren traceringen dateren uit circa 1860. Na 1889 kwam het gebouw in gebruik bij het Leger des Heils. De Doopsgez. kerk Lange Noordstraat 62 [9] is een brede zaalkerk met afgeschuind koorgedeelte, gebouwd in 1889 in neorenaissance-stijl naar ontwerp van K. Stoffels. De straatgevel heeft drie grote rondboogvensters, waarvan één in een risaliet met een tuitgevel voorzien van een overhoeks pinakel. De consistorie werd in 1908 aangebouwd naar plannen van A. Dorst. Tot de inventaris behoren de originele kerkbanken en preekstoel. In het door Bakker & Timmenga gebouwde orgel uit 1890 zijn onderdelen verwerkt van voorgangers uit 1760, 1841 en 1850. De R.K. St.-Petrus en Pauluskerk (Lombardstraat 3-4) [10] is een driebeukige basilikale kerk met halfronde apsis en een voorportaal overgaand {== afbeelding Middelburg, Doopsgez. kerk Lange Noordstraat 62==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, R.K. St.-Petrus en Pauluskerk==} {>>afbeelding<<} {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Stadhuis, plattegrond==} {>>afbeelding<<} in een massieve - brede maar ondiepe - klokkentoren. Deze in 1949-'51 naar een traditionalistisch ontwerp van C.M. van Moorsel gebouwde kerk verving een in 1940 verwoeste voorganger aan de Lange Noordstraat (1846). Het beeld van de patroonheiligen in de voorgevel is van H. van Haaren. De kerk bevat een in 1931 door schenking verkregen klein paneel genaamd ‘O.L. Vrouwe van de Polder’; het is een uit circa 1500 daterende kopie van het 14de-eeuwse origineel, afkomstig uit de kerk van Vrouwenpolder. In het sobere interieur is de schildering in de apsis vervaardigd door H. Heeren, de gebrandschilderde ramen zijn van K. Trautwein. Het orgel is gebouwd door de firma Pels (1951) Overige kerken. De voorm. Herv. kerk (Vogelstraat 4) is een recht gesloten neoromaanse zaalkerk met twee fronttorens van ongelijke hoogte, gebouwd in 1914 voor de toenmalige gemeente Koudekerke en in 1963 buiten gebruik geraakt. De Geref. kerk (Hofplein 13) [11], een forse en sobere zaalkerk met zakelijk-expressionistische details, kwam in 1930 tot stand ter vervanging van een voorganger uit 1892. In 1963 gebouwd naar ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft is de (Herv.) Ontmoetingskerk (Oosterscheldestraat 1), een moderne zaalkerk met rank stalen klokkentorentje. Het voorm. Burgerweeshuis (Molenwater 125) [12] is een fors drielaags gebouw met een middenrisaliet voorzien van twee door pilasters gelede natuurstenen ingangspartijen. Dit in 1717 uit het legaat van Lydia Borreys gestichte weeshuis kwam in 1719 gereed. Jongens en meisjes hadden ieder een eigen ingang. Na de opheffing van het Armweeshuis in 1812 werd het een algemeen weeshuis, waartoe het in 1845 aan de achterzijde werd uitgebreid. Waarschijnlijk heeft men toen ook het gebogen fronton boven het middenrisaliet verwijderd. Vanaf 1928 is het gebouw geruime tijd in gebruik geweest als industrie- en huishoudschool. Het Oude mannen- en vrouwenhuis (Herengracht 48) [13] is een fors tweelaags pand met omlijste vensters en aan de tuinzijde een haakse vleugel voorzien van een segmentvormig fronton en een middenrisaliet met driehoekig fronton en het wapen van Middelburg. Het eenvoudige Lodewijk XVI-ontwerp van dit in 1781-'84 als Armziekenhuis gebouwde pand wordt wel toegeschreven aan Coenraad Kaijser. In 1812 werd het ingericht als Oude mannen- en vrouwenhuis en Simpelhuis. Later diende het alleen als tehuis voor bejaarden. Het pand is recent verbouwd. Het stadhuis (Markt 1) [14] is een U-vormig gebouw met een belfort-achtige toren voorzien van een achtzijdige lantaarn. Het wordt beschouwd als een hoogtepunt van de profane laat-gotische architectuur in Nederland. In 1452 begon men onder leiding van Andries en Mattheus Keldermans aan een L-vormig gebouw op de hoek van de Markt en de Lange Noordstraat. In de binnenhoek verrees een forse toren, op korte afstand daarvan een traptoren en op de buitenhoek een - eveneens als traptoren dienstdoende - achtzijdige erkertoren (‘de Choertoren’). In 1460 waren de buitengevels gereed, voorzien van dubbele {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} beeldnissen tussen de met laat-gotische traceringen versierde vensters. Gelijktijdig werd gewerkt aan de Vleeshal achter de drie meest linkse traveeën, die men vooralsnog tot de diepte van de traptoren aan de achterzijde optrok. De ingangen van het stadhuis bevonden zich zowel aan de Lange Noordstraat als in de brede travee naast de Vleeshal. In 1492 maakte een brand herstelwerkzaamheden nodig en kwam er boven de Vleeshal een Lakenhal. In 1506 begon een nieuwe bouwcampagne onder leiding van Andries' zoon, Anthonis Keldermans, die in 1512 op zijn beurt werd opgevolgd door zijn zoon Rombout. De toren kreeg in 1506-'11 een achtzijdige lantaarn, die met luchtbogen werd verbonden met rijzige, steunbeerachtige hoekpilaren. Mogelijk beoogde men in eerste instantie een opengewerkte stenen spits als bekroning, maar uiteindelijk kwam in 1560 de kenmerkende helmvormige bekroning gereed. In de toren bevinden zich een door Medardus Waghevens gegoten klok (1527), een kopie van het uit 1525 daterende uurwerk met wijzerplaten en een speelwerk met ruiters en hellebaardiers. De bekroning van de Choertoren en de rijk bewerkte topgevel aan de Noordstraat werden in 1511 gerealiseerd. Aan de nog iets rijkere topgevel van de Vleeshal (en ingang) aan de Markt begon het werk in 1513, evenals aan de verlenging en overwelving van die hal. In 1514-'15 werd gewerkt aan de kap met tongewelf van de bovengelegen Lakenhal. Vervolgens heeft men het bouwdeel met de Vleeshal en Lakenhal in zijn geheel nogmaals achterwaarts verlengd, waarmee deze bouwfase rond 1520 werd voltooid. In de beeldnissen aan de voorzijde kwamen in 1514-'18 beelden van de graven van Holland en Zeeland te staan, gemaakt door Michiel Ywijnsz uit Mechelen. Met het ontstaan van de huidige Markt als gevolg van de afbraak van de Westermonsterkerk (1575) kreeg het stadhuis in 1613 de huidige ingang. Het lage hardstenen bordes met in de borstwering het oude wapen van Middelburg werd in 1756 toegevoegd naar plannen van Jan de Munck. De Vleeshal voorzag men in 1729 van een zonnewijzer, eveneens vervaardigd door Jan de Munck (verwijderd 1910, herplaatst 1995). Van zijn hand is ook de hardstenen pomp aan de achterzijde. Aan de Lange Noordstraat verrees in 1780-'84 een stadhuisuitbreiding in strenge Lodewijk XVI-stijl naar plannen van Coenraad Kaijser. Het stadhuis werd tussen 1881 en 1918 in fasen gerestaureerd onder leiding van L.C. Hezemans en P.J.H. Cuypers. Daarbij verving men de gevelbeelden door kopieën van atelier Cuypers. In de geveltop van de Vleeshal werd in 1910 een beeld van koningin Wilhelmina met haar pasgeboren dochter Juliana geplaatst. De Choertoren werd versierd met beelden van de Bourgondische hertogen: Maximiliaan (1925) door N. van der Schaft, Maria van Bourgondië (1928) en Karel de Stoute (1933) door L. Zijl, Karel V (1934-'36) en Philips de Stoute door H.J. Etienne. Bij het bombardement in 1940 brandde het raadhuis geheel uit. Kort daarop werd de gevel van de 18de-eeuwse uitbreiding neergehaald. De restauratie in oorspronkelijke vorm vanaf 1941 vond in 1968 zijn voltooiing. Ter plaatse van de 18de-eeuwse uitbreiding en in het verlengde daarvan verrees in 1946-'50 naar plannen van A. van der Steur een nieuw bouwdeel en aan de westzijde een secretarievleugel, onderling verbonden door een arcade. Inwendig is de oorspronkelijke indeling van het gebouw gehandhaafd of teruggebracht waar latere verbouwingen hadden plaatsgevonden. Dit laatste geldt met {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} name voor de opnieuw van een houten tongewelf voorziene Lakenhal (nu Burgerzaal). De stenen gewelven boven de trap, in de torenkamer en in de Vleeshal zijn gedeeltelijk nog oorspronkelijk. Ter vervanging van de verbrande inventaris zijn sinds 1940 diverse meubelen en interieuronderdelen aangekocht, zoals een hardstenen gotische schouw (1549) voor de Trouwzaal. In de Raadzaal bevinden zich een groot gebeeldhouwd stadswapen uit de vroegere 18de-eeuwse uitbreiding, en in de kamer daarnaast een 17de-eeuwse schouw en een 18de-eeuwse betimmering afkomstig uit Groningen. De stadsschuur (Stadsschuur 2) [15] is een langgerekt gebouw voorzien van speklagen van Ledesteen, trapgevels aan de korte zijden en drie Vlaamse gevels aan de lange zijde. Het pand werd in 1585 gebouwd en pas na afbraak van de oude stadsschuur in 1642 voor de stadsfabriek ingericht. Na een gedeeltelijke vernieuwing rond 1800 (versierde loden vergaarbak aan de zuidzijde) volgde rond 1900 een restauratie waarbij de trapgevels zijn vernieuwd en de zuidgevel werd voorzien van een uit 1682 daterende houten zonnewijzer. Het gebouw is opnieuw gerestaureerd in 2001. De voorm. St.-Jorisdoelen of voetboogschutterij (Balans 25) [16] werd in 1582 gebouwd. In 1940 is het volledig verwoest. In 1969-'70 is het gebouw {== afbeelding Middelburg, Stadsschuur==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Kloveniersdoelen==} {>>afbeelding<<} gereconstrueerd met natuurstenen gevel, poortje, zijtrapgevels en een (maniëristische) rolwerkgevel. De voorm. St.-Sebastiaansdoelen of handboogschutterij (Kromme Weele 5) [17] werd in 1592-'94 gebouwd ter plaatse van het in 1578 afgebroken augustijnenklooster (eerste vermelding in 1308). Van het oorspronkelijke gebouw resteert slechts een bouwdeel met twee zijtrapgevels. De bewaard gebleven achtzijdige traptoren behoorde bij een in 1660 toegevoegde kamer. Een geblokte natuurstenen poort uit 1642, die het terrein aan de Molenberg afsloot, werd in 1934 naar de Beddewijkstraat overgebracht (gerestaureerd 1996). Na 1851 was het pand vooral in gebruik als verenigingsgebouw en in 1888 verrees aan de Kromme Weele een neogotische voorgevel, naar ontwerp van J.A. Frederiks, met daarin twee door Jan Campenhout gemaakte beeldjes (1594; nu replica's). De voorm. Kloveniersdoelen of ‘schuttershof van den Bus’ (Achter de Houttuinen 30) [18] is een breed onderkelderd gebouw met natuurstenen spekbanden, middentopgevel, twee dakerkers en een natuurstenen ingangspartij met bordes. Dit schuttershuis kwam in 1607-'11 tot stand in rijke maniëristische stijl. De bovenkant van de achtzijdige traptoren aan de achterzijde werd na een blikseminslag in 1735 afgebroken. In 1787 werd de (patriottische) schutterij ontbonden. Het gebouw werd geplunderd en daarna aan de V.O.C. verkocht. Van 1795 tot 1940 diende het als militair hospitaal, waarbij het ernstig in verval raakte en het bordes, de topgevel en de dakerkers verdwenen. Tijdens een ingrijpende restauratie in 1914-'19, naar plannen van J.A. Frederiks, zijn op grond van oude prenten het bordes, de kruiskozijnen, de dakerkers en de topgevel gereconstrueerd met rolwerk in maniëristische Vredeman de Vries-trant. De bekronende gevelsteen met gebeeldhouwde haakbussen en kogels herinnert aan de vroegere bestemming. Bij een recente restauratie is de traptoren weer tot de oude hoogte opgetrokken. Het interieur bevat een overwelfde kelder en een schouw met getorste marmeren kolommen en houten fries met krijgsattributen. Het voorm. ijkkantoor (Zuidsingel 92) [19] is een vrijstaand drielaags gebouw met rijk pronkrisaliet, gebouwd in 1739 in Lodewijk XIV-stijl naar ontwerp van Jan de Munck. In het gebouw werd vaatwerk geijkt. De bovenzaal was van 1754 tot 1839 in gebruik als concertzaal. Sinds 1958 doet het pand dienst als Padvindershuis. De korenbeurs (Dam ong.) [20] is een rechthoekig open gebouw op dorische zuilen. Het huidige bouwwerk is een reconstructie op een iets andere plek van de korenbeurs uit 1767. Sinds 1975 is het een kunstpodium. De oorspronkelijke beurs werd in 1846 ingrijpend ver- {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} bouwd en in 1970 met het aangrenzende huizenblok gesloopt. De voorm. vismarkt (Vismarkt 2) [21] voor zeevis is ontstaan op een in 1559 aangelegd pleintje. Daarop staat een midden-18de-eeuwse hardstenen pomp in Lodewijk XV-vormen. De in strenge neoclassicistische vormen uitgevoerde galerij met hardstenen dorische zuilen en een vooruitspringend gedeelte voor de afslager met fronton dateert uit 1850. Het voorm. commiezenkantoor (Rouaansekaai 138) [22] is een klein gepleisterd neoclassicistisch pand met geblokte deur- en vensteromlijstingen, gebouwd rond 1845 voor de inning van belastingen. Na 1872 diende het als bagageruimte voor de Middelburgse Stoomvaart Maatschappij. Het nu als havenkantoor in gebruik zijnde gebouw kreeg vermoedelijk rond 1910 het huidige platte dak. Het postkantoor annex directeurswoning (Lange Noordstraat 48) [23] is een fors en wat uit de rooilijn terugliggend pand uit 1874. Bij de bouw is gebruik gemaakt van een van elders afkomstige 18de-eeuwse kroonlijst en een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. De koepokinrichting (Eigenhaardstraat 2) [24], een eenvoudig eenlaagspand met neorenaissance-details, dateert uit 1900. Het voorm. Polderhuis voor Walcheren (Groenmarkt 10) [25] is een L-vormig pand in traditionalistische {== afbeelding Middelburg, IJkkantoor==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Polderhuis voor Walcheren==} {>>afbeelding<<} vormen met souterrain en bel-etage en in de binnenhoek een achtzijdige toren. Het ontwerp van J.F. Berghoef en H. Klaarenbeek dateert van 1947 en is uitgevoerd in 1947-'50. Scholen. De voorm. Latijnse School (Latijnse Schoolstraat 10-12) [26], gevestigd in het rond 1540 opgeheven klooster van Bachten 's-Gravensteen, wordt in 1593 voor het eerst als school vermeld. Gezien de memoriesteen in de voorgevel is het gebouw in 1691 verbeterd. Na een ingrijpende verbouwing in 1879, waarbij de topgevels zijn gesloopt, ging het pand als gymnasium dienen. Na de verhuizing van het gymnasium kregen de wit geverfde gevels hun huidige sobere uiterlijk bij een restauratie rond 1970. De voorm. openbare lagere School ‘A’ (Verwerijstraat 51) [27], gebouwd in 1893 in neorenaissance-stijl, is een dubbele gangschool met twee ingangen en voorzien van trapgevels. Aan de lange zijde bevinden zich zes lokalen en haaks op de beide kopse zijden telkens drie lokalen. Gelijktijdig gebouwd is het voorm. gymnastieklokaal (Verwerijstraat 53), tegenwoordig in gebruik als minitheater. De voorm. Chr. lagere school (Gravenstraat 63) [28] is rond 1905 gebouwd als een zesklassige L-vormige school. De voorm. Chr. MULO-school (Herengracht 74) [29], een tweelaagse middengangschool uit 1908, vertoont een combinatie van rationalistische vormen en jugendstil-elementen. De voorm. Chr. kweekschool (Herengracht 50-52) [30] is een fors tweelaags gebouw met gepleisterd middenrisaliet, ontstaan na een ingrijpende verbouwing van het Armweeshuis in 1910-'11 naar plannen van J.A. Vertregt. In 1939 verrees in zakelijk-expressionistische vormen de tweelaagse opleidingsschool (Molenwater 4) [31] van de Generaal-Majoor Berghuijskazerne (gesloopt 2002). Van 1940 tot 1945 heeft de school als stadhuis dienst gedaan. Verdedigingswerken. Van de ringvormige aarden omwalling met dertien bastions en buitenvest van de stadsuitleg uit 1595-'98 zijn duidelijk zichtbare resten bewaard gebleven. Na opheffing van de vestingstatus in 1839 werden bastions en wallen in 1841-'48 als een werkverschaffingsproject omgevormd tot een wandelroute met singels naar plannen van K.G. Zocher. Tussen 1842 en 1873 verdwenen zeven van de acht stadspoorten en door de aanleg van het Kanaal door Walcheren (1870-'73) de vier zuidoostelijke bastions. De door zeewater bij de inundatie van Walcheren in 1944 aangetaste beplanting op de resterende negen bastions werd onder leiding van C.P. Broerse hersteld. Weinig opvallend zijn de bewaarde muurresten van de in 1585-'91 gebouwde en in 1873 gesloopte Dampoort (Dampoortstraat ong.) en de in 1798 opgetrokken en rond 1850 afgebroken Noordpoort (Noordpoortplein ong.). Wel in volle glorie bewaard is de Koepoort (Molenwater 101) [32], een (inmiddels) vrijstaande sierpoort in Lodewijk XIV-stijl, gebouwd in 1735-'39 naar ontwerp van Jan Peter van Baurscheit {== afbeelding Middelburg, Chr. MULO-school==} {>>afbeelding<<} {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Nieuwe Poort==} {>>afbeelding<<} de Jonge. Deze poort heeft aan beide zijden vier natuurstenen pilasters en een attiek met natuurstenen trofeeën en vazen. Opmerkelijk is ook de rond 1860 gebouwde Nieuwe Poort (Korendijk 40-42) [33], een neoclassicistische poort met lijstvormige afsluiting en een omlijste rondbogige doorgang. De overgang naar de naastgelegen panden is afgerond. Door de aanleg van het Kanaal naar Walcheren en de situering van het station heeft deze poort nooit echt als zodanig gefunctioneerd. Het Van de Perrehuis (Hofplein {== afbeelding Middelburg, Van de Perrehuis, plattegrond==} {>>afbeelding<<} 8) [34] is een bijzonder rijk woonhuis met een gebogen gevelwand van geslepen baksteen die een groot deel van het ervoor gelegen cour d'honneur omsluit. Het middenrisaliet met bordestrap wordt geflankeerd door pilasters die een fronton dragen. De aansluitende gebogen vleugels hebben elk twee staldeuren met daarboven ovale vensters. Op deze plek verrees in 1316 een commanderij van de Duitse orde, waarvan de kapel ter plaatse van het huidige cour d'honneur lag. Van de bijbehorende commanderij resteert enig 14de-eeuws muurwerk en een mogelijk 15de-eeuwse {== afbeelding Middelburg, Van de Perrehuis==} {>>afbeelding<<} kelder met tongewelf en steekkappen. In 1621 kwam het geheel in bezit van Johan Reigersberg, die de eindgevel aan de westzijde liet aanbrengen. Na de dood van zijn achterkleinzoon Jacob in 1762 kwam het complex in bezit van diens nicht Jacoba van den Brande, gehuwd met Johan Adriaen van de Perre. Zij kwamen in 1763 in contact met Jan Peter van Baurscheit de Jonge voor de bouw van het huidige huis. Het in 1765 uitgevoerde plan werd echter uiteindelijk ontworpen door Van Baurscheits neef Engelbert Baets. Aan de voorzijde ontstond op de plaats van de afgebroken kapel de opvallende, statige gebogen gevel met Lodewijk XV-details (balkonhekken). De commanderij werd aan de achterzijde westwaarts uitgebreid met twee kamers tot aan de 17de-eeuwse eindgevel. Via een gang staan deze ruimten in verbinding met de hal, die wordt geleed door ionische pilasters en die is voorzien van stucwerk in Lodewijk XV-stijl. Een vergelijkbaar plafond bevindt zich in de audiëntiezaal. Die ruimte wordt ook wel de Tapijtkamer genoemd naar de drie hier hangende wandtapijten uit 1717 van atelier Daniël Leyniers te Brussel, voorstellende triomfen van goden en godinnen. Andere belangwekkende interieuronderdelen zijn een geschilderd behang in de trant van A. Schouman en op de verdieping een bibliotheek met Lodewijk XV-ornamenten. {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} In het laatste kwart van de 18de eeuw werd aan de oostzijde een eetzaal gebouwd met aangrenzende ruimte. Via vererving kwam het huis in handen van Jacob Hendrik Schorer, wiens erven het in 1838 aan de staat verkochten voor de vestiging van een gerechtshof. Daartoe werd haaks op de achtergevel een zittingzaal gebouwd (gesloopt 1953). In 1876 werd het gebouw een arrondissementsrechtbank. In 1995 verhuisde de rechtbank naar een nieuw gebouw (Kousteensedijk 2). Onder leiding van C. Bouwstra werd het Van de Perrehuis gerestaureerd en naar plannen van J. Benthem verrees aan de oostzijde een groot driehoekig archiefgebouw. De twee panden bieden sinds 2000 onderdak aan het Zeeuws Archief. In het complex zijn twee kleine poorten opgenomen uit 1620, afkomstig van de brouwerij ‘de Drye Tonnekens’; de nu als ingang tot het archief dienende voorpoort (Hofplein 14) heeft ranke dorische pilasters, de achterpoort (bij Bogardstraat 13) een korfboog met diamantkoppen. Woonhuizen. Tijdens het bombardement van 17 mei 1940 werden vooral in het centrum bij de Markt en de Abdij veel historische woonhuizen verwoest, waaronder de oudste - middeleeuwse - panden, zoals de 15de-eeuwse versterkte huizen Rosenburg (Lange Delft) en Domburg (Markt), beide met arkeltorentjes op de hoeken. Van de middeleeuwse bebouwing bleven wel enkele restanten bewaard. Zo werden bij een verbouwing in 1974-'75 bij Vlasmarkt 6-10 restanten teruggevonden van een borstwering met kantelen uit de eerste helft van de 15de eeuw. Ook de kelder van het huis De Roode Toren (Markt 83) dateert uit die tijd; het huidige gevelfronton van dit pand is uit circa 1780. Anders dan in de andere Zeeuwse steden, is het aantal onderkelderde huizen in Middelburg groot; de stad was een stapelplaats voor wijn. Naast veel diepe huizen heeft Middelburg een relatief groot aantal dwarse huizen. Die kunnen als zodanig gebouwd zijn, maar kregen niet zelden in later tijden dit uiterlijk als gevolg van het samenvoegen van twee of drie huizen. Bij het huis Nieuwe Haven 1 geschiedde dit in 1727 door het overbouwen van de naastgelegen doorgang, die is voorzien van een (vroeg-16de-eeuwse) {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Dam 33 met houten zijgevel (1993)==} {>>afbeelding<<} gotische zandstenen poortomlijsting met peerkraalprofilering. Ook bij Damplein 29 (16de-eeuwse trapgevel) en Breestraat 72 (17de-eeuw) zijn de naastgelegen doorgangen later overbouwd. Een afwijkende plattegrond heeft het Huis Bourgogne (Dam 10). Dit rond 1560 gebouwde diepe huis heeft twee zijkamers, één aan de voorzijde en één tegen het achterhuis. Van het aanzienlijke bestand aan 16de- en 17de-eeuwse woonhuizen is veel door latere verbouwingen aan het oog onttrokken. Zo bevindt zich achter de eenvoudige 18de-eeuwse klokgevel van Turfkaai 13 een 16de-eeuwse samengestelde balklaag. Voorbeelden van diepe huizen met een oudere - 17de-eeuwse - kern zijn: Pijpstraat 41, Rouaansekaai 3, Seisstraat 14, Hoogstraat 3 en Nieuwe Haven 9 (alle met een gepleisterde lijstgevel); verder Nieuwe Haven 31, Herengracht 24 en Turfkaai 21 (met 18de-eeuws pothuis). Voorbeelden van dwarse huizen met een oudere kern zijn Houtkaai 19 (1733), met 17de-eeuwse zijtrapgevel, Kinderdijk 46, Kinderdijk 62, Herenstraat 21-23 en Herenstraat 35. 16de-eeuwse huizen Van de vroeger veel voorkomende houten gevels resteren in Middelburg twee voor Nederland unieke voorbeelden. De houten kopgevel van het huis Sint Pieter werd in 1888 verplaatst van de Lange Delft naar de tuin van Wagenaarstraat 1. De beplanking was toen al bij een restauratie in 1875 vernieuwd. De gevel is een goed voorbeeld van een uit circa 1500 daterende houten gevel met laat-gotische driepasversiering, verticale beplanking en uitkragingen op consoles. De gevel is nogmaals gerestaureerd in 1990. Op de middenstijl van de gekoppelde verdiepingsvensters bevindt zich een beeld van St. Pieter onder een rijk gesneden baldakijn (replica 1990). De vroeg-16de-eeuwse zijgevel van Dam 33 is een voorbeeld van een houten langsgevel. Boven de bakstenen muur van de begane grond is de met doorstekende moerbalken op stenen consoles uitgekraagde verdieping uitgevoerd in hout met een (vernieuwde) verticale houten beplanking. Ook de houten borstwering van de zolder is uitgekraagd (op houten consoles) en beplankt. Uit de eerste helft van de 16de eeuw dateert het dwarse huis Wagenaarstraat 30, waarvan de plint en de zijgevel zijn uitgevoerd in witte kalksteen. De zijtrapgevel en de voorgevel zijn begin 17de eeuw vernieuwd. Uit die tijd dateert inwendig ook een sjabloonschildering op een samengestelde balklaag. Het pand is ingrijpend gerestaureerd rond 1960, waarbij de natuurstenen kruiskozijnen zijn aangebracht. Het forse dwarse huis Civilien (Molstraat 13) stamt eveneens uit de eerste helft van de 16de eeuw getuige de zijtrapgevel, de achtzijdige traptoren aan de achterzijde, het interieur en de kap. Het gepleisterde dwarse huis Damplein 1a (met zijtrapgevel) {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Wagenaarstraat 30==} {>>afbeelding<<} {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Het Gouden Cruys==} {>>afbeelding<<} dateert uit circa 1510, het wit geverfde huis Singelstraat 43 uit 1552 en ook het gepleisterde dwarse huis Nieuwstraat 48-50 heeft een 16de-eeuwse kern. Bij de laat-16de-eeuwse dwarse huizen Nieuwstraat 22 (1594) en Nieuwstraat 40 zijn de decoratief vormgegeven ontlastingsbogen boven de vensters bewaard gebleven. Vergelijkbare details tonen enkele diepe huizen met trapgevels. Opvallend zijn de accoladebogen boven de vensters van Brakstraat 9 en Schuitvlotstraat 17. Een vergelijkbare opzet had de gevel van het huis De vier Heemskinderen (Rotterdamsekaai 1), gebouwd in 1594. In de zijgevel (Schuitvlotstraat) zijn natuurstenen banden bewaard gebleven en inwendig de oude kapconstructie. Het uiterlijk van de huidige gepleisterde en afgewolfde voorgevel dateert van een verbouwing uit 1837. Aanwijzingen voor een 16de-eeuwse kern geven de jaartalankers ‘1593’ bij het huis Nederstraat 23 en de gevelstenen bij Schuitvlotstraat 7 (1592), Spanjaardstraat 57 (1596) en Nieuwstraat 11 (‘St. Pieter’; circa 1600). 17de-eeuwse huizen Vooral in de eerste helft van de 17de eeuw was er in Middelburg sprake van een ware bouwexplosie ten behoeve van de vele immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden. De fraaiste panden zijn in 1940 verloren gegaan, waaronder de huizen ‘In de Steenrotse’ (1590), ‘De Gouden {== afbeelding Middelburg, Huis 's-Hertogenbosch==} {>>afbeelding<<} Zon’ (1635) en ‘De Globe’ (1661). Bewaard bleven enkele meer of minder rijke trapgevels, zoals die met natuurstenen banden en een toppinakel van Het Paeuken (Vlasmarkt 34), die met alleen natuurstenen banden van Korte Delft 4 en die met enkel een toppinakel van Pijpstraat 32 (alle rond 1620). Een oeil-de-boeuf en details in rode baksteen hebben de gevels van Korte Geere 21, Spanjaardstraat 14 en Klein Vlaanderen 103. Natuurstenen afdekplaten op de treden van de trapgevels hebben Brakstraat 6, Bellinkstraat 26, Herengracht 20 en 22, Pottenmarkt 12 en Pottenmarkt 10 (jaartalankers ‘1618’). Nabij de trapgevel van Bellinkstraat 4 bevindt zich een maniëristisch zandstenen poortje met wortelmotieven (circa 1625). Een zeer sobere variant is de trapgevel met halfronde beëindiging, zoals bij Hoogstraat 16-18 (circa 1630), Gravenstraat 55 (circa 1640) en Segeersstraat 33 (circa 1640). Het onderkelderde drielaagse diepe huis Het Gouden Cruys (Dam 36) is een goed voorbeeld van een in opzet vroeg-17de-eeuws woonhuis met aan de voorzijde natuurstenen banden en hoekblokken en een trapgevel tussen het voor- en achterhuis. De kap werd aan de voorzijde afgewolfd bij een verbouwing rond 1750, waarbij men een ingangspui in Lodewijk XV-stijl heeft toegevoegd. Dit is karakteristiek voor de latere verbouwingen van veel 17de-eeuwse woonhuizen in Middelburg. Ondanks latere verbouwingen heeft Vlissingsestraat 44 nog natuurstenen hoekblokken en een driepasversiering in metselwerk, en Langeviele 65 (verbouwd 1762) keperbogen met gebeeldhouwde engelenkopjes en zandstenen banden. Van de 17de-eeuwse dwarse huizen dienen genoemd te worden het uit 1627 daterende pand Gortstraat 63 met speklagen in rode baksteen (en inwendig een beschilderde samengestelde balklaag), alsmede Herenstraat 39 met natuurstenen banden en in de ontlastingsbogen natuurstenen blokken. Verder het uit 1650 daterende pand Nieuwstraat 33 met natuurstenen banden, gevelstenen met de wapens van Middelburg en Zeeland, en een overbouwde gang met maniëristische zandstenen poort uit 1612. Het wit geschilderde dwarse huis Bogardstraat 19 is vooral inwendig van belang en bevat een schouw uit circa 1630 met maniëristische ionische pilasters, uitgevoerd in terracotta. Veel 17de-eeuwse Middelburgse huizen hebben samengestelde balklagen. Bij de restauratie rond 1975 van Bogardstraat 25 is op een samengestelde balklaag een uit circa 1595-'99 daterend plafondbehang met maniëristisch motief gevonden. Dit behang is verloren gegaan. Bewaard gebleven zijn sjabloonschilderingen op de onderzijde van een andere samengestelde balklaag uit het begin van de 17de eeuw. Deze mogelijk vanuit Antwerpen geïntroduceerde decoratiewijze is ook teruggevonden bij Brakstraat 8, Spanjaardstraat 37, 54 en 56, Schuitvlotstraat 7, Koepoortstraat 15, Kuiperspoort 8, Dam 36 en Schuttershofstraat 1. Aanwijzingen voor een midden-17de-eeuwse kern geven de jaartalankers bij de huizen Herenstraat 36 (1643) en Korte Noordstraat 39 (1649), alsmede de gevelstenen van Dam 71 (1636), St.-Sebastiaanstraat 4 (1640), Vlasmarkt 39-41 (1643), Korendijk 36 (1647), Kromme Weele 8 (1649), Langeviele 15 (1652) en Damplein 9 (1660). Kort na het midden van de 17de eeuw verrees een aantal forse huizen in classicistische stijl. Het Huis 's-Hertogen- {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} bosch (Vlasmarkt 51) is een breed onderkelderd patriciërshuis met zandstenen middenrisaliet en een pilasterstelling met beneden ionische en daarboven corinthische pilasters. Dit in 1665 ter plaatse van drie bestaande diepe huizen voor Otto de la Porte gebouwde patriciërshuis is ontworpen met gebruik van het ordeboek van Scamozzi. Opvallend is de achtzijdige belvedère op het dak (herbouwd circa 1950). Het interieur bevat een plafond uit circa 1700 en een plafond in Lodewijk XIV-stijl (circa 1730). De empire-vensters dateren uit omstreeks 1840. Het bekronende fronton is bij de restauratie rond 1950 opnieuw aangebracht. Kort na 1657 gebouwd is het wit geverfde woonhuis Dam 31, dat is voorzien van kolossale ionische pilasters, een leien dak en hoekschoorstenen versierd met classicistische festoenen. De hardstenen bordestrap dateert van een 18de-eeuwse verbouwing. Het interieur bevat onderdelen in Lodewijk XIV- en Lodewijk XV-stijl. Vergelijkbaar van opzet, maar een slag groter, is het patriciërshuis Balans 11. De lakenkoopman Pierre le Buteux liet kort na 1661 drie bestaande diepe huizen verbouwen tot een breed pand met kolossale ionische pilasters en een dakerker met corinthische pilasters, klauwstukken en een fronton. Het ontwerp wordt wel toegeschreven aan Louis Jolijt. Rond 1740 volgde een inwendige verbouwing en omstreeks 1840 kreeg het zijn huidige vensters. Inwendig heeft het een dubbele portaalboog met corinthische pilasters, een vroeg-18de-eeuwse trap met gesneden balusters en een plafond in Lodewijk XV-stijl. Van 1913 tot 1995 is het pand als kantongerecht in gebruik geweest. Resten van classicistische pilastergevels hebben verder nog Spanjaardstraat 17 (1646; ionische pilasters) en Damplein 13 (circa 1660). 18de-eeuwse huizen Bij het patriciërshuis Spanjaardstraat 53 verrees in 1720 één nieuwe gevel met pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl vóór een dwars huis en een aangrenzend diep huis. Een ander vroeg voorbeeld in deze stijl is het gepleisterde drielaagse patriciërshuis Damplein 33 (circa 1725), waarvan de gevel voor twee uit 1685 daterende woonhuizen werd opgetrokken. Het diepe huis Norenburch {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Balans 11 (1992)==} {>>afbeelding<<} (Rouaansekaai 19) kreeg in 1726 een nieuwe gevel met zandstenen deuromlijsting in Lodewijk XIV-stijl. Inwendig bevindt zich een laat-17de-eeuwse vakkenzoldering met bijbehorende classicistische schouw en binnenpoortje met corinthische pilasters. Opmerkelijk is ook het huis Het Witte Hardt (Rouaansekaai 35), dat rond 1730 een smalle voorgevel kreeg en aan de tuinzijde een brede achtervleugel met pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. Die achtervleugel sluit ook Rouaansekaai 31 en 33 aan de achterzijde af. Het patriciërshuis Lange Noordstraat 29 bestaat uit drie 17de-eeuwse huizen, die in 1732 tot één geheel werden gemaakt, waarbij het pand een achtergevel kreeg in Lodewijk XIV-stijl. Paulus Ewaldus van de Perre liet in 1780 een nieuwe voorgevel optrekken en inwendig schoorsteenstukken en deurbetimmeringen in Lodewijk XVI-stijl aanbrengen. In 1879-'81 werd het naar plannen van J. van Lokhorst verbouwd tot rijkskweekschool. Daarbij heeft men de voorgevel versoberd en van een nieuwe ingang voorzien. De bijbehorende rijksleerschool op het achterterrein is in 1986 gesloopt. Caspar van Citters, later raadpenionaris van Zeeland, kocht rond 1712 het in opzet middeleeuwse huis Wagenaarstraat 1. Zijn dochter Johanna Maria van Citters en haar man Maarten Jacob Huysmans lieten hier rond 1735 een voorhuis met souterrain, bel-etage en twee verdiepingen tegenaan bouwen. Dit kapitale voorhuis heeft een hardstenen plint met bordestrap, midden- en hoekrisalieten met hardstenen vensteromlijstingen, in het midden samenvloeiend in een Lodewijk XIV-pronkrisaliet. Inwendig kreeg het hele pand stucplafonds in de trant van Daniël Marot en schouwen in Lodewijk XIV-stijl. De huidige kroonlijst dateert uit circa 1800 en de vensters zijn rond 1840 gewijzigd. Van 1888 tot 1972 deed het pand dienst als museum van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Daartoe werd het gerestaureerd door J.A. Frederiks, die ter plaatse van het in 1823 afgebroken hoekhuis in 1889 een eenlaags bibliotheekgebouw in neogotische-stijl ontwierp. Niet veel minder imposant is het patriciërshuis Koepoortstraat 6, dat rond 1650 ontstond uit twee huizen en omstreeks 1735 in opdracht van J.G. Schorer een nieuwe voorgevel kreeg met geblokte hardstenen hoekpilasters en een rijk gesneden (drielaags) pronkrisaliet. Inwendig is vooral de achterzaal met grisailles en een stucplafond in vroege Lodewijk XV-stijl van belang. Bouwmeester Jan de Munck liet in 1736 voor zichzelf het rijke woonhuis Het Observatorium (Zuidsingel 126) bouwen, voorzien van geblokte hardstenen hoekpilasters en een hardstenen middenrisaliet met daarop een houten pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl en daarin Cupido met wereldbol. De bijbehorende sterrentoren werd in 1775 afgebroken. Van 1733 dateert De Pyramide (Lange Noordstraat 37), een rijk versierd diep huis voorzien van een kroonlijst met {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Gortstraat 30==} {>>afbeelding<<} consoles, een asymmetrisch geplaatst pronkrisaliet en aan de andere zijde een hardstenen gevelpomp. Het in datzelfde jaar gebouwde huis ‘Van den Brande’ (Lange Delft 64), ontworpen door Jan Peter van Baurscheit de Jonge in rijke Lodewijk XIV-stijl, ging bij het bombardement van 1940 grotendeels verloren. Het wel behouden en uitzonderlijk rijke woonhuis Gortstraat 30 doet sterk aan het werk van Van Baurscheit denken. Pieter van Visvliet liet hier rond 1745 twee huizen samenvoegen achter een vrijwel volledig hardstenen gevel met ionische pilasters en smalle penanten van geslepen steen. De vooruitspringende middentravee heeft een door ionische halfzuilen geflankeerd portiek. Overweldigend is ook het interieur met onder meer een rijk gestukadoorde gang, een tussenkamer met gestukadoord balkenplafond en een tuinzaal met houten plafond en gesneden decoraties (de vier seizoenen) in Lodewijk XV-stijl. Daarnaast bevat het huis diverse fraai bewerkte schouwen in Lodewijk XV-stijl. In opdracht van W.C. Borsius werd rond 1870 de kleine binnenplaats overdekt tot wintertuin en kreeg het huis aan de achterzijde een gietijzeren veranda. Voorbeelden van meer bescheiden panden in Lodewijk XIV-stijl zijn Kinderdijk 68 met pronkrisaliet, het brede pand Cleen Burgonje (Dam 45) met opvallende hoekschoorstenen en verder - voorzien van een kroonlijst met consoles - de huizen Dam 61, Koestraat 5, Bree 48 en Molenwater 135. Een imposant voorbeeld van een patriciërshuis in Lodewijk XV-stijl is De Schaepskoye (Gortstraat 38). Rond 1755 liet Wilhem van Citters voor vermoedelijk drie 17de-eeuwse diepe huizen één nieuwe gevel optrekken. Deze gevel is uitgevoerd met geblokte hardstenen hoekpilasters en een hardstenen middenrisaliet voorzien van een pronkvenster op de verdieping en een ingangspartij met zijlichten. Hierachter gaat een ruime vestibule schuil, afgesloten door een portaal met ionische zuilen die een fronton dragen met daarin de wapens van de bouwheer en zijn vrouw Gerardina Petronella Broenken. In de herenkamer bevinden zich schilderstukken van Aert Schouman. De grote zaal heeft een rococo-schouw, een rococo-stucwerkplafond van Antonio Gioveni en grisailles {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Gortstraat 30, interieur==} {>>afbeelding<<} van Marten Jozef Geeraerts. Enkele interieurdelen in Lodewijk XIV-stijl zijn waarschijnlijk afkomstig van het in 1811 afgebroken Huis Oostkapelle. Een vergelijkbare imposante Lodewijk XV-gevel uit circa 1760 heeft Lange Noordstraat 63. Iets minder rijk zijn de rond 1765 met een pronkrisaliet uitgevoerde gevels van De Fortune (Koepoortstraat 17) en Langeviele 51, waar het pronkrisaliet asymmetrisch is geplaatst. Het woonhuis van de staatsman en dichter Jacob Cats, Lange Noordstraat 31, kreeg in 1751 een nieuwe gevel. Vermeldenswaardig zijn ook de fraaie rococo-deur met gebogen en gesneden deurkalf van Bogardstraat 6 en de wat afwijkende gevel van Rouaansekaai 29, met een symmetrisch geplaatst pronkvenster op de begane grond (circa 1785). Opmerkelijk is verder de groep woonhuizen die voorzien is van een fraai gesneden ingangspartij met aan weerszijden smalle zijlichten. Een exemplaar in rijke Lodewijk XIV-vormen heeft Vlissingsestraat 7 (circa 1730) en voorbeelden in rijke rococo-stijl {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis De Schaepskoye==} {>>afbeelding<<} tonen Singelstraat 8 (1744) en Londensekaai 11 (1785). Sobere varianten hierop zijn te vinden bij Molenwater 111, Nieuwe Haven 41 en Penninghoeksingel 97. In 1940 zijn de rijkste woonhuizen in Lodewijk XVI-stijl verloren gegaan (Wagenaarstraat 12 en Lange Noordstraat 26), maar bij verschillende andere huizen zijn nog Lodewijk XVI-vormen zichtbaar. Het brede woonhuis Spanjaardstraat 68-70 (met voordeur in Lodewijk XV-vormen) kreeg in 1794 een nieuwe kroonlijst met gekoppelde dorische consoles. Dergelijke consoles zijn ook zichtbaar bij Korte Noordstraat 3, waarvan de kroonlijst in het midden is verhoogd voor een cirkelvormig dakvenster. Bij het woonhuis Dam 39 (circa 1795) staat het dakvenster met borstwering voorzien van een doekfestoen op de dorische kroonlijst en heeft de ingangspartij ionische pilasters. In dezelfde tijd kreeg Londensekaai 17 een sober fronton met modillons. Andere voorbeelden met laat-18de-eeuwse Lodewijk XVI-details zijn Gortstraat 59-61, Spanjaardstraat 42 en Vlissingsestraat 10. In de 18de eeuw heeft men in Middelburg opvallend weinig klokgevels gebouwd. Relatief het rijkste voorbeeld is de met aanzetvoluten uitgevoerde klokgevel van Londensekaai 31 (circa 1760). Andere klokgevels uit de tweede helft van de 18de eeuw zijn te vinden bij Pottenmarkt 6, Schuitvlotstraat 16, Singelstraat 16, Vlissingsestraat 54 en 56. In Middelburg voorzag men smalle diepe panden in de 18de eeuw meestal van een lijstgevel met bewerkte consoles. In de kroonlijst werd doorgaans een datering aangebracht. Tot 1940 waren er 160 van dergelijke gevels, daarna nog circa honderd. De rijkste lijstgevels zijn gecombineerd met een dwars schilddak, gedekt met leien en voorzien van pirons op de hoeken, zoals bij Houtkaai 13 (1733), Rouaansekaai 39, Dam 55 en Dam 53; de laatste met een erker op de verdieping boven een overbouwde doorgang. Een uitvoering met pannen en pirons tonen Dam 57, Bierkaai 3 (1749) en het slechts twee traveeën brede huis Segeersstraat 29 (1783). Een selectie {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Singelstraat 8, detail (1992)==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Korte Noordstraat 3==} {>>afbeelding<<} {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Lange Noordstraat 39==} {>>afbeelding<<} van de in de kroonlijst gedateerde gevels met Lodewijk XIV- en XV-details is: Bierkaai 9 (1720), St.-Janstraat 38 (1726), Gortstraat 40 (1732), Londensekaai 39 (1733), Korendijk 20 (1734), Korte Noordstraat 31 (1736), Bree 32-34 (1737), Segeersstraat 43 (1737), Kinderdijk 14 (1738), Bierkaai 5 (1742), Singelstraat 1 (1743), Singelstraat 17 (1744), Kinderdijk 58 (1749), Bellinkstraat 34 (1750), Londensekaai 33 (1754), Rouaansekaai 31 (1759), Langeviele 41 (1770), Gravenstraat 77 (1777), Houtkaai 3 (1784) en Rotterdamsekaai 11 (1786). 19de-eeuwse huizen In de eerste helft van de 19de eeuw bouwde men vrijwel geen nieuwe huizen in Middelburg. Een belangrijke uitzondering hierop vormt het zeer brede huis Lange Noordstraat 39, dat is voorzien van hardstenen geblokte hoekpilasters, een gepleisterde attiekverdieping en een middenrisaliet met fronton. Jhr. mr. J. van Reigersberg Versluys liet het huis in 1825 bouwen ter plaatse van een in 1804 afgebrande voorganger. Het pronkvenster boven de ingang heeft een omlijsting in rijke empire-stijl. Die vormen komen terug in de flankerende hangende trofeeën met allegorieën op de muziek en de beeldende kunsten, en in de ingangsdeur. Minder goed dateerbaar zijn de sobere vroeg-19de-eeuwse woonhuisgevels, zoals die van Oostkerkplein 13, Molstraat 7 en Seisdam 12. Spanjaardstraat 5 heeft op de verdieping vensters met zwikvullingen uit circa 1830. De empire-vensters van Vlasmarkt 6 hebben een bewerkte middenstijl in het bovenlicht. Karakteristiek voor die tijd zijn de wisseldorpelklosjes - kleine sierelementen aan de onderkant van de middenstijl van het bovenlicht. Een goed voorbeeld toont Latijnse Schoolstraat 11 (circa 1840). Inwendig heeft dit pand een schouw in late empire-stijl. Ondanks de later versoberde onderpui is de uit 1838 daterende gevel van het drielaagse huis Dam 21 (1838) een fraai voorbeeld van het strenge vroege neoclassicisme (neo-Grec) met zijn omlijste vensters, hoofdgestel met palmettenfries en dorisch hoofdgestel (begane grond). De kap van dit huis stamt grotendeels uit circa 1540. Latere neoclassicistische voorbeelden zijn het in 1879 voor A.A. Fokker {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Dam 21==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Stationsstraat 2-6==} {>>afbeelding<<} gebouwde huis Loskade 45 en de directeurswoning van de gasfabriek, Molenwater 93 (circa 1880). Duidelijke eclectische vormen - met wenkbrauwen boven de vensters - vertoont de forse gepleisterde villa Singelzicht (Branderijmolengang 22), gebouwd in 1860 voor de latere Middelburgse burgemeester C.J. Pické. Rijke eclectische gevels hebben ook Dam 12, Dam 37 en Londensekaai 35 (1885). Bij de uit circa 1865 daterende gepleisterde gevels van Molenwater 115, Korendijk 4-8 en Rouaansekaai 43 is de eclectische vormgeving vooral beperkt gebleven tot de vensters met afgeronde bovenhoeken en decoratieve kuifstukken. In het laatste kwart van de 19de eeuw trok de woningbouw weer aan en verrezen vooral langs de buitenranden van de stad herenhuizen en villa's in neorenaissance-stijl. Herengracht 114 uit 1884 is hier een vroeg voorbeeld van. De rijkste neorenaissance-voorbeelden zijn ontwerpen van J.A. Frederiks. In 1891 ontwierp hij het herenhuis Loskade 23 met een trapgevel en neorenaissancecartouches. Het interieur bevat een geschilderd stucwerkplafond in eclectische stijl. In dezelfde neorenaissance-stijl ontwierp Frederiks ook Loskade 19-21 (1892) en het hoekpand Loskade 17 (circa 1893). Stationsstraat 2-6 is een vergelijkbaar hoekpand uit 1891. Andere neorenaissance-voorbeelden zijn Loskade 27-33 (circa 1895), Herengracht 122 (1897) en de ter plaatse van de afgebroken Noordmonsterkerk {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis Herengracht 108-112 (1992)==} {>>afbeelding<<} gebouwde herenhuizen Hofplein 9-11 (circa 1895). Iets bescheidener van omvang, voorzien van fraaie topgevels, zijn Herengracht 108-112 (circa 1900) en de herenhuizen Molenwater 59-61 (circa 1905). Een opvallende vormgeving in chaletstijl met houten geveltopbetimmering en dakoverstek heeft de villa Veersebolwerk 3 (circa 1880). Chaletstijl-achtige details vertoont verder de in 1895 gebouwde villa Noordbolwerk 17. 20ste-eeuwse huizen Het beste voorbeeld van de jugendstil in Middelburg is de zeer grote villa De Sprenck (Seissingel 4), gebouwd in 1904-'05 voor jhr. P.J. Boogaert. Het ontwerp was van aannemer C.A. Goethals, met assistentie van zijn zoon, architect A.L.J. Goethals. Opvallend zijn de glas-in-loodvensters (gemaakt door atelier Het Prinsenhof te Delft) en het hekwerk, beide met florale jugendstil-motieven, alsmede het imitatie-vakwerk in de geveltoppen. Jugendstil-details heeft ook het door hen voor bankier J.A. Zip ontworpen kantoorpand Dam 32 uit 1902. Het bijbehorende woonhuis Dam 34 herkreeg bij een ingrijpende restauratie in 1977 het 18de-eeuwse karakter. Daarnaast waren vader en zoon Goethals verantwoordelijk voor het ontwerp van de directeurswoning van de houthandel Alberts, het vooral met chaletstijl-elementen (sierspant) uitgevoerde pand Seisdam 28 uit 1903, de gepleisterde herenhuizen Loskade 7-15 (1906) en {== afbeelding Middelburg, Villa De Sprenck==} {>>afbeelding<<} de dubbele villa Noordbolwerk 19-21 (1910). Andere voorbeelden van herenhuizen met jugendstil-details zijn Turfkaai 29-31 (1907), Seisdam 42 (1908) en Seisbolwerk 8-12 (circa 1912). Bescheidener burgerwoningen in deze stijl zijn Nieuwe Poortstraat 1-7 (1904), Goese Korenmarkt 22-24 (circa 1910) en Oude Koudekerkseweg 15 (circa 1910); de laatstgenoemde heeft in bricorna-stenen uitgevoerde details. Het in 1908 voor H.T. Terry door aannemer P. Krijger & Zn. ingrijpend verbouwde herenhuis Koepoortstraat 4 is rationalistisch van vorm. Vergelijkbare details hebben de huizen Korendijk 48-50 (1905) en Latijnse Schoolstraat 22-24 (circa 1908), en de villa Dorothy (Vlissingsesingel 38; 1910). In 1913 ontwierp A.L.J. Goethals in ‘Um 1800’-stijl de villa Overdamme (Seissingel 10-12) voor chirurg D. Schoute. Tot de weinige huizen met expressionistische details behoren Wagenaarstraat 19-21 {== afbeelding Middelburg, Villa Veersebolwerk 3==} {>>afbeelding<<} (circa 1925) en - in de zakelijk-expressionistische variant - de middenstandswoningen Sportlaan 1 en Park van Nieuwenhove 2 (beide circa 1930). Na het bombardement van 1940 begon men voortvarend met de wederopbouw. In eerste instantie betrof dat vooral het sterk verwoeste winkelgebied, tot 1942 slechts in beperkte mate aangevuld met particuliere woningbouw. Voorbeelden hiervan, gebouwd in traditionalistische stijl als tweelaags dwars herenhuis, zijn: {== afbeelding Middelburg, Dam 32==} {>>afbeelding<<} {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuis De Dolfijn==} {>>afbeelding<<} De Dolfijn (Korte Burg 3), Groenmarkt 15-17, Lange Delft 76 (1942) en Bogardstraat 30. Ook De Olijfboom (Rotterdamsekaai 67) werd in 1942 herbouwd. De verdere herbouw nam men vanaf 1946 weer ter hand met bijvoorbeeld Lange Noordstraat 19 (1952), St.-Pieterstraat 31-33 en de eenvoudige eengezinswoning Zusterstraat 27. Aan de Seislaan verrezen in 1946 enkele eenlaagse houten noodwoningen, de zogeheten Oostenrijkse woningen. De villa Langevielesingel 18 en het kleine landhuis Olmenweide (Seissingel 8), beide uit circa 1950, zijn gave voorbeelden van wederopbouwarchitectuur. Hofjes. Een 17de-eeuwse oorsprong heeft het St.-Antheunishofje (St.-Antheunisstraat 8) [35], bestaande uit twee rijen wit geschilderde eenlaagspanden aan weerszijden van een bleek. Het hofje Onder den Toren (Nieuwe Kerkgang 1-21) [36] bestaat uit een omsloten hof met aan twee zijden een eenlaagse bebouwing in traditionalistische vormen. Het kwam in 1942-'43 tot stand naar ontwerp van F.A. Eschauzier op basis van een stedenbouwkundig plan van P. Verhagen. Buitenplaatsen. Op korte afstand buiten de Middelburgse singels - maar binnen de latere stadsuitbreidingen - bevinden zich enkele kleinere buitenplaatsen, waarvan de tuinen veelal ten behoeve van die stadsuitbreidingen zijn verdwenen. De Griffioen (Seissingel 100) is een gepleisterd dwars buitenhuis van mogelijk 17de-eeuwse oorsprong. Rond 1720 liet Herman van de Putte, {== afbeelding Middelburg, Buitenplaats De Griffioen, theekoepel (1985)==} {>>afbeelding<<} medeoprichter van de Commercie Compagnie, een nieuwe voorgevel met omlijste ingang optrekken. Deze gevel werd midden 19de eeuw gemoderniseerd en gepleisterd (gerestaureerd 1984). Aan de achterzijde - langs de Domburgse watergang - staat een theekoepel uit 1733, gebouwd door A. Voet voor de dochter van Van de Putte, Maria Johanna, en haar echtgenoot Johan Assuerus Schorer. Deze theekoepel met afgeronde hoeken heeft aan de waterzijde een rijk versierd pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl en inwendig een rijk stucplafond. Het rond 1760 gebouwde buitenhuis Roos en Doorn (Noordsingel 158) is een tweebeukig dwars pand met dubbel schilddak. Het onderkelderde eenlaags buitenhuis Roozenburg (Segeersweg 9), uitgevoerd in sobere neoclassicistische stijl, dateert uit het eind van de 18de eeuw. De eerste steen voor het bijbehorende koetshuis annex dienstwoning werd in 1802 gelegd door jhr. W.N. Lambrechtsen. Het brede, gepleisterde tweelaags buitenhuis Veldzicht (S. van Beaumontstraat 61) wordt in 1777 voor het eerst vermeld. Het huidige aanzien dateert van een verbouwing in 1865-'66 voor A.P. en S.W. Snouck Hurgronje. In 1914 kwam er een kwekerij op het terrein en werd het gebouw aangepast. Rond 1840 gebouwd is het brede gepleisterde buitenhuis Gaternisse (Oude Vlissingseweg 3). De vensters met zwikken op de begane grond stammen uit die tijd; de loggia op gietijzeren zuilen aan de achterzijde uit circa 1860. {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuizen Bagijnhof e.o.==} {>>afbeelding<<} Volkswoningbouw. Rond 1892 realiseerde de woningbouwvereniging ‘Eigen Haard’ met Eigenhaardstraat 1-35 haar eerste eenvoudige arbeiderswoningen, voorzien van bescheiden dakerkers. Met simpele neorenaissance-details iets rijker uitgevoerd zijn de huizen Noordweg 53-65 (circa 1910). De eerste complexen arbeiderswoningen werden pas na 1918 aan de noordoostzijde buiten de singels gebouwd in wat ‘Nieuw Middelburg’ ging heten. Expressionistische details vertonen de in 1921 door de Chr. Woningstichting ‘Volksbelang’ naar ontwerp van J.A. Vertregt gebouwde woningen aan de Koningin Julianastraat en de Koningin Emmastraat. In de nabijheid verrezen in 1922 voor de Algemene Woningbouwvereniging woningen naar ontwerp van J.C. van Epen aan de Zacharias Jansenstraat en de Prins Mauritsstraat. Ter plaatse van het afgebroken Bagijnhof ontwierp hij ook in traditionalistische vormen het complex Bagijnhof e.o. met boven- en benedenwoningen (1923-'24; gerenoveerd 1974). Na 1940 zette men deze ontwikkeling voort bij de door P.H.N. Briët ontworpen nieuwbouw in de wijk 't Zand, waar in 1941-'42 volkswoningbouw in traditionele stijl verrees, zoals aan de Baarsjesstraat en de Langevieleweg. Interessant in dit verband zijn ook de duplexwoningen Lombardstraat 2-24 (circa 1946) en de vanaf 1947 naar ontwerp van A. Rothuizen in de wijk ‘De Griffioen’ tot stand gekomen strokenbouw met middenstandswoningen, zoals aan de Lijsterbeslaan. Winkels. Het rijkste Middelburgse winkelpand is de rond 1870 gebouwde apotheek Dam 25, voorzien van een eclectische zandstenen winkelpui en een gepleisterde gevel met in de kroonlijst de tekst ‘Apotheek’. Vergelijkbaar is de zandstenen pui met het opschrift ‘Koloniale Waren - Comestibles’ van Damplein 27 (circa 1880). Soberder eclectisch van vorm zijn de uit circa 1880 daterende puien van Korte Delft 6, Lange Noordstraat 23 en Markt 85 (met 17de-eeuwse gevelstenen). Neogotische details vertoont de rond 1890 gebouwde gevel van de voorm. drogisterij Lange Noordstraat 68-70. De jugendstil-gevel van Langeviele 67 (circa 1910) heeft een recente pui. De oudere huizen Lange Noordstraat 27 en Gortstraat 32 kregen rond 1910 jugendstil winkelpuien. Expressionistische details heeft het winkelpand Vlissingsestraat 24 (circa 1925). In 1940 werd ook een groot deel van het winkelbestand verwoest. Het eerste resultaat van de wederopbouw was de winkel Markt 35-37 voor C.F. Diesch, uitgevoerd met een trapgevel in traditionalistische vormen (1941). Vergelijkbaar traditionalistisch van vorm zijn Lange Delft 1 (met luifel), Lange Delft 3 (met Mercuriusbeeld), Lange {== afbeelding Middelburg, Apotheek Dam 25==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Woonhuizen Baarsjesstraat 30-40==} {>>afbeelding<<} Delft 78 (1941) en Lange Noordstraat 16; verder het kort na 1945 gebouwde winkelpand Plein 1940 2. Eveneens traditionalistisch, maar dan moderner van vormgeving, zijn de rond 1950 gebouwde grotere winkelpanden Markt 55 en Lange Delft 10, en de uit 1952 daterende winkel van Vroom & Dreesmann (Lange Delft 31) naar ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Nog iets moderner ogen de winkels Segeersstraat 18-26 en 70, die rond 1955 met prefab-betonnen gevelelementen zijn gebouwd na de verbreding van de Segeersstraat. {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Kantoor Algemene Zeeuwse Verzekering Maatschappij==} {>>afbeelding<<} Horeca. Nabij het station ontstonden diverse horecagelegenheden zoals het gepleisterde Café Kanaalzicht (Stationsstraat 28-32) uit 1874 - het eerste gebouw in deze straat - en het tegenoverliggende imposante drielaags hoekpand Hotel du Commerce (Loskade 1-3) [37] met gepleisterde gevels en eclectische details. Kantoren en banken. Het voorm. agentschap van de Nederlandsche Bank (Gortstraat 36) [38] werd in 1865 gesticht door J. Lutein in het naastgelegen pand ‘De Schaepskoye’. Toen dat in 1899 als directeurswoning werd ingericht, bouwde men in 1909-'10 naar plannen van A.L.J. Goethals een nieuw bankgebouw met rationalistische motieven en jugendstil-details. Het kantoorgebouw van de in 1919 opgerichte Provinciale Zeeuwsche Energie Maatschappij (P.Z.E.M.) (Poelendaelesingel 10) [39] is een fors L-vormig pand met strokenvensters en boven de ingang een rijzige toren met kleine ranke lantaarn. Dit zakelijk-expressionistische pand kwam in 1937-'38 tot stand naar plannen van A. Rothuizen. Het kantoorgebouw van de Algemene Zeeuwse Verzekering Maatschappij (Houtkaai 11) [40] is een drielaags pand met middenrisaliet en hoekpilasters, gebouwd in 1925 in expressionistische vormen naar plannen van A.L.J. Goethals. In 1942 in traditionalistische stijl gebouwd is de AMRO-bank (Markt 7) [41], voorzien van een natuurstenen ingangspartij met daarop de oude huisnaam ‘In de Cluys’. Compagniegebouwen. Van de {== afbeelding Middelburg, Woon- en pakhuizen Kuiperspoort==} {>>afbeelding<<} Middelburgse compagniegebouwen resteert weinig. Het Oost-Indisch Huis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) aan de Rotterdamse Kaai ging in 1940 verloren. Bewaard bleef de voorm. woning van de opper-equipagemeester van de kamer Zeeland van de V.O.C. (Maisbaai 4-6) [42], gebouwd in 1616 nabij de V.O.C.-werf. Dit langgerekte tweelaags gebouw heeft nog drie gevelstenen uit de bouwtijd. Het huidige aanzien wordt bepaald door een bepleistering en vensters uit circa 1840. Van 1798 tot 1889 was het de woning van de kassier van de Commercie Compagnie, daarna tot 1985 kantoor van de NV Vitrite Works. De in 1720 opgerichte Middelburgse Commercie Compagnie (M.C.C.) kocht dat jaar een mogelijk uit de late 17de eeuw stammend pakhuis, dat Commerciekamer (Balans 17) [43] ging heten. Dit langgerekte pand heeft een hoger opgetrokken middentravee met boogvormig fronton en een hijskap. Na 1823 diende het geruime tijd als waag. In 1999 is het verbouwd tot woningen. Het rond 1723 opgerichte pakhuis (Molenwater 97) [44] is een robuust drielaags pakhuis van de M.C.C. met aan weerszijden van de bovenste hijsopening cartouches met de wapens van Middelburg en Zeeland. Het is in 1985 ingrijpend verbouwd tot kantoor. Een relatie met de M.C.C. hebben ook de vergelijkbare pakhuizen Nieuwepoortstraat 14 (1738), naar ontwerp van Jan de Munck gebouwd voor Johan Willem Schorer, en Demerary (Oostkerkplein 5; circa 1740). Overige pakhuizen. De oudste pakhuizen van Middelburg zijn de rond 1595 voor Jacob Pieters de Waert en Adriaen ten Haeff gebouwde diepe vierlaags {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Pakhuis Verwerijstraat 28==} {>>afbeelding<<} pakhuizen Kameel, Oliphant, De Kemel en De Muyl (Kinderdijk 84-90). Drie ervan hebben een trapgevel. Vroeg-17de-eeuws zijn de vier onderkelderde pakhuizen Kuiperspoort 5-11 en verder Kuiperspoort 14, alle met puntgevels. Een puntgevel hebben ook de 17de-eeuwse pakhuizen Korendijk 28 en Verwerijstraat 26. Het dwarse onderkelderde pakhuis Verwerijstraat 28 stamt uit 1651 en werd in 1720 eigendom van de V.O.C.. Het heeft een middentopgevel met hijskap. Voorbeelden van diepe 18de-eeuwse pakhuizen zijn Oostkerkplein 22, Korendijk 34 (1722) en Korendijk 56 (1738). Het pakhuis Luyk (Goese Korenmarkt 2-16; 1735) heeft lange tijd als oliemolen dienst gedaan. Uit circa 1900 dateert het graanpakhuis Korendijk 12. De voorm. azijnfabriek ‘Dit is de Arabier’ (Pijpstraat 23) [45] is een klein onderkelderd fabrieksgebouw met kuiperij voor de productie van wijnazijn. Het jugendstil-pand verrees in 1900-'01 voor de firma A.A. Mes op de plaats van de afgebrande fabriek ‘De Pijp’. Na circa 1953 diende het als limonadefabriek en momenteel is er een schildersbedrijf gevestigd. De boerderij Segeersweg 11 is een in de buitenwijk Dauwendaele opgenomen forse boerderij uit 1635, bestaand uit een tweelaags diep woonhuis in gele baksteen met rode bakstenen speklagen en een in opzet 18de-eeuwse aangebouwde houten schuur. Windmolens. Middelburg bezit nog vier ronde bakstenen stellingkorenmolens. De oudste twee staan op voormalige bolwerken. De Seismolen (Seisbolwerk 26) [46] werd in 1728 gebouwd en in 1998-2000 gerestaureerd. Boven de ingang zijn twee gevelstenen aanwezig, een met het wapen van Middelburg en de andere met de familiewapens van de vier toenmalige stadsthesauriers. De wit geschilderde windmolen De Hoop (Vlissings Bolwerk 2) [47] dateert oorspronkelijk uit 1736, maar werd na brand in 1755 herbouwd. De molen was tot circa 1920 in bedrijf en werd na oorlogsschade hersteld in 1954. Van de molen Ons Genoegen (J.H. Huyssenstraat 6), gebouwd in 1847 voor A. Machielse, bleef na een brand in 1964 alleen de romp over. Restauratie volgde in 1971-'72. De uit 1882 daterende molen De Koning (Veerseweg 80), gebouwd voor G.M. Nijpjes ter plaatse van een afgebrande voorganger, is in 1956 en opnieuw in 1994-'95 gerestaureerd. De getijdenwatermolen (Stadsschuur 1) [48] werd in 1761-'63 gebouwd ter vervanging van een in 1551 voor het eerst vermelde voorganger en bestaat uit een kleine schut- en keersluis met daarnaast een spuigat en een maalgang. Bij vloed werd water van de Nieuwe Haven in de Binnengracht ingelaten om bij eb via de maalgang het onderslagwaterrad van de korenmolen aan te drijven. Bij springvloed werd het ingelaten water via {== afbeelding Middelburg, Getijdenwatermolen==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Azijnfabriek ‘Dit is de Arabier’ (1992)==} {>>afbeelding<<} het spuigat geleid om de Nieuwe Haven te ‘schuren’ tegen verzanding. Rond 1850 heeft men de molen stilgelegd. Het in opzet 18de-eeuwse en later wit gesausde molenhuis kreeg achtereenvolgens diverse functies, waaronder na 1910 stalling van de ladderwagen van de brandweer. Bij de restauratie in 1994 zijn de sluisdeuren vernieuwd en is het molenhuis voorzien van een ijzeren band ter aanduiding van het verdwenen waterrad. Op de spuigang bevindt zich een gedenknaald (1763) in de vorm van een obelisk op gebold postament, die oorspronkelijk {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Spijkerbrug==} {>>afbeelding<<} tevens als lantaarn heeft gediend. Bruggen. Over de nieuwe haven ligt de Spijkerbrug (Rouaansekaai ong.) [49], een door G.H. Grauss ontworpen dubbele basculebrug uit 1853, die in 1875 op de huidige plek werd herbouwd. Deze door de firma L.J. Enthoven & Co. gegoten brug bestaat uit twee elkaar steunende vallen, ieder met aan de buitenzijde massieve gietijzeren basculebalken die bij de draaias voorzien zijn van rijk versierde kwadranten met tandingen. De basculebalken lopen als contragewicht door in smalle uitgespaarde kelders in de gesloten bakstenen bruggenhoofden. Eveneens ontworpen door G.H. Grauss is de Bellinkbrug over de nieuwe haven (bij Kinderdijk 2) [50], een dubbele draaibrug uit 1855 waarvan de twee door de firma Enthoven vervaardigde gietijzeren brugdelen in tegenovergestelde richting kunnen wegdraaien in de ter plaatse verlaagde kademuren. De Dokbrug over de dokhaven (Maisbaai ong.) [51] is een vergelijkbare dubbele draaibrug van geklonken ijzer, gemaakt in 1876 door de firma ‘De Prins van Oranje’. De Stationsbrug over het Kanaal door Walcheren (Kanaalweg ong.) [52] is een gelijkarmige draaibrug met een draaipijler in het midden. Deze oorspronkelijk in 1871 gebouwde brug werd in 1944 verwoest en rond 1947 hersteld. {== afbeelding Middelburg, Havenkraan (1962)==} {>>afbeelding<<} De havenkraan (tegenover Rotterdamsekaai 69) [53] bestaat uit een gebogen kokervormige arm van geklonken ijzer op een ronde gietijzeren voetplaat. De daaronder gelegen kuip bevat het rondgaande drijfwerk. Voor het windwerk dienden de tandraderen aan weerszijde van de arm. De in 1861 door de fabriek ‘De Prins van Oranje’ gemaakte kraan verving een uit 1746 daterende havenkraan aan de Dam. Het station (Kanaalweg 22) [54] werd in 1871-'72 naar plannen van K.H. van Brederode gebouwd aan de lijn Roosendaal-Vlissingen als een station 3de klasse van de Staatsspoorwegen. Het neoclassicistische gebouw met hoger opgetrokken middendeel en lagere zijgevels is voorzien van wenkbrauwen boven de vensters. De aanbouw ter rechterzijde is uit 1907. De perronoverkapping met gietijzeren zuilen dateert uit 1871-'72. De watertoren (Molenwater 2) [55] verrees in 1891-'92 naar ontwerp van Th. Strang voor het in 1888 gestichte {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Station==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Middelburg, Watertoren==} {>>afbeelding<<} Middelburgse Waterleidingbedrijf. De in neogotische-stijl uitgevoerde bakstenen toren met uitkragende bovenbouw heeft een stalen Intze-reservoir. Bij de verbouw tot makelaarskantoor in 1998, naar plannen van Rothuizen, Van Doorn & 't Hooft, is aan de buitenzijde een lift toegevoegd. Gemalen. Het uit 1927 daterende rioolgemaal (bij Klein Vlaanderen 6) [56] is een in zakelijk-expressionistische stijl plastisch vorm gegeven gebouwtje met een horizontale vensterpartij en een verticale ontluchting. In 1929 gebouwd voor het Waterschap Walcheren is het eveneens in zakelijk-expressionistische stijl uitgevoerde poldergemaal ‘Boreel’ (tegenover Nieuwe Vlissingseweg 80-90) [57]. Het gebouw heeft een ‘hoofdgestel’ met siermetselwerk. Het gemaal was oorspronkelijk uitgerust met twee elektrische centrifugaalpompen voor de kunstmatige lozing vanuit de polder Walcheren op het Kanaal door Walcheren. Gedenktekens. De in 1817 ter gelegenheid van de opening van het nieuwe havenkanaal naar het Veerse Gat opgerichte gedenknaald (bij Rouaansekaai 138) is een hardstenen, met doekfestoenen versierde, obelisk op postament (hersteld 1902). Het ontwerp is van J.P. Bourjé. In 1894 door S. van der Meyden ontworpen is de ronde fontein op de Balans, bestaande uit een van baksteen en slakken gemaakte rots, waaruit een fontein spuit. Het standbeeld op de Dam van een op een bank zittende Koningin Emma - een ontwerp van H.J. Etienne - werd in 1937 onthuld. De muziektent (tegenover Molenwater 91) werd in 1865 gebouwd op het {== afbeelding Middelburg, Gedenknaald Rouaansekaai en commiezenkantoor==} {>>afbeelding<<} gedempte molenwater. Het achtkantige bouwwerk met houten kolommen en een tentdak dateert in zijn huidige vorm uit circa 1905. De voorm. bioscoop ‘Electro’ (Markt 79) [58] werd in 1931 gebouwd in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van A. Rothuizen. Een voorganger ter plaatse werd in 1930 door brand verwoest. Miniatuur Walcheren (Koepoortlaan 1) is een recreatiepark met miniatuurmodellen van de belangrijkste historische gebouwen uit Walcheren. Ingericht als tijdelijke expositie (1954) werd het in 1955 een permanente attractie, die in 1995 een opknapbeurt heeft ondergaan. {== afbeelding Middelburg, Rioolgemaal==} {>>afbeelding<<} {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Isr. begraafplaats (Hoogduits), metaarhuisje (1990)==} {>>afbeelding<<} Begraafplaatsen. In 1655 gesticht door de Sefardische gemeenschap op een stuk land buiten de Seispoort is de voorm. Isr. begraafplaats (Portugees) (bij Jodengang 25) [59]. De eerste begraving was van Samuël Ben Menasse († 1657). Er werden ook Marranen (onder dwang gedoopte joden) uit Antwerpen begraven. Op de in 1721 gesloten begraafplaats resteren momenteel nog tegen de honderd - soms van wapens voorziene - voor Portugese joden kenmerkende liggende zerken met meestal Portugese opschriften; enkele hebben Hebreeuwse teksten. Het afsluitende ijzeren hekwerk met Davidsterren dateert van de restauratie in 1997. Op de in 1705 gestichte Isr. begraafplaats (Hoogduits) (Seisplein 15) [60] stammen de oudste grafstenen uit 1760. Aan de Walensingel bevindt zich het gietijzeren toegangshek uit 1888 (5648). Tot de interessante en overwegend van Hebreeuwse teksten voorziene grafstenen behoort die voor dokter V. van Lissa († 1869). Een deel van de begraafplaats werd rond 1850 verhoogd en rond 1900 volgde een uitbreiding. Naast de uit circa 1850 daterende dienstwoning staat het in 1900 (5660) aan het Seisplein gebouwde metaarhuis. Het Hebreeuwse opschrift ‘Huis der Rustenden’ boven de deur is in een voor de jugendstil karakteristieke hoefijzerboog gevat. Op de begraafplaats staat een monument voor alle omgekomen joden uit Zeeland (1954). Van de in 1830 gestichte Alg. begraafplaats (bij Westelijke Oude Havendijk 3) resteert het monumentale gietijzeren hek met forse achtkantige hekpalen uit de begintijd. Door ruimingen zijn er weinig oude graftekens bewaard gebleven. Interessant zijn de zerk met stèle voor de commissaris der koningin R.W. graaf van Lynden († 1876) en een soberder variant hierop voor D.A. Littooij († 1909). Verder is er een gedeelte met oorlogsgraven en een oorlogsmonument. De met gietijzeren hek afgesloten R.K. begraafplaats (Walcherseweg ong.) werd rond 1890 gesticht. Interessant zijn de beide door L. Petit gemaakte graftekens voor M.A. Mes († 1897), met treurende engel, en D.J. Mes, († 1910), met kruis en rouwkrans. Verder de veel strakkere zerk met stèle voor C.M.A. Vroom-Frankemolle († 1918). Huis Toornvliet (Koudekerkseweg 131). Deze ten westen, aan de rand van Middelburg gelegen buitenplaats heeft als kern een gepleisterd drielaags buitenhuis voorzien van een achtkantige belvedère op vierkante voet. Ter plaatse van een oude boerderij werd in 1726 een herenhuis gebouwd voor Galenus Tresel. Zijn zoon Galenus Tresel Bevers, bewindvoerder van de V.O.C., en diens vrouw Petronella Maria Radermacher lieten het huis in 1754-'56 vergroten tot zijn huidige omvang, waarschijnlijk onder leiding van de timmerman Laurens van de Woestijne en van stucwerk voorzien door Antonio Gioveni. Door vererving kwam het bezit in 1794 in handen van Johanna Maria van den Brande en haar echtgenoot Jacob Hendrik Schorer. Bij een verbouwing in 1839 in opdracht van hun zoon jhr. mr. J.C. Schorer kreeg het huis naar plannen van {== afbeelding Middelburg, Huis Torenvliet (1991)==} {>>afbeelding<<} J.D. Zocher jr. het huidige gepleisterde uiterlijk met portiek. Aan de achterzijde bouwde men een (later verwijderde) bloemenkas en aan de oostzijde een dienstvleugel. De aanwezige gracht werd gedempt. Via zijn zoon jhr. L. Schorer ging het bezit in 1922 over op diens dochter M.V. Schorer, echtgenote van de historicus prof. dr. Johan Huizinga. Na haar vroege dood erfden haar nog zeer jonge kinderen het huis, onder wie de latere auteur Leonard Huizinga, in wiens ‘Adriaan en Olivier’ het huis als ‘Korenvliet’ een rol speelt. In 1948 heeft men het huis als school ingericht en na een restauratie in 1990 als regiokantoor van Staatsbosbeheer. Aan de straatzijde bevindt zich een smeedijzeren inrijhek met hardstenen posten in Lodewijk XIV-stijl (1754). De flankerende dienstwoning (Koudekerkseweg 129) en het koetshuis (Koudekerkseweg 133) dateren uit circa 1840. De vroeg-18de-eeuwse tuinaanleg werd in 1751-'56 aangepast, mogelijk naar ontwerp van Joseph Massol. Naar plannen van Johannes Montsché volgde vanaf 1798 een nieuwe tuinaanleg met heuvel en prieel. De slingervijver in vroege landschapsstijl kwam in 1802 gereed. De in 1948 door C.P. Broerse heringerichte tuin is in 1990 door Bosch en Slabbers gerenoveerd. In de tuin bevinden zich nog tien bunkers van het zogeheten ‘Widerstandsnest Brunhild’, gebouwd in 1943 als onderkomen van het Duitse Divisiehoofdkwartier waarvoor ook het huis werd gevorderd. Het ‘Widerstandsnest’ bevond zich net buiten het Landfront {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Middelburg, Huis Ter Hooge (1994)==} {>>afbeelding<<} Vlissingen, waarvan de tankgracht en enkele bunkers (bij Nieuwe Vlissingseweg 672 en Abeelseweg (ong.) nog aan de zuidzijde liggen. Huis Ter Hooge (Koudekerkseweg 198), gelegen ten westen van Middelburg, is een in oorsprong middeleeuws huis op een omgracht terrein. Het eind 14de eeuw voor het eerst vermelde ridderlijke huis Ter Hooge kwam in 1448 in bezit van Adriaan van Borssele. Rond 1620 liet Philips van Borssele het vervallen middeleeuwse kasteel herstellen tot een tweelaags huis met achtkantige traptoren. In 1713 werd het gekocht door de koopman Steven Scheyderruyt, die een formele tuin en bos om het huis liet aanleggen. In 1750 kwam het buiten in bezit van Jan van Borssele, bewindvoerder van de V.O.C. en gehuwd met Anna Margaretha Elisabeth Coninck. Bij de in hun opdracht in 1754-'57 uitgevoerde verbouwing en vergroting werd de achtkantige traptoren aan de linkerzijde verhoogd en van een spits voorzien en verrees voor de symmetrie aan de rechterzijde een identieke toren. Door de toevoeging van twee haakse vleugels - met een afgeronde overgang naar het hoofdgebouw - ontstond een U-vormige plattegrond. Verder werd de gracht aan de voorzijde gedempt en aan de achterzijde tot vijver vergroot. De salon vooraan {== afbeelding Middelburg, Huis Ter Hooge, plattegrond==} {>>afbeelding<<} in de linkervleugel is voorzien van een plafond met rococo-stucwerk; de grote zaal in het middenpaviljoen heeft gestukadoorde moerbalken. Mogelijk is het stucwerk van de hand van Carlo Laghi. De verbouwing en tuinaanleg, inclusief het zichtkanaal aan de westzijde, worden toegeschreven aan Jean de Lage. In opdracht van D.J. de Superville werd in 1806-'09 de tuinaanleg - met name achter het huis - in landschapsstijl veranderd naar ontwerp van de Middelburgse tuinarchitect P. Schuppens. Daarbij kreeg de tuin het karakter van een ‘ferme ornée’. W.A. baron van Lynden liet het huis in 1880 moderniseren en veranda's toevoegen. De tuin werd in 1926 naar plannen van L.A. Springer gereorganiseerd. Na de inundatie van Walcheren in 1944-'45 heeft de Heidemijaatschappij het bos in 1947 opnieuw ingeplant. Bij het huis behoren hardstenen hekpa- {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} len in Lodewijk XIV-stijl (bij Koudekerkseweg 200), een dienstwoning (eerste helft 19de eeuw) en een tot woning verbouwde oranjerie (1879). Nieuw- en Sint Joosland (gemeente Middelburg) Voorstraatdorp met rechthoekige kerkring, gesticht in 1644 na de bedijking van de Middelburgse Polder. Ten zuiden hiervan was al in 1631 de Oud-Sint Jooslandpolder bedijkt. Het daar gelegen gehucht Oude Dorp kwam niet verder tot ontwikkeling; de bebouwing concentreerde zich te Nieuwland. Tot de drooglegging van de Mortierepolder (1846) lag hier het veer naar Middelburg van dit tot dan toe geïsoleerd gelegen eiland. Na 1871 begon men aan de oostzijde met de drooglegging van het Sloe. In 1966 is het gebied bij Middelburg gekomen. De Herv. kerk (Kerkplein 1) is een brede zaalkerk met driezijdige sluiting, aangebouwde consistoriekamer en een ranke geveltoren met naaldspits. Deze kerk met neogotische details en slanke steunberen werd in 1882 gebouwd ter vervanging van een 17de-eeuwse voorganger. De toegang tot het terrein wordt geflankeerd door bakstenen hekpijlers voorzien van schilddragende leeuwen (18de eeuw). {== afbeelding Nieuw- en Sint Joosland, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Nieuw- en Sint Joosland, Trafohuisje==} {>>afbeelding<<} Het voorm. raadhuis (Korteweg 2-4), een fors wit geschilderd pand uit 1927, deed tevens dienst als onderwijzerswoning. Het woonhuis ‘'t Veerschip’ (Veerstraat 1) is een tweelaags gepleisterd pand met omlijste ingang, muurankers en een gevelsteen gedateerd ‘1705’. De windmolen ‘Buiten Verwachting’ (Molenweg 35), een grondzeiler met een ronde gepleisterde romp en een met dakleer beklede kap, werd in 1874 gebouwd voor P. de Groot ter vervanging van een noordoostelijker staande (afgebrande) voorganger en is in 1981-'83 gerestaureerd. De weegbrug met weeghuisje (Oude Dijk ong.) dateert uit circa 1915. Het trafohuisje (Veerstraat ong.) is een klein blokvormig gebouw met tentdak, gebouwd rond 1925 voor de P.Z.E.M. De timmermanswerkplaats Molendijk 57 dateert uit 1930-'31 en bestaat uit een woonhuis in traditionalistische vormen, met erker en mansardedak, en twee gekoppelde houten schuren, eveneens met mansardedak. De muziektent (Kerkplein ong.) is rond 1960 gebouwd volgens het ‘bühnemodel’ met gesloten achterwand. Begraafplaatsen. De in 1862 gestichte Oude Alg. begraafplaats (bij Oude Rijksweg 34) heeft een aparte grafkelder met zerk voor H.P. den Bouwmeester († 1913). De Nieuwe Alg. begraafplaats (Oude Dijk ong.) werd gezien het baarhuisje rond 1920 gesticht. Er is een oorlogsmonument in de vorm van een vredesduif op een achtkantige kolom (circa 1960). Boerderijen. Ten zuiden in de Oud-Sint Jooslandpolder bevinden zich twee fraai gelegen boerderijen. De hoeve Binnendijk 1 heeft een dwars geplaatst eenlaags woonhuis uit 1676 met een afluiving aan de achterzijde en een gelijktijdig gebouwde lagere aanbouw aan de oostzijde. De forse houten schuur met twee wit omrande mendeuren en een wagendeur is in opzet 18de-eeuws. De uit 1705 daterende boerderij Binnendijk 5 heeft eveneens een dwars geplaatst eenlaags woonhuis met een lagere aanbouw. De vrijstaande schuur is modern. Nieuwdorp (gemeente Borsele) Dijkdorp, ontstaan na de bedijking van de West-Kraayertpolder (1642) en de Nieuwe Kraayertpolder (1675). Het heette aanvankelijk Dorp van Nieuw 's-Heer Arendskerke. Rondom een groot dorpsplein, aangelegd tegen een bocht in de dijk, werden de eerste huizen gebouwd. Hier verrezen later ook een school (1821) en een kerk (1841). Aan de overzijde van het plein volgde in 1918 de bouw van een tweede kerk. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp aan de zuidzijde enigszins uitgebreid. De voorm. Geref. kerk (Ring 2) is een recht gesloten neoclassicistische zaalkerk uit 1841 met een achtkantige geveltoren. Het gebouw is in 2003 verbouwd tot appartementen. De (Herv.) Bethelkerk (Coudorp 1) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een toren met hoog tentdak. Deze kerk kwam in 1917-'18 tot stand naar een ontwerp met sobere expressionistische elementen van H. van der Kloot Meijburg. In de toren hangt een door Gillis van Gilde gegoten klok (1710). Van 1918 dateren ook de aangebouwde consistoriekamer en de terzijde geplaatste pastorie (Coudorp 3). Scholen. De Chr. lagere school Steketeepad 13, oorspronkelijk gesticht in 1858, is in 1901 gebouwd als een vierklassige school met aangebouwde onderwijzerswoning. De openbare lagere school Prinses Beatrixstraat 4 dateert van 1951 en is een T-vormig gebouw met aan de kopse gevel naast de ingang vier gekleurde terracotta gevelstenen {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nieuwdorp, Chr. lagere school en onderwijzerswoning==} {>>afbeelding<<} met voorstellingen van spelende kinderen. Woonhuizen. Het rond 1905 opgetrokken middenganghuis Havenweg 16 is voorzien van neorenaissance-details, een mansardedak en een centrale dakkapel met gesneden wangen. Rechts bevindt zich het voorm. koetshuis. De kleine villa Havenweg 18 (circa 1910) heeft een gepleisterde verdieping met vakwerk. In traditionalistische vormen gebouwd is het herenhuis Ring 17 (circa 1925) met gepleisterde voordeuromlijsting. De boerderij ‘Landlust’ (Landlustweg 1) heeft een deels gepleisterd woonhuis met tuitgevel uit circa 1680. De tot restaurant omgebouwde schuur met opgewipt dak boven mendeuren is 18de-eeuws van vorm. Lewedorp. Dit wegdorp ten noorden van Nieuwdorp is rond 1920 ontstaan aan een kruispunt van wegen ten zuiden van de Sloedam (1871). Sinds 1929 heeft het dorp de huidige naam naar jhr. Lewe van Nijenstein, burgemeester van 's-Heer Arendskerke. In 1928-'30 gebouwd is de recht gesloten basilikale R.K. St.-Eligiuskerk (Burg. Lewestraat 11) met dakruiter en portaal. Het ontwerp in traditionalistische vormen met expressionistische details is van P. Cuypers jr. Inwendig heeft het gebouw een ziende kap. De bakstenen herdenkingsbank (tegenover Burg. Lewestraat 11) is in 1932 geplaatst ter gelegenheid van het veertigjarig ambtsjubileum van burgemeester Lewe van Nijenstein. De Geref. kerk (Zandkreekstraat 31) is een eenvoudige zaalkerk met terzijde geplaatste toren, gebouwd in 1952 naar een traditionalistisch ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Nieuwerkerk (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp, ontstaan op een terpvormig opgehoogd deel van een kreekrug waar later een kerk werd gesticht (eerste vermelding 1233). De vroeger omgrachte kerk ligt midden op een ruime kerkring. Hier, maar ook aan de Hoge Kerkstraat, vormde zich de eerste bebouwing. In de 15de eeuw was de heerlijkheid in bezit van Adriaan van Borssele, wiens echtgenote, Anna van Bourgondië, er in 1490 voor zorgde dat de kerk tot kapittelkerk werd verheven. In 1656 kreeg Nieuwerkerk het recht op een jaarlijkse paardenmarkt en ontwikkelde het zich tot een centrum voor Duiveland. Eind 19de eeuw breidde het dorp uit langs de Ooststraat. Nieuwerkerk heeft zwaar te lijden gehad van de Watersnoodramp van 1953. Met de wederopbouw zijn uitbreidingen aan de oost- en de westzijde gerealiseerd. De Herv. kerk (Kerkring 2), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Evangelist, bestaat uit een fors vijfzijdig gesloten koor met sacristie en een vrijstaande zeszijdige toren van drie geledingen met tentdak. De opvallende toren uit de 14de of 15de eeuw werd in 1944 door de Duitse bezetters opgeblazen en in 1975-'76 met nieuwe steen herbouwd. In de toren hangt een door Michael Burgerhuys gegoten klok (1645). Het schip werd bij een brand in 1583 verwoest en in de 17de eeuw geheel gesloopt. Het behouden gebleven laat-gotische koor stamt van na de verheffing tot collegiale kerk in 1490. De rijzige 16de-eeuwse sacristie met tuitgevel en hoeksteunberen heeft inwendig een kruisgewelf en een omlopend boogfries. Het koor is gerestaureerd in 1945-'52 en opnieuw na de Watersnoodramp. Van deze in 1959 voltooide werkzaamheden dateren de westgevel met blindnissen in de top (1952), het lagere ingangsportaal (1957), de bakstenen vensterharnassen en inwendig het nieuwe betonnen gewelf en de kap. Tot de inventaris behoren enkele oude grafzerken (1518-1613) en een preekstoel en doophek van rond 1700. De voorm. pastorie (Hoge Kerkstraat 13) is een tweelaags pand met een neoclassicistische lijstgevel uit circa 1890 {== afbeelding Nieuwerkerk, Herv. kerk, toren==} {>>afbeelding<<} voor twee vermoedelijk in 1803 (gevelsteen achterzijde) verenigde 18de-eeuwse diepe panden. Overige kerken. Van 1873 dateert de voorm. kerk van de Apostolische Gemeente (Molenstraat 10), een kleine zaalkerk voorzien van neogotische spitsboogvormige bovenlichten met gepleisterde omranding bij entree en vensters. De (Geref.) Jacobuskerk (Ooststraat 16) is een moderne zaalkerk met dakruiter en bredere voorbouw, opgetrokken in 1958 naar ontwerp van Chr. de Heer en voorzien van sierbanden in donkere baksteen. Het voorm. postkantoor (Hoge Kerkstraat 12) is een diep pand met een brede schermgevel met kroonlijst uit circa 1910. Het voorm. raadhuis (Kerkring 1-7), gebouwd in 1929-'30 naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van W. Brouwer, heeft een kubistisch gelede voorgevel voorzien van een hoger opgaande middenpartij met ingang. Behalve de woningen van het schoolhoofd en de gemeenteontvanger bevonden zich in de linkervleugel een praktijkruimte en een dokterswoning. Woonhuizen. Het diepe eenlaagspand Hoge Kerkstraat 14 heeft een tuitgevel uit 1742 (jaartalankers). Een geverfde ingezwenkte halsgevel en een hogere achtergevel uit 1762 (gedateerde baksteen) heeft het diepe huis Hoge Kerkstraat 16. Zeer statig is de brede midden-18de-eeuwse lijstgevel van {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} Kerkring 9, uitgevoerd met middenrisaliet, entree in Lodewijk XV-vormen en een kroonlijst met hoekconsoles. Eind 18de eeuw gebouwd is de brede lijstgevel met classicistische deuromlijsting van Hoge Kerkstraat 3. De achtergevel bevat een gevelsteen met de voorstelling van een wijnvat, de naam Jan de Bruyne en het bouwjaar 1779. De lijstgevel met neoclassicistische details van Hoge Kerkstraat 18 dateert uit circa 1890. Karakteristiek voor de dorpsbebouwing zijn de dwarse eenlaagspanden uit circa 1900, bijvoorbeeld Molenstraat 12 en Kerkring 8-10. Soms zijn ze voorzien van een dakerker, zoals boven de entreerisaliet van Ooststraat 13 of de erker in chaletstijl van Kerkring 21 (1902). Kerkring 27 (circa 1910) heeft een dakerker met kleine trapgevel en een serliana, Kerkring 33 een erker met kleine schoudergevel. Opvallende diepe eenlaagspanden zijn Poststraat 10 (1900), voorzien van een kleurige neorenaissance-tuitgevel met balusters op pilasters, en diverse panden uit 1915-'20, zoals Hoge Kerkstraat 26, met jugendstil-details, en Kerkring 37 (1917). Expressionistische details vertonen de vrijstaande woonhuizen Weststraat 28, Rijksweg 15, Leona (Ooststraat 49; 1926) en Ooststraat 51 en 55. De windmolen (Schoolstraat 36) is een grondzeiler met een ronde, wit geschilderde romp. Deze korenmolen werd in 1844 op een molenbelt gebouwd voor J. Berman ter vervanging van een nabijgelegen afgebrande houten molen. De smederij bij Ooststraat 1 was blijkens het opschrift op de tuitgevel van een ‘rijksgediplomeerd hoefsmid’ en vormt één geheel met de winkel Ooststraat 1 uit circa 1900. Ervoor staat een houten travalje. Op de Alg. begraafplaats (Burg. Van Veenstraat ong.) bevindt zich een perk met graven van slachtoffers van de Watersnoodramp uit 1953 en een monument ter herinnering aan deze ramp van Mari Andriessen, geschonken door de gemeente Enschede. Boerderijen. In de omgeving van Nieuwerkerk liggen enkele interessante boerderijen met vrijstaande woonhuizen. Uit circa 1900 is het middenganghuis van de boerderij Rijksweg 17. In 1918 in eclectische stijl gebouwd en voorzien van windveren in chaletstijl is het woonhuis van de boerderij Bouwlust (Capelleweg 5). Een villa-achtig woonhuis (circa 1925) heeft de boerderij Nooit Gedacht (Oude Nieuwlandseweg 5). De meestoof ‘De Kapel’ (Rijksweg 25) te Capelle, een gehucht ten westen van Nieuwerkerk, is een hoog tweebeukig gebouw uit 1869. Aan de westzijde bevinden zich diverse aanbouwen, zoals een grote loods met uitzwenkend zadeldak. De meestoof bleef in functie tot 1914. Na een brand en verbouwing in 1916 was er een cichoreifabriek in gevestigd. Nisse (gemeente Borsele) Kerkringdorp, gesticht op een hoger gelegen landpunt in moerasgebied (nesse of nisse), in de 13de eeuw Gerbergnisse geheten. De heerlijkheid behoorde oudtijds toe aan het geslacht Van Borssele. Reeds in de 14de eeuw is er sprake van een groot rechthoekig plein met een vate. Aan deze grondvorm van Nisse, een beschermd dorpsgezicht, is weinig veranderd. De Herv. kerk (Dorpsplein 49), oorspronkelijk gewijd aan St. Hubertus, is een forse eenbeukige gotische kruiskerk {== afbeelding Nisse, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} met vijfzijdig gesloten koor en een toren van vijf geledingen met haakse steunberen, traptoren en een naaldspits. De met spaarvelden gelede toren verrees eind 14de eeuw. In de toren hangen een door Johannes Burgerhuys gegoten klok (1674) en een klok van Alexius en Petrus Petit (1763). Onder in de traptoren bevindt zich een cachot met zware houten deur. Het schip kwam in 1425 tot stand, het koor met overwelfde sacristie (zuidzijde) rond 1470. De zuidertranseptarm werd rond 1500 opgetrokken, de noorderarm volgde in de eerste helft van de 16de eeuw. Tot een herstelling in 1805 had de toren een spits met vier hoektorentjes. De beëindiging van de traptoren dateert evenals de huidige torenspits van de in 1921 onder leiding van H. van der Kloot Meijburg uitgevoerde kerkrestauratie. Inwendig worden schip en koor gedekt door een houten tongewelf met ribben, De kleurig beschilderde ribben van het koorgewelf rusten op eveneens kleurige muurstijlen met gesneden apostelfiguren (circa 1470). De gewelfschotels zijn voorzien van gesneden apostelkoppen of het wapen van het geslacht Van Borssele; die in de koorsluiting toont de kroning van Maria. Tussen schip en koor bevindt zich een lage en smalle triomfboog. Van de in 1921 ontdekte 15de-eeuwse muurschilderingen (gerestaureerd 1984-'86) verbeeldt die boven de triomfboog scenes uit het leven van Maria (Verkondiging, Kroning van Maria, Boom van Jesse) en die op de noordwand van het schip de legende van de H. Christophorus. Tot de inventaris behoren een bank met gotisch paneelwerk en schilddragende leeuwtjes uit circa 1500, een preekstoel uit 1679 en een herenbank uit dezelfde tijd. Verder bevat de kerk een laat-gotisch gesneden hek (circa 1525) voor het noordertransept en 17de-eeuwse hekken in het schip en voor het zuidertransept. Op het in 1910 door de firma A. Standaart gebouwde orgel zijn de beelden afkomstig van het oude orgel aangebracht en de wapens van de families Spijker en Van der Nisse (1787). In het schip ligt een aantal na 1921 herplaatste grafzerken, waaronder die voor pastoor Adriaen Jansz (1500). Het kerkhof rond de kerk werd in 1869 gesloten. De voorm. pastorie (Van der {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Nisse, Windmolen==} {>>afbeelding<<} Poest Clementstraat 7) is in 1869 (gedenksteen) in neoclassicistische stijl gebouwd naar ontwerp van D. de Koning. Het T-vormige gepleisterde pand is in 1986 gerestaureerd en heeft deels een origineel interieur. Van het kasteel Huis ter Nisse, dat tot 1843 aan de zuidzijde van het Dorpsplein stond, resteert de voormalige koetsierswoning (Dorpsplein 25), een dwars huis met aangebouwde stenen schuur. Het oudste deel stamt uit circa 1650. Waarschijnlijk na de sloop van het kasteel, toen het kasteelterrein landbouwgrond werd, heeft men deze woning tot een boerderij uitgebreid. In de huidige, in 1973 in Engelse cottagetuinstijl aangelegde siertuin ligt een vliedberg (11de-12de eeuw). Aan de Zuidweg bevindt zich het vroegere toegangshek van het kasteel in Lodewijk XV-stijl met twee bakstenen vleugelstukken tussen vier natuurstenen posten met vazen en de wapens van het geslacht Van der Nisse (circa 1760; gerestaureerd 1993). Woonhuizen. Karakteristieke voorbeelden uit de 18de en vroege 19de eeuw zijn onder meer het diepe huis Dorpsplein 27 met tuitgevel, dat gelet op de grote stenen moppen in de zijgevel een oudere oorsprong heeft, het diepe huis Dorpsplein 18 (1817), het tweebeukige dwarse huis Dorpsplein 19, met kelder en opkamer, en de dwarse huizen Dorpsplein 20 en Dorpsplein 26. Rond 1910 in neorenaissance-stijl gebouwd is het dubbelpand Dorpsplein 31-32. De windmolen (Gerbernesseweg 21) is een achtkantige grondzeiler met een bakstenen voet, een gepotdekselde houten onderbouw en een met dakleer beklede ingesnoerde houten romp en kap. Deze uit 1750 of 1752 daterende molen, ingericht als korenmolen, is in 1980-'81 gerestaureerd. De dorpspomp (Dorpsplein ong.) stamt uit circa 1780. Deze natuurstenen pomp in Lodewijk XVI-stijl is versierd met alliantiewapens en wordt bekroond door een vaas. De achtzijdige muziektent (Dorpsplein ong.) dateert van 1932 en heeft een bakstenen voet en een tentdak op houten kolommen. Boerderijen. De hoeve Zuidweg 2 bestaat uit een 18de-eeuws woonhuis en een aangebouwde, deels houten, dwarsdeelschuur met rieten dak. Interessante voorbeelden zijn verder de rond 1900 gebouwde boerderijen Zuidweg 8 en Gerbernesseweg 17 met een middenganghuis als woongedeelte en een zwart geteerde houten dwarsdeelschuur. Ten zuiden van het dorp ligt de hoeve De Mooie Staak (Rondepolderdijk 1). Van het vrijstaande woonhuis uit 1632 (jaartalankers) is de kopgevel deels gepleisterd en deels uitgevoerd in gele steen met siermetselwerk in rode baksteen. Boven de ingang is een engelenkopje geplaatst. De zwart geteerde houten schuur dateert uit de 19de eeuw. Het voorm. station (Palmboomseweg 1) ligt ten oosten van het dorp aan de in 1927 door de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland aangelegde lokaalspoorlijn. Het woonhuis met kantoortje, het wachtlokaal en de goederenloods zijn gebouwd in traditionalistische vormen volgens een standaardtype. Noordgouwe (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug en genoemd naar het water dat het eiland Dreischor van Schouwen scheidde. Dit water werd in 1374 afgedamd. Het dorp kwam tot ontwikkeling rond de op een omgracht terrein gelegen kerk. Vanaf 1900 is de bebouwing enigszins verdicht, vooral langs de Heereweg. Noordgouwe is een beschermd dorpsgezicht. De Herv. kerk (Ring 1), oorspronkelijk gewijd aan de Drie Koningen, is een eenbeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een ingebouwde toren van drie geledingen met tentdak. De kort na 1462 opgetrokken gotische toren heeft aan de voorzijde haakse steunberen voorzien van nissen en daartussen een grote open voorhal met de kerkingang. In de toren hangt een door Pieter Vermaten gegoten klok (1701). Het koor en {== afbeelding Noordgouwe, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} het iets lagere schip en dwarsschip stammen uit het eind van de 15de eeuw. De kerk werd herbouwd na verwoesting in 1576. Bij een ingrijpende verbouwing in 1846 kreeg de kerk een bepleistering en werd het zuidtransept gesloopt. De ontpleistering en het herstel in oude vormen volgden bij een restauratie in 1955-'60. Toen heeft men een consistorie toegevoegd. Het in 1998 gerestaureerde interieur wordt gedekt door houten tongewelven; het noordtransept heeft een houten kruisribgewelf. Uit de derde kwart van de 17de eeuw dateren de preekstoel, het schotwerk van een bank en nog een bank. De pastorie (Ring 3) is een tweelaags middenganghuis uit circa 1870, waarvan de entree en het bovenvenster door neoclassicistische omlijstingen zijn geaccentueerd. Het Pottere- of Conyershofje (Heereweg 19-27) bestaat uit vijf wit geschilderde woningen onder één zadeldak, gebouwd in 1651 (jaartalankers) en voorzien van diverse gevel- en stichtingsstenen. Het hofje is genoemd naar de stichteres Maria de Pottere, echtgenote van ambachtsheer John Conyers, die de huisjes bestemde voor weduwen van officieren. Woonhuizen. De oudste dorpsbebouwing is veelal wit geschilderd of gepleisterd. Aan de Ring staan enkele 18de-eeuwse diepe huizen met tuitgevels, zoals Ring 5, Ring 7 en het dubbelpand Ring 31-32. Voorbeelden uit de 19de eeuw zijn Ring 25 en Ring 26. Even kenmerkend zijn de dwarse eenlaagspanden, waaronder het vroegere dorpshuis Ring 27, waarvan de gevelsteen herinnert aan de bouw in opdracht van schout en schepenen in 1764, verder de panden Oosterweegje 2 (circa 1880), Ring 18 (circa 1890), Heereweg 6 (circa 1895) en Donkereweg 22 (circa 1910). Enkele dwarse huizen hebben een haakse vleugel met tuit- of puntgevel. In deze panden werden vaak een woning en winkel gecombineerd. Aardige voorbeelden zijn Ring 15-16, Ring 21-22 (winkelpui 1900) en Brouwerijstraat 17-19. Een afgeknotte tuitgevel met kroonlijst uit circa 1900 hebben de in de kern mogelijk oudere diepe huizen Brouwerijstraat 15 en Ring 10. Verschillende {== afbeelding Noordgouwe, Meestoof Willem III==} {>>afbeelding<<} dwarse huizen uit de eerste jaren van de 20ste eeuw vertonen neorenaissance kenmerken, zoals de arbeiderswoningen Oosterweegje 7-9, en de huizen Torenhof (Donkereweg 2), Ring 33-34 - met ervoor een houten travalje - en Heereweg 11. Met middengang en dakerker uitgevoerd zijn de panden Heereweg 26, Brouwerijstraat 12 en Rozenhof (Kloosterweg 5). Villa-achtig van karakter en ontworpen met expressionistische elementen zijn Zuid Bosweg 7 (circa 1914) en Zonneweelde (Heereweg 22). Het laatste pand werd in 1923-'24) gebouwd ter plaatse van de gesloopte koude stoof van de meestoof Willem III. Boerderijen. In oorsprong 18de-eeuwse boerderijen in de dorpskern zijn Ring 30, waarvan het woonhuis met een tussenlid is verbonden met de schuur (Ring 28, circa 1900), en Ring 19 uit 1767 (gevelsteen) met een hogere aangebouwde schuur (Ring 20; circa 1910). Nabij de dorpskern liggen enkele opmerkelijke 18de-eeuwse boerderijen. Huize de Pottere (Heereweg 18) heeft een dwars woonhuis met een 19de-eeuwse nissenbepleistering. Enkele zware binnenmuren zijn vermoedelijk restanten van het kleine 16de-eeuwse kasteel van Hendrik de Pottere, dat rond 1729 werd gesloopt. De grote schuur is in 1923 opgebouwd met sloopmateriaal van de koude stoof van de meestoof Willem III. De van 1700 (gevelsteen) daterende boerderij Oude Molenwerf (Heereweg 28) heeft een woongedeelte met sierankers en siermetselwerk. In het verlengde lengde aangebouwd is een houten schuur. Van de boerderij Rozegaard (Kloosterweg 6) wordt het uiterlijk van het vrijstaand woonhuis met omlopend schilddak en hoekschoorstenen bepaald door een verbouwing in de 18de eeuw en een 19de-eeuwse bepleistering. Het stenen wagenhuis is eveneens 18de-eeuws. Voorbeelden van 19de-eeuwse boerderijen zijn Heereweg 13 (1893), met aangebouwde schuur, en Donkereweg 40 (circa 1880) en Donkereweg 6 (circa 1890) met vrijstaande woonhuizen. Het woonhuis Zomerlust (Donkereweg 3) heeft met de brede ingezwenkte lijstgevel en schilddak het voorkomen van een boerderij (circa 1900). Van de voorm. meestoof ‘Willem III’ (Zuid Bosweg 1-3), gebouwd in 1863 (stichtingssteen) door dertien boerenaandeelhouders, resteert de voormalige droogtoren. Dit in 1996-'97 gerestaureerde dwarse pand is anderhalve bouwlaag hoog en voorzien van een hoge kap en lagere aanbouwen. Inwendig bevinden zich diverse oorspronkelijke elementen, zoals een latten-droogzolder en een gemetselde kegelvormige nokschacht die als trekgat fungeerde. In 1897 werden de toenmalige gebouwen in gebruik genomen als ‘stoompeekoffiefabriek’ (cichorei). De langgerekte koude stoof aan de zuidzijde is in 1923 afgebroken. De voorm. tramhalte van de lijn naar Brouwershaven bevond zich in het pand Heereweg 17 (circa 1900). Het voorm. ziekenhuis (Donkere- {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} weg 1), nu kuuroord ‘De Schouw’, is een tweelaags gebouw met een risalerende hoekpartij geaccentueerd door een tuitgevel en een afgeknotte topgevel met pinakels. Het forse pand kwam in 1902 tot stand naar een ontwerp met rationalistische elementen van W. Bruijnzeel. In 1912-'13 volgde de uitbreiding met een zijvleugel en in 1943 met een eenlaags bouwdeel. Het streekziekenhuis is tot 1957 in gebruik gebleven. De Alg. begraafplaats (tegenover Heereweg 10), aangelegd rond 1860, heeft een gietijzeren toegangshek. Interessant is het grafteken met postament en gebroken zuil voor M. Groeneveld de Kater († 1887). Noordwelle (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp met kerkgracht, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug nabij een 13de-eeuws kasteel, verdwenen bij overstromingen in 1421, 1424 of 1530. Het dorp heeft zware schade opgelopen bij de Watersnoodramp van 1953. De Herv. kerk (Dorpsring 32-33), gelegen op een lichte verhoging, is een eenbeukige kerk met een driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen, aan de bovenzijde overgaand in een achtkant met spits. De onderbouw van de toren stamt uit circa 1450, de achtzijdige bovenbouw werd rond 1550 toegevoegd; hierin hangt een klok uit circa 1450. De bijbehorende 15de-eeuwse kerk werd in 1576 verwoest. Bij de herbouw in de 17de eeuw heeft men het schip hoger opgetrokken. Het koor werd toen of mogelijk pas in 1754 op de oude muurresten herbouwd. In 1875 kreeg de kerk een bepleistering en inwendig een houten tongewelf. Verder werd het koor tot school verbouwd. Bij de restauratie in de jaren vijftig van de 20ste eeuw is de kerk ontpleisterd en het koor in omvang gereconstrueerd. Ook zijn toen schuine steunberen tegen de toren opgemetseld. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit 1754 en een in 1868 door Flaes en Brunjes gebouwd orgel. Woonhuizen. De in 1915 sterk gerestaureerde trapgevel van het diepe {== afbeelding Noordwelle, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} huis De Zeven Harten (Dorpsring 4) is gedateerd 1631 (jaartalankers) en voorzien van een muizentandlijst en hartmotieven in donkerrode baksteen. De bebouwing aan de kerkring is verder in opzet overwegend 18de-eeuws. Wit geschilderde of gepleisterde dwarse huizen zijn Dorpsring 9-10, 13, 27, 28 en 29. Rond 1900 gebouwd zijn Dorpsring 26, een woning met bedrijfsgedeelte en een ingezwenkte lijstgevel, en Dorpsring 25 met schilddak. Boerderijen. De Hoeve Landzicht (Stoofweg 42) heeft twee woonhuizen, verbonden door een ingang onder een gezwenkte rollaag. Het hoofdhuis is in oorsprong 17de-eeuws (jaartalankers ‘1678’), het lagere huis dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw. Ten noorden van Noordwelle ligt de boerderij Dorpsigt (Wellandweg 12) met een groot laat-18de-eeuws woonhuis en een hogere aangebouwde schuur. De toegang tot het erf is voorzien van 18de-eeuwse hekpalen. De in 1690 voor het eerst vermelde herenboerderij Zeelandia (Lokkershofweg 7) is tot 1919 in bezit geweest van de familie Hoogenboom. Het gepleisterde woonhuis kreeg rond 1840 een verdieping en een monumentaal uiterlijk met late empire-details. De driezijdige koepelkamer werd rond 1890 toegevoegd. Verder zijn er een aangebouwde lange schuur en een vrijstaand koetshuis. De boerderij is tussen 1995 en 1999 gerestaureerd. Oostburg (gemeente Sluis) Stad, ontstaan ter plaatse van een 9de-eeuwse ringwalburg en oorspronkelijk gelegen aan een zijtak van het Zwin. Oostburg wordt in 949 voor het eerst vermeld als voorhaven van Brugge. De stad maakte deel uit van 't Vrije van Brugge en was lid van de Vlaamse Hanze. In 1271 werd de stad door Gentenaren geplunderd en opnieuw in 1452. Na de vloed van 1570 bleek de ringwalburg van het inmiddels grotendeels verlaten Oostburg te zijn afgegraven en vervangen door een cirkelvormig stratenpatroon. In 1604 werd de stad in verkleinde vorm opnieuw omwald. De in 1632 ingestorte middeleeuwse kerk werd in 1674 herbouwd en brandde in 1714 af. In 1673 slechtte men de vestingwerken. Oostburg werd in 1830-'31 door kolonel J.D.U. Ledel tegen de Belgen verdedigd. Bij de bevrijding van de Duitsers in 1944 werd Oostburg grotendeels verwoest, inclusief de Waalse kerk (1689) en het stadhuis (1907). De wederopbouw kwam tot stand naar plannen van F.H. Klokke op basis van een gedeeltelijk nieuw stratenplan. Daarna volgden uitbreidingen aan de noord- en de oostzijde. Kerken. De kerk van de Geref. Gem. in Nederland (Oudestad 37) is een sobere zaalkerk uit 1931 met pilasters en rondboogvensters aan de voorzijde. In 1947-'48 gebouwd naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft is de Geref. kerk (Molenberg 3), een sobere traditionalistische zaalkerk met terzijde geplaatste toren. Ter vervanging van een verwoeste voorganger uit 1883 kwam in 1947-'49 de R.K. St.-Eligiuskerk (St.-Eligiusplein 10) - ook wel St.-Elooikerk genoemd - tot stand. Deze driebeukige basilikale kerk met rond gesloten koor is uitgevoerd in traditionalistische vormen naar ontwerp van F.H.M. Mol. De toren verrees pas in 1959. Het interieur is geïnspireerd op de vroeg-christelijke Italiaanse kerken. De muurschilderingen in het koor zijn van P. Geeraerts. De Herv. of Elooikerk (Kerkplein 2), een forse sobere zaalkerk uit 1949-'50, is ontworpen door F.H. Klokke ter plaatse van het verwoeste koor van de middeleeuwse kerk. In de in 1958 voltooide toren met achtzijdige {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oostburg, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} open lantaarn hangen klokken van Simon Waghevens (1508) en de firma Van Bergen (1930). Het voorm. rijkskantorengebouw annex kantongerecht (Ledelplein 8), een fors tweelaags pand met bordes, kwam in 1952-'53 tot stand naar ontwerp van G. Friedhoff en M. Bolten ter vervanging van het in de oorlog verwoeste oude kantongerecht. De schilddragende leeuwen op het bordes en het rijkswapen boven de ingang zijn gemaakt door Ph. ten Klooster. Bij de verbouw tot appartementen in 1999-2000 is de achterliggende vleugel door nieuwbouw vervangen. Het raadhuis (Raadhuisplein 1), gebouwd in 1957-'58 naar plannen van J.A. Wentink, heeft een wigvormige plattegrond met een bakstenen toren in de binnenhoek. Onder het vooruitstekende gedeelte met raadzaal op kolommen bevindt zich de ingang. De glas-inbetonramen zijn gemaakt door B.J. Hendriks. Het aangrenzende Eenhoornplantsoen is ontworpen door M. Ruys. Scholen. De uit 1924 daterende Rijks Hogere Burger School (Bredestraat 30) is een fors tweelaags schoolgebouw op L-vormige plattegrond, uitgevoerd naar plannen van J.H. Hermelink. De R.K. Scholengemeenschap St.-Elooi - nu Zwincollege - (Nieuwstraat 50) kwam in 1958 tot stand in sobere wederopbouwstijl naar ontwerp van F.H.M. Mol. Woonhuizen. Van de spaarzaam bewaard gebleven vooroorlogse bebouwing is de in 1908-'09 voor notaris Mijs gebouwde villa annex kantoor Meester Hennequinstraat 2 het beste voorbeeld. Het gebouw vertoont late chaletstijl-kenmerken in de vorm van vakwerktopgevels. Het dwarse eenlaagspand Oudestad 7 dateert uit circa 1890, het diepe huis Nieuwstraat 49 met neorenaissance-details uit circa 1900. Interessante voorbeelden van wederopbouwarchitectuur uit circa 1950 zijn villa De Woeste Hoogte (Kaas en Broodsedijk 2), het dwarse huis Nieuwstraat 23, het diepe huis Oudestad 28 met trapgevel, het woonhuis annex kantoor Brouwerijstraat 25 - met een rank balkonnetje - en de dubbele woning G.F. de Pauwstraat 1 (1954). Het bankgebouw Markt 4 dateert {== afbeelding Oostburg, Woonhuis Brouwerijstraat 25==} {>>afbeelding<<} uit circa 1950 en is geïnspireerd op een statig 18de-eeuws herenhuis. De watertoren (Bredestraat 65) verrees in 1950 naar ontwerp van A.J. van Eck ter vervanging van een voorganger uit 1942. De wit gepleisterde ronde toren bevat vijf betonnen vlakbodemreservoirs met in het midden een schacht waarvan de trap uitkomt in een slanke lantaarn. Het Ledeltheater (Ledelplein 17) werd in 1955-'56 gebouwd naar plannen van L.W. Rozenkranz. Het betonreliëf in de voorgevel is van mw. L. Messer. De Alg. begraafplaats (bij Oudestad 90) werd in 1849 gesticht. Tot de meest interessante graftekens behoren de met een tongewelf gedekte grafkelder voor I. Nortier (circa 1890) en de obelisk op uitbollend postament voor H.B. Maal Henru († 1895), gemaakt door Van Dijck Petit. Zuidzande. Dit dijkdorp ten noordwesten van Oostburg is ontstaan in het midden van de 16de eeuw op een driesprong van dijken. In 1944 werd Zuidzande grotendeels verwoest. Van de oude bebouwing resteren onder meer de eenlaags woonhuizen Sluissetraat 4 (jaartalankers ‘1766’), Sluissetraat 26 (circa 1870), Sluissetraat 29-31 (circa 1880). Boerderijen. De boerderij Molenweg 9 heeft een (in 1857 ingekorte) schuur uit het midden van de 18de eeuw. Ook delen van de schuur van boerderij Mariastraat 36 dateren uit de 18de eeuw. De windmolen (Sluissedijk 7) is een beltmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap, gebouwd in 1874 als koren- en pelmolen voor J. Butin. Het traditionalistisch vorm gegeven raadhuis (Dorpsplein 1) dateert van 1948 en is ontworpen door G. Schaling. De voorm. Herv. kerk (Dorpsplein 4), een aan beide zijden driezijdig gesloten zaalkerk met dakruiter, is in 1952 tot stand gekomen in traditionalistische vormen naar plannen van J.H. Groenewegen. In de dakruiter hangt een door Johannes Burgerhuys gegoten klok (1659), afkomstig van de toen gestichte en in 1944 verwoeste voorganger. Schoondijke. Dit kruiswegdorp ten noordoosten van Oostburg werd gesticht onder de naam Willemsdorp na de bedijking van het tweede deel van de Generale Prins Willempolder (1652-'62). Al {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Schoondijke bij Oostburg, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} snel werd het dorp Schoondijke genoemd naar een uit de 13de eeuw stammend verdwenen dorp in de nabije omgeving. Het dorp kreeg een regelmatige aanleg met een vierkant plein. Na de vrijwel totale verwoesting van het dorp in 1944 werd het plein aan één zijde verlengd. De wederopbouw is naar plannen van A. Rothuizen tot stand gekomen in traditionalistische stijl. Van de oude bebouwing resteert de windmolen ‘Hulsters Molen’ (Lange Heerenstraat 69). Deze beltmolen met ronde gemetselde romp en een met dakleer beklede kap werd gebouwd in 1884 als korenmolen door molenmaker P. Willems uit Eecloo (B) en na brand in 1900 hersteld. De Herv. kerk (Dorpsstraat 37) is een recht gesloten zaalkerk met halfingebouwde geveltoren en opengewerkte lantaarn, gebouwd in 1946-'49 in traditionalistische vormen naar ontwerp van A. Eibink ter vervanging van een voorganger uit 1656. In de lantaarn hangt een door F.J. Pauwels gegoten klok (1726). De basilikale R.K. St.-Petrus Apostelkerk (Prinses Beatrixstraat 5) is voorzien van een apsis en een ondiepe, maar brede klokkentoren naast het schip. Deze traditionalistische kerk kwam in 1950 tot stand naar plannen van A. Siebers en W. van Dael ter vervanging van een voorganger uit 1883. De Geref. kerk (Prinses Irenestraat 6) is een zeszijdige zaalkerk uit 1956-'57 met voor de ontwerper H. Eldering karakteristieke glas-in-betonpanelen. In sobere traditionalistische vormen opgetrokken is het voorm. raadhuis (Dorpsstraat 9) uit 1953, ontworpen door S.J. van Embden. Het is gebouwd ter plaatse van een voorganger uit 1904. Andere interessante voorbeelden van wederopbouw zijn de tweeklassige openbare lagere school met gymnastieklokaal (Prinses Irenestraat 8-10) en het woonhuis Dorpsplein 39, beide uit circa 1955. Oosterland (gemeente Schouwen-Duiveland) Wegdorp, ontstaan na 1354 toen de kreek ‘De Maire’ werd afgedamd ten behoeve van de op initiatief van Willem van Beieren gestichte Oosterlandpolder. In de 18de eeuw waren de ambachtsvrouwe Susanna Maria Lonque en haar echtgenoot mr. Johan Cau van belang voor de ontwikkeling van het dorp. Van hun begin 19de eeuw gesloopte huis resteert de omgrachting; het bijbehorende ambachtshuis brandde in 1945 af. Na de Watersnoodramp van 1953, waarbij veel van de bebouwing in het dorp werd verwoest, ontstond nieuwbouw aan de noordzijde van het dorp. De Herv. kerk (Torenplein 1 en 5), oorspronkelijk gewijd aan St. Jodocus, bestaat uit een fors, vijfzijdig gesloten koor en een vrijstaande ongelede zadeldaktoren. De 14de-eeuwse toren stond half ingebouwd in het laat-14de-eeuwse schip, dat in 1612 afbrandde en waarvan alleen aan weerszijden van de toren {== afbeelding Oosterland, Herv. kerk, raadhuis en toren (1971)==} {>>afbeelding<<} enkele muurdelen resteren. In de toren hangen twee door Willem Butendiic gegoten klokken (1424). Het behouden gebleven laat-gotische koor met natuurstenen speklagen stamt uit de tweede helft van de 15de eeuw. Waar zich vóór 1612 het transept bevond, is het koor in de 19de eeuw verlengd. Bij de kerkrestauratie in 1948-'50 is de in 1945 afgebrande toren herbouwd en verhoogd. Het interieur van de kerk wordt gedekt door een houten tongewelf. Tot de inventaris behoren een herenbank met de wapens van de families De Jonge en Stavenisse (circa 1650) en een preekstoel (circa 1670). Verder bevat de kerk enkele 16de-eeuwse grafzerken en een epitaaf van gedeeltelijk verguld zwart en wit marmer voor Susanna Maria Lonque († 1752), vervaardigd in 1757 naar een ontwerp uit 1745 van Jan Peter van Baurscheit de Jonge. Aan de buitenzijde in de koorsluiting bevindt zich de grafzerk voor mej. P.A.D. Schutter († 1838). Ter plaatse van het schip van de kerk staat het voorm. raadhuis (Torenplein 3), een dwars eenlaagspand in neoclassicistische stijl met rondboogvensters en ingangsportaal. Na de bouw rond 1880 - waarschijnlijk als tweeklassige openbare lagere school - werd het in 1904 verbouwd tot raadhuis. Sinds 1961 doet het dienst als ‘voorkerk’ bij de Herv. kerk. Overige kerken. De kerk van de Geref. Gemeente (St. Joostdijk 11) is {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oosterland, Gasthuis (1976)==} {>>afbeelding<<} een zaalkerk uit 1917 in sobere rationalistische stijl. De voorm. Geref. kerk (Lange Achterweg 1) is een kleine zaalkerk uit circa 1920 met spitsboogvensters. Hoewel het gebouw thans in gebruik is als opslagschuur zijn inwendig de gestukadoorde kruisgewelven en de orgeltribune nog aanwezig. Het gasthuis (St.-Joostdijk 29-37) is een breed eenlaagspand uit 1754 met zes woningen. De middenrisaliet heeft een classicistisch omlijste ingang en wordt bekroond door een halfrond fronton met gebeeldhouwd lofwerk in Lodewijk XIV-stijl. Verder is er een stichtingssteen opgenomen en de alliantiewapens Cau-Lonque. Dit door Susanna Maria Lonque gestichte armhuis, oorspronkelijk voor veertien gezinnen, werd na zware oorlogsschade in 1955 gerestaureerd. Van het toegangshek van het voorm. jachtslot ‘Het Hof’ resteren twee forse met leeuwen bekroonde hekposten (tegenover Hoge Maireweg 2). Het huis, dat ‘Het Heerenhof’ werd genoemd, was in 1651 ten zuiden van het dorp gebouwd op een omgracht terrein. De hekposten met 18de-eeuwse bekroning zijn na de Tweede Wereldoorlog van de Hofweg verplaatst naar de huidige plek. Woonhuizen. Interessante diepe huizen met ingezwenkte gevels zijn Kerkstraat 18 (circa 1860), het gepleisterde winkelpand Groenendaal 21 (1901) en de vroegere onderwijzerswoning Groene Poort 3 (1905). Kenmerkend voor het dorp zijn de dwarse eenlaagspanden, zoals Molenweg 38 en de eenvoudige arbeiderswoningen Noordstraat 1, 2 en 4 (circa 1910). Een dakerker boven de ingang hebben Markt 8 (circa 1908), tevens voorzien van siermetselwerk, Oud Heiligeweg 6 en Molenweg 59, met rechts een vooruitstekend bouwdeel. Rijker uitgevoerd met gedecoreerde windveren en een driepasversiering in de topgevel is Rijksweg 16, dat rond 1905 werd gebouwd voor S.J. de Rijke. Expressionistische details vertoont Kerkstraat 6 (circa 1920). De windmolen (Molenweg 28) is een ronde gepleisterde grondzeiler op een molenberg, gebouwd in 1752 ter {== afbeelding Oosterland, Woonhuis Rijksweg 16==} {>>afbeelding<<} vervanging van een standerdmolen. Van Susanna Maria Lonque en mr. Johan Cau is het alliantiewapen aangebracht op de baard. Deze korenmolen is in 1957-'59 gerestaureerd. Boerderij. De markante boerderij Rust Roest (Hoge Maireweg 2) dateert van 1830. Bij een verbouwing in 1910 heeft men een lagere vleugel met erker aangebouwd en een portiek aangebracht tussen de twee gepleisterde tuitgevels. Aardige kleine boerderijen zijn Nieuwstraat 2 (circa 1860) en Molenweg 41 (circa 1900). Het trafohuisje (bij Molenweg 41) dateert uit circa 1930 en is een klein blokvormig gebouw met laag tentdak. Oostkapelle (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de vroege middeleeuwen op een kreekrug. De kerk, aanvankelijk een kapel van de Westermonstersekerk te Middelburg en oorspronkelijk gewijd aan St. Willibrordus, bestond reeds in de 11de eeuw. Deze kapel werd nadien vervangen door een aan hem gewijde kerk. Ten westen van het dorp verrees kasteel Westhove, dat in 1277 in bezit was van de abdij van Middelburg. Rond Oostkapelle werden in de 17de en 18de eeuw verschillende buitenplaatsen gesticht. In het dorp zelf stond ter hoogte van de Torenstraat het 17de-eeuwse Huis Oostkapelle (gesloopt 1811). De dorpsbebouwing concentreerde zich in de 18de eeuw richting Dorpsstraat. In de 19de eeuw ontstonden in de omgeving enkele nieuwe buitenhuizen. Begin 20ste eeuw begon de ontwikkeling tot vakantieoord en badplaats. Vanaf de jaren zestig zijn aan de noordzijde grote recreatiecomplexen tot stand gekomen. Rond 1965 is bij een sanering van de dorpskern de ingebouwd geraakte kerk weer vrij komen te staan. De Herv. kerk (Waterstraat 2-4), oorspronkelijk gewijd aan St. Willibrord, is een recht gesloten eenbeukige kerk met aangebouwde consistorie en een forse toren van drie geledingen met haakse steunberen, een halfronde traptoren en een achtkantige spits. De toren verrees eind 14de eeuw. Het in oorsprong 15de-eeuwse schip werd na verwoesting {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oostkapelle, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} in 1572 herbouwd in 1585. De resten van het middeleeuwse koor heeft men in 1610 gesloopt. De kerk werd verbouwd in 1822 en kreeg in 1886 een nieuw plafond. Bij de restauratie in 1954-'58, onder leiding van H. de Lussanet de la Sablonière, zijn aan de toren een balustrade en de voetingen voor hoektorentjes gereconstrueerd. Verder is toen de huidige consistorie gebouwd ter plaatse van een mogelijk 17de-eeuws ingangsportaal. Van het in 1903 verkochte 18de-eeuwse (huis)orgel zijn de beelden David met harp en twee musicerende engelen in de kerk achtergebleven en geplaatst op de balustrade van de orgelgalerij. De preekstoel dateert uit circa 1650. Rond het in 1876 gesloten kerkhof bevindt zich een muur met toegangshekken. Op de natuurstenen hekposten van de hoofdtoegang staan schilddragende leeuwen (kopieën van de oorspronkelijk 17de-eeuwse beeldjes), vermoedelijk afkomstig van het Huis Oostkapelle. Aan de zuidzijde heeft men in 1978 het bij de restauratie verwijderde ingangsportaal herbouwd als wachthuis ‘'t Wachtertje’. Op het kerkhof bevinden zich het graf van P. Holle († 1827) en dat van baronesse A.P. Boddaert († 1860). De zerk is in 1889 vervangen door een nieuwe en in 1912 hersteld. De voorm. pastorie (Dorpsstraat 38), een thans gepleisterd herenhuis met ingezwenkte brede lijstgevel, is in 1867 gebouwd. Overige kerken. De voorm. Geref. kerk (Pomonastraat 1-19), een zaalkerk uit 1908 met kleine hangtoren, is recent verbouwd tot appartementen. De (Geref.) Zionskerk (Duinweg 36a) en de Saronkerk van de Geref. Gemeente (bij Noordweg 34) zijn moderne kerken, beide gebouwd rond 1990. Molenwijk (Molenweg 36) is een neoclassicistisch herenhuis uit 1819, gebouwd voor P.J. Boddaert. Circa 1870 is voor de licht risalerende middenpartij aan de tuinzijde een veranda met balkon geplaatst. In het interieur bevinden zich schouwen en deuromlijstingen uit de bouwtijd en late 19de eeuw. Rond 1890 gebouwd is het gepleisterde voorm. koetshuis (nu Molenweg 34) met houten topgevelversiering en gesneden windveren. Ipenoord (Noordweg 43). Deze in 1841 door de familie Boddaert gestichte buitenplaats heeft als kern een wit gepleisterd neoclassicistisch herenhuis. Het huis en het omringende park in landschapsstijl zijn mogelijk tot stand gekomen naar ontwerp van K.G. Zocher. Woonhuizen. Het met hoekpilasters uitgevoerde sobere herenhuis Dorpsstraat 58-60 werd rond 1900 gebouwd. De villa Dorpsstraat 2 kwam in 1913 tot stand met neorenaissance-details. In 1911 opgetrokken voor de familie Van Teijlingen is Villa Magnolia (Oude Domburgseweg 20), dat is voorzien van vakwerktopgevels. Voorbeelden van recreatiewoningen zijn het houten pand Duinweg 44 (circa 1925) en de woning Roodkapje (Vroonweg 3; circa 1930). Boerderijen. De in oorsprong 17de-eeuwse boerderij Cranestein (Wijkhuijsweg 10) bestaat uit een gepleisterd woonhuis en een aangebouwde L-vormige schuur. De boerderij is genoemd naar de familie Crane, die de hofstede in de 17de eeuw bezat. In 1719 is er sprake van een herenhuis en een hoeve, na 1759 alleen nog van de hoeve. Van de boerderij Duinbeekseweg 7 is het woongedeelte met jaartalankers gedateerd ‘1691’. De boerderij Groote Geere (Noordweg 56) heeft een in opzet 18de-eeuws woongedeelte met een aangebouwde, deels houten schuur. De schouw in de woonkamer is voorzien van een tegeltableau van blauwe en paarse tegels. Van de boerderij Altijd Zorg (Aagtekerkseweg 5) vertoont het in 1737 (jaartal in dakpannen ingelegd) verbouwde oudere woonhuis in de topgevel nog restanten van bogen. Verder is er een houten schuur. De 18de-eeuwse boerderij Molenweg 8 bestaat uit een bakstenen woonhuis met houten schuur en een aangebouwd, gepleisterd zomerhuis. Boerderij Groot Middenhof (Noordweg 39) heeft een rond 1860 gebouwd vrijstaand dwars woonhuis, voorzien van een dakkapel met sieromlijsting, en een grote stenen schuur met houten eindgevel. Aan de straatzijde van de oprijlaan staan ronde poortpalen met een eivormige bekroning. Nabij de hoeve lag het in de 19de eeuw gesloopte huis 't Middenhof. De hoeve Ter Linde (Lepelstraat 1) is een boerderij uit circa 1910 met een later tot woonhuis verbouwd neoclassicistisch koetshuis uit circa 1870. Windmolen ‘d'Arke’ (Noordweg 2) is een stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap, gebouwd in 1858 als korenmolen door J. Passenier voor P. Koole (gevelsteen). De molen staat op de plaats van een standerdmolen, waarvan de geschiedenis terugging tot in de 16de eeuw. In 1988-'89 is de molen gerestaureerd. De Alg. begraafplaats (Noordweg ong.), opengesteld in 1867 en uitgebreid in 1920, bevat onder meer het omhekte graf van J.G. Lantsheer († 1893) en het graf van de kuurarts J.G. Mezger († 1909). Kasteel Westhove (Duinvlietweg 8), gelegen ten westen van Oostkapelle, is een omgracht kasteel met een eveneens omgrachte voorburcht, gelegen binnen een tweede, rechthoekige omgrachting. Het kasteel wordt voor het eerst vermeld in 1277 als bezit van de abten van Middelburg, die het tot een lusthof maakten voor de ontvangst van belangrijke gasten. Van het in 1572 verwoeste middeleeuwse kasteel resteren twee hoektorens en een middentoren uit de tweede helft van de 15de eeuw; aan de rechterzijde een ronde hoektoren met achtkantige spits - die vermoedelijk in de 16de eeuw is verhoogd - en aan de linkerzijde een ronde hoektoren met een boogfries en kantelen. De rechtervleugel {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oostkapelle, Kasteel Westhove==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Oostkapelle, Kasteel Westhove, plattegrond==} {>>afbeelding<<} dateert uit het derde kwart van de 16de eeuw. Rond het midden van de 17de eeuw werd de middenvleugel hersteld en aan de achterzijde uitgebouwd. De linkervleugel werd circa 1770 in opdracht van Johan Adriaan van de Perre toegevoegd, tegelijk met de bouwhuizen op de voorburcht. Het interieur bevat onder meer in de hal marmeren vloertegels en in de huidige eetzaal een balkenplafond met consoles. Vanaf 1889 was het kasteel een kinderherstellingsoord. Na een algehele restauratie, die in 1977 werd gestart, is het kasteel sinds 1985 als jeugdherberg in gebruik. Op de omgrachte voorburcht met twee ronde hoektorentjes uit de tweede helft van de 15de eeuw staat aan weerszijden een 18de-eeuws bouwhuis met schilddak. Ten westen van het hoofdgebouw bevindt zich de voorm. oranjerie annex koetshuis. Ditrond 1770 eveneens in opdracht van Johan Adriaan van de Perre opgetrokken U-vormige gebouw is voorzien van een centraal poortpaviljoen met klokkentorentje. Sinds 1977 fungeert het als Zeeuws Biologisch Museum, waartoe het inwendig grondig is gewijzigd. Het park heeft enkele rechte lanen als restant van een 18de-eeuwse geometrische aanleg, bijvoorbeeld de Wulpendreef, die aan de oostzijde vanaf de Domburgseweg doorloopt tot de dwarslaan (Groeneweg) aan de voorzijde van de voorburcht en de Duinvlietweg die {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oostkapelle, Buitenplaats Duinbeek==} {>>afbeelding<<} zich in het park in rechte lijn noordwaarts voortzet. Aan de Domburgseweg staat bij het begin van de Wulpendreef een toegangshek uit circa 1750 met natuurstenen pijlers bekroond door vazen in Lodewijk XV-stijl. A.C.C. Slicher, die Westhove in 1799 in bezit kreeg, liet het park begin 19de eeuw omvormen in vroege landschapsstijl, mogelijk naar plannen van tuinarchitect P. Schuppens. Tot die aanleg behoren de slingerende lanen en de slingervijver met eilandje en bruggetjes. Opvallend is de zogeheten Romeinse brug, een brug met keperboogvormige waterdoorgang bekleed met natuursteen. Deze rond 1800 aangelegde brug (hersteld 1967), bevindt zich op de zichtas vanuit het kasteel naar het noorden. Duinbeek (Duinbeekseweg 19). Deze buitenplaats ten noordwesten van Oostkapelle is van middeleeuwse oorsprong. Reeds in 1350 wordt Duinbeek vermeld als bezit van Wolfert III van Borssele, heer van Veere. Het middeleeuwse kasteel werd in 1572 door de Geuzen verwoest. Mogelijk liet Willem Boreel, die in 1637 de heerlijkheid had verworven, rond 1650 het tegenwoordige huis bouwen. De huidige hoofdvorm dateert uit 1715, toen Abraham Duvelaer, burgemeester van Middelburg en bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, de buitenplaats in bezit kreeg. Bij een verbouwing in 1857, toen Duinbeek in bezit was van J.G. Sprenger en diens echtgenote R.A. Bijleveld, kreeg het neoclassicistische huis met middenrisaliet en achtkantige belvedèretoren zijn huidige ingangspartij, ramen en mansardedak. Op het voorterrein staan aan weerszijden van de oprijlaan twee L-vormige bouwhuizen in gele baksteen, die begin 18de eeuw zijn opgetrokken in opdracht van Abraham Duvelaer. Aan de linkerzijde staat de tuinmanswoning met bakkeet (Duinbeekseweg 21), rechts het koetshuis met koetsierswoning (Duinbeekseweg 17). De kern van het park wordt gevormd door de rechthoekige omgrachting rondom het huis, dat op een klein eiland staat. De geometrische aanleg uit de tijd van Abraham Duvelaer werd rond 1800 in opdracht van G.F. Meijners (zie bij Berkenbosch) gewijzigd tot een kleinschalige aanleg in landschapsstijl, waarbij de gracht aan de zuidwestzijde met een slinger is uitgegraven en eindigt in een lusvormige vijver. Achter het huis ligt een weide omsloten door een bos met slingerende paden. Berkenbosch (Duinbeekseweg 25-27). Deze buitenplaats ten westen van Oostkapelle heeft als kern een gepleisterd neoclassicistisch landhuis, gebouwd in 1862 voor J.G. Sprenger en zijn vrouw R.A. Bijleveld ter vervanging van een ouder 18de-eeuws huis. Inwendig bevat het huis een hal met marmeren vloer en links van de entree twee hoge kamers en suite met stucplafonds. Berkenbosch wordt in 1644 vermeld als een hofstede met bos, land en plantage in eigendom van Jacob Boreel. Eind 18de eeuw werd G.F. Meijners, die toen ook het naastgelegen Duinbeek bezat, de eigenaar en begon de modernisering van het geometrisch aangelegde park met slingerende paden; deze werden echter alleen toegepast {== afbeelding Oostkapelle, Buitenplaats Overduin==} {>>afbeelding<<} buiten het vroeg-18de-eeuwse assenstelsel. Restanten van de 18de-eeuwse aanleg zijn twee kanaalvormige vijvers en een centraal gelegen ronde waterkom. Het park wordt omsloten door rechte - van oost naar west lopende - bomenlanen aan de noord- en zuidzijde, die mogelijk van 17de-eeuwse oorsprong zijn, en rechte paden aan de oost- en westzijde. Aan de Noorddreef staat een veelvuldig gerepareerde picknicktafel (de ‘Stenen Tafel’), een 18de-eeuwse folly. Overduin (Dunoweg 2-8). Deze buitenplaats ten oosten van Oostkapelle werd oorspronkelijk in 1717 door Pieter Jacobusz. de Vos gesticht. Het oude huis brak men in 1797-'99 af en de bijbehorende geometrische tuinaanleg verdween. In de eerste helft van de 19de eeuw liet W.C.M. de Jonge van Ellemeet, burgemeester van Oostkapelle, een nieuwe buitenplaats inrichten, mogelijk naar ontwerp van de gebroeders K.G. en J.D. Zocher. De kern wordt gevormd door een gepleisterd neoclassicistisch landhuis uit 1839 met een inpandige ingangspartij onder een inpandig balkon met zuilen. Het interieur bevat onder meer twee zogeheten Utrechtse schouwen en een natuurstenen schouw in empire-stijl. In het park staan verschillende bijgebouwen uit de eerste helft van de 19de eeuw. Bijvoorbeeld de portierswoning, een wit gepleisterd neoclassicistisch dwars pandje met een uitgebouwd ingangsportaal. Het koetshuis met koetsierswoning is een gepleisterd breed pand met {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} een risalerende middenpartij voorzien van twee stel inrijdeuren. Verder zijn er twee gepleisterde dienstwoningen, waarvan de grootste in 1866 is gerestaureerd (jaartalsteen), en een grote, hoofdzakelijk houten, stal uit 1857 (gedenksteen) met een bakstenen zijgevel voorzien van gepleisterde hoekblokken en bogen in neoclassicistische stijl. Voor de vroeg-19de-eeuwse landschappelijke aanleg van het park werden de waterkommen van de eerdere geometrische aanleg vergraven tot slingerende waterpartijen. Verder heeft men slingerende paden aangelegd en voor het huis een open weide met een hertenkamp. Na schade door de inundatie van Walcheren in 1944 is het park weer ingeplant volgens de 19de-eeuwse aanleg. Het voorm. tuinprieel (Munnikweg 5), bekend als de ‘Rode Tent’, werd in 1780 opgericht voor Willem Jacob Huyssen van Kattendijke. Het vierkante gebouwtje met tentdak heeft donkerrood gepleisterde gevels met een okergele omlijsting, ook rond de vensters. Zeeduin (Dunoweg 12). Deze buitenplaats ten oosten van Oostkapelle is ontstaan rond 1830 door de samenvoeging van de buitenplaatsen Duno en Zeeduin. ‘Dunehoveden’ (Duinhoofd) wordt voor het eerst vermeld in 1247 en was tot de Reformatie een uithof van de Abdij van Middelburg. Het grondgebied van Zeeduin was tot aan de Reformatie een kruidentuin van de abdij van Middelburg en daarna jachtgebied, totdat er rond 1735 een herenhuis met een kleine geometrische tuinaanleg werd gerealiseerd. Rond 1830 heeft men het 18de-eeuwse huis Duno afgebroken, de bossen omgevormd tot landbouwgrond en in de tuin bij het huis Zeeduin de eerste veranderingen in een landschapsstijl doorgevoerd. In 1878 werd het nieuwe huis Zeeduin gebouwd, een wit geschilderd blokvormig herenhuis in eclectische stijl, met twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een omlopend schilddak. Volgens een jaartalsteen boven de natuurstenen plint bij de ingang is het huis in 1878 gebouwd in opdracht van mr. L.F. Lantsheer. De oprijlaan naar het hoofdgebouw wordt geflankeerd door een rond 1860 gebouwde oranjerie (bij Dunoweg 12) en een in die tijd vernieuwd koetshuis (Dunoweg 14). Aan de oprijlaan staat de {== afbeelding Oostkapelle, Buitenplaats Zeeduin, hertenverblijf==} {>>afbeelding<<} dienstwoning Dunoweg 10, een wit gepleisterd dwars pand uit circa 1860. Het park kent een hoofdzakelijk 19de-eeuwse landschappelijke aanleg met een nog bestaande 18de-eeuwse zichtlijn naar de duinen. Rond 1860 heeft men onder meer de vijver vergroot en een hertenkamp aangelegd. Het hertenverblijf (hersteld 1989) is een met riet gedekt gebouwtje in rustieke stijl, opgetrokken van imitatie-takken en -boomstronken van cementpleister. Tevens bevinden zich hier de resten van een miniatuurvalleitje met imitatie-rotsblokken, eveneens van cementpleister. Het rond 1860 gewijzigde toegangshek (bij Noordweg 31) dateert uit 1767 en heeft twee natuurstenen hekpijlers bekroond door vazen in Lodewijk XV-stijl. Het is afkomstig van de voormalige buitenplaats Duno en is hergebruikt bij de aanleg van de oprijlaan naar het nieuwe Zeeduin. Op het terrein van de voormalige buitenplaats Duno staat de 19de-eeuwse hoeve Dunoweg 3, bestaande uit een vrijstaand gepleisterd dwars woonhuis en een grote houten schuur. Een toegangsbrug en een toegangshek voorzien van gemetselde hekpijlers met daarop schilddragende leeuwen zijn restanten van die buitenplaats. Oost-Souburg (gemeente Vlissingen) Dorp, ontstaan bij de laat-9de-eeuwse ‘Sutburgh’ (zuidburg). Het dorp ontwikkelde zich langs de noordwaarts vanaf de burg lopende weg (Oranjeplein), waar ook de kerk werd gebouwd. Na de aanleg van het Kanaal door Walcheren (1873), waardoor Oost-Souburg gescheiden raakte van West-Souburg, breidde het dorp uit langs de weg naar het kanaal (Kanaalstraat). Na 1900 ontstond er lintbebouwing langs de uitvalswegen (Vlissingsestraat en Middelburgsestraat). Na de Tweede Wereldoorlog werd Oost-Souburg een forensendorp van Vlissingen. In 1994 heeft men de ringwalburg in oude vorm hersteld. De Herv. kerk (Oranjeplein 2), oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe, is een recht gesloten kerk met aangebouwde consistoriekamer en een toren van twee geledingen met haakse steunberen en een tentdak. De in de eerste helft van de 14de eeuw opgetrokken gotische toren heeft een ingang met spitsboognis en driepas en daarachter een benedenruimte met koepelgewelf. In de klokkenverdieping hangt een door Willem en Jaspar Moer gegoten klok (1511). Het schip kwam tot stand in de 15de eeuw. In 1582-'83 zijn de kerk en toren hersteld van zware schade ontstaan in 1572 en werd het koor afgebroken. Een steentje met het jaartal 1603 wijst op een herstel van de toren. In de 19de eeuw werd de toren verhoogd nadat het schip inwendig verbouwd was en voorzien van een nieuwe hogere kap. In 1949-'50 zijn de kerk en de toren gerestaureerd. Inwendig is het schip met uitzondering van de halfkolommen tegen de torenmuur voorzien van houten stijlen als vervanging van de oorspronkelijke zuilen. De middenbeuk heeft een houten gewelf, de twee zijbeuken hebben een vlak houten plafond (wat het interieur het aanzien van een middeleeuwse kloosterschuur geeft). De kerk bevat een door K.M. van Puffelen gebouwd orgel (1874). Het ommuurde kerkhof heeft aan weerszijden van de toegang hekposten waarop miniatuur-burchten zijn aangebracht. De voorm. Geref. kerk (Kanaalstraat 8), thans kerkgebouw ‘Goede Aarde’, is een zaalkerk uit 1932, gebouwd naar ontwerp van A. Rothuizen ter vervanging van een laat-19de-eeuwse voorganger. De voorm. pastorie (Kanaalstraat 10) is een neoclassicistisch herenhuis uit circa 1890 met gepleisterde hoekpilasters. Het voorm. raadhuis (Kanaalstraat 66), gebouwd in 1939 naar een traditionalistisch ontwerp van L.M. Naaktgeboren, {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oost-Souburg, Woonhuizen Vlissingsestraat 120-146==} {>>afbeelding<<} is een breed tweelaags gebouw met hoger opgetrokken middenrisaliet bekroond door een dakruiter met hoge vierkante spits. De dragende constructie is van gewapend beton. Woonhuizen. Een van de oudste huizen van het dorp is het in 1664 (jaartalankers) gebouwde dwarse huis Kromwegesingel 18 met hoog zadeldak tussen puntgevels met schouderstukken. Rond 1900 gebouwd is het pand Schoonenburg (Burg. Stemerdinglaan 29), een kleine villa met trapgevel in neorenaissance-stijl. Het van 1906 daterende herenhuis Veldzicht (Middelburgsestraat 60) is opgetrokken in late neoclassicistische vormen met een (later gesausde) door pilasters gelede voorgevel en een kroonlijst. De met mansardedaken en late neorenaissance- en jugendstil-details uitgevoerde diepe huizen Vlissingsestraat 120-146 (circa 1910) zijn karakteristieke voorbeelden van de lintbebouwing langs de uitvalswegen. Vergelijkbare woningen zijn Middelburgsestraat 29-31 en 28-32. Het huis Kanaalstraat 70 werd in 1928 gebouwd naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van C. Wondergem. Windmolen ‘De Pere’ (Kanaalstraat 78), genoemd naar ambachtsheer Cornelis van Pere, is een ronde stellingmolen met een met dakleer beklede kap. De in 1987-'88 gerestaureerde molen werd in 1725 (gevelsteen) gebouwd als korenmolen, ter vervanging van een oudere molen. De draaibrug over het Kanaal door Walcheren (bij Spoorstraat 1) is een oorspronkelijk uit Sluiskil afkomstige spoorwegdraaibrug uit 1907. Deze stalen vakwerkbrug plaatste men op de gemetselde onderbouw van de in 1944 verwoeste verkeersbrug uit 1871. De watertoren (Vlissingsestraat 233) verrees in 1939 voor de Waterleiding Maatschappij ‘Midden-Zeeland’ naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van J.H.J. Kording. De vierkante onderbouw is voorzien van hoge smalle vensterstroken. In de iets smallere bovenbouw met afgeschuinde hoeken bevindt zich een betonnen vlakbodemreservoir. In 1995 heeft men de watertoren als expositieruimte in gebruik genomen. Atlantikwall. Aan de noordzijde van Oost-Souburg, even ten noorden van Groot-Abeele, en het westelijk daarvan aan de overzijde van het Kanaal door Walcheren gelegen Klein-Abeele liggen de voorm. antitankgracht en enkele deels met aarde gedekte geschutsbunkers, die in 1943 door de Duitsers zijn aangelegd voor het Landfront Vlissingen als onderdeel van de Atlantikwall. West-Souburg. Dit dorp ten westen van Oost-Souburg is in de 11de eeuw ontstaan rond de in die tijd gestichte parochiekerk. Ten zuiden daarvan ontstond in de 15de eeuw het kasteel van Anna van Bourgondië. In de late 16de eeuw werd het kasteel bewoond door Philips van Marnix van St. Aldegonde, die zorgde voor het herstel van de in 1573 verwoeste kerk. Het kasteel werd in 1783 afgebroken, de kerk volgde in 1832. Het tweebeukig herenhuis ‘Het Park St. Aldegonde’ (Parklaan 1) kwam eind 18de eeuw tot stand op de plaats van een {== afbeelding Oost-Souburg, Draaibrug==} {>>afbeelding<<} tot het kasteel behorend, mogelijk 16de-eeuws huis. Daarvan zijn de overwelfde kelders behouden. Tot 1944 vormde het huis de kern van een buitenplaats, daarna werd het ingericht als kantoor. De tweelaags tuinvleugel heeft een schilddak met hoekschoorstenen en een gecorniste houten kroonlijst. De gepleisterde straatvleugel is voorzien van een lager schilddak, een eenvoudige kroonlijst en een centrale ingangspartij met pilasteromlijsting met hoofdgestel. Het interieur bevat een gang met 19de-eeuws stucwerk en een gesneden trapleuning uit de bouwtijd. Ter plaatse van de in 1832 afgebroken Herv. kerk bevindt zich de Alg. begraafplaats (Parklaan ong.) met een gietijzeren toegangshek. Centraal geplaatst is een in 1872 door enkele Antwerpenaren opgerichte natuurstenen gedenknaald ter ere van Marnix van St. Aldegonde, die tot 1585 burgemeester van Antwerpen was. Ter gelegenheid van zijn 300ste sterfdag is in 1898 een bronzen lauwerkrans aangebracht. De R.K. St.-Martinuskerk (Kerklaan 19), een zaalkerk met steunberen en een hogere en bredere oostpartij, kwam in 1938 tot stand naar plannen van J. van Velsen als bijkerk van Vlissingen. In 1966 is de kerk met drie traveeën vergroot. Ossenisse (gemeente Hulst) Wegdorp, ontstaan op een schor die in 1183 in het bezit was van het klooster van Coesvoorde en die in 1196 overging {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ossenisse, R.K. St.-Willibrorduskerk==} {>>afbeelding<<} naar het cisterciënzerklooster Ten Duinen. In 1225 werd het gebied door de zee verzwolgen, waarna herdijking volgde in 1610. De in 1796 opgerichte parochiekerk vormt de kern van dit wat geïsoleerd gelegen dorp. De voorm. R.K. St.-Willibrorduskerk (Dorpsstraat 12) is een driebeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een terzijde geplaatste toren met achtzijdige naaldspits. Deze neogotische kerk werd in 1914-'15 gebouwd naar plannen van W. te Riele ter plaatse van een uit 1853 stammende voorganger met een gotisch koor. Mogelijk heeft Te Riele een deel (van de hoofdvorm) van het gotische koor behouden. Door het korte schip en de brede zijbeuken heeft de kerk inwendig een centraliserende werking. De glas-in-loodramen zijn in 1918 door de firma P. Struicken & Zn. vervaardigd. Bij de restauratie in 1961 heeft men het interieur gemoderniseerd en gewit. De tweelaags pastorie (Dorpsstraat 10) werd rond 1880 in neoclassicistische stijl gebouwd en heeft een aangebouwd koetshuis. In de tuin staat een houten bijenhuis (circa 1910). Het voorm. raadhuis (Lageweg 27) is een bescheiden eenlaagspand uit 1924 naar plannen van P.F. Voet. Boven het ingangsportiek staat het opschrift ‘Gemeentehuis’. Woonhuizen. Voorbeelden van karakteristieke eenlaags woonhuizen uit circa 1885 zijn Dorpsstraat 13-17, Lageweg 21 en Zeedorp 41-43. Het forse tweelaags herenhuis Lageweg 23 dateert uit circa 1905 en heeft ook dienst gedaan als bewaarschool. De rond 1930 gebouwde villa Lageweg 29 vertoont expressionistische details. Oudelande (gemeente Borsele) Kerkringdorp, ontstaan in het westelijke deel van het oude land van Baarland (eind 13de eeuw) op het tot een terp verhoogde deel van een kreekrug. Bij een hier gelegen tweesprong van wegen werd de kerk gebouwd. De kerkring is aan de noordzijde niet voltooid. Oudelande behoorde met Baarland en Bakendorp tot de ambachtsheerlijkheid Baarland. Tot 1970 is het een zelfstandige gemeente geweest. Het dorp had te lijden van de Watersnoodramp van 1953. De Herv. kerk (Burg. Van Lierestraat 5), oorspronkelijk gewijd aan St. Eligius, is een eenbeukige gotische kerk met aangebouwde consistorie, zuiderdwarspand en een toren van twee geledingen. In de 14de eeuw verrees de rijzige, sober versierde toren voorzien van een met natuursteen omlijst ingangsportaal en kenmerkende, frequent versneden, haakse steunberen. In de met een rondboogfries afgesloten tweede geleding hangt een door Pieter van den Ghein gegoten klok (1577; hergoten 1960). Het schip stamt uit de vroege 15de eeuw, het zuiderdwarspand uit de eerste helft van de 16de eeuw. In 1769 heeft men het koor en het noorderdwarspand gesloopt. De toren is in 1959 gerestaureerd, het schip in 1963-'67; toen is ook de huidige consistorie aangebouwd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf en bevat een wit geschilderde preekstoel (midden 18de eeuw). In de kerk ligt een aantal figuurzerken waaronder een voor Adriaen Jan Anthonis († 1486). Het voorm. raadhuis (Burg. van Lierestraat 1) werd in 1938 (eerste steen) in traditionalistische vormen gebouwd naar ontwerp van C. van Maris ter vervanging van een voorganger uit 1883. Woonhuizen. In 1904 (gevelsteen) gebouwd als pastorie van de Herv. kerk is het middenganghuis Burg. Van Lierestraat {== afbeelding Oudelande, Boerderij 't Hof van Dierik==} {>>afbeelding<<} 24 met siermetselwerk. Uit circa 1900 dateren de dwarse huizen Lindestraat 32 en 34. Karakteristieke voorbeelden in zakelijk-expressionistische stijl zijn de met steil opgaande zadeldaken uitgevoerde huizen Wilhelminastraat 18 en 20 (circa 1930). Het voorm. station (Stationsstraat 8) is gebouwd aan de in 1927 door de Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland aangelegde lokaalspoorlijn. Het woonhuis met kantoortje, het wachtlokaal en de goederenloods zijn uitgevoerd in traditionalistische vormen volgens een standaardtype. De boerderij ‘'t Hof de Dierik’ (Dierikweg 1-3), gelegen ten noorden van Oudelande, kwam in 1921 tot stand in opdracht van A. Tak van Poortvliet naar een ontwerp in traditionalistische vormen van de gebroeders H. en J. Baanders. De dubbele woning bestaat uit een woongedeelte voor de eigenaar en een aangebouwde dienstwoning, die binnen met elkaar in verbinding staan. Het grotendeels uit de bouwtijd daterende interieur bevat onder meer gebrandschilderd glas en een houten lambrisering in het trappenhuis. Op het erf staan verder een L-vormige schuur, een varkensstal, een dubbele garage, een kippenren en een in 1928 toegevoegde langwerpige schuur. Ook de oorspronkelijke erfinrichting en tuinaanleg naar ontwerp van D.F. Tersteeg is nog grotendeels aanwezig. Oud-Vossemeer (gemeente Tholen) Kerkringdorp, ontstaan in de in 1411 bedijkte Kerkepolder. Tot de splitsing in de 16de eeuw vormde het met Nieuw-Vossemeer (NB) één heerlijkheid. In {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} 1576 werd het dorp door Staatse troepen platgebrand. Bij de herbouw raakte de kerkring ook voor een deel aan de binnenzijde bebouwd. In de 19de eeuw ontstond aan de noordzijde van het dorp een katholieke kerk en vormde zich bebouwing langs de uitvalswegen, waaronder de Veerstraat. Het veer werd in 1974 opgeheven toen iets noordelijker de brug over de Eendracht (Schelde-Rijnkanaal) tot stand kwam. De Herv. kerk (Ring 10), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper, is een kruiskerk voorzien van een ingebouwde toren met haakse steunberen en ingesnoerde spits. De net boven het kerkdak uitkomende toren verrees rond 1450, het schip met koor in de tweede helft van de 15de eeuw. Tijdens de dorpsbrand van 1576 leed het gebouw zware schade. Bij de herbouw in 1595 heeft men de toren ingebouwd en het transept toegevoegd. In 1913-'15 werd de kerk ingrijpend gerestaureerd naar plannen van J.F.L. Frowein. Diens zoon - H.W. Frowein - ontwierp het bankenplan, het meubilair en het orgelfront met orgel uit 1917 gemaakt door A. Standaart. Tot de inventaris behoren verder een preekstoel (tweede helft 17de eeuw), met een door Johannes Specht gegoten koperen lezenaar (1769), en twee koperen kronen, waarvan één in 1787 geschonken door Johannes Rosevelt uit Scherpenisse. Het vroeger omgrachte, ringvormige kerkhof is ommuurd. De forse pastorie (Raadhuisstraat 7), thans in gebruik als dorpshuis, werd in 1896 in eclectische stijl gebouwd, naar ontwerp van A. le Clercq en is voorzien {== afbeelding Oud-Vossemeer, Pastorie R.K. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Oud-Vossemeer, Ambachtshuis (1983)==} {>>afbeelding<<} van hoeklisenen en een middenrisaliet met balkon. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Dorpsweg 7) is een zaalkerk met recht gesloten koor en een kleine houten geveltoren. Deze sobere neoclassicistische kerk kwam in 1841 tot stand naar plannen van J. Bourdrez. In 1928 heeft men het interieur veranderd en in 1991 is het exterieur en in 1994 het interieur gerestaureerd. Tot de inventaris behoren een neobarok hoofdaltaar (circa 1841), een tot altaartafel verbouwde communiebank (circa 1841) en een in 1854 door C.J. Rogier geleverd eenklaviers-orgel. De voorm. pastorie (Dorpsweg 9), gebouwd rond 1872 naar een neoclassicistisch ontwerp van C.P. van Genk, is een fors, onderkelderd pand met hoekpilasters en een middenrisaliet met fronton. De voorm. Geref. kerk (Hofstraat 27), een zaalkerk gedecoreerd met lisenen en een klimmend boogfries in de topgevel, dateert uit circa 1880. Het ambachtshuis (Raadhuisstraat 5) is een onderkelderd eenlaagspand met omlopend schilddak, gebouwd tussen 1767 en 1771 naar ontwerp van timmerman Evert Philipse. De classicistische voorgevel is uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl - maar met rococo-details - en heeft hoeklisenen en een middenrisaliet met bakstenen attiek voorzien van het wapen van Oud-Vossemeer en het bouwjaar (1771). Daarboven verrijst een houten koepeltje met een luiklok (nieuw). De via een bordestrap bereikbare entree met halfrond bovenlicht wordt geflankeerd door nissen. Het natuursteenwerk is vervaardigd door steenhouwer Johannes Lanshout. De eerste steen werd op 11 juli 1767 gelegd door Johan Isebree, heer van Oud- en Nieuw Vossemeer en burgemeester van Goes. Van 1806 tot 1953 was het pand in gebruik als gemeentehuis. In het interieur is de voorm. rechtszaal, tevens vergaderzaal van het waterschap, nog voorzien van de oude betimmering en inrichting. Boven de schouw bevindt zich een boezemstuk uit 1773 van Jacob Xavery met een Justitia-voorstelling. De omlijsting in Lodewijk XV-stijl toont zestien wapens, gesneden door Adriaan van der Bilt en geschilderd door Johannes Pieper. Links van de entree bevindt zich de archiefkamer en rechts de gerechtsbodekamer met een schoorsteenstuk. De overwelfde, als cachot gebruikte kelders zijn bij de restauratie van 1954-'55 volgestort met zand. Woonhuizen. De bebouwing van Oud-Vossemeer bestaat voornamelijk uit dwarse huizen. In neoclassicistische stijl uitgevoerd zijn de gepleisterde gevels van Voorstraat 5-9 (circa 1880), met deuromlijstingen, en Molenstraat 36 (circa 1880) voorzien van een deuromlijsting met eclectische kuif. Eclectische details heeft ook het monumentale pand Raadhuisstraat 26, een gepleisterd huis met afzonderlijk toegankelijke praktijkruimte. Sober eclectische details vertoont de onderwijzerswoning Dorpsweg 15 uit 1895. Het diepe huis Ring 31 heeft een gezwenkte lijstgevel (circa 1860). Voorbeelden van woonhuizen met jugendstil-details zijn J.F. Kennedystraat 5 en Hofstraat 12 (beide circa 1910). Met mansardedak en expressionistische details uitgevoerd is Hofstraat 11. Voorbeeld van een soberexpressionistische villa is Molenstraat 28 (circa 1930). Het hotel-café-restaurant ‘Hof van Holland’ (Ring 39), voorheen ‘Hotel Ampt’, is een fors tweelaags pand met middenrisaliet, gebouwd in 1899 in eclectische vormen voor M.J. Ampt. De voorm. smidse (Raadhuisstraat 15) is een sterk gerestaureerd pand met op de kopgevel de jaartalankers ‘1786’. Op de top bevindt zich een smeedijzeren {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Oud-Vossemeer, Elektriciteitsstation==} {>>afbeelding<<} kruis met de initialen C.V.K., het jaartal 1805 en een ruiter als windvaan. In de geveltop aangebracht is het uit 1803 daterende ‘Smidsklokje’ (gerestaureerd 1980), bestaande uit een open rechthoekige kast met wijzerplaat, achtergrondschildering en draaibare ruiterstoet en bovenop een gesneden houten klokkenluider met een kleine koperen klok. De windmolen ‘De Jager’ of ‘Zeldenrust’ (Hikseweg 12) is een ronde stellingmolen met een deels gepleisterde en deels gewitte stenen romp. Deze in 1850 voor H. Kamhout en H. Wijnands gebouwde korenmolen is rond 1976 gerestaureerd. Het elektriciteitsstation (Patrijzenweg 28) is een torenachtig gebouw uit circa 1927 in zakelijk-expressionistische stijl. De aangebouwde dienstwoning is soberder uitgevoerd. Tholen en Sint Philipsland werden via de voedingskabel uit Nieuw-Vossemeer met dit station op het elektriciteitsnet aangesloten. Boerderijen. In de omgeving van Oud-Vossemeer liggen verschillende interessante boerderijen. De 18de-eeuwse boerderij Welgelegen (Oud Vossemeersedijk 4) heeft een fors vrijstaand en gedeeltelijk onderkelderd woonhuis met gepleisterde voorgevel. Volgens een gedenksteen in de zijtopgevel werd de boerderij in 1770 gesticht. Behalve de grote bakstenen schuur staat op het erf een wagenhuis van 1827 (jaartalsteen). Het eenvoudige, vrijstaande woonhuis van de boerderij Broeksedijk 1 heeft een neoclassicistische entree en is in 1868 gebouwd voor C.J.N. Boom. De boerderij Duivekeet (Duivekeetseweg 6) uit circa 1880 heeft een neoclassicistische deuromlijsting. Bij Leguitsedijk 7 is het woonhuis (circa 1885) versierd met gekleurde bakstenen banden. Op het erf staan enorme 19de-eeuwse schuren. De rond 1880 gebouwde boerderij Kouwenberg (Molenweg 54) bezit een deels onderkelderd woonhuis in eenvoudige neorenaissance-stijl. Het interieur bevat nog veel elementen uit de bouwtijd, waaronder een bakoven. De boerderij Vrijberghsedijk 2 bestaat uit een schuur uit circa 1890 en een vrijstaand villa-achtig woonhuis van 1915. Ouwerkerk (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug. De oorspronkelijk aan St. Geertruid gewijde dorpskerk werd begin 13de eeuw aangeduid als ‘antiqua ecclesia’ en was vermoedelijk de moederkerk van de latere parochies van Duiveland. De dorpsbebouwing ontwikkelde zich aan de kerkring en langs de Zuidstraat. De kerk werd in 1945 verwoest en vervolgens werd het dorp zwaar getroffen door de Watersnoodramp in 1953. Als gevolg van dijkdoorbraken ten zuiden van het dorp ontstond daar een krekengebied. Na de wederopbouw van Ouwerkerk volgde een uitbreiding aan de noordwestzijde. De Herv. kerk (Ring 48) is een {== afbeelding Ouwerkerk, Herv. kerk en muziektent==} {>>afbeelding<<} moderne tienzijdige kerk met aangebouwde consistorie en een vrijstaande klokkentoren met opengewerkte lantaarn. De kerk verrees in 1956 naar ontwerp van F.H. Klokke ter vervanging van de verwoeste middeleeuwse kerk. Woonhuizen. Aan de kerkring staan enkele 17de-eeuwse diepe huizen met trapgevels. De gevel uit 1638 (gevelsteen) van Ring 29 heeft decoratieve banden en bogen in donkerrode baksteen en verder een toppilaster, een muizentandlijst en sierankers. Ring 42 is met jaartalankers gedateerd ‘1688’, maar is bij de na-oorlogse restauratie geheel vernieuwd. Uit de 18de eeuw daterende tuitgevels met kleine trappen in de geveltop hebben de huizen Ring 30 en Zuidstraat 2. Diverse oudere panden kregen eind 19de eeuw een nieuwe gevel met neorenaissance-elementen, zoals de tuitgevel van Zuidstraat 9 (circa 1900) en de ingezwenkte lijstgevel van Ring 41 (1897). In het laatstgenoemde pand was vanaf 1902 het postkantoor ondergebracht. Met banden en strekken in gekleurde baksteen uitgevoerd is het kleine dwarse huis Ring 22. Aardig is het dubbelpand Phoenixstraat 2-4 met rationalistische details en siermetselwerk (circa 1910). De zeszijdige muziektent (bij Ring 48), oorspronkelijk daterend van 1929, is herbouwd in 1983. De Alg. begraafplaats (Phoenixstraat ong.) heeft een perk met graven {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ouwerkerk, Caissons==} {>>afbeelding<<} van slachtoffers van de Watersnoodramp uit 1953 en een door de gemeente Enschede geschonken monument ter herinnering aan deze ramp van Mari Andriessen (1958) met twee reikende handen. Het voorm. stoomgemaal ‘Viane’ (Beijerseweg ong.), gelegen ten oosten van Ouwerkerk, werd in 1878 (gedenksteen) gebouwd in neoclassicistische rondboogstijl. Het werd in 1921 verbouwd tot zuiggasmotorgemaal en diende als dieselgemaal tot 1957. Vier caissons (Weg van de Buitenlandse Pers 3) werden in 1953 gebruikt voor de dichting van het ‘Brokkengat’ ten zuiden van Ouwerkerk, de lastigste van de drie dicht bij elkaar gelegen dijkdoorbraken in dit gebied tijdens de Watersnoodramp. Twee caissons dienden als landhoofden en de twee overige ter sluiting van dit als laatste gedichte gat (november 1953). Thans is in één ervan het Museum Watersnood 1953 gevestigd. Ovezande (gemeente Borsele) Dijkdorp, ontstaan op de grens van de Oud-Ovezandepolder (1280) en de polder Nieuw-Ovezande (1395). Van een kapel ter plaatse wordt in 1419 voor het eerst melding gemaakt. Tot circa 1865 stond er hoofdzakelijk bebouwing aan het Kerkplein en langs de Hoofdstraat. De voormalige heerlijkheid Ovezande is tot 1970 een zelfstandige gemeente geweest. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp aan de noordoostzijde uitgebreid. De Herv. kerk (Kerkplein 8), oorspronkelijk gewijd aan St. Petrus en St. {== afbeelding Ovezande, R.K. kerk O.L. Vrouwe ten Hemelopneming (1974)==} {>>afbeelding<<} Paulus, is een recht gesloten eenbeukige kerk met aangebouwde consistorie en een half ingebouwde ongelede toren met ingesnoerde naaldspits. De smalle toren met laat-gotische details verrees in de 14de of vroege 15de eeuw en heeft een grote open voorhal met de ingang tot de kerk. Rond 1840 heeft men het in opzet 15de-eeuwse schip gepleisterd en van nieuwe vensters voorzien en het koor vervangen door de huidige consistorie. De toren is in 1955 ontpleisterd en gerestaureerd. Inwendig bevinden zich boven het moderne plafond van het schip de ribben van het oude tongewelf. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit circa 1750 en een Van Dam-orgel uit 1893. Van de in 1887 aangetroffen 15de-eeuwse muurschilderingen zijn die met voorstellingen van Christus en Andreas uit het zicht verdwenen en is die met de H. Adrianus in 1958 verplaatst naar de zuidwand van de toren. Tegen de kerkhofmuur zijn drie cartouches met wapenschilden (1646), afkomstig van het na de oorlog afgebroken viskot aangebracht. In de hekpijlers zijn twee van elders afkomstige hardstenen pijlers uit 1703 opgenomen. De R.K. kerk O.L. Vrouwe ten Hemelopneming (Hoofdstraat 60) is een zaalkerk met smal, recht gesloten koorgedeelte en een houten geveltoren. Deze in Willem II-gotiek uitgevoerde kerk kwam in 1858-'59 tot stand naar plannen van W.J. van Vogelpoel. In 1906-'07 heeft men het koor uitgebreid en de bescheiden geveltoren aangebracht. Opvallend zijn de gepleisterde deur- en vensteromlijstingen en de hoekpilasters met pinakels. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren het rijk gesneden hoofdaltaar en het orgel. De naastgelegen pastorie (Hoofdstraat 58) is een sober herenhuis uit 1871. De voorm. R.K. lagere St. Aloysiusschool (Hoofdstraat 54) is in 1912-'13 gebouwd als een vierklassige middengangschool met aangebouwde onderwijzerswoning in late neorenaissance-stijl. De hoger opgetrokken middenpartij bevat een beeld van St. Aloysius. Woonhuizen. In oorsprong daterend van 1645 is het wit gepleisterde dwarse huis Kerkplein 1 met lage verdieping en een zadeldak tussen puntgevels. {== afbeelding Ovezande, R.K. lagere Aloysiusschool en onderwijzerswoning==} {>>afbeelding<<} {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} Het was oorspronkelijk een herberg ('t Vergulde Paard). Omstreeks 1870 opgetrokken is het eclectische middenganghuis Kerkplein 5, voorzien van vensters met afgeronde bovenhoeken. Voorbeelden van huizen met neorenaissance-details zijn het middenganghuis Hoofdstraat 89 en de dwarse panden Hoofdstraat 12, 16 en 43 (alle circa 1900). Het rond 1905 als pastorie bij de Herv. kerk gebouwde diepe huis Nieuwstraat 18 is een wit gepleisterd pand met getrapt topgevelbeschot en in schoon metselwerk uitgespaarde details. Boerderijen. Aan de rand van de dorpskom liggen enkele kleine boerderijen uit circa 1900, zoals Hoofdstraat 7, met een aangebouwde houten dwarsdeelschuur, en Nieuwstraat 13, met een hogere bakstenen schuur. Ten westen van Ovezande liggen twee 18de-eeuwse hoeven. Kraaijertsedijk 4 heeft een woonhuis uit 1789 (jaartalankers), een aangebouwde houten schuur met bijbehorend zomerhuis-bakhuis en een wagenschuur in zwart geteerd hout. Op de plek waar voorheen een eilandje in de Zwake lag, werd in 1789 de boerderij Hollestelleweg 1a gebouwd. Het woonhuis heeft een betegelde woonkamer. De aangebouwde houten dwarsdeelschuur is in 1918 gedeeltelijk vernieuwd en verlengd. Voor de boerderij staat een bakhuisje uit 1908. De windmolen Molenweg 4, gelegen ten westen van Ovezande op een molenbelt, is een achtkantige grondzeiler met een stenen voet en een - sinds de restauratie van 1969 - met riet beklede romp en kap. Deze als korenmolen ingerichte molen werd in 1884 in opdracht van A.M. Rijk herbouwd op de plaats van een standerdmolen (verdwenen in 1863). De molen, afkomstig uit Eemnes (U.), was daar als poldermolen in gebruik. Philippine (gemeente Terneuzen) Vesting, gesticht in 1505 door hertog Philips de Schone op de plaats waar de Braakman zich splitste in het Axelse Gat en het Sasse Gat. De in de vorm van een veelhoekig bastion uitgevoerde vesting kreeg in het midden een driehoekig plein. Met de aanleg van een haven in 1599 ontwikkelde Philippine zich tevens tot een vissersdorp. In 1633 viel de vesting in Staatse handen; in 1816 werd zij opgeheven. In 1899-1900 ontstonden de Kanaalpolder en de Mosselpolder, maar Philippine behield de verbinding met de Braakman door de aanleg van het Philippinekanaal tussen beide polders. Mede door de komst van vissers uit het nabijgelegen Boekhoute (B) werd Philippine vanaf 1939 een centrum voor de mosselvangst en mosselhandel. Door de afdamming van de Braakman in 1952 ging de verbinding met de Westerschelde verloren. Na de Tweede Wereldoorlog is Philippine aan de noordzijde uitgebreid. De Herv. kerk (Achterweg 7) is een wit geschilderde zaalkerk met een kleine houten dakruiter. De oorspronkelijk in 1646 gestichte kerk werd in 1900 in de huidige vorm herbouwd. De oude R.K. H. Maria ten Hemelopnemingkerk (Gentsebreedstraat 1) is het restant van een driebeukige kerk met geveltoren, nu in gebruik als supermarkt. De in 1861-'62 naar plannen van P. Soffers tot stand gekomen kerk werd na 1924 gebruikt als patronaatsgebouw. De toren heeft men in 1929 verlaagd. De nieuwe R.K. H. Maria ten Hemelopnemingkerk (Philipsplein 10) is een grote koepelkerk met narthex en een terzijde geplaatste toren met tentdak. Deze in 1953-'54 gebouwde kerk ter plaatse van een in 1944 verwoeste voorganger is ontworpen door A. Siebers en W. van Dael in de traditionalistische stijl van de Bossche school en met Byzantijnse elementen. Het bezienswaardige {== afbeelding Philippine, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} interieur heeft een koorschildering van E. Dekker (1955). De kruiswegstaties (1938) zijn gemaakt door A. Ysabie, de preekstoel (1957) door N. Steenbergen. Het voorm. stadhuis (Stadhuisplein 1) is een sober neoclassicistisch eenlaagspand met hoekrisalieten en een kleine dakruiter boven de vooruitstekende ingangspartij met fronton. Het gebouw kwam in 1869 tot stand naar ontwerp van I. Bleijenberg als raadhuis annex openbare lagere school. Aan de Weststraat 2 werd rond 1905 een burgemeesterwoning met neorenaissance-details aangebouwd. In 1905 stichtte men een zelfstandige openbare lagere school (Meerpaalstraat 3) in de vorm van een vijfklassige gangschool. Woonhuizen. Het rond 1880 gepleisterde woonhuis Gentsebreedstraat 21 is een van de weinige panden waar achter de voorgevel mogelijk een oudere kern schuilgaat. Gele verblendsteen en geglazuurde banden heeft het rond 1905 gebouwde woonhuis Weststraat 1 met gezwenkte topgevel. Rationalistische elementen vertoont het herenhuis Gentsebreedstraat 15 uit circa 1908. De hardstenen grenspaal tegenover Philipsplein 1 dateert uit de late 18de eeuw en vertoont aan de ene zijde de Staatse Leeuw (Nederland) en aan de andere kant de dubbelkoppige gekroonde adelaar (Oostenrijk). De R.K. H. Pastoor van Arskerk te Zandstraat (Zandstraat 40), gelegen ten zuidoosten van Philip- {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} pine, is een zaalkerk met portaal en hoge dakruiter in traditionalistische vormen, gebouwd als noodkerk in 1949. Poortvliet (gemeente Tholen) Kerkringdorp, ontstaan op een kreekrug en voor het eerst vermeld in 1200. De Poortvliet- en de Mallandpolder behoren tot de oudste bedijkingen van het eiland Tholen. In de 18de eeuw vormde zich bebouwing langs de weg naar Tholen (Langestraat) en in de 19de eeuw volgde een verdere lintbebouwing. Poortvliet heeft sterk te lijden gehad van de Watersnoodramp van 1953. De Herv. kerk (Kerkplein 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Pancratius, is een basilikale kruiskerk voorzien van een toren van twee geledingen met haakse steunberen en een achtzijdige lantaarn met spits. De zware torenonderbouw stamt uit circa 1350 en heeft een met ribloos kruisgewelf gedekte benedenruimte. Het gotische schip verrees in de 15de eeuw, evenals vermoedelijk de torenlantaarn. Daarin hangt een door B. Eijsbouts gegoten klok (1914). Het koor en het iets lagere - aan de zuidzijde niet buiten de zijbeuk uitstekende - transept volgden in de 16de eeuw. Bij de herbouw na een brand in 1586 heeft men het noordtransept tot consistorie ingericht. Het toen nieuw opgebouwde koor werd waarschijnlijk bij een herstelling in 1778 geheel verwijderd. Een verdere verbouwing volgde in 1804. Bij de ingrijpende restauratie van 1971-'75 zijn onder meer de vensters opnieuw van bakstenen traceringen voorzien. Het interieur heeft natuurstenen kolommen met (vernieuwde) kapitelen. In de zuidbeuk resteert een enkele kraagsteen met figuraal beeldhouwwerk. Tot de inventaris behoren een Tiengebodenbord (1581), een preekstoel (1645), banken voor kerkenraad en kerkvoogdij (mogelijk 18de eeuw) en een grafmonument (1814). Het door Abraham Meere gebouwde orgel met orgelkast in empire-stijl (1806) is geschonken door het echtpaar Abraham Dumont en Cornelia Jacoba van Gaaswijk. De kerkvloer bevat enkele oude grafzerken (17de-18de eeuw). {== afbeelding Poortvliet, Herv. kerk (1982)==} {>>afbeelding<<} De voorm. pastorie (Markt 23) is een groot middenganghuis uit circa 1910, voorzien van een hoger opgaande middenpartij met portiek, loggia en een dakerker met sierspant in chaletstijl. De Geref. kerk (Zuidstraat 15), een eenvoudige zaalkerk met rationalistische elementen, dateert uit circa 1920. Het raadhuis ‘'t Ouwe Raad'uus’ (Langestraat 16) is een fors, in opzet 18de-eeuws, woonhuis dat in 1863 als raadhuis werd ingericht. Bij een ingrijpende verbouwing in 1907-'08, naar ontwerp van J. Vriens, kreeg het een nieuwe voorgevel met risalerende zijdelen, siermetselwerk en gestukadoorde banden. De ingangsomlijsting dateert van een verbouwing in 1956-'57 naar ontwerp van A.J. Argelo. Woonhuizen. Het gepleisterde dwarse eenlaags pand met veranda en ingangsomlijsting van de kleine vroeg-19de-eeuwse buitenplaats Quo Vadis (Zuidplantsoen 5) diende begin 20ste eeuw als burgemeesterswoning. Tot de oudste huizen van het dorp behoren enkele dwarse huizen uit circa 1880 met versierde kroonlijsten en gesneden consoles. Markt 25 heeft een neoclassicistische deuromlijsting. Wit geschilderd is ook het kleinere huis met werkplaats Markt 9. Molenstraat 26 is door een gevelsteen gedateerd ‘1880’. Het dubbelpand Langestraat 3-5 heeft afgeknotte tuitgevels en eclectische venster- en portiekomlijstingen (circa 1880). Rond 1890 gebouwd zijn Zuidstraat 13, een middenganghuis met levendig siermetselwerk in verschillende kleuren, en Stoofstraat 34, een woon- en winkelpand met een gerotste bepleistering. De kort na 1900 gebouwde huizen zijn uitgevoerd met banden en kleurig siermetselwerk. Opvallend in zijn omvang is de L-vormige villa Stoofstraat 9 met jugendstil-details (circa 1905). Dwarse huizen van rond 1900 zijn Markt 5-7, Noordstraat 5, Noordstraat 18-26 (portieken met hoefijzerbogen), Langestraat 28 en Stoofstraat 21 (dakkapellen in chaletstijl). Een fraai sierspant heeft het kleine wit gepleisterde pand Langestraat 25 (circa 1915). Rationalistische details vertoont Langestraat 6 (circa 1915). Het pand Noordstraat 25 (circa 1920) wordt gekenmerkt door een hoog opgaande dakkapel met balustrade-borstwering. Vrijstaande of gekoppelde woningen met expressionistische details zijn Molenstraat 28, Achterstraat 13-15 (beide circa 1928), Molenstraat 13-17 (circa 1928) en Zuidplantsoen 13-17 (circa 1930). Zakelijk-expressionistische vormen vertonen Stoofstraat 13 en Zuidstraat 17 (beide circa 1930). {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Poortvliet, Boerderij Zuidstraat 12==} {>>afbeelding<<} Boerderijen. Tot de oudste boerderijen van Poortvliet behoort Zuidstraat 12. Het wit geschilderde, onderkelderde woongedeelte met tuitgevels is gesticht door Izak Cornelis Hage en is gedateerd ‘1784’. Aan de achterzijde bevindt zich een lagere schuur en op het erf staat een zeer grote 19de-eeuwse schuur met bakstenen kopgevels en zwart geteerde houten zijwanden. Boerderijen waarvan woning en schuur in elkaars verlengde liggen zijn Stoofstraat 17 (circa 1860), met houten dwarsdeelschuur, Noordstraat 2-4 (circa 1900) en Stoofstraat 5 (circa 1910). Ten zuiden van het dorp ligt de boerderij Schelphoekseweg 3. Het wit geschilderde woonhuis uit 1792 (jaartalankers) heeft een kelder met tongewelf en een opkamer. Bij de in het verlengde gebouwde dwarsdeelschuur uit dezelfde tijd is het eerste gedeelte gemetseld en heeft het achterste gedeelte zwart geteerde houten zijwanden. Windmolens. Korenmolen De Korenaar (Molenstraat 10a) is een ronde stellingmolen met een okergeel geschilderde romp, gebouwd in 1710 ter vervanging van een standerdmolen. Een gevelsteen memoreert de stichter Willem Stoop. De molen was tot 1913 bewoond en tot 1959 in bedrijf. Van de stellingmolen De Graanhalm (Lange Zandweg 2) resteert na een brand in 1957 alleen de ronde bakstenen romp uit 1851. Het voorm. stoomgemaal ‘Oosterschelde’ (Schelphoekseweg 1), gelegen ten zuiden van Poortvliet, werd in 1910 {== afbeelding Poortvliet, Gemaal==} {>>afbeelding<<} gebouwd. Het thans buiten gebruik zijnde T-vormige machinehuis heeft zadeldaken met topgevels. Een gedenksteen en de schoorsteen herinneren aan de vroegere functie. Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen aan de duinrand. Graaf Floris V schonk het gebied in 1229 aan Costijn van Zierikzee, die ten oosten van de huidige dorpskern een kasteel liet bouwen nabij een kreekmond. Na de verwoesting van dit kasteel in 1297 ging het ambacht over op de heer van Haamstede en verrees er een nieuw kasteel. De dorpskerk werd mogelijk al eind 12de eeuw gesticht door het Utrechtse kapittel van St. Jan. Vervolgens kwam er een wijde - bijna vierkante - kerkring tot stand. Rond {== afbeelding Renesse, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} 1900 breidde het dorp zich uit langs de weg naar Haamstede. In de 20ste eeuw, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog heeft Renesse zich ontwikkeld tot een toeristendorp met een groot aantal recreatiewoningen en pensions in de duinen. De Herv. kerk (Lange Reke 6-7), oorspronkelijk gewijd aan St. Jacobus, is een eenbeukige kerk met een recht gesloten koor en een toren van vijf geledingen met haakse steunberen, achtzijdige traptoren en een naaldspits. De onvoltooide toren stamt uit de eerste helft van de 15de eeuw en bevat een door Pieter van Dormen gegoten klok (1458). Bij de bouw van het huidige laat-gotische schip in 1506 (stichtingssteen) werd het grote spitsboogvenster boven de toreningang {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Renesse, Slot Moermond, plattegrond==} {>>afbeelding<<} uitgebroken en de doorgang naar de kerk vergroot. In de buitenmuren van de kerk zijn groen verglaasde baksteenkoppen verwerkt, in kruisvormige motieven. De dagkanten en hoekblokken van de steunberen zijn in natuursteen uitgevoerd. Bij de sloop van het laat-middeleeuwse koor in 1916 kwamen resten van een romaanse voorganger (circa 1300) aan het licht. De in 1924 ter plaatse gebouwde school heeft men in 1976 gesloopt en vervangen door een reconstructie van het genoemde romaanse koor. Verder is de kerk gerestaureerd in 1949-'51 en de toren in 1954, waarbij inwendig een gewelf is aangebracht. De consistorie dateert van 1976. Het kerkinterieur wordt gedekt door een bij de restauratie in 1949-'51 ten dele vernieuwd houten tongewelf met geprofileerde ribben. Tot de inventaris behoren een preekstoel (circa 1700) afkomstig uit de in 1959 gesloopte kerk van Elkerzee, vijf rouwborden (tweede helft 18de eeuw), een herenbank met Lodewijk XV- en XVI-details (1790) en een door de Duitse firma Oberlinger gebouwd orgel (1882). Slot Moermond (Laone 12) is een omgracht kasteel met parkaanleg aan de oostzijde van Renesse. Kort na 1229 verrees in opdracht van Costijn van Zierikzee ten oosten van het huidige slot een grote ronde waterburcht, die in 1297 werd verwoest. Met sloopmateriaal van dit eerste kasteel liet Arent van Haamstede vóór 1339 een nieuw en kleiner kasteel bouwen ten zuidoosten van het huidige slot. Van dit rond 1500 tot ruïne vervallen kasteel werd het bijbehorende poortgebouw uit circa 1400 in 1513 omgebouwd tot een buitenverblijf voor Jacob van Serooskerke, het derde en huidige kasteel. De poort werd dichtgemetseld en de kelder kreeg gewelven. Met sloopmateriaal werd op de zuidwesthoek een vleugel aangebouwd, die korte tijd later aan de zuidzijde werd verlengd. In 1612 kocht Iman van Zuidland, later burgemeester van Zierikzee, het slot. Hij liet in 1612-'13 een traptoren met achtzijdige bovenbouw en belvedère optrekken op een 16de-eeuwse vierkante onderbouw. Verder kwam toen de oostvleugel tot stand met een dorisch poortje in maniëristische stijl (1613). De oudere westvleugel kreeg een nieuwe gevel aan de ontstane binnenplaats. Het slot onderging herstellingen in 1751 in opdracht van Pieter Kemp en in 1911 liet J.J. Vriesendorp het complex restaureren naar plannen van J. Hoogenboom. Na de ernstige schade als gevolg van de Watersnoodramp in 1953 vond in 1957 een archeologisch onderzoek plaats. In 1958-'60 volgde een restauratie waarbij het kasteelterrein opnieuw werd ommuurd en voorzien van drie hoektorens. Van de voorm. oranjerie, gebouwd rond 1840 in opdracht van mevr. J. van der Wolff, resteert alleen de pilastergevel in neoclassicistische stijl. Bij het slot {== afbeelding Renesse, Slot Moermond==} {>>afbeelding<<} horen verder een vermoedelijk 18de-eeuwse boerderij en een theekoepeltje met rustieke imitatie-takken en - boomstronken van cementpleister, alsmede gerotste muren (circa 1910). De oprijlaan wordt afgesloten door een hek met bakstenen pijlers uit circa 1911. Woonhuizen. Uit de 17de eeuw dateren twee wit geschilderde diepe huizen met trapgevels voorzien van toppinakels, te weten: Het Wapen van Zeeland (Korte Reke 1), met muizentandlijst en sierankers, en het vroegere hotel De Waerelt (Korte Reke 9) uit 1693 (jaartalankers). Uit de tweede helft van de 17de eeuw stamt verder Huis de Helle (Helleweg 4), een vrijstaand buitenhuis met souterrain en bel-etage en twee - aan de duinzijde verbonden - schilddaken. Het ingangshek dateert uit de 18de eeuw. In oorsprong midden-18de-eeuws, maar rond 1860 gepleisterd en voorzien van hoekrisalieten en een dakerker, is het forse herenhuis Huis Grol (Stoofweg 4) met pronkrisaliet. Het rijke smeedijzeren inrijhek is uit circa 1750. Karakteristiek voor de dorpsbebouwing zijn de dwarse eenlaagshuizen met lijstgevels. In het laat-18de-eeuwse pand Kromme Reke 9 zijn twee woningen gecombineerd onder één zadeldak. Het heeft enige tijd als raadhuis gediend. In 1785 (gevelsteen) opgetrokken is het L-vormige huis Korte Reke 5 en rond {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Renesse, Recreatiewoning De Schelp==} {>>afbeelding<<} 1800 en later gebouwd zijn Lange Reke 9-10 en 12. Uit het eind van de 19de eeuw dateren Korte Reke 7, Lange Reke 22-23 (met werkplaats) en de vrijstaande huizen Laone 27 (circa 1870) en Laone 1 (circa 1880). Rond 1900 ontstonden panden in neoreaissance-stijl met gepleisterde banden en sluitstenen, zoals Korte Reke 8 en 12, Hogezoom 117-119 en De Pyramide (Laone 22). De invloed van de chaletstijl is zichtbaar bij enkele diepe huizen met bewerkte windveren, zoals Hogezoom 165, 188 en Landzicht (Hogezoom 123). Deze huizen en de dwarse (winkel)panden Lange Reke 19-21 dateren uit circa 1910. Expressionistische details vertonen het diepe huis Kromme Reke 3, met afgeknotte tuitgevel en een serliana in de geveltop, en de kleine L-vormige villa Hogezoom 112 met erker. Recreatiewoningen. Achter de duinen werden vanaf circa 1920 woningen gebouwd voor vakantiebewoning, zoals in hout de woning De Golfbreker (Weekendlaantje 3-5; circa 1930) en in steen De Zonnehoek (Scholderlaan 17; circa 1930) en Braamhoek (Jonkersweegje 3 (circa 1930). Van de op initiatief van ondernemer N. Beije planmatig ontwikkelde complexen is het wijkje aan de Duinweg e.o. als een van de weinige overgebleven. Tussen 1932 en 1935 kwamen naar plannen van timmermanaannemer J. Oudkerk, circa twaalf vakantiehuizen met tentdaken tot stand: De Krekel (Duinweg 1), De Schelp (Duinweg 2), De Zeester (Duinweg 3), Parnassia (Duinweg 5), De Distel (Duinweg 24), Huize ter Duin (Oude Moolweg 60) en Het Elzenhoekske (Bremweg 10). De recreatiewoning De Meidoorn (Bremweg 2) werd in 1938 gebouwd door J. Oudkerk naar plannen van de architect Holtkamp. Horeca. Tot pension verbouwd zijn Huize Zeerust (Rampweg 1; circa 1870) en de wit gepleisterde neoclassicistische villa Hogezoom 186 (circa 1880). Het pension Westerduin (Laone 6) is een rond 1900 in chaletstijl opgetrokken dwars pand met een dakerker boven de risalerende entreepartij. Boerderijen. De in opzet 18de-eeuwse boerderij Wilhelminaweg 2, thans museum ‘Ecoscope’, bestaat uit een woongedeelte en een met hout beklede schuur onder één dak. Van hetzelfde type, maar monumentaler, is de ten zuiden van het dorp gelegen boerderij Ruimzicht (Lagezoom 27). Deze rond 1955 gerestaureerde boerderij stamt van 1664 (gevelsteen) en is voorzien van een trapgevel in gele baksteen met siermetselwerk in rode baksteen en sierankers. Rechts bevindt zich een uitbouw met kelder en opkamer. Van 1765 (jaartalankers) dateert de boerderij Rampweg 20 met wit geschilderde voorgevel. Een vrijstaand, dwars geplaatst, middenganghuis als woongedeelte hebben de Hoeve Irene (Hogezoom 115; circa 1880) en de boerderij Hogezoom 86 (circa 1890). Bedrijfswoningen. Het rond 1856 gebouwde dubbelhuis Duinzoom (Rampweg 3-5), met lange lijstgevel en rozetankers, is de voorm. torenwachterwoning bij de in 1915 afgebroken vuurtoren uit 1856. Het kantoor annex woning Hoogenboomlaan 31-33 uit circa 1930 behoorde tot de panden voor het personeel voor het onderhoud van de zeewering. De Oude Alg. begraafplaats (Oude Moolweg ong.), gesticht rond 1890, heeft enkele interessante graftekens, zoals de zerk voor W. de Bruijne († 1899) en de zuil met vaas op postament voor notaris J.A. Bolle († 1901). Tegenover de begraafplaats staat een oorlogsmonument voor de gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog en in Nederlands-Indië. Het beeld van een staande Zeeuwse vrouw met een gevallene in haar armen is in 1949 vervaardigd door J. Havermans. {== afbeelding Retranchement, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Retranchement (gemeente Sluis) Vesting, gesticht in 1604 door prins Maurits en oorspronkelijk Cadsandria genoemd. In eerste instantie ging het om twee vierkante redoutes, te weten fort Oranje (noord) en fort Nassau (zuid), waarmee het Zwin en daarmee de toegang tot de haven van het destijds pas veroverde Sluis kon worden verdedigd. Rond 1644 volgde een verdere uitbouw van wat Retranchement (Frans voor verschansing) ging heten met drie bastions tussen de beide forten. Ook verrezen toen de eerste burgerwoningen. Fort Oranje werd in 1682 door het Zwin verzwolgen. Onder leiding van Carl Diederik du Moulin bracht men in 1784 bij de resterende vesting verbeteringen aan. Door de aanleg van de Zwinpolder bij Sluis (1864) en de Willem-Leopoldpol- {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} der (1873) verdween het Zwin, maar bleef het Uitwateringskanaal bestaan, dat in de haven van Cadzand uitkomt. Verdedigingswerken. Van de waarschijnlijk onder leiding van David van Orliens en Philips Vlamingh in 1621-'22 verbeterde forten Oranje en Nassau is de gebastioneerde redoute van fort Nassau aan het einde van de Dorpsstraat nog duidelijk zichtbaar. Ook van de drie rond 1644 aangelegde verbindende bastions zijn de aardwerken aan de noordoostzijde (Molenstraat ong.) bewaard gebleven. De Herv. kerk (Dorpsstraat 16) is een bescheiden, dwars geplaatste zaalkerk met schilddak en dakruiter. Deze in 1630 gebouwde garnizoenskerk is voorzien van rondboogvensters met traceringen. Het in 1827 vernieuwde daktorentje bevat een door Johannes la Fort gegoten klok (1793?). In 1871 werd schade aan de kerk hersteld. Het interieur kreeg rond 1900 een vlakke zoldering. Vervolgens werd in 1948 het exterieur van de kerk gerestaureerd, in 1955 het interieur. Tot de inventaris behoort een preekstoel uit circa 1630. De voorm. openbare lagere school (Markt 1) is een vierklassige middengangschool met geaccentueerde ingangspartij, gebouwd in 1884 naar ontwerp van L. Kuiler. Boven de ingang bevindt zich een cartouche in neorenaissance-stijl met als opschrift ‘Gemeenteschool’. Woonhuizen. Het forse dwarse huis Dorpsstraat 5 is voorzien van de jaartalankers {== afbeelding Retranchement, Openbare lagere school==} {>>afbeelding<<} ‘17..’; het huidige aanzien is echter laat-19de-eeuws. Dorpsstraat 24 is rond 1910 gebouwd als dokterswoning met praktijkruimte. Boerderijen. De boerderij Markt 11 heeft een gepleisterd woongedeelte, waarvan de kern waarschijnlijk vroeg-19de-eeuws is. De boerderij De Vlierhof (Braamdijk 9) in de buurtschap Terhofstede heeft een dwars geplaatst woonhuis van 1870. De opvallend aan de noordzijde van de vesting gelegen Oranjehoeve (Noordstraat 47) is een wederopbouwboerderij uit circa 1950. De windmolen (Molenstraat 1) is een open standerdmolen op een molenberg, gesticht in 1643 door Bartholomeus de Vos. In de van een schalieënkap voorziene kast bevinden zich twee zolders. In 1818 is de korenmolen omgewaaid en opnieuw opgebouwd. Herstellingen zijn uitgevoerd in 1948, 1956 en 2002-'03. {== afbeelding Retranchement, Windmolen==} {>>afbeelding<<} Rilland (gemeente Reimerswaal) Wegdorp, ontstaan in de in 1773 bedijkte Reigersbergsepolder. Het oorspronkelijke dorp uit de 12de eeuw verdween in 1530 in de golven. Tot het midden van 19de eeuw beperkte de bebouwing zich tot de noordzijde van de Hoofdweg. Het dorp heeft sterk te lijden gehad van de Watersnoodramp van 1953. Kerken. Van 1889 dateert de eenvoudige kleine zaalkerk van de Geref. Gemeente (Swaanhilstraat 9), die na de Watersnoodramp een nieuwe voorgevel heeft gekregen. De voorm. R.K. St.-Josephkerk (Hoofdweg 60), een sobere eenbeukige neogotische kerk, werd in 1903 gebouwd als parochiekerk naast het klooster van de minderbroeders kapucijnen. Tot dan toe bezochten de dorpsbewoners de op aanzienlijke afstand gelegen parochiekerk van Hansweert. Het in 1966 opgeheven klooster is thans als hotel in gebruik. De voorm. Herv. kerk (Bathseweg 2) is een kruiskerk met in de zuidwesthoek een toren met hoge vierkante spits. Deze in 1928 naar een ontwerp in zakelijk-expressionistische vormen van C. van Damme gebouwde kerk verving een voorganger uit 1829. De Geref. kerk (Valckenisseweg 12) werd in 1959 gebouwd met geldelijke steun van het nationale rampenfonds en naar plannen van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Deze zaalkerk in wederopbouwstijl, met gedrukt zadeldak en verhoogd ingangsportaal, is verbouwd in 2002. Het voorm. raadhuis met ambtswoning (Hoofdweg 28-30) kwam in 1938 tot stand in traditionalistische vormen en is tot 1970 als zodanig in gebruik geweest. Het tweelaags hoofdgebouw is voorzien van een hoog zadeldak, een balkon en een toren met daarin de ingang. Boerderijen. Van de Mariahoeve (Hoofdweg 6) is het deels onderkelderde, 18de-eeuwse woonhuis opgetrokken in gele baksteen; het hoge zadeldak is vernieuwd. Erachter staan een in gele steen opgetrokken bak- en zomerhuis en een {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} 19de-eeuwse, zwart geteerde houten dwarsdeelschuur. Uit circa 1915 dateren het van de hoeve Reigersberg (Bathseweg 50) resterende woonhuis met imitatievakwerk en erker en de even ten noorden van de dorpskom gelegen boerderij Valckenisseweg 1 met vrijstaand woonhuis. Woonhuizen. Voorbeelden van rond 1900 gebouwde huizen zijn het dwarse eenlaagspand Bathseweg 9 met blokbepleistering, het middenganghuis Bathseweg 11 met hoger opgetrokken middenpartij en het diepe huis Hoofdweg 61 met opvallend siermetselwerk in gele steen en een ijzeren tuinhek in jugendstil-vormen. Windmolen ‘De Witte Molen’ (Molendreef 1) is een ronde stellingmolen met een wit geschilderde stenen romp en een met dakleer beklede kap. Deze in 1851 door F. de Jonge gestichte korenmolen is gerestaureerd in 1964 en in 1990-'91. Het trafohuisje (bij Hoofdweg 60), gebouwd in 1931 naar plannen van C.W.B. Keller voor de P.Z.E.M., is een klein blokvormig gebouw met verdiepte gevelvelden en een tentdak. Het station ‘Rilland-Bath’ (Haltestraat 62) is een langgerekt eenlaags gebouw met geaccentueerde ingangsomlijsting, opgetrokken in 1951 in traditionalistische vormen naar ontwerp van S. van Ravesteyn. De Alg. begraafplaats (Valckenisseweg ong.), aangelegd in 1872 en uitgebreid in 1932, heeft twee gietijzeren toegangshekken en bevat een oorlogsmonument met treurende vrouw (E. Dronkers) en een monument voor de slachtoffers van de Watersnoodramp van 1953. De coupure in de dijk tussen de Reigersbergsepolder en de Stroodorpepolder ten westen van Rilland (Rillandseweg ong.) bestaat uit gemetselde wanden met daartussen twee stel stalen deuren. De coupure is kort na de Watersnood van 1906 aangelegd. Bath. Gehucht ten zuidoosten van Rilland in de Rietbergsepolder en ontstaan als een omgracht vierkant fort met drie bastions. Dit in 1785 naar ontwerp van Carel Diederik Dumoulin aangelegde fort controleerde de toegang tot Antwerpen op de plek waar de Eendracht in de Westerschelde uitkwam. Het werd in 1809 door de Engelsen verwoest, na herstel werd het fort verbeterd in 1830-'34 en ten slotte in 1867 opgeheven. De omtrekken zijn nog in het landschap zichtbaar. De bebouwing is altijd binnen de begrenzing van het fort gebleven. In 1953 is Bath overstroomd geweest. Het behouden gebleven arsenaal (Arsenaalstraat 19) heeft een toegangspoort gedateerd ‘1787’ (sluitsteen) en met luiken afgesloten vensters. Rond 1955 heeft men tegen het arsenaal een brandweerkazerne gebouwd. De kerk van de Vrije Evang. Gemeente (Lillostraat 15), een kleine zaalkerk met dakruiter, is in 1950 gebouwd naar plannen van J.C. van der Hout ter vervanging van een in de Tweede Wereldoorlog verwoest kerkgebouw. Ritthem (gemeente Vlissingen) Kerkringdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug en in 1235 voor het eerst vermeld. De kerkring is aan de noordzijde niet geheel voltooid. De uitbreiding van de bebouwing vond hoofdzakelijk plaats door verlenging en verdichting langs de Dorpsstraat. De Herv. kerk (Weverstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan de O.L. Vrouwe, is een recht gesloten eenbeukige kerk voorzien van een toren van drie geledingen met overhoekse steunberen, een forse ronde traptoren en een ingesnoerde spits. Uit het begin van de 14de eeuw stamt de sterk hellende toren met kalkstenen hoekblokken en gesinterde baksteenkoppen. De steunberen, de klokkenverdieping en de ingangspartij zijn 16de-eeuws. Aan weerszijden van het venster boven de toreningang bevinden zich nisjes met bakstenen driepassen, die eveneens voorkomen in een fries van de traptoren. In de toren hangen een klok van 1500 en een door Johannes Burgerhuys gegoten klok van 1613. Het vroeg-16de-eeuwse schip werd in 1572 beschadigd en in 1611 zonder koor herbouwd. Aan de oostzijde bevindt zich de (later verbouwde) consistorie van 1882. Kerk en toren zijn verschillende keren gerestaureerd, onder meer in 1920-'22 en rond 1968. De laatste restauratie heeft men in 2002 voltooid. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit circa 1650 en een doopbekken in Lodewijk XVI-stijl (1787). Op het kerkhof ligt de grafzerk van ambachtsheer N.C. Lambrechtsen († 1823). Het voorm. raadhuis (Dorpsstraat 27) is een wit gepleisterd eenlaagspand met chaletstijl-details. Het werd oorspronkelijk in 1862 gebouwd als openbare lagere school. Van 1883 tot 1966 is het als raadhuis in gebruik geweest. Het verenigingsgebouw ‘Ons Dorpsleven’ (Dorpsstraat 22) is in 1951 tot stand gekomen in wederopbouwstijl. Woonhuizen. Rond 1865 gebouwd is het eenvoudige dwarse eenlaagspand Weverstraat 13 met gepleisterde hoekpilasters. De met neorenaissance-details uitgevoerde villa Zuidwateringstraat 10 kwam in 1883 tot stand als onderwijzerswoning. Dorpsstraat 32 is een karakteristiek voorbeeld van een laat-19de-eeuws dwars huis. Fort Rammekens (bij Rammekensweg 10), gelegen ten oosten van Ritthem, werd in 1547-'56 op last van de landvoogdes Maria van Hongarije gebouwd ter controle van de Westerschelde (Antwerpen) en het Sloe (Middelburg). De vestingbouwkundigen Donato de Boni en Peter Fransz maakten het ontwerp. Het omgrachte fort heeft een opvallende, nagenoeg driehoekige, vorm met een middenbastion en twee halfbastions met kazematten. Bijzonder fraai is de robuuste gebosseerde natuurstenen toegangspoort in vroege renaissance-stijl, afgesloten door een zware kroonlijst. Op de sluitsteen boven de doorgang zijn een bebaarde kop en het jaartal 1547 aangebracht. Het fort heeft wijzigingen ondergaan in 1652, 1717 en verder in 1787, toen op de binnenplaats een hospitaal voor zeelieden werd gebouwd. In de benedenmuren aan de Westerscheldezijde bevinden zich stenen met de jaartallen 1717 en 1722 en in de later in metselwerk verhoogde muren bevindt zich een steen met het jaartal 1787. Keizer Napoleon liet het fort in 1810 versterken en moderniseren door de inbouw van negen gemetselde bomvrije kazematten aan de zeezijde. Het bijbehorende aarden kroonwerk en de extra gracht aan de landzijde werden slechts ten dele uitgevoerd. Het in 1869 als vestingwerk {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Ritthem, Fort Rammekens, plattegrond==} {>>afbeelding<<} opgeheven fort bleef in gebruik als kruitmagazijn. In de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Duitsers het fort als de oostelijke aanzet van het Landfront Vlissingen. In 1944 werd de dijk aan de westzijde gebombardeerd en ontstond daar een kreek. Dit gat werd in 1945 met caissons gedicht en ter herinnering staat er een in 1990 door S. Roothaan vervaardigd monument. Atlantikwall. Onderdeel van het Landfront Vlissingen van de door Duitsers aangelegde Atlantikwall zijn een grote manschappenbunker uit 1943 aan de Rammekensweg en een manschappenbunker en een munitiebunker uit 1942 nabij de Schotteweg, alsmede de antitankmuur in de oostelijke dijk van de Schorerpolder en een bunker bij Fort Rammekens. Sas van Gent (gemeente Terneuzen) Grensvesting, ontstaan in 1547 toen de stad Gent van keizer Karel V een octrooi kreeg voor het graven van een kanaal via de Braakman naar de Westerschelde. Even ten noorden van Zelzate (B) werd daartoe in 1551-'63 een sluis (sas) gegraven, bestaande uit een sluiskom met twee sluizen. Hier omheen kwam een versterking met vier bastions tot stand, die in 1572 door Staatse troepen zwaar werd beschadigd en in 1583 in Spaanse handen viel. In 1644 werd de vesting door Frederik Hendrik ingenomen. Vervolgens werd deze versterkt; een aanval van de Fransen kon in 1672 worden afgeslagen. In 1747 werd de vesting echter wel door de Fransen ingenomen, ondanks verdere verbeteringen vanaf 1678, met drie bastions aan de westzijde (Zeelandia, Generaliteit en Oranje) en vier bastions aan de oostzijde. In 1795 begon de afbraak van de vestingwerken. Het in 1825-'27 tot Terneuzen doorgetrokken kanaal werd dermate druk bevaren dat men in 1879 besloot aan de oostzijde een nieuwe kanaalarm te gaan graven, hetgeen in 1882-'85 geschiedde. Sas van Gent kreeg in 1870 een station aan de spoorlijn Terneuzen-Gent, in 1883 volgde de aanleg van de Stationsstraat. Door de vestiging van een meelfabriek (1893, afgebroken 1995), een beetwortelsuikerfabriek (1899), een glasfabriek (1899) en een zetmeelfabriek (1911) werd Sas van Gent een belangrijke {== afbeelding Sas van Gent, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} industriekern. Aan de oostzijde legde men in de nieuwe kanaalarm een derde sluis aan (1908). Deze kanaalarm werd bij de grootschalige verbeteringen in 1960-'68 gebruikt als basis voor het nieuwe kanaal Terneuzen-Gent, dat zonder sluis en enkel met een brug aan de oostzijde langs Sas van Gent kwam te lopen. De (midden)sluis uit 1882-'85 raakte daarbij buiten gebruik, de westelijke sluisarm werd afgedamd en omgevormd tot het keizer Karelplein. Na de Tweede Wereldoorlog is Sas van Gent uitgebreid aan de westzijde in het gebied tussen de (goederen)spoorlijn en de Belgische grens (Vrijestraat). De voorm. Herv. kerk (Oostkade 14) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een geveltoren overgaand in een achtkantige lantaarn met spits. De oorspronkelijke kruiskerk uit 1648 (hersteld 1749) brandde in 1896 af. Het jaar daarop verrees de huidige kerk met neorenaissance-vormen. De toren werd in 1900 toegevoegd. De forse pastorie (Oostkade 15) dateert evenals de kerk uit 1897. De R.K. H. Maria Hemelvaartkerk (Markt 4) is een driebeukige {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sas van Gent, Woonhuis Westkade 103-104==} {>>afbeelding<<} basilikale kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. Deze monumentale neogotische kerk werd in 1891-'92 gebouwd naar ontwerp van J.Th.J. Cuypers ter vervanging van een uit 1739 daterende voorganger. De gewelven zijn uitgevoerd in Monier-werk (een vroeg soort gewapend beton) door de in Sas van Gent gevestigde firma Picha-Stevens. Bij een inwendige verbouwing in 1965 is de oorspronkelijke inrichting grotendeels verwijderd. Drie gebrandschilderde ramen in het koor en de ramen in de H. Hartkapel uit 1896 zijn van atelier F. Nicolas & Zn, de overige ramen (1919-'31) van atelier H. Coppejans uit Gent. Het Pels-orgel dateert van 1928. De forse pastorie (Markt 3) stamt in opzet van 1768, maar kreeg zijn huidige neoclassicistische voorkomen in 1875. Het nabijgelegen voorm. zusterklooster met meisjesschool (Kloosterlaan 2) werd in 1897 gebouwd naar plannen van P.J. van Genk voor de zusters franciscanessen van Roosendaal; in het drielaagse gedeelte waren de zusters ondergebracht, het tweelaagse gedeelte huisvestte de school. Het voorm. postkantoor (Wilhelminastraat 35) is een tweelaags hoekpand uit 1898 met een torenachtig hoekaccent en aan de neorenaissance verwante metselwerkdecoraties. {== afbeelding Sas van Gent, Getijdenwatermolen==} {>>afbeelding<<} Het stadhuis (Westkade 89), een tweelaags gebouw met geaccentueerde ingangspartij voorzien van portiek en balkon, kwam in 1933 tot stand in zakelijk-expressionistische vormen naar plannen van J. Hennink ter plaatse van een voorganger uit 1646. Woonhuizen. Langs de Westkade bevinden zich enkele diepe panden met een mogelijk 17de-eeuwse kern, zoals Westkade 67, 75 en 80. Het best bewaarde 17de-eeuwse huis is Oostkade 22-23, een diep huis met trapgevel uit circa 1650. Ervoor staat een Schellinger stoeppaal. Opvallend is het dwarse, onderkelderde en drielaagse, {== afbeelding Sas van Gent, Woonhuis Oostkade 26==} {>>afbeelding<<} dubbele woonhuis Westkade 103-104, waarvan het rechterdeel in 1671 en het linkerdeel in 1703 gereed kwam. In 1794 raakte het geheel in het bezit van Johannes Huijsmans. De huidige sober neoclassicistische voorgevel dateert uit kort na 1830, toen burgemeester J.B. de Meijer hier woonde. Na zijn dood was het van 1865 tot 1897 in gebruik als klooster. Vergelijkbaar sober neoclassicistisch van vorm is het forse vierkante pand Oostkade 31 (circa 1840). De dubbele woning Westkade 111-112, met vooruitspringende ingangspartijen, dateert uit circa 1860. Een gepleisterde gevel met neo-empire-details heeft Oostkade 25 (circa 1910). Een combinatie van een chalet-sierspant en jugendstil-details vertoont Markt 5 (1908) en uitgesproken jugendstil-vormen bezit het herenhuis Oostkade 26 (1911). Verder zijn jugendstil-details te vinden bij Oostkade 19-20 en Westkade 76 (beide circa 1910). De middenstandswoning Stationsstraat 20 (circa 1930) heeft paraboolvormige daken als expressionistisch element. Een voorbeeld van zakelijk-expressionisme is het woonhuis Walstraat 1 (circa 1935). Verdedigingswerken. Van de oude fortificaties resteert enkel nog een belangrijk deel van het bolwerk Generaliteit (Westdam 6). Ondergronds is hiervan nog een 17de-eeuws gangenstelsel met straalsgewijs lopende overwelfde gangen behouden gebleven. Op het bolwerk staat de achtkantige bakstenen {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} molenromp van een grondzeiler, die in 1828 werd gebouwd als olie- en korenmolen. De molen diende later enkel als korenmolen en werd rond 1951 onttakeld. Eveneens bewaard gebleven is een restant van de in 1696 tussen de bastions Hollandia en Zeelandia gebouwde getijdenwatermolen (Kloosterlaan 71), die echter voor de aandrijving meer gebruik maakte van overtollig polderwater dan van het verschil tussen eb en vloed. Deze molen was tot 1800 in gebruik. In 1951 heeft men het molenwater gedempt. Het molenrestant is in 1988 geconserveerd. Industriegebouwen. De spiegelglasfabriek (Westkade 20) werd in 1899 gesticht door de S.A. des Glaceries Néerlandaises. In 1912 volgde een uitbreiding met een chemische afdeling. Aan de straatzijde verrees in 1920-'21 een uitbreiding in betonskeletbouw naar ontwerp van G.J. Balkenstein. De voorm. Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek (Westkade 113) werd eveneens in 1899 gesticht. De eerste suikerbietencampagne ging van start in 1900, de laatste in 1989. Uit de bouwtijd dateert het grote sobere fabrieksgebouw aan de straatzijde. Van de in 1911 gestichte N.V. Zeelandia (Westkade 38), waar zetmeel (stijfsel) uit maïs werd gewonnen, resteren enkele gebouwen van na 1928, toen de fabriek de ‘N.V. Stijfsel en Glucosefabriek Sas van Gent’ ging heten. Interessant zijn ook de uit circa 1950 daterende havenkranen. Van de sluizen van het kanaal van Gent naar Terneuzen resteert een deel van de sluiskolk van de middensluis (Prinsenkade ong.) uit 1882-'85. Over de havenkolk van de westarm is in 1985 een houten ophaalbrug herbouwd (Oostkade ong.). De oude R.K. begraafplaats (Kerkhoflaan ong.), gesticht rond 1900, bevat naast een later wit geschilderd baarhuisje uit die tijd nog enkele interessante graftekens, waaronder die met een kruis op een zuil voor wethouder J. Stevens († 1899). De boerderij Mosselhuisstraat 1, gelegen ten noorden van Sas van Gent, heeft een in de kern mogelijk 17de-eeuws, wit geschilderd, eenlaags woonhuis met kelder en opkamer. Scharendijke (gemeente Schouwen-Duiveland) Dijkdorp, ontstaan bij de in 1901-'02 aangelegde landbouwhaven Kloosternol. Na de Watersnoodramp van 1953 is een deel van de dorpskern herbouwd. Vanaf de jaren zeventig is Scharendijke aan weerszijden uitgebreid met recreatiecomplexen. De Geref. kerk (Dijkstraat 23) is een recht gesloten zaalkerk uit 1916 met neogotische spitsboogvensters. De smalle en kleine massieve klokkentoren boven de ingang is in de plaats gekomen van een houten dakruiter. De (Herv.) Bethlehemkerk (Bethlehemplein 4) is een moderne zaalkerk met toren, gebouwd in 1955 naar ontwerp van T. van Hoogevest. In de toren hangt een door Pieter van Dormen gegoten klok (1456), afkomstig van het in 1572 verwoeste klooster Bethlehem bij Elkerzee. Het voorm. raadhuis van Elkerzee (Dorpsstraat 7) is een in 1909-'10 naar ontwerp van M. van der Linden opgetrokken dwars pand met een topgevel boven het risalerende rechter gedeelte. Woonhuizen. De oudste huizen bevinden zich nabij de haven, zoals de kleine 19de-eeuwse gepleisterde huizen Baken 16-20 (met verbouwde schuur), Baken 32 en Baken 36. Uit circa 1900 dateert het dwarse huis Dijkstraat 7. Beïnvloed door de neorenaissance-stijl en voorzien van siermetselwerk in afwijkende kleuren baksteen zijn Baken 34, Elkerzeeseweg 32 en de {== afbeelding Scharendijke, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} woning annex postkantoor Dorpsstraat 12 (circa 1913). In dezelfde stijl, maar opvallend door een vooruitstekend gedeelte en samengestelde daken, zijn De Acacia's (Kapelleweg 6; circa 1905) en het tweelaags huis Platteweg 28 (circa 1910); beide hebben een balkon en windveren in chaletstijl. Boerderijen. De meeste boerderijen van Scharendijke zijn klein en hebben een woongedeelte en schuur onder één dak, zoals de mogelijk laat-19de-eeuwse boerderijen Baken 4, Dorpsstraat 20, Kuijerdamseweg 68. Een slag groter is Dijkstraat 3 (circa 1900). Vrijstaande woonhuizen hebben de boerderijen Weelzicht (Elkerzeeseweg 11, circa 1915) en Elkerzeeseweg 60 (circa 1920); de laatste vertoont neorenaissance-kenmerken. Dijkverhogingen. Volgens het systeem van R.R.L. de Muralt heeft men in 1908 (gedenkplaat bij Ravensweg) de dijk van Scharendijke (Langendijk) tot bij Den Osse verhoogd met betonmuurtjes gecombineerd met een zogeheten trapjes- en spijkerglooiing. De Brouwersdam (Dammenweg ong.), gelegen ten westen van Scharendijke, is aangelegd tussen 1963 en 1972 en vormt de verbinding van Schouwen-Duiveland met Goeree-Overflakkee (ZH). Tevens is het de afsluiting van het Brouwershavense Gat (het westelijke deel van de Grevelingen). De Alg. begraafplaats van Looperskapelle (Kapelleweg ong.), gelegen ten zuidoosten van Scharendijke, is ontstaan op de plek van een in 1328 tot parochiekerk verheven kapel. Nadat in de 17de eeuw de kapel werd gesloopt, verviel het dorp Looperskapelle tot Wüstung. Elkerzee. Dit dorp ten zuiden van Scharendijke, ontstaan ten zuiden van het middeleeuwse klooster Bethlehem, werd door de Watersnoodramp van 1953 tot enkele huizen gereduceerd. De in 1741 herbouwde Herv. kerk werd in 1959 gesloopt. Iets ten noorden van Elkerzee ligt een vliedberg (bij Elkerzeeseweg 44). Dit restant van een kasteelberg uit de 11de of 12de eeuw werd later ondergrond van een houten uitkijkof verdedigingstoren, omgeven door een brede en ondiepe gracht. Windmolens. De in 1868 door molenmaker H. {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Elkerzee bij Scharendijke, Windmolen 't Hert==} {>>afbeelding<<} Besoyen opgerichte molen ‘De Lelie’ (Kloosterweg 4) is een kleine grondzeiler met een ronde, wit geschilderde romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen heeft men rond 1990 gerestaureerd. Van hetzelfde type is de ten westen van Elkerzee staande korenmolen ‘'t Hert’ (Weelweg 14). Op een onderdeel van het kruiwerk in de kap is het (mogelijke) bouwjaar 1748 ingehakt. Scherpenisse (gemeente Tholen) Voorstraatdorp, ontstaan op een kreekrug aan de zuidzijde van de Pluimpot. De schorren van Scherpenisse zijn vermoedelijk al in de 12de eeuw bedijkt; het dorp zelf wordt voor het eerst vermeld in 1203. In 1551 kwam het gebied in handen van de Oranjes. Het noordelijke deel van de Pluimpot werd in 1556 afgedamd (Spuidam). Tussen dam en kerk (Hoge Markt) bouwde men de belangrijkste gebouwen. Hoewel regelmatig geteisterd door overstromingen bleef Scherpenisse in 1953 gespaard. In het kader van de Deltawerken werd de Pluimpot in 1957 geheel afgesloten en verviel de haven. De Herv. kerk (Margrietlaan 2), oorspronkelijk gewijd aan Maria, is een basilikale kerk met een zware toren van twee geledingen met haakse steunberen en een houten klokkengeleding met tentdak. Vermoedelijk is de in 1203 voor het eerst vermelde kerk in de 15de eeuw vervangen door een eenbeukig schip. Rond 1480 kwam er een driebeukig schip met dwarsschip en koor. Het met natuursteen beklede deel van de toren verrees rond 1520 gezien de laat-gotische tudorbogen met wenkbrauwen bij vensters en ingang. De bouw van de toren stokte na 1570, maar werd begin 17de eeuw in baksteen voortgezet en afgerond met een houten klokkengeleding. Daarin hangt een door Simon Waghevens gegoten klok (1484). Koor en dwarsschip zijn in 1753 afgebroken, waarbij alleen een traptoren en delen van de westelijke sluitmuur (met spekbanden en dichtgezette vensters) bewaard bleven. Bij de restauratie in 1971-'74 heeft men de ingang verplaatst van de noordzijde naar de voorzijde van de toren en is tegen de oostmuur van het schip een nieuwe consistoriekamer opgetrokken. Inwendig worden middenschip en zijbeuken gescheiden door tudorbogen op natuurstenen kolommen met lage koolbladkapitelen. In de zijbeuken getuigen korte muurkolonnetten met bladkapiteeltjes en gewelfaanzetten van een plan daar gewelven aan te brengen. Het middenschip wordt gedekt door een 16de-eeuws tongewelf, de zijbeuken kregen in de 19de eeuw vlakke plafonds. Tot de inventaris behoren een preekstoel op een omgekeerd gotisch doopvont, in 1616 gemaakt door Nicolaas Jossen, verder enkele 17de- en 18de-eeuwse overhuifde {== afbeelding Scherpenisse, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} herenbanken, twee lichtkronen (1654 en 1787) en een Vermeulen-orgel (1907). De kerkvloer bevat nog enkele grafzerken, de oudste stamt uit 1441. Op het oude omheinde kerkhof, waarachter in 1926 de huidige Alg. begraafplaats is aangelegd, dateren de oudste grafstenen van rond 1900, bijvoorbeeld de ranke grafzerk voor C.D. Bolier († 1905). De kerk van de Geref. Gemeente (Schoolstraat 4) is een forse moderne kerk met dakruiter, gebouwd rond 1980 naast de oude kerk (circa 1880), die nu als verenigingsgebouw in gebruik is. Het voorm. raadhuis (Hoge Markt 6), thans bibliotheek, is een diep en onderkelderd pand met overhuifd gevelklokje en een dakruiter met wijzerplaten. Dit raadhuis in maniëristische stijl kwam in 1594 tot stand dankzij een gift van Maria van Nassau. De plint, de hoekblokken en de kruisvensters in de zijgevel zijn van natuursteen. In 1847 heeft men de trapgevels en de bovenverdieping afgebroken, evenals de bovenkant van de traptoren aan de achterzijde. Uit die tijd dateren het bordes en de dakruiter. Bij de restauratie van 1981-'82 zijn de kruisvensters in de zijgevel gereconstrueerd en is de traptoren gedeeltelijk herbouwd. De vensters in de voorgevel hebben hun 19de-eeuwse vorm behouden. {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Scherpenisse, Windmolen De Korenbloem met molenaarswoning==} {>>afbeelding<<} Woonhuizen. Karakteristiek zijn de diepe dorpshuizen, meestal met één bouwlaag en schilddak. Veel huizen hebben een oudere kern. In de 19de eeuw werden de trap- of tuitgevels aan de bovenkant afgeknot en voorzien van een kroonlijst en werden er nieuwe vensters aangebracht. Ook werkte men de gevels vaak af met een gerotste cementen pleisterlaag, zoals bij Hoge Markt 15 en Hoge Markt 31. De gevel van Hoge Markt 7 is tevens gewit en bezit geprofileerde deur- en vensteromlijstingen met kuiven (circa 1860). Bij Hoge Markt 21 (17de eeuw) is de oude trapgevel gewijzigd in een tuitgevel en wit geverfd; de top bevat een 17de-eeuwse geprofileerde korfboog met gebeeldhouwde koppen. De rond 1910 opgetrokken gevel van Hoge Markt 13 heeft strekken en bogen in gekleurde bakstenen en gestukadoorde banden. Voorbeelden uit het begin van de 20ste eeuw zijn verder het middenganghuis Langeweg 29, met open portiek, en de villa De Pluimpot (Provincialeweg 2; circa 1915), met erker en balkon. Tussen 1920 en 1930 breidde het dorp zich uit langs de Langeweg met aardige villa's voorzien van expressionistische vormen, zoals Langeweg 21, 23, 25 en 48. De met praktijkruimte uitgevoerde dokterswoning Langeweg 42 dateert uit 1932 en is meer zakelijk-expressionistisch van stijl. Het hotel-restaurant ‘De Gouden Leeuw’ (Hoge Markt 8) is een tweelaags, diep pand met een mogelijk 17de-eeuwse kern. Rond 1900 zijn de gevels gecementeerd en de venster- en deuropeningen vernieuwd. Windmolen ‘De Korenbloem’ (Westkerkseweg 41) is een ronde stellingmolen met een wit geschilderde romp. Deze in 1872 voor W. Dijkman gebouwde molen is in 1975-'76 gerestaureerd. Uit circa 1915 dateert de eenlaags molenaarswoning (Westkerkseweg 37). De watertoren (Langeweg 41) verrees in 1923 voor de Waterleiding Maatschappij Tholen naar een ontwerp van het Utrechtse ingenieursbureau M.A.B.E.G. De ronde betonnen toren heeft een uitkragend vlakbodemreservoir met puntdak. Boerderijen. De uit 1883 (gevelsteen) daterende boerderij Lenteplein 2 heeft een ingangsomlijsting, in gele steen uitgevoerde strekken boven de vensters en rood geschilderde rozetankers. De boerderij Langeweg 6 bestaat uit een wit gepleisterd diep woonhuis met tuitgevel (circa 1910) en een dwars aangebouwde, grote zwart geteerde, houten schuur. In de omgeving van Scherpenisse liggen veelal boerderijen waarbij het bakstenen woonhuis en de zwart geteerde houten dwarsdeelschuur in elkaars verlengde zijn gebouwd. Bij de nabij het buurtschap Gorishoek gelegen boerderij Hartogsweg 4 heeft het uit 1803 daterende woongedeelte een gepleisterde voorgevel met dicht bijeen geplaatste staafankers. De zijgevel bevat een gevelsteen met het bouwjaar. De schuur met achterafhang bevindt zich onder één dak met het woongedeelte. De vrijstaande houten wagenschuur dateert uit de 19de eeuw. Van hetzelfde type, maar ongepleisterd en met een hogere schuur, is de boerderij Westkerkseweg 12 uit circa 1875. Iets jonger zijn Platteweg 26 (rond 1900) en Platteweg 14 (circa 1925); de laatste met aangebouwde bakstenen dwarsdeelschuur. Bij veel boerderijen zijn de gebouwen vrij van elkaar gebouwd. Boerderij Kronenberg (Molenweg 54) heeft een deels onderkelderd woonhuis uit circa 1880 met dwarsdeelschuur en zomerhuis annex bakkeet. In het buurtschap Gorishoek liggen de boerderijen Gorishoeksedijk 3 en Wulpdal (Gorishoeksedijk 23), voorzien van dwarse woonhuizen uit circa 1880. Vliedberg. De ten zuiden van Scherpenisse gelegen ‘Westkerkseberg’ (Westkerkseweg ong) is een circa zeven meter hoge vliedberg of werf, opgeworpen in de 11de-eeuw als vluchtberg. Later is de berg verhoogd, mogelijk voor de bouw van een motte, en nogmaals voor een stenen, nu verdwenen, toren. Het is de enige op het eiland Tholen overgebleven vliedberg. De dijkverhoging op de voorm. Pluimpotzeedijk (Westkerkseweg ong.), gelegen ten zuiden van Scherpenisse, dateert uit 1928 en bestaat uit diverse op de kruin van de zeedijk geplaatste betonnen dijkverhogingselementen volgens een systeem ontwikkeld door R.R.L. de Muralt. Schore (gemeente Kapelle) Kerkringdorp van bescheiden omvang, waarvan de oude dorpskern in 1940 werd verwoest. Bij de wederopbouw werd J. Roodenburgh aangetrokken als supervisor voor het stedenbouwkundig plan. De Herv. kerk (Nieuwe Kerkplein 4) is een recht gesloten zaalkerk met een aangebouwde consistorie en een ongelede slanke toren met borstwering en smalle naaldspits. Deze kerk kwam in 1942 tot stand naar een ontwerp in traditionalistische vormen van J. Roodenburgh. Opvallend zijn de tuitgeveltjes aan weerszijden van het schip. In de {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Schore, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} toren hangt een door Pieter van den Ghein gegoten klok (1531). Het kerkinterieur wordt gedekt door een paraboolvormige houten kapconstructie. Boerderijen. De rond 1870 gebouwde boerderij Hof Westdorp (Steenweg 42), heeft een onderkelderd dwars woonhuis en een vrijstaande, grotendeels houten schuur die met riet is gedekt. De boerderijen Steenweg 6 en Steenweg 36, met aangebouwde dwarsdeelschuur, dateren uit circa 1900. De in 1908 opgetrokken Anna Hoeve (Frisostraat 13) bestaat uit een vrijstaand middenganghuis, een houten wagenschuur en - in kalkzandsteen - een bakhuis en een varkensstal. De traditionalistisch vormgegeven wederopbouwboerderij Haaimeet 23 (circa 1945) heeft een vrijstaand woonhuis met erker en balkon, en een grote schuur. Woonhuizen. Van vóór 1940 dateren de kleine villa Buitenzorg (Steenweg 38; circa 1915), met een betegeld inpandig portiek, en het huis Haaimeet 6 (circa 1925), met expressionistische details en een hoge gebroken kap. Karakteristieke wederopbouwpanden in traditionalistische vormen zijn Nieuwe Kerkplein 17 en 19, het voormalige winkelpand Nieuwe Kerkplein 21 en de dubbelpanden Nieuwe Kerkplein 23-25 en 27-29. Schuddebeurs (gemeente Schouwen-Duiveland) Gehucht, ontstaan in het bosrijke gebied ten noordoosten van Zierikzee, nabij enkele vanaf de 17de eeuw door rijke Zierikzeese burgers gestichte buitenplaatsen. Aan de Kloosterweg lag het in 1434 gestichte klooster Sion (verwoest in 1575). Het gehucht, dat zijn naam ontleent aan de uitspanning ‘Schuddebeurs’, kwam vooral na 1900 tot ontwikkeling. De bossen zijn grotendeels opnieuw aangeplant na de Watersnoodramp van 1953. Buitenplaatsen. Midden 18de eeuw stichtte Anthonie Ockerse, burgemeester {== afbeelding Schuddebeurs, Buitenplaats Mon Plaisir (1997)==} {>>afbeelding<<} van Zierikzee de buitenplaats Mon Plaisir (Donkereweg 72) ter plaatse van een oudere hofstede. Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert het forse, wit gepleisterde landhuis met uitgebouwde erkerpartij en aangebouwde tuinkoepel. Van de geometrische tuinaanleg zijn enkele restanten behouden bij de omvorming van het park rond 1830 in landschappelijke stijl. Het rond 1765 door Hendrick de Groot uit Zierikzee gestichte monumentale landhuis ‘Boschlust’, wordt sinds circa 1850 Heesterlust (Heesterlustweg 4) genoemd. De huidige gepleisterde vorm met driezijdige erkeruitbouw bekroond door een fronton zal uit de tijd van de naamsverandering dateren. Het blokvormige, wit gepleisterde landhuis van het buiten Welgelegen (Donkereweg 45) kwam in 1768 tot stand in opdracht van de Zierikzeese burgemeester Iman de Groote en kreeg het huidige aanzicht rond 1867. Toen werden op een eilandje in de siervijver enkele follies opgericht, bestaande uit een kleine grot, rotswerk en een gotisch fronton van een gesloopt middeleeuws huis aan het Havenplein (nr. 21-23) te Zierikzee. Het buitenhuis ‘Buitenrust’, nu Bleykzicht (Donkereweg 58), bestaat uit een in opzet laat-18de-eeuwse eenlaags voorbouw met een galerij op vier kolommen en een ondiepe tweelaags achterbouw. Het laat-18de-eeuwse eenlaags buitenhuis Zorgvlied (Donkereweg 80), gebouwd voor de toenmalige burgemeester van Zierikzee F.W.J. den Boer, is voorzien van een dakerker met fronton en ondiepe, vijfzijdig gesloten erkers aan weerszijden van de entree. Het huidige aanzien wordt vooral bepaald door een verbouwing in 1912. Na verwoestingen in 1944 resteren twee rond 1950 herbouwde koetshuizen van de buitenplaatsen ‘Rustenburg’ (Kloosterweg 25) en ‘Weelzicht’ (Heesterlustweg 1). De uitspanning ‘Schuddebeurs’ (Donkereweg 35) is een gepleisterd eenlaagspand met hoog schilddak, dat al in de 17de eeuw als uitspanning bestond. Hier was ook de eerste kruidenierswinkel van het gehucht gevestigd. Boerderijen. Van 1855 dateert de aan de voorzijde gepleisterde boerderij Donkereweg 25, die tijdelijk ook in gebruik is geweest als café ‘De Vlieger’. {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Schuddebeurs, Boerderij buitenplaats Weelzicht==} {>>afbeelding<<} Een vrijstaand dwars woonhuis heeft verder de boerderij De Tol (Donkereweg 67) uit circa 1860. Van de boerderij van de buitenplaats Weelzicht (Heesterlustweg 1) zijn de bijgebouwen uit 1892 van belang, waaronder een varkenshok annex kippenstal en een koetshuis met paardenstal. De grote schuur heeft rozetvensters en enkele zwart geteerde houten wanden. Woonhuizen. Rond 1900 verrezen diverse vrijstaande dwarse huizen, zoals Keijzerswijk (Kloosterweg 32; circa 1890), Kloosterweg 38 (circa 1900), en met sierlijk gesneden windveren Heesterlustweg 5 (circa 1890) en Kloosterweg 31-33 (circa 1910). Neorenaissance-details vertonen Kloosterweg 41-43 (circa 1910) en Donkereweg 51. De woningen Kloosterweg 29 en Kloosterweg 63 (beide circa 1910) zijn voorzien van tegeltjes in de boogvulling boven de vensters. Minder {== afbeelding Schuddebeurs, Woonhuis Donkereweg 33==} {>>afbeelding<<} vaak toegepast is het mansardedak, zoals bij het in 1915 tot postkantoor verbouwde oudere woon- en winkelpand Donkereweg 47-49. Iets rijker uitgevoerd zijn enkele middenganghuizen met hoger opgetrokken middenrisaliet voorzien van balkon en sierspant, te weten: Bos Rust (Donkereweg 27; 1909), Kloosterweg 39, Kloosterweg 55-57 (beide circa 1910) en Donkereweg 33 (1921). In dezelfde stijl met sierspant liet rentenier L. van den Bout in 1908-'09 het huis Donkereweg 29 bouwen. De in 1902 op het terrein van de buitenplaats ‘Zorgvlied’ gebouwde forse villa Huize Maja (Donkereweg 88) is door W. Bruijnzeel ontworpen met rationalistische elementen voor de familie Van Adrichem. Aardige kleinere villa's in vergelijkbare vormen zijn Donkereweg 68 (circa 1910) en Zonnehof (Donkereweg 57, circa 1920). Sobere expressionistische elementen heeft de kleine villa Foresta (Kloosterweg 37; circa 1925). Serooskerke (gemeente Schouwen-Duiveland) Kerkringdorp met rechthoekige kerkring, ontstaan op een kreekrug bij een vermoedelijk uit de tweede helft van de 12de eeuw daterende kerk. Het was een heerlijkheid van de heren Van Tuyll van Serooskerke. Bij de belegering van Zierikzee in 1576 werd het dorp verwoest en daarna herbouwd. Bij de Watersnoodramp van 1953 heeft Serooskerke zwaar te lijden gehad. De Herv. kerk (Dorpsplein 22) is {== afbeelding Serooskerke (Schouwen), Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} een eenbeukige, recht gesloten kerk met een aangebouwde consistorie en een toren van drie geledingen met ingesnoerde spits. De laat-gotische toren verrees in de eerste helft van de 15de eeuw; erin hangt een door Johannes Meurs gegoten klok (1621). Het van oorsprong vroeg-15de-eeuwse schip heeft men na de brand in 1576 weer opgebouwd, deels met materiaal van het gesloopte koor. De in de 18de eeuw ter plaatse van het koor opgetrokken consistorie is bij de restauratie in 1958 vervangen. Tevens is toen de sterk oostwaarts hellende toren meer rechtop gezet en in de kerk het houten tongewelf vernieuwd. Tot de inventaris behoren een preekstoel uit circa 1660 en een door Johannes Specht vervaardigde koperen kroon uit 1727. Woonhuizen. Uit circa 1890 dateert het dwarse huis Dorpsplein 10 met forse dakerker en uit circa 1910 het huis Dorpsplein 14 met een gevel voorzien van gepleisterde banden. Boerderijen. Dicht bij de dorpskern bevindt zich de boerderij Poortjesmeet (Oude Zandweg 12), bestaande uit een klein, gepleisterd, dwars woonhuis uit circa 1860 en een vrijstaande 19de-eeuwse schuur met gepotdekselde houten wanden. Het vrijstaande woonhuis van de boerderij Oude Zandweg 14 is markant door het mansardedak en de hoefijzervormige portiek (circa 1910). Een caisson (Serooskerkseweg ong.) werd in 1953 gebruikt bij de dichting van de ‘Gemene Geul’ bij de Schelphoek, ontstaan na een dijkdoorbraak bij de Watersnoodramp. {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Serooskerke, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Serooskerke (gemeente Veere) Kerkringdorp, ontstaan in de 12de eeuw op een kreekrug. De naam is een verbastering van 's-Heer Alardskerke. In de 13de eeuw verrees aan de zuidzijde van de dorpskerk het klooster Mariëndaal, later Soetendaal geheten (verwoest 1574). Het dorp ontwikkelde zich in westelijke richting naar de kruising met de belangrijke weg van Middelburg naar Oostkapelle. Na de Tweede Wereldoorlog is Serooskerke uitgebreid aan de zuidzijde. De Herv. kerk (Noordweg 3), oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Evangelist, heeft een recht gesloten eenbeukig schip en een forse toren van twee geledingen met overhoekse steunberen, een aanzet van een derde geleding en een vierzijdige spits. In de 15de-eeuwse toren hangt een door Johannes Burgerhuys gegoten klok (1676). Na de verwoesting van het middeleeuwse schip en koor in 1572-'74 volgde in de 17de eeuw enkel de herbouw van het schip. De kerk is in 1958 gerestaureerd en de torenspits heeft men na stormschade in 1966 hersteld. De kerk bevat een preekstoel met houten lezenaar (1661). In de zuidwand is een grote grafzerk ingemetseld voor Philibert van Tuyll van Serooskerke († 1661), ambachtsheer van Serooskerke, en Vincentia Magdalena van Swieten († 1629). Verder zijn er drie vroeg-17de-eeuwse grafstenen. Op het kerkhof bevindt zich een herplaatste zerk van P.E. Bland-Mathijssen († 1867) en R.J. Bland († 1871). De voorm. pastorie (Torenstraat 8) is een sober neoclassicistisch herenhuis met lijstgevel en werd gebouwd in 1879 ter vervanging van een eerdere pastorie. De Geref. kerk (Ds. Van Wouwestraat 41), gebouwd in 1953 naar ontwerp van H. Eldering, is een markant in de as van de weg gelegen Y-vormig gebouw met in de hoek een verhoogde ingangspartij. De voorm. openbare lagere school (Torenstraat 37) werd in 1883 opgetrokken in neorenaissance-vormen als uitbreiding van een in 1862 door het gemeentebestuur gestichte school. In 1905 waren de twee toegevoegde lokalen overbodig geworden en heeft men het rechter lokaal tot veldwachterwoning ingericht en het linker tot gemeentehuis (gevelsteen 1905). Na de gemeentelijke herindeling is het gebouw van 1966 tot 1983 als politiebureau in gebruik geweest en in 1985 is het verbouwd tot appartementen. De brandweergarage (Torenstraat 30) is een rond 1930 gebouwd pand in zakelijk-expressionistische vormen. Welgelegen (Oostkapelseweg 4), oorspronkelijk Vrederust geheten, is een tweelaags landhuis uit 1894 met hoekrisalieten en een houten dakruiter, uitgevoerd in rijke neorenaissance-stijl naar ontwerp van J.J. van Nieukerken. De eerste steen werd gelegd door J.A. Lantsheer. Het interieur bevat onder meer rijke stucplafonds op de begane grond en in het trappenhuis, dat is voorzien van glas-in-loodramen van atelier ‘Het Prinsenhof’ uit Delft. Verder zijn er marmeren vloeren, eikenhouten lambriseringen, {== afbeelding Serooskerke, Buitenplaats Welgelegen, koetshuis==} {>>afbeelding<<} neoclassicistische deuromlijstingen en een schouw met snijwerk (voorm. eetkamer). Het oorspronkelijk met koetsierswoning, paardenstal en hooizolder uitgevoerde koetshuis (Oostkapelseweg 2a), gebouwd rond 1895 in chaletstijl naar ontwerp van J.J. van Nieukerken, is in 1988 hersteld na brand. Het eind 19de eeuw aangelegde park in Engelse landschapsstijl heeft slingerende paden parallel aan een langgerekte vijverpartij met eilandjes. Woonhuizen. In oorsprong mogelijk 18de-eeuws is het woonhuis Noordhout (Smidswegje 8). De gepleisterde voorgevel is voorzien van een ingezwenkte topgevel met kroonlijst en een eenvoudige classicistische ingangsomlijsting. Het in 1895 gebouwde woon- en winkelpand 't Wapen van Serooskerke (Torenstraat 6) heeft ook een ingezwenkte topgevel met kroonlijst. Oostkapelseweg 25 is een eenlaags {== afbeelding Serooskerke, Woonhuis Oostkapelseweg 25==} {>>afbeelding<<} {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} herenhuis uit 1901 met hoger opgetrokken middenpartij. Voorbeelden van rond 1900 gebouwde middenganghuizen zijn Oostkapelseweg 31 en Vrouwenpolderseweg 67. De blokvormige herenhuizen Oostkapelseweg 7 en Torenstraat 46 zijn rond 1915 tot stand gekomen. De boerderij ‘Driewegen’ (Vrouwenpolderseweg 67) bestaat uit een woongedeelte uit circa 1800 en een aangebouwde dwarsdeelschuur. Windmolen ‘De Hoop’ (Vrouwenpolderseweg 55a), vroeger ‘De Jonge Johannes’ geheten, is een achtkantige houten grondzeiler met veldmuren, gesitueerd op een molenberg. De ingesnoerde romp en de molenkap zijn bekleed met dakleer. Deze korenmolen verving - vermoedelijk in 1835 - een standerdmolen. In 1959 is de kap vernieuwd en in 1985 heeft men de molen vanaf de Molenweg verplaatst naar de huidige standplaats en vervolgens gerestaureerd. Sint Annaland (gemeente Tholen) Voorstraatdorp met kerkring, gesticht vanaf 1476 na de bedijking van de schorren van het zogeheten Nieuwland (nu Oudelandpolder). Dit geschiedde in opdracht van Anna van Bourgondië, zuster van hertog Karel de Stoute. Met de aanleg van de Suzannapolder (1668), genoemd naar de dochter van Constantijn Huygens, kreeg de haven van Sint Annaland een kort havenkanaal. De belangrijkste bebouwing verrees aan de Voorstraat, de verbinding tussen de haven en de oorspronkelijk geheel omgrachte kerk. Het dorp werd in 1692 door brand geteisterd en ook dijkdoorbraken eisten van tijd tot tijd hun tol. Na de overstroming van 1953 is Sint Annaland uitgebreid aan de west- en zuidzijde. In 1960 heeft men de oude haven gedempt en aan de noordzijde een nieuwe haven aangelegd. De Herv. kerk (Ring 1) is een recht gesloten kruiskerk voorzien van een ingangsportaal en een toren met houten lantaarn en tentdak. Deze kerk kwam in 1899 tot stand in neoromaanse stijl ter vervanging van de oude St.-Annakerk uit {== afbeelding Sint Annaland, Woonhuis Voorstraat 38==} {>>afbeelding<<} 1494. Rond 1910 kreeg de toren lagere aanbouwen met zij-ingangen. De kerk is in 1930 gerestaureerd en in 1957 uitgebreid met een transept voorzien van kleine portalen. Het weeshuis (Bierensstraat 22), een groot tweelaags pand in neoclassicistische stijl, dateert uit 1897. Het voorm. postkantoor (Bierensstraat 2) is rond 1935 in traditionalistische vormen gebouwd. Het voorm. raadhuis (Bierensstraat 6), thans streekmuseum ‘De Meestoof’, werd in 1940 in traditionalistische vormen gebouwd naar ontwerp van A. Rothuizen. Het heeft twee lagere achtervleugels, een lager dwars bouwdeel (rechts) en een sobere toren met een kleine lantaarn. In terracottategels is het wapen van Sint Annaland aangebracht. Het raadhuis herbergde tevens een veldwachterwoning, een cachot en een brandspuitenhuis. Woonhuizen. Het enige huis dat bij de dorpsbrand van 1692 gespaard bleef, is Voorstraat 38. Dit onderkelderde diepe pand uit circa 1630 heeft een trapgevel met toppinakel, sierankers en metselmozaïek. Boven de ingang bevindt zich een maniëristische cartouche met opschrift. De wenkbrauwen boven de vensters eindigen in gebeeldhouwde kopjes. De roedenverdeling van de ramen is 18de-eeuws. Voorstraat 6 bezit een trapgevel met de jaartalankers ‘1694’ en een toppinakel op gebeeldhouwd {== afbeelding Sint Annaland, Woonhuis Voorstraat 29==} {>>afbeelding<<} kopje. Het diepe pand met zijkamer is voorzien van een gevel met gezwenkte rollaag. De gecementeerde voorgevel van Voorstraat 4 heeft sierankers met het jaartal 1695; de klokgevelvorm is 18de-eeuws. De klokgevel van Voorstraat 43 draagt de jaartalankers ‘1712’. Rond 1800 gebouwd is het vrijstaande woonhuis Landzicht (Breedenvlietsedijk 3), gelegen ten noorden van het dorp. De tuitgevels met vlechtingen zijn voorzien van de jaartalankers ‘1803’ en de letterankers ‘G.P.D.’ Uit het eind van de 19de eeuw zijn enkele forse woonhuizen behouden in Sint Annaland. Voorstraat 29 is een monumentaal tweelaags herenhuis met praktijkruimte, gebouwd rond 1895 in eclectische stijl. Eenvoudiger zijn Den Groote Crabbe (Voorstraat 37) en het woon- en winkelpand Voorstraat 46 (beide circa 1900). In dezelfde stijl maar met gezwenkte topgevels uitgevoerd zijn Voorstraat 32 (1882; gevelsteen), Voorstraat 44 (circa 1900) en Voorstraat 34 (circa 1915). Bijzonder en gaaf zijn de met de gevels gekoppelde panden Bierensstraat 26-28 (1895). Jugendstil-details heeft de in 1915 opgetrokken villa Bierensstraat 13 met erker. Een aardige topgevel met rolwerk bezit Voorstraat 10 (circa 1915). Voorbeelden van vrijstaande huizen met mansardedaken en serliana-vensters in de topgevel zijn Bierensstraat 29-33 en 37-39. Karakteristiek voor de rond 1920 ontstane lintbebouwing aan de Bierensstraat zijn ook de gekoppelde woonhuizen Bierensstraat 19-21, met hoefijzerbogen, en Bierensstraat 34-36 met klokgevels en gekoppelde toppinakels. Expressionistische details vertoont het met erker uitgevoerde huis {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} Bierensstraat 32 (circa 1930) en zakelijk-expressionistisch van vorm zijn de villa's Bierensstraat 30 en Bierensstraat 17 (beide circa 1935). Het hotel ‘Havenzicht’ (Voorstraat 56) is een fors pand met gekoppelde schilddaken. Het voorste gedeelte op de ten opzichte van de Voorstraat verhoogde havendijk heeft een brede lijstgevel in sobere neoclassicistische stijl uit circa 1890. Windmolens. De op een molenberg geplaatste gesloten standerdmolen aan de Molendijk werd in 1684-'85 gesticht door Pieter Cockhaen en heeft een zwart geteerde houten onderbouw. Na de aankoop door de gemeente in 1966 is deze korenmolen ingrijpend gerestaureerd. De stellingmolen De Vier Winden (bij Bierensstraat 50) heeft een wit geschilderde ronde romp. Deze in 1847 voor J. Elenbaas gebouwde korenmolen is gerestaureerd in 1970. Boerderijen. In het dorp bevinden zich enkele boerderijen met bakstenen dwarsdeelschuren, zoals Noordstraat 21-25 (circa 1880), Ring 54 (circa 1900; kern mogelijk ouder) en Suzannaweg 16 (circa 1900) en Bierensstraat 47 (circa 1920) met hogere schuren. Boerderijen met zwart geteerde houten schuren in het verlengde van het woongedeelte zijn bijvoorbeeld Kloosterstraat 2 en Ooststraat 22 (circa 1900). In de omgeving van Sint Annaland liggen enkele interessante oude boerderijen. De boerderij Kleine Muiterij (Weg van Kodde 2-4) heeft een woonhuis met onderkelderde zijbeuk. De asymmetrische tuitgevel is voorzien van een toppinakel, sierankers, rode ruit- en hartvormige metseltekens en het gemetselde jaartal ‘1646’. In 1902 heeft men in het verlengde van het woonhuis een bredere dwarsdeelschuur aangebouwd. De omgrachte boerderij Nooit Gedacht (Annavosdijkseweg 2) is voorzien van een trapgevel met een kleine nis, sierankers en een muizentandlijst. Het woongedeelte dateert volgens de jaartalankers uit 1662, de lagere houten schuur is later aangebouwd. De boerderij is gerestaureerd in 1953 en verbouwd in 1999. Van de boerderij Pachtland (Priestermeetpolder 1) stamt het vrijstaande, deels onderkelderde, woonhuis uit 1758. De voorgevel heeft opvallend veel staafankers. Verder is er een zomerhuis uit de tweede helft van de 18de eeuw. De boerderij Oude Zeedijk 12 bestaat uit een in de kern mogelijk 18de-eeuws voorhuis met tuitgevel, een zijkamer (circa 1920) en een in het verlengde van het voorhuis gebouwde dwarsdeelschuur met houten zijwanden (19de eeuw). Sint Anna ter Muiden (gemeente Sluis) Kleine stad, ontstaan rond 1200 aan de linkeroever van het Zwin op het Greveningeschor. De eerst Mude genoemde nederzetting kreeg in 1241 stadsrechten van Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen. Het begin 14de eeuw belangrijke Mude diende als voorhaven van Brugge en was lid van de Vlaamse Hanze. Plunderingen door de Engelsen in 1385 en 1485, maar ook de toenemende concurrentie van Sluis reduceerden de stad in de 15de eeuw tot de kleine landstad Sint Anna ter Muiden. Gedeeltelijke inpolderingen van het Zwin volgden in 1716 en 1795. Na de aanleg van de Zwinpolder (1864) werd het stadje in 1880 bij de gemeente Sluis gevoegd. Sinds 1977 is Sint Anna ter Muiden een beschermd stadsgezicht. De Herv. kerk (Nederherenweg 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Anna, {== afbeelding Sint Anna ter Muiden, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} bestaat uit een kleine kerk en een imposante toren van twee geledingen met haakse steunberen. Deze 14de-eeuwse gotische toren zonder spits en met inwendig een kruisgewelf op kraagstenen is, gezien de dakmoeten en de dichtgemetselde spitsboogopeningen, de oude vieringtoren van een eenbeukige kruiskerk. Tijdens de Opstand zijn schip, koor en noordtransept verdwenen. Het restant van het zuidtransept heeft men in 1653-'54 gebruikt voor de bouw van een kleine protestantse kerk met aangebouwde consistorie. Beschadigingen hieraan in 1708 werden hersteld in 1717. In 1905 onderging de toren een herstelling. Bij een restauratie in 1956-'57, naar plannen van E.P. en W. Messer, kreeg de toren een bakstenen borstwering, werd de traptoren iets hoger opgetrokken en kregen de kerkvensters gotiserende vorktraceringen. Tot de inventaris behoren onder meer een grafzerk van Jan Blanckaert († 1443), eenvoudig midden-17de-eeuws meubilair en een door H. Knipscheer gebouwd orgel (1871). Het toegangshek tot het kerkterrein bestaat uit hardstenen pijlers met elementen in Lodewijk XV- (uitbollend deel) en Lodewijk XVI-stijl (vaas en ‘geteld geld’-motief). Op het kerkhof bevinden zich onder meer een zerk voor J.A. Janssen († 1870) en een obelisk met vaas voor P. Parmentier († 1918). {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sint Anna ter Muiden, Stadspomp (1994)==} {>>afbeelding<<} Het voorm. stadhuis (Marktplein 12) is een onderkelderd dwars pand uit circa 1650 met een wapensteen boven de ingang. De door Georgius du Mery gegoten klok (1761) werd na de verbouwing van het stadhuis in 1786-'89 in de nieuwe dakruiter opgehangen. Na 1880 heeft men het stadhuis als woonhuis ingericht. Vlakbij staat de in 1789 door Charles Schoone gemaakte hardstenen stadspomp (Marktplein ong.) voorzien van het stadswapen en een vaasbekroning in Lodewijk XVI-stijl. Woonhuizen. De bebouwing van Sint Anna ter Muiden bestaat overwegend uit dwarse eenlaagspanden, waarvan de oudste dateren van na het midden van de 17de eeuw en de meeste rond 1960 flink zijn gerestaureerd. Voorbeelden hiervan zijn de met jaartalankers gedateerde woonhuizen Marktplein 1 (1657) en Singel 13 (1682). Vergelijkbaar van opzet zijn Jonkvrouw Geilstraat 1 en de dubbele huizen Marktplein 6-7 en Singel 7-9. Meer 18de-eeuws van karakter zijn de huizen Anworpstraat 2, Jonkvrouw Geilstraat 10, Marktplein 8 en Marktplein 10. Laatstgenoemde heeft een aangebouwde, zwart geteerde schuur. Marktplein 2 en 3 zijn diepe eenlaags huizen met tuitgevels. Het dwarse huis Marktplein 11 is gedeeltelijk onderkelderd. Met de jaartalankers ‘1775’ gedateerd is het tweelaags huis Haven 1. Forser van karakter - en vermoedelijk met een 18de-eeuwse kern - zijn het dwarse tweelaags huis Marktplein 13 en het diepe tweelaags huis Marktplein 14. Vroeg-19de-eeuws is het forse herenhuis St.-Annastraat 193. In het kader van de algehele restauratie van het stadje werd rond 1960 ter afsluiting van de restauratie van het Marktplein een tweeklassige school onherkenbaar verbouwd tot het dwarse woonhuis Marktplein 16. Boerderijen. Rondom de kern liggen enkele interessante boerderijen. De Hoeve Maneschijn (Graaf-Jansdijk 7) heeft een gepleisterd eenlaags woonhuis met een laat-17de-eeuwse kern en latere schuren. In het huis bevindt zich een 18de-eeuwse beschilderde bedstedenwand. De hoeve Jonkvrouw Geilstraat 3 kan in oorsprong 18de-eeuws zijn. De forse, met riet gedekte schuur Greveningseweg 4 dateert uit het begin van de 19de eeuw. Sint Jansteen (gemeente Hulst) Wegdorp, gelegen op een oude dekzandrug, ook Sint Jan ter Steene genoemd naar het in 1170 vermelde kasteel (steen) met een kapel gewijd aan St. Johannes de Doper. Het in de 16de eeuw ingepolderde gebied was een vrije heerlijkheid (tot 1795) en tot 1970 een zelfstandige gemeente. De gotische kerk werd in 1857 afgebroken. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het dorp zich stervormig rond de kerk uitgebreid. De R.K. St.-Joannes de Doperkerk (Hoofdstraat 4) is een driebeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor en een ingebouwde toren met achtkantige lantaarn, naaldspits en een westportaal. Deze neogotische kerk werd in 1857-'60 gebouwd naar ontwerp van P. Soffers. De transeptarmen zijn in 1898 toegevoegd naar plannen van J. Goethals. De dakruiter op de viering heeft men in 1996 verwijderd. Inwendig wordt de middenbeuk gedekt door een gestukadoord houten tongewelf met kruisribben en de zijbeuken door kruisribgewelven van gestukadoord hout. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren de biechtstoelen, twee koorbanken, de kruiswegstaties en het orgel. Op het kerkhof bevindt zich een grafheuvel met gietijzeren grafkruis, gemaakt door de firma Asselbergs uit Bergen op Zoom, alsmede een grafteken in de vorm van een hardstenen kist voor P. de Kerf († 1910). De forse pastorie (Hoofdstraat 6) kwam in 1926-'27 tot stand in expressionistische stijl naar ontwerp van F.R.J. Rouleau. Het H. Hartbeeld dateert uit dezelfde tijd. Het voorm. raadhuis (Hoofdstraat 25) is een gepleisterd tweelaags pand voorzien van een middenrisaliet met dakruiter en geflankeerd door lagere aanbouwen. Ambachtsheer Willem van Hogendorp liet het pand in 1790 bouwen als rechthuis. De bepleistering en de dakruiter zijn vermoedelijk rond 1860 toegevoegd. Inwendig bevinden zich Franse beelden van Justitia en Prudentia (circa 1740). Woonhuizen. Voorbeelden van interessante herenhuizen in neorenaissance-stijl zijn Rustoord (Hoofdstraat 45; circa 1900) en Hoofdstraat 2 (circa 1905). Zakelijk-expressionistisch van vorm is Hoofdstraat 37-39 (circa 1930). Het pompstation (Van Hogendorplaan ong.), gelegen ten zuiden van Sint Jansteen, is een sober traditionalistisch gebouw uit 1949, dat naar plannen van {== afbeelding Sint Jansteen, R.K. St.-Joannes de Doperkerk==} {>>afbeelding<<} {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Heikant bij Sint Jansteen, R.K. kerk Heilige Theresia van het Kindje Jezus==} {>>afbeelding<<} J.A. Kuiper, F.J. Gouwetor, J. de Ranitz en R.D. Bleeker is opgericht voor het waterleidingbedrijf Zeeuwsch Vlaanderen. De R.K. kerk H. Theresia van het Kindje Jezus te Heikant (Julianastraat 16), gelegen ten zuidwesten van Sint Jansteen, is een grote kruiskerk met vierzijdig gesloten apsis en een terzijde geplaatste toren met spits. De kerk met expressionistische en art decó-vormen werd in 1929-'30 gebouwd naar ontwerp van F.B. Sturm. Inwendig wordt de kerk gedomineerd door de gemetselde paraboolgewelven van gele baksteen, voorzien van gewelfribben met accenten in zwarte steen. De pastorie (Julianastraat 18) dateert uit 1930-'31 en is uitgevoerd naar plannen van Sturm. In het park achter de kerk bevindt zich een uit 1934 daterende processiegang voor St. Theresia, bestaande uit zeven bakstenen kapellen met keramische reliëfs. De kapel ter Eecken inhet gehucht Kapellebrug (Gentsevaart 59), gelegen ten zuidoosten van Sint Jansteen, werd in 1935 gebouwd. De recht gesloten zaalkerk met dakruiter herinnert aan het in 1459 gestichte bedevaartsoord O.L. Vrouwe Troosteres der Bedroefden, dat in 1578 werd verwoest. Na herbouw in 1632 werd het eind 17de eeuw afgebroken. In het Mariapark bevinden zich zeven Mariastaties uit 1935. Sint Laurens (gemeente Middelburg) Wegdorp, voor het eerst vermeld in 1353 toen er sprake was van het aan de westzijde gelegen kasteel Popkensburg, gesticht door Klaas van Borssele (gesloopt 1863). Bij de kerk en langs de Van Cittersstraat kwam in de 19de eeuw bebouwing tot ontwikkeling en in de 20ste eeuw langs de Noordweg, die de verbinding met Middelburg vormt. Met het uitdijen van de lintbebouwing raakte het zuidelijker gelegen gehucht Brigdamme (eerste vermelding 1205, kerk verwoest 1562) geïncorporeerd. In 1966 is de gemeente bij Middelburg gekomen. De Herv. kerk (Van Cittersstraat 69) is een recht gesloten zaalkerk met portaal, dakruiter en aangebouwde consistorie. Deze met spitsboogvensters en steunberen uitgevoerde kerk kwam in 1644 tot stand ter vervanging van de kerk bij het kasteel. Uit de bouwtijd dateert ook het portaal met de van een korfboog voorziene ingang. De dakruiter en de zandstenen miniatuur-burchten op de hekposten bij de toegang dateren vermoedelijk uit de 18de eeuw. Naast de ingang staat de hardstenen grafsteen van J. Verheye van Citters († 1825), de laatste bewoner van de Popkensburg. De consistorie heeft men in 1928 toegevoegd. De kerk is in 1952 gerestaureerd. Tot de inventaris behoren drie rouwborden (17de eeuw), een preekstoel met boogpanelen (17de eeuw), een topografisch schilderij met de landerijen van de Popkensburg, opgemeten door Joannis de Neeff (1705), een gezangenbord (18de eeuw) en een orgel (1906). De Geref. kerk (Noordweg 372, Brigdamme) is een zaalkerk met eenvoudige expressionistische details, gebouwd in 1923 ter vervanging van een voorganger uit 1894. De voorm. Chr. lagere school (Van Cittersstraat 64) is een drieklassige gangschool uit 1911 die nu in gebruik is als verenigingsgebouw. Het voorm. raadhuis (Noordweg 495) is een fors eenlaags pand voorzien van een hoger opgetrokken middendeel met balkon en op de nok een kleine dakruiter. Het gebouw kwam inclusief de voorm. conciërgewoning (Noordweg 493) in 1931 tot stand in traditionalistische stijl naar plannen van E.W. Neugebauer. Tot het complex behoren ook het vrijstaande eenlaags woonhuis Noordweg 491 (met erker) en de tweelaags burgemeesterwoning Groenoord (Noordweg 497). Woonhuizen. Het gedeeltelijk onderkelderde woonhuis Noordweg 347 (Brigdamme) stamt waarschijnlijk uit de 18de eeuw. Het wit gepleisterde eenlaagspand Noordweg 459 dateert uit circa 1860 en heeft mogelijk dienst gedaan als tolhuis. De voorm. windmolen (Noordweg 482) bestaat uit de romp van een in 1943 afgebrande ronde bakstenen stellingkorenmolen uit 1721. Rond 1950 is er een maalderij tegenaan gebouwd. Het trafohuisje (bij Noordweg 487) is een klein blokvormig gebouw met tentdak, opgetrokken in 1931 naar plannen van C.W.B. Keller voor de P.Z.E.M. Boerderijen. De vermoedelijk uit de 18de eeuw daterende boerderij Welgelegen (Noordweg 402) is een diep pand met gepleisterde plint en puntgevels. Op de gepleisterde poortpalen bevinden zich maniëristische cartouches met het jaartal 1622. Het in het verlengde van de muur aan de straat gelegen woonhuis (Noordweg 400) is begin 19de eeuw gebouwd. De forse vroeg-18de-eeuwse boerderij De Kersenburg (Noordweg 381, Brigdamme) bestaat uit een diep woonhuis met afluiving (circa 1900) en een aangebouwde dwarsdeelschuur met inwendig nog een gebint met ankerbalk. In het dak is in rode pannen het jaartal 1735 ingelegd. De boerderij Noordweg 453 uit 1897 is een voorbeeld van een kleine dwars geplaatste boerderij met aangebouwde houten dwarsdeelschuur. Ten zuidoosten van Sint Laurens ligt de {== afbeelding Sint Laurens, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} in oorsprong mogelijk 18de-eeuwse boerderij Zandvoort (Walcherseweg 245), waarvan de bakstenen poortpalen het jaartal ‘1654’ vermelden. Verder de boerderij Walcherseweg 256 met een later iets verhoogd woonhuis van 18de-eeuwse oorsprong en een aangebouwde houten dwarsdeelschuur. Sint Maartensdijk (gemeente Tholen) Kleine stad, ontstaan op een kreekrug aan de noordwestzijde van de Pluimpot, die toen Haast-Ee heette. In de hier gelegen polder Oudelandpolder ontwikkelde zich vanaf 1250 de nederzetting Haestinghen onder bescherming van het aan de noordzijde gelegen kasteel van de heer van Borssele. Daarvan resteert na de sloop in 1819-'20 alleen het omgrachte kasteelterrein. In 1353 kwam de heerlijkheid in handen van Floris van Borssele en deze verleende het dorp in 1357 tolvrijheid. Na het huwelijk van Frank van Borssele met Jacoba van Beieren in 1433 raakte de naam Sint Maartensdijk in gebruik. De nederzetting met haven en markt kreeg een stedelijk karakter, maar verwierf pas rond 1485 stadsrechten, die het tot ‘smalstad’ maakten. Met Scherpenisse kwam het gebied in 1551 aan de Oranjes. Door een dam in de Pluimpot (1556) kreeg de stad een verbinding met het eiland Tholen. Van de laat-15de-eeuwse omwalling is na de slechting rond 1900 niets meer over. De stad onderging rond 1915 forse saneringen en vernieuwingen. In 1953 kwam een groot deel van Sint Maartensdijk onder water te staan. In het kader van de Deltawerken werd de Pluimpot in 1957 afgesloten, waarna in 1962 de haven en de laatste grachten zijn gedempt. Na 1953 is aan de westzijde en oostzijde een uitbreidingswijk ontstaan. Sint Maartensdijk is een beschermd stadsgezicht. De Herv. kerk (Hazenstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Maarten, is een pseudobasilikale kerk met een vijfzijdig gesloten koor en een half ingebouwde toren met haakse steunberen, traptoren en een ingesnoerde naaldspits met kleine, achtzijdige lantaarn. Van de in 1376 voor het eerst vermelde kerk ter plaatse resteert mogelijk een deel van de {== afbeelding Sint Maartensdijk, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} onderbouw van de toren. Rond 1400 verrees het huidige gotische koor. In 1428 stichtte Frank van Borssele een kapittel. De uit 1420 daterende grafkapel aan de noordzijde van het koor werd in de tweede helft van de 15de eeuw als nevenkoor vergroot en verhoogd. In deze bouwfase heeft men het schip en de zijbeuken vernieuwd en hoger opgetrokken. Verder kreeg de toren haakse steunberen, een traptoren en werd de westgevel met Ledesteen bekleed. Eind 15de eeuw ontstond de sacristie in het verlengde van de zuidbeuk en rond 1520 kwam een portaal tegen de noordbeuk tot stand. De oorspronkelijke torenspits werd na een brand in 1588 vervangen door een lantaarn naar ontwerp van Jan Jansz Wale. Een restauratie van de toren en de kerk vond plaats in 1952-'65, van de torenspits in 1983 en 1992. In de toren hangen twee klokken uit 1477, vermoedelijk gegoten door Hendrick Waghevens, en een carillon waarvan twaalf klokken zijn gegoten door Pieter van den Ghein III (1615-'17). De beiaard in de lantaarn is gegoten door de firma Petit & Fritsen (1980). Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven, met in het koor figuratieve gewelfsleutels (voornamelijk circa 1400, enkele 1955). In het schip rusten de gewelven op natuurstenen kolommen met koolbladkapitelen. Eén van de kolommen is gepleisterd en met Bourgondische emblemen beschilderd. Tot de inventaris behoren een preekstoel (begin 17de eeuw; trap 1701), enkele overhuifde herenbanken (eerste helft 17de eeuw), een Tiengebodenbord (1612), twee door Cornelis Pancraessen geschilderde tekstborden (1610) en een door P. Flaes gebouwd orgel (1882). In het noordkoor bevinden zich een beschadigd grafmonument voor Florens van Borssele († 1422) en Oda van Bautersem († 1420), en een grafmonument voor Cornelis Liens († 1636), rentmeester van de Oranjes, drost van St.-Maartensdijk en baljuw van Scherpenisse. De kerkvloer bevat talrijke {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sint Maartensdijk, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} oude grafzerken (1484 tot 1780). De pastorie (Hazenstraat 4) werd in 1927 gebouwd in zakelijk-expressionistische stijl. De kerk van de Oud Geref. Gemeente (Westvest 15) is een sobere zaalkerk uit 1936 met slanke spitsbogen. Het voorm. stadhuis (Markt 3) kwam waarschijnlijk in oorsprong tot stand in 1586-'87. De voorgevel van dit tweelaagse dwarse pand heeft men in 1628 vernieuwd en voorzien van een getrapte middentopgevel. Die - in de 18de eeuw afgebroken - gevel is herbouwd bij de restauratie van het stadhuis in 1962-'64. Na de samenvoeging van de gemeenten op Tholen in 1971 werd dit het bestuurscentrum en heeft men de buurpanden erbij getrokken, te weten het diepe huis Markt 2 (oorspronkelijk circa 1540) en het brede pand Markt 4 met een 18de-eeuws uiterlijk (bewaarschool van 1875 tot 1955). Uitbreidingen aan de achterzijde volgden in 1971 en verdere nieuwbouw in 1979 en 1988. Bij de restauratie van 1962-'64 zijn interieuronderdelen van elders aangebracht, zoals in de oude raadzaal een 18de-eeuws schoorsteenstuk uit het voormalige paleis Kneuterdijk (Den Haag). In de hal en de raadzaal hangen uit het kasteel afkomstige portretten van de vroegere heren van Sint Maartensdijk en verwante vorsten, en verder kopieën van portretten door M. van Mierevelt, P. Moreelse en G. Honthorst. Het postkantoor (Noordpoort 2) is een tweelaags hoekpand uit 1910 met aan de voorgevel een dakkapel met late chaletstijl-elementen. Blikvanger is de afgeschuinde hoek met brievenbus. De lagere technische school (Onder de Linden 2), gebouwd in 1957 in een functionalistische wederopbouwstijl, bestaat uit een tweelaags bouwdeel (theorievleugel) en daarachter praktijkruimten met betonspanten. Woonhuizen. De oudste huizen, meest diepe panden, bevinden zich aan de Markt. Markt 57 heeft een kleine trapgevel uit circa 1585 met drie overhoekse pinakels. De monumentale trapgevel van Markt 58 draagt de jaartalankers ‘1592’. De aan schuifvensters gekoppelde voordeur heeft een omlijsting uit het midden van de 18de eeuw. De voorgevel van het in oorsprong 17de-eeuwse dwarse huis Markt 22 is voorzien van een getrapte middentop met sierankers, hardstenen waterlijsten en dekplaten en een toppinakel op gebeeldhouwde console. Markt 51 bezit een tuitgevel met een boogvormig topstuk waarin het jaartal 1766 is aangebracht. Hazenstraat 12 is een in opzet 17de-eeuws dwars huis met zijtopgevel. Uit de 18de eeuw of mogelijk eerder stamt het grote dwarse huis Hazenstraat 2. In het linker gedeelte bevindt zich een onderkelderde opkamer; het rechter gedeelte heeft een rond 1820 aangebrachte entreepartij en empireschuifvensters met bewerkte middenstijl. Rond 1895 heeft men de gevel gepleisterd. Dwarse huizen met twee bouwlagen zijn Markt 10 met een rond 1860 aangebrachte gecementeerde gevel en het dubbelpand Markt 26-27 met een geverfde lijstgevel (circa 1820). Omstreeks 1840 gebouwd is Markt 40-41, een gepleisterd middenganghuis met karakteristieke deuromlijsting en empire-vensters met bewerkte middenstijl. Rond 1900 is het pand gesplitst. Een ander dubbelpand met een dubbele entree in het midden is Markt 42-43, gebouwd rond 1910 in neorenaissance-stijl met eclectische elementen. De gevels van de diepe panden Markt 39 (met houten erker) en Markt 52 zijn eind 19de eeuw voorzien van ruwe cementlaag. Veel diepe eenlaagspanden met een mogelijk oudere kern kregen in de 19de eeuw een lijstgevel met gezwenkte zijkanten. Voorbeelden hiervan zijn Markt 48 en Markt 49. Ook nieuwe huizen bouwde men rond 1910 nog in deze vorm, zoals te zien is bij Markt 17, Markt 45, Haven 15 en de rijker versierde, gekoppelde woonhuizen Molenstraat 12-14 en Markt 35-36. Voorbeelden van dwarse eenlaagspanden zijn Ds. De Bresstraat 2 (1902), Molendijk 14 (circa 1910) en Molendijk 8 (circa 1910), de laatste twee hebben met een uitspringend deel met topgevel. Rijker en met chaletstijl-elementen uitgevoerd zijn de huizen Provincialeweg 42 en 44 (beide circa 1915). Rond 1920 werden enkele woonhuizen met mansardedaken gebouwd, zoals Molendijk 5, 10 en 11. Expressionistische details vertoont Molendijk 26 (circa 1925) met getrapte borstwering. De hardstenen stadspomp (Markt ong.), met zwart geschilderd ornamenten en een vaasbekroning, is in Lodewijk XVI-stijl (1791) ontworpen door Dionysius Ribbe, stadsfabriek van Zierikzee. De pomp is gerestaureerd in 1956. Windmolens. De twee korenmolens van Sint Maartensdijk zijn ronde gemetselde stellingmolens. De in 1847 voor M. Luyk gebouwde molen De Hoop (Bleekveldweg 2) is gerestaureerd in 1959 en tot 1968 in bedrijf geweest. Onder de stelling zijn twee pakhuizen gebouwd. Molen De Nijverheid (Oudelandseweg 4) werd in 1868 gebouwd voor J.C. Frederiks en in hetzelfde jaar nog verkocht aan de molenaar P. Dijkman. Sinds 1977 is de gemeente eigenaar. {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} Boerderijen. In de bebouwde kom heeft Oostvest 9-11 nog het karakter van een boerderij (circa 1880). In het verlengde van het kleine dwarse woonhuis bevindt zich een aangebouwde, hogere dwarsdeelschuur met bakstenen tuitgevels en houten langsgevels. In de omgeving van Sint Maartensdijk liggen verschillende interessante boerderijen. Rochus Heron (Frans: héron = reiger), burgemeester van Sint Maartensdijk, was mogelijk in 1680 de bouwheer van de op een omgracht terrein gelegen boerderij Reijgersburgh (Provincialeweg 5). Het huis kreeg waarschijnlijk in 1762 de karakteristieke ovale vensters met rode bakstenen omlijsting. Deze zijn thans voorzien van een 19de-eeuwse roedeverdeling. De voorgevel heeft op de top een klokkentorentje. De linker gevel bevat de voordeur met classicistische omlijsting. De vrijstaande schuur dateert uit 1895. Het woonhuis van de boerderij Grote Muiterij (Oude Sint Annalandseweg 1) heeft aan de voorzijde een tuitgevel met de jaartalankers ‘1760’. In het verlengde van het woonhuis bevindt zich een schuur met rieten zadeldak (tweede helft 18de eeuw). Uit 1926 dateert de rijk gedetailleerde woning van de in oorsprong oudere boerderij Keizersweg 1. De bakstenen schuur stamt blijkens de jaartalankers uit 1813. De boerderij Krommeweg 6 bestaat uit een woonhuis met mansardedak, een arbeidershuisje uit circa 1925 en een grote bakstenen schuur uit 1909 (gevelsteen). {== afbeelding Sint Philipsland, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} Sint Philipsland (gemeente Tholen) Voorstraatdorp met kerkring, ontstaan op in 1487 bedijkte schorren en platen. Dit geschiedde in opdracht van Anna van Bourgondië, een bastaarddochter van Philips van Bourgondië. Overstromingen in 1509 en 1530 maakten het eiland onbewoonbaar. Met de herdijking in 1642 kwam de huidige regelmatige dorpsaanleg met Voorstraat en Achterstraat tot stand. In 1884 kreeg het eiland een verbinding met Noord-Brabant (Slaakdam). Na 1900 breidde het dorp zich aan de oostzijde uit en na de Watersnoodramp van 1953 volgden uitbreidingen naar het noorden en westen en een wegverbinding met Tholen. De Herv. kerk (Kerkring 2) is een aan beide korte zijden driezijdig gesloten zaalkerk met dakruiter, gebouwd in 1668 in sobere classicistische stijl en voorzien van dorische pilasters. De dakruiter werd in 1844 hersteld. Tot de kerkinventaris uit de bouwtijd behoren de preekstoel, een koperen lezenaar en een lichtkroon. Het verenigingsgebouw aan de westzijde is na 1953 gebouwd. Uit 1873 dateert de pastorie (Kerkring 3), een middenganghuis met neoclassicistische details. Overige kerken. De kerk van de Oud Geref. Gemeente (Achterstraat 31) is een zaalkerk uit 1871 met dakruiter. De klamplaag van witte steen bij de voorgevel en de rechter zijgevel zijn een toevoeging uit circa 1980. Uit 1939 dateert de sobere zaalkerk van de Geref. Gemeente (Voorstraat 19), uitgevoerd in zakelijk-expressionistische stijl. {== afbeelding Sint Philipsland, Boerderij Hollandshoeve==} {>>afbeelding<<} Het voorm. raadhuis (Kerkring 1) werd in 1962 gebouwd naar een traditionalistisch ontwerp van A.J. Argelo. Iets rijker uitgevoerd zijn het raadzaalgedeelte en de kantoorvleugel. Ernaast staat een gelijktijdig opgerichte muziektent van het ‘bühne-model’ met gesloten achterwand. Woonhuizen. Bepalend voor de bebouwing van Sint Philipsland zijn de dwarse eenlaags huizen. Midden-19de-eeuws is het gepleisterde huis Kerkring (bij Voorstraat 4). De woonhuizen Voorstraat 38 en Voorstraat 50 zijn rond 1880 gebouwd, het tweelaags huis Voorstraat 19 en de met mansardedaken en neorenaissance-details uitgevoerde huizen Voorstraat 3 en Voorstraat 5 rond 1900. Van siermetselwerk en een rijk sierspant in chaletstijl voorzien is Voorstraat 13 (circa 1895). Vergelijkbaar zijn de rond 1910 gebouwde huizen Stationsstraat 1 en Stationsstraat 3 met een sober sierspant. Een zakelijk-expressionistische vormgeving vertonen de villa's Oostdijk 43 (circa 1925) en Buitenlust (Oostdijk 53). Boerderijen. De boerderij Dijkzicht (Henriëttedijk 5) uit circa 1880 heeft een gepleisterd dwars woonhuis. Het forse villa-achtige woonhuis van de Hollandshoeve (Oostdijk 55) werd in 1916 gebouwd. In het dak van de dwarsdeelschuur is de boerderijnaam in dakpannen ingelegd. Deze schuur dateert uit 1925, maar is na een brand in 1986 herbouwd. De grote boerderij Steenen {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sint Philipsland, Watertoren==} {>>afbeelding<<} Poort (Zuiddijk 72), met forse dwarsdeelschuur, dateert uit circa 1915. In de omgeving van Sint Philipsland liggen de boerderij Lange Kruisweg 2 uit 1923, met een eenlaags woonhuis dwars voor een dwarsdeelschuur, en de boerderij Broedershof (Noorddijk 2) met villa-achtig woonhuis uit dezelfde tijd. Windmolen ‘De Hoop’ (Oostdijk 2) is een kleine achtkantige houten grondzeiler met een verticaal beplankte onderbouw en een gepotdekseld, ingesnoerd bovengedeelte. Deze korenmolen werd mogelijk in 1724 voor molenaar Cornelis Mol gebouwd door molenmaker Jan van den Bos. Restauraties zijn uitgevoerd in 1970-'72 en 1988. Bovendien heeft men de molen in 1980 in het kader van de dijkverhoging ruim één meter opgevijzeld. De weegbrug met weeghuisje (Oostdijk 6) en de naastgelegen loodsen bij de haven zijn karakteristiek voor een landbouwgebied. Het huisje dateert uit circa 1920 en heeft pinakeltjes op de hoeken van het betonnen dak. De watertoren (Rijksweg 4) is een gewapend betonconstructie met vlakbodemreservoirs en een koperen tentdak, gebouwd in 1925 naar ontwerp van H. Sangster. De detaillering is geïnspireerd op de art déco. De Alg. begraafplaats (tegenover Deensestraat 4) werd aangelegd in 1871. Opvallend is het omhekte graf van dominee P. van Dijke († 1883). Dijken en dammen. Na een eerste begin in 1858 van een dam voor {== afbeelding Sluis 1R.K. St.-Joannes de Doperkerk (zie p. 229) 2Ursulinerklooster (p. 230) 3Nieuwe Westpoort (p. 230) 4Zuidpoort (p. 230) 5Oostpoort (p. 230) 6Stadhuis (p. 230) 7Hoofdwacht en brandweerkazerne (p. 231) 8Douanekantoor (p. 231) 9Openbare lagere school (p. 231) 10R.K. lagere school (p. 232) 11windmolen De Brak (p. 232) 12AMRO-bank (p. 232) 13bankgebouw Grote Markt 20 (p. 232) 14Alg. begraafplaats (p. 232) ==} {>>afbeelding<<} inpoldering en aanslibbing kwam in 1884 met de Slaakdam een eerste vaste verbinding van Sint Philipsland met Noord-Brabant tot stand. Met de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal werd de dam in 1973 vervangen door een brug. Gelijktijdig realiseerde men de Krabbenkreekdam als verbinding met Tholen. De in 1988 voltooide Philipsdam, voorzien van een sluizencomplex (Krammersluizen) en een scheidingssysteem voor zoet en zout water, is aangelegd in het kader van de Deltawerken. De dam loopt vanaf de noordoostzijde van het eiland naar de Grevelingdam en vormt daarmee de verbinding van Sint Philipsland met Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sluis, Binnenstad vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} Sluis Stad, gesticht rond 1280 op de plaats waar het Zwin zich splitste in een tak naar Brugge en een zijtak richting Gent. De nederzetting, die tot 1331 Lamminsvliet heette, kreeg in 1290 stadsrechten van de graaf van Vlaanderen en groeide uit tot een voorhaven van Brugge. Daartoe werd de zijtak van het Zwin omgevormd tot een buiten- en binnenhaven (met spuikom). De naar de uitwateringssluis genoemde stad ontwikkelde zich in een halve maanvorm, met bebouwing tussen de Zuiddijk en de nieuwe dijk (Hoogstraat) en als centrum de Markt met het stadhuis. De kerken (Mariakerk en Janskerk) kwamen in de uithoeken te liggen. Beducht voor de concurrentie van Sluis plunderden Bruggelingen de stad in 1323. Rond 1380 liet graaf Lodewijk van Vlaanderen aan de noordzijde (nabij de huidige begraafplaats) een kasteel bouwen. Tussen 1382 en 1432 volgde de aanleg van een eerste ommuring. In 1393 had Sluis te lijden van een stadsbrand en eind 15de eeuw van de toenemende verzanding van het Zwin. Rond 1506 was nog slechts een derde van Sluis bewoond. Sluis werd in 1587 door de Spanjaarden onder leiding van de hertog van Parma veroverd en in 1604 door prins Maurits heroverd. De in 1699-1702 verbeterde vesting kon de verovering door de Fransen in 1747 en 1794 en de Belgen in 1830 niet voorkomen. Bij de beschieting in 1794 raakte het kasteel beschadigd, waarna het in 1820 werd afgebroken. De Mariakerk was al rond 1605 gesloopt, de Janskerk brandde in 1811 uit en werd in 1823 tot op de fundamenten afgebroken. Deze zijn nog zichtbaar (St.-Jansstraat ong.). In 1839 werd de vestingfunctie van Sluis opgeheven. In 1861 verloor Sluis de havenfunctie toen men het Paswater, een restant van het Zwin, afdamde; dit terwijl in 1857-'58 nog een kanaal naar Damme en Brugge was aangelegd. Een bombardement op 11 oktober 1944 verwoestte de oude stadskern van Sluis. Hierbij ging onder meer de Herv. kerk (1824) verloren. De wederopbouw kwam tot stand naar plannen van F.H. Klokke, waarbij de stadsuitbreidingen - op enige bebouwing langs de uitvalswegen na - beperkt bleven tot het gebied binnen de nooit geheel volgebouwde oude vesting. De R.K. St.-Joannes de Doperkerk (Oude Kerkstraat 20) [1] is een driebeukige kruiskerk met vijfzijdige koorsluiting, dakruiter en een toren met tentdak. Deze kerk met neogotische details verrees in 1925-'27 naar ontwerp van J. Oomen ter vervanging van een uit 1830 daterende voorganger. De in 1944 {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sluis, Ursulinerklooster==} {>>afbeelding<<} sterk beschadigde toren kreeg bij het herstel een tentdak. De inventaris dateert uit de bouwtijd van de kerk. Kloosters. Als uitvloeisel van de schoolwetten van Combes (1904) vestigden zich enkele Franse kloostergemeenschappen in Sluis. De Broeders van Saint Omèr stichtten het pensionaat Saint-Joseph, waarvan het in 1907-'08 tot stand gekomen U-vormige hoofdgebouw tot 1940 als zodanig dienst heeft gedaan en rond 1995 is gesloopt. De bijbehorende St.-Josephhoeve (Burg. Aernoudtsweg 5-9) en een dienstwoning (Heilleweg 79) bleven bestaan, beide uitgevoerd in een aan de jugendstil verwante vormgeving. Het imposante voorm. ursulinerklooster (St.-Annastraat 46) [2] is een drielaags U-vormig gebouw met neogotische details. Dit klooster werd gesticht door Franse kloosterzusters vanuit Haverlo (B). Van 1922 tot 1974 was het gebouw in gebruik bij andere congregaties en momenteel {== afbeelding Sluis, Ruïne Nieuwe Westpoort==} {>>afbeelding<<} dient het als hotel-restaurant. De zusters van ‘La Providence de Rouen’ lieten in 1909 een fors villa-achtig franciscanessenklooster (St.-Annastraat 151) bouwen. Dit klooster met rationalistische elementen werd in 1912 uitgebreid met een achterbouw, traptoren en kapel. Van 1931 tot circa 1990 was het bij een andere congregatie in gebruik. Verdedigingswerken. Van de middeleeuwse stadsmuur resteren enkele poorten. De rond 1390 gebouwde westpoort, in 1432 nog uitgebreid met twee zware torens aan weerszijden van de haven, werd in 1437 door de Bruggelingen verwoest. In 1444-'56 volgde de bouw van de Nieuwe Westpoort, later Stenen Beer genoemd, (Blauwe Torenpad ong.) [3] met stenen afkomstig van de afgebroken middeleeuwse kerktoren van IJzendijke. De westpoort werd in 1587 opnieuw verwoest. De in 1968-'72 geconsolideerde en in 1990-'91 gerestaureerde ruïne bestaat uit de resten van een hoofdpoort met oorspronkelijk onderkelderde flanktorens, een vrijwel verdwenen voorpoort en een stenen beer ter scheiding van het zoute Zwinwater en het zoete water van de stadgracht. Van de in 1399-1406 gebouwde Zuidpoort (bij Nieuwstraat ong.) [4] resteert na een ingrijpende verbouwing in 1781 enkel een deel van de onderbouw (restauratie 1984). Hetzelfde geldt voor de in 1425-'32 gebouwde en in 1979-'80 gerestaureerde Oostpoort (Zuiddijk ong.) [5]. De dubbel omgrachte stadsmuur kreeg in 1567 een eerste bolwerk. De vestingwerken werden kort na 1604 verbeterd en in 1699-1702 naar plannen van Menno van Coehoorn gemoderniseerd door de aanleg van een gordel van bastions, tussengelegen courtines en ravelijnen. Latere aanpassingen vonden plaats in 1746, 1749 en 1811. Na de opheffing van de vesting in 1839 heeft men de verdedigingwerken niet geslecht. De restauratie van de hoofdwal aan de zuid- en oostzijde kwam rond 1948 tot stand. Het stadhuis (Grote Markt 1) [6] is een fors rechthoekig gebouw met steunberen en een deels met natuurstenen beklede voorgevel, overgaand in een ingebouwd belfort dat wordt afgesloten door een schilddak en een balustrade met vier arkeltorentjes. Dit bouwwerk in gotische vormen kwam in 1390-'93 tot stand en werd - na schade door de stadsbrand van 1393 - in 1396 voltooid. Het in eerste instantie ‘poortersloge’ genoemde gebouw diende voor vergaderingen en feesten; bestuurd werd er vanuit het naastgelegen schepenhuis (beschadigd in 1794 en afgebroken in 1798). Bij de verbouwing en de verfraaiing van de poortersloge in 1423-'27 is waarschijnlijk de ondiepe natuurstenen voorbouw tot stand gekomen. Deze was oorspronkelijk afgesloten door een met kantelen bezette weergang, die zich langs de zijgevels voortzette tot aan de arkeltorentjes die de trapgevel aan de achterzijde flankeerden. Ook het spitsboogfries met kopjes aan de zuidzijde dateert van deze verbouwing. Opvallend is dat in de voorbouw de lagen in Gobertangesteen gescheiden zijn door een dunne laag gebakken tegels. Een gevelsteen herinnert aan een verbouwing in 1756, toen vermoedelijk het (in 1956 gereconstrueerde) ingangsbordes werd aangebracht. Naar plannen van J.A. Frederiks en onder supervisie van P.J.H. Cuypers werd het stadhuis in 1894-1904 gerestaureerd. In 1944 liep het gebouw zware schade op, waarbij alles boven borstweringshoogte op de verdieping verloren ging. De herbouw volgde in 1956-'60 naar plannen van F.H. Klokke, G.M. Sturm en J. de Wilde, onder supervisie van E.A. Canneman. In de toren kwam een nieuw carillon te hangen en aan de noordzijde verrees een nieuwe vleugel op de fundamenten van het in 1798 afgebroken schepenhuis. Iets verdiept ligt een tweebeukige kelder, die als stadsarsenaal diende en waarvan de lage ribgewelven rusten op korte zuilen {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Suis, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} zonder kapitelen. Deze zuilen en de zware gewelfribben zijn van natuursteen. Aan de voorzijde bevinden zich kleine kelders die als cachot dienden. In de burgerzaal daarboven staat een smeedijzeren hek van 1735, ontworpen door Jan Peter van Baurscheit de Jonge en gesmeed door F.H. Lievens voor de vierschaar van het Middelburgse stadhuis. Na daar in 1838 te zijn verwijderd, is het hek bij de restauratie van 1956-'60 hier geplaatst. Op de zaal daarboven, ook wel ‘schavotzaal’ genoemd, zijn enkele van de in 1944 verwoeste sleutelstukken gereconstrueerd op grond van afgietsels. De voorm. hoofdwacht (Grote Markt 15) [7] is een eenlaags gebouw met open galerij, voorzien van hardstenen impostlijsten en sluitstenen. Het werd midden 18de eeuw gebouwd, in 1819 aan de stad verkocht en in 1944 {== afbeelding Sluis, Hoofdwacht==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Sluis, Douanekantoor==} {>>afbeelding<<} grotendeels verwoest. Bij de restauratie in 1950-'51 is aan de achterzijde een brandweerkazerne (Julianastraat 2) ingericht met een ranke slangentoren voorzien van een vierkante lantaarn in traditionalistische vormen. Het voorm. douanekantoor (Kaai 32) [8] nabij de kop van het Kanaal van Brugge naar Sluis is een eenlaagspand uit circa 1900 met rationalistische details. Aan de afsluitende wand van de havenkade bevindt zich een duiker met daarboven een memoriesteen ter herinnering aan de vernieuwing van de duiker in 1858 onder leiding van I.F. Hennequin. Scholen. De voorm. openbare lagere school (Hoogstraat 35) [9] is in 1883 gebouwd als een vierklassige L-vormige {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Sluis, Openbare lagere school==} {>>afbeelding<<} school in neorenaissance-stijl. De R.K. lagere school ‘St. Jan’ (Brugstraat 13) [10] is een tweelaagse school met zes lokalen, gebouwd in 1911 met aangebouwde onderwijzerswoning (nr. 11). Woonhuizen. Van de spaarzaam gewaard gebleven vooroorlogse bebouwing van Sluis heeft het diepe huis Kaai 3 een oudere - waarschijnlijk 17de eeuwse - kern. Een mogelijk oudere kern hebben ook de huizen Kaai 1, Beestenmarkt 1-3 en - gezien de klezoren in de hoeken van het muurwerk - ook Hoogstraat 56 en Kapelstraat 26-28. Voorbeelden van 19de-eeuwse bebouwing zijn de dwarse eenlaagspanden Plompe Toren 10 en Zuiddijkstraat 7-9. Het herenhuis Hoogstraat 7 uit 1902 vertoont jugendstil-details. Rijkere voorbeelden van de wederopbouwarchitectuur zijn Dinsdagstraat 31 (1946), met festoenen onder de vensters, Grote Markt 16-17 (circa 1950), met topgevels, en het woon- en winkelpand Kaai 30 (circa 1955). Voorbeelden van volkswoningbouw in deze trant zijn J.H. van Dalestraat 1-15 en Dinsdagstraat 34-42 (1948). De windmolen ‘De Brak’ (Nieuwstraat 26) [11] staat op een oude vestingwal en is een hoge stellingmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap. De korenmolen werd in 1739 gebouwd voor Johannes van Weenegem door molenmaker Clement Pieter van Affelen. Bij het herstel van de oorlogsschade in 1950-'51 heeft men gebruik gemaakt van onderdelen van een molen uit Mill (N.B.). Bankgebouwen. De rond 1950 in wederopbouwarchitectuur opgetrokken {== afbeelding Sluis, Pomp met drinkbak==} {>>afbeelding<<} AMRO-bank (Kaai 13) [12] heeft een opvallende balustrade met overhoekse pinakels en ronde pylonen. Het voorm. bankgebouw Grote Markt 20 [13], met middenrisaliet en fronton, kwam rond 1955 tot stand in traditionalistische vormen. Straatmeubilair. Aan de Kaai staan vijf van elders afkomstige hardstenen grenspalen. De middelste is een jurisdictiepaal, gebruikt tussen 1660 en 1794 als scheiding tussen het rechtsgebied {== afbeelding Sluis, Kruisdijkschans==} {>>afbeelding<<} van de stad Sluis en 't Vrije (buitengebied van Sluis). De andere vier zijn laat-18de-eeuwse grenspalen met de Staatse leeuw (Nederland) en de dubbelkoppige gekroonde adelaar (Oostenrijk). De Marktpomp (Markt ong.) bestaat uit een midden-18de-eeuws onderstuk in Lodewijk XV-vormen en een modern bovendeel. Op de Garenmarkt en Beestenmarkt staan twee identieke achtkantige gietijzeren pompen uit circa 1850, beide met een hardstenen pompbak. Het op een hardstenen onderstuk staande borstbeeld (Walplein ong.) voor de onderwijzer en lexicoloog J.H. van Dale werd in 1924 onthuld. De Alg. begraafplaats (Hoogstraat ong.) [14], met een afzonderlijk R.K. gedeelte werd rond 1870 gesticht en heeft een hekwerk uit die tijd. Op het protestantse gedeelte bevinden zich onder meer een gedenknaald uit 1873 op het graf van J.H. van Dale († 1872) en grafstenen voor notaris J.M. de Graaff († 1910) en I. Berkers († 1918). De Kruisdijkschans (Heilleweg 8) ligt nabij de Stierskreek ten zuiden van Sluis. Deze dubbel omgrachte vierkante schans is de best bewaarde van de vier in 1640 tussen Sluis en Aardenburg aangelegde schansen (Kruisdijk-, Krabbe-, Olie- en Elderschans), die tot 1762 in gebruik zijn gebleven. Kort daarna werd de Kruisdijkschans gekocht door Pieter Hennequin, die het tot buitenplaats inrichtte en een sober vierkant tweelaags herenhuis liet bouwen. De lagere aan- {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} bouwen zijn uit later tijd, evenals de (van elders afkomstige) kapschuur bij het toegangshek uit circa 1890. De aardwerken van dit tot natuurmonument verklaarde terrein zijn in 1998 gerestaureerd. Draaibrug. Dit gehucht ten oosten van Sluis ontstond bij de (draai)brug over het havenkanaal van Aardenburg naar het Zwin. In 1813 werd dit kanaal afgedamd en in 1840 kwam er een vaste brug, waarna het in 1887 knooppunt werd voor de Stoomtrammaatschappij Breskens-Maldeghem (S.B.M.). De in 1886-'87 gebouwde tramremise (Draaibrugseweg 56) heeft een lengte van zeven sheddaken en een breedte van vijf sporen. De remise diende tevens als werkplaats. Bij het complex behoren een kantoor annex wachtlokaal (Draaibrugseweg 66) uit circa 1887 en een rij dienstwoningen (Draaibrugseweg 57-65), waarvan er zeven in 1887 en twee in 1904 zijn gebouwd. Na het beëindigen van het personenvervoer in 1948 heeft men de rails opgeruimd en de meeste openingen van de remise dichtgemetseld. Sluiskil (gemeente Terneuzen) Kanaaldorp, ontstaan in 1825-'26 bij de aanleg van het kanaal van Gent naar Terneuzen op de plaats waar het voormalige Axelse Gat erin uitkomt als het (huidige) zijkanaal C. Aan de oostzijde van het kanaal vestigden zich een cokesfabriek (1911) en een stikstoffabriek (1929). Bij de verbreding van het kanaal in 1960-'68 is een deel van de aan de westzijde gelegen dorpskern opgeofferd. De R.K. St.-Antonius van Paduakerk (Nieuwe Kerkstraat 22) is een eenbeukige kerk met voorportaal, dakruiter en transeptaanbouw. In 1897 werd hier een kapucijnerklooster gesticht, maar dat brandde al in 1900 uit. Herbouw van de kerk in sobere vormen, met rondboogvensters en steunberen, volgde in 1900-'01 naar plannen van broeder Felix. Van de ingrijpende modernisering in 1962 dateren het voorportaal en de transeptaanbouw. Sober van vorm is het in 1901 aangebouwde klooster (Nieuwe Kerkstraat 24), dat tot 1981 als zodanig in gebruik is geweest. De Herv. kerk (Louisastraat 43) is een zaalkerk met lagere aanbouw en smalle toren, gebouwd in 1964 naar plannen van N. Luning Prak ter vervanging van een nabij het kanaal gelegen voorganger. De eenlaagse woonhuizen Landstraat 1-13 zijn in 1921 gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Sluiskil. Industriegebouwen. In 1911 opgericht als Association Coopérative Zélandaise de Carbonisation is de cokesfabriek (Oostkade 5). De in 1913 in bedrijf genomen ovens werden al in 1914 stilgelegd, om in 1922 opnieuw te worden opgestart. Op het in 2000 stilgelegde complex met fabriekshallen en havenkranen bevindt zich een stoommachine uit de bouwtijd. Aan de zuidzijde verrees in 1929 de stikstoffabriek van de Compagnie Néerlandaise de l'Azote (later Nederlandse Stikstof Maatschappij), waar de stikstof uit het cokesgas werd gebonden ten behoeve van kunstmestfabricage. Een deel van de fabricage is na 1962 naar de fabriek van Dow Chemicals bij Terneuzen overgebracht. Stavenisse (gemeente Tholen) Voorstraatdorp, ontstaan op een kreekrug. Na het bedijken van de schorren van {== afbeelding Stavenisse, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} heer Steven eind 11de eeuw wordt in 1206 het eiland Stevenisse voor het eerst vermeld. Door de stormvloed van 1509 werd dit eiland door de zee verzwolgen. De herdijking van het gebied volgde pas in 1599 in opdracht van ambachtsheer Hendrik van Tuyll van Serooskerke. Tussen kerk en haven ontstond de Voorstraat, met aan de oostzijde een kasteel (gesloopt rond 1753). De haven werd in de 17de eeuw gevormd door een bedijkte kreek met aan de dorpszijde een redoute. Stavenisse werd in 1953 zwaar getroffen door de Watersnoodramp. Hierna legde men bij de kerk het Van der Lek de Clercqplein aan. Later is het dorp uitgebreid aan de zuidzijde, onder meer met een aantal door de Noorse koning geschonken houten woonhuizen. De Herv. kerk (Van der Lek de Clercqplein 2) is een T-vormige kerk voorzien van een toren met overhoekse steunberen en een achtkant met opengewerkte houten lantaarn. Deze toren verrees in 1672 tegen een uit 1617 daterende kerk. Hierin werd een oudere gevelsteen met het wapen van de familie Van Tuyll opgenomen. Dankzij een schenking van de familie Van der Lek-de Clercq kon men de oude kerk in 1910-'11 vervangen door het huidige gebouw met rondboogvensters naar een rationalistisch ontwerp van H.J. Jesse. De kerk {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} bevat het door Rombout Verhulst gebeeldhouwde grafmonument (1669) voor Hieronymus van Tuyll van Serooskerke († 1669), bestaande uit een witmarmeren tombe met liggende figuur en een achterwand versierd met kwartierwapens en putti. Tot de laat-17de-eeuwse inventaris behoren de preekstoel, het voorlezergestoelte en een regentenbank. De kerk van de Oud Geref. Gemeente (Prins Bernhardstraat 35) is een zaalkerk uit 1936 in sobere traditionalistische stijl. Het voorm. raadhuis (Voorstraat 42) is een statig tweelaags pand in neoclassicistische stijl, gebouwd in 1860 naar ontwerp van J.K. Labrijn ter plaatse van een 17de-eeuwse redoute. Het pand is tot 1956 als raadhuis in functie geweest. Het voorm. postkantoor (Poststraat 2) is een hoekpand met dienstwoning, uitgevoerd in 1920-'21 met expressionistische details naar ontwerp van P.F. de Bordes. Van het voorm. kasteel (bij Bos 17) bestaan nog restanten van de gracht met funderingen van muren en twee ronde hoektorentjes. Het kasteel kwam rond 1653 tot stand in opdracht van Hieronymus van Tuyll van Serooskerke naar aanleiding van zijn huwelijk met Margaretha Huyssen. In de 18de eeuw was het bezit ernstig verwaarloosd. In 1753 werd het verkocht aan baljuw en bierbrouwer A. de Clercq, die het huis sloopte. Op het rechthoekige kasteelterrein is momenteel een groente- en bloementuin aangelegd. Woonhuizen. De oudste bebouwing bevindt zich aan de breed opgezette en rond 1978 met linden beplante Voorstraat. Het diepe woonhuis Voorstraat 19 heeft een gepleisterde tuitgevel - oorspronkelijk een trapgevel - met de jaartalankers ‘6’ en ‘3’. Het diepe huis Voorstraat 29 bezit een trapgevel met een driehoekig topfronton en een gevelsteen met het jaartal 1716 en de voorstelling van een schip. Rechts bevindt zich een zijkamer onder een afluiving. De hardstenen erker en de deuromlijsting zijn eind 18de eeuw aangebracht. Voorstraat 28 heeft een vernieuwde tuitgevel, maar dateert volgens de cartouche uit 1656. Tuitgevels werden later vaak verlaagd en voorzien van een kroonlijst, zoals te zien is bij het markant gesitueerde pand Voorstraat 40. Dwarse huizen komen ook veel voor in Stavenisse. Een tweelaags voorbeeld is Voorstraat 26 (circa 1890), maar de meeste zijn eenlaags, zoals Voorstraat 30 of het middenganghuis Buurtweg 2 (1876). De dorpsuitbreiding aan de Poststraat is rond 1920 ontstaan. Poststraat 11 wordt gekenmerkt door siermetselwerk, Poststraat 17-23 door gepleisterde banden en sluitstenen. Poststraat 10 en Poststraat 66 hebben siertegels in de boogvullingen en het open portiek. Dezelfde kenmerken, maar dan bij gepleisterde gevels, hebben Poststraat 64 (1915) en Poststraat 12 (1918; met praktijkruimte). De rijk gedecoreerde trapgevel van het diepe huis Poststraat 40 is een gaaf voorbeeld met late neorenaissance-details (circa 1910). Rationalistische elementen toont Poststraat 13 (circa 1915) en het met garage uitgevoerde woonhuis Poststraat 50 (circa 1930) heeft expressionistische details. Voorstraat 22 (circa 1940) heeft een historiserende trapgevel met winkelpui. Het voorm. hotel ‘De Gouden Leeuw’ (Voorstraat 9) werd gebouwd in 1896 in neorenaissance-stijl naar ontwerp van J.M.C. van Raamd. Het pand heeft van 1956 tot 1971 dienst gedaan als raadhuis. Haven. De eerste haven van Stavenisse bestond uit een kreek, waar in 1606 een kaai werd aangelegd en die na de bedijking in 1656 werd veranderd in een havenkanaal. Aan het zuidelijk uiteinde van de haven bevindt zich een uit 1930 daterende uitwateringssluis (bij Stoofdijk 17) met gemetselde sluisdelen en stenen afdekplaten. Verder zijn er twee ijzeren handwindwerken en het uit circa 1915 daterende dijkhuisje of ‘Magazijn Stoofdijk van het Waterschap Zeeuwse Eilanden’ (Stoofdijk 17). De windmolen (Molendijk 72) is een grondzeiler met een ronde, wit geschilderde stenen romp. Deze korenmolen verving in 1801 een in 1800 omgewaaide standerdmolen uit 1607. Een gevelsteen vermeldt het bouwjaar en de stichters Huybert van Rossem en Iacomyna Eerland. De molen is rond 1980 gerestaureerd. Het voorm. trafohuisje (Stoofdijk 22) van het type ‘hoogtoren’ verrees in 1929 in zakelijk-expressionistische stijl en diende als verdeelstation voor het - destijds bovengrondse - elektriciteitsnet. Boerderijen. Van de boerderijen in de omgeving van Stavenisse zijn het woonhuis en de grote zwart geteerde houten schuur in elkaars verlengde gebouwd. Voorbeelden hiervan zijn Buurtweg 16-18 (circa 1900), Buurtweg 12 (1907) en Buurtweg 20 (circa 1920). Dit is ook het geval bij de boerderij Vierdedijk 2 uit 1928. Het woonhuis en de veel grotere schuur hebben beide karakteristieke mansardedaken. Terneuzen Stad, ontstaan op een landtong in de Westerschelde aan de oude vaart naar Axel en voor het eerst vermeld in 1325 als Nose. Na de bedijking van het gebied in 1339 volgde de stichting van een kerk. Het in 1575 door de Spanjaarden ter plaatse gebouwde fort, genoemd naar de gouverneur Francesco de Aldano, werd in 1583 veroverd door Staatse troepen onder leiding van Filips van Hohenlohe. Om de Westerschelde te kunnen blokkeren werd het fort uitgebouwd tot een vesting. Deze vesting - ook Neuzen genoemd - kreeg in 1583 het recht op een weekmarkt en in 1584 stadsrechten. Na de val van Hulst werd de vesting in 1596-'98 versterkt; na 1648 vervielen de fortificaties. Het kanaal van Gent tot de Braakman werd in 1825-'27 verbeterd en vanaf Sluiskil verlengd tot Terneuzen, waar het in de Westerschelde uitkwam. Vóór Terneuzen splitste het zich in een westelijke arm voor de zeevaart en een oostelijke arm voor de binnenvaart. De oude stadskern raakte ingeklemd tussen de bijbehorende west- en oostsluis. Als gevolg van de Belgische Opstand legde men in 1833-'38 aan weerszijden van de beide kanaalarmen nieuwe vestingwerken aan met negen bastions. Terneuzen werd het eindstation van de spoorlijnen naar Gent (1869) en Mechelen (1871). Van 1866 tot 1972 bestond er een veerverbinding over de Westerschelde met Hoedekenskerke. De opheffing van de vestingstatus in 1908 was het gevolg van de verbetering van het kanaal Terneuzen Gent, dat in {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Monding kanaal Terneuzen-Gent gezien vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Terneuzen 1Herv. kerk (zie p. 236) 2toren van de R.K. St.-Willibrorduskerk (p. 236) 3Geref. kerk (p. 236) 4kerk van de Geref. Gemeente in Nederland (p. 236) 5kerk van de Oud Geref. gemeente (p. 236) 6stadhuis Noordstraat 39 (p. 236) 7stadhuis Oostelijk Bolwerk 4 (p. 236) 8Arsenaal (p. 236) 9Postkantoor (p. 236) 10Kantongerecht (p. 237) 11Belastingkantoor (p. 237) 12bank van de Nationale Bankvereeniging (p. 237) 13Sluiscomplex (p. 237) ==} {>>afbeelding<<} 1901-'09 was verruimd en aan de westzijde nieuwe sluizen had gekregen. De vernieuwde sluis in de westelijke kanaalarm werd na de opening van een nog westelijker gelegen sluis (1908) middensluis genoemd. Ter plaatse van de in 1870 gedeeltelijk en in 1912 verder gedempte oude haven ontstonden de Markt en het Schoolplein. De vestingwerken werden in 1915 afgegraven en in 1920 kwam de Scheldekade tot stand. Mede door de aanleg van de Noorderhaven (1916), de Zuiderhaven (1922) en de Zevenaarhaven (1937) langs het kanaal naar Gent werd Terneuzen een belangrijke overslaghaven en industriestad. Grootscheepse verbeteringen aan het kanaal volgden in 1960-'68, waarbij zowel een nieuwe binnenvaartsluis (Oostsluis) als een nieuwe zeevaartsluis (Westsluis) werden aangelegd. Op de gedempte monding van de gesloten oostelijke kanaalarm verrees het nieuwe stadhuis. Onder de oostelijke schutkolk legde men rond 1995 een parkeergarage aan. Na de Tweede Wereldoorlog is het hele gebied tussen het kanaal en de Otheense Kreek volgebouwd met industrie (langs het kanaal) en woningbouw. Na de afdamming van de Braakman (1952) ontstond daar de Braakmanhaven, waar zich in 1962 de fabriek van Dow Chemicals heeft gevestigd. Tussen de fabriek en het kanaal wordt sinds 1997 gewerkt aan de {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Terneuzen, Stadhuis Noordstraat 39==} {>>afbeelding<<} bouw van de Westerscheldetunnel (gereed maart 2003). De Herv. kerk (Noordstraat 62) [1] is een brede zaalkerk voorzien van een geveltoren met vierkante lantaarn, frontons en spits. Deze kerk met neorenaissance-details werd in 1885-'86 gebouwd ter vervanging van een kerk uit 1659. In het interieur bevindt zich een beschadigde grafzerk voor Joos Laureijs, baljuw van Axel († 1630). Katholieke kerken. Van de R.K. St.-Willibrorduskerk (Korte Kerkstraat 20) [2] resteert de rijzige toren van twee geledingen met hoektorentjes en achtkantige spits, die in 1913-'14 verrees naar plannen van J. Vermeulen (gerestaureerd 1991). De bijbehorende kerk, {== afbeelding Terneuzen, Stadhuis Oostelijk Bolwerk 4==} {>>afbeelding<<} gebouwd ter vervanging van een nabijgelegen voorganger van 1849, werd in 1969 gesloopt. De tot parochiehuis omgebouwde oorspronkelijke kerk van 1849 verdween in 1981. Eveneens bewaard bleven de rond 1922 opgetrokken pastorie (Korte Kerkstraat 22) met expressionistische elementen en het voorm. klooster (Korte Kerkstraat 19) uit circa 1931. De R.K. Triniteitskerk (Alberdingk Thijmstraat 2) is een lage vierkante kerk zonder toren, gebouwd in 1961-'62 in de Bossche school-variant van het traditionalisme naar plannen van A. Siebers & W. van Dael. Geref. kerken. De voorm. Geref. kerk (Noordstraat 77) [3] is een zaalkerk van 1892, verbouwd in 1911. De geveltoren heeft men in 1918 afgebroken. De kerk is na de verkoop in 1985 tot winkels omgebouwd. De kerk van de Geref. Gemeente in Nederland (Vlooswijkstraat 52) [4] is een rond 1930 opgetrokken zaalkerk met portaal. Uit circa 1950 dateert de kerk van de Oud Geref. gemeente (bij Nieuwediepstraat 32) [5], een zaalkerk met hoger ingangsgedeelte met kruisende daken. Stadhuizen. Het in opzet van 1594 daterende oude stadhuis Noordstraat 39 [6] onderging een verbouwing in 1647. De toren werd in 1808 afgebroken en in 1859-'60 volgde een ingrijpende verbouwing naar plannen van S. van Rees, waarbij het eenlaagse gebouw werd gepleisterd en voorzien van gietijzeren venstertraceringen. Ook verrees de huidige forse toren van drie geledingen, afgesloten door kantelen en een achtkantige spits. De accoladeboog boven de ingang is evenals andere details een uiting van de Willem II-gotiek. Naast het gebouw staat een gietijzeren pomp {== afbeelding Terneuzen, Arsenaal==} {>>afbeelding<<} (circa 1860). In 1973 verhuisde het stadsbestuur naar het nieuwe stadhuis Oostelijk Bolwerk 4 [7], ontworpen in 1964 door J.B. Bakema en uitgevoerd in 1969-'72. Dit opvallende gebouw in gewapend beton heeft een centrale kern en uitkragende vloeren die de basis vormen voor naar alle zijden uitstekende volumes. De bekroning wordt gevormd door een op de brug van een schip gelijkende opbouw waarin zich de burgerzaal bevindt met uitzicht over de Westerschelde. Naast het vrijstaande hoofdgebouw is in 1993-'96 een uitbreiding tot stand gekomen naar plannen van K.J. van Velsen. Het arsenaal (Nieuwstraat 27-39) [8] is een sober, langgerekt pand uit 1840, gebouwd als bomvrij onderkomen ten behoeve van de vesting Terneuzen en onderdak biedend aan ruim honderd militairen. Er zijn zeven zogeheten lokalen, elk gedekt door een tongewelf en voorzien van een houten tussenvloer. De tongewelven zijn aan de bovenzijde uitgevuld met zand. Dit diende tegelijk ter zuivering van het regenwater dat in de drinkwaterkelders onder de lokalen werd opgevangen. De lokalen - en het cachot - zijn onderling verbonden door overwelfde gangen. De lokalen zijn momenteel in gebruik als horeca-gelegenheden. Het voorm. postkantoor met directeurswoning (Nieuwstraat 68) [9] kwam in 1900-'01 stand naar ontwerp van rijksbouwmeester D.E.C. Knuttel. Dit forse pand met rationalistische details heeft een uitgebouwd en hoger opgetrokken trappenhuis, afgesloten door een zadeldak met trapgeveltjes. Na 1984 is het pand omgebouwd tot bedrijfsruimten. {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Terneuzen, Bankgebouw van de Nationale Bankvereeniging==} {>>afbeelding<<} Het voorm. kantongerecht (Markt 28) [10] is een blokvormig pand uit 1913-'14, gebouwd naar een ontwerp met neorenaissance-invloeden van rijksbouwmeester W.C. Metzelaar. Het middenrisaliet heeft een torenvormige opbouw. In het tot café verbouwde pand bevindt zich nog de oude zittingzaal met houten lambrisering. Het forse belastingkantoor (Rosegracht 1) [11], een sober traditionalistisch gebouw met opvallende vensters, werd in 1959-'64 uitgevoerd naar ontwerp van C. Caspers. Scholen. De voorm. openbare lagere school Dijkstraat 1 in het gehucht Othene werd in 1881 gebouwd als tweeklassige gangschool met aangebouwde onderwijzerswoning. De uit circa 1955 daterende openbare lagere school Van der Peijlstraat 1 is een vierklassige school in wederopbouwvormen met een iets hoger opgetrokken ingangspartij. Woonhuizen. Enkele woonhuizen hebben mogelijk een oude (17de-eeuwse) kern, zoals Brouwerijstraat 2, Noordstraat 45 en Noordstraat 89. Het gepleisterde eclectische pand Brouwerijstraat 7 (circa 1870) toont op de jaloeziekast het opschrift ‘koloniale waren’. Andere voorbeelden van dwarse huizen met eclectische details uit circa 1870 zijn: Kersstraat 11, Kersstraat 13, Nieuwstraat 30, Nieuwstraat 50 en Noordstraat 66-68. De woonhuizen De Blokken (De Blokken 3-12) zijn vanaf 1864 gebouwd voor militairen. Voorbeelden van rijzige herenhuizen met aan de neorenaissance verwante details zijn Grenulaan 10 en Lange Kerkstraat 11 (beide circa 1895), alsmede Westkolkstraat 22-24 (circa 1900). Rationalistische details heeft het in 1907 gebouwde dubbele woonhuis Stationsweg 57-59. Jugendstil-vormen vertoont het woon- en winkelpand Vlooswijkstraat 22 (circa 1910) en jugendstil-details in het materiaalgebruik hebben Vlooswijkstraat 55-57 (circa 1910) en Markt 21 (circa 1915). Van expressionistische details voorzien zijn de arbeiderswoningen Leliestraat 1-9 (circa 1925). De voorm. bank van de Nationale Bankvereeniging (Nieuwstraat 2) [12] kwam in 1919 tot stand in expressionistische stijl naar plannen van H.F. Mertens. De als hoekaccent bedoelde zadeldaktoren bevat ook de ingang, die leidt naar een kleine achthoekige hal met lichtkap voorzien van glas-in-lood decoraties. Opmerkelijk zijn ook de vensters met hun oorspronkelijke roede-indelingen en doorlopende dorpels met opschriften in haut-reliëf, zoals ‘Beursorders’ en ‘Vreemd Geld’. Sinds 1993 is het gebouw in gebruik bij welzijnsinstellingen. De boerderij ‘Zorggenot’ (Otheensedreef 30) heeft een eenlaags woongedeelte van 1898. De gedeeltelijk houten schuur is met rode dakpannen in het blauwe pannendak gedateerd ‘1908’. Het sluiscomplex in het kanaal Terneuzen Gent (Buitenhaven ong.) [13] bestaat in zijn huidige vorm uit drie sluizen. De oudste is de middensluis van 1908. In 1964 voor de binnenvaart in gebruik genomen is de oostsluis. De westsluis is een forse sluis voor zeeschepen van 1968. Straatmeubilair. De 19de-eeuwse hardstenen grenspaal aan de Serlippenstraat geeft de grens aan tussen de gemeenten Neuzen en Axel. De gedenkbank bij Van Steenbergenlaan 1 werd in 1926 opgericht ter ere van burgemeester Huizinga. Ernaast staat de Beatrixboom van 1938. De windmolen ‘Eben Haëzer’ (Pootersdijk 4), gelegen ten zuidoosten van Terneuzen, is een ranke wit geschilderde beltmolen met een ronde bakstenen romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen van 1807 is in 1964-'65 en rond 1995 gerestaureerd. Tholen Stad, ontstaan op een dijk van de in 1223 aangewonnen Vijftienhonderd-gemetenpolder. Deze polder lag ten noorden van het al in 1212 genoemde eiland Schakerloo, waar een Brabantse tol en een kapel waren gesticht op een opgeworpen hoogte. De hoogte - met begraafplaats - {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Tholen, Binnenstad vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} is bewaard gebleven (Oudeland ong.). In 1217 kwam de helft van het gebied in handen van graaf Willem I, die aan de rand van de nieuwe polder een hofstede stichtte met een tol op de Eendracht. De naar deze tol genoemde nederzetting kreeg zelf in 1290 tolvrijdom. Begin 14de eeuw liet Jan van Beaumont Tholen versterken en rond 1366 ontving de nederzetting van Jan van Blois stadsrechten en werd een omwalling aangelegd. Zoutziederij en visserij brachten de stad midden 15de eeuw haar grootste bloei. In 1452 werd zij echter door een stadsbrand grotendeels verwoest. Ook had Tholen sterk te lijden van stormvloeden in 1511, 1530 en 1570. In 1577 kwam de stad onder Staats gezag en begin 17de eeuw volgde de versterking met zeven bastions. De verdedigingswerken raakten in de 17de en 18de eeuw ernstig in verval en werden grotendeels gesloopt na de opheffing van de vesting Tholen in 1814. In 1825 werd de oude haven van Tholen (De Kaai) gedempt en richtte men een deel van de Oude Zoute Vest in als haven. Een nieuwe vissershaven kwam hier in 1908 tot stand. Het veer over de Eendracht werd in 1928 vervangen door een brug met Noord-Brabant. In het kader van de kanalisatie van de Eendracht tot Schelde-Rijnkanaal is er aan de noordzijde in 1971 een nieuwe, hogere, brug gereed gekomen en is een oude arm van de Eendracht tot jachthaven ingericht. Tholen is na 1945 aan de noord- en zuidwestzijde uitgebreid en recent ook aan de westzijde. Tholen is een beschermd stadsgezicht. De (Herv.) O.L.-Vrouwekerk (Kerkplein 1-3) is een forse basilikale kruiskerk voorzien van een driezijdig gesloten koor met zijkoren, een dakruiter en een toren van vier geledingen met haakse steunberen en een tentdak. Aan de eind 13de eeuw gestichte kerk werd in 1404 een kapittel verbonden. De onderste twee torengeledingen stammen uit de tweede helft van de 14de eeuw. De kerk werd beschadigd bij de stadsbrand van 1452. In de tweede helft van de 15de eeuw verving men deze door de huidige, met Gobertangesteen beklede, kerk in Brabantse gotische stijl met een driebeukig schip voorzien van luchtbogen. Na het schip kwam het transept tot stand, waarvan de kruising zich naar het koor toe iets verbreedt. Het zuidportaal van het transept en het venster erboven hebben rijke traceringen, het venster met een leliemotief. Eind 15de eeuw werd de toren met twee geledingen verhoogd en de westingang vernieuwd. In de toren hangen door Alexis en Petrus Petit gegoten klokken (1761). De sacristie, de librije (zuidwestzijde transept) en het noordportaal zijn alle begin 16de eeuw {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Tholen, (Herv.) O.L. Vrouwekerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Tholen, (Herv.) O.L. Vrouwekerk (1980)==} {>>afbeelding<<} gebouwd. Aan het koor met kooromgang en drie straalkapellen werd in 1520 nog gewerkt. Vermoedelijk is toen tot een planwijziging besloten, waardoor de geplande lichtbeuk van het koor achterwege bleef en de kooromgang onvoltooid. Het gedeelte van de omgang dat eind 15de eeuw al was opgetrokken, werd in het tweede kwart van de 16de eeuw met een rechte sluiting verbouwd tot noordkoor. Het brede bakstenen zuidkoor is in opzet vermoedelijk vroeg-15de-eeuws. Het had afgebroken zullen worden bij de voltooiing van de kooromgang, maar door de planwijziging bleef het gehandhaafd. Vervolgens kreeg het twee hoge oostvensters met aankapping. Rond 1575 liep de kerk oorlogsschade op. In 1755 heeft men de gehele koorpartij afgescheiden door middel van een beschilderd schot. Bij de restauratie in 1947-'60 is dit schot vervangen. Verder is toen onder andere de toren van balustraden voorzien en is de torenspits vernieuwd. De laatste (conserverende) restauratie vond in twee fasen plaats, te weten in 1995-'96 en in 2001-'02. Inwendig is het schip uitgevoerd met natuurstenen zuilen met koolbladkapitelen. {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Tholen, R.K. kerk O.L. Vrouwe Hemelvaart, interieur (1988)==} {>>afbeelding<<} Het triforium heeft de vorm van een reeks nissen met gotische driepassen, met daarboven een omgang langs de vensters. De zijbeuken en het noordkoor worden gedekt door kruisribgewelven. Aanzetten van ribben en inkassingen in middenschip en transept tonen dat hier ook kruisribgewelven waren gepland. De huidige laat-gotische netgewelven van het middenschip moeten dateren uit de vroeg-16de-eeuwse bouwfase. Ze komen in stijl overeen met het bij de scheiding tussen transept en koor aanwezige, rijkere beeldhouwwerk van de kapitelen en de lijst onder het triforium. Het gewelf van het zuidtransept is na schade door verzakking van de traptoren vervangen door een stucgewelf, maar bij de restauratie (1960) als netgewelf hersteld. Het koor en de zuidkapel worden gedekt door houten tongewelven. Het poortje naar de sacristie dateert uit 1638. Tot de inventaris behoren een Tiengebodenbord (1581), een door Adam Hartman vervaardigde preekstoel (1648) en een (midden-17de-eeuws) doophek, beide met koperen lezenaars. Verder bevat de kerk diverse grafzerken, waaronder een rijk gebeeldhouwde steen met de liggende figuren van Guy van Blois († 1527) en Digna van Assemansbroek († 1516). De voorm. pastorie (Dalemsestraat 15) is een fors neoclassicistisch pand met middengang, gebouwd in 1890 (gevelstenen). De gasthuiskapel (Kerkstraat 15) is een laat-gotische zaalkerk met dakruiter. Het gasthuis werd in 1312 gesticht door Ewout Pietersz van Gabriee, die hiertoe zijn huis beschikbaar stelde. De aan St. Laurens gewijde kapel ontstond na de stadsbrand van 1452. Inwendig bevindt zich een houten tongewelf uit 1542. Na 1577 diende de kapel als opslag en hospitaal. In 1832 werd het complex in drie woningen verdeeld. Sinds de restauratie in 1974-'75 is de kapel in gebruik bij de Herv. gemeente. De panden Kerkstraat 9 en 13 bevatten restanten van het voorm. gasthuis. De R.K. O.L. Vrouwe Hemelvaartkerk (Markt 22) is een zaalkerk {== afbeelding Tholen, Stadhuis==} {>>afbeelding<<} met portaal en aan de zuidzijde een toren van vier geledingen met achtkantige spits. Deze neogotische kerk verrees in 1900 naar plannen van P. Snel ter plaatse van de Waalse kerk. De toren is ingebouwd door een catechisatiegebouw uit dezelfde tijd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met daarop christelijke symbolen, geschilderd naar plannen van Jac. van Gils en in 1911 uitgevoerd door A. Federle uit Kleef. Achter het hoofdaltaar bevindt zich een schildering van H. Luns. Tot de kerkinventaris behoren een neogotisch hoofdaltaar en een preekstoel (zonder klankbord) vervaardigd door M. van Bokhoven. De (Geref.) Ichtuskerk (Doelweg 7) is een moderne kerk met opengewerkte toren, gebouwd rond 1963 naar ontwerp van G. Steen en G. Tuinhof. Het voorm. stadhuis (Hoogstraat 12) werd rond 1475 gebouwd op de plaats van het oude schepenhuis. Het is een rijzig diep pand, voorzien van een met Ledesteen beklede laat-gotische scherm- {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} gevel met kantelen en daarboven een opengewerkte zeszijdige toren met spits. De acht beeldnissen met consoles en baldakijnen hebben vermoedelijk nooit beelden gehad. Op de kantelen staan wapenhoudende leeuwen. Het hardstenen trapbordes met beeldhouwwerk van Nicolaas Muts in Lodewijk XV-vormen werd in 1758 toegevoegd. Het carillon in de toren bestaat uit een klok van 1458, negen door Michael Burgerhuys gegoten klokken (1624-'27) en verschillende klokken van de firma's Eijsbouts (circa 1955) en Petit & Fritsen (1987). Het stadhuis is gerestaureerd in 1955-'57. Inwendig bevindt zich een grote hal met twee zuilen en een overwelfd voorgedeelte, dat de onderbouw van de toren vormt. Tot de inventaris behoren een beulszwaard (tweede helft 16de eeuw), een schilderij voorstellende ‘Het Laatste Oordeel’ (circa 1530) en een schilderij dat ‘Salomo's Rechtspraak’ (1618) weergeeft. De gebouwen aan weerszijden van het middeleeuwse gedeelte zijn in de 18de eeuw bij het complex getrokken. Het rechter pand (17de-eeuws) werd in 1764 aangekocht. Van het linker pand (18de-eeuws) bleef na afbraak in 1884 één travee bewaard; in dit gedeelte zetelde het kantongerecht en bevindt zich het trappenhuis. Het voorm. postkantoor (Visstraat 3) is een tweelaags hoekpand uit circa 1895 in neorenaissance-stijl. De afgeschuinde en risalerende hoekpartij is voorzien van natuurstenen hoekblokken en een trapgevel met banden en toppilaster. Woonhuizen. Tot de oudste huizen van Tholen behoren verschillende diepe huizen, waarvan slechts enkele hun 17de-eeuwse trap- of tuitgevels hebben behouden. Het in 1622 door Pieter Smytegeld gebouwde dubbelpand De Twee Stoven (Stoofstraat 5-7) heeft twee trapgevels voorzien van sier- en jaartalankers. De kruisvensters van dit in 1973 gerestaureerde pand zijn in de geveltop voorzien van geprofileerde korfbogen. Dit is ook het geval bij Kerkstraat 21/Markt 1, bestaande uit drie diepe panden met links een afgetopte tuitgevel met gevelsteen (1619), in het midden een trapgevel met halfronde beëindiging en rechts een verlaagde topgevel met kroonlijst en gevelsteen (1619). De geprofileerde korfbogen van deze gevels zijn voorzien van metselmozaïeken. Een vergelijkbare detaillering heeft het wit geschilderde pand Kerkstraat 4. Een 17de-eeuwse kern hebben ook Markt 5 (afgetopt 19de eeuw) en Markt 3 (gevel rond 1900 vernieuwd). Kerkstraat 10 is een wit geschilderd huis voorzien van een klokgevel met Lodewijk XV-details (circa 1760). Het meest voorkomend in Tholen zijn de dwarse huizen. Tot de vroegste voorbeelden met kelder en opkamer behoort het 17de-eeuwse huis Bakstraat 5. Het sterk verbouwde Huis Lichtenberg (Markt 26) bestaat uit twee haakse met lisenen gelede vleugels. Rond 1890 is een hardstenen winkelpui aangebracht en heeft men de kap gesloopt. De achtergevel bevat een stichtingssteen in Lodewijk XV-stijl (1778). In het interieur bevindt zich een zaal in Lodewijk XV-stijl met een gesneden en gemarmerde schouw en een schoorsteenstuk. Een kleinere zaal bevat boven de deur naar de salon stucwerk met alliantiewapens, in stijl passend bij het stucwerkplafond. Het forse tweebeukige huis Brugstraat 16 heeft mogelijk een oudere kern, maar kreeg rond 1760 zijn huidige aanzien met twee dakkapellen voorzien van bolvensters en frontons, alsmede een omlijste ingangspartij in Lodewijk XV-stijl. Het dubbele woonhuis Hoogstraat 13-15 werd gebouwd in 1790 en heeft attiekvensters en een pronkrisaliet in Lodewijk XVI-stijl met dubbele voordeur. Laat-18de-eeuws {== afbeelding Tholen, Postkantoor==} {>>afbeelding<<} is de ingangsomlijsting met geblokte pilasters bij Kerkstraat 18, een in opzet 17de-eeuws pand. De huizen Oudelandsepoort 15-21 tonen de sobere neoclassicistische stijl van rond 1870. Uit circa 1880 dateren enkele grote panden met (vernieuwde) en veelal gepleisterde gevels in eclectische vormen, zoals De Kogge (Botermarkt 9), Vossemeersepoort 10, Brugstraat 25 en Hoogstraat 48. Het huis Markt 9 (circa 1890) heeft een gevel met ruw gepleisterde banden en strekken. Sobere eenlaagse varianten hierop zijn Oudelandsestraat 14 (bepleistering circa 1910) en Oudelandsestraat 43. Een goed voorbeeld van chaletstijl is het dubbelpand Markt 13-15 (circa 1910). Uit dezelfde tijd zijn de kap met sierspant van Oudelandsestraat 2 en de dakkapel met sierspant van Oudelandsestraat 41. Voorbeelden van rond 1910 gebouwde huizen met mansardedak, versierd met windveren en veelal opgetrokken in kalkzandsteen, zijn Wal 1-5, 13-17 en 27-29. Rond 1900 werd ook buiten de wallen gebouwd. Hier verrezen vrijstaande villa's, zoals de in 1903 voor burgemeester J.W. Wagtho gebouwde gepleisterde villa Ostrea (Hertenkamp 3) met chaletstijl- en jugendstil-vormen. Dezelfde invloeden vertoont de villa Nieuw Molenvliet (Oudelandsepoort 26), gebouwd in 1909 naar ontwerp van G. Boeschoten voor J.M. Wagemaker. Vrijwel identiek zijn de villa's Zuid Oudaan 1-3 (circa 1910) met jugendstil- en chaletstijl-details. Jugendstil-details, zoals een portiek met hoefijzerboog, vertoont ook 't Ouwe hus (Grindweg 25) uit 1913. Met rationalistische details uitgevoerd is het dubbele huis Hoogstraat 34-36 (circa 1915) en expressionistische details hebben de huizen Molenvlietseweg 46-52 (circa 1925) en de hoekwoning Oudelandsepoort 2. Goede voorbeelden van middenstandswoningen uit circa 1930 zijn Grindweg 2-26. In zakelijk-expressionistische vormen opgetrokken zijn de huizen Bolwerk 9 (1925), Wal 31 en Slachtveld 9. Een traditionalistische vormgeving vertonen de huizen Hofstraat 21-31 (circa 1930), met boven de doorgang een historiserend klokgeveltje. {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Tholen, Boerderij Stadszicht==} {>>afbeelding<<} Winkels. Het eenlaagspand Botermarkt 11 heeft een mogelijk 17de-eeuwse kern. Achter de 19de-eeuwse ingangsomlijsting bevindt zich een 19de-eeuwse winkelbetimmering. Het forse woon- en winkelpand Botermarkt 1 werd in 1894 gebouwd in rijke neorenaissance-stijl naar ontwerp van P.A.A. van Rhee voor wijnhandelaar C.A. van der Burght. Bij het 18de-eeuwse pand Markt 7 is de gevel ooit verhoogd met een derde bouwlaag en heeft men rond 1900 een eclectische winkelpui ingebracht. Een soberder variant hierop is de winkelpui van Dalemsestraat 3-5 en een rijkere winkelpui in eclectische stijl is die van Hoogstraat 32 (circa 1910). Opmerkelijk is het pand Kerkstraat 14-16 (circa 1910) met een verdieping omlijst door lisenen met neorenaissance-details en een winkelpui met geglazuurde stenen en jugendstil-vormen. Het dubbele huis Dalemsestraat 18-20 heeft een ranke winkelpui in jugendstil-vormen (circa 1915). Iets strakker van vorm is de vergelijkbare winkelpui van Bebouwdendam 8 (circa 1915). Het brede 19de-eeuwse pand Markt 17-19 heeft een winkelpui uit circa 1920. Kenmerkend jugendstil-materiaalgebruik vertoont de winkelpui van Dalemsestraat 30 (circa 1920). Windmolen ‘De Hoop’ (Oudelandsepoort 25) staat op het westelijk bolwerk en is een ronde stellingmolen met een zeer hoge, gewitte stenen romp. Deze in opdracht van de stad gebouwde korenmolen verving in 1736 een standerdmolen. Rond 1860 eeuw heeft men de molen verhoogd omdat de windvang door hoge bomen op de wal werd gehinderd. De laatste restauratie dateert uit 1984-'86. De voorm. zoutkeet (Contre Escarpe 1) is een grote loods met afgewolfd, laag aflopend zadeldak, waar tot 1901 zout werd geraffineerd. Een steen herinnert aan de stichting door Jan van Manen en Anthoni van Beynen in 1765. Het voorm. stoomgemaal ‘'t Ouwe Gemaal’ (Gemaalweg 26) is een T-vormig gebouw van 1906 en was in gebruik tot het gereedkomen van het nieuwe gemaal ‘De Eendracht’ in 1957. Het trafohuisje (Molenvlietsestraat 1) is een klein blokvormig pand met tentdak, gebouwd rond 1930 naar plannen van C.W.B. Keller voor de P.Z.E.M. Straatmeubilair. Op de Markt staat een hardstenen stadspomp in Lodewijk XV-stijl, vervaardigd in 1758 door Nicolaas Muts. Verder bevinden zich op de Markt een rond 1920 opgetrokken achtzijdige muziektent met bakstenen onderbouw en een tentdak op houten staanders, en een recentelijk opgeknapte eind-19de-eeuwse dubbele houten travalje voorzien van een zadeldak met windveren en makelaar. Verdedigingswerken. Van het na 1603 aangelegde nieuwe vestingstelsel met zeven bastions zijn nog delen van de wallen en grachten behouden, inclusief vier bastions. Ten tijde van de opheffing van de vesting Tholen in 1814 was reeds aan de zuidzijde een deel omgevormd tot een ‘slingerbos’ (landschappelijke bosaanleg) en in 1835 kwam hier een stadsplantsoen (huidige Bosstraat) tot stand naar ontwerp van A. Moens van Blois, griffier van de rechtbank in Zierikzee. Tussen 1844 en 1888 werden - als werkverschaffingsproject - de wallen geslecht en werd de zogenoemde Zwitserse wandeling gerealiseerd, een aanleg met geaccidenteerde delen naar plannen van P. Schuppens. Vanaf het eind van de 19de eeuw begon men met bebouwing, Oudelandsestraat (na 1870), de Bosstraat (eind 19de eeuw en 1904), Cromvliet (na 1894), Kruittorenstraat (eind 19de eeuw), Bolwerk en Plantagestraat (na 1930). De Alg. begraafplaats (bij Grindweg 45), aangelegd rond 1830, heeft een smeedijzeren ingangshek met hekpalen bekroond door gietijzeren vazen. In de as van het oude gedeelte liggen twee grafkelders voor de families Wagtho (vanaf 1858) en Van der Burght. Verder zijn er diverse grote, schuin oplopend op grafkelders geplaatste zerken uit het begin van de 20ste eeuw. Boerderijen. In de omgeving van Tholen liggen verschillende interessante boerderijen. De langhuisboerderij Kettinghoeve (Kettingdijk 5) - met in de voorgevel het opschrift ‘'t Huys Vermuyden’ - heeft een 17de-eeuws, deels onderkelderd, woongedeelte. De achterliggende dwarsdeelschuur is met riet gedekt. De uit 1768 (jaartalankers) daterende boerderij Plantage (Mosselhoekseweg 6) heeft in de topgevel - vermoedelijk oorspronkelijk een trapgevel - een wapensteen en kruisvensters met korfbogen. Uit circa 1880 dateren de sobere neoclassicistische woonhuizen van de boerderijen Mosselhoekseweg 7 en Cereshof (Ceresweg 2). Luchtenburgseweg 1 is een boerderij uit 1900 met een groot villa-achtig woonhuis voorzien van neoclassicistische details. De boerderij Stadszicht (Luchtenburgseweg 4) heeft een zeer opvallend woonhuis uit 1909 (gevelsteen) naar een jugendstil-ontwerp van J. Key. {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} Dit eenlaags woonhuis is voorzien van een achtzijdige hoektoren met topgevels en een dakruiter. De in geglazuurde baksteen opgetrokken gevels zijn gedecoreerd met kleurig siermetsel- en tegelwerk. Veere Kleine stad, waarschijnlijk ontstaan in het derde kwart van de 13de eeuw bij het veer naar Campen op Noord-Beveland (Kamperland). Naar deze veerverbinding kreeg het de naam Campveere, of kortweg Veere. Ze lag echter nog in de ambachtsheerlijkheid Zanddijk, waarvan ze in 1348 als zelfstandige parochie werd afgescheiden. Uit die tijd stamt de eerste ommuring, die rond 1500 werd uitgebreid met een zeefortificatie. De haven werd in die tijd voorzien van een kade waaraan de belangrijkste koopmanshuizen werden gebouwd. Veere kwam tot grote bloei door de haringvangst en de handel met Schotland. Het huwelijk van Wolfert VI van Borssele in 1444 met Maria Stuart, dochter van de Schotse koning Jacobus I, speelde daarbij een belangrijke rol. Midden 16de eeuw werd Veere officieel een Schotse stapelplaats en tevens zetel van de Zeeuwse Admiraliteit. Bovendien werd Veere in 1555 verheven tot markizaat. Nadat de stad in 1572, bij het begin van de Opstand, in het Staatse kamp was gekomen, legde men eind 16de eeuw rond de stad nieuwe vestingwerken aan met vijf bastions. In 1812-'13 breidden de Fransen de verdedigingswerken aan de landzijde uit tot de ‘Vest van Veere’. De al rond 1700 ingezette economische recessie werd in Veere versterkt door het opheffen van de vesting in 1866. Dit leidde tot een forse bevolkingsafname met leegstand, afbraak van huizen en verpaupering als gevolg. Enig soelaas bracht de aanleg van het Kanaal door Walcheren (1867-'73), dat aan de zuidoostzijde van de stad een sluizencomplex kreeg. Begin 20ste eeuw werd Veere ontdekt door kunstenaars en een halve eeuw later door de toeristen. De oude haven van Veere is nu ingericht als jachthaven aan het door de Deltawerken ontstane Veerse Meer. Veere is een beschermd stadsgezicht. De voorm. (Herv.) O.L.-Vrouwekerk (Oudestraat 26) [1] is een forse, in natuursteen uitgevoerde, driebeukige basilikale kruiskerk met driezijdig gesloten koor, dito zuiderzijkoor en een onafgebouwde {== afbeelding Veere 1(Herv.) O.L.-Vrouwekerk (zie p. 243) 2Waterput met cisterne (p. 245) 3Geref. kerk (p. 246) 4R.K. kerk O.L.-Vrouwe ter Sneeuw (p. 246) 5Godshuis (p. 246) 6Vrijmetselaarsloge (p. 246) 7Walmuren (p. 246) 8Campveerse toren (p. 246) 9Zuidhavenpoort (p. 246) 10Stadhuis (p. 246) 11Openbare lagere school (p. 247) 12Schotse Huizen (p. 247) 13Zakkendragershuisje (p. 250) 14windmolen De Koe (p. 250) ==} {>>afbeelding<<} toren van twee geledingen met haakse steunberen, twee traptorens en een koepeldak. In 1332 werd op deze plek begonnen met een kerk die in 1348 werd verheven tot parochiekerk, gewijd aan O.L. Vrouwe ter Sneeuw. Delen van het koor kunnen uit die tijd dateren. In de loop van de 15de eeuw werd dit koor vergroot tot een driebeukig hallenkoor (waarvan twee beuken resteren). Omstreeks 1470 werd aan de kerk een kapittel verbonden. Mogelijk onder leiding van Evert Spoorwater begon men aan de uitvoering van een ambitieus bouwplan in laat-gotische stijl. Het werk kwam in 1479 onder leiding van Anthonis Keldermans en in 1512 van diens zoon Rombout. De slechts gedeeltelijk voltooide toren bereikte in 1520 de huidige hoogte. Het driebeukige schip met de kapellen aan beide zijden en het transept met de forse opengewerkte dakruiter werden waarschijnlijk tussen 1500 en {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Veere, Binnenstad vanuit het oosten==} {>>afbeelding<<} 1520 voltooid. Aan de oostzijde van het transept bevinden zich twee veelhoekige traptorens en een sacristie. Gebrek aan voldoende financiële middelen verhinderden de bouw van een groots opgezet koor en men beperkte zich tot de verbetering van het bestaande, iets uit de as van de rest van het gebouw staande, hallenkoor door aan de oostzijde van het middenkoor een provisorische kooromgang te maken (gereed 1543). Na de Reformatie in 1572 werd het middenschip als protestantse kerk in gebruik genomen en het transept als wandelkerk. Het noordkoor diende vanaf 1614 als Schotse kerk. In 1686 brandden schip en transept uit, waarbij de gewelven en de dakruiter verloren gingen. Bij het herstel verdwenen de topgevels van het transept {== afbeelding Veere, (Herv.) O.L. Vrouwekerk (1994)==} {>>afbeelding<<} {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Veere, (Herv.) O.L. Vrouwekerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} en kreeg de toren zijn huidige bekroning. Midden- en zuidkoor - bekend als de Kleine Kerk - werden in 1686 ingericht als Waalse en Lutherse kerk en dienden vanaf 1800 als Hervormde kerk; het noordkoor werd van 1800 tot de afbraak in 1832 als Lutherse kerk gebruikt. In 1809 leed het gebouw schade bij beschietingen door de Engelsen. In 1811 richtten de Fransen het schip en transept in als militair hospitaal, waartoe vier houten verdiepingsvloeren werden ingebracht en de ramen werden uitgebroken en ingevuld met metselwerk en kleine vensters. Na de Franse tijd is het gebouw ook nog als provinciaal bedelaarsgesticht en opnieuw als hospitaal in gebruik geweest. Rond 1900 zijn de verdiepingsvloeren weer verwijderd. Na een lange periode van leegstand heeft men de kerk als cultureel centrum ingericht na de restauratie in de jaren tachtig van de 20ste eeuw. De Kleine Kerk is in 1950 gerestaureerd. Inwendig hebben schip en transept ronde zuilen met koolbladkapitelen. De zijbeuken en de kapellen waren met kruisribgewelven gedekt; de voor de hoofdbeuk en het transept ontworpen stergewelven zijn nooit uitgevoerd. Het triforium, nog aanwezig in het transept, bestaat uit een balustrade gevat in de doorgetrokken raamnissen. Tot de inventaris van de Kleine Kerk behoort voornamelijk 17de-eeuws meubilair, waaronder een preekstoel, doophek, herenbank en twee lezenaars. Het grafmonument met obelisk voor Jan van Miggrode († 1627), pastoor en later predikant te Veere, is in 1771-'72 vervaardigd door Heinrich Schweitzer met brokstukken van de oorspronkelijke grafzerk. Het in 1855 door H.D. Lindsen voor de R.K. kerk te Sassenheim gebouwde orgel werd - na een verblijf in Middelburg - in 1928 te Veere geplaatst. Het kerkhof is in 1834 gesloten. De ringmuur rond het kerkterrein dateert van 1813. Aansluitend op de gemetselde hekpijlers van de toegang tot het terrein staat de voorm. portierswoning (Oudestraat 28) uit circa 1813. Vlakbij de kerk bevindt zich een waterput met cisterne (Oudestraat ong.) [2]. In deze {== afbeelding Veere, Waterput met cisterne (1993)==} {>>afbeelding<<} {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Veere, Campveersetoren==} {>>afbeelding<<} in 1541-'43 mede voor de Schotse wolhandelaren gebouwde cisterne werd via loden pijpen onder de straat het water van het kerkdak opgevangen. Mogelijk naar ontwerp van Keldermans werd de put in 1551 overdekt door een laat-gotisch achtzijdig natuurstenen gebouw met tentdak en een straalgewelf met natuurstenen ribben. Aan één van de drie gesloten zijden is het wapen van Veere aangebracht. De vijf open zijden hebben Tudorbogen op slanke zuilen. In 1968 en 2000 is het bouwwerk gerestaureerd. Overige kerken. Uit 1905 dateert de voorm. Geref. kerk (Kaai 53) [3], een in de straatwand opgenomen zaalkerk voorzien van rondboogvensters. De voorm. R.K. kerk O.L.-Vrouwe ter Sneeuw (Kaai 33) [4] is een kleine zaalkerk uit 1912, voorzien van spitsboogvensters en een houten dakruiter met luidklokje. In 1968 is het kerkje gesloten en tegenwoordig als winkel in gebruik. Het godshuis (Kerkstraat 7) [5], een wit gepleisterd driebeukig pand met lijstgevels, kreeg in 1819 het huidige aanzicht. De oorsprong van het pand gaat mogelijk terug tot de 14de eeuw. In 1580 kwam het aan burgemeester Van Reygersbergh, wiens dochter trouwde met Hugo de Groot. In de 17de en 18de eeuw waren het patriciërshuizen. Van 1819 tot 1972 was het geheel in gebruik als gasthuis. Van 1976 tot 1996 diende het als gemeentesecretarie en sinds 1997 is het een particulier kantoor. De voorm. Vrijmetselaarsloge ‘l'Enfant de la Vertu’ [6] bevond zich van 1789 tot 1828 in het pand Kaai 47, dat samen met het naastgelegen Kaai 49 achter één 19de-eeuwse lijstgevel is gebracht. Verdedigingswerken. Restanten van de rond 1500 aangelegde zeefortificatie zijn de walmuren [7] vanaf het Oranjebolwerk tot aan het Noorderhavenhoofd en vanaf het Blauwhoofd bij de Zuidhavenpoort tot aan de ingang van het Kanaal door Walcheren. Uit dezelfde tijd dateert de Campveerse toren (Kaai 2) [8], een halfronde op de walmuur gebouwde verdedigingstoren met natuurstenen speklagen. Sinds 1540 bezit de toren de functie van stadsherberg. Bij de restauratie in 1950 zijn het hoge dak en de top van de met pinakels versierde trapgevel aan de stadszijde weer aangebracht. Aan de oostzijde bevindt zich een langgerekte vleugel, die in 1738 is aangebouwd op een gedeelte van de oude walmuur. Aan de zeezijde is het muurwerk opgebouwd uit lagen baksteen afgewisseld met lagen natuursteen en voorzien van een overbouw op een gemetseld rondboogfries. Aan de stadszijde bevindt zich een rondboogdoorgang met natuurstenen omlijsting. De in 1916 ingrijpend gerestaureerde Zuidhavenpoort (Kaai 4) [9] grenst aan de Campveerse toren en geeft toegang tot het Havenhoofd. Aan de havenzijde heeft het gebouw een laat-18de-eeuwse gevel met korfboogvormige doorgang. De stadszijde werd in 1738 gewijzigd. Drie bastions van de eind 16de eeuw aangelegde vestingwerken aan de zuid- en westzijde van de stad zijn nog goed te herkennen, met name het bastion waarop windmolen De Koe is geplaatst. Eveneens herkenbaar is de structuur van de door de Fransen in 1812-'13 aan de landzijde van de stad gebouwde vestingwerken met bastions, tussenliggende wallen en veste naar ontwerp van kapitein Maintenay. Het stadhuis (Markt 5) [10] is een rijzig, onderkelderd pand met een slanke traptoren aan de achterzijde. Naar ontwerp van Evert Spoorwater werd in 1474 begonnen met de bouw van dit laat-gotische stadhuis, voorzien van een basement en zijgevel van Gobertangesteen en een voorgevel van Ledesteen. De voorgevel is rijk uitgevoerd met arkeltorentjes en kruiskozijnen met korfbogen en gotische traceringen. Beeldnissen met baldakijns bevatten beelden van de heren en vrouwen van Veere. De huidige zijn replica's {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} uit 1934 van L.O. Wenckebach. De originele beelden uit 1517 van Michiel Ywijnsz. bevinden zich in het museum De Schotse Huizen. De Vlaamse gevels zijn later aangebracht - mogelijk rond 1600 - in plaats van een gotische borstwering. Het huidige hardstenen bordes in Lodewijk XIV-stijl is van 1749; de oorspronkelijke ingang bevond zich in de rechter travee naast de huidige ingang. De natuurstenen traptoren tegen de bakstenen achtergevel werd na 1591 gedeeltelijk afgebroken en tussen 1594 en 1599 voorzien van de huidige bovenbouw met balustrade, klokkenstoel en ui-vormige spits, ontworpen door Adriaen de Muer. Onder de balustrade bevinden zich kariatiden vervaardigd door Hans Halewijn; de smeedijzeren bekroning en windvaan zijn van Hans Muller. In de toren hangen een door Pieter van den Ghein II gegoten uurklok (1594) en een carillon met zeventien klokken van Pieter van den Ghein VI (1735) en negen klokken van Andreas van den Ghein (1790). De indeling van het stadhuisinterieur dateert grotendeels van 1699, toen de vierschaar werd vergroot. De daar geplaatste gotische schouw met betimmering van 1586 heeft men in 1699 in dezelfde trant uitgebreid. De hal is voorzien van een eenvoudige betimmering van 1701. De deurknoppen zijn een geschenk van koning-stadhouder Willem III, markies van Veere. De raadzaal op de verdieping bevat een schouw met gotische wangen en een boezem uit 1696 met een portret van Willem III door Johan van Haensberg. Ook in de secretarie is een gotische schouw aanwezig. De voorm. openbare lagere school (Kerkstraat 6) [11] is een drieklassige gangschool uit 1883 met neorenaissance- en chaletstijl-details. De zogeheten Schotse Huizen (Kaai 25-27) [12] zijn de belangrijkste Veerse woonhuizen en zijn sinds 1950 samen in gebruik als museum. Het huis 't Lammeken (Kaai 25) werd rond 1539 gebouwd voor Joos Oliviers, koopman van Schotse origine, schepen en later burgemeester van Veere. Dit onderkelderde diepe huis heeft een laat-gotische natuurstenen trapgevel met overhoekse toppinakel, sierankers en kruisvensters voorzien van korfbogen {== afbeelding Veere, Stadhuis (1979)==} {>>afbeelding<<} met gotisch traceerwerk. De bogen boven de deur en onderste vensters worden bekroond door een beeldje. Boven de ingang zit een gevelsteen met de voorstelling van een lam. In 1907 werd het huis eigendom van de Staat, waarna in 1910 een ingrijpende restauratie plaatsvond. In 1920 werd het huis als expositieruimte verhuurd aan de bewoners van het naastgelegen huis en maakte men een doorgang tussen beide huizen. In 1948-'49 zijn verschillende wijzigingen in het interieur aangebracht ten behoeve van de museumfunctie. Tegen de achtergevel bevindt zich een in 1908-'09 met gebruikmaking van vrijgekomen materiaal herbouwde traptoren. De voorgevel is in 1975-'76 gerestaureerd. Het classicistische poortje dat naar het achterterrein leidt, dateert uit circa 1650. Het buurhuis In den Struys (Kaai 27) heeft een in oorsprong 15de-eeuwse kelder. Rond 1539 werd het huis aangepast aan de nieuwbouw van het buurpand. Dat werk werd gestaakt en pas in 1561 (gevelsteen) in gewijzigde vorm voltooid in opdracht van de Schotse eigenaar Jacob Couper. De laat-gotische natuurstenen gevel heeft eveneens korfbogen met traceerwerk boven de vensters. Het zandstenen poortje naar het achterterrein dateert uit circa 1620. De schuifvensters en de ingangspartij zijn rond 1790 aangebracht. Een gevelsteen toont een dodo (geen struisvogel zoals de naam van het huis doet vermoeden). In 1789 kreeg {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Veere, Schotse Huizen==} {>>afbeelding<<} het huis officieel de bestemming van Natiehuis van de Schotse gemeenschap. Bij de daarop volgende verbouwing van het interieur heeft men de 16de-eeuwse indeling van het huis gewijzigd met een gang naar de achterkamer langs de voorkamer. Na de opheffing van de Schotse stapel in 1799 werd het huis een kledingen wapenmagazijn van het garnizoen. In 1824 heeft men de kap vernieuwd en de trapgevel vervangen door de huidige kroonlijst. In 1947 kwam het huis aan de Staat, waarna de verbouwing tot museum volgde. Woonhuizen. In de binnenstad van Veere staan overwegend diepe huizen met afwisselend 17de-eeuwse trapgevels en 18de-eeuwse lijstgevels. Daarnaast is er een klein aantal dwarse eenlaagspanden, hoofdzakelijk uit de 18de en 19de eeuw. Achter een deel van de 17de- en 18de-eeuwse gevels gaat een 16de-eeuwse kern schuil. Veel panden zijn in de 19de eeuw vereenvoudigd of zelfs verlaagd. Het huis Markt 7, volgens de jaartalankers gebouwd in 1579, heeft een 17de-eeuwse trapgevel met overhoekse toppinakel en natuurstenen banden en hoekblokken. De achtergevel is grotendeels in hout uitgevoerd. Bij een ingrijpende restauratie in 1938 (gevelsteen) kreeg het pand weer het 17de-eeuws aanzicht. Ook de panden Markt 2-4 zijn bij ingrijpende restauraties in 1946 en 1954 in 17de-eeuwse vorm hersteld met een trapgevel met overhoekse toppinakel. Markt 2 bezit een houten pui met gesneden consoles en houten puibalk ter ondersteuning van de uitkragende verdieping. Een restant van een vergelijkbare pui bevindt zich bij De Gulden Garnaele (Markt 3), waarvan de verdiepingen rond 1900 zijn gesloopt. Uit 1611 dateren het smalle pand Fortuna (Kaai 31) en Kaai 29, dat in 1878 een nieuwe pui kreeg in opdracht van slager E. Bonnet. Van 1906 tot 1994 heeft dit pand als postkantoor dienst gedaan. De rode metalen brievenbus herinnert hier nog aan. In den Coerenblom (Kaai 57) uit circa 1630, vroeger de Rederijkerskamer, is voorzien van een trapgevel met ontlastingsbogen, natuurstenen banden en waterlijst en een gevelsteen met de huisnaam. Enkele kleinere panden met een trapgevel zijn: Vanouds De Spaerpot (Kaai 91), met op de deuromlijsting het jaartal ‘1582’ geschilderd, Kaai 59, Kaai 101 (gepleisterd), Kraanstraat 4 (gepleisterd), Markt 31 en Kaai 107, beide voorzien van een 18de-eeuwse deuromlijsting met gesneden deurkalf. Voorbeelden van panden met een tuitgevel zijn Den Ghulden Hooren (Kaai 51), deels voorzien van natuurstenen banden, Kapellestraat 5 uit circa 1600 (eind 19de eeuw vernieuwd) en Kapellestraat 7 uit 1607 (gerenoveerd 1967). Het pand De Roose (Markt 9) heeft een verlaagde tuitgevel met natuurstenen band en hoekblokken. De stenen kruiskozijnen zijn naar 17de-eeuwse model hersteld. Het in 1966 gerenoveerde huis Baljuwstraat 1 heeft een topgevel in gele baksteen met, waarschijnlijk bij een verbouwing verplaatste, jaartalankers. De rond 1570 gebouwde, maar in de 18de of 19de eeuw gewijzigde huizen Kaai 75-83 zijn diepe tweelaags panden met eenvoudige neoclassicistische deuromlijstingen en veelal een vanaf de straat toegankelijke kelder. Het huis De Mereminne, thans ‘In 't Roode Cruys’ (Kaai 75) heeft een ingekorte, ingezwenkte topgevel. Het uit 1572 daterende huis De Houttuin (Kaai 77) toont op de verdieping banden van rode baksteen in lichtgeel metselwerk. Aan de achterzijde is het pand gedateerd ‘1614’. Het huis Den Spieghel (Kaai 81) uit 1574 is voorzien van een tuitgevel met vlechtingen en het pand Kaai 83 heeft een afgeknotte trapgevel met waterlijst en decoratieve natuursteen blokken. Andere voorbeelden van in opzet 17de-eeuwse panden zijn In den Dolfijn (Markt 32) uit 1616 en De Pellicaan {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} (Markt 34) uit 1629, met rechts een poortje uit 1651. Oudestraat 21 is een diep pand uit 1663 met banden en ontlastingsbogen van rode baksteen in het gele metselwerk. Opvallend is het 18de-eeuwse gesneden deurkalf met twee bazuinblazende engelen. Het Moriaenshooft (Kaai 89) heeft een 18de-eeuwse gepleisterde, maar in opzet 16de-eeuwse puntgevel met schuifvensters. Inwendig bevinden zich samengestelde balklagen en een van elders overgebrachte monumentale midden-18de-eeuwse schouw. In opzet oudere panden met een 18de-eeuwse ingezwenkte lijstgevel zijn het tweelaagse huis De Goutsbloeme (Markt 22), in oorsprong uit 1570, en het eenlaagspand Kaai 99, oorspronkelijk uit 1540; beide hebben gevels met natuurstenen aanzetvoluten. Verder het pand Den Vogel Fenix (Markt 30) uit 1621, met een rond 1960 herstelde ingezwenkte lijstgevel, en het gepleisterde dubbelpand Kaai 63, met links een 18de-eeuwse ingezwenkte lijstgevel en rechts een sterk {== afbeelding Veere, Woonhuizen Markt 2-4==} {>>afbeelding<<} gerestaureerde 17de-eeuwse trapgevel. Die laatste draagt de jaartalankers ‘1738’ en bevat een replica van een gevelsteen uit 1649 met de voorstelling van een zakkendrager. Van dit huis stammen onder meer de kelders met tongewelven, de balklagen en een terracotta oeil-de-boeuf uit de 17de eeuw. Het huis 't Bordeaux Oxhooft (Kaai 23) heeft een gepleisterde ingezwenkte lijstgevel en links een overbouwde gang. De deuromlijsting is uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl. Het in opzet 17de-eeuwse huis St. Maerten (Kaai 13) heeft een versierde hardstenen plint en een deuromlijsting met fraai gesneden gebogen houten kalf in Lodewijk XV-stijl. Ernaast staat een gebeeldhouwd zandstenen poortje in maniëristische stijl met in cartouches op de posten het jaartal ‘1613’. De diepe huizen De Mutse en de Zevensterre (Kaai 15-17) zijn in de 18de eeuw achter één geprofileerde lijstgevel gebracht en voorzien van een classicistische deuromlijsting. Een gevelsteen met tekst herinnert aan het feit dat de notaris en schrijver Adriaen Valerius hier heeft gewoond (in het plantsoen aan de Oliemolenstraat staat een door M. Andriessen in 1979 vervaardigd bronzen standbeeld van Valerius). Een 18de-eeuwse lijstgevel hebben verder de huizen 't Waterschip (Kaai 19), Kaai 39, Den Nobel (Kaai 45), Den Gouden Leeuw (Markt 10; gepleisterd) en Het wapen van Oostenrijck (Kaai 21; geverfd) met links een bijgetrokken gang en fraaie deuromlijsting in Lodewijk XV-stijl. Voorbeelden van 18de-eeuwse brede herenhuizen zijn De Oude Pastorie (Markt 35) uit 1778 en De Courtouwe, thans ‘Het Rooster’ (Kapellestraat 25). Omstreeks 1850 ontstond het gepleisterde herenhuis Markt 6 door uitbreiding van een ouder, mogelijk 17de-eeuws, huisje (linkerdeel). Het Schaffershuis (Oudestraat 51) is een gepleisterd diep eenlaagspand met een omlijste ingang. Het was het woonhuisgedeelte van het Veerse stadstimmerhuis. In 1857 heeft men de bijbehorende werkplaats afgebroken en de kap van het woonhuis vernieuwd. De achterkamer, oorspronkelijk keuken, heeft een 18de-eeuwse betimmering. Andere voorbeelden van 18de-eeuwse eenlaagspanden zijn Oudestraat 23 en Oudestraat 25. Van iets jongere datum zijn de eenvoudige dwarse eenlaagspanden Warwijcksestraat 9-15 en Oudestraat 53-55, een gepleisterd woonhuis met bedrijfsgedeelte. Het dubbelpand Warwijcksestraat 10 is een woonhuis met werkplaats uit circa 1800. Het onderkelderde en later verlaagde diepe huis Markt 8 heeft een gepleisterde lijstgevel en vensters met een opvallende roedenverdeling uit circa 1840. De rond 1890 gebouwde arbeiderswoningen Oliemolenstraat 4-12 zijn geplaatst onder een doorlopend zadeldak. De dakkapellen zijn later aangebracht. Uit circa 1900 dateren de woningen Oliemolenstraat 2, het complex Oudestraat 16-24 en het als woon- en winkelpand gebouwde Kapellestraat 14. Het café-restaurant ‘Magasin d'Ouwe Werf’ (Bastion 2) is een wit {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Veere, Windmolen De Koe==} {>>afbeelding<<} gepleisterd pand met lage verdieping, gebouwd rond 1840 op de plaats van de oude stadsscheepswerf. Pakhuizen. Het nu als woonhuis in gebruik zijnde pand Simon Oomstraat 3 is het voorm. pakhuis Cromhout uit 1610. De trapgevel is voorzien van een toppinakel, waterlijsten en banden van natuursteen. Het later van een kroonlijst voorziene pakhuis Kaai 43 is op twee gebeeldhouwde cartouches gedateerd ‘1641’. Het zakkendragershuisje (Kaai 41) [13], een smal pand met (gerestaureerde) trapgevel, was in de 17de eeuw in gebruik bij het zakkendragersgilde en heeft nadien als stadsgevangenis en magazijn gediend. De voorm. smederij Warwijcksestraat 19 is een van oorsprong vroeg-18de-eeuws dwars pand met een houten travalje aan de straatzijde. Windmolen ‘De Koe’ (Warwijcksestraat {== afbeelding Veere, Sluismeesterswoning==} {>>afbeelding<<} 16) [14] dateert uit 1909. Deze op een bastion geplaatste ronde stellingmolen heeft een deels wit geverfde bakstenen romp en een met zink gedekte kap. Ingemetselde gevelstenen, waarvan één met het wapen van Veere en één met het jaar 1736, herinneren aan de in 1909 afgebrande voorganger, een bakstenen grondzeiler. Bij de restauratie rond 1975 is de korenmolen beneden als woning ingericht. Het voormalige molenaarshuis (Warwijcksestraat 4) was oorspronkelijk ook weegstation en pakhuis. Het sluizencomplex in het Kanaal door Walcheren, aangelegd in 1867-'73, bestaat uit een recent geheel gerenoveerde grote sluis, voorzien van gebogen ijzeren puntdeuren, een rond 1910 gerenoveerde kleine schutsluis (bij Kanaalweg Westzijde 16) en de Oostersluis (bij Kanaalweg Oostzijde 7), een tegelijk met de uitvoering van de kanaalwerken aangelegde uitwateringssluis. Bij de sluizen staan verschillende dienstwoningen en loodsen, waaronder de sluismeesterwoning (Kanaalweg Westzijde 7) en een wachthuis met sluismeesterkantoor (Kanaalweg Westzijde 9), gebouwd in 1879 en rond 1910 voorzien van een vakwerktopgevel. Verder zijn er de dienstwoningen (Kanaalweg Westzijde 2-6 en 8-12) van 1872. Deze zijn via een eenvoudige laat-19de-eeuwse ijzeren voetgangersbrug (bij Kanaalweg Westzijde 6) verbonden met de kanaaldijk. In vakwerk opgetrokken is de voorm. mijnenloods (Kanaalweg Westzijde 5) uit circa 1910. Aan de oostzijde van het kanaal kwam in 1916 in opdracht van de Koninklijke Marine een gebouwencomplex tot stand. Het mijnenmagazijn (Kanaalweg Oostzijde 5) is een geheel in monoliet gewapend beton opgetrokken grote driebeukige hal met verhoogde middenbeuk. Verder zijn er een E-vormige, in gewapend beton uitgevoerde, aanlegsteiger en een betonnen kantinegebouw (Kanaalweg Oostzijde 3). Zanddijk. Dit kleine dorp ten zuiden van Veere is ontstaan rond 1150 bij een kruising van oude doorgaande wegen en de oudste voorganger - een mottekasteel - van het rond 1572 verwoeste kasteel Sandenburgh van de heren van Borssele. De oude Alg. begraafplaats (bij Zanddijkseweg 2) heeft een gietijzeren toegangshek en enkele laat-19de-eeuwse graven. Oorspronkelijk was dit het kerkhof van de in 1572-'74 verwoeste middeleeuwse kerk van Zanddijk, dat in 1834 als begraafplaats voor Veere en Zanddijk in gebruik werd genomen. Voorbeelden van laat-17de- en 18de-eeuwse woonhuizen zijn de eenvoudige dwarse panden Veerseweg 36-42, het huis Veerseweg 52, met deels gecementeerde gevels, en het hoekpand Veerseweg 54 met werkplaats. Het rond 1905 gebouwde dwarse huis Veerseweg 48 is voorzien van neorenaissance-details. De boerderij Veerseweg 31 bestaat uit een houten dwarsdeelschuur uit 1894 en een dwars woongedeelte uit 1905. Vlissingen Stad, ontstaan in de 12de eeuw op een kreekrug aan de monding van een kreek, die een landinwaarts gelegen nederzetting (Oud-Vlissingen) bij een reeds in 1235 genoemde kerk met de Schelde verbond. Ten oosten van deze kreek ontwikkelde zich bij een aldaar nieuw gestichte kerk de nederzetting Nieuw-Vlissingen. In 1294 kwam dat dorp in bezit van graaf Floris V en vervolgens liet graaf Willem III tussen 1304 en 1308 een langgerekte haven graven die de nederzetting in tweeën deelde. De bijbehorende spuikom met getijdenmolen (Spuistraat) diende voor het ‘doorspoelen’ van de haven. Vlissingen kreeg in 1315 (beperkte) stadsrechten en in 1477 hoge jurisdictie. Tot het begin van de 15de eeuw ontwikkelde de stad zich als handels- en visserplaats aan weerszijden van de haven. In 1443 vond een uitleg aan de zuidoostzijde plaats met de aanleg van de Engelse Haven (de huidige Vissershaven). De eerste omwalling, die in 1489 tot stand kwam in opdracht van hertog Philips de Schone, is nog herkenbaar in het beloop van de Walstraat. Maximiliaan van Bourgondië had een belangrijk aandeel in de uitbreiding van de stad rond het midden van de 16de eeuw. In 1548 verrees aan de westzijde van de haveningang een groot stenen bolwerk. Het gebied van een onvoltooid gebleven dwangburcht, die door de Spanjaarden ten oosten van de stad was aangelegd, werd na {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, Binnenstad vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} 1572 - toen de stad de zijde koos van prins Willem van Oranje - gebruikt voor een planmatige uitleg van de stad met een rechthoekig stratenstelsel (Palingstraat e.o.). Tussen deze stadsuitbreiding en de oude stadsomwalling werd de Nieuwe Haven of Pottekaai gegraven (tussen Wilhelmina- en Hendrikstraat; gedempt 1909). Ook het gebied ten zuiden van de Vissershaven werd bij de stad getrokken en daar verrees in 1581 het Prinsenhof (afgebrand 1749). Begin 17de eeuw werd in opdracht van prins Maurits een grote nieuwe vestinggordel met acht bastions rond de stad gelegd. De nieuw gegraven Dokhaven of Oosterhaven viel binnen deze omwalling. Hier ontstonden stadstimmerwerven en touwslagerijen. Vlissingen was van 1609 tot 1816 een belangrijke marinebasis. Het door de vesting omsloten stedelijk gebied bood tot het midden van de 19de eeuw aan de bewoners van Vlissingen voldoende ruimte. Het westelijke stadsgedeelte achter de huidige Boulevard De Ruyter liep veel schade op door beschietingen van de Engelsen in 1809. Daarbij ging het van 1594 daterende maniëristische stadhuis verloren. Tijdens de Franse annexatie nam men in 1810-'12 de herbouw van de stad ter hand en werden de ontstane gaten in de bebouwing opgevuld met militaire bebouwing. Rond de stad kwam een nieuwe vestinggordel tot stand en de bestaande zeemuren kregen kazematten. Na de opheffing van de vestingstatus van Vlissingen in 1867 brak een nieuwe periode van groei en bedrijvigheid aan, vooral aan de oostzijde van de stad. Van belang hierbij waren de aanleg van het Kanaal door Walcheren (1867-'73) en de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen (1873). Aan de Dokhaven ten noorden van de binnenstad vestigden zich in 1875 de Stoomvaartmaatschappij Zeeland en de scheepswerf De Schelde op het terrein van de voormalige marinewerf (1816-'67). In dezelfde tijd kwamen aan de oostzijde van de stad twee binnenhavens tot stand en in 1926-'31 een buitenhaven. De bestaande havencapaciteit werd in 1932 nog uitgebreid met de Petroleumhaven. Aan de westzijde ontwikkelde Vlissingen zich tot badplaats. Behalve een tramverbinding met Middelburg en met Domburg kreeg de stad een brede weg naar de duinen (Badhuisstraat). Op de bestaande zeedijken, waartegen strandvorming had plaatsgevonden, werden boulevards aangelegd (Boulevard De Ruyter, Boulevard Bankert en Boulevard Evertsen). Ter hoogte van het badstrand verrezen op de duinen het Badhotel (1878) en het Grand Hotel des Bains (1886; in brand geschoten 1944). Tot 1939 vormden de drie {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen 1(Herv.) Jacobskerk (zie p. 253) 2Luth. kerk (p. 254) 3R.K. O.L. Vrouwe Rozenkranskerk (p. 254) 4Geref. kerk Eben Haëzer (p. 254) 5(Geref.) Petruskerk (p. 254) 6kerk van het Apostolisch Genootschap (p. 254) 7Gevangentoren (p. 254) 8Keizersbolwerk (p. 255) 9Rondeel (p. 255) 10Oranjebastion (p. 255) 11Beurs (p. 255) 12Oude Arsenaal (p. 255) 13Nieuwe Arsenaal (p. 255) 14Gasthuis (p. 255) 15artilleriekazerne Koning Willem III (p. 255) 16Stadhuis (p. 255) 17R.K. meisjesscholen (p. 255) 18Rijks Hogere Burger School (p. 256) 19De Ruyterschool (p. 256) 20openbare lagere school De Branding (p. 256) 21Cornelia Quack's Hofje (p. 256) 22Huis Lampsins (p. 256) 23pakhuis Branderijstraat 12 (p. 260) 24Oranjemolen (p. 260) 25kantoorgebouw scheepswerf De Schelde (p. 260) 26timmerfabriek scheepswerf De Schelde (p. 260) 27Havenlicht (p. 260) 28Watertoren (p. 260) 29standbeeld Michiel de Ruyter (p. 261) 30fontein Bellamypark (p. 261) ==} {>>afbeelding<<} boulevards nog geen doorlopend geheel. De in 1936 voltooide wandelpier werd in 1943 afgebroken. Voor de groeiende bevolking werden nieuwe woningen gebouwd, onder andere ter plaatse van de voormalige Prinsentuin bij de Willem III-kazerne en op de rond 1890 geslechte vestingwallen. Na de Watersnood van 1906 dempte men in 1909 drie havens; de Koopmanshaven veranderde in het Bellamypark en ter plaatse van de Achterhaven en de Nieuwe Haven ontstond bebouwing. Achter de Boulevard Evertsen kwam in 1906 een villapark tot stand met een bochtig stratenpatroon en veel groen. Vlissingen werd in 1942 onderdeel van de Atlantikwall, met - inmiddels verdwenen - batterijen aan de zeezijde en aan de landzijde het nog grotendeels intact zijnde Landfront Vlissingen. In 1944 werd Vlissingen zwaar gebombardeerd. In de getroffen delen van de binnenstad vond wederopbouw plaats met een nieuwe stedenbouwkundige structuur, volgens een plan uit 1949. Vanaf de jaren zestig zijn aan de noordzijde diverse woonwijken ontstaan en zijn bestaande woonwijken gesaneerd. In 1986 viel het belangrijke Van Dishoekhuis (1733), dat van 1818 tot 1965 als stadhuis diende, onder de slopershamer. Met de opening in 1964 van de op enige afstand gelegen haven Vlissingen-Oost - ook Sloehaven {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} genoemd - verplaatste de havenactiviteit zich verder naar het oosten. De Vissershaven is sinds 1989 als jachthaven in gebruik en langs de Boulevard Bankert heeft men een boulevardbebouwing gerealiseerd met forse appartemententorens. Een deel van de binnenstad van Vlissingen is beschermd stadsgezicht. De (Herv.) Jacobskerk (bij Oude Markt 2) [1], oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe en St. Nicolaas, is een forse laat-gotische, driebeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor, recht gesloten zijkapellen, en een ingebouwde toren van twee geledingen met steunberen, ronde traptoren en een achtkantige houten bekroning. Van de tussen 1308 en 1328 gebouwde basilikale kerk resteren de koorsluiting en de onderbouw van de {== afbeelding Vlissingen, (Herv.) Jacobskerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} toren (eerste helft 14de eeuw) met inwendig een stenen gewelf. In de 15de eeuw begon de vernieuwing en vergroting van de kerk met de bouw van het huidige transept en de twee zijkapellen bij het koor. In 1501 werd de toren verhoogd met een geleding, gedeeltelijk voorzien van steunberen met opvallende speklaagversieringen. Daarna volgde de ombouw van het schip tot een hallenkerk met iets hogere middenbeuk (zonder lichtbeuk). De zijbeuken kregen aan de buitenzijden elk vijf overwelfde kapellen, waarvan er één aan de noordzijde is gedateerd ‘1558’. De ingang met geprofileerde zandstenen omlijsting aan de zuidzijde van het koor werd in 1585 gemaakt. Eind 16de eeuw kreeg de toren een nieuwe houten bekroning met een achtkantige opbouw en een ui-vormige spits. Na 1572 heeft men de kerk ingericht voor de protestantse eredienst. Het noordtransept, dat reeds als Waalse kerk in gebruik was, werd in 1628 met een muur afgescheiden van de rest van de kerk en voor de Engelse diensten ter beschikking gesteld. Deze situatie bleef zo tot een brand in 1911, waarbij kerk en toren zwaar beschadigd raakten. Onder leiding van J.F.L. Frowein en nadien A. Mulder heeft men de kerk in oude vorm herbouwd. De venstertraceringen en de gotische ingangspartij in de rechter westgevel hebben toen de huidige vorm gekregen. De toren werd door gemeentearchitect W.A. de Jong gerestaureerd, met nieuwe steen beklampt en van een {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, (Herv.) Jacobskerk==} {>>afbeelding<<} gereconstrueerde torenspits voorzien. De schade aan de kerk uit de Tweede Wereldoorlog is in 1954 hersteld. Een algehele restauratie van kerk en toren onder leiding van J.D. Poley is uitgevoerd in 1996-2000. Het kerkinterieur wordt gedekt door houten tongewelven, de zijbeukkapellen hebben stenen kruisgewelven. De profileringen, tudorbogen en koolbladkapitelen zijn uitgevoerd in de vormen van de Brabantse gotiek. Opvallend zijn de in doorsnee klaverbladvormige vieringpijlers, waarvan verschillende halve zuilschachten eindigen met een kapiteel, waar niets op steunt. Na de brand van 1911 zijn slechts twintig grafzerken (willekeurig) teruggeplaatst, zoals de gotische zerk van Jonge Jan Humans († 1508) en die van de familie Lampsins (circa 1615). Bij de brand zwaar beschadigd is het epitaaf voor Johannes Lambrechtsz Coolen († 1619), burgemeester van Vlissingen. Verder bevat de kerk het in wit en zwart marmer uitgevoerde grafmonument in Lodewijk XVI-stijl voor Daniël Octavus Barwell († 1799), gebeeldhouwd door Johannes Camhout en voorzien van een portretmedaillon en een reliëf met het vergaan van het schip ‘Woestduyn’, waarbij Barwell was omgekomen. Tot de inventaris behoren ook een kansellezenaar (derde kwart 18de eeuw) met pelikaan, een voorzangerslezenaar (1652), twee doopbogen (1655, 1656) en verschillende rouwborden van de redersfamilie Lampsins. Aan de zijde van de Branderijstraat - ter hoogte van het rond 1954 gebouwde kerkkantoor - is in de kerkhofmuur een classicistisch zandstenen poortje (1654) opgenomen. Oorspronkelijk diende dit als toegangpoort tot de Engelse kerk in het noordtransept. De Luth. kerk (Walstraat 23) [2] is een eenvoudig zaalgebouw met gepleisterde lijstgevel, boogvensters en ingangspartij met hardstenen omlijsting, gebouwd in 1735 en vergroot in 1778 (gevelsteen). Tot de inventaris behoren een preekstoel in Lodewijk XIV-stijl (1735), een houten lezenaar met zwaan en een koperen lezenaar (1656). De kerk, thans in gebruik bij de Hersteld Apostolische Zendingsgemeente, is gerestaureerd in 2000. De R.K. O.L. Vrouwe Rozenkranskerk (bij Singel 106) [3], een driebeukige neoromaanse kruisbasiliek met halfronde apsis, kwam in 1910-'11 tot stand naar ontwerp van A.A.J. Margry. Door geldgebrek heeft men de geplande westpartij met twee torens niet uitgevoerd. De kerk werd in 1938 vergroot naar plannen van J. van Velsen. Oorlogsschade is in 1945 hersteld. Bij de wijziging van het interieur in 1965 is de hoofdingang veranderd. De pastorie (Singel 106) is een forse villa uit 1911, eveneens ontworpen door Margry. Overige kerken. De oude Geref. kerk ‘Eben Haëzer’ (Kasteelstraat 109) [4] is een zaalkerk uit 1910. In 1929 in gebruik genomen is de (Geref.) Petruskerk (Paul Krugerstraat 7) [5], uitgevoerd in zakelijk-expressionistische stijl op een Y-vormig grondplan. De blokvormige kerk van het Apostolisch Genootschap (Singel 190-192) [6] dateert uit circa 1930 en vertoont expressionistische details. In 1948 tot stand gekomen is de Doopsgez. Vermaning annex Bethelkerk van de Pinkstergemeente (Vrijdomweg 1), een zaalgebouw met consistorie. De gevangentoren (Boulevard De Ruyter 1) [7] is een forse ronde toren met afwisselend lagen baksteen en natuursteen. Het is de overgebleven helft van de rond 1540 gebouwde Westpoort, die bestond uit twee ronde torens. Vanaf de 17de eeuw diende de toren als stedelijke gevangenis. Beschadigd bij de beschieting van de stad in 1809, bleef na de gedeeltelijke sloop in 1811 een verlaagde toren over, gedekt door een bomvrij koepelgewelf. Bij een restauratie in 1894, onder leiding van J.A. Frederiks, kreeg de toren kantelen en bij de middenverdieping een straalgewelf naar voorbeeld van het keldergewelf. In de {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} Tweede Wereldoorlog raakte de toren zwaar beschadigd. Vanwege de dijkverhoging tot Deltahoogte heeft men ook de toren rond 1960 verhoogd en voorzien van een op basis van oude tekeningen ontworpen spits. De nieuwe ingang is toen een verdieping hoger aangebracht. In verband met een nieuwe bestemming zijn enkele kruisvensters toegevoegd. Verdedigingswerken. Naar keizer Karel V genoemd is het in 1548 (eerste steen) aangelegde Keizersbolwerk [8] aan de westzijde van de oude haveningang. Donato de Boni was betrokken bij de bouw van dit stenen bastion met hoge gemetselde facen en flanken, voorzien van geschutspoorten. In de Franse tijd heeft men het bolwerk uitgebreid en voorzien van vijftien kazematten aan weerszijden van een gemetselde overwelfde doorgang, die aan de stadszijde een hardstenen poort heeft met de jaartalsteen ‘1811’. De bekledingsmuren heeft men in 1890-'91 verhoogd en voorzien van een borstwering. De borstwering van de rechterflank is in 1981 vernieuwd. Andere belangrijke restanten van de 16de-eeuwse versterking zijn het rondeel [9], dat de ingang van de oude Haven scheidt van de Vissershaven, en het Oranjebastion [10] met daarop de ‘Oranjemolen’. Van 1812 dateert de Oostbeer (Commandoweg ong.), een naar plannen van de Franse Genie gebouwde stenen beer met escarp en contrescarp. De monnik is in 1994 herbouwd. De voorm. beurs (Beursplein 11) [11] is een tweelaags gebouw met hoog leien schilddak en zeszijdige dakruiter, gebouwd in 1635 als graanbeurs ter plaatse van een voorganger van 1540. De oorspronkelijk open beursgalerij werd in 1886 dichtgezet bij een verbouwing tot winkelpand. In 1928 werd naar plannen van A.A. Kok de bovenzijde ontpleisterd, voorzien van kruisvensters en gereconstrueerd naar de toestand van 1635; de onderbouw kreeg een moderne pui. Na een brand in 1933 heeft men de kap geheel vervangen en rond 1980 is een overdekt terras toegevoegd. Arsenalen. Het voorm. Oude Arsenaal (Paardenstraat 2-30) [12], gebouwd in 1649 als artilleriemagazijn, is een onderkelderd tweelaags pand met {== afbeelding Vlissingen, Nieuwe Arsenaal==} {>>afbeelding<<} siermetselwerk en waterlijsten. De hoofdgevel heeft een vernieuwde topgevel met vlechtingen en in de korte zijgevel bevindt zich een omlijste 18de-eeuwse poort, waarvan de sluitsteen het provinciewapen toont. In 1823 werd het forse gebouw ingericht als opslagruimte voor het garnizoen. Bij een renovatie in 1987 zijn er wooneenheden in ondergebracht. Bij de Vissershaven staat het voorm. Nieuwe Arsenaal (bij Arsenaalplein 9) [13] uit 1823. Het is een robuust tweelaags gebouw met reeksen diepliggende kleine vensters en een kapconstructie met Philibertspanten. Na een restauratie heeft men het gebouw in 1993 in gebruik genomen als maritiem informatie-centrum. Ernaast staat een hoge nieuwe uitkijktoren. Het voorm. gasthuis (Hellebardierstraat 2) [14], thans gemeentearchief, is een van oorsprong 17de-eeuws complex met aan de straatzijde vroeg-19de-eeuwse gepleisterde lijstgevels. Daartussen staat een classicistische zandstenen poort uit 1661, voorzien van een gebroken fronton met het wapen van Vlissingen en daarboven een later aangebrachte vrouwenfiguur. Het complex werd in 1661 gebouwd als het Groot Heerenlogement, diende van 1823 tot 1931 als gasthuis en daarna tot 1959 als bejaardenhuis. De voorm. artilleriekazerne ‘Koning Willem III’ (Oranjestraat 8) [15] is een wit gepleisterd neoclassicistisch gebouw uit 1849 (memoriesteen achtergevel), ontworpen door gemeentearchitect W. de Kruyff. Het langgerekte gebouw heeft een vooruitstekend middenpaviljoen met een gebosseerd gepleisterde onderbouw. De flankerende, lagere zijvleugels hebben een halfhoge verdieping. De voorm. brandweerkazerne (Van Dishoeckstraat 131) bestaat uit een langgerekt garagedeel geflankeerd door een dienstwoning en een kantoorgebouw met slangentoren. Het gebouw van 1938 werd verwoest in 1944 en herbouwd in 1954. Het stadhuis (Stadhuisplein 2) [16] werd gebouwd in 1961-'64 naar een ontwerp van D. Roosenburg uit 1946. Het bestaat uit een L-vormig representatief gedeelte aan het plein en een U-vormig drielaags kantoorgedeelte om een binnenplaats. Terzijde staat een achtzijdige toren met klokkenstoel. Het betonskelet van het gebouw is opgevuld met bakstenen geveldelen en stalen ramen. De voorgevel toont een door J. Roëde ontworpen glasmozaïek met de wapens van prins Willem van Oranje en de stad Vlissingen, verbonden door geknoopte linten. Scholen. De voorm. R.K. meisjesscholen (Breestraat 8) [17] is een tweelaags {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, Rijks Hogere Burgerschool==} {>>afbeelding<<} schoolgebouw uit 1907 met neorenaissance- en jugendstil-details. De voorm. Rijks Hogere Burger School (Brouwenaarstraat 2) [18], nu Theo van Doesburgcentrum, kwam in 1922-'25 tot stand in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van W.K.H. Helwig en onder supervisie van rijksbouwmeester W.A.J. Vrijman. Het E-vormige gebouw in gele baksteen heeft een drielaags middendeel en tweelaags zijvleugels, alle met platte daken. In 1949 gebouwd naar ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft is de De Ruyterschool (Boulevard Bankert 154) [19], voorheen zeevaartschool en thans onderdeel van het maritiem instituut De Ruyter. Dit wit geschilderde schoolgebouw heeft een ronde toren met uitkijkplateau en tegen de gevel een gedenkplaquette uit 1938 (herplaatst 1953) met het portret van beschermheer prins Hendrik. Rond 1950 gebouwd in traditionalistische vormen is de openbare lagere school ‘De Branding’ (Grote Markt 1) [20], een L-vormig tweelaags gebouw met tien lokalen en een aangebouwde gymnastiekzaal. Het Cornelia Quack's Hofje (Zeemanserve 24-64) [21] is een enigszins verhoogd gelegen, carré-vormig complex met binnenplaats. Het werd in 1643 gebouwd op initiatief van het stadsbestuur met 24 woningen voor behoeftige weduwen en wezen van zeelieden en vissers. Cornelia Quack financierde de bouw. Boven de toegangspoort bevindt zich een memoriesteen tussen cartouches met de wapens van Zeeland en van Vlissingen. Sinds 1786 wordt het hofje ook wel ‘Zeemanserve’ genoemd. Het is herhaaldelijk verbouwd of vernieuwd en bij een renovatie rond 1975 heeft men woningen samengevoegd. {== afbeelding Vlissingen, Huis Lampsins (1978)==} {>>afbeelding<<} Het Huis Lampsins (Nieuwendijk 11) [22] werd in 1641 voor Cornelius Lampsins gebouwd op de plaats van twee oudere panden, waarvan de kelders en de zijmuren bleven staan. De zandstenen voorgevel in classicistische stijl is ontworpen door een onbekende bouwmeester met gebruik van het ordeboek van Scamozzi. Het middenrisaliet heeft beneden vier ionische en op de verdieping vier corinthische pilasters. Frontons met schelpvulling bekronen de verdiepingsvensters; onder de vensters zijn gebeeldhouwde festoenen aangebracht. Het gevelfronton is voorzien van een festoen en een alliantiewapen in cartouche. Op het dak staat een achtzijdige belvedère. Rond 1750 heeft men de entree gewijzigd. Inwendig bevindt zich een bordestrap uit dezelfde tijd, die in 1946 is doorgetrokken naar de zolder. Het na 1922 als kantoor gebruikte huis is in 2002 verbouwd en maakt deel uit van het Zeeuws Maritiem Museum. Het Beeldenhuis (Hendrikstraat 25) heeft een natuurstenen pilastergevel in Lodewijk XIV-stijl van 1730, ontworpen door Jan Peter van Baurscheit de Jonge voor het Huis Westerwijk aan de Dokkade, in opdracht van Johan Westerwijk - schepen van Vlissingen en bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie. De gevel is overgebracht na de sloop van Huis Westerwijk in 1930. Het bekronende fronton van het middenrisaliet is versierd met een door tritons {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, Beeldenhuis==} {>>afbeelding<<} vastgehouden wapenschild. Het door zeepaarden geflankeerde beeld van Neptunus op het fronton en de vier allegorische vrouwenfiguren (Afrika, Europa, Azie en Amerika) op de balustrades aan weerszijden daarvan zijn symbolen van handel en scheepvaart. Op de verdieping bevindt zich een balkon met smeedijzeren hekwerk. In de opzetstukken met cartouche-achtige motieven boven de balkondeuren is een vrouwenkop verwerkt. Woonhuizen. Behalve de hiervoor genoemde huizen zijn er in de binnenstad van Vlissingen ondanks de zware oorlogsschade en ingrijpende saneringen verschillende oude huizen bewaard gebleven, soms achter jongere gevels. Merendeels zijn het diepe huizen en verder enkele dwarse huizen en verschillende grotere herenhuizen. Een van de oudste huizen is het van 1581 (jaartalankers) stammende dwarse huis Beursstraat 41 (voorheen 9). De 18de-eeuwse gepleisterde lijstgevel van dit pand heeft een doorgang met 16de-eeuwse zandstenen korfboog voorzien van bewerkte consoles en gebeeldhouwde draagsteentjes. Het diepe huis Bellamypark 35, dat grotendeels nog de vroeg-16de-eeuwse structuur heeft, is tot 1594 als gerechtshof in gebruik geweest. Van de behouden gebleven vroeg-17de-eeuwse dwarse huizen zijn Sarazijnstraat 13 en 15 opvallende voorbeelden. De uitgekraagde verdiepingen rusten op een puibalk ondersteund door bewerkte consoles. Het in gele baksteen uitgevoerde metselwerk is versierd met banden en ontlastingsbogen in rode baksteen. Het van 1625 daterende (later gepleisterde) dwarse huis Groenewoud 74 is voorzien van maniëristisch gesneden lofwerk in de vensterstijlen en de poortomlijsting. De dwarse huizen Walstraat 30 (1624) en Walstraat 92 (1627) hebben later een lijstgevel gekregen. Bij de 17de-eeuwse diepe huizen komen trapgevels veel voor. Zo heeft Nieuwstraat 17 een trapgevel met natuurstenen speklagen. Andere zijn opgetrokken in gele baksteen met decoratieve elementen in rode baksteen. Karakteristieke voorbeelden zijn die van Molenstraat 55 (1631), Palingstraat 44 (1651), met kruiskozijnen, en Walstraat 91 (1645), met puibalk en overhoekse toppilaster. Verder de van 1655 (jaartalankers) daterende gevels van Walstraat 28, met kruiskozijnen en een hardstenen bol als gevelbekroning, en Walstraat 86 met rijk siermetselwerk. Uit dezelfde tijd zijn Branderijstraat 22-24, Nieuwendijk 17 en Vrouwestraat 41-43. De drie trapgevels van Vrouwestraat 3-7 dateren respectievelijk van 1635, 1630 en 1629. Nieuwendijk 15 heeft een (geheel herbouwde) zeer rijk {== afbeelding Vlissingen, Woonhuis Palingstraat 44==} {>>afbeelding<<} versierde trapgevel met een rondboogfronton als bekroning en in natuursteen uitgevoerde banden, waterlijsten, voluutvormige hoekvullingen en cartouches met leeuwenmaskers en de wapens van Zeeland en Vlissingen. Voorbeelden van later gecementeerde of gepleisterde trapgevels zijn te zien bij Hellebardierstraat 5, Groenewoud 49 (1589) en 101 en Walstraat 26 en 93. Rond 1970 heeft men in de binnenstad diverse panden of gevels daarvan verplaatst. De gevels van de drie buurpanden op het Plein Vierwinden zijn in 1968 vanuit de Kolveniersstraat verplaatst naar de huidige locatie. Vanuit de Noordstraat overgebracht zijn de gevel van Groenewoud 55 en de trapgevel van het 17de-eeuwse pand Molenstraat 47. Het van 1661 daterende dwarse huis Groenewoud 73 is in 1969 vanuit de Scherminkelstraat overgebracht. Bij diverse 17de-eeuwse huizen is de trapgevel later afgetopt en vervangen door een kroonlijst, zoals bij Hellebardierstraat 4 en Hellebardierstraat 6 (1650). Het 17de-eeuwse pand Bellamypark 13 heeft aan de voorzijde een gepleisterde lijstgevel met de jaartalsteen ‘1624’ en aan de achterzijde een trapgevel. Ook Nieuwstraat 25 (1650) heeft een gepleisterde lijstgevel. Het huis Bellamypark 23 bezit een in schoonmetselwerk uitgevoerde lijstgevel. Een ingezwenkte lijstgevel hebben Nieuwstraat 13 - het woonhuis van Michiel de Ruyter en zijn derde vrouw Anna van Gelder (getrouwd 1652) -, Nieuwstraat 23, met achter een trapgevel, Nieuwstraat 25 en 29 (1614) en Smallekade 3, 9 en 11. In de loop van de 18de eeuw kregen steeds meer diepe huizen een (later) gepleisterde lijstgevel met eenvoudige kroonlijst. Voorbeelden hiervan zijn Beursstraat 12 en 21-27 (voorheen 3), Bellamypark 21, 27 en 31. Het in de kern oudere dwarse huis Wilhelminastraat 73 met zijtrapgevels kreeg midden 18de eeuw een nieuwe lijstgevel aan de voorzijde. Een 18de-eeuwse kroonlijst met decoratieve consoles en panelen heeft de gevel van Bellamypark 139-143 (voorheen 43). Bij de aan de rechterzijde overbouwde gang bevindt zich een deuromlijsting {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, Woonhuis Beursstraat 1 (1989)==} {>>afbeelding<<} met consoles en rozetvormig bovenlicht in Lodewijk XIV-stijl. Rijker van vorm is het rond 1750 in Lodewijk XV-stijl uitgevoerde Mauritzhuis (Hendrikstraat 12), een gepleisterd breed herenhuis met hoekpilasters, kroonlijst met gesneden consoles en een licht risalerend en rijk versierd pronkrisaliet. De lijstgevel in Lodewijk XV-stijl van het herenhuis Edenburg (Bellamypark 3) dateert van 1771 en heeft een natuurstenen plint, een kroonlijst met gesneden consoles en een asymmetrisch pronkrisaliet. Rijk gedetailleerd in Lodewijk XV-stijl zijn de kroonlijst met fries en consoles van Bellamypark 32 en de brede lijstgevel van Beursstraat 1, voorzien van een kroonlijst met consoles met bladornament en een gesneden voordeuromlijsting. Ook in de 19de eeuw werden diverse gevels van oudere diepe huizen gemoderniseerd. Sobere neoclassicistische voorbeelden uit circa 1860 zijn Groenewoud 107 (voorheen 59-61), Groenewoud 113, met aan de bovenhoeken afgeronde vensteromlijstingen, en het hoekpand Bellamypark 2 met een voor die tijd karakteristieke afgeronde gevelhoek. Gepleisterde huizen met sobere eclectische vormen uit dezelfde tijd zijn Bellamypark 36, het dubbelpand Nieuwstraat 53-55 en Groenewoud 58, waarvan de deurpartij met zijlichten 18de-eeuws is. Rijker en met gebosseerde hoekpilasters uitgevoerd is Groenewoud 50. Voorzien van een volledig gebosseerde bepleistering zijn de uit circa 1870 daterende eclectische gevels van Smallekade 5, Wilhelminastraat 75, Groenewoud 59 en Nieuwstraat 122 (voorheen 44); de twee laatste panden hebben een 16de-eeuwse kern. Een gebosseerde bepleistering hebben verder het brede herenhuis Hendrikstraat 4 (circa 1880) en - nog iets rijker uitgevoerd - Badhuisstraat 95. Opvallend zijn de consoles met vrouwenfiguren onder het balkon van Beursplein 9 (circa 1880). Het beste eclectische voorbeeld is het herenhuis Bellamypark 19, gebouwd in 1881 naar ontwerp van W. van Lookeren. De gebosseerde benedenverdieping is voorzien van cartouches met engelenkopjes, de hoofdverdieping van fantasiepilasters en de tweede verdieping van paneellisenen en decoratieve zuiltjes. {== afbeelding Vlissingen, Woonhuis Bellamypark 19==} {>>afbeelding<<} Een afwijkende eclectische variant met jugendstil-invloeden is het drielaagse huis Bellamypark 22 (circa 1910). Laat-19de-eeuwse huizen in neorenaissance-stijl zijn in Vlissingen vooral te vinden aan de in 1895 aangelegde Badhuisstraat, waar veelal panden met beneden- en bovenwoning werden gebouwd. Het rijkste voorbeeld is Badhuisstraat 67-69, verder Badhuisstraat 47 en 71-73, en iets soberder Badhuisstraat 17 en 53-59. Uit circa 1900 dateren de panden Badhuisstraat 97-103 en 165-171, voorzien van een mansardedak en neorenaissance-details. De beste voorbeelden van jugendstil in Vlissingen zijn de wit gepleisterde huizen Spuistraat 59-65, gebouwd in 1910 naar plannen van P.F. Smagge voor Belgische loodsen. Opvallend zijn de hoger opgetrokken hoekpartijen, de erkers en balkons met gietijzeren hekwerken en de in rood op het lichte pleisterwerk aangebrachte geometrische versieringen. Het in 1905 (gedenksteen) opgetrokken huis Koudekerkseweg 100 heeft een ijzeren balustrade langs {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, Woonhuizen Spuistraat 59-65==} {>>afbeelding<<} de dakrand en een cirkelboog bij de voordeur. In 1905-'06 tot stand gekomen naar een jugendstil-ontwerp van A.P. Swinkels is Koudekerkseweg 102, met in de gevel een klaverbladvormige boog en daarboven een driepas met gekleurde tegels. Combinaties van jugendstil- en neorenaissance-elementen zijn toegepast bij diverse huizen in de buurt van de Scheldestraat, zoals Scheldestraat 34-38, 46 en 52 en Kasteelstraat 90-108 en 198-208. Verschillende van deze huizen hebben opvallend gekleurd siermetselwerk dan wel bijzondere, veelal in natuursteen uitgevoerde, gevelbeëindigingen. Een aardig voorbeeld van wederopbouw is ten slotte Koningsweg 51, een woonhuis met garage van 1949. Villa's. Achter de Boulevard Evertsen realiseerde men in 1906 een villapark, waarvan de aanleg was ontworpen door wethouder J.G. van Niftrik. De voornamelijk vrijstaande villa's kwamen tot stand in een parkachtig gebied met bochtige straten. De villa Julianalaan 4 kreeg een combinatie van jugendstil- en neorenaissance-details. L. van Raalte, zoon van de toenmalige directeur van scheepswerf ‘De Schelde’, liet in 1909 villa De Ophir (Badhuisstraat 186) bouwen met chaletstijl-elementen, zoals het dakoverstek op gesneden schoren en de vakwerktopgevel. De wit gepleisterde villa Midgaarde (Julianalaan 11) verrees in 1928 voor bankdirecteur J.E.J. Jurry naar plannen van J.C. Speelman en binnenhuisarchitect P. Bromberg. In opdracht van burgemeester C.A. van Woelderen verrees in 1931 de villa Het Wooldhuis (Boulevard Evertsen 290), ontworpen door D. Roosenburg in een door de Engelse landhuisstijl en het functionalisme beïnvloede stijl. Boven een hoge bakstenen plint zijn de ruw afgewerkte, wit geschilderde, betonnen gevels voorzien van grote stalen raampartijen. De westgevel is als een halfrond gesloten erker uitgebouwd. Bijzonder in het interieur is de zevenhoekige herenkamer met eikenhouten wandbetimmering, bijbehorende boekenkasten en een betimmerd plafond met windwijzer geïnspireerd op de brug van een schip, verder het rode boudoir, dat is beschilderd door kinderboekillustrator Rie Cramer. De ommuurde tuin is aangelegd naar ontwerp van Mien Ruys. Het huis Zandloper (Boulevard Evertsen 288) en de chauffeurswoning Waailust {== afbeelding Vlissingen, Het Wooldhuis (1995)==} {>>afbeelding<<} (Kenau Hasselaarstraat 55) zijn in 1931 eveneens naar ontwerp van Roosenburg gebouwd, beide met een opvallend hoog opgaand dak. Volkswoningbouw. De oudste woningbouwvereniging van Vlissingen - de in 1909 opgerichte Vereniging tot Verbetering van de Volkshuisvesting - liet tussen 1910 en 1912 de zogeheten Rooie Buurt (Verkuyl Quakkelaarstraat e.o.) bouwen, vermoedelijk naar ontwerp van A. Dijkstra. Aan de ruim opgezette straten met veel groen liggen de in blokken van twee tot acht gekoppelde woningen (gerenoveerd 1980), die per twee woningen één topgevel delen. Het complex met meergezinswoningen Schuitvaartgracht e.o. kwam in 1923-'24 tot stand met topgevels en twee bouwlagen hoge erkers in opdracht van de woningbouwvereniging ‘Goed Wonen’. Het ontwerp in rationele stijl is van M. Vrijenhoek. Andere arbeiderswoningen (beneden- en bovenwoningen) uit dezelfde tijd zijn Paul Krugerstraat 106-140 en 150-212 en Singel 110-224. Winkels. De belangrijkste winkels staan aan de St.-Jacobsstraat. De gebogen houten winkelpui met gietijzeren zuiltjes van St.-Jacobsstraat 5 dateert uit circa 1870 en ook St.-Jacobsstraat 9 heeft een onderpui op gietijzeren zuiltjes (circa 1880). Iets jonger zijn de neorenaissance-pui van St.-Jacobsstraat {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vlissingen, Scheepswerf van de Koninklijke Maatschappij De Schelde, kantoorgebouw==} {>>afbeelding<<} 28 (circa 1895), de winkelpui met geklonken stalen puibalk van St.-Jacobsstraat 12 (circa 1900) en de pui met jugendstil-elementen van St.-Jacobsstraat 26 (circa 1910). Een interessant voorbeeld elders in de stad is de winkel Groenewoud 38-44 uit 1896. De stalen winkelpui is voorzien van gietijzeren kolommen en ook op de verdieping bevindt zich een groot etalagevenster. Neorenaissance-details vertoont de winkel Bellamypark 54 (1897) met opvallende houten hoekerker. Nieuwstraat 214-216 was oorspronkelijk een winkel met werkplaats in expressionistische stijl, in 1923 en 1927 tot stand gekomen bij een verbouwing naar plannen van A. Dijkstra. Pakhuizen. Van 1622 (jaartalankers) dateert het gepleisterde voorm. pakhuis Branderijstraat 12 [23], voorzien van bolkozijnen met luiken en een hijsluik met hijsbalk bij de zolder. Van later datum zijn de pakhuizen Groenewoud 33-35 (gepleisterd), Achter de Kerk 11, Slijkstraat 37 (gepleisterde puntgevel) en Weteringstraat 25 (19de eeuw). Het rond 1830 gebouwde voorm. dubbele pakhuis Nieuwstraat 26-28 heeft een lijstgevel met boogvensters en -deuren. De pakhuizen Weteringstraat 11-13 (circa 1860) hebben elk een topgevel met afdeklijst en twee stel hijsluiken boven elkaar. De windmolen ‘Oranjemolen’ (Oranjedijk 7) [24], gesitueerd op het Oranjebolwerk, is een stellingmolen met ronde stenen romp en een met dakleer beklede kap. Deze in oorsprong mogelijk midden-17de-eeuwse molen was oorspronkelijk een pelmolen en behoorde tot 1738 aan de stad. In het kader van de dijkverhoging is de molen ruim twee meter omhooggebracht. De laatste restauratie is uitgevoerd in 2002. De scheepswerf van de Koninklijke Maatschappij De Schelde (Glacisstraat 165) werd in 1875 in Vlissingen gevestigd aan het Dok op het terrein van de voorm. marinewerf. Kort na 1900 volgde een uitbreiding langs de Dokhaven, waarvoor aan de noordzijde van het Dok de bebouwing werd gesloopt. Rond 1930 vond aan de zuidzijde een uitbreiding plaats. Ten behoeve van de werf heeft men in 1927-'30 naast de bestaande schutsluizen een keersluis gebouwd. Op het terrein staan nog enkele interessante gebouwen. Het forse kantoorgebouw [25], gebouwd in 1913 naar een ontwerp van J.P. Stok, heeft een gewapend-betonskelet en een bekleding met rijke natuursteendetails in de Americana-variant van de Nieuw Historiserende stijl. De voorbouw huisvest de kantoren voor directie en ingenieurs, de soberder uitgevoerde achterbouw de tekenzalen. In het grotendeels gemoderniseerde interieur bevinden zich nog enkele originele elementen, zoals het trappenhuis met een groot gedenkplateau met mozaïek (1925). In 1913-'15 gebouwd door de Hollandsche Beton Maatschappij is de drielaags timmerfabriek [26] met gewapend-betonskelet, stalen kozijnen, plat dak en een lichtstraat onder een zadeldak. Ter plaatse van de lichtstraat zijn de vloeren onderbroken door een vide. In dit gebouw {== afbeelding Vlissingen, Station (1996)==} {>>afbeelding<<} werden schepen afgetimmerd en houten meubels en proefmodellen van schepen vervaardigd. Het station (Stationsplein 5). De in 1871-'72 gebouwde stations Vlissingen-Stad en Vlissingen-Haven (vernieuwd 1892) werden in 1944-'45 verwoest. Het huidige stationsgebouw met aangebouwde fietsenstalling en berging is in 1950 tot stand gekomen naar een streng symmetrisch ontwerp met classicistische motieven van S. van Ravesteyn. De beeldengroepen zijn van J. Uiterwaal. Opvallend zijn de twee boogaccenten in de voorgevel, waarvan de linkerboog de ingang bevat en de rechterboog de vensters van de stationsrestauratie. Van de oude situatie resteren alleen de perronoverkapping uit 1892 en de rond 1872 opgetrokken dubbele dienstwoning (Prins Hendrikweg 3-4). Dit neoclassicistisch gepleisterd pand met middenrisaliet was de woning voor de havenmeester en stationschef. Momenteel is het in gebruik bij Rijkswaterstaat. Het havenlicht (Keizersbolwerk ong.) [27] werd in 1875 opgetrokken met een opengewerkte gietijzeren constructie met neogotische driepasversieringen van ijzergieterij J.L. Enthoven & Co.. Het lichthuis op de omgang dateert van 1907. De voorm. watertoren (Badhuisstraat 187) [28] verrees in 1894 voor de Vlissingsche Duinwaterleiding, mogelijk naar ontwerp van J. Schotel. De in neorenaissance-stijl uitgevoerde toren heeft een conische schacht en een achtzijdige, uitkragende bovenbouw met tentdak en lantaarn, en inwendig een ijzeren Intze- {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} reservoir. De ingangsomlijsting is voorzien van gecanneleerde ionische pilasters. Sinds enkele jaren dient de toren als woonhuis. De Leeuwentrap (Badhuisstraat ong.) werd in 1907 aangelegd als verbinding tussen de Badhuisstraat en het (verdwenen) Grand Hotel des Bains aan de Boulevard Evertsen. De in 1982 iets gewijzigde trap wordt geflankeerd door leeuwenbeelden uit 1910, die toen kleinere exemplaren vervingen. Gedenktekens. In het park aan de Koudekerkseweg (hoek Julianalaan) staat de Vrijdomspaal, een van 1567 daterende grenspaal, die de grens tussen de heerlijkheden Vlissingen en Bonedijke markeerde. Het standbeeld van Michiel Adriaansz de Ruyter (Boulevard De Ruyter ong.) [29] - geboren in Vlissingen in 1607 - werd in 1841 onthuld en in 1894 overgeplaatst naar de huidige plek. Het gietijzeren standbeeld op natuurstenen voetstuk is ontworpen door L. Royer. Ernaast staan twee 17de-eeuwse bronzen scheepskanonnen opgesteld. De gietijzeren fontein [30] in het plantsoen bij het Bellamypark werd in 1884 opgericht ter ere van de schrijfsters Betje Wolff (geboren in Vlissingen) en Aagje Deken en stond oorspronkelijk op het Betje Wolffplein. Boven de vierkante sokkel zijn op een cippus met teksttableau twee reliëfportretten aangebracht. Daarboven bevindt zich een grote schaal met op de rand waterspuwende leeuwenkoppen en in het midden een balustervormig ornament met leeuwenkoppen. In het plantsoen bij het Bellamypark {== afbeelding Vlissingen, Standbeeld Michiel Adriaansz de Ruyter==} {>>afbeelding<<} staat verder het door beeldhouwer Ph. ten Klooster ontworpen standbeeld voor Frans Naerebout, een schipper en loods die in 1779 de opvarenden van het zinkende V.O.C.-schip ‘Woestduyn’ redde. Dit in 1952 onthulde beeld verving een verwoeste voorganger uit 1919. Begraafplaatsen. Tegenover het Streekziekenhuis Walcheren ligt de voorm. Alg. begraafplaats (Koudekerkseweg ong.), aangelegd in 1828 en uitgebreid in 1840. Deze tot 1907 gebruikte begraafplaats raakte door de inundatie van Walcheren in 1944 ernstig in verval en werd rond 1950 geruimd en heringericht als park naar ontwerp van landschapsarchitect C.P. Broerse. Aan de westzijde ervan bevindt zich de in 1866 ingerichte en na de oorlog behouden Isr. begraafplaats (Julianalaan ong.) met toegangshek. Opmerkelijk zijn onder meer het grafmonument voor jhr. Jan Evert van Lewe van Aduard († 1832), het monument voor de familie Callenfels - onder wie de arts J.W. Callenfels, oudburgemeester van Vlissingen († 1882) - en het grafteken voor matroos Jacob Hobein († 1888). Verder noordelijk lag aan de Koudekerkseweg van 1902 tot 1924 de begraafplaats Vredehof. In 1924 werd aan de huidige Pres. Rooseveltlaan de Noorderbegraafplaats opengesteld. Kazematten. Bij de Oostelijke Bermweg nabij het voorm. fort De Ruyter bevinden zich nog twee tijdens de mobilisatie in 1939-'40 ter verdediging van de Buitenhaven gebouwde kazematten. Het zijn G-kazematten, of koepelkazematten, met een tien centimeter dikke gietstalen koepel. Atlantikwall. Van de tussen 1942 en 1945 door de Duitsers aangelegde Atlantikwall is van de versterkingen van de Festung Vlissingen het zeefront verdwenen maar het Landfront grotendeels behouden. Dit front, bestaande uit een linie van betonnen tankversperringen, een antitankgracht en 37 bunkers, strekte zich uit van Groot-Valkenisse over Koudekerke naar het Kanaal door Walcheren bij Nieuw-Abeele en aan de oostzijde van dit kanaal van Groot-Abeele naar Fort Rammekens. Voor delen van deze linie zie bij Oost-Souburg en Ritthem, voorts Biggekerke, Koudekerke en Zoutelande. Vogelwaarde (gemeente Hulst) Dubbeldorp, bestaande uit de wegdorpen Boschkapelle (west) en Stoppeldijk (oost), beide gelegen in de Stoppeldijkpolder (1645). Hier werd in 1645 door de paters Recollecten een houten kapel gebouwd (vernieuwd 1757). Deze zogeheten Boskapel werd in 1761 één van de eerste bedevaartplaatsen ter ere van de Martelaren van Gorcum. Nadat in 1799 de (verdwenen) gotische kerk in de oostelijk gelegen 13de-eeuwse Ser Pauluspolder aan de katholieken was teruggegeven, verplaatste men de zetel naar het gehucht Rapenburg, dat later Stoppeldijk ging heten. De gemeenten zijn in 1936 samengevoegd tot de gemeente Vogelwaarde, die in 1970 opging in de gemeente Hontenisse. Na de Tweede Wereldoorlog is de ruimte tussen beide dorpen nagenoeg volgebouwd. De R.K. St.-Gerulphuskerk (Rapenburg 49, Stoppeldijk) is een driebeukige pseudobasilikale kerk met driezijdig gesloten koor en een half ingebouwde toren van drie geledingen met frontalen en een naaldspits. Deze neogotische kerk werd in 1860-'61 gebouwd naar ontwerp van P. Soffers. In 1869 brandde de kerk uit, waarna Soffers in 1870 de herbouw en verlenging ver- {== afbeelding Vogelwaarde, R.K. St.-Gerulphuskerk==} {>>afbeelding<<} {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} zorgde. De vensters boven de ingang en die in de toren hebben opvallend rijke gietijzeren traceringen. Inwendig wordt de kerk gedekt door gestukadoorde houten kruisgewelven. Pronkstuk van de inventaris is de monumentale neogotische preekstoel (1870) met onder de kuip St. Paulus, vervaardigd door Ch. Bruggeman te Gent. De kruiswegstaties dateren ook uit circa 1870, evenals de twee neogotische biechtstoelen. Het natuurstenen doopvont dateert van 1881. Op het in 1861 gestichte kerkhof bevindt zich een baarhuisje uit die tijd en een laat-19de-eeuws grafteken in de vorm van een postament met kruis en marmeren portretkop, gemaakt door P.H. Stock uit Gent. Het H. Hartbeeld dateert uit circa 1920. De R.K. St.-Petrus en Pauluskerk (Kerkstraat 15, Boschkapelle) is een driebeukige pseudobasilikale kerk met driezijdig gesloten koor en een halfingebouwde ranke toren van twee geledingen met frontalen en een naaldspits. Deze neogotische kerk werd in 1875-'76 gebouwd naar ontwerp van P. Soffers ter vervanging van een voorganger uit 1811. In 1926 werd de kerk verlengd naar plannen van J.Th.J. Cuypers. Inwendig heeft de kerk een aantal muurschilderingen gemaakt door J. Colette (1950-'51). Tot de inventaris behoren panelen van de H.H. Martelaren van Gorcum en neogotische zijaltaren. De forse gepleisterde pastorie (Kerkstraat 13) dateert uit circa 1875. Op het via de Lijkweg te bereiken kerkhof (Kerkstraat 18), gesticht in 1913, bevinden zich een baarhuisje en een gietijzeren grafkruis uit die tijd. Scholen. De voorm. openbare lagere school (Margaretsedijk 1) is rond 1905 gebouwd als een zesklassige gangschool met onderwijzerswoning (Margaretsedijk 3). Kort na 1920 werd het de R.K. lagere Mariaschool voor meisjes; boven de ingang staat een beeld van Maria met Kind. De voorm. R.K. jongensschool (Rapenburg 40) is een drieklassige school met expressionistische details, gebouwd rond 1920 en later gebruikt als R.K. Verenigingsgebouw. In de middentravee van de voorgevel bevindt zich een beeld van Christus met Kind. Het voorm. raadhuis (Rapenburg 51) is een robuust tweelaags pand met vooruitspringende ingangspartij en een nog verder uitspringend hoekblok met op de verdieping een loggia. Het gebouw kwam in 1936 tot stand in traditionalistische vormen. Het woonhuis Rapenburg 5 is een aardig voorbeeld van een rond 1915 gebouwde villa met chalet-sierspant. De boerderij ‘Pauwhof’ (Sasdijkweg 7), gelegen ten zuiden van Vogelwaarde, heeft als woongedeelte een opvallend forse villa in neorenaissance-stijl uit 1878. Vrouwenpolder (gemeente Veere) Dijkdorp, ontstaan kort nadat in eind 13de de polder Niepolre was ingedijkt onder gezag van Wolfert van Borssele. De oorspronkelijke naam was Polrekerc. Wegens een legende over een schilderij van O.L. Vrouwe van de Polder in de in 1324 tot parochiekerk verheven dorpskerk, werd het dorp een belangrijk bedevaartsoord en kregen dorp en polder beide de naam Vrouwenpolder. De eerste bebouwing bevond zich aan de Dorpsdijk. Eind 19de eeuw breidde het dorp uit langs de Schoolstraat. Ook de laatste decennia zijn er enkele kleine uitbreidingen ontstaan. Rond 1930 kwamen in Vrouwenpolder tegen de duinen de eerste vakantiewoningen tot stand. Thans {== afbeelding Vrouwenpolder, Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} bevinden zich in de omgeving verschillende campings en complexen recreatiewoningen. De Herv. kerk (Fort den Haakweg 2) is een recht gesloten eenbeukige kerk met steunberen, dakruiter en consistoriekamer. De kerk werd in 1624 gebouwd met gebruik van muurwerk van een in 1572 grotendeels verwoeste middeleeuwse kerk, gewijd aan O.L. Vrouwe. De westgevel heeft een ingang met korfboog en daarboven een spitsboogvenster met bakstenen traceringen. De in 1955 ingrijpend gerestaureerde kerk bevat onder meer een preekstoel uit 1624 met doophek en voorlezerbank en een orgel (circa 1850) met beelden uit de tweede helft van de 18de eeuw. De Geref. kerk Vrijgemaakt (Schoolstraat 9), voorheen Geref. kerk, is een zaalkerk uit circa 1903 met spitsboogvensters en een mansardedak. De voorgevel wordt geleed door pilasters met jugendstil-achtige natuurstenen bekroningen en heeft een omlijste ingangspartij. De pastorie (Schoolstraat 11) is een herenhuis uit circa 1900 met gepleisterde hoeklisenen en kroonlijst; de vensters zijn vernieuwd. De Geref. kerk (Fort den Haakweg 16), een zaalkerk in traditionalistische vormen met achtzijdige ingangstoren, is in 1953 tot stand gekomen naar ontwerp van A. Rothuizen en P.J. 't Hooft. Woonhuizen. Een van de oudste nog bestaande woonhuizen is het wit gepleisterde huis Dorpsdijk 40 met tuitgevel, schuiframen en de jaartalsteen {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Vrouwenpolder, Pompstation Oranjezon==} {>>afbeelding<<} ‘1620’. Een mogelijk 18de-eeuwse kern heeft het pand Dorpsdijk 42-44, met een voormalige werkplaats aan de Schoolstraatzijde aansluitend op een topgevel met een later toegevoegde winkelpui. De villa Fort den Haakweg 7 uit circa 1910 was oorspronkelijk een hervormde pastorie. Van de uitspanning ‘Oranjezon’ (Koningin Emmaweg 26), oorspronkelijk een boerderij, is het L-vormige woonhuis gedateerd ‘1726’ (jaartalankers en jaartal in dakpannen ingelegd). Verder zijn er een stenen schuur met houten top en rieten dak, een lagere stenen bijschuur met gedeeltelijk rieten dak en een vrijstaande houten schuur. De boerderij ‘'t hof Christina’ (Liebertsweg 1) heeft een gepleisterd L-vormig woonhuisgedeelte uit circa 1870 met geblokte hoeklisenen en een grote, deels houten, schuur. Het pompstation ‘Oranjezon’ (Koningin Emmaweg 24) in het gelijknamige duingebied dateert van 1892 en bestaat uit een pompgebouw in sobere neoclassicistische vormen en een dubbel woonhuis in chaletstijl (Kon. Emmaweg 20-22). Fort Den Haak (Vrouwenpolderseweg), gelegen ten noordoosten van Vrouwenpolder, werd in 1588 aangelegd ter bescherming van het Veerse Gat. De wallen zijn nog gedeeltelijk herkenbaar in het landschap. Waarde (gemeente Reimerswaal) Kerkringdorp, bestond in 1187. Het dorp werd in 1530 door de golven verzwolgen, {== afbeelding Waarde, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} waarna het gebied in 1570 werd herdijkt. In 1847 heeft men aan de Westerschelde een kleine landbouwhaven aangelegd. Het slechts in geringe mate uitgebreide dorp had in 1953 te lijden van de Watersnoodramp. De Herv. kerk (Dorpsstraat 15), oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe en St. Jacobus de Meerdere, is een eenbeukige, driezijdig gesloten, kerk met een zuiderdwarsbeuk en een terzijde geplaatste toren. Deze toren van drie geledingen met haakse steunberen en een ingesnoerde naaldspits verrees eind 14de eeuw. Aan de noordzijde bevindt zich een ronde traptoren met een hoge gemetselde spits. Van de in de 15de eeuw opgetrokken driebeukige hallenkerk bleven na een brand in 1589 alleen de zuidbeuk en het zuidtransept met aangebouwde sacristie (circa 1500) bewaard. De huidige koorsluiting dateert van het herstel na 1589. In de noordmuur van de kerk heeft men de kolommen met omkranste kapitelen behouden van het vroegere middenschip. De kerk is in 1959 gerestaureerd. In de als grafkapel ingerichte, overwelfde sacristie bevindt zich de natuurstenen graftombe met liggende figuur voor ambachtsheer Gillis van der Nisse († 1657). De kerk van de Geref. Gemeente (Havenstraat 3) is een zaalkerk uit circa 1925. Kort na 1953 heeft men een portaal en een vierkante toren met ranke veelhoekige open lantaarn toegevoegd. Het voorm. raadhuis (Raadhuisstraat 16) kwam in 1909 tot stand naar een ontwerp met neorenaissance- en jugendstil-details van W. Sterk. Een boog van rode strengperssteen op natuurstenen pilasters {== afbeelding Waarde, Windmolen De Hoed==} {>>afbeelding<<} bevat een tegeltableau in florale jugendstil-vormen met het opschrift ‘Gemeentehuis’. Woonhuizen. Voorbeelden van eenvoudige arbeiderswoningen uit circa 1900 zijn Plasseweg 2 en 4. Het rond 1910 gebouwde huis Parkzicht 5 heeft een inpandig portiek met jugendstil-betegeling. De boerderij Havenstraat 6 bestaat uit een dwars woonhuis met een gepleisterde topgevel (mogelijk 18de-eeuws) dat via een tussenlid verbonden is met een bakstenen schuur. Windmolen ‘De Hoed’ (Plasseweg 6) is een standerdmolen met een open voet, een zwart geteerde houten kast met twee zolders en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen stond oorspronkelijk aan de Bijlokevest te Gent en dateert - ondanks een inscriptie uit 1633 - waarschijnlijk uit de tweede helft van de 18de eeuw. De in 1857-'58 al bij Kruiningen herbouwde molen is in 1989 naar Waarde verplaatst, waarbij veel onderdelen zijn vernieuwd. De muziektent (Raadhuisstraat ong.) dateert uit circa 1930 en heeft een achtzijdige plattegrond. Wemeldinge (gemeente Kapelle) Dorp, dat al in de 11de eeuw bestond, met enkele vliedbergen, waarvan alleen die ten zuidoosten van de kerk nog bestaat. Ten zuiden hiervan stond de al in {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Wemeldinge, Herv. kerk (1991)==} {>>afbeelding<<} 1400 vermelde johannietercommanderij, die in 1572 werd verwoest en waarvan tot circa 1930 de funderingsresten in het landschap zichtbaar waren. Wemeldinge verschoof naar de in de 11de eeuw opgeworpen dijk en ontwikkelde zich tot een dijkdorp (Dorpsstraat). Na de opening van het Kanaal door Zuid-Beveland in 1866 groeide het dorp in oostelijke richting naar het kanaal. Rond 1980 heeft men de monding van het kanaal gewijzigd en dat deel als jachthaven in gebruik genomen. Wemeldinge is een beschermd dorpsgezicht. De Herv. kerk (Kerkweg 3), oorspronkelijk gewijd aan St. Maarten, is een tweebeukige gotische kerk met vijfzijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met achtzijdige spits. De nagenoeg gesloten toren, die tot halverwege is voorzien van haakse steunberen, verrees rond 1350. Aan de bovenzijde zit een rondboogfries met voetingen voor hoektorentjes. Deze werden in 1607 afgebroken. In 1611 werd de oorspronkelijk bakstenen spits vervangen door de huidige achtkantige spits. Het oorspronkelijk lagere en driebeukige schip werd waarschijnlijk begin 15de eeuw verhoogd (nog zichtbaar bij de noordwand) en gewijzigd in een eenbeukig schip. Het koor kwam rond 1400 tot stand met grote spitsboogvensters die deels nog de rijke bakstenen kraalprofielen hebben. Rond 1530 heeft men de zuidbeuk toegevoegd en de sacristie aangebouwd. Toen de zuidbeuk werd aangebouwd, is het schip aan de zuidzijde iets versmald. Bij een restauratie in 1898, onder leiding van J. Verheul, heeft men de kap van het schip gewijzigd in een afgeplat zadeldak en de hoofdingang verplaatst naar de koorsluiting. Die ingang is aan de binnenzijde dichtgemetseld bij de algehele kerkrestauratie in 1987-'89. De natuurstenen trap aan de buitenzijde heeft men verwijderd en er is een nieuwe ingang gemaakt in de noordmuur van het koor. Het interieur wordt gedekt door gestukadoorde gewelven uit 1898; die in het koor zijn beschilderd. De scheibogen in het schip rusten op natuurstenen zuilen met dubbel omkranste koolbladkapitelen. De sacristie, nu consistorie, is voorzien van gewelven op opengewerkte kraagstenen. In het koor bevindt zich een gemetselde gotische piscina. De houten koorafscheiding uit 1746 is beschilderd met een voorstelling (1801) van de wetgeving op de berg Sinaï. Tot de inventaris behoren een gesneden magistraatsgestoelte uit 1655, een preekstoel uit 1655 (met koperen lezenaar uit 1790), een dooptuin met hekwerk, alle gemaakt door Blaes Fonteijne, alsmede een doopbekkenhouder (circa 1675). Het in 1899 door de firma L. van Dam voor de Herv. kerk te Kruiningen gebouwde orgel is in 1957 aangekocht (gerestaureerd 1990). In de kerk liggen verschillende gegraveerde grafzerken, waaronder die met voorstellingen van Maria met Kind (1546), Johannes de Evangelist met gifbeker (1546) en St. Wilgefortis (1553). Aan de voet van de preekstoel ligt de zerk voor dominee Sebastiaan van Schalkwijk († 1733). De pastorie (Kerkweg 11) is een vrijstaand blokvormig pand uit 1931 in traditionalistische vormen. Overige kerken. De voorm. Geref. kerk (Noordelijke Achterweg 66) uit 1907, thans in gebruik als woonhuis, is voorzien van rondboogfriezen in de topgevel en in het uitgebouwde portaal. De in 1932 gebouwde zaalkerk van de Geref. Gemeente (Zuidelijke Achterweg 51) heeft door pilasters gelede zijgevels en smalle rondboogvensters. De voorm. Chr. lagere school (Noordelijke Achterweg 58) is gebouwd in 1902 als een drieklassig schoolgebouw met onderwijzerswoning (Noordelijke Achterweg 60). In 1910 heeft men een lokaal toegevoegd en het woonhuis met een verdieping verhoogd. Het raadhuis (Dorpsstraat 68) is een tweelaags pand uit 1905 met rationalistische details. In de hoektoren met opengewerkte lantaarn hangt een door Ciprianus Crans gegoten klok (1740). Woonhuizen. Aan de Dorpsstraat staan verschillende 18de-eeuwse panden met een tuitgevel, zoals het linkerdeel van Dorpsstraat 5 uit 1759 (jaartalankers), de huizen Dorpsstraat 13, Dorpsstraat 40 - met in de zijgevel deels ook grotere bakstenen -, en {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} Dorpsstraat 52 met een gepleisterde gevel en achter een aangebouwde, zwart geteerde houten schuur. Ook Dorpsstraat 108 heeft mogelijk een 18de-eeuwse oorsprong. Van 1787 dateert het dwarse huis Dorpsstraat 39 met voordeuromlijsting. Oorspronkelijk was hier de brouwerij ‘Het Hart’ (gevelsteen) gevestigd. Voorbeelden van dwarse huizen uit de late 18de eeuw zijn Dorpsstraat 63 (1793; deels onderkelderd), Dorpsstraat 39 (met blokbepleistering) en Dorpsstraat 51. Achter de laatste twee huizen staan gepotdekselde houten schuren. Voorbeelden van 19de-eeuwse dwarse huizen zijn Dorpsstraat 38, Dorpsstraat 70, met ruitvormige ornamenten onder aan de gepleisterde gevel, en Dorpsstraat 92 uit 1854 (gevelsteen) met gepleisterde gevel. Het in 1884 gebouwde middenganghuis Plantlust (Wilhelminastraat 3) heeft een opgemetselde dakerker en een aangebouwd koetshuis. In 1885 opgetrokken in neoclassicistische stijl is het tweelaags herenhuis Libertas (Dorpsstraat 65) met geblokte hoekpilasters en geprofileerde vensteromlijstingen. Het is als dokterswoning in gebruik geweest en bevat inwendig nog de voormalige behandelkamer met apothekerskasten. Karakteristieke laat-19de-eeuwse dwarse huizen met een opgemetselde dakerker zijn het huis Insulinde (Noordelijke Achterweg 87), voorzien van siermetselwerk en gepleisterde hoekblokken, het gepleisterde pand Ora et Labora (Hoogeweg 15) en verder Hoogeweg 13 en 20. Het winkelpand Dorpsstraat 61 heeft een winkelpui (circa 1910) met jugendstil-kenmerken, zoals pilasters van geglazuurde baksteen. Een opvallend pand in expressionistische vormen is Bakkersboogerd (Noordelijke Achterweg 34) uit circa 1925. Boerderijen. In en bij Wemeldinge staan verschillende boerderijen met een in oorsprong 18de-eeuws of ouder woonhuisgedeelte. Het in gele baksteen opgetrokken woonhuis van 't Hof Overwelligen (Kerkweg 14) is voorzien van een tuitgevel. Metselwerkgedeelten in grotere bakstenen wijzen op een oudere oorsprong. Aan de achterzijde bevindt zich een verbouwde houten dwarsdeelschuur. De boerderij Hoogeweg 18 heeft een woonhuisgedeelte uit 1766 (jaartalankers) met een tuitgevel in gele baksteen en een in 1776 aangebouwd bakhuis (gevelsteen). De grote dwarsdeelschuur naast de boerderij dateert van 1902. De Stelhoeve (Stelhoekweg 3) werd rond 1750 na brand herbouwd en was vanaf 1791 eigendom van de Herv. kerk als deel van een legaat van ambachtsvrouwe Maria Coomans. Het in gele baksteen opgetrokken en deels onderkelderde woonhuis heeft een ingezwenkte lijstgevel en bevat inwendig paarse tegeltableaus. De boerderij 't Hof Maalkote (Blauwhuisweg 2), bestaande uit een T-vormig gepleisterd woonhuis en een zwart geteerde houten dwarsdeelschuur, dateert in de huidige vorm uit de 19de eeuw. Van de Hoeve Schoudee (Schoudeeweg 3) heeft men het woonhuis verbouwd in 1861. De in de lengterichting aangebouwde houten schuur wordt gedekt door een rieten dak. De hoeve Schoudeeweg 1 heeft een gepleisterd woonhuis en een aangebouwde 19de-eeuwse houten schuur met rieten dak. Aan de voorzijde is in het begin van de 20ste eeuw een bakhuis aangebouwd. Bij Chezeeweg 20 staat een 19de-eeuwse houten dwarsdeelschuur met drie mendeuren. Bonzijweg 14 is een voorbeeld van een boerderij met aangebouwde houten schuur uit circa 1900. Van het sluizencomplex in het Kanaal door Zuid-Beveland (bij Sluisplateau 6-28) is de westsluis met houten puntdeuren aangelegd in 1866 bij de {== afbeelding Wemeldinge, Windmolen Aeolus met molenaarswoning==} {>>afbeelding<<} opening van het kanaal. Daarna volgden de middensluis (1872) en de oostsluis met roldeuren (1922-'25). Het kanaal is verbreed in de jaren dertig en opnieuw rond 1990, waarbij aan de oostzijde een nieuw kanaalrak (zonder sluizen) is gegraven. De middensluis is gedempt en op het sluisplateau tussen de west- en de oostsluis zijn woningen gebouwd. Op de kop van het plateau staat een wachtgebouw uit circa 1870, bekroond door een achtzijdige dakruiter met koepeldakje. Aan de oostzijde van het sluisplateau staan de arbeiderswoningen Sluisplateau 6-28, gebouwd rond 1910 in drie blokken van elk vier woningen. Windmolens. In 1864 of 1866 gesticht door J. van Belois is de korenmolen De Hoop (Westelijke Kanaalweg 55a). Deze stellingmolen met wit geschilderde, ronde bakstenen romp raakte in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. De laatste restauratie is uitgevoerd in 1981-'83. De koren- en pelmolen Aeolus (Bonzijweg 15a) is een gepleisterde ronde bakstenen stellingmolen, opgericht in 1868 of 1869 door molenaar J. Allaart. Rond 1888 is de molen na een brand hersteld en daarbij ingrijpend gewijzigd. Het wit gepleisterde neoclassicistische molenaarshuis (Bonzijweg 15) is uit 1874. De voorm. meestoof ‘De Afhankelijkheid’ (Bonzijweg 20), gesticht door A. Dominicus (gevelsteen) in 1866 (jaar- {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} talankers), is een diep bakstenen pand met afgewolfd zadeldak. De voorm. coöperatieve roomboterfabriek (Brouwerijweg 1), gebouwd in 1929 naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van P.J. de Bourgraaf, is tegenwoordig in gebruik als garage. Het monument ter ere van het 25-jarig ambtsjubileum van burgemeester F. Wabeke (Hoogeweg Ong.) werd in 1928 opgericht en stond aanvankelijk aan het eind van de Dorpsstraat. Het in expressionistische stijl uitgevoerde monument is voorzien van een ijzeren bekroning waarin oorspronkelijk een lamp was geplaatst. Het trafohuisje (bij Zuidelijke Achterweg 53), een klein blokvormig gebouw met tentdak, werd in 1931 gebouwd naar plannen van C.W.B. Keller voor de P.Z.E.M. Westdorpe (gemeente Terneuzen) Langgerekt dijkdorp, ontstaan op de zuidelijke dijk van de in 1620 ingepolderde Autriche- of Oostenrijkpolder, die net als Sas van Gent tot 1644 in Zuid-Nederlands bezit was. Aan de zuidzijde viel in 1787 de Canisvliet-binnenpolder droog. De R.K. H. Maria Visitatiekerk (Graaf Jansdijk A190) is een driebeukige kerk met terzijde geplaatste zadeldaktoren. Deze kerk met neogotische elementen kwam in 1947 tot stand naar plannen van B.P.J. en A.W. Oomen ter vervanging van de in 1940 opgeblazen voorganger uit 1887. Het merendeel van de inventaris dateert uit de bouwtijd, evenals een schildering in de koorapsis. Het voorm. raadhuis (Graaf Jansdijk B1) is een rijzig tweelaags pand, voorzien van een middenrisaliet met balkon en trapgeveltop. Het werd gebouwd in 1900-'01, en kreeg zijn huidige aanzien bij het herstel van oorlogsschade rond 1950. Het gebouw heeft tot 1970 als raadhuis dienst gedaan. Het voorm. cachot (bij Graaf Jansdijk A154), bestaande uit twee cellen, werd rond 1910 gebouwd. Woonhuizen. Het gepleisterde eenlaags middenganghuis Graaf Jansdijk A187 dateert uit circa 1860. Groter is het rond 1880 opgetrokken {== afbeelding Westdorpe, Bierbrouwerij Van Waes Boodts==} {>>afbeelding<<} eclectische woonhuis Graaf Jansdijk A170. Het van 1907 daterende herenhuis Graaf Jansdijk B16 is voorzien van neorenaissance-details. Jugendstil-details vertonen de uit circa 1910 daterende herenhuizen Graaf Jansdijk A185 en A179; laatstgenoemde heeft een gevel van witte geglazuurde baksteen. Bierbrouwerijen. Van de bierbrouwerij De Witte Leeuw (bij Graaf Jansdijk A154) resteert het voorm. brouwgebouw met lager- en gistkelders. Van de in 1904 door E. van Waes Boodts als De Volharding opgerichte en later als ‘Van Waes Boodts’ bekend staande brouwerij resteert eveneens het brouwhuis (Graaf Jansdijk B120). Vooral interessant is de rond 1930 aangebouwde koeltoren, uitgevoerd in gewapend betonskeletbouw en afgewerkt met bakstenen wanden en een dakopbouw met art decó-details. Rond 1965 is deze brouwerij gesloten. De twee grenspalen nabij de boerderij Graaf Jansdijk A83 zijn hardstenen grenspalen met het Oostenrijkse wapen uit de periode 1612-'21. Westenschouwen (gemeente Schouwen-Duiveland) Dorp, ontstaan in het duingebied van de Kop van Schouwen. De eens bloeiende havenplaats Westenschouwen, waarvan de al in 776 vermelde kerk archeologisch is getraceerd op een terrein tussen de Lageweg en de Westerseweg, verdween in de loop van de tijd. Dit geschiedde deels door afkalving in de stroomgeul van de Hammen en verder als gevolg van overstuiving door jonge duinen. Om verdere verstuiving tegen te gaan, heeft men vanaf 1923 grote delen van de Domaniale duinen van Schouwen beplant met dennen. De huidige bebouwing dateert voor het merendeel van na 1900. Boerderijen. Een mogelijk 18de-eeuwse kern en een in de lengterichting op het woonhuis aansluitende schuur hebben de boerderijen Lageweg 14 en Toledo-hoeve (Westenschouwenseweg 2). Vermoedelijk ook 18de-eeuws is het vrijstaande woonhuis van de boerderij Van Zuyenshoeve (Lageweg 5). De kleine laat-19de-eeuwse duinboerderijen Lageweg 8 en De Stolpe (Steenweg 13) zijn later verbouwd tot recreatiewoningen. Woonhuizen. Rond 1900 gebouwd zijn de eenvoudige diepe huizen Lageweg 29 en Lageweg 34, uitgevoerd met puntgevels en rozetankers. Uit het begin van de 20ste eeuw dateren verder het huis De Zeester (Lageweg 9b; circa 1910), met mansardedak en prefablateien, en de rentenierswoning Hogeweg 110 (circa 1920). Van de vanaf circa 1920 gebouwde recreatiewoningen vertonen de woningen Iris (Steenweg 14), en Dubbel Zes (Steenweg 11) expressionistische elementen. Uit circa 1930 dateren 't Meezennest (Kampweg 2) en De Plak-an, voorheen ‘De Kleine Hoeve’ (Kampweg 4; circa 1934), ontworpen door F.C.J. Dingemans. Het pension ‘De Zonneweelde’, voorheen ‘De Zilvermeeuw’ (Lageweg 21) dateert van 1937 en is een éénlaags pand onder een grote samengestelde kap. Atlantikwall. In de Domaniale bossen ten noorden van het dorp bevinden zich onderdelen van het rond 1943 door de Duitsers gebouwde bunkercomplex van het Stützpunkt Schouwen. Diverse bunkers zijn inmiddels onder het zand verborgen. Twee nog boven het maaiveld zichtbare grote bunkers vormen de basis voor twee uitzichttorens met betonnen kolom en een rond platform. Westkapelle (gemeente Veere) Wegdorp, ontstaan in de middeleeuwen op een kreekrug. In de Romeinse tijd was {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} niet ver van de huidige kern een zeehaven op Engeland. De oorspronkelijke kapel van de Westermonstersekerk te Middelburg, gewijd aan St. Willibrordus, werd in de 11de eeuw vervangen door een nieuwe kerk. Westkapelle kreeg in 1223 stadsrechten van graaf Floris IV, maar nadien ontwikkelde de stad zich nauwelijks meer. Uiteindelijk verdween een deel van de middeleeuwse stad - met de kerk - in de golven. In de 15de eeuw begon men meer landinwaarts met de bouw van een nieuwe kerk. Toen werd ook begonnen met de aanleg van de Westkapelse Zeedijk, die sindsdien stelselmatig is verhoogd en verzwaard. Aan de zuidzijde van de huidige Zuidstraat lag voorheen 't Hof van Westkapelle (gesticht 1679). Op 3 oktober 1944 werd de zeedijk bij Westkapelle gebombardeerd om Walcheren te inunderen, waarbij het dorp zwaar werd getroffen. Er waren vele slachtoffers, tachtig procent van de bebouwing werd verwoest en de Westkapelse kreek ontstond. Nadat het gat in de dijk in 1945 was gedicht, werd het dorp grotendeels volgens de oude opzet herbouwd. Westkapelle heeft zich vervolgens ontwikkeld tot een badplaats van toenemend belang. Recent is aan de noordzijde een uitbreiding tot stand gekomen. De kerktoren (Kerkeweg 1) behoorde bij een tussen 1432 en 1470 gebouwde driebeukige hallenkerk, gewijd aan St. Willibrordus. De forse laat-gotische toren heeft vier geledingen met haakse steunberen en bovenop een ijzeren lichtbaak. De ingang is voorzien van een geprofileerde spitsboog met driepasvulling; hierboven bevindt zich een spitsboogvenster. De bijbehorende kerk werd na verwoesting in 1572-'74 in verkleinde vorm herbouwd. In 1802 werd de torenspits deels gesloopt voor het plaatsen van een seintoestel en in 1817 kreeg de toren een kustlicht. Na een grote brand in 1831, ontstaan in de toren, werd de kerk afgebroken maar bleef de toren met kustlicht behouden. In 1906 werd de huidige ijzeren lichtbaak met een elektrisch licht geplaatst. De tussen 1924 en 1934 gerestaureerde toren werd bij het bombardement in 1944 licht beschadigd. Rond de toren bevindt zich de Alg. begraafplaats (Kerkeweg 3), gevormd {== afbeelding Westkapelle, Kerktoren annex vuurtoren==} {>>afbeelding<<} door het oorspronkelijke kerkhof en een moderne uitbreiding. Er is een monument ter herinnering aan het bombardement van 1944. Kerken. In 1903 ontstaan door verbouwing van oude marechausseewoningen (met klein kantoor) is de (Geref.) Bethelkerk (Noordstraat 15). Deze wit gepleisterde zaalkerk met spitsboogvensters is verbouwd in 1922 en 1970 (jaartallen op ingangslatei). De kerk van de Geref. Gemeente (Rookstraat 1), een eenvoudige zaalkerk met klokkenstoel, is in 1949 gebouwd naar plannen van J.F. Berghoef en H. Klaarenbeek ter vervanging van een voorganger uit 1921. De (Herv.) Moriakerk (Markt 67) is een ruime zaalkerk met schilddak en dakruiter, gebouwd in 1951 naar ontwerp van J.F. Berghoef en H. Klaarenbeek. Het uurwerk op de dakruiter is afkomstig van het in 1944 verwoeste oude raadhuis. De kerk zelf verving het bij het bombardement verwoeste Herv. kerkgebouw uit 1834. De voorm. marechausseekazerne (Poppekerkseweg 1-5), thans ‘Duinzicht’ geheten, is een fors, sober vorm gegeven pand met uitspringend middendeel, gebouwd rond 1920 volgens een standaardtype dat onder meer ook in IJzendijke voorkomt. Na 1957 is de kazerne tot drie woningen verbouwd. Het voorm. raadhuis (Markt 95), gebouwd in 1953 in traditionalistische stijl, is een tweelaags pand met souterrain en voorzien van een torenpartij boven het trappenhuis. Het is in de plaats gekomen van het 17de-eeuwse raadhuis, dat bij het bombardement in 1944 verloren is gegaan. Woonhuizen. De dwarse huizen Markt 92-96, alle onder één kap, dateren in oorsprong uit de 18de eeuw en hebben mogelijk tot ‘'t Hof van Westkapelle’ behoord. Het herenhuis Zuidstraat 42 uit 1881 is de voorm. pastorie van de Herv. kerk. {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} Windmolen ‘De Noorman’ (Molenwal 25) is een ronde stellingmolen met deels gewitte onderbouw en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen uit 1852 werd opgericht door het ‘Fonds tot Heil van Jongelingen’ en de eerste eigenaar N. Verhulst. Bij het bombardement in 1944 raakte de molen zwaar beschadigd. In de recent gerestaureerde molen is sinds 1985 een molenmuseum gevestigd. Boerderijen. Ten oosten van Westkapelle liggen aan de Prelaatweg enkele interessante boerderijen, zoals Prelaatweg 5 met als belangrijkste onderdelen het van oorsprong mogelijk 18de-eeuwse woonhuis met zadeldak en omlijste ingangspartij, en een grote - deels houten - schuur uit 1898 (jaartal in dakpannen ingelegd). De boerderij Prelaatweg 21 omvat een woonhuis en een grote houten dwarsdeelschuur uit circa 1900. De vuurtoren bekend als het ‘Lage Licht’ (Zeedijk 5), gelegen ten noorden van Westkapelle, bestaat uit een ronde conische romp van vier verdiepingen met een balustrade en een lichthuis met koepel en draailicht. De uit gietijzeren elementen van gieterij J.L. Nering Bögel opgebouwde toren verrees in 1875 naar ontwerp van Q. Harder. De rood-wit geschilderde toren is inwendig voorzien van een gietijzeren spiltrap. Wissenkerke (gemeente Noord-Beveland) Voorstraatdorp, gesticht in de in 1652 bedijkte gelijknamige polder, nabij de plaats van het in 1530 door de zee verzwolgen oude Wissenkerke. In 1670 verrees halverwege de Voorstraat een kerk. Na de bedijking van de Thoornpolder (1697) verviel de haven. Parallel aan de Voorstraat kwamen de West-, Midden- en Ooststraat tot ontwikkeling. Laatstgenoemde kreeg in de loop van de 19de eeuw zijn bebouwing en een kerk. In het verlengde hiervan verrezen rond 1920 woningen langs de Dorpsweg. Kort daarop ontstond enige uitbreiding aan de westzijde van het dorp, langs de Wilhelminastraat. Na de Tweede Wereldoorlog is Wissenkerke aan de zuidzijde enigszins uitgebreid. {== afbeelding Wissenkerke, Woonhuis Voorstraat 26==} {>>afbeelding<<} De voorm. Geref. kerk (Ooststraat 1), thans ‘De Uitkomst’ geheten, is een eenvoudige zaalkerk met rond gesloten voorgevel, gebouwd in 1868 en sinds 1981 in gebruik als oefenzaal van de muziekvereniging. De voorm. Herv. kerk (Voorstraat 20), thans ‘Opstandingskerk’ van de Herv. en Geref. kerk, is een moderne zaalkerk met naaldvormige klokkentoren. Deze kerk is in 1969 gebouwd ter vervanging van een kerk uit 1827 op de plaats van een voorganger uit 1670. Het interieur bevat een door J.J. Vollebregt & Zn. gebouwd orgel (1862). Het beeld van David met harp, dat oorspronkelijk het orgel bekroonde, staat thans voor het orgel. Het raadhuis (Voorstraat 31) bestaat uit een rond 1860 opgetrokken tweelaags gepleisterd herenhuis met hele dunne corinthische pilasters en daarnaast de oorspronkelijke bodewoning. Deze bodewoning werd in 1976 met een verdieping verhoogd en kreeg toen een pronkrisaliet met stadswapen en balkon. Aan de linkerzijde verrees in 1988 een nieuwe tweelaags vleugel, waarna het geheel in 1995-'96 nogmaals werd verbouwd en in gebruik genomen als gemeentehuis van Noord-Beveland. Woonhuizen. De oudste huizen in Wissenkerke dateren uit het midden van de 19de eeuw. Het rond 1840 gebouwde neoclassicistische tweelaags herenhuis Voorstraat 13 is voorzien van een mezzanino met kroonlijst. Oost-Voorstraat 27, een eenlaags middenganghuis met opgemetselde dakkapel, is de oude Herv. pastorie van rond 1850. De voorm. Herv. pastorie Voorstraat 26 werd gebouwd rond 1870. De symmetrisch ingedeelde voorgevel met licht risalerende middenpartij heeft geprofileerde deur- en vensteromlijstingen, deels met een eclectisch kuifornament. Uit dezelfde tijd dateert het op de dijk gelegen classicistische herenhuis Dorpsdijk 68-70. Dit forse pand met hoekpilasters was onder meer in gebruik als burgemeesterswoning. Voorbeelden van dwarse huizen uit circa 1870 zijn Voorstraat 36 en Voorstraat 38 en voorbeelden van arbeiderswoningen uit circa 1900 zijn Kerkstraat 15-17 en Kerkstraat 22 (met winkelpui). Voorstraat 30 is een diep pand met jugendstil- en neorenaissance-detaillering (circa 1920). Met tweekleurig siermetselwerk uitgevoerd is het dubbelpand Oost-Voorstraat 1-3 (circa 1915). Het dwarse huis Voorstraat 15 is een recente imitatie van een 17de-eeuws woonhuis. Boerderijen. Van de boerderij Dorpsweg 1a dateert het eenlaags middenganghuis uit circa 1880. Aan de achterzijde bevinden zich een kelder en een opkamer. Het vrijstaande boerenwoonhuis Dorpsdijk 100, een middenganghuis met omlijste ingang, is rond 1895 gebouwd. Bij Dorpsdijk 98 staan twee karakteristieke houten schuren met een mogelijk 18de-eeuwse oorsprong. Windmolens. De molen De Onderneming (Ooststraat 28) is een ronde stellingmolen met een stenen romp en een met dakleer beklede kap. Deze korenmolen werd in 1867 gesticht {== afbeelding Wissenkerke, Windmolen De Onderneming==} {>>afbeelding<<} {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Wissenkerke, Alg. begraafplaats, toegangshek==} {>>afbeelding<<} door H. de Looff en is rond 1985 gerestaureerd. De korenmolen Landzigt (Boomdijk 1) is een ronde stenen grondzeiler uit 1869. De gietijzeren dorpspomp (bij Voorstraat 12) dateert uit circa 1870. De in de vorm van een zuil uitgevoerde pomp wordt bekroond door een bol en is voorzien van een waaiervormige lekbak op bewerkte voet. De Alg. begraafplaats (tegenover Noordeindstraat 116), aangelegd rond 1870, heeft een gietijzeren toegangshek voorzien van doodssymboliek. Wolphaartsdijk (gemeente Goes) Voorstraatdorp met kerkring ontstaan in de late middeleeuwen op het eiland Wolphaartsdijk en oorspronkelijk Oostkerke geheten. Het eiland was door de Schenge van Zuid-Beveland gescheiden. Met het bedijken van de Wilhelminapolder {== afbeelding Wolphaartsdijk, (Herv.) Oostkerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} in 1809 werd het eiland verbonden met Zuid-Beveland. Ten noorden van het dorp kwam een nieuwe haven tot stand. De oude Veerweg verving men in 1848 door de nieuwe Veerweg, tot de opheffing van het veer Wolphaartsdijk-Kortgene in 1960 de belangrijkste verbinding van Goes naar Noord-Beveland. Kenmerkend voor de dorpsaanleg is de loodrecht op de polderdijk (Noorddijk) gelegen voorstraat (Hoofdstraat) die op de kerkring uitkomt. Rond 1900 vormde zich enige lintbebouwing langs bestaande wegen en dijken. Na 1945 is het dorp aan de westzijde uitgebreid. De (Herv.) Oostkerk (Oostkerkestraat 1) is een gepleisterde eenbeukige kerk voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met aangebouwde achtzijdige consistoriekamer. De voorbouw met ingangsportaal heeft een slanke toren met naaldspits. Deze neoclassicistische kerk verrees in 1860-'61 naar ontwerp van H. Hana en J. Smits. In de toren hangt een door Johan de Buret gegoten klok (1574). De kerk heeft rondboogvensters met gietijzeren traceringen. Het gepleisterde interieur wordt gedekt door een tongewelf met steekkappen. In een nis aan de ingangszijde staan elf loges als in een amfitheater rond een preekstoel uit 1867. De pastorie (Hoofdstraat 12) is een blokvormig herenhuis uit 1920 met rationalistische details. {== afbeelding Wolphaartsdijk, (Herv.) Oostkerk==} {>>afbeelding<<} {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Wolphaartsdijk, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} Overige kerken. De voorm. Geref. kerk (Hoofdstraat 61), thans in gebruik als verenigingsgebouw ‘De Schutse’, is een eenvoudige zaalkerk uit circa 1840 met rondboogvensters. Het interieur is in 1938 en in 1974 vernieuwd. De kerk van de Geref. Gemeente (Villa Novastraat 3) dateert van 1912. Deze zaalkerk vertoont neorenaissance-details in de vorm van siermetselwerk in rode verblendsteen en witte daklijsten met vazen. Het voorm. bejaardenhuis ‘Zorgvliet’ (Nazareth 4) werd in 1908 gebouwd op initiatief van de Herv. diaconie naar ontwerp van A. le Clerq en heeft tot 1969 als zodanig dienst gedaan. Het thans wit geschilderde gebouw met jugendstil-details heeft een eenlaags middenpartij met schilddak en dakopbouw, geflankeerd door een iets lagere vleugel met plat dak. Het smeedijzeren toegangshek is eveneens in jugendstil-vormen uitgevoerd. Het voorm. raadhuis (Oostkerkestraat 24), nu genaamd ‘De Griffioen’, is in 1929 gebouwd naar een traditionalistisch ontwerp van H.A. Pothoven. Op het schilddak staat een dakruiter met uivormig koepeldak. Kenmerkend zijn verder de dubbele bordestrap, de kruis- en kloostervensters en de toepassing van natuursteen. Boven de ingang bevindt zich het wapen van Zeeland. In het souterrain waren oorspronkelijk het cachot en een stalling voor de brandweer ondergebracht. De voorm. Chr. bewaarschool (Oostkerkestraat 3), thans ‘De Brug’ geheten, is in 1934 gebouwd als een tweeklassig schoolgebouw met afgeplat schilddak en expressionistische details. Het ingangsportaal is nadien uitgebouwd. Woonhuizen. Mogelijk uit de 18de eeuw stamt het eenvoudige dwarse huis Hoofdstraat 10. Uit de 19de eeuw dateren het gepleisterde pand Hoofdstraat 69, met aangebouwde werkplaats (voormalige smederij), de dijkhuisjes Molendijk 11-24 en het middenganghuis Hoofdstraat 37 (circa 1870). Het laatste heeft een licht vooruitspringende en hoger opgetrokken middenpartij met tuitgevelbekroning. Voorbeelden van arbeiderswoningen uit circa 1915 zijn Villa Novastraat 5-7. Windmolen ‘De Hoop’ (Molendijk 26) is een hoge, ronde bakstenen stellingmolen, gebouwd in 1808 als grondzeiler en in 1894 tot stellingmolen verhoogd. Deze korenmolen is na een brand in 1993 gerestaureerd. De brandweergarage met woonhuis (Villa Novastraat 1) is een gepleisterd L-vormig pand uit circa 1870 in sobere neoclassicistische vormen. Naast het tweelaags bouwdeel met garage en bovenwoning staat een dwars aangebouwd lager woonhuis met mezzanino. De garage is rond 1960 ingericht in wat oorspronkelijk het koetshuis was van de ‘Villa Nova’. Deze in 1866 voor burgemeester C.P. Lenshoek gebouwde villa is gesloopt in 1910. Het gedenkteken ter nagedachtenis aan dominee J. ab Utrecht Dresselhuis (bij Oostkerkestraat 1) werd in 1862 vervaardigd door J.J. Rousseau in neoclassicistische stijl. Het in hardsteen en marmer uitgevoerde monument wordt bekroond door een geopende bijbel en symbolen van geloof, hoop en liefde. Het trafohuisje (bij Molendijk 10) is een klein blokvormig gebouw met tentdak, gebouwd in 1931 naar plannen van C.W.B. Keller voor de P.Z.E.M. De Alg. begraafplaats (Boomdijk ong.), aangelegd rond 1850, heeft een toegangshek met de tekst ‘Gedenk te Sterven’. Hier bevindt zich onder meer het graf van J. ab Utrecht Dresselhuis († 1861). Hotel ‘'t Veerhuis’ (Wolphaartsdijkse Veer 2), gelegen aan de veerhaven ten noorden van Wolphaartsdijk, werd in 1851 gebouwd als veerhuis bij het belangrijke veer Wolphaartsdijk-Kortgene. Het later wit gepleisterde L-vormige pand bestaat uit een tweelaags bouwdeel met tentdak en twee eenlaags zijvleugels. De dijkverhoging aan weerszijden van de veerhaven ten noorden van Wolphaartsdijk (dijk Wolphaartsdijkse Veer) is in 1926-'27 aangebracht volgens het systeem van R.R.L. de Muralt. De verbetering bestaat uit betonnen muurtjes op de dijk en een gedeeltelijk nog aanwezige betonnen trapjesglooiing aan de voormalige zeezijde. Het poldergemaal ‘De Piet’ (Sluis De Piet 1), gelegen aan de Schenge ten westen van Wolphaartsdijk, kwam in 1917 tot stand als een sober vormgegeven stoomgemaal met centrifugaalpomp ter verbetering van een in 1874 gegraven afwateringsgeul met spuisluis. In 1928 werd een dieselmotor bijgeplaatst en in 1936 heeft men het stoomgemaal vervangen door een elektromotor. De centrifugaalpomp uit 1917 en de dieselmotor uit 1928, alle vervaardigd door Werkspoor, zijn nog aanwezig. Oud-Sabbinge. Dit kerkringdorp ten westen van Wolphaartsdijk ontstond in de 13de eeuw. Midden op de kerkring bevinden zich de geconsolideerde kerkfunderingen van de middeleeuwse dorpskerk die in 1572 gedeeltelijk werd verwoest en waarvan de toren en het koor uiteindelijk in 1805-'06 zijn afgebroken. Het Hogehuis (Kasteelstraat 2) {== afbeelding Oud-Sabbinge bij Wolphaartsdijk, Woonhuis Hogehuis==} {>>afbeelding<<} {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Yerseke, Dorp vanuit het zuiden==} {>>afbeelding<<} is een van oorsprong mogelijk 14de-eeuws versterkt huis van het geslacht van Van Sabbinge. Nadat het in 1457 als zodanig in onbruik was geraakt, werd het een herenboerderij. De slotgracht heeft men rond 1830 gedempt. Bij een restauratie rond 1960 heeft het onderkelderde tweelaags huis met aangebouwde traptoren en lagere zijvleugel zijn huidige aanzicht gekregen. Uit circa 1880 dateert het herenhuis Westerlandpolderweg 5, een neoclassicistisch eenlaags middenganghuis met hoger opgetrokken middenpartij. In de directe omgeving van het dorp liggen interessante boerderijen. Het woonhuis met tuitgevel van de hoeve ‘Veldzicht’ (Westkerkepolderweg 4) stamt van 1700 (jaartalankers). De aangebouwde, deels houten, schuur heeft een afgewolfd rieten zadeldak en drie mendeuren onder een ter plaatse opgewipt dakvlak. De van 1753 (jaartalankers) daterende boerderij Bouwensputseweg 14 bestaat uit een woonhuisgedeelte met aangebouwde schuur. Yerseke (gemeente Reimerswaal) Vissersdorp, ontstaan op een kreekrug aan het einde van de 10de eeuw. Bij de grote overstroming van 1530 verdronk het oostelijke deel van Yerseke en verschoof de kustlijn westwaarts. De in 1871 aangelegde haven werd in 1883 en in 1898 vergroot. Het oorspronkelijk bescheiden dorp kwam na 1871 tot grote bloei dankzij de ontwikkeling van de oester- en mosselteelt. De belangrijkste woningen verrezen langs de Damstraat. Terzijde van de Dam kwam een grote arbeiderswijk tot stand en ten oosten van de dorpskern richting de Havendijk werd het terrein van het voormalige Schuttersgilde bebouwd. Rond 1930 bracht men de Burenpolder tot ontwikkeling. De tussen 1885 en de Tweede Wereldoorlog wisselvallig verlopende oesterhandel kwam na de oorlog weer tot grote bloei. Het in 1940 zwaar beschadigde dorpscentrum werd herbouwd volgens een wederopbouwplan uit 1952, waarbij rekening werd gehouden met het historische stratenplan. De al in 1938 gemaakte plannen voor een nieuwe haven konden als gevolg van de oorlog en de Watersnoodramp van 1953 pas in 1965 worden gerealiseerd. Het ten noorden van het dorp bij het veer op Gorishoek gelegen gehucht Yersekendam is nu geheel aan Yerseke vastgegroeid. De Herv. kerk (Kerkplein 5), oorspronkelijk gewijd aan St. Odulphus, is een driebeukige kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en een dakruiter. Ter plekke van een vroeg-13de-eeuwse voorganger verrezen rond 1470 een met Ledesteen bekleed koor en transept en een overwelfde sacristie met verdieping. In 1532 brandde het schip uit. Van herstelwerk aan het koor en dwarsschip in 1603 dateert een door schilddragende leeuwen geflankeerd poortje. De toren werd na een brand in 1821 gesloopt. De {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Yerseke, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} bij een kerkherstelling in 1887 opgetrokken neogotische toren werd door brand verwoest in 1940, waarbij het houten tongewelf met zijn vele fraaie gesneden beelden verloren ging. Bij de restauratie in 1948 is de dakruiter geplaatst. Het huidige, één travee diepe driebeukige schip met ingangsportaal dateert uit 1967-'77. De R.K. St.-Annakerk (Langeville 37) is een eenbeukige kerk met recht gesloten koor, noorderdwarsbeuk, dakruiter en een kleine geveltoren. Deze neoromaanse kerk verrees in 1894-'95 naar ontwerp van P.J. van Genk. De huidige geveltoren werd in 1928 geplaatst ter vervanging van een in 1921 omver gewaaide houten voorganger. De kerk is in 1976 gerestaureerd. De voorm. pastorie (Langeville 39) is een villa uit circa 1895 met neorenaissance- en chaletstijl- elementen. Overige kerken. De Geref. kerk (Damstraat 20) is een neoclassicistische zaalkerk uit 1865 met rondboogvensters en een door pinakels bekroonde voorgevel. De laat-19de-eeuwse, wit gesausde, kleine zaalkerk van de Vrije Evang. Gemeente (Kaaistraat 20) is voorzien van spitsboogvensters en een uitgebouwd portaal. Imposant van omvang is de moderne kerk van de Geref. Gemeente (Oude Boogaert ong.) uit circa 1980 met een slanke bakstenen naaldspits. Het voorm. postkantoor (Damstraat 19-21) is een tweelaags pand in neoclassicistische vormen, gebouwd in 1877 naar ontwerp van M. le Clerq. Het {== afbeelding Yerseke, Raadhuis==} {>>afbeelding<<} eenlaags bouwdeel met gemetselde balustrade werd in 1905 toegevoegd ten behoeve van het telefoonverkeer. Het voorm. raadhuis (Kerkplein 1) annex conciërgewoning en klein politiebureau (Paardemarkt 2-4) werd in 1914 gebouwd naar een ontwerp met rationalistische en ‘Um 1800’-elementen van F.G.C. Rothuizen. Karakteristiek zijn het torentje met tentdak boven de hoofdingang en de topgevelpartijen. Een tegeltableau in de portiek memoreert de stichting. Tegenwoordig is het gebouw in gebruik als museum en VVV-kantoor. Woonhuizen. Neoclassicistische elementen vertoont het in 1877 voor een oesterhandelaar gebouwde herenhuis Dam 6 met koetshuis. Wegens de ligging tegen de dijk heeft het pand alleen aan de achterzijde een kelderverdieping. Neoclassicistische vormen hebben het forse herenhuis Damstraat 102 (circa 1880) en het in 1886 gebouwde hotel De Schelde (Langeville 19). De voorm. hervormde pastorie Langeville 29-31 is rond 1887 opgetrokken met neorenaissance-details en een chaletstijl-sierspant. Damstraat 104 (circa {== afbeelding Yerseke, Woonhuis Lange Ville 25==} {>>afbeelding<<} 1875) is een voorbeeld van een neoclassicistisch middenganghuis met mezzanino en geblokte hoekpilasters en een hoger opgetrokken middenrisaliet. De laat-19de-eeuwse diepe huizen Langeville 23-27 hebben elk een ingezwenkte lijstgevel met kroonlijst, zoals ook het pand Paardenmarkt 12 met winkelpui uit circa 1915. De rond 1905 gebouwde arbeiderswoningen Julianastraat 7-15 vertonen een combinatie van jugendstil- en neorenaissance-details. Uit circa 1910 dateert het forse herenhuis Vierstraat 28. Voorbeelden van de wederopbouw van Yerseke zijn een reeks woon- en winkelpanden uit 1943 (memoriesteen) aan de oostzijde van het Kerkplein en de eenvoudige woningen Stenge 2-10 (circa 1945). De drie oesterputten (Havendijk 1-37) zijn aangelegd tussen 1871 en 1883 als bedijkte bekkens aan de Oosterschelde en voorzien van vakken voor het bewaren van oesters. Op de omringende dijken staat de bebouwing voor deze nijverheid en aanverwante bedrijfjes. Zaamslag (gemeente Terneuzen) Kruiswegdorp, ontstaan na de indijking van de Zaamslagpolder in 1648-'52. Vermoedelijk was er al in 1163 een nederzetting Sameslath, maar deze verdween in 1584 in de golven. Het huidige Zaamslag is een goed voorbeeld van een geplande aanleg op de kruising van twee wegen, met in het zuidoostelijk kwadrant een {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} vierkant plein met daarop een kerk en een raadhuis. Zuidoostelijk hiervan bevinden zich de in 1987 opgegraven resten van het middeleeuwse kasteel De Torenberg. Het ten oosten van Zaamslag gelegen Hellegat werd in 1861 gedeeltelijk ingepolderd (Willem III-polder). Na de Tweede Wereldoorlog is Zaamslag aan de noordoost- en de zuidwestzijde uitgebreid. De Herv. kerk (Plein 2) is een recht gesloten kerk met lage zijbeuken voorzien van haakse kappen en een toren van twee geledingen met achtzijdige lantaarn en naaldspits. De met neoromaanse details uitgevoerde toren verrees in 1877. De in opzet uit 1658 daterende kerk werd in 1898 naar plannen van J.R. de Kruijff en uitvoerend architect J. Wisse vervangen door de huidige kerk, die met de noordbeuk aan de toren is vast gebouwd. Tot de inventaris behoren een preekstoel (derde kwart 17de eeuw) met empire-trap (1842) en een door Van den Haspel, Scholgens en Van der Weijde gebouwd orgel (1868; uitgebreid 1952). Overige kerken. De Geref. kerk (Terneuzensestraat 2) is een recht gesloten kruiskerk van 1911, voorzien van een terzijde geplaatste ongelede toren met naaldspits. De kerk bevat een door A. Standaart gebouwd orgel (1921). De Chr. Geref. kerk (Axelsestraat 9) is een van 1884 daterende - en later verbouwde {== afbeelding Zaamslag, Geref. kerk==} {>>afbeelding<<} {== afbeelding Zaamslag, Raadhuis en Herv. kerk==} {>>afbeelding<<} - sobere zaalkerk. Rond 1950 gebouwd is de Geref. kerk Vrijgemaakt (Terneuzenseweg 31), een zaalkerk in traditionalistische stijl met lage aanbouwen en een dakruiter. Het voorm. raadhuis (Plein 1), een L-vormig pand met in de gepleisterde onderbouw oorspronkelijk een brandspuithuis, cachot en dienstwoning, dateert van 1904. Een gemetselde trap leidt naar het in neorenaissance-stijl uitgevoerde raadhuisgedeelte, waarvan de hoofdvleugel is voorzien van trapgevels. Rond 1950 heeft men het basement veranderd door de aanbouw van een bad- en een archiefruimte. In 1970 is het pand in particuliere handen overgegaan. Woonhuizen. Uit het derde kwart van de 19de eeuw dateren de gepleisterde huizen Plein 13 en Plein 33. Kleurige metselwerkaccenten hebben het woon- en winkelpand Polderstraat 1 (circa 1910) en het woonhuis Polderstraat 5 (1918). Rationalistische details uit circa 1910 vertonen het huis Terneuzensestraat 6 en de dokterswoning Axelsestraat 2. De vrijstaande villa's Axelsestraat 16 en Polderstraat 11 zijn beide rond 1925 met expressionistische details gebouwd, vermoedelijk naar ontwerp van eenzelfde architect. De rijzige dokterswoning Plein 42 is rond 1935 uitgevoerd in zakelijk-expressionistische vormen. De Alg. begraafplaats (bij Veerstraat 24) werd aangelegd in 1829. Om het oudste centrale deel ligt een meer recent L-vormige gedeelte. Onder de graftekens bevinden zich enkele zeer grote zerken, aangeduid als ‘grafstede’, waaronder die voor burgemeester A. Dees († 1851), L. Kryn Moes († 1886) en de grafsteen voor dominee G. van Dis († 1936). Boerderijen. Rondom Zaamslag bevinden zich enkele interessante boerderijen met een dwars geplaatst eenlaags woonhuis en een vrijstaande schuur. Het woonhuis van de boerderij Aandijkseweg 6 heeft mogelijk een 17de-eeuwse kern. De bijbehorende grote Zeeuwse schuur is 18de-eeuws en heeft aan de lange zijde twee stel mendeuren met opgewipte dakgedeelten daarboven. Bij de bouw van de boerderij Reuzenhoek 1, kort na 1650 werd gebruik gemaakt van middeleeuwse bakstenen, afkomstig van de ruïnes van het oude dorp. Van de boerderij Molenstraat 6 bezit het gepleisterde woongedeelte een 18de-eeuwse kern, hetgeen ook het geval is bij de woonhuizen van de boerderijen Valweg 6 en Veerstraat 59. Van de in 1868 gebouwde boerderij met schuur Eben Haëzer (Koning Willem III-weg 4) heeft het eenlaags woongedeelte inwendig een kamer met beschilderd behang en een kamer met gemarmerde panelen en lambriseringen. Bijzonder is ook de blauwe kleur van het houtwerk van de schuur. Eind 19de eeuw gebouwd zijn de boerderijen Drieweg 1 en Terneuzensestraat 75; beide hebben een schuur uit circa 1930. Rond 1925 opgetrokken is de boerderij Veerstraat 26, bestaande uit een vierkant eenlaags woonhuis en een bakstenen schuur met mansardedak. {== afbeelding Zaamslag, Woonhuis Plein 42==} {>>afbeelding<<} {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Zierikzee, Binnenstad vanuit het oosten==} {>>afbeelding<<} Zierikzee (gemeente Schouwen-Duiveland) Stad, ontstaan aan een kreek die uitmondde in de Gouwe; het water dat Schouwen en Duiveland vroeger scheidde. De nederzetting werd in 800 ‘Creka’ genoemd. In 976 is er sprake van een kerk, waarbij Boudewijn V van Vlaanderen een grafelijk kasteel bouwde dat in 1048 in handen van de Hollandse graaf kwam. Dit later geheel verdwenen kasteel Ravesloot, gelegen tussen de tegenwoordige Balie en de Stadswal, ontwikkelde zich tot grafelijk bestuurscentrum. Begin 13de eeuw ontstond een vrijwel ronde nederzetting met de kerk in het middelpunt. Op grond van oudere privileges en keuren verleende graaf Willem II van Holland in 1248 stadsrechten aan Zierikzee. In 1290 volgde de vestiging van het Grafelijk Gerecht voor Zeeland Beoosten Schelde. Na de bij de zeeslag in de Gouwe behaalde overwinning van de Frans-Hollandse vloot op de Vlamingen in 1304 kwam de stad tot grote bloei en volgde een bebouwing oostwaarts langs de kreek, die werd omgevormd tot haven (Oude Haven). Het beloop van dit gebied is nu nog aan de stadsgrachten te volgen. Van dit nieuwe deel werd eerst alleen het gedeelte rond de haven bebouwd. Het in eerste instantie nabij de St.-Lievensmonstertoren gelegen stadhuis werd midden 14de eeuw naar de Meelstraat verplaatst. Naast de moernering, zorgden de lakennijverheid, de visserij en de handel met Engeland en de Oostzeelanden voor welvaart. Vanaf het midden van de 15de eeuw zette echter een stagnatie in, die werd versterkt door stadsbranden, pestepidemieën en de verzanding van de Gouwe. In 1492 nam Albrecht van Saksen Zierikzee in, maar in 1507 kreeg Zierikzee de oude rechten terug. In 1572 voegde de stad zich bij de Opstand onder leiding van de prins van Oranje. Na een langdurig beleg werd Zierikzee in 1576 ingenomen door de Spanjaarden onder Don Christobal de Mondragon, maar nog datzelfde jaar bracht graaf Filips van Hohenlohe de stad weer onder Staatse vlag. In 1597-'99 groef men in zuidwestelijke richting een kaarsrecht havenkanaal naar het open water van de Oosterschelde. Het gedeelte langs de zuidoostzijde van de stad werd ingericht als Nieuwe Haven. Bij de haveningang verrezen bolwerken - waarvan het westelijke deel resteert - en bij de Zuidhavenpoort kwam een ophaalbrug. Zoutnering en meekrapcultuur zorgden in de 17de en 18de eeuw voor een tijdelijke economische opbloei. Het centrum verschoof naar het oosten en er ontstond {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} kleinschalige bebouwing aan de zuidzijde bij de Nieuwe Haven. Door de afbraak van het dominikanenklooster kwam er in de 17de eeuw grond vrij voor huizen in de St.-Domusstraat, de Nieuwe Boogerdstraat en omliggende straten. In de 18de eeuw kwamen grote huizen tot stand langs de Oude Haven. Na de Vijfde Engelse Oorlog (1780-'84) zette het verval echt door en nam het inwoneraantal sterk af. De armoede in de 19de eeuw zorgde ervoor dat er relatief weinig verloren ging - zo bleven drie stadspoorten {== afbeelding Zierikzee 1St.-Lievensmonstertoren (zie p. 276) 2(Herv.) Nieuwe Kerk (p. 277) 3(Herv.) Gasthuiskerk en beurs (p. 277) 4Luth. kerk (p. 278) 5R.K. St.-Willibrorduskerk (p. 278) 6Synagoge (p. 278) 7Chr. Geref. kerk (p. 278) 8Nobelpoort (p. 278) 9Zuidhavenpoort (p. 278) 10Noordhavenpoort (p. 279) 11Blauwe Bolwerk (p. 279) 12Stadhuis (p. 280) 13Gravensteen (p. 281) 14Vismarkt (p. 282) 15Burgerweeshuis (p. 282) 16Groene Kruisgebouw (p. 282) 17Postkantoor (p. 282) 18school Kerkhof 8 (p. 282) 19lagere school 't Vrije 2 (p. 282) 20Prinses Julianaschool (p. 282) 21St.-Antonieshofje (p. 286) 22St.-Jacobshuis en -hofje (p. 286) 23hotel Van Oppen (p. 287) 24hotel Juliana (p. 287) 25pakhuis Nieuwe Haven 147 (p. 287) 26pakhuis Leviticus (p. 287) 27windmolen De Haas (p. 288) 28windmolen De Hoop (p. 288) 29weverij Kerkhof 3a (p. 288) 30Zierikzeesche Houthandel (p. 288) 31slachthuizen Hem (p. 288) 32meelfabriek Zeelandia (p. 288) 33Volwelle (p. 289) 34Zuidwellebrug (p. 289) 35Muziektent (p. 289) ==} {>>afbeelding<<} bewaard -, en er werd weinig gebouwd. Wel werd op een stukje van de wallen aan de oostzijde van de stad in 1829 een ‘slingerbos’ aangelegd. Men dempte delen van de Oude Haven (Havenplein 1871-'72; Havenpark 1891). Aan de oostzijde van de stad, langs het water, bestond vanaf de late middeleeuwen al enige bebouwing tussen de stad en de in 1829 aangelegde begraafplaats. Van oudsher is Zierikzee hoofdplaats van Schouwen-Duiveland. Een economische impuls kreeg de stad door de in 1900 geopende tramlijn van Brouwershaven via Zierikzee naar het veer bij Zijpe en verder door de vestiging van de mosselen oestervisserij (vanaf 1912). De stad maakte vroeg kennis met de moderne oorlogsvoering toen in 1917 Engelse vliegtuigen per abuis vijf bommen op de stad lieten vallen. Er was schade in onder andere de Molenstraat. Van de uiteindelijke schadevergoeding werd mede het nieuwe stadhuiscarillon bekostigd. Zierikzee bleef in de 20ste eeuw een regionaal agrarisch centrum met diverse {==276==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Zierikzee, St.-Lievensmonstertoren==} {>>afbeelding<<} (kleine) slachthuizen en graanhandel. Pas na 1953 kwamen de eerste uitbreidingen van de oude stadskern tot stand. Het eerste uitbreidingswijkje verrees binnen de grachten in de noordwesthoek (1954; ontwerp A. Komter), daarna volgden uitbreidingen aan de oostzijde en vanaf 1969-'70 aan de westzijde. Zierikzee is een beschermd stadsgezicht. De St.-Lievensmonstertoren (Kerkplein 2) [1] is een robuuste, met natuursteen beklede, laat-gotische toren van twee geledingen met zware haakse steunberen en - als traptorens fungerende - middenberen in de noord- en zuidgevel. De westgevel bevat een rijk geprofileerd portaal in Brabantse gotiek. Het geheel is rijk uitgevoerd met nissen, traceringen, balustrades en pinakels met hogels. Deze machtige toren, die ook wel de ‘Dikke Toren’ wordt genoemd, werd vrijstaand gebouwd naast de bijbehorende middeleeuwse kapittelkerk (gesloopt 1832). De bouw begon in 1454 (inscriptie en datering in de zuidelijke torentrap) onder leiding van Andries I Keldermans. Gepland was een toren van vier geledingen voorzien van een achtzijdige lantaarn met spits en met een totale hoogte van ongeveer 130 meter. Het ontwerp herinnert {== afbeelding Zierikzee, (Herv.) Nieuwe Kerk (1994)==} {>>afbeelding<<} sterk aan de in dezelfde tijd gebouwde Mechelse St.-Romboutstoren, ontworpen door Jan II Keldermans. De bouw van de toren in Zierikzee verliep traag, mogelijk was het nodig om de grond te laten inklinken en ook de stadsbrand van 1466 zal invloed hebben gehad op de voortgang van de bouw; rond 1481 was de bouw pas tot plinthoogte gevorderd. Na een bouwcampagne van ongeveer dertig jaar onder Andries' zoon, Anthonis I Keldermans, stokte de bouw rond 1506. De tweede geleding met drie verdiepingen was toen op hoogte (ruim 50 meter). Inwendig zijn in de eerste geleding de aanzetten voor (niet gerealiseerde) gewelven te zien. Men zag af van de bouw van de bovenste twee geledingen en lantaarn. In 1529 maakte de zoon van Anthonis I, Rombout II Keldermans, een ontwerp voor ‘een nieuwe brugge (balustrade) en spits’, maar tot de uitvoering daarvan kwam het niet meer. Het vervolgens geplaatste houten klokkenhuis met nooddak werd in 1836 vervangen door een eenvoudige tentvormige afdekking. Al in 1695 en 1839 vonden herstellingen aan de toren plaats. Restauraties zijn uitgevoerd in 1883-'97, onder leiding van E.J. Margry, en in 1923-'40. Bij de laatste herstelwerkzaamheden in 1957-'72 heeft men onder meer de balustrade onder de vensters en die aan de top vernieuwd. Ook is {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Zierikzee, St.-Lievensmonstertoren en (Herv.) Nieuwe Kerk, plattegrond==} {>>afbeelding<<} toen de torenafdekking en veel van het natuursteenwerk vervangen. De voorm. (Herv.) Nieuwe Kerk (Kerkplein 1) [2] is een door kolossale pilasters gelede, recht gesloten zaalkerk in streng neoclassicistische stijl (neo-Grec). De gepleisterde kopse zijden zijn voorzien van dorische zuilen. Aan de oostzijde bevindt zich een prostylos met kolossale dorische zuilen, hoofdgestel en fronton. De westzijde heeft een brede stoep, halfronde dorische pilasters en een kroonlijst zonder fronton. De oudste kerk op deze plek was een romaanse tufstenen basiliek uit circa 1150. Dit in 1378 tot kapittelkerk verheven gebouw kreeg in de 14de eeuw een nieuwe koorpartij en in de 15de eeuw een driebeukig schip met transept. De eind 15de eeuw al eens door brand geteisterde kerk brandde in 1832 volledig uit. Na de sloop in 1832-'34 werd in 1835 begonnen met de bouw van de huidige kerk. In eerste instantie ging het om een kruiskerk naar ontwerp van P. Huijsers, maar na vereenvoudigingen door de Middelburgse stadsarchitect G.H. Grauss en ingrijpen van A. Caland kwam het huidige ontwerp tot stand met J. Bourdrez als uitvoerend architect. De kerk kwam in 1848 gereed, nadat de bouw acht jaar stil had gelegen. Herstel na oorlogsschade volgde in 1949-'58. In 1978-'88 is een restauratie in fasen uitgevoerd na de overdracht van de kerk in 1977 aan de Stichting Oude Zeeuwse Kerken. Thans heeft het gebouw een multifunctionele bestemming. Het neoclassicistische interieur wordt gedekt door een houten tongewelf en geleed door gekoppelde ionische halfzuilen. Tot de inventaris behoort meubilair uit de bouwtijd, zoals de preekstoel, het doophek, zitbanken en enkele luifelbanken. Het orgel is gebouwd door Kam & Van der Meulen (1848, restauratie 1996). Het oorspronkelijke kerkhof rond de St.-Lievensmonstertoren en de kerk is ommuurd. Aan de oostzijde van de kerk zijn in het plaveisel de funderingen van het koor van de 15de-eeuwse kerk aangegeven. De gietijzeren lantaarnpalen aan de voet van de trappen dateren van 1847. De (Herv.) Gasthuiskerk (Havenplein 17) [3] is een recht gesloten eenbeukige kerk met een dakruiter en een klokkentoren. De kapel bij het in de tweede helft van de 14de eeuw gestichte St.-Elisabethgasthuis werd rond 1450 verbouwd tot de huidige laat-gotische {== afbeelding Zierikzee, Beurs==} {>>afbeelding<<} eenbeukige kerk met zeven traveeën. Uit die tijd stamt ook de dakruiter met daarin een door Hendrick Waghevens gegoten klok (1462). Na de opheffing van het gasthuis diende de kerk van 1587 tot 1613 als Waalse kerk en vervolgens als Herv. kerk. Na de sloop van enkele huizen aan de haven in 1651 kon men de kapel in 1652 naar plannen van de timmerlieden Bastiaan en Pieter Vogelaar vergroten met een galerij, die de overwelving vormt van een als beurs gebruikte open markthal. De hal wordt aan de voorzijde afgesloten door rondbogen op hardstenen dorische zuilen en heeft inwendig dwarse houten tongewelven. De met zandsteen beklede verdieping is voorzien van rondboogvensters en een reliëf met stadswapen. Ook {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding Zierikzee, Luth. kerk==} {>>afbeelding<<} de koepelvormig gedekte klokkentoren met wijzerplaat dateert van 1652. De consistorie achter de kerk werd in 1851 aangebouwd. Bij een ingrijpende kerkrestauratie tussen 1948 en 1958 heeft men onder meer op de tongewelven een blauwe kleur aangebracht. De laatste restauratie van het met een houten tongewelf gedekte interieur is uitgevoerd in 1992-'94. Tot de midden-17de-eeuwse kerkinventaris behoren een preekstoel, een doophek, twee tochtportalen en vier luifelbanken. De Luth. kerk (Gat van West Noordwest 1) [4] is een zaalkerk voorzien van brede spitsboogvensters. Aan de westzijde bevindt zich de afgeschuinde entreegevel. Het met Oegstgeester pannen gedekte schilddak heeft op de hoeken pirons met zwaantjes. De oorspronkelijke huiskapel van het huis Ravestein ter plaatse werd in 1713 toegewezen aan de Luth. gemeente en kreeg in 1743 een galerij. Een verbouwing en vergroting volgde in 1755. Uit die tijd dateert de gedenksteen met opschrift boven de hardstenen ingangsomlijsting. De laatste restauratie is uitgevoerd in 1990-'91. Het interieur wordt gedekt door een houten gewelf. Tot de inventaris behoren een koperen lichtkroon (1736; Johannes Specht) en een preekstoel (1756), waarvoor de bovengelegen orgelgalerij als klankkast fungeert. De orgelkast stamt van 1774, het instrument van J. Mittenreiter is in 1962 vervangen. De R.K. St.-Willibrorduskerk (Hoge Molenstraat 86) [5] is een recht gesloten zaalkerk met dakruiter. Nadat in 1681 elders een huis als schuilkerk was ingericht, verbouwde men in 1768 twee schuren tot een schuurkerk. Hieruit ontstond de huidige kerk, die bij een verbouwing in 1842 onder meer de neoclassicistische voorgevel kreeg met blokbepleistering en omlijste ingangspartij en vensters. De dakruiter heeft men in 1931 geplaatst. Bij een ingrijpende verbouwing in 1937 kregen ook de zijmuren vensters en werd de ruimte uitgebreid met een priesterkoor. Verder heeft men toen de inventaris vernieuwd en inwendig enkele kolommen verwijderd. In 1973 is het exterieur gerestaureerd en in 1993-'94 zijn de verdwenen kolommen teruggebracht. Het voorm. parochiehuis (Oude Haven 1) is een statig drielaags pand uit de tweede helft van de 18de eeuw. Tegenover de kerk staat het beeld ‘Christus is Koning voor allen’, vervaardigd in 1940 door A. Meertens. De voorm. synagoge (Meelstraat 55) [6] is een zaalgebouw met een tuitgevel voorzien van een rondboogvenster bij de zolder en een windvaan in de vorm van een leeuw met Davidschild. Deze kleine sjoel kwam in 1888 tot stand ter plaatse van een oudere synagoge uit 1825 en werd in 1920 verbouwd tot woonhuis. De Chr. Geref. kerk (Zevengetijstraat 11) [7] is een forse, recht gesloten zaalkerk met een opengewerkte klokkentoren, gebouwd in 1964 in sobere modernistische stijl naar ontwerp van Chr. de Heer. Verdedigingswerken. Van de middeleeuwse verdedigingswerken resteren drie van de zes stadspoorten, alsmede het in opzet 14de-eeuwse grachtenstelsel. De West- en de Zuidwellepoort werden in 1842 gesloopt, in 1869 gevolgd door de Hoofdpoort. De behouden gebleven poorten zijn in de jaren zestig van de 20ste eeuw gerestaureerd. Aan de noordzijde van de stadskern staat de tussen 1304 en 1325 gebouwde Nobelpoort (Korte Nobelstraat 41) [8]. Het rechthoekige poortgebouw is aan de landzijde voorzien van twee hoge ronde torens, waarvan de ene met een achtzijdige en de andere met een zestienzijdige spits. Interessant is het met groen gesinterde baksteenkoppen gesierde metselwerk aan de landzijde, dat halverwege overgaat van Vlaams verband naar staand verband (vroeg voorbeeld). Aan de stadszijde heeft de poort natuurstenen hoekblokken. De doorgang is overwelfd met spitse tongewelven; de torens zijn voorzien van koepelgewelven. De kap en de andere houtconstructies dateren uit de bouwtijd. Bewaard zijn ook de met ontelbare smeedijzeren spijkers beklede poortdeuren. In het wachtlokaal op de eerste verdieping bevindt zich een stookplaats met wangen in Doornikse steen. De ruimte van de tweede verdieping is voorzien van een balkenzoldering op korbeelstellen en standvinken. In 1591 heeft men oorlogsschade hersteld met gebruik van stenen van het vervallen kerkgebouw van Westenschouwen. Tussen de torens aan de landzijde dekt 18de-eeuws muurwerk de plaats van de verdwenen mezekouw af en de balkgaten voor een hordijs. De ophaalbrug werd in 1685 afgebroken en vervangen door een vaste, gemetselde brug. De twee andere bewaard gebleven stadspoorten staan aan weerszijden van de ingang van de Oude Haven. De begin 14de eeuw opgetrokken Zuidhavenpoort (tegenover Oude Haven 54) [9] vormde de toegang tot het eiland Duiveland. De zware en bijna vierkante poorttoren heeft een overwelfde doorgang en vier ronde arkeltorentjes met ingesnoerde achtzijdige spitsen. Het metselwerk wordt gesierd door grote ruitvormige patronen van groen gesinterde baksteenkoppen. Vermoedelijk in 1491-'92 heeft men de bovenbouw gewijzigd en aan de noordzijde een met natuursteen beklede muur toegevoegd, die bij de haveningang is voorzien van een arkeltoren. Het tentdak op de oude kapconstructie (twee bouwfasen) wordt bekroond door een zeskantig open koepeltje, dat in 1772 is vernieuwd. Daarin hangt sinds 1964 het vroegere stadhuiscarillon, bestaande uit twaalf door Pieter van den Ghein (I) gegoten klokken (1550-'54). De wijzerplaat van het uurwerk dateert van 1964. De oorspronkelijke natuur